VADERLANDSCHE BIBLIOTHEEK.   VADERIfANDSCHE BIBLIOTHEEK. VAN WETENSCHAP, KUNST E N SMAAK. at.**' " * '" Alles, wat gij wilt, dat u de menfchen zullen doen, doe gij hen ook alzoa. JESUS CHRISTUS. AGTSTE DEELS EERSTE STUK. Te AMSTELDA M, bij MARTINUS de BRUIJN, Ijj de Warmoesftraat, het zesde Huis van de Vischfteeg, Noordzijde. MDCCXCVI.   UITTREKZELS en BEOORDELINGEN. Leerredenen over belangrijke onderwerpen, door allam buchanan, in zijn leven Bedienaar van het Eu'dngelie te Inverkeithing in Schttland. Uit het; Engelsch vertaald. Met een aanprijzend Voorbericht uitgegeven, door h. h. viervant, Predikant te Amfterdam. Derde Stukjen. Te Amfterdam, bij M. de Bruijn, 1795. 21a Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 8 - : Dit Stukjen bevat elf Leerredenen over de beproeving van 's Heeren Volk, en 's Heilands voorbidding, naar aanleiding van Luk. XXII: 31, 32. Nog negen Leerredenen over de geestelijke ondertrouw en verbindtenis aan Christus, naar aanleiding van Hof. II: 18, 19. En eenige praktikaale aanmerkingen over Jef. XLIV: 5. Wij gedragen ons aan het geene wij over het eerfre en tweede Stukjen van dit Werk gezegd hebben. Menfchen die liefhebbers zijn van praktikaale Ichriften, zullen deze Leerredenen in veele opzichten, aan andere voortrekken, en dezelve met veel Itichting lezen, gelijk wij 'er veel goeds in gevonden hebben. Leerrede over de redelijke, Christelijke, Republiekeinfchs Vaderlandsliefde , naar aanleiding van a Petr. I: 7b. gehouden op den avond van den Algemeenen DankVast- en Bededag, den 2.6 Maart 1794, door w. g 0 ed e , Leer aar des Christendoms in de Euangelisch - Lu~ therfche Gemeente te Campen. Te Amfterdam, bij M. Schalekamp, 1794. 66 Bladz. In gr. Oclavo. De prijs is/:-8-: Eene zeer goede, in eenen. bevalligen ftijl opgeftelde, ' Verhandeling over het geene redelijke, Christelijke, Republikeinfche Vaderlandsliefde niet is, en hl is. Het eerfte Deel wat dezelve niet is, heeft ons het best bevallen. De Redenaar gaat in het zelve de in zwanggaande vooröordeelen omtrent dit ftuk verftandig te keer. — Het tweede befluit hij zelve met te zeggen : ,, dart „ zacht, ik heb maar eenige losfe trekken beloofd, en „ ik zou daar bijkans een geheel tafereel gaan fchetfeit „ van eene Republiek, die veelen als hersfenlchimmig zou „ voorkomen, en van een Patriotisme, het welk veelen 3, voor als nog onbereikbaar fchijnt te wez.ea," — vad. üxbu. yai. BjSEL. iso. ï% A Wan-  2 w. goel>e, leerrede. afsche7ds-redev. enz. Wanneer de Leeraar fpoediser ter zaak was -ckomen beknopter was geweest in zijne vooraflpraïk « SS' ding en voor al zich zeiven minder verdedig l d zou 'er deze Leerrede althans niet bij v«rt£ÏÏStel*£* *JKf 1 iT?fdien WiJ' (1at het Wd?g in ons Vaderland mag blaken, geen ft*/ te zijn, tot van de Repnbhkeinlche Vaderlandsliefde fcI etst vai van hij onder anderen ook dit zegt: „ alle deszèlf t „ den hebben éénen wil, den wil om SSdSfc „ gelukkig » taaien, en uit dien hoofde wordI 'ei ook „van geen niJd, twist of twecdragt gehoord *' Hoe is het Burger goede ! hebt Ge 'er'wat moed op? valt u het menschdom meê of tegen? A/Jcheids-Redevoering , geUuden hij de EuangdhckLutherfcn: Gemeente te Campen, 'door den Christen Lura.r w.goede, vaar fff de Redenen Jrdll opengelegd d!e hem beogen hebben, cm het Lmher \ Kerkgcnoc fchap te verlaaten, en over te gaan tot de Broederfchap der vrije Christenen, genaal.d de Rernonftranten. Gevolgd van zijne Eïrfe Leerrede bij dezelve» gehouden in hunne Gemeente te Rotterdam. Te Amfterdam, bij W. Holtrop, 1795. Met de Aan iff':T"6 ljf W £ g'olt ülavo De ■yooraf gaat een Voorbericht, waar in de Leeraar ©oede, behalven eenige andere bijzonderheden de redenen opgeeft, waarom hij deze Leerredenen'der Drukpers heeft overgegeven. Dan al was 'er geene andere, dan alleen het buitengewoone, dat een Leeraar zeker Godsdienstig Genootfchap verlatende, en tot een ander overgaande, daar door min of meer verpliet is gegronde redenen van deze zijne verandering te seven' zou deze alleen genoegzaam kunnen gerekend worden • en de Burger g. had zeker in zijne omftandisheid meerder en van grooter gewigt, die men bij hem % dit Voorbericht even aangeftipt, en in de Leerredenen zelve verder ontwikkeld zal vinden. De Affcheids-Redevoering is te Campen gehouden den fl4ften Mei, i795, en neeft ten ïekst ^X: 16 - 3b. De Redenaar loopt in dezelve eerst deze Woorden kortlijjc opheldercnder wijze door, en maakt dan  #. goede, afscheids-redèv* en eerste leerrede." 0 dan een toepaslijk gebruik derzelver tot zijn Hoofdwerk. Hij geeft in dezelve breedvoerig verflag, wat hij in Campens Gemeente geleefd en verricht heeft, in welke verfclïillende omftandigheden hij onder dezelve geweest, en wat de eindelijke uitflag geworden is. Dit doet hij klaar, eenvouwig en duidelijk, met inmenging van alle de voornaamfte bijzonderheden, die geduurende zijn verblijf aldaar hebben plaats gehad, en dewelke deze Leerrede belangrijk voor die Gemeente moeten maken* Daar dezelve, wegens de menigte der daat in voorkomende bijzonderheden , voor geen geregeld uittrekfel gefchikt, maar waardig is, in haar geheel, met oplettendheid gelezen te Worden, willen wij echter het volgende, ter waarfchouwing van andere Leerüaren, die welligt in dergelijke gevallen te gunstig met den Leeraar g. over hunne Gemeenten denken, doch waarfchijnfiik, vroeg of laat, het zelfde met hem bij de uitkomst zullen ontwaaren, voordellen, hen raaden op hunne hoede te zijn, en toe te zien, dat zij zich door geene fchoonfchijnende woorden laten verleiden. „Het is „ bij de uitkomst van zaken gebleeken," zegt g. Bladz* ,, 36, dat ik mij, hoe zeer ik altijd mijne Gemeente heb „ poogen te leeren kennen, bij veelen grootlijks had j, bedrogen, daar ik menigmaal voor verlichting hield, wat ik als onverfchilligheid in den Godsdienst moest befchouwd hebben, en veelen eene verlichte denkwijze voorwendden , zonder die waarlijk te bezitten." Dat dit meermaalen gebeurt, zal ieder menfchenkenner gemaklijk toeftemmen. Veelen zijn ja, wel is waar, met eene Verlichting in zaken van den Godsdienst ingenomen, fpreken van dezelve met veel ophef, ijveren daar Voor met alle krachten. — Dan behalven, dat hunne denkbeelden hieromtrent dikwijls vrij verward zijn, zoa duurt deze ijver flegts zoo lang, als hunne tijdelijke oog. merken zulks medebrengen, veranderen deze, ftraks veranderen ook hunne zoogenaamde verlichte Godsdienstige, gevoelens, en worden fpoedig aan de eerfte onderworpen; ten düidelijken bewijze, dat hunne zoo hoog geprezene verlichting niet wezenlijk uit overtuiging ontftaan, niet met eene behoorlijke kracht tot het hart was doorgedrongen. — Wij kunnen dit niet verder uitbreiden, maar fiiecnen, op overtuigende gronden, dat ook onze tijden Veele voorbeelden hier van hebben opgeleverd, • A a Voor  4 .w. goede , afscheids-uedev. en eerste leerrede. Voor het overige wordt deze Leerrede met. "epasre en zeer ter zaake dienende aanfpraken befloten ' * De Tweede Leerrede, in de Remondrantfche Gemeente te Rotterdam, den 4deni Junij i795, gehouden, heeft ten, onderwerp^ Joh. VIII: 31, g?. Na eene koJte j yterhjke verklaring , gaat de Leeraar ter befchouwin» van deze twee Hukken over. I. Zegt hij,. „ moeten* m\ er ons van overtuigen, dat jesus Iecre ons in de waarheid leidt, en dan zullen wij II. fajl erf-en nen , dat zij ons , door de waarheid , vrijheid bezorgt " Na eene korte beandwoording der vraat?- wat is waarheid ? bepaalt hij zich aanftonds tot "de hoofdzaak, welke deze is: „jesus Godsdienst leidt ons „ 111 zoodanige waarheden, die gefchikt zijn, om ons „ de uumuntendfte vrijheid te verfebaffeu: " om dit te betoogen,, geeft hij eerst de voornaamfte hoofdfom der door jesus voorgeftelde waarheden op, en leidt nan_ daar uit dit gevolg af, dat deze waarheden eïgenaartig gefchikt zijn, wel te verdaan, wanneer wij dezelve, zoo als jesus zegt, gelooven en beoefenen,, om ons de uitmuntendde vrijheid te verfchaffen. Deze Leerrede is in eenen zeer verdaanbaren en'vloeiënden fhjl opgedeld, en wij twijfelen niet, of dezelve zaï met overtuiging en dichting gelezen worden. Agter deze Leerredenen zijn eene menigte Jantekeningen geplaatst, waar in de Burger g. verfcheidene bijzonderheden en aanmerkingen, welke hij in de Leerredenen zelve maar even koude aanroeren, nader uitbreidt en bevestigt. — Nog eene aanmerking, en daar mede zullen wij onze Recenlie befluiten. Veelligt zal iemand vragen : had goede reeds zijne tegenwoordige overtuiging, toen hij het Predika'mpt "bij liet Luthersch Kerkgenootfchap aanvaardde? zo ja; hoe kon hij dan toen zich aan de Sijmbolifche boeken dier Kerk verbinden? Hoe kon hij negen jaaren lang het predikampt bij de Lutherfchen waarnemen ? — Hier op moeten wij onze Lezers berichten , dat de Christen Leeraar g. voornemens is, eens vroeg of laat een gefehrift in liet licht te geven, het welk niet alleen het andwoord op deze vragen, maar ook het voornaamde uit zijne levensgefehiedenis, en de gefehiedenis zijner overtuiging bevatten zal, — Daar de Burger g. in verfchillende omdaridie;heden zich bevonden, en zeker veel meer dan vecle anderen onder- von-  waar in bestaat het waare wezen van 't christ. $ vonden heeft, daar hij altijd met veel ijver in zijnen kring' gewerkt,' zeer dikwijls eenen nieuwen weg betreden, en van alles naauwkeurige aantekening gehouden heeft; kan dit gefehrift, oordeelkundig opgedeld , in zich zeiven gewigtig, en voor anderen zeer leerzaam worden. ■— • Proeve van een Antwoord op de Vraag, uitgefchreven dooide Maatfchappij Tot Nut van 't Algemeen : waar in beftaat het waare wtzen van 't Christendom? In.het Jicht gegeven door het Beverwijker Departement derzclver Maatfchappij. Te Haarlem, bij A. Loosjes, Pz. 1794. 66 Bladz. In Otlavo. De prijs is f : - 8 - : TTet zijn, onzes bedunkens, twee zeer onderfcheidene -l vragen: traar tn bejtaat net waare wezen van -het Christendom? en Waar in ftemmen alk Christengezindheden overeen? €)e Hellingen, waar in alle Christenen overeenftemmen, kunnen zoo weinig en van dien aart zijn , dat de voornaamfte geloofs-artijkelen, die den kraciitigflen invloed op onzen troost en verbetering hebben, daar uit .gemist worden, en dus het waare wezen van het Christendom daar in niet sevonden word.- Alle Chris-. tengezindheden gelooven hoofdzaaklijk het zelfde , het geen de navolgers van SöciNUS geióöven. Maar de" eerden gelooven meer. Zi[ meenen hoofdwaarheden in de fchriften des N. T. geopenbaard te vinden , welke de laatden verwerpen. Een delfel van waarheden, waar in alle Christenen overcendemmen, kan zich derhalven niet verder ifitdrekken, dan het delfel van socinus. Eu dit zal dan van dien aart zijn, dat waare Remondranteu, Mennoniten , Lutheraanen en Hervormden, die'hunnen Godsdienst kennen, het waare wezen van het Christen¬ dom ,!oo>. ;,, n-onno^;,!^ -,,,lla„ „I„J„„ T~>„„„ 1,.,., tiviii uaai 111 g^ua^iuo ^,uiji_h vjnucu. ±j(tou nuuncu iiicu- fchen opdaan , gelijk werklijk plaats heeft, die nog al meer waarheden wegredeneeren , dan immer gefchieride. Dan zullen de artijkelen waar in alle Christenen overëendemmen , nog al minder worden ; en het waare wezen van het Christendom, zou zich nog al meer moeten inkrimpen. Dat geene dus, waar in allen Christengezin.i- nenen overeenstemmen, en net waare wezen des Chnstendoms zelve, 'zijn onzes oordeels zeer onderfcheidene zaken. Wanneer nu de vraag is aangaande het geene , waar omtrent alle belijders van ie sus Godliike zending eens- A 3 ge-  6 DE MINACHTING DER. HERVORMDEN, ENZ. gezind zijn, dan moeten wij zeggen, dat de Sehriiveu uitmuntend zijn werk verricht heeft. Maar wanneer het aankomt op ne vraag: wat is het waare wezen des Christendons ? Dan twijfelen wij- zeer, of hij zijn ftuk wel voldongen Leeft. Zelfs fchijnt ons de waare hoofdzaak van het Luangelie, dat geene, wat eigentlijk de hoofdinhoud van het Euüngelie , het voomaamfte voorwerp, des geloofs,en het krachtigfte middel tot gerustftellin°en verbetering uitmaakt, in dit andwoord gemist , ten nnnften met in het regte licht gefield te worden. Wiï voor ons zouden 't meer op den voorgrond plantten, eiï als de fcheenng en iijllag van het Christendom voorfteltw-VÏS gefn I"A,UU,S ons !eert Rom. III: 20-26. Hij bidden den Schrijver over deze plaats de verklaring en de aanmerkingen van den Geleerden greve natezien, die zich vooral niet bekommert omtrent het geene bijzondere gezindheden gelooven , maar zieh meer dan iemand boven alle verkleefdheid aan eenige fecte verheffende, zich maar aan de vraag; wat is het waare wezen ces Cnristendoms? laat gelegen liggen. Het zedenkundig gedeelte van dit boeksken verdient allen lof, en vlijtige nalezing. De minachting der Hervormden jegens de Overleveringen welken de Roomfche Kerk aan het N. Testament gelijk fielt, beteugelt, door een Leeraar der Remonjlrantert, Te Rotterdam, bij J. Meiier en A. Danferweg Wz. 1795- 16 Bladz. In gr. QStavo. De prijs is ƒ:'- 3 - ? 'Vit dto een Remonftrantsch Leeraar, die zich van *-* het hoofd tot de voeten wapent tot verdeediging der Roomfche Kerk, tegen de minachting der Hervormden, die, volgends hem , veel te lang als uit der hoogte op haar nederzagen, haar liefdeloos gispten en met ichimp en hoon begroetten. Zou men hier uit niet denken, dat het vuur van religie - ijver jegens de Roomschgezinden thands nog, bij de Hervormden, in volle vlam flond ? Misfchien weet de man niet beter. Maar behoorde hij, eer hij de Hervormden hier over op eenen fteekenden toon met hoon en fchimp bejegent, deze zaak niet beter te onderzoeken! Hij zou dan rasch vinden, dat verfrandige Hervormden, in hun openbaar voordel, de gefchillen of geheel aan hunne plaats laten , of gewoon zijn . met  DÉ MINACHTING DER HERVORMDEN, ENZ. 7 saet veel befcheidenheid en zedigheid van dezelve t? fpreken , en dat 'er van het ftuk , dat hij opwerpt , thands naauwli?ks bij hen gefprokeu wordt:en hij zou, Veel meer óverëenkomftig met den aart der Christelijke liefde, handelen , wanneer hij dat onderftelde , tot dat hem het tegendeel bieek. Hij befchuldigt de Hervormden , van dezelfde blinde verhechtherd-, aan de leer der Dordfche Getoofsregels, die de- Roomfche K-rk heeft, aan de leer van het Concilie van Trenten. Dit is- eene betichting die al zoo meenigraaal is opgewarmd , dat zij alle reuk en fmaak verloren heeft, eh die geen verder andwoord verdient. Maar dat hij die toepast, op de zaak , waar van hij handelt, is allervreemdst! Of heeft de Dordfche Sijnode iets bepaalt , omtrent het gezag der Boeken van het JSTieu\ve Testament, en omtrent de overleveringen, waar door zij zich ondeffcheid van alle de overige Protestanten 2 Staan niet de Lutheraanen en Doopsgezinden daaromtrent in het zelfde begrip? En wie hebben zich ooit fterièr op dit fluk verklaart, dan zijne Rcmonftran'tfche Leeraars zelve 1 Zo hij dat niet weet, heeft hij limbur'g en vooral episcopius maar eens op te liaan. Wat reden kan hij dan hebben, om , over een zaak, die de Protestanten in het algemeen' raakt, zijne eigen gezindte niet uitgezonderd, juist de Hervormden op het lijf te vallen? Wat naam moeten wij zulk eene handelwijs geven ? Zijne eigen bevatting drukt fnj met deze woorden uit: ,,te vergeefsch beweereu de Hervormden [Had hij' „ ïiie't moeten zéggen de Protestanten in het gemeen?]„ dat de Christelijke openbaring alleen vervat zij, 111 ,. die oirkonden, welke thands eene plaats in den Ca* non hebben. En de Trentfche Kerkvergadering had het hocgfte recht, om evengelijken eerbied te fchen„ ken, aan overleveringen welke buiten den Canon ge„ floten zijn." Wij willen den man gaarne in het gefust bezit van deze zijne bevatring laten. Maar waarom laat hij anderen niet ongemoeid , die 't hier over met liem niet eens zijn ? Nimmer kon het opwerpen van zulk een twist-appel minder te pas komen, dan in dezen tijd , waar in' men verwacht, dat Hervormden en Roomfchen , met malkander op gelijken voet, en met gelijk recht, in ons Vaderland keven zullen, A 4 Z'J®  8 b. v. re.es 5 zijn verbonden met magtige volken, exz. Zijn herbonden met magtige Volken voor kleine Staat en voor deeltg? Onderzoent ter gelegenheid .van het vieren des gefloten en bekragtigden Verbond: tusfehen de 1'ranfche en Nederland/the Gemeenebesten, voorgedragen tn eene Kerkelijke Redevoering op den ixfttn van. Zomermaand, het eerjle Jaar der BataafTche Vrijheid- *'A V tN R E E S- Te LeiJ'den > hii L-' Herdingh. en D. du Mortier, « Zoon, i79S. 48 Bladz. In gr. O&avo. De prijs is f : - 6 - : 6 Tn gepaste bewoordingen, en een vloeiënden ftijl, teJ-vens 111 den Geest van een echt, doch bedaard , voorgander . van Vrijheid, zoo burgerlijke als godsdienstige, behandelt van rees het op den tijtel opgegeven onderwerp, niet zoo zeer in 't afgetrokken en algemeen, als wel betrekkelijk op den Staat va" ons Vaderland. Ten dien einde geeft hij eerst „ een beknopt „ histonesch tafereel vari den voormaaligen ftaat van „ ons Vaderland, tot op het einde des voorigen jaars 3, betrekkelijk tot deszelfs verbindtenisfen met Engeland B, en Frankrijk. " Hierop fchetst hij „ den hoogst „ waarichijnhjk veegen toeltand, waar in ons Vaderland 5, zou gedompeld zijn geworden, indien de Verbindte3, nis met Engeland, nog langer had blijven aanhou„ den, en door den grooten en heuchelijken Ommekeer „ niet ware afgebroken geworden." Eindelijk toont hij aan „ welke onfehatbaare voordeelen uit een Verbond met Frankrijk, indien wij daar van een goed 3, gebruik weten te maaken, onder den zegen van God .,, voor ons kunnen voordvloeiën. " — Men zal, des twijfelen wij niet, deze Leerrede met genoegen lezen, al is het dat men hier of'daar eenig, vooral ook godsdienstig denkbeeld mogt aantreffen, met het welk men zich niet zou kunnen verëeuigen. — Voor eene Kerkelijke Redevoering was ze ons echter wat al te Politiek; ook ligt 'er geen Schriftuurtekst ten grondflag. Als eene bijzonderheid teskenen wij aan, dat v. r. hoe' hoog hij ook de benaaming van Remonftranten (bij is Leeraar onder die Gezindte) fchat, als een bewijs en getuigenis van hunne aloude liefde tot vrijheid , in godsdienst en burgerfbat, hij echter thands dien Secten naam afgelegd wil hebben. , Leer-  F. HOEKSTRA, LEERR, OVER. DE CELÏJKH. DER MFNSCH. 9 Leerrede over -de o Gelijkheid.: der Menfchen volgends, de Leer der H. Schrift, .en bijzonder van het Èuangelie. Door f. hoekstra, Leeraar der Doopsgezinden te Flarlingetu. Te Harlingen, bij V. .van der Plaats, 1791- 26 Bladz. In groot Qcïayo. De, prijs -isf: - 5 »fi ■ Naar aanleiding van Hand. XVII: 26, op eene verIhmdige.en oordeelkundige wijze, in een d'uidelijken, en zoo wel voor dit onderwerp als voor den kanfel gepasten ftijl , redent hoekstra hier over de Gelijkheid der Menfchen, volgends de leer der H. Schrift, en bijzonder, van het Euiingelie, ten welken einde hij, na eene korte, doch duidelijke bepaaling van het woord Gelijkheid, eene reeks van gepaste bijbelplaatfen aanhaalt, ten betooge dat de H. Schriften in allen opzichte de Gelijkheid prediken. Dat h. dit onderwerp in dezen tijd en op deze wijze op den kanfel behandelde, is ons niet vreemd, ja zelfs wij keuren het zeer goed, vooral indien het op zulk een bedaarden toon gefchiedt, dan zullen ook anders denkenden daar door kunnen overreed worden. Doch na dat een p au lus, cras en van maan en, dit onderwerp voor de Nedcrlandfche Natie zoo meesterlijk, en de eerst- en laatstgenoemden ook vooral met opzicht tot de gewijde Schriften, behandeld hebben, komt het ons cénigfins overtollig voor, eene korte Verhandeling of Leerrede over dit onderwerp het licht te doen zien, ten zij dan, om nog eenige nalezing te doen. Het moeten dan al guldene fpreuken zijn, indien zoodanige Verhandeling, of Redevoering zal treffen. Het bekende te zeggen, is niet meer toereikende, om dat het lezend Publiek met dat bekende al te bekend is. — H. houde ons deze aanmerking ten goede, en legge liever zijn gezond verftand, fchrander oordeel, en wel befneden pen, aan andere en vooral zedekundige onderwerpen, waar voor hij ons toefchijnt, best' berekend te zijn, te koste, dan'zal hij, des twijfelen wij .niet, voor zijn Vaderland nuttiger , en zijne verdiensten meer erkend worden. — A 5 Stick-  10 sticht» chr. ovekd, over vrijh. , geljjkh. , broe0, Stichtige Christelijke Overdenkingen over fdHih,Éi n Ijjkheid, Broederfchap Jioof een ^oZtllsfe? J e Amfterdam» bij F. J. van Tetroode i70< a ï k j J* gr. W4*>. De prijs isf:.6\P 4 Qnder alle gefcbriften van Roomschgezinden betrek oZ t* t ï te3enwoordiSe orde valzaken, *3£ om in nanden gekomen zijn, heeft ons geen 31 en beter gefteaft , dan hat geen hier voor on hgt De ons onbekende Schrijd befchÓmvt Vnjheid! GebjM.eid en Broederfchap niet van een ftaatkunfe* mar van een zedeiyuen kant. Elk derzelve" bSouwt ln caar te loven uit verleidende oogpunten en noe wel er geen ge eerdheid juist in dMttEgS dat be- er eenter zoo; veel te meer gezond verdund in dooren dat verdient bij de Roomfche Geestliikheid dubbetó opmerking iabfitinvidia ver:is.) - j„ ffSTtSiSl bijzondere ontleding van dit ./erkjen, zullen vvi een 'e bewijzen van 't gezond menfenen verftand, 't wï in he zelve; doordraait, geven. Bladz. 20. „ Tot deze „ burgerlijke Vnmcid behoort, buiten allen t«SeI dl „ Vrijheid van allen gewetens iwang, niemand mag tot „ een Godsdienst , of tot eenige Godsdienstige hande, ,, lingent tegen zmi wil en geweten gedwongen wor, den. Van de Gebjkheid fprekende, past hij dezelve ook. toe. op de Cnnstenen, en zegt/onder' anderen Bladz. 39; De Christenen zijn gelijk in het recht Gods woord te lezen , of aan te hooren." - V:.n de Broederfehap fprekende , handelt hij over de liefde des Naasten, welke htj bij die gelegenheid (Bladz. 44) befchnjfc als algemeen, zoo dat men niemand van „ onze fatflfc mag uitfluiten." _ Meer andere bewifzen van smans gezonde en onbevooroordeelde denkwi ze zouden wij kunnen aanhaalen. Onze Lezers zullen wel begrijpen , waarom wij hist deze pasfagiën uit. koozen. _ Wat veel van zulk font van Priesters, wenichen vyij onzen Roomschge linden Mede-Christenen, en de nacht, van onkunde en vooroordeel zal rasch verdween de zon der Verlichting zal fpoedig haare hel* dere draalen tn hun mjdden verbreiden. _ Me-  1ed, van een waak. 8eminn. van zijn vaderland. U Bedenkingen van een waar Bemimiaar van zijn Vader* land, over 'f afvorderen van Schavergoeding en andere perfoneele vervolgingen, wegens voormalige niet Vaderlandfche gedragingen en denkwijs, „ VVilc gij eene' „ bijzondere Godsdienstige of Staatkundige partij fterk„ te en duurzaamheid bijzetten , zoo flraf en vervolg „ dezelve. " montesqüieu. Te Amfterdam, bij fL B. Saakes, en alöm. 16 Bladz, In gr. OSavo. De prijs is f: - 4 - ; In een tijdltip, waar in men raast en tiert, om het afzetten van Ambtenaaren, en waar in de woorden removeeren en arresteeren zoo veelen als in den mond beftorven zijn, kan een Stukjen van dien inhoud, als dit, van veel dienst zijn , (niet zoo zeer voor die fchreeuwers, hun woest geraas kan door geene redenering worden gefluit,) maar voor hun, die de zaak flegts van een kant hoorende, misfehien daar door vooringenomen zouden worden. —— De Schrijver (een Fries) verklaart, dat hij een Patriot is; wij hebben in de geheele Verhandeling niets ftelligs gevonden, ftrijdig met dit karakter , en gelooven hem dus op zijn woord. — Naar zijn oordeel zijn 'er veele onder het oude beftuur geweest, die uit onkunde en dwaaling hetzelve toegedaan waren , niet deze, maar andere, zijn ftrafbaare peribonen, naamlijk 1. zij, die de Pruisfen hebben ingeroepen, fchoon van 't.nadeelige van dien fiap overtuigd. 2. Zij, die alleen uit Principes van wraak en vervolgzucht, de Patriotten gruwelijk mishandeld hebben. 3. Die plunderingen moedwillig ongeftraft hebben laten pasfeeren , of 'er zelfs heimelijk de hand mede in hadden. 4. Die aan volkomen dieverij van 'sLands Schatkist zich fchuldig maakten. — Zoodanige perfoonen, dit erkent hij, zullen moeilijk te vinden en volkomen te overtuigen zijn. 't Zuilen ook juist geene der vermogenden zijn en dus zal de geheele maatregel nutteloos worden. — (Dit laatfte komt ons wat ver getrokken voor, gelijk ook de be* paalingen van de fchuldigen al vrij naauw bepaald zijn. Veele zullen, bij alle betuigingen van Patriotisoie den Schrijver uit dien hoofde wantrouwen.) Voords legt hij 'er zich zeer op toe, om het onüaatkundige van' vervolgingen om Politieke gevoelens aan  j 2 j- h. v a n s w i n d e n , aart te wonen: beweerende tevens, dat mimgë omftan-" dyrhede.ili het zelf noodzaakhjk kunnen maken van dit niet te doen, zelfs omtrend fchuldigen. :>''r /ƒ/ r&fö uitpe. br.igt, door j • h. Van swinden, Gedeputeerde wegens Amfterdam, ter gemelde Vergadering: uitgegeven op /ast van de Reprefentanten van het Volk van - Amfterdam. Te Amfterdam, hij dc Erven D. On- ' der de Linden en Zoon. Behalven de Voorreden %& Blr.dz. In gr. O&avp. De prijs is f : - 8 - : ' l~\it Stuk, dat thands . op last van de Reprefentanten •V van het Volk van Amfterdam het licht ziet, moet 1 voornaamhjk dienen, om alle Nederlanders in ftaat te Cellen, het alöm verfpreid gerucht, als of gemelde Reprefentanten het werk van eene Nationaale Conventie zmhtea tegen te gaan, naar waarheid te beüordeelen, en verders .dm te doen zien, op welke wijze zij Reprefentanten zouden wenfehen, dat dit groote Werk tot ftand gebnigt werdt. In dc Voorreden, ter ordonnantie van de Reprefentanten van het Volk van Amfterdam, vóór dit Stuk geplaatst , verklaaren dezelve , dat zij ! het met den Schrijver van dit Stuk, over de werkzaamheden en de magt der eerfte hij een te rocpene Nationaals Conventie ■ geheel eens zijn: doch over zijne bijzondere-gevoelens geen oordeel vellen. -„ Wij zouden, " zeggen de Reprefentanten, „wat „ ons betreft, van gedachten zijn, dat het voor het „ Volk. van Nederland zeer nuttig en heilzaam zoude „ zijn, dat de eerfte bij een te roepene Natiönaale Con„ ventie, zich enkel eu alleen met het ontwerpen van „ eene goede Conftitutie .bezig hicldtj.dat intusfehou-. „ de  ADVIES OVER DE NATIONAALE CONVENTIE. 13 ,, de Provinciaale Vergaderingen, en die van H. H. M. , doch met zoodanige verbeteringen, welke aan eenige ', derzelven zouden' behooren te worden tocgebragt, ;.. in ftand. bleevcn; 'en dat eerst dan, wanneer dc ' Conftitutie bepaald, en door het Volk aangenomen zal zijn, de Nationaale wetgeevende en beltimrende is Conventie, volgends-de .wijze in de Conftitutie bepaald, " wierde bijeengeroepen, met vernietiging van alle Ver» gaderingen en Adminiftratié'n, die daar mede ftrijdig zouden zijn." Schoon wij niet durven beweeren, dat onder dc bijzondere gevoelens over de inrichting ecner Nationaale Conventie, welke de kundige Burger van swinden in dit Stuk voordraagt, niet fommige gevonden worden, die aan verbetering onderhevig zijn, hebben wij" echter met weêrzin onder fommige van zijne wel uitgewerkte, op waare Vaderlandsliefde ftcunende, voordragten, een afkeurend advies gelezen : onder anderen op Bladz. 4 , alwaar men leest: „ Redenen waarom ik voorlied, dat het Plan, dat ter dezer Vergadering zal worden go. „ adopteerd, ter goed- of afkeuring van het Volk van Holland zal worden voorgedragen, alvorens het ter ,, Generaliteit worde ingebragt." — Waar onder men deze NB. leest: Dit Voor ft el is met eene zeer groote meerderheid vanftemmen verworpen. Het is overvloedig bekend, hoe, federt de jongde omwenteling, eenige weinige Jooden zich beijverd hebben, om met de Christenen als Republikeinen verbroederd te worden, de wapenen in handen te bekomen, de Gilden, die inrichtingen van orde en billijkheid in de maatfchappij, vernietigd te zien, als Stemgerechtigden aangemerkt te worden, enz. Men weet ook wel-, ke gegronde tegenwerpingen veele Republikeinen daar tegen hebben ingebragt , en hoe eenftemmig genoegzaam alle Christenen zich in de genoemde opzichten tegen de Jooden verzetten: de Burger v. s. mede van oordeel zijnde , dat de Jooden tot het uitoefenen van het Stemrecht niet moeten worden toegelaaten, bedient zich tot dat einde van zoodanige bondige argumenten, welken wij, om den Lezer eene proeve der nuttigheid van dit Werkjen te toonen , hier ten deele zullen inlasfchen. „ Niemand,* zegt hij Bladz. 17, „ kan tot het Stem-  14 J. H. VANS WINDEN gfetafecht bevoegd zijn, dan die'tot de Holiandfche „.fcbtie behoort Vreemdelingen, hoe talrijk ook! „ wanneer zy aankomen, vermengen zich eindelijk met „ de Natie zelve, worden daar in ingelijfd, maaken met „ dezelve één Volk uit. Toen in de Wrkeden eeuw 9> een zeer aanzienlijk aantal Franfchen, door de her„ roeping van het Edidt van Nantes, hier als en Cn,L »'* ove-Kwam t hebben die Franfchen nimmer eene af „ «onderhjke Natie blijven uitmaaken, die afzonderlijke rechten bezat: zij zijn onder ons ingelijfd geworden: hunne nakomelingen, door niets meer dan voor fommigen door eenen Franfchen naam kenbaar „ zijn Hollanders geworden in den ffriktften zin " ' „ Maar geheel anders is het met de Joodert Plegen i „ zij maaken tot op huiden den dag eene afzSnderiiji, ke Natie uit, die' zich nimmer met eenige andere »' ï,Ce('..IVe™cAlg1f.' Ja zelfs die zich» volgends haare „ Godhjke ïnftellmgen , met geene andere ma°- ver„ mengen, die nimmer in eenige Natie is ingelhfd °-es, worden, derzelver voorrechten heeft genoten- ma-r *, in wetten , uiterlijke plechtigheden , gewoóntens ' „ altoos op zich zelve is blijven ffaani die hier'te „ Lande tot nu toe flegts, als het waare, is getolereerd „ geworden: wier individueele leden , waar zij zich ,, ook bevinden, zich altoos befchouwen als leden van „ édne éénige, zoo zij meenen, bevoorrechte Natie. t, Een Hollander maakt geene aanfpraak om- als lid van „ de Rusfifche Natie, bijvoorbeeld, befcliouvvd te wor,, den: doch een Jood te Amfterdam, en een jood te „ Petersburg, zij mogen zich dan als Hollander en alg „ Rus befchouwen , komen hier in overeen , dat zit „ bovendien beide leden zijn van de Joodfche Natie „ en tot die Natie blijven behooren. " ., Zij kunnen dan uit dien hoofde nimmer als leden „ van het Volk van Nederland befchouwd worden eu „ wel te minder daar zij eene afzonderlijke Natie'uit„ maaken, waar in, integendeel der thands aanp-enomen „ begrippen, die het Staatkundige en het Godsdienftige „ volkomen van elkander affcheiden, het Godsdienftige „ geheel en al met het Staatkundige is vermengd , en „ dit laatfte op het eerfte is gegrond; hunne regeering „ is eene The'öcratifche regeering : de Jooden verwach,, ten alsnog eenen Mesfias, die zij voor eenen aardfehen s, Koning houden: en heeft men niet gezien , dat de- „ ze  advies ovek de nationaale conventie. 15 ze Natie , ten tijde van cromwel, twee Rabbij- nen uit Afiën beeft gezonden, om deezen dwingeland Z als den beloofden Mesfias te begroeten?" Men kan dan , immers voor als nog, de Jooden "iet als een mdeelte der Hollandfche Natie befchouV wen : en met dit te ftellen beneemt men hun niets , T dat buntevooren toekwam: men laat ze, zoo als zij " altoos geweest zijn, in eenen afgezonderden Raat: en „ ik twijfel of deze Vergadering wel het recht zoude ' hebben, om aan die Natie voorrechten te vergunnen, „ die zij nimmer gehad heeft: dit, dunkt mij, moet en „ kan alleen.door het Volk zelf, of door eene Natio,, naale Conventie, beflischt worden." „ Het zoude mij niet pasfen hieromtrent de uitfpraak van het Volk , of van eene Conventie , voorüit te „ loopeni en ik zónde ook hier over niet kunnen uit,, weiden , zonder veele redenen bij te brengen , tut den aart van het Joodendom en van het Christendom „ beiden ontleend, zoo wel als uit het geen mij voor' komt duidelijk het oogmerk der Voorzienigheid te ' zijn , met te veroorloven, dat de Jooden eene afzon- derlijke Natie blijven: dit eene flegts houde ik voor , onbetwistbaar; dat die Jooden, welke zouden begee- ren met eenige andere Natie ééne Natie uit te maal, ken, de eerfte Mofdifche grondwetten zouden overtrec„ den , en gevolglijk , indien zij zich Jooden bleeven „ noemen, indien zij zich als tot die Natie behoorende s, bleeven befchouwen, onoprecht zouden zijn." „ Men befchuldige mij niet, van menfchen , alleen „ om hunne godsdienftige begrippen, uit de maatfehap„ pij, als het ware , te verwerpen , en bekrompene gódsdienftige begrippen te voeden. Geenszins. Ik ,, fluit de Jooden niet uit om dat zij geene Christenen „ zijn , ook niet om dat zij tegen christus zijn: „ maar om dat hun Godsdienst niet enkel is een Gods„ diertst van het geweten , een innerlijke Godsdienst , s, als ik het zoo mag uitdrukken: maar een Godsdienst, „ die hen aan zekere Wetten en uiterlijke ceremoniën ,, verbindt, welke op hunnen burgerlijken flaat invloed „ hebben, en hun door mose, op Gods bevél, zijn „ gegeven, op dat zij, zoo lang zij Jooden blijven, een „ afgezonderd Volk zouden zijn , dat met andere Natiën het naauw verband van burgerlijke rechten, fa- ,, men-  j>|$ accür. alphab. lijst. naamreg. der steden, en?. ,j rienleeving, inlijving en vermenging niet hebben „ mag. Met reden befluit hier uit de Burger van swinden „ dat de Jooden geen recht hebben om het ftemrecht te' „ eislchen , het niet mogen vragen , dat zij het niet „ mogen aannemen, al boodt men hun hetzelve aan en „ veelhgt ook , „voegt hij 'er nog bij ," dat men'het « hun met ™ë aanbieden." Verders: „ Indien „ men de gefteldheid der Joodfche Natie, het bijzonder „ karakter der meeste individuëcle Joodén nagaat en „ het getal dergeeneu onder hen, welke tot de zooge„ naamde fmalle gemeente behooren ; in overwee°nV „ neemt, zal men niet twijfelen of het tegendeel heeft „ bij die Natie plaats: om niet te fpreeken van het geen men van misleiding, ongeöorloofden invloed, enz. te „ yreezen heeft. Indien men dan de Joodfche Natie'tot „ het ftemrecht toeliet , zoude men tot hetzelve een „ zeer groot getal volkomen onkundige, en onbevoegde „ menfchen toclaaten , welke door hun aantal eenen „ zeer nadeeligen invloed in het benoemen van waardi,, ge Kiezers kunnen hebben." Deze aangevoerde argumenten zullen , onzes bedunkens, genoeg zijn, om de waarde te leeren kennen van dit voor elk weldenkend Bataaf zoo nuttig Werkjen, waar van de lezing hem niet dan ten hoogden aangenaam eu leerzaam kan Zijn, en daar door oiize aanprijzing overwaardig is. Accaraate Alphabetifche Lijst van de telling des Volks van Holland. Volgends het Dagblad van de Provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland. Te Am/Ierdam , bij A. van der Kroe en A. Cape!, 1795. 16 Bladz. In gr. Ocïavo. De prijs is ƒ: - 4 - ; Naamregister der Steden , Dorpen en Öehuchten, of Rapport over de telling van het Volk van Holland, zoo als dezelve door de onderfcheide Municipaliteiten zijn overgegeven aan de Reprefentanten van het zelve Volk , in de maanden OSlober en November van het jaar i"959 Bladz. In Fol. De prijs is f : - 5 - 8. TPveze twee Stukjens , hoe zeer in den Tijtel onderfcheiden , bevatten echter een zelfde onderwerp , naam-  1{app0rt ov. de tell. van het volk van AMSTERCi tf naamlijk eene Alphabetilche Lijst van veele Hollandfche Steden, Dorpen en Gehuchten , alwaar de Volkstelling gedaan is, mét bijvoeging van het getal der Inwooners, welke in iedere Stad, Dorp of Gehucht door telling bevonden zijn. De getallen, in elk derzelven opgegeven, komen ook vrij wel overeen ; doch in het eerften zijn de Steden j Dorpen en Gehuchten door malkander geplaatst, terwijl in het tweede eene bijzondere Alphabetifche Lijst van de Volkstelling der Steden in Holland gevonden wordt ; dan deze onderfcheiding komt ons voor geheel noodeloos te zijn; te meer daar in de tweede Lijst evenwel de Dorpen en Gehuchten door malkander geplaatst zijn, en dus de eerst aangenomeue rangfehikking verbroken wordt. Het Formaat van het eerfte dezer Stukjens en dé nette en juiste fchikking, die in hetzelve bijna op iedere Bladzijde gevonden wordt , maken hetzelve gefchikter voor bet gebruik , dan wel het tweede. Op de Veertiende Bladz. van het eerfte dezer Stukjens vindt men nog eene Lijst van alle de Perfoonen , welke öp iedere Bladzijde in elke kolom gevonden wordt. Uit dezelve blijkt, dat het getal der gantfche Volkstelling, in dit Stukjen opgegeven , in 810,566 Perfoonen beftaati Rapport over de telling van het Volk van Amfterdam , overgegeven aan de Reprefentanten van het zelve Volki óp den twintigften O ft ober 1795, door J. p. farret, a. g. verster, en J, h. van s winden. Té Amfterdam, bij P. den Hengst, 1795. 35 Bladz. In ■ Folio. De prijs is f 1 - : - : Dit Werkjen is zijnen oorfprong verfchuldigd aan eene aanfchrijving der Provifioneele Reprefentanten van liet Volk van Holland aan de Reprefentanten van het Volk der Stad Amfterdam , waar bij de eerstgemelden te kennen geven , hun ernftig en gedecreteerd voornemen te zijn , om eene algemeeUe Nationaale Ver5, gadering of Conventie te helpen bijeenbrengen, en dat ., zij door eene Misüve van de Staaten Generaal, relaj, tief de voorbereidingen tot het bijeenroepen van zoo,i danige Vergadering of Conventie, verzocht zijn, het geheele Volk van Holland te doen tellen-, waarom zij willen , dat de Reprefentanten. van het Volk dezer „ Stad, zonder uitftel , eene naauwkeurige teliing zul- vad. *jbl. viii. deel. no. I. B jjlCR  %t f. P. FARRET, A. G. VERSTER EN J. H. VAN SWINDEN „ len doen of haten doen , van alle Ingezetenen , onder de Jurisdictie dezer Stad." In gevolge zijn de Wijkmeesters door de Reprefentanten van het Volk van Amfterdam gequalificeerd en gelast om , zoo binnen deze Stad, als in de Buitenwijken binnen derzelver Jurisdictie: ' 1. Voor iedere Wijk, waar toe zij behooren, één Perfoon te verkiezen, die wel fchrijven kan, en bekwaam is om naauwkeurige lijsten op te maken , en zulks op een daggeld van f i: 10: - uit Stads Casfa te betaalen. 2. Om met die Asfistentén of Schrijvers , ieder in hunne Wijken, rond te gaan, en aldaar i°. Alle de Huizen, de Godshuizen 'er onder begrepen, met een Nummer te teekenen, beginnende voor iedere Wijk met N°. 1,2, enz. tot het laatfte Huis van de Wijk toe; en vervolgends 20. Aan ieder Huis te vragen den naam van dengeenen die het Huis bewoont, of, zo 'er meer dan één Huisgezin in een Huis woonachtig is, van dien geenen, die het Benedenhuis bewoont: Hoe veele Huisgezinnen 'er zijn in ieder Huis? En in ieder Huisgezin, gelijk mede in de Godshuizen: Hoe veele Mans en Jongens boven de veertien jaaren'? . Hoe veele Vrouwen en Vrijsters boven de twaalf jaaren? Hoe veele Jongens beneden de veertien jaaren ? Hoe veele Meisjens beneden de twaalf jaaren ? Hoe veele Vreemdelingen , die 'er voor eenen korten tijd logeeren ? Zullende zij, door hunne AsfifTenten of Schrijvers, dc andwoorden, die hun gegeven worden, laten aanteekenen, op de lijsten welke hun daartoe zullen worden ter hand gefield, en waaröp zoo veele kolommen ftaan, als tot die aanteekeningen, noodig zijn; en indien het mogt komen te gebeuren, dat Wijkmeesters in twijfel gebragt wierden, of hun wel naauwkeurige and woorden gegeven worden , zullen zij , zoo veel moogüjk, naar de waarheid informatie nemen. Voorts is goedgevonden, om in die Wijken, alwaar Jooden woonen, de Jooden niet op de zelfde lijsten als de Christenen, maar op afzonderlijke lijsten te brengen; gelijk mede op de generaale lijst het getal der Jooden afzonderlijk, en volgends het model aan te teekenen. Het verzoek van veele Wijkmeesters, om het getal der Inwooners van hunne Stad , in de bijzondere Wijken,  Rapport ov. de téll. var het volk Van am'sterd. 19* ken, gelijk mede het geheel getal derzelven , te mogen weeten , heeft aanleiding gegeven , dat de opgemaakte Lijsten , met de daar bijgevoegde aanmerkingen , door den druk gemeen gemaakt zijn. •De Wijkmeesters hunne generaale Lijsten , waar van zij te vooren de optelling geverificeerd hadden, aan de Commisfie ter hand gefield hebbende, heeft de laatfte drie algemeene Lijsten opgemaakt; naamlijk één voor de Oude Zijde, één voor de Nieuwe Zijde , en eene algemeene voor de geheele Stad,- welke alle agter dit Werkjen gevoegd zijn; De aart van eene Verhandeling als deze , laat niet toe den Lezer een verkort uittrekfel van dezelve te leveren» Wij zullen dus alleen maar aanmerken, dat, volgends deze telling , alle de Ingezetenen der volkrijke Stad Amfterdam, zoo Christenen als Jooden, bedragen: Van het Mannelijk genacht. ; 97127 En van het Vrouwelijk gedacht. . . . , t 19897 Te famen. < . * i . 217024 Zoo dat, volgends deze telling, het getal der Cbriste- fien tot dat der Jooden, binnen deze aanzienlijke Stad, ten naaste bij in proportie ftaat als negentien tot twee. Voorts vleijen wij ons , dat de Lezer , na alle het yoorgedragene , niets meer, tot aanprijzing van dit Werkjen zal behoeven. Verzameling van Stukken, concerneerende de handelingen - van, en het gebeurde met de Provijloneele Bailiiuw en Schepenen der Stad Dordrecht en de Merwede, Conftitueerende de Kamer Judicieel aldaar, ter zake van zekere ingebragt e befchuldigingen tegens drie Frouwsperfoonen, ingezeten burger esfen der gemelde Stad mei . den aankleve van dien , tot informatie van de goedé. Burgerij en. Ingezetenen van dezelve Stad en Merwede, uitgegeven door Mr. a, 11. v. d. me ij v. d. Linden, gewezen Bailiiuw, mitsgaders Mr. p. vrolik- hert, ii. f. decourt , c. t. hoevenaar en Mr. j. breuk, gewezen ■ Schepenen respectivelijk van de voornoemde Stad en Merwede. Te Dordrecht., bij A. Blusfé en Zoon, 1795. 44 Bladz. In gr. Ocïavo. De prijs Is f: - 8 - : 'TDailliuw en Schepenen van Dordrecht en de Merwede *-» ten uiterften fcrupuleus in het heilig bevvaaren vart Ba d«!  40 A. H. V. D. ME'TJ V. D. LINDEN, ENZ. de Rechten van den Mensch, die zoo wel het voor* ftaan van onfchuldigen als het ftrafFen der boozen vorderen, hadden zich zeer omzichtig getoond, in htjn gedrag jegens drie vrouwen, burgeresfen hunner Stad, door de Nationaale Guarde , niet in flagranti delicto, maar op losfe berichten, aangehouden, of uit haar huis gehaald, en door het Committé van Waakzaamheid in bewaaring genomen en buiten acces gefield: en ongenegen verklaart, om dezelve in gevangenis over te ne.men, anders dan na voorafgaande ingewonnen informatien en opgevolgd decreet van den Rechter. Deze handelwijze, zoo 'tfchijnt, had onder de Nationaale Guarde en de leden der Burger-Sociëteit misnoegen ter gen dit Collegie van Rechtercn verwekt, en was oorzaak van derzelver begeerte, tot eene oproeping van de Burgerij, om te vernemen,of dezelve, Bailiiuw en Schepenen met haar vertrouwen bleef verëeren. Bij deze oproeping bkek, dat de meerderheid verandering van dat Collegie vorderde, waarop de uitgevers van deze Stukken, aanftonds van hunne posten gerefigncerd hebben- Zij hebben evenwel noodig geoordeeld deze Stukken, liit te geven, op dat de geheele Burgerij over hun gedrag met bedaardheid en onzijdigheid zou kunnen oordeelen:' en zij hebben 'er eenige aanteekeningen bij gevoegd , om het geheele geval, voor zulken die het' niet kennen, meer duidelijk te maken, en de gronden van hun gehouden gedrag kortelijk aan te wijzen. Ondertusfchen vindt men hier een voorbeeld, dat men altijd den grootften ftaat niet moet maken, op de Biagtfpreuk: ,, deze of die heeft het vertrouwen der „ Burgerij verlooren. " Want Bailiiuw en Schepenen zeggen, dat 'er ten tijde, toen zulks zou hebben moeten blijken, ,, zich eene groote menigte van menfchen bij 5, continuatie voor en in de kerk bevonden, die anderen, ,, die hunne ftembilletten wilden inbrengen, daar in feitelijk, zelfs met dreigen en flaan, vrrhinderden : ,, terwijl eene menigte van andere Burgers, uit vrees voor dergelijke behandeling niet durfden opkomen; a, dat ook de ftembilletten niet zijn ingeleverd door „ ieder hoofd voor hoofd maar dat veelal één pers, foon, alleen, quafi, voor zich zeiven en ande„ ren, zoodanige pretenfe billetten bij honderden „ te gelijk zijn overgegeven, en dat reeds een of meer „ per-  verzamel. van stukken , enz. p. vrëede aanspraak, at 5, perfoonen, vernomen hebbende, dat onder hunne „ naamteekening billetten waren ingeleverd, opentlijk zijn opgekomen, en hunne naamteekening hebben gedesavoueerd." Het komt ons voor dat men zeer wel gedaan hebbe met het uitgeven van deze Stukken. De Uitgevers worden door dezelve als achtenswaardige Rechters bekend. Veele Burgerijën zouden den hemel danken, wanneer zij een aantal van zoo bekwame, verlichte, bedaarde en naauwgezette eerlijke lieden, tot de bediening van hunne rechtbanken konden bij een krijgen, en hun gehouden gedrag kan anderen, in foortgelijke gevallen, tot een voorbeeld (trekken. Doch wij wenfehen dat dergelijke voorbeelden van tijd tot tijd minder mogen noodig worden , en dat 'er middelen worden uitgedacht , waar door dergelijke hooggaande ongeregeldheden , in volksöproepingen als anderszins , mogen belet worden. Wij meenen het lezen van dit Gefehrift, door geheel ons Vaderland, ten fterkften te moeten aanprijzen. Hij fpiegelt zich zacht die zich aan een ander fpiegelt! Wij wenfchen dat de rust (poedig alömme ouder ons herleven mag. Aanfpraak door V. vref.de, bij gelegenheid der Uit' wisfeling van de Ratificatie van het Provifioneel Plan van Regeering voor Bataafsch- Br ah and; te Tilburg 9 Augustus, het eerfte Jaar der Bataaffche Vrijheid. Te 's Bosch, Tilburg en Amfterdam, bij de Wed. C. A. Vieweg en Zoon, J. C. Vieweg, en A. B. Saakes, 1795. *6 Bladz. in gr. Svo. De prijs is /:-3-: De Redenaar, doordrongen van een warm gevoel voor de voorrechten, aan Bataafsch Braband geworden, fchetst in deze Aanfpraak aan zijne Medeburgers dit geluk met levendige trekken, en wekt hen op, tot eene behoorlijke waardeering en gebruikmaking van hetzelve. Een Feestzang op de gevestigde Vrijheid van Bataafsch Braband, door den zelfden man vervaardigd, en waar in de zelfde geest doordraait, is hier agter geplaatst. Men zal beide met genoegen kunnen lezen. B 3 reu  A. B A L T H A Z A A R jTer korte, ófoc^ klaar e en oefenende Materia Medica, ' beftaande in een honderd getal van Simplicia, met derzeiver Preparata en Compofita, in hedendaagsch gebruik, ten gemak der Leerlingen, welke zich aan de Geneeskundige Studiën hebben toegeweid, en der jonge Practici, door a. balthazaar, Medicina en Chirurgie DoStor te Leijden. Te Amfterdam , bij J. B. Eiv. e. 168. Bladz. In gr. 8vo. De prijs is f 1-2-: De weinige kunde, welke plaats heeft bij veelen, die de Geneeskunde oefenen, zoo in de Materia Medica, als derwijze om uit dezelve voorfcbriften faam te itellen , is , naar het inzien van den Burger b a lthazaar, toe te fchrijven aan het groot aantal van bijzondere Geneesmiddelen, die, hoe zeer zij in krachten overeenkomen, echter in andere eigenfcbappen verschillen , en daar door het geheugen aanmerklijk bezwaaren en tot vergeeten aanleiding geven. — Ten einde deze zwarigheid uit den weg te ruimen, vondt hij noodig zoodanig eene Materia Medica op te ftejlen, welke met agterlariug van al het noodeloze en overtollige, air leen zulke Geneesmiddelen bevatte, die, terwijl zij het geheugen der Artfen door hun klein getal niet bezwaarden, tevens den lijderen geen minder voordeel verfchaften , dan dc grooter, toeftel van de overige veelal in zwang zijnde medicamenten. — Als zoodanig wordt * ^ hier te lande met zoo veel roem bekend is , en zijne Schntten zoo algemeen, en met veel vrucht gelezen worden, kan het niet dan ten hoogften r^ngenaam ÏÏn eenige Bedragen tot zijne Levens-Gejchledenis en Ka. rakter Schets van den Geleerden hasseniump te outvangen. Lu daar veele zijner Werken in het Ncdërouitsch verteld en dus ook den Ongeleerde» bekend zijn, heelt de Burger beets zeer wel gedaan, van t? bieden! ^ g LandSe»oten vertaald aan Dezelve beftaat uit de vier volgende Stukken. Het eerfte is de Levens - Gefchledenis vm michaölis, door hem ze ven befchreven, - Het tweede is van den Co*, fiftoriaal-raad en Generaal Superintendent schulz ~ mvAerde behelst de Befchouwingen vart een Leek over den indruk, dien de dood van den Ridder j. D. m. gemaakt heeft, - Het vierde Stuk is liet hlogium j. d. m. van den Hofraad heitne. — Has* sea'kamp had nog daar te boven eichhorns befchouwing van het Letterkundig karakter van t. d. m( in deze Verzameling geplaatst, dan daar dit Stuk reeds door den verdiensthjkeu schultens in onze taal oyergebragt en niet alleen in deze Bibliotheek geplaatst , (*) maar ook bijzonder uitgegeven is , heeft de Vertaaler dit met reden «gter wege gelaten. 1- Wii zullen van den inhoud van elk dezer Stukken kortlijk Verflag doen. J l Na ziJ"e g^oorte en afkomst kortlijk gemeld te hebben , verhaalt ons m. hoe hij tot in September van het jaar C)Z*V«derl. Biblioth. IV Deel II Stuk. Êladz.^&È en vo gg Welk Stuk in meer dan in één opzicht belnngr^kt , en hier bij moet vergeleken worden.  Blpm TOT DE LEVENsgesch. ENZ. V. j. d. michaclis. 31 laar 1729, en dus tot zijn twaalfde jaar,van onderfcheidèii "Onderwijzers, aan het huis zijner ouders , het eerfte onderwijs genoten heeft. In de Herfstmaand van dat jaar kwam hij op de fchool van het Weeshuis, Over het geheel was het onderwijs hier goed, behalven in het Grieksch, waarom hij de daar toe nodige kundigheden naderhand, (foor het naarftig en oordeelkundig lezen der Griekfche Schrijvers, zelf heeft moeten opfamelen. — Daar het oogmerk van zijn' Vader, als zelf Hoogleeriiaar in de-Oosterfche Taaien te Ha/Ie, was, hem het Hebreeuwsch- niet op de School te laten leeren , maar hem daar in zelf te onderwijzen, woonde hij ook ten dien einde toen reeds eenige Gollegiën van zijn' Vader bij. — Hij prijst zeer het onderwijs in de Godgeleerdheid en Wijsgcerte van s. j. baumgarten. Het meeste nut echter, zegt hij getrokken te hebben, uit de lesfen , in de laatfte anderhalf jaar, in de bevende clasfe, bij gold hagen, die als R.edtor te Migdeburg overleden is. Hier moest hij dikwerf redentwtsten, kreeg daar door eene bijzondere vaardigheid in het Latijn, en leerde geregeld denken.' — Om Paasfchen van het jaar 1733 kwam hij op de Hooge School te le. Zijn Vader gaf hem aanftonds de bovennatuurkun-' de van wolff in handen, hij las dit boek met zeer veele oplettendheid, maar vond over het geheel weinig finaak in hetzelve; doch. lag zich met zoo veel te meer ijver op de Wiskunde toe. — De Gefchiedenis echter was zijne geliefkoosde Studie, hoewel hij geen voor hem voldoenend onderwijs in dezelve, toen ter tijd, kon erlangen, gelijk ook niet in het Grieksch, In de Oosterfche Taaien was zijn Vader zijn eenige Leermeester, gelijk in de Godgeleerdheid en Wijsbegeerte baumgarten; in de Kerkelijke Gefchiedenisfen hoorde hij knapp, in wiens manier van onderwijs hij zeer veel genoegen vondt. Uit deze opgaaf, en het geen 'er m. verder bijvoegt, kunnen wij opmaken, dat zijn eerst genoten onderwijs voor hem niet zeer gelukkig, en Halle toenmaals de beste plaats niet was tot de Letterkundige opvoeding van eenen Geleerden. Wanneer wij bij deze zijne eerfte vorming vergelijken, het geen hij naderhand geworden is , moeten wij erkennen , dat 'er in het letterkundige eene geheele omwenteling bij hem ontltaan is. In den jaare 1739 ftelde zijn Vader hem voor? 'on* te  3^ j. D. h assenkamp te promoveeren,, en eenen aanvang te maken met hii geven van lesten. Hij verdeedigde ten dien einde, onder voorzitting van zijnen Vader, eene Verhandeling over de Oudheid der Hebreeüwfche Vokaalen, en kort daar na in 1740 eene Verhandeling als Voorzitter over Pf. XXII: 17. Ook maakte hij in dat zelfde jaar een begin met het geven van lesfen , waar in hij gelukkig Haagde; — D«t.< met het volgende jaar moest hij dit werk ftaakcn, door dien zijne Reis na Engetand'tozn opkwam. In zijne reize derwaards door Holland, leerde hij den Grooten schul tens kennen, en in Engeland zelve had hij zeer veele genoegens, en decdt'danr veele nieuwe denkbeelden op: vooral ook in de Godgeleerdheid ; fchoon hij (naderhand tot zijn fpijt) verzuimde kennis met lowth, en het regte gebruik van de zoo beroemde Bodlejaanfehe Bibliotheek, te maken. Bij zijne wederkomst te' Halle, in 1742, begon hij terftond Collegïèn te houden , zoo wel over den Bijbel, en de Sijrifche en Chaldeeuwfche Taaien , als over de Natuurlijke Historie, en Latijnfche Schrijvers. Ook betrad hij in dien tijd dikwijls den kanfel, waar aan hij in Engeland was gewend geworden, en nam doorgaands den post van zijn' Vader , als Bibliothecaris der Akademie-Boekerij waar. Hij hieldt zijne lesfen met veele toejuiching; Door munchhausen na Göttingen beroepen, vertrok hij in het najaar van 1745 derwaards, eerst was hij Leiior of bijzonder Onderwijzer, dan in den jaare 1746 werdt hij buitengewoon, en in 1750 gewoon Hoogleeraar, beide kceren in de Wijsbegeerte. En fchoon hij wel onderwijs in de Qosterfche Taaien gaf, heeft hij echter nooit den eertijtel van Hoogleeraar in dézelve gehad. — Hier wierden haller, segner en geszner zijne vrienden. Ia 1751 werdt hij op begeerte des Eerflen Secretaris van de toen opgerichte Maatfchappij der Wetenfchappen te Göttingen £ Medefchrijver en Opziener van de GSttinger Anzeigen, doch legde in 1770 beide deze posten neder, en verliet tevens als gewoon Lid de Maatfchappij. — In den jaare 1761 kreeg hij den tiitel van Hofraad. Van Bladz. 50 — 64 fpreekt m. van bijzondere om-' Handigheden, welke Hannover , Göttingen en hem, in den zevenjaarigen Oorlog, in 't bijzonder betreffen * doch welke bij hem zeiven moeten gelezen worden. Ver-  iJJDft. TOT DE LEVENSGESCH. ENZ. V. J. 9. MICHAeLIS. 33 Vervolgends bepaalt bij zich tot zijne bijzondere omHandigheden, als Hoogkersiar van de Hooge School te Göttingen, en de bijzondere betrekkingen, waar in hij van tot tijd geraakt is, doch welke niet wel een uittrekfel dulden, maar die der lezing ten hoogften waardig zijn. Men zal 'er overal den werkzamen en diepdenkenden Geleerden aantreffen, die met eene onvermoeide vlijt bezig is, om alles, wat tot uitbreiding van wezenlijke kunde en verlichting dienstig is, of ftrekken kan, bij de hand te nemen, en daar toe bevorderlijk te zijn: terwijl men hier en daar eene opheiderende aanteekening van den Verzamelaar en VertaaJer aantreft, ■ - Het Tweede Stuk van schulz is ontleend uit het flot van het Derde Stuk zijner Aanmerkingen en Bedenkingen op de Bijbelvertaaling en bijgevoegde Aanmerkingen van m. , en heeft ten Opfchrift: j. d. michaElis gefihetst als Letterkundige. Wij ontmoeten in hetzelve verfcheidene bijzonderheden het houden der Collegiën, en de Uitgaaf der Schriften van dezen Grooten Man betreffende. — Hij fpreekt zeer veel tot zijn' lof, maar ook veel tot zijn nadeel, en daar het den Burger 9. voorkomt, dat in het geheele Stuk met verheffing van w. fchijnt gefproken te worden, om hem telkens weder zoo veel te dieper te doen daalen, heeft hij nu eu dan eene aanmerking op de gezegden van schulz gemaakt, welke over het geheel vrij bondig zijn. ■ Eene bijzonderheid, misfehien niet algemeen bekend, willen wij onze Lezers mededeelen, naamlijk, „ dat," gelijk schulz zegt, „ lessing de man is, die „ m. het eerst op het denkbeeld bragt, om eene Ver„ taaling van den Bijbel te vervaardigen, en de Aanmerkingen, op dien voet ingericht, 'er bij te voegen. — Ik ben 'er tegenwoordig geweest, toen de„ ze twee Groote Mannen met eikander op het Sm„ deervertrek van m. over dit onderwerp handelden; ik „ kan mij nog zeer wel te binnen brengen, welken in„ vloed de fchertzende aanmerking van lessing, dat „ de Christenen zoo weinig gewaar wierden, en dus " % .vyeinig nut konden trekken van den arbeid der „ Schnftüitleggercn , naar dien deze, 't geen zij op hunne „ Studeerkamer ontdekten, niet dan in de gehoorzaalen „ of ook in Latijnfche Schriften bekend maakten, op m. VAD. BIEL. VIII, DEEL. NO. I. C hadtj  J. d, hassehkamp 4, hadt; van dit oogenblik af aan was zijn geheele ziel vol van dit ontwerp , om eene verftaanbaare vertaa- ling van den Bijbel voor het algemeen te leveren." Het Derde Stuk is ontleend uit het elfde Stuk van het Journal von und für Deutschland, en behelst, buiten het geen eichhorn en heijne gezegd -hebben, weinig bijzonders. Het Vierde en laatfte Stuk van heijne is ontleend uit het Tiende Deel der Commemationum Societatis regies Scientiarum Gottingenfls , clasfis hiftorica et philafogicce. Hij bepaalt zich in het bijzonder tot de G'óttingfche Sociëteit der fVetenfchappen, de betrekking, welke ju. tot dezelve gehad, het legaat het geen hij bij uitérfte wil aan dezelve gemaakt heeft, enz. doch in welke bijzonderheden wij ons niet kunnen inlaten. - - Hij vergeet echter niet, in weinige, maar zeer krachtige bewoordingen, van hem als Geleerden, ie gewagen. ,, In waarheid," zegt hij onder anderen, ,, de uitmuntendfte hoedanigheden verëenigden zich in „ zijn perfoon : hij bezat een fchrander vrugtbaar en 9, fcherpzinnig verdand; hier mede paarde hij eene j, uitmuntende bekwaamheid , om zich kundigheden s, eigen te maken , welke in een of ander opzicht , eenige onderlinge overeenkomst hadde, en zich daar van naar welgevallen in die wetenfehap, welke hij „ voornaamlijk beoefende , te bedienen: voeg hier bij „ een fijn oordeel, eene buitengemeene vlugheid van 9, geest, en eene onvermoeide werkzaamheid : eindelijk werdt dit alles niet weinig verhoogd door de uitge„ breidde kundigheden, die hij aanvanklijk in zijne „ jeugd, doch voornaamlijk in zijn mannelijken en grij„ zen ouderdom, zoo uit den arbeid zijner tijdgeno„ ten, als door eigen ondervinding en aanhoudende „ oefeningen had opgezameld," — En een weinig verder. ,, Moest hij al in de Griekfche en Romeinfche letterkunde voor een ernesti en gesnerus, in „ de Godgeleerdheid, Kerk-gefchiedenis en uitgebreide belezenheid voor een mosheim wijken, hij over„ trof de eerden in dereote kennis en behandeling der gefchiedenisfen, den laatden in taal en uitlegkunde, ,, — Hij legde zich voornaamlijk met ernst toe, om dé verfchillende geaardheid en zeden der menfchen, ,, zoo wel als den onderfcheiden uitvvendigen toedand „ der landen en derzclver lotgevallen te leeren kennen, en  STJDR. TOT DE LEVENSGESCH. ENZ. V.J. D. MICHACLIS. 3f> „ en hier leerde hij, dat tot de uitlegging der H. boe„ ken, gefcbreven in aloude en. onderfcheiden tijden, 5, rnen voornaamlijk in de aardrijks- natuur- en ftaatkun,, de moest bedreven zijn. Hier van overtuigd , en ft, ziende, welk een licht hier door over de heilige boe„ ken verfpreid werdt, te meer, toen hij de ftudie der ,, Hebreeuwfche Taal had leeren regelen volgends den „ trant, waarop ernesti en gesnerus in het „ behandelen der Romeinfche en Grieklche Schrijveren B, te werk gingen, door het fpraakgebruik altijd in aan„ merking te nemen, en op den voorgang van schül,, tens de verwandte tongvallen bij de Hebreeuwfche „ taal te hulp te roepen; wat wonder was het dan, fl, dat hij in het verklaaren der Oosterfche taaien, en ,, in het verklaaren van de heilige boeken der Jooden, „ een geheel nieuw pad betredende, alle overigen, wel9, ke voorheen zich in die zelfde loopbaan begeven had9, den, in een verren afftand achter zich liet, tot dat ,, weder andere in zijne voetftappen tredende, het zelfde pad bewandelden." Wij belooven ons, met den Burger bee.ts, van dit Werk, dat het den geenen belangrijk zijn zal, die de Schriften van u. hebben leeren kennen. En wenfehen, dat het vooral bij zulken, die zich opzetlijk op de Wetenfehappen toe leggen, eenen edelen naijver zal verwekken, om eens voor hun Vaderland te worden, het geen deze groote man voor het zijne was! Reize van den jongen anacharsis, door Griekenland, uit het Fransch van den Abt rarthelemij , door M. stuart. Eerfte Deel. Te Amfterdam, bij J. Allart, 1794. 386 Bladz. In gr. Oftavo. De prijs is f 3 - 12 - ■: TJet Werk, waar van wij hier verflag doen, is, zoo J- * veel wij weten , eenig in zijn foort. Het behelst een volledig bericht van de gefchiedenisfen, wetenfehappen, en zeden van Griekenland, in den vorm van eene Reisbefchrijving. Om zoodanig een Werk tc kunnen fchnjvcn, moet men alles uit de Ouden en uit lateren met ongelooflijken arbeid, hebben bijeen verzameld, wat hier aan eenig licht kan geven. Men moet in Griekenland zoo wel bekend wezen, als in zijne eigen geboortefiad;  35 A r t k E l E m Ij en men moet, nog daar en boven, alle de talenten bezitten , die 'er gevorderd worden, om al dien voorraad in eene welverdichte reisbefchrijving, elk Huk op zijne regte plaats , gepast te gebruiken en daar van een geheel te maken , dat niet alleen wel is famengevoegd, maar dat voor den Lezer bevalligheid en aanlokkelijkheid heeft. Zoodanig een Werk kan ongetwijfeld zijne groote nuttigheid hebben. Lieden, wier beftemmiug niet meêbrengt in dit vak eene grondige geleerdheid op te famelen , kunnen uit zulk een boek , op een gemaklijke en aangename wijze , alles weten , wat voor hun van dit beroemde Volk van belang is, zonder dat zij noodig hebben, zich met het doorworfielen van drooge en verdrietige fchriften over dit onderwerp te vermoeien; en zij die 'er meer van weten moeten, krijgen door hetzelve eene gemaklijke aanwijzing van den weg, dien zij moeten inflaan en van de middelen die zij moeten gebruiken. Tot zulk een werk was de Abt b art hele mij de j-egte man. Grijs geworden in het onderzoek van alles, wat tot de oude Volken betrekking had , had hij daar toe in het refultaat van eenen dertigjarigen arbeid eenen onmeetbaren voorraad voorhanden, en dat het hem nog piet ontbrak aan levendigheid van verbeelding, om zulk eene reis te verdichten, en aan fchoonheid van flijl om dezelve bevallig te boek te Hellen, daarvan moet het Werk zelf getuigen. Men zal zich ook in de verwachting, die men van de voortrcflijkheid dezer Overzetting, uit den geroemden naam van den Vertaaler had opgevat niet bedrogen vinden : hij geeft ook met zedigheid van ter zijde te kennen , dat hij de aanhalingen der Schrijveren die hier ontelbaar zijn, naauwkeurig heeft nagezien: een zwaare arbeid zeker waar voor hem veel dank toekomt. De geleerde Abt doet den jongen anacharsis, een jongman uit Scijtie, de reis door Griekenland ondernemen, eenige jaaren voor de geboorte van alexander den grooten : een tijdvak dat uitnemend gefchikt is tot het bedoeld oogmerk, daar het den onderHelden reiziger gelegenheid geeft , om veele beroemde Grieken Zelf te kennen, of berichten van hun te ontvangen, uit den mond van zulken die hen gekend hadden; en hem oog-  ueize VAN DEN JONGEN anachausis. 57 ooggetuige maakt van de groote revolutie, die den (laat van dat land geheel veranderde. Dit eerfte Deel is eene inleiding tot de rcize van a. zelve. Het behelst een Jtort begrip van de Griekfche Historie van de oudfle tijden af, tot de verovering van Athenen, vierhonderd en vier jaaren voor onze gewoone tijdrekening. Deze gefchiedenis is hier in twee tijdvakken verdeelt: het eerfte loopt voort van den tijd van phoroneus en cecrops, tot de -eertte Olijmpiade. Het tweede begint aldaar en wordt met de verovering van Athenen door de Lacedemoniërs befloten. Vooral houdt zich de Schrijver bezig, met het geene Athenen raakt. Hij waarfchuwt den Lezer , dat hij de waare feiten en, fabelachtige verhalen even zoo onder een vermengt, als zij in de oude overlevering voorkomen ; en men zal gaarn erkennen , dat daar voor zeer gewigtige redenen zijn. Ook zal men, bij het lezen van den Abt, gantsch andere denkbeelden van veele Hukken, uit de fabelëemv der Grieken opdoen, dan of men die elders gelezen had. Hij befchouwt alles met een wijsgecrig oog , en fpeurt alömme de bronnen na, van het zonderlinge, en wonderbare , dat ons van die tijden bericht wordt. Dit gefchiedt op zulk eene eenvoudige en natuurlijke wijze , d;it men den Schrijver aanftonds gereedelijk bijvalf, en men is fomtijds verwonderd, dat men niet zelf voorlang tot het zelfde denkbeeld gekomen is. De tweede afdeeüng , die met de eerfte Olijmpiade begint, heeft wederom drie deelen. Het eerfte vervat de eeuw van solon; het tweede die van thejhstocles, en aristides ; en het derde die van pericles. Bijzondere (laaien kunnen wij van dit Werk niet opgeven. Uit eenen enkelen brok kan men van het geheel niet oordeelen. Men leze het uitmuntend Werk zelf, eu wij twijfelen niet, of het zal veelen even eens gaan, als het ons ging. Zij zullen 'er niet dan met moeite uitfeheiden. Zulk een boek is onöntbeerbnar, niet alleen voor jonge lieden , die eene geleerde opvoeding genieten: maar al wie lust naar wetenfehap heeft, en inzonderheid, die zoet is op de nuttige kennis van 't geene 'er in vroeger eeuwen onder befehaafde Volken gebeurt is, vooral betreffende de Wetgevers en Wetten, en van vrije Srnaten die naar dezelve beftierd zijn, kan dit Boek niet misfen. Zeer wel zullen veele van onze jonge lieden doen,wanneer zij veele van de tegenwoordige zooC 3 ge-  35 c. D. EB e l I n G genoemde Werkjens van fmaak, die den fmaak van onzen tijd zoo droevig bederven, aan een zij muiten, en een Werk als dit is , met gretigheid lezen, en Veele maaien herlezen. Men heeft bij dit Werk eene uitnemende Kaart van Griekenland, en fchetfen van piaatfen en gevechten die vermaard zijn in de Griekfcbe Historie. Van de volgende Deelen hoopcn wij in het vervol0, nader te fpreken. Aardrijkskundige Befchrijving en Gefchledenis van Amerika. De Verëenigde Staaten van Noord- Amerika, lijzonder New-Hampfhire, door c. d. ebeling, Hoogleeraar in de Gefchledkunde en Griekfche Taal aan het Gijmnaftum te Hamburg. Vermeerderd en verbeterd, met aanmerklijke Bijroegzels fchriftiijk door den Autheur medegedeeld. Uit het Hoogdultsch vertaald door ij. van hamelsveld. Eerfte Deel. Te Haarlem, bij F. Bohn, 1794. Behalven het Voorwerk 154 Bladz. In gr. Svo. De prijs ts fi-xa-z I_Tet is ons een genoegen, dat wij, bij dezen, den -» aanvang van een belangrijk Werk aankondigen mogen, met het welk de arbeidzame van hamelsvel» aan onze Landgenoten een aangenaam en tevens gewigtig gefchcr.k doet, en waar voor men aan den Profesfor e beling groote verph'gting heeft. — Deze Schrijver heeft geene mindere bedoeling , dan eene volledige Aardrijksbeschrijving van Amerika, als een vervolg en voltooijing van het onfehatbaar Werk van den in het vak van Aardrijkskunde te recht vermaarden buschjkg, te ondernemen , en hetzelve te beginnen met eene naauwkeurige befchrijving van de XIII Verëenigde Staaten van Amerika, eene onderneming, waar voorde geleerde Schrijver alszins blijken geeft, opgewaslen te zijn, zoo zelfs, dat de geleerde Schrijvers der Göttingfche Anzelgen. 'er dit getuigenis van geven: ,, Dit 5, Werk, gefchikt tot een vervolg op de Geographie „ van busching, overtreft, oneindig, al wat over ditzelfde onderwerp tot hier toe het licht ziet. De verftandige nanrfpooringen van den Schrijver en de „ keuze der ftoffe verdienen, de ëéne zoo wel als de „ andere, allen lof." — Dit getuigenis, twijfelen wij niet,  aardrtjksk. beschr. en geschieden. van amerika. 39 niet of zal waar bevonden en toegeftemd worden van allen' die zich verledigen, tot het lezen en nagaan van dit Werk, welks Vertaaling het oorfpronglijke, ten opzichte van de inwendige waarde, overtreft, door dien de Schrijver verfcheidenen bijvoegfelen , veranderingen en verbeteringen van hetzelve fchriftelijk heeft medegedeeld, waar van in de Vertaaling naauwkeurig gebruik is gemaakt. _ _ _ Terwijl het plan van den Profesfor ebeling is, om eene volledige Aardrijksbefchrijving van Amerika te geven ontvangen wij in dit eerfte Deel, bij voorraad, die van éénen der XIII Amerikaanfche Staaten, te weten New-Hampfhlre, benevens eene Inleiding, welke van''Nieuw - Engeland in 't gemeen handelt. Misfchien zal de Lezer fchroomen voor eene al te groote vermenigvuldiging van Boekdeelen, wanneer hij, bij den eerden opflag, ziet, dat in dit Eerfte Stuk, niet meet dan één van de XIII Amerikaanfche Staaten befchreven is doch, de Schrijver bericht ons in de Voorreden, dat in het vervolg, geene Gefchiedenis, zelfs die van Penfjhanië en Virgimè niet, zoo wijdlopig wordt — en dat' de Geographie van veele Staaten , als Lonnecticut, Rhode-Island, Vermant, New-Jerfelj, Delaware, Kentuckij, Noord- Karolina, en Geörgid, zoo wel op zich zelve, als wegens de zeldzamer hulpmiddelen, yer of na zoo rijk niet is van inhoud. Verders, verfchoont de Schrijver in de Voorreden de uitvoerigheid zijner behandeling met zoodanige gronden, als voldoen zullen aan elk eenen, die den aart van het onderwerp behoorlijk in overweging neemt Wat de wijze van uitvoering betreft; de Schrijver geeft telkens aan het hoofd van elke bijzondere afdeeling de Bronnen en Landkaarten op, welke hem de bouwftoffen tot zijne onderneming hebben aan de hand gegeven, vervolgends fpreekt hij tot eene Inleiding van Nieuw-Engeland , onder de volgende verdeelingen, 1. Oorfprong en uitgeftrekfheid van den naam ; 1. Grootte; 3. Luchtsgefteldheid; 4. Gefteldheid van dén grond; 5. Water; 6. Producten; 7. Land- en Akkerbouw; 8. Wilde dieren; 9. Visfchen en visfcherijën; 10. Inwooners; ia'. Godsdienst en Wetenfchappen; 12. Regeeringsvorm; 13. Manufadtuuren en Koophandel; 14 Gefchiedenis. Daar op volgt; in het bijzonder de Staat New-hampC 4 fhi*  4° tegenwoordige staat fhire, in de volgende twintig Paragraphcn of verdeehngen befchrëven, als: deszelfs Ligging en Grootte CHmaat en Luchtsgefteldheid, Geueldheid van den Grond, Waters, Producten, uit het Steenenrijk cn Plantenrijk, Landbouw, Dierenrijk, Zoogende 'die'reu en Vogels, tamme Beesten en Veeteelt, Visfchen en Visfchcnjën, Amphibiën, Infeöen., en Wormen, Inwooners, Regeering, Krijgswezen, Staat van den Godsdienst, School -inrichtingen cn Geleerdheid, Handwerken en Manufacturen, Koophandel, Plaatsbefchriiviii"en Gefchiedenis. ö* Onze Lezers begrijpen ligtelijk, dat een Werk vandeze natuur voor geene Uittrekfels vatbaar is, dus moeten wij hen tot het Werk zelve verzenden het welk wij, met alle ruimte voor de liefhebbers' van Aardrijk-, en Volkenkunde, Natuurlijke Gefchiedenisfen, Staat van Koophandel, en Historiën, alle welke kundigheden bij Noord-Amerika zoo veel belancr hebben , kunnen aanprijzen , en hetwelk de bezitters van buschings Geographie niet ontbeeren kunnen. Tegenwoordige Staat der Verëenigde Nederlanden. Eenen- twintigfte Deels Tweede Stuk, vervattende het Vervolg der Befchrijving van Stad en Linde Te Amfterdam, hij], de Groot, G. Wam ars, enz. 1794. sop Bladz. In gr. OStave. De prijs is f 1 - 16 - : Tn het Eerfte Stuk de Befchrijving der Stad Gronin-1- gen, en wat daar toe behoort, afgehandeld zijnde, zoo behelst dit Tweede die der Ommelanden, en het geen daar toe betreklijk is, en is dus een vervol^ van het voorgaande- Het is ons in de doorlezing voorgekomen, dat wij" 'er het zelfde loflijk getuigenis van kunnen geven en het aan onze Lezers aanprijzen , als zijnde in de befchrijvingen en aanwijzingen zeer naauwkeurig, zoo dat het met veel vrucht zal kunnen gebruikt worden. — Hetzelve begint met het Derde Hoofdftuk: behelzende de befchrijving der Ommelanden, in het bijzonder van derzelver Regeering, beftaande uit Jonkeren, Hoofdlingen, Eigenèrfden en Volmagten, oude verdeeling in Onderkwartieren, Oppermagtige rechten, Monster Heeren, Arbiters, Gekommitteerde Raaden. Hier wordt  DER VERCENIGDE NÈ DE R L AN D ï Nl 41 wordt dus van de Oude en Nieuwe Rcgcering, en derzelver onderfcheidene Leden gehandeld $ zoo als dezelve tot de onlangs voorgevallene Revolutie heeft plaats gehad. Vermits dezelve nu daar door van zelfs vervallen en vernietigd is, oordeelen wij ons daar bij niet te moeten ophouden, maar merken flegts aan, dat men uit hetzelve zal zien , hoe ook hier overal misbruiken in de Regcering ingeflopen waren, die niet alleen verbetering, maar een grondwettig herftel noodig hadden; en wij .hoopen , dat de inwooners der Ommelanden van hunne thands verkregene rechten en vrijheden een verdandig gebruik zullen weten te maken. Vierde Hoofdftukt behelzende de befchrijving der drie Onderkwartieren in de Ommelanden, ah Hunzingo, 77velgo, en 'f Westerkwartier, beneffens de Eilanden. Wordende ons van dit alles, als tnede van de onderfcheidene plaatfen en dorpen , welke in deze Kwartieren gevonden worden, eene naauwkeurige befchrijving gegeven, welke men met genoegen lezen zal. — Gelijk ook in het Vijfde of laatfte Hoofd/luk, de befchrijving der Heerlijkheid Westerwolde , behelzende deszelfs grenzen; rivieren; grondsgeftsldheid; naams'èorfprong; histqrie; onderzoek over het leen van Westerwolde; opvolging der Leenmannen in hetzelve; befchouwing van het rechtswezen aldaar, oudtijds, en hedendaags; van het Paglgerlgt; van den Kerk/laat; en befchrijving der dorpen. In dit Stuk vinden wij déne Plaat verbeeldende Appingadam, agter hetzelve een gezicht van het Nieuwe Stadhuis te Groningen, en een Register op de beide Stukken. Tot eene proeve diene eene verkorte opgaaf van het zoo even gemelde Applngadam. ,, Deze plaats," zegt de Schrijver, ,, door welke" „ het Damftcrdiep naar Delfzijl loopt, is na Grontn,, gen de volkrijklte van dit geheele gewest, en heeft ,, ook de gedaante eener ftad of groot vlek. Van dat „ alhier, bevorens men te Delfzijl de zeefluizen aan,, gelegd had, in den tak der Fivel eene dam ter ftui,, ting der vloeden was, heeft zij den naam van Dam; ,, en naar de gisfing van alti?«g den vollen naam ,, van Applngadam, van een uitgeftorven, alhier wooh„ agtig, adelijk geflagt avpinga. (*) Waar- (*) harkenroth, Oostfr. Oorfp. Bladz. ic2. lelde het af C 5 van  4a tegenw. staat der verSenigde Nederlanden. „ W'aarfchijnlijk is deze plaats opgekomen na de toe* 3, fiijking der Wester-Emder haven, zoo dat menco „ op het jaar 1254 aantekent, dat faaare kerk reeds „ met eenen toren en een rond dak praalde. Zedert „ groeide haar vermogen dermaate aan, dat ze eigene (tedegerechtigheden verkreeg; welke ten jaare 1327 „ bij de Upftalsboom bevestigd zijn, en bekend liaan „ in den Dam (Ier buurbrief. „ Wegens haare gelegenheid in de nabijheid van den mond van den Eems, wierd zij ook naderhand met „ vestingwerken voorzien; en leed veel in de binnen„ landfche onlusten ten tijde der Saxifche Vorsten. „ De grootfte ramp onderging zij ten jaare 1514, wan* ,, neer de Hertog geors van Saxen haar Itormender„ band innam, en genoegzaam uitmoorden en plunde* „ ren liet. Maar haar geheele ramp was befchooren in «» 1536, na dat schenk van tautenbürg, haar „ op den Gelderschman veroverd had: want de Konin* „ nlnginne maria wilde haar volkomen ten gronde ,, (legren. Op fterke voorbidding bleef dit wel agter, maar de ftadsmuuren moesten afgebroken worden; „ ook is het zedert een open vlek gebleven. „ Daar deze plaats doorfneden wordt door het Dam„ fterdiep , en nabij Delfzijl ligt, is zij gefchikt voor ,, verfcheidene trafijken; hoewel anders de handel, die hier gedreven wordt, niet zeer aanmerkelijk is, uit* genomen de jaarlijkfche paardemarkten, die beroemd ,, zijn om het groot aantal van paarden , het welk 'er „ van wijd en zijd aangebragt en verkogr wordt. " enz. van een hier zijnd Watertje, de Apt genoemd, dus zoo veel, als de dam in den Apt. Republikeinsch Speelreisje van Frankrijk naar Holland door den Burger g. paape. Eerfte Stukjen. Te 7sHertogenbosch, bij de Wed. C. A. Vieweg en Zoon, en te Amjlerdam, bij A. B. Saakes, 1795. 80 Bladz. In gr. Oclavo. De prijs is f: - 12 - : T>e Burger paape met fommige andere uitgewekenen in Requifitie gefield, om het Hoofdkwartier van den Generaal daendels, in deszelfs togt na Holland, te verzeilen, begint in dit Eerfte Stukjen, in BrieVen aan eene Vriendin, een verhaal van zijne Reis, eu „ver-  6. PAAPE , REPUBL. SPEELR. V. VRANKR. NAAR HOLLAND. 43 verfchillende ontmoetingen op dezelve , te maken. Het welk, hoewel hier en daar kort en afgebroken, echter in een uur van uitfpanning, uit hoofde van deze en geene bijzonderheden, met genoegen zal kunnen gelezen worden. — Zie hier de rcquilitie zelve: Het Leger van het Noorden. Evengelijkheid. Vrijheid. Hoofdquartier te Oostende. Den 17 Thermidor. Het tweede jaar der Franfche Republiek. De Volkvertegenwoordiger , bij het leger van het Noorden, la combe st. miciiel, eischt van de burgers joost vrijdag, dirk speeleveld en gerrit paape, woonagtig te Duinkerken en te Grevelingen, dat zij, op morgen, den 18 deezes, zich alhier vervoegen zullen bij het Hoofdquartier. De Generaal der Brigade daendels. Op order van den Volkvertegenwoordiger. ,, Aangenaam bevel!" zegt p. „ geroepen om mijn verdrukt Vaderland te zien herlteilen, om 'er een „ van de eerften zegevierende binnen te treeden , en „ om, na eene zevenjaarige afwezigheid, mijne bloed,, verwanten; mijne vrienden, — en u — te omhelzen; „ aan mijnen boezem te drukken; om 'er dat geluk te ,, fmaaken, dat ik reeds onhcrftelbaar verlooren dagt te zijn!... welk een ogenblik was dit voor mij. Ik ,, fmeet de pen neder, pakte mijn fchrijverij bij elkan„ der, terwijl de traanen van onbelchrijflijk genoegen „ mij uit de oogen fprongen." enz. Agtervolgends deze requifitie ging dan de Burger p. op reis, verfameld op dezelve zijné aanmerkingen, en deelt verfcheidene belangrijke bijzonderheden mede, welke der lezing waardig zijn. Inzonderheid fpreekt hij met den grootften lof van den Generaal daendels, als die met eenen onvermoeiden ijver werkzaam was, om met luister den hem toevertrouwden post te bckleeden. Verfcheidene Steden en plaatfen van Brabant! , waar de ijzelijklte verwoestingen van den allesvernielenden oorlog nog zigtbaar waren, doorgetrokken zijnde, nadert de Burger p. allengskens zijn Vaderland , en ziet hier de gevoelens, welke hem toen bezielden. „ Het nieuw Capucijnen Klooster bij Merfel verlaten „ hebbende, Hapte ik," zegt p. „ den weg op naar „ de  44 CU PAAPE , REPUBL. SPEELR. V. VRANKR. NAAR HOLLAND. de fcheidpaal, die Braband van mijn gewezen Vader„ land fcheidt. En vroeg ik mij zelve, met welk een ,, hart ga ik daar heen? Indien de Franfchen zegepra„ len; indien zij mij brengen daar, - waar wraakgie„ rige vijanden mij, onverdiend en onfchuldig verdre„ ven hebben, — indien het in mijn magt zal ftaan, „ om hen dien mij aangedaane» hoon, dat veröirzaaki, te leed, die berokkende rampen, met dubbelen woe„ ker betaald te zetten, zal ik dan laag genoeg van ziel „ weezen, om hunner gelijk te worden? Zal ik dan „ even gelijk zij waren, toen zij de overhand hadden' „ barbaarsch genoeg zijn, om een vijand, die, zieltogende, aan mijne voeten in't ftof legt, den verplette* ,, renden voet op het fidderende hart te zetten? iN'een ■ „ neen! eer dit gebcure wil ik liever God vuuriglijk „ fmeeken, dat zijn blikfem mij wegda , alvoorens ik „ dien fcheidpaal voorbij treede, ik ben een Patriot, „ en het voegt mij grooter te zijn, dan deze mijne w' ,, hartige vijanden! Ik moet mij wreeken; maar op eene „ edele wijze, die oneindig verre boven hun bereik is.1' Hier en daar heeft de Burger p. een versje ingelascht, welke op zijn voorhanden zijnde onderwerp meer of min toepaslijk is. Ziet hier eenen tot eene proeve. „ Op de ontmoeting van Vrienden, welken ik nimmer gedagt had weder te zien. Vriendfchap! hoogst geluk van 't leeven ; Gewis men kent uw waarde niet, ,Voor dat men, fel vervolgd, verbannen, weggedreven, Na jaaren ballingfchap, zijn vrienden wederziet. Wie weet mijn blijdfehap uittedrukken ? Wie fchetst de wellust van mijn ziel ? Wie anders dan de vriend, beproefd door ongelukken, Wien, op het onverwngtst, een vriend in de armen viel. Gij broederhaaters! gij Tijrannen! Die menschlijkheid noch vriendfchap duld; Die 't mij ten kwaade dagt; de vrugt van uw verbannen, Is loutre zaligheid, die gansch mijn hart vervult. Op elke trede ontmoet ik vrinden , Voor eeuwig reeds vaarwel gezeid! Vriendin, welk oogenblik, als ik ook u znl vinden; Ach} wagt mij, — groote God; — zo groot een zaligheid?" Hand-  J, V. WIN TERSHOVEN, HANDBOEK VOOR TUINIERS. 45 Handboek voor Li-fhebbcrs van vreemde plantzoenen en Tuiriers of aanleiding tot de kennis f var, alle tn ep uitlandfche boom n en heesters, w Ike b.j ons in de opene lucht kunne; gekweekt worden. Naar de nieuwfie Berichten uit het Hoogdnitsch famengefieid door j. b. va* wintershoven, Te Utrecht, bij G T, van Paddenburg en Zoon, 1795. Behalven het Foorwerk en de. bladwijzers van Engelfche, Franje he, Hoog- en ÏVederduit/'c/ie benamingen, 520 Bladz. Ia gr. Octavo. De prijs is f 3 - : - : De franak voor het aanleggen van zoo genasmde Engelfche of Chineefche Tuinen en Bosfchen, van Amerikaanfche en an« dere boomen en heesters, welke thands in orts Vaderland heerschc, en fteeds algemeener wordt, bewoog den nijveren en arbeidzamen Burger j. is. van winters hoven, om den aanleggeren van dergelijke partijen, Uoomkweekers, Bloemisten, en andere Liefhebbers in het bepaalen hunner keuze ter beplanting van diergelijfce Tuinen, door het uitgeven van een gefchikt Handboek, behulpzaam te zijn. Hier toe onder de dus verre uitgegevene en hem bekende Werken geen vindende, 't welk hem zijn oogmerk kunde doen bereiken, beproefde hij om zelf een zoodanig Haridboek famen te (lellen. Dan de veelvuldige zwarigheden, welke zich hier in voor hem opdeeden, noodzaakten hem in 't eerst den arbeid ftaaken, en bijna van ziin reeds ontworpen plan af te zien. Een zoodanig Handboek vervolgends in de Hoogduitfche taal ten vooifchijn komende, en hem door eenen zijner vrienden ijic Duitscbland toegezonden zijnde, beving hem op nieuw de lust, na alvoorens de raadgevingen van een hem bekend Hoogleeranr in d»e Kruidkunde zich ten mute gemaakt te hebben, om door de vertaaling van hetzelve, met bijvoeging van zoodanige vermeerderingen, en het maken van zulke veranderingen, als voor onze luchtttréek nuttig en noodig waren, zijn eens ontworpen plan dadelijk ter uitvoer te brengen. Om onze Lezers eene kleine proef te geven van de wijze, op welke de Schrijver zijn ontwerp behandelt, dient het^volgende uittrekfel, te vinden, bladz. 277. „ Linn. II. klasse, i. rang. I. olea Europca. Foliis lanccolatis. Linn. i. Cnmmon olive-tree with /mal oblong fruit, Olivier Pichaline. Europaifcher Oelbaum. Europifche Olijfboom. Groeiplaats, het Zuidelijke fan Europa, Spanje, Frankrijk en Italië. Grond, goed en luchtig. Fssrt-  40 J. V. WINTERSHOVEN, HAKflOEK VOOR TUINIERS», Foortteding, doorZasden, Afleggers, en Eu ten Zaadtn, eene langwerpige fmalla vrucht Buid, langacbtig, fpiMoeloopende, dik van famenltdünz Aart, houdt het niet uit in ouze luchtftreek Lniumn&" 1 [. .„.,, , 0LEA Europea Sijlvestris. Ja fiL ' ■ ^ fkaptd leaV"> white °» •* t°!1$£UVaSe ' ^ h frWm* 'oriacées & rdues Sjeri^^aum mit lede"rtigen Blattern. Wilde Olijfboom. fctó&ïïftg^ behaIve" dat de ™*te« ^iner, en I I T. olea Buxifolia, Box leaved Oltve-tree. Ohvicr è -'-uUle ie Buis. Buxbaumblattriger Oelbaum. Palmbladige Olijfboom. Foorttcehrg, door Stekken en Afleggers V^o&S Wd d£D ******* ™ bora *>*«■ Aart, is teder. J V. olea Hispanica. Spamsh Olive, with largs oval fruit, üliviér tTEspagre. Spanifcher Oelbaum. Spaanfche Olijfboom met ovaale vruchten; V. olea Americana. Foliis lanccolatis elüpticis. Linn. 3. American Olive-tree. Olivier d^/Jmérique. Americanifcher Oelbauin. Amerikaanfche Olijfboom. Groeiplaat, in 't wi:d van Florida en Carolina. Grond, niet te vochtig. Foortteding, door Zaaden, Afleggers en Stekken. Z«aden> m een bijna ovaale bezie, naar een Spreeuwen-ei gelijkende, van eene fchoone blaauwe kleur, met een waas overdekt. va^ïïenftdUnge.ir°1,d>laDea'gtiS' ™M gr0eD' V3SC en di<*< Groentijd, altoosdnurend. Grorit, twintig voet hoog. Aart, moet jong zijnde bedekt worden. De drie Bladwijzers, aan 't einde van 'c Werk gevonden worden-  LIJKREDEN OP DEN VERMOEDEL. DOOD, ENZ. 47 dende vergrooten de nuttigheid van hetzelve; dewijl men daar door,'als met een opflag van het oog, al dat geen kan naflaan waar'toe men onderrechting behoeft. Wij twijfelen niet of Liefhebbers van Gewasfen zullen m dit Werk overvloedig doffe, ter verzadiging van hunnen weetlust, ontmoeten: ten minden kunnen wij hen de doorbladering van hetzelve gereedelijk aanprijzen. JJjkreden op den vermoedclijken dood, van eenen weleer teer ., beroemden Franfche Kostfchoolhouder in verfcheide Steden van Nederland. Gevolgd van eene korte Levensfche,s vaa demelven; en twee Verhandelingen over de Opvieding van ie Jeugd. Voorgelezen in het Gcnootfchap te IVeesp, onder de Spreuk: Voor hetMenschdom. Alles bef hreeven en nagelaten , door ernst zei] de laar, laai st Kostfchoolhouder te IVeesp, en uitgegeven aoor eenen 'Jongeling. Alöm te bekomen. 172 Bladz. In gr. OSlavo. De prijs is f l • 5 - : Het eerde gedeelte van dit Werkjen behelst weinig of niets bijzonders voor den Lezer. — Het tweede, of de Verhandelingen over de Opvoeding, fchoon niets bevattende, het geen ook niet in andere gefchriften over dit onderwerp voorkomt, kunnen echter daarom met genoegen gelezen worden, om dat men daar in kortlijk en geregeld het voornaamtte bijeen vindt, het geen een verftandig Ouderwijzer der Jeugd behoort in acht te nemen. De verwoesting van de Stad Graave: of de verfchriklijke uitWerkfeh der Dmnglandij. Republikeinsch Treurfpel, in één Bedrijf; door den Burger g. paate Te 's H rtogenbosch, bij de Wed. C. A. Vieweg en Zoon. Te Tilburg, bij j. C. Vieweg, 1755. 31 Bladz. /« Octavo. De prijs is f: -4 -: De hardnekkige belegering , welke, in den jongden Oorlog, tusfehen de Franfchen (onze tegenwoordige Bondgenoten) en den gewezen Stadhouder met zijnen aanhang, veele Steden van ons Vaderland dreigde te verwoesten, trof bijzonder de Stad Graave, welke ongelukkig derk geuoeg was, om eenigen tijd, door haaren tegenftand, het voorig beduur gerust te dellen, en de kinderachtige verbeelding van het onnozel volk, door openbaare nieuwspapieren en bededonden opgewekt, te verfterken, dat deze Stad het onoverwinlijk bolwerk was, hetwelk men alleen kon naderen, om 'er voor verpletterd te worden, dat de uitkomst ondertusfehen geheel anders heeft bewezen, en veele ingezetenen de bevoegdheid nagelaten, om uit eigene ondervinding van rampen te kunnen fpreken, maar ook tevens van de bijzondere bewijzen eener weldaadige Voorzienigheid, welke hen niet alleen aan  48 C. PAAPS, DE VERWOESTING VAN DE STAD GRAAVE. aan het gevaar onttrok, maar zelfs den trenn™, • blijden dageraad veranderde, fcoedinteS^^J! Cen nis de Burger paape met dit Stukjen bSd hS S„ g ^ landgenoten af te maaien. J ?" voor zljn? Margareta en hen»r,na, beiden Dolers van ft bert der verwoesting ontkomen zijnde, zoekenfa de overga' ve der Stad , den ouden man , welken zij vreezen me^K' van zijnen Vader.e.inncrt, welke in de La Vendée w f omeeko rten, zoneter het hem hadt mogen gebeuren! het ovSot' van den ontzie den te vinden en hetzelve» ter aarderbSen • — het welk gelegenheid geeft, over de La Vendee tf fnre' ken a waar v endr,na wist, dat rolofs zich bevond? zS der taal noch teken van hem in langen tijd bekome te hebbenr waarop de Kranfché foldaat, een vertrouwd vriend van R ulo Fs geVertajnde, haar onderrecht, dat zij op zijne e ru^W niet meer moë« hopen, daar hij tegen de mui dingen hadt ^ flreedeu en n,et was weêrgekeerd, IIkndriNa, van deze ziic^ niets me,r verwachtende, zoekt haare zuster op , om gemeerichaphjk ce plaatsman haareu Vader op te fpooren er"eSÏ naricht hem aangaande te bekomen; terwijl de jonge krbgsman ha " e komst verbeidt, hoort hij het gekerm'van een' lijder " dien hij fpoedtg ontdelf, onder de puinhopen van eene ingeva lene wo mng begraven te zijn, en na eenige vruchteloze poogingen ein. dehjk opdelft. Deze GrijsSart. verneemt de overgave der Stad verhaak de jammeren en ongelukken, welke hij zelve hadt onder' vonden of anderen zien overkomen, ontdekkende zich ten iaatfte, egbert , de Vader van hendrira en makgaketai wezen welke hem de foldaat verzekert nog in leven te zijn, en belooft fpoedig van zijne verrijzenis kennis te geven , waarna de beide Jogters verfchijneu en onverwacht hnnneu Vader niet alleen, maar ook nutors wedervinden, die den dood ontkenen was; weke ge ukki^e uitkomst van zaken den ouden man dermaate verrukt, dat hij, te zwak om deze aandoeningen te kunnen wederltaan , zijn' dood voorfpelt , voor zijn uiteindiienorina en rplofs op hun voornemen, den iaatflen zegen geeft van zijne kinderen afleheid neemt en het Vaderland gunibge tijden toezegü. Dit is de inhoud v n het Stukjen, wij kunnen het na de regelen der kunst met beöordeelen, dewijl het dan gewogen zijnde, zou te ligt bevonden worden , maar als opftel befchou wd, ora deels, eene kleine gedachtenis van het verfchriklijk lot die? öngeltrkMge Stad te ftichten, deels, om in de donkerte tijden op den mooghjken bijtend der Voorzienigheid te doen hopen en medelijden met onze medemenfehen te leeren hebben, welke door het Oorloa zoo jammerlijk zijn gefolterd geworden, is het Smkjen geenszins oncefchikt.  UITTREKZELS en BEOORDELINGEN. j. D. mt c h a ë l i s Nieuwe Overzetting des Ouden Testamen ts , met Aanmerkingen voor Ongeleerden. In het Nederduitsch overgebragt. Zeventiende Deel, Eerfte. Stuk. Behelzende het eerfte gedeelte der Voorzeggingen van jesaïa, benevens eene Voorreden over dit geheele boek. Te Dordrecht, bij A. Blusfé en Zoon en ]. de Leeuw en]. Krap, Az. 1794. Behalven de Voorrede 254 Bladz. In gr. OStavo. De prijs is f 1 - 10 - : Daar 'er in den Profeet jesaïa zoo veel voorkomt van de Asfijrifche Gefchiedenis, oordeelde de Ridder MiCHAëLis het zeer te recht der moeite waardig, zijne Lezers vooraf in de Voorrede daar van een zoo mooglijk duidelijk denkbeeld te geven , en het een en ander daar toe bijëentefamelen; te meer, daar men doorgaands , volgends de overdrevene berichten van Griekfche en Latijnfche Gefchiedfchrijvers , en waar op ook veel al het gewoon School-onderwijs gebouwd is, zulke verkeerde begrippen van hetzelve vormt. Hij verfamelt hier wel eigenlijk fragmenten uit den Bijbel, en grootendeels uit dc Profeeten zelve; dan dezelve zijn met zoodanige bewijzen bevestigd , dat ze eene ernftige lezing en overweeging verdienen. Hij betoogt in dezelve eerst, dat men zich op verre na zulk een groot denkbeeld van het oud Asfijrifche Rijk niet moet maken , als ons de Griekfche Gefchiedfchrijvers opgeven, want dat hetzelve eerst in laater tijd door herhaalde veroveringen zijnen wasdom verkregen heeft: en dan past hij deze zijne'opvatting op verfchillende Bijbel-plaatfen toe. — Eindelijk bepaalt hij zich in het bijzonder bij den togt van sanher ib ten tijde van hiskiü , en de nederlaag zijnes legers; doch waar van wij op zijne plaats in dc aanmerkingen verflag zullen doen. Zeer veel konden wij hier tot lof van dit Werk zeggen , zeer veele bewijzen van 's Ridders taal- en oordeelkunde aanvoeren , en eene meenigte plaatfen bijbrengen, welke of door zijne vertaaling, of door zijne bijgevoegde aanmerkingen, gelukkig zijn toegelicht. Dan daar zijn roem in de Uitlegkunde des Bijbels gevestigd is , en zijne verklaringen over het geheel zelve moeten geraadpleegd worden , zullen wij alleen deze en geene proeven mededeelen. val). EIBL, viii. DEEL. no. 2. D Hit  5° J. D. H 1 C H A ê L I S Het eerfte Hoofdftuk houdt de Heer w. voor een def laatfte, of wel het allerlaatfte fchrif't van jesaïa en daar hetzelve nu aan het begin van het boek ft'aat merkt hipiet alleen als eene Foorrede aan: „Jesaïa „ geeft," zegt hij, „ naar het fchijnt, tegen het einde „ van zijn leven, en na het veertiende jaar van his„ Kia, met deze Voorrede de verzameling zijner Voor,, zeggingen aan het volk over , fteld het de ftrafTen „ voor, die het reeds ondervonden had (enkel te voren „ bedreigde ftrafFen, en vervulde voorfpellingen) en ver„ maand het tot waare betering. Dit Hoofdftuk is der„ hal ven zoo zeer geene voorzegging, als wel eene boet- predikatie. Van de Godfpraak Hoofdftuk II welken m. gelooft, dat jesaïa van mic ha ontleend heeft, zegt hij nader zijne gedachten bij dezen laatften, vermits dezelve aldaar ui den famenhang voorkomt. Hij geeft hier kortlijk de twee volgende verklaringen op. „ (i) Of men kan aan den tijd na de wederkomst uit „ de Babijlonifche ballingfchap denken, toen de Jooden, „ eenige eeuwen door, diepen vrede gehad hebben, en „ hun Godsdienst ook bij uitlandfche Volken in groote achting gekomen was." — „ (2) Of de Jooden zouden, na hunne bekeering tot „ chkistus, die paulus, Rom. XI: 25, 27. ten ,, duidlijkfte voorzegd, in hun land te. rug komen, en „ aldaar in eenen oinifhanglijken bloeijenden ftaat le3, ven. " De Aanmerking bij Jef. VII is zeer breedvoerig, hoewel hij in dezelve niets beflischt, verdient ze echter in verband met de overige verfen te worden nagelezen. Hoofdft.. VIII: 14, Want Hij zal een ft een ter toevlugt, en een ft een, waar aan men zich floot en valt, voor beide de volken Israels zijn, een net en valftrik voor de inwoonders van jferu/alem. Een heilige fteen.'] „ Letterlijk : een Heiligdom; hier onder is echter geen tempel te verftaan , waar over men immers niet kan ftruikelen of vallen , maar, uit hoofde van het volgende , een heilige fteen. Dergelijke heilige fteen en waren in het Oosten menigvuldig; bijvoorbeeld: jakob richtte Gen. XXXVIII: 18. [XXVIII: 18.] een' heiligen fteen op, en heilige of geheiligde fteenen plegen tot boeklfeenen van dep tempel gebruikt te worden. Heiligdommen, Tempels, Altaaren, Heilige fteenen, hadden het recht der  NIEUWE OVERZETTING DES OUDEN TESTAMENTS. gt der vrijfteden, en men vlood , zelfs in den oorlog, tot dezelven, om veilig te zijn: dus wordt God nu als een heilige fteen voorgefteld, tot welken hij, die 'er op vertrouwd, toevlugt neemt, en door denzelven veilig is; die echter op God zijn vertrouwen niet Held, maar hetzelve hem onttrekt, wordt vergeleken met iemand, die vol verfchrikking blindelings voortloopt, den in den wegleggenden fteen niet ziet, 'er overvalt, en zich kwetst. Beide volken Isra'èls.] „ De Jooden en de tien Hammen." Bij vi\ 23- e[i het volgende IX Hoofdft: heeft hij eene fceer fraaie aanmerking, waar in hij op overtuigende gronden aantoont , dat in dezelve niet anders dan van den wEssias, en de gelukkige tijden, die op denzelven onmiddelijk voor de inwooners van Gallleli gevolgd zijn, kan zijn gefproken geweest." Hoofdft. X: 26. zijn geesfel opwekken.] „Het zal misfchien meenigen lezer aanltotehjk en te laag voorkomen, dat God hier een geesfel in de hand gegeven wordt; doch deze bedenking koomt voort uit de ons eigene Volksbegrippen, die wij van een geesfel maken , als of dit altoos een hondengeesfel zijn moest* De oude volken hechtten 'er zulk een vernederend denkbeeld niet aan. Zij gaven hunne Godheden en helden zonder bedenken gecsfels in de hand. Bellona, de Oorlogs-Godes heeft bij virgilius een' bloedigen geesfel; ook her* Eu Les gebruikt dien , op alle muntitukkc-n , tegen de Vijanden; zelfs op eenen nieuwen gedenkpenning, ter gelegenheid van den veldllag bij Minden geilagen,° hee'ft de Hertog ferdinand , als herkules 'afgebeeld, een geesfel in de hand." Bij Hoofdft. XI denkt hij aan den messiüs, echter voegt hij 'er bij Bladz. 106. „ Men moet de voorzeg- ging, als men ze wil verdaan, flechts uit haar recht ,, gezichtspunt befchouwen. Zij fpreekt niet van den „ MEssias, als van den Verlosfer en Verzoender des „ menschlijken geflachts; (dit zal in het LUI Hoofdft, „ geleideden) noch hoofdzaaklijk van zijne betrekking „ tot de Heidenen , maar van zijne betrekking tot het Israëlitifche volk , als welks Koning hij befchreven wordt. " Omtrent Hoofdft. XIII en XIV: 1 — 23. zegt m. „ zo „ wel deze,^ als de andere Voorzeggingen van jesaïa, ,, Hoofdft. XLI—XLVII, zijn, wegens haare uitgebreid„ beid en naauwkeurige vervulling , een zoo fterk be£> a „ wijs  5* J. D. MICHAëLIS „ wijs voor de waarheid en Godlijkheid van den ge,, openbaarden Godsdienst, dat mij eenige voorlopige „ aanmerkingen, bij eene 20 gewigtige plaats, geöor,, loofd zullen zijn. " Hier op laat hij eene zeer lezenswaardige aanmerking omtrent deze voorzegging en haare vervulling volgen , met inmenging van gefchiedkundige berichten het Rijk van Babijlon betreffende , welke zeer veel geleerdheid en oordeelkunde kenmerken. Hoofdft. XIV: 24—27 houdt hij voor eene Voorzegging tegen de Asfijriërs , die onder sanherib het Joodfche land overvielen. „ Deze voorzegging, " zegt Hij, „ hangt wel, zo het fchijnt, met de vorige te za„ men; doch van den ondergang van het Babijlonifcbe „ rijk handelt zij zeker niet. Het Asfijrifche, dat hier „ uitdrukkelijk genoemd wordt, was niet alleen ten tij„ de van jesaïa , maar ook ten tijde van cijros, „ van dat van Babel onderfcheiden. — Het zou derhal„ ven tegen alle gefchiedkunde aanlopen, als men hier, „ onder Asfn'riën, Babel wilde verdaan. " Hoofdft. XV'II: 10, 11 vertaald m. Want den God, die uwe hulp is, hebt gij vergeten , en aan uwe 011 överwi'lelijke rots niet gedacht. Schoone boomen plant gij, en gij ent ze dan in met vreemde loten : op denzelfden dag als gij ze plant, bederft gij^ ze ook , en in den volgenden morgen ziet gij het ingeente ontluiken. De inzameling van het ooft zal^ een klaagkreet ten dage des rampfpoeds, en onverdraaglijke fmerte zijn. I Aanmerking. „ Eerst moet ik het beeld verklaren, en dau de zaak : het beeld is ontleend van iemand-, die eenen fchoonen tuin wil aanleggen. Hij neemt de beste Hammen uit de boomkwekerij, en plant ze in zijnen tuin (fchoone boomen plant gij,) hij ent ze in, en laat, om wat keurigs en volmaakts te hebben, de loten uit vreemde landen komen; maar ongelukkig bekoomt hij vergiftige foorten , zoo als 'er onder de boomvruchten in de Oosterfche landen ook eenige zijn; (de Adamsappel is hier een voorbeeld) zij botten voortreflijk uit, en reeds den eerden morgen na hunne inenting geven zij blijken van groeizaamheid. Doch als de tijd der inzameling koomt, en men van de vruchten meent te plukken, is 'er overal jammerkreet en fmert, men befpeurd dan haare vergiftige kragt." „ De overbrenging van het beeld is deze: de Israëliten „ die  nieuwe overzetting des ouden testaments. 53 die thands bloeijend en vermogend zijn, bewonderen , met hunnen .eigenen , eenvoudigen en redelijken Godsdienst t'onvreden, het buitenlandfche, omhelzen vreemd bijgeloof, en deze vreemde ingeëntte loten bloeijen welig ; de gevolgen daar van zullen nogthans onheil en vvccklagten zijn. " • Bij Hoofdft. XXI: 7 brengt hij een gefchiedkundig bewijs uit xenophon bij, welke deze voorzegging ten nauuwkeurigden met de vervulling doet ovcrëenliemmen. Hoofdft. XXIV: 20. Gelijk een tusfehen boomen opgehangen bed.] ,, Zulk een , in verfciieiden dreken van Aha en Afrika, en ook op eenige Amerikaanfche eilanden gebruiklijk bed, beftaat in een zeer groot laken; de reizende, of die 'er anders in flapen wil, maakt het in de hoogte met touwen aan twee boomen vast, en legt zich dan in het hangende laken , doch zo , dat hij de eene hand 'er buiten houdt, want doet hij zulks niet, dan raakt hij, zo als lab at in zijne reizen opmerkt, in een zeer onaangenaamen toeftand. Dat zulk een bed bii den minden wind in eene gedadige beweging moet zijn , en den daar in liggenden onophoudelijk wiegd , begrijpt men van zelfs. Op dat men te minder twijfele, of 'er ook in Afia wezenlijk zulke bedden zijn, als labat op de Amerikaanfche eilanden vond, voege ik den naam, dien ze in 't Arabisch, Sijrisch en Chaldeeuwsch dragen, hier bij: hij is Erfal. De vrees voor de overvalling van wilde dieren maakt ze den reizigers, die in geen huis kunnen flapen, noodzaaklijk." Ten befluite nog édne aanmerking bij Hoofdft. XXVI: 19 uwe dooden zullen leeven. „Veele Uitleggers," zegt m. „ verdaan dit figuurlijk van eene ftaatkundige opftanding des Israëlitifchen volks tot eenen gelukkigen en bloeijendsn daat; waar bij dan echter gewisfelijk vooronderdeld moet worden , dat de leer van de opftanding der dooden , den Israëliten niet (zo als fommige anders voorgeven) onbekend geweest is; want van eene onbekende, nooit gehoorde leer kan men geen beeld ontleencn. Ik voor mij gelove, dat deze woorden eigentlijk te verdaan zijn, en van eene zalige hoop eenes beteren levens in de toekoomdige wereld , de zetel der waare gelukzaligheid handelen. 'Er is niet alleen voldrekt geen oorzaak, die ons nopen kan, om de woorden onëigentlijk te nemen , maar ook de zamenhang van het voorgaande en volgende, en de bijvoeging, naar het lighaam opftaan, D 3 lei-  £4 j. j. H e s z leiden ons tot eene eigentlijkc opftanding, Als ik gehoord heb, dat deze aarde niet tot den zetel der Gelukzaligheid beftemd ts, en er volgt onmiddeiijk op; uwe dooden zulten teeren, vrat is dan natuurlijker, als aan het toekomeriA leven vol duurzaame Gelukzaligheid te denken9 En als b>er op weder volgt, ga heen, mijn volk, l'n tiwe 'kamer., fluit de deur agter u toe, verftèek u een korten oogenblik , tot de toorn voorbijgaat , dan verkrijgt dit laatfte licht , zo dra ik aan eene eigentlijke opftaudinge denke: de kamer moet het geruste graf zijn, waar 3ii wij voor vervolgers, vijanden en tirannen veilig zulJen wezen. Men vergelijke ook nog, het geen in deze zelfde voorzegging Hoofdft. XXV: 3 van het voor eeuwig dooden des doods ltaat, en- de even voorgaande plaats van dit Hoofdftuk vs. 14." Dit fluk bevat de zevenentwintig eerfte Hoofdftukken van dezen Profeet. De Folk s-liefde en Vaderlands-min van jesus, in Leerredenen, door j. j. hesz. Te Amfterdam, bij M. Schalekamp , 1795. 20o Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f i - 5 - : TTÏTij vinden in dezen Bundel zes Leerredenen van den *V Eerwaarden hesz, waar in hij de Folks- liefde en Faderlands-min van jesus behandelt, en zijn gedrag ten dezen opzichte als een leerzaam en navolgenswaardig voorbeeld voorlteld , en uk hetzelve de gewigtigfte lesfen afleidt. Elk, die het leven van jesus, door de meesterlijke pen van dezen verflaudigen Schrijver zoo bevallig o-e. fchetst, en in zijn waare licht geplaatst, gelezen heeft zal zijne gefehiktheid, om dezen zelfden verhevenen perfoon , in het character van Vaderlander en Menfchenvriend, ons te doen kennen, daadlijk moeten toeftemmen. En wij kunnen verzekeren, dat hij ook dezen taak, in het werk voorhanden, zoo duidelijk en overtuigend heeft uitgevoerd , dat deze Leerredenen eene plaats naast het genoemde Werk verdienen, en waardig zjjn van alle Christenen aandachtig gelezen, en ernstig overdacht te worden. De Ivedte Leerrede heeft ten Tekst, Luk. XIX: 41, en is gehouden op den Bededag, 6 September 1792,  VÓLKS-LIEFDE EN VADERLANDS-MIN VAN JESUS. SS S792, in welken zelfden jaare alle deze Leerredenen zijn uitgefproken. Hij geeft hier vooraf op, wat hij door de Volks- en Vaderlands-liefde van jesus verftaat. „ Door de Volks-liefde van jesus," zegt hij, verdaan wij zijne overhellende geneigdheid, om de " welvaart, zoo wel der Natie in het algemeen, tot ' welke hij als burger behoorde, als in het bijzonder " van den grooten Hoop, het doorgaands verönacht" zaarad en medelijdenswaardigst gedeelte, te bevorde„ deren. Zijne Vaderlands-liefde , daar en tegen , , noemen wij die menfchenliefde, welke hij beoefend \\ heeft omtrend zijn Joodsch Vaderland in het gemeen en deszelfs behoeften, en welke in dezen engeren kring bijzonderlijk werkzaam geweest is." — Hij betoogt dit in onderfcheidene bijzonderheden en character - trekken uit het leven van jesus, geeft in elke Leerrede daar van overtuigende bewijzen op, en ftelt 'dit zijn gödrag als een leerzaam en opwekkend voorbeeld , aan alle waare» beminnaars van hun Vaderland voor. — Ziet hier den .hoofdzaaklijken inhoud der onderfcheidene Leerredenen. (1) De Vaderlands-liefde van jesus, zich verwonende in de oprechtfte deelneming, cn in zijn beklag over bet hand over hand toenemend bederf van Godsdienst en Zeden onder zijne Landgenoten. (2 en 3) Tekst Luk. XII: 54 - 57. Dat hij het volk opmerkzaam maakte op elk gewigtig voorval , 't geen bij het toenemend bederf van zeden , een noodwendig onheil voorfpelde; toegepast op de tegenwoordige tijdsömltandighedeu. (4) Joh. XVII: 15. Dat hij, wanneer de Joodfche Staat niet meer te redden was, zich echter alle moeite gaf, om afzonderlijke perfoonen te behouden, op dat ook zij niet met den ltroom des verderfs zouden voordgerukt worden. (5) Matth. XV: 24. Dat hij zich als Leeraar enkelijk bepaaldde tot het Land Israël, als zijn Vaderland, cn dus zijn tijd en krachten geheellijk wijdde aan dat volk, waar toe hij behoorde. (6) Mark. XII: 1—9. Dat hij, ten nutte zijner tijd- en landgenoten, veele gewigtige en toepaslijke lesfen ontleende , uit de oude gefchiedenis zijnes Vaderlands. Wij zullen hier deze en geene proeve laten volgen, niet twijfelende, of dezelve zullen met genoegen worden gelezen, en tot aanprijzing van het Werk zeiven kunnen ftrekken. D 4 Om  56 J' J- HESZ „ Om dan zijn oogmerk," zen de Hppi- h m j " ï? l M«n gedeelte der Natie, te bereiken , va ön „ ze Heiland ooven al es daarön h*j^h* „ ernstig nadenken te verwX opl' geTichtïï „ voorval, dat z,jne Landgenooten, eenmaal iffi Ijk, de oogen openen, en hen zou doen zien wat „ zij, zonder eene daadlifke verbetering, eerlanV a. „ erzekerst te wachten hadden. En h er over fbrak " vVffS* ta d!'er V°^e' dat h« zoovel , der aa,iz InliE T begnp)pen e" ^Handigheden „ aev aanzienlijken, als voor de geringfren des volks " Jffiï p " W3S hem noch de Tollenaar te gemeen " SÏoJdiJïS V' aanzieilliJ}' om met beileiTeleiï Sft é„ ?/P w °Vei' de misbmiken, die afge„ lebaft en de verbefenngeii, welke behoorden in „ gevoerd te worden. Dus verkeerde faZ "Sent den11"?/3"1 adclijken VlesteTor ' " nt'Td 1 anderen dag aan de tafel eens vernachtten Tollenaars, houdende zoodanige gefnrék" tn ^/f^enngen, die alleen betrekkingen tot verbetering van godsdienst en zeden. En of" „ fchoon al zulke voorname , of geringer Toêhoo- " iets' d.? rffprek ^Vera elderS ^vencf hadden °op " IL' .»? meer over«nHemde met hunne, niet zoo „ zedenhjke en geestelijke, begrippen en v rwach„ tingen wegens het rijk van den Mesiias, hekihif „ hen echter alti d ftaande bij de groote hoofdzaak^ „„ hoe men gezind zijn, en waardin men Svei„„ anderen en verbeteren moet, om voor het geluk „„ eener volkomener ffaatsgefteldheid vatbaar, en zulks „„ waardig te worden."" Bladz. 145 lezen wij: „ Doch, het ceen tfsits „ Vaderlandsliefde het meest verhief enTvestigde „ was zijne godsdienstigheid, was het godvruchtig ge- " tfl ni;-et 18 ?Wt ^nwoordige beftemming, „„ dat ik mij aan dit Land en Volk toewijde. God „„ eischt dit van mij. Hij zelfheeft mij dezen, en „„ geenen anderen, kring van werking aangewezen „„ 111 dezen, en in geenen anderen, ftaat van werk' „„ zaamhe.d geplaatst. Ik ben alleen gezonden tot „,, de verlorene fchaapen van het Huis&IsS." Dh „ bezef, van een gezant Gods, en wel daar toe ge„ zonden te zijn, om het waare heil zijner ongelukki- J5 Se »  VOLKS-LIEFDE EN VADERLANDS - MIN VAN JESUS. 57 9, ge, verdwaalde, en verlorene Landslieden en medelsraëliten te bevorderen: dit was het, 't geen hem „ den zoo heiligen plicht beval, om zich voornaam„ lijk, ja ééniglijk, aan deze beftemming toe te wij„ den. Het was dit bezef zijner Godlijke zending aan het huis van Israël, 't welk zijne Vaderlands5, min tot eene zoo godsdienstige gezindheid, tot eene s, recht vroome en godvruchtige neiging maakte; dit „ was het, 't geen zijne pooging, om, zoo als hij zelf zich zeer bevallig uitdrukt, een getrouw en 3, waardig herder dezer verwaarloosde fchaapen te zijn, ,, uitdrutdijk heiligde. Alles, waar bij men zorgvuldig ,, acht geeft op God en op zijnen wil, wordt altijd ,, met meer naauwkeurigheid, naauwgezetheid en har,, telijkheid verricht. En hoe kan het dan anders zijn, of de Vaderlands-min van onzen Heiland, door dit godsdienstig aandenken geheiligd , - verheven , gefterkt en verëdeld, moest ook te gelijk werkzamer, „ belanglozer , fhuidvastiger en onverwinlijk worden , daar hem altijd het denkbeeld levendig was, dat hij, ,, in den eigënlijktten zin, door God, zijnen Vader, „ beftemd en verordend ware, om een Verlosfer en „ Weldoener van Israël te worden." Uit de afgeleide lesfen verkiezen wij de volgende , rds ook niet ongepast in onze tijden, aan onze medeburgers voor te ftellen. ,, In de tegenwoordige tijds,, omlhmdigheden," lezen wij Bladz- 185, ,, moet ,, het bovenal, van eenen heilzaamen invloed zijn, „ wanneer Geestlijken en Staatsperfoonen, Ingezetenen ,, der fteden zoo wel als van het platte land, zich „ uit onze oude Vaderlandfche Gefchiedenis, gepastlijk „ herinneren, door hoe veele beproevingen en gevaa„ ren onze Voorouders henen geftreefd; hoe menigma,, len zij in den neteligften toeftand gebragt, doch ook ,, uit denzelven zijn gered geworden; hoe bijzonder,, lijk zij door God als dan gezegend zijn, wanneer 3, tusfehen hen en hunne Mede - eedgenoten eendracht ,, en broederlijke liefde heerschte; hoe God hen als ,, dan voornaamlijk beguuftigd heeft, wanneer zij 9, zich, demoedig en vol vertrouwen, aan zijne voor,, zorg overgaven , en tot godvrucht en eenvoudig- ,, heid van onbedorven zeden wederkeerden; . ,, en aan den anderen kant, hoe een doorgedrongen „ bederf van zeden, hoe weeklijkheid en pracht, hoe D 5 „ twee-  58 j'c. lavater * tweedracht, wangunst, baatzucht, en andere hoeda „ ingleden welke met de *rt«h&^%^$£ „ betaa.i kunnen, aanleiding hebben gegevend?S „ welvaart geweken, en de openbare ruV eivêiuïeS „ ziju.verltoürd geworden. Ja, gewisliik tS' „ ffiftj gij zoudt uwe moeiteJdubbd bdóJond vinden „ wanneer gr, de waarfchuwende voorbeelden, die u »'X vader andiche Gefchiedenis daadhjk voorhanden" „ zijn , vlijtig opzogt, dezelven vergeleekt mt d » -ee-ne' tep huidigen dage geichiedt : in ét „woord, wanneer gij de daaden en zeden'onzer vv " ' ' /ls een dlü ons het best doet zien „ of , en waar m, onze eigen gefalte daarmede over »? ee»korasng, en m hoe ver ook hunne lotgevallen „ voorzeggender en waarfchuwender wijze of onze „ tijden toegepast kunnen, en behooren \ tè w0rden » Meer tot aanprijzing van dit Werk te zeggen, achten wij met nódig, . oö ' 1 JosV.ph van Arimathea, in zeven Zangen. Uit het Hoogduitsch van j. c. lavater, uitgegeven door J. van loo Te Haarlem, hij A. Lofsjes, Pz? ï794- 175 In gr. Svo. De prijs is fi-10-: FJit.Werk van den Eerw. lavater is in het oorlprongehjke in fijmeloze jambi opgefleld, doch door den burger van l00 in poëtisch Profa vertaald. Hetzelve wordt van den laatsten in een kort Voorbenent ten hoogften geprezen: „ alles," zegt hij bc„ gint hier, gelijk in de Heilige Euangeliën, klein" Ba.f. onafgebroken toprt; wordt fteeds roerende ont„ wikkeld - alles ontvangt van elke gebeurtenis, elke „ omltandigheid , die tusichen beiden voorvalt nieu„ vve waarde, nieuw belang, nieuwe verrasfing ._ heI „ begin, de voortgang, en de ontwikkeling is barmo„ msch. De eenheid is 'er in bewaard, en het menie„ vmdige met vergeten." - Die den ffijl dezer beide Schrijvers mt hunne Schriften kent, zal zich "eenszins o-vcr dit gunstig oordeel van den eenen over den anderen verwonderen; fchoon wij tevens moeten erkennen, dat het Werk voorhanden, zich, wegens een min wwdrigcn, en .meer bepaalden ftijl en inhoud, van vee-  joseph van arim at hea. 59 veele andere van l, 's Werken onderfcheidt. — Doch dit is bij ons zeker , dat foortgelijke werken , als dit , niet algemeen behagen kunnen; alle Lezers zijn uct in ftaat, zoo veel, zoo gevoelig, lbmtijds overdreven te denken, veel min met wezenlijke {richting dezelve door te lezen, — Wij willen echter met deze aanmerkingen het geheele Stuk niet misprijzen, in tegendeel, 'er is veel goeds in, veel dat met nut kan overwogen worden, en wij moeten v. l. toeftenimen, dat de charactérs der onderfcheidene fprekende perfoonen zeer wel getroffen zijn. — Ziet hier eene proeve uit den TweedenZang, Met graf wordt uitgehouwen iu joseph.s tuin; daar na ontmoet jesus hem, en onderhoudt hem over zijne lotgevallen. „ Wat deedt gij in uwen hof?" vraagde met vriendelijkheid de liefdevolfte aller vragers. — ,, Ik liet uit ,, eene rots een graf voor mij en de mijnen houwen;" was het andwoord van joseph, ,, Ben ik (hervatte „ jesus) een van de uwen? Zijt gij een van de mijnen?" —•• ,, o ja, ja! meer dan iemand van de mijnen" — (zoo riep de verblijde den grooten verblijder toe) — Wie is zoo de mijne als gij? ó Was ik de uwe, jesusI.zoo gelijk gij de mijne — wie „ was 'er zaliger dan Joseph?"... jesus reikt hem de regterhand toe , en zegt: ,, Gij deed meer ,, dan gij ooit dagt te doen. Ik zal u die . fchoone daad vergelden! — Ik weet (was josephs audwoord) niets, niet het allerminste van eene daad, die vergelding verdiende! wat ik den armen deed, „ deed ik mij zeiven, en de beloojn'ng vergezelt de j>, daad, — Ik weet niet waar toe God mij met over„ vloedigen rijkdom heeft gezegend, indien het niet is, „ om daar mede wel te doen! Nog fchaam ik mij voor „ uw oog te ftaan; ik heb meer dan eene rustplaatfe 3, waar op ik des nachts mijn hoofd kan nederleg5, gen, en gij hebt niets, waar op gij uw hoofd ne„ derlegt," Tets  6b W. DE LOOIJ, iets TEN GRONDSLAGE GEECco, GN3. schrift. Door w. de Looir T„ r>„, • f f //" waar in verftandige en ««éS^^^601^' doen, de waarheden ^v&föö^S^ van dweepzieke bijvoe-fels e lv dragen, erj durft inftooten? DJVOe°kls te zweren, der wereld Z)oor *********,> "6e" aeszeifs Vijanden in negen Jfdeelingen , LdeVd?'- ?'frfch/<~ verlichte Eeuw, {. Va! hel G^ïfe ^S eigenfchappen, en van God den Vader. "van del Jc Hei der let .zinnen der Hcilh-e VrU*sm. . " ^eest , en d,s<.elfs waare Godheid. 6. Van 't bovennatuur tijk etude, waartoe de mensch gefchaL L el 7, eeuwige frafeu der verworpelingen ^dittven \ Ft de oorfpronglijke zonde, &»£ ook over denTJ'faZ van het kwaade, van het beftaan der duivelen iCl kinderen, die zonder Doop fel flerven. 8. Van de óf er. hande van Christus aan 't Kruis, en de Zie {er. zoening met den hemelfchen Vader, ons daar door ra„gebragt , bij welke gelegenheid ook van het Of er der Maagd ea Moeder Gods war ia. q. Narede. Te fm* »#^5^5\\**26oBladz- Yyii hebben ons de moeite getroost om dezen gehee* V len tijtel uit te fchrijven, dewijl wij daar door ontflageu worden van eenen bijzondere opgave van den in*  CHRISTCPH. OF VERD. V. Ü. VOORN. STUKK. V. H. CHR1ST. 6l inhoud. De Lezer zal daar uit terftond ontdekken , wat hij hier mng verwachten. Christophilus werpt zich hier tot Apologist op, niet zoo zeer van de voornaamlle leerftukken van het Christendom, maar veel meer van de voornaamfte leerftukken der Roomfche Kerk , van welke hij een in allen opzichte getrouw aanklever en voorftander is. Het zij verre van ons , dat wij dit , veelmin het publiekmaken van dit gefehrift wraak én zouden. Wij erkennen en eerbiedigen de rechten van den mensch, en uit diètt hoofde fmaakt het ons , dat onze Medechristenen , de Roomschgezinden, zoo vrijmoedig hunne gedachten omtrend den Godsdienst mededeelen, als wij Protestanten dit recht voor ons begecren. Uit dit oogpunt befchouwen wij dit Boek , uit dit oogpunt beoordeelen wij hetzelve ; en dan zal de vraag zijn : beandwoordt de Schrijver aan het doel 't welk hij zich voorftelde ? Volgends den tijtel wil hij de leerftukken van het Christendom verdeedigen tegen deszelfs vijanden: naamlijk tegen de vijanden van het Christendom. Daar onder kan men toch wel niemand tellen , die de waarheid van jesus Mesfiasfchap, en de Goddelijkheid zijner zending en Leere erkent en belijdt. Maar waarom dan tegen Sociniaanen, Ariaanen, Lutheraanen, Calvinisten, en diergelijke aanen en isten meer, te velde getrokken? Hier en daar toch toont hij duidelijk zeer wef te weten , dat fommige Protestanten met zijne gevoelens omtrend deze en geene waarheden van den Godsdienst overëenftemmen. Het fpreekwoord, die wel mnderfcheidt, leert wel, is ook niet behoorlijk in acht genomen. De Schrijver fpreekk.bij voorbeeld dikwijls van 't gevaar, dat de Sociniaanen enz. lopen om Ongodisten te worden. Wij twijfelen geen oogenblik, of de Schrijver heeft zich hier fterker uitgedrukt, dan zijn wezenlijk oogmerk was ; vermoedelijk zal hij 'er geene Ongodisten, maar veel eer Godisten en Naturalisten van hebben willen maken. Althans de fprong van de Socinianerij tot de Ongod^tcrij komt ons wat al te groot voor. — De Schrijver fchijnt ook nog al met zijne Hellingen grootelijks ingenomen — hij durft den Lezer verzekeren, dat hij niets anders, dan waarheid in dit Werk ontmoeten zal, dat geene enkele paslage (uit den Bijbel) door hem is gewrongen of verdraaid. — Voor het overige zijn de bewijzen voor de voorgedragen gevoelens geljeel op den ouden Theologifchen leest gefchoeid, zonder  02 CHRtST9PHuos der dat de laatere tegenwerpingen vin wvtri*..A- ^ , geleerden daar bij eenigzins in a?nmSna«ï™® G°d' - In de oordeelkunde is hij 3?!„ ni g mCn Z1Jn' ling blijkens de aanmerSg^u , 0p"nd '2 T^' plaats i y0Sn. V: 7. _ i„ Z " Si /e. betw,ste juist gee.f uvervlie/er: ^?ftSftérSr?, h*?"* in de derde afdeeling , wanneethj zo r ffJd°°r de noodzaakhjkheid, otn den Bübe J,,fl be oogen het geloof der algemene•S^^nd^a^Dat kent, dat de leerin«en der 4,L„, " Plotestant onthuu !nondi^^%^S^.* mo"deling door welke zij in bSnVfcl^ kere, Maar die ftellino- 1 vuwiaeuragen hebben. „ de^KeS?do;'rdd £hefSw.X * f „ volkeren en talen verfbrei In, ■■ ' °nder allerlei *"»»*«• Gelijk de Schrijver van dc fcfeSiïwïttS sers van den P.ühpl r J-teiaars en uitleg- frfclh t j §t: " het waren toch maar me-- 't waren 'feilbare menfehd"e 0 ^ ^mecn toe _ waarheden verkeerd ^ml^£^kW°^S!?ib keerd overbrengen konden - 7> 1 J ' r ver' heele redekaveling eene trbazeSpl nï m t **gg* - Hyfpreekt overal van de Roomsch-Cntho iikc Keri"' maar juist hier door kan hij al wat flegts verffchilt in denkwijze van de tegenwoordige Kerk, voor Ke ter klaaren, en hier door zou hij fommige tegenbede i inVe„ die men zou kunnen maken weten af te foijden-' f ' ons niet, om hier de rol van een verdeed "e, der Protës antfche gevoelens tegen die der Roomfche Kerk te foe ££,51* V"ld^ wiJ dit Maandwerk gebed ont fchikt toe. Anders zou het ons weinig moei e -oste&n om de leemten en gebreken, welke handen zyn, open te leggen en duidelijk aante wiizen" Hoe zeer intusfehen de Schrijver in de . ar de zicl ^ze f beroemt van wege de beicheiden manier, waai■ op hij df denk»  Of VERDEDIG. V. D. VOORN. STUKK. VAN HET CHRISTEND. 63 denkwijze van anderen wederlegt , en het geloof der Roomfche Kerke verdedigd heeft, zoo dat hij meent niemand aanftoot gegeven te hebben, zoo kunnen wij echter niet afzijn , van hem ernffig te recommandeeren , van, indien dit zijne bedoeling zijn mogt, niet wederom in dien fpottenden toon van de Protestanten te fprekeii, zoo als door hem Bladz. 40. gedaan word; wanneer hij, van de eerfte tijden der Hervorming fprekende, zegt; ,, met ,, der haast wicrdt alle man Leeraar, en men zag 'er in „ dien tijd veele van een fnijdcrs tafel, of van een „ fchoenlappers drieftal lpringen, op een half vafbf ta„ fel, om voor den toevloed te prediken, " enz. Ja , 't is waar, dat ongeletterdcn in die dagen, alleen door een eenvoüwig onderzoek der H. Schrift tot de kennis der waarheid "kwamen , en onderwijzers van an'déren wierden; maar de naamen van een l ut her, calvi- nus, sielanchton, carelstad, zwingi. ius, en anderen zullen altijd bewijzen, dat de eerfte Leeraars der Protestanten geen weetnieten , geene onbedrevenen waren, en nooit is het in goeden ernst bij hen opgekomen, om het Leeraar-ambt af te fchaffen, maar zij, die dit ambt onder hen bekleden , kunnen , over 't geheel genomen , in kunde en geleerdheid nog wel monfteren met de Geestlijkheid der Roomfche Kerk. Overtollig achten wij het verder iets aan te roeren van 't geen door den Schrijver aangaande de onderfeheiden» de en kenmerkende Leeringen der Roomfche Kerk is gemeld. ~ Het fraaist van allert is de Misfe geplooid: de uitdrukkingen des aangaande bij de Protestanten gebruikt, zijn al te fte'rk geweest, en men heeft dit ftuk zoo wel als de aanbidding der Heiligen en den beeldendienst veel te ver getrokken. Intusfchen fchroomen wij niet, om dit Boek aan de Protestanten ter lezing aan te bevelen, in dien zij naamlijk lust hebben, om de Leerftellingen der Roomfche Kerk te leeren kennen , wel verzekerd , dat hetzelve geen vermogen zal hebben , om hen van de Protestantfche belijdenis af te trekken, hoewel het ons niet vreemd zou doen, indien het des Schrijvers oogmerk geweest ware, om, bij de iufluipende en langs hoe meer doordringende .veranderingen in denkwijze, eenige zwakke gemoederen aan 't wankelen te brengen , en tot den fchoot der Kerk te doen wederkeeren. — De  6~4 DE CE êx TENDEERDE NOTULEN De geextenaeerde Notulen, behelzende de Deer eet en van d'f ergadering der Proviftoneele Reprefentanten van het Volk van Holland, of alle handelingen van die VerLcL rtng, zoo voor de Provincie van Holland in 'f hlltZ der als ter Vergadering van de Generaliteit; voL "cïs de Ongt„eele Folio Stukken. Eerfte Deel. i795f%Z Jsladz. Deprijs is f 4 - 13 - : ^° ' E"n^vLStfJ7S T dS" Tedenit0t den ze!d™ Maart, en van den tweeden tot den zesden, en een gedeelte val wenden Juli/. Te Dordrecht, bij Il5de Haas ^ Comp. Tefamen 354 Bladz. In gr. Oclavo. De óriis dezer vier Stukjens is f 2 - 4 . f. t"J* Qnkunde Van de waare Staatsgefteldheid des Vader^ lands is ten allen tijde eene van de voornaam de Srke,n-/CWCeSt' 3an den eei!e» ^nnt/vTonve ! fel hghe.d omtrent de algemeene belangens en van g bielc aan patnotfehen ijver voor het algemeene welziin Z\ af?, £" andcre.n kant' van burgerlijke twisten en verdeeldheden, ontdaan uit verfchillende en veelal ver keerde begrippen van de gedeldheid en toedragt der za- ve'élebronn^1"6 wedS öï z£ ISSevvorden Z1i» va" die ramnen en onheidle de meeste burger-maatfchappijën, en ook ons vefhrïen.8etr0ffen M °f ^ °'Vdedtelijktdo" Maar vooral is deze algemeene onkunde nuttig voor Maatktmdige intriguanten en heerschzuchtige eilehhe angzoekers aan welken zij de grootde dienden bewijst om de burgerlijke Vrijheid en het maatfchapplfelijk geluk door de onkundige en misleidde burgers zeiven te verwoesten en te vernietigen; waarom deze foort van menfchen 'er ook altijd op uit is, om die oS kunde zorgvuldig aan te kweeken, en te onderhouden, als zonder welke zij wel weten, dat hunne maat en grootheid, dikwijls op de puinhoopen van den al"-emeenen welvaart, en altijd op die der Vrijheid , gebouwd , zeer wankelbaar zijn, en weldra in den afgrond van haar eigen niet wederom verzinken zouden t Ji6 fgt,hebben daaröm de Vertegenwoordigers van tioiiand, als waardige vrienden eener geregelde Volks vrijheid, begreepeu in dezen een geheel ander voet- fpoor  fc! HELZ. DE DECR. V. D. VERG. DER PROV. REPU. V. HOI.L. 6$ fpoor te moeten volgen, en de gronden van de tegenwoordige Staatsgefteldheid niet te moeten vestigen op onkunde en een blind vertrouwen des volks, maar op eene verlichte kennis der daden en handelwijze van het beftuur, als welke alleen een duurzaam en welgevestigd vertrouwen, de geestdrift voor de Vrijheid, en ijver voor de algemeene belangens des Vaderlands, aankweeken en onderhouden, en langs dien weg de behendigheid eener wel ingerichte Volksregeering verzekeren, er» deze tot de hoogstmooglijke volmaaktheid brengen kan , terwijl zij alle aanflagen van (baatzuchtige booswichten ontdekt en verijdelt. Dan, hoe zeer ook de handelwijs van Hollands Vertegenwoordigers , in het door den druk gemeen maken van de Notulen hunner Vergadering, prijzenswaardig en pet de echte beginfelen van een Vrij beftuur alleszins overeenkomstig zij , is dit nogthans niet toereikende, om de weetlust van bun te voldoen, die eene meer dan oppervlakkige kennis van den toedragt der zaken begeeren. Wij voor ons , althands, verklaaren , te meermaalen in die Notulen , zaken aangetipt te hebben gevonden, welke de begeerte , om nader met de omftandigheden en het geheele beloop bekend te zijn, wel verre van die te voldoen, flegts te meer deeden ontbranden; en wij hebben dezelfde begeerte bij veelen, die ons omringden, even zeer waargenomen. Met vermaak zagen wij derhalven de onderneming van den Burger de haas , tot het uitgeven van het Werk, waar van wij thands het eerste Deel, benevens eenige volgende Stukjens , voor ons hebben , en waar in wij aan ons verlangen zelfs boven verwachting voldaan vinden.. „ Immers wij ontmoeten in hêtzelve , niet flegts, gelijk veelen zich bij het lezen van den tijtel veelligt zullen voordellen, uitgebreide Notulen van het Verhandelde ter Vergadering van Holland , niet flegts uittrekfels uit de oorfpronglijke Stukken, tot die Vergadering behoorende, maar alle befluiten, publikatiën , rapporten en advijfen, memoriën, requesten, brieven, aanfpraken en alle verdere flukken, welke voor het algemeen flegts van eenig belang kunnen zijn , en deszelfs aandacht verdienen, komen hier in hun geheel voor: en niet alleen die, welke de Vergadering van Holland VAD. BIBJ». VIH. DEKJ.. tiQ, 2» E On-  66 DE GEeXTENDEERDE NOTÜLEN- onmiddelijk en in liet bijzonder, maar ook die welke de Vergadering van H. H. Mogenden, en dus het geheele Bondgenootfchap aangaan, zoo dat dit Werk voor allen, die eenig deel aan den welvaart des Vaderlands en dc goede inrichting van deszelfs beftuur nemen, het zij zij inwooners van Holland of van eene der an.lere Provinciën zijn, even belangrijk,, en voor den beminnaar der Vaderlandfchc Gefchiedenisfen onontbeerlijk is, ter verkrijging eener grondige kennis van onze tegenwoordige ftaatsgefteldheid, als waar uit hij den gang der revolutie, en der organifatie van het nieuwe beftuur, den ftaat der finantiën, der land- en zeemrigt, zoo van het geheele Bondgenootfchap , als van Holland in het bijzonder , en de verrichtingen en gedragineen der Volksvertegenwoordigers met betrekking tot dat alles, kan leeren kennen en op goede gronden beoordeelen. En niet minder vinden zij,'die, koophandel drijvende, bij den (laat onzer Marine, onzer Coloniën, en onzer betrekkingen met andere handeldrijvende Moogenheden een meer bijzonder en regtftreeks belang hebben , hier eene ruime en gemaklijke gelegenheid , om aangaande dat alles naauwkeurig onderricht te bekomen; terwijl allen, die zich willen toeleggen , om in zaken van het beftuur en derzelver behandeling, ervaaren te worden, in dit Werk een nuttig, eenvouwig en algemeen leerboek aantreffen. Om den Lezer van dit een en ander nader te overtuigen, zullen wij, daar het Werk zelve niet naar een uittrekfel beoordeeld kan worden, uit de groote meenigte der daar in voorkomende belangrijke ftukken, eenige weinigen opnoemen. In het eerste Deel, gaande van 26 Januaïij tot ultimo Februarij, ontmoeten wij onder anderen, de volgende: 1. Alle brieven, decreeten en verdere Hukken betreklijk tot de groote requifitie , door de Fraufche Reprefentanten in de maand Januarij aan de Staaten -Generaal gedaan, en bij eene petitie door den Raad van Staaten op tien milliöenen begroot, Bladz. 26 — 33. 2. Memorie van de Raaden en generaal - meesters van de munten dezer landen , behelzende advis omtrent den cours der Franfche munt, Bladz. 118, 119. 3. Aanfpraaken van den Burger haiin aan het hoofd eener Deputatie uit de Reprefentanten van Holland; en van den Franfchen Volksreprefentant, Bladz. 147 - 151. 4. Me-  behelz. de decr. v. d. verg. der pr0v. repr. v. hole. dj 4. Memorie van den Commisfaris Generaal de Vïvres six, over het verzorgen van de Franfche Armée, Bladz. 165—169. 5. Memorie van Gedeputeerden ter Admiraliteit, betreffende den ftaat van 's Lands Zeemagt, Bladz. 170,171. 6. Brief van de Admiraliteit te Amfterdam , over den ftaat der fchepen, met drie bijlagen, Bladz. 176—181. 7. Twee Brieven van den Minister hartsinck te Hamburg, en een van den Envoijé fa gel in Denemarken , Bladz. 182—185. 8. Een Brief van de Raaden en Rekenmeesters der Domeinen van den geweezen Stadhouder aan de Staaten Generaal, Bladz. 194 — 197. 9. Een Brief van den Re&or en Senaat van 's Lands Univerfiteit te Leijden, over verfcheiden poincten, het belang der Univerfiteit raakende, Bladz. 232 — 236, en befiuit daaromtrent gevallen, Bladz. 333 — 335. 10. Aanfpraak van den Burger meijer, aan het hoofd eener deputatie van Holland, aan de Franfche Reprefentanten, betreffende het maken van eene Alliantie, Bladz. 172, 173, en andwoord van den Reprcientaht alquier, Bladz. 325. 11. Arreté van de Franfche Volksreprefentanten, betreffende de toekomftige adminiftratie van de Stad 's Hertogenbosch, Bladz. 305. 12. Rapport van Gedeputeerden ter Generaliteit, over eenige pointten; nieuw Gebed voor de Vergadering van H. H. M.; en merkwaardige aanfpraak van Hollands Gedeputeerden ter Generaliteit , behelzende verfcheiden gewigtige voorftelleii, Bladz. 141—144. 13. Brief van den Lieutenant Admiraal van Kingsbergen over het convoijeeren van den geweezen Stadhouder naar Engeland, Bladz. 354 — 357. 14. Concept publicatie en plan , behelzende elf artikelen, aangaande de regeerings- veranderingen op dorpen , Bladz. 357 — 361. 15. Verllag eener conferentie van het Committé van Algemeen Welzijn, met de Franfche Reprefentanten en den Generaal pichegru, over verfcheiden belangrijke poindren, Bladz. 362 — 367. 16. Decreet omtrent het vernietigen der Admiraliteit s Collegiën, en het aanftellen van een Committé de Marine, met de nodige fchikkingen dieswegens, Bladz. 367-370. 17. Brief van de Bewindhebberen der O. I. Com- E 2 pag-  6ö DE GtëXTENDEERDE NOTULEN pagnie, Over de uitgaande Oost-Indifehe Schepen zich in Engeland bevindende, Bladz. 378—381. 18. Brief van het Admiralheits-Collegie in Westfriesland en het Noorderkwartier, benevens twee tafels van den ftaat der Marine bij dat Collegie, Bladz. iqi, 102 . 19. Brief van de Staaten van Zeeland , benevens de Capitulatie voor .die Provincie, met den Franfchen Generaal BiiciiAUD geflooten, Bladz. 420 -426. 20. ^ Refolutie omtrent het vernietigen van den Raad van staaten, en het aanftellen/van een Committé tot de algemeene zaken van het.Bondgenootfchap te Lande, met dc fchikkingen, daar toe .bctrpslijk,' Bladz. 430-4-4 21. Brief van de Staaten Generaal in dato den »i.December 1794 ,' met.de generaaie petitie en Staaten van Oorlog voor het aanftaande jaar 1-95, Bladz. 438-469. Dit ituk is alleszins merkwaardig', en de'brief' vooral, verdient gelezen te worden, alzoo daar door de gevoelens der leden van het voorig beftuur en de ftaat van zaken in dat critique tijdftip ten duidclijkften kenbaar worden. • 22. Brief van\Friesland, over dc aldaar tot fïand gebragte revolutie, benevens de inffructie voor de Provifioneele Reprefentanten des Friesfchen Volks, cn andwoord van die van Holland , Bladz. 492 -500. 23. Brief van den Euvoijé van rijeede, de dato den 31 December 1794, over de denkwijs aan het Hof van Berlijn, omtrent de Republicq, Bladz. 562 - 564. ■ 24. Gedetailleerd rapport van het CommitLe' van Algemeen Welzijn over drie Staatsgevangenen , Bladz. 589-596. 25. Ampel bericht van het voorgevallene teYsl'eimonde, bij de regeerings - verandering aldaar, met de Hukken, daar toe betreklijk, Bladz. 653 — 664. Onder de merkwaardige Hukken in het tweede Deel gaande van 2 tot 6 Maar;, voorkomende , verdienen vooral onze opmerking. 1. Publicatie van H. II. Mogenden over de Rechten van den Mensch en de affchafling van het Stadhouderfchap, Bladz. 46 — 48, 2. Brief van den Raad van Staaten over de nieuwe organifatie der Armée, met twee bijlagen, Bladz. 50 - 61. 3. Publicatie over den Staat der Kasfe, Bladz. 78-84. 4. Verfcheiden extracten uit de Refolutie-boeken van H. H. Mogenden , van de Staaten van Zeeland, Friesland, Utrecht, enz., Bladi. 119 — 137. 5. Voor-  1eiielz. dedecr. v. d.verg. der prov.repr»v.holl. 6"0 5. Voordel en befluit ter vernietiging van den Colonie-Raad van de West-Indien9 en de aanltelling van eene nieuwe directie, met de daar op gemaakte fchikkingen, Bladz. 145—151. 6. Publicatie wegens de Heerlijkheden ,Bladz. 156-161. In de twee Stukjens van 1 — 6 en een gedeelte van 7 Julij, hebben vooral onze aandacht getrokken de volgende Stukken: 1. Rapport van het Committé ter voorlichting en beftiering der remotiën en Regeerings- aanitellingen, van deszelfs verrichtingen in Noord-Holland, Bladz. 20-28. 2. Advis van het Committé van Finantie, op een brief van de Staaten Generaal, en eene Memorie van het Committé de Marine over de wanbetaaling der Provinciën, welke beide laatfte ftukkeu hier mede gevonden worden, Bladz. 76 — 90. 3. Iiillructiën voor de Commisfarisfen en Bediendens der Nationaale Beleenbank, Bladz. 98 — 110. 4. Brief van Schoonhoven, in dato den 2 Julij, over het plan tot het bijëenroepen eener Nationaale Conventie , Bladz. 119, 120. 5. Brief van den Conful.der Verëenigde .Nederlanden te Philadelphia, betreffende de omwenteling, met eenige bijlagen, Bladz. 130 — 134. 6. Decreet omtrent de vernietiging van den hoogen Raad, enz., Bladz. 135-138, en brief aan die van Zeeland , dieswegens, Bladz. 150 — 153. 7. Advis van het Committé van Finantie op een brief van Amfterdam, nopens het reducceren der intresten van fommige Negotiatiën, Bladz. 139 - 145. 8. Brief van de Nederlandfche Ministers, blauw en meijer, te Parijs, met bijlage, Bladz. 165 — 169. Ziet daar eene tamelijk lange, en nogthans in vcrgelij. king van het geheel, weinig beteekenende lijst van eenige merkwaardige (lukken, hoedanig nog ongelijk meer anderen in het Werk zelve gevonden worden; en welker groote meenigte ons dikwerf verlegen gemaakt heeft in het doen van eene keus, vooral in de laatfte Stukjens, waar in dezelve als op een gellapeld zijn. Wij hebben deze flegts als met den vinger aangewezen, zoo evenwel,dat wij vertrouwen, dat de Lezer daar door genoegzaam in Haat gelleld zal zijn , om over den gewigtigen inhoud van dit Werk, en de menigvuldige verfcheidenheid der doffe , te kunnen oordeelen. E 3 Meer  ?0 over de beste wjjzb waar op het volk ^kr„ietatorn ^ Z6gSen l3at ^ k°rtheid VaU 0nS be' Ten belluite kunnen wij onzen wensch niet verbeken dat de Uitgever door een ruim debiet in ftaat gefield en aangemoedigd moge worden, om met de uitgave voord te gaan, en daar aan alle mooglijke volkomenheid bij te ze ten, daar hetzelve met alleen voor dit gedacht maar ook voor de nakomelingschap ten hoogften belangrijk is, en zuks van tijd tot tijd meer worden moet l ï Vt*&,if Ferlmïdi?S over' de tette wijze, waar %/ , °{ va»&ft»*b*i O» voorts dat lange heel Nederlandj overeenkomftlg de verëischten van een we . geordend beftuur aan den eenen, en tevens overeenkomfijg eene behoorlijke uitoefening der onvervreemdbare Rechten van den Mensen in eenen Burgerftaat, aan den anderen kant , deszelfs ftem gereglld en fpoedil zal kunnen uitbrengen. Te Amfterdam, bij H. van Kes teren , i795. l6a Bladz. In gr. OBavo! De tolf ü ƒ i - 2 - : * ■> T7olgends het Voorbericht is dit Betoog, of deze Verhandeling, m 't bijzonder voor de ftad Amfterdam vervaardigd, doch, daar het tevens voor geheel Nederland, volgends het oordcel van den Schrijver, van de ze fde applicatie is, of kan worden gemaakt, biedt hii het ook te gelijk den geheelen Volke van Nederland aan _Dat ae pen van den Schrijver door onpartijdigheid beltierd is, kunnen noch durven wij niet bevveeren, alzoo het tegendeel bijna op elke Bladzijde van zijn Werkien doorftraalt Hier bij komt nog, dat het grootfte gedeelte zijner Verhandeling aangevuld is met befchrijvingen van zaken, die, ter bewijzing van de hoofdzaak, als bekend hadden behooren onderfteld te worden, terwijl het we zenhjk onderwerp , waar toe , volgends den tijtel het Werkjen eigenlijk gefchikt is, bijna geheel uit het'oo°verlooren wordt , en naauwlijks een vijfde-deel van hetzelve bevat. , Wii bunnen niet ontveinzen zeer geërgerd te zijn over s Schrijvers verbittering en vooringenomenheid 'tegen alle Burgervergaderingen, zoodanige als die van de■ Wijken, welke hij, zonder het minfte bewijs daar voor bii te brengen, eene regeering in eene regeering noemt.  DESZELFS STEM ZAL KUNNEN UITBRENGEN. 71 noemt WH ftemmen hem gereedelijk toe, dat het Sïet betaamlijk is, dat het Volk, zijne Reprefentanten verkoren hebbende en deze volgends de alge-meen aanaenomene en bepaalde Wetten hun beltuur uitoefenende , zonder eenigzins daar van af te vyijK zich mede het recht der Regeering aanmatigde, en hen in alle hunne verrichtingen zocht te dwarsboomt -maar is dit het geval der Wijkvergaderingen? Immers' is derzeiver eenig doelwit, zoo als openbaar bekend is om, door eene geregelde lamenkomst, in elke Wijk, vin de Burgers die in dezelve woonen , het Volk van Amfterdam de gelegenheid aan te bieden, om onder eene bedaarde en gemeenfchaplijke verkcenng , die .aangename en nuttige Broederfchap te bevorderen en aan te kweeken, welke het best gefchikt is om de: nodige meiifchenkenuis te verkrijgen, waar door dat Volk alleen kan en moet opgeleid , vatbaar en bekwaam gemaakt worden , tot bevestiging, ondertteuning en handhaving van een zuiver Volks-Beftuur, dat op Vrt]he,d en Gelukheid, de eenige en onvervreemdbare Rechten van den Mensch en Burger, gegrond is. Dit zoo zijnde, is het, buiten aile iegenfpraak vooral noodzaaklijk, dat de Burgers, in hiinne Wijkvergaderingen, elkander onderling waare en zuivere denkbeelden inboezemen van die Rechten van den Mensch en Burger, zoodanig als dezelve uit de Reden en den Godsdienst, derzelver eenige bronnen, kenbaar zijn; met alle die heilige en duurzame phgten , welke deze Rechten aan eiken mensch en burger, ter betrachting, voorfchrijven : als mede van den aart en de inrichting van zoodanig een Volks-Beftuur, dat deze Rechten van den Mensch en Burger alleen ten grondllag heeft; en voorts, van de zegen- en heilrijke vruchten , welke daar uit voor het Volk in 't gemeen, en voor ieder Burger m het bijzonder, als van zelve, gewisfelijk voordvloeien. Niet minder is het onbetwistbaar zeker, dat de Burgers, in hunne Wijkvergaderingen , nodig hebben zich te beoefenen tot deregte kennis van de beste en meest gepaste middelen, waar door dat Heil den Volke beften* dig bevestigd , en aan het toekomend Gedacht ongetchonden overgebragt worde. Lano-s dezen weg wordt het Volk in ftaat gefteld, zijne Vertegenwoordigers van tijd tot tijd met zijnen goeden raad beftendig te onderfteunen en vóór te lichten ; en alle voorvallende misvattingen en verkeerdheden van het E 4 m"  72 OVER DE BESTE WIJZE WAAR OP HET VOLK, tNZt Bdluur met eene grootmoedige befcheidenhp,,, c i 7S\?ataVjer IMWn,) voor teS en'tot 2 herftelitng daar van mede te werken, zoo K'i 7 k c waanng en handhaving van een zuiverAis Vfff ^ Het grootfte jpoinct van bezwaar dir ^ ^t,,.;- wanneer men -teèlve het recht konde benemen SL' ESenTch^Vnïnïr"'"- i"liC"t"lg»> «* '» EgJ! Z1J" T' dsz«'™i best over de znivërheid'onzer v-J.tz.osvarz^^^^/-^»»»-^  VERTOOG OVER DE GROOTE GELDHEFFING. 73 Vertoog over de groote gellheffing tot herftel van 's Lands Finantiewczen , met een Vaderlandsch hart aan mijne Medeburgers en 'Landgenoten opgedragen. Te Dordrecht , bij H. de Haas, 1795. 45 Bladz. In gr, O&avo. De prijs is f: - 6 - : Wij kunnen weinig meer tot lof van dit Stukjen zeggen , dan dat de Schrijver ons toefchijnt een eerlijk, welmeenend Vaderlander te wezen, die met het beste Vaderlandfcbe hart getracht heeft aan zijne Landgenoten door dit Gefehrift nuttig te zijn. In hetzelve worden vier Concept-Plans tot het doen van eene geldligting aangehaald en beoordeeld, als: 1. Een het welk voordek! eene geldligting bij wijze van belasting op de jaarlijkfche inkomften. 2. Een Concept-Publicatie betreffende het doen van eene geldligting bij wijze van taxatie en quotifatie. 3. Een verbeterde Concept-Publicatie, voorafgegaan door eenige gewigtige bedenkingen tegen het voornoemde Concept-Plan. 4. Een Plan tot Provifionecl herftel, gedrukt bij Herdingh, te Leijden. De Schrijver beoordeelt alle deze Plans , geeft zijne tegenbedenkingen op , of verbetert dezelve met zijne aanmerkingen ; voornaamlijk vinden wij dit bij het der. de Plan of" verbeterde Concept-Publicatie, welke vooral zijne goedkeuring fchijnt weg te draagen , en waar bij hij zijne aanmerkingen, artijkels wijze, als een foort van nieuw ontwerp , opgeeft , loopende voornaamlijk over het invoeren van recepisfen, en dc middelen , om dezelve tegen miscrediet te beveiligen, het geen, volgends hem , onfaalbaar moet bewerkt worden „ door het ge„ ven van verzekering, dat dezelve flegts provifioneel, „ om het gebrek aan contanten te remplaceeren , wor„ den ingevoerd, en binnen een bepaald getal van jaa„ ren of geheel ingetrokken, of in öbligatiën tegen be„ hoorlijken intrest veranderd zullen worden." De man heeft zeker hier bij niet bedacht, dat zulk eene verzekering flegts hersfenfehimmig is, ingevalle 'er geen genoegzaam hijpotheek voor aangewezen kan worden , en dat dit even onmooglijk , ja, nog onmooglijker is dan in Frankrijk, alwaar men, met eene hijpothecatie op de Nationaale Domeinen, die zoo aanmerkelijk waren, E f cn  U VERTOOG OVER DE GROOTE GELDHEFFING. en met alle de overwinningen , die de Franfchen WHM en zijds behaald hebben, het papieren geld Ikt teT* het miscrethet heelt kunnen beveiligen ; hoe veel min der h,er daar men geene diergelijke Domeinen tot hit potheek kan aanwijzen? — JJ Ook fchijnt hij zelve het zwakke van dit middel tegen de verlaaging, of wel de onmooglijkheid', om hetze ve daar te Hellen, gevoeld te hebben, daar hij ver, lnnf^i\frdf de"e rfCepisfen in alle Ntaalirtg^ „ voor de helft of een derde, doch hooger niet, even „ ais contanten, behooren gerespecteerd te worden; en „ dat men ten dien einde bij de introductie een poena„ bteit zoude behooren te fixeeren voor hen die zich „ tegen dezen ontvangst zouden willen verzetten als „ mede voor hem, die dezelve in de circulatie tot min„ der waarde ontvangt of uitgeeft. " En hier vragen wij den man wederom; waar toe de bepaaling van niet meer dan de helft of een derde in betaaling te moeten ontvangen ? Eu waar toe deze pcenahteit? Dezen immers zijn beiden overtollig, jnger valle men eene zoodanige verzekering, als boven', kan geven en indien die verzekering , zoo als de Schrijver beweert, toereikende is, en zonder dat zijn zij beiden vruchteloos en vergeefsch; wij beroepen ons in dezen al vvederöm op Frankrijk 1 Daar en boven zijn beide' deze middelen , wel verre van het bedoelde uitwerkfel voord te brengen, veelligt alleen genoeg, om wantrouwen te verwekken, eii het crediet, dat de recepisfen anders mislchien nog zouden vinden, geheel overhoop te werpen cn weg te nemen. Na de beoordeelingen van deze vier Plans, vindt men hier eindelijk ook nog eenige bedenkingen op liet plan m den Post van den Neder- Rhijn Na. 13, tot het verhoogen der Muntfpeciën, welke , benevens eene algemeene bekorte herhaaling van al-het gezegde, misfchieii nog het beste gedeelte van dit Stukjen uitmaken. Wij ontkennen niet dat in hetzelve hier en daar eene gedachte voorkomt, welke doet gelooven, dat de Schrijver niet van gezond verlhnd ontbloot is, en welke veelligt bruikbaar zoude zijn, indien zij flegts wel ontwikkeld en duidelijk voorgedragen was; maar het blijkt, dat de man irt het geheel de gaaf niet bezit, om zijne denkbeelden in eene geregelde orde voor te nellen , zijnde alles zoo verward en kwalijk famenhangende , dac men 'er  VOLLEDIGE BESCHRÏJV. VAN ALLE KONsTEW , ENZ. 75 'er niet dan met veel moeite eenig begrip van kan krijgen , waar toe de gebrekkige ftijl en taal, met eene meenigte kwalijk te pas gebragte en weinig gebruikelijke bastaard - woorden doorfpekt, niet weinig mede werken. Volledige befchrijving van alle Konsten, Ambachten, Handwerken, Fabrieken, Trafieken, derzelver Werkhuizen, Gereedfchappen,enz. Elfde Stuk, met Plaaten. Te Dordrecht, bij A. Bluste* en Zoon, 215 Bladz. In gr. Oètavo. De prijs is f 4 - 2 -: Het Stuk van dit alleszins nuttig Werk, 't welk wij thands voor ons hebben, bevat de Suikerraffinadeur; of volledige befchrijving van de Suiker, deszelfs aankweeking, bereiding en verzending, met de opgave der verfchillende bewerking , Molens , Fabrieken, enz. in en buiten Europa, door j. h. reisig. Deze geachte, en in veeie opzichten voortreflijke Schrijver, die in zijnen leeftijd eene onbezweekene Vaderlandsliefde met eene gegronde kennis der Letterkunde paarde, en een goed deel van zijnen besten leeftijd in de waarneming eener voorname Suiker-Fabriek te Amfterdam heeft doorgebragt, heeft zich der moeite getroost, zich als op nieuw in de werkplaats te begeven , van ftuk tot ftuk alles na te gaan, waar te nemen , en ter neder te Hellen, bijkans als of hij zijne onderrichtingen aan eenen werkman gaf, en zelve dat geene nog uitvoerde, welk een oplettend behartiger van eene zoodanige Fabriek verrichten, en , in de verfchillende gevallen , niet uit: het oog verliezen moet. Het Werk beftaat in zes Afdeelingen, welke te famen dertig Hoofdftukken uitmaken, en eene inleiding aan 't Hoofd hebben. In deze Hoofdftukken wordt gehandeld: 1. Van het Suikerriet in 't algemeen; 2. aankweeking van het Suikerriet; 3. befchrijving der Molens om het Suiker te persfen; 4. befchrijving der Suikerraffinaderijën in Amerika; 5. van de Plantagiën ; 6. toebereiding van een Loogwater, dienende om de Suiker te zuiveren, en gebruiklijk in de IrMiën; 7. korte befchrijving van het raffineeren der Suikeren in de VVestIndiën; 8. over den aanleg eener welgeftelde Suikerraffinaderij in ons Vaderland; 9. iets over de Hollandfche Suiker-Fabrieken in het algemeen; 10. het Kalk-  76 VOLLEDIGE BESCHRIJVING Kallavater ; ti. de Aardbak; 12. van de SchuimbakJen, 13. van de Vormbak; 14. Van de overige Gereedhappen; 15 van het raffineeren in het algemeen; 6 van het fchoonmaken der Suikeren in het bijzon! der; 17. van het gebruik der Eijeren , en van het Osfenbloed; 18. over het verfchillend raffineeren, en over den Proef; 19 over de Suikeren en Sijropen, welken men in eene Suikerraffinaderij verwerkt; 20. van den Scuuirn; 3t. van het Basterden maken; ,'a. van het Vullen; 23. van het Zolderwerk; 24. van het Suiker yericheppen; 25. van het hout kuisfcheu; 26. van he Vormen kujsfchen,, en potten kuisfcheu; 27. van het ZtC.'' n31- deG^edfchappen; 291 van het Werkvolk; 30. befluit. De aart van dit Werk is, even zoo min als de voor ge Stukken , zoo wegends het algemeen verband, ais de noodige aanwijzing der Figuuren van de Plaaten, niet zeer gefchikt, om 'er iets uit over te nemen. Vvij bepaalen ons (legts tot een gedeelte van het negende Hoofdftuk: Over de Hollandfche Suikerfabrieken tn t algemeen: „ De Suiker-raffinaderijen lieb„ beu meestal net ongeluk gehad van lieden tot hunne „ meesters te hebben, die zich zeer zelden ophielden „ m.:t uitvindingen of wijsgeerige aanmerkingen te „ maken. Deze Fabrieken waren voor vijftig jaaren „ hier te lande nog zeer onvolmaakt; wie maar een „ weinig de behandeling der Suikeren verftond, huur„ de eene werkplaats, en won geld; en ongelukkig „ bragt men zelden Nationaale kinderen in deze Fabriek „ op. Meest alle de Fabrikanten waren buitenlanders „ Mij is van een zeer oud Suikerraffinadeur verhaald" „ dat hem de tijd heugde, in welken in Rusland niet „ eene, 111 Duitschland en Engeland zeer weinige, in „ örabknd niet eene, en in Amfterdam flegts vutti» „ Suikerfabrieken waren, zijnde 'er toenmaals, buiten „ die Stad, maar weinigen in Holland te vinden. Doch „ hnts vijftig jaaren zijn de Fabrieken in EngelandLe„ gw geworden; 111 Duitschland, en voornaamentlijk ,, m Hamburg, heeft men fints dertig jaaren meer „ dan twee honderd raffinadeurs. De Rusfen hebben „ zich toegelegd om zelf Fabrieken aan te leggen, en „ ui Petersburg ziet men thands tagtig raffinaderijen „ zoo groot, dat twee groote Hollandfche Fabrieken „ naaowlijks eene Petersburgfche uitmaken. In Bra- „ baud  VAN ALLE KONSTEN , AMBACHTEN, ENZ. 77 s\ baud zijn zij met groot voordeel voortgeplant. Am„llerdam telt 'er thands meer dan honderdtwintig, in ,, Rotterdam waren 'er vóór eenige jaaren veertig aan „ het werk, en zij zijn tegenwoordig door geheel de zeven Provinciën verfpreid. üe Hollanders, die dus in den voorigen tijd meest alle de verzending naar de Oostzee, naar Spanje en naar Duitschland hadden, „ moesten in laater tijd dezelve met de lïngelfchen , „ Franfchen', Duitfchcrs, Rnsfen en' Brabanders dee-* „ len. Eindelijk ging het zoo verre, dat Holland de ;, verzending op de'OöStzee, fomtijds bijna geheel,„ moest misfen, en de Engelfchen meer dan eens- hunne Suikeren in Duitschland veel beter -en beter „ koop gebragt hebben, dan onze Natie." „ De voornaamlle rede dat de andere landen Suiker„ fabrieken aanlagen, was gedeeltelijk de kwade trouw „ van fommige Hollandfche Fabrikanten. De vreem„ delingen meestal bezitters dezér fchoone kunst, wa-, ren niet altoos de-groote meesters, en leverden den „ Kooplieden fomtijds geene goede waare. Het fmart „ mij te moeten zeggen, dat de commisfiën op ftamp„ fuiker, menigvuldig in vroeger tijd, fomtijds aller» ,, llegtst wierden uitgevoerd. Sommige gewetenlozen,, deden meel onder de Suiker maaien, en om het te ,, doen weegen deed men 'er zoo veel waters hij , dat wanneer het ter plaatfe kwam, daar het zijn' moest, men niet vermogend Was, het met houwee„ len van een te liaan. Hier dooi' joeg men de Cotn,, misfiën weg, en de goeden moesten het met de kwa,, den ontgelden." ,, Toen daar na de Engelfchen, de Duitfchers eu ,, Rusfen begonden te bouwen, wierd men naarijverig, en de kunst wierd, maar helaas! te laat, en ook mo„ gelijk te veel verfijnd; en hedendaagsch is dezelve in ,, eene zoo waggelenden toeftand, dat de Fabrikeur doorgaands meer moeite moet aanwenden, en min,, der voordeel heeft." De buitenlanders intusfehen, bezitters wordende „ van deze edele kunst, die zoo veele voordeelen aan „ den eerlijteen Fabrikant , zoo veele voordeelen aan ,, het land opleverde , en aan zoo veele menfchen „ brood verfchafte ; zochten dezelve ook in hun land ,, te bevorderen. Dit kon niet .anders en niet beter ,, gefchieden, dan d,oor, in bun gebied, eene belasting >, op  55 op de Hollandfche Suikeren tp i.n.M„ , , ,5 de den doodiïeek te geven aan i t? i6" dusdoen„ Koning van Pruisfen, die va,T Den^L , r,eke"' De Monarchen maakten, zoo oo n'"iarken en „ Zond, tolhuizen, 4^V%Èe£^ ter" tot agt en negen percent tol moesten betal i ' en nf £J „ nog met genoeg ware, kwamen inTlaater Sm L u „ vorsten van den Paltz en vnn kL$* jd de Kcur- den Rhijn belasti gen tMeS^?; Jm ",ede °P ,, voer moeilijk en kSstbaarer CvÖ f * d°°T # aan" 5, duet uit de Di£S?„5ti Tn dlteP1'°" taal berekenen, zin volk houden, maar had chTrS », Duitschland in eenen tiïd f™;*ir,AJ. 'uu,g»ftilzltten en v&I^^S^^.* » b* rin^Mn^er'wfrfH-^11 P'-aaten' **« tot Sfifc ^renle^^S^f—«££ van alles \1TpÏ * Nabo°tfmS dm' Gebaarden, met cpheldelende-. Plaaten Door j. j. ENGEL. Tweede Deel, Te Haarlem, hj J. van Walré. a5I ƒ„„,.. O&w. De prijs is ƒ 4-10-: s ^ij hebben van het Eerfte Deel van dit uitmu itend JL VVerk' ee»e breedvoerige en zeer gunstige Recenfie gegeven, IV Deel, Bladi. 324- - Wanneer wij nu ons oordeel over dit Deel wilden voordragen, dan zouden, wij het zelfde moeten zeggen, het geen wi toen reeds gezegd hebben; waarom"wij 'den Lezer na' onze beooroeehng daar ter plaatfe verwijzen. Alleen moeïen S rr:ken'dat dit DeeI' het de ««525 van de te vooren opgegevene waarnemingen op de kunst van  DE KUNST VAN NABOOTSING DOOR GEBAARDEN. 79 van den Toneélfpeler in zich bevat, even daar doof natuurlijk voor het algemeen zoo intereslant niet kan Zijn, dan het voorige» ■ • Om den Lezer met een opflag van het oog te doen zien, wat in dit Deel verhandeld word,. willen wij den inhoud van hetzelve , zoo als die voor dit Deel geplaatst is, hier nederfcellen. . XXVIII Brief. Gevallen, waar in de afbeelding de echte vertooning is. Over de famenftellihg van afbeeldende en-uitdrukkende gebaarden. Gevallen, waar in beider volkomcne verëeniging, mooglijk of onmooglijk is. Afbeeldingen, die befpottelijk zijn. Voorbeelden daar van. ' , , ,. XXIX Brief. Toepasfing van dezen regel, op het Stomfpel (Pantomime). Hoe daardn alle afbeeldingen, voor de uitdrukking nadeelig, kunnen vermijd' worden: zelfs wanneer zeker bedrijf het onderwerp is. Onderwerp door de Ouden voor de Pantomimen gekozem Over eene plaats van luciaan. • XXX Brief. Ontwerp eener Pantomime volgends noVerre. Welke onderwerpen hij behandeld wil hebben en hoe bij dezelve alle valfche afbeeldingen gemist'kunnen worden. Bewijs, dat de Pamtomimifche vertooningen van alle bedrijven, die niet uit de algemeene aandoeningen der natuur, uit de gewoone voorvallen des levens, afgeleid, of niet reeds vooraf bekend zijn, onmooglijk kunnen begrepen worden. Waarfchuuw'ing bij de behandeling zelfs van voorwerpen, die bekend zijn. Voorbeeld van onveritaanbare , en te gelijk befpotli'jke afbeelding. XXXI Brief. Zwarigheden, welke zich opdoen bij de uitvinding eener eigenlijke gebaardenfpraak. XXXII Brief. Nog eenige aanmerkingen over de Stomfpelers der Ouden. — Kunst der gebaarden, als Muziek. Uitgebreide beteekenis van dit woord, in deszelfs oorfpronklijken zin, bij de Ouden. Aanmerking, dat alle toonkunst op de zelfde hoofddenkbeelden en regelen gegrond is. XXXIII Brief. Over de kunst der uitfpraak ten bewijze dezer ftelling. XXXIV Brief. Regel , die voor den Toneélfpeler uit den algemeenen aart van hetToneelftuk zelve voordvloeit. Verfcheidene foorten van de maatklank der redevoering. Gebruik van elke föortönderfcheidende en gepaste foorten  88 j- j- b n g e l - , , ten in het gebruik, der 'gebaarden , hing van d,n Redenaar, en £S5aS&i,8B&a*f*n?*f Toncelltukken getoetst. V°°r de ^^tigc XXXVI Brief. Oogmerk der Dichtkunst- w« bepaalde .foort van genoden oSeW t r blJ20,,dere ^Sf;;, ^^3~ het oogmerk des Tonceldiemls, ver^ehTkên nier Hn^^ SS3E ™pasli"s rop ™t sas il £ lcnikKe"' 0f geesthjke Redenaar zich mar XXXIX Brief Regels voor den Toneélfpeler, ten ian. zien der eenheid van het ftuk, dat vertoondm%et w ,rden. Zoo wel met betrekking tot het ^eheele friilr óï. op de geheele rol. Of het gevolg ee e? gep te u .'vo ring de juistheid van het ftuk zelf bewijst? _ °L XL Brief. Voorichriften wegends den famenhan* vari de kleinte gedeelten eener rol, zelfs van a&SuÏÏ SSSS ft loe ™" biJ' ^V^V^S eLn £ lrh?nSZ1'1SJ0p afzonderlijke trekken letten moet. Voorfcbrift wegends de aanhoudendheid der vertooning, de zachte vermindering van veeier ei bedaat- XI TrIV envwe,d.erïcer.,S u>t de aandoening tot rust. ah Brief. Verbmdtems van eenige hartstorhtplia-c beweegingen,zoo wel van eene, als AïiStt^ ten.  DE kuïtst VAN nabootsing DOOR GKBAARDEN. gl ten. Zwelling der hartstochten. Voorbeeld eener gepaste opklimming. Overgang uit de aandoeningen der aanfchouwing tot daar aan grenzende begeerten. Verdeeling der verfcheidenfoortige aandoeningen , in vermaagfcbapte, en verwijderde. Ongenoegzame kenteekenen van 011derfcheiding. XLII Brief. Echte kenteekenen van ondcrfcheiding* Toepasüng op veele voorbeelden, vooral op de aandoeningen, met de gramfchap vermaagfchapti Hoe verband en verwijdering, minder van den aard der aandoeningen in het gemeen , dan wel van den graad haarer fterkte afhangen. Misvatting, welke het algemeene taalgebruik hier kan veroorzaken. Hoe de gemaklijkheid van overgang, bij alle vermaagfchapte aandoeningen, niet verfchilt. Wet van verëeniging der verwijderde aandoeningen. Moeilijkheid van eene uitvoerige behandeling dezer (tof. XLIII Brief. Voorbeelden van gepaste overgangen , door rustingen en tusfchenmengelingen. Bcoorcleeling Van fommige voorbeelden, door remond van Sl. Albine bijgebragt. XLIV Brief. Voortgang der gemengde gewaarwordingen. Erkentenis van de groote onvolkomenheid deeer befpiegelingen. Beantwoording van fommige tegenwerpingen tegen de algemeenheid der opgegeven voorfchriften. Befluit. Ten Hot willen wij de aanmerkingen van den' Schrijver hier bij voegen: over de vraag of de gcestlijke Redenaar zich naar den toneélfpeler vormen mag? — „ Men heeft gevraagt," fchrijft hij Bladz. 154, ,, of ,, de geestlijke Redenaar zich naar den toneélfpeler ,, vormen, of hij deszelfs toon en beweeging moge na- volgen? Het is zelfs nog niet lang geleden, dat 'er ,, over deze vraag veel getwist is. Ik antwoorde hier- op ja en neen, zoo als men begeert. Neen, in zoo j, verre de gedachten en decbaraóters in de meeste rollen , „ met de gedachten en de characters van den geestlijken ,, Redenaar doorgaands niet overëenftemmcn; nog eens ,, neen, in zoo ver het Toneelftuk en de Leerrede te ,, veel van elkander verfchillen, dan dat de vertooning ,, ook niet geheel onderfcheiden zou moeten wezen. De perfoonen in het Toneelfpel dragen gedachten ,, voor , welke juist thans eerst ontftaan ; de Leeraar „ deelt aan het volk denkbeelden mede, welken hij VAD. CIBL. Via. DESL. NO. 3. F t#  82 j. j. kkgei. , de kunst v. naboots. door gebaar den. „ te_ vooren reeds in orde gebragt heeft. De S&annt * ma uitwendig in werkelijke onrust , en worden „ door denkbeelden en gewaarwordingen heen e, we „ der gelmgerd; cle Leeraar is in uitwendig rust „ ^keaft, msft_4ija eenig onderwerp, ook flegts ééne „ blijvende hoofdgewaarwording, welke hij naar wel„ gevallen kan afbeelden. - fc de all.enfpraak van " 2? riS&.ÏT Zf'smoor^ » het onderweg „ ten interflen gcwigtig; de ziel is ernstig gedeind; „ m den toon c,i de beweeging der gebaarden, ftraa, „ le. plechtigheid cn waardigheid door; de geestlijke „ Redenaar echter, kan hier van geen gebruik maken „ om dat hamlet geheel in zich zeiven ierdSp is' „ .jinst thans eerst dit ftuk ernltig begint te oSS » Jen van denkbeeld tot denkbeeld, van twijfeling tot „ twijfehng geraakt, en om dat deze getieldheid nim„ mei kan voegen aan eenen Leeraar, die in het opeu„ baar moet onderwijzen. Doch ik antwoorde te- " 2/ ' 111 f°° VC1" nameli-'k in ecn Toncclftuk „ pLatien gevonden worden, welke te vooren reeds " d00 .d,e Perfoonen.doordacht zijn; plaatfen, welke on- „ vcihmderd en onafgebroken , in haaren famenhang „ voorgedragen worden, gevolglijk even goed zijn, » als eene aaneengefchakelde redevoering; HOg eens' " %l'I" JT VTM d"ze Plaatfen vo1 v™ deftigheid, „ de charaéters der perfoonen ernftig, edeJËartig, zelfs „ verheven kunnen wezen. - De vermaningen , wel" ';e.n,tle huisvader van diderot, in het tweede Be„ dnjt, aan zijn dochter en zoon geeft, zijn zulke te „ vooren doordachte, aaneengefchakelde Redevoerin» gen; in dezelven_ heerscht gewis veel en inwendig „ gevoel; maar wie zat den toon der gewaarwording » van den kanfel velbannen, en den geestlijken Re„ denaar m een kouden, gevoellozen zedeprediker „ willen herlcheppen? Het is genoeg, dat de gewaar„ wording, welke m eene Redevoering heerscht, van u de edehte foort is, en dat hier een verftaudig en „ tederhartig Vader voorkomt, die deze gewaarwording i, jegens zijne waarde kinderen uitdrukt het eer„ waardigfte character voorwaar in mijne oogen, dat ft onder de zon beftaat! Wie kan dus hier den gccstlij« ken Redenaar kwalijk nemen, het Toneel tot zijne „ lchool, een uitmuntenden Toneélfpeler tot ecn voor„ werp zijner beoefening te maken ? Hoe vvenfcheüjk „ wa-  algemeene geschiedenis der tegenwoordige eeuw. 83 „ ware het, dat veelen hunner na een aufresne en ekhoff aanfchouwd te hebben, zich in ftaat be- „ vonden, dat geene te gevoelen en na te bootfen, „ welk zij in zulke mannen gezien hadden. Van den Leeraar eene loutere niets bcteekenende beweeging, „bij den toon . der gewaarwording te vorderen, is „ even veel, als van hem te verlangen, dat hij zijn toon door zijne beweegingen logenltraffe. Zijne beweegingen moeten altijd uitdrukken, maar gemaatigd , „ bedaard zijn; gelijk in de opgegevene , en andere dergelijke gevallen, ook die van een aufresne „ en een ekhoff waren." Algemeene Gèfchiedenis der Tegenwoordige Eeuw. Tweede Deel, met Plaat en. Te Harlingen, bij V. van der Plaats, 1794. 381 Bladz. In gr. Octavo. Da prijs is ƒ 3 - 5 - : Na het aanprijzend verflag, al eenigen tijd geleedcn, door ons van het Eerfte Deel dezes VVerks gedaan, zullen, veelligt, veelen onzer Lezeren, al eenigen tijd, een bericht van het vervolg daar van hebben te gemoet gezien. Wat al veriraagingen van onderscheiden aart heeft de op zich zelve zoo zeer gewenschte Staatsomwenteling te wege gebragt! Aan de beoordecling der Schriften, daar toe betreklijk, arbeidende , heeft de aankondiging van meeuig ander welgefchrevcn Boek , daarom moeten agter ftaan. 'Er zijn Boeken, welke flegts goed zijn voor eenen tijd, en in verband met de omftandigheden , in welke zij voor 't licht komen. Anderen ziju van altoosduurende waarde, als niet verbonden aan tijd of gelegenneid. Dit laatfte past op de thands van nieuws aangekondigde Algameene' Gèfchiedenis, als een zeer nuttig Handboek, om zich, in den tegenwoordigen avondstond der Agttiende Eeuw , de voornaamfte gebeurenisfen van Europa te herinneren, of voor eerstbeginnende Lezers te dienen, als eene handleiding tot verdere beoefeninge van een der nuttigfte takken der menfchelijke kennis, de Historiekunde. Dit Tweede Deel vangt aan met een bericht, wegends de Staatsomwentelingen, na de kortftondige Regeeringen der onmiddelijke opvolgers van peter den Fa or00-  "H algemeene geschiedenis grooten in Rusland voorgevallen. Zie bier een bericht aangaan.., de wijze, op welke anna, dochter van de Czarin catharina, na den dood van peter den II ten Keizerlijken troon vvierdt verheven ,, loen, na het overlijden van den Czar, de Hoo"é Raad was vergaderd, beklaagde zich de Prins D J trios michaclowitz gallitzin, over het geweldig Despotismus, onder het welk Rusland door Czar peter den eersten en zijne opvolgers had moeten zuchten. Waarom hij voorftelde, dat daar men nu, van wegen het uitfterven der mannelijke hnfe dfs Monarchs 'er toe zoude moeten overgaan, Óm eene der Prmfesfen van het Keizerlijk Huis op den throon te plaatzen, men zulks niet behoorde te doen , din op voorwaarden, d,e den Rusfen eene behoorlijL'vÏÏhéid verzekerden. Na dat dit ontwerp door de geheele Vergadering was goedgekeurd , wierd de Prinfesfe Weduwe van Courland, gekoozen tot aanftaande Czarin, als zijnde gefprooten uit ivvan, den anderen Broeder van Czar peter den grooten. Daarenboven trok men deze Prinfesfe voor aan de Hertoginïe van Mecklenburg, om dat dezelve getrouwd was met I n Prins van een vrij onderneemenden geest, van wie vlrdrr'op^ïierw^k11"6 * ^ ]°°^^ ™ S \erciraö, op net welk men nu eene Keizerinne kiezen zoude, verbrooken te zien, dan van eene enkele P„nfeï fe. Eer men overging tot het maaken van de voorwaarden verbonden zich de Leden, dat niemand hui ner ,ets,_ van het geen beflooten ftond te worden, aan de Prinfesfe openbaaren zoude, voor dat haar de kroon wierd aangebooden, op ftraffe des doods. Doch desniettegenftaande wierd zij van alles onderricht door den Graaf jAGousiNSKr, die haar in het geheim zijnen Adjudant samorokow had gezonden."0 "EDe voorwaarden, op welke men het eens wierd aan Prinfesfe anna van Courland het Oppergezag aan te bieden, waren van dien aart, dat zij haar volkomen de handen bonden, in alle gewigtige (hikken betre! 5e"gKr £mat ^ ^ ^Söete S de Knjgsmagt. De voorrechten van den orooten AdPI wierden telfens merkelijk uitgebreid, tfn ÏSSem den kleinen Adel en de Burgerfrand.' Toen men anes Sl Eaw ÏÏ? ?erhebbei]' Z0"d ""zanten naar Mittaw, om Prinfesfe anna kennis te geeven van haa-  DER TEGENWOORDIGE EEUW. §5 haare verkiezing, en haar teffens de voorwaarden aan te bieden. De looze Prinfes fpeelde haare rol bij uitneemendheid, en veinsde nergens iets van te weeten. Zij prees integendeel de gemaakte voorwaarden hemel hoo°-, en tekende dezelve, zoo bet fcheen, met groote vergenoeging: terwijl zij teffens beloofde, dat zij den Graaf biron, haareu Gunfteling, dien men te Muskow haatte en vreesde, niet zou mede nemen. De Gezanten, die hun werk wonderlijk wel meenden volbragt te hebben , keerden eerlang met de Prinfes naar Muskow; doch ftonden, met de Leden van den Hoogen Raad , niet weinig te kijken, toen zij befpeurdcn, dat de nieuwe Czarin, zoo nederig en toegeevende zij haar te Mittaw hadden gevonden, als in een oogenblik , zoo trotsch en gebiedend was geworden. In den grooten Raad ingeleid, wilde de Cancelier haar eene aanfpraak doen, die dienen zoude, om haar haaren pligt onder het oog te brengen: doch zij gebood hem te zwijgen. Toen wilde men haar de Ridderorde van den Heiligen and re as omhangen, doch zij deed dat zelve, zeggende; dat had ik waarlijk vergeeten. Teffens zag men biron op het onverwachtst te Muskow aankomen; het geen de verbijstering der Grooten, die het Regeerings-Reglement hadden gemaakt, niet weinig vermeerderde." „ Schoon de Czarin mooglijk zelve dat geheele ftuk, zonder veel navraag, zoude hebben kunnen vernietigen, dacht zij het beter en veiliger, dat het op verzoek van het Volk zelve gefchiedde, of ten minden dus fcheen te gebeuren. Zij verzekerde zich derhalven van de Lijfwagten, met groote gefchenken; terwijl zich een aantal lieden lieten gebruiken, om den Kleinen Adel tegen den Grooten, die bij die fchikking bijna alles had aan zich getrokken, op te ftooken. Dit gejukte boven maten, en oogenblikkelijk zag men eene rnagtige zamenzweering om het herftel der oude Regeeringsform , roepen. Zeshonderd Edellieden van de laagere klasfe begaven zich , met eenige Prinfen aan het hoofd, naar het Hof, en vroegen gehoor, 't geen aanftonds wierd toegedaan, na dat den Hoogen Rand en den Senaat order was gegeeven, om mede te verfchijnen, Toen naderde de Graaf watt weef den throon, en zeide dat hij, uit naam van den geheelen Adel des Rijks, naderde, om haare Majefteit onder F 3 het  EPS ALGEMEENE GESCHIEDENIS het oog te brengen, hoe zeer de Hooge Raad de ver vagting van het geheele Rijk had bedroog E haar onder zoo veele bepaalingen op deh Soon 2 P aarzen tegen de aloude gewoonte, dewi,l de Rnsfen altoos door Aüeenheerfchers waren ger-eerd iXT'/1£ UIt(teeke"d haare rol wist tefpeeler? vraagde toen met eene houding van de uiterflever' lm ! e" brreCmdinS' *"ï *><* dat dan niet de & Tlkm ik te Mitt™ getekerd Jl AM ' «JS "CUWde toen dc geheele tegenwoordig met eeivwoedend oogwit .. ue 1 rn"s dolgorouki het volden 1,1 SrStfïfö °m Z£ker " "d-dde^A on f chin het Reglement van artikel tot artikel kezen en vraagde telkens bij ieder derzeive, of de W l d s Volks bïkwLT5 ¥W£eSt? 'C ^n/fteeds met' neen A HEr ' l i1 "am Z1J de gekkende overeenkomst, fcheurde dezelve aan ftukken, eu zeide- D t Pap.cr ,s derhalven geheel overtollig, ' Voorts gaf z den rhrf31 VW1 dat °°^nblik befchouvvde op den throoa gezeten, niet door de verkiezing var den Raad, maar door haar onbetwistbaar geboo te Tech , en voegde daar bij, dat zij met dezelfde onbepaalde magt hoopte te rcgeeren, als haare doorlSi- leedlTaderen. badden Sedaan: docil dat X e£ fteeds de grootfte gemaatigdheid in het oog zoude hol Van een voorbeeld van Onverdraagzaamheid der Roomfche Kerke ontmoeten Wij de volgende opgave" „ Nieitcgenftaande de toeneemende Verlichting fo Europa, hadden de Proteltanten hier eu daar nog al reden om over de vervolgzucht der Roomfche Geestelijkheid te klaagen. De Piemonteefche Dallieden, die nu eens met meerder, dan eens met minder vrijheid hunnen Godsdienst hadden gcoeffend, wierden "thans weder meer dan ooit door den jongen Sardinifchen Koning, kar el EMANuëL, vervolgd, nicttcgenftaande de dringende voorfp raken van Groot -Brittannie, en oen Vereemgden Staat, het geen veelen het land deed luimen. Pot beter bezorging dier noodlijdende Vluchtelingen, wierden teffens penningen verzameld. GelijkrJuëTh% ^kde beSOn de vervolging der SaltzbuL fche Lutherlchen d,e, na lang in het heimelijk hun Godsdienst te hebben gcoelfend, nu, mooglijk , met wat  DER TEGENWOORDIGE EEUW. 87 wat te veel drift, openlijk vrijheid van geweetcn begeerden» Hun gedrag wierd ten muitten door den Bisfchop als oproerig befchouvvd, eu onder dat voorwendzel de vervolging begonnen. Ondertusfehen beriepen zich deze mishandelde menfchen op den Vvestphaalfchen Vrede, volgens welken het hun ten mmlten vrii ftond het land te verhaten; 't geen de Bisfchop hun eerlang wel moest toeftaan. Veelen derzelven wierden toén door den Prii-isfifchen Koning tot betere bevolking zijner landen aangenomen: terwijl ook een goed getal naar Holland vertrok, en in het Vrije van Sluis in Vlaanderen, aiwaar reen Werkvolk noodig had, met huizen en have wierden voorzien. Ondertusfehen voldeeden geenszins alle dezen uitgeweekenen jan het oogmerk, en het bleek naderhand, dat veelen derzelven, meer uit luiheid , dan wel om den Godsdienst, hun land hadden verbaten." Gelukkiger, dan nu onlangs, daagde het volk van Londen, iio den jaare 1733, in zijnen tcgenftand aan de indringing van het Koninglijk gezag. Zie hier oaar van het bewijs, met de woorden van den Schrijver dezes VVerks. „ In Engeland viel 111 1733 niet weinig te doen over de inwilliging der fublidiën, dewijl liet Ministerie, behalven de gewoone belastingen, waar over geene zwaarigheid viel , aan 't Parlement het voordel had ingeleverd, tot een algemeene Accijns op den Wijn en den Tabak. Men meent dat Koning george de tweede, had voorgenomen zijn gezag merkelijk uit te breiden; doch dit kon niet geleideden, zonder vaste belastingen, welke niet meer van het Laager-huis zouden afhangen. Zoodanig eene onderneeming kou intusfehen niet nalaaten, een ieder de oogen te .openen, en een groot misnoegen te verwekken, Met dit alles had de Ridder wal po lu , des Konings eerfte Staatsdienaar, zoo veel invloed, dat big het 'er bij het Parlement , meende door te zullen kunnen krijgen. Doch thans kwamen de Engelfche Patriotten op dc been, en zeiden, dat het land in gevaar was, het geen, nicttegenftaande de Accijns-Bill, reeds was doorgegaan, zoo eene algemeene beweeging in Londen maakte , dat alles zich fchikte naar een volkomen opftand. Walpole was hier over zoo benaauwd, dat hij weder naar het Parlement ging, eu de Bill vernietigde: waarna hij. om niet bekend te F 4 ' ziJ'n »  85 ALGEMEENE GESCHIEDENIS zijn, met een ouden mantel aedekr non» i„ • u C jnteu! met de lamengerotte meenio-ri n , v ■ ?fh reeds gereed mSti °JThe° Sk ^S"?' "S Hove." hunne koningen ten trachtten zi thans de Staatfche Qe^liffiSefSïïi te doen krijgen in een afzonderlijken vreoV Gaarne 1 fp,'eeken' ™ een^.1 op £ Wn dat dit^eeX voor de Efa&to bdan^n^ itoU J Uj,d ? wijle' ;;te^di*is^ië „ na»  der tegenwoordige eeuw. §0. , nader aan het hart lag, dan den Prinfe van Oranje buiten alle bewind te houden, door hun gedrag „ omtrent de Franfchen, de zaaken daar heen brag„ ten, dat de verheffing van het Oranje Huis, eerlang „ een natuurlijk gevolg wierd van hunne maatregelen." Van den invloed der kerkelijke twisten op de zaaken van Regeeringe, ontmoeten wij een voorbeeld in het gebeurde te Oudewater. ,, Binnen die Stad," lezen wij, „ lagen Lutherfche Soldaateu in bezetting , dje geen Predikant noch ook eene bekwaame plaats hadden tot oeffening van den Godsdienst. Men verzocht hierom van de Regeering dier Stad, dat de Lutherfc ie Predikant van Woerden de Vrijheid mogt hebben, om, als 'er geen dienst in de Hervormde Kerk wierd gedaan, in dezelve voor de Lutherfche bezetting te prediken: dit billijk verzoek wierd zonder eenige bedenking toegedaan. Doch. zulks behaagde geheel niet aan de llijvc Hervormden , deze richtten 'er eene geweldige beweeging over aan, die zoo hoog liep, dat een ij veraar op den Predikftoel klom, en aldaar eene Redevoering deed, in welke hij de Regeerders der Stad affchilderde, als godloozen, die gezondigd hadden tegens Goddelijke en Menfchelijke wetten. Ras kwam dit gefchil, eu nog voor de omwenteling, voor den Staat, die de Regenten in het gelijk Helde. Dit verbitterde de Geestelijkheid noch meer, waarom dezelve, na de herltelling van het Stadhouderi'chap, niet ophield, zoo lang bij den Prins te klaagen, over de gewaande kerkfehenderij, tot dat dezelve eene verandering maakte in de Stads Regeering." Met het volgende bericht, wegenis de zamenzwcering tegen het leven van wijien zijne Portugcefche Majefteit, josef den eersten, zullen wij ons verllag van dit leezenswaardig Werk belluiten. ,, De Portugeefche Koning," dus luidt het Verhaal, ,, geraakte in 1758 in een allerdringendst gevaar van zijn leven te verliezen, door eene zamenzweering, welke door het beleid van den Hertog van Aveiro, tegen den Monarch was ge-r fmeed; hebbende die Heer een doodelijken haat tegen den Monarch opgevat, van wegen een huwelijk, 't welk hij wilde fluiten tusfehen zi;'n zoon en de Hertoginne van Cadaval, 't welk door den Koning was verhinderd. Het misnoegen der Jefuiten tegen het Portugeefche Hof had, naar alle waarfchijnelijkheid, geen geringen invloed op F 5 de-.  9° ALGEMEENE GESCHIEDE MIS deze zamenzweering. Deze Heilige Vaders die hinr ;„ van hun Aleestcr■ oneindig veel verlchildeT/dit zd"aa uc een Ktfhiflgrijk wilden hebben op deze vvaereld J had den in Paraguay, na dat zij de inwooners op hunne wyze m ',t Christendom hadden ondervveeze E ve ook » Soldaatcn hervormd, welke zij zel'e/al Ge MuH aanvoerden, eu waar onder zij verfche den n heemlce bekwaame Officieren hadden verdeeld T l *ij üet zoo ver gebragt hadden, weigerden zij alle ^ loorzaandieul aan den Portugeelchen Koning, welt toen troept» naar Paraguaij zond , die eezirnenüut met de Spanjaarden, dit& Geestelijk Rijfe, tel ït zonder veel moeite, te onder bragten. J Deze gebeurtenislen handen zich voornaamelijk in i757 begonnen te de '!' gan bedieningen ten Hove, alwaar zij voor dezen alles vermogten, wierden beroofd, eu van het Hof gejaagd. Deeze Heilige Vaders ipanden toen ine DAVEiao en zijne vrienden te zamen , om den Koninvan het leven te berooven ; ten welken einde zij? "n die geene, welke den moord wilden helpen volbrengen «te ^hunne voorleedene en toekomende zonden verga! „ Verfcheiden der aanzienlijkfte lieden van Portuaal vooral behoorendc tot het Huis van Tavora , namen toen dcei m dc zamenzweering; welke ftond uitgevoerd te worden op een laaten avond , in welken de Konina m eene Koets-Chais van zeker buitengoed naar zijn sewoon buitenverblijf te Belem zoude rijden. Ten dien einde hadden de zamengezwóorenen zich in merkelijken getale op verfcheiden plaatzen aan den weg verdooken op dat, zo de eene fchoot miste, de ander den Konin-' zeker mogt treffen. Toen dc Monarch op de eerde plaats, daar de moordenaars vërftoofeen waren, gekomen wns, fchoot een hunner op den Koetzier, doch het fchot weigerde af te gaan, waarop de Koetzier, zo fnel mogelijk , voort joeg , op dat daar door, 'indien 'er meer lchooten wierden gedaan, dezelve zo veel te moeieliiker hem of den Koning zouden kwetzen. Ras kwam men op eene andere plaats, alwaar andere moordenaars verilooken zaten, die, op hun beurt zullende fchieten, zulks van achteren in het rijdtuig deeden, en den Koning eene zwaare kwetzuur aan zijn rechterarm toebragten, zonder dat de wonde echter doodelijk was. Dc Koning, zich  dek. tegenwoordige eeuw. zich gekwetst voelende , gaf aanftonds bevel aan den Koetzier om te rug te rijden ; naar het huis van den eerlten Wondheeler , om zich zo ras doenlijk te laten verbinden, 't Geen een zeer gelukkige inval van den Koning was, dewijl dezelve, zo hij verder was gereeden , met geen mogelijkheid de fchooten, die noch voor "hem beftemd waren , ïeevend zoude hebben kunnen ontkomen. Niet lang daarna wierd het geheel beleid der zamenzweering ontdekt, en het meerendeel dier deugenieten naar de gevangenis gcfleept, om met de ijsfelijkIte frraflen van Rabraaken, Verbranden, enz., loon naar werken te ontvangen." Door de bijgebragte ftaalen , verbeelden wij ons, den lust van veelen onzer Lezeren, tot naJere kennismaking met dit leerzaam eu vermakend Historiewerk , genoegzaam te zullen hebben uitgelokt. — Van de twee overige Deelen zullen wij binnen kort verflag doen. Verhandelingen van het Provinciaal Utrechtsch Genootfcl.ap van Kunflen en V/etenfchappen. Agtfte Deel. Te Utrecht, bij J. de Waal, Sz. 1794. De prils is ƒ4 - 8 - : \'\\t Deel behelst échte geneeskundige Verhandeling over de Hondsdolheid , door het Genootfchap met den gouden Eerprijs bekroond , op het volgend voordel : Welke zijn de waarfchijnlijldte gedachten over den aart ,, en uitwcrkfelen van het Dolle Honds Vergif op het „ dierlijk lichaam. Welke zijn dc gefchiktfte en zekcr,, fte middelen om de gevolgen daarvan voortekomen , „ of wegtenemen? " — De Öpfteller van dit andwoord is de Heer j. c. rougemont, Profesfor in de Anatomie en Chirurgie op de Academie te Bonn; een man, die zich reeds door andere fehriften , als een kundig Arts en Heelmeester zo wel , als een goed Schrijver t met roem heeft doen kennen. Hetzelve is zeer uitgebreid en in het Fransch opgefteld, waar in het zoo wel als in eene bijgevoegde vertaaling in dit Deel voorkomt. — Ondanks het aantal fehriften, welke zelfs in later tijden over deze vreeslijke ziekte in het licht zijn gekomen, hebben wij 'er geen ontmoet hetwelk bij fraaiheid van behandeling met het geen wij thands beoordeelen, in vergelijking kan komen. --- Met eene zeer uitgebreide let-  9% VEUH. V. H. PROV. UTR. GEN. V. KUNSTEN EN WBtPmi letterkennis toegerust, heeft de Schrijver in dit ft„ir kern van alles, wat iq vroeger of ^£^21^ 200 blondere krankheid gefchreven is, ÈiêeSrSr en met flegts als verzamelaar eene 3^SJSfe daar uit faamgeraapt; maar op eene ^ereCp.d* co'"r'at'e onderfcheidene waarnemingen! Se eenigS ov r dfh aart van het gif der dolle dieren, de wijze va Sededee mg, de uitwerkingen en kenteekenen , en de m ddele, te voorbehoeding en geneezing, ver'fpreïden kunne„? behoorlijk gerangkinkt de juiste onderscheidingTverdcel ng naar van ,n acht genomen, en met zoo ve l geneeskundige kennis als welwikkend oordeel , zi£ aanmerkingen daar over medegedeeld en de gevofgtrSinïéh opgemaakt , welke als het waare refukaat ffS waarnemingen en bevindingen, omtrent de oorzaken £ l^&Z^^W. kunnen en'nt , ^f|choon WM nu gaarne gewenscht hadden dat * Schrijvers eigene bevindingen omtrent de Hondsdolheid, of genomene proeven met het gif en de meest °e. roemde hulpmiddelen tegens deszelfs "uitwerkingen nol grooter volkomenheid aan deze Verhandeling hadden bh gezet ,s echter ondanks dit gebrek, de bfwerking van dit ftuk, volgends de bovengemelde inrichting, zoo fS en volledig uitgevallen, dat vvij.njet aarfelen hetzelve aan alle beoefenaars der Heel- en Geneeskunde, als let beste Werk t geen tot hier toe over de Hondsdolheid immer is w 't licht gegeven, ten fterkften aanteprijzén, liet vereeuwigen van de nagedachtenis der zulken,die zich bij het Vaderland wel verdiend gemaakt hebben , als de phgt van eenen rechtfchapm Vaderlander. Voorgedragen tn eene redevoering■, uitgefprooken op Maandag, den dertienden van Wijnmaand, 1794, /» het Amlierdamsch eerfte Departement der Maatfchappij, ten Zlnfpreuk voerende: lot Nut van 't Algeméén, door 10hannes o e b r u ine. Te Amfterdam, bij H. Keijzer, 1794. & Bladz, In gr. Octavo. De prijs is f: - 8..: J-je volgende Vragen worden in dit Stukjan voorge- fteld en beandwoord : 1.) Wie is in 4 aWm^ een Vaderlander? . a.; Wie onder dezépïis elfS fchapen VaderlanderV 3.) Wie onder dezen, is de ver- dien>  HET VER EEUW. V. D. NACED. , ENZ. DE TRIUMPH , ENZ. 9$ dienftelijke Vaderlander? 4.) Wat zegt het, de nagedachtenis des1 laatften bij den tijdgenoot niet alleen, maar ook bij de nakomelingfchap te vereeuwigen ? 5.) Welke zijn de voornaamfte drangredenen, die den rechtfchapen Vaderlander tot het bedoeld gedrag jegens den verdienftelijken Vaderlander verpligten* — laatfteüik, en 6.) Wat moet de eerfte doen, wanneer de uitoefening van den bedoelden pligt jegens den laatften, voor hem onüiivoerlljk wordt? j?n wjj vragen ten ) was dit niet zeven mijlen om V |a is het andwoord van de Recenfenten, want de beandWoording van de vierde en vijfde vraag, welke het eigenlijke van de Redevoering moesten uitmaken, beflaan zuiver opgeteld, Hechts zes ctl een halve bladzijden. Wij wenfchen van harte, dat het doen van Verhandelingen . het welk eene heerfchende ziekte in ons Vaderland geworden is, overgelaten moge worden aan die weinigen, welke go'd denken en vel fpreken, en dat alle onbevoegde Verhandelaaren het verheven geftoelte afklimmen, en tot den kring van toehoorder? wederkeeren! — Hier door kan men zich ook bij het Vaderland verdienstlijk maken, terwijl men tevens belet, zijne nagedachtenis te vereeuwigen. DeTriumph derVrijheid, Tonee/fpel, door n. c. brinkman, JFcd. van c. van streek. Te /Itnjlerdam, bijM Schalekamp. /« het eerfte Jaar der Bataaffche Vrijheid. Buiten het Voorbericht lip Bladz. tn gr. Otlavo. De prijs is In het Voorbericht zegt de Dichteres, dat zij eene begeerte gevoelde, om den Toneel-arbeid te beproeven , waar toe d d™r bij ze zelve gePtedikant,'bifden'opToo, SfffgS» Z°° k« • d*ï toont , zijn gebed eenigzinS te bekorl' ëTJ gelneigd,ieid beachttgheid hem toch zeer fooeL * • * we,k Zl^ne vrees- Het onwanrfchijnlijke L Pee , •Tgf'-en bebben' welke geene fchilderi en van ons even mf r .To?eelftukken, te wezen, indien zij treffen zulle,, fpiegeIs behoore« diSvoorkonrzoo Voï r "*» ****** Z^ d* ï het zeggen v»^!^»? J,™ ^ eel dWj^ " I ? J f.6" voor?evoel een nrtend onheil meldt — ' „tl, of die «„are list mij erogek* vooribc't, " Mii h ,r'J .r,etdS de" h0f> in de l«*t begeeveri - De lucht was zwart - de wind hecfr ^ . - IDe,ZWaarc trot,(-he eil< '*t in het zand gehuktL „ De felle noordenwind verwoestte ifl zij„e IJn « Den gamfclien hof: —» J °en'' Was  RE TRUTUPH DER VRIJHEID, TONEELSPEL. 95 Was het dan zoo noodzaaklijk , de Natuur hier zoo revolutionair" te laten handelen ?■ het moet toch een halve orcaan zijn , om zulk een' eik neer te vellen; en hadt onze Dichteres het niet wel met iets minder kunnen doen. oin de fomberheid van joi.ia te vermeerderen b. v. een nevelachtige hemel en dergclijken? Op pag. 5 lezen wij: De maalflrcom ren 't gduk juicht f.ichts den vleier tegen, Wij verzekeren-, dat epn waaljlioom niet juichen kan. —— Eindelijk moeten wij aanmerken , dat de Burgëresfe n. zich eene vrijheid heeft aaogemaatigd, die ons taal - eigen haar geenszins veroorloft, als: ad'men, p. 35. ket'nen, p. 51. rampzafgm, P' 57' Wij hopen ondertusfehen niet, door dezeRecenfie, onzeDichteresfe, vaij het beoefenen der Dichtkunst in het gemeen, en den arbeid voor het Toneel in 't bijzonder, afgefchrikt te hebben, dat geheel tegen ons oogmerk aan zou lopen, daar wij toch niets anders bedoelen, dan op te bouwen, maar geenszins af te breken — zeer zeker zou onze Dichteres volmaakter eerlïeling gebaard hebben, indien zij het eenige maanden langer hadt bij zich gebonden, daar het ondertusfehen nu een kind van maar twee maanden is — en de Natuur wil zulke wordingen bij overhaasting niet, indien haare kinderen fchoon en duurzaam wezen moeten. Het goede kristijntje, of eene gefchieder.is voor Dienstboden , en ook voor Ouders, Meesters en Vrouwen. Kaar het Hoogduitsch, vrij gevolgd. Tc Haarlem, bij A. Doosjes, Pz. 1795. 178 Bladz. In Octavo. De prijs is f: » 10 - : Wij hebben dit Boekjen met veel genoegen gelezen, en kunnen niet anders dan het ten fterkften aan onze Lezers aanprijzen. Het is onze pligt onze Dienstboden niet te laten loopen, als onze huisdieren, maar het onze ter hunner onderrechting en befchaving, naar hunnen ffend, toe te brengen. 0;)der de middelen, die daar toe kunnen dienen. rekenen wij behalven den Bijbel en een of ander Boek van Godsdienst, deze historie van het goede kristjjntjr. Men behoorde de Keuken daar van te voorzien, en het gebruik daar van te bevelen, ten minden apn te prijzen. Op een bevallige en zeer verflaanbare wiize worden in dit Boekjen lesfen en pligten voorgefchreven, die Dienstboden hetamen, met de redenen tot, en de nuttigheden van derzelver betrachting. Kristijntje is een uitmuntend voorbeeld van een Dienstmeid, die bij de betrachting van haare dienstp'igten zeer wel vaart, en wier deugd bij uitfïek beloond wordt. —— Mevrouw zal ook niet kwalijk doen, wanneer zij het Keukenboek van het goede kristijntje eens wil lezen; zelfs mijn Heer zal 'er zaken in vinden, die hij wel weten mag. , Schoon  *S»5 B R A N IJ o, B L JJ S P E U deSfim ?ni£t "°ekj'en "aar hetHoogdutoch vrij gevolgd is Wbt oe Ihjl toch vrij wat naar het oor'bronjriük n i ■ g fekt en daar dingen in voor, die S n°et ioo ,2. ■ kon,eQT:« hie' voor Dienstboden fchijnen ^ voegen Dorh H-/"-"" Boekien verminderd deszelfs wezenlijkeS °Ch d,t £,J gezegd oni Br ando , Elijfpel in één Bedriif. Tïit h.t n j ■ , „ in 7P%dl e d™sfheld ™n gezin in vrengde verandert» S ükfm ^ ƒ M.nPnj2«ng verdiende, want het is een mager H«,IS?' . °nd-r het 0ntbic waarfchijnlijk is opgefteld toen E MiLTrftrrePÏVeem'g ^^drijF wildé verfclE ' ' tMiLiA fpreekt hier van haare overijling met tiipodooh als of z,j werkelijk eene overfpeellter was, daar 'er o dertu°fchen v kijnt™3"6 verfch07ing kon mh^lSS^S he S ?<ëI i and o, het welk de ontknooping van geheel vrtoÏÏen b'inven0lgen^ de" bfkenden regel tot het Stterfte m£ mZorJaZ : v0adt op de eerfte b!adz,'idereeds «oog- en Z^ ^TJ" me" gf-"e ftu^eid behoeft te bezit. der'dfenstrnaLa t W?," blJ nog ^onnatuurlijke houding trouvven gl kT£ felke PI,ILIP ^««ll om haar tl ï "n X-ifft mcft derbaIlen Voor d£n Lezer «e« belang- b geeren ten ïïf", Va" H1^JToneel zu,,e" h« zeker mei ■jegeeren, ten tweedemaal vertoohd te zien. ,  UITTREKZELS en BEOORDELINGEN. Het Godsdienstig Huisgezin in aangename en leerzame Gefprekken, tot bevordering van Bijbelkennis en Godvrugt, door s. van emdre, Predikant te Wageningen, Lid van de Zeeuwfche Maatfchappij der IVetenfchappen , Correspondeerend Lid van 't Haagsch Genootfchap ter verdediging van den Christlijken Godsdienst , enz. Tweede Deel. Te Utrecht, bij W. van IJzerworst, 1795. 394 Bladz. In Octavo. De prijs is fi - 10 - : Bij het doorlezen van dit Tweede Deel van des Eervv. van emdre's Gefehrift, hier aangekondigd, hebben wij geene reden gevonden om ons oordeel in te trekken, 't welk wij, bij eene voorgaande gelegenheid, over het Eerfte Deel geveld hadden. Met recht verdient zijn Werk eene plaats onder de meenigte van Leesboeken, welke, gedimrende .de jongstverloopene jaaren , ten dienste der Jeugd zijn afgegeven, Even zoo veele als bet voorgaande , te weeten agt Gefprekken, bevat dit Deel. De voornaamfte voorvallen des Israëlitii'chen Volks, van mos es tot op christOs, worden daar in , op een geleidelijken trant, verhaald. In voegzame Tijdperken zijn Historisch Vcrflag verdeelende, doet v. e. in de twee eerfte, hier het Negende en Tiende, Gefprekken, verflag van de levensbijzonderheden en verrichtingen van moses en josüa. Aan de Gefchiedenis der Richteren, na josua's dood, tot op de invoering der Koninglijke Regeeringe, wordt het Elfde Gefprek gewijd. De lotgevallen en verrichtingen van saul , david en salomon , zijn de onderwerpen des Twaalfden Gefpreks; wordende in de twee volgende verflag gedaan van de fcheuring van het Rijk der twaalf Stammen, en van de Koningen, welke zoo over de tien afgefcheurde, als over de twee te Jerufalem gebleevene Stammen het gebied gevoerd hebben; tot dat de eerfte door salmanasser, na Asfijrie,, de laatstgemelde door nebukadnbzar, na Babijlcn gevoerd wierden. Het Vijftiende Gefprek loopt over de Asfijrifche en Babijlonifche Gevangenis, eti verhaalt voords de lotgevallen der Jooden, tot op de komst van christus. Eindelijk bevat het Zestiende, of laatfte Gefprek eenige algemeene Aanmerkingen over vad. bibl.viii.deel.no. 3. G de  9B S. VAN EMDRE de Propheeten en de Propheetifche Boeken des Ci t taments, derzei ver Schrijvers, Oogmerk en , *" benevens eenige Uitlegkundige R™ èk fSv nutte Leeringen wordt dit, Sc K l] /e",ge alle de voorgaande Gefpre'kifenfbefljfjn *' ™ W% zullen nu, naar gewoonte, hier en daar iet, t„ bijzonderheden va„ Vosnf Y^1',de Sewigtigfte bfen voordrage"? , °IkXb tn* dèsTa S 'Jat'11331 Va" f6 StVen vS „ or nadelen de Kanaanieten in Vroeger tifd dit \™A „ ABRAHAM, ISAAK en JACOB beloofd 0111 't zei „ ve aan hunne nakomelingen te geven tot ee™ erfli " " oo7f Th De iT00"ers van ««üS Sn 3 „ looze menfchen, die God voorgenomen had we „ gens hunne zwaare en aanhoudende Toiulen 'ui L" rocijen, gelijk God wel eens meer ee Volk u „ landen en fteden verdelgd. Dus zeggen wd Vod * len nniChePPer & ^> en k™ ^ land n^uitSe" nooi?TooZ1l,",MJ Wlbeh?ge"5 nogthans handcïGod „ nooit zoo willekeurig , dat Hij zijne opperman ]a,t „ gelden met ter zijde (telling der billijkheid Jliil " relf/e'iS aa,;dfcI,e Vorften doen; neen God hand " K' *ï l toebr^ffen der flraf, d e de inwoo „ ners des lands verdiend hadden." Ter ftaavTZ van-deze mentnge, beroept zich de Vader, „iet "f fex 1 "HU Ket^T TkWaardige» ScStuu : Plaatfen rS 31J *7 hier on^r andere Bijbel- „ piaatkn Deut. IX: 5. Niet om uwe Gerechtideid " dezJ voïïe'J- lMé*i ?*a' °m de lodlooTeid " aZelcht Zt 7ZM ^ ^ UW Godvoor ™ " aTiKhaJ ?A Heer UW God uwen Fade™> " Du»zelt £S^}K f« JACOE gezwooren heeft. „ Uns, zegt de Woordvoerder „ zkt gij duidelijk „ wat  het godsdienstig huisgezin. 09 ' wat regt Israël op Kanaan had, 't was de belofte des ^, Heeren, en zij moesten op Godlijken last de Ka~ „ naanhen verdelgen." Omtrent jephta's vermaarde gelofte, en op jan's vraage: „ of hij zijne Dochter tot een brandoffer den „ Heere hebbe opgeofferd ?" — „ Dit denken fommi„ ge," herneemt de Vader; doch dit gevoelen te keer ,', gaande, 't is zeer onwaarfchijnlijk," zegt hij, „ en niet te denken, dat jephta zulks met zijne j, belofte bedoeld hebbe." Ter ftaavinge van zijn gevoelen, verzoekt hij zijnen Zoon op het volgende te letten: „ i.) jepht a's belofte moest in zich bevat„ ten eene daad, welke hij dacht, dat God aangenaam „ zou zijn, dewijl hij iets beloofde na eene verkregene „ overwinning* Maar hoe kon jephta, die een Is„ raëliet was, denken, dat menfchenöffer den Heere „zou behagen? 2.) zegt men, dat jephta aan „ geen menfchenöffer, maar aan eenig dier zal ge- dacht hebben, zoo kan men andwoorden, dat dczd rede beter zou doorgaan, indien hij had gefprokert „ van iets, dat hem na zijne overwinning op weg „ zou ontmoeten, zonder bepaling dat 't uit zijn huis „ zou komen. Welk dier kon tog de Veldheer uit ;, zijn huis verwachten? Een hond? Doch dit was een . „ onrein beest, 't welk niet mogt geofferd worden* ,, Zegt men andere dieren; dan vraag ik verder, of „ 'er runderen, fchaapen, geiten, enz. in zijne woo- ning waren? Wil men, dat de ftnl mede begrepen „ was, onder 't huis van jephta; doch hoe kon j, jephTa verwachten, indien de man van geen ver„ ïtand ontbloot was, dat 'er een of ander dier uit „ zijn ftal, hem bij zijne zegenpralende terugkomst ,, zou te gemoet lopen?" De weetgrage jan, begeerig na een voldoend bericht wegens het betwist Voorval: „ Hoe kan men," vraagt hij, ,, dan de zaak „ begrijpen?" Om hier aan te voldoen, legt v; e den Vader een andwoord in den mond, ontleend uit eene kleine verandering in de Vertaaling; die, in der daad, het gezag van beroemde Geleerden op haare zijde heeft, doch van anderen als ongegrondj wordt verworpen. Wij willen hier niets beflisfchen , maar het gefchil, over de wettigheid der opgeworpene overzetting in 't midden laatende, den Vader zijne Opheldering doen voordragen. „ Men leest," zegt hij:, in onG a „ze  100 S. V A N E M D R E „ ze Overzetting woordelijk- aldus- Richt vr- . „ si- En jephta, belolfde i^&te^&f „ n ze_.de: indien g,j de Kinderen AmmonsJn tZ„ i,k tn mijtte hand zult geven, zoo zal ?uitgaande „ dat uit de deur mijns huis mij te rem^t ~„/ •' „ als ik met vrede L de ffiTttS „ me, dat zal des Hcerèn zijn, en ik *J Zeaerrr.Ko „ ten brandoffer. Eene kleii veSnderiSinV#v™ „ taling zal alles ophelderen, nSJfc^fw-^ „ laatfte woordjes: En ik zal tvW &l ) W;'J df „ offer overzetten- pJ -i. , °Veren ten brand^ff , overzetten • En ik zal hem, (te weeten nr. " J2 \ e%^andbffer opofferen.' S» de Ï2 „ lofte van den KnjgsöverftentweelediV: het 4n u t „ zipi huis hem te gemoet 7011 <,„„ . g c „ fchijnlijk of liever zeker een m5n i' " gee" ***** ' zou h i ain HVn mensen, zou zijn, dat „zou nij aan den jehova toewiiën . 't zóu de W-0rden de redencn ben,  GODSD. OVERDENK. EN GESPREEK, EENES KRISTEN. IO5 ben. (b) Dat men rle beloften van het Euangelie als bepaald en voorwaardelijk aanmerkt, (c) Dat het ongeloof, hoe fchandelijk en fehadelijk ook, als eene deugd aangemerkt \vordt. „ Men kan," dus gaat hij voord, „ het niet wel dulden, wanneer iemand veel van zijn ,, geloof fpreekt. Men houdt zulk eenen ligt verdacht, „ voornaamlijk , wanneer hij bij tijd vervolg gelovig ,, blijft. Men heeft veel meer op met die geenen, die geduurig over hun ongeloof klagen, over duisternis„ fen en angstvalligheden treuren , en dus merkt men „ het ongeloof zelfs aan als een kenmerk van genade, „ of waare verandering en bekeering. Eenvouwdige Kris,, tenen hooren dit geduurig , en dringen zich daarom „ in het ongeloof in, zonder dat zij het weten, uit „ oprechtheid, vermits zij vreezen, dat het niet recht „ met hun is, wanneer ze ook niet over ongeloof kla- gen. Hierom zoekt het gemoed allerlei twijfelingen op, die men van dezen en geenen wel eens gehoord „ heeft, en zoo verliest men dan , eer men het weet, „ zijne geloofsvrijmoedigheid. " (d) Men heeft veeltijds eene kwaade denk van God. Men maakt zich verfchriklijke gedachten van Gods rechtvaardigheid en toorn. Dit neemt de vrijmoedigheid , om op God te vertrouwen weg, en vervult het gemoed doorgaands met fchrik en vreeze, wanneer het aan God denkt, (e) Een verkeerd gebruik van de leer der Predestinatie of voorverordineering. — Eindelijk worden hier tegen gepaste raadgevingen aan de hand gedaan. (3) Over de Heiligmaking. Eerst wordt wederom aangemerkt, dat zich veelen een verkeerd denkbeeld van de heiligmaking vormen , dan worden de bronnen daar van opgegeven, en eindelijk gepaste hulpmiddelen aangewezen. — Op dezelfde wijze wordt 'er (4) over de Christelijke bevindingen gehandeld ; welke beide Overdenkingen zeer lezenswaardig zijn. — „ Alle onze bevindingen," lezen wij onder anderen Bladz. 71, „moeten op den Bijbel, „ als het woord van God gegrond zijn , en zich daar „ naar richten. Gods woord is ons zoo in de kennis, „ als in de beoefening van het Christendom tot den eeni- gen regel gegeven. Bij gevolg moeten alle onze be„ vattingen, gemoeds-aandoeningen en alle onze werk,, zaamheden daar naar gefchikt en geregeld worden. „ En al wat in Gods woord en Euangelie geenen grond heeft, kan in de befchrtuwing en beoefening van het G 5 „ Kris-  lo6 C; H. 0LCK, GODSDIENSTIGE GESPREKKEN, ENZ. ai Kristendom niet in aanmerking komen AH* * moeds-aandoeningen en werkzaamSi^: SS „ den naam van bevindingen beiïemoeld*» 1 „ eene Bijbelfche waarheid gegrond Sfn of ^? °P- „ vloeien, die God in zijn woord en Euangelie tot ^ g^gheid van zondaren geopenbaard heeft.» il' Enon* dei de raadgevingen Bladz. 83. „ Zoekt vooral tlf?< * afiude. Gij weet uit ondervinding , ten minftei h ** beeldingen, en hoe gaarne veelen zich daar 17 ' * geven en d doo* de ^^$4%™™g " SffS e" werkzaainhedeï Doe? cr | ]cts bijzonders in u 0p, onderzoekt terfton 1 " Sft §TOml heC 'teiint' en vind gij gÏÏ?e 4* „ zonde redenen voor uwe gedachten, voorftllliSLn * 0f °°k niaS > Of 't vvèlkTtze fde 's * V vindt g,j daar voor geene redenen in Gods woord ■ zoo „ moogt g,j het alles veilig verwerpen, als ve beeldin „ gen, die uit ongeftelde harsfeuen of verkeerde bevat" SSPfiSf^i °»middehjke ingevingen van God oflaatfte Overdenking gaat om- fc, Nachtmaal Dezelve is insgelijks waardig fn haar geheel Szcifte worden Ziet hier eene korte proef zot " De 11. S. waar naar wij in dit ftuk alleen ons richten „ moeten, leert ons duidelijk, dat de eerfte en lijnrechte " t^^y^mrejnsm bij de indeli ngTan „ het Nachtmaal geweest ,s , dat hetzelve tot ecn aan„ denken van hem verftrekken zoude, zoo dat het waar„ lijk eene gedachtenis van den Heere jesus is. Do? „ denk met, dat wij het Nachtmaal daar door tot eene „ bloote ceremonie maaken zouden zonder kracht of * "lltcj§heid. ó Neen, men zou gewisfelijk niet aan het „ oogmerk van den Heere jesus beantwoorden, vvan„ neer men flegts oppervlakkig bij het gebruik van het „ Nachtmaal aan jesus gedenken wilde. Neen hier „ wordt een zedelijk aandenken aan JESUs verëischt, „ zulk een aandenken, 't welk daadlijke werkzaamheden „ omtrent jesus voortbrengt. " — Overtuigd van de groote nuttigheid, welke eene aandachtige lezing van dit Boekjen. bij zeer veele mingeoe . - * . Wt*  e. alta ,kèt groot verv. enz. v. h. joodschevolk tc? i'ende Christenen zal kunnen te weeg brengen , hebben wij ons eenigzins langer bij hetzelve opgehouden, Wij prijzen hetzelve ten lterklten aan, en hoopen, u. g denkbeelden, daar in vervat , hoe langer zoo meer in de Christen-geim enten mogen veld winnen, en aik p{ bevestiging van een redelijk en daadlijk Christendon* zich met ernst tn ijver mogen verëenigen. — Het groot verval en bederf zoo wel in het Godsdienftige als '/ Burgerlijke van het 'Joodfche Folk onder het regeer van eenen Godlozen achaz, Koning van jFuda; . na jPefaiu Cap. 1 gefchetst , en volgends deze JchePs het diep verval van Neêrlands Folk en Gemeenebest onder het beftier van willem de V. en deszelfs Aanhangelingen ten toon gefpreid, door eelko alta, door de Dwingelanden in 't jaar 1790 onwettig van den predikdienst te Boofum ontzet, nu herfteld door dé' Reprefentanten van Frieslands Folk op den x8 April 1793. En dus Wettig Predikant te Boojüm. Te Franeker, hij D. Romar, 1795. 69 Bladz. In gr. O&avo, De prijs is f: - 11 - : De regt Eerwaardige en Vaderlandlievende alta, een ongelukkig flagtöffer der voormalige heerschzucht, doch na de Omwenteling in zijn post herfteld, ja zelfs tot Reprefentant van Friesland benoemd, en ook in die betrekking de Voorftander van 's Volks vrijheid zijnde, 't geen zijn karakter, vooral in vergelijking met zoo veejen , wien de verheffing tot dien Eerepost tot Dwingelanden maakte, te meerder eere aandoet, deelt hier zijnen landgenoten eene eenvouwige maar zeer welmeenende en Vaderlandlievende Raad mede , hoe zij best tot wezenlijk herftel van hun Vaderland kunnen en moeten medewerken. Kieschheid van taal en ftijl, als ook diepzinnige redeneerkunde zou men hier te vergeefs zoeken. Maar eenvouwige onöpgefmukte , algemeen verftaanbare waarheid , en gezond menfchen verftand treft men op elke bladzijde aan. — De verklaaring van féf. I, hoe weinig men dezelve ook in eene Verhandeling van dit foort zou verwachten, teekent den verftandigeu en oordeelkundigen Uitlegger der gewijde fehriften , die ook de nieuwere uitleggingen kent en raadpleegt. — De Staat van Neêrlands Volk is naar waarheid geteekend. De-  108 J. VAN MANEN, ADRlAANSZ den oprechten vriend dfs V1 tdeSnS k eefj fChetfefl voel voor den Godsdienst. TerS eindelil d^1*"1 gC* m overtollig voor 't publiek iclS n? gt> merken wij echter aan , dat et S^^T^1 vooral in andere Provinnen of uderë phatfeï n^T' •langnjk. of zelfs onverfchillig "ee? wil hp?'" m ^.Yoov den Schrijver:%oords dat ook 'p8* A. uitdrukliik verklaart, Blad- 6 ■ de Eerw* „ leerden maar voor ^St^^^^ meeste Medeburgers belchouïen m°o°et ^ fchf Uk deze proeve echter te oordeelen, zouden wü jfl„ 77 A. zeer wel voor een verftandig brZ enVÊF*%W' Leeraar houden, die in zS of S ; / G°dvruchtIg zeer veel nut & ftichte n!' mw&&t^m*atea groot Kanfel redenaar, _ 't S X "',et voor ee" zenlijke waarde niet Verminderf, 1 ^ 5 m*ns we" ^ * ™ Pefchïedkundig onderzoek naar de wétiïk Oppermagt m de verëenigde Nederlanden , feZTdl afzweering van philippus den tweeden dl- J/tC/° T M a n e n , adriaans200n. >Eerl f% 55 Bkdz' In Oclavo. De prijs is i^^ÖjSfc MANEN iS' W" dit ,ter™ aangaat, en voor zoo verre wii daar irït tot de volgende Dcelen mogen belluiten , een meester ftuk van Natuurlijke Staatkunde , het geen door allen ftï* laren 6^** liggen, om over de wet-' tigheid der Oppermagt van een Staat in het gemeen envan die der verëenigde Nederlanden in het bijzonder oï goede gronden te kunnen oordeelen , verdient geLeï en herlezen te worden. veiuient gelezen 'i 5e?.,bu0I?diSe redeneertrant ,. fierlijkheid van taal en duidelijkheid van voordragt maken geenszinl de mlnfï ver-  \V!JSG. EN GESCH. OND. NAAR DÉ WETT. OPPERM. , ENZ. 100 verdicnften van dit Gefehrift uit, het geen alle kenmerken draagt van het doorkneedde en diepdenkende vernuft, en de meer dan oppervlakkige bedrevenheid des Schrijvers in de Staatkundige Gefchiedenisfen onzes Vaderlands , en in de gronden van het natuurlijk recht. — Met één woord, iedere bladzijde levert de ontegenzeglijkfte bewijzen op , dat hij zijn onderwerp volkomen meester is. Meer tot lof van dit Werk te zeggen achten wij overtollig, daar eene korte opgave van den inhoud en beloop meer dan toereikende zal zijn, om den Lezer van deszelfs gewigt te overtuigen. .Nadat de Schrijver, in eene alleszins lezenswaardige inleiding, den oorspronglijken ftaat en rechten der natuur en maatfchappij, en de verbastering van dezelve, de onderfcheiden foorten van regeeringsvormen, en derzelver waarfchijnlijken oorfprong en geaardheid kortelijk beredeneerd , en den Lezer door de ftaatkundige gefteldheid der middel - eeuwen heen tot op de regeering van k a r e l ben V, en Philips den II, en de gefteldheid der Nederlanden gebragt heeft , vangt hij zijn werk zelve aan met het onderzoek omtrent de wettigheid van de Souverainiteit der Nederlandfche Graaven en Heeren, 'en daalt voords met eene aaneengefchakelde redeneering in elf brieven , waar in dit eerde Deel afgedeeld is , af tot op den dood van willem den II. In den eerfien Brief voor af onderzocht en op gronden van natuurlijke Staatkunde aangetoond hebbende , wat de Souverainiteit in een' Staat wettig maakt, bewijst hij uit die gelegde gronden de wettigheid van de Souverainiteit der Nederlandfche Graaven en Heeren. In den tweeden Brief leert hij, dat de voorgewendde .Souverainiteit der Staaten, na de afzweering der Graaven, van allen grond van wettigheid ontbloot, en dus niets anders dan loutere ufurpatie van de oppermagt, en, bij gevolg, tijrannie, is. ■ Om dit te bewijzen, toont hij eerst in den derden Brief aan, dat de ftilzwijgende toeftemming of voorönderjielde goedkeuring des Volks geene wettiging eener conftitutie is; en beweert vervolgends, dat 'er nimmer, eene uitdrukkelijke overdragt van de Souverainiteit door het Volk op de Staaten, na de afzweering van Philips II, heeft plaats gehad. Dit laatfte punt met bewijsgronden uit de Vadcrlaml- lchè  lM J' VAN WANEN, Ai)RIAANSZ< fche Gefchiedenisfcn te ftaaven m„i.t u den Schrijver in de volgend BrieZ, >h" Va,ï einde hij rn den tierde^rief l n a LÏÏJ ten te onderzoeken, hoe men de man des SSL**?* met der Staaten, geduurende de Simnfrhp \ *,d 10uders e« fchouwen hebbe, en boe %t VS £5 troilbIes, te be- J De *jf& Brief h*Z£ ol^T hoorü ke Grondwet f Conftitutie "fn' ff er ww ^ flaa/- Waar bitffB^ &*??5* *" van Utrecht 'er geene h en 1/ W ••' ^ * volgends betoogS&cÏnt S&^tt* «S* den aart en inrichting van het S uk Live I°ig-"iS flegts een hanhangfel van de Gendfche 2'-/ -^"^ op zich zeiven een onvolkomeni en i «» ment. oiivomen en onverklaarbaar frag- DenMf dient ten betooge , dat in a* tt - van Utrecht aan de Stadhouder*», „ 7 1 de Unie ten worden toegekend! " êee"e b)JZ0"dere recb> • Ini den zevenden Brief wordt geleerd Jt,, j>„ftteft, na de afzweering van P H[ ! . * ruk of Engeland, en een tafereel van de anarvhi™ der het Stadhouderfchap van BM ,„ j» 'c on" rmg van alle magten en de Zpni ^z ZZS van de oppermagr, daar uit ontdaan. "'«bruil. S wordt doof el'." ƒ? WW* Muct DEN  *njSG. EK GESCH. ÖND.NAARDE WETT. opperm. ,ENZ. UI den tweeden; waar van de oorzaak betoog* wordt te zijn het gebrek aan een wezenlijke grondwet. en aan een' wettigen en openlijk erkenden Souverain , als welk gebrek den Stadhouder, in de denkbeelden van Opperhoogheid opgevoed, aanleiding en gelegenheid gegeven heeft, om zich de rechten der Souverainiteit, in veelcrleie opzichten, aan te matigen. Zie daar den voornamen inhoud des eerften Deels van dit belangrijk Werk , van hetwelke wij wenfehen dat de verdere Deelen ten fpoedigften het licht moogen zien. Ondertusfehen, hoe zeer wij anderszins den Schrijver den verdienden lof toewijzen, kunnen wij ons niet onthouden, nopends het taalkundige aan te merken * dat ons in het gebruik der gedachten, maar vooral in dat der naamvallen hier cn daar onnaauwkeurigheden en misdagen voorgekomen zijn, die den kiefchen Lezer eenigzins moeten ftooten , en die wij uit dien hoofde gaarne zouden zien , dat in de volgende Doelen vermijd wierden. Van dien aart is onder anderen bet menigvuldig plaatfen van het woordje.n den in den vierden naamval {accufativus) in de plaats van de in den eerften naamval (nominativus.) Ten befluite willen wij, om den Lezer met den ftijl een weinig bekend te maken, hier nog eene kleine proeve mededeelen uit de inleiding. De Burger v. m. in dezelve den oorfprong der Maat* fchappij, de afwijkingen van het zuivere grondbegin» fel , en de daar uit voordgevloeide verfchillende fötee* ringsvormen kortelijk beredeneerd hebbende, komt ver» volgends tot de ftaatsgefteldheid der middel-eeuwen, waar over hij zich dus laat hooren. „ Na dat de leere van het blinde bijgeloof den Vol» „ ken van Europa onder de magtfpraakeu van een op,, geworpen kerkhoofd hadt doen bukken, volgde de ,, Staatszucht dezelfde (den zelfden) gang der Hierar» ,, chij, en boeide de Natiën aan den algemeenen ke„ ten van het leen- despotismus. Gelijk zich het gezag ,, des onfeilbaaren kerkhoofds moest vestigen en ftaan,, de houden in zijne geestelijke trauwanten, de naas,, te affchijnzels zijner heerlijkheid: zoo vondt ook de „ Opperleendespoot de klem zijner magt in zijne ag,, terleenmannen en vafallen ; en om de leere van flaaffche gehoorzaamheid en onderwerping aan de „ wil-  1V J. V. MANEN, ADR. 0KDERZ, NAAR DE WETT. 0PP. , ENZ. „ willekeurige magt, des te verder dam- „u * „ van Hoogheid, op het gedruk frn'.n.T/ 6 trappen „ daalen, verhief hij zich bovï de wë ten T te d°en „ en veranderde de nienfcdiehille ^eHd h t natuiir, „ fcheiden geboorte rang n van F " 'n 0ndei" „ ken, Ridders en Slaaven"'' de" en ***** » „ gantfche'gellacht' der rneSen genraX ^w!r*e£ :; ^s^^i^fpT^ „ keren 'de pligten vooffclïeef » de" ZWak" » De gevolgen dezer Kerk- en Staats- inricht;™ „ het nog, die de verlichting vande * riS J" „ onzer jaartelling, der Melschheid e f de volken' „ hunne eislchen ontzeggen." volken, „ Schoon de wederkcerige onderling li-sjj i » geestelijke en wereldlijke magten den zoo ft&fr '' „ geweeven band van k^erfK^^^ „ fl.sfende magtfpraaken en banblixems ihS verbt? ken en verzwakt heeft: zoo gaf deze fSftaiwd " V ■• J,°rSten ' ,maar gee;nWins den volken hu m „ Vnjheid en rechten weder. De voornTSe'aSnS » hjke agterleenheer of vafal, nu van alle I „ zich ontflagen, werdt een onafhanglijk despoot te „ tenger of toegecvender voor zijne'oide da ncn ' al? „leen naar maate van zijne magt of K,er1s » onverzettelijke.- in zijne eisfchen%egen e volk a s „ bewust dat deszelfs beroep op een hooger èch ! ;;cÏn\vas:»°PPCrleenh0f' V°°' ««^ve „ De Ridderfchap en Adel, die, als Vafallen met „ hunne onderhoorige manfehap, de mag van den „ Oppervorst of Leendespoot in den krijg hielpen (i ■ „ven; hielden niet te min bunnen ïndeSS " n g' u" £,flijk C" geboorterecht, in weeze, „ Ichoon de beteekenis en het oogmerk haarer nllèl! „ hng ophieldt. 't Vooroordeel van verhevene l boorte deedt den Adel, als het naastkomende a'au " wen ^f^'f.f^oov den Monarch befchou" % het Serchlkt(le middel, om zifne majefte t „ te onderdennen en zijne belangen van die des volks " f VZ,°,nderen\, Verbondt voorheen de Leenpil den Rulder eu Vafal, om hunne onderhoorigen zoo „ wel  VADERL. H01SB. OF DE VERKL. ENZ. V. D. STADHOUDER. lig „ wel voor te ftaan en te befchermcn tegert alle gc„ weid, als, om door en met hen de bevelen van den Opperleenheer, ter algemeene beveiliging, uit te „ voeren en ten dienste te ftaan: nu, daar de Steden meer, door handel en werkzaamheid, in vermógen „ toenamen, eu het geld de ziel van den oorlog was geworden, — riu wierdt de Adel een geboorterecht ,, om onder den Vorst te regeeren, en eene bijzon„ dere magt voor den Monarch, tegen de aangroeijen„ de burgerlijke, uit te maaken." enz. Vadetlandsch Huisboek, of de verklaringen, betuigingen en beloften van den Stadhouder der Verëenigde Nederlanden , vergeleken met zijne daden, meestal getrokken vit echte Stukken , en verrijkt met de charaders der voornaamfle perfoonen, die in de Staatsgefchillen delt bijzonderflen rol gefpeeld hebben. Door een Genootfchap van Liefhebbers der Vrijheid. Eerfte en Tweede Deel. 668 Bladz. In gr. Octavo. De prijs der V Deelen ts famen is f 14 - : - : Wij kondigen hier een Werk aan, het geen reeds in 'tjaar 1793 is begonnen gedrukt te worden, doch het geen niet eerder dan na de jongde omwenteling is uitgegeven. Hetzelve is ddnig in zijn foort , en door een gezelfchap van Vaderlandfche Mannen uit oorfprong•lijke bronnen en echte ftukken verfameld, waarvan ons, onder anderen, in het Voorbericht het volgende gemeld wordt. ,, Wij voor ons , een Genootfchap uitmaakende van „ Ingezetenen uit verfchillende Itanden, en onzen groot- ften roem daar in Hellende , dat wij, als waare lief„ hebbers des Vaderlands, en van eene betaamelijke ge- lijkheid, eikanderen in eene maandelijkfche bijceuj, komst tot bevordering van waare vrijheid opwekken; „ oordeelden het derhalven van onzen pligt, (daar 'er nog geen voorhanden was,) om zodanig ecn ftuk, ,, zo verre onze wetenfchap , en vermogens zich uit„ ftrekken , ter handhaving van de eer der mislukte „ poogingen tot herftel der vrijheid , te vervaardigen. ,, Na dat de doffe daar toe, met ongelooflijk veel moei,, te, en arbeid, door elk onzer was te famen gebragt, „ hebben wij de vervaardiging van het geheele' werk aan dénen onzer aanbevolen, en het zelve, reeds ge- VAD. BIEL. VIII. DEEL. NO. 3. II heel  1»4" VADERLANDSCII HUISBOEK „ heel afgewerkt tot dezen tijd toe zal den „ deren in vijf Deelen m^tJ&S^S^^^^ 8,i !r fmcen tIWKB* is > or» "aar waarheid te „.Jchctfe» den grond van.de Staatsverfchillen die tn „ haarer beider bedoelingen , de middelen fa W „ van haaren kant hebben aangewend f,'et "eSu^ „ het welk de heertellende nartii v~,n L'«T *eöU|,lv * „ zei s hun die tut vooroordeel en onkunde zonder' „ verkeerde doeleinden, zich aan de SMS „ kabaal hebben overgegeven. Ook zullen vvi de e „ breken der Vaderlandlievende partij, daar Let te ml „ koomt, met ontveinzen, en aan de andere n ets Veer „ ten laste leggen dan wij begrijpen, dat zij ver liSd " i, w billijii ' en- ^ ferfcSitk „ is. W zullen, zoo veel mogelijk, de echte ftSii „ overal aanwijzen , waar op onze gezegden (teu en " iT Sa0»"1* oordee!en, dat dit ons-het minst kan „ blootftellci, aan dwaalingen of berispingen. » D zelve zijn, behalven de oórlpronglijke1 Staatftukken zei" ve_ de aanfpraak aan het Folk van Nederland.,eni de bnefover de Waare oorzaak van >jS Lands 2/ 5 to/Z-te Utrecht en Amersfoort. %SSmt. isfe aangenaamheid van eenen historie-hen ft^opTetfSéï dene plaatfen aan het gebruiken van de eigene fchoon zoo veel mooghjk verkorte, n^dfnkkingejj^o^Pröna hjke Staatftukken opgeoiFerd. oonpiong- Daar dit Werk aan het hoofd heeft, de verklaringen tetmgmgen en beloften van den Stadhouder ZZhkel met z,,ne daaden , zoo begint dit eerfte Deel SónZ me de opgave van den hoofd inhoud der 32 Stukken. ^ Van zijnen Brief, en het flot zifnerS ficawre memone op 7 October 17-82 aan de Staatenf Ge neraa overgegeven, a»; Van zijnen Brief aan de S?aaVen van Utrecht van 24 Februarij 1784. 3-. Van zijnen Brief aan de Siaaten «B alle de Proviiniën van aJ ffijf nuarij 1783. |». Van zijne zoogenaamde publicatie van 3t January x785. 6». Van zijn bekend declaratoir gegeven op  CE DE VËRKlARINGEN, ENZ. VAN DEN STADHOUDER. 11$ op des Furftendoms-Burg te Nijmegen op 26 Mai 1787. Èn 7°. van zijn declaratoir van 11 September 1787. En loopt het Eerfte Deel in eene ontvouwing van den oor* fprong en het beleid van den Engelfchen Oorlog, lchan> delijke Vrede, en vergelijking tusfehen de werkeloosheid in dien , en de werkzaamheid in den Franfchen Oor* °ln het Tweede Deel worden de oorzaken en breedvoe^ rige verhalen van verfchillende oproeren, welke van den 6 ^December 178a tot de revolutie toe, in veele plaatien van dit Gcmeenebest hebben plaats gehad, medegedeeld* Geen regt geaard Nederlander kan zich dezelve zonder ijzing erïnneren, en wij kunnen ons bij bijzonderheden hier niet ophouden, zij moeten in het Werk zelve gelezen worden. — Dit Deel. is daarenboven belangrijk door de gebeurenisfen inHattem , Elburg, Utrecht, enz. voorgevallen , door de beruchte reize van de Vrouw des Stadhouders na den Haag, en de gevolgen,■■ welke daar mede verzeld gingen, enz. en. wordt hetzelve met eene zeer gepaste plaats uit het Werk van s ander over dé Voorzienigheid beiloten. , Elk die de gebeurenisfen, Welke in de laatftejaürert in dit'ons Vaderland hebben plaats gehad, overweegt, elk, die daar omtrent niet onverfchillig is, en daar bij bedenkt, dat dezelve in het Werk voor handen kort en duidelijk * uit echte bronnen , zijn bijeengetrokken en verfameld , zal de nuttigheid van hetzelve zelf kunnen beoordeelen; en daar de Schrijvers het den tijtel van vaDerlandsch huisboek hebben gegeven, „ onj dat hetzelve ten allen tijde zal kunnen dienen , orn aan braave Huisvaders aanleiding te geven, ten einde „ hunne kinderen een juist denkbeeld te geven van den „ waaren oorfprong der Staatsverfchillen , en van de „ middelen , die daar in van wederzijde ter bereiking „ van geheel tcgenftrijdige oogmerken gebezigd zijn,'* kunnen wij hetzelve als zoodanig, gelijk ook, om voor zich zeiven de toen plaats gehad hebbende gebeurenisfen in een kort beiïek te erïnneren en na te lezen 9 aanprijzen. H i fetf  ÏI6 IETS OVER HET GEZEGDE /ets over het gezegde van den overleden lln„A* r . van v^rjwf^v ïd^S^^i^m ciale Finant e , in des-efa ^„r*, i „ Prov'n. der Staaten Ze^hT^ door de Regeering dezer Retuhl h 7 .S^rag gr. Octavo. Alöm te M$^^$5^ L[ 5j O November 17S7 affr-he,,-!'„ A«"»srer.e, op den i van ^^^J^^l^ f? ran deze Provinue in eenen ^ Ètt LÏ ^ „ niet m de inleiding van hun PUrLt d> "s » *V788, bij bet welk dfïflfngTan Z"n fSSSST » t'gften penning is vastgefteld. " vijrentwm- De valscbheid van dit gevoelen toont bif .1 eigen woorden van den Raad.pen"ionar l 11 d°°T ^C aanfpraak, dus luidende- 1 de gezegde &iJ ■ aenae. •>■> worden miine wenTchen v*t- ;; skaras r^téÉi^s 35 nig ontlast en verbeterd, doch />/-ZW £r j-li f ontffaane onlusten met ^ J^^l^'^t „ onvermijdelijke geldnegotiatiën hofaard, £' ntr „ invoering van meuwelchattingen, in ftaid ihl } „ worden, " waar uit veel meer het tegedéélt i gehjk onze Schrijver verder uit dc rannrfnén Jjkt » de Gecommitteerden tot de fn a,n ëi 1 Tn d t' ,7 Va'! eene perfoneelr Commisfie , RJE&ïrfKm? ^ het Placaat op de heffing van den vijfenlwinlig^n pen- ning  van den overl. raadpensionaris van blbiswijk. 117 ning aantoont, dat, indien de Raadpenfionaris in zijne affcheidsrede al mogt gezegd hebben, (bet geen nogthans ontkend wordt) dat de Provinciaale Finantie in goeden ftaat was, de Staaten zulks daar bij niet alleen regtftreeks tegenfpreken , maar ook de oorzaken van het tegenövergeftelde ten klaarften opgeven. Het oogmerk van den tweeden Brief is, te bewijzen, dat het niet minder eene misvatting is, ,, dat deze Re- publiek , of wel haare voorige Beltuurers, den Oor- log tegen de Franfche Natie gezocht cn haar dien aan5, gedaan hebben. " De gronden, waar op zijne wederlegging in dezen gebouwd is, zijn: de weigering van H. H. Mog. om tot de beruchte Conventie van Pilnitz toe te treden, welke Conventie hij in haar geheel, hier opgeeft, gelijk ook het audwoard van H. H. Mog. aan 's Keizers Minister in 's Hage, op deszelfs uitnodiging, gegeven , en waar in zij verklaren eene volftrekte onzijdigheid te willen onderhouden en handhaven; en dat zij "hier aan tot het uiterftc toe getrouw gebleven zijn , betoogt hij verder uit verfcheiden daadzaken , welke veeleer eene gunftige dan eene ongunftige denkwijs jegens Frankrijk fcheenen aan den dag te leggen, als daar zijn : het ontzeggen van verblijf binnen Maastricht aan Franfche Emigranten; het weigeren aan de Oostenrijkers, om binnen Maastricht brood voor hunne Armée te bakken; het niet gewelddadig verhinderen van eenige Franfche fchepen , om de Schelde op na Antwerpen te vaaren, zelfs in wcérwil der fterke vertoogen van den Keizerlijken Gezant daar tegen, en van het recht, dat zij volgends het Traclaat yan Munster hadden, om zulks met geweld te beletten ; voords aantoonende , dat men van de Franfche zijde zelfs het gedrag van H. H. Mog. als volkomen onzijdig aanmerkte , en dat zelfs tusfehen de Franfche eu Engelfche Gezanten en den Raadpenlionaris van den spiegel reeds onderhandelingen waren aangevangen, tot voorwerp hebbende het aanleggen van negotiatië'n tot een' algemeenen Vrede , die op het onverwachtst van de Franfche zijde wierden afgebroken door een Oorlogsverklaring, niet alleen tegen den Koning van Engeland, maar ook tegen den Stadhouder der Verëenigde Nederlanden. Zo eenvouwigheid een kenmerk der waarheid is, dan pleit de natuurlijke, ongekunftelde en bedaarde redeneerH 3 trant  IlS HET VERVAL ONZER F A B R IJ K E N . &S^^J^^t^T'T S-jie zwarigwel kunnen verdenke" uh^i^ e.,chtheid niet mmmm wmmm deltl^ FabriJ'ks^ ^ de middelen tot her/lel derzelven en van onzen welvaart, briefsgewiteZfdï Z *ta?„rollerda>», en aan het Committé van algeen ZfT ^ St"d Haarlem , en, in het 7gl ffi&%?%^J^*^f Van om Vaderland. Ie Utrecht, btj G. T, van Paddenburg en Zoon 1795- 36 Bladz. In gr. Octavo. Deprifsis f-%^ Wij hebben met veel genoegen dit Werkjen doorbla*v dert, en 'meenen op goede gronden te mown gelooven, dat de Schrijver aüe waare bemiunaarTvS htm Vaderland eenen wezenlijken dienst gedaan heeft met hun deze mdichtingen over de oorzaak van het verval onzer Fabnjken, en de middelen tot herftel derzelven, mede te deelen. ncritei aer- Na eene korte Inleiding, -waar in de Schrijver dui debjk doet zien, dat geen gewoonen loop vaTafWsfi" Jingen van tijdelijke zaken/en mitsdien geen JeloZe afgunst van andere Natiën of eenige „aarijver v&^S ge derzelven , de oorzaken van ons verval zijn maar dar iets ongewoons daar agter is fchuilende" óf, met «. an-  EN DE MIDDELEN TOT HERSTEL DF.RZELVEK. U9 andere woorden, dat zulks aan buitengewoon oox?*i, 7oe te- fchrijveii- vorklaart hij rondborstig, dat n dezen het öog heeft op de Engelfche Natie, en die Tls de voorname oorzaak van alle rampen en ongelukken van ons Gemeenebest met alleen, maar van de meetVolken van Europa-befchomvt.: „. Ke .e Narie " zegt hij, „ die, uit hoofde van haare pou" ri " ^efcheidei van het vaste Land, het minst van " atte Volken echt heeft, om zich met de Naiicn van " het vaste Land te bemoeljen, en welkers fuperinteu" dentie eiken opmerkenden befchouwer tot verbazing. " moet ftrekken, cn bij de inkomelingichap naauwhjks IJ gel om zal worden,3 dat zij tot aan f^J^ aettiende Eeuvve , terwijl het woord verlig h-. "ting en gezond verstand in aller monden " en n aller ooren klinkt, hebben kunnen volhouden, " in een tijd dat fchier geen Volk meer of .mmjret " mmnzali" gevoel beeft van haare ovevheerfetnng. " Wa, Viel die maar eenige kennis hee t van de. Gefcldedenisfen van voorige dagen, wie, die federt •?--SSSSS?* gebeurenisfen heeft gade gefl.agen, " is let overtuigd van dien al te grooten invloed " welke het Engclsch Gouvernement heeft weten te. " verzijgen over* de meeste Volken, en van welken " H zich zoo meesterachtig bedient, alleen voor zijn " éigen bloei en grootheid, zonder aanzien of zij an" dere Volken benadeelen, ongelukkig maken of tegen " malkanderen in het harnas jagen , en de oorlogen in Europa vermeenigvuldigen en doen voortduuren, " welk laatstgenoemde middel zoo meenigmaal door bet zelfde Gouvernement wordt in 't werk gefteld, '\ ïs het maar begrijpt, dat het met, het belang der Engelfche Natie overeenkomt, en zij daar door hun " oogmerk moeten bereiken. Men zoude ook al met " zeer veel vooroordeel moeten bezet zijn, indien men ;•! dit niet zien en erkennen wilde. Hoe ook zou' den zij kunnen oordeelen over de rampen, die zij , het menschdom veröorzaaken door hunne alles verwoestende oorlogen , daar hunne hggmg aigefcheiI den van alle Volken, die van tijd tot tyd dat ver! fchriklijk tooneel in hun midden zien, hen buiten de gelegenheid Helt om van dc jammeren te kunnen '/, oordeekn. Wanneer zij daar toe niet minder na „ waren, dan het door hun toedoen verfcheurd Frank-  >*> het verval onzer z a br Ijke n „ ren. Da, mep foefel 3 ^SSS'S 3) te Verderven en hi«r r»o^ u ' ett zoekeu 4 hebbende lünnen b reikTn dïnr"' °°^erke« «tó -> oorlog heeft zoeken ï ' °r eenen °Penbaaren „ faaren zullen IpL^^ * ^ <1e Mogendheden van heTvaste e 'Jm',-°°r' dat die Eilanders behoorden te Lieren n^'"16 anders van het vaste landen zal. °f dat men kende van de gelegenheid hI, "' gebruik raa- ge.  EN DE MIDDELEN TOT HERSTEL DEUZELVRN. 141 gemeen behoorde kenbaar té maken , dat deze alles ove-rheerfchende invloed van dc Engelfchen, de waare oorzaak is, i°."van het verval van onzen Handel, Fabriikeh en Trafijken, 2°. van de weinige vrucht die wij federt zulk een aantal jaaren, dat men op de verbeeteriug is werkzaam geweest, van die werkzaamheden en poogingen gezien hebben. Het beste middel hier toe zou, zijns oordeels, werkftellig gemaakt kunnen worden , door het uitfehrijven van eene Pnjsvrage, of het uitlooven van eene belooning aan den geenen , welke, binnen zekeren te bepaalen tijd, zou hebben opgehangen , of gefchreven , het bondigfte , zaakhjkfte , het meest met de waarheid overeenkomende, met édn woord, het beste tafereel van alle de veröngelijkingen , welke aan onzen Staat federt twee honderd jaaren , of , meer bepaald , federt den Vrede van Munster, in 't jaar 1648, tot op den tegenwoordigen tijd door het Engelsen Gouvernement zijn aangedaan. . . , „ Men moet," laat de Schrijver hier op volgen, zich niet verbeeldeu, dat ik daar door zoude be„ doelen, in den fmaak eener Franfche Tirannij, eene „ foortgelijke Engelfche Tirannij in de waereld te „ brengen; noch ook dat ik dit aan de hand geevc,uit ,, eenigen particulieren haat tegen dc Engelfche Natie, „ noch minder dat ik zoude len oogmerk hebben den „ haat onzer Natie tegen de Engelfchen op te wekken, „ het geen men ligtejijk uit het reeds gezegde, tegen „ mijn oogmerk, zoude kunnen afleiden. Het een zou„ dc zoo min als het ander met de broederliefde, of „ met de befchaviug en verbetering van het mensch„ lijk hart overeenkomen. Ik ben niet tegen de En„ gelfche Natie vooringenomen. Bovendien zij ver,, dient niet uitgemonfterd te worden , dan voor zoo „ verre zij, het zij in oorlog , het zij in vrede , ons „ vijandig is. Want wanneer men aldaar in 't Land „ geweest is, en met hun heeft omgegaan, moet men „ hun dat recht doen, dat zij als individueele meu„ fchen veel meer prijs- dan laakbaar zijn , en dat „ veele Natiën bij hun wel mogten te markt gaan, „ om wat van hunne gastvrijheid, rondheid, eerlijk,, heid en Vaderlandsliefde over te neemen." Dit eerfte middel, ter verbeetering van onzen Handel, Fabrijken en Trafijken, aldus voorgedragen zijnII 5 de  122 HET VEIIV. ONZER FABïl. EN DEMIDD. TOT HERSTEL. fn\5,al df Schriiver°ver tot het tweede middel hier in betraande, om elk wie een mnk y ^ Vaderland in Zijne ziel gevoelt, uit te „podiS n aan te moedigen, om, uit eigen bcweeging, en zon der daar toe eenjge Wet of Decreet noodV te heb ben zich te onthouden van het gebruik San alle Buiten landfche, maar voor- en bovenal van »S& JVaaren, van al het geen tot voedlel, tot kleedin?'7 en tot het gebruik van huisraad of tot weelde noodi- 'zou MZTn.^l V°°r 200 V£rre ?l\ die volftrek^is^ ' Het derde middel, door den Schrijver tot het zeif- zlaar?UTtK'H?f^at * verbod van, of zwaare belasting op den invoer van alle zulke Wiareh en Behoeftens, als bij ons zijn in verval geraakt re^!endTnamaWdnnW°rden de hmdi^ beWl> reauien geltaatd, op eene wi ze welke de goedkeuring van elk rechtgeaarc Vaderlander moet verdienen SSfc.ï-de«Ive werkftellig gemaakt worden , v de V°°r °nS th3"ds kw^»d ^ De welmeenendheid des Schrijvers blinkt eindeliik eu klaar bn u.t in de weinige regelen, wa 3 hu deze Verhandehnf befluit. „ Met vermaak," zegt biL ,, zal k verneemen, dat 'er andere en betere mid- " £5&*#Sï e" VO,or ha"den zij"' e« i" het werk „ gcljeld zullen worden , ter bereiking van uliedcr ,, heilzaame oogmerken: maar nooit zal ik overtroffen „ worden >n zuivere liefde voor het Land mijner en „ mij lier Voorouderen geboorte; voortkomende uit de „ beste bron, zonder eenige haat tegen iemand, of telgen eenig Volk. Ik wenschte dat alle menfchen „ broeders waren, en zich als zoodanig gedroegen „ Ik beoog niets dan den bloei van mijn Vaderland „ ik verlang geen deel aan eenig Beduur; en, daar „ ik in deszelfs rampen , en in de vervolgingen van „ voorige dagen rijkelijk gedeeld heb, zal ik mii ge,, lokkig genoeg rekenen; indien ik het geen mii daa„ van is overgebleevcn maar zal mogen behouden. " Hei  HET BELANG VAN ALLEN. 153 Het Belang van Men. No. II. Door een Vader landsck Burger. In Holland. Het Eerfte Jaar der. Bataaf* fche* Vrijheid. 6z Bladz, In gr, Octavo, De prjjf Ü ƒ ; - io - : Tn dit tweede Nommer worden weder zeer gewigtige 1 Onderwerpen behandeld, die den aandacht van eik Nederlander overwaardig zijn, cn het belang van allen ten hoogden bevorderlijk zijn kunnen. Ziet hier eem, ge derzelver: Het begeven van ambten, l erkteztngen door het Volk te doen. Onderfcheidene comnusfien, als van Finantie, Opvoeding, van Publiquen Onderftand, De Clubs of Volksvergaderingen. De Armoede en Bedelarij. De loterijen en Lombarden. De Nodeloze ambten, en veele anderen. De wijze van behandeling keufchetst overal eene bedaarde en warme Vaaerlancislictde en doet den Schrijver van eene zeer voordeehge, ! zijde kennen, zoo dat wij deze zijne gedachten aan eene onpartijdige en verftandige beoordeeling van elk Burger ten hoogden aanbevelen, en niet twijfelen., ot veele derzelver zullen eenen gereeden bijval vinden, — Daar wij bijkans in het verkiezen eener proeve uit de Onderwerpen zelve verlegen zijn, willen wij het een en ander uit de lezenswaardige Inleiding aan onze Lezers voorhouden. Wanneer een braaf Volk," zegt hij onder anderen , „ dat maar al te lang bedrogen , verdrukt eu verkogt is, eindelijk de oogen opent, en ontwaakt, en den blinddoek, en de kluisters tellens afwerpt; dan is zulk een braaf en moedig Volk natuurlijk op,1 lettender, wantrouwiger, ja zelfs ijverzuchtiger om„ trend zijne rechten, zijne Vertegenwoordigers cn „ derzelver daaden, dan ooit, uit gegronde en billijke ,, vrees van andermaal bedrogen te zullen worden, „ Dit (trekt het Volk tot eer en het is inderdaad deszelfs pligt; maar 't is teffens juist dit tijdltip en die zielsgefteldheid der Natie, die de Irttriguant aan„ grijpt tot bereiking van zijne gevloekte oogmerken: „ en zo de Natie niet kloek, ferm en voorzichtig han„ delt en toeziet, om het echte van het vallche, en ,, zijne waare vijanden van zijne waare vrienden te „ onderfcheiden, dan loopt zij altoos gevaar, dat de „ listigen haare braafheid overrompelen, haare goede trouw  ï*4 HET BELANG VAN ALLEN. „ trouw misbruiken , en haar* rmiaf.,.„ 1 -j „ keerde voorwerpen afle j „, f tte,,,ie! °P Vör" „ dat zij het eindelijk zÓo véz! , ^ VTrd' » Natie meenende wel te doenulIe» b.r?ngen, dat de „ vende waarheid en billiikhekf én Z^'- 6,1 gel°„ ten en welzijn te vSiï ■ h?are ^ redl„heid en onrecht in de h JZ> m^ndeel, boos„ met haare rechten ën bel 5 J?1'/?^^ „ Eene Natie, en voor! e°nNa"if 3Ï • „ te herleeveu, moet met dSnrf ' ? S begmt „ jaloers zijn o^haa e ree uen • Z*** °™ien' moet „ zeer billijk, wijs eu groot z in ^ CVm „ zoo min aan de eene" als aar? 'd ™Tg£" $ M fpeelpop der Intriguanten worde zi? ^ ?jd? de „ vee vertrouwen ma^Xb wurae. zij moet nooit te ;; «f zij ^^^s^z^t^^ „ haar met ijver eu trouwe tfn % a g« nen' dle „ bluscht derzelver moed ei vuur ür , ^ 5n te^elZdoorVSe^ ^ginue laten misleiden, _ te I^ÏÏTL^'S^^! Ir tf wa^nuuwSed:nU|S. dh delen , die een ziekteVoli^^* U'die°^rna%^ieZeU Zijn> KneSeSfe " ,u ' a.le dMr na ter genezing en verbetering dien „ ttg zijn: zoo bid ik u, Volk van Ned""and» bif „ alle de rechten en plichten, die ons heili" ën'dier „ baar z.jn, zie te vooren, êu eer gij beSuft wat „ het is, dat gij gaat doen:' wie zij zijn, d e ij S „ verkiezen en vertrouwen xvir h„,i- / S/J g „ ™ ^ ece„ ^ gMt S*w^i3?^t X' „ «ie™ der menfchen, en niet op hunne woorded of „ waarlijk braave man altoos afwacht m dat' rit i,™ " «VS £Z T"'>■ « S«'la?J a°^ „ uaan, op dat gij hem zien en roenen zoudt vPPï u mm ztch zeiven roept. .Houdt het vZ gewt; dal  j. muntjewerff , tegenw. en vocrm. staat, enz. 125 hij, die in zijn particulieren omgang en wandel, " zich als een grootfpreker, een trotlche, een gierig■ aard, een valfche vriend of zedenloos mensch ge" draagt, dat die nimmer in de waarneeming van uwe " belangens deze fouten zal afleggen, dat hij nooit een braaf burger, noch een getrouw en belangeloos " befluurder uwer belangen zal worden." , Geboorte, rang en geld hebben nu hunne rccli,,'ten verlooren; maar, zo list, grootfpraak, wreedheid en zedeloosheid derzelver plaats innamen , " dan was onze zaak niet verbeterd, maar veel verër„ gerd. — Neen 't is verftand, deugd, waare braaf" heid en verdienste alléén, waar op wij het oog moc" ten vestigen; doet gij dit, zijt dan verzekerd van „ de goedkeuring van een wijs en weldaadig Oppcr„ wezen, en 't beste deel der menfchen." Tegenwoordige en voormalige ftaat van den Hondsbos fche en Duinen te Petten, kortelijk voor gefield, dior Plaaten opgehelderd, en met eikanderen vergeleken , om te letoogen, dat de voorlge wijs van derzelver behandeling boven de tegenwoordige allezins verkiesbaar zij. Door jan muntjewerff, te Koedijk. Te Alkmaar, bij J. A. van Harencarfpel, 1795. 19 'Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f : - 9 - : De Schrijver van dit Werkjen ftelt zich voor, zijnen Landgenoten kortelijk bezig te houden met de I overweeging van het zwakfte gedeelte der Hollandfche Zeekusten , 't welk tusfehen het Kamperduin en Petten gelegen is; naamlijk met het zoogenaamde Hondsbosch, en Duin of Zanddijk bij Petten , tot welks inftandhouding altoos merkelijke kosten verëischt zijn; doch, naar het oordeel van den Schrijver, nooit grootere, dan na dat men, met nafating Van de oude, is overgegaan tot eerte nieuwe wijze van bewerking,die onnoemlijke fommen gekost heeft; wijl men, zegt hij, gelijk dc ondervinding leerde , nooit gedaan werk hadt , en nimmer veilig was. Het groot onderfcheid, dat tusfehen den ouden ert tegenwoordigen Duin aldaar gevonden wordt, en 't welk den Lezer in twee Plaaten aan 't oog vertoond wordt, moet, volgends den Schrijver, toegefchreven worden aan  'J£Ö -f* S-* U N T J E W E n F F ^^Ifv^^ * de fififi zegt de Schrijver , . WCrdV ^ n . kuipkr " » den tegenu'oo'rd g n ^^^^1% „ door dat zij 'Cr zich op ioSS, fterk Slaakt, „ mogelijke kosten overvlo d zand ^ T de mi<^ * krijgen, ten dien einde ftelccn ze Ri^h^" ™* te „ den voet de, Duins , aae ZZ óf xv"'"^ V'n » boven aan den. kruin% bovei, S i ,^'Mtzijdc, tot „ volgends van den StóSSraïn^fiï?'* e" Vcr' rt tot beneden aan- den voet w r 2 St~ of Landzijde, »j Natuur, groeit werdr Vn™ i'00"' gefc!le»k der „ namvendeS d^SSSESJS feS^ Va" «5 », te nuttigheid, diTmerS^^^^^^i » aan denW moesmanS^H?' I» ™nd werdt door die Rietfchutónó^n S 0Pft»'vénd op den Duin gehouden en ' " "f ' Str°° en to oude en deskundigSen v?n voorgemdde S Heuvels cn S^lftó Dui" "iet tëfl. „ 24 voeten hoo4 • Voó e" °P'l°oven van roeden in 't vierfet mrt l ? Mn CC" Pcrk va» 9 „ toenmaals bcpaadènne, 'd£ n^^l',V0,gends *» ïeroeid moest worden en „mi ~ "e1[.zann» uit- nood-  TEOENW. EN VOORM. STAAT V. D. HONDSËOSSCHE,ENZ. 12? noodzaakliikheid bevondt, om den Zanddijk of Duin hoe langer hoe meer landwaards in te brengen, en, vermits 'cr°géen voorraad van zand voor handen was, hetzelve , met veelvuldige onkosten , door eene mccnigte van Wagens te tete'n aanvoeren. De 'Schrijver befluit. uit dit alles , en wij met hem, dat de voormalige bewerking , in allen opzichte , verkiesbaar is -boven de tegenwoordige; vermits men langs dien weg op verre na niet zoo veel landwaards in met den Duin zou 'behoeven te komen, en veelvuldige kosten zou befpaarén. Wij wenfehen hartelijk , dat dc Schrijver het Vaderlandlievend oogmerk , dat hij met dit klein Geichntt beoogd beeft,"moge bereiken , en maken geen zwarigheid hetzelve aan kundige lieden in dit vak, als hunner attentie ten vollen waardig, ter lezing aan te prijzen. Dagverhaal van John moore, M. D. gethturende zijn verblijf in Frankrijk van hef begin van Augustus tot het midden van December 1792 ; benevens een bericht van de aanmerkelijkfte gebeurtenisfen binnen Parijs voorgevallen, van dien tijd af, tot aan den dood des laatften Franfchen Konings. Vijfde, Zesde en Zevende Stuk. Te Haarlem, bij A. Doosjes, Pz. 349 Bladz. In gr. OSiavo. De prijs is f 3 - '4 - : In het Vijfde Stuk geeft de Heer moore behalven van andere merkwaardige voorvallen, bericht van de vermeestering van Savojen door den Generaal moxtesquiou; van den aftogt der Oostcnrijkfche en Pruisfifche Legers, enz. doormengd met zijne eigene aanmerkingen. r , ., In het Zesde deelt hij berichten van verfcheidene zittingen der Conventie mede, welke hij van tijd tot tijd zelf bijwoonde. Derzelver gedrag ten aanzien van Geneve en Genua — van de poogingen van marat, om dumourier, thands in blakende gunst, verdacht te maken — van den ijver der burgers van Marfeille , om de Conventie te befchermen - van het indringen des Volks in 's Konings paleis op den aoften Junij , en de beweegingen, die daar bij plaats hadden, enz. — Agter dit Stuk is een kaart van den veldtogt van den Generaal ■ bumourier aan de Maas in den jaare 1792. Het  m J.MOOUE>M.D. DAGVERHAAL VAN FRANKUIjK. w het voori,e ftuk iwS^TSffi»l2WW*«, de onderfcheidene partijen van nf» ber,cht van een Decreet de? rl t ÏON en Uitgewekenen^ van verfteidenTn f tegen de F*»«i van den ijver' van w 7?Me ^l^Ö^^id touvET regen itoBESp,£R77,,™dlWn van laatften, om zich te verdeeïigen ™» *** --^^ U^M een gennamheld lezen, teS"e h r SlÉ ™ raet aa,;geeng nadenken aan de hand ï vet? ^ ^ t0C ^* rfïÜM»? 4 ^ van robes- ,;?eS?o^ra^» h£t ^ -er zich „ daarnaar. Dc lof m " n n' " P "dging °™eer„ hartfterking SS» Worde» «» eene » doch het fs de lof, Vlkïn zi t^T »* gen, die dit uitwerksel £ L J ?" anderen 0IUva"» het echter in iJ3SS35? bV?0nd« is » opgewakkerd wordt 'domh, / d,at h,J niet minder » hij zich zeiven 0^ waarmede » juichingen hïnnfS^r^^ door de ^hel^ Mi de DTnrge;?lb^de;L^{^ -M^. door de ' de velde bezongen w 'J;J' *5**"LÉ en w- van en zilveren, de twlde7en 7T' de eerfte dcn g0llde» laatfte het accesfitbeSaL eerpenning en de mede de Burger T 7 J»5p %jac0b cats waa* diende, een Prjsverhandchno-UL ^ g^en H" ve^ A.  werken v. het amst. dicht- en let teroefen. gen. tfy ■a. van der goés's IJftroom en ag'tëntwitïtig' Mengeldichten van verfcheide Leden des Genootfchaps. Elk der bekroonde gezangen voor den Lof der naarftigheid beeft zijne bijzondere waarde, maar geenszins zijn verdiende plaats , want volgends ons oordeel behoorde het eerfte gedicht (*) het tweede , en het tweede het eerfte te wezen, uit hoofde dat het vers, met den gouden prijs bekroond, wel uit een aantal fchoone drophen beftaat , maar ondertusfehen met het geheel weinig famenhangt, daar het tweede vers meer ideaal is, minder gebrek aan orde heeft , en opzetlijk de dof bezingt. De tweede ftof j. cats vonden wij door den Burger j. j. v. zeer gelukkig bewerkt ; het geheele ftuk is in drie zangen afgedeeld , in den eerden wordt hij befchquwd als Staatsman, in den tweeden als Dichter en in den derden als Christen , waar agter eenige aanteekeningen , die tot regt verdand van den tekst hier en daar noodig waren, gevoegd zijn ; welke overvloedige blijken geven , van belezenheid en kennis in het leven en de fehriften van dien Zeeuwfchen Zanger; zoo dat de Dichter v. bij het uitwijden in den lof zijn's viïends, zich op daadzaken beroept, en de kunst zoo wel als het character van Vader cats, tegen het vooroordeel en dé ondankbaarheid onzer tijdgenoten verdeedigt met de beste bewijzen; daar nu deze taak natuurlijk zeer veel aanleiding gaf, om in het profaifche te vallen, is het te meer verdiendelijk, dat onze Dichter heefi gewaakt, öm niet op die gevaarlijke klip te dranden ; zijn taal is poczij, maar overeenkomdig den nederigen geest van den. ouden c., niet winderig, nergens met luchtfprongen, die even zoo fpoedig dalen , als zij te vooren rezen , én met geene paauwen-veêren van anderen pronkende, welke hem niet toébehooren, is hij oirfpronklijk en natuurlijk, gelijk zijn held, dien hij zoo eenvouwig, als naar waarheid door de Volgende regelen afmaalde: (f) „ Zie Hechts zijn' arbeid na, waar vrije oorfpronglijktieid Heur onvervalscbbaar merk op iedren regel fpreidt. Ziè Op Bladz. 5, vonden wij de uitdrukking: stervend God; de Dichter a. vereul ichreel" dit vast in overijling, (t" Bladz. 102 fq. vad. kibl. viii. deel: no. 3; ^ ï  130 werken van het aeesteldamsch Zie 't vindingrijkst vernuft door al zijn fchetfen foeelen Hoe ook verborgen of omzwachteld, weet te drlnnen ' J Is, wijl srfjfie edle ziel die deugden badt X died Dat VMk z.jn zwakke ziel met heure drift moést ü Sen/ Een,ander, tuk op eer, bezing' «{„ deugd alleenT. Cats aan de waarheid trouw, zingt ook zi ne ijd^heên- Zie Sr' ^ZIZ^^^^^^^ da.r, wat lof verdiene, en grootheid zij te noemen.» Jl ja ï elk gevoelig hart, aan de edle deugd verpand £ï °&$ï$*&£> ? 'C ^ --Sefbant, En de onvolkomen kunst fn haaren tijdkring ziet -—! ' Gewis d-nt waardig hart miskent mijn' Dichter niet." De Prijsverhandeling des Burgers van hall beflW het e rt'fnïe'ebt" )l * fa**** rie l-ezers met de Gefchiedents van het Hekeldicht he kend en eenige van deszelfs Schrijvers onder dé ouden en nieuwen; hij begint met de Grieken en bel nt dat daar de overgebleevene gedenkdukken der o d' heul ons weinig hcht over den ftaat der fchoone kun Hen, bij het genoemde Volk, voor den Hd van .m' nerus verfpreiden, het derhalven naa wl ks n ooiiï z.j een.ge berichten, het H^mi^SklT^it die tijden te geven, zich beroepende op bet tómi«i ms van aristoteles, die wel verzdcert,'er toen I  dicht- en letteroefenend genootschap. 131 toen Schimpdichters geweest zijn, maar rondüit bekent, niet in ftaat te wezen, eenige Dichtftukken in dit vak op te noemen. Het fpijt ons, dat de Schrijver in deze fchoone Verhandeling niet gedacht heeft aan andere Volken, waar bij hij, Uit hoofde van hunne eerwaardige oudheid, de eerfte Haaien van het Hekeldicht, misfchicn den oorfprong van dat foort van Poëfij, zou aangetroffen heb» ben; zoo vinden wij, bij voorbeeld, eene vernuftige fatijre in Gen. XI: 1- 9, waar het kinderachtig voornemen der menfchen en het kinderachtig einde befchreven wordt en befpot ; de nederdaling van God en zijne bevreesdheid , is daar dichterlijk en blijkbare fpotternij, even als in Pf. II: 1 — 4. Nimrod, de geweldige jager , was iemand , die de menfchen door Jist onder zijne magt zocht te brengen , als zoodanig fpreken nog van hem de Oosterfche Overleveringen , en ook dat bevestigt het verhaal. Hij vondt eene fchooone vlakte, bouwftoffen en gewillige handen, om daar niet alleen een vaste verblijfplaats te ftichren, maar ook om een aanzienlijk hooge tooren te bouwen; het onnozel Volk, dat weinig van de Wilden verfchilden, en het welk hij te famen gejaagd hadt, maakte hij wijs, dat dit ftuk een waarborg voor hunne algemeene veiligheid, een middel tot hunne beftendige vereeniging was, daar hij ondertusfehen zijne grootheid bedoelde, en hunne flavernij: Weldan wij willen een fiad en tooren voor ons bouwen, enz. En God bootst hun trotsch befluit deemoedig na: Welaan wij willen nederdaalen, enz. Herder, van wien wij de uitlegging dezer plaats overgenomen hebben, zegt: ,, men ziet in dit ftuk een verhaal, het welk zich juist fchikt na den aart van dit voorval; grootheid en kleinheid; der menfchen opftijgen tot den hemel, Gods nederdaaling; de zekerheid en gerustheid der eerften, het gevaar en de vrees van den laatften, en het eenigst middel waar mede hij zich weet te redden; dit alles wordt hier zoo geestig, ftil en treffende tegen eikanderen over gefield, dat het de fterkfte befpotting is, waar mede de menfchelijke verwaandheid ooit gegispt kan worden. — God gebruikt geene voorname natuurkrachten , maar eene kleine verI a an-  13= werken van ii e. t amstelbamsgh andering in den adem des monds -,11» rr i fcbe nukken, die van Babel fprekcT" f i??"" liederen, bij voorbeeld, Jef XIV A lpot* De Oosterlingen in 't algemeen zijn niet alleen hU minnaars van dit vak der Jjirhri-iiuri,, , e «aars in hetzelve, deGelferde ^Jfï:0^hm^ paar (halen van iAS^^£^!S^ ^ belchimpmg zyn, gegeven, waar bij h TfmT eeniÜ anderen van dat foort opnoemt m en wnnrf g over den aart der Afiatifche Sati/rP niet te ^oeeftch geraadpleegt worden (K), j\JaL g i gaan om den inhoud dezer Verhlnli J lJle" VuOTd" welk! een ^i&tS^^'S0^^ «naakten, belhande uit rijënZn oudé ™ Z Uns. ren tndc van euripIDes kreef hit Heket dicht eene andere gedaante, men begon zelf in Treur ^ide^ stam eene uitvoerige lijst ' lietL teï^ feSfê* vntrrSn?e" en,.^°meinen' beoordeeïende ff SE later en de waardij hunner Schriften, het welk hein ten wordt met eene bloote optelling vm d7b^Z ften onder de modernen, als bif dc-ItaiL ™ q jaarden Engelfchen, F^^J^^S^^ fchoon de Dmtfchers hier niet ^ciioemr! ,1 T„ 1 r nogthans de Schriivcr in zi pf Vdnn el ï '., genoeg gegeven-, dat hij Eet rabekkb «nr blijken en anderen bekend was ' W1E L A N D Het tweede Hoofdftuk heeft reu onfehrift • ur .I% t'BuS v. h. befchnjft het Hekeldicht te zijn:&„ een verlof (•) /ƒ. P. St. \i p. 75. /■ Commenr Poèf. Mar. c. XVII. p. „8 ed W-a  DICHT» EN LETTEROEFENEND GENOOTSCHAP. 133 in verfen gebragt , waar in de ondeugden , gebreken en zwakheden der menfchen , het zij op eene ernstige ot" boenige wijze, regtftreeks worden aangetast" —■ oordeelende onze Schrijver, (en na ons inzien met recht) dat alleen de numerus poèticus het zij, die het Hekeldicht van het Hekelfcbrift onderfcheidt, terwijl de gebreken in het Dlijfpel van ter zijde, maar in het Hekeldicht regtftreeks worden aangetast. — Hij verdeelt bet Hekeldicht in ernstig en boertig, als de ondeugden en zwakheden met ftrengen ernst beftrafrende, of vrolijk met dezelve (pottende, en beiden worden met voorbeelden uit ouden en nieuwen geftaafd, die zeer gelukkig gekozen zijn. Het derde Hoofdftuk handelt over de form van het Hekeldicht en deszelfs versmaat; waar in onze Schrijver uit den aart der zaken en door voorbeelden van beroemde Hekeldichters duidelijk bewijst, dat de form volftrekt door geen' regel kan voorgefchreven worden, maar alleen -van het vernuft en de fmaak des Dichters afhangt, waarom het dan ook de gedaante van Leerdicht heeft bij horatius en anderen, een Heldendicht bij pope, ecn Fabel bij gellert, een Vertelling bij wieland en een Puntdicht bij martialis en nieuweren. — Het zelfde, zegt onze geachte Schrijver, geldt ook ten aanzien van de versmaat, welke hij wel toeltemt, dat eerst bij de Grieken in jamben beftondt, terwijl de Alexandrijniche versiiart naderhand bij latere Dichters zeer gewoon zijn geworden, maar hij toont tevens, hoe ennius en varro geen vast metrum gebruikt en hetzelve zoo dikwerf veranderd hebben , als de natuur van het onderwerp zulks vorderde , zelfs oordeelt hij, dat het Alexandrijnfche te lang en eentoonig is, om eene aangename verfcheidenheid te bevorderen , en onderzoekt bij deze gelegenheid, in hoe verre hier het rijm noodzaaklijk zij, het welk hij zeer oordeelkundig en beknopt beaudwoordt. Het vierde Hoofdftuk fpreekt over der. Stijl; daar volgends de bepaaling des Schrijvers, een Hekeldicht behoort te waarfchuwen en te lecren, wil hij, dat de ftïjl van hetzelve noch te wijsgeerig, noch te poëtisch, noch te oratorisch zijn zal, en, om dit te vermijden, geeft hij de volgende lesfen. De ftijl moet Klaar en eenvouwig zijn , zonder evenwel iets van het laage te hebben ; dezelve behoort vrij en gemeenzaam te wezen, dat is, met alle die bevallige losheid, welke I 3 niet'  134 werken VAN het am S tel DAjfS&h niet alleen ontdaan is van het ftijve, duistere en {{roe ve , maar ook van de bijücraaJeu der hou -er r ten van poëiij, het welk aogtnands bet ?&ine n?ï behoeft te verwaarlozen; maar ook hier w de L ï v, h. met recht, dat het onderwerp, de genie endo f-naak des Dichters, den itijl bepaalen i i Schriften de overtolligheid van woorden e£ SgSjuS hed veroorzaakt, die natuurlijk nnshaagennXt zoo begeert onze Schr ver n zoo verre ,lP ;„/, ; , '. f bet Hekeldicht, a/s uitvoer^ S/vaf df ente" ters die men gispt, zuks toelaaten on dat Mi beeld, elk gierigiiart in dezen fpfegèV zHne^$£2£ tenis aanfehouwe; - en dit laatfte breng onzen kunst rechter van zelv' op het Puntdicht, waar £ hii n» het onderfcheid tusfehen hetzelve en Tiet Hekéld'cl r jangeroond te hebben , de verfchillendf fiSÏÏrnS een aantal zeer goede voorbeelden opgeeft Het vijlde en laatfte Hoofdftuk behandelt de zedeliik» vere.schten van het Hekeldicht, daar te vooren alS ie fproken was van zulke regelen en wetten , die m£ fn der het oo,; moest houden, indien men in dit va aan de voorfchnften der kunst wilde voldoen * Bij alle de regelen (zegt de Schrijver) welke aristo te les en latere Kunstrechters den Hekeldicliteihet ben voorgeschreven, vordert de zedekunde da l e 'boven van hem, die anderen ter verbeetermg beftraflèn zal dat Jij 'mm betrekking, als mensch , &in den volften zin van c ,t woord indachtig zij , om daar door zooSnfS tuterftens, te vermijden, welke zijne fchrifteiï van aï fn nuttigen invloed beroven, ja dezelven uit den ran- de? zeden - verbeeterende, in dien van de zeden-bedervende Plaatten zou - Wij Recenfenten onderfchrijve" cïeze aanmerking des kundigen Schrijvers , want door dezen voorname,, regel te veronachtzamen, heeft Sw,FT rnenfchehjke natuur eene doodelijke wond toe-ebra"r daar I,,, toch de befpotting der dwaasheid tot de^S>' der menschheid overdreef, maar ook aan den Sand )>nal, dien hij voor geheel het menschdomi oprichtte net eerst zijn eigen naam heeft gefchreven (*, 9 u2i £id,ekUndf de Bur§er v' eiscV van den I kelmchter dat h,j eene goede keuze doe omtrent de tebrmvpm , die hij aantast, zich voor alles, wat per. XV schiller's Kleinere prof Schrifen. Bladz. 133, *  dicht- EN letteroefenend genootschap. 135 foonïtjk is , wachte , en dat hij zelve deugdzaam zij. "Uit dien hoofde wil onze Schrijver, dat geene grove ondeugden, waar tegen de ftrengheid der wetten waakt, die zeldzaam en door overgegeven booswichten (wij geloven ook foms door edele zielen (*)) gepleegd worden, de onderwerpen van het Hekeldicht zullen uitmaken , het welk dan alleen verandert, wanneer de wetten niet gehandhaafd worden, zoo als ten tijde van juvenalis en p e r s 1 u s; hier uit volgt, dat men zulke ondeugden behoort aan te tasten, die niet onder het bereik der Burgerlijke wetten vallen, als gierigheid , verkwisting, hoogmoed en dergelijken; zeer voorzichtig merkt onze Wijsgeer ondertusfehen aan , dat de zedigheid en menfehelijkheid even zeer gekwetst zouden worden, indien men zich veroorloofde, ruimfchoots alle de ondeugden , gebreken en zwakheden zijner natuurgenoten te befchimpen; - hier toe behooren het affchilderen der ontucht in alle haare couleuren, omfchrijvingen of dubbelzinnigheden , die obfeeen zijn ; het fpotten met de gebreken des lichaams, welke nimmer voorwerpen van fchaamte kunnen wezen, in één woord, alle zoodanige befchimpingen, die of het verftand of het hart benadeelen; ook vordert de Schrijver, dat men zich voor het doorhalen van bijzondere perfoonen wachten zal, afkeurende die voorbeelden, welken ouden en nieuweren van het petulante gegeven hebben. Vervolgends beandwoordt de Burger v. h. de vraag: of flegte Schrijvers en Dichters onder het bereik van het Hekeldicht vallen ? het welk hij met neen beandwoordt en tegen boileau door bewijzen ftaaft, 1.) om dat men niet perfoneel mag hekelen, 2.) om dat geen Hekeldichter zich tot Criticus van de werken van vernuft en fmaak verheffen moet, 3.) om dat het kort beftek , nog de aart van het Hekeldicht toelaten, eene genoegzame volledige kritiek , van het Werk, dat men berispen wil, te geven, indien men al den perfoon des Schrijvers.voornemens was, te fpaaren. Het derde verëischte , dat naamlijk de Hekeldichter zelve deugdzaam behoort te wezen , ontwikkelt de kundige Schrijver met eene uitvoerige plaats uit rabener's Verhandeling over het misbruik van het Hekelfchrift, waar mede hij onder andere hoedanigheden een verlicht oor- (*) Vaderl. Bibl. I. D. 1 St. Bladz. $6. I 4  136 WE*^^«.mcnT.ENiK,rEnuEv.Gn.v0o^p oordeel , ^zond verftand en gronding m f, ■ bij den Hekeldichter bedingt en 8 meofchcnkennis. ?c zij„en. arbeid befluir. ' °P voegzame wij: Zie daar den inhoud dezer Verhandelino- r • BATTEUX en RAMLER Qf Sd8W *» ."iet uit Werk is gedolen, maar door die in hun voorbeeld bevescklf L , ZU,ke mannen > fenen der feaie letteren ^Sftfottw beoe! weerhoudt, onmenfclS^e^1' «< ons êft^S» fT ™ de ^'^elproeven' opleveren van ffS^?? ^ taalkennis , dan de £t«S«S , "i' *l,ivere erïnnert ons, die begeer? „ietf va» deze Recenhe het gewoon fbrmuliei dcVlohi^ Wftte n«ar met Plaatsgebrek ^«^^«^1 ^ D1vanlirdci1SÜrSphetvderde Ded ^ de Werken Diclndukken. ct t3t Jffïï'S g5W eil 6leS kclijk verfchil in c 1 l'^'V ,dat er ei-n hebben, die uit weLSSft ^dichten moet plaats «en voorkom n. övei Lt^20 Pendit Stuk,: 20Q als het is 'degn , gC"0,men- ' verdie"E Hukken in het/elve ziin dl g VL> ^f' en foi™ige men hier duk£ van 1de ffiv? Mfg' 0ok vindt gemaakt, waar onder ons ^tt ?keBd -v^ov£RSTRAAT£Nj voor^n^^--;  ONDER de ZlNfFR. STUDIUM SCIEÏSTIARDM GFNETIUX. 137 en van wier fraai vernuft wij bij voorige gelegenheden, onze Lezers reeds eenige proeven getoond hebben. W ij verkiezen thands een Haal te geven van den Dichtarbeid van drie Dichteresfen. . De eerlle,is m. heemskerk, van welke wij twee Dichtihikken jn deze Verzameling vinden , die ons boven andcrë''bevallen. Zie hier een gedeelte van haar gedicht, aan de Eenzaamheid. Ver van het ftSdgewoel, pp 't eenzaam land gezeten, In 't lommerrijk geboomt, bij 'c murmlen van een beek', Bel'chousvt mnn' oog 'het fchoon , dat ons natuur zoo prachtig, Vertoont in deze itreek. Hier, in dees lullen oord, waar niets de rust komt ftoren, Hergeven aan mij zeif, voel ik mijn eigen niet.' Hier leere de mensch zich zelf en zijnen Schepper kennen, Wiens magt het al gebiedt. Hier glimt een torenfpits — daar rijzen trotfche bergen, Ginds fchrikbre wouden, die 't geweld des tijd? weêrftaan; Daar vloeit een zilvren beek, zagtrollend door de dalen: Wie bidt niet, zwijgende, nan! Hier ziet mijn turend oog de weidfche landk?steelen, W.ir.r kuiiit, natuur ten trots, haar meesterftukken toont; En .ginds de lage hut, verfcholen in den lommer,; Waar deugd, waar liefde woont. Wat verder ziet mijn,oog, in dees, cjjpresfen dreven, Den Kerkhof, waar de mensch natuur den tol betaalt. Ea.ir zonk mijn lotgenoot, in 't zwijgend graf ter'neder, *' Waar in geen daglicht ftraalc, enz. De andere Dichteres die wij bedoeleh-is g. w. j. van g rootenraaij. Ziet hier den aanhef van haar gedicht, gods wil de beste. Verdoolde fterveling! Gij, die vertrouwen fielt, Op ijdle fchaduwen, die voor het oog verdwijnen, Hoe vaak ziet zich uw hoop befchaamd — ter neer geveld! Ecn onvoorziene ramp doet ras uw welvaart kwijnen. Dat vrij het fchijn vermaak het ijdel hart ontvonk, 't Kan ons geen fpoor tot rust— tot waar genoegen banen, Hoe fchoon de Zon der vreugd het fterflijk oog belonk, Een wolkje van verdriet doet ras haar luister tanen. Dit toont ons, eiken dag, de droeve ervarenis. Dit leert elk fterveling op 's werelds wisl'elpaden, Waar op het wenschlijkst heil kort — onvolkomen is, Zelfs voor het hart van huu, die zich in weliusi baden, enz. 15 m  133 werken W» dicht- en letterl. cenootscii, enz» Wij zullen hier nu nog een ftail i». u . de derde Dichteres bijvoegen" dezeis r ï" VM Het is het begin van haare0, E's °'3' AMa°°- VLUGHEID des TIjDS. UN° 0VE«- D E Gelijk een fchmve 1£ vlugge Q , ■ * % d„' «teasgj*' ó Wierd dn ernllig overdagt! Hoe veelen zouden fiddren - beven Die nu zoo (tont zijn op hun mag'. Hoe zou een zwakke ftervling roemen? Hyieczijn beeld in frisfche bloemen" Die heden z,jn en morgen niet. Bedenkt gevoelt dit, llervelingen Eer gi, u alles ziet ontwringen, ' Bedenkt dat u de tijd ontvliedt! ni^wife.SS 3jn*6 w5Si Whe" drie onze Lezeresfe„0„iel ;0oSirn f LeZf,rs e" Voor;iI oordeelen, wie hi voor " ™ ' V00r zich pichteresfei, uDuf % ^ Si kleine proeve kan worden opgemïak ' ee"£ 200 • Zie h,er nog een Stukjen van den Dichter t. woord- . SCHETS VAN EENEN BRAVEN PRAKTlZIJN. Een man wiens wijsheid eendragt teek Die, ,„ m ,,efde en achti « 'eelt, Die afkeer toont van helfche vonden Een zml der burgermaatfehappij, Win bedroeft, i„ vrede blij, Een Ent] ka" Vóórgronden; £en Lngel fchoon m menfehenfehijn Zie daar een braven Praktizijn. J Zon,  j. h. v. swinden, lijkrede op pieter nieuwland. I39 Zon, van seneca, gevolgd van vondel in den rijzang van eu teers in het Derde Bedrijf' van den palamedes. Men zal met vermaak zien, hoe naauwkeurig, en met hoe veel oordeel vondel zijn uitmuntend voorbeeld is nagevolgd. Wenschlijk zou het voor den goeden fmaak wezen , zo onze Dichters den zelfden weg infloegen , dien vondel hun is voorgegaan , en zich veel liever modellen bij de Ouden uitkozen, dan dat zij de Duitfchers in alles naiipen. Lijkrede op pieter nieuwland, op den 2.4/len van Wintermaand, 1794, uitgefproken te Amfterdam , in de Maatfchappij Felix Meritis , door j. h. van swinden. Te Amfterdam, bij P. den Hengst, 1795- Met de Aanteekeningen 172 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 10 — : Het is zoo, het is gegrond, hetgeen de Burger va n swinden, op Bladz. 11 zegt: „ of heeft „ nieuwland iets van het onvermogen zijns ver,, eerers te vrezen! was hij een man, die zijnen roem ,, alleen van de kunst eens lofredenaars moet ontvan„ gen? Neen! mijne Heeren] neen; gij weet het; nieuwland was groot door zich zeiven: der „ zonne gelijk, praalde hij met zijn eigen licht," enz. — Dan fchoon een groot man, de kunst van eene Lofredenaar niet nodig heeft, om aanfpraak op roem te verkrijgen , 'er word echter io eenen Redenaar veel verèischt, om de aanfpraak, die de held zijner Redevoering, op eenen uitgebreiden roem waarlijk heeft, in het regte licht te plaatfen en anderen te doen kennen. Wie dezen taak op zich neemt, moet niet flegts naauwkeurige berichten aangaande hem verzameld hebben, maar hij moet ook waare verdienften weten te waardeeren. Hij moet het vermogen bezitten, om dezelve, fchoon wel kunsteloos, echter op zulk eene wijze voor te dragen , die aan deze verdienften niets onttrekt. En gewoon geregeld te denken , moet hij in zijne voordragt eene natuurlijke orde volgen , zonder welke de verhevenfte loffpraken onaangenaam en vcrmoeijend worden. De Hoogleeraar v, s, heeft onzes oordeels in deze Lijkrede getoond, deze verëischtens volledig te bezitten. Toevallig hebben wij het iets van den  140 ' ' j« h. van s ivi r d den Burger micuel voor ziuien vriend * eerst gelezen; en wij ]azen hTmZ li EUWLAtio he* w« deze Redevoering'ia tondeTkrZL g?Wk'.: Mnar 'oen dr,c de eerde geheel „ic Z, *"eÖ^L$W «ö bekennen, tüigd wierdeu, dal een v. ! df Sn ?°U' •« van dien Are veilig vertrouwd móTst wo den rTV0" werk van de bijzonderheden, mWSS^SSPt Hec bda»grijke Iing voordraagt ; de jffijjil °? r z,Jnen « end en leer*<« in volgt0; zijn i« £ Zr^T^ ordü ^ie h len ijdelen ophef'zoo e" van ai! geeft van een wijsgeeng 2d „ItS? *f ^"VdieSij «kken, waar in *^tïï?!/tmSSfe,de kMde< in d* deel over, het geen waare m/.rh.n e,de' en een juist oor- mm ^ sap aa- dièts meer te melden, heeft ons i',dlt alles> 0111 van oP zulk eene wijze uitaeVOerd ' 'T*1 ewilcn' En een die men waarlijk wel ^r i^ "''1" Va" eei1 dunkt ons van dien aart teziin Z 1 f-T noemen ™S teren en wetenfehappen , ?3 een tj h? ledVriend va» derland, wien het niet onve fchilg s Z ™ead vau zii» Vaop den Nederlandfthen grond «ebó'n u f gTte raanneu len iz^l&J^t^J^ ^'krede ze've zuloP te geven. - 5enph tf„°»f ï 'ff fchets daar ™n „ waren W^^fSS^i^Lï^ nieuwlanq « lijk gefchenk van 'het Opper*teo" hééft hP(l\ 66n ,oni?idde„ echter buiten twijffel daZ 1° ^" ?ef<*Quwd, is het „ n fEUWLAND va„ ie IleeS °dA%handJeidinff • welke » W##e Meestérs ontvang h'eft Pn 2 ' DE EOsCfi e» » "ing veel zij,, ontwikked Srdel? eT^ T °^ „ mak ng gebrast • Hir ie b , ?,en tot verdere volbefchaving inzóndrheid ^mSffü^ fV°'S Van a,,a „ wijs word *éérig™^ n gen, dat nieuw la nu Hnr,r Z ' £ ,. e blnnen bren„ deren, tot ™befch'Jnl / °,raft™d'Kheden zijner ou, «*, dat diegbefchavS enhei tZu letterö^eningen beftemd , vallige kennis, zo3hef 2^° ^ Van de toe, met de Heeren aene/e of »„, n°em?n' weike «1 , heeft; en dat ^"t^l^^'SS^^ , ke gaven hi ook zoude hehh-n ™L g f . bben' wel- • °kt * *^ —p« fis, ïs^s;r;,'«™ ,i LAK Dy  LIJKREDE OP PIETER NIEUWLAND. IAI land, een kind zijnde, doör zijn vroeg verftand, als een '• wonderkind werd befchouwd: zullen wij het onmiddelijk " verband ontdekken, dat 'er tusfehen dat vroeg verftand, en 'al de glorie, al de grootheid van , nie u wl an d plaats " heeft ; zo dat dit verfchijnfel van een zoo vroeg verunnd \', te bezitten j in het plan der Voorzienigheid, de eerste oor" zaak was, die door natuurlijke middelen, de opgewekte nieuwsgierigheid, namelijk, van veelen, het meer gevestigd „ oordeel en het fcherpziend oog van eenen aeneae, de ge- woonemenschlievendheidvaneenen bernardus de bosch, „' om tot heil vau anderen mede te.werken, de drift van zij „ nen broeder jeronimo, oin eenen veel belovenden jongè„ ling op te kweeken, en wat dies meer zij: al het overige „ moest doen gewerden. Zo ziet men , dat waarlijk zelfs in „ de zedelijke wereld, in de bevordering van verftandelijke ,', wezens, niets op zich zeiven ftaat, en alles van eene keten „' van oorzaken en gevolgen afhangt, die wijsfelijk door het „ Opperwezen is verordend , en echter door de vrije hande„ Iingen der menfchen word bewerkt. Nieuwland moest „ een wonderkind zijn , of hij kon (in tegenftelling van ande, ren, die in hunne kindsheid niets merkwaardigs hebben opl, geleverd, doch in gunftiger omftandigheden geboren waren ) ', geen groot man worden : hij zoude , zo als , helaas ! zo " veelen, die met fchoone vermogens begaafd zijn, uit gebrek ' vsn behoorlijke aanleiding, in zijn geboorte kring wel een „ zuiver verftand, een meer dan gewoonlijk verlicht memch ,', geweest, een zeer verdienftelijk Burger en Christen gewor* \, den zijn; maar hij zou nimmer eene aanzienelijke plaats 011„ der groote mannen bekleed hebben. Hij voelde diep de „ gunften, welke de Voorzienigheid hem in alle deze opzicht „ ten , boven zo veele anderen , gefchonken had ; en zijne „ erkentenis evenaarde dit diep gevoel." Iets ter Nagedachtenis van pieter nieuwland door zijnen Vriend j. p. micheu Te Amfterdam, bij de Wed. Jv Dóll. 41 Bladz. In gr. OÜavo. De prijs is ƒ : - 16 - : Doftor michel geeft in dit iets e'ene beknopte befchrijving van den korten doch niet minder belangrijken levensloop van den onvergelijkelijken pieter nieuwland, laatst Profesfor te I.eijden. Hij fchetst hem als Mensch, als Dichter, en als Wiisgeer. Hij geeft inzonderheid eenige merkwaardige bijzonderheden op, betreklijk de fpoedige ontwikkeling zijner uitmuntende zielsvermogens in zijne vroege jeugd. Van pieter nieuwland, die op zijn zesde jaar den Bijbel reeds had doorgelezen , omtrent negen jaaren oud de negenënveertigfte propofitie van euclides demonftreeren kon, en , toen hij tien en een halfjaar wss, reeds een zeer goed vers kon maken, is zoo veel te  * ]"P- ™ ^ «■ NAGED. VAN N1EUVVJLAND KSCÏÜ^ de Anecdoten , die nllerbelangriikst voor/erp SES S fe7„S *' °» °* « deze dan gelukkig gefchetst en in efn v„nrWbi', En w™»"cr worden, gelijk hier door z->en Vrf",d ° 'r ,ieht het n.et anders of'er zal een grootschen h,v Pfchied< fctrfn komen, met welks befchnn™ ™ bev»»l'g beeld te voorfmaak bezit, zich S^ft^&£^ f? VÊrlland « Leven enChara&er van allas n „77^ ' ' * willem nK vos> ^LJ*;° "D"H.°ir Worgefleld door MDCCXCV. Te J,nfterJZ7biTi l f, OCcidit 3° >/// Zo iemand, dan verdienripttTTr „ u dacht teVorde^^K*?"*" ziin do°dP'echdg g,. Ambtgenoot van den Ovïïwel lm' ^ dien *»* Mar roe door den Kerkeraad ve zocht nl t ,°p/''ch nem™ > wil hu alleen aangemerkt hebben IT' P Tekst Luc- x^ 43 , V <*«km op den O.erïedenen " " ^ f Past » trekken der Beeldtenis, tot den TeksTen r ^ hlj " i,] a,le de i, behoorende,zich vertegenwoordigen kan r dCSZf fs fèn*nfcmS „ gnnger en Leeraar, dieïi zT beteende" Z°ndlW Voor" „ den weltevredenen in het aardfcTie- d™', ? njke" in God> „ mngrijk; — den perfoon ol Vr^a T Gods K * / „ hart altoos hebbende waar ziTrZth- t ,>e!ief^ ~ *«■ », fe brandende wil doen zij,, en L ' ï man d,e z'i"e Irtbr» » toekomst van een geliefdeneer Jduu"?"'0 «^«è en „ een woord den Wijsgeer, ja den Ch ™ ,f z,ch hadt5 „ der Hemelburgers nareed/ zo veel j « u3»fi2S ^ den Wa"'1ei » gen, dte boven zijn, zo geheel ,W. ,n ,nen; °P de Si» „ zegenden Verlosfer (W eene r was' en de" Re* „ te doen erlangen." S "e hesrllJker gefblte in zich zocht Een fchoon getuigenis, indedaad» n» r voorftelr. _ Bij fff^h^A^^/«rAr3 de eerfte eugdige beginfelen af tèllZ Ir S ^«beid, van »fter in deze hoofdtrekken dié wif weï d.T ™tsööF*» cha. ren, hier mede teydeelen- 1_! %™l m°eUe waardi5 " di"S ~- onbegrijpelijke «refchiktheid toSeD ^ verbeeU „ opmerken, _ geoefende fchTnl 1 fneI en "auwkeurig „ deels ter rechte peiHng van denTmnd J?^ ^ f°edigen oor » verbonden met fterkef trek tot F^SES» datfeheeI noemen fe, ver5onden b^^^^g; »> voor  WéDE VOS, HET LEVEN EN CHARACTEK V. A. HULSHGFF. I43 voor den Onëindigen, dringende tot ootmoedige aanbidding, tot „ verheuging in de Godlijke Openbaringen, tot waare zelfkennis „ en tot al dat deugdelijke, 't welk als beproefd word goedge„ keurd door het geweten, en door eene bovendrijvende zucht om de uem. der waarheid te hooren, en daar aan in alles het „ ( ppergebied toetekennen." Wij zullen thands niet ftilftaan ("trouwens ons bedek gedoogt hei niet ) bii 't geen de vos verder van hem als Geleerden, als Kerkelijk Redenaar en als Christen mededeelt. Intusfchen twijfelen wii niet, of veele, die iets van hulshoffs veranderde denkwijze omtrend deze en geene waarheden van den Godsdienst vernomen hebben, zullen nieuwsgierig zijn, wat en hoe daar van in deze Redevoering gewag gemaakt zij. Zie hier het bericht, 't welk de vos daar van geeft, Bladz. 42. en verv. ,, Bij alles „ wat tot Godsvrucht leiden kan, was intusfchen bij hul snot f fteeds in ongemeene achting het dierbare , het overdierbare „ de.' Euangeliums , ftrekkende ter behoudenis ter zaliging en rechtvaardiging van zondaren, door dat geloof in den gekruis* ,, ten Verlosfer, 't geen ten werkzamen beginfel wordt, om uit ,, een vuurige dankbaarheid en wederliefde tot alle Godverheer» lijkende en den menfchen nuttige vruchten aan te fpooren. En is hij hier, in latere dagen, wegens fommige bepalingen no- pends de volrtrekte vorderingen der Godlijke rechtvaardigheid, „ door fommigen minder gunftig beoordeeld, door anderen des ,, te hooger geprezen en gewaardeerd; gij gevoelt het zelve wel, „ Toehoorers hoe ik mij thands niet diep kan fteeken in het bij» zondere en bepaalde, waar op het ten dezen aan zou komen. ,, Huls hof f heeft van zijne eigen veranderde gevoelens fter„ ker en geftrenger gefprooken, dan ik in ftaat geween ben, uit „ de vernieuwde vergelijking zijner vroegere en latere Gelchrif- ten op te mnken. Ik en'nner mij geen tijd zijns levens, waar in „ hij op eigen krachten gefteund, jesus als eene oorzaak der „ eeuwige zaligheid, zijnen dood als gefchied ter vergeving der ,, zonden op het geloof in zijnen naam zou hebben voor bij gezien, „ of de eigen kracht der Bijbelfche uitfpraken hier over zou heb- ben willen weg redeneeren. Tot dit laatfte evenwel zijn „ in onze Eeuw veele zoogenaamde verlichters fchroomlijk voord„ gehold. Hulshoff zag, waar dit op uitlopen, waar in het „ eindigen moest. Ook het meer gematigde van veelen, „ die in alle oprechtheid in het kruis van Christus meenen te „ roemen, kon hem eindelijk niet langer voldoen. — Zoo vondt „ hij eerlang alleen gerustftelling voor zichzelven, door in fotr„ mi ge Stukken nader te komen aan de meer algemeen heerfchen,, de gevoelens bij de Contra -Remonftrantfche Godgeleerden.— , Ik zeg met nadruk Toehoorers in fommige Stukken; want toch „ in veele andere verfchilde hij merklijk. Ver was het 'er af, dat men hem in eenig ander Genootfchap, aan veele regelen „ verbonden , zou hebben kunnen verplaatfen. Aan het volle „ geheel van zulk een onveranderlijk famenftel zou hij niet ligt „ v«.r-  '>V. DE VOS, HETLEV. ENZ.V.-A.HUL«T - nr t,è •■UiHULoI. • DE OPOFF.V.ïrvAD verkleefd kunnen zijn. - En „„ R - degelijk toe, d« „"s Jl' e" f' dezer Gemeente ,» minachting ge^iie. — H„ " FFUln dezen nooit toe en dikwerf nieuwe redenen aan W altoos ziine eigene , gezet op fchoo!fche benaming zo™ , ,7*° mi',der dan hlï i, wisfelen kon Door pardjzuTht *£fcïS V00r be£ere ver„ feog kon altam in zijl ' „„1f uh",m ^dreven. Be„ koomen. Zoo moet dThet ÜL^tt^ 'n «nmerking „ Richten uit ijver voor de w arheS be te j" «out noen,t d'a^"V"* ."**«>"* ^van zelv, ders doen Z0U. _ £ V°n '1,e[ S3a™ van iemand an? Zoon vn„ miHÏ„ gedacht vervolgeuds de ontflapen fr^SS' D*o5** * geheei verdient gele,en Mmdjg teekenaar v.m Si ^ e" 423 wien oordeel, oefeningenht ut ee" gf0efend Redena.-r, oude Romeinfchfe, gGr kfche S/3" de fchriften der heeft. ^ Thands ïrd£ h« den ^T" gCheel bekw^mt en voorftanders van XT^Ll6" d nk.van alle beminn .ars den heeft willen te koste £Z»„ ' X." h" deze bekwaamhewaardigen „olshofp op^Wen ^Chetfen van den heen, no<* roem ™i a\ p • herland door alle eeuwen ook befchouwe! ^' 10 Welke hs^"S men S P^a^S^en^gÏÏJrl^'k''5 be'~ert £ * ^ m kan volkomen ir„« wLn ^ "'^V'" anders zien °f znl aandoen. Wanneer her™ 'M ^r1"6" hem dat 0Drecl» ni« g™oeg te ken,, n is kTon e kin eVe'UVe' aa" ^ ™* ïoneelfpel bij een aVpen zo ÏkV'nter 3V°nd "'?C Zuik ee'* vinden, die 'er hem i l, , 1 " maar een Drukker kan P-s vindt, *Ü£S!ff$S& " d^ dan ™" k-  UITTREKZELS en BEOORDELINGEN. T)anic l en de XII Kleine Profeeten. Naar het Hebreeirvsck. Door ij. van h a m e l s v e l d. Te Amfteldam, bij M. de Bruijn, 1795. Van de Vertaaling 38S en van de Aanmerkingen 44a Bladz. In gr. Oo tavo. De prijs is f 1 - 16 - 1 (Eerfte Recenfte.) Qchoon het Opfchrift op het Tijtelblad wel beeft: da-. ü NiëL en de Xll Kleine Profeeten, gaat echter dit Deel alleen maar tot den Proleet amos ingefloten,. zullende de overige in eeu volgend, of het laatfte Stuk volgen. Daar onze Lezers tiit de voorgaande Recenfïën van dit alleszins prijswaardig Werk gezien hebben, dat wij, zoo om de belangrijkheid van hetzelve, als ook om het meer van nabij en algemeen bekend te maken, gewoon zijn, meer bijzonder bij het zelve ftil te ftaan» zoo willen wij ons' ook voor tegenwoordig alleen bij den Profeet daniüi. bepalen,'en van de volgende bij eene andere gelegenheid verflag doen. Vrij breedvoerig is de Inleiding, welke dë Geleerde Schrijver voor dezen profeet geplaatst heeft, zijn perfoon, voorzeggingen, bedenkingen tegen dezelve ingebragt, enz. betreffende. Wij zullen alleen de volgende, als voor ons meest gefchikt, overnemen* ,, Zeldzaam," zegt de Burger van iiamelsveld, „ is het lot geweest van dat Boek, het welk wij on„ der den naam van daniël hebben. De Jooden „ hebben, het niet onder de Profeeten, maar onder da „ Heilig? Schriften gerekend, welke ibmmigen hunnec „ laater Leeraaren voor min achtbaar, dan de overige 5- gewijde boeken, hebben aangezien , fomtijds heeft rt men het zelve van duisterheid befchuldigd , en daar„ om zijne echtheid verdacht willen maken ; terwijl des„ zelfs oude beltrijder, poRFijRtus, een bewijs tegen „ die echtheid ontleende uit de duidelijkheid der Voor* zeggingen, nademaal hij de Gefchiedenisfen, daar in „ voorzegd, zoo naauwkeurig in de vervulling vondt, ,, dat hij verklaarde, dit Boek meer als eene Gefchiedenis ,, in den vorm eener voorzegging, dan als eene voorzeg„ ging van toekomende gefchiedenisfen te moeten aanmer- , VAD. BIEL, VIII. DEEL. NO. 4. K »» ken*  9, en bedenkingen 'tS'jSrp^^ 5, beeld, dat bet &3Ï5tdLB^u"F™*, bif voor- deeltelifk i„ df ffiS^i 6 Ch?Idee«wrC(ie, «jeI-li:-3 isleSJe taa befchreven is. * 4-VU: 28 is ChfildeeuS U1V-lch' tf: weder Hebreeuwse! verïotend/f^f' VlÜ~ X" „ merkt, dat 'er, voornn™? f ■ heeft men opge- « deeld , dat de mhaSTSrT&teir,de1,,jk geoor" fpoor der waarlS" ontaeit"^6*" °?defzoek > « » welke de voornaamfte uitnVJ U Ve Il,er Lezei'„ weest is." uulJaS van dit onderzoek ge- Hoofdft uk Vlf—.XII fnr 1, * perib,on> maar in de VI eerfte iT™7, in ei«e« „ van hem altijd in de de de r 'kken WOl'dt * Hl^r uit mogen wij S g0" ë™*g gemaakt. » el «1 ven voor dei Opftfllï 60',dat wi-' ^ani* ,, Hoofdftukken kunnen V„ " ™ de eerstgemelde « zijn ten tegendeele. bêhoorérf r^v 8e/ne bewijzen Het geen voor de te hoilde". " - 5,plijt (pleit) is in grSS??!^ \ANlëL* Boek s, ontkennen, dat 'er een n?w? -achtt Men ka» "iet s, der Jooden te Babel eeirfll' in de ba»>«gfchap », geweest is, wij hebben *ia tl /"f' en in aa™e« „eenen tijdgenoot, d n Pr0S t' gCtui«enis va" „ meermalen, met V ™„ i EZECHiëL, die „ Hukken, die i„ DANlë3' b^T..^ "-houd der fijn,isoverëenkom(tiffmer rl. ^ bljeen Verzameld ,, beid en omftandigffiV1 ' T ,, gefield worden, en zoo 1,3 p aafs' vvaa»- « ,, gebrekige overblijfselen kennen PJ ü t de We™ge si fchiedenisfen dier S " va» de gS s, Medo-Perfifchen r ks t'e li? ?a,de^wfchen bea gefchiedkunde is hier Lf ^ ' £bbe"' Want ,, wordt ook door dezelven L Zh *? onTOldoende , ken alszins bevestigd, telifk ui7*^*1 deze *~ „ merkingen nader blijken zT bijzondere Aan- Het Nieuwe Test™,™.- ttt-IT eenen Godlijken SS n ïï*en DANlël- a'* „van sijne VoorzeggingVW^ÏÏ Sv\ «5, SI 55 55 35 55  BANleL EN DE XII KLEINE PROFEETEN. IA? M 15, 16. mark. XIIF: 14. Josefus fielt hem 011„ der de gewijde Schriften, en verhaalt ons, hoe de j, Jooden, ten blijke, dat zij het gezag van dit Boek erkenden, zich, door eene verkeerde uitlegging en „ toepasfing van zijne Voorzeggingen, tot opfland te- gen de Romeinen, en het ondernemen van den oor„ log, hebben lateii wegüeepen, welke den ondergang van hunnen Staat, ter vervulling van deze Godfpra,, keu, heeft na zich gefleept, onder welke misleiden s, hii zelve bekent geweest te zijn." ,4 Verders plaatzen Jooden en Christenen van ouds ,, DANiëL , bij naame en uitdruklijk , op de lijst der Heilige Boeken, zoo dat 'er nopens de echt„ héld van dit Bock geen twijfel kan overblijven." „ Eindelijk, voege ik 'er nog dit bij, dat danI„ els Boek, bijzonder de zes laatfte Hoofdftukken, voor de goede zaak der Profeeten in het gemeen, Sj en voor de Godlijke Openbaring en den Christen .,, Godsdienst in het bijzonder, één der meest gewigj, tigen onder de Profeetifche Boeken is." Nu zullen wij, volgends gewoonte, eenige proeven Uit 's Hoogleeraars Vertaaling eu Aanmerkingen mededeelen, en daar dezelve, om gewigtige redenen, bij dit Boek, breedvoeriger, dan wel anders zijn, zul* len wij ons meer van onze eigene aanmerkingen moeten onthouden. Bij Hoofdft. II: a8 lezen wij: „ Beflrijdérs van de Openbaring hebben den inhoud van dit Hoofdftuk daarom ongerijmd gevonden, om dat zij niet konden begrijpen, hoe het met de welvoeglijkheid ftrookte, dat aan eenen Heidenfchen Koning, in eenen droom, de toekomftige lotgevallen der wereld geopenbaard zouden zijn. Doch, men merkc op, dat het groote doel van deze gebeurenis is, om alle die bedrieglijke kunften , welke de Chaldeën oefenden, en waar door het Bijgeloof geftijfd werdt, in haare ijdelheid ten toon te ftellen, en den waaren God, wiens alwetendheid alleen de geheimen der toekomst bevat, bekend te maaken, aan het Hof van eenen Vorst, wiens betrekking tot het Joodfche volk zoo bijzonder was , ten einde dit volk in zijne ballingfchap, door den eerbied voor zijnen God, bewaard zou blijven, dewijl het eenmaal weder in het Vaderland moest keeren, en het heil en de Verlichting ies wereld uit hun moest voortkomen." K a Vh  148 1J' V A N « A * E L S V E * „ ^«in^fö^ ff* d* Roelens K A D N E Z A R , ij] dei! dïoom ™bee1;1' NEB fj- loopen, eu de een de tóZ%Fh%fd*i ük vindt. De Burger v, T^L^n \de ander da£ -hebben opgegeven, ze"t'- ^W** gedachten te Uitlegger vau den Bijbel,' bJeft ^inlr-t' Êen gelecrd *» weg ingeriagen.J Hêt Srf ftl*. eenen and£* bem, het riik van Bah*?, f ■ " lloofd 1S> volgends ten het gebied van uex 1\J ^'^ 1Jzeren Koeteenen , gedeeltelijk van h'zer wl™! ri°te"' 611 de het rijk van ahxanBEf « fdeekelyk van klei, «erhoofoen. De fteen ™£ vTlee}d onder «i»» U- ^efcheird, % wekt, eindigende in het ?l f ' door God Wfr » Dc Lez^er oordce X S^,?/*"*^ voor mij nei^ ik tot LI , la deze gevoelens , betreft eenige Wj^„^&^^ geheel ichien, eemgzuis anders toeoasfen » V lk' nHS" voelen hij een drietal reSftu'voerT V°°r WeJk *%f»i N BB Ü C A O N^iTató6 °mZetting: ^ ^ Die van en reukwerken verëerel ZOu " Schenken den," al 5 S^^k'ff ^ ^ el Godlijke eere zoti bcvvczen\ . ? fflede aan D«idachten de gewoonc VenHnt f-"?6"' tot wdke geJet zijn (J^^^^f Neenr Profeet aandoet. _ r>e rw gr ' , e de Vorst den bied, door voor iemand ter I 7 bSt°°in «° bovenlijf op en te buS6 V^?' en het ken aan te bieden, en met redf"d. gefchen" » ffi?8?fi|k? onder de véffirinemYf te bewie™oken, brmk en van daar ovSS/" et,°Mt« in ge! £,td,e men aan de ^fe^ %g&£l  DANIËL EN DE XII KLEINE PROFEETEN. 149 Bij het Derde Hoofdftuk loscht de Hoogleeraar eerst eenige tegenwerpingen op," deelt clan zijne Aanmerkingen, volgends gewoonte, mede, en befluit bij vs. 27 met de woorden van hess., tegen het ■ ongelooflijke in het verhaalde wonder, aldus: „ Deze wonderbare gebcurenis deedt het bijgeloof der afgodendienaren in den grond meer afbreuk dan alles ,'wat ter beftrijding van hetzelve zou hebben kunnen gezegd worden. — 'Mogten ons toch de,verachters der gewijde Historie leeren, hoe, volgends hunne meenin'g, deze Chaldeeuwfche bijgeloovigheid krachtiger, of ook maar zoo krachtig cn Gode.betaamlijk , befchaamd en wederlege! zou hebben kunnen worden, dan juist door zulke' önwederIpreeklijke daaden. — Tot verklaring der gebeurenis zelve kan, daar zij een wonderwerk was , voor 't overige niets gezegd worden." De aanmerkingen op de drie volgende Hoofdftukken, de beandwoordfngen der gemaakte tegenwerpingen, dc overeenkomst. der berichten van ongewijde Schrijvers met dc Bijbelfche Gefchiédenis zijn niet minder lezenswaardig en belangrijk, en moeten in het Werk zelve gelezen worden. Tot eene proeve der VértaaUng diene Hoofdft. VII: p} ï4- 13. Nog zag ik in deze nachtgezichten, eenen, in de gedaante van eenen menfehenzoon, op de hemelwolken, tot den Beftendigen van 'dagen toetreden; en in'deszelfs te- 14. genwoordigheid ingeleid worden; aan dezen werdt de opperheerfchappïj, majesteit en koningrijk gefcboHken; Hem moesten alle volken en alle natiën, van 'verfchilllende taaien, hulde bewijzen; züne opperbeerfchappij is eene eeuwigduurende heerfebappij, die nooit eindigen zal, zijn rijksgebied zal nopit verltoord worden. En in de Aanmerk. Vs. 13. Eênen in de gedaante van eenen mènfchen zoon.'] Eenen in menfchelijke gedaante. — lk héb letterlijk menfehenzoon behouden, om dat het duidelijk is,' dat deze benaming, welke jesus zoo menigmaal'van zich zeiven gebruikt, hier dezelfde betekenis en bè"doeheeft. _ Niets toch is klaarer, dan dat het rijk'van den RiEssias hier wordt afgebeeld , zoo als hetzelve, na het oordeel over de vier' Aftatifche Monarcbien, op de wereld zou worden gedicht, ën eindelijk ééns zal zegevieren. Vergelijk Hoofdft. II: 44. K 3 WiJ  » V A N tl A M E L s v E L D Wij merken hier bij od dit- j„ „ * schux.tkns heit wn^SónJ^,?6', BeroeBI* ?W zegt bnfekendbaal feE tï ; ' W°°rd dus de fpreekw js *rQV n»rv> ™ V ' C ^ H' door 'J^?Jr?WraaH ««* uit de denkbeelden deTc^iX P '"g 'l' °ntleeild Geesten, en tevens SelnZ?,£2 'i "T08 het riJk der hoogte van ^ % * f ^ 9fi de gew,jde en betrachters van den 2L " " F1» de' Midö» deugd, onder hel^eftS^f^»sc c» d« 4e bezitten zullen, S^t^^18^?^ kdien zal. , ,Kt nJ!c van God heer- De aanmerkingen bii Hoofd/} fY- 'oi «er breedvoerigf V^jg^a^^l^ V0,p zii« overnemen. 1 cl,e blJ «*• 26 en 27 wSa^^^f^ d>e gezalfde Overgingen is, de^ Koning vaThe « uitgeroeid worden. ~ Zoo lla t 'er n i G*»5> cn 'er is geene red™ „ ,Jn de" Grondtekst, deren, l VuSktHd^t^S^ te vera«! legd 'wordt , ïl &Kj Z0I,dcr dat 'er geders zien, of dé dood v/n tüC nog niet ™' yoorfpeld,' Sl^^M^ ®* Wer vervolgends' zich v?ééniSe e n tTï !frnieJende • Romeinen tot wanhoop Sonofr TfV* gen van allerhande gruwelen yP J 1 ple£" Romeinfchcn Veldheer n 1 ~ J 2ul,en door den ng to worde,,, wile proEV£  DANlëL EN BE XII' KLEINE PttOFEETEN. IJl zullen met de opgaaf der vertaaling van , en eenige Aanmerkingen bij het begin van Hoofdft. XII belluiten. i. In dien tijd zal michacl, die groote Vorst, die uwe landgenooten befchsrmt, opiredcn, v.-annee* het zulk een benaauwde tijd zal wezen, als nooit heeft plaats gehad, van dat eenig volk beftondt, tot dien tijd toe; evenwel in dien tijd'zal uw volk verlost worden, allen naamlijk, 2 die opgetekend gevonden worden in dat Boek. Dan zullen veelen van hun, die in het asrdfche ftof rusten, ontwaaken; dezen tot een eeuwig leven, maar geenen tot verachting en 3.eeuwigduurende veil'mading. De Leeraars zullen fchitteren, " 'als de glans des hellen hemels, en die 'er veelen tot de rechtvaardige zaak hebben overgebracht, als de Harren, door alle eeuwen, in eeuwigheid. Vs. 3. ] Hoe zeer de fpreekwijzen ook mogen fchijaten te doelen op de opftanding der dooden, die wij éénmaal te gemoet zien — volgends den famenhang, en bij nadere befchouwing , blijkt echter, dat daar van niet gefproken wordt. — Daar ftaat toch veelen, niet allen, die, enz. De Leeraars. ] Niet in 't gemeen de Leeraars en Onderwijzers, des Volks, maar die Leeraars, welke Hoofdft. XI: 33 gemeld zijn , welke de Jooden , door leere en voorbeeld, tot verdediging van Vaderland en Godsdienst, hebben opgewekt, een eleSzar de martelaar, een mattathi2s, die het eerst het zwaard trok tot bcfcherming van een onderdrukt volk, de Held judas de Makkabeër, aan wien men nog heden niet denken kan, zonder den Held te bewonderen, die Daauw zijn* gelijke.» heeft. Als de glans ,' enz. ] Misfchien doelen de bewoordingen op Hoofdft. VIII: 10 de ftarren, door het hoorn in dat gezicht ter aarde geworpen en vertrapt , zullen weder, als \ ware, -op haare plaats herfteld worden , om haar fchijnzel te geven door alle volgende eeuwen. ■ Uit deze proeven zullen onze Lezers nu van zeiven kunnen oordeelen, dat wij ook dezen arbeid van den Geleerden v. h. met volle ruimte kunnen aanprijzen. Elk weet, hoe veele tegenwerpingen op onderfcheidene deelen dezes Boeks gemaakt zijn, men za} dezelve hier kort en duidelijk opgeloscht vinden. — Niet minder zijn de verklaringen , zelfs ook der Geleerdfte Uitleggers, verfchillende over de vereffening der ongewijK4 de  *5* A. HUIrSHOFF in ,Gfeghitdfchn>ers de onderfcheidene verhalen Ser in ,e^V0°/krrde' De ^r v. „. houdt «iï ïfiï 111 . blJf Verheden op, en zijne Aanmerkingen Pleegd Sden1: ™& t&fe *B ||E ^ .'ru1' Phll0-r' DoB' Lid *** ^ Hollandfche Ma»tfchapp1} der Wetenfchappen, * m>t&§$ï. gezinde Gemeente, vergaderende bij den Toren en het ^ te fnflerdam. JEerfte TieiLl. Te Tnft dam[ JJulshoffs naam, als Kerklijk Redenaar, was teMim beroemd, dan dat deze Leerredenen veel aanprijzing behoeven zouden. - Veele zullen zich dezelve reeds, eigen gemaakt hebben, zoo rasch zij dezelve in de nieuwspapieren aangekondigd vonden. En wie de Levensichets van den Overledenen door den Eerw DF vos heeft gelezen, zal 'er nog meer greetig na geweest zijn. - Dan eyen mm zou het thands te pas komen om deze Leerredenen, op den gewonnen voet tvSra beoordeelen. De Schrijver kin onmooglijk van beoo " deelende aanmerkingen nut trekken; en dit is toch een hoofddoclwit b.j eene goede beoordeeling. De Lezer zoü er misfchien meer door ontdicht wordeli, dan voordeel uit dezelve trekken Alleen zou het voor den KanfS redenaar d,e op den grooten naam van nULSlI0FP hem blindelings zou willen navolgen , nuttig kunnen zijn, wanneer wij hier en daar eenige dingen aanroerden. Dan voorden Verftandigen vinden wij het nood" loos, hier in bijzondere aanmerkingen te treden 't 7nl dus genoeg zijn, eene algemeene opgave van den inhoud en den geest dezer Leerredenen te geven , en hier of daar eene enkele proeve mede te dealen. - Vooraf echter aioeten wrj berichten, dat deze, benevens nog dert" smf dere Leerredenen , door den Overledenen voor de Drukpers gefchikt zijn , welke overigen de Lezer du i ook in 't vervolg te verwachten heeft. — °C Wat dit Deel betreft, de twee eerfte Redevoeringen zijn over het vertrouwen op God, wordende in de "erft? de natuur en aard van dit vertrouwen en de gronden van  kerkelijke redevoeringen. 153 van dit vertrouwen ontwikkeld, en in de tweede eenige bedenkingen voorgedragen, die aanleidelijk kunnen zijn, öm het vertrouwen op God in te boezemen, om ons aan te zetten tot het verkrijgen van deze uitmuntende geItcldheid en om deze deugd ter oefening te brengen. — De derde Redevoering handelt over de hemelfche Gelukzaligheid — wijzende de Redenaar daar in aan, — dat onze volaende toeftand in verband zal ftaan met dit tiardfche leven dat dezelve een ftaat zal zijn van meerdere zaligheid en heerlijkheid: en dat dezelve van oneindige duurzaamheid zijn zal. In de twee volgende Redevoeringen geeft de'Gefchiedenis van kaïn én abel den Redenaar aanleiding, (na dat hij in de eerlte Leerreden de Gefchiedenis heeft opgehelderd,) om thands (in de tweede derzelve) te fprekeri over den oorfprong en bedoelingen der Offerhanden. In dit ftuk omhelst "hij de gevoelens der (zoogenoemde) Rcchtzinnigen, die den oorfprong der Offerhanden in een Goddelijk bevel, en het oogmerk derzelve, om tot een fchaduwbeeld van de groote Offerhande van Christus te verltrekken , aanmerken. (Hier kunnen wij ons niet onthouden , eene enkele aanmerking te maken. H. wil dat het derde vers eene aanvulling vordere, en het daargeftelde niet zoo zeer als eene daad des Geloofs voorkomt , maar als iets waarbij het geloof op het toekomende moet vergeleken worden ten opzichte van de zekerheid der uitkomst. H. 's Bewijs is, dat uit de befchrijving in het eerfte vers en uit de volgende voorbeelden duidelijk blijke,, dat het bedoelde Geioove nimmer kan rusten bij bet voorledene en tegenwoordige , maar altoos doelen moet op het gehoopte in den toekomenden tijd. — Dit gaat echter, onzes erachtens, niet door. — Paulus noemt het Geloof een vasten grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet. In dit laatfte opzicht geldt het ook omtrent afwezende voorledene dingen : en wij verltaan , in de daad, alleen door 't geloof, dat God de wereld uit niet heeft voordgebragt. — Op 't geen hij aangaande abels geloof en aangaande den oorfprong der Offerhanden zegt zullen wij geen aanmerking maken. In 't flot bier van nog een ftaaltjen) De zesde Redevoering handelt , over het tóekoniftig leren door enoc w gepredikt — waarin h. het gevoelen aangaande enochs wonderdadige en zichtbare opneming na de gewesten der onKs fterf-  Ï54 A. h v l s h o fterfhjkheid , zonder dat bij den dood ondergin? ver deed>gt. In de zevende Redevoering over ff £ m «l-as vindt het gevoelen der zeiken , difde fnf fe« van die» Godsman door de Raven in Ten eigeï lijken zin opvatten, in h. een verdeediger. - Tul i??^?,T/ing- behandek H' de Se^iedenisUva„ ïvaamans bekeering, waar in zeer veele treffelijke a™ neSfTvT '«ring voorS in de negende Redevoering, over Gods huishoudelijke /iralFen Tt f i G°dl,jke iia»delwii" in het ftraffen van uC li m hoofde van zijn onbedachtzaam aanraken der ArIn'j vrerdeedlgd' -vel bijzonder uit aanmerking van het onderfcheid tusfehen perfoneele en huishoudelijke ftraflen. behelzende deze Redevoering veele aanmerkin "en die met nut kunnen worden toegepast opandere & gelijke gevallen in de g Schulp gelijk Sok door hem daadiljk ge(cl]ied Eindelijk hau»de?£ dJ£ t aoo hem Redevoering over de gefchiedenis van den rijken Man lazarus. -_ Treffend en zeer natuurlijk word* h er het oogmerk van deze gelijkenis ontwikkeld , betraande in eene wederlegging van het Sadduceenwsch gevoelen. Bij deze gelegenheid beweert H. ook, dat de Leer van een leven na dit leven niet eerst door het Eqangehe geopenbaard is, maar reeds onder den ouden dag ecnigermate bekend was. Zie daar een kort verflag van den inhoud van deze Leerredenen. - Dezelve zijn in een zeer duidelijken en algemeen bevattehjken ftijl gefchreven: en wel verre vil zoo afgetrokKen als 's Mans geleerde Verhandelingen Hier nu befluiten w?j, dat deze Leerredenen in de laatftê tien of twaalf jaaren vau zijn leven vervaardigd zii Althans vvij weten van nabij, zoo van anderen als uit den mond des Overledenen, dat hij voormaals zeer duister en afgetrokken in zijne Kantel-Redevoeringen was en zich vergenoegde, wanneer flegts het oordeelkundig gedeelte zijner Toehoorderen hem verftondt. Dan van die dwaasheid" zeide hij „ ben ik thands (\7s£ rig, Ult hoofde van 's Mans kieschheid en aanhoudend befchaven van zijn werk. - Dat bedaarde, 't welk een £?„ riJ" r\ar3kter W,K> ftraalt 00k -B deze Leerrede" nen door. Dat men 'er telkens de taal van 't gezond Sfid e"nfijn °°rdeel ifl viudt> is overtollig hee melden; alleen moeten wij voor Juin, die 'er zich! mis-  kerkelijke redevoeringen. 155 misfchien aan ftooten, dat h. zoo veel bij het oude gevoelen blijft, dit bij voegen, dat men hem nergens dezeof geene gevoelens of denkwijze zal zien verdeedigen dan met befcheidenheid omtrend anders denkenden , en met zulke oordeelkundige bewijzen , die duidelijk doen blijken, dat eigen overtuiging cn geen vooringenomenheid hem zoo doet fpreken. — Voords blijkt het bijzonder in deze Leerredenen, dat de Christelijke Godsdienst, en vooriil de leer van Christus verzoenend lijden en lterveu hem zeer ter harte ging. Dit blijkt vooral in de Leerrede over den oorfprong der Offerhanden, die wij daarom zeer ernftig ter lezing aanbevelen. Vooral verdient het hier opgemerkt te worden, dat h. het verband tusfehen de Leer van het Oude en Nieuwe Verbond bier duidelijk heeft aan den dag gelegd. — Zijne Toepasüngen teekenen dien zelfden geest en vallen in een ernftigen toon , offchoon ze misfchien voor fommigen niet onderfcheidend genoeg zullen zijn. — Wie gezond verftand cn Christelijke waarheid en Godsvrucht bemint., zal 'er door geitieht worden. — Een Haai van een of ander verder mede te deelen, oordeelen wij overtollig. Eendragt, nedrigheid en onbaatzuchtigheid noodzaak/ijk, ter volkomen vestiging der Burgerlijke Vrijheid, of Leerreden over Filip. II: 1—4. uitgefproken in de Godsdienftige Vergaderplaats der Doopsgezinde Christenen te ■ Leijden, den liften Junij 1795, door j. van geuns, Christen Leeraar. Te' Leijden, bij L. Ilerdingh en D. dn Mortier en Zoon. 4S Bladz. In gr. Octavo. De prijs i& f:-6-: Weinig Leerredenen, over de tegenwoordige omftandigheden in ons Vaderland, of bij gelegenheid van. dezelve, hebben ons zoo wel behaagt als deze, het onderwerp is zeer wel gekozen, en zeer beknopt en fraai behandeld. De Prediker geeft dc noodige opheldering aan zijnen tekst cn hij leidt uit dezelve vermaningen af» gepast naar de omftandigheden van den tijd, i.tot eendragt, met behoorlijke aanwijzing hoe hij dat meent, en wat de middelen zijn om daar toe te komen; 2. tot een., nedrig gevoelen van zich zeiven en van zijn eigen doorzicht, en 3. eindelijk tot onbaatzuchtigheid, en gereedheid  l*6 ' H. C. E S K E 1 beid tot de noodige ■ opofferingen. Dit alles » :„ oa„ zeer zuiveren en zedigen ftll JiU eencn zeer. veel ernst en hartelijkheid voldragen" g " f¥ vanBuuren, I?P5. m BlX 1^^%^ ZTeva7ttI5ehrrifhaanmf,rk,'ngen en ni,tte ^ niet ter zijde te leggen 0„ L ^Handboekje onmidlijk ten a^MAK^^gg bhjke van de gegrondheid dier flellin-en dïïê Se 23 gave van dc Opichriften der AfitertK R», r T nuttigheid des Gefchrifts doe?* ! f Le^ ^£ ichnjvens ons getroosten: „Middelftoat,gc uk! ge ftaat " ^nJ^,GOdS- °0d V00rziet> aI \vat gelchied. Een " Sn g£g* 'Lu?e ge/UkkiS Mf"SCh Armoede is ötcn ïuiande. Lui en traag, eediid nier m,t tr, - vrekkcr hoe gekker. Vuil!'ge^^fflS '&Sf " IgXieÊ CZ^e^^necht, doet alïifd recht. „ Len diL liegt , ecn die bedriegt, 't Gevloek en mfi » «mr.» mishaagt God den Heer. en haat & s" „ duivels raad Kwaade tongen, kwaadi ha,te . Ee „ gram gemoed , doef-zelden goed. Een goed vrind " de' wlisheld VXnK VooTht^id is de Leder van „ de wijsheid. Een goede vrouw een groote fchat « Plichten der Dienstboden. Zo geleeft ze. ° eft„r J " « Vrijheid Gelijkheid, BroederfL > » Snder deze Opichriften draagt de Burger eskes verfcheiden aS merkingen voor, welke, indien zij algemeen wier, en n acht genomen, „i de beftuuriug van het da-elifkfche Ie ven tot het geluk zoo der zamenlevinge in 't root als" der bijzondere leden, niet weinig löJm Slagen" Z.jn yoordragt, altoos j^tey, daalt fointifds neder to het platte. Lezers aan meer befchaafden f h ifftrant S woon zullen dit ligt verfchoonen , in 't oo? hoedende de klasfe van menfchen , tot welke de ^MnTrS recht het woord voerde. Zie hier 't een en ander tot een ftaal van 's Mans fchrijfwijze. De Afdeelin" heb bende tot Opfchrift: ZUifh  GODVRUCHTIG HANDBOEKJE , VOOR DEN tANDttAN. lft tuihten , luidt aldus : „ Dc wellust is dc gevaarlijk^ t, zonde voor de jeugd. . Dc jonkhad laat zich onvcrmerkt door de wulpsheid verleiden, ja zelfs de beste H en edelfte haften zijn niet ten eenemaal vrij voor „ zulke vervoering; " . , De onkuisheid Üeept een groote meemgte jonge menfchen in het tijdelijk eu eeuwig ongeluk, om dat men in 't begin der aanlokkende wellust eenige " vreugd, eenig vermaak meent te zullen ontmoeten: " doch0 bij nadere ondervinding is het anders niet dan iidele fchiju-vreugd, fchijn-vermaak ; want zodra de " wellust ons in haare listige netten heelt gevangen , dan volgt 'er een bittere en zielpijnigende nafmaak, " en een knagend naberouw; zij fchijnt van voren, te " weeten wanneer zij ons tot haar fchijnvermaak aan" lokt , ons honig aan te bieden , maar van achteren, dat is, wanneer wij in der vuile zonden-modder verzonken zijn, geeft zij ons niet dan bittere gal. „ De wellust komt ons in 't gemoed, ', Zeer aangenaam en fuikerzoet, %.H „ Óm dus de zinnen te bekooren: „ Maar als zij van ons weg zal gaan, Beziet ze dan van achter aan, „Of zij zo fchoon is als van vooren." „ De verloren Zoon levert 'er ons een overtuigend voorbeeld van. ó Wat onderfcheid!" fchrijft e. na die parabel verhaald te hebben ; en hier valt hij in 't platte: „ voor eenigen tijd vond hij overal vrinden „ en vrindinnen , en nu wil hem niemand bij zich „ dulden: voor eenigen tijd was hij overal wellekom , „ en nu — met een fchop de deur uit: voor eenigen „ tijd was het trijntje en wijntje , en nu — fop van „ het zwijntje : voor eenigen tijd op het bal , en nu „ — in de ftal: voor eanigen tijd op het zwanendons, „ en nu — óp 't garftenftrooi : voor eenigen tijd bas „ en fiool, en nu - 't geknor der varkens : voor ee„ nigen tijd een groot heer, en nu — een varkenshar„ der zonder kleer. — Zo loont de wellust! " — „ Mijd of Lijd. „ Vlucht of zucht." „ Mijd alle gevaarlijke gelegentheden, of gij raakt in „ Lijden. — Vlucht en fchuwt alle kwaade gezelfchap- „ pen,  fet H. C* ESKES9 CODVBUCHT. HANDB. V. D. LANDMAr?' S SS 8$ S?** £n klagen ■ wanneer het * „ De Ouders en Huisvaders moeten „ waakzaam oog houden op het S °e„ h 1vc" 66,1 „ van hunne kinderen en dienstboden en h °mga'Ig tf gevaarlijke gelegentheden , zo wd* ïï ™ ^ ^ », bewaren: zij. moeten zorg dra Jen X, Tgelljk 15». K genoten in geene gezeifcnapP£"&ef £g* „ ichuld vervoerd werd 4 ander^T ' i aai de on" * SS s, V Gevloek en Gczweer J» Mishaagt God den Hee'r." ft Het is een teeken," fchriifr h« een Hechte opvoeding, 2 ] " J' " met, alleen va« « dorven hart, wanneer ZZndJrï een laag en be" ft ^tvaardigz^eeren lewenr Lan1 T * °?en, en *, of eenig ander fchepzel den vÏÏt5^ ° Z^ Zelven „ langt dat hij zelve onimS^ » Ver' „ ongelukkig worden Sn in w , t' ot, daC andere „ voordeel." ° minfte ve™aak , winst 0f "e^te^^:^^^ om het geen men l dat andere grond eirede„ hehbeï om 7 h,J ?eent % geloven: En welk is tVtlevol'g Z^Vot „ meer hy zweert, hoe minder men hem geloofd. '»  KORT BEGRIP VOOR MIN GECEFLNDEN , ÊNZ. I$9 Kort Begrip voor min geoefenden, getrokken vit het werkje vau den Heer j. nu'poort, over het voorbeeld der Godlijke f gaarheden van den Heer a. heli. enbroek, door een Lidmaat der'Gereformeerde Krk. Te Utrecht en 's Hage, bij O. T. van Paddenburg en Zoon en J. A. Bouvink, 1706. 342 Bladz. In Octavo. De prijs is f : - 18 - j Het voorbeeld der Godlijke waarheden van den Heer a. hellenbroek heeft nu zoo lang gediend, cn zoo veele drukken en nog Veel meer nadrukken van hetzelve zijn uitverkocht, van buiten geleerd en verlieten , dat.men het waarlijk wel, behoudens alle zijne eere, emeritus verklaren, en andere leerboeken, gefchikc haar de behoeften van onzen tijd , in de plaats Hellen konde. Schoon men het in waarheid met de Leer der Hervormde Kerk houdt; zal men toch moeten toeftaan, dat 'er in den voordragt en de behandeling van dezelve groote verandering plaats heeft, en hebben moet. Wij willen dit nu in het breede niet toonen. Alleen merken wij aan , dat men , met het hooglte recht, in den tegenwoordigen tijd, eene naauwketirigheid in de keuze van bewijzen in acht neemt, daar hellenbroek niet aan gedacht heeft, en dat men bloost, wanneer men het oog (laat, op bewijsredenen of bewijsplaatfen, die hij bijbrengt , om onze bevattingen tegen anders denkenden te verdeedigen. Of 'er dan een volkomen goed leerboek, over de leer van het Christendom, volgends onze bevattingen is? Ja dat weten wij niet, maar dat is evenwel zeker , wij hebben 'er , "die verre boven Vader helleneroe k, te {lellen zijn. En toch blijft hellenbroek op veele plaatfen in gebruik. Sommige Catechiseermeesters vinden daar bij hunne rekening , en veele Predikanten zijn 'er, om de eigenzinnigheid van hunne Gemeentens, toe genoodzaakt. Dus zou een foort van Kommentarie, over dit Leerboekjen, zoo goed gefchreven, als het de omftandigheden toelaten, van een nuttig gebruik wezen kunnen. Doch het doet ons leed, dat wij dit Boekjen niet als zoodanig kunnen aanprijzen. De denkbeelden in hetzelve zijn op veele plaatfen onduidelijk, fcholastiek, en voor de leerende jeugd onverftaanbaar voorge- dra-  IÖO AANM. mm DE BE TAL • DER OEREF. PRKD. 'ENZ** ven zulie„ • me„ boul^Sf fe^fe^ Wïfo toet zaken van minder belang ei t„Ï! Iang 0p » mg naauvvkeurigheid ih Sl»f -Te!I t00nt 2eer weivan den Bijbel.° ' " heC Seb™k van f&i plaatfen wezen? Zou ^ nedergezet waarheid vorm van eiken Godsdien.r ■ ■ de. blJZondere dat met het welzij va den' St^t'S/'Vf V£mt' meens heeft met den St™ m,,, ^J**,ook «iets ge- voc^ii iv acht. Dc Schrijver van ditStnkien geeft nn. over neze be.de punten zijne aanmerkingen Wh'vinden onder dezelve zeer goede gedachten. Doch bet is t?l te oppervlakkig en veel te kort. Die zi h ov r he laatfte ftuk w,l inlaten, behoort vooraf te onderzoeken of en m hoe verre het waarheid is, dat de Gesn eerde Predikanten uit de kas van den Staat betaald woeden? Over het eerde van deze twee ftukken zou men eene grondige Verhandeling bcgeeren, die tijd en ftudie vorderde, en die een taamlijk boekdeel beflaan moest  c. VAN BOSVELT, REDE VOE.RINGi IÖI Redevoering over den aard en de natuur der Verlichting, ■ en derzelver gevolgen voor den mensch , den burgerftaat , en de gantfche wereld, door gerrit van bosvelt, uitgefproken in eene gewoone Vergadering van het Utrechtfche Departement der Nederlandfche Maatfchappij: Tot Nut van 't Algemeen. Te Utrecht bij G. T. van Paddenburg en Zoon. 52 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f: - 9 - : Eene Redevoering, waar in veel goeds gevonden word* ' De Redenaar betoogt deze vier voorname Stukken. I. PVaarheid is het beginfel, wezen en einde van alle Verlichting. Zij is gegrond in de natuur der dingen^ Zij bepaalt de werkzaamheid van het verftand van den mensch, en is alleen het doel , dat door de Verlichting beoogd word. II. De Verlichting bewerkt de gelukzaligheid van den mensch. Zjj verlicht zijn verftand. Zij verbetert zijn hart. Zij veredelt zijnen geest, en hervormt in hem het beeld der Godheid. III. De Verlichting bevordert het geluk van den hurgerftaat. Zij is de grondflag eener gelukkige regeermgkunde. Zij bewaart het recht, gehoorzaamt de wetten, eerbiedigt de Overheid. Zij is de moeder der kunften en wetenfebappen. Zij fchept den overvloed en weert de ellénden.' Zij bevordert de betrachting der gezellige deugden, en verzekert aldus de veiligheid cn het geluk van den burgerftaat. IV. De Verlichting bewerkt ook het heil der gantfche wereld. Zij bevredigt het menschdom , zij verëenigu hunne belangens, vormt hun tot broeders, en herfchept dus de wereld in een paradijs; — Hoe zeer wij de uitwerking dezer Stukken met genoegen gelezen hebben , gebruiken wij echter de vrijheid den Burger bosvelt het volgende in bedenking te geven : zou de inleiding , uit de zucht voor het algemeene welzijn ontleend , niet billijk onder de exordia remotisfima-gerangfehikt kunnen worden? Wij voor ons zouden Bladz. 5 onder aan, de Redevoering eerst begonnen hebben. De tegenltand, die de Verlichting ontmoet , geeft aanleiding genoeg om op het onderwerp zelve te komen. — Bladz. 8 en 9 (preekt de Redenaar met een woord van de valfche Verlichting. Onzes oor- vad. biel. viii. deel. no. 4. L - deel»  102 «. VAN BOSVELT deels moest dezelve wat breder ontwikkeld en tegen »e* gaan zijn. Want juist de verwarring der waare Verlichting met dat geene, wat fbmmigen Verlichting believen te noemen, is een der oorzaken, waarom veelen met verachting op haar nederzien. De opgave van hit plan dezer Redevoering komt ons veefte ukvoerig voor. V, VaU den eenen kant zeer ^gen zijn, om kunlhg de orde te verbergen, het geene veelen tot dc welsprekendheid brengen , maar wij onmooglijk als een J«rewchte der welfprekendheid befchouwen kunnen, S dit de duidelijkheid benadeelt; zoo oordeelen wij echter lVen\1fnPar ^ men flegtS alleen de hoofddeeien zijner rede vooraf opnoemen , en voor het overige de nieuwsgierigheid der Toehoorders behoorlijk moet gaande houden. Wanneer men te vooren te veel weet wat er komen zal, word men ligt voldaanheid en ver! veeling gewaar. _ Bij het eerfte Stuk vinden Si uitmuntend goed aangewezen , wat waarheid, en hoe zii m den aard en de natuur der dingen "zelve gegrond is maar eene befchrijving der Verlichting hebben wij hier te vergeefsch gezocht. B. befchrijft wel het doel maar niet de natuur der Verlichting. - Over de volgende Stukken hebben wij_ deze twee aanmerkingen mede te deelen. i . YVaaroin hier geen gewag gemaakt van de Verlichting door middel van het Euangelie van chr is tos* Het is het Euangelie van Christus, het welk ons opgeklaarde begrippen geeft van God en zijne deugden van de Voorzienigheid, de onfterflijkheid der ziel on! zen waren zedelijken toeftand, den wèg der verlosfin» en van onze uitgebreide pligten omtrent God, ons zeiven, en onze medemenfchen , en van de drangredenen en hulpmiddelen ter betrachting derzelve. Raadplegen wij de gefchiedenisfen, wij bevinden , dat al de Verlichting, befchaving en verbetering, die zich over Europa verlpreid hebben , van het Euangelie van Christus moeten afgeleid worden. Welk eene verbazende verandering ten goede bragt de verkondiging van hetzelve onder allerlei volkeren niette weeg! Zij, die zich voor de Afgoden nederbogen , wierden wel rasfch verlichte Dienaren van den levendigen God. Eéne Redevoering van paulus op den Areopagus te At'iene werkte meer waare wijsheid uit, dan al de fijne vertogen der Wijs geeren, die daar immer bloeiden. — En zal men eens Bergens leed doen op den berg van Gods heiligheid; zal  REDEVOERING. 2at de aardbodem vervuld worden met dc kennis des Heeren , gelijk de wateren den bodem der zee bedekken; de uitbreiding van het Christendom zal daar toe het middel moeten zijn. Het is onder het rijk van den BiESSias , dat de wolf met het lam zal verkeeren, de luipaard bij den geitenhok nederliggen. — Het behoort dus tot de waare verlichting Voofal, wanneer men een Volk uitgebreider, en opgeklaarder denkbeelden van het weldadig Christendom zoekt in te boezemen. — * 2°. Is onze Redenaar hier niet wakker bezig met ideaalen te fchetfen, welker dadelijk aanwezen wij hafctehjk wenfehen, maar op dit benedehrond in de eerfte jaaren nog niet verwachten te zullen ontmoeten? Zijne overgang van de Verlichting tot de beoefening gaat zoo verbazend gemakkelijk. Een booswigt krijgt opgeklaarde denkbeelden van de gevolgen van deugd en ondeugd; en ziet daar een Engel! — Wij ftemmen toe, wanneer iemand zonder bewustheid vau voorige misdrijven ten volle, met betrekking tot zich zeiven , en dat wei beftendig verlicht was omtrent de gevolgen zjjner daden , en hij die altijd levendig voor oogen had , zijne beoefening zou daar naar ingericht zijn* hij zou het origineel zijn van de copij, die wij hier geteekend vinden; — Maar dit is ons geval niet in onzen tegenwoordigen aardfehen ftand. Het enkel inzien van de gevolgen van deugd en ondeugd is thands voor ons niet genoeg, om de eerfte te beoefenen. De bewustheid onzer bedrevene zonden boezemt ons eene flaafachtige vrees voor God in, die zich met vertrouwen op en liefde tot hem moet verwisfelen, zullen wij immer regt deugdzaam zijn, en die zich echter daar mede niet Verwisfelen zal, zonder een levendig geloof in het Euangelie der verzoening. — Hoe veelen worden 'er ook niet gevonden, die alle de verfchillende, gelukkige en rampZalige gevolgen van allerlei deugden en ondeugden duidelijk inzien, en meesterlijk weten te betoogen, en die echter volgends dit zéggen handelen : video melioïa proboque, cleteriora Sequar. — Het is een groot onderfcheid de gevolgen van deugd en ondeugd in het afgetrokkene, of die met betrekking tot ons zeiven in te zien, waar toe meer verëischt word. Wij voeren hier ook een bedorven lichaam om, en vinden ons van Veele verzoekingen omringd , waar door 'er driften in ons ontftaan, die het vermogen hebben, om ons h z ver-  IÖ4 G. VAN BOSVELT, REDEVOERING. Verftand te bedwelmen, en ons tegen de Verlichtine die wij anders bezitten, te doen AuS^Tm& zeffen, bij voorbeeld, al de rampzalige gevolgen der wraakzucht Wij zien al het deleten geno llifke der verzoenhjkheid in. Bleven onze verlidu de beelden daaromtrent ons altijd levendig en krachti" b de vervolging zelve, gelijkt, zich uitdrukt zou os ïvaA vvr"f Wraakzilchf aa"z«ten. Maar wat is gevaJ? Wij komen in de gelegenheid. Wi worden fnooIbeledigd Onze drift* word gaande , in dit is drift tedw^V™ °",S ^mSS het door do antt bedwelmd, de gevolgen onzer daden zich niet bedaard kan voorfteljen, en het fchiingeiioe-liike leï re meer afgelegene rampzalige gevolgen! En zoo worden wij, „iet tegenltaande onzeVerfic Iting, 1 igteS tot het kwaad vervoerd. Wij bewonderen daarom T tijd de menschkundige leef van het EuSjdkons vïn 3ci2 fhouwc"de zo° hij is, ons de deugd Sc2S?-h f ÏÏÏÏ90tkh*t)** "ict als vIckkelooze et &XÖhbt"ffi a-!Leenc aailhoudeilde «J» Üe ftijj van deze Redevoering is deftig, en fierliik H.j neemt h,er en daar een hooger vlugt. Men oo -" 3?wS van 'Redenaars voorftel, u t den ïd'.?ar °P ^bet0°St. dat de waarheid « den aard en natuur der dingen zelve «-eo-rond is „ Vallche denkbeelden van voorwerpen d^ m d ei , van gebrekk.gc zuituigen, even gebrekkig aan onze „ ziel, of omltandigheden en zaken,, door anderen „ trouwloos aan ons verftand overgebragt, zullen even „ zoo min den aard en de natuur dier voorwerpen „ omftandigheden of zaken veranderen , als een be „ dneghjke droom het lot van den ongelukkigen 4& „ der, bij zijn ontwaken, zal verbeteren. Oflchoon „ een verdonkerd oog, den juisten omtrek, welken „ een cirkel befchnjft, op zekeren afftand, niet 33 „ kunnen berekenen, zal dezen cirkel daarom zijnen „ waren inhoud verliezen ? of, om dat hij zich Jaaü „ hem, uit zeker gezichtspunt, als een regten lVm » venoont, minder rond blijven? of, om dat dezelve „ zich aan mijn verftand als rond ; en aan dat van « eenen anderen als veelhoekig voordoet; daarom te „ ge-  DUVERNET £ GESCHIEDENIS VAN DE SORBONNE. IÖJ ,', gelijker tijd tweeërlei gedaante aannemen? of zal de „ hoek van Afrika zich van het vaste land los fcheu„ ren, om dat men mij heeft wijs gemaakt, dat de „ Caap de Goede Hoop. een der Eilanden der Zuid„ Zee is?" enz. Gefchiedenis van de sorbonne, 'behelzende den invloed der Godgeleerdheid op de Maatfchaplijke orde. Dooiden Abt d u v e r n e t. Eerfte Deel. Uit het Fransch vertaald. Te Dordrecht, bij de Leeuw en Krap, en te Bergen op den Zoom, bij van Riemsdijk en van Bronkhorst. 310 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 2 - : - : Hoe waar het in het algemeen zij, het geen de beroemde helvetius. etders zegt: ,, het Euan,, gelie heeft nergens geboden pijnigingen en vervol„ gingen aan. te wenden, om de menfchen te bekee,, ren. De waare Godsdienst heeft nooit fchavotteii „ opgericht; doch het waren fomtijds de Bedienaren ,, van denzelven , wier hoogmoed, door gevoelens van de hunne verfchillende beleedigd, de domme ligtge„ lovigheid der volken en vorsten, ter begunltiging „ hunner zaak, gewapend hebben." (*) Is echter de waarheid dezer uitfpraak, inzonderheid in de Gefcniedenis der Roomfche Kerk zigtbaar, en de gebeurenisfen in het uitgeltrekte Frankrijk, in vroegere dagen voorgevallen, leveren ons alleen daar van de kennelijklte en overtuigendfte bewijzen op; bewijzen, die den waaren Godsdienst-en Menfchenvriend aan den eenen kant doen weenen, aan den anderen kant met verbazing dien hoogen trap van ongerijmdheid en zinneloze verbijstering doen bewonderen, welke de menfchelijke natuur, wanneer ze zich éénmaal van zedelijke banden heeft losgerukt, bereiken kan. De Gefchiedenis van een Godsdienstig Genootfchap, onder welken naam dan ook, blijft voor den menfehen.kenner en onderzoeker altijd van gewigt, en dit is ook de Gefchiedenis van de zoo. lang beroemde Parijfche School de sorbonne. Dezelve levert zeer veele aanmerkelijke gebeurenisfen op, gebeurenisfen, waar bij men geduurig zugtend ftil ftaat, en die ons de droe- vi- (*) helvetius De VEsprit Dus, 2. Ch. 3 et Ch. 23. ntt. L 3  *66 Duver.net vige verbasteringen van den fchoonen en eenvouwlsrea Godsdienst van jesus, door deszelfs Bedienaars ver oorzaakt, opgeeft. — Dan oneindig gewigtiger en voor den waaren verëerer-des Christendoms belangrijker zou deze Gefchiedenis, welke wij thands aankondigen , zijn , zo dezelve met een oprecht godsdienstig hart,met eene hand, door zuivere godsvrucht beftierd gefchreven geweest ware. Dan het fmart ons te moeten betuigen, dat de Abt du ver net door verfcheidene ftaalen toont, dat hij niet zeer met den inhoud des Euangeliums is ingenomen, en zelfs niet nalaat imaadehjk van de H. Schrijvers te fpreken. Dat dit eene onverfchoonlijke fout in een Werk van dezen aard is, zullen onze Lezers van zeiven bevroeden, ó ! Welk een ruim en aangenaam veld had men hier gehad, om in de eerfte plaats aan het Franfche Volk te toonen , hoe fchandclijk hetzelve in voorgaande dagen door de bedriegerijen vau Priesters en Monniken eeuwen lang is misleid geweest, hoe het nu in de dagen eener burgerlijke verlichting eens eindelijk tüd wierd, dit geestlijk juk geheel af te fchudden, en tot de eenvouwigheid, die in Christus is, te rug te keeren, en dat Volk met dankbaarheid leeren gebruik maken van het dierbaarst gefchenk des Hemels het Zaligmakend Euangelie. Het Werk zelve is, na eene Inleiding, in zes-endertig Hoofdftukken verdeeld, in elk van welke ons nieuwe bijzonderheden, tot de sorbonne betreklijk, worden medegedeeld. Wij kunnen dus geen geregeld uittrekfel , zonder te breedvoerig te worden, geven, maar moeten ons tot deze of' geene bijzonderheid bepalen. Wij verkiezen hier toe het verhaal van de gefchiedenis der inftelling van dit Genootfchap op Bladz. 35. ,, Lodewijk IX wierd niet alleen door Monniken, „ maar nog daarenboven door een Godgeleerden, door robert sorbon geregeerd, die in een dorp van „ het Rhdteleefche, op de grenzen van Champagne, in de armoede geboren was, Men weet den naam „ zijner familie niet; hij is flegts onder dien van het „ getuigt, in het welk hij ter wereld kwam, bekend. Sorbon was een dier menfchen , dien men uit ,, hoofde dier gerustheid van ziel, of dat innerlijk ver> s, genoegen, het welk men waand dat zij bezitten, ge-  GESCHIEDENIS VAN DE SORBONNE. 1Ó7 «elukzaüg noemd: hij had dien lijmüchtigen fpreck7 trant, welke den geheimzinnige.! natuurlijk eigen is of door hun aangenomen word. Hy ging door " voor iemand die wel ervaaren was in de Godgeleerd- Lid- en de Heilige l odewijk, die zich, gelijk " men weet , oofmft de Godgeleerdheid bezig hield, ^maakte va'n hem, zegt pasquier, een der voor. naamfte werktuigen van zijn geweeen. Het was m hPt iaar (*) dat de Heilige lodewijk, " door Dominikanen beftuurd , en t' ondergebragt " zihide, Monnik wilde worden , en het was in het H daar aan volgende jaar, dat hij, door aomj sorbon geregeerd wordende, in de ftraat Coupe" gorge genaamd, eene plaats afftond, om een Code" £ van Godgeleerdheid op te richten. De naam dier "ftraat duidt eene flegte plaats aan; het was in de daad eene onbewoonde ftreek, daar eertijds de paar'' deftallen van het Hof geweest waren. -~ De Abt lavocat zegt, dat de sorbonne in haare oprichting zeer luisterrijk was; zij had , zegt " h i vijftien zilveren tafelferviezen in eigendom, r Dk'te weeten is niet zeer belangrijk. Zie hier het ! geen aanmerkelijke! is. Dit Collegie van Godgeleerdheid was onder den naam van de arme Sorbonne " bekend De Meesters leefden van aalmoezen , men " noemde hen toen, en men heeft hen tot in de laatfte eeuw, de armen der Sorbonne , de arme MeesZ ten genoemd , gelijk men toen zeide , de armen «. van st. br uno. " : . . Alles veranderd door den tijd. De Karthuizers 'of armen van st. bruno zijn zeer groote Heeren geworden, en men zal in het vervolg dezer Gefchie" denis zien, hoe de armen van sorbonne waan* " de, dat zij gezags genoeg in de wereld bezaten, ! om de Koningen van Frankrijk, dc opvolgers van \, dien zelfden lodewijk IX, die hunne inftelhng „, bewerkt had, te onttroonen." Voor het overige kunnen onze Lezers den aanleg van dit Werk uit het geen wij in de Foorrede Bladz. 5 > De Schrijvers zijn het omtrent het jaar der inftelling van de sorbonne niet eens. Venem a Mist. Eccl. VI. 182. brengt dezelve tot het jaar 1*92. Mo sheim Kerkel. Gefchied. V. 36. tot het jaar 1250, en voegt'er bij dat robert een rijk en godvruchtig man was. Ree. L 4  168 J. B. R A O U L, . • , . '«5 5, lezen, leeren kennen. „ Wii yniw » ^chnjVer, „ de Sybohne" S fn de' deeff ^ ,, haar inwendig beduur gade ihan % i1 Vau „dan niets belangrijks ople^ren *m J Z°Ude aIs » haare Godgeleerdheid ffi» ^ % . ,, gen, welke zij met de ' reïïerin, 1„ betrekkin. „ gehad heeft. " J En öfifcSGÏÏK £ m" het VolIc den wij qlirallijke ■fti^T^S'^.^J^*??* ™* gen, welke dit Genootfchap W,' " d^ p00^ Godsdienst met k Zf a"»effend om den door haare magt erSS^/ -^* en daac ten en te vergrootcn * ° tljd t0C h# uit te zet-, • ^tl^ waar worden. — "Fö^neuierd en bevestigd xx'*bei®lJ J' l-eeiuvefteiin, 170^ on. »> j £r. Q&w. ^ ^y, ^ Jj : 5i7_°> 204 *Dep1SwZ?n deZC bedenki"gen oordeelde het zijn Europa e fch^veu'.16" & va'2 de belangen va z n's Zy, i -ltelJn der m<^hheid, te na aaf't harte J om Jr'"' ?** g^uk ' laSe» »em -enschlijkl4h eT wr^hen^S^t ,f * ^ po t gevoerd is u l ? -8' welke mislchien », ten dien einde alleen aan , hetzelve £ 'i • lWZm te beroeren, ten einde het te veipli hte„ "S"^" „ eerst te verklaren dier PPn;L;„ • ^ > zich het « feilen,en iSS^ft^aïfe»^ te „ hetzelve alle middelen te gebruiken ' °m tegen „ kvyaam oordeelde, om totïeftjeffini?? F" » delven van de vrijmoedige waarheden 2\ 6 b/" „ ftoutheid hadt te ontfluijeren. " ' het de B Hei V00r de vei-bondene Magten weim> h» Frankrijk tot eene misdaad te rekenen J° Üg ' hf? benverde zijne grondbeginsels voo t te'pS ren' 9, was eene cerine-heiH „u planten ; het li de vermogSe„deSftem'tedZ^k^l^^ „ nen deedt daveren p.i ™i PP ' dle de tr°o„ hunne -^j/^ " tt ,, eene geringheid, de waarheid te hX^n Pl het > vens dezelvea Kfkelte SJ*^ en dr"» gij rchend: zij konden SL'T^Sü^ wier recl"en „ deel (trekken i/an ,T Z'/'k j-<' feen n°S ^t na» na gebukt te ?ebbVo„d> ? ^N^i d »» gen niets zoude ziin ö ' 1 111 luve e'gene oo- « te zijn. Ta i „ X' dien men u dwong menfchen „ dat is' te legge" Ze rechte« ^haden , » ^id, uwe fefeffid S** ^V' UWe trotscb! » en hoogmoed, Welke hèt'dS ff Va" hee*haPPij » e« van die ontëdeSe wéS Va"f™Se ?> de ondeugd, en de lle^öfe^6 grootheid in j Voorbedachtelint hebben wi ,d- feugd (lelIen." der eerfte vraag eenSSTan23 j? de bea,ldw°ording bouden, om £ Wj^mJS' SS fW-0onlP opge! geheeleWerk daar uit ÏÏS'tp gCeSt Van bet hebben hier niets ander, h - i J te belPcuren is. Wii rige twee mgen insgeliL .VOegen' dan dat ^ ove ^voord zijn; voorts'ff t^eelZé^^f ^ 'ten zin alleszins verdiVnr ,,rk» m den ruim- die voor waare ^tS iV^^ Medevaderlunder™, de vatbaar zijn; ter eraftiS X'? e" vaderlandschlief^ fterkften aangeprezen te" worden^ M °™»"&B te« Uitgelezens Verhandelingen over d, TAf ' " " Akadenue der IVetenfchappen /^ BJlL V'Jre' Fransch vertaald. Zede Deel mJ J U,t het meer der d door toh. rRFD „* ^jvoeg/e/s ver- in de Wiskunde. Tellecht Si ft>**' >i ne rt in de VoSrreden g hPï/C'"'fe prof- hen» tijtel. Geene bijvoegden' «JtW00rAt] "iet aa" den jvoegieien, geene aanteekeningen ver- „ zei-  verhandelingen over de wijsgeerte, enz. 173 . rellen hetzelve. Ik had, laat hij hier op volgen, mij ' voorgenomen , een fchets van de Wijsgeerte van " StT vervaardigen , waar toe ik de ftof reeds vergaderd had. Het valt mij thans moeijehjk iets " meer Z SlS gewoonen arbeid te doen. Ik weet " S wi mS fcbeelt Ik voel niet die levendigheid " van geest om iets op te ftellen ; >S het wegens den ï ISnfderenden ouderdom - of vcrva van krachten " 1 vervJl van de beurs - of wegens inkwartiering? " __ Wanneer de vrijheid in mijne ftudeerkamer zal " herfteld zijn, wil ik aan mijne belofte voldoen, cn " de fchets van de Wijsgeerte van kant als een bij- voegfel tot het tegenwoordig Boekdeel uitgeven " A-s Verhandelingen maken den inhoud van dit Deel üir De eerfte heeft tot onderwerp, de overeenkomst tusfehen de uitgebreidheid eu de duuring^deJtweefcijefi 'gemeenheid Ier Franfche Taal; de derde de Methaphijlïca ■ de vierde aanmerkingen over de genoegens of verTietliikheden van het leven, met elkander vergele.cn ten ZzcHte van hun getal, hunne meenigvuldige■ verwisjeltnTef'VtmeeJgte hunner foorten ; fde vijlde overeet frondbeginrel derfchoone Kunflen:, of andvoord op de fraag: welke is de oorzaak van het vermaak hetwelk de fchooue Kunflen en bijzonder de Dichtkunst in ons verlekken ; eni de zesde Proeve eener ontleding onzen * AlhTdefe Verhandelingen zijn de eene meer de. andere min belangrijk , om door Geleerden gelezen en overdacht te worden, ; dan voor mmkundigen , welke voor Wiisgeerige redeneeringen niet vatbaar zijn , kan men dezelve niet anders dan als duister en onverftaanbaar befchouwen. 'Leerboek der Algemeene en Artzenijkundige Scheikunde, door ti f. jacquin, Correspondent en Lid van verfcheide Genootfchappen. Uit het Hoogduitsch vertaald. Eerfte en Tweede Deel. Te Leijden, bi] A. en J. Honkoop. Te famen 486 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 3 - 6 - : De Vertaaler van dit Werk merkt in zijne Voorrede aan: „ dat de nieuwe ontdekkingen federt eenige jaaren in het vak der Scheikunde gedaan, van dien J aard  J- *• J a C (J ü i # aard en zoo veelvuldig ziin ri,t ,•• , , vattingen van de Schdffl»^faSnSS" a"d"e bè" kingen der lichaamen moesten rSÏt Dgen e" Wer~ meuw leerneilei, hier uk " borlS ff, "? 7 dat heï alle Scheikundigen word omhelsd ' '"u* door biJna liaanfche, zoo ver het ï i ~ en het oude ftahftrijdig i/5 vervallen moeTl darTT', ^kkingea ge Scheikundige Leerboeke7 w dei^lven alle vooriworden zijn, en het tliand"of.tn&^A" f hoefte geworden is, om 'er ?L . , landaard eene bena die "nieuwe ontdekkingen k h beZ'?en ' 'c Wclk" zulk een Leerboek word "hetrL S"1C$U En als Nederlanderen aangeb^deii. _ g W°°rdig Werk dea Dit Leerboek derhalven U „,„ als dat van hagen waar v™ een?" anderen aard* deeden. - Dit laatfre ZT " -Wl} 0nhnSs verflag lend ^edtèf|efö^XnS,ï deszelf« befpiege! leerfteliel. - Evenwel vvi hUn het °ud ftabliaansch beiden aan te mX onze of6"? -°m dit tusfchen hagew's Leerboek gedaan hebbfn"^ die- Wi> ™ trekken. Daar hetzelve ïno™« ,?-, geeilszil» » te Apothekers en dS£i^™?h* f&f* voor tot eene Phannaceut fche preparaten ïli % 3 >bemiiche en baarheid behouden VooIr 7^ ZJ *e bruik^ tere ontdekkingen n b,™„ ,deZelve door de kmeer, daar dfS^ttSK Vei'bete-rd Worden > « fenijbereidingen ,rtocgepast " "°g ^ °P alle Sh^ee^ zoo lang de menSieliJke ^s? n£t^^r^"^' dit Leerboek van 7 cou N rLdf', iri  LEÈRB. DER. ALCE&l. EN ARTZENIJKÜNDIGE SCHEK. 1^ de ontleding, de famenftcllende deelen der verdere natuurproduftèn, en is dus in zijn geheel een kor begin der algemeene Scheikunde, die zich met alle de vöordbrengfelen der Natuur bezig houd. - Alles word derlalvei flegts kortelijk behandelt in eene orde, S van de Schrijver zich voorbehoud, om de gronden aan zijne Leerlingen zelfs op te geven. ïn eene Inleiding word gefproken over de voorwerpen d Scheikunde, over de famenftcllende deelen der Samen in *t algemeen en over de Elementen, waa bii het lot van de leer der ouderen hier over - en 't geen men thands over de hoofdftoffen denken moet, ^rvolgïïds STin twee Hoofdnukken gehandelt over de Scheikundige ontbinding en verwandlchap, als de hoofdkrachten bij alle de veranderingen, die er in de lichaamen voorvallen - en in vier volgende Hoofdftukken over eenige ftoffen, die genoegzaam bij alle Scheikundige operatiën in werking.zijn, i .. ovev de warmte ftoffe, a°. over de hchtftoffe, £. t dampkring, 4". over het water, waar bij derzelver mS enl-amenftelling, op gronden van Proefondervinding worden opgegeven. .■. Thands gaat de Schrijver over tot de behandeling van de verdere vöordbrengfelen der natuur, volgends derzelver gewoone hoofdverdeeling. - — Eerst van het rijk der Delfftoffen. - Hij verdeelt dezelve in zouten , aarden , brandbare lichaamen, en metalen, en volgends deze verdeeling, word alles, 't welk onder deze hoofdclasfen gebragt kan worden, op eene regelmaatige wijze behandelt — derzelver oorfprong , hoedanigheden , famenftelling , verbinding met andere ftoffen en verdere bijzonderheden opgegeven. ■ Tot dus verre het Eerfte Deel. Het Tweede Deel bevat het rijk der Plantgewasten en Dieren. Na een kort onderzoek over het voedfel der planten, wórden eerst derzelver vöordbrengfelen aangewezen 111 eene hitte tot aan het ziedpunt des waters, door middel der trekking, kooking of destilleering verkregen, waarbij onder anderen over .de vlugtige olieën, het wasch, de harsfen, de campher , fuik er , wezentlijke zouten, enz. gehandelt word - vervolgends 't geen in eene  derde beftanddeelen der XntZ *, de, n,Cer verwijzuurftoffe, waterftoffe fmnnrft ff ' , a,s be^nde ut de gistingen en S^obïd^ * ~ tmg der plantftoffen ; m0„\™srlen ~ de Ven'ot" afzonderlijk Hoofdftuk, over eeniïf. •a-atStJVVOrd in ee« V^e^ behandelt ;_de het bloed, de gal, d1 ' ,dleren ' ^ de melk, fel, bet zweet,"hèt vet l f';hct maaSfaP> bet fpeekl blaasfleen, enz. wor den efc S', ^.^eren, de nienftellende deelen vertoond fvf C--lljk in haare «Produften, a]s berlijlJ°°Jd» ;bij derzelver kunst ecmge bijzondere dierlijke ïoord„rWi°mS' enz' en mieren zuur, het rup bn zuurrden ' aIs I]et Voords de nadere en mee- voorkomen. - en eindelijk de verrotting déMtrlt b,^a"ddeelcn jgUj^ en voordgang ||er^Jl|^l| wondS-en^er2^ ^i^f;!^^- $ d" Werk verfoo kort beflek eene loJ^ ' Waar mede « een behandelt word, en fchoon gi°°te ,meenigte van zaken fcheidenheid van offen v r-?rde- 1,1 zulk ee«e verword naar ieders'bfSdere m?Ü W1,lekeuriS gefchikt ven wij echter, é^S\^^i^^l¥^ gemeen zeer geleidelijk Al l- f Sevo,gde over 't alQuin heeft dit We %efchi] r1?' ~ i°e heer jac> W * voorlezingen tSu ;Me bandleiding om onze taal de Scheikunde in§ba ? ^ e~ 11 ^ ^ 1,1 van lavoisier, nog WKMr^ Vertaaling fa on^VadjrJaïï^3'^»^ de*z^ weten als eene bandleidii g wïr S ^ 01 W£Zen' fe de zaken, bij Scheikundig & fesfcï ,Zr ' Voorkomenvan deze theorie bediend ,Sw Z*" m men worden. - Zij die metLA vol xeV?^ gemeenzaam zijn, zouden dit v , R s LeerwiJze niet fgheid kunnen gebruiken 1 dnV minder m- overal 0p alle bgeffig^ en vérfhifaf f niet gepast, 't welk voor den r „!- 7nfeien Word toe* gebruik van 4 ^0^^^^ b* tiet  leeub. der algem. en artzemjkünd1ge schrik, ijf Het is moeilijk iets over te nemen uit een Werk, !t welk in zijn verband behoort gelezen te worden, om 'er over te oordeelen. - Tot eene korte proeve van des Schrijvers leertrant dicne het volgende. Van het Polijchrest Zout. Na eene korte opgave van deszelfs bereiding door de ontploffing des Salpeters, door middel van zwavel, gaat hij dus voort: ,, §. 452. Dc zwavel heeft in deze warmtemaat of ,,'of temperatuur, eene nadere verwandfehap, dan de ,, fmoorlloffe, met de zuurftoffe, Qoxigeen~) des i'alpc„ terzuurs; zij verëenigt 'er zich dus mede en baart zwavelzuur. Maar de fmoorftoffe wordt als fmoor„ lucht, of indien 'er nog eenige zuurftoffe mede ver„ mengt is, als falpeterlucht of' gas, uitgefchciden. Het nieuwgeboren zwavelzuur verëenigt zich daar „ op met depotasTche (het alkali des Salpeters) die nu ,, ook vrij gemaakt is, en vormt Polijchrest Zout." 5, §• 453- Het. Polijchrest Zout beftaat dus uit zwa,, vel zuur en potasfche , en is derhalven in ge-enen ,, deele van het dubbeld zout (te vooren befchreven) „ onderfcheiden. Indien bij geval dit mengfel , na vol„ eindigde verploffing , niet genoegzaam uitgebrandt, „ gecalcineert ware , dan bevindt zich het geboren ,, zwavel zuur nog met overtollige zwavel verëenigt , „ dus in den onvolkomeuen ftaat, eu het verkregen ,, onzijdig zout , zoude, in zijne ejgenfehappen, over„ eenkomen met het zwavel zout van staul." Over den meer en min volkomen Haat der 'zuuren was te vooren gefproken. — Van de oude kunstwoorden , die wij in dit Werk nog gebruikt en bij de nieuwe gevoegd vinden, zegt de Schrijver in zijne Voorrede, dat hij dezelve, fchoon hij ze zelfs redeloos vind, echter heeft aangehouden, om dat de nieuwe nog niet algemeen aangenomen zijn, en om dat derzelver voordduurend gebruik, dezelve voor zijne toehoorderen eenigzins noodzaaklijk maakt, terwijl de Vertaaler de nieuwe kunstwoorden zoo nabij doenlijk, in het Nederduitsch geftelt heeft. Eene fchets van het oude' zoogenoemde brandbare of phlogistisch Leerftelfel is agter aan geplaatst , ten einde hetzelve met het nieuwe te beter te kunnen vergelijken. vad. bibl.viix.deel.no. 4. M Nog  van voor de fimepgefcidc^S5^^'S?--.OPl8fehe^halingen, waar bij , behalven 2n 'J,M-V°°r °verook Luchtvormige vloe ftoffen SLS?^0* vocht' dezelve door beloorbï'S>S3?5?di *orden' oni der verlies op te vangen éffTide,-Wcrktl»gen > zo»" aangevveezen onder a fd^ gebruik bijtenden ammoniac g esc Vln £r sT^'"8' 2an den van de Lnchtzunre SSgA& P£ter Zum' en ~ /*r beandwoording &%J£^%P<* ' **«Mm* Brand-koorn, en de m ddell f w» veel mogelijk Zitg^JT^' °f S^eel, TINGHUIS, W. p L E II T / i ' ^ ^ S C H 0 R' H^|fiXfcheheg-ootfcbap der Wetenfchappen te J- O i ..* L'b'lul-niJg , Op de 2Ó Noi/pmlipr i™* de Schrijvers van drie Verhardelmoeni ,«r .1 ??4' ' hunne prijslijke poojinsen 2déïSd. , '«»"'""g van Medaille UewL& "»& 'feXel* Ken . met aanbieding van de gouden MedaiT^dtl  NIEUWE VERHANDEL. WEGENS HET BRAND - KOORN. IffJ geenen, die vóór primo Januarij 1799, aan het Genootfchap zal hebben medegedeeld de beste, en met otrdeelkundige bewijzen genoegzaam geftaafde, Proeven: in hoe verre de middelen, in de drie onderfcheidene Firhandelingen opgegeven, bevonden zullen zijn te beandwoorden aan het oogmerk, dat men zich in de opgegevene vraag heeft voorgefleld. De vraag zelve was in deze bewoordingen vervat: „ Naardien men op veele landen bijna jaarlijks Brand,, koorn onder de tarwe ontdekt, tot merkelijke fchade ,, voor den Landman : zoo door het blaauw worden ,, der tarwe, als door eenen min overvloedigen oogst; „ wordt gevraagd: Welke zijn de natuurlijke oorzaken van dit misgewas V Zijn 'er geene andere en meer ,, vermogende middelen tegen dit onheil, dan het was,, fchen der tarwe met zout, falpeter , of kalk-water? ,, Hoedanig is de werking van deze wasfehing; of van ,, andere middelen , die men zoude mogen uitvinden, „ om het Brand-koorn , of geheel weg te nemen , of te verminderen ? " In gevolge van deze Vraag worden in dit Uittrekfel vijf Stukken onderzocht, als: I. Wat is Brand-koorn? II. Welke zijn de natuurlijke oorzaken van dit misgewas ? III. Zijn de reeds bekende middelen , het wasfeheu der zaai-tarwe met zout, falpeter en kalk-water, nuttig bevonden ? IV; Zijn 'er ook nog andere en meer vermogende middelen ? En zo ja : welke zijn die, en hoe moeten dezelve gebruikt worden ? V. Is 'er eene gegronde hoop dit onheil niet flegts te verminderen, maar geheel te overwinnen? Van alle dez« Stukken worden de bijzondere gevoelens der Schrijvers van de drie bekroonde Prijsverhandelingen ter toetfe gebragt, en met elkander vergeleken. Uit welk alles als een gevolg wordt afgeleid, ,, dat het niet waarfchijnlijk is, dat 'er immer een middel zal worden uitgedacht, waar door het Brand-koorn geheel wordt overwonnen, en dat men zich dus in dezen met voorbehoedende middelen , die dit onheil aanmerklijk verminderen , zal moeten vergenoegen. " M e Per-  ISO VERZ. V. VERH. ENZ. UITGEG. DOOR KET GEN. TE WEESP. ■ D^S?^ of Ge- Over de rechten en piteiÏT meÏÏef maaI?^ vijandsliefde; - Dat de deugdzame aïS,^ ^ de -Mijne! wandeling, leerdicht;;'"'ol^dS-ÏS? ^/« of Eenhoorn van dc H Schrift * ot De zedekundige Verhandelingen 'die in A* 11 , ■ thans winneel tl nS ,!« WeShff^ te,bben ' aI" Anders ipreekt bet van zelfl ^ V00TS^ztn zijn. heizen kunnen. - He" £^faL*,,ue,B nieuws &*■ tusfehen wraakzucht en ZSSZmfo^'™ W' fte on4erfleunt door de krafht^van^den r*^6^ «•„ r i &ePlaa,t' Men kan om 2ij„e gei,,™' ^^^ft» ff* Het eenvouw g natuurlijk* nnti,r»li 11 , drukken. Stuk, over den èSS^^&^T^^t vindt het eerst in het Lirifn ï } 35' BiadziJden- Men derduitsch. Wat daar^afd "reden"? Tl & 'C N" niet. Die geen Latijn verftnt ™ï £ *i b^S"JPen wij eene Verhandeling S^^SsS^^^^ aa» men evenwel verkoos zulk een Stuk i! ITV \e° 20 te behandelen, daar wif n s gen h ebbe^ ÏT* men het geheele Latijn misfen. Men *S1' k°11 eene geleerdheid, die met zeer vZ\ 'f • "S hler met faamgebragt, alles Sfi^J* .W^*P* Schrijvers over het Dier vindt , • J ?, ïer en later naamV onzen door e' „hoor? LeZn o^tT^ zeer dat men moede wordt van het : alS £ , 200 Het refultaat van de nafpooringen va t L" Z '^™' dit, dat het woord den Bubalis der Oudén b'teeC. 1S ' Nvt-  p. moens en e. bosch, nuttige uitspanningen. iSl Nuttige Uitfpann'mgen, door pe tronk lla moens en üernardus Bosch. Eerfte Deel, Eerfte Stuk. Te Haarlem, bi}' C. Plaat , buiten het Voorbericht 80 Bladz. In gr. OÜavo. De prijs is f: - 11 - : In het jaar 1793, hadt de Schrijfftcr en Schrijver van deze Üitfpanningen een Stukjen gegeven, onder den naam van Mengelingen, niet belofte van dezelve te zullen vervolgen, en oeze belofte zou vervuld zijii geworden, zo niet de Boekverkooper, bij wien het gemelde Stukjen gedrukt was, zonder hunne voorkennis hadt bekend gemaakt, dat'er geen vervolg op te wachten was; cn dit"heeft hen doen befluiten, hun Werk, onder eenen nieuwen tijtel, Nuttige Uitbanningen, te beginnen en met ijver voord te zetten ; elk Deel zal vier Stukjens bevatten. In dit Eerfte Stuk vindt men: Gedachten bij V vieren van jesus geboorte ; Vertroosting in de beivusthcid der onfterflijkheid; Het waar geluk; Aan de voorftanders der dwinglandij ; Liefde is de drijfveer van Gods, handelingen ; De heerschzuchtige kan geen vrienden hebben. — < Alle deze onderwerpen doen reeds van vooren weinig nieuws verwachten, uit hoofde van derzelver afgezaagdheid eu honderdmalige behandeling , waarom wij dan ook de keuze der ftoffen afkeurden , en het nader onderzoek heeft ons daar in bevestigd, dewijl gecne nieuwe gedachten in dezelve gevonden worden, en, als wij ■der waarheid getuigenis moeten geven , die orde in de voordragt der zaken ontbreekt, welke in alle dingen , maar bijzonder in Gefchriften heerfchen moet. De ftijl is meestal poëtisch-profa, cn heelt veel van dat verhevene , hetwelk eene 'zuivere fmaak af moet keuren en voor het gezond verftand dikwijls onverftaanbaar is; zoo lezen wij, om ons gezegde te bewijzen, op Bladz. 2. „Juicht, vlammende Serafs! nu durft de den,, kende menschheid uw koorgejuich nagalmen — nu „ kent zij den waaren eerdienst; zij looit de Godheid „ op hemeltoonen, en zelfs het danklied van haar fta„ merende zuigelingen ftemt in de volkomenheid van de ,, algemeene harmonie der fchepping." Zoo onnatuurlijk dit danklied der zuigelingen is, zoo gckunftcld is de uitdrukking op Bladz. 15. ,,De opgaande zon fpiegelt zich in den waasfem der natuur, die tot een weerkaatzend M 3 „ fine-  182 P. MOENS EX B, BOSCH, NUTTIGE UITSPANNINGEN. ,, fplegelglas , ingelegd met paarlen , famenftolt. " De afgeftofveil vrienden worden op Bladz. 20. dus aangefproken: „ Waar bevindt gij u? vveüigt thands aan mijne „ zijue; welhgt hoort gij mij denken. " De verfen welke hier eu daar tot opwekking der aandacht geplaatst zijn, zal men om derzelver ichoonheid niet van buiten leeren , alleen het versjen op Bladz. 25, verdient eene gunltige onderfcheiding. Eéue periode vonden wij op Bladz. 29 fa. met WeiEer overweeging wij onze beoordeeling zullen eindigen zij is deze: „ Hoe, otifterfiijke booswichten ! hoe on„ verbeterd verliet gij uw lijdelijkcn kring; wroeging „ onbeteugelde drifceu en onbevredigde begeerten blij5, ven u pijnigen. Treurig denkbeeld ! zoo veel natuur„ genoten! - mijn God! vergeef deze traan dit offer „ van hefdeen gevoel!... Maar welk een luister wordt „ door deze traan te rug gekaatst!... God is liefde; „ alles werkt tot zijn eigen volmaking; middelen en „ gevolgen blijven eeuwigduurend beftaan; het louteren „ der zeden en het veredelen der natuur blijft eeuwi^ 5, het doel van een liefdadig- en onzijdig Vader. Ik juich dan, en verwacht de zaligheid van allen. " - Zonder ons over de gegrondheid of ongegrondheid van deze laatfte ftelling uit fe laten, zonder met den geest van kettermakerij bezield te wezen, noemen wij het zeer onvoorzichtig, deze gemaklijke leer te prediken ; zij toch , die geen denkbeeld hebben van het geluk , dat uit de betrachting der deugd natuurlijk voord moet vloeien , en uit dien hoofde van alle deugdsbetrachting afkeerig zijn, worden door de leer der vergelding in bedwang gehouden, maar welk eenen teugel zal de maatfchappij overig hebben , wanneer de vrees voor ftraf wordt weggenomen. Hoe weinig werkt nu de voorftelling van een eeuwig lijden , maar hoe veel minder zal dezelve werken, indien die fmarte flegts langduurend is? welke de bedrieglijke hoop fpoedig in het lijden van een enkel oogenblik zal veranderen, en wee dan de famenieving • waar in de boosheid erger dan ooit zou woeden , en den prediker der algemeene gelukzaligheid bewijzen, haar, tot zijn eigen moord, zelve gewapend te hebben. — Eene  REtZE OVER HET TONEEL VAN DEN TEGENW. OORLOG. 183 Eene Reize over het toneel van den tegenwoordigen Oorlog gedaan in de maat/den November en December 1792 en Januarij 1793- Doormengt met eene menigte van belangrijke bijzonderheden en Militaire onecdoten; waar bij gevoegd is een naauwkeurtg verflag van den dood van Lodewijk XVI, enz. Uit het Engelsch vertaald. Te Gouda, bij H. L. v. Buma en Comp. 140 Bladz. De prijs is ƒ 1 - : - : Uit de op den tijtel gedaane opgaaf van den tijd, waar op deze reize ondernomen is, kan men van zeiven nagaan , wat derzelver verhaal voornaamlijk moet behelzen. Doch hetzelve is zoo ingericht, dat het voor den Lezer niet zeer belangrijk is; want- in plaats van een geregeld verflag van de voornaamfte merkwaardigheden van den toen plaats gehad hebbenden oorlo" bepaalt het zich veelal tot deze en geene weinig beduidende bijzonderheden en anecdoten, dewelke buiten hen, die dezelve aangaan, geheel onverfchilhg zijn. — Hier eu daar alleen komt een kort en afgebroken bericht van eene of andere bijzonderheid, die eenige opmerking verdient, voor, zoo als van het beleg van Rijs fel, de inneming van Mons onder dümourier, enz. Ziet hier wat de Schrijver onder anderen van het eerstgenoemde zegt. Daar wij nu ten uiterften begeerig waren te zien, welk eene verwoesting 'er bij het beleg, of liever bij het bombardement van ÏUjsfel in deze Stad was aangeregt, (tonden wij den volgenden morgen reeds „ met het opgaan der zon op. En zeker verlichtte „ deze hier een zeer akelig tooneel. Behalven _ een " aanmerklijk gedeelte van het Fauxhotirg de Fives_, , waar agter de vijand zich zeiven en zijne batterijen ' vcrfcholen had, waarom dit dus gcvolgelijk door „ het vuur der belegerden verwoest was, zagen wij „ zeven honderd huizen tot den grond geflegt. Deze „ (tonden alle in de wijk van St. Sauveur. En voor„ zeker was het geenszins zonder een wel beraden „ oogmerk, dat men den aanval tegen dit deel van de Stad had gerigt ; want daar het zelve bijkans al„ leen door de armen bewoond werd, hoopten de bej „ legeraars, dat deze, ten einde het weinige, wat zij nog bezaten , te behouden , den bevelhebber der M 4 » ves-  *S4 REIS DOOR DE DEPARTEMENTEN VAN VRANKRijR. „ vesting zouden dringen , om die ovPr > 3, Buiten dien fpaardende arStoSLt™ 1 fVÊ"* » ^ren, op deze wijze die S] 1' d« " buiten „ in de Stad bevonden en dus dJ hU"' die zich » nadeel, dan M^^^l^fL «tg leeven en goederen oorzeker ZTt^k* Wkr * werden door die hoog^SnS TS geacht * het beleg ltók^fiETSS? die „ proeve, welke hier ™vW- , "'enschhevendc leeriréllei i„Z 3SfegS lM ^ „ ter in geenen deelPn nt , , ^ erd' Sehikte eg„ zelfs vki-ho S v'n iSZTdef^ „ kwamen, werden eeter ÏLcJ- Eenheid om„ oproerige' fc^nS^SS0? m0edel00S' of ^ **S^*tt$ en" d£;i d00d van derheden, die ook n|^^üe£d^ Reh door de Departementen van Franhriik j Gezelfchap van Konstenaars en Geleerden]k \Td°t°"een ten en Planten. No. i 2 ~elee™en- Mf* KaarBuisfon 1'Esclapart, de Senne3*«2 ^ $ B* W i„ n 60 alSemeen kaartjen van het aKeïê land, in Departementen verdeelt en in PLI 1 *>eneele e k Departement, i„ het b^^fIS^^S2^'^,, klein en dus i„ het geheel niet uitvoert n; ' • ZIJ" men uitbeeldingen van het "een ! n g' 'Cr h,J ko~ waardigst oplevert é,i hl- Departement merk- van dWS ' e" daar van de beding torievan de iiaatsverwi^ on-  reis door de departementen van vrankrijk. 18$ onder Koninglijke landhuizen, fraaie gezichten, die altijd dezelfde zijn, enz. De letterdruk die deze kaarten en planten verzelt, vervat eene reize door de Departementen. Men zal evenwel Vrankiïjk uit deze reis maar zeer gebrekkig leeren kennen. Men vindt hier den ' eenvouwigen verhaal- of befchrijfftijl niét, dien men in eene Reisbefchrijving verwachten zou. De Schrijver heeft eenen heertchenden trek , om zijn vernuft te doen fchitteren, en te brilleeren. Op fommige plaatfen onderftelt bij kundigheden in zijne Lezers, die hij in zeer veelen bij verre niet zal aantreffen, en van welken hij dus niet zal verüaan worden. Doch het komt ons voor dat deze zoogenaamde Reize alleen dient om een boek te vormen , waar in deze plaaten en kaarten gevoeglijk kunnen geplaatst worden, waar aan wij ook toefchrijven dat de Autheur zich vooral bepaalt bij de zaken, die in zijne plaaten zijn uitgebeeld. Met dat alles, is dit Werk in het Nederduitsch zeer fraai uitgevoerd. Het is gedrukt op zeer zwaar mediaan papier, met.een fraaie nieuwe letter. De vertaaling zal ook niet kwalijk bevallen. — Ondertusfehen is het wat vreemd, wanneer men toch voor heeft, om dit Werk ook in 't Hollandsch uit te geven, dat de letters op de plaaten niet alleen , maar zelfs op den algemeenen Tijtel, Fransch zijn. Dit laatfte moet elk in 't oog vallen. Lofreden op h. g. oosterdijk , door jeronimo de bosch. Te Amfteldam , bij P. den Hengst, 1795- 77 Bladz. In gr. OBavo. De prijs «ƒ*-:-: De achtenswaardige Arts h. g. 00 s t eu d tj k , van elk die hem eenigzins gekend heeft , zeer hoog geacht en hartlijk bemind, is den 19 April 1795, te Amiteldam overleden. Hij was bijna 40 jaaren lang Lid geweest, vau het beroemd Genootfchap concordia et libertate, en had in dien tijd wel 80 maaien den post van Spreker in hetzelve waargenomen. Met recht heeft dit Genootfchap de gedachtenis van dezen waardigen man met eene Redevoering gevierd, en deze is, volgends de verkiezing van oosterdijk zeiven, gehouden, door zijnen vriend j. de bosch. M 5 Jon-  1S6- j. ÜE rQSCH) L0FzzmN op H< G O0STERD,jr in -«dfcheno^ De waare lof ligt niet in èn ■ °f ^laamie. maar in de zaken die doe d l l i if/ J^**»* den. De Itijl van den Redenaa? d B bfteekcnd Wor' jnaar net eu zuiver, hij niï^*?&^Typmi** wijze die geloofwaardigheid aan i °P eene- en elk van de groote Si woorde" bijzet, $9 fpreekt, cSt m T ™n Van minden fchijn Tann emt Z r"' ,f°nder dac hii teroijk vertoon S' in V'J zulL\bedoe^ Ooswaarlijk was een Teminük v°°rftel ' §eii'k hij mensch, vol eigen vak, de Geneeskun d? ™1P' , " et alleen !n zii» de en Weifprekendl^ Di^Hkunvan eene groote mate van gezellin deÏT" Trzien die de Redevoering leest, BfVoe dl, fZ En eIk 'llï fl^f^ -ya" -'""-f man 1 er'Sf i^1 ^ i^LfeS&S? edleneoVoes'taa,i,,g vS *Ü* voor zijnen dood tScÈfew££°f.T*^W niet ^"g ten hebben; als medef|v Sï^^ï^"^ zijne Gedichten. verzameling van eenige van ben, gantsch 585^^ Z°° WIJ het wel h^ Li/trede* op jan petersen michell. vitbé . ^» ^» yan mmermaand "'f leen aldaar door dV:ttnlg%%^un^t mtnemendhe d vermaard en viïn LkI-a ™mst-> bij j uai aues was hij een man van ecn zeer  g. schutte , lijkr.j, c.c.d. b, pookturael, uedev. lS? zeer beminnelijk karakter. Het is derhalven met volkomen recht, dat de Maatfchappij Felix Meritis geoordeeld heeft, zijne nagedachtenis plechtig te moeten gedenken. Deze taak is zeer gelukkig gevallen in dehanden van micheels vriend g. schutte, die zich van dezen last bij nitftek wel gek weeten heeft, Deze Lijkreden onderfcheidt zich van anderen , niet door de hoogheid van den toon, waarop zij is ingezet maar door het naauwkeurige en kunstmatige der ' befchrijving van des Overledenen karakter, en door het beknopt en gegrond bericht van zijnen geneeskundigen arbeid. Men moet zich verbazen, dat iemand, die altijd zoo veel werk had met het bezoeken van lijdenden, zoo veel heeft kunnen afdoen. De Redevoering draagt zelf de duidelijke kenmerken dat zij geenszins overdreven is. Jammer is het, dat 'er voor de regelen van onze fpraakkórtêt hier en daar niet beter is gezorgd. Vooral behoorde men daar op in zulke Redevoeringen naauwkeurig te letten. Redevoering aan het Volk van Nederland, hij gelegenheid van de eerfte verjaaring van de Bataaffche Revolutie, den inden van Louwmaand, 1796. Door Mr. j. c. c. den beer poort u g a e l. T'e Amfteldam, hij P. J. Uilenbroek, 1796. 56 Bladz. In gr. Ocïavo. De prijs is f: - 8 - : De Schrijver van deze Redevoering heeft dezelve opgcfteld, om ze op den eerften verjaardag van de Revolutie , in de Maatfchappij Felix Meritis uit te fpre^ ken. Hij had zulks aldaar laten voorftelleu, en dat voorftel was vrij algemeen goedgekeurd: doch toen hij de Redevoering geheel had afgewerkt, kreeg hij bericht, dat de meerderheid het voorftel had afgekeurd : eene verdrietige te leurftelling zeker. De Redevoering, zo ze met eenige levendigheid ware uitgefproken geworden , zou, naar 't ons voorkomt, niet kwalijk behaagd hebben. Zij behelst eene' befchrijving van den ftaat van het Nederlandfche Volk, in de laatfte jaaren der Stadhouderlijke regeering. Deze teekening is niet verzagt, dat kan men waarlijk niet zeggen! Verder behelst zij eene aanwijzing van de verbeteringen , die 'er voords gevorderd worden , wanneer"  iSS P. ZIMMERMAV, DE JONGE HUISHOUDSTER. zuU» ^ a' V°°rde21 van 01,ze »aatsveranderii)g trekken Zo Wij.'.'vpor ons, over dit een en ander mogen oordeelen zouden-wij denken, dat wij het groot aantel van lieden, die nos voor de zoogenaamde oude Conftitutie zijn , veel beter zouden winnen, wanneer men dé oude, zeeren niet weder geduuri- opkrabde , en dan nog veele zsKen minder of meerder vergrootte Die de rust en eensgezindheid in Nederland zoekt te bevorderen ' handelt met menschkundig, wnnneer hij dezen weg ioïlaat Een.' diep ftilzwijgen over fommige onaangename onderwerpen', zou bn veelen van veel beter uitwerking wezen. - En wat het tweede gedeelte van deze Redevoering betreft, hoe veel goede nuttige en heilzame zaken wij 'er'in gevonden hebben, het is toch meest al wederom bet zelfde,'dat veele andjre Redenaars in h^t laatfte jaar over dat zelfde onderwerp gezegd hebben. Dit is minder hinderlijk, in eene Redevoering , die men hoort uitfpreken, maar het is verveeleud geduurig het zelfde te lezen. De Jonge Huishoud/Ier, een Boek voor Moeder en Dochter. Gevolgd naar de Derde Hoogduitfche Uitgave van p. z i m' m er wan. Tweede Deel. Te Gouda, bij M. van Loopik en Comp. 105 Bladz. In Octavo. D- prijs is /:-io-V 111 onze beoordeeling van het Eerfte Deel (Faderl. Bibliotheek V. D el Bladz. 383.3 hebben wij den aanleg en inhoud van hetzelve nanr waarde aangeprezen, wij kunnen hetzelfde van dit voor handen zijnde Deel betuigen Het verdient in de huisgezinnen gelezen en met ernst overwogen te worden; en wanneer de hoofden derzelver' de meenigte fchoone lesfen \ welke daar in voorkomen, nader zoude 1 willen uitbreiden, en op het gedrag hunner kinders en-dienstboden toepasfen, zal het van veel nut kunnen zijn. Alleen moeten wij erkennen, dat ons het ongepast en veelvuldig gebruik van zoogenaamde 'dopwoorden en uitroepingen in hetzelve gehinderd heeft, dezelve moesten in een Werkjen van dezen aart agter wege zijn gelaten, daar ze niet anders dan nadeelige uitwerkzelS op de harten der jeugd hebben kunnen. Zoo zegt, bij voorbeeld, maiua, Bladz. 12. „Zeer fpoedig zoude ik mij ook aan dat' ijde„ le en onbedachte lee-'en, zoo als veele andere, God heterd! „ vergaapt hebben." Bladz. 24 vraagt deugdlief: „Ziet uw „ Dominé dat zoo maar aan, dat men 'er zich met iever op -„ toelegt, om zich aan ligchanm en ziel ongelukkig te maa„ ken?" en anna andwoordt, „ Mijn God! Hij kan lang „ preeken en venmanen." En een weinig verder, „ het is „ God tc klaag™." Bladz. 67 ,, ó God! wat moet dat een „ verdriet zijn. Bladz. 97 „ wat drommel! hebt gij een kanselier beftolen." Bladz. 103 „6! 6! geen Koning op „ Gods aardbodem draagt zulke mooije kouzen." en elders. Wij  AMALIA EN STERNTHAL , EENE REÓOSTF.nCESCHlPD. ïS9 Wij zouden aan den anderen kant veele fchoone proeven uit dit Stukjen kunnen aanvoeren, welke alle vevlUiiaige ca deuedlievcnde Christenen volkomen zouden moeten goedkeuren en aanprijzen. Dan,'gelijk wij zeiden, het verdient over het geheel zelve gelezen en overdacht te worden. - Ziet echter h%llt*.' 83 zegt WAN Nétte: „De goede God kent de „ zwakheid onzer harten veel beter dan wij zelve. H.]ris \ader, dit is genoeg, om ons geru. t te feilen. Waard he moeder hóe -dikwerf heb ik uit zorgeloosheid , en otvbedaeht" znamheid, kinderlijke misdagen begaan. Gij hielpt mij tot " erkentenis derzelven; ik fchaamde mij, bad u om vergce" ving, beloovde beterfchpp; en gij, gij drukte mi] aan w " moederhart. vergat mijne ondeugd, en ftelde mij ten vollen " weder in 't bezit uwer tederheid. Dat doen menfchen; ert " toch is God oneindig meer Vader. Moeder en Vriend, dim " de beminnenswaardigue menfchen, te «famen z>jn kunnen; " Deugdlief. Dit heet recht van den Himcllchen vader denken. Overtuigd u rd meer en meer van zijne onbegrensde " liefde mijn kind; dan zal u dit leven altoos een gerust " hart bezorgen. Gij zult gewaar worden, dat men ook mid" den in het lijden, niet ongelukkig kan zijn, indien men „ zich aan Goi houd." amalia en sTERNTHAt., eene Klooster^'fckiidenis. Uil het Hnogduitsch. Te Rotterdam, bij f. Meijer.*» A. Danferwegv, W, z. 78 Bladz. In Octavo. De prijs is f : ■ 16 - : T\e Graaf van schönau, zijn eenzaam leven moede, bedW fluit tot het huwlijk met amalia, die hem eene dochter geeft en in het kraambedde derft, over welk verlies de Graatontroostbaar zijnde, de jonge amalia zijner fchoonmoeder aanbeveelt, en zijn landgoed verlaat, dat door het ongeluk hem was ondraaglijk geworden, te bewoonen; dan eenigen tijd in de ftad geleefd "hebbende, hoort hij klagten over het kwallik beftuur zijner landgoederen, begeeft zich weer derwaarts en befluit eindelijk, ten tweedemaal zich in het huwlijk te begeven, het geen hij ook werklijk volbrengt , en de zorg over zijne kleine amalia,die thands den ouderdom van vier jaaren bereikt hadt, aan ziine nieuwe Echtgenote overlatende, welke van eene dochter bevalt , julia geheeten , die, opwasfende, haare zuster verdringt, en sciiöimau noodzaakt,zijne amalia te verwijde, ren, om in een klooster dat alles verder aan te leeren, wat aan haare opvoeding nog fcheen te ontbreken — fpoedig was zij in het klooster, wat de roos is onder alle de bloemen des velds; den ouderdom van agttien jaaren bereikt hebbende , gebeurde het dat sternthal, Lleurennnt zijnde in een regiment, dat op 'de grenzen lag, zijne zuster in het klooner ging bezoeken, welke juist met amalia ia één en het zelfde vertrek woonde;  190 AMALIA EN STERNTHAL dc jonge Officier, getroffen door de fctaoonheid van da Zijner zuster, maakte haar zijne liefde bekend ^L. f d"T luisterende ,P werdt graJoorig óp den SSK 8T*,,l,BBr gade bezoeken, om al es voor rp bmmi ^ amalia te Sterntiial neemt door een brief affdipiri - voellozeAbtdisfe is onmeêdoofend genoeg Tezen brïefte^nder fcheppen en aan amalia's ouders ter hand te M en wa™ od de verftoorde Vader , door de aanblazingen zijner EchSteP onverwacht in het klooster vèrfchijnt , en a . u na een7 andere geestelijke gevangenis overbrengt, offchoon dezê zHne harde behandelingen zoekt voor te komen. J Sternthal, Major geworden zijnde om zijne betoonde dapperneid, keert uit het veld te rug, wijl de oo oLndl «endbeden, verzadigd van het bloed vêrgiee^hunne vemoe^e Staaten begeerden te heruellen; de dappere KriiZan het klooster en wordt te leur gefield in Vijne vSJin^ a m a l a te aanfchouwen; gelukkig nogthans voor hem dat l i" M N,CBt;^,°ude,Abldisfe in dit beIt"ur «as opgevolgd e, zn, menfchehjker dan de overledene denkende , hem uit'her kloosterboek onderrecht, werwaarts amalia is oveSebLt Zafl°P ,h'J' Th derWMrts fPoedende, verneemt, dTl ne Ge* hefde eerlang de verfchriklijke kloostergelofte zal afleggen ' ïeC welk hem aanfpoort, met zijne vertrouwde vrienden oP dien dag, als  EENE KLOOSTERGESCHIEDENIS. 101 als oude pelgrims gekleed , »*Ati« aan het altaar te omrukken dat met een gelukkig gevolg bekroond wordt, en beide Gelieven door den zegen van een Priester doet vereen.gen. Sternthal verzoekt vergiffenis voor deze daad bi) den Koning die hem dezelve verleent, onder bevel van met weer m ziin Vaderland te komen. Vergeefsch poogt amalia met haare ouders te verzoenen, welke zich zoo weinig om hunne dochter bekreunden, dat zij niet eens moeite deeden , om het verblnt van si erri'thal op te fpooren. — Julia hadt geduurende dezen tijd al het zoet vergif der ouderlijke liefde gedronken, niets werdt haar geweigerd, eindelijk werdt ook haare hand .gevraagd door den Hertog van mansveld, een bekend Dienaar der wellust; zijne geboorte vervulde het gebrek aan deugd cn men willigde zijn verzoek in, op hoop van een rijk huwlnk tot ftand gebragt te hebben deze hoop was ïjdel , want mansfeld bezat even zoo min rijkdommen als deugden, cn daar deze zich ook in vertrouwen omtrent julia's vermogen verzonnen hadt, befpottede hij haar binnen korten tijd voor het oog zijner bedienden , eindelijk werdt hij in een verdacht huis dood eeltoken ; en julia, geen kans ziende, haare fclnildeifchers te voldoen , vlugtte tot haare ouders , welke zien dit geval dermate aantrokken, dat de Geneesheer raadde het bad te gebruiken en een reisien te doen, waar in schön; u bewilligde terwijl julia bij de bedienden te huis zou blijven. Niet verre van de plaats hunner beftemming werdt het rijdtuig door eenige rovers aangevallen, en de bedienden vermoord, waar op schön ai zich verdeedigende, een kogel krijgt , die hem gevoelloos maakte en zijne vrouw werklijk ontzielde — van deze gelegenheid zou de overgebleven rover zich bediend hebben om de reizigers uit te kleden, zo niet sternthal, van de jagt komende, met zijne onderhoorige manfehappen het rijdtuig ontmoette en de ongelukkige naar zijne woning bragt , zonder iets van dit geval aan amalia, die thands in het kinderbed lag, te latm blijken; de vrouw van schöMau werdt begraven , en hij aan s i ernthal meer en meer gewennende, verhaalt zijne gefchiedenis, wanneer de herftelde amalia onverwacht binnen treedt en alles wederzijds wordt vergeven. Ster nt h al verkoopt ten genoegen van schön au zijn landgoed, om bi; zijn vader te woonen, julia begeeft zich in een klooster en doet haare gelofte juist op den zelfden dag en de eige plaats, waar uit tien jaaren te vooren, amalia zoo gelukkig was gered geworden. Wij hebben in deze Kloostergefchiedenis niets gevonden, dat tegen de mooglijkheid en waarschijnlijkheid aanloopt. Voor ouders wordt hier een duidelijk tafereel opgehangen van de gevolgen hunner verkeerde liefde en hoogmoed ; — de ftijl van hec Stukjen is onöpgefmukt en onderhoudende — één Vers is 'er in, het welk ons zeer wel aanftondt, en voor een gedeelte hier gegeven wordt. stern-  192 amalia *» STBRNTfiAl,, «ft, KL003T,roe£chied. sternthal aan amalia. Zoo nog dezelfde reedre min Die eens uw borst bezielde, o lieve haü^A- < In fpijt van 't wreedst geweld uffiWl' Gedoog dan, dat ik, droef te moê öewoonen, Uwe eislchen overtreue en u de bittre tJonen Mijns jammers hooren doe! . _ Ik zwerf verlaten, eenzaam om: De tempel der natuur was eens het fiWiiij „ Waar mijn gevoelig hart den besten vadefle-de-' " SniS^hS111 -keerde, Voor de eer van mijnen ^t^^u^"' Zte ik der wereloozen nood -1 £ ro^ Hen aan de zegekar van 't ijslijkst mouter boeien; L,n ik — ik dien den doodl Gevoel dan, wat mijn hfrt gevoelt Als fk den Soudenier, die niets dan buit bedoelr Slechts om een hand vol gouds zijn ev^menschS'flaaJ Terwijl m.,n ziel gemignis geeft gtCnï Uat hi,, die zwichten moet voor onze legernamen Toch niets misdreven heeft. lcöe™agten, Dan zie ik, onder al 't verdriet, H„ „ffar' we'k ee" rinart mijn hart gevoel', Het offer van den dwang moet voor het uVtmes bukkenMijn poging mist haar doel. ° DUMea» 'k Ontwijk vergeefsch het bloedig veld OmVT^lT den d°°d' de ^bouwplaats 'van 't geweld Om ini de ïiille tent mijn boezem lucht te geven- gewe,a» IVIaar moê gepeinsd en moè gefchreid ' Doet weer een nieuwe ramp dien bangen boezem beven; k Smaak nergens zaligheid. ' Dan volgt, geliefde amalia! De fchaduw van uw beeld me in 't eenzaam duister na Ik Irnachc naar t vol genot van uw bekoorlijkheden; ün zoek, na zoo veel zorg en nood, m zoo veel zielverdriet, vermoeid en afgeftreden. De rust in uwen fchoot. '  Ü1TTREKZELS EN BEOORDELINGEN. Verklaring Mn PJaïm VSNMi Door d. c. van voorst, Predikant te Uien en Dodewaart. (thands te Leiderdorp) Te Utrecht, hij Hi van Otterloo. 224 Bladz.. In gr. Octavo. De prijs ts f 1 - 5 - ' Verre de meeste Uitleggers zijn van oordeel* dat deze Pfalm gezongen is, na eene behaalde overwinning op Israels vijanden, bij eene ftaatelijke opvoering van de Arke des Verbonds, uit het leger naa het Heiligdom. Voor dit gevoelen pleit de aanhef, vs. 0. God ftaat op. Zijne vijanden verfluiven, en zijne haat er s vlugten voor hem weg; woorden, die duidelijk overgenomen zijn van moses zelve, die, volgends Num. X: "5, waniieer de Ark opgenomen en vervoerd wierd, plagt te zessen: Jehova maak u op u op, laat uwe lïianden verftuiven en uwe haaters voor uw aangezicht vlieden — Verfcheidene uitdrukkingen m dit Lied, bij voorbeeld, vs. 16, 17, 19, 9S&i*6» enz> kllIJ"'n f' ze opvatting te verëifchen. Wanneer men dit gevoelen ook aanneemt, wanneer men daar bij verönderftelt dat dit Lied en bij Chooren, en ook, met agter elkander, maar bij tusfehenpozingen gezongen zij* wanneer men zich de plechtigheden van zulk eene feestelijke optogt levendig te binnen brengt, dan zal men niet alleen veel, dat in dezen Pfalm te vooren duister was, duidelijk verftaan , maar ook het verhevene van dit Dichtftuk, regt kunnen gevoelen. Eene vergelijking van Pf. XXIV en XLVH met dezen Pfahn, zal * deze opvatting nog meer waarfchijulijk maken. De Burger v. voorst wijkt van dit gevoelen ten eencmaal af. De gewoone handelwijs, volgends welke Hien eerst de tijd en gelegenheid, waar bij een Pfalm. o-edicht is, gaat'bepalen, en dan tot deszelfs bijzondere meer naauwkeurige ontleeding voort gaat, deze handelwijs in anderen misprijzende, was hij allereerst begonnen, met van ftuk tot ftuk de beteekenis der uitdrukkingen te onderzoeken , zonder nog aan de gelegenheid van het dichten van dezen Pfalm te denken. Welke deze geweest zij, zou eerst aan het flot, het refultaat van zijne onderzoekingen moeten wezen. Dus voordgaande, was hij van zelve op het denkbeeld gekomen (want dat grotius reeds zijn gevoelen had VAD. BIBL. VIII. DEEL. NO. g, N VOOT«  !>• C. VAN VOORST voorgedragen, heeft hij naderhand eerst jrezien Lrn hij tweemaal eens in de Voorrede, en een? S S yk Onbevooroordeeld hebben wii zone vp-m • fop tot ftap nagegaan marZhsnï1 - Verk,,annS van lijden moeten, mef dien ui tfl?ff J^^J S»!8*8»* be" ■£ hij is Si.1»"'*?1',"/'' God! ma^ el op'si i èn"'"0;' f ^lp"?' ker'Lied van d,v,d° nis eenTj) ;' ,w le^érr"d£ntiprlhet ons. ™*SAome„, dat on« Uit. •^vMdeMde^;ït~ hem  verklaring van psalm LXVIir. J0$ hem hier een poets gefpeelt, en dat de uittogt uit Egijpten hem heimelijk zoo voor den geest gezweeft zal hebben, dat het ongemerkt eenen grooten invloed op zijne Vertaaling had. Wij kunnen toch niet begrijpen, dat hij, zonder éene heimelijke neiging, om de Vertaaling derwaarts heen te ftieren, zulke zonderlinge en gedrongene uitleggingen voor den dag gebragt zou "nebben, als wij 'er verfcheidene in zijne Verhandeling meenen aan te treffen. Zijne uitleggingen van elk vers, als ook zijne aanhalingen van andere Autheurs zijn te breedvoerig, dan dat ons bellek zou toelaten hier ietS tot een ftaaltjen neder te fchrijven; veel minder kunnen wij ons in het wederleggen van zijne bijzondere gedachten begeven. Alleen verzoeken wij den taalkundigen Lezer zijne uitleggingen , bij voorbeeld, van vs. 5, 12, 13, 14, 18 eu 19 roet die van mun- t 1 nó he, van der palm, of ham els veld te vergelijken, en te bcoordeelen, wie van beide de eenvouwiglte , cn met de genie ,van bet Oostersch hej: meest overëenkomftjg zijn. Zo wij het wel hebben , dan begaat de Burger v. v. mi het bijbrengen van bewijzen tegen het gewoone gevoelen, wel eens eene niet geringe misdag» Zoo brengt hij tot een bewijs bij, dat 'er vs. 26 van trommelende maagden gefproken word, d'at wij daar wel van lezen na de redding van de Egijptenaren, Exodt XV: 20, maar niet bij de ophaling der Ark, ten tijde van daVid, 2. Sam. VI, even als of 'er geen trommelende maagden bij hadden kunnen zijn, fchoon ons dat 2 Sam. VI, niet is opgeteekend. Maar dit daar gelaten. Daaf wij eigenlijk op komen willen, is dit: ,, Ik vinde, * fchrijft hij Bladz. 144, „ 2 Sam* VI; wel gewag „ gemaakt van trommelen , maar bij die gelegenheid „ kwam de Ark niet te Zión. Toen david nader- hand de Ark uit het huis van obêd edom overj, bragt, toen waren 'er alleen bazuinen ( 2 Sam. VI. 15) althans daar Van alleen lezen wij." — 'Er wierden dus , naar de gedachte van onzen Uitlegger , bij die gelegenheid alleen bazuinen gebruikt. Onze Pfalm kan dus op die feestlijke optogt der Ark niet zien, om dat wij, vs. 26 lezen, de zangers gingen voor, th fpeellieden agter, in het midden de trommelende maagden. Maar, wanneer nu de Burger v. v. de moeite wil nemen, van de gelijkluidende plaats i Chron. XV Na t>ip  *9S Dt C. VAN VOORST pp te flaan, zoo zal hij niet alleen van allerlei mn™,ïnftrumenten, luiten, harpen cifmha p„ \ «mniekbazuinen, enz. gemeld, maarpol een & ■^n,p.e"en > van de voornnamfle zangers dkf zich biiTU V1,nden' heid lieten hooren , tot chfnania j 1 ' geIegfn" opheffen gefield was, incluis -Ü JA' * °ver het Van v. merkt in de voorrede aan: dat hif te voo ren gewoon was , z ch vooraf bazW tP \ *S > °" een onderzoek na'den tijd en de SenLid een Pfaln. gemaakt we?d, d^ he?'St ^Sde'J dat er bij een nadere toets een Bi *„j stueurae, den geheelen Pfahn uitkwam dan if l"dere ,Z1" van en dat hij dan in het S wel SaaS zJn 'f' zou hebben, om het een en ad zoC , ^i " te geven, om toch alles aan zÏ „fan teL 1 woorden. Deze Pfalm is on, f P 5 ? doen beand" van dat ramp^d? lot°mïtij Wij meenen meemge knoei, die van klink IIL tl lJi' ben opgemerkt; en met dit eevol- Jt, \ heb" hevenfte Liederen van d I vf ? onde? Vr? • JF* noegzaam in den ff il eens Hkmrm §e" den is. De ï%mh^7f^°S!jC^: »™T ren van oudsher worden e^tcd hl i W°nd-" fel zijne groote waarde. S^^^Tut •zelve in verhevenheid met den I XVtml £S 18 de gelijken. Wie ook het^tebrStS^ VÊr" rasch gewaar worden, dat dtoonva", 1V* Wel verfchilt. Men maakt zich dus Taï de l^ï" Z6Cr uig verdienftelijk , wanneer m n lï at(te" LXXVICrbda£> " verrhaïïedSe,n Sk^f Ult te V0°rfcl)ijn komt ° J e -^kS™^ ook niet aan uitleggingen dL ÏÏe.Sin, 1 °mbreekt zijn, en nadenken verdienen g Ook LL1 Vcm.?TP™ moeten verwonderen ovVr Jet* verduft «es 0"S m het uitvinden, van nieuwe oSnl s^njvers, hij telkens eenen andere vvegPa ander', 5TÏ d°°r bewandelt; maar of hij de re^te Li la U,lüe^TS maa.  verklaring van psalm lxviii. 19? tnaate van deze onöntbeerbare verëischtens gepaard met wat meer zedigheid in het voordragen van zijn eigen, en het afkeuren van anderer gevoelens, zou hem tot eenen goeden Uitlegger kunnen vormen. De grootfte mannen fchamen zich niet , dikwerf hunne onkunde te belijden, en hunne bijzondere gedachten zedig in bedenkin0- te geven; maar bij onzen Schrijver gaat alles maar kort af, op den toon der beflisfching. Schoon wij eerst voorgenomen hadden, den Lezer naa het Werkjen zelve te verwijzen , krijgen wij_ echter lust, om tot een ftaaltjen van des Autheurs wijze van uitleggen, hier af te fchrijven, het geen hij commentarieert over vs. iQb gij hebt de gevangenis gevangelijk gevoerd. Van der palm verllaat dit van krijgsgevangenen, die oudtijds in een plechtigen zegepraal den triumfwagen volgden. Gij zijt de hoogte CZion"; opgeftegen. Voerd gevangenen in uw triumf. Maar wat heeft hier de Burger v. v.? „ De volgen„ de uitdrukking (gij hebt de gevangenis gevangelijk ,, gevoerd) heeft hier meestal verleid. Die was veelal ook oorzaak, dat men den geheelen Pfalm van eene behaalH de overwinning verklaarde. " Hierop volgt eene opgave van de gedachten van haitsma en venema over dit vers, waar na hij dus voortgaat: ,, 'er itaat letterlijk : gij hebt gevangenen medegevoerd. Wat beteekent dit? ,, Hoe komt dat hier te pas? Zeer natuurlijk! Het een ,, verklaart hier het ander. Door weerfpannigen, waar van in het laatfte van dit vers gewag word ge„ maakt, worden hier de gevangenen kenbaar gemaakt. — gevangenen zijn hier ter plaatfe dan wederfpan- nigen, en dus menfchen, die niet mee wilden. Een „ weerfpannige word hier ter plaatfe een gevangene „ genoemd, om dat een gevangene , vooral in dien „ tijd tegen wil en dank moest voortgetrokken wor- „ den. — Dit nu was juist het geval met Israël. . „ God heeft dat volk even als gevangenen moeten „ medevoeren tegen wil en dank, eerst tegen wil en ,, dank uit iEgijpten brengen — toen alles moeten „ doen, dat zij niet terug keerden — verder alles ,, moeten aanwenden, dat zij over den Jordaan gin„ gen. — Zoo dra men Zinnebeelden bij Oosterfche Dichters erkent (en wie zal hiet aan twijfelen?) N s «1  *°8 J" CLAillsSK „ zal men de voorgeftelde verklaring aHer^envoudiw „vinden Deze is de zin: God trok IS " L 'Jr V°lTakt ah behande- „ len. Het was volmaakt., ah of hij gevangen mede „ deze verklaring door het volgende nog opgeueEd „ wordt, zal nader blijken." _ ö ^fsrlrf Verhandeling over den Heiligen Geest, door j. c £ a , j 5. terloo^i795. 183 ^. ^| " ^e^ert, bet b,ek<\m} wortien mijner Latijnfche Ver& Tl baildel'"S> 1 du? luiden 's Schrijvers w den ii de Inleiding Z), Jpiritu r^g ^ 1 e» ' „ eerfte gedeelte , voor ruim drie jaaren , onder vóór„ zitting mijns hooggeachten Leermeesters o. bonnet „ verdedigde, deed men mij de eer, om daar van eenê .„ Vertaling te begeeren. In dit verzoek vond ik n èt „ raadzaam te ftemmen: maar ik nam toen reeds voor " ^"A -en tezlghedcn zulks toelatende , iets in het „ Nederduitsch , over deze ftolFe uittegeven • waar iu „ naar de vatbaarheid der meeste menfchen , Vdus ook „ en vooral der ongelecrdcn,; zoo veel mooghjk, een„ vouwig en overtuigend, dc leer des Bijbels, ingaan. „ de dit aangelegen ftuk zou worden opgezocht, voor„ geteld, verklaard, en min opzetlijk, dan iiiffewik„ keld gehandhaafd; met dien verftande', da" ónkundi„ gen in de tegen werpingen onzer Partijen, daar door „ geene gelegenheid zouden bekomen, om zich te ver„ warren; en zij evenwel, die aan de betoogredenen „ van Andersdenkenden kennis bekomen hadden teven* „ genoegzaam andwoord op dezclven , en voldoenden „ grond zouden vinden , om in de aangenowene leer s, onzer kerke, te berusten." Ziet daar den voornamen aanleg van dit Werk Alle™ ennnert de Prediker nog, dat deze Verbande ii/voo ' aaamirjk ten betooge van 's Heiligen Geestes perfoonljk beftaan gericht is, terwijl hij het bewijs voordewalen eeuwige Godheid deszelven aan het Haagsen Geuootfcbap overlaat. Ook bepaalt hij zich bij dtplaatfe,des O. Verbond*, welke op dit ftuk anders van niet veiidg ge-  VERHANDELING OVER DEN HEILIGEN GEEST. If,9 gewigts mogen gerekend worden, niet, ,, als welken, hoe duidelijk ze ook anders voor die tijden, cn. voor!? al , door de bijgevoegde verklaringen der Profeeten " en Leviten, mogen geweest zijn , thans echter , om „ tot betoog te dienen, meer omhaal van geleerde ken-. „ nis zouden vorderen, dan ik in dit Stukje meende te mogen brengen." Ook zal men de bezwaaren der Tegendenkers niet opzetlijk voorgclteld en wederlegd, noch moeilijke en duistere plaatfen uit bet N. Verbond , ter bevestiging der Oud-Protestantfcbe leer, aangehaald en opgehelderd vinden. Alleen haalt de Schrijver, voor.des beeeerigen, eenige fehriften, door hem met voordeel gebeezigd, aan, zoo wel die tegen, als voor zijn gevoelen zijn. Na deze opgaaf van het plan des Schrijvers , willen wij nu zijne Verhandeling zelve wat nader befchouwen. Hij bepaalt eerst den ftaat des gefchils, welke volgends zijns bedunken op het onderzoek van deze vraag neêrkómt: „ verftaat de H. Schrift, (vooral die des N. ,, Verbonds,) door de woorden; „,, de Heilige „„ Geest, dc Geest Gods, en dcrgelijken"" — eenen „ Godlijken Pet-fan , of verftaat zij 'er eene Godlijke „ kracht, eigenfehap, werking door?" Na eenige aanmerkingen en nadere bepalingen gemaakt te hebben, zegt hij, en hier in zullen onze Lezers gcmaklijk toeftemmen; „wij mogen en moeten verwagten, omtrend ,, zulk een gewigtig leerltuk , ondubbelzinnige kund,, fchap in de Openbaring te zullen bekomen , en zijn ,, daarom verpligt, om naar flellige cn duidlijke gezeg,, den te zoeken, — deze, zo ver ons mogelijk is, in „ verband met anderen te brengen , en — uit het een „ en ander famengenomen , optemaken , wat de waare ,, leer van Gods woord zij." Ook merkt hij zeer wel op, dat wij niet hebben te onderzoeken , wat de leer van deze of geene plaats in het bijzonder, maar wat de doorgaande leer der H. Schrijvers zij. ,, Wij moeten," zegt hij , „ ftellige en duidlijke gezegden , hoe weinig „ dan ook, vinden, in welke zoodanige dingen van den Heiligen Geest gezegd worden , als ontegenzeglijke blijken, alleen in een' perfoon te kunnen vullen." Hier toe brengt hij de drie volgende fiukken. I. Dat door deze zegswijs: de Heilige Geest, iemand wordt aangeduid, van Vader en Zoon onderfcheiden. II. Dat Hij even zoo beftaa, als de Vader en de Zoon, dat N 4. is:  gens wien des ook aüte"2,2 t^Mi ~ J* zijne Apostelen. "tuands , en dan tot Wij zouden ons bellek ver te hn.>«« *; • ,. ' ons bij deze bewijzen C„I 1^ gaan» indien VVÜ ver daar uit afleidt , "„ het Lf^'^ de W den. Wij zullen daallm^ttïStl^T? 9*°* oP hij zich beroept, bijbrengen enftf,p,aatfen» "aar overige tot het Weit zelve vSzenden V°°r hct De voornaamfte bewijs - plaatfen u- il", 16, a6. XV: a6. XVI: 7. Hi^$SE >^ *W laatfte plaats hij in het btaSffi^S^ 19'* Welke ^fevSS-rll^ ^k^d^^S»? delijke, dan ^Affifj» 6» dlli' gen bij; waar na bii zich w,?™! 'J, V00r Z1->ne ftel]inin het'woord ^r^^ZX^ST^'i Walende bereekenisfen, ophoudt J S2dfs Verfchü" zich Pde Schrijver te&^^&ï^'™ °P woorden. 1 f «"icnrijven. Ziet hier zijne ».' Heilige Geest, die in het hart ni, • » ja.zelfs, « * S^^^fS80?^ „ wijze , »w« afs cen Gndht ;,f ; '/ 1 uIk eene „ (Rom.VIII: ii, ,2"! gR?? fc*** ?%W ,, JWf» fterfliike Jirh»,*,**. i ' 7- ^ en' „ *» worden (R^Sm^^^l «S*".** „ geest tot den mensch (Ref„. Vffi- xVS f "'"J^n „ Wij fc* de gdo^«\ £ ^*&t^*&+*l n doet  VERHANDELING OVER DEN HEILIGEN GEEST. ffiOl doet hun gebed dus van kracht en uitwerking zijn (Rom. VIIl: 26, Filipp. I: 19>) trouwens, Hij bidt, als 't ware, zelf voor hun, naar Gods wille, met dat !' gevolg, dat God zijne meening kent (Rom. VIII: 26, 27.) — Even gelijk onze Heer, is Hij een voorwerp !' van eedzwering'; zoo dat de Apostel, bij' Hem ook, „ betuigen kon: bij Christus! ik fpreek de waar„ beid, bij [den] Heiligen Geest ! ik liege niet , terwijl „ mijn geweten mij hier mede getuigenis geeft (Rom. , IX: 1. De Schrijver volgt hier eene andere verdeeling des tèksts, dan onze gewoone overzetting.) „ Is, ondertusfehen , zijne liefde den gelovigen zeer wcnlche„ lijk (Rom. XV: 30?) 't is door Hem ook, dat God 11 verbtrgene dingen aan de Apostelen, Profeeten en an„ deren openbaart (1 Kor. II: 10) 't geen des te beter „ gefchieden kan, daar hij zelf, ten naauwkeumgflen, „ het geen Gods is, naamlijk, zijne diepe en wijze be„ fluiten, kent en weet (1 Kor. II: 10, 11.) Hij is het ,, tevens , door wien men afgewasfehen , gereinigd en „ gerechtvaardigd wordt (1 Kor. VI: 11.) Schoon zijne werkingen en gaven veelvuldig en veelfoortig zijn, is „ Hij toch maar één Geest ( 1 Kor. XII: 4) even gelijk „ 'er flegts één Heer en één God is, hoewel 'er verfchei„ denheid van bedieningen en werkingen plaats hebbe ; en, gelijk dezen van eikanderen, zoo is Hij van beili den onderfcheiden; terwijl Hij echter, tevens met Hun „ opgeteld, naast hun geplaatst mag worden (1 Kor. „ XII: 4, 5, 6,j Zijne voorgenoemde gaven, zoo ge„ woone, als buitengewoone, in welker uitoefening de „ openbaring van het aanwezen en de kracht diens Geests „ beftaat, en welke tot het mest algemeen nut uitge„ deeld worden, geeft en werkt Hij ( 1 Kor. XII: 7 - 11) „ daar Hij dezelve, 'ge/ijkerwijs Hij wil, eenen ijgelij„ ken, in eene bijzondere , voor hem gefchikte, maate „ mededeelt (1 Kor. XII: ïïi) Zijne gunst is, als een j, allerbegeerlijkst voorrecht , even zoo zeer van hem „ aftebidden , als de genade van jesus , en de liefde „ van God , aan welker zijde Hij , in eenen rang met „ Hun, geplaatst wordt (2 Kor. XIlI:_i3.) Door Hem „ worden de gelovigen, in den inwciidigen mensch, fer„fterkt (Efez. III:"16,) door Hem worden zij, tot den „ dag der verlosftng, als met een Godlijk zegel, beves„ tigd en in bewaring gefield; maar kunnen Hem ook, „ die zoo liefderijk voor hun zorgt, door hun wangeN 5 » draSi  « dl*S» tot misnoegen wekken Pn *i„ i j " «^n wonder'naar' z „ n » de Christenheid, fielt Hij zelf de °P •? die ^ * 0*fc >bX'aS is het, » eene klaare wijze betuigd Lr' t°r JES<^s) al wijzen het noodig licht bh' ï? i ^VeJfc?ll,c,lde fPr<** wijs, welke hij daar in X d' i^f f5 kradu vai1 bkunnen bij dezelve niet ,tl' ƒ d£izeIve a*- Doch wilweggen w;jJ, dat de Bu g r c SvSi AReeJ hefteed, cn met eenen beda'-^n CeI VllJt tot dit werk Geest gefchrevcn heeft. 1- ' ^ i/" wfarheidzoekcnden tende overweeging, en wif hinn ,verdient eaoe oplet- fe* d- „ zijn, om goede, ^^^a^^ï'J-^I'ij „ lukzalile V^ZS^ ge" „ heid van eene algemeene alles bi, ?0k,de Waar" „ heerfchende, alles to her'dn! j bezi,elende en be- * de»de voorzieni^Lld^^reteri?/ S"Jtt* 4 in sxrKt s„r'' d;f-- '•Verheid2: aandringen dez'ertfljTd^ht zt ^Öf%°Pjh* leer aangrijpt, de den-d zeZJfTl ™ dat dle deze zijner broederen aaS • t?ï f U:°0st en de ru« nader aan he verSd en ï k dCZdVe ledigt en bevordert en bevestig"; " brengt f ook de '««fte Om  BE LEER DER GODLIJKE VOORZIENIGHEID. 203 Om te beter aan zijn oogmerk te beandwoordefi, oordeelde de Leeraar weidenbacii het noodig, om de gronden uit de Reden met de gronden uit den GeopenI baarden Godsdienst te verbinden, onder anderen, „om „ de naauwe en zekerheid gevende overëenltemming der „ waare openbaring met de waare reden , in het hel„ derde en heerlijkfte licht te Hellen." Wat dc wijze van voorftel, die in deze Leerredenen heerscht, betreft, „ dezelve zal," zegt hij, „ welligt „ aan veelen al te redeneerend, meer wijsgeerig , dan „ wel Bijbelsch of Christelijk , en voor_ eene groote „ meenigte te zwaar voorkomen. Het zij eens toege„ liaan , dat het laatfte waar zij , dan nog fchijnt dat „ voornaamlijk veroorzaakt te worden , doordien vee#e „ menfchen , bijzonder ook in de openlijke voordellini „ gen , niet meer gewoon aan een famenhangend den„ ken; even daarom , dikwijls met eene gemaklijkheid i „ behandeld worden, die hun welligt zeer aangenaam, ,, maar voorzeker in geenen deele nuttig is, door wel„ ke zij meenen gedicht te zijn , doch zeker niet wer„ kelijk gedicht worden," Wij gelooven deze beöordeeling van den Schrijver zeiven te kunnen onderfchrijven, i doch zijn tevens van meening, dat deze Leerredenen , zoo als dezelve thands het licht zien , met oneindig meer I vrucht zullen kunnen gelezen , dan gehoord worden. ; Men zal zeggen, deze aanmerking geldt ten aanzien van alle Leerredenen , in eenen zekeren zin , ja; doch dezelve is meer of min toepasfelijk, en men zal de nood; zaaklijkheid derzelver meer hier, dan wel elders, gevoe1 len. Soortgelijke Leerredenen , als deze voorhanden , mogen bij denkende en verdandige toehoorers aangenaam i en bevallig zijn, zij kunnen, naar onze meening, geen ; algemeen daadlijk nut dichten, het geen toch bet oog: merk van Leerredenen behoort te zijn. Daarenboven l denken wij, dat 'er tusfehen de Methode van eene groote ! meenigte van Schriftuurpltatfen, die dikwijls duister eu onverilaanbaar zijn , waar van de Schrijver Foorrede Bladz. 11 gewaagt , aantevoeren, en die van hem zeiven , nog wel eene gereede middenweg is, om met vrucht bewandeld te kunnen worden. — Voor het overige willen wij in dit opzicht gaarn aan elk zijne vrijheid laten, de verfchilleijde toeftand der Gemeenten, de bijzondere omdandigheden , welke in dezelve kunnen plaats heb» ben, enz, maken hier eene billijke uitzondering, — De  204 k. B. weidencach, de leer der godl. voorz. De volgende onderwerpen maken den inhoud van de Leerredenen dezes Eerften Deels uit. (i) Over de Godiijke Voorzienigheid en Regeering. Matth. VI: 24 — 54 (2) Over eenige tegenwerpingen tegen de leere der Godlijke Voorzienigheid, uit de zinlijke natuur. Dezelfde T/htA 5$) hrr Wdke (1f ^S^erpingen tegen de leere der Godlijke Voorzienigheid, uit de zichtbare en zinlijke natuur, verder worden overwogen. Dezelfde Tekst Ca) In welke de tegenwerpingen tegen de Voorzienigheid en Regeer mg van God, over de redelijke wezens , de menfchen, worden voorgefteld. Dezelfde Tekst. C5) O-er c>° Regeering van God over de zonden der menfaen. Dein. AXAUl: 4. v6) Over de Regeering van God over de zonden der menfchen. Rom. V: 18, 19. Voor elk derzelver pan korte en gepaste Vooraffpraken en Gebeden geliik er ook leerzame en nuttige Toepasfingen uit worden afgeleid. De Schrijver behandeld de zaken zelve in eene duidelijke en geleidelijke orde, zoo dat deze I eer redenen met veel nut en dichting kunnen gelezen wor den , en wij dezelve tot dat einde zeer gerust durven aanprijzen. In onze beoordeeling vau het volgerd Deel zullen wij eene proeve mededeelen. ——• Redevoering ten betooge, ^ jesus de Leeraar is van die Godsdienftige verlichting , welke thands in Europa doordringt. Uttgefproken in eene bijeenkomst van Vrije Christenen. Alöm te bekomen. 38 Bladz. In Octavo De prijs is f: - 6 - : T>e Uitfpreker van deze Redevoering draagt in dezelve aan zijne vrije Christenen veel voor, dat waar en niet waar, edel en niet edel is. Hij zegt hun veel en flaat echter ook veel over, dat noodwendig met betrekking tot zijn onderwerp gezegd had moeten worden. Aan het hoofd van dezelve is het getuigenis van jesus geplaatst, Joh. VIII: 12. Ik beu het licht der wereld, die mij volgt zal in de duisternis niet wandelen, maar_ het licht des levens hebben. . • Zijne Inleiding is eene gegronde aanmerking over de yoortreil.jkheid van jesus als Verlichter, boven de Profielen onder Israël en de Heidenfche Wijsgeeren. Zijne verdeeling geeft hij dus op: ik zal u den besten  RBDrv.tenbetooge, dat ie sus de teer aar IS , ENZ. 20f ten Leeraar jesus als den grooten Verlichter voorftelkn. _ vervolgencis aanwijzen, hoe bij het menschdom, van'tijd tot tijd, jesus heilvolle verrichtingen werden tegengewerkt - en dan een oog wenden naar de tegenwoordige tijden , in welken de glans der verlichting doordraait, en de uur gekomen is, dat de waare aanbidders den Vader aanbidden in geest en in waarheid, den Vader die uit de duisternis het licht doet dagen. - • Bij het eerfte Stuk ftelt de Redenaar van de verlichting door iesus ontftoken, het een en ander voor, het geen zeer gegrond is , en niet genoeg gezegt kan worden Tb stos beftreed de afgoderij, bat bijgeloof}J en het'wanbegrip der Volken , als of God gediend wierd van menfehenhanden als iets behoevende , en door offerhanden en pligtplegingen bevredigd kon worden. Hij ontdekte de bemirmenswaardigfte eigenlchappen van God , en predikte hem als den goedertierenen Vader der menfchen. Hij leerde waarheden die gefchikt waren , om Jooden en Heidenen en alle Volkeren te vereenigen. Hij ging de dwaaling te keer, als of de uitoefening van den Godsdienst aan tempels en bijzondere plaatfen zou verbonden wezen. Hij (telde de uiterlijke flaaffche plechtigheden van den Godsdienst als kleinigheden voor, en zijne voorfchriften liepen op derzelver geheele atlchalhng Uit. Eindelijk niemand heeft de leer der gelijkheid meer aangedrongen dan jesus. Wij ftemmen dit alles toe, als volkomen gegrond, maar kunnen niet voorbij het volgende hier bij aan te merken. Vooreerst de Redenaar fchijnt ons het fpoor zeer bcziide te zijn , wanneer hij de Godsdienstbegrippen der Jooden en der Heidenen over éénen kam fcheert, en dezelve beide als Volksdwalingen befchouwd wil hebben. Dus (telt hij het denkbeeld, dat de Jooden van hunnen jehova vormden, gelijk met het bekrompen denkbeeld der Heidenen aangaande hunne Befchermgoden. Wie intusfchen flegts de geloofwaardigheid van de boeken des Ouden Verbonds erkent , en in dezelve geen vreemdeling is, weet, dat jehova niet denkbeeldig, maar in de daad ten beste van het menschdom , om zeer wijze redenen eene bijzondere betrekking op de Joodfche Natie heeft aangenomen , en dat dus het denkbeeld der Tooden van hunnen jehova, hoe zeer door hun overdreven, en misbruilct, echter in de grond van de zaak waarachtig was, en met de valfche denkbeelden der Heide-  Sd(5 REDEVOERINO denen aangaande hunne Befcherm-rnden kan worden. _ Wij kunnen vergelekea onder anderen losivul™^™^11 R*de,laar de trapswijze voordgang der GodliS rn °1S ^jsheid ia zing aanbevelen. ö Godlijke openbaring ter Ie-' SS £d. °<* opzicht, tot het fnooie Lbzuct aaUoreven fkst?S> door „ t^benkoiBM^SS^^^ dat hu"ne „ üjk, onontbeerlijk was » enz dhCld oaver^- eenige (tukken £ om ren vo^rSatT0^'^136' de voornaamfte. Hij *>t beoordeelaar van in ftriM:^ Je"-? W?ar 10 gro»dbeginzelen en leerinrnn ltnJd5,met,ZIjne begrippen, voorgedragen worden zullen wy thands niet onderzoeken. -W vindt men!  Vn'RH. OVER HF.T NADEEL EENER NATÏON. CONV. 209 in dit opzicht een onpartijdigen beoordeelaar? - Hij is het, of met den Schrijver eens , oi hunne gevoelens Jopen uit .elkander. — Óffchoon wij dan voor eene Nationaale Conventie zijn, zullen wij het echter wagen, om over het voorhanden Gefehrift , onze gedachten aan het publiek mede te deelen, met zoo veel onpartijdigheid, als ons mooglijk is» Eerst zullen wij den inhoud opgeven. — De Schrijver van dit Stukjen, aanvanglijk voor de Nationaale Conventie geimporteerd, doch bij nadere overweeging van denkwijze veranderd zijnde, legt zijn oogmerk in de eerfte plaats aan den dag: om naamlijk het nadeehge vnn eene éénheid van beftuur, en eene daar uit voordvloeijende Nationaale Conventie, als regtftreeks ftrekkende, om eelie eeuwige en onherroeplijke famenfmelting van de Zeven Gewesten ten wege te brengen, zoo voor de Pfovintie Zeeland in 't bijzonder , als voor de verëenigde Gewesten in 't gemeen, aan te wijzen; tevens om de voordeelen van een verbeterd bondijenootfcbaplijk beftuur, aan te wijzen. — Ten dien einde geeft hij in de eerfte plaats, Bladz. 12 - 26, een gelcbiedkundig bericht, aangaande den oorfpronghjken ftaatkundigen ftaat van Zeeland op zich zelf, en met betrekking tot de overige Gewesten, benevens de veranderingen , welke hetzelve daar in van tijd tot tijd op de Unie van Utrecht heeft ondergaan, en den invloed , welken deze veranderingen op het geluk of ongeluk des Zeeuwfchen Volks gehad hebben. -- Dit bericht, volgends het welk Zeeland, vooral door de afzondering van Vlaanderen, de verëeniging met Holland en de vijf overige Provintiën, en het fluiten der Schelde^, zeer veel nadeelcn geleden heeft, en van tijd tot tijd verarmd is, leidt hem op een onderzoek, aangaande den aard en invloed van eene éénheid en ondeelbaarheid der Republiek, Bladz. 27. Voor dezelve pleit, (naar zijn oordeel) wel is waar, 1) dat door de éénheid vin beftuur alle afzonderlijke belangen der deelen, voor het welzijn van 't geheel wijken ; 2) dat daar door de onderfcheiden belangen der deelen yerëfTend worden ; 3) de raadsplegingen die levendigheid zullen verwerven, die tot heden toe aan dezelve ontbroken hebben; en 4) eindelijk de fchreeuwende en met den tegen woordigen Geest der Verlichting, onbeftaanbare ongelijkheid zal worden afgefchaft, die in het deelgeVAD. BIBL. VIU. DEEL. NO. 5. O llOOt-  210 VERHANDELING nootfchap der Unie plaats heeft. _ Hier te-en onder^ren, in de ,} Awxpmv fjSèxsixiJ/e npoc. ntti$i, xpof J3«0üAao« , Tov iar< twv xvccvtuv KpccmvTx VLCU Tupxvvov", welke ons in dit , anderszins bevallige Dichtfhikien altijd geltoten hebben, dus vertaald : UlcütftukJen »• „ Ad dominam Vates me legat Teïus ori Cominittens dextrx fcripta ferend'a Cux." Zoo ook Ode ca , alwaar hij in het begin den na-un van den jongeling B^Uoc met den Vrouwemiaan SB ra verwisfeit, zeggende iveil! Huc ades, et patulam fuccede, Neara, fub umbram, Men zal gelieven op te merken, dat hij in dc 29de' Ode den naam van Batujlhn gehouden fchijnt te hebben, om dat dezelve aldaar niets aanftootlijks heeft, als behe zende dit Vers mets anders , dan eene dichterlijke befchrijving van een fchoon jongeling ■ Ten belluite, vertrouwen wij, datliet den Lezer niet onaangenaam zal zijn , door de mededeeling van een paar proeven eenigermate in ftaat gefield te worden, om zelve over de behandeling te oordcelen , en hier toe Verkiezen wij: c a r m e n V. Est rofa flos Veneri, est flos quoque gratus Iaccho; Ut Venerera Baccho fas focinre rofarn. Frondibus in rofeis, age, vina bibamus, amici; Fiore rofae ornatus Het fcüphus ante dapes. Est rofa flos florutn; Divuaique hominumque voluptas Est rofa; veris honor delicajque rofa. Tempora amor rofeis rofeus fert ciiu^a corollis Quum Charitum la;tos gaudec adire choros. ' Candide Liber, ades; facraria pande canenti; Da mihi lijmphato pleftra fonora, Pater. Me laudes celebrare tuas, celebrare puellam Me ju vat, et pulchram me celebrare rofam, Dum-  PROEVE VAN HERDERS- EN VISSCHERSZANGEN. -.219 Dumque rofe per colla fluimt, comitante puelh,. Orgia per Paphios Bacchica ferre ctaoros. c a r we n XXXVI. Dum metitur Paphio rofa femiadaperta puello, Non vifa in digitum fpicula «Kit apis. Eiulat irqae fmum matris curreusque volansque Ostendit tumidaï vulnera dira maiuis. _ Ah! ££, exelamat, perii, et, perii, ingeminanuo, Matris opem pöscens., content aruculos. Conterit articulos, fingultibus incerrupta Vixque potest tales addere voca ionos_: Anguiculus pennatus, apem dixere coloni, En digitnm cauda virus habente ferit. Ouantula avis quantos potuk pepensfe dolores! — Mater adlwc ridens: Define, nate, qoen. Tantula avis tantos potuit pepensfe dolores? Quales jam , telis quos paris ïpfe, putas t Proeve van Herders- en jnfcherszangen benevens eenige Menselinzen. Te Haarlem , bij A. V°?SJ"' In gr. Oaavo. De prijs ts fl-io-: Deze bundel bevat de volgende Hukken: De aardbezie plukfter, de Duifjes, damon ewcLoe, dirk en trijntje, l-ijcidas en mënalkas, jacob n a e r eb out, lijsje, eambert melisz., ^ Oievaar, eellamij, en nog vier Mengelftukken, als: Riempjens binnen.-Amen! Op de Dochter van bickek het Paard, en Geestelijke ijver. Wat de Herders- en Visfcherszangen betreft, dezelve zijn over het geheel zeer gelukkig uitgevoerd, en verftrekken zoo wel het hart, als het verftand des Dichters, tot eere - men befpèurt bijkans.overal, dat de Natuur haaren zanger niet verlaten heeft in het woud, of op het ftrand , fchoon wij bet gezang eellamij daar onder met willen begrepen hebben , dewijl daar twee Visfchers m het gezicht van Vlisfingen , op het wasfen van t water wachtende , over den ZeeuwfcheU zanger beleamit fpreken, gelijk befchaafde lieden, daar over fpreken zouden; nauta zegt hier onder anderen : Zoo als mij onlangs iemand meldde, zelfs is ook' " bij de Duitfchen, die zoo fchaars onzen landaart " en vooral onze Dichters lof toezwaaijèn, en bij an" „ de-»  220 ' 1'r.öeve van „ dacht zou wezen om ril d,at die Stad be' „ door eenig uiterlijk teken recht te doen ? Pmnf ' „ diensten. Wii „ . wc"eniiju.e ver- zins te hóóg voor wn» ^rcïï.VOnden dC ™ai eeni^ «üffi die zeLe vSe^li^^ ^ j „ Heefc de dood uw hart getroffen Uit weMaadig medelij, * Om ten offer niet te (trekken, Van de drieste dweeperij." Welk eene opgeklaardheid betoont hipr v-r, Davusne loquatur moest men niet verbeten Meêr beviel ons het volgende Sf L TO „ . tot een proev' mededeelen: ' C WeIk W1J 11 LIJCIDAS en MENALKAS. (*_) ^ LIJCIDAS. n menalkas! goede jongeling' ik word ™„j Mijne voeten waggelen oufrrmlF' , ■? Ud' — I boom treede eni fifïTrX* f } * aIs lk 1U dezeri I $&g jCiÉEvfU'S zou Ij (*). ' Ucidas zit onder een hooffen hpnt .... z'jne zijde, bij het ondergaan der Zon! menalkas j  hekders" EN visscherszanoen. 221 tzou de avond van mijn leven ook nabij zijn... Maar, Maar ik een langen dag met vreugde en imert gearbeid heb, miiue zoonen, en onder die uwen vader, heb zien opgroeien en fterven, en ik niet meêr dan u van alkn heb over gehouden, daar ik allen, behalven u, die imij dierbaar zijn, overleefd heb, ben ik "iet bang voor Idieti vallenden avond. Men al Kas ! behalven u eu deze boom, zijn 'er nog maar twee dingen waar aan ik no* wat kleeve. Dat is mijn oude hond Phijlax en deze fluit.. - Gister avond voor het eerst, weigerden mijne beevende lippen het avondlied te fpelen, dat anders mijn dankbaar hart aan de Natuur toe* brengt.... De Natuur heeft mij nu toegeroepen: oud man! de fluit voegt u niet meêr in uwe beevende handen , en fluit niet meêr op uwe beevende lippen... me nalkas. Ach! ik zal dan nooit dat avondlied weder hooren. lijcidas. Neen, zoon van mijn zoon 1 of gij zult het zelve moeten fpelen. Daar hebt gij de fluit, die ik van englon in een zangftrijd gewonnen heb. ó! Zorg toch voor haar. Hang haar altijd zoo hoog op aan den wand , dat 'er geen kleine kinderen mede kunnen fpelen en haar misfchien befchadigen. men al kas. ■ ól Bewaar gij haar, zoo lang gij leeft... waarlijk*.. l ij c id a s. Ik zie traanen in uwe oogen, menalras! ó! dat is een teken, dat gij haar recht waardig zijt... maar ik wil haar u niet geveu... gij kunt haar verdienen... me nalkas. Waar meê? Waar meê? lijcidas. Met mij, die niet meêr zingen kan, een lied te zingen op de zon, die wij daar zoo fchoon zien ondergaan. m e n a l k a s. ót Dat is te weinig mijn beste vader! voor een zoo igroot gefchenk. lijcidas. Als ik immers dood ben, moet gij haar toch hebben... maar 'eer gij zingt... ik fprak u van mijnen hond • Phijiax. .. als ik niet meer ben, menalkas! ien- het beest zich-op mijn graf niet dood treurt ,  222 HOEVÏ VIh te dier omdï h^TS^^r? g.j mij voor hem te zorgen ? S*** sr** WA&Vss air, ssas Al Ti. , , " menalk.as. ö. Ik zal hem hef i-bb^ zoo * gij hem ]icf hebu daar ft£t de iamvin^we grootmoeder uitgegroeid, en dof geworden Sr f-'c , Z,J" breed eeuw geleden . r^iTf '? 1S ook cen halve baar..? daar ftaat ook mf" de/en boom trouw°"e ik die van uw oomen allen^ ^ ^°1ders n™ « heb ik 'er ook noo^der "zet S W ÜW 1,aam gefiieden... Gif zult i mm erf h-' u ' hlJ-ls no§ frisc« voor hij fterftvï^?^ ^ b°0m nlet t, . ■ ., me n a l k as. »e 'veZer,"hoe ^fL^tT" Zi>' *«* S * verhit n!;iL;fitnrvê''„.SC',ld h'b ' « menalkas. De ochtenddaauw vól rozengeuren Is verdweenen met den nevel, ' - Die in 't morgenbarend oost, Purpren ftraalen van zich fchoot. Lang verkoelde reeds de hitte Van de gloêode middagftraalen; 't Onweér, door dien gloed geteeld. Week voor d'adem van den wind, Zngtkens daalt de zon in 't westen ' Dankbaar ftaaren de akkerlieden, Door den dasgfchen arbeid moê Na den laatften gouden rand. ' Zoo zoo ftaaren dankbre grijsaarts, Van des levens arbeid moéde Na den laatften purperftraal - Van bun langen levensdag.  HERDERS- EN VISS CHE R S Z ANGEN. S23 En daar zij te vreden derven, Leggen zij hun handen zamen, Sluiten de oogen vriendlijk digt, En hun leven met deez' zucht: ó Natuur — de blijde morgen Met den drokken middag fmolten ]n den ftillen avond weg... Welkom zij de nacht, die volgt. liicidas hadt de handen zamen gelegd, de oogen geftootcn, en met ftamelende woorden zong hijs Welkom zij de nacht, die volgt. En met deze woorden in den mond, zeeg hij tegen den beuk aan, zuchtte - en ftierf in den arm van menalkas." . ... /, Het ftuk is geheel patriarchaal, en waardig, om onder de fchoone voorbeelden van het Herderdicht geplaatst te worden , in de uitmuntende Verhandeling over dat vak der Poëfie, door onzen beroemden iand. genoot kantelaar gefchreven i m Lenden s Dichti kundig Genootfchap allang bekroond, maar nog niet ; aan het publiek mede gedeeld. Wat de laatfte ftukjens aangaat , die agter deze zan■ Hen gevonden worden, zij zullen zeker hunne liefhebbers aantreffen, wenfchelijk zou het nogthans geweest zijn , als zij hier bij niet gegeven waren ; het Riempjens binnen , is eene fpotternij op de welfprekenheid van een' Prediker, die eene metaphore te fterk hadt doorgezet; het lied op de Dochter van b. beviel ons niet, om dat onze verwachting te veel gefpannen was door de voorbereiding, die het lied vooraf gaat, en de beide volgende vertellingen van het Paard, en de Geestelijke ijver, hebben alleen dat aartige, het welk ! in eene Anecdote van vier regels gezegd kon worden, ! daar het Paard aan de Kerk op een' Biddag na zijn vracht wachtende, den verzoendag der Jooden, de voorkeur geeft, daar hij op dezen dag nu moest werken, en toch niets te eeten kreeg; en de geestelijke, in het verketteren der vrije Duitfchers, den Doctor priestt e ij onder deze Natie op noemt. — Reis  #^8'j£ 2^ als'er, onzes inzienï 1 a h'er--5'ie eP0flue » 20° grOot geen bekend is , ei^he "is on^" MA°*"AANt zien, hoe groot'a^S^^S^M te ku»"en voor-' kundigheden , de we&7 J^ lê ™ezen zuIlen> in de ongeluk van 'veele vlS^ST bet, SeluI< of het 'de beginfelen van het S cn ^r"** begmnen zkh de gronddichting der Cl 1 te doen » » derzelver 9*lS£Sl^S'Sf de Botanijbaai ; in door cook ontdelt • en ; Ph El^nden der Zuidzee, westkust van Amer ka J Tor""ƒ ^ g» de Noord" ^ichriiving die ^ Zj^SS* ^ d' gele e^fSe^ef :i?ld£"' «*8?« Noordpool Wgfttón opleveren om l^T^1'^ voord" «^^uidlijkES va» het een voordbrengfel waarSn d, « S^"' bezitten toch « Kit Khooï vaciu e? rei,,"!"'' ^"n,if!e'' lucht, ta die kot.de to!ke„,To°r,le.ZSeft.^:',dd" vachten z n het om wpii™ L , , neelt; en deze met zoo vil drift b™ oTh ■ w^f 0nherbergzame oordeft landdreek de 50 gr. Noorderbreedte Nnn JL An,enkat van ze dieren alleen hunneTbattiS P '• W3ar in de' inwooners , diezich va f 'hfrl "T*6 ffienSch" koude bedienen te betalen hadden tegen de onbelemmerd voordreelden ™ V00r het overige derhalven van zelfs h .•■■meUW ontdekt » we^ fporing en de vl t deKnfSf V0°Trp van d& °* van  reis naar de noordwestkust van amerika. &2$ Van deze nieuwe vaart, zullen de namen der Kapiteins kanna , strange , m e a r e s , eerkeleij , portlock en oixon, altijd van groote vermaard* heid wezen. De twee laatften zijn de hoofden van den tegenwoordigen togt ; zij hadden beide cook op zijne laatfte reize vcrzelt , en waren dus lieden van ondervinding; zij voerden, de eerfte den Koning george; een fchip van 300 ton, ende laatfte de Koningin ciiarlotta» van 200 ton» Den 16 van Herfstmaand 1785 gingen zij, behoorlijk uitgerust, van Spithead onder zeil. Zij deeden Guern•feij, de Baai van Funchal en St. Jago even aan, en den 5 van Louwmaand 1786 waren zij in de Egmondsbaai^ op de Falklandfche eilanden , zij vonden hier nog eenige overgebleven Gewasfen en Varkens van de verlaten volkplanting; voorzagen zich van traan van Robben en Zeeleeuwen ; herftelden hunne fchepen, en ontmoetten aldaar eene floep, die behoorde tot twee Noord-Amerikaanfche fchepen , die op het Zwanen-eiland bezig waren, met het maken van traan van Zee-Olijfanten, waar van een der fchepen reeds 300 ton, en het ander half zoo veel binnen had. De fchepen vervolgden hunne reis , den 16 Januari] van de Falklands-eilanden. Zij zochten te vergeefsch het eiland Los Majos, dat de Spanjaarden 20 graaden Noorder breedte en 135 graaden lengte plaatfen , en den 2$ Mei waren zij aan Owhijhee, een der Zandwichfche eilanden , vermaard door den dood van cook. JSlen kent deze vruchtbare eilanden reeds genoeg, uit djfc berichten van cook en zijne Reisgenoten zelve - zij voorzagen 'er zich naar wensch en zetten hunne reis voord, en op den 19 van Hooimaand waren zij voor de Kust van Amerika , daar zij verbaasd werden , door het hooren van een kanonfehoot. Zij vonden hier eenige Rusfen, die met eenige Afiatifche Wilden, herwaards tot de Zee - Otter jagt gezon= den waren, en die hen waarfchuuwden, om tegen Inlan* ders wel op hunne hoede te wezen. Zij zelve vonden hen evenwel zoo kwaad niet, en werden door de Wilden verzocht, om. hen tegen dc Rusfen te helpen. Zij waren hier in den mond der Cooksrivier , en gingen van daar de Kust langs om dezelve te onderzoeken ett den pelterijhandel te drijven, tot in het laatst van O&ó* VAD. EIBL. Vlil, DEEL. NO. 5. P bef  226 Ui PORTLOCK EN G. DIXON her toen men naar zijnen wensch niet kunnende iWn om m Nootkaiouiid binnen te lopen naar 7 „ Jö u' fche eilanden te rug- keerc,e, en reeds den % Nowmber bereikten zij wederom Owhijhee. Aan deze iland i ver zorgden en voorzagen zij zich, Cn op den «AmiK rikaanfRulT T TS ^ wed^rotn °P è IneHkaanlcl e Kust , die zij alonnne doorzochten en wmr op zij zich zoo veel zij konden van pelter iün vomva affcheid van dezelve namen. st £ d^Pg,fLeelte rdf' is Zeer "^uwkeurig gelclireven. Geen kaap, geen baai, geen eiland eJn% vier wordt overgenagen. Alles wat toekomM £££ S1t ig6Onf^ ÏT! ka"' is naatuvfe r g opg teeltent. Ook belijdt de Schrijver, dat dc AarIrHKH™ dige ondervindingen van deze reiz gers SSokS Zijn, d,e om volkomenheid te verkrijgen f door nSwc ondervindingen van volgende Zeevarenden zunet" moeten worden aangevuld. Zulke opftellen mo«n eene o,l berekenbare waarde hebben , voor hun diel," kter t id deze ftreeken bezoeken, ze zijn voor den gemeenCÏ Lezer, die dit oogmerk niet heeft , van OtSSX nfct Wij zullen daarom alleen eenig algemeen bcr cht van neme," 1" dCSZeUS imV°°nerS Van °nze ^ge»>Sl De Noordwest Kust van Amerika, van de Cooksrivier totdeN0otkafound,_dat is van 6: tot S paadeÏNo^ der breedte is weinig bevolkt. Op zekere plaatfen had de kinderziekte fterfc gewoed , denkelijk derwaards Sbragt door Spanjaarden ; dus waren deze dammen noo- ' krachtig gedunt. Hun voornaamde voedfcl be™ at in visch, waar van de Kust grooten overvloed oplever " Z zijn zacht van aard en vertoonen hier en daar een tiek van groote gevoeligheid ; evenwel zijn zij over het «2 heel groote en gaauwe dieven, en van fommige tanen I had men reden om te vermoeden, dat zij menfchenëeters fre Lr f'ft Icvens^ijze kan men' zich niet voordellen dan de hunne, en hunne hutten zijn de jam- I inerlijkfk verblijven waar van men ooit gehoordVeeft Ook fch.juen .«ij gefchikt om na dat het belang of de anTr7teZtordmedebren^' Va" de eene plaats «* d anaere te worden overgebragt. lijkHzofrene-crnen,hie-- voo™am,ijk' of wel Win» eeniglijk zoekt, ,5 pelterij. Men vindt hier Rivier-Otters, Be-  ruis naar de noordwestkust van AMÈttlKA: 2<èf Bevers , Rakoons , Vosfeii , en vooral kostelijke ZeeOtters. De invvooners zijn gewoon zich hier mede té kleden of te dekken , maar doorgaands gereed genoeg , om dezelve voor Europeaanfche waaren van weinig waarde af te ftaan, en de Kapiteins portlock en dixon namen eene goede hoeveelheid mede; Het bijzonder oogmerk, dat men met het zoeken vart deze pelterijen, hier ter plaatfe bedoelt, is, om ze in China ter markt te brengen, daar dezelve bij uit Hek gewild zijn; om het geld dat zij opleveren, tot het aankoopen van thee te gebruiken, waar toe men dnders hard geld noodig heeft. Ook zijn de meeste Belanghebbers tot hier toe in deze onderneming wel gevaren. Evenwel is het geluk in den inkoop allen niet even gunrtig geweest; De voorraad van deze vellen is hier niet onüitputlijk. Wanneer een Kapitein het ongeluk heeft, dat eeu ander voor hem, 't geen 'er te krijgen was, heeft ingeoogst, dan fchiet 'er weinig .voor heni over, en hij moet een plaats opzoeken daar de omftandigheden hem gunftiger zijn. Van de Zaudwichfche eilanden , heeft men hier veel goede berichten, doch daar wij al meermalen daar van Voorbeelden hebben opgelevert, zullen wij onze Lezers dit maal liefst naar het Werk zelve, verwijzen; Volledige befchrijving van alle Konsten, Ambachieil i /landwerken, Fabrieken, Trafieken, derzelver Werkhuizen, Gereedschappen, enz. Twaalfde Stuk. Mei Plaaten. Te Dordrecht, bij A. Blusfé en Zoon * 1794. 64 Bladz. In gr. Oclavo. De prijs is fi -14- i W/ i'i hebben, bij de uitgave van voorige Stukken, »" dezes nuttigen Werks, reeds genoeg van deszelfs Voortreflijkheid gezegd, om thands niet weder op nieuw in den lof deszelven uit te weiden; Het Stuk, dat wij thands të beoordeelen hebben, bevat dê Plateelbakker of Delftsch Aardewerkmaker 5 waar vari de Burger gerrit paape ons eene naauwkeurige! befchrijving levert. ïii eene voorafgaande korte Inleiding tot dit Stuk 4 fpreekt de Schrijver over den tijd der uitvinding vixt dit Aardewerk in Nederland, over deszelfs fraaiheidj en het voordeel, 't welk de Stad Delft $ door ded P s bloei  ».8 VOLLED. toiïm. V. ALLE KONSTEN AMBACHTEN , ENZ. genoten?' «nen gerunnen tijd heeft fta^ïit dez?w^erzoo§ bS FiE^ thands bevindt. ,, Van de chcTdS P, ' l**?^ zich die 'er voorheen 'waren;^^£1'ÏSf,b»kW^ overgebleven, die mtcst ^ «fefg f« «£» dergang eigenden ftaat bevinden! L We„ rebenr H£ door deze vermindering, federt den!» ap ■ ' -dat ren, bij de vijfbonderl' taJSriSS» n SVaT van hunne kostwinningen verfteeken zi n geworden » ' aft ras »ra£ l^vew gelijksPorceleinen te maken^r^nderS^eSK waren, die zich in gunftjVer omlh H i a verkhe,dei1 vonden, gelijk als betere Werldbff■and^heden geplaatst kooper'daglionen, w r dote? „^"ft of hunne Kunstlokken, di^ beter in rLf^ k°?> "S^^JS f twaalf over het Aardewasfcheri et r!L l? handelt trapper, het derde over' de"Efe ^ ^«Jden Vormer, het vijfde over de eerfte Jfl r C den Vloerwerker, het zesde over £ c,-f]ing van zevende over de tweede afdeS , j>chl der, het ker, het agtfte over den OveLZ V,oerwer- I Zetten, het tiende over het LUen Teï elf/61' het het Tinaschbranden, en het tS LÏ , eI/deT over dikten, welke door de ^^^V^ vaSng^letth^ I djg, en daaröm in vijf Plaaten a^r h? Werk Sr"^ zijn maakt het ons onmooglijk iet i töZ^JZ^ tut hetzelve over te nemen Wi i «V I proeve Lezer naa het Werk zelve - } t" daaröm den ftoffe zal vinden o£ ;S£ V^Siï^ Wijl hetzelve den hartlijken wenschin bÏÏdoen',,teropwellen, dat toch eens den 7>? £™ waar  huishoudkundige stukken. 229 waar op onze diep vervallene Vaderlandfche KunstFabrieken in haaren ouden en voormaligen bloei heriteid worden! Huishoudkundige Stukken. Behelzende eene verzameling van allerhande waarnemingen , raadgevingen , ontdekkingen, uitvindingen van werktuigen en gereedfchap/len, betreklijk tot verfchillende konsten en wetenfchappen. Te Rotterdam , bij C. .van den Dries, 1796. 70 Bladz. In gr. Svo. De prijs is f :-io-: 1T\it Werkjen, dat geenszins in alle opzichten aan den Tijtel voldoet, vermits niets wegens uitvindingen van werktuigen en gereedfchappen , betreklijk tot verfchillende kunsten en wctenfchappen, daar in gevonden wordt, bevat dertig onderfcheidene (lukken, welke de Schrijver Huishoudkundige noemt; dan wij twijfelen zeer , of men die benaaming wel met recht op alle de Hukken, in dit Werkjen voorkomende, zal kunnen toepasfen. De onderfcheidenheid der voorwerpen, welke in dit Werkjen voorkomen, (lelt ons buiten ftaat eene bijzondere ontleding van hetzelve te geven. Wij zullen ons daaröm vergenoegen, met den Lezer tot eene proeve mede te deelen , de Waarnemingen van den Heere franklin, over de verfchillende uitwerkfelen der Zonneftraalen op de verfchillende Verwen, welke op Bladz. 7 gevonden wordt. „ Wandel Hechts een kwartier uurs in de hitte van „ de Zon, gedeeltelijk in het wit, en gedeeltelijk in ,, het zwart gekleed, leg vervolgens uwe hand beurr,, lings op beide die kleedij, en gij zult een aanmerk„ lijk onderfcheid vinden in den graad van warmte „ van beiden. Het zwart zal in het aanraaken warm, „ en het wit koel bevonden worden. " ,, Andere Proef. Neem een brandglas, en beproef of „ gij 'er een wit papier mede in brand kund krijgen, gif „ zult bevinden, dat dit zeer moeilijk is; maar laat „ het middenpunt van uw glas vallen op een Inkt„ vlak, of op gefchreeven of gedrukte letteren, en ,, aanltonds zal het papier op die plaats vuur vatten." ,, Eveneens ondervinden de Woliers en Vcrwers, „ dat een zwart Laken van dezelfde dikte als eeu p 3 5? wit, 1  S30 HUISHOUDKUNDIGE STUKKEN, „Vit, even nat en te gelijker tijd opgehangen, i„ " tr H°%Ved n-Chle,hjIT a«n ffi witte,'om " de,^oaneIlraale" hctzelve fchielijker verwannen „ Het zelfde is waar van het vuur, voor het welk „ men, zwarte kousfen aan hebbende, de hitte ras ,, fcher gewaar wordt, en het vel veel eerder fchriint „ dan wanneer men witte kousfen aan heeft. Het Bier „ wordt ook veel eer warm „, een zwarte kroes on l veren Eoef" ' ^ * "W ^ **» *P iFftJg StaaIboek *eb ik verfcheide ftaalen Laken " van al,erhande, kolewcn genomen, zwarte, purpere, „ hoog eu ligt blaauw, groen, geel, rood, wif en „ andere, en dezelve op eenen mor Jen, "dat de Zon" *1öff-V2ï dÈ fne.eUW §degd- ^a 'verloop va „ eenige uuren was het zwart, als het meest ver,, warmd zijnde geworden, zoo diep in de fhceu v „ gezonken dat de Zonneftraalen het niet meer ber" ! „ konden; het donker blaauw was bijna even zoo „ laag gezakt, en de anderen waren meer of minder H d'ep gezonken,.naar maate van de lichtheid of don- kerheid van de koleur; zijnde het wit boven op de „ inecuw blijven liggen, zonder in het allerminste -e- zakt te wezen." " ö 'h^fwr^f Proefne?mi»ge» "iet aan (want wat „ baat de Wijsbegeerte, indien zij niet op het een of „ ander nuttig gebruik wordt toegepast?) dat men in „warme lande,, en i„ de heete Zon/liever w te" „ dan zwarte kleederen moet draagen, om dat de laat,, de den invloed der Zonne meer doen ondervinden " f'1 °"? dat door de verhitting van het bloed ' „ kwaadaartige rotkoortfen ontftaan kunnen? Dat de „ Soldaaten en Matroozen, die in de Oost- en West„ indien in de zon moeten trekken en werken in 't wit behoorden gekleed te zijn? Dat .de Zomerhoc- " £5?'Jv° T°f>r de..ma""e" aI« voor dc vrouwen, I „ vvit behoorden te z,,n, om die hitte -af te keeren „ die zoo veel hoofdpijn verwekt, en lonni ds d e' „ doodhjke uitwerkfelen beeft , wélken mii, g » Fransch noemt un coup de Soleil? Dat echter dS " rZna?TCrï°ede". behoorde" gevoerd te zijï " ,,7„ ttT]f? die Van ünderen W* boven " ««'grond of 't water worden te rug gekaatst » — r u\ t aangezicht niet komen zouden? Dat een » wit-  PRIJSVEÜH. UITG. D. D. JIAATSCH. T. NUT V. 'T ALGEM. 231 „ witte papieren of linnen kalot, zoo als fommige „ mannen in den bol van een zwarten hoed draagen, „ niet zoo wel tegen de hitte beveiligt;, als zij doen zoude, indien zij boven op den bol geplaatst was? „ Dat de zwart geverwde latten muuren, in den dag ,, een genoegzaamen voorraad van warmte op doen ,, kunnen, om 'er een gedeelte van voor den nacht ,, te bewaaren, en daar door de vruchten ten minften eenigermaate tegen de vorst te beveiligen, of derzel- ver groei en rijpheid te bevorderen. Zonder nu van ,, andere overweegingen te fpreeken, die zich van tijd „ tot tijd van zelfs aan een opmerkzaamen geest zul- len voordoen." Het oogmerk, dat de Schrijver zich bij de uitgave vau dit Werkjen heeft voorgefteld, hebben wij niet kunnen ontdekken, dewijl vóór hetzelve geen Voorreden wordt gevonden , waar in de bedoelingen van den Samenfteller opengelegd en ontvouwd worden. ' Prijsverhandelingen, behelzende de verpllgtingen van eenen braven Huisvader en zulk eene Huismoeder, in 't ■ gemeen burgerlijk leven. Als mede aanwijzing der oorzaken van het weinige geluk in veele huisgezinnen. Uitgegeven door de Maatfchappij tot Nut van 't Algemeen. Te Amfteldam, bij H. Keijzer, enz. 1795. 184 Bladz. In Octavo. De prijs is f: - 7 - : De bovengenoemde Maatfchappij, bij aanhoudenheid tot verlichting en verbetèring haarer natuurgenoten 1 werkzaam ,levert in dit Stukjen twee door haar bekroonJ de Prijsverhandelingen , behelzende eene Korte fchets der ': verpligtingen van eenen braavsn Huisvader en zulk eene ' Huismoeder, in V gemeen. burgerlijk leven; benevens eene \aanwijzing der gemeene oorzaken, waar door in zoo veele i huishoudingen zoo weinig geluk plaats heeft. Elk gevoelt het belang dezer ftof, als mede het uitgebreide nut , het welk eene verftandige bearbeiding derzelve over het ! algemeen kan te weeg brengen. Wij zullen daarom wat breedvoeriger bij, dezelve Uil liaan, en derzelver.inhoud naauwkeurig opgeven; terwijl wij eene bedaarde lezing, j:onpartijdige overweeging, en ernftige aanprijzing derzel< ver, door allen, die in eenig burgerlijk of kerkelijk berwind gefteld zijn, aaubeve'eu; ten einde met dit GeP 4 fchrift  23* PRJJSVER HANDELINGEN Sé "fWS* W' »ader * de drie vol- ^ ië , ' DlLnSt de Schrijver onder anderpn />/„./.. de te. van den Apostel MTaw.7iS?m*^ zult btj knar woonen met verftand. Ziet hier 'hoe hï, dezelve uubreidt. „ De Apostel," ze* „ij w „ partijen uit waare en onvervalschte liefde Mchied „ varen ; indien de menfchen zelve hefteneer van „ aard, en „,et door eene zekere drift, lieeds tot ver« and?"nS ln.dcze of geene dingen, geneigd waren en indien eindelijk alle wereldfche'zaken f nkt fclvaHig van natuur, aan veele veranderingen en om. keer.ngen onderhevig waren. Doch nu , daar hei „ eerfte geva met altoos plaats heeft, en de twee laat V ttcn yoldrekt zeker, en bt^chm^^^Sl » aan het menfchelijk leven , is juist om d reden „ deze vermaning hoogstnoodzaaklijk : en in dé dai " Dat "ii d,n J , V u ar in ziJ gelchreven ftaat uat gij dan , waarde Huisvader ! BH uwe vrouwP ?, woont met verftand, fs eene les, zo^gieTnut! « US' dat ZIJ llI«s «nnder behelst dan echeq regel voor  u1tgeg. door de maatschappij tot nut v. 't alsem. 233 ' u, naar den welken gij u, indien gij uwen pligt wilt „ doen, hebt te fchikken. — Het is toch onmooglijk, „ om alle die mindere en meerdere gevallen, welke in uw huislijk leven, voorkomen, te befchrijven. Wat o-ebeurt 'er immers dikwijls niet veel, wat komen de " dingen niet vaak onverwagt voor: hoe onberekenbaar zijn° veeltijds de gevolgen van nietsbeduidende oor» " zaken? wat 'er dan ook gebeuren moge, woont bj „ uwe huisvrouwë met verltand, — gedenk in alle on> „ Handigheden dezes levens, dat gij verpligt zijt voor„ zigtiglijk met uwe huisvrouwë te handelen; wees toe„ gevend omtrent haar, verg haar nooit iets dat onrc,, delijk of onverftandig is. Komen u dingen voor, „ waar in u uwe driften fomtijds te verre van 't fpoor der reden zouden doen dwalen , wees dan op uwe ,, hoede, matig en bepaal dezelven, zo veel u moog„ lijk zij, door het denkbeeld, dat dok zij een mensch.. „ is, vatbaar voor verkeerde indrukfelcn; geleid baar, „ dan ten goede, door ecn verftandig gedrag ten haar. „ ren opzigte , raas noch tier niet tegen haar, dit is. ,, niet het werk van verftandige Huisvaders, maar veel eer van die onredelijke en laage fchepfels, die Hechts , hunne vrouwen tot de voldoening hunner dierlijke • driften, en voor hunne flavinnen houden, waar over \ zij naar welgevallen den meester fpeelen. Tevens is \\ ook het vloeken en raazen geen gefchikt middel ter ,, lraarer verbeetering , maar zoude veel eer , of eene „ volflagene mismoedigheid, of eene onverzetbare Bard» ,, nekkigheid veroorzaken. Wilt gij derhalven uwe hliis„ vrouwe waare liefde betoonen, zo volg ook in dit op„ zigt de vermaning aan u gegeven ; handel haar met „ zagtmoedigheid en toegevendheid ; immers de liefde. „ verdraagt en bedekt alle dingen. Wees niet de ftren5, ge heer en meester , maar de liefderijke cn vriende„ lijke wederhelft uwer huisvrouwë , maak u eerder „ door zagtheid en vriendelijkheid bemind , dan door „ geftrengheid gevreesd ; ftaa liever in onverfchillige, ,, dingen iets af van uw recht, indien deze afftand de „ liefde kan aankweeken of herftellen , dan dat gij zon„ der reden onverfchillig zoudt blijven , bij uw eigen „ zinlijkheden. In 't kort, en om alles in eens te zeg„ gen, woon bij uwe huisvrouwë met verftand." Gewigtig zijn ook de pligten, welke de Schrijver aan de Huismoeders voorfchriift , inzonderheid raden wij Pi de»  234 P R IJ S V E R H A N D E L I N G $ N „ mede te-kunnen bcmoeln? w5 rij dan den ï ^ „ van eene braave Huismoeder métrech Jjf * „ dan mv teder wicht van „ onder uw liefderijk toevoorzidit zih, • ïhet m ™2* w lijk , en heeft de goedertierene natuur < g' „ toegedeeld, ei, wat ik u bidden ma " , \ ° ,ZegCI? „ kinderen aan uwe eigene bors • Jaat l'en S tüdl „ de melk van eene gehuurde vrou we ÏSnKi „ Ujds ligchaamelijke of zedelijke gebreken " zui ':j 'ce' „ handel uwe kindèren zelve : reini- d f » *«* W* , vooral in hunne Sfte fcndStó ft CU « vcdur bij; geene vreemde, alis'! ftw gï 'VT »4 • \]- künt Hgen, kan het immer SfSlf * Ê2 »°«-«* liefde, zo zeer voegende bif %Z " i,,r,cvende wichten. f]oc meS li! ^ r . ' ; kven benomen, door het ove? re'4S ^ ."• lMte;i door een kind - eeneCf — • jrtclc meid, die 'er geen acht op gaf? Hoe SP OÓ* ongelukkig door ze in mSies , f « n lü A *»« M baten rijden, onder ^ » km O praatzieke meiden, die nier op ° „ peelen, of op hunne makkers letteden d™ nn a „ heve panden, die men aan hen 1Ï toe tro li „ Soortgelijke dingen, zo veel u mooglijk zifS"" „ komen, door eene geduurige zorge voor uil i-T ? " „ ren is fe*,^^^^2*^ „ ve Huismoeder, en kunt ziï ónnv a*a \ „ uw huisgezin,' 0f nZzfkeme ^^ „altoos zelve bij hen zijn, dat zekeliikS^ „ beste was; zieJ dan -S^aïï^A^g^ " rtVeT0UWt; Ia3t het eenc bedaardeirouwe S ~ „ die kinderen gewoon is en rhc i,», „ 1 Z1J">- korten tijd z§. ïïer^iS;^»" A dlt »» de wensch der kinderen zelft d, JTifJ 7 „ hen te koste gde-d znlr til i, „ ,, jd aan ö-Icoa > ZIUC g'J u met beklaagen; zij „ zijn  u1tgeg. door de maatschappij tot nut v. 't algem. 23 5 „ zijn u gegeeven , zorgt dus voor de ligchaamelijke !! opvoeding uwer kinderen." Uit de gezamenlijke pligten van eenen braaven Huisvader en zulk eene Huismoeder in het gemeen burgerlijk leven , verkiezen wij nanftonds de ifte §. Laat uwe huwelijkstrouw jlandvastig zijn. „ Heb. % „ u," zegt de Schrijver, „, waarde Huisvader en , Huismoeder! in de beide voorige Afdeelingen, teder u, afzonderlijk vermaand tot liefde jegens eikanderen, „ laat mij ü dan thans zeggen, dat ook uw beider pligt is , ftandvastige getrouwheid. Dit is in de daacUeen noodzaaklijk vercischte in het geluk van uw tiuisfelijk leven. Immers, hoe verkeerd gaat „ het Huishouden , wanneer men geduurig elkander „ verdenkt, berispt, tegenfpreekt , of ftrijdig tegen „ eikanderen handelt; daar men kijft en raast en tiert; „ daar men telkens fpreekt van fcheiden ot verhaten. Welk eenen nadeeligen invloed heeft dit op t gant„ fche Huisgezin! Uw pligt is lteeds, wat 'er ook ge„ beure, eikanderen getrouw te zijn. De baud des „ Huwelijks is, zonder den dood, onverbreekbaar, en „ zo naauw en tèêr gebonden, dat zelfs de heilige boe„ ken den Man en Vrouw befchrijven, als één vlecsch „ te zijn, en het hunne pligt is, liever, in geval van „ noodzaakelijkheid, hunne Vaders en Moeders, (an„ ders hunne naasten in den bloede) te verhaten, en „ eikanderen getrouw te zijn. Zulk eene wederkecrige „ vriendfchap en verbintenis , cn zodanig eene onder„ linge ftandvastige trouw, maakt het wezen van den „ echtenltaat uit:' hier door kunt gij met verëenigde „ krachten en het beste gevolg, uwe pligten in de „ betrekkingen, waar in gij als Huisvader en Huis„ moeder, gefteld zijt, waarnemen en volbrengen; „ terwijl gij, wanneer, ongelukkig, bet tegengeftelde „ bij u plaats heeft, nimmer met grond kunt hoopen, „ dat uwe pogingen, ten besten van uw gezin ^aan- ,, gewend, zullen gelukken. Waare en ftand- ,, vastige getrouwheid aan elkander, is de voornaam„ fte grondflag, waar op alle volgende pligten rusten." De Tvv^eede Verhandeling heeft ten Schrijver j. van ouwerkerk d.e vries, aan wien eene zilveren eerpenning is toegewezen. Hij verdeelt ook in 't algemeen dezelve in de boven genoemde twee hoofdzaken. Doch in de ontvouwing van de eerfte volgt hij deze orde,  2 7sr,uiTG*o'DmAATscH-T-Nü--'---. SKt V-^eo^^^d geeft, wat het , WWi* nis in de bare^g* ™^"?0**11 > 20 °P ^ch voorkomen. 2) Noemt hij fen . 26 bena*ingen hier grondig diene'n moet ™ r^JffJMP. «Ik? tot ei bouwd, en tot een richtfiioer «rei&n 1 antlere P»6*n gegeregeld moeten worden.7 *!*£j£*< > w«« naar dezelve die hier bedoeld worden. /„ bet eerL 1 r* J^fe^ ruimere beteekenis van de woordenPj de en«ere en In het tweede is de hoofl Jr , f'J" ***** opi —e Huisvaders en -•«jïï&S&'ï J*. dat W zen, deze: 2,y ^ZJZ^l "IC he moeten verlie. fin- — in het derde brengt h 2? T'forten; te weeten, tot dezulken verP^'«gen tot wéé de zulken, die zij 'a,s cEtéS 'in h Z'J ais ^Sch' « 'O* verrollen. Eerst van eenebnaven feA9# hebbeD « eene Huismoeder; hij breid deaX dan vau leerzame voorbeelden op. TcJ dl v- ' en heIdert « door vader als mensch, brengt hii L 1 j eenen braaven Huis- door Zijncn invloed naar de /nZJ/t a****»#ng, voeding der tfrA^L, * ' ze komen hoofdzaaklijk me dé evt Z M^-*»? de- over een. , J 0t even genoemde des Huisvaders In de ontwikkeling van de twwrl. k™n , wijzing der geineenl 00"zaken tJ,f ' °f in de aaf" gezinnen, zo weinig geluk pU«*h^rr .0r "? Z° veele huistot den grondflRg, "en ondeiSeidrf' i'*' J N fe-tt* geluk, dat daar Van vaSS £ f de 0 'rzakei) > die het zijn, in twee foorten , a; °" £™ ■»« gevolg moe 1'lk. b) Ongelukkige gevolge,. ™ wgf " t0t het Huwe' zels echter goed kunnfn n ^etfelve» daar de begin- drieërleij: Huwelijken zond ' "toefe 1-ende if2 ^ Huweli ken. enkel uit h"hZ toereikende broodwinning „ ruurlijke drift artZ^S^V^^1™' W™U gevolgen zijn; wantij Z3J?e oorzakentot ongelukkige ,^ onverfta dig teien iïkJL ^ÜMe ver. deeUge invloed MXfoéïffZ^fc ' "* -iver heefc ons zoo ^^^f^^ • ' 'ia  ZVCït. GFFCIUEDKMSEEN, VFBITALFN, FNVERTF.IX. 237 in haare waarde doen kennen, en wekken alle Huisvaders eu Huismoeders ten ernstigften op, zich.dezelve eigen te maken, en hun gedrag naar derzelver inhoud in te richten. 1 'Zedelijke Gefchiedenisfen , Verkalt* , en Vertellingen. Te 'j/7 rtosenbosch, bil de IVed. C A Vieweg en Zoon, 1795. 100 Bladz. In gr. OStavo. De prijs is f: - 18 • : Onder dezen tijtel worden hier een aantal Gefchiedenisfen, Verhalen en Vertellingen, waar onder ook laffe en zouteloze raadfelen, voorgedragen, welke-den Lezer tot eene aangename tijdkorting moeten verftrekken. Wij voor ons betuigen, dat, hoe zeer de flordigheid in taal, en fpelling ons reeds bij de eerfte lezing mishaagde , wij dit echter overgeftapt zouden hebben, zo wij eenigermate eenig wezenlijk nut van dit Werkjen hadden kunnen voorzien. Wij kunnen dnaröm ook niet verwachten, dat dit Werkjen de goedkeuring van denkende Lezers zal wegdragen; want hadt men zoo iets willen opdisfehen, 't welk den verftandigen man , in een ledig uurtje , tot eene aangename uitfpanning konde verftrekken, dan hadt men treffender voorbeelden , leerzamer onderrichtingen , en , in allen gevalle, geen beuzelachtige vertellingen behooren te verzamelen* ■dan hadt men zoodanige zaken moeten voordragen , welke leen onweêrftaanbaaren indruk op het menschlijk hart maken: Ndrich niets van dit alles hebben wij in dit Werkjen gevonden. 1 Met reden vrezen wij derhalven , dat de Samenfteller en Uitgever hun oogmerk niet zullen bereiken. Na'uur en Liefde, gevolgd naar den natuurmensen van miltenberg. Te Amfteldam, bij de Wed. J. Dól!, 1796. 36t Bladz. In gr. Oüavo. De prijs is f 2 -"14 - : Men heeft, met reden, de mooglijkheid, de waarfchijnlijkheid , ja zelfs de gemaklijkheid, voor eene eigenfehap, en 1 een voortreflijkheid van een goed verdichtfel aangezien, en aan fabelen en romans zijne goedkeuring geweigerd , naar mate zij van deze eigenfehap beroofd waren. Men zou deze hoedanigheid vooral verwachten , in een boek , waar van een natuurmensen de hoofdperfoon is; alles zou men verwachten moet hier natuur wezen; alles moet natuurlijk en geregeld afloopen: maar die dit Boek, in deze verwachting leest , zal zich hier in droevig bedrogen vinden. Den natuurmensch moet men niet leeren kennen, uit de hersfenfehimmige denkbeelden van een ïoinanfchrijver, maar uit de natuur zelve. Tusfehen de beide  233 RATUUIl ÉN UEFDEi de Poolen* vindt men natuurrfienfchen, van veele onderfcheidenë foorten , mar dat de omftandig heden hen op verfchillende wij! zen gewijzigd hebben. Onder dezen zoeke men het oorfproni. lijk, naar het welk men den natuurmensen fchilderr Maar dan zijn wij wel verzekert, dat men nergens op de wereld, eenen natuurmensen vinden zal, die naar william hillnet, den Held van dezen Roman, gelijkt; eenen natuur! mensch met zulk een fijn zedelijk gevóel, en me zu?k een volltrekte meesterfchap over zijne fterkue natuurdriften, zelfs in de gevaarlijke verzoekingen; wat heeft men toch voor,wan. neer men ons zulke onnatuurlijke wezens, wier mooglijkê aanhTtnVnlo^12 DatUUrI°«> voornatuurJenfcheiI ,1 ff* rtf*^ fa T°,ns eveh 200 onnatuurlijk voorgekomen, als de hooldperfoon. Het charafter van den Ouden iiillnet is vreeslijk overdreven ; dat van ma rij stik is even zoo onnatuurhjk als dat van william zelf; dat van fannij is wat meer naar de natuur geteekent, doch het heeft niet te min ziU jie groote onwaarfcJnjnlijkheden. Haar echtgenoot hussel moet, uit hoofde van de groote gemeenzaamheid, die hij will.am Diet zyne vrouw toelaat,ook na dat hem haare ongeoorloofde liefde tot den zeiven gebleken is, elk verfhndie mensch op zijn zagtst gelproken , voorkomen een zot te wezen Ook maakt zich william met de vrouwen , waar mede hij ver* keert , zoo verbazend gemeenzaam , en deze gemeenzaamheid wordt zoo levendig gefchilderd , dat men den jongman beide, en.de jonge dochter of vrouw, onder alle befchaafde lieden in zijne ziel verfoeien zoude , die het voorbeeld van dezen natnurmensch navolgen, of de navolging van het zelve aan zich verdragen wilde. Eindelijk komen de Indiaanfche paria en zijne dochter nahij da op het Toneel, van dit foort van lieden k?n men ons magng veel vertellen , en vau hun maken wat men wil, om dat wij ze niet van nabij kennen. Maar is het niet het avantuurlijke tot de grootfte hoogte gedreven , eenen rijken Engelsman , in een eenzame Indiaanfche hut, te laten trouwen met de dochter van eenen paria, die geteekent fchijnt, naar de idealen, die wij in de Idijllen van gessner vinden? Doch het is, zoo wij het wel hebben, den Schrijver eigenlijk om de morale van den paria te doen , eene morale zoo . verheven , als het chnrafter van zijnen natuurmensch , en dus regt gefchikt om den Godsdienst en de zedeleer der natuur boven allen anderen , op het krachtigst aan te prijzen. ' Dergelijke Romans zijn naar ons oordeel jammerlijke misge. boortens van het vernuft. Droevige bewijzen waar toe een mensch komt, wanneer hij de weg der natuur verlaat, en zich aan het geleide van geliefkoosde vooröordeelen overgeeft. Wij kunnen het niet helpen, wanneer wij meenen, uk de bloots  C. C. SPIES, HET PETERMANNEKEN. 259 te ondervinding, volkomen overtuigt te wezen, dat natuurmenfchen, in den ftaat waar in de naiuur thands is, bij veire zulke brave'en edele menfchen niet zijn, als w. hillnet wezen moet ; cn wij achten jonge lieden ongelukkig, die de mensch. rijke natuur , uit zulke fehriften moeten leeren kennen. Ook rekenen wij ons verpligt, te waarfchuuwen tegen de voorbeelden van verkeering tusfehen vrienden van de beide fexan, die zij hier vinden , en die wij naar onze zeden ten hoogften onvoeg. lijk en gevaarlijk vinden. Met een woord , die 'net hoofd van zijne kinderen, met hersfenfehimmen, met overdreven denkbeelden van liefde en vriendfchap, en onvoeglijke oefening van dezelve ; en voords met zorglijke dwaalingen en misvattingen begeert op te vullen, die geve hun dit boek. Het Petermanneken; eene Spookgefchiedcnis, uit de dertiende Eeuw , door c. c. spies. Twee Deelen. Uit het Hoogduitsch. Te Bergenöpzoom , bij van Riemsdijk en van Bronkhorst , 1705. 325 Bladz. In O&avo. De prijs is f2-:-: Eene waare Gefchiedenis van Ridder rurolf van wrsr ter burg, die door het algemeen volksgerucht misvormd is , heeft den grond tot den inhoud van dit boek gelegd. Hët leert de vreeslijke gevaren der wellust 5 de pligt en het vermogen van den Godsdienst, om daar tegen te vermaanen en te waarfchuuwen; de kracht van het geloof, om de verzoekingen regen te ftaan; het vermogen der fchaamte, om de deugd van jonge dochters in veiligheid te ftellen; de gevaren, om zich tegen alle deze krachtige behoedmiddelen te verzetten; en den fpoedigen overgang van kleiner tot grooter en allengs tot het allergrootfte kwaad. Dit alles is vervat, in eene wonderbare Spookhistorie, die evenwel zeer vernuftig is uitgedacht, en tot een bewijs verftrekt, dat haar Uitvinder een man van veel geest is. Hij fchrijft eenen zeer fraaiën ftijl , die zeer naïf is in het verhalen, cn krachtig en treffend in het fehilderen. Wij dachten onder het lezen van dit Boek, of het wel met redenen konde gebillijkt worden, dat men de lesfen der deugd en de vermaningen tegen de ondeugd, in zoodanige fpookhistoriën inkleedde? doch bij nader nadenken, verviel deze bedenking. Daar men thands zoo veel in den fmaak van den eenen of anderen tijd uit de middeleeuwen wil fchrijven , en daar dergelijke fehriften met graagheid fchijnen gelezen te worden, kan het zijne nuttigheid hebben, dat men pok in dezen vorm, afmaningen van het kwade en lesfen van deugd aan het lezend publiek in handen geeft. Misfchien kunnen ze van nut wezen, voor menfchen die ze in geen fehriften van eenen anderen vorm zoeken. De zoodanigen worden hier door dezelve verrascht, en die  =40 H6T „EST* K ƒ ND. „ „ T K,ND jes„sj dat men ze aa„ jonge kinderen b»„ /„ * V'" van dien aard . ken die wat meer fmn , ™^^™*"1 wet een Priester van den eenfgen§ w Ir „ ^d' Je Hemel en Aarde gefchapen heeft, melchisede had Gen. XIV: l8. Hij beweert, dat de kinderen vil dit oude Jerulalem de Christenen zullen worden en zich tot hem bekeeren, maar niet de kinderen van' 1 1 nieuwe Jerulalem het welk aan de Levitiiche w t o dervvorpep is. Deze aanmerking welke zoo uiten a^én gensterren.''°ege * V0°mad * dk °* ^vo " of^fïff-' LK:, 20' 21 ver£eI' met Rom. XI: o6 kJ^r f ■ J eene breedvoeriSe aanmerking mede, wel? ke der lezing en overweeging waardig is. Lindehjk befltiiten wij met zijne aanmerking bij Hoofd/} knï 1 r17', " DeVJijl hier niet va» dw JonilSn S kan gefprpken worden, alzo de inhoud van °het vofe fn h^\ $ tCAnke?en> "iet iü de kindsheid te fterven n he honderdfte jaar te fterven , wijnbergen te plan! ten, huizen te bouwen en te bevvoonen, zekerlijk tot dit leven hehoort: zoo kan ik dit ook niet in een eigenlijken zin opneemen, maar alleen van eene grootS verandering van alle dingen tot het betere. Deze wordt voorgefteld als of 'er eene andere Hemel en Aa d ï ren; eene Aarde .welke met een veel minder grond de menfchen voedde, ook wél overal andere gewaslfcn voortbragt gelijk de fabel van de gouden eeuw ben wil alles wat bij ons tegenwoordig uitlandsch is op alk plaatzen, een andere Hemel, helderder en Ichoo' ner dan de tegenwoordige. Geen dichter, ja geen redenaar , mooglijk geen levendig fchrijvende gefchiédSm' f" ZlChu °"t2ien' de*e «it^ukkinggvan ons Duitschland te gebruiken, wanneer hij de groote ver  A. buciianan, leerr. ov. eelangr. onderwerpen. 247 andering befchrijven moest, welke tegenwoordig niet enkel onze grond, maar ook de luchtftreek bekomen beeft. Hij zou zeggen , gelijk ons de Romeinen het oude, ruuwe, koude, vogtige Duitschland befchrijven, js het thans niet meer, Hemel en Aarde zijn nieuw." Leerredenen 'over belangrijke Onderwerpen, door allan buchanan , in zijn leven , Bedienaar van htt Euangelie te Inverkeithing in Schotland. Uit het Engelsch vertaald. Met een aanprijzend Voorbericht uitgegeven, door h. 11. vie'rvant. Predikant te Amfteldam. Vierde en laatfte Stukjen. Te Amfteldam , bij M. de Bruijn, 1795. 111 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f : - 16 - : Met dit Stukjen wordt deze bundel van Predikatiën beüoten. Het vervat in zich eene Leerreden over Joh. XX: 27,. 28; een over Jon. II: 4, over bet misbruik van'Gods langmoedigheid; een over Gen. XXXII: 26, en een over 2 Thesf. III: 1. Wij hebben in onze aankondiging van het eerfte Stukjen , van 'den fmaak waar in deze preêken zijn opgefteld, breeder gefproken. Dit laatfte Stukjen Itaat daar aan volkomen gelijk. Lieden die in dezen fmaak vallen, zullen dezelve met veel genoegen lezen. Zij munten in ernst, cn gemoedelijkheid boven anderen van deze foort verre uit, en daar heerscht in derzelver ftijl eene levendigheid en bevalligheid, die zeer inneemt. Zwei Predigten, am letzten Sonntage und am Sonntage Oculi des Jahrs 1795, üher die gewöhnliche Euangelifche Texte gehalten, und auf bejondre veranlasfung in Druck gegeben , von rudolph jSnisch, Ifochdeutfehem Prediger bei der Evang. Luth. Gemeine zit Amfteldam. Te Amfteldam, bij G. Daalwijk, 1796. Behalven het Voorbericht, 46 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f : - 5 - 8. De Eerw. jënisch befloot tot de uitgave dezer Leerredenen, om daar door de ongegronde geruchten, die na het houden der eerfte Redevoering ontfton- den, tegen te gaan betuigende hierom in de eerfte Q 4 Leer-  345 R' J S n , s c h geX^te &^^kf^^^ af_ ker overëenkomftig i wïïhdd ïonDfW**™en die geenen, welke üffi^Jiï. $¥üea-M,d^l oordeel!, de gelege beid ™£ hera hadden vcr- fchiddigingen tt Sï te £mSn ï ™ hunne bc" aanmerkingen uit m&S^StSS^1' Wkr hier over zouden moeten frll, jonden , zich kernen tegen de eerfte Lee^ede'n^eefr enkingcn> worden door den Burger ,T ?, hee? aangevoerd , ven, en zijn van ê^S^S^!^}^ wel uitdrukt, zeer eemaS?t„ JZO° als hiJ z^h den, het welk nijömct Je danT," beandw«°i-d worduidehjke proeven opkveiï, S bewiJsc> en dezelve kwaadwilligheid zijnefbSld^^" WW en de de^we«eSvoSgd,e ffd» fe P« ondienffig, de laatfte Vok door den DrT' heC met maken, om aan te toonpn X•• Druk gemeen te het begin ^S^SS^ va» gematigd, Christelijk en mensSevpnrf ? C' dat-1S' en tevens aan zijne-partij te doen SS?d h£WMSt ZI> ? zij zijne eerfte Leerreden ■»< , f ' oe ongeg''ond daar toch veel eeide £({ , ^ ^ ,befchouwde, en nogthans op deze «eS kon weet, gevallen zif" vfrfhr^ 200 ver hi' gave 'van de gehS Lt Tt^ ^ d£ZC Uit" gen in het vervolg n?et als eene hp! '9 wonnen te wezen f te" wilfen SbeïtgS.^ °^ De eerfte Leerredeii heeft tot tekst /l? r n: 33 - 4o. welke woorden de Red^i^f' °' fchnjft aantoonende, hoe de Jooden den Mpc/ °m" ongeduld verwachteden, en daar Ei. in Mesfias met van den nederigen iesus verfcheen V, " de" perloon verwierpen, fchoon ook anderen hem ', me£Ste" he,n deze weldaad een bS^^dtkb^rTf^" Va" ten. - Na gezegd te hriXr, a V . gebruik maak- denis derJ0o&denÖdieCva„bhbet me Sn!" verre men zich gedraan omtTenr apT ï™>vopr 2° gen,en dat meenig een°welK ted' Godl,Jke geerd, naderhand Lda"kba fwo'rd' ÏTJ1^ be" ongeluk misbruikt, zooneemt de £ " ^ tot 0,18 leiding om zijne Hoo^^^^^Jf' <* aa"" gehruik m Gods weldaden inte&^^Jl' Welk  ZWEI PREDIGTEN. 249 Welk onderwerp hij eerst in het algemeen behandelt, en naderhand meer bijzonder op zijne gemeente toepast. In het eerfte Deel zijner Redevoering merkt de Eerw. j. aan, dat men zich I. vooraf deze weldaden levendig behoort te erïnnereri en zoo wel van derzelver aantal, als waardij ecn recht denkbeeld moet zoeken te verkrijgen en tot dat einde vraagt hij zijne Hoorders , welk goed zij ontvingen; i) voor hunnen geest? als gelegenheden, om in de kermis van God en jesus christus toe te nemen, ftandvastigheid in verzoekingen, enz. 2) voor hun aardsch geluk? in 't huislijk leeven, burgerlijke gefteldheid, enz. II. Waar na de Leeraar onderzoek doet naar het gedrag zijner Hoorders en het gebruik daar van ; 1) of men dat als een gefchenk van Gods liefde erkende, dan wel als een vrucht zijner eigene wijsheid ? 2) of men het als onverdiend aanmerkte en zich dus tot dankbaarheid verpligt gevoelde, of als eene fchatting, clic ons toekwam? 3) of het liefde , vertrouwen en te vreden,heid in ons verwekt hadt ? In het tweede Deel overdenkt hij 1) de onafgebrokene gelegenheid tot den openbaren Godsdienst en het zeldzaam gebruik, dat fommigen daar van maakten; 2) het onwaardeerbaar gefchenk van Vrijheid en Gelijkheid, manr ook het misbruik van eenigen daaromtrent, welke de vrijheid in ongebondenheid, de gelijkheid in ondermijning van alle orde en noodige ondergefchiktheid meenden te beftaau ; die, ingenomen met de rechten van den mensch en burger, de pligten vergaten, en duizelig van eigenbelang en wraakgierigheid, tegen anders denkende die rechten zelve overtraden ; 3) het fchoon vooruitzicht, dat de vrijheid en gelijkheid geeft voor onze kinderen en nakomelingfchap ; de dvvaaze ontevredenheid 1 dier kortzichtigen , welke met de eerfte dagen der omwenteling den hoorn des overvloeds begeerdfen, cn van , gouden ftortregens droomden; al het welk befloten wordt : met een aanfpooring tot beter gedrag en oprechter dankbaarheid. De tweede Leerreden is over Eudng. Luc. C. XI: 14-28. De gelegenheid aangetoond hebbende , bij welke deze woorden gefproken wierden , handelt de Redenaar over de nadeelige gevolgen der on'èenigheid en tweedragt voor het geluk van een maatfchappij. Het eerfte Deel bepaalt, wat men hier door onëenigiQ 5 heid 249  R. jaMISXH, ZWEI PRjïDICTEN. beid en tweedraat verfl-nan mnot. NM | lviiëSBiSS!! r£fc,heide»^ onderfcheid der menfchen i« C "atuulilJk gevolg van liet ichap Jegens ïöcS®^«£»! ™ "ï ^ onderdrukking werkzaam ï ' » vervolging cn gefchiedenis van alle vodken ?r ?• 0 bJiJkens d< derland , dat d o ISS " ■ . « van ons VaMn M^S^^&h^^ b* $ loos werdt; a) overeenko,S , m^ daar het welzijn SPde"rfr M «ake ; welzijn faJSt&iJ^&-J3r^ bdhat ia & meenea nutte bii moer r verm°geD- ten alge- nadeel, dat tweedrJTen n^' f°,° blijkt hier uit h« Het T^l i S - n oneenigheden verwekken f*ï Snti'^V^' bedenken, dat het de eS „ t CrfteIIea ' als O te liet beste voor het bnd „ .W van een burger zij, nis zijn hS w t laadt^Sod^n^^^" «en zijnen medeburger a£ brol£ a1n rï ? gevve»" wien men op het naauwst vp -i nf^ • te Zlen » met zuchtige neigingen ! SV? nden 1S' 3) alle wraak, moedigheid fi£!5^^ verbannen en edeldwaalen kan , hoe ze r tln Zi dat «K* denken, oyerSl^S^h^^f3^ "ES gen geen dwang^nderE zi n n '".f daC "W* knopt, voorzichnV ,n ™ ö tV 7- 1 al,cs Wordt be- PI MS mctmeén\ 1 oUïgro°nUfkdd' VVaar' Lasteraars! befpaanuw" mïei ïW**1»*»* ftaal gewreeven wordt 17 ' w.?nt- hoe mcer het teren. ' des te Strijker-zal het fchit- ■JM Zie het p,aatjen i„ de Untaarn V0Qr ^ * ^ na-  T. v. loo, theophilus op het paaschi'eest. 2.$l name onderwerpen uit van de overdenkingen van theophilus op het Paaschfeest. Hij befchouwt dezelve uit verl'chillcnde oogpunten , die allen even belangrijk zijn. Hij fpreekt met vuur, leven en gevoel. Wie het waare Christendom bemint, zal in zijne overpeiniingen veel fmaak. en (lichting vinden. Met het zeilde genoegen , het welk zijne overdenkingen op het Kersfeest ons gegeven hebben, hebben wij ook deze gelezen. Wat den ftijl betreft, wij hebben deszelfs fchoonheden en gebreken opzetlijk en uitvoerig beoordeeld in onze Recenfie van theophilus op het Kersfeest, IK Dl Bladz. 58 , dus wij daar van thands niet fpreken. Liever willen wij het volgende ten proeve hier affchrijven: „ Mijn hart fmagt naar deugd. Wie zal het ftilleii? Ik heb zo veele kragten nodig om de hindernisfcii der deugd te overwinnen. Wie geeft mij die kragten? Dagelijks, ogenbliklijk gevoel ik, dat het willen wel bij mij is. Maar ach! het volbrengen! wie werkt dat in mij? Niet zelden word ik gewaar , dat verkeerde neigingen mijn verftand bedwelmen, mijn rede omkopen, en mij onderwerpen aan de zinnelijkheid. Wie belet dit? Wie herftelt de verbroke orde in mijne zielsvermogens? Het zijn de driften, die mij ellendig maken, die mijne levens vreugd vergallen , die mij dwaasheden doen bedrijven, over welke ik duizendmalen tranen van berouw ween, maar die ik met alle mijne tranen nie-t herroepen kan. Wie beteugelt dit geweld der driften ? 'Er zijn 1 talloze verzoekingen ten kwaade , die mij ogenbliklijk : vervolgen, die geduurig van gedaante verwisfelen. Wie 1 wapent mijn zwak , mijn weerloos hart met kragt om | ze tegen te ftaan, en te overwinnen? Ik neem zo dikj, wijls de beste voornemens. Maar ach ! zij zijn gelijk ! een damp , die een weinig tijds gezien word en dan ji verdwijnt. Wie zal mij kragt verleeuen om ze te vol] voeren? Duizendmaal val ik in ftrikken , die de zonde 1 ipant voor mijnen agtelozen of trotfehen voet. Ach! 1 daar leg ik dan , (trek kragtelozc handen uit naar hulp. i Wie zal mij helpen? Wie zal mij voor nieuwe ftruike| lingen bewaren ? Gaarn rfiögt ik voor dc eeuwigheid leven , aan mijne hooge beftemming beantwoorden , en 1 mijne natuur volmaken. Wie maakt mij zo wijs . zo \ goed, zo (terk, zo los vau de aarde, als ik zijn moet, om dit edel doelwit van mijn beftaan te bereiken?" „ De-  252 J- VS. LOO, THEOPHILUS OP HET PAA5CHFEE5T. i » Deze..vragen zijn zeer gewigtig. Ach ! wat word er van mij, van mijne deugd, van mijne gelukzaligheid ! indien ik op dezelve geen voldoeneud antwoord kan i vinden. - En waar zal ik dit vinden , indien gij nier zijt, Heere jesus! indien gij niet leeft, niet werkt — waar, bij welken wijzen op aarde, van vroeger of" later ' eeuwen, indien de dood nog magt over u heeft? V ,, Maar de dood heeft over u geen magt meer. Gij leeft! overwinnend zijt gij wedergekomen van den dood , \ en hebt leveiiskragtcn met u gebragt voor allen, die ze, behoeven. Gij leeft ! uw levendigmakende geest vernieuwt, verlicht, reinigt, verfterkt, en maakt zondaars ' gelijkvormig aan uw heerlijk beeld! Gij leeft! gij kunt ën wilt van alle befmettingen des vleefches en des geestes verlosfen, geheel heiligen, geheel volmaken, en uit zinnelijke menfchen, u eene gemeente vormen , die 011ftraffehjk, onberispelijk, zonder vlek of rimpel is! " „ ó Dat ik deze heerlijke voorftelling regt kon vatten, altoos levendig houden voor mijn geest! — Wanheer ik aan jesus denk , als aan den levendigen Heiland , dan voel ik mij fterk in den ftrijd tegen de zonde , dan heb ik lust tot deugd en vroomheid, dan wor- 1 den mij mijne pligten gemakkelijk , dan kan ik verzoekingen overwinnen, die mij anders doen bezwijken, dan heb ik moed, om iets te wagen voor de waarheid en de deugd, dan zwijgen mijne driften, dan hoor ik het f potten, het dreigen der wereld niet, dan ben ik voor den hemel werkzaam, dan vraag ik niet, wat en hoe zal ik het goede doen , maar ik doe het van zelf, ik doe alles gaarn en vaardig, — als deze gedachte in mij levendig -is , dan - ó ! met hoe veel vrolijk geloof kan ik dan bidden, danken, hopen! hoe vertrouvvlijk kan ik dan verwagten, jesus te zullen gelijk worden! hoe innig gevoel ik dan , dat het onnatuurlijk is , hem niet lief te hebben , voor hem iets te rug te houden! . hoe innig gevoel ik dan dat voor hem te leven op aarde, die voor mij leeft in den hemel, zaligheid is!" „ In deze gedagte ligt eene Godlijke kragt verborgen. Zal zij niet mijne eerfte gedagte des morgens, mijne laatfte gedagte des avonds, mijne hoofdgedagte zijn? Ik kan mijne vreugde niet verbergen , als ik mij- voorftel , hoe zalig ik dan zou zijn in mijn werken, in mijn genieten, in mijn lijden, in alles. Zalig in alles! eu dit  , r.t. wettengel , troostgr. bij de graested., enz. 253 [dit reeds op aarde , daar ik hem niet zie , maar alleen in hem °-eloof! — • wat zal het dan zijn, als ik hem zie, ■ gelijk hij is ! als ik aan hem volmaakt gelijk ben ! ''ó wat, wat zal het dan zijn!" ÏTroost-erenden bij de Graflieden van onze Geliefden , door Mr. f. t. wettengel, Vorjtelijke Hofprediker te Gre'itz'. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Dordrecht, bij F. 'Wanner. 199 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 4 - : Zijt gij, Lezer! in het treurig geval van eenen vader, 'eene moeder, echtgenote, een kind, broeder, zus? 'ter, of vriend door den dood verloren te hebben; heeft hun verlies u in diepen rouw gedompeld ; verlangt gij troost in uwe droefheid; verlangt gij om in ftille eenJzaamheid u met overpeinzingen bezig te houden, die (voor uwen toeftand gefchikt zijn, en uwe imarten kunnen leenigen; wel aan , neemt dan deze bladen voor u. Wij kunnen ze u veilig aanbevelen. In wettengel zult gij eenen Autheur vinden, die de kunst verltaat, om tot het hart van bedroefden te fpreken. Vreest niet de taal te zullen hooren van een man, die den taak op zich neemt, van bedroefden te troosten , zonder zelve droefheid te kennen , en wiens toon dus al aanftonds ten duidelijkften verraad, dat hij met rampen onbekend is. ó Neen! toen hij deze bladen fchreefj :ftortte hij traanen uit dezelfde oorzaak , die de uwen doet vloeien. „ Ontvlugt mij niet," fchrijft hij, „ gij weenenden ! Want ook ik weene. Zeker is voor eenen " bedroefden het gezicht van eenen vrolijken te fterk. " Ik ben insgelijks treurig. Ik lijde veel, ja mooglijk , veel meer dan gij. Ik kome niet uit het ruisfchend " gezelfchap der van vreugde dronkene weekelingen, — " niet van de bruiloft van gelukkige en vrolijke echt, genoten, — niet van de met lagchende ouderen om', ringde wieg des eerstgeborenen lievelings. Neen! ik ', kom van het fterfbed, van het pijnlijk fterfbed mij', ner, in den bloei van haar leven verflenste dierbare '„ wederhelft. Ach laat mij met u weenen ! Verzamelt l, eenige mijner traanen en 'klagten in uwen medelijden„ den'fchoot. Aan deelnemenden onze droefheid te L mogen klagen, is voor ons een zekere troost." Denkt  254 f. t. wettengel Denkt niet, dat gij hem uwe gevoeligheid veröordee. len, en eene moraal zu t hooren prediken , die onnatuurlijk en bovenmenfchel.jk s. - „ Wie kan," zegt bil, „ mve billijke traanen afkeuren ¥ - Het gevoel van ÜU ,, den en droefheid zijn te nauw aan eikanderen ver„ knogt , dan dat ze zouden kunnen gefcheiden wor„ den. Eene ontlasting van kommer is eene wezenlijke »» verllgl'»g en vermindering van denzelven. Wraakte „jesus de traanen wel van eene, achter de baare van „ haaren eenigen zoon weenende moeder? Neen hii „ droogde dezelve met zachte vaderlijke handen' van „ haare oogen. Hij immers weende zelve ook bij het „ graf van zijnen Vriend te Bethaniën. Zou hii dan „ met een ongtinffig oog nederzien op het uitftorten „ uwer weenende liefde?" _ Maar uwe droefheid te matigen, u bedaardheid in te boezemen, u tot een ftil berusten in den weg der Voorzienigheid op te leiden u vro uwe uitzichten te openen, uwe verliezen u nutti* tc maken , dat is het doel, dat hij zich voorftelt, en waar toe hij ons toefchijnt, gepaste middelen beproefd te hebben. — r Daar worden veele nieuwmodifche Vertroosters gevonden , die op eenen Romanesken toon een aantal ijdele troostgronden aan deugdzamen, en ondeugdzamer! voor. houden , die ons in de eeuwigheid ontzinken zouden, en van den waaren troost, die het Euangelie van christus aanwijst, zich fébamen te gewagen. In wettengel zult gij zoodanig een niet aantreffen. Gij zult een man hooren fpreken, wiens ziel geheel doordrongen is met eene diepe hoogachting voor , en eene warme opgenomenheid met onzen Zaligmaker jesus christus, en die zijne troostredenen grond op de verlosfing , door hem aangebragt, en de heerlijke beloften , de hij aan zijne-waare verëerers heeft toegezegd - „ Wie wel gemoed en zalig wil flerven," zegt hij'onder anderen, die moet volgends de onloochenbaarfle en „ onveranderlijkfte grondltelling van de H. Schrift, gc„ grond op den waaien Godsdienst van christus „ vol van berouw en leedwezen inzien, dat hij, over„ gelaten aan zich zclven , veel te zondig en te ftraf„ baar voor God zij, dan dat hij met hem in eene na„ dere vercemging zou komen, zijne oogmerken bevor„ deren, en in het ongeftoorde genot van waare geluk„ zaligheid voortleven kunnen ; die moet geloven, dat » je-  trogstg. bij de grafsteden van onze geliefden. Ofö jesus christus, de eeniggeboren Zoon van God, „ door zijn allerheiligst leven , en door zijn vrijwillig „ en plaatsbekledend lijden en dood, hem van de ftrar„ fe zijner zonden bevrijd, en een recht tot den hemel „ verworven hebbe ;' die moet , aangefpoord door dit „ hem bezielend geloof aan de verzoening van jesus — dc grootllc van alle de Godlijke weldaden ! —" zijnen God liefhebben , hem uit liefde gehoorzaam i zijn, en met eene oprechte naarftigbeid zich bevleiH tigen, onder den krachtdadigen bijftand van zijnen „ geest, te tragten, zo veel in zijn vermogen is, deugd„ zaam en vroom te leven." • Dé troostgronden , die gij bij hem duidelijk ontwikkeld, en krachtig aangedrongen zult vinden, zijn de navolgende: God, die ons onze geliefden gaf, ontnam ons dezelve weder. Hun graf is een bron van zegeningen voor ons en voor anderen. Wij hebben hen niet verloren. Zij zijn alle lijden ontvveeken. Zij leven. • '■ Verre meer dan wij kunnen zij thands God verheerlijken. ■'■>' Hun lichaam fluimert de vrolijkfte opftanding te gemoete. Welhaast zien wij eikanderen weder. Wat de Vertaaling aangaat, wij vertrouwen, dat de Vertaaler zelve, bij eene naauwkeurige nalezing, de in het ooglopende fouten tegen het Neêrduitsch , die daar in voorkomen, zoo zeer zal opmerken, dat het niet noodig zijn zal, dezelve hem aantewijzen. — Ontwerp, hoedaanig der Bataaven één en onverdeeld Gemeenebest beftuur, langs Grondbeginfelen van de Rechten der Menschheid, Vrijheid, Gelijkheid en Broederfchap, dient ingericht te zijn. Door c. ztllesen. Te Leijden , bij L. Herdingh en D. du .Mortier, 1795. Met een Aanhangzel, door den Autheur daar agter gevoegd, te famen 96 Bladz. In gr. OBavo. De prijs is f: - 16 - : De Burger zillesen, na op de twee-en-twintig eerfte Bladz. de noodzaaklijkheid eener Nationaale Con-  Z56 C. ZILLESEN Conventie betoogd , en op eenige bezwaaren en tegenwerpingen geandwoord te hebben , geeft VervóT SnS.S o6?: inh°Ud dCZe ^«^.Verhandeling Bladz. „ Om deze ftofFe ordelijk te behandelen, zoo zal ik „ omtrent het ontwerp der Conftitutie mij bepaalen „ tot de navolgende zaaken: " ^«uucn ,, i. Hoe zal men, om eene geregelde Volksrepre„ fentatie te hebben, het getal der Committenten 7n „ de gewesten, het Landfchap Drenthe en de Gene„ rahteit opneemen?" » 2- £je opneeming daar zijnde, hoe verdeeld?" „ 3- Wie zullen ltemgeregtigden zijn? Hoe en waar' » die °P te roepen? Op wat manier zal men hunne „ Hemmen tot kiezers op neemen, om alle cabaleerine „ voor te komen?" 118 "4- Hoe zullen de kiezers de volksreprefentanten „ verkiezen?" r 1 " i' Wk'óc kennisgeeving van de verkiezing der * „ volksreprefentanten zullen doen ? Zijn de votksre„ prefentanten verphgt dien post aan te neemen of „met? Hoe veel zielen zullen zij reprefenteeren « „ Waar hunne zitting neemen ? Wat declaratoir zul„ len de volksreprefentanten , voor zij geïnftalleerd „ worden, moeten tekenen? Onder wien zal dat de,, claratoir berustende moeten blijven? Voor hoe lang „ dienen de reprefentanten te regeeren ? Zullen zij al„ len tegelijk of bij gedeeltens, hun tijd verftree„ ken zijnde, afgaan? Hoe lange zullen zij, afgegaan „zijnde, moeten, ftil zitten, om wederom verkies„ baar te weezen ? In welke noodige Collegiën of „ Commisfien zullen de volksreprefentanten zich ver„ deelen Wie zullen de grondwetten van den Staat „ concipieeren ? Hoedanig de toeftemming des volks „ daar op in te neemen, en op wat manier die te ar., resteeren?" „ Al het geene de Conftitutie betreft, opge<^ee„ ven hebbende , zal ik vervolgends hét ftttk &der „ belastingen behandelen, langs zulke grondregelen, „ als best gefchikt zijn tot algemeen geluk des volks„ en eindelijk de binnen- en buitenlandfche Staats„ belangens der Republiek overvvecgen, hoe alle over„ heerlchend gezag geweerd en de hoogstmooglijke „ welvaart des volks bevorderd kan worden." Dat  ontwerp van een oemeenebest bestuur, 2$? Dat de opgegeven poincten flegts fchetswijze en al* thans niet allen even grondig in dit ftuk behandeld kunnen zijn , zal een ieder van zelve begrijpen, die derzelver gewigt met het beftek waar in zij bepaald zijn, vergelijkt. Dat 'er nogthans veel goeds en lezenswaardigs in deze verhandeling voorkomt, durven wij den Lezer verzekeren , waarom wij dezelve ook den minkundigen onder onze Landgenoten ter hernaaide lezing en overweeging aanprijzen, ons vastelijk verzekerd houdende, dat zij bij het beoordeelen der Coiiftitutie , die thands door de Nationaale Conventie ftaat ontworpen te worden, het voordeel eener voorgaande bedaarde lezing van dit en foortgelijke flukKen ten duidelijklten zullen ontwaar worden. Verre zijn wij 'er ondertusfehen van af, om hier I door te willen fchijnen aan alle de bijzondere deelen daar van,het zegel onzer goedkeurende bekrachtiging te hangen. In tegendeel hebben wij meenig bewijs van den Schrijver te zwak, en meenige Helling te gewaagd .gevonden, om den toets der wikkende reden en bedreeven Staatkunde te kunnen uithouden. In zijn plan van belasting wil hij, bij voorbeeld, ', Art. 12, dat „ voor ieder Hoed Luikfche, Engelfche „ of andere fleenkoolen, ter particuliere confumtie ge* „ bruikt wordende, zal betaald worden, 5 Guldens." . —— en, in eene aanteekening daar onder, zegt bij: ,,, Deze belasting is, om dat het een vreemd product is." Wij voor ons hebben altijd in de meening verkeerd, dat, wanneer men fprak van het belasten van buiten-» landfche producten, zulks te verftaan ware van producten van buitenlandfche Fabrieken, of wel van zulke ; grondproduéten, welke ons land zelve in overvloed oplevert, maar geenszins van zoodanige grondproduften, welke in ons land in het geheel niet vallen, gelijk de fleenkoolen; die tevens van het uiterlle nut, en fchier onontbeerlijk voor ons zijn, om de brandfloflën in ons Vaderland te bezuinigen en derzelver, van tijd tot tijd 1 noodwendig toenemende fchaarsheid te gemoet te konmen. Het voordeel, dat deze belasting aan de landsI kasfe zou aanbrengen zou geenszins het nadeel opwee;gen, dat het algemeen (wiens welzijn toch de hoogfie wet moet zijn) en vooral de minvermoogende clasfen van daglooners en arbeidslieden daar bij zoude lijden, daar dezelve Hrekken zou, om de inlandfche brandjtofvad. bicl.viii.deel.no. 6. R, fen  258 POLITIEK BELANGEOEK fen naar evenredigheid in prijs te doen (tijgeren, Waar door de eigenaars der bosfchen en veenen verrijkt , maar de burgers in het algemeen gedrukt zouden worden. Het geen hij, Bladz. 68 en volgende, zegt van de Gildens, zijn meestal zwarigheden en bedenkingen, die door veel grooter tegenzwarigheden en tegenbedenkingen gedrukt worden. Die over dit onderwerp iets bondigs verkiest te lezen , verwijzen wij , daar de aard en bepaaling van dit Maandwerk ons niet toelaat, de fchijngronden van den Burger zilleskn te wederleggen en te ontzenuwen , naa eene Verhandeling van den Burger h. hoogers, over het behouden der Ambten en Gilden in de Stad Nijmegen, aldaar in het Genootfchap voorbeelden trekken , voorgelezen en voor rekening van hetzelve gedrukt. Politiek belang boek voor dit provifioneel tijdperk, gewigtig thands, gedenkwaardig hier na. Te Amfteldam, bij J. R. Poster, 1795. Behalven het Voorwerk, 192 Bladz. In OStAvo. De prijs is f 1 - 5 - : De Schrijver, die zich op het tijtelblad doet kennen als „ den Autheur vau het Vaderlandsch A , B , ,, Boek 1781 — het politiek Zakboek 17S2 — van de „ burger en huismans Belangboekjens der jaaren 1789 ,, en 1790." Is geen voorftander van het ftelfel der een en onverdeelbaarheid van ons Republikeinsch Staatsgebouw. — Hij tracht daarom de meest mooglijke voordeelen der voorige Staatsgefteldheid (voorbehoudens evenwel die verbeteringen, welke het verloop der tijden en de verandering van omftandigheden noodzaaklijk maken , en herftel der van tijd tot tijd in onze oorfpronglijke Staatsgefteldheid ingeflopen gebreken en misbruiken) uit de Vaderlandfche gefchiedenisfen, van de vroegfte tijden onzer Republiek af, op te fpooren en in het licht te ftellen, en zijne voorltellingen te ffaaven met het oordeel van veele groote mannen over het deugdzame der Unie van Utrecht, waar omtrent hii ich vooral beroept op de uitfpraak van p. paulus, ra deszelfs verklaring der Unie herroepende het mingunftig oordeel , dat hij daar over te vooren geveld hadt — en daarentegen het bedenklijke en gevaarlijke en de groote onzeker-  voor dit provisioneel tijdperk. 259 keiheid der gevolgen eener geheele herftichting van ons Staatsgebouw te doen zien ; voornaamlijk met betrek-, king tot de burgerlijke Vrijheid. „ Zekerlijk" zegt hij onder anderen Bladz. 181, „ heelt men (onder het te,, genwoordig provifioneel beftuur) veranderingen ge„ maakt, die ontwijfelbaar goed zijn, ten minften ver„ icheiden; en zoo zijn 'er nog meer goede te maken. ,, Doch onze Republiek fchijnt nu nog daarenboven , „ zelfs in haare karakteristiek/ie Republikeinfche eigen,, fchap, eene geheele herftichting te zullen moeten ondergaan, eu wel in die zoo bijzondere origineele ei,, genfchap , welke altijd gehouden wierdt voor den „ voornaamflen en natuurlijkften waarborg der burger,, lijke Vrijheid." — „ En dezen waarborg" zegt hij even te vooren „ begrepen onze Voorouders, dat zoo „ nabij iederen burger moest rejideeren , als mooglijk; „ ja, dat ieder burger het houvast zijner Vrijheid altijd ,, als thuis onder zijn oog en bereik moest hebben. " — Voor deze burgerlijke , indiridueele Vrijheid nu oordeelt onze Schrijver dat die diStatoriaale magt , welke aan de Franfche Conventie opgedragen geweest is , en welke men bij ons , in navolging daar van , mede aan de onze fchijnt te willen opdragen , gevaarlijk is , zoo zeer dezelve ook anderszins , door die verëeniging van alle magten en vermogens der Republiek in één middenpunt, allergefchiktst is, om onze nationaale oniifhanglijkheid van buiten te verzekeren. Wij laten ■ de beoordeeling van 's Mans (tellingen en gronden aan den deskundigen Lezer over , en zullen ons vergenoegen met nog iets aangaande bet beloop, den ftijl en de fchrijfwijze van dit ftuk te zeggen. Het eerfte gedeelte bevat eene befchouwing van de drie provifioneele tijdperken dezer Republiek, waar van f het eerfte geduurd hebbe van 1572, toen, kort na het innemen van den Briel, de eerfte vrije Staatsvergadering van Holland te Dordrecht gehouden wierdt, tot 1584 — geduurende hetzelve wierdt onder anderen „ eene lee,, ning of geldheffiug gedaan , niet flegts van pennin„ gen, maar ook van ongemunt zilver, goud en juwee- ! ,, len, enz." • De tweede provifioneele Regeering wordt door den Schrijver gerekend een aanvang genomen te hebben met het jaar 1584 en geloopen te^hebben tot 1590 ; zij was de eerfte Republikeinfche daar toen alle eenhoofdigheid met den dood van anjou eu wilR 2 lem  S6ö polit. uelangb. voor. dit provision. tijdperk. lem den I., en tevens het voornemen, om een nieuw opperhoofd aan te nemen , ophieldt. Na eene fchetswijze opgave van de voornaamfte kenmerkende gebeurenisfen onder die twee eerfte Provifioneele Rederingen gaat hij over tot de tegenswoordige derde , begonnen zijnde met het laatst van Januari) 1795. _ „ Zii is" zegt hij ,, in voorbereidende oorzaken , in oogmerk en „ M bedrijven van de twee voorgaande ten eenenmaale h ondericheiden." - Deze oorzaken, oogmerken en bedrijven, benevens de wettigheid der laatften, op te fpeuren , te onderzoeken , met die der twee voorige Provifioneele Regeeringen te vergelijken en te beoordeelen; dit één en ander maakt de bezigheid van den Schrijver in het overige van dit eerfte gedeelte van zijn Politiek Belangboek uit. In het tweede gedeelte , getijteld: Faderlandsch ProMemona kom: hij eerst nader en meer bepaald tot zijn oogmerk, boven bij den aanvang dezer Recenfie aangewezen. & De ftijl van dit Stuk is, over het geheel genomen, draaglijk, fomtijds ftroef en ftootende, zelden bevallig — de Schrijver laat , wij erkennen het, eene groote belezenheid in de gefchiedenisfen des Vaderlands blijken en fchijnt met veele Staatkundige gebeurenisfen, vooral van de laatstvcrloopen jaaren, zeer van nabij bekend te zijn — maar, behalven dat hij zich op deze zijne kunde vrij veel laat voorftaan, en doet zien, dat hij eene goede dofts fchnjverlijke eigenliefde bezit, , is zijne wijze van voordragt zoo kort, afgebroken , en veeltijds zoodanig met het kleed van geheimzinnigheid omzwachteld, dat hij niet voor het algemeen, maar alleen voor de zoodanigen fchijnt gefchreven te hebben , die even als bij met de bijzonderfte omftandigheden en Staatkundige betrekkingen onzes Vaderlands bekend zijn. Redevoering over de waare kracht van den Burger-wensch Heil en Broederfchap, door arent jo hannes van soelen. Te Amfteldam , bij F. Draijer, 1795. 3S Bladz. In gr. Otlavo. De prijs is f : - 6 - : T^ene wel uitgewerkte, nuttige en hartelijke Redevoering, waar in wat al te veel naauwkeurigheid en uitvoerigheid in het klejjjere rijklijk vergoed worden door de  REDEV. OV. DE BURGER-WENSCH, ENZ. ARTIK. ENZ. 2ÖI de brave, edele, Mensch- Godsdienst- en Euangelie-lievende fentimenten, die hier uitgedrukt worden, en die ieder menfchenvriend, ieder vriend van zijn Vaderland, van Godsdienst en goede zeden zich met dezen burgerwensch heil en broederfchap ! in al de uitgebreidheid, die de Redenaar daar aan geeft , van harte doen vereenigen. Mogt het in Nederland zoo toegaan, als hier word afgeteekend! Artikelen vastgefteld tusfehen den Vertegenwoordiger van het Franfche Folk richauo, afgevaardigd hij de Armêe van het Noorden, en de Burgers l o n c q en heldewier, in naam van het Militair Committé van hun Hoog Mogenden de Staaten Generaal der Verëenigde Provinciën , bijzonderlijk ten dien einde gemagtigd. Om den Dienst , het Beftuur, de Jdeeding, de Toerusting en de Soldij der 25000 Man Franfche Troupes te regelen, welke in de Verëenigde Provinciën moeten blijven, overëenkomftig het Vredensrerdrag en het Verbond, tusfehen de beide Republieken gemaakt. Alöm te bekomen. 44 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f: - 12 - : Dit Stukjen behelst, na eenige voorafgaande bepaalingen van de betrekking der Franfche Troupes, die in de Soldij der verëenigde Provinciën overgaan, tot de Bataaffche Natie en deszelfs Regeeriugsbeftuur, een Reglement voor de vorming , het onderhoud en de beftuuring van het Corps van 25000 man Franfchen, van het Noordelijk Leger afgezonderd, om in Holland te blijven; welk Reglement in elf Artikelen vervat is, als: — L Vorming der Armêe; II. Soldij; III. Onderhoud; IV. Huisvesting; V. Kleeding en Toerusting; VI. Gasthuizen; VII. Beweeging der Ar mie; VIII. Posten; IX. Fonds; X. Algemeen Beftuur; XI. Rechtbank. Agter dit Stukjen zijn drie Tafelen gevoegd, als: ten eerften over de Soldij, aan het Fransch Leger in Holland, 's daags , in een Maand vau 30 dagen, en in het Jaar met de vijf vervullings - dagen toegekend, met aanwijzing van het geheel beloop van eiken Rangj ten tweeden over het Rantfoen aan het lichaam van het Leger toegekend , en in de bovengemelde orde voorB- 3 ge-  262 [Q V A T R S M E r E d*i S j O N V A L gedragen; en ten derden eene Lüst der Rations Voehet Tweede Jaar. (20 April 1794.) Over de ontdekking van de flandhoudende betrekkin?, welke er tusfehen de verfchijning en het verdwijnen, den arbetd en de werkeloosheid, de meerdere of mindere uit ge ft rektheid der webben, ah ook der hoof4draaden van de onderfcheiden foorten van Spinnen; en veranderingen, welke 'er in den Dampkring, met opzicht tot het fchoon weder, of den regen, de droogte of vochtigheid der lucht, doch vooral van de koude en hitte, een meerderen of minderen graad van vorst en een volkomen dooi plaats grijpen. Door den Burger QüATREMZR! d'isjonval. /„ 't Fransch en JSederduitsch. In den Haag , bij J. van Gleef 1795* Behalven de Voorrede van den Vertaaler en ■ Uitgever , 100 Bladz. In gr. Octavo. De trijs ts f 1 - ; - : r J T\it Werkjen van .den Burger q. d'isjonval is, om welke reden kunnen wij niet bevroeden, even als een Schoolboek, in twee Taaien, naamlijk in 't Fransch ên Nederduitsch, vervat, en dus kostbaarer uitgevoerd dan voor den weetgierigen Lezer , die flegts één der beide Taaien magtig is, volftrekt noodzaakbjk was. Hetzelve behelst eene nuttige uitbreiding der Weérkunde, betreklijk tot de Spinnen en haare webben, en is op de volgende wijze verdeeld: i°. Drie Brieven aan een Profesfor in de Sterrekunde; 20. Eén over de ontdekking van de Winter-Spinnen, en van derzelver onfeilbare voorfpeilingen omtrent Vorst en aanhoudenden Dooi , aan de Schrijvers der Vaderlandfche Letteroefeningen; 30. Bericht bemifende het voorgaande en volgende; 4°. Brief van den Burger denijs montfort, Secretaris der Reprefentanten van het Franfche Volk bij den Reprefentant r ober tot, aan den Autheur. Dit Werkjen, hoe zeer het onze goedkeuring in den volften zin wegdraagt, is echter niet iijsthematisch gelchreven ; waarom het ons bijna ondoenlijk is , 'er een geregeld uittrekfel van te leveren. Wij zullen ons daar-  OVER DE WEBBEN, ENZ. DER SPINNEN. a5j daarom vergenoegen met het hoofdzaaklijke van het bèricht, Bladz. 94, den Lezer voor te dragen. Het is vooral eene zaak van gewicht , om den "eweezen Stadhouder en zijne waardige Rechters af " Te maaien, het nagedacht te doen wceten , dat dit " ftuk door dezelve geltolen was, toen Ae Schrijver hetzelve naar de Verzamelaars der Vaderlandfche II Letteroefeningen te Amfterdam- afzoudt , door hulp ! van den Natuurkundigen j. brez , die toen te Utrecht woonde , maar eclner hetzelve nimmer ont" langen heeft; dus is het dat wij aan het eer te ogenblik, (en hoe onfehatbaar is dat oogenbhk niet! ~) dat het in den kerker van den Schrijver we„ der gevonden is, verfchuldigd zijn het geen wij kezen . — Dit oogenbhk was de komst der Franichen. " Maar die als Krijgsman gevangen genomen was , „ haastte zich om zich weder met de Franfche Generaals te verëenen , en dacht hier toe geen beter „ middel te kunnen gebruiken, dan den draad zijner „ Spinnen. Zij hadden hem dienden beweezen tot het „ laatfte oogenblik zijner gevangenis. Zij hadden hem „ de koude van den 29ft.cn December, welke den overto°t over de Waal veroorzaakte, dertien dagen !! te vooren bekend gemaakt. Zij hadden hem ook in ftaat gefteld, om het volgende ftuk uit de Stichtllfche Courant van den Aristocraat o li vier kort en bondig te logenftraffen." Anno 1795. N". $ utrechtsche courant. Maandag den 12 Januari]. Van de Rivieren is bericht, dat dezelve federt vijf dagen weder gevallen waren; doch gisteren was 'er een ftilfland en vervolgens ook eenige rijzing waargenomen. Het water vertoonde zich (en zulks is een voorteken van dooi wéér) ditmaal eenigzins troebel, en meer dan gegewoonlijk drabbig. „ Onze Schrijver, afgemat door de koorts, en halve nachten met kermen doorbrengende, kreeg weder kracht op den 13, om aan den Aristocraat olivier een brief van vier groote bladzijden te fchrijven, 111 '' welken hij hem een voorbeeld v.m herroeping voor„ af toezond; zoo verzekerd was hij, dat zijn troebel ., water . nergens naar gel;ek, dan naar de raadüagen R 4 » «er  1 a6+ 'c. brunings „ der toenmaalige Regeering, daar men echter cW *. „ Spinnen altijd tien of twaalf dager.te voor™ l „ voorzeggen of de koude zoude afnhouden of n"Q „ en dat,naar den tegenwoordigen ftaat van lloï T; „ binnen drie ^Aouder zondezfa^e"'het " rt?' DC SPinkundig^oorSggi„tgfa^ „ rer dan de voorzegging van het troebel watef l£ s, Schrijver zond zijnen brief op dingsdaz den t , * „ Aristocraat olivier- (ints 3g 7 3 aan den „ het; donderdag den i', TraZ Ztdag den ^waaide „ 16 kwamen de Franfchen Ie ÏÏ reehr' V''jdag den „ gevangenis te haaien.» Cht' om hcm uit d* gew chtig was t,;Pf n - t rranlc"e Generaa s zo 3e zo&s e' 'in1,ede keUer*8?„ ™h "«ï™ op „ foort van Spinnen, dal t/^e^Lf™ Ón „ Hij nam 'er eene HiP a winters, werkzaam is. re Utrecht waren. Dit waïtï fa*!™d'e T „ dooide nog heeds verraadehïk jya"uanJ> fn het goed^^ef zoïf £ S aandnilendffe'aan den Gene? aafp éé"e Van de „ alleen veröntfchÏÏdigend"dat hfï >HEG,RU' zich „ een Geneverglaasje " toezond \fc de2elve .jn 3' hij, 200 lalande Spinnen Vei 1S ' /Clde „ che gr u **** metdZZn "^r0m* We PI" ^r^»^gUvér de. :itycï^ïfofed*ÏA--^p^, 7~ ontlasting Van RhijLtl loeZJZ^'% T ^ P'ijs is f; . 8 ■ • $' 33 B ^ In &T 0£l™> &e «ng,  VERHANDEL. OV. DE ONSCHADELIJKH. DER PAALWERK. ï6$ Ving , door hem uit eigen beweeging gefchreven , geenszins is, om andereu door zijne redeneeringen ,vóór in te nemen , en dus doende , als het wave, bij iVerrasfchiiig de goedkeuringweg te dragen over de thands zoo veel geruchtsmakende paalwerken, welken ter ; beveiliging van de Oostelijke en Westelijke Sluizen op ,Halfwegen in 1789 en 1791 gefteld, en met de daad 1 voldoende bevonden zijn, om de nadeelige gevolgen van het kloppen der Buitendeuren , bij Huisgangen, igrootdeels weg te nemen. Vergenoegd met de bewustheid van niets anders bedoeld te hebben, dan, overëenkomftig met zijnen pligt, middelen aan de hand te geven , waar door onvoorziene en noodlottige 'gebeurenisfen , niet flegts ,voor Rhijnland, maar zelfs voor een groot deel dezer provincie, zouden kunnen voorgekomen worden, kon ide Schrijver, zijns oordeels, gerustelijk afwachten, 1 wat 'er van die Paalwerken worden zou, na dat de teS genwoordige Collegiën van Hoogheemraden en Hoofdi Ingelanden van Rhijnland goedgevonden hadden, om bij : circulaire brieven aan alle Municipaliteiten, en dezen wederom bij advertentiën in de Couranten, alle Inge; landen op te roepen, om vóór den eerften Oclobcr laatstleden, hunne bezwaaren tegen de gemelde Paalwerken, met betrekking tot de ontlasting van het Boezemwater, in te leveren; zich voords verzekerd hou;dende, dat kundigen eene vraag, als deze: of naamlijk ; zoodanig Paalwerk aan de ontlasting door de Sluizen , al, of niet hinderlijk zij? geenszins beöordeelen zouden naar de opinie van fommigen , maar alleen naar de wetten der beweeging van het water. Offchoon de Schrijver veiliglijk onderftellen konde, dat niemand hem eenige flinkfche oogmerken bij het maken der voorgemelde Paalwerken zoude toefchrijven, terwijl men, het llimfte genomen, zulks als de daad van een welmeenend, maar onkundig man befchouwen moest; zoo heeft bij echter gemeend aan zich zei ven verfchuldigd te zijn, om door het uitgeven van deze bij het Collegie van Rhijnland berustende Verhandeling, zijne kundige Landgenoten in ftaat te ftellcn van te oordeelen, of hij bij den voordragt van dit ontwerp los en onbedacht te werk gegaan zij? dan wel, of hij alvoorens alle bedenkingen, betreklijk tot de ontlasR S üag  2Ó6 C, BRUNINCS, VERH. OV. D. OMRHÜ D. PAALWEVCvW ^V^O^^^^^ vermo. ho?|tegvanigdefboS^ Paalwerken , welken aan de binneTV-^ vóór twee der Halfwee^rrhe %i. ■ Metrzijde weeten, vóór df oZelifke S7? g„ J Deel Met Platen. Te Harllgen lJf v 7.\ pfa^f 379 Bladz. In gr. Octavo. De prij{isf i. \Q .^ £en goedkeurend verflag dceden wij, onlangs, van ■frf het Tweede Deel dezes zaaldijken en onnWn^zamengctrokkenen kort begrip^S^^^f voorvallen door geheel Europa , zints den aan vang der bij-  ALGEM. GESCHIEDENIS DER TEGENWOORDIGE EEUW. 267 bijkans afgelopene Eeuwe. Na het doorlezen van het Sinds aangekondigde Derde Deel hebben wij geene reden gevonden , om het onlangs gevelde oordeel te herroepen , maar veeleer genoegzamen grond , om de lening aan te prijzen, bij alle de zulkcn die, de oefening ^historiekunde beginnende, eenen leiddraad verlangen, of bij herinnering zich de meest merkwaardige geIbeurenisfen van het altoos gedenkwaardig tijdperk, begeren in het geheugen te herroepen. Men ontmoet bier ialdus het hoofdzaaklijk beloop der voorvallen van den -zevenjarigen Oorlog in Duitschland; - van de gefclnlden vin Engeland met Amerika, en met de Verëenigde Nederlanden; - van de binnenlandlche verdeeldheden in onze Gewesten, eindigende met het gebeurde 111 den iaare 1787: in één woord, van al wat, zints het iaar 17Ó0, tot op het laatstgenoemde tijdftip, m geheei I Europa en daar buiten, merk- en wetenswaardigs is • Daar de gebeurenisfen van ons Vaderland, gateeni de het gemelde tijdperk , bij veelen nog versch 111 ge1 heugen liggen , oordeelen wij, den meesten onzer Lei zeren meer genoegen te zullen geven met liet voorhan: gen van Haaien, uit de Gefchiedemslen van andere Gevesten ontleend, als moetende dezelve minder al- ■ eemeen bekend onderfteld worden. Een voornamen rol ifpeelden, eertijds, de Jefuiten. Onder den fchijn van ■ zich met de belangen der toekomende wereld te bemoeien, hadden zij. evenwel, in dc tegenwoordige zich een gezag weten aantematigen , waar door zij verlcheiden aardiche Vorften boven het hoofd waren gewasfen. Hunne hoogheid diende hun, ten langen laatfte, ter vcrnederinge. En indien ergens, het Tolluntur in altum, Ut lapfu graviore ruant, ontmoette in hun een proefondervindelijk bewijs. Van de vernietiging der befaamde Orde vinden wij hier ecu Verflag,'t welk, vertrouwen wij, in onze aankondiging, geen kwalijk uitgekozen vak zal beflaan. Het beknopt en oordeelkundig zamengetrokken verflag luidt aldus: , Onder de menigvuldige verwonderingswaardige gebeurenisfen, die de laatfte helft der achttiende eeuw, f " bij het laate nageflagt , fteeds gedenkwaardig zullen „ maaken, is geen der geringfte, de uitroeijing van de  263 algemeene geschiedenis „ Order der Jefuïten. Deze Priesterfchaar had zich hïï Si alle Katholijke Haven zo veel gezag weeten tè ver ü werven , dat de magtigde Monarchen van EnUa „ genoegzaam van hunne wenken vloogen. En desniet„ tegcnltaande ftorte hun Gebouw, het welk , S£ „ rende eene reeks van jaaren , door de grootife vïit „ en kon*, tot eene zo groote hoogte wfs opgetrok" Jen» ,n_ee" °°g«iblik ter neder. De oorzTalf die „ den Vorften het eerst de oogen opende, omtrent de „ gevaarlijkheid dezer Geestelijken, was voorzeker hun „ Koningrijk in Paraguay', waar door, had men hen „ aten begaan , zij zich allengs meester zouden heb„ ben gemaakt van de geheele nieuwe wereld. D t had „ hunne verzending van het Lislabonfche Hof te ï„ vo ge , eu daar m vloeide, uit wraakzucht/ weder „ het deel 't geen zij namen in de zamenzweering te„ gen den Portugeefchen Koning. De ontdekk n °van „ deezen aanflag bragt verder den val der geheele So„ c.ete.t in dat Kijk te wege. Alöm wierd?, zf daa " fvailfn/T' ' en in ««fetmaand van ,J«S „ den honderd zevenentachtig dier Vaders met een „ Schip na rCivita Vecchia overgevoerd, op dat zij daar „ b,j den Heiligen Vader, in 't nabuurig Rome , heul „ zouden kunnen zoeken. Wat laater wierd weder eene „ tweede bezending derwaard afgezonden , cn teffens „ een Decreet afgekondigt , bij het welk de JefuS " 7ne dfVh1'1' aod V°°r Verraad^ en OproermaakeT », llZJ!^i Po»"fl.gebannen, onder levensftraf! „ fe. wordende het Noviccnhuis der Sociëteit, aan de „ Zagers der Patnarchaale Kerk, afgedaan tot een „ KweeWchool. Gaarne had zich de Roomfche Paus! „ van de Portugeefche Jefuïten , met welke hij thanda „ belaaden wierd, ontflagen, en dezelve in de overige „ Roomsch-Katholijke landen verdeeld : doch , dewiil „ de bedoelingen deezer Heilige Mannen van dag tot " SgrTeeFo f?""!" iB het 0°S te kopen, wierden de „ daar toe drekkende verzoeken overal afgewezen " 'r nn 1 voIg"ld laar beg°»nen ook reeds andere „ Roomschgezinde Mogendheden maatregelen , tot het „ verder beteugelen deezer zo geduchte Sociëteit, te „ neemen, t geen van een kant begon, van welken men „ het anderzins even min zoude hebben vervvagt , als „ van het Portugeefche Hof, te weeten van den Spaan„ lenen Koning, op wiens bevel, de Zendelingen der \ „ Je-  der 1 egenwoordioë eeuw. ^9 t r tp f ;n Mexico wierden afgedankt, en voor „ jefuiten te (in)' Meil^.^ aangenSmen : ook wier- " h,en ^Teden d sJ Koï Sghjl'en en vooral des Indi" i^tn Raads die derjrfuïfen waren toegedaan, afge- " S^^de»rG^eV™Brorferffhap,.en bewoog „ hoogmoed deze' OeesteiijKe d ^ rome „ (bewoogen) hajr, flz gha°ndteerverbinden met de S V?dérsS SSfw^ * hier toe fteeds " behandeld en voor Janfemstcn hadden uitge- " V} \tf W zii alöm even voorzichtig geweest, " Xuden , dat een Onderdaan z.jnen Koning mag „ gelioucien , "*l .. , p s n onSenade is ge- " ftukkenïoïï ^ buiten haar Rechts " Sed Te Cracaw, in Poolen, maakten de Jefuiten " gjin dit jaar ook zodanig, dat zijkoor den Aarts". Bisfchop van daar wierden verjaagd. " I„ Frankrijk hadden deze Vaders ook lang in het oog gelopen , door den uitgebreiden en dikwijls be! Sgelijken Koophandel, welken zij dreeven die een tijd lang door een hunner, de la vallette genaamd °t wierd gevoerd. Doch deeze ^"g eindd jk bankroe't , waar op zijne fchtilde.fchers de geheele „ Sociëteit aanfpraken , die toen door het Parlement ' wierd veroordeeld tot het betaalen van ettelnke millioe% nen aan de fchuldëifchers van hunnen Zendeling . ' terwijl hen Insgelijks; door het Parlement het dnjl ven van Koophandel wierd verbooden. Teffens wiera „ door het Parlement overwoogen, om de Jefuiten, door " hun eene zeer bepaalde Inftruftie te geeven, verder ! te fnuiken, hen het leeren hunner Hellingen te ver" bieden, en de boeken, waar in dezelve bevat wier,1 den, te doen verbranden. Ondertusfehen trok de  27° ALGEM2ENE GESCHIEDENIS „ Koning deze geheele zaak aan zich, 't geen den T* „ luiten geen geringe hoop gaf, dat hunne zaakerzfe „ noch wel zonden fchikkeif. Doch zi f ïaider " ^^^^F^^cbeGeesteiijkheTi o vee e ' den dat hunne vrienden in hunne (derzelver! veï „ zoeken te kort fchooten; 't geen ten , h'n A dat *:ij bij herhaaling wierden veröoroeeËtofhebe? b S n !rrlChUldei1' terwijl hunne boeken op fom. S om aan 2f2rï5S Parlcment va» Touloufe SzeTs Sii P B,Skh0,Ppen en Bisfchoppen van „ deszelfs gebied een exemplaar van de hellingen der „ Jelui ten te zenden, om hen daar door te doen zien \' in Cd fpS'tiirtof ^ " * Ö*^ÏK3 „ 111 cie praktijk, tot alle euveldaaden bekwaam waren „ Ook verklaarde dit Parlement de goederen der Socië' „ teit verbeurd, en verbood aan alkopenbaare Anl . ,1 ™n?>t fchrijven van «.SK^fc^SÊ „ den Jefuiten eenig voordeel wierd beloofd " &22 Ve,elei TTS"*8»" over deeze ftoffe wierd in „ Frankrijk de laatfte hand aan dit werk gelegd! in hè „ begin vun Oogstmaand van dit jaar , wannéér door „ het Parlement van Parijs een Arrest wierd bepaald „ * vvelk hoofdzaaklijk behelsde: Dat de SocieSt tv „ zich noemende Jefuiten zal werden gecusf^eerd. „ dat zij van hun aangenomen naam van Jefuiten van " ÏUU gr^' bocdani'g^id , regelen , onderlinge af 5, hMgdijkheid gelijk ook van alle Commun c me „ hun Generaal , en van allen omgang onder elkande „ ren zullen moeten afzien. Dat Jij TJpl g zufen „ zijn het Rijk te veriaaren:. te weten de Inlanderbin" " b.n anht/ageH ln de Cuite"la»ders binnen vier Wet .„ ken. Dat zij alle hunne naamen, toenaamen , familiën „ ouderdom en woohplaatzen zullen hebben op te gee' ven. Dat alle hunne goederen en effecten zullen wor" „ den verkogt, en alle de ter hunner verdediging noch „ voor handen zijnde boeken, zullen worden verbrand „ Dat de poogingen, welke zij ter hunner herftellin» „ mogten aanwenden , zullen befebouwd worden alt „ misdaaden van gekwetfte Majesteit: zullende een ieder » ™e,r\ die »J*8 rappel mogt verzoeken, daar over „ zelfs buitengewoonlijk in rechten worden vervolgd " „ Hoe zeer de Jefuiten het thans alöm kwaad beaon„ nen te krijgen, trachtte» zij echter noch al op eenige „ plaat-  DER TEGENWOORDIGE EEUW. 2~I " SiKaSW ta het welk hun Order " tttaSS; doch dit had ten gevolge, dat z» ISSS exemplaaren met grooten lpoed " K^^vaSijVSociëteit, door de gelijke denk" S ze d r^lïelegenfte Volkeren. Men ontving naam" t^%SS& van 1764 tijding 4 dat de " van China , door het ontdekken van eene menigte " flréere, der TeMten,bewoogen was geworden dezelve " uitffi de overige Zendelingen " a daTw^l wierden behandeld. Dagelijks groeide ook de " hnat der am ere Geestelijke Orders tegen de Jefuiten : " zo dat ze fs de Minnebroeders (Minderbroeders) z.ch " niet ontzagen, in een openbaaren omgang te Rome, " i edere" om het Huis en in de Kerk der Jetoen * " zin-en bij welke die Vaders met onduidel ,k als " Sden der Kerk, om wier vernieling men bidden " moest, wierden afgemaald." " Zie hier een beknopt verflag van den gedachten ramp welke, in de maand Februarij des jaars178a, het zuidflik -edeelte van Itahe , te weten , Calabrie en Sufte , t of Op den 5 van die maand wierd men aldaar overvalleS door eene geweldige Aardbeevmg, welke " zich na dien tijd tot verfchillende keeren herhaalde. " TeMesfina wierden hier door genoegzaam alle voor" naame gebouwen om verre geworpen, terwijl duizen" den van Inwooners daar onder wierden begraaven.Het ' aardrijk fchenrde tevens tot eene ongehoorde diepte ï waar n het water van alle kanten met groot geweld ' Song, zo dat men het naderhand zeer bezwaarlijk • vond weder nieuwe grondflagen te leggen. De Stad Pi»o met de groote"vuurtoren, Pharo genaamd op een zwaare roti gebouwd, verzonk , zonder dat er " iets van overbleef. Scilla ging geheel verlooren: wo deïde de Inwooners, welke zich onder tenten ,n de  B?2 ALGEMEENE GESCHIEDENIS „ tuinen hadden zoeken te h^-o-^ i > » hoog oprijzend Zeewïe" veg'fe „ ging met eene menigte andere £17*' ,gnara vcr" „ de nabuurfchap, zodani/dat W L 1 D°rpen * „ van overbleef. Ve,, m,bni? blJ"a Seen voetfpoor „ die Gewesten, te veÖ hl? r?**" B*"* Ü1 ;, hetzelfde lot. Ook bi IWli™ vermeJden , trof „ alle waarfchiinlSw P 160' ten roinllen ™ar 4rSnX13s iffiÊrsJrdier aardtee- Fumm ;,n ^ ,, volgenden Zomer over geheel „ kring vervulde. " aenzel^n den geheelen damp- m^^&^B^'tef befiT- wetreloos aangematigd gédecitrv™ °f flleVer' va» het der Zeven Gewesten voorvÏÏ j hetzelve, in een gekondigd. „In Seshnd S W°rdt hier aIdus aa»" 1 de lewoonte ïï o^JW veele jaaren „ Commisliën, welke o» he? nArab",at0're Staats« len , den Stadhouder ter teSEmïï ' Ste5en „ Doch dit gefchiedde niet van «,"g °P te draa§en- » «iet behoeK befchouwen ÏÏ,C Z lT/^5 „ gativen van het Stadhouderfchïn i «erPraero- " Ï^SpJt W^fe^Ten^ der „ aarlijkfcbe aanbieding fn^trekkfn ïr V ^ „ in allengs door de meeste St d n ge'vo "d^Teife» " S°derïanThKCk ^ te MK heTvïo! „ beeld der Land-Kwartieren, en de genoemde oosten „ breedvoerig voorttel »„„ Ooste "oó, .« lf« öórech „ ten eener Burger-Landmao-r »» r- oprecnU was gefchied &of teB^Sg?^»™'?** „ verzogt de vrijheid om h!£"SSr^r j 3loïï wa°„ penen, welke haar ook wierd vergml oTvom-nla- » waVhetnvoe.eZer Wapeni'"§ onze SdiW veo n was het voorneenen om, oP eene ernstige wijze, » ver-  DER." TEGENWOORDIGE EEUW. 273 , „ vermindering in de te hoog aangeflagene Quota dee. „ zer Provincie ter Generaliteit, te vorderen, dewijl ,men daar in, niettegenftaande veele billijke verzoei„ ken, geene verligting had kunnen bekomen." Zie hier nog iets ten befluite van ons verflag, den 1 wercldvermaarden Washington betreffende. „ Toen ,„ in 1775 in Noord-Amerika de gefchillcn tot zulk m eene 'hoogte waren gereezen, dat dezelve niet dan jj, door de wapenen 1'cheenen te kunnen worden beliegt, ,,, wierpen de Colonisten eenpaarig hunne oogen op g» !„ Washington, die eerlang met algemeene ftem„ men tot Opperbevelhebber van het leger wierd ver„ kooren. Deeze uitmuntende man was in zijne jeugd „ meer tot het ïtille landleven dan tot den krijgsdienst „opgevoed, doch tot Land-Opzichter in Virginie „ zijnde aangefleld , kwam hij al ras in de verplig,, ting, om bevel te voeren over een hoop krijgsvolk, „ welke dienen moest, om de aanvallen der Franfchen „ af te keeren. Hier in voldeed hij zo wel , dat „ men hem aanftelde tot bevelhebber over de Krijgs„ magt van Virginie , van welke waardigheid hij , na ,„ het doen van een rijk en aanzienelijk huwelijk, afL, ftand deed. Hier op diende hij zijn land in hoeda„, nigheid als Raadsheer. Bij het uitberften der troube>„ len wierd hij mede geftemd onder de Volksvertegcn,,, woordigers der Coloniën, op het Congres te Phila„ delphia, welke waardigheid hij, gelijk ook die van „ Generaal, aannam, niet zonder eenig tegenzin, de„ wijl hij het landleven, en het verbeteren zijner wijd ,, uitgeftrekte bezittingen, ftelde, boven het woelig „ leven van den krijg. Doch zijne vaderlandsliefde „ verpligtte hem, alles voor de onderneeming zijner ,, medeburgeren op te zetten. Nooit was de nieuwe „ Veldheer in Europa geweest, en had dus geene ge,, tegenheid gehad, om de konst des Oorlogs in haa- re volle uitgebreidheid door de ondervinding te lee„ ren. Doch daarentegen had hij zich alle bekwaam,, heden eigen gemaakt, welke men door het beoeffe,, nen der beste werken, die over de konst des Oor„ logs gefchreeven zijn, kan bekomen." vad. eibl.viii.deel.no. 6. S Rep  274 b A r t h E L E M Ij Reize van den jongen anaciiarsis, door Griekenland, uit het Bransch van den Abt barthelemit , door i ah?11""- Tweede Deel. Te Amfteldam bij }. Allart, 1705. 418 Bladz. In gr. Oêiavo. De prijs is ƒ 3 - ia - : f j ]V/[et den aanvang van dit Deel , begint anacharsis reize. Deze Jongeling, afkomftig van anacharsis den wijzen, fchoon verder een Scijt van eeboorte en opvoeding, en onderrecht door den Boeotier timagenes , een man van geboorte en opvoeding, maar thands anacharsis flaaf, begeeft zich met dezen timagenes, dien hij zijne vrijheid fchenkt , naa Olijmpiade, dat is, 111 Grasmaand 363 jaaren voor onze tijdrekening Na het-doorwaaiend groote wocstHiien, gaat hij fcheep, bij den mond van den Tanais (Don) en landt te Panticapea: van welke ftad en landtreek hij uitvoerige berichten geeft. Hij zet zijne reis te fcheep voord, over het Maeotiesch meir, den Cimmerilchen Bosphorus door, de kusten langs, naar Biizantium. J Het verhaal van deze Pveis wordt veraangenaamd, door de allernaauwkeuriglte befchrijving der bijzondere plaatfen en voorwerpen, die zich op dezelve voordoen, genoegzaam altoos met de eigen woorden der ouden; door de verbaazing van anacharsis, wien dit alles zeer vreemd was, daar hij in Scijthie nooit iets dergelijks gezien had, en door het verhaal dat cleomedes, de Griekfche Schipper, geeft, van de groote Itaatsgebeurenisfen , in Griekenland voorvallen, na het vertrek van timagenes, die, in zijne langdiiurige i avernij , nog nooit eenige tijding uit zijn Vaderland ontvangen had. - zij loopen te Bijzant.um m. Anacharsis befchrijft die ftad , en verhaalt ecn gefprek over de Griekfche Volkplantingen De reis gaat verder op Lesbos , welk Eiland befchrevcn wordt, inzonderheid de Stad Mijtilene, en de voorname lieden, die dat Eiland hewfi voordgebragr — Van hier gaat men weder fcheep naa Euboea, daar men, onder onderhoudende gefprekken, over de plaatJen die men voorbij vaart , en derzelver gefchiedenislen, te Chalcis landt. Van daar vaart men op Aulis en  reize van den jongen anacharsis. 2?$ en men vervolgt zijnen weg te lande op Theben, waar in timagenes met verrukking van vreugde, na langduurig afwezen, zijn Vaderland wedervindt» Te Theben wordt anacharsis bij epaminonDas ingeleid, wiens geheele gefchiedenis op eene bevallige wijze in beider onderlinge ontmoetingen wordt ingevlochten. Tc Theben maakt anacharsis kennis met puilot as, den Atheener, een bloedverwant van timagenes, en dezen gaat hij, bij zijn vertrek van Theben, te Atheenen bezoeken. Nu krijgt anacharsis gelegenheid , om die vermaarde ftad , met alles wat haar betreft, volkomen te kennen. Wij vinden Atheenen derhalven hier zeer naauwkeurig befchreven , met alle deszelfs aanmerklijke plaatfen , gebruiken en wet* ten , en deze befchrijving maakt het grootst deel van dit Tweede Deel uit. Zij is opgefteld , als van iemand, die alles zelf gezien heeft, en verleevendigt door verhalen van voorvallen en ontmoetingen , die de zaken , die befchreven worden , zoo veel te beter leeren kennen. — Alles is voorgedragen, overëenkomftig met de berichten, en veelal met de eigen woorden van de beste Griekfche Schrijvers. — Ook heeft de geleerde Abt zich de Reisbefchrijvingen der Modernen, daar ze hem dienen konnen, met zeer veel oordeel ten nutte gemaakt. Geduurende zijn verblijf te Atheenen , doet anacharsis met zijnen Reisgenoot eenen uitftap naa Korinthe, om zijnen ouden Veldheer xenophon te ontmoeten. Deze ontmoeting van twee oude vrienden, die voorheenen in zoo veel gevaren . en zoo Veel dappere bedrijven malkanderen gekend hadden, is fraai befchreven. Zij geeft ons tevens een beknopt bericht van de lotgevallen van dien grooten man. Wij volharden, ook ten opzichte van dit Deel, ift den uitgebreiden lof, dien wij bij de aankondiging vart het Eerfte Deel, aangaande de fraaiheid van de Neder* duitfche overzetting en uitgave van dit Werk gegeven hebben — men heeft dit Deel met een tiental vaJl fraaie Landkaarten, Grondteekeningen en Afbeeldingen» verfierd. De Vertaaler geeft ons Bladz. 71, ,een brok eener Verwaaiing van eene Ode van sappho, door den Eerw. w£t» iland vervaardigt, en zegt dat men daar mede alleeö be* S a dosll  *7Ö j. m o o r e, m, d. doelt heeft, een denkbeeld te geven, van die foort van versmaat, die sappho uitgevonden, of ten minden het meest gebezigd heeft. Maar is dat de vers maat van sappho? Dagverhaal van john'moor. m. d. geduurende zijn verbhtf in Frankrijk van het begin val Augustus tot het midden van December i792 . benevens een bericht van de aanmerkelijk/ie gebeurtenis/en binnen Parijs voorgevallen, van dien tijd af tot aan den dood des laatften Franfchen Konings. Agtfte en Negende Stuk. Te STfe 'r L00n%eS'PZr\ Beha^het Voorbericht 196 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 16 - : Tn deze twee Stukken, waar mede dit Dagverhaal be- 7 f1 W°5 ' ontTCten vviJ weder een aantal bijzonderheden , doormengd met verfcheidene van 's Schrif vers aanmerkingen. Wij zullen gelijk van de voorige, de merkwaardigfte van de hier voorkomende opgeven In het agtfte Stuk vinden wij: robespierre's vér andwoordmg tegen de befchuldigingen van louvet waar van wij m ons voorig uittrekfel gewaagden , eindigt met toejuiching van de Gallerijën. Louvet optredende wordt door het algemeen geraas verhinderd tè fpreken; het geen aanleiding gaf tot hevige debatten. Bij deze gelegenheid wordt opgemerkt, dat robespierre, wanneer hij of in de Sociëteit der Takobijnen, of 111 de Conventie , het woord voerde, doorgaands van eene groote meenigte vrouwen gehoord wierde — De Conventie ontvangt brieven van dumourier berichtende de overwinning, door hem tejemappe behaald welke gevolgd was van de overgave van Mons aan dè Franfche troupen - Daar het bataillon Marfeillaanen en fommige gefoedereerden uit andere Departementen te Parijs tegenwoordig de partij van danton en robespierre , in weerwil van haare invloed in den Al«emeenen Raad en in de voordeden , bij aanhoudenheid belemmerden , zoekt men alle middelen , om zich van dezelve te ontdoen, het geen de hevige beweeg nge in de Conventie ten gevolge heeft. - Berichten omtrent den Koning en zijne Familie in den Tempel , en aanmerkingen daaromtrent. _ De fchouwburgen in Pari?". -MARAiea zijn Dagblad, s J Daar  dagverhaal van frankrijk; 277 Daar de Heer m. in het begin van het Negende Stuk betuigt, dat in het houden der aanteekeningen voor dit Dagverhaal, zijn doel niet was, om zich zeiven te bepalen bij de publieke gebeurenisfen, welke in Frankrijk in dat gewigtig tijdltip voorvielen , maar om tevens eenig denkbeeld te geven van het uitwerkfél , 't welk deze gebeurenisfen op de zeden en denkwijze van het volk hebben, en het welk hij' zich verbeeldt beter te kunnen gefchieden door bedrijven en toevallen te verhalen, dan door eene algemeene befchrijving; zoo geeft hij hier eenige op , doormengd met zijne eigene aanmerkingen daar omtrent. Voords ontmoeten wij hier kellerman's verfchijning in de Sociëteit der Jakobijnen, zijne aanneming als Lid derzelver , en een gefprek van den Schrijver met eenen zijner vrienden hier over. Aanmerkingen over den algemeenen haat der Franfchen tegen de Koningin. — Over de Franfche Omwenteling. — Onderfcheidene berichten van den voorfpoed der Franfche wapenen. — Rapport van eene Commislie benoemd , om zekere papieren te onderzoeken , i die men onlangs ontdekt had in eene ijzeren kist, die 1 verfcholen frondt in eene holligheid van eene der muu- ren van het paleis, en hevige debatten daar over. ■ Vertrek van den Schrijver. Om iets ter proeve mede te deelen , verkiezen wij daar toe het volgend bericht van m. fprekende van den aanhoudenden voorfpoed der Franfche wapenen. „ De ,, Keizerlijke Arend," zegt hij, „welke voormaals op ' „ den top des torens te Namen (tondt, is naar Parijs „ gebragt: dezelve wierdt op een open rijtuig gezet, ,, en met veel windrigheids van de poort der Had naar , ,, de Vergaderzaale gevoerd , geëscorteerd door eene ; ,, partij dragonders, een van welken onmidlijk voor den , ,, wagen reedt, eene keten vasthoudende welker ander I „ eind om den hals des arends geflagen was." ,, 'k Was in de Conventie tegenwoordig toen de aan, „ voerder van de partij voor de balie verfcheen, en de „ vergadering aanfprekende, " zeide : ,, Wetgevers, . „ Mijnheer de Keizerlijke Arend wagt op uwe bevelen." „ Een van de Afgevaardigden ftekje voor, om hem met „ afgebrokene bek en klaauwen, te plaatfen op den top ,, der gedenkzuil, welke thands op de Place de Vic, „ toire wordt opgerigt. Merlin de thionvillk , „ was van oordeel, dat men hem in zijn gevvoone ppsS 3 „ tuur  278 POËTISCHE EN PROSAÏSCHE MENGELINGEN. tuur moest laaten ftaan, doch met de hoed der vrii„ heid op zijn kop." 1 Agter dit ftuk vindt men een Voorbericht van den Vertaaier, het geen voor alle behoort geplaatst te worden en waar in hij voldoende redenen geeft, waarom hii geene aanmerkingen op dit werk van u. gemaakt heeft En waarlijk , men zou nog al eenige tegen hetzelve kunnen aanvoeren, daar de Schrijver op veele plaatfen toont van welken geest hij doordrongen isj hoewel men hem aan den anderen kant het recht moet doen , dat hij zijne gevoelens rondborftig aan den dag legt, en lommige zijner aanmerkingen gegrond zijn, zoo dat dit zijn Dagverhaal altoos eene merkwaardige bijdrage tot de gelchiedenis der Franfche Omwenteling zal opleveren. Poëtijche en Profaifche Mengelingen. Te Delft, hii M. van Roelofsvyaart, 1795. 160 Bladz. In gr. Octavo, De prijs is f 1 - 4 - : "\7olgends de Voorreden , waar in eenige dingen voorv komen , die wij niet wel begrijpen, is dit Boekjen „ het eerfte werkjen van een jong Dichter, die hoopt „ dat hem dit tot eenige verfchooning ftrekken zal, zoo " *r, m°oglijk hier en daar fommige min belangrijke „ Hukken m gevonden worden. Hij heeft met niemand 9, dan met zijn eigen hart te rade geweest, bij het uit9, geven van dit Stukjen. „ Want" zegt hij „ had ik „ den voorraad tot het zelve eerst door de handen mijs, ner kunstvrienden laten gaan, mooglijk was 'er wei „, rug oorfpronglijks in overgebleven 5 de ondervinding: „ heeft mij hier in al te meermalen geleerd, dat in dl „ verfen, die ik aan mijne, fchoon mooglijk kundige „ maar dikwijls vittende, kunstvrienden , ter beoordee„ hng of verbetering overgaf, weinig of niets van mijn „ eigen genie en maakfel overbleef." — De lo»gê Dien ter zou , naar ons inzien , deze bijzonderheid zonder ichade voor zijne Lezers hebben kunnen verzwijgen Wie kan oordeelen, of zijne Vrienden vitaebtig zijn°of'niet? Wij kennen ze niet. Dat weten wij wel , dat 'er oo zijne poëtifche en profaifche opftellen vrij wat aan te merken valt zonder dat men zich daarom aan vitzucht behoeft fchuldig te maken. Zo wij 't wel hebben, vinden wij in deze Stukjens een  POëTISCHE EN PROSAÏSCHE MENGELINGEN. 279 een heerfchende neiging naar het fterke , cn daar aan lchrijven wij het toe, dat de Dichter de zaken dikwijls overdrijft. Hij is overvloedig in epitheten; overal fchildert hij, en doorgaandSTnet fterke kleuren; en daar hij in het fentimenteele valt, weet hij allerminst de middelmaat te bewaren. Dit doet ons vermoeden, dat zijne kunstvrienden, over welken hij klaagt, het zoo kwaad niet met hem voor hebben. Evenwel vinden wij in dezen bundel, Stukjens, die ons tot een gunftig oordeel over de Dichterlijke bekwaamheden van hunnen Opfteller febijnen te verpligten , en die ons doen denken , dat 'ër wel wat goeds van hem kan worden, wanneer hij wat minder poogt buiten gemeen te wezen. Ook denken wij , dat zulke ftukken als Gods Alomtegenwoordigheid van wie land , waar van wij hier eene vertaaling vinden, geen goede voorbeelden voor een jong Dichter zijn. Dat ftuk krielt van fchitterend valsch vernuft, en moet natuurlijk den fmaak bederven, van hem die hetzelve zoekt naar te volgen. Waarom fpreekt men niet liever taal, die elk verftaan kan en naar wier zin men niet lang behoeft te zoeken? En hoe zeer wij de genie van klopstock eerbiedigen, jonge Dichters zouden wij zijne hooge Oden niet aanftonds tot modellen voorftellen. — Zie hier een voorbeeld van het werk van dezen jongen Dichter, dat ons wat goeds- van hem fchijnt te beloovep. Wij geven het zoo als het is zonder eenige aanmerkingen. ode aan de dichtkunst. Dat wufte vorften zalig fchijnen, Bij d'overvloed; Dat helden eerlaurieren plukken, Geverwd in bloed; Dat vrekken gouden fchijven zaamlen, Voor tegenfpoed: Nooit heeft mijn oog op 'c vorstlijk purper Met vreugd geilaard; Nooit was mij de eerlaurier der helden Een poging waard; Nooit was het goud — de lust der dwaazen Mijn doel op aard. S 4 . . 't Is  a8° voltaire .'tü^ra&^D,^»«. Uw fchatten doen mij ijvrig ftreevea Naar hun bezit. Hoe zalig voelt hij 't harte kloppen. Dien gij belonkt, ™ ' Wanneer hij, in Minervaas tempel, Met lauren pronkt; Lw invloed zijn gewijden boezem lot zang ontvonkt! Uw glans zij mij in de aardfche dreven Tot zonnefchijn: annt'disftrs;srampen ?m Dat langs het fpopr der wetenfchaopen Uw hand mij leid, Dan zij altoos geheel mijn harte U toegezeid, En eenmaal klinke, in 't koor der Englen, M.jn harp voor de eeuwigheid. ' ^i^T^Tf^ M ^ ^ ™" f r e- Voltaire Z°°TEN/«/^ den Heere de an men dit Boek al niet onder de nuttigen tellen f t verdient ook in geenen deele onder de nu loo' zen of fchadelijken geteld te worden. In eeaan« samen en levendigen ftijl , zoo ei e™™*£ ,RE' worden hje' «er veele Anecdoteshnè™ 4zan!eïd die , zo ze al geen bijzonder licht omtrend zidn a' ver breidendatrhVan K°™Z Van » Tog en venpreiden, (hoe wel wii c-elnnupn A«r jq u>yb^u «ge en menihkundige LJezef ^ wef hieï en iets van dien aard zal vinden) nogtans onder het ï zm «dien vermaken. Men mag L met reïht rang.' fchik-  GEDENKSCHRIFTEN. 231 fchikken onder die Werken, welke een aangenaam en fchuldeloos tijdverdrijf opleveren , en in uuren van uhv fpanning den geest verleevendigen kunnen. — Onder anderen zal men in dit Werk eene waarheid nader bevestigd zien , die de ervaaring ook al dikwerf heeft geleerd, dat naamlijk verandering van omftandigheden en betrekkingen , den grootfteu invloed hebben op de karakters der menfchen. Zoo als frederik als Kroonprins dacht en handelde, zoo dacht en handelde hij geenszins als Koning. In deze betrekking liet hij altoos zijne meerderheid gevoelen, zelfs aan den bij hem hooggeachten voltaire. Zeker (telde frederik veel belang in dien vermaarden Letterkundigen: — dan de geest, dien' den Monarch eigen is, en, als 't ware, een wezenlijk deel zijner beltaanlijkheid fchijnt uit te maken , zoö dat deszelfs gemis het geheele denkbeeld van Forst fchijnt weg te nemen, naamlijk het eigenbatige, zag men ook in frederik doordraaien, in zijne handelwijze omtrend Letterkundigen, en wel bijzonder omtrent dien zelfden voltaire. Toen, bij zijne verheffing, la metrie den Koning te kennen gaf, hoe zeer elk jalours was over de Waakende gunst, waar in voltaire dondt, andwoordde de Koning: Laat mij begaan, men drukt den Orange appel, om 'er het fap uit te hebben, en wanneer men dit heeft werpt men de fchil weg. — Eene fraaie zedeles, — een dionijsius van Sijracufe waardig. — De fchets van het karakter en levenswijze van den Grooten frederik is zeer onderhoudend, — doch verfpreid juist geene gundige denkwijze omtrend 's Konings zedelijk karakter. — Van de avondmaaltijden fprekende, waar bij voltaire doorgaands tegenwoordig was, zegt hij onder anderen: ,, zoo iemand ,, ons onvoorziens beluisterd had, zou hij op bet zien „ van dat tafreel gemeend hebbep, de zeven Griekfche ■„ Wijzen in een bordeel te hooren." — Verfcheiden ftaaltjens worden 'er aangehaald van 's Konings vriië denkwijze over den Godsdienst. Bij gelegenheid , dat een zeker Minister, in een gefprek met den Koning over eene Echtfcheiding, het O. Testament aanhaalde, andwoordde den Koning: ,, moses leidde de Jooden „ zoo als het hem goed dacht, en ik regeer mijne ,, Pruisfen, zoo het mij goed dunkt." — Hoor voltaire verder over dezen Vorst. Deze zonderlinS 5 » ëe  232 V O E-T A I R, E „ ge regeering, , deze nog vreemder zeden, het ftriidi " geftVan,.heJt ?t01?«*us en van het Epicurismui t „ geftrengheid fa de Krijgstucht, en.-deP ïïdpïïeid £ „ het binnenfte van het paleis, pagies, met welke men „ zich, m het kabinet , verlustigde , en Soldaten dl? M, men zes en dertig maal door de IpitsroedeTed'loo tJÏKll?^ de V^lerS Van ^nMonarcn , ci e zulks „ aanfchouwde; zedekundi°e eeforekbpn M VnT i „ ze ongebondenheid, S^tSS^JSgS „ freel, het welk toen maar weinig lieden bekent 2 Teï.»611 nadei'hand » EllroPa S openbaar g££ „ De grootfte fpaarzaamheid had de voorzitting te „ Potsdam over alles, wat van zijn fmaakml% £ „ lafel en die zijner Officieren en EffideT „ waren bedongen tegen dertig ^'5.^1*^ „ de wijn uitgezonderd. — En in itede dnr l,;; «IF' „ Koningen de ^^J^^^,^^ „ bemoejen, was het zijn Kamerdienaar TE " ter FzFiindo;oee,rrHZdrr ^' * fiUSSfiX was'" J °PP^chenker en, zijn Opperbakker „ was. Met deze zuinigheid llrookt zeer wei- mg t geen v. vervolgends verhaalt van SóSS hebbcnj voor de Opera. „ Hij had dfchoo te „ ftemmen en de beste danfers in zijn dienst.ff. „ berini in dien tijd op zijn tooneel. - Zij is \t „ die federt trouwde met den zoon van denman " IZ'n ~ v KT°S Jlad deze Dai^es te Vene "e „ la en ophgten door Soldaten , die haar zelfs over „ Weenen, naar Berlijn voerden. Hij was eeniS „op haar verhefd om dat zij mans beenen had" „ maar onbegrijpelijk is het, dat hij haar eene iaar „ wedde van drie duizend Ducaaten gaf » J Hoe zeer ten dezen opzichte 's Konings zucht voor de Mufiek doordraaide, en men hem dus, van dien km befcjiouwd, eene zekere gevoeligheid zou hebben moe ten toekennen, was hij aan den anderen kant «er ongevoelig ja zelfs wreed. _ Het volgende kan daar van ten bewijs dienen. „ l„ de gevangeni e V«; „ clau bevond zich een oud Edelman uit het Era i- " f 6 d?mptt,',hij T3S een man va" ^s voeten ei g. " a °,vei'lerdfn Koni"S va» Pruïslen had hem „ om deszchs fchoone geftalte, laten ronsfelen men » had hem een Kamerheersplaats beloofd, en hij'kreeg „ ecn  OEDENKSCHRI FTEN. öSj een plaats onder de Soldaten. Deze man zocht „ daarop met eenige zijner fpitsbroeders te ontfnappen: 3, hij wierd achterhaald, eii voor 'den Koning te rug ,„ gebragt, aan wien hij rondborstig genoeg verklaar„ de, hoe leed het hem deed, een tijran, als de Ko„ ning, niet over hoop gedootcil te hebben. Men gaf ,, hem geen antwoord , maar fneedt hem neus en „ ooren af, eu deedt hem zes en dertigmalen door de Spitsroede loopen, waar na hij te Spandau aan den Kruiwagen geketend wierdt." 't Geen door v. in den aanvang aangaande 's Konings vader wordt verhaald , is niet min onderhoudend, i't Karakter van dien Vorst verfchijnt echter ook in geen gundig licht. — „Men kan niet ontkennen," zegt hij, „ dat Turkeijen een Gemeenebest is, in vergelijking „ van het willekeurig gezag , 't welk frederik. ,, willem oefende." . Meer daaltjens mede te deelen van een of ander, verbiedt ons het bellek eener beoordeeling. • De vertaaling kon beter , ze is geenszins door een 'kundige hand gemaakt; hier en daar vindt men volimaakt eene Franfche woordvoeging, 't geen het Werk .wel eens onverdaan baar maakt. — De meenigvuldige drukfouten ontiieren het Werk zeer. Op den tijtel daat 1796 , doch wij zouden 'er niet vreemd van zijn, indien dit Werk van ouder datum 'was, opgefmukt met een nieuwe tijtel. De Vrije Reptfblicein , of de getrouwe Vaderlandfche Volksraad. Men wil in V Vrije Leeuwendaal Alleen de zagie en zoete taal Der edle Vrijheid hooren! zeelandus. Te Amfteldam , bij C. Groenewoud en A. van der Werve, 1795. 111 Bladz. In gr. Ocïavo. De prijs- is f : - 12 - : Deze Vrije Republicein (eigenlijk moest het heeten Republikein) is eene verzameling Van vijf Stukjens onder de volgende tijcels: Het Vaderland en de Vrijheid, Utrecht, Adel en Geboorte geen recht tot re- gee-  a84 DE VRIJE REPUBLICEIN. en reeds vnnr 'r i^r . 0 ?, k"u"'J,-u» va" ouaen datum, -1 'er niet wijzer en verllnndiger,Tn^de fjg er??, Hoe da«ePmUïï,ktfch£ 8r,ondbe8i»felen te willen féhïi ven ~ Smtipn ftTO^kt' ' geen de Schrijver, in het eerde w Sn IfT heerfchende Godsdienst fchfijft, hekennen ^JiA'j . -te weeten- Even min voegen, bij de meer he ft z„„HnkW1JZl °Ver ',et P^tisme, die thanSs pTaa» 5nf,»«- • ■d"".,ge bewoordi"gen en uitdrukkingen , welke de Souvereimteu bepaalen wee in den boezem des Volks, maar b.j de Overheden. - Dit een en ander * gouverno. _ irouwens de grondbegïnfelen van, het Patriottisme van i787 ^Wï^^^^ gee" de *** Prijsverhandeling op de Vraag: waaraan zullen Ouders best kunnen weten tot welke Ambachten of Handwerken, hunne Zoonen volgends hunne geaardheid (genie) behooren opgeleid te worden, door johannes van laar, aan wien een ThtZ- \eKl?tH is'frezen. Uitgegeven door de MaatJcypptj: tot Nut van het Algemeen. Te Amjleldam, bij Keijzer , de Vnes en van Muniler , 69 Bladz. In ohavo. De prijs ts ƒ : 4 ' • Wij hebben deze Verhandeling met zeer groot genoegen doorgelezen. Zij is, in fainenfpraken tusfehen een hand-  iaiJSVEfcH. UITG. D. D.MAATSCH.T.NUTV. TALOEM. 285 'werksman en den fchrijver , onderhoudend, bevallig, en zeer duidelijk en verftaanbaar opgerteld, en kan onmooglijk nalaten de opmerkzaamheid van den gemeenen man , dien dezelve 111 ■handen gegeven wordt, tot zich te trekken, en hem, op plaatfen daar dat gefchieden kan, op te wekken om met oordeel en lomzichtigheid , in de keuze van handwerken voor zune kinderen te werk te gaan. Jammer maar , dat de eenzijdige eigenliefde van veele ouders voor hunne kinderen een hinderpaal is Idien men niet licht zal uit den weg ruimen! Doch dit verminIdert voor het overige geenszins de nuttigheid van dit zeer fraai opftel. Prijsverhandelingen over de gebreken der Burgerfchoolen. Uitgegeven door de Maatfchappij: tot Nut van het Algemeen. Beantwoording van de Prijsvraag, enz. door h end rik wester, Foorzanger en Schoolmeester in de Oude Pekel Aa, aan wien de gouden Eerpenning is toegewezen. Beantwoording van de Prijsvraag, enz. door hok^stig Coti/istoriaal-Raad en Superintendent te Bukkeburg tn het Granffchap hippe in IVesifalen aan wien de zilveren Eerpenning is toegewezen. TeAmjleldam, bi, Ke.jzer, de Vries en van Munfter, 143 Bladz. In Oaave. De prijs tsf:-7-: Met reden klaagt men, dat 'er groote gebreken ra onzeJBureerfchoolen plaats hebben. Met reden heeft de Maatfchappij- tot Nut van het Algemeen derhalven geeischt, dat men die gebreken zou opgeven, en tevens zijne gedachten mededeelen over de verbetering van dezelve en de manier waar op die verbetering kan worden ingevoerd. Dit ftuk naar behooren te beantwoorden. is geenszins het werk van een buitenlander, die met het locale hier te lande niet genoeg bekend is , en derhalven natuurlijk tot aanmerkingen en voorilagen neigen moet, die op ons land minder toepaslijk zijn. Van dien aard is de Verhandeling van den Confistoriaal-Raad korstig, die zeer wel gefchreven is, en hier en daar aanwijzingen en wenken geefc, die ook tot verbetering van onze Schooien van nut wezen kunnen. Maar van veel meer gebruik is het fraaie ftuk van den bekwamen Meester wester voor ons. Hij, die zelf den Schooldienst veele jaaren geoefend, en met een opmerkzaam oog alles heeft waargenomen, is beter dan iemand in ftaat, om ons veele gebreken te zeggen , en tevens te zeggen hoe men die gebreken zou kunnen verhelpen. Wij hebben deze Verhandeling met zeer veel vermaak gelezen. Wij wenfehen dat zijne aanwijzingen van nut wezen mogen. Evenwel vreezen wij dat de Schoolverbetering alleen hier en daar iets beduiden, en dan nog alleen zeer traaglijk zal voordgaan. Zo de Onderwijzers zeer veel bekwaamheid hebben is  286 DE VUIJHEIDSZOONEN. TONEELSPEL met zijne leerlingen maar weinig vorderen 5 °?z'.t'h[fn opvoeding van dezelve door ^S^SS^^.^ De Frijhcidszoonen. Toneel f pel, in viif Bedril t t ■■ den, tijB. Onnekink, ^ O^^^ W7„nrePtLme,n in d6Ze? «4 van Vrijheidszoonen hoort de de hoofdzaak, en deze liefdfis tor in 1,1 k • 'Srde hef- overdreven, de liefde voor de Vrii heidl « J1" b.™enfPO«>rige derheid, gevoeligheid die onnatuu jk't ^Teer^nf' Tf uitzinnigheid puist, is de voorname r 1 ?.a aan de Spel dat vol is van Aaauw^ al verder eene ^uitzinnige gevoeligheid kan uCken het overige is 'er in de verwarring noch :„ I , • r iets het minde dat belang verwek?' Het loonr onckn100P!nS gin tot het einde, plat ff, ^nder tnsOu* ders, die het gezond menfchelijk verdand van hiinn?'^ ters niet bederven willen, raden wij nie■ d« riïTr 5* brengfel van buitenfpoorigè gevoeligheid aan de Ive in h°ï den geven. Hoe is het mooglijk dat ièVsnH geduurig met opdellen van «A^O^^J^ De J/cade of de Landman, Rrchter. ToneelTael i„ w,r T\e Burger r. c. van goens hadt dit Stuk, dat door t tv U g v e t , naar het Spaanfche van c & l d e r o n in h« p™ u werkjen met eenige zijner vrienden in Utrecht uitgeven ™ befloot naderhand, hetzelve over te zien en aftondefliik te doen * te «* v».«f *sAS"i ^ï~'„7 , over-  DE ALCAbE OF DE LANDMAN, RECHTER. TONEFLSP. 2&7 loverhandigd, welke, overëenkomftig de onbillijkheid dier tijden, :het geenszins raadzaam oordeelden , dit openlijk ten toneele te voeren. „ Ik heb hetzelve daarom (zegt de Burger v. c.) toen laten leggen (liggen), doch de tijden nu nog al zo iets of wat veranderd zijnde , denk ik niet, dat de tegenwoordige omftandig■ heden oorzaak zullen zijn, dat dit ftuk niet gefpeeld wordt; in. ; tegendeel, de omftandigheden zijn thands zodanig , dat hetzelve mu niet meer kon gefpeeld worden in dier voegen, als het door : de Regenten zelve was afgekeurd, de Koninglijke en Vorftelijke 1 uitdrukkingen zijn in onze Burger ooren ihans disfonanten ge. 1 worden ; dergelijke uitdrukkingen moesten 'er dus uit, enz. " i Wij Recenfenten hoopen ondertusfehen niet,dat men het Patriottismus ooit tot die belachlijkheid zal voeren, om Koninglijke en 1 Vorftelijke uitdrukkingen in origineele ftukken, te verburgeren, i even gelijk men in de eerfte dagen onzer jongfte omwenteling las op een uithangbord: in den Burger da vin. Zelfs zouden 1 wij niet gaarne zien, dat men fchoone metaphoren , comparatiè'n en dergelijken, van Koningen en Vorften ontleend, om de uitmuntendheid eener zaak aan te duiden , even daarom zou verachten of weglaten, of zou het ook voor onze republikeinfche ooren onwelluidend zijn, wanneer men in onze dagen zijne Burgers het bekend gezegde toeriep: die niets begeert en niets vreest, is Koning? —vWij houden van dat fchreeuwen niet, I daar hetzelve toch in ernftige gevallen zoo weinig afdoet, en imen, door de zaken te overdrijven, nadeelig wordt, hierdoor , wordt de deugd niet alleen ondeugd,bij voorbeeld zuinigheid ontaard meenigmaal in fchraapzucht, maar zelfs wordt door het over: drijven het eigen kwaad begaan , dat onze ai te groote ijver zocht 1 te beftrijden, zoo voert de nedrigheid tot hoogmoed, vrijheid tot 1 dwinglandij. Est modus in rebus. —— Dan, het wordt tijd , over het Stuk zeiven te fpreken. —— Cr es po een rijk landpachter in Andaloufiën, is Vader van isabelle en juan, en Oom van ines, bij gelegenheid, dat hij met zijne dochter zich in Sevilië bevondt, werdt zij heimlijk verliefd op een' Officier, en geeft dit ingewikkeld aan haare nicht te kennen, tevens verhalende, hoe haar vader wenschte, ines met juan getrouwd te zien, het welk deze op haar beurt geenszins van de hand wijst. Bij een doormarsch van Troupes, beveelt crespo alles daar toe in zijn huisgezin gereed te maken en de meisjens zich in een tuinkamer onzichtbaar te houden . waar op don louis de figueroa, Capitein in het regiment van zijn Oom, met rebolledo den Sergeant, bij den landpachter worden gebilletteerd, welke laatfte zijnen Capitein naar iisabelle begeerig maakt,en ontdekkende, waar zij verfchoo1 len is, middelen voorllaat , om onder het voorwendfel van eenig  288 de alcade of de landman, rechter. tonbelsp, nig gefchi! en vrees voor de woede van zijn' meester , de kamer open te loopen.en bij de meisjens befcherming te zoeken ïennTn w °°' «eluk.1» en den Capitein isabel?e doet b'rhadntnedcree pZ„elfle me'S,en te Zij",' dac hfi in Sevïllé bemind rasfchen 11 r JUA^' 0p dit Seraas inkomende, verutïi / " HoPman> welke, de oorzaak van dit geval verha lende door juan wordt gelogenflraft, waar op deze den zoon Z,nC lSP°, Z0U afSemaal« hebben, indien men hem niet hadt tegen gehouden, terwijl de Generaal van Logement veranderen Iu'aÏ1 neemt5 H° ^ 7 m de Zaak een "inde mIa . — InitL dle"St bl] het regiment, het welk met hem den L zi.n^ ei'eeVen,' * meer daar hiï verneemt, da de kak r en zijne dochter gekregen zijn , het geen hem eeleaenheirii v-, ïau;NZ,JdPrnCrerambt m£t ^chtvaardige zSefeenb^^ Juan, den Cap.tem gewond hebbende, wordt door den Va zfch \t?lcZn de" Krii^aad.overhandigd, behoudende voo hZjc cl m ' °"Jden Capltein zelve te ftraffen, dien hij des doods fchiildig vindt, maar voorllaat, door zijne dochter tl "Te^ ,eV6n t£ f^henken' V0'Sends ^ uitfpraak de "we t welke mets vuunger verlangende dan met is abel. e vereend te worden, het aanbod aanneemt, onder voorwaarde van fe toeftemmmg des Generaals , zijnen oom , die met zijne bende dreigt den A cade en het geheele dorp'van tan, te helpen ind.en men z,,n' neef aan hem weigert over te leveren waar "d CRt rror z,jn recht befchermt , zich tot den aanvaV Seed herhaalt ^T'"^ 38,1 het hoofd z,'"er gewapende boeren herhaalt, en door de traanen zijner dochter en de fmeekinJn van de„ Capitein, den Generaal overhaalt , het dreiSïeur fpe in een aangenaam blijfpel te veranderen, zoo dat isabel"e Z^f^l' ^ ^ » « 3'leS « joegen ^ Zie daar Lezer! den inhoud van het Stuk Wij merken maar alleen aan, dat juan te fchielijk in den diens o"rS en hTrw^e!!ment Vertrekt' anders is aI'e* "er waarfchijnlfk , en het charafter van crespo, vooral als rechter, uitmuntend! met genoegen hebben wij het gelezen, en kunnen het, om des- SLmtnt;"-1 Cn DatUUrlijke beVall*heid' U  UiTTREKZELS en BEOORDELINGEN. DANiëL en de XII Kleine Profeeten. Naar het Hebreeuwsch. Door ij. van hamelsveld. Te Amfteldam, bij M. de Bruijn, 1795. Van de Vertaaling 388 en van de Aanmerkingen 442 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 2 - 16 - : ( Tweede Recenfte.) Na, in de Inleiding tot h os e a, eenige aanmerkingen over zijn perfoon, den tijd zijner bediening, medegedeeld, en eenige bedenkingen opgeloscht te hebben, fpreekt de Burger v. hamelsveld dus van het Boek van dezen Profeet zelve. ,, Het Boek van hoseü deelt zich in twee Hoofd„ deelen; in het eerfte Deel, vervat in de drie eerfte „ Hoofdftukken, wordt de toeftand en het gedrag van , Israels Volk, hunne ontrouw aan God en den voorl, vaderlijken Godsdienst, benevens de ftraffe der bal„ lingfchap, in welke zij, van alle kerkelijk en wereld„ lijk beftuur beroofd, verkeeren zullen, als van hun,, nen God verftoten , fijmbolisch en zinbeeldig gete„ kend in een huwelijk van den Profeet met eene , vrouw, die hem ontrouw is, en haaren huwelijks" pligt verbreekt, en in de zinbeeldige benamingen „ der kinderen, die zij ter wereld brengt — als ook „ in de fcheiding des Profeeten van zijne vrouw, enz. „ In het tweede Deel, vervat in de overige Hoofd„ftukken, worden dezelfde onderwerpen meer regel„ recht behandeld, de ontrouw der Israëliten jegens „ God, en hunne menigvuldige overtredingen , bene,, vens de ftraffen, die zij te wachten hebben, even,, wel met invoeging van de blijder uitzichten op her„ ftel, wanneer zij tot God, den grooten Ontfermer* „ zullen wederkeeren, nadruklijk voorgedragen, naar ,, het fchijnt in onderfcheiden afdeelingen, welke op ,, onderfcheiden tijdperken zijn opgelteld, alhoewel het „ niet wel mooglijk is , dezelven, met zekerheid, te „ onderfcheiden, waar elke dezer afdeelingen begint of ,, eindigt, dewijl zij de kenmerken eener onderfcheiding „ misfen, hoedanigen men in andere Profeetifche Boe„ ken ontmoet." — „ De fchrijftrant van hoseü is onderfcheiden van vad. eijjl.vux.deel.no. 7. T ;p die  20O ij. van hamelsveld „ die der overige Profeeten. Men kan zijnen ftiji „ niet verheven noemen. Hij is kort en afgebroken „ ia alles wat hij voordraagt, maar beeldrijk" en vol „ van gehjkenisien en overdragten , die echter meer aangelript, dan uitgevoerd en ontwikkeld worden, „ fomtijds heeft hij ook toefpeelingen op oude gebeu„ remsfen en volks-gefchiedenisfen , welke voor ons „ onbekend zijn geworden." „ Een zoodanig Dichter, en bovendien een Ooster„ Iing, wiens beelden en vergelijkingen zoo dikwijls ,ï geheel van onzen fmaak verfchillcn /is moeilijk om 'in „ eene Wcsterfche taal over te brengen. „ IIoseü," „ zegt eichhorn, „ kan en zal 'in eene Westerfche „„ Overzetting nooit geheel behaagen. " Het zal mij „ dan genoeg wezen, indien mijne vertaling den zin „ van den Profeet getroffen, en voor den Lezér ver,, (manbaar gemaakt hebbe." Na hier op de echtheid van dit Boek bewezen te hebben, gaat de Geleerde Vcrtaaler tot de bijzondere aanmerkingen over, waar van wij nu deze en geene zullen opgeven. • Hoofdft. I: 2. Vertaalt v. h. Het begin van jehova's openbaringen aan nosEa was een bevel, waar bij jehova hem geboodt, bij zou eene tot hoererij gezinde vrouw trouwen, en daarbij even ééns gezinde kinderen [verwekken], dewijl dit land op dezelfde wijze, met verlating van jehova, hoererij en overfpel gewoon was te bedrijven. , En in de aanmerkingen is hij van oordeel, dat'door deze vertaaling alle zwarigheden, welke de Uitleggers gemaakt hebben, en waar op de beftrijders van den Bijbel gevallen zijn, verdwijnen. (*) Om Hoofdft. III: 5 te verdaan, zegt de Hoogleeraar, moeten wij in bet oog houden, dat eigenlijk gefproken wordt van het volk der X (lammen, het welk, ten tijde van jerobeüm I, zich van davids Stamhuis afge(cheurd heeft, welk huis beftendig den troon van Juda heeft blijven bekleeden. De mening is dan: Eéns zullen de hra'élhen den waaren Godsdienst weder omhelzen, zich met de Jooden , of die van Juda, vereenigen, onder eenen Vorst uit het huis van david. — Waar C) Verg. d. c. van voorst, Vitlegh Ferh. I Stuk, Blauz. 41. 0 5  DANlë.L kn DE XII KLEINE I» 1! o T E È t E n. 2<}I Waar van ecn voorfpel geweest is, na het herllel uit de Babijlonifche ballingfchap. In laater dagen.'] De volkomene vervulling is nog aanftaande , en bewaard voor die gelukkige tijden, wanneer het zal zijn, één lierder, ééne kudde. (*) De moeilijke plaats Hoofdft. IV: 18, vertaalt v. h. Hun drank beeft hen verhit — zij doen niets dan hoereeren, Zij minnen losheén, en hun drift ftrekt hun tot fchand. (f) Hoofdft. V: i. vertaalt hij het woord DS^DH dit vonnis, wij zijn echter liever met den Hoogleeraar manger van oordeel, dat dit woord hier dit twistgeding beteckent, en met 3'"1 boven Hoofdft. IV: i. verwisfeld wordt. Tot eene Proeve van de vloeiende en over het geheel fraaie Vertaaling van den Burger v. h. dienen de drie- eerfte vcrfeti van het Vide Hoofdftuk. 1. „Kom, keeren wij te rug tot jova, onzen Godi „Hij , hij heeft ons verfcheurd, hii zal ons weer genezen; ,, Hij doeg ons, maar hij zelf verbindt ook onze wond. 2. „ Hij, in twee dagen , zal hij ons weer levend maken, „En op den derden dag, ons weer her;ijzen doen. „Dan zullen w', in zijn pimst herdeld, gelukkig leven; 3. „ Dan zullen wij geleerd door ondervinding zijn ; „Dan ons bevlijtigen, om jova meer te kennen. „ Zijn hulp daagt voor ons op, geliik de dageraad; „Hij, hij verfchijnt voor ons, gelijk de milde regen, „ Die in de lente of herfst het dordig aardrijk laafc." De laatfte woorden in het 5de vs. vertaalt v. 11. En dat hun vonnis hen zou treifen, als de bllkfem. • Beter echter fchijnt hier de lezing van zeer veele oude Overzetters met het verband te ftrooken, deze hebben "n&0 >Q5VD yip'ifue /X8, in plaats van 7)N I'ÜÖtyo de (*) Conf. Cl. mahgerus ad h. I. & michaclis ad Jtf. LIX: 20, 21. (f) Dat deze plaats zeer verfchillend wordt opgevat, blijkt niet alleen uit de oude Overzettingen, maar ook uit de verklaringen van latere Uitleggers. Manger heeft: Flagrat eorum compotatio; indefinenter fcortari faciunt; amant levitatem ; ignominia funt ejus infant'^ Ta '  292 ij. vau hamelsveld de 3 dus bij het laatfte woord voegende. Zoo even was 'er gezegd: /* heb hen bewerkt door mijne Profeten, tk heb hen door mijne redenen den dood bedreigd. waar op dan nu volgt ; en i mijne flraf zal uitfchteten als het licht, of als de blikfem, dus wordt in bet eeheele vs. de eerfte perfoon behouden. (*) vs. 7.7.1] hebben het verbond, als adam, ovenreden; Daar, hebben zij trouwloos gehandeld tegen mij. Aanmerk. Als adam.] Zonder mij in de verfcbillen der Godgeleerden in te laten, geloof ik, dat dit de waare zin en vertaling der woorden is: de ongehoorzaamheid der Israehten wordt vergeleken met de ongehoorzaamheid van adam, die, in het Paradijs, daar hij alle vveldaaden der Godheid genoot , het Godlijk bevel overtradt, en het verbond verbrak. — Dus de Israëliten daar, in het iieraad der landen, het aan hunne vaderen beloofde, en van dezelven zoo hoogschatte Kanadn, enz. ■ ° * Dat h 0 s e a een der moeilijkfte Profeeten is is boven reeds opgemerkt, en uit de verfchillende verklaringen van oude en nieuwe Uitleggers ligtelijk af te nemen. Daar wij binnen ecn kort bellek bepaald zijn, kunnen wij niet veele aanmerkingen omtrent de Fertaaling en Aanmerkingen van den Burger v. h. geven, noch breedvoerig de zijne met die van anderen vergelijken. Wij willen gaarn aan eiken Uitlegger zijne vrijheid laten, en onze aanmerkingen aan het rijper oordeel van deskundigen ter overweeging voorftellen, zonder daar door eenigzins de waarde van het Werk voor handen te verkleinen. — Onder meer anderen is onze aandacht gevallen op de vertaaling van Hoofdft. VII: 6. Zij naderen tot hem, manr als een oven, gloeit Hun hart van list en lagen. — Hun bakker flaapt gerust, den gantfehen nacht, en 's morgens Vliegt hij, gelijk een vuur, gelijk een vuurvlam, op. Wij in tegendeel, zouden liever deze vertaaling geven: wanneer zij hun hart, gelijk een oven, met listen vervuld hebben, flaapt hun gramfchap den geheelen ,*\ r. c ~. „ nacht, i') Conf. aurivilliui Disfertt. Pag. 613.  daniël en de xii kleine i'rofeeten. 20.j vacht, 'smorgens breekt dezelve, gelijk een vuurvlam, uit. — Het werkwoord 3"lp naamlijk, heeft hier de beteekenis, welke het meermalen bij de Arabiërs heeft, \an vervullen, en dit aangenomen zijnde, hebben wij : net cappellus en buxtorf geene andere lezing nodig. Manger heeft ook: quando repleverunt cor fuum , &c. en de Geleerde arnold heeft dit nader bevestigd. (*) Voor DHStf zouden wij met dathe lezen DiTSt*? het eerfte, hun bakker, zoo als manger en van vloten ook hebben, kan hier moeilijk eenen gevoeglijken zin hebben , daar het laatfte , hun toorn , gramfchap , woede, hier zeer wel ltrookt. — Het woord |BM waar aan dathe de beteekenis van verouderen, voordduuren, gelijk Deut. IV: 25, toefchrijft, nemen wij hier in de beteekenis van jlaapen , welke hetzelve , volgends zijnen oorfprong even zoo wel hebben kan. Hun toorn flaapt, dat is, bedwingt zich, houdt zich in. (f) Van de moeilijke plaats Hoofdft. X: 11 en volgg. waar van van vloten zegt, dat zoo veel hoofden, : zoo veel zinnen zijn , geeft v. h. deze fchoone Ver- ! taaling. 1 11.Een veerze is Efralm, tot dorsfchen geern gewend, Maar op zijn vetten nek zal ik het juk nu leggen, Voortaan zal 'k Efraïm nu fpannen voor den ploeg; Daar Juda ploegen zal, zal jakob voor hem eggen. 12. Zaait u tot waare deugd, dan zult gij naar de maat Van.Godsvrucht maajen; ploegt, bereidt naar eisch den akker, 't Is tijd, jehova God te zoeken, dat hij koorn', En over u zijn gunst en heilgenot doe reeg'nen. 13. G'hebt ondeugd Hechts geploegd, godloosheid was uw oogst , Gij hebt de vruchten ook der leugenen genoten ; Op oorlogswagens hebt g', en heldenfchaar, vertrouwd; (§) 14. Dies zal 'er krijgsgewoel ontftaan in uwe (lammen, Uw' fterke vestingen, zij worden dra verwoest, Ge. (*) Arnold in Obfervat. ad Loca quxdam Proverb. Pag. 41. (f) Conf. tarnen aurivili-ius /. e. Pa*. 616. (§) Behalven den Hoogleeraar manger in Commer.t. ad h. I. kan men eene nadere opheldering de*er vetfen vinden bij van voorst Uitlegk. Verhand. II Stuk, Bladz. 6. vilgg. T 3  294 IJ- VAN HAMELSVELD Gelijk. Beth-Arbel werdt door salman ingenomen, (*} Met ftorm en gantsch verwoest. _ Daar op haar zuigeling lS.De moeder werdt verplet. _ Dit, dk hebt gij te danken Aan Bethel, tot een' flraf van all' uwe euveldaên Ach! krek Koning wordt, reeds in den vroegen'morgen Bij t klieken van den dag, te jammerlijk vermoord. Omtrent Hoofdft. XII: i, waar over de UitWers niet minder verfchillen, zullen wij onze gedachten namedededeT ^ ^ N°mmr SePlaatste Mengelwerk, Hoofdft. XIII: 15, neemt v. u. het woord {^"tè* met datne in den zin van wild, ongetand; doch da Geleerde manger heeft, volgends eeue andere afleiding, getoond, dat het hier vrucht dragen beteekent en dit is_ van vloten ook gevolgd, vertaalende, Jchoon hij vrucht draagt hoven zijne broederen. — De zin, volgends manger, is: quamvis Ephraïmita, pr<& rehquo Israele, floruerint opibus, vi, ef dignitate, eaque fe jatïent, & fat is tutos credant a minis & judiciis divinis, ea tarnen non ejfugieut, ut habetur memIro posterlort\ veniet Eurus, ventus Jehova, Hoofdft. XIV: 6'. neemt v. h. den Libanon, met de meeste Uitleggers, waar onder ook manger en van vloten, voor boomen of cederen Libanons, ut Libatius, zegt manger, ftve, ut arbores eo in monte provenientes, & firmitate radicum fuarum pr °f laatfte oor„ dee*, daar zal gehouden worden. — Het niet of * n?l' !,-r5e-rd VCr,ft?an Van onze« P^^et heef „ tot deze .verdichting aanleiding, gegeven. - Wij lezen „ nergens ,„ den Bijbel van %fng dal van JofafaT „ maar wel e chron. XX. dat, onder de Vegee- ,, nge volken eene verhuizing hadden voorgenomen * land van „a de Jooden v^ * d gd ?r verdreven te hebben, neder te liaan, maar ,, £t zij, door onderlinge verdeeldheid, eikanderen " J eVren,;eld;, U1 Z/kcr d:l!> fel welk' daarom d n „ nwm Beracha (het dal des lofs,) gekregen heeft „ M,sfchien doelt dc Profeet op deze gebeureni, ma k „ eigenlijk heeft hij zoo min dit als eeni* ande^dal „ m het oog; hij fchildert zich een da?! ïret welk h? „ JEhos afat (jehova zal rechtdag houden) noemt „ alwaar het etndejk vonnis over alle de • vijanden van " ner 7are» Godsdienst zal voltrokken , Vi d b „ fl.sfende vek'dlag zal gehouden worden.» —L tn de Inleiding voor den Profeet amos lezen wii onder anderen de volgende aanmerkingen. „ Schoon „ amos onder dc Xlf kleine Profceteu, de derde in „ tang ftaat, heeft hij echter, eenige jaaren vroeger „ dan HosEa z.jn ambt als Profeet verricht, trou„ wens, volgends het opfchrift van zijn Boek, is dit " R' y JER0BEa'M H. in het rijk van Israïl X of der X Hammen, en uzzia, in het rijk van „ da, den troon bekleedden, hebbende dezen laatlten „ zijne regeering aanvaard in bet 27de jaar van TE. „ robebm 8. 2 Kon. XV: 1. e„ beide de Vorïten „ 14 jaaren gelijktijdig geregeerd. a Kon. XIV: 27." — „ Verders weten wij van amos, uit dit Boek, de" "i^JZ°nderheden ' . H9 was ™n jongs' af niet op- " dI pI f™/'" Prd?e-C te ziJ'n' hb' hadt de fehoolen ,, der Profeeten met bijgewoond; ook was hii in zelfden tijd, Zal k: davit,s hut, helaas.' zoo zeer vervallen, weder Oprichten, en haar' muur , gefpleten en gefclieurd , Hertellen, t geen verwoest is, wederom hernieuwen, Ja alles maak ik weêr, zoo als 't voorheenen was. 12.Zoo zal men t overfchot van Edom, en die volken, JJan naar mijn naam genoemd, ten erflijk eigendom. Bez.tten, zoo fpreekt God, jehova! die dit uitvoert. 13 Eéiis komt die blijde tijd, zoo fpreekc jehova God. Dat ploegen, maajeu, dat het treden van de druiven En t zaajen, ongefloord, elkaér vervangen zal. De bergen zullen dan van most en wijnen vloeien; En elke heuvel geeft een vlietend beekjen op. (*) Uit deze onderfcheidene opgegevene proeven kunnen onze Lezers nu van zeiven afleiden, hoe veele moeilijke plaatlen de Geleerde Vertaaler een gelukkig licht bijgezet, en met zijne aanmerkingen opgehelderd heeften met hoe veel recht wij dus ook dit Deel ter bc~ vordering van gegronde Bijbelkennis kunnen aanprijzen. Pa}.\o°—3^1' J' H' VERSCHÜIR tof'"*. Philol. Exeget. Leer-  H. C. E 8 K E S , LEERREDE. 3©* ^Leerrede , over het geluk van eenen vromen eenvouwdi: gen Christen; naar aanleiding dezer-woorden .-jesus ! leeft gezegt: Ik dank u Vader , Heer van hemel en aarde, dat gij deze dingen verborgen hebt voor de wijzen en verftandigen, en veropenbaart hebt aan de klet«en. Door h. g. esres, K.nunmk te Rees. Te Amfteldam, bij P. van Buuren, 1795- 27 Bladz. In gr. I Octavo. De prijs is f - 5 - 8- PJV/ïet verdienden lof gewaagden wii, onlangs, van het liVl Godvruchtig Handboekje, voor den harger en Landman , door den geiten Kanunnik in 't licht-gegeven. lOver 't geheel genomen, mogen wy, over de thands atgegcvencf Leerrede, het zelfde vonnis ftnjken. Hier en daar, gelijk, inderdaad, niet anders was te verwachten ivan een Roomschgezinden Schrijver , verwonen zich , snaar onze Protestantfche manier van denken , eenige jvooröcrdeelen zijner Kerkbelijdenis. Doch tevens ontmoeten wij , ginds en elders, meer uitgebreidheid vau hart meer algemeene goedwilligheid, dan b.jhet gros derRoomschgezinde Schrijvers. En kunnen wij met na, laten, bij deze gelegenheid, aan te merken , dat, oni danks de voorwendingen van oudheid en onveranderlijkheid van Geloove, de denkwijze en manier van voordraf , allengskens, eene andere, meer verftandigé gedaante aanneemt, bij verfcheiden leden van dat kerkgenootfchao over welke de dageraad der Verlichtinge ongevoelig aanbreekt. Twee zaken verhandelt de Burger eskes. De eenvouwige vroomeChristen is gelukkig, vooreerst, , omdat hij gelooft, wat hij gelooven moet; - vervolgends, . omdat hij doet, wat een oprecht Cnristen betaamt. „ Men kan " zegt, onder andere, de Kanunnik, in de onti vouwing der eerfte Stelling», „ men kan den mensch meer of min gelukkig noemen , naar. maate hij meer ' " of min tot zijne beftemde volkomenheid nadert: t is. " het waare en onvervalschte Christendom , het welke j " den mensch tot deeze zijne volmaaktheid brengt; " door dien hetzelve 's menfchen verftand verlicht, in ' de noodigfte en nuttigfte waarheden onderrigt , zijn II " hart reinigt, en tot de edelfte gewaarwordingen ver' heff • den wil tot de verheevenfte deugden uitftrekt; ' en a'ldus niet alleen zijn tijdelijk geluk bevordert, s' . maar  n. g. e s i; E s* „ maar ook en dit is deszelfs voornaamfte doelwit ,j " Zu°TUClT'tCn °p dea ''^erkwikk en den w £ der W deugden werken, tot zijne eeuwige Geluk/al ih i " 2 * m gaat kd voortf al t SS " 2S w-d£ klliJ"g.eleerden , de Wc&ï heden laa > „ iche Wijsgeeren n et kunnen nf »„i > willen verdaan of I^SAft^^1 „ renen niet kunnen r\^.r^^%^^ „ niet aan verftand , maar aan behoorlekrent des " tV"5ar"f\ tU d£ tWeede ontbte* het aan bel oorlii „ ke gefteltems van den wil ; beide ontbreekt het an ! tiïï^Wï ee»vo^ige onderwerping " „ bevoolen , f, ;Ta; Vnenden 'Vo-S S „ elders zegt) een Christen is gelukkig, toÖjS „ zoo veel weet, als tot verlichting vJn zSverftató „ cn vercedehng van zijn hart noodig is zoq S52 " K' -r S °rdS, verÖpcnbanri"g va" verëisch g?n »> (k ej1l?e kfrk hem voorhoud om te gelooven • zoï " ^fevft n0t Te Waare geiukzagSdj'enS „ is. Hier m beftaat het beknopt voorlchrifr «m «f „ vroom Christelijk leven. " VervoK in f • zonderheden hebbende aangetoond daf bet &£K i met de waare. Wijsbegeerde voïkome?&^g£2 e. het geloof m God in deze bewoordingen?, Hf f£ „ vroome Christen} erkent en bemint zijnen God als eenen goeden Vader aller menfchen. ± Hij betracht " ^Vl S e£" G°d van eenig Jand of volk vee „ minder befchouwt hij hem als"eenen eigenzinrfeen „ heerschznchtigen dwingeland , die naar lijne Sïte „ keurige' beveelen, gediend wil zijn, hij betrachM em " ÏZÏ1^1™ baatzlIchtiSen overheerfcher, die ftrS drukkende wetten maakt , om des te gefWe e „ kunnen ftraff.n en dan niet eerder tot zijne beleedit „ gers geneigd w,l worden, voor dat hij doir den reuk „ der brandoffers gepaaid, en door het vet der flacht „ offers verzoend is. Neen; hij betracht eu vereert God «, als  LEERREDE. 303 [ als den Algemeenen Vader, die zijne kinderen teder ' bemint , eïi niets anders verlangt , dan van hun be' mint te wórden, als eenen Menschhevcnden Vader, ' die geene andere wetten maakt , de menfchen geene ' andere beveelen geeft, dan om hen gelukkig te maa' ken ; als eenen zorgvuldigen Vader die voor het behoud en onderhoud zijner kinderen waakt, die ze ' allen lief heeft, allen gelukkig wil maaken; die zelfs ook dan, wanneer zij gevallen zijn, wanneer zij misdaan hebben, dat is, wanneer zij tegen zijne wil en ', beveelen, gelijk ongehoorzaame kinderen, gehandeld ' hebben, die zelfs ook dan, zeg ik, hen niet haat en ', geheel verlaat, zijn Vaderlijk hart voor hun niet ten eenemaal fluit; neen, mar.r7 veel meer hun geluk en „ heil zoekt, en tot dien einde zijnen Vader-fchoot vau „ bermhartigheid, en wederverzoening aan die verdwaal;, den aanbied , bereid zijnde hen wederom in genade „ aan te neemen , zo zij flegts met boetvaardige harten met een waarlijk oprecht leedweezen , en met £ een Vast vertrouwen op zijne oneindige goedheid, tot „ hem wederkeeren." , Aldus redekavelt de ve'rftandiee kanunnik over het Geloof der Christenen. Niet minder fraaie aanmerkingen ontmoeten wij in de tweede Afdeeling. Zie hier eene korte aanhalimr. „ Gelijk de Christen God erkent als , zijnen en aller menfchen Vader , zo erkent hij ook 'l alle menfchen als zijne Broeders. Met het zelve hart , waar mede hij zijnen God bemint boven al, bemint „ hij ook zijn medemensch gelijk zich zeiven. Gelijk „ hij godsdien ftig is zonder dweeperij of bijgeloovig„ heid ; en godvruchtig zonder huichelarij ; zo is hij „ ook een waren mcni'chenvriend , zonder eenige gc- „ veinstheid des harten. Hij bemint zijnen even- „ mensch , dat is , alle menfchen zonder onderfcheid „ van ftaat, Godsdienst of gemoedsgeaarthejd ; allen zijn ,, bij hem gelijk , om dat zij allen menfchen zijn : hij ,, weet , dat hij niemant, onder wat voorwendfel het L ook zij, van deeze liefde mag uitfluiten." Va-  <»4 VADERLANDSCH HUISBOEK. Vaderlandsch Huisboek, of de verklaringen, betuiging en beloften van den Stadhouder der Verëenigde Nederlanden, vergeleken met zijne daden, meestal getrokken uit echte Stukken , en verrijkt met de charaders der voornaamjh perfoonen , die in de Staats gefchillen den bijzonder/jen rol gefpeeld hebben. Hoor een Genootfchap ■ H LDlf]ebbe/5 der KmHety Derde en Vierde Deel. 878 Bladz. In gr. OBavo. De prijs der V Deelen te Jamen ts ƒ 14 - - ; TJet Derde Deel behelst een omftandig en breedvoerig g 1 verhaal over den aard en bedoeling der gezocht? Staatshervormingen 111 alle de gewesten van Nederland de tegenftreving, welke dezelve overal van den kant des Stadhouders ontmoette , en den verfchillenden uitflaewelken dezelve gehad heeft. Om dit aangelegen (tuk in eene voegzame orde te kunnen behandelen, en sere^eld te doen afloopen , nemen de Schrijvers de volgende hoofdonderwerpen, waar toe zich de hervormingen bepaald hebben, in aanmerking. „ Zij bepaalden zich " zeggen ze, „tot den Stadhouderlijken invloed op en „ de mgeflopen misbruiken in 1) de zee- en l.mdmagt „ a) in dc magiftraatsbeftelling in de, niet door de' „ Franfche waapenen in 1672 overheerde, gewesten va,i „ Holland, Zeeland, Friesland en Groningen, in de „ magiftraatsbeftelling in dc drie, toen overheerde «e„ westen van Gelderland, Utrecht en Overijsfel, 4) in'den „ invloed op de generaliteits- en provintiaale hooge ver„ gaderingen, 5) in den invloed op de voornaamfte "ene„ rahteits- en provintiaale ampten, 6) in de aanbeveelin,, gen." Eene meenigte van zaken en belangrijke onderwerpen worden hier behandeld, die voor eiken Nederlander altijd gewigtig blijven; terwijl men tevens gelegenheid krijgt de characlers van fommige braave Volksvrienden , die zich toen reeds door hunnen regt Patriottifchen ijver hebben doen kennen, met dankbaarheid te erïnneren. In het Vierde Deel wordt over het recht van requ'estreeren, en de volksdem gehandeld, en verflag gedaan van de Politieke en gerechtelijke middelen in Gelderland, het Sticht, Friesland en de Ommelanden daar tegen aangewend. „ Wij zullen ons bepalen, " zegden de Schrijvers, tot de zoogenaamde politieke en geregte,, lijke middelen , waar mede,men de Item der burge- „ ren,  rapport over de verdeeling van amsteldam. 305 , ren, door zo ontelbare misbruiken, en ongeregtigheden opgewekt , zogt te fmooren , en den fchijn van ,' regt bij te zetten aan daaden, die op zich zeiven de ,' grootfte onregtvaardigheden waren, en die de magt, in handen der redering gefteld tot afweenng van alle rampen, en gevaaren van der ingezetenen perfoonen, , regten, en bezittingen, deeden misbruiken tot nieu. we, tot hemeltergende gruwelen, onder deii fchoon" fchijnenden naam van handhaaving der conftitutie, „ goede order , en openbaare rust, " Vervolgends ontmoeten wij in dit Deel de eisch van fatisfactie en politiek gedrag van Pruisfen omtrent Holland. Dit ftuk wordt hier zeer breedvoerig behandeld. Terwijl de Schrijvers zich aan het einde dezes Deels nog kortelijk omtrent Pruisfens gedrag ten aanzien van Poolen, Braband, Luik en Frankrijk bezig houden. Wij kunnen ook deze Deelen, gelijk de voorgaande, aan eene ernffige lezing van Neêrlands jongelinglchap, en vaders des huisgezins, aanbevelen. — Rapport over de verdeeling van Amfteldam in districten en grondvergaderingen ; overgegeven aan de Reprefentanten van het Folk van Amfteldam, door d. van hinloopen, p. charlê, e. lespinasse, j. p. farp.et, j. h. meijer casp. z. , a. g. verster, j. a. de roth, en j. h. van svvinden. Te Amfteldam, bij P. den Hengst, 179Ó. 60 Bladz. In Fol. De prijs is f 1 - io - : De Commisfle, door de Reprefentanten van het Volk van Amfteldam gedecerneerd tot de verdeeling van Amfteldam in Districten en Grondvergaderingen , geeft in dit Stuk een volkomen verflag van haare allermoeilijkfte verrichtingen, welke haar tot eenen onüitwischbaren roem bij het laatfte nageflacht zullen ftrekken, door den onvermoeiden arbeid en vlijt, welke zij daar toe , tett dienfte van ons dierbaar Vaderland, zoo gewillig als belangloos heeft aangewend. Zes Hoofddeelen, opgehelderd door de nodige Bijlagen , maken het geheel dezer Verhandeling uit. Het eerfte Hoofddeel handelt over het verdeelen van de Stad en derzelver Jurisdictie in 433 Grondvergaderingen, waar van 13 tot het Distritt Te en Meer moeten behéoren ; en de 420 overigen de vad. bibl.viii.deel.no. 7. V Xlr  30Ö pk hechten' van den mensch en burger XIF Districten van het Te , waar in deze Stad verdeeld moest worden , zullen uitmaken. Het tweede over de wijze, waar op de Commisfie alle de tot deze zaak be♦oegde Ingezetenen heeft laaten oproepen. Het derde over de Plaatfen alwaar de Vergaderingen gehouden zijn. Het vierde over het regelen der Grondvergaderingen. Het vijfde over het houden der Grondvergaderingen. Het zesde- over de Vergadering der Kiezers. De natuur van dit Stuk laat niet toe de'n Lezer een uittrekfel tot eene proeve uit hetzelve mede te deelen Genoeg zij het ons te zeggen , dat de lezing van hetzelve voor ieder Amfteldams Burger niet alleen , maar ook voor alle weldenkende Ingezetenen van ons Vader." land, ten uiterften belangwaardig is. Waarom wij dan ook met kunnen nalaten hetzelve, zoo wegens de belang, rijkheid der ftoffe , als de wijze van behandeling , met vol e goedkeuring , het onderzoek onzer Lezeien aan te bevelen. De Rechten van den Mensch en Burger en de pligten daar uit voortvloeiende voor de Vaderlandfehe. Jeugd; opgedragen aan de Nederlandfche Maatfchappij: tot Nut van het Algemeen. Te Leijden, hij' D. du Mortier en Zoon, 1795. 46 Bladz. In Octavo. De prijs is /:-4-: Tn langen tijd hebben wij geen boekjen voor de jeuvan Geestelijken fpreken een woord, uit de duistere mid- i denëeuwen , toen men wereldlijken en geestelijken ond'er- I fcheidde.' Die arme Geestelijken "moeten ondertusfehen hier 1 al weder het gelag betalen. Hebben dan alle , -die tot die 1 klasfe behooren , het zoo verkurven ? Zou het bederf onder de Leeraaren zoo groot zijn, als onder de Priesters en [ Levieten ten tijde van jesus? — Zou men meer reden hebben, om te verwachten, dat een Jood zoo braaf omtrend een ; Christen, als dat een Leeraar van 't Euangelie zoo orarrend een Jood zou handelen? — Indien de Schrijver dit niet kan ibeweeren. dan zou ik hem durven vragen, of het , pfijcholoI gisch befchouwd , in de onderwijzingen der Jeugd voorzichtig ', zij, hen de Leeraaren des volks, van eene zob zwarte zijde af .te maaien? Zal dit geen indruk baaren? Zal dezelve in't vervolg het deugdminnend kind niet met verachting op den Leeraar doen blikken? Zal dit het nut hunner prediking niet verijdelen? — en moet men dan bij onze Nederlandfche Natie "nu nog meer da;ir op werken, om den itand, de bediening vnn het Leeraarambt, 't welk zoo veel invloed op de verlichting en verbetering,- en dus op 't geluk van 't menschdom heeft , nog veraclulijker te maken , dan dezelve op veele plaatfen reeds is? — De oordeelkundige Schrijver houde deze aanmêïldng ten goede: wij gelooven gaarn; dat hij geenszins bedoeld heeft om dien gewigiigen post verachtlijk te maken. — Alleen maken wij deze aanmerking , om hem en anderen te toonen , dat men in de: verhalen voor kinderen vooral op de karalcters, die men fchetst behoort toe te zien, en geene belangrijke betrekkingen in de MaacfcliEppij in ee;l 'verachtlijk licht behoort te plaatfen, V 3  310 wekken' v. h. dicht- EN letteer. -genootschap fchen ftaatkundige en kristelijke broederfchap, berustende de eerfte vooral op ecnc gelijkvormige denkwijze over de regeeringsvorm van een land en de openbare eerbiediging van de rechten van den mensch. Zoodanige broederfchap kan dus plaats grijpen tusfehen volken, welke deze beginfelen omhelzen, zoo als de Franfche en Bataaffche Natie. — Ten einde echter niemand denke , dat zoodanige broederfchap nadeelig zou worden voor de Vaderlandsliefde , wordt het verband van deze twee kortelijk ontvouwd ; de Vaderlandsliefde van den Engclschïnan en van den Frank onderfcheidend aangetoond cn de geregelde liefde tot het Vaderland met ijver aangeprezen. Zoo lang Nederland zoodanige oorfpronglijke Schrijvers heeft ten dienst der Jeugd, behoeven wij de buitenland- Iche Schriften niet te vertaaien. Veel min behoeven Wij — de gefchiedenisfen of brieven van Gemeenebestgezinden voor de Bataaffche aankomelingfchap. De Schrijver van dit beoordeeld Sttjkjen Jevere ons liever no* wat meer vruchten van zijn welgeplaatst brein, en wc'befneden pen. - fVcrken ■van het Dicht- en Letterlievend Genootfchap , onder de Zinfpreuk: Studium Scientiarum Genetrix, en Prijsverfen, Vierde Deef Eerfte Stuk. Te Rotterdam , hij Arrenberg , 90 Bladz. en 70 voor de Prijsverfen. In gr. Oclavo. De prijs /s ƒ 1 - 5 . : Aan het hoofd van dit Stukjen, vinden wij Prijsverfen , tot lof van de Maatfchappij tot redding der Drenkelingen. Schooner onderwerp dan dit, kon het Genootfchap niet wel opgeven, om'met de behandeling van hetzelve naar eenen prijs te laten dingen; en nog zoo veel te meer voegt deze opgave, aan een Nederlandsen Dichtgenootfchap, om dat eenige roemwaardige Nederlanders, aan de wereld, het luisterrijk voorbeeld van zoodanig eene menscblievende flichting gegeven hebben. De gouden Eerprijs, op het behandelen van deze ftof, is behaald door den Dichter thomas raas, en de lil veren door ber nardus bosch: cn fchoon het Gedicht van den laatften wel eens zoo groot zij, als dat van den eerften, wint de eerfte het evenwel'ver weg vau  onder de zinsp. studium scientiar. genetrix. 3II van den laatften. Kaas heeft eene gemaklijkheid van uitdrukking, eene gladheid van verfen, en eene eenvouwige natuurlijke verhevenheid van denkbeelden , die wij ja het Gedicht van bosch zoo niet vinden; ook komt ons het laatfte wat al te langwijhg voor. Schoon men aan eenen afgebroken brok van zoodanig een Gedicht niet veel heeft, kunnen wij evenwel niet af, de volgende coupletten uit het vers van kaas uit te ichrijven: Daar is 'er, wien geen rampen drukken, Dan die ze op andren woeden zien; Die zelfs den dood zijn prooi ontrukken, En de aarde een nieuwe fchepping bien. Treedt toe, treedt toe Belangeloozen , De fchandlijke eigenbaat zal blozen, Bij 't zien van uw verheven beeld. Wie zich 't geluk der wereld noerae, Wie op geboorte of adel roeme, Gij, eedlen zijt door God geteeld. Van hier, verlaagde ftervelingen, Die aan den dollen krijg gewijd, Schoon duizenden uw grootheid zingen, De beulen van het menschdom zijt! 't Gevoelig hart blijft fiddren, ijzen, Van u, die vruchtbre paradijzen In barre wildernis herfchept, Die *t bloed van duizenden doet ftroomen. En dan aan 't eind des ftrijds gekomen, Helaas! één tijtel meerder hebt! Schoon door den glans eens troons omtogen, Door lage vleiers aangebeen , Zijt gij verachtlijk in mijne oogen, De vloek uws volks verzelt uw fchreen. . Wen al die vleiers zijn verzonken, En gij, aan 't zwijgend ftof geklonken, Geen tongen boeit, geen burgers doodt,. Dan zal, na zooveel wanbedrijven, Het nakroost op uw grafzerk fchrijven: Hij was in 't menfchenmoorden groot. Het eerfte, onder de Gedichten van de Leden van het. Genootfchap zelve, is een ftuk van 22 bladzijden , getijtelt: De Christen Krijgsheld, en geteekent L. v. O. Az. Dit is een fraai Dichtltuk, vol fchoone gedachten, die zeer gelukkig zijn uitgedrukt. Doch dat geene, dat *C V 4 den  312 WERKEN V. H. DICHT-EN LETTERL. GENOOTS. ENZ. den Christen Krijgsheld eigenlijk onderfcheidt van alle andere brave Krijgshelden , is in hetzelve niet klaar uitgedrukt. Onder de braaffte Grieken en Romeinen, die nooit van het Christendom geweten hebben , zal men wel Krijgshelden vinden , die bijna geheel naar de teekening die wij hier vinden gelijken. Onder de overige 13 Stukjens van het Genootfchap , die in ditBundeltjen gevonden worden, zijn eenige goede Gedichten , doch zulken die naar ons oordeel bij uitftek uitmunten, zijn ons onder dezelve niet voorgekomen. Tot eene proeve zullen wij het kleinfte van alle deze Stukjens om dat wij voor de grooter geen plaats hebben , hier bijvoegen. Het Opfchrift is: AAN PARMENIDES. In 't eind fleept ook de ftroom der wellustvolle weelde, Biuninlijk jongling, in zijn fnelle vaart, u mee. Gij dobbert op dien ftroom, waar listige Sirenen U toovrend lokken naar het oogmisleidend ftrand. Een voorfpoedswindje blaast, het doet uw zeilen zwellen. De zee van uw vermaak is gladgekemd en ftil, En op uw levenskaart, ftaat bank noch klip geteekent. Maar weet ge dat uw huikje, o jongling, roerloos is Gij derft het redenroer; de wijsheid liet gij achter, De beste ftuurderes op 's levens oceaan. Onwetendheid en drift zijn uwe tochtgenoten , Voorzichtigheid verliet ge, en woestheid naamt ge aan boord. Straks rijst een ftorm van ramp; 't gekerkerde geweten Barst op dien noodftorm los — llort donders op u neer, De blixem vau het oog des vlekkeloozen Wezens Treft u misdadig hart, dat angftig zwoegend (laat. Zoo wordt uw ranke kiel verbrijzeld op de rotfen, Die wroeging, wanhoop, dood en hel geheeten'zijn. Nu ziet uw ftervend oog nog een van die Sirenen, Wier zang u heeft verrukt, die ge aan de lippen hingt: Uw ftamerende mond vervloekt dat vleiend monfter, De kusch dien gij haar gaaft was u een kusch des doods. Kom wend den fteven nog. Zie, aan den gindfehen oever, Dat baken , ftuur daar heen, 't is 't baken van de deugd. Daar vliet een dille ftroom van zuiver zielgenoegen. Daar ftaat één enkle rots — een rots die jesus heet. Op deze rots ftoot nooit uw ranke kiel te berste, Hoe 's levens ftormen woen, daar is een ftille ree, Uw Muurman zij 't geloof — de liefde uw reisgenote, De haven uwer nut de henaelzaligheid, G. J. L. 't Is  P. M0ENS, DE ZEGE.V. PATlUOTT. IN NEDERLAND. 313 't Is jammer dat die Versjen, daar wel wat goeds van zou te maken zijn, niet met meer naauwkeurigheid nagezien en verbeterd is. Wij kunnen 'er nu onze aanmerkingen niet op maken. Alleen vragen wij hoe zal de arme parmenides den fteven wenden, daar zijn hulkjen roerloos is? (cantate.) De zegevierende Patriotten in Nederland, door petronel la moeNs. Te Amfteldam , bij J. van Geenen en P. E. Briët. Eerfte jaar der Bataaf fche Vrijheid. 13 Bladz. In gr. OSiavo. De prijs is f : - 5 " 3. Wanneer wij de latere vöordbrengfelen van fommige vernuften vergelijken met hunne eerllelingen, waarin zij zeer veel goeds van zich deeden hoopen, dan zien wij dikwijls , dat de uitkomst geenszins beandwoordt aan hunne voorfpellingen, daar zij niet alleen betooneu geene vorderingen gemaakt te hebben in het vak, waar aan zij zich hadden toegewijd, maar zelfs blijkbare bewijzen geven , in den aanwas hunner talenten ftil te ftaan en zichtbaar af te nemen , even gelijk zoo veele heesters, die den vermoeiden reiziger eene verkwiklijke fchaduw beloofden , als zij boven het geboomte des wouds verheven zouden wezen, en ondertusfehen nimmer die hoogte bereiken, welke aan anderen de gedaante van zuilen geeft, waar op des avonds de maan en de Harren fchijnen te rusten. De oorzaken van deze te leur gefielde verwachting zijn zeer verfchillende , gelijk zij ook bij de boomen onderfcheiden zijn; — fommigen mangelt het aan aanmoediging , fchoon een genie zich daar boven verheft, anderen ontbreekt eene gelukkige leiding, maar de meesten vervoert zoo verre de zucht naar eer, dat zij, geen gedulds genoeg bezittende, om hunne vöordbrengfelen te voltooien , zich reppen , even als of het werk was aanbefteed, en de lauër der onfterflijkheld bij overhaasting moest verkregen worden: V 5 —- «•  314 Pf moe\s, de zegev. patriot t. in nederland. ::~ infanabile muitos icrtoendi cacocthcs. (*) Hier van daan dan ook dat heir Ietfen, MenSelinoen Proeven, Gezangen en die meenigte gelegenheidf- Sn * welke zoo veel papier verflinden, de lefte Ónzer d uk' kcrijen :afmatten en ontijdig doen veröud reï die ïn liunne Schrijvers alleen dit onbetwistbaar recht l,Vor M&M "=>men op alle auclries in Gen ivo en .deizclver fchn ten - opera omnia worden genoemd :' boe weinig ondertusfehen dit alles n Haat k „ „L, Oude!," „ °rdeH 7 anders oordeelden hier over de fcïrevci', vvaar SS ^ 06611 ,an» e» weinig iu avcn, waai door zij zich van de bewondering aller volken, cn eeuwen beüendig verzekerd hebben zSo befteedde b,j voorbeeld virgilius agtden flaren aan rtrfÖfe Ct) ^ WClk S SS^fiïï er5gB&SBE J , T"S 0!,de™ en tot in zijn tweeënvijftigfte verbeterde , dus nog negen jaaren lw4r dan %W vriend en tijdgenoot (S) wilde , dat men wadwS I°WSU" tC SeV£n- — Hoe ^ Zou Wer bü met de Dichtkunst winnen, meenig Schrijver zich zeiven fiS verdnet befparen van zijne fehriften t ov rl ven e ll. zofleT Z°Uden miHder ^noodzaakt wezen klagen! °nZ1U £n armoedige vöordbrengfelen te Het Stukjen voor ons, deedt deze gedachten in ons opnjzen, want waar is hier die Zangeres der lente we kc door ons tijdfehrift (J eens „^ar wa de g roem werdt V Wij weten wel, dat men in alles nief altoos even gelukkig is , maar het is tojch natuurlijk, dat veel e ichrijven vve.nig oefening overlaat, en deze aan onzen geest het voedfd geeft , dat niet alleen kan onderhouden, maar ook vcrftcrkeii. wwwwro C*) Juven. Sat. VH. 51. lM\öt: V°'SS Landhau dcs VIRG- "bers. und erkl. Gjz, f§) iiorat. De 'art. poët. 3R8 (O ^aderl. Bibl. I Deel, I Stuk, Bladz. 425 fqq. Mr.  y. hall, E1JDEND00D van v. ommeren, zangen, enz. 315 Mf. maürits cornelis van. hall, bij den dood van r icheus van ommeren, Recl-or der Latij'»fche Scholen te Amfteldam, geftorven 6 Januari]' 1796. Te Amfteldam, bij P. den Hengst, 10 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f: - 3 - : IT'en fraaie' Lierzang, den inan diefis lof in-denzelven lé opgezongen wordt , niet onwaardig, Zie hier de laatfte regels van denzelven; Zij (te weten Neêrlands Jongelingfchap) Zij toch zag , in uw (hand, verwelkte bloemen bloeien, De roos van 't fchoone en goede ontving van u meer glans, De Belg zag haven gloed en voelde juk noch boeien — Hoe zag hij Ara Hels fchool door u in luister groeien! En wat is van dien luister thans?... ■ Zangen voor de Jaarlijkfche uitdeeling van Prijzen aan Kinderen van minvermogende Ouders , die in Holland op het platte land onderwezen zijn, in [pellen , lezen, fchrijven en rekenen , uit zeker Fonds , opgericht te Bodegrave in den jaare 1782. Te Amftddam en Bodegrave , 'bij F. Draijer én T. Meijer, 1795. 32 Bladz. In gr. OStavo. Dc prijs is f : - 4 - ; Het Inftituut, dat in den tijtel van dit Gefehrift gemeld 'is , kan niet anders dan ieders goedkeuring wegdragen. Men doet de Prijs uitdeeling op eene plechtige wijze, het welk dezelve nog te meer nuttig maakt. Voor heenen gefchiedde dat in de Lutherfche Kerk, doch thands wordt de publieke Kerk daar toe gebruikt. Zes Cantates, of Zangen, die tot deze plechtigheid, door den IVlcdebeftuurer d. stoop zijn opgedekt , en bij 'dezelve van tijd tot tijd zijn gebruikt , maken den inhoud van dit Boekjen uit. Ze zijn bij zulke gelegenhe1 den gepast, en kunnen ook op andere piaatfen bij dezelve gebruikt worden. De Versjens zijn tot zulk een 'gebruik óver het geheel genomen, ook vrij wel. mr..  3i5 WERKEN VAN DE MAATSCHAPPIJ mlneT>r\ Cki MaafhaP/'i der Wis- Bouw- Natuuren rekenkunde, onder de Spreuk: De Wiskunde is de moeder der VVetenfchappen, fc Leijden Eeje in gr. uctavo. De prtjs is f: - 15 . : ^ der Wis-, Bouw-, Natuur- en Tekenkun.de tè Lenden, bevat: I. Opening der eerfte groot Vergadering van de drie rangen der werkende Leden; ltsdie van de Wis-, Bouw- en Natuurkunde, van de Teken-Graveer- en Schilderkunde, en van de Miftek Gehouden ,n tegenwoordigheid der Leden, in de CoTertzaale van het Logement, de Goude Leeuw , Je,4 November 1794, uitgefproken door p. van campen, ffiïï Va{[ dv * ^rtitter der Maatfchappij ft Verhandeling over Hollands Waterftaat , uitgefproken in de tweede groote Vergadering der werkende Leden, gehouden , in plaats van den A t»Ut?r4% *¥#M^J? de ConceLale van het Logement de Goude Leeuw, door p. van campen. III Het fchoone der Hemel- en Irdriikskunde, voorgefteld door het Genootfchap: Kunst wordt door oeffeniug aangekweekt, en indecle derde grote [S 1% r Werkei1e Lede^ 3eh ^ F^uarij ¥795 , tn de Concertzaale van het Logement dc Goude Leeuw, uitgefproken door deszelfs sfcretarls p. van campen. IV. Vervolg op de Verhandeling over Hollands IVaterflaat, uitgefproken in de vier de*groote Vergadering der werkende Leden dezer Maatfchappij, in de Concertzaale van het Logement de Goude Leeuw' den 07 Maart 1795, door deszelfs werkend Lid van den eerften Rang, en Voorzitter der Maatfchappij, p. van ÏP V-f?*?deIiKg over dl bïstj Leerwtjze tn de Wis- en Zedenkunde, uitgefproken door p. van campen, bij de opening der algemeene Jaarlijkfche V-rgadering, gehouden in de Lutherfche K?rk, dei Juntj 1795. VI. Verhandeling over den invloed der fraaie Wetenfchappen en Kunflen op de Teekenhinde; f gefproken btj het fluiten der eerfte algemeene Jaarhj kfche Vergadering, door pieter kikkert In de eerfte dezer Verhandelingen zal men te ver. gee/seh eenige bevalligheid in ftijl en uitdrukkingen zoeken ,  de wiskunde is de moeder der wetenschappen. 317 ken ten ware men eigen lof, verfmaading en verguizing zijner natuurgenoten \laar voor wilde houden : want alles komt daar in neder op de verheffing van zich zeiven en de verachting van anderen, onder welken voornaamlijk de Beltuurers van het Genootfchap: Mathe/is Scientarum Genitrix,m het haa hjkst daglicht gefteld , en met zwarte kooien geteekend woiden. De Burger p. van campen verzuimt hier bij met zijne eigene maatfchappijelijke deugden en kunde in den hooien top te vijzelen; en om hier 111 dies te beter te llagen /beroept hij zich op het getuigenis yan eenen zijner voorige vrienden , dien hij thands onder bet «etal der ontaarden rangfehikt, wiens laffe vleitaal hij zich niet fchaamt zijne Lezeren mede te deelen; daar hii Bladz. 3, ^\ch aldus uitdrukt: Met ontroering herdenk ik, hoe eenen derzelven, 'den a van Zomermaand des jaars.1791 mij deze on" verdiende (NB. in plaats van dezen onverdienden) 11 Lofgalm toezong:" van campen! Boezemvriend der fchoone Kunstgodinnen! " Ik ben U dank verplicht. 'k Voelde op den gloriedag des Kweekfchools mime zinnen „ Geftreeld, verrukt, gefticht. „ Uwe uitgebreide taak. met zoo veel fchrander oordeel, En kunstbeleid volbragt, Verftrekte 't algemeen tot nut, vermaak en voordeel, " „ 'tRoemde alf uw zeggenskracht: lk dronk den neftar in dien wij van uwe lippen, „ Doorwrochte Redenaar! In zulk een overvloed, zoo lieflijk zagen glippen, „ Voor eene ontclbre tchaar. , De eer volgt uw ijver na; wie flegts uw naam hoort noemen, " Draagt eerbied voor uw Kunst, „ En wie, die Kunst bemint, moet niet uw gaaven roemen „ Als gaaven van Gods gunst! „ Gewis, iets groots is U door Gods genaê gegeeven; „ Gij heelt die fchatten niet, „ Maar doet het Weesje zelfs naar gloriepalmen ftreeven, „ Daar gij de hanH hem biedt. „ Vaar moedig voort, mijn Vriend! in uw lofwaardig poogen, „ Bouw fteeds 't Genootfchap aan, „ Zoo ftraal zijn luister, ja! zoo zal voor ieders oogen „ Uw roem den tijd weêrftaan." De overige Verhandelingen, met uitzondering van de laatfte, waar in veel vernuft en gezond oordeel doorstraalt,  3,3 " " ' J- « O I S K 21 .-. aas »dS&a3r tts» treffen ?%n in jachten der naamwoorden beden; zoo Je"t ff £"v' djC Werkjen voorhad ia de Dichtreoew . gefchled kan zij» , als om En wat verder^. 17 leest men' " 2j3 H1' gldie dGS Menfche" **» doorg.onden,» -cenrndrfenoë"e"Sdt^^lCenfie ^ • * » ftaat teïtnov r^ 0111 den Le^r kunnen oordeelen. WMra,! Van dit Werkl en te 1 cn,. met ctn bijzonder genoegen vinden wijons  ' tecenw. staat der verben. staaten v. amerika. 319 tons in de gelegenheid, dit Stuk insgelijks als zoodanig te kunnen aanprijzen. „ , .. . , o Dit derde Stuk bevat de befchnjvmgen der St3atcn Tan NIEUW-IJORK, NIEUW-JIiRSEIJ, I'ENS.lJL- vanie en delaware, zoo ten aanzien van hunne Beging en uitgebreidheid, als van hunne grenzen, rivieren, baaijen en meiren, gedaante des lands, grond en vöordbrengfelen , burgerlijke verdeeling , bevolking en karakter, voornaamlte Steden, enz. Ten bewijze, dat dit Stuk niet minder belangwaardig is dan de twee eerften, zullen wij den Lezer eenige bijzonderheden uit hetzelve mededeelen. Bladz. 69 geeft de Schrijver eene nette Lijst van de onderfcheidene godsdienftige Gezinten (wij zouden liever zeggen Gezindheden) in den Staat van nieuwijork,'nevens het getal der Gemeenten, tot ieder derzelven behoorende; en wat verder, Bladz.. 74, la'as hij, ten aanzien der fekte, onder den naam van Benvers bekend, hier op volgen: „ De Beevers zijn een aanhang, in Europa ontdaan. Een gedeelte van dezelve ftak , in den jaare 1774, uit Engeland over naa Nieuw-Ijork. Anderen zich bij hen gevoegd hebbende, floegen zij zich neder te Nisqueaunia, boven Albanij, van waar zij hunne leerftellingen wijd en zijd verfpreidden. Tegenwoordig, echter, zijn ze in eenen afnemend en ftaat. Anna leese, welke zij de uitverkorene Vrouw noemen, was het hoofd van deze Gezinte. Haare aanhangers beweerden, dat zij de vrouw was, van welke gefproken wordt in het twaalfde Hoofdftuk der Openbaaringen, en dat zij tweeënzeventig taaien fprak; en , hoewel deeze taaien onverltaanbaar waren voor leevenden, zij, nogthans, verkeering hielde met de dooden, welke deeze taaien verftonden. Zij voegden 'er nevens, dat zij de moeder was van alle de Uitverkorenen; dat zij ten dienfte der geheele waereld werkzaam was; dat op niemand een zegen konde nederdaalen dan alleen door haar. De uitverkorene \Vrouw plagt te beweeren, dat zij onfterflijk was; dat de oordeeldag eenen aanvang hadt genomen; en dat zij ;en haare navolgers zich reeds op den rechterftoel geplaatst hadden, om de waereld te oordeelen. Intusfchen heeft haar dood ten onbetwistbaaren bewijze geidiend, dat zij, wat aangaat haare lichaamlijke tegenwoordigheid, niet onfterflijk was; en deze bijzonderheid  3^° j. morse heid heeft, ongetwijfeld, achterdogt verwekt in de eemoederen van fommigen haarer aauhanecren, betreffende eenige andere van haare ftellingen ,"en hen aangezet om haar ontwerp te verhaten." c „ Hunne openbaare godsdienstöeffening, indien hun busterzmnig gedrag dien naam moge voeren, beftaat voornaamlijk in daden, zingen, fpringen, klappen in de handen, vallen op hunne kniën, het voortbrengen van fteenmgen en zuchten, met een geluid, gelijkende, naar het murmelen van het water, en het rond draaijen op de hielen, met eene verbaazende fnelheid, om,'zo als zij zeggen, de kracht Gods te vertoonen. Alle deeze gebaarden gefchieden op de gewelddaadigfte en meest gerucht maakende wijze, en veröorzaaken, vau tijd tot tijd, eene fcnuJdwg, niet ongelijk aan iemand, welke een aanval van ftuipen heeft. Beerers is dl Tn wdken men hun > «"e* oneigen , heeft gegce- Bladz. 197 geeft de Schrijver een omftandig bericht van de gezindheid de- Quakers. „ Van het groot getal godsdienftige gezindheden in Penfijlvanie, " ze^t hij, „ zijn de Vrienden of Quakers de talrijkften. george fox ftaat te boek voor Vader van deezen godsdienftigen aanhang , om dat hij denzelven tot een verbonden lichaam verzamelde in Engeland, omtrent het midden der zeventiende Eeuwe. Vrienden is de echte benaaming deezer lieden; die vau quakers wierdt hun, al vroeg, doch ten onrechte, bij manier van venvijtinge, gegeeven. Reeds in den jaare 1656 kaken zij over na Amerika; doch 't leedt nog eenigeH tijd, eer zij vrijheid van godsdienstöeffening in Nieuw-, Engeland verkreegen." „ Zij waren de eerfte beplanters van Penfijlvanie, i.i den jaar: 1682, onder het geleide van william pe nn ; bij het onbelemmerd genot van hunnen Godsdienst , hebben zij, zints dat jaar een bloeienden ftaat genoten. Zij gelooven, dat God aan alle menfchen genoegzaam licht heeft gefchonken , om hunne zaligheid te werken, 't en zij hetzelve wederftaan worde; dat dit licht even veel uitgebreidheids bezit als het zaad der zonde , en de zulken behoudt , welke de uitwendige middelen ter zaligheid niet bezitten ; dat dit licht een Godlijk beginfel is , in het welk God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest woont. Zij beweeren, dat de fehriften  TF.OENW. STAAT DER VERSsN» STAAT2N V. 4MSR.IKA. $Jt ten niet de voorname grondflag van alle waarheid en kennisfe zijn, zelfs niet de hoofdregel van geloove en gedrag; doch voor zo veel zij een echt getuigenis aan den eerften grondflag geven, zijn zij inderdaad, en mogeii alzo "en tweede regel genoemd worden ondergeIh kt aan den geest , van welken zij alle hunne vöorXkheTd ontkenen. Zij gelooven , dat de onmiddeliike openbaring nog niet'heeft opgehouden maar dat Se of bedeeling van den geest aan ieder mensch wordt Seend ; dat ,& gelijk door het licht of de gave Gods alle geestlijke kennis wordt ontvangen , de zulken , welke deze gave bezitten , 't zij man ot vrouw, hoevvel daar toe geenen last van menfchen , noch geleerdheid bezittende, behooren te prediken, en wel ynjmoediglijk te prediken , gelijk zij uit vrije genade deze gave ontvangen hebben. Volgens hen, wordt alle waare In Gode welbehaagende eerdienst uitgeoefend, door de inwendige en onmiddelijke beweeging van den geest; de Dood m 's Heeren Avondmaal wierden ingefteld , om flegts voor eenen tijd gevierd te worden. Zn geven eertitels , noch maken komplimenten , »n den dagelnkfchen omgang en in hunne gefchriften ; zij gelooven, dat al wat boven ja, ja, en neen, neen ts, uit den booz?n koomt. Zeer naauwgezet vermijden zij , als ongeoorloofd , het knielen, buigen , of het ontblooten van hun hoofd , voor wien het ook zij. Zij wachten zich voor alle overtolligheden in kleedij of toeftel, voor alle boerterijen en dobbelfpelen , als een Christen niet beramende. Zweer gantfchelijk niet is één hunner geloofsartikelen 't welk in een letterlijken zin , m deszelfs grootfte uitgeftrektheid, wordt onderhouden. Vechten, in welk een geval het ook moge wezen, befchouwen zi] als ongeoorloofd; zij zijn van begrip, dat indien een vijand hun (laat op de rechter wang , zij hem ook de andere moeten toekeeren. Over 't algemeen genomen zijn ze oprecht, flipt, en zelf tot kleinigheden, toe naauwgezet in hunne handelingen; waakzaam omtrent de noodwendigheden der behoeftigen onder hen; vrienden van het menschdom, en, diensvolgens, vijanden der flayerDiie ; naauwgezet in hunne tuchtöeffenmg ; zorgvuldig omtrent het in acht neemen zelfs van de kleinigheden! in gewaad , fpraak en gewoonten, welke hun Godsdienst fceveelt ; getrouw in de opvoeding hunner kinderen ; VAD. BIBL. VU!. DEEL. NO. 7. X  322 J. MORSE', ïflGSNW. ST. D. VfiRëEN. ST. V. AMERIKA. raarfflg in hunne onderfcheidene posten en ambtsbezigheden. Om kort te gaan, welke ook de bijzonderheden en misdagen mogen wezen, in welke zij, naar het oor deel van lieden van andere begrippen, met opzicht tot godsdienftige leerftelhngen, zijn vervallen, zeker is het en bij de ondervinding blijkbaar, dat zij goede bmgers zijn. B/attzK 244. vindt men de befchrijving van merkwaardige bronnen , welke in den Staat van Penfijlvanie bevonden worden. „ In de nabuurfchap van Reading , zegt de Schrijver, ontmoet men een bron, wijd omtrent veertien voeten in het vierkant. Het water is helder en vischnjk. Uit eenige verfchijnfelen fchijnt men te mogen beflmten , dat deze bron de opening of ontlasting is van eene zeer aanzienlijke riviere, welke, anderhalf of twee mijlen boven deze plaats, in den grond verdwijnt , en , langs een onderaardsch kanaal , naar deze opening gevoerd wordt." 1 " Ia ,de Noordlijke ftreeken van Penfijvanie ligt eene kreek, de. 01,,-kreek geheeten, die zich in de rivier de Allcgauij ontlast. Zij neemt haaren oorfprong uit eene bron, op welkers water eene olij drijft, gelijkende naaide zo geriemde teer van Barbados. Op eenen dag kan één eenig man verfcheiden Hoopen verzamelen. De manlchappen, gezonden om de westlijke posten te bezetten, hielden (Hl bij deeze bron; en eenigen voorraad deezer olij nebbende verzameld , beftreeken zij hunne gewrichten daar mede. Merkelijke baate vonden S daar by tegen de lichaamsöngefteldheden, met welke zi gekweld wierden. Het water, waar van de Troepen zonder eenig verder letzel dronken , deedt bij hen de uitwerking van een zagt buikzuiverend geneesmiddel." De Kaarten der Zuidlijke en Noordlijke Staaten, door den Vertaaler bij de uitgave van het eerfte Stuk voor het vervolg van dit Werk beloofd, zijn in dit Stuk medegedeeld. Dezelve overtreffen in naauwkeurighe d hcht ziefarten' t0C h6den Van die Staaten heE Mur*  |. EDWARDS, BUROERt. "KM HANDELK. GESCHIED. 323 Burgerlijke en Handelkundige Gefchiedenis van de Engelfche Volkplantingen, in de Westmdien. Door edwards, Schildknaap. Derde Deel. Uit het En«elsch. Te Haarlem; hij A. Loosjes, Pz. 1795- 14° Bladz. In gr. OSiavo. De prijs is f 1 - 16 - : Mr edwards vaart in dit Derde Deel voord, met 'ziine berichten, nopends het belangrijk edand Jamaika. Hij geeft ons de plaatslijke befchrijving van lieden en dorpen op hetzelve; van het beftier van den Godsdienst; van de regeering, wetgeving, ambtenaren, ïnL-nmften kriigsmagt, en inwooners ■ vcrvolgends doet ht verflag™i&dèn handel en de fcheepvaart, den uit-en invoer; inzonderheid ten opzichte van de Spaanfche bezittingen; bij welke gelegenheid hij zich uitlaat over de vrijt havens; daar aan volgt verflag over de bebouwing van dit eiland, enz. . .. Sommige van deze berichten breiden zich zeer ,n bijzonderheden uir. Dit is zeer goed voor eenen. Bmfcben Lezer en vooral voor de inwooners van het eiland zelt, d"Sj dk «Ss het meest belang hebben maar voor lieden , dien het meer om algemeene berichten van deze foort van zaken te doen is , dien zal het lezen van dit mmflandis verflag wat lang vallen. Wii zullen 'er onze Lezers eenige losfe berichten uit mededeelen, die ons voor hun aangenaamst voorkomen. De Heer edwards onderftelt, dat het getal der blanken op het eiland op 3°,°°° menfchen mag gerekend worden , daar omtrent 10,000 vrijë negers bij komen. De flaven maken 'er wel 250,000 perfoonen uit. De Uitvoer bedroeg in 1787 P- & 2,136,442: 17: 3, en de invoer bedroeg in dat zelfde jaar P. ft. 1,432,732: 5*4Tot het voeren van dezen handel worden gebruikt 400 fchepen, voerende te famen 78,862 ton en op dezelve 8845 ma'i. Men vindt op het eiland 710 Suikerplantaadjen, op welke 128,798 negers arbeiden. De Heer e dwards rekent, dat de waarde van dit eiland, als een Britsch eigendom , beloopt op negenendertig milhoenen Ponden fterlings. , „ r, De gunftige ligging van dit eiland , bij de Jspaanlcfie bezittingen in de Westindiën, en de droevige Staatkunde van het Spaanfche Hof, omtrent deze laatfte, gal aan de Kooplieden op Jamaika beste gelegenheid, tot eenen  324 b. edwards voordeeligen fluikhandel , waar van zij zich ook meestertuk wisten te bedienen. Doch federt het jaar 1748 kwamen de Spanjaarden , ju opzicht tot dit ftuk tot wijzer en gematigder maatregels , en de fluikhandel op Jamaika kreeg een zwaren krak , en deze werd nog grooter, toen men in Engeland in 1764 last gaf, om de wetten der fcheepraart zeer geftreng uit te voeren, waar door de Engelfche Ojrlogfchepen Kustbewaarders voor den Koning van Spanje werden. Welk een verbazende misdag ? Men poogde denzelven te berftellen , doch de behandeling van deze zaak opende den Spanjaarden de oogen, zoo dat zij tegen dat herftel wijze maatregelen namen. De Engelfchen ftelden hier op de havens van Jamaika voor alle vreemd, fchepen open. Mooglijk zou dit middel het bedoelt oogmerk bereikt hebben , maar men beging een nieuwen misdag, ,i0g erger dan de vorige. Men liet naauwkeurige opgave doen, van de vreemde inkomende fchepen , en vau het goud en filver dit elk aanoragt, tevens met de namen der fchippers Van deze lijsten wisten de Spanjaarden kopijen te krikten die het volkomen bederf van die arme lieden uitvverk! ten. Is dit wel een groot bewijs van de Engelfche fchran ierheid ? s^^<-"<- Verder gaat edwards in dit Deel , met den aanvang vau het derde Boek, over tot de Engelfche Karaïbifóhe eilanden, eu wel 111 de eerfte plaats tot het eiland Barbados. * Dit eiland vonden de Portugeefen, na dat het de Karaiben verlaten hadden , maar zij maakten 'er geen gebruik van. In 1605 werd het voor Engeland in bezit genomen, en m 1624 werd 'er de grondflag geleid tot eene volkplanting. De burgerlijke onlusten in Engeland m het midden der voorige eeuw, veroorzaakten zoo veel trek naar dit eiland , dat men 'er in 1650 wel 26 000 blanken telde, en deze volkplanting bloeide boven voorbeeld. _ Des niet te min had , zij veel te lijden van de tijrannij van Engelfche Staatsdienaaren, 't welk hier zeer m het breede verhaald wordt, met de gunftige verbetering van derzelver omftandigheden van tijd tot tiid Barbados is een zeer vruchtbaar eiland , 21 rEngelfchel muien lang en 14 breed. Deszelfs vruchtbaarheid is even wel met weinig verminderd. In 1786 'waren 'er 76,167 blanken 830 vruV negers en 62,115 Haven. In 1787 bedroeg deszelfs uitvoer P. ft. 530,605: i4: ,0. Het eiland  vmmusa ra e»OTK»MW« „eschiedenis. 3*S ,and hef .eer d» eens van In .7*° verloor het bij zulk een ïtoim 4»- fterlings. fchade werd J?eS5°°* °P ^et Vaderland der Gefchiedenis Het eiland Barbados is het vaoena van het ^er inklb en ijARiko, v ^ d ïdwards verhaalt, dat zij na , ^ rijK,been§eeOokveraart iij de aanmerking van den beeld hebben. Oolf ^Vchurkeltuk van inkle aanleiAbt raijnal, dat net tui gegeven nei Lwt behoorende landen. van Granacla en de naar_wc m lumbus ontdekte Granada in 498. Mei dö i&ffi? tnleJruS -n dus bleven'de «arden maakten er £en fekend vrijheid en geluk ge- . inwooners van Granada 011 d ^ Gouverneur nieten tot 1650,, toen een yen» j daar van Martinique hetzelve b j J e- * b ^ V™ rT ' htdden 'erevenwef Sg nut van, want in ^\^^^^^^ t^flTVXZo- §De historifche berichten aan- Tpfeen™ MS? CafflS VOOE ^ neger, X 3 T*"  326" tafel der noorder-breedte, enz. Tafel der Noorder-Breedte van de meeste Steden, Dorpen en Plaatfen in Holland, en de naastgelegene Provinciën. Tot een gemaklijk gebruik volgens de orde van het A. B. C. opgefteld. Te Rotterdam, bil N. Cornel, 1795. 14 Bladz. In gr. OStavo. De prijs is f : - 4 - : *T\ï deze Tafel op Sterrekundige waarnemingen fteund, ^ dan of dezelve uit Geographifche Kaarten, op wier naauwkeungheid dikwijls weinig ftaat gemaakt kan worden, is opgemaakt, durven wij niet volftrekt bepaalen. Zeker is het, dat op den tijtel daar van geen de minste melding gemaakt wordt; ook mangelt het deze lafel aan een Voorbericht, waar in de Schrijver zijn oogmerk ontvouwt, en waar uit men dus de nodige inlichting zou kunnen bekomen. Wij kunnen derhalven van deze Tafel niets anders zeggen, dan dat ze ten aanzien van de benoeming der Plaatfen, ten uiterften gebrekkig is ; en , zo men al op de naauwkeurigheid derzelve ftaat konde maken, dezelve in de beoefening der Aardrijkskunde weinig nuts zoude aanbrengen, ten ware men konde goedvinden, bij de. NoorderBreedte van elke Plaats desgelijks haare Geographifche Lengte te voegen. Het vertaaien en leeren der Franfche Taal gemaklijk en aangenaam gemaakt. In III Deelen. Bevattende, l. Eene Verhandeling over de bul gingen en tijdvoegingen , en oefeningen over dezelven. 2. De regels der woordenfchikking en oefeningen over dezelven. 3. Eene verzameling der woorden, welken in de opftellen van het ide Deel voorkomen. Door j. van alp hen, Kost-fchoolhouder te Oud-Beijerland. Te Dordrecht, bij A. Blusfé en Zoon, 1795. 260 Bladz. In Octavo. De prijs is f: - 16 - : TTet oogmerk van den Schrijver dezer Verhandeling AA die, zoo als hij in zijn Voorbericht te kennen geeft, zijne dagen aan het onderwijzen der Jeugd heeft toegewijd, en fteeds der Maatfchappijë weiischt nuttig te kunnen zijn , is om, zonder andere nuttige boeken ©ver de Franfche taal te verachten, mede iets toe te bren-  v. **m > »ET VERTAL*EN LEER'DBR FR'TAAL 'ENZ'm Annr hii der Nederlandfche Jeugd, en brengen, waar door by der i ^ ^ aI1dece. leerlinge. dier fchoone^ ^ ^ nen zijn. Tot 'dat "nQe h eerfte dat m twaalf Deelen verdeeld,. Waar van beknopte en Hoofdftukken verdeeld is,^ e«e ^ ^ verftaanbare wyze . bJ f;erkwoorden bevat; waar iiaam-.cndeujdyMpngdei^k Hoofdftuk lia dC Ê^ÏS oPn d wi ze van Themata , beproeft door oefeningen, op dewijze: hebbe> wordt, of bij ^^J^hSHU verdeeld Het tweede Deel, dat m tien allernü0dzaaklijksc is, beVat de ^f^^Ui^n en de woorte weeten zijn, aa°Ba»nuc , .. ter ieder Hoold- PhïS^^ tonden worden, ten e de de L-^^ ^ T1 a_ buiten leere, vóó dat hy tot oe > .n ^ doof_ ta overgaat, en ^o^denboe^veel tijd te verfpilkn. bladeren van een Woordenb^K v J voor_ De opftellen, fe^X^yj^mS deel van komen , »fc"fl c"ïïe e tornt ons zeer onverftaanbetzelve uit: alle het anaere «.o toebrengt fclie opMkn difteeit cn s h„jt Ï00I p Kg ,« 06 cn veee woorden te vinden verkeerd geplaatst of kwalijk g fneld z fn S ^ Fransch overbrenge, zonder te bSk^ a m -zluver eene mee„iSB „ 0I1S VaJ^SgevoS. '« Zfe HoOmdfihe fadtrhiuler, of Gerchieda,:, ,„, j jT)e gebeurenisfen , welke federt eenige haren i„ veele gewesten van Eurona Pn i ■• i " ' in Vaderland voorgevallen zUn hehZ b,JZ0,lder in ons legenheid gegeten , om de' menfchen'S0^'^ gC' de gunstigfte zijde' te leeren Ten„e^ en onsTehJT zamer te maken, om in het vervolï'nipr?8 ons vertrouwen te geven aan een Lehit a-^'g met fchoone woorde'n daar toe aanbeve t - ^ ontbeerhjk werktuig voor ons Juk7ZL ee" °n" xlewijl meenig een daar doo- bedrog "'Tl' kig was, wanneer zijne te^eurffiaen'SÏ,; C" Ö£ onderrechteden, om alles aflee va„ cÓd ^ '"^'J,k zeiven te verwachten. Z En deze hïilS. > ?ldl die de vernuftige Schrijver van d R T''^,15 het' heeft , onder ztfne Landgenoten B?kjen bedoe,J ken, een Boekjen, ^ S^n^rT di-  I)E HOLLANDSCHE VADERLANDER. 32? digen tijd, dat wij 'er zelden een aangekondigd hebbtn , het welk zoo zeer der lezing van het pubhek W D? oude' c ornelis, het onweêr voorziende, dat fommige inwooners van Nederland, bij de omwenteling van den jaare 1787, zoo zeer getroffen heeft maakt zich reisvaardig, met alles te verkopen, wat de kwaadwilligheid van het opgeruid gemeen zou kunnen vernielen, en bezorgt zich daar voor eenige wisfels op Braband en Frankrijk, terwijl de jonge cornelis de goede geaardheid der menfchen , naar zijne eigene afmeet, waanende, dat men, met de u.terite bereidwilligheid en de volmaaktfte oprechtheid, het eigenbelang, voor dat van het algemeen, wil, kan en durft opofferen en dat 'er eene groote meenigte van menlclien gevonden wordt, die zulk eene opoffering volkomen waardig zijn: dit veroorzaakt, dat hij zijnen Vader geduurig tegenfpreekt, en het eene zwaarmoedigheid in den oude? heer rekent te wezen, wanneer deze van de menfchen anders denkt, waar door de gevoelens van den ouden cornelis gehouden, worden , met repubhkainsch te zijn; eene verkettering, die ook in onze da-en niet vreemd is, en vaak is aangewend, om den man van kunde en eer zwart te maken. De oude cornelis, geen beter geneesmiddel voor ziinen zoon kennende, dan de uitkomst der zaken , getroost zich de drukke bezigheden, die zijn welmeenende, maar fteeds misleidde zoon, zich op den hals haalt en de onkosten, daar aan verbonden. Op zekeren die gebeurde het, dat de laatfte zeer onvergenoegd op zijn' kleerenmaker was, om dat zijn uniform nog niet was te huis gekomen, wanneer de oude cornelis naar de rede vroeg, waarom men zoo fpoedig het Officiers kleed begeerde, waar op de zoon berichtte dat hij was afgevaardigd naar eene vergadering, vva'ar men zonder zulk een kleed niet verfchijnen kon , en men hem benoemd hadt, om daar de eer en waardigheid zijner medeburgers op te houden. Daar de vergadering reeds begonnen was, en zijn tnijder ouder de geenen behoorde, die hem verkozen hadden, zoo begreep de oude Heer, dat zijn naaiende committent de rok met de epaulettes naa de vergadering zou gezonden hebben, daar men toch niet op de verdienste maar op het kleed fcheen te letten, al het welk den X 5 ou'  O. P- A A P E ouden man zuchten doet: „ Hoe gelukkig zoude» „ w.j weezen, wanneer Vaderland en Vrijheid Ï2 „men waren geen knoop zou 'er van veSren „ gaan geen fpatjen zoö 'er op komen!" - OnZ houdehjke klagten verneemt de vader over den S„" ^llL\t'\de k°°Pman 2egt' hem Sden op S coroptoir te zien, en zoo hij al daar zich vertoont Sen-'^r' ÏVrniaal gediurig het ™*STS*Z maken , de cateclnfeermeester klaagt, dat de iono-e ng van zulk eene goede verwachting , zoo verbSrd reksten in de notulen telkens wil laten infereeren of z,jn protest doen aanteekencn tegen den aS ÏW^7\on*ln fAhonn'T-E ZIJ"T i^eisjen, vergeet de ten wordt ' " Z'J V3n hem niec Seheel verla- hef vooSv^van2';?11' ?»tmier W> wa"»^ wordt^auw^ vaar wel te zeggen, wordt de jW^STs a£ zijnen vader vast gebonden, en door de Pmisfifche menschhevenheid naa Wezel gevanglijk we^evoerd verliefde meisjens eigen, den zoon en den vader den l-ezers op eene aangename w jze in kennis 2-enkPn met denOverften donnerknall en zhnen SeSeant van wiens deugd wij dan eerst een beeld krijgen wanneer wij hem zoo onnozel vinden dat hij usfehen louifen van een pachterfpelletïen en gouden ducaten geen onderfcheid weet. _ De Sn/e nen met nanette eindelijk alle gevaren ontkomen zijnde, zetten zich te Venlo, de algemeene SpS der Hollandfche vlugtelingen, neder , waar dï ionÏÏ cornelis zich verwondert over de'ellendigvenooning der geenen, die in hun Vaderland voorheenzuhï een magtig ffguur maakten, welk geval de 'oude heer opheldert met aan te merken, dat* de afteurs die0P het toneel voor koningen en helden fpelen , no* Jan? m hun dagelijks leven geene koningen of h'eldcï ziTn Na dat de jonge cornelis merkelijk van ziiné «as genezen, en hij ondervonden hadt, hoe weinig de  DE HOLLANDSCHE VADERLANDER. 331 oe vervulling beandwoordde aan de beloften , die fommige aanzienlijken- aan minder vermogenden van hunne partij altoos gegeven hadden, toen de zaken nog voordeelig Honden, en men door het volk zijne grootheid bekomen moest, zoo werden zijne oogen geheel oeopend, hij verbondt zich met nanette, leefde van den arbeid zijner handen , en het was den ouden cornelis naderhand zeer aangenaam, zijnen zoon onverwacht te kennen te geven, dat zijn proeftijd een einde hadt genomen, en hij bezitter was van aanzienlijke fchatten. Ziet daar den hoofd inhoud van dit aangenaam en belangrijk Boekjen, het welk de Burger p. zegt, geenszins gefchreven te hebben , om met de ongelukken van fommigen zijner landgenoten te fpotten, maar hun de bronnen aan te wijzen, waar uit grootendeels die onheilen voord vloeiden, en ons. alzoo te verbeteren, cn wie zal het dan wraaken , dat men lachende de waarheid zegt? henrij en louize. Eene Neder landfc, i Gefchie~> denis , in gemeenzame Brieven ; door cornelia lubertina van der we ij de. {Niet Vertaald.) II Deel. Te Leijden , bij D. du Mortier én Zoon. 444 Bladz. In gr. Oclavo. De prijs is f i - 18 - : Het leven van fommige menfchen is menigmaal een famenhang geweest van de zonderlingfte ontmoetingen, en gaf aanleiding aan den Gefchiedfchrijver, om hunne lotgevallen te verhalen , terwijl de Dichter uit dezelven zijnen held te voorfchijn riep, eu hem ten toneele voerde, of eene geheel nieuwe gefchiedenis, die nooit, dan in de moogliikheid beftondt, uitdacht, en daar in de heilzaamfte lesfen voor het leven, alletn door voorbeelden , aanbragt , oordeelende , het meêr overëenkomftig met de zinlijke geaardheid der menfchen te wezen, om aan te toonen hoe men doet, dan te redeneeren, hoe men doen moet. Wij voor ons zijn verre af, van deze wijze om het verftand te befchaven , en het hart te verbeteren , 'af te keuren, zo maar éénheid in het plan en bevalligheid in de uitvoering gevonden wordt, want bij hit verzuim van het eerfte verëischte, moet men natuurlijk on-  ">32 C. t. VAN DER WEIJDR onverftaaiibaar worden, én het \asta« u mn welken de fmaak der meeste meniïen Lv^J™ den h°ni^ middelen, verkiezen aI.~ T«ïïa her^r 5°' genee*het bovengenoemd oogmerk (^chL?"' tor dat bet geven van cbaraéW? «fSi ,' zonder te bedenken, der gebeuréilfen " de nodS' 0ntwuikkeli^ S N moet zeuen, en ffltfSS^B^ $É 77~"~ mult°™™ providus urbds. tnons hominum infpexit. (*) dn het Boek, voor T «Ktawftta, dient, d„ j E»,?*' ee"e S""snee ondcii'dieidi„e »er. pmde, da pe,L«„ „™ fe, ,beï*mf 'e*tódf.tód lucht te doen vfrSnderen en d-ia T„r ^'f j haar vail vervolgends een 14S;%? È^ SS V^ del.jk het oogmerk der reize bereikt hebbendé n. hT land wederkeert, in welken tusfchentijd nEJ,f-zich ?„FV? i rijk bevindt, naa EneelanH L ■ 5 zlctl ln "ank- omftandigheden zich bVviuden — 10 dC ëMigtte O HOR AT. Lib. I, 2. G2ar"  ÜENRIJ EN LOUIZE. 333 Gaarne hadden wij gezien, dat het Stuk minder uitgebreid geweest ware, het welk, of door fommige Brieven, die naar ons inzien met het geheel toch niets gemeen hadden , agterwegen te laten, of door anderen te verkorten, zeer wel hadt kunnen gefchieden; ook moest de milddadigheid van de fchoone Schrijffter de menfchen niet zoo rijk gemaakt hebben, want van deze zijde befchouwd , is het geheel eenigzins te roinanescq Wij kunnen niet afzijn, henrij op den berg aan de Grep te laten hooren, eer hij zijne louize nog gevonden heeft: (*J „ Gij, ó Stroomgod! grijze Rhijn! hoor ook deze klagten; „ maar uwe zilveren baaren, onó'phoudenlijk voordrollende „ wachten geen oogenblik, om na mijne klaagtoonen te luiste,, ren. Ik weet, heldere Rivier! gij bemint de vrijheid, daar „ gij binnen de landpaalen van onaf hanglijkheid zijt voordge- „ bragt. Ook ik, edele Rhijnftroom! eerbiedig dit god- „ lijk gefchenk. — Laten flaaven met hunne ketens ranime„ len, al waren die van louter goud — het blijven nogthans „ ketenen. — Maar hoe! — gij fchijnt verftoord — (laat uwe „ moedige golven, met kracht, tegen den oever aan — wat ,, veroorzaakt uwe grnmftoorigheid? —— Dan , ik weet het — „ gij erkent niet meêr, in de eertijds moedige Germaanen, die „ edele fierheid en blakende zucht voor vrijheid; daar zij uwen ,, ftroom met lijken vullen, alleen voor de belangen van wei„ nige ftervelingen, die willekeurig moeten heerfchen. — Gij, „ 6 Rhijn! ftroomt ook naar het Vaderland mijner louize „ indien gij de zuchten een's minnaars op uwen rug kunt me,, dedragen, zeg dan aan mijne meesteresfe, hoe ilc, voor haar, „ van liefde fterve; — en indien gij, beminlijke vloed! mij „ deezen dienst hebt beweezen, zoo mogen noch dammen „ noch dijken aan uwen ftroom palen zetten! —• Ja, vloei „ derwaards, grijze Rhijn! welhaast zult gij de zee genaken, ,, fchoon wij uwe wateren zien verdwijnen, zonder te weeten, „ werwaa'rds hunne loop gericht is — even eens, als men veelal „ grote Geniën, weldoeners van het menschdom , op één oogen„ blik ziet verdwijnen; dan befpeurt men eerst hunne waarde, ,, die te voren onbekend fcheen; — even zo. uit kleine beginzels voortgefproten, wordt gij in het land uwer geboorte niet geacht; • vreemdelingen zijn het, ó Rhijn! die uwe waarde gevoelen; en wanneer elk daar van overtuigd is, zijt „ gij niet meêr. Voldoe dan aan mijn verlangen, edele „ Rivier! voer mijne louize op uwen dienstvaardigen rug „ herwaards. of fchenk aan dit minnend hart de koele onver„ fchilligheid uwer wateren! " ———- (*) Bliz, 401 fqq, MV-  334 r. f e i t h C4 Bladz. In gr. Oëavo. De prijs isfi-ió.- ?95' B^^tc^^^ ad-> *. reed, ook eene rol i*f hetzelve geg ven wórdt "TA S?* het vo,lf Romei fchrpS te éf ^fnf^f ^ de b^negerijen & den GodsdienstTóSanSJk vanTet'^f **! ' om zijne wezenlijke waarde tf vertoonen ?„X*CT PneSterS ' in Dichter dat de vriend van I r! ; roJn v«w.icht de Priester hem ^Sa^t^^»^ en de 'echtfchapen iv, w ? dat deze onderhandeling vruchtloos aflVnn, hoop,: m.ar „kraan"vÏÏTRjn,S^t?hff^£?f*" hetzelve te zaaien, enda.Se7'a on?em.8heid °"der dia, de beminde van ic.u ' t wT -CLAUvoor de vrijheid om te zetlen. ' " ha" Van dezen  11 U C I V S C O R B u s. 335 Tweede Bedrijf. Claudia komt op, met eene klagt over de rampen van Rome, en de onzekerheid van haar toekomftig lo£ Haar Vader appius verfchijnt, en houdt met haar een Ibre'edvoerig gefprek, over den ftaat der zaken, en de noodzaak, ilijkheid om zich met de Koningen te verdragen. Hij wil dat zij mucius, op wien zij zoo veel vermag, en die zoo veel invloed op het volk heeft, voor dit ontwerp zal winnen, waar van zij, als eene waare Romeininne, het grootst afgrijzen betuigt. — Haar Vader verlaat haar, en mucius verfchijnt. Hij ontdekt claudia onder fterke aandoeningen, dat haar Vader Rome verraadt, 't welk haar insgelijks met zeer hevige aandoeningen vervult Maar hij troost haar tevens met de verklaring, dat er nog eene hope voor Rome overblijft. Dat één man Porfenna van het ileven moet berooven, en dat hij de man is, die zijn leven aan deze onderneming wagen wil. Zij hoort dit met vervoering van bliidfchap aan , en zij fcheiden van malkander, met betuiging ,van de grootfte tederheid. — Aanftonds verfchijnt appius, om uit zijn dochter den uitllag van haar gefprek met mucius te verftaan. Zij verklaart hem onbewimpeld haars Minnaars heldhaftige gevoelens, en nog meer de haare, en zoekt haaren Vader van i zijne ontëerende ontwerpen te rug te brengen, 't geen deze met i verontwaardiging aanhoort, waar op zij met waare grootheid het Toneel verlaat. Lucilius treedt op en verhaalt dat de pogingen der Wichelaren reeds oneenigneia onaer net voik veroorzaakt hebben ; en zij bereiden zich om die pogingen krachtig te onderdennen. Derde Bedrijf. Appius juicht, over het aanvanghjk geluk van zijne ouderneming, bij welke gelegenheid hij de haathjke gevoelens van zijn hart ontdekt. — Horatius onderhoudt apT>7ii s nver het onroer. en eeeft hem te kennen , dat hij voor des. : zelfs aanvoerder gehouden wordt. Dit verwekt een hevig gefprek tusfehen die beide, waar in appius zijne gevoelens meer openbaart. — Nu voert lucilius eenige misnoegde burgers aan, wier ongenoegen door appius nog meer wordt aangeblazen , die eindelijk zich gereed verklaart, om het verzoek van 't volk, om met hem te handelen, aan Porfenna over te brengen. Doch bij zijn vertrek wordt hij door valerius tegengehouden, die, met een groot aantal burgers, verfchijnt, die vei klaren dat zij bij aanhoudendheid de vrijheid of den dood verkiezen. — Daar op vertoont zich een Wichelaar, die verklaart, dat de Goden eifchen dat men zich aan Porfenna overgeve. Waar tegen valerius aanmerkt, dat de Goden niets begeeren kunnen, dat tegen de deugd ftrijdt. Appius doet zich in dit gefprek als een groot huichelaar voor. Het volk geeft zijne moedeloosheid te kennen , maar wordt met de onderneming van mucius opgebeurd, even. wel niet zonder tegenfpraak van den Wichelaar. Het bedrogen volk wil, dat men aan jupiter, wiens Priester in het belang van appius is, offere. Vierde Bedrijf. Mucius is nu in de legerplaats van Porfenna. o en  33Ö R. FEITH, MUCIUS CORDUS. en opent dit Bedrijf met eene alleenfpraak, waar in hij de gevoelens beproeft, die hem aandrijven en zijn hart tot het volvoeren van zijn opzet, door de overtuiging van derzelver braafheid, lterkt. — Nu verfchijnt Porfenna met zijn ftoet. Ze zetten zich , bij eenen altaar, neder, waar op men voorheeft te offeren. Hij openbaart de gematigdheid zijner beginfelen, en de goede oogmerken, die hij met de Romeinen heeft voorgehad; als mede het geduld dat hij met hen geoefend heeft;maar ook zijn beflischt voornemen , om zijne eer te redden, ten koste van het bederf en den ondergang van de Had. — Zijn zoon tauchon werpt zich op, tot voorfpraak van de Romeinen, waar op hij meent, dat de Tijran taiiquin, door zijne euveldaden, al zijn recht verbeurd heeft, waar in hij door den geheimfchrijver volcens wordt tegengegaan. — Onder het fpreken van dezen, komt mucius op, en doordeekt volcens, dien hij voor porsenna aanzag, en vlucht. — Dit verwekt ontzetting, en mucius wordt gevangen opgebragt , en gedraagt zich , met eene verbazende kloekmoedigheid, zoo dat hij op het onderzoek naar zijne eedgenoten , zijne rechterhand door de vlam op het outer laat verbranden, tot bewijs, hoe weinig men hem door pijn en draf dwingen kan, en tot ftrnffe van zijne hand over haaren misdag. Dees moed verwekt ieders verbazing. Porsenna geeft hem met zijne vrijheid zijn zwaard weder, en mucius openbaart hem, dat drie honderd jonge Romeinen, aan hem gelijk, den dood van porsenna plechtig gezworen hebben. Hier op wordt de aankomst van een Romeinseh afgezant den Koning aangekondigt, die bij zijn genomen befluit blijft om Rome vrij te laten. Vijfde Bedrijf, op het plein voor den Tempel van jupiter kapitolinus. Valerius beklaagt zich, dat het volk in zijne zucht voor de vrijheid bezwijkt. Het volk verklaart, dat dit alleen van het kleinfte gedeelte waarheid is, 't welk in weerwil van al de pogingen van den Wichelaar, blijkt, daar de meesten zich bij valerius voegen. De Tempel van jupiter güat open , de Opperpriester vertoont zich, en eischt in den naam der Goden , dat men tarquin wederom aanneme. — Claudia koomt op en eischt, dat men %'ooraf de wederkomst van mucius afwachte. — Doch appius bericht den misdag, dien mucius begaan heeft, en dat hij bij porsenna gevan. gen is ; welke droevige tijding claudia met een meer dan heldenhart aanhoort. — Straks daar op verfchijnt mucius, tot fchrik van appius en vreugd van zijne dochter, en verkondigt Rome zijne vrijheid. Het volk wil de Priesters geduft en de Tempels vernield hebben, maar wordt door valerius tegengegaan , die wil dat men de Goden moet eeren, al veracht men hunne fnoode Priesters. De Opperpriester geeft al de fchuld aan appius , en deze belijdt de waarheid , en geeft opening van zijne heimlijke gevoelens en voornemens, en beftraft zelf* zu'ne dochter, die tot zijne verfchooning fpreken wil, en onder de fchriklijkfle vervloekingen zich zeiven doordeekt.  UrTTREKZELS en BEOORDELINGEN. Gedachten over de Rechte Behandeling van Eenige FooiTaame Leerftukken van de Gereformeerde Kerk, en derzelver aanwending in het Gemoedsheftutir. Jé üerzeiw & . , Bladzt Leeuwarden, bi] l. vr.n öil„n, Ai In gr. Octavo: De prijs tS f i *, » I^en Boek, om meer clan éCne reden, in deze difcj L£ en van het hoogde belang, met eenen bedaarde* én vredelievende.! geest gefchreven, en voor alle veieere s van den zuiveren Euangelifehen Godsdienst va* liet erootfte gewigt. De Schrijver toont, door het ge- leS We k, zelF gedacht, zelf beoordeeld, ên dan na de zekerde*overtuiging , op duchtige gronden, nitfpraak gedaan te hebben; n onderfcheidt zub hfer door biet alleen van veelen zijner medebroeders , die £ b hun ééns geleerd famenftel volharden, eni vati Seneverbetering, of nadere uitbreiding en toeJet.tmg Willen hooren; maar hij geeft ook aan al e Godgeleerden van Welke Gezindheid zi mogen zijn , een op* Skend voorbeeld, om voor zich zeiven te denken, n te oordeelen, en niet, dan op eene zekere ove ttuSirf, te gelooven. Elk toch, die geen vreemdeling ut de Godgeleerde wereld is, heeft zeker dikwerf opgemerkt , dat de zoo genaamde vooröordeelen , twter* draa^zaamheid, partijzucht, enz. niet alleen in de GeXmeerde Kerk, maar ook wel degelijk bij andere Gezindheden huisvesten, en dat meenigmaal zij, dié het fterkst van verdraagzaamheid en verlichting fchreeu* wen ot> de proef de onverdraagzaamfte, de onverlicht* fte bevonden worden. Wij zullen thands geene voor* beelden noemen, fchoon eene geheele meenigte uityroe* cere en latere, ook uit onze tijden, voor handen zijtt. —■ Schoon dan wel dit Werk voor de aanhangers van heg Gereformeerd Kerkgenootfchap in de eerfte plaats ge^ ichikt is,en van dezelve de ernftigfte en oplettendfte overweging verdiend, geeft echter de Schrijver aan alle* Godgeleerden een edel en leerzaam Voorbeeld, op tvelk eene wijze men de Godsdienftige waarheden behande"len en over dezelve uitfpraak doen moet, wil me* een' wezenlijk, een overtuigend nut bij zijne Hoorei? cn Lezers te weeg brengen. Daarënboven toont, hij zijn Kerkgenootfchap van nabij te kennen s de Vgrfehtl» VAD. BIBL. VHI. DEEL* NO. V  333 GEDACHTEN OVER DE RECHTE BEHANDELING lende toeftanden, omftandigheden , gebreken, enz. naauwkeurig te weten, en maakt daarom overal zijn werk, om gepaste en dc meest gefchikte raadgevingen mede te deelen. Voor af gaat eene Voorrede, waar in de Schrijver, klagende over de nog zoo geringe verlichting, of" befchroomdheid, om van den ouden weg af te wijken, welke in het Gereformeerd Kerkgenootfchap plaats heeft, zijn oogmerk met dit zijn gefchrijf opgeeft, om naamlijk hetzelve van deze gebreken te zuiveren , en den weg tot redelijke en gezuiverde begrippen te baanen, of verder te bevestigen. Het Werk zelve is, na eenige voorafgaande Aanmerr hingen, in drie Afdeelingen onderfcheiden, welke weder in verfcheidene paragraphen verdeeld zijn. — Wij zullen van elk derzelver het nodig verflag doen. Het eerfte waar bij de Schrijver zich in de voorafgaande Aanmerkingen bepaalt, is, de zoo gegronde als nuttige onderfcheiding tusfehen Godgeleerdheid en Godsdienst - leer. f*) „ Het tweede," zegt hij, ,, dat wij, om alle ver„ keerde behandeling van de leere der Gereformeerde „ Kerk voor te komen, voor oogen moeten houden, ,, is de gelegenheid, bij welke die bepalingen, waar mede onze leere zig van die van andere gezinten on„ derfcheid, zijn gemaakt." Hij toont dat de gemoederen toen niet alleen verdeeld , maar ook ten uiterften verbitterd waren. ,, Men verfcbilde niet alleen," zegt hij, „ maar verketterde en vervolgde elkander om ,, verfcheidenheid van, gevoelen. — De hevigheid der „ gemoederen en de verbitteringen, uit al dat lasteren, „ verketteren en vervolgen geboren, maakte de frellin,, gen, welke men beweerde, hooger en fteiler , de ,, uitdrukkingen, welke meli bezigde, fterker." En gaat hij te recht voord: „ moeten wij dit nu „ niet , bij de befchouwing van die leerftukken , „ in overweeging neemen ? Móeten wij, daar onze „ vaders hunne begrippen aan het nageflagt ten regel „ ftelden, niet bedenken, dat zij driftig waren, toen ,•> zij • (*) Hier verklaart de Schrijver veel overgenomen te hebben uit een Werk voorleden jaar uitgekomen, Gedachten over het Predikiimpt in de Gereformeerde Kerk. Zie onze Recenfie van hetzelve Vaderl. Bibl. VI Deel, 1 Stuk. Bladz. 296.  V. EENIGE VOORN. LEERSTUKK. INDE GEREF03M. KEtiK. 339 „ zij zo f'prakeii en zulke bepalingen maakten , dat „ hunne hartstochten toen invloed hadden op hun ver„ ftand; zo dat zij, die ruim anderhalf'eeuw daar na „ leeven, en in zulk eenen twist niet zijn ingewik„ keld , onmogelijk alles zo bezien en beoordeelen ,, kunnen?" Eene derde aanmerking is, dat 'er met den tijd noodzaaklijk verandering in de Godsdienstige denkenswijze der" menfchen komen moet, dat wij onmooglijk in alles zoo gevoelen kunnen, als onze vaders , die voor anderhalf honderd jaaren op de wereld waren. Gelijk bi| ieder mensch, zoo is ook de opvoeding bij geheele volken, dezelve ftaat niet ftil, en bereikt allengskens hooger trap. „ Was de Hervorming een „ fchok, waar door de wereld met opzicht op de ver„ lichting en befchaving eene zeer aanmerkelijke veriindering onderging, de menschheid was daar mede „ niet op den hoogden trap, de Godsdienstige begrip„ pen wierden toen niet op eenmaal zo zuiver en 011„ verbeterlijk, als ze wel konden zijn: maar in dien „ tijd, die 'er tot aan onze dagen verlopen is, is de „ menschheid wederom hooger opgegroeid , en even „ daar door heeft ook het ftelzel der Godsdienstleere „ merkelijke veranderingen ondergaan. — Het menfeue„ lijk verftand is nu, als 't ware, in eene andere ,, form, waar in die zelfde waarheid gegooten zijnde „ eene andere gedaante krijgt. — Onze vaders dachs, ten en fpraken naar het licht, het welk 'er in hun„ nen tijd in de wereld was. Het ftroeve, het nog „ meer zinlijke, het welk 'er hier en daar in hun „ voorftel is, het bijzondere , het welk wij in den af„ loop van hunne denkenswijze gevoelen, moeten wij „ toefchrijven aan den tijd , in welken zij leefden. „ Gereformeerd regtzinnig' te zijn is, niet zig dipt aan ,, hunne begrippen en ganfche leerwijze te houden, „ maar de leere, welke zij, als de waare, hebben op gegeven, te omhelzen, met die matigingen, verzag„ tingen en ophelderingen , welke de meerdere verlich,, ting van dezen tijd daar aan gegeven heeft: en dat ,, is geheel niet drijdig met het character van een v mensch, die gezond en verdandig denkt. " De vierde aanmerking is, ,, dat wij bij de befchou,, wing en beoordeeling van de leer der Kerk, niet al„ leen op de waarheid als waarheid moeten zien, maar ï •• - Y 2 „ voor-  34Ö GEDACHTEN OVER DE RECHTE EEHANDELING „ vooral op de behandeling van dezelve, op het licht, „ waar in dezelve wordt voorgedragen, op het ge„ bruik, dat men van dezelve maakt." Zeer gepast merkt de Schrijver hier op, dat het voorftel van elke waarheid, zoo als alle dingen, zijnen tijd heeft, dat men dus dat geen, dat waarheid is, ontijdig leeren, of ook eene Helling , die waaragtig is , overdrijven kan; zoo dat, indien een Volks-leeraar dit niet onder het oog houdt, hij niet alleen de waarheid nutteloos maken, maar met dezelve wezenlijk nadeel doen kan. De vijfde en laatfte aanmerking is, dat men de leere van eene gezindheid, zoo ook die van de Gereformeerde Kerk , niet moet beoordeelen naar de manier van fpreken en denken van de ongeoefende meenigte, maar naar de Sijmbolifche boeken , en de uitleggingen, welke menfchen van verhand en doorzicht daar vmi gegeven hebben. Dit is zeer noodzaaklijk, en de Schrijver heldert dit met voorbeelden uit de Roomfche Kerk op, alwaar de gefprekken der gemeene Leeken over de verdienstlijkheid der goede werken, over den dienst der heiligen, en andere Hukken, zeer veel van de Schriften van verftandigen over die onderwerpen verfehillen. Wij gelooven, dat de Gereformeerde Kerk in dit opzicht inzonderheid reden van klagen heeft, ten minsten heeft de ondervinding meermaalen geleerd, dat fommige beftrijders haarer leerltukken dezelve wel eens naar de grove begrippen van het onkundig gemeen hebben afgemecten, en daar op hunne pijlen gefchoten, daar, zo men bedaard de Sijmbolifche Schriften, of dezen of geenen verftandigen Schrijver geraadpleegd had, geheel geene of ten minsten weinige itrijdigheid zou ontdekt zijn geworden. Dit niet alleen, maar veele Gereformeerden zelve hebben hier in wel eens misgetast, en voor een wezenljk leerfluk of grond -artijkel gehouden, het geen flegts voor eene bijzondere verklaring en opvatting naar eigen begrippen, had moeten aangezien worden. De latere onderfcheiding bij de Gereformeerden in Voetiaanen, Coccejaanen , enz. heeft hier zeer veel toegebragt, om geene andere redenen te noemen, want wij moeten ons tot het Werk zelve bepalen. Eerfte Afdeeling. Befchouwing van de leere der Predestinatie , en derzelver regte behandeling. Zeer te recht merkt de Schrijver in den beginne op, dat,, naar „ het begrip, dat wij ons van dit leerftuk maken, „ naar  V. EENIGE VOORN. LÈERSTUKK. INDE GF.REFORM. KERK. 34I naar de plaats, daar wij het zelve in ons llelzel zet„ ten, onze behandeling van de leer der Kerk ook „ zeer verfchillende wordt." En bepaalt zich daarom tot de volgende vraag: „ hoe moeten wij ons als „ regtzinnige Gereformeerden willende gedragen, han- , delen met de leere der Predestinatie, welke plaats moeten wij dezelve in onzen voordragt geven, welk „ eene betrekking heeft ze tot de eigenlijke leere der „ zaligheid, met welke een zondig mensch tot zijne „ vertroosting en heiligmaking moet werkzaam zijn , „ welken invloed moeten wij aan dezelve geeven op „ onze begrippen, omtrent den inhoud van het Euanj5 lie?" _ Hij ftaat hier op ftil bij de nog ftandvastige gewoonte van veelen in de Gereformeerde Kerk, die aan dit leerftuk eene zeer hooge plaats geven, en in het gewoon onderwijs, zelfs van eerstbeginnenden, voor aan zetten, tot een der eerde grondflagen van hunne redeneeringen leggen , en de gantfche leer der zaligheid daar uit afleiden , ja niet alleen als eene hooï'dftelling in de Godgeleerdheid , maar ook als een' voornamen regel in de uitlegkunde van den Bijbel aanmerken. — Hij toont, dat die zoo handelen, den wijzen regel der Dordfche Vaders, die dit leerftuk met den Geest der onderfcheiding, Godsdienstig, Heilig, op zijn tijd en plaats, wilden hebben voorgefteld; alle nieuwsgierig enderzoek van Gods wegen ter zijden ge/leid zijnde, tot eere van Gods naam, en levendige vertroosting van het volk, zeer vérre overtreden. Daarenboven is deze handelwijze den Schrijver altoos zeer verkeerd voorgekomen. ,, Foor eerst," zegt hij, „kan „ ik de leere der Predestinatie niet tellen onder de ,, waarheden van den Godsdienst: zij behoort naar „ mijne gedachten tot de Theologie. — Zij moet niet „ gefteld worden op de lijst der noodzakelijke en za„ ligmakende waarheden, maar gerekend worden 011„ der die Hukken, die voorwerpen zijn van befpiege,, ling voor diepdenkende geleerden. — Ten tweeden, „ moeten wij het gewigt van ecn leerftuk afmeeten, , naar dat 'er veel of weinig van het zelve/in de Hei- , Jige Schrift, gefproken wordt. — Daar nu op zijn best maar hier en daar van dit ftuk gefproken wordt, daar uit blijkt, dat men het geenszins onder de grond- ,, waarheden tellen moet, en dus zeer verkeerd handelt, met daar aan zulk eene hooge plaats te geeven, het zelY 3 . I » W  342 gedachten over de rechte behandeling j, ve te (tellen tot de eerste regelmate des geloofs, en al- les daar uit af" te leiden." — Hij brengt vervolgends verfcheidene en overtuigende redenen bij , waarom men deze zoo zeer in zwang zijnde behandeling behoort af te keuren; — hij ftaat bij het onderfcheid van de tijden onzer vaderen, en de onze, (til, en geeft voldoende bewijzen , waarom men dit leerftuk thands geheel anders, dan toen, behandelen moet, en eindelijk onderzoekt hij, en vraagt: ,, hoe moeten wij dan in deze dagen, als regtzinnige Gereformeerden met de ,, Predestinatie handelen?" En hij andwoordt: „ uit „ het gemeen volksonderwijs moet dezelve worden ,, uitgelaten.V/ Hij bevestigt dit met de uitfpraken van c a l v ij n , wiens taal is: meminerint in Pmdestinatioftem dum inquirunt, fe in divince fapientiee adijta penetrare; en van de Dordfche Vaders, die in hunne beoordeeling van den eerden artijkel der Remouitranten Uitdrukkelijk zeggen: dat het voor eenvouwdigen genoegzaam is, dat zij weeten, 't geen daar in wordt gefield, dat God befloten heeft zalig te maken, die gelooven. — ,, Wil men evenwel," dus gaat hij voord, „ nog „ tegen dit alles de predestinatie in het volksöuder„ wijs behouden; dan geeve men daar aan de regte „ plaats. Het hoofdftuk, het welk die leere bevat, „ moet niet een der eerden zijn, maar het allerlaats- 9, te. " En wel voor menfchen van meergeoefend doorzicht en verftand. Het moet niet breed zijn, noch de Predestinatie bevatten , als een onderwerp, waar omtrent men veel kan zeggen, maar zich met een kort en algemeen voorftel daar omtrent vergenoegen, en 'er iets bijvoegen over het hooge en onbegrijplijke,' het geen daar in plaats heeft. — Eindelijk, „ wil men de „ Predestinatie ook in zijn openlijk voorftel voor de 9, gemeente blijven leeren; men doe zulks naar het verftandig voorfchrift der Dordfche Vaders op gepas3, te tijden en plaatzen, met den geest der onderJchei„ ding, Godsdienstig en Heilig." Daar het in 't geheel niet regtzinnig is, altijd en terftond daar mede voor den dag te komen , wanneer men de gemeente over de leere der zaligheid onderhoudt. Tweede Af deeling. Over den inhoud van het Euan. gelie, en deszelfs rechte behandeling, hl de eerste §. geeft hij vooriif de nodige bepaalingen. ,, De hoofd„ fom," zegt hij, „ van de leere der 'zaligheid is „ dat,  V. eenige voorn. leerstukk. in de gereform. keric. 343 dat het welk wij, in navolging van jesus zelf, " he Euangdie noemen, die blijde bood chap, welke " de Zaniker na zijne opftanding bevolen heeft aan " ?Je menfchen te brengen. Dit Euangelie is de open" barin™ welke God aan de wereld heeft gegeven, " 2't de wijze, op welke zondige menlchen tot hTSudeTl aan zijne gunst geraken kunnen tijde IHfc en eeuwig gelukkig worden. Het is dus voor ieder mensch ten hoogden noodzaakhjk hetzelve te kennen" Voor bedienaars van den Godsdienst vooral, L dit eene zaak van groote aangelegenheid daar^hunne denkbeelden van 't Euangelie eenen mcrklijken invloed tbben op hunnen geheelen dienst en Peking en dezelve het onderricht, en gemoeds - beftuur, het welk zi aan hunne medemenfehen geven regelen. f 11 Schriftuurlijke denkbeelden van dem"*»^£ en het rechte'voorftel lh*\va». . ^ Jg*»*gS& zeer eewistig, en de Schrijver draagt zijne gedaenten dtuden k eVo'nderfcheiden voor, zoo at ze= de 1 ez ng en overweging zeer verdienen. Wij kunnen ons aueui van len'e^ennng voor aan ftellen en het we k dus de gedachten van zelve leidt om hec geheele verzoeningswerk door jesus m ^«J™™ fin alleen tot de uitverkorenen te bepalen, en in het voorftel van hetzelve zich naar ^ Pr^estinatie a s eene eerfte regelmaat des geloofs, te fcbikUn. unze Arnhem- wede?legt dit gevoelen niet alleen maar heldert tevens verfcheidene plaatfen der H. en een ge, in dit opzicht, gebruiklijke fpreekwijzen op. Hii verklaart zich hier op Bladz. 79 "ader , en zegt Yterwijl wij Gereformeerd regtzinnig zijn, moeten " wii zoo wij den Bijbel willen volgen, de verzoe" Kg van Tesus voordragen zonder bepaling tot " zekere Perfoonen, als eenen gewigtigen dienst, wel" ken jesus aan de wereld heeft gedaan, waar s, ■ fe zevan aanbelang, nu men daar over twist, is de" zelve overweging waardig." Na eerst bij het gevoelen van hun, die Ie Predestinatie tot^een le hunne redeneeringen leggende, het Euangelie aiieen ot Se uitverkorenen bepalen, ftü gedaan, en hetzelve w d rlegd e hebben, gaat hij Bladz, 130 dus voord: Zetten wij de eeuwige befiuiten uit onze gedacnten, " fn lezen wij eenvouwig den Bijbel, deze geef ons " 5aar omtrent geheel andere begrippen. Uit het ge" S bebop va&n de kere der zaligheid , zo als wij " het in den Bijbel vinden, en uit verlcheidene duide" le plaatfen, welke wij in denzelven ontmoeten, *' 3 het klaar, dat dat geen, het welk veele op hun" ne fijsthematilche redeneringen betrouwende meer " of min alleen tot de uitverkorenen bepalen, 111 volle " kragt totTi en moet worden uitgedrekt; dat er m " et voordel van het Euangelie geenerlei ondeifcheid " tusfehen uitverkorenen en verworpenen moet worden " Smaakt, maar dat het met dezelfde welmenenheid m " fen naam des Heeren tot allen moet worden gerigt. " Het Euangelie brengt aan allen die blijde boodichap, " dat God voor wien de geheele wereld verdoemelijk " is geworden , door het offer van jesus zo is ver, " Joend dat hii in genade met zondaars kan en wil te " doen nebben." (*) - Welk gevoelen hij nader uit-, tót, enmet bewijzen, en het voorbeeld van jesus en zijne Apostelen bekrachtigt. €. V. De veile kracht van het Euangehe. Daai dan gelijk uit de voorgaande § blijkt, het Euangelie allen zonder onderfcheid raakt, en deszelfs voordel op deSe wijze, tot den eenen zoo wel, als tot den anderengericht wordt, zoo is het befluit in deze dat een bed enaar van het Euangelie verpligt is, om zijne medemenfehen zonder eenige onderfcheiding Gods genegen- (*-) Verstel, met des Schrijvers Gedachten, hamelsvf.l» mimt. Raadgever, 1 Deel A°. n , 12, 13 > 14Y 5  346 GEDACHTEN OVER DE RECHTE BEHANDELING „ gelie regt worden uitgebreid, en bij ieder benenïi l" " 3Ew aangedro"gen' «aö moet het net de fg+ e , verzekeringen van Gods welmeenende liefde tot allen itZ&Siïr^iiï t0t/U"ne behoude„ist0wo n " df ?n heTloö^ j" Z1>,Eua"ilie eve„ ïïS£ÖÏ „ fporen, het «kt God laatS V, 3gg$g? „ ieder te bewegen, om tot ^!*l^*S£ffi& „ jesus te geloven en zig te bekeren.» in Ar,;-i f • "f" behandeling van het Euangelie Dit Amjkel is zeer iezensvvaardigf de Schrijver £TL het £3d k,e,"lis ,va" de« verfchillenden tït ibnd der Gereformeerde Kerk in Nederland aan den d-, » h.j wyst zeer du.delijk dc onderfcheiden ! gebreken !5n veele Leeraars in d t ftuk aan en Iwhl^Ar Jlen , uit het te vooren geftelde Vf^eid Zt «J" ^VOe" redenen. Hetzelve iln^f^^e^^ „ fa het voorftel van het Euangeli ', rege eSt otfe „ moet gaan, en zonder iets £ de'menfchen tTonde ' „ ftellen , met deszelfs voorftel op hunne eI!I. „ aandringen allen, zonder onde^n^le^^ „ God wil, dat zij zalig worden, dat hij hnn dfc uit „ liefde en ontfermend medelijden laat verklaren Hii „ moet bun verzekeren, dat zii te doen hM j „ eenen verzoenden God', die X ^^zT li men!'? Ltl^^ > ™ ^ over hun te omZl Derde Afdeeling Over de Regtveerdigmaking. Deze Afdeehng is insgelijks zeer belangrijk en lezenïwaardï £ rnlZC\SC^ ee"e °Pgaaf Van het gewoon gevóf: len , toetst hetzelve aan de uitfpraken van den BiS toont het ongerijmde van hetzelve aan , en bëfhd? dJ * dehjk, dat het hoofdftuk over dcJUg^^S^ de  V. EENIGE VOORN. LEERSTÜKK. IN de GEREFORM. KERK. 34? cV leere van den Godsdienst behoorde te worden weggelaten — Daar de eene paragraaf een onmiddehjk verband met de voorgaande' heeft, en de eene uit de andere nader afgeleid en bekrachtigd, kunnen wij, zonder ons gewoon beftek te ver te overfchreden , hier geene bijzonderheden opgeven, maar moeten tot het Werk zelve ver- Ze\Vh"verklaren hetzelve met veel genoegen te hebben gelezen , en ons hartlijk te verblijden door deze proer op nieuws bevestigd te worden , dat eene bedaarde en verftaudige verlichting ook in het Gereformeerd Iverkge, nootfchap hoe langs zoo meer veld wint. Wij hoopen , dat dit werk bij de Leeraars van hetzelve algemeen bekend, gelezen en overwogen zal worden, dat die geenen onder hen, welke nog aan oude vooröordeelenyerflaafd, ftijf bij hun ééns aangenomen famenltel blijven volharden , de ongegrondheid van hetzelve leeren inzien , en gezonde Euangclifche begrippen aannemen. Dat veelen onder hen, welke in het prediken en toepasten der waarheid nog zoo bepaald en befchroomd te werk gaan cn dezelve op voor af gelegde hjsthcmatifche gronden bouwen , toch den inhoud des Euaugeliums, het voorbeeld van jesus en zijne Apostelen , eens reet en onpartijdig overwegen , en daar aan de o-ronden , door den Schrijver gelegd , beproeven , ten einde zich daar naar te vormen, en dus hunne bediening heerlijk en vruchtbaar te maken. Ja wij nodigen alle Godgeleerden en Bedienaars van het zaligmakend Euan. 22. opzettelijk te handelen. Hij leert ons hier alle menfchen zijn gelijk — in oorfprong — in wezen — en in algemeene rechten. — IJet eerfte van deze (tukken fpreekt duidelijk. Alle menfchen hebben hun aanzijn aan Gods voorzienigheid te danken. Het kind van den despoot wordt niet anders geboren, dan het kind van deri flaaf. — Alle menfchen zijn gelijk , in het geene hen tot menfchen maakt, zij hebben gelijke lichaamen en gelijke zielen. — Dus zijn ook allen gelijk in onvervreemdbare rechten, waar toe behoort, het vrij gebruik van de vermogens van ziel en ach-  DE WELMEENIiNDE RAADGEVER. 349 Helmin Niets dan de kracht der overtuiging kan i£ vloedïebben , op het geene de redeh.k: mensch gevoelt ei oordeek Ook komt elk het recht toe, om het geene S bevoelt en oordeelt aan anderen te openbaren ; en alle meSen zijn gelijk ten opzichte van hunne betrek- ^UoTm^ met in wezenlijke en voor altijd onveranderlijke dukZn mZ alleen in toevallige omdandigheden, die dus lïïtl aan de onïe vreemdbare rechten van eiken mensch onttrekken Dus zijn ze ongelijk, m trap en mate van hchaams en geestvermogens , en in vak van kunde en Swaamheid - zoo" ook in geluks goederen. Ms men van de gelijkheid der menfchen fpreekt, als van een hoofdbeginfel, dan denkt men bepaaldlijk aan de maatfchappij, die de menfchen verëenigt en hier kan de bevallige ongelijkheid niet in. aanmerking komen. Deze kin de natuurlijke gelijkheid niet benadeelen. Meer wusheid geeft iemand vrijheid tot ra e" maar geen rehc om over anderen tM^^i g jggjg. l munu - Dit alles moet op de maatlchapp.j geen invloed hbben. Allen moeten ftaan onder dezelfde wet en niemand mag zich boven deze ve verhellen. Maar de grootfte ongelijkheid is in der menfchen deugd of ondeugd! De rechtvaardige is voortreflijker dan zijn naasten. Zelfs de arme deugdzame is in het oog van den wijzen, voortreflijk, boven den ondeugenden rijken. ÏÏH nuttig voor de maatfchappij en kan haar deun wzen, terwijl de ondeugende haar kan bederven. - Dus Sheid in de maatfchappij moet erkend worden zonder dat gelijkheid gevorderd wordt in het. toevallige. 'Fr kan geene gelijkheid in bezittingen, of in wijsheid plaats hebben, dit is onmooglijk en ongerijmd. P Het Christendom befchouwt alle menfchen gelijk; als broeders; het noemt eer, rijkdom, fchranderheid tocvallieheden. - Het Christendom is eene maatfchappij van Sjke menfchen - in het Christendom mag niemand Ster zijn - bij de eerde Christenen had de gehjkheid plaats, ook tusfehen armen en rijken. - Het ünnstendom is op gelijkheid gegrond. £ het volgend Nommer toont de Raadgever, dat^de  350 Ij. V. hamelsveld, de WELJIEENENDE raadgever. toev^ige ongelijkheid der menfchen , naar Gods oo* merk de harmonie onder de menfchen niet moet veS" deren , maar veeleer bevorderen. De wrfr Jn hoofden in de natuur, die zoo zeef a^ÏÏ ï ren ongelijk z, n, cn alle foorten van fchepfelen op ï' de hoe zeer zi, ook van malkander verfchillen? Zmen ce famen een volkomen geheel. - Op dezelfde wS is het volgends de leer tohulus, gelegen met dJ verfchillende deelen van ons lichaam \Va zou het wezen wanneer het gantfche lichaam oor of ooe of hand of voet was? Of wanneer het eene lid oorSde het andere niet nodig te hebben. Veifcheidenheid en ongelijkheid zijn nodig om een goed geheel te vomen even SSÏ der even eens gelreld. Zo alle menfchen even veel verhand hadden , dan zou geen goede raadflag gelukken N e mand zou naar een ander willen 4C Zo ï u^M^^^r Z°ü a"^n;vi.fen dt nen . maar nu alle menfchen aan malkander ono-eliik zijn nu gaan de zaken in de maatfehapp"? *oedOn dezelfde wiize redeneert patttitc **£e" ë-:L Up de gelijkheid onder ^^^^Sr* men ziet, hoe dees Apostel van tesds nuTr Z f natuur der gelijkheid oordeeldeTeVho Idj St^Se ongelijkheid het nut van het geheel bevordert De Raadgever wil vervolgends, dat men de gevoelens van paulus overneme, en dat men, als Christen^ aiJtn te dcvoideren, t Welk hij zegt, dat eefchiedr wanneer zich niemand boven zijnen medeburgr ve7 heft dan alleen in deugd; en wanneer de vvd/en eiï kundigen hunne meerdere bekwaamheden, met belïoo h,ke zed.gheid tot nut van anderen gebruiken , en me bewijs van goede redenen, waarop min kundigen voS te letten hebben. Voords vermaand hij dat n icmTnd die waardig geacht wordt, den wil des volks u t te voe' ren zich daarop verhefFe ; dat de rijke ziel net v e heffe op zijnen rijkdom ; en dat de arme zich toeleef Leer-  p. bonnet , LEERREDENEN OVER HET LEVEN V. DAVID. 351 Leerredenen over het leven van David door paulus bonnet, Predikant te Rotterdam. Agtfte Deel. Register. Te Utrecht, bij W. van IJzerworst , 1795. 242 Bladz. tn gr. Octavo. De prijs is ƒ 1 - 14 - : Daar een Register op zulk een Werk , als dat van den Eerwaarden bonnet over het leven van david niet dan ten hoogften nuttig kan befchouwd worden,' zoo is de onderneming van den Uitgever ijzerworst , die door koop eigenaar van bet geheele werk geworden is, alleszins prijswaardig, dat hij aan het aanhoudend verzoek van veelen , die een Register op dit Werk begeerden, door eene bekwame hand, heeft willen voldoen, te meer, daar hij dit met overleg en volkomen goedkeuring van den Schrijver zeiven gedaan heeft. Hetzelve is in drie Afdeelingen verdeeld. 1) van eenige plaatfen der H. Schrift, die in deze Leerredenen meer of min worden opgehelderd. 2) eene korte inhoud van alle Leerredenen , niet flegts met opzicht tot het verklarende of uitlegkundige, maar ook ten aanzien van het nuttig gebruik , het welk uit het verhandelde in elke Leerrede kan worden afgeleid. 3) een Register van opgehelderde woorden en zaken. De bezitters der Leerredenen zullen hetzelve dus , als een agtfte Deel , met veel nut kunnen gebruiken , en het verdient met volle ruimte als zoodanig aangeprezen te worden. Zesdaagfche Staatsbrief over 's Lands hoog/Ie zaak aan den Burger vitringa, Gedeputeerden wegens Gelderland ter Vergadering van H. H. Mog.; en op den 13 December Prejident van het groot Generaliteits Befoigne, nopens eene te beroepen Algemeene Nationaale Vergadering; — naar den Haag alle dagen tot den 28 December 1795 gezonden , door een Republikeinsch Patriot. Te Amjïeldam, bij J. R. Poster, 1796; het tweede Jaar der Bataaffche Vrijheid. 76 Bladz. In Octavo. De prijs is f: - 6 - : De Schrijver van dit Stukjen, die, uit de onderteekening der Opdaagt aan den Burger p. paulus en alle Patriotfche mannen van wetenfchap door geheel Nederland, blijkt te zijn j. h. swildens, Amltel- damsch  352 ZESDAAGSCHE STAATSBRIEf. damsch Burger, geelt ons het hoofd onderwerp vau Bladz. 4 dus op. '"crwerp daaf „ Hoofdpoincfé » n C.??",en W van a"e zaaken Is dee7e„„Duidelijk en met gerustfrellende zekerheid te wee„,,ten, ot At Provintiaale Souvereiniteiten eii dus "" S confoederative Conftitutie volftrekt verciscbt „„ worden w het voordduurende beftaan en wThll JZ „„van onze Republiek - >, rfffi * Hij beandwoord de voorgeftelde vraag met Cn bcnvïsVa°anr. ^ ^ de VOlge"de 5 Kl&iï 1. De meest mooglijke zekerheid van het beftnn van de bewoonbaarheid en bruikbaarheid onzes 'ronds en bodems en van het behoud pn a1 ■ froncls hoofdneeringen hanfcS^^ar % ^"f t£% lernaauwkeurigfte plaatfeliike zo'-? en?- j " „ welke i*%fm^^ „ W van onbelemmerde werking in vfefeiföj onzfcbtm „ verhezen zoude bij het vernietigen van ons5o ve" „ rein Provinciaal beftuur." aouve2. De meest mooglijke van lijf en w _ S Voor!'3"6 Kfeéde «. maaf ai voor o//*. „ Welke »mf moogelijke veiligheid ,ic „ den oorfpronglijken aart onzer iWinciaa£ Souverd- ;;"" v oeit'en daar bij best ■«SKJ hl&ESSr zoo individueel voor ledeien Burger , als collectief voor geheele burgerfchanpen, en de zekerde waarborging voor dezelve. P 4. De zekerfte beftendigheid eener Republikeinfche Regeering voor ons land - 0f de zekerfte^ ^vaarl or^ tegen de mooglijkheid van het invoeren eener ïfnhóof we^bSg! *» ^ 5- De onontbeerlijke wtó», Wdke zelfs onze Staats-onvolmaaktheden van omllagtigheid, hangdraad\l heid kostbaarheid en ftrijdige belangen tófbrS ons kmdï S' "g 611 h££ gehede beftaaï fan 6. De aart eener Gemtenebest-regeerïng, naar de eigenlijke beteekenis van het woord; dat is, lener regeeringsvorm, vo gends welke het gemeens Beste der higezetenen eigenlijk regeert. mgezete- • ?• Ba  zesdaagsche STAATSBllIKF, S53 7. De fchadelijke gevolgen, welke eene reëele en nomineele vernietiging van ons voorouderlijk confederatief Staatsgeftel nog bijzonderlijk, of in bijzondere opzichten , zoude hebben op de bevolking en den bloei des Lands. 8. Het Staats-aanzien onzer Republiek buitenslands onder alle Volken. Bij welke opgenoemde gronden van bewijs hij als een negende nog voegt ,, dat de vernietiging der Provin- ciaale Souvereiniteiten niet alleen niet noodzaaklijk is ,, tot weering van het Stadhouderlijk ambt, of van iets ,, dergelijks, even veel onder welke form of benaming; j, maar wel vlak het tegendeel. " De ontwikkeling van de , hier bij verkorting opgegeven , gronden gelieve de Lezer in het Gefehrift zelve na te gaan>, en wij houden ons verzekerd, dat hij zich zijne moeite niet geheel en al beklagen zal. Vooral bevelen wij de aangevoerde bedenkingen en bezwaren van den Schrijver tegen het vernietigen der Provinciaaie Souvereiniteiten ter ernftige overweeging aan hun aan, die, met het vertrouwen der Natie vereerd , den moeilijken taak op zich hebben-, om een ontwerp van Conftitutie voor het volk van Nederland te vervaardigen ; want zoo weinig wij aan alle Hellingen van den Burger swilde ns de kracht van bewijs toekennen, zoo zeker komt het ons nogthans voor, dat hij mcenige bedenking oppert, die gekend en in het oog gehouden dient te worden , wil men den voordduurenden welvaart, en vooral alzoo de individueele als colleétive Vrijheid van Neêrlands volk niet op losfe fchroeven ftellen. Memorie van den Predikant j. w. bussinch over zijne Remotie en die van, nu wijlen, zijnen Ambtgenoot d. metske als Predikanten te Gouda, met Bijlagen. Te Rotterdam , bij J. Hofhout en Zoon , 1796. 53 Bladz. en 26 voor de Bijlagen. In gr. QElavo. De prijs is ƒ 1 - 4 - • Bericht betreklljk eene Memorie van den Predikant j. w. bussingh ter handhaving van hunne eer en goeden naam, door p. t.couperus; j. a. smit en j. de vissciier, Predikanten te Gouda. Te Gouda, hij vad. sibl.vjii.deel.no. 8. Z W.  354 MEM. v. D. PllEB. BÜSSINGH. eer. BETREKL. eene MEM. W. Verblaauw, 1796. 55 Bladz. In gr. Oélavo. De prijs is ƒ : - 8 - ; "•' *p\e Predikant bussingii geeft in dit opftel verflag, ^ 1) van de handelingen met en door zijnen Ambtgenoot metske en hem gehouden, a) van de gronden en redenen, waarop en waarom zij zich bezwaard achten 3) yan de ftrijdigheid van het gedrag, met hun tegen dc kerkelijke en politieke wetten, 4) van de vorderingen en eisfchen , die zij meenden aan hunne clasfis te moeten doen, en 5) vau den uitfiag der zaak bij de clasfis en bij den pohtieken rechter. — Wij kunnen ons bij geen breeder verflag van dit een en ander inlaten. En wat de zaak zelve betreft, daar ons de beweegredenen, die men tot de remotie van deze beide Leeraaren gehad neett, geheel niet blijken, zijn wij volftrekt onbevoegd, om over dezelve te oordeelen. Maar het fpijt ons, dat een Leeraar, dien het openbaar gerucht van zeer goede talenten nagaat, zich , 't zij dan met of zonder zijne Ichuld, in zulke fmartlijke omftandigheden bevindt. Evenwel kunnen wij niet ontveinzen, dat ons medelijden met hem merklijk verflaauwd werd, toen wij in zijn Gefehrift hier en daar aanmerkingen, betreklijk tot zijne gewezene Ambtgenoten vonden, die, wanneer ze op die wijze waarheid waren, deze lieden , in het oog van alle braven, in de hoogfte mate verachtlijk maken moesten. Doch dewijl wij 'er ook de zoodanigen onder vonden, die hij, zonder het minfte nadeel voor zijne zaak, met ftilzwijgen had kunnen voorbijgaan, gelijk, bij voorbeeld, over het geene hij den, in dezen tijd vrij haatlijken, naam van request van fubmislie van zijnen Ambtgenoot smit verkiest te geven, kwamen wij in het denkbeeld, dat 'er onder dit alles vrij veel menschlijkheid, en zelfs haatlijkheid liep ; nog zooveel te meer om dat deze drie Leeraars, altijd voor bedaarde en gematigde mannen zijn bekend geweest: en het kwam ons voor, dat de Predikant bussingh hier mede zijne zaak , in het oog van onzijdigen , bij verre het beste aanzien met gegeven had. ■ Sedert is ons ook het boven opgegeven Bericht van de Predikanten couperus, smit en de visscher ter hand gekomen. Wij vinden dit Stukjen, dat met behoorlijke bevvijsftukken geftaafd is, met veel bedaardheid en gematigdheid opgefteld. Zij verdeedigen zich man-  ecter , kort en echt verh. v. h. geb. binn. goes. 355 manlijk, en zij gaan, zoo ver wij hebben opgemerkt, niet verder in hunne aanmerkingen tegen hunnen Collega , dan de nodige zelfsverweering hun afëischt. Inzonderheid vinden wij lezenswaardig, het bericht van het geene met de Predikanten couperus en smit in den jaare 1787 is voorgevallen , 't welk ons een regt denkbeeld oplevert van de droevige gefteldheid der zaken binnen Gouda in dien tijd. De Berichters verklaren, dat men hun nooit heeft kunnen overhalen , om daar van openbare melding te doen, en dat zij daar van gaarne altijd waren bevrijd gebleven. Doch dat zij nu door hun langer ftilzwijgen den laster fterken zouden. Hoe voorzichtig zou bussingh gedaan hebben, zo hij in zijne Memorie zijne drie Ambtgenoten ongemoeid gelaten had. Kort en echt Verhaal van het gehemde binnen de Slad Goes , federt den 20 Augustus tot den 22 September 1795 » door a. w. egter. Alóm te bekomen. 108 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f: - 14 - : Het tafreel van burgertwist, het welk wij hier voor ons hebben, erkennen wij , niet zonder aandoening, fomtijds zelfs niet zonder verontwaardiging, te hebben kunnen befchouwen. En, ach! dat het, ook federt de laatfte heuchlijke ommekeer van zaken in ons Vaderland, éénig in zijne foort ware! — Wij gaan 'er den Lezer de hoofdtrekken van mededeelen. Een request van zeventien aanhangers van Orange (volgends verhaal van den Burger egter) gaf ter Vergadering van Zeelands Provifioneele Vertegenwoordigers aanleiding tot het zenden van eene Staats-Commisfie naa Goes, „ om naar de klagten dier Burgers „ onderzoek te doen, naar bevind van zaaken te han„ delen en des noods de noodige dispofiticn te 11e„ men." De Municipaliteit en andere collcgiëu van openbaar beftuur, weigeren dezelve te erkennen , op grond i°. dat de reorganifatie der Reprefentanten vau Zeeland nog niet geheel voltooid, noch die Vergadering als zoodanig door het geheele Zeeuwfche Volk erkend was, en a°. dat zij aan dezelve de magt niet konden, toekennen, om door eene Commisfie op eene willekeurige wijze bcfchikkii gen in bet Stedelijk bel;uur te Z 2 nu*  3J6 A. W. EGTER maken. > 'Er heeft nogthans eene yriendfcbaplijke bijeenkomst tuslchen de Municipaliteit en de leiden der Commisiie plaats, waar in blijkende dat men do wettigheid der Municipaliteit in twijfel trok, wordt de burgerij daar over opgeroepen, die zich met een hartelijk gejuich voor de Municipaliteit verklaart.— De Commisiie vertrekt hier op, maar keert eerlang weder, na alvoorens eenige Franfche troupes in de Stad te hebben doen komen. — Zij wilden hun plan, het kostte wat het wilde, doorzetten; cn daar de Municipaliteit weigerig bleef om hun te erkennen, liep de zaak eerlang zoo ver, dat de Commisiie aan den Prclident de Hcutels der Stads poorten cn magazijnen door de Franfchen deedt ontweldigen, dezelve in hunne posten opfchortte eu anderen bij provifie op eene revolutionaire wijze aandclde, waar na zij wederom vertrok. — Kort daar op wordt de burgerij, die haar misnoegen over de handelwijze der Commisiie, zoo door protest als anderszins reeds hadt laten blijken, door de tegenwoordige Beftuurers opgeroepen, doch vindt ten beltemden tijde de deur haarer vergaderplaats gefloten; hier over verontwaardigd, vergadert zij onder den Vrijheidsboom , neemt daar het befluit: ,, om haare gefurchccrdc Mu,, nicipaliteit te herltellen , en de onwettige daadeüjk ,, te removceren," En dit wordt ook zonder uitltel verricht. De door de Commisfie aangeftelde Municipaliteit, uit de Raadzaal verdreeven zijnde, verliet echter het Stadhuis niet, maar zich in eene andere kamer begeven hebbende, fommeerde en gelastte zij, en vcrvolgends ook dc Franfche Commandant, die zich bij haar gevoegd hadt, de nu herftelde Municipaliteit het Raadhuis te verlaaten, en deedt dezelve, bij herhaalde weigering, in de raadzaal arresteeren, benevens verfcheiden leden van den Krijgsraad, twee Kiezers en andeBurgers, zich op dat pa's aldaar bevindende. De laatllcn wierden meest allen ontflageri , maar het arrest der Municipaliteit in de raadzaal duurde twee dagen , wanneer dezelve op last der Staats - Commisfie, thands wederom tc rug gekomen, door de Franfchen van daar, ,, naa een onvolmaakt gebouw van het Stadhuis , waar „ nog geen vloer, maar ecn zandgrond lag, (zelfs on„ der beledigingen en mishandelingen) gefleept wier- „ den,"  KORT EN ECHT VERH. V. H. GEBEURDE BIN.V. GOES. 357 ,, den, " doch van waar men hun eerlang haa de burgerkamer uverbragt. De leden der Municipaliteit deeden vervolgends eene Schriftelijke verklaring aan de Reprefentanten van Zeeland, behelzende: i". Dat zij , leden der gearresteerde Municipaliteit, nimmer de wettigheid hunner aandclling hadden hoorcn in twijfel trekken, dan door perfoonen wier revolutio* naire grondbeginfels bij hun verdacht waren. 2°. Dat zij over zulks eene Commisfie , om de wettigheid daar vau te onderzoeken, niet in dat gunftig licht hadden kunnen befchouwen, als het oogmerk van derzelver zending vorderde, en daar door gebragt zijn, om de Commisfie in dit geval niet te kunnen erkennen , dan na voorgaande?; approbatie van het Volk van Goes, enz. 3°. Dat zij nimmer eenige bedoeling gehad hebben , om de Nationaale Reprefentatie te hoonen , maar die Commisfie wel voor zich zeiven willen erkennen, doch zulks niet in naam van het Volk van Goes kunnen doen, zonder deszelfs voorafgegane toeftemming, enz. 40. Dat zij, uit hoofde van dit gedeclareerde, ver» trouwen, uit hun arrest te zullen worden ontflagen. Eindelijk verklarende , dat zij hunne posten wel willen nederleggen, zoo dra de burgerij wettig opgeroepen zal zijn, om eene nieuwe keus te doen. Het ontflag der Municipaliteit uit derzelver arrest, was eindelijk, na dat hetzelve dertien dagen geduurd hadt, het gevolg van dezen ftap , wordende zij met ge!u';\venfchingen door de burgerij voor het Stadhuis ontvangen. De Commisfie verder eenige eigendunklijke veranderingen in de zaken, het Scedelijk beduur rakende, gemaakt hebbende, wierdt de burgerij tot de verkiezing van nieuwe Municipaalen opgeroepen, met dat gevolg, dat alle de voorige Municipaliteitsleden op nieuws ver* kooren werden , met uitzondering van vier, waaröm-» trent de Commisfie aan de Kiezers, in naam der Re* prefentanten van het Zeeüwfche Volk, verklaard hadt* dat zij voor dit maal niet verkiesbaar waren. Dit is het hoofdzaaklijk beloop van liet Verhaal hief door den Burger egter aan het Publiek mede ge-< deeld ; wij kunnen aan de echtheid van hetzelve niefi Z 3 twtf-  VGUI1AM0ELING OMTRENT DE WEERSGESTELDHEID twijfelen, wanneer wij overweegen, dat (gelijk de tijtel meldt) hetzelve bekrachtigd is door de Municipaliteit der Stad Goes, en uitgegeven in de Provintie Zeeland zelve, en dus als onder het oog van die zelfde Reprefentanten, wier Commisfie daar in voor de geheele Natie, met de zwartfte kleuren wordt afgemaald, als akh aan de verregaandfte dwinglandij, tegen de burgerij vau Goes, en derzelver Reprefentanten te hebben fchuldig gemaakt, die 'er derhalven ten hoogden aan gelegen lag, de onwaarheden, indien 'er eenigen in voorkwamen, in het openbaar aan te toonen en te wederleggen; het geen echter (onzes wetens) nog niet gefchied is. Voor het overige wenschtcn wij wel een weinig minder drift in het Verhaal van den Schrijver te ontdekken , of fchoon wij tevens erkennen geenszins verwonderd te zijn, dat een' .man, die zoo diep in alle de onaangenaamheden, der Municipaliteit van Goes aangedaan, gedeeld heeft, hier en daar een trek van gevoeligheid, tegen de leden der Staats-Commisiie, onder het fchrijven ontglipt is. Verhandeling omtrend de Weersgefleldheid en Ziekten der Verëenigde Nederlanden, uitgegeven door de Natuuren Geneeskundige Correspondentie - Sociëteit in ,sHage. I Deel. 'i Gravenhage, hij A. van Hoogftraten. 298 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 4 - : Volgends een geheel nieuw en verbeterd plan van inrichting, wordt thands deze Sociëteit, welke fints eenige jaaren in het diepst verval geraakt was , wederom voordgezet. Veele nieuwe Leden zich verbonden hebbende, het vervallen gebouw dezer Maatfchappij, welks intreding , zo zij behoorlijk wordt uitgevoerd, van de hoogfte nuttigheid voor ons Vaderland zijn kan' op nieuw te helpen onderfchragen , en Beftuurderen ook van hunnen kant onderfcheidene verbeteringen en veranderingen in de uitgaven der Stukken hebbende vocrgeflagen, doet 'er zich eene gegronde hoop op, dat dit Inftituut aan 't heilzaam .oogmerk van deszelfs oprichting beter voldoen zal, dan tot hier toe heeft plaats gehad. De Uitgevers zeggen in hun Voorbericht, dat, daar de waarnemingen voorheen door flegts tfénen  en ziekten der verëenigde nederlanden. 359 édnen Geneesheer werden toegezonden, die, hoe naauwkeung ook zijnde , nogthans door medehulp van verfcbeide Geneesheeren, in elke Stad» daar de gelegenheid zulks toelaat , veel meerder aan het oogmerk dezer Sociëteit voldoen zouden, zij thands hoop hebben , dat zulks dadelijk zal kunnen plaats grijpen, door dien 'er bereids in voorname Steden van dit Gem.eenebest, gezelfchappen van Geneesheeren opgericht zijn, welke met verëenigde poogingen elk jaar een naauwkeurio- verllag der Ziekten in hunne Stad voorgevallen, zullen opmaken en aan deze Sociëteit toezenden*. —— Uit zoodanig eenen gemeenfchaplijken arbeid , indien zij door kundige en de konst van waarnemen verdaande Artfen, wordt ondernomen, kan het Publiek met grond een wezenlijk voordeel verwachten. De Waarnemingen , welke in dit I Deel voorkomen , zijn voor eerst die van den Heer thomassen a tHuessink, thands Hoogleeraar te Groningen, over de Luchtsgedeldheid en Ziekten van 'sGravenhage, in het jaar 1791, 9* en 93- Dezelve zijn vrij wijdloopig, geheel gefchoeid op den leest van Huxham en stoll, en bevatten niet flegts een zeer groot aantal van gelijkfoortige gevallen, als men bij opgcmelde Geneesheeren vindt aangeteekend, maar ook zeer veele zonderlinge ondervindingen en opmerkingen» welke door gemelden Arts, geduurende zijn Haagfche praclijk zijn waargenomen ; hebbende in den loop dezer drie jaaren, ongelooflijk veel gezien en opgeza* meld. j n Hier op volgt een kort bericht der Ziekten, welke in het jaar 1791 —1793 in Meppcl geheerscht hebben, door den Heer b. w. van de san de, M. D. - Wijders een bericht der Ziekten van Steenwijk en eenige omliggende plaatfen, in de vier laatde maanden van het jaar 1793 , door den Heer j. b. schuurman. ——■ Voords de befchrijving van een Febris Rheumatica biliofa vel putrida , welke in de 2es eerde maanden des jaars 1791 Sporadice te Holwert geheerscht heeft, doof den Heer alstorphius, Heel- ën Vroedmeestef aldaar. 4 . Eindelijk Wordt dit Deel befloten met een Bericht der Ziekten die te Rotterdam geheerscht hebben 4 in de zes laatde maanden van het jaar 1793 s door een Z 4 Êë*  S^o j. f. zöllneh en j. s. lange fezeirchap Genèesheeren aldaar, en bij een verzameld door den Heer eickma, waar in verfcheiden zeer nurttgé- aarfmerkingèn, omtrent den aard en de behaudeling dier Ziekten worden opgegeven. Natuur-, en Zidekundlge Befchouwlng der Aarde en van haare Bewooneren., Gevolgd naar het Hoogduit sch, van j. f. zollssr en j. s. lange. Elfde Deel, zijnde een Kort Begrip of beredeneerd Register over het gantfche Werk. Te Campen, bij J. A. de Chalmot , f u 4ntfe!dam,blj M. de Bruijn , 1795. 237 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 16 - : "Dij de afgifte van ieder Deel dezes aangenamen en nut- t»Je'\ 1? ilebben wiJ' met toemeeting van den vei dienden lot, daar van verOag gedaan, van wegen het meenigvuldig leerzame en onderhoudende, 't welk, alierwege , in hetzelve verfpreid is. Indien bij eenig immers bij dit Werk, was een uitvoerig Register eene' onmisbare wrètschte. Dank verdienen daarom de Uitgevers, dat zn, nevens de keuze van een kundigen Vertaler , die het Hoogduitsch Gefehrift in een bevalligen I\ederlanolchen ftijl heeft overgebragt , de kosten wel hebben willen doen, om, onderdellen wij, die zelfde pen te werk te dellen tot het volvoeren vau den inderdaad moeilijken arbeid, welke tot het vervaardigen van een uitvoerig en naauwkeurig Register, op een Werk van zoo lange adem, moet bedeed worden. Van beide vereischten tot een goed Register, uitvoerigheid en naauwkeurigheid, hebben wij, bij bet opdaau van deze en geene Artijkelen, genoegzame bewijzen ontmoet, om' uit dezelve, met opzicht tot het geheel, ecn gunstig befluit af te leiden. Want, wie kan van eenen Recenient bij dc veel lezens vorderende taak, welke op hem rust nog- vorderen, een Register van meer dan tweehonderd Bladzijden , geheel te : doorlezen ? Zie hier een daal waarop , bij het openen van het Bock, ons oog valt' „ Akkerbouw (De) , kan in een bepaalde dreck des „ aardbodems , aan het grootde getai menfchen onder- „ houd verfchaffen. De ondervinding leeraart, dat „ de akkerhmiw moet aangemerkt worden als het voor„ nnamde middel van befchaaving. _ Hoewel nu de „ akkerbouw de eigentlijke voedder- moeder is van kun- „ Ite»  NATUUR EN ZEDE-K. BESCHOUWING DER AARDE. 361 ften en befchaaving, is nogthands de invloed van de• ze op gene , en van alle op elkander , natuurlijker " wijze "wederkeerig. — Het is onmooglijk te bepaa„ len, welke voortgangen de burgermaatfchappij, kort na de eerfte invoering van den akkerbouw gemaakt ' heeft. Het is niet alleen de vermeerdering des " menschdoms, waar door de akkerbouw zoo weldaadig ,' voor hetzelve wordt , manr deze werkt ook in vec,1 lerlei opzichten, op het verftand en karakter der men'' fchen. — Een Volk 't welk bereids eenige vorderin" gen in den akkerbouw en andere kundigheden heeft ,', gemaakt , kan een geruimen tijd op het zelvde punt ftil ftaan , en zelvs wederom in verval geraaken." Nog iets anders. ,, Dichter. Een Dichter die meer ,, zijn vernuft dan zijne verbeeldingskragt in zijne wer„ ken laat uitblinken , zal zijne leezers nimmermeer ,, verwarmen. — De aandrift des Dichters onderfcheidt l, zich daar in van de geestdrijverij, dat zij een toe* „ ftand is in welke de Dichter zich voorbedachtelijk ',, verplaatst ■, en waar door hij verder niets dan liet „ leevend gevoel vau dien toeftand wil bereiken. ,', De Dichter kan zonder behulp der verbeeldingskragt „ niets nieuws uitvinden. — Hoe groot, hoe verheven weet de Dichter door zijne beelden een onderwerp ten toon te ftellen , 't welk wij op zich zeiven be" fchouwd, onze opmerkzaamheid misfchien in geenen ', deele zouden waardig achten." Op het Artikel Dienstboden ontmoeten wij de volgende aanmerking. „De he- dendaagfche gefteldheid der Dienstboden , welke zoo „ overëenkomftig is met de reden en billijkheid, onder„ fteld reeds zulk een hoogen trap van verlichting met ,, opzicht tot dc rechten van den Mensch, en eene zoo ,, geregelde toezicht van de kant der Overheid, dat ,, men geen even zoodanige gefteldheid in de vroegfte ,, tijden kan onderftellen. " Wij voegen 'er nog nevens, wat de Lezer in het Werk zelve, volgends aanwijzing van het Register, uitvoeriger kan verhandeld vinden , rakende de Eerzugt. „ Wie maar een weinig Menfchenkennis bezit , en 's menfchen handelwijze ,, zelve opgemerkt heeft of uit de gefchiedenis leert ,, kennen , moet noodzaaklijk wecten , hoe fterk de ,, drift naar de eere- werkt. Deze drift heeft niet „ zelden de hartelijkfie vriendfebapsbanden verfcheurt, „ al liet gevoel van muifchcJijkbcid en der mcdci cig:ng Z 5 „ on-  2Ö- j. F. m a r t X n R -1- „ onderdrukt, en de hand des broeders tegens den bfoe* der' do des zoons tegens den vader gewapends „ en hoe zeer de liefde dikwerf de Item der eerzuW " SftiTWhet egtel"geenszins aa«5JE „ beelden, dat de liefde voor de eerzugt heeft moeten „ zwigten. - De voornaamfte bron van eerzugt fchiint „ deze te wezen, dat de mensch zijn eigen oirdee „ over zich zeiven, door het oirdeel van andere men. „ ichen tragt te rechtvaardigen. - De fijmpathie werkt „ bij veele menfchen, en in meenigerlei gevallen, ten „ voordeele der eerzugt mede. - i)e Eerzugtige^n „ met den g.engaart daar in gelijk , dat hij even als „ deze , van het voorwerp zijner wenfchen meer ver„ wagt, dan hetzelve hem kan toebrengen, in beuze„ hijgen meer belang ftelt dan zij waardig zijn, en zeer „ dikwils zijn doelwit mist, terwijl hii veel te driftie „ naar hetzelve (treeft. _ De kr^fgelSkhtht om „ van andere menfchen blijken van hoof achtingteoZ „ vangen." Met genoegen zouden wij nog meer Artikelen kunnen overfchnjven ; doch de bijgebragte zi in genoeg, om den aard der behandelinge te doen bliiken Wij voegen 'er alleen nog nevens dat ïZlSe Opichriften, zoo wel door hunne uitvoerigheid als naauvvkeungheid, den verdienstlijken arbeid der Vervaardigers aankondigen. De Rubric de Mensch beflaat veertio- Blad! zijden. Andere, _naar_ gelange van de aangelegenheid des onderwerps, zijn, in lengte daar aan evenredig. Verhandelingen en Waarnemingen over 'de natuurlijke Historie, meerendeels van ons Vaderland, door tohannes florentius martine t, Meester der vrije ,£'?' J 0>' l" de mpbegeerte, Lid van de Hollandfche, Zeeuwfche en Gelderfche Maatfchappijm der Wetenfchappen te Haarlem, Rotterdam, Vlisfingen en Arnhem; en Predikant te Zutphen. Te Amfteldam, bil j. Allart, 1795. 451 Bladz. In gr. Octavo. Met Plaaten. De prijs is f 3 - 18 - : TJet Boekdeel , dat wij hier voor ons hebben , bevat dertien bijzondere verhandelingen, meerendeels de «atuurhjBe Historie betreffende , als : I. Antwoord aan ^Hollandfche Maatfchappij van Wetenfchappen , te Haarlem, op haare Vraage: Wat is 'er tot nu toe over de  VfcRUANÜELINUEN tf WAARNEMINGEN. 3O3 de Natuurlijke Historie vau ons Vaderland gefchrevcn? — wat ontbreekt 'er nog aan? — en welke is de beste wijze, waar op de gemelde gefchiedenis zoude dienen befchreven te worden ? II. Waarneming van drie foorten van witte Hemel-boogen. III. Waarneming van een bijzonder Luchtverfchijnfel , in 1768. IV. Waarneming van een' witten Hemel-gordel. V. Proeven over den nieuwen Landbouw. VI. Verbaazende uitwerkfels van een Onweder in 1768. VII. Een Orkaan van 1770 , en de ongewoone Luchtverfchijnfels in 1771. VIII. Befchrijving van een wanfehapen Bot, van een Wind-ei, van een Uitwas aan den tak van een Eikenboom , en van blaauwe Aarde. IX. Waarneming omtrent het Goud van den Rhijn. X. yerhandeling over 't Wier der Zuiderzee. XI. Waarneming van eene Oogziekte , in eene familie op het eiland Wieringen. XII. Verhandeling over het Grondijs. XIII. Waarneming van een Onweêr en eene Hoos , in 1780. Alle deze Verhandelingen zijn overwaardig aan de Natuuronderzoekers, zoo in als buiten ons Vaderland , ter verdere navorfching door den druk medegedeeld te worden ; en dus kan men met recht zeggen, dat de uitgave van dit Boekdeel allen lof verdient. Daar alle de onderwerpen, die in dit Werk voorkomen, veelal belangrijk zijn, zijn wij bijkans verlegen in het verkiezen eener proeve uit dezelven, uit hoofde der verfcheidenheid van zaken. Om echter iets meer dan den blooten inhoud des Werks den Lezer voor te dragen , zullen wij hem de verbazende uitwerkfelen van eene Hoos , Bladz. 304 befchreven ,. tot eene proeve mededeelen. „ Den 16 Junij [i?7i], zegt de Eerw. martinet, „ 's avonds ten half zes uuren, met een zagten wind, „ 'tlje, vóór Amfterdam overvaarende, zag ik, in eene \, heldere lucht , eene groote afgezonderde wolk , uit het Noorden naar Zaandam of naar 't IJe drijven , ,, uit welke het eenige weinige reizen donderde, en in „ welke daarna, boven Westzaan , een Hoos gevormd „ werdt, de fchoonfte en grootfte, die ik immer zag, „ 't geen ook een Zee-Kapitein, toen juist bij mij zijnde, „ die 'er op zijne Zeetogten veelvuldigen gezien hadt , ,, verklaarde. Berichten , mij door den vriendelijken 5, Heer dico, Burgemeester te Zaandijk, die ze ook .„ waargenomen heeft, gezonden, melden, dat men te West-  3H J- f. MARTINET, VERHANDEL. EN WAARNEMINGEN. " ^tt^W^T eeUC l0Sfe hlcht ' en wei"i? winds " , t Westen , eerst eene bui zich za? zetten in het Noorden trekkende met eene zeer (lijve koe e " dc eer i S> °mtl'enC gcli-'ke dee,e» i waarna " 2 f n 1 C eH met een weini' za-ner „ donderdagen , Oostwaarts om , we^ak e do- h d " £ w f f,°rtin Van veele hagelfteenen , vallende uit „ het Westehjke deel der Wolk; terwijl uit het Oos?e- " VktiSf& ï 2ijdC Van beichouvvd, " r g^ormeerd werdt. Middelerwijl viel 'er „ op fommige plaatlen, een weinig, reeën • doch in haa' " tPÏÏöSS blW aI]CS dr°°g- I" eenen floot dj ,, de Watering ten Westen vau Wormerveer zou i\\ i, „ Mmn loop twee lieden, in een fcln^e komende „ roeijen, overvallen hebben; doch deeze, ° het 'ev ar „ ziende aankomen , hadden het geluk van if „ fchoon ter naamver nood, te redden. Op he Zul " SïliS dC 5"Cegon ziJ' in het veld, wa „ uit de (boten , die Westwaarts bij de landen heen „ loopen, fterk op te haaien: dus, van den eenen floo " Zuid ?V^dei'C" dWarS °Ver ' haaren Io^P » «SE " Vul a n -' mi ee»P^ng houdende, trof ze einde" J de" Ohemolen , de Reijnout geheeten (S ,, aan de Mailegatfloot bij fae/Noonf- eind t,\n Zat „ ^« , -met een vreeslijk geweld aan. Deeze don t „ op dat «ogenblik met de roeden Noord-Noord-Oos ' „ me drie tamelijk zwaare touwen wel vastgemaakt „ welken oogenhliklijk verbroken zijnde, werd" dMo*. " nt VZ^i Van een fla?> dat is, tegen over het ,, Noord-Noord-West gedraaid; de hekken van ééï „ de,r beneden-einden eener roede verbrijzeld, twee zo „ genaamde Velden der rondom loopende Helling naar ,-, boven m de lucht opgevoerd, en weör nedervallende „ vermorzeld; het Riet, waarmede de kap gedekt ^va „ voornaamlek boven op, uit den band en recht over „ einde gerukt; het touw van den vingftök opwaarts „ op den kap geworpen, (taande intuslchen de zwaare „ vaste deelen van den Molen te trillen; de dekpannen " m CCne Z:'de dcr nabi' flaande fe&Wr werden >» weggenomen, en een hek of fchuttins, omtrent vijf„ tig voeten van den Molen, uit den grond gerukt, en „ mee-  f. sanct1i , brocrnsis, mine rva. 365 meerendeels verbrijzeld. Deeze Hoos , haare Joop" ftre»k naar het midden der Bimne van Zaandam voorts verwijderende, nam nog een glasraam tut eenen der " nabijftaande Molens weg, en trekkende over een land, " dat gemaaid werdt , voerde zij een deel van het gemaaide gras wbgs, met eene fcituit, welke zij, uit het water «ndigt hebbende, twintig of dertig voeten ver" der, op een ander nabij gelegen land neerzette; waarna zij het eras wat verder Zuidwaarts in de zeilde " Banne liet vallen , gelijk ze ook elders de medege, voerde Pannen , Riet, Kroos, Linnen, enz. geltrooid ' hadt. Tot den Zeedijk tusfehen Zaandam en West" zaan genaderd, trok zij daar over boven 't lje, waar ', eene meenigte Schepen, haar ziende, alle zeilen in ', haast inhaalden: hier werdt haar ongemeen lang punt '' dan opgekort , dan verlengd. Ik zag haar hier het ', water in meenigte uitftorten, en eindelijk geheel ver,, dwijuen , hebbende ruim een half uur in 't geheel ,, zich vertoond. " franc, sanctii, Br oc en fis, Mincrva; feude eau fis Ihwuce Latino: Commentarius , cui fupplementa pasfim g.'scioppii inferta funt; — maxime vero j. perizonii, £f novisfime everardi scheidii perpetuis uier rir.inque animadverfionibus illustratus. Editio quinta. Traje&i ad Rhenum , apud Gisb. Tim. - a-Paddenburg £? Filium , 1795- 1036 Pag. In 8vo. „iaj. _ Cui accesjit f. sanctii, Brocenfis, Grammatica Latina; c6 Pag. Cum indice locupktisfimo. Conft De prijs is f 7 - : - : Wij zouden oordeelen de beminnaars der Latijnfche "letterkunde in ons Vaderland te belecdigen , indien wij iets tot lof of aanprijzing van dit Werk wilden zeggen , het welk onder alle befchaafde Volkeren , zoo lang de Latijnfche taal in waarde zal blijven, zijne achting "bij alle beminnaars derzelve zal blijven behouden. •9 Alleenlijk meeneri wij onzen Leze;en eenig bericht verfchuldigd te zijn betreffende de bijvoegfelen en aanteekeningen van den onvermoeiden sc hbid 1 os, in deze nieuwe uitgave te vinden, die, wel verre van overtollig te zijn, gelijk zij na den arbeid, door den geleerden  366 » sanctii, brocensis, minerva. den perizonius te vooren aan dit Werk befteed welligt zouden kunnen fchijnen, in tegendeel de waardè van hetzelve aanmerklijk vermeerderen Behalven eene meenigte lezenswaardige aanmakineen bij die des voongen Aanteekenaars gevolgd, zTen wf het Werk zelve met de volgende aanhangfelen verdikt die en"IZls'ZTu ^«^P»^ W^ b-ekend en hunnes Opftellers dubbel waardig zijn. Zii b"flaau te famen ruim honderd bladzijden. J Lib. I. Cap. 2. Appendix, de pronominum Latinorum caufis. Ibidem Cap. 10. Appendix, de priscis diminutivorum formis. Ibidem Cap. n. Appendix, de antiquisfima comparativi & ' fuperlativi £5 a^d de iis'etiam, qua, vTdeSu anon^t bonus, mehor, optimus; malus, pejor, pesfi. Ibidem Cap. iS. caufis pi^°rrfionui»> «tó; Lib. III. Cap. 14. Appendix, joh. mat the i gesneri èvMu«K dufo conjunctiones ^W, post verba lënfoum , affectumn, eet. Ibidem Cap. 14. Appendix, de caufis conjunctionum. Wij betreuren , met de Drukkers, den vroegtijdigen dood des geleerden Uitgevers, zoo wegens het verïies dat de wetenfchappen in het gemeen en de taalkunde in het bijzonder daar bij komen te lijden, als om dat wij ons daar door verdoken zien van eene naauwkeurige bladwijzer , waar mede dit Werk anders door hem Verdikt zoude zijn geworden. Ten befluite moeten wij nog nopens deze uitgave aanmerken , dat dezelve niet de vijfde zoo als op den tijtel iraat maar de zesde is , als zijnde de vijfde uitgave reeds in 1733 te Amfteldam in het licht verfcheenen. Siew  c. schot, sleut. v. k. ital. of koopm. boekh. '367 Sleutel ran het Italiaansch of Koopman; Boekhouden. Zijnde eene korte, bevatlijke en tevens volledige befchrijving dier Wetenfchap, op eene ongewoone wijze > voor elk, die zich hetzelve begeert eigen te maken, voor gefteld; — maar bepaaldelijk voor hun, die het Comptoirwerk door beoefening zijn kundig geworden: — met een afzonderlijk bijvoegfel, zijnde een Memoriaal, Journaal en Grootboek, met uitjlaanae Bladen, waar van men de noodige ophelderingen in dit Stukje, van Post tot Post, befchreeven vind, door c. schot, j. ad. z. Te Rotterdam , bij C. van den Dries , 1796. Twee Stukjens, waar van het eerste 48 Bladz. en hef tweede ia Bladz.. nevens twee uitflaande Bladen bevat. In gr. Oftavo. De prijs der beide Stukjens is f 1 - 4 - : Om eene volledige befchrijving van het Italiaansch of Koopmans Boekhouden te doen, is het vooral noodzaaklijk zich tot den Koopman alleen, in alle zijne betrekkingen , te bepaalen , zonder op het bedrijf van eenen Ambachtsman, dat met den Koophandel, in de wijze van Boekhouden, niets gemeen heeft, eemgermate acht te daan. Hij , die van het Koopmans Boekhouden een gepast en regtmatig denkbeeld wenscht te verkrijgen, moet zich niet flegts toeleggen, om daar van in de drie hoofdtakken des Koophandels, bekend onder de benamingen van Negotie particulier , Negotie in commisftên en Negotie in Compagnie, de verëischte toepasfingèn te maken: maar hij moet ook vooral alvorens kennisfe trachten te bekomen van de voornaamfte gevallen, waar op de fpil des Koophandels draait, en zich den fpreektrant der Kooplieden verftaanbaar en eigen "trachten te maken : hij moet wceten , wat trekken, remitteeren, asfurantie doen, of laten doen, Avarij gros , enz. is , en hoe en op wat wijze hij in zoodanige gevallen de posten moet boeken; hij moet onderfcheid weeten te maken , of iets voor rekening van den Koopman, wiens handel men boekt, verricht wordt, dan of het voor eenen anderen buiten 'sLands gefcbiedt; hij moet in acht nemen, welke buitenlandfche rekeningen in courant- \ en welke in bankgeld gehouden moeten worden ; waar toe noodwendig eene grondige kennis van de Agio-Rekening verëischt wordt in  "68 nvist zal worden, wat moet men dan denken van een «Slfs'bcTi-T 6?rker 3,3 K°°Pman ' i'c f n» nn/,„ ■ Koo?m™* Boekhouden aan anderen W^Sn \w0r ' 2 111 J « verzekeren, tftt z ja Werkjen een eenling in zijn foort is cn dat zo z,juc Yaderdad Rotterdam al niet roemen ma- op het (lapelrccht van Werken over deze Wetenfchao zH mh ook me fchaamt van gekromd te gaan onder'den overlast van.ift zich zelve wel goede, doch voor h n he bedemmmg, nutteloze flelfeisl Wt fle Schfe mZSiliï ScirJ*^ wil!e" behouden E motst Hij zyu Gdchnft niet met zoo veel laatdunkend tetft^ -ercld geftoten, en ïfaafdóór net getal dei Prullaria vergroot hebben. diSn o'wf.ZeS-de te 'taavt'"' zal bet den kunstverdan- Hier A!aCe\ 2-5 bcdaardelijk te overweegen. " ffiii C ^bnjver, zoude ik mijn eerde » f dc'lte kunnen eindigen; maar mij dunkt nog ceni„ ge aanmerkingen te moeten maken op deze of geene " z nage'UJ!e '"isfchien biJ de leezi"g zouden ofr| " A7 i S yraagc ,ema,ld ' waaröm juist een „ Kleermaker tot liet voorwerp van uw gefchriif -e„ nomen? behoeven die lieden het Italiaansch 3Boel „houden kundig te zijn? maar, moge ik vragen: is „ deze yraag verftandlg? - behalven, dat men mii die „ zelve vraag zoude kunnen doen, indien ik een ander .„ voorwerp had uitgekozen. Ik verkoos juist dat voor„ werp, op dat men 'er de attentie op vestigen zoude. „ indien ik aan een perfoon bet Boekhouden afzonderlijk " gedrage ik mij altoos naar deszelfs „ omiiandighedun, en vooral naar zijn geestgedel, waar " SA»- 2T, miJ is trachte kennisSe ki'ijgen - " Z A7er fC;rijt lk-,Toor het gemeen, en nk{ om „ des Kleermakers wille. - Een ander vraagt fora„ wijl: moet het Journaal gefolieerd worden" ia of „ gtcn liefhebber van te zyu! groote noodzakelijkheid kan  sleötel VAN HST ITAL. Cf KOOl'M. boekhouden. 365 5i kan ik 'ét zeker niet in vinden, en daarörri Vcrrnijde ik die moeite, en laat elk zijne keuze, al wilde hij elke Post daar te boven nummereeren , gelijk veele Engelfchen doen; en 'er het folio van het Me„ moriaal nog al bijvoegen: als men den datum heeft, „ dan, dunkt mij,' heeft men genoeg; en, indien 'ef „ iets van die natuur verëischt wierde, dan zoude ik ,, 'er voor zijn, het folio van 't Memoriaal in 't Groot„ boek te dellen, om dat ik in hetzelve de meeste inlichting van het begeerde bekomen kan." enz. —>. Het folio van 't Memoriaal in 't Grootboek te feilen, welk eene ongerijmde en belachlijke uitdrukking 1 lm* mers houden de meeste en voornaamde Comptoireit geen Memoriaal, maar wel een Klad- Journaal, dat de plaats van het eerde vervult, en uit de Bijboeken wordt famengedeld; en hoe zoude men het dellen, Vragen wij dien Schrijver,' wanneer men de folio's uit alle de Bijboeken in het Grootboek moest plaatfen? — Dat tnett aan den datum genoeg heeft, laat zich gemaklijker zeggen, dan bewijzen: de ondervinding toont juist het tegendeel aan. Het Tweede Stukjen is bijna geheel uit het Werk over 't Koopmans Boekhouden van a. de graaf overgenomen , zoo als de Schrijver in het eerde Stukjen $ Bladz. 26, zelf Zegt, en bevat dus niets bijzonders4 dat niet reeds door anderen gedaan is ; waar uit düs onwederfpreeklijk blijkt, dat het niet zoo zeer aan hét geval, als wel aan letterdieverij te wijten is, wanneer twee Autheuren één en denzelven inval krijgen, zoo als de Autheur de vermetelheid heeft in zijn Voorbericht te zeggen* ' Voorflelling eener Telegraphe, welke noch door mist noeh door duisternis; noch door eejiig weeder van rdgen $ donder, fneeuw of hagel, in deszelfs werking zöuÉé kunnen worden belet of gehinderd, en welkers werking tevens buiten het gezicht van het Publiek zoude kun'. nen gefchieden , door J* canïzlaar, Té Rotterdam, bij N. Cornel, 1796. 31 Bladzt In grs Octavo. De prijs it f j - 5 - 8» 1~\k Werkjen is in het geheel van geen VoorbSrtehfc -»-^ verzeld; des niettegenitaande wordt dit gebrek rijM-* VAD» JJIBL. VIII* DEELs NOj 8* Ai ilj&  37 ]■ CANTZLAAR lijk vergoed door eene Inleiding , die bijna to Bladz., en dus meer dan de helft van het Werkjen betlaar. In deze Iulciding geeft de Schrijver te keu! ?en' dat' !i°,e. ze.er3 men °P het einde des jaars 1791 in Holland fclner ieder een hoorde zeggen, dat de uitvinding der Franfche Felegraphe door den Bui-er chappe even zoo onnavolgbaar ah onbegrijpüjk was, hij echter weldra de mooglijkheid 'er van bevattede. dat de eerfte reden van het uitgeven van zijn algemeen denkbeeld over de Telegrapbe, in de maand October 1794, «iet zoo zeer was hm eene uitvinding aan te kondigen , als wel om op de fpoedigfte wijze alle nieuwsgierige menfchen, op de gemaklijkfte wijze te doen bevatten, dat de zaak mooglijk was: - dat indien hij zijn bijzonder denkbeeld aan het Publiek hadt willen voordellen, en alles, wat hij daar omtrent gedacht hadt publiek hadt gemaakt , . hij daar door zijn oogmerk voor het grootfte gedeelte gemist , cn niet bereikt zoude hebben; welk doel , naar zijn voorgeven , voornaamlijk was , om alle zijne Lezers te doen bevatten, dat de uitvinding zoo groot eene verwondering en ophef niet verdiende, als 5er van ecmaakt werdt. - De Schrijver die, zoo het fchijnt, het vernuft der Franfchen op weinig prijs dek , en deze Natie niet zeer toegedaan is,die in zijn geheel Gefehrift de diudehjkde kenmerken aan den dag legt, dat hij de Wijsbegeerte niet als in naam kent, zegt, bij gelegenheid van deze nuttige vinding, al verder: „ De "00„ chelaarij, en kwakzalverij, is ook thans meer dan „ ooit doorgedrongen tot in de Schooien der WhVee,, ren; men wil den naam hebben de waereld te ver., lichten; men wil het menschdom van dienst zijn en ondertusfehen komt men met een fchijn van ■n;., leerdheid voor den dag, die men voorgeeft no<* door „ niemand immer aan het licht gebragt te zijn Geweest • 3, - vindt men, bij het doorfniiffeleii van oude Schrij' „ vers, iets het geen van ouds bij de Romeinen of „ andere Volkeren 111 gebruik is geweest , men komt „ met een ophef als of de inventive geest van den zoo „ genaamden uitvinder iets. geheel nieuw voor 't licht „ hadt gebragt; alleen houdt men de famendelling van „ de werktuigen geheim, om de verwondering nt-t te „ doen ophouden, " enz. Na deze Inleiding, die louter hersfenfehimmig is, en niets  VOORSTELLING EENËR TELEGRAfHE. 3?I niets zanklijks bevat, zegt de Schrijver:' „ dat hij zijn „ vooritel geheel aan de verbeelding zijner Lezers dient voor te dragen , alzo hij geen Plaat daar van „ de moeite , kosten en tijd waardig heeft geacht, als „ wel bewust zijnde, dat deze foort van Telegraphe „ nog veel minder immer in onze Provinciën gemaakt, of in werking gebragt zal worden, dan eenige voo,, rige; en men dus dezelve voor niet veel meer dan een denkbeeldige Telegraphe zal moeten befchouwen; „ fchoon men na de voorftelling zal moeten bekennen, „ dat dezelve niet volftrekt denkbeeldig is; maar, „ wanneer men noch moeite noch kosten ontzag, de„ zelve in de daad werkftellig zoude kunnen worden ,, gemaakt. " Deze denkbeeldige Telegraphe zou dan beftaail, Volgends Bladz. at, in een extra lange houte Loots, in eene regte linie gebouwd, ter lengte van drie of vier uuren, hebbende omtrent het figuur van breedte eu hoogte als de Trekjacht-huizen, die men op het water bouwt, om de Jachten tegen het ruuwe weêr te beveiligen; gelijk dan ook deze Loots zoude ftrekken tot beveiliging van het Werktuig, dat 'er binnen in befloten is, en in een foort van Tafel, circa 2 en i half voet hoog, en circa de helft der Loots breed, ftaande vooraan bij den iugang, zoude beftaan. Op deze Tafel wil de Schrijver, dat de 25 letters van het A. B. C» in eene regte lijn parallel met de breedte der Loots, gefchreven, en met gewigten bedekt zullen worden. Verfcheide draaden , over katrolletjcns loopende, dienen hem, om van het andere einde der Loots deze gewigten op te ligten, en daar door die letteren zicht» baar aan het oog te vertoonen, met welke men een zeker bericht wil doen. m Wij meenen genoeg gezegd te hebben, om denkende Lezers te overtuigen, dat deze geheele voorftelling eene loutere hersfenfchim , en ten eenemaal onüitvoerlijk is. Zo de Schrijver eenigzins in de Wis- en Natuurkunde ervaren was, zou hij het, onzes bedunkens niet gewaagd hebben, zulke ongerijmde en befpottenswaardige denkbeelden aan het verlicht gedeelte van het Publiek voor te dragen; in de zekere bewustheid, dat hij daar door veeleer der fpotternij voedfel verfchaf» fen, dan der maatfchappij eenig wezenlijk nut toebrengen zoude. Aa 3. Jt»  3/2 "ALMaNACH voor 50 jaaren. Almanach voor 50 Jaaren, van 1796 tot A\ 1845 ineefloten. Te Rotterdam, bij N. Cornel, 1796. hén blad in Plano. De prijs is f: « 8 - • TTjjc Almanach , die wij hier aankondigen , wijst voor de Jaaren, in den tijtel vermei.1, aan, de Zondagsletter; den Zonnen - Cirkel ; het Gulden-getal; de Epacta; Nieuwejaarsdag , ofwel den naam des dags waar mede ieder dezer Jaaren begint; Paasfchcn, Pinx'eren, de Zons plaats iii den Zodiak, benevens haaren op- en ondergang, in elke maand des Jaars; desgelijks den dag der Nieuwe Maane voor ieder maand, waar bij Wij aanmerken , dat dit laatde in de meeste gevallen verre van de waarheid afwijkt , en 'er daarom niet op te vertrouwen is. Voords vindt men op dit blad aet Tafelen, dienende om met een opflag van het 00- te vinden , op welken ,dag ieder Datum der maanden vallen moet. Over het geheel vinden wij in eenen Almanach van dezen ftcmpel te weinig nuttigheids , dan dat wij dezen eenige aanprijzing waardig achten. Romeinfche Gefchiedenisfen , door m. s t u a r t. Met Kaarten en Plaaten. Zesde Deel. Behelzende de Gefchiedenis van het Gemeenebest van het einde van den eerften Carthaagfchen Oorlog tot aan 'den dood van Konin DeD^ee™'eff« ?-gerf des OorIogs aa„ dm zelvêr nuttHieidk ni jdc11 af Sezo"^"> en der- gevoerd ten ftrijde, endeSd 5 wei.den..aan- Bakomelinglcbap vandé vrrwnll- de' da£ Z1-» bi de worden, na derzeVe n„lllke, Gezangen gevonden waarde,'dóet bSS^wT!11^ M loove,"? dC aanwe«nheid van den herfst te ge, iSt^é^hS^SS^ Liederen heugden ons , andere Llederen ii! nn?»' 22 Wij, te hebben, die de liefdeor ,Pr v -i Z ,taal ge,ezen heid veel vuuriger bezongen. Vaderi»nd-« d* Vrij. Land- en Stad Bibliotheek, beftaande^ln^vTkZ^ive U.ile Duld, EerL Dell PR T^'/' : i WWOtiR?, Vrijheer van Marquette, of  LAND- EN stad BIBLIOTHEEK. 877 de uitwerkingen van een Per fik, enz. enz. Te Campen, bij J. A. de Chalmot, 1796., 320 Bladz. In gr. Octavo, De prijs is f 1 - 16 - : Een Gezelfchap van Letterlievende Vrienden op bet land , die elkander van tijd tot tijd bezoeken , en aan elkander het beste dat zij gelezen hebben, mededeelen, dat zoo het fchijnt tot het vak der Historiën, en Vertellingen meest behoort, geett in dit Lerlte Deel eene proeve .uit, van den voorraad dien zij verzameld hebben, met het voornemen, om, van tijd tot tijd, deze Verzameling verder te vervolgen. Ver het grootst deel van den inhoud van dit Boek beftaat uit zedelijke Vertellingen, die minder of meerder waarde hebben, en'die de liefhebbers van zulk foort van opftellen niet onaangenaam wezen zullen. Bijna allen voeren zij den ftempel van uitheemlche herkomst. Eenige andere ftukjens zijn uit de Historiën, en fommigen onder dezelve zijn vrij veel bekend zoo dat veele Lezers van het Boek dezelve mooglijk zullen overllaan. . Eindelijk komen 'er eenige berichten in voor , die Uit de Vaderlandfche Gefchiedenis, vooral van den te-, genwoordigen tijd ontleent zijn, en die de Uitgevers van zoo veel belang rekenen , dat zij dezelve op den tijtel hebben uitgedrukt. Als daar is ren dorp, ot de uitwerking van een, Perfik; iets over de Schriften van pieter paulus; iets betreklijk den gewezen Raadpenfionaris van de spiegel; iets over de plundering in 's Bosch. — Deze berichten zijn, over het geheel genomen , niet zeer belangrijk. Eene geestige Anecdote zullen wij hier woordelijk uitfehrijven: „ Toen de Staateji van Holland, in den jaare 1667, het zoo vermaarde eeuwig Edict ontwierpen en vastftelden, waar bij het Stadhouderfchap voor altoos werd vernietigd, fneed zeker lid der Vergadering, terwijl de fchrandere jan de witt alles van alle kanten wel verzekerde, eenig perkament met een pennemes aan fnippertjens. — Kien verwonderde zich over zulk een beuzelachtig bedrijf, in de Vergadering van Holland, terwijl eene zoo gewigtige zaak het onderwerp der raadplegingen was. — Men vraagde dan den man, waarom hij zulks deed: „ Ik beproef," was zijn andAa 5 woord,  37S LAND' EN STAD BIBLIOTHEEK. woord, bij den neus neer kijkende, „ of paoier ier. »^a.me"c..en zege,s ook beftand zijn tegen daal." Wij krijgen in onze Maandfchriften doorgaands de vertaahngen van nieuwe zedelijke vertellingent die buiten JK lands uitkomen, en dat met zoo veel fpoed dat er voor eenen verzamelaar van zulke opdeden maa? wcinig_ gelegenheid is, om Hukken te leveren, waar van wij niet reeds de overzettingen hebben. Zoo dat er, onzes mzieus, van zulk eene Verzameling geen groote verwachting te maken is. ■ Aanmerklij-ke voorvallen, uit vroeger en later HistoWil JaJ. f3" Z0U nog ,iets goeds vai1 te wacbfëö bZZl t men mo,est er geen §eraeene e«™* eik geval is. 11 ° r meDgen' geliJ'k Öft; hier het Doch de laatfte tien jaaren van ons leven hebben eenen grooten voorraad van voorvallen in ons Vader" land opgeleverd; veele van welke ten hoogden waardizijn , dat ze bekend en in geheugen bewaard worden ; trekken van geestigheid, fchranderheid, moed, dankbaarheid ondankbaarheid, en dergelijkendie nie konden worden bekend gemaakt , zoo 'lang het Oude Beduur duurde. Eene Verzameling van dergelijke dingen , zou voor de Natie belangrijk, en veele van dezelve zoude haar grootlijks tot eere wezen. De Drukker of de Verzamelaars van dit Werk, die door het weinige van dezen aard dat zij in dit Boekdeel leveren , aanleiding tot dit denkbeeld gegeven hebben konden eene onderneming van dele! aard bij de hand vatten en hunne Correspondenten alömme opwekken, om hun goeden voorraad tot dezelve od te leveren. Doch dan moesten zij niets leveren, dan het geene de moeite waardig; wel opgeteld; en met goede getuigenisten bevestigd was, en wanneer zij eens een dukjen van dezen aard hadden uitgegeven, dan was het te wachten, dat hun Van alle kanten dóf Genoeg zoude geleverd worden. ö Re-  o. 1>aape,républik. speelr. v. vrankr. naar holl. 379- Republikeinsch Speelreisje van Frankrijk naar Holland, door den Burger g. paape. Tweede Stukjen. Te \Hertogenbosch, bij de Wed. C. A. Vieweg en Zoon, ' en te Amfteldam , bij A. B. Saakes , i795- 136 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - : - : In dit Tweede (het welk ook het laatfte Stukjen is) vervolgt de Burger paape zijn Speelreisje naa Holland. Doch daar hij, na de inneming van s Hertogenbosch , het Hoofdkwartier niet meer gevolgd, maar in die Stad gebleven is , is hetzelve niet zoo doormengt! met verfcheidene berichten, het hoofdkwartier en den ftaat van het Franfche Leger betreffende, dan het eerfte. De Schrijver echter vergoedt dit door eenige aanmerkingen aangaande verfcheidene Franfche zaken, als omtrent het zoogenaamd plunderen door de. Franfchen , bedenkingen over de vrijheid van godsdienstoefening in gevalle de Franfchen in Holland komen, enz. doch dewelke vrij oppervlakkig zijn , en weinig van gewigt bevatten. * .., ,_, De befchuldiging, dat de Franfchen, vooral op Nederlandfchen grond, geplunderd , geroofd , mishandeld hebben, erkent p. voor waar. Doch hij vraagt, wie waren deze plunderaars ? en het andwoord is , troepen, voor uit gezonden in de plaatfen, welken vijanden verlaten hadden, eenige weinigen derhalven, waar van het getal niet in aanmerking komt bij dat vau een geheel leger, onder dezen bevonden zich volflagen guiten en rovers. Dan, behalven dat zij op de eerfte ontdekking ook als zoodanige geftraft worden, zoo brengt de Burger p. eenige zeer natuurlijke redenen bij, waar uit dit plunderen fomtijds ontftond: de meeste huizen waren gefloten, veelen wilden voor den honserigen foldaat niet openen , en het geen nog bet ergltc van allen was, dat de regeeringen in de meeste dorpen der Generaliteits Landen waren weggeloopen. Hadden deze Heeren," zegt hij, „in ftedc vau zoo onvoorzigtig als lafhartig het hazenpad te kiezen , zorg " gedragen, dat, bij de aankomst der vooruiifncllende " Franfche troepen, men flegts brood en water, bier ' en jenever, of dergelijken bij de hand had gehad, " hadden zij , of zelve, zo zij de Franfche taal magtig „ waren, of anderen, die ze magtig waren, en die men  380 0. MKft » «EPWiLK. SPEELn . V. V« JJCKJ. NAAK. „0X.L de grootfte oplettenheid, het gedrag der F nfehen ten dl „ zen opz.gte, nagegtóh, te Oostende, te BrS' GJd „allerwegen vrij 4 ttrd 2£ % te koin'n flE SBS li „ er den gevorderden eerbied, vermits hij begriipt da? l„i1 „ wdjnj geen eerbied bewijzen voor een Godsdienst dien hii * r^1"' d3t hlj dan uic de *** blijven kan " 1 In de volgende Brieven meldt de Burger p. zij„e intrede Ui de Stad s Hertogenbosch, dat nu bij capitulatiean de F™ fchen was overgegaan, zijnen post als' Schrijver 'van dVade^ ffie^Twelke^/Sr PeSrijff. J °P eenö hem e,'Sene ea J"gdge wijze , de" .ff"..en T^-eëntwintigfien Brief geeft hii ons rnc akelige fchüderij van eene'overurooming vafde Saf's Her togenbosch en omliggende ftrèekea', welke niemand , dan " et" 3£rt£ eZeU £f* ^teerd den ,8 „"3 In den Fierëntvintizften bericht hij zijn vertrek van 's Bosch en na_ verfcheidene Hollandfehe Steden bezogt te hebben zet' tede hij zicb te Dordrecht neder. „ Hieraan ik:,» ze'.p „ iX veele vrienden. Gij weet, dat zij beroemd is om haar „ ftandvasrig; patriottisme. Al aanrtonds droeg men mij l e „ Udtantfchap der Sociëteit op, en zo dra hnd ik 'èr g en „ vast verblijf genomen, of het volk maakte mij tot PreS „ van deze talrijke en deftige bt'rgervergadering. ' ij Mijn eerfte prefiJium duurde vierentwintig uuren afeter * den ander> de waar mede ik dienst aanvaarde „ zend  BRIEVEN LM CESCH. VAN KEN Gl JlKEi>EIOiST GEZ. 3oI zend ik hier neffens. Ik ben aan 't hoofd van eenige duizende Burgen naar 't Raadhuis getrokken, en heb uit hun " aller naam, aldaar hunne belangen, voorgedragen.". " No* heb ik het genoegen gehad, om het Feest der Alliantie alhier te helpen vieren, en een aanfpraak bij die gelegen, r heid aan de Dordfche Burgeresfen te doen, welke aanfpraak ik u mede roezende " En deze beide laatstgemelde ftukkea maken het Mot van dit Werkjen uit, het geen over het geheel met veel genoegen zal kunnen gelezen worden, en met het Eerde Stukjen verfcheidene bijzonderheden bevat, welke voor een Nederlander, in dit lijdftip, vrij belangrijk Z'De Burger p. heeft ook in dit Stukjen eenige Dichtftukjens ingelascht, doch daar dezelve te breedvoerig zijn, kunnen wij geene proeve mededeelen. Brievê» en Gtfthiïdïnisfen van den Gemeenebestgezinden. Uit bet Fransch van henriquez ter onderwijzinge en voorlichting van de Bataaffche AankomeUnzfchap. Te Rotterdam, hii C. van den Dries, 1796. J59 B.adt. In 12°. De prijs is f i -. 5 .* ! Wat wij eigenlijk van dit Stukjen moeten maken weten wij waarlijk niet: men zou het best een (wij misfen hier een gefchikt bijvoeglijk woord)... ongeregeld mengelmoes van geraee* ne, weinig belangrijke gefchiedenisfen , brieven, leeringen, fabelen droomen.enz. kunnen noetrien. „Ziet hier," zegt de Vertaler 'in zijne aanfpraak aan het aankomend gedacht „ ziet hier een Stukjen, uit het Fransch van den Parijsfchen Burger kek" riquez, op eenen vrijen trant vertaald; met eenige, doch ' zeer weinige veranderingen en uitbreidingen, die niet ondien,! (li o- geoordeeld werden voor den fmaak der Bataaffche Natie. Hij wii, dat hetzelve gebruikt worde, „ om de zuivere deugd , en heldenmoed ter bevordering van de waare Vrijheid, Gelijkheid en Broederfchap op te wekken, en de vooröordeelen te", gen het waare Pamottismus, te doen overwinnen. Het onbepaald " gezag van de Despoten en Aristocra en tevens met alle Gemoeds overheerfching van de Geestelijken, zo wel als alle re„ geeringloosheid te helpen vernietigen , en eene Republiek te vestigen die één en onverdeelbaar ftaa tot aan de voleindiging l] der eeuwen." — Zie daar het oogmerk van den Vertaaler. ' 'Er heerscht in dit Stuk eene verveelende eenzelvigheid, — de gefchiedenisfen, hier in voorkomende, hebben weinig of niets belangrijks; de fabelen en droomen misfen het geestige, waardoor dezelve aheen belangrijk en leerrijk zijn. - Komt men hier of daar op eene goede gedachte, en meent men iets belangriiks te zullen vinden, wordt dit oogenbliklijk afgebtoken. l\!et één  3'-'2 a' g e s z n e a één woord,wij oordeelen dit Stuk niet gefchikt rr.r w a** . waar toe het dienen zou, - en het sop! Tl °°gmerlt, te zeer begraven, onder het m edgvTdt' niebeduid 7^' Deplaatiens, waar mede het „2 , r dende" kef alfeen ten 'dienst der jeugd ^£ oegd ^ H^" T gend gezegde van een Burger! de PatXrrfn w77 ^naV°'' „ fprekenheid niet van nooden, dan in huZ\r " * *t aanleiding genoeg, om 'er ee nlaatién hii f 18 reeds dende eene Volks'. Sociëtei, in^X een dèrTi"' V6rbeei' SPTo fVergaS^^^^ „ Al jpoedtg ?.... mnn hart heeft eerriM in m;; i „ die Hemelfche item?.... 0 bek™S^ Van Wa" „ nen Geest! — vertrek niet ... S ^Tr*5 V°ïï-7t • „ mij!.... " " blIJf blijf bij „ Ik zie mijnen Broeder, befpat met het hu*a a v> , „ - Hij toont mij het teek'en d?r Vrijïeid". JSt bWïffiï „ ... Mj ziet mij aan .... hij derft ... hii is onfterfliiM " „ mijn Broeder!.... helaas!.... 'dé pen vnlt m i? £ Tl j „ .... mijn Huisvrouw toont mij ^b2fiU" Vbe "fc.61""^"6™""-" ^ bekroon het.'.V. Ó mt „ broeder!.... leeve de vrijheid!" j Laura, of de Kusch in zijne uitwerk Ce len - donr a « ^-rc, ner. Te AmjleUam, bij Holtrop Tun !7« / 5" nogmaals overwoog en daïin zoVv" oPg Hoten^dt" dit' e*n ^S^^^^^^^ KTdat^&ntz^od? ~ H'^F den, opvolgen, men zoo faThe! geïïmïn taSttdl7£ alleen een hsug waarnemer opmerkt,en de kusch even Zoo mfn Vervolgends fpreekt de Schrijver van het'toeval, dat hein op ze-  LAURA, Of DE KU£CH IN ZIJNE UITWERKSELEN. 383 zekere laura deedt verlieven , die , zijne aanzoeken gehoor gevende, hem in zijne zeden befchaaft, en een voorbeeld voor meisjens is— geduurig bezocht hij deze uitmuntende fchoone, en verheugde zich over de wijze befchikking in den kusch, Aai dezelve bij voorbeeld niet , gelijk het pistoolfchot , een' flag geeft; niet, gelijk het vuur, zichtbare en wondende teekenen nalaat; niet, gelijk amber, overal eenen geur verfpreidt, enz.— Van lauha en eenigen haarer vriendinnen werdt hij tot chevallier de Cordre des baifers gedagen , welke plechtigheid hier omftandig wordt meégedeeld , het onderfcheid der loorten van kusfchen aan hem werdt voorgehouden en de wijze, hoe men zich daar bij gedragen moet, waar na de Schrijver in zijne dankbetuiging een denkbeeld geeft van eene gaanderij van fchilderftukken, die men van den kusch zou kunnen oprichten; bij voorbeeld, een ftukjen, verbeeldende den herder, zijn verlegen meisjen om één kuschjen vragende — een tafereel van joseph, weigerende de Koningin, maar niet het dooden lijk zijn's Vaders te kusfchen cleopatra, antonius omhelzende eene devote, het ftof bij 't altaar kusfehende een' Vorst, bevelende zijne onderdanen , zijnen mantel en voeten te kusfchen het afbeeldfel van cato, die manluis uit den raad verdrijft, om het kusfchen zijner vrouw, in tegenwoordigheid van zijne dochter — Paus leo I zijne hand afhoudende, die door eene vrouw, bij de procesfie, gekuscht was — het af. fcheid der Vorstin elisjbeth, haaren oudften zoon frederik bij de omhelzing in de wang bijtende — het omhelzen van een ftervend echtgenoot, enz. Niet lang daar na keerde geszner naa zijnen Vader te rug, en verliefde op sopiiia, waar mede hij genoodzaakt was zich te veré'enigen, na dat laura van hartzeer ftierf. Over welk huwelijk hij zich nu beklaagt, de meisjens en vrouwen voor onbedachtzaamheid waarfchuuwt, en zegt, dat hij, om zich onderhoud te verfchaffen, het autheurfchap heeft bij de hand genomen, en, om te kunnen zeggen, wat hii hier mede in dit Boekjen bedoelde, dit Stukjen , in afweezigheid van zijne vrouw, heeft gefchreven, en de namen veranderd. Zie daar Lezer! het doel en den inhoud van dit Boek, waarfchijnlijk is hetzelve vertaald uit het Hoogduitsch, fchoon dit ons de tijtel niet verkoos te zeggen — van geestigheid is het niet ontbloot,en de comparatiën, die in dit fchrift gevonden worden, getuigen van een oorfpronglijk vernuft, daar zij veelal ongewoon en zeer nverëenkomftig zijn; en toch mishaagde ons het geheel, daar de Schrijver zeven mijlen om liep, eer hij tot zijn doel geraakte, en de toon van zijn verhaal te veel van het facijrique hadt, om zijne Lezers te overtuigen, dac het hem ernst ware, met zijn Gefehrift te verbeteren. - ' ' fa-  584 *AV0RlTË» W SCHRIFTEN EENER J01YGE JÜFFÈR, favorite, e prijs ,s f : ™t!. : /J5' 128 Van het oogmerk van dit Gefehrift bliikr nn* k« f eene Voorreden mets. De inhoud bê£t in ï„ f ^ V™ wereld groot, fchijnt het begin van eene Verhandplim, " f — dan onder den titevan'£» elffe — N°lïVeIIe Bulier meir- en zoo ve™^"^£^^™ he< menschkunde; Anecdotes; Dichtftukken Fah^T i,tfen,rVan Wij denken dat dit een Vervolg^ ve k worden moet S* men eerst eenige vastgeftelde artikels behandelt I ' W,Mr m in bijzondere klasfen Mengelwerk levert^ W i%uVn mV°,gendS zekerheid van de waarde van deze oiidernpminl 1 C meer len wanneer wij wat meer mtdïStaK'Sff'gopftellen fchijnen ons voor jonge lieden eefchreJene" 1 ' De als zoodanig bevallen zij „i ^^^ ^^1^^ vmd^wy 'er evenwel niet in. Ziet hier tot g^SSt* de starren en de zon. Eens twistte gansch het heir der flonkerende flarren Die door haar eindloos tal het fcherpst gezicht verw'arren— Wie harer, in het ruim der lucht, het heerlijkst fcheen? Dan, nu verrees de zon, met haren gloed en luister . En - ftraks verzonken ze alle als in een eeuwig duister Daar elk voor dezen glans in 't gapend niet verdween _1 Dus is 't ook, wen een volk verdienften hulde doet Daar feith het graf bezingt, verftomt der Dichtren' ftoer. # •*  ÜITTREKZELS en BEOORDELINGEN, Verhandelingen raakende den Natuurlijken en Geopenhaarden Godsdienst. Uitgegeven door t e ij l e r s God* feleerd Genootfchap. XIV Deel. Te Haarlem, bij]. :nrchedé en Zoonen, en J. van Walré, 1795. 310 Bladz. In gr. Quarto. De prijs is f 3 - : - : Wij ontmoeten in dit Deel drie andwoorden op de hoogst gewigtige en belangrijke vraag: „ Zijn 'er goede gronden om Gode Hartstochten (of Aandoeningen) toe te fchrijven? Zoo jaa: is het dan mogelijk , de werking dier Hartstochten (of Aandoeningen) in dier voegen te verklaren, dat deze werking geen' invloed hebbe op Gods gelukzaligheid?" — Wij zouden niet in gebreke gebleven zijn onze Lezers op zijn tijd behoorlijk verflag van dezelve gedaan te hebben , zo onvoorziene omftandigheden, die thands meer dan ooit den Letterminnaar van zijnen gewoonen arbeid wel eens afroepen, ons hier ïn niet verhinderd hadden. — Het eerfte Andwoord , door het Genootfchap met den Gouden Eerpenning bekroond, is van den Waardigen, voor eenigen tijd tot fmart van allen, die 'smans groote verdienften kenden, overleden, Leeraar wil. tetus bernardus jelgersma, laatst Predikant te Boxum en Blesfum in Friesland; dewelke , volgends het Voorbericht van het Genootfchap, het gewigtige, en in de daad moeilijke onderwerp, zoo eenvouwdig en naauwkeurig behandeld heeft, als deszelven aart fcheen toe te laten. " En welk oordeel wij niet twijfelen, of alle verftandige Lezers zullen het zelve gereedlijk onderfchrijven. Want, fchoon wel jelgersma de gave bezat, van zich duidelijk, onderfcheiden en veritaanbaar uit te drukken, zal mett zich echter . meermalen in het doorlezen dezer Verhandeling verwonderen, dat hij dezelve, in het ontwikkelen van zulk een moeilijk onderwerp, zoo voortreflijk bewaard heeft; zoo dat dit zijn andwoord, zelfs vati hun, die maar eenigzins in de kennis der Godgeleer-» de Waarheden gevorderd zijn, met zeer veel vruchC zal kunnen gelezen en overdacht worden. ——> Na eene Inleiding bevat de Verhandeling de volgen* de hoofddeclen. Eerst gaat eene algemeene befchouwing der hartstochten, al het overige vooraf* JS Dit is te vad. hul. vin. deel» no. 9. Bb nood-*  3*0 VERHANDELINGEN ZSféf%ll'^u^ S,chl'ijVer' » om dat * ver. i j t dJ g'jkljilft"k door woordenftriid veel ver donkcrd ka,, worden." word de vcrönde I S^rVSd* re'ke ^ ^°de a,le hartstoVchtnone S 'cb I t^" St' %^ denkbeeld, het wen, de 11. Schrijvers van de Godheid geven voor 200 ver het s Schrijvers onderwerp raakt, Wgefteld d!"ha?tstoch en ï WijZe e" de ^"de"' ™ 5 Gi cie Hartstochten kunnen worden toe'-efchreven „« vpmvd. En het laatfte Bn&ftuk^^^'t n'no nn?K a a s °P de mc"ichen aan te wijzen Daai ons bellek met toelaat een behoorlijk uit Si 2 de Jf»g«* van de- welfprekende % Wd5lffi^2^i^ omtrent A /™„ ^ « ^ tmgJ%£d?°^d ï Het t°?? m' »"Pn¥jk voor, dat alle denk. „ beelden en bekhrijvingen, welke onze gewijde £ " ïaiS %d ?p^eeve"' °P de» eencï zuivere „ en bekoorlijke hartstochtelijkheid geftemd zijn. Gee„ ne piaatze weet ik mij uit dezelve te herin neren " 5 '/ Tooml 0f °'^andigheid wordt daar in, zóó „ veel ik weete, vermeld, waar in de Schepper en „Verzorger van het Heel-al als een gevoeligs aan„ fchomver van de bedrijven en lotgevallen zijner Te„ del.jke en gevoelige fchcpzelen voorkomt. Altijd en „ overal wordt aan Hem de oprechtfie, fchoon n ai „ les met Zijne gelukzaligheid beftaanbaare deelneemin» „ in de verfchillende, dikwils zeer aandoenlijke m„ ncelen der khepping toegefchrevcn. Van Zijne'ver ,, ontwaardiging over het hooggaand zede-bederv der „ menlchen van Zijn medelijden met onze zwakheden „ en rnmpfpoeden, van Zijne zucht tot behoud van „ een wcerlpanmg menschdom , van Zijne liefde tot „ alles, wat door Hem een heftaan kreeg, van Zijne „ langmoedigheid jepens verbijsterde Vervelingen , Jcn ,, van Zijn weIbehaagen in allen, die tot Hein en htm' „ pncht wederkeeren, wordt in ontelbanre plaatzen van ,, Zyn woord eene loflijke melding gemaal,'t. Hij komt „ daar op elke bladzijde voor als de beste de tederfre „ Vader, door wiens alvermogende weldaadigheid wii „ alles ontvangen en behouden, van wiens trouwhartig „ toe. 5 3 3 33  UtTGEGEV. DOOR TEIJLERS GODGELEEUD CEèJOOTSCH. 38? i, toevöbrziclit onze geheele levensloop getuigen kart, l, wiens waakzaam oog zelvs op de genngfte kleinig' heden let, die zich over het redeloos vee ontfermt* „ cn die in de plichtsbetrachting en den vrede van „ redelijke weezens het meest behagen vindt. De „ Godlijke liefde en trouwe niet te erkennen, wordt „ ons als een zwaar verzuim, als een teken van de „ fnoodfte ondankbaarheid cn gevoelloosheid toegere. kend- Aan haaf eene eerbiedige en beftendige huldé s, te bewijzen, dit is de hoofd-inhoud van onzen ge- heelen plicht. Jaa ons gansch gedrag, zelvs de be* s fttering van onze hartstochten, naar dit onvergelij* „ kelijk voorbeeld van Hcrhelfche liefde te richten, iti weldadigheid en menfchen -min' volmaakt te zijn gfi„ lijk onze Hemelfche Vader daar in volmaakt is * ,, dat is het toppunt van zedelijke volkomenheid * „ de zuiverde bronwel van eene duurzaauïe tevrë- denheid." (*) _,. rJ/i & Gaarn wilden WÜ nog iets tlit bet laat/te HoojdJtUH^ ever den invloed, dis de leere van Godlijke hartstochten tp God zelve en den mensch kan hebben, bijbrengen* maar moeten tot de Verhandeling zelve verwijzen, fefl aan de ernftige overwceging van alle Godsdienstminnaars aanbevelen, om nög ook eenig verflag van dé voiijende, in dit Deel voorkomende, Andwoorden * té geDe"°Tweede Verhandeling, doof Directeuren rher^ de eerfte Zilvere Eerpenning bekroond, is van den diepdenkenden allard hulshoff, in leven Leeraar' der Doopsgezinden te Amfteldam, dewelke de volgefide ftukken in dezelve ter behandeling en wijsgeerigê onderzoeking heeft uitgekozen: God is gelukzalig. — God heeft aandoeningen. - God is geregtvaardigd*. -— Gods gelukzaligheid is niet geftoord. Zij is insgelijks der oplettendheid en aandacht van ieder waarheidzoe» kend Wijsgeer en Godgeleerde waardig» Het eerfte lid der vraage is," zegt iu Bladz. 13?» t*j De volgende plaatfen bevestigen, mijns bedunkens, dij Jratst afbeeldfel van de Godheid en vatt onzen pligt; Oenen VI- < -7. VIII: 21 , üs. Rzech. XXXIII; \\. Matth. VI: 2$ — 30. Rom. Mi 4. Micka VII: 18, 19.. ïfac. IV: Ü — ia. ffi C1V; l4. 27 — 30. Jona IV: iu Heb.Xlb t& MMtL XXllIS §7* Pf. LXÜ. Mattk V: 48- • Bb g  3fïS VERHANDELINGEN »» ziïn 'er 8'oede gronden om Gode Hartstochten of „ Aandoeningen toe te fchrijvcn? Dit ineen ik met la „ te moeten beandwoorden; doch met bijvoeging van „ eenige Bepalingen of Ophelderingen." „ Het fpreekt van zelve, dat eigenlijke hartst 'diten „ als onderfcheiden van Aandoeningen, door o'n-Temee„ ne Aandrift en Ontroering, bij God geene plaats vinj, den. Ook wordt het woord Aandoeningen, in de „ vraag, niet gebruikt ter Onderfciieiding maar ter Op„ heldering; zo dat wij ons voordaan aan dit hatstge- noemde kunnen houden." „ Aandoeningen in God zijn geene opkomende en „ voorbijgaande Toefhuiden, geene Gemoedsbewcnn„ gen die afwisfelen naar het voorleden, tegenwoordig „ en toekomend zijn der fchepzelen en hunner veran„ denngen; maar ze zijn eenparige en beftendige Ge„ voelens, voor zo verre aan God niets onverwants , „ te voren komt, en Hij zich het gantsch Heelal, van „ den Aanvang tot in Eeuwigheid , duidelijk voor„ ltelt met flegts als een Geheel; maar ook in alle „ Deelen en Bijzonderheden; zijnde dat alles, 'tvvelk, „ ten onzen opzigte, voorleden, tegenwoordig en toe„ komend is, altoos gelijkelijk en even klaar in zijne „ oneindige Bevatting. " „ Twee of tweeërlei hoofd-Aandoeningen zijn maar „ mogelijk, naar de vaste Onderfciieiding van Goed en " £.7aad in de Voorwerpen. De Aandoening, name,, lijk, van Genoegen, Behagen of Goedkeuring, en „ de tegengeftelde Aandoening. Iedere van dezelve „ kan men als verdeelen of tweeledig (tellen,in betrek„ king of tot het zedeliike of tot het natuurlijke des „ Goeds en des Kwaads. " ,, Een meerder getal van Aandoeningen ontftaat uit „ onze Denkwijze en Benoeming, naar de toepasfing „ op de veranderingen iu de voorwerpen, en op de „ Mmgeftelde Verfcheidenheid der Gevallen. Wij be„ fchouwen dezelfde Aandoening, als verfchillend wcr„ kende, naar de aanwending op Bijzonderheden. „ Over deze bijzondere Aandoeningen mogen en moe„ ten wij, derhalven, figuurlijk en menschbeeldig fpre„ ken, vergelijkende dat geen, 't welk bij God be,, ftendig, zonder Gebrek of Ontroering, plaats heeft, „ bij 't geen wij in ons zelve bij afvvisfeling verne„ men, ca 't welk bij ons gepaard gaat met Ontroe- „ rin-  XJITGEGEV. DOOR teijlers SODGELEERD geno0tsch. 389 „ ringen, die uit onze Eindigheid en gebreken voort- " N^dit tegen de leer der zulken, die dit alles blootelijk van de Uitwerkfels verklaren , terwijl zij het pasfend Beginfel , de overëeukomftige Aandoening zelve, geheel ontkennen, verdeedigd te hebben, bepaalt ir. zich in het laatlte artikel nader tot beandwoording van het tweede lid der Vraag, ftaat daar bij breedvoerig fthV, en befluit eindelijk alles met eene Aanmerking, rakende het menschbeeldig fpreken over Gods Eigenfchappen en Aandoeningen. „Dit onvolkomene," zegt hij, „ is indedaad minder ongerijmd, of misleidend, dan vee„ len fchijnen te denken. De gemeene mate van natuur„ lijk gezond verftand is voor ons genoegzaam, om in „ deezen niet nadeelig te dwalen, om het gebrekkige „ af te febeiden, en de gebruiklijke gezegden Gode„ betaamlijk uit te leggen. De meest-gefcherpte Ovcr„ natuurkundige, die het menschbeeldige geheel wil ,, mijden, verliest zich zeiven, in zijne zuiverende Be„ fpiegelingen, en houdt eindelijk op, iets zaaklijks te „ denken. Zoekt de Hoogvlieger iets voor zijn Hart, „ zoekt hij verfterking ter Deugd, zoekt hij Troost ,, wegens zijne Onvolmaaktheden, Blijdfchap over zijne „ Uitzigten; dan zal hij weldra bevinden, dat hij afda„ len moet tot de gewoone Voorftellingen en Uit„ drukkingen van zijne min-geoefende en nedrige Natuurgenoten." Eindelijk de Derde Verhandeling, waar aan de tweede Zilvere Eerpenning is toegewezen, is van den Hoogleeraar paulus van hemert. Dezelve is met zeer veele geleerdheid en wijsgeerig vernuft gefchreven, en, fchoon een tegengefteld andwoord van de twee voorgaande bevattende, der ernstige overpeinzing vangeleerde onderzoekeren waardig. Na eene korte vooraffpraak vinden wij hier de volgende Hoofdftukken. Eerste Hoofdft. 'Eerste Afdeeling, Hartstochten, derzelver aard en oorfprong. Tweede Afdeel. Bepaalde aanwijzing , hoe men het woord hartstochten in deze vraag hebbe op te vatten. Tweede Hoofdftuk, Eerfte Afdeel. God. Tweede Afdeel. Hartstochten, met het geen van God kennelijk is, vergeleken. Derde Hoofdft. Gods gelukzaligheid. Vierde Hoofdft. Beandwoording van eenige zwarigheden. VijfBb 3 de  390 VERHANDELINGEN de Hoofdft, Beandwoording van eenifte iu/^«.Vi.j aftaan~ ê^s^sfe het ander heeft, niet wel voor een, naar ons befte!berekend, uutrekfel bepaald kan worden , nemen w alleen het volgende uit het laatfte Hoofdftuk Zl J „ Wat men ook philofopheren moge, zeggen zomnv„ gen zulk eene hartstochtenkze GoYis, TcLr^ang „ zoo beminnelijk met, als een God van aandoenil „ gen, wien men behagen en mishagen, vertoornen „ beledigen , wederom verzoenen , verheerlijken en grootmaken kan." T^TT" 'óoh°°r ff» «nensch, ja - ik geloof het " He™ 7 li ' Z°aalf,HlJ WaarliJ'k be,laac> e" wij "Ï V) "7°°^^' 20 beminnelijk niet, ali " tJ& -7 &EmS*d ~ Welken de kinderachtige „ fterfling zich Ichildert, en op wien hij alle de zwak„ heden zijner eigen bepaalde natuur overbreng M^ar s, is dan nu deze zucht van den zinnelijken mensch „ om God te vermenfchen, en Hem gelijk aan zich zeil „ ven te maken ene bewijsreden, tegen de waarheid „ van ons geftaafde gevoelen ? Ieder mensch, die niet „ genoegzaam nadenkt, fchildert zich zijnen God, op " te? v^f;dle|?de wijze volgends zijn eigen characa, ter. Welke Iclnldenj zal nu de beste zijn? „ De regtfehapene, zegt de Marees, zou tog wenfchen, a,„ dat God aandoeningen had." Zo een regtfehapen „ man dit wenschte, zoude hij ten minste Iwakheid Z ir^'r™ ee(" lkgt ^geerzijn, „ Um het affchuwehjke (zoo ipreekt die Schrijver} „ van den hartstogienlozen God zijnen Lezeren diep " te d°In Sevoe.len' W»J » De overnatuurkundb*e s,„ Uod ziet, in epicurifche rust, zijn uurwerk, feeheel werkloos, aflopen: met een gelijk oog ziet Hij enen held vallen en een muschje omkomen." „ Voorzeker, hij, die Gode ene epicurifche rust toe" ulu ' ,ni°et mede een flegt Wijsgeer zijn. Wii „ hebben het tegendeel bewezen, en houden zulk een* „ God, zo wel als een God van aandoeningen, voer " n?,e9n^A g°d T menschl'J'ke verbeelding!. Maar a, flt? God ziet dan, nogtans, even gelaten, den held fneu-  ÜITGEGEV. D08R teijlers godgeleerd gekootsch. 391 fneuvelen, als bet muschje dood ter aarde vallen! ó ia' dit doet Mij. Hij laat dit niet flegts toe, zon!' der misnoegen, of verfchil van aandoening: maar Hii is 'er zelve de eerfte oorzaak van, gelijk van " alles: en keurt het volkomen goed. Ergert u deze „ Helling? Zeg mij dan flegts, waarom - om mij van ! uwe uitdrukking te bedienen - waaróm Jaat God „ dan zulke dingen tve, welken Hem onaangename „ aandoeningen geven moeten? Kan, ot wil n\) dezd„ ven niet beletten ? of kiest Hij, uit all' het mooglij„ ke, het minste kwaad?" • . Ziet daar dus deze belangrijke ftof door drie beroemde Vaderlanders uit een verfchillend oogpunt belchouwd en behandeld, die de ernstigfte iiadenkmg en herlezing van ieder Godgeleerde en Wijsgeer verdient en overwaardig is. En, gelijk het Genootfchap, onzes bedunkens , te recht zegt, Voorher. Bladz. iü. „ Ut„ fchoon men achten moge, dat die antwoorden het „ ftuk niet volkomen afdoen en voldingen, behelzen „ dezelve echter zo veel fchoons en leerzaams, zo „ veel dat ter zake dient, dat elk verftandig Lezer „ zich zal verblijden, dat deze ftukken het licht zien. Andwoord op de Vraag van teijlers Godgeleerd Genootfchap: Zijn 'er goede gronden, om Gode Hartstochten (of Aandoeningen) toe te fchrijven, enz. ingeleverd door frans MUNNiRHUiziiN, Emeritus Predikant der Lutherfche Gemeente te Schiedam. Gedrukt voor rekening van den Autheur. Te Amfteldam , hij A. Mens, Jansz. 1796. 87 Bladz. In gr. Qjiarto. De prijs {s f 1 - 5 - : Dit Andvvoord op de boven medegedeelde Vraag van teijlers Genootfchap heeft het ongeluk gehad^ aan de Beftuurers en Leden van hetzelve zoo weinig te behagen, dat zij hetzelve niet waardig gekeurd hebben, om eene plaats onder hunne gedrukte Werken te mogen bekleeden. De Eerw. munnikhuizen oordeelde echter te veel tijd en vlijt aan deze Verhandeling te koste gelegd te hebben, dan dat hij van zich verkrijgen'kon, om dezelve te verfcheuren of te verbranden, en belloot daarüm dezelve te laten drukken, en langs Bb 4 dieu  39* P. MUNNIKHÜIZEN , (*) Hxtomgt Hamtochtm „„„ Ged zouden Gotfj aandoeningen teven een / reraeeatgtng Tweede Deel ATnïu u g- p?ar tegen»erpingen. fo> LVrl >° Opheldering van de voorgemelde Vraag. L2/ Brf,h™win.S «» * AW w» G&ï ge'ukzaïfrhjf p) Bewijs uit de Natuur van GodïZlJ'%i%,i§ dat de werking zijner Hartstochten en bejl enng dezer wereld. (5) 0//wyfog- eener tegf/wefping tegen deze waarheid in tt• brengen> ziinZS,%7 Eeuwigheid der helfche firafen. 8 J Utt ds Het zal ons met den Schrijver niet bevreemden indien fommige Lezers het in alle ftnkken nie? toet'hem SXrT? SS? ra°eten WJ erkennen, da" 5 Se ge* Goddelnke Aandoeningen uit de fchepping der'we™J ^^nHTr tVenVl-'glng' " "6* i IchrijvTr ^ 46 „ der Goddelijke natuur , neeme men einde] ik' L h „ aanmerking dat God de Schepper dez r vv Ll^i „ en ,n deze betrachting zal geen minder goede e bon: „ dige grond gevonden worden, om in H?m de aanwe„ z.gne.d van Hartstochten vast te Hellen. God 1 èeft „ deze waereld door zijne almagtige en onbeeriine Hl-V kragt uit niets gefchapen en voorcgebrag^r&J „ geen verltandig wezen een werk van eenig aanbeland „ zal onderneemen, zonder daar bil yeilX ulf r S „ te nebben, zo moet God oofbij' leffnfandfrSÏJ „ van >„1K ecn getarte, als deze wacreid Ts , zonder „ twijfel net een of ander oogmerk hebpen gehad?" S« 47«  ANDW. OP DE VRAAG V. TEIJLERS GODCEL. GENOOTSCH. 393 §• 47- ' „ Zig zelve wijs te maken , dat God daar bij in 't „ geheel geen doelwit gehad heeft, of dat hij zig met „ de waereld, na dat hij die eerst gefchapen heelt, ver„ der in 't minfte niet meer bemoeit, kan alleen in ligt„ zinnige hersfeuen vallen , die zoo zeer met_ hunne „ aardfche belangens en vermaaken ingenomen zijn, dat „ het hen niet te pijnewaard is, om met ernst en aan„ dagt aan het Opperweezen te denken. Anders zou„ den zij heel fpoedig te overtuigen zijn, dat God, in„ dien Hij zig aan de wereld na derzelver febepping, ,, niets meer kreunde, immers ook in 't geheei geen be„ lang 'er meer bij had, of de waereld aanwezig was, „ of niet. Waar toe de waereld dan gefchapen? Doch „ laaten wij met zulke onverantwoordelijk dwaas te „ werk gaande, loshoofden geen tijd vtrfpillen." §. 48. „ Wat kan nu Gods oogmerk bij de febepping ah„ ders geweest zijn, dan de volmaaktheid, het welzijn „ en het genoegen zijner fchepzelen : of, het geen op „ het zelfde uitkomt , de openbaring en verheerlijking „ zijner aanbiddens- waardige eigenfehappen ? Wat kan „ God anders bewogen hebben, eene waereld te fchep„ pen , dan de aandrang zijner vreugde over het aan„ ftaande geluk , en de menigvuldige geneugten van re,, delijke en onredelijke wezens, naarmaate van elks na„ tuur en vatbaarheid." §• 49- „ Al het goede tog deelt gaarne van het zijjie mecfe „ (omne bonum est fui cpmmunicaiivum,) en een gc,, noegen, dat wij met anderen kunnen deelen, wordt ,, daar door in onze oogen nog dies te grooter. Wel„ doen is de Edelfte de Aangenaamfte bezigheid van regt,, fchapen harten; en treffen onze weldaden de gepaste ,, voorwerpen aan, worden zij met dankbare erkentenis „ beantwoord , zo verandert onze vreugde daar over in „ verrukking." s- 50» „ Is dit waar, gelijk 'er niet aan getwijfeld kan wor,, den-, dan valt hitr uit gemakkelijk op te maaken, dat Bb 5 „ al-  394 K. F. WE1DBNIACH „ alle de zulke ten hoogften aaii*emam u\i ~ flisfliil „ HHnka " ' ' f™**"»* ongeluk «.'SS*«He? g^^ft*** D«> «e Leeraar over Rom. XIII: I2. aanmerkt. n Je ïerffe Leerrede over deze woorden, handelt Lij: van onze geluk-  de leer der godlijke voorzienigheid. 395 ïukkige uitredding door jesus christus. In de tweede : van de pligten , die deswegens op ons liggen. Ten aanzien van du laatfte vangt hij dus aan: „ De nacht , zegt de Apostel , is verbij gegaan, de dag in tegendeel nabij gekomen. Wij hebben met hem *] gezien, dat de verachtelijklte onwetendheid, de ge" vaarlijkfte dwaalingen de menfchen gevangen hielden, " en afgoderij en duiveldienst met alle derzelver grou" welen° onder hen heerschten ; dat wij echter , door * de genade van God, door de liefde van jesus " christus, uit dezelve zijn gerukt geworden. De " menfchen kenden God niet; zijn dienst en wil waren H hun onbekend. Wij kennen God. Jesus christus, de ^eniggeboren Zoon des Vaders, heeft Mem H ons verkondigd, als den eeuwigen, den eenigen, den „ hoogst-volmaakten'; als den Vader zijner fchepfelen; als den liefdevollen verzorger van het menfchelijk ,, gedacht, en van elk bijzonder mensch. Daar wij de- ze kennis hebben , deze groote belangrijke waarheid „ genoegzaam weeten , en door alles , wat wij zien , l, bevestigd vinden, o laat ons dan afteggen de werken ,, der duisternis fe, ende aandoen de wapenen des lichts l Als de Meiden , wien de duisternis omringde , ook ' werken der duisternis deed; als hij zonder God in ',' de waereld leefde, en hem de gedachte aan dat geene, ,, dat hij voor God hield, aan zijne magtige en harts,, tochtelijke , en tijrannifche ingebeelde wezens , eene „ onverdraaglijke gedachte was , die hem deed fidde„ ren , die hij gaarne van zich zocht te verwijderen; „ als hij ook, in zijne omftandigheden, bij den nacht, „ in welken hij wandelde, geene reden had om Go 1 te beminnen, op God te vertrouwen, hem te danken, ,, uit dankbaarheid en liefde te gehoorzamen , zoo is ,, deze Meiden, in deze blindheid, in dit treurig ver- val, eenigermaate te veröntfchuldigen. Maar ons, daar ,, wij het licht van het Euangelie hebben , en wien de „ Zoon des Hoogden , de Heiland der waereld , ver,, fcheenen is, ons veröntlchuïdigt niets meer. Als wij „ eenen heiligen God kennen, en echter onheilig zijn, 5> eenen rechtvaardigen God , en echter zijne ttrarfen „ niet vreezen ; eenen alwetenden en alörategenwoordi„ gen God , en nochtans voor zijn aangezicht kwaad doen ; eenen almachtigen , doch tevens ook hoogst „ liefderijken en goedertieren God , en het ons noch- „ tan*  396 j. hiniopen, overdenkingen „ vveder in dei n^iS it^69 W} Werpen 0ns » ftraffeaardér en v rfodiiiker t FUg' en ziJn » onzen God niet betrïch In r ,Z'jn' den wl vau „ duidelijk beeft ^SgK;^ ^ ^ Z°° deze tef^ LeZerS cn (lichting kuSnen&SeVzen J U°0ren Zeiden > nieC IU1C D'cod'rnE?^ Uit' van ee«™ bundel van mj uLuoort, tot zoo groot eene eere s, en die mn her waar ,n h,j zal/preken, na dat hij gefto ven s Mets man Ze,er. ge,eerde11 e" ^ Sra"der man , die het geene by weet zoo weet in te kleeden , dat  over. luk. xi: 13. be.b«. x: 34, enz. 397 dat het voor veelerlei foort van menfchen van groot nut kan wezen , en dien het , met het geene hij fchrijft, alleen te doen is, om nut te doen. Eenvouwige minkundige Christenen kunnen deze overdenkingen met zeer groot voordeel lezen, en menfchen vau meer kennis, zullen met de eerfte lezing niet voldaan wezen. Veelen van dezelve zullen ze eens en meermalen herhalen , en geduurig zullen zij 'er zaken in vinden , die ze nog niet hadden opgemerkt: eene eigenfehap , waarlijk! die in dezen zeer oppervlakkigen tijd zeer fchaarsch in uitkomende Schriften tc vinden is. Dc fchoonheid van deze opftellen beftaat niet alleen in de behandeling van de groote hoofdzaak, die in dezelve voorkomt , zij is even zoo zeer gelegen , in de aanmerkingen , van welke de Schrijver gebruik maakt, om zijne hoofdzaak te verklaren en te bewijzen. Alles is even leerzaam , even zeer gefchikt , om opmerking te lokken, en even zeer toeleidend, om de waare Godvruchtigheid in het harte te bevorderen. Voor een uittrekfel zijn deze overdenkingen, uit dezen hoofde, minder vatbaar. Men moet den man zeiven lezen, om over de waarde van zijn Werk te oordcelen. Zie hier evenwel het beloop van de eerfte overdenking. Zij heeft tot haar onderwerp het veel inhebbend zeggen van den Zaligmaker: „ Indien dan gij die ,, boos zijt weet uwen kinderen goede gaven te geven, ,, hoe veel te meer zal de hemelfche Vader den Heili- gen Geest geven, den geenen, die hem bidden." Na eene korte opmerklijke aanmerking, over het allervolmaaktfte gebed, door den Zaligmaker tot tweemalen toe aan zijne leerlingen gegeven , komt hij tot de eigenlijke overdenking van deze woorden. — Hij wijst aan, dat de Zaligmaker met recht van de menfchen on- derftelt , dat zij boos zijn doch dat zij hoe boos ook evenwel weten hunne kinderen goede gaven te geven. — Vervolgends maakt hij den overgang , van het geene menfchen die boos zijn voor hunne kinderen doen , tot het geene men van den goeden hemelfchen Vader verwachten mag, en dan toont hij — de H. Geest is eene goede gave — eene goede gave, die God geeft, wanneer hij ons eenige beden onthoudt — eene goede gave, om welke wij den hemelfchen Vader,naar dat voorfchrift, geduurig bidden — en om welke de Zaligmaker ook zelve voor ons bidt. Wat  398 t. erunsveld de elau te doen m eenen bomen tijd, volgends AmosV: 1A„ 14, 15. Op den Algemeenen Dank- Vast- en Bededag den 19 JW* I7S8 gepredikt te Groningen, door tl br uns veld de blad oudflen Predikant aldaar, ?t% £? Siddags?reek, welker gevolg veroorzaakt heeft dat aan den Prediker, niet Kerkelijk noch Richterlijk, maar b,j politieke Refolutie der Stadsregeering (na eenen dienst van bijna 30 zijn Ambt is op- ïllfu £r l ""■* Zmn har daarna » ^der in herflld. Te Groningen, bij J. Oomkens, i?95. 40 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is ƒ: - 5 - {. r\ndei- de gebreken van de voorige Redering is ono-etvvijfeld te tellen het misbruik, d« mén van be werk der Predikanten gemaakt heeft,' als van vvell^men zich, op Bededagen en in Bedeflonden, gelijk van machines zocht tc bedienen,om het geen men goed vond, aan de Gemeente voor te dragen en zelfs te bidden , vooral federt,men hun, bij uitdruklijke Refulutien , liet aanzeggen dat zij hunne Leerredenen en Gebeden, overeenkomftig met den inhoud vau den Bidda°sbrief moesten inrichten. Hoe zulk een eisch met de behoor! Ujke vrijheid van gewaste* beltaanbaar zij , hebben wii nooit kunnen bevatten. Ook valt het onfhatkundi^e van deze geweldige handelwijze van zelfs in 't 00*. Daar men alle Predikanten niet zoo aanttonds gereed vind om zich aan dit bedwang te onderwerpen f veroorzaakt zulks openbaar ongenoegen , en geeft aanleiding tot gewelddadige befluiten , die alleen" dienen om de^oseepigheid te vermeerderen en dc tegenpartij te Een voorbeeld hier van levert liet gedrag van de Regeering van Groningen met den Predikant de blau op «ij was de man niet, om zich op een brieffen te laten opgeven , wat hij op den predikltoel zeggen zou. De Kegeenng, die zich toen zoo vast gevestigd"waande, dat zij niets te vreezen had , geftoord dat hij niet aan haar Éefluit voldaan had, wilde hem niet anders, dan op zeer vernederende, zeer ongerijmde voorwaarden in het bezit van zijn ambt laten , en hij wilde nooit tot die vernedering befluiten. Dus werd de blau van zijn ambt ontzet. En wat was het gevolg? De Regeering haalde hief  wat t.e doen in éenen boozen tijd. 3«p9 hier mede op nieuw den haat van weinig minder dan alle liaare ingezetenen op haaren hals, en had het verdriet van te moeten zien , dat elk de blau in zijne vernedering nog meer dan te vooren aankleefde. — Ondertusfehen is de Leerreden, die alle deze onheilen veroorzaakt heeft, meenigmaal uitgefchreven. Ook is 'er eene uitgave van in de wereld , voor eigen rekening en niet te koop. De Autheur rekende dat hij zich aan nieuw gevaar zou hebben blootgefteld, zo hij dit gehaatte (tuk meer openlijk uitgaf. Maar nu de tijden veranderd zijn, geeft hij dezelve op nieuw uit, op het verterend verzoek van de groote Burger-Sociëteit te Groningen. Men doet onrecht, wanneer men zulk eene preêk, die nooit opgefteld is , om in openbaren druk te worden uitgegeven , naar de geürengfte regelen beoordeelt. De Eerw. de blau zou , zo hij zoo groot eene publiciteit van dit ftuk , bij het opmaken van hetzelve , had kunnen vermoeden , "denkelijk hier en daar zich anders hebben uitgedrukt. Evenwel wordt hij uit dit opftel genoeg bekend , als een man die zich zeer wel in het openbaar weet uit te drukken. Hij was van oordeel, dat de booze tijd, waar in hij fprak, een tijd van zwijgen ware. Hij zegt derhalven, dat hij ook zwijgen zal , en hij leest eene geheele lijst op van zaken , van welke hij dat doen Wil. Doch hij noemt veele van die zaken zoo zeer met haaren eigen naam, dat veelen denken moeten, dat hij van dezelve al niet veel meer zou hebben kunnen zeggen , al had hij het zwijgen niet voorgenomen. Met dat alles zal elk moeten toeftaan , dat zich de Regeering van Groningen, in zijn geval, zeer eigendunkelijk en gewelddadig bedragen heeft , en zij die daar aan de hand gehad hebben , mogen na het vernietigen van hun despotiek gezag, over dezen handel niet weten waar zij zich van febaamte bergen. Ondertusfehen vinden wij het volgende fraai en bij iiitftck fnedig te pas gebragt, aan het einde van de opdragt van dit Stukjen. -i- „Vindt men 'er iu, 't welk „ beter gezwegen ware ; mijn verzoek zij dan als dat ,, van wijlen Groningens Burgemeester ant. adr. van iddekinge , als Prefident der Staten Generaal, „ beandwoordende de Petitie en ftaat van Oorlog, 1782: ,,„ Zo ik iets te veel mogt zeggen, of het geene , • J)55 naar  400 T. B. DE IÏLAL7, $éM«H|» 1'REDIKDIENST . «j-.de ora dit over te nemen ! ï>t alzoï'^^ reden bij d^^kter t^Tï °{TT de Gereformeerde arl, ^nmngen, ten voordeele van gr. OcJavo. De^is /ff6 44 Blad*- Lï De Refolutie, waar bij den Ferw IL omtrent zeven iaaren V- £E ) voor opgezegd, op?iS^t^^iaiP^^«ïfen« was Burgemeesteren SSJ Mtó?1»"^?^. door zijnen predikdienst geheel £(L H "■'ƒ" Rdus 111 aar ö SSJüfïïS Leerreden, noSic d^', h'J ^ het ™" "ie door <^fcd5Wrf33^, ""n'r"" v0?'- "iet met ee, en kènbaren rn,."1^ blttcrl?eid. en ^ïthani Niemand wordt 5 S n° ^ ' 0ffl Z«h te vvreeke". 'er toch iSliS1^?^^ 20 mE» der wezen ög llde' ko* het niet wel "dn- Recht-  damen, leerr. cremer, euangkl. verhalen. 4ÖI Rechtmatige treurigheid eener Christengemeente, over den dood van haaren waardigen Leeraar , betoogd in een& Leerreden over IV moses XX: 29, bij gelegenheid van het overlijden van hendrik Volkersz, in zijnleven Leeraar der Christenen, toegedaan de onveranderde Augsburgfche Geloofsbelijdenis , te Pürmerende, door j. n. da men, Leeraar derzelfde belijdenis t'e Alkmaar. Te Alkmaar, bij Molckman en Comp. 1796. 37 Bladz. In gr. OElavo. De prijs is f: - 8 - t T~\e Leeraar klaagt, dat hij, tot hetopftellen Van de2è •L' Leerreden , zeer weinig tijd gehad heeft, en dat hij daarom zoo kort heeft moeten wezen. Jammer is het dat men hem hier in niet is te gemoete gekomen, en het houden van die gedachtenis - reden niet nog wat heeft uitgefteld, zij zou dan waarfchijnlijk minder oppervlakkig en van meer belang geweest zijn, dan ze nu is, en meer waardig om in openbaren druk uitgegeven tö worden. Nu kan ze dienen , om te voldoen aart de begeerte der geenen, die hem om de uitgave ver* zocht hebben, en die ze als eene gedachtenis van hun* nen overledenen Leeraar bewaren. Maar veel ander ge* bruik kunnen wij ook niet zien, dat 'er van dezelve re maken is. De vier Euangelifche verhalen van jesus christüs lijden , fterven, begravenis en opftanding , tot een gebragt , en met noodige aanteékeningen begeleid, doof j. cremer. Te Middelburg, bij J. de Winter > 1795. 128 Bladz. In gr. OStavo. De prijs is f ï - 16 - t TVt Werkjen is een algemeen Pasfieboekjen j waar in de ■*S vier Euangelisten, van jesus komst in den Hof: van Gethfemane aan , tot zijne Hemelvaart , te famen gefchakeld zijn, tot één geheel verhaal, met hunne eigen woorden. Alles is verdeeld in 55 Paragrafen, van welke de Predikanten telkens zoo veel zij willen, kunnen bij elkander voegen. Dit is het zelfde, dat reeds. voorlang in de Pasfieboekjens van fommige fteden gefchied is. In deze laatften heeft het zijne bezwaren in, om dat allen over de famenfchakeling der bijzondere vad. bibl. viii. deel. no. 9. Cc ftuk*  402 DE VF.UPf.. EENER CHRIST. MAATSCHAPPIJ. ftukken niet eenftemmig denken, en dus die geenen, die bet met de Opltellers van hun Pasfieboekjen niet eens .zijn , in de noodzaaidijkbeid gebragt worden , om hetzelve tegen te fpreken. Dat men evenwel niet gaarne doet. In het Werkjen, dat wij voor hebben, heeft dit deze zwarigheid niet. Het is meer voor Predikanten, dan voorGemeentens gefchikt, en in allen gevalle geen aangenomen leidraad. De Aantekeningen zijn in 56 § vervat , en agter aan gedrukt^ - Het geheele Boekjen is een bewijs van de geleerdheid en fcherpzinnigheid van den Schril'ver, en ichoon ce toon, waar op hij fpreekt, ook in zaken die, m het geene hij 'er van gezegd heeft, nog twijfelachtig kunnen voorkomen, hier en daar wat befiisfehend is , en wij er het een en ander in gevonden hebben , dat nog naaer onderzoek zou kunnen vorderen, zijn 'er ons evenwel veele aanmerkingen in voor gekomen, die ons zeer gefmaakt hebben. Men vindt in dit klein Boekjen veel bij een, veel meer, dan in veele groote Werken. Jonge Predikanten kunnen 'er veel dienst van hebben gelijk wij het hun daarom zeer aanprijzen. De verpligting' eener Christelijke Maatfchappij jegens den Christelijken Godsdienst, in eenige feilingen hoofdzaaklij k voorgedragen en opgehelderd, door eenen Vriend van waarheid en menfchen geluk. 1796. "Cf en klein Stukjen van zeven Bladzijden , het welk in -L-* den tegenwoordigen tijd ook overweeging verdiend, en van des Schrijvers belangfte'lling in den Christelijken Godsdienst getuigt. — De Steller heeft dit finguliere , dat hij de zoogenaamde ordinaire Week- en Zondagavond beurten onder de bijgeloovige en fchadelijke instellingen rekent. Welke dc'redenen daar van zijn, kunnen wij bij mooglijkheid niet uitdenken. -Sa wurnrl jam dMthtw h^ri-y: tttó. J02 . njix bh.iïiii'itiz .tri'ifGti,! fr at hteoi.ï.-t ?. eauA -r-..•..v• >oy tiji.fiwil t a. ifiv.' fis fcw oos snaibi fWJnaiifcail Jb odfs-v Me-  H SCHOUTEN, MEDITATIE. 4°3 Meditatie over een deeltjen van het Lijden van jesus , waTin iets over dJ natuurlijke Gelijkheid der menfchen; en het klagen over het gevaar van den GodsJdiens, door den Burger P. schouten,^ Priester en Pastoor te Alkmaar, op den vierden Zondag'%" de Vasten. Te Amfteldam hij P. van Buuren, 1796. 16 Bladz. In gr. O£lavo. De prijs is ƒ: - 3 * : Dezè kleine brochure komt ons voor zeer veel opmerking te verdienen. Pastoor schouten geeft deze Medimie uit, om dat dezelve niet behaagd beeft en uit vreeze dat het geene door hem gezegd naar ee" verkeerd begrip verteld , voor hem en ^'or anderen van nadeelige gevolgen zou kunnen Ww"i' vinden in dit Stukjen zeer veel gezond verftand, veel meer dan fommigen in ecn Roomschgezinde Meditatie zouden verwachten. Inzonderheid, vermaant de oSïer S mediteerende zielen, om niet bijzonder ?nu er ijke oefeningen van godvruchtigheid, waar m veele Jooden en Samaritaanen, door misbruiken, een aodvruchtig leeven zich verbeeldden,maar we voornaam* fi?lr in God met geheel ons harte aan te hangen, en aj e misbruiken en bijgelovigheden verfoeiende , het wezenlijke, het waare, het welke God door zijn heil g woord en kerk ons gebiedt en aanprijst, met ijver te betrachten. En hij zegt dat zulk een geestelijke, waare redelijke Godsdienst van ons geeischt wordt. ^Schoon niemand, die de leer der Roomfche Kerk wel verftaat, deze vermaaning in het allerminrte daar mede ftrijdig bevinden zal, moet men evenwel erkennen, dat zulk eene zuivere morale voor eenige eeuwen eene groote zeldzaamheid iu de Roomlche Kerk zoude geweest zijn. En het zou niet te verwonderen wezen, indien eenige minkundige* onder Zijne toehoorers , aan Pastoor s., dit voorftel min we hadden afgenomen. Doch dan toont hij met hetzelve, dat hij leen zoeker van ijdele eere of gunst van menfchen is. ■ Voor het overige zien wij hier , dat brave Roomscheezinde Leeraars met veelen onder de Protestanten, dezelfde reden van klagen hebben, over de vermindedering van waare godsdienstige liefde. „ Zouden zij.  4°+ H. J. KROM Vraagt bij,-,, die in de beoefening van den o»Lr „ thans zoo veel verflaauwen au en onderwijzingen inTZKirriff^- ' f? e" godsdienstig kunn n bijwooSife^' S»1» p#recht ™ » en andere GeZft%l8H> TJf^™^ W Gillisfen, en de\Vtd \ p' gS' P' 0m de "^hendelen inde^n, tegenftriidig met zich zeiven te zien han- •• j T ZlJ' dle voor vrienden der rede vnm- vi anden van het fanatisme willen gehouden worden zitten niet zelden met alle devotie neder ain de W niet duchtige bewijzen verzet, verdient onLs inziens ee,ï S'v^f "DlH^f tC-hebben het gezonci verltand. — Jjre Hoogleeraar krom heeft dar <« daan in de Verhandeling, waar van wH me d?nï maken" H.j w,jst de tegenbede„Icinee„ „« ^"gX,  DE WAARDE DER HOROSCOOPKUNST. 4°5 nf- 'maar toetst ze naauwkeurig en wederlegt ze grondio-' Kunde, oordeelen belezenheid, .talen in dez.e Verhandeling door. Met één woord, wij befchouwen dezelve als eene bijdrage tot bevordering van waare verlichting, en noodigen een ieder tot een oplettend doorezen derzelve, ter aflegging van alle gunftige vooroordeelen, die men nog voor lotvoorfpellers en planeetjezeri most koesteren. — . . , Om den Lezer met deze Verhandeling eenigzins bekend te maken, zoo willen wij den inhoud derzelve, zoo als die door den Autheur zelve wordt opgegeven, hier nederftellen. .,. Aanleidende gelegenheid tot deze lesfen. Inleiding tot de Verhandeling. $. r, ft. Kort berigt van de gefchiedenis der Astrologie: - het voorname, waar toe zich dit onderzoek bepaalt: - en opheldering van het geene men door de Astrologie of Sterren - voorzegkuiv de'te verftaan, en in het Hellen van den Globe, ten dien einde, waar te nemen hebbe. §.3 — 5. In de H. Schrift is geen grond voor de beoefening van deze kunst: veeleer wordt dezelve daar 111 veroordeeld. §. 6-9. Uitvlugt hieromtrent beandwoord.. S'Gew7gtige bedenkingen, welke bet gezond verftand tegen de Astrologie aan de hand geeft. §• 14 — De Astrologie nader wederlegd, uit het leerftuk van Gods bijzondere Voorzienigheid : — uitweiding over dit voor den mensch eu Christen troostrijk leerltuk; op dit onderwerp toegepast, ter omverwerping van zekeren bepaalden invloed , welke de Herren op de lotgevallen der menfchen hebben zouden. §. 20 — 2.2. Ook heeft men geenen grond, om buiten zulk eenen invloed, de fterren voor Moniteurs, of aanwijzers van onze lotgevallen te houden, uit hoofde van zekere Harmonia Pra;stabilita, of voor af vastgeftelde overcenftemming van het eene met het andere. $. 23, 24. Twee zwarigheden tegen het beredeneerde, voorgefteld; de eene ontleend uit de verbazende moeite, welke door de grootfte Geleerden, waarfchijhlijk niet zonder vrucht , aan de beoefening van die kunst belteed is; — de andere uit de ondervinding van zoo veele welgelukte Horoscopen. §. 25. Verfcheidene bronnen aangewezen , ter oplosfmg van de laatsgemelde zwansö C c 3 heid  406 H. J. KROM, DE WAARDE DER HOROSCOOfKÜNST. heid mt de ondervinding, ff. .« «. ir. woord op de andpr* ^', *5j~ 34* uitvoerig and- ongelooflijk^/ 53k?h& van «eer ervarene Sterrek.,n^ geleerde mannen, vrncht, of ov^S"n^nh-TrSeddi? % fteed hebben. s. ê'>'w! {f befl?an «"er kunst bezelfs de arbeidlaamheid S„ aa"get°ond, dat de Ouden dienen kan 11°™*™ mannen> onde' «e kunst nader aan den da* de, ^^ondheid van dede zoo wel uitkomende hI Cggen: T wonderheid Jesus christ? doiï7*™0p Van den Zahgmaker weiding over de vVlfbekrJ?*RDfN,üs opgemaakt: tötniakers geboorteftona J? « ™5 Fn'h T 5? Z^ de niets minder dan im3 ' Ln het SevolS, zij»- De nvloed, welken Hp,^; s.' 39' 4°' aan de beoefening de^ As roCv eele,n' ,Van 0Uds reeds her wijze kunnen 'ehad hibP vei^nden' natuurlijfcheidene der Tootfte \ïl \ " V fchoon echter verdiets oP hadden maar vtTekU"dlgei? met die Verachtten. §. 47 d C£r dezelve als ongegrond logltn^ioS ™ hedendaagfche Astro¬ de vooifpellin^™ in de Rnpup' inzonderlreid omtrent ciscus eny «Vc • i ,leven van Meester fran- BES 3t^fveSr?ntltWSeSld °PHIia,am Va" neigdheid tor ™nv \ at de v°ordeelen, en ge- nieeSr veriicht SL^MfPÉ^l °^'in de?e «og levendig houden! 1 ™ - 44 J ^ liedeQ men! atdSeziidVe°°rdede,n ^ C-ettegenftaande kent) om zijn lof vo^r ïf MCr P/^#%k erhet verhandelde afgdei i d S"! h4 $ nen grond heeft vfn bcftaan l ^ftÖ^T geeeene kunst , dat het voor her ÜJfêW er zulk zijn zoude, dat derriZ ,,s e"i>chdom wenscblijk fl^- |. 45, 40-. d£Zelve W*f beoefend wierd. Be-  ; S. C. VOGEL, GENEES- EN STAATK. VERHANDELING. 4O7 i Genees- en Staatkundige Verhandeling over^ de oorzaaken-, waarom zoo weinig Drenkelingen in t leven herfield worden, door s. o. vogel, Hertogltjk-Meklenburgfchen Hofraad, Leeraar en Openbaar en Hoogleerdar der Geneeskunde in de Hooge School te Kostok enz. Vooraf gaat een zeer merkwaardig Gejchiedverhaal nopends een Kind, te Hamburg, na verloop van een half uur, voor dood uit het water gehaald, en gelukkig gered. Uit het Latijn Vertaald. Haarlem, bij E. W. Cramems, Junior. 1795. ™° Bladz. In gr. Ocïavo* De prijs is f : - H - • De Opfteller van dit belangrijk Stalden die niet flegts als een kundig Geneesheer, maar tevens als een lchrander en menschlievend Wijsgeer genoegzaam bekend is, werd tot het uitgeven van hetzelve aangefpoord, door het veelvuldig mislukken der poogingen ter herltellmg der Drenkelingen, waar van hij zelf dikwerf de ongelukkige voorbeelden had bijgewoond. Na eenige algemeene aanmerkingen over de teekenen des doods gemaakt , en de meest gebruikhjke hulpmiddelen ter opwekking van het kwijnend levensvermogen bij Dren1 kelingen opgeteld te hebben, gaat hij voord tot het on, derzoek der oorzaken , waarom' zoo weinig Drenkelingen het leven wederkrijgen. Onder de algemeene oorzaken brengt hij 1) dat de Drenkelingen boven^ een zekeren tijd onder water gelegen hebben , hoe zeer de juiste tijd, na verloop van welke het leven in 't geheel niet herfteld kan worden, niet naauwkeurig te bepaalen is. a.) Indien zij met zoo zeer door het het water geflikt, als wel door eene andere , doodelijke oorzaak, bij voorbeeld, beroerte, bezwijming, i kwetfing der ingewanden, enz. onder 't water veruii! gelukt zijn. 3.) Al te traag en langzaam aangebragte hulpmiddelen. 4.) Verkeerd uitgekozen en kwalijk aangewende hulpmiddelen, waar toe de verfchillende meeningen der Schrijvers omtrent het nut of nadeel van fommige middelen zeer veel aanleiding geven. 5.) Met overhaasting zonder orde, tijd of' wijze aangewende hulpmiddelen. 6.) Te fchielijk op te houden methet toedienen der beproefde redmiddelen. — Na de optelling dezer en meer andere oorzaken van minder iianbclaug, geeft de lieer v00el de wijze op., volgend*  4°8 J. V A L C K E N A A R welke de Drenkelingen, naar zijn inzicht, moeten be* nandelt worden, en draagt tevens eenige regels voor welke men in de keuze der middelen , die door fommigen geprezen,door anderen afgekeurd zijn, bij voorbeeld de aderlating, enz. behoort te volgen, en hoedanig dezelve naar de omftandigheden en de gefteldheid der lijders moeten ingericht worden. Het geheele Stukjen is zeer lezenswaardig, en behelst zeer veele aanmerkingen, die in het toedienen der redmiddelen aan Drenkelingen , door Geneesheeren en Handartfen waardig zijn in acht genomen te worden , ten einde in het opwekken der kwijnende levensvermogens dier ongelukkigen, met beter gevolg te werk te kunnen gaan. 9 Redevoering van joiian v al c ken aar, over de plinten van een Bataafsch Burger, vooral bij eene Staat somwenteling, uitgefproken in de Academie van Leijden, op den io Gxtober 1795, ter aanvaarding van zijnen post als gewoon Hoogleeraar in het. Algemeen Volkenen Staatsrecht.. Uit het Latijn vertaald, door g. c c vatkbender. Te Gouda , bij H. L. van Buma* en Comp, 48 Bladz.. In gr. OStavtt. De prijs is f : r o - ; - J Ochoon wij ons niet kunnen herinneren, bij het doorlezen van deze Redevoering , dingen gevonden te nebben, die ons niet reeds in dezen tijd door anderen Zijn voorgedragen, hebben wij het opftel zeer fraai gevonden. Daar de Bataaffche Republiek een voordbrengiel van het geval is, en uit dien hoofde het toneel van eeuwigduurende verfchillen; en daar men, tot hier toe de voltooijing van het werk, dat onze voorvaderen begonnen hadden, heeft nagelaten, moet dit nu ter hand genomen worden.. Daar toe moeten 's Lands belangen op eenen goeden voet gebragt; de goede zeden in eere gehouden , en het gemeen belang boven alles bemind worden. De Burger moet voorzichtig en onpartijdig zij. De ftem geven , en aan de partij , die hij eenmaal , na rijp beraad voor de beste heeft gehouden, getrouw blijven- Tot dat einde moet hij zijn verftand oefenen, inzonderheid in de zaken die het gemeene welzijn betreflen, dat zal zijne liefde voor het Vaderland aanvuuren. Voords  redevoering. 409 Voords moet men zelf zijne vrijheid met de wapenen bewaken, en verdeedigen , en geenszins zijn geluk (tellen in te leeven als een vergeten Burger. - Even zoo zeer is de onberaden ijver af te keuren van hun , die de gevaarlijkfte en driftigfte voorftellen van heethoofdigen'fchoon en verkieslijk fchijnen, en die de gematigdheid van meer voorzichtige heden befpotten , en alle zachte hulpmiddelen verachtlijk verwerpen. — Ook moet men niet denken , dat men iti de Republiek van p ra t o leeft, gelük cicero van cato zeide , en vergeten , dat men zich onder de nakomelingen van romulus bevindt. . , Voords gelooft de Redenaar niet , dat men het oordeel des Volks in allerlei zaken moet raadplegen. Het ^eheele volk moet zich alleen bemoejën, met het vestigen van zijnen Regeeringsvorm , en het benoemen van ziine Vertegenwoordigers. De Beftuurderen van een Gemeeneb mogen zich niet aan werkloosheid overgeven zi; moeten alle vooröordeelen , volksbegrippen, grootsheid, heerschzucht en eigenbelang afleggen; den Burgeren gaarne gehoor verkenen; het welzijn van allen zoeken, enz- Voords wordt deze Redevoering volgends o-ewoonte met voortreflijke aanfpraken befloten. & Wanneer de Bataaffche Burgers getrouw zijn aan deze plinten, zal Nederland gelukkig worden. Mogten de beginfelen ons daar op goede hoope geven. Vrijheid Volksftem en Nationaale Repmfentatie in het waare daglicht geplaatst, en met betrekking tot het Bataafsch Gemeenebest befchouwd; in Brieven voor den Meerkundigen ter overweeging, voor den Minkundigen ter voorlichting. Belangrijk voor dit gewigttg^ tijdjtip. Te Amfteldam , bij Wesïing en van der Heij, 1795» 139 Bladz. In gr. O&avo. De prijs is f: - 1» - : In den Eerften Brief handelt de Schrijver over dat geen, waar "in de perfoonlijke vrijheid vau een mensch beftaat, en welke de middelen zijn, waar door ieder met vrucht zich zeiven kan vrij maken. Omtrent het eerfte vraagt hij Bladz. 3. » Wat is vrijheid ? -—- Gij zult zeggen," andwoord hij, „de vrijheid is het recht ot vermogen, om alles te doen, wat anderen 111 hunne wettige rechten niet ftoort. - Zéér wel, mijn vriend I • 0 Cc 5 *laar  4IO VRIJHEID, VOLKSSTEM EN NATION. REPRESENTATIE Maar vergun mij u te herinneren , dat ik, om van oir recht gebruik te kunnen maken, alle de wet™ rechten van alle wezens, die mij omringen, naauwkeurig Efne! moet, en dat mijn wil tevens hebbelijk geneigdmoe" wezen om.deze rechten te ontzien , Vhun dezX even vrij en onverhinderd te laten genieten, als ik zelf mijne eigene rechten genieten wil, want als'ik d ar toe op de eene of andere w,jze genoodzaakt moet worden P*1** Ik %d* daad m vrij, maar afhangliikja een flaaf. Na aangetoond te hebben, dat uit rechte pligten voortvloeien, bepaalt hij d'e inwendige S neid, „ tn zoo verre de menfchen het vermogen bezitten om naar verftandige regelen, die zij zich\ veTZ. fchrtjven , en die met hunne waare belangen en pligten overeenfiemmen, te handelen." Dan zal ee/mensch waar^ hjk en volkomen vrij zi n , dan moet hij niet alleen inwendig, maar ook uitwendig vrij zij,, , De mensch » zegt hij, die altoos in Haat is, om zoo te handelen ads hij wil, en die daar bij altoos wil zo als hHmoet willen (d?t is zo als zijn pligt of .waar belang van hem vordert) is ,„ dc daad volkomen vrij. " De uitbreid hier van maakt den inhoud van dezen Brief uit ö In den Tweeden fpreekt hij van de burgerlijke en ftaatkundige vrijheid, behandelt de plaats van paulus Kom. \m - Beandwoordt de vraag: of wii riio voor oe vrijheid zijn? komt dus tot de bekende hoofdlklling? „ De Souverainiteit berust bij het volk." Deze ftelü'n^ zegt met-;; ,, het gantfche volk heeft het recht om te regeeren, voor zoo verre regeeren is bevelen geven aan anderen , en geregeerd worden is bevelen ontvingen en gehoorzamen. Maar, zij wil zeggen; „het gantfche volk heeft het recht om vrij te willen," het recht om zich zelf te regeeren, even zoo als ieder mensch oorfpronghjk dit recht heeft. Aan de uitbreiding hier van -wordt deze Brief beftccd. S In den Derden bepaalt hij , wat en wie men in den boven gemelden zin door het volk te vcrflaan hebbe ,, volk zegt hij, „ noemt men in 't algemeen de gei ijke Maatfchappij.uitmaken. Maar wanneer het volk zrjne Souvereiniteir uitoefent, al is het maar om zijne Rcprseientanten leverkiezen, dan wordt het grootHe gedeelte oes volks van dit recht uitgefloten, en men vergunt hetzelve alleen aan zoogenoemde ftemgerech- tig.  IN HET WAARE DAGLICHT GEPLAATST. 4II tijden " — Deze zijn, .volgends den Schrijver,.-1) die ecn eigen onafhanglijken wil hebben, die door geene, perfoofilijke dienstbaarheid of afhangl.jkheid verhinderd worden, om vrij te kunnen ftemmen, en die a) verlicht en braaf genoeg zijn, om de algemeene belangen, over het geheel genomen, te kennén en te behartigen. „ Deïï zijn het,B die alle'en het recht hebben, om de Souvereiniteit des gantfehen volks uit te oefenen, om dat zij daar toe alleen den wil en het vermogen hebben, en juist daar door zijn zij ook verpligt om voor de waare belangen van hunne onmondige of dwaalende medeburgers éven zeer te zorgen, als voor hunne eigen. —— Hier op ontvouwt hij den. aard en natuur der Reprxfentative Regeering, zoo als die na de jongfte Revolutie plaats heeft. „ Onder eene burgerlijke Maatfchappij, zegt hij, „ die eene vertegenwoordigende Regeringsvorm heeft, regeert het volk niet oumiddehjk zelf, het beflischt alle voorkomende zaken niet zelf in eigen perfoon, maar door zijne Reprcefeiitanten. Het volk geeft aan zijne Reprcefentanten den last en de magt, om zijnen algemeenen wil: ,., m willen vrij en gelukkig zijn, uit te voeren , en laat aan hun over in alle bijzondere zaken, die daar toe verëiscbt worden in de plaatfe van het volk te willen." - „Maar," vervolgt hij, „ door deze magt aan zijne Reprefentanten op te dragen, heelt het volk nog ou verre na de uitoefening van zijne geheele fouvereiniteit of oppermagt niet aan dezelve afgeftaan. Neen , het heeft de gewigtigfte van dezelve 111 handen behouden , en deze zijn 1) het aanftellen van nieuwe Reprefentanten , in plaatfe van de geenen, die aftreden, of op eene andere wijze van hun ambt verlaten worden ; 2) het beoordeelen van derzelver gedrag; 3) het afzetten cn ftraffen van de zoodanigen onder dezelven , als hunne pligten verzuimen of hunne magt misbruiken ; en 4) het goed of afkeuren van wetten , die de Conftitutie'moeten formeeren; waar bij men, ten 5) nog zou kunnen voegen het goed- of afkeuren van alle nieuwe belastingen, welke de Reprefentanten noodig oordeelen te heffen." Daar dus het volk de uitoefening van deszelfs oppermagt, in alle bijzondere gevallen, aan zijne Rcpiefentanten opgedragen , maar den grondflag van deze uitoefening in zijne eigene handen behouden heeft, zoo leidt de Schrijver hier uit met recht af, dat het volk niet, J meer  4" gesprek van minêrva ^v^^SSSSkan h$h?-dat dus b*- Vergadering, JS?*n aSf h2 f •"e Ii°°fd" °f Centraa^ door GedepuCrden g^r^S^J"*1^* in aan dezelve voorftellen ?rden ' en waar op de voorftelleo§f meïrT/^V, °f Waar in geraadpleegd en befloten1/ CZe-r VerSaderingen Plaats moeten hebbei 0?»i'J^.etuS ™ gfen feie volk dit toch inzie' dat hZpegC h'l'V. dat het Bataafvoor de aferiMnïe ÏZ 'a C hetJ.21c" bij tijds beveihVe ken ten y f SQt ^ aUe "ude Republie! en Rome verfelg? heeft " - V3n 0ud G™l£nland ^S^Sf^ * twee verwoeskerkelijke tw*edragtif b"rgerliike en dezer part jfchap niet ziin J ]anS de oorzaken waake, dit ^^iff'S^TP»"^0-»*^ volksftem kunnen *Sffi^l,,fiS^Si.eI, lnvloed °P de om te bepalen, op weKnl ~.H,er op gaat hij over, moet, om haar oTrSk ^E?JZ\de volksftem fpreken des volks te bereid -' SSS^**. de r"hte» den Brief met eene aanfnr.ïl P u>} dan m den Vijfbefluit. Welke wij „Tet veel *«£ |faaïï^ volk en die wij, y^fjg^'tGekTul?-beft gelezen' overweeging aan onze LezerfSeveïe^"' tei' Mdere G(f^>r^ ra» MINERVA Wf?/ o RIOPHILUS WEETCr/a. E L E U T H E- fieldam, in den naVt tu,%t ' igeh°uden binnen ^m- ren opgericht l m n 7 " Amfteldam , vva- markt cle Godin min^r JA h ""f ^ °P de Noorderhand een fchicïïootwaarA? houdende j" haare rechteftaan naar en be°eve,TI„tn" Z'J,de geIiJkheid in het aandtndde, terSjiTdeTh r in het begin haarer^^ / ne  met den burger eleutheri0pö1lus WEETGRAAG. 4*3 ne phijfiognomifche kundigheid van dag tot dag in het ■Eeefd ïaï toenemen , werdt nieuwsgierig, om van haar cfr'cfen5 Sar van te vernemen welke hij tar an m ™rht rlnet P-even . en in dit MuUjen nerrmarc, — e ne 1S VZScvoorz^v gelukk g indien de Scïnjverögeene verkouwdheid onder den blooten hemel op dien nacht heeft opgedaan. e^rüvpr» De reden van haar misnoegen is volgends des Schrijvers ongave dat de vrijheid hier te lande nog een weinig Spel'is onze gelijkheid eenigzins hinkt, en de broeSeSaP no°waT veel over beide zijden mank gaa ; ; tel e drie bukken hier in het breede worden behanded en bewezen; jammer is het , dat, bij veele blijken van bedaarTeid die de wijze Godin in haar g^rek betoon te bezitten, zoo als het verftandigen betaamt, die in deze om wenteling, volgends haar eigen gevoelen niet alles , om der nieuwheid wille , begeeren af te breken , zi 'nogthans voor de afbraak pleit, immers; zegt z j op Jtefe.V „Ik wil met mijn fehietloot de» b«rger ei inapyeeten te verftaan geven, dat het elk en een ïege " SP zonde? onderfcheid , thans geoorloofd is , om " Se ambagten, kunflen en wetenfchappen, waar toe " h f ïcl zeiven in ftaat bevindt, vri en onverhin" dPrd mt te oefenen, indien hij zich maar alleenlijk ' " Aderen te willen betwisten, en hun in het ongeftoord " oenot van dezelve hinderlijk te zijn; dewijl alle men" fchen in 't gemeen , en alle leden eener burgermaat" fchapph in 't bijzonder, onder makanderen gelijk " zïnde de een geene meerdere vrijheid genieten kan " dan de ander; en derhalven alle bijzondere rechten " en voorrechter van Gildenbrieven, als anderzins, Z d"n nu ook natuurlijker wijze van zeiven moeten " WaarliikTiier beginnen wij aan de geloofwaardigheid van den Schrijver te twijfelen, of hij minerva wel Oproken heeft, want Julk.eéne ^waaze redenee^ing kan immers niet van de :Godin der Wijsheid afkomtog wezen; meenigmaal dachten wij onder he lezen, zou het ook eene andere minerva geweest zijn , daar toch de oudheid 'er wel vijf optelde, (*) ™™dfp Snerden wij ons, weder, dat de Schrijver b.j^de (») Cicero. IV. D, Lib. III, c. 23-  4H GEf PnniC VAN MINIïftVA m^^^Sm^ * ^^en heeft en deren ^ftiSBè^JnSS^Ü I» van al dit niet gezegd 0f gemeend I SS ^,,kan M'™v., Atheenen* den grooSeT i?,,' 'bbe",' daar ziJ zelve in "iet tegen'de LDaM §'ehad hebbende, zich dan kunnen wille„ dat rn§/ verze^e, hoe zou zij Schappij, elk n net mia vf0f der Maar" ocfening Van eenige kwm of \T ' t0t de uitwerpen, zonder vooraf f Wetenfchap zich 0p te dan in zoo verre S L 06 Se1»alificeerd te zijn bevondt? - We/S lK »e in fl£ zich «jral^&f^^?! dekwakuwe bul niet nbotfij?,$Jfi&*PdS gevoelende, heeft ervaren Apothecar's fonó ™ • 8 J Ziekenl als een onken, waar m?QiWm^^h 'daar zal ™het völgetfde7b» Ook aan ziin gefprek fc»&$Ï8ï&8i ^JW* % toch kan vermoeden, cht de f'ndin AofwaaFdlg »; wie haak! hebbende, dat zi over d£? 3 fe Wysheid > ver' zoo fpreekt? ^MfwS^^k onder§aa"» „ les het gevolg zal M$ n"f -i" Vat "U van dat al* „ dagvaard ej , aldaar gecompareerd ï&Xïïk S"' 5, ik in den jaare 17R7 ( „ u;,- „, suli ^jnae , alfchoon S loeien, jn Jpubheke fll,min?tide^vroefe>-e gelegen„ baar heb vertoond Z ten minft 'J "S* !d '£ °Pe»" „ het Rechr zal ^oordeefd worden ,D ? !#*B va« * gelijk te zijn; 1 lnV°0f f[n' ^eVniJne T<*«- „ ven hoofde, alsmede, om dat ib L ™orich^ „ Godsdienst doe , en nochté met 1 , SteIlJken „ nog toekomenden Heiland verwSt VCÏ°J™ „ Christen in eenen reeds lang geboren de" .. loove , van de Rechten van den»WSï" ge" „ zal worden uitgefloten - dat eenVn 1 e" bllrS'er » PPtefl moeten.» L* & ^ J r*M zal * gï MInéeva dwaas en flegt 3éï kbrt Sfe ^ of zoo veele blijken van gemati« "a en onpartijdigheid , wellen de S/S'? «wijze -ijfelen, of A*^^^- ver-  j»lET DEN BURGER ELKUTHEMOPHItOS WfcETGUAAC. 4*5 verfchillende'politieke en Godsdienftige gevoelens, verfchaffen zouden? Op Bladz. 58, zegt men, dat minerva zou geklaagd hebben over de kleeding der armen Burger-weeSm men ondertusfehen menschhevender. geweest fatégen de liverei- bedienden, met den wapenrok hunner Heeren af. te fchaffen. - Daar w,j_voor ons het Sts beteekenend vonden, of de livereien al of met «dragen wierden , en men in dit geval misfchien met kwaad zoü gehandeld hebben, aan de zwakheid van eenige hoogmoeten toe te geven, door zulke kleedingenniet af te fchaffen, daar de bedienden dezelve vrijwillig droegen, en vast veel liever, dan den rok van een' foldaat,- - zoo gelooven wij, dat hvereien af te fchaffen oneindig minder gevaarlijk is, dan het ontnemen der gedistingeerde kleederen aan de Burger-weezen, want deze dingen ftaan niet gelijk - zoo noodzaakhjk het voor den bevelhebber is, zijne onderhoonge manfchappen n goede orde te houden en deze daarom op eene bijzondere wijze, onderfcheiden van anderen, iijn gekleed, op dat men altoos bij eenig wangedrag hen zou kunnen kenbaar maken , even ook zoo eischte de; goede orde, dat zulke'weezen, die in de Steden zeer «Toot in getal zijn, door hunne kleeding kenbaar zouden zijn, zoo dat in plaats van hier in eene onmeedogenheid te verraden , men eene zorgvuldigheid voör die ongelukkige ouderlozen aan den dag legt, die door hunne kleeding meenigmaal der verleiding. wierden ontrukt, en in hun gewaad zeiven een' voórfpraak medebragten, waar door de baldadigheid weêrhouden werdt, hen te mishandelen. Even zoo ongegrond wordt op Bladz. 59 over de onderdrukking der Roomschgezinden gefproken ; door welke redeneering en meer anderen, de Schrijver tlegte oogmerken verraadt, om het misnoegen en de verwarring, die, helaas! in ons Vaderland al ta veel plaats heeft, nog grooter te doen worden, en daar door den ouden ftaatkundigen regel op' te volgen; verdeel en regeer! Proe-  416 E. V. v. O. TJK?™0?^™™ tijtel zou men verwachten dat flaat het maa^SfoSSJ*1^ E/Mwel be" gaan door eene bk^iolrS^m^ w°ïdt ™olSf8*zaaklijkheid, om d e Ve e l &lSa ë' °ver de nood- onbillijk zij. H«: if de St*'11110"331' billiJk of gevoelens te beoordeelen ££ ^ . Vln e/n Re«nfent die PPn\rhr-- ,maar de kracht der bewiizen b en? e, 1 w;-V°0r--2ijn °PSegeven gevoelen' bij! vvi nu'd ze CiiS/^r voo?n8t' — Wanneer &$g&*u o„r vSfi.ru? sas worden aangewezen 'Fr h,.hn , F*™1 en intrest Nedeïndfche vólk ^°t"'e *" hiiPPtheefc heeft Set kerkel ik" Sederen net M!?emde westelijke of * -i «fes Sfssa^^- — die  proeve van betoog. 41? _ die «roederen waren eertijds het eigendom der NeT i jr i - Tfprfcp dat is. van de gantfche Bataaffche derlandiche Kerke, oat is, v Nnrie in betrekk mg als eene godsdienstige uroeaer fchan De gantfche Natie kan van dat wet ig eigendom 'nimmer onuet worden. Maar wat gebruik kan nu Tvnlk vanNederland beter van deze goederen maken tn ze te verk aren voor Nationaale goederen en 5«zelve? provenu te beftemmen en heil.g te ooen d,ederzeiver pro verfchuldigde renten van de Sion^fcmilt en'ware het mooglijk, ook om deze terSS^t, of de enkele opgaaf van dit argument zal reeds genoeg zijn , om den ^ krachtloze van hetzelve te doen gevoelen. -~ Dc bchrij v r z gt zelve zeer wel: „ De geestelijke goede™* waren eertijds het eigendom der Nederlandfche ker"ke dat ÏJ van de" gantfche Bataaffche Natieys tn tor, betrekking als eene ^sd^tl^clerfhap 7 i waren het e gendom van alle Bataven , niet ais lm^J***<»**™ llCt eigendom der Natie , inlaare betrekking, als eene godsdienstige Broederfchap. Die keikeli ke goederen mogten volgends het oogmeik der Donateur» ,b nooit tot burgerlijke ^ moesten tor «ndvruchtige gebruiken worden aangelegd. — Maar ,oe C« nuVlluitrede van den Schrijver ? De kerelijke goederen waren het eigendom der Bataaffche Natie, bepaaldelijk in haare betrekking als eene godsdienstige Broederfchap. Derhalven moeten zij nu gebS^orden tot burgerlijke eindens , tot vereffening der Nationaale fchulden. - Hoe naauwkeurig wij ook zoeken door te denken, *£ kunnen volftrekt met inzien!noe dit befluit uit de prsmisfen volgt. W.j woroen in tegendeel, onder het indenken van dit argument , ten vollen overtuigd , dat als burger befchouwt geen enkel Nederlander eenig recht heelt op deze goederen, maar wel als lid van den Christelijken Godsdienst , en dat het gantfche gefchil, welk Christelijk Genootfchap het'recht zal hebben, om van deze goederen te jouisfceren, daar gelaten, dit ten minsten zeker is, dat deze goederen volgend, de intentie der Testateurs tot geene andere dan tot godsdienstige eindens, mogen gebruikt worden, üf hoe? Zou het billijk zijn, wanneer er onder de Mennoniten, Lutherfchen of Remonftran en, menfchen opftonden, die wilden, dat men de fond lei., vad.bibl.viii.dkkL.nO.o. Dd  4'8 e. v. v. c. die intdruklijk aan hunne Genootfchappen gemaakt zijn oeoruiRen ,om daar mede hun aandeel te betilen in de burgerhjke belastingen? Deze fondfen zijn immers Lt n ,00 '^rMennotme of Remonflrantfche GeSn Ip' „T -ft *'J t0t 8cene andere dan tot godsd n ° Oo dë in ••llt'n "V" ^^ëerdwot «ootfchnnSfn r ^ ^ ? het "elcgen met de GcBooticnappen: 7o/ »*| tw« het Algemeen, Tot Verdeed!- iFU&fr y^f^GodsdLt, dat ;l cn anncien. Zou het niet tegen alle recht pn iïr?de «te ï£ ffÖef X**» mankgaande «uitrede j £ m 'S,eld door. deze ^rekking als leden 'deS Sn^^ffi^SS zij ook ons eigendom als burgers, en wij mogen ze tot a,,e e.ndens, waar toe wifwillen, gebruiken _Ü Dit fclnjnt ons zoo in het oog vallende te zi n ^ wij ons voirtrckt niet kunnen" begrijpen hoe ' een mensch van eenig geSotfd verftand, ter'goede trouw he ttegengeftelde zal kunnen (taande houd E° wij ConS'tic £?£ °°Se"biik aan, of de Nationaale Comentic zal deze jtuste onderfcheiding: „ de gecste- " iSS V "l WaJ'e" Ceró-fds eigendom der Ne^i ' Natie „/ / '/at 3 Va" de ^"rfche Bataaffche " Jh&\ burgerlijke, maar in haare ?ods- ^ fensuge betrekking," in haare deliberatiën over cit onderwerp Wel deegelijk onder bct oog houden! _ Het geen cle Schnjver aanmerkt over de grootheid ter z,,k 1 ^1 °"Zen ?natVdit d0et « ^ ter zaak. - Al waren deze fchulden nog eens zoo groot, dxt bewijst zoo min, dat de geestelijke góed ! ren tot vereffening derzelve gebruikt zouden moeten worden zoo min als dit: bewijst, dat de gantfche respeftive mboêl van den Schrijver daar toe zou moeten dienen. Dc vraag is en blijft, bezit de Natie deze goederen in haare burgerlijke, of in haare godsdienstige berekking? Mogen z-ij dus tot burgerlijke, of moeten zij tot godsdienstige eindens worden aangewend? Hoe ongelukkig de Schrijver ook tot hier toe geredeneerd heeft, hij waagt het echter nog een ftap verder te gaan, en zijne ftelling is deze; dit is ook het ' eenigst  j?roëve van betoog. 4*9 Ceiiigst gebruik welk daar van mag gemaakt worden. Ziet hier zijne bewijzen: voor eerst» die goederen weider te hefteden tot het Vinden der onkosten van de godsdienstige Vergaderingen, zou eene onreehtva^ leid zijn, jegens die geenen, die in .°P"cl«'^e« overtuigd zijn, dat zij het b.jwoonen van openbare godsdienstige Vergaderingen met behoeven. Dit :s op lezelfde wijze geredeneerd , als of een lid van. de Retoonftrantfcbe Gemeente zeide:. „ Ut behoef de open„ baare godsdienstige Vergaderingen met mee Daar ' echter de fondfen die voor deze vergaderingen geV fchikt zijn, mijn eigendom zoo wel zijn , als dat % van andiren, ioo eisch ik, dat zij tot andere ge| bruiken worden aangewend. Anders gelchied nnj 1 onaehjk." Daar de geestelijke goederen darden Schri ver zelve erkend worden het eigendom der Natie te zi n, niet in haare burgerlijke, maar in haare f^JtyJtm betrekking, als .eene godsdienstige Broeder* fchap f zoo fpreekt het immers vah zelve , dat dia wijze lieden, die de godsdienstige yergatogen met .behoeven, geene godsdienstige betrekking hebben, en dus glen het minde aandeel aan deze goederen. Waarlbk, e ï verftandig man moet bloozen, wanneer hij iift, dat hem zulk een ongelukkig bewijs uit de pen 'geHet"twe'edTbewiïs, dat de Schrijver bij brengt ten ftetooge van zijne ftelling, dat de geestelijke goederen tot geene andere eindens mogen gebruikt worden, is dit: indien dezelve tot godsdienstige eindens hefteed wierden, dan zou dat moeten gefchieden of ten gevalle van èen godsdienstig Genootfchap, of van alle zonder onderfcheid. - Maar beide is ongenjmt. Derhab- VeDe~b7wijzen, die hij voor het eerfte heeft, ftffiftgf ■wij niet beoordeelen, wijl hij ze niet bij brengt, hij decideert dit ftuk met te zeggen: dit behoeft geen betoog, Hii zegt wek, dat de Gereformeerden federt twee eeuwen die goederen door ufurpatie hebben bezeten; maar ■bewijs voor deze ftelling hebben wij in dit Gefehrift miet 'kunnen ontdekken. De qinesti is gefchiedkmidig* ■en zou dus, uit het geen voor tweehonderd Jaaren eW vervolgertds is voorgevallen, moeten worden opgehfeV Iderd. Maar daar de Schrijver zich hier niet in begeeft, izöo kunnen wij 'er ook niets van zeggen. — lot verDd » vrt>'  420 *• V. O. vrolijking gooit hij 'er hier een grapjen onder ru Gereformeerden," ze°t hii ™~ ! Z'T De „ geen zij boven hun wetti°- aandeel „u- J 1 „ genoten hebben." — Nu dat i ' t'" men tusfehen een diep betool' ij, • kwaad ' dat lever kan doen fchudden ^1 * WeIk de voor Tvonr b i ' ■* zc&t : "iemand za hier voor ^voor de ftraks opgegevene ftelüna^ „„;, betoog vorderen dnn • irtul"gJ eer"g "ader traftement. De eeri^k 1 u e,en D°n""ees aan te weinig heeft om % 7 WCet' daC men daar ven. Wie in har i?J£ Ieeven'en te veelom te fterfatfoenlijk te ke en VZnUl- T «ft** het de zaak is ^vOotÊ^fS^r n" 00rdeeIt' d;lt voor het behoud der SiiS'i^4lka^> om Hellen. Dat is e2?| ft in de te welke anders al de la t l ! , Gtn>eeiitens, op aangaat, het moet hun om hér Wat hui1 %fct, zij gefalarJëerdwoSe f ^rff^ verandering n dit flnh „n™ L vecll)gt, ze|rs is eene deelig. Hoe fW het ^rT " ,wenkheJi k en vooraiUien, daar Tecr % uuö te veei Godsdienst onder de  PROEVE VAN BETOOG. 4*1 de Gereformeerden, dan dat zij zouden kunnen befluiïn hunn openbare Godsdienstvergadermgen geheel e abandïïeeren. Bn fchoon bet dan noodig zijn zal, om lït geta der Predikanten wat te verminderen, zoo foTeekt het echter van zelve, dat men dat met m eens Joen za 1, maar hen allengs tot op het bepaa ge al Taten uitfterven, en zoo lang z.j *^"*Jgf'5 door het Land met hun aangegaan, heilig houden, or. hun behoorlijk dedommageeren zal. . Op dezelfde Bladzijde zegt de Schrijver, dat hem niet onbekend is, dat fommigen de ^odanigen dm voor zijne gevoelens uitkomen, beichu digen a s oi «j jegens het Gereformeerd Kerkgenootfchap n.e broederj| handelen. Wij vertrouwen het tegende 1. Gods diensthaat en onverdraagzaamheid zijn al te laa , «j verönderftellen eene al te groote. •domheid:, jjf" Jf^*J die in deze dagen der verlichting, in verttaudige en fc d.fenters die weten, dat geen haat en vervollm° maar alleen redelijke overtuiging in het (tuk van Godsdienst iets vermogen3, zouden kunnen verbnderfteUen. Of 'er echter niet bij fommigen een oud zeer zit, waarfan zij nog laboreJen , en dat hun tot handelwijzen die niet zeer broederlijk zijn, aanfpoort; dit.laten wij aan de beoordeeling van hun over, die ^woon zijn het menfchelijk character te belhideeren. Dit is ten minslen zeker1, dat het Gereformeerd Genootfchap m eenen geldeloozen tijd als deze is, ^een^vam^lee^e^beLven , en hetzelve in de noodzaakhjkhe.d te brengen , om bij hunne buitengewoone burgerlijke las en, van meet af aan alles te bekostigen, wat 'er tot hunne culte verëischt wordt, het zelfde is, als hunnen^openbaren Godsdienst op eens den doodfteek te^ geven het geen nooit door hun aan broederlijke oogmerken zou kunnen worden toegefchreven. ,ai«Ptl Alle godsdienstige üenootfehappen op den zelfden voet te behandelen, allen uit de geestelijke goederen te betalen, hier is onze Schrijver ook tegen en fchoon wij ons over de ftelling zelve met uitlaten, zoo komen ons echter zijne bewijzen met dan de voorige. Vooreerst zegt hij: met een burger mag uit 'sLands kas gefalariëerd worden, voor dienften, welke hij niet daadlijk aan den Staat doel:. D. Schrijver verward hier jammerlijk: gelalaneerd te woiden in 'sLands kas, en gefalariëerd te worden uit de Dd 3 ⅇs  voor dieniten aan dn f terd ^rden, dan alleen zouden op ziine verder , Ë"St Sedaa». Wij werkingen1 fe^^^^Jf* VS™** aj dat wij geene iïadeilSi Ij berill"eren ons, ven, L*niït?££ gêbS^uTt tTd ^f*0' fch^ rede wij dan ook raef lf deien5 °m vvelke 3eenng der Armen voorkomt den i Z T ,"aU?naali* jen zelve verwijzen. ~ ' e Eezer tot het Werk. Verhandeling betref ende den oorfprong der ongelijkheid welke onager het Menschdom pllts vindt, den waar op dezelve rust. Door j. j. rous /a! «yuteraS, a nas 21j1.cn wezenlijken ftaat te rug te ES," k, ii teq  VERHANGING- 4*3 ; om deze te kunnen bekom en. J . genoegzaam kenmensch in den ftaat der natu wmen bcpaalen f nen , het te vergeefsch is oc Z1}ne welke hem werdt voorgegeven„g ^ p gefteldheid bet best mooe keviug met bedaard- wanneer men de menlchejke« betracht,, zij heid, en als een b^11^/^ het geweld der magugen op het eerfte geacht metdan ne „ ? en de onderdrukking, waaj onodat mcn zich aan ons oog ten toon khijnt e ip , ^ der ontroerd en verbitterd^ev^H^ vin Qm de ver eerften, terwijl g™^. _ Dat, zonder blindheid der overigen te bewee mensch eene ernstige, ^d^^%^fW^ van zijne natuurlijke ve™>0^ im'mer zal gelukken de wijze ontwikkeling, het-^ ^me in den behoorlijke onderfcheidingcii tt i n een ge, tegenwoordigcn ftand der zafcen , ^ ^ jat wrocht van den wil der god ^ aangemaugd geen af te fcheiden, wat de heeft," enz. „ _.ot de Schrijver 5/«rfz. 4> h1-le't wezenlijke der■ vraa, gj*^ J der beftaat hier in: V.da ^Ueurig aautoone, wanneer „ nisfen , dat tijdftip naau vi » ts van het ge_ het recht, het v^/w^ ^onderwierp^ en tevens weid verving, aan dewetten en(-chakeli.ig van ontvouwe door heeft kunnen be- fchijnbaare wonderen de Ituue ^ . " duiten, om den zwakken ten ai h(jbbe »boe K ri^enrSel "denkbeeldige, i-ust, ten "Na de pW^j£J5H?to tnchtCn /a t£ der, Maatfchappij naauwkem ? heid voorgedragen fpooren, in alle hunne ve cheu d,t & tJ hebben, verklaa tdSc^v te voldoen, eene om Zoo veel mooglijk aan dc v B volken S zal trachten ttWJU |g dcll tegenwoorfchikt kan wezen; of bevev t j dlt ftuk di en tijd, *K*Z? *tM^»* te" ehUVC al,frU beftemd zij, ^^^JZfS welken h« L^T t  4»4 T' r r o u pÈw^n?l%%Z Htf* dathij de iesfcn, te ^Sfe^^ menSCMOm' de volgende bewoordingen • V° °ntWerp> 9, in verwaardig u hfr' ^ ^^kbeelden u bezielen! »S *fct hier uwe gefchieden* ^ ï Ziet hier--- .* heeld heb die "te le'en ' f 0?amg als ik mi) ^ »i de boeken uwer nat urT.^ " ' in » zelden aan het Lee^ï genooten » die »«ch niet ri ven , maar ff ^ k der 0!Waarhe^n overgeef », "immer aan eene logeTfchulL T' Welke *ic!l » ik van haar ontleene zToL^ ^ A,!es' ^ f6"'. e« "iets, dan het eeen ^ ,S^aar zeker we4 ien, van mij zeiven veJl.Vr 1 ' M,nder het »e wil* va,sch zijn.' De ri^e"?ïJ^n^de; rae"S^ k» n:oeten zeker zeerJ vérre van déVk thaRS gewaaê'e' V zij": dan, hoe weinig, ^JZuT^^d " "aar «t geen gij voormaals w rfeIlJ-kt giJ nu ... >k mij dus eens uitdrukke K 1 Het ,S' °P dat v "acht het welk ik than^ tr,h ■ kven van uvv ge- V va" de hoeda ig eden en ? 'IJre!1 WÜ' in S^oléS V. weleer ten deéle vielen e/ge"fc,!aPPe" , welke &u •ï Mappen, Welke ^'^^eden en ei^' lebben kunnen bederven ft gewoomens wel V. l£\Tmer ir' fiaat wa"en XllT e" 2ii-eCiKer V Lr beftaat, dit gevoel ■> mö J te vernietigen, A Perk, waar' op d&e ei Lïe Tel*\ * Wd' een lV , ichouvvden, mensch «„^ gaan wilH°P idl 2e,f V g'J,7«lt dus ook dien e L de ban b,iive"; „wel e„ vpor?ekerTOSn^^\ biniN „ fchakel van wezens in deze ?ch,n ? dat de zelfde ».» gij een enkel ondeel uitmaakt ^T"P Waar Va« « beperkt gebleeven , zon£z c'h trl 'gi m°gt ^ zeiven te verheffen. T n„ÏÏ mn,er boven den•» Jaa'- » g'J u werkelij! beS ,n°^r de" fta"d» « den, welke aan uw oneSir ' 7 dlt wel om re« •dt'?e ^~«;e^  v e r h a'n deling. 4S5 veris de lofrede uwer eerfte voorouderen, de fterk" (te berisping voor uwe tijdgenooten, en eene ont? zetting voor die geenen , w,en het onge uk zal te % oeurte vallen , van u in dit leven op te volgen, " K^*ïf£ Gefchiedenis van het Mensch, dom inden ftaat der natuure doorloopende, verklaart zich, Bladz. 77, tegen het gevoelen jan «obbes, 't welk hier op nederkomt: „ dat wijl de mensch oor fpronglijk geen denkbeeld van zedelijk goed konde vPormeV, hij van natuure boos moest zijn; dat hi., volftrekt ondeugend wezen moest, naar dien de deugd hem niet bekend was; dat hij dus fteeds aan zijne natuurgenoten die diensten weigerde, die hij niet. oordeelde dezelven verfchuldigd te zijn; en. dat lnj, uit hoofde van het recht, hetwelk hij op alles, met reden meende te hebben wat hij behoefde {f), zien reven* dwaaslijk verbeeldde den eenigen eigenaar vau al het gefchapene te wezen." , „ 11 o e bes " zegt de Schrijver verder Bladz. So, „'heeft geenszins ingezien, dat even de zeilde oorzaak, welke den Wilden verhindert hunne rede genoeg. Mam te gebruiken, gelijk de rechtsgeleerden willen hun tevens het misbruiken hunner vermogens, op zoodanig eene wijze, als hij hier rtelt, volftrekt onmooglijk maakt; zoo dat men dus zou kunnen zeggen, dat de Wilden juist daarom, wijl zij niet weten wat het is deugdzaam te wezen , echter nog geenszins boos zijn. -~ Buiten dien beftaat 'er nog een ander grondbeginfel, waar aan hobbes niet gedacht heeft, en het welk de brandende zucht voor zijn eigen welzijn , door een aangebo. ren afkeer om zijne natuurgenoten te zien lijden werklijk maatigde , daar het den mensch ook in de daad gegeven werdt, om in zekere gevallen de woestheid zijner eigenliefde, of de begeerte van zelf-behoud, welke 'hij reeds gevoelde, alvoorens deze eigenliefde nog in aanwezen gekomen was, te verzachten, lfc^e- C*j Hier fchijnt de vertaaling , ten aanzien der Conftruftie, zeer gebreklijk te zijn: ten minften fchijnt het ons 10e, d« Jen hier behoort te lezen: het velk hij op alle* «at htj behoefde, met reden, meende te hebben. Meer degelijke gebrsken zijn ons in de vertaaling voorgekomen, Dd 5  426 J. J. ROUSSEAU, VERHANDELING. ri°?h,niet Akt m6 ""erminste tegenwerping te moeten ïpr k Sd ,..?eke?ne ' welke de ftrengfte beoordeelaar zich /eTf'nïï£ van den men ch ï t h er van h V°n/5n WaS hU" t0e te ftaa"- & fPreek zon ~ eene eigenfchap, welke aan zoo zwakke wezens, en die aan zoo vee e onheilen onderworpen zijn, ten vollen voegt _ eene deu "d def Lle^oomnepene- ^ te nu»^ voor¬ ken" SÏÏ; f» naardlea ziJ biJ hem het mazoo leer a"e'bedcnklngen /eeds voorgaat, en tevens daar van fJ«"?atUUr ^ rUSt' dat ook de die*** flaai van fomwijlen zeer merkbare bliiken "even éSto £? K de tederhdd' ES v^ de gevaren Hf Y.00',,1»»" Jongen betonnen, en voor te beve h"en n 2IJ te,lkens tarte»' om dezen hier rnXn -t i g ' flegts het mi»fle gewag te willen men da«*Sik, ™? "°fg fl,egtS tC doen*opmfrken, hoe Ee? JJSÏÏf* L' dat de Paarden den grootften afkeer toonen van het vertreden van eenig levend fchep- £'t bSn w'anhet Tdk nkt eenige aandoeningSi van ee Zlr IT™- V00rbij het doode »ch«* die di Va" ,Zljn foort 8**M zelfs vindt men 'er, loeiie, van ZT Zekei'e Wi]ze begraven' e» bet treurig dreven 1 vee wanneer het in een vlceschhal getoSfe^8Wij? ^n klaarften, welk een indruk üet ;argn slijk fchouwfpel, dat daar zijn gezicht treft de 03*35 T^' DUS 2iet men de» Schrijver v n de fabel der bijen ook met genoegen gedwongen, om n den fterveling een meedogend en aandoenlijk wezen te erkennen, terwijl hij in het voorbeeld, het welk ld daar van geeft, tevens op éénmaal zijnen gewoonen kouden, fijn gefponnen ftijl aan eene zijde ftelt en f£fen0D%-bet rtro^Dd beeld Va" een me i ^h te hnbeï V" ' ^ hlJ Zkh Zelvcn opgefloten vindt, 5 " J"e gevangenis een wild dier aanfebomvt, Xzelfs zwall e'fT m] J. van der Scheer, j7Qö iVriÏj t' T" Coev°rten» «'elke cane van Gecommitteerde IteoSLr P' V0,Sends PubliDrenthe, in dato den i5 Nove£r ^ h!ï\ ^ V°'k Van Uit deze Lijst is blijkbaar , d« In 3K, r r'", "'«^^den. het Landfchap verdeeld is , gevondw wnrL peIen' waar ia en iQ238 V^™^ De Euangelifcbe verhalen van den F,™„0r munten uit, in natuurlijke" fchooS?g " J0HANNES KI zijnen waaren naam, en draai XiH,J .noemc a"« fee gedaante voor, en hij weet d^J "ne e,fi'en natuur' te plaatfen, daar zij'zich 1 TJcchnLT^6" in dat licht op de tederfte zijde trefFerf ku nenVertü0D?n « het hare Zonder een enkel woord wlar , "de'hif wf. f Tg<$ °pfd,ik' doet hij dat, en niets houdt h aïteï' H r *,°f fchittere« Voltoo'ën of bevalligheid en kr eht hi T\ fchi,derij ka« mm beoordeelaarf van dit foor v ? Ver'landiSe en onzelfa aulken, die in dit getal n> .r nn "?? "-' ,3 WM Z6g i" ft geheel geen achdng^ebb» vooïITu %menC^ ^ wen Testaments, hebben* zK^^^"'S fs Nieu" kennen. Trouwens men kan de proefffi ,ft?' T dat te er' en eenig treffend Huk van zijn E~Z , Sjj Zelven neme" • men 'er het verouderde „«WS ""hezen; wanneer -f rekent, zal men de h^^ffSSO£ ^"«Ing erkennen moeten, en men zal zich mnV,f <• P Z'ch zelveu verhaal van eenig fraai vernuft'l*^"^*?" fterker op mi gewerkt? Die is iriSt j tw eeuw ooi« verflag, dat hij ons geeft van den ^ m* van he< lazarus, datdoor d^ choonheid vr^ de °P^kk''"S van de edelheid en tederheid S^ndo^r^-^*^ "' en ging brengt, boven alles voor ff E' '6 h"in beweegelist JOjhinnes gefchikt was, en d t hH ^ ^ Euan" uit/oerigheid behandelt C 1J tevens ^ vrij veel DicTterin'bSSng^S bekwaatn doei.  LAZARUS, IN VIER BESPIEGELINGEN. .4^9 , a™, Hit is de vraag? Het is de vraag, of hij eenig uitzicht kan hebben, dat hij voldoen zal, aan de hooge-verwachting, die ziin Lezer van hem heeft, en natuurlijk hebben moet, dat het verhaal van den eenvouwigen joh an nes, door z.jne vernufrige uitbreiding en aanvulling , nog veel meer fchoon , nog vee mee treffend voor hem wezen zal, dan toen hu het voor df eeruemaai Set behoorlijke infpanning bij johannes las? Wanneer wM hier op een weinig nadenken, dan komt het ons voor, dat zulk eene onderneming van vooren befchouwt maai-eenen «er matigen uitflag belooft, hoe groot anders ook de bekwaam, beid van den ondernemer wezen mag De Euangenst jo hannes die de moeite nam, om dit tafereel zoo uitvoerig, zoo meesterlijk te fchilderen, wist best hoe ver hij gaan moest, mi Wi noódg had, om hetzelve treffend te maken hi] bragt dat alles bii een, en gaf aan hetzelve zijnen noodigen omvang. Meer u tbreiding zou hier gefchaad hebben , het zou de uitnemende fchoonheid van het geval , en van het verhaal , die nu Sel in een klein veld geconcentreerd is, te veel verdeeld, en dus het geheele tafereel verflaauwd hebben. . .. Dit was ons oordeel over dit onderwerp, toen wijjet Boëk, dat wij voor ons hebben, in handen kregen. Mooglijk hebben wi hier in mis ; mooglijk hebben wij 'er onder het lezen van Tze befpiegeling te veel gehoor aan gegeven Dat moeten wij aan de beooraeeling van anderen overlaten. Maar w.j dachten, is het voor eenig Dichter in de wereld mooglijk lazarus opwekkng meer treffend, meer belangrijk te maken dan johanS«gedara heeft? Zal eene uitbreiding van dezelve, ui Vier uitgebreide befpiegelingen , het treffende dat w,] nu >n deze ve vinden, niet te veel verdeelen , niet zeer verflaauwen ? En hoe groot de verwachting ook is, die wij anders van den Schr.wer van iakoba van beheren hebben. Wu durfden ons met vleien dat hii hier aan de zeer hooge verwachtingen, die de tijtel van zijn Boek bij veele Lezeren verwekken moest , vol- d0Wii'!hebben deze befpiegelingen doorlezen Ze zijn fraai. De charafters zijn wel gefchilderd en worden meestal goed .ftannde gehouden. De uitbeelding van het huislijk geluk , in het huisgezin van lazarus, is fchoon. Zij behelzen geene burerdichtf-len, dan die de Dichter noodig had. en die hij gebruikt, ziin meest met veel oordeel, overëenkomftig met den aard van hét onderwerp , cekozen. De Godsdienftige bevattingen over fommige zaken zijn zeker die van den Dichter. Anderen denken daar anders over, en zouden van de hunne in zoodanig eene uitweiding gebruik gemaakt hebben. Hier van valt niets te zeggen. Hier en daar heeft ons de Dichter getroffen; Het lezen, van fommige (hikken heeft ons tranen gekost. Maar met dat alles zijn wij van ons voorloopig oordeel, of vooroordeel, wat he? dan ook wezen mag, niet te rug gekomen. Dat geene, dat hii aan frank van borselen en jakoba van beije- ' REN  430 HAMELAO'S OEDACHTfiff ken gedaan heeft heeft hii. naar on« n,wQoi niet gedaan. — Moogli k ion hu ^.°?rdee'' T ^/izarüs haal zeer knrr u ■ f ge,ch'edenis, waar van het ver- «dj zeer Kort is. Men is daar van meer mrp«iw rwv. breedvoerige uitweidingen zouden wij tenS vfn t £2 \We onderwerpen niet durven aanraden aL •- " foorr£evan Euangelifche gefchiedenisfen Z0%1 ^ °PZichce H a \i e l a u 's gedachten ir * n ,, flapeloze nachten. Tcf^'**' b'J Schneider en Comp. ttM m« Pt * t gr. Oclavo. De prijs is f: . l6 . : '9 Bladz' tn Men ziet dat zelfs de tijtel van dit Boek in rüm ii 7™ is ook de Voorreden aan den Lezer; J 00 Bedilzucht moge mij affchuwlijk boos benijden, Een fcherpgepunte pen mijn waarlijk (fout bêflaan Om, flegts in 't rijmersveld te treen, zeer fel bellrijden Het deert me niet, wen maar mijn Vrienden zijn voldaan, Aan dezen, wier verzoek mij flerk heeft aangedreven. Om t geene ik nu en dan, fa eenen (lillen nacht,' Had m de pen gevat, ter Drukkerij te geven Aan dezen worden thans mijn Ietteren gebragt. Leest dan, mijn Vrienden, leest met nut dees mengeldichten. Zijn ze wel met van fmaak voor een verheven brein, Ze zijn toch van uw fmaak - en dit kan mij verpliehten, Om voords (zoo 'tGod behaagt) tot uwen dienst te zi£ jen?d^£en Z£\^^eT! "V' der gerekend elk geen voH MS d°°r m*lk™' Jn een gedrukt, zoo dat mhéSw M 'JÏÏ % VA di*t » te  ÏN SLAPELOZE NACHTEN. 431 * r,;r i(! w oordeel van den man zelf over zijn wij Ünenfeïin het geheel geen ongeil* ^Zr dat verwonderd ons dat hij f^ff^^S , thans zijne letteren.gebragt worden een zoo g h ! RA*egggfofc^ S [ foort van Opdragt, zoo maar ronduit te zsè°LU' " n • ven. Anderen zouden oordeelen, da zij naar loc " , ■ ! S leevendigfte unren van den dag behoorden t^efte°en, m ' «ettw de geen de meeste vlugheid en levendigheid neett. iiti Tw ar de"Ridder cats Heeft ook zijne gedachten .n flp^ Lr nachten uitgegeven : maar tusfehen cats en hamelao ; Opdragt^zeggenwhkum.nwijnietw^ , n-0g tot kennis van onze Lezers brengen. Zij is te vinden in de NAREDEN. Gii Lezer, vindt alhier, uit Dichterlijke fehriften Een vingerhoed eSSaft — wil daar niet over ziften, Want fomtijds wordt wel iets, het geen ter zake past, In iemands eigen werk uit andren ingelascht. De Schrijvers doen zoo wat, al fchrijven ze maar brieven, Ze zijn toch in de daad gepermitteerde dieven. En niemand onder hen wordt voor de tof bevreesd, . Dan die daar zeggen durft: ,,'k werk naar mijn eigen leest. Gefchiedenis van den Oorlog der Franfchen tegen ^ te/aam verbonden Mogenheden ; benevens e'n%k^% rC^"tJ^. den oorfprong en voordgang der Franfche Tweede Deel. Vertaald In 'j Hoge , bij J. *f euwei> ftijn, 1795. 220 Bladz. In gr. OSlavo. De prijs isf l-io . Behalven verfcheidene bijzonderheden, de huislijke| fcbMdg» der Franfchen betreffende , de mededeel»; van het ftem  433 geschiedenis VAN DEN oorlog der T^NSChp^ ^^Wl^^^^ *«* W. *** in onüjk, doch van zeer weinl ƒ f*IËRRE ons vrij aanmerkwij het onze Lefer» ,'S vo^komen, waarom gedurende deTbeoordë%*3&&^**&^ naafflli>* de wijk nog bellend^ ml, toekomftig lat van tc den verzachten" en f0 ^Tl^f^l die hmeIve vrijden: „ Daar deze z°lft h ' ,hT -Van de d°odftraf be. V*.,»^ ze*< de Schrij- „ de men, ook ten dezen n!!*?11 Ult te maken> Poog. „ geen de redd ng va. o 7 L'S, V00r te komen> °« » de meerderheid deugt n?et,"l h k had ^ berken.» zeer veel ijver „]' * L ? "eP ^""pierris met „ beftendig tot de minoWid ê{ behoorde h™ beued.n » ders zijn, da dk lt.u 5 ?*? hoe toch konde h« an„ flaven UoS w.re* S"T"d,"lleen m" d--gelanden en „ onder de meerderheid; doch e „"s een C*SAR waren „ tegendeel onder het minder getal en hi• ™S men in • den gif-kelk drinken. Een cI to vön / °m W? moest hii „ derheid, en alleen om deTe reden Af** 0ndf de min" „ zeiven te doordeken " VI.? i hlJ genoodzaakt zich derheden, tot drgéfchiedlnif Sr **** f" 3ndere b'^oaontmoeten wij in diDee\Z t ■ omwenteling betrekkelijk , Franfche wapenen ontoïnSrl^ ^ VJOrfPoed *» »iwe; onder de eerde in d- t3"?,? i M,°DR,ER en Cürde laatfle in Duitschland t^'S^™'ALvik > enz ond<* korten duur was en de onT^ , " daar deze vootfpoed van keerde, geeft dê SchriiL S ." / k°rt daar °P Seheel ver. voordeelen h^^Z^^ST ^ behaa,de Nederlanden en Braband , cusrmpMen , ür°ÜR,ERde men; hoe de Conventie den eerften ^ m°eten rui'" roept, en den Oorloa-mmiJr ? °P Voor de B',,ie vijf gelastigden hm hef leSr van tebenevcn« MonRIERëdezelve ffiSÜ^*j!^% h°e Dl" burg overleveren ia 7Pifs „,„ ' den Inns van co- met coburg n a'p rijs te uelk^Z^T, °m te waardigheid en de Staat^efteSTva'n rig alle^'n'ftl^t11;1 a"eS Vr''j "aa- k-4 e^ÏÏéedToe. vers partijdigheid het ^nf ? ' 4 k'ng teSen des Schrij. moeilik hetTbetnt f nog" Zte^ tT^l^ï^ de gebeurenisfen £ b^kte Üen.S ^  UITTREKZELS én BEOORDELINGEN. en godzaligheid, dooi s. J_a w^ ^mr_ worst, I796' *?9 111 * ■ T^Leledenen gaan o^^^f^^ D man's genezing; over ^A. UI. I5»_ XXXII: Hand. VIII: *6-35 vïn dezÈ Wij waren verwondert, aan het no ^ Leerredenen over het Geloof, twee^piefcR , ^ ziekte en de genezing y*n n a aman, t ^ na dat wij ze alleen deza- nog meer verwonderd. ^ . kofU Gefchiedenis,die,ro.ha*Qf ^ V£%en ak^em lioörg^£v«U^dezelve eenige aanmerkingenutij voorbvf£ ^ of hiJ de eerfte - daar * geeJ ^ e^ ^«^d k$>? heeft rampen. - p°"z* ^Sd genoemd worden. ~" nen eene geestlijke melaatschne10 g ontdek-God liet naa man een middel ter^ hent j ken en dat doet hij ^V^et verwerpihV van 's Hee* " hetaadUkZïïh Svttn%Vï^£5? waar dof IMFin sefproa gelegenheid over om op*tink _ over h ^ ^ VAD* BIBL. VIII. D^t. NÖa lö. Ë ^  434 j- c. APPELITJS, BRIEF AAN MEVR.*** B,tL fe^WlK m vraag, wat ~„ t kommer de doen moet , om zalig te wnljZ r i ven aan Mevrouw *** door j l lvvl ™v\ H f' kant te Zuidbroek en Muntendam.''S^^St de' Druk T^J tS *<ïï"g$£™TÏZ. derhand, met tóm«4^^^g»^^^ den Eenv. stüïvinoa uitgeven ?m^& % hem weder herdrukt. ulV^ven. i\u heeft men De naam van den Schrijver U L , tafe) eene- genoegzame" S&Sr» die een klaar cn nadrutlijlc voorlel h°S j' waarbeden, die op de bevorderlik van onïn ,r„ . de onze verbetering, de naaste betjetk „g°Sbe ° VVi'! 4^'9l#^ffi^ oprijs is f:l'I4l9?' HeÜS n5et kt, geri"Ss of van min aanbelan» $£M g6en Veelen' zich van het tijdvak het w%£ m} bè eeven, als van eene ■ verlichte eeuw/aliS besï verbecldend wa tc onderaeme b^4rS£ Het burgerink geluk des levens, onder de fchaoNvv fat den boom der Vrijheid, heeft men, met die nitmunte de bekoorhjkheden, in Volmaaktheid gefcl ilckrd da* men met reden, fcheen te moeten verwachten dal op ééns, alle dwingelandij, overheerfchingTernSweM van hunne troonen gebobd worden, eif'vSdl! men! . "f fchen-  LdRAGI* tot BEV. V. EENE alokm. CHRISTEL. keus£- 435 fchenmin, broederfchap, en heil, in eene gepaste ge fep^SSft" KR 5? betrekkingtot den PdSTEeni alge=e Cbnstel,jke ^ m welke alle Christenen, zonder veilcmt o * Cs broeders vergaderd ^dTgen en eSnders wemond den lof van God vert0"5J?™'1o wel ah bijzondere leden van allerhande gezindheden zi men ^?^rcen,gen'ora faam te weri- & MS Maar, dat de verfchillende Christen-gezindheden zich zullen vereenigen tot één en hetzelfde Vhaam, dit is naar inzien van de Recenfenten , meer te Menfchen* dan te wachten, zoo lang de menfchen die zedïiiïè volmaaktheid nog niet bereikt hebben, welke daar te vruchtloofnri!en' h°e i,Veris' maar tevens, boe vruchtloos , heef men , reeds in de voorige eeuw zoodanige vereeniging beproefd tusfehen die gezindhe! den der Christenen, welke, wederzijds erkennen dat hunne verfchillende gevoelens geenszins deSvond ofhet wezen van het Christendom betreffen en dul gaarden naam van broeders fchijnen ^Vullen" aan! Maar, hoe zal men zoodanige verëeniginz doen plaats grijpen tusfehen Christenen, die erSen d« de punten waar in zij verfcheelen , zoo vvezenliflc zijn dat de één onbeftaanbaar zij met de andere. Bi f voorbeeld, zal men van eenen UnitarifihenChn^i kunnen vergen, dat hij,, zonder zich te ereeren dè godsdienstige vergaderingen der tofJb woonen, daar men jesus, den Godmensen, als de„ eeuwigen eigenen Zoon des eeuwigen Vaders \a, bidt" Zal integendeel, één, die tot de gevoelens der laats" ten behoort, zich in kerkgemeenfehfp kunï n veréen gen met hun die aan zijnen Heer en God de eerc óSd SZen' Efn&g^ft' df 311611 hera «SS digd zijnj - Eindelijk, hoe zal men zoodanige ver- eenig.ng doen ftand grijpen tusfehen Protestanten eu ho°udmenC? geZInden'wamieer beide« h«nne beginfels vastDe Recenfenten gelooven, dat het oogmerk van ie sus was ééne Kerk op te richten, dat alle SiSen uit den booze zijn, dat het de pligt van eiken Chris ten is, en zelve de waarheid i£ UXSSSff en by allen op liefde aan te dringen, en zijne befchëil dcnheid in alles openbaar te maken Deiciiti- ™^l?*dTc%!%™ ?oodan,'«e «wensebte veicenigmg der Christenen moog k te ziin- hpr i^ den volften.nadruk? zal wezen. J'»^ d| vestigeI1 ,pr,tc" dSlH6ÏÏPhfSpria daadlijkheid veranderen, dan moeten plaats neooen , " .? eisl-chen en waar sz sp»? ssssssw; * ZCMef drSveXen alle welgemeende poogingen S'nS'de'ftherirooter ,e maken, .«wijl men „Sen-wU, aan her ^W'S'^-. De ondernemers van den aioeia, weuvc' J ■ v n Sunnen kant, iet'toe te brengen tot eene nadele verëeniging der Christenen, onder elkander, vooi fPïndidgitflegftemStuk"en dezer Bijdragen tot heronkring Van eene algemeene Christelijke Z«k>«™o?, 7no veel wii weten, nog geen tweede gevolgd is, 0111 moet» wSJ.m onderfcheiden Artikelen , welke: nog thans niet allen even zeer , en regtilreeks , tot het onderwe p, dat behandeld wordt, betrekking hebben. In het eerfte Artikel, wordt, uit eenen Brief van phÏlantes aan euphranor, over de algemeene. cVhtW' Grk gehandeld, en de vraag voorgedragen, in de onderftelling, dat de Godsdienst van jesus ééns algemeen zal worden over de wereld , ot ook al Ie Christenen, daadlijk tot ééne algemeene Kerk moe- nCwoffen "verëenigt? Moeten alle blondere, Se&n in het Christendom ééns ophouden? Is dit het plan ^phïlantes vindt het andwoord op deze vraagdeE e 3  438 BIJDRAGEN TOT BEVORDE1UNG ^^è^"le^^^^ -der |» geest van het Christendom miar hn- t:8 Jmheid Is de geest, dien feftengeest over Knl r.01" die'1 onder de Christene&n plaat heeft Si ^ flh^sl eens za] ophouden? dat we e ik nS £ f^ngeest woelt tegenwoordig nog genoe- b i lu %^eaS^t mng van verdraagzaamheid - enz V. , fcn!J"-vmo0de Brieffchrijver aanmat Tene a*I V°lgends* merkt eer te hoopen dan te wachten s ffih Ver2eniSinS fchillcnde denkwijze en dSlri'r 0ofd,e Van de erdoor opvoedingT^oroo dSVeS^! dT menfdle"' ^^^^^^^^^ zwarigheden in aanmcrkinggcnoméi^ fn ^n^l^ ver poogt , dezelve op te losfen e'n 1 6 Bn^hrijeener algemeene Kerk aan te d^en ldnnH°0glljkheid unte fpreken,zijne aanmerking* i kómen~den R,' ^ ISgt vrij oppervlakkig voor. Hii be wiS Z? f Ruece"fe"ten heid, dat de Christenen een^eS ' ?e bejaaffl!ijktaamhjkheid, dat nie7zeK °nbewigtig aanziet, dat men, om dezelve tnnr 1 °° F' flot van du wederandwoord Bladz. J^vZllV f £t alle opmerking. „ Kondt ei. l9 r , -»r» §ew]s» « ten en Kerken "ook de SderfcteMen^ïlU^de SeC' „ ophouden, dan zag ik 'ekans f f" WIJZe doea „ ja misfchien, zon net vuur Sn tweVdrm no™'""' ,, dan nu, ontbranden. Wii hebben g rg£r> „ verfchillende denkwijze n ecn KVrft 'rTat eenc „ te wege brengen j en ho 2 SSCS0^ ka" „ boren werdt. " veel,bitterheid 'er uit ge- Het volge.de ftuk, onder Artikel 4, behelst eene £ men-  VAN EENE ALGEMEENE CHRISTELIJKE KERK* 439 menfpraak : Over den invloed der jongde omwenteling op iiienipiddtt. . - TFSÜ. üit ftuk heelt, voor zoo den Godsdienst van jesus. rPLlrPó*p, he- werre het hier wordt medegedeeld , geene regelreg e be ESkiÏT op het te behandelen onderwerp, dan alleen, da i heillot iet hier toe bctreklijc gezegd wordt, mat,.m I1C . ~. > jp 7wnri"-he d , hoe te handelen, Ier ^?^n^J^Smk andere verëischte Cïï?t?ï^ SSSSS en het onderwijs UScht bijzonder met betrekking tot de Hervormde, feerk d e'to hier toe de openbare, en voor zoo verte fc door hen , die de natie beftuurden beleden en bijSnde^g h ndhaafd werdt,de publieke oïnattonaM^ Eoemd mag worden. Men noemt ze hier gelijk gewoonS£ de heerfchende, de Recenteuten belijden, dat zij K Sn^r^i*^^ wanneer men ze op de Heivormde Kerk toepast, zonder de behoorlijke ondeifcheS te gebruiken. De grondbeginfelen; der Her- £S SS voor de vrijheid, gelijkheid en broederSap dat nooit eenige Kerk de heerfchende worde! Ia Üt gefprek, is dit niet genoeg, meenen zij , onder ^VhftS, naamlijk, van dit gedeelte des gefpreks* W^nTondei^he^i gezindten ^^Christelijke Skos^'ie uit de ^prkhdng Van zoodanige MaatM^iï^Wtn, moet helpen dragen. Doch, m.sTcS il^er nog een andere weg mooglijk. Hoe, ind\en men fiegts eene algemeene Kerk wist daar te ftellen waar in elk, (NB.) zoo veel mooglijk , zijne bijzondere denkbeelden vermijdde, of althans, met befcheivoorftelde , en elk zich meer bepaalde, in z jn voord a-t, bij de algemeene waarheden van den Chus: Sijken gGodSienst.r&isfchïen , dat veele jarigheden Ligs dien weg, wierden uit den weg, geruimd, .flg r. e 4  440 bijdragen tot bevordering komt mij dit ftuk, onder de Protestanten altoos CNR Maar, hoe dan, met de Roomsgezind™ ?ï nL> ' zelfs aanleiding en wenken toe te geven waXn ft kS oopm::"td-iig voor het Euangeiie ïi«kSs.« De Recenfenten erkennen, dat zij, hier in met pht kelin.8 ^^SSk^^^ «och 'de'ont^k: ge!;heid?nverfchovnen dd ^ > t0C eene "adere ^ charitas van PHiLEUs dat hii '„ f 20' VOrdert teling in ons Vade/a o^i n' J^ÏÏÏJ^™ k hP gÊMS,tlgd ^"V" ln den t{Jd vanzeven jaaren " end vfb,ek£n' dat het voorgaand beftuur, ve'rwoeU „ tend voor ons was ; dit kunt gij niet ontkennen 5 „ was het aHeen daar uit blijkbaar; dat de uiSaven Van „ onzeProvintie den ontvangst, meer dan drfe mülioe" „ nen overtroffen. _ Wacht „u ook eens zeven Sen „ en zie dan, bij welk beftuur het land meerVebS „ heeft, eu oordeel dan over de beste Co™ffiïutie De Recenfenten zouden niet gaarn het oordeel over 7e goedheid van eenig ontwerp,; onderneming, of Confti! lutie onderhevig maken , aan de uitkomst, gedachtt aan de uitbraak van den Dichter; * gedachtig — Careat fucces/lb.us opto, WW*** ab ^entutfaHa notanda put et? VOjgende A/tikeI is ee"e Verhandeling, onder den Tijtel: Het Avondmaal des Heeren, geen st&enmaaltiiT maar eene Christenmaaltijd. In deze%35S£&£?'l ' ongetwijfeld, veel goeds'begwpeï doe", we „ "g tl geen niet, meermalen, gezegd en herhaald « i?l l zij veel oppervlakkigs,%n d*^^£\™\\*** kermt een gefteld en ontvouwd zou dienen te woS' indien he aan zijn doel-einde zou beandwoordèn ' ïwSSÏJ. Vi:dJ ditStukien befloten, met eenige Ss. Ê?dh, Hndlp W^?. welke voorbeelden van lemal felheid u Godsdienfti-ge zaken opleveren, doch, waa?, bij  VAN EENE ALGEMEENE CHRISTELIJKE KERK. 44» , •• A* irhrüvw zelve dezen wensch uiten: Bladz. 79bVe S dat men meer prenven van foortgelijte ss&aa vtis/Ms len wezen. — derrhijn en elders voorkomt, f^bef^lgNationaale Verwelke bepalingen daar omtrent door de Isationaaie gadering zullen gemaakt worden. Remonftranten te noodzaaklijkheid en nuttigheid der a^°nderiS|JrVziin eene voorgaande gelegenheid gewenscht hebben, dit o^ rn Zie raderl.nM.WU Deel, I ft»*, 344w Ee 5 ®  #< CE mumm «>am met w „,„ wezen, die zelfde getuieenis vnnret^ ' tot OIIS leed. ïtón léggen; hexS^^S^^ voor h™~ roggê ingericht, en, ieEfe^feK0 Werk va» bericht Bladz. VIII 2eV ÏÏrM 6chriJv« het ^or- welgevestigd worden 1* i f scheurt. hij v4 niGr/^f ^ afte2iJ"e/tellingen te ontzfnïwen enTr T0," V°et' tracht i**®® van de Kerk met den ?f1?,f^he,lMn,e,der verbewJJ2eilxe bekrachtigen. 'Fr komPn °01, verfcheldene fommige piaatfen g0|de airH ' Wd 18 vvaar> °P het geheel bevat hefte o. gen voor' d°ch over J'fca, en gelijk * fi^i?^?6-? bekende Waahaastmg, fomtijds te duidelÜkÏL' °°r te vcel over*oo toont ook deze ScSver^ftP- geesC Vcr^ , door welke begi„fels ffi**jkails °P elke Bladzijde «*a Afos aangenomen ^voPïn ' " hoe zeer hAl Werk van roqge is ingericht ynll °l)z,? J tegen het dgn gevoelen met deVShSi geene, welke hier en daar n0. al ecnP , " ^tukfen omhelroet genoegen knnnenöiezen hcVesU^S vinden, en JW 058»^ Reling van ieder ArWfgt, de waar- of onwl-i li,«r1 '!Z0Jnder over het gebewijzen aanmerkingerm S]J"mfilC,d der ^««voefd* «g °"2e Lezers voorfSl„ %!nna"ZUl,en het Ogende riOnd°eVhetWerkien zel^ ^rzenE " V°°f ^ ÜVe' ?? heb * aJ'e reden óm te bewfe en ' da 2*^°^ > van den Godsdienst met den S l ° „ zeer voordeelt? ffeweest k \t ' ,hler V00r beiden g de Hervormde kerk heeft to«eb£ï* tt*?* Z,'i 55 betoog, maar dar *iï jan c 8eoiagt, behoeft treen ï, «rf ook nieln ^ 1, nomen , ontkennen ïw met. vooroordeel is inge- ;, merkt fterk ge®i0^fkWr^°l8i,,« beeft on^" 6 wei Kt op de mwendige gefteldheid vla W Zie /W,,/. m, VJI ^ f ^ £/^ 55l ou-  0f vertoog tegen het werkjen van c. rogge. 443 Burger-Staat; kracht gegeven aan de Staats" ïïuheS uitvoer der wetten, rnst en vrede in alle " naa van ons land bevorderd, het huislijk genoe- pto ' n huisgezinnen vermeerderd — maar " f,eiUu te wi d opig worde» , indien ik dit m deze " takken wilde aan oonen. lk zal flegts, één voornaam " wi melden dat uit deze verëeniging geboren , " XSn"ateenking is. Is het voor een land het " "ooX voordeel, datV wijze en geleerde mannen noogKc v » j weet met dat dit " Sdn ptS gS niet alleen helden in het veld cn " nr de zee, maar ook wijze mannen in de Raadzalen, " °„Pde Hooge Schooien, en in de Kerk heelt voortge" br-t, wier roem niet alleen weergalmt door deze " 5 w sten , maar ook op foelie wieken van de Faam " ^ overgewaaid tot alle gewesten van de wereld en " wieTnaam cn gedachtenis in levend geheugen zal bUjr " ven " o Tan"waare geleerdheid op haaren regten prijs " lï'.eïeld voorden? Maar is niet die naauwe verceni" Sa van den Hervormden Godsdienst met den Staat " dfa? toe het voornaam middel geweest ? Om dat de " 5 t niet alleen de Hervormde Kerk befchermd, maar " vlS en op aüerleie wi zen in haaren " g^gKfe. heeft^ kwamen/er zulke maimen " c voorfchijn. Uit wiens fchoot zijn de grootlte phi" nfoohen een 's gravesande, een müsschen" vroek de grootfte Letterkundigen , een hem, " in een wesseling , een alberti, " ecil valckenaar,de schultensen,deBUR- " mans de grootlte Rechtsgeleerden, een noodt, ','in barbeijeac, eeB eijnkershoek, de " "ootfte Geneeskundigen, een boerhaave ,een " ALBiNUS de grootfte Theologanten;, een wit" Jius een van til, een vitringa, een vene" ma welke naamen van den eerften rang! Uit wiens ' cïo'ot zi u ze voortgekomen, en zou ik 'er met honderd andere naamen, ook nog veelen van deezen tijd l-unnen biivoeiien? Van wien zijn ook de laatfte heei" X VerXLS ^ Verklaringen, niet alleen van lom" Sfge zwaare Bijbel-boeken, maar ook van den gehee" kf Biibel in korten tijd voortgebragt ? Moet men niet " verwonderd ftaan, als men die fchr.ttcn ziet en leest " over de wijduitgeftrekte kunde eu arbeidzaamheid van Z dSe menf hen ? Is 'er wel een land in de wereld ,  444 de godsdienst vercenigd met den staat, enz. „ dat in twee eeuwen zo veele mannen van de eerfte ,, clasfe, (ik fpreek niet van lieden van vernuft, maar „ van folide geleerdheid) heeft opgeleverd? Van waar „ dit ? Zal men zeggen , dat de verëeniging van den Staat met de Kerk daar toe weinig gedaan heeft? Dan „ vraag ik, waarom zijn 'er niet hier onder de Dlsfen,, ters zulke mannen geboren ? Immers zij hadden van dezelfde middelen , die 'er in dit land voor handen ,, waren , gebruik kunnen maken ; maar kan men wel meer dan eenige weinige noemen, die in al dien tijd ,, in het vak van letteren, geneeskunde of Godgeleerd„ heid hebben uitgemunt ? Wat is 'er de reden van ? „ Is 'er wel eene andere dan dat deze naauwe verëeni57 ging, de kinderen der Hervormden op allerleie wijzen „ begunftigd en aangemoedigd heeft?" En Bladz. 29. „Daarenboven mag een volk, dat ie,, der vrijheid geeft in het Godsdienftige , dat in deze ,, omftandigheid van tijden eenige gelijkheid erkent in ,, het burgerlijk bellier, en dus van een groot voorrecht „ vrijwillig afflapt, ook niet met reden eifchen , om „ zekere voorrechten in het kerkelijke te mogen behou„ den? Mag de Hervormde Kerk, die onlochenbare rech„ ten bezit, en zo veele voordeelen aan dit land heeft ,, toegebragt, niet vragen, niet alleen om befcherming, ,, maar ook om handhaving en onderfteuning? Zij wil ,, niet onafhanglijk zijn van den Staat, zij kan het niet ,, zijn; niet alleen om dat zij geen fonds heeft ter on,, derhoud van haare Leeraaren , maar ook , om dat ,, haare gefteldheid, haare grondbeginfelen, die zij niet ,, verlochenen kan, het niet toelaten." —:— Ten Hot moeten wij den Schrijver een misdag onder het oog brengen, welke hij in de Noot, Bladz. 13, begaan heeft; hij beroept zich op eene Latijnfche Redevoering van den overleden Reébor van ommeren, doch dit is geene Latijnfche , maar eene Nederduitfchs Redevoering , door dien Geleerden , in het voorleden jaar, in de Nieuwe-Zijds Kapel, bij de bevordering der Latijnfche Schooljeugd, te Amfteldam , uitgefproken , en waar van wij op zijn tijd onze Lezers verflag gedaan hebben (*). De Schrijver verkiest als nog zijnen naam te verbergen , doch verklaart ten allen tijde gereed te zijn dien te- (*) Zie Vaderl. BibL VII Deel, 1 Stuk, Bladz. 652.  d. c. van voorst, de publieke trouw. 445 wanneer het hem met eenigen vriendelijfchap reeds grijs geworden is. f ^Thoï: türl: 4* Blad,. In gr. OBayo. De W 'is ƒ-. - 3 - : ^TTij hebben ons lang; verwonderd dat de HervormW Jden -zulk een diep ftilzwijgen hieden , op allewat 'er ten hunnen nadeele in het lich ^ * trekking tot het onderhoud W^^^^ onkoshet goedmaken van ^^^Sf- dat Ir dat wii voor ons behelst eenige aanmerkmgen op fi*™** dat, onder den-tijtel:.^ ??fZJ ^üiht gemaakt Jen'Staat, federt eenigen «^J^^d^, de heeft, en waar Yi°'J^S Predikant te Leijden wederlegging,,van het geen van vooasTteg ^ ^ in brengt, vni moeilijk vooil omen, voo monftrantfche Leeraar, zoo '^«5.^. heid heeft, om met drogredenen, magtfp JJ beduidende aanmerkingen te «J^^ Wonderheid merkt van voorst aan ,,dat de be- doeling van ^^^S^&^i^ ze ol seene Godsdienst mei uicci , , boven Indien f u MMgd»g-gjj, ( *J gj U«, te bewaren; a.len tot eet. kudde «■^« der te vereenigen. Van voor!.i kc „. niet, dat dit middel deze uitwerking hebben zal. Die  446 d, c. van voorst dit gelooft moet zeker van zaken van dezen aart we!, mg kennis, hebben. Ook wijst hij aan , dat men tol zulk een einde, zoodanigen weg niet mag inflaan! Maar zou hij met wel gedaan hebben, wanneer hii wat brce der aangewezen had , dat men dus het weigeren van voorrechten aan de Gereformeerde Kerk zoo als men dat noemt, boven anderen , in den tegenwoordigen tijd vau gelijkheid, alleen gebruikt als een voorwendfel ,Jwaaronder men toelegt, op den ondergang van het Hervormde Kerkgenootichap, wiens leden volgends hunne Godi oienliige overtuigingen zich met die déne kudde die *eker naar den fijnen cn zuiveren fmaak van kogge wezen zoude , even zoo weinig kan verëehigen, als rocl gf zien zou kunnen verëenigen, met het Gereformeerd Kerkgenootichap zoo als het thands is? Wii lebbe het als ecn Stukjen van onbedachtzaamheid , n dezen Schrijver aangemerkt, dat hij zoo vroeg & vooruitkomt dat dit eigenlijk het bedoeld uitzicht wezln zónde. De Gereformeerden weten nu, uit zijnen eiffêfi mond, .aan welke gevaren zij zijn blootgefteld. Verder wijst van voorst aan, dat het-met de rechtvaardigheid niet'zou 'overeenkomen , de kerkeliike goederen voor de Natie te naderen. Hij toont dat de Gereformeerden daar op een wettig recht hebben en boven alles het recht der thands leevende Predikanten L en hij doet het onftaatkundige van zulk eenen ftap zoo' men tot denzelven komen wilde, duidelijk blijken ' Onder dit alles zijn zeer goede gegronde aanmerkingen , die verftrekken kunnen tot belangrijke bijdragen voor eene volledige Verhandeling over dit gewigtig ftuk Doch het is 'er ver van daan, dat van voorst dit onderwerp geheel zou hebben uitgeput. Sommigen van zijne aanmerkingen moesten verder uitgebreid uit dé historiën goedgemaakt, £n krachtiger aangedrongen worden. Ook gaat hij verfcheiden bewijzen, die van veel belang zijn, met ftilzwijgen voorbij. ' De natuur van de Kerkelijke goederen moest ook nader onderzocht worden , men zou dan vinden , dat bij verre niet alle dezelve, de Natie als een Godsdienftig Genootfchap aangemerkt, kunnen worden toegekend, dat zeer veelen giften zijn, aan bijzondere fteden en dorpen, die dus"ooripronghjlc aan de inwooners van die fteden en dorpen privativelnk eu niet aan de geheele Natie in wettigen onvervreemdbaren eigendom toekomen, eu ten opzichte van  DE PUBLIEKE trouw. 447 t rltiHe wetten van gelijkheid wilde doen |OWe»*ran!ÖrHe'kSfcSïJertri der Gereformeerden weroen S ïfï,ni het-zelfde lot te deelen, daar het ontffiK ei nÜom , die oP donatie en crfuiakiug geSmid Z aan de eene Godsdienftige gezindheid, een Subbei fchreeuwend onrecht wezen zoude wanneer men andere Godsdienftige gezindheden, niet op dezeltde wijze kS;'rl den Eerw. van voorst dit alles bcdaard 'na te gaan. Mooglijk komt lnj dan wel tot het ten meer uitvoerige behandeling.'van. dit ftuk. Ihc zi , mi bij de hand aan het werk geflagen heeft, ook met recht vain hdm -verwachten. _ . -—. ——■—— ;—~"- De Proeve van-betoog, dat het den Gereformeerden mooglijk en raadzaam zij, om hunne leeraars zeive te falarieeren, en in de verdere , kosten hunner opend e Godsdienstoefeningen te voorzien, door E> v. v. o. wederletrd, en derzelver. cnbeftaanhaarhetd, volgends iTvofrfchrift eener gezonde en Christelijke redderkunde, aangetoond, door eenen oprechten Hoog f ha. er ran Vrijheid, Gelijkheid en Broederfchap. Je RoU^ dam, hij N. Cornil, SftWJK ^ladz. In gr. Qaavo. De prijs is f : - n - • Tndien de aanmerkingen -van dezen Hoogfchat.ter van 1 Vrijheid, Gelijkheid en Broederfchap, gegrond zijn, dan is de Schrijver-van de Proeve van betoog, wel aeef onkundig in verfcheidene zaken, die z.jn onderwerp betreffen; een man, die dingen verwart, die hu ™& rehooixn te onderfcheiden, valfche voorönderft*»nBen aanneemt, en op die valfche voorönderftelhugen nog ongegrond, en bij kwade gevolgtrekking voord rei encertf vooits ecn onbroederlijk belijder van de leer der Broederfchap ; een onftaatkundig ftaatkundige , een overflagmaker, wiens opgaven deerlijk misien, ettag  448 proeve va-n betoog, door e. v. v. c., wederleg*. zich geweldig vergist in zijne ongeveeren • eei fw' antimethicus, een noodlottig planSakeen f genipreker van zich zeiven. "Hier voor fcheld hiïhl' met nit maar dit toont hij aan met Sm Fn indien wij 'er van zeggen moeten, wat vv ï L tSS'&. ^ ZlJne b£W*Zen> °™ -rdielf, voï ^inChD°n hij' Sf,oeg geze§d heeft tot wedermin- van deze Proeve (waar toe waarlijk ook niet vefl nrX is) zoo is het 'er echter ver van daan ,Z a;-s Gefehrift zou kunnen of moetenaanimerf, /'ja als een volledig betoog voThet reeft^ ES' meerden op hunne geestelijke goederen. Dan Ware 1£ over vrij wat meer te zeWen w» L, ^ UIer merking echter niet als een! lrÏÏPTp "-deZe aan' Gefchrift, daar de Seh^^^^^ dit volledig betoog te leveren, maar aaï ?L ZUli een deedt, met alleen zoo-4d ™gS„ "ffi °0«ïf* T^" ging van deze Proeve van betooi ft^JSg* Wij hadden wel gewenscht, dat zijn ftijl wTt m nd.r ftroef ware geweest, en dat 'er meer zorg ware Ta* gen voor het corrigeeren der proeven. S W e bemint echter niet de gezonde redenen van eên bedaard\ Z ftandig man, fchoon in eenen ftroeve,ien Sft±12 , men ftijl voorgedragen, boven de windnegotie va" -en deXffc-^ king, waar mede wij ons volkSmen ve^ëenigen: Elk „ oprecht Patriot verheugt zich, wanneer hij iets" zi et „ opftellen en voordragen, dat tot heil van het Va„ derland waarlijk dienen kan, en hi] tracht in zijnen „ kring daar toe mede te werken. Maar hij-bedroeft „ zich even fterk, wanneer hij, onder den dekman'e „ van Vaderlandsliefde, een verborgen haat tetTi zi „ ne medeburgers ontdekt , of door onkunde in de „waare gefteldheid der zaken, verkeerde, tegen de „ Rechten van den mensch en burger aanloSpende „ Propofitien, opentlijk ziet aandringen. En Th Jon „ hij van het verhcht oordeel der Volksreprefentanten „ vertrouwend verwacht, dat dezelve bij hun geen in' " ganS zullen „vinaen , leert hem de menfehenkennis, „ dat door zulke opentlijke , door den druk gemeen j> ge*  ! de rechten der gereformeerde gém. enz. veuded. 449 o-emaakte voorftellingen, veele gemoederen deels verbitterd, deels bedroefd, en daar door de blijdfcbap, I' over onze Revolutie , de inwendige rust en welte„ vredenheid, deerlijk geftoord zullen worden." De rechten der Gereformeerde Gemeenten en derzelver Leeraars, op de Kerken en geestelijke goederen, van ' hun bezeten, Verdedigd door een Vriend van Godsdiensten Vaderland, tegen de Proeve van betoog, dat het den Gereformeerden mooglijk en' raadzaam zij, ont hunne Leeraars zelve te falarieeren, en in de verdere kosten hunner openbaare Godsdienstoefeningen te voorzien, door e. v. v. g. Te Utrecht, bij de Wed. J. van Terveen en Zoon , 1796. 43 Bladz. In gr., Oftavo. De prijs is f : - 8 - : Boven gemelde Proeve hebben wij in een onzer vorige Nommers, gerecenfeerd. (*) Onze Lezers hebben daar uit kunnen zien, dat wij over dezelve geenszins gunstig dachten. Het kwam ons voor, dat 'er zeer veele en zeer gewigtige aanmerkingen tegen konden worden ingebragt. Wij verwonderen ons dus niet, dat 'er tegenfchrijVers tegen dit Gefehrift zich opdoen. In het Werkjen, dat voor ons ligt, hebben wij verfcheidene zeer goede aanmerkingen gevonden, die, wanneer zij behoorlijk ontwikkeld , en aangedrongen waren , wat zouden kunnen afdoen. De Schrijver is ons echter voorgekomen niet volkomen de man te zijn, aan welken dit werk kon worden aanbevolen. Zijn gefchrijf is veel te wild, te onbepaald, te ordenloos, en tc oppervlakkig. Dij houdt geen voet bij ftuk. Hij vliegt van het een op het ander. En zoo mal het den Schrijver van de Proeve van betoog ftaat, om vart de aanmerkingen op het Gefehrift van rogge, op eenen hoogen toon te zeggen, dat haar te noemen, het zelfde is als haar te wederleggen, zoo weinig is het ons ook voorgekomen, dat de Autheur van dit Verdeedigfehrift van dergelijke magtfpreuken geheel zou zijn vrij te pleiten. O Zie Vader!. Bib!. VIII Deel, i S'uk, Bladz. 416. vad. bibl. viii. deel. no. 10. Ff Dank*  450 THEOPHILUS Danköfer aan de Reprefentanten 'f Lands van- Utrecht , bi, het nemen van hun hefluit, ter affcheiding van de Kak van den Staat, en aanfpooring ter navolging, door theophilus. Te Leijden, bij D. du*M?rtier en Zoon, i796. 24 Bladz. In gr. Otiavo. De ' prijs is f: - 5 - 8. ö Tezer! indien gij eene ziel hebt, getemd voor eene vm-LilE0^".1?' die aa,n het §ebied der hoogde veriukking nadert, neem dan deze bladen voor u _ en val in zwijm! Wat de hoogere geestdrift van theophilus heeft aangeblazen, leert u de tijtel van dit Gefehrift. hart V^nd ,zicl\het "rst tot de Reprefentanten sLands van Utrecht. Het roemt hun, als verdienste" G hiklS61'^? VriJheid' rtre«ge%oorHlnders der Gelijkheid, echte beminnaars van den Godsdienst van jesus, verheven boven dc oprichters van de Amerikaanfche Republiek , en boven de wetgevers vVn die der Franfche. Waar, zegt hij, waar wis de deörie! ke vonk, die, nog niet in ^le helft van het tweede Jaar der Bataaffche Vrijheid, de vooröordeelen der opvoeding zoo hevig fchokte, en het hdderst licht der waare wijsbegeerte, der gezonde Staatkunde bij u ont- . Met tranen van het warmst gevoel, dankt hii hun Godsdienst"1 ^ Vrijhdd' der GeliJ'kheid, en van den 00g' door de MWekap opgehelderd op de heilnjkfte gevolgen van dit hun be- iluit. Hij wordt hier geheel Profeet. Het toekomende wordt voor hem tegenwoordig. Hij ziet reeds de éene en onverdeelde Kerk van jesus zoo duidelijk, als of zij voor hem ftaat. Hij ziet de eensgezindheid, de broederfchap, de liefde gelukkig herfteld. Den Disfenter, die weleer met een afgunfflg oog, den bevoorrechten zijdelings aanblikte, en den voormaals bij uitfluiting bevoorrechten (nu menschlievend ontlast van het overtollige) hoort hij elkander .als broeders, als leden van dezelfde Kerk, begroeten. Nu keert hij zich tot het Stichtfche Volk, fpreekt het gelukkig, en betuigt zijne fmart, thands geen Utrechts burger genaamd te kunnen worden. Hier  dankoffer aan dê represent. 's lands v. utrecht. |»#t Hier fchetst hij een grootsch toneel; een pad betredende dat tot hier toe door niemand betreden wierd» Meenig een vormde het ontwerp om alle Protestanten te verëenigeri. Maar zijne ziel neemt een hoogef vlu<*. Geene muuren van kerkgebouwen moeten thans meer de affchutfels der afzondering wezen !! tusfehen den Katholijk, en den Protestant, Geené " gedagtenis-maaltijden van Jesus dood, dien hij i ftierf om vrede op aarde te brengen, moeten thans meer tot banieren van twist en fcheuring verltrek" ken- alles worde ééne kudde onder éénen Herder. Trouwens , hoe gemaklijk zijn de grondbegmfelen eti vooral de plechtigheden der Roomschgezinden met die der Protestanten overeen te brengen! Hoe rijp zijn ook de eerften, als het verketteren nooit gewoon, om met de- laatften als ééne kudde onder éénen Herder te lee- VeNaar~~maate theophilus aln het einde nadert, verwisfelen zich zijne zachtere aandoeningen van dankbaarheid en blijdfehap, met die van verontwaardiging en ernst. Van een Danköfferaar wordt hij een Boaner y^^T^^^^^ -t de les onbewimpeld metJ zSnen r",! t Mmt' 200 dat a!" gordt. Doch de beleheS"eidT,h f? n?M? Senoemd Het is zeer kort in een «2™ in beI^igd. wel mooglijk is van hJïi °ngen' 200 dat het niet geven, SfJ mii'^^L.een te ook referveeren zij aan 2ifh J m°et6n uitfchrijven ; noodig oordeelen, nader en in b;-' ^T61" ziJ zuIk* Wuzen en aan te dringen het Ï^V1 °"!e.rheden te be" tig hebben kunnen voorfelien § Z1J hla' maar vluS- ïffS VmutlvïVr^ ze ^ ™' is, dat d meererhSd Tt?5 d« het on>£ zou hebben gSro„| nf dt I^fvoU? ,Z°°daniS over is geraadpleegt- da? b/t mo I ,Vo]k er "ooit Volk Gereformee d is en znl ?"df nVan 'c Stich^ mooglijkheid kan wil en • dat el i f ^ W ^ te, n een goeden en bepa,Wen *ngezind" Gehjkheid of de verlichtV wi J et ftnJd met de «elf onderdekdadl ver^n v" ; d3t heC "PP™ tot hier toe tot d ConffirUtWg, V3n Kerk en Staat regenten, willen zij S^Sti^^' maar da< de tegen den *fl van d: VoIIÏÏJÏÏS > -i'"' buiten e'i tutie veranderen mag Ook ! ïrderheid, geen Conftiaanraden om eene ConSdsfie " 2'J er bij"' dat het zVaaren der GerefonnScn h ' die de be- groote onbedachtzaam 5?s dtf Ü?**? ZaI' eene recht van vrijë menfchen hm, ti l het, onbetwistbaar geeft, van WelkT meTh\uïooffte,de wS**« -hter niet mag ^^f?^^^ ove^c^ <-««akneui,d is aangemerkt.  \ g t. de cock 5 het oedr. d. uitgew. kepr. in friesl. 453 enz nooit nationaale goederen geweest zijn, en dat 'er du! te-en den wil der eigenaars, over dezelve met Hn Gedisponeerd worden; dat zij de Gereformeerden ockomen, en van dezelve twee eeuwen bezeten zijrfe ïït he onderhoud van Kerk en Godsdienst, met uit ' Lands kas, maar uit de geeste ijke goederen betaald worden die wel ten nutte van het Land grootstdeels verlocln ziin, niaar altijd onder dien last en bezwaar, dat daar ui? de traftementen en onkosten des qusstie moeton lipraald worden, enz. enz. ,CWi wïsehten dat de bekwame fte Ier van dit fchoon ftuk kon befluiten om zijne twiifclach ige belofte te vervullen, en alles nader in de bijzonderheden te.bevvi zen en aan te dringen. - Ook mogten wij gaarne zién, hoe men het ukgebragt rapport, tegen dit alles zou verdeedigen. 1 fsefdel' &£vM$> > Q*aro. W| isf:-6-: Dit Gefehrift bevat niet dan een kort Uittrekfel uit de echte Stukken van de eerfte wettig gekozene Reprefentanten des'Friesfchen. Volks , B^J^M beltier uitgegeven, en waar van wij op zijn tijd door de onderfcheidene Nieuwspapieren onderricht zijii; dus van -een belang voor den Lezer, om in deze of geene bijzonderheden nadere opheldering te bekomen wan het naar gaan en onderzoeken van den Schrijver behelst et dan benige partijdige en niets betekenende aanmerkingen, waar van fommige den geest van den Burger de cock duidelijk verraden. - Wij| hebben dus onze Lezers van dit Stukjen niet te berichten, dan dat het volgend bijvoegfel , onzes oordeels, nog aan den tijtel ontbreekt, naar den fmaak en gevoelens beoordeeld, en dezelve wel zoo goed dus zou zijn: het gedrag der uitgewekene Reprefentanten van het Friesfche Folk, met betrekkin? tot het houden eener Nationaale Conventie naargegaan, onderzocht en naar mn smaak e»  454 C, THEREtHH gevoelens van den burger de cock beoordeeld. — Het lust ons niet in bijzonderheden, Friesland betreflende, te treden, anders zou het niet moeilijk zijn , vrij wat bedenkingen tegen de redenteringen van den Schrijver aan te voeren. De belangen der Mogendheden van het vaste Land, met betrekking tot Engeland. Door c. theremin, weleer Gezandfchapsraad van Pruisfen aan het Hof vau Londen. In den Hage, bij J. C. Leeuwenftijn, 1796. 73 Bladz. In gr. Ocïavo. De prijs is f: - 12 - ; "T\e redenen, welken den Schrijver dezer Verhandelin"-, volgends het Voorbericht, de pen hebben doen opvatten, zijn: i°. de fmart, waar mede hij zijne Landgenoten (de Duitfchers) voor het Engelsch goud verkocht, en ter flagtbank geleid zag, om belangen, die hun vreemd waren; a°. het afgrijzen, welke het lijstema van hongersnood , door Engeland tegen Frankrijk gekweekt , in hem verwekte, en hem te midden van den nacht dikwerf met fchrik deedt ontwaken , en tranen van wanhoop en woede ftorten, in de onmagt, waar in hij zich bevondt, om den arm tegen te houden , die koelsmoeds grijsaarts, vrouwen en zuigelingen moordde ; eindelijk de verontwaardiging, waar mede hij de Engelfchen van de volken, die hun geld ontvangen, en van al de volken van het vaste Land in het algemeen, hoorde fpreken. Het oogmerk , dat de Schrijver zich in dit Werkjen voorftelt , is te betoogen : Vooreerst , dat de Britfche Mogendheid uit haaren aart vijandelijk is tegen alle de Mogendheden van het vaste Land ; en in de tweede plaats, hoe zeer de verbindtenis der Europeefche Mogendheden tegen Frankrijk onftaatkundig en ftrijdig is met derzelver belangen, vermits dezelve, volgends het gevoelen van den Schrijver, f trekt tot verzwakking van de eenige, die in ftaat is den Staatkundigen invloed van Engeland en dien van deszelfs koophandel in evenwigt te houden , en Europa te eenigen tijde te verlosfen van de onderwerping, waar in dat rijk het houdt. Wij kunnen niet alzijn dit Werkjen den verdienden lof te geven , van minder partijdigheid dan op daadzaken ge- gron-  DE BELANGEN DER MOGEND11' V. H. VASTE LAND. 455 rr-r.uA, waarheden aan den dag te leggen. Om den na5erkendTLe«r hier van te overtuigen, zullen wij hem hit volgende tot eene proeve mededeelen. «SI a lezen wij: „ De Engelfchen befchouwen de fcSSd tan den Staat'en de Alliantien van het vaste " Land ïemeenlijk als twee vloeken , die hun door " wit tem den IU, tot een erfdeel zijn nagelaaten; " Ti merken de Staatkundige verbindtenisfen , die zij " n et het vaste Land hebben, aan als alleen nuttig voor " dif laatfte en alleen nuttig voor hun zeiven; zij be" ÏL\n het'verlies van hunne fchatten, die in Dmtsch!' ££verfpteid worden , alleen om menkhen tcj koooen en befchouwen eenen gewonnen yeldQag als ;;S'befpiegeling, die alles ^g^ffc vrii duur is; Engeland, zeggen zij, heelt alleenlet " voordeel , dat het zonder bondgenoten kan beftaan " het zou zijnen grootlten voorfpoed en zijnen groot" fte*&??SefkS, wanneer het, onüfhanghjk van " al e n t en , zich alleenlijk zou bezig houden met het nïbr den'van zijnen koophandel, en met zijne vlooten in eenen geduchten ftaat te ftellen ; het is bet ramuzali' belang, welk het in de zaaken van het "•.SSttLmiaSt, de behoeftige vrienden, welken " J Ir 1 eeft , en die het bederven en he etten van " ot d?e g oothèid te geraaken, welke desze s ligging " als een eiland, en de nijverheid van deszelfs inwoo- ners het bclooven." , " Dit is de uitheemfche en gemeene leer, aan welke men den naam laat, dien zij heeft, om dat zij in de " S den geest van trotsheid en de verontwaardiging " voedt, waar mede zij de andere volken vereert: maar " Sik de godsdienften allen eene gemeene leer hebi' ben, gefchikt voor de meenigte, en verborgenheden, ï welke alleen bewaard zijn voor de geenen, die er " hl geleid zijn, heeft de Engelfche Staatkunde, beha1" ven de leer d e ik daar even heb voorgedragen ver" tanheden , welken alleen aan het kabinet bekend % zijn. Dezen zijn verborgenheden van ongerechtigd " heDe 'eerfte dezer leeren wordt door de leden van de s, oppofitie gepredikt , zo lang zij buiten het bewmd zin? maarzo dra zij in het kabinet komen verande\\ ren zij van gevoelen, en worden alsdan zo ooi:k>g„ zuchtig, als zij te vooren vreedzaam waren, lk wejjt  45°" C. T H E R E M I N wel, dat in een land, waar alles te koop is, liet ge»,, voelen van de Staatsmannen voor alles eene koopwaar ,, is, die haaren prijs heeft, en dat de nieuwe Minister ,, alleen in het kabinet is gekomen , om te behaagen „ aan den uitdeeler der ampten; maar behalven de ver,, anderlijkheid en verkooping , die hem tot den flaaf maakt van hem , die hem gebruikt, verklaart men „ hem alsdan het groot Staatsgeheim van Engeland, en hij zou volgens nieuwe grondbeginfels te werk gaan, „ zelfs zonder dat men hem betaalde." ,, De magt van Engeland is kunftig en niet natuur,, lijk; het heeft geen uitgeftrekt grondgebied en talrijke „ bevolking, gelijk de groote Staaten van het vaste ,, Land. Het beftaat meer door de zwakheid der Mo,, gendheden van het vaste Land, dan door zijne eigene „ lterkte, en kan den gedwongen rol, dien het fpeelt, „ niet vol houden, zonder geftadig te trachten dezelven „ te verzwakken. Daar het dezelven door zijne eigene ,, iterkte niet kan verzwakken, moet het zoeken dezel,, ven de eene door de andere te verzwakken , dat is „ te zeggen, door derzelver fterkte. Het geld, welk het ,, bezit, en de natuurlijk onrustige en oorlogzuchtige „ geest der volken van Europa , begunftigen deszelfs „ ontwerpen , en geeven het de middelen aan de hand „ om die uit te voeren. Op deze wijze zet hetzelve „ het vaste Land in vuur, en blijft door deszelfs lig„ ging van een eiland, voor denbrand gedekt, dien het „ veroorzaakt heeft. De vreede op het vaste Land is ,, voor hetzelve een rampfpoed; de oorlog op het vaste ,, Land is het voedfel van deszelfs voorfpoed." „ Niets," zegt voords de Schrijver Bladz. 14, „ is ge,, vaarlijker, dan de heerschzucht van eene Zee-Natie, „ die tevens handeldrijvende en overwinnende is; want „ zij heeft de middelen om overwinningen te maaken, „ en dezelven te bewaaren, en door de heerfchappij der „ Zee kan zij haare magt door de geheele waereld uit„ breiden, en 'er niets vrij laaten. De Romeinen ge„ raakten door de wapenen alleen tot de algemeene op„ perheerfchappij, en maakten van de drie toen beken,, de Waerelddeelen Roomfche Wingewesten: Engeland „ beoogt geen algemeene Monarchie door de wapenen, „ maar eenen algemeenen invloed door den handel, en ,, gebruikt zijne wapenen alleenlijk om dezen laatften „ uit te breiden; het maakt in alle landen ftapcls, e» „ richt  DE BELANGEN DER MOCENDH. V. M, VASTE LAND. 457 • richt 'er eenen alleenkoop op ; het wil wel dat de V volken hunne Souverainen behouden, gelijk fabius aan Tarente zijne vertoornde Goden het, mits dat " hunne rijkdommen en de voortbrengfelen van hunnen ' grond ter zijner belchikking waren : op deze wijze heerscht het over den Souverain en over het Volk; " het kreunt zich weinig aan de uiterlijke magt , mits dat het 'er het wezenlijke van heeft; het wil de ivo" ningen niet afzetten , maar alleen vernederen ; het " worden , enz. " Bladz. 49. befluit de Schrijver zijne Verhandeling met deze woorden: „ Nu nog een enkel woord van 3, mij zeiven, en van die, in welkers naam ik dit ge3, fchreeven heb. — Ik kan zeer wel berekenen, dat 5> ik te wachten heb de vervolging van den geheelen zwerm  GEENE HE EREN MEER! 46*7 9, zwerm zoo genaamde Heeren! — Ik kan zeer wel ,, berekenen, dat de Vleijers.... der zoo genaamde ,, Grooten mij zullen verachten, kwellen , en, zoo „ veel mooglijk , in mij'n beftaan nadeelig zijn. „ Maar zal ik daarom de grondbeginselen van een s, rechtfchaapen Patriot verzaaken? — Zal ik daarom „ een meinëedige worden, in niet toe te brengen wat „ de plicht als Patriot van mij eischt? — Zoude mijne „ vrouw en kinderen mij niet met verwijtingen overladen, „ dat ik haar meer dan zeven jaaren in armoede heb „ doen leeven, om het recht des menschdoms, nu, uit „ vreeze, ftil zweeg? — Zoude het bloed van mijn „ vijftienjaarigen zoon, die op de grenzen van Champagne den dood in de kaaken liep, mij niet in het ,, aangezicht fpatten, en om wraak tegen mij roepen, „ zo ik een lafhartige wierd? — Zoude ik mijn ouds, fte Zoon, die, met nog tweeëntwintig, het over„ blijffel is van een Bataillon , door de heerschzucht en het verraad in de Franfche West-Indiën vernietigd, ,, en die, na een driejaarig zwerven met nog twee zij,, ner kameraaden, (naamlijk eenen sinningho, uit „ Groningerland, en een zoon van van gorkum, ,, uit Gelderland) nog moeds genoeg over behieldt, „ om, in een ftreng winterfaifoen, uit Brest, naar de „ Hollandfche Republiek te reizen, om dezelve mede „ te helpen ontdaan van de flaaffche banden, immer „ met mijne vrijheidademende lesfen, bij den haard, ,, durven onderhouden? — Zoude ik van mij zeiven niet ,, uitwisfchen den roem, behaald in de jaaren zes en „ zevenëntagtig? — Ja, zoude ik in ulieden, mijne „ waarde landgenooten! niet een mistrouwen te ken„ nen geeven, dat ik zweeg, uit bekommering van „ bij ulieden geen eeten te zullen vinden? — Neen: ,, ik zal volharden, in toe te brengen, tot het geluk „ des menschdoms zoo veel ik kan. — Ik zal, wan„ neer ik ondervinde, dat gijlieden deze mijne Goede Welkomst niet veracht, aan het licht brengen eenige ,, tooneelstukken, welke door een ieder zullen „ kunnen worden geleezen ; behalven door Heeren en „ Volksbedervers." De Weeklijkfche Lijsten , rakende de verdeeling der Onderftandgelden, ziin 22 in getal, als: N°. 1. Lijst van Gelderland te St. Omer. N°. 2.'Dito van Dordrecht. N°. 3. Dito van Haarlem. N'. 4. Dito van Gg a Deift  468 VV. FALC0NER Delft te Gravelines. N°. 5. Dito van Gouda en Schoonhoven te St. Omer. N°. 6. Dito van Rotterdam. N*. 7. Dito van Lenden. N°. 8. Dito van Schiedam. N°. 9. Dito van het platte Land van Zuid - Holland te Gravelines. N°. 10. Dito van den Haag te St. Omer. N°. 11. Dito der Heusdenaaren en Generaliteitslanden. N°. 12 ontbreekt. N° 13. Lijst van Amfteldam te St. Omer. N°. 14. Dito te Gravelines. N°. 15. Dito der Noordhollanders te St. Omer. No. 16. Dito van Zeeland. N9. 17. Dito van Gorkum. N°. 18. Dito van Utrecht te Gravelines. Nn. 19. Dito van Friesland te ■St. Omer. N°. 20. Dito van Groningen. N°. 21. Dito van Overijsfel. N°. 22. Nagekomene perfoonen , of wel Officieren, onder de Burgers gerekend. Over het geheel ademt dit Boekdeel, fchoon eenigzins met te veel verbittering gefchreven , eene ongekreukte zuivere Vaderlandschliefde. Wij behoeven niet le zeggen, dat het in taal en fpelling vrij flordig is, naardien de Schrijver in zijn Voorbericht zelf belijdt, de Nederduitfche taal niet grondig te kennen, nog imaner een boek, over dezelve handelende, gelezen te liebben. Bericht wegens het werkend vermogen, of de uitwerkfelen ■ van de Aqua mephitica alcalina of loogzoutig luchtzuur-water, op het Graveel, den Steen en andere ongemakken, die depiswegen aandoen, door w. falcoher, M. D. F. li. S. en Geneesheer in V Hospital te Bath. De Vierde Uitgave met verfcheidene bijvoegfels ■yermeerderd, en na déze Vierde Uitgave uit het Engelsch over gebragt, door p. p. du cloux, Med. DoBor. Te Leijden, bij L. Herdingh, 1796. 160 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - : - : De bekendmaking van een nieuw geneesmiddel tegen het Graveel, den Steen en andere ongemakken der piswegen, 't welk ten fterkften wordt aangeprezen door beroemde Geneeskundigen, die deszelfs goede uitwerking in hunne practijk niet alleen , maar ook in hunne eige perfoonen zeer zichtbaar ondervonden hebben, en tegen welke ongemakken tot nog toe alles veelal vruchtloos beproefd is, kan niet anders, dan ten uiterften welkom Wezen aan ieder, die daar bij eenig belang heeft. — Het  BERICHT WEGENS DE AQUA MEl'IIITICA ALCAUNA. 469 Het Aqua mephitica ahaüna (dat is eene ontbinding van «ewoon vast Loogzout met vaste Lucht of LuchtzuurGerzadigt) was reeds als zoodanig onzen Landgenoten aangeprezen in eenige brieven van Dr. in ge 1^ housz, die in de Scheikundige Bibliotheek, te Delft bij M. Roelofswaard uitgegeven , geplaatst zijn ; — doch de aangelegenheid dezer ontdekking bewoog Dr. du cloux tot de vertaling van bovenftaand bericht van Dr. falconer, om ook in ons Land de waarnemingen en proeven nader te doen bekend worden, die door deszelfs eerften uitvinder Dr. b. colborne betrekhjk dit ftuk genomen, en door anderen nader bevestigt zijn. Hetzelve bevat eeu aantal waarnemingen over lijders, waar onder colborne en ingenhousz zelve, die in minder of meerder trap aan fteenachtige aangroejingen laboreerden, en die door het gebruik van dit water, alle of volkomen genezen, of ten minften eene aanmerklijke verligting zeer fpoedig ondervonden hebben ; en deze waarnemingen zijn geene enkele uitgekipte gevallen , waarin dit middel van zoo goede uitwerking geweest is terwijl men andere, waar in het gebruik van hetzelve vruchtloos of zelfs fchadelijk geweest is, zou verzwegen hebben — in tegendeel verzekert Dr. falconer, dat in geen geval hetzelve eenig het minde nadeel heeft toegebragt , en in zijne practijk flegts eens zonder nut gebruikt is, en dat nog bij eenen Lijder, die wel eene belemmering had in de waterlozing, doch bij wien men geen Steen of Graveel ontdekte, zoo dat zijn kwaal tut geheel andere oorzaken heeft kunnen ontftaan. Vervolgends vinden wij hier eene opgave van veelvuldige proeven, genomen op fteenen buiten het lichaam, welke gedaan wierden in glazen, die met her aqua mephiiica in meerder en minder trap van fterkte gevuld wierden, uit welke proeven de ontbindende kracht van, dit water op de fteenen zeer zichtbaar gebleken is. —> Een ftukjen van een fteen, bij voorbeeld, wegende 51. greinen in een vlesjen met i\ oneen aqua mephitica gedaan , 't welk dagelijks of om den anderen dag vernieuwd wierd, had in den tijd van 31 dagen 36 greinen van zijn gewigt verloren — een ander ftukjen wegende 41 greinen op dezelfde wijze behandelt, had in 37 dagen 32 greinen verloren, enz. — Deze proeven zijn op veelvuldige manieren herhaald, bij welke alle de fteenen als met gaatjens wierden ingegeten , gelijk wurmftekig Gg 3 hout,  470 W. FALCONER hout, doch hunne oorfpronglijke gedaante bleven behouden, tot dat zij op 't laatst geheel vergruisd vvierden Omtrent deze proefnemingen kan men met reden aanmerken, dat, fchoon ook de ontbindbaarheid der fteenen m t aqua mephitica, wanneer zij in onmidlijke aanraking buiten het lichaam geplaatst worden, buiten alJen twijfel is, daar uit nog geenszins volgen moet, dat dit water , na deszelfs doorgang door onderfcheidene vaten in t lichaam tot in de piswegen, dit ontbindend vermogen behoud; - doch, zonder ons thands met de bcneikundige ophelderingen bezig te houden , die in 't Werkjen zelfs worden opgegeven, en die deze bedenking aanmerkhjk verminderen, wordt dezelve geheel weggenomen door eenige bijgevoegde vergelijkende proeven van Dr. colborne, over de werking, die de unh van iemand, die het aqua mephitica gebruikt, op den fteen oefent, en de werking der urin van iemand, die hetzelve met gebruikt. _ Te weten : een ftuk van eenen menfchen fteen wierd in een glas gedaan , en daar op gegoten de urin van iemand, die het aqua mephitica dagelijks gebruikte, welke urin men regelmatig alle dagen vernieuwde — een ander ftuk van den zelfden fteen wierd overgoten met urin van een gezond mensch , die geen Graveel had en het aqua mephitica niet gebruikte, doch voor het overige op dezelfde wijze behandelt. Uit welk foort van proeven overtuigend gebleken is, dat den fteen m het laatfte geval, dat is door gewoonen urin eenen aanmerklijken aangroei ontvangt, maar in tegendee door den urin van iemand, die het aqua mephitica gebruikt, van dag tot dag eene vermindering ondergaat en zeer zichtbaar ontbonden wordt,zoo dat dit water deszelfs fteen-ontbindend vermogen tot in de piswegen, indien al met eenige vermindering, echter voor een groot gedeelte, wel degelijk overbrengt. — De verandering, die de fteenen in deze laatfte en de voorige proefnemingen ondergaan, wierd van dag tot dag, of van maand tot maand , nagegaan, waar van in d t bericht vergelijkende tafels worden medegedeelt — waar uit men zeker wel eenig verfchil in de ontbindbaarheid der fteenen in dit vocht, na derzelver verfchillende menging en meer of min vasten famenhang, ontdekken maar echter te gelijk zien zal, dat zij alle , meer of min fpoedig, echter waarlijk ontbonden wierden. . Eene  LERICHT WEGENS DE AQUA MEPHITICA ALCALINA. 471 Eene andere bedenking is de vraag , of dit middel , waar bij dagelijks van 2 tot 4 drachma, in fommige gevallen zelfs 1 once van dit Loogzout behoort gebruikt te worden, geene ongemakken in de maag en ingewanden veroorzaakt , en of hetzelve , als Loogzout geene gefchiktheid tot rotting in het lichaam kan voordbrengen ? doch behalven , dat dit Loogzout volkomen met vaste Lucht of Luchtzuur verzadigt is, en dus geheel andere hoedanigheden heeft aangenomen , als hetzelve voor deze verëeniging bezit, wordt hiertegen de ondervinding aangevoerd , dat het gebruik van hetzelve in geen geval eenig ongemak veroorzaakt heeft en iu tegendeel in deszelfs werking zeer zacht en aangenaam , om eene bijkomende ongefteldheid zelfs niet eens behoeft te worden nagelaten, terwijl nog daar en boven, wel verre, dat hetzelve eene gefchiktheid tot rotting zou voordbrengen, in tegendeel deszelfs rottingweerende eigcnfchap door geneeskundige waarnemingen en proeven met ftukjens vleesch, in het aqua mephitica (de ontbinding van dit Loogzout) gelegd, die in hetzelve veel langer voor bederf bewaard wierden, dan in fchoon water, ten duidelijkften bevestigt wordt. — Het gezegde zal genoeg wezen , om dit Stukjen aan den aandacht van Geneeskundigen, die met het gebruik van het aqua mephitica nog niet mogten bekend wezen , ten iterkften aan te prijzen. — Hoe zeer het waar is, dat men zich door eenen overmatigen trek tot alles, wat nieuw is, te veel kan laten vervoeren , om , 't geen voorlang bekend was , alleen daarom , om dat men het als wat ouds befchouwd , klein te achten, is het echter aan den anderen kant ook waarheid , dat men , vooral in eene wetenfehap , gelijk de Geneeskunde, die nog voor zoo veele verbetering vatbaar is, elke nieuwe ontdekking met erkentenis behoord te ontvangen, en geene moeite behoorde te ontzien, om zich met dezelve behoorlijk bekend te maken , en de nodige waarnemingen en proeven te doen , om zich van deszelfs nuttigheid , of nutteloosheid te verzekeren , vooral wanneer men , gelijk iu dit geval , althans in de mooglijkheid gefteld wordt, om aan ongelukkige Lijders, die zich op de zorg en kundigheid hunner Geneesheeren verlaten, zo al niet eene volkomen genezing, ten minften eene aanmerklijke verligting toe te brengen. Gg 4 Jl-  472 a-fcÖEM. STAAT* GESCHIED- EN AAM DKIJKSK. Mao«2IJN. ^fH» Gefchied- en Aardrijkskundig Jlfaea. zijn voor i796 Eerfte Stuk. Te Haarlem f bij ).{ heets. 105 Bladz. In gr. Svo. He prijs h Qnder de meenigvuldige Tijd- en Maandfchriften, waar V mede het lezend publiek thands als overfeS wordt komt onder den bovenftaanden tijtel dit nieuwe Êfh5f ? vrfchiJ> Wij kunnen het oogm" kTn den a rt deszelven niet beter dan met de woorden der Schrijvers zeiven, aan onze Lezers bekend naken waar bij wij dan tevens den inhoud der in dk Stuk voorkomende ftukken zullen voegen „ Dit: tijdfchrift," dus luidt het Bericht, „ zal alle „ maanden met een Nommer worden vervolgd, welke „ men zoo veel doenlijk, regulier op den eerfC daar, van elke maand denkt uit te geven> ö ,, Het zelve zal de naauvvkeurigfte berigten mededeekn van de ftaatkundige gebeurenisfen inEuropa ,, als ook van die in andere werelddeelen, voor zo' 5, verre dezelve met de Europifche in verband ftaan 1 ,, Deze berigten van gebeurenisfen, zullen worden afar gewisfeld met ftaatkundige befchouwingen en bedeu„ longen, ten einde den lezer zoo wel op het verband „ der gebeurenisfen, als op het oogpunt, waar uit'dea, zelve moeten befchouwd worden, opmerkzaam te a, uiaken. Tevens zal men het karakter der voornaam" a manFea> iie »« de belangrijkfte gevallen de groota, fte Rollen gefpeeld hebben , zoeken te fchetfel -1 ,, tiij dit alles zal men berigten van de nieuwfte ont„ dekkingen en veranderingen in de aardrijkskunde als „ ook van de nieuwfte en beste Landkaarten voe5, gen. Hoewel zij ter volvoering van dit plan zich genoegzaam, door eene gepaste Correspondentie, meenen in ftaat gefteld te hebben, zullen zij echter met genoegen van deskundigen, zoo in als .buiten ons Vaderland ttf,*ï*P ontvangen, als met den geest vaiï du fijdfchnlt overeenkomen. Ziet hier den inhoud der voorkomende ftukken. m ■Europa op het einde van de agttiende eeuw. r0bespiede m salles. (3) He jong e o r l e a n s. f 4) HoTaTd ^in^rf^T M Volkrijkheid & Molland. (6) Uittrekzel uit het berigt van de Commisfie van  w. kamp, p r o m e t h e u s. 4*3 van vijven. (7) Berigt van faipüult nopends den toejland der Geldmiddelen in Frankrijk. (8_) Handelingen en befluiten van het Engelsch Parlement. (9) Berigt van de Commisfie tot onderzoek van de politieke en finantieele gedraagingen. (10) Revolutie in Friesland. (11) Brieven uit Parijs, Londen en den Haag. (12) Algemeene berigten van 't voorgevallene in Europa. Over het geheel zijn het zeer oppervlakkige en afgebrokene berichten, waar van de meesten uit de nieuwspapieren ieder bekend zijn , zoo dat, indien dezelve in 't vervolg niet gewigtiger worden, wij zeer twijfelen, of dit Magazijn, onder zoo veele andere papieren, wel veel opgang zal maken. promet heus. Uitgegeven door w. kamp. Te Amfteldam, bij J. Wesfing, Wz. en J. van der Heij, 1796. 198 Bladz. In gr. Oclavo. De prijs is fi-16-: Dit Stukjen, dat zeer netjes uitgevoerd en met fraaie vignetten verfiert is, behelst het begin van eene Verzameling van ftukken van fmaak en vernuft, die ten deele oorfpronglijk, maar voor veel grooter deel uit het Fransch en vooral uit het Hoogduitsch vertaald zijn. De Verzamelaar fchoeit het op den leest van de Thalia van schiller, en zou het haast den naam vau de Bataaffche Thalia gegeven hebben. Maar hij bedacht zich, en nu heet het prometheus. En zie hier de reden van deze benaming: „ prometheus roofde, ,, volgends de Griekfche Fabel , het vuur uit den he,, mei, en bezielde daar mede zijn werkftuk. Het vuur ,, der vreemden ontftak ook bij den Uitgever de be,, geerte, om het in zijn Vaderland over te brengen, ,, en hij vleit zich eenigzins, dat hij daarin niet onge,, lukkig gedaagd is , en dat de oorfpronglijk Va,, derlandfche ftukken, in dezen bondel voorkomende, ook eenige blijken dragen , dat zij niet zonder vuur ,,, gemaakt zijn. " Men heeft, in de laatfte jaaren, verfcheiden ondernemingen gewaagd, die aan de tegenwoordige minder of meerder gelijk zijn. Maar ze hebben geen opgang gemaakt. Dit is altijd niet toe te fchrijven geweest, aan derzelver geringen verdiensten. Van de Bijdragen van feith en kante laar kan men niet zeggen, dat Gg 5 zil  474 w. kamp zij niet verdienden van alle lieden van fmaak en vernuft gelezen te worden, en evenwel hebben wij van ter zijde gemerkt, dat de onderneming van die beide bekwame lieden maar in het geheel niet opneemt. Daar kunnen verfcheidene redenen van gegeven worden. — Met land, waar in onze taal gefproken wordt, is te klein, om aan Werken, die eeniglijk tot het vak van vernuft behooren, groot vertier te belooven , al zijn ze ook nog zoo goed. — Proeven van ftukken van vernuft, die buitenlands uitkomen, krijgen wij daar en boven doorgaands in andere Tijdfchriften , die voornaamlijk om ander nieuws, dat zij behelzen, gelezen worden — en wat het inheemfche betreft, men ziet zelden, dat onze fraaie vernuften van dergelijke verzamelingen veel gebruik maken, om 'er hunne Werken in te plaatfen. Gelijk wij dit laatfte, dat toch redeloos, en waarlijk fpijtig is, met voorbeelden zouden kunnen bewijzen. Het weinige inlandfche dat wij in dezelve nog krijgen, is veelal zonder naam, en ligt doorgaands onder het vermoeden, dat het van den Verzamelaar zeiven, of van eenen of anderen van zijne goede vrienden herkomftig is. Hoe zeer wij derhalven den Verzamelaar van prometheus gunnen en toewenfehen zouden, dat zijne Verzameling grooten opgang maakte , wij vreczen of hem dat genoegen wel zal te beurre vallen. Hier komt nog eene bijzonderheid, in den prometheus, bij. Wanneer men zich wilde toeleggen, om Lezers aan te lokken, dan moest men zich, in een Werk, dat eigenlijk alleen voor vernuft en fmaak gefchikt is, zoo veel mooglijk wachten , dat men een groot aantal van menfchen niet ergerde, door zulke uitdrukkingen of aanmerkingen die hen boos maken , cn hun opwekken om het Boek uif de hand te fmijteru De vraag is hier niet, of die aanmerkingen gegrond zijn: al zijn ze ook nog zoo gegrond, wat helpt het wanneer veelen ze niet hooren willen? Daar is, buiten den prometheus, gelegenheid genoeg, om zijne denkwijs over zekere zaken en zijne redenen voor dezelve aan den dag te leggen , en het is 'er ver van daan, dat wij zulks zouden willen afraden. Wij fpreken hier alleen van den besten weg, om, tot nut van de Natie, een magazijn van Werken van vernuft, zoo aan den gang te helpen, dat het zich door een genoegzaam  prometheus» 475 zaam vertier kan ftaande houden. Men zou, zo men zulks goed vond, van deze aanmerking in het vervolg eenig gebruik maken kunnen. Het Stukjen is in vier Afdeelingen gefchift: — Godsdienst, Filozofie en Zedekunde — het Vaderland — Gefchiedenis en Wereldkennis — en Mengelwerk, in welke laatfte Afdeeling alles geplaatst wordt, dat onder de voorige rubrieken niet thuis hoort. Onder de 14. itukjens die dit Boekdeeltjen vullen, zijn zeven of agc vertalingen , die verre het grootst deel van hetzelve betlaan. Ze zijn uit schillers Neueste thalia, formeij, imbert, en de florian overgenomen , het welk derzelver waarde alleen genoeg aanprijst. — Het waar geluk — ogier van Denemarken — de reis naar den Vefuvius — de reize naar de ijsvalei van Montanverd — de Koningin der liefde. Zij zullen allen wel bevallen. Ook zal men de hexametrifche berijming van sophronimus van de florian fraai vinden. Eeu regel, hier of daar, die zoo glad niet vloeit, hebben wij toegegeven, aan de nieuwheid eu ongewoonheid van de versmaat onder ons. — Zie hier den eerften aanhef van denzelven, in een andere maat van verfen: Vader des dags, wiens helder gezicht Hemel en aarde en zeeën verlicht! Pijthons verwinner en redder des lands, Vinder der lier! waar verbergt gij u thands? Immers beheerscht gij uw hemelfche baan, Zeegnende broeder der kuifche DiaanJ 't Akelig duister verdwijnc voor uw oog; Manfters ontvlieden uw pijl en uw boog. Waarom verbergt gij uw fchittrende pracht, Schuilende in 't kleed van een winterfchen nagt? Zie hoe de zee tot de hemelen bruischt; Hoor hoe afgrijslijk de noordenwind ruischt! Zie hoe 't heelal om uw afwezen treurt; 't Smeekt u, dat gij uwen fluijer verfcheurt, Breek door de wolken, geef ftike op de zee, Heilrijke phcebus, verhoor onze beê ! : Zie hier nog een vernuftige Anecdote , onder den tijtel van de dame en het vischwijf. „Toen „ de beroemde miraeeau, in April 1791 begraven „ wierd,  . 4?6 W. K A Bi 1>, PROMETHEU S. „ wierd, was de trein , die zij,, Ujk volgde, zoo groot d-r „ dezelve drie uuren lang duurde. Kene Dame, die f ch ond7r „ de toezieners bevond, klaagde over het ftof dat £ m°"nt. „ te oprees; „ de Burgerraad, " fprak ze, „' hadIvoor" de ,,,, ftraten, met water moeten laten begieten." Eene Sarde „ die onder den hoop ftond.andwoordde: ^BuZZThtk ^„„ op onze traanen gerekend."*' "ui&«idda neeic Het oorfpronglijk Vaderhndsch, dat 'er in dezen bondel gele. m óe D'iiS m 5. Dichtftukjens, en een in ongebonden ftijl. De Dichtftukjens zijn, over het geheel genomen fraai HET VOORNEMEN. Ik zal geen ketens dragen, Daar ben ik zeker van; Al knielden al mijn broeders Voor dwingelanden neer; Al zwoeren zij kleenmoedig De lieve Vrijheid af, En droegen 't fchandlijk teken Der vuige flavernij. Ik zal geen teken dragen Van Vorften flavernij; 'k Veracht hun gunstbewijzen, Hun goud en dreigend ftaal; Hij die niet vreest te fterven, Belacht der grooten trots. is wal Telroof erHerd!ft ^ ui,fchr'ï™ - het ■ ■n»V» g ftukjen m ontbonden ftijl is, de ge- htatorie 7, ^DENP00T' °^het genadiS rechterliik vónnis. De BenZim nn •• »e.en.vreemde,ine' Nijenhuis in het GraaiTchap 5^. ,11 P zljneure'S d00"rekkende, wordt van eenen jagthond ln gZt el gebeten' ,Hij verdedl'Sc zich' m« zijnen ftok, en Haat buiten zijn toeleg, den hond een poot aan ftukken Hij wordt hier over voorden Rechter gebragt, en, zoo weK eui™ndHi?e Mm g/bet,en W3S' als het Setui^enis' van ooggl tuigen die verklaarden dat de hond de aanvaller was, konifts baten, hij werd door den Rechter genadig verwezen in eene geldboete, tot wier betaling hij al zijn zuur verdiend'lóon be! fteden moest." Dit ftukjen is niet kwalijk opgefteld en vervuki met fchrandere en vernuftige aanmerkingen Doch 't St ons minder in een W9rk van dezen aart fhuis teTooren. Ook 5Lwie°in Sden Vm derSeIijke^»^igevonnisfen zoo me£ mgvuldig, in de wereld.dat men er geheele boekdeelen mede zou konnen vullen. Wij wenfchen, dit de tijder. £tornen mogen, dat ze groote zeldzaamheden zijn. Brie*  H. M. WILLIAMS, BRIEVEN. 477 Brieven van h. m. william s, uit Frankrijk gefchreven aan eene Vriendin in Engeland , behelzende nieuwe Auecdotes, over de Franfche Staatsomwenteling. Uit het Engelsch vertaald. Tweede Stuk. Te Haarlem, bij J van Walré en Comp. 1795. zz6 Bladz. In gr. Oüavo. De prijs is f I - 10 - : Van het eerfte Deel van dit Werk, hebben wij reeds voor lang verflag gedaan. (*; Wij volharden bij het voordeelig bericht, dat wij toen van hetzelve gegeven hebben. De Schrijf, fter heeft eene fraaie gave van opmerken, en een levendige bevallige manier van verhalen, en weet van haare belezenheid, in de beste Schrijvers, in haare verhalen een zeer goed gebruik te maken. Ondertusfehen is de Franfche tijtel, die voor dit tweade Deel ftaat, brieven over de Franfche Staatsomwenteling, niet overeen, komftig met den tijtel, dien wij hier boven hebben uitgefchreven, en ook niet overëenkomftig met de waarheid. Misf william s verhaalt, wat zij op haare reize heeft waargenomen: do^h dewijl zij de Franfche Staatsomwenteling tot verrukking toe bewondert, is het natuurlijk, dat haar meest zulke bijzonderheden aantrekken , die daar toe behooren , of daar uitgevolgd zijn, en dat deze brieven dus veele nieuwe Anecdotes, over de Franfche Staatsomwenteling mede behelzen. Wij maken deze aanmerking, op dat onze Lezers, uit dien Franfchen tijtel, mee mogen denken, dat dit Boek opzetlijk over de Franfche Staatsomwenteling gefchreven ware, gelijk wij bij het eerfte opflaan van hetzelve, in die gedachte ftonden. Misf williams heeft deze brieven meest te Orleans en te Parijs gefchreven. Het geene zij meldt is dus meestal tot deze plaatfen betreklijk. Wij zullen onze Lezers eenige vau haare Anecdotes mededeelen. „Rousseau, aan het huis van eenen vriend het middagmaal 'houdende , prees den wijn. Zijn vriend zond hem 50 vlesfen. Rousseau vond 'er zich door beledigd. Doch dewijl het gefchenk van eenen ouden vriend kwam, nam hij 10 vlesfen aan, en zond 'er 40 terug. Kort daarop verzocht hij zijnen vriend en deszelfs familie, op een avondmaal. Toen zij aankwamen, vonden zij jean jaques zeer bezig, met het fpit te draaien.— Hoe ongemeen vreemd is het, riep zijn Vriend uit, den fchranderften geest van'Europa het fpit te zien draaien ! Hoe, andwoordde rousseau, met groote eenvouwigheid en bedaardheid , indien lk het fpit niet draaide , zoudt gij ongetwijfeld uwen avondmaaltijd verliezen, mijne vrouw is heen gegaan, om ihlade te kopen en het fpit moet gedraaid worden." „ On« - (*J Zie Vadert. BUI. IV Deel, 1 Stuk, Bladz. 374.  478 H. M WILLIAMS hemmfeïSS^^ W vriend fchijn. Doch bij had hem zooZs nièrlT d* eerftf'?aal « voorglas vau zijne lippen , m?t de^fterkftfifr°-fd' °f hij rukte het het niet van den«lfden wKn ™? ontroenng Uitroepende, dat zijnen vriend gedronlS had die' Z!ï» v" h'j aan het huis van had, om hem door verriPnm'r ! gelljk hl' vernam, een toeleg betuigde zff^d^^ebMmmbmV!a- Tf reder^de^st'SS voet kunnen en mo^i}ei^wd^m de a™e lieden te feu, met dezelfdHraLortrfH de Paarden van "'jken in koet'f Is zoo ongemakli: » ™ f als, voor heenen, vertrapt worden. J mij in 1»!^ gróóïïXidDS^ wijze door Orleans. Haar KoeSerTv^^ die door ouderdom en zwakheid belet wierd 2 MM, Vr°UW' int den weg te gaan. Zij werd opde pTaats ledóodf nf £d':i0PweTa2 Sffe^£hBnne f^*^ om haar te doen ^graven! ° Jfê^f^'^**' loopen gevaar, om ras veronachtzaamd te^ worden 'nfL'^ met flechts der ridderfchap, maar ook der petit maitreMs?e7 bij. — Ten aanzien van de kleedinff wnrAr a. T n T' vouwigheid waargenomen> m»^fe ™JJ de ?£Xto!i m> ™ ""f verregaande achtloosheid. Een lédr bLnS j uuuer eigen was, zich tot eenen gewezenen Hertog begevende,  BRIEVEN. 479 i de, zeide hij hem: mijn Heer, ik gebiede u den Koning te gaan ; zeggen, dat de Reprefentanten der Franfche Natie hier zijn. — i Hij werd zonder een oogenbhk te draalen gehoorzaamd." „Zeker jongman, foldaat onder chate au vieux, was onder het getal der geenen, die de Krijgsraad te Nancij, ter dood veroordeeld had. Hij had de genegenheid van een meisjen te Nancij gewonnen. Het ongelukkig meisjen zag haaren minnaar naa de gerechtsplaats leiden. De naare trein ging voor bij haar huis. Onder den grooten toeloop en de verbazende verwarring en opfchudding, gelukte het haar, hem te redden, en op de vliering van haar huis te verbergen. Het geval is zeker. — Hier bleef i de jongman verborgen. Zij alleen zag hem. Zij voedde hem m 't geheim, met de vrucht van haarer handen arbeid Ten einde van twee maanden kwam zijn vader, een rijk Zwitfers landman , j onzeker van het lot van zijn eenig kind, en den doodelijken angst i: van twijfeling niet langer kunnende verduuren te Nancij, om zijn zoon te zoeken. Dit deed hij lang te vergeefsch. Ten laatften ' vernam hij, dat zijn zoon aan haar zeer was verkleefd geweest. I Hij zoekt haar op. Zij vreesde verraad, en ontkende iets van hem i te weten. Maar de vaderlijke tranen bragten haar tot nadenken. ;Zij zeide, dat zij mooglijk morgen in ftaat zou wezen, om hem eenige tijding van zijnen zoon te bezorgen. Het meisjen befchreef I fcaaren minnaar den perfoon , en dees herkende in de befchrijving : zijnen vader. De volgenden dag omhelsde de oude zijnen verlo- ren zoon en voegde deszelfs handen en die van zijnen be- ifchermëngel te famen." „Zeker kamerdienaar riep eenen heer ter zijde, en zeide hem, : zoo op het oogenblik heeft een der Staatsdienaren den Koning iverlaten, en voegde hij 'er bij, zijne fchouders ophalende, ik moet u eene omftandigheid verhalen, die u buiten twijfel zal doen verbaasd ftaan. — De heer, die een heet patriot is, vatte terftond vuur. Hij befloot daar uit, dat de eene of andere nieuwe ramp had plaats gehad-, dat de eene of andere nieuwe verbintenis van vreemde Mogendheden , tegen de Franfche Vrijheid gefmeed was, en onderzocht met den grootften ernst, wat 'er ge: beurd ware. Kunt gij u wel verbeelden , was het and woord, dat i!de Staatsdienaar, zelfs geen gespen op zijn fchoenen had." _ „Een Fransch heer van mijne kennis verhaalde mij,dat hij in zijn fourgon van Parijs naa Calais rijdende , op weg door eei nen reiziger aangefproken werd, die te voet ging.— Deze verzocht hem dat hij de goedheid wilde hebben, om hem te vergunnen, dat hij zijnen overrok, dien hij te zwaar vond, in zijn rijtuig mogt werpen. Met al mijn hart zeide de heer , maar : indien wij niet naa dezelfde plaats reizen , hoe zult gij dan ' uwen overrok wederkrijgen. Geen zwarigheid , andwoordde de reiziger, zeer naïf, ik zal 'er in zijn. Op dit geestig andwoord, nam de heer hem tetftond in zijn rijtuig." De  48o DE MAR QUIZ E VAN MAZZINI. De Marquize van Mazzini. Toneelfpel in vijf Bedrijven, onder de Spreuk: Per hxc ad altiora. Te Leijden, bij D. du Mortier en Zoon, i796. Behalven het Voorbericht \l% Bladz. In gr. Otlavo. De prijs is f: .; 14 .■: Ferdinand deV, Marquis van Mazzini hadt zeven jaaren in den echt geleefd met louiza de bernini, welke hem twee dochters emilia en julia en éénen zoon ferdinand gelcnonken hadt,toen mariadevelorno door haare fchoonheid en betoveringen het hart van den Marquis aan zijne echtge110:" ontfral, welke op het ziekbed door verdriet neérgeworpen, in een oogenblik van bedwelming uit haar flaapvertrek, in een kerker op het flot Mazzini werdt overgebragt, waar zij vijftien jaaren zuchtede en, daar niemand buiten den Marquis en één' vertrouwden d,e haar 's nachts van levensonderhoud voorzag, haar verblijf kende, zoo viel het ferdinand gemaklijk, haar voor dood te verklaren en voor het oog der wereld de uitvaart zijuer Gemalin te vieren, waar op hij kort daar na zich aan m aria verbondt, die het Hof van Napels, boven de ftille landvermaken van Mazzini, in een der bekoorlijkite dreeven gele-'en verkiezende, met ferdinand te Napels woonde, terwijl de' Kinderen op het landhuis bleven onder de beftiering van eenGouvernante, welke zoo veel mooglijk de bitterheid eener ftiefmoeder matigde, en door haare goediiartigheid en vriendelijke leslen de toevlugt haarer kweekelingen was. Hippolitus Graaf van vereza te vergeefsch door de wellustige mar ia aangezocht, verheft op julia, welke neiging de te leur gellelde poogt te onderdrukken, door haare ftiefdochter aan den boozen Hertog van Luovo te verfpreken; deze zijn prooi door vereza ontroofd ziende, zet de vlugtenden na, en vindt eindelijk zijnen medeminnaar, terwijl het meisjen in een grot verholen zijne navorfchingen ontvlugt, en aan het einde der donkere onder aardfche gewelven onverwacht in de gevangenis haarer moeder komt. Maria, aan den Marquis ontdekt wordende in haare eerloze handelingen, wreekt zich door hem onder de verfchriklijkfte vervloekingen te vergeven en zich-zelven met een dolk te doorboren, waar na ferdinand zijne verlatene echtgenoote en kinderen bij zich roept, en oader de hevigfte zelfsverwijtingen derft, terwijl julia aan hippolitus wordt verbonden en de moeder aan haare kinderen wordt weer gegeven. Zie daar den hoofd inhoud van dit verdienftelijk Toneelfpel, het welk de Dichter bekend, getrokken te hebben uit den bouw. val in het IV Deel van het Magazijn van Gefchiedenisfen en Verhaalen. Wij prijzen het gaarne onzen Lezers aan, en hopen , dat het oogmerk van den Schrijver bereikt zal worden, om naam ■ lijk de deugd meêr beminlijk te maken, en uit de gevolgen, het fchadelijke der zonden te leeren.  UITTREKZELS en BEOORDELINGEN. De Bijbel vertaald , omfchreven, en door Aanmerkingen opgehelderd. Door w. a. van vloten. Elfde Deel. Te Utrecht en Amfteldam, bij G. T. van Paddenburg en Zoon en J. Allart, i?95- 613 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 4 - > ~ 1 In dit Elfde Deel van zijn Bijbelvverk levert ons de Burger van vloten het Euangelie van joannes, de Handelingen der Apostelen, en de beide Brieven van paulus aan dié van Thesfalonika, ol, gelijk hij het verkiest, aan de Thesfalonikers; allen wederom, op de hem gewoone wijze van behandeling, vertaald, omfchreven , en met korte Aanmerkingen opgehelderd. Vooraf wordt dit Deel geopend, met eene Tafel van de Vier Euangelisten, welke, eenigzins, het gebruik van eene Harmonie of overëenftemming dezer Schrijveren zal vervullen ; gelovende de Burger v. v., dat , wil men de gebeurenisfen van jesus leven volgends de tijd-orde, waar in zij voorgevallen zijn, ten naauwften onderling verbinden, het volftrekt onmooglijk is , dit doel te kunnen bereiken. De reden daar van is niet verre te zoeken. Zij is in de Euangeliën zelve te vinden: geen der Euangelisten heeft zich bevlijtigd, om de tijd-orde in zijne befchrijving te volgen, maar, alleen zulke gebeurenisfen op te geven, welke aan het doel van zijn opftel het best voldeeden. De Recenfenten zijn het volmaakt, met den kundigen Uitlegger, in dezen eens. Men moet de Euangelisten vergelijken, met plutarchus, in zijne Levens der doorluchtige mannen; nepos, Levens der beroemde Veldheeren; en suetonius, Levens der XII Ccefars. Wie uit dezen, op zich zeiven, en zonder vergelijking met anre Gefchiedfchrijvers, die meer de tijd-orde volgen, eene geleidelijke volgreeks der gebeurenisfen , zou willen opmaken, zou zich meestal verlegen vinden, hoe veel meer zou dit plaats hebben , indien meer dan één van deze Schrijvers , op foortgelijke wijze, het leven van denzelfden man befchreven had. Zoo dat, bij flot, de harmonifche disharmonie der Euangelisten , als men zich dus mag uitdrukken, geene de minfte tegenwerping tegen de geloofwaardigheid of het gezag der Euangelisten kan opleveren. Verders levert de Bnrger v. v. Inleidingen in de BijVAD.milL.viii.deel.no.il. Hh, bel-  4^2 W. A. VAN VLOTEN bclboeken, die in dit Deel voorkomen, te weten, in bet Euangelie van joannes, de Handelingen der Apostelen, algemeene Aanmerkingen op de Brieven der Apostelen, Proeve over het karakter van paulus, en eene kont Inleiding op de twee Brieven van paulus aan de Thesfalonikers. In deze Inleidingen fpreekt de Bijbel-uitlegger van den Schrijver des boeks, waar toe de Inleiding behoort, van de aanleidende gelegenheid, en het doel, van den ftijl en het karakter, en van de voornaamfte bijzonderheden van hetzelve. Deze Inleidingen van den Burger v. v. bevatten , gelijk doorgaands, wederom zeer veele fchrandere Aanmerkingen, uit de diepte gehaalde voordragten, en deftige uitfpraken, omtrent tot hier toe meer of min betwiste onderwerpen, doch die ingewikkelde ftijl, die duisterheid in de wijze van voorftelling, daar wij meer over geklaagd hebben, en die zijn Bijbelwerk, anders zoo veel fchoons bevattend, zoo min bruikbaar maken, worden ook hier weder gevonden , dewijl men zelve ingewijd dient te zijn in de geleerde vraagftukken, en gemeenzaam met de Schrijvers, over welken de Burger v. v. zijn gevoelen zegt , en die hij beoordeelt, zo men hem recht zal vatten, en het waare nut, tot opklaring van zijn gefchnjf trekken zal. Wij weten wel, dat deze onze uitfpraak den Burger v. v. voor wien zijn eigen opftel zeker het duidelijkst zal zijn, mishagen zal, maar het gevoel van fpijt, dat een werk, het welk zoo veel nuts zou kunnen itichten, indien het de gedachten duidelijk ontvouwde, en de Schrijver zich meer, in de plaats van zijne Lezeren gefteld had, nu van veelen in een hoek , zonder gebruik, zal worden nedergelegd, doet ons deze waarheid herhalen. Het onderwerp, het welk den voornamen inhoud der Inleiding in het Euangelie van joannes uitmaakt, eene ontvouwing, naamlijk, van het verheven denkbeeld , het welk die Euangelist ons in zijn Euangelie van jesus christus geeft, is zeker, in zich zelve reeds moeilijk en duister, maar, de voordragt van den Burger v. v. is niet gefchikt, om het zelve klaarer te maken. Na lang lezen en herlezen, en vermoeiend overpeinzen van zijne gezegden, ontdekt men, eindelijk, wel, dat zijne bedoeling is, om geheel vrij zich te willen houden van allen fchijn van genegenheid voor het één of ander famenftel der Christenen hier omtrent, maar,  DE I! IJ BEL VERTAAL», ENZ. 4S3 maar, wat hij zelve, bepaaldelijk, van het voorftel van. joannes maakt, blijft even duister, zo niet duiste* rer, dan dit voorftel zelve. Wij zullen, ten einde onze Lezers oordeelen, hier het befluit of refultaat plaatfen, uit de redeneeringen van den Burger v. v., zoo als hij dat, in het flot zijner Inleiding heeft opgegeven: ,, Nu zullen wij, alles famentrekkende, dit onder* zoek eindigen, waar in mij nog verfcheiden duisterhe* den overblijven; evenwel blijft dit zeker, dat de logot in den ftiji van joannes zoo wel, als in de kundig* heden der Jooden en Wijsgeeren, niet een beginzel» wij zouden zeggen , een vermogen der Godheid , maar een op zich zeiven beftaande is, in natuur niet onder* fcheiden, fchoon in den hoogden graad overëenftern* mend, en daarÖm één, en nogthans in werking onder* fcheiden; eene werking, die zich reeds deedt opmef* keu na de fchepping der dingen, waar in hij werkda* dig was naar het bellek, maar nog veel meer, toen hij als het licht onder de menfchen meer werkdadig wierdt op hun vernuft, na dat hij hen anders bezield hadt i ia dit alles is niets, het geen men met de nieuwfte Uit* leggers op het vernuft der Godheid toepasfcn kartj eene wijze van verklaren vol van geesteloze fpelingeti * die niet alleen koud zijn en blijven , maar waarbij geen mensch belang heeft, dan die vermaak vindt in wijs* geerige befpiegelingen en fpelingen, terwijl de woorden zoo verklaard,als joannes de omtrekken,in deze vijf (eerfte) verzen geeft, ons jesus christus nadef leeren kennen, zoo als hij in dit Euangelium getekend is, en door de Apostelen, in het bijzonder door p a ü» Lus, in fommige trekken, nog veel meer verhoogd etl uitgehaald te voorfchijn komt, als die geuèn, welke het oorfpronglijke leven en licht is, voor hun, die itt de doodlijkfte en koudfte donkerheid en gevoelloosheid verzonken zijn, — dus kunnen wij van het overigg begrip bekomen, hoe duidelijk hier werking onderfcheiden blijven, terwijl de overëenftemming in de Werking altoos blijft, om dat die haren grondflag in eene afge* trokkene ondeelbare eenheid heeft." Niemand, Zelfs de Burger y. v. nkt, kan de Recenfenten kwalijk ne* toen, dat hij zijne ftroefheid, om den zin dezer woor* den te bevatten, belijdt, en erkent, dat hij, in dezeit een Davus en geen oedi pos isi Daar is eene Hoofdplaats in het ËuangêÜë Varï j f*> Hii i Atf«  4"4 w. a. van vloten annes, omtrent de eensheid 'van jesus met den Vader , gegrond in de éénheidzoo als de Burger v. v in zijne Inleiding zich uitdrukt, Hoofdft. X:&2? — dat vak naar dit gefehrift Ö^Ï^V'Ï " *? worden voor nutteloze bepalingen en teSL h 3ard vloed van het leerftuk in h*t f i ,vens den ln" voedzel 5Jn^™ ^£ïïy«^ als kaSlSets^der £Xc2rS ^ deZ£ gdegenheid «« der ApfJZ ^p ema^k "welke' ^fc^" weeging dubbel waardig is. Maar -wS fc fni g i ? ' wijdloopiger wezen, teW, S vv ™Tiiï"* Aanmerkingen van den Burger v J v 0r"dedtf!gemee"e enz. nog een enLl woord dinen te~f In de Aanmerkingen over 1?yX13a Apostelen , komen nopens df Apostelen ƒ dcr verfcheiden zaken, die in lumne Briein 1 ™penS zijn, hunne Ur^gtf^^^^^^ geven, aan welke zij fchr iven h l* Christenen ook nopens den ftaat er!g 5™ fKThriSe * gemeenten, voor, welke de Le7?r If Christen opmerken. Gelijk de Bur*e■ v l J Sloegen zal de-  de bijbel vertaald, enz. 487 deze verhandeling zeker eene nadere overweeging. Zij betreft de meermalen geopperde bedenking, dat het fchijne, als of de Apostelen in hunne Brieven, den tijd van jesus laatde komst ten oordeele als nabij en kort aanftaande hebben befchouwd, waar uit dan beftrijders van den Bijbel geene gunstige befluiten getrokken hebben. Zie hier, wat de Burger v. v. desaangaande fchrljft, Bladz. 510 volgg. ,, Van meer belang is het voor ons , en het ftrookt ook beter met onze bekrompen denkwijze, dat wij iu hetzelfde (landpunt , waar in wij de Apostelen van de allervoordeeligfte zijde bezagen , hen nu ook , van de onvoordeeligfte opmerken. Het is de groote vraag, of I deze lieden met zoo veele fchoone gewoone met zoo • yeele krachtige buitengewoone gaven begunftigd , nogtlians in hunne gefchriften geene onwederfpreeklijke bewijzen geven, dat zij in fommige leerftukken verwarde, ja, zelfs gantsch onwaare denkbeelden gekoesterd, wat? zelfs openlijk geleeriiard hebben. In den eerften opflag luidt dit vreemd , maar evenwel, zal een onbevooroordeeld denker in één geval zich in verlegenheid gevoelen, voor; al dewijl hij bemerkt, dat zij op die begrippen vrij ge- < wigtige'beoefenende lesfen gebouwd hebben; ik bedod i den tijd der verfchijning van jesus christus, of, 1 volgends de begrippen van anderen, dien van het 1 atfte 1 en algemeene oordeel; paulus en petrus hebben zich in hunne Brieven hier over telkens uitgelaten, dan eens met opzet, en dan eens in het voorbijgaan; joannes in zijne Openbaring fchijnt dit met opzet te hebben willen behandelen, en evenwel blijven wij, al vergelijken wij het een met het ander , hier omtrent, in onze denkbeelden verward , en wij zouden bijna den! ken, dat wij hem in helderheid en geregeldheid van denk1 wijze, verre voorüit zijn; wij willen de zaak onbevoor- < oordeeld trachten tc behandelen. De hoofdzaak is, dat ' wij eerst de bronnen nagaan , waar uit zij hunne kundigheden ontleend hebben in dit Artikel; dezen zijn ongetwijfeld de profeetifche fehriften, welke iu hunne taferealen de lotgevallen ai veel befluiten met het einde ' der dingen, ook hebben wij een gefprek met opzet door jesus gehouden, op eenige vragen door de Discipelen gedaan, het geen wij Matth. XXIV vinden; als wij alleen bij het 29 -31 vers van dat Hoofddeel (lüftaan, dan vinden wij de verwoesting van Jerufalem, van de i IIh 4 Jood-  4^8 W. A. VAM VLOTEN Joodfchen Staat ten naauwften verbonden met twee denkbeelden, het teken van den Zoon des menfchen, en het komen van den Zoon des menfchen op de wolken des hemels , met groote kracht en luister ; deze twee denkbeelden zijn vrij klaar en ordenlijk gefteld, en evenwel zou men, vooral in het lezen der Brieven van paulus, in het vermoeden komen , dat hij, of donkere, of verwarde begrippen gehad heeft van dit ftelfel zijns Meesters; en, men kan zich naauwlijks onthouden om te denken, dat p e t r u s even zoo als wij, ten opzichte van paulus niet gunftig gedacht hebben, in zijnen tweeden Brief Hoofdft. III: 15, 16; hoe gunftig wij ook over hem denken , althans wij zijn , in dit geval, niet wel over hem te vrede, dat hij zich niet gelukkiger verklaard hebbe; en wij vinden het daarom niet vreemd, dat 'er in de Thesfalonifche gemeente nog lieden waren die , in zijne nadere verklaring , briefswijze gegeven' niet berusten konden , waarom hij ook genoodzaakt werdt , eenen tweeden te fchrijven ; maar zijn wij op het lezen van dien tweeden Brief voldaan? hij ontkent wel met ronde woorden , dat het einde der dingen nalij is, dat zulks te Hellen overdreven, ontijdig gedacht is , en geeft, om de gemoederen te bedaren, een teken op , het geen ongetwijfeld op hét einde vooraf moest gaan , de verfchijning van den Zoon des verderfs ; maar zijn wij nu te vrede? is dit teken duidelijk? is het befljsfend voor een ieder ? of vermeerdert de onzekerheid niet veel eer, omdat hij zich zeer ingewikkeld over dat voorafgaande teken verklaart ? dan zijn wij gewis over petrus uitlegging veel beter voldaan, die eene ruimte van tijd neemt in dit verfchil, waardoor een gedeelte van de bedenking verdwijnt: duizend jaaren zijn bij den heere als eenen dag; — en evenwel zijn wij met dit alles over geen van beiden voldaan, dewijl zij , in het voorbijgaan, uitdrukkingen bezigen, die daarmede in het geheel niet ftrooken: de heere is nabij! het einde van alles genaakt ! de Richter is voor de deur ƒ paulus voert zich zeiven als dan onder de levenden in , het geen veel verder gaat, terwijl zijn gevoel hem elders doet denken, dat hij nog eenen geweldigen dood ondergaan zoude." ,, Voor mij zeiven wil ik niet ontveinzen , dat mij, van welke zijde ik ook deze verfchillende wijze van zich te uiten, bezie, zwarigheden overblijven , cn dat juist de  de bijbel vertaald,je nz. 489 de twee Brieven aan de Thesfalonikers, waar in dit Artikel met opzet behandeld wordt, in plaats van die op te herren, zulks nog meer bezwaren ; want de oplosling , welke wij bij runge in Disf. Inaug. VindicitS Apostolorum, Lugd. 1758. vinden, voldoet mij niet; de Christenen zouden, namenlijk, in dien tijd gedacht hebben, dat met de komst van christus ook de beloofde gulde tijden zouden komen voor de wereld; die dit gevoelen toegedaan waren , zouden dan zeer getreurd hebben over het derven van geliefde naastbeffaanden, dewijl het dus beflist was , dat zij die gelukkige tijden niet bekeven konden; deze gedachte zou in den tweeden Brief dan wederlegd worden, ik laat dit alles in zijne waarde , dit is nogthans zeker , dat het in de hoofdzaak niets oplost. Ik wil nu trachten mijn oordeel te zeggen : de oorzaak van alles ligt in de denkbeelden , die men zich gevormd heeft van de woorden des Heilands, Matth. XXIV: 30, 31, en die, welke verklaring men ook daar aan moge geven , nog met ouoploslijke zwarigheden worftelen; als men de gezegden niet verwringen wil, en gantsch buiten alle verband laten , dan bedoeld de fpreker ongetwijfeld de verwoesting van den Joodfchen Staat , voor die wereld het teken, dat de Zoon des menfchen over zijne zoo gefchonden eere wraak nam; — dan, hoe toch is bij de uitkomst het tafereel verder bewaarheid ? wie heeft den Zoon des menfchen op de wolken gezien ? wie' zijne hemelboden met al dien luister? Deze laatfte zwarigheid konden de Schrijvers, die voor de beflisfing van het lot der Jooden leefden, zoo niet gevoelen als wij; zij fchreven over het eerfte vrij duidelijk, en gaven bewijs genoeg, dat zij de woorden van jesus in hun oogmerk zeer wel verftonden ; overtuigend kan men dit zien in He~ hreën X: 25, 37 — 39. Jakobus V: 7—9. Paulus nogthans is de man, die met zijn warm gevoel iet meer heeft dan anderen, ja, dan in de woorden van jesus fchijnt te liggen , en daar op bouwt hij geduurig zijne drangredenen voor de Christenen , om toch vlekloos te wandelen; het is ongetwijfeld, dat hij 1 Thesf. IV, van eene eigenlijke opftanding fpreekt, en op deze brengt hij ook de verfchijning van den Zoon des menfchen met de Engelen zeer duidelijk vs. 15, 16. Wat men hier tot dus verre gedaan heeft, cm dit draaglijk te verklaren, is vruchteloos geweest, — daar men het oordeelen van Hh 5 le'  49° w. a. van vloten levendigen en dooden dan eens oneigenlijk opgevat heeft dan eens zich beholpen heeft met eene opftanding. van martelaren, — fchoon het Gode leven tegen eenen "eweldigen dood in de oppofitie weinigparakllie geeft; °— hier zijn gewis donkerheden , welke eene nadere openbaring ook oplichten, en de waare overëenfteniming geregeld zal doen werken. Ondertusfehen moeten wii , om ons zoo veel mogelijk is, voor verwarring van denkbeelden te behoeden, onder het lezen van paulus lchrilten, bij ons zeiven ééne onderfciieiding daartoe levendig voor den geest hebben; 'er is, naar onze denkbeelden, een verbazend verfchil tusfehen onze verfchiiwng voor jesus christus, zoo wel in den tijd als in de wijze en de verfchijning van jesus c hrist us bnln iïrl Tfer' Verbaze"d is het verfchil daar en boven in het teken van jesus verfchijning , en in die verfchijning zelve; alle de uitwendige rampen , welke over den Joodfchen Staat en alle volken kwamen , die den eerwaardigen Zoon des menfchen tegenftand geboden haddeni zijn maar gewisfe proeven, dat hij' ook over het zedelijk gedrag der menfchen hoofd voor hoofd, ais de billijke Pvichter, eenmaal oordeelen zal ; ik wil nogthans niet ontveinzen , dat ik mij uit de analogie van denkbeelden nog een teken van de verfchijning van den Zoon des menfchen op deze benedenwereld voorlede , en wel van de gunftige zijde ; wanneer hii betuigen over eenen Staat of Staaten uitdeden zal, zoo als hij over den Joodfchen Staat ftrafTen bragt; dit vorderen de voorfpelhngen des O. T.; daar van fchijnt zelfs iet iri de natuur van alle menschkundige oude Heidenlelie Poeren te liggen; en dan geloof ik, dat de komst zelve van den eerften in rang onder de menfchen, eenen verbazenden gunftigen invloed op het zedelijk karakter van alle menfchen in dien tijd hebben zal; — ik «-evoele bier de ftdle en zachte overgang van dien gelukkigen tijd tot dien van het einde van alles, de floping der wereld; ik gevoel, dat paulus mij, in den Brief aan de lhesjalontkers op het pad ontmoet , evenwel gevoel ik hier weder verfchil van denkbeelden zoo dat ik het mij onmooglijk voorftel, dan nog te zullen leeven, terwijl ik de mooghjkheid , dat bij op dien tijd op aarde leeven kan, zeer wel geloven wil. — Doch, ik aa niet verder; uit dezen doolhof zou ik anders niet te rug kunnen keeren." a Wij  de b ij bel vertaald, enz. 491 Wij zullen op deze geheele plaats geene verdere aanmerkingen maken , alleen kunnen wij ons niet onthouden te zeggen , dat wij in de plaats of gezegden van petrus niet de geringfte fpoor zien, dat hij het met paulus niet eens zoude wezen, terwijl zijne aanprijzing van diens Brieven veeleer het tegendeel onderftellen. — Doch wij onthouden ons van verdere bedenkingen, om niet te breed uit te weiden, en misfchien ook zelve met onze Lezers in eenen doolhof verward te raken. Om die zelfde reden zullen wij den Lezer blootlijk wijzen, tot het ontwerp van paulus karakter door den Burger v. v., en onze Recenfie hier mede fluiten, dat hij verkozen heeft de Brieven van paulus in de ! tijd-orde, waar in zij waarichijnlijk gefchreven zijn, en ;, dus die aan de Christenen van Thesfalonika het eerst te leveren, met verlating van de gewoone orde van uitgave en plaatfing dezer brieven. i Kerkelijke Redevoeringen van a. hulshoff, A. L. M. & Phll. Boel. Lid van de Hollandfche Maatfchappij der Wetenfchappen, en Leeraar der' Doopsgezinde Gemeente , vergaderende bij den Toren en het Lam te Amfteldam. — Tweede Tiental. Te Amfteldam , bij G. Warnars, 1796. 308 Bladz. In gr. Oclavo. De prils is f 1 - 10 - : r J O ij de beoordeeling van dit tweede Deel der Kerkelijke Ir* Redevoeringen van den Eerw. hulshoff, kunnen wij ons, wat dezelve in 't algemeen betreft , beroepen op 't geen wij bij dc aankondiging van het eerfte Deel gezegd hebben (*). Met niet minder genoegen, dan het eerfle , zal dit tweede Tiental, des twijfelen wij niet, idoor verftandig Godvruchtige Christenen worden gele- ftn' Hulshoffs fchrander oordeel, kicsfehen lmaak , en ernftige godvrucht ftraalt ook hier allerweae door. — 0 De Elfde Redevoering over de afwisfeling der dagen en Jaargetijden , naar aanleiding van Gen. VIII: iq. _ levert eene keurige fchets van het wijze en weldadige, t welk, hier in doordraait, en waar door het gemoed tot verheerlijking van God wordt opgeleid. — De leer- re- (*) Zie Faderl. Ml. VIII Deel, 1 Stak, Blad*. 152 voleg.  49Z A. hulshoff rede teekent wel den oordeelkuhdigen natuurkenner, doch hulshoff behandelt zijn onderwerp geheel ten dienfte van het algemeen, en wel verre van zich dus in eenige natuurkundige gelchillen in te laten, bepaalt hij zich bij het bekende , althans bij 't geen algemeen bekend kan zijn , met oogmerk , om dat' merkwaardige te beter te doen opmerken , en aan te wijzen hoe deze opmerkzaamheid een geduurig voedfel van godvruchtige gevoelens kan zijn. Gaarn deelden wij, gedoogde ons beftek dit, uit deze keurige Redevoering iets mede: dan wij achten dit te meer overtollig, daar volgends bericht van den Schrijver, de Eerw. wartinet met zijne bewilliging van een gedeelte dezer Redevoering gebruik gemaakt heeft in het derde Deel van den Catechismus der Natuur. De twaalfde en dertiende Redevoering heeft de gelijkenis van den Pharifeeuw en Tollenaar ten onderwerp. — Het denkbeeld van h. over deze gelijkenis wijkt nog al af van de vrij algemeen in onze dagen aangenomen verklaring. — Volgends zijn gevoelen gispt de Zaligmaker hier menfchen, deunende op hunne eigen gerechtigheid, voordgevlocid uit naatiwgezetheid in uitwendige zedelijkheid, waar door zij zich eerbaar en onöpfpraaklijk voor de wereld gedroegen, maar tevens met zoo veel verachting nederzagen op hun , die zich in zoodanige uitwendige zedelijkheid cn eerbaarheid van hun onderfcheiden , dat zij deze juist uit dien hoofde der Godlijke gunst voor altoos onwaardig, zich zelf integendeel, eu wel alleen uit hoofde van dat uitwendig vertoon , dier gunst dubbel waardig rekenden. Jesus wil dus, naar h. 's gedachten , twee leerftukken voordragen: — ,, Menfchen , die de geboden en inzettingen uiterlijk zeer geregeld waarnemen, zijn nog vervverplijk voor ,, God , indien zij hunne deugden niet famen paaren „ met de erkentenis hunner fchulden voor den Aller,, hoogften:" — en — „ Menfchen, die aldus regel,, matig leeven, en dan daarbij zich verootmoedigen voor den Heere, verwerven de rechtvaardiging der genade, ,, de vergeving der zonden." Of liever, gelijk h. het vervolgends nader bepaalt, zelfs omtrend menfchen, die de verachting der braaven in de daad verdienen , aan openbare zonden en grove ongeregelheden overgegeven zijnde, — moet men niet wanhopen, indien zij (legts hunne overtredingen met ontroering befchouwen, daar over iu-  kerkelijke redevoeringen. 4Q?, innerlijk verlegen en aangedaan worden met hartgrondig leedwezen , _verfoeijende zichzelf, en allcrnedrigst fmckende, met eene oprechte geneigdheid tot doorgaande beterfchap. — Dit eerst uit de inleiding der gelijkenis en uit het flot kort ontvouwd hebbende zoekt hij dit te Haven uit de gefchiedenis zelf. Daar veele den Pharifeen in een zeer ongunftig, doch den Tollenaar in een zeer gunftig licht plaatfen , handelt h. geheel anders, 't Schijnt hem toe, dat, bijaldien men hier de bedoeling van den Zaligmaker meende te zijn , om te leeren, ,, dat menfchen die uiterlijk zeer zedig fchijnen , ,, inwendig en in 't verborgen wel zeer godloos kunnen ,, zijn; — en dat fommige perfoonen iu een laag beroep ,, en ruwen levensftand wel eens een edel en deugdlijk hart kunnen omdragen" — zoodanige bedoeling, op dezen tekst toegepast , de losbandigheid aanmoedigen zou, door den inhoud dezer gelijkenis te doen ftrijden met alle voorfchriften wegens de noodzaaklijkheid van een heilig leeven, en alzoo ten uiterllen nadeelig maken voor de Zedelecr. — (Dit komt ons vrij bijzonder voor: althans de noodzaaklijkheid hier van zien wij niet, wil men niet de uitoefening van de grootfte onrechtvaardigheden als noodzaaklijk en onaffcheidelijk aan het ambt van Tollenaar verbonden houden. Misfchien zijn 'er wel, die uit h. 's verklaring een lbortgelijk gevolg meenen te kunnen trekken.) H. is dan van oordeel, dat daar jesus fpreekt tot Jooden, die geen foort van menfchen eerwaardiger keurden dan de Pharifeeuwen, en geen gezelfchap verachtlijker befchouwden, dan de Tollenaren, dus ook de eerfte geenszins als een godlozen , en de laatfte als een vroomen , maar veeleer de eerfte als een alzins achtenswaardig en zedelijk braaf man , de laatfte als een der verfoeilijkfte menfchen , moet befchouwd worden. — De goede hoedanigheden van den Pharifeeuvv worden dus zoo breed mooglijk uitgemeten, zelfs wordt zijne ongundige, en toch in waarheid onmenschlievende en ftrenge beoordeeling van den Tollenaar met de grootfte verfchooning behandeld, ten einde op de vraag, wat dien man toch berispelijk maakte , te kunnen andwoorden, — alleen gebrek aan boetvaardigheid.!— Wij zullen hier woordlijk mededeelen, 't geen h. daar van zegt Bladz. 384, ten einde in het voordellen van 's mans gevoelen niet mis te tasten. — „Wat toch, maakt dezen mensch berispelijk?,Waarom wordt hij ongenadig ver- „ wor-  494 a. hulshof? " S'^H^^T iS f,S-gUnst hem ontiegd gewor- ,, oxn { — JHet andvvoord hierön is mW . s , ' maar Teniet den onzijdigen opScrker 2 h-' ?°eken» „ nooit vooringenomen wa 1 SéSonH f h,ierotntrend „ het uitlezen der ffiile betuteïm? i?v }r bl"nen' na „ Hik, zondigde niet inTgï !n*W^'ÏÊ3?» "tS?"" „ kwaads komt 'er voor in den loon Jerhaald' Nief* " "iet opSin ïj„ &£8 ^&JOl tg» legenheid. Een zondaa voo God~ een dienK g£" fa zondaar was hij , dewijl hij iri St ws JÏ, "ïi" fa hi 'er niets voor God hadt bh' £ ÏL ; °m dat „ op zijne eigen genoegzaam^ 2 Sende J^gg fa reoehjker wijze over hem voldaan 2eeSï, G°d „ wezen, en zijne waarde erkennen"6^fh'/Ze" „ komen was nevens de overigen om ;n . J P/ „ bidden, - daar alle omSfgheden hen onmT' * H moesten maken ; daar vond? de, IT °Pmerk2aar* „ geheel geene ftoffen ^ faSkftï „ ge ne aanleiding tot bidden om hulp ter vofbrS' „ der heiligmaking. Dat hii nipt hn*r vu'u.lcI)&ing fa niet zeAoetvalirdig, WfiJfiKKS " fiSSï A^ t0t CCnen dcr ^00£ftc> dirongVnïeVr, ii.lklte Zondaren. (en R/aj, 0oV> 1? , s ,-, dunkende Farilèeuw wasVo. ^?? ^i^H*!* „ die volmaaktheid, wélke ld^behoo Sten Tn „ welke hij hartlijk moest bekeren 1 5,, f, • ' en „ gelijkelijk nader kwam aan* de? &£ o " V wlZ° r?' da"aan de" 'hac va» een fchepfST „ t welk waarlijk rem is voor God in eigen «rerechS& „ heid. — Maar niets van dit alles kSffil „ zijnen verduisterden geest. Het denkbeeld zeïf vin „ waare vroomheid was uitgewischt, het bezef van hei" „ hgheid was verloren; en tevens alle gevoel vin oor „ moed voor den Heere. Dit fchetst om duide Hk z° „ ne tegenwoordige gefteldheid. Opgezwolkn dooi: S „ waan van hooge uitnemenheid boven ziine medefïhen „ felen, biedt hij zich zeiven aan als genoegzaamoW " l0U,r,dVaI5 Ce" VlekI°0S wezen' v™ 't weTde he. „ mellche Vader niets meer behoorde te verlangen vart „ welk de heilige Godheid billijk niets mee!"konfS&hen „ Hij  kerkelijke redbvokringen. 49J „ Hij hadt niets voor te dragen dan eene volfchoone „ ziel, waar aan niets viel te vergeven en niets te ver„ beteren , waar in God een welgevallen moest heb„ ben, — eene allerkostelijkrte ziel welker verlies alle „ Engelen zouden betreuren, aan welker eeuwig verlies „ God veel zou verliezen ; weshalven de Allerhooglte „ zich zeiven 1'chuldig moest agten tot het fchenken ,, der hoogfte heerlijkheden van den volgenden Haat, ,, en zich zeiven verpligt vinden tot alle mooglijke gunstbetooning , dewijl deze onbezoedelde ziel zou „ verftrekken tot een luister van Gods heerlijkheid, tot „ een lieraad des Hemels, blinkende onder de fcharen, die den troon omringen, gelijk maar laten , ,, wij afbreken, laten wij de ooren niet kwetfen; laten ,, wij ons gezigt afwenden van deze doodlijke verlam,, ming en krankzinnigheid, van de ergerlijkfte en j „ walglijkfte aller zondige ongefteldheden , welke het ,, nakroost van adam immer kunnen aanfteken , om ,, de vatbaarheid voor herftel ganfchelijk uit te del- „ gen." Wij hebben ons de moeite getroost, om deze gehee- ! Ie karakterfchets over te nemen , ten einde de Lezer I te beter zou kunnen oordeelen over h. 's. gevoelen. Hoe j nu de fchets van den Tollenaar moet uitvallen, kan i men ligt nagaan. — Die man is, volgends h., „ ver,, vallen tot den ftaat der eerloozen, in een allerlaag„ hartigst bedrijf, voordeel trekkende uit knevelarijen „ van zijn eigen volk , in den dienst der Heidenen; | ,, verkeerende met hen, die het vuil gewin in fchan,, delijkheden doorbragten" — — (waar toch vindt men den man alzoo geteekend? in het Euangelisch ver- 1 haal althans niet,) — ,, maar — hebbende alle agting ,, voor zich zeiven verloren ; kennende zich voor een I ,, fnooden zondaar, en veroordeeld zijnde bij zich zeiven. : — Tevens gevoelt hij de deerlijkheid van zijn ftaat. I ,, Te zeer wordt hij zich zclven tot eenen drnkkenden ,, last. Als zonder God in de wereld te zijn, is hem „ te verfchriklijk." — Schilderachtig en treffend is de befchrijving, die hier op volgt van zijn opgang in den tempel. — Doch ook hier vergeet h. niet, om zijn inwendigen toeftand te fchetfen. „ In zijn eigen binnen„ fte vindt hij niéts dan gruwel. Verlaten van zijne ei,, genliefde , is de haat tegen zich zelf onbefchrijflijk. Ter verfchooning vindt hij. volltrekt niets in te bren- „ gen.  49 en  5Q4 J. HINtOPEN s, en verwacht geene onmooglijke en met elkander on

2, 3 en Luk. VI: 39, 40. N*. II. Te Utrecht, bij wl van Ijzer worst, 1795. 68 Bladz. In gr. Ocïavo. D& prijs is f: - 6 - : T\e vier Verhandelingen , die in dit tweede Stukjen f-f vervat zijn, zijn van den zelfden zin- en zaakrijken inhoud, als de voorgaande. Zij dragen alömme bewijzen van de fchranderbeid van den Schrijver , en van zijne uitgebreide menfehenkennis , en zullen dus althans niet met minder genoegen dan de voorgaande gelezen worden. Wij zullen onze Lezers een klein proefjen geven, uit de overdenking over 1 Pet. II: 2, 3. Zie hier derzelver aanvang: „ Wanneer wij in het lezen der H. „ Schrift de_ gezegden bepaaldelijk, paar het verband „ waar in zij voorkomen, opvatten en aan de onëigent- lijke uitdrukkingen eenen zin geven , welken dat verband medebrengt, dan vinden wij veelmeer, veel „ bijzonderer onderwijs in de Schrift, éh de verbloemde „ uitdrukkingen veel krachtiger, leerrijker en vloeiën,, der, dan wanneer wij alles tot het famenftel van be„ fchouwende en beoefenende leerftukken , het welk „ wij, voor het lezen, reeds hadden, willen brengen, „ en de uitdrukkingen bij gelijkenis altijd in den zelf- den zin nemen willen , welken zij , in andere plaat„ fen van de H. Schrift moeten hebben. Dit worden „ wij, onder andere gewaar als wij vu 2 en 3 van „ 1 Petr.  overdenkingen. joj i Petr. II overdenken." Hier op toont de Eerw, "inlopen aan, dat de Apostel de geloovigen ver, maand had tot onderlinge liefde , dat zij daar toe alle boosheid, volgends *. i, moesten afleggen, en zoo om tot die liefde te komen, als nieuwgeboren kinderkens begeerig zijn, na de redelijke en onvervalschte melk enz. Verder toont hij dat petrus zeggen, dus famenhangt: afgelegd hebbende alle kwaadheid, enz., als nieuwgeboren kinderkens, begeert zeer, enz. dat duidelijk te kennen geeft, dat zij door de aflegging van alle boosheid , als nieuwgeboren kinderkens moesten zijn en begeeren na de redelijke en onvervalschte melk. Hij vergelijkt deze vermaning met die van paulus, i Kor. XIV: 20. vergel. Rom. XVI; 19. ,, dat zij kin- deren in de boosheid zouden zijn, en volwasfenen 111 " 'tverdand worden." Op dezen grond vindt hij deze leerino-en in deze woorden: — dat zij als nieuwgeboren kinderkens moesten zijn — dat hunne fpijs de redelijke en onvervalschte melk moest wezen — dat ze daar na zeer begeerig moesten zijn - zoeken door dezelve op te wasfen en dat de fmaak van s Heeren goedertierenheid hen daar toe moest dringen, Over deze vijf ftukken loopt zijne Overdenking, Wij kunnen den Schrijver niet verder volgen. Die lust heeft, om, tot zijne eigen leering en dichting, iets te lezen dat zijn hart door eenvouwigheid roert, hem gelegenheid tot nadenken geeft, met nadruk vermaant, en krachtig troost, dien prijzen wij deze Overdenkingen aan. Intreê- Leerreden gehouden den 24 April 1796 bij dg Gemeente der Vrije Christenen, genaamd remonstranten, te Rotterdam, door w. goede, ter aanvaarding zijner Ambtsbediening als derzelver gewoon Leeraar. Gevolgd van eenige aanmerkingen, voornaamlijk ter verklaring van Rom. XII. Te Rotterdam, bij C. van den Dries , 1796. Behalven de Aanmerkingen 75 Bladz. In gr. Oftavo. De prijs is f : - 12 - : De Burger goede had in het voorleden jaar zijne Affcheids-Leerrede van het Luthersch Kerkgenootfchap, en zijne eerfte Redevoering bij de Remonflranli 5 üa>  5°0 w. goede ten in liet licht gegeven (*), hij voegt 'er zeer gepast deze Intreê-Leerrede bij, om met elkander één geheel uit te maken. In de Voor dffpr aak geeft de Leeraar met de bartlijkfte en dankbaarfte betuigingen aan de wijze fchikkingen der Algoede Voorzienigheid , zijne lotverwisfeling en ftandsverbetering te kennen, hier in beltaande, dat, daar hij in September des voorleden jaars, door het bedanken van nozeman, en de vruchtloze beroeping van stuart, naar de gewoonte bij de Remonftrantcn, door den Curator bij de Gemeente van Rotterdam in commisfie gefteld was, om in de vacatuure het Leeraar-ambt voor eenigen tijd bij haar waar te nemen , dezelve hem nu, en dus binnen zulk een kort tijdsbeftek , tot haaren gewoonen Leeraar beroepen heeft. Uit is zekerlijk iets groots, iets ongemeens, en voor den Burger g. niet dan hoogstvoldoenend , gewigtig, belangrijk; daar het bekend is, dat dc Rotterdamfche Gemeente der Remonftranten eene der aanzicnlijkfte en talrijkfte dier Gezindheid is. Hij had dus voor zich de grootfte redenen, om Bladz. 5. te verklaren, „ zou „ ik dan niet juichen, nu het tijdftip daar is, dat mij ,, op het naauwst, en misfchien voor mijn geheele le,, ven, aan u verbindt? zou ik niet juichen, daar de ,, Godlijke Voorzienigheid mij en de mijnen uit alle ,, ongelegenheden heeft gered , ja mij eene Gemeente ,, heeft gefchonken, bij welke ik, vrij van alle gewe,, tenskluisters , naar mijne overtuiging de waarheid ,, mag prediken, — het zaligend Euangelie .van je,, zus verkondigen , niet ontluisterd door menfchen,, vonden; — eene Gemeente, die niet alleen bij mijn „ leven, in vergelijking met andere zoo ruim , voor „ mijn tijdlijk beftaan wil zorgen, en mij in ftaat ftel„ len, om mijne plichten jegens echtgenoot , kinderen „ en vader te vervullen, maar die ook dan, wanneer ,, ik eens de aarde zal zijn ontvloden , zich mijner „ weduwe zal aannemen , of als ik , fpaart God mij „ 't leven, in den Predikdienst bij haar ben grijs ge„ worden, mij niet verlaten, neen maar gelijk een ,, kind zijnen Vader verzorgen zal? — Ja M. G. ik „ heb ruime ftolfe tot blijdfchap, en m'ijne ziel ver„ heugt zich in den God mijns heils. Mijn hart ,, vloeit (*) Zie Vadert. Blbl. VIII Deel, 1 Stuk, Bladz. 2.  intrec-leerre den. J07 „ vloeit over van dankbaarheid jegens den Allerhoog,, Hen, en mijn mond zal fteeds zijnen lof verkondi- " De Tekst is Rom. XII. waar van (1) de zin en famenhang beknoptelijk aangetoond. (2) Het nodig toepasfelijk gebruik naar tijds - omftandigheden gemaakt wordt. . Wij hebben het altoos als een wezenlijk gebrek in eene Leerrede befchouwd , wanneer men bij eene of andere afdeeling, of tekst, buiten noodzaak , van den perfoon en het oogmerk des Schrijvers, zijn ftijl, toeft and der Gemeente, inhoud des Briefs, enz. gewaagt, dit kan alleen maar in fonimige gevallen, en wanneer een tekst, zonder zulke aanmerkingen , niet wel verftaanbaar is, nuttig en noodzaaklijk zijn. Het verwondert ons dus, dat de Burger g. die zelf meer dan ééns erkent, dat alle kleinigheden, en weinig afdoende aanmerkingen, vooral bij Intreê - Leerredenen, dienen nagelaten te worden , en men zich alleen tot de hoofdbedoeling behoort te bepalen, dat de Burger g. zeggen wij, (ten zij hij hier toe gewigtige redenen gehad heeft) zich bij dit alles in het begin zijner verklaring ophoudt; te meer daar hij Bladz. 15, zelf fchrijft: „ De inhoud „ van de elf eerfte hoofddeelen is geheel en al leer,, ftcllig , hoewel de Apostel 'er doorgaands zeer nut- ,, tige lesfen laat invloeien. Met ons Teksthoofd- „ deel begint de Apostel het zedekundig gedeelte van „ dezen brief," enz. Hij had zich dus , onzes oordeels, alleen bij dit tweede gedeelte behooren te bepalen, en den rijken inhoud zijnes verkozen teksts in het oog moeten gehouden hebben; zoo veel te meer, daar het ieder opmerkend Lezer dezes Briefs van zeiven in de oogen valt, dat de inhoud van het eerfte van die van het laatfte gedeelte geheel is afgezonderd; zoo dat l ut her zelfs erkende geen verband tusfehen deze beide deelen te kunnen vinden, en heuman fchreef, dat dit twaalfde en de volgende Hoofdftukken als eenen nieuwen Brief moeten aangemerkt worden. De verklaring zelve is eene omfchrijvende opheldering van dit Teksthoofddeel, die nu, uit hoofde der vooraf boven genoemde medegedeelde aanmerkingen, en de omftanciigheid des tijds zeer kort worden moest, doch dit vergoedt de Prediker door de Verklarend: Aanmerkingen, welke agter de Leerrede voorkomen, „ wel-  5°S W. GOEDE " 7dk% "nsdeeIs ter ftaaving der omfchrijving van „ den lekst, in de Redevoering gegeeven, anderdeels „ om, door eene beknopte voorttelling van andere yer„ klaaringen , tot verder nadenken aanleiding te geeven „ dienen:" en waar mede hij, naar ons inzien, den heef?* ' Leerrede eenen wezenlijken dienst gedaan Daar het den Lezers dezeg Brieft • ^ vcrichilleiid veele uitdrukkingen en fpreekwijzen, in dit Hoofddeel voorkomende, worden opgevat, kunnen wii ons in geene bijzonderheden inlaten, maar zullen flegts, net volgende tot eene proef mededeelen. „ Vs. 2. Wereld eigenlijk eeuw of tijdperk, dat is de „ menlclien , die in dit tijdvak leeven. De Christenen „ moesten, daar zij zich Gode geheel hadden toege„ wijd, geen deel neemen in de ondeugden, die toen „ bij de Jooden en Heidenen in zwang gingen, rom. „ AlU: 13, als mede m de voorige Hoofdftukken op°-e„ noemd; ziet 2 cor. IV: 4. gal. I: 4. efez. IV„ 17. Zij moesten niet alleen het zondige daar in niet „ navolgen, maar ook alles vermijden, wat ergernis „ geeven of tot zonde verleiden konde , weshalven „ paulus ook rom. XIV: 15 en icor. VIII: o i0 „ het eeten van het Afgodenoffer afkeurt. Zij moes„ ten, gelijk paulus ook wil efez. IV- 23, 24 de „ vernieuwing van hun gemoed , of de verandering „ yan hunne denkwijze en hart ook doen blijken door „ betere uitwendige daaden , dan die der ongelovige „ Jooden en Heidenen, waar aan zij zich zelf voor,, heen ook hadden fchuldig gemaakt. Matth VII' „ 16, 17." „ Het woord, hier door beproeven vertaald, is van „ eenen wijden omvang, en wordt uit dien hoofde bii „ den eenen vertolkt, door onderzoeken, bij den ande« ren rt00r erkennen , bij eenen derden door V na. trachten, opmerken, verkiezen, enz. Men kan ge,, voeglijk alle deze betekenisfen bij elkander nemen, „ gelijk ik in mijne verklaaring gedaan heb; want door „ een gedrag, ingericht naar het gemelde voorfchrift, „ let men op Gods wil, men leert denzelven meer en meer kennen , men tracht na denzelven , enz. en „ men leert met één woord bij alle voorkomende gele„ genheden terltond Gods wil in het een en ander be„ zefTen en volbrengen, terwijl men tevens door be- proe-  I N T R E 2 • t E ER REDEN» J09 5, proeving overtuigd wordt, dat deze wil vah God 5, goed is." ,, Wanneer men de gewoone vertaaling houdt, lui„ den'de woorden wat dijf, en ziju ze eenigzins on„ duidelijk; want wat zegt toch: de welbehaagende wil „ Gods? Ik heb daarom liever riosciie en greve „ gevolgd in mijne Tekstverklaaring, en het eeli van „ het ander afgefcheiden." Wij voegen hier niets bij, als dat men over het hier voorkomende gebruik van het woord hm den Geleerden vorstius kan raadplegen (*), en dat het eenen zeer goeden zin geeft, wanneer men de laatfte woorden opvat, verftaat wat overeenkomstig den wil van God goed, welbehaaglijk en volmaakt is. De fpreekwijzen toch fchijnen zoo wel hier, als in het eerfte vs. van de offeranden genomen te zijn. (f) Wat het tweede gedeelte dezer Leerrede betreft, de Burger g. bericht in eene aanmerking: dat daar men het, naardien hij reeds negen jaaren lang het Leeraarambt had bekleed , en bij de Remondrantfche Broederfchap niet als Proponent, maar als Predikant was aangenomen, onnodig oordeelde, hem door eene bijzondere bevestigings - Leerrede in zijne bediening in te leiden , bij welke Leerredenen anders den nieuw beroepen Leeraar zijne pligten worden op het hart gedrukt, achtte hij het nodig en gepast zich zeiven bij deze gelegenheid zijne pligten voor te houden. — Onze Recenfie zou te breedvoerig worden , zo wij ons hier bij bijzonderheden zouden willen bepaalen, ook kunnen wij ons hier te meer van ontflagen rekenen, daar de Leeraar het beeld, door hem zeiven elders gefchetst, hoofdzaaklijk overneemt, en toepast. Het is der befchouwing en overweeging zeer waardig. (§) Ein- (*) vorstiüs de Hebraismis Part. 1. Cap. 9. Pag. 39. (t) Vid. prsecer alios lamb. bos cif jo. alberti in Obfervat. ad h. I. (§) De Burger g. naamlijk erkent in de ode Aanmerk. Schrijver te zijn van het Werkjen onder den volgenden tijtel voor eenigen tijd uitgekomen: Onderzoek, of en in hoe verre de Leeraars van jesus Godsdienst ''er zelf oorzaak van zijn, bat het Christendom zo weinig vruchten toont bij deszelfs belijdcren; met opgave van eenige middelen, om dit kwaad te verhelpen, door christianus. Wij hebben 'er met den verdienden lof van gefproken in de Faderl. Biblioth. VI Deel, 1 Stuk, Bladz. 348. i  510 J. S T 0 L k ; Eindelijk befluit hij met gepaste aanfpraken , voegt er ten (lot nog eenige gemengde aanmerkingen of nooten, dié deze en geene bijzonderheid nader ophelderen, bij, fommige derzelver zijn van belang, andere, zoo als bij voorbeeld de 5de en yde van geene of weinige aangelegenheid. Hartlijk wenfchen wij , dat de Burger o. in zijne nieuwe betrekking met vrucht arbeiden, en zijnen ijver met het gelukkigst gevolg mag bekroond zien. V^handeling over de noodzakelijkheid en aangelegenheid om den gemeenen man wijzer te maken. Voorgelezen in de Maatfchappij: Prodesfe Conamur, te Arnhem, den 10 Maart 1794, door j. stolk, Pred. te Velp. Te Campen , bij J. T. Brok. Mep de Bijlagen 42 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is ƒ: - 8 - : In den jaare 1794 werd de Eerw. stolk uit alle die plaatfen van ons Vaderland gebannen, waar hij zich ter woon wilde nederzetten, zoo dat hij genoodzaakt werd , in de Pruisfifche Monarchie eene fchuüplaats te zoeken; — maar zoo verre ging de onbillijkheid van dien tijd, dat het haar gelukte, ook daar uit hem te verdrijven. Zij, die de Gefchiedenis van stolk niet kenden , dachten even zoo over hem, als men over rousseau dacht, toen deze vervolgd werd, — dat is, men meende, dat hij ten minste het voornemen moest gehad hebben, eene geheele Stad in de asfche te leggen, dewijl toch de Itraf naar de misdaad behoort geëevenredigd te wezen. Hoe zeer verwonderde men zich dan niet, toen deze Verhandeling , het eigenlijk corpus delicli , het licht zag, welke, voor eene nales gefchikt zijnde, louter algemeen erkend jus natura bevatte, en althans niets in zich behelsde, dat ongeoorloofd was, toen ter tijd te denken, of te fpreken. En dat de reteering zelve daar van moet overtuigd geweest zijn, blijkt onder anderen, uit de onverhinderde uitgave van deze Verhanling, die in dat zelfde Land vreedzaam verkocht werd, waar de Schrijver niet meer mogt woonen, zoo dat het ook in die dagen aan verdand en doorzicht begon te ontbreken. Maar  verhandeling. £h Maar al ware ook deze Verhandeling eene aanëenfchakelino-van de gevaarlijkfte dwaalingen geweest, dan no-r had men den Schrijver daarom niet mogen vervolgen dewijl dezelve in een befloten gezelfehap was voorgelezen. Welk eene beleediging derhalven voor de vrijheid • maar ook welk een kleine dunk van de kennis der leden dier Maatfchappij! - daar de Schrijver toen geen fchijn had gegeven , deze Verhandeling te laten drukken, zoo gaf men immers hier door te kennen, dat de Eerw. stolk de leden van dat genootfchap verleiden kon, indien hij daar langer bleef, en men daar in voorzien moest - ondertusfehen behoort het publiek te weten, dat in dat gezelfehap , verfcheide Regeerings teden , Predikanten , Doctoren en het kuiidigfte gedeelte van Arnhem's inwooners zich bevonden. Zoo ziet men , hoe belachlijk ons de vreeze en onbedachtzaamheid maken kunnen! Voorzichtig heeft de Schrijver gehandeld, toen hij verklaarde, geene dingen in deze Verhandeling verzacht te hebben, zich beroepende op het origineel, dat de Magiftraat van Arnhem in handen had , zich verbindende alle veranderingen openlijk bekend te maken , indien men hem dezelven aantoonde. (*) Wij wenfchen den braven stolk, dat hij die gaven , welken de Voorzienigheid hem fchonk en zijne Letteroefeningen aankweekten, in zijnen kring gelukkig befteeden moge, aan dat wenschlijk doel, om den gemeenen man te befchaaven, en door nu edelmoedig zijne vijanden te behandelen, dat edel zelfsgevoel ondervinde, het welk de genoeglijkfte wraak ons nimmer verfchalïen kan ! Zie zijne Verhand. Bladz. 6. Historie van het verbond en de [weekfehriften der Nederlandfche Edelen , ter verkrijging van Vrijheid in de Godsdienst en Burger ftaat in de jaaren 1565 —1567. Vit veele oorfpronglijke gedenkftukken famengefteld, door J. w. te water. 'Derde Stuk. Te Middelburg, bij P. Gillisfen, 1795. 558 Bladz. Ingr.Qclavo. De prijs is f 2. - 16 - : Had de kundige Schrijver, in het eerde en tweede Stuk vau dit Werk, de aanleidende oorzaken , de ge-  Sla J. W. TE WATER fieheime Aijfveeren.den inhoud en het oogmerk vah dit Verbond der Edelen ontwikkeld, had hij daar bij opga' ve gedaan van de middelen, door hun aangewend, om hetzdve tot tand te brengen ; de tegenkantingen van de zijde des Konings van Spanje, den voordgang, uitkomst en gevolgen van het een en ander, benevens de namen der onderteekenaars, voor zoo verre hij dezelve m echte Stukken , onder anderen uit vier gefchreven lijsten , had kunnen opfporcn , en zulks ten getale vau meer dan vierhonderd, thands geeft hij in dit derde Deel bericht van den afkomst en de geflacbten, de voornaamlte levensbijzonderheden en verrichtingen dier bondgenoten , waar mede hij in het voorige Stuk reeds een aan* vang gemaakt had , zijnde dit een vervolg op het tiende Hoofdftuk, en beginnende met letter M Hier agter laat hij nog volgen , eenige bijvoegfèlen tot de drie Stukken van dit Werk , het welk met een vierde ötuk , behelzende de bijlagen tot het geheele Werk en de nodige bladwijzers zal befloten worden. . WiI keuren dit derde Stuk, zoo wel als de twee voorige, van het uiterfte belang voor de Nederlandfche geichiedkunde en onontbeerlijk voor derzelver beoefenaars, dewijl hetzelve veele en aanmerklijke bijzonderheden rakende het verbond der Nederlandfche Edelen, dat gewigtig-gedenkftuk der Nederlandfche Vrijheidsmin, behelst, die men zelfs bij onze beste en naauwkeurigfte Gefchiedfchrijvers te vsrgeefsch zal zoeken, te meer daar de kundige Hoogleeraar, alle kenmerken van naauwkeurigheid en goede trouw aan eene duidelijke voordrag en bevallige fchrijftrant paarende , den Lezer geene gewaande gishngen als gefchiedkundige zekerheden in de hand dopt, maar overal, waar de berichten te kort fchieten , zijne gedachten en derzelver gronden voor niets meer en niets minder, dan zij waarlijk zijn, opgeeft en den Lezer de vrijheid laat-, om daar van te kiezen of te verwerpen, wat hem al of niet waarfchijnlijk voorkomt. Voor het overige zijn de charaélers en daden der bondgenoten zeer oordeelkundig , en , over het algemeen. vrij onpartijdig behandeld. De bijzonderheden, aangaande de genachten der verbonden Edelen, zijn niet in het verhaal zelve ïngelascht, maar telkens bij wijze van aanteekeningen daar ondergeplaarst, welke maatregel van den Schrijver onze volkomen goedkeuring wegdraagt, om dat daar door de kort- heid,  HISTORIÉ DER. NÉDERlANDSCHE EDELEN. 51$ heid , aangenaamheid en famenhang zeer wordt bevorderd , en, terwijl de Oudheidkenners 'er niets bij verliezen , de gewoone Lezer 'er niet door verveeld wordt. De aart van de zaken in dit derde Stuk voorkomende , maakt , dat men hetzelve niet uit eenig uittrekfel kan beoordeelen; want, gelijk de verrichtingen van alle de verbonden Edelen niet gelijk daan, zoo moeten ook noodzaaklijk de berichten de eene meer de andere minder uitvoerig en belangrijk zijn ; maar wat aangaat de wijze van behandeling , daar van zullen onze Lezers zich door de mededeeling van een of ander voorbeeld eenigermate een denkbeeld kunnen vormen. Wij verkiezen daar toe het bericht betreffende jan van mon- tignij*. '2 ft ~ „Jan van montignij, Heer van Villers, of Vu „ lei-s , was onder de eerfte tekenaars van 't Verbond i, der Edelen, woonde hunne voornaamite vergadering ,, geil bij, vooral te Breda en Dendermonde, en floot.*; „ ïn hunnen naam, het verdrag met de Hertoginne. Hij i, werdt , federt , tot uitvoeringe van gewigtige zakeri j, gebruikt. Den Grave van hoorne werdt als eene} groote misdaad aangetijgd, dat hij, fchoon wel wee,, tende, dat Vilers was van de nieuwe Religie, den" ,, zeiven nogthans naar Doornik gezonden hadde , otii ,-, de onlusten, in die Stad gerezen, te dempen, de ,, Onroomfchen te helpen, en de beveelen der Hertogin,, ne tegen te gaan. De Procureur Generaal geeft daar i, omtrent veele bijzonderheden op. die door hooEne ,, niet alle töegeflettid worden. Het blijkt echter uit 's Graven ahdwoord op dit punt der befchuldigiligen, ,, dat hij zich van Vilers in zaken van belang te Door,, nik bediend hadde , zoo wel als de verbonden Ede,, len, die hem, kort te vooren, naar de Graven van i,, eg Mond en mansfeld afzonden , om voor de ,, veiligheid en Godsdienst-oeffeninge der Hervormden „ te Valenchijii te waken. Jammer is 't, dat deze voorj, treflijke man , door een' vroegtijdigen dood , verhin« ,, derd wierde meer dienden aan Vaderland en Gods,j dienst te doen. In den ongelukkigen flag bij Daal- hem , den vijfëntwintigften van Grasmaand 's jaars j, 1568, in 's vijauds handen gevallen zijnde, Werdt hij 4, naar Brusfel gevoerd, en in die ftad , op een vonnis ., van den Raad der beroerten , den tweeden van Zo- vad.EiBL.vju.DEEL.no.il. Kk s, mer-  5H J' w. tb water, hist. der nederl. edelen. ,, mermaand , openlijk onthalsd. Twee der beste Ne„ derlandfche Gefchiedfchrijvers , van meteren en „ hoofd, verbaalen deze aanmerklijke omdandigheid nopens de uitvoering van 't doodvonnis , door alva's bloedraad over den uitmuntenden montignij „ geltreken. Vernomen hebbende, dat verfcheiden Edelen onder 't geluid van veele trommelen , den voor,,. gaanden dag, ter dood gebragt waren, opdat zij niet „ zouden kunnen gehoord worden, indien zij iets had,, den willen zeggen , doch dat de trom niet geroerd „ was, wanneer men beloofde in 't Roomsch-Katho,, lijstee geloove te willen fterven , en niet veel te fpre,, ken ; gedroeg zich montignij bij den Biegtvader, „ als of hij in den Roomschgezinden Godsdienst wilde ,, fterven , en verzocht op dien grond eenige voordeelen voor zijne zuster, en voor zich zeiven eene behoorlijke begravenisfe. Hij werdt derhalven, zonder tromflag, naar de ftrafplaatfe geleid. Op weg groette ,, hij, welgemoed , zijne vrienden en bekenden. Op „ 't fchavot geklommen zijnde, deedt hij een gebed, „ zoo in het Latijn, als in het Fransch, en bekende, „ dat hij bij God een' ftrengeren dood voor zijne zon,, den verdiend hadde. Ten laatften viel hij op de oorzaken van zijnen dood, en zeide, dat hij geen ver„ rader was, maar ftorf, om dat hij 's Konings waren „ dienst, der Landen welvaaren en Vrijheid hadt voor,, geftaan, daar bij voegende, dat, hoewel veele men„ Ichen dit nu zoo niet konden verftaan of bevroeden , „ 'er nogthans veelen waren , wien zulks in hun hart ,, welbekend was, en dat zij en hunne nakomelingen het„ zelve namaals dus bevinden zouden, en 'er zoo over ,, oordeelen. Terwijl montignij op deze wijze zijn „ hart kloekmoediglijk uitfprak , viel hem de Biegtva„ der in de redenen, en zeide , dat hij beloofd hadde ,, anders te fterven. Doch montignij brak dit ee„ fprek af, en riep eindelijk, dat hij ftorf in den Her,, vormden Godsdienst, welken hij prees, zoo veel hij „ kon. Men ziet hier uit, dat deze bondgenoot zoo „ roemruchtig in zijnen dood, als in zijn gantfche lee„ ven, was. " Fre-  f. a. van der marck, academische redevoering. 515 Frederici adolphi van der marck Sermo Academicus de Jure, hominis natura: infito, fingulis ïeqüaliter tribuendo , perenni Rerumpublicarum ftabilimento; quem publice dixit in choro templi Academici D. XXVI Novembr. MDCCLXXXXV, quum, in integrum restitutus, pristinam iuam juris Publici, Nature et Gentium , proi'esfionem ordinariam, in illustri Academia Groningo-Omlandica , follemni ritu ite» rum aufpicaretur. Groningie, apud J. Bolt, 1795. 43 Pagg. In gr. OBtavo. De prijs is f: - 6 - : Acackmifche Redevoering van Mr. fredrik adolph van der. marck, over het Plecht, het welk in de Menfchelijke Natuur ligt, en ieder een gelijkelijk moet toegekend worden, den eeuwigen grondflag van den Burger ftaat, enz. Uit het Latijn vertaald door Mr. j. r. v. eerde, Conrector der Latijnfche Schooien. Te Groningen, bij J. Bolt, 1796. 56 Bladz. In gr. Otlavo. De prijs is f : - 6 - : 1 TVIa in de Inleiding en vooraf, zoo wel uit de getui•k^1 genisfen der H. Schrift, als uit onderfchenlene ongewijde Schrijvers te hebben aangetoond, dat onder ij de gebreken, welke de beginfels der Staaten ontfieren, ' voornaamlijk te rekenen is, dat derzelver Stichters den Burger wel eenigzins hebben gezocht te vormen, maar den BIensch al te onbedachtzaam hebben verwaarloosd; gelijk ook, dat de Maatfchappijën geenszins door een • verdrag , het welk tusfehen Gelijken moet worden aangegaan , zijn ingefteld, maar dat de meeste door enkel ! geweld en overmagt, zonder eenig recht, zijn ingevoerd. Na opgemerkt te hebben, dat deze gebreken zelfs na de aanneming van den Christelijken Godsdienst hebben Hand gehouden, en ,, de wereld lang„ zamerhand in de kerk, die tot de Heilige Overheerfching overheldde, is ingellopen:" zoo bepaalt de Redenaar zich tot de ontwikkeling en nadere ontvouwing van zijn onderwerp. — Eer hij echter hier toe overgaat, kan hij niet nalaten tot grooten lof der Amerikanen te melden, dat zij „ wijslijk al hun werk „ gemaakt hebben, om den mensch tot den Burgcrftaat en het Maatfchappelijk leven te vormen , voor 33 en al eer zij de Rechten van den burger hebben Kk a „ vast-  5*6 f. a. van der marck „ vastgefteld. Zo nu ook," zegt hij, „ de Groncf,, leggers der Européfche Staten op dezen Staatkundi„ gen Grondregel nauwkeuriger hadden acht geflagen* „ dan fchijnt het mij nauwlijks geloofrijk toe , dat on- der hen overal, en door alle tijden 'heen zulke gro,, te Staatsveranderingen hadden kunnen ontftaan ,"als- ons de Gefchiedenis duidelijk leert. " — In de ontwikkeling van zijn voorgenomen onderwerp, legt de Profesfor het volgende tot een grondflag, „dat ,, wij allen, wat de uitwendige rechten, welke uit de verpligtingcn,^ons door den Schepper der Natuur op„ gelegd , voortvloeien , aanbelangt, onder elkander ,, volkomen gelijk geboren worden , zonder eenig „ onderfcheid , tusfehen Heerfchers en Onderdanen , „ tusfehen Edelen, Patriciërs en Gemeenen , tusfehen „ Priesters en Leken, ja zelfs niet tusfehen Ouders en „ Kinderen; en dus dat geen fterveling aan de Mensch- lij ke Heerfchajipij van eenen anderen door de Natuur „ ondergefchikt is, maar dat allen enkel" aan de God,, lijke Regering onderworpen zijn." Na deze grondltelling in eenige bijzonderheden te hebben uitgebreid, laat de Burger v. d. m. zich Bladz» 21 , of van de Fertaaling Bladz. a8, dus hooren. Ten opzigte van deze Rechten, die in de Natuur ,, van een ieder liggen, moet derhalven ene voVkomcnc Natuurlijke vrijheid van eiken in het bijzonder, die ,, aan gene menschlijke heerfchappij onderworpen is, „ met alle recht onder volleen, die voor befchaafd ge„ houden willen worden, ongcfehonden geëerbiedigd, ,, en die Rechten, aan de menschlijke Natuur eigen, ,, ftiptelijk in enen wel geregelden Burgerftaat bewaard worden. Allen en een ieder tóch worden befchouwd, ,, op deze voorwaarde, welke gegrond is in de Natuur ,, der verdragmakers, een Itilzwijgend verdrag onder „ eikanderen te zijn ingegaan , den Burgerftaat daam „ Hellende en regelende, op dat ieder Burger zijner rede magtig, dezelve gebruike, en in die dingen, welke „ hem zeiven aangaan , van eens anders oordeel niet „ afhangen. — Vervolgens, op dat ieder een, tot het „ maatfchappelijk leven genegen, alle door verdrag in„ gegané Maatfchapijen, als zijnde menschlijke Maat„ fchappijën, en onder dezelve ook den Burgerftaat en de Kerk, in zoo verre eere, in hoe verre zij met 9, de Natuurlijke Maatfchappij, welke ene Goddelijke »> 15 f  academische redevoering. $1} „ is , en meerder is dan alle de andere , het meest ,, overéénkomen. — En eindelijk, op dat ieder een, als „ van den Almagtigen God, afhanglijk, en voor de „ eeuwigheid beltemd, zijnen Godsdienst, welke hem de „ beste toefcbijnt, vrij belijde, en niemand zijn Gods,, dienst,behalven dien,welke openlijk tegen het doelwit ,, van het Gemeenebest aanloopt, tot nadeel verftrekke." Deze zijn de hoofddenkbeelden, welke in deze Redevoering worden uitgebreid en aangedrongen , welke dus geheel den vrijheidminnenden en de natuurlijke rechten van den mensch verdedigenden geest van vader v. d. m. aantoonen, en welke hij voornemens is in zijnen herftelden post van Hoogleeraar in het Staats- Natuuren Volken-Recht op Groningens Hooge School te onderwijzen. Aan het einde geeft hij een kort verflag van zijne lotwisfelingen en omftandigheden federt zijne afzetting als Hoogleeraar te Groningen, en befluit met gepaste aanfpraken» Jani bleuland, Oratio de Fabrica et Funclionibus Corporis Humani ex Animantium brutorum examine et disfectione prudenter illustrandis. Publice habita die XX Novembris MDCCXCV. Quum ordinariam Medicina, Anatomias et Phijflologize, tam humanse quam comparatse , et Artis Obftetricia; profesfionem in Academia Trajeclina aufpicaretur. Trajeéti ad Rhenum , ex Officina IV. van IJzerworst, Academias Tijpographi, 1796. 53 Bladz. In gr. Ouarto. De prijs is f : - 12 - ; T) ij het plechtig aanvaarden van 't Hoogleeraar-ambt in ■L» de Genees-, Ontleed- en Vroedkunde, aan de Hooge School te Utrecht, trachtte de Burger bleuland in deze Redevoering, de groote voordeelen, welke uit de befchouwing en ontleding der Dieren , ter betere kennis van het maakfel, zoo wel als van de werkingen des menschlijken lichaams , kunnen getrokken worden , opzetlijk aan te wijzen. — Na eenige algemeene aanmerkingen, omtrent het verband der Wetenfchappen onder elkander, gemaakt te hebben, toont hij aan, dat de Ontleedkunde der Dieren, den grondflag gelegd heeft tot de kennis van 't menschlijk lichaam, en dat de gewigtigfte verrichtingen der dierlijke huishouding, door Kk 3 de-  5*8 j. bleuland, oratio. deze alleen aan het licht gebragt zijn geworden. — Dit alles tracht de Burger b. door verfchillende voorbeelden te bewijzen. Zoo werd de omloop van het bloed door har vei us uit de bel'ehouwing der Dieren voornaamlijk ontdekt; de nuttigheid der ademhaling, en de werking der lucht op het bloed door proeven op Dieren aangewezen; — de leer der prikkelbaarheid en gevoeligheid op dezelfde wijze vastgedeld; — de aart der fpijsverteering uit de proefnemingen van spalanzani verklaard; — de melk- en watervaten, aan het licht gebragt; de leer der voedingen afkleinzing opgehelderd; — de manier, waarop de Natuur de beledigde of gebroken en vernielde deelen van t menschlijk lichaam , fpièren, zenuwen, vaten beenderen, wederom doet aangroeien, en in haare voorige gedaante herfteld, aangetoond , en eindelijk het Leerlluk der voordteeling, vooral de vorming en ontwikkeling der vrucht, en den aanwas der onderfcheide deelen zoo wel, als het geen verder tot de baaring en de huishouding van het eerstgeboren kind betrekking heeft Uit de ontleding der Dieren grootlijks toegelichtt ' Dat dit alles zichwerklijk zoodanig hebbe toegedragen, zal niemand , die in de Gefchiedenis der Ontleedkunde eenigermate bedreven is, kunnen ontkennen, en daarom met de Burger b. geredelijk moeten toeltemmen, dat de befchouwing en ontleding der dierlijke lichamen als nog van eene groote nuttigheid, tot de kennis van het lamenftel en de werking van het menschlijk lichaam, mou gehouden worden. Fhandelingen, uitgegeven door t e ij l e r 's tweede Genootfchap. Negende Stuk, bevattende het tweede vervolg der proefnemingen met Teijler's Eleclrizeermachine in 't werk gefteld. Te Haarlem, bij].]. Beets, 1795. Fransch en Nederduitsch. 391 Bladz. In gr. Öuarto. Met Platen. De prijs is f 7 - : - : ^* T%it Boekdeel bevat drie bijzondere afdeelingen, waar van de eerlte in drie, de tweede in zeven , en de derde desgelijks in zeven hoofdftukken bedaar. De eerfte afdeeling gaat over de befchrijving der verbeteringen van teijler's Electrizeermachine ; de tweede befluit in zich verfciieide Proefnemingen bij de Conductors vau dit  VERHANDEL. U1TG. DOOR TEIJLER's TWEEDE GENOOTS. JI$ dit werktuig gedaan ; de derde handelt over de Proefnemingen met eene batterij van vijfhonderdvijftig vierkante voeten bekleed glas. Bij dit alles is nog gevoegd een Aanhangfel, waar in voorgedragen wordt: i". Befchrij. ving van eene Electrizeermachine, op eene eenvouwige wijze vervaardigd , en verfcheide voordeelen hebbende boven de gewoone famenftelling. 20. Wat de ondervinding omtrent de voordeelen van dit werktuig , en omtrent de tegenbedenkingen tegens hetzelve gemaakt, federt de uitgaaf van deszelfs befchrijving , geleerd hebben. 3°. Befchrijving van het geen aan dit werktuig veranderd of bijgevoegd is. 40. Verfchijnzels , waargenomen aan een glazen fchijf, door een enkelen wrijve'r gewreven. Daar dit Werk niet zeer vatbaar voor een beknopt uittrekfel is , uit hoofde der meenigvuldige Figuuren , welke tot eene duidelijke bevatting van het een en ander volftrekt onontbeerlijk zijn, zullen wij ons vergenoegen met een kort uittrekfel der Proefnemingen , omtrent de oorzaak van den dood van menfchen en dieren , door den blixem getroffen , den Lezer tot eene proeve mede te deelen. ,, Om deze Proefnemingen des te beflisfender te doen ,, zijn," zegt de geleerde Schrijver Bladz. 229, ,, heb ,, ik dieren verkozen, die bekend zijn eene irritabiliteir. ,, te bezitten, die zeer moeijelijk te vernietigen is. Men „ weet, dat verfcheiden amphlbia, inzonderheid de flan„ gen en adders , de irritabiliteit hunner fpiervezeleri ,, eenige uuren na den dood behouden , zo dat 'er in „ verfcheidene deelen van hun lighaam aanmerklijke be^ „ weegingen gezien worden, twaalf, twintig of vier en „ twintig uuren na dat zij den kop verloren hebben. „ Doch daar men geene Hangen of adders hier te lande „ vindt, heb ik van de bij ons voorhanden zijnde die„ ren die geene genomen, die, ten dezen opzichte , „ met de gemelden de meeste overéénkomst hebben , „ naamlijk aaien of palingen , Waar in foortgelijke be» „ weegingen blijven aanhouden als in de Hangen, twee, „ drie of vier uuren na dat hunne koppen zijn afge„ fneden. Ik heb nog overgeblevene irritabiliteit in den „ Haart van eenen paling waargenomen , dezelve door „ eene electrifche vonk beproevende, zes uuren na dat „ zijn kop afgefneden was. " „ Ik begon deze proefneemingen met aaien van om» Kk 4 trent  J20 VERHANDELINGEN trent ï| voet langte, laatende de ontlading ga in door ,, de geheele langte van hun lighaam. Deze aak-u wier,, den op het oogenbhk geheei gedood, zo dat zij niet ,, meer de minde beweeging maakten. Ik deed 'er het 3, vel op het oogenbhk afneemen, en onderzocht aan,, donds, wat 'er nog van de irritabiliteit der ftnêrve5, zelen overig was. Ten dien einde prikkelde ik de7 ,? zeiven met ftaale punten, ik deed inkervingen, ik be,, proefde ze met zouten, met alcali fluor {ammoniaque) , en eindelijk ontving ik 'er elec"trifche vonken 9, op: doch geen van deze middelen deedt mij het min,, de overblijffel van irritabiliteit befpeuren. Daar de ,, electrifche vonk erkend wordt het krachtigfte middel te zijn, om bijna verlorene Irritabiliteit te herdeden, of 'er het minde overblijffel van te ontdekken , heb ik de proefneemingen in diervoegen herhaald, dat de 3, fpiervezels van den aal, aan de eleftrifche vonken wier-: s, den blootgefteld , oogenbliklijk na dat 'er de ontla3, ding der batterije was doorgegaan: nogthans was 'er,, niet het minde overblijffel van irritabiliteit tc bc9', fpeuren. " " „ Op deze wijze overtuigd zijnde , dat 'er niet de 3, minste merkbaare irritabiliteit meer overig was in s, de fpiervezelen van een aal, door welken de ontla-3, ding van onze batterij gegaan was, begreep ik, dat 3, 'er nu nog te onderzoeken was, of deze oogenbhk-, lijke vernietiging van de irritabiliteit der fpiervezelen van een aal veroorzaakt wierdt door de oogenbliklijke Verbreeking van het fijne werktuiglijke famendel, j, of van de werking van andere deelen van den aal, „ waar van het leven van dit dier het meest afhangt, dan of de doorgang zelfs van eenen zo Herken ftroom „ van eleétrifche ftoffe, door de fpiervezelen, de on„ middelijke oorzaak is, welke dezelve haare irritabili-. ,, teit doet verliezen, Met dit oogmerk heb ik den ,, electrifchen ftroom geleid door verfchillende deelen „ van den aal. i) Ik heb denzelven aan den kop in,, gebragt, en op eenigen afftand van den ftaart we,, der doen uitgaan , na dat de electrifche ftof omtrent ,, |, ^ of J van de langte van den aal was doorge„ gaan, en ik heb telkens waargenomen, dat de ftaart „ van een aal, zo verre de ftroom van eleclrifche Itof,, fe 'er niet was doorgegaan, de irritabiliteit van de 9, fpiervezelen volkomen behouden hadt, even als de ltaar:  yiTOEGEV. DOOR TfclJl.Ett*S TWEEDE GEKO ,>TSCHAP. 521 ftaart van den aal, op de gewööne wijze gedood: 5, maar dat al het overige gedeelte van den aal, door „ hetwelk de electrifche ftroom gegaan was, geheel en al ongevoelig was- geworden , even als in de voor-' „ gaande proefneemingen. 2) Ik heb den electrifchen ftroom dan eens door den ftaart alleen , en dan we„ dér door het geheele lichaam van het dier, de kop „ alleen uitgezonderd, dan eindelijk door het middel,, fte gedeelte van het lighaam geleid, en ik heb be,, ftendig in alle gevallen waargenomen, dat alleen dat gedeelte van den aal, waar door de ftroom der ont,, lading gegaan was , de irritabiliteit der fpiervezelen ,, verloren hadt , en dat het overige gedeelte van den ,, aal dezelve volkomen behouden hadt." ,, Daar nu," zegt voords de Schrijver Bladz. 235, ,, de bovengemelde proefneemingen reeds doen zien, „ dat de electrifche ftroom, wanneer zij kracht genoeg ,, heeft, de irritabiliteit der fpiervezelen doet ophouT ,, den in dieren, die bekend zijn eene zodanige irrita,, biliteit te hebben, welke zeer moeijelijk te vernieti- gen is , zo is 'er geene reden om te tvtfijffelen , of ,, dezelve zal nog veel fchielijker vernietigen de irrita,, biliteit vau de fpiervezelen van viervoetige dieren: ,, vermits deze vezels veel fchielijker dit vermogen ver- liezen , nadat het dier gedood is. Ook hebben de proef,, necmingen , welke ik op konijnen genomen heb, door de ontlading van 30 voeten bekleed glas, zulks ,, volkomen bevestigd ; en ik denk om deze reden , ,, dat het geheel overtollig zijn zoude deze proefnee,, mingen met andere viervoetige dieren tc herhaalen, ,, dewijl de irritabiliteit blijkbaar de zelfde eigenfehap ,, is in alle fpiervezelen , van welke dieren die ook „ zijn mogen, en deze in verfchillende dieren flegts in ?, trappeu vcrfcbilt. Het geen derhalven dit vérmogen ,, der fpiervezelen doet ophouden in die dieren, waar ,, in hetzelve het moeijelijkst te vernietigen is, zal het„ zelve voorzeker in alle andere dieren doen ophouden. ,, Men kan het dus voor beweezen houden, dat de ,, electrifche ftroom de irritabiliteit der fpiervezelen in „ alle dieren vernietigt, wanneer dezelve flegts kracht genoeg heeft." ,, De befchreevene proefneemingen toonen zeer blijk3, baar aan, welke de onmiddelijke oorzaak zij van den i} dood van menfchen en dieren, door den blixem geKk 5 , , trof-  J22 BARTHELEMIJ ,, troffen. De omloop van het bloed, zo noodzaaklijk ,, voor het onderhoud van het leven van menfchen, en „ van alle dieren welke bloed hebben, kan niet blijven „ voortduuren, zoodra het hart en de flagaders hunne ,, irritabiliteit verloren hebben: vermits het de irritabi,, liteit van het hart en' van de flagaders is, waar van ,, hunne toetrekking afhangt, wanneer zij met bloed ,, gevuld, en daar door geprikkeld worden; en het is deze zelfde toetrekking, die, door zijne beurtling„ fcbe werking, het bloed uit het hart drijft, en door de flagaders doet omloopen. De blixem derhalven, ,, en de eleftrifche ftroom der ontlading van eene bat„ terij (welke eene nagebootfte blixemflag is), moeten ,, menfchen en dieren dooden, zoo dikwijls dezelve „ gaat door het hart of door de groore flagaders , die „ uit het hart voortkomen: dm dat dezelve oogenbliklijk ,, hunne irritabiliteit, en hier mede tejj'ens den omloop van het bloed doet ophouden.'''' Wij twijfelen niet of dit Boekdeel zal door hun , welke eenigzins in de Natuur-, en wel bijzonder in de Electrizeerkunde geoefend zijn, met veel fmaak gelezen worden. Het opftel zelf is voortreflijk, en verdient onze aanprijzing , niettegen(taande 'er', wat de beide taaien betreft , waar in het gefchrceven is, naamlijk het Fransch en Nederduitsch , vrij veele onnaauwkeurigheden , voornaamlijk ten aanzien der eerlte, in hetzelve gevonden worden. Reize van den jongen anacharsis door Griekenland. Uit het Fransch van den Abt earthelem ij, door m. stuart, Derde Deel. Te Amjleldam , bij j. Allart, 1796. 389 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f J - ia - '-. De inhoud van dit Derde Deel van deze reize is ons niet minder belangrijk en aangenaam, dan de beide voorigen voorgekomen. — Anacharsis doet eene reize vanAtheenen naaPhofis, en ziet daar dePijthifche Spelen , en den Tempel en het Orakel tc Delphi. Vervolgends doet hij verflag van de Atheenfche feesten, huizen, gastmaalen, opvoeding, en verdere zeden der Grieken. Hij handelt over de toonkunst der Grieken; befchrijft de Bibliotheek van eenen Atheener, en weidt breed uit over de Wijsbegeerte. Alles is met de gevvoone naauw- keU-  reize van den jongen anacharsis. 523 keurigheid van earthelem ij behandeld, en gegrond, tot de minste bijzonderheid toe, op de berichten, die ons bij de Ouden zijn overgebleven. Na het geene wij van de voorige Deelen van dit fchoon Werk gezegd hebben, blijft ons thands alleen over, eenige brokken van hetzelve, tot ftaalen uit te fchrijven, waar toe wij hier eenen rijken voorraad van gefchikte onderwerpen voorhanden vinden. Eenig bericht van het Orakel te Delphi zal veelen van onze Lezers niet onaangenaam wezen. Zie hier het wedervaren van anacharsis: ,, Den volgenden dag , gingen wij tempelwaards. Wij gaven onze vragen fchriftelijk op, en verwachtten de uitfpraak van het lot, zoo dra wij flechts de Pijthifche Priesteres konden naderen. Naauwüjks hier van onderrecht, zagen wij haar den tempel doorkomen, verzeld van eenige Profeten, Dichters en Heiligen , die met haar het Heiligdom intraden. Treurig en neerflagtig fcheen zij, als een offer, naar het altaar geleid te worden. Zij kaaude laurier en wierp in het voorbijgaan eenige bladeren, met gerften meel gemengd, in het heilige vuur. Haar kruin was bekransd, en om haar voorhoofd was een band." ,, Welëer had men één Pijthifche Priesteres. Naderhand (telde men 'er drie aan, en men bepaalde haaren ouderdom boven de 50 jaaren. Zij nemen op haare beurt den dienst waar. Men verkiest ze, uit de inwooners van Delphi, en wel uit den allerlaagften rang. Ze zijn verplicht zich eenvouwig te kleeden, mogen zich nimmer met eenig reukwerk zalven, en moeten haaredagen in Godsdienstige bezigheden flijten. " ,, Een der Priesters nam onze voorbereiding op zich. Na dat het wijwater ons gezuiverd had, offerden wij eenen dier en eene geit. Zou dit offer den Goden aangenaam zijn, dan moest de (tier zonder dralen het meel eeten, en de geit eenige oogenbiikken daan trillen, na dat men haar met koud water begoten had. De goede uitflag de zuiverheid onzer oogmerken gerechtvaardigd hebbende, gingen wij den tempel weder in, met een lauwerkrans om het hoofd, en een tak, met een zwachtel van witte wol omflingerd, in de hand. Met dit teeken naderen de aanbidders de altaren. — De Priester geleidde ons naar het heiligdom , zeker dag van een diep hol, wiens wanden met verfcheidene offerhanden verlierd zijn. In het midden van dit hol is een onder- aardsch  5H 15 A R T H E L E M IJ Jttofech luchtgat, waar uit de voorfpellende Geest voordkomr. iUen nadert hetzelve langs eene onmerkbare helling , doch het bink onzichtbaar, wijl het bedekt wordt door eenen drievoet die zoo-dicht omringd is met kransfen en lauwertakken, dat de damp zich buiten hetzelve niet kan verfpreiden." „ De Pijthifche Priesteres , door vermoeidheid reeds afg'. mat, weigerde onze vragen te beantwoorden. De tempeldienaren , die haar omringden , wendden beurtlings hier toe be. dreigingen eu geweld aan. Voor dien aandrang eindelijk wijkende, plaatste zij zich op den drievoet, na een teug van het water te hebben genomen, dat in dit heiligdom vliedt, en, gelijk men voorgeeft, ter ontdekking der toekomst dient." „ De fterkde kleuren zouden bezwaarlijk voldaan, om de vervoering af te malen, die haar een oogenbhk daar na aangreep. Wij zagen haare borst zwellen, haar gelaat gloeien en belterven, alle haare leden kwamen in onwillige duiptrekking doch zij liet geen ander dan een gillend geluid en diep- zuchten hooren. Haare oogen begonden te fonkelen, haar mond te fchuimen, haare hairen overënd te rijzen, en nu niet langer den damp, dien zij onderdrukte, kunnende wederftaan, noch zich van den drievoet afrukken , waar op de Priesters haar vasthielden, fcheurde zij haaren gordel en fprak, te midden des afgrijslijkften gehuils, eenige woorden uit, die de Priesters ijverig bij een zamelden, voorts in orde fchikten en ons fchriftelijk overgaven. Ik had gevraagd, of ik het ongeluk zon hebben van mijn vriend te overleven. Philotas had, zonder de minde affpraak met mij , dezelfde vraag gedaan. Het antwoord was duister en dubbelzinnig. Wij verï'cheurden het toen wij den tempel verlieten."- ,, Vol van verontwaardiging en medelijden, weten wij ons zeiven met het bitterst berouw , den rampzaligen toedand , waar in wij die ongelukkige Priesteres gebragt hadden. Zij oefent waarlijk het hatelijkst beroep, het geen reeds velen harcr gelijken het leven gekost heeft. Ds Priesters weten zulks, en cpluer zagen wij ze koelbloedig haare folteringen aanfehouwen , eii vermeerderen. Het gene hier in nog geweldiger duit, U dat een vuil belang hunne harten verdeent." enz. Zie hier een voorbeeld, hoe hoog de weelde in den tijd van anacharsis in Griekenland gedegen was. „ Dinias werd overal van drie of vier (laven gevolgd. Zijne vrouw lijsistrat a vertoonde zich nooit anders, dan op eenen wagen met 4 witte Sicijonifche paarden befpannen. Hij liet zioh , gelijk andere Atheeners, door een Kamermeisje bedienen, die in de rechten zijner Gade deelde, en onderhield nog daar bij in de Stad eene meesteresfe , welke hij edelmoedig met de vrijheid be* fchonk^en in goeden doen zette, toen hij haar verliet." „ Ik verzogt hem mij zijn huis te laten zien. Na het overgaan van een grasperk, door drie galerijen omringt, kwamen wij in een groote zaal, alwaar zich DJ sis rata bevond, aan wel-  fcEIZtt VAN DEN JONGEN ANACHARSIS. J2£ welke dinias mij voordroeg. Wij vonden haar bezig aan het borduren van een kleed, doch nog meer met twee Siciliaartfehe duiven, en een klein Maltheesch hondje, 'c welk bij haar .(peelde. L ij sistra ta werd voor eene der fchoonfte vrouwen van Atheenen gehouden, en trachtte dat oordeel te onderfteunen, door de keurigheid haarer kleeding. Haare zwarte met oliën welriekend gemaakte hairlokken vielen haar, met groote krullen, over de fchouders: gouden Itleinoodiën fchitterden in haare ooren, paarlen om haaren hals en armen; edele gefteentens aan haare vingeren. Niet te vrede met de kleuren der natuur, had zij bij de kunst ter leen geweest, om met bet fchoon der roteri en lelHën te pralen. Zij was ineen wit gewaad, gelijk doorgaands de vrouwen van rang dragen." „ Op het oogenbhk hoorden wij eene ftera, welke vroeg of lijsïstrata thuis was? Ja riep een flaaf, die terftond daarna eucharis kwam aandienen. Zij was eene der vriendinnen van lijsistrata, die haar terftond te gemoete ging, en teder omhelsde, naast zich pïaatfte, en niet ophield haare fchoonheid en kleeding te prijzen." Gij ziet 'er lief uit. Gij zijt keurig gekleed. De ftof is verrukkelijk. Zij zit u verwonderlijk. Hoe veel kost zij wel, enz." Zoo prachtig leefde dinias te Atheenen , en , zulk eene ledige ijdeltuic was zijne huisvrouw lijsistrata. Maar tot waarschuwing van allen die dit voorbeeld gaarne zouden navolgen, moeten wij 'er bijvoegen, dat de dwaze mensch zich door zijne pracht eerlang te gronde hielp. Van andere zeer belangrijke ftukken, met welke dit Deel is opgevuld, kunnen wij geen voorbeelden opgeven. pabden en Verielfels, naar het Fransch, van den Heere Dit FLORIAN, in Nederduitfche Vaerzen gevolgd. Twettde Deel. Te Amfteldam , bij de Erve G. N. Guerin, 163 Bladz. In gr. OStavo. De prijs is f 1 - 16 ■ : Gaven wij ïn het voorleden jaar, onze goedkeuring en blijdfchap te kennen, toen wij het Eerfte Deel van dit uitmuntend Boek aankondigden (*), met geene mindere goedkeuring en blijdfchap is het, dat dit Tweede Deel onzen Landgenoten wordt aangeprezen. Hetzelve bevat drie boeken, die een' fchat behelzen van de nuttigfte lesfen, aangenaamfle verhalen en geestigfte berispingen, welke van de boeken in het Eerfte Deel in waarde, niet verfchillen, daar toch het eene voortreflijke, door het andere niet overtroffen wordt. Daar men tegenwoordig met rede zoo veel op heeft met de hervorming van het fchoolwezen, en bevoegden en onbevoegden zich allerwege beijveren, om zich bij het groeiend gedacht wel. ver» C) Zie Vaderl. Bibl. VII Deel, 1 Stuk, Bladz. 235.  J2Ö DB FLORIAN , FABELEN EN VERTELSELS. verdiend te maken, zoo zouden wij, indien wij in deze zaak ie!s verrichten konden, zulke fabelen (eenige weinigen uitgezonderd-) den onderwijzer aanbevelen, en de jeugd zou, met een flo. rian onder den arm ter fchoole gaande, op de eenvouwigfte en aangensamfte wijze, al vroeg het voordeel befeffen. dat ons de betrachting der deugd en waare wijsheid geven kan.' Ter aanprijzing van den bundel, kiezen wij het volgend vertelfel: de pacha en dertis. Een Arabier heeft in Marfeille, mij verteld, Dat zeker P;cha eens in zijn' geboorteftreken, Den wijsten Dervis, dien Arabië ooit mogt kweken, Een klein verzegeld kistjen in handen hadt gefteld. Dit kistjen, zegt hij hem, waar in ik zeer veel waarde, Aan diamanten en robijnen, faamvergaérde, Heb ik tot een gefchenk bedacht Voor hem, dien gij voorzeker acht Den zotften mensch te zijn der aarde. Zoek wel: gij treft hem zeker aan. — De goede kluisnaar, met zijn koffertien belaên, Ging daadlijk zich op reis begeven. Behoefde hij dan verr' te gaan? «rT9/' ?at hV] in ziin keuz' door twiifling wierdt gedreven. Wijl (leeds nog gekker gek hem voor zijne oogen kwam Onze arme fchatbefteller nam Geftaêg het koffertje op, om 't ieder een te geven; Maar, heimlijk wierdt hij aangefpoord Door zeker voorgevoel, om 't niet te doen, uit hoofde Dat hij iets beters zich beloofde. Dus zwervende van oord tot oord, En om zijn boodfehap, vol van zorgen, Belandde, in 't eind', door reizen afgemat' De man, en 't kistje, op zekren morgen, In Konftantinus groote ftad. Al 't volk wierdt daar in vreugd bevonden: — Wat is 'er dan gefchied? -- Niets zegt een Iman hein: de Sultan, anders niet, Heeft onzen Grootvizier naar Mahomet gezonden , Door middel van een zijden koord, Om hem een firman aan te bieden. 'tVolk lagcht en juicht altijd, wanneer dit mag gefchieden; t Zijn beuzlarijé'n in dit oord: Dus wil de Keizer 't volk zeer dikwijls zo vermaken. --Zeer dikwijls? —ja. - Heel wel!.. Is de andre Grootvizier Alreê benoemd? — Gewis: daar ziet gij hem genaken. ~j?.e Dervis vliegt terftond, om over 't plein te raken: Hij nadert, en herkent zijn' vriend, den Pacha, hier. wel^ hoe! vraagt deze hem: zijt gij reeds hier gekomen? En t kistje?.. — lk heb de reiz' door Afië ondernomen: Ik  BESTELLING OP HET BEGRAVEN DER LIJKEN. J27 Ik zag de grootfte zotten fchier; Maar , echter deedt de keuz' mij fchroomen; Thans heeft mijn reize een eind' genomen: Aanvaard gij 't kistje, Grootvizier! Wij hopen, dat de geachte Vertalers van dit Werk, nog lange dergelijke ftukken mogen geven, die hunnen naam bewaren in de fchool der fraaie letteren en der zeden. Beflelling op het begraven der Lijken , en het dragen van Rouw', beraamd en vastgcjldd, door een aantal burgers te Zierikzee , met eene uitnoodigende Aanfpraak aan Hunne Medeburgers, om hen te doen bijtreden en medewerken jot vut van het Algemeen. Te ZieriKzee, bij A. de Vos , 17^6. 24 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f : ■ 4 • : Het fchijnt, dat men te Zierikzee niet minder dan in veele andere Vaderlandfche Steden bezwaard is, met enorme onkosten , op het Begraven en Rouwdragen, die hoe moeilijk zij de meesten vielen, evenwel gedragen werden, om zich niet opfpraaklijk bij anderen te Hellen , of om andere redenen van nog minder waarde. — Eenige Ingezetenen aldaar hebben eindelijk, gewaagd, naar het voorbeeld dat zij reeds elders voor zich hadden, eene poging te doen, om dat ijzeren juk der gewoonte te verbreken, en zij zijn daar in gelukkig gedaagd. Dit Boekjen behelst hunne beftelling op het Begraven en Rouwdragen, die zoo als zij is , elk zeer aanneemlijk moet voorkomen. Zij hebben daar voor gevoegd eene wel opgeftelde aanfpraak aan hunne_ Me. deburgers, om dezelve van de betaamlijkheid van hunne Ichik. kingen te overtuigen, en hen tot deelneming daar aan op te wekken. Ook blijkt het dat deze menschlievende onderneming vrij wat opgang maakt. Meer dan 50 Burgers, onder welken zich verfcheiden geachte namen bevinden, hebben dit plan reeds onderteekend, en wij vernemen dat het aantal van deelnemers Dog van dag tot dag groeit. _ . Wij maken hier van opzetlijk melding in ons lVmndlchnit, ot dit nieuw lofwaardig voorbeeld ook elders volgzucht verwekken mogt. Wanneer, gelijk te Zierikzee, Burger-Sociëteiten zich met zaken van dezen aart bezig hielden, dan zouden zij misfchien best ten gemeenen nutte kunnen werken. De eerlijke Eigenzinnige. Toneelfpel, in vijf Bedrijven. Uit het Hoogduitsch vertaald, door d. onderwater. Te Haarlem, bij A. Loosjes, P, z. 1705. Behalven het Voor-bericht 274 Bladz. In Octavo. De prijs is f : • 16 • : De Gravin van wildruf, hermann tot Pneceptor over haare Dochter aan gefteld hebbende, fmaakt het genoegen, haare keuze hier in gerechtvaardigd te zien, daar hermann zich onöphoudlijk beijvert, door zijne wijze lesfen en voorbeeldig  jöS de eerlijke eigenzinnige dig gedrag eene goede opvoeding aan haar kind te geven - ^ W1 ldruf, hem meer en meer als een man van eeren'deuiid leerende kennen, wordt op hem verliefd, en ontziet zich niet zune hand te vragen; welk verzoek herman in het eerst at laat, uit hoofde van de vooröordeelen, welke de groote we reld omtrent zijne laage geboorte koesterende, hem een heir van onaangenaamheden voorfpellen , terwij! ïjtfj naderhand door de irotschheid van den broeder der Gravin , die voorgeeft zich over zulk eenen zwager zoude moeten fchamen, daar hi'i hem als founerin her leger gekend had, van gedachten wederom verandert, en de Gravin zijn woord geeft, even voor e ÜilÏê, als kamerjuffer, bij de Gravin in dienst treedt, die, met hêrmIkn m een ander huis gediend hebbende , van hem trouwbelofte had gekregen, en door een' tmfchen komenden oorlog, waar in hfsmaNn gediend had , zich ve.beelde , dat hij gefiveuveld was, gelijk ook de Pra-ceptor e h i li e onder de dooden rekende. Beiden elkander» m de tegenwoordigheid der Gravin erkennende, geven in hunne houdingen genoegzame blijken, van het geen hunne hanen gevoelen. De Gravin, het geheim ontdekkende, (telt alles in het werk, om emilie te bevredigen, en her-Aiann aan zich te verbinden, het welk beiden even zeer weigeren aan te nemen , verkiezende hermakn liever, het huis zijner weldoenfter te verlaten, met zijne emilie de wereld, zory yer zij openftaat, in te gaan, en zich vertroostende, dat, indien 'er voor hem niets anders over is, 'er in dat geval welligt hier of daar een Dorps -Schoolmeester eenen Ondermeester zal behoeven tot dezen de dood den plak en de klokkentouwen uit de handen neemt, en den armen man zieh van zijnen opvolger ter eeuwige ruste in laat luiden, terwijl emilie alleen om hermann geluk, kig te maken, hem vrijheid geeft, de Gravin te trouwen.- — Maar de deugd zegeviert, en adel en rijkdommen hebben ceen vermogen genoeg, om iiermann van zijne emilie af te houd«n. ^ Het ftuk heeft ons zeer wel bevallen; — de Gravin heeft eer» " edel charsfter, — jammer is het, dat de Dichter zoo fpaarzaatr* geweest is, en hermaan zoo weinig gratie toedeelde, waaróm moest hij ook eigenzinnig wezen? Zeer wel bad hij de zijde zijner emilie kunnen blijven aankleven en der deugd getrouw zijn,zonder zoo veel droefheid, die de deugd toeh niet bem-inlijlc maakt, te vertoonen; — in de daad, iiermann moest meer in bevalligheid gefchitterd hebben, om de Gravin te doen verlieven; — dit is het eenige, dat wij 'er op aan te merken hadden, —- bijzonder beviel ons de fchikking van den Vertaaler, daar hij emilie en niet de Gravin met iiermann liet veiëenil gen;— 't is waar, emilie betoont haare liefde voor haaren vriend, door hem vrijheid te geven , maar door de ftandvastigheid van hermann , wordt haare deugd niet verminderd, en' de waardij van haaren minnaar wordt nog grooter; eene fchikkin" derhalven meer overè'enkomflig met het oogmerk van dit ftuk^ dat alleen de voortreflijkheid der deugd bedoelde af te maaien.  ÜITTREKZELS en BEOORDELINGEN. Êefchöuwende en p'raltikale Verhandeling over V Zaligmakend Geloof, tot ontdekking , bemoediging en bevestiging voor gefield, door s. van emdre, Predikant te Wageningen , enz. Te Utrecht, bij H. van ütterloo, 179ó. 183 Éladz. Li gr. OcJavo. De prijs is ƒ x - 5 - : Niets is eenvouwiger, dan de leere van het Zalig* makend Geloof. Als zoodanig is het ook van ouds in de Christelijke Kerk geleerd en begrepen; Doch federt eenen geruimen tijd , is deze eenvouwige' leer, bij de Hervormden van veelen verkeerdelijk voorgefteld. In plaats dat men het Euangelie, de verklaring dat God ons de weldaden van jesus christus uit genade fchenkt, voor de zaak zou houden, thé men tot zaligheid gelooven moet, heeft men beginnen te begrijpen , dat het vertrouWert , dat mén met 'er daad deel heeft aan den Heere jesus en zijne gerech* tigheid, het voorwerp van het geloof wezen zoude. De; ze misvatting is zeker van zeer veel belang, en fchoon men, over het'geheel genomen, grootlijks van dezelve te rugge komt , blijven veele nog tot hun eigen groot nadeel, dezelve aankleven; De Eerw. van emdre heeft déze Verhandeling; met dat goed oogmerk gefchreven , om de zoodanig'cil van hunne misvatting te overtuigen, en hun van dcfi waareu aart des Geloofs beter te onderrichten. Hij toont dat zijn begrip met Gods woord overëenkorht j en dat de zaak aldus in den Heidelbergfchen Katechismus wordt voorgefteld, en hij geeft eene geheele lijst op, van zulke Godgeleerden, die, onder de Hervormden in de grootfte achting ftaan, en die met zijn begrip inftemmen. Verder handelt hij van de algemeenheid der aanbieding van het Euangelie, die met dit ftuk iti het naauwst verband ftaat. Deze leer verdeedigt hif j tegen de tegen bedenkingen i die daar tegen worden ingebragt ; en hij wijst aan, hoe een Christen tot verzet kering van zijnen genadeltaat geraken kan, en wat hinderpalen daar toe moeten uit den weg geruimd werden; Men vindt in dit Gefehrift niets nieuws; niets- dat* men niet in veele boeken over deze onderwerpen aantreft. Evenwel oordeeleh wij, dat het Werk-van deri vad. eibl. viii. peel. no. 12. LI Sdirlj*  J3° W. BRUIN Schrijver-'JoJ; verdient, en van veel nut kan wezen, voor zulk foort van menfchen , als hij met hetzelve bedoelt heeft. Het is duidelijk en verllaanbaar opgefteld, en alles is hier gelijdelijk bij elkander te vinden, wat tot de hoofdzaak behoort. Zoo dat het, onder Gods zegen, aan het goed oogmerk van den. Schrijver zeer wel kan beandwoorden. Gemeenzame Befchouwingen over den Godsdienst , voor Ongeoefenden, ter bevordering der Godsdienstige Verlichting , door Willem bruin, Leeraar van een der Doopsgezinde Gemeenten te Westzaan. Te Amfteldam , bij M. Schalekamp, 1795. 84 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f: - 11 - : „ O efchouwingen over den Godsdienst, die ter be•L» „ vordering van de kennis der Waarheid en ter ,, aankweeking van goede zeden, kunnen dienen, moe„ ten zeker eenige waarde hebben, en met vrucht kun,, nen gelezen worden." — Dus begint het Voorbericht, en met deze woorden verklaart bpruin den Lezer het oogmerk van zijn gefchrijf en den hoofd inhoud van dit Werkjen , behelzende hetzelve Vier Befchouwingen, de eerfte over de vraag: wat is Godsdienst? — de tweede gaat over het oogmerk van den Godsdienst: — de derde, over het gebruik van den Godsdienst: — terwijl de vierde het geluk van een godsdienstig leeven aanwijst. — De Eerw. e. behandelt deze onderwerpen op een algemeen verftaanbaren en ftichtlijken voet. — De gemeenzame ftijl , waar in dezelve voorkomen , maken deze Befchouwingen te meer nuttig voor de ongeoefenden, voor welken b., volgends den tijtel, dit Werkjen voornaamlijk beftemde. De afwisfeling die 'er in de behandeling plaats heeft, hebbende b. nu eens bij wijze van gemeenzame Gefprekken , dan bij wijze van Verhalen, of ook wel eens van zedelijke Lesfen, zijne aanmerkingen en bedenkingen voorgedragen, zal te meer dienen om den leeslust gaande te houden : en wij voor ons, durven aan den Burger b. wel verzekeren , dat hij in een en ander geenszins ongelukkig is gedaagd, maar verder aanmoediging verdient. Wie den Éerw. b. van nabij kent, de weinige opleiding, die hij van  8fmeenzame beschouwingen ov. d. godsdienst. 53I van jongs op gehad heeft , de weinige aanleiding op zijne tegenwoordige ftandplaats, om door eene gemeenzame verkeering zijne ;kundigheden uit te breiden, en de weinige gelegenheid, om den nodigen voorraad van boe* ken, ter verdere uitbreiding zijner kundigheden, te ver» krijgen, die zal het verdienst van b. nog hooger fchat» ten, en ter zijner verdere aanmoediging willen mede werken. In dc behandeling zelve vinden wij de tegenöverftel* lingen van waare en geveinsde Godsdienstigheid , vail braave en verkeerde doelëindens in den Godsdienst, ell van bet verfchillend gebruik , 't welk men van den Godsdienst maakt; zeer gefchikt, om ongeoefenden duidelijke begrippen te doen vormen. De voorbeelden maken het meer algemeen verftaanbaar , en tevens meer onderhoudend. — Voords fmaakte het ons, dat de on* derwerpen, waar over door fommige volgends deze Be» fchouwingen, zeer fpitsvinnig , werd getwist, door B, niet genoemd zijn. Zoo rasch hij onderwerpen opgegeven had , zou de eene of andere gezindte zich welligt beledigd geacht hebben. Nu in tegendeel kan elk Christen, van welke Godsdienstige gevoelens ook, de» ze Befchouwingen met genoegen en dichting lezen, ten welken einde wij dezelven ernstig aanbevelen. Nog eene aanmerking houde b. ons ten goede. Zijn ftijl is redelijk wel, en zeer gefchikt voor eenvoUWi» gen : doch hier en daar vinden wij taalfouten , die ld/ bij meerder en gezetter oefening in zijne moedertaal zeker zal leeren vermijden. — Nooit zegt men toch in goed Nederduitsch, iets goedkooper te geven, maar bt* terkoop t — ook hebben de deelwoorden geen vergelijk kenden trap op de gewoone wijze, (comparativus~) maar deze wordt door het woordjen meer gevormd , enz. Eene zuivere taal voegt vooral den Kanfelrede* naar, al fchijnt het in zijne eigen Gemeente geen be« hoefte, maar vooral den geenen, die door middel van de drukpers, de vruchten van zijn verftand aan het Publiek mede deelt, —— LI S Godt  53' ij. v. d. h e s p R l Gods liefderijk bef Ier in de Omwenteling van Nederland aangewezen, om deszelfs bewooners, ter eerbiediging van zijnen wil, daar in zichtbaar, te bewegen, door iiendrik van den he sp e l , Predikant te Oostzouburg, enz. Te Middelburg en Amfteldam , bij W. A. Keel en J. v. d. Burgh en Zoon, 1706. 253 Bladz. In gr. OStavo. De prijs is f 1 - 16 - : Ccboon alle dingen, onder het beftier van Gods Voorzienigheid ftaan, valt de invloed van Gods Voorzienigheid in alle dingen niet even duidelijk i;i de oogen. Veele dingen, onder de toelating of aanleiding van Gods Voorzienigheid , door de menfchen uitgewerkt, worden door ons menfchen, dikwijls zoodanig op de rekening van de tweede oorzaken geplaatst , dat wij God en zijnen invloed in dezelve geheel vergeetcn. Gemaklijker worden wij opgeleid, om aan God te denken , en zijnen vinger in de uitkomften der mcnfchelijke zaken te eerbiedigen , wanneer zichtbare beftieringen over natuurlijke zaken , die niet van den wil der menfchen afhangen, groote gebeurenisfen uitwerken. Hij, die aan eene Godlijke Voorzienigheid gelooft, kan de gegrondheid van deze aanmerking niet in twijfel trekken. Zo 'er dan ooit een geval in de wereld gebeurt is , dat men als een werk van Gods Voorzienigheid befchouwen moet, is het voorzeker de laatde Staats-omwenteling in Nederland. Alles wat menfchen vermogten, heeft zich daar tegen aangekant; de magt zelfs van bijna alle de groote Mogendheden van Europa , en fchoon eenige Nederlanders aan dezelve gunstig waren, en dezelve gaarn zouden bevorderd hebben , hebben evenwel derzelver poogingen en wenfchen daar aan niets toegebragt. Gods Voorzienigheid heeft den Franfchen den weg geopend , langs welken zij zich , bijna zonder tegendand, door geheel ons Vaderland verfpreid hebben. Hoe men derhalven ook over de zaak denken mag, men behoort hier in den vinger van God te eerbiedigen, en zich aan zijne fchikking te onderwerpen, al is het ook, dat men de zaak als een groot onheil voor ons Vaderland most aanmerken. De Eerw. van oen hespel heeft de moeite genomen, om deze Ver-  gods liefder. best. in de omw. v. nederl. aangew. 533 Verhandeling op te ftellen , met oogmerk om deze waarheid aan zijne Landgenoten onder bet oog te brengen , eu hun de pligten voor te ftellen , waar toe zij, uit hoofde van deze aanmerking, geroepen wor' den. — Hij vertoont hun tevens de meenigvuldige inmengfelen van Gods bijzondere goedheid, die met deze Omwenteling gepaart gaan, en hij leert bun , dat zij daar voor onëindigen dank aan de Godlijke goedheid verfchuldigd zijn. Het Werkjen is in eene zeer goede orde, met veel naauvvkeurigheid gefchreven. Hij befchouwt de Omwenteling in Vrankrijk , als door de hand . van God bewerkt; hij geeft de gewigtigc voorbereidende aanleidingen tot onze Omwenteling op , zoo wel binnen 's lands als in Vrankrijk; hij toont de bewijzen vau Gods goedheid, in de bepaling van den tijd, waar iu de Omwenteling is voorgevallen ; hij fpreekt van de geltrenge vorst , die de Franfchen den weg gebaand heeft, en befchouwt dit als de oorzaak, dat niet ons Vaderland tot eene volkomen verwoesting geworden is; hij wijst aan , hoe groot ons ongeluk zou geweest zijn, zoo de Omwenteling in den tijd van robespierRe, en door de bewerking van dumourier ware tot dand gekomen. Verder handelt hij van' de bevestiging der Omwenteling, cn 'hij toont in dit alles, hoe genadiglijk God over ons gewaakt, en .alle zaken ten onzen beste gefchikt heeft. Verder dringt hij fterk, dat men den wil van God in .dezen moet eerbiedigen; zich nooit tegen de Omwenteling verzetten , en die pligten betrachten , tot Welke ons God door deze gewigtige gebeurenis roept. De Eerw. v. d. h. heeft met vlijt alles naauwkeurig bij een gezameld, wat tot zijn oogmerk dienen kon, en hetzelve in eene juiste gemaklijke orde voorgedragen. Ook is het geene hij fchrijft zoo voorgelleld, dat het eiken mensch, die niet al te zeer met vooröordeelen is ingenomen, behoort te overtuigen, en hem tc befchaamen, wanneer hij tegen deze bedelling van Gods Voorzienigheid aanwoedt. Daar zijn Werk evenwelgefchreven is , om menfchen , die niet tot de partij van Vrijheid behooren, ware het mooglijk, min of meer tot andere gedachten te brengen, zou hij nog beter, naar ons oordeel, gedaan hebben, wanneer bij zijne fterke .ingenomenheid met deze Staats-verandering, 'wat minLl 3 der  534 B. m e u L m A N der had doen blijken , cn hier en daar de eene en andere aanmerking had te rug gehouden , die iu zich zeiven wel niet bezijden de waarheid is, maar evenwel onaangenaam is, voorde menfchen die hij bedoelt. Dit had hij met te meer recht kunnen doen, daar de zaak, die hij betoogt, buiten dat, voor elk bedaard en onzijdig mensch duidelijk en zeker is. De zulken hadden dan minder aanleiding gehad, om hem de kladde van partijdigheid en vooringenomenheid op het lijf te werpen, en zich onder dat voorvvendzel te harden, tegen allen indruk , dien zijn gefchrijf op hen behoort te maken: of wel, om zijn Boek ongelezen uit de hand te werpen. — Voor het overige twijfelen wij niet, of het Boek zal van veelen met veel genoegen gelezen worden , gelijk wij ons verpligt achten , om hetzelve ter lezing en overweeging aan ieder aan te prijzen. Leerrede over het betaamend gebruik der Broederfchap, naar aanleidinge van i. jon. Cap. IV: 7 en 8, bij de gunftige uitzichten op eenen Algemeenen Vreede, door bernardus meulman, Predikant te Brouwershaven. Voor rekening van den Autheur. Te bekomen a 6 ftuivers. 40 Bladz. In gr. Oclavo. Tl 7ij zouden al vroeger van deze Leerreden van den *V Burger b. meulman gewag hebben gemaakt, indien wij niet gewenscht hadden, dat zijne gunftige uitzichten op eenen Algemeenen Vrede, daar hij, op den Tijtel van fpreekt, vervuld waren geworden, maar die wenfchen zijn , gelijk zijne uitzichten nog onvervuld gebleven. — Wat zullen wij nu veel van deze Leerreden van den Burger meulman zeggen , waar toe joannes de Euangelist, door zijn gefchrijf, (mooglijk toen hij op het eiland Patmos gebannen was) aanleiding gaf Bladz. 1. — Of joünnes dit toen bedoeld hebbe? Wij gelooven het niet! — Dewijl de geheele Leerreden geen behoorlijk aanëengefchakeld verband heeft, fchoon 'er hier en daar wel iet goeds in ftaat, kunnen wij 'er ook niet wel eene fchets van opmaken. Wij zullen dan enkel deze en geene bijzonderheden aanltippen , uit welke men van het geheel mag oordeelen. Dus leert ons de Predikant van Brouwershaven, dat de  leerr. ov. het betaamend geüruikd. buoedersch. 53J de eerfte Algemeene Brief van joünnes gefchreven is aan de 7 Gemeenten in Klein- Afi'ê, immers — arrigits aures Pamphile! — „De heilige joünnes kreeg be,, vel, toen hij op Patmos was, om aan de zeven Ge,, meenten in Klein- Afien te fchrijven ; en waar zal „ men anders dit gefchrijf van dien Apostel zoeken , ,, zoo men het hier niet vind, en deze Brief voor eene ,, voldoening houdt van joünnes aan jesus bevel, ,, 0111 aan de zeven Gemeentens in Klein - Af'én te fchrij,, ven. " — Wij dachten , tot hier toe , dat men dat gefchrijf vun den Apostel vondt, in de zeven Brieven, in de 'Openbaring voorkomende , maar nu leert het gefchrijf van den Predikant ons anders! Verders lezen wij Bladz. 8, dat het woord geliefden, ,, in den geest van dien dag (en daar iu moet men altijd den zin der woorden van een heilig Schrijver vatten en verklaren) zoo veel zegt, als broeders, (welke benoeming van malkander zoo gemeen was , als heden ten dage het woord Burgers.") Een ftaaltjen van dc populariteit van ftijl in onzen Predikant. Bladz. 18, begint de Toepasfing, met deze nadruklijke woorden: „Dan, ó Hemel!" (NB. zulke uitroepingen in eene Leerreden ftooten aan fommigen. „Trou,, wens , alle menfchen hebben niet even groot oordeel ,, en vernuft!" Zegt onze Redenaar zelve Bladz. ai.) ,, Dan, ó Hemel ! welk een afftand van dat betamend gebruik der Broederfchap onder u lieden , mijn waarde Landgenoten! 'Er heerscht, in brede van Broederfchap, een geest van partijdigheid, onëensgcziudheid , en tweedracht, in den Vaderlande, onder de menfchen." (Eene treurige waarheid!) Onder de oorzaken daar van telt de Redenaar Bladz. 20. het volgende: ,,Ja , men ijvert, (onvergeeflijke daad!) gelijk alle dweepers gewoon zijn te doen, in zijne blindheid en onkunde voort, denkende men God nog wel een dienst te doen , en ter goeder trouwe te handelen, wanneer men ftijf en koppig, (een woord van populariteit op den Predikltoel!) blijft, en aan zijne factie zoodanig verkleeft is, dat men liever zijn leven, dan die verlaten zou; hangen blijvende aan iets, dat men nog nooit regt heeft doorgedacht, noch wijsgeerig beredeneerd." Bladz. 32, komt iet voor nopens davids vloekpfalmen, dat wij voor onzin zouden houden, als wij o,is niet de bovengemelde aanmerking vau den Predikant LI 4 her-  53$ meulman, leerrede, enz. herinnerden, dat alle menfchen niet even groot oordeel en vernuft hebben ! maar verders iezen wij op die en de Volgende Bladzijde, dit merkwaardige: - Eindelijk , een derde roept : de Broederfchap kan er nooit zo weerkomen , gelijk hij geweest is! Want die voor de nieuwe Conftitutie zijn, begunftigen te zeer het Pausdom en de Franfche Natie: Dit zij al eens toegedaan, wat ligt 'er dan in? Schoon genomen men de Franfche Natie al eens meer begunltigde dan de Engelr fche, is daar geen reden toe?" ,,En al ware het eens, dat wij den Roomschgezinden Nationale Kerken, gelijk wij die bezitten, (zullen alle Gereformeerden dit wel erkennen, dat hunne Kerken Nationale Kerken zijn? Zijn veelen wel in hunnen fchik , dat men hunne Kerken, die zij als het eigendom van hunne gezindte aan-, merken, nationaal zou verklaren?) toeftonden te bouwen; dat wij hun lieten deelen, in het genot der tienden, (de Predikant wil dan de Tienden behouden, doch, op een akkoordjen af! ) en al is het dat zij met ons het hooge beftuur over den Vaderlande in handen hebben? wat zwarigheid? — terwijl 'er altijd, zoo ik vertrouwe, wel evenwigt blijven zal tusfehen de Roomsch-. gezinden en Gereformeerden in de Reprefentanten van Nederland. " (maar zou het vertrouwen van den Predikant al wel gegrondvest zijn? en waar op?) Eindelijk, fluit de Redenaar zijne toepasfing Bladz. 39, met deze aanfpraak aan de waare Froomen. „ Immers , waare Vroom en , het voegt u veel te waken en te bidden , in een' tijd , waar in de Politleken al zeer verre gaan , in het Kerkelijke; (hoort gij dit wel Burgers Politieken! gij gaat, volgends den Burger meulman, al zeer verre iu het Kerkelijke!) en, voor 't laatst, Vroome Christenen, die door eene eenvoudigheid eene Conftitutie blijft aankleven, die gij niet eens regt kent, denkt niet, dat daar bij de Kérk ooit ftond of viel, (denkt de Predikant wel op bet Dordfche Sijrtode?) maar tragt liever u met uwen Broeder te laaten verzoenen ; let op de gangen van uwen Faderlandjchen Broeder! en ziet op zijnen wandel, als den wandel van eenen hiskiSs, orrtier de isracllers, (zou de. Predikant hier zich zeiven meenen? eene vraag!) keurt dan zijn ijver goed, en prijst hem; terwijl eene verëeniging des harten ons Vaderland zal gelukkig maaken , $n u eenmaal in P'rede zal doen ontfepen, om in een be-.  VEUH. OV. EE GOBLtJKH. Dr GEWIJDE GESCHIEDENISSEN-. 537 heter Vaderland te leeven; alwaar de Broederfchap zaligheid is, en op der Engelen wijze wordt gebruikt, Gode tot heerlijkheid. " Zoo veel en meer foortgelijks, heeft men hier, voor den geringen prijs van 6 Huivers. Verhandeling over de godlijkheid der gewijde Gefchiedenisfen, en derzelver verbindend gezag voor ons Christenen. 'Veritatis ergo. Te Rotterdam, bij N. Cornel, 1796. 60 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f ■': - 8 - i Schoon de Tijtel van dit Stukjen naamloos is, echter is het uitgegeven naar Kerken - Orde , en zal dus, zeker rechtzinnig zijn; ook is het, in de daad, niet naanv loos, immers de Schrijver beeft zich bij de onderteekcning van het Voorbericht bekend gemaakt, het is eernardus meulman, dezelfde, wiens Leerreden over de Broederfchap wij den Lezer onmidlijk hier voor, eenigzins , hebben leeren kennen. Deze Burger bezit een aanmerklijke dofs van het geen men fchrijfziekit noemt, en brengt, zoo nu en dan, van zijne hersfenvruchten het één en ander , in het licht. Hij is zeer gezet, op gunltige Reccnfiën, fchoon die hem weinig te beurt vallen, waarom hij''er, eindelijk iet op gevonden heeft. Onder de zinfpreuk Veritatis ergo , die hier op den Tijtel pronkt, heeft hij gefchreven, naamloos, en zie daar! hij beklaagt zich gantsch niet over de gunftig-e Recenfie, in onze Bibliotheek, maar is 'er gevoelig en dankbaar voor. Maar, nu, 0 lepidum caput! nu wenscht hij ook, dat dit zijn Werkjen zoodanig een gunltig lot moge te beurt vallen , dat het onzijdig beoordeelt en NB. flerk moge getrokken worden; (waarfchijnlijk heeft de Burger meulman het ook, voor eigen rekening laten drukken!) en hij alzoo tot wezenlijk nut voor het Christendom moge gefchreven hebben. Elk Lezer merkt rasch, hoe verlegen wij zitten, door deze niet duistere gevolgtrekking van den Burger meulman. Recenfeeren wij dit Werkjen niet, of fpreken wij 'er min gunftig van, zal de man zich beklagen, dat wij afgunftig zijn of min erkentelijk , omtrent zijne fcribleriaanfche verdienften. En, aan den anderen kant, hebben wij, evenwel, dien eerbied voor het publick, dat LI 5 wij  53» VERHANDELING wij hetzelve niet gaarn, gelijk men zegt, knollen voor citroenen in de hand willen floppen. Gelukkig! de Burger meulman helpt ons zelve uit onze verlegenheid. Het fiot van dit Werkjen Bladz. 60 kan voor eene Recenfie verftrekken , waar bij de Man ' die juist niet nedrig van zich zeiven denkt, zich zclven recenfeert en aanprijst , derhalven kunnen wij ons vau alle verdere moeite ontllagen rekenen. Hij zegt: „ Zie daar eene zeer moeielijke ftofFe , door mij be„ handeldt, en dezelve, naar mijn gering inzien, vrij „ gelukkig geflaagt , u lieden , Mijne Waarden doen „ voorkomen als eene meer dan menïchelijke gefchiede„ nis, dat is als Godlijk." „ Mogten groote Mannen in Gods Kerk zich verle„ digen, NB. mij op dat fpoor te volgen, na aflegging „ van alle vooroor deelen en verkleeftheld; den Bijbel in „ deszelfs gefchiedkundig vak verheffen en verdeedigen „ tegen alle de aanvallen van een onbedachtzaam Deïs„ mus , of een NB. fpitsvinnig Christendom : o hoe ,, veel voordeel wierde hier door van tijd tot tijd aan ,, het Christendom toegebragt! " ^ De Lezer zal, immers, wel in dit getuigenis van den Burger, in zijne eigene zaak, willen berusten. Alleen gebiedt ons onze genegenheid voor den Burger meulman, hem, in bet oor den raad te geven, dat hij zich niet aan Latijn wage! Vitters mogten in twijfel trekken, ot hij wel iet van die taal der geleerden weet, en daar zijne overige talenten naar afmeten. Bladz. 2, Raaf.ignotus non cupido, gelukkig , dat de Burger meulman ons zegt, dat dit beteekenen moet, onbekent onbemindt. Een ipotter zou 'er foms uit afleiden, dat ne kleine linkert kupido niet onbekend ware aan deze Predikant van Brouwershaven , want , difficile est, flatiram non flerihere! Het gefchiedkundig gedeelte van den Bijbel heet Bladz. 28, pars dogmatica; de leerftellige geopenbaarde Godgeleerdheid Theologica Dogmatica Revelata, en Bladz. 34, heet een allerëerfle vaarbewijs (wat dit zeggen wil, bekent de Recenfent niet te weten, ) Lemma. Drie of vier woorden Latijn in het geheele Werkjen en drie of vier fouten. Dit is, Burger meulman, niet vrij gelukkig geflaagd! Verders, tot een ftaaltjen , in hoe verre 's mans eigene aanprijzing van zijn Werkjen gegrond-is, zij, dat het zoo ordenlijk is gefchreven, dat de Burger, in een Stuk-  over de godlijkheid der gewijde geschieden. 539 Stukjen van 60 Bladzijden , eerst Bladz. 34, ,, tot de „ zaak zelve komt , die het doel is van de opftelling „ dezer Verhandeling." Van 's mans oordeelkunde , getuigt de volgende redeneering, Bladz. 7 en 8. „ Ik verkieze de Bijbelverdee,, ling in Boeken geheel te verwerpen " — op welken grond"? zal men vragen. ,, Voor eerst, de Joodfche en °„ Christelijke Bijbeïverdeediging " (dit zal eene drukfout wezen!!!) ,, in Boeken, ziju beiden van latere tijden, dan de opftelling (een zeldzaam woord!) van den Bijbel zelve: ten anderen, de rolle des Boeks, en de ,, pergamenten, waren oudtijds flegts een eenig geheel," (waarlijk ! eene verbazende rolle , nog grooter dan da vliegende rolle bij den Profeet!) ,, zonder dat, noch ,, de aloude Jooden, noch de Euangelisten en Apostelen ,, iets wisten van hoofdftukken en verzen ; derhalven ,, ook, van geene boeken.'" Eilieve! — Haast zou men zeggen: de Burger meulman heeft eene klok hooren luiden, maar weet niet regt, waar de klepel hangt. Eindelijk , op dat men uit den klaauw den Leeuw kenne, zullen wij overfchrijven het geen wij Bladz. 5 c lezen, nopens het Hooglied. ,, Dit," fchrijft de man, ,, maakt geene zwarigheid, vooral, indien men NB. de 5» gefchiedenis daar voorkomende, houdt voor eene ge- beurtenis van het grootfte aanbelang voor de Mcs,, fiöanfche Kerk (dit is weder zeldzaam!) naamlijk: dat men ftaande houdt, hoe dat, in dat Dichtltuk, ,, niet flegts de eigenlijke gefchiedenis van sa lomons ,, echtverbintenisfe met de Dochter van pharao, waar van men de fleutel vindt in den 45 Pfalm, maar ook eene Allegorie voorkomt; dat ik in het Hooglied eene ,, Allegorie Helle , is voor mij niet zonder reden , en „ wel zodanig eene Allegorie , waar in Jehovah als de ,, man en de Joodfche Kerk als de vrouw met haaren ,, man getrouwt, voorkomt , voor eerst zodanig eene ,, befchrijving vindt men later in den Profeet jesaias, ,, als zeer waarfchijnlijk uit het Hooglied overgenoo- men. " ,, Ten tweeden, anders zou men tot ongerijmdheden ,, moeten koomen, en Hellen, dat God in zijn woord ,, iets hadt laaten brengen, dat, de eerbaarheid te veel ,, kwetst, indien 'er geen verbloemden zin aan was, en ,, in den Profeetifchen Dichterlijken Stijl gefchreven , jj jfehovah geheel onwaardig." „ Ten  340 0. paape »| Ten derden : salomon heeft zedelijk zeker dr „ btuk in zijne jeugd opgelteldt , toen hij een teder „ godvruchtig jongeling was, en zulk eene vUefMke „ geiclnedems met zou gemaakt hebben, in den fmaak „ van een Poëet befchreven. Z » wanneer wij 'er zo„ danig over denken, dat het Hooglied, eene Allegorie „ is, dan ligt er verftand en oogmerk in, te weeten " de,rüPcnba™g van de handelwijze van den NB. Oii„ bellenen Mesfias., als een geestelijk Koning met zijne „ Kerk , reden waaróm , is , om dat Jehovah dan da " Perf°on van Mesfias wordt, en de Joodfche Kerk dé ., geestelijke onderdaanen van Mesfias genaderük, dewijl „ men van Jehovah ongevoelig tot Mesfias wordt 0p"è- " 2 V"Jar-he(rJ°5dfche V0ik tot dat Sefiacht ^aar „ tut den Mesfias ftondt voort te koomen , dan eenoei ,, hier van. Dit gelooven wij, zal elk Lezer met ons herhalen, gsnoeg kier van! Jesus christus, de waare IVijsgeer: de beste Vaderlander en de grootfte Mensenvriend. Door ge r ri t paape. Eerfte Stuk. Inden Haag, bij ]. Plaat, 1796. 94 Bladz. In gr. Oclavo. De prijs is f: - 12 - : JlJTet is niet , dan met de uiterfte verontwaardiging-, dat wij dit ongerijmd en gedrochtlijk voortbren°fd van valsch vernuft, en bedorvenen fmaak gelezen hebben; en wij verklaren, dat wij niet in ftaat zouden geweest zijn , hetzelve uit te lezen , indien wij niet gemeend hadden, ons , om een billijk oordeel te vellen dit pijnlijk werk te moeten getroosten. — Dat de gezegende Heiland eene leer verkondigd heeft, welke in voortreflijkheid die van de meestberoemde Wijs* geeren der wereld ver te boven gaat, en dus in dit opzicht de waare Wijsgeer met het hoogde recht genoemd kan worden ; dat hij zich in zijn voorbeeldig 'en vlekloos leeven ook als den besten Vaderlander, en den grootden Menfchenvriend heeft doen kennen ; hier vau zal zich een ieder , die met de Euangehfche gefchiedenisfen bekend is, overtuigd gevoelen. — Dat zijne leer ook voor onderdrukkende Tijrannen, huichelende Priesters, aardsgezinde Grooten , en trotfche verachters hunner medemenfehen geenszins gunftig is , maar veel eer de nedrigheid, de ecnvou wigheid, de oprechtheid, de rechtvaar-  jesus christus, de waare wijsgeer, enz. Jll vaardigheid, de regtbegrepene Gelijkheid," en de waare Broederfchap ten fterkften inboezemt, gelijk dc onfterfliike pieter paulus in zijn Werkjen over de Gelijkheid heeft aangetoond ; dit alles Hemmen wij ten vollen toe; Maar indien gij u verbeeld Lezer! dit hier duchtig bewezen te zullen vinden , indien gij verwacht, dat u de uitspraken en lesfen des Heilands zelve zullen worden voorgelegd, en u daar uit zijne leer met betrekking tot deze ftukken volgends de regelen eener gezonde uitlegkunde , zal worden aangewezen , en dat wel op eene 'wijze , die met den eerbied , aan de oirJtondeu des Christendoms verfchuldigd , overëenkomftig is,dan zult gij u in uwe verwachting deerlijk bedrogen vinden. Gij zult, eigenlijk gezegd, niets anders aantreffen, dan gefprekken van gerrit paape, die hij de onhefchaamdkeid heeft in den mond des Verlosfers te leggen. Hij laat hem zeggen al wat hij wil, ook dat geene, waar van in de redevoeringen van jesus fchijn noch fchaduvv te vinden is. — Dit eerfte Stuk (want wij hebben tot ons leedwezen gezien , dat wij nog met een tweede bedreigd worden) bevat in zich vijf boeken , waar in verfchillende toneelen gefchetst worden, op welke cajaphas , nicodemus, herodes, de Heiland zelve cn anderen te voorfchijn treden, en waar van wij den inhoud naauw, keuriger zouden opgeven, indien dit Gefehrift flegts maar zoo veel waarde bézat , als nodig is om iets vau dat geduld in te boezemen , het welk tot het affchrijven Van den hoofd inhoud eens Gefchrifts niet gemist kan worden. — Wij fpreken niet van de merkelijke abuizen , die de Schrijver hier en daar begaat , bij voorbeeld, wanneer bij'-Israël , teen het bevrijd werd van het Egijptisch juk , als een vrijheidlievend volk affchetst, dat in de wildernisfen van Arabiën, liever de ellende en het gebrek kloekmoedig verduurde bij de voorfmaak der vrijheid , dan in de fchadu'w van den troon den volden overvloed te genieten, en flaaf te wezen; daar het zelfs aan kinderen bekend is, wat 'er veel eer aan vast was, om dit morrend volk niet te 'doen te rug keeren naa de vleeschpotten van Egijpten. Wij maken ook geen gewag , hoe zeer hij zondigt tegen de erkende regelen van eenen goeden fmaak , daar hij , door eene mislijke verwarring van tijden, taal en zeden, cajaphas, si- NON,  54a g. 1' A A p e mon, den Heiland en anderen volmaakt op den zelfden toon laat fpreken, die thands in alle onze ftaatkundige vertogen en advijzen heerscht; iets, het welk niet minder belachelijk is , dan een zeker geestelijke zich belachelijk maakte , die in zijne predikatiën nooit van nebucadnezar gewaagde, zonder hem den tijtel van zijne Keizerlijke Majesteit te geven, of nooit van nathan iprak , zonder hem den Hoog Eervvaardigen Hofprediker of Superintendent te noemen. —. Wij bepalen ons alleen tot het geene meer ernftig is. In de eerfte plaats twijfelen wij niet, of elk, die Christen is , zal zich ten fterkften ergeren aan het voorkomen, dat de Schrijver in dit Gefehrift aan den Heiland der wereld geeft. — Onder zijne handen wordt hij geheel eu al, en ook niet anders, dan een wijsgerig Prediker van Vrijheid en Gelijkheid. Het is als of zijne ziel altijd vol was van ftaatkundige denkbeelden, en als of zijn hoofddoel en zijne gantfche zending daar maar op nederkwam , om zich tegen troon en altaar te verzetten. Hij fpreekt niet dan van tijrannen en Haven. Daar is een God; daar is eene Voorzienigheid ; men moet deugdzaam zijn , en zich tegen de . dwingelanden verzetten , zie daar beknopt het Christendom. Al wat voor het overige als Christelijke leer gepredikt wordt * behoort onder de priesterlijke listen, en de beuzelarijen van den kanzel. Om aan jesus en zijne leer dit voorkomen te geven, laat hij alle zoodanige uitfpraken en lesfen, die in zijne kraam niet te pas komen, zorgvuldig weg, de meest tot zijn oogmerk gefchikte brengt hij bij, en aan allen, die hij bij brengt, geeft hij eenen ftaatkundigen zwaai, zoo dat troon en altaar , Haven en dwingelanden nergens buiten blijven. — Wij gelooven niet, dat iemand, die jesus kent, zoo als de Schriften des Nieuwen Testaments hem voorftellen, en die met eenigen eerbied voor hem bezield is, in ftaat zal wezen, het voorkomen, dat hier aan den Heiland gegeven wordt, te befchouwen , zonder van de voorbeeldeloze b>t> vaardigheid des Schrijvers te rug te fchrikken; en wij fommeeren den Burger p. of hij dan, wanneer hij het Nieuwe Testament voor zich neemt, dat met een ernstig en waarheidlievend hart onderzoekt, en de leer van jesus, daar in voorgedragen, niet flegts voor een gedeelte , dat hem meest bevalt, maar zoo als dat bé-  jesus christus, de waare wijsgeer, enz. 543 behoort, in haar geheel grondig zoekt te kennen, of hij dan van de fchilderij, die hij van den Verlosfer en zijne leer heeft opgehangen , als een eerlijk man in gemoede zal kunnen verklaaren : dit is jesus ! dit is het Christendom! Het geen ons in de tweede plaats in het Stuk voorhanden, zeer mishaagd heeft, is dit, dat de Schrijver heeft kunnen goedvinden, verfcheidene omdandigheden te verdichten, dezelve in de waare gefchiedenis van j esus leven in te vlechten, en dus deze laatfte vooreen gedeelte in een Fabel historie te herfchcppen. — Tot een voorbeeld verftrekke zijne fchilderij van de verheerlijking van christus op Thabor. • Van de twee Grijsaarts, gelijk hij hun noemt, die uit de wolken traden, laat hij den eenen (terwijl nicodemus zich in het diepfte hout van een nabij gelegen boscbjen verfchoolen had, van waar hij alles zien, en hooren kon) eene zeer uitvoerige aanfpraak aan jesus doen, waar van hij ons den inhoud, in tien Bladzijden, naauwkeurig weet op te geven. ,, Zoon van God!" dus begint zijne aanfpraak, ,, uw gebed is verhoord. Wij hebben „ bevel van den Alweetenden , om u alles te zeggen, „ wat uwe leer betreft. De weg, dien gij den fterve„ lingen tot het waare en hoogde geluk aanwijst, is ,, de eenigde weg, langs welken zij het vinden kun,, nen. De erkentenis van een Opperwezen is de eerde ,, trap tot volmaaking van het verdand, enz." — Hij vervolgt, met hem de lotgevallen te voorfpellen, welke hem, zijne Discipelen , en zijn rijk op aarde, overkomen zouden; zoo dat wij hier het geheim ontdekken , van waar jesus zijne voorwetenfchap van dit alles bekomen heeft. En hij eindigt met te verzekeren , dat zijn leer eens zal zegevieren , dat dan de tij— rannen zullen fidderen , en het wreed gekluisterd menschdom zich op hun zal wreeken, door zich vrij en gelukkig te maken. Laat nicodemus vrij in het hout zitten, zoo lang hij wil, maar den uit de wolken getreden Grijsaart alles te laten zeggen, wat men verkiest , en dit dan voor Christendom uit te venten , dit grenst in de daad aan het razende, en baart groote bedenking, of men eenen dweeper, die voor zulke uitfpoorigheden vatbaar is, los kan laten loopen. ——Wanneer men een Rbman fchrijft, dat men dan verdichte, zoo veel eene leevandige verbeelding fcheppen kanj  ?44 g. r- a a p e kan; maar gebeurenisfen dus te mishandelen, die dé gronden van ons geloof moeten uitmaken , en aan welker regte kennis ons ten hoogden gelegen ligt , dit «rijdt met alleen ten eenen maal tegen den eerbied aan den hoogeren oorfprong van de Schriften des N. T. verlchuldigd, maar fchijnt ons ook zeer onwijsgeerig; daar toch de overtuiging van het geen jesus gedaan en geleerd heeft, bij vcrftandige menfchen, niet op het geene de een of andere fnaak goed vind, te verficren, maar op ontegenzeglijk bewezene daadzaken deunen moet. Ook houden wij ons verzekerd, dat de Euangelie getehiedenisten dergelijken opfchik geenszins behoeven, en dat de eenvouwige, onöpgefmiikte, natuurlijk fchoone, en de merkteekenen der waarheid, zoo duidelijk met zich voerende, verhaalwijze van een joannes, bij voorbeeld, veel meer gefchikt is, om dezelve op alle waarheid- cn deugdlievende harten, krachtig te doen werken. In de derde plaats , den Meld in een Roman eene waarlchijnhjke taal in den mond te leggen, is niet meer, dan met de natuur van zulk een Werk overëenkomtja& — Maar de Burger p. handelt hoogst onbetaamhjk, wanneer hij het waagt, dit omtrent hem te doen, zonder wiens voorlichting wij in. een nacht van onkunde zouden nederzitten. Zoo laat hij den Heiland, bij gelegenheid van het loofhutten feest , na dat de maagdelijke reien hem, in bekoorlijk feestgewaad, vrolijk welkom gekuscht hadden , eene rede ten voordeele van het dansfen houden , tot welke wij geene de minste aanleiding in zijne lesfen ontdekken kunnen, of het zou zijne uitmuntende les moeten zijn , bij eene geheel andere gelegenheid, en tot een geheel ander oogmerk gegeven: wanneer gij vast, toont geen bang gezicht, gelijk de geveinsden. — Van dien aart is ook zijn uitvoerig en daatkundig gefprek met den Hoogpriester cajaphas, volgends p; den Staatsduivel, die hem in de woestijne verzocht heeft; een gefprek, voor het grootst gedeelte zoo vervreemd van de leerwijze des Heilands, dat wij ons niet kunnen begrijpen, waar de man het toch van daan gehaald heeft, of hij zou het ook vau een Grijsaard uit een wolk gehoord moeten hebben. Menfchen, die eenig bezef hebben van den afltaiid, die 'er tusfehen hun en jesus is, zullen, bij het uitleggen en omfehrijven van zijne gezeg- dens,  JJïSÜS CHRISTUS,'DE WAARE WIJSGEER, ENZ. fof dens , de kieschheid hebben om hunne paraphrafen niet uitvoeriger te maken,'dan de meening van zijne Woorden toe. kan laten. Zij zullen zorgvuldig op hunne hoede zijn , om hunne eige ideën niet in zijne leer in te dringen. Maar dan te handelen, gelijk p. handelt! de uitfpraken van jEsus dus te omfehrijven j en te verdraaiën , dat men dezelve niet meer herkennen kan! Hem geheele gefprekken in den mond te leggen, waar van zelfs geen fpoör in de Gefchiedenis van zijn leven te vinden is! Hem Hellingen te laten be-weeren, die blijkbaar valsch zijn, en tegen zijne uitfpraken regelregt aauloopen ! Hem zich nu' eens te laten bedienen van alle de mode woorden van den tegenwoordigen tijd, dan eens van onbetaamlijke uitdrukkingen, die verre beneden zijne waardigheid zijn, dan Weder eens van zouteloze railleriën ,' gelijk. wanneer hij1 gewelddrjvende Grooten vergelijkt i bij de magere koeijen in den droom van pharao, die de vetten verllinden! met één woord, den Heiland der wereld tot zijne organe te maken , door welke men zelve fpreekt! is dat die onderfciieiding, met welken wij den voor het menschdom dierbaarften perfoon, behooren te behandelen? Is dat dat ontzag, het welk zijne grootheid ons moest inboezemen ? Is dat die nederigheid \ die' leerzaamheid, die volgzaamheid, waar mede wij als zijne Leerlingen , gelijk wij ons noemen, aan de voeten va» onzen grooten Meester behoorden neêr te zitten ? — De Schrijver heeft het vreeslijk geladen op die Leeraars van den Godsdienst, die het menschdom als bedorven voorftellen. Maar indien het menschdom niet bedorven is , dan vragen wij alle . onbedorvene menfchen , of g. p. niet deerlijk uit den aart geflagen is en ook in dit ftuk de treuriglte bewijzen eener noodlottige verbsstering van ziel gegeven heeft? Veelljot zou zijne haat tegen de zoogenoemde Geestelijken oolc wel daar uit kunnen voordkomen, om "dat Hij ~ vreest voor zoodanig iets, het welk bij de fmalle gemeente om ods van zijne woorden te bedienen, de ontwaking van het gewiste heet. Met één woord, bp dat wij na hét einde fpoëden, alle Christenen, van wat gezindheid ook,, die eerbied voor het Euangelie hebben, zullen dit Stuk naauwlijkü beginnen te doorbladeren, zónder het reeds met misnoegen en verontwaardiging uit. de hand te Werpen; vad. biel» vin. deel. no. 12. Mm ter-  J4<5 G. PAAPE, JÈSUS CHRISTUS, DE WAARE WIJSGEER , ENZ. terwijl alle waare Patriotten 'er zich over zullen bedroeven, daar hunne vijanden toch niet zelden gewoon zijn , om de, door één individu aan den dag gelegde, beginfelen, op rekening van de geheele partij te zetten, en als beginfelen, van het patriottisme onarTcheidelijk, uit te krijten. Indien de Schrijver voor zich zeiven flegt genoeg was, om zoo ligtvaardig met het Christendom om te fpringen, dan moest ten minsten de befcheidenheid, die hij aan zijne Christen landgenoten verfchuldigd is, hem van de uitgave van dit Gefehrift hebben te rug gehouden. De vrijheid van de Drukpers is eene der. onbe* twistbare voorrechten eener vrije' Natie. Zulke vodfchriften te verbieden, is ook juist het gereedfte middel, om ze des te meer te doen lezen. Maar een ieder zie voor zich zei ven toe, wat hij in de wereld fioote. — Wij vertrouwen, wanneer de Burger p., den Heer die hem gekocht heeft, immer uit het regte oogpunt mogt leeren kennen, dat hij dan tot zijne febaamte overreed zou zijn , dat de fchijnbare verëering, die hij hém heeft willen toebrengen , de grootfte ontëering is, die hij hem heeft kunnen aandoen, en dat het dan eene- van zijne grootfte kwellingen zou wezen , een Werk te hebben in het licht gegeven , het welk zijne bedorvene beginfelen misfchien in duizend zielen zal overftorten, en waar van hij den voordfnellenden ftroom der noodlottige gevolgen dan vruchtloos zou willen fluiten. Zo hij toch fchrijven moet , dat hij dan zijne comique Stukjens vervolge, evenwel het profane daar van aflatende, dat hij jan fchetfe zittende op zijn ezel,. of zoo als hij op de ftraaten van Antwerpen zijn broek in den grond bedierf. Maar dat hij zich op het gebied van het ernstige toch nimmer begeve. > Iets voor een Christelijk huisgezin , door johannes hamelau, eerjlen Leeraar bij de Her/lelde Lutherfche Gemeente te Amfteldam. Te Amfteldam, bij Schneider en Comp. 1796. 7'6 Bladz. In gr. Oclavo. De prijs is f : - 7 - : De Eerw. hamelau oordeelt niet overtollig, de uitgave vau eenige Gebeden, op ieder dag vau de week,  j. hamelau, iets voor een christelijk huisgezin. 547 weekj daar andere Boeken, waar in zulke Gebeden gevonden worden, te ornflagtig, en voor de meeste huisgezinnen te kostbaar zijn. — 't Zal goed wezen, wanneer de uitgave van deze Gebeden iets mag toebrengen, om de godsdienstigheid in de huisgezinnen te bevorderen. — In plaats van de Gezangen, die hij bij deze Gebeden gevoegd heeft, had hij betere, uit gedrukte Gezangboeken, kunnen uitzoeken, en dat zou hem de moeite , om zelf gezangen te rijmen , waar van hij toch de dag in 't geheel niet heeft, hebben uitgewonnen. Adr. stolker's Brief, geplaatst in het Mengelwerk van de Algemeene Vaderlandfche Letteroefeningen, voor 1796. NQ. 5, heandwoord, door gerbrand bruin 1 n g , Schrijver van het Stukjen , welks tijtel is: de Mindgting der Hervormden jegens de Overleveringen, welken de Roomfche Kerk aan het N. Testament gelijk feit, beteugelt, door een Leeraar der Remonstranten. Te Leijden , bij D. du Mortier en Zoon , I796. 16 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f':~3-: In het eerfte Stuk van ons Maandwerk, voor dit jaarj hebben wij eenig bericht, gegeven, van het Stukjen getijteld: De minachting der Hervormden, enz. Dë Eerw. adr. stolker , Remondrantsch Leeraar * fchrijft, in den boveu vermelden Brief, aan dat bericht en aan de melding, die ook de Schrijvers der Vaderlandfche Letteroefeningen , van dat Stukjen gemaakt hebben, toe, dat het uit zijne duisterheid is opgehaald 4 en vindt noodig, „ openbare aantuiging te doen, te,, gen alle gevolg, dat men, ten nadecle van de eerè 4, en leere der Remondranten in het gemeen, uit dit j, Gefehrift zou mogen en willen trekken." - Nu komt de Eerw. gerbrand bruining in dit Gefehrift op, als Schrijver van de minachting der Hervormdenj enz. en beandwoordt vrij derk, het geene zijn medebroeder, aangaande dat Stukjen in de Letteroefeningen geplaatst had. — Wij verkiezen niet, ons bij dezert twist in te laten. Alleen zullen wij het weinige, dat bruining, aangaande ons gegeven bericht, aartmerkt, hier woordelijk uitfehrijven; Mm a 55 Ver*  54s g. bruining, a. stolkers briefj beandwooröt* ,, Vervolgends wilt gij, (hij fchrijft aan stolker) „ op het voetfpoor van de jongere zuster der Neder,, landfche, of op dat vau de bekende Vaderlandfche Bibliotheek, dat ik allen, die op den naam 'van ,, Hervormden aanfpraak maken kunnen, op den tijtel ,, van mijn Werkjen daar onder begrepen, en dan ook „ dadelijk moest hebben aangetast: maar ik had mijne ,, reden, om, met voorbij gaan van anderen, juist die ,, Hervormden op het lijf te vallen, die bij uitfluiting „ van anderen , Hervormden willen heeten. En gij „ had naar die reden moeten vernemen ? eer gij mij ,, van onoprechtheid en onëdelmoedigheid befchuldig- ,, de. Voor het overige vormde zich de Redac- ,, teur, of wie anders mijn gefchrijf daar in mag heb,, gerecenfeerd , wegens den nog onbekenden Schrij,, ver van een Stukjen, dat zoo weinig was opgefchikt, ,, wel zoo geringe denkbeelden, als met zijn blijkbaar ,, verlangen, om dat Stukjen ongelezen te houden, het „ beste ftrookten. Doch hij zocht mijne weinige be,, drevenheid, zelfs in de Remondrantfche fehriften, ,, niet, zoo als gij meent, te bewijzen, uit de onkun,, de, wegens de beteekenis van het woord overleve„ ringen, welke gij mij toefchrijft. Deze onkunde ,, was door hem niet opgemerkt. Derzelver ontdek,, king is geheel uw werk." Wij laten het oordeel hier over geheel aan onze Lezeren over. Alleen verklaart de Schrijver van die Recenfie, dat in hem nooit het minde verlangen is opgekomen , om het Stukjen van b. ongelezen te houden. Die man heeft geen grond ter wereld , om zich het beleefd compliment te maken, dat men bang was, dat zijn Gefchrift'en veel zou gelezen worden. Stolker. geeft te kennen, dat het aan de vergetelheid zou zijn ten prooi geworden, indien de Letteroefeningen en wij daar van geen melding gemaakt hadden. Deze Brief is gedateerd b leis wijk, den 21 Junij van het tweede jaar der Bataaffche Vrijheid , eigenlijk het 1798 of 1799 en niet het 1796de na jesus geboorte. Het  het leven, de gevoelens en de £edr. v. calvijn. 549 'liet Leven, de Gevoelens en de Bedrijven van calvijn. Een Leesboek voor het algemeen. Uit het Hoogduitsch vertaald, door g. h. reiche, Luthersch Predikant te Zutphen. Met een Voorrede van h. muntinghe, Ploog leer aar in de Godgeleerdheid, Kerklijke Gefchiedenis en H. Uitlegkunde te Harderwijk. Te Utrecht, bij W. van Ijzerworst, 1796. 156 Bladz. In gr. Oclavo. De prijs is ƒ,1 - tt y ; T 0hannes calvinus is, in meer dan een opzicht, J een zeer groot man geweest. Menfchen, die zeer afkeerig zijn van zijne beginfelen , hebben dit altijd erkent : en evenwel zijn 'er weinigen, die meer dan hij met de verachting, en den baat van veele anderen, zijn beladen geworden. De reden daar van is zeer zeker in bittere partijdigheid te zoeken. Hij is een van de werktuigen geweest, van welke de Voorzienigheid zich bediend heeft, om eene groote verlichting, in zaken van Godsdienst, uit te werken. Het is derhalven natuurlijk, dat zij, die de voorige duisternis veel liever hadden dan zijn licht, weinig achting voor hem gehad , en zijne groote verdiensten , zo. zij ze al niet geheel konden loochenen , evenwel grootlijks verkleind hebben. Aanftonds bij de Kerkhervorming kwam 'er tweeIpalt onder hen, die dezelve bewerkten en aannamen. Ecn groot deel koos partij tegen hem , en daar deze twisten , zeer hoog liepen, kon het niet misfen, of die moest het groot aantal van zijne haters en verachters vermeerderen. Naderhand deeden 'er zich in Nederland nieuwe Kerkgefchillen op , ten opzichte van bevattingen, die door calvijn geleerd waren, en zij die zich tegen zijne gevoelens verklaarden, maakten eene nieuwe klasfe van zijne bittere vijanden uit. Zoo dat men van calvijn dikwijls fprak, als van een domme monnikskop, of van een drijver van de ongerijmdfte en godloosfte Hellingen. Hoe veelen hebben , met den zelfden fmaad, de leer van Geneve en die van het Valkaan beladen , en bij hoe veelen , ook onder de Onroomfchen, is de naam van Calvinist een haatlijke lcheldnaatn geworden. De onbekende Schrijver van dit Leesboek, doet dan de waarheid eenen wezenlijken dienst , met dit onzijdig verhaal, van het geene den beroemden Geneeffchen Mra 3 Her-  550 het leven, de gevoelens en de bedrijven Hervormer betreft. De Hoogleeraar muntinghe, wiens kunde en gematigdheid hem tot eenen bevoegden rechter over dit foort van zaken maken, verzekert ons, dat calvijns karakter hier naar waarheid gefchetst is , dat zijne deugden in het regte licht geplaatst, en zijne fouten niet verzwegen, noch veröntfchuldigd worden. Ook heeft de ftijl, waar in dit Gefehrift is opgelteld, al de kenmerken van onzijdigheid en waarheid. Calvijn had een goede, maar geftrenge opvoeding gehad, waar voor hij altijd zeer dankbaar was. Hij bedoeg eene aanmerklijke plaats onder de vroegrijpe verftanden, en gaf vroeg fterke bewijzen van oprechte en naauwgezette godsdienstigheid, en met zijn 18de jaar , eer hij nog ooit den Bijbel gezien had, was hij Predikant te Pont 1'evêque. Met den Bijbel naderhand bekend geworden, en wantrouwen tegen de leer van Romen, uit denzelven gefchept hebbende, verliet hij zijn Predikantsplaats, en ging te Orlcans, en naderhand te Bourges, met eene naarftigheid waar van men zelden weerga vindt, en een verbazenden fpoed, in de rechten ftudeeren, zoo dat hij in dat vak eene groote vermaardheid begon te krijgen. De leer van den Godsdienst lag hem evenwel naast aan het hart. Meer en meer zag hij de afwijkingen en doolingen van de Roomfche Kerk, en hij werd onder de Hervormden al fpoedig een voorname vraagbaak , 't geen hem te Parijs in groot gevaar zou gebragt hebben , zo de Koningin van Navarre hem niet in haare befcherming genomen had. Hij moest Parijs verlaten, en ging elders zijne leerbevattingen, met grooten opgang, niet alleen door zelfs te prediken , maar door het opdellen van Preeken, die hij overal door Predikanten aan het Volk liet voorlezen , verfpreiden. — Hij moest de vervolging in Vrankrijk ontwijken , en ging naa Ba^el, daar hij zijne verkregen kundigheden met dc kennis"van 't Hebreeuwsch vermeerderde, en zijn beroemd onderwijs in den Christelijken Godsdienst fchrecf, waar voor die altoosvermaarde opdragt aan den Koning van Vrankrijk gelezen wordt, die evenwel tot bereiking van zijn bepaald oogmerk weinig afdeed. — Hij ging van daar naa Ferrara, en deed in Italië eenig nut, doch de Inquidtie verpligfre hem van daar te vertrekken. Hij kwam te Geneve, en liet zich daar met moeite overhalen, om de Predi- kants-  van calvijn. 551 kantsplaats aan te nemen. Zijne tegenbedenking is een bewijs van zijne onvergelijklijke zedigheid, en een les voor alle Leeraaren. ,, Wanneer ik mij aan eene kerk ,, toewije ," zeide hij , „ dan ben ik aan haar al ■„ mijnen tijd verfchuldigd , en mij blijft niets over, voor het onderwijs van mij zeiven. Maar ik ben ,, nog lang de man niet, die enkel geven kan, en niets behoeft te ontvangen." Hier werkte hij aanftonds aan de verdere vastftelling van de Hervorming, en aan het ontwerpen van de Geloofsbelijdenis. Gefchillen over zaken die het wezen van den Godsdienst niet betreffen, gaven federt aanleiding dat calvijn en beide zijne Ambtgenoten Geneve verlaten moesten. Hij gedroeg zich , geduurende zijn afwezen, bij uitftek Christelijk jegens zijne Gemeente, die in min of meer gevaar was, om de Roomfche Leer wederom te omhelzen. Deze kreeg ook welhaast van haaren overhaasten ftap berouw , en haalde hem eindelijk over , dat hij de gemeente van Straatsburg, waar aan hij zich aanftonds als Predikant en Hoogleeraar verbonden had, met haare toeftemming voor den tijd van twee jaaren voor zijne voorige Gemeente verruilde, en naderhand door de eerlte volkomen ontflagen werd. Sedert kreeg hij grooten invloed te Geneve, en werd, in opzicht tot de zeden, de wetgever vau dien kleinen Staat, waar in hij de ondeugd het verblijf vrij moeilijk maakte. Hij predikte, hij fchreef boeken , hij onderhield gewigtige briefwisfelingen, hield Collegie voor Studenten, woonde vergaderingen van den Raad, de Geestelijkheid en het Coniiltorie bij , maar had het met dat alles zoo volhandig, dat hij verklaarde: ,, Ik heb niet zoo veel tijd, om ,, de zon van onzen lieven Heer, buiten mijne woo„ ning te kunnen aanfehouwen, en wanneer dat zoo „ yoordgaat, weet ik op het laatst niet meer, hoe zij ,, 'er uitziet. '■' Hij was over dat alles i evenwel nooit te onvrede. Zijne uitftekende menschlievendheid vond daar en bovenv gelegenheid om werkzaam te wezen, in het verzorgen van meenigtens van Franfchen en Italiaanen, die te Geneve de hitte der vervolging ontweken , en 't helpen van andere ellendigen, met welke hij dikwijls zijn laatde ftuksken broods deelde.' Men zou misfchien tot nadeel van calvijns karakter, willen uitleggen, zijne gereedheid, om zich Mm 4 met  ■J51 het leven, de gevoelens en de eedr. v. calvijn. met allerlei foort van lieden, die van hem in bevatting yerfchilden, in den ftrijd te wagen, en dat hij daar in, niet altijd, met die wellevendheid te werk ging, die wij betaamüjlt oordeelen: doch, men moet den tijd . in aanmerking nemen , waar in hij geleefd heeft, als waar in de zucht, om met zijne leeringen aanhang te maken , veel fterker werkte , dan in onze dagen , die dan ook een krachtiger tegenftand noodzaaklijk maakte, en zich tevens herinneren, dat die ruwer behandeling van zijne tegenftanders, die men in hem zou willen berispen, veel meer een algemeen gebrek van zijne eeuw was, dan een bijzondere fout van ziin perfoon. ' Onze onbekende Schrijver behandelt, met zeer veel belcheidenheid , in het breede het gedrag van calvijn, in de zaak van serve tos. Hij geeft ons een regt denkbeeld van de deugden en fouten van dezen man , onder welke laatften , hij eenen hoogeu trap van dweeperij rekent. Hij wijst naauvvkeurig aan , wat invloed calvijn, in de wreede behandeling van servetus gehad heeft ; en hij is 'er ver van daan, dat hij de fchuld van den Geneeffchen Hervormer ontkennen zoude. Maar hij houd het daar voor, dat hec 'er ver van daan was, het hart van zoo groot een Menfchen vriend, als calvijn was, dit onheil zoude bewerkt hebben. Hij zoekt die fchuld in zijn verftand, dat, in dit opzicht, deel nam in het algemeen gevoelen van dien tijd, aangaande de ftraf der Ketters, 't welk nog meer daar uit blijkt, dat mannen dien grooten lof van -zachtmoedigheid naging , gelijk onder anderen de liefderijke melanchton, deze handelwijze goedkeurden. De bedaarde en onzijdige Schrijver befluit dit zijn Gefehrift, met een kort overzicht van de verdienften en het karakter van calvijn, waar in-ons deze, als een braaf, menschlievend, verftandig en geleerd man bekend wordt, die niet alleen aan zijne Gemeente en aan alle zijne tijdgenoten de grootfte dienften gedaan heelt , maar aan wien de nakomelingfchap altijd de grootfte verpligtingen heeft en hebben zal. Pr§-  h. van, marle, propositie, JJ3 Propofltie, gedaan in de Kerkenraad! Vergadering der Neder duit fche Hervormde Gemeente te Delft, op den iS jtanuarij 1796. Met eene voorafgaande Aanfpraak aan die Gemeente, door h. a. van marle, Predikant aldaar. Te Delft, bij M. Roelofswaert, 179Ó. .59 Bladz. en LXI1 voor de Aanfpraak. In gr. Octavo. De prijs is f: • 14 - : T\e Delftfche Predikant van marle, in.den jaare ^-J 1787» i» de ongunst van bet gemeene volk gevallen , had last gekregen , om zich voor eenigen tijd van prediken te onthouden, maar leefde in de hope, dat hij gelijk verfcheiden anderen in het zelfde geval, daar 'er iiiets tot zijn bezwaar te vinden was, fpoedig wederom zou worden toegelaten. Doch op den raad van eenen onbekenden, die in zijn oog zeer veel voor zich had, neemt hij. het overhaast befluit , om, tot voorkoming van erger, zijn ontflag te vragen. Het was evenwel duidelijk genoeg blijkbaar , dat hij dit zeer ongaarne deed. Maar j zoo welkom was dat verzoek, dat men alle poogingen j om het wederom in te trekken, even zoo weinig als dc \ amnestie , die onderwijl werd afgekondigt, en' die hij I inriep, liet gelden, en eerst bij den Kerkeraad en daarï op bij de Clasfis met zijn ontflag voordging. — Nu wederom, uit hoofde van het onvolkomene en wetteloze, dat men in dien handel vondt, door de Stadsregeering in zijnen post herfleld, en van zijne Ambtsbroeders niet naar zijn genoegen ontvangen en behandeld wordende, heelt hij goed gevonden deze Hukken aan het licht te . geven! Ze zijn niet kwalijk opgefteld, en leeren den toedragt van dit zonderling geval vrij duidelijk kennen. Ook kunnen wij niet anders zien, of hij heeft zeer befcheiden gefchreven. Zijne Ambtgenoten of althans fommigen 1 van dezelve vertoonen zich niet in hun gunftigst licht. Doch het is te denken (gelijk van marle zelve niet onduidelijk te kennen geeft, dat mooglijk is,) dat zijne Ambtgenoten hunne voorige handelwijze merkelijk zullen kunnen verfchoonen; mooglijk ook wel hun gedrag na i zijne wederkomst. De onzijdigheid verpligt ons , dat Wij dit afwachten. Mm 5 Va.-  554 VADERLANDSCH HUISBOEK. Vaderlandsch Huisboek, of de verklaringen, betuigingen en beloften van den Stadhouder der Verëenigde Nederlanden , vergeleken met zijne daden, meestal getrokken uit echte Stukken, en verrijkt met de characters der voortiaamfte perfoonen , die in de Staatsgefchillen den bijzonderfien rol gefpeeld hebben. Door een Genootfchap van Liefhebbers der Vrijheid. Vijfde Deel. 741 Bladz. In gr. OSlavo, De prijs der V Deelen te famen is ƒ 14 - : - : Tn dit Vijfde of laatfte Deel ontmoeten wij weder een aanA tal bijzonderheden, gefchied- en ftaatkundige gebeurenisfen en aanmerkingen ons Vaderland federt 1787 tot 1795 betreffende. Voor af gaat eene Verhandeling over het Defenfie - wezen van dien tijd, verzeld met verfcheidene aanmerkingen en bijzonderheden. — Vervolgends bepalen zich de Schrijvers tot de gedragingen van veele Regenten van dien tijd , den aart der hervormingen, vergeleken met de leer van Gelijkheid, en doormengd met veele van der Schrijvers aanmerkingen. — Hier op wordt een wijdloopig bericht van den inval der Pruisfën in de Nederlanden , hun gedrag , de plunderingen gewelddadigheden en mishandelingen, welke daar mede verzeld gingen , de genomene befluiten , welke denzelven volgden, gegeven , en bij de voornaamfte bijzonderheden derzelver ftilgeftaan. Gelijk ook vervolgends bij de afzettingen van Politieken , Militairen , Predikanten en anderen, de eeden op, en guarantiën van de toenmalige. Conftitutie, deelneming in den oorlog tusfehen Oostenrijk en Braband, enz. En eindelijk eene korte befchouwing van den toenmaligen toeftand onzes Vaderlands. — Daar federt de omwenteling van 1787 behalven veele andere, inzonderheid de Schriften van rendorp, meerman en van alphen den aandacht van deskundigen hebben tot zich getrokken , bepalen zich de Schrijvers op verfcheidene plaatfen tot eene opzetlijke wederlegging van de voornaamfte hunner (tellingen. Zoo dat, behalven bloote gefchiedkundige berichten, men hier op veele plaatfen aanleiding tot nadenken , eu ftof tot overweeging vindt , waar door aan dit Werk niet weinig belangrijkheid wordt bijgezet, en, gelijk wij reeds van de voorgaande Deelen gezegd hebben, als een Vaderlandsch Huisboek voor ouden en jongen te recht kan wor-  D. H, DAUTUN, AAN *T BATAAFSCHE. VOLg, JjJ worden aangemerkt, en als zoodanig altoos van allen, die eenige kundigheden en aaneengefchakelde berichten van de toen plaats gehad hebbende omftandigheden be." gecren te verzamelen, zal befehouwt worden, p, h. dautun , aan V Bataaffche Volk ; wegens de uitfluiting der Jooden uit het Stemrecht. Te Amfteldam , bij M. Schalekamp, 1790'. rö Bladz. In gr. Octavo.. De prijs is f : * 3 - ; 3, Tn Louwmaand van 1795," met deze woorden be* J- gint de Schrijver zijne aanfpraak, „heeft het goedertieren Opperwezen , met de Franfche legers daar „ toe tot werktuigen te gebruiken , uwe kluisters ge,, broken, en federt zijt gij bezig, 't Vaderland uit des,, zelfs vervallen daat, en alles in 't zelve , op den „ grond van 's Volks Oppermagt, de Rechten van den ,, Mensch en Burger, te herttellen, — Midden in Am- fterdam iu 't bijzonder bettaan veele duizenden , als ,, of 't ware een afgezonderd Volk, de Jooden nament„ lijk. Achttien eeuwen lang hebben zij in de grootlte ,, vetagting en onderdrukking geleeft ; thans verhellen ,, zij hunne ftem, en roepen de Rechten van den Mensch „ en Burger in. Dit gefchiedt op 't einde van de XVIII „ Eeuw, en nogthans, op 't einde van de XVIII Eeuw ,, wordt, in 't reglement ter regeling eener Volksftem, ,, voorgefteld : de jooden zijn uit 't stem,, recht gesloten. Wonderbaar — ongelooflijk ,, verfchijnfel ! Veel is al hier over gefchreeven , nog,, thans blijft eene blinde haat of nijd gaande: welk een ,, geweld aan rede en godsdienst! hoe kan iemand zich „ christen, hoe zich vrij noemen, zoo lang hij „ aan de ketenen der vooröordeelen of tegen-ingeno„ menheid gebonden blijft , of de oogen niet voor de ,, waarheid wil open doen. Zijn de Jooden dan beroofd van 't gene den waardigften burger onder de Chris,, tenen demgerechtigd maakt ? zijn dezelve der maat,, fchappijc, den koophandel, der kunflen , ambagten en wetenfchappen niet nuttig?" Dat deze redenen van weinig beteekenis zijn, en niets bewijsbaars voordellen , zal, zoo wij vertrouwen, elk, die over het karakter en den tegenwoordigen toeftand der Jooden iu ftaat is te oordeelen, van zelfs in 'toog loo-  55§ D. H. D A u T U n Joope'i: want, waar is hier het-bewijs, dat alleen eene blinde haat qf nijd gaande gehouden wordt, om de Jooden uit het ftemrecht te fluiten ? waar het bewijs, dat zij der maatfchappijë , den koophandel , der kunflen , ambachten cn wetenfchappen nuttig zijn? 4' De Burger d. , die in alle zijne redeueeringen niet van Onpartijdigheid vrij te pleiten is, wil, zoo het fchijnt, nogthans dat men hem op zijn woord zal gelooven, en zich met de Jooden verbroederen, zonder in aanmerking te nemen , of die verbroedering , wegens het alöm bekend flegt karakter der Jooden, niet tot nadeel van honderd duizenden Christenen zou ftrekken. Hij grondt zijne vermeende , doch bij ons niets afdoende , bewijzen Op Onze JONGSTE OMWENTELING, Op RECHTVAARDIGHEID, VADERLAND, GODSDIENST, koophandel en gezonde reden, welke onderwerpen hij ieder afzonderlijk befchouwt,- zonder dat wij 'er het verëischte bewijs in kunnen vinden, 't welk hij van de Bataaven, die het tegendeel beweeren, vordert, als hij hun op Bladz. 4 aldus aanfpreekt : „ Is 'er ie,, mand onder u , die mijne poogingen of redenen af,, keurt, of ongegrond vindt, kom aan, gij die 'tzijt, „ Broeder , doe u eere aan , wederlegt mijne redenen ,, met duidelijk geflaafde bewijzen, geeft.zaaken op, en ,, bepaalt u bij geene vercierde of welfpreekende, doch ,, niets afdoende redenen." Wij zullen, om den Lezer den geest van dit Gefehrift kenbaar te maken , hem aantoonen , hoe en op wat wijze de Schrijver fommige zwarigheden uit den weg tracht te ruimen. Dus leest men Bladz. 13: ,, De Jooden, zegt men, „ verwagten een aardsch Koning : Antw. de meesten ,, zijn daartoe zoo dom niet meer, en die 't doen, doen ,, 't uit hoofde dat men hun onder 't juk houd, of door ,, onkunde, of om hunner Rabbis wille: verkeert met ,, hun als gelijk in rechten , en zij zullen vaster aan t» uwe Vrijheid, dan aan de hersfenfehim van een nooit „ te komen Koning hegten. " Daar de Jooden, Christus niet als den beloofden Mesfias erkennen , om dat hij niet met de pracht en majesteit van eenen aardsch Koning, maar in eenen nederigen en verachtlijken toefland op aarde verfcheenen is, is het natuurlijk, dat zij, zoo lang zij in dat geloof bjijven , hunnen Mesfias nog met eenen Koninglijken praal  aan 't bataafsche volk. 557 praal verwachten : want édn van beiden is zeker ; zij moeten; erkennen , dat de beloofde Mesfias reeds gekomen is, of dat hij nog moet komen. Dus , die onder hun zoo dom niet meer is, dat hij het laatfte gelooft* die houdt ook op een Jood te zijn; en waar is hier nu het bewijs , dat de Jooden , dié het laatfte gelooven, zulks doen om hunner Rabbis wille? zou men hier Uit ■niet moeten opmaken, dat de Rr.bbis hen voorbedachtlijk misleiden , door hun op té dringen iets te gelooven, dat zij zeiven beter weeten ? Bladz. 14; ,, De Jooden zijn Oranje-gezind geweest, ,, en hebben zulks met daaden getoond. Ja, in hun juk „ hebben zij den ftaf gekust, om 't, was 't mogelijk, „ te verzagten;en zijn 'er,onder de thans fchreeuwende „ Christen Patriotten geene, die onder't voorig beftuur „ Oranje boven geroepen, ja die misfchien hunnen Me„ deburger mishandeld hebben? zijn die daarom uit het „ ftemrecht gefloten?" Deze redenen doen niets af, en bewijzen ook geheel niets ten voordeele der Jooden. De Burger o. is bij ons de man niet om eene Apologie voor de Joodert tft fchnjven. Hij kent, en dit zeggen wij met vertrouwen, hun karakter , hunne geaartheid niet; alle zijne gezegdens zijn oppervlakkig , en in veele opzichten ftrijdig met de ondervinding van hun , welke de Jooden , geduurende zeer veele jaaren , door eenen gemeenzamen ommegang van nabij hebben leeren kennen, die weeten en overtuigd zijn, dat de Jooden der kunflen, ambachten en wetenfchappen ten allen tijde niet alleen weinig nuttig zijn geweest, maar ook zelfs het weinige dat zij van kunften en wetenfchappen weeten aan Christenen te danken hebben. Ophelderingen over V advies van den Burger van swinden, aan de Reprefentanten des Volks van Holland, raakende de ftemgerechtigdheid en 't burgerrecht der Jooden enz. door david fr ied e r ic hs feld. Uit het Hoogduitsch. Te Amfteldam , voor rekening van den Autheur, en te bekomen, bij II. van Kesteren, P. E. Briët, Langeveld en Bergveld. 48 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f : - 8 - : Wanneer fcheiden, lasteren en laage ftraattaal als gepaste middelen befchouwt worden, om vermeende  553 ». r r i e ö e r. i c h s f e l o de veröngelijkingen in een helder daglicht te ftellen en eene zaak , die men oordeelt billijk te zijn , met a'llen nadruk tegen zijne tegenftanders te verdeedigen, dan zeker is tut Joodsch Gefehrift een meesterftuk in ziin foort: maar wie moet zich niet ergeren , en met de hoosde verontwaardiging aangedaan worden , wanneer hii een man van kunde en oordeel, die zich beide in de loopbaane der Wetenfchappen en voor het Vaderland , met zoo veel roems verdienstlijk gemaakt heeft, door eenen laaghartigen Jood in 't openbaar ziet befpotten en ver- guizen ^ Wie, die eenig belang in de waarde der Wetenfchappen flelt, moet niet in woede uitbarften , als hij zulke laage wezens met verachting van dezelve ziet fpreken? als hij hun de Wetenfchappen en derzelver bevorderaars ziet aanranden, om dat de laatften in het politieke met hen in denkwijze verfchillcn? - Ten mmlten wij voor ons , die de Wetenfchappen; en wel bijzonder de Wis- en Natuurkunde , op eenen hoogen prijs hellen , kunnen niet ontveinzen , dat de lezing .van dit Werkjen veele onaangename aandoeningen in ons heeft doen geboren worden; aandoeningen welke ons de verbroedering met de Jooden als ten ukeriten gevaarlijk doen befchouwen. Wij zullen ons wel wachten eenige der haatlijke uitdrukkingen uit dit Prulfchrift, waar in de argumenten als droog zand aan malkander hangen , den Lezer tot eene proeve mede te deelen. Onbevooroordeelde Lezers, welke, door nieuwsgierigheid gedreven, zich der moeite zouden willen getroosten om het Werkien zelf ia te zien , zullen reeds op de eerfte Bladz. overtuigd worden , dat wij, ten aanzien van hetzelve , niets te veel gezegd hebben. Het Werkjen is eigenlijk in twee Deelen afgedeeld Het eerde, ingericht tegen het Advies over de Nationaale Conventie , ter Vergadering van de Provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland uitgebragt door den Burger j. h. van swinden, beflaat alleen 40 Bladzijden ; het tweede behelst eene aanfpraak aan het Volk, in fchoonfehijnende, fluweelzachte bewoordingen famengefteld, om, zoo het fchijnt, de verbroedering met de Jooden aan het Volk fmaaklijk te maken. Om den Lezer in ftaat te dellen over de drogredenen in die aanfpraak voorkomende, te kunnen oordeelen, 'zullen  OPHELDERINGEN ÜVER *T ADVIES VAN VAN SWINDEN. JS9 len wi} hem de volgende uittrekfels daar uit tot eene proeve mededeelen. Bladz. 43, zegt de Schrijver: „ Reikt Uwe verdrukte „ Joodfche Medebroeders eene liefderijke hand toe. Gij „ doet niets meer, dan 't geen billijk is. Hoe, millioe„ nen menfchen , duizenden van jaaren, gewelddaadig „ en grouwzaam te gebieden , noch van hunne hoof„ den , noch van hunne handen gebruik te maaken ! „ Welke Staatsministers , welke openbare Leeraaren , „ wat dappere Generaals , welke voortreflijke Kunde„ naars, Handwerkers, Veefokkers en Landlieden hadt ,, de Menschheid niet uit hen kunnen trekken ! Barm,, .hartig God, vergeef hun deze veelvuldige moord! Gij „ hebt niet eenen" menfche omgebragt; maar den geest „ van millioenen menfchen in zijnen loop. te fluiten is „ niets anders — dan God in de beftemming der Men„ fchen aan te grijpen." „ Bedenkt u ernftig, ik fmeek 't u, van waar ont„ ftaat toch dien afkeer , welken zo veelen onder u ,, tegens ons voeden? Niet één onder ons leevendigen „ heeft: fchuld aan den .kruisdood van jesus van Na,, zareth. Zelfs waren bij de oude Gerichtshoven alleen „ vierderlei doodftraffen bekend, fteenigen, verbranden, „ onthoofden en wurgen, 't Kruisfen paste alleen de onmenschlijkheid van de toenmaalige Romeinen , die hem als een muitemaaker regen hunnen Keizer aan„ zagen. " Te vergeefsch zoekt deze verftoktejood den Christenen hier zand in de oogen te werpen , door hen te willen diets maken, dat de thands leevendeJooden geen fchuld aan den kruisdood van onzen gezegenden Heiland en Zaligmaker hebben; dat ook hunne voorvaderen in dit. opzicht geheel onfchuldig zijn ; immers dit moet men uit de woorden beflujten, die hier bijgevoegd worden: het kruisfen paste alleen de onmenschlijkheid van de toenmaalige Romeinen , die hem als een. muitemaker tegen hunnen Keizer aanzagen. Zij zijn het in de daad, die door hun onzinnig gefchreeuw van kruist -.hem ! kruist hem! die fmaadige doodftraffe over hem gebragt hebben. Niet de Romeinen hielden hem voor eenen muitemaker, maar zij , de Jooden , verklaarden hem openlijk voor een Godslasteraar. Niet vergenoegd met deze fnoode euveldaad , de fnoodde die immer plaats kan hebben , koel-  55Ó d. FrIEBÉRICHSFElD , 0PH. ov. 't adv. v. v. SWINDÈN. koelblöelig te pleegen, moesten zij nog hun gantsch nageflacht onder den vloek brengen, door, bij gelegenheid dat de Stadhouder pilatus zich onfchuldig aan het bloed van dien Rechtvaardigen verklaarde , als in eenen adem uit te roepert: zijn bloed kome over ons, en over onze kinderen ; en deze zijn de haatlijke voorwer? pén, die zich thandsj zekerlijk tot geen ander einde als om hun eigen voordeel te bejagen, met ons Christenen willen verbroederen. Dan wij wijzen hun naa het noodlottig Jaar 1787 , toen zij hun eigenaartig karakter openbaar vertoonden ; toen hun Quartier te Amfteldam met eereboogen voor eenen onwaardigen Stadhouder , met de fmadigfte In» fcriptien pronkende, als bezaaid was; toen zij, die verraderlijke Natie, alle toegangen tot hun Quartier bezet hielden, om hun. welke dien weg pasfeeren moesten, met geweld te dwingen om de verfoeilijke Oranjeleus op hunne hoeden te zetten. En deze zijn, helaas! de lieden, die thands, nu hun belang zulks medebrengt, Vrijheid, Geljkheid en Broederfchap prediken. Haatlijk en tevens ongerijmd zijn de woorden , waar 'mede deze aanfpraak befloten wordt: „ Ziet en ver- fchoont!" het zijn de woorden van den Schrijver, „ zo oprecht en Hout fpreekt een Jood tot u, die een „ hoop van zijns gelijken onder z'ijne Geloofsgenooten „ kent, die voor hem in waare liefde des Vaderlands ,, niet wijken. Voor 't overige zal mij die trop (die „ hoop) vau ohbezuisden, die uit bandeloosheid, en ,, door 't geld van eenige fchurken zich laaten verlei,, den, om in de Joodenhoek te plunderen en te moor,, den, niet affchrikken van iets, 't geen tot welzijn „ des Vaderlands , en dat mijner tot dus verre onge,, lukkige Geloofsgenooten kan toebrengen , zo verre „ mijne geringe kragten reiken. Noch mijne WöoV» nin§5 nocri waar ik dagelijks gaa, zijn geene gehei,, men, en ik ben overal in Gods handen. Maar weet ,, dan ook, bloeddorftige moordenaars! ook zal ik be,, bloed, en uit een gefcheurd optreeden voorden God „ der Jooden en der Christenen, en met den eerften ,„ Leeraar van uwen Godsdienst zeggen: „Vader, ver•>•> ti ge^f het hun, want zij' weeten niet wat zij doen." — „ Eindelijk verklaar ik u, Broeders! uw'befluit, uw „ gedrag mag (moge) in 't toekomende zijn, zo als 't wil,  fa. G LD. GET. «AND. RECHT. V. D. MENSCHENBURGËR. 5Q daar zij van ouds onder behcord hebben, ingeweven. „ De veranderingen," zegt de Schrijver, „ omtrent het midden der derde eeuwe , door het verval der Roomfche Mogendheid, in de zaken der Germaanen voorgevallen, en de daar uit ontftaane verëeniging van verfcheidene dezer over-rhijnfche volken , onder den naam van Franken, hebben, buiten twijfel, de inwooneren van dit Landfchap mede betroffen , als welke ten dien tijde mede daar onder behoord hebben." — Voor het overige moeten wij den Lezer tot het Werk zelve verzenden, daar een aanëengefchakeld verhaal van oorlogen en veranderingen, ook in dit gewest voorgevallen , niet dan een gebrekkig uittrekfel toelaat.^ h Het Register bevat de voornaamfte zaken , in de Inleiding en twee volgende Stukken van den Tegeivwoordigen Staat van Drenthe voorkomende. Reize rondom de Waereld, door james cook, vertaald door j. d. paste uk. Met Kaarten en Plaaten. 1795. Eerjle Deel. Te Leijden, Amfteldam, en'sHa* ge, bij llonkoop, Allart en van Cleef. Behalven het Voorbericht, Leven van cook, Inleiding, enz. 395 Bladz. In gr. Octavo, De prijs is f 7 - 10 - : Wij zullen alleen uit het geen onze Lezers hier boven zien dat deze Reize vooraf gaat, het volgende mededeelen: (1) dat de Burger pasteur tot eene fraaie en wel ingerichte uitvoering van dit voor onze Landgenoten alleraangelegcnst Werk , de grootfte vlijt en naauwkeurigheid belteed heeft. (2) Dat djt Werk opgehelderd en verfierd is , met een groot aantal Plaaten , uit welke alle klasfen van Lczcren, het zij hun doel kennis of vermaak is, even veel nut zullen rapen , naardien het niet alleen kaarten en kustgezichten zijn , met groote bekwaamheid en oplettendheid geteekend, maar landfchappen en afbeeldingen, die door de beste kunstenaars van dit Land gegraveerd zijn. (3) De Vertaaler heeft een aanvang gemaakt met de eerite Reize van cook om de wereld, gedaan in de jaaren 176S, 1769, 1770 en 1771, en befchreven door den Heer hawkesworth, die in drie Deelen volledig zal afgehandeld worden, en waar bij alle de gezichten, kaarten en plaaten, van het oorNn 5 fprongr  570 J. COOK fpronglijke, door eerfte meesters in de kunst gegraveerd, zullen gevoegd worden , vermeerderd met het Portrait van den doorluchtigen Reiziger, naar de beste Engelfche Plaat, die 'er vau hem is, gevolgd en konftig uitgevoerd. Wij vinden in dit Deel negentien Hoofddukken , waar van de inhoud insgelijks inliet Voorbericht wordt opgegeven, en uit welke wij deze en geene bijzonderher den zullen i overnemen , doch dewelke in vergelijking der groote meenigte, die in het Werk zelve voorkomen, flegts eenige weinige zullen kunnen wezen. Ziet hier het geen ons onder anderen Bladz. 91 van de inwooners van Terra del Fuego, wordt mede gedeeld. „ Dit volk fcheen geene regeering of ondergefchikt- heid onder zig te hebben; de een wierd niet meer „ geëerbiedigd dan de ander, en egter fcheenen zij in ,? de beste eensgezindheid en vriendfchap te leeven, ,, Wij ontdekten ook geenen fchijn van godsdienst 011= ,, der hen, uitgezonderd het fchreeuwen, waar van „ wij gefproken hebben, en dat wij onderdelden eene ,, bijgelovige plegtigheid te zijn, enkel om dat wij 'er ,, niets anders van wisten te maaken; het wierd alleen ,, in het werk gedeld door eenen van die, welke aan „ boord kwamen, en door de twee, die de Heeren ,, banks en solander naar het dorp bragten, en ,, welke wij daarom gisten priesters te zijn. Over het ge,, heel fchijnt dit volk het armst en ellendigst, zoo wel ,, als het domst van alle menfchelijke fchepzelen, verwor- pelingen der Natuur, die hun leven flijten met in die ,, dorre woestenijen, rond te zwerven, daar wij twee ,, van ons volk, in het midden van den zomer, van ,, koude hebben zien derven, zonder andere woonin» ,, gen dan ellendige hutten van ftaaken en droog gras, ,, die niet alleen den wind, maar zelfs regen en fneeuw ,, doorlieten, bijna naakt, en van alle gemakken be= ,, roofd, die zelfs de ruuwfle konst oplevert, ja zon,, der gereedfehap om hun eeten klaar te maaken; en „ nogtans waren zij vergenoegd. Zij fcheenen niets ,, meer te wenfchen, dan dat zij bezaten ; ook fcheen „ hun niets van het geen wij hun aanboden, nange,, naam te zijn dan koraalen, als een overtollige op„ fchik. Welke lighaamlijke ongemakken zij van de „ geltrengheid van hunne winters lijden, konden wij ,, niet te weeten komen; maar het is zeker, dat zij „ geeu  REIZE -RONDOM DE WAERELD. 5?I geen ongemak gevoelden van het misfen van eene ,, ontelbaave menigte dingen , die wij niet flegts als ,, weelde en gemakken, maar als noodwendigheden van het leven befchouwen : naardien hunne begeerten ,, weinig in getal zijn, kunnen zij die waarfchijnlijk „ alle vervuld krijgen: men kan niet wel bepaalen hoe 5) veel zij winnen door ontheven te zijn van de zorg, ,, arbeid en bekommernis, die uit de geduurige en ver,, geeffche pogingen om die oneindige verfcheidenheid ,, van lusten, welke de verfijningen van onze befchaaf•„ de levenswijs onder ons hebben voortgebragt, te ,, voldoen, voortvloeien ; maar misfchien vergoedt dit „ alleen alle de wezenlijke nadeelen van hunnen toe,, ftand, en doet de fchaal, vyaar mede goed en kwaad „ den mensch wordt uitgewoogen, tusfehen ons en hen „ in evenwigt hangen. " Daar wij ons bij geene bijzonderheden van de Reize zelve , noch met eene onderfcheidene befchrijving der aangedane Landen kunnen ophouden , maar die in het Werk zelve moeten gelezen worden , willen wij nog het een en ander van de inwooners van Otahiti, daar onze Reizigers zich eenigen tijd ophielden, en veele merkwaardige voorvallen hadden, opteekenen. „ Met is zeer verwonderingswaardig," lezen wijB/adz, 323 , ,, dat dit volk, dat bijzonder op gezelfehap gezet ,, is, vooral op dat van hunne vrouwen, dit vermaak van ,, de tafel verbant, daar alle andere natiën, wilde of be,, fchaafde, het altoos voornaamlijk hebben willen genie„ ten. Hoe een maaltijd, die overal elders huisgezinnen „ en vrienden bij eikanderen brengt, hen hier van malkan„ deren heeft kunnen verwijderen, hebben wij dikwerf „ onderzogt, maar nooit kunnen te weeten komen. Zij „ eeten afzonderlijk, zeggen zij, om dat het zoo be,, hoort, maar waarom het behoorlijk was alleen te „ eeten, hebben zij ons nooit gezogt te verklaaren: „ zoo groot was egter de kragt der gewoonte, dat zij ,, den fterkften tegenzin, ja zelfs afkeer lieten blijken, „ als zij ons in gezelfehap van malkanderen zagen ,, eeten, bijzonderlijk wanneer zij vernamen, dat wij „ zelfs met onze vrouwen aten en van dezelfde fpij„ zen. Wij dagten in het eerst, dat deze vreemde ,, zonderlingheid uit het een of ander bijgelovig denk„ beeld ontftond ; maar zij verzekerden altoos het „ te-  57» J. COOK „ tegendeel. Wij merkten ook eenige grilligheden In de g^ „ woonte op, van welsen wij even weinig reden wisten te „ geven als van de gewoonte zelve Wij konden nooit op „ eenige van de vrouwen verkrijgen, dat zij mede van de l'pijzen van onze tafel aten, ais wij te zamen fpijsden, en „ en egter gongen zij, vijf of ze* met elkanderen, in de „ knegts kamers en aten daar zeer hanlijk van alies dat zij „ vinden konden, en e^ter waren zij in het minst niet verlc» „ gen, als wij inkwamen, terwijl zij daar mede bezig waren, „ Als iemand van ons met eene vrouw alleen was, at zij fom. „ tijds met ons mede, maar dan was zij zeer verlagen, dat „ het bekend zoude worden, en perste ons aldjd de lterkfte be» „ lofte van geheimhouding af." „ Doch fchoon zij niet met ons of met malkanderen eeten „ wilden, verzogtep zij ons menigmaal met hun te eeten, als wij „ die geene, met welke wij bijzonder bekend waren, aan hunne „ huizen bezogten; en bij zulke gelegenheden hebben wi] dik„ wijls uit het zelfde mandjen gegeeten en uit denzelfden kop „ gedronken. De oude vrouwen fcheenen egter altoos geërgerd „ te zijn over deze vrijheid, en als wij hij geval haare Ipi-zen, „ of zelfs flegts het korfjen , waar in zij lagen, aanraakten, wier. „ pen zij het weg." Wij wiljen ten befluite nog het een en ander van den Godsdienst der inwooners vau Otahiti mededeeleu. Het verflag daar van vinden wij Bladz. 279. „ Niets is banrblijklijkcr voor een redenlijk wezen, hoe on„ kundig of dom ook - dan dat het geheel-al en deszelfs deelen, „ voor zoo verre hij die kent, voortgebragt moeten zijn door „ de eene of andere werk-oorzaak, die onbegrijpelijk veei mag. „ tiger is dan hij zelf; en rdets is bezwaarlijker te bevatten, zelfs „ voor den kundigften en fchranderften dan deszelfs voordbrea„ ging uit niets, die bij ons door het woord fe.h.-:pping wordt „ uitgedrukt. Naardien men nu geen wezen ziet, dat waarfchijn„ lijk in ftaat zoude zim om het geheel-al voorttebrengen, is het ook natuurlijk te pnderftellen, dat het in eenig verafgelegen „ gedeelte van het zelve zijn verblijf houdt, of dat het in zijnen „ aart onzigtbaar is, en dat het oorfpronglijk alles, dat nu'be* „ ftaat, heeft voortgebragt, op gelijke wijze als de natuur ver„ nieuwd wordt door de opvolging van het een gedacht op het ander; maar het denkbeeld van voortteeling fluit dat van twee„ erlei perfoonen in , en dus verbeeldt zig dit volk ook, da: „ uit de verëeniging van twee perfoonen alies, wat in het ge„ heelal is, oorfpronglijk zij voortgekomen en afgedamd," Waar v n hier een verder, doch voor ops te uitvoerig bericht wordt Opgegeven. ., Zij geloven aan de onfterflijkheid der ziel, ten minften aan „ derzelver beftaan na den dood van het lighaam , en dat 'er „ twee ftaaten »an onderfcheiden graaden van gelukzaligheid  REIZE RONDOM DE WAERELD. jrj zijn, eenigzins naar onze hemel en hel gelijkende :den hoogden ftaat noemen zi] Tavirua Terai den anderen Tia'oboo. Zij be„ fchouwen die echter niet als plaatfen van belooning en ftfaf, „ maar als verblijfplaatfen voor verfchillende klasfen vnn men- fchen; de eerfte voor hunne opperhoofden en voorname, de andere voor die van eenen luageren rang ; want zij denken 4, niet dat hunne d:>aden hier beneden den minften invloed heb„ ben op hunnen toekomenden ftaat, zelfs niet dat zij in het ge« „ heel tot kennis van hunne goden komen. Heeft hun gods„ dienst dan geen invloed op hunne zeden, dan is hij ten min. „ ften belangloos , en hunne uitdrukkingen van aanbidding en eerbied, door woorden of daaden, fpruiten enkel uit een ne„ derig ge. oei van hunne eigen minderheid, en de onüitfpreek> lijke uitmuntendheid van de Godlijke volmaaktheid." Da2r dezp Reize van den Heer cook , behalven andere gewig. tige bedoelingen, mede ten oogmerk had, om den overgang van venus over de fchijf der Zon, die voor het jaar 1769 aangekondigd was , waar te nemen , wordt ons ook daar omtrent Bladz. 217 en volgg. het nodig en wetenswaardig bericht gegeven. Wij kunnen, om meer ónn eene reden. dit Werk ten hoogden aan onze Landgenoten aanprijzen. Lezer.-, van allerlei ftand eu betrekking zullen daar in voldoening, en hunne moeite dubbel beloond vinden, daar het eene fchat van kundigheden voor de Zeevaart-, Aardrijks- en Men-chkunde oplevert. — Wij hoopen dus, dat de Burger p. niet tegenltaande zijne andere hooge eu gewigtige betrekkingen, de verdere Vertaaling van dit belangrijk Werk, met den zelfden ijver en naauwkeurigheid, zal voord» zetten. Christelijke Gezangen, voor de Openbare Godsdienstoe feningen. Te Amfteldam, bij J. C. S-pp en Zoon, enz. I79Ó. 3p8 Bladz. In gr. Otïavo, De prijs is f 2 - 4 - i Deze Gezangen zijn opgefteld en worden Uitgegeven , ten gebruike van de Doopsgezinde Gemeente, vergaderende in de Kerk de Zon, te Amfteldam. — Men was, reeds voor verfeheidene jaaren. in die Gemeente bedacht, op het verzamelen van ruimer voorraad van Gezangen ten openbaren gebruike; mei meende die Uit voorhanden zijnde Gezangboeken en andera Dichtwerken bij een te krijgen. Doch dit lukte flegt, en dit geheele plan , dat echter aan elk zeer aanneeinlijk moet voorkomen , raakte eindelijk geheel agter de bank. Martinüs nieuwenhuizën, Diaken dier Gemeentey (loeg de hand aan t werk, en haalde eenige ongenoemde Amfteldamfche Dichters en Dichteresfen tot zijne hulpe over, eü dui is déze bundel tot J05 Z»ngftukken aangegroeid.  374 CHRISTELIJKE GEZANGEN ,, De inhoud dezer Gezangen is zoodanig ingericht, dat zij „ door elk Christen, hoe ook zijne denkwijze moge zijn , met „ ftichting kunnen gezongen worden. Men heeft, althans zoo ,, veel men doenlijk vond , alles wat bijzonder Kerkelijk leer,j ftelfel kan geheeten worden, daar in vermijd. Geene Godge„ leerde verfchilftukken zijn ia dit boek bezongen." Dus bericht men ons vooraf in de Voorrede. Ze zijn derhalven regt goed, voor zulken , die meenen , dat hun geloof bij alies wat onder de Christenen in gefchil is geen belang heeft. Maaf anderen die zich van de overigen onderfcheiden, door het sanne. men en gelooven van leerftukken , welke zij meenen dat zij openlijk voor de menfchen, en ook voor God in hun Godsdienftig zingen moeten belijden ; en waar in zij voor zich zeiven de krachtigfte vertroosting meenen te vinden, en de fterkfte opwekking en aanmoediging , tot de verheerlijking van God, door eenen heiligen leevenswandel: dezen zullen aan deze Gezangen bij verre niet genoeg hebben , en zij zouden fommigen van dezelve in hun Gezangboek niet gaarne geplaatst zien. Men vindt hier — Gezangen voor bepaalde tijden en gelegenheden — voor onbepaalde tijden en gelegenheden — voor algemeene tijden en gelegenheden. Zoo noemen de Uitgevers de onderfcheiden vakken, waar in zij hunne Gezangen verdeeld hebben. Wij vinden deze Zangen, als Kerkgezangen aangemerkt , vrij goed. De regelen van Taal- en Dichtkunde zijn 'er zeer wel in waargenomen. Men zou de Opftellers verongelijken , wanneer men dit niet erkende. Ook hebben zij de verdiende , dat zij duidelijk en verftaanbaar zijn, een n^odige eigenfehap in een Gezang, waar in ook de gemeene man moet deelen, en hier en daar zijn 'er onder , die uitmunten. Doch, wanneer wij zulks zeggen mogen, wij zouden ze over het geheel ver beneden veele Gezangen plaatfen , die wij met zeer veel fmaak in veele verbeterde Hoogduifclie Kerkgezangboeken gelezen hebben. De taal van het verftand mag hier zeer wel fpreken , maar in Gezangen tot ftichting eisfehen wij de taal van het geroerd hart, dat waarlijk gevoel heeft van het geene het zingt, en het geene het gevoel in zijn Gezang uitdrukt, en deze vinden wij hier zoo niet als wij ze wel wenschten. Sommige van deze Gezangen komen ons droog voor. Wij zullen hier een paar Gezangen laten volgen en kiezen dezelve daar het Boek openvalt, en dan oordeele de Lezer zelve. GODS LIEFDE IN DEN DOOD. VAN JESUS B L IJ K li A A R. Herdenkt, o dischgenoten ! Herdenkt dien grooten dag, Waarop 't verbaasde menschdom Den Heiland fterven zag, Hij  VOOR BE OPENBARE GODSDIENSTOEFENINGEN. 575 Hij ftierf> en 'c heil der aarde Verrees uit zijnen dood, Die ons den weg ten leven,' - Tot eeuwig heil, ontfloot. o Rijkdom van genade! Gods liefde, oneindig teer, Zag bij dien dood; op 't menschdom, Maar met ontferming neer. Schoon God zijn dierbre kindren, Voorheen hem toegewijd. Van 't heilfpoor zag geweken, Hij bleef dezelfde altijd. Daar viel de magt der zonde, Daar viel 't geweld van 't graf, Maar ook vergeving daaHe, Op 't fchuldig menschdom af. Ja daar toe floeg de Heiland De menfchen liefdrijk ga, Verduurde 't bitterst lijden, En ftierf op Golgotha. Welaan, geredde broeders. Juicht blijde en welgemoed, De Zoon des eeuwgen Vaders, .? Verloste ons met zijn bloed. Ziet nooit dit brood, o Christnen! Ziet nimmer dezen wijn, Of laat u,w tranen fpreken , En Gode een offer zijn. ÏIËT HEIL DER GEBOORTE VAN JESUS. Kan hij, die 't ftof ten grondflag heeft, Schoon hij oprecht en deugdzaam .leeft, Zich zeiven immer fchuldloos ftellen, Voor 't oog der Oppermajesteit, Die zeker naar rechtvaardigheid, Der menfchen vonnis eens zal vellen ? O neen! wat raad dan ? waar gevlucht In zulk een toeftand, zoo geducht! Alleen tot 's Hoogften welbehagen, Tot Jefus, die de heerlijkheid, Reeds voor alle eeuwen hem bereid, Verliet om 's werelds fchuld te dragen. Hij  57 eenen  $8ö C. f. b A h r d T „ eenen volmaakten wijzen maakte. Heldere inzigtan in de oorzaken en den famenhang der dingen waren „ in die tijden zoo iets ongehoords, dat die geenen „ reeds voor wijs gehouden werden, die flegts in flaat „ waren, om het gebrek van helderder inzigten onder „ de menfchen op te merken. En deze weinige wijzen „ wisten dat gebrek zoo weinig te verhelpen, en kon„ den zich van de bronnen en hulpmiddelen dier hel„ derder^ inzigten zoo weinig een denkbeeld maaken, ,, dat zij vermoedden , die geen moest geen gewoon „ mensch zijn, die deze inzigten bezitten, en aan de „ wereld mededeelen zoude. En dewijl nu, naar de ,, toenmaalige ondervinding, allen, die van eene vrouw ,, gebooren waren, in de duistemisfen der menschlijke „ kennis, de een zoo wel als de ander, omzweefden, ,, zoo fcheen het eenige mooglijke geval te zijn, dat „ de volmaakte wijze een perfoon moest zijn, die niet uit eene vrouw 'gebooren was. " ,, Aan deze voortellingen beantwoordt het verhaal ,, van de zwangerfchap der moeder van onzen jesus, „ het welk onder de eerfte Christenen gangbaar was; ,, en lucas beeft dit in zijne Gefchiedenis mede aan,, genomen. Het is met de voorigen aangaande za,, charias en elisabeth in veele opzigten over„ een koorn llig. " „ De moeder van jesus had even hetzelfde voorge„ voel, verfchijning, droomgezigt — of hoe gij het „ wilt noemen. Haar fchrik was daarbij even zoo ,, groot, en ontftond uit dezelfde oorzaken, als bij ,, den ouden zacharias. Zij werd even zoo on„ verwacht van haare zwangerfchap onderricht , als „ elisabeth. En de uitkoomst was insgelijks dezelfde. Haar gebeurde alles, wat zij in het gezigt ,, vernoomen had." Bij andere bijzonderheden, voor al ook bij 's Schrijvers verklaring van Jef. VII en andere Godfpraken des O. V. als mede bij derzelver toepasfing, kunnen wij ons niet ophouden, alleen zeggen wij, dat hij Bladz. Iio, door de maagd, de verftootene gemalin van achas (abia) verltaat, die, zonder dat achas het wist, kort voor haare verftooting, nog bij hem zwanger geworden was, en daarom eene Maagd eene Jonkvrouw genoemd wordt, dewijl zij den echt vaarwel gezegd, eu,  brieven over den bijbel. jöi en , naar de Joodfche manier van fpreken, eene verloofde van God was. Van simeon zegt hij onder anderen, Bladz, 141. „ Deze simeon was teffens een van die verrukten, „ die fomtijds bijzondere aandachtige gemoedsbeweegin„ gen hadden, en gaarne over den Mesfias fpraken, „ wien zij met vuurig verlangen als den verlosfer der „ Natie verwachtten. Hem was in eene geestvervoe,, ring de verzekering gegeeven , dat hij den dood ,, niet zien, d. i. niet eerder fterven zoude, voor dat „ hij den Mesfias gezien zoude hebben. In zulk eene ,, geestvervoering, d. i. in eene vuurige verheffing des gemoeds tot Gods toekoomende inrichtingen , was „ hij juist thans in den Tempel gekoomen, toen de „ ouders van jesus voorneemens waren, de plechtig,, heid der reiniging te verrichten. Naauwiijks had hij" „ het kind, dat zij den Priesteren voorftclden, te zien gekreegen, of hij las in de gezigtstrekken van het ,, kind iets zoo groots en buitengewoons , dat hij „ in eene verrukking geraakte, en onder loffpraken van God openlijk uitriep: ,, 0 God, nu kan ik ge,,,, rust en blijmoedig fterven."" enz. Het Tweede Stuk bevat de Gefchiedenis van jesus jeugd, en zijne voorbereiding tot het gewigtig ambt, het welk hij in het vervolg van tijd heeft waargenomen; en hier daat de Heer b. flil bij de omdandigheden, in wel-r ken jesus van zijne kindsheid af aan, zich bevonden heeft — bij den huislijken toeftand zijner ouderen, hun karakter, middelen van bedwan, lotgevallen, godsdienst — de omdandigheden van tijd en plaats , waar jesus opgevoed werd — bij den fmaak, de vooröordeelen der Natie, onder welke hij leefde — bij de heerfchende begrippen, die bij de Jooden in Palestina zoo wel, als bij buitenlandfphe Jooden, die fom wijlen de hooge feesten te Jerufalem bezochten, 'm zwang gingen — bij de gelegenheden, die zich voordeeden, om door deze uitlandige Joöden vreemde Schriften te leeren kennen. — ,, Alle deze omdandigheden," zegt hij, ,, zal ik met ,, de bijzondere verhaalen der Euangelisten vergelijken, „ en mij daar uit zoeken voor te dellen, hoe naar ,, den gewoonen gang des menschdoms, zijn geest „ ontwikkeld, zijne kundigheden verwekt, zijne grond„ Hellingen gevormd, zijn karakter voltooid, zijn oor- . deel bepaald, en zijne befluiten en onderneemingeu O 0 3 „ ver-  g8a c. f. baiirdt, brieven over den bijgel. „ veroorzaakt geworden zijn. Met een woord; ik zal ,, beproeven , of ik de ganfche aaneenfchakeling der „ van God geleide oorzaken en werkingen uitvinden „ kan, door welke jesus de Weldoener van het menlchelijk gedacht geworden is." Alle deze bijzonderheden worden hier breedvoerig pitgebreid en verklaard, doormengd met Gefprekken^ zoo van josef en maria, als van hun beiden mei jesus, van jesus met uitlandige Jooden, met Priesters, van'jesus en joannes, enz. doch Welke de Heer b. alle, met veel vernuft, tot zijn oogmerk doet Uitloopen. In fommige derzelver is wel eenige ftof tot nadenken, doch over het geheel moeten wij openhartig bekennen nimmer een boek gelezen te hebben, waar in alles, wat in dit opzicht in den Bijbel voorkomt zoo naar zijn eigep aangenomen Itelfel gewrongen wordt, als hier gefchied, en wij zijn verzekerd, dat denkende Lezers, die dit Boek in handen krijgen zulks met ons zullen erkennen. Daar dit Tweede Stuk één geheel bevat, de langfame ontwikkeling naamlijk vau jesus tot zijne groote beftemming, kunnen wij ons niet wel bij dit of dap gedeelte ophouden, nog eenige bijzondere aanmerkingen maken. Men moet uit de befchouvving van het geheel, het oogmerk van den Schrijver opmaken, het geen zich nog duidelijker in de volgende Stukken zal opdoen, waar in hij het gewigtig tijdperk van jesus leven zelve zal behandelen, en waar van wij ook, zoo dra het ons in handen komt, onze Lezers verflag' zullen doen. Verzameling van eenvoudige Leerredenen, aan de Gemeente van de Hoofdplaats van Cabo de Goede Hoop, 'ter gedachtenis toegewijd, door haaren Medeleerdar helper us ritzema van lier. Uitgegeven door cornelis vanderleeuw, Predikant te Hoorn. Te Utrecht, bij W. van JJzerworst, 1796. 424 Bladz'. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 16 - : Tndien het gemeene gerucht de waarheid zegt, dan * is wijlen de Eerw. ritzema van lier de man, die dc gefchiedenis van zijne bekeering, in zes aanBperkhjke Brieven, aan den Eerw. newton heeft me*  h. r. v. lier, verzamel. van eenv. leerredenen. 583 medegedeeld, en waarvan wi] in tijds verflag aan onze Lezers gedaan hebben. (*) In dit denkbeeld verwacht ten wij , dat deze Leerredenen eene hartlijke liefde voor den dienst van God zouden ademen, en eenen gezetten toeleg, oin aan de zaligheid van de zielen zijner medemenfchen nuttig te wezen: en in deze verwachting hebben wij ons in het geheel niet bedrogen. De Schrijver, in het denkbeeld, dat zijn tijd hier kort zou wezen, gelijk hij ook niet lang naderhand in de ruste is ingegaan, fchikte dit Gefehrift, tot een blijvend gedenkteeken van zijne liefde tot zijne Gemeen,, te, en van zijne grootfte bekommering, dat zij de waarheid, zoo als die in jesus is, moge kennen en ,, in de liefde betrachten," Hij zegt verder in zijne Voorrede: ,, De ftoffen die hier verhandeld worden zijn gewichtig. De tijd is, volgends mijn oordeel, ,, zoo kort, en de aandagt der meenigte wordt tot zoo „ veel andere dingen afgetrokken, dat ik op den Pre,, dikftoel geene min belangrijke waarheden durve voor,, ftellen, noch mijne toehoorders onderhouden, over ,, zaken die weinig betrekking hebben tot de zaligheid „ hunner zielen. Geleerdheid zou men hier te vergeefsch zoeken. Al konde ik, ik zou echter niet ,, durven geleerd prediken. Ik predik om verftaan te ,, worden, en verre het grootfte deel mijner toehoor„ ders beftaat uit ongeleerde en eenvoudige lieden, die ,, mij naauvvlijks verftaan, wanneer ik meene mij zeer „ klaar en duidelijk te hebben uitgedrukt," ,, Even zoo min zou ik mij, in gewoone Leerrede„ nen, welker oogmerk is te onderwijzen en te ftich„ ten , eene verhevene dichterlijke taal veroorlooven, ,, al ware ik ook bekwaam, om met dezelve te fchitte,, ren. Nimmer hope ik te vergeten , dat ik niet mij ,, zeiven moet prediken, maar christus jesus den ,, gekruisten, en ik wensch, met paulus, liever vijf ,, woorden in de Gemeente te fpreken , met mijn ver,, ftand, dan tienduizend in een vreemde tale." ,, Meermalen zal men hier geene naauwkeurige ver™ ,, klaring van de woorden van den tekst, noch eene „ uit- (* i Dit Werkjen is bij onzen Drukker uitgegeven onder den tijtel: De kracht der Godlijke Genade in een aanmerkiijk voor. beeld vertoond, in zes Brieven van eenen Leeraar der Hervormde Kerk, enz. — Zie VaderU Bibl. VI. D. 1 St. Bladz. 54.0, Oo 4  5S4 n- v' LIER , VERZAMEL. VAN IÏENV. LEERREDENEN. „ uitgewerkte Verhandeling over de waarheid daar in a, vervat aantreffen. Gewoonlijk bepaalde ik mij , tot „ de voornaamfte hoofdzaken , waar over ik op die wijze, zogt te fpreken, als mij op dien tijd het „ meest tot nut en ftichting der 'Gemeente fcheen te „ ftrekken." Zoo veel hebben wij van deze Voorrede willen uitfehrijven , ten deele , om dat wij de onderfcheidende hoedanigheden van deze Leerredenen niet beter weten uit te drukken; ten deele, om dat ze naar ons oordeel in veele opzichten een voorbeeld opleveren, dat waardig is van veelen die prediken te worden nagevolgd. — Met dat alles zijn deze Leerredenen in eenen goeden taamlijk zuiveren, bevalligen en verftaan baren ftijl op°-efteld , zoo als men op den predikftoel behoort te fpreken , om aandacht te wekken en het hart te treffen. Niet alleen aan de Gemeente van wijlen rjpn Schrijver," maar voor veele huisgezinnen ook elders durven wij dit Boek, als gefchikt om bij de oefening van buislijken Godsdienst met nut gebruikt te worden, aanprijzen. Het vervat in zich 18 Leerredenen, over Mark. XVI: 15 en 16. over Ësther V: 9—13. 2 over Job XXXVI: 26. 2 over nPetr. lil: 10—13. Joh. III: 16. Openb. II: I7b- Hand. 11: 37, 38. 2 over Rom. VIII: o\ 1 %h. V: 12. Jef. IX: 5. a over Pf. LXXIII: 283. Pf. L: 15. en Filipp. I: 21. De behandeling van deze ftoffen geeft den Schrijver, gelijk de Eerw. van der leeuw met recht aanmerkt, gepaste gelegenheid, „ om over onze ware natuurlijke gefteldheid; de noodzaaklijkheid en dierbaarheid vau jesus christus; de leere der verzoening; den aart en de noodzaaklijkheid des geloofs; den geestelijken en bevindelijken Godsdienst en andere belangrijke waarheden te handelen. En de Schrijver was een man , wiens fchrander vernuft; diepe geleerdheid en voorbeeldig leeven en fterven, aan elk het gimftigfte vooroordeel voor zijn werk moeten inboezemen." De Schrijver was van voornemen om nog een ander Deel Van deze Leerredenen, dat hij tot de Drukpers zou gereed maken , aan den Uitgever toe te zenden , doch daar van is niets gekomen , en deze laatfte vermoedt, dat hij door toenemend verval van krachten buiten ftaat geraakt is om dit zijn voornemen te volbrengen. Dc  d. friedrichsfbed, de messias der jooden. 585 De Mesfias der Jooden of Republikeinfche gevoelens óver. denzelven. Door david f r i e d r ïc h s f e l d. (Uit het Hoogduitsch vertaald.?) Qufd me quacris ? Ecce me! plaut. Ep. 5. a. 15. In den Hage, bij Liou Cohen. En voords alömme , in de Bataaffche Republiek, 1796. Het Tweede Jaar der Bataaffche Vrijheid. 25 Bladz. In gr. OStavo'. De prijs is f *. - 5 - 8. Hoe hoogdravend ook de Joodfche Burger friedrichsfeld dit zijn Boekjen heeft opgedragen aan het vrij en oppermagtig volk van Nederland, en deszelfs verheven Vertegenwoordigers , evenwel is hij de man niet, gelijk wij, op goede gronden, vermeenen te mogen zeggen , aan wien de Jooden hunne zaaksverdeediging, gerust, kunnen toevertrouwen. Wij zullen, ten einde, dit ons oordeel te (laven , geene aanmerking maken , op den zeldzamen aanhef van 's mans Voorreden , die dus begint: „ De Schrijver heeft door het uitgeven van ,, dit gefehrift geen ander doelwit, dan om zich eens „ te verlustigen , dat toch nu en dan en op zijn tijd ,, nodig is;" wij zullen niet zeggen, dat, iu de daad, dit Stukjen , waar in echter een zoo gewigtig onderwerp, als is, de messias der Jooden, door de oppervlakkige behandeling , dordige manier -wan redenkavelen en gevolgtrekkingen , en door zijnen ongefchikten ftijl eu inrichting, meer dan te veel blijken geeft, dat 's Schrijvers betuiging wel gemeend is , wanneer hij verklaart,, door het uitgeven van dit Gefehrift, geen ander doelwit te hebben, dan, om zich ééns te verlustigen; wij zullen 'er niet op (laan , dat de verlustiging des Schrijvers van eene zeldzame natuur is, daar hij, aan de ééne zijde , Gelijkheid en Broederfchap met vollen mond , uit brommende , tc gelijker tijd , aan de andere zijde niet dan bitfe haat ademt , terwijl zijn zoo klein Boekjen , het welk ter verlustiging gefchreven is, overvloeit vau fcheiden en laag fchimpen. Hij zelve heeft dit gevoeld, en zoekt zich, op de laatde bladzijde te verfchoonen, zo hij zich een weinig min fierlijk en op zijn goed rond, goed boersch hebbe uitgelaten ; voorwendende , ,, dat men, in de hitte des flrijds lteeds meer op de fcherpte als (dan) op de uiterlijke blankheid des zwaards bedacht is." Voorwaar , hoe de hitte des flrijds te pasfc kome , in een Werkjen , tot verlustiging gefchreven , Oo 5 be-  jSS d. friedr1chsfeld befeffen wij niet. Trouwens, welke en hoedanige wapenen -de Schrijver friedrichsfeld gebruikt, wanneer hij ftrijdt, en de (trijd hem ernst is, zullen onze Lezers zich herinneren, uitzijn onwaardig gefchrijf tegen den waardigen Profesfor van swinden, hetwelk wij hen , in het voorig Stukjen van deze Bibliotheek hebben leeren kennen. (*) Doch, laat ons tot de zaak zelye komen. De hoofddelh'ng, welke in dit Stukjen behandeld zal worden , is , dat het geloof der Jooden omtrent eenen Aarts Koning of Mesfias hen zoo tot ftemrecht als vertegenwoordiging niet onbevoegt maakt, en de Schrijver is van zijne zaak zoo zeker, ten minden hij is zoo ftout, dat hij durft# fchrijven Bladz. 10, „ dit, zoo veel mooglijk , in het waar daglicht te zullen (tellen , en " zegt hij, „ al wie oogen heeft, merke op, en zal mij recht moeten doen , als hij niet onbefchaamd genoeg wil zijn , de waarheid ter voortduuring van vooroordeel en eigenbelang , die eeuwige onheilen des menschdoms , als in het aangezicht tegen te fpreken." Na al dezen wind, komt het ons echter voor, dat 'er nog één enkel woordjen bij diende gevoegd te worden , in dien de verfchildaat behoorlijk zal worden ongegeven, te weten , tn Nederland. De Schrijver fchijnt dit ger voeld te hebben Bladz. 10, en doet daarom de uitfpraak: „ Ieder verdandig mensch (dus die het niet weet, of anders denkt, is niet verftandig! Een kunstgreep, om niet veele tegenfprekers te krijgen, want wie wil gaarn voor onverffandig of gek aangezien worden? Zeker, de halve gekken allerminst.) Ieder verdandig mensch weet, dat de tegenwoordige Jooden wel geloofsgenoten, maar geen volk zijn, die eenige landaart op zich zeiven uitmaken , als toch onwederfpreeklijk zijnde, dat geen. volk kan gezégd worden, zonder bezit van eenig land, tot eene bijzondere Natie te behooren, als waar onder zij' zich gevestigd hebben. (In 't voorbijgaan , kan deze plaats tot een ftaaltjen dienen van de armhartige vertaling van dit Stukjen , door den Burger h esp e!)" Wat deze magtfpreuk van den Schrijver v r iedrichsfeld aanbelangt, in dezelve fchijnt weder een enkel woordjen te ontbreken, van welks bijvoeging of adating zal afhangen, of wij dezelve zullen moeten aan- O Bladz. 557.  de messias der jooden. 587 nemen dan niet. Te weten het woordjen daadlijk: peen volk. kan gezegd worden, zonder (daadlijk) bezit van eenig land tot eene andere bijzondere Natie te behooren, dan tot die, onder welke zij zich gevestigd hebben. En nu durven wij de magtfpreuk pntkennen , nu durven wij beweeren , dat de Jooden niet alleen geloofsgenoten , maar zelfs een volk zijn, die een landaart op zich zelve uitmaken, welke buiten hun Vaderland in alle landen verftrooid, allen echter tot dat zelfde volk behooren , dat Palestina tot zijn land heeft gehad, niet dan door geweld daar uit verdreven is, en daar nog zijne aanipraken en recht op behoudt, zonder zich , geduurende zoo veele eeuwen , met andere volken te hebben vermengd, of willen vermengen. Ja, zeker , zij zijn eene Natie , eene afzonderlijke Natie, zoo wel in dit en andere landen hunner vreemdelingschap , als hunne voorvaders eertijds een afzonderlijk volk waren en bleven in Egijpte, in Asfijri'è, en Chalde'ê , geduurende hunne ballingfchap en verblijf in die landen, fchoon zij ook toen geen daadlijk bezit hadden van eenig land. Wij zouden haast lust hebben, om hier hu het blaadjen om te keeren , en ten opzichte van friedrichsfeld de uitfpraak te doen: Contra neganten principia non est disputandum. (Tegens hem, die de eerfte grondbeginfelen en grondwaarheden logent, moet men niet redeutwisten , hij verdient zulks niet.) Want, dat de Jooden eene bijzondere Natie zijn, door taal, godsdienst, burgerv/etten, zeden, gewoonten, aart en inborst, wijze van beduur onder zich, en zelfs met betrekking tot het recht van aanfpraak, dat zij zich nog deeds voorbehouden, en niet laten verjaareu na ao eeuwen, (fchoon niet in de daad) eigenaars van een bijzonder land Palestina , is eene historifche daadzaak , die gelijk ftaat met een grondbeginfel of grondwaarheid , dewijl elk, die oogen heeft 'er zich van kan overtuigen. — Alles, wat nu de Schrijver Bladz. 11, op deze zijne zoo losfe magtfpreuk bouwt en aanvoert , nopens geloof en het geen daar toe behoort, het welk hier te pas komt, als het vijfde wiel aan een wagen, en waar over nog al aanmerkingen zouden kunnen vallen , indien het onze taak ware, als ook het geen hij aanvoert Bladz. 13, nopens het onderfcheid bij de Jooden tusfehen zoogenoemde orthodoxen en heterodoxen, kan door  583 D. FRIEDRICHSFELD door ons met ftilzwijgen worden voorbii gegaan, alleen; moeten wij de belijdenis , van den Schrijver Bladz. 14, aanfrippen, ,, waar bij hij niet wil ontveinzen, dat onder de Jooden te Amfterdam zeer veelen wegens dit hun ongeloof, (nopens den messias naamlijk) bij het zoogenaamde vroomer gedeelte verdacht worden gehouden." Waar uit wij zien, dat het zoogenaamde vroomer gedeelte der Jooden van den Joodfchen Schrijver verfcheelt, qn zijne magtfpreuken , zoo min als wij, aanneemt en erkent. Nu kan men wel veilig zeggen , met den aauteekenaar op deze plaats , dat dit domme en fanatieke Jooden zijn , in tegeultelling van verltandige en wijsgee-f rige, doch of men het naar waarheid kan zeggen, zullen wij hier liefst onbeandwoordt laten. Vervolgends ontkent hij Bladz. 14, het gevolg, het welk men daar uit afleidt , dat de jooden eenmaal hopen naa Jerufalem op te trekken, dat men naamlijk, om die reden geene Patriotfche gevoelens van hun verwachten kan. Wij zien echter niet , dat hij deze gevolgtrekking, met redenen, ontkend heeft. Zijne gelijkenis , ontleend van het branden van zijn huis in; half April , waar uit hij met den eerften Mei ftaat te verhuizen , cn dat hij evenwel met al zijn magt uit het vuur zal zoeken te redden, gaat, onzes inziens., ellendig kreupel. — Wij weten wel, dat het den Jooden bevolen is, dat zij, als vreemdelingen in een land woonende, het beste van dat land zullen zoeken , enz. maar dit is doch nog geheel iet anders, dan als daadlijke burgers van dat land de belangens van hetzelve de hunne, te maken. — Dat de Jooden , ten tijde van esra en nehemiI, traag waren , om weder te keeren naa hun Vaderland, ltaat in hunne gefchiedboeken gefchreven , maar tevens met eene zwarte kool geteekend. Het eerfte vertelt ons de Schrijver, als ook, of wij het niet wisten, de Vertaaler , maar het laatfte verzwijgen zij beiden. En zulks zegt toch nog iet, het zegt, dat volgends die fehriften, het eene misdaad , eene lakenswaardige traagheid van die Jooden was, en dit verdient opgemerkt te worden. Eindelijk komt de Schrijver Bladz. 16, tot den messias , die eigenlijk volgends den Titel het hoofdonderwerp van zijn gefchrijf moest uitmaken. Van dezen den messias, ontwerpt hij eene teekening geheel, naar zijnen zin, en deelt ons eene breedvoerige plaats van den  DE MESSIAS DER JOODEN. J»9 den Joodfchen Schriftverklarer Don isaac abarbanel mede , wien'wij als eenen verftandigen Jood met achting kennen, doch, die in de aangehaalde woorden, geheel niets van den messias fpreekt, terwijl wij zijne Republikeinfche gevoelens, die ook met de inrichting van den Joodfchen Staat en wetten geheel niet flrijdig zijn , het welk buiten verfchil is , prijzen , maar volftrekt niet zien , wat zij hier zullen uitdoen, daar men vraagt , wat eigenlijk het Joodfche volk ,. niet deze of geene onder hen, gelooft van den messias, dien zij verwachten , en of zij, dat geloof en die verwachting hebbende, en een volk op zich zelve, afgezonderd van alle volken, zelfs door hunne befnijdenis, leden kunnen zijn van eenig ander volk oc Burgermaatschappij, welke ook ? En over deze eigenlijke gefchilvraag fpringt de Schrijver luchtig heen, fehrijft magtfpreuken. en begaat telkens eenen cirkel in zijn redenen, zoo dat bij als bewezen aanneemt , het geen eigenlijk de. zaak in verfchil is. Dit is zeker, zijne befchrijving van den messias, is niet de befchrijving, die 'er de Jooden van geven, of zoo als zij eenen messias verwachten. Nu voegt de Schrijver Bladz. 19, enz. een breedvoerig gefchrijf hier bij , het welk bewijzen zal, dat , al waren de Jooden nog zoo flegt , zij echter, in de Nederlandfche Maatfchappij geen kwaad zouden kunnen aanrichten, dewijl zij, hun getal in Nederland op 50,000 gerekend zijnde, degts ^ gedeelte des gantfehen Bataaffchen volks zouden uitmaken, en dus hunne werkkracht ftaan als 1 tegen 39. Dit fchijnt een Mathematisch betoog , het is ook een betoog , onzen Wijsgeer waardig! Wij zeggen 'er alleen op , dat eenige weinige Intrlguanten onbegrijplijk veel kwaads , in eene Maatfchappij en ouder het geheele menschdom kunnen aanrichten ; eene daadzaak, die helaas door de droevige ondervinding van alle eeuwen meer dan te veel bewezen is. Waar blijft nu het Mathematisch betoog van den Schrijver? Aesopüs was, in zijn tijd, een Wijsgeer , deze geloofde , dat dikwijls één man meer goeds kon uitwerken, dan eene geheele meenigte; omgekeerd, zal hij ook wel geloofd hebben, dat één fchurk insgelijks meer kwaads-kan brouwen, dan 39 eerlijke maar misfchien eenvouwige menfchen ! Eene declamatie over de rampen der Jooden, een uit- va-  59° D. f riederichseeld varen tegen de loze en fchijnheilige geestelijkheid,- en een verdraajen van alle gefchiedkundige waarheid maakt het Hot van dit winderig opftel, tot verlustiging geichreven, uit. — Het geen wij zeggen, zullen wii bewijzen ,- daar toe zal dit eene ftaaltjen genoeg zijn. „ De heerfehende volken hebben zich," zegt de Schrijver „jegens de jooden gedragen, als onbarmhartige moordenaars en de gewelddadigfte rovers — men nam derzelver lan.d,ïn ]?e21t- ' — Maar, ieder een weet, der Toodengeichiedfcbrijver josefus befchrijft het breedvoerig, hoe veel werks de Romeinfche Veldheer titus gedaan heeft, om de Jooden, was het mooglijk te behouden,en, ten minsten hunnen Tempel te fpaaren, maar alle vooritellen, hoe dringend ook, en door hunnen eigen Koning agrippa, döor josefus, en alle wijzen onderfteund, baatten niets. De woede en ontzinde dolheid der Jooden bleef hardnekkig , en was alleen oorzaak van bunnen ondergang. — Trouwens, de waar.heid hadl gefproken, dat hun huis hun woest gelaten zou worden, tot dat de tijden der Heidenen zullen vervuld zijn. ,, Zonder dat men aan dezelven een anderen plek gronds inruimde," zoo gaat de Schrijver voort, „ja zelfs werdt aan hen hier en daar niet alleen de inwooning Of eenig verblijf, maar zelfs het inkomen verboden." Wij gelooven, dat elk eerlijk en oprecht Israëliet onder ons zich zal ergeren , dat zulke taal gevoerd wordt in een land, en onder een volk, de goedhartige Nederlanders , die de alöm verdreven Jooden zoo gastvrij hebben ontvangen , hun bij verdrag, de inwooning in hun land hebben toegeftaan, en dat verdrag heilig en onfcheridbaar hebben vervuld , nu bijna twee eeuwen, die de Jooden de befcherming der wetten, en alle veiligheid voor hunne perfoonen en goederen hebben doen genieten, en vrijheid van hunne Godsdienstoefening vergund. Is 'er wel iet flegters op den aardbodem dan een ondankbaar mensch ? -Maar, de Vertaler zal met een voorbeeld ftaven, het geen de Schrijver in den Tekst zegt, en beroept zich ten dien einde op de zoo zonderlinge als hoogstgeftrenge Publicatie van de municipaliteit van"Gouda van 5 JiM} 1795, welke daar van een Chef-cP oeuvre, of Monsterftuk oplevert, enz. Wij zullen geene Advokaten zijn voor de Municipaliteit van Gouda in der tijd, maar even-  DE MESSIAS DER JOODEN; 59I evenwel een weinig min drifts had den Burger hespe even goed het zijne kunnen laten zeggen, wij zijn geene liefhebbers, van fcheiden cn fchreeuwen, ook komt het ons voor, dat de Waarheid, aan welke hespe als aan zijne godesfe , met zijne hem eigene bevalligheid, zijne vertaling beeft toegewijd, geen optooifel bemint,voornaamlijk wanneer het winderig is. — Het is bij ons zoo monsterachtig niet , dat de Municipaliteit van Gouda de Jooden als vreemdelingen befchouwde , en wanneer zij oordeelde , hen als zoodanig in haare ftad niet te kunnen toelaten, kunnen wij niet beflisfen, welke redenen hen , daar toe, in hunne Stadswetten, of Stadsbelangen, en welzijn hunner Burgeren, bewogen hebben. Genoeg , Amfteldam en ons Nederland in 't gemeen verdient den ondank der Jooden niet. Wanneer wij voords den Vertaler zich zien beroepen, op het gebed der Jooden, als een bewijs, dat zij met ons Christenen eenftemmig bidden, zullen wij alleen ééne opmerking daar omtrent plaatfen , te weten , dat de Jooden ons Christenen , wegens onze verëering van jesus, als Afgodendienaars, aanzien, die de eere , welke aan God alleen toekomt, aan een ander wezen geven , misfchien zal de Burger hespe dit niet weten, want, dat hij der waarheid geen hulde zou doen, zou ftrijdig zijn met zijne toewijding aan die godin. Maar nü overwege men die woorden in dat gebed, „wij ,, wenfchen, dat ét gruwelen van de aarde weggedaan, j, en de Afgoden uitgeroeid worden!" — Na deze Recenfie van dit broddelwerk , willen wij echter niet aangemerkt worden , als waren wij vijanden der Jooden, neen wij achten hen, om der Vaderen wil, wij hebben hartlijk medelijden, met hen, en willen hen als menfchen, en als vreemdelingen, naar alle de rechten der gastvrijheid behandelen, wij bidden voor hen, dat zij eens , van alle vooröordeelen ontheft, tot jehova hunnen God, en david hunnen Koning, wederkeeren , en gelukkig zijn mogen , wij ftemmen met de Nationaale Conventie volkomen in,wanneer zij individueele Jooden , toelaat als Burgers van de Bataaffche Volkstnaatfchappij, mits de Conftitutie van de Maatfchappij aannemende, waar door zij met de daad , de Joodfche Burgermaatfchappij verlaten.  Jp2 DE GEëXTENDEERDE NOTULEN, ENZ. De Geext endeer de Notulen, behelzende de Decreet en van de Fvgadering der Provifioneele Reprefentanten van het Folk van Holland, of alle de handelingen van die Fer'gaderiug, zoo voor de Provincie van Holland in 't bijzonder, a.'s ter Fergaderuig van -de Generaliteit; volgends de Origwcele Folio Stukken. Fier Stukjens van dén zevenden tot den zestienden en een gedeelte van den zeventienden Maart , en van den zevenden tot den twaalfden cn een gedeelte van den der tienden Julij 1795. Tc Dordrecht bij H. de Haas en Comp. Te famen a.6i Bladz. In gr. O&avo. J Tet geen wij te vooren '(*) van de nuttigheid van *■* dlc u,erkf zeiden , herhalen wij thands vrijmoe* dig , daar wij bevinden, dat de voorraad van aÜerbelangnjkfie Staatsftukken in hetzelve langs hoe grooter wordt; Hukken, welke over de Revolutie van 1795 en derzelver voordgang, niet de gebeurenisfen ' oaar aan verknocht , iu de onderfcheiden Steden en JJistriéten van Holland, het grootfte en onpartijdrgHe bent yeripreiden, en .den beminnaar der Vaderlandfche Gelchiedenisfen en Staatkunde in ftaat (tellen, om den toedragt der zaken , en vooral ook de gedragingen der Keprelentanten van Holland, in het regelen derzelve, geluk mede die der Reprefentanten van het Volk van Nederland, ter algemeene Staatsvergadering, met betrekking tot de binnen- en buiteniandfche belangen van den Staat, op de beste gronden van zekerheid te beoordeelen; (tukken, die daarom, en om meer andere te vooren door ons opgegeven redenen, verdienen dfet vergetelheid ontrukt te worden, en zeker nergens in eenige door den druk gemeen gemaakte Verzameling, zoo volledig voorkomen , waaröm wij ons verplat achten , ter aanmoediging van de Uitgevers , dezelve met allen ernst op nieuw aan allen onzen Landgenoten aan te prijzen. Het geen wij te vooren daar uit aan den Lezer nrecle gedeeld hebben, oordeelen wif genoegzaam toereiKende, om deze onze herbaalde aanprijzing te rechtvaardigen, zonder dat wij andermaal de tijtels der voornaamfte Hukken, in deze vervolgen voorkomende, (*) Zie Faderl. Bill. VIII Deel, 1 Stuk, Bla.ü. £4.. ^  tweede NOÖDW. AANH. TOT DÉ BED. ENZ. OV. D. eed. 59^ behoeven op te geven, om daar aan meer geloofwaardigheid bij te zetten. Ook vinden wij Ons in de daad verlegen , om uit de groote meenigte eene keuze tè doen, weshalven wij onzen Lezers naa de Verzameling zelve verzenden, ons verzekerd houdende, dat hun oordeel het onze zal bekrachtigen. Tweede noodwendig aanhangzel tot de bedenkingen en bezwaaren over den Eed, vervattende een Onderzoek. 1) of de ftrafvordering tegen hun, die de Grondvergaderingen niet hebben bijgewoond, r egt matig is? — a) Of het eene volftrekte pligt is, om die Grondvergaderingen bij te woonen: — en 3) Omtrend de Verklaaring in V XI. Art. van 't Reglement voor de Nationaale Conventie; herhaald in t Reglement voor 'ij Proviniiaal Beftuur van Holland. Te Amfteldam, bij P. den Hengst, 1796. 58 Bladz. In gr. QStavoi De prijs is f: - 8 - : De eifich vaU eenige burgers van Amfteldam, bij derf Raad der Gemeente, om alle, die de Grondvergaderingen niet bijgewoond hadden, van hunne posteri te ontzetten, geeft den fchranderen Schrijver der reeds te vooren door ons beoordeelde bedenkingen ën bezwaaren over den Eed, (*) aanleiding, om de drie, op den tijtel voorgeftelde punten te behandelen: — irf welk onderzoek hij met zijne gewoone fchranderheid en naauwkeurigheid te werk gaat. Het efcrfte onderzoek loopt over de ftrafvordering tegen hun, die de Grondvergaderingen niet hebben bijgewoond. — Zoodanige ftrafvordering komt hem geheel onwettig voor, niet alleen, om dat in 't gemeen eenig gedeelte des Vólks geen récht heeft, om van de BeItuurers iets te eisfchen; maar ook om dait zoodanige ftrafvordering omtrend bürgers van ééne Stad, terwijl die van andere Steden daar aan niet onderworpen ziin, eene ongelijkheid indult; eh te meer, daar bij het Reglement geen burger regtdreeks gelast is, om zoodanige Vergaderingen bij te Woonen, maar hem alleen" de vrijheid daar toe is verleend, terwijl men geene bepaaling Van draf, op het niét verfchijnen, gemaakt heeft. Itï (*) Zie Vadert. Bihl. VII Beet, 1 Stuk, Bladz. 63o. Vad.bjbl.vxii.deel.no. .13. Pp  594 TWEEDE NOODWENDIG AANHANGZEL In het tweede onderzoek wordt nog nader de verpligting om de Grondvergaderingen bij te woonen, overwogen. De Schrijver is van oordeel, dat men dit niet onder de pligten , maar onder de rechten der burgeren moet ftellen. Hij toont dit duidelijk aan; — en wij ftaan dit den Schrijver volkomen toe, daar hij duidelijk genoeg van eene uitwendig-burgerlijke verpligting fpreekt , voordvloeicnde uit een gegeven wet. Wij ftemmen hem ook geredelijk toe, dat geene burgerlijke Overheid eene wet vermag te maken, waar bij den ingezeten de vrije keuze in dezen benomen wordt. — Geheel anders zou de vraag beandwoordt hebben moeten worden, bij aldien de bedoeling ware, of elk burger, wiens verftand en hart zoo wel geregeld zijn, dat hij ten dienste van zijn Vaderland, in de Grondvergaderingen kan medewerken , ook onder de zedelijke verpligting legge , om , naar die mate zijner vermogens , en op die plaats , daar toe medetevverken. Eene aanmerking hier (Bladz. 90) door den Schrijver in 't midden gebragt, kunnen wij echter niet met ftilzwijgen voorbij gaan, te meer, om dat dezelve, naar onze gedachten, regtftreeks betreklijk is tot die zaak , welke de Schrijver bewoog, tot dit nader onderzoek. — Hij beweert dan, dat, bij aldien het medeftemmen in de Grondvergaderingen moet geacht worden eene volftrekte pligt te zijn, dezelve "niet flegts op de Ambtenaren, en op de geenen die Ambten begeeren, maar op alle burgeren moet worden toegepast; — dat men dierhalven, op dit verzuim eene zekere pcenaliteit (tellende, dezelve niet moet beftaan in het weigeren cn ontzetten van Ambten, maar in meer algemeen werkende ftraf, terwijl men bij zoodanige eisch het vermoeden tevens verwekt, als of men zelve de voordeelen dier Ambten zoekt naa zich te halen. — Doch wanneer wij de wezenlijke bedoeling van den Eisch, aan den Raad der Gemeente van Amfteldam gedaan, wel begrijpen, dan is het de Requestranten niet zoo zeer te doen, om iemand, wie ook, tot het verfchijnen in de Grondvergaderingen te dwingen, als wel om de perfoonen, die in eenige post of bediening zijn gefteld , de Verklaring, bij welke de tegenwoordige Vorm van Beftuur wordt goedgekeurd , te dóen afleggen, dewijl zij begrijpen, dat niemand bevoegd is tot zoo-  TOT DE BEDENK. EN BEZWAAREN OVER DEN EED. 595 zoodanige posten, dan die dit in goeden gemoede kunnen verklaren. — Derhalven doet dit onderzoek tot dus verre, om de waarheid te zeggen, weinig af. Meer ter zaak oordeelen wij uit dien hoofde het derde onderzoek — omtrend de Verklaring , die , volgends de Reglementen ter verkiezing van de Nationaale Vergadering, en van het Provintiaal Beftuur van Holland, 'hebben moeten worden afgelegd door hun, die in de Grondvergaderingen wilden verfchijnen. De Verklaring luidt, gelijk bekend is, dus: — „ik verklaarde voor wettig te houden, alleen zoodanige Re„ geeringsvorm, welke gegrond is op de oppermagt des geheelen Volks; en diensvolgends houde ik voor „ onwettig en daar mede ftrijdende, alle erflijke amb„ ten en waardigheden." — — De Schrijver merkt omtrend deze Verklaring, te regt aan, dat, daar dezelve in de eerfte plaats, eene oordeelvelling over eene zaak van befchouwing, van befpiegeling, en dus eene Verklaring van een zeker gevoelen is, — en wel omtrend een ftuk waar over zoo veele groote Staatsmannen en Rechtsgeleerden, zelfs voorftanders van 'sVolks Vrijheid, hebben getwist, — het ten eenemaal Itrijdig en onbcftaanbaar is, met de waare Vrijheid, zoodanige Verklaring van gevoelens te vergen. — (Men zou hier op kunnen aanmerken, dat de Schrijver het ftuk wat ver trekt. Niemand is, zoo ver ons bekend is, gedwongen , om die Verklaring te doen: — elk had in zijne keuze, of hij in de Vergadering wilde verfchijnen, — doch verfchijnende, en met dat oogmerk , waar toe men opgeroepen was, diende de zoodanige toch wel overtuigd te zijn van de wettigheid eener Regeeringsvorm , gegrond op de oppermagt des Volks. — Doch hoe de Schrijver kan beweeren, dat men door deze Verklaring af te leggen, zijn oordeel, zijne gevoelens aan banden legt, zien wij in geenen deele, daar men alleen zijne tegenwoordige denkwijze aan den dag legt, zonder opzicht op het toekomende. Kan iemand niet veranderen van gedachten? — Voords komt hier de vraag, of men iemand , door pténaliteiten tot het doen van geloofsbelijdenisfen mag dwingen , in het afgetrokken niet te pas. — Geen fterveling zal dit, op zich zelf, toe ftaan. — Doch wanneer eerst de vraag beandwoordt is, — in hoe verre Bettuurers van eenige Staat verzePp 2 ke*  596 TWEEDE NOODWENDIG AANÜANGZËL kering moeten hebben, van de verkleefdheid der Ambtenaren aan de vastgeftelde beginfelen van beftuur, en wanneer daar bij naauwkeurig bepaald is, in boe verre eenig ambt of bediening mag befchouwd worden als een afhanglijk eigendom of bezitting van den Ambtenaar, wanneer en in welke gevallen Beftuurers van den Staat hem daar van kunnen berooven, enz. — dan eerst zal men kunnen onderzoeken, in hoe verre het recht van de Volksbeftuurers zich uitftrekke, om verklaringen te vragen , aangaande gevoelens, en, op weigering van dien, zekere pcenaliteit te ftellen. — 't Komt ons, onder verbetering, voor, dat men hier wel degelijk dient in aanmerking te nemen, niet flegts weinig beduidende ambten, maar zulke boven al, die den grootften invloed op het welzijn van den geheelen Staat hebben, en dat het vertrouwen van Beftuurers en ingezetenen, op zoodanige perfoonen moer gevestigd zijn, op de minst wankelbare grondflagen. — ) Vervolgends onderzoekt de Schrijver of de bovengemelde Verklaring wel zoo duidelijk is, wel zulke algemeene en ontwijfelbaar aangenomen waarheden in zich bevat, dat dezelve uit dien hoofde veilig kan worden afgelegd. — Zijne aanmerking valt, in de eerfte plaats , op het woordjen alleen, doch deze wordt rasch vervangen door eene breedvoeriger bedenking over eene Regeeringsvorm op de oppermagt des geheelen Volks gegrond,'— waar bij de Schrijver eene verklaring hier van opgeeft, die het woordjen alleen, naar zijn oordeel, volkomen wettigt. — Zij beftaat daar in, ,, dat zij, die de op„ permagt des Volks uitoefenen, daar toe 's Volks uit„ druklijke of ftilzwijgende toeftemming moeten heb„ ben." — Hoe veele Regeeringsvormen kan men dan niet wettig noemen? — Zou men hier niet dienen te bepalen, waar in die ftilzwijgende toeftemming niet moet beftaan: bij voorbeeld, dat het geene gedwongen toeftemming , geen ftilzwijgen uit vrees , enz. moet zijn? — Wat kan men met die ftilzwijgende toeftemming niet al fpelen! — De geheele Verklaring zou zoo doende eene nietsbeduidende fraaijigheid worden. — Neen! zonder eene uitdruklijke toeftemming des Volks kan geene Regeeringsvorm gezegd worden , op de oppermagt des Volks te zijn gegrond. Alfchoon misfchien zoodanige toeftemming juist niet volltrekt noodzaaklek,  TOT DE BEDENK. EN BEZWAAKEN OVER DEN EED. 597 lijk, tri geregelde Grondvergaderingen zou behoeven : egeven te worden. Thands volgen de aanmerkingen van den Schrijver omtrend het laatst gedeelte der Verklaring — 't welk bij wijze van gevolg uit het eerfte wordt afgeleid. 1 Zie hier zijne zwarigheden. — Eene Regeeringsvorm kan gegrond zijn op de Oppermagt des Volks, en deszelfs uitdruklijke of althans ftilzwijgende toeftemmin<* en nochtans erflijk, bij voorbeeld, Z weeden, Denemarken , enz. Iemand kan dus beide Hellingen in de Verklaring goedkeuren, en nogthans de laatfte niet als eert gevolg der eerfte aanmerken. — Ook dit kunnen wij niet ongemerkt laten voorbij gaan. — De wettigheid van een Beftuur, hoewel erflijk, en door een Volk goed-, gekeurd, regtftreeks te ontkennen is wat fterk, en, om de waarheid te zeggen, onzes oordeels, redeloos. — Doch 't wordt niet min gevaarlijk, dit zonder eenige bepaling toe te ftemmen. In dit voorftel is iets dubbelzinnigs. Wie is het Volk, 't welk zijne toeftemming geeft, en geven moet, zal zoodanig Beftuur wettig zijn, en gezegd kunnen worden op de opperpermagt des Volks te berusten? — Zijn het de perfoonen, die geleefd hebben voor honderden van jaaren, toen de wet eener erflijke Regeering vastgefteld is, ofhet tegenwoordig geflacht? — Wie gevoelt niet, welk verfcheel dit baart. — Is het laatste, heeft het tegenwoordig geflacht die erflijke Regeerïng, met de daady goedgekeurd, en wel uit vrije verkiezing, uit overtuiging, dat het onder zoodanige Regeeringsvorm geluk-1 kig zijn kan, dan is die Regeerinsvorm wettig. "Doch is het alleen de toeftemming en goedkeuring der Voorvaderen , waar op zoodanige erflijke Regeering gebouwd is, dan ziet elk, onzes bedunkens, zeer duidelijk, dar: men van geene oppermagt van het tegenwoordig geflacht kan fpreken, of men fpreekt van een Non-ens. Eene oudtijds gemaakte wet, waar bij dc geheele beftuuring wordt gefteld in handen van den Oudften Zoon, uit zeker geflacht, verbindt dan nog de navol, gende geflachten, en noodzaakt dezelve, om juist dien éénen tot alleenheerfcher te nemen, zelfs tegen wil en dank. — Die wet fpreekt ten voordeele van één enkel perfoon , ten nadeele van duizenden. Op die wet bouwt de eerstgeboren Zoon zijn recht van heerfchappP 3 pij,  593 TWEEDE NOODWENDIG AANHANGZBL pij, niet op de oppermagt des Volks. — Zal deze de grondflag zijn, dan moet die zelfde Regeeringsvorm van tijd tot tijd worden goedgekeurd, en dan moet dus die wet eener erflijke Regeering, geene onveranderlijke kracht, en de eerstgeboren Zoon uit dien hoofde geen recht van aanfpraak hebben, dan met vrije goedkeuring van het leevend geflacht. — Docii, zal men zeggen, op die wijze wordt de bcpaaling van erflijk gehéél vruchtloos. — Juist, en uit dien hoofde huisvest bij geen Volk de magt, om, hoe oppermagtig en fouverein ook, eenige Regeeringsvorm voor onveranderlijk, eenige louverein voor erflijk te verklaren , dewijl het als dan treedt in de rechten der nakomelingfchap, en bepalingen maakt , waar door de rechten van den mensch en van eene burgerlijke maatfchappij, naamlijk vrijheid en fouvereiniteit, geheel vervreemd worden. — Niemand mag befchikkingen maken, over 't geen niet het zijne is, en dus geen Volk over de vrijheid van zijne nakomelingfchap. En dierhalven, wij ontkennen, iu de eerfte plaats , 't geen de Schrijver Helt, dat „ een oppermagtig en fouverein Volk, het onvervreemd„ baar recht zou hebben, om eene erflijke Monarchie „ te verkiezen." — En wij zijn het dus even min daar in met hem eens, dat deze twee verklaringen niet in dat naauw verband met elkander zouden ftaan, waar in dezelve in de Verklaring voorkomen, 't Is in de daad te ver getrokken, wanneer de Schrijver beweert, dat elk, die deze Verklaring doet, alle andere Regeeringsvormen onwettig verklaart. — Men verklaart flegts het Erflijke onbeftaanbaar met 's Volks oppermagt door alle tijden heen: doch elk, die verftandig en bedaard redent, zal, bij voorbeeld, de wettigheid van den Deenfchen Regeeringsvorm erkennen, daar het geheele Volk zoo wel te vreden is met het tegenwoordig Beduur, en door woorden en daden deze tevredenheid openlijk aan den dag legt. Zoo dat deze Regeeringsvorm blijft wettig, zoo lang dezelve, door de vrije keuze des Volks bepaald zijnde, (gelijk in 't jaar 1660 door de Afgevaardigden des Volks gefchiedt, en door het Volk toegejuicht is,) door de meerderheid der Natie wordt goedgekeurd. Doch de Verklaring, waar bij de Koninglijke waardigheid volkomen trfliik gefteld wordt, is voor het tegenwoordig geflacht 'in gee-  TOT DE BEDENK. EN BEZWAAREN OVER DEN EED. 599 geenen deele verpligtend, boe wel het tegenwoordig Beftuur wettig blijft. — Vervalt dus, 't geen de Schrijver dies aangaande aanmerkt, dan vervallen ook alle de gevolgen, die hij uit zijne hoofdftelling afleidt, zoo als, bij voorbeeld, de krachtloosheid der Traciaten, enz. want zoo lang eenig Volk den Alleenheerfcher in 't bewind laat, en zijne regeering goedkeurt, moet het ook in zoodanige verrichtingen genoegen nemen, even gelijk iemand, die eene onbepaalde volniagt geeft, genoegen moet nemen in 't geen de zoodanige wien dezelve is ter hand gefteld, in zijn naam uitvoert. Tot dus verre hebben wij onze gedachten vrijmoedig medegedeeld, omtrend de gevoelens van den Schrijver, rakende den inhoud der Verklaring op zich zelf. Thands nog één woord over het doen van die Verklaring. — Hoewel wij voor ons, op grond van de boven mede gedeelde aanmerkingen, geen zwarigheid maken, nog ook gemaakt hebben , om die Verklaring af te leggen, zoo zijn wij echter, met den Schrijver, van denkbeeld, ,, dat het eens tijd wordt, dat dc ,, vrijheid van gedachten volkomen zegeprale," ■ ,, cn dat eens vooral alle magt van navorfching op de inwendige gevoelens der burgeren, worden afge,, legd." — (Wij durven 'er bij voegen, — het is meer dan tijd, dat ook de vrijheid der Drukpers volkomen gehandhaafd worde, en elk kan fchrijven, zoo als hij denkt, en men niet door looze voorwendfels de vrijheid der Drukpers langer befnoeië.) Dus zijn wij tegen alle zoodanige ftaatkundige Geloofsbelijdenisfen, en vinden het zeer billijk, dat van Ambtenaren alleen eene belofte van Onderwerping wordt gevorderd.Tevens verwachten wij, dat 'er, voor alle zwaarmoedige en angstvallige Burgers , een middel gevonden zal worden, om hen, veilig, in de Grondvergaderingen te kunnen opnemen, zonder dat zij door eenige politieke Geloofsbelijdenisfen worden belet, om dezelve bij te woonen, en in dezelve tot heil des Vaderlands te kunnen werken. Pp 4 Be*  fjOQ BETOOG > DAT HET VOLK NIET KAN GEZEGD WORDF.N Betoog , dat het Volk , onder welk eone regeeringsvorm men hetzelve ook mooge befchouwen, in eenen gezonden zin, niet kan gezegd worden de eenige wettige Souverain te zijn; met eene duidelijke bepaling van het geen , in eenen gezonden zin, nopends de Souverainiteit des Volks kan worden vastgefleld ; alles over'êenkomjlig de Rechten van den Mensch en Burger. Alöm te bekomen. 48 Bladz. In gr. Oclavo. De prijs is f: - 8 - : T"V vier eerfte Bladzijden van dit Stuk behelzen eene. -!-' inleiding, {trekkende vooral ter voorbereiding van den Lezer, om de volftrekt onwederlegbare gronden, gelijk de Schrijver zich in alle nederigheid gelieft uit te drukken, met ter zijde ftelling van alle blind vooroordeel en even zoo dwaaze als doldriftige vooringenomenheid, en dus met de ver'èischte onzijdigheid te lezen. Dit hebben wij trachten te doen; doch wel verre van het gevolg, dat de Schrijver zich daar van voorftelde , de overtuiging naamlijk, te ondervinden. Doch wij gaan over tot den inhoud van het Stuk zelve, en onze aanmerkingen daar op. * In het eerlte gedeelte vinden wij eene definitie vau de Souverainiteit, welks deelen vervolgends onderzocht worden, in hoe verre dezelve al of niet op het Volle toepaslijk zijn. „ De Souverainiteit is," zegt de Schrijver, „de hoogfte of opperfte en volftrekt onafhanglijke magt in een „ land of in eenen Staat. De magt om wetten te maken , en dezelve wetten door het geheele Volk, „ waar over die hoogfte of opperfte en volilrekt onaf- hanglijke magt zich uitftrekt, te doen eerbiedigen; — 5, de magt om fchattingen of lasten uitte fchrijven, en „ dezelve te doen invorderen , opbrengen en betalen; „ — de magt om verbonden met andere Mogenheden 9, aan te gaan, fpeciaalijk om Oorlog te declareeren cn „ Vrede te maken ; — en om voor het overige alles „ verder en meerder te doen , wat dc yoorfebrevene ,, hoofdtrekken eener hoogfte of opperfte en volftrekt onafhanglijke magt infhuten of met zich brengen." % Hier omtrent merken wij aan , dat het niet genoeg js, dat men alle de opgegeven daden verricht, maar dat hij, die dezelve verricht, het zij uit kracht zijner eigen natuur, of door eene uitdrulthjke magtiging des Volks, aan  DE EENIGE WETTIGE SOUVERAIN TE ZIJN, COl aan volftrekt niemand buiten het Opperwezen, dieswe^ens verandwoordelijk moet zijn , zal hij in vollen nadiuk gezegd kunnen worden, volftrekt onafhanglijk oppermagtig of Souverain te wezen ; immers zoo lang hij nog aan Iemand verandwoording fchuldig is, kan hij niet gezegd worden volftrekt Souverain te zijn , dewijl die geen , die het recht heeft om hem ter verandwoording te roepen, ontwijfelbaar boven hem verheven is. De opgegeven kenmerken der Souverainiteit ontkent de Schrijver, dat op het Volk in eenen geregelden burgerftaat toepaslijk zijn — dit zij zoo; maar dan vragen wij: kan men niet zeer wel eene magt , ecn recht, bezaten , zonder dezelve in perfoon uit te oefenen; houdt een Koning op Koning te zijn, om dat zijne Staatsdie^ naren en gerechtshoven de magt , zonder welke zijn koningfehap een hersfenfehim is, op zijnen last en in zijnen naam uitoefenen ? onzes oordeels : geenszins. „ Maar," zegt onze Schrijver, „de magt om wetten te „ maken; deze is niet in de handen van het Volk. Het „ heet immers in alle wetten : De Reprefentanten van „ het Volk van in overweeging genomen hebbende, „ dat hebben goedgevonden ; of hebben gedecre-. „ teerd; — of ordonneer en en ftatu.eeren; of gelasten en „ hevelen. — Maar waar is die wet, waar bij de naam „ des Volks , als van den eenigen wettigen Souverain en „ dus ook als van den eenigen wettigen IVetgever, is in„ geroepen, of die in den naam van het volk geëmaneerd „ is ? enz, " ,, Maar ten tweeden: De wetten kunnen ook, in ee„ nen gezonden zin , niet gezegd worden den algemec,, nen wil des geheelen Volks te behelzen. Zouden immers. „ de wetten voor den algemeenen wil des Volks kun„ nen gehouden worden , dezelve zouden dan, buiten, „ allen twijfel zoodanig moeten ingericht zijn, dat het Volk'zich met die wetten volkomen zou kunnen con,, formeeren." Wij oordeelen , dat het genoeg zal zijn , ter wederlegging dier zwarigheden, den Lezer te doen opmerken Vooreerst : dat de woorden , Reprefentanten of Vertegenwoordigers van het Volk, enz. ten krachtiglten bewijzen , dat zij geene Souverainen, maar flegts tijdelijke plaatsbekleders van den eenigen Souverain , het Volk , zijn, in wiens naam en op wiens last zij werken en aan v/jen zij verandwoordelijk blijven. Pp 5 ' Ten  ÓQ2 r.ETOOG, DAT HET VOLK NIET KAN GEZEGD WOUDEN Ten tweeden. Het volk maakt de grondwetten, en deze zijn in allen deele het richtfnoer, waar van de Vertegenwoordigers niet mogen afwijken (volgends de ftelling van den Schrijver zeiven). Alle befluiten der Reprefentanten moeten derhalven in die grondwetten hunnen grondflag hebben, en als uitvloeifels daar van worden aangemerkt; en de verbindende kracht daarvan is niet aan de magt der Reprefentanten , maar aan den wil des Volks, in de grondwetten ontwijfelbaar uitgedrukt , toe te fchrijven. De Reprefentanten zijn dus alleenlijk de uitvoerers van dat geen wat de wil des Volks bij de grondwetten bepaald en vastgefteld heeft. Hier uit volgt in dc derde plaats : dat, wanneer de Reprefentanten, Verbonden aangaan, of Oorlog verklaren , zij zulks niet doen uit kracht van eigen Souverainiteit, of omdat het hun alzoo behaagt, maar uit kracht van dezen eerfterrregel der natuurlijke Staatkunde: Het heil des Volks zij de hoogfte wet; een regel, die ongetwijfeld den uitdruklijken wil des Volks bevat, cm dat het Volk niet anders kan willen; en zoo'dra bij eenige handeling door de Reprefentanten van denzelven willekeurig wordt afgeweken, handelen zij flrijdig met den Wil des Volks en met het oogmerk van alle maatfehappijëlijke inrichting, en zijn uit dien hoofde itrafbaar; en waar blijft dan hunne Souverainiteit? Dit zelfde geldt ook ten opzichte van het heffen van Belastingen ; want die het einde wil moet ook de middelen willen. Dit is dus geene eigenwillige daad der Reprefentanten , maar ecn noodzaaklijk gevolg van het oogmerk hunner aanftelling, de wil en het welbehagen van het Volk zelve. In het tweede gedeelte van zijne Verhandeling gaat de Schrijver over om te bepalen ,, hoedanig het volk, on,, der het wijsfle beftuur , dat men zich imagineeren ,, kan in eenen gezonden zin , te befchouwen is , en wat nopends de Souverainiteit des Volks zoude kun„ nen vastgefteld worden. " Hij befchouwt in hetzelve de regeering als een contract , waar bij het Volk zijne magt aan de Regenten , onder zekere voorwaarden , in de grondwetten uitgedrukt, opdraagt, voor zoo lang het goedvindt; of waar zoodanig eene uitdruklijke voorwaarde , als grondwet van Staat, geen plaats heeft gehad , moeten de billijke voorwaarden van het natuurlijk Staatsrecht bij die  DE EENIOE WETTIGE SOUVERAIN TE ZIJN. 603 die opdragt als bedongen voorönderfteld worden, ——Wanneer de Regenten van die uitdruklijke of ftilzwijgende voorwaarden, als de grondwetten van Staat, afwijken, herneemt het Volk terftond wederom zijne fouveraine magt, wier uitoefening het aan de Regenten, ouder zekere' bepalingen, die benevens de natuurlijke billijkheid het richtlnoer van derzelver daden moesten verftrekken , had opgedragen. Dit is de Hoofd-inhoud van 'smans redeneeringen; en wat betoogt hij hier anders, dan (het geen bij geen vcrftandig mensch eenig betoog behoeft) dat het Volk in eene geregelde maatfchappij de Souverainiteit met in perfoon uitoefent nog uitoefenen kan, maar de uitoefening daar van voorwaardelijk en tijdelijk aan zijne Re- : preientanten of Regenten opdraagt? Daar en boven vinden wij in dit tweede gedeelte veel, ! dat regtftrecks tegen 's mans aangenomen en in het eerfte gedeelte zijner Verhandeling beweerde ftelling, inloopt. — Men leze en oordeele zelve! 2 Algemeen Staat- Gefchied- en Aardrijkskundig Magazijn I voor 1796. Tweede en Derde Stuk. Te Haarlem, bi] J. J. Beets, Te famen 194 Bladz. De prijs van ieder J . Stuk is f : - 12 - : Wij hebben het oogmerk en den aanleg dezes Werks aan onze Lezers , boven Bladz. 47^ ■> medegedeeld. Wij kunnen hun thands berichren, dat de inhoudder hier voorkomende Stukken vrij belangrijker is, dan die der voorgaande, en dat veele derzelver met vermaaken genoegen zullen gelezen worden. In het Tweede ontmoeten wij elf, in het Derde negen Stukken, waar van 1 fommige vervolgen zijn. Daar wij ons niet onderfcheiden bij dezelve kunnen ophouden , verkiezen wij een gedeelte van NQ. 10 van het Tweede Stuk, behelzende : Bijdrage tot de Gefchieè denis en den Toef and der Nederlandfche Bezittingen in I Oostindië, voor onze Lezers af te fchrijven, oordeelenI de, dat hetzelve hun niet ongevallig zal wezen. ,, De handel," dus lezen wij Bladz. 179, ,, op InJ diën is zeer oud; de Romeinen dreven dien reeds ,, over Egijpten, voornaamlijk om der fpecerije wille." „ Naderhand maakten de Venetiaanen zich geheel , „ meester van dien. — De vöordbrengfelen van Indië ,, wier-  604 algem. staat- geschied- en aa.^DRIjKSIC. magaz. „ wierden te land met karavanen naar Alexandrië ge„ bragt , van waar de Venetiaanen dezelve met hunne „ fchepen afhaalden , en door geheel Europa voerden. „ Dat Gemeenebest beklom in dien tijd den hoodten ton „ van grootheid." ,, Uit deze voordeelen , in welker gerust bezit de Ve„ netiaanen tot 1490 bleven, wierden zij door de Por„ tugeezen verdreven, die in 1486 onder r art hol. ,, diaz de benedenfte hoek van Africa ontdekten. — „ Daar men tot dus verre flegts langs de westkust vau Africa was gevaren, was hij de eerfte, die de hoek „ om zeilde, dan door ftorm te rug gedreven, noemde „ hij dezelve Cabo tormeMofo (ltormhoek.) Dan jo„ hannes de tweede, Koning van Portugal, kóes„ terde terftond de hoop, om op deze wijze'den weg „ naar O.ostindië te water te zullen vinden, en noemde „ dus deze hoek de Kaap de Goede PJoop. Reeds in het jaar 1498 voer ook gasquez de ga ma ge„ lukkig tot aan Calicut, — en zo doende vestigden „ de Portugeezen een wijd uitgeftrekt gebied in ludië, ,, waar door zij den Indffchen handel van Venetië naar 3, Lisfabon trokken, alwaar van 1490 tot 1580 het algemeen Magazijn van alle Oostindilchc voordbrengfelen was." „ In de midden-eeuwen toen Slaat- en Finantie-kun/ 3, de nog onbekend waren , hadden de meeste volken „ dien bijzonderen regel , dat zij de goederen , welke ,, zij van buiten behoefden, niet haalden, nog ook de vöordbrengfelen van hun land , welke zij ontbeeren „ konden , zelfverzonden , maar afwachten, tot dat „ vreemdelingen hun de eerstgenoemden bragten, en de laatstgenoemden afhaalden. Geen volk trok hier meer voordeelen van, dan de nijvere Nederlanders, die de verzorgers van geheel Europa waren , en de geheele fcheepvaart bijkans alleen in handen hadden. Zo haal„ den zij ook de fpecerijen uit Lisfabon , en voerden ,, dezelye door geheel Europa." — i,, Dan in 't jaar 1580 wierdt philips de tweede „, Koning van Spanje, wien de Verëenigde Nederlanden 9* 'P iaars te vooren de gehoorzaamheid opgezegd bad„ den, meester van geheel Portugal, bij het overlijden van den Koning en Kardinaal iiendrik, met wien het Koninglijk huis uitftierf. Dus vielen ook de Oostindiiche bezittingen in zijne handen , eu met dezel- „ ven  alcem. staat* geschied- en aardrijksk. magaz. 605 ven die kostbare voordbrengfels. Het Ministerie van s, Philips, meer kwaadaardig dan itaatkundig , ont„ zegden den afgevallen Nederlanderen den handel op Lisfabon , ten einde langs dien weg hunnen koop„ handel te knakken. Deze , verre van moedeloos te i, worden , zonnen thands op middelen, om de fpece„ rijën onmidlijk uit Indië te halen* Na eenige ver,, geeffche pogingen , om achter Siberië een weg naar Oostindië te vinden, befloten zij eindelijk de Kaap „ om te zeilen. Drie fchepen voeren 1595 onder cor„ ne lis houtman derwaards , dan deze reis viel k, niet zo gelukkig uit, als eene tweede 1598 onderno,, men, welke verbazende voordeelen aanbragt. — De,, ze, gevoegd bij de partijfchap tegen de Spanjaarden, „ lokten zeer veele kooplieden uit, om fchepen naar ,, Oostindië te zenden, ten welken einde zij zich eerst ,, in kleine gezelfchappen vercenigden, doch naderhand „ (ao Maart 1602) alle in eene gemeenfchaplijke Maat,, fchappij t'tamen fmolten , welke den naam van Oost„ indifche Compagnie droeg. " — „ Tot in het jaar 1619 dreef zij dien handel flegts „ als eene Maatfchappij van kooplieden : doch thands ,, kwam 'er een nieuw en glansrijker tijdvak op. De „ bezittingen der Portugeezen in deze oorden waren iu eenen beklaaglijken toeftand. De Portugeezen hadden „ bij de bezitneming van Portugal door Spanje, vooraf bedongen , dat dit rijk met alle deszelfs bezittingen „ buiten Europa, een van Spanje afzonderlijk rijk blij* „ ven zoude, en de Portugeefche handel nooit met (de Spaanfche zou vermengd worden. ■ De Nederlan- ,, ders, zonder zich aan deze onderfciieiding te bekreunen , zonden thands in plaats van koopvaardijfche„ pen , oorlogfehepen derwaards, behandelden de Portugeezen als Spanjaarden , en dreven heil met eene Lj buitengewoone fpoed uit het grootfte gedeelte hunner ,, bezittingen. Bij den vrede te Munfter wierden alle ,deze bezittingen volkomen aan hun afgedaan door den ■„ Spaanfchen Koning , gelijk dit naderhand ook gefchiedde door den Koning van Portugal, johannes ,,, de vierde, die in 1640 dit Rijk der Spaanfche ,, heerfchappij onttrokken , en zich zelf op den troon ,,, geplaatst hadt , en met wien de Nederlanders over ,de buitenlandfche bezittingen en vooral over Brafil |.,-, in oorlog geraakt waren. " Hier  6o6 ALGEM. STAAT- GESCHIED- EN AARDRIJXSK. MAGAZ, Hier op volgt eene opgaaf der Nederlandfche Bezittingen in Oostindië. — Waar agter nog eene beknopte befchrijving van de Caap de Goede Hoop, doch die in het Werk zelve moeten gelezen worden. Iu het Derde komen niet min belangrijke Stukkeu voor, onder anderen, eene vrij breedvoerige gefchiedenis van den Oorlog in de Vendée, en tegen de Chouans, de beste, welke wij tot nog toe gelezen hebben, doch waar bij wij ons , zonder te breedvoerig te worden , niet kunnen ophouden. In het algemeen zou men , ten aanzien van dit Magazijn , kunnen aanmerken , waarom men geene meerdere inlandfche Stukken levert, daar 'er onder dezelve niet min belangrijke, dan de buitenlandfche zijn , voorkomen. De Schrijvers hadden, onder anderen, met eene opgaaf van de volkrijkheid van Holland, en met de Revolutie in Friesland, daar mede in het Èerjle Stuk een begin gemaakt. In het Tweede Stuk, Bladz. 20a, lezen wij: ,, onder de belangrijkfte gebeurenisfen in de maand Februarij behooren de fchikkingen tot het daarftellen der „ Nationaale Vergadering , die op den eerften Maart een aanvang zou nemen ; en de herhaalde omwente- lingen en tegen-omwentelingen in Friesland. — Dan van deze gebeurenisfen maken wij thands geen bijzon„ der gewag, dewijl wij eene t'famenhangende gefchie„ denis van 't geen tot de Nationaale Conventie betrek„ king heeft, denken mede te deelen, en wat de Frie„ fche zaken betreft , wij nog nauwkeuriger berichten ,, daar omtrend inwachten, ten einde geheel volkomen ,, en onpartijdig de gefchiedenis dier merkwaardige om- wenteling te kunnen leveren." (*) Dan in het Derde Stuk, vinden wij Bladz 311. ,, Aan„ gaande de Friefche zaken, die voorheen zo veel öp,, ziens baarden , bleef alles ftil. De discusliën over „ dezelven ter Nationaale Vergadering liepen daar heen , ,, dat men zich in dit huishoudelijke niet zou mengen, ,, alleen de zachte weg omtrent de uitgeweken Repre„ fentanten aanprijzende. De berigten van daar zijn te „ ver- C) Wij hebben daar van de beste toezegging reeds ontvangen van een, bij de Natie, hoog geacht Lid der Nationaale Conventie. Intusfchen blijven bijzondere berigten rakende dit onderwerp , van deskundige Vaderlandfche Mannen ons altoos welkom.  HERZEE11G, NIEUW WOOitDENB. der pr» staatk. 607 verfchillend, dan dat men iets in 't zeker kan be,, paaien. " Hoe hangt dit famen? Is het dan over het geheel zoo moeilijk echte berichten daar omtrent in te winnen? Of zijn de gebeurenisfen van dat Gewest niet belangrijk genoeg , om daar bij afzonderlijk (lil te (taan ? Hebben de meeste Lezers niet oneindig meer belang bij eene echte opgaaf dezer gebeurenisfen, dan bij de mededeeling van eenige losfe buitenlandfche Stukken? Wij voor ■ons, ten miniten, zijn van oordeel, dat de Schrijvers zich met éen onpartijdig verhaal van de in dat Gewest voorgevallene gebeurenisfen , waar van men in 't algemeen toont nog zeer onkundig te zijn , en waar omtrent zoo verfchillend gevonuisd wordt, zeer verdienstlijk zouden gemaakt hebben. Om nu van andere aanmerkingen te zwijgen. Nieuw Woordenboek der Pruisfifche Staatkunde , nagelaten door den Graave van herzeerg aan zijnen kweekeling. Gevolgd naar het Hoogduitsch. Te bekomen in verfcheide Steden, bij de Boekverkopers op den Tijtel gemeld, en verder bij alle Boekverkopers binnen deze Republiek, van welke politieke denkwijze zij ook mogen wezen. 36 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f • - 7 - • Dit Woordenboek moet, volgends het bericht van den Hoogduitfchen Uitgever , tot een ileutel verftrekken van het groot geheim van den Pruisfifchen afzonderlijken Vrede met de Franfche Republiek , welke gantsch Europa verbaasd heeft; terwijl de verklaringwaarom Pruisfen dien Vrede floot en fluiten moest, in de wereld bij elk weldenkende een misnoegen baarde, dat fchielijk tot openbare vervloekingen, en daadlijk tot liefdeloze verwijtingen tegen het Pruisüsch kabinet overging. ,, Men vergeleek, " zegt de evengemelde Uitgever, dezen Vrede met het verdrag van Pilnitz;men vergeleek die verklaring met het Manifest des Hertogs van brunswijk, en met de voorafgegane Schriften, en daar men in alles eene duidelijke tegenftrijdigheid vondt, zoo geloofden zelfs de gematigdfte en koelzinnigfte Staatslieden zich gerechtigd dezen Vrede te noemen eenen mein-  608 HER.ZBËR G meineed, welke de Pruisch jegens zijne bondgenoten, jegens het Duitfehe Rijk en jegens de men&chhefd begaan hadt." Het laatfte aan eén zijde ftellende , vragen wij, wie, die wel denkt en eenig doorzicht in de gefchiedenis heeft, zou hier een oogenbhk aan kunnen twijfelen ? De Schrijver, die, zoo hij zegt, tot die■ gelukkige Polakken behoort, welken door Pruisfen, NB. ceniglijk uit menfchenliefde, de gunst werd opgedragen om onderzijnen Scepter te ftaan, fchijnt, door dit zijn Werkjen j zich te willen doen gelden als verdeediger van den tegenwoordigen Koning van Pruisfen, wiens deugdzame neigingen, naar zijn zeggen, wereldkundig zijn, en vindt goed, ten einde zich in deze hoedanigheid naar behooren te kwijten, de begrippen van het Pruisfisch Ministerie voor het werk van Prins h end rik. te houdeni die in alles, naar zijn voorgeven de groudbeginfclen van den Staatsminister herzberg volgt. Als Recenfent achten wij ons onbevoegd hier omtrent ons gevoelen bloot te leggen, waarom wij ons zullen ♦ergenoegen met den Lezer de volgende ftaaltjens tot eene proeve van dit nieuw Woordenboek mede te deelen. JBladz. 13. op het woord conve nientie. „Dit „ woord zou ik gaerne met gulden letteren in het „ Woordenboek onzer Staatkunde ter nederfchrijvcn. 5, Wat zou Pruisfen zijn zonder convenientie!!! Con,, venientie is de kracht door welke de Pruisfifche magt zich ontwikkelde. Convenientie is de Talisman of ,, het tovercijffer, waar door wij op avontuur uitgin„ gen van de Silefifchen roof af tot aan den afzonder„ lijken vrede niet de Nationale Conventie. Laat bij „ alle uwe onderneemingen dit gulden woord uwen grondflag zijn. Iu dit toverwoord ligt de kracht van losmaaken en binden, en Pruisfen wordt daar door ,, de Staatkundige kerk. Voor de waereld moet gij „ 'er u niet zeer luid van bedienen, en hetzelve zagt„ kens uitfpreeken; maar uwe gefchriften (gelijk wij ,, in de vermaarde verklaaring deeden) moeten immer „ overvloeien en glimmen van de woorden eerlijk„ heid , trouw , rechtmaatigheid , liefde voor 's Rijks „ welzijn, en alle zulke ouwcrwetfche Vaderlandfche „ woorden meer, dewijl het anders de overige Mogend-  NIEUW WOORDENBOEK DER PRUISSISCHR STAATK. ÖOJ) gendheden eindelijk mogt convenieeren onze conve= ,, nien.tie paaien te ftellen." Bladz. 27 op het woord revolutie. „ Dit woord zullen wij een gouden eerzuil oprichten. Zonder dé ,, Revolutie in de Verëenigde Nederlanden zouden wij „ onze Officieren ,en Soldaaten, die wij ter herftelling ,, van de rust aldaar een rijken buit beloofden, zo ,, als zij dan met dien buit ook tot ons zijn te rugge- keerd^ niet greetig gemaakt hebben, voor ons bij al,, le Revo.lutien een voornaamen rol te fpeelen. Zon„ der de Franfche Revolutie zouden wij de beste Pool„ fche Landfchappen niet ten buit verkreegen hebben. In troebel water is 't goed visfchen, is een gefneeil ,, fpreekwoord, doch het welk op eene voortreflijkfe ,, wijze ons Staatkundig gedrag uitdrukt. Zo meem'g= ,, maaien gij dan in het toekomende uw net naar vreem;, de landen, meent uit te werpen , moet gij vooral de ,,'geesten dier landen oproerig, dat is, het water Al,, daar troebel maaken. De wijze nu op welke meü „. onlusten in Vreemde Staaten kan ftooken en onderinhouden, daar van hebben wij heerlijke voorbeeldefó ,,!in ons gedrag bij den opftand der Oostenr ij kfche ,, Nederlanden, van Luik en van ÏJongarijen. — Dat „ het des lteeds uwe ftudie zij den geest van tweé„ dragti ongenoegen en onrust in de nabuürige Staa,, ten te verwekken, en levendig te houden; want daar ,, wij zoo vast gehecht zijn aan de Franfche Revolutie, 9. welke; naar de wijze van mahomet, den fakkel „ der dweepzucht èn het zwaard des gewelds overal „ met zich voert, en alömme Profeliten maakt, is het „ gewis voor de overige Mogendheden de gevaarlijkfte „ tijd onzer Staatkunde;," De Graaf van h« befluit zijne erfbeftelling met de .volgende aanfpraak aan zijnen kweekeling, eene aari* ipraak die zekerlijk alle oplettendheid verdient: „ Ik heb," zegt hij, „ u in de geheimen onzer Staat,, kunde ingewijd, en tót in het binnenfte des héilig„, doms, gebragt. Ik zoude echter den naam üwès ;,, geleiders en onderrichters niet verdienen, indien ik ,,; ü met dezelfde oprechtheid en met dezelfde hand, ,, aan welke ik u tot hier geleidde, nu ik buitëri ,,. fchoots ben,, niet openhartig beleed, dat onze Staat- kunde,, welke zo gevaarlijk voor vreemde Mogerid^ ^, heden is; ten laatften ook verderflijk voor ons kSfi( vad.BiBL.vm;peel.NO. 13. Qq wöl*  *6lO HERZBERG , NIEUW VTOORDENB. DER PR. STAAT*. worden; en dat meenigmaalen angstige gewaarwor3, dingen wegens het toekomende, mijne vreugde, over 3, den door mij zoo hoog verheven Colosfus onzer „ Staatkunde , (hoorden. Hoe dikwijls zijn alreeds de ,, mijnen te rug gefprongen, welke wij tegen den vij,, and aangelegd hadden? In plaats van om het bran,, dende bosch eene affcheiding te graven, vulden wij door onzen afzonderlijken vreede de tusfchenruimte j, op, baanden de vlammen der Revolutie den weg, „ om zich, door den geest van 't Illuminatismus, over „ bet tot vuurvatting thans zo toebereide Duitschland ;, te verfpreiden. Ik wil geen gewag maaken van de 3, brandftoffen, welke deze vlammen, wanneer de Fran,, fche Republiek eens door ons gevestigd zal zijn, in ,, het flegt beftuur der kleene Vorstendommen binnen 't ,, Rijk, en in het juk, onder hetwelk het volk gaat, vinden zullen; maar op het gantsch verderf onzer zeden, op de toomloosheid onzer jeugd, op het 3, door onze dagbladfchrijvers openlijk gepredikte ongeloof, en daar uit voortvloeijende verachting van wet,, ten en Opperhoofd; op de algemeene kracht, welke ,, het Illutninathmu: heeft, bij Geleerden en Werklieden ; op het afdeekende der Hofzeden met den „ Nimbus (een wolk binnen welke de Heidenfche Go,, den op aarde nederdaalden), welke men om de 3, Vorsten trekken zal; op den geest onzer Militairen, ,, welke de broederfchap met onze nieuwe vrienden in 't Vaderland terug zal brengen. Op dat al- ,, les, 't welk zoo zeer tegen ons werkt, moet ik u s, opmerkzaam maaken ; en wanneer gij u een vol,, komen begrip gemaakt hebt van deze afbeelding , ,, zal het u niet moeilijk vallen de mogelijkheid te ,, bevroeden, dat de vlammen der Revolutie zeer ligt ,, het eerst tot de Pruisfifche Staaten zouden kun* >, nen overflaan. Dan zal men gereedelijk erkennen, a, dat men aan de zucht om zich grooter te maaken zijn gantsch aanwezen heeft opgeofferd, en het doel „ van het verbond der Coalitie zal dan eerst in vol„ le kracht overwogen worden. Doch laaten wij dit „ aan 't noodlot over, 't welk anderszins alles be„ ftuurt. Indien immer het tijdvak van rampfpoed 'ons 9, bedreige, zo is toch mijn roem (dewijl ik Minister en Geleerde ben) ten minsten aan ééne zijde be3J houden. ' Het gebouw mijner ftaatkunde moge, on- „ der  ADV. NOPENS EENE BEHAND. DER UOODE' ÓF PERSDOOP. 6lt der de vervloekingen van 't nageflacht, inftortett, „ het gebeente der Koningen van Pruisfen en det ,, Markgraaven van Brandenburg moge te famert met „ alle de praaiflukken van 't Koningdom verbrand ,, worden, de eereplaats, welke ik mij, door mijne ,, gedenkfchriften en door mijne overige itt de Betlijn,, 'fche Akademie met zoo veel toejuiching, Voorgelezene Verhandelingen, in den tempel des vernufts verworvën heb, blijft mij toch verzekerd." Wat de Vertaaling aangaat, dezelve is niet vrij van. gebreken, voornaamlijk van de zulke, welke de grondbeginfelen der Nederduitfehe taal betreffen; dan de- belangrijkheid van het onderwerp verdient wel, dat de taalkundige Lezer hier in eenigermate toegeeflijk zij* Advies nopens eene eenvoudige behandeling, zoo iè? foorbehoeding als genezing van de befmettelijke Roodeof Pei sloop, ten nutte der Opgezetenen ten Platten lande. Te Rotterdam, bij N. C'ornei, 1795. 21 Bladz* In gr. Oitavo. De prijs is f: - 6 - : Y~\e Uitgever van dit Stukjen zegt irt het Voorbericht hetzelve in het jaar 1783, van een vriend uit Gelderland, alwaar toen de Roode Loop geweldig woedde, en verfcheiden menfchen volgends dit Advies genezen zijn, ontvangen te hebben, en bij gelegenheid dat deze zelfde ziekte op nieuw zich hier en daar openbaarde, dit Stukjen ten nutte van het algemeen, vooral ten Platten lande, thands irt het licht te hebben doen verfchijnen. — Hoewel de aart der onderfcheidert' Èpidemiëii en de gefteldheid 'der lijders, geene voorfchriften eener algemeene behandeling, welke altoos Van dienst kan zijn , toelaten ^ maar 'er dikwerf zeer verfchillende geneeswijzen behooren gebezigd, te'worden, zijn echter de raadgevingen, die in dit' klein Werkjén worden opgegeven, van zoodanig een aart < dat zij in de meeste gevallen, zoo ter voorbehoeding als^anezirtg •dezer verfchriklijke ziekte, met voordeel'bunnen aangewend worden. — -Weshalven wij dit klein Advies ten'nutte onzer Medeburgeren, die in het ongelukkig geval zijn, zich van hetzelve te moeten bedienen, pfcrustlijk durven aanbevelen. . f 13 • ' Kfi/ ♦ -' - '- - -aniiaaaaiO Qq 2  (Bil b". bell, samenstel van heelkunde; - 1— ■-- -' . . Samen ft el van Heelkunde, door benjamin bell, Lid , van het Kojtinglijk Genootfchap van Heelkundigen in Ierland en te Edinburg, dis ook van de Koninglijke Maatfchappij te Edinburg , en Heelmeester van het Knninglijk Hospitaal aldaar. Uit het Engelsch vertaald , met Aantekeningen verrijkt, en vermeerderd met de Aanmerkingen en Bijvoegfelen, die in de Hoogduitfche Uitgave van dit Werk gevonden worden. Tweede 'Deels Eerfte Stuk. Met Plaaten. Te Utrecht en Amfteldam, bij G. T. van Paddenburg en Zoon, Ivl. Schalekamp en W. Holtrop, 1795. 154 Bladz. In 'gr. Octavo. De prijs is f 2 - 2 - ; Met genoegen zien wij wederom eene aflevering van dit nuTTig Werk te voorfcbijn komen, 't welk •cus hoop geeft, dat hetzelve fpoedig door meer ande.re gevolgd, eindelijk eens geheel afgewerkt, den Nederlandfchen kunst oefenaar zal kunnen aangeboden worden. — ■ Nodeloos zou liet zijn , op nieuw in den lof dezer Heelkunde uit, te weiden, daar wij, bij de beoordeeling der voorige Stukken, reeds meermalen ónze gedachten deswegens hebben"te kennen-gegeven, en de waarde van dit Samenftel, door bevoegde beoordeelaars , ook onder onze Landgenoten algemeen erkend is' geworden. — De onderwerpen die in dit Stuk behandeld worden, zijn ten uiterften belangrijk, naamlijk de Ziekten der Iler'sfenen., door uitwendig geweld veroorzaakt, en de Ziekten der Oogen. Het eerste Hoofddeel wordt in de volgende Afdeelingen gefplitst * Algemeene Aanmerkingen omtrent de Ziekten der Uersfenen, door uitwendig geweld veroorzaakt. Ontleedkundige befchrijving der H'ersfenen. Van de drukking der Hersfencn door een Bekkeneelsbreuk , en door ontvating der .Vochten. Van de fchudding der Hersfeneu. Van. de-Ontfteking der Hersfenen door uitwendig geweld. Van de Kneuzingen des Hoofds. Van de Scheuren of eenvoudige Breuken des Bekkeneels. — Het Hoofddeel van de Ziekten der Oogen bevat deze afdeelingen:. Ontleedkundige befchrijving van't Oog. Van de Ontfteking der Oogen. Van de Wonden der Oogleden en des Oogbals. Van de Gezwellen der Oogleden. Van de omkrulling. der Ooghairen. Van de Omkeering der Oogleden naa buiten. Van de Sart msa-  j. heringa, eliza's z. redevoering. 6\% Hiengroeijing der Oogleden. Van de Vleesch-uitwasfen op het Hoornvlies. Van de Ettergezwellen des Oogbals. Van de Oogwaterzucht. Van het Bloed-oog. Van de Zweeren op den Oogbal. Van de Vlekken op de Oogen. Van de Uitpuiling der Oogen. Van de Kanker in het Oog en het wegnemen van den Oogbal. , De uitvoering en Vertaaling van dit Stuk, zijn ook weder even zoo gelukkig uitgevallen, doch aanmerkingen van den Nederduitichen Overzetter, hebben wij 'er bijna niet in aangetroffen, waar toe echter vooral het Deel over de behandeling der Hoofdwonden, in 't welk de Schrijver omtrent zeer veele zaken van de voornaamde Heelkundigen, ook onder zijne beroemde Landgenoten , en misfchien niet altoos met even veel grond, afwijkt, genoegzame doffe konde opleveren. — Redevoering ter gedachtenisfe van steven jan van geuns , matth. z. beroemden Hoogleeraar dér Genees- Mensch- Kruid- en Scheidkunde, aan de Hoo- ?e School te Utrecht , enz. enz. uitgefproken voor het Tfrechtfche Departement der Maatfchappij tot Nut van 't Algemeen, op den 25 van Zomermaand 1795, in de Pieters Kerk , door deszelfs Medelid j 0 d 0 c u s heringa, eliza's z. Te Utrecht, bij G. T. van Paddenburg en Zoon , 1795. Met de agter aangevoegde Aanmerkingen 114 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 8 - 5 (Geleerdheid, fchranderheid , vernuft, fmaak,. en anJr dere talenten des verdands zijn ten allen tijde geoordeeld geworden , op zich zelve reeds lof en toejuiching te verdienen, — Zij worden nog voortreflijker , wanneer zij vallen in een edel en menschlievend karakter. Maar* zij zijn allervoortreflijkst, wanneer zij gepaard gaan met die regtfehapene deugd , welke uit den Godsdienst , en bijzonder uit het waar geloof jn het Euangelie van christus geboren wordt. — Hoe zeer ook iemand in verdand en geleerdheid mag hebben uitgemunt, wanneer hij een verachter van deugd en godsvrucht geweest is , dan verliest hij veel van zijne waarde in het oog van juist- en erndig denkende menfchen. En hoe treurig is het aandenken aan zijn lot in de Eeuwigheid! — Zo iemand dan immer eene lofrede ter Ql 3  614 J. H E R I N O A , ELIZA's 2. zijner nagedachtenis verdiende, het was steven jai^ van geuns, een man die niet flegts in den jeugdigen leeftijd van zeven en twintig jaaren reeds eene mate van geleerdheid verkregen had, die genoegzaam was, om zelfs een Grijsaard beroemd te maken; maar die ook daarbij een deugdzaam en godvruchtig karakter voegde, dat hem, bij allen die hem kenden, ten uiterften beminlijk maakte, En zijne godsvrucht was niet flegts een zeker godsdienftig gevoel, het welk Gods Majesteit in de natuur ten toon gefpreid , niet nalaten kan , in eenigzins opmerkzame harten te verwekken , maar zij ontftond uit de regte bron, uit ecu leevendig geloof in den voor zondaren geftorvenen Zaligmaker jesus christus; gelijk zijne geloofsbelijdenis, die hij bij zijnen doop , dien hij als Mennoniet tot onderfcheid van jaaren gekomen, ontving, heeft afgelegd, en die agter deze Redevoering gevoegd is, ten duidelijkften doet blijken. — Het fchijnt in den tegenwoordigen tijd voor veele lieden, die voor mannen van verftand, fmaak, en geleerdheid willen doorgaan, te laag te eenvouvvig te zijn , zich veel met den Godsdienst te bemoeien. Die 'er nog al met achting van fpreken, fchijnen zich echter bijna te fchamen den C/iriste/ijkenGod&r dienst in den mond te nemen; wel verre dat zij het waa,re wezen des Christendoms, de verlosfmg door (Jen Heiland te weeg gebragt, het geloof aan dezelve,'en de echte godsvrucht, die daar uit voordvloeit, zouden hulde bieden. Van geuns had geheel andere grondbeginfelen , en was even daar door in dezen ongelukkigen tijd van zedeloosheid , ligtzinnigheid en Godsdienst verachting, waar over hij zich zeer bedroefde , een des te dierbarer gefchenk. — ,, Het gevoel zijner onberekenbare verplichtingen (zegt heringa) aan ,, den Hemelfchen Vader wierd door vernieuwde wel,, daden telkens bij hem opgewekt en verlevendigd ; ,, het kreeg nieuwe fterkte door de befchamende her- innering van de meenigvuldige te kort komingen, welT ,, ke zijn naauwlettend oog bij zich zeiven opmerkte; ,, en vooral wies het aan door het geloof aan de God. lijke openharing in het dierbaar Euangelieboek , aan,, gaande de goedertierene gezindheid van den recht-; ,, vaardigen God, om hem zijne zonden te vergeven, hem in genade aan te nemen , en eeuwig gelukkig te maken, om en door deu eenigen Heiland cn Ver-  REDEVOERING. 6lJ „ losfer jesus christus. — Na een onbelemmerd 9, en gezet onderzoek van verfchillende deuk- en leer„' wijzen bij onderfcheiden Christen Gezindheden, was „ hem deze waarheid, van de kracht van christu* „ lijden en dood ter onze zaliging, zo eenvouwig, zo „ redelijk , zo wel bevestigd , zo gewigtig , en ver,, troostend, voorgekomen, dat hij in derzelve dille be- peinünge de hartdreelendde verkwikking vond , en „ her itandvastig vertrouwen op dezelve hem als een „ Christenheld onverfaagd deed zijn tegen de vooriih> geziene verfchrikkingen des doods. Van hier ook, „ dat hij , gewend aan gezette openbare Godsdienst„ oefening, zich meestal naar die Vergaderingen der „ Christenen door dezen zijnen fmaak leiden liet , in welke hij oordeelde , dat deze bij hem geliefkoosde „ waarheid het bevatlijkst, het nadruklijkst, en dus het „ meest na de behoeften van allen voorgedeld ; uit de,, zelve de derkde drangredenen tot zuivere, werkzame ,, godsvrucht afgeleid ; en tevens de hulp van Gods „ Geest ter onze ware verbetering het onbekrompendst aangeprezen wierd, enz, " Profesfor heringa fchetst in deze Redevoering den onvergelijkelijken van geuns: zoo als hij door zijn edel karakter, en daar zijnen eerlied vaar God en Godsdienst vaar allen, die op hem betrekking hadden hoogst» beminlijk, en tevens door zijne uitgebreide Geleerdheid\ en vooral door het aanleggen van dezelve ter getrouw* ■waarneming van zijne moeilijke posten tot heil van het Algemeen , voor de gantfche Maatfchappij onwaardeer» baar was. Beide deze Stukken heeft hij onzes oordeels gelukkig uitgevoerd. Vooral is ons zijne fchets van het edel karakter van van geuns zeer fchoon voorgekomen. En fchoon hij de zuivere en hooge welfprekendheid van een kantelaar en van der palm in hunne lof» redenen, van den eerden op schultens, van den laatden op van de perre, niet bereikt, zoo heeft hij echter getoond, dat hem de taak, om de verdienden van zijnen dierbaren Vriend plechtig te vermelden, veilig kon worden toevertrouwd, ' De vroege dood van zulk een uitmuntend en voor de wereld nuttig man, is buiten twijfel onder de donkerhe» den in de wegen der Voorzienigheid. Maar wie verenigt zich niet met de gepaste en uitmuntende Dicht-  6i6 * s i z b Tegelen , waarmede a. v. d. berg, Predikant te Arnhem, zijn Vers bij gelegenheid van dezen vroegen dood gemaakt, en hier bij gedrukt, befluit: 1$ 't mogelijk! zou God voor 't heil van 't menschdom waken. En dulden, reeds zoo vrpeg, een (lag zoo vreeslijk groot? Zou hij, zich zelf tot eer, zoo fchoon een werktuig maken, En 't ftraks, nog nieuw en gaaf, v.erbrijslen met één floot'? Vermeetle dwaas! eer God! leer hem aanbiddend zwijgen! Eens wordt u helder licht, wat gij hier donker acht.' Eens zal Gods raad den lof der hoogfte wijsheid krijgen, Daar, waar van geuns hem reeds, in Godlijk licht betracht. Reize door de Departementen van Vrankrijk , door 'een, Gezelfehap van Konfenaars en Geleerden. Met Kaarten en Platen. Te Parijs, hij Brion, enz', en te Gouda, hij H. L. van Buma en Comp. 1796. 46 Bladz. In gr. O&avo. De prijs is f l - 8 - : Zoo luidt de Tijtel van dit Stukjen. Op den buiten*omllag van hetzelve leest men : departement van de neder se ine N°. 4. Het is vanden zelfden aart , als de drie voorgaande Stukken , die wij reed* hebben 'aangekondigt. Wij hebben het met vermaak gelezen. —— Het Departement van de Nederfeine is een zeer fchoon land , daar beide de natuur en de nijverheid famenwerken , om de inwooners gelukkig te maken, ëri welvaren te bezorgen. Het vervat 357 vierkante mijlen , 536,000 inwooners, eh 1026 Municipaliteiten, die 9 Afgevaardigden naa de Nationaale Vergadering zenden. Dé kleding der inwooners; Rouan, Havre en de mond vin de Seine zijn op de plaatjens fraai uitgebeeld. Een groot deel van den inhoud is gevuld met Anecdotes "en historifche bijzonderheden , die zeer lezenswaardig zijn. Zie hier eene van dezelve, die wij denten, dat onze Lezers niet onaangenaam wezen zal. ,, In 1593 verloren de Kalvinisten het Kasteel vaii Fe£amp. Zeker iemand, met naam boisrosé, wanhoopte echter niet, hetzelve voor zijn partij te herwinnen. Van de landzijde was het onmooglijk hetzelve te overrompelen: 'er fchoot dus niet dan de zeekant over. Doch, de ligging van het Kasteel zelve fcheen zulks ondoenlijk te maken. ' Het iag op eene rots , die fteil op- en neer gong, meer dan 600 voeten boyen de oppervlakte • *v - ■ * ' I des,, ;  door de dppartementen van vrankrijk. 6lf des waters verheven, en, behalven twee of drie dagen in het jaar, werd deszelfs voet doorgaande door de zee befpoeld. Hoe groot ook de moeilijkheid van deze onderneming was, waagde echter boisrosé de uitvoering van zijn voornemen , van dezen kant. ■ Hij zelf koos een donkeren nacht uit, en, gevolgd van 50 onverfchrokkene mannen, nadert hij met twee floepen den voet van de rots, op een van die zeldzam'e oogenblikken , dat de zee eenige roeden van het ftrand droog laat. Hij bragt een dik kabeltouw met zich, zoo lang de rots hoog was, voorzien met fporten, die, op zekere afftanden, in de knopen van het kabel waren vastgehecht. Op een gegeven teeken , laten de foldaten , die door hem gewonnen waren , een touw van de rots afzakken. Boisrosé bindt het aan het kabel, en de foldaten heisfen het dus op , en maken het vast, tusfehen een fchietgat, door middel van een boom en ijzeren haak, die, tot dat einde, aan het kabel zat. Zoo dra deze gevaarlijke ladder wel vastgemaakt was , laat ïoisrosé zijne 50 mannen het geweer over den fchouder hangen, en plaatst aan het hoofd der Colonne zijne twee Sergeanten , op wier dapperheid hij (laat konde maken. Men klimt naar boven. De een volgt den anderen , doch hij zelve verkiest de laatfte te zijn , om zich te verzekeren , dat niemand agter blijft. Terwijl zij opklimmen begint de zee te wasfen. De floepen drijven met den vloed weg. Reeds ftaat 'er tien voet water aan de rots , en de terugtocht is geheel afgefneden. Men moet bekennen, dat de 011 verlaagd(le mensch zich zonder ijzen den toeltand van deze 50 man niet kan voorftellen. Alles gong echter goed. De nacht, de ftilte en de moed befchermden hen, wanneer , op een oogenbhk , toen zij twee derde gevorderd waren , de Colonne ftilftond. Van man tot man brengt men aan boisrosé , die ongeduldig werd, het bericht over, dat den Sergeant, die de Colonne aanvoerde, de moed Ontzonk, en dat hij weigerde voord te gaan. Op het oogenblik neemt de onvergeeflijke boisrosé een fchrikkefijk , maar volftrekt noodzakelijk befluit. Hij waarfchuuwt telkens zijn voorman , cm zich goed vast te houden. Kloutert over alle de 50 man heenen, komt bij den Sergeant, zet hem den dolk op de borst en zegt: klim op, of ik vermoord u. Deze, tot zich zeiyen gekomen , gehoorzaamt. Men hervat den marsch Qq 5 ca  él 8 ZEDEL. SCHOUWT. DER MENSCHELIJKE HARTSTOCHTEN. en bereikt op het eind den wal. — Welk eene vreugd voor 4i o is rosé. — Het oogenbliklijk innemen van het Kasteel is de belooning van deze heldhaftige roekeloos, heid, waar van de gefchiedenis maar zelden een voorbeeld zal opleveren. " Zedelijk Schouwtoneel der menfchelijke hartstochten en daden, of Tooneeljlukken van vernuft en fmaak, met nieuw geinventeerde Kunstplaaten. I Deel. Te Amfteldam , bij de Wed. J, DólI, 1796. 450 Bladz. In Octavo. De prijs is f a - 15 - : TT\it Boekdeel behelst den aanvang van eenen Bundel, U waar in men belooft, de beste en nieuwfte zedelijke Toneelfpelen der voornaamfte vernuften van Eujopa, te leveren. Men heeft voor, dit zedelijk Schouwtoneel van tijd tot tijd te vervolgen, en niet alleen Vöordbrengfelen van vreemden grond in hetzelve te plaatfen, maar den Landgenoot ook, nu en dan, eenige vruchten, op eigen grond geteeld, aan te bieden, cn men betuigt, dat het ten hoogden aangenaam zal wezen , door edelmoedige pogingen van Vaderlandfche vernuften, in deze onderneming onderdeund, en met de vöordbrengfelen van hunnen dichterlijken geest ver? eerd te worden, Voor elk Toneelduk is een fraai Plaatjen geplaatst, door w. kok geteekend en door ue hu ijzer gegraveerd, Het eerde Stuk in dezen Bundel is van von kotze. e u e , de Spanjaarden in Peru, of de dood van rolla, Treur/pel. Het tweede is aballino, de groote Bandiet, Treur/pel, gevolgd naar de Gefchiedenis van dezen naam, van 'den zelfden Schrijver. Men kan niet ontkennen, dat 'er in beide deze Stukken zeer fraaie brokken zijn, doch als geheel befchouwt, zijn ze beide wonderbare famenftellen, die zeer weinig hebben van het geene men, in vroeger tijd, volgends regels, die op de rede gegrond zijn , in Toneeldukken plag te vorderen. Zelfs wordt 'er in dezelve meenigmaal tegen het waarfchij'nlijke, ja zelfs tegen het mooglijke grovelijk gezondigt. Aballino vooral is eene reusachtige hersfenfehim, die, buiten de ongeregelde verbeelding van den Dichter, geen aanwezen hebben kan.  LAN&" EN STAD-BipLI0THE EK. Ó19 £e fchijnt yoor het naast te huis te hooren , ouder de 4'prookjens, die de meiden aan de kinderen plagten te verhalen, om dezelve, in het afwezen van de moeder, üil te houden. Voor het overige worden hier dingen openlijk op 'het toneel vertoont, die men voorheenen begreep, dat agter de fchermen behoorden verborgen te blijven, bij voorbeeld, moorden; morsfige gefprekken van guiten en batidjeten, die geen befchaafd mensch met eenig genoegen kan aanhoqren, en dcrgelijken. Ook is het ijdel en nutloos misbruik van den heiligen naam van pod, dat men voorheenen ten minsten dacht, dat tegen alle goede manieren aanliep, door deze Stukken een ge» rneenzame zaak. Zqu dat ook tot de verhevene genie van den tegenwoordigen tijd behooren? dan hebben veele van onze laagfte volksklasfen , al voor langen tijd, dit ftuk van genie in eene hooge mate bezeten. Het derde Stukje.U is getijteld: de liefde tot het Vaderland, zonder dat ons gezegd wordt, wie 'er de Schrijver van is. In dit Stukjen is meer geregeldheid , orde en waarfcbijnlijkheid , dan iu de voorgaanden, en daarom hebben wij het, over het geheel met meer genoegen gelezen. Land- en Stad-Bibliotheek, beflaande in eene keurige Verzameling van belangrijke Gefchiedenis fen, Karakter fchetfen van voorname en andere Perfoonaadjen, fnedige Gezegdens en Antwoorden, en wetenswaardige Anecdoten. Door een Gezelfehap , onder de Zinfpreuk: Utile Dulci. Tweede Deel. Te .Campen, bij J. A. te Chalmot, 1796. 320 Bladz. jn gr. Oclavo. De prijs is f 1 - 16 - : Dit Deel vervat wederom 30 onderfcheiden Stukjens: ten deele zedelijke Vertelfels; ten deele Anecdo?es, bon mots, en dergelijken. Onder de eerfte zijn Stukjens die minder of meerder belangrijk zijn, na dat het goed geluk de Verzamelaars, Uitheemfche Werken in handen gebragt heeft, waar uit zij gefchept hebben. Doch de Verzameling, over het geheel befchouwt, bevalt ons nog minder, dan die van het Eerfte Deel. De ftijl heeft niets van dat vernuftige eu bevallige , dat in dit foort vau op ftellen onontbeerlijk is, Droog is  P2» HANDBOEK is hij, en in Veele opzichten flordig. De keus der onderwep. pen is zonden fmaak, of' oordeel gedaan, en de zaken wordea pp een zeer ouanrtige wijze vertelt. Wie zou, bij voorbèeld, in een Werk van dezen aart, de Historie van hec Lidmaatfchap von twee Jongelingen, die Vrijmetfelaren waren, met de Nijineegfchen Kerkenraad, zoeken? — Wij zouden onze lezers nog gaarne de eene of andere Anecdote uit dit Boek hebben medegedeeld, maar wij vinden 'er niet eene die goed genoeg is, ——— : — __ 1 Handboek voor den Kanonnier, of algemeen onderwijs in den dienst van allerlei Gefchut, V welk in de Artillerie gebezigd ! wordt; als zijn: Stukken Kanen van allerlei caliber, Vesting-, Kust- en Veld [lukken, Houwitfers, Bom- en SteenMortieren; benevens al het gene wat de Bombardiers, Ka. i vonniers en Officiers der Artillerie, bij het avai.ceeren eu retraite-vuur, waar te neemen hebben, en hunne onderlinge plaat fingen bij de Stukken, geduurende hel chargeeren en marcheeren. Alles volgends de Leerwijze bij de Artillerie der Franfche Republiek in gebruik. Met Plaaten. Onder het op;icht vau een* voornaam Fransch Officier uit het . Fransch vertaald. Te Amfteldam, bij de Erve C. N. Gue. rin, 1796. 158 Bladz. In gr. Octavo, De prijs is f 1 . 8 - : De uitgebreide tijtel van dit Handboek, geeft genoegzaam deszelfs inhoud te kennen, als moetende eeniglijk .-dienen om Kanonniers in de Taktiek der Artillerij bekwaam te maken, en in dit opzicht komt het ons voor, dat het Werkjen volkomen aan den tijtel voldoet, en met reden aanprijzing verdient. Daar nu hetzelve niet wel gefchikt is om 'er een uittrekfel van te geven, zullen wij hier den korten inhoud ter neder ftellen, als: J. Onderwijs wegens den dienst van het Kanon, zoo. wel voor Behgeringsjlukken, als die der Vestingen. z.Noodige manfehappen tot den dienst van een Belegeringsftuk van 24 of 16 ponds. kogel. 3. Dfoodige manfch.appen voor een 24 of 16 ponder voor de Vestingen. 4 Noodzaakèlijk toebehooren voor den dienst van een Belegerinpsfluk van 24 of 16 pond ealiber. 5. Bijvoegfel van noodige behoeftens voor den dienst van een Belegeringsftuk , tf van een 24 of i(> ponds caliber. 6. IVaarnemingen over dt ■wijze op welke het detachement, gefchikt tot den dienst van een Bzlegerings of VeUingftuk naar de Batterij geleid behoort te worden. 7. Exercitie yan een Bekgeringsfluk van 24 of i<5 po,an deszelfs Foorwagen los te maaken. 24. Om de Kanonniers en Ariilleriebedienden in Parade te ftellen. 25. Om vuur te geeven. 26. Om 'voor- en achterwaard: te marcheeren. üj. Om een Veldftuk op deszelfs Voorwagen te laaden. 28. Manceuv're met de Prolonge ( Verlengtouw}. SQ. Commando's. 30. Uitvoering van het Retraite-\uur. 31. Uitvoering van het Flanken vuur. 32. Om een agt Algem. Magaz; ran IFetenfchi Kunst én Smaak. III Diel, N°. 5. Bladz. 715. ""' &  UITTREKZELS en BEOORDELINGEN. obadja — MALEacm. Naar het Hebreeuwsch- Door ij. van hamelsveld. Te Amfteldam, bij M. de Bruijn, 1796. Fan de Vertaaling 156 en van da Aanmerkingen 214 Bladz. In gr. Octavo. De prijs , is f 2. - 10 - : (Eerfte Recenfte.) Deze onze tegenwoordige Recenfie zal de Profeeten obadja tot zefanja ingefloten bevatten, terwijl wij de overige, om niet te breedvoerig te worden, tot eene volgende gelegenheid zullen uitftellen. Daar de naam obadja meermalen in de Boeken der Hebreen voorkomt, en het moeilijk is te bepalen, wien wij bepaaldelijk voor onzen Profeet moeten houden, oordeelt echter de Burger van hamelsveld niet onwaarfchijnlijk te zijn, dat, dewijl obadja, de Leviet, onder jos 1 a, als een Muzijkkundige bekend ,, ftaat in de gefchiedenis, en dus als een man van fmaak, hij zeer wel onze obadja zou kunnen we,, zen, te meer, om dat niets ons verhindert hem in ,, den leeftijd van dezen Koning te plaatzen. Doch, „ zeker is dit niet." „ Het Dichtdruk, dat wij nog van obadja overig ,, hebben," dus vervolgt v. h. ,, fchoon wij veilig „ mogen onderfrellen, dat hij meer gedichten zal heb,, ben opgefteld, is een gezicht, of door hooger aan,, drift van den hemelfchen Geest bezielde Voorzeg,, ging, tegen de Edomiten, een volk van esau, ook „ edom, jakobs broeder, afftammende , en in de ,, nabuurfehap van de Israïliten , hunne .• broederen , „ wegens beider oorfprong, 00 derzei ver Zuidergreu,, zen wooiiende." „ Ten allen tijde was dit volk afgunftig op de Is„ raëltten, en vijandHjk te^en hen gezind. - Dit haat„ lijk gezind gemoed vertoonden zij, bijzonder, bij „ den ondergang vaii het Rijk der X Stammen, eu ,, nog meer, bij den ondergang van het Rijk van Ju„ da, en de ftad Jerufalem, door de Chalde'ën. Zij „ namen zelfs bij die gelegenheid, en laater, het geheele Zuiderdeel van Juda in bezit, en gaven dit ,, den naam van Idumed , alwaar zij zich, bijzonder te Hebton, gevestigd hebben." vad.bibl.viii.deel.no. 14. Rr ?, Meer  é26 ij. van hamelsveld „ Meer dan één der Profeeten onder de Jooden heb„ ben deze vijandlijke gezindheid der Edomiten, en ,, hunnen haat tegen de Hebreen, getekend , en hun deswegens de Godlijke oordeelen, en hunnen gehee- len ondergang, aangekondigd. — Dit is ook de „ hoofd-inhoud van deze Voorzegging van obad„ ja, welke nog dit bijzondere heeft, dat hij bepaal,, delijk zegt, dat de Edomiten, -hoe zeer ook. zich „ verwaand vertrouwende op de ontoeganglijke ber,, gen en rutzen , waar mede hun land als onwin* „ baar werdt gerekend te zijn, niet alleen overwonnen „ en uitgeroeid zullen worden, maar dat dit zelfs vol„ tooid zal worden door Joodfche Helden, welke, bij „ het herftel des Joodfchen volks, ook het bergland .,, van Edom zullen beheerfchen, terwijl hij met die „ heucbliïke waarheid fluit, dat jehova eens het „ Koningrijk zal toebehooren, dat is, dat de waare „ God, als de Koning van het Heel-al, zal worden erkend en aangebeden." Hij merkt verder op, hoe deze voorzegging ook in de daad is vervuld geworden door neuükadnezar, en cijrus, vervolgends door de Nahathétrs^ en andere Arabifche Stammen, hoe eindelijk joünnes hitrkanus het zuiderdeel van Juda, toen Idum/i genoemd, bemagtigd , eri de Edomiten genoodzaakt heeft, om, of den Joodfchen Godsdienst te belijden,of het land te ruimen, zedert welken tijd zij in het Joodfche volk zijn ingelijfd, en hun beftaan als een bijzonder volk verloren hebben. Ook kan men de echtheid van deze Godfpraak, uit hoofde van het gezag van jf.hemu, en misfchien ook van EZECin'ëL, die Hoofdft. XXV dezelfde denkbeelden heeft, als mede uit de algemeene toeftemming der 'joodfche en Christen Schrijvers, met genoegzame zekerheid erkennen. Omtrent den Profeet tona lijdt het, volgends het oordeel van v. h. geen twijfel, of hij is dezelfde, welke ons uit a Kon. XIV: 25 bekend is, „ en indien," zest hij, „ tona zelve de Schrijver vau " dit Boek ware, zou'het, zekerlijk, het oudfte zijn " in tijdfchikking onder de zoogenaamde XII kleine " Profeeten, ten"minden, voor zoo verre wij van der" zeiver tijdsbepaling berichten hebben." "Vervolgends bepaalt hij zich bij de verfcheiden vra- ■ gen s  o B AD ]A — ÉALEÜCttii ÖJ7 gen, welke nópends dit Boek zijn voorgefteld, en dia den Uitleggeren Van hetzelve, moeite hebben veroorzaakt. Zij worden hier dus opgegeven; ,, I. Is het een volledig afgewerkt ftuk, of een on,, voltooid werk, of een overblijfzel van een grooter „ werk?" II- Is jonA zelve voor deszelfs Schrijver te hou- den ? " ,, III. Bevat het eene waare, en in alle opgegeven j, omftandigheden dus gebeurde, gefchiedenis?" ,, IV. \Vat moet men vastltellen nopens het ka^ ,, rakter, het welk aan den Profeet wordt toegefchre? s, ven?" „ V. Wat mag wel het oogmerk van dit Boek zijn? ,;, En eindelijk ,, VI. Is het Boek echt, en behoort het waarlijk ,, tot de lijst der Heilige Boekeu des Ouden Testa* s, ments? Vrij breedvoerig houdt zich v. h. bij het een eii ander op,, eh zijne aanmerkingen zijn zeer lezenswaardig. Wij zulien alleen het volgende daar uit overnemen. Bij het beandwoorden van de Derde Vraag lezen wij bnder anderen. „ Het fchijnt mij toe, uit meer dan j, ééne bijzonderheid van het verhaal, dat joNA.nict in leven gebleven , maar gedikt is in de maag van den viseh, alwaar echter zijn ligthaam gaaf eu ongefchonden kan bewaard gebleven zijn , waar om,, trent ik herdenk, het geen mij van eene geloofWaar„ dige hand eens verhaald is, dat een boek, in zee ,, buiten boord gevallen , eenige dagen daar na in het „ ingewand van een' haai, dien het fcheepsvoik vong, j,j en die hetzelve , waarfchijnüjk , bij het vallen, hadt opgefiokt , ongefchonden weder werdt gevon,, den." „ In den visch fchijnt jona weder levend gewor,, den te zijn, en toen werdt hij door den viseh uit3, gefpogert op het ftrand. — Dit is nu het groote „ wonder in dit verhaal, doch , bij het welk te letten ,j (laat, dat wij, in de Bijbelfche gefchiedverhalen, „ meer voorbeelden hebben vau menfchen, die uit dé ,, dood ten leven zijn opgewekt ; behalven dat dit «, wonder, omtrent jona gebeurd, bij de Nineviteit Rr e n tor!  CüS IJ. VAN HAMELSVELD j, tot eenen geloofsbrief voor dezen Profeet heeft moff,, ten verftrekken." (*) Omtrent de Zesde vraag, aangaande de echtheid dezes Boeks, lezen wij: „ een Boek, welk zoodanige 3, uitmuntende lesfen van wijsheid, en voorbeelden der ,, Godlijke Voorzienigheid, behelst, verdiende een deel „ der heilige Boekrol uit te maken, en behoort, in de ,, daad, daar toe. In het Apokrijfe Boek tobiS ,, wordt van jona reeds gewaagd Hoofdft. XIV: 4. „Jesus zelve haalt het geval van jona aan, als een it voorbeeld van zijnen dood en opftanding m'atth. „ XII: 40. XVI: 4. luk. XI: 41. Filo, josefus, ,, cn anderen, bijzonder de oude Kerkvaders, welke ons bericht geven van den Kanon der Jooden, plaat„ zen allen onzen jona onder de XII kleine Profeeten." Tot eene proeve van de Fertaaling en Aanmerkingen verkiezen wij Hoofdft. I: 17 en Hoofdft. II: i - 7. 17. Door jehova's voorzorge was daar een groot Zeemonfter nabij, het welk jona in (lokte. — Drie etmaalea was jona in de maag van dezen viseh. Hoofdft. II: 1—7. 1 Uit.de maag van dit monfter badt jona tot jehova, zijnen God, zoo als hij, [na zijne verlosling,] zich ie den vofgenden Lofzang uitdrukte: S.Ik fmeekte in mijnen nood jehova, Hij heeft mij ook verhoord; lk jammerde uit den buik des afgronds, Hij hoorde mijn gebed. 3. Gij hadt mij in de zee, in 't peilloos diep* geworpea, 'k Werd door den ftroom omringd; Daar rolden mij all' uwe baaren En golverf over 't hoofd. 4ït was zijn weg van ouds. ,7.'k Zag Cufcham tent in angst, ik zag de tentgordijnea Van Mididn verfchrikt, enz. Elk verftandige, dié deze Vertaaling van dit verbeven lied met andere, inzonderheid oók met die van den Bisfchop ne wc ome (*), vergelijkt, zal met den eerden opfiag haare voortteflijkheid erkennen. Wij willert ech ter uit eene gemaakte vergelijking van deze met die van den Burger schroeder, boven genoemd, de volgende proeven ter beoordeeling aati deskundigen voordellen. Vs. 4. alwaar het JT£3 ex inanu ejus uit zijne hand aan verfchillende uitleggingen onderhevig is, vertaalt s. het woord "p met lette door calumna , pijlaar, kolom , en denkt dat hier inzonderheid op de wolk- en vuur-kolom gezien wordt. — Vs. 5. alwaar het woord S]ÏÏn, uit hoofde van de onzekerheid der eigenlijke beteekenis , niet minder verfchillend wordt opgevat, door s. in naarvolging van fommige oude Overzettingen , en michaëlis vertaald wordt door roofvogelen, welke gezegd worden God tc volgen, om dc |föottè en zwaarte des onheils af te beelden. Verg. Jef. XVIil: 6. Jsr. Vil: 33 en andere plaatfen. — Vs. 6. en 'i aardrijk beefd; V. h. fchijnt bier de lezing van de 70 gevolgd te zijn: s. is voor de gewoone lezing, en vertaalt: en hij heeft het land gemeten * het geen hij met c appellus opvat voor eene onderfcheidene verdeeling onder de Hammen Israëls. —— Verdere proeven laat ons beftek niet toe. „ Aangaande zefanta," dus lezen wij in het begin der Inleiding tot dezen Profeet, ,, wordt ons in ,, het opfchrtft van zijn Boek , bericht gegeven , vau ,, zijne afkoriist cn leet'iijd. Zijne afkomst* wordt, volgends de gtfiachtlijst , afgeleid in den vijfden graad ,, van 'hï&Kia, dien wij, met Veel grond , voor den „ godvruchtigen Koning van ffuda houden , Van Wien de Koning josiii, in den vierden graad, afdamde, Zoo dat zefanja een bloedverwant zal geweest zijn van den Koning, onder wiens regeering hij pro,, feeteerde." Cj Medegedeeld in de Vader 1. Bibl. I Deel, 2 Stuk, Bladz. H5>  Ö35 IJ' VAN MA M EL -S VELD, ENZ. ,„ Uit deze opgaaf van zijnen leeftijd, blijkt, dat zefanja het rijk van Juda, eigenlijk, tot zijn voorr ,, werp heeft, hebbende het Rijk der X ftammen, reed$ „ voor lang , een einde genomen , gelijk ook in dit ,? Boek, Juda, en deszelfs hqofdltad Jerufalem, het bij„ zonder voorwerp van de gezegden van den Profeet,, uitmaken. " De ftijl van ze fanja, als Dichter, munt niet zeer uit; hij bedient zich, volgends het oordeel van hezel, door v. ii. bijgebragt, yan de gewooue en gemeene beelden, in kledingen cn uitdrukkingen zijner Voorgan-' geren , zelden leent zijne verbeeldingskracht hem een nieuw beeld. — • Daar dit Boek onder de XII kleine Profceten , wier getal, door de Oudheid erkend, zonder hetzelve niet vol zijn zoude, gevon.ien wordt, valt aan deszelfs echtheid niet te twijfelen. Hoofdfl. II: 8,9 vertaalt v. h. 8.'k Heb Moahs fchinip gehoord, en Ammons hoon en fpot, Wnar mede zij mijn volk befchinipt, eu hunne grenzen Stout hebben aangetast, met trqtfchen euvelmoed. p. Daarom, zoo waar ik leef. fpreekt jova, 't Opperwezen, ' De God van Israël: Moab zal eenmaal zijn Gelijk aan Sodom; en het volk der Ammomten Gotnorra zijn gelijk, een neteilieide , en zoutgroef, Een deerlijk fchouwtoneel van eeuwige verwoesting; Het oveifchot mijns volks hen ervelijk bezitten. „ Netelhelde betekende oudtijds een woest lapd, gelijk men uit kiliaan zien kan:" zegt van voorst; die het woord, hier door zoutgroef overgezet, vermaalt zoutverwoesting of eene verwoesting met zout,d..u eene vol' komene verwoesting (*). Voor het overige heeft de Hoogleeraar verschüir deze verfen fraai opgehelderd, en derzelver vervulling in de tijden der Maccabeën aangetoond; en met wien men ook de vertaaiing van v. h. van vs. n vergelijken moet. (f) _ Elk die de noodzaaklijkheid eener gepaste cn duidelijke handleiding voor den Ongeleerden Christen tot regt . ver- (*) d. c. van voorst,Uitlegt. Verhandel. I Deel, Bladz. (t) j. h. verschüir, in Disfrtt. P'iilel. Exegêt. Pa*.  g. BONNET , VERKL. VAN DEN BR. AAN DE HEBREëN. 637 Verftand der hier voorkomende Profetifche Schriften erkent, zal van zeiven her gewigtig nut, het geen hij ook uit dezen arbeid van den hoogst verdienstlijken v. h; trekken kan , ontwaar worden , zoo dat wij eene herhaalde aanprijzing overtollig achten. Verklaring van den Brief aan de Hebreen, door g. bonnet, DoBor en Profesfor der H. Godgeleerdheid, et Academie-Prediker te Utrecht. Eerfte Deel. Te Utrecht, gij'VIi van IJzerworst, 1796, Behalven de voorbereidfelen 358 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 2 - 8' -: De Hervormde Kerk in Nederland bekomt bij dezen eenWerk, het welk voor allen, die de voormalige wijze van Bijbelverklaring , welke in de laatfte jaaren zoo veele veranderingen heeft oudergaan , bij welken men, gelijk het gaat, niet zelden, van bet ééiïe uiterfte in het andere is gevallen, hoogfchatten, alleraangenaamst zal wezen, en door hun, met genoegen, ontvangen zü worden. — Tevens twijfelen wij niej, of ook zulken, die , in het uitleggen van den Bijbel , de onderftelling volgen, dat dezelve meer populair, dat is, meer in den eenvouwigen volkstoon eu fmaak dient verklaard te worden, dan wel, met een angstvallig, en het voorkomen van geleerdheid hebbende, fnipperen _ der bijzondere fpreekwijzen en bewoordingen, wij twijfelen niet, zeggen wij, of ook dezen zullen dit Werk van den Profesfor bonnet, hunner lezing niet onwaardig keuren; nademaal de Schrijver, alhoewel, naauwkeurig en ftiptelijk, alle de woorden van den Brief, dien hij behandelt , in aanmerking nemende , echter zulks doet, in eenen niet onaangenaam vloeiënden ftijl, niet alleen , maar ook, geleidelijk, en met alle behoedzame voorzichtigheid, zoo dat deze verklaring zich, met opgewektheid, en zonder verveeling, laat doorlezen, wordende de lezing, door een aantal van belangrijke befchouwingen van onderwerpen, die de oplettendheid gaande kunnen houden , van tijd tot tijd, aangemoedigd en verlustigd. — In het behandelen van deze onderwerpen, welke , anders , ligtlijk , uitweidingen konden fchijnen te zijn, in gemeene plaatfen van het famenfrel der Godgeleerdheid , betracht de Profesfor nogthans die beknoptheid, dat deze uitweidingen hier niet te, zeer misftaan, of  ^jS Ö. BONNET of den Lezer, die den zin van den oorfpronglijken Schrijd ver verlangt te weten, mishagen of verveolen. — Oo!{ worden de leerftukken, die 'er de onderwerpen van zijn, met die befcheidenheid , voorgedragen , en de redenen en bewijzen, met die duidelijkheid, ontvouwd, dat ook anders gevoelenden dezelve hunner overweeging waardi,jf zullen vinden; In het kort Voorbericht , voor dit Eerfte Deel geplaatst, bericht ons de Profesfor, dat hij, eerst voornemens zijnde , eene fchetswijze opheldering van dezen Brief aan de Hebreen In het licht te geven , gelijk hij, Voor ruim twaalf jaaren", van salömo's Prediker, gedaan hadt , dit , wegens tusfchenkomende hindefnisfert heeft moeten laten fteken , en 'er dus voor hem , ten einde aan de begeerte zijner vrienden, hier en elders te voldoen, niets overig bleef, dan de uitvoerige verkla* ring zelve, zoo als die , door hem, bearbeid" was, ter dnikpersfe over te geven; waar van dit Eerfte Deel fpoedig door het Tweede zal gevolgd worden. De Profesfor laat, in dit Deel voorafgaan, vooreerst 4 Voorbereidfelen tot verklaring van den Brief aan de Hebreen in XXXVT Bladzijden. Dan, een onderzoek, naar het oogmerk en redenbeleid van dezen Brief Bladz. 1-38; Waar na dit Deel de verklaring van het Eerlte Hoofdftuk van gemelden Brief in zich bevat. — In de Voorbereidfelen, onderzoekt de Profesfor, be^ knopt, de volgende vragen: „ I. Of het regelmatig gezag van dezen Brief genoegzaam zeker zij ? " ,, II. Wien men voor deszelfs Schrijver te houden hebbe?" „ Hf. Aan wie dezelve gefchreven zij?" „ IV. Of hij oorfpronglijk in het Grieksch gefclvê'Ven zij? " „ V. Van waar, en wanneer, deze Brief verzonden zij?" „ VI. Wat den Schrijver aanleiding gegeven hebbe, tot het fchrijven van dezen Brief, en, derhalven, welke deszelfs hoofd-oogmerk zij?" Wij zullen onzen Lezers, de gedachten van den Profesfor, op deze vragen, bij verkorting, mededeelen. ,, De Brief heeft een regelmatig gezag , of behoort: tot den Canon des N. T." Dus redeneert de Profesfor: „ Een ftuk, dat van eene Aposjolifche oudheid isj dat de'  VERKLARING VAN DEN BRIEF AAN DE HEBRliëN. 039 de kenmerken draagt van een Apostolisch gefehrift; en, dat men in de Christen Kerk, van de vroegfte tijden at, daar voor erkend heeft; zoodanig ftuk wordt, met recht, als regelmatig, aangenomen: maar nu, dit alles kan van dezen Brief bewezen worden; derhalven, is dezelve, te recht, in de Verzameling der Heilige Schriften van het Nieuw Verbond ingevoegd. " Deze 1 uitreden wordt, dan vervolgends, in zijne bijzondere deelen, ontvouwd en bewezen. De Schrijver van den Brief is paulus. Het beiluit, het welk de Profesfor, ten dezen aanzien , §. IX opmaakt, is: „ Het Bovenfchrift dezes Briefs meldt paulus als deszelfs Schrijver: het is boven den Brief gefteld , in eenen tijd, toen men weten kon, wie de Schrijver was. Zal men het verwerpen , men moet bondige redenen hebben, die de valschheid van dit Bovenklink duidlijk aanwijzen. De redenen, die men hier voor bi jbrengt, zijn in 't geheel niet voldoende — bij gevo.g, men kan berusten , in het geen dit Bovenfchrift ons leert, te meer, daar geen één handfehrnt ooit gevonden is, waar in een ander, als Schrijver, voorkomt." Dit Wordt §. X nog met andere redenen geftaafd. De Brief is aan de Hebreen gefchreven , dat is, bijzonder , dc geloovige Joodeu in Judea, en wel te Jerufalem; en, zegt de"Profesfor Bladz. XXVIII, ten einde 'petrus toefpeling op dezen Brief, met deze gedachten overeen te brengen; „Niets is eenvouwiger , dan te ftellen — dat paulus dezen Brief gefchreven hebbe, ten gemeenen nutte van de geloovigen uit de Jooden _ dat hij denzelven, allereerst, verzonden heeft aan de Kerk van Jerufalem, en daarom , op verfcheidene plaatfen , meer bijzonder de omdandigheden van die Gemeente heeft ondèr het oog gehouden — dat deze Brief , vervolgends , van daar verzonden is aan de geloovige Jooden in de Verftroojing — en dat petrus, die een Apostel der befnijdenisfe was , gerede kennis hier van, en dus gelegenheid , zal gekregen hebben, om die geloovigen onder het oog te brengen, dat zijn geliefde Broeder paulus aan hun, over die zelfde zaken, welke hij behandelde, naar de wijsheid, hem verleend , gefchreven hadt. " Nopens de oorfpronglijke taal, in welke de Brief zal gefchreven zijn, neigt de Profesfor tot de gedachten, dat dezelve in 't ffebreewseh door den Apostel is op-  ^4° - g. b o N n e t gefteld en dat wij 'er enkel eene overzetting in % Grieksch van hebben, doch door iemand vervaardigd, die ook begunft.gd was , met de leiding van den H ftdd'e 'dïr? WaC? *tgt dePr«^ * indien men ltdde, dat paulus zelve - aulks gedaan hadt2» _ nm hrS\ bJT» " dan genoegzame reden, om ha getu.gems der Ouden , dat deze Brief, oorfprong- fa, inhet Hebreeuwsch , gefchreven, en, vervolgend m het Grieksch overgebragt zij, te verwerpen. En! neemt men dit aan, dan kan men eene voldoende reden vmdeö, niet alleen voor het verfchil van ftijl, maar ook, voor het agter aten van des Apostels gewoon oafchrifc! wrm.ts dit , in de Griekfche overzetting, als gefchik voor Jooden, buiten Palestina, niet te p"as kwam. " T p! au* n.\-JtaJré Schreven Hoofdft. XIII: 24. In een oud H.mdlchrift wordt Rome genoemd. En, zegt de Hoogleeraar, „ du fchijnt met de waarheid over een te komen. Doch de bepaling van den tijd , wanneer de brief gefchreven zij, welke michaclis in het jaar 62 ot 63 van dc gemeene Tijdrekening (telt , en wel even voor het Paaschfcest, wanneer 'er de beste gelegenheid was , om vau Rome brieven naa Jerufalem te verzenden , laat hij in het midden , zonder iet , hier omtrent, vast te (tellen. , Terwijl de beandwoording van de laatfte vraag afzonderlijk wordt behandeld , fluit de Profesfor deze Voorbereidfelen, met het aanwijzen der nuttigheid van dezen Bnet, ter bevordering van geheiligde kennis, van waare' godsvrucht, en van wezenlijken troost, in leven en in fterven. Dus fpreekt hij Bladz. XXXV' en XXXVI. „Elk, die dezen voortreflijken Brief, met aandacht leest, zal gereedlijk toeftaan, dat men, in denzelven' de Godgeleerdheid vindt, beide van het Oud en van het Nieuw Verbond ; benevens eene nadere verklaring van eenige zeer gewigtige leerftukken des Christendoms , aangaande den Perfoon des Verlosfers * door het lezen van dezen Brief wordt men al meer bevestigd in de leere der waarheid, ook uit hoofde van haare overëenitemming met de leere der Vaderen, en met het voornaam oogmerk van den Levitifchen Godsdienst; over, eenltemmmg, die ons gelegenheid geeft, (op des Apostels voorgang,) de aanbidlijke wijsheid van God in het beftuur zijner Kerke, van de vroegfte tijden af, eerbiedig na te gaau!" Voords,  VERKLARING VAN DEN BRIEF. AAN DE HEBREëN. 64.I ,, Voords, de opmerkende Christen treft in dezen Brief dat alles aan, 't welk hem, in alle zijne lotgevallen, tot heilzaam onderwijs; in de beoefening van godzaligheid, ter krachtige aanfporirig; in rampen en tegenheden, tot overvloedige vertroosting; verftrekken kan." „ Hier leert hij zijne aandacht vestigen op het verheerlijkt Hoofd der Kerke , ,, dien Apostel en Hoogcn,, priester onzer belijdenis, dien Overften Leidsman en ,, Voleinder des geloofs," die ons is voorgegaan; die de voorfpraak zijns volks is in den Hemel ; die het werk, hem toebetrouwd, voltooijen zal, en eenmaal, tot onüitfpreeklijkcn troost der gantfche Kerk, „ gezien „ zal worden, van allen, die hem verwachten, tot za- ligheid." " „ Hier vindt de Christen, op eene aangename wijze, zijne gedachten bepaald bij een aantal uitmuntende voorbeelden , van vroeger en later eeuwen, welker gedachtenis, ter opwekking en aanmoediging van alle godvruchtigen, verlevendigd wordt: eene wolke van getuigen , welke deze belangrijke waarheid , die gelooft, zal niet befchaamd worden, ten fterkften bevestigt." ,, Eindelijk, om hem , in alle wisfelvalligheden, goeden moed te doen behouden , erïnnert hem deze Brief ecn aantal dierbare beloften, van tijd tot tijd, aan de Kerke gedaan, op welken ook de gelovige vaderen, in moeilijke omltandigheden , hunne hoop gevestigd hielden , en , die ééns haare vervulling zullen bekomen in dien dag , wanneer de Gemeente der Heiligen van het Oud en Nieuw Verbond, als dat faamverëenigd ligcbaam van het Hoofd der Kerke, jesus christus, geheel volmaakt zal worden. " Het oogmerk en redenbeleid van dezen Brief wordt,' vervolgends, afzonderlijk behandeld. ,, De Hoofdbedoeling van den Apostel is geweest, (Bladz. 13.) de Hebreen te wapenen, tegen het zielverderflijk gevaar, waar in zij verkeerden , en wel, door een klaar betoog van de ontwijfelbare zekerheid niet alleen, maar ook van het groot aanbelang der Euangelieleere: eene leere, die niet konde verzaakt worden , dan ten kosten van eene eeuwige zaligheid." — Het redenbeleid van den Apostel, en het beloop der zaken, in dezen Brief voorkomende, wordt, in de volgende Paragrafen, met deze opfchriften , naargefpoord: §. XIV. De Apostel onderneemt de voortreflijkheid van vad.bibl. viii. deel. no. 14. 3$ chris-  &12 C. BONNET , VEIUCL. VAN DEN BR. AAN DE HEBREëfT. christus perfoon en Priesterwerk in het licht te (lellen. §. XV. De drie eerfte verfen behelzen eene inleiding tot zijn betoog. §. XVI. Wat paulus in dezelven ten grondflag legt van zijne volgende redeneering? §. XVII. Wat hij op dien grond van christus getuigt? §. XVIII. Ën hoe hij , in de nadere bevestiging van dat getuigenis, te werk gaat? §. XIX. Eerst betoogt hij de voortreflijkheid van jesus christus boven de Engelen. §. XX. En brengt den Hebreen onder het oog, wat zij daar uit te leeren hadden. $. XXI. Het geen hij nader aandringt, met wegneming van eene fcïiijnbare tegenbedenking. §. XXII. Vervolgends, leert hij de voortreflijkheid van jesus christus, boven moses. §. XXIII. En leidt ook hier uit gepaste vermaningen af. §. XXIV. Eindelijk, vergelijkt hij christus met den Hoogenpriester, in het aardfche Heiligdom. §. XXV. En vordert van de Hebreen , bijzondere opmerkzaamheid: daar hij hun christus doet kennen, als eenen Priester, naar de ordening van melchizedek. §. XXVI. Verder, doet hij hen de voortreflijkheid van christus Priesterwerk zien, boven dat van het Aaronisch Priesterdom. §. XXVII. Uit het één en ander leidt hij wederom gewigtige gevolgen af. $. XXVIII. En befluit hier op dezen Brief, met de Hebreen aan te moedigen tot ftandvastigheid, op te wekken tot godzaligheid, enz. Gaarn zouden wij , aan onze Lezers , eene proeve van 's mans behandeling in de verklaring zelve hebben medegedeeld, maar, ons reeds breeder hebbende opgehouden met het Voorwerk , zullen wij dit befparen tot eene volgende gelegenheid , wanneer het Tweede Deel ons daar toe genoegzame aanleiding zal geven. Beknopte Letterkundige Gefchiedenis der Sijstematifche Godgeleerdheid', door a. ijpeij. Predikant, en PJ.dvan het Zeeuwsch Genootfchap der fVetenfchappen, te Vlisfingen. Tweede Deel. Te Haarlem, bij C Plaat, 1795. Behalven het Voorbericht 302 Bladz. hl gr. O&avo. De prijs is f x - 16 - : TJoe zeer het ook eene wonderfpreuk moge fchijnen, XJ- zoo is het nogthans zeker, dat dwaling nergens Hieer gevonden wordt, dan in het gebied der waarheid. Zij  a. ijpeij, bekn. lett. cesch* der sijstem. codcel. 6$$ Zij toch, die beftemd zijn, dezelve voor te ftaan, verzetten zich het meeste tegen haar, om dat de kortzichtigheid hunner oogen hen verhindert , het wezen van dèn fchijn te onderfcheiden en de vooringenomenheid voor aangenomene begrippen, die kwade geleigeest! hen onöphoudlijk dooien doet. Daar nu elke waarheid flegts één punt van zekerheid in zich bevat , hoe zeer moet dan de dwaling niet Vermeenigvuldigen , na mate de bijzondere meeningen dat eenig punt niet treffen en daaromtrent verfchillen , te meer, wijl haare glans alle die doolingen zichtbaar maakt , even gelijk het licht van den dageraad alleen ons de nevelen doet onderkennen. Eene treurige aanmerking voorzeker, die ons dan eerst fpijten moet, als wij bezetten, dat, boven de waarheid , het Opperwezen niets grooter geven, en de. mensch niets edeler ontvangen kon, want 'er is geen ongeluk, dat niet uit het misbruik van dit rijk gefchenk geboren wordt; — gelukkig is het ondertusfehen voor ons, dat, gelijk cicero elders zegt, de verdichtfels van het vernuft door den tijd verdelgd , maar de uitfpraken der waarheid en der natuur bekrachtigd worden. Dit waren onze gedachten, toen wij met deii Eerw. ij p e ij de Schooien der Godgeleerden in de zeventiende eeuw bezochten en in de orakels der waarheid zelve , zoo veel vooroordeel, partijzucht en kinderachtige begrippen vonden , offchoon Wij ook hier en daar een' verftandigen vriend der waarheid aantroffen, wien het in last gegeven werd , zijne tijdgenoten voor te lichten, en den nakomeling ten prikkel te verftrekken , om bij de rijke erfenis, die hij hem agter liet , zijne pogingen te verdubbelen , ten einde deze het goed, vermeerderd en verbeterd aan ons zou kunnen overhandigen. Dit Deel des Eerw. Schrijvers behelst den voordgang der Sijstematifche Godgeleerdheid van de Lutheranen en Hervormden in deze eeuw; — die der eerften verdeelt hij in drie tijdvakken, als i) van de Hervorming tot' aan de famenfpraak te Regensburg, a) van het Regens-' burgsch gefprek , tót aan het laatfte der zeventiende", eeuw , ten tijde van spener, 3) van dezen, tot op den tegenwoordigen tijd. Dewijl het eerfte en een' groot gedeelte van het tweede tijdvak, in het eerfte Deel behandeld is en hier voornaamlijk de verdienften Van spener overwogen worden, zoo is het verflag van den Ss a ftaat  644 a. ij p e ij ftaat der Godgeleerdheid, onder de Lutheranen, in dit Deel zeer kort, in vergelijking van dien der Hervormden , bij welken hij ook drie tijdvakken optelt , als i) beginnende met de fcheiding van.de Roomfche Kerk, tot aan den aanvang der 17de eeuw, 2) het invoeren der fcholastieke Godgeleerdheid, beginnende met makowski en eindigende met het jaar 1660, 3) dit laatfte tijdvak begint met coccejus, dat hier opzetlijk behandeld wordt, waar door den Schrijver eene gunftige gelegenheid door de gefchiedenis zelve aangeboden werd, om, overëenkomltig zijn voornemen, den hevigen twist tusfehen de Coccejanen en Voetianen. te verhalen, welke, zoo als onze Gefchiedfchrijver in zijn Voorbericht' te regt aanmerkt (*) , nergens opzetlijk en uitvoerig behandeld is, daar dezelve ondertusfehen zoo veel invloeds op de Hervormde Kerk hier te lande gehad heeft en nog tegenwoordig blijft hebben , want het kan niet anders, dan als eene voordduuring dier rampzalige oncenigheden, welke andere Gezindten met rede berispen, aangemerkt worden , wanneer wij nog tegenwoordig onderfcheid zien maken tusfehen de leenlingen van dezen en geenen Hoogleeraar, offchoon men zich voordoet, aan geene partij meer vast te hechten , daar ondertusfehen , om flegts. één voorbeeld op te noemen , in Rotterdam geen Leeriiar bij de Hervormden beroepen wordt, die niet van .den Voptiaanfchen aanhang is. De rede hier voor was eertijds, dat men in den jaare 1688 de Vroedfchappen dier Stad noodzaakte , een geheimen eed te doen, om.de Regeering met een' Stadhouder, en de Voetianen te helpen yerdeedigen , [en zo niet , dan te verbeuren vier duizend guldeHS en haare Vroedfchapsplaatfen (f) ; ,, 't is aanmerklijk zegt onze Schrijver, dat de Coccejanen ten allen tijde de hooge Landsregecring zeer eerbiedigden , en geene zoo groote voorftanders/.van het Stadhouderlijk Befluur der Prinfen vau Orange waren : daar integendeel de Voetianen dikwerf ecn fcherp woord durfden voeren tegen de wettige Regenten „ en voor uitftekende vrienden van het Örangehuis -.wilden gehouden worden. Zulks veroorzaakte, dat de eerfte in de gunst der Staaten kwamen, en de Prinfen C*) Bladz. 13. (t) Het Ver'éenlgd Nederland van martin et, Bladz, 387.  beknopte lettere. gesch. oer sijstem. godgel. fen tegen zich hadden , en dat de anderen zich de ongenade der Overheid op den hals haalden, en bij'de Orange-vorften hoog in achting Honden. " (*j — Tot een uittrekfel verkiezen wij mét onzen Schrijver de leerwijze van coccejus en eenige bijzonderheden van zijn Godgeleerd Itelfel op te geven: ,, Een vijand van de Peripatetifchë wijsgeerte, ja van alle wijsgeerte zijnde, hadt hij alle zijne krachten ingefpannen, alle zijne fcliatteu van wijsheid en geleerdheid bedeed , om de Godfpraken der H. Schrift te verklaren en op te helderen. Onder dezen arbeid was hem de zin der Bijbelwoorden overal zoo zaakrijk voorgekomen, dat zij alies betekenden , wat zij maar met mooglijkheid betekenen konden. Naar dezen zonderlingen ftelregel leidde hij de H. Schrift uit. De vervulling van heel het prophetisch woord, was, zijn's oordeels, christus, welke even daarom allerwege moest gezocht en ook gevonden kon worden. Hij befchouwde het gantfche O. T. den Levitifchen dienst, met alle deszelfs Kerkplechtigheden, die den Israëliten, als een flaafsch juk, waren opgelegd, en de geheele aauëenfchakeling der oude Joodfche gebeurenisfen , als iets voorbeeldigs, als eene grondfehets, of van christus zeiven, of van de goederen en lotgevallen des N. T. zoo als ze plaats zouden hebben tot aan de voleinding der wereld. Menig iets ook van 't geene de Heiland in zijn verkeer hier op de wereld gedaan, geleerd en geleden hadt, was, na zijne gedachten, eene affchaduwing vau de voorrechten des N. T. en van het geen voortaan in de Christen Kerk vóot zou vallen. De gantfche leer der waarheid, zoo als ze ons in de gewijde Schriften voorgedragen wordt, kon, volgends zijnd mening, het best verklaard worden, zoo men dezelve voeglijk deedt rijmen met eene huishouding der verbonden , welke God met het menschdom aangegaan hadt. Hij leerde dan , dat God met Adam een werkverbond en na het verbreken van hetzelve, een getiadeverhond opgericht hadt, waar van de tienwoord'ige wet een plcgtfpraak, (een formulier) was geworden, toen hetzelve ftaatlijk vernieuwd werdt met de Jsraëliten in de woestijne van Arabic. Dit was het O. T. zoo als het f**} Wagenaar Vader 1. Hist\ D. XIII. Bladz. 54, $7-63. D. XIV. Bladz. 445 en 450. Ss 3  646 a. ij p e ij het in den Bijbel geheeten wordt, waar bij hij mos es als Middelaar aanmerkte, en welk verbond hij beweerde van de zelfde natuur te zijn , als het nieuwe Verbond, door het Middelaarfchap van jesus christus opgericht. Uit kracht van dit O. T. waren, nademaal hetzelve voorbeeldig was, den Israëliten geene andere goederen toegevloeid, dan enkel tijdelijke, welke hun evenwel tot een onderpand verftrekten van betere goederen, waar van men onder den nieuwen dag het genot daadlijk hebben zou, de voorvruchten werden 'er toen alleen van gefmaakt, Gods goedheid voegde hun bij voorraad deze zegeningen toe. Even daarom moesten zij aangemerkt worden, niet zoo zeer als kinderen van God, maar als flaven, die geduurig in vreeze zijn. Op eene geheel andere wijze werden dus de geloovigen , onder het oude licht leevende, gerechtvaardigd, dan die, welke onder het nieuwe leefden. — Daar de Sabbat in de woestijn ingefteld was, en niet ten zevenden dage der wereldfchepping , moest men denzelven , als fchaduwachtig geweest zijnde, onder het N. T. voor afgefchaft houden. — Eindelijk verdeelde hij de gantfche gefchiedenis der nieuwe Kerk in zeven tijdperken oïPerioden, overëenkomftig met de zeven Br ieven, Bazuinen, Fiolen en Zegels in het Boek der Openbaring en de zeven gelijkenisfen uit het Euangelie van mat the us. " — De eerfte aanftoot , dien hij gaf, was de inftelling van den Sabbat, waar tegen zich op deeden essenius en hoornbeek, terwijl voetius zich verzette tegen de nieuwe onderfciieiding van uQecis en isa^taii ttlxapTiuv en maresius de huishouding der tijden aanrandde. Vervolgends werd de leerwijze van coccejus als eene fchadelijke nieuwigheid uitgekreten , door dien zijne leerlingen descartes, tot hunnen leidsman in de wijsgeerte kozen, welke maresius zoo zeer haatede, dat hij van de Coccejaanfche Leeraars zeide: ,, zij zijn Pelagianen, Socinianen, Papisten, zij baanen den weg aan de Hervormde Kerk, om weder te keren derwaards, van waar zij onder Gods zeegenend beltuur zijn uitgegaan, tot het Pausdom, tot het Heidendom: hunne leer riekt zelfs naar die van mahometh en is gegroeid op den geilen wortel van een wild Enthupasme. Ouders, die hunne kinderen aan zulke Leeraars ter onderwijzing aanbevelen , handelen even dwaas en onverftandig, als herders , die hunne fchapen bij de wol-  BEKNOPTE LETTERE GESCH. DER 5IJSTEM. GODGEL. 647 wolven ftuuren; de Coccejanen zijn Cartefiaanfcbe bokken Advocaten van den duivel — zij moeten atgelue- den worden, als verrotte leden." (*) Zie daar de taal der onverdraagzaamheid tegen leden van het zelfde Kerkgenootfchap , uit den mond van een der geleerdlte mannen van zijn' tijd! . Na de verfchillende predikwijze dezer beide lecten opgegeven te hebben , gedenkt onze geleerde Schrijver den ftaat der Godgeleerdheid in deze eeuw onder de Hervormden in Frankrijk en Engeland, waar na hij fommige vreemde gevoelens in de 17de eeuw opgeeit , als Vail amijraud, de la place, pajon, verschoor, van hattem, vlak, deurhof Cll anderen, waar bij de geenen, die hen wederlegd nepben en hunne fehriften worden aangehaald. Met verlangen zien wij het Derde Deel van dit geacht Werk te gemoet, het welk de gefchiedenis der Sijstematifche Godgeleerdheid van de Mijftieken , Mennonieten , Socinianen , Remonftranten en Roomschgezinden in de 17de eeuw behelzen zal, terwijl de Schrijver ons zegt, dat de Gefchiedenis der 18de eeuw nog in zijne aanteekeningen meerendeels verftrooid ligt, waar omtrent hij vooraf nog geene bepaling maken kan. ; Wij wenfchen den Eerw. Schrijver, dat zijn kerkgenootfchap zijne verdienften moge erkennen cn hem bevorderen , daar deze letterkundige Gefchiedenis hem van zelve aanbeveelt en zoo wel zijne belezenheid, als oordeel en onpartijdigheid in het helderst daglicht ftelt. (*) De abufu Philofophia Cartefianx in rebus Theologicis ac fidei. De daaling en val van het Sijstema der Engelfche Ftnantïèn , door thomas paijne, Schrijver van de Rechten van den Mensch, enz. Te Amfteldam , bi) Gartman, Vermandei en Zoon, Holtrop en Wijnands, 1796. 59 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f: - n Het oogmerk van den Schrijver , bij de uitgave van dit Werkjen , is, volgends zijne uitdrukking op Bladz. 5, geenszins om zich zeiven tot eenen Propheet op te werpen, als wel om üit alreeds bekende data, uit toevallen en facïa , welke het Engelsch Fondfen- Wezen S s 4 al-  ^43 T. p A ij n e alreeds openlijk doet zien, te betoogcn , dat hetzelve niet houden kan tot het einde van Mr. pitts leven, gefield dat hij eenen ordinairen leeftijd hebbe ; latende voords aan anderen over te voorfpellen, hoe veel vroeger dit gebouw zou kunnen inftorten. Niet ongegrond merkt de verdienstlijke Schrijver aan , dat elk Crediet - Sijstema 'er een is van papieren - geld • dat , ten aanzien der beide proeven , in Amerika en frankrijk daar mede genomen, in beide gevallen het geheele Capitaal werd uitgegeven, en het geheele Capitaal , in Amerika bekend bij den naam van Continental Moneij, en in Frankrijk bij dien van Asfignats, in circulatie kwam; dat zulks ten gevolge had, dat de hoeveelheid van dat papieren - geld, naar evenredigheid der bevolking en der hoeveelheid van voorwerpen, zoo onmatig hoog hep, dat de markt 'er van overkropt raakte, en zijne waardij viel. Verders tot het Sijstema van Engeland komende zegt p. Bladz. 6, „ dat hetzelve van dat van Amerika „ en Frankrijk in deze ééne bijzonderheid verfchilt ,, dat zijn Capitaal uit het gezicht gehouden wordt; ,, dat is , dat het in de circulatie niet voor den dag komt. Dat , zo 't geheele Capitaal der Nationaale „ fchuld, welke op dit oogenbhk vier honderd millioe„ nen ponden Sterl. bedraagt , uitgegeven werd in „ asfignaten of bills, en dit geheele zootje in circulatie „ gebragt werd , gelijk in Amerika en Frankrijk gefchiedde, de Engelfche asfignaten zouden vallen, zoo „ als die in Frankrijk en in Amerika gedaan hebben; „ en zulks nog lager, wijl zijne hoeveelheid geonëven„ redigder zou zijn tot de bevolking in Engeland, dan „ 't geval was in één der beide landen. Een nominaal „ pond Sterlings in zulke bills zou , naar 't gevoelen van p., geen halve penning waard zijn." „ Dat, fchoon 't Engelsch Sijstema , door aldus 't „ Capitaal uit het gezicht te houden , behoed is voor „ eenen fpoedigen ondergang , gelijk het geval was in „ Amerika en Frankrijk , het evenwel- 't zelve lot na„ dert, en zulk zal ontmoeten met dezelve zekerheid „ fchoon met een traager voortgang. Dat het onder„ fcheid in de maat van fnelheid , waar mede buide „ Sijstema's hun lot naderen, iu ronde getallen uitge„ drukt , als twintig tot één is; dat is , dat het Eh« „ gelsch Sijstema , om het Capitaal weg te leggen, in „ plaats  DE DAAL. EN VAL VAN HET SIJST. DER ENGELS. F1NAN. 6^9 ,, plaats van het uit te geven , in zich zeiven vatbaar „ was'om het twintig maaien langer te kunnen uitboucïen, dan de Sijstema's van Amerika en van Frank,, rijk: en dat het aan 't einde van dien termijn aan „ 't zelve 'gemeene graf van alle papierengeid zal „ komen. " Na aldus de duuring der beide Sijstema's , dat van weglegging van 't Capitaal op interest , en dat om 't zelve geheel uit te geven , als twintig tot dén vastgefteld te hebben, gaat p. vervolgends onderzoeken de toevallen van de daaling, naderende een volflagen dood , zichtbaar alreeds in 't Sijstema van Engeland , en die vergelijken met de foortgelijke toevallen in de Sijstema's van Amerika en Frankrijk. Hier na fpreekt hij van zes Oorlogen , die federt het begin van 't Engelsch Fondfen-Wezen plaats gehad hebben, als: De eerfte , welke eindigde in e 1697. De tweede, ■ ■ 1702. De derde, 1739. De vierde, i75ö« De vijfde , of Amerikaanfche Oorlog 1775. De zesde, of de tegenwoordige begon 1793. De kosten van deze Oorlogen worden door den Autheur naar eene zekere algemeene reden (ratio) bepaald, welke, volgends zijn denkbeeld, de natuur van de zaak zelve heeft vastgefteld. ,, Tot hier toe," zegt p. Bladz. 10, „kwam nie,, mand op den inval der mogelijkheid van eene derge,, lijke ratio , ten einde daar mede een zulk Problema „ op te losfen, dat is, te bepalen, zonder eenige ken„ nisfe van 't faclum , wat de onkosten van eenigen „ voorigen Oorlog waren , of welke die van eenigen „ toekomftigen Oorlog zijn zullen: echter is het zeker, „ dat 'er eene dergelijke ratio beftaat, zoo als ik zal „ toonen , en alzoo de wijze, om die toe te pasfen." „ De bedoelde 'ratio is niet in eene arithmetifche pro,, gresfie, als de getallen 2, 5, 4, 5, 6, 7, 8, 9; ,, noch ook in eene geometrifche progresfie, als de getallen 2, 4, 8, 16, 32, 64, 128, 256; Ss 5 „ maar  6jO T. P A IJ N E „ maar zij is in den voortgang van een half' op ieder „ voorgaande getal, als de cijfers (getallen) 8, ia, iS, 27, 40, 60, 90, 135." De redeneering van p. in dit laatde geval, wel verre van Wiskundig te zijn, druischt regtdreeks tegen de eerde beginfelen van die wetenfchap aan ; want , volgends zijne bepaling, zou de laatde reeks, zoo wel als de twee eerften, eene Progresfie, en wel van de zelfde foort als de tweede zijn, naamlijk eene geometrifche Progresfie, waar van de ratio alleen voor de vier eerde leden \\ is, en dus de vier laatde leden, wegens verwaarlozing der breuken, geheel en al van de reeks afgezonderd worden ; terwijl de voordgang eigenlijk dezen zou moeten zijn: 8, 12, 18, 27, 4o|, 60^, 9if,i3ö|g. Men ziet dus klaar, dat het zoeken van eene gemeene ratio, om toe te pasfen als een maatdok van meeting op alle de gevallen van 't Fondfen-Wezen, om daar door te bepalen de onderfcheidene trappen van zijne nadering tot den dood , overeenkomdig de gegronde aanmerking van den Vertaaler, in de Noot Bladz. 9, een weinig herslënfchimmig is: fchoon anders, over 't geheel genomen, als men het bijna plaats geeft, de redeneering van p. niet van fchrandere doorzichten ontbloot is. Daar voords dit Werkjen niet zeer gefchikt is, om 'er een wel famenhangend uittrekfel van te geven , zullen wij ons vergenoegen met den Lezer het volgende tot een proeve mede te deelen. Bladz. 29 leest men: ,, Een van de grappen, waar „ mede 't jan-pottagie-fpel van 't Fondfen-Wezen ,, daande gehouden wordt, is dat de interest regulier „ betaald wordt. Maar de interest altoos betaald wor„ dende in Bank-nooten, en daar men ieder oogenbhk ,, Bank nooten voor de behoeftens maken kan, zoo „ bewijst die manier van betaaling niets. De zaak te ,, bewijzen is: Kan de Bank contanten geven voor ,3 de Bank-nooten, waar in de interest betaald wordt? ,, Zo niet, gelijk dit klaar is, zoo moeten eenige mil,, boenen Bank-nooten onbetaald blijven, en die on,, der derzelver inhouders, welken 't laatst om betaa„ ling komen, zullen 't flegtst ftaan te kijken. Wan- „ neer  de daal. en val van het sijst. der engels. finan. 65 I , neer de munt voorhanden uit de Bank weg betaald ',' zal zijn, is 't zoo goed als onmogelijk te zien, van „ waar eenen nieuwen voorraad zal aankomen. Gee„ ne zal 'er komen uit de taxen; want deze znllen „ alle in Bank-nooten betaald worden; en zo de Re„ geering Bank-nooten weigerde in betaaling der ta,, xen, legt het in ééns met 't crediet van de Bank. Geene contanten zullen komen van 't disconteeren „ van Kooplui's Wisl'els; want ieder Koopman zal de„ ze Wisfels betaalen in Bank-nooten, en niet iu geld. „ Alzoo is 'er geene mogelijkheid over voor.de Bank, „ om eenen nieuwen voorraad van contanten te beko„ men, als eens die voorhanden zal uitgegeven zijn. „ Maar behalven de onmogelijkheid om de imerest van „ de gefundeerde fchuld in contanten te betaalen , „ zijn 'er veele duizenden menfchen in Londen en op „ 't land, die inhouders zijn van Bank-nooten, wel,, ke in hunne handen kwamen langs den eerlijken weg „ van Koophandel, en die niets in de Fondfen heb„ ben , en alzoo deze menfchen de hand niet gehad „ hebben, om de vorderingen op de Bank te vermeer- deren, zoo als zij gedaan hebben, die voor hun bijLu zonder eigenbelang, gelijk boijd en anderen, con- tracteerende, of waanende te contracleeren , voor ,, nieuwe geldleeningen waren, zullen zij begrijpen , . „ dat zij een billijk recht hebben te vorderen, dat zij . „ 't eerst betaald worden. Boijd is in Frankrijk leep „ genoeg geweest, om zijn papier in contanten te „ verwandelen. Ook zal hij leep genoeg zijn, om 't „ zelfde in Londen te doen: want hij heeft het reke„ nen geleerd, en naar oogenfehijn zal hij dan naar ,, Amerika aftrekken." Eindelijk befluit p. zijne Verhandeling met deze I woorden: „ Als een particulier Burger van Amerika, en zoo ver J ,, als een particulier het doen kan , heb ik gewro„ ken (zo 't geoorloofd is deze uitdrukking zonder ,, eene onzedenlijke meening te beezigen) de zeedievej ,, rijen, door 't Engelsch Gouvernement gepleegd, op „ den Handel van Amerika. — lk heb Frankrijk we„ dervergelding laaten wedervaaren op het ftuk der „ Finantien; en ik befluit met Mr. pitt in 't aangezicht te rug te fmijten de uitdrukking, die hij van „ Frank-  652 w. morgan „ Frankrijk beezigde, cn zegge dat het Engelsch Fi,, naatje- Wezen is „ op den oever van en zelfs in een y poel van bankeroetspeelen. " Het bedr ie gelijke des Engelfchen Finantie-Wezens handtastelijk gemaakt, zijnde een betoog (niet gebouwd op loutere gis fin gen , gewaagde onder/lellingen of hatelijke befchuldigingen, maar gegrond op naauwkeurige ber rekeningen, op echte Staatspapieren en data) van de buitenfpoorigheid der Schuld van Engeland, en van de onmogelijkheid om op den duur te voorzien in \t betaalen der Intrest; als zijnde thans gedwongen tot die betaaling, enz. jaarlijks nieuwe fommen op te neemen. Alles ingericht om de Engelfche Natie, en alle andere Gegadigdens in die Schuld, wakker te maaken op het ftuk van derzelver belangen, door wi m o rgan, Lid der Koninglijke. JHaatfchappij. Naar de derde verbeterde Uitgave uit V Engelsch vertaald. In den Haage, bij j. van Geef, 179Ó. 52 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f : - 12. - : "ï7"olgeiids het Voorbericht, heeft de Schrijver van dit * Werkjen, zich in hetzelve alleen bepaald tot een onderzoek der gevolgen, welke dé tegenwoordige Oorlog reeds na zich heeft gelleept, ten opzichte der Geldmiddelen van het Britfche Rijk; hij hangt in hetzelve een tafercel op, waar uit voor elk, die eenigzins in ftaat is over Finantie-zaken te oordeelen, genoegzaam blijkbaar wordt, dat de uitgaven en bekostigingen der drie laatfte jaaren de Nationaale Schuld van Engeland zoo buitenfpooriglijk vergroot hebben, dat indien dezelve onvoorbeeldige verkwisting der penningen van Engelands fchatkist nog langer blijft aanhouden , zij ook, zoo als thomas PAijNji mede op goede gronden vast ftelt, onvermijdelijk zal moeten eindigen met bankroet te fpelen, en zich in den grond te helpen. Het geheele Gefehrift is vervat in zes Afdeelingen, als: I. Over de kosten van den tegenwoordigen Oorlog. II. Van de Geldleeningen in den tegenwoordigen Oorlog. III. Van de Nationaale Schuld. IV. Van de Vor-  HET V.EDRIEGL. DES ENCELSCHEN FINANTIE-WEZENS. ÓJ5 Vorderingen-, tot hier toe gemaakt, in de aflosfing der Nationaale Schuld. V. Van den aanleg van t Zinking, Fonds. VI. Gemengde Aanmerkingen. Daar het Werkjen. hoe grondig beredeneerd, en hoe zeer geftnafd door de laatfte Koninglijke Proclamatie van het Britsch Ministerie in dato 3 ■ September laatstleden , waar in het de uitgeputheid zijner Geldmiddelen aan geheel de wereld openlegt, door de vrije vaart van Groot-Brittanje op Nederland, Braband en Italië, zoo wel als de uitvoer van alle Koopmanfchappen, uitgezonderd Krijgs- en Scheepsbehoeltcns, toe te Itaan, mits alles onder Neutrale Vlag, daar, zeggen wij, het Werkjen zoodanig is ingericht, dat het met wel mooglijk is een voldoend uittrekfel daar van te geven, zulks dat de Lezer niet minder dan wij 'van de waarheid der asfertie van den Schrijver overtuigd worde , zullen wij ons vergenoegen met flegts de volgeude aanmerking, Bladz. 41, daar uit over te nemen. „ Dat het deficit in 't inkomen hoofdzakelijk ontflaat „ van den defolaaten en overladen ftaat der Natie, ' blükt van zelveii: maar men moet ook bekennen, " dat het fpruit uit den aart der Taxen die laatftehjk opgelegd zijn. Met inzicht om den Oorlog min '" drukkende te maaken , zijn deze Taxen in zulke wijze opgeleüd geworden , dat zij de behoeftiger klasfe der Natie 't minst onmiddelijk aangrijpen. " Nu, daar deze kjasfe den grooten hoop der Natie " uitmaakt (eene klasfe, die, zo de tegenwoordige ', Oorlog aanhoudt, waarfchijnlijk vermeerderen zal) „ loopt het in 't oog, dat eene Tax, niet onmidde„ lijk betaald , nooit genoegzaam zijn kan. Zulke Ta„ xen, als om Hair-poeijer te dragen, om te jagen, „ enz. loopen 'er jn'eê heen, om de Lijsten van hulp„ middelen te vullen op 't Budget van den Minister; „ doch derzelver provenu, vergeleeken met de ernsti„ ge grootte van de publieke behoeftens, moet altoos „ beuzelachtig en verachtelijk zijn. Onze zwaarighe,, den zijn groot, en worden dagelijks grooter. De „ eenige manier, om die te boven te komen, is de„ zelve ftout in de oogen te zien, en wakker te wor„ den door een gezicht der ftraffe maatregelen, die zij „ in de daad vorderen, op 't ftuk van 't gevaar, 't geen „ ons dreigt. In plaats van dit manlijk gedrag , „ wordt de hoop van de Natie opgewonden door be- „ drieg-  654 auckland * dfieglijke Tafereelen van haaren rijkdom en Xvelvaafi reu. Men leert het Publiek te gelooven, dat eene Tax „ op de minst betekenende Artikelen in de daad een „ aangelegen tak van 't inkomen worden zal. Hier„ om wordt eene meenigte van deze Taxen geheven, „ eene meenigte van Beampten wordt noodig, om die „ te verzamelen; aldus vermeerdert de invloed, en het, „ inkomen mist; en de deficits bepleisterd wordende * m.et de aanvullingen van 't volaend Jaar, worden »» met alleen °ver 'c hoofd gezien, maar door 't mon,, tant van deze nieuwe aanvullingen te vermeerderen „ worden zij averechts verdraaid in een bewijs van „ den bloedenden ftaat van 't Land: want het geval „ yan m ftaat te zijn, om eene zwaare leening te doen, „ is beftendig aangevoerd als een bewijs, ten voordee,, le der grootere bekwaamheid van de Natie, om die ,-, te dragen. Het verdringen van roofzieke Geldlee- ners, de een den ander den voet zoekende te ligten, „ om te deelen in 't plunderen vau 't Land, onder„ Ichraagd door de kruk »van 't ingebeeld crediet van ., papiere Geld, zal misfchien den Minister in ftaat ,, (feilen om te triompheeren in de gemaklijkheid, waar A mede (le publieke Schuld opgehoopt wordt, en 't Palliatief van onvermogende taxatie zal hem mis,, fchien dienen ten bewijs van onze onüitpiitlljke res., (ources, om in deze Taxen te voorzien. " Alhoewel de vertaaling van dit Werkjen vrij ftroef is, belet zulks echter niet, dat het door onze Landgenoten met genoegen zal kunnen gelezen worden. Redenvoering van lord auckland, gedaan in het Parlement, over den toeft and der Finantiên van Groot - Brittannien. Te Amfteldam , bij de Wed. J. Dóll, 179Ó. 34 Bladz. In gr. Oclavo. De prijs is f: - 8 - : r J Tn eenen tijd , waar in de gemoederen van het Bataaf* fche Volk, fints lang de fpeelbal der baatzuchtige oogmerken van het Engelsch Ministerie, meer en meer verbitterd worden tegen eene Natie, die haare grootheid aan niets anders dan aan haare door geweld, en op de onrechtvaardigfte wijze, verkregene conquesten, en aan haare meenigvuldige zeefchuimerijën te danken heeft:  REDENVOERING. 655 heeft: in eenen tijd, waar in die Natie, grootsch op > haare vrijheid, onze Republiek den Oorlog aandoet, om , ftondt het in haare magt, haare pas ontlookene Vrijheid in de geboorte te fmooren; in dittijdftip, Lezer! (merkt dit wel op) wordt u deze vertaalde Apologie der Engelfchen, door eenen Nederlandfchen aterling in de handen geflopt. Elk, die eenige menfchenkennis bezit, voelt en bemerkt aanftonds, bij de lezing van het Voorbericht, de bedoeling van den Vertaaier. Immers fchijnt zijn oogmerk met de uitgave van deze vertaalde Redenvoering van lord aückland geen ander geweest te zijn, als om den aandacht zijner Landgenoten van de twee lofwaardige Werkjens van thomas pa ij ne over de daaling en den val van het Sijstema der Engelfche Finantien, en van w. morgan, ten tijtel voerende: Het bedriegelijke des Engel' fchen Finantie-Wezens handtastelijk gemaakt, af te trekken, en dus eene diverfie ten voordeele der andersdenkenden tc maken ; ten einde de Voorllanders van het Oranje-Huis moed in te boezemen, om toch hunne wraakzucht niet te laten bekoelen; maar zich tegen de wijze maatregelen, die thands, ter bevordering van den welvaart onzes Vaderlands genomen worden, hardnekkig te blijven verzetten. Wij zullen, om dit handtastelijk te maken, eenige regelen uit het Voorbericht van den Vertaaler hier ter neder (tellen. ,, Aangemoedigd door diergelijke belangrijke poogin,, gen onzer Medeburgeren," zegt de Vertaaler, (bedoelende hier hun welke de Werkjens van paijne en morgan in 't Nederduitsch hebben overgezet) , ,, overtuigd dat men een tapijt vau alle kanten naauw,, keurig befchouwen moet, wil men niet bedrogen, ,, of in zijne bedoelingen te leur gefteld worden, zet,, teden wij ons Werk des te ijveriger voort, naar „ maate wij, hier door, des te meer van deszelfs „ nuttigheid en noodzaakelijkheid overtuigd wierden. — „ Want hoe zeer lord aückland geheel en al „ verlihilt van paijne en morgan, en hij zijn ge„ voelen op eene allernadruklijkfte wijze, minder door „ redeneering, die dikwijls bedriegen kan, als wel ,, door daaden en proeven, die veel gewisfer gaan, ,, verdeedigt, zo was juist dat verfchil van opinie eene ,, reden te meer voor onze uitgave: gemerkt men daar „ door des te beter in Haat gefteld wordt, om, na „ ver-  Öj5 aückland, redenvoering. ,, verhoor van de beide pleitende Partijen, een juist V oorcïeel te vellen over een onderwerp, dat zo"wel „ voor den Nederlandfchen Rentenier, als voör den „ Koopman , van het onberekenbaarfte belang is, en „ 't geen dus naauwkeurig onderzocht , en uit 'alle „ mogelijke gezichtspunten, befchouwd en waargeno,, men moet worden." Zou men nu hier niet met reden mogen vragen , waar zijn de daden , waar de proeven , die l. a. te berde brengt , en waar van de Vertaaler zoo veel ophefs maakt? Alles wat l. a. ten aanzien der Engcliche Wnantien bijbrengt, door eene vergelijking te maken tuslchen de inkomften van de Jaaren 1783 en 1795, berust op loutere onderftellingen, zonder eenig bewijs aangevoerd, en waar bij niet in aanmerking genomen wordt, de importante onrechtvaardige veroveringen en zeefchuimerijën, welke de Engelfchen in het laarstgemelde Jaar groot gemaakt hebben , en waar van de juiste waarde niet vóór het einde van den tegenwoordigen Oorlog zal kunnen berekend worden. . L. a. bewijst deze asfertie Bladz. 14 ten allerduidehikllcn , alwaar hij, na gezegd te hebben, dat de. Vreemde Producten, in 17S3 uit Engeland uitgevoerd, *> ^332,000, en in 1795 £ 10,743,000 bedroegen, unmiddehjk laat volgen: „ lk ftaa gereedelijk toe, dat ,, deze aanwas gedeeltelijk toe te fchrijven is aan de „ vernietiging van den Koophandel onzer vijanden , „ en aan de Coloniën, die wij hun met de wapenen „ ontnomen hebben; maar het blijft niettemin een be- wijs van onzen vermeerderden welvaart en voor,, fpoed, in die twee tijdperken met den anderen ver- geleeken." Wij meenen genoeg gezegd te hebben, om den Lezer in ftaat te ftellen over dit Gefehrift te kunnen oor-' deelen. Al was het maar alleen de naam van den beruchten l. a. zou men daar uit moeten befluiten, dat het Werkjen niet zonder de grootfte partijdigheid is famengefteld. Niets toch is meer in ftaat, om den door Engeland mishandelden Nederlander in woede te doen uitbarften, dan wanneer hij den tegenwoordigen Oorlog door dien Lord, aan de zijde van Engeland , als eenen rechtvaardigen en noodzaakelijken Oorlog ziet voordellen. Ver-  j. H. WILLET, VERZABlELi VAN PUtiLICATiëN£ ENZ. èjj Verzameling van Publlcatiën en andere meest belangrijke Decréteh der Provifioneele Reprefentanten yan het Volk van Holland, betreffende het binnenlandfche beftuur; federt de Regeerings omwenteling in 1795? 'enzi Hoor Mr. j. h. willet, Raad in den Hove van. Holland en Zeeland. Eerfte Deel. In den tiage, bij' J. C. Leeuwenltijn , 1796. 236 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f i - 12 - : Hebben wij een en andermaal de onderneming vari den Burger de haas, in het uitgeven der Gëéxtendeerde Notulen en Decreeten der Provifioneele Vertegenwoordigers van het Volk van Holland, in dit Ons] Maandwerk geprezen , de tegenwoordige arbeid, het uitgeven eener Verzameling van Publicati'én en Decreeten van die zelfde Vertegenwoordigers, keuren wij niet: minder onzen lof waardig. Want, alhoewel dezèl^é in den eerften opllag overtollig kan fchijnen , zal mén nögthans 4 zelfs bij eene oppervlakkige vergelijking; wel-^ dra bevinden, dat zoo 'wel de aart als het oogmerk: dier beide Verzamelingen geheel verfchillen. De eerêtgemelde bevat eene meenigte van Staatsflukken; Qenefdli* teits en andere rapporten, addresfen, requesten, brieven , enz. benevens de deliberatïén en advijzen daar over, welke allen in de laatstgenoemde vergeefsch zullen gezocht, en , overcenkomftig het oogmerk desJ Verzamelaars, daar in ook niet kunnen gevonden worden, als {trekkende „ blootelijk tot gerief der maat,, fchappij; doch allermeest van een aanzienlijk aantal ^, haarer individueele leden , wier bijzondere betrekking „ en pofitie tot en in dezelve hun zulk een hand* ,, boek, als den Burger hier wordt aangeboden,» on,, ontbecrlijk maakt. " . De eerfte is dus meer van eenen historiëelen, deze bepaaldelijk van eenen rechtsgeleerden inhoud, en gelijk de Staat- en Gefchiedkundige in de eerfte gelegenheid vindt, tot uitbreiding zijner kundigheden en ftof tot voldoening zijner wëetlust; zoo ontmoet de Regent en Rechtsgeleerde in de laatfte, in een korter beitelt; al dat geen ,, wat provifioneel de algemeene maat „ en rigtfnoer is, waar naar inzonderheid de Regent „ en Ambtenaar, in de behandeling vs!n de hem toej, betrouwde zaaken, vèrpligt is zich té gedragen: be^ad. eibl.viii.deel.no. 14. Tt jj öafri  658 R. FF.ITII EN J. KANTELAAR. „ handeling, die, zal dezelve deugen en van waarde of den volke nutbaar zijn, getrouwelijk op dien », leest gefchoeid en van den kant dier algemeene ,, maat moet getekend zijn." De nuttigheid van deze Verzameling bepaalt zich nu wel, volgends het geen wij dieswegens opgemerkt hebben, bijna geheel en alleen tot de Provintie Holland, maar is voor derzelver inwooneren daarentegen ook zoo groot en uitgebreid, en beveelt zich vooral door de kortheid van beftek en dus ook door de mindere kostbaarheid zoo zeer aan, dat wij daar in gronds genoeg meenen te vinden , om te vertrouwen, dat de Uitgevers^ bij deze flegts plaatslijke bruikbaarheid geen aanmerklijk nadeel in het vertier zullen lijden, maar dat hetzelve toereikend zal zijn , om hun door een genoegzaam voordeel aan te moedigen tot het voordzetten der uitgave; gelijk wij uit hun bericht zien, dat het Tweede en Derde Stuk, bevattende de Publicatiën en Decreeten van April tot September 1795, ook reeds op de pers zijn. Bijdragen ter bevordering van fchoone Kunflen en Wetenfchappen, uitgegeven door Mr. rhijn vis feith en jacobus kantelaar. Derde Stuk. Te Amfteldam , bij J. Allart , 1796. In gr. O&avo. De prijs is f 1 - 16 - : Dit Derde Stuk vervat het volgende: — Op den dood van een Kind. — Iets over het Treurfpel, Vervolg en Slot. — De magt van het geweten. — Aanmerkingen en bijvoegfels op het leven van correggio. — Aan een Beek. — Over het invoeren van Engelen en Duivelen, in Dichtftukken. — Aan licinius, naar horatius. — Samenfpraak over de waarde van het rijm. — Het droombeeld, naar hol tij. Het Eerfte Stukjen, op den dood van een Kind, heeft ons, om de eenvouwige fchoonheid en grootheid van de denkbeelden uitnemend behaagt. Zie hier den aanvang: Zo lang een Eik in 't woud Zijn hoofd om hooge houdt, Is hij een fpel van 't lot. Dat met zijn' grootheid fpot. Zijn  EIJDR. TER BEV. VAN SCHOONE KUNST. EN WETENS. 6$$ Zijn blad heeft in den worm, Zijn fchedel in den Itorm, Zijn wortel in den vloed, Die kabbelt aan zijn' voet, Een' vijand, die zijn pracht, En heerlijkheid veracht; Voor wien hij eeuwig beeft, Zo lang hij 't leven heeft. En een endweegs verder: Gelukkig 't rijsjen dan, Dat vroeg reeds rusten kan Dat jong gehouwen wordt, Of fchielijk heenen dort! Het voedde nog geen' worm; Het vreesde nog geen' ftorm, Die flechts door boomen vaart. En lage rijsjens fpaart; 't Gekabbel van den vliet Woelde aan zijn' voet nog nietj Het zag nog nimmer kwaad, Als dat weldadig kwaad, Dat het ter aarde floeg, En in de ruste droeg. Wij mogten gaarn het geheele Stukjen uitfchrijven.' Het is met K onderteekend. Na dat de Opfteller der Verhandeling over het Treurfpel in het vorige breed over het Griekfche en het Fran* fche Toneel gehandelt had, gaat hij in dit Stukjen over, om van den grooten shakespear, die een Toneel, volmaakt op zijn eigen hand, gefchapen heeft, te handelen. Hij roemt shakespear, als een uitmuntende genie, als den grootften Engelfchen Dichter, maar hij verheelt zijne meenigvuldige zeer groote onregelmatigheden en andere gebreken niet. Hij zegt, dat men het werk van dezen grooten man naarftig moet befludeeren , en dat men 'er dan veel nut uit kan trekken, maar dat men hem noch kan noch behoort naar te volgen. Iu eene aanteekening, merkt hij aan, dat de Duftfchers, die zich aan het naarvolgen van dezen beroemden man gewaagd hebben , meestal zijne fchoonheden niet bereikt, maar zijne gebreken verdubbeld hebben. Evenwel erkent hij , dat zij dus meer natuur in hunne ftukken gekregen hebben. Hier op gaat hij over, om van het Toneel van onzen tijd te handelen. Het bevalt den Schrijver niet , dat Tt a hec  66(3 r. feith en j. kantelaar het Vorftelijk Treurfpel bijna geheel van onze Toneelen wegraakt , en plaats ruimt , voor moderne dramaas , waar in veelal alle regelen der kunst overtreden worden, en die aanleiding geven , dat onze poëzij vervalt, en met haar de kunst van reciteren : zoo dat 'er bijna geeii Acteur of Aétrice meer is, die eenigzins draaglijk zes fchoone verfen agter elkander kan opzeggen. —• Hij telt de voordeelen , die aan het oude Toneel, naar zijn' oordeel, verknocht zijn, en maakt daar mede eene vergelijking tegen het moderne drama. Hij merkt aan dat het eerde het ver van het laatde wint , in regelmatigheid , 't welk hij bij de (tukken toont. -- Ook meent hij, dat het Treurfpel, meer dan iets, medewerkt om de poëzij onder een volk te bewaren , welk voordeel men bij de moderne dramaas veel al verliest — en dat het Vorftelijk Treurfpel, verfcheiden andere kunften , b. v. de kennis van de Historiën en de zeden der Ouden, de Schilder en Bouwkunst zeer Iterk in de hand werkt. En hij onderfteunt zijn geltreng oordeel over het moderne drama, met dat van knigge in zijne reize naa Brunswijk , die inzonderheid zeer laag oordeelt, over de Toneelftukken van kotsebue, die ook onder ons, helaas! zoo veel gerucht maken. Wij raden de liefhebbers van de zeer gebreklijke Stukken van dien losfen en onbedachtzamen Vcelfchrijver, dat zij de gegronde aanmerkingen, die hier over hem gemaakt worden, naauwkeurig lezen en overweegen, op dat zij, daar door verlicht, iinnnen fmaak niet geheel door hem en zijns gelijken laten bederven. Hij zal daar ook eene aanteekening vinden, ten deele vau knigge, ten deele van.den Schrijver zelve, die hem zeer zal doen twijfelen aan de morele grootheid van kotsebue. Evenwel wil de Schrijver geenszins het moderne drama geheel van onze Toneelen verdringen , hij wil alleen , dat het Treurfpel, als het meesterduk van het menschlijk vernuft , in zijne rechten bewaard wordt. Hij wil het moderne drama ook behouden , en hetzelve mat het Treurfpel op onze Toneelen laten afwisfelen , maar hij voorziet, dat het moderne drama zeer laag zal moeten zakken, door de meenigte van brekebeenen, die zich aan hetzelve wagen zullen. — Eindelijk wijst de Schrijver kortlijk aan, hoe hij de zaak van ons Toneel graag behandeld zag — doch wij kunnen hem niet verder volgen. Dit  bijor. ter bev. van sciioone konst. en wetens, 66t Dit Stuk wordt vervangen door eenen uitvoeriger! Lierzang van j. j. vf.rf.ul, gctijteld , de kracht vau het geweten, die zeer fchoon is. Dan volgen aanmerkingen en bijvoegfels, op de Verhandelingen van men gs, over het leven en de Werken van correggio, in vervolg van die Verhandelingen zelve , in de vorige Stukken geplaatst. Deze beftaari i. In aanmerkingen van den Ridder azara, die correggio verdeedigt, tegen eenige befchuldigingen van vasari, die het leven van dezen beroemden, niet met eene genoegzame oplettendheid en naauwkcurigheid, befchreven heeft. 2. In eenige aanmerkingen en bijvoegfels van van eijnden. Zij behelzen eenige bijzonderheden, het leven, de afkomst, het fortuin, de Werken en den Zoon van correggio, die de Schrijver van elders had bij een gezameld , eu van welke fommigen nog al van eenig belang zijn ; en voords ecn Catalogus van Schilderftukken die van en op naam van correggio , of van zijn Zoon, of van zijne leerlingen, of als in zijne manier gefchilderd , bekend zijn. De ftukken van correggio zelf, hier opgegeven, zijn niet minder dan 66. Van eijnden gelooft, dat men hier en daar ftukken voor origineelen van hem aanwijst, dl? 't niet zijn , maar hij gelooft teffens , dat men weer "Werken van hem misfen moet, en hij geeft hier van. goede reden. Dan laat hij volgen een lijst van Stukken die op naam van correggio of van zijn Zoon of van zijne leerlingen of als in zijne manier voorkomen; aan het hoofd van dezelve ftaan eene grafleggings van christus, en een leda met de Zwaan, die in 1676 te Rotterdam verkocht zijn, de eerlte voor f 3000 en de tweede voor ƒ 1300:-: — Van eijnden befluit deze bijvoegfelen, met de opheldering van eenige kunstwoorden. Ilij verdient, naar het ons voorkomt, veel dank voor den arbeid , dien hij aan dit uitvoerig ftuk belteed heeft. Dit ftuk wordt vervangen door ecu korten fraaicn Lierzang aan een beek. Verder ontmoet men hier eene Verhandeling, over het invoeren van Engelen eu Duivelen, in de Dichtftukken. De Schrijver verwondert zichdat , na zoo veel aanmerkingen als daar over gemaakt zijn, de mythologie nog niet uit onze Dichtftukken verbannen is , en merkt aan, dat men door in derzelver plaats Engelen en DuiTt 3 ve-  66a H. hana velen in te voeren , dezelfde en nog edeler fchoonbeden in onze Dichtftukken verkrijgen kan. Daar het be» ftaan van Engelen en Duivelen, over het geheel genomen, niet ontkent wordt van menfchen die den ChnstlijkenGodsdienst belijden,fchijnt dit eene zaak, die zoo duidelijk van zelve fpreekt, dat men zou denken , dat tot bewijs daar van geen opzetlijke Verhandeling van noden ware. Evenwel kan het nuttig wezen, hier een taamlijk aantal van voorbeelden van dit gebruik bij een te vinden. Onder dezelve is ook de fraaië Lierzang de wacht , dien wij, met goedvinden van deszelfs Opfteller, al voorlang in ons Mengelwerk zeer gaarne eene plaats gegeven hebben. Eindelijk wordt dit Stuk befloten met eene famenfpraak tusfehen een Dichter en een Jongeling, over de waarde van het rijm. Zij is eene verdeediging van het rijm, en eene wederlegging van het geene de Weener Dichter de nis daar tegen heeft ingebragt. De bewijsredenen waar van men zich bedient, verdienen overwogen te worden. Maar is het in dit ftuk ook geen waarheid: Variis motlis benefit. Henk.ici hana Oratio de Puerorum apud Gracos, Athenienfes inprimis, infiitutione. Publice diéla in Templo Novo A. D. XXV Martii 1796. Quum Gijmnafii Amftelodamenfis moderamen follemniter aufpicaretur. Amftelodami, apud P. H. Dronsberg, 1796. 43 Pagg. In gr. Quarto. De prijs is f: - 10 - ; Dat is: Redevoering van henricus hana, over de Inricht ting van het Onderwijs der Kinders bij de Grieken, voornaamlijk bij de Athenienzers, enz. Met deze wel gekozen ftof heeft de Burger hana den post, als Rector der Amlteldamfche Latijnfche School, aanvaard. — Om onze Lezers een behoorlijk verflag van den inhoud der Redevoering zelve te geven, moeten wij voor af melden, wat de Redenaar hier door het woord Inftitutio veritaat: al dat geene, naamlijk, waar door de Kinders van vrije menfchen bij de Athenienzers , van hunne eerlte kindsheid tot  oratio. 663 tot den manlijken ouderdom , tot eene rechtmatige kracht en fterkte des lichaams zoo wel, als tot eene juiste fmaak en beoefening van fraaie kunflen , van braafheid, eerlijkheid, deugd, enz. gevormd werden. Na in het algemeen hier omtrent eenige aanmerkingen te hebben medegedeeld, welke, met reden, zeer tot lof der opvoedings-wijze bij de Grieken Itrèkken, bepaalt de Burger h. zich , naar aankiding van het zeggen van terentius: neem een proef van hem in de "letteren, in het worstelen, in de muziek, ik zal zorgen dat hij ervaren is in al het geen een vrij geboren jongeling toekomt, of behoort te weten, (*) door bijvoeging van dc fchilderkunst, tot deze vier hoofdzaken", waar toe de geheele opvoedings-wijze bij de Grieken kan bepaald worden, tot de Letteren, Muziek, Schilderkunst en het Worstelen. „ De Letteren," zegt hij, ,, waar in de jeugd bij. „ de Grieken onderwezen werd , behelsden verfchei- de onderwijzingen of wetenfchappen, dewelke, daar ,, wij dezelve van de Schilderkunst en Muziek onder,, fcheiden, wij in deze orde zullen opnoemen , de ,, Grammatica, (letterkunde) Arithmetica (rekenkunst) ,, Geometrie (meetkunde) Aftronomie (fterrekunde,) ,, waar na zij, zo zij konden en wilden, tot de Rke„ thorica (redenrijkkunst) en de beoefening der wijs,, geerte overgingen." Van elk derzelver kortlijk iets. De Grammaticus (de Letterkundige) dan leerde de jeugd de eerfte beginfcls der letteren en fchrijfkunst, eu lag zich vervolgends tot het doen aanleeren van eene bevallige en aangename uitfpraak toe. Dan niet alleen om wel te fpreken, maar ook om wel te leeren leeven, deelde men in dezen tijd het nodig onderwijs mede; en hier toe bediende men zich van de Schriften der Dichters, als in de eerfte jeugd zeer gefchikt, om de edelfte gevoelens van braafheid eu deugd in te boezemen. — Vervolgends bepaalde men zich tot de Gefchiedkunde, zoo wel de fabelachtige, tot regt verlland der Dichters noodzaaklijk, als tot de waare, om ook hier uit, even als uit de Schriften der Dichters, drangredenen en voorbeelden van deugdzame gevoelens en (*) Terent. Eunuch, IU. II. vs. 23. fac periculum in li. ter is, fac in palajlra, in muficis, qute libirum fcire cequum est adolescenten!, folertem dabo. Tt4  fö^ H. HANA, ORATIO. en daden af te leiden, en de tedere gemoederen der jeugd ten nadruklijklten in te feherpen; om daar tegen de wandaden en ondeugden van anderen over te ftellen , en hen van het kwaad een affchrik te doen krijgen. Waar toe boven al de Historiën zeer dienftig zijn. Wat de Arithmetka (rekenkunst) betreft, hier in werden de Kinders der Grieken dus onderwezen, dat zij de teekenen en berekeningen der getallen al fpelende aanwendden; vervolgends werd hun een volkomeJier begrjp dezer kunst medegedeeld, die, volgends getuigenis van plat o, ook dé tragere verftanden tot alle andere kundigheden en wetenfchappen, voornaamlijk tot de Meet- en Sterrekunde plagt voor te bereiden en op te feherpen. Het gewigt toch en de hoogfte nuttigheid dezer beide kundigheden, werd den Griekfche jongelingen op het fterkst aanhevolen , en dit was in een Gemeenebest, het welk zoo veel belang in de Krijgskunde ftelde, volftrekt noodzaaklijk; behalven dat ook veele plaatfen der Ouden, vooral der Poëeten, zonder een behoorlijk begrip derzelver, niet kunnen verftaan worden. De Muziek , welke wij in de tweede plaats gefteld hebben, was bij de Grieken met de beoefening der iLetteren zoo naauw verbonden, dat een en dezelfde ineefter en de letteren, en de muziek plagt te ondeir wijzen. Men bragt hier en de zangkunst, en de behandeling der onderfcheidene, toen in gebruik zijnde, jnftrumenten, voornaamlijk der Lier, toe, en de Grieken lieten zich hier aan ten hoogften gelegen liggen, zoo dat, Volgends zeggen van cicero, hij, die hier in onbedreven was, bij hen voor onbefchaafd en niet wel opgevoed gehouden werd. 1 Om de jongelingen verder tot den fmaak van het fchoone en fraaie op te leiden en te volmaken, bepaal-: de men hunnen aandacht tot de Werken der Schilders en Beeldhouwers, waar van de Steden en Tempels der prieken overvloeiden. Eindelijk de Worstelkunst werd ook bij de Ouden in zeer. groote achting .gehouden., en de jongelingen werden bij hen van het tiende jaar, en fomtijds zelfs vroeger , tot het twintigfte , in het danfen , paardrijden, fchieten vau werpfteeuen en pijlen, in het wors-; ^elen en jagen, in het Lijceum. en andere oefenfehoo- lcn  republikein sc he r e d e v o e r in g e n. Jen onderwezen. Het welk alles zeer dienfttg was, zoo om de al te groote traagheid, en overtollige voch? ten te verdrijven , als om arbeid en fmart te leeren verdragen, en zich tot de moeilijkheden van den krijgsdienst voor te bereiden. Behalven dat dezelve ook zeer veel tot eene goede houding en vaardigheid des lichaams toebragten. —- Ziet daar het kort beloop dezer Redevoering. De Burger h. zegt, zich een weinig breedvoeriger tot de ftudiën der Letteren bepaald te hebben, om dat dezelve bijkans alleen in onze Schooien is overgebleven. — Verder wordt deze Redevoering met gepaste aanfpraken befloten. Republikeinfche .Redevoeringen. Eerfte Stuk. In 'sGravcnhage, bij J. Plaat, 1795. 192 Bladz. Ih gr. Oiïavo. De frijs is f 1 - 1 - : Reeds voor lang moesten wij deze Republikeinfche Redevoeringen hebben aangekondigd en beoordeeld, niet zoo zeer om dezelve aan te prijzen, dit kunnen wij niet, maar om onze Lezeren te waarfchuuwen , dat zij zich geen vodderijen, voor echte, goede waar laten in de handen ftoppen. — Doch deRecenfenten willen wel openhartig betuigen , dat de doorlezing van dit Stukjen hun te veel moeite gekost heeft, dan dat zij 'er zoo fpoedig mede konden voordgaan.'— In het geheele Werkjen was volftrekt niets, 't welk hunnen aandacht en leeslust kon uitlokken. Het beftaat uit eenige (zoogenaamde) Redevoeringen , alle over onderwerpen betreklijk tot het Patriotisme, waar in algemeen bekende dingen , op eene gemeene oppervlakkige wijze behandeld worden, terwijl men het gebrek aan bondige redeneering heeft zoeken te vergoeden door een winderige voordragt, die niets afdoet. — Hier en daar vervoert zijne verbeeldingskracht hem zoo zeer, dat hij het mooglijke reeds als zeker, het nog toekomende als reeds aanwezig voorftelt. De tafereelen door hem gefchetst van de jongfte omwenteling , en van onzen voormaligeti en tegenwoordigen toeftand, zijn veelal overgedreven, Veele dier gelukzaligheden, welke hij ons belooft uit de jongfte Omwending en uit onze tegenwoordige Vrijheid, behooren nog onder die pia defideria, (vroor Tt 5 me  ; <56<5 REI' U'BLIKEINSCHE we wenfchen) die, althans nog niet, vervuld zijn, en ten opzichte van fommigen mag men wel zeggen, zij zijn meer te wenfchen,, dan te hoopen. — Ons 'oordeel is wat ftreng, om hetzelve den Lezer als goede munt op tc dringen, zonder eenig bewijs : — te meer, daar de Schrijver waarfchijnlijk te veel liefdevoor deze vruchten van zijn brein en pen zal hebben , dan dat hij voctftoots onze prediking zou gelooven. Wij zullen dan eenige ftaaltjeus, ter ftaaving, aanhaalen, en wel uit die Redevoering, waar in het voorgaand en tegenwoordig (wel te verftaan, het Provifioneel) Beftuur, met elkander vergeleken wordt. — De voornaamfte kenmerken van het voorleden Beftuur opgegeven hebbende te beltaan in Eigenbelangzucht , Aristocratie, Overheerfching, Dwinglandij; Uitputting, pogingen om het volk te verblinden, en om hetzelve tegen de heilige zaak der Vrijheid in het harnas te jacen, — deze ondeugden, met zeer veel winderigen ophef, en zonder eenig ftellig bewijs, of eenige bijzondere daadzaak, dan alleen het invorderen van den vijfëutwintigften en tweemaal honderdften penning, gefchetst, en gevolgen der Godlijke oordeelen, onder de ijslijkfte bedreigingen gefchilderd hebbende, gaat hij voord om in tegen overltelling het geluk der Nederlandfche Natie, onder het Provilioneel Beftuur, ('t geen toenmaals plaats greep) af te malen. De kenmerken daar van geeft hij" op te beftaan in Algemeen belang, Volksregeering , Vrijheid, Gelijkheid, Broederfchap, pogingen om het'volk te verlichten en wijzer te maken, en de heilige zaak der Vrijheid te bevorderen. — Welk verftandige zal toch den Schrijver nabaauwen, dat „ eene Maatfchappij, „ waar elk voor zijn eigen belang zorgt, onweder„ fpreeklijk moet' te gronde gaan;" — wie zal het aanmerken als eene waarheid, die ,, van zelf fpreekt, zonder bewijs nodig te hebben, wijl de wetten en ,, rechten de eenige Schoren zijn van een welgeorden,, de Staat, elk die zijn eigen belang zoekt, die fteun,, pilaaren zo veel mooglijk zal omverwerpen , zich ,, boven de wetten poogen te verhellen, wijl hij de ,, algemeene grondregel zal betrachten, dat in troebel ,, water goed visfehen is." — In de daad een ftaaltjen van 's mans verheven wijsgeerte. — Wil hij over eigenbelang fchrijven, dat hij vooraf eigenbaat en eigenbelang leere onderfcheiden. Een mensch zonder eigenbelang  REDEVOERINGEN. 67 lring verliest de zenuwen van werkzaamheid: en een Gemeenebest uit zoodanigen faaingéfteld , moet zeker van tijd tot tijd verachteren eu eindelijk ten niet'? "•aan. Doch al bedoelde hij de ondeugd Eigenbaat, waar is dan het oorfpronglijke dier teekening, welke hij geeft, van ,, eene Republiek, waar in zuivere Vrijheid heerscht —, dat ieder burger van dezelve alle zijne vermogens infpant om 't algemeen belang te ,, bevorderen!" Gave God dat 'er zulk een Gemeenebest op aarde beftondt! doch zou het, bij de eindigheid en gebrekigheid van het menschdom wel beftaanbaar, wel mooglijk zijn? — Begeert de Schrijver intusfchen geen hoogeren trap van onbaatzuchtigheid, dan elk van Neêrlands ingezetenen tot dus verre getoond heeft, vordert hij geene meerderen, geene hoogere behartiging van 't algemeen belang, dan tot dus verre plaats g.'had heeft, en welke hij genoegzaam rekent ter herkrijging van ouden Luister, (zie Bladz. 97.) dan behoeft hij den moed geenszins op te geven; deze trap van algemeene belangstelling behoort zeer zeker, blijkens de ondervinding, onder het mensch-mooglijke. — De bekoorlijke fchets van de voorrechten der Volksregeering zullen wij woordlijk overnemen , en het aan elk overlaten, die zulks verkiest, om 'er voor zich zelf aanmerkingen op te maken. ,, Nu zullen geene ,, heerschzuchtige Grooten om hun goud, geen adelijke „ domkoppen om hunne Voorouders of geene laffe boos„ wichten, om hunne listen voorgetrokken of verhoogd „ worden, boven brave , verdienstelijke, en waare Vrij,, heidlievende burgers : nu zullen de ambten naar de ,, bekwaamheden uitgedeeld worden, daar men anders ,, dezelve , zonder op bekwaamheden te zien , weg„ fchonk, en een volmaakte familie-regeering iuvoer,, de. Nu zult gij, 0 brave burgers! geen jonge Laf,, bekken over u zien regeeren , die u naauwlijks een „ groet waardig achten. Nu kunt gij uwe eigen Ver,, tegenwoordigers kiezen, en hen na het aflopen hun„ ner Reprefentatie verflag en verandwoording afvorde,, ren." enz. — Zie hier eene fchets van de Vrijheid, die Neerland ten deele viel, in tegen overftelling van deszelfs voorgaand Lot. ,, Nu kunt gij vrijer ade,, men; te vooren gingt gij gekromt onder den ondraag,, lijken dast der alles vernielende overheerfching : op „ haare wenken moest gij rennen en draven , en nacht noch  6q"S REPBüllKEIKSCl) E „ noch dag hadt gij rust; elk uur waart gij in gewtëri ?> om al - j- geen gij nog bezat te verliezen ; en ieder „ oogenblik, om aan de gevloekte hecrschzucht opge„ ofterd te Worden (*); naamt gij u eene gade, op h'aa„ ren boezem zuchtte gij om uwen kluister — en gij „ teeldet kinderen, om flaven te worden; maar nu, nu »i Z'jt gij waarachtig vrij, nu zijt gij uw eigen meester. „ — Nu kunt gij vrij denken over Staatkundige en bur'„ gerhjke Onderwerpen. " (Goede hemel! was dan het denken voorheen niet vrij?} „ Nn ZU]kn geen „ heerschzugtige of dvyeepachtige Priesters door magt„ lpreuken uwe gedachten belemmeren en uwe denk»i beelden over Vrijheid,Gelijkheid en Broederfchap ver»» ketteren. — Nu zal de donder der hc-erschzucht u „ niet meer doen beven, en nu kunt gij ook uwe vrije „ gedachten door vrij fpreken aan anderen mededec„ len. — Ook vrij kunt gij fchrijVen, en uwe gedach„ ten door de Drukpers mededeelen , enz. " (f) Zeer naiv is de fchets van de Broederfchap — „Ver„ rukken moet het ons, daar wij te voren, niet, dan ,, met fiddering de wooningen onzer meerderen genaak,, ten, dat zij ons nu reeds ter halver wege te scmoet ,, komen, en vriendlijk de hand van Broederfchap toe„ reiken — fommige uit waarachtig gevoel van de waar„ de hunner medeburgereu , andere uit fjaaffche vrees. ,, Dan dit is alles hetzelfde , Broederfchap is en blijft „ de hoofdtrek van alle waarachtige Patriotten ; — en „ o daagde eerlang die dag dat wij alle de bewoners „ der aarde onze broeders konden hceten , dat wij overal de gastvrijheid vonden , en dezelve ook vau „ onze zijde betoonden! " Lezer! vindt gij deze teekening niet zeer juist en wijsgeerig?? Deze ftaaltjens kunnen , onzes erachtens , toereiken. — Recenfenten zijn van oordeel, dat men dc goede zaak van het Patriotismc geen voordeel doet, met de gebreken van het voorgaand Beduur te overdrijven , en de gelukzaligheid van het tegenwoordige breeder uitteme- ten, C) Zou de Redenaar hier ook aan de vrees voor de plunderzieke Engelfche troupen gedacht hebben? — ft) De Lezer gelieve zich te herinneren, dat dit in het jaar 1/95 gefchreven is; toen wist de Schrijver van geene waarfchuwingen aan Courantiers, van geene arresteq van eenig DagbladSchrijver. —  REDEVOERINGEN. 669 ten, dan naar waarheid. — Soortgelijke zal den aanhanger der voorgaande Orde van zaken niet verbeteren, niet overtuigen; het zal zelf den waaren Vaderlander laf en befpotlijk voorkomen. Wij zijn nog lang niet, waar wij zijn moeten, indien die voordeelen, die een waar Patriot zich van de jongfte Om> wenteling belooft, haar vol bellag zullen krijgen. Wil de Schrijver of Redenaar over Vrijheid en Patriotisme, op de gronden eener ordenlijke Gelijkheid en oprechte Broederfchap, (bij hem, volgends zijne betuigingen , zoo geliefkoosd,) redenen, dat hij dan eerst die grondflngen beter doordenke en zich dezelve eigen make; dan zal hij niet meer fpreken van den God van Nederland, en zijne beoordeelingen omtrend anders denkenden, waar onder toch zeer veele welmeenenden zijn, die onfchuldig dooien, zullen meer dien gematigden Geest ademen , welken de Broederfchap ons toefchijnt ce vorderen. — Wil hij fchrijven, dut hij dan vooraf wel wikke en weege, wat hij fchrijven, en vooral hoe hij wil fchilderen, ('t welk toch bijzonder in zijne fmaak Valt) ten einde zich zelf niet tegen te fpreken. Dan zal hij in de fchets eener prachtige koopftad, dezelve niet afteen uit fchitterende paleizen faam ftellen, in 't zelfde oogenblik, waar in hij derzelver inwooners teekent als wars van pracht en weelde, doch nijver, fpaarzaam en nederig Begeert iemand nog te weteu de inhoud dezer Redevoeringen, zie hier dezelve. 1. Over de Verlichting, 2. Over de vaarde der menschheid eit republikeinfche deugden. 3. Over de Maatfchappij. 4. Over de Vaderlandsliefde. 5. Over de Voorüordeelen. 6, Over den Godsdienst van vrije Burgers. 7. Vergelijking van 't voorgaand en tegenwoordig Beftuur. 8. De waare Vaderlander. 9. Over de beste Regeeringsvorm. 10. Op het fluiten der AU fiantie met de Franfche Republiek. 11. Tafreel van de eerfte opkomst der Verëenigde Nederlanden. 12. Aan mijn Va* derland. Chronijk van Zierikz'e, door j. de kanter, phIL. z., Notaris aldaar. Tweede Uitgave. Te Zierikzee, bij A. de Vos, 1, z. 1795. Behalven het Voorwerk, 477 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 2 - 13 - : Met veel vermaak hebben wij dit Werk van den Burger de kanteu gelezen. De inhoud is ten hoogften belangrijk, en de behandeling beandwoord in allen deele aan de waarde van het onderwerp; orde, zonder ftijfheid , en naauwkeurigheid zonder langdradigheid, zijn hoedanigheden, welke hetzelve, niet minder dan de bevalligheid van ftijl en befchaafdheid van taal , onze aanprijzing dubbel waardig maken. De alleszins merkwaardige lotgevallen der Stad Zierikzee, vali derzelver eerfte  670 J. DE KANTER fte opkomst af, vinden wij daar in, tot in de minfte kleinigheden toe , ontvouwd op eene wijze, die zelfs in die kleinigheden belang doet ftellen, daar zij met het geheel in zoodanig een verband zijn gebragt, dat zij 'er onmisbare gedeeltens van fchijnen uit te maken , en terwijl zij aan den eenen kant aan veele groote gebeurenisfen niet weinig lichts geven, aan den anderen kant veel toebrengen om de eentoonigheid, aan Werken van foortgelijken aart auders zoo eigen , weg te nemen en eene aangename verfcheidenheid daar in te brengen, die den aandacht leevendig houdt. Het geheele Werk is in Vijf Afdeelingen verdeeld, waar van De Eerfte handelt van de Si ad en haare Geftïchten; als Kerken, Godshuizen, Poorten, Bruggen, enz. De Tweede bevat eenige Korte geschiedkundige bijzonderheden, betreffende de wapenoefening, bloei en tegenfpoed der fcheepvaart, drooge zomers, ftrenge winters, vuurnooden, aard. beevingen, pest onder de menfchen , veepest, goedkoope en duure tijden, gemengde zaken. _ De Derde Afdeeling behelst een naauwkeurig verhaal van de vier belegeringen, die de Stad ondergaan heeft, als zijnde in het begin der veertiende eeuw driemaalen door de Vlamingen , en eens door de Spanjaarden in de zestiende eeuw, belegerd geweest. In de Vierde levert de Schrijver de merkwaardige gefchiedenis der Oproeren, in die Stad voorgevallen , waar van hij 'er vijf telt, als in 1472, 1570, 1672, 1747, maar het fchrikbaarendfte van allen in 1787 , het welk hij , om de Godloze plunderingen, die hetzelve vergezelden, betijteld heeft Oproer van 1787 of gruwel der verwoesting. Het tafreel, dat hij hier van ophangt, moet elk, die een menfchelijk hart in den boe. zem draagt, de hairen van ijzing doen te berge rijzen De nakomelingfchap zou naauvvliiks kunnen gelooven, dat diergelijke fchenddaden in eene geregelde Maatfchappij ftrafloos gepleegd waren, indien niet de menigvuldige zwarte registers van zoo veele Steden en oorden in ons Vaderland, die dit fchandjanr vereeuwigen zullen , de waarheid daar van buiten allen twijfel fielden. De Burger de kanter vergenoegt zich hier niet met de gebeurenisfen in derzelver verband en famenhang te verhalen^ en zijne gezegdens met de oorfpronglijke Stukken, welke hij in hun geheel mededeelt, te ftaven, maar hij klimt tot de algemeene en bijzondere oorzaken der onlusten van die jaaren op, legt die voor den Lezer ten klaarden open, en betoogt alles met eene kracht van redenen , die de overtuiging met zich voert. De herfteliing der Vrijheid, door de komst der Franfchen fa 1795, maakt de ftof uit van de Vijfde Afieeling. Hoe verfchillend is deze Omwenteling van die van 1787, in de voorige vermeld; hoe zeer contrasteeren deze beide Afdeelingen , naast eikanderen geplaatst ; bij het lezen der eerfte konden wij ons niet onthouden van uit te roepen: Wierdt  CHRONIJK VAN ZIERIKZEE. 67I Wierdt de braave Vaderlander Door de Wraakzucht aangcfpoord , Slaven ! bij den Vrijheids-ftauder Lnagc gij in uw bloed gefmoord! —- Maar welk een' geheel anderen geest , dan dien van Wraakzucht, ademen de gedragingen van de Vrienden der Vrijheid, bij hunnen triumph, hoe verfchillende van uien, welke den aanhang des Stadhouders bezielde, en welken zij, helaas! nog maar al te zeer doen blijken. Deze Afdeeling, waar agter nog als een Aanhangfel tot het Werk gevoegd is eene gefchiedkuudige opgave van uitmuntende en geleerde Mannen, die te Zierikiee geboren zijn of zich bij hunne Stadgenoten verdienstliji hebben gemaakt, wordt befloten met dezen hanlijken wensch des Schrijvers aan zijne Stadgenoten, in versmaat: „ Dat vrede en aangename rust, „ En milde zegen u verblij'; ,, Dat welvaart in uw' vesting zij, „ In uwe huizen vreugde en lustl „ Om vriend en broed'ren fpreek ik nu: „ De vrede zij en blijve in u ; Nooit moet haar nijd of twist verkloeken: „ Dat geen gekrijsch uw rust meer door'! „ Men nooit weer boozen oproer hoor': „ Maar elk zijn's broeders heil raoog' zoeken! „ Ja vrijheid, vrede, broederfchap „ Stijge in u (leeds van trap tot trap. — Dat deugd in uwe veste woon'! „ Zich daar op 't luisterrijkst vertoon! „ Dan wordt genaê van waarheid blij ontmoet; „ De vrede met een' kus van 't recht gegroet: ,, Dan daalt Gods gunst ook op ons nagedacht, „ Als dat hem vreest, zijn wil en wet betracht: „ Dan vindt zelfs de Eeuwigheid, in 's werelds jongden dond „ De vrijheid en de vreê nog bloeijend op uw' grond!" Het geen de Schrijver in de Tweede Afdeeling zegt van den bloei en tegenfpoed der Scheepvaart, zullen wij, als zeer merkwaardig, en tevens tot eene proeve van's Mans fchrijftrant kunnende dienen, hier geheel overnemen, endaar mede onze beoordeeling befluiten. „ Deze Stad, door haare ligging zoo zeer gefchikt voor den „ Zeebouw, heeft in haare fcheepvaart veele wisfelvallighedën on„ dervonden. — Reeds omtrent het jaar U04 begon men hier „ groote fchepen te bouwen, en de koopvaardij naar verfcheidene „ gewesten uit te breiden. Omtrent het jaar 1400 hadt zij boven alle andere Steden den voorrang in menigte en grootte van „ fche»  6?2 J. DE KANTER, CHRONIJK VAN ZIERIKZESi „ fchepen. In 1438 ondernam men de vaart op Spanier fints „ kwam daarin groote vermindering. In het jaar 1454 vergingen „ zoo veele knepen,dat 'er in éénen meer dan vijröoïderd vrou„ wen binnen de Stad weduwen werden, zoo als hier vooren * bi] den torenbouw is aangemerkt. Echter begon de vaart ,i eenige jaaren later wederom op te luiken. Omtrent het jaar „ 1500 was dezelve weder op Spanje en Lisfabon uitgebreid- — » mMrr "en laare,n lster kr^g zij eenen gevoeligen neep door" hec „ Zeefchuimen der Lubekkers • die veele fchepen wegnamen. In „ 1512 werden wederom veele, van deze Stad varende, fchepen " ,gMIven,V,wZwoIsen' bij eenen g^eldigen ftorm uit „ het West-Noord Westen. In 1519 vergingen nogmaals „ agtt.en groote fchepen mSt al het volk: flegts van twee werdt „ de roamehap geborgen. Dit verlies was des te gevoeliger om „ dat biet de ervaarenfte en beste Schippers en Stuurlieden orn„ kwamen, t Getal beliep wel vierhonderd zielen. In 16^ wer„ den negen en veertig viseh-fchepen, zijnde omtrent de helft „ der ge.ieele toenmaahge neering, op eenmaal door de Eneel„ fchen genomen. — De Regeering ftelde toen eene belooning „ van tien ponden vis. jaarlijks, zeven jaaren agter een voor „ elk, die een nieuw fchip zou doen aanbouwen. Dit hadt „ gewenschte uitwerking:zoo zeifs.dat deze belooning in \ vol„ gende jaar reeds weder konde worden ingetrokken." ,, Sedert kwam de fcheepvaarc wel wederom tot grooteren „ bloei, maar ook haderhand tot vermindering. Om de visfeherii „ aan te moedigen, werdt op den 14 November 1772 door'den „ Kaad dezer Stad eene belooning vastgefteld van ast honderd „ ponden vis. voor eiken nieuwgebouwd wordenden vischhoeker. " ;— Lieze fora wordt jaarlijks verdeeld over agt fchepen trek„ kende elk één honderd ponden vis. , tot dat ieder de volle „ agt honderd ponden heeft genooten, wanneer wederom vol„ gende fchepen, naar de tijdsorde der bouwing, invallen." „ Eindelijk kreeg de Zeevaart dezer Stad, met die van het ge„ heele Vaderland, eene doodelijke wonde in het jaar 1781 bij „ het uitbreeken van den Oorlog met Engeland. Verfche'ideri " ï!c!ieJPen vverden do°" den vijand weggenomen, Koopvaardij erl „ Visfcherij (loegen frats aan te kwijnen, en zijn tot heden niet „ herfteld. ,, Men rustte toen ook hier kapers uit , die eenige prijzen „ binnen bragten; onder anderen werdt op den 28 Oftober 1782 „ door Capitein jan willem sextroh, voerende het ka„ perfchip de Goede Verwachting, een Enge'fche Paketboot ge„ nomen; nog alhier voorhanden, doch een weinig vervallen " ":D^geheeIe ScheePvaart dezer Stad beftaat thands in '14, f, vïschhoekers, 4 oesterhaalders en 7 koopvaardijfchepen."  UITTREKZELS en BEOORDELINGEN. De Bijbel vertaald, omfchreven, en door Aanmerkingen opgehelderd. Door w. a. van vloten. Twaalfde Deel. Te Utrecht en Amfteldam, bij G. T. van Paddenburg en Zoon en J. Allart, 179Ö. 644 Bladz. In gr. Oftavo. De prijs is f 3 - 12 - : Dit Deel van het Bijbelwerk van den Burger vat* vloten, bevat de volgende Brieven van paulus, in deze orde: den Brief aan de Galatiërs, den eerften en tweeden aan de Corinthiërs, den Brief aan de Romeinen; aan de Efeziërs, aan de Colasfers, (dus fchrijft v. v. en niet Colosfers, gelijk gewoonlijk, om dat Colosfe bij de oude Aardrijkskundigen beftendig Colasfe wordt genoemd,) aan de Filippiërs, aan filemon, den eerften aan timotheus, aan titus, den tweeden aan timotheus. Allen zijn zij, op 's mans gewoone wijze, bearbeid, en voor eiken Brief gaat eene meer of min breedvoerige Inleiding. Wij hebben reeds zoo dikwijls gelegenheid gehad, om van de inrichting van dit Werk en deszelfs uitvoering te fpreken, en het is zoo moeilijk, uit hoofde van de ingewikkelde en duistere fchrijfwijze van den Burger v. v., eene fchetze van het beloop van zijne gedachten op te maken, dat wij ons van deze moeite, bij dit Deel, zullen verfchoonen, anders verdiende zijne Inleiding in den Brief aan de Romeinen, zeker, een kort overzicht, wij zullen ons liever, voor het tegenwoordige vergenoegen, met het geen hij in zijne Foorrede voor dit Deel, van zijne Denkwijze gefchreven heeft, aan den Lezer mede te deelen. „ Afkeerig om alles, wat ik leeraare, hardnekkig ftaande te houden, aan de déue zijde, ben ik ook geenszins de man, die door magtfpreuken, die bij mij niets bewijzen , mij van de verdediging en uitbreiding mijner gevoelens te rug te laten houden; het geen ik fchrijve, verbeelde ik mij, dat aanëengefcbakeld is, al is het dan niet in den gewoonen fchakel van de e"ëne of andere partij gefteld, maar uit beiden genomen , en door mij zelfs gefchakeld , in gevolge mijne zinfprenk: medium teuuere beati. — Ik heb 'er mij altoos op toegelegd, om zoo wel op het verband, als op de waarheden zelve, den aandacht gevestigd te houden." Doch, wij belijden, dat het voor ons meermalen moeilijk , en vaak ondoenlijk is vad. bibl. viii. deel.no. 15. V V 1 ge»  674 C HRISTIANUS geweest, om dien zelfs gefchakelden fchakel van 'smans gedachten en gevoelens te kunnen volgen. Wij verzenden dan, liefst, onze Lezeren tot het Werk zeiven, met deze opgave van onze gedachten over hetzelve, dat hij, diep peinzende, in de daad, veel zal vinden, het geen hem aanleiding zal geven , om verder te denken , al is het dan ook, dat hij zich, met ons, in het zelfde geval moge bevinden, dat hij den Burger v. v. niet overal bij kan houden, of op zijde blijven. Proeve, over de oprechtheid en volkomenheid des harten, welke God eischt van ieder mensch, wien hij zijne genadebeloften door het Evangelie laat aanbieden; voorgedragen als eene onmiddelijke vrucht, en het klaarst bewijs en kenmerk des vlaaren geloofs, en ah het eenig middel, ter genieting van den vrede en de vertroostingen des Evangeliums. Afgeleid en betoogd, pit de waare fchakel van de Geloofsleer der Hervormde Kerk. In twee Stukken. I Stuk, handelt, over de oprechtheid des ftaats. II Stuk, over de oprechtheid des wandels van een Christen, door christianus. Met eene aanprijzende Voorrede, door den H. E. II. G. Heer petrus abresch, Hoogleeraar en Akademieprediker op de Hooge Schoole van Stad en Lande , te Groningen. Te Leijden en Rotterdam, bij J. Hafebroek en A. van Houte en A. Bothall, 1796. 172 Bladz. In gr. Otlavo. De prijs is f: - 16 - : Welk een verbazend uitvoerige Tijtel! Daar het waar Geloof de groote hoofdzaak is, waar op het in den Christelijken Godsdienst aankomt, en daar 'er meer dan eene foort van Geloof is, dat geen onmiddeiijk verband heeft met de zaligheid, daar is het eene zeer belangrijke vraag : welk is de onfaalbare proef, of het beflisfend kenmerk, van God zeiven befremd, om ons de echtheid en waarheid van ons geloof aan te wijzen ? De Schrijver oordeelt het onderzoek van dit ftuk voor ons noodzaaklijk — ten deele, om dat de beginfelen en oogmerken van hun, die het geloof belijden, zich niet altoos zoo kennelijk openbaren; — ten deele, om de leer van zijn Kerkgenootfchap, aangaande het geloof, tot rechtvaardiging, tegen de onrechtmatige betichtingen van zulken, die lasteren het gee-  proeve , ov. de oprechth. en volkom. d. harten. 675 geene zij niet fchijnen te kennen, te verdedigen; — ten deele eindelijk, om de noodzaaklijkheid der geestelijke wedergeboorte en waare bekeering aan te wijzen. De Opfteller van deze Proeve onderneemt derhalven, de Leer van Gods Woord, aangaande dit ftuk, op te maken, en tbt dat einde eenige voorname waarheden der Geloofsleer voor te dragen. Hij is in dit voorftel zeer uitvoerig, doch het is ons voorgekomen, dat hij zich van veele gewigtige. waarheden zeer goede denkbeelden vormt, en dat hij de betrekking, in welke zij tot malkanderen ftaan, zeer wel voordraagt. Evenwel meenen wij , dat hij nog meer tot nut van min kundigen , die hij met zijn fchrijven eigenlijk bedoelt, zou gefchreven hebben, indien hij fommige dingen wat meer famen getrokken en zich van groote uitftappen gewacht hadde. Wij kunnen hem in alles niet volgen, en daarom zullen wij ook de eene en andere aanmerking te ruggehouden, die wij hier en daar bij ons zeiven gemaakt hadden. Zie hier wat hij ons leert van de oprechtheid, als een kenmerk van het waar geloof: „ God heeft gewild, ,, dat ons geloof, waar door wij zijne aangebodene „ genade in christus zouden omhelzen, van dien „ aart en hoedanigheid zou zijn , dat wij daar door „ vau harten bereid en gewillig waren, om, door zij,, ne genade, in alle oprechtheid te beandwoorden aan „ het groote doeleinde zijner genade. Beandwoord nu ,, ons geloof daar aan, maakt het in dezen ons hart ,, oprecht en volkomen met God , dan ligt daar in „ voornamelijk het bewijs, van deszelfs waarheid eu „ duidelijkheid." Dit bewijst hij verder, en dan toont hij, waar in eigenlijk een oprecht en volkomen hart beftaat, en hoe zulks onmiddelijk uit den aart en de oefening van het waar geloof voordvloeit , en dus een onbedrieglijk kenmerk van hetzelve oplevert. — De oprechtheid, waar van hij fpreekt, onderfcheidt hij, in eene oprechtheid des staats en des wandels. De eerfte maakt iemand tot een waar Christen, de laatste behoort tot zijnen wandel als zoodanig — verder wijst hij aan, dat de oprechtheid des harten eene werkzaamheid is van het geestelijk leven , [en dat zij zich openbaar maakt in de liefde tot —de gehoorzaamheid aan—en het vertrouwen op God in christus: waar op hij, na Vv 2 nog:  676 CHRISTIANüS nog eenige aanmerkingen voorgedragen en eenige bedenkingen , die zich zouden kunnen opdoen, onderfchcpt te hebben, dit Eerfte Deel van deze Proeve be. fluit. In het Tweede Gedeelte handelt hij, over de oprechtheid des harten van een Christen, opzichtlijk zijnen wandel. In den aanvang van dit ftuk, zegt hij, dat het geene hij de oprechtheid des ftaats noemt, eene voorwaarde is, waar op wij bondgenoten met God worden. Hij fchijnt voorzien te hebben, dat bet woord voorwaarde hier aan fommigen zou mishagen. Hij doet zulks in eene aanteekening blijken. Wij belijden, dat wij aan dit woord, op deze plaats, weinig zin hebben, en dat het ons voorkomt, aanleiding te kunnen geven, tot misvatting aan min kundigen, voor welke hij eigenlijk fchrijft. Ook begrijpen wij niet , hoe hier voorwaarden, in het leerftélfel van CHRisTiANus, in aanmerking komen kunnen. Doch hij verklaart 'er door te verftaan, de vaste en onverbreeklijke heil - orde , door God beraamd, waar door geen zondaar (kan zalig worden, dan in den weg van geloof en bekeering. Dit is de uitdruklijke leer van den Bijbel, wie zou daar iets tegen hebben? Alles zou hier derhalven op woorden twist kunnen nederkomen. Maar wanneer de man zelf vermoed, dat 'er kunnen gevonden worden , die geen behagerr in het woord voorwaarde vinden, waarom drukt hij zich dan niet liever zoo uit, dat hem zelfs geen vermoeden overblijft, dat hij iemand zal ftooten. De Verhandeling van des Christens oprechtheid , betreklijk tot zijnen wandel, is over het geheel genomen vol met goede en zeer gewigtige aanmerkingen , die Tiet waare Christendom een zeer eerwaardig voorkomen geven, en aanwijzen, hoe ver het 'er van daan is, dat men de leer begrippen, die c. volgt, met grond kan befchuldigen, dat zij nadeelig zijn aan de zedelijke verbetering des menfchen. Wij wenfchen van harten , dat God geve dat 'er veele Christenen mogen gevonden worden, in welke die oprechtheid van ftaat en wandel met der daad gevonden wordt, die hier wordt voorgefteld, en zonder welke de Schrijver, naar het 'ons voirkomt, met recht oordeelt , dat niemand grond heeft, om zich zeiven dat waar Geloof toe te fchrijven, waar aan de beloften van de vergeving der zonden  PllOhVE, OV. DE OPRECMTH. EN VOLKOM. D. HARTEN. G77 den cn de eeuwige zaligheid gedaan zijn. En fchoon wij voor ons, hier en daar, verfcheiden zaken wel gaafn wat anders uitgedrukt en voorgefteld hadden gezien, durven wij dit Boekjen gerust, vooral aan min kundigen, ter lezing en overweeging aanprijzen, en wij vercenigen ons met het zeggen van den Profesfor A-Bresch, in zijne korte Voorreden: ,, Voor zoo ,, verre ons bekend is, heeft niemand dit aangelegen onderwerp uit dat gezichtspunt befchouwd, althans ,, opzettelijk behandeld, waar in hetzelve door den ,, kundigen Schrijver van deze Proeve is voorgedra- ,, gen. 'Er is geen twijfel aan, of het ftuk zal van ,, anderen met geen minder genoegen, en zoo wij ver,, trouwen met geen mindere vrucht gelezen worden, ,, dan hetzelve van ons gefchied is." Philofophifche Gefprekken over de Voldoening. Door al lakd hulshoff, A. L. M. {fj Pflll. DoCt. Lid** van de Hollandfche Maatfchappij der Weten fchappen, en Leeraar der Doopsgezinde Gemeente, vergaderende bij den Toren en het Lam te Amfteldam. Te Amfteldam, bij G. Warnars, 1795. 102 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f: - 15 • : '"Pusfchenkomende omltandigheden hebben ons belet J- van dit Werkjen des Waardigen hulshoffs eerder verflag te geven. Daar hetzelve nu reeds in veeIer handen is, zullen wij ons met een kort bericht deszelven vergenoegen. Wij verkiezen dit te meer, om, daar het in Gefprekken is afgedeeld, hetzelve in zijn geheel dient gelezen te worden. — Zie hier dan kortlijk, het geen wij in de Inleiding lezen. ,, Het hoofddoel des Schrijvers is het fcherper be,, proeven der gebruiklijke redekavelingen over de zede,, lijkheid, vooral in de Goddelijke Natuur; en nader ,, te bezien, of de reden eenigen fteun kan geeven „ aan de Leere der ftrafgeregtigheid Gods, en voorts ,, aan de groote, de gewigtige en onderfcheidende Bc,, grippen, die het Euangelium troostrijk maaken voor ,, zig-kennende Ellendigen. De meeste Lezers zou„ den wel kunnen berusten bij het onderwijs van ca„ jus, (een' der Spreekers in dit- Werkjen) zonder „ daar door eenig gebrek te lijden. Maar wij worVv 3 „ den  678 a. hulshoff, philos, gksprekk. ov. de voldoening. u den ontrust door vijandige aanvallen, en hebben te ,, zorgeh voor het opkoomend Gellagt, bijzonder der ,, Kerkdijken. Hierom doet men niet genoeg , wau„ neer men eindigt met de gevvoone uitdrukking: God „ ftraft ter verheerlijking zijner Geregtigheid. Mtn ,, moet nog een ftap verder, gaan en zeggen: God is „ in zigzelven zodanig; men moet zeggen: de ftrafge„ regtigheid is Hem wezenlijk eigen, ze is zo eeuwig „ en noodzaaklijk, als alles wat behoort tot zijne van zelf m beftaande en volmaakte Natuure. Dit dan alzo zijnde, „ komt ons voorftel hier óp uit: God, als volmaakt Hei99 Hg en Hoogsteerbiedwaardig zijnde,ftraft ter voldoening „ aan zigzelven, als gehoond door de zonde, als belee„ digd door de oneerbiedigheid in de vrijwerkende fchep„ zelen; Hij ftraft aldus ook zonder verdere Bedoeling, ,, zonder zig een nog hooger Einde voor te ftellen. " — Dit begrip wordt in deze Gefprekken langzamerhand ontwikkeld en verklaard. Een begrip, het geen buiten twijfel veele verdeedigers, maar ook veele tegenftanders zal vinden. Wij prijzen het Werk, ais met veel oordeel en wijsgeerig vernuft gefchreven, aan alle denkende Christenen op het fterkst aan , terwijl wij hen, die begeerig mogten zijn 'sSchrijvers gedachten meer uitgebreid te zien, verwijzen naa zijne Verhandeling over Gods Aandoeningen , waar van wij boven Bladz. 387 verflag gedaan hebben. . Catechismus van de oorfpronglijke inrichting eener Maatfchappij , en de pligten en rechten van den Burger , volgends de natuurlijke Staatkunde, Biet een broederlijk hart opgedragen aan alle Vaderlandfche Cenootfqhappen, Sociëteiten, Wijk- en Volks-Vergaderingen in Nederland. Te Amfteldam, bij J. R. Poster, 1796. Het tweede jaar der Bataaffche Vrijheid. Behalven de Voorreden 70 Bladz. In Octavo. De prijs is ƒ : - 10 - ; Dir Stukjen is afgedeeld in de volgende zeven Hoofdftukken. eerste hoofdstuk. Over de woorden patri.ottismus en patriot. tweede hoofdstuk. Van de Maatfchappij in het algemeen. der-  CATECH. VAN DE 00RSPR. 1NR. EÊNffR MAATSCII. 679 DERDE HOOFDSTUK. ; Van de Wetten der Maatfchappij en van de pligten en rechten der Burgers. VIERDE HOOFDSTUK. Van de Inwooners, derzelver pligten en rechten. V IJ F D E HOOFDSTUK. Van de Regeering of het Beftuur der Maatfchappij. ZESDE HOOFDSTUK. Over het recht van Eigendom. ZEVENDE HOOFDSTUK. Van den Godsdienst. Waarlijk belangrijke onderwerpen , en waaromtrent wij met de grondftellingen van den Schrijver over het algemeen vrij wel kunnen inftemmen, offchoon wij moeten aanmerken, dat de ontwikkeling in fommige deelen wel een weinig uitvoeriger had kunnen zijn ; dan dit fchrijven wij toe aan het blijkbaar oogmerk, dat in het geheele Stuk doordraait , om flegts bij het algemeene te blijven en de grondflagen eener Maatfchappijlijke inrichting aan te wijzen, zonder in bijzonderheden te treden , waar toe eene verdere uitpluizing van deze of geene grondbeginfelen welligt aanleiding zoude hebben kunnen geven. De toepasfing zijner leeringen laat hij derhalven geheel'en al aan zijne Lezers over. De denkwijze van den Schrijver kan men na genoeg uit de Voorreden leeren kennen , en dewijl het daar in gefielde de grondflag uitmaakt van zijne redeneering door het geheele Stuk, zullen wij zoo veel daar van overnemen , als genoeg zal zijn, om den Lezer met de grondbeginfels van den Schrijver bekend te maken. ,, Bij veelen," zegt hij, „ doen de rechten van den „ mensch alles af, zonder dat de rechten van den burger „ bij hun in eenige aanmerking komen." ,, Bij mij daarëntegen doen de rechten van den burger alles af, en de woorden: de rechten van den mensch „ en burger; beteekenen bij mij niets meer en niets min,, der , dan: Rechten van den mensch, die niet alleen mensch, maar ook te gelijk, burger, en dus mensch en ,, burger tevens is. Want het fiaat bij mij vast, dat ,, de mensch, als enkel mensch, dat is in den natuur- ftaat, eigenlijk niet gezegd kan worden rechten te ,, hebben, behalven die, welke hij met alle andere die,, ren gemeen heeftj naamlijk, het recht, om van alle Vy 4 tie  J CATECHISMUS de goederen en vöordbrengfelen der natuur , waar hij die vindt, tot zijn onderhoud gebruik te maken; „ onafhanglijkheid van alle anderen, het recht vau zelfverdeediging tegen allen aanval en geweld , en dier„ gelijken meer; en dat alle andere rechten, welke aan „ den mensch plegen toegekend te worden , niet an„ ders zijn dan rechten van den maatfchappij'lijken mensch , „ den burger, welke op tegenövergeitelde pligten rus„ ten , en tot welker genot en uitoefening het nodig „is, dat men daadelijk lid eener maatfchappij, dat is , „ burger, zij. " Wat het is: daadelijk lid eener maatfchappij te zijn, en hoe men zulks wordt , vindt men nader verklaard in de Derde Vraag van het Eerfte en voords in het Tweede Hoofdftuk. Tot eene nadere proef diene een gedeelte van het Vijfde Hoofdftuk, over de Inwooners, als regtltreeks met de aangehaalde grondftellingen in verband ftaande. Vr. ,, Zijn allen , die zich binnen den omtrek eener „ maatfchappij bevinden , daadelijk leden dier maat„ fchappij?" Andw. „Neen; de maatfchappij kan wel fommigen, fchoon Vreemdelingen zijnde, in haaren kring en bi|,, wooning toelaten, en hun ook eenige voordeden der „ maatfchappijlijke verëeniging toeftaan , zonder hun „ daarom voor daadelijke leden te erkennen of verpligt „ te zijn, hun aan alle de rechten der burgers deel te „ geven." Vr. „ Hoe noemt men de zoodanigen?" Andw. ,, Inwooners of bijwooners." Vr. ,, Wat moet men in het algemeen omtrent hun ,, aanmerken?" Andw. „ Dat de inwooning geen recht Is, maar ftegts „ eene tijdelijke vergunning , aan Vreemdelingen , die „ geene daadelijke leden der maatfchappij zijn, toegc ,, ftaan wordende, tot weder'ópzeggens toe." Vr. „ Welke pligten hebben de Inwoone rs te be,, trachten? " Andw. ,, De maatfchappij bepaalt in de voorwaarden, ,, op welke zij iemand de inwooning vergunt, de plig„ ten, welke hij te betrachten heeft." Vr. ,, Handelt de maatfchappij, in het voorfchrijvcn ,, der pligten aan de Inwooners, willekeurig?" Andw. „ Neen ; het heil des Volks (dat is: van de „ daa-  VAN DE OORSPR. INRICHT. EENER MAATSCHAPPIJ. 631 „ daadelijke leden der maatfchappij) zij de hoog/Ie wet; „ — deze regel is ook hier het voorfchrift van haare „ handelwijs." & Vr. „ Deelen de Inwooners dan niet in alle de rechten „ der daadelijke leden van de maatfchappij?" Andw. „ Neen; de Inwooners, geene daadelijke leden der maatfchappij zijnde, kunnen ook geene aanfpraak „ maken op derzelver rechten. — Maar de maatichappij „ veroorlooft hun, bij vergunning, het genot^van fom„ mige rechten benevens de daadelijke leden." Vr. ,, Welke zijn de rechten, die de maatfchappij aan „ alle de Inwooners in het algemeen laat genieten?" Andw. „ Zoo lang de maatfchappij aan Vreemdelingen „ toelaat in haar midden te woonen of te verkeeren , „ genieten zij alle de rechten van veiligheid en eigen„ dom, even als de daadelijke leden der maatfchappij, ,, en zijn met al het hunne onder de befcherming der „ wet. " - '. * * Vr. „ Deelen zij ook in het recht van ftemmen over „ wetgeving of vertegenwoordiging ? " Andw. ,, Neen ; dit is een recht, dat uit zijn' aart ,, en natuur alleen aan de daadelijke leden der maatfehap,, pij toekomt , en aan niemand buiten dezehen afge,, liaan of medegedeeld kan worden." Vr. „ Waarom niet ?" Andw. ,, Om dat de maatfchappij onafhanglijk is van ,, allen , die buiten haar (dat is: die geene daadelijke ,, leden) zijn; en het ftrijdt met deze onafhanglijk,, heid, dat anderen dan zij zelve (dat is: anderen dan „ haare daadelijke leden, die de maatfchappij uitmaken) „ in haare wetgeving of beftuur iets te zeggen zouden ,, hebben. " enz. De éénige nodige eleElrike vonk in Nederland, zeer nuttig en dienjlig , ja ten uiterjlen tioodzaaklijk , ter bevordering van waare Verlichting en zuivere denkbeelden eener wezenlijke Vrijheid, enz. Alom te bekomen. 44 Bladz. In gr. Oclavo. De prijs is f: - 8 - : Zoo geheimzinnig de Tijtel van dit Stuk is , zoo vreemd is ook des Schrijvers redeneering, althans Vv 5 in  682 DE déNIGE NODIGE ELECTRIK.1Ï VONK in het inleidende gedeelte van hetzelve; want na uit de getuigenisfen van onderfcheiden Schrijveren de Vrijheids-min onzer Voorvaderen betoogd en aangetoond te hebben, dat dezelve voornaamlijk gelegen geweest is in het vasthouden aan hunne Oude Bond fehriften, Rechten, Voorrechten, Vrijheden, enz. maakt hij daar uit Bladz. 10, dit befluit op, doch zonder dat hij vooraf (gelijk had moeten gefchieden, zou zijne flotibm proef kunnen houden) bewezen heeft, dat in de handhaving dier Oude Bondfchriften, enz. de waare Vrijheid eenig en alleen gelegen is: „ Gij ziet uit dit alles, mijne waarde Medeburgers! „ welk gantsch verkeerd en allerrampzaligst denkbeeld „ veelen onder ons thands van de waare'cn wezen,, lijke Nederlandfche Vrijheid ten toon fpreiden, door ,, met zoo veel drifts te verlangen , dat alle Stedelijke „ RECHTEN, WETTEN, VOORRECHTEN dl VRIJHEDEN ,, mogen vernietigd worden. — Gij ziet dus hóe verre „ men van het regte fpoor is afgedwaald , door zich ,, in te beelden den onwaardeerbaren fchat der dier,, bare Vrijheid weer geheel en al tc zullen herkregen „ hebben in de gantsch onvoorzichtige bewerking van al dat geene, 't welk ons van dat allervoortreflijkst ,, gefchenk des Hemels geheel en al beroven zoude. — „ Gij ziet dus, hoe verdwaasd, verbijsterd en verblind ,, men is, door de edele Vrijheid zoo fpoorloos na te ,, jagen in dat geene, 't welk in de daad niet anders, ,, dan de ondraaglijkfte en waardchtigfle slavernij ,, zou wezen." Wij hebben uit het geen de Schrijver, aangaande de zucht onzer Voorouderen voor de handhaving der oude voorrechten aangevoerd heeft, wel gezien, dat zij daar in de waare Vrijheid oordeelden gelegen te zijn, maar nog geenszins het bewijs voor dat hun oordeel gevonden, en hebben dus nog niet gezien, dat elke afwijking daar van eene verdwaasdheid , verbijstering en verblindheid te noemen zij; of de man moest willen beweeren, dat men overal dwaalt, waar men van zijne Voorvaderen in denkwijze vcrfchilt. Maar de bewijzen zullen volgen; dus flegts eene kleine afwijking van de gewoone wijze van betoog, volgends welke men eerst bewijzen aanvoert, en dan het befluit opmaakt. Bladz. n leeren wij, wat de Schrijver voor de eeni-  in nederland. 683 ge nodige eleElrike vonk houdt , vau welke hij dus Fpreekt: De èènige nodige vonk derhalven, waar mede dat „ gedeelte onzer Natie, 't welk met zulke elendige be55 grippen aangaande onze overëdele Vrijheid toont be„ zield te zijn , even als op één en het zelfde oogen- blik behoorde ge'élecirifeerd te worden, is de on„ verwijlde herstelling en voords de ge- trouwe handhaving en bescherming „ van alle wettig-verkregene en w e l„ hergebragte vrijheden, voorrechten „ en rechten; — Wijl derzelver wezenlijke herftel„ ling, handhaving, befcherming en bewaring, de éénige waare middelen zijn , om de aanbidlijke Vrijheid in allen haaren wezenlijken luister en zuivere genoegens onder ons te zien fchitteren, en ons-het vreug,, devol genot van alle haare gelukzaligheden te doen bekeven." Nu gaat hij over, om uit den invloed der Gilden in verfchillende Steden van Holland en Gelderland op het Beftuur aan te tooncn , hoe veel deel het volk zelve, dat is alle de poorteren of burgeren , als meest allen tot een' of ander vau deze Gilden behoorende, aan het bellieren der gemeene Lands belangens gehad hebben, en dus hoe veel waare Volks-vrijheid 'er in die dagen in ons Vaderland plaats hebbe gehad. Wij laten het beoordeelen van de waarde der hier voorkomende bewijsgronden aan deskundigen over ; doch merken alleen aan, dat het recht van zich zeiven te fchatten, dat is , yan geene andere fchattingen en belastingen te dragen , dan waar in het volk zelve onmidlijk toegeftemd heeft , onder de meeste , zo niet alle vrije volken , altijd als het zekerst bewijs en tevens als de onwrikbaarfte fteunpijlaar der Volks-vrijheid befchouwd is. — En dat vooral dit recht door die oude Bondfchriften gewaarborgt en door onze Voorouderen altijd verdeedigd is , toont de Schrijver vervolgends met eeue reeks van bewijzen. Laat ons nog kortlijk zien wat hij , betreffende deze zaak, van de Stad Haarlem, onder anderen , aanvoert: Ook vinden wij aangeteekend, in de Memorie van „ rose, Bladz. 7 — 20; en bij de riemer, Befchrij„ ving van den Haag, II Deel, Bladz. 85 en 86; dat in 1444 de Gedeputeerden van Haarlem, in de Staats-* „ ver-  634 Dtf édNIGE NODIGE ELECTiUKE VONK „ vergadering in den Haag , zwarigheid makende hun„ ne toeftemming te geven tot zekere fchikking nopens „ de finantten , bij die gelegenheid verklaard heb ien • „ Dat zij niets konden doen, zonder alvorens Verga, » d'r'.nSJ belegd en het advies van hunne Vroedfchap , „ Kijckdom en gemeente te hebben ingenomen, waar „ uit dan ook ten klaarflen confteert, dat reeds in die „ tijden geene fcbikkingen aangaande de finaniien ,, kouden noch mogten gemaakt worden , dan na eerst „ en vooraf, ook onder anderen , het goedvinden van „ i)e gemeente of BURCERij der Stad Haarlem „ daar op verftaan te hebben." Dit zelfde toont hij ook aan van Dordrecht en meer andere Steden; en wanneer bij fommigen derzelven niet van de Gemeente maar van de Gilden gefproken wordt willen wij den Lezer nogmaals herinnerd hebben dat 900 als wij boven reeds zeiden, bijna alle de burgeren' voornaamlijk in die tijden tot een of ander van die Gilden behoorden , en de zaak dus , bijna op het zelfde neerkomt. Hoe is het, Burgers van Ikariemi — zegt hij ver„ der — mag u dat onfehatbaar voorrecht, 't welk „ buiten allen tegenfpraak een der fterkite bolwerken „ der waare en wezenlijke Vrijheid is; - ma°,, u dat onfehatbaar voorrecht, vraag ik, in dit „ tweede Jaar der Bataaffcne Vrijheid ook gebeuren? ,, — Moogt gij in deezen tijd, dien men immers voor ,, den tijd der eerste waare Vrijheid in dit Gemeene„ best wil doen doorgaan, — moogt .gij tans , vraa„ gen wij, ook wel dat onberekenbaar geluk bekeven „ waarop wij u hier beweezen hebben, dat uwe Voor! „ vaderen zich zoo zeer konden beroemen; dat geluk, „ meenen wij, dat, als het op uwe beurs aankomt, men ' „ alvorens tot een befluit te komen, en Placaaten, Pu,, blicatiën of Decreeten, deswegens te zien in 't licht „ verfchijnen , eerst en vooraf, ulieder toestem,, ming en bewilliging daarop inneemt? — Denkt „ eens na, waardfte Medeburgers! of deze aanmerking, „ in deze dagen, niet meer dan dubbel uwen aandacht „ waardig is! Staat 'er eens een oogenblik bij (til! Eu „ rekent eens na , of 'er tusfehen de Vrijheid uwer „ Voorouderen, en tusfehen die,welke wij tans beke,, ven, nog niet een zeer merkelijk verfchil is!" Van aanmerkingen omtrent ftijl, taal en fpelling ont- hou-  IN NEDERLAND. 685 houden wij ons opzetlijk; het getal der misdagen, vooral tegen de twee laatften is legio. Is het niet te bejammeren dat lieden, die de pen voor een Volk opvatten, niet tevens zoo veel achting voor de taal van dat Volk bewijzen, dat zij dezelve zuiver en regelmatig trachten te fchrijven ? VoVedige verzameling van alle Stukken, betreffende de af~ ■ fcheiding der Kerk van den Staat, door de Nationaale Vergadering reprefenteerende het Volk van Nederland. Met eene Voorreden, door c. rogge. Te Leijden , bij 1). du Mortier en Zoon , 1706. 423 Bladz. In gr. OElavo. De prijs is f 2 - 18 - : Men vindt in dezen Bundel bij een, alle de Stukken die tot het onderwerp , dat in den Tijtel vermeld is, betreklijk zijn, beftaande in 52 Propofitiën, Rapporten, Advijzen , Uecreeten, enz. van de Nationaale Vergadering, die allen in de Dagbladen te vinden zijn. Doch het zal voor veelen aangenaam zijn , dezelve hier zonder inmenging van iets anders , dus beknopt bij een te vinden en te bewaren. De Voorreden, die zo Bladz. bedaat, wordt door den Uitgever bedeed , tot de ontwikkeling en de voordragt van zijne denkbeelden , over dit gewigtig ftuk. Wij hebben de gelegenheid niet, om ons hier over breder uit te laten, doch het komt ons voor, dat zijne gedachten verdienen, dat zij naauwkeurig worden nagedacht. Alleenlijk oordeelen wij nodig , het volgende uit deze Voorreden letterlijk naar te fchrijven: ,, Uit de ftelling, „ dat 'er geene bevoorrechte Kerk meer zijn zal, leidt ,, de Spreker [lublink in het bekende Rapport} dit ,, gevolg af: ,, dat dan ook daadlijk de traktementen ,,,, der Kerkdijken ophouden, en daar door 1700 huis„,, gezinnen tot den bedelzak zullen gebragt worden." „ Zekerlijk de traktementen der Gereformeerde Predi„ kanten houden dan op ; maar in welken zin ? Voor ,, zoo verre de Kerkelijk en die als lands ambte- ,, naren, uit 's lands algemeene kas Ontvan- ,, gen. — In dit puncl zit toch de ongelijkheid. Zij ,, worden bezoldigd als Lands Ambtenaren, en de ove,, rige Kerkelijke perfoonen niet. Zij worden bezoldigd ,, uit de kas, welke het algemeen goed der Natie ïs, »» 3e  686 C. ROGGE, VERZAMEL. VAN ALLE STUKKEN, ENZ. „ de overigen niet. Maar door die ophouding der „ traktementen worden zij nog niet tot den bedelzak ,, gebragt. Want dan blijft de vraag nog over , heb„ ben die Gemeenten fondfen , aan haar als Hervorm„ den vermaakt? Deze is geheel juridiecq. Hier in be„ flist het beginfel der gelijkheid niets. Maar wordt dit „ pleit ten hunnen voordeele uitgewezen; dan zegt de ,, gelijkheid, beheeren de Disfenters hunne eigen fond„ fen, dit recht komt ook den Hervormden toe. De be,, heering hiervan door het Beltuur, is nog een over„ blijffel van de voormalige verëeniging van Kerk en „ Staat. Vraagt men verder , hoe gehandeld met de ,., geestelijke goederen van Katholijken afkomftig? Hier „ in beflist de gelijkheid niets. Toen de Staat dezelve „ aanfloeg, werden zij Nationaal — hij maakte van de„ zelve gebruik ten voordeele van de Nationaale Kerk. — „ Welk gebruik 'er nu, daar die Nationaale Kerk niet „ meer gekend wordt, van gemaakt moet worden, kan ,, alleen een wijze Staatkunde bepalen. Vraagt men „ eindelijk , kunnen de Kerkdijken, zo zij door deze „ fchikkingen nadeel lijden, geen aanfpraak maken, op „ fchadeloosftelling , ftaan zij in geen Contract met het „ Beltuur, op de publieke trouw aangegaan? Deze vrage is weder geheel juridiecq, en kan behoudens het „ beginfel der zuiverfte gelijkheid , ten hunnen voor,, deele worden uitgewezen." De Schrijver voegt bij dit laatfte deze aanteekening: ,, Die nu nog , dit lezende en met mijne uitdruklijke ,i betuiging, in de Voorreden, voor den tweeden Druk „ van den Godsdienst ttfgefcheiden van den Staat, als „ ook met het geheele Werkjen vergelijkende, mij durft „ befchuldigen, van te beweren, dat het Gouvernement „ de geestlijke goederen moet aanflaan , eu de trakte„ menten der Predikanten inhouden, laat ik aan zijne ,, domheid of eerloosheid over. " •— De-Lantaarn voor 1796, door amurath-effendi, Heklm - Bachi. Te Amfteldam in 't nieuwe Licht , 1796. 206 Bladz. In iimo. De prijs is f 1 - 8 - : T~\it Boekjen, in eenen fatihiquen fmaak gefchreven, f-* bevat, behalven eenen Almanach voor 1796, waar in alleenlijk de Maanefchijnen, benevens de dagen, waar op  A. EFFEN Dl , DE LANTAARN VOOR I796. 687 op de Zon- en Maan-Eclipfen voorvallen, aangewezen worden , verfcheide onderwerpen , welke alle meer of min belangrijk zijn, onder anderen: Over de Nationaale Opvoeding; Oorzaken der revolutionaire geestge- fteldheid der meeste Volken van Europa; — Gronden van misnoegen der Nederlanders ; —- het mislukken van den Veldtogt in Champagne; — van de Vrijheid; van Suriname , Demerarij en Berbice; — een woordjen ter affmeekinge eener politieke tolerantie; — digresfie over 't Committé van XXIV tot onderzoek der voorige Regeering; enz. Tot eene proeve zullen wij den Lezer van het laatfte, Bladz. 189, een kort uittrekfel mededeelen. De Schrijver , voornemens zijnde te handelen over het Committé van XXIV , benoemt om het gedrag der voorige Regeering te onderzoeken, de ftraffe der fchuldigen te bereiden, en den Staat eene gepaste fchadevergocding te bezorgen, verklaart alvoorens, dat hij direct nog indirect eertige connexie met het voorig Gouvernement heeft; dat hij van niemand zijner leden (qua. leden) eenige weldaad genoten, geen post te verliezenheeft, en door geen ander motief bezield wordt, dan. liefde tot waarheid en billijkheid. „ Ik tart," zegt hij, ,, den besten Hovenier een „ molik uit te denken, bekwaam om met meer fucces ,, de mosfen uit den boogaard te houden , als de vruch-. „ ten rijp zijn , dan dit Committé, wanneer het eens. ,, in daadelijke werking kwam, om een aantal van ze-. ,, ker duizend familiën , en daar onder de aanzienlijk„ ften, de gegoedften, de zulken quibus equus pater et- res, welken de grootfte belangen hebben bij den Staat ,, en zijne finantiën , 't Land uit te krijgen , in fpijt ,, van alle de belemmeringen tegen 't uitwijken of. ,, vluchten. " ■ Ten einde de Natie te overtuigen van de fchuld der „ voorige Regenten , is 't niet genoeg hen te kunnen ,, overtuigen van de averechtsheid hunner bedrijven. „ Deze dwaling is vrij algemeen; 't is een weg , dien men gaarne in wil. Op dat de fchuld der voorige ,, Regenten blijke, is 't noodig de Natie te bewijzen, ,, en dat zij, kwalijk gehandeld hebben , en dat zij op,, zetlijk den kwaden wil, de boosheid hadden, om te„ gen de overtuiging van hun hoof .1 en hart averechts • „ te handelen, ten einde de Republiek in den grond te „ hel-  688 A. EFFENDI „ helpen, r Is niet de dwaling, maar de wil om te „ dwalen, die de fchuld, de misdaad maakt! Wat fter„ vehjk mensch, kennende met alle zijne natuurgeno„ ten onze gemeene feilbaarheid, zoude anderszins het „ durven wagen zich te zetten op 't regeeringskusfen, „ indien hij, zijne (tem naar zijne overtuiging en de „ infpraak zijns geweetens uitgebragt hebbende, daar„ door dat eenige refolutie van achteren bleek den lan„ de nadeelig te zijn, zich in perijkel bragt zijne eer, „ zijn leven en bezittingen te verliezen? Onder 't te„ genwoordig bewind wordt geene refolutie genomen „ zal ik onderltellen , die niet heilzaam voor 't Vader„ land is. Maar geene of enkele wordt 'er genomen „ die gedebatteerd wordende, niet ontmoet tegenfpraak „ en antagonisten. Even nu als de voorftanders vau ,, landbedervende mefures onder 't voorig gouverne„ ment, alzo moeten dan ook onder het tegenwoordig „ gouvernement, volgends 't zelve principe, deze an„ tagonisten als tegenftreevers van heilzaame maatrec,, len, als verdervers van den Staat aangemerkt , °en ,, kunnen ('t gaat met eene moeite door) dan'ook ,, als ftraffchuldigen voor 't zelve Committé geroepen ,, worden." i * „ Een fraai huishouden!" ,, En in wat winkel vindt men brillen te koop, 'om „ te zien tot op den bodem van 't menfchelijk hart, ,, ten einde te bedisfehen, of onkunde dan opzettelii„ ke boosheid in 't fpel zij?" ,, 'Er is eene andere reden, die 't zoo goed als ,, onmogelijk maakt dit onderzoek der daaden van 't „ voorig bewind, op eenen geregelden voet, te kur„ nen voortzetten, of liever te beginnen. Alle veel„ hoofdige regeeringen zijn , door 't afgaan en aanko,, men der leden, een beweeglijk tafereel , verande„ rende van houding eiken dag. — De nabuur, in al,, les eene vriendin der verfcheidenheid, maakte geene ,, twee menfchen gelijk; en in een collegie van 30 le„ den zijn 'er geen twee van juist even groote talen„ ten. — In denzelven mensch is de geest en ge„ moedsgefteldheid heden geheel verfchillende van gis„ teren." ,, Onder 't voorig bewind werd de Souvereiniteit „ des Hollandfchen Volks gereprefenteerd door een „ corps van 300 Regenten. In 't beheer van alle de zaa-  DÈ LANTAARN VOOR I79Ó". 6&0 zaaken , bchoorende tot het algemeen bondgenootfehap der Republiek, deelde Holland alleen voor een zeven,, de ; en fchoon ik 't getal dér Regeeringsperfoonen ,, door de geheele zeven Provinciën niet optelde, zou„ de ik ^ bij raaming, dezelve ten minde op een getal „ van lócp durven begrooten. Nu werd 'er in de Ver9, gadering van H. H. M. geene refolutie genomen, be,, treffende eenige uitfteekende belangen der Republiek t „ als Vrede, Oorlog, Verbonden , het Militaire wezen „ te water ert te land, enz., waar over iliet vooraf gedelibereerd was in de Provinciaale Vergaderingen, en ,, in de Collegiën van Vroedfchappen der Steden , welke ,, afgevaardigden naar die Provinciaale Vergaderingen ,, zonden. Alzo kon geene landverdervende maatregel „ onder de voorige Regeering genomen worden , dan ,, na voorafgaande deliberatie van een aantal van dui5, zend Regenten. " „,Op dat nu 't Committé van XXIV (gefteld dat hetzelve de gave bezat, om den onvrijwillig dwaa3, lenden van den opzettelijk boozen Regent te onder„ fcheiden) naar de voorfchriften der rechtvaardig,-, heid, niet grosfo modo , even gelijk de'blinden na 3, de kleur flaan , maar zeer gefpecificeerd in ieder 3, geval, Voor ieder lid, op klaare ,- onwederleglijke 3, gronden, een zeer gedetailleerden Itaat der ftraffchul3, digheid der voorige Regeering zou kunnen uitbren* ,, geu, volgens dé vastgeftelde Landswetten en rrianie3, ren van procedeeren , en niet revolutionair, (dat is ,, tijranniek, willekeurig, fchrikbewindachtig) ■ om ,, 't corps der voorige Regeering (want Van enkele in,, dividu's, /wier ftraf'fchuldigheid men beweert een paal ,, boven water te zijn, is hier geene questie) een pro,, ces te kunnen aandoen, is niet minder noodig, dan dat dit Committé voorzien zij van eene naauwkeurige ,, fchaal, om daarmede te weegen den invloed, welken ,, uit dit duizend-tal ieder Regent hadt in 't proponee,, ren, delibereeren, modificeeren, restringeeren, delai,, jeeren , contrarieeren van eenige motie , waar bij de ,, welvaart-van de Republiek belangen hadt. En welk eerlijk , nadenkend Rechter vleit zich deze fchaal te ,, bezitten'? " —V 't Welzijn mijns Vaderlands, waar aan ik meer te,, der verknocht ben, dan iemand van eenig Cosmopoliet zou kunnen verwachten , doet mij hoopen , daÊ VAD. niuL. vm. deel.no. 15. Xx, men  CgO lu men de lu mine, „ men te rug zal keeren tot het voorbeeld onzer Voor„ vaderen , die in alles toch niet ftapelzot waren, en „ die door eene algemeene tolerantie een aantal van In„ gezetenen herwaarts lokten , wier nijverheid, voor„ fpoed en aanzien die van de Republiek waren. De „ uitwerkfelen van vervolgingen zijn dezelven , 't zij „ om de pretenfe zaak van God, of van Vaderland en „ Vrijheid. lu men de lu mine, of kort Ie grip van de Sterrenkunst, voornaamlijk van den omloop van de Zon , de veranderingen aan de Blaan , en hoe de Eclipfen aan Zon en Maan gebeuren; als mede hoe men de PaaschMaan berekent, en eenen Zonwijzer geteekend wordt. In 't licht gegeeven door t. d. In den Bosch, bij j. B. van Gulpen en Zoon, 1796. 71 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is'ff- » 18 f-i Dit zoo genaamd kort begrip van de Sterrenkunst is in ia Afdeelingen (door den Autheur deelen genoemd) vervar. De eerfte handelt over de Sterren in 't generaal. De tweede over de Cirkelen des Firmaments. De derde over de Spheer (Sph) De Orientaale en Occidentaale Zonnewijzers, c) De Equinoctiaale Zonnewijzer, d) De Middaglinie. Voords vindt men nog in dit Werkjen: 1. Toegift tot de volmaakte Tijdrekening. 2. Verklaring van het eeuwigduurend Tafelden van de Zondagsletters. 3. Over het YSlJfcllÜ tusfehen dea Oudea ea Nieuwen Stijl in  of kort begru' van de sterrenkunst. 691 in den loop van Zon en Maan. 4. Astronomifche Rekening tot Proeve van het verfchil tusfehen den Ouden en Nieuwen Stijl. 5. Tafeltjen, aanwijzende den Omloop der Tijdrekenkundige getallen. 6. Tafeltjen van dePaaschVolle-Maan voor vier Eeuwen. 7. Eeüwigduurend Tafeltjen van de Zondagsletteren. De grootfche tijtel van lumen de lumine, dat is licht van het licht, ;welke dit Werkjen aan het hoofd voert, is hier geheel verkeerd toegepast; want het geheel famenftel van deze Verhandeling, beftaat in eene meenigte duistere uitdrukkingen, tegenltrijdige gezegdens , en in 't oog loopende dwalingen. Wij zullen, om dit ons voorgeven te Haven, eenige ftukken, tot eene proeve, uit het Werkjen overnemen , en dezelve aan de waare gronden der Sterrenkunde, zoo als dezelve door de beroemdfte Sterrekundigen geleeraard worden, ter toetfe brengen. Bladz. 1, Art. II. zegt de Schrijver : ,, Aangaande „ de beweeginge der Sterren , zijn de gevoelens ver,, fchillende ; eertijds was het algemeen gevoelen, dat ,, de Zon, Maan en alle Sterren dagelijks haar beweeg,, den van den Oosten naar den Westen om de Aarde ; ,, en hedendaags wordt in de voornaamfte hooge Schoo„ len geleerd, dat de Zon ftil Haat; en dat de Aarde ,, alle 24 uuren eens omdraait, van West naar Oost, ,, waar door het fchijnt, dat de Zon, als ook de Ster,, ren, om de Aarde loopen van Oost naar West." Wijders Bladz. 2, Art. V. ,, In het midden van het ,, Firmament ligt de Aardbol onbeweeglijk. " Zou men hier uit niet moeten befluiten , dat de Schrijver ons, in deze verlichte eeuw, het oud en reeds verfjeten Sijsthema van ptolomeus weder zoekt op te dringen , door den ftilftand der Aarde en den loop der Zonne op nieuw te berde te brengen ? Men kan hier aan geen oogenblik twijfelen, als men flegts het laatfte in aanmerking neemt. Dan het fchijnt ons toe, dat het oogmerk van den Schrijver niet is geweest zich in 't openbaar voor eenen ftilftaanden Aardkloot te verklaaren , uit vreeze van de Hoogleeraaren der hooge Schooien , die in 't algemeen een rechtzinniger gevoelen aankleven , te belgen: doch zijne onbedachtzaamheid heeft hem misftappen doen begaan, die zijn gevoelen over dit zoo gewigtig leerftuk der Sterrenkunde zonneklaar aan den dag leggen. In de daad, niemand zal aan dit Xx a ons  °*92 lu men de lu mine, ons gezegde kunnen twijfelen , als hij Bladz. 4a leest „ Niettemin, gelijk het Sijstema van ptolomeus zij„ ne tegenwerpfels heeft, zoo heeft dat van coperni" S-m Q We,Iknde Aardkloots-beweeging en Zonnen„ ftilltand onderftelt) ook ai de zijne ; want behalven „ het Argument vau de Noord-Ster, dewelke altijd de„ zelve hoogte boven onzen Horizon behoudt, 't zij „ wij ond#, 't zij wij boven de Zon zijn; hetwelk no'o-„ thans een*distantie of verfchil is , gelijk wij boven „ gezegd hebben, van 64 millióenen uuren; zoo loopt ,, het tegen Gods woord aan , gelijk te zien is Pfalm „ 101. (*j Ecclef. Cap. L Jofua Cap. 10, zijnde deswc„ geus van den Paus, niettegenftaande copernicus ,, hetzelve aan paulus III hadt opgedragen, verwor„ pen , en onder de verbodene boeken gefteld • daar „ het nogthans een cartesius en andere naderhand „ wederom hebben opgehaald, zeggende, dat de Schrif„ tuur fpreekt en verftaan ;moet worden ad captum „ hominum , dat is te zeggen , gelijk de menfchen toen „ meenden dat het gefchiedde. " Hoe hier de Noord-Ster te pas komt, verklaren wii niet. te bevatten. Want of men de dagelijkfche en jaarlijkfche bevveeging aan de Zon, of wel aan de Aarde toelcbrijft, zal zulks in den ftand der Noord-Ster boven onzen Horizon geen het minde verfchil te wege brengen. Dat het Sijsthema van copernicus tegen Gods woord aanloopt , wordt door den Schrijver te vergeefsch gezegd; alzoo her bij de Geleerden van alle liezmdheden eene uitgemaakte zaak is, dat in de H. Schrift, in dat opzicht, naar de gemeene bevatting der menfchen gefproken wordt, en dat dus alles wat in dezelve voorkomt juist niet in den letterlijkften zin kan opgevat worden. Immers wanneer wij zulks doen wilden, zouden wij moeten gelooven, dat onze Zaligmaker op den eenen tijd een Wijngaard, op den anderen eene Deur, en weder fomtijds een Lam geweest is Nimmer js het oogmerk van de gewijde Schrijvers geweest ons te onderwijzen in de proefondervindelijke Wijsbegeerte of Sterrenkunde , of in iets anders , tot welks kennis wij door onze eigene viijt , zonder Godijke openbaring , komen kunnen, en dus is het klaarblijkhjk, dat men uit de H. Schrift niets, het welk deze Wetenfchappen betreft , afleiden of bewijzen kan. Wat hetPauslijk Decreet betreft, waar op de Schrijver hier (?) Staaten Bijbel, Pfalm CIV vs. 5.  of kort begrip van de sterrenkunst. hier het oog fchijnt te hebben , en dat voornaamlijk den onfterflijken galileus betrof, die Gods grootfte Werken in een nieuw Geheel-al het eerst gezien bad, en gedwongen werd de meest vernederende , het menschdom meest ontcerende verklaring, in den ouderdom van zeventig jaaren te doen , ten einde het gemelde ftelfel af te zweeren, hieromtrent zeggen wij, dat onze geheele ziel met verontwaardiging vervuld is, zoo dikwijls ons dat voorval voor den geest wordt gebragt. Bladz. 3 wordt gezegd , dat de Zon en Maan ook onder de dwalende Sterren (Planeeten) gerekend worden; en Bladz. 43: De Planeeten zijVin alle deelen „ zeer gelijk aan onze Aarde: het zijn donkere Bollen ,, gelijk de Aarde, van haar zeiven geen licht gevende „ als de vaste Sterren , maar krijgende het licht , dat „ wij aan haar zien van de Zón : zij zijn van dezelve „ form of gedaante, de een grooter, de andere kleiner „ dan de Aarde : zij loopen op dezelve manier om de ,, Zon , draaijende te gelijk ook om haaren As, gelijk .„ de Aarde : zij worden van de Zon verlicht en ver„ warmd, waar door zij bekwaam zijn, zo wel als de ,, Aarde , planten en vruchten voort te brengen , tot „ voedfel van menfchen en vee; cn gelijk in de Maan, ,, door middel van- de Telescoopen , bergen en dalen „ befpeurd worden, zo als hier op de Aarde, zo kan „ men met recht oordeelen, dezelve ook te zullen zijn in de andere Planeeten." Uit dit Argument volgt nu onwederfpreeklijk : dat , bijaldien de Planeeten donkere Bollen zijn , gelijk de Aarde, het dan ongerijmd is te zeggen, dat de Zon onder de Planeeten gerekend moet worden: voords is het eene uitgemaakte zaak, die door alle hedendaagfebe Sterrekundigen beweerd wordt, dat niet de Zon, maar de Aarde tot de Planeeten behoort. Ten anderen, naardien de Schrijver hier, naar waarheid, zegt, dat de Maan tot de Planeeten gerekend wordt , of wel eene Planeet is, en voords, dat dePlaneetcn, even als de Aarde, om haaren As draaijen, zoo volgt, dat ook de Maan om'haaren As draait: maar hoe ftrookt hier dan mede 't geen de Schrijver Bladz. 45 zegt ? „ Alzo de Maan altijd „ het zelve Wezen naar ons toekeert , en vervolgens „ niet om haaren As draait, gelijk de Aarde en de „ andere Planeeten, zo fchijnt de Zon een halve maand „ op de eene helft, en een halve maand op de andere; ^x 3 „ waar  694 ov[er de cevangenhüizen „ waar door dan de dag aldaar, gelijk ook de nacht. " v?n,onze dage» lang moet zijn, enz." Dat de Maan altijd de zelfde zijde naar de Aarde toe« keert, iS zeer zeker; doch zulks bewijst nog in geenen deele , dat zij niet om haaren As draait. Indien de Aa2 ?n T\ bTen -den LooPkring der Maan befloten was, en de laatfte niet om haaren As draaide juist in dei? zelfden tijd waar in zij haaren omloop volbrengt, zou Sen Zr met alt°?S de "Gerijde der Maane f,™\" t/6n en "achten °P de Maan altijd even hebghenJn' ve^chillend= Jaargetijden plaats Sïn'^ F ,™ 18 dereden' dat haar As loodrecht, ltaat op de Ecliptica, waar in de Aarde bewogen wordt en genoegzaam loodrecht op haaren eigenen Loopkring: Wij meenen genoeg gezegt te hebben, om den Leze? hoe weinig ook in de Sterrenkunde geoefend, te over! tuigen dat dit Werkjen een famenweeffel van loutere drogredenen is; meer gefchikt , om Oefenaars van die voortreflijke Wetenfchap op. een dwaalweg te voeren dan hen tot de befchouwing van Gods wonderlijke Wer* ken op te leiden. J Over de Gevangenhuizen van Philadelphia. Door een Europeer in Philadelphia. Vit het Fransch vertaald. Te Amfteldam btj J. R. Poster, i796. 40 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f: - 6 - ; 6 TJTet fijsthema van zachtheid, in het beftuur der GeJ- r* vangenhuizen van Philadelphia plaats hebbende maakt het eigenlijk onderwerp van dit Gefehrift uit. Dit lijsthema , waar van vooral de Quakers, geholpen door den invloed van eenige Burgers, voordplanters waren . heeft ten grondflag het Axioma van Zedekunde , dat naamlijk de ftraf het verbeteren van den fchuldigen ten doel hebben , en hem de middelen daar toe verfchaffen moet. Om dit doel te bereiken, wendt het beftuur der Gevangenhuizen te Philadelphia alle middelen aan , om I. De gevangenen te brengen tot het vergeten van hunne oude gewoontens , tot nadenken over zich zeiven en, daar door, tot verbetering. 2. Dat de cnrechtvaar? digneid, het willekeurige , de kwade behandelingen uit die Gevangenhuizen verbannen zijn ; nademaal zij aannoothjk zijn, de ziel met wrok en bitterheid vervullen, ver.  VAN PHILADELPHIA. 695 verre van ze tot berouw te bereiden. 3. Dat de gevangenen aanhoudend gebruikt worden tot voordeeligen arbeid , om hen de onkosten der gevangenis te helpen dragen, om ze niet werkloos te laten, en om hen, op het oogenblik dat hunne gevangenfchap moet eindigen, eenigen fteun te bereiden. De Schrijver bepaalt zich bijzonder tot de Gevangenis te Philadelphia , om dit fijsthema in het helderst daglicht te ftellen; dan de famenhang van het historiëele laat niet toe een volledig uittrekfel uit het Werkjen den Lezer tot eene proeve mede te deelen;het zal derhalven genoeg zijn het volgende daar uit over te nemen , ten einde zich van dat fijsthema van zachtheid een gepast denkbeeld te kunnen vormen. „ Wanneer men , zegt de Schrijver Bladz. 32 , hier „ de voortplanters van dit nieuw lijsthema vraagt, hoe ,, het mogelijk is, dat de conviéts de houding en 't ge„ drag hebben , dat zij hebben; zo andwoorden zij: „ hebt gij in Londen, of Parijs, geene leeuwen gezien, „ in welkers muil de mannen , welke ze lieten zien, „ hun hoofd ftaken. Hebt gij te Philadelphia geene Panthers gezien , welken kinderen zonder muilband ,, leidden , en die zij in hunne armen hielden ? Waar„ om zou men 'er dan aan wanhoopen , menfchen te temmen? Zij zouden ook kunnen zeggen, dat de Geneesheer hun ter, van York in [Engeland', „ die geene van alle Doctoren is , welke de meeste „ dwaazen genezen heeft ; zijn voornaamst middel „ was, fpoedig de boeijen af te doen, zelfs aan de raa- zenden, door de zachtheid, de wederkomst hunner „ rede te hulp te komen: en niets moest fluiten in de „ vergelijking van een dwaaze met een misdadiger. Het ,» komt 'er maar op aan , menfchen te vinden, welke ,, zich onophoudelijk tot dezen belangrijken taak wij„ den; en men zal 'er eene ontelbare meenigte in En,, geland vinden: men zal ze in Frankrijk vinden. Heeft ,, laatstgenoemde Staat vóór de omwenteling misfchien meer verdorvenheid , dan veele andere; heeft hij fe„ dert de omwenteling meer ijslijkheden, meer gruwe,5 len vertoond, dan men zich naauwernood konde ver,, beelden, zo hebben 'er altoos midden in die verdor„ venheid en misdaden mannen beftaan , zij beftaan „ nog werkelijk, en zij zullen beftaan, mannen van eene „ zuivere , ondernemende en moedige deugd , gereed Xx 4 om  6"9^ over de gevangenhuizen „ om alles tot welzijn der menschheid te doen. De „ inenschhevende gevoelens zijn 'er niet alleen in de „ boeken der geenen, welke men wijsgeeren noemt, zii „ itaan diep in het hart veeier menfchen geprent , en „ wacnten , om zich met nut voor te doen , niet dan „ op eene wijze regeering, welke hen de middelen daar „ toe zoude geven , of ten minften laten behouden. „ Lenige hulde aan de deugd bewezen , niet van die, „ welke de kuiperij zich wist te verkrijgen, of de hui„ cnelaanj aan zich te rooven , deze kunnen de 011" a§i gtS voortPlanteni maar van die, welke in de „ daad bewezen wordt aan menfchen , die zich dezel>, ve door een goed gedrag waardig bewijzen te zijn, „ zullen er veele ten voorfchijn doen komen , veele „ andere doen ontfpruiten. Hij die zich voor de an»» deren opoffert, die zijn leven voor de menschheid »» ten beste geeft, begeert ook dat men wete , dat hii 9, geen onnut noch gemeen man is; hij heeft geene ans» dere belooning nodig, maar deze wil hij hebben; is 5> deze eisch eene zwakheid der menfchelijke natuur, 9, zo is deze zwakheid de maatfchappij zelfs nuttig, eu j, het is de phgt eener goede regeering dezelve te vleijen ; want deze belooning , aan de deugd opgedras> gen, zal t getal haarer naarftreevers nog doen aans, groenen," ™Zjndel tWijTeï zaI Seene regeering opgehouden „ worden door eenige hoe genaamde kosten, welke dc„ ze hervorming van doodltraf, (zo wel wegens het „ verbeteren der gevangenisfen, welke derzelver grond„ llag is, als wegens 't onderhoud der gevangenen, op „ zulk eenen aart de nutteloosheid , en bij gevolg de „ onrechtvaardigheid van de folterende ftraffe ontrukt ) „ zoude kunnen veroorzaken. Voor eerst zou dezq „ laatlte _ uitgaaf flegts voor eenen tijd zijn. Maar al „ was zij voortduurend en aanmerkelijk , welke eenig„ zins verlichte regeering kan heden ten dage ontken„ nen, dat het behoud van menfchen, dat de bekeering „ van ichuldigen , haar wezenlijkfte pligt is , dat zii „ zelve fchuldig wordt aan alle de misdaden , welke a, haar verzuim of gebrek aan vooruitzicht kunnen la„ ten bedrijven; dat het recht der maatfchappij op haar „ gebiedende is , en geene voorfchriften duldt; cn dat „ er dus geen oogenblik verloren , geene uitgaaf ge93 Jchroomd moet worden, om dc maatfchappij het na. „ dccK  van PHILADELPHIA. 6o? „ deel, 't welk zij zo lang geleden beeft, te ver- goeden? " .. Dat de vertaaling van dit Werkjen vrij liegt , en de ftijl ftroef en onbevallig is, zullen kundige Lezers uit deze proeve , zonder onze aanwijzing nodig te hebben , ligtlijk kunnen opmaken. In 't bijzonder is het aanftootlijk , dat men zich van Engelfche woorden bedient, die , zonder iets van hunne kracht te verliezen, zeer wel in 't Nederduitsch konden overgebragt worden. Men had b. v. beter gedaan , in plaats van het woord ConviBs , dat verfcheide maaien in het Werkjen voorkomt, overtuigde misdadigers te fchrijven: en zulke duisterheden zijn 'er in 't Werkjen meer voor handen, Ars combinatoria, of de kunst der famenftelling, eenvoudig opgehelderd door j. F. iioijman, Lid van het Wiskundig Genootfchap onder de Spreuk: Een onvermoeide arbeid komt alles te boven, te Amfteldam; als mede van het Gezelfehap ter verbreiding der Mathematifche Wetenfchappen te Hamburg. Eerfte Stuk. Te Dordrecht , bij A. Blusfé en Zoon , 1706. 54 Bladz. In gr. Qiiarto. De prijs is /i-io-; De ingewikkelde Methode over de Leere der Combinatiën , Eleétiën , enz. , die bij meest alle de Schrijvers over de Wiskunde gevolgd wordt, en welke kundigheden onderftelt, die flegts bij weinigen grondig bekend zijn, heeft den Burger iioijman bewogen een geregelder onderwijs te ontwerpen, dan dat van veele Wiskundigen, die, zoo als bekend is, dit onderwerp maar even aan flippen, en wel in zoo verre het hun tot hoogere befchouwingen, als bij voorbeeld, de Kansrekening , Lijfrenten , Tontines, enz. dienflig is, En in de daad, zijne vlijt, in dezen betoond, verdient allen lof. Zij , die in de Algebra, de voornaamfte fleutel vau deze geheimen, ongeoefend zijn, zullen, wanneer zij flegts de eerfte beginfelen der Pvekenkunde verftaan, dit Werkjen met zeer veel vrucht lezen, en zich eigen maken kunnen. Behalven eenige voorafgaande bepalingen , die, om niet tevens het zelfde te herhalen, en in eene onnodige wijdloopigheid te treden, noodwendig waren, is het Werkjen in vier Afdeelingen, te famen elf IToofdXx 5 ftuk-  698 j. f. iioijman, ars g o m15 in a t o r ia. ftukken bevattende , afgedeeld. Wij zullen , daar dc Verhandeling geen geregeld uittrekfel toelaat, de inhoud yan alle die Hoofdftukken hier ter neder ftellen ak l\ °^er d/ £mbes' of Combinatie van a a'an V II. Over de Ternes , of Combinatie van * aan * I I. Over de Quaternes, of Combinatie van 4 aan 4' IV. Herhaling van 't voorgaande. V. Andere algemet ne oplosfing, beftaande in eene Tafel of Formule, uit de Algebra ontleend. VI. Tafereelen der famenvoeging VII. Samentrekking van 't geheel. VIII. Over de Ver zetting in 't gemeen. IX. Verbinding en Verzetting' X Verbinding Verzetting en Verdubbeling te gelijk. XL Over de Verkiezing in h gemeen. Het fpreekwoord zegt, zou men uit Nazareth iets goeds kunnen verwachten ; en zo ergens zou men hetzelve op Antwerpen, de zetel van bijgeloof, dweeperij en domheid, alwaar de Wetenfchappen als in 't ftof begraven liggen , met volle ruimte kunnen toepasfen Dan de Autheur van dit Werkjen toont, door ziiné nijvere vlijt dat deze toepasfing niet algemeen doorgaat, en fchraagt door dit Werkjen de eere van de Stad zijner inwoonin^. Wij wenfchen hem eene voorfpoedige gezondheid , benevens de zoo nodige lust en ijver , om ten nutte van 't algemeen , het nog ontbrekende' aan deze Verhandeling mede fpoedig het licht te doen zien. Romein fche Gefchiedenisfen, door m. stuart. Met Kaarten en Plaaten. Zevende Deel. Behelzende de Gefchiedenis van het Gemeenehest, van den dood van Koning hicro tot aan de nederlaag en dood van hannibal's Broeder. Te Amfteldam, bij]. Allart 170* 571 Bladz. In gr. OSlavo. De prijs is /3-I5-: Tn plaats van onze Lezers met uittrekfels van verJ- fchillende en bloedige krijgsbedrijven, die in dit tijdvak der Romeinfche Gefchiedenis zoo menigvuldig en afwisfelende zijn , op te houden , willen wij hunnen aandacht liever tot onderwerpen van eenen anderen aart bepalen, en hun kortlijk uit dit Deel de charactertrekRfen en lofreden van twee doorluchtige, hoewel door hunne bedrijven zeer verfchillende mannen, mededee- len.  m. stuart, romeinsche geschiedenissen, 699 len. De eerfte is de beroemde archimedes, groot in het vak der wetenfchappen. — De tweede, de ingetogene scipio, groot als veldheer en als overwinnaar. Van 'archimedes, die zoo veel nut aan zijn vaderland gedaan, en wiens vindingrijke geest de wel ingerichte en verfchriklijke aanval van marcellus eenen langen tijd tegen gehouden had, doch die eindelijk bij de verovering van Sijracufen mede het ongelukkig flagtöffer van de woede des Romeinfchen krijgsmans werd, geeft stuart de volgende, en naar 'smans uitmuntende verdienften wel berekende lofrede. „ Schoon 'er," zegt hij, „ nog verfcheidene ge„ fehriften van archimedes over de wis- en werk„ tuigkunde in wezen zijn, die niet flegts als zonder„ linge fchatten der oudheid in waarde gehouden, maar ,, nog dagelijks in de fchoolen der Wiskunftenaars ge,, deeltelijk gevolgd worden, heeft de gefchiedenis aJ„ leen het geheugen bewaard van werktuigen , door hem ter verdeediging van Sijracufen gebruikt, wier „ dienst ons de veranderde vestingbouw en de uitvin„ ding van het buskruid ligt misbaar fchijnt te maaken , „ doch wier zamenftelling zich alvast door onze werk„ tuigkundigen niet laat agtervolgen. Vaak ongevoelig „ voor alle gewaarwordingen der zinnen was de wis„ kunde voor hem, gelijk plutarchus dit keurig ,, uitdrukt, eene overheerfchende sirene, wier be„ valligheden, voor duizenden onmerkbaar, voor hem „ alleen betoverend waren. Dronken van waaren wel,, lust des verftands overfchrijdde hij niet zelden de „ ftrengfte wetten der welvoeglijkheid. Eenmaal in „ het bad komende bezwangerd met het voorftel , ,, door Hiëuo hem opgegeven, om het bedrog eenes goudfmids juist aan fe wijzen , die eene zekere hoe* „ veelheid gouds ter vervaardiging eener kroon zooda„ nig met zilver vervalscht had, dat het gewigt des „ gemengden metaals aan dat des zuiveren gouds ge,, lijk was, viel hem midden in het;baden, een zeker ,, middel ter oplosfing te binnen , waar van hij on„ middelijk de proeve wilde nemen, en het geen hem ,, der maate verrukte, dat hij, zonder eens om zijne ,, moedernaaktheid te denken, onder het vreugde juich , ,, gevonden , gevonden , naar huis liep. En echter „ was noch deze allereerfte uitvinding der waterweeg- ,, kun-  " ^nn6' in Wief be°efeni»S elk Natuuronderzoeker „dankbaar aan archimedes denkt; noch Sul „ waterlchroef, wier dienst in het uitmaalen van X „ en nog nimmer verbeterd is; noch zijne volkomene „ hemeUph.eer voor de .Sterrekunde dier tijden ; noch „ zijn ontzettend krijgstuig ter verdeedigi. g zi ns va" S^^ffW* het Sede*Wc, waaronder hij " dat «Ü» eenmaal rusten zo „daar toe had hij eene uitvinding verkoozen , min „ fchitterend in de oogen vau andereu, maar des te „ grooter voor den wiskundigen befchouwer , - de •^hH*^-^^7^1'^^ betrekking van den " ïf*i^m¥a9 luhoud eenes klo0ls tot eenen rol van „ dezelfde hoogte en dezelfde grondvlakte. De beeld" „ ten.s dier twee meetkundige ligchamen had hij zelf „ meermalen betuigd, dat eenmaal zijne eerezuil, en e „ bereekening van derzelver betrekking zijn graffchrirf „ moest uitmaaken, waar. bij bij voorzeker zijne nade„ ring tot de evenredigheid tusfehen den omtrek eenes „ cirkels tot deszelfs middellijn zou willen gevoe-d „ gehad hebben , indien hij zelf de onvolmaaktheid „ eener bereekening njet gevoeld had, aan wier volwordt'!" ^.UVmding thands «"gemeen gewanhoopt Een treffend yoorbeedd van de edelmoedigfte' ingetoheid vinden wij w het gedrag van den uitmuntenden scipio bij.de verovering van nieuw Carthapo. „Ter- „ voords bezig bleef met de verdere befchikkingen over „ de buit gemaakte goederen, bragten eenige Ramem„ fche jongelingen , die zeer wel wisten , welk een „ hoogen prijs hun Veldheer liefde op het genot van „ vrouwelijke bevalligheden , eene maagd van den " l A]a r f" oud.erdom> d« edelfte geflalte en uitlte„ kendlte fchoonheid naar zijne tent. Overal, waar de„ ze bekoorlijke gevangene door hun werd langs ge" lcld' trok z'j aller greetige oogen. In den eerden „ opflag zeide scipio, als nog onder zijne gewigti^e „ bezigheden verkropt: „ was ik geen Veldheer, geen " » ,bult ko" mij aangenamer zijn , maar met 'sLands b°„ „Jangen belast,komt zulk een gefchenk mij te onpas " »> Bij het terugkeeren in zijne tent, na het afdoen zij» ner bezigheden van dien dag, bleef echter deze VViJslleid blute"' Scipio zag nu zijne gevangene sj en  romeinschë geschiedenissen. ?OI „ en bewonderde met fpraaklooze verrukking haare zcldzaame bevalligheden. De jongelingen, die haar „ voor niemand anders,dan voor den rninnenswaardigden. „ Veldheer, zouden afgedaan hebben, droegen voords zijnen hartlijktten dank weg. Maar, hoe geneigd „ ook van natuure tot den wellust, hoe dienstbaar aan „ denzelven in zijne allerëerfte jeugd, hoe betoverd ,, door de aan hem overgelatene maagd, hoe bekwaam, ,, om door zijne eigene uitftekende manlijke fchoonheid „ het welverdeedigde hart te veroveren , de traanen „ zijner krijgsgevangene hadden hem niet zoo dra deel„ nemend naar haare ouders en verdere betrekkingen ,, doen vragen , of haare bloozende erkendnis , van „ reeds verloofd te zijn, deed hem terftond de heilige ,, rechten haares bruidegoms eerbiedigen. Met haare ,, ouders tevens dien gelukkigen minnaar, eenen jongen ,, Celüberlfchen Vorst, allucius genaamd, wiens „ liefde de waardij zijner beminde evenaarde, bij zich „ ontboden hebbende, fprak hij dien droeven en wan,, hoopenden jongeling afzonderlijk met deze woorden ,, aan: „ Ik fprelie u, ó jongman, als zelf nog jong „„ zijnde aan , om alzoo te vrijer ons gevoel te ui„„ ten. Mijn krijgsvolk heeft mij een meisjen gebragt, „„ waarop ik hoor, dat gij verliefd zijt, cn het geen ,,,, mij haar gelaat zeer wel doet gelooven. Viel mij ,,,, haare wettige wedermin ten deel,, en verbood mij ,, „ 'sLands belang derzelver genot niet, elk zou mij „,, de hevigfte liefde voor zulk eene bruid moeten „„ vergeve»; thands doe ik, 't geen ik kan, en be„,, gunftige uwe min. Uw meisjen bleef bij mij zoo „,, zuiver, als zij bij uwe fchoonöuders , bij haare ,,,, eigene ouders was: zij is voor u bewaard, om ,,,, aan u als een heilig en edel gefchenk, dat uwer ,,,, en mijner waardig is, te worden wedergegeven. „,, Dit loon alleen beding ik voor dien fchat, dat gij ,,,, een vriend des Romeinfchen volks wordt. Houdt ,,,, gij mij voor een braaf man, waar voor deze volkeren mijnen vader en oom gekend hebben, weet „,', dan, dat Rome veele zulke burgers heeft, en dat ,,,, 'er geen volk op de gantfche aarde is, 't welk gij ,,,, minder voor u en de uwen ten vijand, of meer ,,,, ten vriend behoort te wenfchen." Allucius ,, van fchaamte over zijn wanhoopend wantrouwen en ,, van verrukking over zijnen herkisegen fchat vervoerd,  7oa de gelukkige toestand van friesland betoogd. „ riep, terwijl hij scipio's rechtehand aan ziin hart „ drukte, alle de Goden te hulp, om hem eenen „ dank te helpen betuigen, dien zijne ziel voor zoo „ veel groots en goeds niet wist uit te drukken. — Nu „ eerst nep de edele Romein het reeds bemoedigd „ meisjen met haare verlegene ouders voor zich die „ eenen fchat aan goud tot haaren losprijs hadden me„ degebragt. Scipio ftelde allucius zijnen veel „ dierbaarer fchat zonder eenig rantzoen ter hand „ Haare geheel verrukte ouders fmeekten, dat hij hun „ goud thands ter erkendnis zou nemen, beweerende „ dat zulks hun niet minder aangenaam, dan het we„ derkrijgen van hun ongerepte kind zou zijn. Scipio het zich hier toe verbidden, maar riep daar op „ den jongeling toe: dit zij voor u mijne huwelijksgift! De welverdiende lof van zulk een „ edel, kiesch en heerlijk gedrag klonk niet flechts „ geheel^ Nieuw-Carthago door , en deed aldaar de „ overwinning van zulk eenen vijand zegenen maar " ^LvL1U,uIUS, d,eume1e,r> dan ^nig ander mensch, „ sVeldheers grootheid bewonderde, riep weldra allen „ zijnen landgenoten toe, dat 'er een jongeling, den „ Uoden gelijk, m Spanje was gekomen, wiens edel„ moedigheid zoo onwederftaanbaar was, als zijne dan. „ perheid. Eerlang keerde hij in het leger van sci„ pio met veertienhonderd uitgelezene Ridders van „ zijnen aanhang als vrienden des Romeinfchen Volks „ te rug." J Over het geheel moeten wij ook dit Deel met den welverdienden lof aan onze Landgenoten aanprijzen. Zij kunnen ook uit de hier in voorkomende gebeurenislen veel nuttigs en leerzaams afleiden. De Gelukkige toefand van Friesland, af ge fcheiden van de tegenwoordige verdeeldheden, betoogd. 'Er vohen eenige bedenkingen over de Vaderlandsliefde, over%t geluk en volksgeluk. Te PJarllngen, bij V. van der Plaats, 1795. 53 Bladz. In gr. Oclavo. De prils is f: - 11 - : " TVTijne Dedoeling>" d"s vangt de Burger gratama zijn kort Voorbericht aan, „ mijne bedoeling „ was allen, zonder aanzien van denkwijs, op de voor-  DE GELUKKIGE TOESTAND VAN FRIESLAND BETOOGD. 703 voortreffelijkheid des Lands te wijzen, allen te wijzen, wat 'er niet al door meer en meer uit' één te loopen, kan worden verlooren." Wij hebben bij de doorlezing van dit Werkjen bevonden, dat hij aan deze zijne bedoeling zeer wel beandwoordt, en dat zijne pogingen lof verdienen. Hij fpreekt in hetzelve eerst over het Land zelve, en hier komen de volgende zaken in aanmerking: 1 De vruchtbaarheid en voordbrengfden. 2 Het klimaat en de gezondheid. 3 De legging (ligging) aan Zee of Rivieren. 4 Natuurlijke gevaren. Hij bepaalt zich ten tweeden bij den gantfchen huishoudelijken toeftand der Natie, of het gebruik dat zij van de gelegenheid en toeftand des Lands maakt. En hier fpreekt hij 1 Van den Landbouw. 2. Van den Koophandel. 3 Van de Vragtvaart. 4 Van de Fabrieken. Hij doet dit alles op eenen duidelijkcn en eenvouwigen trant, zoo dat meer- cn mingeoefende Burgers zijne aanmerkingen met genoegen en vrucht zullen lezen, en verdere ftof tot nadenken en uitbreiding daar uit trekken kunnen. — Ons beftek gedoogt niet ons in bijzonderheden in te laten, maar moeten ons met eene algemeene aanprijzing vergenoegen. Alleen zullen wij nog deze en geene bedenkingen over de Vaderlandsliefde, over het Geluk en Volksgeluk, welke agter dit Stukjen voorkomen, plaatfen, en die, hoewel bekend, echter, onzes oordeels, niet genoeg kunnen herhaald en ingefcherpt worden. ,, (4) Wij vormen doorgaans van het woord Vader,, land een onvolledig denkbeeld. Het Vaderland ,, maakt een geheel , en de Burgers, ieder, maa,, ken 'er een deel van uit. Hier uit vloeit onder ,, andere gewigtige gevolgen ook dit : namelijk, ,, dat, wanneer wij aan de deelen fchade toe brengen, „ het geheel niet ongefchonden blijft. (10) Om een ,, echt en goed beminnaar des Vaderlands te zijn, dat ,, is te zeggen zulk een, die niet alleen den besten „ wil heeft, maar die tevens niet gemakkelijk dwaalt, „ moet men een geoefend verftand hebben. De belan- gen des Vaderlands te kennen , is reeds veel; de mid-  70 )■ PROEVE VAM PoëTISCHE MËNGELSTOFFEN* „ middelen te fchiften, die dezelve kunnen bevorderen, „ is ook veel, maar dezelve in werking en tot een goed einde te brengen is noch (nog) het meeste. „ Stille overweging, kalmte en bedaardheid zijn hier „ toe volftrekt nodig, (iö) Het zijn geene waare Va„ derlanders , die met de razenden razen , met de ,, fchreeuwenden fchreeuwen, of op de wenk van het ,, hoofd eener Cabaale ja en amen zeggen.- Neen, „ mijne Landslieden! de zulken zijn het, die nuttige ,, waarheden zeggen durven , al flrijden die tegen ,, vooroordeelen, of zelfs tegen eene bevooroordeelde ,, geestdrift." Over het Geluk en Volksgeluk. „ (6) Uit vrees voor ,, misvatting, moet ik zeggen , dat de denkbeelden van „ volksgeluk , zoo als wij die opgeeven , vooral niet „ medebrengen, dat een volk , 't geen 't wel heeft, om» ,, trent het toekomende zorgeloos moet heen leven. In„ tegendeel, dit is zeker, dat alle menfchelijke inrich,, tingen geduurig ten verderve neigen, en zo 'er de „ wijsheid niet beftendig de hand aan boude, de eene „ wel eerder, de andere wel later, doch alle vrij fpoe„ dig, inftorten. Maar de Wijsheid alléén kan genee,, zen, en de dwaasheid nooit. Het is met de Staats„ kwaaien , als met die van het menfchelijk lichaam. „ Als wij ziek zijn, en het verftand niet is 'aangedaan, ,, roepen wij den voortreflijken coopmans, of een ,, ander ervaren Geneesheer; maar vooral geen Metze„ laar of Smid, ten ware ook deezen, 't geen zelden ,, 't geval is, kundige Geneesmeesters waren." Hoe gelukkig zou men in 't algemeen , en Friesland in 't bijzonder geweest zijn, indien men deze en foortgclijke beginfels en onvvederlegbare waarheden fteeds voor oogen gehouden, en in werking gebragt had!!! — Proeven van Po'êtiftche Mengelftojften, door het Dichtllevend Kunstgenootfchap , onder de Zinfpreuk : Kunstliefde fpaart geen vlijt en Prifsvaarfen. Dertiende en laatfte Deels Tweede Stuk. 's Hage, bij Ji Thierrij en C. Menfing, 179Ö. 143 Bladz. In gr. Octavo. De prils isfi-5-: Tn de Voorreden geven de Beftuurers van het Genooti fchap verflag , van de reden, waarom zij, met de Uit-  PROEVEN VAN POëTISCHE MENGELSTOFFEN. 705 Uitgave van het Dertiende Deel, zoo lang gewijld hebben. Dezelve was gelegen in een gefchil, met de Drukkers , dat nu een einde heeft. Verder berichten zij, dat zij tot het befluit gekomen zijn, om de Verzameling van Dichtftukken , op de Jaarlijkfche Algemeene Vergaderingen, bij het ontvangen van gouden en filveren eerpenningen , uitgefproken , die buiten dat weinig bekend bleven en rasch vergeten werden, bij een gevoegd uit te geven, gelijk zij in dit Stukjen gedaan hebben, evenwel met uitzondering van zulken , wier verfen , of eenen tweeden filveren eerpenning, of een accesfit , den druk zijn waardig gekeurd , om den Bundel niet te groot te maken. Dit Stukjen bevat niet meer dan 6 Gedichten van het Genootfchap. Het Kind een Leeraar, door j. v. e- 10 - : En zonder de Leevensfchets , in klein O&avo f: - 6 - : Het Werkjen, aan 't hoofd van dit Artikel vermeld, vordert onze fpoedige aankondiging. Het is zijnen oorfprong verfchuldigd aan eene Prijsftoffe, in den jaare 1793, d°or de loflijke Nederlandfche Maatfchappij, Tot Nut van V - Algemeen , opgegeven. Uit eene leevensfchets , voor het Werkjen geplaatst, en opgefteld door den Eerw. r. koopmans, Leeraar der Doopsgezinden te Amfteldam, vernemen wij zoo de bijzonderheden van den korten leevenslóop, als van het karakter des Schrijvers. Kort was die leevenslóop , als zijnde befloten binnen den omvang van weinig meer dan flegts vierentwintig jaaren. Doch in hoe kort een tijdbeftek ook voleindigd, hulshoff had, geduurende dien korten loop, eenen weg afgelegd, ongelijk langer dan veelen, binnen den omvang van veel grooter getal van jaaren , agter den rug leggen. De voortreflijkheden, zoo van hart als verftand , waar mede hij begaafd was , doen hem voorkomen , als hoogstachtenswaardig en beminnelijk , en bij uitnemendheid gefchikt, om, even als zijn Vader, wijlen de doorfchrandere en godvruchtige allard hulshoff, te verftrekken tot een nuttig fieraad van het Doopsgezind Kerkgenootfchap^ onder 't welk van oosterwijk hulshoff reeds tot den rang van Proponent was bevorderd. Van des Geitorvenen meer dan gemeene begaafdheden vertoont ons een proefondervindelijk bewijs, het Gefehrift, welk wij thands aankondigen. Niet te veel zeggen wij, indien wij het een Meesterftuk in zijne foort noemen. Overeenkomftig met de bedoeling der Maatfchappije, fchetst h. niet flegts jozefs Gefchiedenis, en de karakters der perfoonen , daar in voorkomende , maar doormengt die fchets met aanmerkingen en gevolgen, dienftig ter vérbeteringe van het hart en ter vermeèrderinge der kundigheden van de Jeugd voor welke dit Werkjen oorfpronglijk beftemd is; terwijl tevens ; " Yy 3 meer  708 w. van oosterwijk hulshoff meer gevorderden in jaaren hier meenig eene nutte les van den jeugdigen Schrijver kunnen leeren. Wat den vorm des Gefchrifts aangaat; het komt voor onder de gedaante van een twaalftal Avondgefprekken , gehouden tusfehen eenen Leermeester en tien Jongetjens en Meisjens, zijn opzicht en onderwijs toevertrouwd , en die hij gewoon was, bij manier van nutte tijdkortinge, in den trant van gemeenzame Samenfprakeu, deze of geene nutte waarheid in te prenten. De wijze, op welke h. hen allen doet vragen, invallen opgeven en onderrechten, is volmaakt berekend naar ieders ftand en vatbaarheid : zoo dat wij , onder het lezen, meer dan eens het Boek uit de hand leiden , om onze verwonderinge bot te vieren over de ongemeene buigzaamheid van den geest des Schrijvers, waar door hij alles op de regte plaats en in gepaste bewoordingen wist voor te dragen. Waren wij, door eenen onzer geachte Ambtsbroederen niet voorgekomen , het Verhaal van het gebeurde tusfehen jozef en po ti f ars huisvrouwë, zouden wij als eene proeve der kiefche en aanftoot vermijdende behandelinge van dat teder onderwerp mededeelen. Thands bepalen wij ons tot een ander gedeelte des Gefchrifts, behelzende eene oplosfing der bedenkinge, weite in kinderen van eenig vernuft ligtelijk konde opkomen, dat jozef, geduurende de eerfte twintig jaaren zijns verblijfs in Egijpte , aan zijne familie niet fchijnt gedacht te hebben. Het Gefprek van den Negenden Avond vangt aldus aan. „ Krisje. Eer gij begint te vertellen, Meester! „ moet ik u eens iets zeggen. Gister avond hoorden a, wij, van u, dat jozef zijne broeders en zijn' Va„ der lief had; dat hij voor hen allen zorgen wilde; s, dat hij al lang wenschte, den ouden jakob te zien 3, en plailier te doen, zoo veel hij maar kon. Kaatje „ en heintje en ik, vonden dat recht mooi. Wij „ wilden gaarne een' broeder hebben, net als jozef, „ en wij houden federt gister nog meer van hem, dan „ voor dien tijd. Maar, kootje en keesje en 5, mietje zijn knorrig op den goeden jozef. Zij „ gelooven niet, dat hij zijn' Vader en zijne broeders „ recht van harten beminde. Nu hebben wij ons best „ al gedaan voor jozef; maar kunnen hen niet be„ duiden, dat zij ongelijk hebben. Gij moest ons eens „ helpen, lieve Meester! dan winnen wij het vast!" „ Mr*  geschiedenis van jozef. 7°9 Mr. Dat wil ik gaarne doen , want, ik geloof ook, „ dat jozef zijn' Vader en zijne broeders oprecht bef had. Laten wij dan eens hooren, wat 'er tegen hem ,1 te zeggen is. Kom aan, kootje! vertel mij eens, „ waarom gij, met keesje en mietje , denkt, dat „ onze jozef eigenlijk niet ^veel hield van Vader ja,, kou, en van de broeders." „ kootje. Om dat hij niet ééns naar Vader, ot „ naar de broeders , liet vragen , in alle die twintig „ jaaren, waarin hij uit Kanaan was geweest. Wij be„ grijpen niet, hoe men iemand recht lief kan hebben, „ en dan, in zo langen tijd, geene moeite doen om te „ weeten of hij nog leeft, en hoe hij vaart, en wan„ neer wij hem eens zien kunnen. Ons dunkt, alsjo„ zef zo veel hield van Vader en van de broeders, „ dan moest hij al lang iemand naar Kanaan geftuurd „ hebben, om te zeggen dat hij nog leefde, en waar „ hij was , en hoe het hem ging. Om dat hij zich, „ nu, zo (til hield, denken wij, dat hij zijne vrienden heel vergeten had, of dat het hem niet fcheelen kon, [] al zag hij ze nooit weêr, en dat was, immers, recht „ lelijk?" , i „ Mr. Zekerlijk! ik moet zeggen kootje! dat gij „ betere reden hebt voor uwe befchuldiging, dan ik „ dacht. Zo als gij de zaak daar voorltelde, lijkt jot ,, zef waarlijk vrij wat fchuld te hebben. Doch, bij ,, nader onderzoek, hoop ik u, echter, te doen zien, ,, dat hij onfchuldig was en zijne vrienden wel dege„ lijk lief had. Laat mij ondertusfehen eens hooren , „ krisje! wat gij 'er op bedacht hebt om onzen jo„ zef vrij te fpreken." „ Krisje. Ik denk, dat jozef niemand naar Ka„ naan zal gezonden hebben, om dat hij niet durfde. Hij zal bang geweest zijn, om Vader te laten weten, „ dat hij nog leefde ; want, die zou hem zekerlijk „ weêröm gehaald hebben ; het heele geval van het ,, verkoopen zou uitgekomen zijn; de broeders hadden „ dan braaf kijven gekregen, en zij zouden, uit nijdig„ heid, den goeden jozef daar voor nog meer kwaad „ gedaan hebben: om dat hij, nu, dat altemaal vrees„ de, hield hij zich maar dood itil." „ Mr. En gij, kaatje! wat hebt gij van jozêf „ gezegd ; welke reden geeft gij van zijn ftilzwijgen, „ iu alle die twintig jaaren?" Yy 3 » KAAT*  71» w. van oosterwijk hulshoff „ kaatje. Mij dunkt, dat jozef niemand uit „ Aegijpte naar zijn Vader en naar zijne broeders kon „ Ituuren, om dat zij zo geduurig reisden van de eene „ plaats naar de andere, en hij, dus, niet weten kon „ waar zij t.e vinden zouden zijn. " ' „ heintje. En ik heb tegen kootje gezegd- hoe V ivee5/.g.'j» dat J°ZEF » »a al dien tijd, geen'ééne „ boodlchap aan zijn' Vader heeft laten doen s Mees„ ter kan, immers, wel vergeeten hebben, om dat te „ vertellen. Of, het kon ook wel zo wezen, dat 10. „ zef trouw zijn best daartoe gedaan heeft; maar, dat „ er telkens iets in den weg is gekomen, dat wii niet „ weten. " J - ,, Mr. Ik hoor, met genoegen, Kinderen! dat «ij alt „ les al heel wel naar gedacht hebt, en veel uitgevon„ den, t geen waarlijk tot jozef's verfchooning kan „ dienen. Maar, ik moet u, evenwel zeggen, heint9t JE •' dat ik niet vergeten heb , te fpreken van eene „ boodfchap, welke jozef naar Kanaan liet doen. „ Daar van is , naar alle waarfchijnlijkheid , niets ge„ beurd ; doch, jozef dacht 'er misfchien wel dikwijls „ aan , en maakte allerlei vergeeffche plannen , daarin „ geloof ik, dat gij gelijk hebt." „ Laten wij ons nu eens herinneren, wat jozef „ in die twintig jaaren, al gebeurd is. In 't eerst was „ hij een arme flaaf; toen werd hij een voornaam knecht „ bij po ti f ar, en daarna zat hij heel lang in de ge„ vangenis. Onder alle die lotgevallen van onzen to„ zef verliepen dertien jaaren. — In 't begin daarvan durfde hij niemand zenden naar Vader , uit vrees „ voor nieuwe mishandelingen Van de broeders, en nieu„ wen twist in de familie , zo als krisje heel goed „ gezegd heeft. " „ Wat later kon hij geene boodfchap laten doen, „ omdat Vader jakob denkelijk niet meer bij Helron „ zou wezen , en hij dan niet wist , waar hij henen „ moest zenden. Hierin had kaatje gelijk." „ Maar, in alle die dertien jaaren , had jozef ook „ buiten dat , geen magt genoeg en geen geld , om „ menfchen voor zich naar Kanaan te laten reizen. „ Een flaaf kan dat niet laten doen , een knecht heeft s, ook zelden veel geld over, en een gevangen man kan althans niets uitvoeren. " „ kootje. Maar, Meesterl toen hij in potifar's „ huis  geschiedenis van jozef. . 7U „ huis de voornaamfte bediende; was-, toen kon bij, „ immers, wel een knecht of flaaf krijgen om dat reisje „ te doen, en één mensch was daartoe genoeg?" „ Mr. Neen, kootje! één mensch was niet genoeg. „ De wegen waren in die landen, eenzaam en onveilig „ door Hechte menfchen en wilde beesten. Bijna net» ,, gens was iets te krijgen tot voedfel of verkwikking. „ Bijna nergens was eene herberg. Niemand kon daar „ alleen reizen. Om die boodfchap te doen , zouden „ veele menfchen noodig geweest zijn , met ezels of „ andere beesten bij zich , om alles te dragen , wat „ men op reis noodig heeft. Al dien omflag kon jo„ zef niet aannaaien of bekostigen, zo lang hij dienst,, naar yyas of gevangen zat." ,, Keesje. Dat is nu altetriaal goed, Meester im^Y, ,, waarom zond hij dan geene menfchen naar Kanaan „ toen hij Heer over gantsch Aegijpte was geworden? „, Toen had hij, immers, knechts genoeg en geld genoeg!" „ Mr. Die vraag verwagtte ik al, keesje! daar „ komt het voornaamlijk op aan: ,, waarom hield zich ,, jozef, de Regent, zo ftil in de zeven jaaren van ,, overvloed in Aegijpte, en nog omtrent twee jaaren g, van hongersnood, tot zo langde broeders van zeiven bij hem kwamen?"" ,, Kootje". Wel ja! dat was immers, niet mooi, zo negen jaaren lang een groot, rijk Heer te wezen, zonder naar zijne vrienden te laten vragen, of hun „ iets mectegeven ! Hij moest hen aanftonds bij zich ,, verzocht hebben. Nu hij zo aanzienlijk en gelukkig „ was behoefde hij althans niet meer bang te zijn voor „ zijne broeders !" ±, Mr. Recht, kootje! dat was ook de voorname. ,„ reden niet, waarom zich jozef, op dien tijd, ftil hield. De onkosten behoefde hij toen ook niet te „ontzien, zo als keesje heel goed gezegd heeft. ,, Maar, zo dra jozef aangefteld was totRegeerer van ,, Aegijpteland , vond hij nieuwe redenen, om niet te „ laten' weten aan zijne vrienden , hoe 't hem ging , ,, en om hen ook nog niet bij zich te laten komen. — „ Luistert nu eens ter deeg, wat ik u daar over zegi „ gen zal: " 7, ,, In de zeven jaaren van overvloed, dacht jozéf'; „Koning farao beeft mij zo verhoogd, om dat ik ,, zijne droomen heb verklaard , en ,den hongersnood Yy 4 „ voor-  71» W. VAN oosterwijk hulshoff ,, voorüit gezegd. Hij" gelooft, met de meeste Aegijp„ tenaaren , dat God de Heere mij" daarin geholpen „ heeft, en dat die llegte jaaren ook vast komen zul„ len, daarom laat hij mij fchuuren timmeren, en koorn 3, koopen, en alles befchikken zo als ik wil. Maar zo „ lang de fchraale tijden nog niet gekomen zijn, is het, ,, evenwel, niet duidelijk, voor ieder-ëen bewezen, dat „ ik gelijk had in mijne uitlegging van farao's droo„ men. Als Ik , nu , vóór dien tijd, mijn' Vader met mijne groote familie hier laat komen , dan zullen de Aegijptenaars nijdig worden. Zij zullen denken, dat ,, ik alles maar zo gedraaid heb, uit eigenbaat , om s, mijne vrienden voordeel te doen, om hen rijk te ma„ ken, voor het geld van den Koning. Zij zullen den „ Vorst tegen mij opftooken , en die zal mij weêr af3, zetten. — Daarom moest jozef zich ftilhouden, in „ alle die zeven jaaren, al wilde hij gaarne zijne familie bij zich hebben." „ Krisje. Ei, wat zegje nu, kootje?" „ Kootje. Ik begin al te denken, dat jozef geene fchuld heeft; — maar laat Meester ons nu nog eens 3, zeggen,waarom jozef niet aanllonds, toen de bons, gersnood begon, zijne vrienden liet haaien, waaróm ,, hij toen nog zo gerust bleef wagten, tot zij van zel- ven kwamen? " ,, Mr. Zo wel in de zeven jaaren van overvloed, als „ in 't begin van den flegten tijd, had jozef nog eene ,, nieuwe, gewigtige reden , om alles in ftilte aftewag3, ten. In alle zijne lotgevallen had hij Gods goede be3, ftuuring , met dankbaarheid , gezien en erkend. Bij,, zonderlijk had hij gevoeld , dat God de Heere met ,, hem was, in 't verklaaren der droomen van den Hof,, meester , van den Schenker en van farao zeiven. ,, Door het uitleggen van die droomen had onze Lieve Heer hem , boven alle verwagting, gelukkig en aan- zienlijk gemaakt. Dit deed hem ook meermaalen ge„ denken aan zijne eigene droomen, welken hij aan zij,, ne.familie verteld had; want die hadden aanleiding gegeven tot zijne komst in Aegijpte ; die voorfpel„ den toen reeds zijne verheffing boven zijne broedes, ren, en begonnen nu, buiten zijn toedoen, door God ,, zelve vervuld te worden. Met aandoening dacht jo„zef naar, hoe wonderbaarlijk zijne gefchiedenis te „ famen , en , onder Gods beftuur, tot hier toe was „ af-  GESCHIEDENIS VAN JOZEF. 713 „ afeeloopen. Zulk naardenken moet gij ook aan- „ wennen , mijne Kinderen ! als gij ouder zijt gewor„ den: dan moet gij u van jaar tot jaar het voorledene „ dikwijls herinneren, en niet zo achteloos voortleeven, „ als fommige menfchen , die op geen jaar of twee na „ weten hoe oud zij reeds zijn." — „ Tot de volkomene vervulling, nu, van jozef s „ vroegfte droomen, behoorde nog, dat zijne vrienden „ bij hem kwamen, en zich voor hem nederbogen, net „ als de koorn-fchoo ven, de zon, de maan en de ftar„ ren, waarvan hij gedroomd had. Nu dacht jozef, » met reden: ., God de Heere begint die droomen mij„ ner jongheid' thans waar te maken , door mij zo on» gemeen te verheffen. Die zelfde God kan , en zal „ ook het overige wel doen gebeuren. Mijne vrienden zaL „ ik zekerlijk vroeg of laat bij mij zien. Wanneer dit „ gefchieden kan en moet, weet God de Heere best. JLK » laat dat over, en moet het maar geduldig atwagten. Nu hebben wij alle de voorname redenen gehoord , „ waarom jozef zich in gegijpte ftil hield zonder » iemand naar zijn Vaderland aftezenden. Wat dunkt » u, kootje! moeten wij jozef nu nog beichuldi» gen, van zijne vrienden fchandelijk vergeeten te heb» ben? Moeten wij nog denken, dat hij uit onverichü» ligheid ftil zweeg? — dat hij niet naar Vader en zij» ne broeders verlangde?" , Kootje. Neen, Meester! ik begrijp nu, dat hij „ niet anders doen kon. lk hou weêr evenveel van jo» zef als te vooren." ^ „ Mr. En wat zegt keesje 'er van? „ Keesje. Ik heb jozef ook weêr hef gekregen, 77 Meester ! " .... „ Mr. Dan zijn wij nu altemaal weêr zijne vnen77 den, behalven mietje; niet waar?" , Mietje. Och, neen! ik ben ook niet meer knorrig op jozef. Eer Meester nog niet uit verteld had, „ merkte ik al , dat hij het niet helpen kon. Ik wil „ hem net zo liefhebben, als krisje en kaatje en ,7 heintje." , Mr. Wel, dat is mij recht aangenaam , en , als „ jozef nog leefde, zou hij daar ook blij om wezen; „ want hij hield magtig veel van kinderen, zo als gij „ wel eens hooren zult." ■ Eenigzins lang is deze proeve; maar wij konden die Yy 5 met  7J4 f. g e d I k e niet bekorten, wilden wi], volgends ons plan, den Lezjr een denkbeeld geven van hulshoffs ongemcene gefchiktheid, om, in de manier van behandelinge -9 . prijs is f: - 2 - : Frccadvijs, betreklijk de Vraag, hoe de Leeraars der Hervormden, in gevolge het Decreet der Nationaale Vergadering ter affchaffing van allen Heerfchenden Godsdienst voortaan zich te gedraagen hebben. Uitgebragt in den Kerkenraad te en ter bevordering  716 BEDENK. 0V. HET GEBR. VAN MANTEL EN BEF, ENZ. ring van het recht begrip dezer zaak in 't licht begeven. In gr. Ocïavo. De prijs is f: - 3 - : Cedert -het Decreet der Nationaale Vergadering, be»j treffende de affcheiding van Kerk en Staat , van den 5 Augustus, laatstleden, waarin, onder anderen, aan de Leeraars der onderfcheidene Gezindheden verboden wordt, zich met eenig onderfciieiding teeken iu het openbaar te vertoonen, ,maar in tegendeel alle Godsdienstige plechtigheden alleen binnen de muuren der Kerken te bepalen: federt dit Decreet, zeggen wij, is men over het gebruik van Mantel en Bef op den Predikftoel begonnen te fpreken, en over het al of niet dragen derzelver in onderfcheidene Kerkelijke bijëcn- komften te handelen. De bovengenoemde Stukjens zijn ons hier omtrent ter hand gekomen, waar van wij onze Lezers kortlijk verflag doen zullen. In het eerstgenoemde Stukjen geeft de Schrijver, die zich onder den naam van alf.tophilus verbergt, de volgende Hellingen , welke hij kortlijk behandelt , op: (1) Dat de Mantel en Bef niet is, noch ooit geweest is een Godsdlenftig , of zoogenaamd Kerkgewaad, Plechtgewaad, of Ordeskleed; maar alleen een overblijffel van de oudervvetfche kleeding onzer Voorvaderen. — (2) Dat de Mantel en Bef niet is , noch ooit geweest is , een Godsdienftig onderfcheidsteekeii van de Leeraars, en andere Kerkelijke beambten der ééne bevoorrechte, of zoogenaamde heerfchende, dat is, der Hervormde Kerk. Na dit eenigzins breeder betoogd te hebben , befluit hij, dat het Decreet der Nationaale Vergadering dus geheel geen inbreuk doet op de Godsdienftige voorrechten van de Leeraars, en andere beambten, der Hervormde Kerk. .,, Maar indien dit zoo is," vraagt hij , ,, waarom „ wordt het ons dan nu verboden?" En ziet hier zijn andwoord. ,, (1) Dat 'er in 't Decreet der Nationaale „ Vergadering niets van Mantels en Beffen gelezen wordt, ,, fchoon 't 'er bij toeval op moet worden toegepast. » (2) Dat hij niet bevoegd is de motiven van dit De- creet te verklaren. Maar," voegt hij 'er bij, ,, wil 5, men (3) eene eenvouwige gedagte weeten , die mij „ voor den geest gekomen is, zij is deze. Daar Gelijk„ heid, Vrijheid, en Broederfchap thands aangenomen m zijn, als de gronden van het Burgerlijk Beftuur, konn den ligtlijk de Roomfchen in de afgelegene districten 55 öe-*  BEDENK. OV. HET GUUR. VAN MANTEL EN BEF, ENZ. 717 eedagt hebben, nu ftaan wij volmaakt met de Hervormden " eeliik. Hebben die zoo lang in 't openbaar hunne Mantels " en Beffen gedragen , wij mogen dan nu ook met onze Kerk«ewaden, berechtingen, procesfiên , enz. in t openbaar yer1 fchiinen. Uit hoofde van die zelfde Gelijkheid kon dn ligtliik hebben overgegaan tot in 't binnenfte van ons Land. wel" ke onrustige bewegingen hadden daar uit kunnen ontftaan? '„ Kon nu dit alles wel voorzigtiger, dan door bovengenoemd " Decreet worden voorgekomen?" — Eindelijk bepaalt hij zich tot eene andere vraag , welke naar ziin oordeel in dezen tijd zeer gewigtig is, en de aandacht van alle Hervormde Leeraars en Gemeentens ten uiterften verdient. Zn is deze- „ Zullen nu, —behooren nu, de Hervormde Leer. aars voordaan met Mantel en Bef te blijven Prediken, Doopen. Avondmaal bedienen, enz." Na voorat gefteld te nebben, dat elk in dezen zijne vrijheid blijft behouden, ïs hij echter van oordeel, dat de Hervormde Leeraars en Kerkelijke be. ambten best deeden , om , bij de openbare Godsdienstoefeningen , voordaan geen gebruik meer van Mantels en Beffen te maken; waar voor hij verfcheidene redenen , de eene meer, de andere min gewigtig, bijbrengt. Het Tweede Stukjen boven opgegeven, of het Iets omtrent de Bedenkingen, enz. behelst eenige aanmerkingen op het voorgaande. Om onze Lezers over den ftijl, en het gewigt der Aanmerkingen eenigzins te doen oordeelen, zullen wij het volgende 'overnemen. Aletophilus had onder anderen voor het afleggen van Mantels en Bef en ook deze reden bijgebragt, dat de Naturalisten, Deïsten en Vrijgeesten, die de Predikante! voor bedriegers, en mantel en bef voor een kleed van hoogmoed en heerschzucht uitmaken, zouden befchaamd worden. Hier op zegt onze Sctmiver Bladz. 7: „ Het zijn 'er waarlijk wel brokjens na' om'zich door het aflaaten van mantel en befte laaten " befchaamen. — Ik wist ook niet, dat de Vrijgeesten algemeen zoo veel attentie hadden op den mantel en be£ van de Do" minees. — Maar nu, zij hebben die! wat dan? moeten wij " zoo veel confideratie gebruiken voor luiden , die onze Leer" aars voor Godsdienftige fielten en geestelijke bedriegers groe", ten? Zoo zou men zich aan den Satan ftraks moeten ftoo- " ren: als de Vrijgeest zoo praat, is het vuile laster, dien " hij tegen beter weten uitbraakt, — en zouden Leeraars zich " daar aan zoo veel laten gelegen liggen?" Het Derde of laatfte Stukjen komt in de hoofdzaak met dat van aletophilus overeen. Ziet hier het befluit: „ De Com„ misfie zou dan van oordeel zijn, dat men onze Leeraaren , behoorde te verzoeken het gewoonlijk dragen van den fmal!, len Mantel en den Bef geheellijk na te laten , zo wel bin„ nen de Kerk ter voorkoming van alle bijgelovige denkbeelden, als ook buiten dezelve, ter gehoorzaming aan het meer-  J. A. S C II A S Z " f,fe'de decreet, wanneer het zal afgekondigd zijn, en voords „ den Leeraren te verzoeken in alle andere opzichten ter vet MeedefdrIgt.»rgerniS * * eene e» "dige Zonder ons in eenige aanmerkingen over de waarde of on. waarde dezer Stukkeu in te laten, hebben wij herbóventeande dXXgnTe^Va°ken.ZUlken' ^ ***** *rfï f i e n a s z, in de kerk, in de raadzaal en in n TeS'P lT'§ W*1'Door j- c h a s z, /« leeven Med. Jgaor. Eerfte Stuk van 'sMans nagelaten Schriften. In den IZf'r O' PIaaiU 17»6- ^kalven het Voorbericht 66 Mladz. In Octavo. De prijs is f : ■ 9 - : -Wij hndden reeds-een ander BliifPel v<™ wijlen Doctor *V schasz, get.jteld: het drommdfche Committé van Jlaadgevmg, gelezen, en beoordeeld, eer zijn Geest aan ons verfcheen, en wij kunnen niet ontkennen, dat wij meer behagen in Lucifer en Beëlli-bub vonden, dan in zijne verfchijning, en wij zouden ons zeer bedriegen, indien onze Lezers niet del zelfde uitfpraak deeden, wanneer zij het een met het ander wilden vergelijken. i Voor eerst «'diaagde ons de onnatuurlijke tijtel, aan dit Stukjen gegeven; s. fehrijft hier een Blijfpel, waar in zijn geest de hoofdrol fpeec, m dat hij geftorven is; - het Stul/zou 'er mets door verlooren hebben, wanneer het op den naam van eenvriend gegaan .had, die deze verfchijning mede had bijgewoond, dewijl men toch z.ch onmooglijk verbeelden kan, dat dezelfdl perfoon wn zich zelf zoodanig fchrijven kan, als hier plaats •n . ■U?.w,aa,r' ,dat men 2iine toekomftige bedrijven in den Haat der afgefcheidenheid voor kan ftellen, of met dante's verbeelding, eene reize naa de onderaardfche gewesten on. dernemen, maar zijnen geest de huur op te zeggen, dezën overal te volgen , van zijne verrichtingen, als daadzaken , te fpreken en nogthans te leeven op,de wereld — dit alles is wat veel van onze verbeelding gevergd, vooral, wanneer zulks onnodig is. cn het Stuk zelve geheel onwaardig. • Dit is ten tweede zoo vlugtig opgefteld, dat wij haast zou, den gelooven, dat de Dcftor het even voor zijn vertrek vervaardigde , want als wij het geheel beloop van het Stuk nagaan, dan vinden wij overal gaping en onvolkomenheid: Canis festinar.s 'cëeos parit catulos. Lucine, de dochter van s., wordt door een Prediker be« mind, welke, laat in dea avond, zich met haar en eenige kerk- be-  de geest vajs doctor schasz. 7^9 bedienden in eene gróote kerk bevindende, het bijgeloof van deze vrienden berijpt, daar zij ftaande houden, op zeker grar meer dan eens een ftwok gezien te hebben, dat onder eene blanuwe vlam, allerlei gedaanten aannam, als van een gloeiend doodshoofd, een klein kind, een kerkuil en dergelijken — vooral beijvert zich de Prediker, om luc ine te weerhouden van hier den geest haar's vaders te komen raadplegen; midden m dit ge. fprek riist eene bhiauvve vlam uit het graf op, welke van donuet en blikfem vergezeld, de aanwezenden verbaasd en hen overal vlugten doet, tot dat zij eindelijk, het.verblijf der dooden ontweken, aan den geest gelegenheid geven, om met lucin.e alleen te fpreken, welke, haaren vader herkennende, van hem bevel ontvangt, om den Prediker nimmer te trouwen, waar na de geest van sciiasz zich in eene meer'zichtbare gedaante vertoont, vergezeld van bevallige maagden, geestelijken en aristocraten. . , Het Tweede Bedrijf is een raadzaal, wasr m alleen de voorzitter zonder zijne ambtgenoten befluiten neemt; Lucine, op bevel van haaren vader zich hier verftoken hebbende, is getuigen van de willekeurige handelingen van le ander, den voorzitter ; ha dat deze de notulen heeft gefchreven, zo worden dezelve langzaam bewogen en varen eindelijk ten hemel, waar op de flem van den geest, uit den inktkoker voordkomende, den voorzitter het woord vraagt, en hem zegt, dat de notulen in den hemel gerei'umeerd en geapprobeerd moeten worden ; dat het weinig zegt, om zich hier op aarde op het eergeftoelte te dringen, om zich aldaar vet te mesten ten koste van een geheel volk , en om aldaar het algemeen belang , ten behoeve van zijn vuig eigenbelang, te verraden ; — maar dat het alles zegt, om eenmaal rekenfehap te geven, aan die opperfte en geftrenge -Rechtvaardigheid, die, in den Hemel, over onze bedrijven te recht ziti — dat daar ook notulen worden gehouden, — en ■ wee dan hem, en allen, die hem gelijk zijn, wanneer in die notulen niet aangeteekend ilaat, dat hij in zijn post, als municipaal, eerlijk, verftandig en rechtvaardig gehandeld heeft; na welke geduchte er'innering hij van lucine afziet, die zich onverwacht vertoont en eene getuige vart'de verbaasdheid dezes 'voorzitters is. Het Derde Bedrijf is een kroeg, waar de geest van schasz, lucine befcheiden hebbende, haar gelegenheid geeft, om den man te leeren kennen, die haar? hand waardig is. In dit Bedrijf wordt de Kastelein en de vriend van schasz beurtelings door 'den geest bedrogen. Den eerften wordt een glas ge.never afgaeischt en weet nergens den dorftigen man te vinder» , terwijl zijn glas onzichtbaar geledigd wordt. De tweede , meenende met den Kastelein over eene «volksvergadering en de keuze der boeren te fpreken, bevindt, flK hij bedrogen is, daar hij, zich omkerende, niemand, dan lucine in de kamer ziet, welke lieia  720J.A.SCHASZ,DE GEEST V.DOC T.SCHASZ. SP.V.H.MENSCHD. hem onderrecht, dat hij met den geest van haaren vader ge. fproken heeft waar over deze vriend verbaasd wordt, maar tevens bemoedigd, daar onverwacht de geest het gezegde van m. cine bevestigt en zijnen vriend verklaart, dat hij , om geeti ander oogmerk, het rijk der geesten voor eenige oógenbJikken is ontweken,dan om den wil van zijne dochter en zijnen vriend te bevredigen, d.e door zijne goedkeuring verëenigd worden en den vaderlijken zegen ontvangen waar na dl geest ander. maal ten hemel vaart. . doel/erhalven van dit Stukjen is om een belangloos Patriotin onderfciieiding van een baatzuchtig Regent en dommen Prediker af te malen en den eerften boven de%wee hatften de voorkeur te geven. En wie zal hier in den dooden schasz tegenipreken? Waaróm een Prediker hier juist verfchijnen moest, betuigen wij met [e weten, want men zou hem in het ftuk niet gemist hebben , indien hij vergeten was , dewijl hii toch met de anderen mets gemeen heeft en de ftaatkundige ge' fchillen vermijdt aan te roeren. É s 't Is waarlijk verdrietig voor den braven geestelijken, dat men zijn ftanu zoo verachtlijk maakt, bij alle gelegenheden met de zwartfte verwen zijne broeders affchildert en ieder een aan! fpoort om den Prediker te fchuwen. Allen immers verdienen zulk eene befpotting niet, en ondertusfehen fpreekt men van hen zoo m t algemeen, dat men vermoeden zou, dat allen verachtlijk waren, en hoe weinig moeite zou het voor ons wezen, dezulken onder den geestelijken ftand aan te toonen, welke Ne' derland onder haare groote mannen telt. Spiegel voor het Menschdom, of Tafreel van bijzondere characte" en lotgevallen van Perfoonen van beiderlei fxe. Door het Gezelfehap Lettervrienden , onder de Zinfpreuk- , Tot Heti'der Maatfchappij." Eerjle Deels, Derde en Vierde ótuk. fe Amfteldam, bij H. Molenijzer 1795 en 1706. Ia gr. Octavo. De prijs is te famen f 1 - 12 - : TTet geen wij van de twee voorige Stukken {Vadert. Biblioth. A J. VU Deel, Bladz. 670) gezegd hebben , moeten wij hier weder herhalen, naamlijk, dat ook deze zeer weinig bevatten, het geen den aandacht des Lezers verdient of waardig is, en dus geheel niet gefchikt , om tot heil der Maatfchappij iets bij te dragen. Wij hebben des met genoegen gezien, dat op het Tijtelblad gelezen wordt vierde en laatfte Stuk.  ÜITÏREJtZELS en BÈOORDELÏNGË&. Aanmerkingen over het Euangelium van juattheus, door BRoëRius broes. I — VI Proeve. Te Leijden, bij J. van Thoir, 1796. Te famen 276 Bladz. In gr. OBavo. De prijs is f 1 - 18 - 2 Wij zijn bet met den Hoogieeraar broes volkomen eens , als hij in het Voorbericht voor de Eerfte Proeve zegt, dat de 'Uitleggers ook in het Euangelie van mattheuS overvloedige ftof tot nieuwe en gewigtige ophelderingen hebben overgelaten. En men kari dus zijne poging niet dan prijslijk aanmerken, wanneet hij in deze Proeven zijnen Landgenoten eenige nadere toelichtingen wil mede deelen. Wij wenschten in ftaat te zijn dezelve aan onze Lezers met volle ruimte te kunnen aanprijzen; en derzelver lezing aan hun aanbevelen.; Dan wij moeten bekennen, dat de Burger b. in dezen aan ónze. verwachting in 't geheel niet beandwoord heeft. Want; behalven , dat deze zijne Proeven over het geheel zeer weinig wezenlijke en ter zake doende ophelderingen bevatten, zoo zijn dezelve opgevuld met nodeloze uitweidingen , fomtijds ook met opgaven van Griekfche en Latijnfche uitleggingen,' met Hoogduitfche aanhalingen, die voor den Nederlandichen Lezer van geen de minfte dienst zijn. Men vindt, wel is waar, fommige ftichtelijke gedachten onder dezelve: dan zij komen in een Werk van dezen aart minder te pas, en men had veele derzelver gemaklijk kunïïen ontbeeren. Wij hoopen dus, dat, indien de Profesfor zijne Proeven over het Euangelie Van joiiNNES zal vervolgen , hij ook deze misflagèn vermijden, ën zich meeer gezet bij den Schrijver, dien hij wil toelichten , zal bepaler}. Deze zes Proeven behelzen de negen Eerlle HooFddeelen van mattheüs. Leerreden over 1 Pet. I: 13, 14a, ter gedachtenis van zijnen vijftig jaarigen predikdienst, in de Gcmeeiitens van Roon , Maastricht en Haarlem , uitgefproken , 3 Julij 1796, door johannes trellont, Predikant te Haarlem. Te Haarlem, bij J. J. Beets, 1796. 32 Bladz. in gr. OStavo. De prijs is f :-6-: Deze Leerrede, die zonder fieraden van welfprekertdhcid, met veel eenvouwigheid is opgefteld Vad. bibl. viii. deel. no. 16. Zzï fpreekt-  ?22 j. trellont, leerreden. fpreekt de taal van het bewogen hart van een oud man, op eene wijze, die bij de gelegenheid, waar in z.j is uitgefproken, zeer wel past, en die het nederig en liefderijk-hart van den Prediker kenfchctst. Zi? kan tot eene aangename gedachtenis van den Eerw". Prediker, bij zijne Gemeente verftrekken. God ze^cne en fterke den Ecrwaartügen Grijsaart in zijne hoo-e jaaren. J ° Eene bijzonderheid verhaalt hij, in eene aanteekening, die ons zoo aanmerklijk is voorgekomen, dat wij vertrouwen, dat onzen Lezeren derzelver mededeelin» niet onaangenaam zijn zal. Zij is deze: Op den bededag, den 18 Februarij, 1756, werd de Eerw. t. (toen Predikant te Maastricht') 's morgens ten agt uuren ver* fchnkt, door eene aardbeeving. Ten negen uuren »ine hij naa den predikstoel, en was in het midden vaifhet voorgebed gevorderd, toen zich weder eene aardbeeving deed gevoelen, die aan den kant der Stad daar de kerk ftond zwaarst was, en die hij, die op de koo°-er plaats ftond, fterkst gevoelde, maar door Gods bijzondere hulp en bewaring behield hij pretentie van 4est en God gaf hem , in dat bijzonder tijdftip , de nodige gave des gebeds, waar door de ontfteltenis onder de Gemeente bedaarde, en de Godsdienst onafgebroken zijnen voordgang had. Aanmerkt ngen over de ftelling van den Heidelhergfchn Kat echts mus : Wi] zijn van nature geneigd, God en onzen naasten te haten, hij gelegenheid, dat de Burger Reprtzfentant J. h. f.l0.b heeft kunnen goedvinden, deze ftelling te verklaren, als ftrijdig met de Broederfchap en verderftijk voor de Maatfchappij, door ïwaldüs kist, Predikant in de Hervormde Gemeente te Arnhem. Te Amfteldam, hij M. de Bruijn, 1796. 44 Bladz. In gr. ö'clavo. De prijs isf:- 8-; T\t Burger Repraefentant j. h. floh, Mennoniet Predikant te Enfchedé, vondt goed, in de zitting van de Nationaale Vergadering van den 23, Augustus dezes jaars, in zijn advies over het Burgerrecht der Jooden, ten betooge, dat men de Jooden van het Burgerrecht niet kon weeren, uit hoofde van godsdienst gevoelens, ook dan zelfs niet, wanneer men, bij mooglijke  E. EIST, AANMERKlSOENi lijke gevolgtrekking, kon berekenen, dat daar uit eenige onheilen voor de Maatfchappij zouden kunnen voordvloeiën, deze woorden te laten volgen: „ Wilde „ men volgends zoodanige gronden handelen , wie ,, zou dan een oogenblik durven (taande houden, dat „ zij, die alle andere gezindheden, die niet in eene „ zekere Kerk God aanbidden, de zaligheid betwisten, ,, een oogenblik konden geduld worden in eene Maat9, fchappij , uit allerlei godsdienftige Genootfchappen ,, faamgefteld? — En hoe gevaarlijk, hoe ftrijdig met ,, de Broederfchap, is niet het leerftuk, dat gevonden „wordt, in den . Heidelbergfchen Katechismus , die ,, nog iederen Zondag, op veele Predikftoelen in Ne„ derland wordt verhandeld, volgends Welke wij men„ fchen van nature -genegen zijn , God en onzen ,, evenmensch te haten* Indien men de mogelijke „ fchroomelijke uitwerkzels die uit zoodanig ecn onëer„ biedig leerftuk, dat beide voor den Schepper en zijn i5 werk, zoo als het ligt, ontëerend is, zouden kun„ nen berekend worden , angstvallig willen in aan„ merking nemen, wie zou dan niet uitroepen: weg „ uit ons midden, met zulke ellendigen, die zulks „ waarlijk geloven, zoo als hier onvoorzichtig gefchre,, ven ftaat*" Wij weten , en het kon niet anders , dat vrij algemeen de Leden der Vergadering, dit hoorende, verontwaardigd waren, en, wat zij ook van den Heidel* bergfehen Katechismus gevoelden, deze gezegden vau den Burger Reprfefentant floii als onbedachtzaam en geheel ten onpas uitgefproken, hebben veroordeeld. Niemand hunner echter, vergat zich zeiven in zoo verre, dat hij godgeleerde gevoelens in de algemeene Vergadering der Volks - Reprtefentantcn , behandelen, verdeedigen of betwisten wilde. Zij dachten, gelijk de Burger Reprasfcntant van lookhorst kort daarna, met recht aanmerkte, dat, wanneer zij den Heidelbergfchen Katechismus, daar ter plaatfe wilde wederleggen of verdeedigen, zij zich in een zonderling aspect voor de Natie zouden plaatfen, en gelijk zijn aan hem, die het vijfde rad aan een wagen wilde maken. Op dezelfde wijze heeft men het eerfte gedeelte van de bijgebragte woorden, van den Burger Reprafentant floh, welke zekerlijk de Roomschgezinden bedoelen, met een verachtend ftilzwijgen beandwoord. Zz a Zq&  724 e. kist Zoo wijs en prijswaardig dit ftilzwijgen van de Leden der Nationaale Vergadering zal gekeurd worden, zoo veele redenen kunnen de onderneming billijken van den Burger kist, die in het Stukjen, waar van wij den Tijtel opgaven, den taak op zich heeft genomen, om zijne aanmerkingen op deze onvoorzichtige gedraging van den Burger f. op het papier te ftellen, en de hoonende en zoo ver ziende befchuldiging tegen den HeideIbergfchen Katechismus, en bij wettigen gevolge, tegen het Kerkgenootfchap der Hervormden ingebragt 1 af te weeren. De Burger k. doet dit, op eene vrijmoedige, gepaste , befcheidene , en , zoo wij oordeelen , op zoo overtuigende wijze, dat wij niet twijfelen, of de Burger Reprsefentant f. , wiens famenftel immers enkel verdraagzaamheid vordert, zal over zijne onvoorzichtigheid berouw hebben, en dat, bij gelegenheid, zich niet fchatnen te belijden. Vooraf toont de Hervormde Predikant, dat, hoe zeer het den Burger Reprrefentant f. vrij ftondt, anders gevoelenden , in zijne eigene Kerk, te wederleggen, of van de vrijheid der drukpers zich te bedienen, om zijne aanmerkingen daar tegen voor te dragen , echter dit te doen, in de hoedanigheid van Reprafentant, in de Nationaale Vergadering zelve, is, i. onverlicht, 2. 011befcheiden, 3. onfiaatkundig en 4. ongeoorloofd. Dit, met nadruk, hebbende aangetoond , merkt de Eerw. k. aan, dat, gelijk hij zich Bladz. 14 uitdrukt, de Burger Repraffentant f. , „ den bal geheel mis „ flaat, en ten duidelijkften toont, de bedoelde ftel„ ling, in het geheel, niet begrepen te hebben, het s, welk hem het ellendigst figuur voor het oog van „ Nederland doet maken." En, verklaart, ten dien einde Foor eerst, in welken zin wij deze ftelling: Wij zijn van nature geneigd, God en onzen naasten te haten, moeten opvatten. Ten tweeden betoogt hij de waarheid van deze ftelling, en Ten derden bewijst hij, dat uit dezelve die gevolgen riet voordvloeiën, die 'er door den Burger f. aan worden toegefchreven. , In bet eerfte gedeelte,, na de verkeerde opvatting verworpen te hebben, die men van de woorden vandenA^w- chis~  AANMERKINGEN. 725 ehismusmaakt, en volgends welke men dezelve dan verguist en doorhaalt, bewijst de Burger k., dat wij zijn van nature geneigd, God en onzen naasten te haten, dit te kennen geeft: {Bladz. ao) „ Onze natuur, onze ziel en ons lichaam zijn door de zonde zoo zeer bedorven, " dat wij, aan ons zeiven en dit ons bederf overge' laten, 'er zeer vatbaar voor zijn , ligtelijk toe overhellen, om van God en onzen evenmensen afkeerig te zijn, en deze afkeerigheid in eene meerdere " of mindere mate naar buiten te vertoonen." Om ten tweeden, de waarheid dezer ftelling te betoogen , maakt de Burger s. thands geen gebruik van den Bijbel, dat is, hij behandelt het ftuk niet Theologisch, maar menschkundig , en wijst , uit de rede en ondervinding aan, hoe zeer de menfchen , uit het verkeerde beginfel van eene bedorven eigenliefde, ligtelijk overhellen, geneigd zijn, zoo dra hunne ^tegenwoordige omftandigheden , lotgevallen, enz. in ftrijd komen met hunne begeerte en wenfchen , of wanneer hunne zinlijkheid hun iet anders opgeeft, dan de wet van God, genegen zijn, om tegen God te morren, en zijne geboden te overtreden , met één woord, hij beroept zich op de ondervinding, welke blijken van afkeerigheid van God en Godlijke zaken zich in den mensch openbaren, en hoe moeilijk het zij, hem op te wekken, en te overreden, om dien alwijzen en algoeden te leeren kennen, en tot het voorwerp zijner verlustigende befpiegeling en aanbidding te ftellen. — Vervolgends betoogd hij, uit de ondervinding, en het fchetfen van verfcheiden welgetroffen karakters uit het burgerlijk leven, dat wij, aan ons eigen bederf overgelaten, 'er zeer vatbaar voor zijn, ligt toe vervallen, om afkeerig te worden van onze medemenfehen , en ons afkeerig van hun te gedragen. Dit Betoog fluit de Schrijver, Bladz. 34. met deze na'druklijke woorden : „ Maar wat behoeven wij nog te „ vragen : kunnen wij 'er ligt toe vervallen om onzen „ naasten te haten? Behoeven wij dat nog te vragen, in „ eenen tijd, waar in de menschlijke natuur zich van zulk ,, eene fchriklijk ongunftige zijde vertoont? - In een'tijd, „ waar in de lage eigenbaat zulke verachtelijke rollen „ fpeelt, de liefdeloosheid bijna niet meer als misdaad ge„ voeld wordt, en de verbittering onder veele menfchen tot „ de hoogte opklimt van onverzoenlijke vijandfehap? Zz 3 » Be«  ?2°" K. KIST „ Behoeven wij dat nog te vragen, in eenen tijd, 3, waar iri de mensch eene vatbaarheid voor wreed! eden toont te bezitten, die oppervlakkig ongeïoof- „ bjk (chijnen? enz. Dit is zoo in het oog lo- „ pende, het menschdom valt een ieder zoo uit de „, hand, dat veelen van hun zelve, die anders over „ deszelfs zedelijken toefland het gunstrijkst oordeel„ den, en van de Hervormden met verachting fpra„ ken, in dezen tijd hunne fchouders ophalen — ert „, zwijgen." Eindelijk, bewijst de Schrijver, dat uit deze (telling die gevolgen niet voortvloeien, die 'er door den Burger Floh aan worden tocgefchreven. Hij betoogt, dat zij met is i. ftrijdig met de Broederfchap , 2, een oneerbiedig leerftuk; dat beide voor den Schepper en zijn werk ontëerend is, 3, gevaarlijk voor de Maatfchappij. Wïj zullen hem in dit Betoog niet volgen , het welk hoofdzaaklijk daar op gegrond is , dat de Hervormden zich zeiven niet uitfluiten van dit zedelijk bederf, maar het in zich belijden , zich dus niet verheffende boven hunne medemenfehen, voor wie zij alleen deze treurige waarheid openlijk erkennen, op dat deze zelfskennis den mensch opleide , tot de waarachtige bekering , en verbetering, door het Euangelie en den geest van God en christus. — Dewijl de mensch hier niet befchouwd wordt, zoo als hij uit de handen van zijnen Schepper is gekomen, maar, zoo als hij, door eigen fchuld, verdorven is geworden , zal ook dit leerftuk niet kunnen belchuldigd worden van onëerbiedigheid jegens den Schepper. Voor den mensch, ja! behelst zij eene treurige en vernederende waarheid , maar, die hem moet opfpooren, om uit deze verdorvenheid gered te worden. — ,, Het is ontëerend," zegt de Schrijver Bladz. 39, zoo ellendig te zijn. Maar, het is nog onëindig meer „ ontëerend , daar bij de belagchelijke trotsheid te be- zitten, van zijne ellende niet te willen weten." ■ Eindelijk hoe kan deze ftelling verderflijk zijn voor de Maatfchappij? Kan het verderflijk zijn , als de mensch rot zelfskennis, de bron van alle waare wijsheid wordt opgeleid ? J Wij twijfelen niet, of de Hervormden zullen den Burger kist bedanken voor zijne zoo gepaste aanmerkingen , en Christenen van verfcheelende denkwijze zullen zijne aangevoerde redenen ten minden overvvecging waar-  AANMERKINGEN. 727 vaardig keuren — alleen moeten wij 'er dit bijvoegen , dat de Burger kist , onzes oordeels, om des minkundrgen of mïn oplettenden Lezers wille, niet kwalijk gedaan zou hebben, van letterlijk eene aanmerking te maken, dat de Burger Repratentant floh gefproken heeft5 van het leerftuk , dat gevonden wordt , in den Heidelbergfchen Katechismus — zoo als het ligt w— zoo als hier, onvoorzichtig, gefchreven ftaat , ligtelijk, had de Burger kist, met drie woorden, kunnen aanmerken, ■datnien de woorden van den Katechismus, uit den Ka- ( techismus zeiven, en uit het verband waar in zij voor- ' komen moet verklaren, en dat, blijkens het volgende, door de natuur hier niet verftaan kan worden, ons wezen , zoo als wij menfchen uit des Scheppers handen voordgekomcn zijn , maar onze zedelijk bedorven toeftand , en dus , dat wel degelijk de woorden, zoo-als^ zij daar liggen, zoo als zij daar gefchreven ftaan, geen 'anderen zin kunnen hebben , dan welken de Burger kist heeft aangetoond, en welken hij, zoo wel, tegen de befchuldigingen en gevolgtrekkingen van den Burger Reprtefeiitant pEOH verdeedigd heeft waar uit volgt, dat, zoo iemand zich, in't vervolg, ten nadeele van den Katechismus , met die uitzondering zou willen behelpen, zoo als het ligt, zoo als hier gefchreven ftaat, hij die woorden uit het verband rukken , en in eene andere beteekenis zou nemen, dan de opftellers van den Katechismus ze gefchreven hebben, en zij daar liggen, het welk van onoprechtheid en itreeken niet zou zijn vrij te plijten , tegen welken het echter nuttig is , dat de min oplettenden gewaarfchuwd worden. Brief van christophilus , over de nu eerlang uit te brengene nieuwe Conftitutie , aan de Commisfie uit de Nationaale Vergadering des Bataaffchen Volks , thans bezig zijnde met het ontwerpen van dezelve, door ze lotus. Te Amfteldam, bij A. B. Saakes, 1796% ao Bladz. In gr. Otlavo. De prijs is f : - 4 - : Het was zeer ligt te voorzien , en het gevolg heeft zulks duidelijk geleerd , dat de oordeelvellingéh over de nieuw ontworpen Conftitutie zeer verfchillende zouden zijn. — Christophilus befchouwt dezelve van eenen Godsdienftigén kant , en , fchoon Kerk en Zz 4 Staat  7*8 zël0tus, over. de constitutie. ' Staat gefcheiden zijn , is hij echter van oordeel , dat „ de godsdienst of de plechtige kere* „dienst, aan het opperwezen verfchuldigd „ door den staat, of bij de Grondwetten, op dl „ daar toe gebruikelijke Zon- en Feestdagen , na de „ wijze onzer vaderen, zal vastgefteld en bepaald blij„ ven ; terwijl hij daar benevens vertrouwt, dat die „ grondwetten op zodanige beginzelen zullen gefchoeid „ zijn, welke het weezen van allen Godsdienst uitrna„ ken, en dat ook de openbare prediking, mitsgaders b het onderwijs van deze beginzelen , tot bevordering „ van de befchaving en deugd der Natie zo voor het „ jegenswoordig als voor de volgende genachten , op „ de voorgemelde dagen en in de fchoolen, bij dezelve „ grondwetten zal worden gefanctioneert." „ Wanneer nu,'' zegt hij, „ na deze gronden, na „ deze beginzelen bij de te formeerene Conftitutie, de „ rechten van den mensch zullen bepaald worden, dan „ zal de mensch bij die bepaling in de eerfte plaats „ moeten voorkomen als een redelijk wezen. — Vervolgends als Lid van de Maatfchappij. — En eindelijk „ als Christen." Dit laatfte neemt, naar zijn oordeel, in ééns alle verfchil over de rechten en bevoegdheden van de Joodfche Natie weg. Eene aanmoediging" aan de Ontwerpers der Conftitutie , om deze heginfels in het ootr te houden, maakt het beloop van dit Stukjen uit. — Schoon de hoofdbedoeling van c. niet kwaad is, had echter, onzes bedunkens , ze lotus dezen brief gerust onder zijne papieren kunnen bewaren, zonder dezelve gemeen te maken ; daar en fchrijftrant en betoog van zijnen Vriend aan verftandige Lezers niet zeer bevallen zullen. — Jets over de tegenwoordige Vacature , en het al of niet aannemen der beroepen Leeraaren in de Gereformeerde Gemeente te Amfteldam. Door een Lid dier Gemeente. Alöm, te bekomen. 31 Bladz. In gr. GctavQ. De prijs is f: - 5 - 8. r j TTet is zeer natuurlijk, dat over eene gebeurenis, als j- •!• de tegenwoordige Vacatuur , in de Groote Hervormde Gemeente te Amfteldam, zeer veel gefproken Y?rfchillend gedacht, en nu en dan een Stukjen gefchre- yeq  ÏETS ÜV£r DE tegenwoordige vacature. 7^ ven wordt. — Onder deze laatften, hier toe betreklijk, is ons het' bovengaande waardig voorgekomen , om het onze Lezers bekend te maken. Deszelfs Schrijver vindt in den tegenwoordigen ftaat van zaken geen ander middel , dan dat , waar toe deKerkenraad dier Gemeente haar toevlugt reeds genomen heeft; het beroepen naamlijk van anderen ter vervulling van de openftaande plaatfen. ,, Dan," zegt hij, „ een verfchijnfel, zoo zonderling als dat, het welk tot " deze beroepingen aanleiding gaf, doet zich thands ' op; een aantal der reeds beroepen Leeraaren bedankt H de anders veel al zoo zeer begeerde ftandplaats van ,, Amfteldam ; en het laat zich aanzien dat nog wel ., meer dan een , dit zoo ongewoon voorbeeld volgen „ zal. Zijn hier voor gewigtige redenen? Redenen wel„ ke eenen Dienstknecht van jesus christus, die „ over de reekenfchap die hij van alles, zijn Ampt be„ treffende, eens zal moeten geven, rechtfchapen denkt, „ in gemoede moeten voldoen? Zijn 'er geen redenen, „ die hem behooren over te haaien , zich der belangen „ van dit gedeelte van zijn Kerkgenootfchap aan _te „ trekken, en zoo het eenigzins voqr hem doenlijk zij, ,, deszelfs roepftem Qok thands op te volgen?" Ter beandwoording dezer twee vragen befteedt de Schrijver zijne volgende redeneeringen; en bepaalt ziclt ten dien einde vooraf bij den aart der tegenwoordige vacatuur. Hij befchouwt de openftaande plaatfen als wettig vacant, cn wel door het opzeggen van den dienst door de bewuste vijftien Leeraaren ; „ daar het zeker „ is, dat wanneer , gelijk hier het geval was, iemand „ door het doen of nalaten van iets, waar aan de ver„ dere waarneming van zijn Ampt volftrekt afhanglijk ,, is of wordt, tot die verdere waarneming zich onbe„ voegd maakt , hij dan ook gereekend moet worden „ van dat Ampt af te zien ; voor zoo ver zulks een, ,, onaffcheidelijk gevolg moet zijn , van het geen hij „ vrijwillig doet of laat. " Hij ftaaft dit zijn gezegde uit de houding en het gedrag dier Predikanten, zoo na% als voor hunne Suspenfiezn Remotie, en beand»voordt de tegenbedenkingen , welke men tegen zijne ftelling zou willen aanvoeren. Hij doet dit op eene wijze, die den aandacht van belanghebbenden over het geheel verdient; fchoon hij hier en daar wat meer klem en gewigt dezelve zou hebben kunnen bijzett-en. — Z z 5 Wat  73° C. B IJ L Wat het Tweede betreft, of de „ Redenen, welke een waardig Leeraar behooren over te haaien, zich ;, der belangen van de Amfteldamfche Gemeente aan te „ trekken; en zoo het eenigzins voor hem doenlijk zij, haare roepftem ook thands op te volgen. " De volgende worden door den Schrijver opgegeven, en aangedrongen, (i) Wanneer deze Vacaturen niet vervuld, of, alleen vervuld zouden worden door zoodanige voorwerpen, als men dan maar krijgen kon, dan moet het geheel vervai, ja de ondergang van de Gemeente te Amfteldam oaar uit volgen. - (2) De toeftand van eene zoo talrijke Gemeente als die van Amfteldam , kan niet ophouden van eenen aaumerkelijken invloed te ziin, op den ftaat der Gemeente in geheel- ons Vaderland. , C3) Lene derde reden doet zich op in het uitfteekend nut, vvaar toe de tijdsgelegenheid bijzonder dringt om te arbeiden. „ Ten allen tijde levert de talrijkheid der Gemeente gelegenheid op , om overvloedig te zijn in „ de toebrenging van veele Zielen ; maar in een tijd vvaar in misverftand en verbijstering de Leden van „ eene Gemeente , die belijden in hunne begrippen , „ aangaande den weg der Zaligheid , onderling nader ,, over een te komen, en naauwer verëenisd te zijn, „ dan met Christenen vau andere belijdenis"; nu deze „ Leden van een lichaam , ingevolge' van zulke eene „ verbijstering , gevaar beginnen te loopen , zich 011„ derhng van een te fcheiden , en het lichaam te ver,, lchcuren; 0! hoe fchoon is het nu met eene welge,, ftelde ziel te komen , om het woord van jesus te prediken, hier aan zullen zij allen bekennen, dat gij „ mijne Discipelen zijt, zoo gij liefde hebt onder „ eikanderen. Daar dit Stukjen met eenen liefderijken en vreedzamen geest gefchreven is, twijfelen wij niet, of het zal over het geheel met genoegen gelezen Worden, Vertoog aan den Raad der Stad Amfteldam, over de Vrijheid, zo als die thans genoten is en wordt bij leder Burger; in vergelijking gebragt met de verklaarde Rechten van den mensch; de Proclamatie van de Vertegenwoordigers des Franfchen Volks , en de redenen die mij (NB. c, bijl) bewogen hebben zo lang te moe* ten te rug blijven , wegens de betaaling in de gefor- ceer-  vertoog aan den raad. amw. v. d. raad, enz. 731 ceerde Geldligting en Quotifatie- Kas. — Benevens een vrije , emftige en nadruklijke befchouwing over den Eed , de Commisfarisfen tot het nazien van de 6 petCent , de affcheiding der Kerk van den Staat, en 'f gedrag der Predikanten, enz. Antwoord van den Raad der Stad Amfteldam op de Mis~ jive van den Burger cornelis bijl, ten geleide van zeker Vertoog over ^ vrijheid, zo als die thans genoten wordt , enz. Benevens een antwoord van het Volk , en mijn eigen antwoord. — Als mede konoreering der Commisfarisfen tot naziening van de 6perCts, Negotiatie. -- In de Bijlage, Aanmerking over het Committé van Justitie ; benevens eene vrijmoedige en emftige bedenking over de onmogelijkheid van de af- ■ fcheiding der Kerk van den Staat. Protest aan den Kerkenraad van de Gereformeerde Gemeente der Stad Amfteldam. Bij gelegenheid van de Voorftelling der beroepene Predikanten. Vraage van het Euangellum, in eene Mlsjive voor gefteld aan den beroepen Leeraar h. van iiasselt tot de Gemeente van Amfteldam. Alles gefchreven en uitgegeven door cornelis bijl, te Amfteldam, 179Ö. Te famen 103 Bladz. In gr. Octavo. De prijs van alle de Stukjens te famen is f1 - : - : Ziet hier, Lezers! eenen geheelen bundel van drogredenen , dweeperij en hersfenfchimmige denkbeeld den, waar van de lezing onze geheele ziel , bijna bij elke zinihede , met de hoogfte verontwaardiging vervuld heefr. Alles beftaat in een Qlipodrigo , zoodanig door elkander gemengd, en zoo verward bij elkander geflanst, dat wij , na alle de ftukken met aandacht gelezen te hebben, nog niet in Haat zijn te zeggen wat de Autheur bedoeld fchijnt te hebben. Zoo veel is zeker, dat hij misnoegd, ja grootelijks misnoegd fchijnt te zijn , niet alleen over den Raad der Stad Amfteldam , maar ook over den Kerkenraad der Gereformeerde Gemeente aldaar, en over den tot die Gemeente beroepen Leeraar h. van hasselt, om dat de laatfte niet heeft kunnen goedvinden het op hem uitgebragt beroep als onwettig te befchouwen , en dus voor hetzelve te bedanken. Ora  ?3 a C» i5"l s vert. aan den raad. ant w. v. d. raad , enz. nr^n ^CZen ee? denckbeeld te verfchaffen van den onzin, die in al e deze Stukjens heerscht, zal het ge- ZVPl}l *mA drfnBrief 3an den Raad ^GemeeKe ren ïi Am(Jeldam ^ oog«n te. ftellen , wejke ten geleide van het eerstgernelde vertoog gediend heeft. — Zie hier denzelven. 8 ,, medeburgers! ,, Een wereld kwam uit niet voort : een ad Am was de Stamvader der geheele wereld: een moses de „ Geleidsman van duizenden; ecn david de over„ winnaar, van wien men in de reijen zong, hii heeft „ zijne tienduizenden verflagen: een petrus de Hoek" „ fteen der Christelijke Kerk: een paulus de Gr l " ï?^^5^/*h?^ eenv^ÏLosVÈR „ der wereld , door welken alle dingen gefchapen ziin „ inden hemel of op aarde, zienlij k% oALieSke le\ " LThT!en-"- nï f Heerfchappljen, het zijOverhe„ den, het zij Machten; alle dingen zijn door hem en „ tot hem gefchapen. Hij is voor alle dingen , en alle „ dingen bef aan te famen door hem. Het mishage uwen „ Kaad dan niet, dat een enkel individueel lid met vrij„ moedigheid , maar tevens met waarheid tot Ulieden " t^TS ware hTeTt mogelijk, in tijds te doen zien, „ wat tot algemeen Heil zoude kunnen ftrekken." n ;Ue, taal IS™j5 de taal is betaamende aan een " f i- » fe taal 1S ernstiS en nadruklijk, doch niets be„ leedigends, maar gepast in een tijdvak, waar in het „ tp pas komt, om te fpreeken eer het te laat is; fprak " leay?rtvs en stephanus? dat die van den „ Kaad het herte berftede: dit was niet in de redenen „ maar m de ongefteldheid der ooren en harten, van „ die ze hoorden en verftonden." " ? ,zal "'ets meer verkjaaring van het bijgaand „ gedrukt Vertoog zeggen, dan dat het zich zelve zal „ verklaaren, en Ulieden doen zien, dat 'er een Con„ cept-plan van een Vreedes -Tracïaat, bij mij gereed „ hgt, om aan de Conventie, des begeerende, te open„ baaren, Vind Gijlieden dus goed gemelde Concept „ te appuijeeren, zal den Lande geen ondienst gefchie„ den: verders niet mee» begeerende, als dat GijlieT „ den, alle met dien ernst en gevoel aangedaan zijt, „ en hetzelve overweegt; zo al? Gijlieden van mij en „ alle de Ingezeetenen begeert hebt, om aan een al* » we,-  jj. C. DE FREMERIJ, ORATIO DE ARCTISSIMO, ENZ. 733 wetend en rechtvaardig God, rekenfchap te zullen „ moeten geeven. Tekene mij na toebidding van al„ le heil, enz." _ ., , , Wij zouden onzen geest vrijwillig op den pijnbank moeten zetten, en niet minder den oordeelkundige!! Lezer verveelen, wilden wij hem uit deze Prulfchriften iets meer tot eene proeve mededeelen: dus genoeg hier van. — Zulke droomen verëii'chen geene wederlegging, en zijn het ook niet waardig. — Dat zulke Schrijvers eene plaats in 't Krankzinnigen huis aangewezen werd, zou, naar ons oordeel, niet alleen betaamlijk, billijk en rechtmatig , maar ook ten uiterften noodzaaklijk zijtiw fij. C. de fremf.rij, Oratio de Arft'sfimö , fjüo Chemia, curr, phijficis fcientiis conjungitur, vinculo. Pubiice dicta die xviii Decembris mdccxcv. Quum ordinariam Medicina;, Chemise, Historia:, Naturalis, nee non artis pharmaceuticse profesfionem folenniter capesferet. Trajecti ad Rhenum, Excudit O* J* a Paddenburg 60 Pagg.In gr. Quarto. Bij het openlijk aanvaarden van 't Iloogleeraarambt in de Geneeskunde, aan de Utrcchtfche Hoogefchool, betoogt de Burger fremerij in deze Redevoering, dat de Scheikunde, (waar van hem het onderwijs , benevens dat der Natuurlijke Historie was aanbevolen) met de Natuurkunde ten naauwften verbonden is, en de kennis van een dezer wetenfchappen zonder de andere niet dan gebrekkig en ten uiterften onvolkomen kan zijn. — Na opgemerkt te hebben, dat de Scheikunde, die zich met de inwendige gefteldheid der lichamen en derzelver lam en Hellende deelen bezig houdt, eigenlijk niet anders, dan een gedeelte der Natuurkunde is, en dat de groote uitgebreidheid dezer beide wetenfchappen alleen aanleiding gegeven heeft, om dezelve afzonderlijk te behandelen, en als twee verfchillende foorten van wetenfchappen voor te dragen, doet hij zien, dat het ten eenemaal onmooglijk is om in een van beide eenige aanmerklijke voorderingen te maken, ten zij men zich met de beoefening van beiden te famen met gelijken ernst bezig boude, ■ De  734 (j. d'i s j o k v a l De voorbeelden waar door de Redenaar zulks verder" aandringt, zijn genomen uit de kennis der Lucht, der kunstluchten , der warmteftof, van 't licht , water, Eleftrifcbe Vloeiftof, en meer andere voorwerpen, welke, zonder de verëeniging der Phijfica en Scheikunde, nimmer in hunnen aart en hoedanigheden gekend kunnen worden. — Dit alles wordt door de'Hoogleeraar op eene zoo aangename, als overtuigende wijze voorgedragen , en uit de latere ontdekkingen in de Natuuren Scheikunde opgehelderd; terwijl ook de pligtplegingen, die de plechtigheid van den dag vorderden, even gelijk de geheele Redevoering, van den goeden fmaak. en 't bevallig voorftel des Redenaars allerwegen blijken 'dragen, en het beste vooruitzicht van 'smans bekwaamheden ten nutte der Utrecklfche HoogefchooJ opleveren. Nouveau Calendrier Aranéologique , dans lequel les Phafes Lunaires font redlifiées & dispofées, conformdtnent aux véritables rapports de la Lune, avec les vicisfitudes Athmosphériqucs, les crifes desMaladies, & le travail ou le repos des Araignées. Paf 1'Adjudant-Général quatremere d'isjonval. A la Haije, chez J, C. Leeuw eftijn, 1796. 24 Bladz* In 160. De prijs is f: - 6 -: Door den opgegevenen Tijtel wordt ons aangekondigd eene nieuwe Spinkundige Almanach, in welke de fchijngeftalten der Maan verbeterd, en naar de waare over'èenkomften van de Maan met de veranderingen van den Dampkring, de afwisfelingen der ziektens, en den arbeid of de rust der Spinnen gefchikt worden. Het gebruik van dezen Almanach , naar de opgave van den Tijtel, verklaren wij onbewimpeld niet te weten , niettegenftaande wij alle moeite aangewend hebben om naar te vorfchen , welk het doel van den Schrijver met de uitgave van denzelven moge geweest zijn. Dezelve is, onzes inziens, niets anders dan eenen gewoonen Almanach , naar den tegenwoordigen Franfchen en gewoonen of ouden ftiïl, beginnerde met den 1 Vendimaire 1796, of 22 September 1795, en eindigende den 6 vervullings-dag, na den 30 Fruclidtr, of den 21  JNOTJV. CALENDR. ARAKéoLOCIQUE. DE FR. CATECH. ?3jT 21 September 1706. De Schrijver omhelst het Itelfel , dat de Maanefchijnen met de volle Maan een begin nemen, en met de nieuwe Maan eindigen, Voords wordt niets, dat tot de Spinnen betrekking heeft, daar in gevonden, ten zij alleen een wijdloopige Brief aan 's Schrijvers eerften Onderwijzer, uen alöm beroemden de la lande, Hoogleeraar der Sterrekur* de in het Collegie van Frankrijk, en Beftuurer van het Nationaal Obfervatorium, vervuld met de levendigfte dankbetuigingen voor het goede, door dien Geleerde aan den Schrijver, in de onderfcheidene tijdvakken zijnes levens, cn aan zijne kinderen bewezen , benevens twee Getuigfchriften van voorname Franfche en Bataaffche Officieren , wegens de bedrevenheid van den Sehrijver in de elektriciteit der Spinnen. De Franfche Catechismus of beginfelen van Republikeirfckc Ze* ■ dekunde in Verten gevolgd, naar het Fra; fche van la ciiaubaussire, Eerfte Lid van hetCommitié van publiek Ond^rvijs, door n. c brinkman, Wed. c. van strêek. Te Amfteldam, bij M. Schalekamp, 1706. 24 Bladz. In l6\ De prijs is f: - 4 • : Dit Boekjen behelst 52 vierregelige versjens, als andwoorden op even zoo veel vragen, over waarheden van den natuurlijken Godsdienst, en over bijzondere pligten. In de Voorreden wordt het als een meesterftuk opgegeven. Wij gelooven wel , dat het dezen naam in het oorfpronglijk Fransch dragen kan, maar wat deze overzetting aanga, zij mag onder de middelmatige opftellen eene plaats verdienen, maar een meesterftulc is zij zeker niet. — Om zulke beknopte versjens, die met dal alles veel bevatten , in het zelfde getal van regels over te zetten, daar toe is veel geduld van nooden. Men moet 'sr gelukkige invallen toe afwachten , en dan nog is het elks werk niet. De Vertaalfter heeft haare zwakheid zelve gevoeld, maar zij bemoedigt zich met deze regels: Zoo ik, omtrent mijn werk, geen eerprijs hier bekwam, Dan blijft mij de eer nog bij^ dat ik dit ondernam. Nu! met dezen troo?t kunnen zich ook veele anderen helpen. Zie hier, tot een voorbeeld, het audwoord op de Vraag: IVat t- het geweten. 't Is die geheime ftem, die infpraak zoo verheven , Die onze daden volgt — zij fpreekt ook zelfs vooraf. Die haar gehoor verleent kan fteeds in kalmte leven, Die haar bedriegen wil, vindt ook door haar zijn ftraf. Rei»  736 RÉIZE DOOÏi DE DEPARTEMENTEN VAN VRANKIÜJK; Reize door de Departementen van Vrankrijk, door een Gezel; Jchap van Kon/tenaars en Geleerden. Met Kaarten en Pla~ ten. Te Parijs, bij Brion, enz. en te Gouda, bij H L. van Buma en Comp. 1796. N°. 5. Departement van de Somme. 48 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 5 - : Dit Stukjen, is verzeldjvan een Kaartjen van het Departement van de Somme, dat voorheenen een gedeelte van Picardie uitmaakte, en uitbeeldingen van de bewooners van dit Departement; als mede van Amiens; Peronne; en St. Valerij fur Somme.Voor het overige leert het ons zeer weinig van het land, er>, deszelfs^ fteden kennen , zoo dat men haast zou vermoeden, datde Schrijvers hun onderwerp maar weinig moeten gekend hebben , of dat zij een ander oogmerk moeten gehad hebben, dan hetzelve aan hunne lezers bekend te maken. Het is meest al opgevuld, met anecdotes van vroegere tijden ; eii voor al met ftaaltjens van de bedriegerijen en godloosheden der geestelijken,' die zelfs van de grootfte en lompffe foort zijn. De Schrijvers fchijnen hier iu bijzonder vermaak te vinden , zoo dat zij dezelve zelfs van verre opzoeken, en vooral zorg dragen, dat zit ze niet verkleinen. Zulk een werk, in eenen fpotachtigen ftijl gefchreven, is recht gefchikt, om het volk de uiterfte verachting voor de priesters in te boezemen , en mooglijk om nog meer dan dat te doen. „ Zie hier eene Anecdote,die waardig is bekend te wezen „ In 1496 drong de Aartshertog maximiliaan, met zwaare tflarsfchen Picardie in. Men moest een middel vinden, om zij„ nen voordgang te vertragen, of Parijs was mooglijk verloren. „ RaiJmond d'ossaigne werpt zich, met 160 man, in hii „ Kasteel van malannoij, en, dank zij hunne onverfchro!;„ kenheid, maximiliaan, met zijne 40000 man, fluiten voer „ dit nietsbeduidend flot. D'ossaigne, doorkorven van won„ den, was de eenige man, die den roemrijken val zijner med„ gezellen overleefde. Hij overleefde hun, tot eeuwige fchande „ van dien maximiliaan van oostenrijk, die de trot„ fche en verachtelijke laagheid had , van hem te laten ophan- „ gen." En zie hier wat de Schrijver 'er verder bijvoegt. Ik wenschte, zoo deze gebeurtenis onder het oog viel , van „ franciskus Koning van Bohemen, wanneer hij de Jaar„ boeken zijner Voorvaderen doorbladert, dat hij zich dan'her-' „ innerde, dat deze 160 Franfche foldaten van lodewijk XI waren, en dat die, met welke hij thans te doen heeft, niet „ in de flavernij, maar in den' heldengeest van de Laeedemonierv „ deelen." Le-  a.mandt,lev.v.siangkr. g. paape,rep. klugtsp. 737 Levenschets van-sebald, godjried„manceb,, Door a. mandt, Predikant te Gonr.chem. Te Gortnchejn, bij C. Golzel en T. Horneer, i795. 39 Bladz. In gr. Octavo. Dt j>rijs is f: ' 6 • : Sebald Godfried manger, die in den..ouderdom van 011 iaar re Delfc overleden is, na dat hi] als Predikant de Hervormde Gemeentens van Heemftede, Goes, Maastricht en Delft een halve eeuw als Leeraar gedund , en te Maastricht teffens het Hoogleraarsambt bekleed hadde, wordt m dit Stukjen befchreven,als een man van eene zeer naauwgezette godv ücht wiens voorbeeld altijd zijne Gemeentens geft.cht heeft, en wiens dienst aan het geestelijk welzijn yan veele menfchen, m "hooge mate, is nuttig geweest. Wij hebben het met genoegen gel ezin. Het is een aangenaam gefchenk voor de Gemeen, tens, in welke hij gediend heeft. Republikeinfche Klugtfpelen. i)Mr geuit paape. In den Hage, bij ]. C. Leeuweftijn, 1796. 118 Bladz. lu O&avo. De prijs is f: - u - '• Onder dezen Tijtel geeft ons de Burger paape drie Klugtfpelen, welke op de gebeurenisfen van onzen tijd betrekking hebben en het vernuft des Schrijvers kenmerken. Ellendiger voordbrengfels hebben wij zelden gelezen en beoordeeld dan deze klugten en wij zouden ons zeer bedriegen, zo niet het Jan Hagel zelve hèt eerfte Stuk, getijteld: De Slijmgasten, afkeurde, uit hoofde van het morfig walchelijke, dat van het begin tot het einde het geheele Stuk befmet en afkeer verwekken moet; Wat het oogmerk dezer Klugt betreft, zoo gelooven wi],dat de Schrijver bedoeld heeft, de goede meenigte tegen die partij in ons Vaderland, weike êene ongelukkige inval: flijmerigen noemde, in te nemen, en dezelve verdacht te maken; offchoon het nu beter zij .eensgezindheid , dan verdeeldheid te bevorderen ,zoo twijfelen wij nogtans niet, of door zulke en dergelijke poogingen keert men zijne eigene wapenen tegen zich zeiven en wordt niet voor anderen , maar voor zich zeiven nadeelig, —, De tweede Klugt heet: De ftille in den Larde, of het nut der Dagbladen, en vertoont een oud man , die. zoo veel door de meenigvuldige omwentelingen in ons Vaderland geleerd heeft,dat hij het befluit beeft genomen, niet alleen geen partij te trekken, maar zelfs de gebeurenisfen van den dag niet te willen hooren , het welk zijn nichtjen befluiten doet, om hem door het overluid voorlezen der nieuwspapieren, zoo verlegen te maken, dat hij, fchoon anders van geen huwlijk willende hooren,haar verlof geeft, om te vad. bibe. vin. deel. no. 16. A a a trou-  73« 6. PAAPE, REP. KLUGTSP. LAND EN STAD BIBLIOTH. 35e."" Wi V°"den ni6tS in dkStUk' dat eenige °PmerkiDg De derde Klugt fielt een' Muifcipaal ten toon, die het ver. trouwen des 'volks en de liefde van zijn meisjen onwaardig is dat, als een man gekleed, zich voordoet, een mededinger van hem te wezen en de zaak der liefde door het pistool te willen beflechten, waar op de bloohartige Municipaal, om het bedreigd gevaar te ontwijken, van zijne fchoone aflhnd doet en zich te laat bedrogen vindt. Zie daar de geheele vinding van dit Stuk Waarlijk het zijn geene Stukken, die den naam van Republikeinfche waardig zijn, eene ongefchikte en morfige taal en eene zouteloze boert getuigen tegen den Schrijver, waarom wij hem aan ook toeroepen : ' Inverfa verba, — — _ Gemitus, fcreatus, tusfts, rifus: abftine. (*) (*) Terent. in Heaut. Aa. II. fc. 3. Vs. 131. Land- en Stad • Bibliotheek, beftaande in eene keurige Verza. melir.g van belangrijke Gefchiedenisfen, Karakterfchetjen enz. Door een Gezelfehap, onder de Zinfpreuk: Utile dulci. Derde Deel. Te Campen, bij J. A. de Chalmot, sao Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f 1 . 16 • : Dit Deel bevat wederom elf Gefchiedenisfen en Vertelfels, onder welke fommigen zeer fraai zijn. Doch wij meenen, dat wij meer dan eene van dezelve reeds elders in het Nederduitseh gelezen hebben, zonder dat wij ons kunnen herïnne. ren waar. Alleen kunnen wij ons met zekerheid te binnen bren. gen, dat het fraaie Stukjen, de onfchu!d door waarfchijijijkheid tn levensgevaar gebragt, in de Oefenfchool van Kunsten en Wetenfchappen, reeds voor veel jaaren gedrukt is. ■Daar aan volgen 18 Karakterfchetfen en Anecdotes. De eerften zijn die vanjuLitjs c/esar en thomas mórus; de laatften zijn grootstdeels uit onze tijden. Doch wij vreezen dat veele van dezelve onze Lezers niet beter behagen zullen' dan ze ons behaagt hebben. Het komt ons voor, dat de Uit' gevers van deze Verzameling, in het verkiezen van dezelve weinig bewijzen geven van die keurigheid, die zij in hunnea Tijtel aan het geheele Werk toefchrijven. R E-  REGISTERS. I. lust der boeken, waar van wen in dit aotste deel uittrekzels of beöorüeelingen vindt. Aa (c. van der) Mijne politicque denkwijze vrij- ASf^fofdïLandman, Rechten Toneel^ IbS Almanach voor 50 Jaaren, van 1796 tot 1845 mge- (loten . • • • * 37a Alphabe'tilche (Accurate) Lijst van de telling des volks vafl Holland. • . • • 10 alphen, (j. van) Het vértaaleh en leeren der Franfche taal gemaklijk en aangenaam gemaakt. 326 alta Ce.) Het groot verval en bederf zoo wel in het Godsdienftige als 't Burgerlijke van het Toodfche Volk, onder het regeer van eenen Godloozen achaz, na Jefaial gefchetst. _ 107 Amalia en Sternthah Eene Kloostergefclnedenis. 189 appelius, (j. c.) Brief ter beantwoording van eene vraag, wat een bekommerde doen moet, om . zalig te worden. • * • • . 434 Artikelen vastgefteld tusfehen den Vertegenwoordiger van het Franfche Volk richard en de Burgers loncq en helde wier, over de regeling van de 25000 man Franfche troupes , welke in de Verëenigde Provinciën moeten blijven. . z6i aückland, (Redevoering vdn lord) gedaanin het Parlement, over den toeftand der Finantien van Groot-Brittanniën. . . . 5+ bahrdt, (c. f.) Brieven over den Bijbel, in eenen gemeenzamen ftijl, Eerfte en Tweede Stuk. 577 ïalthazaar, (a.) Verkorte, doch klaare en oefenende Materia Medica. . * ' ~~ . Verkorte , doch klaare en genoeg voldoende Methodus Concinnandi Formulas MedicaS. 24 barthelemij , Reize van den Jongen ana-, charsis door Griekenland, Eerfte Deel. . 35 , Tweede Deel. . . - 274 Derde Deel. . \ 5i2- Bedenkingen van een waar Beminnaar "van zijn Vaderland, over het afvorderen van fchavergoedmg Aaa 2 en  L IJ S T DER en andere perfoneele vervolgingen, wegens voormalige niet Vaderlandfche gedragingen en denk- ^WijS* V ' • • • Bladz. n beekhuis, (h.) Overeenftemming van het Geschiedverhaal der vier Euangelisten, betreffende het laatfte Lijden en de Opftanding van den Heere jesus christus. . , j Begraven (Beftelling op het) der Lijken , 'en het dragen van Rouw, beraamd en vastgefteld door een aantal burgers van Zierikzee. , r27 Begrip (Kort) voor min geoefenden, getrokken uit het Werkje van den Heer j. nupoort, over het voorbeeld der Godlijke waarheden van den Heer a. hellenbroek. . j-0 Belang (Het) van Allen. N°. II. . ^ Belangboek (Politiek) voor dit Provifioneel tijdperk. 258 bell, (b.) Samenftel van Heelkunde, Tweede* Deels, Eerfte Stuk. . , # gI2 Bericht betreklijk eene Memorie van den Predikant j. w. bussingh, ter handhaving van hunne eer en goeden naam door p. t. couperus, enz. *$* Betoog van, of Verhandeling over de beste wijze, waar op -het Volk van Amfterdam deszelfs ftem geregeld en fpoedig zal kunnen uitbrengen. . 70 Bibliotheek, (Land- en Stad) Eerfte Deel. . 3 ƒ6 ' Tweede Deel. . 619 . — Derde Deel. . 738 Blau, (th. brunsveld de) Wat te doen in eenen boozen tijd. . . . . „0g -— Herftelde Predikdienst. . 400 bl eis wijk, (Iets overliet gezegde van den overleden Raadpenfionaris van) aangaande den ftaat der Provinciale Finantie. . . . I10- BLEüland, (j.) Oratio de Fahica Qj> FunEtiombus corporis Humam ex dnimantium bmtorum examine & disfeclione prudent er illustrandis. . 517 bonnet, (p.) Leerredenen over het leven van davir>, Agtfte Deel. . . . . .351 * fëó 'Verklaring van den Brief aan de He- breën, Eerfte Deel. . ... 6^,7 bosch, (j. de) Lofreden op h. g. oosterdiJk; 185 bosvelt, (g. van) Redevoering over den aard en de natuur der Verlichting. . . I0-r. Bran-  BEOORDEELDE BOEKEN. 3 ni-T \ • • Bladz. 96 ^^Scttedfenisfei» van den Gemeenebestge- ^ ^T^man, (n. c.)' De Triümph'der Vrijheid. Toneelfpel, • ' ♦ . * 4 _~- ' _ De Franfche Catechismus. . • 735 broes 'b.) Aanmerkingen over het Euangehum van mattheus, I -VI Proeve. ; , . 7*1 bruin (w.) Gemeenzame befchouwingen over den Godsdienst, voor Ongeoefenden. • 53° bruine, (]. be) Het vereeuwigen van de nagedachtenis der zulken, die zich bij het Vaderland tel verdiend gemaakt hebben , als de phgt van eenen rechtfehapen Vaderlander. . • 9* bruining, (o.) Beandwoording van adr. stolker's Brief geplaatst in de Letteroefeningen-, voor * j bII n6i nTs' , (c.) Verhandeling over de onfchadelijk- heid der Paalwerken voor de Sluizen op Hal wegen. 264 ^a^^^den^n, *g bussingh, (J. w.) Memorie over zijne Remotie, en die van , nu wijlen , zijnen Ambtgenoot d. metske, als Predikanten te Gouda. 353 Bijdragen tot bevordering van eene algemeene Christelijke Kerk, Eerfte Stukjen. . ■ . 434 bul, Cc) Vertoog aan den Raad der Stad Amtteldam over de Vrijheid, zoo als die thans genoten is en wordt bij ieder Burger, enz. . • 73°» 731 cantzlaar , h. z. (J.) Voorftelling eener Telegraphe, welke noch door mist noch door duisternis; noen door eenig weder van regen, donder, fneeuw ot hagel in deszelfs werking zoude kunnen worden belet of gehinderd, en welkers werking tevens buiten het gezicht van het Publiek zoude kunnen gefchieden. . • • 3 9 Catechismus van de oorfpronglijke inrichting eener Maatfchappij, en de pligten en rechten van den Burger, volgends de natuurlijke' Staatkunde. 678 christianus,Proeve over de oprechtheid en volkomenheid des harten , welke God eischt van ieder mensch, wien hij zijne genadebeloften door het Euangelie laat aanbieden. , . 674 Aaa 3 chris-  L IJ S T DER «hristop.hii.vs of verdediging van de voor naamfte kerfiukken van het Christendom te 'en deszelfs vijanden. . ' pf"1 ~~, (Brief van) over de nu eerlang ui * brengene nieuwe Conftitutie. ' 6 ClGeestSSE' 00 VerhandelinS over' den Heiligen cook (g. t! de) Het gedrag de'r uitgewekene )^ Reprefentanten van het Friefche Volk,"met bitrekking tot he.t houden eener Nationaale Conventie, naargegaan en onderzocht. Cook, (j.) Reize rondom de Wereld. Met Kaarten en Plaaten , Eerfte Deel. maarten cornelle, (l.) Beknopte en klaare Leerwijze der Franfche taaie. . , -^«-ciwij^e Cremer, (j.) De vier Euangelifche verhalen van jesus christus lijden, (terven, begravenis en opftanding tot een gebragt, en met nodige aanteekeningen begeleid. . ö Damen,(j.n.) Rechtmatige treurigheid eenerChristengemeente over den dood van haaren waardijen Leeraar, bij gelegenheid van het overlijden van h» volkers Z* . dautun, (o. h.) aan >t Bataaffche vo'lk; wegens 4°* de uitfluiting der Jooden uit het Stemrecht Ltü D ,\SJ 97 Leerredenen over het Geloor. . 43j> \ Befchouwende en Praktikale Verhandeling over het Zaligmakend Geloof. . • 5*9 p w p f l d. TO De kunst van nabootfing door ge- E baarden, met opgehelderde Plaaten, Tweede Deel. 78 e s k e s, (h. g.) Godvruchtig Handboekje voor den Landman. . • , • • * * nn , . Leerrede over het geluk van eenen vroomen eenyouwdigen Christen. . • ' . 301 Fabelen en Vertelfels , naar het Fransch van den Heere de florian, in Nederduitfche Vaerzen gevolgd, Tweede Deel. . • • 525 Fabrijken, (Het verval onzer) en de middelen tot herftel derzelven en van onzen welvaart. . . us falconer, (w.) Bericht wegens het werkend vermogen , of de uitwerkfelen van de Aqua mephitica alcalina of loogzoutig lucht-zuur-water, op het Graveel, den Steen en andere ongemakken, die de piswegen aandoen. , . . 46S farret, (j. p.) verster en van swin- den, Rapport over de telling van het Volk van Amfterdam, . • . •■ • • t? Favorite , of Schriften eener jonge Juffer , bevat- ' tende onderfcheiden Verhandelingen over belangrijke ftoffen. . . : • 3iH feith , (r.) mucius cordus, ot de verlosfing van Romen. Treurfpel. } 334 en kantelaar, Bijdragen ter bevordering van fchoone kunften en wetenfchappen, Derde Stuk. • • ■ , -r ' 5 r re me rij, (n. c. de) Oratio de arcttsftmo, • quo 'chemia, cum phijjicis fcientiis conjungitur, vinculo. 733 Aaa 4 FRiE-  L IJ S T DER ïriederichsfeld, ( d. ) Ophelderingen oveF het advies van den Burger van swinden rakende de ltemgerechtigheid en 't burgerrecht der Jooden, enz. . ; BIadz< r~7~, ! De Mesfias der Jooden. . Gedachten over de rechte behandeling van eenige ? voorname Leerftukken van de- Gereformeerde Kerk, en derzelver aanwending in het Gemoédsbeftuui». ... gf dike, (f.) Latijnfche Chrestomathie of Nuttig Leerboek voor de Middelfte en Hoogere Clasfen • der Latijnfche Schooien. . 7I. Genootfchap (Verhandelingen van het Provinciaal , Utrechtscli) van kunften en wetenfchappen, A«nlte Deel. . . . ' . ' ° % ï — (Werken van het Amfteldamsch Dicht- 91 en Letteroefenend) Tweede Deel. . I2g • (Werken van het Dicht- en'Letterlievend) onder de Zhifpreuk : Studium Scientiarum Uetjetrtx , Derde Deel. ■ . Iq(j ' Vierde Deel, Eerfte Stuk. '. 'i' Jq ' ; ; (Nieuwe Verhandelingen uitgegeven door het Zeeuwfche) der wetenfchappen. . 1?$ p.. , _ , , (Verzameling van Verhandelingen en Dichtftukken uitgegeven door het) te Weesp opgericht, Tweede Stukjen. . . !8q Gelchiedenisfen (Zedelijke) Verhalen en Vertellingen. 2^7 Gelchiedenis (Algemeene) der tegenwoordige eeuw, Tweede Deel. Met Plaaten. . . . 8„ * — Derde Deel. . . . —~ — van den Oorlog der Franfchen- tegen de te laam verbonden Mogendheden, benevens eene korte-fchets van den oorlbrong en voordgang der tranfche Omwenteling, Tweede Deel. . 4^ Gelprek van minerva met den Burger eleu- theriophilus weetgraag. . 4io geszner, (a. h.) Laura, of de kusch in zij- * ne uitwerkfelen. ... 382 Gevangenhuizen (Over de) van Philadelphia. .' 'LA geuns, (j. van) Eendragt, nedrigheid en onbaatzuchtigheid noodzaaklijk, ter volkomen vestiging der Burgerlijke Vrijheid. . ïk" Gezangen (Christelijke) voor de Openbare Godsdienstöefeningen. . . . 573 Gil-  BEOORDEELDE BOEKEN. (Sjlden (De) getoetst aan de Rechten van den mensch en burger, en het algemeen geluk der Maatfchappij. . . • Bladz. 561 Godsdienst (De) verëenigd met den Staat, . ; 441 goede, (w.) Leerrede over de Redelijke , Christelijke Republikeinfche Vaderlandsliefde, . , 1 . Affcheids - Redevoering bij de Euangelisch- Lutherfche Gemeente te Campen, en Eerfte Leerrede bij de Remonftranten te Rotterdam. . 2 goede, (w.) Intreê-Leerrede .bij de Remonftranten. 505 hall, (m. c. van) bij den dood van richeus van ommeren. . f • • 315 hamelau's Gedachten in flapeloze nachten. . 430 , - Iets voor een Christelijk huisgezin. 546 hamelsveld, ( ij. van) daniël — amos. : (Eerfte Recenfie.) . i . *45 (Tweede Recenfie.) . . 289 ■11. - obadja — maleüchi. (Eerfte Recenfie.) . , '• . • 625 1 Welmeènende Raadgever, Vijfde Deel. 348 hana, (h.) Oratio de Puerorum apud Gracos , Athenienfes in primis, inftitutione. ' . • 66* HASsenkamp, (j. d.) Bijdragen tot de LevensGefchiedenis en Karakter-fchets van j. d. michaclis. . . . • «3° hennf rt, (j.-f.) UitgelezeneVerhandelingen over de Wijsgeerte en fraaie Letteren , Zesde Deel. 172. Herders en Visfcherszangen , (Proeve van) benevens eenige Mengelingen. . , . 219 heringa,eliza'sz. (j.)Redevoering ter gedachtenis Van steven jan van geuns, matth. z, 613 Hervormden , (De minachting der) jegens de Overleveringen welken de Roomfche Kerk aan het N. Testament gelijk fielt, beteugeld, door een Leeraar der Remonftranten. ... 6 herzberg, Nieuw Woordenboek der Pruisfifche Staatkunde. . . , . . 607 hesp el, (h. van den) Gods liefderijk beftier in de Omwenteling van Nederland aangewezen. . 532 hesz, (j.j.) De Volksliefde en Vaderlandsmin van jesus in Leerredenen. . . . • 54 hinlopen, (d. van) en anderen, Rapport over de verdeeling van Amfteldam in Districten en Grondvergaderingen. . . 1 3°5 Aaa5 hin-  L IJ S T DER hinlopen,(j.) Overdenkingen Nl>. I. Bladz. 306* _ No. n. t . 504 hoekstra, (f.) Leerrede over de Gelijkheid der Menfchen , volgends de leer der H. Schrift. . 9 hoeufft, (j. h.) Anacreonti qu Overdenkingen (Stichtigc Christelijke) over Vrii- heid , Gelijkheid • Broederfchap. Door een Roomsch Priester. . paape , (g.) Republikeinsoh Speelreisje 'van Frank- T° rijk naar Holland, Eerfte Stukjen. . 4„ " Tweede Stukjen. ; -Au —£ T7T~ 1>e verwoesting van de ftad Graave. HePHbhkeinsch •fféurfpëlj . . v,raaje' _ ' ' De Hollandfche Vaderlander," . *. Afa " jesus christus de waare Wifs- ó geer: de beste Vaderlander eu de grootfte Menfchenvriend, Eerfte Stuk. . 6 ■ Republikeinfche Klugtfpelen.' " %ti paijne, (th.) De daaling en val van het fijstema der Engelfche Finanticn. 647 poortugael, (j. c. den beer) Redevoering aan het Volk van Nederland, bij gelegenheid van de eerfte verjaaring van de Bataaffche Revolutie 187 Portlock, (n. ) en o. dixon Reis naar de (Noordwestkust van Amerika, gedaan in de iaaren 1785-1788 .224 Predikanten. (Aanmerkingen omtrent het regelen'van de betaling der Gereformeerde) . Tfo Proeve van betoog, dat het den Gereformeerden mooglijk en raadzaam zij , om hunne Leeraars zelfs te fabriceren, en :in de verdere kosten hunner openbaare Godsdkmstöefleningcn re voorzien. 416 ■ ' wederlegd, en derzelver onbeftaan- baarheid aangetoond. . . . Proeven van Poctifche Men gel ftoffen, door het Dichthevend Kunstgcnootfchap: Kunstliefde fpaart geen vlijt, Dertiende Deels , Tweede Stuk. ~04 Raoul, (j. B.) De Bataaffche Wijsgeer. . Rechten (De) van den Mensch en Burger en de pligten daar uit voortvloeiende voor de Vaderlandfche JeuSd 306 - — der Gereformeerde Gemeenten en derzelver Leeraars, op de Kerken en Geestelijke goederen van hun bezeten. . . . 44a Redevoering ten betcoge , dat jesus de Leeraar is van die Godsdienftige verlichting, welke thands in Europa doordringt. . . ' 204 Re*  BEOORDÊELDE BOEKEN. Redevoeringen, (Republikeinfche) Eerfte Stuk. Bladz, 665 rees, (Bi van) Zijn verbonden met magtige Volken voor kleine Staaten voordeelig? onderzocht in eene Kerkelijke Redevoering. i • 8 reiche, (g.-h.) Het leven, de gevoelens en de bedrijven van calvijn. . . . 549 Reize (Eene) over het toneel van den tegenwoordigen Oorlog , gedaan in de maanden -November en December 1792 en Januarij 1793. » f8§ Reprefentanten (Aan de) 's Lands van Utrecht. 451 Republicein (De Vrije) of de getrouwe Vaderlandfche Volksraad. . . . . .283 Roode- of Persloop. (Advies nopens eene eenvouwige behandeling zoo ter voorbehoeding als genezing van de befmettelijke) . . . 611 rousseau, (j. j.) Verhandeling betreffende den oorfprong der ongelijkheid, welke onder het menschdom plaats vindt, en de gronden waar op dezelve rust. .... 422 sanctii, (f.) Minerva, cum animadverfioniblis perpetuh et uberrimis e v. s c 11 Ei d 11. . 365 schasz, (j. a.) De Geest van Doétor schas2 in de kerk, in de raadzaal en in de kroeg. Klugtig Blijfpel. . . . tj . . 718 schot, (c.) Sleutel van het Italiaansch of Koopmans Boekhouden, Twee Stukjens. . 367 schouten, (p.) Meditatie over een deeltjen van het lijden van jesus. . . . 403 Schouwtoneel (Zedelijk) der menfchelijke hartstochten en daden. Met nieuw geinventeerde Kunstplaaten, Eerfte Deel. . . . 618 schutte, (g.) Lijkreden op. jan petersen michell. . . . 186 soelen, (a. j. van) Redevoering over de waare kracht van den Burgerwensch, Heil en Broederfchap. ..... 26a Spiegel voor het Menschdom of Tafreel van bijzondere characters en lotgevallen van perfoonen van beiderlei fexe, Eerfte Deels , Derde en Vierde Stuk. 720 6ï>ies, (c. c.) Het Petermanneken; eene Spookgefchiedenis, uit de idertiende Eeuw, Twee Deelen. 239 Staatsbrief, (Zesdaagfche) over 's Lands hoogfte zaak aan den Burger vitringa. . 3^1 stolk,  L IJ S T D E R stolk, Q.) Verhandeling over de noodzaaklek- ' heid en aangelegenheid, om den gemeenen man ■ wijzer te maken. . . B]adz stuart, (m.) Romeinfche Gefchiedenisfen. Met Kaarten en Plaaten, Zesde Deeh Zevende Deel. . ' ' gig swinden, (j. H. van) Advies over de NarionaaIe Conventie* . Lijkrede op pieter nieuwland. . . j, • Tafel der Noorder-Breedte van de meeste Steden, Dorpen en Plaatfen- in Holland , en de naastgelegene Provinciën. . ö theophilus Dankoffer aan' de Reprefentanten *7 ' sLands van Utrecht, bij het nemen van het befluit ter afleheiding van de Kerk van den Staat en aanfpooring ter navolging. . ' .ro theremin, (c.) De belangen der Mogendheden yan het vaste Land, met betrekking rot Engeland. . . ' .':\7. rt . 4-j. T rel lont, (j.) Leerreden o'ver 2 Pet. I: 13, H3- ter gedachtenis van zijnen vijftig iaari°en Predikdienst. . . . . 721 Vacature, (Iets over de tegenwoordige) en" het al of niet aannemen der beroepen Leerüaren in de . Gereformeerde Gemeente te Amfteldam. . 728 Vaderland. (De opoffering voor het) Toneelfpel. 144 valckenaar, (j.) Redevoering over de pligten van een Bataafsch Burger, vooral bij eene Staatsomwenteling. . . . t g vatebender, (g. c. c.) Andwoord op de vraage: „Welke wijze van opvoeding is de meest „ verkiezelijke? Eene Publique of eene .Huizelij„ ke ? Welke zijn de voordeelen en gebre„ ken van beiden? Is 'er eene wijze van op,, voeding, welke de voordeelen van beiden., met ,, uitfluiting van derzelver nadeelen , bevat?" . 2< Verhandeling over het nadeel eener Nationaale Con^yentie , en daar uit voortfpruitende eenheid van Beftuur, voor de Nederlandfche Republiek. 208 Verhandelingen rakende den Natuurlijken en Geopenbaarden Godsdienst. Uitgegeven door t e ijler's Godgeleerd Genootfchap, Veertiende Deel, 3S5 Ver-  BEOORDEELDE BOEKEN. Verhandelingen uitgegeven door teijler's Tweede Genootfchap, Negende Stuk. • Bladz.. 51& vernede, (s. h.) Iets over het Succinét Rapport , of bericht der Commisfie tot onderzoek naar de finantieele en politique gedragingen der Regenten, Amptenaren en Ministers van het Voorig Beftuur. .... 456 Befcheiden andwoord vart eenen Bataaf op her Iets van s* h. vernede. . . . . 462 Vertoog over de groote geldheffing tot herftel van 'sLands Finantie-wezen. . . . 73 Verzameling (Volledige) Van alle Stukken, betreffende de alfcheiding der Kerk van den Staat, door de Nationaale Vergadering , reprefenteerende . het Volk van Nederland. . . . 683' vloten, (w. a. van) De Bijbel vertaald, oriïfchreven, en door aanmerkingen opgehelderd, Elfde Deel. . • • . 4S1 Twaalfde Deeh . . 673 vogel, (s. g.) Genees- en Staatkundige Verhanling over de oorzaken , waaröm zoo weinig Drenkelingen in 't leven herfteld worden. . 407 Volk, (Betoog dat het) onder welk eene regeeringsvorm men hetzelve ook moge befchouwen, in eenen gezonden zin, niet kan gezegd Worden de eenige wettige Souverain te zijn. . . éo& voltaire, (de) Gêdenkfchriiten om te dienen tot het leven van frederik den grooten en van den Heere de voltaire. . 280 'voorst, (d. c. van) Verklaring van Pf. LX VUT. 193 m. r De Publieke trouw, als een waarborg Voor het Christelijk Gereformeerd Genootfchap ,en deszelfs Leeraaren , aangewezen. 445 vos, (w. de) Leven en Charaéter van allaro hulshoff. ; I42 Vrankrijk. (Reize door de Departementen van) Met Kaarten en Plaaten, N°; 1, 2, 3. . 184 . N°. 4. W • • • 616 . N«. 5. 73<5 vreede, (p.) Aanfpraak , bij gelegenheid der uitwisfeling van de Ratificatie van het Provifioneel Plan van Regeering voor Bataafsch Braband. er Vrijheid, Volkftem en Nationaale Repraefentatie in vad. bibi,. viu.deel.no. 16. Bbb hei' .V  LIJST DER BEOORDEELDE BOEKEN. het waare daglicht geplaatst, en met betrekking i W het Bataafsch Gemeenebest befchouwd. Bladz. 4:00 Vnjheidszoonen. (De) Tooneelfpel. . . 286 water, (j. w. te) Historie van het Verbond en de Smeekfchnften der Nederlandfche Edelen, ter verkrijging van vrijheid in den Godsdienst en ^Burgerftaat, in de jaaren 1565 - 1567,Derde Stuk. 511 VV eersgefteldbeid (Vérhandeling omtrent de) en ziekten der Verëenigde Nederlanden, Eerfte Deel. 358 weidenbach, (k. f.) De Leer der Godlijke Voorzienigheid, en de voortreflijkheid en voordeelen van het Christendom , in Leerredenen voorgedragen, Eerfte Deel. . j .202 —— Tweede Deel. , 004 wettengel, (f. t.) Troostgronden "bij de Graffteden van onze Geliefden. . . weijde, (e. l. van der) Hemij en Louize, Iweede Deel . . . Vil Williams, ( i. m.) Brieven uit Frankrijk gefchreven aan eene Vriendin in Engeland, Tweede Stuk. 47? wintf,rshoven, (j. b. van> Handboek voor Liefhebbers van vreemde plantzoenen en Tuiniers. 4c wijk mans, (h.) De Gilden getoetst aan her al- gemeen belang der Maatfchappij, . 56„ Jjpeij, (a.) Beknopte Letterkundige Gefchiedenis J der Sijstematifche Godgeleerdheid, Tweede Deel. 642 Zangen _ voor de jaarlijkfche uitdeeling van Prijzen aan kinderen van minvermogende ouders, die in Holland op het Platte Land onderwezen zijn. *i$ ze ij de laar, (e.) Lijkreden op den vermoedelij- : ken dood van een weleer zeer beroemden Franfchen Kostfchoolhouder in verfcheiden Steden van Nederland. . ... 47 zillesen, (e.) Ontwerp, hoedanig der Bataaven ' één en onverdeeld Gemeenebest beftuur , langs Grondbeginfelen van de Rechten der Mensch1heid , Vrijheid, Gelijkheid en Broederfchap dient ingericht te ziin. «... 2<< Zïmmerman, (c.) De jonge Huishoudfter, Twee- ' de Deel. . . . t jgg zollikofer, (g. j.) Nagelaten Leerredenen, Agtfte Stuk. . . . m 5o1 zöllner, (j. f.) en j. s. lange, Natuuren Zedekundige befchouwing der: Aarde en van haare Bewooneren, Elfde Deel. . . ofo 1L  LIJST VAN BIJBELPLAATZEN, ENZ; i f. LIJST VAN BIJBELPLA ATZEN , DIE OPGEHELDERD OF VERBETERD WORDEN. Gen. XI: 1-9. Bladz. 131 Dan. VII: 18. Bladz. 150 Pf. LXVIII: 19. . 197 P>an. IX: 26, 27. . 15° JeT.l. . • 5° P>an' XII: 1 — 3. • Ï51 Jef. II. . . 50 Hof. I: 2. . . . 290 %ƒ. VIII: 14. . . 5° Hof. III: 5. . . . 290 %/". X: 26. : . 51 Hof. V: 1. i i ; 29* %ƒ. XI. . . . 51 Hof. VI: 1-51 • 291 XIII en XIV. . $ï Hof. VI: 7. . . . 29e Ve/: XIV: 24 - 27. 52 Hof. Vil: 6. . . 292 XVII: 10, 11. ; 52 #0/: X: 11. volgg. . 293 7e/-. XXIV: 20. . . 53 Hof. XIII: 15- • • 294 'jef. XXVI: 19. • • 53 Hof. XIV: 6. . . 294 Jef. XXVIII: 16. . 241 Joel I: 17. : . . 296" XXX: 6, 7. . 242 Joel 11: 23 - 27; . 296. '%ƒ. XXXIV en XXXV. 242 >è7 III: 2, - i i 297 %ƒ. XXXV: 5, 6. . 243 >»/Z I: 17. . . • 628 'kef. XXXVI. volgg. 243 Jona II: 1 — 7 • • 628 Jef XLm, 2, 3- • 244 Micha V: 1-3. • 631 Jef. L: 4. . 244 Micha VI: 6-8. ; 63L %/• LIV: 1. . . 245 Nah. I: 2 - 6. . 1 632 'jefLXV: 17. . . 246 /Mtf/L III: 1 — 7- • 634 Dan. II: 28. . . 147 Ze/a»/. II: 8,9- • 636 Dan. II: 31, 46. . 148 Luk. XVIII: 9. volgg: 49^- Z)«». HL . : . 149 Joh. X: 27 - 30. . 484 Dan. VII: 13, 14. • *49 Rom. XII: a. . t 5°» AANHAALINGEN UIT ONGEWIJDE SCHRIJVERS. ANACREON. Od. 5, 9, 22, 36. . 2l8, ftl? III. LIJST VAN OPGEHELDERDE WÓÓRDEN. Hebreeuwfche. bT\y onfchendbaar, beflendig zijn. . . »5g k'DV p'fW beftendige van dagen. . • • ■ ^9 3"ih vertullen. . , . ■ • • ?*93 r Bbb s IV;  REGISTER IV. REGIS^ÈfR VAN DE VOORNAAMSTE ZAKEN. A. A Aandoeningen.- (Goddelijke) Een bewijs voor dezelve uit de Schepping der wereld. . Bladz. 392? Akkerbouw. (Aanmerkingen over den) . 360 Amerika. (Bericht van de Noordwestkust van) 226' amos. Eenige aanmerkingen over he: Boek van dezen Profeet. . . . 298 Anecdotes (Eenige) uit williams Brieven uit Vrankrijk gefchreven. . ,; , 477/ anna Dochter van de Czarin Ca th ar in a. Bericht aangaande de wijze, op welke zij na den dood van peter den II ten Keizerlijken troon werd verheven. . . . . 84 Appingadam. Befchrijving dezer plaats. . 4* Aqua mephitica alcalina of loogzoutig luchtzuurwater (Heilzame uitwerking van het) op het Graveel, den Steen en andere ongemakken, die de piswegen aandoen. .. ,, ' .. 469 ARC h 1 me d e s. (Lofrede op) . „ 6go B. Barbados. Bericht van dit Eiland. . . 324 Beevers. Kort verflag van eene fekte van dezen naam in Amerika. . .• . 319 Bevindingen. (Christelijke) Aanmerkingen daaromtrent. . . . 105 SoisRosé's (toute daad in het hernemen van het Kasteel van Fecamp, in 1593. ' . . 616 Broederfchap. Wat dezelve is. „ . 308 Calabrie en Sicilië, Beknopt verflag van den geduchten ramp, welke in de maand Februarij 1782 dezelve trof. .... 271 calvijn's opvoeding en leven. . . 550 ëocCEjus^ Opgaaf zijner leerwijze en eenige bijzonderheden, van zija Godgeleerd 'ftelfel . 645 één-  DER VOORNAAMSTE ZAKEN, Conventie. (Aanmerkingen over het voor- of nadeel van eene Nationaale) , , Bladz, 209 volgg» DANiëL. Aanmerkingen over het Boek van dezen Profeet. . 145 Denkenswijze (Godsdienftige) der menfchen. 'Er moet noodzaaklijk met den tijd verandering in dezelve komen. . , . . 339 Dichtkunst, (Ode aan de) . , . 279 nixoN, Zie portlock, Dood van jesus. Gods liefde in dezelve blijkbaar. {Dichtftukf) , 574 E. 'Eenzaamheid, (Aan de) {Dichtftuk,) . . 137 Eerzucht. (Aanmerkingen over de) . . _ 36l eli. Leerzame aanmerking uit zijne Gefchiedenis. 101 Euangelie. Deszelfs inhoud. 344,. Wien raakt het? 344 De volle kracht van hetzelve. 345. Het oogmerk van deszelfs prediking. 346, De regte behalide. ling van hetzelve. . . > 34^ F. Fondfen-wezen (Eenige aanmerkingen omtrent het) van Engeland. . . * 648 volgg, Franklin's waarnemingen over de verfchillende uitwerkfelen der zonneltraalen op de verfchillende verwen. .... 229 frederik de groote. Eenige Anecdotes dezen Vorst betreffende, ... 281 G. Geest. (Heilige) Wat men in het bewijzen van deszelfs perfoonlijkheid hebbe in 't oog te houden. 199 Bewijsplaatfen daar voor bijgebragt, . aoo Geloof, Aanmerkingen daar omtrent. . . 105 (Eenige aanmerkingen over het) , 301, 302 Geluk en Volksgeluk, (Aanmerkingen over) . 704 Gelijkheid. (Natuurlijke en Zedelijke) Wat dezelve is, • 3°7 , (Aanmerking over de) . . 34S Gefchiedenis, (Vaderlandfche) Het lezen derzelver in dezen tijd nuttig. . • 57 geuns. (Characterfchets van steven jan van) 614 Gilden, De vraag, wat moet 'er van de Maatfcbap- Bbb 3 pij  REGISTER pij" worden, zoo dezelve vernietigd worden 5 be■ a"dw,005i- • • • Bladz. 564 - 566. Godheid. (De Leeringen der H. Schrift aangaan- dVt * ■ ' , * • ' • '•• 586 tyds wil . de beste. (Dicht/luk.) . . I37 Goederen,, (Aanmerkingen over de ftelling om de Geestelijke) waar uit tot hier toe de Gereformeerde Geestelijken gefalariëerd zijn , voor nationaal . te verklaren. .... 416 Goes. Kort en echt verhaal van het gebeurde binnen die Stad, federt den 20 Augustus tot den . 22 Sept. 1795. . . 355 voigg. Granada. Bericht van dit Eiland. . . fL Grieken. De. wijze van opvoeding welke bij* hen plaats had. . • . 663 volgg% habakuk. Aanmerkingen over dezen Profeet, en den inhoud zijnes Boeks. . . . 6 Jooden. Opgaaf der redenen, waarom dezelve tot ht* uitoefenen yan het Stemrecht niet moeten worden toegelaten. 13 josef den eersten, Koning van Portugal. Bericht wegens de zamenzweering tegen zijn leven. .... . 89 (De bedenking, waarom) geduurende de A eerfte twintig jaaren zijns verblijfs in Egijpte aan zijne familie niet fchijnt. gedacht te hebben, beandwoord. . ... 708 K. Kanaan. Wat recht Israël op dit land had, onderzocht. . . - ,98 Kerk en Staat. Dc verëeniging derzelven in dezen tijd voor beiden niet fchadelijk. . . 442, Koningl'tjk gezag. Indringing daar van door het Volk van Londen in 1733 tegen gegaan. . 87 L, Leere (De) van eene gezindheid moet men beoordeelen naar de Sijmbolifche boeken, . 34a lessing is de man geweest, die micha ëLis . het eerst op het denkbeeld bragt, om eene Vertaaling van den Bijbel met Aanmerkingen voor ongeleerden te vervaardigen. . . 33 Loogzoutig Luchtzuurwater* Zie Aqua mephitica alcalina. lu kas doel en oogmerk in de Plandelingen der Apostelen., ..... 485 M. micha, Aanmerkingen over dezen Profeet, enden inhoud zijnes Gefchrifts. . . . 629 mi chablis, (j. d.) Levens - gefchiedenis en Character - fchets van denzelven. . . 30 — 35 Mogendheden (De belangen der) van het vaste Land, met betrekking tot Engeland. - . . 455 montignij. (jan.van) . . . 513 Bbb 4 N.  REGISTER. N, Nachtmaal. Aanmerkingen daar omtrent. Bladz. io5 nahum. Aanmerkingen over dezen Profeet. . 631 Natie (De Engelfche) als de voorname oorzaak van alle rampen en ongelukken van ons Gemeenebest niet alleen , maar vau de meeste volken van Europa befchomvd. . . . 119 Natuurrecht (Wat het) van elk mensch is. 562. •Hoe de Gilden hier mede kunnen overeen gebragt worden. .... 562. O. on ad ja. Aanmerkingen over dezen Profeet, en zijne Voorzegging. .... 625 Ongelijkheid. Opgaaf van eenige aanmerkingen van rousseau, over den oorfprong derzelver onder het menschdom, • . . 422 volgg. Onverdraagzaamheid der Roomfche Kerke. Voorbeeld daar van. ... , . 86 ÏQèstindië. Bijdrage tot de gefchiedenis en den toeItand der Nederlandfche Bezittingen in dezelve, 603 Oprechtheid een kenmerk van het waar geloof. 675 Opvoeding. Andwdord op de vraag; ,, welke wijze ,, derzelver de meest verkieslijke is? eene Pu,, blique of eene Huizelijke? welke zijn de voor,, deelen en gebreken vau die beiden? is 'er eene „ wijze van opvoeding, welke de voordeelen van ,, beiden, met uitfluiting van derzelver nadeelen, „ bevat?" ... , , 26 Otahiti. Bericht van derzelver inwooners. 571. Van hun Godsdienst. .... 57* Orakel te Delphi. (Bericht ^van het) , 523 Pactih, (De) en Dervis. (Eene Vertelling.') , 526 Plateelbakkerijen. Korte opgaaf van den ftaat derzelver te Delft. . . . -227 Pligten, die op ons liggen, voor de gelukkige uitredding door jesus christus . _ 395 portlock en dixon. Bericht van hunne reize naar de Noordwestkust van Amerika. , 225 Praktizijn. (Schets van eenen braven) (Dichtfuk.) 138 Predestinatie, (Befchouwing van de leere der) en derzelver regte behandeling. . . 34°'» 34* Proefnemingen omtrent de oorzaak van den dood J ? , t van  DER VOORNAAMSTE ZAKEN, van menfchen en dieren door den blikfem getroffen. . n > • Bladz. 519 Q. Quakers. Bericht van de gezindheid van dezen naam in Amerika. ; . 320 R. Rechten (Aanmerkingen over de) van den Burger. 679 Redenaar. (Geestlijk) Aanmerkingen over de vraag, of dezelve zich naar den toneélfpeler vormen mag? , .... 81; Richters van Israël. Leerzame aanmerking uit hunne gefchiedenis. .... loo robespierre. Een ftaaltjen uit zijn charaéler bijgebragt. . . • .128 Rijs fel. Eenige bijzonderheden het beleg van deze Stad betreffende. . . . . 183 S. scipio, (Gedrag van) bij de verovering van Nieuw -Carthago. .... 7°° Sicilië* Zie Calahrie. sorbonne- Gefchiedenis van derzelver in ftelling. 166 Souver ainiteit en, (of de Provinciaale) en dus eene confcederative conftitutie, volftrekt vercischt worden tot het voordduurende beftaan en welvqar.en van onze Republiek ? , . • • 35- Souyerainiteit (De) berust bij het Volk. Verkla: ring dezer Stelling. .... 410 . . Wat dezelve is. . . 600 Staat en Kerk. Zie Kerk. Staatsgefteldheid der middeleeuwen. Korte Schets derzelver. . . . •■ 111,112, Sterven. Wat verëischt wordt tot een welgemoed en zalig fterven. ..... 254 Stichting* (Godsdienftige) Raadgeving, om de menfchen tot betere en rechtmatige denkbeelden omtrent dezelve te brengen. . . • 104 Suiker- Fabrieken (Over de Hollandfche) in 't algemeen. .... . • 76 T. Telegraphe. (Schets eener nieuwe denkbeeldige) 371 Terra del Fuego. Bericht van derzelver inwooners. 570 Twisten* (Kerkelijke) Voorbeeld van derzelver invloed op de zaken van Regeeringe. . . 89 Tijd.  REGISTER DÉR VOORNAAMSTE ZAKEN. Tijd. Befpiegeling over deszelfs vlugheid. (Dichtfiuk.) . . . , . Bladz. 138 V; 0 Verlichting door jesus ontftoken. 1 . 2o£ ■ Heilzame gevolgen derzelver door middel van het Euangelie van christus. . 162 Verzoening. (Schriftuurlijke denkbeelden van de) en het regte voorftel daar van. . . 34 „ Volk. Wie men daar door te verftaan hebbe. . 410 Vredehandeling. (Trek van de Bredafche) . 88 Vrijheid. (Proeve van een Gefprek over de) . 308 —- Wat dezelve is. . i . 4.00 W. washington; Iets dezen grooten man betreffende, i Weelde (Voorbeeld van) in Griekenland. . Wellust (De) is de gevaarlijkfte zonde voor de jeugd. 157 Wezen (Waare) van het Christendom, en overëenftemming van alle Christen gezindheden zijn twee verfchillende onderwerpen. . ; . 5 Wijkvergaderingen. Doelwit ert nuttigheid derz-elver. 71 zefanja. Aanmerkingen over dezen Profeet. . 635 Zierikzee. Eenige bijzonderheden deze Stad betreffende. .... 670 volgg. Zout. (Van het Polijchrest') i . . ijf DRUKFEIL. tn de Uittrekfels en Béoordeelingen, Bladz. $66, Regel 7, van boven, ftaat: onpartijdigheidj lees: partijs digheid.  VADERLANDSCHE BIBLIOTHEEK, ' VIII. DEELS, L STUK. VADERLANDSCNE'' BIBLIOTHEEK. VIII. DEELS, I; STUK; VADERLANDSCHB' BIBLIOTHEEK. VIII. DEELS, II. STUK, VADERLANDSCHÈ BIBLIOTHEEK. VIII. DEELS, II, STUIt,