GESCHIEDENIS {fff het BEGIN, den VOORTGANG EN den TEGENWOORDIGEN STAAT van den KOOPHANDEL en d £ BEZITTINGEN DER SENERAALE NEDERLANDSCHE GEOCTROIJEERDÏ OOST-INDISCHE COMPAGNIE, Uit de lieste en geloofvvaardigfte Nedcrlandfclie en andere Histories fchryvers byeenveizameld , en verrykt met de voornaamfte verbonden, die de O. I. Compagnie met veele Indifchs en Europifchi Vorften heeft aangegaan, als mede mee alle de octroijen en ordonnantiën, van tyd tot tyd aan haar verleend. TWEEDE DEEL. Te AMSTERDAM, by j. W. SMIT en W. HOLTROP* U d c c x c i i.   INHOUD. EERSTE HOOFDSTUK. Behelzende het geen door den eerjlen Opper-Landyoogd der Maat/chappye in Indien is verricht. TWEEDE HOOFDSTUK. Korte Schets van den Koophandel der Maatfchappyc in Indien, zo als dezelve aldaar op ver/cheide' Plaalfen werd gedreven, geduurende het Oppergezag van den Opper-Landyoogd Both. DERDE HOOFDSTUK. behelzende het geene in Europa , ten opzigle der Maatfchappye, van V Jaar 1610 tot 1Ó14. is voorgevallen. VIERDE HOOFDSTUK. Muizende het geene in Indien verricht is, door den Opper-Landvoogd Gerard Reynst. VYFDE HOOFDSTUK. Reizen van den Zeevoogd Joris van Spilbergen, door de Straat van Magellanes, en van Jacob leMaire, met een Nieuwen doortogt, in de groots Zuid-Zee. * a ZES-  INHOUD. ZESDE HOOFDSTUK. Het verder voorgevallene in Oost-Indien, onder het be• /lier van de Opper-Landvoogden Laurens Reaal en Jan Pietersz. Koen. ZEVENDE HOOFDSTUK. Het voorgevallene, in de Indien, geduurende het Opptr^ gezag van Pieter de Karpentier, en het tweede Opper-Landvoogdfchap van Jan Pieterz. Koen. AGTSTE HOOFDSTUK. Het gesne in de Indien , onder het Opperbewind der Landvoogden jacqués Spex, Hendrik Brouwer er. Anthony van Diemen, is voorgevallen. NEGENDE HOOFDSTUK. Het' voorgevallene in Europa, ten opzichte der Oest^ Indifche Maat/chappye, van dm Jaare 1614 tot 1659. HÏS»  tllSTORIESCH VERHAAL VAN HET BEGIN, dén VOORTGANG, ENDEN TEGEN WOORDIGEN STAAT DES KOOPHANDELS, VAN DE GENERAALE, NEDERLANDSCHE G EO C'I ROTEERDE OOST - INDISCHE COMPAGNIE. EERSTE HOOFDSTUK. Behelzende:bet geene door den eerjlenOpper Landvoogd der Maatfcbappije in Jnd'én is verricht. ^Ot nu toe waren de Bewindflieden der Ooft-IndifcheMaatfchappije gewoon, over ieder Vloot Scheepen, welke zy naar Indien zonden, een Zeevoogd te ftellenjdie over zodanig een Vloot (met toeftemming van zynen Scheeps-Raad) een volftrekt gezag voerde; zonder dat hy gehouden was: aan andere Zeevoogden, die bereids met hunne Vlooten in Ooft-Indiën waren, zig 't onderwerpen, of hun in deeze of geene onderneminge, zoo dezelve tegens zyn en zynes Scheeps-Raads begrip was, eenigen byftand te doen. Waar door het dikwerv gebeurde, dat de zaaken en de intreft der Maatfchappije, vertraagt of verwaarlooft wierden. Om zodanige nadeelen dan, zo veel moge]yk, voor te koomen, befloot men by dè Kamer van zeeventienen: een' Opper Landvoogd in Neêrlandfch Ooft-Indiën aan te ftellen, wel! e zyne verantwoording alleen aan de Béwindhetberen verpligt waste deen, en wien de Zeevoogden , welke bereids in Indien waren , of nog ftonII. Deel, A den  a Hiflone van de Nederïandfche den te koomen, gehouden zouden zyn te gehoorzaamen en zyne bevelen zoo ftiptelyk op te volgen, als of dezelve, hun fchriftelyk door Bewindhebberen wierden gegeeven. Welke hooge waardigheid vervolgens, door gezegde Kamer van Zeeventienen werd opgedraagen en toevertrouwt aan den braaven Zeevoogd Pieter Botb van Amersvoort,die in den Jaare 1599, voor rekening van de Brabandfche Maatfchappije, alsZeevoogd over vier Scheepen, bereids een tocht naar Ooft-Indiën gedaan, en zig toen loflyk van zynen plicht gekweeten had. Deeze Opper Landvoogd wierd daar en boven het Zeevoogdfchap opgedraagen over agt Scheepen , allen wel voorzien van manfchap, oorlogbehoevtens en van alles om eene lange reize te doen ; aan verfcheiden van het Scheepsvolk, was ook door Bewindhebberen verlov gegeeven, hunne vrouwen meede te neemen om door dien weg (was't doenlyk )een Neêrlandfche volk planting, in Ooft - Indien op te richten. En beftond deeze Vloot in de onderftaande Scheepen, als: Het Schip Amfteldam, groot 400 Laft, daar de Opper Landvoogd op was en 't welke des Zeevoogds Vlag voerde. Oranjen, groot 350 Laft De Witte en Zwarte Leeuw en Vliffingen, ieder 300 Laft Ter Goes, groot 130 Laft Ceylon, groot 170Laft, dat egter niet naar Indien béftemt was, maar naar 't Eiland Mauritius moeft zeilen, om de laading van het Schip Erafmus over te neemei!, 't welk daar lag endoor zwaarelekkagie onbekwaam was, om de verdere reize naar 't Vaderland te doen; Met welke laading, dit Schip dan moeft te rug keeren. En laatftelyk het Jagt de Brak-  Ooft - Ind'tfcbe Compagnie* g ( Met deeze Vloot zeilde hy in Louwmaand van ?t Jaar 1610 uit Texel, met een voorfpoedige geleegenheid tot digt by de Kaap de goede hoop, wanneer hy van een' heevigen Orkaan overvallen wierd, zodanig dat de grooté maft van zyn Schip door 't onweer in tween fpleet, en hy met het Schip Tér Goes en 't Jagt de Brak, van zyne overige vloot afraakte. Het Schip Ceylon, was meede op den soften van Zomermaand van de Vloot gelcheiden en had de fteeven naar Mauritius gewendt, doch de vier overige Scheepen kwamen in flagtmaand behouden op de Bantamfche Ree, alwaar in 't begin van 't volgende Jaar 1611, tyding kwam: dat de Opper Landvoogd Both met drie Scheepen befchadigt aan 't Eiland Mauritius lag, van waar hy egter na verloop van weinig dagen met gemelde Scheepen meede voor Bantam aanlande. Hy ontfcheepte hier eenigen van zyn fcheepSvolk, (dewylonze logie flegt van manfchap voorzien was) als ook waarlchynlyk de Vrouwfperzoonen, waar van 'er Zeiendertig op de Vloot waren geweeft, doch waar van twee overleeden waaren ; daar en tegen had men egter weer drie kinderen, op de reize overgewonnen. Kort na zyn Komft tot Bantam floot hy en Jacques 1'Hermite, welke ter dezer tyd nog Opperhoofd! in de Hollandfchè Logie was, een Verbond van. Koophandel met den Koning van Jakaira, waar van de hoofdzakelyken inhoud was: „ Dat die Koning (welke Widiak Rama ge„ naamt was) aan d'onze dea Vrijen Koophan„ del in zyn geheel ryk toeftond, als ook om in „ de ftad Jahatra te mogen timmeren, een ftee„ nenhuys, zo fterk als ons goed cac;vt; blits; „ aan hem voor den grond betaalende 1200 Red;, len van agtefi. Ook beloovde men wederzyds A a mal*  4 Hiftorïe van de Nederlandfche ,3 malkanderen tegens alle aanvallen der vyanderi „ te befchermen;doch zo de Koning mogt goedvinden aan eenige Inlandfche Vorften den „ Oorlog aan te doen , zou de Maatfchappye „ niet verpligt zyn hem eenigen onderftand te „ geevert. „ Wegens de tollen zou de Maatfchappye aan „ den Koning betalen: van de Peper vyv ten hondert, behalven, tien Realen van agten, van elke ioo Zakken. Ook zou de Sjahbandar „ en de Schryvers van ieder ioo Zakken, twe „ Realen van agten en de weeger een gelyke „ Reaal genieten. Voorts zou men van alle an„ dere Koopwaaren hoe ook genaamt, aan hem „ alleenlyk vyv ten hondert betaalen; doch ten 3, aanzien van de Chineefche goederen, deeze zou men vry mogen Koopen en uitvoeren, „ zonder daar van eenige tollen te betaalen. Ge„ lyk men ook geen tollen van Europifche goe„ deren aan hem zou behoeven te geeven, maai1 5, dezelve vry moogen loffen en weder laaden, 3, naar goedvinden. De onzen mogten ook vry 3, in zyn land hout hakken, 't zy tot aanbouw 3, van Scheepen als anderfints, zonder daar in ?, eenigfints verhindert te mogen worden. Ver- ders zou men elkanders Wegloopers niet aan-^ 3, houden, en ieders onderdaanen goed recht 3, doen wedervaaren. En laatftelyk beloovde de ,, Koning, geen Spanjaards of Portugeefen in „ zyn Ryk toe te laaten om eenigen handel of 3, anderfints te doen. „ Dit Verbond wierd den iSüen van Louw3, maand ióil. Wederzyds geflooten en onder,3 tekent. De Opper-Landvoogd, Botb zondt, na zyne aankomft voor Bantam} het Jagt de Brak naar ïat-  Ooft - Indifcbe Compagnie. 5 Pattani, van waar het vervolgens met Jacob Speks en Pieter Zegerszoon, naar Japan gezeilt is, om den aldaar eerft nieuw opgerechten handel der Maatfchappye, volgens de fchrivtelyke belovten, van den Keizer, verder voort te zetten. Zy kwaamen den eerften van Hooimaand, voor Firando ten anker, van waar Speks en Zegerszoon, met eenig gevolg, vervolgens den 16 den naar den Keizer vertrokken; den 6den vanOogftmaand kwamen zy te Ofakko, een Zeeftad van 't groote Eiland Nipbon. Hier vonden zy een Jongen Prins, welke 18 Jaaren oud, en de wettige opvolger van den vorigen Keizer was; doch daar vm door zyn' Voogd en zyn' Schoonvader Gohij Sainme{c\ex\ tegenwoordige Keizer) beroovt was; hy was egter nog bezitter van een klein doch vrugtbaar Koningryk, welkers inwoonders hem getrouw gebleeven waren, en waar van hy groote inkomften trok. De meefte Japanfchen Adel was hem ook zeer geneegen, waar door hy ligtlyk in zyn Koningryk konde herfteld worden; egter vermyden onze Afgezanten hem te gaan zien, om daar door byden regeerenden Keizer, de vrugten van hun gezandfchap, niet te verliezen. Den 10 den kwamen zy teMiaco de hoofden hofftad van 't Keizerryk; doch de Keizer hield zyn verblyv rjog te Surunga, van waar hy haar eenige zyner Paarden met een' vrygelei briev had toegezon*den, waar mede zy hunne reis vervolgden, doch leeden onderweg veel door de onmatige hitte, waar door een man van hun gevolg kwam te fterven. Den 15 den tegens den avond, kwamen zy met den meergemelden Wiüïam Adams (die nog als te vooren zeer in gunft by den Keizer en byA 3 de  6 Hijiorie van de Nederlatidfche. de voomaamfte Ryksgrooten was) te Surunga \ alwaar zy daags daaraan voor den Keizer, dooiden voornaamften Staatsdienaar ter gehoor geleid wierden; Deeze Vorft ontving haar zeer gunftig en nam met veel genoegen, de meede gebragte gefchenken aan,welke hy voor zyn' throon deed plaatlen, waar na Speks, uit naam der Maatfchappye verzogt, twee vryhedens ten voordeele der Maatfchappye, en wel eerftelyk : dat deHollandfche Scheepen onder de befcherming'van zyn Keizerlyke Majefteit mogten zyn. En ten anderen: dat zy haare aangebragte Koopmanfchappen, te Ftrando vry mogten loffen en verkoopen ^ zonder zyne Opzienders daar in te kennen; behalven zulke Koopmanfchappen, waar in de Keizer genoegen vond. Na deeze aanfpraak, was de Vorft tegen d'onze zeer fpraakfaam en deed verfcheiden vragen, zoo ten opzigten der Molukfche Eilanden, den Koophandel op Borneo , en over verfcheidene Koopmanfchappen , waar op zy door hunnen Tolk, yoldoenend antivoord gayen. De gemeenzaamheid waar mee den Keizer onze Afgezanten behandelde, wierd voor een groote gunft gerekent, dewyl zulks tegens de gewoontens der Japanfche Keizeren was , die zelvs hunne cynsbaare Koningen, welke haar s'Jaarlyks groote Schatten tot gefchenken bragten, mauwlyk toe frraaken. Ook had de Spaanfche Afgezant, die twee uu~ yen voor de onze, met groote pracht, gehoor verzogt had, zo veel gunft niet mogen genieten, dat hy eenig antwoord op zyn onbefcbeidene vragen ontving; welke voornamentlyk hier in beftonden: dat de Spanjaards in Japan, vry Scheepen zouden mogen bouwen ? naar hun goed- dun-  Ooft - Indifche Compagnie. 1' c-unken; ten tweeden om de havens en ftranden van dat Land te mogen peilen; ten derden, de Hollanders den Koophandel in Japan geheel te verbieden, of dat anderfints zyn Koning genoodzaakt zoude zyn een magtige Vloot in Japan te zenden, om d'onze te vernielen, en laatftelyk, de vryheid om haare Koopmanfchappen door 't geheele Ryk vry te mogen loflén en laaden, zonder daar in eenige Opzienders of Bevelhebbers des Keizers te kennen. Zyne gefchenken ( die Veel meer in waarden dan de onzen waren) lagen ook verachtlyk onder den throon geworpen, daar die der onzen, door den Keizer , niet alleen naauwkeurig wierden bezichtigt, maar ook zyn genoegen zodanig daar over te kennen gav, dat hy daar na tegens onze Afgezanten zeide: ik bevinde dat de Hollanders, zo wel meefters in de konften, als in den Oorlog zyn. Hy gav haar ook vervolgens op den 3often van Ocgftmaand een vry gelei-briev inhoudende een verbod, van op de Hoilandfche Scheepen, welke naar Japan Zeilden om Koophandel te dry ven , geen beflagte doen,onder watvoorwendfel zulks ook zoude mogen zyn, met bevel aan zyne onderdaanen: van dezelve in alle gelegenheeden by te liaan, en te helpen, met alles wat zy van noden mogten hebben; hier was zelvs nog een voorrecht by gevoegt, dat nog nooit aan eenige ftaatsdienaaren van vreemde Prinfen was toegeftaan, te weeten: dat de Hollanders haare Koopmanfchappen, zo by de ontlaading ,als weder inlaading, nooit, door eenige Tollenaaren of andere Opzigters des Keizers mogten onderzogt wor-. den. Ook moeiten d'onze by 't affcheids gehoor aan den Keizer belooven: dat de Maatfchappye het volgende Jaar met haare Scheepen weder in JjTA',i7 om te handelen komen zoude. A 4 Pen  8 Hiftorie van de Nederlandjóe Den 4den van Herfftmaand vertrokken orjze Afgezanten van Surunga en kwamen den 19 den van dezelve maand weder te Firando, waar zy eenige gefchenken aan den Koning gaven, en eenige bediendens der Maatfchappye by de nog onverkogte Koopmanfchappen in 't Hollandfche Comptoir lieten , van waar zy den 28ften van Wynmaand met het Jagt de Brak naar Pattani vertrokken. Doch Speks is vervolgens weer naar Japan gekeert, en heeft tot den Jaare 1624, het bewind over den handel der Maatfchappye aldaar gehad. De Koopmanfchappen welke te dier tyd, en daar na,in Japan'tvnceü gewilt en begeert wierden , waaren : Engelfche Lakenen van alle kleuren | el breet, van Zeven gulden Hollandfch, of daaromtrent d'el, golden aldaar het ftuk 3, 4 tot 500 Maas, ieder Maas gerekent tegens % Reaal van agten, of 36 ftuyvefs hollandfch. Gouden Lakens, Sayen, Bouratten, Zyden grov grynen, Kasjant, gewaterde Grynen,Hollandfche Fluweelen, Satynen, Armozynen van allerhande foorten, Servet en gaaren damaften, Karpetten tot Tafels en om op te zitten , en Schilderyën in allerlei foorten. Kwikzilver ,en Vermillioen, de iooKatty,(zynde een Katty hollands) van 3 totsooMaas. Rwd Koper, de 100 Katty, 90 Maas. Loot de 100 Katty 60 Maas. Platloot, was aldaar ook zeer begeert en kon veel duurder dan het ftaaven loot verkogt worden. Tin, 't pikolvan 120^hollandfch , 330Maas. Yfer, Staal, Muskus, Civet, Goud en Zilverdraad , was alles in Japan ook zeer gewilt. Ra»  Ooft - fodifche Compagnie. 9 Radix China 't pikol 9 Maas. Blanketfel de 100 Katty 25 Maas. Alle Chineefche waaren gaven ook goed profyt. Goud van 20 a 23 Karaat, gold de once, vaq 20 tot 35 oneen zilver. Poeyer Suyker van China, het pikol 50 tot 60 Maas. t Fluweelen van allerhande Kleuren, het ftnk van 18 ellen , zoo meede gebloemde Fluweelen, van 180 tot 200 Maas. Armozynen befte foorten van 24 tot 40 Maas, het ftuk. Sattynen effen van allerlei Kleuren, het ft uk van 7 of8 vadem lang 60,80, tot 100 Maas. Zyde het Katty, 12, 30, tot 40 Maas. Ongetwynde Zyde, het Katty, 28, 35, tot 40 Maas. Getwynde of getwernde dito, het Katty 25 tpt 35 Maas. Allerhande Vaten van Glaswerk, verguld, of met Kleuren gefchildert. Spaanfche Zeep, de fteen, 4, 6,tot 8Maas. Zyden gebraaide en Sayette Kouflen van allerlei Kleuren. Katoenen Lywatenvan MazuTipatam ,waar van de verkoop prys naar de fortering was. Wafch, 't welk men te Cambaya en op 't Eiland Celebes kogt,het pikol ter waarde van 80 tot 100 Maas Japanfch, gav hier groot voordeel, en wierd verkogt, voor 200 tot 250 Maas. Honing, van Cambaya, het pikol 160 Maas. Kaneel, 't pikol 180 Maas. Peper, 't pikol 100 Maas. Nagelen, 't pikol 180 tot 200 Maas. _ Nooten en Foelie, waren hier weinig in ach- A 5 Ra:T1-  10 Hiftorie van de Nederlandfehe Kamfer v&nBorneo, na zyne deugdfaamheid, van 250 tot 400 Maas 't Katty. Sandelhout van Solor, 't pikol, of 100 Katty Japans, 100 Maas. Agalhout, (a) gold naar het goed, vaft en zwaar was, het Katty, 2, 3,4, tot 5 Maas. Olifants Tanden van 6 fluks in de hondert pond, het pikol,4, 5 tot 600Maas', en die grooter zyn, waar van 2 of 3 fluks, hondert ponden woegen , 't pikol 7 of 800 Maas. Renoferoshoornen,hetKatty van 4 tot 800 Maas. Een foort van Harten en andere Huyden, die overvloedig in Stam en Cambodïa vielen en aldaar ingekogt wierden, de 100 fluks van 120 tot 160 Maas, na dat 'er Chineefche en Japanfche Jonken op de Reede van die plaatfen lagen, welke Natiën dan alles opkogten wat hun voorkwam, en daar door de Markt merklyk deeden ftygen \ deeze Huyden, al wierden zy in groote partyen aangevoert, golden egter in Japan de 100 fluks, van 3 tot 500 Maas. De Japanneezen wiften dit leer ïraay en zagt te bereiden, en maakten daar van broeken, handfchoenen en andere kleinigheeden. Vellen fa) Ook Aloë en Paradyshout en door de Indiaanen Kahmbac oïTumbac gènaamt, waar van het befte in Coetsjiem Sina, Siam en Tjamspa groeit is een harftagtig hout, dat eenigermaten met de tanden als wafch kan gekneedt worden; het heeft een bitteren en Speceryagtigen fmaak, fmelt gelykharft, op gloeyende kooien, en geeft een liefiyken reuk van zig, waarom het door de Grooten van Japan en China zeer begeert is, en aldaar tegen goud wierd opgewoogen. Hunne I riefters gebruiken het ook in hunne Tempels tot wierook, voor hunne Afgoden. Het wordt in 't geheele Ooften fterk gezogt, en is overal zeer korthaar, Waaróm het zeldfaam in Europa gezien wordt, en verfchilt merkelyk van 't Atoëhout, dat men in de Drogift-winkels te ksop vindt.  Ooft - Indifcle Compagnie. lï Vellen van Roggen die tot Pattani en de omgeleegen kuften gevangen wierden, waaren in 'Japan in groote waarde, deeze wierden ibmtyds in Pattani, voor drie gulden hollandfch, ingekogt, en, wanneer zy groot waren, het nuk voor de waarde van hondert of meerder gulden hollandfch, in Japan verkogt. Zy wierden door de Japanfche werklieden tot koftbaare fchilden,handvatfels van Sabels, en ander geweer gebeezigt en verwerkt. De Koopmanfchappen welke men in Japan niet een goed voordeel kon inkoopen, waren Zilver, 't welk overvloedig aldaar uit deMynen gegraaven wierdt. Wit Koper, 3t geen door 't geheele Ooften in groote achting is, (en worden Ibmtyds de Vaten daar van gemaakt) tegens zilver opgewoogen. Eene foort van Indigo, dat een fraayë blaauwe verw is, en daar voor 60 of 70 Maas 't pikol wierdt ingekogt. Hennip, die zeer fchoon en goed was, en tot Bantam en andere Komtooren der Maatfchappye voor goed touwerk kon gebruikt worden, 't pikol 50 of 60 Maas. Fraai Porcelein en fchoon Lakwerk huisraad van allerlei Kleur, waar in de Japanners groote Meefters zyn, kon men daar overvloedig koopen, doch men moeft het zelve egter duur betaalen. Dewyl wy nu kortelykshet tweede gezandfchap der Maatfchappye aan den Japanfchen Keizer verhaalt hebben, en een lyft opgegeven van de Koopwaaren die in Japan gewilt, of aldaar tot een goed profyt ingekogt konden worden; zullen wy nu weer ons beftek vervolgen en z;en wat verder door den Opper - Landvoogd Botb in Indien is verricht, Hy  12, Hiftorie van de Nederlandfebe Hy had ook van Bantam den Onderkoopman Marcellus de Bofchhouwer met het Schip de Zwarte Leeuw naar de Kuft van Choromandel en van daar naar 't Eiland Ceylon aan den Keizer van Kandi gezonden, met eigenhandige brieven, zo van Prins Maurits , als van Bewindhebberen, der Maatfchappye5 waar in deezen aandien Keizer kennis gaven: van het geflooten Beftand met den Koning van Spanjen en Portugal, en dat alle de Bondgenooten der Hollanderen daaronder begreepen waren, verzoekende dat die Vorft met de Maatfchappye ineen vaft Verbond van yriendfchap en Koophandel wilde treeden. Deeze Afgezant kwam in Sprokkelmaand 1612 aan 't Eiland Ceylon en denSften vanLentemaand in de Hoofdftad Kandi, alwaar hy van den Keizer ( die Cenumoieraat genaamt en zedert 't Jaar 1604 met de Weduwe van den vorigenKeizer gehuwt was) minzaam wierd ontvangen, die ook den li den van Bloeimaand het eerfte Verbond met de Maatfchappye aanging,; fchoon onze onder Zeevoogd Ar ent Mar temen, bereids twee jaaren vroeger, Hans Mareelis ten dien einde naar Kandi had gezonden, gelyk wy hier yooren verhaalt hebben, die om reeden ons onbekent, daar in niet was geflaagt. Dit verbond beftond dan hoofdzaaklyk hier in: ,, „ Dat men malkanderen tegens de Portugee„ zen en alle andere vyanden, zou byftaan en „ befchermen. Den Keizer vergunde aan de „ Maatfchappye om eenVefting in 'tGraavfchap Cotjaar te bouwen, leggende aan de zuydweft „ zyde van 't Eiland Ceylon, aan 't einde van een „ baai van denzelvden naam, voor welkeVefting „ hy aannam, de noodige bouwftoffen te leeve- ren. Over alle zaaken van Oorlog, zou d;n  Ooft - Ind'ifche Compagnie. 13 „ Keizer met d'onze raad pleegen, waarorn'er "„ altoos twee Neederlanders, in zynen kreigs„ raad zitting zouden hebben. „ De Vorlt verbond zig ook, alle de Waaren „ en Koopmanfchappen welke hy van d'onzen, „ of d'onzen van hem kogten, ten zynen Kof„ ten Landwaarts in naar zyne Hoofdftad, of „ Van daar naar 't ftrand te voeren; zonder daar „ van eenige tollen te vorderen. En zoo 'er on„ gelukkig eenige onzer Scheepen op 't Eiland „ mogten ftranden, nam hy aan: zyn volk te „ beveelen, zodanige van d'onze, alle hulp en „ byftand te doen. „ Het zou d'onzen vryftaan, met alle Zyne „ onderdaan en te mogen handelen. Ook nam „ den Keizer aan: zoo veel Kaneel als hy by „ één kon brengen , tegens een prys, onderling „ nader te bepaalen, der Maatfchappye 'sjaarlyks „ te leveren, en geen Europeërs buiten de onzen, „ den vryen handel in zyne Staaten te vergun„ hen, doch allen Indifche Volkeren, zoude dit „ geöorloovt zyn. „ Men zou ter weederzyden aan geene voori,, ge vyandlykheden gedenken, en de gevan„ genen die 'er nog mogten zyn , ontflaan. „ Ook geene wegloopers of misdadigers mogen „ aanhouden, maar dezelven aan beide zyden ,, ter eerfter vermaaning overgeeven, om door „ hunnen wettigen Rechter geftraft te worden. ,, De Keizer beloovde ook om aan de onzen hout uit de bolfchen te bezorgen tot het tim;, meren van Scheepen. Ook aan geen andere „ Natiën dan aan ons,dePaerlen welke op zyne „ Kullen gevifcht wierden, te mogen verkoopen_ „ Gelyk de Maatfchappy weeder verpligt was' om allé Juweelen en andere fraayigheeden ? wel-  $4 Hiftorïe van de Nederïandfche „ welke zy op Ceylon bragt, alleen tegens behoor- „ lyke betaaling, dien Vorft te leveren. ,, Het munten van geld, was alleen aan den „ Keizer geoorloovt, doch zoodanig; dat de „ waarde van het zelve, onderling vaftgeftelt, ende valfche Munters met de dood geftravt „ zouden worden. „ Na verloop van drie Jaaren zou men wederzyds „ de Tollen op een vaften voet brengen, waar „ van het voordeel, zoo meede van de Verove„ ringen die men op Ceylon teegens de Portugee„ zen zoude maaken, door den Keizer en de „ Maatfchappye, ieder ter helfte zou genooten „ worden. " Na 't fluiten van dit voordeelige Verbond voor de Maatfchappye, verzogt Bofchhouwer van den Keizer verloV, om met de Olifanten die hy voor 't Komtoor van Tegenapatam gekogt had, naar Taltakatte tè vertrekken, en met één aan 5t Hollandfch Opperhoofd van dat Komtoor, Jan van Weezik,ver(iag te doenvatn 't Verbond't geen hy met zyn Majefteit had aangegaan; doch dit verfbek wierd hem door dien Vorft geweigert, zeggende : dat hy zyn Raad in dien tyd hoognodig had, ert anders zig aan het geflooten Verbond met de Maatfchappye niet kon houden: Hy was ook zoo zeer in blakende gunft by den Keizer, dat deeze niets ondernam, zonder met hem te raad pleegen en verhiev hem ook tot verfcheiden aanzienlyke Eerampten, maakte hem Prins van Mingone, Voorzitter in den hoogen Kreisraad, tweede in s'Vorften geheimen Raad en Opper Zcevoogd. Volgens 't Verlov van den Keizer , maakten de onze wel ras een kleine Vefting in 't Graavfcliap Gotjaary doch eer dezelve voltooyd was,- kwa-  Ooft ■ Indifcbe Compagnie: 15 kwamen de Portugeefen, die ter dier tyd Colombo, VuntoGale, en de voornaamfte Zeeplaatfen op Ceylon in bezit hadden, met duizend blanken en drie duizend Zwarten, door een' bedekten weg, onze nieuwe Veiling overvallen, en al de daar zynde Hollanders vermoorden. Doch zo ras dit ter ooren van den Keizer kwam, zond deeze 5000 Man, onder bevel van twee zyner voornaamfte Edellieden , de Moorders op de hielen, die 23 Portugcezen en 600 Inlanders neer Sabelden, veele hunner Dorpen in brand ftaaken en met een grooten buit naar Kandi keerden. . . Den Keizer liet vervolgens een machtig leger op de been' brengen om de Portugeefen uit hunne veriterkte plaatfen te verjaagen; doch deezen Helden daar een groot leger tegen, welke legers malkanderen by Jaffanapatam ontmoetten, waar by de laatile de neerlaag kreegen, en naar Colombo Vluchtten, doch onderweegen eeril het Prinsdom Mingone plunderden en verwoeilten. In 'tjaar 1615, kreeg Boj'cbbouwer nu Prins van Mingone, van den Keizer verlov: om naar Mazulipatam en van daar naar Bantam te vertrekken, om van den Opper-Landvoogd der Maatfchappye , hulptroepen voor dien Vorft te erlangen : doch tot Bantam komende, verftond hy het overlyden van den Opper - Landvoogd Rynfi en dat onze Vlooten en oorlogs macht, in de Molukkes waren: dus hy van Bantam, geen hulptroepen regens de Portügeezen kon bekoomen , waarom hy befloot naar Holland te vertrekken , om aldaar aan de Algemeene Staaten en Bewindhebberen de Maatfchappye zyne laftbrieven van den Keizer open te leggen: doch daar komende wilde hy ( door zyne opgeblaazen hoogmoed verblind ) niet als bedienden der Maatfchappye wor- - den  io Üiftörie van de Nederlandfche den aangemerkt, maar als Prins en Afgezant van den Keizer van Ceylon, waar door hy met Bewindhebberen in heevige woorden raakte,en zoodanig zyn plicht te buiten ging, dat hy in ftilte zig naar Deenemarken begav, aldaar in den Naam van den Keizer, een Verbond met dien Koning aanging, en in 't jaar 1618, met i Scheepen en eenig Deenfchkrygsvolk naar Ceylon vertrok; doch hy kwam onderweg te ftervën en veel van het Krygsvolk verliep op de Cboromandel/cbe Kuft. Toen nu dé Bevelhebber van deeze Scheepen voor Ceylon aanlandde en het gemaakte Verbond aan den Keizer vertoonde, weigerde deezen het zelve te bekragtigen. Waar door dit gróotfche ontwerp in rook verdween; om zig nü egtér eenigfints van zyne geleeden fchade te herftellen , verklaarde hy deGoederen van Bofchboimer voor zyn' Koning verbeurt. Na het fluiten van't Verbond met den Koning van Jakatra, het afzenden van 't Jagt de Brak naar Japan, en het gezandfchap van Bofcbbouwer aan den Keizer van Ceylon, vinden wy niet dat de Opper-Landvoogd. Botb verders iets Van eenig "belang op 't Eiland Java heeft verrigt, dochhy is vervolgens van daar naar déMolukkes gezeilt, daar weer merklyke veranderingen ten nadeelen der Maatfchappye, waren voorgevallen. Niet tegenttaande men in 't laatfte van t Jaar 1609, bereids in de Molukhes tyding had bekoomen : wegens het geflooten twaalv-jaarig beftand, zo hielden de Spanjaards zig des geheel onkundig, en in plaats van aan de Poinéten, in het zelve voorkomende, te voldoen ; zo hadden zy in Hooimaand van *t Jaar 1610,kunnen goedvinden, om onzen Landvoogd der Molukhes, F. van Kaarden, wanneer deeze met het'Jagt de Hoop van Terna- ten  Ooft - Indifche Compagnie. 17 ten naarMafya» wilde overfteeken,door een haarer Galeyen te doen neémen en met dertig man van de zynen, weer in de Véfting Gamma Lamma gevangen te zetten. Ook hadden zy in 't volgende Jaar, onder 't beleid van hunnen opperbeftièrdèr der Philippynfche Eilanden, Don Jan de Silva genaamt, den onzen en den Koning van Terndten eene fterkte op de vafte kuft van Gilolo ontnomen, welke Sahoego genaamt was, en deeze plaats met vier bolwerken en een halve maan, omtrent den mond eener Rivier, verfterkt; zo meede nog een vaftigheid op dezelve kult, welke zy van Manfchap èn oorlogs behoevtens genoegfaam voorzagen. Alles ftrydende tegens hetgeflooten beftand, fchoon zulks bereids in 't voorige Jaar, op laft Van den Koning van Spanjen,zo binnenGöa als Malakka afgekondigt was; doch waaromtrent de Spanjaars die uit de Pbilippinas in de M&lukkes kwamen, veinsden geen kennis te-hebben, om door dien weg, onze veroverde fterktens, Scheepen, en Volk, onder zig te behouden, tot welkers te rug-geving,. zy anderfints verpligt waren. Toen nu de Hèer Botb in 't Jaar 1612, 'internaten was gekomen, zoo trachtte hy door zyne bemiddeling, den Vreeden tufichen de Koningen van Ternaten en tfidore te bewerken, zoo meede het ontflag van den gevangen Koning Sabid Waarom hy in Bloeimaand van dat Jaar, èen' eigenhandigen briev in deTernataanfche taal, aan den Koning van 'Tidore zond, waar in hy dien Vorft de fnoode handelwyze der Spanjaarden omtrent ons, zeer klaar onder het oog bragt, zo mede hoe wreed en ontrouw zy in voorige Jaaren met veele haarer Indifche Bondgenooten hadden gehandelt; dus hy dien Vorft in *t vriendelyke waarfchouwde : om in tvds hunne Ui Deel. 8 zy-  i8 Htftorie van de Nederland/de zyde te verlaaten en zig met den Koning van hernat en te bevreedigen; dewyl hy anderfints zekerlyk nog eens het flagtoffer dier ontrouwe en liftige Natie zou worden, byaldien zy maar in begrip kwamen, dat hy haar niet meerder nodig ■was , gelyk hy zulks met verfcheiden voorbeelden ftaavde. En eindelyk bood hy dezen Vorft de hulp en byftandder wapenen van de Algemeene ftaaten dezer Landen, aan, welke niet na zouden laten met macht van Scheepen en Volk, dien ontrouwen handel, op de Kaftilianen te wreekem Deeze briev had egter die gewenfchte uitwerking niet, welke men daar van verwagtte , dewyl de Koning van tidore aan die van Ternaten wel een vriendelyk antwoord zond, doch daar by tevens te kennen gav, dat het hem ondoenlyk was , de Spaanfche zyde te verlaaten, zoo lang deeze Natie met de Hollanders geen vaften vreeden hadden aangegaan; ook was het buiten zyn magt om den gevangen Koning in vryheidte ftellen, dewyl die in handen der Spaanfchen was; dies was Koning Modafar (die nu de Regering weder in handen was gegeeven ) wel genoodzaakt zyn Vader gevangen te Iaaten, tot zig een gunftiger gelegenheid opdeed. Onze Opper-Landvoogd, floot op den 2 den van Wintermaand 1612, met den Koning van Batsjan, een nader Verbond vanonderlinge vriendfchap,hulpe en byftand;waar by het vorige Verbond met den Zeevoogd Simon Jansz Hoen in 't Jaar 1609 aangegaan, op nieuws bekragtigt wierd, en men weederzyds over één kwam: tot het vaftflellen van een Maat waar mee de Sagoe, die zyne Onderdaanen aan de Maatfchappye leverden, zoude gemeeten worden, voor welke Maat Sagoe, ü'on-  Ooft- Indifche Compagnie. ig d'onzen hun zouden betaalen: een halve Reaal van agten. Vervolgens floot hy op den ióden van Louwmaand van't volgende Jaar 1613, een Verbond met de Overheden en verdere inwooners van 't Eiland Makjan, waar van de voornaamften inhoud was: „ „ Dat zo wel de Chriftenen als Mooren,vryheid van Godsdienft op Makjan zouden hebben, „ zonder dat de een den ander, tot zyn byzon„ der gevoelen zoude mogen tragten, over te „ haaien. „ Voorts dat de Hollandfche Koopmanfchap- pen enChoremandelfche Kleedjes aan de Mak„ janders voor denzelvden prys zouden gelee„ vert worden, als de Ternataanen daar voor 3, befteedden. „ Waar tegens de Makjanders beloovden: alle 33 hunne Nagelen alleen aan de bediendens der „ Maatfchappye te zullen verkoopen, tegens 3, vyvtig Reaalen van agten de Bahaar. ,, Ook beloovden zy den Heeren Algemeene ,, Staaten, zynerPrinflelyke Exellentie, der Ooft3, Indifche Maatfchappye en den Koning van Ter„ natenfm alles gehouw en getrouw te zyn, en „ met de Hollanders en Ternataanen, te willen „ leeven en fterven. En laatftelyk nam de Heer Both in dënNaam 3, zyner pnncipaalen, de Makjanders- onder zyne „ gunftige befcherming, beloovde haar byftand „ tegens alle haare vyanden, en geen vreeden „ met eenigen van dezelve te zullen maaken, ,, zonder dat zy lieden daar onder begreépen wa„ ren. " Hy maakte ook met den Ternataanfche Koning Modaf w, op den 4den van Lentemaand daar uanB i vol-  20 Hiftorie van de Nederland/de volgende, een nader Verbond ,'t welk voornaamelyk op den Chriftelyken en Moorfche Godsdienft betrekking had; op dat beiden de Partyen dezelve ongeftoort mogten genieten, als meede over het weder uitwiflèlen van overloopers en gevangenen. Volgens zyn bevel zeilde de Commandeur Apclonius Schot in 't begin van dit Jaar, met twee Scheepen, eerft na 't Eiland Boeton, alwaar deezen met den Koning een Verbond van Vriendfchap en Koophandel aanging, by welk verbond die Vorft onder anderen beloovde om aan de Bandaneefen kennis te geeven, dat hy in Bondgenootfchap met de Maatfchappye getreeden was, en haar te vermaanen: zyn voorbeeld naar te volgen; waar toe men gegronde hoop lcheen te hebben, dewyl deze Vorft een broeder en verfcheiden Onderdaanen op de Eilanden van Banda had. Van daar trok hy ,verfterkt met eenige Ternataanen, naar 't Eiland Solor, bezuiden de MoMkes geleegen, alwaar de Portugeefen een fterkte hadden, welke hy, na eenigen tegenftand, van haar veroverde en daar een bezetting in liet. En eindelyk zeilde hy naar 't Eiland Timor digt by Solor geleegen, daar hy een Verdrag met den Koning maakte, en daar een Koopman en eenige anderen liet, om den handel in Sandelhout waar teneemen, 't welk hier overvloedig groeide. Op Boeton en Solor, {lichtte hy ook, met tocftemming van hunne Koningen, twee Sterkten , doch ■welke na verloop van drie Jaaren, weder door d'onzen geflegt wierden. Verders vind men niet dat geduurende het Opper bevel van den Heer Both, ten voordeele van de Maatfchappye iets van meer aanbelang is verricht,  Ooft-Indifche Compagnie. aj richt, en na dat hy by de vyv Jaaren, het Oppergezag der Maatfchappye in Ooftindiën gevoert had, heeft hy, met vier ryk geladen Scheepen, de te rug Reize naar Holland aangenoomen; doch omtrent het Eiland Mauritius komende, beliep hem een vliegende ftorm, waar door drie zyner Sclieepen op de Klippen van 't gezegde Eiland te barften nieten en hy met de zynen aldaar Jammerlyk verdronk. Het vierde Schip was ter naauwernood het gevaar ontkomen en bragt vervolgens deeze droevige maar in 't Vaderland. Geduurende het bellier van den Heer Both in Ooftindiën, maakten de Spanjaars groote toeruftingen, om de Hollanders deMolukfche Eilanden te doen ruimen, dewyl Don Jande Silva, degeweezene Landvoogd der Molukkes, Chriftoval de la Hote, met veel geld en zilver naar Goa had gezonden, om den Portugeefchen Onderkoning daar door in ftaat te (lellen, aan hem zeven groote Scheepen en twintig Fregatten wel ten oorlog toegeruft te leveren, waar mede gezegde Landvoogd eerft naar Malakka en vervolgens naar de Molukkes moeft fteevenen. Hy had ook een zyner Overftens ( Toledo genaamt ) met een groote fomme gelds naar Makao gezonden, om van daar een Gallioen dat bereids door hem gekogt was, benevens nog zes andere Gallioenen, welke daar van Malakka waren aange^ land, afehaalen,om met dezelve tegens het einde van't Jaar 1613, voorTematen te komen. Ook waren 'er twe Scheepen uit Spanjen aan den Onderkoning van Goa gezonden, met uitdrukkelyk bevel, om al de Spaanfche enPortugeefcheMagt by één te verzamelen, en daar meede de Hollanders uit de Molukkes te dryven; ten dien einde het de Silva ook nog tien groote Scheepen en vier B 3 Ga-  33 Hifiorïe van de Nederland/de* Galyen, in de Manilha toeruften, om, wanneer deeze Vloot gezamentlyk op den beftemden tyd in de Molukkes was, daar over het Opper bevel te aanvaarden, en zyn grootfch ontwerp ter uityoer te brengen. Doch met alle deeze groote toebereidfelen richtten de Spanjaards geduurende het verblyv van den HeerBoth, en naderhand, tegens d'onzen niets van belang, uit. tv/eede hoofdstuk Zynde een Korte Schets van den Koophandel der Maatfchappye in Indïén, zoo als dezelve aldaar op verfcheiden Plaatfen wierd gedreven, geduurende het Oppergezag van den Opper - Landvoogd Both. OM van Bantam op Atsjien en vervolgens op, de Choromandelfche Kuft, een' voordeeligen handel voor de Maatfchappye te dryven, moeft men ter dier tyd in acht neemen: dat men in wynmaand van Bantam Zeilde door de ftraat van Sinkapoura voorby Malakka; eensdeels om dat de Moufon dan gunftig was, en ten anderen , om de Guzuratfche Kooplieden met hunne Scheepen te Atsjien aan te treffen, die in Louwmaand of Sprokkelmaand van daar naar huis keerden en altoos van de onderftaande Koopmanfchappen , zoo diein Atsjien tebekoomen waaren , kogten voor contant geid ofruilinge met Guzuratfche Kleedjes en Amfïoen of Opium, welke in de Molukkes, Amboina en Banda, voor de Inwoonders volftrektnoodzaaklykenmet een goede winft koude verkogt worden.  Ooft - Indifche Compagnie. 23 De Koopmanfchappen welke men in oodanig een geval, tot Atsjien kon verhandelen, waaren: 40 a 50 Bhaaren Nagelen, deeze konden verkogt worden , voor 120 a 125 Tail de Bhaar van 360 pond Hollandfch, de Tail gereekent ter waarde van zes Hollandfche guldens, en dus voor twee gulden het pond. 200 a 300 Bhaaren Nooten-Muskaaten, waar van de bhaar voor 15 Tail kon verkogt worden, 't welk 5 ftuyvers het pond was. 8 a 10 Bhaaren Foely, die voor 115 a 120 Tail de bhaar verkogt wierd en dus ruim 39 ftuyvers het pond. 80 a 90 Bhaaren Sandelhout, waar van men de bhaar voor 35 a 40 Tail kon verkoopen. 15 a 20 Bhaaren, Schilden van Schildpadden, die in de Eilanden van Banda overvloedig gevangen wierden, dezelve konden voor 90 a 100 Tail de bhaar verkogt worden. 20 a 30 Bhaaren Lood, waar van de bhaar kon verkogt worden voor 7 of 8 Taih Van Atfjien zeilende naar de Choromandelfche kuft, te weeten naar tegenapatam, Paliakatte, Patapouli en Muzulpatam, alwaar men 'sjaarlyks de navolgende Koopmanfchappen met een goede winft voor de Maatfchappye kon verhandelen. 3 a 400 Bhaaren Zwavel, die men in Atfjien kon koopen voor 3 a 4 Tail dc bhaar van 360 pond, en welke men aan de bovengezegde plaatfen konverkoopen, de Kandi weegende 480 pond3 B 4 voor  U Hijïone van de Nederlandfche voor 30 a 35 pagoden, de pagoden, gereekent teegens 584: ftuyvers hollandfch geld; wanneer wy nu de Zwavel rekenen tot 4 Tail de bhaar te Jt/jien ingekogt te zyn, komt de Kandi teegens 32, gulden te ftaan, waar voor men aan de Cboromandelfcbe kuft, ruim 96 gulden kon bedingen en dus in korten tyd, twee Kapitaalen winnen. 5 a 600 Katti Camfer, waar op altoos een Kapitaal wierd gewonnen. 50 a 60 Kandi Nagelen, waar van de Kandi kon verkogt worden, tot 140. a 150 pagoden, en dus voor by na 18 ftuyvers bet pond. 2 a 300 Kandi Nooten - Muskaaten, welke verkogt wierden voor 140 a 150 pagoden de Kandi, of by na 18 ftuyvers het pond, 20 a 25 Kandi Foely, die voor 240 a 250 pagoden het Kandi kon verkogt worden, en dus voor 29^ ftuyvers het pond. 10 a 15. Kandi Agal of Aloeshout, waar van de Kandi 200 a 210 pagoden mogt gelden. 10O a 150 KandiSandelhout,en kon verkogt worden voor 120 a 130 pagoden de Kandi. 150 a 200 Kandi Spiauter, de Kandi kon tot 85 a 90 pagoden verkogt worden. IO a 12 Kandi Tin, 't welk men tot 120 a 125 pagoden de Kandi kon verkoopen. 50 a 60 Kandi Lood, waar van het Kandi j 35 a 40 pagoden mogt gelden* 60  Ooft - Indifche Compagnie. 25 60 a 70 Kandi Aluin, die tot 30 a 35 pagoden het Kandi kon verkogt worden. Verders 20 a 25 Kandi Benzoin, 1 a 2 Kandi Kwikzilver en Vermelioen, een Kandi Klatergoud , een partytje Muskus, en een goede party allerlei foorten van Chineefche Porcelynen. 30 a 40 Korge Witte zyde, gevouwen Damaften , de Korge van 20 Stukken , kon verkogt worden tot 120 a 130 pagoden. 25 a 30 Korge Gebloemde Satynen, doch meelt van de witte Kleur ; deeze konde tot 200 a 210 pagoden de Korge verkogt worden. 50 a 60 Korge Armofynenvan allerlei Kleur, waar van de Korge 75 a 80 pagoden mogt gelden. 10 a 12 Stukjes gekleurde Fluweelen , meeft rood, het ftukje kon tot 22 a 25 pagoden verkogt worden. 10 a 15 Stukken fyne Lakens, meeft van de roode kleur, maar vooral geen zwart, ook eenige ft ukken Karfayen, meeft wit, 't geen beiden daar zeer gewilt was en een goed voordeel aanbragt. Verders kon men op de Cboromandeljche Kuft de ondergemelde Kleedjes, voor de pryzen daar by gemeld, inkoopen; die met een goede winft, tot Bantam en in de Molukkes konden vertiert worden i en wel eerft in TegenapaUm. Seraffa Malayo, waren gefchilderde Kleetjes met loovwerk en ronde daalders op de eindens, zynde 3 Vadem lang en 35- Span breedt en diende meeft tot de dracht der Javaanen, kcftende de B 5 Kor-  o6 Hiftorie van de Nederlandfcbe Korge van 20 ftukken, 22 pagoden, en konde iot Bantam voor 148 a 150 Reaalenvan agten de Korge verkogt worden. SeraJJas Maleyos Saponis Teïïepoucans, waren fynder, ruim 2 vadem lang en 5 fpan breet en wierden meeft, door de Indiaanfche Edellieden gedraagen, deeze golden 23! pagoden de Korge , waren tot Bantam 145 a 150 Realen van agten de Korge waardig, en het ftuk in Amboina 15 barot Nagelen, ieder barot op 12 ponden hollands gereekent, in de Eilanden van Banda, gav men 'er voor 20 ponden Foely. Sera/Jas Gobar , koftten de Korge 22 pagoden , en konden te Bantam voor 160 a 165 Realen van agten de Korge verkogt worden. Salalours zynde zwarte en blaauwe Kleedjes , aan de einden een gekleurde ftreep, lang 2 vadem, wierden voor o£ pagoden de Korge ingekogt, en tot Bantam voor 35 a 40 Realen van agten verkogt. In Amboina voor 2 barot Nagelen, en in Banda 2 pont Foely het ftuk. Cayn Goulong, golden de Korge 7 pagoden, en in Bantam 33 a 35 Realen van agten. Dragemas, koftten de Korge 8 pagoden wierden in Bantam voor 33 a 35 Realen van agten verkogt. Peetas, Roode, blaauwe, fwarte en andere kleuren , wierden na haar fynte van 6 tot 4? pagoden de Korge ingekogt, en tot Bantam voor 22 tot 30 Realen van agten verkogt. Voorts nog verfcheiden andere Kleedjes van minder waarde, daar ook een goed voordeel voor de Maatfchappye op was. In Paliakatte kon men de navolgende Kleedjes koopen, als: Gro-  Ooft-Indifche Compagnie. a? Grove fapys,koftten de Korge 4 pagoden, en wierden in Bantam voor 20 a 21 Realen van agten verkogt. tapy Saye thinda, golden de Korge 12 pagoden, en konden in Bantam, voor 45 a 50 Realen van agten verkogt worden. lapy Saye de Chynda, wierden voor 4 pagoden de Korge 'ingekogt en voor 25 Realen van agten te Bantam verkogt. Grove T'chauemes of Bethilles, koften de Korge 2 pagoden en in Bantam 12 a 13 Realen van agten. Fyne dito, de Korge 4I pagoden en wierden te Bantam voor 22 a 24 Realen van agten verkogt; deeze beide foorten waren in de Molukkes en aan deKuft van Gilolo zeer begeert, en wierden voor Nagelen en Sagoe verruilt. Tapotuna, koftten de Korge if pagoden en wierden in Bantam voor 10 a 12 Realen van agten de Korge verkogt. Witte en blaauwe Salempoures, lang 7^ Vadem en breed 4 fpan, golden 20 pagoden de Korge en te Bantam 45 Realen van agten; In Banda het ftuk, 9 pond Foely en in Amboina 7. barot Nagelen , doch de witte waaren 't meeft begeert. Zwarte Salempoures, wierden voor 10 pagoden de Korge ingekogt, en voor 38 a 40 Realen van agten in Bantam verkogt. Grove Tape Dragams fiere Faue, de Korge gold lo§ pagoden en wierden in Bantam verkogt voor 35 a 38 Realen van agten de Korge. Seraffes Malayo Faponi telle poucans, waar van de Korge 23 pagoden was, en in Bantam voor 150 a 160 Realen van agten verkogt wierden. Serasfes Makijo, koftten de Korge 21 ? pagoden, en golden in Bantam 140 a 145 Realen van agten. ■ Se-  % 8 Hifi'orie van de Nederlandfche. Serasfes Gobar, fraay gefchildert, waar van de Korge 21 pagoden gold en in Bantam 170 a 175 Realen van agten. Poty Pargys, koftten de Korge 9 pagoden en wierden te Bantam voor 40 a 45 Realen van agten verkogt. Cayn Goulong, wierden voor 6f- pagoden , dc Korge ingekogt en te Bantam voor 30 a 31 Realen van agten de Korge verkogt. 'Cayn Dragum, zynde van kleur, rood, wit en blaauw, en ook rood wit en groen, waren 3 Vadem lang en 3^ fpan breed, en maar aan éénezyde met een zelvkant, deeze konden by duizende ftukken te Bantam verkogt worden, voor 320 ftukken van agten, de baal van 8 Korge, in Amboina 4 Barot Nagelen en in Banda 5É Foely het ftuk. Van deeze ibort waaren 'er ook Kleedjes met valfch gouddraat doortrokken, die iets meerder golden. Witte Baftas, waren 7! vadem lang en 3 fpan breet, met vergulde einden, in 't vierkant in papier gepakt: de ; gemeenfte forteering gold tot Bantam 38 a 44 Realen van agten de Korge, in Amboina 7 barot Nagelen en in Banda 8 $ Foely het ftuk; daar waren ook zwarte Baftas, op dezelve wyze gepakt en gevouwen, maar grover en waaren wat minder in prys. Cayn Tiiria, waren gefchilderde Kleedjes met ronde daalders, grov van doek,deeze wierden in de Molukkes veel vertiert en golden het ftuk tot Bantam l§ Reaal van agten, in Amboina i£ Barot Nagelen en, 'mBanda 2 # Foely. Caricams, zynde roode Kleeden, lang 3^ vadem, in 't vierkant gevouwen; waaren het ftuk tot Bantam i-| Reaal ven agten en in Amboina 3 berot Nagelen waardig. Ba-  Ooft - Indifehe Compagnie. 2$ Balaatiouwers, zynde witte ruwe Kleeden, daar de Javaanenen andereIndiaanen zeilen voor hunne vaertuygen van maakten , waren 6 vadem lang en 5 fpan breet, golden tot Bantam 11 Reaal van agten het ftuk ; in Amboina 5 barot Nagelen en in Banda 2 # Foely. Pelongs, waren gefchakeerde Kleetjes van allerlei kleur lang 6 vadem en 5 fpan breet, de grovfte foort golden in Bantam, een Reaal van agten het ftuk, in Amboina 3§- Barot Nagelen en in Banda 3 # Foely. Cajfa de Béngala, waren fyne witte Kleeden, gelyk Kambriksdoek, in veele foortert en pryfen, gemeenlyk 8 a 9 vadem lang. Potboilers ofte 't Cbinda, waren gefchilderde Kleedjes met eenige zyden draaden doorweven, lang 2a 3 vadem, wierden niet opCboromandel, maar in Camboija de hoofdftad van 't Köninkryk Gitzuratte gemaakt, en wierden op de Eilanden van Java, Amboina, Banda en in de Molukkes, zoo mede in 't köninkryk Jobor, by de Edellieden en Ryksgrooten , tot een' hoogen prys gekogt. 'TaftaCillers, waren fyne witte geftreepte kleedjes, met zwart doortrokken. Boeliers waren witte Kleedjes metRuyten, deeze beide fooi ten, waren op de zoo evengemelde plaatfen ook zeer gewilt, en bragten een goéd voordeel aan deMaatfchappyé op,mitsgaders nog veele andere forteeringen van Kleedjes enLywaaten, waar van ons de in en verkoopprys, niet komt te blyken. Alle de bovengemelde Kleedjes, wierden ook in Patapoulien Muzdipatam gemaakt en verkogt, doch waren veel flegter van doek en fchilderwerk; daar en boven waren de bediendens der Maatfchapjpye verpligt: de Kleedjes en lywaten aldaar van de  30 Hiftorie van de Nederïandjcbe de Mooren uit de tweede hand te koopen en deeze alvoorens i a 3 duizend pagoden op hand të geeven, eer zy wilden aanneemen tegens een bepaalden tyd, zodanig een party Kleeden als men hun opgav, te leveren; die deeze Mooren dan nog dikwerv, zelvs te Pahakatte inkogten j ook hadden de Portugeefen in't Jaar 1613 , ons Komtoor te Muzulipatam afgeloopen en al ons Volk vermoordt, waarom het de meefte intreft der Maatfchappye was, om de Kleedjes en Lywaten te Paliakatte en Xeffegenapatnam in te koopen , alwaar dezelve fynder en fraayer, en wel 30 a 40 ten hondert minder in prys waren : De Koopmanfchappen welke de Maatfchappye ter dier tyd, in de Molukfehe Eilanden 'sjaailyks kon vertieren of tegens Nagelen verruilen , waren 2 100 Korge Witte Cajja, van vyv fpan breet. 50 Blaauwe Cafja. 200 —■— Witte Bethilles of fCbauenies. 50 Patolas, zynde Kleedjes van 2 a 4 va¬ dem lang,die van Suratte en Kambaya kwamen. 50 •- Ballagatte, ook genaamt kleine Ca/Ja 's Tancolors, van 5 vadem lang 3 fpan breet. 5co Potaclyns , die zeer goedkoop van prys en door 't gemeene Volk en de Slaven gekogt wierden. 200 —— V Chelas en Taffaciclos, van diverfe foorten. 200 Grove Balatjours. 150 Carïcams, zyn Roode Kleedjes met gouden merken. 50 Tuaras, zyn gefchildcrde Kleedjes als Sera/Jas en waren aan 't Eiland Celeles zeer begeert* 400  Ooft-Indifche Compagriii. 31 400 Korge Zwarte Salalours ,van de fynfte for- teering. 200 Salempouris, van de breefftefbot. 400 • Madops, wit en blaauw geftreept, die voor 'tChelaffedikwerv verkogt wierden. 200 ■ Baftas, Zwart, fyn en de breedfte foort 100 Gelkondafche doeken, die in de Mo¬ lukkes voor Soldaten Kleederen gebruikt wierden. 300 i VJhteParcal/en, waar van hemden gemaakt wierden. 400 - Roode geftreepte Patta Charlemalaye. 50 Gmgans, grov en fyn, van allerlei kleur. ïoo 't Siautiers. 100 — Dragons, zynde Kleeden aan beide zyde rood en in 't midden zwart. 125 :/ Chalours, of roode laricouleurs- 100 Amgoders, offyne gerolde Patta Mera. 50 Witte Baftas v&nSuratte en Cambaya. 600 Stukken,befte Armofynen, van allerlei kleur. 300 Rollen Damaften. 300 Stukken, Platte Damaften. 50 Stukken Fluweelen, rood, groen, blaauw en Zwart. 200 Pond Amfioen. Een groote party Ryft, Sagoe en allerhande leevensmiddelen, die door de Scheepen der Maatfchappye, vanverfcheidenplaatfen wierden aangevoert en een merklyk voordeel opbragten. Het bovenftaande, rakende den handel onzer Maatfchappye , hebben wy getrokken uit een oud handfchrivt opgefteld door een haarervoornaamfte bediendens, en wel den meer gedagten onder Zeevoogd Ar ent Martenfen,\ve\ke eenige agteréénvolgende Jaaren, federt het Jaar 1610, en wel ge-  32 Hijhr'te van de Nederlandfche geduurende het Oppergezag van den Heer Bctb £ het mede bewind over haaren Koophandel in Ooft-Indien heeft gehad. Wat de naamen der Lywaaten en Kleedjes aanbelangt, welke daar in voorkoomen en waar onder wy achten, dat hedendaagfch veelen by die naamen onbekent zullen zyn, hebben wy egter getrouwlyk naar gevolgt, maar ook daar het ons bleek, by veelen van dezelven, de lengte, breette en kleur opgegeeven, om, waar't mogelyk dezelve te herkennen en de oude inkoops pryzen en Koop konditiëni met die der tegenwoordige te kunnen vergelyken. Verders laaten wy hier agter volgen, een lyft van de handel plaatïen, alwaar onze Maatfchappy ter dier tyd en daar na, Koophandel dreev. De legging dier plaatfen zullen wy zoo na docnlyk befchry ven ende Koopwaai en welke aldaar verhandëlt wierden, kortelyk opgeeven; alles voor 't grootfte gedeelte, mede uit het boVen gezegde handfchrivt getrokken. Gav Bantam, óp 't Eiland Peper, Kubebe, KarJava geleegen , op de damom, Stiraks en Indihoogten van 5i graad aanfcheSafiaan. zuider breedte en 124 Trok graaden 48 minuten leng- Veele foorten van Lyte. waaten, Kleedjes, Zy- den Stoffen en Europifche Koopmanfchappen. Gav Jortam, op Java, te- Ryft en eenige Kagen over het Eiland Ma- toene Ly waaten. dura geleegen. Gre-  'Ooft - lndifebe Compagnie, Grefik, beweften Jortan, mede op Java geleegen,behoorde onder 't Köninkryk van Soeroiaye; Baïi, een Eiland aan de Ooft-zyde van Java, op de hoogte van 7 graaden zuiderbreedte. Amboina, een Eiland op de hoogte van 3 k graaden zuider breedte, ten zuiden hetgroote Eiland Ceram, en ten weften de Eilanden van Banda geleegen, op de lengte van . 145 graaden van de Ka- . narifche Eilanden. De Molukfcbe Eilanden zynde zes in getale, als Gilolo, Ter nat en, Tictore. Makjan, BatJjan en 1 Motier, leggen by na al- . ]e onder de Einie , doch iets benoorden. JT. Deel C Gav Ryft, Katoene Garens, Arak, Paarden, Buffels, Olfen, Schaapen, Ganzen, Endvogels, HoenderSjOvervloed van leevensmiddelen en veele andere Koopwaaren. Trok Diverfche Cboromandelfche Witte en GefchilderdeLy waaten en kleedjes, Chineefche waaren en andere Koopmanfchappen , als mede Realen van agten. Gav Ryft en Kleedjes. Gav Kruidnagelen, Oranje Appelen en Veelerlei Fruiten. Trok Allerlei Soorten van ECleedjes en Lywaaten, rlyft, Sagou enEevensuiddelen. Gaven Kruidnagelen en trokken dezelve "Waaren als dmböina* De  34 Hiflorie van de Nederlandfche Gaven De Bandaneefche Ei- Nooten Muskaaten en landen zyn meedeZes in Foely, welkedaar alleen getale, leggende 24 my- groeijen en driemaal in 5t Fen van Amboina op 5 Jaar ryp worden, als in graaden zuider breedte, grasmaand, oogftmaand en wintermaand, men kogt dezelve by de bhaar van 550 ponden, hollandfch gewigt, en betaalde voor een pond foely, zo veel als voor tien pond Nooten. , Trokken KatoenenLy waten en Kleedjes van Jortan en Balt, Ryft enleevens, middelen. Het Eiland Sumatra, leggende ten deelen onder enten deelen bezuiden de Linie, ten noorden begint het op5! graad, loopt tot den 6 graad bezuiden , en is aldus 11 \ graaden lang, de vlakke hoek ligt op 5 graaden 50 min: breedte en op 124 graaden lengte, waar van de voornaamfte Koopftad was Gav ^'/Vw,aandeweftzy- Peper, Diamanter de van dit Eiland gelee- Goud en Tin. gen, Trok Choromandelfche, Guzuratfche en Bengaalfchc Lywaaten, Olifants tanden, Ryft., Speceryen, Sandelhout en verfcheiden Europifche Koop-» manfchappen, AinCt >  Amacau, een Eiland voor Atsjien geleegen. Aan de ooftzyde op Sumatra, warende volgende handel - plaatfen, als Jamby, Palambarn^ Andregury enCambuer. Aan de Zuidzydevan dit Eiland lagen deplaatfen, Priaman, Pafjaman, Tikos . Boros , Pedier^ Dampir en Manowcabo. Jobor, een Köninkryk op de Maleitfcbe Kuil, beöoften Malakka, op 2 graaden noorder breedte. ghieda , op 7 graaden noorder breedte, op de MaleitfcbeKuü. geleegen. Patauï beöoften §hieda, op 7 2 graad noorder breedte geleegen. Kambodia, een Köninkryk geleegen op 12 graaden noorder breedte aan 'tvafte land, Ooft-Indifche Compagnie. 35 Gav Ambergrys en levensmiddelen. Gaven Goud, Peper enBenfoin. Gaven Peper, Camfer, Bertfoin en Kritfen. Dit was een zeer goede handel plaats, alwaar men veelerlei waaren kon Koopen en verkoopen , zomen niet door de Portugeefen van Malakka, belemmert wierd. Gav de Befte Peper. Gav Peper, ook allerlei Chineefcbe Koopmanfchappen, welke aldaar doorde Cbweefen, de Siammers, en de Peguanen aan de Markt gebragt wierden, Gav Benfoin, Peper,Ryft en veelerlei leevensmiddelen, C 2 Siam  g6 Hiftorie van de Nederland'/'clhe»  42 Hi/iorie van de Nederïandfche heevig fchieten, hebben zy te faamen, de vyandelyke Scheepen geèntert en vermeeftert, alles doodflaande of over boord werpende wat hun weerftand bood. Geduurende dit gevegt, waren, onze andere zes Scheepen, meede dapper met de Spaanfche flaags, men zag van alle kanten niet dan vuur, vlam en rook door het geweldige fchieten van wederzyden, als ook door dien, verfcheiden vyandlyke Scheepen in brand gefchooten wierden , die vervolgens te grond gingen. Eén onzer Scheepen enterde den Spaanfchen onder - zeevoogd , waar uit alles wat nog levend was, over boord gejaagd wierd; In dit Schip bevondt men een groote buit, dewyl het zeer ryk gelaaden was. Dit bloedige gevegt duurde van s'morgens ten 9 uuren, tot des anderen daags s'avonds; de Spanjaards verboren daar by,dertientreffelyke Scheepen en eenige honderden van hun volk; en aan onzen kant, waare fiegts dertig dooden en gekwetften , waarlyk een klein verlies gepaart met een zoo groote en uitmuntende zecgen waar in men den byftand des Hemels, klaarlyk zag uitblinken, dewyl agt Koopvaardy Scheepen, zeventien wel voorziene Spaanfche" Oorlogs Gallioenen, overwonnen , of op de vlugt gedreeven hadden, waar, van maar vier ontkomen waren, die de tyding hunner nederlaag, in Spanjen bragten. Onze Zeevoogd liet vervolgens de veroverde buit, onder het Scheepsvolk verdeden, in aanmerking van hunne betoonde Dapperheid; elk van hun kreeg meer zyde en fluweelen, dan zy met beiden hunne Armen bevatten konden, behalven nog het goud en zilver; en na dat dit alles venigt was, heeft hy zyne reize, naar OoftIndien vervordert. , In  Ooft - Indifche Compagnie. 43 In Ooft-Indien was verfcheide malen misnoegen en twift ontftaan, tufTchen de Engelfchen en de Nederlanders, die elkander befchuldigden: met het inflaan van flinkfche wegen,om malkander den Koophandel in die geweften te bederven ofte beletten. De Engelfchen wilden de vryheid van te handelen hebben op zulken plaatfen, al waar de Inlanders zig verbonden hadden hunne Koopmanfchappen alleen aan d'onzen te leeveren; zonder dat zy eenig aandeel in de onkoften wilden draagen, welke men reeds befteedt had, zo ter verkryging van dezelve, als die men nog daaglyks doen moeft, om onzen handel tegens de aanflaagen der Spanjaarden en Portugeelën te beveiligen ; zy hadden nu ook fints twee Jaaren, veel fterker dan te vooren op Ooft-Indien gevaaren, en zelvs niet ontzien, twee onderdaanen van den vereenigden Staat, waar onder eene Pieter Willemszoon van Leeuwaarden was, ( die eenige Jaaren in Ooft-Indien verkeert had, ) door groote givten en belovten te beweegen, met hun aan te fpannen en een nieuwe handel op te rechten, op AtChoromandei/che Kuft; Om deeze en meer andere gefchillen by te leggen, zonden de Algemeene Staten in de lente van 't Jaar 1613 , een treffelyk gezantfchap naar London, beftaande het zelve in Rynier Pauw,oud Burgermeefter van Amfteldam , Jacob Boreel, oud Burgermeefter van Middelburg; Dirk Meerman, Scheepen en Raad der Stad Delft en Hugo de Groot; Advocaat Fiskaal der Staten van Holland. De Koning van Engeland toonde zig niet ongeneegen tot het vereffenen der gefchillen, doch 't zy het Parlement, ofde Bewindhebberen der Engelfche Ooft-Indifche Maatfchappye in de voorflagen geen genoegen namen;althans dit gezantfchap, zoc weS als dat twee Jaaren laater naar En-  44 Hiftor'te van de Neaerhndjcbe Engeland gezonden wierd, keerde vrugteloos te rug, zonder iets zékers met de Engelfchen te hebben kunnen befluiten. Met deuitde Indien komende Scheepen, kreeg men hier te lande ook hoe langer hoe meer berigt en klagten,over het niet,ofkwalyk onderhouden van het Beftand door de Spanjaarden ; onze Ópper-Landvoogd en onze Zeevoogden in Indien, waren onkundig, op welk een wyze, zy zig daaromtrent moeften gedraagen; dewyl, hun door de beftierders der Maatfchappye, wel uitdrukkelyk bevoolen was: zigftiptelykaan 't Beftand te houden. Waaromtrent de Algemeene Staaten in 't begin van 't Jaar 1614, aan de Maatfchappy ter onderrigting van haare bevelhebbers in Indien, de pnderftaande Acfe verleende: (a) ,, Alzoo na dato van de voergaande Acle ende „ Refolutie van den 24Maart Anno 1611, d'Hoog» gemelte Heeren Staten Generaal der vereenig„ de Neederlanden, volkomenlyk is gebleeken : „ Dat de Span jaarden en de Portugeefen, zoo wel „ in Ooft - Indien, op de Kuiten van Guinea als „ aan deezen Zyden van de Linie,ende elders; „ het gemaakten Beftand, niet en nebben agter„ volgt en onderhouden, maar te Contrarie ver„ fcheyden Acltien van hoftiliteit, zelvs na den „ geftêlden tyd gepleegt. ZO IS 'T:, Dat dezel„ ve Hoog en de Moog: Heeren Staten Generaal 5 „ daaromme, en ten zeiven Refpeóïten, na ry„ pen delibriatie, op alles na behooren gelet, de „ voorsz: Acte ende Refolutien van den 24 „ Maart 1611, gerenoveert, geamplieert ende „ geaugmenteert hebben; Renoveren , ampliee„ ren, ende augmenteeren denzelven mits dee- « zen3 (a) Groot Placet Eo± tds Dee! Fol: 22-2. -  Ooft - Indifche Compagnie. 4^ * zen, gelyk, ende alzoo hier na volgt: De Staas, ten Generaal der Vereenigde Nederlanden, „ Ordonneren ende beveelen mits deezen , haaren „ Gouverneur Generaal ende zyner Raadt over » het beleid van de zaaken in Ooft-Indien, mitsga» 50 ders d'Kommandeursende d'Kapiteinen van de n Fortreffen, Landen, Eilanden, Scheepen, „ Pinaffen, Jachten, Galeyen, Carcollien , in „ Ooft-Indien zynde, ende die hier na, aldaar en « de voorsz: Qualiteiten zullen weezen, geen » eerfte Autheurs of beginners van Offenfien,tet> gens den Spanjaarden en Portugeefen te wee„ zen: Ende zoo iemand ter contrarie deede, dat » die zelve, met genoegfaame informatie aan ons „ overgefonden, ofte aldaar naar behooren ge» ftravt zullen worden; dan indien de Spanjaar„ den , Portugeefen ofte haare Adherenten, geen „ Treves aldaar en hielden, ende over zulks eerfte 3, Autheurs of beginners van orTenfien te water „ ofte Landen waaren, ende eenige Scheepen, „ Pinalfen, Jachten, Galeyen, ofte Carcollien „ van de Vereenigde geoétroyeerde Compagnie, „ ofte haare Adherenten, vyandlyk aantaften , of„ te tegen eenige Fortreffen of plaatfen, van de „ voorsz: Compagnie ende haare Adherenten, „ vyandlyk procedeerden, ofte eenige Fortreffen „ poogden te maaken , ofte paffagien met haare „ Scheepen te befetten, omme de Forten ofte „ Plaatfen van de voorsz: Compagnie ofte haare fl adherenten te benauwen, den toevoer van vivres „ ofte anderfinds te verhinderen, ofte eenige „ perfoonen ofte goederen, van de Compagnie „ ofte haare Adherenten befchadigden, fonder „ daar van ( geinfinueert zynde) datelyk te de„ fifteeren, Ende de gedaane datelykheeden en w Schar  46 Hiftorie van de Nederlandfche „ Schade, terftond te Repareeren; mits dat de„ zelve infinuatie inhouden zal: uytdrukkelyke „ verklaaringe, dat by gebreeke ofte uytftel van „ de voorsz: Reparatie te doen, aldaar by hem „ Suffifante ordre ende Macht is , omme daar je„ gens met der daad ende wapenen te voorfien, „ ende dat haare meiningen is, dezelve ordre „ promt in't werk te ftellen; zoo Authorifeeren, „ Laften ende beveelen wy, onzen voorsz: Gou„ verneur Generaal ende zynen Raad; mitsga„ ders alle Kommandeurs, Kapiteinen ende uf„ ficieren, niet alleene op goede verzeekering „ van de Scheepen, PinaiTen, Jachten, Galley„ en, Carcollien, ende fonderlinge van de For„ ten, plaatfen ende Landen onder onzen gebied, „ aldaar weezenden, mitsgaders de Confervatien „ ende vermeerderingen van de handelingen, „ Commercien, ende Traficquen van de voorsz: „ Generaale Compagnie, goede ordre te ftellen, „ maar ook, haare vyanden afbreuk te doen, w zulks en zoo over de Linie , alomme als „ aan deeze zyde van de Linie, ofte hoogte buy„ ten Europa, daar de Spanjaards en Pcrtugee„ fen, geen Beftand en onderhouden, maar hof„ tiliteit jegens den onzen pleegen; uitgefcndert „ den Eylanden, van Kanarien, de vlaamfche „ Eylanden, ende andere Landen, daar de in„ gezeetenen van deezen Staat ende andere Lan„ den, voor den Oorlog gehandelt hebben, en„ de ter plaatfen, alwaar zy lieden 't zelve gew raaden zullen vinden. „ Insgelyks laften wy den voorsz: Gouverneur „ Generaal, fynen Raad ende allen andere Ofv ficieren, haare Adherenten, geallieerden ,ge„ afibcieerden, met Wapenen te helpen, by al„ dien dezelve door den Spanjaarden , Portugee- » fen  Oo/t- indifche Compagnie. 42 „ fen ofte haare Adherenten, belet of verhindert „ werden, met den Comiefen van de voorsz: „ Compagnie, te handelen ende trafhqueeren, „ haare goederen te bezitten,ofte de vruchten van „ haare landen te genieten; opdat de vriendfchap „ ende alliantie van deingefetenen in de Indien, „ ende alle andere voorsz: plaatfen, mag wer„ den geconferveert; Aggrerende, Ratificeeren„ de, ende Approberende mitsdeezen alle alzul„ ke Hoftiliteit, als voor dato dezes de voorsz : „ Gouverneur en zynen Raad, over het beleid „ van de zaaken in Ooft-Indien, mitsgaders de „ Kommandeurs ende Kapiteinen van deFortref„ fen, Landen,Eilanden,Scheepen, PinaiTen, „ Jachten, Galeyen , Carcollien, in Ooft Indien „ zynde, voor dato deezes uit kragten van de „ voorsz: Acle van den 24 Maart 1611, gedaan „ hebben; ende voortaan verder nog vermoogens „ deze jegenwoordige Acle van Renovatie, Am„ plicatieende augmentatie, zullen doen ;Endeten b eynden alle 't geene voorsz: is, volkomenlyk „ mag worden nagekoomen; laften en de bevëev len wy wel ExpreiTelyken, allen Gouverneurs „ van de Forten, Eilanden, en Plaatfen, alle Admiraalen,Viceadmiraalen,Kapiteinen,Oificiv ren, Bevelhebberen, Soldaaten ende Bootsge- fellen,onder beftellinge ende CommilTie van ons, „ ofte zyn Exelentie onzen Admiraal Generaal „ in de indien, te Water ofte te Land weezen„ de, en allen anderen onder ons gebiedt, zoo „ van deezen Landen, van de Indien , als ande„ ren in onzen dienften van Ooft-Indien, ende „ andere voorsz : plaatfen nu zynde, ofte die nog „ aldaar komen zullen , de beveelen van on- zen Gouverneur Geneiaal ende fynen Raade,  4$ Hiftorie van de Nederlahdjche te obedieeren ende naar te koomen; a'zoo wy „ het zelve tot diende van de vereenigde Neder„ landen, voordeel van de voorsz: Generaale Compagnie,mitsgaders behoudeniffe endever3, meerderinge van de handelinge ende Trafficj, que in Ooft indiën (diewy in zonderlinge ,, Recomandatie hebben) bevinden te behoo- " ren< . , ,, Gedaan in den Hage in onfe Vergaaderin3, ge, onder onzer Contra Zeegel, ende de „ Siginature van onzen Griffier, den vyv en ,, February, in't Jaar Seftienhondert en Veer„ tien. " Ruim drie weeken na 't verleenen van de bovenltaande Acïe gaven de Algemeene Staten nog deeze nadere AcTe aan de Maatfchappy, waar by aan haare Bevelhebbers vergunt wierd, om aanvallender wyze, tegens deSpanjaars en Portugeefen, zoo in Indien als elders buiten Europa, te mogen ageeren (b). ,, De Staaten Generaal der vereenigder Ne„ derlanden, allen den geenen die deezen je„ genwoordige zullen zien ofte hooren Leezen, „ Saluyt , DOEN TE WEETEN; alzoo „ naar dato van de voorgaande Acte, ende 3, Refolutie van den 24 Maart 1611 ons volko3, menlyk is gebleeken; dat de Spanjaarden en„ de Portugeefen, zoo wel in Ooft-Indien, op „ de Kufte van Guinea, als aan deeze zyden „ van de Linie ende elders, het gemaakteBe„ ftant niet en hebben geachtervolgt noch on3, derhouden, maar ter Contrari verfcheidcn ,, Acten van Hoftiliteit aldaar, zelvs na den 3, geftelden tyd gepleegt; de Reftitutie gewei- 7i gert tjb) Groot Flakaat Boeli 2de Deel Fol. 227,?!.  Ooft- Indifche Compagnie 49 gert van de afgenomen Forten, Schéepen ende goederen, als ook de Relaxatie van de gevangens, niet tegenftaande menigvuldige Infinuatien ende inftantien daaromme in Conformiete van de voorgaande ComiiTie ende ordre gedaan. ZOO IS 'T, dat wy daaromme ende ten zeiven Refpeclen, naar Rype delibiratie, op alles naar behoren gelet, Geaüthorifeert, gelaft endebevooien hebben, Authorifeeren, Laften ende beveelen mits deezen, onzen Gouverneur Generaal ende zynen Raad, mitsgaders alle Kömmandeurs, Kapiteinen ende Officieren, niet alleen op alles, tot goede verfeekeringe, van de Scheepen s Jachten, Pinaffen, Galleyen, Carcollien, ende zonderlinge van de Forten, Plaatfen ende Landen, onder haaren gebied aldaar weezende, mitsgaders de confervatie ende vermeerderinge, van de handelingen, Commercien ende Trafficquien, van de Generaale Compagnie; goede ordre te ftellen, maar ook haare Vyanden Afbreuk te doen, zulks ende ( zoo over de Linie gepafleert zynde) alomme, als aan. deeZe zyden van de Linie, op de hoogte buyten Europa, daar de Spanjaarden en Portugeefen , geen Beftand en onderhouden, maar Hostiliteit jeegens den onzen pleêgen, uitgefondert de Eilanden, van Kanarien, de vlaamfche Eilanden, ende andere Landen, daar de ingefetenen van deeze ende andere Landen , voorden Oorlog gehandelt hebben; ende ter plaatfen zy lieden geraden zullen vinden; insgelyks laften wy den voorsz: Gouverneur Generaal, zynen Raad ende allen anderen Officieren, haare Adherenten, Geallieerden II. Deel. D en*  gö Hiftorie van de Nederlandfche. „ ende Geaffocieerden, met wapenen te helpen, by aldien de zelve door de Spanjaarden, Portugee- ïen, ofte haare Adherenten , belet ofte verhin,, dert werden, met de Comifen van de voorsz: „ Compagnie te handelen ende te Traffiqueren, ende hare goederen te bezitten, ofte de vruch„ ten van haare Landen te genieten: Op dat de „ vriendfchap ende alliantie van de ingefetenen „ van Indien, ende alle andere voorsz : Plaatfen, mag werden' geconferveert; Agreëren, Rati,, ficeeren ende approbeeren, mits deezen, alle „ alzulke Hoftiliteiten, als voor dato dezes den „ voorsz: Gouverneur Generaal ende zynen „ Raad, over het beleid van de zaaken , inOoft„ Indien, mitsgaders de Kommandeurs, ende Kapiteinen van de Fortreflen, Landen , Eilan„ den,Scheepen , PinaiTen, Jachten, Galleyen, „ Carcollien, in Ooft-Indien zynde , voor dato 5, deezes uit krachten 3 van de voorsz: Acle van „ den 24 Maart ióii, gedaan hebben,- ende 3, voortaan voorder nog vermogen deeze jegen„ woordige Commilfie, zullen doen, ende ten 3, einde alle 't geéne voorsz: is, volkomenlyk „ mag werden nagekomen; Laften ende bevee- len wy wel expreffelyken , alle Gouverneurs 3, vart de Eilanden, Forten ende Plaatfen, allen 3, Admiralen , Viceadmiralen, Kapiteinen, Of5, ficieren j Beve'lhebberen, Soldaaten, Bootsge„ zeilen, onder beftellinge ende commilfie van 5, ons, ofte zyn Exelentie onzen Admiraal Ge- neraal in Indien, te waater ofte te land wee5, zende, ende allen anderen onder ons gebied „ zoo van deeze Landen, van de Indien, als ,, anderen in onzen dienfte in d'Ooft-Indien, enj, de andere voorsz i Plaatfen, nu zynde ofte die ft nog  Ooft-Indifche Compagnie 51 „ nog aldaar komen, zullen, de beveelen van „ onzen voorsz: Gouverneur Generaal, ende zy„ nen Raade,te obedieeren ende naar te komen, „ alzoo wy 't zelve tot dienfte van de vereenigde „ Neederlanden, voordeele van de voorsz: Ge„ nerale Compagnie, mitsgaders behoudenifle en„ de vermeerderinge, van de handelinge ende „ Trafficque in Ooft-Indien, ( die wy in zonder„ linge Recomandatie hebben) bevinden te be„ hooren. ,, Gedaan in den Hage,'m onze vergaderinge, 5, onder onzen Contrazeegel, ende de Seigna5, ture van onzen Griffier, den vierden dag der „ maand Maart, in 't jaar Seftien Hondert ende „ veertien. " VIERDE HOOFDSTUK. Behelzende het geene in Indien verricht is door denOpper- Landvoogd GERARD REYNST. DE Maatfchappye had ook in Zomermaand v&ri 't Jaar l6i3,een aanzienlyke Vloot Schee- en naar indien gezonden, onder het bevel van aaren tweeden Onner-T .andvnncxd. Gemr/i"Rexinli. .. : ri— " vT welke van den aanvang van 't Ociroy, tot den dag van zyn vertrek, het mede Bewind over haaren handel in de Kamer Amfteldam; heeft gehad. Rynfi ververfchten zig op 't Eiland St Vincent een der Zout Eilanden, daar hy van dë Portugeefen wel behandelt wierd, gierde vervolgens aan lllade Brava aan, om water te haaien, en moeft door de groote ftilte met zyn breedenRaad beD 2 flui-  52 Hiftorie van de Nederland/ené fluiten: naar Cabn de LopJzGonzaho te lopen,daar hy den loden van Loumaand 1614 aanlandde, in Lentemaand kwam hy aan 't Eiland Amabon en vervolgens, na op den 3den van bloeimaand de Kaap de Goede Hoop gepaneerd te zyn in zomermaand aan 't 11,'üandAn/uwani op de hoogte van 11 graden sominuten bezuiden de Linie, zynde een der Ma'ytze Eilanden, daar hy overvloed van ververfching kreeg en voor twee Ryksdaalders of een boek Schry v papier , een Schoone Os kogt, welke ter dier tyd in Holland wel 15 ponden vlaams waardig zoude geweeft zyn. Den aden van Hooimaandver'rokhy van daar, wanneer hy met zyn' breeden Raad befloot, den' Koopman F iet er van den Broek merhet bchip^ asfau; naar 't Roode Meir te zenden, om a'da.ar een nieuwe handel voor de Maatfchappye te openen, dewyl het zelve nog nooit te voren, door eenige Hollanders was bezogt. Van den Broek (door hem met den tytel van Kapitein Majoor begiftigt )fcheidde den aden van Oogftmaand van de Vloot, koers houdende naar 't vafte land van Meiinde, 't geen hy met een zeer voordeelige gelegenheid voorby zeilden, zodanig dat hy meer dan 64 mylen in een etmaal vorderde en den 9den aan Kaap Dor Fut, in een Schoonen inham, welke hy Naflaus baai noemde het Anker liet vallen, 't geen hy egter daags daar aan deed- ligten en het voor den naaft geleegen uithoek , Kaap Guarde Fui genaamt, zettede; daar hy een boot met gewapende manfehap naar land zond, om van de Inwoonders water en vêrverfching te bekomen, doch op hunne nadering, vlooden den Inwoonders, ook vonden zydaar in 't geheel geen zoet water, dierhalve^ vervorderde hy zyne  Ooft-Indifche Compagnie. 53 ne reïze, kreeg den iöften't gelukkig Ar olie in't gezicht en liet een halv uur beneeden Aden het Anker vallen , waarna hy zyn enderkoopman met eenige manlchap m de boot, met een Vreedevaan naar Land zrnd, die van den Bevelhebber van 't Fort, vriendelyk wierd verwelkomt en eenige vifch en vette Schaapen totververfching ontving. Daags daar aan liep hy onder het K afteel, op zeven vadem water, alwaar verfcheiden Arakfebe, Perfifche en Indifche kooplieden met haare Scheepjes ten anker lagen, welke de vorige Nacht ( uit vreeze voor d'onzen ) alle hunne Koopwaaren aan land gebragt hadden. Hy wierd ook dien middag door den Aga, of bevelhebber van 't Kasteel ter maalydgenoodigt, doch eer hy van boord ging,kwam 'er over het land, zodanig een zwaare donkerheid, als een geweldige donderbuy opzetten , verzeld met rode vuurigheid alseengloeiende oven. Zoo dat den Aga hem een bode zond: om nog twee a drie Ankers te laten vallen, tot het Tempeeft over was, 't welk met een eiiTelyke woede losbarfte, doch ras bedaarde en naar de Ethiopt/che kuft overdreev. Waar na het Schip overal wel een duim dik, met rood zand bedekt was ,• en wanneer hy door den Aga, met groote eerbewyzing in 't Fort was ontvangen, verhaalde deeze hem:dat zodanige donkere en fchnkkelykeTempeeften! uit de zand zee, opreezen, waaronder dikwerv geheelek?ravaanenbedolven wierden. Nade maaltyd verzogt van den Broek van hem de vryheid om te handelen, 't geen hy hem,onder eenige voorwaarden, toeftond; doch de Bafta der ftad Aden, wilde niet toeftemmen dat daar eenige Hollanders na het vertrek van 't Schip D 3 blee-  54 Hijïorïe van de Nederïandfebe bleeven. Hy zondt dan daags daar aan, zyn onder Koopman met eenige ftukken Lakens enNeurenburger Waaren aan land, die door de Arabieren en anderen Kooplieden, voor een goeden prys wierden, gekogt; waar na hy vriendeiyk afVcheid van den Baffa en van den Aga nam ,en van daar zeilden naar de Arabifche Stad door hem genaamt Gh'étri, waarichynlyk Seqviiré daar hy van den Koning vriendlyk wierd ontvangen en met zyne toeftemming, eene Arttböm Cluasi Visfcber en twee andere Hollanders liet, met eenige ftukken Iaakens en andere koopmanfchappen , in de Faktory door den Koning aan hem verleent ; zoo cm te handelen, als wel om de fpraak van 't land, tegens zyne weederkomft te leeren. Deeze Stad Gbïhtri of wel Sequirê, bevond hy te leggen aan de vaftekuft van 't gelukkig Arabië, in een Schoone baai, op de hoogte van 14 graaden, 50 minuten benoorden de Linie en 17 graaden, lengte, op een' dorren zand grond, tamelyk groot, doch flegt bebouwt, met hui zen van klei, van buiten met kalk beftreeken; ook was hier een klein Fort met vier bolwerken voorzien. Dit was de vcornaarrfte zee plaats van de Üoft-kuft van gelukkig Arabïe, waar over een Inlandfche Koning het gezag voerde, welke een vreedelievend Vrrft, doch cynsbaar aan den Turkfchen Keizer war, aan wien hy 's Jaarlyks 4000 Stukken van agfen , benevens 20 ponden Amber de Gris, moeft rp; rengen. Van Cbibiri zeilde hy naar de ftad Catfmni in den ncfid van de ftraat van Sabel Mar del meede op de Kuft van gelukkig Arabie geleegen, op de hocgievan 15 graaden 32 tmnuten, alwaar hy een gooteling fchoot van 'v land, rp 6 vadem water s meen5 klipagdgen grond, het anker wierp, Aan  Ooft - Indifche Compagnie. 5§ Aan land komende, wierd hy door den Koning (ofwel moglykdeOverltender Stad,dewyl d'onzen uit onkunde, dies tyds veele Indifche grooten, den naam van Koning gaven, fchoon zy flegts opperhoofden van deeze of geene ftad waaren , en Vazallen van Inlandfche Vorften) met wel duizend Soldaaten, alle met bloote flag zwaarden op haare fchouders, ingehaalt en by den hand naar zyn Hof geleid, daar hy naar s'Lands wyze, prachtig onthaalt wierd en ook van deezen Koning de vryheid omte handelen en het oprechten van eenFactory ontving. Doch dewyl hy naderhand onderricht wierd: dat die Vorft een vriend der Portugeefen was, die daar 's Jaarlyks kwamen handelen, vond hy niet raadzaam, hier eenig volk naar zyn vertrek te laaten. Na dat hy eenige dagen hier gehandelt had, nam hy affcheid van den Koning en vertrok uit 't roode Meir naar 't Eiland Java. In 't laaft van Wintermaand ontmoette hy omtrent Sumatra, den Opper bevelhebber Both met het Schip Delft en nog drie andere ryk gelaaden Scheepen , die daar meede naar 'tVaderland zeilde,aan wien hy zyn wedervaaren in 't roode Meir verhaalde en vervolgensden 3oftenvan wintermaand voor Bantam aanlandde daar Jan Piet er sz Koen Opperhoofd n de Hoilandfche Logie was, die hemdensden v n Louwmaand 1615 naar Jakatra, om voorraad voor de Molukkes, zondt. 'sDaags daar aan kwam hy te Jakatra daar hy van den Koning vriendlyk wierd ontvangen en van het Opperhoofd onzer Faétory, de nodige voorraad voorde Molukkes ontving, wyl ter dier tyd, de ryft en andere leevensmiddelen hier zeer overvloedig waren; ook kogt men hier de 10 Zakken peper, ieder van 60 ponden en dus D 4 600  §6 Hiftorie van de Nederlandfche 600 Ponden peper, voor 15 Realen van agten zynde i£ ftuyver het pond, die vervolgens in Holland voor 4a grooten het pond verkogt wierd. Vervolgens zeilde hy langs't Eiland Java, tot de ftad Japara, daar de Maatfchappye ter dier tyd een Fa&oryofKomtoormettoeftemming van den Keizer van Mataran (onder wiens gebied Japara geleegen was ) had opgericht, tot inkooping van Ryft, welke hier overvloedig aan de markt gebragt en 't laft van drie duizend ponden, voor 9 a 10 Realen van agten verkogt wierd. Hier vond hy op de Ree leggen zyn Opper bevelhebber Rynjt met de overige Vloot Scheepen, aan wien hy verflag van zyne verrigting in 't roode Meir deedtj't geen deezen Heer byzonder aangenaam was! te meerder daar van den Broek deezen tocht, volgens zyn bevel had ondernoomen en hy dus met regt ,de eerfte grondvefter van denHollandfchen handel in 't Roode Meir, mogt genaamt werden. Dus hebben wy kortlyks, den eerften tocht der Hollanders naar de Kult van gelukkig Arabie, afgehandelt; laaten we nu zien wat den opper bevelhebber Rynft,m dut het Schip Nalfauw van zyn Vloot gefchieden was, verders in Indiën heeft verrigt. In flagtmaand kwam hy met zyn Vloot voor Bantam ten Anker, alwaar de Heer Both vervolgens op den aoften van wintermaand, aan hem, als zyn vervanger, het oppergezag over NeerJands Indien af ftond: Den volgenden dag floot hy een nader verdrag met den Koning van Jakalra3 hierin voornameJyk beftaande : Pat  Ooft-Indifche Compagnie. 57 „ Dat de Maatfchappye aan dien Koning s'Jaar„ lyks zoude betaalen, op den eerften van Louw„ maand,agthondert Realen van agten; voor al„ le inkomende en uitgaande Regten, weegens „ inkoop van Arak,Ryft, Boonen, Chineefche j, en andere Koopmanfchappen. hoegenaamt,uit- gezondert de Speceryen en het Sandelhout, wel„ ke zy tot Jakatra zoude koopen; waar voor af„ zonderlyk aan den Koning vyv ten hondert „ moeft betaalt worden. Zullende zy anderfints „ alle haare Scheepen, zoo uit het Vaderland als „ van de Choromandeljche Kuft, Atsjien, Johor, „ Pattani, de Molukkes, en de Eilanden van Am„ boina, Banda, Solor en alle andere plaatfen van „ Indien, vry mogen ontlaaden en laaden, zon„ der daar voor eenige verdere Tollen of andere „ laften aan den Koning, of de Sjahbandar , te „ betaalen. Ook beloovde de Koning, tot voorko„ ming van brand, alle de houten huizen dieby „ de Hollandfche Logie ftonden, te doen afbree„ ken en niet te gedoogen,dat daar anderen dan „ van fteen in de plaats geftelt wierden. " Na het fluiten van dit verdrag, verzeilde hy met een Vloot van elf Scheepen, van Bantam naar Japara, daar kort daar aan Van den Broek, met het Schip Naffau aanlandde; die hy vervolgens naar 't Eiland Bouion zond, om den daar zynde Koopman der Maatfchappye, zyn ontflag te geeven en een ander in zyn plaats aanteftellen, en dit verricht hebbende, dan met zyn in hebbenden voorraad naar Amboina te lopen, daar hy met zyn byhebbende Vloot, Van den Broek zoude inwagten, en dan vervolgens naar Banda zeilen, om waar'tmogelykdeverraadelyke5a«^^2.f«r, tot reeden te brengen. Van den Broek kwam, na een' hevigen Orkaan D 5 te  j 8 Hiftorie van de Nederïandfche te hebben uitgeftaan, voor 't Eiland Bouton, daar hy twee kleine fterktens opgeregt vond, met Hollandfche Soldaaten bezet. Dit Eiland gav ter dier tyd veel Ryft; en Timmerhout, waarom den handel aldaar zeer nuttig voor de Maatfchappye was, te meerder: daar het na by Amboina en de Molukkes lag, op welke Eilanden, geheel geen Ryft en weinig Timmerhout, groeyde. Toen deeze zyn bekomen order alhier verricht had, zeildehymar Amboina en kwam denóden van Grasmaand voor 't Kafteel ten anker, wanneer hy door den Bevelhebber van dat Eiland, Adr'faan JMaartensz Blok aan boord wierd verwelkomt en van wien hy verftond: dat de Opper-Landvoogd Rynft met zyn Vloot max Banda gezeilt was; dus hy hier zyn voorraad lofte en 's daags daaraan meede naar Banda vertrok, daar hy vervolgens de Opperlandvoogd met elf kloeke Scheepen voor het Kafteel NaiTau ten anker vond. Op den zelvden dag dat de HeerReynfi vanAboina naar Banda 't zeil ging, was 'er op het Bandaneefe Eiland over Neira, een heevige aanbeeving geweeft , waarfchynlyk veroorzaakt door den Berg Goenong Api, die al 17 Jaaren geweldig gebrandt had en nu met een fchrikkelyk geweld was los gebor-. ften,en zodanige groote gloeyende fteenen en ftroomen van vuur uitwierp, dat de Zee daar overal met brokken puim fteen en affche als bedekt was. Ook lag de affche wel een duim dik op 't dek van deScheepen en overal, zoo dat men buiten ftaat was, hetgefchut van't Kafteel behoorlykte kunnen gebruiken, waar door d'onzen in 't Kafteel in groot gevaar waaren geweeft, om door de Bandaneezen die van Lonthoir en verfcheide andere plaatzen van *t hooge Land van Banda waren te zaam gerot, overvallen te worden, had Rynft met zyn Vloot, daar  Ooft-Indifche Compagnie. 59 daar niet tydig aangeland,en dus dit verraadelyk voorneemen verhindert. Op den 14den van Bloeimaand, zond de Ópper-Landvoogd , van den Broek met de Scheepen NaiTau, Eolus, Neptunus, de Morgenftar, twee Fregatten,een Sloep en tien welgemonleerde boots, naar 't Eiland Ay of tJoulo Ay genaamt, om het zeivete veroveren. OpdeezeVloot waaren 900 zoo Europilche als Japanfche bootsgezellen en Soldaaten, onder het bevel van den Overften Adnain van der Du ft en, waar meede deeze nog dien eigen dag de landing deed en dapperlyk zyn volk tot den ftorm teegens de opgeworpene verfehansfingen welke het Fort dekten,aanvoerde, 't Welk met zodanig een fnelheid gefcheidde dat de B ndaneezen na weinige teegenftmd, het h?azepad koozen en in 't Fort weeken, 't geen egter ook na verloop van een halv uur, door d'onzen met den degen inde vuift vermeeftert en door de Bandaneezen verlaaten wierd, welke in groote wanorder naar 't gebergte ('t geen daar egter zeer laag is) en in de boffdten weeken; maar in plaats dat d'onzen haar vlugtende vyanden vervolgen len, terwyl de vrees en verwarring by hun de overhand had; zoo bleeven zy werkloos en geruft in en voor het Fort leggen, om van de bekomen vermoeitheid wat uit te ruften, zonder eerft te zorgen , dat het Fort aan de land zyde voor vyandlyke aanvalle behoorlyk gedekt was ; 't geen, door twee Hollandfche overloopers, aan de vyanden bekent wierd, welke daar op aangevoerd door «leeze Schelmen, baue verftrooyden magt zoo. ras doenlyk,zig herzaamelden en op hun beurt, d'onzen uit een gedeelte van 't Fort aan de landzyde verdreeven, waar na zy de Pakhuizen binnen, 't Fort, welke op gepropt met Nooten, Foelie,  6o Uiliorie van de Nederlandfche h'e, Ryft en kleeden lagen, in brand fchooten, *t geen zodanig een (tinkende damp veroorzaakte, dat d'onzen ( wyl de wind die na haar toevoerde,) daar door genoodzaakt wierden, het Fort en na verloop van twee dagen, het Eiland met fchande te verlaaten, na een verhef van 36dooden en by de twee hondert zwaare gekwetften; hebbende van deeze gewigtige overwinning niets behouden , dan 60 Soekek Foely, een heele en een halve Kartouw en eenige vogelroers, 't geen de Engelfche aan de Eandaneezen bezorgt hadden ; alle het welke zy kort na't inneemen van 'tFort, na boord van de Scheepen gezonde hadden; ook hadden zy naderhand inhaaren aftocht een Bandaneef be Priefter met nog een Indiaan gevangen gekreegen, van wien zy veiftonden: dat aan de k" nt der vyanden, by het verlaaten en weder inneemen van 't Foiï,wel 30 Orankaijes of Edellieden behalven de gemeenen, gebleeven waren. De kwaade uitflag van deeze onderneeming mishaagden den Heer Reynfizeer, te meerder: om dat hy deze tocht zelfs in perfoon niet by gewoont had, 't geen hem door zynen Scheeps Raad was afgeraaden,fchoon van den Broek zig daar fterk had te-r gengefteh;dewyl mennu genoodzaakt was geweeft, geduurig nieuwe orders van den Opper-Bevelhebbervoor N. /ra,te haalen,waar aan hy hetmiflukken van deeze gewigtigen onderneeming voornamelyk toefchreev. Van den Broek wierd vervolgens,, door den Heer Reynft, met het Schip Oud-Zeeland , in gezelfchap van den Zeevoogd Van der Hi?en, naar de MolMkes gezonden, daar hy den eerften van zomermaand voor Maïayo aanlandde, en Lourev Reaal als Bevelhebber.van de Mo'akkes vond, die tem na verloop van eorfre dagen, met het Schip Middelburg als Of peikoopman, naar  Ooft Indifche Compagnie- êï naar de Eilanden Motier en Bat\jan zondt, om die van voorraad en verfche Manfchap te voorzien. Toen hy op Motier het noodigé verricht had , zeilde hy naar Batj'jan, daar hy de daar zynde Koopman ligtte en de Koopman Bartholomeur Spilbergen in zyn plaats aanftelde. Daar na zeilde hy naar Bantam daar Jan Piet er sz Koen Opperhoovd in deHollandicheLog'e was,die hem volgens bekomen laft van den Opper-Landvoogd Rynft, met het Schip NaiTau als Ópper-Koopman naar 't Roode Meir, zondt, om den handel der Maatfchappye aldaar op een vaftcn voet te veftigen. Hy deedt onder weegen ficou en Pnaman op Sumatra aan, alwaar hy een goede partye peper kogt, tegens 16 en 17 Realen van agte de bahaar van 360 ponden; deeze peper wierd te dier tyd voor de befte gehouden die in geheel Indiëra groeide, ook konden deeze twee plaatsjes,s'Jaarlyks aan de Maatfchappye wel drie duizend bahaaren Peper, behalven een goede partye goud opbrengen , zoo men maar van den Koning van Atsjien onder wiens gebied deeze dorpen geleegen waren) op nieuws vryheid daar toe verkreeg. Want fchoon d'onzen te voren by deezen Vorft zeer in achting waren en een fteene faktory in zyne hoofdftad hadde, wierd hy naderhand tegens haar opgeftookt waar door zy genoodzaakt waren geweeft , dit komtoor te verlaaten. Van daar gierde hy op 't Eiland Ceylon aan, en wierp het Anker op de Ree voor Palagama, daar hy by de Inwoonders zeer welkom was, die hem verzogten naar den Keizer tot Kandi te gaan, maar al zoo hy daar toe van den Opper-Landvoogd, niet gelaft was, vergenoegde hy zig meteen briev aan deezen Vorft te fchryven, en vervorderde zyne reize. Cey-  62 Riftor'ie van de Nederlandfche Ceylon bevond hy te zyn een der' vermakelykftë Eilanden van geheel Indien, zoo van fchooné groene velden, als vrugtbaare bergen ,overvloeijende van alle fmaakelyke geWalfen, behalven de koftelyke Kaneel, waar van hy eenige quintaalen a 128 pond Hollandfch, kogt voor de waardy Van twee guldens het quintaal, ook vond hy hier eenige gekleurde edele gefteentens, veel Vee, Vogels en oVei vloed van vifch, waar door hy dit Eiland voor het fchoonfte der Aarde hieldt. Dit Eiland langs zeilende, ontmoette hy omtrent Kolomho (daar de Portugeefen een fterk Kafteel hadden,) een Scheepje geheel met Kaneel gelaaden, t geen hy na weinige tegenftand, veroverde ; het zelve was naar Coetsjien beftemt, tot een gedeelte der laading van eenige kraak en, die daar gereed lagen om mar Europa te vertrekken; waarom hy befloot: by de wal langs naar Cretsjien te loopen, om te zien of hy de Portugeezen in 9t belaaden haarer Scheepen geen afbreuk konde doen; doch daar komende, viel dit vrugteloos uit, waarom hy zyne reize naar't Roode Meir Vervolgde, daar hy den 8ften van Louwmaand 1616, voor Chibiri het anker liet vallen en de hier voren gezegde Antbony Klaast-Vtsfcber en nog een Hollander in 't leeven vond. Vufch r die nu de Arabifche taal zig eigen gefnaakt had, nam hy aan boord, om hem in zyne verdere onderneeming behulpzaam te zyn, doch liet hier in Zyn plaats den 'voopman Wouter Heute met eenige Koopmanfchappen. Hy vervolgde toen zyne teize en kwam den isden voor Mocba, daa.r hy wel dertig kleine Arabifche , Pe fi che en andere vaartuigen op de Reede von 't, d"e uit Vreeze voor hem, allen kort oneer de wal liepen. De Bevelhebber van Mocba , zondt aanftonds een  Ooft -Indifche Compagnie. 6J een Sloep met drie Turken aan boord, om te vefneemen wat d'onze voor volk waren en zulks naar genoegen verftaande, verzogten zy dat van den Broek daags daar aan by hun' Bevelhebber wilde komen, 't geen hy deed en op den oever met Trommel en Speeltuig wierd ingehaalt en zoo na het Hof van den Bevelhebber geleid ,■ die hem, onderricht van zyne komft en voorneemen, minzaam ontving, pragtig onthaalde en een goud Lakens eere kleed deed aantrekken, ten teeken van zyne byzondere achting. Na de Maaltyd verhuurde deeze aan hem een fteenen huis tot berging zyner Koopmanfchappen, voor den tyd van Zes maanden, voor 140 Realen van agten. Ook kwam hy met hem over één voor alle Tollen en ongelden, te zullen betaalen 3£ ten hondert, rrrits zulks door den onderkoning wierd goedgekeurt; waar op hy daags daar aan eenige Koopmanfchappen aan land bragt, die greetig voor kontant geld, door de Inwoonders en vreemdelingen wierden opgekogt, ook liet hy dien eigen dag met toeftemming van de Bevelhebber , een Prinlen Vlag van de Hollandfche Logie waaiën, 't geen egter de Engelfchen (die al voor d'onzen hier gehandelt hadde) en andere vreemNatien, gantfch niet aanftond. Vervolgens gav hem den Bevelhebber brieven van voorfchry vens aan den Onderkoning van gelukkig Ar abten, die omtrent 55 Mylen landwaartsin, in de ftad Chenna zyn hov en verblyvplaats hieldt. Daar hy met eenige der zynen en 10 Turkfche Soldaaten, op den 22ften van grasmaand te Eaard heen reed en na negen dagen reizens aanwam. Wanneer hy door den Onderkoning verzelt van drie hondert Ruyters, met groote pracht wierd ingehaalt en naar zyn paleis geleidt, die zig  Ö4 Hificrie van de Nederlandfcbe zig vervolgens op een Vorftelyk verheevenen Throon plaatfte en Van den Broek bevel gav om neder te zitten; waar na hy hem met een Fors gelaat en een ftraffen toon vraagde : wat de reden van zyne komft aldaar was, 't geen door van den Broek eerbiedig wierd beantwoordt, waarop hy van toon veranderende hem vriendelyk welkom heette en door zynen geheimichryver met een koftlyk goud lakens kleed deed omhangen en vervolgens tegens hem zeide: dat hy ligtlyk begreep, dat hy door de lange reize zeer vermoeit was, ■waarom hy hem verlov gav, om dien dag uitteruften. s'Daags daar aan, wierd hy door den geheimfchryver deftig ter maaltyd onthaalt in een Fraaie Thuin, waar in de befte en fmaakelykfte vrugten en welriekendfte bloemen van Europa en Aüa vereenigt waren, doch het vreemfte 't geen hy hier vondt, was een groote Tyger, die zoo buitengemeen tam was, dat hy geduurende de Maaltyd als een hond rondom de Tafel liep en de vallende kruimelen opzamelde. Vervolgens wierd hy by den Bas/a of den Onderkoning ontbooden, die hem zyn verzoek van in Mocba volk te laaten,tot de weder komft van andere Hollandfdhe Scheepen, affloeg; zeggende: zulks niet zondertöeftemming van den Turkfchen Keizer te moogen vergunnen; egter beveftig^ de hy de hier voren gemaakte overeenkomft met den Bevelhebber van Mocba , wegens de inkoomende en uitgaande Rechten der Koopmanfchappen, tegens 3^ ten hondert, waaromtrent de rerfiaanfche en andere vreemde Kooplieden zeer op den Bas ja te onvreeden waren, dewyl zy 15 a 16 ten hondert, voor Tollen in Mocba moeften betaalen. Den  Ooft-Indifche Compagnie. Den iöden van Bloeimaand nam hy affcheid van den Bas ja, die hem weeder met een koftbaarGoudlakensEere kleed en eenige ververfching befchonk, en daar na met groote pracht, tot buiten de muuren van deftad Chenna , uitgeleidde. Deeze ftad Chenna of wel Sanaa, lag aan een Rivier Jammen genaamt, hebbende twee uuren gaans in haar omtrek, zynde wel bemuurt met fterke egter ongebakken graauwe fteenen, en voorzien met drie fraaie Poorten van blaauwe Arduin iteen; ook was dezelve van binnen, met fchoone Turkfche Tempels, Paleizen bad-ftoven en andere gebouwen rykelyk voorzien. Van den Broek kwam dert 24ften weeder te Mocba , daar hy van de zynen verftond: dat verfcheiden vreemde Kooplieden, aan den Bevelhebber fmeek Schrivten hadden ingeleevert en daar by te kennen gegeeven: dathet hun zeer verwonderde, dat hy aan de ongeloovigen, zoo veele vryheid in het betaalen der Tollen vergunde, daar zy ( die oprechte Muiuimannen waren) dezelve zoomerkelykhooger aan hem moeften betaalen. Doch deeze pogingen waren voor hun zonder vrugt geweeft , hebbende den Bevelhebber daarop geantwoordt,zulks zynvolftrekte wilenbegeerenwas. Den 7den van Hooimaand, wanneer hy alle zyne meede gebragte Koopmanfchappen voor een goeden prys had verkogt, nam hy vriendelyk affcheid van den Bevelhebber en vertrok naar Chihiri. De Stad Mocba bevond hy te leggen aan 't Roode Meir of wel in den mond van de ftraat Babel Mandel, op de kuft van gelukkig Ar abten, 15 graaden en 18 minuten Noorder breedte, met een zeer goede reede voorzien, doch was ter dier tyd önbemuurt, egter groot in haaren omtrek, van II. Deel. E bin-  66 Hïftorie van de Nederlandfche binnen wel bebouwt en aan de Noordzyde verfterkt met een klein Fort van Blaauwe Arduin fteen; de ftad was naa haare grootte reedelyke wel bevolkt met meer dan 3000 Benjaanen, meeftendeels Ambagts lieden, ook met veele Jooden, Perfiaanen, Indiaanenen Armeniërs, die voor 't grootfte gedeelte Kooplieden waren, behalvcn nog de bezetting en lyvwagt van den Bevelhebber, die in 300 Turkfche Soldaaten beftondt. De Koopmanlchappen welke alhier wierden aangebragt, waren: Fyne en grove Katoene Kleeden, Indigo, Speceryen, Sandelhout en andere welriekende houten, Olifantstanden, Amber de gris, Sivet, Suiker,Ryft, Tabak, Porcelyn' en andere Chineefche Waaren , ook Benfuin die hier zeer gewild was, behalven den handel in Slaaven, welke ook een merkelyk voordeel opbragt, De Koopmanfchappen wierden meeft met kontant geld betaalt, ook wel verruilt voor Europifche Waaren, die van Kaïro en andere Turkfche handelplaatfen, langs de Roode Zee hier heen geVoert wierden. Den ióden van Hooimaand, kwam Tm den Broek te Cbïhïrï of Seqmre te rug en nam daadelyk affcheid van den Koning, die zeer was aangedaan over zyn vertrek; ook ligtte hy hier het Hollandfche komtoor, al zoo hy maar van weinig Indifche Koopmanfchappen was voorzien. Hy liep kort voorby het Portugeefche Kafteel te Dm en kwam den aden vanOogftmaandin de Rivier van Suratte, daar den Bevelhebber hem aanftonds een meenigte ververfching aan boord zondt. Den sden Voer hy en eenige der zynen aan land, wanneer hy van dit Opperhoofd vriendelyk wierd ontvangen , die hem aanftonds de vryheid om te handelen toeftondt '7 doch toen de Engelfchen (die al ee- ai-  Ooft-Indifche Compagnie. Sf nigc Jaaren hier een Logie gehad hadden) daar van de lucht kreegen, tragtten zy door givten en gaaven, den Bevelhebber te beweegen,om d'onzen te doen vertrekken, 't geen haar egter miflukte. Hy verzogt ook van het Opperhoofd een huis tehuuren om zyne Koopmanfchappen in te bergen en eenige manfchap tot zyne wederkomft te haten, doch zulks wilde deeze in 't eerft aan hem niet vergunnen zonder toeftemming van denMogolfchen Keizer, die te Agra zyn verblyv hield, welke ftad wel twee maanden reizens van Suratte geleegen was, in welken tuffchen tyd, de goede Mouson verloopen zou zyn; waarom hy toebereidfels maakten om weer te vertrekken, doch de Inwoonders hielden zoo lang by den Bevelhebber aan, dat hy genoodzaakt was van den Broek weer aan 't Hof 't ontbieden en hem een huis , ter oprechting eener Hollandfche Factory ^ indiervoege als de Engelfchen,te vergunnen.De reeden nu waar om de Inwoonders hier op zoo fterk hadden aangedrongen was, dat zy een rykgelaaden Schip vart Mocha verwagtten, waar voor zy bevreeft waren dat d'onzen, zoo zyonvergenoegt van Suratte vertrokken , het zelve mogten prys maaken. Van den Broek liet daarop een Koopman en drie andere Hollanders met de nog overig hebbende Koopmanfchappen, in onze nieuwe Logie, welke door den Bevelhebber 'in zyne befcherming wierden genoomen en verzeilde van daar; onderweeg ontmoette hy een nieuw Portugeefch Fregat 't welk hy prys maakte en meê naar Bantam voerde, 't geen naderhand ten dienfte onzer Maatfchappye, in veele onder neémingen gebruikt is, Den loden van Wynmaand, liet hy op de Reede van Kalikoet het Anker vallen, wanneer E 2 hem  68 Hiftorle van de Nederland]che hem aanftonds een Kanoe (zynde een klein Indiaanfch vaartuig)met tweeEngelfche aanboord kwam, welke twee Engelfchen, door hunne landsgenooten, onder fchyn van Hollanders, daarom te handelen gelaaten waren. Daags daar aan voer hy met een praauw aan land, daar hy van den Kroon Prius vriendlyk wierd ontvangen, die hem zeiden: dat de Samoryn zyn vader, voor Coetsien met een leger te velde lag en verzogt, dat hy daar heen gelievde te zeilen, om mondeling zyne Commifïïe van den Opper-Landvoogd, aan dien Vorft meede te deelen, ook toonde hy zig zeer verwondert dat d'onzen aan het verbond met de Zeevoogd Vei hoeven aangegaan, alleen niet voldaan hadden, maar dat ook in al dien tyd, geen HollandfcheScheepen aldaar terReede waren geweeft ; behalven een Engelfch Schip, wiens Bevelhebber zig voor een Hollander had uitgegeeven en daar twee der zyne gelaaten had, maar alzoo de wind d'onzen tegen was, om naar Coetsien te loopen, wees van den Broek het verzoek van den Prins, beleevdelyk van de hand, met belovte van in 't volgende Jaar met Scheepen en Koopmanfchappen voor Kalikoet tekoomen, waar mee dien Prinsen de Keizerin zynMoeder genoegen nam,en van welkeVorftin hy vervolgens prachtig ter maaltyd onthaalt en met een gouden ring verciert met twee Schoone Robynen, befchonken wierd; waar na hy van haar een vriendelyk affcheid nam , Vervolgens door den Jongen Vorft, met een talryken troep Soldaaten, tot aan den oever uitgeleidt en met drie praauwen bekaden met allerlei ververfching befchonken wierd. Den 22fte kwam hy omtrent het Eiland Ceylon ,  Ooft-Indifche Compagnie. 69 Ion,doch kon door den harden wind, den hoek van Punto Gaale niet te booven koomen , waarom hy genoodzaakt was, in 't gezicht van 't Portugeefche Kafteel het Anker te doen vallen, die zig langs het ftrand met Roers en bloote Zwaarden gefchaart hadde,om, wanneer zyn Anker mogt flippen en hy Schipbreuk leed, hem vyandlyk te ontvangen; doch tot zyn geluk bedaarde den ftorm, wanneer hy, by het opwinden van het Anker, bevondt, dat het kabeltouw op verfcheiden plaatfen gevylt was, en vervorderde toen zyne reize, waar na hy den i8den van Slagtmaand behouden op de Reed$ voor Bantam kwam, daar hy by het Opperhoofd onzer Logie Jan Pietersz: Koen, zeer welkom was en van wien hy verftond: dat onze Opper-Landvoogd Rfjw/Ï op den 2.often van Wintermaand des voorigenjaars 1Ó15, in 'tKoninkryk Jakatra overleeden was, en dat den Heer Laurens Reaal de Landvoogd der Molukkes, door den Raad van Neerlands Indien in de Molukkes vergaadert zynde, waaronder den Zeevoogd Joris van Spilbergen was,(wiens reize wy hier na beknoptelyk zullen verhaalen) tot zyn opvolger en derde Opper-Landvoogd benoemt was. Den 7den van Louwmaand 1617, wierd van den Broek door bovengedachten Jan Petersz Koen, die zedert Wintermaand van den Jaarc 1615, al Voorzitter van den Bantamfche Raad enOpperbeftierder des Neerlandfchen handels was, tot Gezaghebber en Opperkoopman aangeftelt over de Scheepen Middelburg en 't Duiyvje, om daar meede eerft naar de Eilanden Mauritius en Madagaskar en vervolgens naar 't Roode Meir en Suratte te zeilen, en onder weg den Portugeefen alle E 3 moo-  70 Hi/iorie van de Nederlandfc.be. moogelyken afbrenk te doen; egter moeft hy eerft met eenige Scheepen voor Bantamkruhfen, om op de Chineefche Jonken te _ paffen, gelyk' hy dan ook twee deezer Jonken in beflag nam en daar van aan den Heer Koen vervolgens op den suften, mondeling kennis gav, op welken dag, zy van eenen Chinees en van eene Inlandfche vrouw gewaarfchouwt wierden: dat 'er door de, BantamfcheGrooteneen verraad ten onzennadeele berokkent wierd, waarom ons Bantams Opperhoofd en verfcheiden andere Hollanders beflooten,'snachts met de kontante gelden en koftbaarfte waaren aan boord van 't Schip Weftvriefland te gaan, om door de Bantammers niet overvallen te worden ; laatende s'nachts den Opper-Koopman Buijfero met eenige mindere bediendens en Soldaaten, alleen in de Hollandfche Logie, Geduurende het verbly v van Van den Broek voor Bantam, kwamen aldaar by hem ter Reede, de twee eerfte Franfche Ooft-Indifche Scheepen La Marguerite en Montmorancy genaamt, welke voorneemens waren, meede een Logie te Bantam opterechten. Den sden van Lentemaand kreeg hyzyn Acle van aanftelling en vertrok met de twee bovengezegde Scheepen op den 8ften van de Bantamfche Ree,koers houdende naar Mauritius,daar hy den I9den van Grasmaand ten Anker kwam, om zig te ververfchen en eenig Ebbenhout en 't geen nog vande geltrandde goederen van den Heer Both overig was, inteneemen, waar na hy m&rMadagaskar, om Ryft en Slaaven liep, en den 4den van Zomermaand dit Eiland in 't gezicht kreeg, doch kon door den harden wind en ftroom met; geen moogelykheid het zelve bezeilen, waarom hy naar de Kuft van Meiinde overftak en op de : • ' ' hoog-  Ooft - Indifche Compagnie. ?ï hoogte van 10 graaden en 30 minuten het Anker wierp, voorneemens zynde wanneer de ftorm bedaaren mogt, weer naar Madagaskar of anders naar 't Eiland Femba te loopen , 't geen hy ook daags daaraan ondernam, maar kon geen van beiden door een' nieuw opkomenden heevigen ftorm , bereiken, zelvs was hy genoodzaakt wanneer hy, 't laaft gedagte Eiland in 't gezicht kreeg , alle de zeilen inteneemen, ook geraakte hy met het Schip Middelburg, van 't Jagt het Duyvje af, 't geen door't breeken van 't Roer en 't lek worden van zyn Schip veroorzaakt was, welk lek zodanig toenam, dat zyn Scheeps volk nacht en dag met twee pompen moeften werken, om 't Schip boven water te houden, waar door hy in groot gevaar was van te vergaan , doch geraakten met groote moeite het gevaar te boven en kwam aan de Kuft van gelukkig Jrabië, in den mond van de Straat van Babelmandel ten Anker. Hier, zoo goed doenlyk, het lek in 't Schip geftopt hebbende, ging hy met zyn boot aan land, om eenige ververfching voor 't Scheepsvolk te bekomen, doch zulks was zeer gering, 't voqrdeeligfte 't geen hy hier van een Landman in kogt, was hondert pond Arabifche Gom, voor zes ftuyvers Hollandfch geld, en weder aan boord komende, bevond hy het lek in zyn Schip weer fterk toegenoomen, ook dat zyne mondbehoevtens merklyk minderden , waarom hy befloot naar 't E\hnd Soccotra te zeilen, doch toen hy weer eevenzeil gemaakt had, begon het Schip door de holle Zee zoe fterk te werken en het lek zodanig toeteneemen, dat zyn Scheepsvolk veel moeite had om 't Schip boven water te houden, waarom hy tot behoud van goed en leeven genoodzaakt was, voor de wind naar Suratte te loopen, E 4 niet  fl Hiftorie van de Nederlandfche niettegenftaande het daar nog de kwaade Mou-* ion was. Daags daar aan, zynde den ióden van Zomer maand, woedde den ftorm nog heeviger als te vooren en wierp het dieploot op 50 vademen, den I7den en i8den was het nog al donker en onftuimig weer, teegens den avond kreeg hy de Portugeefche ftad Daman in 't gezicht, en wierp het Anker op 7 vadem water, doch daags daar aan in den morgenftond viel het water zoo fterk, dat het Schip op 4 vadem water aan den grond- zat, waar door hy het Roer verloor en om 't Schip te doen ligten, genoodzaakt was de maften te kappen, en zettede het toen met den opkomende vloed regt op ftrand aan, 'tgeen hem gelukte, zonder verdere fchaade te bekomen; waarop hy twee matroofen door de branding heen naar land zond, om te verneemen : hoe verre het Schip van devooren gezegdePqrtugeefche vefting geftrand was; ondertusfchen viel het water zoo geweldig, dat hy des avonds droogvoets naar land ging, om een ververfchanfüng te maaken ,waar in hy zyn volk en Koopmanfchappen voor allen overlaft der Portugeefen en anderen mogt beveiligen, waar na hy den volgenden dag, alle de vaten met Speceryen en water leggers, aan land liet brengen, met welke hy zig zoo goed doenlyk verfchanfte; plaatsende het gefchuttuffchen beiden; ook kreeg hy dien eigen dag tyding, dat het afgedwaalde Jagt het Duyvje,een myl verder mar Suralte, meede geftrand was, welkers Scheepsvolk ook vervolgens in zyneopgerechteverfchanfling aan kwamen. Toen hy nu alle degoederen en Koopmanfchappen uit het Schip aan land in de opgeworpen Schans had doen brengen, liet hy het overgebleeven wrak in brand fteeken, om 't yzerswerk daar af te floo-.  Ooft - Indifche Compagnie. 73 floopen en liet toen zyn volk, behalven de geene die in de Schans de wagt hielden; met vliegende Vaandels naar een na by geleegen dorp trekken, daar zy door de Inwoonders vriendlyk wierden ontvangen en een goed huis tot hun yerblyv kreegen, ondertufichen vertrok hy naar'<5«ratte, om met den daar zynde Koopman der Maatfchappye Piet er Jelisz: middelen te beraamen, om de geborge Koopmanfchappen in onze Logie aldaar te brengen, dat ook vervolgens wierd uitgevoert. Geduurende den tyd dat' d'onzen in de opgerechte verfchaniTmg en in het na by geleegen Dorp geleegert waren, dat nog geen vyv mylen van de hier voren gezegde Portugeefche Stad Daman was, waren deezen voor d'onzen zodanig bevreeft, dat zy by dag zelvs de ftads poorten geflooten hielden. ^ Den 3oftenvan Herfltmaand, kwamen zeeven Engelfche Scheepen opdeSuratfche Ree, by welkers Bevelhebber, van den Broek aan boord ging en verzogt? dat hy zyn volk mee naar Bantam wilde voeren of anders een Scheepje dat zy van de Portugeefen prys gemaakt hadden, aan hem te verkoopen, 't geen beiden door dien Bevelhebber onbeleevt wierd afgeflaagen; waarom hy belloot: tot voorkooming van zwaare korten voor de Maatfchappye, met zyn volk over land, door de Koninkryken van Decan en Golkonda, naar Mazulipatam te trekken. Ingevolge dan van dit befluit, ging hy met 103 Neederlanders en 29 Guwratiers, welke hem tot gidfen zoude dienen, met een' vrygelei briev van den Bevelhebber van Suratte op reis, na dat hy alvoorens ons Komtoor aldaar , in een goede order geveftigt had, en trok door verfcheiden DorE 5 pen  74 Hiftorie van de Nederlandfcbe pen ( daar veele fyne en grove Baftas geweeven wierden) tot op de grenzen van 't Köninkryk Gouferatte en kwam daags daar aan, in een ander Köninkryk Raspoet of tartabaffa genaamt , meede cynsbaar aan den grooten Mogol, alwaar de Schat bediendens, van zyn volk en laft draagende heeften, Tol wilden vorderen, niet tegenftaande zulks in den vrygeleibriev van den Bevelhebber van Suratte hun uitdrukkelykverbooden was; waarom hy dan ook de Tollen weigerde te betaalen en trok onder begunftiging van den nacht, over het Gebergte met zyn volk voort; doch toen den dag aanbrak zag hy zig door de Inlanders van alle kanten omcingelt en de gebaande wegen in 't gebergte, met zwaareboomen geflopt; ook kwamen de Inlanders met een vervaarlyk. gefchreeuw en ge wapent met pyl en boog, op hem en zyn volk af, dus hy genoodzaakt was, de zynen in flagorder te fchaarden en op die woedende meenigte, een falvo uit 25 hand Roers te doen, waar op zy te rug deinsden en hy met de zynen met groote moeite het gebergte beklommen en dus hunne reis vervorderden; egter niet zonder geduurig door de Inlanders ontruft te worden, die nu en dan uit hunne hinderlagen te voorfchyn kwamen en met vuurige pylen op hem fchooten, waar teegens hy hen rykelyk met kruid en lood liet begroeten, tot dat verfcheiden van hun zwaar gekwetft raakten en daar door de luft verging, om hem verder te vervolgen. Tegens den avond kwam hy in een Dorp of gehugt, waar uit de Inwoonders gevlugt waren, zoo dat 3er voor zyn volk geen de minfte ververfching tebekoomenwas;egter liet hy hen hier van den moeielyken tocht wat uitruilen tot den volgenden morgen, wanneer hy langs fteile geberg-  Ooft - Indifche Compagnie. 73 bergtens en diepe valeien zyne reis voortzettede, door verfcheiden Dorpen en vlekken, waar uit meede alle de bewoonders gevlooden waren. Omtrent middernacht wilde hy zyn volk wat ruft verfchaffen, oordeelende zig nu buiten vreezen van overvallen te worden, alzoohy naby de grenzen van 't Köninkryk Decan was, egter wierd hem zulks door de byzynde Guzuratters afgeraaden, dewyl hy zig digt hy het Kafteel van den Raspoetifen Koning bevond, welke raad hem zeer nuttig was, want zoo dra als zyn volk in den morgenftond van 5t gebergte inde valeien kwamen, wierden zy door een meenigte Raspoeters omcingelt, ook kwam den Bevelhebber van 't gezeide Kafteel, met drie hondert Ruiters op d'onzen aanrennen, roepende in hunne taal: Sla dood die honden, 'tgeen egter Van den Broek niet vervaart maakte, maar fchaarde zyn volk digt in één en ging in flagöïder voort, onder het geftaadig vuuren, tot aan een naby geleegen Bofchje, waarin veele Inlanders ^t faam gerot waren en dat hy ge^ noodzaakt was door te trekken, dus hy fterk qp hun liet vuuren, 't geen van een gewenfchte uitwerking was, dewyl veelen van dezelven gekwetft wierden ende overigen door devreeze bevangen, het haazen pad koozen, dus hem en den zynen een vryen doortocht lieten; maar zoo ras waren zy niet weer buiten 't geboomte en inde vlakten gekoomen, of den Raspoetifchen Bevelhebber kwam met zyn byhebbende Ruiters op een' vollen galop op hun af, waar tegens zy zig zodanig met fchieten verweerden, dat zy deezen Bevelhebber en twee andere Ruiters nevens hem, dood fchooten, waar door de overigen in verwarring gebragt wierden en d'onzen tweepaarden tot buit kresgen. Toen  76 Hiflorie van de Nederlandfche Toen vervorderden zy weder hunne reis, doch wierden nog geftadig door verfcheiden troepen Inlanders ontruft, die heevig met pylon op hun Schooten, maar deezen bleeven meeft buiten 't bereik van ons fchietgeweer, eindelyk kwamen d'onzen ( na dat zy nu meer dan zes uuren, al gaande weegs met de Raspoeters waren handgemeen geweeft) op de grenzen van 't Köninkryk Decan, wanneer een troep volk uit het laaft gedagte Ryk, haar te hulp l^wam, door dien de Koning van Decan, met die vanRaspoet in oorlog was, welke hulp ter regter tyd voor hun opdaagde, want zy haar meefte kruid verfchooten, en bereids drie dooden en 28 zwaaregekwetltcn hadden,ook wierden de Raspoeters van uur tot uur talryker. Aan de grenspaalen van dit Ryk, ftond een fterk Kafteel, by welkers Bevelhebber van den Broek vriendlyk wierd ontvangen en met wiens toeftemming, hy zyn volk hier eenige dagen liet vertoeven, zoo tot geneezing van de gekwetften, als om de overigen van den gevaarlyken tocht te doen uitrulten. Wanneer nu de gekwetften reedelyk herftelt waren, vervorderde hy weer zyne reize, onder 't geleide van eenige Decanfcbe Ruiters en paffeerde verfcheiden Dorpen en bemuurde Steden, tot aan de hoofdftad van 't Decan/cbe Ryk, genaamt Doltabat, welke op 't uiterlyke aanzien, een fchoone en welverfterkte ftad was, doch waarin geen vreemdelingen mogten komen om dat hier de Serails van den Koning en zyner Edellieden waren. Vervolgens kwam hy by 't leegerhoofd van Decan, Melik Ambaer genaamt, die met wel tachentig duizend Ruiters en even- zoo veel \oet-  Ooft - Indifbe Compagnie. Ï1 voetvolk,uit de vier Ryken Decan, Golkonda, Vtsapoer en Ballegate, tegens de ftrooperyen en vyandlykheden der onderdaanen van den grooten Mogol te velde lag,' met wien de bovengezegde Vorften in oorlog waren. Hy wierd door Melik Ambaer zeer minzaam ontvangen, aan wien hy een Japanfche Sabel en Javaanfche Kris tot een gefchenk aanbood, waar tegens deezen hem een Goudlakens Eerekleed deed omhangen en beloovden hem daar en boven, 100 pagoden s'maand met nog het inkoomen van een goed Dorp, zoo hy in zynen dienft wilde overgaan ; voor welk aanbod hy hem bedankte en vertrok den 23ften van Slagtmaand van daar, door verfcheiden Steeden en Dorpen, voor een gedeelte behoorende onder de heerfchappye van den grooten Mogol en gedeeltelyk tot het Ryk van Decan, waar na hy in 't laaft van deeze maand aande Rivier den Ganges kwam en die te paard doorwaadde; hier ontmcettede hy een karavaan van Turkfche, Arabifche en Armenilche Kooplieden, welkers koopwaaren op laftdraagende Offen gelaaden waren, welke van Mazulipatam kwamen en w&axSuratte wilden. Vervolgens kwam hy in 't eerft van Wintermaand, in 't Köninkryk van Golkonda, daar hy door den Regent van 't Ryk, (zynde den Koning nog minderjarig) in zyn hoofdftad Baganaga in't eerft vriendlyk wierd verwelkomt, ook ging hy by den Bevelhebber van Mazulipatam , die ter dier' tyd aan 't hof van den Koning was, om voorfpraak en vrygeleide van den Regent naarM^zwhpatam te verzoeken ? \ geen deezen hem ook (doch geveinsdelyk) beloovde, zeggende nog daar by: dat hy op zyne vriendfehap kon ftaat maaken; doch ras ontdekte zig dit bedrog, want zoo dra  78 Hijtorie van de Nederlandfihe dra was van den Broek met zyn volk, niet eenige mylen van de Hoofdftad voort gereist, of wierd door een fterken troep Soldaaten omringt en gevankelyk naar de Hoofdftad te rug geleid, daar zy allen in een flegte houte loots wierden opgeflootén, na dat zy alvoorens van hun geweer beroovt waren, welk toeval, alleen door den Bevelhebber van Mazulipatam berokkent was. van den Broek was de eenigftevan d'onzen die vryheid had om over dag uit't gevangenhuis te gaan, van welke vryheid hy zig dan ook zoo wel Wift te bedienen, dat hy door eenige gefchenken aan den Hoofdfchout der ftad te geeven, na verloop van drie dagen voor hem en de zynen een vrygelybriev van den Regent bekwam, om naar Mazulipatam te gaan, 't geen egter den Schelmfchen Bevelhebber dier ftad niet aanftond, vreezende dat d'onzen haar verhaal op die ftad zouden zoeken; Waarom hy weer zyne loosheid te baat nam en van den Brook by zig ontbood, om den pas van den Regent te zien, die hy genootzaakt was hem ter hand te ftellen en toen hy dezelve geleezen had, weigerde hy die te rug te geeven; maar gav hem een andere pas om eerft naar Patapoeli en vervolgens naar Paliakatte, onder 't geleide tan eenige Ruyters gebragt te worden; welke behandeling, hoe onreedelyk dezelve ook was, hy wel gedwongen was goed te keuren en daar en boven nog wel van dien veinzaart,vriendelyk affcheid te neemen. Hy reisden dan ook den volgenden dag voort en kreeg na verloop van vyv dagen, een briev van Hans de Haas , zynde Opper- Hoofd in de Logie der Maatfchappye tot Mazulipatam, die hem raade niet naar de laaftgedagte ftad, maar naar Pattapoeli te gaan j 't geen egter zyn volk nog  Ooft-Indifche Compagnie. 79 nog de byzynde Guzuratters, welke door de lange reize en gelceden ongemakken afgemat waren, niet wilden doen, maar regt toe naar Mazulipatam trokken,daar hy dan ook op den suften van Wintermaand, in een palankin door agt mannen gedraagen, teegens den avond aankwam. Daags daaraan kreeg hy tyding, dat zyn meefte volk door bevel van den Koning van Golkonda, in een na by geleegen Dorp in 't doortrekken , waren opgehouden, ter oorzaake dat zy tegens 't vrygeleide hun door den Bevelhebber van Mazulipatam gegeeven, gehandelt hadden ;hy ging daar op aanftonds naar 't gezeide Dorp om order te ftellen,maar daar komende, vondthy zyn volk tegens de Inlanders in de Wapenen bereids handgemeen ; dus hy met het Opper-hoofd derMazukpatamfche Logie, werksgenoeg vondt, om de ftrydende partyen tot reeden te brengen , 't geen eindlyk, door tusfchenkomft van een' Perfiaanfch' Koopman, gefchiedde, mits dat ons volk, niet naar Mazulipatam maar naar Paliakatte zoude trekken, op welken tocht, de Inlanders hun noch leevensmiddelen , noch huisvefting, teegens behoorlyke betaaling wilden geeven, dus zy dien nacht, in een Dorp Monte Pouly genaamt,onder den blootenHemel moeften doorbrengen; fchoon ons Opper-hoofd de Haas beloovt had , voor den avond een Jagt te zenden, om haar naar Paliakatte te voeren, welk Jagt den volgenden morgen eerft opdaagde, doch zonder boot of floep , dierhalven was ons volk genoodzaakt, door een heevigen zee branding, met het geweer op den rug naar boord te zwemmen, waar na zy het anker ügtten en de volgenden dag voor Paliakatte aan landen, daar van den Broek metós der zynen in \ Holkndibhe Fort Gekir u gehuisveft wierd, welk  8o Hiftorie van de Nederlandfche. welk Fort aldaar in 't Jaar 1615 gebouwt, en van behoorlyk gefchut en een genoegzaamen bezetting voorzien was; alles met voor kennis en toeftemming van den Koning van Golkonda, met welken Vorft, men ook al s'Jaars te voren over één gekoomen was:dat de Maatfchappye voor inkomende en uitgaande rechten, in plaats van vier ten hondert, hem s'Jaarlyks eens zoude betaalen 3000 oude pagoden , of 25000 guldens Hollandfch, welk akkoord, ook in dit Jaar 1617 nog nader was vernieuwt. Vervolgens ging hy op den 28ftenvan Louwmaand 1618, met vier Scheepen waar over gezegde de Haas het Opperbewind had, een Kruistocht tegens de Portugeefen doen, die egter vrugteloos afliep en kwamen zonder eenige vyandlyke Scheepen ontmoet te hebben, in 't laaft vart Lentemaand voor Palliakatte te rug; ook kwam daar de Koopman Gysiert van Zuylen met een kanoe of klein Inlandfch vaartuig van 't Eiland Ceylon, klagende zeer over de kwaade behandeling van den Keizer van Kandia, en verbreeking van zyn woord en belovten. Eenige dagen daar na , is van den Broek met het Schip de Gouden Leeuw, van daar naar Mazulipatam gezeild; laatende in 't Fort Geldria den Opper-Koopman AdolphTbomasz : met 130 Hollandfche Soldaaten en 32 ftukken gefchut; toen hy nu vervolgens voor Mazulipatam aanlandde, wierd hy door den Gezaghebber dier ftad vrienlyk ontvangen en met één goudlakens Eerenkleed naar 'sLands wyze befchonken ; ook verkogt hy alle zyne meedegebragte Koopmanfchappen voor kontant geld, met groot voordeel voor de Maatfchappye. Wanneer hy nu hier het noodigen verricht had, ver-  Ooft-Indifche Compagnie. 8l vertrok hy in gezelfchap van Samuel Kint zynde geween: onder Bevelhebber der Maatfchappye over de komtooren op de Choromandelfche Kuft , naar Bantam , maar alzoo de Moufon verloopen was, wierd hy genoodzaakt op de Reede van Atijien, op Sumaira geleegen, het anker te werpen; hier vondt hy het Schip de Valk,wiens Bevelhebber Cornehs Comans laft had: met den Koning over het leeveren van peper, uit de plaatfen Ticou en Priaman, een nader verbond te fluiten; 't geen flegts gedeeltelyk zyn beflag kreeg, egter laadde hy hier een party peper die hy voor Katoene Lywaaten en Vrouwen Kleedjes verruildt had, welke Koopwaaren, hier een goede winft gaaven. En zeilde daarna door de ftraat vmSincapoura tot op de Reede van Malakka, om te zien of hy daar eenige Portugeefche Vaartuigen prys konde maaken, doch dezelve lagen te digt onder den wal, waar door deeze onderneeming vrugtloos afliep; hy vertrok toen naar de Rivier van Jamby meede op Sumatra,' aan de Ooft - zyde van dat Eiland geleegen, op de hoogte van 50 minuten bezuiden de linie; deeze Rivier moeft hy wel 25 mylen opzeilen,eer hyaan hetHollandfche komtoor kwam, daar hy eenige pakken Choromandelfche Kleeden lofte en een goede party peper laadde, welke hier ter dier tyd, voor 6£ Reaal van agten het pikol, zynde 120 pond, gekogt wierdt en liep toen naar Jakatra, daar hy den 7den van Slagtmaand op de Reede kwam en verftondt: dat het Opperhoofd Koen, met den Koningen vanjakatra en Bantam, door opftooken der Engelfchen , in oorlog was.Van welken oorlogende gevolgen van dien, wy by het befchryven van het OpperLandvoogdfchap van den braavenjaw Piet er sz^ Koen, breeder zullen fpreeken,en ons nu voor II. Deel. £ eerlt  ga Hiftorie van de Nederlandfcbe eerft bepaalen, tot het geene dat geduurende de de boovengemelde Reize, door anderen bediendens, tenvoordeelender Maatfchappye is verrigt VYVDE HOOFDSTUK Behelzende de Keizen van den Zeevo'gd Joris van Spilbergen, door de Straat van Magallanus en van Jacob Le Maire met de ontdekking van een nieuwen doortogt} in de groote Zuid Zee. IN h begin van 't Jaar 1614,hadden Bewindhebbei en der Maatfchappye weeder een Vloot van zeven Scheepen uitgeruft en daarover het gezag opgedraagen, aan den Wakkeren Zeevoogd Joris van Spilbergen, aan wiens naam wy meermaalen in deeze onze Hiftorie, met roem gedagt hebben: en waren tot deeze Vloot, door de Kamer Amfteldam, geleevert, de navolgende Scheepen, als. De Groote Zon, De Groote Maan, De Jager, het Jagt en de Meeuw. Door de Kamer Zeeland, het Schip den Molm en door de Kamer Rotterdam, het Schip de Morgenftar. Op den 8ften van Oogftmaand zeilde Spilbergen met deeze Vloot uit Texel, doch moeft door teegen winden in Engeland binnen loopen, daar hy tot den ióden van Herfftmaand geankert lag en toen zyne reis vervorderde,den ^ften vanWintermaand kwam hy aan de Brazïeljcbe kuft en liet voor een Eiland door de Portugeezen lila Grande genaamty het anker vallen, wanneer hy zyn Sloep  Ooft - Indifche Compagnie. 83 Sloep en Boot, om water en brandhout te haaien , naar land zondt, die ook met het zelve te rug kwamen, zonder eenig menfch vernoomen te hebben en zoo ras zy geloft hadden weeder landwaards gingen, daar zy door de Ebbe genoodzaakt wierden te overnachten, wanneer zy egter eenig gerugt van volk, 'snachts in 't bofch vernamen , welke tyding zy den volgenden mofgen aanboord bragten, waarna weer drie boots met eenige gewapende Soldaaten, naar land voeren; ook had de Zeevoogd de bootsgezellen bevoolen \ hunne wapenen meede te neemen, 't geen zy egter tot hun ongeluk verzuimden, want zoo dra zy naby het Eiland genaadert waren, wierden zy van vyv wel bemande Kanoes overvallen en allen deerlyk vermoord, 't geen door 't volk van t Schip de Jager; 't welke het naafte onder den wal lag, ontdekt wierd, 't welk heevig op de lortugeefen en Inlanders vuurde, doch deeze lagen buiten het bereik van hun gefchut, ook hadden deeze Inlanders de ftoutheid, de boot van de Jager, die flegts een musket fchoot van boord lag, te rooven. De Zeevoogd, door 't hevige fchieten wel merkende, dat 'er onraad was, liet daadelyk driewelgewapertde boots naar land roeien, die door den Schipper van't Schip de Jager kondfchapkreegen , wat 'er gaande was entoen regt op de Kanoes aanzetteden, die geruft agter een uithoek, d'onzen mwagtten, maar zoo dra waaren deezen niet om dien hoek gekoomen van voorneemen zynde den vyand aantevallen, of zy wierden twee vyandelyke Fregatten gewaar, die de Kanoes dekten ; dus d'onzen de ongelykhëid van den kans ziende, vrugteloos terug keerden. Den eerften van Louwmaand 1615, wierden F 2 by  84 Hiftorie van de Nederlandfcbe by den Zeevoogd, aanboord gebragt, vier Matroofen van 't Schip de Meeuw, die een komplot gefmeedt hadden, om dit Schip en 't Jagt aftelóopen en daar meede haar Fortuin te zoeken, van welke daad zy ook vervolgens wierden overtuigt en twee daar van gevonnift, om aanboord van 't Schip de Meeuw, aan den nok van de raa opgehangen en in 't ophylTen door zes Soldaaten doorfchooten te worden, welk vonnis op den 5den aan hun ten uitvoer wierd gebragt, ook verdeelde de Zeevoogd al het Scheepsvolk van dit Schip, op de andere Scheepen, om verder verraad voortekoomen, en plaatfte ander volk op het zelve- _ . Den 8ften liet de Zeevoogd den Scheeps Raad beleggen, waarin beflooten wierd: Om de Kor des baai, voor aan in de ftraat Mavellanus geleegen i voor de gemeene zamelplaats te ftellen, by'aldien het mogt gebeuren, dat de Scheepen door ftorm als anderfints van malkander mogten geraaken, als wanneer het Schip of de Scheepen, die eerft in de gezegden baai ten anker kwamen, daar zeeven dagen naar de overige moeiten wagten en die dan niet opdaagende, moeiten zy opden uitterfte hoek van 't land, een bepaald teken opregten, dat tot een baak voor de agterblyvende zou verftrekken ; maar alzoo men aan 't Eiland lila Grande weinig ververfching had kunnen be- j koomen, befloot men nader op den ilden, eerft naar Kaap Vincent te loopen, om te zien of men daar van de Portugeefen ververfching kon krygen, waarop zy den isden het anker ligten en den I7den land in't gezicht kreegen,'t geen men zig eerft verbeeldde kaap Vincent te zyn, doch by nader onderzoek, bevondt men 'er nog een of twee mylen van af te weezen; de Zeevoogd liet  Ooft ■ Indifche Compagnie. 8«> liet hier een boot met gewaapend volk naar land vaaren, om ververfching te koopen, doch de Portugeefen en de natuurlyke inwoonders van 't land, weigelden zulks, zonder toeftemming van den bevelhebber van kaap Vincent, waarom de Zeevoogd befloot: een vriendelyke briev aan dien Bevelhebber te fchryven, waarop hy 's daags daaraan een zeer onvoldoenend antwoord kreeg, ook bevondt men dat de Portugeefen het op bedrog toeleiden en voorneemens waren, ons door fchoone woorden maar op te houden , waarom de Zeevoogd met zes gewapende floepen een landing deed en met geweld een meenigte oranje-appelen en andere vrugten liet plukken, niettegenftaande de Portugeefen van verre fterk met pylen fchooten, dat door d'onzen niet onbeantwoordt bleev. Den 2Óften wierd by den Scheepsraad beilooten, nog een landing te doen en dan het anker te ligten, waarop men drie gewapende boots naar een naby geleegen Eilandje zondt, die kort na haar vertrek terug kwamen, met tyding, dat zy een vyandlyk Icheepje gezien hadden, daar de Zeevoogd aanftonds vier gewapende boots op afzondt, en zelvs met het fchip de Jager volgde; 't vyandlyke fcheepje tragtte d'onzen wel te ontloopen, maar vermits de groote ftilte , was zulks ondoenlyk, en gav zig, zonder eenigen teegenftand, aan onze boots over, het was een fcheepje van 36 laften, gelaaden met Yzer, Katoen, Zout en andere Waaren, en was met 18 Portugeefen, zoo Paffagiers als Matroofen bemandt; het kwam van Lisbon, en moeft naar Rio Janèïro. Toen de Portugeefen zig overgaaven , waren zy beangft, van door d'onzen over boord geworpen te worden, welke tyrannige  26 Hiftorie van de Nededandfcbe behandeling, meermaalen door hunne landslie* den aan d'onzen was gepleegt; doch onze Zeevoogd, een afgryzen hebbende van zodanige wreedheid, behandelde hen vriendelyk, en beloovde hun met Schip en Laading vry te geeven, zoo zy by den Bevelhebber van St Vincent konden bewerken, dat hy aan onze Scheepen ververfching tegens behoorlyke betaaling liet bezorgen, als meede ontflag van 10 a 12 onzer ïandsgenooten, welke deeze Portugeefen aan hem 'gezeid hadden , dat tot Rio Janeiro eenigen tyd waren gevangen gehouden. Zy zonden daarop een bricv aan deezen Bevelhebber, met verzoek, dat hy hun ontflag en vrygeeving van Schip en goed wilden bezorgen, doch hierop kwam 's daags daar aan een trotfch' en opgeblazen antwoord, waar in die Bevelhebber onder andere bitfche woorden, zig in deezer voegen uitdrukte: dat zoo wy van hem ververfching begeerden, wy zulks met 't punt van 't rapier moeiten haaien, dat hy ook geen enkelden Hollander voor een meenigte Portugeefen wilden uitwiffelen, en laaftelyk: zoo wy met onze vloot niet aanftonds van de Ree vertrokken, hy ons met geweld zou doen vertrekken. Op dit hoogmoedige en weigerende antwoord, zondt de Zeevoogd op den soften, zeven welgewapende, boots naar land , om zoo veel ververfching te haaien als \ doenlyk was, en in geval van tegenftand, geweld met geweld te keeren; 't geen deeze uitgezondene ook getrouwlyk volvoerden, want nadat zy alle de oranje-appelen en andere vrugten, naby het ftrand groeiende, hadden afgeplukt en met eenige leggers varfch water, in hunne vaartuigen gelaaden, ftaken zy den brand in een kerk en alle  Ooft-Indifche Compagnie. 8? alle de na by geleegen huizen, om reede: dat de Portugeezen en Inlanders, met handgeweer en pylen, geduurende hunnen arbeid, heeyig op d'onzen hadden gefchooten egter zonder iemand van hun te kwetfen. 'sDaags daar aan ligten men de lading uit het veroverde Scheepje en liet het zelve toen tot op het water afbranden; onder de papieren welke daar in gevonden waren, bevondt men verfcheiden brieven, waar in de Spanjaards en Portugeefen, van de komft onzer Vloot en deftinatie verwittigt wierden; zekerlyk gefchied door ontrouwe Inwoonders des vereenigden Staats, die daar voor van denKaftiliaanfchenKoning,gefchenken ontvangen hadden. Men maakte zig nu gereed om te vertrekken, wanneer de wind eensklaps omfchoot, waardoor men genoodzaakt was ten anker te blyven, om nu niet leedigte zyn,zondt men weder zes boots naar land om water te haaien, doch deezen verwyderden zig onvoorzichtig van malkanderen, zoo dat de boots van den Zeevoogd en van 't Schip de Jager reeds landden, wanneer de andere boots, nog in volle zee waren, welke gelegenheid zig de Portugeefen ten nutte maakten, want toen d'onzen beezig waren hunne vaten met water te vullen, deeden de Inlanders, aangevoert door de Portugeefen, uit een naby geleegen Bofch, een heevigen uitval, verzeld meteen hagelbuy van pylen en werpfchigten, waar door verfcheiden van ons volk gekwetft wierden, zy brandden egter ook wel met haar roers op de vyanden los, doch met weinig vrugts, zoo dat zy genoodzaakt waren, voor deovermagt te wyken en kreegen by geluk de boot van den Zeevoogd, waarmee zy van 't ftrand zeewaards vlugtten en buiF 4 ten-  88 Hiftorie van de Nederlandfche ten fchoots bleeven dryven, tot de andere vaartuigen ter hunner ontzet opdaagden, met weikers hulp zy weeder landen, fchoon de Inlanders het ftrand overal bezet hadden en nog al even fel met pylen en werpfchigten fchooten; doch wanneer d'onzen eenige falvoos met haar hand geweer gedaan hadden, waar door verfcheiden Inlanders doodgefchooten.en gekwetft wierden, namen deezen in wanorder, Bofchwaarts in, de vlugt, niettcgenftaande de Portugeefen hen met zwaare dreigementen en ftokflagen, tot een nieuwen aanval aanporden , doch zonder eenig gevolg, alzoo de vrees voor ons fchietgeweer, by hen de overhand had, waar door d'onze den boot van 't Schip de Jager die in s'vyands handen was gevallen, herwonnen , doch dezelve was egter aan verfcheiden kanten doorboord, waar meede zy weer naar de Scheepen keerden, met vier dooden en verfcheiden gekwetften. Den 4den van Sprokkelmaandligtten zy hunne ankers, na dat de Zeevoogd alvoorens, vier van de gevangen Portugeefen had aan land doen zetten, waar onder de Schipper van 't veroverde Scheepje was, aan wien hy uit medelyden nog eenig geld gav. Tot in 't begin van Lentemaand vervorderden zy, met een' voorfpoedigen wind, hunne reize, wanneer zy zig op de hoogte van Rio de Ia Plate bevonden, en de Zeevoogd fein deedt, om land te zoeken, meenende niet verre van de Itraat Magellanus te zyn en zeilde toen tot den 7den, langs 't land heen, tot zy aan eenen uithoek kwamen, welke zy voor Kaho Virginia hielden, zy bevonden zig toen op 52 graden en agt minuten en wierpen een halve myl van land, op 15 vadem waters het anker, doch s'nachts ontftondt 'er een heevigen ftormwind, waar door de  Ooft - Indifche Compagnie. 89 de Schëepen driftig raakten en des Zeevoogds Kabeltouw aanftukken fprong; welke ftorm den Sften nog al aanhield, waar door de Scheepen geheel van malkanderen raakten, die niet eeider, voor dat het onweer op den ioden bedaard was, weer by den anderen kwamen, behalven de Meeuw en de Morgenftar, vindende zig door deezen ftorm een graad te rug gefmeeten. Den I4den kwam, 't Schip de Meeuw weer by de Vloot, en was met het Schip de Morgenftar al in de ftraat Magetlams geweeft, daar dit laatfte omtrent de Pinguïns Eilanden nog ten anker lag. Geduurende haar afweezen van de Vloot hadden twee muitemaakers op dit Schip de Meeuw, het andere Scheeps volk opgerokkent, tegens den Schipper en Koopman, die ook beiden door hen in de Kajuit waren overrompelt en gevangen genoomen, willende de Koopman op ftaande voet vermoorden, doch door bidden en fmeeken van. den Schipper, hadde zy hem het leeven laaten behouden, doch dwongen hem voor haar de pot te kooken; maar deeze twee belhaamels, eindelyk oneens wordende wie van hun beide Schipper zou zyn, had de Schipper en Koopman met eenige onder officieren, deeze geleegenheid waar genoomen en zig op hun beurt weer meefter gemaakt van de Kajuit, daar zy de twee muiters vegtender hand gevangen kreegen, waar na het ander muitend Scheepsvolk hen afvielen zig weeder onder de gehoorzaamheid van den Schipper begaven , die vervolgens Kreigsraad belegt had, waar in deeze twee belhaamels gevonnift waren, om over boord geworpen te worden, 't geen ook aanftonds was uitgevoert en daar door ( zoo als men meenden ) de ruft herfteld. Den 28ften kreegen zy de hoogte van 51 graaF 5 den  9<3 Hiftorie van de Nederland/cbe den 30 minuten en kwamen met vier Scheepen } ( alzoo het Schip de Meeuw hen ontzeild en waarfchynlykop nieuws door't muitend volk overweldig was) in den mond van den ftraat Mdgellanus, daar zy nu en dan, een menfch van eene buiten gewoone lengte, op bergen en heuvels zagen klimmen om onze Scheepen te bezien, zekerlyk een Patdgomer, wyl zy aan dePatagoon/cbe Kult waren. Den jden van grasmaand paffeerde de Zeevoogd de eerfte engte van deeze ftraat en kwam den Sften by de Pinguïns Eilanden, even na dat hy de tweede engte deezer ftraat gepaüeert was. Op een deezer Eilanden vondt hy een opgeregtte ftaak ftaan, waarom hy eenige der zynen daar heenen zondt, die aan dit opgeregte teken een briev vonden van 't Schip de Morgenftar, waaruit zy verftonden: dat het zelve den asften van de voorige maand, van daar zyne reize vervolgt had. Den loden van Grasmaand, kwam hy tegens den middag aan eenfchoone Zandbaai, alwaar hy een vervaïlene ftad vond, eertyds door de Spanjaards aldaar gebouwt en naar hun Koning Phiüppus genoemt, doch nu door die Natie verlaaten en geheel onbewoont; hy ging hier met twee boots aan land, maar vondt daar niets byzonders dan goed verfchwater, dus hy zyne reize langs de noordzyde der ftraat, in't gezicht van 't land voDvtzettede, landwaards in zag hy veel geboomten waar in veele papegaayen en andere Vogels waren, en ra by den oever veel vlak land, dat weleer door de Spanjaards tot zaai'anden fcheen gebruikt te zyn. Hier bevondt hy zig op de hoogte van 54 graaden en za^ daar tot zyn groote verwondering, een doortogt naar de groote zuid Zee, maar vermits zyn Schip te diep ging en  Ooft' Indifche Compagnie. 91 en de andere Scheepen by de eerfte engte der ftraat van hem afgeraakt waren , durvde hy zig, uit vreeze van ondieptens daar in niet begeeven. Hy vervolgde nu zynen koers Zuid Zuid ten Ooften aan ,tot dat hy aan eenen grooten uithoek kwam, waar agter een goede reede was, daar egter het land ruw en onëffen begon te worden, ook lag daar de fneeuw op het gebergte zoo hoog als of het midden in den winter was; hier veranderde hy van koers en zettede het naar 't Zuidweften, tot aande derde engte der ftraat, doch kon dezelvedoor de onbeftendigen winden niet doorvaaren en was dus genoodzaakt , op 44 vadem waters het anker te werpen, Den I3den van gezegde maand, zeilde deZeevoogd met eenige der zynen met een kleine boot naar een anderen inham, welke hy voor deMolTelbaai aanzag, doch daar komende, was zulks nog een onbekende baai; hy ging hier aan land en vondt daar goed verfchwarer en een menigte boomen,wier fchors of baft de fmaak van peper hadde, waarom hy deezen inham, de Peperbaai noemde. Den ióden begon de wind wat voordeeliger te worden, waarom hy het anker ligtte en zyn reis yoortzettede; tegens den middag zeilde hy de Mosfel baai voorby en liet tegens den avond nu en dan een fchoot doen, om te verneemen of de andere Scheepen ook digt by de hand waren; kort hier na zagen zy een rook niet verre van hun opgaan , ook kwam dien avond nog een boot met volk aanboord, die tryding bragten, dat vier onzer Scheepen indeKordesbaaibeezig waren hunne ankers te werpen, gelyk Spilbergen ook dien nacht, in dezelvde baai ten anker kwam en door de Bevelhebberen der vier Scheepen, verwelkomt wierd. 'sDaags  ga Hiftorie van de Nederlandfche 'sDaags te vooren, was de Schipper van de Morgenftar en eenige der zynen aan land gegaan, alwaar zy verfcheiden Wilden met hunne vrouwen en kinderen op 't ftrand vonden, die zy eenige meffen en andere kleinigheden vereerden en ook een kan Spaanfchen wyn gaven, die deezen met grooten fmaak dronken en gaven daar tegens aan d'onzen eenige hoorentjes, die zeer konftig aan malkanderen gefnoert waren. Doch in al dien tyd dat de Scheepen daar ten anker laagen, kwamen geen Wilden meertevoorfchyn, zekerlyk uit vreeze voor ons fchietgeweer, alzoo ons volk daaglyks op Ganzen en andere Vogels ter Jagt gingen. In deeze baai, vonden d'onzen een meenigte Oefters en Moffelen, ook waterkers, MacedonifchePietercelie, en veele rooden bezien. Den 24ften van grasmaand vertrokken zy uit de Kordes baai en zagen, na verloop van twee dagen, weer een' doorgang die men, na onderzoek, vaftftelde dat in de Chilife of groote Zuidzee uitliep , maar alzoo Spilbergen 'sLaftbriev meede bragt, om de geheele ftraat van Magellanus door te zeilen, vond hy met de andere Scheeps Bevelhebberen raadzaam, hun laft te volgen ; egter zondt hy een boot met eenige manfchap ter onderzoek eenige mylen deezen doortogt in , waar van vier aan land gingen, om op Vogels, die zeer fchoon van Vederen waren, te Jaagen , doch deezen wierden uit een hinderlaag, door eenigeWildenmetKnodzen gewaapendt aangevallen en twee van hun doodgeflaagen. Den 3cften kwamen zy in een zeer fchoone baai ten anker, daar ay tot den 4den van bloeimaand bleeven en door den Zeevoogd, Spilbergens baai genaamt wierd. Van  Ooft-Indifche Compagnie. 93 Van daar ging hy zelvs met drie boots, den bovengezegde doortogt opzoeken, en vondt aan den oever van deeze Rivier een menigte hutten {taan, waar uit de Inwooners gevlucht waren, doch wanneer hy deeze Rivier dieper wilde inroeien, ging daar zodanig een Herken ftroom inwaarts en was deeze Rivier zoo diep, dat men kwalyk anker grond kon vinden, zelvs daar zy grond konden peilen , was dezelve meer dan 130 vadem diep, waarom hy, uit vreeze van niet te rug te kunnen keeren, genoodzaakt wierd,deezen tocht te ftaaken;ook vondt zyn volk in den te ruggang werks genoeg, om tegens deezen fnelle, ftroom opteroeien, niettegenftaande ieder boot met agt riemen voorzien was. . Den 4den van bloeimaand, vervorderde hy weeder zyne reize en zeilde aan beide zyden, tuffchen zeer hoog land en fteile Gebergtens, zonder eenigen grond te kunnen peilen dooide vervaarlykfte dieptens, twee dagen daar aan de ftraat van Magellanus ten einde, tot in de Chilifche Zee; by 't uitzeilen van deeze ftraat, ontmoeteden zy verfcheiden Eilandjes, die Spilbergen de Sorlinges noemde, dewyl zy veel overéénkomft hadden met de Eilanden van dien naam, even buiten het Kanaal van Engeland geleegen, ook waren hier veele,zoo bovenwater leggende als blinde klippen, die den uitgang zorglyk maakten. Den 23ften in den morgenftond, zagen zy het Eiland La Mocba in de Chilifche Zee geleegen, dat zig hoog opdeedt en kwamen den «5ften tegens den avond voor het zelve ten anker; den volgenden morgen ging de Zeevoogd met vrier wel gewapende boots naar 't ftrand, al-  94 Hiftorie van de Nederlandfcbe alwaar hy een menigte Inwöoners met Schaapen , Hoenders en andere ververfching vondt, 'twelk hy vöor bylen, mefien en andere Snuisfteryen ruilde, ook ontvorigen zy hem zeer vriendelyks zelfs ging den Bevelhebber van 't Eiland met zyri zoon; by Spilbergen aan boord, alwaar zy deftig onthaald wierden én tot den volgenden dag bleeven. Hy vertoonde hun de gelegenheid van onze Scheepen en het gefchut waar mee hy den Spanjaarden ging bevegten, dat hun aangenaam was, dewyl deezen hunne vyanden waren. Na hun vertrek kreeg hy nog een menigte ververfching en nam toen vriendelyk affcheid van hun, waar na hy zyn anker liét ligten, en kwam den 29ften voor 't Eiland Santla Maria ter reede; daar zy eenige manfchap te paard met lanffen gewapent langs het ftrand zagen heen en weder ryden, ook lag 'er op de ree een kleine bark, die aanftonds zyn zeilen ophaalde en voor onze Scheepen de vlucht nam, Spilbergen liet, met overleg van zyn Scheeps Raad, vier boots bemannen, waar mee hy den Fiskaal van de Vloot naar 't ftrandt zond, om te zien of hy by vrienden of vyanden was, welken ook fpoedig te rug keerden met een Spanjaard én een Indiaan, waar voor hy een Serjant als Eandsman gelaaten had; deeze bleeven den geeelen nacht by den Zeevoogd aan boord, die daarop den volgenden morgen al zyn volk in de wapenen ftelden, 't geen door den Spanjaard nauw bezichtigt wierd, gelyk hy zulks Ook aanboord van den onder Zeevoogd deedt, waar na hy den onder Zeevoogd en de andere Scheeps Bevelhebbers dien middag aan land ter Maaltyd nodigde't geen hem wierd toegezegt, dus nam hy vriendelyk affcheid en wierd op zyn  Ooft - Indifche Compagnie. 95 zyn vertrek met eenige kanon fchooten vereert, Kort na zyn vertrek, voer den Onderzeevoogd en eenige mindere Bevelhebbers naar land, die door de Spanjaardfch in fchyn minzaam wierden ontvangen, doch naauwlyks hadden eenigen van hun voet aan land" gezet, of de boot van 't Schip de Jager roeide hen na en bragt hun tyding, dat zommigen van 't Scheepsvolk van de Marffe gezien hadden, dat een troep gewapend volk in aantocht waren naar 't huis daar men 't middagmaal zou houden, waarop d'onzen beflooten, terftond naar boord te keeren met den Spanjaard die toegelegt had hun te verraaden en die zy nu met geweld hadden meegefleept. Den 3iften met den dageraad, deedt den Zeevoogd een landing met drie Compagnien Soldaatenen eenige Bootsgezellen, die hy, zoo dra zy gelandt waren óp 't ftrand in flagorder fchaarde, voorneemens zynde de Spanjaardfch flag te leeveren, maar de meeften van hun namen in alle haaft de vlucht naar 't binnenfte van 't Eiland , doch ftaken eerft de brand in een Kerk en eenige hunner hutten die naby het ftrand Honden, egter wagtten fommigen van hun, te paard zittende, d'onzen in, die dan ook aanftonds op 't bevel van den Zeevoogd wierden aangevallen en met verlies van vier dooden verjaagt, waarna ons volk aan 't pionderen ging, alles roovende wat hun voorkwam, vervolgens alle de overige huizen, die meeft van Spaanfch Riet opgemaakt waren, in brand ftaken, en met hun veroverde buit, beftaande in meer dan 500 Schaapen en een meenigten leevensmiddelen, naar boord keerden. Het Eiland St. Maria bevonden d'onzen zeer vrugt-  t}6 Hiftorie van de Nederlandfche vrugtbaar en gezónd, had overvloed van Tarwe en andere graanen en meenigte van Schaapen, Hoenders en andere gediertens; Wanneer onze Vloot nu op den Eerften van Zomermaand weer zee gekoozen had en op de hoogte van 37 graaden Zuider breedte in de ZuidZee was, gav de Zeevoogd aan alle de Scheepshoofden een fchriftelyk bevel, waar na een ieder, van den Bevelhebberen af, tot de genngfte Matroofen toe, zig moeft gedragen, zoo men door den Spanjaardfch mogt worden aangevallen (dewyl men na by hunnen wingeweften was) of byaldien men zelvs mogt goedvinden hun flag te keveren, waar toe hy de geleegentheid zou waarneemen, zoo die hem voordeelig fcheen, ten dien einde zou hy trachten twee Galhoenen en een kleinder Spaanfch vaartuig op te fpooren, die (zoo hem gezeidt was) in 't laatfte van grasmaand aan 't Eiland St Maria waren geweeft en van daar naar de baai Conception en vervolgens rmxValparayfe vertrokken,van waar zy langs de kuft tot Anca zouden zeilen, alwaar zy zilver moeften inneemen en 't zelve naar Pannama voeren, welk gezegde,ook door den gevangenen Spanjaard beveiligt wierd, die daar nog by voegde, dat deeze twee Galhoenen met 40 metaalen ftukken voorzien en met duizend koppen bemand waren,en dat ook tot Lima, nog verfcheiden diergelyke Galhoenen m gereedheid wierden gebragt, om d'onzen wel 't ontvangen; 't geen egter den Zeevoogd niet afdeed fchikkefl maar bevel gav, om zoo dra doen'lyk de twee gezeide Galhoenen optezoeken. Den sden van Zomermaand kwam hy in de hanConception, doch kon het fteedje van dien naam door de ondieptens niet bereiken, 't geen hy gaar-  Ooft-Indifche Compagnie. - 97 gaarne had willen vernielen, wyl daarïn miar een bezetting van twee hondert Spanjaarden was, dus moeft hy zig vergenoegen met eenige hutten op een na by gelegen Eilandje §>uiy'i quïna genaamt, in brand te fteeken. Hy bevondt deeze baai te leggen op 33 graaden 2.3 minuten zuidér pools hoogte en bleev hier tot den 11 den werkeloos ten anker leggen, om te zien, of de twee Gallioenen ook op mogten daagen. Den I2den omtrent den middag kwam hy voor Val Parayfa , zynde de Zeehaaven van St Jago, welke ftad wel 11 mylen landwaards in gelegen was, hier vondt hy een zeer goede Reede , alwaar een Schip ten anker lag, waar uit het Scheeps volk op de aankomft onzer Vloot aan land vluchtten , doch ftaaken, alvoorens den brand daar in; Spilbergen deedt wel alle moeite om zig, van 't zelve meefter tè maaken en waar 't mogelyk den brand te blusfchen, waar toe hy ook het Schip de Jager en twee wel bemande- boots afzondt, doch deezen konden, door de menigvuldige klippen waar tusfchen het zelve te branden lag, daar niet by koomen; ook fchooten de Spanjaards hevig uit hun handgeweer van 't ftrand, waardoor deeze onderneeming vruchteloos afliep. Hy deedt hier vervolgens met 200 Soldaaten een landing om den afbreuk te doen,doch deezen ftaken hunne huizen in brand en trokken toen landwaards in, zonder dat .hy hen tot ftaan konkrygen., wanneer hy genootzaakd was, naar boord te keeren en weer Zee te kiezen. 's Daags daaraan bevondt hy zig op de hoogte van 32 graaden 15 Minuten en kwam tegens den avond in een fchoonebaai§>uintegogenaamt, welke baai beroemt was door haare fraaie waterplaats, die uitmuntend zoet water gav. Hier zondt hy . II. Deel G we-  f)S Hiftorie van de Nederlandfcle weder eenig gewapend volk met de boots naarland om water te haaien, dat hun door de Spanjaarden betwift wierd, waarom hy zelvs met nog meerder volk naar land ging en zig meefter van de waterplaats maakté, alwaar hy een halve maan van aarden liet opwerpen en daar op gefchut planten, om zyn volk te dekken en voor s'vyands aanvallen te beveilige, die nu en dan,- door hunne Ruyterye d'onzen kwamen ontruften, doch zy wierden , na dat deeze battery voltooit was, zodanig door ons grov gefchut ontvangen, dat hun de lult verging, om d'onzen het water haaien langer te betwiften. Inde waterplaats ofRivier vongen ons volk, een meenigte van allerlei Viffchen, en op H land zagen zy wilde Paarden, die in 't eerft aan de waterplaats kwamen drinken, doch naderhand fchuw voor hun wierden. Ook een menigte Schaapen, Hoenders en ander vee; daar groeiden ook veerlerlei vruchten en in de bolTchen hakten zy een grooten voorraad van brandhout; zoo dat deeze baai een der nuttigfte en vermaaklykfte ververfching plaatfen in de geheele Zuidzee was. Den I7den vertrokken onze Scheepen van daar en hadden tot den 2den van Hooimaand een zeer voorfpoedigen wind, op welken dag zy voor het fteedje Arïca (gelegen op 18 graaden 40 minuten zuider breedte) aan kwamen, om te zien of daar ook fpaanfche Gallioenen lagen om zilver in te neemen,dat hier van de geheele landftreek Fotefia gebragt wierd; doch zy vonden hier geen Scheepen, dus koozen zy weeder Zee, wan: neer zy een klein zeil in 't gezicht kreegen, waar op den Zeevoogd aanftonds twee wel bemande boots afzondt,doch deezen konden het zelve niet infoeien door dien dit Scheepje zoo fnel bezeilt wasj  Ooft-Indifche Compagnie. -99 was; naderhand ontdekte men, dat het tot een Spion gebruikt wierd, om onze Vloot te verfpieden en daar van te Lima, (zynde den Hoofdftad van feiu,) kondfehap te brengen. Den 16den van Zomermaand met den dageraad , zagen zy een Schip zeilen daar Spilbergen wederom vier boots met gewapend volk op afzortdt,die het fchielyk agterhaalden en zonder eenige tegenftand in bezit namen, want zoo dra de Spanjaards d'onzen na by hun Schip hadden zien naderen, waren zy ten getallen van negentien, in hun boot geweken meenende daar meede onze handen t'ontkomen, maar zulks wierd ras ontdekt waar door zy allen wierden gevangen genomen. De laading van het Schip beftond ten grooteri deele in leevensmiddelen en eenige kiften met gemunt zilver, 't welk voor 't grootfte gedeelte onder onze Soldaaten en Matroofen wierdt uitgedeeld , waar na men het Schip in de grond boorde Tegens den avond kreeg men van verre agt zeilen in 't gezicht, die zig hoog opdeeden en het op onze Scheepen fcheenen aantezetten.; Spilbergen , ondervraagde daar over de Spaanfche gevangenen of hun iets van deeze Vloot bewuft was, van wien hy dan ook verftond: dat het agt Oorlog Scheepen van linie waren, die op 't bevel vari den Koning van Spanjen waren, uitgeruft, om onze Vloot te vernielen; deeze Vloot had eenigen tyd tot Lima geleegen om de onzen daar te verwagtén, maar den Bevelhebber Don Rodrïgo de Mendoza, zulks moede wordende (als zijnde een hoogmoedig en opgeblaazen Spanjaard) was tegens den raad van den Onderkoning van Peru en Cbli, (dog op zyn fterk aandringen) van daar gezeild en zig by Eede verbonden, van niet te rug te zullen keeren,voor dat hy onze ScheeG % pen  100 Hiftorie van de Nederïandfche pen vermeeftert en alle de overblyvende manichap gebonden naar Lima gevoerd had, dewyl hy voor zeeker hield, dat ons Volk door de lange Reize zou afgemat weezen, en daar door buiten ftaat, om eenigen tegenftand te kunnen bieden. Op dit bericht, liet den Zeevoogd aanftonds zyne Scheepen in behoorlyken ftaat van teegenweer ftellen en alles in gereedheid brengen om den vyand kloekmoedig af te wagten. 's Daags daar aan begon de vyandlyke Vloot d'onze langs hoe nader te komen, zelvs waren de beide Vlooten teegens 't vallen van den avond, malkander in 't gezicht, waarom Sf übergen (als een ervaaren Krygsman , in overweeging nam de gevaarlykheid'van een Scheepstryd by nacht) befloot: een Sloep met een V reede Vaan aan den Spaanfche Zeevoogd af te zenden en hem een ftilftand van wapenen tot den volgende morgen voorteflaan ; maar die hoogmoedige Spanjaard, floeg deeze aanbieding zeer verachtelyk van de hand, meenende zekerlyk in zyne gedachten al meefter van onze Scheepen te zyn, dus kwam hy tegens io uuren in den Voornacht met vollen 2eilen op onzen Zeevoogd aan en na eenige woordenwiffeling deed men ter wederzyde een Charge uit 't handgeweer, waar naa men met het kanon hevig begon te fpeelen , daar onze Zeevoogd groot voordeel mee deed, dewyl zyn Schip kleinder en dus het gefchut veel hger dan dat van den vyand lag, waardoor deeze op verfcheiden plaatfen doorfchooten wierd ; zonder dat zyn gefchut, eenig merklyk voordeel op onzen Zeevoogd behaalde, alzoo het zelve te hoog lag; door de ftilten bleeven deeze Zeevoogden een geruimen tyd teegens malkander flaan , fchoon,  Ooft-Indifche Compagnie. iQt fchoon Mendoza zig gaarne van Spilbergen ontflagen had, wyl veel van zyn volk wierden doodgefchooten, daar nog het naar gekerm van de menigvuldige gekwetften bykwam, 't geen men onderfcheidelyk op 't Schip van onzen Zeevoogd kon hooren, fchoon de Spanjaarden een groot geweld met hunne Trommels en Trompetten maakten; het geflaadige gebulder van 't Kanon in 't holftevan den Nacht, vermeerderde, daar en boven nog de fchrik en verbaasdheid aande zyde der Spaanfchen, waar door alles by Mendoza in verwarring was, eind'yk gelukte het hem, door dien de wind een weinig begon aan tewakkeren, Spilbeigen voorby te zeilen; toen volgde een ander vyandlyk Schip, dat na 't loffen van zyn kanon, hem meede voorby zeilden, zonder eenige merkelyke fchaden te bekomen; daar na volgde een derde Schip, dat door de kalmte regt tegens de zyde van des Zeevoogdt Schip dreeven zodanig door hem wierd ontvangen, dat het van alle kanten door nagelt was en in groot gevaar van te zinken; dit ontfloeg zig ook eindelyk van hem en klampte uit wanhoop ons Schip de Jager aan, dat de Spaanfche meenden te enteren en afteloopen, om daar door hun leeven te redden; doch de overkomende vyanden wierden door den dapperen tegenftand der onzen, ras te ruggedreeven, waar na hun Schip met al de overige manfehap zonk en door de zee bedolven wierd. Toen moeft het Jagt een hevigen aanval verduuren van den Spaanfche Zeevoogd, die ligtelyk dagt, dit kleine Scheepje te kunnen vermeefteren, 't welk hem ook gelukt zou hebben, zoo niet Spilbergen en zyn Onderzeevoogd , ieder een boot met gewapend volk tot hulp hadde gezonden, waar by nog egter een misverftand voorviel, want die G 3 vaïl  102 Hiftorie van de Nederlandfche van -t Jagt door de duifternis niet kunnende befpeuren, of deeze boots van vriend of vyand waren ,fchoot de boot van den Zeevoogd in de grond; doch het volk ( uitgezondert een die verdronk ) wierd door de andere boot als meede door die van ?t Jagt gered, zoo ras zy door 't roepen van Oranje te kennen gaven, dat zy Hollanders waren; met deeze hulp verfterkt, zag den Spaanfche Zeevoogd geen kans zyn oogwitte bereiken, door, dien zyn Schip en zeilagie op veele plaatfen door fchooten was, waarom hy van 't Jagt afhieuw en dit Scheepje met weinig fchaden, zyne handen ontkwam. Onze Onderzeevoogd wierd ook door twee vyandlyke Scheepen aangetaft, doch deeze kreegen verfcheiden maaien van hem de volle laag, waar na ze als laffe bloodaarts, de vlucht namen. Door de duifternis van den nacht ende groote kalmte, waren de Scheepen de iEolus en de Morgenftar van onze andere Scheepen door den ftroom ter zyde afgedreeven en dus geduurende de duifternis , buiten het gevegt geweeft, maar by 't aankoomen, van den dageraad, wierden zy door Mendoza aangetaft, meenende hiernubeeter kans voor hem te hebben; zy hielden eenigen tyd, fchutgevaarte met hem en verweerden zig zoo, dapper, dat hy met bebloedde koppen genoodzaakt wierd aftehouden; ook zonde vyv vyandlyke Scheepen hunne Sloepen by hem aanboord, met verzoek ? (gelyk men naderhand van eenige gevangenen hoorde) om het gevegt te ftaaken, alzoo zy s'nachts geheel reddeloos gefchooten waren; ondertuffehen begon de wind optewakkeren, waar door deeze Scheepen, van hun Zeevoogd en Onderzeevoogd afraakten en dus het ge-f vegt ontliepen. !De  Ooft-Indifche Compagnie. 103 De Zon begon nu al boven de kimmen te ryzen, wanneer Spilbergen befpeurde, dat de Spaanfche Zeevoogden door hunne overige Vloot verlaaten waren, waarom hy zyn Onderzeevoogd bevel gav: om het met hem, regt op hun aantezetten, 't geen deeze ook aanftonds volvoerde: Mendoza trachtte zig eerft door de vlucht te redden , maar ziende dat zyn Onderzeevoogd hem zoo ras niet volgen kon, minderde hy zyne zeilen, om deezen intewagten , waar door hy fchielyk door onzen Onderzeevoogd agterhaalt wierd, deeze gav hem daarop de volle laag, waar naden Zeevoogd hem te hulp kwam; de vyanden verweerden zig nu ook dapperlyk, waar door tusfchen deeze vier Scheepen een heevige Scheepftryd ontftondt, daar na kwam ons Schip de ^Eolus meede in 't fpel, ook raakte de Spaanfche Scheepen malkander op zyde, zoo dat zy maar een zyde van hun gefchut konden gebruiken en tuffchen onze Scheepen als tuffchen drie vuuren lagen ; het volk van den Spaanfchen Onderzeevoogd trachtten zig in't Schip van hun Zeevoogd te bergen uit vreeze dat hun Schip zoude zinken dewyl het zelve op veele plaatfen doorfchooten was, deeze vonden (gelyk men naderhand uit de gevangenen verftondt) flegts vyvtig weerbaare mannen by hun Zeevoogd, welke zig in 't voorft van 't Schip 't faam gevoegt hadden en kort daar aan, een Wittevlag opheeffen, tot bewys dat zy zig wilden overgeeven , welke vlag egter door eenige, Edelieden op 't bevel van Mendoza wierd ingehaalt, wyl deeze vaftlyk fcheen beflooten te hebben, liever te fterven dan zig overtegeeven ; op zyn voorbeeld greepen die van hun Onderzeevoogd weeder moed en gingen weer over op hun eigen Schip, waar na zy onzen OnG 4- der"  104 Eiflom van de Nederlandfche derzeevoogd trachtte te enteren,die door de baa> ren tuffchen de twee Spaanfche Scheepen was; gefmeeten, gelyk ook een meenigte van hun, als faafende menfchen, in zyn Schip overfprongen, daar de meeften van hun, door fpringkiften en *t handgeweer der onzen, wierden doodgefchooten en de overigen overboord geworpen; einderyk wierd Mendoza genoodzaakt aftehouden en trachtte zig door devluchtte bergen , 't welk hem door Spilbergen belet wierd, die hem tot aan den avond vervolgde, wanneer hy niet langer in ftaat zynde zyn Schip booven water te houde met al' zyn overige manfchap door de baaren der Zee vèrflonden wierd; dit Schip was met 24 groote metaale ftukken, behalven veele fteenftukken en baffen voorzien geweeft en bemandt, zoo Edellieden , als gemeenen, met 460 koppen, waar van geen een ontkomen was en had den Koning van Spanjen 150 duizend dukaaten gek-oft. Onze Onderzeevoogd en 't Schip de ^Eolus hadden den Spaanfche Onderzeevoogd ook geheel reddeloos gefchooten, zoo dat hy in groot gevaar was van te zinken, dus deeze geen uitkomffc ziende, een witten vlag ophees, tot een teken dat hy gereed was zig overtegeeven, waarop d'onzen van fchieten ophielden endeOnderzeevoogd twee booten met gewapende Manfchap daar heen zondt met bevel: om 't Schip in bezit te neemen en de vyandelyke Onderzeevoogd aanboord van zyn Schip de halve Maan te brengen 5 waar in deeze niet wilde bewilligen; begeerende dien nacht nog aanboort van zyn eigen Schip te blyven, of wel anders, dat onze Onderzeevoogd in plaats van hem, een Hollandfch Kapitein alsGyzelaar zondt, 't geen hem wierd afgeflagen en verzogt het bevel van onzen Onderzeevcogd op te  Ooft - Indifche Compagnie. 105 te volgen , waar na deeze Hoogmoedigen Spanjaard geen ooren had, fchoon hem voor oogen gebragt wierd, het gevaar waarin hy was van met Schip en volk te zinken5 eindelyk verklaarden hy ronduit dat het zyn eer niet toeliet van boord te gaan, ten zy onze Onderzeevoogd hem in perfoon kwam afnaaien, willende anders liever in dienft van zyn Koning en vaderland met het Schip en volk te gronde gaan dan zig eene verachtelyke voorwaarde te laaten opdringen. Geduurende dit gefprek klom een Matroos van 't Schip de Mo\m , naar de groote maft en haalde de Spaanfche vlag van booven, waarna d'onzen ziende dat met dien trotfchaart niet was uit te regten, te rug naar hun Schip keerden , om nader order te haaien, behalven 10 of 12 Matroofen, die op hoop van plundering zig gewaagt hadden aan boord van den Spanjaart te blyven, welke dan ook tot behoud van hun eigen leeven genoodzaakt waren, den Spanjaarden geduurende den voornacht, wakker te helpen pompen, doch ten laatften het lek hand over hand toeneemende, ftaken zy veele toortfen op en fchreeuwden om hulp, dat nu te laat was, want eer onze boots kwamen toefenieten , ging het Schip te gronde; 60 of 70 van de manfchap vond men op planken, rondhout en andere dingen dry ven, die eerft om hulp riepen? meenende dat het Spanjaards waren, maar zoo dra zy ons Volk aan de fpraak ontdekten, wierpen verfcheidene van hun, hun allerley verachtelyke Scheldnaamen toe, dus de meeften Spanjaards door ons volk aan de genade der baaren wierden overgelaaten, bergende alleenlyk hun Opper- en Onderftuurman, een Kapitein en eenige Soldaaten, die naar onze Scheepen gebragt wie-rden en van G 5 wier*  lo6 Hiflorie van de Nederlandfche wien men vervolgens, het hiervooren verhaalde verftondt. Men had op bevel van onzen Zeevoogd wel getracht den Spaanfche Onderzeevoogd te redden, doch deeze was voor de aankomft onzer booten bereids verdronken. By deezen Scheepftryd hadden d'onzen veertig dooden en zes-en-vyftig gekwetften bekomen , waar tegens de fpaanfche drie groote Galhoenen en wel duizend man, zoo doodgefchootene als verdronkene verlooren hadden. Toen nu onze Scheepen van hunne geleedene fchaden, zoo goed doenlyk herftelt waren, zeilden zy naar Caloua de Lima (zynde de haven van de ftad Lima, welke van daar een uur landwaards in lag) Den 2often wierp onzen Zeevoogd in de gezeide haven, digt onder 't land het anker , alwaar hy wel 36 Scheepen kort onder de wal zag heen en weer vaaren, zonder dat hy één derzelve kon magtig worden. Ook vondt hy het ftrand overal met gewapend volk bezet, die van een opgeworpen battery, wakker op onze Scheepen vuurden, 't welk door d'onzen niet onbeantwoord bleev, egter deinsden onze Scheepen wat agteruit en wierpen in 't inkoomen van de haven weer het anker, om te zien: of zy ook eenige Scheepen konden prys maaken; hier bleeven zy tot den 2Ófte , wanneer een klein Scheepje met Zout en andere Waaren verovert wierd, welke lading de Zeevoogd onder't volk liet uitdeelen en 't Scheepje by zig hield, waar op hy een Schipper en eenige Matroofen ftelde. Den 28fte kwamen zy op de hoogten van 10 graaden bezuiden de linie, voor een plaatsje Guarmar genaamt, dat eene fchoone haaven had ; hier zondt hy eenige Soldaaten aan land, die aldaar niet dan leege wooningen vonden waar uit de  Ooft-Indifche Compagnie. 10? de Inwoonders in de boffchen gevlucht waren. Men vondt hier een goede waterplaats, ook Oranjeappelen en andere vruchten, als meede eenige Varkens en Hoenders, zoo dat ons volk voor de geleeden ongemakken, zig hier vry wel ververlchten Den Zeevoogd liet hier ook eenige gevangen Spanjaards aan land zetten, waar na hy op den 3den van Oogftmaand, van daar zeilde en den 81ten voor de Stad Payta het anker het vallen. Hier zondt hy op den oden, agt Sloepen met 300 gewapende mannen aanland, die de gezeide ftad, van alle kanten welverfterkt vonden en over al met Soldaaten bezet, waar mee zy eenige Schermutfeling hielden, zondereenig voordeel o den vyand te behaalen, waarom zy teegens den avond weer naar de Scheepen keerden, doch daacrs daaraan, liet den Zeevoogd de Scheepen de TËolus, de Morgenftar en het Jagt, digt onder de ftad loopen, die dezelve aan d'eene zeide hee' vig befchooten, aan den andren kant, liet hy nog meerder manfchap dan daags te vooren landen, die aanftonds op de ftad aantoogen, dog by hun naadering vonden zy dezelve, door H krygsvolk en de Inwoonders verlaaten, die bevreeft voor t fterk bulderen van 'tKanon onzer Scheepen, met hun meefte goederen, naar 't Gebergte en m de boffchen gevlucht waren, dus onze Soldaaten hier weinig buit vonden. Op 't bevel van den Zeevoogd wierd de ftad aan de vier hoeken in brand geftooken en geheel vernielt, waar na ons volk teeo-ens den avond na boord keerden. 'sDaags daaraan, verlieten onze Scheepen de haaven van Payta, doch bleeven tot den liften niet verre van daar by een kleinen uithoek geankert, om te zien : of de Spaanfche Vloot die van fannama met zilver en andere kc/ftbaaren koopman-  io8 Hiftorie van de Nederlandfcbe manfchappen verwagt wierd, ook mogt opdaagen, ten welke einden de Zeevoogd het kleine veroverde Scheepje daaglyks om kondfchap uitzondt; doch deeze Vloot nog niet verfcheene zynde, vervorderde hy zyne reize, maar had nu fterk te worftelen, teegens de fnelloopende ftroomen, waar door de Scheepen meteen gemaatigde wind meer agter dan voorwaards dreeven. Den 27ften beliep hen omtrent de hoek van St Helena( li- graad bezuiden de Linie) een heevige orkaan, verzeld met Donder, blikfem en zwaare ftortreegens, die tot den eerften van Herfftmaand aanhielden en waar door het kleine Scheepje zodanig lek wierd, dat men genoodzaakt was, alles daar uit teligtenenhet op den 2dente verlaaten, waar na het kort daaraan zonk. Den 2often kreegen zy het land van Nova Hisfania in 't gezicht, doch door zwaare ftorm en teegenwinden konden zy het zelve niet voor den I4den van Wynmaand opzeilen, wanneer zy in de haaven van Aquapulco niet verre van 't Kafteel het anker wierpen. De Spanjaards deeden eenige kanon fchooten op onze Scheepen, die door Spilbergen niet wierden beantwoord, maar hy zondt daarop, een gewapende boot met een vreedevaan naar den oever, om te zien of men hier met vriendfchap ook ververfching kon krygen 't geen aan boord zeer noodig was, door de meenigvuldige zieken; wanneer nu ons volk met de boot naby den wal kwamen, wierden zy door de Spanjaards, meede met een vreedevaan in de hand, vriendlyk ontvangen, welke hen ook allerlei ververfching beloovden, zelvs gingen twee officiers van hun in de boot van onzen Zeevoogd, die aan boord komende, door hem minzaam wierden verwelkomt en met wienhyeen overeenkomft floot, waar  Ooft-Indifche Compagnie waar by zy beloovden: voor losgeld van de gevangen Spanjaarden te zullen geeven, 30 Offen, SoSchaapen, een groote party Hoenders en allerlei andereververfching die dit land opleeverde , 't geen men ook op den l4den tot groote blydfchap van het volk ontving, teegens vrygeeving van de gevangenen, waar na men weederzyds vriendelyk affcheid nam en d'onzen op den i8den, hunne reize vervorderden. De oorzaak van de vriendlykheid deezer Spanjaarden was de vreeze voor d'onzen , alzoo zy tyding hadden van 't voordeel 't geen Spilbergen op hunne Vloot behaald had, waarom zy goedgedagt hadden, liever in vriendfchap met d'onzen te handelen,dan hun plaats,door't vuur en zwaard vernield te zien , dat onze Zeevoogd (byaldien zy hem geen ververfching hadden geleevert) vaftlyk beflooten had, fchoon hy om zulks ter uitvoer te brengen, vry wat moeite zoude gevonden hebben, dewyl het Kafteel met 17Metaalen ftukken en eene bezetting van 400 Soldaaten voorzien was. Op den aóften teegens den avond, zagen zy een Schip voor haar uitzeilen, maar door de groote ftilte konden zy het zelve niet bereiken, doch den volgenden morgen vonden zy het onder 't land geankert, waarop den Zeevoogd het Schip de Jager en vier welbemande booten afzondt,om 't zelve te neemen, dat deezen ook, na een geringen teegenftand,volvoerden en het vervolgens by de Vloot bragten; het was een Schip dat op de paerel viffery was uit geweeft, doch vrugteloos te rug keerde, had vier metaalen en twee fteenftukken op, en bemand met 23 koppen, waar van twaalv op d'aanadering der onzen, waren aanland gezwommen en de overige gevangen genoomen, de lading beftondt meerendeels in mond-  110 Hiftorie van de Nederlandfche mondbehoevtens, 't geen onder 't volk wierd uitgedeelt; doch 't Schip behield deZeevoogd, noemden het de Paarl en p aatften daarop de Stuurman van 't Schip de Maan, met 22 Matroofen én Soldaaten. . DenEerften van Slagtmaand wierpen zyineen baai kort by St Jago, het anker, alwaar de Zeevoogd eenig volk naar land zondt, alzoo hem door de gevangen Spanjaarden bericht wierd , dat hier overvlóed van ververfching te bèkoomen was, 'tgeen d'onzen ook bewaarheid vonden, doch zy zagen verfcheiden voetftappen van Menfchen langs den oever , waar door zy bevreeft wierden, om met zoo weinig manfchap dieper in 't land te gaan; op dit bericht wierd een der gevangenen met een briev naar land gezonden, waarin men in 't vriendelyke van de Inwoonders eenig Vee en ververfching teegens behoorlyke betaling verzogt ? Doch toén deezen voet aan land zetteden zag hy geen der Inwoonders, waarom hy den briev aan een' tak van een' boom ophing. Daags daar aan zondt de Zeevoogd twee hondert Soldaaten met een witte vaan aan land, doch deeze vonden toen den oever, met eenig gewapend volk bezet, die een blaauw vaandel, ten teeken van oorlog opftaken; egter landden d'onzen aan een anderen hoek der baai en trokken in fiagorder voort tot voorby een digte bolfchadje, waar uit een groote troep Spanjaarden uit een hinderlaag te voorfchyn kwamen eri heevig op d'onzen Vuurden, waar door ons volk eerft in wanorder raakten, doch ras door hun Opperhoofden herftelt wierden, en met zoo veel moed op hun vyand aanvielen, dat deezen met verlies van hun aanvoerder en verfcheiden anderen, de vlucht namen} egter vonden d'onzen niet raadfaam, dert vy-  Oo/i - Indifche Compagnie. ïïï vyand te vervolgen, doordien de geleegenheid van 't land hun onbekent was en keerden met twee dooden en zeven gekwetften naar hunne booten te rug. Toen den Zeevoogd nu zag, dat hier geen ververfching van de Inlanders te krygen was; verzeilde hy van daar drie mylen verder, naar de Haven Natividaat genaamt, daar hy een Spaanfche Monnik om ververfching naar land zondt, die zig van zyn laft getrouwlyk kweet en daags daar aan met veele hoenders en vruchten te rug keerde en door de Indiaanen vriendlyk was ontvangen. Onze Vloot bléev hier tot den boften van flagtmaand ten anker, wanneer Zy s'nachts zeil maakte, na dat alvoorens door den Scheeps Raad beflooten was: de Ladrones of zogenaamde Dieven Eilanden aan te doen, daar overvloed van ververfching te vinden was en daar men bevrydt Was voor de geweldenarye der Spanjaarden. Op den astten van Louwmaand 1616, kreegen zy deeze Eilanden in 't gezicht en kwamen daags daar aan voor dezelve ten anker, wanneer aanftonds verfcheiden Inlanders met hunne kanoes de Scheepen omringden en allerlei ververfching te koop bragten, die voor kleinigheeden van hun geruilt wierden en waar door de zieken die al vry fterk op de Scheepen waren, ras in voorige gezondheid herftelden. Den 9den van Sprokkelmaand zeilden zy de Kaap door de Spaanfche Spirit0 Sanfto genaamt, voorby, kwamen den aoften in de ftraat Manilles en den 4den van Lentemaand voor de ftad van dien zeiven naam ten anker; zoo hier als op alle andere plaatfen in deeze ftraat, wierden zy vyandlyk bejeegent, alzoo de Inwoonders overal cyns- baar  ïi 2 Hiftorie van de Nederlandfche baar aan, de Spaanfche Kroon waren , waarom Spilbergen bevel gav: aan de Scheepen de jagèr en de Paarl, om kort onder 't land te loopen en alle de Sjampaans ( zynde kleine Inlandfche vaartuigen ) die in de baai van de ftad Manilks ten anker lagen, te neemen en by de Vloot te brengen^ 't geen'deeze ook volvoerden en op den8ften zeven Sjampaans met allerlei waaren, doch meeft met leevensmiddelen gelaaden, inde Vloot bragten; deeze vaartuigen waren meeft bemand met Chineezen, Japanners en Indiaanèn, van wien den Zeevoogd verftond: dat Don Jan^ de Sylva met tien Galhoenen, twee Jagten en vier Galyen , bemand met 2000 Spanjaarden behalven veele Indiaanèn en Chineefen, in 't begin van de voorige maand van daar naar de Molukkes was gezeild, om dezelve te heroveren; op welk bericht, de Zeevoogd met zynen Raad befloot zoo dra doenlyk meede naar de Molukkes te loopen, om d'onzen te hulp te koomen, gelyk hy dan ook op den loden zyne reize voortzettede na alvoorens ai de gevangen Chineefen en Japanners, in vryheid te hebben geftelt. Den 18den kwam onze Vloot omtrent de Eilanden Mendanao en lagima tuffchen welke een -kleine ftraat of Zee engte is, alwaar zy 't anker wierpen en overvloed van ververfching voor kleiïiigheeden van de Inwoonders ruilden, hun Bevelhebber vertoonde aan onzen Zeevoogd een briev van Lourens Reaal onzen Bevelhebber in de Molukkes, waar uit bleek: dat deeze Eilanders onze vrienden en vyanden der Spanjaards waren, zelvs deed dit Opperhoofd een aanbieding, om met 50 kleine vaartuigen wel bemand, d'onzen teegens den Spanjaarden te hulp te koomen. Zy bleeven hier tot den ióiten, wanneer zy hun-  Ooft - Indifche Compagnie. ng hunne ankers ligtten en den soften voor de ftad Malayo op 'tEilandTernaten geleegen, aanlanden; na dat zy over deezen gevaarlyken tocht, in alles 19 maanden, federt hun vertrek uit Holland, gezeilt hadden. Spilbergen wierd door den Bevelhebber Lourens Reaal en door alle de Neederlanders vriendlyk ontvangen, en naar *t Kafteel geleid, alwaar gezeiden Heer Reaal, aan hem zyn Laftbriev van de Bewindhebberen der Maatfchappye vertoonden, waar by deezen als Opper-gezaghebber over de Eilanden van Amboina, Banda en de Molukkes was aangeftelt,, egter zonder eenige verkorting van 't recht, 't geen Spilbergen als Zeevoogd over zyn Vloot had, gelyk hy dan ook vet volgens, als meede lid in den Raad van Neerlands Indien, ter dier tyd in de Molukkes vergadert, wierd erkent. Den 8ften van Grasmaand, wierd het Jagt met Europifche waaren naar Banda gezonden en tot kort by dat Eiland, door de iEolus begeleid, welk laatfte Schip, op den l8den by de Vloot te rug kwam, zonder eenigen vyand vernomen te hebben. De Zeevoogd deedt vervolgens met zyne Vloot, beftaande nu nog in vyv Scheepen, een Tocht naar 't Eiland Makjan, om den fluikhandel van Kruidnagelen met de Engelfchen te beletten, welke met vier Scheepen onder 't bevel van hun Zeevoogd Caffelton, onder Tidore geankert lagen en van welke hy op den 1 aden van Bloeimaand verftondt: dat onze Bevelhebber Jan Dirksz Lam , met een Vloot van 12, Scheepen voor Banda, was aangelandt en op den loden van GrasmaandPoeloWay, zynde het vrugtbaarfte Eiland van Ban,da, 't geen demeefte Nooten en Foely oplee- II. Deel H ver-  114 Hiftorie van de Nederlandjcbe. verde, geweldiger hand verovert en de Inwoonders , zoo meede die van de na by geleegen Eilanden genoodzaakt had, zig aan de Maatfchappye 't onderwerpen. Hy keerde vervolgens weeder naar fernaten, alwaar op den eerften van Zomermaand, twaalv onzer Scheepen van Banda aanlandden, waar door men nu een Vloot van 17 Scheepen by malkander had en niet meerder bevreeft was, voor de aanvallen der vyandlyke Vloot, onder 't bevel van Don Jan de Silva. Den 19den van deeze maand, wierd den Be-» velhebber der Molukkes, Laur-:ns Reaal in plaatfe van den overleeden Landvoogd GerardR eynft, door den geheelenRaad vanNeerlandsIndien,tot OpperLandvoogd der Maatfchappye verkoozen en op dien eigen dag in deeze hooge bediening bevestigt; waar na onze Zeevoogd op den i8den van , Hooimaand, van den Opper - Landvoogd en zyïie Raaden gelaft wierd, om met twee Scheepen, ; ryklyk met Speceryen gelaaden Amfteldam en Zeeland genaamt, eerft naar Jakatra en vervolgens naar 't Vaderland te zeilen. Hy kwam den 15 den van Herfftmaand voor Jakatra, alwaar na verloop van eenige dagen tyding kwam, dat Don Jan de Silva in Malakka overleeden was en zyn ichrik verwekkende Vloot, waar over wel vier Jaaren gearbeid endoor laft van den Koning van Spanje geen koften aan gefpaart waren, genoegfaam door ziektens en geleeden ongemakken ontvolkt en zonder iets tegens d'onzen uitgeregt te hebben, weer naar de Manïïles gekeert Was. Geduurende dentyddat"tS'///^f«metzyn twee Scheepen voor Jakatra lag, kwamen daar verfcheiden Scheepen der Maatfchappye uit de Molukkes  Ooft-Indifche Compagnie. flg hes en van Banda, ryklyk met Speceryen gelaaden; zoo meede vier groote Scheepen uit Holland en een van. Japan , dat by Maccau een Portugees Schip had verovert en daar uit de lading overgenoomen, beftaande in eenige kaften gemunt en ongemunt Zilver, Koper, Yl'er en verfcheiden andere waaren. Onder de Scheepen uit de Neederlanden aangelandt, was het Schip Weftvriefland van Hoorn, w/aarop 28 van 't Scheepsvolk een Saamenzweering gefmeedt hadden, om't zelve afteloopen , doch 't welk nog by tyds ontdekt was, en de belhamels inhegtenisgefteld, waar vandevoornaamften door den Scheepsraad en den Raad van Bantam veroordeelt wierden, om gevierendeelt, of gehangen en den minftfchuldigen, tot Slaven der Maatfchappye gebruikt te worden. Den 20lten van Wynmaand landde meede voor Jakatra aan Jacob le Maïre, met zyn Schip de Eendragt; die een nieuwe doortocht bezuiden de ftraat Magellanus opgefpoort had en nu door de groote Zuidzee, langs de Molukkes herwaarts was gezeilt, (wiens reize en ontdekkingen, wy kortlyks hier agter laaten volgen) welk Schip en lading , door ons Opperhoofd van de Bantamfche Logie Jan P: Koen, ten voordeele van onze Maatfchappye wierd in beflag genoomen, om reeden (in de gezeide reize te melden) ook kwam hier nog in 't laaft van Slagtmaand ter Reede, het Schip Naffau met Piet er van den Broek uit het Roode Meir, waar van wy hier vooren gemeld hebben; deeze had voor zyne Koopmanfchappen , een goede voorraad van Turkfche dt> kaaten en Spaanfche Reaalen ontvangen. Zoo meede óp den iaden van Wintermaand, Steven Doen fen, als Bevelhebber over twee Scheepen het 3 3 Ha Wa-  n6 Hiftorie van de Nederlandfcbe Wapen van Amfteldam en Middelburg genaamt , komende door de ftraat van Sinkapoura van Jambi, alwaar hy weinig lading bekoomen had. Twee dagen, daar aan zeilde onze Zeevoogd met zyne twee Scheepen, ryk gelaaden, naar 't Vaderland en kwam op den liften aan boord van des Zeevoogds Schip te overlyden, die zoo even genoemde Jacob Le Maire zynde een Man met zonderlinge weetenfchappen begaavt en zeer ervaaren in de Zeevaart kunde- Den a4ften van Louwmaand 1617 , liet hy 't anker voor 't Eiland Mauritius vallen, alwaar hy water en ververfching haalde en den 3often van daar zeilde; in 't laatft van Lentemaand kwam hy aan 't Eiland St Helena, daar hy water innam en den 7 den van Grasmaand zyne reize met een gunftige geleegentheid voortzettede, tot hy op den eerften van Hooimaand in Zeeland behouden aankwam. De lading van deeze twee Scheepen wierd op twee' en twintig tonnen Gouds gefchat. Schoon nu de volgende reize vanjacob Le Maire niet tot onzen taak behoort; dewyl dezelve voor rekening van een nieuwe en ongeoorloovde Maatfchappye isondernoomen en grootendeels aanliep, tegens 't Oktrooy van onze Ooft-IndifcheMaatfchappye, hebben wy egter goedgedacht: hier van kortlyks gewag te maaken, om reden dezelve egter eenige betrekking, op onzen Ooft - Indifchen, handel heeft gehad. Alzoo door het Oktrooy aan onze Ooft-Indifche Maatfchappye verleent; alle andere Inwoonders der vereenigde Neederlanden, van den OoIterfchen handel waaren uitgeflooten en hun daar by wel ftriktlyk verbooden was: om met eenig Schip of met eenige Scheepen, langs de Kaap de Goede Hoop, of door de Straat van Magellanus naar Ooit-  Ooft-Indifche Compagnie. 117 Ooft-Indien te vaaren; zoo hadden I/aak Le Maire een voornaam Amfteldams Koopman doch te Egmondwoomgtig en Willem Cornetisz Schouten woonenden te Hoorn, die in de zeevaart zeer ervaaren was en drie reizen indienft onzer Maatfchappye naar Ooft-Indien had gedaan, met elkander beraadflaagt: of'er geen andere doortocht bezuiden de ftraat van Magellanus zoude te vinden zyn, om in de groote Zuidzee te koomen en by 't zuider Aspunt nieuwe landen 't ontdekken, om daar een voordeeligen handel te veftigen; maar zoo zulks tegens verwagting niet mogt gebeuren, om als dan door de Zuidzee, naar Ooft-Indien te zeilen en daar op d'een of andere plaats, lading voor hunne Scheepen te bekoomen. Deeze onderneeming dan tuffchen hun beide vaftlyk beflooten zynde, hebben zy zig onderling verbonden, dat ieder van hun zoo uit hunne eigen beurzen en door hulpe van goede vrienden , de helfte tot de uitrufting voor twee Scheepen zouden leeveren, doch Schouten zoude alleen het bewind over de uitrufting der Scheepen als anderfints hebben, die dan ook tot zyne meede Reeders bewoogen heeft JfieterKlemens oud Burgermeefter der ftad Hoorn, Jan Jansz: Moleniverj Scheepen, Jan Klemensz Kies Sekretaris en Cornelis Segertsz burger derzelver Stad, die met Ifaak Le Maire en zyn Zoon Jacob Le Maire te faamen, de gelden tot deeze onderneeming hebben opgefchooten en zig als bewindslieden over deezen Tocht hebbe gedraagen , zig noemende de Auftraalifche Maatfchappye. Ingevolge dan van deeze hunne overeenkomft, hebben zy te Hoorn uitgeruft een Schip genaamt de Eendracht, groot 180 Laften , waarop Schipper was gezeidcn Willem Cornelisz Schouten en KoopH 3 man  ïlS Hiftorie van de Nederlandfche man en Bevelhebber van deezen Tocht, Jacoh Le Maire . bemand met 65 Koppen en met 29 gootelingen,i 2 Steenftukjes enOorlogs enScheepslereedfchappen overvloedig voorzien; en een Jagt de ftad Hoorn genaamt, grootss Laften waarop Schipper was Jan Cornelisz. Schouten, met 22 mannen , 8 GooteÜngen en 4 Steenftukjes voorzien. Het Scheepsvolk tot deeze twee Scheepen, wferd gehuurt en aangenoomen op voorwaarde van met de Scheepen te zeilen overal en werwaards het den Koopman en Schipper goeddacht, zonder eenige koers of plaatfen te beftemmen, dat ook niemand buiten de Bewindflieden deezer Maatfchappye bekent was, dewyl zy hun overleiden tocht, zorgvuldig geheim hielden. Den I4den van Zomermaand 1615, zeilden deeze twee Scheepen uit Texel en kwamen den Suften van Hooimaand aan Kabo Ver de, daar zy water en ververfching innaamen en toen haare reize vervorderden; zy bezogten op den 22ften vanOoftmaand de Eilanden van Mabrabomba, na. bv 't hoogeland van Sier re Lïona geleegen, doch vónden daar niets merkwaerdigs. Met onbeftendige winden vervorderde zy hunne reize tot den 25ften van Wynmaand, toen zy op drie graaden en 43 miuuten bezuiden de Linie waren, wanneer Schouten en Le Maire hunne voorgenoomen tocht, eerft aan hun Scheepsvolk openbaarden, waar meede deeze genoegen namen en kwamen den 7den van Wintermaand voor Porto Defire ten anker, daar zy aan land gingen, doch geen inwoonders vernamen, fchoon zy op 't gebergte hier en daar,groote op een geftapelde Steenhoopen zagen, waar van zy eenige omverhaalden en bevonden, dat het een foort van begraavplaatlen waren, waar in zy geraamtens van Menfchen * " von-  Ooft-Indifche Compagnie. ÏI9 vonden, van 10 a li voeten lang, waarfchynlyk Patagomèrs. Ook vongen zy hier veel viflchen en Pinguens Vogels, als meede twee Zee Leeuwen, welke zy tot fpyze gebruikten, maar konden geen verfchwater opfpooren. Toen zy op den I9denvan laaftgedagte maand bezig waren hunne Scheepen fchoon te maaken en de buiten huid van 't Jagt met ftroo wilde blakeren, floeg de vlam in het zelve en in het wand en rondhout, met zulk een hevigheid, dat het hun niet moog lyk was den brand te blulfchen, alzoo 't Jagt door de Ebbe geheel op 't drooge zat; dus waren zy genoodzaakt het zelve aan de vlam op te offeren, egter hadden zy het gefchut en eenige andere goederen in 't Schip d'Eendracht geborgen, daar ook het volk op overging. - Den isden van Louwmaand 1616 vertrokken zy van Porto Defire en kwamen den aoften naar gilling twintig mylen bezuiden de Straat van Magellanus, op de hoogte van 53 graaden ; zy hielden vervolgens hunnen koers naar 't zuidweften. Den asften in den namiddag ontdekten zy land in 't weften enZuidweften en ook kort daar aan in \ Zuiden, dus zy ooft ZuidOoft aan zeilden, om booven 't land te blyven; daags daar aan zagen zy het land aan ftuurboord zyde en waren niet boven een myl van 't zelve, het ftrekte ooft ten zuiden, was zeer hoog en bergagtig, welkers toppen alle met fneeuw bedekt lagen; zy zeilden in den namiddag dit land voorby en zagen vervolgens een ander land beooften het zelve, dat meede hoog en vol bergen was, geleegen naar gifïing agt mylen van 5t eerftgemelde ,ook fcheen hen toe, daar tuffchen beiden een doortocht in de groote Zuidzee te zyn. Zy waren toen op de hoogH 4 te  123 Hiftorie W de Nederlandfche te van 54 graaden en 46 minuten en liepen, naar de gevonden opening toe, doch konden door de groote ftilte dezelve niet voor den volgenden morgen bezeilen, wanneer zy tuffchen de twee gezeide landen in kwamen; 't geen Noordooftlyk van hun lag, noemden zy het Staate-i Land en dat beweftlyk was Mauritius de Najfau. Hier vonden zy veele WalviiTchen, zee Robben en Pinguins Vogels , ook waren aan den zeekant zoo't hun toefcheen, zeer goede ftran^en, doch zagen op 't land ter wederzeide geen geboomte. Zy liepen toen zuidweft aan met een ftyve koelte zoo dat zy merklyke voortgang maakten; tegens den avond wakkerde den wind fterk aan met een holle zee, het water vonden zy blaauwagtig, waar uit zy beflooten: dat te loevwaart van hun een groote diepten moeft zyn, dat na alle waarfchynlykheid de zuidzee was. Zy hielden denzelven koers, met veranderlyk weder en hevige ftormwinden, tot den 2Qften, wanneer zy twee dorre Eilanden ondekten rondom met fteenklippen bezet, die zy Barneveld noemden. Tegens den avond zagen zy land ten noordweften van haar, 't geen het land bezuiden de Straat van Magellanus was, 't welk zig zuidwaarts fterkte en meeft hoog gebergte was, overal met fneeuw bedekt, eindigende met een fcherpen hoek op de hoogte van 57 graaden 48 minuten, welken uithoek zy Kaap Hoorn noemden en op den 3iften voorby zeilden, wanneer zy 't land uit hun gezicht verlooren; 't water wierd langs hoe meer blaauw, dat hun hoop gav van na by de zuidzee te zyn en een nieuwen en onbekenden doortocht daar heen te hebben gevonden, 't geen ook naderhand bewaarheid wierd. Den a 12den  Ooft - Indifche Compagnie. 121 iaden Van Sprokkelmaand, noemde men met toeftemming van den Scheeps Raad deezen doortocht: de Straat Le Maire welke zy met heevige ftorm winden, hagelbuyen en ineeuw jagten, op den liften geheel door gezeik waren en daags daar aan in de groote zuid zee kwamen, wanneer men befloot naar 't Eiland Jnan Fernando te zeilen, om zig te ververfchen, waar voor zy denEerften van Lentemaand het anker wierpen. Dit Eiland bevonden zy te leggen op de hoogten van 33 graaden 40 minuten, was bergachtig vruchtbaar en overal met geboomten bezet, het had een fchoone waterplaats en overvloed van wilde Varkens en Bokken en aan de oevers een groote menigte van Vifch. Men zondt bok verfcheide reize de boot en floep met volk naar land, die dit Eiland by uitftek vermaaklyk vonden en verfcheide ververfching aan boord bragten,doch wanneer men met het Schip beooften dit Eiland wilde loopen, daar de befte Reede en ankergrond was , hadden zy zodanig met de ftroomen en teegenwinden te worftelen, dat zy eindlyk van hun voorneemen om zig aan dit bekoorlyk Eiland te ververfchen moeften afzien, en dus met verfcheiden zieken genoodzaakt waren zee te houden. Den 11 den van gezeiden maand paffeerden zy voor de tweede maal de Steenboks keerkring, en kwamen den ioden van Grasmaand aan een klein Eiland rondom met geboomte bewaffen, daar zy hun floep met eenige manfchap naar land zonden, doch deezen zagen dat de grond geheel brak en het Eiland door een hoogen vloed van de zee overfpoelt wierd, dus vonden zy hier niets merkwaardigs dan drie honden die niet blaften H 5 of  ia» Hiftorie van de Nederland/de of eenige geluid gaven, waarom men het zelve het Honde Eiland noemde , vervolgens zeilden zy nog verfcheiden Eilanden voorby, die zy 5t Eiland Zonder Grond, Waterland 't Vliegen en Kokos Eiland noemden. Den iaden van Bloeimaand kwamen zy weer aan een Eiland, daar het volk en hun Opperhoofd met verfcheide kanoes aan boord kwamen, doch deezen tragten onder fchyn van ververfching te brengen, het Schip te vermeefteren, dat hun miflukte; waarom men dit het Verraaders Eiland noemde. Den ióden Helde Willem Cornelisz Schouten aan zynen Scheeps Raad voor: dat zy nu al zeftien hondert mylen weftwaarts van de Kuft van Chili en Peru waren gezeik; zonder eenige nieuwe landen by't zuiden te hebben ontdekt, en haaft by NovaGuinea waren, dat zoo zy hun koers hielden, aande zuidzyde van dit land zoude komen,zonder te weeten of daar een doortocht was en dat men daar ook door heevige ftormwinden dikwerv in gevaar was, het Schip te verliezen; ook begon de Scheepskoft merklykte minderen, waarom hy hen raade:van het verder onderzoek naar Onbekende Landen af te zien en benoorden Nova Guinea naar de Molukkes te zeilen. Welke voorflag dan ook wierd aangenomen. Den liften ankerden zy voor twee Eilanden, daar zy van de Inwoonders vriendlyk wierden ontvangen en water en ververfching kreegen, deezen noemden zy de Hoornfche Eilanden. Den i8den van Hooimaand kwamen zy omtrentNovaGuinea en paffeerden, den 24ften op de hoogte van een halve graad bezuiden de linie, een fchoon en vermaaklyk Eiland over al met geboomte beplant, dat zy Willem Schouten Eiland noemden, den aoften gevoelden zy op de  Ooft-Indifche Compagnie 123 de hoogten van 29 minuten eene zwaren aardbeeving en waterfchudding, die daags daar aan van een verfchriklyk onweer gevolgt wierden, zonder egter daar door eenige fchaaden te be= komen; zy zeilden vervolgens benoorden Gilolo naar ter nat en, voorwelk Eiland zy den 17 den van Herfftmaand het anker wierpen; hier wierden zy door denOpperlandvoogdRma/ als ock door den Zeevoogd Steven van der Hagen, die ter dier tyd in de Molukkes was, vriendlyk ontvangen , aan wien zy den volgenden dag, voor rekening van de Ooft-Indifche Maatfchappye, van hunne overtolligheeden verkogten, twee floepen , vier Yferen Gootelingen, neegen ankers, touwwerk, lood en andere kleinigheeden, voor Ï350 Reaalen van agten, waar voor zy van den Opperlandvoogd weer twee laft Ryft, eenige vaten vleefch en andere Scheepsbehoevtens kogfen, vyvtien man van hun Scheepsvolk verzogten ook aan Schipper Schouten verlov, om in Tematen te blyven en verder de Maatfchappye te dienen, 't geen hy hun toeftond, Den 2Óften namen zy van den Opperlandvoogd en de verdere Indifchen Raaden vriendlyk affcheid, die hun met een groot gevolg tot op den oever uitleiden, waar na zy op dien zeiven dag hunne ankers ligten en langs de Eilanden van Motir, Makjan, Celebes mMadura den ióden van Wynmaand eerft voor Japara en den 28ften voor Jakatra aanlandden, alwaar zy drie Hollandfche Scheepen, als Hoorn waar mee het Opperhoofd der Bamtanfche Logie Jan PieterszKoen daags te vooren van Bantam was aangeland, den Arent en de Trouw en drie Engelfche Scheepen op de Ree vonden. DenEcrften van Slagtmaand naar hunne tyd reekening, maar den 2den naar dg  l£4 Hiftorie van de Nederlandjche de rekening hunner landflieden die te Jakatra waren, wierden zy by het Opperhoofd Jan Pietersz: Koen ontbooden, die hun aanzeiden: dat hy 't Schip ende in hebbende goederen, voor rekening zyner meefters in beflag nam, om reeden : dat zy tegens het Oktrooy aan de Maatfchapr pye door de Algemeene Staaten verkend, gehandelt hadden; Schipper Schouten trachtten zig wel daar omtrent te ontfchuldigen, door dien hy zeide: dat hy, nog langs de Kaap de Goede Hoop, noch door de Straat van Magellanus, in Ooft - Indien was gekoomen, maar door een geheel nieuwen weg, die in 't Oktrooy niet vermeldt ftond; doch zulks mogt hem weinig baaten, zeggende de Heer Koen: dat hy het bevel van Bewindhebberen der Maatfchappye, 't geen hy onlangs uit Europa had ontvangen, flegts ter uitvoer bragt en zoo hy mogt begrypen, daar op eenige gerechtte tegenfpraak te hebben, dat hy zulks dan in Holland, voor de Algemeene Staaten kon doen gelden ; waar mee deezen te vreeden moeft zyn en geduldig moeft aanzien, dat zyn Schip hem afhandig wierd gemaakt en alle de in hebbende goederen, opgefchreeven wierden, waar van hem egter een affchrivt wierd ter hand gefteld, om hem te dienen daar hy zulks mogt goedvinden. Zyn Scheepsvolk waar van hy geduurende een reize van vyvtien maanden en drie dagen, flegts drie mannen had verkoren , wierd in dienft der Maatfchappye aangenomen; waar na hy met zyn Opperkoopman en gezaghebber des ondernoomenen tochts Jacob Le Maire, op het Schip Amfteldam met den Zeevoogd Joris van Spilbergen, naar 't Vaderland vertrok, zondereenig voordeel aan hunne reeders door 't ontdekken van nieuwe handelplaatfen omtrent het zuider Aspunt, te hebben aan-  Ooft-Indifche Compagnie. 125 aangebragt, egter met den roem van een nieuwen doortogt of ftraat by 't zuiden gevonden té hebben, om in de groote zuidzee te komen, welken ftraat, na den eerften onderneemer deezer reize Jzaak Le Maire , nog heden zynen naam draagt. Hier booven hebben wy gezeid, dat toen Schouten in de Logie te Jakatra door den Heer Koen ontbooden wierd, zulks naar zyne tydrekening was, op den eerften van Slagtmaand, doch naar de rekening van de Hollanders die tot Jakatra waren, den aden van gezeide maand, 't geen veroorzaakt was, dat zy uit Holland weftwaarts waren gezeild, en eens met de Zon het Aardryk rondom gevaaren, waar door zy een Nacht of Zonnen-ondergang minder gehad hadde,dan die uit het Wellen tegens 't Ooften zeilen, die een nachtmeerder hebben, 't geen oorzaak geeft, dat de geenen welke door dé Straaten van Magellanus of le Maire naar OoftIndien zeilen, altoos ongevoelig een dag in hunne tydrekening verliezen, in tegenftelling van zodanigen , die langs de Kaap de Goede Hoop de reize naar Indien doen Dewyl wy nu kortelyk de reizen van den Zeevoogd Spilbergen door de ftraat van Magellanus, en die van Schouten en Le Maire door hunnen nieugevonden doortocht, inde groote zuidzee, hebben afgehandelt, zullen wy nu de verdere zaaken, welke geduurende het Opperlandvoogdyfchap van den Heer Laurens Reaal en die van zyn opvolger Jan Pietersz: Koen (welke zeer merkwaardig zyn) in haar verband, zoo kort mooglyk , befchouwen. S ES-  i%6 Hiftorie van de Nederïandfche* SESDE HOOFDSTUK. Behelzende het verder voorgevallene in OoftIndien onder '/ beftier van de Opperlandvoogden Laurens Reaal en Jan Pietersz: Koen. TE vooren hebben wy gezeid, dat op den 19-den van Zomermaand 1616, onze Bevelhebber der Molukkes Laurens Reaal, door den Raad van Neerlands Indien in de Stad Malayo op Ternaten vergadert, op bevél van hunne hooge meefters, tot derde Opperlandvoogd was verkooren ; geduurende het beftier van deezen Heer, dat flegts twee Jaaren geweeft is, wanneer hy op zyn fterk dringend verzoek door de Heeren zeventienen , van zyne hooge bediening is ontflaagen, is 'er weinig van aanbelang ten opzicht der Maatfchappye in Ooft-Indien voorgevallen ; als hebbende met haare bondgenooten, in een goede verftandhouding geleevt en zig voornaamlyk toegelegt: om den handel der Maatfchappye, op de plaatfen daar dezelve reets geveftigt was, wyder uittebreiden. Ten dien einde, had de Maatfchappye, in t Jaar 1616, en ook vervolgens , geduurende zyn Opperlandvoogdfchap, in Indien, de navolgende Scheepen als: In de Molukkes. De Oude Zon, de Oude Maan , de Nieuwe Zon, de Nieuwe Maan? Vliffingen, de Engel, de Hoop, de Morgenfter en een Jagt; vaarende uit de Molukkes naar•Amboina, Op  < Ooft - Indifche Compagnie. ïaf Op de Reede voor Bantam. Nieuw Vriefland, het Wapen van Amfteldam, en Middelburg, als mede om naar Amboina en Banda te zeilen,' de Trouw, Naflau, Hoorn en een Jagt. Naar 'Japan, de Zwarte .Leeuw. Naar Timor en Solor, de Arent ende Sterre. Naar Atsjien, de Valk en een Jagt. Aan de Choromandelfche Kuft, deNepthunis, de Gouden Leeuw en ter Goes. Naar Jambi, de Halve Maan en de. Berger boot. Naar 't Eiland van Ingafa en de Kuiten Beöoften Sumatra. De Eendragt, en klein Hollandia, dat het geborgen Scheepsvolk en laading moeft inneemen, van 't verongelukten Schip de ^Eolus, 't welk van de Cboromaideljcbe Kuft kwam en met allerlei Koopmanfchappen gelaaden was geweeft. Op de reede van Jakatra het Schip Vrieflandf, beneevens zoo hier als te Bantam nog 37 Inlandfche Barken, alle meede met gefchut voorzien. Op de reede van Japara', het Schip Hollandia, om leevensmiddelen en ververfching in te neemen voor de Molukkes. In Banda, twee Fregatten. Ook waren dit Jaar naar Holland en Zeeland gezeilt: de zwarte Beer, voornaamelyk met Indigo gelaaden, Amfteldam, Nieuw Zeeland en 't Jagt 't Hart, ryklyk met allerlei Indifche Koopmanfchappen gelaaden. Voor Bantam was in 't laaft van dit Jaar uit Europa aangelandt: de Eendracht van Amfteldam en de ^olus van Zeeland. Dus  nS Hiftorie van de Nederlandfche Dus te faamen 38 Scheepen, alle van _ behoórlykemanfchap enOorlogsamumtie voorzien; behalven de 37Barken en veele kleine Inlandfche vaartuigen, die meede om Koophandel te dryven gebruikt wierden. Daar en booven had zy, tot bezetting van haare verfcheiden fterktens, zoo in de Eilanden van de Molukkes, Amboina, Banda als Java en meer andere plaatfen, drie duizend Soldaaten, iQSMetaalen ftukken gefchut, 320 Yferen ftukken; 360 Steen ftukken en Metaalen Draaibasfen; dierhalven was de Maatfchappye geduurende het Opperbevel van den Heer Reaal, ontfagchelyk: voor haare vyanden en genoegfaam in ftaat,tegens hun geweld met magt en kragt het hoofd te bieden. Hy was ook de Eerfte Opperlandvoogd, welke een valt verblyv in Indien hield, als zynde geduurende zynOpperbeftier, altoos m de Molukkes gebleeven, daar de twee voorige Landvoogden , met hunne Vlooten hadden moeten rondzwerven ; waar door hy de befte gelegenheid had, zig met kragt op den Koophandel, de voornaamfte bron van welvaart onzer Maatfchappye, toeteleggen ; en fchoon hy in Zomermaand van 't Jaar 1618, bereids afltand van zyn Oppergezag gedaan had, ishyegtertotindenOogftmaand des volgenden Jaars, in Indien gebleeven en de nieuwe Landvoogd en verdere Indifche Raaden, indien bekommerden en gevnarlyken tyd, met zyn wyzen raad gedient, en vervolgens op den 5den van gezeide maand, met het Jagt de Eenhoorn, naar Holland vertrokken alwaar hy m Louwmaand van 't Jaar 1620 aangeland is, waar na hy in denjaare 1626 door de Algemeene btaaten in aanmerking van zyne groote bekwaamheden;  Ooft - Indifche Compagnie. iacj den, als Zeevoogd over tien Oorlog Scheepen ten dienfte van Engeland is gezonden , ook als buiten gewoon Afgezant van den Vereenigde Staat, ter dier tyd aan dat Hof gebruikt en door dien Koning toen in den Ridderftand verheeven; vervolgens heeft hy nog verfcheiden aanzienlyke bedieningen in zyn geboorte ftad Amfteldam bekleedt , als zynde onder anderen , Bewindhebber der Ooft-Indifche Maatfchappye en Schepen dier ftad geweeft en aldaar grys van ouderdom overleeden. Zyn vervanger als vierden Opperlandvoogd der Maatfchappye, was den braaven Jan Pieterszoon Koen die al iedertden Jaare 1607. in haaren dienft, eerft als onderkoopman voor de Kamer Hoorn, ( welke ftad zyne geboorteplaats was) naar Indien is gevaaren, vervolgens in 't Jaar i'óii met hét zelve Schip weeder terug gekoomen ens'Jaarsdaar aan, als Opperkoopman en Bevelhebber over de Scheepen de Provinciën en de Hoope, voor de Kamer Amfteldam weer naar Bantam is gezonden, daar hy, in aanmerking van zyne Uitmuntende begaavdheden vooral in 't ftuk des Koophandels waarin hy in zyne Jeugd,opeen voornaam komtoor te Romen, grondig was onderweezen; in 't Jaar 1613 , als eerfte DirecTeur Generaal van den Koophandel der Maatfchappye en voorzitter in de Logie te Bantam is aangeftelt, met uitdrukkelyken laft en magt, door de Heeren Zeventienen aan hem verleent: dat alle Kooplieden op de buiten Komtooren, genoodzaakt zoude zyn, hunne boekens'Jaarlyksnaar 't Hoofdkomtoor tot Bantam te zenden, om nagezien té worden en daar uit een algemeen groot boek 't faam te ftellen, waar uit men in korten tyd, een Balans kon trekken en meteenopflagvan'toogzien kon,den ftaat II, Deel, I en  I30 Hiftorie van de Nederlandfcbe en handel der Maatfchappye in Indien in *t algemeen en van ieder Komtoor in 't byzonder; getok den Heer Koen dit algemeen grootboek, ook eigenhandig heeft aangelegt en daar uit naderhand, voor zig zelvs ende Maatfchappye , veel nut getrokken en zyne kunde m den Uolterfchen Koophandel, daar door merklyk vermeer- dei)it Hoofd komtoor van den handel der Maatfchappye, bleev in de ftad Bantam tot het Jaar 1617 , fchoon men al te vooren met de Bantammere verfcheiden moeilykheden had gehad en men wel zag: dat den Fatfgmw£ofRyksbeftierder (zynde den Koning nog minderjarig) flegts onze geveinsden vriend was en in *t geheim met de Engelfchen heulde, die al federt eenige tyd,meede een Logie te Bantam hadden opgericht en den Panzeran? afraadden , om aan d'onzen een plaats tot het bouwen van een Fort te vergunnen, waartoe de Heer Koen van Bewindhebberen bevel had ontvangen, om door dien weg, den handel en de Koopwaaren der Maatfchappye, tegens de flinkfche ftreeken van onze benyderen, te kunnen beveiligen, , , , Deeze Pangerang,bevreeft zynde voorde dap^-■Keid' en't beleid der onzen, en in overweeemg neemende: dat zoo hy aan ons vergunde eWTfterkte in of na by Bantam te bouwen; wy lictelyk onderneemen zouden die Stad en t Köninkryk te vermeefteren, waar in hy door een oude voorzegging, onder de Inwoonders van de Eilanden fwa% Molukkes, Amboina, Banda en Solor algemeen bekent, gefterkt wierd, dat 'er eens blanke volkeren, uit verre landen zoude koomen met rood hair, katte oogen en een grooten Neus, geheel gekleed 3 die deeze Eilanden en  Ooft - Indifche Compagnie. t£l Veele anderen Oofterfche ryken, ten ondergang zoude brengen; waarom hy op een hftige wyze maar toelag, om d'onzen door zyne onderdaanen allerlei kwelling aan te doen en daai door ons de inwooning in Bantam ondraaglyk te maaken, Ook had hy zyn beft gedaan, om 't zaad van tweedracht, tuffchen d'onzen endeEngelfche te zaaien ; uitterlyk veinfde hy egter onze vriend te zyn, doch zyn fnoode toeleg, om het Opperhoofd Koen en vervolgens alle de overige Hollanders, te vermoorden, waarin de Engelfchen zelvs de handen hadden, opende Koen de oogen, alzoo dit verraad nog tydig door een Chinees ondekt en aan hem was bekent gemaakt, waarom hy geheel geen Vertrouwen meer in dien veinzaard ftelde, fchoon deeze zig op allerlei wyze ontfchüldigde, zweerende: geheel onkundig van zulk een verfoeilyk fchelmftuk te zyn; doch op zyn woorden kon men Weinig ftaat maaken,dewylhy een groot y veraar der Mahomeddaanfche Godsdiertft, ook zelvs Moors Priefter was en gevolglyk, een natuurlyke vyand der Chriftenen; dus Koen befloot met de befte goederen der Maatfchappye, naar 't Koningryk Jakatra te vertrekken en flegts Weinig manfchap in de Bantamfche Logie te laaten; in welk eerft gezeide Köninkryk, d'onzen al federt het Jaar róiT, ingevolge het Verbond met dien Koning aangegaan, een Negotiehuis hadden opgeregt en daartoe een ftreek gronds aan de Ooftzyde er Rivier Tangeran aan den Zeekant geleegen, van dien Koning gekogt. Zoo dra nu de Heer Koen tot Jakatra kwam., verzogt hy van dien Koning verlcv om ter plaatfen daar onze Logie ftond, een Fort te bouwen en om nog een ftreek lands,aan de Maatfchappye tot het oprechten van Pakhuizen en andere woJ 2 tiltt*  132 Hiftorie van de Nederlandfcie ningen te verkoopen; deeze Vorft verzogt daar op tyd van beraad, doch vleide Koen egter met de hoope van aan zyn verzoek te zullen voldoen, waar toe zyn intreft hem raadden , in aanmerking nemende de groote voordeelen diehy van d'onzen trok,doch aan den anderen kant was hy bevreeft voor de nabuurige Koningen en voor al voor den Tangarang van Bantam, wiens y verzucht hy gaande zou maaken, met aan d'onzen hun verzoek te vergunnen, alzoo dan zekerlyk al onzen Koophandel in Jakatra zou gedreeven worden ; waarom hy goedvond, in ftilte deeze Pangarang van ons verzoek te verwittigen, welk liftig en boos menlch, hem raadde om maar tyd te winnen en d'onzen met fchoone woorden optehouden, tot 'er zig gelegenheid op deedt, om al de Hollanders die op Java waren , van kant te maaken; welk noodlot hem dagt, dat onze verdiende ftraf zoude zyn, om dat wy, ( naar zyn zeggen ) maar toelaagen om Bantam, Jakatra en meer andere Koninkryken op Java geleegen, te overweldigen. In 't eerft ftondt den Koning van Jakatra iri deeze zaak verleegen , willende niet gaarne het voordeel verliezen dat hy van onzen Koophandel trok, doch hy wierd door dien Pangarang, den Keizer van Mataram en de Koning vanTsjeribon, genoegfaam gedwongen om in dit fnood verraad te ftemmen, en zyne Hoofdftad tot dit gruwelftuk te laaten gebruiken. Geduurende den tyd, dat deeze fnoode Vorften maar na een bekwaame gelegenheid om zagen, om hun voorgenoomen fchelmftuk ter uitvoer te brengen, ontving het Opperhoofd Koen in Zomermaand van 't Jaar 1618, van de Algemeene Staaten en Bewiadhebberen der Maatfchappye; een  Ooft - Indifche Compagnie. I33 'fen bevel en laftbriev, om den Heer Laurens Reaal als Opperlandvoogd der Maatfchappye in Indien te vervangen, welke gewichtige poll, vooral indien hachelykftetydsomftandigheid waarin de Heer Koen dezelven aanvaarde, hy met groote kloekmoedigheid, ftaatkundig beleid,en roem bekleed heeft. De liflige Pangerang van Bantam vond eindlyk een middel uit, om naar zyne gedachten het verraad zeker uittevoeren; hy had zig eenigen tyd geveinft of hy met de Engelfchen in een hevig verfchil was,dat deezen dan ook voorgaven, om Koen waar 't doenlyk de oogen te verblinden; en liet zyn broeder met zyn geheele huisgezin, van Bantam naar de landen beooftcn de Stad Jakatra vertrekken, welke voorgav:dat hy geen deel inde verfchillen van den Pangerang met de Engelfchen wilde neemen en daarom Bantam ontweeken was. Deeze had zig twee maanden in de nabyheid van de ftad Jakatra opgehouden, wanneer hy een bode in de Hollandfche Logie zondt en onze Opperlandvoogd op een naby geleegen Eilandje tot een vriendlyk mondgefprek noodigde, waar heen deeze daags daar aan, ook met eenig gevolg vertrok en met groote tekenen van vreugde , door deezen verraader ontvangen wierd; die hem vervolgens verzogt men hem naar Jakatra te zeilen, dewyl dien Koning hem ontbooden had en dat hy vervolgens voorneemens was, met eenig gevolg onze Logie te komen bezien ;Koeu zeilde dan ook met hem, doch in zyn eigen vaartuig weer te rug naar Jakatra, daar dien Bantammer Edelman, met een gevolg van 300 man aan land flapte en naar den Koning ging, alwaar hy tot tegens den avond bleev en zeI 3 ker-  ^34 'Hiftorie van de Nederland/ene kerlyk met dien Vorft en zyne ryksgrooten zig beraaden heeft, hoe zy d'onzen het zekerfte konden overvallen; althans het was bereids donker en den Landvoogd Koen met de zynen beezig hun avondgebed te doen, wanneer 'er Önvèrwagt op de poort van onze Logie geklopt wierd en men vernam: dat hy benevens den broeder van den Koning van Jakatra en een gevolg van meer als 500 mannen, kwamen om onze Logie te bezien; Koen bemerkte ras, dat dlf entydig bezoek geheel andere beduidenis hrd en gav aan den Opperkoopman Karpentier beveJ: om alle de Soldaaten die in de Logie waren, flegts 50 man fterk, in 't geweer te brengen en met brandende lonten booven op de Galdery te plaatfen. . Toen hy nu alles zoo goed doenlyk in ftaat van teegenweer gebragt had en op zyn hoede was om niet overvallen te worden,het hy hem met zyn gevolg binnen treeden; deezen ziende al ons volk in de wapenen, toonden zig eenigfints geemlyk, doch liet egter zulks door geen woorden blyken, hy bezag alles naauwkeurig en vertrok te middernacht met een geveinft vriendlyk gelaat, zekerlyk by zig zelvs onvergenoegd, dat hy zyn fchelms voorneemen niet ter uitvoer had kunnen brengen. De onzen daar en teegen waren zeer verblyd,dat zy dit dreigende gevaar, zoo gelukkig ontkoomen waren, te meer: daar men in de Logie, voor meer dan zes tonnen fchats aan Contanten en Koopmanfchaopen, in voorraad had. De volgenden dag kwam de Koning vm Jakatra den Heer Koen bezoeken, zeekerlyk om te zien, of deeze niet ontfteld was over 't voorgevallene van den voorigen avond en zeide onD def  Ooft Indifche Compagnie. 135 der andere geveinsde reedenen teegens hem : dat hy bevreeft was geweeft, dat de broeder van den Pangerang iets kwaads teegens d'onzen in de zin had, waarom hy hem verfcheiden zyner Orangkayes en eenig volk had meede gegeeven, om d'onzen in nood by te ftaan; fchoon dit in geenen deelen zyn voorneemen was geweeft , maar hy wilde daar door Koen doen begrypen, dat hy van 't voorgenoomen verraad onkundig en in waarheid onze vriend was. Deeze bedankte hem ook vriendlyk voor zyne geneegenheid t'onswaarts, doch begreep zeer ligt dat alle zyne gezegdens, liftige ftreeken en valfcheden waren en dat hy zyn volk eensdeels meede gegeeven had, om de Bantammei s 't verraad te helpen volvoeren, en ten anderen, om wanneer den moord gelukt was, den een, de fchuld daar van, op den ander kon leggen. Onze Opperlandvoogd begon nu langs hoe meer, op zyne veiligheid bedacht te weezen, en liet alle de Contanten ende befte Koopmanfchappen, aanboord van onze Scheepen brengen , waar van 'er nu agt op de reê voor Jakatra lagen, die egter zeer zwak van manfchap waren; doch hy kon nog niet befluiten, om onze Logie aldaar geheel te verlaaten. Zoo dra nu den Koning van de aflcheeping onzer goederen de lucht kreeg, vervoegde hy zig weeder by Koen en verzeekerde hem met de plechtigfte Eeden die een Muzulman doen konde, dat hy d'onzen een oprecht hart toedroeg en bereid was, de voorige gemaakte Verbonden op nieuws te beveiligen; noodigende teevens hem op een fpeelreisje landwaarts in, waar voor deeze hem vriendelyk bedankte, alzoo dit zeekerlyk op een nieuw verraad gemunt was. I 4 Men  136 Hiftorie van de Nederlandfche Men kreeg ook kort daar aan de droevige tydinge van Japara dat de Soefoehoenam Mataram zig noemende Keizer van 't Eiland Java, aan den Bevelhebber van de eerft gemelde Stad, bevel had gegeeven: om onze Logie aldaar af te loopen, waar by drie man van d'onzen vermoord, drie zwaar gekwetft en 16 landwaards in gevangen gevoerd waren, behalven dat de Maatfchappye, daar by wel twintig duizend Ryksdaalders aan Contanten en Koopmanfchappen verlooren had. Op welke tyding deOpperlandvoogd en zynen Raad, in 't Schip Amfteldam vergaadert, op den 3iften van Öogftmaand 1618, beflooten: onze Logie te Jakatra in Itilte te doen verfterken, waar aan men ook daadlyk eenige Javaanen en Chineefen die in dienft der Maatfchappye waren, liet arbeiden, zodanig dat men in de naaftvolgende Herfftmaand, een battery aan de landzyde regt teegen over het nieuw gebouwde huis der Engelfchen voltooit en daar op 12 ftukken Kanon geplant had; waar over de Pangarang van Bantam en de Koning van Jakatra, bizonder de laatfte zig zeer verbaaft toonden, vraagende egter beleefdlyk aan den Heer Koen? Wat reeden hy had om met de zynen niet meer ten Hove te komen, waarom hy nu zonder zyn verlov, onze Logie verlterkte en of men hem dan op zyn woord en gedaane Eeden niet vertrouwde; waarop deeze hem liet antwoorden : dat hy als Opperhoofd van alle de Dienaaren der Maatfchappye verpligt was, voor hun en hunne goederen zorge te dragen, dat zy niet vermoord en de goederen geroovt wierden; want fchoon den Koning (naar zyn zeggen) d'onzen een goed hart toedroeg, dat hy egter- niet kon inftaan, voor de verraadelykc OU*  Ooft-Indifche Compagnie. 137 onderneemingen der Bantammers en het geweld der Engelfchen, die daaglyks zoo te Bantam,ah te Jakatra, den baas fpeelden; en dat hy ook daar en booven,uit£wro/>atyding bckoomen had: dat de Span jaards en Portugeefen een groote Vloot Scheepen uitruften, die zy mooglyk naar Indien zouden zenden, om onze bezettinge aldaar te ontruften; waarom hy zig genoodzaakt had gevonden, voor zyn veiligheid zoo veel_ mooglyk te zorgen 3 doch zoo zyn Majefteit dit niet aanftond, dat hy dan aanftonds onze Logie zou doen afbreeken,de opgeworpen werken flegten en Jakatra geheel zou verlaaten; 't geen deezen Vorft meede niet naar genoegen was, dewyl hy zyn oogwit daar door zou miffen, om zyne gehoopten buit machtig te worden; hy liet egter in 't geheim, alle dejavaanfchenen Chineefche Ambagtsluiden verbieden, om aan onze nieuwe vefting te arbeiden , 't geen den voortgang daar van merklyk deed vertraagen; daar teegens liet hy zyne Stad verfterken en met een fteenen muur omringen , voorgeevende dat hy zulks deed, om niet door den Keizer van Mataram onverwagt overvallen te worden; fchoon dit altemaal geveinsdheid was, wyl dien Keizer immers meede in 't vloekverwandfchap deel had en zelfs de eerfte was geweelt, die het verraadlyk ontwerp teegens d'onzen ter uitvoer had gebragt. De Landvoogd Koen hield zig egter of hy alles voor goede munt aannam en leende zelfs nog aan den Koning op zyn verzoek, duizend Realen van agten, behalven tweehondert gelykeReaalen aan Koopmanfchappen , welke hy hem tot een gefchenk gav. Van Jambi kreeg men ook tyding, dat de dienaaren der Maatfchappye aldaar, groot gevaar I 5 had-  138 Hiftorie van de Nederlandfcbe hadden geloopen van door de inwoonders overvallen en vermoord te worden, maar dat de uitvoering daar van nog gelukkig was verhindert; door dien de Jambineefen tyding hadden bekoomen, dat de Portugeefen van Malakka een Vloot Scheepen hadden uitgeruft, waar mee zy hun dreigden op 't lyv te vallen; waarom zy begreepen, onze hulp noodig te hebben en dus hun in't leeven gefpaart hadden. Op den 2often van Wynmaand zond onzen Opperlandvoogd den onderzeevoogd Ar ent Mar-, tensze, met drie Scheepen naar de Ooftkuft van 't Eiland Java, om teegens die van Japara wraak te neemen, over hunnen gepleegden moord en dievftal en dan van daar naar Makaffer te zeilen, om die verraaders, welke meede al ons volk vermoord en onze Logie geplondert hadden, ook loon naar verdienften te verfchaffen; ingevolge dan van deeze order, deed Mariensze op den 31 ften van dezelve maand, met 160 man een landing na by Japara, en veroverde een houten fortje, dat door die Moordenaars aldaar opgerecht was , 't geen hy vervolgens, beneevens de geheele Stad Japara in brand ftak, na dat de fchelmfche Inwoonders, met verlies van 30 van de hunne, landwaards in gevlucht waren. Hy veroverde ook van hun 10Jonken,eenige praauwen en andere kleine vaartuigen, die hy alle tot op ~»t water deed afbranden, zonder by deezen onderneeming, één man verboren te hebben. Zoo ras nu de Bevelhebber van't nabuurig, Damak hoorde, dat wy ons aan die van Japara, zoo voorbeeldig gewrooken hadden, waar door hy groote fchaade had geleeden , en nu vreezende dat het mooglyk meede zyn beurt zoude worden, zoo zond hy eenigen der zynen aan den onderzeevoogd Martensze, zoo om  Ooft - Indifche Compagnie. 139 om de vreede en devriendfchap te verzoeken, als om zyne bemiddeling aan te bieden by den Keizer van Mataram, teneinde deeze onze gevangenen weer in vryheid ftelde en den Bevelhebber van Japara, voor zyne gepleegden moord en dievery de verdiende ftraf deed ontvangen; doch Martensze hier met de Scheepen zoo lang niet willende vertoeven, tot hy antwoord van dien Keizer had, verzeilde van daar naar Makaljer. Toen nu deeze tyding te Bantam en Jakatra, kwam, gav dit een groote verflaagenheid, en vreeze onder de Javaanen, meenende dat nu de tyd van de hier voorgemelde voorzegging daar was, en dat nu hunne Steeden opgelyke wyze als Japara, door d'onzen in kooien zoude gelegt worden, tot loon voor hunne voorgenoomen verraderye; daar nog by kwam; dat ter deezer tyd, eenige avonden aan malkander, een groote komeet of Staart-Star zig in 't Ooften aan den Hemel vertoonde en wyl de Javaanen daar omtrent zeer bygeloovig waren, verfterkte dit verfchynfel te meer hunne vreeze; egter deeden de Engelfchen hun beft, om hen te doen begrypen dat deeze vrees zondereenigen grond was,dewyl zy overvloedig in ftaat waren, hun niet alleen teegens ons geweld te kunnen befchermen, maar ook om d'onzen wel haalt geheel Indiën te doen ruimen, zeggende: niet eerder te zullen ruften, eer zy onze Opperlandvoogd Koen die hun zoo veel kwaadsgedaan had, leevendig of dood in handen kreegen en alle onze bezittinge in Indien verwoeft hadden; om welk ontwerp ter uitvoer te brengen, zy bereids 15 wel voorziene Scheepen op de ree voor Bantam hadden, en om te toonen dat deeze gezegdens waarlyk hun meenigwaren, overvielen en vermeefterden zy door verraad, op dea  I40 Hiftorie van de Nederlandfche den isden van Wintermaand, naby Bantam, ons Schip de Zwarte Leeuw, dat van Patani kwam meteen laading van 152 duizend guldens aan Koopmanfchappen en wilden het volk dwingen, op belovte van dubbel foldy, in hun dienft overtegaan en daar en booven nog hunne agterftallige maandgelden te zullen betaalen , 't geen deeze egter weigerden} waarop zy hen, op elv man na, die geleegenheid kreegen hunnen handen 't ontkoomen, gevangen hielden. Ruim een maand voor dit geval, was Pieter van den Broek met het Schip de Gouden Leeuw van de Choromandeljcbe, Kuft en laatft van Sumatra voor Jakatra aangeland, gelyk wy hier voor verhaald hebben; deeze kreeg nu van den Heer Koen bevel, om als gezaghebber van den handel in 't Roode Meir, met het Schip den Engel (waar in een kargazoen van over de twee Tonnen gouds was) weer derwaards te zeilen, doch komende aan den hoek van Ontong Java, kreeg hy door een Hollander, welke met een kleine Praauw van Bantam kwam, bericht, dat de Engelfchen het Schip de Zwarte Leeuw verraadlyk overvallen hadden en nu in1 de Straat Sunda kruiften, om op 't Schip den Engel te paffen, van welkers vertrek, zy door hunne landsgenooten van Jakatra kondfchap hadden gekreegen; waarom hy befloot, dat gevaar 't ontwyken en, weer naar Jakatra te keeren, alwaar hy van den Opperlandvoogd order kreeg, zyne voorgenoomen reize naar 't Roode Meir, te ftaaken. Ook ontflipte ons Schip de Oude Zon dat van Japan kwam, nog gelukkig de roovzieke handen der Engelfchen, alzoo het zelve op dien eigen dag, dat zy de Zwarte Leeuw genoomen hadden, tuffchen Bantam en Jakatra, aan de grond  Ooft-Indifche Compagnie. 14* grond raakte en door de boots van onze Scheepen, die op de reede voor Jakatra lagen, nog gelukkig gered en in veiligheid op de gezeide reê gebragt wierd. Dit zou meede een fchoone buit voor de Engelfchen geweeft zyn, dewyl de inhebbende laading, 559 duizend guldens bedroeg.-. Men zag nu zonneklaar, dat de Engelfchen zig nu niet meer bedekten, maar als openbaare vyanden zig gedroegen en voorneemens fcheenen, alle onze Scheepen te bemachtigen , doch om hiervan egter meer zeekerheidste hebben, zond den Opperlandvoogd Koen eenige der zynen met een briev aan den Engelfchen Zeevoogd Thomas Dael, waar in hy van deezen de reeden afvroeg, waarom hy ons Schip de Zwarte Leeuw door verraad overrompeld en genoomen had, met verzoek van het zelve weer in vryheid te ftellen en alle vyandlykheeden te ftaaken, of dat hy Opperlandvoogd anders genoodzaakt zou zyn, geweld met geweld te keeren. Waarop dien Engelfchen Zeevoogd aan onze afgezondenen onder veele hoonende uitdrukkinge zeide: dat zyn Voorneemen niet alleen was, alle onze Scheepen te bemachtigen en daar na onze Logie te Jakatra t'overweldigen, maar ook onzen Opperlandvoogd Koen, 't zy leevendig of dood in handen te krygen. De Pangerang van Bantam en de Koning van Jakatra, waren over dit voorval zeer verheugd , en fcheenen nergens meer naar te haaken, dan om nu door openbaar geweld, dat geene ter uitvoer te brengen, dat hun door lift miflukt was en fchoon zy op 't verzoek van onzen Opperlandvoogd beloovt hadden, zig in *t geheel niet met den twift tuffchen d'onzen en de Engelfchen te zullen bemoeijen, zo liet egter den Pangerang, aan onzen Koopman Abraham van Uffelen (die met eenige an-  I4r2 Hiftorie van de Nederïandfche andere in de Bantamfche Logie gebleeven was) aanzeggen: dat hy hem wel uitdrukkelyk liet verbieden, van eenige Scheepen of vaartuigen naar den mond van de ftraat Sunda te zenden, om onze aankoomende Scheepen van 't voorneemen der Engelfchen te verwittigen. Ook had de Koning van Jakatra met behulp der Engelfchen j een nieuw bolwerk teegen over onze Logie doen oprechten en daarop bedektlyk eenige ftukken gefchut geplant,niettegenftaande eenige zynerOrangkayes, onder fchyn van vriendlykheid, over en weer gingen, om een naader vergelyk met onzen Opperlandvoogd te treffen. Doch zulks was flegts een lift van dien Koning,om daar door d'onzen van 't verder verfterken van de Logie en 't maaken van nieuwe bolwerken ter hunner verdeediging , aftetrekken; egter bereikte hy daaromtrent zyn oogmerk niet, alzoo Koen daar aan zoo veel hem. doenlyk was , liet arbeiden, maar moeft nu alles door zyn eigen volk laaten doen, daar hy te vooren verfcheiden vrye Javaanen tot hulp had. De zaaken der Maatfchappye waren nu zoo wel te Jakatra als tot Bantam, in een zeer zorglyke ftaat. Daar en booven waren onze Scheepen die omtrent Jakatra ofwel voor 't Eiland Qnruft ten anker lagen, zeer reddeloos en dus niet lang beftand teegens de verfche macht der Engelfchen; men had om dezelven eenigfints te dekken , wel een fchans op 't gezeide Eiland opgerecht en daarop eenig gefchut geplant, maar men was te zwak van manfchap, om deeze een geruime tyd teegens de vyandlyke macht te kunnen befchermen; dus ftondhet zeer {legt met d'onzen oefchaapen, zoo zy geen tydigen onderftand uit de Molukkes kreegen. Op den aaften van Wintermaand, ftrooiden r de  Ooft-Indifche Compagnie. 143 de vyanden een gerucht uit, dat zy voorneemens waren s'nachts met zeeven duizend man, onze Logie te overrompelen, waartoe zy eenmeridyke verfterking uit Bantam verwagtten; welk gerucht zodanig eene verflagenheid onder de weinige Chineefen en Javaanen, die nog om en by onze Logie woonden, veroorzaakte, dat zy in aller yl met vrouwen en kinderen uit hunne wooningen vluchtten en fchoon d'onzen deezen nacht geen leet gefchiedde, bevonden zy egter s'morgens, dat aan de weftzyde der Rivier, dwars voor onze Logie, en verlchanfïïng, door de Engelfchen een fchootvrye wal wierd opgerecht, die toen bereids een vadem hoog was en waar aan de Javaanen nog fterk arbeidden; daar en boven wierd onze Logie van alle kanten met battaryen omcingeld en de Rivieren met paaien toegeflooten; waar door d'onzen genoodzaakt wierden, alle mooglyke middelen tot hun veiligheid aantewenden en fchoon onze meeften werken nog onyoltooit waren , liet inen de nieuw oprechte fchietkat, met twee ftukken kanon voorzien. Langs den Rivierkant of de weftzyde van onze verfchanmng, ftond nu voltooit, het nieuwe Huis Mauritius, zig (trekkende in de lengte,ten zuiden enten noorden en aan welkers noordeinde, nog een punt wierd gemaakt,dat hetNoordwefter Rivier-punt genaamt wierd, doch dit was nog niet hooger dan tw ee voet boven den grond opgetrokken en voorts met planken voor een aanloop afgefchooten,'t geen egter niet vry voor een Musketfchoot was. De Gordyn aan den Noord of Zeekant, tusfchen het Noordwefter Rivier-punt enhetNoordooft Zee-punt, was van aarden,9 voet hoog en 7 voet dik opgeworpen, doch zonder borftweeringen, hetlaaftgezeide punt, was meede nog niet ho-  144 Hiftorie van de Nederlandfcbe hoger dan 't Gordyn, egter met een palliiTade en borftweering en een houten dak om voor dert reegen bevrydt te zyn, voorzien. Na de Stads of zuidzyde, verftrekte onze oude Logie Nasfau, meede voor een gordyn , even als het Huis Mauritius aan de weftzyde langs de Rivier, makende dus te famen een winkelhaak. Aan de Ooftzyde waren, behalven de kat die het zuidlykfte naar de ftadftond,en het zuidooft punt maakte, nog twee bolwerken met pallilTaden aan malkander geflooten; dog aan het oprechten van het punt aan de zuidweft zyde, teegens de huizen Mauritius en Naffau was nog geen begin gemaakt, maar alleenlyk de plaats daar het zelve gefteld moeft worden, met bamboezen omzet. Aan Metaal enYfer kanon ontbrak het d'onzen niet, zoo dat onze werken daar van overvloedig voorzien waren, alleen haperde het aan buskruid, waarvan maar een fooberen voorraad, zoo in de Logie als op de Scheepen was. Onze Opperlandvoogd liet op den i^iltn van Wintermaand, zyne Raaden byeen komen en ftelden hun voor: of men in deeze naare tvdsomftandigheeden raadfaam kon vinden, onze Logie te Jakatra verder te verfterken en tot het uitterfte te befchermen, dan of men de werken Hegten zou en Jakatra geheel verlaaten; waarom tot het eerfte beflooten wierd en men tot behoudenis van onze nieuwe vefting, de Engelfche zou doen verzoeken en aanzeggen: dat zy hunne werken teegens over onze Logie opgerecht, moeften flegten , om dat die alleen maar ftr ekten, om het verder verfterken van onzeLogie te belemmeren ; of dat men anders genoodzaakt zou zyn om middelen te gebruiken, die hun zeekerlyk onaangenaam zouden zyn. B Toen  Ooft - ïndifche Compagnie. I45 Toen onze afgezondenen deeze boodfchap aan de Engelfchen bragten, gaaven zy daar op ten antwoord : dat zy niet, maar den Koning van Jakatra deeze batteryen had doen opwerpen, dochdat zy egter tot hunne eigen veiligheid, die werken hadden helpen maakeff en ook niet voorneemens waren,dezelve op onze aanmaaning te flegten. Dus men uit dit antwoord ligtlyk kon opmaaken, dat hun meenig was onze _ Logie nogmeerder te benaauwen en rondfom in te fluiten; om zulks dan voortekoomen, wapende onze Opperlandvoogd alle zyne manfchap en liet een heevige uitval op de Engelfche werken doen, die ftormenderhand wierden ingenoomen en meerendeels omver geworpen of met hunne Logie aan de vlam opgeoffeft; ook verbrandde men alle deChineefche en Javaanfche huizen, die na by onze logie ftonden, om dat de vyanden daar in niet neftelen zoude; men had egter by 't vernielen der vyandlyke werken verzuimt, of men was door de zwaare vlam en rook verhindert geworden, om een bolwerk te flegten, dat aan de weftzyde op den hoek van de Rivier, door de Engelfchen was opgerecht en met een borftweering van oude kabeltouwen voorzien, op welke battery, de Engelfchen hun grov gefchut geplant hadden, die daags daar aan zynde den ^ften van Wintermaand , daar uit heevig op onze nieuwe vefting fchooten, dat men niet onbeantwoord liet zelfs zodanig, dat verfcheiden ftukken gefchut van hun reddeloos en onbruikbaar gefchooten wierden; doch men had egter by den voorigen uitval en by dit fchutgevaarten, 11 dooden en 12 gekwetften bekoomen , meerendeels Inlanders die in dienft der Maatfchappye waren, en wel een vierde part van ons buskruid verfchooten. II. Deel. K Den  ?4Ö Hiftorie van de Nederland/the Den suften liet de Landvoogd door een Luytenant en 30 Soldaaten, een aanval doen op het nogftaande gebleeven Bolwerk,die ook eerft de vyand aan 't wyken bragten, doch niet tydig genoeg van hunne makkers onderfteunt wordende, waren zy genoodzaakt met verlies van hun luitenant en vier anderen, de wyk te neemen. De Engelfchen en Javaanen wierden op dit kleine voordeel zoo moedig, dat zy hunne vernielde batteryen weer begonnen ópterechten en zelfs nieuwe, kort onder onze vefting daar by maakten ; ook hieuwen zy onze verflaagen Luitenant het hoofd af en fteld dat in triomph op een hoogen ftaak op hunne batterye ten toon. Men zat aan onzen kant meede niet ftil en voltooide zoo goed doenlyk onze begonnen werken , maar om ons volk voor 'svyands fchiet geweer te dekken, was men genoodzaakt, borft weeringen te maakên van koftbaare Choromandelfche kleeden en lywaaten,- by gebrek van andere ftoften. De Engelfchen die tot Bantam waren, hadden ook getracht uit weerwraak, onze daar zynde Logie te overrompelen, waarin zy door den liftigen Pangerang waren verhindert geworden, die zelfs eenige Javaanen had gezonden, om onze Logie te bewaaren en nu de goede man zogttefpeelen $ daar hy eerft oorzaak was geweeft van alle de Onluften die d'onzen zoo hier-j als te Jakatra waren bejeegent; ook zond hy een zyner Edellieden aan den Koopman Abraham van Ujfeleu ons Opperhoofd in de Bantamfche Logie, aan wien hy kennis deed geeven : dat de Engelfchen met den Koning van Jakatra vaftlyk beflooten hadden, onze nieuwe vefting te Jakatra, geheel te Verdelgen, 't geen hy uit Naam van den Pange* rang  Ooft- Indifche Compagnie', J47 rang} aan onzen Opperlandvoogd moeft doen weeten en hem waarfchouwen, om op zyn hoede te zyn; doch deeze veinzaard was te wel bewuft 3 de onmooglykheid om deeze boodfchap aan den Landvoogd te doen, dewyl de Engelfchen en Javaanen onze vefting van alle kanten bezet hielden; ook zou deeze tyding weinig gehólpenhebben, alzoo de Heer Koen nu al te wel béwuft, van 't vodrneemen der Engelfchen en die vart Jakatra was. Men had nu ook van onze Scheépen, die nog voor 't Eiland Onruft geankert lagen tyding bekoomen, dat de Engelfche Vloot in 't op zeilen Was, om onze vefting aan den Rivier kant geheel te beleegeren ; terwyl den Koning van Jakatra en zyn aanhang, zulks aan de landzyde zouden dóen; waaróp onze Opperlandvoogd zynen Raad in bedenking gav: wat men het raad%aamft en 't voordeeligft voor de Maatfchappye j in deeze zorglyke omftandigheden zoubefluiten ; de meefte ftemmen waren eerft van gevoelen, dat beft en voordeeligft was, om de goederen, gelden en Effecten, aanboord van de- Scheepen te brengen, vervolgens met al ons .volk op dezelve overtegaan en dus Jakatra geheel te verlaaten; in aanmerking neemende; de weinige voorraad van buskruiden dat daar en bovèn de Javaanen ligtlyk de fpruit der Rivier, die het zoete water in onze Logie bragt, zouden kunnen floppen of verleggen en dus óns volk van dorft doen verfmagten. Doch de Opperlandvoogd en andere van, den raad begreepen: dewyl onze vefting nü in een goeden ftaat van teegenweer was, men nog zoo haaft niet befluiten moeft, om dezelve te verlaaten ; daar was ook geen geleegenheid, om de goederen af te fcheepen, doordien de Rivier door K 2 de  f48 Hiftorie van de Nederlandfcbe. de Javaanen met paalwerk was bezet en onze Scheepen nog voor 't Eiland Onruft ten anker lagen. Dit laatften dan naader in aanmerking genoomen zynde, kwam men onderling tot een befluit, om voor eerft Jakatra niet te verlaaten en onze Scheepen op de reê van die ftad te doen komen op dat zy aan *t Eiland Onruft, niet door de Engelfchen wierden aangetaft of door hunne branders vernield. Ook waagde men 't om eenige paaien daar de Rivier mee geftopt was, onder 5t bereik van 't vyandlyk gefchut uiterukken , en daar door onze Scheepen een vryen doortocht tot voor de vefting te baanen, gelyk zy dan ook den sc-ften van Wintermaand, daar aan kwamen; wanneer beflooten wierd: teegens den volgenden dag, een' generaalen ftorm te doen op 't vyandlyk bolwerk aan den wefthoek van de Rivier, om alzoo den mond van dezelve weer geheel open en vry te krygen; maar toen men beezig was om alles tot deezen tocht gereed te maaken, kreeg men tyding, dat elf EngelfcheScheepen in't gezicht waren , waar door dit voorneemen wierd geftaakt en den Opperlandvoogd zig aanftonds aan boord van onze Scheepen begav, om de Engelfche te gemoet te loopen ; laatende tot Bevelhebber in onze vefting, den Opperkoopman Vleier van den Broek, ook bleeven daar by hem, den Koopman Evert Harmensz, den Predikant Adrtaan Jacobsz Hulzebos, Jan van Gorkum Kapitein, Abraham Stryker Luitenant, Henrikus de Haan Doctor en Pzeter van Ray en Jofef Nutelaar onderkooplieden, beneevens 65 minderen Officieren en ambagtslieden, isKonftapels enBoffchieters, 70 Soldaaten , 25 japanders, 16 Chineezen, 70 andere Inlanders, 70 a 80 Jongens en 30 a 40 -Vrouwen j te famen omtrent 400 zielen, die . Ü 3 vaa  Ooft - Indifche Compagnie Ï49 van allen voorraad en noodwendigheeden, overvloedig voorzien waren behalven buskruid, waar aan zoo wel in de vefting, als aan boord van de Scheepen, groot gebrek was. Den siften van Wintermaand met den dageraad, vertrok den Opperlandvoogd met zeven Scheepen van de Jakatrafche Reê, als de Oude Zon, 5t Wapen van Amfteldam, Delft, de Gouden Leeuw, de Engel, de Valk en de Jager, {tellende zyn koers noordwaard aan,naar deEngelfche Vloot; die met ons genoomen Schip dé zwarte Leeuw, nu elf Scheepen fterk zynde, s'namiddags met den zeewind, het meede op d'onzen aanzettede en omtrent een kanonfchoot van onze Vloot, boven den wind het anker wierp; wanneer aanftonds een trompetter die de Nederduitfchen taal fprak,met een Sloep in onze Vloot kwam en uit naam van den Engelfchen Zeevoogd onze Vloot kwam opeifchen, met belovten : zoo men zig goedwillig overgav, dat dan al de agterftallige maandgelden, zoo van officieren als gemeenen zouden worden betaald, zonder dat zy als krygsgevangenen zouden worden aangemerkt, maar hunne volkomen vryheid behouden en in allen deelen wel behandelt zoude worden, maar dat by weigering, hy d'onzen met geweld tot de overgaav zou dwingen, zonder dan eenige van de gezeide voorrechten te genieten; waarop de Heer Koen liet antwoorden: dat zoo men ons S^hip de zwarte Leeuw niet aanftonds terug gav, hy genoodzaakt zou worden zyn fchaade te verhaaien en geweld met geweld tekeeren. Met welke boodfchap, deeze afgezonden ( onder 't uitbiaiken van een meenigte fcheldwoorden) weer naar zyn' Zeevoogd keerde. Onze Opperlandvoogd kreeg op den eerften K 3 * van  jgo Hiftorie van de Nederland/the. van Louwmaand 1619 bericht van Jamby, dat de Engelfchen met d'onzen aldaar waren handgemeen geweeft, waar by een Engelfch Koopman was dood gebleeven en aan onzen kant een Bottelier én een Inlander; éok dat ons Schip de Bergerboot, den 2Óften van verloopen maand, van daar naar Jakatra gezeild zynde, gelukkig de handen der Engelfchen was ontfnapt. Dewyl men nu 's avo'nds te'vooren in 't Noordweften, een Schip had gezien, befloot men dat dit mooglyk de Bergerboot was, waarom Koen bevel gav: de ankers te Hgten en boven den wind te geraaken, om 't fezeide Schip te behouden; dus hy dwars op de mgelfche Vloot aanzeilde, waar door vyv van hun Schéepen, die boven den wind geankert lagen, niet weetende wat ons voorneemen was, hunne kabeltouwen kapten, na hun andere'Scheepen afweeken en d'onzen dus een vrye vaart lieten , waar door deezen den wind van hun kreegen en den volgenden morgen wat verder zeewaards liepen , om de Bergérboot op te zeilen. De Engelfchen ligtten toen meede hunne ankers en kwamen d'onzen weer boven den wind, wanneer zy het met al hun macht, op onze Vloot aanzetteden en aanftonds met fcherp begonnen te fchieten, dat door d'onzen niet onbeantwoord bleev; het gevegt was aan beide zyde heevig èn duurde byna vier uuren, men had in onze Scheepen daar by 7 dooden en 15 gekwetften bekoomen en wel een derde van het buskruid verfchooten; het verlies der Engelfchen was onbekent, doch zal ook zeekerlyk niet gering geweeft zyn. Geduurende het gevegt, was 't Schip de Bergerboot gelukkig tuffchen de Engelfche Vloot doop gezeild en by onje Scheepen gekomen 3 met verlies,  Ooft- Indifche Compagnie. *$V Hes egter van de boot met 16 man, die voor uit op kondfchap waren gezonden en in 'svyands handen vervallen waren. Teegens den avond liepen de beide Vlooten kort onder de wal in elkanders gezicht ten anker*, wanneer onzen Landvoogd zyn Raad byéén riep , om te overleggen wat verder te doen ftond ; de gevoelens van den Raad waren zeer verfcheiden en verward,de meefte(temmen waren egter van begrip: dat men op nieuws de Engelfchen moeft aantallen, doch gebrek aan buskruid reddeloosheid der Scheepen de weinige manfchap en ryke ladingen aan d'eenen kant, en een verfterking van drie Scheepen die de Engelfchen van Bantam kreegen, aan de andere zyde, verydelde dit befluit; dus men de ankers ligtte en weer naar Jakatra liep, om met hulp van de daar zynde ïeeden van den Raad, het bovenftaande nader 't overweegen. De Engellche Vloot (die nu 14 Scheepen fterk was) volgde d'onze eerft wel kort op de hielen en fcheenen voorneemens hen weeder aantetaften, doch eindlyk deinsden zy ter zyde af en wierpen weer hunne ankers. ' Toen nu den Scheeps Raad weer in 't Schip van den Landvoogd vergadert was ( want niemand van .Jakatra in onze Vloot konde koomen) kwam men 'na ryplyk overleg van 'teen en ander, tot een befluit : om geen naderen flag met de Engelfchen te waagen, welkers kwaade uitkomft mooglyk de ruïne der Maatfchappye zoude na zig fleepen, maar dat de Heer Koen met de Vloot naar Jmhtna zoude zeilen , daar al de zeemacht der Maatfchappye by eenzamelen en daar meede zyn landsgehooten te Jakatra, zoo dra mooglyk te hulp koomen. Doch zoo deeze het teegens den Koning van Jakatra en de Engelfchen te kwaad kreeK 4 gen,  350- Hiftorie van de Nedfrland/che gen, dat zy dan moeften zien, een overeenkomft met den vyand aantegaan, zoo voordeelig als hun doenlyk was. Waar toe de Engelfchen zig nu nog eerder zoude laaten beweegen, dan waneer men een ongelyken Scheepsftryd voor de tweeden maal, met hun gewaagt had. Men had teegens dit befluit egter verfcheiden teegenwerpingen ingebragt,waar van wel de voornaamfte was, de onbarmhartige behandeling ende kwaade trouw die men aan ons volk in Jakatra pleegde, welke men nu aan hun ongelukkig lot overliet, zonder eenige hulpe of byftand te geeven; maar behalven dat deeze in de nieuwe vefting, van manfchap en allen ly vtocht reedlyk voorzien waren, zoo was haar grootfte gebrek, de weinige voorraad van buskruid, dat ook zeerfchaars aan boord van de Scheepen was; waarom men goedvond , by het genoomen befluit te beruften; 't geen den Opperlandvoogd in een briev aan den Bevelhebber van onze vefting ¥. van den Broek liet weeten en hem daarby teevens vermaande: de fterkte zoo lang als eenigfints mooglyk was, teegens 's vyands macht te befchermen en wel, tot dat hy met nieuwe verfterking van Amboina zoude komen om 5t beleg op te flaan; maar zoo de nood hem tot eerder overgaav dwong, dat hy dan de vefting liever aan de Engelfche dan aan de Javaanen moeft inruimen en trachten zoo voordeelig een overéénkomft met den vyand aantegaan, als h doenlyk was. En vooral op zyn hoede te zyn, om onder fchyn van vriendfchap, niet verraaden te werden. Na dit brievje nu met een Inlander afgezonden was, vertrok Koen met de Vloot van de Rivier van Jakatra, naar Amboina, doch liet het •Fregat Ceylon, dat twee dagen te vooren van  Ooji- Indifche Compagnie. 153 Sukkadana op Jakatraas reede was gekoomen, naar den mond of de weftzyde van de ftraat Sunda zeilen , om daar op onze Scheepen die naar Jakatra of Bantam wilden, te kruiffen en de Bevelhebbers van 5t voorneemen der Engelfchen kennis te geeven. Ook zondhy ten zeiven einde, het Schip de Jager naar Solor, zoo ook de Valk en de Bergerboot naar Javaa's ooftkuft en Bima, om ryft en andere leevensmiddelen. Toen nu de Bevelhebber Van den Broek, van het vertrek onzer Vloot kennis kreeg en zig aan den zeekant door de Engelfche Vloot en aan de landzyde door de Javaanen ingeflooten zag, zonder fpoedige hoop van ontzet; zoo hield hy het vertrek onzer Vloot geheim voor zyn volk, om hen de moed niet te doen verliezen en liet dag en nacht aan de nieuwe batteryen arbeiden die dan ook op den I3den van Louwmaand 1619 in volkoomen ftaat van teegenweer waren en waarop men dien eigen dag de Hollandfch ftandaards plantte. Zoo dra nu de Koning van Jakatra en de zynen zagen, dat onze Logie in een' genoegzaamen ftaat van teegenweer was gebragt en d'onze voorneemens fcheenen zyn geweld nog lange te verduuren; zondt hy op den ï4den, zyn Sjhabandars fchryver, met een vreede vaan in de hand en een eigenhandigen briev aan onzen Bevelhebber , dien hy verzogt ? met hem in vreede en vriendfehap als voorheen te willen leeven; welke betuiging hy 'sdaags daar aan vernieuwde met verzoek, dat Van den Broek eenige der zynen aan zyn hof wilde zenden, om weederzyds de voorwaardens van vreede te beraamen, waar teegens hy eenige zyner Orangkays als pands-lieden in onze Logie zoude doen blyven, tot de oveieenkomft getroffen was: gelyk deeze pands-lieden, zig dan K 5 ook  154 Hiftorie van de Nederlandfcbe ook aanftonds alsGyzelaars in onze Logie aanboor den, waar teegen onze Bevelhebber aan hem afzond, den Opperkoopman Evert Harmensz, den Predikant Huljehos en Doctor De Haan, die vervolgens ten Hove kwamen en aan hem bekent maakten: dat onze Bevelhebber wel geneegen was, al het vooiieedene te vergeeten en te vergeeven, ook voortaan met hem in vreede en vriendfchap te willen leeven en geen nieuwe werken voor de weederkomft van den Opperlandvoogd Koen te zullen maaken; maar dat hy niet voorneemens was, eenige der nieuw gemaakte werken teflegten, gelyk de Koning begeerde; want dathy, ( fchoon in vreede leevende met zyne Majefteit) geftaadig teegens 't geweld en de kagen der Engelfchen moeft op zyn hoede zyn. Op deezen aanbod hield zig den Koning zeer verftoort, om dat men aan zynen eifch niet ten vollen wilde voldoen, egter gav hy niet onduidlyk te kennen : dat men hem met een goede lomme gelds wel te vreede zoude konnen ftellen. Onze afgezanten keerden dan vruchtloos teegens den avond te rug, gelyk ook de Orangkays weer naar hun Koning gingen; egter zond die Vorft den volgende morgen weer twee zyner voornaamfte Edellieden, met verzoek ? dat onze gezanten weer by hem ten Hove wilden komen, 't geen deezen dan ook deeden, doch onderweg wierden zy door eenige Engelfchen gefluit, die begeerden dat zy zig zouden laaten blinddoeken, om door hun alzoo, voor den Koning en zynen Raad gebragt te werden, alwaar deBritfcbe Zeevoogd toen meede teegenwoordig was, om dan nader over een verdrag te fpreeken; waar toe onze afgezondenen niet wilden verftaan, zeggende  Ooft-Indifche Compagnie. 155 de met hun of hunnen Zeevoogd niets te doen te hebben. Op welk antwoord; zy d'onzen te lyv wilden, doch deeze wierden door de byzynde Javaanen befchut, egter fpuwden zy alle vuile laftertaal en fcheldwoorden teegens d'onzen uit, noemende den Landvoogd Koen, de oorzaak van alle de ontftaane onluften. Dus de onzen (uit vreeze voor de overmacht der Engelfchen ) weer naar de Logie te rug keerden , meenende dat ,nu de onderhandeling geheel was afgebrooken s doch 'snamiddags kwamen weer eenige Javaanen, met verzoek dat zy zig by des Konings broeder N den Temanggong wilden begeeven, die volkoomen laft had, om met hun een overéênkomft te fluiten. Zy danderwaards gekoomen zynde, fprak deeze van de groote fchaaden, die zyn broeder door d'onzen geleeden had, begeerende daar voor agtduizend Reaalen van agten en dat men daar en boven, nog de laatft gemaakte fchietkat en batterye zoude afbreeken, die de ftad Jakatra het meeft benaauwden; doch onze afgezanten zeiden hem: dat men tot het laatfte in geenendeele zou*zoude verftaan, dewyl de Javaanen door hunne trouwloosheid, ons genoodzaakt hadden, die werken te maaken; maar dat wat den geld eifch betrof, zy daarover met hunnen Bevelhebber zouden fpreeken. Op deezen Eifch van den femanggong , liet van den Breek terftond den Raad beleggen, om te overweegen, wat men ten meeften nutte en voordeele der Maatfchappye, in deeze zaak moeft befluiten, hun in overweeging geevende: dat 'er nog wel vier maanden mooglyk verloopen zoude , eer men ontzet van den Opperlandvoogd uit de oofterfche geweften kon verwagtén en dat hy be-  156 Hiftorie van de Nederlandfche bevreeft was, het zoo een langen tyd , niet teegens de vereende macht der Javaanen en der Engelfchen ( door gebrek aan buskruid ) te kunnen uithouden; dat men ook, zoo ons eens het kanaal van verfchwater geflopt wierd, flegts twee maanden water in voorraad had; waarom hy oordeelde het beeter was, de vreede van den Koning te koopen, dan zig langer aan onvermydlyke gevaaren bloot te ftellen; 't geen dan ook vervolgens het eenpaarig gevoelen van den Raad was, dus men op den 19den van Louwmaand, met den Koning een verdrag trof, waar van de yoornaamfte inhoud was: „ Dat de Koning van Jakatra beloovde: de V( Verbonden , te vooren met de onzen ge„ maakt, getrouwlyk te zullen onderhouden en „ nakoomen, en ook moeten gedoogen, dat on* ze fterkte( die volgens zyn voorgeeven teegens „ de te vooren gemaakte Verbonden getimmert „ was) zoude blyven ftaan, zoo als die toen was, „ tot de wederkomft van onzen Opperlandvoogd. „ Dat hy ook niet zoude toeftaan, de Engel„ fchen een Logie of eenige huizen zoo naby aan „ ons Fort als dezelve te vooren gehad hadden, „ zouden timmeren. Zoo meede, dat geen Ja„ vaanen of Chineefen, eenige huizen in onze „ nabuurfchap zouden mogen oprechten als ten „ minften twintig vadem van de huizen der In„ diaanen, welke ïn onzen dienfl waren. „ Voor alle welke vrydommen, men aanftonds „ aan den Koning zouden betaalen 6000 Reaalen x van agten, te weeten 5000 Realen in kontan„ ten en 1000 in kleeden; waar meede dan alle „ kweftien en verfchillen zouden af gedaan en te „ niet zyn. Maar de Koning van Jakatra, hield zig aan die  Ooft Indifche Compagnie. 157 dit beftand maar weinig dagen, wanneer zyn fnoode veinzerye (doch te laat) ontdekt wierd, ( welke ondeugd den meeften Javaanen eigen is, zullende dikwerv onder fchyn van vriendfchap, iemand een pook in 't hart drukken) hy dan om zyn voorgenoomen fchelmftuk, 't geen hy met den Engelfehen Zeevoogd gefmeed had , het zeekerftten uitvoer te brengen, gebruikte zyne aangebooren veinzery en liet den Bevelhebber van onze vefting Pieter van den Broek met eenige Neederlanders onder de grootfte betuiging van vriendfchap, by hem termaaltyd noodigen;die niet weetende wat te befluiten, zulks aan de uitfpraak van zynen Raad ftelden, waar van de meefte leeden van begrip waren: dat hy naar den Koning behoorde te gaan, om aan dien Vorft geen vermoeden te geeven, dat wy hem miftrouwden. Waarop,hy verzelt met dokter de Haan en nog zes andere Neederlanders en een zwarte Jongen, zig naar 't Hofbegav, met eenige gefchenken voor den Koning gefchikt; maar naauwlyks was hy daar gekoomen en neergezeeten , of de gefchenken wierden hem veragtlyk afhandig gemaakt en hy en de zynen naakt uitgefchudt langs den grond gefleept en verfcheiden maaien met voeten getrapt, waar na zy fterk gevleugelt voor den Koning en den Engelfchen Zeevoogd gebragt wierden, die hun eerft befpotteden over hun ligt geloovigheid, en toen Van den Broek een blooteKris op de borffc zetten en onder zwaare bedreiging Van de heevigfte pynen anderfints te zullen worden aangedaan , hem wilden dwingen, aan d'onzen in de vefting een briev te fchryven , waar by hy hun bevel gav: de fterkte aanftonds overtegeeven en zoo zy hier in weigerig waren, dat hy en zyne meede gevangenen, dan op de wreedfte vv'y^e zoude worden  158 Hi/lorie van de Nede'rlandfehe den ter dood gebragt en dat zy die in de vefting waren dan meede niet anders, dan een zeekeren dood te verwagten hadden; Fan den Broek ontfchuldigde zig zoö goed hem doenlyk was met te zeggen: dat zodanig een bevel niet gehoorzaamt zou worden,alzoo zyn Natie nooit gewoon wasdom de orders van een gevangen Bevelhebber te Volgen, maar dat die na zyne gevangen neeming, niet meer in zyn ampt, maar flegts als een gemeen perfoon gereekent wierd en dat, zoo hy Zelfs in de vefting als Raadsperfoon waare, hy zodanig een bevel ook niet zoude konnen gehoorzaamen, zonder daar over de ftraf des doods onderworpen te zyn; egter mogt zulks niet baaten, dus was hy door overmacht gedwongen, dien briev te fchryven, welke dan ook door een' lyveigen van onzen Koopman in de Bamtamfche Logie Korneüs Houhraken, naar de vefting wierd gezonden ; waar na hy en de zyne, in een onderaards gat, met handen en voeten in een blok geflooteiï wierden. Teegens den avond verzogt Houbraken (die van den Bantamfche Pangerang aan den Koning van Jakatra over een en andere zaaken was gezonden en dus niet wierd aangemerkt als een vyand, maar als een onzydig perfoon) om den gevangen Bevelhebber te fpreeken , dat hem wierd toegeftaan, wanneer deezen met malkander beflooten: dat hy terftond weer naar Bantam zou vertrekken , niet alleen om aan den Pangerang , den toeftand van onze zaaken tot Jakatra bekent te maaken, maar hem ook ondër belovten van een goede vergelding te verzoeken ? dat hy door zyn vermogen wilde bewerken, het ontflag van Van den Broek en de zynen, en verder hun vertrek  Ooft - Indifche Compagnie. l$$ trek naar Bantam, om aldaar te blyven, tot de weederkömft van onzen Opperlandvoogd. Als nu d'onzen in de vefting de tyding kreegen, dat de Koning van Jakatra het nieuw gemaakte beftand, zoo fchelms verbrooken en hun Bevelhebber zoo deerlyk mishandelt had; ilooten zy hunne poorten j bragten eenige pakken Lywaaten op de bolwerken om tot borftWeeringe te dienen en verkooren by provifie een nieuwen Bevelhebber, naamlyk den Onderkoopman Piet er van Ray. Den volgenden dag wierd Van den Broek door s'Koning Sjhabandaar en twee Engelfchen bezogt, die zoo lang zyne handen uit 't blok lieten fluiten, tot dat hy een nader brievje aan d'onzen in 't Kafteel gefchreeven had, ('t geen deeze hem dwongen te doen) waar by hy nader bevel gav: om de fterkte in 'svyands handen te geeven,die hun een Engelfch Schip tot hun vertrek aanbooden; doch toen d'onzen dit afgeperfte brievje ontvingen, gaven zy aan den befteller tot antwoord;: dat zy aan deeze Order niet zouden voldoen en liever het uitterfte wilden waagen. De Engelfchen waren nu ook met behulp der Javaanen beezig hunne vernielde werken weer opterechten en hadden aan de weftzyde der Rivier teegen over onze fterkte, een zwaare battcry gemaakt en dezelve met agt ftukken kanon voorzien, zonder dat d'onzen zig daar teegens durvden ftellen, of dezelven door hun gefchut te vernielen, wyl 't hen grootlyks aan buskruid mangelde en ten anderen, om niet hun gevangen landflieden in leevens gevaar te brengen ; ook wierd hun voorraad fober, waar mee Zy nu nog daaglvks voor hun geld, door de Ja-  Ï6ó Hiftorie van de Nedetiandfche Javaanen geryft wierden. Intuffchen liet de Koning aan hun weeten: dat hy bereid was, de gevangenen voor ioooo Realen van agten, haare vryheid, te geeven; waar op hem aooo Realen gebooden wierd,'t geen hem te gering was voor zoo veel menfchen, die daaglyks allerlei hoon, fmaad, elende en armoede moeften lyden en nog daar en boven, zoo de Koning den raad der Engelfche gevolgt had, de wreedfte pyniging zouden hebben moeten uitftaan,om daar door de fterkte en de gcleegenheid van de onzen in 't Kafteel, door geweld uit hun te trekken. Den 29ften van Louwmaand waren 'svyands werken voltooit en daar op 35 ftuks Engelfch gefchut geplant, ook zagen d'onzen op de naait by geleegen battery, kort onder 't Kafteel, dien dag te voorfchyn komen, hun gevangen en deerlyk mishandelde Bevelhebber, neevens de agt andere gevangenen allen fterk gevleugelt en met ftroppen om hunne halzen, tuffchen twee Engelfchen die de Hollandfche taal fpraaken, en Van den Broek wilde dwingen, om d'onzen toeteroepen: dat zy zig aanftonds moeiten overgeeven, dewyl zy nu nog göede voorwaarde konden bedingen, maar dat zy by weigering , met 6000 man zouden beleegert, uit 60 ftukken kanon befchooten en met 300 ladders te gelyk beftormt zouden worden, wanneer geen genade voor hun te hoopen was; maar hy riep hun een geheel andere taal toe en vermaande hen: dat zy nu toonen moeften Neederlanders en oprechte Batavieren te zyn; waarop hy by de ftrop agter over wierd getrokken en zoo met de overige langs den weg, weer naar hunne gevankenis gefleept, Daags  Ooft-Indifche Compagnie i6"l Daags daar aan, zond de Engelfche Zeevoogd Thomas Daal, een eigenhandigen briev aan d'onzen in 't Kafteel, waar by hy zig ontfchuldigde van 't bloed dat ftond'yergooten te worden, zoo zy zig niet op billyke voorwaardenwilden overgeeven, waar toe hy hen anderfintsmet geweld zoudwingen.Doch zoo zy voorneemens waren na aanrteemlyke voorflagen te luifteren, dat hy dan in plaats vari onze gemagtigdens, die aan hem zouden gezonden worden, aanftonds Gyzelaars in de plaats zoude zenden, tot de overéénkomft getroffen was; zeggende nog daar by: dat hy bereids met den Koning van Jakatra was overééngekoomen dat geene der onzen die in 't Kafteel waren, 't zy van wat Natie, eenig geweld of overlaft zouden worden aangedaan, maar dat zelfs die geene welke goed kort vinden , in dicnft der Engelfche Maatfchappye overtégaan, niet alleen alle zyne agterftallige maandgelden zoude worden betaald, maar daar en boven nog twee maanden gagie op hand genieten; begeeréndc hier op aanftonds antwoord. Onze nieuwe Bevelhebber raadpleegde daarop met de voornaamlte Neederlanders, die by hem in 't Kafteel waren, men nam dan nader in overweeging de gevaarlyke omftandigheden waar in men zig bevond, dat ons nieuw opgerecht huis Mauritius , nog niet geheel voltooit was en de wallen met geen aarden gevult, waardoor het zelve ligtlyk kon omverfchootén werden. Ook het gebrek aan buskruid, de meenigvuldigé zieken die in t Kafteel waren, en ten anderen dat 'er mooglyk nog wel drie of vier maartden verloopen moeften, eer men op ontzet kon hoopen, waarom de meeften van gevoelen waren: dat men zig op billyke voorwaarden aan de Engelfchen moeft overgeeven, II. Deel E welk  162 Hiftorie van de Nederhndfche. welk befluit aan hun Zeevoogd, wierd bekent gemaakt, die dan ook op den 3iften 'smorgens een Koopman alsGyzelaar aan d'onzen zond,waar teegens de Kapitein Jan van Gorkum, naar 't Hof van den Koning ging, die egter teegens den avond vrugtloos te rug keerde, doch den volgenden dag met de Engelfchen een overéénkomlt floot, waar van de zaaklyke inhoud was. De Hollanders zouden aan de Engelfchen overgeeven, de Vefting met al het gefchut en verdere oorlogs behoevtens en aan den Koning van Jakatra, het geld, de Koopmanfchappen, de 'juweelen en alle andere goederen, de Maatfchappye toebehoorende „ Waar teegen de Engelfchen aan d'onze bin„ nen ioof 15 dagen zouden leeveren, een Schip « met 4 goede ftukken , kanon, 50 handroers, „ 6 vaten buskruid en 50 pieken, om daar mee„ de te vertrekken met een' Engelfchen vryge„ lei briev van zes maanden, naar de Choromann delfche Kuft, of ergens elders waar^ hun goed„ dacht, uitgenoomen naar Amhoina of de Mo„ lukkes, voor welk Schip en toebehooien, zy „ eerft uit de kontanten der Maatfchappye, aan „ hun zouden betaalen 2000 ftukken van ag» ten, „ Alle de Chriftenen die in 't Fort waren, het „ zy van wat natie, zouden vry zyn en met zig jf mogen uitdraagen, alles wat hun eigen was; doch „ in kontanten maar 6200 Realen van agten, en „ zouden ook met hunne goederen, door deEn„ gelfchen voor den moedwil der Javaanen be„ fchermt worden. ■ „ D'onzen zoude genoodzaakt zyn, 'saaags w naar 't teekenen van dit verdrag, het Kafteel „ te ruimen en alle die wapens konden voeren, „ moe-  Ooft - Indifche Compagnie. 163 ft moeften plechtig belooven: tot den I ften van „ Slagtmaand 1616, geene wapenen teegens de „ Engelfchen'te voeren;ook zouden van hun 12 „ Gyzelaars aan boord van de Engelfche Scheepen „ gaan, tot dat in alles aan deeze overèénkomft „ voldaan Was. „ Zoo lang de Hollanders nog in 't Kafteel „ waren, mogten geen Javaanen in 't zelve kort men, als die door den Koning van Jakatra ge„ zonden wierden, en dat niet boven de agt „ peiibonen. Deeze overéénkomft was door den Koning van Jakatra, door den Engelfchen Zeevoogd en door 'de voornaamfte der onzen, die in 't Kafteel waren, onderteekent. Daar en boven beloovde de Engelfchen Zeevoogd dat onze gevangen Bevelhebber, neevens Zyn lotgenooten, op vrye voeten zouden worden gefteld en dat in plaats van de twaalv Hollandfche Gyzelaars, vier Javaanfche Edellieden en vier Engelfchen Koopluiden in 't Kafteel zig zoude vervoegen en daar meede als pandflieden bly ven, tot aan het kontrakt ten vollen voldaan was, ook dat hy op den volgenden dag en voorts zoo lang d'onzen nog in Jakatra moeften blyven, tot het Schip vóór haar beftemt, in gereedheid was, zyne Engelfche Soldaaten langs de Rivier poft zou doen vatten, om d'onzen voor den overlaft der Javaanen te bevryden. Op deeze belovten en om nog meerder gunften van den Engelfchen ZeeVoogd te Verwerven , vereerden d'onzen hem een Zilver Tafelfervies,'t geen den Opperlandvoogd behoorde en hy door den haaft verzuimd had meede te voeren, 't welk dien Zeevoogd beleefdlyk aannam, hoe zeer hy ook op den Heer Koen Verftoort was. L 2 Den  164 Hiftorie van de Nederland/die* Den aden van Sprokkelmaand al vroeg in den morgenftond, kwamen verfcheiden Engelfche Sloepen en Booten met volk aan 'tKafteel, zoo om onze twaalv gyzelaars naar boord van hunne Scheepen te voeren, als om alle de goederen der Maatfchappye die in 't Fort waren, op te fchryven; doch d'onzen geen Javaanen noch Engelfchen pandflieden ziende op daagen, ook dat den oever der Rivier met geen Soldaaten bezet was, zoo als de Zeevoogd Daal beloovt had, maar dat daar teegen, zig aan den mond van dezelve,een meenigte Javaanen vertoonden , vreezden dat het weer op verraad mogt toeleggen en weigerden het Kafteel overtegeeven, zeggende zig liever te willen dood vegten, als zig ontwapent te laaten vermoorden, te meerder : daar hun was beloovt, dat Van den Broek ende andere gevangenen, 'sdaags, te voren in vryheid zouden worden gefteld, dat meede nog niet gefchied was, ook hadden zy 'savonds te vooren van deezen een briev ontvangen ; waar by hy hun kennis gav : dat den Fangerang van Bantam den Koning van Jakatra en de Engelfchen had doen aanzeggen-, dat zy zig niet meer met de Neederlanders in 't Fort moeften bemoeien en dat hy en zyne meede gevangene gereed ftonden, om naar Bantam gevoert te worden, zoo hy hoopte tot een goed einde; beveelende hun flegts goeden moed te houden en geen accoord met de Engelfchen of Javaanen aantegaan , maar zig vooral voor hunne laagen te wagten. Dus bleek hier uit, dat Van den Broek geheel onkundig was van de onderhandling welke men met de Engelfchen had aangegaan en deeze ons weer zogten te bedriegen, waarom men goedvond, om zig aan het accoord niet te houden,  Ooft - Indifche Compagnie. 165 den, dewyl de Engelfche Zeevoogd daar aan eerft niet voldaan had. De Bantamfche hulptroepen te Jakatra, waren nu ook nog met 2000 man verfterkt geworden, hadden zig eenige dagen ltil gehouden en die van Jakatra en de Engelfchen met d'onzen in 't Fort laaten omfpringen,maar hun Veldheer ziende het nu op 't uitterfte gekoomen, dat de Engelfchen ons Kafteel en den Koning van Jakatra den fchoonen buit die daar in was, in handen zou vallen,op welkers beider bezit, hy lang gevlamd had, had flegts op zyn luimen geleegen en begav zig met een gewapende troep, naar 't Hof van den Koning van Jakatra, aan welke Vorft hy met d'eene hand een briev van zyn meelter overhandigden, en met den anderen hem een bloote Kris op de borft ftelden, begeei ende dat hy aanftonds1, zyn Stad en Ryk aan den Pangerang moeft overgeeven en met dezyne inballinglchap vertrekken , of zig op heeter daad van Kroon en leeven teffens beroovt te zien. Deeze Koning ziende zig van weinige der zynen verzeld, van zyne voornaamfte Orang-Ka'nes verlaaten en zyn Hof van alle kanten door de Bantammers omcino-elt, verkoos het leeven voor den dood en gav zyn Kris, Ryk en alles wat hy bezat, aan den Bantamfchen Pangerang over, waar na hy met zyn wyven en die nog van zyn aanhang waren, gebannen wierd naar 't zuidwefte gebergte van Tanaran, leggende aan de grenzen van 't Köninkryk Bantam, dus wierd nu deneenen bedrieger door den anderen bedroogen en op't onverwagts uit zyn Ryk verjaagd. Geduurende dit voorval, hadden d'onzen in de Stad Jakatra, een fterk gegil en rumoer gehoord en meenden dat zulks hun gelden zou, waarom L 3 zy  l66 Hiftorie van de Nederland]'che zy alle te waapen liepen, om zig tot het uiterfte te verweeren, doch kort daar aan liet de Bantamfche Veldheer hun zeggen; dat zy zig maar geruft en ftil moeften houden, dewyl het niet op hun, maar op den Koning van Jakatra gemunt ■was, ook liet hy den volgenden morgen van zyn gewonnen Stads muurenende opgeworpen batteryen der Engelfchen, witte vlaggen of vreede vaanen waayen, 't geen door d'onzen in 't Kasteel op gelyke wyze beantwoord wierd; hy fprak nu ook niet anders dan van zyne oprechten vriendfchap en trouwe geneegenheid die hy de Hollandfche Natie toedroeg en ftrooide onder de Javaanen uit: dat zyn meefter nooit den Koning van Jakatra uit zyn Ryk verjaagd zou hebben , zoo deezen niet het beftand, 't geen hy met de Hollanders aangegaan en daar voor óoooRealen ontvangen had, fchelmagtig had verbrooken, waar voor hy hem nu had doen ftraffen. Doch in hoe verre de geneegenheid des Vangerangs ten onzen opzichte ging, hebben wy bereids te vooren gezien en zullen het zelve in *t vervolg nog kl arder zien doorftraalen; dus dienden deeze fchoone woorden flegts om (waar 't mooglyk ) d'onzen in flaap te wiegen en zyn gehoopten buit, door lift en veinzery zoo veel te zeekerder magtig te worden. Doch d'onzen waren nu door hunne fchaden wyzer geworden en gaven nu niet meerder geloov aan de vleitaal der Javaanen. DeEngelfchen door deezefchielykeomkeering der zaaken, zig nu ook in hun meening bedroogen ziende, zonden een briev aan d'onzen in de Vefting, waar by zy zig ontfchuldigden, van aan de gemaakte overeenkomft en belovten niet te konnen voldoen, dewyl de gevangen Neederlanders naar Bantam vervoert waren, doch beloov- de.  Ooft'Indifche Compagnie. 167 de voortaan, de Javaanen niet meer te helpen, alzoo zy wel zagen,dat deeze zoo wel naar hun bloed als na dat der onzen dorften,en dat zy nu voorneemens waren den onzen byftand te doen , vermaanende hen: dat zy toch aan de vleyerye der Bantammers geen geloov zouden liaan en eindlyk veizogten zy om hunne floepen, en boots weer te rug naar boord te mogen voeren ,^ in de verbeelding zynde, dat hun zulks door 't gefchut van 't Kafteel zou belet worden. Men fchreev daar op aan den Engelfchen Zeevoogd tot antwoord : dat men aan onzen kant nog geneegen was, aan de overeenkomft te voldoen, zoo de geleegenheid zulks toeliet. Dat zy ook hunne floepen vry naar boort mogten haaien , of daar mee vaaren waar 'thun goeddacht en laatftlyk wat aanging den beloovden byftand teegens de Javaanen, dat zulks een goed enChriftelyk werk zou zyn. Den 4den van Sprokkelmaand zonden zy weer een briev aan d'onzen meeftendeels van den vorigen inhoud, maar men kan daar uit duidlyk zien, dat zy zoo wel bevreeft en verleegen in de ftad Jakatra waren, als d'onzen in 't Kafteel; ook verzogten zy om den volgende nacht hun grov gefchut dat op de batteryen lag, zonder verhindring voorby ons Kafteel naar boord te mogen voeren; 't geen hun niet alleen wierd toegedaan , maar ook beloovt: dat men dien nacht de wagt op onze wallen verdubbelen zou, om hun door ons kanon,teegens de Javaanen te dekken ,zoo deeze hun 't vervoeren van 't gefchut, beletten wilden. Den Pangerang van Bantam, nu door verraad meede Koning van Jakatra geworde, trok eindIvk het mom aangezicht van veinzery af en liet aan d'onzen door een briev weeten die Fitter L 4 van  IÓ8 Hiftorie van de Nederlandfche van den Broek op zyn bevel gefchreeven had en welke door het geweezen Opperhoofd van Pattam, Hendrik Janszoon. (Die door de Engelfchen met ons Schip de Zwarte Leeuw was genoomen, doch te Bantam in vryheid gcfteld) en den Koopman A: van Uffe'len, was gezonden dat zy de Vefting ende Koopmanfchappen welke daar in waren, aamhem moeften overgeeven volgens 't laaIte accoord met den Koning van Jakatra, aangegaan 3 wiens plaats hy nu vervulde en dat hy eenige praauwen zou afzenden, om ons volk naar Bantam te voeren, die daar vry en onder zyne befcherming zouden blyven, tot de te rug komft van den Heer Koen; gelyk hy ook ten dien einde vyv praauwen afzond, maar d'onzen tot de . overgaav van 't Kafteel aan dien verraader niet kunnende verftaan , trachten met de Engelfchen een nader accoord te maaken,om dat zy zig nog meer op hun 3 als op de Bantammers vertrouwden, doch deezen hadden daar nu geen lult in en bereids al hun volk en Oorlogs voorraad, weer aan boord van de Scheepen gebragt, dewyl zy zig nu ook niet meer by den Pangerang van Bantam veilig achtten 3 dus waren d'onzen wel genoodzaakt eenige punten en voorwaardens op te ftellen, op welke zy zig aan dienPangerang wilden overgeeven, alzoo zy toch geen kans zagen , om 't Fort tot de te rugkomlt van onzen Opperlandvoogd te behouden en het Bantamfche leeger daaglyks talryker wierd, egter was het gemeen daar fterk teegen en wilde liever hét Fort tot den laatfte man inhouden. De ontworpen punten wierden dan door onze Bantamfche Kooplieden Jamzoon en van Uffelen aan den Pangerang gebragt, welke daar in geen genoegen nam, maar d'onzen naderhand een eigen  Ooft - Indifche] Compagnie. 169 gen handigen briev zond, waar in hy hem twee weegen te kiezen gav en wel eerft, om met vliegende vaandels en't volle geweer uit de Vefting te vertrekken, 't zy naar Bantam of met praauwen naar ergens elders, mits alle de goederen en Koopmanfchappen in 't Fort bleeven ; of wel anders: dat zy inde Vefting zouden bly ven tot de weederkomft van den Heer Koen, mits dat al hun gefchut naar Bantam gevoert zou worden en niets als hun hand en zydgeweer zouden behouden, en laaftlyk dat hunne bolwerken tot den grond toe moeften gevegt worden. Geduurende dat d'onzen in 't Kafteel beezig waren hun op den Eifch van den Pangerang te bcraaden, kwamen op den 3den en 4den van Lentemaand voor 't Kafteel ten anker, de Jaglen Delft en de Tyger, van Jambi en AndragïriyX eerfte met 80 Laft en 't andere met 36 Laft Peper, welke beide gelukkig de handen der Engelfchen ontfnapt waren, wyl deezen kort te vooren met hun Vloot, de ree van Jakatra hadden verlaaten en Zeewaards gezeik waren, om op onze Scheepen die uit 't Ooften van Indien en uit Holland kwamen, te kruisfen. Doch 't Jagt' Delft was zoo reddeloos en oud, dat 'er beflooten wierd om 't zelve te floopen en de Iaading in 't Kafteel te bergen, maar de Tyger wierd aanftonds naar Amboina gezonden, na dat men alvoorens daar in gefcheept had, 17 Kiftjes Japans Zilver en 12 Bondeltjes met Diamanten, om zoo men genoodzaakt was, het Kafteel aan den Vangerang overtegeeven, dit nog by tyds te bergen. Oolc kreeg den Schipper een kort fchriftelyk verhaal meede voor onze Opperlandvoogd, van 't voornaamfte dat naar 't vertrek van hem naar Amboina, L 5 in  170 Hiftorie van de Nederhndfche in Jakatra gebeurt was, waar by zy verzogten? dat hy toch ten fpoedigften tot hun ontzet zoude koomen, dewyl 't hun ondoenlyk was, de Vefting teegens de overmacht der Bantammers en Engelfchen lang te kunnen behouden, zoo deeze; na dat zy de laatfte aanbieding van den Pangerang van de hand geweezen hadden mogten goedvinden hun geweldig aantevallen, befluitende deezen met te zeggen: dat Zy zig liever zouden doodvegten, dan een nadeelige onderhandling voor de Maatfchappye, met dien liftigen Pangerang aantegaan, waar door zy mooglyk voor altoos, in een geftrenge gevankenis of harde flaverny zouden moeten zuchten. Na dat dit Jagt vertrokken was, liet men aan den Pangerang tot Bantam weeten: dat zyne voorflaagen niet aanneemlyk waren , maar zoo hy kon goedvinden, om hun zoo lange in 't vreedig bezit van 't Kafteel en de goederen te laaten, tot de te rug komft van den Heer Koen,d&t zy hem dan aanftonds een vierde pari van hun gefchut en Koopmantchappen, naar Bantam tot een gefchenk zouden zenden en naderhand hem alles overlaaten. Intusfchen waren zy beezig, hunne nog onvoltooide bolwerken, met aarden te vullen, zoo dat het Kafteel nu taamlyk fterk en in een goeden, ftaat van teegenweer was, ook hadden zy uit 't genoopte Jagt, eenige vaten buskruid bekoomen, 9t geen hun befluiten deed: liever het uiterfte te waagen,dan zig op de genaade van een veinzaard en verrader te verlaaten. Toen deeze nu ons antwoord vernoomen had', hield hy zig zeer verftoort, zeggende aan Van den Broek: dat zyne landsgenooten de ondankbaarste aller Menfchen waren, daar hy om hun be~  Ooft-Indifche Compagnie. i?I behoudeuis, zyn eigen bloedverwant den Koning van Jakatra niet gefpaart had en zy nu weigerden zyne billyke voorflaagen aanteneemen, waarom hy nu voorgenoomen had,met behulp der Engelfchen, de vefting met al wat daar in was, door 't vuur en 't zwaard te vernielen. Seedert eenige dagen hadden, nu d'onzen in 't Kafteel, geen tyding van Bantam bekoomen en ziende'dat de Javaanen rondom het Kafteel in ruft waren, meenden zy dat den Pangerang met hun laafte aanbieding zou genoegen neemen, of daar over met hunne gevangen landsgenooten nog in onderhandeling was, waarom zy op den nden van Lentemaand, een onderteekent, Contrakt ingevolge deeze aanbieding naar Bantam zonden,met verzoek dat het zelve door den Pangerang met zyn handteekening bekra^tigt wierde, ook wierd na't afzenden van dit contrad, by den Raad beflooten: dat het Kafteel, voortaan Batavia, zou genoemt worden , 't geen ook dien eigen dag onder 't liaan der Trommels aan 'tvolk wierd bekent gemaakt en deeze naam met groote letters boven den inganc van 't nieuwe huis Mauritius geplaaft. leder ^er vier punten bolwerken kreegea ook hunne byzondere naamen, als het zuidooft punt, waar binnen de Schietkat ftond, Weftvnefland ( nu de Robyn genaamt) het zuidweft of landpunt Geldrïa (nu de Diamant) het Noordooft of zeepunt, Zeelandia (nu de Saficr) en 't Noordweft of Rivier punt, Hollandïa (nu de Paarl genaamt) ook maakte de Predikant Hulfebos dit befluit door een briev, aan den gevangen Bevelhebber P: van den Broek bekent, m liet men ter Eere van deeze benamingen, het  172. Hiftorie van de Nederlandfcbe het volk een drievoudig falvo uit het handgeweer doen, 't geen de Javaanen vreemt in d'ooren klonk, niet weetende wat 't een en ander beduide. Doch deeze vreugde was van korten duur, dewyl men op den 23Üen van Van den Broek een briev ontving, waar by hy hun kennis gav: dat de Pangerang in geene deelen het gezonden accoord wilde onderteckenen, maar nu met zyne Orangkays, voorgenoomen had, met behulp der Engelfchen, om alles door 't vuur en 't zwaard te vernielen, ten dien einde zou hy eenige bolwerken teegens over,ons Kafteel doen oprechten en daarop weeder Engelfch gelehut planten. Doch hy hoopten hun door 't geeven van gefchenken, nog tot een vergelyk te beweegen, waarom hy verzogt, dat d'onzen Ichoon zy de Javaanen beezig zagen om nieuwe werken te maaken, zy hen daar in niet verhinderen zouden, om niet geheel de nog overigen gunft van den Pangerang voor altoos te verliezen en Van den Broek en zyne meede gevangenen, in Ieevens gevaar te brengen. By deezen briev kreegen zy ook tyding van een Scheepftryd, die 'er op den loden van Lentemaand, in de ftraat Sunda was voorgevallen, onder 't beleid van onzen Opperkoopman 'jacques LeFebre met vier Scheepen, waar van drie uit Europa waren gekoomen, als Haarlem, 't Hart en een klein Portugeefch Fregat, dat op de reize yerovert was, benevens 't Schip de Zeewolv,'t geen deeze Scheepen ontmoet had, en tuffchen vier groote Engelfche Scheepen , waar by d'onzen na een dapper gevegt van eenige uuren,genoodzaakt waren geweeft,voor de overmacht te wyken en naar Amboina te loopen,  Ooft - Indifche Compagnie. 173 pen, zonder door de Engelfchen vervolgt te worden. Zy ontvingen ook 'sdaags daaraan nog twee nadere brieven van Van den Broek en Houbraken waar by deezen hun raadden: om een gefchenk van zes fluks Kanon en 4000 Realen van agten aan den Vangerang te zenden, om hem weer eenigfints in een goeden luym te brengen en daar door de overige goederen der Maatfchappye te verzeekeren. Doch deezen ende voorige brieven wierden door onze Raaden van 't Kafteel, in 't algemeen en door Kapitein Van Gorkum in 't byzonder, beantwoord en bondig weederleid, zeggende onder anderen daar by: dat zoo zy aan den Pangerang gefchut en geld tot een gefchenk zonden al eer deeze zig plechtig verbonden had, om 't Kafteel Batavia ongemoeit te laaten tot de weederkomft van den Heer Koen, dat zulks een mes zou zyn om zig zelfs de keel af te fteeken; waarom zy alle aanbiedingen verworpen, zoo de Pangerang aan zyn kant, niet plechtig op den Alkoran bezwoor om ze getrouwlyk te zullen nakoomen , dewyl zy op loffe belovten zig in 't geheel op hem niet wilden verlaaten, ook waren zy nu niet meer zoo kleinmoedig als voorheen en achten dat het Kafteel nu fterk genoeg was, om eenigen tyd s'vyands aanvallen te kunnen verduuren, immers zoo lange tot men ontzet uit de Molukkes kreeg, 't geen zy vertrouwden dat nu wel haaft zoude opdaagen. In tuffchen zond de Soefoehoenan Mataram,een Portugees als afgezant aan d'onzen in 't Kafteel, welke breed uitmaten de geneegenheid welke deezen Keizer voor de Neederlanders had en die nu van befluit was geworden, om hun teegens de Bantammers met een machtig leeger te helpen, zoo  174 Hiftorie van de Nederlandfche zoo zy konden goedvinden, met hem een verbond aantegaan, waar toe eenige zyner Orangkays bereids op weg waren, om 't zelve in zynen naam met de onzen te fluiten; doch behalven dat hun zulks fterk door de Bantamfche vrienden wierd afgeraaden, lag hun nog te verfch in geheugen, 't geene ten onzen opzichte in zyn zeeftadJapara was voorgevallen, fchoon hyzig daar omtrent geheel ontfchuldigde, en dat hy mooglyk door lift nu toeleg had, om weêrwraak te neemen over't verbranden van gezeide ftad; waarom zy zyne aanbieding van de hand weezen en deeze afgezant met weinig gefchenken te rug zonden. Dit voorval gebruikte egter den Fangerang van Bantam,tot een dekmantel om zyn loosheid daar onder te verbergen en voer teegens onze gevangenen heevig uit;over de ongetrouwheid der onzen, als willende nu (zoo hy zeide) met zynen vyand aanfpannen en hem verraaden, daar hy immers de oorzaak was, dat zy aan de genaaden der Engelfchen en die van Jakatra niet waren overgegeeven en hy hun zoo'n goed hart toe droeg en niet als billyke voorwaarden s had aangebooden, maar dewyl zy die nu verfmaadden, had hy . bevel gegeeven tot het opbouwen van een Fort, ' teegen over ons Kafteel, als ook om de omvergeworpen batteryen weer te doen oprechten, oni niet alleen onze ongetrouwheid te ftrafiên, maar ook om zig teegens de macht van gezeiden Keizer te dekken, die met 5000 man naar Jakatra in aantocht was. _ • ,.r. Dit wierd den onzen met alleen door de mntamfcbe vrienden met een briev bekent gemaakt, maar zy zagen ook op den oden van Grasmaand de oude batteryen genoegfaam tot de voorige hoog-  Ooft - Indifche Compagnie. I?5 hoogten opgeworpen en in ftaat om 't gefchut op te planten, dus men na ryp overleg belloot: deeze batteryen te vernielen eer dien met gefchut voorzien waren, 't geen dan ook met weinig teegen ftand aan den kant der Javaanen wierd uitgevoert,na dat men al voorens deezen had toegeroepen: dat zy met geen verder werken moeften voortgaan, of dat zy anders hen noodzaaken zouden , daar teegens geweld te gebruiken; ook had men tot hunne waarfchouwing, voor onzen uitval het witte vreede vaan dat van 't Kafteel waayde, ingenoomen en daar voor een roode bloedvlag in de plaats gefteld, die egter toen 't omverwerpen der batteryen en 't in brand fteeken der palliffaden verricht was, weer voorde witte vlag verwilfelt wierd. By de te rugkomft van de onzen in 't Kafteel, fchreev men aanftonds een briev aan den Bantamfche Temangorig die te Jakatra het gebied voerde, om zig te verantwoorden weegens den gedaanen uitval, alzoo de nood hun daar toe gedwongen had, om niet weer een beleegering van de Engelfchen 't ondergaan; die zeekerlyk deeze batteryen door de Javaanen hadden doen opwerpen, om daar op teegens onze Vefting, hun gefchut als te vooren te planten; want zy niet konden gelooven dat de Pangerang bevel had gegeeven tot het weeder oprechten der batteryen, na dat hy d'onzen beloovt had, alle vriendfchap te zullen doen en zoohy de ftad Jakatra al had willen verfterken teegens de aanvallen van den Soefoehoenan Maatram, die zoo men zeide met zyn leeger herwaards op weg was,hy zulks dan aandelandzyde moefte doen, alzoo d'onzen genoegzaam in ftaat waren, uit hun Kafteel den zeekant dier ftad te beveiligen; biddende hem dierhalven dat hy toch dee-  I7Ö Hiftorie van de Nederland]cbe deeze zaak niet ten ergften aan den Pangcrav^ wilde doen weeten, maar deezen onder 't oog brengen: dat d'onzen niet als op haar eigen behoud waren bedacht geweeft ende werkende Javaanen alvoorens verfcheiden maaien gewaarfchouwd hadden, om hunnen arbeid teegens ons Kafteel te ftaaken. Biedende laaftlyk by deezen briev aan,alle de fchaaden welke door den uitval veroorzaakt waren, te vergoeden: ook voegden zy by dezelve eenige gefchenken voor hem en den Sjabandar van Bantam, welke men al te vooren door 't geeven van gefchenken op onze zyde had gekreegen. Deezen briev wierd door een Inlanaer die de Hollandlche taal fprak afzonden en door den gezë\den ïemanggong met eenreedlyk bedaard gelaat ontvangen, 'tgrootfte waar over deeze zig beklaagde was, dat 'er by den uitval een voornaam Orangkaye en drie ander Javaanen gefneuveld waren en dat onze Bantamfche vrienden aan den Pangerang belooyt hadden: dat d'onzen in 't Kafteel de Javaanen niet beletten zouden in 't maaken van eenige werken, om de ftad Jakatra m ftaat van teegenweer te ftellen; egter beloovde hy ende Bantamfche Sjhabandar ,aan den Pangerangde zaak zodanig onder 't oog te brengen, als of het voorgevallene een misverftand was geweeft aan beide kanten; ook liet hy daags daar aan in de ftad Jakatra aan den kant van de Rivier, weer als te vooren een witte vreede vlag waayen, £ welk d'onzen in 't Kafteel zeer aangenaam was. Men had ook van 't voorgevallene zxsxVan den Broek en Houbraken kennis gegeeven en daarby een briev van ontfchuldiging aan den Pangerang van Bantam gevoegt, 't geen hun de gczeideri Sjhabandar geraaden had ; doch op deezen en op neg'  Ooft- Indifche Compagnie 177 nog een volgenden, kreegen, zy geen antwoord voor den 25 ft en van Grasmaand, 't geen egter weinig na haar genoegen was, alzoo de Bantamfche Vrienden hun daar by befchuldigden van ontrouw en 't verbreeken van hun woord, door 't vernielen der Batteryen, daar zy by den Paiigerav,g hurt Hooft te pand gelteld hadden, dat d'onzen in 'tKafteel, het verilerken van de ftad Jakatra niet beletten zouden, 't geen nu egter gefchied was, waar door zy zig en meer dan 70 anderen die in dienft der Maatfchappye tot Bantam Waren, aan de regtmaatige wraake des Pangerangs bloot fielden ; beiluitende deezen egter met hun bekent te maaken: dat zy door 't geeven van groote gefchenken, zig eenige Vrienden aan 't Hof gemaakt hadden, die hun beloovt hadden, den Vertoornden Pangerang te bevreedigen en van hem te verwerven, dat d'onzen in vrede en onder zyne befchenning zouden mogen blvven tot de weederkomlt van onzen Opper-Landvoogd. Deezen Brief wierd door den Predikant Huizebos en door den Kapitein vmGorhtm bondig wederleid , zeggende onder anderen daar by: dat of fchoon de Bantamfche vrienden hun geraaderi hadden om den Pangerang in 't verfterken vanjakatra niet te hinderen, zy zulks egter nooit beloovt hadden natekoomen en dat zy door 't doen van den uitval en 't ruineeren van s'Vyands werken, na hun begrip niet alleen het Kafteel Batavia en de goederen der Maatfchappye bewaard hadden, maar dat dezelve ook tot behoud van de Bantamfche vrienden was, dewyl men daar door de fchrik onder de Javaanen gebragt had, die zig nu wel wagten zouden, om hun aan 't leeven te koomen (als bevreeft zynde voor de wraak die d'onzen daar over zouden neemen) II, Deel M ZOO  178 Hiftorie van de Nederlandfche zoo lang men in 't bezit van 't Kafteel was. Men ichreev van wederzyde over deeze zaak nog verfcheide brieven, ook hadden onze Bantamfche vrienden het zoo verre by den Pongerang gebragt, dat hy uitterlyk zyne vriendfchap weer aan de Nederlanderen had toegezeid. Deeze briefwisfeling duurde tot den oden van Bloeimaand, wanneer onverwagt teegens den middag op de Ree van Jakatra aankwam, ons Fregat Ceylon met twee Raads Perfoonen van Neerlands Indien, üsPieter deKarf entier enAndries Soury, die door den Opperlandvoogd , van Amboina op den sden van Grasmaand waren afgezonden, om d' onzen tot Jakatra te verwittigen : dat hy voorneemens was zoo ras doenlyk en wel binnen drie maanden , met een geheele Vloot tot hun onzet uit 't Ooften van Indien te koomen, ook was deezen Raaden gelaft, zoo lange het gezag in de vefting te voeren en die te befchermen,zoo dezelve nogbeleegert was. Dit Fregat was met nog twee Scheepen van Amboina vertrokken, die volgens bevel van den Landvoogd, naar Greftik waren gezeild, om daar Ryft en voorraad voor de aanftaande Vloot te koopen, op welke hoogte het zelve dan ook van zyn meede makkers gefcheiden was ende reis naar Jakatra had voortgezet j zonder eenig Engels Schip ontmoette hebben. Men zond egter dit Fregat, uit vreeze dat de Engelfchen hier van de lucht mogten krygen , dien eigen nacht weer naar Greftik, of naar't daar teegen overleggende wefteinde van 't Eiland Madura, daar de verzamelplaats van onze Vloot door den Heer Koen beftemt was. Men gaf dien eigen avond van 't een en ander nog kennis aan de Bantamfche vrienden, ook kwam  \ Ooft-Indifche Compagnie. i~g kwam deeze tyding na verloop van weinig dagen den Pangrang ter Ooren, die neevens zyne Orangkays, daar vry wat over bekommert fcheenen , 't geen men befpeurde aan hunne meenigvuldige Raadsvergaaderingendie zy dagen nacht hielden, want zy zagen nu wel, dat zy door 't groote opgeeven der Engehchen misleid waren, die hun meer dan eens gezeid hadden • dat zy met hunne Vloot genoegiaam in ftaat waren, de geheele Watermacht onzer Maatf-happyete vernielen, waar mee den Pangerang zig dan ook gevleid had, hoopende als onze Vloot verfligen zou zyn ( dat niet zonder groote fchaade aan den kant der Engelfchen zou hebben kunnen toegaan , hydan op fyn gemak zig meefter zou kunnen maaken van 't Kafteel Batavia en van alle de bediendens en de goederen der Maatfchappye welke daar in waren, zonder dat de Engelfchen in ftaat zouden zyn, hem zulks te beletten; en om dan verder (volgens zyn fnood ontwerp) op geheel Java de Europiaanen te verdelgen. Doch het zag 'er nu geheel anders met de Engelfchen uit, die nu nog maar 14 Scheepen fterk zynde en geen nieuwe verfterking uit Europa bekoomen hebbende, alles tot een haaftig vertrek of liever tot een fchandelyke vlucht in gereedheid bragten, laaiende eenige hunner Scheepen opde brandwagt leggen, die zoo ras zy de Hollandfche Vloot vernaamen , aanftonds daar van kennis aan de overige Scheepen moeften geeven, om dan gezamentlyk de Ree van Bantam te verlaaten. De zaaken onzer Maatfchappye op 't Eiland Java, hadden, nu een geheel andere en beetere gedaante gekreegen, de meefte zwarigheid was maar hoe men gevoeglyk het Kafteel nog drie maanden zou kunnen inhouden, zoo de Javaa* M 2 nen  ï2o Hiftorie van de Nederlandfcle nen ons op nieuws mogten beleegeren; daar nog by kwam, de vrees voor onze Bantamfche vrienden , die feedert deeze tyding, veel naauwer als te vooren bewaard wierden en waar van men nu weinig fchryvers bekwam, door diende Vangerang onze weederzydfche brieven liet onderfcheppen, om ( waar 't mooglyk) onze geheimen te weeten. Doch geheel onverwagts en tot onuitfpreeklyke vreugde van onze Batavieren, kwam op den 27fte van Bloeimaand, uithetOoften opdagen en ter Reede van Jakatra voor ons Kafteel ten anker, het Jagt klein Hollandia, met de aangenaame en blyde tyding! dat onzen Opper-i andvoogd met zyn vloot bereids voor Japaia genaadert wa^, daar een landing had gedaan en voor de tweede maal daar alles uitgeplundert verwoeft en verbrand had, zonder een eenig man verlooren te hebben; ook dat hy ftaat maakte om den volgenden dag met zyn Vloot voor Jakatra te zyn, verzoekende in tuffchen aan de twee Raaden en Bevelhebbers van 't Kafteel, den Vangerang van Bantam van zyne aannaadering te verwittigen, met bevel om zig ten opzichten van 't Köninkryk Jakatra onzydig te houden. Deeze boodfchap aan den Vangerang was zeekerlyk een Krygslift van de Heer Keen, alzoo hy van 't Verraad door hem aan den Koning van Jakatra gcpleegt, met de Scheepen Haarlem, 5t Hart, de Zeewolven 't Portugeefche Fregatje, in Amboina tyding had gekreegen, zoo meede dat Jakatra wel door drie duizend Bantammers bezet was. Waarom hy dan ook zyne reize vervroegt had en irt 't eerft van Bloeimaand uit Amboina vertrokken was, laatende den ouden Opper-Landvoogd Reaal met een gedeelte der vloot de reize neemen over Makaffar, onï  Ooft-Indifche Compagnie. 181 om waar 't mooglyk den vyand afbreuk te doen, waar toe de geleegenheid zig egter niet aangeboodenhad, dus hy nuopdebeftemde zamelplaats met een Vloot van 18 Scheepen was,daar onder gereekent het Jagt klein Hollandia en de Scheepen 5t Wapen van Amfteldam en de Morgenftar, die gelyk wy gezien hebben , vooraf naar Greijïk waren gezonden en nu by de Vloot zig gevoegt hadden; ook had hy getracht de Engelfche Vloot 't ontmoeten en flag te leeveren, doch zy waren reeds van Bantam vertrokken en hadden met de vlucht zig naar elders begeeven. Den d8ften van Bloeimaand vroeg in den morgenftond, zonden de Bevelhebbers van 't Kasteel, volgens order vanden Opper-Landvoogd, een briev aan den Pangerang van Bantam , waarby zy hem kennis gaven: dat de Heer Koen met onze Vloot voor 'Jakatra gerraadert was en zig gereedmaakte om die Stad te beftormen, beveelende hem tot voorkooming van meerder onheilen , zig daaromtrent onzydig te houden. Ook liet onze Vloot deezen middag voor 't Kafteel Batavia het anker vallen, wanneer den Landvoogd beneevens de Heer Reaal ende verdere voornaameScheeps-Hoofden, onder 't gebulder van'tKanonen verfcheiden falvoos uit het handgeweer, ftatig en met groot gejuich! binnen't Kafteel ontvangen wierden , waar na de Landvoogd en zyne Raaden beflooten : om den volgenden dag het volk te doen landen en op de ftad Jahtra een ftorm te waagen; gelyk men dan opden o.güe , duizend Man ontfeheepte, dezelven onder 13 Vaandels van 80 Koppen verdeelde en dus alles tot den aanftaanden ftorm in gereedheid bragt; die dan ook opden softemethet aan breeken van den dageraad in een goede orM 3 der  i82 Hifïorie van de Nederlandfcbe der begon, een derVaandels begav zig naar deOoltzyde der Stad, om daar een loos allarm te maaken, terwyl de andere vaandels op de noordzyde aanvielen, aldaar met ftormladders een fterk fteenen Bolwerk beklommen en op een andere plaats door een fterke houten fchutting gemaakt van dikke planken heenbraken en daar door binnen de :>tad kwamen; de teegenftand der Vyanden was in 't eerft wel heevig, doch kort van duur, wanneer de meefte Javaanen de vlugt naamen naar een Plein voor's Kon in gs Hof, daar eenige kloekmoedige onder hen weerteegen ftand boden, doch zy wierden uit het Schietgeweer en door 't werpen van Handgranaaten zoo wel begroet, dat zy alle in groote wanorder de vlucht namen met agterlaating van 40 ftukken Kanon en 6 vaten Buskruid Zy waaren in alles zoo Bantamfche als Jakatrafche Javaanen 7 a 8 duizendKopken fterk geweeft en hadden de ftad van binnen overal begonnen te verfterken, zo dat wanneer de Landvoogd eenige dagen laater was aangeland , men veel werk zou gevonden hebben, hun uit hunne verfchansfingen te verjaagen, dat nu in weinig uuren gefchied was; waar door de Heer Koen nuMeefter van de Stad en 't Konink1 yk Jakatrawzs en 't zelve in den naam der Maatfchappye in bezit nam, na dat den Trouwloozen Pangerang, het zelve door verraad flegts' 16 weeken en 5 dagen bezeeten had. Daags daar aan, zynde den 3iften van Bloeimaand , liet men den vyand ongemoeit, die zonder eenige order wyd, en zydomzworven, maaide Opper-Landvoogd liet de puinhoopen van de verwoefte en halv verbrande Stad Hechten en de Bolwerken die nog in ftaat gebleeven waren, verder verfterken , met gefchut beplanten en van  Ooft-Indifche Compagnie, 183 van behoorlykeManfchap voorzien, om tot een voormuur van ons Kafteel te verft-rekken. Ook fchreev hy dien avond een brief aan de Bantamfche vrienden van den Broek en Hoithraken, waar by hy hun bevel gav: om den Pangerang, van al 't voorgevallene te verwittigen en teffens hem aantezeggen: dat hy in weinig dagen voornccmens was , met de vloot voor Bantam te koomen, doch voorgenoomen had, om hem daarvan eerft in 't vriendlyke kennis te geeven, met verzoek om alle zyne gevangene JLandsgenooten enlnlandfche bediendens der Maatfchappye, aanftonds in vryheid te ftellen en aan hem over te leeveren, of dat hy hem anders noodzaaken zou , die met geweld van hem te eiflehen. Den eerften van Zomermaand kreeg men door een Spion bericht: dat de verftrooide vyanden zig weer begonnen te herzaamelen en langs den Revierkant landswaards in zig verfterkten , waarom Koen zes hondert Man in agt Vaandels verdeeld, op hun afzond, die het ook volgens 't bericht bevonden en by de eerfte verfchanmng vry wat teegenftands van de Javaanen ontmoetten, doch eindlyk verlieten zy dezelven, waar na de andere Schans zonder (lag offtoot vermeefterten beiden geflegt wierden; ook vervolgde men de vyanden kort op de hielen, zoo dat ieder van hun naar een goed heenkomen omzag, zonder dat zy luft hadden, zig te weer te ftellen; waar na men wel een halve myl ver, alle de Javaanlche Huizen die langs den Rivier kant ftonden, in brand ftak , welke (door dien de meeften van Bamboezen gemaakt waren ) ras door den vlam tot asfche verteert wierden. Van Bantam kreeg men niet voor den 5den van eenige Javaanen die met kleine praauwen ter M 4 fluik  184 Hiftorie van de Nederlandfche fluik aan ons Kafteel kwamen, mondeling bericht : dat de Pangerang grootlyks onfteld en verflaagen was geweeft over 't verlies vande Stad Jakatra en wel voornaamlyk, over 't verbranden van den fchoonen Moorfchen Tempel welke daar in ftond, te meer daar die bygeloovige Mahomettaan rertrouwd had, die itad daar door genoegzaam verfterkt was geweeft. De gevangen Neederlanders hadhy aanftonds in een naauwe bewaaring gefteld en het hen geftaadig den dood dreigen. Hy had ook alle zyne, en de Jakatraafche Edellieden met hun Volk ontbooden, om zyn Stad met grooten fpoed, dag en nacht te verfterken j dewyl hy wel een diergelyk bezoek als Japara en Jakatra verwagttede, maar niet voorneemens was zig zoo haaltig ovcrtegeeven; doch zoo de nood hem daar toe mogt dwingen, had hy beflooten: eerft geheel Bantam te verwoeften en vervolgens al de Peperplantagien welke onder zyn gebied waren uitteroeien, op dat de Maatfchappye van'teen en ander, geen voordeel zou kunnen trekken. Den 6den zeilde onze Ópper-Landvoogd met zyn geheele Vloot van Jakatra naar Bantam, daar hy den 7den op de Ree kwam en aanftonds onze gevangenen van den Pangerang te rug liet eisfchen ? 't geen hy ook deed belooven, mits men aan hem een Perfoon van aanzien als afgezant zond, dat dan ook daadlyk gefchiede, maar toen deeze aan 't Hof kwam, weigerde hy de gevangenen los te laaten voor dat de Heer Koen plegtig beloovt had; dat hy Hem of zyne Stad geen Jeetzou doen; metwelkeboodfchaponzc afgezant terugkeerden , waarover denOpper-Landvoogd Zoo toornig wierd, dat hy nog dien eigen avond aan hem een briev zond j metbevel: om alle onze g*1  Ooft ■ Indifche Compagnie. 185 gevangenen zoo wel uit de Hollandfche logie als die van 't veroverde en verbrande Schip de zwarte Leeuw, binnen 2.4 uuren aan boord van de Schcepen te zenden, of dat hy anders genoodzaakt zou zyn, zodanige middelen ter verkryging van dezelve in't werk te ftellen, als bereids door hem en zyne Raaden goedgevonden en beflooten was. Dit klonk de Pangerang als een Donderflag in de Ooren, en de gevangen Nederlanders verwagttennu geen ander noodlot, alsom aanftonds gekrift te worden, waar toe hy bereids bevel had gegeeven, doch bedenkende, dat hy niet in ftaat zou zyn een lange en heevige beleegering te verduuren, alzoo zyn meefte nieuwe werken nog onvoltooit waren, ftaakte hy zyn gegeeven laft en liet binnen den bepaalden'tyd, alle de Neederlanders en Inlandlche bediendens der Maatfchappye , vry en vrank naar de Scheepen vertrekken, te famen wel 100 Perfoonen fterk, die nu eindelyk uit hunne akelige en langduurige gevankenisyerloft waren. Toen nu onze gevangenen in vryheid gefteld en aan boord gekomen waren, was aan den eifch van onzen Opper-Landvoogd door den Pangerang voldaan, waarom Koen, eenige Gezanten zond, om hem aftevraagen, of hy hem voortaan als vriend of vyand der Maatfchappye moeft aanmerken; op welke vraag deeze liftige Pangerang aanftonds verklaarde : dat hy geen ander voorncemen had , dan om met de Hollanders in een vaften Vreeden en in Vriendfchap te volharden, zeggende dat al 't geene ten onzen nadeele was ondernoomen, door den Koning van Jakatra en door 't opftooken der Engelfchen was verricht, die hem zeer hoog van haar groote macht hadden opgegeeven, doch nu M 5 't;er  i86 Hiftorie van de NederJandfcbe 't 'er op aan was gekomen, als laffe blodaarts de vlucht hadden genomen , niet alleen met hun vloot, waar van zy hem gezeid hadden, haalt met veel grooter macht te zullen te rugkoomen om de Hollanders geheel te verdaan, maar dat zelfs het volk dat zy inde Bantanfche logie tot hunne weederkomlt zouden laaten, 's nachts in ftilte het haazenpad hadde gekoozen; waarom hem niet aangenaamer zou zyn, dan om den Koophandel met de Maatfchappye op nieuws te hervatten en met kragt door te zetten. Ook kwamen verfcheiden zyner Orangkays by den Landvoogd aan boord, die door hem wel onthaald wierden en welke niet genoeg kondc roemen, de geneegenheid die de Pangerang en de JongeKoning van Bantam voor onze Natie had opgevat, ziende nu dat wyeen geheel ander volk waren, dan deEngeifche hun haddengezogt wys te maaken. Om nu egter eenige zeekerheid van de vlucht der Engelfche Vloot te hebben , zond de OpperLandvoogd het Schip 'tHart naar den mond van de ftraat Sunda, om te verneemen, werwaards deeze vloot gezeild was; welk Schip dan ook kort daar aan terug kwam met de tyding, dat de Engelfchen eenige dagen voor een Eiland na by Bantam ten anker geleegen en daar drie Bantamfche Jonken met peper hadden overgenoomen op rekening van hunne vordering welke zy ten laften van dien Koning en van dat Ryk hadden ; dat zy verder op den aden van Zomermaand, van de aankomft onzer vloot voor Jakatra, tyding hadden bekoomen, aan dat Eiland drie hunner Scheepen onttakeld en in brand geftooken hadden , door dien die oud en lek waren en vervolgens met hun overige elv Scheepen, de ftraat Sunda waren uitgezeild zoo men meende  Ooft-Indifche Compagnie. 187 de naar de Choromandeljche Kuft, doch voor hun vertrek, hadden zy den Javaanen die met de Jonken aanboord waaren geweeft en ook aan anderen verzeekert: dat zy m Wynmaand van dit Jaar nieuwe verfterking u;t Kngeland verwagtten en als dan met een verfche en groote macht voor Bantam, en Jakatra zouden vcrichyiien om d'onzen op hun beurt te verjaagen. Doch dit hun voorneemen viel geheel anders uit , alzoo dit zelve Jaar, nog zeven hunner Scheepên in Onze handen vielen, als twee voer Pdttam, vier voor'Jikou op Sumatra geleegen en één indeftraat Sunda, welk uit Europa kwam en door drie onzer Scheepen bezet zynde, zig by verdrag overgav. Onze Landvoogd wilde nu ook eens beproeven, in hoe verre hy op de Ichoone woorden van den Pangerang kon ftaat maaken, waarom hy met zyne vloot de Bantamfche Ree verliet en naar Jakatra zeilde ; laatende alleenlyk drie Scheepen om te handelen voor Bantam; doch het voorneemen van dien veinzaard wierd binnen weioigtyds ontdekt, dewvl hy niet alleen zyne eige inwoonders belettede met onze Scheepen te handelen, maar zyn Stad daaglyks liet verfterken en ook in ftilte eenige zyner Ooiiogfpraauwen voor de Rivier van Jakatra liet knullen, die alle de Inlandfche Vaartuigen dienaar ons Kafteel wilde, aanhielden en te Bantam opbragten; waar dooi hy niet alleen onzenKoophandelmetde Indiaanèn belettede, maar zelfs aan d'onze den toevoer van leevensmiddelen affheed, die zy nu van elders moeften hebben, dewyl de landen rondom Jakatra , onbezaaid en woeft lagen en wanneer men by hem daar over klagiig viel, veinsde hy daar van geene de minfte kennis te hebben; waarom Koen en zyn Raad beflooten: Piet er van den Broek met  l88 Hiftorie van de NederJandfche met eenige Scheepen voor Bantam tê zenden, om hem ernftig aftevraagen? of men hem als Vriend of als Vyand moeit aanzien, gelyk van den Broek dan ook al in 't laait van Hooimaand de Bantamfche Ree bezettede en deeze boodfchap aan den Pangerang fchriftelyk doen liet, met bevel om daarop binnen 24 uuren met ronde woorden te antwoorden. Hier op zond de Pangerang twee zyner Orantaijs aan boord, die eerft van den Broek van ontrouw en ondankbaarheid befchuldigden en eindelyk zeiden: dat het hun Vorft onverfchillig was, of men hem voor Vriend of voor Vyand hield. Waarop van denBroek dan volgens bekoomen laft, hem op den aden van Oogftinaand den Oorlog aanzeide en aanftonds met grov Gefchut uit onze Scheepen de Stad befchoot, ook deed hy den vyand alle mooglyke afbreuk, hebbende tot den Iiden van Slagtmaand (op welken tyd hy door den Bevelhdbber Fredrik Houtman vervangen wierd) 41 Inlandfche vaartuigen , meeft met hout en leevensmiddelen voor Bantam gelaaden, tot buit gemaakt en daar by een meenigte Slaaven bekoomen ; hy had egter gaarne het gezag over deeze beleegering langer gevoerd en was met zyn op ontboei niet wel te vreerien, alzoo hy die Stad (alwaar hy zo veel elende en fmaad had uitgeftaan) gaarne verder had willen benaauwen , doch hy zou zig eindelyk hebben moeten laaten vervangen, dewyl deeze nieuw begonnen Oorlog, wel tien Jaaren geduurt heeft, in welke tyd, verfcheiden het bevel over de Zeemacht der Maatfchappye gevoerd hebben en was nu door den Ópper-Landvoogd beftemt, om het Oppergezag over den Handel derMaatfchappyeop deKuften van gelukkig Arahïé, Pér fen en in 't Köninkryk Guzu* ratte,  Ooft - Indifche Compagnie. 189 ïattete vervolgenen nader te beveiligen, waartoe hy dan ook vervolgens op den 15de van Zomermaand 1620 wierd aangefteld en opden aóftevan dezelven maand, met het Schip 't Wapen van Zeeland daar heen vertrok. Dus hebben wy zoo kort ons doenlyk was een ömltandig bericht gegeeven , van de geringe beginiëlcn der ftichtinge van de Stad Batavia, naderhand de Hoofd en Stapelplaats der Maatfchappye in Ooft-Indiën en zullen nu (ons beftek vervolgende) verder zien, wat geduurende de Opper-Landvoogdy van den Heer Koen door hem ten voordeden der Maatfchappye is verricht. Alvoorens óaXvanden Broek naar 't Roode Meir vertrok, wierd hy neevens Willem Janzen in 't begin van 't Jaar 1620, met 12 Scheepen door den Opper-Landvoogd naar de ftraat Sunda gezonden , om op drie Lngelfche Scheepen die uit Europa verwagt wierden, te kruiffen; toen deezenu eenige dagen dit verricht hadden, kreegen zy een Jagt met eene Engelfche Vlag in 't gezicht, waarop zy twee Scheepen afzonden, doch eer men eenige vyandlykheid begonnen had, ftreek de Engelfchman zyn vlag, waar nahy vervolgens in de vloot gebragt wierd en aan d'onzen bekend maakte: dat 'er tuffchen de Hollandfche en Engelfche Ooft-Indifche Maatfchappyen , eene overeenkom!! getroffen was , waar van hy de origineele affchriften meede bragt en dat 'erdaaglyks een Hollandfch Jagt met de beveiliging van deeze tyding ftond te volgen. Op dit bericht Zeilde van den Broek met twee Scheepen en met 't Engelfche Jagt naar Batavia en gav dit nieuws aan den Heer Koen te kennen, die daar over zeer verwondert was; dog vreeZende of zulks ook eene Krygsliit der Engelfche mcgté  igo Hiftorie van de Nederlandfche mogte zyn, zond hy eenige Scheepen met dit Jagt naar Sumatra, daar de Engelfche Zeevoogd met eenige Scheepen lag, van wien men dan ook de nadere beveiliging verftond, en welke Zeevoogd vervolgen- met d'onzen, eerll naar Bantam en toen naar de Rivier van Jakatra zeilden, a!waa:'hy zovan 't Kafteel Batavia als van onze Scheepen, met eenige eere fchooten verwelkomt wierd, die ook doorhem wierden beantwoord, waar nn hy aan land flapte en van onzen OpperLandvoojd verzogt, om eene nieuwe Faktory op de oude plaa:rs, kort onder ons Kafteel op te rechten, 't geen hem door den Heer Koen vriendelyk wierd aigefliagen, maar egier vergunt, om b'nnedeStad Jakatra naby het oude KoningsHof, een Negotie Huis te bouwen, 't geen deeze Zeevoogd niet breed aanftond, dog dewyl hy hier nu niet meer als te vooren, over d'onzen den Meefter fpeelden, moeft hy zig zulks laaten welgevallen. Het gezeide Traktaat of deeze overéénkomft der Hollandfche en Engelfche Ooft-IndifcheMaatfchappyen, was na verfcheiden byeenkomften der wederzydfche gemagtigdens (zooals wy hier na breeder zullen vei haaien) op den 19de van Zomermaand des Jaars 1619 binnen de Stad London geflooten en beftond onder anderen puncten hier in: „ Dat men al het gepalfeerde in Indien, we„ derzyds malkander zoude vergeeven en ver„ geeten en men voortaan een goede vriendfchap, „ onderling onderhouden en langs hoe meer aan„ kweeken zou. v, Den Indifche Koophandel zou aan beide de „ Maatfchappyen op de meefte Plaatfen gemeen „ en vry zyn 5 uitgezondert dat de Engelfche in de  Ooft-Indifche Compagnie* igt „ de Molukfcbe Eilanden, en op Amboina en Ban„ da, maar een derdedeel in den Handel zoude „ hebben. „ Dat ter beveiliging van den Handel, de twee „ Maatfchappyen ten gemeenen koften, eene uit„ ruiling zoude doen van twintig Scheepen, weln kers getal zy vermeerderen of verminderen zou„ den, naardeomftandigheedendertyden. Deert ze Scheepen moellen van drie tot vier hondert » Lalt groot, ieder met 30 ftukken Kanon voori) zien en met 150 Koppen bemand zyn. „ Men zou ook wederzyds eenige Perfoonen » verkiezen, om het bevel over deeze Oorlogs» macht te hebben, welke den Raad van be» fcherming zou genoemd worden ; aan wien v het Haan zoude, om meerder kleine Scheepen » by gezeide Vloot, tot onderlinge befcherming n te voegen ; waervan wederzyds meede de hclvt> te in de onkotten en fchade zoude gedraagen » en betaald worden. „ Dat de Scheepen die opde Ree of in't gaan n en komen door onweer mogten blyven, voor » rekening zouden zyn van die Maatfchappye y> aan welke ze behoorden en dat, om de gc» fchillen voor te koomen, die over de andere n Scheepen zoude mogten koomen te ontftaan, n den Raad van befcheiming de waarde daarvan n zoude begrooten. „ Dat de Forten welken vande Portugeefen » overwonnen of wederzyds opgerecht waren , » zouden blyven in handen van die geenen weln ken ze toen hadden. Belangende het voorftel „ welke de Engelfche Maatfchappye had gedaan, „ om nog eenige Forten in Ooft-Indien tot haart re veiligheid te bouwen; dat de overweeging ,, daar van, nog twee of drie Jaaren zouden „ worden uitgefteld. „ De  Ï02 Hiftorie van de Nederland] cbe „ De Forten die men op de Molukfche Eilanden j, óf elders, vande Spaanfchen en Portugeefen „ zoude winnen, zouden ten gemeenen koffen, „ door een gelyk getal manfchap van beiden Nart tién bewaart, of anderfints onderling ver„ deeld moeten worden. Dat men ook gezaa„ mentlvk arbeiden zouden,om de vryheid van „ Handel in China en elders, daar men tot nog „ toe geen Koophandel had mogen dryvert, te „ verkrygen; en dat de Maatfchappyen weder» zyds malkanderen niet zouden mogen fluiten „ uit eenige Handel, op hoedanig een wyze „ het zelve ook zoude mogen zyn. Ook dat rt niemand als zy, zoude mogen worden toege, laaten tot den Indifche Handel, zonder deon„ derdaanen der Bondgenooten daar van uitte-' m zonderen. ,, Dat, zoo'er over dit Traktaat eenige yeirt fchillen mogten ontftaan, die door Bewind„ hebberen der beide Maatfchappyen in der minrt ne niet konden vereffend worden \ zulks aan „ den uitfpraak van den Koning van Engeland „ ende Algemeene Staaten der vereenige Neder„ landen zou gefield worden. „ Dit Traktaat of deeze Overéénkomft zourt de twintig agteréénvolgende Jaaren duurert , en weederzyds getrouwlyk onderhouden wor„ den: ook was het zelve door den Koning van „ Engeland en door de Algemeene Staten, met „ hunne goedkeuring bekragtigt en op den iófte „ van bovengemelde maand wederzyds onder„ teekend. Den 9de van Zomermaand 1620, wierd het bovengezeide Traktaat, zoo op de beide Vlooien, in 't Kafteel Batavia en in de Stad Jakatra opentlvk afgekondigt, waarna men al het gefchut van  Ooft - Indifche Compagnie. 193 van de Scheepen zoo op de Jakatraafche Ree leggende als van 't Kafteel deed losfen. Toen nu de vreede met de Engelfchen, aan alle onze Indifche Kantooren, door den OpperLandvoogd Koen was bekend gemaakt, begon hy op middelen te denken, om de vervallen zaaken der Maatfchappye, weer in vorigen bloey teherftellen; het eerfte en voornaamfte 't geen hem daar omtrent voorkwam was, om de oproerige Bandaneezen op nieuws aan't beftier onzer Maatfchappye 't onderwerpen, want fchoon onze bevelhebber Jan 'Dirkz Lam in 't Jaar 1616, het Kafteel op Poelo Ay en vervolgens dat geheele Eiland, onder de machtonzer Maatfchappye had doen bukken, deeze fterkte in behoorlyken ftaat van teegenweer gebragt en Revenge genoemd had; en vervolgens ook de Inwoonders der omleggende Bandaneefche Eilanden gedwongen, een nieuw en zeer voordeelig verbond voor de Maatfchappye, met hem aantegaan op de voet van het vorige Verbond van 't Jaar 1609 , waar by zy aangenoomen en plechtig beloovd hadden, haare Speceryen teegens een daar by geftelden prys, alleen aan d'onzen te leeveren; dog welk verbond zy niet alleen door 't opftooken der Engelfchen fchelmagtig verbrooken , maar zelvs onze Inlandiche Kantooren afgeloopen, de bediendens onzer Maatfchappye , die den Moorfchen Godsdienft niet wilden omhelzen, moorddadig om 't leeven gebragt en ook hunne fpeceryen, aande Engelfchen op 't Eiland Rhun (alwaar deze een klyn Fort hadden opgerecht) geleevert hadden. Hadden zy dit verbond zoo min nagekoomen als het vorige en ook het volgende welke den Opperland-Voogd Reaal 'sjaars daar aan en wel in 't Jaar 1Ó17, met hun had II. Deel. N aan-  194 Hiftorie van cïe Nederlandfche aangegaan, laatende zig geduurig door de Engelfchen opruyen, die hen geftaadig van leevensmiddelen, gefchut, oorlogs voorraad, volk en fcheepen voorzagen en hun dus over al de behulpzame hand booden. Waarom hy nu befloot: deeze zaak aan de overweeging van den nieuwen Raad der befcherming voortedraagen en hun wel ernftig te beveelen, om middelen uittevinden, ten einde men die oproerige Eilanders door kragt van wapenen dwingen kon, hunne aangegaane verbonden geftand te doen; zoo meede om den fpecerye handel aldaar, als inde Molukkes en op Amboina te verzeekeren, dewyl zulks nu het grootfte belang der beide Maatfchappyen was. Op dit voorftel, gaven de Engelfche gevolmagtigdens tot de gezeide vergaadering, op den eerften van Louwmaand 1621 te kennen: dat hun de nood der zaake wel bekend was, en deeze een fpoedige herftelling vereifchte; dat zy ook niet ongeneegen waren, daaromtrent (ingevolge de overeenkomft) d'onzen de hand te bieden, maar dat zy weegens gebrek aan Macht, Volk en Scheepen, buiten ftaat waren hier aan te voldoen. Waarop Koen verklaarde: dat hy dan met de byzondere macht der Nederlandfche Maatfchappye , die zaake zou gaan onderneemen en bevorderen. Hy zeilden dan ook met eenige Scheepen in 't midden van Louwmaand van Jakatra, kwam in 't midden van Sprokkelmaand in Amboina en ver volgens den 27ften voor 't Kafteel Najfau, geleegen op 't Eiland Neira (een der Bandaafche Eilanden) ten anker. Op 't verzoek van het Engelfche Opperhoofd in de Logie 't Amboina, had hy eenige brieven meede genoomen aan de Engelfchen die op Poeh Rhun een logie hadden, waar in deeze aan zyne Landsgenooten in 't geheim kennis  Ooft-Indifche Compagnie 195 kennis gav, van 't voorneemen onzes OpperLandvoogds dewyl hy, als geweeft zynde meede lid van den Raad der befcherming, van alles onderricht was; waar op deeze trouwlooze bondgenooten, niet alleen van den aanftag der onzen op 't hooge land van Banda, aan de Bandaneezen op Lonthoir bericht gaven, maar zetteden hun zelvs 4 ftukken gefchut by, om d'onzen in hunne onderneeming te dwarsboomen , zelvs ftonden zy deeze onze vyanden, die ook volgens de geflooten overéénkomft hunne vyanden moeften zyn, met raad en daad by, en fchoon de Heer Koen ("toen hy hiervan verwittigt was ) hen liet waarschouwen , om de zyde dier oproerigen te verlaaten , bleeven zy egter daar by en leerden deeze hun gefchut zoo wel ten onzen nadeele gebruiken, dat zy haaft ons Jagt, 'thart, datdoor den Opper-Landvoogd voor af was gezonden om de eerfte landing te doen, in den grond hadden geboord, of in de brand gefchooten, zoo het zelve niet in tyds door eenige Inlandfche vaartuigen buiten 't bereik van hun gefchut gefleept was. Door deeze handelwyze der Engelfche wierd Koen in zyn voorneemen te leur gerteld, om aan de zuid zyde van't hooge land v&nBandade landing te doen, waarom hy befloot aan de binnen of noordzyde van dit Eiland te landen, aldaar zig Meefter van 't gebergte te maiken en daar op zyn gefchut te planten; doch deeze tweede onderneeming liep door toedoen der Engelfchen met verlies van eenig volk meede vrugteloos af; egter gav hy den moed niet verlooren, maar liet vervolgens dertig Inlandfche vaartuigen bemannen die hy verfcheide reizen het Eiland rond liet vaaren en toen naar de zuidzyde van het zelve zond, welken op een zeekeren beftemden tyd de N a lan-  196 Hiftorie van de Nederlandfcbe landing aldaar moeften onderneemen, juift eert uur laater dan hy een aanval op de noordzyde zou doen en daar door de Bandaneezen aan dien kant gelokt zou hebben om hem teegen te gaan; wanneer het ingefcheepte volk geleegenheidkon vinden , om aan de zuidzyde te landen en de hoogtens te winnen, eer den vyand zulks gewaar wierd, welke lift hem dan ook zoo wel gelukte, dat, terwyl hy met de oproerige aan den noordkant handgemeen was, d'onzen aan den zuidkant niet alleen zonder eenige tegenftand de hoogtens wonnen, maar zig ook van de Stad Lonthoir meefter maakten, eer dat de Bandaneezen zulks gewaar wierden, waar na zy ze tuffchen twee vuuren bragten en daar door noodzaakten , om door de vlucht het flagveld te ruimen en d'onzen dus meefter van 't hooge land van Banda te laaten, alwaar in korten tyd, alle de kleine Steden en Dorpen wierden ingenoomen, dog aan de Inwoonders die zig aan onze Maatfchappye wilden onderwerpen, vryheid vergunt , om aldaar met der woon te blyven; egter hield hy wel agt hondert vandevoornaamfteMuitemakers gevangen, die hy vervolgens op onze Scheepen verdeelden en mee naar Batavia voerde, om aldaar voor Slaven der Maatfchappye gebruikt te worden; doch veele oproerigen die zig eenigen tyd in 't gebergte onthouden hadden vluchtten naar Ceram en andere nabuurige Eilanden, van waar zy naderhand, nog verfcheiden ftrooperyen op de Bandaafche Eilanden hebben gtpleegt. Daar na veroverde hy in korten tyd het EilandRofingein; De Inwoonders van PoeloRhun, onderwierpen zig vryw'.Ilig en hadden zig pok geduurende deezen Oorlog ftil gehouden , waarom hy hen allen, als onderdaanen der  Ooft - Indifche Compagnie. 197 der Maatfehappye aannam, onder voorwaarde: dat zy al hunne rterktens flegten moeften , hun gefchut, handgeweer en verdere krygs voorraad, aan hem overgeeven en zig als getrouwe onderdaanen onzer Maatfchappye moeften gedraagen. De Engelfchen die aldaar een kleine fchans, met eenige ftukken Kanon voorzien, hadden, liet hy ongemoeid (fchoon zy hem in zyn onderneeming gedwarsboomd en veel kwaads gedaan hadden) en zulks om aan haar geen reden van klagen te geeven, dat hy haar uit hunne bezitting verdreeven had. Dus wierden door het wys beleid van onzen Opper - Landvoogd Koen, alle de BandaneefcheEilanden, aand'HollandfcheMaatfchappye onderworpen, 't geen egter de Engelfchen met geen goede oogen aanzagen, fchoon zy daar toe, door het niet toebrengen van der noodige hulp, zelvs oorzaak hadden. gegeeven. Deeze verovering wierd op den 11 den van Lentemaand op Neira en wel voornaamlyk binnen 't Kafteel Nasfau en in onze op deReê leggende Scheepen, met veele vreugde bedryven gevierd; welke gedachtenis nog s'Jaarlyks aldaar onderhouden word. Wanneer nu onze Opper-L andvoogd , in Banda aanvanklyk alles op een goeden voet gebragt had ende voornaamfte muiters naar Makasfer en elders had doen voeren, zeilde lry in gezelfchap van tweeordinaareRaaden van Neerlands lndi'ènFredrik Houtman en Willem Janszen, met zyne vloot te rug naar Amboina , alwaar Herman van Speult toen vierde Landvoogd der Maatfchappye was, tot welk ampt deeze door den ZeeZeevoogd en Raad van Neerlands Indiën Steven van der Hagen, in 't Jaar 1618 by provifie was aangefteld, in plaats van den voorigen Land-.Voogd Adrïaan Maartensz Blok, die om eenige N 5 moei-?  It)8 Hiftorie van de Nederlandfche moeielykheden met de Inlandfche Grooten , daai* van vry willig afftand had gedaan en in welke bediening, vanSpeultoók vervolgens in't Jaar 1619 door den Opper-Landvoogd Koen was beveiligd. Deeze had in 't begin van zyn bewind, op 't loflyk fpoor van zynen braven voorganger, een nieuwen Land-Raad, beltaandeuit veertien van de voornaamlte Orangkays aangefteld, in plaats dat Blok de leeden van deezen Raad, maar tot zeven bepaald had, waar door dan tuffchen hem en eenige andre Edellieden van Amboina, welke hy niet tot leeden van deezen Raad benoemd had, verfchillen waren ontftaan geweeft, 't welk van Speutt tot genoegen van deeze Edellieden nu had uit den weg geruimd.Voor deezen Raad, moesten alle verfchillen en rechtszaaken der Inlanders beflegt worden, 't geen de Amboineezen byzonder naar genoegen was, alzoo zy te vooren , flegts aan de uitfpraak van twee of drie Orangkays afhingen. Kort hier aan, had hy ook alle de voornaamlte Inlandfche Vorften met hunne Coracord's aan 't Kafteel ontbooden, om met hem volgens Jaarlykfche gewoonten , door den eerften LandVoogd Fredrïk Houtman ingefteld, de zogenaamde Howi tocht t'onderneemen, om daar door de omleggende Eilanden in bedwang te houden en nu voornaamlyk, om de Inwoonders van de Eilanden Bom,: en Kelang te ftraffen, over hunne Menfchen roveryc, zoo op Amboina als Leytimor gepleegd. Tot deeze vloot waren 35 Ooiiogs Cora coraas met vier duyzendInlanders voorzien, aan 't Kafteel gekoomen, waar by hy zeftig Europiaanen had gevoegd en daar meede niet alleen Zyn voorneemen bereikt, maar zelvs deeze Roovers gedwongen had, hunne gemaakte Slaaven  Ooft-Indifche Compagnie, 199 te rug te geeven en voor die geenen welken zy naar andere Eilanden vervoerd en verkogt hadden, vergoeding te doen. Ook hadhy s'Jaars daar aan, een diergelyken tocht ondernoomen, om den fluykhandel van de kruidnagelen met de Engelfchen en de Inwoonders van Hoewamohel, Loehoe en Kambello te beletten, die op het bericht, 'tgeen de Engelfche hun van onzen llegten toeftand te Bantam en elders hadden gegeeven, de ftoutheid hadden gehad , om teegens de plegtigfte verbindteniffe aan, hunne nagelen in 't openbaar aan de Engelfche te verkoopen, zonder daaromtrent eenige acht op de bediendens onzer Maatfchappye te liaan ; die zy met den nek aanzaagen, om dat de Engelfchen hunwys hadden gemaakt, dat de Hollanders wel haaft geheel Indiën zouden moeten ruimen , en dat zy dan den geheele handel in Amboina , de Portugeefen in de Molukkes en de Franfchen te Bantam zouden hebben. Men had egter de Engelfche Handelaars s'jaars te vooren daar wel van daan gedreeven, doch deezen waren toen naar de Eilanden Boero of Amblauw geweeken , alwaar die van Loehoe en Kambello, hun de nagelen toevoerden; doch nu had onzen LandVoogd zig met een genoegzaam getal Coracoraas voorzien, om die vreemde Handelaars, den fluikhandel geheel te beletten, zelvs had hy de Inwoonders van Loehoe enKambello gedreigd: om alle hunne nagelboomen omver te kappen en hunne boffchen in brand te fteeken, zoo zy de vreemde handelaars langer aanhielden; Deezen door den nood gedwongen, beloovden ook voortaan ftiptelyk . zig aan de geflooten verbonden met onze Maatfchappye te houden, maar verzogten, dat men hun meerder geld voor de nagelen wilie betaald 4 len  aoo Hiftorie van de Nederïandfche len als by dezelve kontrakten bepaald was, alzoo zy van de Engelfchen voor de bahaar nagelen 80 en 100 Ryksdaalders kreegen; dit wierd hun ook op aanfchryven en met goedvinden van onzen Opper-Eandvoogd en van zyne Raaden, toegedaan; des tvan Speult door tuffchenkomft van eenige Orangkays, met hun in 't jaar 1620 over éénkwam: dat onze Maatfchappy voortaan aan hun 67 Spaanfche Matten voor de bahaar nagelen zoude geeven; 't geen egter s'jaars daar aan, door onzen Opperland-Voogd Koen, op 60 Spaanfche Matten of 70 gemeene Ryksdaalders gebragt en vermindert wierd. Deeze Amboineefche onluften , waren ook voornaamlyk berokkend, door een Ternataanfch Edelman ( die naderhand Stadhouder wierd over de landen welken de Koning van 'Termten in de Amboinfche Eilanden in eigendom behoorden ) hy was Kimelaha Hidajat genaamd, en bevoorens Onder-Koning van hernat en geweeft, hebbende dat Ryk beltierd geduurende de minderjaarigheid van Koning Modafar; Toen nu deeze wulpfche Vorft voor eenigen tyd, om 't vermoorden van zyn Vrouw, van -t gezach beroovd wierd; had hy gehoopt voor de dienften welke hy dat Ryk gedaan had, in deeze zyne plaats, als Koning van Ternaten te werden gekroond, doch zulks was nu anders uitgevallen en Modefar weer in zyne eer herfteld; waarover hy, misnoegd zynde, Ternaten verlaaten had en zig naar Amboina begeeven, alwaar hy in 't jaar 1620 opvolger van den voorigen Stadhouder wierd; hy was een loos en hoogmoedig Man en trachtte door verfcheiden bedekten wegen, de Amboineezen van ons aftetrekken, zy die Kriftenen waren , weer Moorfch te doen worden en zich op 't  Ooft - Indifche Compagnie. 201 op *t naauwft aan hem te verbinden; om zoo door den tyd, zyn oogwit 't geen hem in cIematen gemift had, in Amboina te bereiken en hier een oppermachtige heerfchappye opterichten. Uiterlyk vertoonde hy zig egter een Vriend der onzen, en gav zeivs voor, de bekwaamheid te hebben, omhaalt al onze verfchillen met deAmboineezen te zullen vei effenen, hy fmeedde ook een ontwerp, om de Inwoonders van Liftabatta een oproerig en trotfch volk, op den noordhoek van 't Eiland Ceratn, die zig de heerfchappye van den Koning van lernaten ontrokken hadden, weeder tot hun plicht te brengen niet alleen, maar was 't doenlyk zig aan hem , onderdanig te maaken; om egter dit zyn voorneemen te bereiken , was hy genoodzaakt de hulp van onzen Landvoogd te verzoeken; die met een vloot Coracoras ook met hem daar heen zeilde, dit Dorp veroverde, het zelve weer onder zyn ouden, Heer bragten hetOpprehoofd gevangen naar 't Kalteel Victoria voerde, daar deeze eenigen tyd bleev, doch vervolgens op de voorlpraak van Kapitein Hitoe, weer op vrye voeten raakte. Ondertulfchen deed Hidajat zyn beft, om onder fchyn van ons te dienen, veele Orangkayys die onderdaanen der Maatfchappye waren, op zyne zyde te trekken en zig weerfpanning omtrent ons te gedragen, zelvs in zoo verre, dat toen onze Landvoogd in 't Jaar 1620, de tiongi vloot aan 't Kafteel ontbood, om op eenige weederfpannelingen los te gaan, maar weinigMoorfche Oran^kafs met hunne Cora eoraa's Opdaagden, wyl de meeiten door 't opftooken van dien Schelmfchen'Ternataan, oproerig waaren geworden. Terwyl nu het vuur van tweedracht in Amboina als in de affche fmeulde, kwam in 't Jaar 1621 de N 5 Heer  202 Hiftorie van de Nederlandfcbe Heer Koen met zyn vloot van Batavia alhier opdaagen. Deeze had wel gaerne gewild de onlusten door zyne tegenwoordigheid te vereffenen, doch voorneemens zynde, het ontwerp teegens Banda eerft uittevoeren,( alzoo de Maatfchappye hier meê grootlyks aangeleegen was.) gav hy bevel: om teegens zyne weederkomft en wel op den eerften van Zomermaand, alle de Opperhoofden ea Orangkafs der onderhoorige Eilanden en Dorpen, 't zy Mooren of Kriftenen, aan 't Kafteel te roepen met belovte van vrygeleide voor hunne perfbonen, ten einde op deezen algemeenen landdag hunne redenen van bezwaar te aanhooren en was 't doenlyk de gefchillen inder minne byteleggen. Kort voor zyn aankomft, waren ook de Engelfchen volgens het gemaakte verbond weer in Amboina aangeland, om een Negotie huisopterechten, waartoehundoor de Heer Koen, plaats wierd aangeweezen, ook vergunde hy haar, om op de Eilanden Loehoe en Kambello meede haar verblyv te neemen en met de Inwoonders ingevolge de overéénkomft vry te moogen handelen. Toen nu de Heer Koen als overwinnaar van Banda te rug gekeerd was, verfcheenende meeste KviüenOrangkafszoo meede eenige Moorfche op den beftemden dag aan 't Kafteel doch Hidajat en zynen aanhang, kwamen niet te voorfchyn. De Opperland-Voogd als voorzitter van deeze vergaadering, vermaande toen deeze Inlandfche grooten: om aan hem de reedenen optegeeven welken veele van hun bewoogen hadde om aan de reedelyke bevéélen van onzen Land-Voogd ongehoorzaam te zyn en dus hun eed en plicht, fchandtlyk te overtreeden; waarop veele van hun ea  Ooft - Indifche Compagnie. 203 en wel voornaamlyk de Mooren (die't meeft oproerig waren, rondborftig beleeden: dat zy daar toe door belovtenen zelvs door bedreigingen van den Ternataanfche Steede- Houder Htdajat gekoomen Avaren, doch nu verzogten om weer in genaaden te mogen werden aangenoomen, beloovende op nieuws, haar Eed van getrouwheid aande Maatfchappye op ftaande voet te vernieuwen en aan alle reedelyke orders van den LandVoogd niet alleen te gehoorzaamen , maar zelvs hem met een Hongi vloot teegens den muiter Hidajat, en zyn aanhang, ( zynde onder anderen de Orangkafs van Loehoe, Lefftdi en Kambello) byftand te doen ; waarop dan ook, aan alle die in deeze vergadering verfcheenen, door Koen genade vergund wierd en zy alle den Eed van getrouwheid aan de Heeren Algemeene Staten en Bewindflieden der Neerlandfche Maatfchappye vernieuwden. Ook kwamen na 't fcheiden van deeze vergadering, nog van tyd tot tyd, verfcheiden oproerige Edellieden en wel voornaamlyk die van Loehoe, Lefftdi en Kambello aan 't Kafteel, die zig vry willig onderwierpen, geevende Hidaiat de fchuld van al 't voorgevallene, zelvs viellen zyne eigen onderdaanen , of wel die onder Ternaaten behoorden, waer van de Inwoonders van'tEiland Manipavtt\ de voornaamfte waren , meede van hem af en gingen 'sjaars daar aan een verbond op den zelfde voet als d' overige Amboineefche Eilanden, met de Maatfchappye aan. Wanneer nu onze Opper-I.andvoogd, de rebellie voor eerft in Amboina gedempt had, verzeilde hy met eenige Scheepen naar Batavia, alwaar hy ook in 't Jaar 1625 aanlandden, hy vond hier alles op een taamelyk goeden voet, en liet kort  204 Hiftorie van de Nederhndfche kort na zyne aankomft, de punten of bolwerken van 't K afieel hooger opmetfelen met een foort van hartfteen, welke hy van den bodem der Zee kort onder eenig naby leggende Eiland door de Javaanen liet opviffchen, ook bragt hyhet zelve verder in een beeteren Haat van tegenweer. Den Koophandel, zynde het voornaamfte fteunfel der Maatfchappye, begon nu hier ook weer als te vooren in Jakatra te bloeien, en alles fcheen zig te fchikken om het nieuwe Batavia dat uit de puynhoopen van Jakatra verreezen was, de voornaamfte Koopftad van geheel Azia te doen worden. Hy verzuimde ook niet, om den Koophandel der Maatfchappye op alle handeldryvende plaatfen uittebreiden; ten dien einde zond hy ook in Grasmaand van *t volgende Jaar 1622- hetSchip Groningen waarop hy Willem Tsbrandsz Bontekoe als Schipper had gefteld (in aanmerking van deszelvs ongeluk en wonderbaare behoudenis; alzoo deeze met zyn Schip Nieuw Hoorn, waarmeede hy in Wintermaand 1618 uit Holland vertrok, vooraan inde ftraat Sunda inde lucht was gefprongen,egter door eenigen der zynen die 't gevaar met de boot ontvlucht waren, onbefchadigt opgevifcht en naar veel omzwervens en uitgeftaane elende eindelyk met de zynen behouden te Batavia was aangeland) beneevens noch zeven Scheepen onder't bevel van CornehsReyerszoon, naar China, om de Portugeefen, waar 't hun doenlyk uit Makao te verdryven en verder de vryheid van handel in China te bckoomen, welke ons door't opftooken der Portugeefen tot hiertoe nog niet vergund was, waarom hy dan ook aan den Bevelhebber Willem Janszen, die neevens eenige Engelfche Scheepen op een tocht naar-  Ooft • Indifche Compagnie. 205 naar de Manilhas was, order had gegeeven, zig met zyne Scheepen by deeze Vloot te voegen om dan gezaamentlyk de onderneeming teegens de Stad Makao te doen. Deeze Vloot kwam den ióden van Grasmaand by 't Eiland Banka, al waar hun het Schip Nieuw Zeeland ontmoette, dat van Japankwamy en twee Portugeefche Jagten by zig had, welken door d'onzen voor Malakka verovert waren. Den 22fte van Bloeimaand kreegen zy het land van Sjampa in 't gezicht,en bleeven hier om ftreeks kruinen om de Scheepen uitde Manilhas intewagten, die eerft op den 2often van Zomermaand opdaagden, wanneer men aanftonds naar Makao of Makau liep en voor die ftad den 23ften het anker liet vallen. 's Daags daaraan wierd die ftad door d'onzen heevig befchooten, ook deed den Bevelhebber der Vloot met 600 Soldaaten een landing, en veroverde een Schans, welke de Portugeefen daar opgeworpen hadden, om d'onzen de landing te beletten; zelvs verlieten zy het Strand en vluchten in een Kloofter, dat op een naby geleegen hoogen berg gefticht was; intuffchen zaten d'onzen hun kort op de hielen en maakten zig gereed om de ftad te beleegeren, wanneer 'er by ongeluk brand in eenige halv vaten met kruid ontftond, waar door d'onzen gebrek aan buskruid kreegen, en zoo haaftig geen voorraad van de Scheepen kondenbekoomen, 'twelkaan den vyand door eenige Japanfche overloopers wierd bekent gemaakt; waarop zy weer moed greepen en een heevigen uitval op d'onzen deeden,dus deezen genoodzaakt wierden hun voordeel te verlaaten, en ter naauwer nood hun leeven inde Sloepen en Boots te redden, alzoo zy al hun kruid ver-  2o6 Hiftorie van de Nederlandfche verfchooten hadden, koe-mende teegens den avond met verlies van 130 man en ruim zoo veel gekwetften, aan boord van onze Scheepen te rug, welke daadelyk een myl van Makao afzakten en vervolgens den aoften naar de Piscadorifche of vilTchers Eilanden zeilden, hatende drie Scheepen voor de Rivier van Makao kruilfen om op de Portugeefche Scheepen,die van Malakka verwagt wierden , te palfen. Den icden van Hooimaand kwamen zy aan de Piscadorifche Eilanden, alwaar men befloot om het Eiland Formofa, of wel een ander klein Eilandtje Tajouan genaamt, flegts een halve mylvan Formofa geleegen,tot de algemeene verzaamelplaats onzer Scheepen te bepaalen, waar namen de Vloot verdeelde en vyv Scheepen naar de kuft van China zond, om te zien of men deChineefche Mandaryns door dwang kon bcweegen, om aan d'onzen de vryheid van te handelen, toeteftaan. Deeze kwamen dan ook in't midden van Oogftmaandaan 't Eiland Lanquin^lwaar zy eenige Sjampaans en Jonkeontmoetten,toebehoorende aan Chineefche Zeeroovers, die op hunne eigen Natie vrybuitten, van deezen kreegen zy eenige ververfching, om dat zy bevreeft waren dat d'onze hen moogelyk prys zoude maken,ook gaven zy aan d'onzen bericht: dat men met goedheid niets van de Mandaryns verwerven zou, maar zy beloovden aan alle onze Scheepen de volle lading te verzorgen, zoo zy zig by en omtrent hen wilden houden en dat het hun geoorloovt wierdt een Prinffen Vlag te voeren ; 't geen egter met goedgevonden wierd ; alzoo men op de woorden van Zee Schuimers weinig ftaat konde maaken; dus zy weer naar de Piscadoris te rug zeilden, om meerder hulp te haaien, doordien zy te zwak wa-  Ooft • Indifche Compagnie. 307 waren 5 om met vrucht iets teegens de Chineefen t'onderneemen, alwaar zy dan ook in Herfftmaand aankwamen en aldaar d'onzen beezig vonden op 't Eiland Peboe een Fort te maaken, ingevolge den laft aan hun door den Opper-Landvoogd Koen gegeeven. Dit Fort was met vier bolwerken voorzien, waarop men vervolgens 20 ftukken gefchut plaatfte. Het lag 18 mylen van Makau en was zeer bekwaam om den handel vande Chineefen met de Portugeefen te belemmeren. Zy vonden hier ook nog drie Scheepen, welken eerft van Batavia waren gekoomen, als meede twee Jagten die met een grooter Schip van onze Vloot naar de Kuft vanChina waren geweeft, om te zien, of men aldaar met vriendlykheid de vryheid om te handelen had konnen verwerven. Het gezeide Schip was door ftorm op de Chineefche Kuft gebleeven, doch het volk, 't gefchut ende meefte lading was door hulp der Chineefen, die het ftrand bewoonden, geborgen en aan d'onzen te rug gegeeven ; ook waren zy daar eenigen tyd opgehouden door de Chineefche Mandaryns, die hun eerft met de hoop gevleid hadden: dat zy in hun voorneemen zouden flaagen, doch eindelyk aangenoomen hadden om een Gezant naar de Picadons aan onzen Vloot te zenden: om daar nader over de vryheid om in China te handelen, met onzen Bevelhebber te fpreeken; gelyk ook vervolgens vier Chineefche Jonken met een afgezant aldaar aankwamen, doch met deezen kon men weegens den handel niets belluiten, dewyl hy alvoorens begeerde: dat d'onzen hun nieuwlings opgerechtte vefting moesten flegten en het Eiland Peboe geheel verlaaten,  i08 Hiftorie van de Nederlandfrf-e ten,'t geen volftrekt teegens de order van onzen Opper-Landvoogd {treed. Men befloot dan op den l8den van Wyninaand weer acht Scheepen naar de Kuft van China te zenden, om te zien: of men de Chineefen niet door vrees en geweld tot den handel kon dwingen: doch deezen vervielen door teegenwinden drie mylen beneeden deRivier van Tsjintfjeoe, ook geraakten drie Scheepen daar door vande overige vyv af en welke vyv Scheepen vervolgens in een inham of Baai ten Anker kwamen, alwaar zy wel 60 Jonken prys maakten en verbrandden, vervolgens deeden zy hier verfcheiden bndtochten, waar by zy een meenigte van Varkens en ander klein vee tot buit maakten,verfcheiden Chineefen gevangen kreegen en ook van tyd tot tyd eenige Jonken namen. Zelvs veroverden zy op den soften van Lentemaand 1623 een groote rykgelaaden Chineefche Jonk die naar Mate wilde, waar inzy veele Koftbaare Koopmanfchappen en over de twee honderd Chineefen vonden, die zy neevens de andere gevangenen mee naar de Pm cadoris voerden: alzoo de Chineefen volftrekt weigerden eenige der onzen welken zy met een afgedwaalden boot hadden gevangen gekreegen, teegens hunnen landsgencoten in te loffen. Men gebruikte deeze gevangene Chineefen vervolgens om onze nieuwe vefting op Peboe verder te voltooien en met aarden wallen te voorzien, waar na men wel 14 a 1500 van dezelven met onze Scheepen mar Batavia en naar andere plaatfen van 't Eiland Java zond, die aldaar meeftendeels als Slaaven verkogt wierden. Van eenige deezer gevangen Chineelen kreeg ° men  'Oofi-Indifche Compagniè. 209 "men berigt: dat wel driehonderd Chineefche Kooplieden beiiooten hadden, een verzoek aart den Comhon of Onderkoning van dlokjiewju te doen (welke plaats deHoofdltad van hetLandfèhap Tifmtsjeae was) ten einde hy aan d'onzeii de vryheid om te handelen wilde vergunnen, dewyl zy anders bevreelt waren, dat d'onze alle hunne Koopvaardy Jonken zoude vernielen en dus haaren Koophandel inden grond bederven; waarop onzen Bevelhebber Reyerszoon met goedvinden van zynen Raad befloot, den Opperkoopman Johan van Meldere naar Hokfieuw te eenden: doch deeze kon flegts tot Aymuy komen, alwaar hy op een groot Plein, rondom met Boomen bezet, gebragt wierd, in welkers midden een Huis met een Afdak ftond, waar onder zeven Tafels waren, ieder met een kleed tot op de aarde bedekt, aan ieder van welke een Raadsheer zat, die de gewoone eerbewyzing, naar 's Lands gebruik van hem vorderden, alvoorens hy zyn laft aan hun openbaarde; Doch dewyl deeze eerbewyzing hemte flaavachtig voorkwam (als moetende met zyn hoofd ter aarden gebukf, tot drie werv hard opden grond kloppen ) weigerde hy zulks, maar groete hun volgens zyn gebruikt en gav hun met ongedekten hoofde zyri laft te kennen, en fchoon zy hem naderhand als s igezant behoorlykeeere beweezetij keerde hy egter onverrichter zaaken te rug. Waarna Reyenzood zelvs met hem dien tocht andermaal ondernam Van Fehoe naar Aymuy en vervolgens naar Hokfwuw; welke Stad wel 12, a I4dagen reizens landwaardö in gelegen was. Alle zes mylen wierden zy in een Gebouw des Onderkonings geleid en deftig onmaald; ook trokken zy meelt door wélbevolkte Dorpen , die flegts een gootlings fchoot II. Deel, O ta»  «10 Hiftorie van de Nedetlandfche van één lagen, en van dewelken geen voet lands leedig was, tot dat zy eindelyk in de Voo; ftad van Hoklïeuw, in een vorftelyk Paleis, en vervoleens voor een Raad van zeven Perfoonen, geïyk als te Aymuy , gebragt wierden, verftonden Zy door hun Tolk: dat 'er voor de onzen nooit de vryheid, om in China te handelen, te hoopen was, zoo lang zy 't Foit op 't Liland Peboe en de Piscadoru bezet hielden, waarop onzen Bevelhebber hun zeide: dat hy die Eilanden, zonder uitdrukkelyk bevel van onzen Opperlandvoogd, niet konde ontruimen; maar dathy met deeze boodfehap een Schip ten eerften naar Batavia '/oude zenden, zoo zy daar twee Jonken met een Afgezant aan onzen Opperlandvoogd by wilden voegen, 't welk zy aannamen, waarna d'onzen, met groote betuiging van vnendlchap van wederzyde, hun affcheid namen, en naar Peboe te rug keerden. Men zond dan ook aanftonds een Schip, met de twee jonken, naar Batavia,doch dewyl deezen door teegenwinden belet wierden, dit Jaar 1622 te Batavia te koomen, en dus langer als naar gewoonten uitbleeven, begonnen de Chineefen kwaad vermoeden te krygen, en zonden teegens hunne beloften, weer hunne Jonken naaide MamlM; waar van 'er dan ook door d'onzen vier prys gemaakt wierden, st geen weer voet tot een nieuwen Oorlog gaf. _ Om egter de verdere verwydermg tuffchen de beide S atien voor te koomen, en, waar 't doenlyk , de nieuwhngs begonnen en nu afgebroken verftandhouding weer aan te kweeken, zond den Bevelhebber Reyersxoon inWynmaand van tvolgende Jaar 1623 vier Scheepen naar de Rivier van hjaitsjoe, eensdeels, om te beletten y dat va»  Ooft - Indifche Compagnie. lil daar geen Jonken naar de Manilba s voeren , maar Vooral om van den Onderkoning den vryen handel op 't Eiland Formofa te verzoeken, maarby weigering van dit verzoek, om als dan aan hem zoote water als te landdenOorkgteverklaaren. Deeze Scheepen kwamen dan ook in 't laatft van Wynmaand in de gezeide Rivier , en wierpen hunne Ankers voor 't Pagode Eiland, van •waar alle de Inwoonders gevlucht waren, behalven een oude Chinees, die men vriendelyk behandelde, en ak Afgezant met den bovenverhaalde laftbrief naar den Totok , of Bevelhebber van Aymuy zond. Ook lietmenvandeftengender Scheepen witte Vlaggen waaijen,ten teeken dat men niets dan vreede en vriendfchap zogt. Daaglyks kwamen nu verfcheiden Chineefen met hunne Sjampaans aan boord roeien, welke den onzen hoop gaven, dat men wel haalt de vryheid om met hun te handelen, van den Comlon zoude verwerven , alzoo veele van zyne Onderdaanen groote fchaden by den Oorlog met d'onzen hadden geleeden, ert het dus zyn Intreft Was met onze Natie den vreede te maaken; ook kreeg men op den 6den van Slagtmaand een vriendelyk antwoord van^den 'Totok van Aymuy, waarby hv onder anderen te kennen gav: dat, zoo d'onzen in alle oprechtheid met zyne Onderdaanen in vreede wilden handelen, zulks hem aangenaam zoude zyn, en dat men dan ook zyn voorfpraak by denCo/»£oHteverwagtenhad;maar dat egter d'onzen, alvoorens de gevangen Chineefen in vryheid ftellen, de Piscadoru verlaaten en zig op Jt Eiland Formofa neer Zetten moeften , ook verzogt hy, dat men eenige Gemagtigdens aan hem wilde zenden, om met hem óp dien voet de overéénkomft te fluiten. O s Men  212 Hiftorie van de NederJandfche Men zond dan ook met verlov van den Totok, twee Schee pen de Rivier op naar Aymuy, onder 't bevel van Cbriftiaan Fransz on, die volkomen magt had, om met den Totok een Verbond te fluyten. Toen deeze nu voor Aymuy gekoomen was, wierd hy met zyn gevolg door den ïotok aan land genoodigt, doch zig daar niet veilig agttende, verfchoonde hy zig met te zeggen; dat hy geen bekwaame tolk by zig had, om mondenling met den Totok te fpreeken, maar verzogt, dat deeze eenige gemagtigdens by hem aanboord wilde zenden. Gelyk deezen dan ook dien eige dag aan boord kwamen en waarmee men de volgende oVereenkomft floot. w Dat de Chineefen aannamen, om met d'onr, zen op Tayouan of Formofa te koomen handelen „ en daar zoo veel zyde brengen , als wy zoude „ begeeren. * Dat zy ook op de Maniïïes, Cambodia, Siam> „ Fatam, Djambi, Andragiri of op eenige ande„ re plaatfen niet zoude handelen als met een „ yrygeleibriev van d'onzen, en dat zy ook eert nige Jonken naar Batavia zouden zenden om „ met onzen Opper Landvoogd nader over de « ontruiming van 't Eiland Peboe en de Piscado„ ris te fpreeken. Dit verdrag nu wederzyds beraamd zynde, xTerzogtende afgezondenen, dat onzen Bevelhebber met zyn gevolg nu aan land gelievden te komen, op dat het zelve aan de eene zyde in 't Chineefen en aan de andre zyde in 't Hollandfch gefchreeven en wederzyds bezwoeren kon worden en men dan vervolgens de goedkeuring van den Combon of Onderkoning van Hokfieuw kon verzoeken. Ook kwamen kort na hun vertrek drie Mandaryns  Ooft - Indifche Compagnie. 213 daryns meede brengende drie pylen ( zynde naar 'flands gebruik een teeken van vreede en veiligheid ) als Gyzelaars aan boord, waarop onze Bevelhebber met twee anderen Scheeps hoofden en eenig gevolg in een boot naar land voer en aan den oever met groote pracht en vriendlykheid wierd ontvangen, zelvs waren aan 't ftrand Tafels gefield om ons bootsvolk met fpys en drank lullig t'onthaalen, egter had Franszoon voor zyn vertrek naar den 2 otok, Bevel gegeeven, dat men ons volk intoom en gewapend moeft houden , vreezende of deeze groote beleefdheid der Chineefen ook veinzeryen bedrog mogt zyn,gelyk ook den Schipper, die over ons volk bevel had> na zyn vertrek ras befpeurde en dierhalven zyn volk aanftond; weer naar boord liet vertrekken doch wanneer hy s'avonds met de boot weer naar land voer, om de drie Scheeps Raaden aftehaalen , wierden zy alle dooide Chineefen gevangen genoomen, ook kwam toen hun geheel Schelmftuk aan den dag, dewyl zy eenige vaten met Chinees bier tot ververfching van 't Scheepsvolk aan boord hadden gezonden , dat met vergift gemengt was, doch 't welke nog zonder gevaar ontdekt wierd en zy vervolgens die eigen nacht wel vyftig brandenden jonke onverwagt op onze twee Scheepen afzonden, waar door een deezer Scheepen in den brand geraakte en met al het volk in de lucht fprong, doch het andere redde zig kloekmoedig uit 't gevaar en bragt deeze flegte tyding aan de overige Scheepen, die nog onder 't Pagode Eiland geankert lagen. Terwyl nu onze afgezondenen tc Aymuy gevangen bleeven, wierd Schipper Bor.tekoe tot Gezaghebber over de twee overige Scheepen gefield, die daar meede de Rivier vzuTJiiUsjeoe tot; O 3 in  2,14 Hiftorie van de Nederlandfche in Sprokkelmaand van 't volgende Jaar 1624 bezet hield, wanneer hy naar de Piscadons te rug keerde en toen bevond dat de Bevelhebber Rey- I erszoon met de meefteScheepen Di&tTayotsan gezeild was, om aldaar een Chineefche Mandaryn aftewagten, die als afgezant van den Combon van Hokfieuw opden iaden van Bloeimaand aldaar aankwam en d:e na eenig over en weer ryzens de voorwaai den tot een vaften vreede tuffchen zyne Natie en d'onzen bewerkten, waar by bedongen wierd : dat wy 't Kiland Peboe geheel zouden verlaaten , onze fterkten aldaar fiegten, en op 77/youan en Formofa voortaan ons verblyv houden, alwaar dan de Chineefche Kooplieden met hunne Waren by ons ter Markt zouden komen, Cgter kreeg deezen vreede niet voor in't laaft van 't° Jaar zyn volkoomen beflag , wanneer dien Mandarvn eindlyk met de goedkeuring van den Combon te rug keerde en de nieuwen Bevelhebber Matten Zonk, die naderhand Landvoogd van | Formofa wierd) intusfchen met het Schip Zeeland/a van Batavia aldaar wss aangeland, deeze overéén komft in den Naam onzer Maatfchappye bekragtigde, waar na men het Fort op Peboe flegtten en op Ta\cnan op een hogen Zandduin een nieuwe fterkten opwierp, die egter maar van Hout wierd opgemaakt, tot men de benoodigdefxeenendaar voor uit China ontvangen had, en wanneer deeze naderhand was voltooid , wierd dezelve door onzen nieuwen Landvoogd Zeelandh genoemd. Intusfchen was de vorige Bevelhebber Reyers%éon'y met eenige Scheepen, die onder andere Chineefche waren, bekaden met zes duizend ponden ruwe Zyde, en een Kas met Zyde Stoffen , van Tayouan naar Batavia vertrokken, en 3 lang  Ooft - Indifche Compagnie. 215 lang naar 't vertrek van den Opperlandvoogd Ko°i naar 't Vaderland, aldaar aankwam: dewyl deezen Heer,op zyn verzoek aan Bewindhebberen der Maatfchappye gedaan, reeds m t Jaar 1622 zyn ontflag als Opperlandvoogd uit tVaderland had ontvangen, na dat dit zwaarwigtig ampt, in een gevaarlyke tyds omftande, 4 Jaaren en ruim zoo veele Maanden, door hem met roem bekleed was ; laatende den oudlten Kaad cn algemeene beftierder van den handel onzer Maatfchappye Pieter de Karpentier, tot zyn vervanger; welke Heer hy daartoe byzonderlyk, als een Man van groote bekwaamheid, by zyn fchryvens aan Bewindhebberen , had voorge- ^HyVas op den laatften van Louwmaand 1623 met het Schip Dordrecht, en nog v.er andere ryk gelaaden Scheepen, van Batavia naar t Vaderland vertrokken, en in Herfftmaand van t -elve Jaar behouden in Zeeland binnengekomen, cn had vervolgens aan de Kamer van Zeventienen, van zyne verrichtinge, mondlmg verllag gedaan die hem dan ook voor zyne buitengemeene dienft, ten voordeden der Maatichappye pedaan, vriendlyk bedankten, en hem daar voor edelmoedig beloond hebben, waar na hy vervolgens in zyn Geboorteftad Hoorn, als Bewindhebber der Maatfchappye is aangefteid, en deeze poft loflyk waargenomen, tot dat hy weer op fterk aanzoek van de Heeren Zeeventienen, in 5t Jaar 1627 voor de tweedemaal, als Opperlandvoogd der Maatfchappye , naar Ooftindiën is vertrokken, gelyk wy in 't vervolg zien zullen. O4 Z E-  sï6 Hiftorie van de Nederhndfch ZEVENDE HOOFDSTUK. Het voorgevallene in de Indien, geduurende bet Oppergezag van Pieter de Karpentier, en bet tweede Opperlandvoogdfchap van Jan Pietersz. Koen. De vyvde Opperlandvoogd der Maatfchappye in Indien , was Pieter de Karpentier, die in 't Jaar 1616 met het Schip de Trouw voor Opper-Koopman daar heen was vertrokken en vervolgens in 't Jaar 1619 door den Opperlandvoogd Koen, (toen in Amboina zynde) totRaad van Neerlandfch Indien en algemeene Beftierder van den Koophandel, wierd aangebeld, welk ampt hy ook loflyk, en tot voordeel der Maatfchappye heeft bediend, gelyk hy ook, geduurende zyne Opperlandvoogdy, verders met alle naarftigheid, den handel weider heeft uitgebreid , "en voornaaml k in dc nieuwlings aarrgeleide Stad Batavia gé a.igd; ook alles aangewend wat eenigzints tot ftaving van den Burgerftaat aldaar (trekken kon. Wel is waar, dat onder zyn beltier geen nieuwe veroveringen voor de Maatfchappye gedaan zyn , doch hy heeft egter met alle' omzigtigheid, de reed^ veroverden landen bewaard,en zoo veel als in zyn vermogen was, toegebragt, om aldaar den Koophandel (als de voornaamfte bron onzer Msatfchappye) meer en meer te doen aanwakkeren en in vollen bloei te brengen. Hy was egter naauwlyks een maand Opperlandvoogd geweeft, wanneer 'er een zaak in. Amboina voorviel, welke naderhand groote on^émgheeden, tuffchen den Koning van Engeland;  Ooft-Indifche Compagnie. 217 land cn de Algemeene Staaten heeft verwekt; doch waar aan hy geheel onfchuldig was, alzoo alles buiten zyn weeten was toegegaan, dezelve beftond dan hoofdzaaklyk hier in: De Landvoogd in Amboina II. van Speult, had al eenige tyd bevroed, dat'er, zoo op Ternaten als in Amboina een Saamenzweering gefmeet wierd, ten nadeele onzer Maatfchappye (geiyk wy hier voren verhaald hebben, fchoon de gefchillen in Amboma, door Koen toen eenigzints verélfend waren :) de Koning van Ternaten had teegens zyn gegeeven woord en belovten, vreede gemaakt niet die van Tidore en een beltand met de Spanjaards en Portugeefen; alles buiten weeten en toeltemming van d'onzen; ook waren deeze twee Natiën, nu in de MolrMes, meefter van de Zee, en voeren met kleine Vaartuigen uit de Manilhas denvaards om Koophandel te dryven, aan wien de Ternataanen de Nagelen openlyk verkogten, zonder dat d'onzen, hun zulks verhinderen konde , 't geen alleen aan de Engelfchen te wyten was; dewyl die, volgens de gemaakte overéénkomft verpligt waren : tien Oorlogfcheepen in de Molukkes t£ onderhouden tot beveiliging van den handel, en om de Spaanfche in bedwang te houden, waar aan zy in 't geheel niet voldaan hadden Verfcheiden Onderdaanen en Bediendens onzer Maatfchappye, hadden zig wel in't eerft, teegens 't verkcopen der Nagelen aan de spaanfche verzet; doch waren door de Ternataanen vermoord, of deerlyk mishandelt, zonder dat men daaromtrent van den Ternataanlchen Vorft, vergoeding bekoomen kon; veinzende van die geweldenaryen geen kennis te hebben. Eenigen zyner Onderdaanen, die op Lohoe3 Kambello ea O 5 au-  218 Hiliorïe van de Nederlandfche andere Amboinfche Eilanden woonden, haddes ook, op 't eerft gezeide Eiland, onze Logie in brand geftooken en onze Kooplieden die op Kambello waren, gedreigd te vermoorden en alle de goederen onzer Maatfchappye in brand te fteeken , zoo zy zig teegens hunne rebellie wilde verzetten. Toen nu onze Landvoogd van deeze nieuwe oproerigheid kennis kreeg, ontbood hy alle zyne onderhoorige Orankays met minne Coracoraas aan 't Kafteel, om een Hongi Tocht met hun, teegens die van Lohoe en Kambello te onderneemen, doch veelen van hun bleeven onder verfcheiden voorwendfels agter, egter waagde hy het met de weinige Coracoraas die aan 't Kafteel Vicloi hi kwamen, om naar Loboe over te fteeken; maar hy had dit r.iland nog naauwlyks bereikt, of hem ontmoette een geheele V loot Coracoi ad's met Ternataanen en andere oproerigen, die hem openlyk teegenftand booden, des hy genoodzaakt was met zyne kleine macht, weer vrugteloos naar Amboina te roeijen; welk voorval, die rebellen zoo moedig maakte, dat zy voorgaven, wel haaft met veel grooter macht, voor 't Kafteel Victoria te koomen en alle de Hollanders , door 't Vuur en Zwaard te vernielen, ook hadden zy in de Bandaafche Eilanden, al een gerucht uitgeftrooid: dat de Hollanders het Kafteel Victoria ontweldigd was en haaft geheel Amboina zoude moeten ruimen. Door deeze voorvallen, was de Landvoogd en de verdere Raaden van Amboina, op alles buitengemeen oplettende, om te verneemennaar de waare oorzaak van deeze onluften; men bevroedde wel: dat 'er de Spanjaarden en Portugeefen onder ftookten en dat de Ternataanfche Stee^  Ooft - Indifche Compagnie. 219 Steedehouder Hidajat daar meede zyn beft toe deed, maar men had ook zelvs ontdekt, dat de Engelfchen in 't geheim verftandhouding met de oproerigen van Loboe en Kambello hielden, egter kon men zulks niet zeeker bewyzen. Terwyl nu de zaaken in Amboina, in zodanig een kritike omftande voor d'onzen waren, ontdekte men in Sprokkelmaand van 't Jaar 1623, tot groot geluk en behoudenis van geheel Amboina voor onze Maatfchappye, een gruwelyk verraad , gefmeed teegem ons Kafteel , den Landvoogd en alle d'overige Hollanders, om hun op een bepaalden tyd te overvallen cndeerlyk van kant te maaken en wel door 't volgende voorval: Eeniae dagen na dm anderen had men befpeurt, dat zeeker Japonees, nu en dan voor en op de Wallen van' 't Kalteel Vicloria kwam en onder andere reedenen met onze Soldaaten die op Schildwagt ftonden, heimlyk nafpoorde: de fterkte en de geleegenheid van onze vefting, met hoe veel manfchap en gefchut dezelve was voorzien, en welken voorraad van Buskruid , Mondbehoevtens en anderen Voorraad daar voor handen was, als meede wanneer de Japanfche Soldaaten die in dienft onzer Maatfchappye waren, de wagt moeften waarneemen. Op welke daad hy , bereids al verdagt zynde, als een Spion op bevel van den Landvoogd wierd gevangen genoomen, waar na hy door den Fiskaal en den Raad van Juftitie verhoort en opdePynbank gebragt zynde , opentlyk bekende : dat eenige Japanfche Soldaaten welke in dienft onzer Maatfchappye en binnen 't Kafteel waren , met een zeeker Portugees (die Opziender van de Slaaven onzer Maatfchappye was) uit naam van den Engelfchen Opperkoopman en Beftierder hun-  aao Hiftorie van de NederJandfcle hunnes handels in Amboina Gabriel Towr/on, jn \ heimlyk overééngekoomen waren, om op zeekeren dag (door deeze nader te bepaalcn; met behulp der Engelfchen, onzen Landvoogd en de verdere Neederlanders te vermoorden en dus ons Kafteel in zyn handen te ftellen, waar voor zy ieder van hem zoude genieten duizend Realen van Agten, behalven hun aandeel in den veroverden buit. Op deeze bekentenis, liet onzen Landvoogd alle de Japanfche Soldaaten die in 't Kafteel waren , als meede de gemelde Portugees, in arreft neemen, waar van elv op de Pynbank gebragt zynde, beleeden meedeplichtig aan't bovengezeide verraad te zyn, daar nog byvoegende: dat 'er bcflooten was ; zoo de Hollanders en Ambomeezen die onder 't Kafteel behoorden , weigerden aan d'Kngelfchen zig te onderwerpen, dat men zodanigen, alle door 't Zwaard zoude verdelgen. Onze Landvoogd liet toen, met goedvinden van zynen Raad , het Engelfche Opperhoofd en zyne verdere Landsgenooten in 't Kafteel ontbieden, welke alle door hem in arreft wierden gehouden , uitgezondert Towrjon , die op zyn verzoek en wel in aanmerking van zyne bediening, verlov kreeg, om in d'Engelfche logie, door eenige Hollandfche Soldaaten bewaart te worden. Men ftelde vervolgens eenige der gevangene Engelfchen te recht, waar van zommige na alvoorens gepynigt te zyn en anderen buiten pyn ©f banden, hunne aangereigde misdaad niet allen beleeden, maar gaven ook Toivrjon de fchuld van alles, zeggende nog daar by: dat zy op den eerften van Louwmaand 1623, by hem in de  Ooft-Indifche Compagnie z%t de Engelfche Faclory ontbooden zynde, hy hun had voorgehouden, om aan hun een zaak van groot gewicht te openbaaren , doch alvoorens van hun den Eed van Itilzwygenheid gevorderd had, die zy dan ook met de behoorlyke plechtigheid ; naar de gewoonte hunner Landsgenooten , verricht hadden; waar na hy hun van zyn voorneemen had kennis gegeeven, met verzoek, dat zy hem in die gewichtige onderneeming byftand wilden doen en wanneer eenige van hun , de gevaarlykheid van dit fait hem hadden voor oogen gefield, (in aanmerking geevende de kleine macht welke zy in Amboina hadden;) had hy hun geruft gefield, met te 'zeggen: dat hy eenige der Japanfche Soldaaten, welke in dienft onzer Maatfchappye waren, door belovten vart groote beiooning op zyn zyde had weeten te krygen, die aangenomen hadden, om zo dra onzen 3 andvoogd weer op een Tocht teegen de weerfpannelingen uitging (wanneer 'er in het Kasteel Vicloria maar een kleine bezetting bleev) het zelve op een bepaalden dag aan hem over te geeven; op welken tyd, hy alle de Engelfchen die in de Eilanden van Amboina waren, in zyn Faciorie ontbieden zou; ook maakte hy ftaat, dat 'er dan wel Engelfche Scheepen op de Ree zouden zyn, om hem het Kafteel te helpen bemagtigen? Zelvs hadden die van Loehoe enKambello aangenoomen, om met een groote Vloot Coracoraa^s, hem te hulp te koomen. Op welke verzeekering, de voornaamfte van hun, in dit verraad geftemd hadden. Toen wierd Toizrfon voor den Raad gebragt, en aan hem de befchuldigingen, zoo van de Japanders, de Portugees, als van zyne Landsgegenooten voor oogen gelegd, 't welk hy eerft  |2i Hiftorie van de Nederlandfcbê Ontkende, doch vervolgens gepynigt zynde, de V/aarheid daar van openlyk beleed; ook vroeg men hem, of dit verraad door hem alle.n gefmeed was , dan of hy daar toe van zyne Landsgenooten bevel had ontvangen en welke oorzaake hem anders tot deeze verfoeylyke daad hadden aangezet, waarop hy zeide: dat geene zyner Landsgenooten daar aan fchuldig waren, maar dat hy zulks uit eigen overleg en op hoop van voordeel gedaan had, en voorneemens was geweeft, zoo ras hy meefter van 't Kafteel was, zulks aan zyne .Landsgenooten in Jakatra te verwittigen , met verzoek van behoorlyken byftand, en wanneer zy hem dit geweigert hadden, als dan zoude hy met behulp der Inlandfche Rebellen, het Kafteel voor zig behouden hebben en met de .Amboineelche Grooten, zodanige voorWaardens hebben aangegaan, als tot zyn meefte veiligheid zouden geftrekt hebben. Den 28ftfn van Sprokkelmaand wierd hy en Zyne meedeplichtigen, zynde veertien Engelfchen, tien Japoneefen en de meergedagte Portugees, andermaal voor den Raad gebragt en hunne bekendteniffe voorgeleezen, die zy toen allen onderteekenden en daarop het doodvonnis, als verraaders over hun uitgefprooken zynde, wierd Zulks aan hun, op den cjden van Lentemaand ter uitvoer gebragt, de andere Engelfchen die meede in hegtenis waren genoomen, wierden ontfchuldig bevonden en dus weer in vryheid gefield. In deezer voegen (dog veel wydloopiger) wierd deeze gewichtigen zaak, door den Landvoogd van Speult en zyne Raaden, aan onze Opperlandvoogd de Karpentier en vervolgens aan BeYfindhebberen der Maatfchappye voorgedraagen en  Ooft ■ ïndifch Compagnie. 923" en met de eigenhandig onderteekende bekentenilTe der fchuldige bevcftigt; egter hebben de Engelfchen naderhand teegens deeze Regtspleeging, veele zaaken by de Algemeene Staten ingebragt, die wy hier na, (wanneer wy fpreeken zullen van het verfchil 't geen over dit voorgevallene in Amboina tuffchen onze en de Engelfche Ooft - Indifche Maatfchappyen ontftaan is) meede kortlyk zullen aanroeren. Verder zyn 'er geen zaaken van aanbelang voor onze Maatfchappye in Indien voorgevallen, geduurende het beftier van onzen Landvoogd de Karpentier, Jan alleenlyk, dat de Maatfchappye nog in Oorlog was met den Pangerang van Bantam, wiens haven hy den meeften tyd, met onze Scheepen bezet gehouden heeft, en na.dat hy vier Jaaren en agt maanden, zyn ampt loflyk had bediend, heeft hy het zelve op den laatften van Herfftmaand 1627, weer in handen van zyn voorganger Koen overgegeeven en is vervolgens in Slagtmaand daar aan, met vyv rvk gelaaden Scheepen naar Holland gezeild, alwaar hy in 't begin van Zomermaand 1628, met deeze Vloot in een goeden ftaat is aangeland en vervolgens aan de Heeren Zeeventienen, een net verflag van de Indifche zaaken, geduurende zyn opperbewind gedaan heeft; van wien hy tot erkentenis van zyne gedaane dienften een deftige belooning ontving; ook wierd hy in Wynmaand van dat zelve Jaar, in de Kamer Van Amfteldam tot Bewindhebber der Ooft-Indifche Maatfchappye verkooren, en is 's Jaars daar aan als meedegemagtigden der Maatfchappye naar London vertrokken, om (waar 't doenlyk) de gefchillen met de Engelfchen te vereffenen; ook heeft hy tot den 5den van Herfftmaand  £24 Hiftorie van de Nederlandfcbe maand 1659, (zynde de dag van zyn overlen den) zyn Bewindhebbers ampt, met veel naaritigheid en lof bediend. Hier boven hebben wy gezeid, dat Jan Pïeiersz Koen in 't Jaar 1627, voor de tweede maal als Opper-Landvoogd en dus als opvolger van Pieter de Karpentier, weer op Batavia kwam : Kort na zyn te rugkomft in 't Vaderland, was hy al door de vergaadering van Zeeventienen op nieuws aangezogt, om weer het ampt van Oppeigebieder der Maatfchappye in Indiën te aanvaarden , dewyl men van zyne uitmuntende bekwaamheid en van zyn doorzicht in der Indifche zaaken, ten vollen overtuigd was. (.jok had hy op dit hun fterk aanzoek, beloovd, die zaak in overweeging te neemen en aan hun, binnen zekere korten tyd, zyn befluit daaromtrent meede te deelen , na ryp overleg verklaarde hy Zig dan ook in 't begin van 't jaar 1624 , op zeekere billyke voorwaarde geneegen, aan hun verzoek te voldoen en nam aan, in 't einde van dat jaar, naar de Indien te vertrekken. Doch een opkoomende donkere wolk, belettede voor eerft zyn vertrek, dewyl men nu in Engeland tyding had gekreegen , van het voorgevallene in Amboina , s'Jaarste vooren en de Rcgtspleeging en ftrafoeffening aan verfcheiden hunner Landsgenooten, daar op gevolgd, fchoon nu deeze zaak, meer dan een maand naar 3t vertrek van den Heer Koen uit de Inlandfche geweften was voorgevallen en dezelve alleen rer verantwoording van onze Land-Voogd in Amboina Herman van Speult en zyne Raaden was 5 wilden zy egter de fchuld daar van meeden ten laften van den Heer Koen brengen en nu vernoomen hebbende, dat hy weer als Oppegebieder der  Ooft - Indifche Compagnie. 225 der Maatfchappye naar Indien ftond te vertrekken , trachtten zy zulks door allerleij wegen te beletten, want een man die zy zoo doodlyk haatten en naar hun meening, zoo veel kwaad aan hunnen Indifchen Koophandel had toegebragt, weer met zodanig een groot gezag bekleed, daar heen te zien vertrekken, was hun ten uitterfte hinderlyk, fchoon hy, in Indien zynde, haar nooit eenigfints had benadeeld, maar flegts belet; dat zy hunne fnoode ontwerpen , niet hadden kunnen ter uitvoer brengen en weegens kwaade behandeling, d'onzen aangedaan, maar weerwraak had genoomen, volgens den laft welke hy van zyne Meefters had ontvangen. Ook flaagden zy zoo wel in dit hun voorneemen, dat zy nu deeze, dan geene zaaken ten zynen lafte bragten en dus zyn vertrek tot in 't begin van 't Jaar 1627 W1S~ ten uitteftellen. Zelvs lieten zy door hunnen afgezant Carleton in 't Jaar 1625 aande Algemeene Staten verzoeken: dat men Koen niet weer als Oppergebieder naar Indien wilde zenden en dat men Laurens Maarfchalk, een van de opontbooden Amboineefche Regters, die hunne landfiieden aldaar meede veroordeeld had, mogt in verzeekring neemen. Geduurende deeze zweevende verfchillen tusfchen d'onzen en de Engelfchen, heeft hy het meede bewind over den handel onzer Maatfchappye, in de kamer Hoorn gevoerd,tot dat hy in Lentemaand van 't Jaar 1627,met eene Vloot van neegen Scheepen, uit Texel naar Indien gezeild is. Zyn vertrek naar de Ooflerfche geweften word verfcheidenlyk verhaald, eenigen zeggen dat hv in 't geheim, buiten weeten der Engel- II. 'Deel. P fchen  226 Hiftorie van de Nederlandfcbe fchen en flegts maar met kennis van eenige Bewindhebberen die tot het geeven der geheime bevelen gevolmagtigd waren, onder een verbloemde Naam en geringe bediening als KonftapelsMaat, op 't Schip de Gallias van Hoorn, uit deeze Landen is vertrokken; zonder dat een der Vlootelingen zulks bewuft was en dat hy eerft op zekere beftemde hoogte aan zyn Schipper een en andermaal verzogt had ? om denScheeps Raad te beleggen, dewyl hy aan dezelven een zaak van groot gewicht had voorteftellen ; doch deeze had hem zulks eerft op een onbefcheiden wys geweigerd, willende hem met geweld dwingen : dat hy die zaak eerft aan hem openbaarde en wanneer Koen volltandig by zyn eerfte verzoek bleev, dreigde hy hem voor de maft te zetten , egter had hy zig bedacht en beriep zyn Scheeps Raad by een,aanwien Koen vervolgens verzogt had, dat' zy zonder eenige verzuim, den Zcevoogd vande Vloot gelievden aan boord te {"jouwen, (dat is door een Scheeps fein aan boord ontbieden ) dewyl hy hem zaaken van belang had voorteftellen, hierop was den Schipper fchier raazend van fpyt geworden, meenende dat hy nu zoo wel met denScheeps Raad, als met hem den fpot dreev. Doch deeze de zaak wat ryper overweegende, beflooren aan zyn verzoek te voldoen en lieten de begeerde fein Vlag op hyffen, 't geen eene groote verlegenheid en nieuwsgierigheid onder de geheele Vloot veroorzaakt had, wat zaaken van gewicht het zyn moeften,dat deZeevoogd nog zoo laat ( zynde het al teegens den avond ) aan boord vande Gallias wierd ontboden 5 gelyk deeze dan by zyne aankomft aldaar, ook zyne verwondering daar over aan dien Scheeps Raad te kennen had geeven en aan hun dereeden afvroeg, waar-  Ooft' Indifche Compagnie. 227 waarop deezen hem het verzoek van de gewaande Konftapels - Maat te kennen gaven, 't geen hem nog meer in verwondering bragt; intuffchen had Koen, onder begunftiging van den avond, geleegenheid gehad, van kleeding te verwilTelen en een deftig kleed, den Opperland-Voogd van Indien paffende, aantedoen. Met welk gewaad hy zig dan ook vervolgens in de Kajuit by den Scheeps Raad vervoegd had. By zyn intreeden, fcheen een ieder der Scheeps Raaden als van verwondering voor 't hoofd geflaagen, ziende in plaats van de konftapels maat, dien zy verwagten, een man binnen treeden van een deftig aanzien, ftatig en tevens ryklyk gekleed en in zyn houding een zwier van achtbaarheid doorftraaiende, hy hielp hun egter wel ras uit deeze mymering en verbaasdheid, wanneer hy zig naar den Zeevoogd wende en deeze met groote deftigheid aanfprak en te kennen gav : dat hy den Oppergebieder van Indien Jan P'ietersz Koen was, blykende uit zyn laftbriev en verdere befcheiden, welke hy hem ter hand ftelde. En dat hy dus, om reeden en op 't goedvinden van de beftierders der Maatfchappye, onder de bediening en kleeding van Konftapels Maat, tot nu toe zig had verborgen gehouden. Begeerende nu als zodanig door hem ende verdre Scheepshoofden, te worden erkend. Op dit voorftel was de Zeevoogd als buiten zig zelvs verrukt geweeft, de Schipper als van den donder gellaagen en de verdere Scheeps Raaden in de grootfte verbaasheid gebragt, zoo dat men in 't eerft niet geweeten had, wat hier op 't antwoorden, docheindlyk herftelde zigdenZeevoogd en had aan Koen verzogt, dat hy een weinig tyds gelievde buiten te ftaan , ten einde hv zyne P 1 " laft-  228 Hiftorie van de Nederïandfebe laftbrieven als Opperlandvoogd van Neerlands Indien , aan den Raad mogt voorleezen en men daarop dan een behoorlyk befluit konde neemen. Toen Koen nu buiten de Kajuit gegaen was, had men degezeegelde laftbrieven van de Algemeene Staten en Bewindhebberen der Maatfchappye , aan de vergaadring voor geleezen, die daarop eenpaarig een befluit naamen om Koen als Oppergebieder van Neerlands Indien en Zeevoogd der Vloot te erkennen; waarop hy,weer binnen verzogt zynde, de Zeevoogd bet befluit van den Raad hem bekend had gemaakt en teevens van zyn ftoel opftaande, had hy hem die voorzittende plaats aan gebooden, dewelke door Koen was aangenoomen en nu gezeeten zynde, had deeze eene treffelykenetgepafteaanfpraak tot den Raad gedaan, waarin hy aan den Zeevoogd onder andren zeide; dat hy zeer voorzigtiggehandelt had, met hem niet eerder't erkennen , voor en al'eer hy zyne laftbrieven behoorlyk had nagezien en daar door getoond,dat hy een man was,die zyn zaak verftond en verdiende verder geholpen te worden, en toen zig tot den Schipper wendende ( die van angft fchier bezweek) zeide hy: dat hy door zyn onbehoorryke Nieuwsgierigheid en onbefchofte behandeling waardig was, aanftonds van zyn ampt ontzet en verder ten fpiegel van anderen geftraft te worden,om dat hy hem een verzoek had geweigerd, dat hy billyk verplicht was aan den minlten matroos toeteftaan en dus geheel buiten zyn plicht was geweeken; dat hy hem egter voor dit maal zyne misdaad vergav doch hem vermaande in 't vervolg met meer befcheidenheid omtrent zyn minderen zig te gedraagen. Den Schipper in zyn gemoed overtuigd zynde van zyne misdaad, had onzen Opperland- Voogd  Ooft-Indifche Compagnie. 229 Voogd voor deeze gunft bedankt en beloovde in 't vervolg zig beter van zyn plicht te kwyten. In deezer voegen word het geheim vertrek van den heer Koen naar Indien, door lbmmigen verhaald; daar anderen zulks volftrekt tegenfpreeken, en zeggen: dat hy niet buiten weten der Engelfchen, maar in 't openbaar, met zyne huisvrouw en verfcheiden zyner vrienden, als Opper-Landvoogd en Zeevoogd over een vloot van neegen Scheepen, in Lentemaand van 't Jaar 1627 , naar de Oofterfche geweften is vertrokken ; egter vind men in de Reisbefchryving van Davïd Pieter si, de Vries, (die met den Heer Koen , op dezelfde Vloot uitgezeild en naderhand door hem op Batavia tot Opperkoopman is bevordert) dat hy wel degelyk in ftilte en zonder dat de Engelfchen of iemand (buiten eenige Bewindhebberen der Maatfchappye) daarvan bewuft waren, uit Holland is vertrokken en zig onderwegen, op zeekere bepaalde hoogte eerft aan de Vlootelingen heeft ontdekten dat als toen des Zeevoogds Vlag, welke eerft van 't Schip Utrecht waaide (om dat de Afgezant van Perfien daar op zyn verblyv had) van daar wierd afgenoomen en op de Gallias van Hoorn geplaatft. Ook is dit ftille vertrek van den heer Koen, waarfchynlyk door Bewindhebberen der Maatfchappye, kwafie buiten weeten van de Algemeene Staten, zodanig beflooten, om reeden; dat den Engelfche Gezant Carleton (gelyk wy hier voren gezegd hebben) wel uitdrukkelyk, onder anderen aan haar Hoogmogende verzogt had: dat men den Heer Koen niet weer als Opperlandvoogd naar Ooft-Indien wilde zenden; uit welk verzoek wel duidelyk bleek; dat de Engelfchen P 3 ganfch  230 Hiftorie van de Nederïandfche ganfch geen vrienden van hem waren, waartoe hy haar ook eenigfints reeden had gegeeven , dewyl hy hun gefmeed ontwerp, om alleen meester van den Ooft-Indifchen handel te worden, manmoedig had verydelt; maar het geene zy hem verder te laften hebben geleid , wecgens 't voorgevallene in Amboina, was geheel bczyden de waarheid, alzoo hy voor dat voorval, bereids naar Europa was vertrokken. Hy had een zeer voorfpoedige reize, alzoo hy in ruim zes maanden eh wel op den 27ften van Herfftmaand 1627 met zyne Vloot voor Batavia is aangeland, en op den 3'often daaraan volgende, het Opperbewind van den Heer Karpentier heeft overgenomen. Kort na zyne aankomft, wierd Batavia door den Mataram of Keizer van Java met tachtig duizend man beleegerd, na dat deefe bevoorens in *t Jaar 1622. den Koning van Soerabaja den Oorlog aangedaan en met zyn Leeger de Stad Soerabaja eenige maanden omcingelt had, doch door gebrek aan leevensmiddelen; met fchande had moeten aftrekken; 't geen eenigfints zyn grootfeh ontwerp verydelt had , alzoo zyn voorneemen was, eene Opper-Monarchye te veftigen en zig als alleen heerfcher van 't groote Eiland Java te doen erkennen; waar aan nog veel ontbrak , dewyl de Koninkryken Soerabaja, Bantam en Jakatra geenfints hem als Keizer van Java wilden erkennen en geheel onafhankelyk van hem waren. Onze Maatfchappye had egter naar de verovering van Jakatra en de bouwing van de Stad Batavia, 's Jaarlyks aan hem een Afgezant met eenige gefchenken gezonden, om hem waar 't doenlyk in een goede luim te houden. Eg-  Ooft-Indifche Compagnie. 231 Egter mogt dit nu weinig helpen, alzoo hy bereids eenigen tyd van een ontwerp had zwanger gegaan , om"Batavia door verraad, of by verrasfing in te neemen, want zoo hem dit gelukken mogt, verbeeldde hy zig wel haalt meefter van 't nabuurig Köninkryk Bantam te zullen werden, doch een en andermaal was hem zyn aanflag gemift , waarom hy voorgenomen had, 't geen hy met lift niet had kunnen yerkrygen, nu met geweld t'onderneemen; dierhalven was hy met een Leeger van 12000man, in 't laaft van Herfftmaand, voor Batavia genadert, en had zig op de Javaanfche wyze redelyk wel verfchanft; egter hadden d'onzen, met behulp van eenige Inlandfche Vryburgers en Chineefen , een heevigen uitval gedaan, waarby zy wel vier hondert Javaanen uit hunne nieuwe werken verjaagd hadden, een goed gedeelte van dezelve in de pan gehakt, en vervolgens een gedeelte van hunne verfchanfingen in den brand geitooken. Ook vond onze Opperlandvoogd goed, een gedeelte van de nieuw opgebouwde c-tad Jakatra aan de vlam op te offeren, op dat de vyand daar in niet neftelen zoude. Vei volgens deed de vyand op den 2 2ften van Herfftmaand, van 't volgende Jaar 1628 , 's nachts een aanval op eenReduit, Hoilandia genaamd, leggende aan éenen hoek van de Stad, waar in flegts eenebezettingvan24man was. De Javaanen haddende Stormladders gericht, en waaren al in Itilte beezig, deeze kleine Vefting te beklimmen, wanneer de onzen hen ecift gewaar wierden, doch zy wierden door onze geringe bezetting zodanig ontvangen, en eenige uuren met hunne geheele macht tegen gehouden , tot dat 'er zes honderd man van de onzen, inden morgenftond P 4 tot  *3ü Hiftorie van de Nedèrlandfche tot hun ontzet kwamen; met wiens hulpe zy de Javaanen niet alleen dwongen van hunne onderneeming af te zien, maar zy vervolgden ze zelvs tot binnen hunne Verfchanfinge , waar uit zy hen niet alleen gedeeltelyk verjaagden, waarby Wel 1200 Javaanen fneuvelden, maar zy ftaken ook wel de helft daar van in brand, waarna zy zeegepraalende in 't Kafteel Batavia te rug kwamen , en hadden by deezen uitval flegts 25 man verlooren. 's Vyands Leger leed nu veel door defertie als anderfints, zodanig dat zy in 't laatft van Wynmaand, maar ruim 4000 man fterk waren, waarom Koen befloot, op den 21 van gezegde maand, Jacques Lejebre, (geweezen Landvoogd der Molukkes,) met de meefte macht der Maatfchappye, beftaande in 2866 man, den vyand geheel te verjaagen, 't geen hem ook zoodanig gelukte, dat zy hunne geheele legerplaats verheten, en wyd en zyd het haazenpad koozen , waar op men hun geheele leegerplaats aan de vlam opofferde. Men kreeg ook van hun wel 150 Vaartuigen tot buit , die meeft door ons Volk verbrand wierden. Weinig tyds daar na, ontvingen de verftrooide vyanden nieuwe Hulptroepen, waarop zy zig weer verzamelden, en op hun beurt de onzen onverwagt overvielen, waardoor deeze in wanorder werden gebragt, en 40man by dien aanval verlooren. Doch de Javaanen lieten overal Verfpreiden, dat zij eene volkomene overwinning bevogten hadden; 't geen den Koningvan Bantam aangenaam was te hooren, doch hy hield zig egter onzydig, om naderhand de party van den overwinnaar te kiezen. Daaglykskwam 'er nu, nieuweverfterkingin 't  Ooft-Indifche Compagnie. 233 't vyandlyke Leger. Ook had de Keizer (zoo als men naderhand van eenige gevangenen hoorde ) aan zynen Veldheer bevel gezonden , om by de verovering van Batavia, geen een Hollander in 't leeven te fpaaren en de veroverde Effecten der Maatfchappye, naarMattaram te vervoeren. Doch de Vyand befpeurde, dat zy ons Kasteelzoo fchielykniettotde overgaav konde dwingen , trachten toen de Rivier te verleggen en de Ipruit der zelve , welke naar onze vefting liep, te floppen ; om de onzen door gebrek aan water tot de overgaav te noodzaaken, maar dit mislukte hun door de kloekheid der onzen, die hen met bebloede Koppen dwongen van hun voorneemen af te zien; waar na zy de geheele beleegering van Batavia opbraken en als laffe Blociaarts de vlugt namen; egter tragtten zy in 't begin van Slagtmaand, de hier vooren gezeide ReduitHollandia, te overrompelen, dat mede voor hun verkeert uitviel. Kort daar na had de Keizer vanMataram een' fnooden toeleg gefmeedt, omonzeOpper-LandVoogd Koen van kant te helpen, door middel van eenige Javaanen; doch hy ontkwam gelukkig dit gevaar, maar den Hoofdman de ioldaaten van 't Kafteel Batavia, verloor daar by het leven. Vervolgens is de Heer Koen, (na dat hy onze Maatfchappye in verfcheiden Ampten en voornaamlyk als haar Oppergebieder loflyk had bedient) op den 22ften van Herfftmaand 1629, op Batavia overleedcn in een ouderdom van ruim 42 Jaaren en in 't Stadhuis van Batavia ( zynde te diertyd eene Kerk) met groote pragt begraaven en was de eerfte Opper-Landvoogd, die op ons Hoofd Kantoor overleeden is. P 5 Het  234 Hiftorie van de Nederlandfche Het verdere voorgevallene onder het tweede Opper-Landvoogdfchap van J. P. Koen, zoo in Amboina als elders, zullen wy, om den draad diervoorvallen niet telkens aftebreeken, hierna kortelyk aanroeren. AGTSTE HOOFDSTUK. Zynde het geene in de Indien onder het Opperbewind der Landvoogden Jacques Spex , Hendrik Brouwer en Anthony van Diemen is voorgevallen. De opvolger van den Opper-Landvoogd Koen, was Jaques Spex , die der Maatfchappye al kort na haare oprechting, veele dienden in den Indifchen Handel en wel voornaamelyk in Japan had gedaan, waar hy eenige tyd als haarOpperKoopman, den Handel met groot voordeel voor haar, had gedreeven. Om nu aan de Bewindhebberen der Maatfchappye weegens den Japanfche handel meerder lichts te geeven, had men goed gevonden, hem vandaar naar Holland te ontbieden , alwaar hy vervolgens is aangeland en aan zyne Meefters mondeling verflag gedaan hebbende, is hy vervolgens door dezelven tot Directeur van den Jndifche Handel verheeven en in Wynmaand 1628, met 6 Scheepen uit Holland naar Batavia vertrokken, alwaar hy twee dagen na den dood van den Heer Koen is aangeland en in 't laaft van Herfftmaand 1629 door den Indifchen Raad by provifie als zevende Opper-Landvoogd der Maatfchappye is aangefteld. Hy heeft voor de Maatfchappye geduurende zyn bewind , geen nieuwe veroveringen gedaan , maar zig voornaamelyk toegelegt, om haare handel meer en meer uit te breiden , waarom hy ook aan onzen zevenden Landvoogd dcrMoluk- kus  Ooft - Indifche Compagnie. 235 kus Gysiert van Lodeftein laft gav, een nieuw verbond met den Koning van Ternate Hhamza genaamd (die opvolger van Koning Modafar was ) te fluiten waar in, voor éerft bepaald was: ,, „ dat alle het gepaffeerde wederzyds vergeeven en „ vergeeten zoude zyn en dat die Koning wel „ plegtelyk beloovden, alle de Verbonden door de „ onzen met zyne Voorzaaten gemaakt, ftipte„ lyk te zullen onderhouden. „ Ook beloovde die Vorft weiders, het bert ftand 't geen hy of zyne voorzaaten, met de rt Spanjaards enPortugeezen hadden aangegaan, „ te zullen verbreeken en geen Vreede met de„ zeiven te zullen fluiten ,buiten toeftemming van „ onzen Landvoogd , maar in tegendeel , die „ Natiën zoo te water als te land, te beleege„ ren en zyne onderdaanen wel uitdruklyk te „ verbieden, met hun geen fluikhandel van Nart geien te doen, maar die Speceryen droog en „ wel gezuiverd, aan de onzen alleen te zullen „ leeveren, teegens vyftig Realen van agten de „ bhaar van 625 Hollandfche Ponden". _ Verders maakte men daar by eenige fchikkingen, zoo tot uitwisfeling der gevangenen, terug geev-ing der wederzydfche overloopers, als anderfints; alles breeder by het zelve verbond befchrcevcn 't geen by Valentyn in zyne befchryving der Molukkus, te vinden is. Wanneer nu de Opper-Landvoogd Spex, by na drie Jaaren het oppergebied over Neerlands Indien gevoerd had, ishy op den 7den van Herfsmaand 1632, van Batavia naar Holland vertrokken en was de eerfte die aan zyn Scheeps Volk eene premie van drie maanden Gage meerder beloovde om benoorden Engeland, of (zoo men gewoonlyk zegt) agter om te zeilen , welke pre-  «36 Hiftorie van de Nederlandfcbe premie ook in kater Jaaren, in ty den van Oorlog, meede verfcheiden maaien aan het Scheeps Volk is toegezegt. Zyn vervanger was Hendrik Brouwer, die al int Jaar 1613 in Japan tweede bediende in rang der Maatfchappye was en vervolgens van daar naar Holland vertrokken zynde, van't Jaar 1617 tot 1632, geweeft Bewindhebber der Maatfchappye te Amfteldam, in welken tuffchen tyd, hy als een der gemagtigdens naarLondon is vertrokken , om de verfchillen over het voorgevallene in Amboina ie. vereffenen, waarna hy in Lentemaand van 't laaft gedagte jaar, met drie Scheepen als Opper-Landvoogd naar Batavia is vertrokken, en daar op den sden van Herfftmaand aangeland en twee dagen daar na plechtig als Opper-Landvoogd ingehuldigt. Onder zyn beftier, het geene tot in 't einde van 't jaar 1635 geweeft is, is 'er meede weinig ten opzigte onzer Maatfchappye in de Indien voorgevallen, dan alleenlyk dat hy, op het loffelyk fpoor zyner braave voorgangers, den Koophandel tot groot voordeel der Maatfchappye, alomme heeft gedreeven en uitgebreidt. Hy vertrok in dat zelve jaar met 8 Scheepen naar 't Vaderland, laatendetot zynen opvolger, Anthonyvan Diemen. Deeze was de Neegende Opper-Landvoogd onzer Maatfchappye en was eerft in eene geringe bediening naar de Indien vertrokken, vervolgens in 't jaar 1626 , door verfcheiden bedieningen heen, tot den rang van OrdinaarisRaad van Indien bevorderd en in 't jaar 1630 (omredenen ons onbekend ) naar Holland vertrokken; twee jaaren daar na, ging hy in den zclfdeu rang weer naar Batavia , waar hy toen algemeene Gezaghebber van onzen Handel wierden ver-  Ooft-Indifche Compagnie. 237 vervolgens tot Opper-Landvoogd is verkooren. Hy was de eerfte Opper-Landvoogd, die den handel op Tonking begon en vertrok vervolgens 1637 van Batavia naar Amboina , daar weer vry wat onluften, federt en nog onder het beftier van onzen Landvoogd vanSpeuld waren voorgevallen. Deeze had wel in den jaare 1623 en 1624, een verbond gemaakt met de Inwoonders van de Eilanden Lesfidi en Manipa, welkers Inwoonders, de geweldenary en en flinkfche ftreeken van den Ternataanfchen Stadhouder Hidajat moede waaren, zig aan de Maatfchappye onderworpen en beloovden alle haare Kruid Nagelen op Lyv ftraffen, alleen aan de onzen te leeveren. Ook had hy in 't laaft gedagte jaar, de Inwoonders van Ooit Ceramen van Goram, die aan veele gevlugteBandaneefen (chuilplaats verleend en veele onzer onderdaanen van Amboina geroovd hadden, met kragt van Wapenen gedwongen, zig meede aan de Maatfchappy te onderwerpen, zynde met deezen , ofte wel met de inwoonders van Ooftceram, Goram, Kefting Goelt Goeli, Oerong en KïÏÏrwari, in Wintermaand van 't zelve jaar een Verbond gemaakt, waar by aan hun vergund wierd: om vry op Amboina te mogen, komen handelen, mits zy zig voortaan, als getrouwe onderdaanen onzer Maatfchappye gedroegen. s'Jaars daar aan , zynde 1625, yvasvanSpeuU, met behulp van de Vloot, onder het bevel van Jacques L Hermite uitgevaaren (welkers reize wy hier na kortelyk zullen aanroeren) naar klein Ceram gezeild , dier inwoonders den Oorlog aangedaan en alle hunne Nagelboomen in brand geftooken of verwoeft, om dat zy met den nieuwen Onder-Koning vmTermte Kmnlaba Lelt at 0, die  238 Hiftorie van de Nederlandfche die in plaats van den overleedene Hidaijat was gekomen, op welkers voetfpoor, deeze meedegeftadig de Inwoonders van de Amboineefche Eilanden teegens het beftier der onzen oprokkende en hen aanzettede om de Nagelen aandevreem- i delingen te verkoopen. Vervolgens is de Landvoogd van Speuld in 't jaar 1627, eerft naar Batavia en vervolgens naar Mocba vertrokken. In zyne plaats, was Jan van Gorkwn tot Landvoogd van Amboina benoemd; deeze had kort na zyne aanftelling getragt, met dien liftigen en kwalyk gezinden Steedehouder, vreede te maaken, doch hy deed zulke ongehoorde eilTchen , dat men hem wel geheel Amboina zoude hebben moeten inruimen; dus liep deeze onderhandeling vrugteloos af. In't jaar 1628 kwam onze Landvoogd der Molukkus Jacob Le Febre in Amboina, met een' eigen handige briev van den Ternataanfchen Koning Hbamza, met bevel aan zynen Onder-Koning Leliato, om zig met de onzen te verdraagen en voortaan geene Nagelen aan vreemdelingen te verkoopen, maar dezelven alleen aan de bediendens onzer Maatfchappye, teegens den vaft geftclden prys te leeveren; doch deeze kreunde zig weinig aan dit bevel, en ging voort, omdeAmboineezen oproerig teegens ons te maaken; ook ontdekte men naderhand, dat die Briev meeft veinzery was. Vervolgens was van Gorkum naar Batavia vertrokken , laatende in zyne plaats Fbilip Lucaszoon tot zesde Landvoogd in Amboina In deezen tyd kwam'er een Tarnataanfe Prins Alï genaamd , in Amboina als gemagtigde van zyn Koning, om de verfchillen tulfchen d'onzen enLeliato te vereffenen, ook flaagdehy daar in  Ooft - Indifche Compagnie. * 239 in wel zoo verre, dat die Onder-Koning, benevens de inwoonders van Loehoe, Kambello en Lesfedi beloovden: alle haar Nagelen , zuiver en droog aan ons te leeveren, teegens 60 Realen van agten de bahaar; verders beloofden zy, allen Sluik-handel met de vreemdelingen te ftaaken. De overige Artikulen van dit Verbond waren op den zelfden voet ingericht-, als de voorige verbonden met de Amboineefche volkeren aangegaan. In plaats van den Landvoogd Lucaszoon, kwam 1631 van Batavia in Amboina als zevende Landvoogd van dit wingeweft, Artus Gysels, die kort na't aanvaarden van zyne bediening, een hongitocht teegens de vreemde Sluikhandelaars deed, doch was door zyne kleine macht genoodzaakt vrugteloos naar 't Kafteel te rug te keeren, om beeter geleegenheid af te wagten; die zig ook ras opdeed, alzoo de Zeevoogd Adrïaan Martenszoon met eenige Scheepen van Batavia alhier aanlanden, des hy, met deeze hulp verfterkt, dien tocht met een gewenfcht einde hervattede, veeleHitoeëzen en andere bedwong en 11 Smokkel Vaartuigen in brand deed fteeken, hy was hier toe voornaamelyk bewoogen, doordien men dit jaar een groote Nagel-Oogft gehad had, waar ' van ilegts aan onze Maatfchappye i40obahaaren geleeverd en alle de overige aan de Smokkelaars verkogt waaren. Kort daar aan wierd de Landvoogd Gyselsvervangen, door Anthony van den Heuvel, alzoo men op Batavia verfpreidde, dat hy de rebellie eer begunftigt als geftuit had, waar op Gysels om zig van dien blaam te zuiveren, naar Batavia vertrok. _ Deeze nieuwe Landvoogd verbeelden zig, dat hv wel haaft het oproer in Amboina zoude dempen  240 Hiftorie van de Nederlandfebe gen en nam, onder fchyn van Vriendfchap, den lapite'mHbitoeKakliali genaamd eneenige van zyn aanhang gevangen; dewyl deeze de groote oorzaak van het oproer was en toegelegd had, om tegens de plechtigfte verbonden aan, de Wapenen teegen de Maatfchappye optevatten, ja zelvs daaromtrent by den Koning van Makasfer, om hulp en byftand had verzogt. Vervolgens ging van den Heuvel met eenige Hitoeezen een nieuw verbond aan , waar by deeze de gevangenneeming van Kakliali goedkeurden en beloovden zig voortaan, als getrouwe onderdaanen der Maatfchappye te gedragen en met de Inwoonders van Loehoe en Kambello (die op den raad van den Ternataanfchen Steedenhouder op nieuws gerebelleerd hadden) geen gemeenfehap te zullen houden. Verders was dit kontrakt, zoo omtrent het leeveren der Nagelen, hulpbewyzingaan d'onzen, als anderfints, almeede op den voet van de voorigeVerbonden ingericht en op den 28 van bloeimaand 1634, wederzyds onderteekend. Veele Hitoeezen hielden zig egter niet aan dit verbond en weigerden zig onder de gehoorzaamheid van onzen Landvoogd te begeeven, ook hadden de Inwoonders van 't Eiland Amllau, ons volk in de Logie aldaar vermoord; 't welke meeft wierd toegefchreeven , aan de ftraffe wyze van Regeering, die van den Heuvel in Amboina had ingevoerd. Wanneer nu Artus Gysels zyne verantwoording aan de hooge Regeering van Batavia behoorlyk gedaan had, was deeze door hun vervolgens als Kommisfaris van de Oofterfchen geweften, met eene Vloot van 8 Scheepen weer na Amboina gezonden, alwaar hy in Sprokkelmaand 1635  Ooft - Indifche Compagnie. 241 1635 aanlandde, van den Heuvel op zyn beurt uit het bewind ftiet en aldaar in zyne voorige eer herlield wierd; waar na van den Heuvel bevel kreeg: om zig op Batavia nopens zyn gehouden gedrag te verantwoorden; die dan ook daar heen vertrok en zig zoo onbetaamlyk omtrent de Hooge Regeering aanftelde, dat deeze hem door hunnen Fiskaal in Rechten betrokken en hy door den Raad van Juftitie gevonnift wierd, om als een Lasteraar op het Schavot zyn ftraf te ontvangen; waar na hy voor infaam wierd opgezonden; vervolgens heeft hy zig by de Engelfchen in dienft begeeven, die hem zelvs in 't jaar 1639, als haar afgezant naar Holland zonden, om was het doenlyk de oude verfchillen by te leggen j Doch Bewindhebberen onzer Maatfchappye wilden hem als zodanig één niet erkennen , dies hy onverrichter zaaken, moeft vertrekken. In Herfftmaand 1635. vertrok Artus Gyzelsmet twee Amboineefche Edellieden naar Batavia, laatende tot zyn Vervanger Jochem Koelofsz van Deudekum; dit was een trotfch en hoogmoedig Man en (fchoon aan hem door den Heer Gyzels een wydloopige memorie omtrent het beftier dezer Landvoogdye was gegeeven, welke memorie onder ons beruft, doch is veel te wydloopig om hier te plaatfen) handelde hy egter de Amboineezen, zooBondgenooten als onderdaanen, zeer flegt en zelvs veel erger dan van den Heuvel^ waar door meeft alle de Inwoonders van ons afvielen, eenigen met hunne goederen naar het gebergten vluchten en veelen van hun zig by de oproerige begaven, die met deezen onderftand ftoutmoedig wierden en één onzer Forten langen tyd belegerden, het welke egter door de dapperheid der bezettelingen , beftaande flegts : II. Deel. Q uit  242 Hiftorie van de Nederland/de Hit een Luitenant en 10 Soldaaten , nog behou- , den wierd. Onze Landvoogd, door zyne ftraffe Regee- ] ring zig nu in 't naauwziende, hield zig bin- , nen de muuren van het Kafteel en gav van dee- , zen flegten toeftand, aanftonds kennis aan de ( Regeering te Batavia ; het duurde egter tot in | Louwmaand van'tJaariÓ37,eer hy byftandkreeg, , wanneer onze Opper-Landvoogd vanDiemen met twee Raaden van Indiën Anthony Kaan en Jan Ottens van Batavia met 17 Scheepen, voorzien met twee duizend Soldaaten, behalven de Bootsgezellen , aldaar aanlandde en daags na zyne , aankomft met 15c» Man eene landing deed , na , dat hy alvoorens door eenige Orangkays die ons getrouw gebleeven waaren, van den toeftand en fterkte der muiters onderricht was; hy viel aanftons op verfcheiden van s?Vyands wer- j ken aan, waar van hy 'er eenige ftormenderhand veroverde en verfcheiden Vyanden gevangen kreeg , ook veroverde men by deeze ; 1 landing, eenige ftukken gefchut, 34 vaten buskruid en verdere oorlogs behoeftens, als meede vyv oorlogs Coracoras en wel 100 andere vaar- I tuigen, die meerendeels in den grond geboord, doch de beften daar van by onze Vloot gehouden wierden. Men had egter ook by deeze onderneeming aan onzen kant, eenige dooden en gekweften bekomen, onder welke laatflen den Raadsheer Ottens was, welke met 500 Man, den eerften aanval had gedaan en dus het hevigfte vuur der Vyanden had moeten verduuren. In eene der veroverde Veilingen op Luccila liet van Diemen eene bezetting van 400 Man en Vyv Oorlog-Scheepen voor de zelve op de reê , met 1  Ooft - Indifche Compagnie. 243 met bevel om de gevlugte oproerigen in hunne Ichuilhoeken in de boffchen op te fpooren en alle hunne Nagelboomen uit te roeijen, waar na hy met ia Scheepen naar ons Hoofdkantoor vertrok en den 30 van Louwmaand aldaar voor 't Kasteel Vicloria aanlandde; hy ging vervolgens verfcheiden andere fterktens der Muitelingen veroveren , het geen de meeften van hun, zoodanig in 't naauw bragt, dat zy van hem den vreede verzogten , waarop deezen dan ook in genade wierden aangenomen. Vervolgens kwam by hem een afgefant van den Koning van *fernate, met een eigenhandigen briev van dien Vorft, waar in hy zig tragtte te zuiveren van den blaam die hem was opgelegt, als of hy de hand in 't oproer geleend had ; maar gavdefchuld van ditgeheeiebedryvaar zyn Stadhouder Lehato en verzogt laatftelyk daar by, dat men hem teegens den Koning van Tidore en tegen de Spanjaards wilde te hulpe komen. van Diemen zeilde vervolgens met zyne vloot naar de Hitoeëefche Kuft, welkers Inwoonders. voor 't grootfte gedeelte van de Maatfchappye waren afgevallen en dus dit Land in verfcheiden partyfehappen verdeeld was; hy nam ook met zig de twee gevangene Orangkays, die bevoorens door den Landvoogd Gyfeh naar Batavia waren gevoerd ; een van welken de meergemelde Kapitein Hitoe Kakiali was; de andere Orangkaya fchonk hy zyne vryheid, mits dat deeZe bewerkte, dat de Hitoeëezen tot hünne plicht keerden; doch zy wilden onzen Opper-Landvoogd dwingen, om Kakialt, meede los te laaten, 't geen hy hun affloeg. De nieuwe Ternataanfche Stedehouder Sibort genaamd, had het meede door zyn goed beleid zoo ver gebragt, dat hy de meeften onderO 2 daa«*  244 Hiftorie van de Nederlandfcbe Üaanen zyn's Konings in Amboina tot hunneri plicht gebragt had, die beloovt hadden, zig voortaan ftil en vreedzaam te houden, waar op de voorige Stadhouder Leliato ( ziende zig van zyn meeften aanhang verlaaten) uit vreeze voor ftraf, om den Vreede fmeekte, met belovte om alle de Vreemde Handelaars te doen vertrekken. Toen nu de meefte onluften in Amboina door onzen Opper-Landvoogd van Diemen zoo door de Wapenen als door zyn uitmuntent beleid gedempt waren, beriep hy teegens den 30 van Bloeimaand 1637, alle de Orangskaf s op een algemeenen landdag aan 't Kafteel Victoria, daar ook de meefte van hun verfcheenen, behalven veelen van de Kuft van Hitoe, die eerft Kakiali in vryheid wilden hebben, 't geen hun wierd afgeflagen; de overige Amboinfche Orangkaya"'s die op den landdag verfcheenen waren, zoo Christenen als Mahomettaanen, beveftigden en bezwoorenop nieuws alle de voorige Verbonden met hun gemaakt, waar by egter onder anderen nader bepaald wierd; dat men aan hun voortaan voor de bahaar Nagelen , 70 Ryksdaalders zoude betaalen en dat zy ook aan onze andere kantooren in Amboina, zoo wel als aan ons Hoofdkantoor de Kleedjes en de Ryft voor den zelfden prys zouden kunnen bekomen. Ook verbond zig de nieuwe Ternataanfche Stadhouder op nieuws: dat zyn *s Koning onderdaanen in Amboina , ingevolge de voorige verbonden, alle hunne Nagelen zuiver en droog, aan onze Maatfchappye zouden leeveren; ook, dat zy gehouden zouden zyn, op de eerfte aanmaaning van onzen Landvoogd, met hunne Coracora's aan 't Kafteel le komen, om met hem de Hongitocht te doen cn alle de Vyanden onzer Maatlchappye, meexle voor hunne Vyanden te houden, Gv-  Ooft.- Indifche Conip/gnie. 245' Geduurende deeze vergadering, had men in 't algemeen goed gevonden, om den muiteling Leliato aan 't Kafteel te ontbieden, 't geen deeze weigerde; waarop de nieuwe Ternataanfche Stadhouder', onze Opper-Landvoogd raadde, om hem den oorlog aan te doen; hy fcheen dit ook al verwagt te hebben, alzoo hy bereids eenige Vaartuigen in gereedheid hield, om zyne Vrouwen en beften Effecten naar't Eiland Kelang over te voeren, en zoo hy het te kwaad kreeg, meede daar heen te trekken. De Landvoogd™» Deudekum,x\a dat hy nu twee \ Jaaren zeer liegt geregeerd had, wierd vervan! gen door den buitengewoone Raad van Indien \ JanOttens, als tiende Landvoogd van Amboina. Wanneer nu de Heer van Diemen hier alles j (zoo goed doenlyk) in ruft gebragt had, verzeil: de hy-in gezelfchap van den buiten gewoonen ! Raad Kaan en den afgezetten Landvoogd van I Deudekum, op den I4den van Zomermaand met 8 Scheepen naar Batavia, laatende in Amboina de I relt van de overige Scheepen en 400 man totbe\ zetting van de Forten; hy gierde op Makasfer 1 aan en maakte Vreeden met dien Koning, waar by onder anderen bedongen wierd: dat zyne onderdanen geen onderltand aan de Portugeefcho bezetting in Malakka zouden bezorgen en dat zy ook voortaan, geen «{"mokkel handel met de Amboineezen zouden doen. Vervolgens kwam onze Opper-Landvoogd met zyne Vloot den 8ft«i van Hooimaand van 't zelve Jaar , voor Batavia . te rug. Onze nieuwe Landvoogd Ottens', ziende dat de Hitoeeezen door ftrenge middelen niet te beweegen waren, befloot aan hun verzoek te'voldoen en liet Kakiali los, fchoon teegens den Raad des Tci>  246 Hiftorie van de Neder landfcbe Ternataanfchen Stadhouders; hy hoopte hier door de ruft in Amboina geheel te herftellen, doch zulks mislukte hem, en de weerfpannelingen verkooren deezen Belhamel tot hun hoofd, doch naderhand ziende, dat hy van zyn meefteBondgenooten verlaaten was, befloot hy te veinzen en een Ichyn van Vreeden met onze Maatfchappye aantegaan, waar by hy, als hoofd der Hitoeezen aannam , alle de "Nagelen die onder zyn gebied groeiden, aan de onze te zullen letr veren, en beloovde verder zig ftiptelyk aan de oude verbonden met de Hitoeëezen gemaakt , te zullen gedragen. Men ondekte egter wel haaft zyne geveinftheid, alzoo hy meer dan de helvt der ingezamelde Nagelen in ftilte naar Kambello liet voeren, om daar aan eenige Sluikers die met ia Jonken op de Ree van Kambello lagen , te verkopen, 't Geen wy voorëerft niet konden beletten, door dien de Inwoonders van Kambello , nog teegens de onzen Rebelleerden. Hy had ook, in 't geheim, Gezanten afgevaardigt aan den Koning van Makasfer, om hulp teegens de Maatfchappye te verzoeken , 't geen door den Stadhouder Sibori, ontdekt wierd. In Sprokkelmaand van 'tjaar 1638. kwam onze Landvoogd van Diemen, verzeld van den Heer Kaan met eene Vloot van 17 Scheepen weer in Amboina. Met deeze Vloot zeilde hy in Grasmaand naar Kambello, om die weerfpannelingen tot reeden te brengen: Hier ontmoettede hy deTernataanfche Koning Hbamza met een vloot Coracord's, met wien hy over deeze zaak raadpleegde. Hy vernielde op Kambello wel 60 Vaartuigen, doch de Ternataanfche Vorft kon nog niet goed vinden , om die Plaats formeel te beleegeren; intuffchen had men met goedvinden van dien Koning, den Muiter Leliato, die van zyn meeften aanj  Ooft ■ Indifche Compagnie. *47 aanhang verlaaten was, met geweld gevangen genoom en. V ervolgens kwam onze Opper-Landvoogd met dien Koning naar eenige woordenwiflelingovereen, omtrent de Landen welken hy in Amboina in eigendom zoude bezitten, waarop met dien Vorft op den i8den van Zomermaand 1638, alle de voorige verbonden vernieuwt wierden j waarby ook onder anderen, nader bepaald was: dat geen vreemde Handelaars, van wat Natie dezelve ook mogten zyn, in zyne Landen zouden moogen handelen, dan alleen zoodaanigen die met Pascedullen van onze M aatfchappye voorzien waren. Alle de Nagelen die onder zyn gebied groeiden en ingezaameld wierden, moeften droog en wel gezuiverd aan de onzen geleeverd worden , teegens 70 Ryksdaalders de bahaar van 550 ponden Hollandfch. Verder wierd aan den Koning ook beloovd: dat de Maatfchappye hem 'sjaarlyks boven de voorrechten aan hem en zyne Voorzaten , by de voorrige verbonden, toegeftaan, zoude geeven, 4000 ftukken van agten; mits dat men hem niet bewyzen kon, dat hy of zyne onderdaanen, eenige Nagelen aan Vreemdelingen verkogt hadde. Voorts wierden daarin zoodanige fchikkingen gemaakt , zoo omtrent den byftand, die weederzyds zoude gegeeven worden, by aanvallen van, of verweeren teegens den Vyand, als omtrent den Chriftelyken en Moorfchen Godsdienft, indiervoegen als by voorige verbonden bepaald was. Daarna vertrok van Diemen met drie Scheepen naar Batavia, en mm Leliato als gevangene meede, die naderhand op laft van zyn' Koning, aldaar onthoofd wierd. De Landvoogd Ottens en de Koning van TerQ 4 mie  24S Hiftorie van de Nederlandfcbe iiate deeden vervolgens alle moeite, om den Kapitein Httoe Kakiali by zich te noodigen , om meede zyne toeftemminge aan de gemaakte verbonden te geeven en die te bezweeren; zelvs zond de Koning aan hem een witten Tuileband ten teeken van zyne byzondere achting: doch hy zogt daaromtrent allerlei uitvlugten, in vreeze zynde, dat men hem over zyne nieuwe ontrouw ftraffën zoude ; egter beloovde hy, aan de gemaakte Verbonden te zullen voldoen. Waarna Koning Hbamza naar Ternate te rug keerde. De Inwoonders wan Kambello bleeven egter nog al weerfpannig teegens de Maatfchappye, en verkoozen tot haar hoofd eene Ktmelaha Loeboe , een vrygelaten Slaav van den Koning van Ternate, welke bevoorens onze gevangene was geweeft, doch door den Koning op zyne belovten van die Inwoonders te bevreedigen, in vryheid was gefield. Deeze had aanftons naar zyne verlosfinge geweigerd, aan de bevelen van zyn Koning te voldoen en was zelvs met Kakiali in eene geheime verftandhouding, ten nadeele der onzen, getreeden; ook hadden zy beide, Gezanten afgevaardigd aan den Koning van Makasfer, met een gefchenk van 10 Baaien Nagelen, om daar door dien Vorft te beweegen aan hun, in hunne fnoode ontwerpen byftand te geeven; 't geen egter door deezen werd afgeflagen. In 't volgende Jaar i Ó39,kreeg onze Landvoogd nieuwe verfterkinge van Batavia en liet daarop 400 Man naar Kambello zeilen, om die Muiters te bedwingen: doch deeze onderneeming liep, door kwaad beleid der Hoofdlieden, vrugteloos af. De Muiters hadden egter naderhand by den Koning van Makasfer door haaren Gezant,het zoo verre gebragt, dat hy aan hun 17 Jonken met hulp-  Ooft-Indifche Compagnie. 249" hulptroepen gav , mits dat zy dezelve teegens ons, niet aanvallender wyze mogten gebruiken, maar flegts verweerender wyze, zoo onze Landvoogd goed mogt vinden, hen aantevallen, of hunne Nagelboffchen op Hitoe of elders te verwoeften: ook beloovde hy hen 's Jaarlyks hulptroepen te zenden, mits dat zy de waarde van dezelven, in goud of flaaven zoude betaalen. Met deeze hulp verfterkt, vondt Kakiali egter goed, om onze Vefting op Lefiedi te beleegeren; waarin flegts eene bezetting van 50 Man was. Hy lag hier 5 dagen voor, doch hoorende dat onze Landvoogd voorneemens was het beleg opteflaan, verliet hy zyn voordeel en keerde naar het gebergte te rug. Vervolgens liet hy aan onzen Landvoogd weeten: dat hy niet voorneemens was, eenige Nagelen aan hem teegens den vaftgeftelden prys te leeveren , maar wel teegens 75 Reaalen van agten de bahaar. Hy wierd ook daaglyks Itoutmoediger en lag meer en meer het masker van geveinsdheid af, doordien hy bewuft was, dat onze fterktens in Amboina, zeer zwak van Volk voorzien waren; om dat het grootfte 'gedeelte dier bezettinge , op lalt van de Hooge Regeeringe naar Batavia gezonden was, waardoor zelvs onze Landvoogd, maar 24 Soldaaten in de Hoofdvefting had behouden: Maar toen hem bericht wierd: dat 'er agt Scheepen tot ontzet in aantogt waren, trok hy weer het Vosfevel aan en verzogt aan onzen Landvoogd, dat hy een Koopman naar Hitoe wilde zenden, om de Nagelen te koomen ontvangen ; doch zyn voornaamfte oogwit was, om een Perzoon van aanzien van de onzen gevangen te krygcn en daarteegens Leliato te losfen: doch dit verzoek wierd hem een en anderQ 5 maal  250 Hiftorie van de Nederlandfcke maal afgeflagen, egter befloot de Landvoogd naderhand aan zyn verzoek te voldoen, en zond den Koopman met een Jagt naar Hitoe, om van hun de Nagelen te ontvangen op afkortingvan de Gelden, die de Maatfchappye van hem te vorderen had; egter had dezen Koopman bevel : om niet aan Land te gaan, maar aan Kakiali te doen weeten: dat hy hem de Nagelen aan boord moeft leeveren; gelyk hy dan ook 15 Bharen Nagelen aan boord zond; doch de verdere leevering ftaakte hy, om dat hy zyn oogmerk niet had kunnen bereiken. In 't Jaar 1640, deed onze Landvoogd een Hongi tocht met 11 Coracorads en zond 18 vaa dezelven naar het EilandBonoa, (meede eender Ambonfche Eilanden) om dien Koning welke een bondgenoot onzer Maatfchappye was, byftand te doen teegens eenigen zyner oproerige onderdaanen, die men ook, naar weinig teegenftands, overwon, de Hoofden daar van gevangen kreeg en met geweld dwong, omop nieuws de Koning en onze Maatfchappye getrouwheid te zweeren. Dit Jaar had men in Amboina eene zeer voordeel ige Nagel Oogft, doch men reekende dat flegts de helft, aan de onzen geleeverd was, en wierden daar van 770000 ponden naa Batavia vervoerd, het overige hadden de Amboineezen aan de Sluikhandelaars verkogt en zelvs wel 300 bahaaren alleen aan de Makasfers. De oproerige Kakiali beleegerde in deezen tyd een Dorp Oenen genaamd, waar in eenige getrouwe Amboineezen en een kleine bezetting Europiaanen waaren, deeze verzogten daar om hulp aan onze Landvoogd, doch eer deeze hulp opdaagde , wierden zy door Kakiali zoodanig in *t naauw gebragt, dat zy haaft (^dcor den nood ge- dwon--  Ooli-Indifcbe Compagnie. .551 dwongen ) zig op genade zouden hebben moeten overgeeven , zoo zy niet nog tydig door drie Kpmpagnien Soldaaten ontzet waren gev/oiden. Toen nu de Landvoogd Ottens deeze Landvoogdye als een getrouw en braav dienaar van zyne Meefters, eenigen tyds met roem beftierd had, kwam hy op den 14 van Oogltmaand 1641 aldaar te overlyden en was de eerlte Hollandfche Landvoogd, die in Amboina ftierv. Hy wierd in deezen poft vervangen, door den ordinaris Raad en Landvoogd der Molukkus Antbony Kaan, die als elvde Landvoogd in 't volgende jaar 1642, daar toe plechtig wierd aangefteld. In deezen tyd , overviel en verbrande Kakiali met 800 oproerige, het Dorp Lank, wiens Inwoonders aan ons altoos getrouw gebleeven waren, waarom Kaan, kort na zyne aanftelling, het zelve deed herbouwen en in beeter ftaat van tegenweer ftellen, laatende daar in den Bevelhebber Corneïis van Oudtbooren, met eene goede bezetting; vervolgens liet Kakiali de Inwoonders van het Dorp hlila op Hitoe geleegen, tot afval noodigcn, of dreigde hen anders, te vuur en te zwaard te verwoeften, doch deezen wagtten zyne komft niet af, maar vlugten naar Hitoe Lama, welke plaats hy vervolgens met 1000 man beleegerde, maarte vergeevs; alzoo onze Bevelhebber van Lanka hen met een Vloot Coracorad's te hulp kwam, het beleg opfloeg niet alleen, maar zelvs de Vyanden tot in hunne Schuilhoeken vervolgde en al den geroovdenbuit hun ontnam; zy trachtten zig egter te herftellen en dreigden op nieuws Hitoelama te belegeren, doch hoorende dat 'er nieuwe bezetting in die plaats was gekoomen, {taakten zy hun voorneemen. Deg  252 Hiftorie van de Nederlandfche Den 23fte van Lentemaand deezesjaars 1642, kwam de buitegewooneRaadGVrar^D««w/Ér met eenige Schepen van Batavia, om den Heer Kaan te verlosfen, doch deeze begeerde nog eenige maanden in't bewind te blyven, tot dat hy de Inlandfche onluften, beter gedempt had. Kort hier aan kwamen weer dertig Jonken met Volk van Makasfer, tot hulp van Kakiali \nAmhoïna;ook waren tweeAmboinfcheOrangkay''shem toegevallen ; doch na eenige vergeeffche poogingen teegens de onze, floegen de Maakasfers aan 't muiten, om dat hy hun niets voor hunne hulp wilde toeleggen en zy de Nagelen aan hem, met kontand geld moeiten betaalen. De Inwoonders van Kambello eindlyk ziende dat zy door Kakiali misleid waaren , zonden gezanten aan onzen Landvoogd, om van hem den Vreede te verzoeken, die hy haar, onder eenige voorwaardens toeltond; waarop zy het verbond metden Koning van Ternaten'm 't Jaar 1638 gemaakt, onderteekenden en bezwooren , waar na Kambello door de onzen in bezit genoomen en daar een goede Vefting gebouwt wierd. Het hooft der oproerigen Kimilaha Loehoe, ziende dat de Inwoonders van Kambello in genade waaren aangenoomen, begav zig meede op hun voorbeeld, weer onder de gehoorzaamheid der Maatfchappye. Vervolgens vertrok in Herfftmaand van dit Jaar, de Landvoogd Kaan, (na dat hy nu zeven maanden geregeerd had) met twee Scheepen naar Batavia, laatende tot zyn vervanger en als twaal vde Landvoogd van Amboina, de hier vooren gemelde Gerard Demmer, doch hykwam in 't volgende jaar 1643, met eenigen Scheepen weer by 't Eiland Boero, alwaar hy door den Land7 voogd  Ooft-Indifche Compagnie. 253 Voogd Demmer met de Hongi vloot ontmoet wierd. Eenigen tyd daar na, kreeg Demmer in 't geheim een briev van den Koning van Te maten, met een vonnis teegens Kamilaha Loehoe en zyn geheele geflagt, om hem en de zynen, weegens gepleegde ontrouw, zöo aan zyn Koning als aan onze Maatfchappye, met de dood te ftraffen ; fchoon Kimilaha Loehoe zelvs bekend had: dat hem dien Koning door verfcheide brieven, tot den opftand had aangenoopt. Dit vonnis wierd egter aan hem nog niet bekend gemaakt, dewyl men van óórdeel was, dat men hem nog noodig had, om de andere Amboineefche volkeren te bevreedigen. Op Kambello had men ook op nieuws een geVaarlyke zaamen zweering ontdekt, om onze nieuwe vefting 's nagts te overrompelen, waar op alle de Orangkayas van Kambello gevangen wierden genoomen en naar 't Kafteel Victoria gevoerd, en fchoon men klaare bewyzen had, dat de meeften van hen aan dat fnoode fait fchuldig waren, en daar op gepynigd zynde, egter alles ontkenden , twee van hun wierden ter dood veroordeeld en zes in ketenen geflagen , doch één van hun, bekende egter zyne misdaad, nog voor zyn dood. Onzen Landvoogd Demmer kreeg vervolgens bericht van den flegten toeftand van Kakiali, zo ten opzichte van zyne drie Veftingen waarvan 'er twee op het ftrand van Hitoe waren, de eene door Makasfers en de andere door Boetonders bezet, welke beide volkeren zyne zyde wilden verlaaten en naar hun Land te rug keeren. De derde vefting , alwaar hy met zyn oproerige hoop zig onthield, lag wel boven op een ontoegankelyk Gebergte, doch was ook flegt van voorraad voorzien ; waarom onze Landvoogd . be.  $54 Hiftorie van de Nederlandfche befloot: een Hoofdman met agt Compagmen Soldaaten en eenige Swarten , naar Hitoe te zenden, en om hem nog meerder te benaauweh,hadden deezen bevel, alle de Dorpen die hem onderftand gaven, te verwoeften en alle de Nagelboomen op Hitoe uitteroejen dat dan ook (hoewel naderhand ten nadee'le onzer Maatfchappye) wierd uytgevoerd; alzoo zulks in 't vervolg waarfchynlyk de groote fchaarsheid van Nagelen in Amboina heeft veroorzaakt; dewyl men by ondervinding zag, dat dit boomgewas niet zoo als men gilte, in zeven of negen jaaren vrugten voortbragt. De Vefting waarin de Boet onder s lagen, wierd meede door de onzen veroverd, doch voor de anderen; wierden zy door de dapperheid der Makasfers afgeflagen, waarby men eenige dooden en gekwetften bekwam, doch de Vyanden verlooren daarby wel 50 Man en hadden eene meenigte gekwetften. _ In deezen tvd kwarri in Amboina den Raad AflaifalsCommisfaris derOofterfche Gewefte; hy beriep aanftonds alle de Orangkays aan 't Kafteel en openbaarde toen het bevel van den Koning van Ternatcn om Kamilaha Loehoe over gepleegt verraad, van zyne bedieninge aftezetten en een ander Madyra genaamd, in zyne plaats te ftellen ; vermaande haar verder, om met hem naar tfernate te zeilen, om 's Konings goedkeuring daar over te verzoeken, waarop (toen dit goedgekeurt was) Kimilaha Loehoe met zyn geheele geflagt gevangen genomen en volgens het bevel van zyn Koning, allen onthalft wierden; waarna Kaan met eenige Orangkays vertrok. Eenigen van ons Volk hadden getracht, by nacht de Vefting van Kakiali te overrompelen, doch wierden met verlies afgeflagen. Hy kreeg het  Ooft-Indifche Compagnie it-g het egter hoe langer hoe benaauwder, dewyl veele Hitoeéefen van hem afvielen en by ons in genade wierden aangenoomen; zelvs had hy, uit vreefë voor de onze, zyne Vefting eenigen tyd verlaaten, en zich in eene ontoegankelyke Wildernis onthouden ; doch keerde vervolgens te rug en ging met een ontwerp zwanger, om by de Spanjaards of Engelfchen hulp te verzoeken doch kon zulks uit gebrek aan Vaartuigen, die door de onzen vernield waren, niet ter uitvoer brengen. Vervolgens wierd van de onzen een Spanjaard gevangen genoomen, die te vooren by Kakiali was overgeloopen ; Deeze, op hoop Van vergiffenis, nam aan om dien Muiter, welke ons zoo veel moeite gav, van kant te maaken , waar voor hem door onzen Landvoogd niet alleen, zyne vryheid wierd toegezegd, maar daar en booven ook nog aan hem, 200 Ryksdaalders tot een gefchenk beloovd; daarop begeevt hy zich weer naar Kakiali en houdt zich voor hem, ofhy in de wildernisfe was verdwaald geweeft, het geen door deezen te los geloovd wierd: dien zelvden nacht kwam hy door een geheimen weg in 't vertrek van Kakiali en vermoorde hem met zyn eigen kris; waarna hy aanftonds in ftilte naar de onzen vluchtte, doch wierd egter door s'Vyands Lyfwagte tot naby ons Leger nagejaagd. Kort hieraan kwam de Heer Kaan van Ternate te rug, die op de tyding van Kakiali s dood zyne vefting liet beftormen, welke ook naar eenigen teegenftand, door de onzen veiöverd wierd en de bezetting die zich niet wilde gevangen geeven , over de kling deed fpringen. De Commisfaris Kaan, menende dat nu alles m Amboina in ruft gebragt was, vertrok al te haas-  ±56 Hiftorie van de Nederlandfehe haaftig naar Batavia j terwylhy aan de verftrooide Vyanden geleegenheid gav, om zich op nieuws te verfterke. De Landvoogd Demmer Vertrok vervolgen snaaide Kuft van Hitoe, alwaar hy de Hitoéézen verbood , een nieuwe Kapitein Hitoe en vier Hoofden des Lands te verkiezen, maar hun bevel gav: om als Onderdaanen der Maatfchappye, zich voortaan aan de bevelen van onzen Landvoogd te onderwerpen, dewyl Hy haar nu niet meer als Bondgenöoten , maar als overwonnen Vyanden wilde aanmerken, 't geen ook 'sjaars daaraan, door de Hooge Regeering van Batavia wierd goedgekeurd. Veele Hitoeééfche Orangkay's , wilden wel in de affchaffing van de bediening van Kapitein //zVoetoeftemmen, maar niet van de vier Hoofden des Lands, alzoo dit hunne oude Regeeringsvorm was, 't geen hun egter in't Jaar 1644, op nieuws bevoolen wierd, waarom zich eenigen, weer by de verftrooide weerfpannelingen voegden , die op het Gebergte een nieuwe Vefting geftigt hadden, welke vefting vervolgens in 't Jaar 1645 op laft van Demmer beleegerd wierd; De onzen deeden verfcheiden poogingen om het fteile gebergte waarop die fterkte kg, te beklimmen, doch vrugteloos! door dien de wegen overal met zwaare boomen geftopt waren. Dit maakte de Hitoeéézen des te ftouter, die daarop naar hun eigen goeddunken, een, Kapitein Hitoe en vier Hoofden des Lands verkoofen, zich nu weer als openbaare Rebellen gedroegen en zelvs op nieuws by den Koning van Makafer om hulp verzogten. Dus hebben wy nu kortelyk verhaald, het geene in Amboina, van den Jaare 1624 tot 1645 onder het beftier van verfcheiden onzer Opper- Land-  Ooft-Indifche Compagnie, 25? Landvoogden is voorgevallen. Laatewe nu gaart zien, wat verder door den Opper-Landvoogd van Diemen , ten voordeele onzer Maatfchappye i9 verricht. Men had in voorige Jaaren al verfcheiden maaien getracht, om van den Koning van Joborte.ve.xkrygen, eene ftreek gronds om daar op eene Vefting te bouwen ; t geen deeze ons onder verfcheide voorwendfels geweigerd had; na de beleegering van Malakka door onzen Zeevoogd Mate/ief'm 't Jaar 1606, hadden Bewindhebberen der Maatfchappye al verfcheiden maaien en wel voornaamelyk in 't Jaar 1623 bevel gegeeven , om die ftad op/nieuws te beleegeren, doch daar kwam niets van, door dien onze ()pperLandvoogd ter dier tyd genoeg te doen had,om onze Hoofdvefting Batavia, teegens s'Vyands aanvallen te verdeedigen; ook had men de beleegering van Malakka vervolgens in 't Jaar 1627 beflootcn, doch was meede (om reeden) niet uitgevoerd; het duurde dan tot in 't jaar 1640, eef deeze zaak met kragt ondernoomen wierd. Aan deeze Stad lag onze Maatfchappye groötelyks geleegen, dewyl zy als de fleutel van de Straat van Sincapoura Was; dierhalven zond onze Landvoogd van Diemen, in 't laaft gedagte Jaar eenige Scheepen, van alles, om eene beleegering te doen, voorzien , om dezelve aan den Zeekant in te fluiten, gelyk ook terzelver tyd, de Maleyers die Stad aan de Rivierkant met eenige Vaartuigen bezet moeften houden, om daar door den toevoer aan de Portugeezen te beletten i, Adriaan Antbonyszoon, had het bevel over Onze Vloot, beftaande in 12 Scheepenen 6 Chaloupen en aan den Bevelhebber Kooper was het beftier over onze Landtroepen (zynde 1500 Man II. Deel. R fterk  258 Hiftorie van de Nederlandfcbe fterk) opgedraagen; Deeze was kort na de aankomft onzer Vloot, op het bevel van Adriaan Antbonyszoon, met zyn Volk geland en had twee Batteryen teegens die Stad doen oprichten, die hy vervolgens met 16 ftukken gefchut beplant had. In tuffchen had de Bevelhebber onzer Vloot, een groot Portugees Schip bemachtigd, dat met hulptroepen naar Malakka beftemd was. In Oogftmaand 1640, kwam ook de Koning van Johor met zyn Leeger, drie mylen van Malakka, om die ftad aan de land zyde, meede den toevoer afte fnyden; wanneer men de formeele beleegering aanftonds begon en die Vefting van onze Batteryen heevig befchooten wierd; doch het beleg was egter langduurig, 't geen eensdeels door het kwaad beleid van onzen Bevelhebber Kooper en de eigenzinnigheid van den Zeevoogd Antbonyszoon veroorzaakt wierd, doch wel voornaamlyk door de hardnekkigheid des Portugeefchen Bevelhebbers Manoel de Soufa Couleienbo en de verdere bezettelingen, die verfcheide aanbiedingen van verdrag, door de onzen aan hun gedaan , verachtelyk van de hand weezen, fchoon Peft en Hongerfnood hen drukten, dewyl zyop de fterkte van hunne ftad vertrouwden, die dooide natuur en konft verfterkt en door hun voor onwindbaar wierd gehouden. By deeze beleegering, welke vyv maanden duurde, leeden de onzen ook veel door cie reixiienuaaic ivuuiucu, waar aan veelen onzer Bevelhebbers, als meede in't begin van Slagtmaand, onze Leegerhoofden Kooper en Antbonyszoon kwamen te overlyden, ook wierden eene meenigte van onze Soldaaten, door die plaage weggerukt. ue joeevooga jinwonyywun w.uu a» xj—ca ^r,^Q„^irTf ^mr Si.-hinnp.r Minne Wülemsz Raar-  Ooft-Indifche Compagnie. 259 Kaart ekoe, dewyl alle onze hooge Bevelhebbers overleeden waren. De ftad was in Louwmaand 1641, door ons heevig fchieten van binnen als in een puinhoop verandert. Ook ftierven daarin daagelyks, veel volk, door de Peft en door den Hongersnood , 't geen eindelyk den Portu geefchen Bevelhebber deed befluiten, naar punten van verdrag te hooien , dus hy dan ook op den 14de van degezeide Maand, met onzen Bevelhebber Kaartekoe overeen kwam, dat hy hein de ftad, met alle de oorlogs voorraad en verdere goederen daar in zynde, zoude overgeeven; ook zoude alle de Portugeefche boldaaten gevangen blyven, doch aan hem en eenige Geeftelyken, zoude den vryen aftocht vergund worden, waar op dan ook de onzen dien eigen dag, de ftad in bezit naamen, na dat de Portugeezen, zeedert haare ftigting,die honderd twintig Jaaren bezeeten hadden. Men vond daar in veel Meetaalen Yzer gefchut, ook waren in deeze Vefting voor het beleg, wel twintig duizend Zielen geweeft, waar van ruim zeven duizend, door de Peft, door den Hongerfnood als anderfints, gefheuveld waaren en veel meer gevlucht; zoo dat 'er op den dag der overgaave, flegts drie duizend overbleeven. Aan onzen kant had men ook daarby, wel vyvtien hondert Man, meeft aan de Peft verlooren. Aan den Portugeefchen Bevelhebber met zyn gevolg ; wierd dan ook, om aan het verdrag te voldoen, een Vaartuig vergund, om hem naar Negapatam over te voeren. Zeventien dagen na de verovering dier Stad , kwamen aldaar eenige onzer Scheepen van Batavia op de Ree, aan welkers boord zig bevonden j de Kommislariffén Johan van Twiks en R 2 Jus"  26o Hiftorie van de Nederlandfche JustmSchouten, welken eerft gemelde Heer, vervolgens tot Bevelhebber van Malakka wierd aangefteld; Deeze liet daar op aanftonds de Puinhoopen opruimen, de vervallen gebouwen en vestingwerken herftellen en alles aanvanklyk op een goede voet brengen; Hy lag zig ook aanftonds toe, om den Koophandel als voorheen te doen bloeijen. InOogftmaandvandit Jaar kwam ten dien einde van de Choromandelfche Kuft, het Schip Nepthunis met een Kargazoen Koopmanfchappen , beftaande in een groote menigten pakken diverfe Kleedjes van Pahakatten, Katoene Gaarens, Indigol Suykeren Salpeetervan Mazulipatam. Ook kreeg men dit Jaar van Gamron in Perfien, te Malakka 900 Baaien Zyde._ De Koophandel was in dit Jaar 1641 (niet teegenftaande den Oorlog) ook door geheel Indiën vry gezeegend voor de Maatfchappye geweeft en voornaamelyk in 'Japan, China, als op de Choromandelfche Kuft, alwaar men wel honderd duizend ponden Nagelen vertierd had, teegens 4 a 5 Pagooden de 24 ponden Hollands gew igt, waar voor men veele andere Koopmanfchappen in betaaling genoomen had, die groot voordeel aan onze Maatfchappye opbragten. Ook had men uit Suratte en het Hindos/tanjche Ryk, 422304 ponden Indigo, te Batavia en elders aangebraot. . Op 't Eiland Ceylon, hadden dePortugeelen in 't Jaar 1622, op den Noordwefthoek vande Baai Trikoenmale, eene Vefting gebouwd; zoo meede te Batikaio, alles buiten weeten van den Keizer van Kandia en voornamelyk om te beletten , dat by dien Vorft , geene Vreemdelingen eenigen toegang konden krygen, om daardoor aan hem allen buitenlandfcheji toevoer aftefnyden. Toen nu  Ooft-Indifche Compagnie. 261 nu den Keizer hier van kennis had gekreegen, had hy aanftonds den Oorlog aan de Portugeefen verklaard, ook waren 'er tuffchen de ftrydende partyen , verfcheiden Schermutfelingen voorgevallen, doch geen befliffende Bataille voor in 't Jaar 1630, wanneer de Portugeefchen Landvoogd van Ceylon, met zyn geheele Leger door 's Keyiers Veldheer verflagen en verftrooid wierd In 't Jaar 1632 was de Keizer Cenumeraad overleeden en had zyn Ryk onder zyne drie Zooneu verdeeld , doch de Jongften Zoon welke de meefte Cingaleefche Edellieden op zyne zyde had, verklaarde zich tot Keizer van Ceylon. Met deezen Vorft maakten de Portugeefen in 't Jaar 1636 , een bedriegelyken Vreede , die zy ras weer verbraken ; waar op die Vorft een afgezant naar ons Opperhoofd te Mazulipatam zond , om hulp teegens de Portugeefen te verzoeken, ingevolge het voorige Verbond door Boschouwer uit naam onzer Maatfchappye, met zyn Vader aangegaan, 't geen dan ook door de onzen aan hem beloovd wierd , om door dien weg , meede aandeel in den Kaneel handel te krygen. In 't Jaar 1637, zond onze Opper Landvoogd van Diemen, Schipper Jan Thyizen Pajart, met vier fcheepen naar de Choromandelfche Kuft, alwaar deeze in Oogftmaand voor Tegenapatam aanlandde en van ons Opperhoofd aldaar Karei Reynierszoon op laft van de hooge Regeering bevel kreeg, om met deeze fcheepen naar Ceylon te zeilen, daar hy binnen weinig dagen aankwam. Hy zond aanftonds twee Indiaanèn aan den Keizer te Kandia met een briev, waar in hy hem van zyne aankomft kennis gav, en belaften deeR 3 zeu  2Öa Hiftorie van de Nederlandfcbe zen afgezonderien, om binnen 16 dagen te rug te komen. Zy kreegen ook by hun komft in Kandia terftond gehoor by dien V orft, die met hun befloot, om met hulp van onze Vloot, de Stad Batikaio te belegeren; waar van de Portugeelen door eenige verraders kondfehap kreegen en beflooten , des Keizers volk van het onze af te fnyden; dus was men genoodzaakt die onderneeming voor eerft te ftaaken, waar op de Portu- feefen hoogmoedig wieiden en met hun i eger .andwaard in, naar de r.oofdftad Kandia trokken, om den Keizerin zyn Hof te beleegeren, doch toen zy in 't begin van 't Jaar 1638 , daaraan kwamen, vonden zy die Stad door den Keizer verlaaten , welke zy vervolgens door hun volk lieten uit plunderen. Het verlaaten van die Stad , was egter door dien Vorft met uit vreeze of blooheid gefchied, maar was eene Krygsliftvan hem, om de Portugeefen den hertred af te fnyden; deeze was dan in ftilte, doolpaden den Portugeefen onbekend, agter hun Leger getrokken en had overal de wegen naar Kolumbo en Batikaio, met zwaare boomen doen floppen; waar na hy haar Leger, van alle kanten omcingelde: Deezen nu geen uitkomft ziende , hadden vooiname'yk gebrek aan verfch water en zonden twee Monnikken af, om van hem den vreede en den vryen aftogt naar Kolumbo te verzoeken, 't geen hun afgeflagen wierd. Het Portugeefche Leger was te dier tyd fterk , ruim 8000 Man , zoo Blanken als Cingaleefen; daar en tegen had den Keizer by zich, ïoooo Soldaaten; met dit volk viel hy onder begunftiging van een zwaaren ftortregen, onverwagts op het Portugeefche Leger aan, het welk aanftonds in wanorder gebragt en voor het groot-  Ooft-Indifche Compagnie. 263 grootfte gedeelte in de pan gehakt wierd: flegts 70 Portugeefen die om genade verzogten, behielden het leven. In flagtmaand van 't Jaar 1637 , had den Keizer drie gezanten aan onzen Zeevoogd Adam Wefterwold ( die met eene Vloot van twaalv fcheepen omtrent Goa kruiften ) afgezonden, die bevel hadden, om met onzen Zeevoogd het beleg van Batikaio te beraamen, welke Stad naar de verovering, tuffchen hem en onze Maatfchappye gemeen zoude zyn. Zy kwamen den derden van Louwmaand 1638 , by onze Vloot, wanneer 's daags daar aan, onze Zeevoogd in 't by weezen van deeze gezanten, de Portugeefche Vloot voor Goa, beftaande in zes Galhoenen en twintig Fregatten, aantallen en fchandelyk op de vlugt dreev. * Kort na deeze overwinning! zond onze Zeevoogd drie fcheepen, onder het bevel van Willem Jacobsz Kofter, naar Ceylon, om dien Keizer in deeze of geene belegering te hulp te komen; ook liet hy hem kennis geeven; dat hy met de overige Vloot in Bloeimaand volgen zou. Kofter kwam den 2de van Grasmaand voor Trikoenmale ten anker; in tuffchen had de Keizer eene goede party Kaneel, Peper en Wafch by een verzameld , 't geen den Portugeefen ter ooren kwam; die hem lieten afvraagen ,voorwien hy zulks deed; dewyl zy begreepen, dat hy verplicht was , die Koopwaren aanhaar alleen te leeveren, waar op hy hun liet antwoorden : dat die voor de Hollanders zyne vrienden gefchikt waren , en dat hy die ook aan dezelven leeveren zoude, om hun fpyt aan te doen. Den 22fte van Grasmaand, kwam onze Zeevoogd Wefterwold met de overige Vloot, van R 4 Goa  264 Hiftorie van de Nederlandfche Goa voor Trikoenmale ten anker en befloot aanftonds met behulp van den Keizer, de Portugeefche Vefting te Batikaio aantetaften, 'tgeen ook daadlyk wierd uitgevoerd, met zoodaanig een goeden uitflag, dat op den maften van Bloeimaand , de Vyanden genoodzaakt waren, die Vesting met al wat daar in was, overtegeeven; doch aan de bezetting wierd den vryen Aftocht naar Kolumbo toegedaan. In deeze vefting wierd vervolgens Willem Jacobje Kofter, met honderd Nederlanders in bezetting gelegd. Na deeze vcroveiing, floot onzen Zeevoogd Westerwold in den name van de algemeene Maten envan Zyne Hoogheid Prins Fredrik Hend>'ik en Bewindhebberen der Ooft Indifche Maatfchappye , een V erbond met den Keizer van Ceylon 9 waarby voornaamelyk bepaald wierd: „ Dat men weederzyds eene vafte Vriend„ fchap onderhouden zou. Alle de Portugee„ fche vettingen die men overwinnen zouden, „ moeften in 't gemeen bczeeten worden. De „ onzen moeften die van behoorlyke bezetting * en wapenen voorzien; daar en teegen zoude M de Keizer alle verdere noodwendigheden zoo „ tot verlietking der veltingwerken, als mond„ behoeftens en maandgelden der Soldaaten bert zorgen; ook eenige gewaapende Vaartuigen „ in gereedheid houden, tot beveiliging der rt Stroomen, welke Vaartuigen egter door de on„ zen van behoorlyke Waapenen moeften voor« zien worden. Over zaaken van oorlog, zouw „ men altoos te faamen beraadflagen. Ook nam „ zyne Majefteit aan, om de uitrufting van on„ ze Scheepen , die ten dienfte van hem gert bruikt wierden , met het Volk, Ammunitie _ van Oo/log en yerderp toebehooren , aan ons * te  Ooft-Indifche Compagnie. 2.65 „ te voldoen , met Kaneel , Peper , Wafch, „ Kardamon, Indigo, Ryft &c. doch met geen „ wilde Kaneel. „ Hy ftond ons ook den handel overal in zyn „ land tolvry toe, doch niemand van zyne onder„ daanen, zoude aan ons eenige waaren moogen „ verkoopen, of met ons handelen, buiten zyne „ uitdrukkelyke toeftemming ; ook zouden geert ne andere Europiers of andere Natiën, opCey„ Ion mogen handel dry ven, of op eenige Ree„ de, met hunne Vaartuigen mogen toegelaaten rt worden , dan alleen zyne naabuuren, de in, woonders van Dauci en lansjeouwer. „ Voor de onkoften door de onzen bereids „ gedaan, of nog te doen; zou de Keizer 'sjaar„ Jyks een a. twee Scheepsladingen met Kart neel, Peeper, wafch &c. naar Batavia zen„ den en zoo 'ermeer lading was, zou men die „ met geld of koopmanichappen , naar zyne „ keuze betaalen; ook zouden onze Kooplieden „ met zyne vry geleide voorzien, overal door „ zyn Land moogen gaan, om Waaren vande „ Inwoonders te koopen en de laft beeften zou„ den hun daartoe bezorgt worden, om die goe„ deren naar onze Logiën, of naar 't ftrand te „ voeren. „ Geene Koopmanfchappen hoe ook genaamd, rt mogten aan anderen, door den Inlander gelee„ verd worden, voor en alleër de onzen vol„ daan waren, of zouden anderzints by de on„ zen, verbeurt verklaard worden. „ Geen Munten zouden hooger of lager mogen „ uitgegeeven worden, dan die wederzyds wart ren vaftgefteld. Men zou malkandersmisdaadi« gersmoetenoverleeveren,ookgeengemeenfchap a hoe genaamd, met de Vyanden moogen houR $ » den  266 Hiftorie van de Nederlandfcbe „ den, ook moeften alle de Roomfche Geefte- „ lyken, uit 'sKeizers gebied vertrekken.^ „ Indien de onzen eenige van s' Vyands Scheert pen veroverden, zouden die met de laadinge » voor hun alleen zyn ; doch het verlies hunner „ Scheepen, moeften zy meede voor haare ree« kening neemen. Alle het geleende gefchut, « 'tgeen men hier en daar op de Veftingen had, „ zou men weeder op de Scheepen moogen bren„ gen, zoo men zulks goed vond;ook zou men „ elkanders Vaartuigen, alle hulp bewyzen. Alle de boovenftaande Verdragpunten, wierden op den asften van Bloeimaand 1638, weederzyds onderteekend en bezwooren. Den Keizer gav toen aanftonds aan de onzen tot afkorting , vier honderd Baaien Kaneel, 87 Kwintaalen Wafch en 3059 pond Peper, met belovten van haaft meer te leeveren ; ook zond den Keizer met onzen Zeevoogd Wefterwold, aan den Opper Landvoogd van Diemen, twee gezanten, met eenige gefchenken, om de goedkeuring van het geflooten Verbond van hem tc vcvzoclccn» Het Leger van den Keizer (twintig duizend Man fterk) ging voort , met het ondernoomen beleg van Kolumbo; ook hadden de Portugeefen verfcheiden fchermutzelingen met zyn volk gehad', waar in zv meeft altyd waren te kort gefchooten, zoo dat het voor hun te vreezen ftond dat zy die vefting , by de aankomft van eene nieuwe Vloot onder het bevel van den ordinaris Raad Kaan, niet lange zoude kunnen behouden; gelyk deeze dan ook kort na zyne aan komft, op den ifte van Bloeimaand 1639, de Portugeefche Vefting op Trikoenmale veroverden. Vervolgens wierd Nigumbo,door den Direóteur  Ooft-Indifche Compagnie. 267 Generaal van Neerlands Indiën, Philip Lucaszoon, den 9den van Sprokkelmaand 1640 ingenoomen, waar na deeze met eenige Icheepen naar 1 atavia vertrok , den sden van Lentemaand onder weege kwam te overlyden en vervolgens op Batavia, met groote pracht ter aarde herteld wierd. Wy hielden egter Nigumbo niet lang , alzoo de Portugeefen op den 81ten van Slagtmaand van 't zelvde Jaar, die vefting heroverden ; kort daar aan verfcheen Willem Jacob si,. Kolt er met drie fcheepen voor de Stad Puntogale, deed aanftonds eene Landing en fchaarde zyn volk in drie Troupen, om in flagorder voort te trekken; niet tegenltaande hem bericht wierd, dat 'er een Troep van 3 a 400 Portugeefen in aantocht waaren , om die Vefting te ontzetten ; welke hem dan ook op den 9de van Lentemaand 1640 wakker aantatteden , dog hem egter weinig fchade toebragten. Het volk van den Keizer, dat meede tot deeze belegering gefchikt was , kwam niet voor den Ilde van gezeide Maand, in Belligamme, dat nog zes mylen van Gale lag; doch Kofier wagte daar niet na, want zoo dra hy drie onzer fcheepen met 400 Soldaaten tot verfterking bekoomen had , waagde hy op den 23ften, een algemeenen ftorm teegens die Stad, welke hy na een kort doch hevig gevegt, met den degen in de vuift veroverde; Hy wierd de eerfte Bevelhebber deezer Vefting, Doch was kort daaraan genoodzaakt om ten voordeele der Maatfchappye, naar Kandia te vertrekken, alwaar hy door de Hovelingen eenigen tyd onder verfcheiden voorwendfels wierd opgehouden, waarover Hy onvergenoegt zynde, hun met bitfe woorden bejeegende , 't geen, die Cingaleefen niet kunnende verdragen, den Kei-  268 Hiftorie van de Nederlandfche Keizer zulks in ftilte te kennen gaven, Welke met een geveinft gelaat aan Kofter verlov gav, om van Kandia mar Batikaio te vertrekken; doch onderweegen, wierd hy ( waarfchy nlyk met voorkennis van den Keizer) door de Cingaleefen vermoord. Dit was zeekerlyk een zeer verföeilyk bedrvv van dien Vorft; alzoo hy veel verpligting aan Kofier had, dewyl die hem de Veilingen van Trikoenmale en Batikaio, met alle haare Inwoondeis, mitsgaders de Landen van Gale en Mattuere door hem veroverd, in handen had gegeeven en fchoon hem Kofter door zyne hoonende uitdrukkingen, eenige reeden van onvergenoegdheid gegeeven had, was het egter zeer 11 egt, hem op deeze wyze voor zyne gedaane dicnften tcb eloonen. Hy begon nu ook onzen zaaken , zoo wel niet als te vooren te behartigen , dewyl hy anderzints, al voorlang meefter van Kolu'mho kon geweeft zyn, daar hy nu door zyn verzuim, de Portugeefen geleegenheid had gegcevcn,zich te herftellen ende onzen voor dieVcsting optehouden. In plaats van Willem Jacobz. Kofier, wierd Jan Thysz Payart Bevelhebber te Gale, die dan ook die Stad door zyn goede fchikking, verder verfterkte enden grond lag, van de eerfte Mogendheid onzer Maatfchappye op 't Eiland Ceylon. Iu't begin van't Jaar 1642, kwamen op Batavia , twee Gezanten van den Portugeefche onder Koning van Goa, om aan de hooge Regeering kennis te geeven : dat Don Jan Hartog van Braganfche beneevens gantfch Portugal, den Koning van Spanjen had afgezwooren en hy vervolgens tot Koning van dat Ryk verheeven was. Dat deeze ook aanftonds na zyne verheffing, gen afgezant aan de algemeene Staaten had gezon ■  Ooft-Indifche Compagnie. 269 zonden,omaan haar van zyne komft op denThroon van Portugal, niet alleen kennis tegeeven, maar ook deeze afgezant bevoolen had: om een Verbond van Vreede en Vriendfchap met hun aantegaan ; 't geen hy onder Koning zig voorltelde, dat bereids moeft geflooten zyn. Waarom hv nu door zyne afgezanten, aan de Hooge Kegeering een ftilftand van wapenen het voorBaan; Doch deeze konde daar toe nog met befluiten, voor en al eer zy uit de Nederlanden tvding hadden bekoomen, dat 'er waarlyk met de Koning van Portugal, den Vreede geflooten was. Ook kreeg men op den Sften van Wynmaand, met een Schip uit Holland benent: dat 'er een tien Jaarig beftand, tuffchen dien Koning enden vereenigde Staat geflooten was; waarop dan ook alle Vyandelykheeden, zoo in Europa als Afia ophielden. . Doch de Onderkoning van Goa handelde in dit ftuk op Ceylon en op de Mallabaarfche hult, niet ter moeder trouwe, waar over onze Opperlandvoogd en zyne Raden, by hun aanfehryvens en proteft aan hem, zig zeer gevoelig toonden en dus ook in 't geheim aan hunne bediendens op Ceylon en elders, bevel gaven: om geweld met geweld te keeren. Opden 3den van Louwmaand van t Jaar 1020, heeft onze geweezene landvoogd van Amboina Herman van Speuld, die toen gezaghebber was van de kantooren onzer Maatfchappye , in terfien, Mocba, en Suratte, een nieuw Verbond met den Samoryn van Kalikoet geflooten, beftaande voornaamlyk hier in: . „ Dat dien Vorft aannam: al de Peper die in „ zyn Ryk groeide, zuiver en droog aan de bert diendens onzer Maatfchappye te zullen leeveren  270 Hiftorie van de Nederlandjche „ ren, teegens 27 Realen van Agten het Kandi van 520 pond, zoo meede het kandi zuivere „ drooge Gember, teegens 11 gelykè Realen; alles vry van tol en andere latten waar teegens ^ aan dien Keizer beloovd wierd: ter gelykftel„ ling van deeze tollen, 'sjaarlyks aan hem te " zullen leeveren, een halve Kartouw van cirl ca 4000 pond gewigt. „ (Jok beloovden dien Keizer zorge te draagen „ dat geene zyner onderdaanen eenige peper of „ Gember, aan vreemde Natiën, het zy i-ngel„ fchen , Franlchen , Deenen , Guzuratters, „ Perfiaanep, of andere vreemde Natiën te zul„ len leeveren op lyvftraffe. „ Voorts beloovden hy noch aan de onze te zul • „ len geeven: een groote bekwaamelteene brand rt vrye Woning, inde Stad Panam, omtrent de „ Rivier, om onze waaien en Koopmanfchaprt pen in te bergen. Waar voor de Maatfchap„ pye aan hem 'sjaarlyks een reedelyke huur „ zoude betaalen; mits hy dan ook bezorgde: w dat haare Bediendens en goederen, teegens al„ legcweldenaryen veilig waaren. „ En laatftelvk beloovde men van wederzy„ den , malkanders overloopers niet te zullen „ aanhouden, maar die ter eerfter vermaning te „ rug te zullen geeven. Dit verbond wierd ook naar gewoonte, wederzyds onderteekend en bezwooren. Ingevolge hetzelve, handelde men ook'sjaarlyks met dien Vorft tot in 't Jaar 1638, wanneer eenige onzer Scheepen op de Ree van Panani om lading kwamen, doch daar was te dier tyd geen Peeper in voorraad, dus zy van daar, naar de Bhaar van Goa zeilden, en aldaar op den 8ften van Wintermaand, twee Kraaken en nog een ander  Ooft-Indifche Compagnie. 271 ander Portugeetch Schip tot buit maakten; ook veroverden de onzen s'J aars daar aan meede voor de Bhaar van Goa, een Kraak die van Coetsjien kwam, met Karteel en Timmerhout gelaaden , als mede nog verfcheiden Fregatten, met zeer aanzienlyke gevangenen. Men hield ook dit geheele Jaar die Bhaar met onze Vloot bezet, vermeefterde en verbrande nog verfcheiden Kraaken, en had men toen op onze Vloot twee a drieduizend man meer fterk geweeft, men had ligtelyk de Stad Goa kunnen bemachtigen; doch men oordeelde : dat die Stad aan onze Maatfchappye, meer laft dan voordeel zoude geeven. Ook kwam in 't volgende Jaar 1640, den Bevelhebber Dominicus Souwens, met een nieuwe Vloot Scheepen voor Goa, en deed de Spanjaards en Portugeefen veel afbreuk, door het neemen van verfcheiden rykgelaaden Scheepen, die hy en zyn vervanger Mathys Kwafi, allen voor goede prys verklaarden, zelvs hield deeze laafte de Bhaar van Goa zoo naauw bezet, dat 'er geen Scheepen voor die Stad konde koomen, ter tyd toe, dat men zeekere tyding van het geflooten beftand, met den Koning van Portugal kreeg. In 't Jaar 1641, veroverde onzen Bevelhebber Souwens, een Portugeefch Fort, d'Aguadegenaamt, by verdrag, met den Biffchop van Salcedo, 't geen voornaamlyk hier in beftond: dat „ dien Biffchop het zelve Fort, geleegen op de „ Sordus, aan de onzen Zoude overgeeven, mits „ men aan hem de vrye Godsdienft-oeffening en „ de Inkomflen der geeftelyke goederen, zoude laaten genieten. Den Bevelhebber van 't ge„ zeide Fort, zou ook alle de goederen der blanke n Portugeefen behouden. Doch aan onze Maat„ fchappye zou men alle inkomften van dat * Di-  %1 a Hiftorie van de Nederlandfche „ Diftrikt betaalen, en de gemagtigdens desBiV „ fchops, zouden tot belooning voor het ïnvor„ deren dier vruchten, de inkomften van een der rt befte Dorpen op 't Eiland Goa genieten. Maar ^ de Stad en 't Fort a^Aguade, bleev in eigen, dom aan onze Maatfchappye; ook wierd aan „ den gezeiden Eiflchop toegeleid , de helvte » van alle de verhooien en geborgen gelden; „ mits dat hy daar van behoorlyke aanwyzing " De Ópper koopman Pieter Sybrand Groes, floot ook op den eerften van Lentemaand ' 643, een Verbond met den Koning van 't Ryk van KaliIculan, gelegen op de Maltabaarfche Kuft, t welk voornaamlyk hier in beftond. ,. Dat de Scheepen onzer Ooft-IndifcheMaatrt fchappye,op zyne Kullen en in alle zyneHa„ vens, vry mogten komen om te handelen; „ zonder dat men aan hem daar vóór, eenige tolrt len of andere lallen zoude betaalen. „ Wanneer onze Scheepen in tyds m zyne rt Havens kwamen, zoude alle de Peper, die in „ zyn Ryk groeide, alleen aan d'onzen geleert verd worden, ten minften tot een party van « duizend Kandi, waar voor aan hem in ruiling, „ zodanige Koopmanfchappen zouden gegeeven rt worden , als by het zelve Verbond nader bert paald wierd. „ Zoo de Maatfchappye het goedvond, zouder rt aan haar een ftreek gronds vergunt moeten „ worden, om een Fort te bouwen; om haare bediendens en goederen voor de aanvallen der „ Portugeefen en anderen te beveiligen. rt En laatftelyk wierd aan dien Vorft daar by „ de vryheid gelaaten , om met zyne Vaartuigen „ ongemoeid naar elders te mogen zeilen , en " ö « vryen  Ooft - Indifche Compagnie. 273 | 55, vryen Koophandel met andere Indifche Na] „ tien te mogen dry ven. •j Die zelfde Opper-Koopman, maakte ook op j denl2den van Bloeimaand daar aan volgende, al een Verbond met den Koning van 't Ryk Porca\ tai ( meede op de Mallabaarfche Kuft geleegen) f| in gelyker voegen en onder dezelfde bepaling, i\ als het zoo even gemelde Verbond met den Koil ning van Kalikoulan. In 't Jaar 1619, hadden de bediendens onzer [j Maatfchappye op de Choromandelfhe Kuft, aan % den Koning van Golkonda, weer volgens 'sjaar\ lykfche gewoonte, de vyv en twintig duizend 3 Guldens betaald, waarvoor die Vorft eenNieu1 we Firman aan de onzen verleend had , om al1 omme in zyn Ryk vry te mogen handelen, des I niet teegenftaandc wilde de Mooren de onzen I dwingen, om Mazulipatam te verlaaten, en noodsi zaakten vervolgens in 't Jaar 1624 ook onze Opi per-Koopman Abraham van Uffelen, om naar Gol« konda te gaan en zig aldaar te verandwoorden I over zaaken, die zy hem onfchuldig te laft leiI den ; doch onderweegen wierd hy door eenige •j van hun (waarfchynlyk op geheim order van }j den Bevelhebber van Mazulipatam) zodanig ge;i flaagen , dat hy genoodzaakt was te rug te keea ren en het kort daar aan beftierv. Deeze onluften duurden tot den Jaare 1629, ra wanneer de Mooren onze Logie te Mazulipatam ü beleegerden en ons Volk noodzaakten, met de :j befte effecten der Maatfchappye, aan boord onI zer Scheepen te vluchten; doch in 't volgende ,a Jaar 1630, vertrok ons Opperhoofd Jacob de Wit H van Patliakatte naar Golkonda, om by dien Kot ning over de geweldenaryen der Inlandfche Be1 velhebbers te klagen en bood hem in den naam II. Deel. S on-  574 Hiftorie van de Nederlandfehe onzer Maatfchappye, een koftbaar gefchenk aan; dat dan ook van zodanig een goede uitwerking was, dat hy aan de onzen een nieuwe en voordeelige Firman verleende, waarby onder anderen aan zyne Bevelhebbers gelaft wierd: om de onze niet meerder te kwellen en om de een hondert en vyv en twintig duizend guldens, diezyal bereids in voorraad van de onzen genooten hadden, in de eerftkomende vyv jaaren te verreekenen. Zedert welken'tyd, de onzen op de Ckoromandelfche Kuft wat meerder ruft hadden; zelvs kregen wy in 't jaar 1634, van dien Koning verlov , om 111 zyne Hof ftad Golkonda een Onderkoopman te plaatfen , om de zaaken onzer Maatfchappye waar te neemen. In 't Jaar 1627 waaren vyvHollandtche Dogters in Paliakatte gekoomen, aan welke onze Maatfchappye, ieder een Bruidfchat van vyvtig Ryksdaalders ten Huwelyk gav. In 't Koningryk Kambodia, had den Koophandel onzer Maatfchappye, in 't jaar 1643 geen kleinen krak gekreegen , ter oorziake van eenig misverftand tuffchen dien Vorft en de bediendens onzer Maatfchappye; de Kooplieden Regemortes en Broekman wierden op zyn bevel Wreedelyk vermoord en twee onzer Scheepen aangetaft en in beflag genoomen. Zo ras de Opperland-Voogd van Diemen daar Van tyding bekoomen had, liet hy vyv Scheepen uitruilen, die in Grasmaand 1644 van Batavia onder zeil gingen en in Zomermaand daar aan volgende, op de Rivier van Kambodia ineen heevig gevegt raakte met de Kreigsmacht des Konings, die langs den oever gefchaart ftond en met eenige Inlandfche vaartuigen, die zigopden ftroom onthielden; doch de gevolgen van dit ge-  Ooft- Indifche Compagnie. 275 vegt, vinden wy nergens aangetekend. Egter heeft onze Maatfchappye weinig Jaaren daar aan, weer een Koopman in Kambodia gehad, zoo dat die onluften naderhand bygelegt moeten zyn geweeft. De Opper-Landvoogd van Diemen, zond ook op den 14de vanOogftmaand 1642 , twee Scheepen onder den Bevelhebber Abel Tasman, naar 't onbekende Zuidland; deeze liep met zyn Scheepen eerft naar 't zuider einde van 't Eiland Mauritius , en van daar ging hy zuiden aan, tot op 40 a 41 graden en wierd op den 6de van Slagtmaand, van een zwaare ftorm overvallen , verzeld met hagel, fneeuw en met groote koude, die hem tot den i7den bybleev; in welken tuffchentyd , deKompaffen op geen agt ftreeken ftil ftonden, ook ontdekten hy geduurende deeze togt, groote miswyzingen op dezelven. Den 24lte bevond hy zich op de zuider breette van 42 graaden en 25 minuten en op de lengte van 163 graaden 50 minuten en zag Land ooft ten noorden ,na gisfing 10 mylen van hem, 't welk hy by nader bykooming, Antonie van Diemens Land noemde. Hy kwam vervolgens op 43 graaden breette en 167 graaden lengte, in een Baai ( die hy den naam van Fredrik Hendriks Baai gav) ten Anker en zortd twee Vaartuigen met gewaapend Volk om het Land van na by te bezien, die teegens den avond te rug keerden , zonder eenige Inwoonders gezieri te hebbe, maar hadden egter uit eenige^ teekenen ontdekt, dat 'er Inwoonders waren; ook hadden zy het fpoor van Tygers ên van ander Wild gedierten vernoomen. Het land bevonden zy hoog, doch effen , met veelerly boomgewas , groentens en kruiden voorzien. S % tfas^  276 Hiftorie van de Nederlandfche Tasman liet op den 3den van Wintermaand, aldaar een paal opregtten, met het merk onzer Maatfchappye en een Prinfen Vlag daar boven; waar na hy den 5den het anker ligtte en langs dieKuft liep, om waar 't doenlyk de Salomons Eilanden te bezeilen; doch hy wierd door een zwaare ftorm, in zyn voorneemen verhindert; hy kwam vervolgens 'aan Nova Zeelandia in een open Baai ten anker, alwaar hy verfcheiden Inwoonders aan den oever zag, waaronder eenige waren van een ongemeene lengte; die naderhand met hunne Vaartuigen, een zyner Sloepen overweldigde en twee mannen dood floegen, doch de overige kreegen nog tvdige hulp en ontfnapten het gevaar, door dien die Inlanders voor 't fchieten der onzen bevreeft wierden ; daarom noemde hy dit de Moordenaars Baai. Vervolgens zeilden hy op den 6den van Louwmaand 1643, een Eiland voorby, dat hy den naam van 't drie Koningen Eiland gav; op den ioften kreeg hy noch twee Eilanden in 't gezicht, waar van hy 't eene Amfteldam en 't andere Middelburg noemde; ook kwamen van 't Eiland Amfteldam, eenige Inwoonders met hunne Vaartuigen aan boord, die een vriendlyk voorkoomen hadden en waar van hy eenige Varkens , Hoenders en andere ververfching, voor kleinigheden ruilden. Hy paffeerden daarna, nog veele reeds te voren ontdekten, en ook eenige nog onbekende Eilanden, en zeilde vervolgens langs Nova Guinea, zonder iets aanmerkingswaardig gevonden te hebben, tot dat hy voorby de Eilanden Ceram,Boero en Boeton, in Zomermaand van 't zelve Jaar, voor Batavia te rug keerden, en had dus deezen togt in tien maanden gedaan , doch weinig of geheel geen voordeel, aan onze Maatfchappye aangebragt. Nu  Ooft-Indifche Compagnie. 277 Nu hebben wy kortlyks afgehandeld, hetvoornaamfte 't geen in Ooft-Indiën, geduurende de Landvoogdyen van verfcheiden onzer Ópperlandvoogden, tot in den Jaare 1645 , ten opzichte onzer Maatfchappye is voorgevallen; laatenwe nu weer te rug keei en, den draad onzer Hiftorie eens afbreeken en in'tvolgendeHoofdftukzien: welke zaaken in Europa zyn voorgevallen, die eenige betrekking op onze Ooft-Indifche Maatfchappye hebben. NEGENDE HOOFDSTUK, Inhoudende het voorgevallene in Europa, ten opzichte der Ooft-Indifche Maatfchappye, van den Jaare 1614 tot 1650. "|~^Voor de flegte tydingen en de weinige KoopJL/ manfchappen, welke men in den Jaaren 1613 en 1614. uit de Ooft-Indiën kreeg, zynde in dit laatfte Jaar, maar twee Scheepen van daar aangeland, welkers ladingen ƒ 433526. in koops gckoft hadden; had onze Maatfchappye geene uitdeeling aan haare deelgenooten gedaan; maar in 't volgende Jaar 1615 , vergoede zy deeze fchaade, met in Oogftmaand aan dezelven uit te deelen, twee en veertig en een halve gulden ten hondert van haare ingelegde hoofdfom. Doch in dit Jaar 1615, leed zy een zwaar verlies, door dien van de vier Scheepen die onder haareerfte Opperlandvoogd Pieter /ïo/Mierwaards beftemd waren, en welkers ladingen 511672, Guldens inkoops koften , drie derzelve met deezen Heer op de klippen voor 't Eiland Mauritius verongelukten. S 3 De  578 Hiftorie van de Nederlandfche De geoktroyeerde Noordfche Maatfchappye, had zich in den aanvang van dit Jaar, by requeft aan de Algemeene Staten gewend en daar by te kennen gegeeven: dat zy eenige Scheepen had uitgeruft, om nogmaals den doortogtby 't Noorden naar Japan en China te onderzoeken en zoo het haar mogt gelukken , dien doortogt op te fpooren; haare Schepen dan door de ftraat van Magellanus, of anders langs de Kaap de goede Hoop te rug moeften keeren en zy zeekerlyk dus genoodzaakt zoude zyn, eenige Havens in OoftIndiën aan te doen, om verfchwater en ververfching te bekoomen; 't geen teegens het oktrooy vandëOoft-Indifche Maatfchappye, d irect aanli ep; waarom zy van haar Hoog Mogende vcrzogtcn? eenvryen pas, om in't gezeide geval en anders niet; zodanige Havens onverhindert te mogen aandoen. 'tGeen dan ook vervolgens op den 2den van Grasmaand, aan haar niet alleen is vergunt, maar zelvs daar by aan de Opper-Landvoogd en verdere Bevelhebberen in Ooft-Indiën gelaft: deeze Scheepen in alle gevallen, de behulpzaame hand te bieden. Doch deeze onderneeming is zeekerlyk als alle de voorige, vrugteloos afgelopen. ' 'sjaars daar aan, en welin 'tjaarióióinHerftmaand, kreeg onze Maatfchappye, vyv ryk gelaaden Scheepen uit Indiën , welkers ladingen ƒ 566063 inkoops koften, en die hier te Lande meer dan dertig Tonnen Gouds waardig waren; met deze kreeg zy ook zeer voordeelige tyding uit die Geweften; zy bezat nu 45 groote Scheepen, voerde op dezclvenenop haare fterktens in Indiën, meerdan 400 Metaalen en omtrent' 3600 Yzeren ftukken 'gefchuts; zy had wel tien duizend man zoo^Soldaaten als Bootsgezellen in haaren dienft, en had ook bereids in Sprokkelmaand aan haare Ini'. - — ~- - . ■ •■ •'• • *'' " trew  Ooft - Indifche Compagnie. 279 trerTanten, twee en zeftig en een halv ten hondert uitgedeeld. In deezen tyd en ook al eenige Jaaren te vooren , hadden verfcheiden bediendens onzer Maatfchappye , die om een of andere reedenen misnoegd waren, of zig teegens haar hadden misgreepen, zig in dienft van de Engelfche OoftIndifche Maatfchappye of by andere Mogendheeden begeeven, om naar Ooft-Indien te vaaren, en daar ten nadeelen der onzen, Koophandel te dry ven, zelvs met zulke oofterlingen, die zig plechtiglyk verbonden hadden: alleen met onze Maatfchappye te handelen. Om dan zulks in 't vervolg zoo veel mooglyk voortekoomen, verleenden de Algemeene Maten aan haar op densden van Wintermaand deezes 'sjaars 1616, het volgende Plakaat. „ De Staten Generaal der vereenigde (a) Neder* „ landen alfoo wy fbekerlyk verftaan en onder„ recht zyn dat veele Perloonen, ende nament-^ „ lyk Zeevaerende Luyden,van dezeLanden niet „ teegenftaande onfe voorgaande Placaten en ver„ boden,ver vorderen hun te begeven in dienft van „ Koningen, Heeren en Princen, omme met v derfelver Scheepen te vaaren na d'Ooft-Indiën , „ felfs ook op fodaenige Scheepen , Eygentlyk „ gedeftineert, omme d'Ooft-Indifche Coinpag„ nie in deefe vereenigde Nederlanden, niet al„ leenlyk in den handel aldaar, maar ook felfs „ met gewelt en gewapender handt allen moo„ gelyken afbreuk en fchade te doen, daar tee-. „ gen mits dien nootlyk ende promptelyk, om„ me alle inconvenienten ende fchaaden voor te ' . kQr (a) Groot Plakaatboek ifte Deel Fol. 562. S4  ü8o Hifione van de Nederlandfcl:e „ komen , dient verfien, ende alle moogelyke „ ordre geftelt. SOO IS 'T, dat wy over luiks wel „ fcherpelyk belaften, ordonneeren ende beve„ len by deefen, alleen den geenen van deefe „ Landen, die bun voor deefen op eenige foda„ nige naar d'Ooft-Indiën vaarende Scheepen, „ inden dienft vanKoningen,Heeren ofte Princen „ mogen hebben begeeven, van fodanigen dienft „ en voorneemen te defifteeren, ende den zel„ ven dienft te verlaaten ende hun ten langften „ binnen den tydt van drie Maanden naaftkoo„ mende weederomme hier te Lande in de plaat„ fe haarer Refidentie te begeeven, op peyne „ by gebreeke van dien, dat fy na den voor„ fchreeve tydt lullen gehouden werden voor , geprofchribeert, ende ten eeuwigen dage uit „ deefè vereenige Nederlanden gebannen, ende „ haare goederen als geconfisqneert verbeurt en« de vervakcn, fulks dat die by de Officieren „ vande respective plaatfen haarer RefiJentieof„ te daar dezelve gelegen mogen weefen, aan„ getalt ende verkocht lullen moogen worden, rt ende dat voorts fo wel hier te Landen als in de Indiën over al (daar fodanige Perfoonen „ in den dienft endeopfodanigeuytheemfe Scheert pen gevonden hullen werden ) teegens haar „ Luyden perfoonen ende verdere goederen, „ gedecretecrt ende Executeert hallen weiden, „ de Peynen enbtraffen, in de voorgaande plart caten "geordonneert ende geftatueert, oidon„ nerendeen authorilëerende over fulks mits deert fen, alle Officieren ende Jufticieren , in deefe „ vereenigde Nederlanden , mitsgaders die geert ne, fo weelende in onfën dienfte, als van de rt vercnigdeOoft-Indifche Compagnie indeOoft, Indiën, dien dit eenigfinds aangaan fa!, hun » hieï  Oc/i-Indifche Compagnie 281 „ hier naar te reguleeren, Tonder eenige con„ nifentie, oogluykinge ofte diffrmulatie: aan„ gezien wy 't zelve alfoo ten dienfte van den „ Lande hebben bevonden te behooren: „ Aldus gedaan ter vergaaderinge van de hoog„ gemelde Heeren Staten Generaal, onder der„ felver Cachet, Parapheere, ende Signaturé, „ van haaren Griffier in 'sGravenhage op den „ derden Decembris, Anno Sestienhondert ende „ feftien. was geparapheert: D. Stickert, on„ derftond ter ordonnantie van de Hooggemelde „ Staaten Generaal. (Geteekent,C. Aersjen ende „ was daar op gedrukt 't voorfchreeve Cachet in „ roode Was. In het Jaar 1617 viel 'er weinig van aanbelang ten opfigten onzer Maatfchappye voor, als dat zy in Hooimaand van dit Jaar, onder 't beleid van den Zeevoogd Joris van Spilbergen twee Scheepen , en kort daar aan nog drie andere Scheepen uit Indien bekwam, welkers ladingen f 573107 'inkoops gekoft hadden. Zy deed egter in dit en indevolgende jaarel6i8 en 1619 geen uitkeering aan haare deelgenooten , waarlchynlyk veroorzaakt door nieuwe opgekomen onluften in OoftIndien, waar van men hier te lande .tyding had bekoomen. Verfcheiden baatzuchtige Kooplieden hadden ook kunnen goedvinden, om uit andereLanden bedektelyk inte voeren , poeder van Peper cn andere Speceryen, waar mee zy de goede en gezuiverde Speceryen vervalfchten, 't welk tot merkelyk nadeel en miskrediet van onze Maatfchappye was, waaromme de Algemeene Staten daarin willende voorzien, opden 24lten van Louwmaand 1617. de volgende publikatie lieten doen. S 5 »De  «8a Hifterie van de Nederland}cle „ De Staten Generaal der vereenigde (a) Ne_ derlanden, allen den geenen die deefen jegen„ woordige fullen fien ofte hooien leefen ialuyt. DOEN TE WEETEN, alfoowy m't fee\\ ker bericht zyn, ende by experientie bevon„ den word. Dat uyt andere Landen in deefe \\ vereenigde Provintien gefonden , ende inge„ bracht werden vele Poederen van Peper, NoM ten ende Macis, die hier te land onder de fpece„ ryen vermengt ende verkocht werden. Ende „ dat door fulke vervalfchinge , niet alleenlyk M dieBewindhebberen van de Ooft-Indifche Com„ pagnie geblameert, dekoopers van fulke fpe„ ceryen grotelyks gefraudeert, maar ook alle de „ fpeceryevan de voorfz:Compagme in merkelyke discreputatie gebragt werden, daar nogtans die „ vooriz: Bewindhebberen, tot verhoedinge van „ fodanige vermenginge ende vervalfinge, altoos „ gewoon fyn geweeft ende nog zyn , haare Poe_ deren in 't water te doen fmy ten,gely k als meede „ doen de Portugeefen ende Caftehanen, fon„ der iets daar van te bewaren ofte aan jemandt „ te verkoopen, SO IS T, dat wy omme de „ voorfz: frauden ende inconvenienten voor te „ koomen, ende de Speceryen van de voorfz. „ Ooft Indifche Compagnie inReputatie te hou„ den ende te Conleiveeren, wy verboden en„ de Geinterdiccert hebben, verbieden ende mw terdiceeren mids deefen allen ende eenen ye„ gelvken, Kopman, Schipper Voerman ofte „ anderen, wie die zyn, Poederen van Peeper, w Noten, Macis ofte van eenige andere Spece„ rven in de voorfz: Nederlanden te Scheep, te „ waage te Peerde ofte op den hals in eeniger ° ma- (a) Groot Plakaatboek ïfte De.'l Fo!. 562.  Ooft - Indifche Compagnie. 283 „ manieren (als geen loyale Koopmanfchap wee„ fende) te brengen, by verbeurte ende confes„ catie van voorlz: Poederen, ende daar en bo„ ven van de pene van hondert gouden Ryders, „ tot laften van den inbrenger: te Appliceeren , „ een derde deel daar van tot behoef van den aan„ brenger, het tweede derde deel tot behoef van v den Officier die de Calange doen fal, en het „ refterende derdendeel tot behoef van den Ar„ men, van de plaatfe daar fulke Poederen ach„ haalt fullen worden. Ende op dat hier van „ Niemand eenige Ignorantie en pretendeere „ ontbieden ende verfoeken de Heeren staaten , „ Stadhouderen, gecommitteerde Raaden ende „ Gedeputeerde btaten, vande Provintien Res„ pective van Gelderlandt, Ende 't Graafchap „ Zutphen, Hollandtende Weftvrieslandt, Zee„ landt, Utrecht, Vrieslandt, Ovcryffel, ftad „ Groningen en de Ommelanden, ende allen „ anderen Jufticieren ende Officieren , dat fy „ deefe Ordonnantie van ftonden aan, allomme „ doen verkondigen, uytroepen Publiceeren, „ ende affigeeren, in alle plecken van deefe lan„ den, daar men gewoonlyk is dusdaanigen uit„ roepingen, publicatie ende affixi tedoen,las„ ten en bevelen voois die Raden ter Admira„ lityt den Advocaten Fiscaals, midsgaders den „ Admiralen, Vice Admiralen, Capitynen,Of„ ficieren, ende Bevelhebbere.i deefe onfe Or„ donnantie te achtervolgen ende doen achter„ volgen, procederende ende doende procede„ ren, tegens de contraventeus ende overtree„ ders van deefen tot de voorfz: Peynen, lon„ der Gratie Oogluykinge Faveur, Difïïmula,, tie ofte verdrach; want wy tot welvaren van .j den Lande, endede goede Ingefetenen van de- » zei-  2,84 Hiftorie van de Nederlandjcle ,, zelve, fulks hebben bevonden te behooren, „ Gegeven in 'sGravenhagen onder onfencon„ tra Zeegel, Paraphure, ende Signature, van onfèn Griffier, den 24 January 1617. was ge„ parapheert B.vanïVefterholdt vt. onder Hond, „ ter ondonnantie van de Hooggemelte Heeren „ Staten Generaal, geteekent C. Aersfen. zynde „ daar opgedrukt het contre Zeegel derfelver „ Heeren Staten in roode walfche: Op den i4den van Wintermaand deezesjaars, vonden hunne Hoog Mogende goed, op 't verzoek van Bewindhebberen onzer Maatfchappye, het voorige Plakaat van den 3den van Wintermaand 1616, teegens 't aanneemen van Scheepsvolk in vreemden dienft, niet alleen te vernieuwen , maar ook in deezer voegen nog nader en ftrikter te bepaalen : „ De Staaten Generaal der Vereenigde Nee„ derlanden (bb) allen den geenen die deefe tee„ genwoordige lullen fien, Saluyt. DOEN TE „ WEETEN, alfoo wy feekerlyk verftaan en„ de onderrecht zyn, dat eenige uvtheemfche „ Perfoonen, ja felfs ook eenige deeferLanden „ Inwoonders, hun niet ontfien, onfe Onder„ faten , ende naementlyk veele Ze&vaarende „ Luyden decfer Landen, fjnduceeren omme „ hun (niettcgenftaande onfe vorige Placaeten „ ende in Vilipendie der felver) te begeven in „ den dienft van Koningen, Heeren endePrin„ een, als ook van eenige particuliere, in deefe „ ofte andere landen buyten de Geclroyeerde „ Ooft-Indifche Compagnie, ende op derfelver „ Scheepen te vaaren naar de Ooft-Indiën felfs „ ook (bb) Groot Piakaat Boek ifte Deel Fol. sjr.  Ooft-Indifche Compagnie. 285 „ cök op fodaanigc fcheepen die eygentlyken „ gedeftineert zyn , omme de voorfz: Compag„ nie in deefe vereenigde Nederlanden, niet al„ leenlyk in den handel aldaar, maar ook felfs „ met gewelt ende gewapender handt alle moo„ gelyke fchaade en afbreuk te doen, ende dat * hun veele onfer voorfz: Onderfaaten vervor„ deren, fodaenigeby onfe voorige Placatenver„ booden dienlten aan te neemen , daar teegens „ mids dien nootfaakelyk en Promptelyk (om„ me alle inconvenienten ende fchaaden voorte„ komen ) dient voorfien, ende alle moogelyke „ ordre geftelt. SOO IS ' T, dat wy over luiks „ allen ende eenen yegelyken van wat Conditie „ ofte Qualiteyt dat hy zy en de vooral onle on„ derfaaten Inwoonders ofte Ingefetenen deefer „ Landen wel fcherpelyk hebben geinterdiceert „ ende verbooden, lbo wy interdiceeren ende „ verbieden mids deefen, eenige onzer Landen „ ingebooien onderfaaten, ingefetenen_ ofte in„ woonders, ende voornamendlyk eenige Zee„ varende Luvden deefer landen, tot lödanige „ dienlten als vooren , te huyren ofteaantenemen, v gelyk wy meede alle onfe ingebooren, On„ derdanenOnderfaten, ende decfer Landen in„ gefetenen verbieden hun tot fodaenigen dien„ ften te verhuyren ofte begeeven. ordonneren„ de voorts ook, ende wel fcherpelyk belaften„ de mids deefen, allen den geenen , die hun „ voor deefen op eenige fodanige naar d'Ooft„ Indiën vaarende Scheepen, in den dienft van „ eenige Koningen, Heeren, Princen ofte par„ ticulïeren als vooren mogen begeven hebben, „ ofte naemaals fouden moogen ofte willen be„ geeven, van fodanigen dienft ende voornee„ men te defiteeren, den lelven dienft te ver- 53 laa-  «86 Hiftorie van de Nederlandfch „ laatcn ende hun (ten langften binnen den tyd van drie Maanden naaftkoomende) weederom hier te Lande in de plaatfe haarer Refidentie te begeven, op peynen dat aile overtree„ ders van deefe onfe beveelen ende Ordonnan„ tien, 1b wel die geene die eenige onfer On,, derfaaten tot fodanige dienlten hebben gein,, duceert, gehuurt ofte aangenoomen, als ook „ die hun tot defelve dienlten hebben begeeven, ,, ten eeuwigen daagen uyt deefe onfe Needer„ landen gebannen, ende alle haare goederen „ als geconfoqueert, verbeurt, ende vervallen „ by de Officieren van de Respective plaatfen ,, haarder Refidentie, ofte daar de felve gelee„ gen mogen wreefen, aangetaft ende verkogt ,, fullen mogen werden ; ende dat voorts (fo „ wel hier te Landen als in de Indiën over al) ,, fodanige overtreeders van deefe onze Ordon.„ nantie in den dienft, ofte op fodaenige uyt„ heemfche ofte andere particuliere Scheepen, ,, buyten de voorfz: Geoctrooyeerde Compag„ nie gevonden zynde, gefayfeert, aangehou„ den, ende teegens haar luyder Perfoonen en,, de Goederen ghedccreteert ende Geexecuteert „ fullen werden, de peynen ende ftraffen in on„ fe voorgaande Placaten geordonneert, ende „ geftatueert, fonder dat de ingebooren, ofte ,, andere onderdaanen van deefe Landen, ofte andere in dienft geweeft zynde van de voorfz: GeocTxoyeerdeOoft-Indifche Compagnie, door „ veranderinge van woonplaats , ofte eenige an3, dere middelen, hoedanich die foude moogen ,, zyn, van de dispofitie der Placaaten, ende „ de peynen daar by geftatueert, bevryd fullen „ mogen werden. Ordonneeren voorts alle Offt fiecieren en Jufticieren in deefe vereenigde » Ne-  Ooft-Indifche Compagnie. 28? „ Nederlanden, midsgaders ook allen der gee„ nenfoinonfen dienfte als vande voorfz: Ooft„ Indifche Compagnie in Colt-Indien wefënde, „ hun hier na te Reguleeren, ende de peynen „ by deelen ende onfen voorigen Placaten geftatueert, teegens de overtreders derzelver, " in allerigeur te vervolgen, decreteeren ende „ te executeeren , fonder eenige conniventie, „ oogluykinge ofte diffimulatie. „ Ontbiec en en de verfoeken meede die Heeren „ Staten, Stadhouderen , Gecommitteerde Ra„ den ende GedeputeerdeStaten van de Provintien „ respective van Gelderland ende 't Graaffchap „ Zutphen, Hollandt ende Weftvneflant, Zee„ landt, Utrecht, Vrieslandt, Üvereyffel, ftadt „ Groeninge ende Ommelanden, ende allen an„ dere Jutticieren en Officieren, dat zy deeze „ onze Ordonnantie van ftonden aan alomme „ doen verkondigen, uitroepen , publiceeren „ ende affigeeren, in alle Plecken van den I.an„ de, daar men gewoonlyk is zodanige uitroe„ pingen, Publicatien ende Affixien te doen, n midsgaders in de Steeden ende Plaatfen bui„ ten de Vereenigde Provintien onder ons ge„ biedwezende, procederende, ende doen procedeeren , tegens de Contraventeurs en de " Overtreeders van dien tot de voorfz. Peynen, w aangezien wy 't zelve ten dienft vandenLan„ de bevinden alzoo te behooren. Gegeven in „ 's Gravenhage onder onze Contra-Seegel , „ Paraphure ende Signature van onzen Griffier, v den veertienden Decembris, in 't Jaar Seftien „ hondert ende Zeeventien, was geparapheert w J. van Gogh: Onder ftondt: ter Ordonnantie „ van de Hooggemelde Heeren Staaten Generaal  288 Hiftorie van de Nederlandfche „ raai, geteekent C. derzen. Zynde daar op „ gedrukt het Contre-Zegel derzelver Heeren „ Staten in Rooden waffë. . In 't Jaar 1618 , kreeg onze Maatfchappye agt ryk gelaaden Scheepen uit Ooft-Indien en wel van den 13de!! van Grasmaand 1618. tot den maften van Louwmaand 1619. met Speceryen en andere koftbaare Koopmanfchappen gelaaden, welke te zamen 1305544 Guldens Hollands Inkoops gekoft hadden en waar voor zy by Verkoop.NeegenMillioenen en Neegen hondert Neegen en Zeventigduizend Guldens in kas kreeg. Ook zond zy in Herfftmaand van dit Jaar, een Vloot van 16 Scheepen naar Ooft-Indien,onder het beltier van den Zeevoogd Houtman. De onluften tuffchen de Engelfche en onze Maatfchappyen (waar van wy hier voren gemeld hebben,) welken in den Jaaren 1613 en 1615, niet hadden konnen bygelegt worden, wierden eindlyk in Zomermaand des Jaars 1619, gelukkig geflilt, eenige uit de Bewindhebbers en de Advokaat onzer Maatfchappye Willem Boreel, 'hadden zig eenige Maanden te vooren naar Lokdon begeeven, alwaar zy met de Engellche Bewindhebbers in onderhandeling traden, men trof eindelyk op den 7den van Hooimaand het volgende verdrag, dat egter eerft op den 2Óften wierd onderteekent. Ex-  Öoji-Indifche Compagnie. 289 TRACTATÈN gemaakt tuffcheri de Engelfche en de N eederlandfche Ooft-Indifche Compagnien: mitsgaders de Articuien geaccordeert op de Obfervantie en Executie van 't principaal Traótaat: en insgelyks op 't Reglement van de Handeling tot BANTAM. „ Alzoo 't zeedert eenige Jaren, zeekerever„ fchillen en misverftanden ontftaan waren, , tuffchen de Onderdanen van den Grootmoo„ gendehjaques &c. by der gratiën Gods, Ko„ ninck van Groot-Brittannien, Vrankryk en„ de Yrland, de Compagnien van de ivoophe„ den trafficquerende in de Ooft-Indien, ende „ die van de Compagnie van de Vereenigde „ Provintien van Nederland, Onderdanen van „ de Hooge en de Moogende Staaten Generaal; „ om welke diftèrenten te accommodeeren , ver„ fcheide Conferentien waren gehouden tuflchert „ de Gedeputeerden van de voornoemde Com„ pagnien, zoo wel tot London in t Jaari6i3. „ als in *s Gravenhage in't Jaar 1615, zonder „ nogthans dat als doen eenig accoord is ge„ volgd. De Hooggemelte Majefteit, ende „ Welgemelte Heeren Staaten, begeerende te ,, onderhouden en naarder te verbinden de ee„ nigheid, vriendfchap ende goede Correspon„ dentie tuffchen hare Landen ende Onderda„ nen, ende ernftelyk voor te koomen alle ïn;, convenienten die zouden konnen ftrekken tot „ alteratie van dien, hebben dienftig en. noodig „ gevonden, dezelve Handelinge wederom te „ hervatten in een derde Conferentie, door de II. Deel. T >, G#-  §,go Hiftorie van de Nederlandfche 3) Gedeputeerde van de voorzeide Compagnie 5 „ dewelke zyne Hooggedagte Majefteit ende de n Welgemelte Heeren Staten hebben daar bert neevens goedgevonden, te doen asfifteren by „ zeekere gequalificeerde Perfoonen uit haaren w Raad ende vergaderinge, te weeten: zyne Mart jeftyt, by de Heeren Jean Digby, Ridder, Ba„ ron van Schworne vice Kamerling van zyne » Majefteyt; Thomas Edmonds, Ridder,Thre„ forier van het Huis van zyne hooggemelte „ Majefteyt: Henry Carey, Ridder , Contrew rolleur van des KoningsHuis; Tulco Greviln le, Ridder, Cancellier van de Eqhesquier, „ Julius Caefar,Ridder, Meefter van de Rolles; „ EduardCoke, Ridder, alle van den Raad van „ State van zyne Majefteyt. Ende de Welge„ melte Heeren Staten, by de Heeren Johan van s, Gork , Burgermeefter van de ftad Zutphen ; „ Edwout van der Duffen, oudBurgermeefter van „ de ftad van Delft, Joachim Liens, Raad enw de Penfionaris van Stad ende Land van Tho„ len j alle van het Lichaam der vergaderinge van „ de welgemelte Heeren Staten; ende by Noël „ vanCaron, Heere van Schoonewaal, Ordinaw ris Ambasfadeur van de welgemelte Heeren 5» by zyfie Majefteyt. „ Alle welke zyne Hooggedagte Majefteyt en* de de welgemelte Heeren Staten, hebbe tot „ dien einde geauthorifeert, met behoorlyke laft „ efi Commisfie, op dat door haar- toedoen en gemeene Direótie het' befluit van eene faake f> van zoo grooten inportantie mogte werden ge„ ftlciliteert, ende uitvallen tot gemeen genoew gen van beide partyen, agtervolgende welke ft ordre, ende in prefentie van de gemelte Hee» ren, de Gedeputeerden die van beide de Com- pag-  Ooft- ïndifche Compagnie. 2QÏ j, pagnien voornoemt, zyn in Conferentie gev koomen, te weeten voor die van Engeland7 ', „ de Heeren Thomas Smythe, Ridder Gouver„ neur van de voornoemde Compagnie van „ Ooft-Indiën, LionelCraenfield, Ridder, Mees, „ ter van het Hof van de Garder Nobles ende bj, van de Gardé Robbe van zyne Majefteyt: „ Dudley Diddes, Ridder, Richard Wilton, „ Ridder, Hcnrik Martin, Juge ter Admira, ;, liteyt van Engeland ; Clemens Edmons , „ Ridder ende Klerk van den Raad van zyne , 3, Majefteit; Willem Holliday, Olderman van ide Stad Londo^, Livinus Muncq , Clercq , j, van het Signet van zyne Majefteyt, Maurits „ Abbot, Gedeputeerde in d' Engelfche Com. „ pagnie , Wilüam Harrifon , Threforier van , „ de voornoemde Compagnie ; Robbert Bell 3 ende Hamtrey Handfort, Bewindhebbers van „ de Compagnie voornoemt. Ende voor de „ Compagnie van de Vereenigde Nederlanden, ,, de Heeren Dirk Bas, Ridder, Burgemeefter ,, van de Stad Amfterdam; Jacob Boreel, Bur3, gcmeefter van de Stad Middelburg; Arend „ Jacobz Lodéfteyn, Raad ter Admiraliteyt in :Zeeland ; Albert Sounk , oud Burgemeefter „ van de Stad Hoorn ende van den Raad van ;, Staten; Andries Rigchard , Bewindhebbers „ van de voorzeide Generale Ooft-IiidÜche Com;, pagnie: ende Meefter Willem Boreel, Doc3, tor in 'de Regten, Advocaat van dezelvde „ Compagnie. Dewelke uit kragte van hare ;, Brieven ofte Procuratien, naar veele Com„ municatien ende lange Disputen; hebben ein33 delyk door toedoen, raad ende directie van 53 de Heeren boven gerrield , beflooten ende jj neder gefteld de Articulen zoo als zy volgen. Ta 7>  29a Hiftorie van de Nederlandf-fa ï. Ten eerften, is geaccordeert dat men in4t 5, toekoomende zal vergeeten, ende niet geden„ ken aan eenige Excesfen, offenfien endemis„ verftanden, die voor dezen zouden moogen 3, hebben geweeft in de Quartieren van Ooft-In,, dien, tuffchen de Subjecten van zyne Maje3, fteyt van groot Brittannien, ende die van de ,, Heeren de Staten Generaal van de Vereenig- de Provintien; ende tot dien effecten zullen 3, in vryheid gefteld ende vryelyk ontflagen ,, worden, alle gevangenen ende gedetineerde ,, Perzoonen aan weder zyden, gelyk ook alle fcheepen ende goederen, die bevonden zul,, len werden genoomen te wezen tot den tyd toe van de Publicatie van dit Traótaat in de ,, Indien zullen Refiproquelyk werden geres- titueerd. 2. 3, De Officieren, Commifen en Dienaren aan 3, weder zyden, zullen malkanderen bejegenen „ in hare Converfatien en overal, waar zy den 3, anderen zullen gemoeten, met alle hulpe , 5, vriendfchap en Correspondentie, alle goede 3, Officieren bejegenen, als nodig zullen wefen ,, tuffchen vrienden en Naagebuuren, zoo naauw 5, met elkander geallieerd; ende in geval dat iemand van de een of ander Compagnien, haar zeiven vinden in merkelyke nood ter Zee, zoo zal de ander haar helpen met allé „ vriendelyke asfiftentie en behulp , zoo veel als hem moogelyk zal wezen 3 gelyk zy ook „ zul-  Ooft - Indifche Compagnie. 293 „ zullen doen behandigen of over brengen, in Sj alle neerltigheid en getrouwigheid, de Brie„ ven en de Rekeningen van d' een en d' ander. n O» „ De Handel en Traffycq zal vry ende open „ wefen in de Ooft-Indien, zoo voor de Com„ pagnie van Engeland, als voor die van de „ Nederlanden, zoo dat elk van de Compag„ nien voornoemt, aldaar zal mogen aanleggen „ voor zyn eigen Rekeninge, al zulke Pennin„ gen enCapitaaleu als haar goed zal dunken. 4- „ Ende om met gemeene hand te bevorde„ ren , het welvaren en verligtinge van den „ Handel, zoo zal alle neerltigheid aangewend „ worden om te befnyden en verminderen, de ,, extra ordinarife ende zwaare Impofitien ende „ Tollen, die binnen eenigen tyd herwaards „ zouden moogen opgefteld wefen, gelyk men ,, ook zal laten blyven de practyke ende Ubep raalheid van giften en gaven. „ Men zal poogen alle Koopmanfchappen in „ Indien, met gemeen advys te brengen tot een „ redelyken prys, ende in het verkoopen en „ het vertieren, 't welk herwaards over zal ge„ fchieden in deze Koningryken ende Pro„ vintien; (van al zulke waren die in Indien „ tot gemeenen prys ende Taxe zullen ingekogt „ wefen:) zal. men van tyd tot tyd met gemeen!  294 Hiftorie van de Nederlandfcle „ ;idvys, beraamen eenen zeeke >en prys 2 cn„ der dewelke het niet zal geoorloofd wezen 3, dezelve te verkoopen. 6. „ Ende om voor te koomen alle Jaloulïen en„ de Queftien, die in toekomenae zouden moo- gen koomen te ryzen, deCommilën van bey?, de zyden zullen raadflagen, ende met elkan„ der beraamen eenen redelyken prys , gelyk als zy zullen noodig agten, tot den Inkoop ,, van den Peeper tot Bantham ende andere „ plaatfen van Java Major : (blyvende de vry„ heid van den Handel in andere quartieren „ van Indiën, gelyk ook in het voornoemde „ Java Major, zoo veel aangaat de andere Koop„ manfehappen, agtervolgende het derde Arti,, cul: )ende tot dien einde zullen geordineert ende „ gecommitteert worden, zeekere ervaare Per„ foonen om den voornoemden Peeper aldaar te „ koopen, ende den Inkoop gedaan zynde, op 5, die maniere , zoo zal hy gelykelyk verdeelt „ worden, half en half aan de een en de ander Compagnie. J. „ De Compagnie van Engeland zal vryelyk „ genieten, ende jouisferen den Handel in Pali„ catte ende zal dragen de helft van de onkosten , tot onderhoudingen van het Fort en Guarnifoen, dat aldaar is, te beginnen van „ den tyd van de Publicatie, die gedaan zal, ~ werden van dit Traétaat in die quartieren. 8,  Ooft'Indifche Compagnie. «95 8. „ In de Eylanden vanMolucques, Banda, en„ de Amboina by gemeen goedvinden, zal den „ Handel zoo wezen gereguleerd, dat de Com, „ pagnie van Engeland aldaar zal genieten, een , „ derde deel van alle de Trafficquen , zoo wel , „ in 't inbrengen en verkoopen van de waren, , in de voorzeide Eylanden, als in de vrugten , „ ende waren die daar walfen , ende van daar „ werden gebragt; ende die van de Vereenigde „ Provintien zullen hebben de twee andere derde parten, 9- „ Ende zoo veel als aangaat den Inkoop ende j „ deelinge van de voorzeide vrugten ende wa1 „ ren , de principale Commifen ende Facteuj „ ren van beide de Natiën die aldaar redderen, , zullen dezelve koopen ten pryze als nu ge, „ fchied , ende zullen verdeelen haare contin, „ gente portien aan d' een en de ander , ende ( „ tot dien einde zullen vryen toegank hebben ; , „ ende woonplaats in de Forten ende Pakhui-' „ zen van d' een eii d' ander. 10, „ Ende dewyl eenen Handel en TrafFycq „ zoo verre geleegen, ende van zulken ImporI „ tantie niet en kan verzeekert worden, zonder een vigoureufe defenfie, zoo zal dezelve ge„ daan werden, door het opregten ende onder„ houden, van een Vloot van twintig Oorlogfchepen, half van d' eene , half van de andes T 4. „ Com-i  E0f5 Hiftorie van de Nederlandfcbe „ Compagnie; welk getal: (indien het geraden „ werd gevonden:) zal daar na met gemeen ad„ vys, ofte vermeerdert ofte vermindert kon„ nen werden , zoo als den nood en gelegen„ heid van zaaken zal vereyfchen, ende zullen „ elk eene van die voorz. Scheepen weezen van „ 6 tot 800 Vaten voorzien elk met 150 Man, „ met 30 ftukken gefchut en andere noodige „ Ammonitie, ende zal 't zelve gefchut groot „ wezen, fchietende 8 a 18 pond Yzers. 11. „ Ende den Raad van defenfie zal ordonneev ren hoe veel Galeyen, Fregatten ende ander „ klein Roeytuig van noden zal wezen tot de Defenfie. ia. „ De Forten ende Guarnifoenen, die in de „ Eylanden Molucques , Banda ende Amboina „ zyn, zullen onderhouden worden uit de Tol„ Jen ende Impofitien , die men zal heffen op. „ de vrugten en de waren, die men zal uitvoe„ ren uit de voorz. Eylanden ; welke Tollen „ ende Impofitien zullen getaxeert wezen, vol„ gens d' ordonnantie van den gemeenen Raad „ van Defenfie, endeontfingenworden door bey„ dedeCommifen , ende gelevert van tyd tot tyd, „ zoo veel als noodig zal wezen aan deSollici„ teurs van de Compagnien, om daar mede de f2 Soldaten te betalen. v Om met ordre te beginnen ende te Admi, - lil"'  Ooft-Indifche Compagnie. 297 „ niftrecren dezelve defenfie, zoo zal opgeregt „ worden eenen Raad van defenfie, beftaande „ in agt Perfoonen van de eerfte ende princi„ paallte Officiers aldaar zynde, die in gelyk ge- tal daar toe genoomen ende verkozen zullen „ werden, zoo by d'eene als d'andere Compag* nie, ende zullen prefideren by beurte. 14. „ Defen Raaad zal gebied hebben over het ,, geene dat raken zal de gemeene defenfie ter „ Zee , ende zal verdeelen de Oorloglcheepen „ op zulke plaatfen als zy oorbaar zullen vin„ den. 15- „ Gelyk zy ook zal reguleren de Tollen, ende „ Impofitien die nodig zullen wezen tot het onder- houd van de voorzeyde Forten ende Garnizoe„ nen derzelver , ende zal geauthorifeert wezen „ om Reekeninge te doen door de ontfangers. van de voorz: Impofitien. 16. „ De Schepen van Oorloge zullen altoos bly>5 ven in de plaatzen die haar zullen wezen geasfig,, neert ende zullen volgen den laft van den voorz: ,, Raad van defenfie, zonderte moogen gebruikt „ worden om de Koopmanfchappen overtebren-. J} gen in deze Koninkryken ende Provintien. 17. ,, Evenwel zullen de voornoemde Sqheepen, V T5 n&  «gS Hiftorie van de NederJandfche „ dewyl zy in Indiën zyn, fomwylen mogen „ gebruikt werden om de Koopman ichappen te „ vervoeren van d'eeue plaats naar d'ander, elk „ tot dienft van zyne Compagnie , indien de „ Raad het zelve goedvind ende niet te wezen 35 tot nadeel van de Defenfie. 18. Ende in geval van nood, zal het den voor„ noemde Raad geoorlooft wezen, mede te ge„ bruiken d'andere Koopvaardyfcheepen tot zulk „ een getal, ende voor zulk eenen tyd als zy zal no„ dig vinden tot den welftand van de voornoem„ de Defenfie. 19- „ Het verliezen ende fchade die overkoomen „ zal in eenige rencontre, uit oorzaake van de gemeene defenfie, of ook in 't gaan ofte ko„ men van de defenfie , zal gelykelyk gedra„ gen worden, ende zal vergoedigt worden tot „ gemeene koften, gelyk alsook de winftenen,, de pryzen die men zal bekoomen zullen wer „ zen tot gemeen profyt. 20. ,, 't Zelve zal ook zoo wezen aangaande de „ Koopvaardy Scheepen, die gebruikt zullen worden om de zelve occafie ende geduurende „ dien tyd, zoo zullen de maandgelden ende koft voor de Matroofen wezen tot gemeenen „ lade van de twee Compagnien ende in confi„ deratie van het verlet 't welk de voornoemde j, Scheepen daardoor zullen lydeu in haren Han- „ del,  Ooft-Indifche Compagnie. 299 ?, del, zoo zullen, zy ontfangen daar en boven „ alzulken vergoedinge als haar zal toegelegd „ werden by den gemeencn Raad van Defenfie. 21, „ Maar indien eenig Schip van Oorloge we,, lende op de Rhedc ende op Anker, in zyra „ quartier ofte ook derwaarts gaande ofte van ,, daar koomende, eenige fchade bekoomt door „ Tempeeftofte eenig ander ongeluk, en zal de ,, fchade niet wezen voor het gemeen, maar zal blyven geheelIvk tot laft van de Compagnie „ aan dewelke het Schip zal toekoomen. 22. „ Ende om voor te koomen alle Disputen, „ die zouden mogen ryzen uit de eftimatien van „ de verlooren, ofte grootelyks befchadigde „ Schepen, zoo zal den Raad van defenfie tax„ eeren alle de Scheepen van Oorlog ende ande„ re, eer dat dezelve zullen gebruikt worden tot „ defenfie. 23- „De Forten zoo van d'een als van d'ander „ zyden, zullen blyven in Handen van de gee„ ne die dezelve jegenswoordelyk bezitten. 24. „ Ende alzoo queftie gemaakt is, aangaande „ het bouwen van eenige nieuwe Fortresfen, die de Engelfche Compagnie heeft geoordeeld haar j, noodig te v/ezen, tot verzeekerheid van haar „ Volk  *oo Hiftorie van de Nederhndfche „ Volk en haar Goederen. Is goedgevonden, „ dat dezelve queftie in Surcheantie zal blyven „ voorden tyd van twee of drie Jaren, op dat na„ dien mengezamentlyk zal hebben behoorlyk on„ derzogt, ende verftaan , hoe veel Fortresfen, „ welke ende in wat plaatze in toekomende zullen „ nodig wezen, alsdan dezelve quefii mag werden „ hervat, ende in diervoegen nedergeleyt, dat „ het mag ftrekken tot gemeen contentement „ aan wederzyden van d'een en d'andre. 25. „ Zoo veel aangaat de Forten die verovert „ zullen werden in de Molucques, of in eenig „ ander quartier van Indien door beleyd van de „ gemeene magtvan de twee Compagnien, d'zel„ ve zullen werden gelykelyk beieeten, bewaard „ ende onderhouden , gemeenerhand met de „ Guarnifoenen van d'een en d'ander Compag„ nie die daarin zullen wefen in gelyk getal of „ wel zullen gelykelyk verdeeld worden, tus- fchen de twee Compagnien naar goedvinden j, van den Raad van Defenfie aldaar zynde. „ Men zal gemeenerhand neerltigheid doen , „ om te openen en te verkrygen de vryeTraf„ fycq in China en de andere quartieren „ van de Indiën, by zulke maniere ende mid„ delen , als den gemeenen Raad oorbaarlyk „ zal bevinden. 27. „ Geene van de twee Compagnien zal niet voor-r. „ koo-  Ooft-Itidifche Compagnie. goi koomen ofte uitfluiten d'andre in toekomen„ de, 't zy by middel van Fortificatiën of van „ Contracten,' die men hier naar zoude willen „ maaken uit eenige partyen van Indiën. Maar „ alle Traffycq zal vry ende gemeen zyn aan „ d'een en d'ander in elk quartier van dien. 28. ,, Gelyk ook goedgevonden is, dat zonder het ,,, welbehagen van d een ende d'ander Compag„ nien geene andere (niet zynde van het lichaam „ van deze Compagnien) zullen ingelaten wer„ den om te participeeren in de voordeelen en „ baten van dit teegenswoordig Traólaat, ende. „ ingevalle dat Iemand van de onderdaanen van „ zyne Hooggemelte Majefteyt ofte welgemelte „ Heeren Staten (wefende niet van het voor„ noemde Lichaam) zoude willen iets begin„ nen tot naadeel van 't geene hier voor is ver„ haalt, ofte van de Privilegiën van eenige van „ deze Compagniën: zoo zullen die van de „ voornoemde Compagniën alle middelen ge„ bruiken 't zy t'zaamenderhand ofte elk in „ *t byzonder, om 't zelve té beletten, ende te „ maintineeren aan weederzyden de Privilegiën „ van de voornoemde Compagniën. Endezul„ len zyne Majefteit van Groot Brittannien en „ de welgemelte Heerert Staten gebeden zyn, „ niette willen authorifeeren de opregtingevan „ eenige andere Compagniën, om haar te be„ moeijen met de Traffycquen, en in de Navi„ gatie van de voornoemde Indiën, ftaande den „ tyd van dit Traclaat. ï9-  god Hiftorie van de NederuiuJff; 29. „ Indien in eenige quartieren van Indien, ai-, ,, waar d'een of d'ander Compagnien heeft of „ zal hebben haar Comptoiren , Handel ofte „ Middelen, het gebeurde : ('t zy door het „ Overlyden van de Facteurs of eenig ander „ ongeluk:) dat de middelen ende goederen van „ d'een of d'ander, zoude blyven zonder iemand „ die daar naar ziet, van wegen de Compagnien die zy toe behooren. Zoo zullen de „ Commifèn en de Officieren Van d'ander Com„ pagnie in leven zynde, ende wezende in de bovengemelde plaatfen, de voornoemde middelen ende goederen in zulk een geval, neemen in haar bevel , ende dezelve bewaaren „ ter goeder trouwe voor de Eygenaaren, aan s, dewelke zy die weeder zullen geeven in tyd „ ende plaats. „ Dit Traótaat zal wezen voor den tyd van twintig Jaaren, ende indien daar en tuffchen „ voorvielen eenige disputen die niet geflift en .), konnen worden, door den voornoemden Raad „ in die quartieren, nogte ook herwaards over by de twee Compagnien , zoo zal het diffë5, rent werden gefteld aan den Koning van groot Briltannien, ende aan de wel gemelte Heeren Staten Generaal, die gelieven zullen de moeyte j, teneemen,om't zelve ter neder te leggen, tot 5, gemeen genoegen van d'een ende de ander. „ Alle welke Articulen zullen trouwelyk en*} de onverbreeklyk werden onderhouden ende » ge-'  Ooft'Indifche Compagnie. 30^ geobferveert van weder zyden , agter volgende de menigte van dit Traclaat. Ende belooven de gemelte Heeren Staten, als ook die van de voornoemde Compagnie, dezelve zullen approbeeren, confirmeeren ende ratificeren , ende zullen aan weder zyden daar van leeveren haare Brieven van Ratificatie, in goede ende behoorlyke Forme ; te weten , zyne Majefteyt ende die van de Engelfche Compagnie, binnen den tyd van een Maand naar dato van dit Tractaat. Ende de welgemelte Heeren Staten ende die van de Nederlandfche Compagnie binnen denzelven tyd, naar den voornoemden date. Aldus gedaan inLondon den -iVdenJuly, Stylo Novo, Anno Seftien hondert en negentien. Was ondertekent. % Digby. Fulcjue Grevil. J. de Goch. T. Ethmondes. Jul. Ccefar. F. J.v. der Dus fen Tbs. Smytbe. Rtcbard Wefton. W. Hollidaye. W, Harrifon. Dirk Bas. -Alb. T. Sounck. Guil. Boreel. H. Csrey. Edw. Coke. •ffoach Liens. JMoel de Caron. Dudley Digges. Clement Emondes. Morris -dbbos. Hamtrey Hanford. ^drend Lodefieyn. Lionel Craentielde, Henry Martyn. Livinus Munk. Robbert Bel. Jacob Boreel. ZdndriesRycbatrts* Zynde bezegeld met hare refpective. Zegelen.  3G14 Hiftorie van de Nederlandjchè Ordre beraamd door de Gedeputeerden1 van de Compagniën van Engeland ende de Geünieerde Provintien, handelende in de Ooft-Indien, op d'executie van den Inhoud van zeékere Articulen van het Traöaat beflooten tuffchen de voorfz: Compagnien den 17 July 1619. ad Art; 1. ,, De limiten binnen dewelke dit Contract zal ., ftand grypen, zyn geftelt geweeft door ge„ meen advysvan de Gedeputeerde van de twee „ Compagnien den Meridiaan raakende aan de Cabo deBona Espei ance gaande regt naar het „ zuyden , ende den Ooftelyken Meridiaan die „ men vind 400 mylen Ooftwaardts van dé Eyj, landen van Salomon, gaande aan d'een zyde „ regt naar het Zuyden, ende aan d'andere zy„ de naar het Noorden, tot aan den Tropicus „ Cancri, ende van daar in oblicque Linie naar „ de ftraat van Caiyan, alle Zeen, golven , eng„ ten van Zeen , Inhammen , Baayen , Rivie„ ren ende die gevonden zullen worden bin„ nen deeze twee Meridianen, zullen begree„ pen wezen in dit Contract „ De goederen en de fcheepen genoomert „ van beide zyden , zullen werden gerefti„ tueert ,■ te weten de fchepen , zoodanige en „ in zulken ftaat als zullen worden gevonden, „ onder de handen van eenige van de Compag„ nien, ende de goederen: (of de waarde van „ dien) die effeöuelyk zullen gekoomen zyn ft tot de Compagnien voorfz. „ Mnf  Ooft-Indifche Compagnie. 305 Maar zoo veel als aangaat de fcheepen, s, die niet en zullen wezen onder de handen van „ de Compagnien: gelyk als in de grond gefchoo„ ten , vergaan , geabandonneert of Verlaten „ fcheepen, gelyk ook de verergeringe of Hete „ van dien: ('t zy dat zy gebruikt zyn geweeft „ of niet) dat en zal niet onderworpen wezen „ Reltitutie, uitgenoomen de fcheepen die ver„ gaan zullen wezen in dienft van de Compag„ nie, waar van de waarde zal worden geres„ titueerd. „ De gevangene ende gedetineerde Perfbo„ nen van weder zyden, zullen vry ende vrank „ los gelaten werden, zonder te betaalen rant», zoen ofte haare verteerde mondkoften ofte de „ klederen, die haar door de Compagnie zul- len wezen gegeeven. „ Indien de voorfz. gevangene hebben ge„ diend de Compagnie die dezelve detineerde: het is redelyk dat zy werden betaalt voor ha- ren dienft door de Compagnie. „ In de ontflaging van de gevangenen zyrt „ ook begreepen de flaaven van eenige van de „ Compagnie, die ofte gevlugt ofte onthouden „ worden by d'ander Compagnie , onder wat „ pretext dat het zoude mogen wezen, dewel„ ke mede zullen werden gereftitueerd aan de „ Compagnie aaia wien zy toe behooren. ad Art. 4. „ Voortaan zullen ophouden tot Bantham eriL de in alle plaatfen, daar wy gemeenfehap vari Commercien hebben, of ook alleen Handel, ,, zonder gemeenfehap, de liberalityten van gif„ ten en gaven, die befteet zouden mogen II. Deel. V „ wer-  gofj Hiftorie van de Nedetlandfcii 3, werden by eenige van de Compagnie , tot „ praejuditic o!te nadeel van d'ander. Maar in',, dien het nodig is, dat iets werde gedaan tot „ gemeene beften, 't zelve zal gefchieden by „ gemeen advys, in den naam ende tot onkosten van de twee Compagnien te zamen. ad Art. 5. 9, De Vrugten van de Molucques ende Amboina, die in Europa zullen werden gebragt, „ zullen wederom verkogt worden op eenen ge„ ly C©'i-  Oóft - Indifche Compagnie. 325 „ Contracten dewelke inhouden de Claufule van „ Renunchiatie dezes, ofte die' in eeniger mart niere teegens den inhouden onzes Plakaats „ zyn ftrydende , op poene van gepriveert te „ worden, ende daatelyk vervallen te zullen „ zyn van haar Officie ende Makelaars Ampt: „ Ende ten einde niemand hier van te preten„ deeren eenige ignorantie , ende deeze onze « Ordonnantie al omme punctuelyk mag werden „ achtervolgt, endede Contraventeurs van dien « geftraft naar behooren, ontbieden wy daar omme „ ende verzoeken, onzen lieven en zeerbemin„ den, die Staten, Stadthouderen, Gecommitteer„ de Raaden ende Gedeputeerde Staten van de „ Provinciën , refpective van Gelderlandt ende » Graaffchap-Zutphen, Holland en Weftvries„ land, Zeeland, Utregt', Vriesland, Overysrt fel, Stadt Groningen en Ommelanden, ende „ allen anderen jufticieren ende Officieren , dat „ zy deefe onze Ordonnantie alomme doen „ verkondigen , uytroepen ende Publiceeren , „ daar men gewoonelyk is uytroeping en Publi„ catie te doen, laften meede den Cancelier en„ de Raaden Provinciaal, den Advocaaten Fisrt caals ende Procureurs Generaals, ende allen „ anderen Officieren , Regteren ende Jufticie„ ren van de voorfz. Vereenigde Neederlanden, „ deefe onze Ordonnantie ende beveelen te ach„ tervolgen, ende met allen vlyt en ernft te „ doen achtervolgen , mids Procederende ende rt doende Procedeeren , teegens den overtree- } „ dcrs van dien , zo in 't calengeeren ofte aan„ klagen, als in 't Sententieeren ofte Vonniffen „ zonder gratie, faveur , diffimulatie ofte ver« drach, dewyl wy 't zelve tot dienft ende welX 3 „ ftand  326 Hiftorie van de Nederlandfcbe „ ftand der voorfz. Landen, nodig gevonden „ hebben. Gegeven in 's Gravenhage in onze Vergaderinge , onder onzen contre Zeegel, Paraphure ende Seignature van onzen Griffier, den vyftiendenjuly 1621. was geparaphreert, N. v. Bouckborft, ut. Onderftond ter Ordonnantie van de hoog gemelte Heeren Staaten Generaal, geteekent. C. AERSSEN. In Sprokkelmaand van 't volgende Jaar 1622, kwamen uit Ooft-Indien twee Scheepen, Lyden en Enkhuizen genaamd , die een ^groote party* Peper en Nooten Mufchaaten aanbragten, als meede 420 Soekels Foely, 70 Laft Nagelen , 120 Baaien Indigo, 100 KaffenKamfér en 33 Doofen Muskus; ook zyn in Zomermaand daar aan volgende, weer drie fcheepen uit Ooft-Indien behouden aangeland, welkers ladingen bcftond: in 887271 pond Nagelen, 280945 pond Nooten Mufchaaten, 515 Soekels Foely, 8795 Pikol, 37 Katfti en 143298 pond Peper, 129783 pond Salpeter, 680 potten Gember, 329 Kasfen Benzoin, 12 Kaffën Japanfche Kamfer, 121 Pikol Gom Lak, 70 potten Draken bloed, 51 pakken Katoene Gaarens, 117 pakken Lywaaten Guinees, 10 pakken fyne Katoene Lywaaten , 365 ftukken Ebbenhout, 2 Kaffen Boraks, een goede party ruwe Diamanten en 18 Bezoar Steenen : 5t geen alles te -zanten meer dan 40 Tonnen Gouds te dier tyd gefchat wierd. Deeze drie laaft gemelde Scheepen bragten tyding 3 dat vyv fcheepen die in *t voorgaande *  Ooft-Indifche Compagnie. 327 Jaar uit Holland waaren vertrokken, in vier Maanden en drie Dagen te Batavia waren aangeland., daar men anders zeven of meer Maanden mee doorbragt. In Wynmaand van dit Jaar, kwamen nog drie ryk gelaaden Scheepen uit Ooft- Indien, die ook veele Diamanten en Bezoar Steenen aanbragten, en welke agt fcheepen haar in hebbende lading, tezamen 1776792, guldens inkoops hadden gekoft. Zoo dat onze Maatfchappve in dit jaar , overgroote voordeelen uit Ooft-Indien bekwam, egter deed zy geene uitdeeling aan haare Intreslanten, gelyk zy zulks ook niet in 't voorige Jaar. 1621 gedaan had ,• waar door vry wat ongenoegen, tuffchen haare Bewindhebbers ende hoofd Participanten ontftond; deeze laatften begeerden: dat men aan hun behoorlyke rekening en verantwoording, van het gehouden bewind over de effecten en Koopmanfchappen der Maatfchappye moeft doen, dat zedert het O&roy, (naar hun zeggen) niet behoorlyk gedaan was. Veele fpotfchrivten en blaauwboekjes kwamen daar over te voorfchyn , waar in verfcheide Bewindhebbers, op eenjerre gaande wyze wierden befchuldigt, over 't inflaan van flinkfche wegen en kwaade praclyken, waar door zy veele onbehoorlyke voordeelen na hun trokken , doch de Staten van Holland teegens defe faamroovende Schrivten , en wel teegens het voornaamfte en ergfte derzelve, willende voorzien, verklaarden (a) op den 22lte van Zomermaand 1622. voor Fameus Seditieus en oproerig , zeeker libel Geintituleert : Noodwendig discours of vertoog aan de Hoog Mogende Heeren Staten Generaal, van de Par6 ti- Cs) Groot p'.akaat Boek ifte deel, Tol. 458. X 4  328 Hiftorie van de Nederlandfche ticipanten der Ooft-Indifche Compagnie , teegens de Bewindhebbers. Verbooden diens volgens het verkoopen , nadrukken ende leezen van het zelve, op pcenen in de Plakaaten, zoo by de Algemeene Staten, als meede van Holland , tegens Siditieafe Libellen uit gegeeven, en wierd wyders eene premie van vier honderd guldens beloovt aan die geenen, die den Autheur of Drukker konde aanwyzen. Zynde voorts daar by de Perfoonen van de gezeide Bewindhebbers , in fpeciaale Sauvegarde ende Protexie genoomen. En op dat verder blyken mogte , dat de Algemeene Staten op deeze verre gaande befchuldigingen tegens de Bewindhebbers onzer Maatfchappye, geen aanmerking namen , verleenden zy aan haar op den 22fte van Wintermaand dezes Jaars 1622 , verlenging v^n haar Ocltroy voor den tyd van een en twintig jaaren, onder de navolgende'conditiën en bepaalingen. „ De Staten Generaal (a) der Vereenigde Ne„ derlanden , doen hier meede eenen yegelyken „ te weten : Dat wy ten meeften dienfte van de „ Ingezeetenen deefer Landen, voor den tyd „ van een en twintig jaaren, innegaande met „ den eerften January Anno 1623 toekomende, „ gecontinueert hebben het Oclroy van de Ooft„ Indifche Compagnie , onder de Limitatie en „ Conditiën in de Brieven van continuatie geex„ preffèert: Ten eynde niemand hier van igno„ rantie en pretendeere, hebben Wy deefe ver„ kondinge en notificatie daar van doen doen, op „ dat niemand uyt deefe Landen hem en vervor„ dere buyten de Geoótroyeerde Ooft-Indifche „ Compagnie, binnen deLimitenvan het felve „ Oékoy te Vaaren, Trafiqueeren of Negociee„ ren, op de pcenen in het felve Oólroy begree„ pen. Regle- (a) Groot plakaat Boek ifie deel, Fol. 539.  Ooft - Indifche Compagnie. 329 Reglement en Limitatien, waar op by haar Hoog Mog. continuatie van het op gemelde Oclroy vergund is. „ De Staten Generaal der Vereenigde Neder„ landen , allen den geenen die deefen tegen„ woordigen fullen werden getoont, Salut, „ DOEN TE WEETEN: Dat overgemerkt „ hebbende de geleegentheid van de Ooft-In„ difche Compagnie, en het geene defelve aan„ gaande gehandelt is met de Koninglyke Maje„ fteyt van Groot Brittannien, nog een geruy„ men tyd van jaaren geduurende, hoewel de„ felve Compagnie anders hier te Lande re„ guard , genoomen op de laatfte continuatie „ van het Ocfroy van dien , met den laatften „ deezer Maand van December foude gaan ex„ pireeren ; en meede lettende, dat den wel„ ftand der Ingezeetenen deefer Landen princi„ palyk is beftaande in de Navigatie, Hande„ linge en Commercie, die uyt defelve Landen „ van alle oude tyden gedreeven , en niet 'er „ tvd vermeerdert zvn , in alle Landen van „ Europa, Azia, Africa en anders, mitsgaders „ ook op de zeer groote fubfidien, by ons van „ tyd tot tyd uit de middelen van den Lande „ en geregtigheid, van dien gedaan aan de voor„ noemde" Compagnie , op hoope van met 'er „ tyd behoorlyke vrugten daar van te trekken, „ tot foulagrement van de goede Ingezeetenen „ deefer Landen, wiens middelen in de voorfz. „ fubfidien en affiftentien aan de voorfz. Com„ pagnie gedaan, zeer merkelyk zyn gedifpenX 5 » leert;  3«o Htflorie man de NederJandfche „ Teert,- en boven dien nog om te confervee„ ren , het publique geloof en de Contracten „ aangegaan met veele en diverfche Natiën , „ Ryken en Landen in Ooft-Indien, en de be„ houdenilfe van de Plaatfen aldaar, met de „ voorfz. onfe affiftentien verkreegen, en onder „ onfe gehoorfaamheid gebragt ; en eindelyk „ op den grooten ondienft , die tot nadeel van „ alle de Ingezeetenen van den Lande ftaat „ te verwagten , indien de voorfz. Compagnie „ foude werden gediffolveert: Wy omme de In„ gezeetenen van deefe Landen te doen genie„ ten , de langverwagte vrugten van de voorfz. „ groote en merkelyke affiftentien, en te con}, ferveeren de Navigatie en Commercien van dezelve, en ook te verhoeden den voornoem„ den ondienft van de voorfz. Ingezeetenen , „ en alle de voorfz. Natiën , Ryken , Landen „ en Plaatfen, niet te verlaten en proftitueeren „ ten appetyte van hunne Vyanden, en derifie „ en fpot van deefen Staat , uyt onze regte „ weetenfchap en volle magt het Üctroy van de 5, voorfz. Compagnie , in dato den 20 Maart „ Anno 1602 nogmaal gecontinueert, en con„ tinueeren het zelve mits deefen , voor den „ tyd van een en twintig jaaren agtereen vol„ gende, en innegaande met den eerften dag „ der Maand January 1623 toekomende; en „ dat op de Limitcn in het voorfz. Oéfroy, cn „ in het Contract met de hoog gemelde Ko- ninglyke Majefteyt van Groot Brittannien „ aangegaan, uytgedrukt; en voorts op alle de „ pointen en articulen in het voorfz. Octroy be„ greepen; mitsgaders op de Refolutien en Au- thorifatien daar op van tyd tot tyd relpeófive  Ooft-Indifche Compagnie. 331 „ gevolgt; dog onder de Limitatien , Regle- ment , en nader conditiën hier na volgende , „ als te weeten: „ Ten eerften, dat de Bewindhebbers van de „ Ooft-Indifche Compagnie by Gedeputeerden „ uyt de refpeciive Kameren, tot al zulken ge„ tal als delelve zullen goedvinden , gehouden „ zyn na de expiratie van het tegenwoordig >, Oótroy, of ten langften zes Maanden daar na „ te doen generale reekeninge van haare admi„ niftratie, inftellende tot zulken eynde defelve „ Reekeninge na ftyle en behoorlyke forme , „ als onder Koopluyden gebruykelyk is te ge„ fchieden, waar tegen zoo veel Hooftpartici„ panten zullen Gedeputeert werden by de an„ dere Participanten , elks onder zyne Kamer „ daarin hy zyne penningen geleyd heeft, om „ de reekeninge te hooren, op te neemen en te „ lluyten, in voegen dat de Gedeputeerden uyt „ de Bewindhebberen, en vamde Participanten „ zullen wefen ia gelyk getal, verftaande te s, zyn Hoóftparticlpanten , die geene die voor „ haar eygen zonder bedrog of iemands hulpe, „ ook zonder befwaringe of verpandinge , in „ de Compagnie onder die K amer zoo veel he„ redeeren, als die Bewindhebbers in de refpec„ tive_ Kameren moeten doen ; en zal de rec„ keninge gedaan worden ten overftaan van ee„ nige Gedeputeerden van haar Hoog Mog., „ met opene Deuren en Venftcren, cn afHxie „ van Billietten , inhoudende den dag en plaat3, fe, wanneer die zal gedaan worden, alles tot „ kofte van de Compagnie; en zullen voorts „ alle andere Participanten tot auditie van de „ voorfz. Reekeninge ook mogen komen , dog op haar eygen koften , en zonder te mogen 3) fprèe-  33- Hiftorie van de Nederland/die „ fpreeken of ftemme hebben ; maar by aldien „ zy ietwes hebben te zeggen, fullen het felve „ mogen communiceeren met haare Gedeputeer„ de Hooftparücipanten , om door defelve ge„ proponeert te worden. „ Ten tweede, dat met deefè tegenwoordige „ continuatie voor gecontinueert en als op nieuws „ gekooren , gehouden worden de Bewindheb„ beren tegenwoordig in dienfte weelende, en „ dat defelve zullen werden verandert van drie „ jaren tot drie jaren , zullende de eerfte ver« anderinge weefen over drie jaren na den in« gang van deefe continuatie, als op den eer« ften January 1626 , in fulker forme en mart nieren, dat in de vier eerfte veranderingen rt uyt de Kamer van Amfterdam , t'elke drie rt jaaren drie Bewindhebberen fullen afgaan , en „ in de twee volgende t'elken reyfe vier, uyt « de Kamer van Zeeland alle drie jaaren twee, „ en uyt elke van de Kameren van de Maze en „ Weftvriesland , in de vyfoierfte verander!n„ gen een , en in de fesde twee; en zal by lort tinge geprocedeert worden wie eerft en voort ren zal afgaan, tot dat de tegenwoordige aan„ gekomen Bewindhebbers te zamen zullen zyn „ verandert , en als dan zullen die geene die „ zeedert verkoren zyn , mede alfoo afgaan , „ niet by lotinge maar na ordre van den tyd dat « elk een geëligeert is geweeft , de oudfte in de „ bedieninge ook de eerfte in het afgaan weert fènde , en indien eene van de twee of van meerder te gelyk aangekoomen weefende, al„ leene fouden moeten afgaan , zal by lotinge * gedecideert worden , wiens beurte van defelve „ t'famen ingekoomen zal weezen , de bedie„ ninge te verlaaten en aan andere plaats te gee- » ven,  Ooft AIndiJche Compagnie. 333 „ ven, welverftaande dat die geene die by loo„ tinge of by beurte zal zyn afgegaan, weder„ om genomineert en geeligeert lal mogen wor„ den tot Bewindhebber, na dat hy drie jaren „ zal hebben gevaceert, en fullen altoos de af„ geftorvene of uyt den dienft gefcheyden weert lende , gehouden worde als afgegaan by loo„ tinge, of by ordre van den tyd , en het getal „ der geener die daar na zouden mogen afgaan „ verminderen. „ Ten derden, zoo wanneer den tyd in mart nieren voorfz. gekomen fal zyn, om tot no» minatie van nieuwe Bewindhebbers te tree„ den, zullen de Participanten by affixie van „ Bill ietten tegens feekeren dag daar toe ge„ convoceert worden , en zullen als dan de Par„ ticipanten een getal van Hooftparticipanten, „ tegens die Bewindhebbers die niet afgegaan „ en zyn uytmaaken; onder welke Hooftparti„ cipanten , de afgegaane Bewindhebbers als „ Hooftparticipanten weefende, mede gekoren „ zullen mogen worden , welke Hooftparticirt panten met de refteerende Bewindhebbers ful„ len vergaderen; en zal den Prsefident van de „ Kamer in der tyd , zoo wel de voorfz. Bert windhebberen als Hooftparticipanten, afneert men den eed, dat yder van hun in de Com„ pagnie is heredeerende tot zyn eygen perieul, „ i'uyver zoo veel als het Ootroy is mede bren„ gende, zonder het felve belaft, verpand of „ verkogt te hebben, in wat manieren het mog„ te weefen , direótelyk of indirectelyk, in het „ geheel of ten deele , en zullen als dan by „ pluraliteyt van ftemmen nomineeren tripel gert tal van gequalificeerde Perfoonen , Hooftpar» ticipanten weefende, en defelve voorts pre- » fen-  334 Hiftorie van de Nederland]che „ fenteeren ; zonder daar van aan iemand aü„ ders openinge te doen , dan aan die geene „ volgende het Octroy of particuliere Relolu- tien daar op genomen , de Electie hebben , „ die ook voorts en zonder uytftel daar van de „ Electie fullen doen; dan lulien die Bewind„ hebbers van nieuws aan te komen, den gee„ nen die in de Kamer zyn in bloede of affini„ teyt niet mogen beftaan tot Sufters en Broe„ ders Kinderen incluys , maar die nu binnen die graden in de Kameren zyn fullen daar in „ mogen blyven , gelyk ook opkomende affini- teyt voor die geenen die in de Kameren zyn „ geen verhinderinge zal caufeeren, dan of die „ voorfz. Hooftparticipanten in gelyke of meer„ der getal , tegen de overgeblevene Bewind„ hebberen in het nomineeren voornoemd zul„ len ftemmen, het zelve zal gereguleert wor„ den na de uytfpraake die by zyn Excellentie „ den Priflce van Orange, aan dewelke het zel„ ve gefubmitteert is, daar van zal werden ge„ daan ; van welke uytfpraake hier na perti„ nente notitie en verklaringe zal werden ge„ daan. „ Ten vierden, dat de Bewindhebbers voor „ haar moeyte die zy in de Equipagie en uit„ reedinge der Scheepen, met haare behoeften en Koopmanfchappen dagelyks zyn hebben„ de , mitsgaders van de Retouren en Prinfen, „ zullen genieten een ten honderd, namentlyk „ van het fuyver en nette provenu van de ver„ kogte Goederen, afgetrokken de rabatten van de Goederen die op tyd werden verkogt en „ gerabatteert, het welk meede verftaan werd „ gehouden te zulleü worden in de verkogte ,, Prinfen ; dan van Scheepen 3 Gefchut, mits- „ gaden  Ooft-Indifche Compagnie. 33^ „ gaders haar toebehooren, die uyt deefe Lan„ den gevaaren , en wederom daar inkomen , „ zal geen provifie genoomen worden, al waar „ het dat defelve mogten verkogt worden, ge„ lyk meede niet van de penningen ,- die de „ Bewindhebberen voor de Compagnie op in~ „ treft aireede geligt hebben, of namaals fullen „ mogen ligten. „ Ten vyfden, dat uyt de refpeöive Kameis „ zullen werden gekooren negen Hooftpai tici„ panten; te weeten , vier van Amfterdam , „ twee van Middelburg, en drie uyt de refpec„ tive Kameren, gequalificeert en beeedigt als „ hier vooren is verklaart; welke Hooftpartici„ panten zullen vermoogen t'elkert over de „ jaarlykfche Reekeninge te ftaan, die de Ka- meis aan malkanderen of aan de Seventienen „ zyn doende, en op het ovei leeveren en maa„ ken van den Staat te compareeren ; en zuilert ook de Bewindhebbers , of de Seventienen hooren hun advis op het verkoopen en bene„ beieren van de Goederen; gelyk meede, in,, dien eenige groote en importante faaken dert „ Bewindhebberen mogten voorkoonlen , alles „ nogtans zonder kofte van de Compagnie ; en „ zullen die felve van Amfterdam en Middel„ burg voor de helft, en in de refterende Ka,, meren voor een derde verandert worden by ,, de andere Hoofparticipanten, alle drie jaaren „ wanneer nieuwe Bewindhebbers gekooren „ worden. „ Ten fesden, dat niemand van de Bewind„ hebbers en zal vermogen ietwes hoedanig het „ zy, aan de Compagnie te verkopen of leve3, ren , direclelyk of indireclelyk , en defent5, halven eed doen } gelyk die Raaden ter Ad-  336 Hiftorie van de Nederlandfche „ miraliteyt in gelyken cas zyn doende , ten „ waare met content van ons, van de Staaten „ van de Provintien, of van de Magiftraten van „ de Steeden daar Kameren zyn, t'eiker reyle „ te ver/beken en te verkrygen, alvooren van „ de Bewindhebberen iet zal mogen gekogt „ werden. En aangaande de verkoopinge van „ de Goederen van de Compagnie , zullen de „ Bewindhebbers in Goederen en Waaren die „ op zekeren pryfe werden geftelt, of public„ quelyk werden gecontracteert, als Nagelen, „ Peper , en andere Speceryen en Koopman„ fchappen, zoo wel als andere Koperen werrt den geadmitteert,. en met defelve in gelyk„ heid getraóteert, zonder dat in zulken geval„ le delèlve van de Seventienen zullen mogen „ weefen, of dat eenige Kameren in het geheel „ zullen moogen koopen of contra dteeren , en „ zonder dat eenige verfchooninge van betaalin„ ge of rabath aan de Bewindhebberen meer , „ als aan anderen zal worden gedaan, daar op „ de Bewindhebberen meede eed zullen doen , „ en zullen de Participanten en andere, geen „ Bewindhebbers wefende, eenige Goederen op rt pryfe gefteld zynde , begeeren daar van ge„ ryft te worden, neffens en zoo veel als de „ Bewindhebberen; en fal tot zulken eynde by rt Billietten worden genotificeert, wanneer een „ ieder vry zal ftaan in manieren voorfz. te M koopen. En nopende de verhandelinge van „ de Waren, die by den Stokke of Uytroepinrt ge in het openbaar na affixie van Billietten „ zal gefchieden, zullen de voorfz. Bewindheb„ beren mogen kopen neffens anderen. „ Dat t'eynde de eerfte tien jaren van deefe „ continuatie, en ten tweede maal ter expiratie „ van  Ooft-Indifche Compagnie: 33? „ Van defelve continuatie, generaal Rekeninge „ van de adminiftratie van de Compagnie zal „ worden gedaan, in conformité en op defelve „ forme en overftaan, als by ons op het eerfte n point van deefe Ampliatie is geordonneert. „ En op dat die volkomentlyk mag werden „ agtervolgt en onderhouden.. Ontbieden wy „ de Staaten , Stadhouders en Gecommitteerde „ Raaden; Laften en beveelen voorts den Can„ celier, Praefidenten en Raaden vande Hoven „ van Juftitie , de Collegien ter Admiraliteyt, „ alle Admiralen , Overften , Gouverneurs van „ Steeden en Plaatfen , allen Ritmeefteren en », Capiteynen te Water en te Lande , mitsga„ ders alle Officieren, Jufticieren, en Ingezeert tenen deler Landen, haar hier na te reguleert ren zonder hier tegen yet te doen of te atrt tenteeren , of gedoogen gedaan te worden , „ want wy luiks ten meeften dienfte van den „ Lande, en van de Ingezeetenen van diert , „ bevonden hebben te behooren. En op dat „ dit valt en bondig blyve , hebben wy deefe „ onze opene Brieven doen depefcheeren in gert woonlyke forme , doen zeegelert met onzen „ grooten Zeegele , en bekragti^en met onze rt Paraphure , en geWoonlyke Signature vart „ onzen Griffier. Gegeven in den Hage op deh 11. December 1622. Was geparapheert , Nico/aas van der Bouckhorli, vt. Onderftond , ter ordonnantie van de hoog gemelde Heeren Staaten Generaal. Geteekent , C Aerfen. Hebbende een Uythangende Zeegel van rooden Waffche 3 aan een witte zyde Koordei ? » Ook  338 Hiftorie van de Nederlandfche Ook wierd op den 13de van Lentemaand des volgende Jaars 1623, nog deeze nadere Ampliatie en Interpretatie, van 't even gemelde Oktrooy gedaan. „ De Staten Generaal der Vereenigde Neder„ landen, nader gelet hebbende op de Conti„ nuatie en Ampliatie by het Octroy van de „ Ooft-Indifche Compagnie, by haar Hoog „ Mog. gerefolveert en uytgegeeven , in dato „ den 22. December laaftleeden, hebben tot „ wegneeminge van alle vordere queftien en „ difputen; met advis van zyn Excellentie den « Prince van Orange , by forme van nader „ Ampliatie en Interpretatie , op de Articulen rt van de voorfz. Continuatie van het Octroy, „ verklaart en geordonneert, verklaaren en or„ donneeren by deefen als volgt. „ Eerftelyk, en op het eerfte Articul van de „ voorfz. Ampliatie , dat binnen den tyd by „ het felve geordonneert, by en ten overftaan rt van al zulk getal van de Bewindhebbers „ en Hooftparticipanten, als zy luyden gefa„ mentlyk zullen verdragen , of als by haar rt Hoog Mog zal worden geordonneert, gedaan „ worden de particuliere en generaale Reekew ningen, van de voorfchreeve twintig jaarige „ adminiftratie , in zulke forme en maniere , „ als defelve in confideratie van de combinatie, „ van de Equipagie en impliatie van de onderw linge Negotie nu en dan gevallen, bequamelyk „ zullen konnen gedaan en gedeftingueert wor, den, en dat terplaatfe die daar toe bequaamft zal „ worden gevonden, en fullen de voorfz. Ree„ keningen geverifieert moeten worden met de „ Boe-  Oofl-Indifche Compagnie. 339 „ Boeken, Facluyren uyt Ooft-Indien, en an„ dere Documenten daar toe nodig. „ Op het vyfde Articul , dat de Hooftparti„ cipanten die gecommitteert zullen worden tot „ de Auditie van de jaarlykfche Reekeninge, „ lullen mogen vifiteeren de Reekeninge van „ de Equipagie , lbo die fucceffivelyk zullen „ worden gedaan, voorts compareeren en iefiïe „ hebben in alle Vergaderingen van de See„ ventienen, om de beiöigne by te weefen; en ,, fullen voorfz. Seeventienen hooren hun advis „ op het refolveeren van de Voyagien, uitfen„ dingen en Equipagie van de Scheepen, Car„ gafoenen en Contanten , verkoopinge van „ Goederen, opligtinge van penningen, en re„ partitie aan de gemeene Participanten te doen, „ en op alle andere voorvallende faaken van >, importantie, fullen meede hooren de leclure t} van de Brieven koomende uyt Indiën , en „ mogen doen vifitatie van de Pakhuyfen der „ re pective Kameren en Goederen daar in zyn„ de; en zoo wanneer de voorfz. Hooftpartici„ panten, zullen tot de voorfz. befoigne vace„ ren buyten de Steeden daar zy woonen, ful„ len tot lafte van de Compagnie genieten, ful„ ke Vacatiën of Daggelden als de Bewind„ hebbers toegelegt zyn : en vorder gehouden „ weefen alle faaken in de Vergaderinge van de „ Seeventienen voorvallende , fecreet te hou„ den, voor zoo veel en gelyk de Bewindheb„ beren het zelve zyn gehouden te doen. „ Op het fesde Articul, dat de Bewindheb* „ beren booven de Goederen , die met den „ Stokke of by uytroep worden verkogt item, „ die openbaarlyk en voor een yegelyk diefe „ begeerd op prys worden gefteld, niet en fulY fi Jen  Hiftorie van de NederJandfche „ ien moogen koopen dan by openbaare en „ kennelyke contraaatie , zonder dat anderfints fecreetelyk of uyt de hand aan defelve verkogt zal moogen worden , of ook hen luyden „ eenigen koop toegeflagen, zonder dat alvoo„ rens alle andere Perfoonen, prefenteerende „ te koopen , zullen weefe gehoord ; en zoo „ wanneer yemand, geen Bewindhebber zyn„ de, eenige partyen lal hebben bedongen, en „ zal niet gehouden weefen de Bewindhebbers, of ymand van defelve tot part of deel in de „ voorfz. koop te admitteeren , des zoo werd „ verftaan, dat de negen Hooftparticipanten die de befoigne van de Seventienen by lullen „ weefen, aangaande het koopen en verkoopen, „ het zelve Reglement en Ordre als de Be„ windhebbers fullen weefen onderworpen, en „ dat de Billietten van de te doene verkoopinge „ zoo tydelyk zullen uytgefonden worden , dat „ de Ingezeetenen van de Vereenigde Provin„ tien haar in tyds moogen prepareeren en re„ folveeren , mitsgaders vinden ter plaatfe daar de verkoopinge gedaan zal worden. „ Boven deefen amplierende het agtiende Ar„ ticul van het oude Octroy ; word geordon„ neert dat de Bewindhebbers, de fchulden en „ laften van de Compagnie alvooren afgedaan , „ of behoorlyk gemindert zynde, jaarlyks ful„ len doen repartitie , het zy in Koopman„ fchap daar toe bequaam , of contante Pen„ ningen , van tien, vyftien, twintig, of zoo „ veel meer ten honderd, als boven de noodi„ ge Equipagien aan Land of overig te zyn „ bevonden zal worden. „ Alle welke nader Articulen, Ampliatie en , Interpretatie haar Hoog Mog. verftaan , dat  Ooft-Indifche Compagnie, 341 „ by de Bewindhebberen , Participanten en „ yeder een daar aan geleegen zynde, neevens „ de Articulen van de continuatie van het Oc„ troy , punctuelyk zullen worden nagekoo,, men en agtervolgt. Laften en ordonneeren „ meede alle Magiftraten , Officieren en Jufti„ eieren , hier tegen niet te doen of laten ge„ fchieden , direclelyk of indirectelyk , alzoo ,, haar Hoog Mog. verftaan het felve tot dienft „ van de voorfz. Ooft-Indifche Compagnie al5, zoo te behooren. Aldus gedaan ter Vergaderinge van de hoog gemelde Heeren Staaten Generaal, in 's Gravenhage op den 13. Maart 1623. Was geparapheert, N. de Vooght , vt. Onderftond , ter Ordonnantie van de hoog gemelde Heeren Staaten Generaal. Geteekent. C. AERSEN. In 't begin van dit Jaar 1623, verkogten Bewindhebberen onzer Maatfchappye , by kontracl: aan eenige weinige Kooplieden, alle haar in voorraad hebbende Peper, beftaande in negentien duizend Baaien ; bedragende deezen handel ruim vyv en veertig Tonnen Schats. Ook deelden zy nu in Grasmaand aan haare Intresfanten, 25 ten hondert in Kruit-Nagelen uit. 1 In Herfftmaand van dit Jaar, kwam de Opperlandvoogd J. P. Koen met vyv Scheepen uit Ooft-Indien , die kort daar aan van nog drie fcheepen gevolgd wierd, welkers ladingen te zamen, 1301909 inkoops gekoft hadden. Het verfchil tuffchen Bewindhebberen en de deelgenooten onzer Maatfchappye, was door het Y 3 " doen  342 Hiftorie van de Nederlandfch doen vin die geringe uitdeeling , ( zoo als men zeide) in geenen deelen uit de weg geruimd , alzoo de laatften nog fterk by hun aanhielden, tot het doen vaneen volkomen rekening,geduurende hun bewind , men moeft ten dien einde beëedigde Hoofdparticipanten verkiezen , tot het opneemen dezer rekening, en moeiten volgens het Oktrooy, door Bewindhebberen eenige Hoofdpa* ticipanten benoemd worden , uit welke de Intreffanten, vier moeften verkiefen en laaten beeedigen , om haare algemeene Intreft waar te neemen; doch na dat de Bewindhebberen een en ander maal , zodanig eene Nominatie hadden gemaakt, die door de Intreffanten waren verworpen, om reeden: dat de benoemde Perfoonen , meerendeels aan de Bewindhebbers vermaagfehapt waren, weigerden deezen of wel de Bewindhebbers van de Kamer te Amfteldam, om andere Hoofdparticipanten te benoemen. Waar op eenige Intreuanten zig in Zomermaand deezes Jaars , by Requeft aan de Algemeene Staten wendden, met verzoek: dat den Amfteldamfche Bewindhebberen mogten worden gelaft , om aan hun lupplianten op te geeven, de Naamen van zodanige onzydige Hoofdparticipanten, waar uit dan vier van dezelven door hun zoude verkooren en beëedigt worden, tot het opneemen en fluiten van de twintig jaartge Reekening. Op dit Requeft verklaarden de Algemeene Staten in zoo verre ten voordeelen van de fupplianten: dat aan hun door Bewindhebberen der Ooft Indifche Maatfchappye , een dag zoude bepaald worden, waar op alle de Hoofdparticipanten zouden vergaderen , tot het verkiezen van de vier beëedigde Hoofdparticipanten, die d«  Ooft - Indifche Compagnie. 343 de Rekening en verantwoording van de Bewindhebberen moeften nazien, in den naam van alle de Intreffanten en dezelve na wel bevinding fluiten : welke verantwoording volgens de onderftaande Bekentmaking van wel gemelde Heeren Staten, van den softe van Bloeimaand deszei ven Jaars, moeft beginnen in de Kamer Amfteldam , op den eerften van Hooymaand, luidende deefe Notificatie, aldus. „ De Staaten Generaal der Vereenigde Ne„ derlanden, {a) Notificeeren mids deezen allen „ ende een ygeelyk van de Participanten in de „Vereenigde Ooft-Indifche Compagnie, dat „ de vergadering van de Seventienen van de„ zelve Compagnie, haar Hoog Mog. heeft „ doen verklaaren, dat de Bewindhebberen van „ de refpeétive Kameren , haar gereet zullen „ houden, om tegens den eerften July toeko„ mende, te treeden in 't doen van de refpec„ tive Rekeningen , van defelve Compagnie , „ in conformité van de ordre , by haar Hoog „ Mog. daar op genoomen, ende dat daar van „ aanvang gedaan zal worden, van de Kamer „ van Amfterdam binnen defelve Stad , alwaar „ over zulks de voorfz. Participanten, ten zel„ ven eynde haar zullen mogen vinden. Or„ donneeren daar en boven de Participanten , „ van de voorfz- Compagnie, dat zy tydelyk „ onder haar refpeétive Kamere Procedeeren , „ tot verkiezinge van al zulke Perfoonen , „ Hooftparticipanten als onder de voorfz. Kame„ ren zullen reforteeren, omme volgens de ordre „ daar (a) GrootPlakaat Boek 1 (le deel, Fol. 562. y 4  «44 Hiftorie van de Nederlandfcbe daar opgegeven, tot bevordering van de zaa^ „ ken van de voorfz. Compagnie, ende ook tot „ auditie Van de te doene Rekeningen, geemployeert ende Gecommitteert te mogen wor„ den. Ende zullen haar Hoog Mog. haare „ Gecommitteerde, teegens ten voorfz daage „ meede daar by zenden, op dat alles met goe„ de directie ende onderling Contentement , „ ende geruftheid volbracht werde. Aldus gedaan ter Vergadering van de Hoog gemelte Heeren Staten Generaal, in 's Graven* hage op den dertigften Mey, in 't Jaar 1623. Was geparapheert , E. mn der Mark , v1. Onderftond, ter Ordonnantie van de Hoog gemelte Heeren Staten Generaal , Ondertekent. C. AERSEN. Ingevolge deeze wil van de Algemeene Staten, Vergaderden dan ook eerft op den ióden en daar na op den 3ofte van Zomermaand, in de Handboogs Doelen te Amfteldam , volgens de bekentmaaking van de Burgermeefteren dier Stad , de meefte Hoofdparticipanten of derzelver Gemagtigdens, die dan ook toen met de Bewindhebbers toetraden , tot het verkiezen van vier beëdigde Hoofdparticipanten ; welke verkiezing, egter niet na den zin van veele der Intreffanten was, blykende uit hun Notariaat Proteft daar tegens, en hun nader Requeft aan de Algemeene Staten , waar by zy verzogten 5 dat de vier verkooren Hoofdparticipanten, door wel gemelde Heeren Staten, niet mogten worden goedgekeurd, voor en al eer zy fupplianisn, dieswegens nader gehoord waren. Deeze  Ooft-Indifche Compagnie. 345 Deeze misnoegde deelgenooten , gaven ook een wydloopig vertoog aan zyn Hoogheid Prins Maants over, waar by zy groote klagten tegens de directie van de Bewindhebbers inbragten; ook leeverde zy nog een ander gefchrivt by de Algemeene Staten in, waar by zy begeerden: dat aan de Bewindhebbers , van de Ooft-Indifche Maatfchappye moeft worden belaft : Dat de prys der Kruidnagelen, die men ter dier tyd op 15 Schellingen het pond had gefteld , op elv Schellingen moeft vermindert worden en teegens deezen prys aan alle de deelgenooten. onzer Maatfchappye, op haar begeerten en op Rekening van haare 's Jaarlykfe uitdeeling geJeevert worden ; waar door zy begreepen : dat het vertier der Nagelen wel drie vierde part zou vermeerdert worden , en de Maatfchappye dus 's Jaarlyks wel twee en dertig Tonnen Gouds , daar van in Kas zoude krygen ; daar men nu 's Jaarlyks, wel ruim de helvt van de aangebragten Nagelen overhield , en het Kapitaal dat in Indiën daar voor befteed was , dus renteloos lag , gelyk men te vooren aan de Peper gezien had, want toen dezelve op 70 en 80 grooten het pond gehouden wierd, hield men aanmerkelyke partyen 's Jaarlyks over, en men vertierden geen zesde part van 't geen men nu deed, nu den prys der Peeper tot byna de helvt vermindert was. Ook zou de Maatfchappye , door het verminderen van de prys der Nagelen , meer winften genieten als te vooren en dus meerder gelden in Kas bekoomen, om de uitrufting van haare Scheepen te doen , en gereegelder uitdeeling aan haare deelgenooten te kunnen bezorgen en laatftelyk vorderde zy; Y 5 dat  nif6 Hiftorie van de Nederland]cle dat de Peper voortaan tegens 36 grooten het pond , moeft afgeleverd worden. Doch deeze Requeften en vertoogen, kwamen by de Algemeene Staten weinig in aanmerking , door dien men ondervond : dat daar in veele ongefondeerde befchuldigingen, tegens de Bewindhebbers vervat waren ; egter wierd het laaft gedagte vertoog , aan de Bewindhebberen ter hand gefteld, om het zelve in haare vergaadering verder in overweeging te neemen, 't geen dan ook in *t volgende Jaar 1624 meede veroorzaakten: dat de Nagelen nog minder als daar by verzogt was, en dus op 53 ftuivers het pond gefteld wierden , ook gold ter dier tyd de Benloin , na haar deugdzaamheid, van 50 tot 18 ftuivers, en de Kamfer 26 ftuivers het pond. De een en twintig Jaarige Rekening en verantwoording , waar over zoo veele ftribbelingen en oneenigheden waren voorgevallen , wierd eindelyk door Bewindhebberen, aan de verkooren en beëedigde Hooftparticipanten, ten hunnen genoegen gedaan en men bevond by het opmaaken der Balans, dat onze Maatfchappye aan kontante Penningen , Koopmanfchappen en uitftaande fchulden, ruim zeven Millioenen Guldens bezat, en daar benevens zeven en zeventig van alles wel voorziene Scheepen , behalven een groote meenigte Gefchut op haare Forten en fterktens in Ooft-Indien ; ook had zy nu aan haare deelgenooten , wel twee kapitaalen van haare ingeleide hoofdfout uitgekeerd, en haare Actiën golden ruim twee hondert percent. In 't begin van 't Jaar 1623 , wierd op lalt van de Algemeene Staten , (volgens een ontwerp  Ooft - Indifche Compagnie. 3 47 werp door Prins Mamits gemaakt:) een Vloot van elv kloeke fcheepen uitgeruft, door verfcheiden kollegien ter Admiialiteit ende Bewindhebberen onzer O'ft-Indifche Maatfchappye, en wierd de Nasfaufcbe Vloot genaamt. Van weegens de Algemeene Staten en zyn Hoogheid, waren tot de uitruftinge en bevorderinge van deeze Vloot gelaft, bingo Muys van Holy , Albert Joacbimi en Abraham Bruyning. Zy was met 1637 koppen, zoo Soldaaten als Bootsgezellen bemand en met 294 zoo Metaalen als Yzeren ftukken Gefchut en verdere Oorlogs voonaad en mond behoevtens overvloedig vooizien en was beftemd : om door de Straat van Magellanus, of door de Straat La Maire, naar de groote Zuidzee te Zeilen , en de Spanjaarden op de Kullen van Chili en Peru, allen mogelyken afbreuk te doen. Het opper gezag van deeze onderneeming wierd vervolgens opgedraagen , aan den Zeevoogd Jaques Ptiermite; ook wierd daar op Geen Hitygen Schapenham, als onder Zeevoogd en Jan Willemsx.. Verfchoor , als Schout by Nacht eefteld. & In 't laaft van Grasmaand 1623 , liep deeze Vloot in Zee, deed verfcheiden Kuften en Eilanden aan , Zeilden door de Straat van La Maire en kwam vervolgens voor Callao de Lima ten Anker, om te zien, of men daar de zilvre Vloot kon aantreffen, die 's jaarlyks uit deeze Haven, naar Panama vertrok, als meede om die Haven en vervolgens de Stad Lima, was 't doenlyk te veroveren. Maar by hun aankomft, was de zilvre Vloot , beftaande uit twee Oorlogs fcheepen en drie Koopvaarders, bereids Van daar vertrokken, doch daar lagen toen nog tien  548 Hiftorie van de Nederlandfche tien Oorlog fcheepen en Fregatten en wel veertig Koopvaardy fcheepen ten anker. Waar op d'onzen s'nachts eenige Branders afzonden, met zodanig eene goede uitwerking, dat deeze geheele Vloot, in 't gezigt van 't Spaanfche Kafteel verbranden, niet tegenftaande de Spanjaards alles aanwenden om de brand te blusfchen en ook uit hunne fterktens , heevig op de onzen losbranden. Egter mislukten onze Zeevoogd zyn voornaamfte ontwerp, 't welk was, om de Stad Lima te bemachtigen, waar toe eenige Peruaanen hem hoop gegeeven hadden , door dien hunne Landsgenooten door de Spanjaards, Tyrannig wierden gehandelt, en deeze hgtelyk tegens hun een opftand zoude verwekken , zoo zy van elders hulp bekwamen. Doch de Spaanfche Onder Koning van Peru had hier in voorzien , door eenige kompagnien Kreigs^volk, in zyn Hoofdftadt Lima te leggen en alle de Peruaanen , waar op hy eenig kwaad ver^ moeden had , te doen ontwaapenen Vervolgens zond PHermite vier fcheepen om de Stad Guajaquil, welke meer bezuiden lag, te bemachtigen ; doch deeze onderneeming liep meede vrugteloos af, in welke tuffchen tyd, deeze Zeevoogd , na een uitteerende ziekten van ruim vyv maanden, kwam te overlyden , en den om der Zeevoogd Schapenham, hem in zyn waardigheid opvolgden. Deeze deed naderhand nog verfcheiden onderneeminge teegens de Spanjaarden ; doch met geen voordeelig gevolg , hy veroverden wel verfcheiden Scheepen van hun , maar kreeg daar by weinig buit ; eindelyk verliet hy Zuid Amerika , Zeilden langs de Manilhas naar de Moluk/che Eilanden, en Amboina en kwam met zyn  Ooft - Indifche Compagnie. 349 zyn Vloot vervolgens in Oogftmaand 162$ , op de Bataviafche Ree, doch had weinig ten voordeelen onzer Maatfchappye verricht; zoo dat uit de behaalde buit, op verre na de onkoften der uitrufting van deeze Vloot, niet konde worden goed gemaakt. Vervolgens wierd de Vloot door onze Opperlandvoogd verdeeld , drie van deeze fcheepen zond hy onder 't bevel van den geweezen Landvoogd van Amboina, Herman van Spuelt naar Suratte en 't Roode Meir , twee derzelve Zond hy met de onder Zeevoogd Verjcboor naar Malakka , twee anderen naar de Cberomandelfche Kuft, en de overige vol gelaaden , met de Zeevoogd Schapenham naar Holland ; doch deeze kwam kort daar aan te Overlyden, en wierd op een Eiland na by Bantam begraaven. Vervolgens kwamen deeze fcheepen aan de Kaap de Goede Hoop , en daar na in Zomermaand van 't volgende Jaar 1626, behouden in de Havens deezer Landen. Dus hebben wy kortelyks afgehandelt , het voornaamfte dat door de Nasfaufche Vloot in de groote Zuidzee en elders is verricht. Laaten we nu verder zien; welke zaaken ten opzichte onzer Maatfchappye , verder in Europa zyn voorgevallen. In Zomermaand van 't Jaar 1623 , vonden de Algemeene Staten goed: een nader en ftrikter Plakaat teegens de kwaade praktyken der Actie Handelaars te Publiceer en , in manieren als 't volgt: „ De  350 Hiftorie van de Nederlandfche „ De Staten Generaal der Vereenigde Ne„ derlanden, (a) allen den geenen die jegenwoordige zullen zien ofte hooren leefen, Saluyt. „ DOEN 1 E WEETEN , alzoo tot onzer „ kennilfe is gekoomen , dat niet tegenftaande „ ons voorige Plakaat , geëmaneert den 2,7. „ February Seftien hondert en thien, betref„ fende het verkopen van Actiën , in de Gene„ raale Vereenigde Compagnie op Ooft-Indien, „ als nog dagelyks veele ende verfcheide Perfbonen onderftaan hebben, ende onderftaan „ te verkoopen , groote Sommen van Actiën „ (monterende tot veele duyfenden :) dewelke zy luyden daar inne niet hebben, ofte Farticipeeren j maar alleen zoeken , loopende den „ tyd van Leverantie ende opdracht derzelver Actiën, door Siniftre practyken, ende onbehoorlyke middelen, deActien tot minderen ende „ veele leegere pryfen, als die waaren ten tyde van verkoopinge af te jagen ende neder te „ dringen, tot Discreputatie van dezelve Compagnie , ende veragtering van den goeden voortgang van dien , als meede tot groote „ fchaaden van de Weduwen ende Weefen, ende allen anderen , dewelke niet geleegen zyn te verwachten, de tyd van de uitdeelin„ ge by de voorfz. Compagnie te doen, ende „ derhalven uyt noot ende behoeftigheid ver„ oorzaakt worden , haare hebbende Aétien in „ de voorfz- Compagnie tot al zulken leegen „ prys te verkoopen; SO IS 'T, dat wy, om al zulke fchaadelyke practyken ende .Macbi„ natiën , weg te neemen ende Ipor te koo„ men, hier in willende voorzien , op nieuws „ ver- (a) Groot plakaat Boek itle deel, Fol, 555.  Ooft-Indifche Compagnie. 351 verbooden ende geinterdiceert hebben, verbieden ende interdiceeren mids deefen een yegeiyken , van wat qualiteit ofte conditie hy zy, van nu voortaan , ende naar de Publicatie van deefen, te verkoopen eenige Actiën in de voorfz. Ooft-Indifche Compagnie, 't zy op dach of om gereed geld , dan hy is hebbende of datelyk Participerende , ende heriderende in defelve Compagnie, op pcene dat den Verkooper verbeuren zal, een vierdenpart van den bedongen prys ; te bekeeren een derde part van dien tot profyte van den Aanbrenger , het tweede derde part tot profyt van den Armen, ende het refterende derde part tot profyt van den Officier, die de Executien doen zal , ordonneerende voorts , dat die geene die van nu voortaan zullen verkoopen, hunne Actiën in de voorfchreeve Compagnie , ofte eenige Kameren derzelver , gehouden zullen weefen die te doen aanteekenen , leeveren ende opdragen , ter Kamere der Compagnie daar onder de voorzyde verkochte Actiën reforteeren , te weeten binnen veertien dagen, indien de verkochte party werd Geparticipeert, in de Kamere ende ter Stede daar die verkoopinge werd gedaan, ende binnen een Maand, indien de opdracht elders anders, als ter plaatfe van de verkoopinge moet gedaan worden , te Rekenen van de dag van de verkoopinge af op gelyke pcenen , van het vierde part des bedongen prys , zoo als voorfchreeven : behoudelyk dat, ingevalle de Kooppenningen belooft zyn op dach betaalt te worden, , de voorfz. Verkoopers niet tegenftaande de 1 voorfz. levei ing ende Transporten , hebben ende  sj£<2 Hiftorie van de Nederlandfche ende behouden zullen op de verkochte Actiën , recht van Hypotheeque, ter tyd toe zy luyden Van haare beloofde Kooppenningen vernoegt ende betaalt zullen zyn Ende in gevalle „ den Kooper ten verlchyn dage van de beta\, lingein gebreeke mogte weefen, zyn beloofde „ Kooppenningen aan den Verkooper, promp„ telyk te voldoen , zal den Verkooper ver„ mogen, op dezelve Getransporteerde partye „ tot uytwinning , ofte decretatie te Procedee„ ren, ofte ook dezelve weder na hem te nee„ men, ende die op zynen naam ende Reeke„ kening te doen herftellen , mids daar toe „ verfoekende Authorifatie van de Gerechten, „ van de Steeden daar het Transport is gedaan j „ welke Authorifatie de Verkoopers op fimpele ,, Riquefte zal wrerden verleent. Ende zullen „ dien volgende de Verkoopers hare betaalinge daar aan moogen vinden, tot zulke Somme, „ als ten verfchyn daage van de betaalinge ter Beurfe ofte Martgangs, bevonden zullen wcr„ den waardig te weezen, gereferveer t niet te „ min dezelve Verkopers haare vordere Actie, „ op de Perfoon en de andere Goederen van „ de Koopers. Ende alfoo wy bevinden dat „ voor deeze de Contracten , van de verkoo„ pinge der Actiën gedaan tegen den verboo„ de onzes voorgaanden Plakaats , tot illufie „ ofte vernietinge van den effecte deszelfs, in„ houden zeekere claufules waar by den Koo9} per , t'eenemaal het zelve Plakaat ende het „ recht van aanwyzinge te eyfchen, is Renun„ chieerende &c. SO IS *T , dat wy meede verbieden,voortaan eenige zodan'geRenunchiatie van defen onzen Plakate, directclyk ofte indi„ rectelyk te doen, verklarende defelve van nu „ af  Ooft- Indifche Compagnie. 355 i, af voor nul en geender waarde , als onbg- hoorlyk ende ftrydende met onze goede in* „ tentie ende dienft van dezen Landen , ende „ de goede Participanten der voor gemelte „ Geoótroyeerde Compagnie, ende zal den „ Kooper niet tegenftaande dezelve Renuncia„ tien , gehouden zyn, binnen den tyd van „ veertien dagen , den Verkooper tot aanwy„ zinge ende opdragt, zo als voorfz. is te vor„ deren ende Conftringeren , ende zig punc„ tuelyk naar den inhoude deezes Plakaats, re„ guleeren op gelyke pcenen ende verbeurte „ van het vierden part des bedongen prys, als „ hier vooren in 't riguard van de Verkoopers „ is geftatueert. Gelyk ook gehouden zullen „ zyn te doen, allen den geenen dewelke ze„ dert den eerften January laaftleeden , eenige „ Aa ien onder Renunchiatie als voorfz., ofte „ zonder dezelve verkogt ende gekogt hebben „ in de voorfchreeve Ooft-Tndifche Compagnie, ., daar van nog geen aanwyzinge ofte opdracht „ is gedaan 3 wefende onze meeninge ende ver„ ftant, dat alle verkoopingen ende koopen van „ Actiën , op tyd in de voorfz. Compagnie „ gedaan ende Gecontraóteert, zedert den eer„ ften January laaftleeden , in kragte zullen „ blyven ende voortgang hebben , mids dat ze „ meede zullen moeten werden aangeweezen , „ ende bekent gemaakt op de Boeken van de „ Compagnie, daar onder die verkochte ACtien „ reforteeren; te weeten, binnenveertien dagen „ na de Publicatie van defen onzen Plakate , „ zoo die gekochte A cl ie werd Geparticipeert in s, de Kamer ende de Steden daar die verkoopinge is gedaan, ende binnen een Maand indien „ die elders als ter plaatfe van de verkopinge II. Deel. Z „ moet  «54 Hiftorie van de Nederland/de moet gedaan werden, op pcenen hier vooren " Geftatueert op de Actiën die voortaan zullen " werden verkocht, den welken dezen in allen 51 deelen gelyk werden gemaakt mits deezen. " Ende tot meerder verhoedinge van de prac" tycquen, voorfz. ordonneeren ende beveelen *' wy, dat geene Makelaars, dewelke voortaan over eenige verkoping van Aéfien in de „ voorfz. Compagnie zullen ftaan , ende de „ partyen daar van zullen hebben' geflooten , „ zullen vermogen te geven ofte te leveren eenige Contracten, dewelke inhouden de clau„ fule van Renunciatie dezes , ofte die in eeni„ ger manieren , tegens den inhouden onzes „ Plakaats zyn ftrydende, op pcenc van gepri„ veert te werden ende datelyk vervallen te „ zullen zyn, van haar Officie ofte Makelaars „ Ampt, zo wyook op gelykeverbeurte als voo„ ren ordonneeren , dat zo eenige eygenaars ,, zedert den eerften January laaftleeden, op „ haare Actiën eenige Penningen van andere „ lieden hadden op gelicht ofte laaten beleenen, „ ende dien volgende op de Rekeninge Cou„ rant van de beleenders zyn Getransporteert, „ zullen dezelve Aftien binnen den tyd van „ veertien dagen ofte een maand, zo als hier „ vooren is verhaalt , op de Boeken van de „ Compagnie, op de Rekeninge van tyd van „ de eygenaars die dezelven hebben doen be„ leenen, moeten Averden geregiftreert, ende al„ daar verbonden ftaan aan den geenen , die „ daar op geld gedaan zal hebben ; ende dat „ geen partyen op Rekening van tyd ftaande, „ en zullen mogen werden verkocht ofte ver„ alieneert, voor dat den geenen aan welken „ denzelven is gehypoticqueert daar van en is „ vol-  Ooft Indifche Compagnie: 355 •„ Voldaan, ende dien volgende van de Reke„ ninge van tyd , van den eerften Perfoon , „ daar ze te vooren op ftont, op Rekeninge „ courant zal wezen gebragt, op gelyke pcenen „ als vooren , ende den eygenaar ten verval ., dage in gcbreeke blyvende, de geleende pen„ ningen te voldoen , zal de Beleender dezelve „ Actie naar hem mogen neemen , voor dé „ waarde dat ze als dan gelden , mits daar toe verfóekende Authorifatie van de Magiftraat, „ in conformite als hier vooren, van de ver- kochte partyen is geftatueert. Ende ten eyn„ de niemand hier van hebben te pretenderen, eenige Ignorantie ende dezen onfen Plakate „ en Ordonnantie, alomme mag werden punc,, tuelyk agtervolgt , ende de Conti aventeurs van dien geftraft naar behooreh , ontbieden „ wy daar omme ende verzoeken onzen lieven „ ende zeer beminden die Staten , Stadhoude„ ren, Gecommitteerde Raden, ende Gedepu„ teerde Staten van de Provintien , refpectivö „ van Gelderknt ende \ Graaffchap Zutphen , „ Holland ende Weftvriesland, Zeeland , Ut„ recht, Vriesland , Overyffel, Stad Grortin„ gen ende Ommelanden ende allen anderen ,, Jufticieren ende Officieren, dat zy deezen „ onfe Plakaate ende Ordonnantie doen verkon- digen , uytroepen ende Publiceeren , daar „ men gewoonlyk is, uytroepinge ende Publi„ catie te doen. Laften meede den Canceliér „ ende Raden Provinciaal , den Advocaten „ Fiscaals, ende Procureurs Generaals, ende „ allen andéren Officieren ; Rechteren ende „ Jufticieren van do voorfz Vereenigde Neder„ landen , defen onzen Plakaat, Ordonnantie ende beveelen to agtervólgen , ende met alZ 3 ?, lett  356 Hiftorie van de Nederland/cbe „ len vlyt en ernft te doen agtervolgen , mits Procederende en doen Procederen, tegens „ den overtreeders van dien, zo in 't Calenge„ ren ofte aanklagen, als in 't Sententieren ofte „ Vonniffen zonder gratie, faveur, Diffimula„ tie ofte verdrach , dewyle wy 't zelve tot „ dienft ende welftand der voorfz. Landen „ noodig gevonden hebben. Gegeven in 's Gravenhagen in onze Vergaderinge, onder onfen contre Zcegel Paraphure, ende Signature van onzen Griffier den 3. July, Seftien hondert drie en twintig. Was geparapheert S. van Haersbolte vt. Onderftond, ter Ordonnantie van de Hoog gemelte Heeren Staten Generaal, Getekent. C. AERSEN. Men had nu al eenigen tyd geleeden , van het voorgevallene in Amboina met het Engelfche Opperhoofd cTowrfon, zoo hier te Landen als in Engeland, tyding gekreegen ; de Engelfche Ooft-Indifche Maatfchappye , had zig ten dien einde by haar Koning vervoegt en verzogt ? dat zyn Majefteit door zyne afgezant in den Hage, by de Algemeene Staten gelievden te vorderen, een behoorlyke vergoeding voor den hoon en kwaade Regtspleeging, door de bediendens onzer Maatfchappye in Amboina, aan haare Landsgenooten gedaan , die zoo zy voorgaven: geheel onfchuldig aan de hun aan geteigden misdaad waren , en deeze flegts door de zwaare en onmenfchclyke pyningen , gedwongen waaren geweeft al dat geene te bekennen, waar mee de Hollanders hen befchuldigt hadden ? zelvs dat  Ooft - Indifche Compagnie. 35? dat deeze befchuldiging tegens 'To-vorfon en zyne Landsgenooten, door de Hollandfche Landvoogd van Amboina verdicht was, om door dien weg, de Engelfchen uit den Amboinafchen handel te ftooten, waar in hun volgens 't verdrag van 't Jaar 1619, een derde part toekwam ; onk gaven zy nog daar by veele andere zaaken ter haarer ontfchuldiging voor , en wel voornaamlyk : de onmooglykhcid dat Towrfon in ftaat zoude zyn geweeft, om het hem opgedichte fait , ter uitvoer te brengen , door dien de Hollanders veel te machtig in Amboina waren. Deeze Memorie wierd door onze Afgezant te London , en vervolgens door den Engelfche Afgezant Carleton, by de Algemeene Staten ingeleevert, welke dezelve vervolgens aan de Bewindhebberen onzer Maatfchappye lieten ter hand ftellen, om haar Hoog Mogende daarop te dienen van hun bericht; waar op de Bewindhebberen dan ook aan de Algemeene Staten overgaven, een wydloopig verhaal, van de Regtspleeging in Amboina met de Engelfchen gehouden , (in diervoegen als wy hier voren verhaald hebben : ) en waar by genoegzaam bleek : dat het Opperhoofd van de Engelfche Logie in Amboina en zyn meede plichtigen , wel deegelyk aan het verraad fchuldig waren , en zulks ook met de onderteekende bekenteniffen van de fchuldigen beveftigden ; zelvs dat onzen Landvoogd van Speuld aan Towrfon, ( na dat hy zyn Dood vonnis had ontvangen:) had gevraagd: of zyn voorgenoomen fchendaad , een vergelding zoude zyn , voor de menigvuldige diemten door deeze aan hem beweezen \ waar op 'Towfon met een diepen zucht had gan twoord : Och waare dit ftuk te berdoen, ten Z 3 zo%  35 8 Hiftorie van de Nederland]che nou niet gedaan worden : 't welk dus een vrywillige bekentenis van zyn misdaad was. Ook vond het Hollandfche verhaal , by *t Hof van Engeland, meer geloov als dat der Engelfche Maatfchappye, zoo als men zulks by de Engelfche Schryvers(ti) van dien tyd zien kan. Egter hield den Koning van Engeland, door zyn Afgezant by de Algemeene Staten , zeer fterk aan, op de vergoeding van dit ongelyk aan zyne Onderdaanen gepleegt. Het eenigfte dat men ten nadeden deezer Regtspleeging kan zeggen, is dat onze Landvoogd van Speuld en zynen Raaden, wat al te driftig waren geweeft, in het ftraffen der fchuldigen en veel beter hadden gedaan; om dezelve gevonnift naar Batavia aan den Raad der befcherming te zenden, die dan deeze Misdadigers naar verdienften hadden kunnen ftraffen , of anders aan hunne behoorlyke Regters, zynde den Koning en het Parlement van Engeland, konde hebben overgeleevert j waar door men groote verwydering tuffchen de beide Natiën , had kunnen voorkoomen. In Wynmaand van 't Jaar 1624 , liet den Koning van Engeland, door zyn gezant Carleton aan de Algemeene Staten verzoeken : dat men de twee geweezene Raaden van Amboina, Houtman en Laurens Maarfchalk , die als Regters over de veroordeelde Engelfchen gezeeten hadden, en in Holland vry en vrank gingen , ui Regten wilden vervolgen en des noods zoo lange (£) Ar!bar Wiljm , in 't leven van Jacobus de iffe , paj. 388. als meede in 't tweede deel der Hiftorie van QHgeluiid, vtrzameid iir drie Hukken in folio 1706.  Ooft-Indifche Compagnie, 359 lange in verzeekering houden, tot dat zy haar gehouden gedrag in deeze zaak, behoorlyk hadden verantwoord, en dat men den Opperlandvoogd Kien, niet weer naar Indiën moeft zenden. Welk hy meede aan het voorval in Amboi«afchuldig hield;(doch deezebefchuldiging hebben wy by het tweede Opper Landvoogdfchap van J. F. Koen , bondig genoeg wederleid.) Ook was den Koning al te vooren zeer verftoort geweeft, over het drukken en verkoopen van zeeker Blaauwboekje, Geintituleert y waarachtig verhaal van de tyding gekootnen uit OoftIndien , met liet Jagt" genaamd de Haaze, in Zomermaand 1624 in Texel ingekoomen, aangaande de Confpiratie ontdekt in de Eilanden van Amboina &c. In dit verhaal wierden de Engelfche grootlyks befchuldigt, en onze Amboinafche Regters , die dezelve veroordeeld hadden , volkoomen vry gefprooken. Om dan zyne Majefteit in 't laatfte geval eenig genoegen te geeven, hadden haar Hoog Mogende op den 18de van Oogftmaand dezes Jaars 1624, («) het gezeide verhaal, voor Fameus en ondienftig verklaart, met verbod van het zelve in deezen Landen te brengen , na te drukken , leezen, ofte iemand ter handen te ftellen en beloovden wyders daar by een premie van vier honderd guldens, voor den geenen die den Schryver of Drukker zouden komen aan te brengen. Dnch op de voornaamfte klagten der Engelfche gezant , wierd by haar Hoog Mogende weinig gelet, moogelyk om dat men begreep: dat "er aan dien kant veele bewyzen van onfchuld VGOÏ (0 Groet Plakaat Boek ifte deel, Fol. 4$i* Z 4  360 Hiftorie van de Nederlandfch voor de veroordeelden, wierden ingebragt, die met de waarheid der zaak niet over een kwamen. By een nader gehoor verzogt dezelve gezant aan de Algemeene Staten , dat zy aan onzen Opperlandvoogd in Ooft-Indien en zynen Raaden , gelievden te beveelen: om de Engelfchen met hunne goederen , viy en ongemoeit uit patavia te laten vertrekken ; ook dat alle de dinerenten tuffchen de beide Natiën, zoo Crimineel als Civiel, mogten herwaarts over gebragt •worden, om by zyn Koning en de Algemeene btaten te worden vereffend; en ten derden: dat de Engelfchen in Indien, door de onzen niet mogten worden belet, om in die plaatzen welke aan onze Maatfchappye niet in eigendom behoorden, Forten of andere fterktens te moogen bouwen ; en dat in 't vervolg, tuffchen de beide Natiën in Ooft-Indien, een goede verftand houding moeft plaats hebben. Doch of op dit verzoek iets gevolgt is, vinden wy nergens aangeteekent, maar is niet denkclyk: te meer; om dat kort daar aan , de Koning van Engeland aan zyne Onderdaanen viyheid gav : om op de Hollandfche Ooft-Indifche fcheepen en haare ladingen, hiinne fchaade te verhaalen. Op den 24fte van Wintermaand deezes Jaars, gaven de Bewindhebberen onzer Maatfchappye aan de Algemeene Staten over, het navolgende Verbond, door haare/bediendens in 't voorige Jaar T623 , met den Koning van per Ren gemaakt ; betraande in deeze Artikulen » Zyn  Ooft-Indifche Compagnie. 361 „ Zyn Majefteyt geeft vrydom aan de Ne„ derlandfche Natie , te mogen komen ende „ gaan door alle plaatfen onder zyn Majefteyts „ gebied ftaande , hunne handeling dryvende, „ koopende ende verkoopende allerly Koop„ manfehappen, geene uytgefondert j zulks als „ defelve Natie zal goeddunken hunne Negotie „ vorderlyk te weefen. II. „ De Nederlandfche Natie en zal niet ge„ gehouden wefen van eenige Perfoonen, wie „ het ook zoude mogen wefen, eenige Sorte„ ringen van Koopmanlchappen over te nee„ men teegen haar wil, maar dat onbedwon„ gen zullen handelen , koopen ende verkoo„ pen alle imaginable Sorteringe van Koopman„ lëhappen, zonder aanzien van eenige Perfo„ nen, van wat qualityt defelve zoude mogen „ wefen. III. „ De Nederlandfche Natie en zal niet heb„ ben te betaalen, eenig Recht of Thollen op „ haar inbrengende ofte uytvoerende goederen M ofte Comptanten , maar zullen alle Comptan- ten ende Koopmanfchappen , die zy zouden „ mogen inbrengen ofte uytvoeren, vry wefen „ van alle laft ende befwaringe , ten ware de „ kleine gerechtigheid der Naders, allo van „ ouds in gebruyk geweeft is. „ Gcq- (sQ Groot Plakaat Boek 2de deel, Fol. 1315. Z 5  $6z Hiftorie van de Ncderlanfifchs IV. „ Geene Minifleis en zullen vermoogen de ?, Koopmanfchappen ofte Comptanten van de j, Nederlanders, zoo innekomende als uytgaan„ de op te houden, onder wat pretext dat het „ zoude mogen wefen , veel min in eenige „ Tolhuyfen te doen brengen , maar fullen „ de Nederlanders vermogen met hunne goe- deren te ryfen door alle Steeden, wegen ofte „ vafte plaatfen , zonder eenigfinds van de „ Gouverneurs ofte Regeerders, daar H zoude M moogen weefen j gemoleftecrt ofte op gehou„ den te worden, veel min vifitatie van hunne 3, goederen behoeven te gedoogen. V. ,, De Nederlandfche Natie zal vermoogen te ?; gebruyken , in 't uytleveren ofte ontfangen „ van haare Koopmanfchappen , al zulk ge„ wigt, elle ofte maat, als zy op alle plaatfen daar hunne handclinge zoude moogen valn len , daar toe binnen haaren Hnyfe zullen „ mogen houden , zonder dat 's Lands gezette wegers iets daar tegen zullen hebben , veel 2 min te pretendeeren eenig Recht ofte Waag- geldt, gelyk de Onderfat en van zyn Maje- fteit fchuldig zyn, ten ware 't ontfangen ende „ wegen van de zyden, ofte groote ende merkely„ ke partyen. VI. M Eenig Nederlander op eenige plaatfe onder *t H gebied van zyn Majefteit lórterende, komende te  Ooft' Indifche Compagnie. 363 „ teoverlyden ; zonder dat eenig Compagnon ofte „ andere van zyn JLandsluyden, by hem hadde, „ zal de Juftitie daar ter plaatfe de goederen , „ (by den Oveiieedencn bevonden ,) in bewa„ ringe nemen tot dat een ander in des overlee„ dens plaatfe, zal weefen geftelt, ofte dat van „ weegen hunne Overhoofden zal worden ge* „ voordert, aan welke de Juftitie alles onver„ mindert zullen weder leveren ; maar zo ter „ plaatfe daar eenig Nederlander kwame te „ fterven, meer ofte andere Perfoonen van de„ zelve Natie bevonden wierden , en zal de „ Juftitie in 't minfte niet vermogen de goede-> „ ren aan te taften. VIT. „ Zyn Majefteit Verobligeert hem en be„ looft te betaalen , voldoen ofte reftitueeren , „ alles wat der Nederlandfche Natie binnen „ zyn jurisdictie zoude mogen ontnomen wor., den. VIII. „ Ook en zullen de Nederlanders in 't minfte niet gegraveert worden in de bevrachting „ van de Cameelen, Muylen, ofte draag Peerden, „ maar zullen alle Muckers ofte Caravaan-Bas„ fies , gehouden wefen defelve Natie te dienen, „ voor gelyke betaalinge , als de Ingeboorene „ van Perfia. IX. „ Alle Officieren in Perfia zullen gehouden „ weefen, de Nederlandfche Natie te providee„ ren , met Huysveftinge , Viófualie ; Paarss de«,  364 Hiftorie van de Nederland/de „ den, ofte van alle 't geene dat op haar luy„ den zouden mogen verzocht worden , als „ meede zoo 't noot waare, met Volk zullen „ accompaigneeren, van de eene plaats op de an„ der, tot meerder verzeekering van haar lie„ der perfoonen ende goederen. X. „ Het huys van de Nederlandfche Natie in „ Perfia, werd gepriveligeert, met alle vryhe„ den zonder eenige fubjctie ; ende zal nie„ mand van de Juftitie vermogen daar inne te „ koomen, zonder verlof van de geene , die „ van wegen de voorfz. Natie 't gebied hebben „ zal , ende zo iemand met geweld daar inne „ wilde koomen, zullen de Nederlanders ver„ moogen 't zelve met gewelt te refifteeren. XI. „ De Nederlanders zullen moogen verkiezen „ plaatfen tot Exercitie van haare Religie, de„ felve publicquelyk Adminiftreeren , zonder „ eenige verhinderinge of moleftie. XII. „ Zullen vermogen te koopen ende uyt het „ Eand te voeren, Chriften Slaavcn , zonder „ eenige verhindering, principalyk ingeboorene „ en fubjeclen van haar Hoog Mog. Heeren „ Staten Generaal der Geünieerde Ncderland„ fchc Provintien. „ Zo  Ooft-Indifche Compagnie. 365 XIII. „ Zo iemand van de Nederlanders Mahu„ metaans wierde, zal den opperften ofte Prefi„ dent vermogen zodaanige perfoonen met alle „ haare goederen in fyn gewelt te neemen , „ en met de eerfte gelegenheid te verfenden, „ daar 't hem zal gelieven. XIV. „ Of 't geviele (dat God verhoede) ymand „ van de Nederlandfche Natie eenig perfoon, „ van wat Natie dat het zoude moogen wee„ fen, doodfloege, ofte eenig ander Crime ofte di„ liet Committeerende, zullen zodanige perfö„ nen niet ftaan, ter Juftitie van 't Ryk, maar „ zullen van haren Prefident of Overhooft ge„ ftraft werden, naar gelegenheid van zaaken, „ ende gelyk zy luyden goet zullen vinden te „ behooren. XV. „ So eenig Nederlander by Vrouwen bevon„ den wierd, en zullen geen Officiers vermoo„ gen zodanig een perfoon te Apprehenderen , maar zullen van hun eygen Overhooft geftraft „ worden , na dat fchuldig bevonden zullen „ weefen. XVI. „ De Nederlandfche Natie vermag te ver„ kiefen een plaats bekwaam tot begravinge „ haarder dooden , ende hunne overleedene op „ haare  3 66 Hiftorie v'èft de Nederlindfche „ haare gewoonlyke manier zonder vei hinde,, ring ter aarde brengen. XVII. „ Den Tolk ofte Tercimano van 't Nederland„ fche Huys , werd gepreviligeert met niet „ minder vryheid als iemand van de Neder„ landfe Natie : zonder dat men dezelve er3, gens in zal mogen befchuldigen of laftig ., vallen. XVIII. ,, Vv ord expres verbooden , aan geene per,, fonen in dienlte van de Nederlandlche Natie ,, eenigen overlaft te doen , ofte hinderlyk te zyn ; maar zullen allen perionen , zo wel Perfianen , als Armenen , Turken , Mooren ,, of Bagnanen , hun vryelyk vermogen in ,, dienft van de Nederlanders te begeven, zon- der eenigfints daar over gemolclteert te wor- den. XIX. ,, So wanneer onder de Jurisdictie van zyn Majefteyt , eenig Nederlantfch Schip, kwame te verongelukken, ende de goederen aldaar door eenig imaginabel middel gevift of- j, te gefalveert wierden , worden alle Ministers gelaft zodanige goederen bekoomen hebbende , dezelve (zonder pretentie van eenig recht) aan de Nederlandfche Natie te refti- „ tueeren.  Ooft - ïncfifcle Compagnie. 367 XX. De Nederlanders vermogen uyt Perfia te „ voeren Paarden , als ook alle andere zoor„ ten van Beefliaal, zulks hun lieden zal goed„ dunken. XXI. „ Van het jegenwoordige gebrachte Carga„ (ben der Nederlanders in Siras ofte Ormus, en zal naarmaals geen Thol geeyfcht wor„ den, onder wat pretext het ook zy. XXII. „ Geen Raders en zullen de Nederlanders „ het zy tot wat plaatfe het ook mogte weefen , „ eenige Radery eyffehen. XXIII. „ Eenige meerdere vryheden als in de bo„ venfehreven Articulen begreepen ftaan , by „ de Nederlandfche Natie , of door een Am„ balfadeur van wegens de Hoog Mog. Hee„ ren Staten Generaal , ende zyn Princelyke „ Exelentie verzocht werdende , belooft zyn „v Majefteyt zodanig verfoek , in reeden ende „ billykheid gefondeert zynde, te verwilligen. Deeze Articulen hebben de Nederlannders in Perfia van zyn Majefteyt geobtineert, ende aldaar te huys Schriftelyken gekreegen den feventienden November Anno Seftien hondert drie ende twintigIn  36*8 Hiftorie van de Nederland]ci^é In dit Jaar 1624 kreeg onze Maatfchappye, weer zes fcheepen uit Ooft-Indien; welkersladingen 832835 guldens inkoops gekoft hadden. In 't volgende Jaar 1625, wierd tuffchen de afgezanten der Algemeene btaten in Engeland, de Heeren Somelsdyk , Burmanta en Joachim'i en de gemagtigdens van den Koning van Engeland , te Zomhamton op den 7de van Herfftmaand , een aanvallend en verweerend Traktaat geflooten , waar by onder anderen bepaald wierd : dat alle brieven van Repre/alien of fchaverhaaling, en andere diergelyke brieven te vooren verleend , tegens de Onderzaaten vari d'een ofte d'andere Kontraktanten, om wat oorzaaken het ook zoude zyn, voor nul en geender waarde zoude worden gehouden, en in 't vervolg niet meer verleend mogen worden; waar tegens die Koning op den 9de van gezeide maand, aan onze Afgezanten een proteft liet overhandigen , inhoudende: dat hy onder het zo evengemelde Artikul niet wilde begreepen hebben, de fchavergoeding welke hy oordeelde dat de Hollandfche Ooft-Indifche Maatfchappye , aan hem billyk verpligt was te geven, wegens het voorgevallene in Amboina, en dat zoo zulks binnen den tyd van agtien maanden , na den dag van dit proteft niet volgden : dat het aan zyne Majefteyt dan vry zoude ftaan , om zig dies wegens te wreeken , het zy door Brieven van Repre]alien of fchaverhaaling, welken hy op nieuws aan zyne Onderdaanen, of wel aan de Engelfche Ooft-Indifche Maatfchappye verkenen zou ; of wel anders door zyne eigen Oorlogs macht, redenen af te vraagen , van de fchade en van het verlies welke zyne Onder-  Ooft -Indifche Compagnie; 369 derdaanen geleeden hadden in Amboina en elders , zoo aan deeze als aan geene zyde dei" Linie. Hier uyt is ligtelyk af te neemen, hoe zeer die Vorft verftoort was, over het voor gevallene in Amboina. Den softe van Bloeimaand deezes Jaars 1625, verleenden de Algemeene Staten aan de Bewindhebberen van de Ooft en Weft-Indifche Maatfchappyen, het navolgend Plakaat, (a) op haare kiagten tegens de Soldaaten en Boots Gezellen , welken eerft by hun dienft naamen, haare handgelden ontvingen en daar na wegliepen , of zig anders wel aan Boord van hunne fcheepen begaven, maar in tyd van nood, zonder goedkeuring van hunnen Schippers, en dus geweldigerhand, dezelven verlieten ; fti ekkende tot merkelyk nadeel van de beide Maatfchappyen en haare deelgenooten. „ De Staten Generaal der Vereenigde Né,, derlanden , allen den geenen die deefen jé„ genwoordigen zullen zien ofte hooren leefen, „ Saluyt. Alzoo wy dagelyks verftaan dat het „ Krygs ende Bootsvolk, 't welk zo te Water „ als te Lande met ons believen ende welge„ vallen , haar in dienft begeeft van de Ooft ,, en Weft-Indifche Compagnien, dikmaal mét „ het geld dat hen op hand gegeven werd, L ofte met de Maandenfolts , die hun op hunL ne aangenomen dienft werden geavanceert, „ weg loopen ende dat arger is, in tyd van „ noot ofte perykel , trouweloos ende teegeh „ haa- (a) Groot Plakaat Boek ifte dael, Fol. 559. II. Dc#. Aa  S?0 Hiftorie van de Nederlandfche „ haaren Eedt, hunne fcheepen verlaaten zon„ der confent van haaren Schipper, Commys „ orre Commandeur daar door de voorfz. Com» pagnien, perykel loopen van haare fcheepen » ende goederen te verliefen , alles ftrekkende s, tot groote fchaade ende nadeel van onze In» gezetenen , ende den Koophandel van deefe » Landen; SOO IS 'T, dat wy hier in wil„ ende voorfien, gelaft ende bevolen hebben, s> laften ende beveelen by dezen eenen yegely„ ken, van wat qualiteyt ofte conditie hy zy, " w cïf m dienft van de voorrz- °oft of » Welt-lndifche Compagnien zal hebben be„ geven , 't zy te Water of te Lande, en op " Uula aanSenomen dienft eenig geldt zal „ hebben ontvangen, dat hy denfelven zynen „ aangenomen dienft effeétuelyk zal voldoen, „ ende naar komen op poene "dat zo wie con„ trane doet, ende met eenig geld op de hand „ gegeven geavanceerde -Maandgelden , ofte „ wapenen weg loopt zonder zynen dienft te „ voltrekken, arbitralyken aan den Lyve zal „ werden geftraft naar Exigentie van zaaken, „ ende zo wie m tyde van noot zyn fchip verlaat ofte zonder confent van zyn Schipper , „ Commys ofte Commandeur zig daar van be» geeft, geftraft zal worden, met den Koorde, », dat er de Dood na volgt, met Confiscatie „ van alle_ zyne goederen, ende ten eynde nie„ mand hier van en hebbe te pretendceren ee„ nige Ignorantie, ende deefe onzen Plakate „ ende Ordonnantie al omme mag werden ag" tet7o]gt » ende de Contraventeurs van dien « geftraft naar behooren : ontbieden wy ende n verzoeken onzen lieven ende zeer beminden die-  Öoft-Indifche Compagnie, 372 „ die Staten , Stadhouderen , Gecommitteerde „ Raden ende Gedeputeerde Staten van de „ Provintien, refpective' van Gelderland, ende „ 't Graaffchap Zutphen, Holland ende Weft„ friesland , Zeeland , Utrecht , Vriesland , OverylTel, Stad Groningen ende Ommelan„ den, ende allen anderen Jufticieren ende Oft, ficieren , dat zy deelen onzen Plakate ende ,, Ordonnantie al omme doen verkondigen, uytroepen ende Publiceeren , daar men ge), woonlyk is uytroepingen ende Publicatien te „ doen ; laften en beveeleh voorts de Raden h ter Admiraliteyt , den Advocaten Fiscaals ,, ende Procureurs, Generaals ende allen ande„ ren Officieren , Rechtercn ende Jufticieren Van de voorfz. Vereenigde Nederlanden , midsgaders allen Oventen, Colonellen, Ad„ miralen , Vice - Admiralen , Ritmeefteren , „ Capiteynen, Officieren ende Bevelhebberen, „ defen onzen Plakaten , Ordonnantiën ende ,, beveelen te agtervolgen, Procederende ende „ doende Procederen , tegens de overtreeders „ van dien zo in 't Calengeeren ofte aanklagen j als in 't Sententieeren ende Vonnilfen, zon„ der gratie, faveur, Diffimulatie ofte verdrag, „ dewyle wy 't zelve tot dienft ende welftand „ der vooriz. Landen noodig gevonden heb„ ben. Gegeven in 's Gravenhage in onze Vergaderinge, onder onzen Cachet, Paraphure ende Seignature van onzen Griffier,'den 30 Mey 1625. Was Geparaphreert , F Graat van Culenborch, vt. Onderftond, ter Ordonnantie tan de Hoog Mog. Heeren Staten GensraaL  3.72. Hiftorie van de Nederlandfche Ende was ondertekent, J. van Gogh. Hebbende op 't Spaticum *t Cachet, derzelver Heeren Staten in rooden Wafche. Onze Maatfchappye had in aanmerking van de onluften, met de Engelfche Maatfchappye, en ook moogelyk om andere reedenen ons onbekend , in 't voorige Jaar 1624 aan haare Intresfanten geen uitkeering gedaan ; doch in Oogftmaand van dit Jaar 1625, deelde zy aart dezelven twintig ten hondert van haare ingelegde hoofdfom uit. Zy had ook weer vier fcheepen uit Ooft-Indien bekoomen, onder het beleid van een haarer Bevelhebberen in Indien, Joan van Haiel welkers koftbaare ladingen 983460 guldens inkoops gekoft hadden ; doch een ander thuys komend fchip Schoonhoven genaamd , wierd van een harde ftorm overvallen en ltrande op 't Eland St, Jago, daar maar 26 Man af kwamen , die gevangen naar Spanje gevoert wierden. In Sprokkelmaand van 't volgende Jaar 1626, kreeg onze Maatfchappye weer tien r yk gelaaden fcheepen uit Ooft-Indien, welkers lading 1926019 guldens inkoops koften en aan wiens Boord zig bevond, een afgezant van den Koning van Perfïên, welke vervolgens door twee Bewindhebbers, naar 's Gravenhagen wierd geleid ter gehoor by de Algemeene Staten, aan wien hy uit naam van zyn Vorft, eenige gefchenken aanbood; ook kreeg hy daar na nog verfcheiden maaien gehoor by haar Hoog Mogende , en beveftigde nog nader in den naam van zyn Vorft, het hier vooren gemelde Verbond van *t Jaar 1623. Vervolgens ontving hy eenige gefchenken van de Algemeene Staten en Bewind-  Ooft-Indifche Compagnie. 373 windhebberen, onzer Maatfchappye cn vertrok in 't Jaar 1627 , met eene Vloot van negen fcheepen , in gezelfchap van den Opper Landvoogd Koen, weer naar Ooft-Indien. In Bloeimaand van dit jaar, zond onze Maatfchappye, een Vloot van negen fcheepen naar Ooft-Indien , onder het bevel van den Zeevoogd IVybrand Schram ; deeze Vloot omtrent Siera Leonis komende , raakte in gevegt met de Vloot van de berugten Zeerover Klaas Kompaan, die getracht hadde, eenige dezer fcheepen tot buit te krygen , maar genoodzaakt was geweeft met fchande te wyken. In 't volgende Jaar 1627, viel'er weinig van belang , ten opzichten onzer Maatfchappye in Europa voor ; zy had in 't voorige jaar geene uitdeeling aan haare Intresfanten gedaan: doch deelde egter in Lentemaand van dit jaar, aan dezelven, twaalv en een halv ten hondert van haare hoofdfom uit. Ook kreeg zy zeven fcheepen uit Ooft-Indien, onder 't bevel van haar onder Zeevoogd Jan WillemVetfchoor, welkers ladingen 1748099 guldens , inkoops koften en zoo ras deeze fchat ontlaaden was , zond zy in Wynmaand van dit jaar, een Vloot van elv fchee* pen, naar haare Oofterfche Wingeweften , onder het gezag van den Zeevoogd Adriaan Maartensz Blok. Deeze Vloot wierd vervolgens door een hevigen Orkaan beloopen, waar ~door twee fcheepen zodanig reddeloos geraakten, dat die Zeevoogd genoodzaakt was, haare inhebbende lading en het Scheepsvolk , op de andere fcheepen te verdeelen en de wrakken aan 't geweld der golven over te laaten. 's Jaars daar aan, wierd op 't verzoek van de Bewindhebberen onzer Maatfchappye) (dewyl Aa 3 fce*  374 Hiftorie van de Nederlandfche men in Engeland had kunnen goedvinden drie ryk gelaaden fcheepen van Souratte komende , in beilag te neemen.,) door de Algemeene Staten aan haar Konvqoy verleend, of wel de vryheid gegeeven om op koften van den Staat te huuren tien fcheepen , behoorhk ten Oorlog toegeruft , voor den tyd van drie Maanden , om haare thuis komende fcheepen, (zoo buiten als binnen het Kanaal:) voor de Fngelfche Kapers en verderen vyanden te befchermen en in behouden Haven te brengen; doch de pryzeji diedeeze Vloot geduurende den gezeiden tyd , op de vyanden mogte maaken , zoude zyn ten voordeelen van 't Algemeene Land. Over dezen Vloot wierd als Zeevoogd aangcfteld Jan Duhz. Lam, (die bevoorens in Indiën, onze Maatfchappve veel voordeel had toegebragt:) en was de uitrufting dezer Vloot dan ook van zodanig een goede uitwerking, dat zy in Zomermaand dezes jaars, de zeven Retour fcheepen, onder 't beleid van den Opper Landvoogd Pieter de Karpentier, welkers ladingen 2,050367 guldens inkoops gekoft hadden, voor 5t Kanaal ontmoeten en behouden in de Havens dezer Landen bragt, In Wynmaand van dit jaar, zond onze Maatfchappve weer zes fcheepen naar Ooft-Indien , onder het beftier van den Zeevoogd Jacques Spex , die door de vergadering van Zeventienen , tot; algemeene beftierder van den Koophandel der Maatfchappye in Ooft-Indien, verheeven was en by zyne aankomft te Batavia , Opper Landvoogd wierd, en wierd deeze Vloot ko>-'.; daar na door nog vyv andere fcheepen geeolgd. De BsMmidsheden onzer Maatfchappye, dee- den^  Ooft-Indifche Compagnie. 375 den , in dit jaar geen uitkeering aan haare deelgenooten , doch vergoeden dit verlies in Louwmaand van 't volgende Jaar 1629 , met vyv en twintig ten hondert van haare hoofdlom aan dezelven uit te 'keeren. Ook kreeg zy weer zeven fcheepen thuis, welkers inhebbende ladingen 1132267 guldens inkoops kosten. Men handelden ook in dit jaar weer in Engeland over het voorgevallene in Amboina, doch de wederzydlche Gemagtigdens fcheide zonder iets zekers te befluiten; egter wierd op fterke aandrang van de Algemeene Staten , by de Koning en het Parlement van Engeland , de drie in beflag genoomen Suratfe fcheepen, in de Zomer van dit jaar, weer vry gegeven. In Wynmaand daar aan volgende , ontftond 'er een verfchil tuffchen de Bewindhebberen, onzer Maatfchappye in de Kamer Zeeland ea die van de Kamer Amfteldam , de laaftgemelde ofwel de vergadering van Zeeventienen, (waar in deeze doorgaans de meefte Stemmen op haar zyden hebben:) verkogten haare voornaamfte Koopmanfchappen by over eenkomft of Kontrakt , aan eenige weinige Kooplieden , die meeft te Amfteldam woonachtig waren ; het geen de Zeeuwen dan door overftemming , verpligt waren te volgen; waar door dikwerv veroorzaakt wierd , dat zodanige Kooplieden de markt der voornaamfte Ooft-Indifche Koopmanfchappen , na haar .goeddunken zetten. Tegens welke handelwyzen, de Zeeuwfche Bewindhebbeis niet alleen protefteerden, maar zig ook vervolgens by de Algemeene Staten vervoegden en onder andere befchuldigingen , teegens de vergadering van Zeeventienen , of Aa 4 wel  376 Hiftorie van de Nederlandfche wel tegens de Hollandfche Bewindhebberen inbragten : dat veele derzelven en zelvs zodanigen die ter vergaadering van Zeeventienen zitting hadden en dus van alle de geheimen befluiten en beveelen der Maatfchappye bewuft waren, zig niet ontzagen, met eenige Kooplieden aan te fpannen en bedektelyk deel te neemen in de Kontrakten , waar by de voornaamfte Koopwaaren der Maatfchappye , teegens zekere valt geftelde pryfen verkogt wierden , en waar by de Zeeuwen dus merkelyk wierden verkort; die buiten haar vierde part in onze Maatfchappye, nog daar en boven eigenaars waren van een goed gedeelte Aktien , ten laften van de Hollandfche Kameren. Ook dat zodanig eene handelwyze volftrekt aanliep, tegens het 12de en 13de Artikul van 't eerfte Oktrooy; waar by wel uitdrukkelyk wierd gezegd: dat ieder Kamer het bewind zoude hebben , van haare vut gezonden Scheepen en Koopmanfchappen en de Retouren derzelven j en zoo wanneer de een of andere Kamer , Speceryen of andere Koopmanfchappen uit OoftIndien gekreegen en een of méér derzelven , daar van geen voorraad hadde ; zodanig eeii Kamer gehouden was, de anderen naar geleegenhcid van zaaken , van die ontbreekende Waaren te voorzien. Dat nu de Kamer Zeeland, door het verkoopen van de Indifche Koopmanfchappen by Kontrakt , niet alleen het bewind over haar vierde gedeelte, in den handel der Maatfchappye wierd benoomen, maar zelvs in plaats dat men haar, wanneer zv bv na onvoorzien van Speceryen en andere Koopmanfchappen was , jjoezer^ding zoude doen , zoo wierd de geringe voojr-  Ooft-Indifche Compagnie. 377 voorraad dier goederen, dan nog van haar afgehaald en aan de Kontraktanten geleevert; direct aanloopende en ftrydende met het zelve Oktrooy. Daar en boven wierd de Provincie Zeeland merkelyk verkort, in het regt dat van alle uitgaande Goederen en Koopmanlchappen, ten Kantooren van de Konvooyen en Licenjten moeft worden betaald. Dat ook de Inwoonders van Zeeland, die deelgenooten onzer Maatfchappye waren, voor hunne kapitaalen, de rifico en perykel liepen, zoo wel in het zenden van de Kontanten naar Ooft-Indien, als van de Retouren die van daar herwaards kwamen en het dus ook redelyk en billyk was, dat zy in de voordeelen van den Oolt-Indifchen handel , voor haar vierde part deelden, en fchoon alle deeze punten van bezwaar , door de Zeenwfche Bewindhebbers in de vergaadering van Zeeventienen waren ingebracht ; waren zy door de Hollandfche Bewindhebbers daar in overftemt geworden. Alle het welke ryplyk overwoogen zynde by de Algemeene Staten, zoo verzogten deeze Zeeuwfche Bewindhebbers , niet alleen in den naam van hunne meede Hooftparticipanten , maar ook in den Naam van de gemeenzaame Kooplieden van de Beurs van Middelburg , dat haar Hoog Mogende gelievden te bevelen: dat van nu voortaan de vergaadering van Zeventienen, geene Ooft-Indifche Koopmanfchappen by Kontrakt mogt leeveren, maar die Waaren by openbaare Veiling by de Stok, aan de meeft bieddende Verkoopen. Deeze Memorie wierd vervolgens door de Algemeene Staten, aan de Hollandfche Bewindhebberen ter hand gefteld, om haar Hoog Mot Aas gen-  «^8 Hiftorie van de Nederlandfche gende daar op te dienen van bericht, waar op deeze dan ook op den 3de van Slagtmaand dezes Jaars 1629, ter vergaadering van de Algemeene Staten inbragten , dat zy wel deegelyk begreepen, (en naar hun oordeel met kragtige bewyzen ftaafden:) dat het verkoopen van de Ooft-Indifche Koopmanfchappen by openbaare Veiling, ongewoon en zeer fchaadelyk voor de Maatfchappye zoude weezen, maar dat daar en tegens de verkoop by Kontrakt, het meefte voordeel aan de deelgenooten onzer Maatichappye aanbragt, en de vergadering van Zeeventienen ook daar en boven nog verpligt en gehouden was , om getrouwelyk aan haare verbindteniffen te voldoen en dus haare verkogte Koopmanfchappen, aan de Kontraktanten moeft leeveren. Vervolgens wierden alle deeze punten by de Algemeene Staten, ryplyk overwoogen en by haar Hoog Mogende, ook wel voornaamlyk op het intreft van de Provincie Zeeland gelet zynde , oordeelden zy egter: dat de Bewindhebbers onzer Maatfchappye, ofwel de leeden van de Kamer van Zeeventienen, wel uitdrukkelyk verpligt en gehouden waaren : aan haar verbindteniffen te voldoen ; maar dat geene der Bewindhebberen op zig zelvs , in deeze Kontrakten eenig aandeel hoe ook genaamd, zoude mogen hebben. Met dit befluit waren egter de Gedeputeerde Zeeuwfche Bewindhebbers niet vernoegt , maar verklaarden daar op aan haar Hoog Mogende , dat zy het zelve in geenen deelen konde toeftemmen , om dat het leeveren van de Oofterfche Koopmanfchappen by Kontrakt, volftrekt (naar hun oordeel) aanliep, teegens het,. eerfte  Ooft' Indicie Compagnie, 379 eerfte Oktrooy door de Saten aan de Ooft-Indifche Maatlchappye verleend , cn zy van dit belluit, aan haare Mcelters zouden bericht geeven. In Louwmaand van 't volgende Jaar 1630, gaven egter de Staten van Zeeland en de Bewindhebbers van dezelve Kamer, aan de Algemeene Staten te kennen : dat zy voor dit maal toeftemden , dat de Goederen met de laafte fcheepen uit Ooft-Indien in Zeeland aangebragt , aan de Kontraktanten by de laafte vergaadering van Zeeventienen bepaald , zoude worden gekeverd; in het vertrouwen : dat by haar Hoog Moogende eerftdaags een order zoude word» n beraamd, waar by aan de Ooft-Indifche Maatfchappye, ofte wel aan de vergaadering van Zeeventienen , in 't toekomende verbooden zou worden, eenige haarer Indifche Waaien by Kontrakt te verkoopen ; ofte ten minften worden gelaft: dat geene der Bewindhebberen in de verfcheiden Kameren , 't zy van de Zeventienen of daar buyten , in eenigerly manieren in zodanige Kontrakten eenig aandeel zoude mogen hebben , en dat voortaan •luiks door alle de Bewindhebberen onzer Maatlchappye , hoofd voor hoofd, onder Eede moeft worden beloovt, zelvs dat zodanigen van hun, die ter vergaadering van Zeventienen befcheiden waren, by het overlcevcren van haare gejoovs Brieven , aan den voorzitter dier vergaadering plechtelyk moeften belooven : geene der geheimen befluiten deezer vergaadering , zoo omtrent den Koophandel als anderzints , aan iemand buiten hun te openbaaren en ook geen aandeel te neemen , in het inkoopen der OoftIndifche Koopmanfchappen, 't zy by Kontrakt of  S8o Hiftorie van de Nederland)'cbs of by openbaare verkoop. En laaftelyk dat do Zeeuwlche Hoofdparticipanten , voor haare vierde part , in alle verhandelingen die over den verkoop , der Koopmanfchappen zouden worden gedaan, moeften deel hebben. Zoo nu dit alles by haar Hoog Mogende zodanig niet mogte worden begreepen , en dit billyk verzoek van de Jiand mogt geweezen worden, zoo verklaarden de Staten van de Provincie Zeeland, dat zy voortaan alle die Goederen , welke voor de Ooft-Indifche Maatfchappye in Zeeland wierden aangebragt, zouden aanhouden en door de Bewindhebberen van de Kamer Zeeland doen benaaderen, om dezelven , het zy by de Stok of anderzints, ten behoeven van de Zeeuwfche Intresfanten te doen verkoopen , in dier voegen , als ten meeiten nutte en voordeelen van hun zoude worden geoordeeld. In den Zomer van dit Jaar 1630, kreeg onze Maatfchappye negen fcheepen uit Ooft-Indien , onder het geleiden van den Bevelhebber dier Vloot, Pieter van den Broek, (geweezene Gezaghebber van den Handel onzer Maatfchappye te Suratte:) welke neegen koftbaare ladingen 2541215 guldens inkoops bedroegen , en hier te Lande op meer als tachentig Tonnen Gouds, gefchat wierden ; doch een dezer fcheepen verbrande ongelukkig kort by de Vlaamfche Eilanden , en een ander verongelukten na by Triand; zy deed egter dit jaar weer geen uitdeeling aan haare Intreffanten , maar in Louwmaand van 't volgende Jaar 1631 , deelden zy aan dezelven zeventien en een halve gulden ten hondert van haare hoofdfom uit, ook kreeg zy dit jaar weer zeven Scheepen thuis.  Ooft- Indifche Compagnie* 381 thuis, onder het oppergezag van den Raad van Nederlandfch Indien, Anthony van Diemen (die twee jaaren daar na, met een Vloot fcheepen weer naar Ooft Indien vertrok , en vervolgens haar negende Opper Landvoogd wierd:) welkers ladingen 1506608 guldens inkoops kosten. Deeze Vloot wierd in 4t volgende Jaar 1632 , door nog zeven andere fcheepen gevolgt , onder 't geleide van den Bevelhebber Dirk van der Lee, (geweezene geheim Schryver van de Hooge Regeering te Batavia:) waar van de koftbaare ladingen 2099772 guldens inkoops bedroegen. Zy deed egter geen uitkeering aan haare deelgenooten , en deelde ht Louwmaand van 't naaft volgende Jaar 1633, flegts twaalv en een halve gulden van haare ingeleide hoofdfom uit; waarfchynlyk veroorzaakt door de flegte tydingen, welke zy in 't voorige jaar uit Ooft-Indien bekoomen had „ door de troebelen zoo in Amboina, Banda, dé Molukkes als elders en de verfchillen met de Engelfche Ooft-Indifche Maatfchappye hier te Lande ; de wederzydfche Gemagtigdens, waren daar over wel weer in onderhandeling getreeden, en hadden eenige punten van vergelyk ontworpen; doch fcheiden weer zonder tot een vaft befluit te koomen. Maar wanneer zy in den Nazomer van dit jaar, eene Vloot van 7 a 8 fcheepen onder 't bevel van haaren Opper Landvoogd Jacques Spex, uit Ooft-Indien bekwam; (welkers ladingen 1861409 guldens inkoops koften :) deelde zy in Wintermaand daar aan volgende , nog twintig ten hondert aan haare Intreffanten uit. Den 4de van Bloeimaand 1632, wierd op *t verzoek van de Bewindhebberen onzer Maat- fchap-  381 ti'ifto) ie van de ftJedërlandfcfa fchappye , door de Algemeene Staten het Plakaat van 't Jaar 1616, teegens het aanneemen van Volk in vreemden dienft om naar OoftIndien te vaaren , vernieuwt; ook wierd op den 2de van Wintermaand van 't volgende jaar 1634 , door haar Hoog Mogende op't verzoek van zeekere Jan Kroone, de onderftaande Acte verleend , waar by het verfterv regt der geenen die uit deeze Landen in dienft onzer Maatfchappye, naar Ooft-Indien voeren en aldaar, of aan fcheeps boord kwamen te overlyden , bepaald wierd in manieren als 't volgt: ya) „ De Staten Generaal der Vereenigde Nc„ derlanden , allen den geenen die deefen zul„ len zien ofte hooren Leefen, Saluyt. DOEN „ TE WEETEN, dat wy ontfangen hebben de ootmoedige fupplicatie aan ons geprelën„ teert by Jan Croone, woonende tot Middel„ burg in Zeeland, inne houdende dat Grego„ riusCornelij meede gebooren en woonagtigtot „ Middelburg in den Jaaie 1621 , uytgevaren zynde naar Ooft-Indien, op den 15 january „ 1632 op *t Jacht Brouwershaven, meede van „ Middelburg voorz uytgevaren voor Zendy „ in Perfia deezer Weereld is overleeden, zon„ der van zyne Goederen ofte anderfints te heb„ ben gedisponeert, agterlatende twee kleine kinderen, die hy by NeeltgenHermans zyne „ Huysvrouw in Ooft-Indien hadde geprocu„ reert, welke beide heel jonk, ook korts daar „ na tot Batavia zyn overleeden , ende alfoo ., den fuppliant iSlomine Uxoris met conforten, „ notoirlyk waaren geregtigd, tot de Succesfie n dRl' (4) Groot Plakaat Boek ade deel, Fol, 133?,  Ooft-Indifche Compagnie. 38$ M der voorfz. Goederen ab inteftato, 20 had„ de hy fuppliant, zo voor hem zeiven als „ voor zvne andere meede erfgenamen , al „ over een jaar naar Ooft-Indien Procuratie „ gefonden, om de voorfz. naargelaten Goede„ ren van daar geligt, ontfangen ende her,, waards over gebragt te werden, omme onder" „ hun fuppliant ende Conforten pro Rato, ge„ devideert ende geercisceert te worden : waar „ jeegens al hoewel niemand met reden zig „ vermogte te oppofeeren , ende 't zelve belet„ ten hadde nogtans belieft Abraham Welfing, „ als getrouwt hebbende de voorfz. Neeltgen „ Hermans, Weduwe van de voornoemde Gre„ gorius Cornelij binnen Ooft-Indien, te fufti„ neeren dat de voorfz. Goederen, niet op den„ fuppliant ende Conforten, maar op de voorfz. „ zyne Huysvrouwe waaren vervallen, weigerde „ over zulks zoo de Goederen aldaar zynde, ten „ behoeve van den fuppliant ende Conforten „ te laten volgen , als meede füftineerende , „ dat de Penningen zo hier by de Compagnie „ te ontfangen mochte ftaan, met de eerfte fchee„ pen perWiffel t' zynen profyte over gemaakt „ zouden werden, blykendedaar van by ExtracT: „ uyt zyne Miffive aan ons vertoont, 't welk alfo „ direclelyk was ftrydende teegen de Politic„ que Ordonnantiën, ende notoire Wetten „ van Zeeland, meede brengende dat de Goe„ deren altyt moeten gaan, aan de zyde daar „ die van daan zyn gekoomen, ende fulks dee„ le Goederen in queftie meede moeten gaan, „ aan de zyde van den voornoemde Gregorius „ Cornelij , zynde den fuppliant in deefen , „ zonder dat eenig ander Regt daar inne plaat„ fe mag hebben, want 't zelve ftryden foude „ tes-  384 Hiftorie van de Nederlandfche „ teegens de wille ende meninge van den over„ leedenen , die van geen ander Recht èft heeft geweeten, als van zyn Vaderlandt; namentlyk van Zeeland , welkers Wetten ert Ordonnantiën, hy, zyne Kinderen en Erf„ fenilTe fubjecl: zyn gebleeven , als zynde in „ Ooft-ïndien niet anders geweeft dan Forenfis, die haar Domicilium in Zeeland gehou„ den , ende welkers Kinderen originary van Zeeland, verftaan moeten worden, zo hadde „ derhalven, hy fuppliant zig geaddreffeert aan „ de Edele Mogende Heeren Staten van Zee„ land, ende mids de voorfz. reedenen van dézeiven geobtineert, refolutie ende verklaaringe ten fynen voordeelen, in Conformiteit van de voorfz* Ordonnantie , dan allbo wy reprefenteren de föuverainiteit in Ooft-Irt„ dien, ende de Compagnie met 't geene daar „ aan dependeert, onder ons gebied isftaande, „ zulks dat de fupplianten hoog nodig van „ doen hebben de Declaratoriam van ons, om tót „ effect van 't gunt voorfz. te geraken , dat ,, meede hy fuppliant vaftelyk vertrouwde onfe „ meeninge ende intentie , niet anders te zyn dan dat alle Ingefetenen defer Eanden uytM varende , op by ons Geoclroyeerde Vaarten, „ ende namentlyk van Ooft-Indien , ende ko„ mende Tanquam Forenfis aldaar te fterven , „ haare Erffeniffe ab Inteftato gereguleert ful„ len worden, naar de Wetten en Ordonnan„ tien van de refpeclive Plaatfen deezer Pro„ vintien , daar zy uytgevaren ende thuys ge„ hoorig zyn , ende de Kinderen op de reyfe „ by haar geprocureert, 't zy in Ooft - Indien „ ofte elders gehouden, Tanquam Originary van jj de voorfz. haare Ouders Plaatfen 3 ende over „ zulks  Ooft - Indifche Compagnie. „ zulks derfelver Erffeniffen meede gereguleert „ te moeten werden als vooren , dat wy dien „ volgende geen fwaarigheid zouden maken , „ in cas fubject, ten minften niét zo lange by „ de Compagnie geen andere Wetten , dien „ aangaande zyn gemaakt ende by ons geap,, probeert, waar, na de voorfz. Ingezetenen, „ uytvarende haar zouden hebben te regulee„ ren , ende by Teftamentairc Dispofitie an„ derfins daar jegens mogten voorfien ,, zoo „ verfogte hy fuppliant ootmoedelyk , dat wy „ geliefden te verklaaren, de Goederen by_ den „ voorfz. Grcgorius Cornelij ende fyne Kinde„ ren nagelaten , te zullen gaan erven ende „ füccederen, volgens de voorfz. Politique Or„ donnantie ende Wetten van Zeeland, alwaar „ de voorfchreeve Gregorius Cornelij geboortig, „ woonagtig ende uitgevaren is geweeft, alsvoo„ ren verhaalt is; laftende den voornoemden Abra„ ham Welling, ende allen anderen des nood „ zvnde , haare handen daar van te trekken , „ ende alle defelve Goederen zo in Ooft-Indien „ ofte elders bevonden mogten werden , geene „ van dien uytgefondert , herwaards over te „ laten volgen aan den Gemagtigde van den ., fuppliant, onder pertinenten Inventaris , ten „ profyte van hem fuppliant ende Conforten , „ die volgens de voorfz. Ordonnantiën ende „ Wetten" van Zeeland , daar toe geregtigd „ zynde; Ordonneerénde voorts den Ed: Raad „ in Ooft-Indien , den voorfz. onfen laft te ,, doen effettueeren ende den voorfz. Welfing „ ende andere, die haar partyen zouden willen „ maken , by alle middelen des noods daar toe „ te Conftringeeren, welken aangemerkt; SO „ IS 'T , dat wy hier op genoomen hebbende II. Deel. Bb H  ^86 Hiftorie van de Nederlandfche ,, 't advys van den eerften ende anderen Raade van denHoogen Raade in Holland, Zeeland „ende Vriesland, hebbende in Confoimité , ,, van dien goet gevonden ende verftaan mids ,, defen te verklaaren , dat nadien tot Batavia ,] ,, in Ooft-Indien, geen nieuw Regt door onfe "„ Authorityt op t ftuk van dfe fucceffien en ,, is ingevoert ende Geprefupponeert dat ten ,, reguarde van voorfz. pretenfe Erftenifle by ,, Huwelykfe voorwaarden, uyterften wille ofte ,, anders geene Dispofitie is gëfchiet, alle de ,, Goederen van Gregorius Cornelij voornoemd^ „ die binnen Middelburg voorfz. gebooren en„ de aldaar woonagtig zoude geweeft zyn , ten ,, tyde hy van daar Anno 1621 , naar Ooft-In,, dien is uytgevaaren te Regte ab Inteftato ,, moeten fuccederen , op zyne Kinderen ende ,, voorts op de naafte vrienden aan zyne zyde uitwyfende, het Schepensdoms Recht in de voorfchreve Provintie van Zeeland , geob9t ferveert, alwaar het goed gaat daar het van ,, daan komt, ende is de voorfz. fuppliant dien ,, volgens Nomine Uxcris met Conlorten , tot voorfz fucceffie der voorfz. Goederen ab In3, teftato geregtigd, want de voorfz. Gregorius 3, Cornelij , die de voorn, reyfe buyten zvn ,, Vaderland, zelfs onder onfe Jurisdiclie ende 3, gehoorfaamheid blyvende aangenomen heeft, ,, niet en k^n vei ftaan worden , zyn Vader,3 land of origineel Burgerfchap verlaten te hebben, gelyk meede de voorfz. zyne twee Kinderen, op dewelke des Vaders Erffeniffe aireede gedevolveert was, 't oorfpronkelyk ,, Recht van haar Vaders geboorte te eenemaal „ behouden hebben ; laften den voorn. Abra?, ham Welling ende allen anderen , des nood j ' - • zvndei  Ooft-Indifche Compagnie. 38? „ zynde haare handen daar van te trekken , „ ende alle defelve Goederen zo in Ooft-Indien „ ofte elders bevonden mogten worden, geene „ van dien uytgefondert, herwaards over te „ laaten volgen aan den Gemagtigden , van „ den fuppliant Nomirie Uxoris ende Conforten, „ onder pertinentcn Staat ende Inventaris ten „ hunnen profyte. Ordonneerende voorts den „ Ed. Raad in Ooft-Indien , deefen onzen laft „ te doen effeótueeren, ende den meer genocm„ den Welfing, ende andere die haar partyen „ zoude willen maaken, daar toe houden ende „ Conftringeeren, aangemerkt wy zulks bevon„ den hebben alfoo te behooren. Gegeven onder onzen Cachette, Paraphure ende Signatusg van onzen Griffier , in den Hage den 2 December 1634. In dit Jaar 1634, kreeg onze Maatfchappye weer zeven ryk gelaaden fcheepen uit de Oosterfche geweften , onder het bevel van Philip Lukasz., (geweezene Landvoogd van Amboina:) welkers ladingen 1947269 guldens inkoops koftem Zy deed egter geen uitdeeling aan haare deelgenooten , maar vergoedde zulks, rykelyk in 't volgende Jaar 1635 , toen zy in Lentemaand aan dezelven twintig ten hondert, in geld en in Bloeimaand en Oogftmaand daar aan volgen-» . de, nog ieder keer twaa'iv en een halv ten hondert in Kruidnagelen uitdeelden. Zy kreeg in dit jaar ook weer zes fcheepen thuis, onder den Bevelhebber Pieter Vlak , welkers kofU baare ladingen 2050036 guldens inkoops ^ be-* droegen. Bb \ Mea  §88 Htftone van de Nederlandfche Men had nu zedert eenige jaaren ontdekt, dat verfcheiden Zeevaarende Lieden met haare Vaartuigen de ftoutheid hadden , om in ftilte aan de Ooft-Indifche fcheepen te gaan, en wel voornaamlyk aan de thuis komende, om daar uit over te neemen en bedektelyk weg te voeren , de Goederen en Koopmanfchappen van de Bevelhebbers dier fcheepen, ofte van de mindere * bediendens onzer Maatfchappye en wel van zodanige Goederen , waar in onze Maatfchappye (met uitfluiting van anderen:) alleen handel dreey en dus aan haare bediendens ook volftrekt verbooden had, daar in te handelen. Doch nu ging dit misbruik zoo verre , dat deeze Vaaiv tuigen opentlyk aanboord kwamen , en daar ongeoorloovde Koopmanfchappen bragten , of Van daar haalden; dus de Bewindslieden onzer Maatfchappye , om deefen kwaaden handel te weeren, van de Algemeene Staten de volgende Pubiikatie verzogten. {a) „ Werd by deefen allen Lichter, Luyden , „ Kaagluyden , Schippers , Schüytevoerders , „ Lootsluyden, Viffchers ende andere Zceluy„ den, wel expreffelyk geinterdiceert ende ver„ booden, met haare Ligters , Kaagen, Schees, pen, Schuyten, Loots, Visboots ofte andere „ Vaartuygen, - buyten ordre ofte Confent van „ de Heeren Bewindhebberen van de Ooft-In„ difclie Compagnie, ofte haare Gecommitteer„ de ende Gemagtigde, te koomen aan de Re„ tour Scheepen die vcrwagt worden uyt der „ Zee , tcebehoorende de Ooft-Indifche Com?, pagnie, anders dan den Lootsman die defei- veu (a) Gropt Plaksat Boek ifte deel, Fol. 554.  Ooft-Indifche Compagnie. 389 j, ven zal inbrengen, veel minder daar uyt „ over te neemen, aan Land ofte elders weg „ te voeren eenige Perionen , Brieven ofte „ Goederen in Vaten, Sakken, Pakken, Kas- ten , Kiften of waar in het mogt weefen , „ ook onder wat fchyn, dekzel of protext het „ ook mogt gefchieden, opentlyk of bedektelyk „ in geender manieren , op de verbeurte van „ de Ligters, Kaagen , Scheepen , Schuyten, „ Boots of andere Vaartuigen ende daar en bo„ ven Arbitrale Correctie, na de geleegentheid „ van faaken , ende ten eynde hier van nie- mand eenige Ignorantie komen te pretendeé„ ren, werd den eerften Deurwaarder, Boode , „ of Éxploitteur, hier toe verfogt mids deefen „ gelaft ende geauthorilëcrt omme hier van „ Publicatie en Affixie te doen ter behoorlyker „ plaatfe, ende 't zelfde gedaan weefende , „ werden alle Officieren zoo Politicque als Mi„ litaire , te Water ófte Landè in dienft van „ de Generaliteyt weelende, dit bevel van de „ Hoog Mogende Heeren Staten Generaal, pa„ ratelyk ter Executie te leggen, zonder eenige i, Diffimulatie, Conniventie ofte verdrag , alfo 't zelfde tot meerder bevorderinge van de „ zaake van meer genoemde Compagnie bevon„ den is te behooren. Aldus gedaan ter vergaderinge van de Hooge ende Mogende Heeren Staten Generaal der vereenigde Nederlanden, onder derfelver Paraphure , Signature ende Cachet in 's Gravenhage, den Ses en twintigften Juny , Seftien hondert en vyf en dertig. Ter Ordonnantie van de Hoog gemelte Heeren Staten Generaal. Bb 3 Ia'  390 Hiftorie van de NederlandJ che In 't Jaar 1636 , kreeg onze Maatfchappye agt fcheepen uit Ooft-Indien , onder het bevel van den afgaande Opperlandvoogd Hendrik Brouwer, waar van de inkoops prys der inhebbende ladingen, 1895349 guldens bedroeg ; zy deelde ook in Lentemaand van dit jaar , vyv en twintig ten hondert en in Slagtmaand daar aan volgende, nog twaalv en een halve gulden ten honderd, beide in Kruid Nagelen, aan haare Intreffanten uit. In Engeland kwam nu weer op 't Tapyt de zaake van Amboina ; de Koning drong dies wegens zeer fterk op vergoeding aan, doch de Staten hielden de zaak fleepende, waar door veroorzaakt wierd : dat de wederzydfehe geneegenheid tuffchen de beide Natiën , allenks verfiaauwde en eindelyk in 't jaar 1652 , in een openbaaren Oorlog uitbrak. De Algemeene Staten lieten op den 12de van Sprokkelmaand van 't volgende Jaar 1637 , de onderftaande Publikatie doen 5 waar by aan de Ooft en Weft-Indifche Maatfchappyen verbooden Wierd : eenige Franfchen , Engelfche of Schotfe Soldaaten , die in dienft van den Staat waren en wegliepen , in haaren dienft aan te mogen neemen. (a) i, De Staten der Vereenigde Nederlanden , I, allen den geenen die deeie zullen fien ofte „ hooren Leefen, Saluyt. DOEN TE WEE„ TEN, alzoo ons klagten voor gekomen zyn f, dat Veele van de Franfche , Engelfche ende „ Schotfe Natie refpective, in onfen dienft „ ende («) Groot Plakaat Boek 2de deel* Fol. 513.  Ooft-Indifche Compagnie. 39^ \i ende befoldinge (e Lande weefende, zig van haare Compagnien foude onttrekken , ende " weg loopen om haar in Zee te begeven , met " Capitevnen in dienft van de Ooft en Weft-In' difche Compagnie; SO IS 'T, dat wy hier „ inne willende voorfien, met advys ende delij, beratie van zyn Hoogheid de Heer Prins van ,, Oranje, goed gevonden hebben mids deefen », expreffelyken te laften ende beveelen , die „ van de Franfche , Engelfche ende Schotfe „ Natie refpeftive , van wat quahteyt ofte „ Conditie defelve zoude mogen weefen, jegen„ woordig in dienft van deefen Staat te'Lande, „ ofte die hier namaals haar daar inne zullen „.begeven , dat zy haar zullen hebben te ont„ houden, van derfelver Compagnie te verlaa„ ten , of haar daar uyt te begeeven fonder te „ hebben Paffepoort, geteekent by haar Offi„ ciers, daar onder zy dienen; verklaarende by „ deefen wel expreffelyk nul egeen ende van on„ waarden alle Paspoorten, hoedanig die zouden „ mogen zyn, die niet by de voorfchreeve Officie„ ren zyn getekent, ende in cas dat eenige Solda- ten van de Franfche, Engelfche ofte Schot„ fe Natie in dienft van defen Staat, zig anders „ als met Pafpoort in voegen voorfz. van zyne „ Compagnie zoude komen te begeven, zalzoda„ nige andere ter Exempel worden geftraft, ver„ bieden voorts wel expreffelyk die van de Ooft i, ende Weft-Indifche Compagnie refpeflive, dat „ zy refpeaivelyk hun zullen onthouden , ee,, nige Franfche , Engelfche ofte Schotten in „ onzen dienft weefende, ende egeen Paspoor„ ten in voegen voorfz. hebbende aan te riee„ men, ofte gedoogen met haar te Varen,' op U pcene van Confiscatie van des Capiteyns, Bb 4 » Of'  39^ Hiftorie vm dé Nederlandfche „ Officiers gsgie op de voorfz. fcheepen vaa-* „ rende, als ook van zyn aan part in de veró„ verde buyten, in cas den Deliguant die eeni„ ge Franfchen , Engelfche of Schotten zou„ de mogen hebben aangenomen, eerft te zyn„ der wederkomfte agterhaalt mógte worden : „ bevelende ende belaftende voorts op gelyke I „ pcenen , den voorfz. Capiteynen ende Offi- , „ eieren , op de voorfz. fcheepen vaaiende , „ dat zy willende met haare fcheepen 't Zeyl „ gaan , den geweldigen Provooft van de Ad„ miralityt van hun reforte, daar van ten allen „ tyden zullen Waarfchouwen , op dat defelve met de Capitynen van de Franfche, Engel„ fche, ende Schotfe Natie in onzen dienft des „ begeerende , aanboord mogen vaaren ende „ de fcheepen zonder verhindering, van boven „ tot beneeden vifitecren ofte daar eenige Fran- fche , Engelfche ofte Schotten bevonden mogte worden, omme defelve daar uyt, zon- der bekroon van yemand te haaien , ende 3 „ doen ftraffen naar bchooren, gelyk meede ; zulks ten haarder wederkomfte zal mogen 3 „ gefchieden, ende op dat niemand hier eeni„ ge Ignorantie hebbe te pretedeeren, zo ont„ bieden ende verfbeken onzen lieven ende zeer beminden , de Staten, Stadhouderen, „ Gecommitteerde Raden ende Gedeputeerden I „ Staten , van de Provintien refpective van „ Gelderland ende 't Graaffchap Zutphen , „ Holland ende Weftfriefland, Zeeland , Ut„ regt , Vriesland , 0\Teiyffel , Groningen en „ Ommelanden , ende allen anderen Officieren „ ende Jufticieren, dat zy dcefèn onfen Flaka„ te ende Ordonnantie alomme doen verkondi- gen, uytroepen ende Publicecren } daar men i> ge-  Ooft-Indifche Compagnie* 39* woonlyk is uytroeping ende Publicatie té „ doen, laften ende beveelen voorts de Raden „ ter Admiralityt, den Advocaten Fiscaals en, de Procureurs Generaals ende allen anderen /, Officieren, Regteren ende Jufticieren deler „ Vereenigde Nederlanden , midsgaders allen overften, Colonellen, Admiralen, Vice Ad„ miralen , Ritmeefters , Capityns , Officieren ,, ende Bevelhebberen , defen onfen Plakate , • „ Ordonnantie ende bevel te agtervolgen , Pro„ cederende ende doen Procederen , jegens de „ overtreeders van dien, zo in 't Calengeeren „ ofte aanklagen als in 't Sententieeren ende Vonniffen , zonder gratie, faveur, Diffimu„ latie ofte verdrag , dewyle wy 't zelve ten „ dienfte van den Lande noodig gevonden w hebben. Gegeven in 's Gravenhage in onfe vergaderinge , onder onfen Cachette , Paraphuie ende Signature van onfen Griffier , den 12. February 1637. Was geparaphreert , F. G. van Cuylenbwg , vt. Onderftond, ter ordonnantie van de Hoog gemelte Heeren Staten Generaal. Geteekent, Cornelis Mufch , zynde op 't Spaticum gedrukt, het Cachet derfelver Heeren in Roode Waffche. Op den 2de van Bloeimaand daar aan volgende , wierd door haar Mogende het onderltaande befluit gemaakt, nopens het geene onze Maatfchappye voortaan zoude moeten betaalen, voor 't regt van konvooy; voor haare inkomende en uitgaande Koopmanfchappen. „ Wyders hebben haar Hoog Mog. goetgevon„ den en verftaan, dat de Ooft-Indifche CompagBb 5 » nk  394 Hiftorie van de Nederlandfchè „ nie voortaan , zal hebben te betaalen 't regt ,, vanConvoy, te wccten; vier ftuivers van het „ pond 't Vlaams, na advenant de waarde van „ dePeerlen, Diamanten ende andere koftelyke „ Gefteenten of juwelen , mitsgaders van de „ Muscus, diehy by hare fcheepen hier teLan„ de zullen werden gebragt, of ook by derzel. „ ver fcheepen van hier uytgevoert zullen wor„ den; verklarende haar Hoog Mog. verder, dat „ alle particuliereKoopluyden van dei zeiver kos„ telyke Gefteenten, Juwelen of Muscus Koop„ manfchap wefende , zoo op het inkomen als „ uytgaan gelyk regt gehouden zyn te betalen. Onze Maatfchappye kréég in dit Jaar 1637, weer agt fcheepen thuis onder 't bevel van den geweezen Landvoogd van Tayouan, Hans Putman ; welkers inhebbende ladingen 2673200 guldens inkoops bedroegen , ook deed zy in Lentemaand van dit jaar, eene uitdeeling aan haare IntreÜanteii, van vyvtien ten hondert en in Slagtmaand daar aan volgende , nog vyv cn twintig ten hondert, beide in Kruid Nagelen. In 't volgende Jaar 1638, kwamen 'er zeven fcheepen uit Ooft-Indien, onder den Bevelhebber Artus Gyzels, (geweezen Landvoogd van Amboina:) welkers inhebbende ladingen 1670070 guldens inkoops koften. In Wynmaand gav onze Maatfchappye een uitkeering aan haare deelgenooten, van tien ten hondert inKaplettcn , (zynde koppen of kroonen van kruid Nagelen) tegens 40 ftuivers het pond. En in de naaft volgende Slagtmaand in geld, nog vyv en twintig ten hondert. De Koning van Engeland', liet in 't Jaar 1639, door zyn Refident Boswel, by de Algemeene Staten emftiger als voorheen aanhouden, op het vereffenen der Ooft-Indifche differentcn j deeze  Ooft- Indifche Compagnie. 395 deeze en Aitthony van den Heuvel, (die eerft in dienft onzer Maatfchappye, als Landvoogd van Amboina was geweeft , en vervolgens door de Hooge Re.^eering op Batavia voor infaam verklaar 1 was:) waren de Gemagtigdens des Konings , om die verfchillen waar 't doenlyk by te leggen en gaven daar op aan haar Hoog Mogende een wydloopig vertoog over, hoofdzaakelyk behelzende : dat zyn Majefteyt wel erkende, dat de verfchillen tuffchen de Nederlandfche en Engelfche Ooft-Indifche Maatfchappye,' door het Traktaat van 't jaar 1619, teen vereffend waren. Maar dat men naderhand tyding had bckoomen , van de onbillyke en zelvs onregtvaardige Regtspleeging , aan zyne Onderdaanen in Amboina gedaan ; die door de Bediendens onzer Maatfchappye, wreedelyk waren gepynigt en vervolgens ter dood gebragt; volftrekt ftrydende teegens het 8fte , 23fte en 3oiie Artikul van het zelve Traktaat. Ook hadden deezen zig niet ontzien, aan de Engelfche Ooft Indifche Maatfchappye , met openbaar geweld te ontneemen , het aandeel dat haar toekwam in den Handel, zoo in de Eilanden van Banda , Amboina ais in de Molukkes , en haare Goederen niet alleen te bemagtigen ; maar ook zelvs naderhand zig meefter te maken , van de Domynon van zyn Majefteit, waar onder voornaamlyk was Poelo Rbun ; ( zynde een der kleine Bandafche Eilanden ) het welke een voornaame en eigen wooning der Engelfche was, welke zy daar al van den Jaare 1622 bezeetcn hadden. Dat nu de Bewindhebberen onzer Maatfchappye , aan den Koning en de Engelfche Ooft-Indifche Maatfchappye geweigerd hadden , het gezeide Eiland Rhm  gg6 Hiftorie van de Nederlandfche Rhun en de Goederen der Engelfchen, te mg ie geeven ; volftrekt aanloopende teegens den inhoud van 't gemelde Traktaat, en wel zulks alles onder fnoode voorwendfels, als of de Engelfchen in Amboina en elders, een zamen zweering teegens de onzen gefmeed hadden ; dat, in aanmerking van de kleine macht die de Engelfchen in Ooft Indien teegens de onzen hadden, niet wel doenlyk was geweeft. Om dan voor dit geleeden ongelyk vergoeding te bekoomen , had zyn Majefteyt door zyn Afgezant in 's Gravenhagen , dikwerv by haar Hoog Mogende dies wegens vertóogen laaten doen, egter alles zonder eenige vrucht 5 waarom zyne Majefteit in 't Jaar 1628, eenige kheepcn onzer Maatfchappye, in zyne Havens had in bellag genoomen. Dat toen ook de Bewindhebberen deezer Maatfchappye , haare Gemagtigdens naar Engeland, hadden gezonden aan de Engelfche Ooft-Indifche Maatfchappye , om de zweevende verfchillen in der minnen by te leggen \ doch dat men daar over tot in 't Jaar 1633 , nu en dan vergeeflch gearbeid had ; alzoo deeze Gemagtigdens , noch met de Bewindhebbers der Engelfche Ooft-Indilche Maatfchappye, noch door tuffchen komft van de kommiifariffen van zyn Majefteit, hadden kunnen over een komen. Dat ook by een ontworpen nader Traktaat, by provifie aan de Engelfche Natie, Poelo Rkiti was toegeweezen ende vryheid was gegeeven, om in Banda niet alleen te handelen , maar zelvs om aldaar een Logie te mogen oprechten Doch dat de Bewindhebbers onzer Maatfchappye , daar op geheimen laft aan haare Bediendens in Ooft-Indien hadden gegeeven , ora  Ooft - Indifche Compagnie. 397 om de Engelfchen aldaar onder allerly voorwendzels op te houden niet alleen , maar ook; (toen 's Konings kommiffariffen in 't Jaar 1632 , alle haare naarftigheid hadden aangewend , om de verdere verfchillen tuffchen de beide Maatfchappyen te vereffenen:) een Vloot fcheepen naar Ooft-Indien hadden gezonden 3 onder den Bevelhebber Hendrik Brouwer, (een haarer meede Bewindhebbers) dien een geheimen laft was gegeeven : om naar Banda te Zeilen en voor de aankomft der Engelfchen, Foelo Rhun te bederven en te verwoeften , en alle de Nooten Mufchaat en andere Vrugt Boomen uit te roeyen en te verbranden. Zoo dat, toen de Engelfchen daar aan kwamen en ingevolge het gezeide Provifioneel akkoort , dit Eiland weer in bezit wilden neemen , vonden zy het zelve ontvolkt en verwoed:; zoo dat zy daar door genoodzaakt waren geworden , vrugteloos van daar te vei trekken Door welke ontrouwe daad , de Bewindhebberen onzer Maatfchappye voor altoos aan de Engelfche Ooft-Indifche Maatfchappye hadden ontnoomen , de voordeelen welken zy van dat Eiland konde genieten , die zeekerlyk door den tyd meerder zouden geworden zyn j als. zy door naarftigheid en overleg, zorge zoude gedragen hebben , dat het zelve meerder produkten op keverde en dus niet alleen de Engelfche Ooft-Indifche Maatfchappye van dat voordeel ontzet hadden , maar ook zelvs den Koning en het Ryk hadden benadeeld , in de Tollen en verdere inkomende Regten, die van zodanige produkten moeften betaald worden , waar door zy niet alleen zyn Majefteid's Onderdaanen , inaar ook hem zelv, door voor be- dach^  398 Hiftorie van de Nederlandfche dacht bedrog, beleedigt hadde en dat dierhalven zyn Majefteit, een volleedige vergoeding eifchten , zoo van deeze als van alle andere voorgaande misbruyken, teegens de gezeide Traktaaten en het geduurig fchenden, van de openbaare Trouw door de Bewindhebbers onzer Maatfchappye gepleegt. En verders, dat dooide Algemeene Staten in 't vervolg fchikkingen in Ooft-Indien wierden gemaakt , ten einde zodanige ontrouwe en onbetaamlyke middelen, niet weer in 't werk konde gefteld worden , voorts vorderde hy wel voornaamlyk : dat dé gemelde Hendrik Brouwer , in verzeekering wierd genoomen en als een verftoorder van de algemeene ruft , in 't openbaar geftraft wierd en des te meer , om dat deeze zelve een der J Gemagtigde Bewindhebbers in Engeland was geweeft , om de wederzyclfche verfchillen in der minne te vereffenen en dus ten vollen bewaift was: dat aan de Engelfchen, Foelo Rhun was afgeftaan en egter teegens alle regt, trouwlooflyk had gehandelt , door het verwoeden i van het zelve Eiland; begeerende zyne Majefteit , laaftelyk : dat door haar Hoog Mogende op alle deeze zyne billyke eiffchen, zonder eenig verzuim regt moeft worden gedaan , en dus een fpoedig en zaaklyk antwoord. Dit vertoog wierd nog nader door een eigenhandigen briev , van die Koning aan de. . Algemeene Staten, kiagtdaadig aangedrongen, ook had hy door zyne Gemagtigdens dies wegens fterke aanzoek , by zyn Hoogheid den Stadhouder laaten doen en onder anderen zig heklaagt : dat de Algemeene Staten geen gehoor aan zyne Gevolmagtigde gaven, door dien zy veel te veel het oor leenden, aan de Bewind-  Ooft-Indifche Compagnie. S99 windhebbers onzer Maatfchappye en wel voornaamlyk , aan die van de Kamer Amfteldam. Dat' ook zes Provinciën al reeds verftaan en beflooten hadden : dat het eerlyk , profytelyk en hoogft noodig was , dat alle de verfchillen tuffchen de beide Natiën, in der minnen wierden afgedaan en dat de Provincie Holland alleen , die zaak op 't fleeptouw hield ; waar door zyn Majefteit wierd getergt en dus genoodzaakt zou worden , om kragtdadige middelen ten nadeelen van den Vereenigden Staat in 't werk te ftellen ; zullende dezelve voornaamlyk beflaan : in het op nieuws verleenen van Brieven , van Rcprefalien of fchaverhaafiqg , welke bereids door zyne Onderdaanen , wel ernltig verzogt waren en by verdere verwydering , zoude hy ligtelyk kunnen befluiten: om met den Koning van Spanjen Vreede te maaken , en dus ten nadeden van onzen Staat, met dien Vorft een verbintenis aan te gaan. Ook zoude hy dan vervolgens in zyn Pvyk , de Vaart en Koophandel naar Ooft-Indien voor ieder een open ftellen , waar door in plaats van een , wel hondert Ooft. Indifche Maatfchappye , alleen in Engeland zouden werden opgerecht. Dat hy dan ook zoo wel op onze Vaartuigen ter Vifferye uitgeruft , als op onze Ooftïndifche Retour fcheepen zou laaten paffen en prys maaken , 't zy onder Hitland , aan de Kaap de Goede Hoop , als aan 't Eiland St, Helena , waar toe hy bereids op de Rivier van Edenhurg , 40 ■ groote Oorlog fcheepen in gereedheid had , om deeze onderneeminge te doen. Verzoekende wyders aan zyn Hoogheid 3 om alle zyne vermoogens in 't werk te  400 Hifiorte van de Nederland] che ftellen , ter voor kcoming van een Vreede break tuffchen de beide Natiën. Voorts zeide zy : dat, zy zig voornaamlyk hier over by zyn'Hoogheid vervoegd hadden, om reeden dat "in 't Jaar 1632, door zyne tusfchenfpraak , aan het verzoek van hun Koning in zoo verre voldaan was, dat men buiten gewoone Gemagtigdens naar London had gezonden , om de Ooft-Indifche verfchillen af te doen; het geen dan ook toen (zco als zy voorgaven:) wel zou gelukt hebben; zoo die Gemagtigdens niet ter kwader trouwe hadden gehandelt; dewyl zy de zes Tonnen Gouds, die haar in'handen waren gegeeven , om aan den Koning en de Engelfche Maatfchappye, tot vergoeding van de geleeden fchaden aan te bieden ; agter gehouden hadden, en dat zoo die zes Tonnen Gouds op behoorlyken tyd waren aangebooden, alle de verfchillen tusfchen de beide Ooft Indifche Maatfchappyen , daar door zouden zyn weg genoomen geweeft en onze Maatfchappye , dit Kapitaal al wel dubbelt zoude hebben' te boven geweeft, door dien zy gedeeltelyk had moeten dragen , in de onkoften., tot het onderhouden van een zeker getal Oorlog fcheepen, die omtrent Hitland, op haare thuis komende fcheepen hadcle moeten kruinen, om dezelve voor de Engelfche kommifirevaarders te beveiligen. Ook had zy 's jaarlyks , de drie maanden gag:e aan haar Scheepsvolk kunnen befpaaren , die zy nu aan alle haare fcheeps bedienden had moeten uitkeeren , om agter, of benoorden Engeland en Schotland om te zeilen. Eindelyk verklaarden zy in den naam van zyne Majefteit aan zyn Hoogheid , dat hy nooit  Ooft-Indifche Compagnie* i 4°* ïiooit zoude afzien van het derde part, 't welk zyne Onderdaanen in den Handel te Banda » en elders toekwam en van het regt welke hy op Foelo Rhun had. En zoo alle deeze vermaaningen geen ingang by de Algemeene Staten en zyn Hoogheid vonden , en men nog weigerig bleev , om aan zyn regtmatige eiffchen te voldoep ; zoude hy verders nog zodanige andere en kragtdad'igen middelen in 't werk ftellen , als hy dan te raade en goed zoude vinden. . . Deeze vertöogen en de daar by gevoegde dreigementen , waaren dan ook van zodanige uitwerking by haar Hoog Mogende, dat zy aan de Bewindhebbers onzer Maatfchappye bevel gaven : om op dezelve behoorlyk te antwoorden. Die zulks dan ook door haare Gedeputeerdens, in een wydloopig vertoog daar tegens, lieten doen; waar by zy alvoorens een omftandig verhaal deeden , van alle het geene in Indiën, tuffchen haar en de Engelfche Maatfchappye was voorgevallen, (zoo voor als na t Traktaat van h Jaar 1619,) waar uit zy beweerden: dat de Engelfche door haare nalatigheid in het niet toebrengen van de noodige hulp tot beveiliging van beider Koophandel; (waar toe zy egter zig by 'tgezeide Traktaat verbonden hadden :) oorzaak hadden gegeeven , om onze Maatfchappye te noodzaaken, de befcherming en bewaaring van de Ooft Indifchen Handel, arleen op haar te neemen ende onkoften diesweegens voor haare eigen rekening te doen en dus de Engelfche Maatfchappye, door haare weigering én overtreeding van 't gezeide Traktaat, zig *zelvs van den Speceryen Handel , als anderzints , in de Eilanden van Amboina, Banda en- II. Deel. O 9 da  402 Hiftorie van de Nederlandfche de Molukkes, had verftooken. Dat zy egter met de Bewindhebberen der Engelfche Ooft-Indifche Maatfchappye of hunne Gemagtigdens, wel wilde tot een nader akkoort komen, maar niet met deeze Gemagtigdens des Konings, alzoo een derzelve ( naamlyk van den Heuvel:) by haar als een Afgezant niet erkent kon worden , uit hoofden dat hy een infaam perfoon was, en ten anderen: da.t zy vreesden, dat het haar voor geen behoorlyke betaling zoude verftrekken, 't geen zy aan den Koning tot vergoeding van de fchaden, die de EngellcheOoftIndifche Maatfchappye geleeden had, mogte gegeven hebben; waar meede die Gedeputeerde Bewindhebberen haar affcheid namen, en die zaak voor eerft onafgedaan bleev; te meer, daar den Koning van Engeland, door de Inlandfche beroertens met de Schotten , nu geen geleegenheid had, om zyne eiffchen met kragt van Wapenen te onderfteunen. In dit Jaar 1639 •> kreeg onze Maatfchappye agt fcheepen uit Ooft-Indien , onder het bevel van Reinier van Deutekom, (afgegaane Landvoogd van Amboina,) welkers ladingen 307941a guldens inkoops hadden gekoft. Ook kwamen in 't volgende Jaar 1640 , weer tien fcheepen uit Ooft-Indien , onder den Bevelhebber dier Vloot Nicolaas Koekebakker, (Japans Opperhoofd waar van de inhebbende ladingen, 2842405 gul dens inkoops bedroegen. In het voorige Jaar, had zy egter geen uit deeling aan haare Intreffanten gedaan, doch in Louwmaand van dit Jaar , deelde zy vyvtien ten hondert in Nagelen en in Slagtmaand daar aan volgende, nog vyv en twintig ten hondert in geld, aan dezelven uit. H Jaars  Ooft-Indifche Compagnie. 403 9s Jaars daar aan kwam 'er weer een Vloot van tien fcheepen uit Ooft-Indien, onder 't geleide van den Bevelhebber Bar ent Pietersz. , •waar van de inkoops pryfen dier ladingen , 2906116 guldens bedroegen ; ook gav onze Maatfchappye in Sprokkelmaand van dit jaar, een uitdeeling aan haare deelgenooten van vyvtien ten hondert, en in Slagtmaand daar aan, nog vyv en twintig ten hondert, beide in Nagelen. Zoo haaft als den Hertog van Braganze , onder den naam van Jan de Vierde , met toeftemming van den Adel, de Geeftelykheid en het gemeen van Portegaal, zig op dien Throon verheeven zag , was zyn eerfte werk : om zig daar op te veftigen , door middel van Bondgenoodfchap met vreemde Mogentheeden aan te gaan , die vyanden met de Kroon van Spanjen waren ; ten dien einde zond hy aan verfcheide Hoven zyn Gezanten en dus ook een in 'sGravenhagen by de Algemeene Staten , aan wien hy eenige voorflagen van Vreede of beftand liet doen , die dan ook door haar Hoog Mogende , na eenige reedenwiffelingen over en weder, wierden aangenoomen en op den 13de van Zomermaand deezes Jaars 1641 , een beftand voor tien jaaren geflooten wierd , waar by onder anderen wierd bepaald: „ dat het zel„ ve zoude plaats hebben, in alle de Landen van „ de wederzydfche hooge Kontraktanten, zoo aan ,, deeze, als aan geene zyde der Linie en voor al„ le de vrienden ende Bondgenooten van de een „ als van de anderen; ook moeften alle vyandlyk„ heeden ophouicn, zoo haaft als het zelve was „ afgekondigt, op de plaatfen alwaar men de Wa„ penen dadelyk teegens malkanderen voerde. Cc 2 „De  404 Hiftorie van de Nederlandfche „ De Scheepsvaart en den Koophandel van „ beide de Natiën , zoude overal vry zyn en „ onbelemmert mogen gedreeven worden. „ Men beloovde malkanderen ook wederzyds „ hulp en byftand, teegens den Koning van „ Spanjen , en teegens alle zyne Bondgenooten* " „ Alle de plaatfen, zoo in de Ooft als in de „ Weft-Indien , zoude ieder blyven bezitten , „ in diervoegen als dezelven op de afkondi„ ging van 't beftand , aldaar zoude bezeeten „ worden. . „ Agt maanden na 't fluiten van dit beftand, „ moeft men met malkanderen over een vafte „ Vreede handelen; doch zoo dezelve niet mogt „ tot ftand komen , zou dit beftand evenwel „ in alle de Landen en Zeen der Ooft en „ Weft-Indifche Maatfchappyen, tien agter een „ volgende jaaren duuren ; egter onder eenige „ bepaling , ten opzigten der Weft-Indifche „ Maatfchappye. " De verdere punten van dit verdrag, zullen wy ftilzwygende voor by gaan, om reeden dezelve geen betrekking op onze Hiftorie hebben. In 't volgende Jaar 1642 , zyn 'er negen fcheepen uit Ooft-Indien gekomen , onder het beleid van Francais Caron, (Japans Opperhoofd) welkers inhebbende ladingen, 3485191 guldens inkoops bedroegen. Op den 13de van Bloeimaand deezes jaars, wierd door de Algemeene Staten het Plakaat vernieuwt; van den aófte van Zomermaand 1635 , waar by verbooden was : met eenige Vaartuigen hoe ook genaamd, aan boord van de OoftIndifche fcheepen te komen , zonder toeftem- ming  Ooft- Indifche Compagnie. 405 ming van de Bewindhebberen onzer Maatfchappye , en waar teegens weer verfcheiden misbruiken waren ingefloopen. In Wintermaand daar aan volgende , deelde onze Maatfchappye vyvtig ten hondert in geld , aan haare deelgenooten uit ; alzoo haare zaaken in Ooft-Indien, nu zeer voordeelig ftonden, en men met de laaft gemelde Vloot tyding had bekoomen: van de verovering van Malakka en meer andere Portugeefche plaatfen van minder aanbelang , en dat daar en boven den Koophandel in Ooft-Indien , in de twee voorige jaaren , zeer bloeiende was geweeft. In dit Jaar 1742 , ontftond 'er een nieuw verfchil tuffchen de Provincie Friejland, en de Bewindhebberen onzer Maatfchappye ; de Staten van Friesland klaagden by de Algemeene Staten , dat haare Onderdaanen uit den OoftIndifchcn Handel waren uitgeüooten en dat zy, nu het Oktrooy aan de Ooft-Indifche Maatfchappye verleend, ten einde liep; haar verpligt vonden, voor haare Provincie in tyds te waaken, om' meede aandeel in den Ooft-Indifchen Handel te krygen ; 't geen zy wel ernftig van haar Hoog Mogende verzogten ? of dat men anders geen nader Oktrooy aan de Ooft-Indifche Maatfchappye verleenen moeft , en den Indifchen Handel ook voor haare Provincie moeft worden open gefteld; wanneer zy een Friefche Ooft-Indifche Maatfchappye zouden opregten , d'e ook al bereids ontworpen was , waar in de voornaamften dier Provincie en zelvs den Stadhouder , voor een goed Kapitaal hadden ingeteekent. Doch zoo de Bewindhebberen onzer Maatfchappye by de vernieuwing van haar Oktrooy konde goedvinde , om dc Friezen een C c 3 zcc-  406 Hiftorie van de Nederlandfche zeeker bepaald aandeel in den Ooft - Indifchen Handel te geeven , na evenredigheid van 't gezeide ingeteekend Kapitaal, prefenteerden zy t zelve aanftonds in onze Maatfchappye 's Kas te brengen. Over deeze zaak, wierden tuffchen de Staten van Fnefland, en de Gemagtigdens der Algeme* nè Staten , verfcheiden by eenkomften gehouden ; doch niet zeekers beflooten, want om aan de Friezen de vryheid te geeven , een byzondere Ooft-Indifche Maatfchappye op te regten , had veel voeten in de aard , ook zoude de Bewindslieden der oude Ooft-Indifche Maatfchappye , door haare magt in 't Ooften, den Koophandel deezer nieuwe Maatfchappye, over al in Ooft-Indien niet alleen tragten te beletten , maar ook haare fcheepen prys maaken ; waar door deeze nieuwe Maatfchappye , wel haaft in den grond zoude geraaken , tot merkelyk nadeel van haare deelneemers. En om de Friezen naar evenreedigheid van haar aangebooden fimpel Kapitaal , aandeel in de voordeelen der oude Ooft-Indifche Maatfchappye te geeven , was eene vordering die ten uiterfte onbillyk was, alzoo deeze haare Aktien nu wel vyv Kapitaalen waardig waren ; men prefenteerden egter de Friezen het verzogten aandeel in den Ooft-Indfchen Handel te geeven, mits aankoopende de Actiën , na de toen loopende waardye ; doch het was haar daarom niet te doen. In den aanvang van 't volgende Jaar 1643, verfcheenen weer voor de Algemeene Staten , de Gemagtigdens van de nieuwlings ontworpen Friefche Ooft-Indifche Maatfchappye , onderfteunt door de Staten van die Provincie en hiel-  Ooft-Indifche Compagnie. 407 hielden by haar Hoog Mogende fterk aan, op de goedkeuring van die nieuwe Maatfchappye, influitendende een bevel : aan die van de oude Ooft-Indifche Maatfchappye, om haare Perfoonen , Scheepen en Goederen niet ter Zee ofte te Land te befchadigen; doch zoo dit verzoek, door haar Hoog Mogende aan haar niet mogt worden vergunt , zoo begeerden zy egter : dat zy met haar ingeteekent en bereids te vooren aangebooden Kapitaal, funpelyk of wel ponds , ponds , in gelyker voegen als het eerfte Kapitaal van de oude Ooft-Indifche Maatfchappye, by het verleenen van een nieuw Oktrooy , in die Maatfchappye mogte worden ingelyvt, zonder dat zy gehouden waren, eenig opgeld voor de Aktien te betaalen; beweerende dat deeze vordering billyk en regt was, dewyl zy te vooren ongevraagt en teegens haar wil , uit de Ooft-Indifchen Handel waren uitgeflooten geweeft en de Staten van Friefland, zig egter niet ontrokken hadden, om haar aandeel te draagen in het onderftand, welke nu en dan aan de Ooft-Indifche Maatfchappye was gegeeven, tot beveiliging van haaren Handel. Hier teegens wierd by de Algemeene Staten ingebragt: dat de Ooft-Indifche Maatfchappye, wel nu en dan eenigen onderftand van 't Algemeene Land had genooten; doch dat het zelve nooit aan haar was gegeeven , ter onderfteuning en uitbreiding van haaren Handel, maar als een Subfidi of onderftand van den Oorlog , die de Maatfchappye ten voordeele van 't Algemeene Land, in Ooft-Indien had gevoerd, om de Spanjaarden afbreuk te doen. Dat die gelden vrywillig waren gegeeven en dat nooit een der andere Provinciën, in de vergaadering C c 4 der  408 Hiftorie van de Nederlandfche der Algemeene Staten had voor gedraagen : om daar voor iets buitengewoons van de Ooft-Indifche Maatfchappye te genieten. Dat ook die Maatfchappye niet moeft werden aangemerkt, als Onderdaanen van de zeven Provinciën in 't gemeen, maar als een Lichaam van byzondere Kooplieden , in de Provinciën van Holland en Zeeland, welken wel deegelyk in haar keuze hadde, om aan de Onderdaanen van een Provincie die buiten haar was, in haaren Koophandel deel te geeven, of niet. Dat deeze Kooplieden , in het begin van haare onderneeminge ter verkryging van den Indifchen Handel , groote fchaade hadden geleeden en veele gevaaren door geftaan , en laaftelyk dat by de opregting van die Maatfchappye, toen de deelneemers gevaar liepen om haare ingeteekende gelden te verliezen, de Friezen nooit getragt hadden om daar in deel te krygen, maar wel nu de zaaken deezer Maatfchappye, op een voordeeligen voet ftonden en haare Aktien , vyv a zes kapitaalen golden; befluitende eindelyk met te zeggen : dat zoo de Friezen eenig aandeel in den Oofterfchen Handel begeerden te hebben, moeften zy zoo veele Aktien als zy goedvonden , prys kourant koopen , alzoo het Lichaam dier Maatfchappye , volftrekt moeft blyven als by haare opregting en haare Hoofdfom, niet vergroot konde, of mogte worden. Het Oktrooy aan onze Maatfchappye in 't Jaar 1623 verleend , liep nu in Wintermaand van dit Jaar 1643 ten einde; waar door 'er behalven de Friezen , zig nog andere meededingers op deeden, om aandeel in haaren Handel te hebben ; waar onder de Bewindhebbers en de Intreffanten van de Weft-Indifche Maatfchappye s  Ooft-Indifche Compagnie. 409 pye, wel de voornaamften waren. Deeze yverden by haar Hoog Mogende zeer fterk , om by de vernieuwing van 't gezeide Oktrooy, de Ooft en Weft-Indifche Maatfchappyen , in een te ftnelten ; de Bewindhebberen der laaft gedagte Maatfchappye zeide: dat zy wel veele Landen maar weinig geld hadden , waar door zy niet in ftaat waren , die Wingeweften behoorlyk te kunnen verdeedigen 5 doch zoo hun Maatfchappye met die van de Ooft vereenigt was, en door deeze met geld onderfteunt wierd, zoude zy daar door in ftaat zyn , om Braziel en andere overwonnen Landen, in een bloeienden ftaat te brengen, en dus zou door den tyd die plaatfen , zoo veele produkten en voordeelen aan de beide Maatfchappyen op brengen, als nu de Ooft-Indifche geweften deeden; daar en boven klaagden zy aan haar Hoog Mogende : dat die van de Ooft-Indifche Maatfchappye , te Lande kwamen in haare Wingeweften en ook Suiker uit Ooft-Indien bragten , 't geen tegens haare Intreft ftrydig was , als beftaande haar voornaamfte produkten daar in. De Ooft-Indifche Maatfchappye zeide daar teegens: dat die van de Weft-Indifche Maatfchappye , na bv de Straat Magellanus , en dus binnen de bepaaling van haar Oktrooy kwamen. Deeze zaak wierd dan ook by de Algemeene Staten in overweeging genoomen , ondertuffchen wierd het Oktrooy onzer Maatfchappye van maand tot maand verlengt; eensdeels om een middel te vinden ; waar door de Friefche en Weft Indifche Maatfchappyen te vreeden wierden gefteld; en ten anderen , om van onze Maatfchappye een goede onderftand in geld , ten voordeelen van 't Algemeene Land ö Cc 5 te  41 o Hiftorie van de Nederlandfche le verkrygen ; daar en boven hielden verfcheiden Sleeden van Holland en Zeeland, en wel voornaamlyk de Stad Vhjfingen , by haar Hoog Mogende zeer fterk aan, om by 't verleenen van een nieuw Oktrooy aan onze Maatfchappye , meê haar aandeel daar in te hebben. In Lentemaand van 't volgende Jaar 1644, verklaarden de Bewindhebberen onzer Maatfchappye , aan de Gemagtigdens der AlgemeeSfaten: dat zy volftrekt weigerden om zig met de Weft-Indifche Maatfchappye te vereenigen , en dat zy liever haar geheel Oktrooy wilde vernietigt zien , als die vereeniging gedoogen; meenende nu genoegfaam in ftaat te zyn , om haaren Koophandel in Ooft-Indien te kunnen Maintineeren , ook wilden zy de overwonnen plaatfen en fterktens in Ooft-Indien, niet aangemerkt hebben als Wingeweften van den Staat, maar als een eigendom van byzondere Kooplieden , welken die Plaatfen konde verkoopen aan wien 't hun goeddacht, al waar 't zelfs aan den Koning van Span jen, of aan andere wanden van den Vereenigden Staat. "Ten opzigte van de Provincie Friefland wierd gezegt: dat deeze nog niet voldaan had aan het vierde Artikul , van 't Oktrooy van de Weft-Indifche Maatfchappye, omtrent de Geldfchieting ; welke agterftallige gelden met de Intreffen van dien, een aanmerkelyke hoofdfom zoude beloopen, en dat dus de Friezen geen aanfpraak op de Ooft-Indifche Maatfchappye konden maaken, voor en al eer zy aan haare verpligting ten opzigte van het Weft-Indifch Oktrooy , voldaan hadden. In Grasmaand daar aan volgende, deden de Bewindhebbers van de Weft-Indifche Maatfchappye >  Ooft-Indifche Compagnie. 411 pye, nog fterke aanzoek by haar Hoog Mogende, om met de Ooft-Indifche Maatfchappye vereenigt te worden ; prefenteerende zes en dertig Tonnen Schats , behalven haare andere effecten en de aangewonnen Landen in te bren gen ; waar teegens die van de Ooft-Indifche Maatfchappye zeide : dat zulks voor de WeftIndifche Maatfchappye onmooglyk was, dewyl zy in 't geheel geen voorraad van geld, en wel vyvtig Tonnen Gouds fchuldig was ; doch dat zy wel wilde gelooven, dat wanneer de vereeniging van de beide Maatfchappyen doorging , zy geld genoeg op krediet zoude kunnen krygen. De hoofd Intreffanten onzer Maatfchappye, klaagden ook in dezen tyd by de Algemeene Staten, over de groote Provifien en voordeelen die de Bewindhebberen uit de Ooft-Indifchen Handel genooten; zeggende: dat zy konden bewyzen, dat de Bewindhebbers in de Kamer Amfteldam , zynde te zamen twintig perfoonen, ieder in 't voorige jaar 1643 getrokken hadden, 4550 guldens, en dus te zamen. ƒ 91000:-— In de Kamer Zeeland behoorden te zyn twaalv Bewindhebberen , maar waren nu maar zeven in getal , die ieder voor haar hoofd 7785 guldens getrokken hadden , en dus te zamen. * 54495: — De Kamer Delft had voor haar & part zeven Bewindhebberen, die ieder 1946 guldens hadden getrokken, en dus te zamen. - 5 13622: — De  412, Hiftorie van de Nederlandfche De Bewindhebbers in de Kamers Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen , hadden even zoo veel getrokken, en dus te zamen. * 40866: — Makende dus te zamen een Kapitaal van ƒ 199983: — 't Geen de Bewindhebbers onzer Maatfchappye in 't Jaar 1643 te zamen genooten hadden, welke Provifien na hun oordeel, veel te hoog waren en merkelyk ten nadeele ftrekten van de Algemeene deelgenooten onzer Maatfchappye ; waar omme zy verzogten : dat by de vernieuwing van het Oktrooy , by haar Hoog Mogende hier op gelet mogt worden. Dit punt en meer andere hier boven aangeroerd, kwamen dan ook zodanig in aanmerking by de Algemeene Staten, dat men nog niet goed konde vinden: eene vernieuwing van het Oktrooy aan onze Maatfchappye te geeven. Ondertuffchen , wierd het oude Oktrooy verlengt tot den eerften van Wintermaand deezes Jaars 1644, 't geen die van de Weft-Indi'che Maatfchappye ongaarne zagen ; dringende_ nog by haar Hoog Mogende aan op de vereeniging der beide Maatfchappyen , of dat de Ooft-Indifche Maatfchappye , ten minften haar met een goed Kapitaal moeft byftaan , om haar vervallen zaaken weer op te rechten , klagende dat zy geen duizend guldens in kas had , 't geen in 't geheel niet ftrookte met haar voorige aanbieding , van zoo veel Tonnen Schats in kas van vereeniging met onze Maatfchappye , te zullen inbrengen. In Wynmaand van dit Jaar verklaarden de Bewindhebberen der Ooft-Indifche, Maatfchappye 5  Ooft-Indifche Compagnie. 413 pye, nogmaals aan haar Hoog Mogende: dat zy haaren Koophandel na haar ingeleid Kapitaal hadden begonnen , 't geen ook nog genoegfaam toerykende was , en zy dus het zelve niet -zoude "vergrooten, dus zy volftrekt by haare weigering volharden , om zig met de Weft-Indifche Maatfchappye , of die der ontworpen Friefche Maatfchappye, te vereenigen. De Steeden Amfteldam , Rotterdam , Delft , Hoorn en Enkhuyzen , verklaarden ook ter vergadering der Algemeene Staten met ronde woorden : dat zy ieder haar aandeel in de Algemeene laften zouden inhouden , zoo lang men weigerig bleev, om het Oktrooy van de OoftIndifche Maatfchappye te vernieuwen- In Wintermaand daar aan volgende gav zeeker Heer van der Kapelle genaamt , aan haar Hoog Mogende te kennen : dat 'er te Amfteldam eenige Kooplieden waren , welken ten behoeve van het Algemeene Land wilden geeven 3 een hondert en vyvtig Tonnen Gouds, zoo men aan hun een Oktrooy wilde verkenen , om vry op Ooft-Indien te mogen Vaaren en Handelen 3 mids men van dat Kapitaal , vyvtig Tonnen Schats aan de Weft-Indifche Maatfchappye gav , om haar vervallen zaaken te herftcllen. Doch op deeze aanbieding is niets gevolgd , dewyl de Provincie Holland, fterk voor °de oude Ooft - Indifche Maatfchappye was, dus wierd het Oktrooy wederom verlengt tot den 18de van Louwmaand van 't volgende Jaar 1645 3 waar na haar Hoog Mogende , eindelyk op den üfte van Zomermaand 1647 , het zelve in deezer voegen voor vyv en twintig jaaren verlengden , ea waar by onder  414 Hiftorie van de Nederlandfche der anderen, de provifien van de Bewindhebberen, nader bepaalt wierden. „ De Staten Generaal (a) der Vereenigde Ne_ „ derlanden, allen den geenen die deefen jegen- woordigen fullen worden vertoont, Salut. „ DOEN TE WEETEN ; dat nader over„ woogcn hebbende de geleegentheid en con„ ftitutie, van de Ooft Indifche Compagnie dee„ fèr Landen, en daar neffens meede lettende, „ dat den welftand der Ingefeetenen van dien „ principalyk is beftaande in de Navigatie, Han„ delingen en Commercien , die uyt defelve „ Landen van allen ouden tyden gedreeven , „ en van tyd tot tyd fucceffive vermeerdert zyn „ in andere Landen van Europa, Azia, Afri„ ca, als ook anderfints, mitsgaders in behoor„ lyke agtinge genoomen de confervatie en „ maintien van het publicq geloof en Contrac„ ten , aangegaan met veele en diverfche Na„ tien , Ryken en Landen in Ooft-Indien, en „ de behoudeniffe van de Plaatfen, met exces„ five affiftentie en groote voorforge van dee„ fen Staat verkreegen, en onder onfe gehoor„ faamheid gebragt, en voorts op den grooten „ ondienft , die tot nadeel van alle de Ingefee„ tenen deefer Landen ftaat te verwagten, in„ dien de voorfz. Compagnie zoude werden „ gediflblveert, wy , omme de voorfchreeve In„ gefeetenen te doen genieten de lang verwag„ te vrugten, der meergenoemde exceffive affi„ ftentien en voorforge , ook te conferveeren „ de Navigatie en Commercien. van defelve , „en (a) Groot Plakaat Boek ifte deel, Fol. 54Ö.  Ooft - Indifche Compagnie. 415 „ en ook te verhoeden den voornoemden on„ dienft, en alle de voorlchreeve Natiën, Ry„ ken , Landen en Plaatfen niet te verlaten , en proftitueeren ten appetyte van hunne Vy„ anden, en derifie en fpot van deefen Staat, „ uyt onze regte wetenfchap en volle magt het „ Ocfroy van de voorfchreeve Compagnie, in „ dato den 22 December 1622, den 22 Maart „ laaftleeden nogmaals hebben gecontinueert en „ vernieuwt, voor den tyd van vyf en twintig „ jaaren agter een volgende, ingang genoo„ men hebbende met den eerften dag der maand „ van January, in deefen loopende jaare 1647, „ en dat volgens en binnen deLimiten, als in „ het jongfte Ocrroy aan de voorfz. Compag„ nie gegeeven , en daar op gevolgde Amplia„ tien en nadere Interpretatie , ten reguarde „ der voorfz. Limiten, en voorts op alle fulke „ Poinclen, Articulen, Ampliatien, Interpre„ tatien, Refolutien en Authorifatien, van tyd „ tot tyd, geduurende de voorgaande Ooft-In„ difche Ócixoyen, ten 'reguarde van dien fuc„ ceffive gevallen, edog onder de nadere Con„ ditien, Limitatien en Reftriclien hier na „ volgende ; te weeten, dat de Tracrementcn „ van de Bewindhebbers der Ooft-Indifche Com„ pagnie in de Kamer van Amfterdam , in „ plaats van de voorige getrokken provifien „ jaarlyks , yder zal genieten tot ftaande Trac„ tement drie duyfend een honderd , Carolus „ guldens tot veertig grooten het ftuk ; de Be„ windhebbers ter Kamer van Zeeland twee „ duyfend fes honderd guldens , de Bewind„ hebbers van de kleyne Kameren derfelver „ Compagnie , zoo op de Maaze als in het „ No rder Quartier refpeclive, elks twaalf hon- „ dert  416 Hiftorie van de Nederlandfche „ dert guldens 5 de Bewindhebbers van, de re„ fpecfive Provinciën en Leeden , de Provincie „ van Stad en Landen, (welke Provincie voor „ deefen geen Bewindhebberen in de voorfz. „ Compagnie en heeft gehad:) nu meede daar „ onder begreepen, elks twaalf hondert gelyke „ guldens des jaars ; des zullen de refpeftive „ Bewindhebberen van de voorfz. Provinciën „ en Leeden, gelyk de Bewindhebberen in de „ voornoemde refpe&ive klyne Kameren, moe„ ten heredeeren en refiqueeren voor haar ey„ gen reekeninge drie duylënt guldens capitaals, „ wel verftaande , dat de Bewindhebberen van „ Gelderland en Utregt, refpeaive (uilen bly„ ven in de Kamer daar zy jegenwoordig zyn: „ Ten tweeden, dat een of meerder der voorfz. „ refpecYive Traótementen komende te vacee„ ren, fullen zyn en blyven ten profyte van de „ meergenoemde Ooft-Indifche Compagnie , en „ dat ter tyd en wylen toe dat vaceerende plaat„ fen fullen zyn vervult, het welk fal moeten „ gefchieden binnen den tyd van drie maanden „ precies, te reekenen van den dag af dat de „ voorfz. plaatfen vacant fullen zyn geworden; „ Ten derden , dat de beëdigde Hooftpartici„ panten van de meergenoemde Compagnie , „ elks voor haare moeyten jaarlyks fullen ge„ nieten twee honderd guldens: Ten vierden , „ dat de gemeene reekeninge der meergenoem„ de Compagnie fal moeten gefchieden alle vier „ jaaren , ten overftaan van de Heeren onze „ Gedeputeerden , ingang genoomen hebbende „ den felven tyd van de voorfz. reekeninge , „ met de expiratie van het jongfte voorgaande „ Ooft-Indifch Odïroy; en zullen de Heeren „ onfe Gedeputeerden tot auditie en opneemin-  Ooft - Indifche Compagnie, 417" ■y7 ge, der voorfz. Reekeninge des daags, de „ voornoemde Reekeninge geduurende , voor „ vacatie en teeringe elks genieten , booveri. „ Schuyt en Wagenvragt, tien guldens eens , „ zonder meer , celfeerende mitsdien alle Dei, froyementen, Recompenfen, Recognitiën of „ Vereeringen, hoe die genaemd zouden moo„ gen zyn of werden ; Ten vyfden, dat by oi* „ van weegen de voornoemde Ooft-Indifche „ Compagnie, ter oorfaake van de voorfz. pro„ longatie en vernieuwinge van het voorfz. vyf „ en twintig jaarig Oktrooy, aan en ten behoeve „ van den Staat deefer Landen zal moeten wer„ den uytgekeerd, op den naam van denÖntfam„ ger Generaal Philips Doubleth, de fomme van „ vyftien honderd duyfend guldens eens , op „ de navolgende termynen te weeten : nu da„ telyk contant drie honderd duyfend guldens, in December naaftkomende nog drie honderd „ duyfend guldens, en in December Anno 1648 „ drie hondert duyfend guldens, en zoo voort» „ van jaar tot jaar, ter concurrentie van de voorfz. „ vyftien hondert duyfend guldens; doch fullen „ de voornoemde contanten, alsook de verdere „ te verfchynen penningen , gelaaten worden „ onder die van de voornoemde Ooft-Indifche „ Compagnie, ter tyd en wylen toe, dat op het „ employ van defelve, ten koften van de Wcft„ Indifche Compagnie by ons zal worden ge3, difponeert; des fullen de Bewindhebberen van „ de meer genoemde Ooft-Indifche Compagnie gehouden zyn , gelyk haar belaft werd mits „ deefen, te paffeeren Obligatie in behoorlyke „ forme , daar by fullen belooven de voorfz. „ fomme van vyftien honderd duyfend guldens „ aan den Ontfanger Generaal voornoemd, dp 11 Deel. Dd ■, de  4i8 Hiftorie van de Nederlandfche de booven beraamde termynen, volgens onfe " ordre fucceffive te betaalen. En op dat alle " het geene voorfz. is, of hier vooren aange" roerd wierd, voor zoo veel den Staat deefer " Landen conccrneert , mag werden agteivolgt „ en onderhouden , ontbieden wy de Staaten , „ Stadhouders en Gecommitteerde Raaden, las, ten en beveeleu voorts den Cancelier, Pia> " fidenten en Raaden van de Hoven van Juiti„ tie, de Collegien ter Admiraliteyt, alle Admiralen , Overften, Gouverneurs van Stee„ den en Plaatfen , allen Ritmeefteren en Capiteynen te paard , te voet, te Water en te „ Lande, mitsgaders alle Officieren , jufticieren en Ingezetenen deefer Landen, haar hier Z na te reguleeren , fonder hier tegen yet te doen of te attenteeren , of gedoogen gedaan " te worden, want wy zulks ten meeften dien"> fte van den Lande, en van de Ingezeetenen H van dien bevonden hebben te behooren. En op dat dit valt en bondig blyve hebben wy deefe onze opene Brieven doen depecheeren in gewoonlyke forme, doen zeegelen met onfen grooten Zegelen , en bekragtigen met onlc Paraphure, en gewoonlyke Signature van onfen Griffier , in den Hage op den 22 Juny 1647. Was geparapheert, J. de Gent, vt. Onderftond , ter Ordonnantie van Hoog gemelde Heeren Staten Generaal. Geteekent, Cornelis Mufch. Geduurende de oneenigheeden over het verkenen van een nieuw Oktrooy , lagen de Bewindslieden onzer Maatfchappye, heevig over hoop met den Kardinaal Mazanm , de Afger zant  Öofi-Indifche Compagnie. 419» sant van den Koning van Portugal, over dé bezitting van eenige plaatfen op 't Eiland Ceylon ; men beweerde dat het Koningryk Gale h geen onze Maatfchappye had verovert, was een der zeven Vorftendommert van 't gezeidé Eiland ; 't geen door dien Afgezant ontkent wierd , ook hadden de Bewindhebberen bereids met malkanderen beflootert , om zes duizend Man daar heen te zenden, ter verovering vari het zelve Eiland ; waar over dien Afgezant Vervolgens in Oogftmaand van dit Jaar 1644 i by haar Hoög Mogende klagtig viel, zeggende onder anderen : dat zyn Koning zeer te onvreeden was , over 't gedrag onzer Maatfchappye in Ooft-Indien, die den Oorlog bleeVen Voeren teegens den Portugeezen , eVeri of zy nog Onderdaanen van den Koning van Span jen waren , en zoo men zulks niet ftaakten , zou zyn Koning genoodzaakt worden, fcheepen en volk naar Ooft-Indien te zenden, waar door hy zyn magt in Europa zoude moeten verZwakken en dus buiten ftaat Worden , om den Koning vün Spanjen het Hoofd te kunnen bieden , waar aan ons Land egter meer geleegen was, dan om eenige byzondere Kooplieden int Holland ryk te doen worden. Op deeze klagten wierd door de Algemeene Staten geantwoord : dat men met hem zoude nazien het Traktaat van Beftand met zyn Koning en deezen Staat gemaakt, en dat hy dus daar uit aan haar Hoog Mogende gelievde aart tetoonen, teegerts welk punt, de Ooft-Indifche" Maatfchappye misdaan had. In tuffchen liet den Koning van Frankryk door zyn Afgezant in den Hage , ernftige vermaaningen doen by haar Hoog Mogende ova Pd 4 im  420 Hiftorie vxp de Nederland*]cle die verfchillen in der minne by te leggen, of aan de uitfpraak van goede mannen te ftellen $ waar toe de Bewindhebbers onzer Maatfchappye in 't eerft niet wilden befluiten, die meer voordeel voor haar Maatfchappye in den Oorlog op Ceylon zagen ; eindelyk wierd op den softe van Lentemaand 1645, een Piovifioneel en byzonder Traktaat, rakende de Stad en het Fort Gale op 't Eiland Ceylon gemaakt , dat voornaamlyk hier in beftond : „ Dat het beftand van 't Jaar 1641 , tuffchen „ den Koning van Portugal en de Algemeene „ btaten gemaakt, niet behoorlyk in Ooft In„ dien onderhouden was , uit hoofden van de „ Tweedragt ontftaan , tuffchen de wederzyd„ fche Bevelhebbers op 't Eiland Ceylon , en „ wel voornaamlyk over de grensfcheiding ora„ trent de Stad Gale; welke verfchillen in dee„ zer voegen wierden vereffent. „Dat onze Ooft-Indifche Maatfchappye, „ het vrye gebruik zoude hebben van het platte „ Land, in den omtrek van de Stad Gale gc„ leegen, zoo tot aanteeling van aardgewaflën als van vrugten; in dier voegen als zy het „ zelve bezeeten had, by de afkondiging van „ het tiert jaarige beftand ; mids dat zy ge„ duurende dit provifioneel Traktaat, geen K.a„ neel mogte teelen of fchillen. „ Daar en teegens beloovde de Koning van „ Portugal, aan zyne Bevelhebbers op Ceylon te beVeelen : om geduurende dat de bezitting „ Van de Stad en 't Fort Gale, niet ten princi„ paale was afgedaan, aan de bediendens onzer „ Maatfchappve's Jaarlyks te leeveren, zes hondert kwintaalen fyne Kaneel, ieder kwin;aal „^gereekcnt op 12,8 pond Portugeefch gewigt. „ Zoo  Ooft-Indifche Compagnie. 42ï „ Zoo men ten principaalen met malkande„ ren tot geen akkoord kon komen , zou dit „ provifioneei Traktaat egter ftand grypen, al,„ le vyandlykhecden ophouden, en de zaak. „ aan de uitfpraak van onzydige Regters, (we„ derzyds te verkiezen) gefteld worden. „ Ter wederzyde zoude te rug gegeeven „ worden, alle de prys gemaakte Scheepen en „ Koopmanfchappen , gelyk ook alle de afge„ nomen Plaatfen en Foiten, zedert de Publi„ katie van het voorgaande Traktaat, van dcu „ 12de van Zomermaand 1Ó41 , en dat zonder „ eenig uitftel of verhindering , op de bekent„ making van dit Traktaat in Ooft-Indien ; „ doch de manier van het een en ander te rug „ te geeven, zoude ftaan aan het goedvinden „ van de wederzydfche Bevelhebbers aldaar. „ Dit Traktaat of wel de affchrivten van 't „ zelve, zouden door den Koning van Porta„ gal ende Algemeene Staten , met de eerft „ vertrekkende fcheepen naar Ooft Indien wor„ den gezonden , met uitdrukkelyken laft aan i? de wederzydfche Bevelhebbers aldaar , om „ zig ftiptelyk daar aan te houden, zoo meede „ aan het voorige Traktaat of beftand van 't „ Jaar 1641. „ Alle den twift ende oneenigheid die over „ beide deeze fraktaaten, (onverwagt) mogten „ ontftaan , tuffchen de wederzydfche Bevel„ hebbers in Ooft-Indien; moeften zonder uit„ ftel herwaards overgebragt worden , om door „ de Gemagtigdens der Algemeene Staten en „ den Afgezant van den Koning van Portugal „ in der tyd, te worden vereffent en afgedaan. „ De wederzydfche goedkeuring en beveftisï g'ng vaii dit Traktaat, moeft binnen, vi,?r D d 3 „ maann  ^22 Hiftorie van de Nederlandfche 9, maanden gefchieden ; egter moeft dit en h$i „ voorgaande Traktaat, van nu aan ftand gry„ pen en onderhouden worden. In de twee verloopen jaaren haft onze Maatfchappye , weer goede Retouren uit Ooft-Indien gekreegen, als m 't Jaar 1643, onder het bevel van Karei Hartiing, tien fcheepen en 's Jaars daar aan, nog zeven fcheepen, met den buiten gewoonen Raad Anthony Kaan, waar van de ladingen der eerft gemelde Vloot, 3227882 guldens en van de laaft gemelde, 2070666 guldens inkoops bedroegen ; ook kwamen in dit jaar 1645 , agt koftbaare ladingen uit Ooft-Indien met Paulus Krook, (Gezaghebber van den Handel te Suratte:) waar van de inkoops prys, £921806 guldens was. Zy had in Louwmaand van 't Jaar 1643 , aan haare deelgenooten vyftien ten hondert in Nagelen uit gedeelt, gelyk zy ook in 't volgende Jaar 1644 in Slagtmaand, vyv en twintig ten hondert in Nagelen , en in Wintermaand daar aan in geld, nog twintig ten hondert uit keerde , doch in dit Jaar 1645 , deed zy geen uitdeeling aan haare Intreffanten. * Het Oorlogs Zwaard dat nu zoo veele jaaren in onze Nederlanden gewoed had , fcheen einlyk als vermoeid van bloed te plengen; alzoo de ftrydende partyen thans ernftiger dan voorheen tot den Vreede geneegen waren; ten dien einde wierden uit het lichaam der Algemeene Staten, verfcheiden Leeden gemagtigt, pm als Afgezanten naar Munfter te gaan , alwaar het Congres ftond gehouden te worden \ na dat alvoorens door de btaten van ieder Provincie , haare belangens dies weegens in gefchrivte by haar Hoog Mogende waren ingelee- yen 3  Ooft,- Indifche Gbmpagnie. 423 x'crt 't geen dan ook onder anderen , dooide Bewindhebberen onzer Maatfchappye wierd gedaan, die aan de Algemeene Staten ffi overweeging gaven: dat het na hun oordeel , t vooideeïigtte voor hunne Maatfchappye zoude zyn, dat den Oorlog in Ooft-Indien met de Kroon van Span jen wierd gecontinueeit; dewyl zv toch altoos met de Wapenen in de hand^, op haar hoede zoude moeten zyn, teegens t geweld ende liften der Spanjaarden , doch zoo zulks anders by haar Hoog Mogende begreepen wierd, zoo vertrouwden zy egter: dat er zorge zoMde worden gedraagen, dat die Natie alleen gelaaten wierd by haar Vaart naar OoftIndien! zoo als zy die aldaar nog hadden ; zonder dezelve wyder temogen uitbreiden en dat het ook noodzaaklyk was 5 dat zy uit Fortuoeefch Indien wierden gehouden, alzoo hun Koning, onder voorgeeven van de Portugeelen weer onder zyn gebied te brengen , anders een groote magt van fcheepen en volk naar OoltIndien zoude zenden; waar door onze Maatfchappye geftadig in vreeze zou worden gehouden en groote koften zoude moeten doen , om gewapend te blyven en laaftelyk dat het aan de Bewindhebbers onzer Maatfchappye vry -oude ftaan , voor haare Perfoonen en Goederen , in de Spaanfche Heerfchappye te mogen handelen en wandelen , zonder eenig belet en dat aan haar dies wegens een Akte van verzeekering mogt worden gegeeven , alle welke puntten zy aan de Hooge wysheid , van haar Hoog Mogende aanbevoolen. Dit vertoog en *t geen weegens de AVett-lndifche Maatfchappye wierd ingeleevert, vonden dan ook zodanige ingang by de AlgemeeneDd 4 Sttk-  4^4 Hiftorie van ie Nederlandfche Staten, dat zy aan haare Gemagtigdens op de aanftaande Vreede handeling wel uitdrukkelyk bevel gaven : om de Vaart en den Handel op beide de Indien, volftrekt te Majntineeren. t Geen dan ook vervolgens door den Koning van Spanjen, by het vreedens Traktaat van den Softe van Louwmaand 1648 wierd toegeftemt, want na dat hy in de eerfte Artikuls van 't zelve Traktaat, met ronde woorden had verklaard ; dat hy voor hem en zyne nakomelingen , voor eeuwig afftand deed van al het regt -t geen hy nog vermeende , bp deeze Vereenigde Nederlanden te hebben , en dierhalven derzelver inwoonders voor yrye Volkeren verklaarde , wierd in 't vyvde Artikul gezegt. (a) „ De Navigatien ende Traffiquen op de ,, Ooft ende Weft-Indien , zullen gemainti„ neert volgens ende in Conformke van de „ Octroyen , daar toe al bereids gegeeven , „ ofte nog te geeven, ende tot verfeekerheid „ yan dien zal ftrekken het jeegenwoordige Traóiaat ende Ratificatie , ter/wederzyden daar op uit te brengen. Ende zullen onder „ het voornoemde Tracraat begreepen worden , »i alle Potentaten , Natiën ende Volkeren , ,,' waar meede de voornoemde Heeren Staten , „ ofte die van de Ooft ende Weft-Indifche ii Compagnie, van harent wegen binnen de „ Lemiten van haar Oclroy , in vriendfehap „ ende alliantie ftaan ende fal een yder, te si weeten , de Hoogft gemelte Heeren Koning ende Staten refpective, blyven bezitten ende. rt Sau~ üb Groot Piakaat Boek ifte ceel, Fol, 79.  Ooft - Indifche Compagnie. 42.5 „ gaudeercn zodanige Heetiykheeden , Stec„ den , Cafteelen , Sterkten , Handel, ende „ Landen in de Ooft ende Weft-Indien , als „ ook Brafil , midsgaders op de Kuften van „ Afia, Africa ende America refpeétive , als „ dezelve Heeren Koning ende Staten rcfpec„ tivelyk zyn hebbende ende bezittende; daar „ onder fpecialyk begreepen de plaatfen by de „ Portugeefen , zcedert den Jaare 1641 , den „ Heeren Staten afgenoomen ende geoccu„ peert, of die plaatfen die zy hier namaals „ zonder infractie , van 't jegenwoordig Trac„ taat zullen komen te verkrygen en te befit„ ten ; ende zullen de Bewindhebberen , zoo „ van de Ooft en Weft-Indifche Compagnie „ der Geünieerde Provintien , als ook de Mi„ nifters, hooge ende laage Officiers, Soldaten „ ende Bootgezellen, in Actueelen dienft van „ de een ofte de ander der voorfz. twee Comv pagnien weefende , of geweeft zynde , als „ ook die uit derzelver refpeótive dienften , „ zoo hier te Lande als in 't Diftrict der op„ gemelde Compagnien als nog continueeren , „ ende naar deefen nog gemployeert mogten worden , vry ende onbekommert zyn in alle „ de Landen , ftaande onder de gehoorfaarn„ heid van deefen Koning van Spanjm , in Europa zullen mogen ryfen, handelen ende „ wandelen , als alle andere Ingezetenen van „ de Landen, van de voornoemde Heeren Sta„ ten , voorts is befprooken ende geftepuleert „ dat de Spanjaarden, zullen blyven by hun„ ne V^aarten in zodaniger voegen, als zy de„ zelve in Ooft-Indien als nog hebben, zonder s, hun verder te mogen extendeeren , gelyk £ ook meede de Ineezetenen der Vereenigde  426 Hiftorie van de Nederlandfche „ Nederlanden , haar zullen onthouden van de „ frequentatie , van de Caftiliaanfche plaatfen „ in Ooft-Indien. De andere Artikulen van dit Traktaat, gaan wy ftilzwygende voor by, als buiten ons bellek zynde. Verder is 'er niets van aanbelang in de Nederlanden, dat betrekking op onze Ooft Indifche Maatfchappye had ; van *t Jaar 1645 tot het Jaar 1650 voorgevallen , als dat zy in 't Jaar 1646 neegen fcheepen uit Ooft-Indien kreeg , onder den Bevelhebber Maximtliaan la Maire, waar van de ladingen 2529610 guldens inkoops koften, en in 't volgende Jaar 1647 , tien fcheepen onder het bevel van Jeremias van Vliet, ( Landvoogd van Malakka ,) waar van de inkoops prys der ladingen 2151032 guldens was; gelyk ook in 't Jaar 1648, onder den Bevelhebber Cornelis Wollehrand Gelynsz. , twaalv fcheepen, die de ladingen 2073630 guldens inkoops bedroegen , en laatftelyk in de twee volgende Jaaren 1649 en 1650, in't eerfte jaar , negen fcheepen onder den Bevelhebber Simon Pietersz. , en in 't laaft gedagte jaar onder het geleide van Arend Barendsz. Muykens , ( Gezaghebber van Suratte ,) weer negen fcheepen, waar van de inkoops pryzen der ladingen van de eerften, 224310Ó guldens en van de laaften 1946417 guldens, bedroegen -y doch of deeze en de voorige opgegeeven fcheepen , alle behouden in de Havens deezer Landen zyn gekooinen ; (dat egter niet denkelyk is:) kennen wy by gebrek var* behoorlyke aanteekening y niet bepaalen. De  Ooft-Indifche Compagnie. 427 De uitdeelingen welke onze Maatfchappye lp die jaaren aan haare deelgenooten deed , waren in Louwmaand van 't Jaar 1646, twee en twintig en een halve gulden ten hondert , en in Wintermaand van 't zelve jaar, nog vyv en twintig ten hondert , in 't volgende Jaar 1647 deed zy geen uitdeeling ; doch in 't Jaar 1648 in Louwmaand, weer vyv en twintig ten. hondert , en in 't Jaar 1649 dertig ten hondert ; maar in 't Jaar 1650 flegts twintig ten hondert , alles in geld. In 't laaft gedagte jaar, wierden door de Bewindhebberen onzer Maatfchappye, ofte wel door de Vergaadering van Zeventienen , alle de orders en beveelen die bevoorens ten opzigten haarer bediendens , aan fcheeps boord als elders gegeeven waren, niet alleen by een verzamelt , maar ook nog nader en ftrikter bepaald , in dier voegen als in de onderftaande Artikul briev te zien is; welke vervolgens eerft op den 8fte van Lentemaand 1658., door de Algemeene Staten met derzelver hooge goedkeuring wierd bekragtigt; doch welke Artikul briev naderhand in 't Jaar 1672 , in zommige Artikulen is verandert en vermeerdert , welke verandering wy hebben goedgedagt, by wyze Van Nota's, hier by te voegen. A R-  4^8 Hiftorie van de Nederlandfche ART ICULEN E N ORDONNANTIËN, Op welke aangenomen ende beëedigt zullen wérden alle perfoonen , die hun voortaan in den dienft van de Generale Nederlandfche Geoftroyeerde ÖöftIndifche Compagnie fullen begeeven, omme nier. derfelver fcheepen naar de Ooft Indien te varen. Dewelke de Doorluchtige Hoog. ende Mog Heeren Staten Generaal dcfêr vrye Vereenigde Nederlanden; de Doorluchtige Hoog geboore Vorft. (a) By der gratie Gods , Prince van Orange , Gravc van Naffau.v, Catfenelleboge, Vyande, Dieft, Linge, Meurs, Buuigh, Leerdam, Marquis van derVcere ende Vliffiingerj , Heere ende Baron van Breda, det* Stad Grave cn dcLanden van Cuyk, Dieft, Grimbergen j hernftal, Cranendoncq, Wavnelton , Arloy, Noceroy , S. Vyt , Doesburg , Polanen , Willem ftad , Nïeuvaarr, Fffelfteyn, S. Mnrtensdyk, Geertr uy den berg, Chafteau Renard, de hooge ende laagc Swatuwe, Naald wyk, ende Erff Burg-Uravc van Antwerpen , ende Bafancoh, Erff-Maarfehalk van Holland } Gouverneur (b) van Gelderland, Holland , Zeeland, Weftfriefland, Zutnhen , Utrecht, Overyffel, de Stad Groningen ende Ommelanden , Capitcyn Generaal ende Admiraal der Vereenigde Nederlanden ; eude de Bewindhebberen van de Generale Gcottroyeerde Ooft • Indifche Compagnie der gemelte Nederlanden , ordonneren ende bevelen , dat, geduurende de, voorfchreven reyf'c, zoo te Water als te Lande, naargekomen, onderhouden, ende agtervolgt fullen werden (a) In de Artikul briev van 't jaar 1672 ftaat; Hoog geboore Furft en Heer Willem Ilenrik. tb} En Stadhouder van Holland, Zeeland en Weftfriefland.,  Ooft-Iridifthe Compagnie-, 429 den, by alle 't volk, die by de voorfc-ydeBewindhebberen vervolgens aangenomen zullen werden , omme te varen naar de Ooit Indien, gelyk by Inftrufiie van de Bewindhebberen den Commandeur ende Opperhoofden van haare fcheepen geordonneert ende gelaft zal werden. t In den eerften: Alzoo by de voorfchreven Bewindhebberen , uyt kragte van 't Oktrooy, mitsgaders de Inttucbe voor den Gouverneur Generaal ende Raden van India, by de Hooge Mogende Heeren, de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden , ende zyne Hoog Vorftelyke Gen. myn Heeve de Prince van Orangien, geapprobeert ende geCönfirmeert, tot Gouverneur Generaal inde Ooft-Indien left geftelt, gecommitteert ende geauthorifëef t is, den Ernfeften, Manhaften z0° zullen alle Koopluyden, Schippers, onder Koopluyden, Adfifteüten , Stuurluyden, fcheeps Officieren , Bootsgefellen, Capitevnen , Officieren , Soldaaten ende alle andere in den dienft van de voorfcyde Compagnie uytgevaren perfoonen, niemand uytgefondert:, gehoorfamen, ende den Eed van getrouwigheyd ende gehoorfaamheyd moeten doen , naar 't formulier by de gemelte Heereri Staten, ende zyne Iloogheyd, daar toe geordonneert, aan den voornoemden ende by desfclfs aflyvigheyt ofte revocatie, aan den geenen , die by den Bewinthebbercn alhier, ende by aebreeke van dien, by den Raden van India aldaar, in desfclfs plaatfe, zal werden ende wefen verkooren ende gefubftitueerc. I I. Voorts zullen alle fcheeps Officieren ende Bootsge» zeilen haare Schippers ; ende de Soldaten haare Sargeanten , ende hooger Officieren, c-nde defelve al te zamen , mitsgaders" ook de voornoemde Schippers , S n-geanten, ende andere hooger Officieren , onder Koopluyden, Adfiftenten, haren Koopman(c) getrouw ende V) In de Artikul briev van 1672 ftaat : of by gebreeke Van dezelve, den Schipper.  430 Hiftorie van de Nederlandfche ende onderdanig zyn , in alles wat hy hun gebieden zal, zonder wederfpannig te vallen in eeniger manieren: ende dit alles, niet tegenltaande , dat" de Paten* te van zyn Hoogheyd, om redenen daar toe dienende, op des Schippers naam is gemaakt, waar mede de Schippers haar tegens de Koopluyden ende tegens den inhoud van dit Artikul niet zullen mogen behelpen; blyvende niet te min defelve Patente in alle andere faaken in haare volkomen vigeur. I I I. Dien volgende, zullen de Schippers't gebied hebben over 't fcheeps volk, ende de regeeringe van dien; als van feyl te maaken , 't felve te verminderen ofte vermeerderen, courfen te zetten ofte te veranderen ; alles volgens de fchriftclyke ordre ende inftruclie van den Breeden ende Scheeps Raad, mitsgaders ook de inflrucfie op de voorder regeering van 'c fcheeps volkgeftelt, endeopderefpective fchepen mede gegeven. 1 V. Maar de Schippers ende Stuurluyden , in hunne courfen ende gifïïnge difFererende , zullen gehouden •wefen naar te komen het geene, by de meefte Hemmen , van de Schippers ende Stuurluyden, ten overftaan van de Commandeur ofte fcheeps Raad, zal werden geordonneert. V. Ende zoo wanneer de fcheepen zullen voor anker leggen , om te ververfchen ofte handelen , zoo zal de voorfchreven ververfinge , mitsgaders de plaatfe waar men ververfchen zal, ende hoe lange men daar zal blyven ftaan , tot difcretie van den Commandeur ende den breeden Raad, enie defelve gebreekende, aan den dagelykfehen fcheeps Raad. V I. De Schippers zullen geen fchuyten ofte boots met eenig volk van boort mogen fenden, zonder daar van  Ooft - Indifche Compagnie. 431 van den Koopman eerft te verwittigen , ende daar toe confent te verkrygen. V I ï. By verfterven (dat God verhoede) van den Commandeur, (by aldien daar een over eenige fcheepen geftelt mogte wefen.) zullen de Koopluyden van de refogffive fcheepen naar d'ordre in den Seyn-brief gecxprelTeert, beurt om beurt, by de weeken, maant ofte veertien dagen, commanderen ende de vlagge voeren: alzoo wy verftaan ende begeeren, dattcr altoos (eenige fcheepen van defe Compagnie by malkanderen ofte in Compagnie zeylende,) eenen Commandeur over de Vloote wefen zal, mitsgaders eenen Breeden Raad, die beftaan zal uyt alle de Koopluyden, Schippers, onder Koopluyden, opper Stuurluyden ende de Sargeanten, ofte hooger Órficieren over de Soldaten, die op dc refpeftive fcheepen in de vloot varende , gevonden zullen werden ; in welk Collegie dc Commandeur prsefidcren , ende by gdykheid van ftemmen, dobbele ftemme hebben zal. VIII. Aangaande dc ordre op de Juftitie , den Koophandel ende wat daar aan dependeert, mitsgaders hec verzeilen , aandoen van eenige plaatfen tot volbrenginge van dc reyfe, ende den gevolge van dien, daar van zullen de bcfondere Inftruftien ende Seynbrieven, by de Bewindhebberen daar van te maaken, by den voornoemden Commandeur (d) agtervolgt werden , in allen fchyn, ofte defelve in defen Artikul. brief waren begrepen. I X. Op dat alle disordre geweert ende goede Juftitie geadminiftreert zoude mogen werden, zoo is op yder fchip een Collegie van vyf perfoonen als Rechters geordonneert, met volkomen macht, omme over alle civile ende kleyne misbruyken Juftitie te adminiftreren ende recht te doen, te weten: de Koopman, op zyn (d) JYIitsgaders den breeden fcheeps Raad.  43£ Hiftorie van de Nederlandfche zyn fcbip als Prasfident, de Schipper, de onder Koopman, de opperstuurman, ende hoog Bootsman, (e) X. Ende aangaande de capitale ofte halsfaaken; dié zullen by den Fiscaal in Ooft Indien beklaagt, ende by den Gouverneur Generaal ende zynen Raad, mitsgaders, indien de Generaal endè Raad zulks goct vinóen , 't Collegie des fcheeps Raad, onder welke de misdadige forteert, afgedaan ende berigt werden; (f) alles volgens de voorfchreve Intructie, ofte die naarïriaals by den Gouverneur Generaal ende zynen Raad gemaakt zoude mogen werden. X I. Welverftaande: by aldien eenige confpiratie, ofte andere notoire halsfaken , in de uyt ofte wederom reyfe, in de fcheepen mogten voorvallen, dat defelve naar behoorlyke genomen , ende by gefchrifte gefielde informatien, op de aanklagten van de Fiscaal, ofte den genen by den fcheeps Raad in desfelfs plaatfe te committeren , datelyk bericht, ende geexecuteert zullen werden, zonder gelyk als voor defen gebeurt is, de misdadige tot groot perykel vande fcheepen in verzeekeringe te houden, omme in Ooft-Indien ofte naar huys te brengen, ende aldaar haare verdiende ftraffe te doen ontfangen. X I I. Zullen ook geene» vergaderinge ofte by een komfte uyt het eene fchip in 't "ander in de Vloóte gehouden weiden; ook niemant van wat conditie ofte qualiteyc hy zy, vermogen van het eene fchip in 't ander te gaan, zonder expres bevel van de Commandeur, die alle byeenkomfte zal beroepen ; op pene van een maand gagic t'elkens te verbeuren , die bevonden zal v/erden iets ter contrarie gedaan te hebben, XIII. (e) En by gebreeken van een of meer van dezelve, de naaft in ordre of rang volgende Officieren. Cf) En by den Raad van Jultitie of andere geordonneerde Regters, ter plaatze var) haar aankomft aldaar, afgedaaa ende bericht werden,  Öofl-Inéftbe Compagnie. 433 XIII. De Koopman, Schiper, ende Overfte van de Soldaten , daar eenige op de fchepen zyn, zullen ordre ftellen j dat alle nachten drie ofte viermaals, in alle quartieren, de ronde onder ende boven in de fcheepen werde gedaan, by den genen die zy luydcn daar toe by beunen zullen committeren, om alle onraat, disordre, ende infonderheid alle t'famenrottingen ende confpiratien, onder 't volk te voorkomen. X I V. Ende zoö wie eenige confpiratie ofte voorgenomen muyterye ontdekt, ende aan den dag brengt, indien hy mede aan defelve fchuldig is, zal vry van ftrafFe wefen, ende noch twintig Realen van agten daar en boven genieten; by aldien hy aan defelve confpiratie cnfchuldig is, zal met vyftig Realen van agten vereert , ende daar en boven tot het eerfte vacante officie , tot het welke hy bequaam mogte wefen, geadvanpeert, ende gevordert werden. Diergelyke ver- eennge ende advancement zal ook den genen genieten , die eenig voorgenomen verraat ofte confpiratie in eenig Fort ofte Lomptoir van de Compagnie, in eenige plaatfe van India, zal ontdekken ofte uytbrengen. X V. Niemant zal des Heeren Naam ydelyk mogen misbruyken , 't zy met vloeken , zweeren , lafterlyke propooften , gekkeryen , ofte anderfins ; op de verbeurte van tien ftuyvers, ende arbitrale correctie naar gelegenheyd van de lafteringen die gefeyt ende ge- iprooKen zullen zyn. XVI. Zal ook niemant zig vervorderen , den Predicant, ende vermaander van Gods Heylig woort, te beris- 11.. . . _ 1 ■. 1 - ri.* II. Deel. Ee XVII.  454 Hiftorie van de Nederlandfche XVII. Voorts, zoo wanneer 's morgens voor de vroeg koft, ende 'savonts voor 'tavontmaal van iemant,daartoegecommitteert zynde, de Gebeden gefprokcn, ofte Godes I woord gelefen word, zal een iegelyk van wat qualité ,hy | zy, zich fchikken om 't zelve met eerbieding? te hooren. XVIII. Ende zoo zig iemand abfenteerde, als het teeken word gedaan ('t en waare met confent) die zal verbeuren voor d'eerfte reyfe 't wyn-rantfoen, ende eenen gulden daar en boven ; voor de tweede maale 't dubbelt, ende zal de derdemaal daar over bekeurt zynde , van het quartier gcleerft worden. X I X. Niemant zal eenige queflien ofte difputen van Religie moveren ofte voorbrengen, op pene van t'elken reyfe een maant huure te verbeuren: ende foo uyt defelve difputen eenige haat ofte twift ontftonde, zullen d'autheurs boven de voornoemde verbeurte, arbitralyk geftraft worden. X X. Geen nieuwe Timmeragien zullen binnen de fcheepen werden gemaakt, buyten de ordinaris noodige ' Timmeringe ende calfatinge derfelve , dan by advyj ende confent van den Koopman ende Schipper. XXI. De Koopluyden ende onder Koopluyden zullen gehouden zyn, goede reekeninge van haare ladinge ende loffingc, als ook van haren vorderen handel ende gébefoigneerde te houden; gelyk mede de Schippers ende Stuurluyden haare Scheeps Journalen, die zy aan den Gouverneur Generaal en Raden van India , ofte haar Gecommitteerde aldaar ende aan den Bcwindhebberen t'haarder wederkomfte in Nederland, t'allen tyden gehouden zullen wefen over te leveren, op pene van fes maanden gagie voor de Koopluyden ende onder  Ooft - Indifche Compagnie. 435 der Koopluyden , en voor de Schippers ende Stuurluyden van twee maanden gagie , by den genen tc verbeuren , die daar van in gebreeke zal blyven. XXII. Niemand zal vermogen , hier te Lande op d'uytreyfe, ofte ook op de wederomme reyfe in de OoftIndien , zonder confent van de Bewindhebberen, van de Gouverneur Generaal ende Raden van India, ofte van haar refpective Gecommitteerde, eenige andere kiften , tonnen , ofte onnoodige bagagie t'fcheep te brengen, als die by haar ofte haar Gecommitteerden refpedhvelyk zyn geconfenteert, ende andere ofte meerder tonnen, kiften ofte vaten, &c. zonder confent als voren overbrengende, zullen defelve met allen 't gene daar inne bevonden werd , ten profyte van de Compagnie aangellagen ende geconfifqueert werden ende blyven; zonder eenige excufe ofte conniventie. XXIII. Geduurende 't verblyven in Ooft Indien , . zal niemand wie hy zy, vrye luyden ofte in dienft van da Compagnie zynde, geen uytgefondert, vermogen eenige waren,"ftoffen, vruchten, frayigheden ofte rafiteyten henvaarts over. te fenden, onder wat tytel ofte pretext , ofte aan wien ook 't felve gefonden foude mogen wefen , op pene van confifcatie der voorfchreven waren. XXIV. Niemant zal op de wederkomfte , eenige fchepeö , fchuyten ofte volk aan boort laten komen , dan alleenlyk Loots-luydcn, ende andere met ordre van dö •Bewindhebberen komende; op dc verbeurte van de halve maantgelden, voor welke de Schippers ende Officieren verbonden zullen wefen in te ftaan, ende te verantwoorden, (g) ^ XXV. (g) Dit 24de Artikul is in de Artikulbrief van i6j% 4 in «tee/er voegen vermeerdert» Ee 2  4^6 Hiftorie van de Nederlandfche XXV. Zullen mede op de weder-reyfe niet mogen looperi' met hunne fchepen in Vrankryk, Engeland ofte eenige andere vreemde Landen , ten ware by alder uytterften noot, omme fchip, lyf ende goet te bergen, waar voor den Scheeps ■ Raad zal gehouden zyn te verantwoorden, ouder fpeciaal verbant van haare gagien, perfoonen ende andere goederen. Niemand zal op de wederkomfte eenige fchepen , fchuyten ofte volk aan boord laten komen, dan alleenlyk Lootsluyden en de andere met ordre van de Bewindhebberen komende ; op de verbeurte van de halve Maandgelden op de wederom reyfe verdient, en die daar en boven in Zee, ofte voor de komft van de Bewindhebberen of haare Gecommitteerden , aan boord eenige goederen , pakken of waaren ia de voorfchreeven fcheepen, fchuyten of Vaartuygen komt te lóflen , of aan dezelve over te doen, ofte ook eenige Perzoonen, 't zy Compagnies dienaaren , ofte vrye luyderi in de voorfz. fchuyten of Vaartuygen laat overgaan, zal boven de verbeurte van alle zyne Maandgelden ten behoeve van de Compagnie nog gehouden zyn, alle dezelve goederen , pakken of waaren , in handen van de Bewindhebberen of derzelver Gecommitteerden te brengen , op poene daar over arbitralyken gecorrigeert te worden ; voor welke de Schippers ende Officieren verbonden zullen wefen in te ftaan ende te verantwoorden. Ende en zal ook niemand in 't uytzeylen ofte ook buyten «len uyterften Ton, ofte anders buyten gaats, of elders in Zee waar het ook zoude mogen wefen , buyten ordre of Confent van de Bewindhsbberen vermogen eer.igc fcheepen, fchuyten ofte volk aan boord te laten .komen, veel min over te neemen eenige perfoonen, Brieven of Goederen in vaten, pakken, kaften , kiften , of waar in het ook zoude mogen wefen, ook onder wat fchyn , dekzel of pretext het zoude mogen gefchieden , opentlyk nog bedektelyk in eenigerhande manieren, niet alleen op pcene van gedeporteert te worden van zyne bedieninge, maar ook inderdaad inhabil te zyn tot alle andere bedieningen. en daar en boven ,te verbeuren een Amende van duyfend Caroli Guldens, de eene helft te gaan ten behoeve van denFifcaal, of ander Officier die de Calange doen zal, en de andere helft ten behoeve van den Aanbrenger.  Ooft ■ Indifche Compagnie. 437 XXVI. De Schippers zullen gehouden wefen , voor hun vertrek van Batavia , ofte van andere plaatlen naar deefe Landen, aan de Gecommitteerdens over d Wjui pagien en aankleven van dien, over te leve[en a,^nsC eene dat zv te veel ofte overig hebben volgens I'inftruftie ten dien eynde by de Bewindhebberen gemaakt, ende aan de Overhcyd aldaar toegefonden waar van zy gehouden zullen wefen vifitatie te gcao Sn , ende V brengen recipiffe by de voornoemde Uverheyd ofte Gecommitteerde ondertcelent, alles op pene van drie maanden gagic te verbeureni by oe Schippers, die bevonden zullen werden contrarie gc daan, ofte iets daar inne verfuymt te hebben. XXVII. Alle perfoonen, in dienft ^^^P^SSt de, zullen gehouden wefen in Ooft-Indien « bly ven van het eene fchip op het ander te gaan ende aldaar dienll te doen , te Water ende te Lande , den tyt van vvf jaren, zonder den tyt van het gaan ende Keeren daar inne te rekenen; uytgefondert de Schippers, Stuurluyden , Bootsgefellen ende andere Scheeps-Ut ficieren" ende Zeevarende perfoonen, die alleen voor drie jaren in 't Land verbonden zullen zyn. £^nL (b) Dit 27fte Artikul, is nader in deezer voegen^vermeerdert: maar wat aangaat de Jongens die hier te Landen van vier tot zes Guldens Maandlyks aan gagie bedongen hebben dezelve zullen gehouden zyn in Indien te verblyven de tyd van tien jaaren, mits na expiratie van de eerft* vyf jaaren zoodanig in haar Maandgelden verhoogt werdende,gelyk dm bevonden zullen werden te Meriteeren, ende die boven de zes tot tien Guldens ter Maand komen te verd enen is het fchoon dat 't Zeevaarende perfoonen zyn, zullen ge anderen, den tyd van vyf jaaren mede in het.Landl moeten blyven; verftaande dit alles van die geenen, die zonder haa re Huysvrouwen en Famielien van hier derwaarts gaar , maar belangende de getrouwde Luyden, dewelke met. haare: Jba mielien van hier vertrekken, ook mede alle andere Vrouwen Ec 3  438 Hiftorie van de Nederlandfche X X V I I L Alle die gene die voor d'expiratie van hun verbon* den tyt, zonder confent van den Gouverneur Generaal ende Raden van India, uyt India overkomen, zullen verbeuren alle haare Maantgelden, die zy aan de Compagnie te goede hebben, waar dat zy defelve te fcheep ofte te Lande, zoude mogen verdient hebben , dewelke ten behoeve van de gemelte Compagnie zullen zyn ende blyven geconfifqueert. Gelyk mede niemant buyten confent als voorfchreven, zal vermogen over te komen, alwaar 't dat zy den verbonden tyd uytgedient hadden; ende die buyten confent haar in de fchepen verfteeken, ende op de Monfterrolle niet en ftaan, zal men op de fchepen geen goederen voor de maft laten koopen, nogte fchuldcn maaken, alzoo defelve op de t'huys reyfe geen gagie zullen verdienen. XXIX. Voorders zullen geen perfoonen wie ende hoedanig die zyn , haren tyd in India uytgedient hebbende, ofte niet, vermogen zonder confent haar te begeven in dienft van eenige vreemde Natiën , ofte op andere fchepen dan die van defe Compagnie, op de verbeurte van alle haare Maantgelden, daar zy die verdient ofte te goede zouden mogen hebben ; ende zullen boven dien vervallen in de pene van 't placaat, op het ftuk van de weg ende overloopers gemaakt, f0 XXX. en jonge Dogters, aan dewelke PatTagien zoude mogen werden vergunt, dezelve zullen in 't reguard van den tyd van haar verblyf in Indiën, gehouden zyn haar te onderwerpen zodanige ordere en reglement, als by de Bewindhebberen daar op al bereyds is beraamd, of na deeze nog zoude mogen beraamd worden. (/) Vermeerdert met het volgende: gelyk mede niemant, 't zy Nederlander of uytheemfen , hem eenmaal in dienft \'*n de Compagnie begeeven hebbendé , zal vermogen zelfs i P* I  Ooft-Indifche Compagnie. 439 x x x.: Ins^elyks zal niemant zonder expres confent van de vergaderinge van de Zeventiene , toegeftaan werden naar d'expiratie van zynen verbonden tyd, omme over Land, 't zy over de Kuft van Chormandel, suratte , Perfia ofte anderfints, herwaarts aan naar t Nederland te keeren, onder wat pretext het zelve zoude mogen welen, (k) XXXI. Zonder dat nogtans de Bewinthebberen gehouden zullen wefen, den genen die hun onder zeekere tyd van jaren verbonden hebben, haren verbonden tyd in Indien te laten blyven, ende in haren drenlt te continueeren ; maar gelyk de Gouverneur Generaal ende Raden van India, defelve naar huys zullen mogen f-nden zoo zullen ook de Bewinthebberen t allen tyden als 't haar belieft, zoodanige wederomme naar huvs mogen ontbieden, zonder gehouden te wefen daar van femant wie hy zy, eenige reden te geven. XXXII. Zoo wie by den vyand overloopt, zal aan den lyve eeftraft ende verftaan werden van alle Maantgelden vervallen te zyn , ende daar toe ncoyt eenig recht ofte Actie gehad te hebben; gemerkt hy den tyd ende conditie zyner aannneminge niet en heeft Y^aan.^ na voltrekkinge van dien , en dat hy weder hier te Lande zal zyn gekoomen , aan te neemen of te treeden in dienft van eenfee Koningen, Princen , Potentaaten of Natiën, om voor Sen in cferfelver dienft, 't zy te Water of te Lande na Indien te gaan . op poene van Arbitrale corredie zo zy luyden u Indien, of namaals hier te Lande weder gevonden erde agterhaalt worden. (« Dus vermeerdert: op de verbeurte van alle het geene hv aan de Compagnie te goede, ofte van defelve te pretendeeren zoude mogen hebben, en daar en boven Arbitrale correctie. T, Le 4  44© Hiftorie van de Nederlandfche XXXIII. Zoo wie de twee Maanden gagie, ofte eenig loop geit ontfangen hebbende, daar mede weg loopt, zal aan den lyve arbitralyk geftraft werden, ende dubbelt van dien moeten reftitueren. XXXIV. De bedongen Maandgelden zullen ingaan, ende ha* ren aanvang nemen, als de fchepen buyten gaats in Zee, om haare reyze te vervoorderen zullen gefeylt zyn; ende eyndigen, als de aangenomen perfoonen afgedankt zullen zyn: behoudelyk, dat de betalinge van de voornoemde Maantgelden , aan een yder hier te Lande, t'zynder wederkomfte, ofte naar d'expiratie van den voorfchreven tyd, die hy verbonden is, op desfelfs ordre , aan zyn Huysvrouw, Kinderen, ofte andere Vrienden, fchriftelyke laft, ofte procuratie vertoonende, gedaan zal werden; ofte ook, als menty» ding zal hebben, dat het fchip, daar mede iemant uytgevaren is , in Ooft Indien ter gedeftineerde plaatfe aangekomen zal zyn , van de Maandgelden op d'uyt- | reyfe verdient, mits nevens den fchriftelyken laft, verfoek, ofte procuratie, overfenden de reekeninge, of- j te ander genoegfaam befcheyt, wat hem geduurende den eerften verbonden tyd ofte d'uytreyfe, per reft zyner verdiende Maantgelden is coinpeterende: Welverftaande, dat alle de voornoemde, en vordere Maantgelden ofte gagien, van Minifters en dienaars van defe Compagnie, betaalt zullen werden by de refpective Kameren , daar defelve eerft afgevaren zyn , alwaar 't ook, dat de perfoonen op dc fchepen van andere Kamers in India gevaren, ofte aan Land gelegen mogten hebben. XXXV. De Maantgelden, zoo wel op d'uytreyfe als binnen 's Lands verdient, zullen in Ooft-Indien niet mogen afbetaalt werden, zonder voorgaande confent van die Kamer, van welke de perfoonen uytgevaren zyn. XXXVIe  Ooft-Indifche Compagnie, 441 XXXVI. Ende op dat de leeningen in Ooft-Indien met ordre mogen gedaan werden, zal niemant op zyn verdiende Maantgelden jaarlyks meer verftrekt mogen weiden , als tot zes Maanden gagien; op dat de Vrouwen, Kinderen ende anderen in 't Vaderland, de beloofde fubfidie van drie ofte vier maanden 's jaars, zonder fchade van de Compagnie, volgen mag. XXXVII. Ende by aldien iemand voor de d'expiratie van den verbonden tyt, quame teoverlyden, deszelfc Maantgelden zullen aan zvn weduwe, kinderen, oi erfgenamen , onder goede fuffifante cautie voor alle namaninge, betaalt werden, zoo haaft als de reekeningen, ofte andere genoegfame befcheyden uyt Ooft Indien zullen gekomen zyn, uyt welke men weten mag, wat zoodanige overleeden perfoonen te goede hebben. XXXVIII. Voorders, als iemand op de reyfe van 't eene fchip op het ander wort geftelt, ofte van de fchepen wort geordonneert op eenige plaatfen , in dienft van de Compagnie aan Land te blyven, ofte van Land najade fcheepen gaat, 't zy om naar huys te keeren ofte elders te varen , zoo dikmaal 't zelve gefchiet, zal gehouden wefen te voorderen extract van zyn reekeninge, om uyt defelve, volgens dc inftructie, te Boek gebragt te werden op het lchip ofte Comptoir, daar zy overgaan ; ende by gebrek van dien , dat de Bewinthebbers niet hebben de Boeken van de fchepen ofte plaatfen daar de perfoon geweeft is, zoo zal men hem niet meer betalen, dan van 't gene hy befcheyt brengt, en zal van de refte patiëntie moeten hebben, tot dat de fcheeps Boeken ende andere befcheyden overgekomen zullen wefen. Ee 5 XXXIX.  44* Hiftorie van de Nederlandfche XXXIX. Zoo wanneer, in tyt van noot, de Trompet wort geftceken, ofte den Trommel geflagen, zal eeniegelyk, met alle diligentie, voortkomen op lyfftraffe, om zig terftont ondar zyn quartier in defenfie te ftellen, en alzoo met goede ordre den vyand te refifteren. X L. Onder expreffe belofte: dat de gequetfte met goede middelen van Chirurgyns zullen gecureert werden naar behooren; ende zoo eenige perfoonen in den actuelen dienft van de Compagnie, ende in 't executeren van haar laft, ampt, oftebedieninge mogten verlempt, verminkt, ofte anderfins van haare gefontheyt berooft werden, defelve zullen O) genieten als volgt: Foor 't verlies van den regter arm, agt hondert guldens. Voor de flinker arm, vyf hondert guldens. Voor 't verlies van een been, zes hondert guldens. Voor beyde de beenen , twaalf hondert guldens. Voor 't verlies van een oog, vier hondert guldens. Vtor beyde de oogen, twaalf hondert guldens. Voor 't verlies van de regter hand, zes hondert guldens. Voor de flinker hand, vier hondert guldeus. Voor beyde de handen, twaalf hondert guldens. Vorders van alle andere verlemtheden, door welks iemant volkomentlyk gecureert, ende genefen zynde, noch echter van zyne voorige gezontheydt zoude mogen bevonden werd en berooft, verminkt, oft verfwakt, ende daardoor van'tvoorige gebruykzyner leden gepriveert tc zyn, zal daar van tot difcretie van goede mannen oft Doftoren, Chirurgyns, ende andere, hun dies verftaande, naar voorgaande infpeftie, (gelyk als voor dezen by de Compagnie gebruykt is,) voldaan (m) By de nadere Artikulbriev van 1672 , Staat: zullen dezelve weder hier te Lande gekomen zynde, genieten al» volgt:  Ooft-Indifche Compagnie. 443 daan werden ; mits altyt vertoonende ende met hun brengende Acte van haar Overheydt, dat zy luyden de qetïure in 't executeeren van haar ampt en bedieninge, ten dienlte van de Compagnie, gekregen hebben. d'Overheydt, voor wien de Certificatie zal moeten werden gepaffeert, omme voor eenige verlereptheden volgens onzen Artykel briev vergoedinge te pretenderen, wert verftaan te wezen te lande den Commandeur ende zynen Raadt, die 'z opperftc gc-p biet in die plaatze hebben, oft t'fcheep den Koopman met den Schipper, ende andere Scheeps Raden te zamen: Ende zullen de gequetrle Perzoonen gehouden zyn datelyk de voornoemde Certificatie te verzoeken van de voorzeydeOverheyt, zoo haaftals zy gequetft worden, mits vertoonende de verfche wonde 'ende quet-, zure; want Certificatien van oude lempten ofte quetzuren , niet en zullen gelooft, oft by de Overheyt verleent worden; doch van eenige andere zecrete riekten , gebreeken ende quetfuren, ook gefcheurtheydt, van wat qualiteytdie zoude mogen wezen , als alle andere verlemptheden, waar van geen behoorlyk befcheyt van den geordonneerden Scheeps - Raadt uyt Indien wordt gebracht, als boven ; maar waar van alleen zoude blyken by fimpele attèftatiè hier te lande, oft elders by particuliere gepaffeert,oft ook alleen by lidtteekencn , zonder lempte oft verminktheyt, 't zy onder oft buyten kleederen,van alle deze ofte dierge* lyke, zal geen vergoedinge gedaan worden: bly vende tot deze vergoedinge verbonden, ende tot een onderpant,'t Schip daar zy op gevaren ende gedient hebben, mitfgaders de ingeladen goederen,koopman^ fehappen, ende gereede penningen, zoo die zullen zyn ten tyde van 't ongeluk, X L L Indien eenige Schepen in pcrykcl geraakten, ende iets quame te ontbreeken, daar mede de zelve zouden mogen behouden worden, zullen alle mogelyke vlydt aanwenden, om malkanderen te helpen, ende tegens alle wanden te adfifteren, op datelyke lyf-ftraffe ende verbeurte van alle maantgelden. ° XLII.  444 Hiftorie van de Nederlandfche X L I I. Ende op dat alle die gene, die op eenige Schepen van de Compaignievaren, des te beter zorge mochten dragen, om de zelve voor brant, alle zeenooden, ende andere zwarigheden te helpen bewaren,zal een ieder, tot verzeekeringe zyner Maantgelden, ten onderpande hebben, 't Schip, contante penningen,ende ingeladen goederen (zoo daar eenige ingeladen zyn) daar hy mede vaart, ende anders, nocht verder niet: zulks dat een yder 't perykel zyner Maant - gelden zal loopen op 't zelfde Schip ende goederen, daar hy op vaart, ende dien volgende 't zelfde Schip met alle zyne ingeladen goederen ('t welk Godt verhoede) komende te verongelukken, ook alle zyne Maantgelden, acrién van verminktheden, oft voor eenige ordonnarife oft extraordinarife dienlten op dezelve Schepen ende ingeladen goederen gedaan, verliezen, ende dies aangaande tegens de Bewinthebberen geen voorder recht ofte actie behouden, als alleen op 't gene van dezelve verongelukte Schepen ende goederen, boven het berg-loon en andere noodige onkoften, mochten geprocedcert, ende in hare handen gekomen zyn , zonder nochtans op de voor date van 't ongeluk uytgelofte goederen ende contanten eenige aftie te mogen pretenderen. Alle 't welke mede piaatze hebben zal, niet alleen over de fchepen, maar ook dc goederen van de Compagnie, waar die op dc refpe&ive Comptoiren ende refidentien van dezelve te lande zoudenmogen wezen, die zy naar uy ttei (le vermogen gehouden zullen wezen, te helpen bergen, be» waaren ende beneficeren, als hier boven gezeyt is. X L I I I. Zoo het gefchiede, dat eenige fchepen oft goederen van den vyandt verovert werden, zullen de Commandeurs, Koooluiden, Schippers en Bootsgezellen, Kapiteinen, Soldaten ende andere,die de pryze hebben helpen veroveren, voor hare quote ende aandeel in dezelve veroverde goederen (van goeden Prinfe alvoren wettelyk verklaart zynde) hebben ende  Ooft-Indifche Compagnie. 445 ende genieten, eerft ende alvorens afgetrokken zynde, de gerechtigheidt van 't Landt,(n) zyne Hoog heyt als Admiraal Generaal, mitsgaders d'onkoften die gedaan zullen werden in 't beneficeren van de voorfchreven veroverde goederen, als mede de fchade aan 'c fchip ofte fchepen ende goederen geleden, daar mede dePrinfe verovert zyn,den zeftiendenpennink, waar van de reekeninge, taxatie, ende extimatie der goederen te lande ende in handen van de Koopluyden van de Compaignie wezende, naar den prys ende waardye der zeiver daar te lande, gemaakt, ende een ieder zyn aanpart op zyn reekeninge geftelt, ende goec gedaan zal werden; zonder dat iemant, op verbeurte zyner Maant-geldcn,ende arbitrale correctie, vermogen zal in Zee eenige deylingen van Prinfen te verzoeken , oft iets op reekeninge van zyn aanpart uyt eygen authoriteyt naar hem te nemen,ofte by hem te behouden, anders dan de plunderagie by iemant van den vyant verovert. X L I I I I. Welverftaande: dat niemant eenige plunderagie zal hebben van de koopmanfchappen, 'tzy gemunt oft ongemunt, goudt, filver, peerlen, gefteenten, oft andere goederen, maar alleen de kleederen van 'c veroverde volk. X L V. By verfterven van eenige dienaars van de Compagnie van hooge oft lage qualitcyt, zoo wel die totten handel als den oorlogh ende andere fcheeps-dienften aangenomen zyn , oft daar toe gebruykt werden , zal by den Gouverneur Generaal, oft Commandeur ende Breeden - Raadt, by de prefente van 't Collegie, daar het voorvalt, een ander in die plaatze, officie, ende ftaat van den overleden, geftelt ende (n) Dus nader verklaard: de gerechtigheid van 't Land bedragende een vyvde part, en daar boven een dertigfte part voor zyne Hoogheid als Admiraal Generaal.  446 Hiftorie van de Nederlandfche de gepromoveert werden. Gelyk mede gefchieden zal, indien iemandt fich in zyn officie qualyk droege, en door onervarentheydt, langduirige opgekomen natuurlyke fiekte, krankfinnigheyt, oft zwakheyt, niet kende voldoen in 't gene hy fich verhuurt heeft; de welke, omme de Compagnie van onnutte dienaars te ontlaften , als Paffagiers zonder gagie, met de fen» tenue en befcheyden t'haren lafte, naar 'tNederlandt gezonden zullen werden* X L V I. Die gene, die op eenige binnelandfchc plaatzen in Ooft-lndicn, te water oft te lande,binnen zyn verbonden tydt, in hooger Ampt oft Officie geftelt zal werden, zal tot verbeteringe genieten de helft van zyn eygen, en de helft van dc gagie van den genen, in wiens ampt ende plaatfe hy fuccedeert ende overgaat; uytgezondert deKryghs Officieren en Soldaten, de welke in hooger ampten fuccederende, zullen treden in de gagie van den genen in wiens plaatze zy overgaan ende fuccederen.' gelyk mede 't zelve geen plaatfe hebben fal, in de Koop ende Onder-Koopluyden, mitsgaders Adfiftenten gaande naa India, ende weder koerende naar't Nederlandt, de welke in 't gaan ende keeren zullen gehouden zyn te dienen voor alzulke gagien, als zy gaande ofte keerende te fcheep gekomen zyn, ende te vooren gehadt ende bedongen hebben , zonder daar vooren eenige verbeteringe van gagie te mogen pretenderen. X L V I I. De verlatene, ofte van haar ampt gedeporteerde perzoonen,zullen daar naa niet vermogen in eenige raadtflagen ofte verzamelinge van den Raadt te compareren , gezagh hebben, oft eenige officie in de vloote bedienen 9't en ware'den afgezetten hem alzoo beterde, dat den Gouverneur Generaal ende Raadt vaa India, oft den Gouverneur particulier, oft den Commandeur ende Breeden Raadt oft lager Overheyt, die het departement gedaan heeft, een goet genoegen daar aan hadde, ende 'c zelve alzoo ordonneerde; in welken  Ooft-Indifche Compagnie. 442 ken geval den voornoemden Raadt den zeiven wederom zal mogen gebruyken,ende aannemen in zoodanige qualiteyt, als zy-luyden ten meeften dienft van de Compaignie, des Raadts eere ende reputatie, ende tot confervatie van 't refpect ende authoriteyt van haar, (naarmaals in gelyke, oft andere zaaken, te geven lententie,) bevinden zullen te behooren. X L V I I I. Niemandt zal vermogen, naar dato zyner aannemingc, (in wat ampt, qualiteyt ende bedieninge, hy aangenomen ofte uytgevaren zy) 't zy in de uyt oft wederom reyze oft binnens-lands, directelyk oft indirectlyk, eenige andere gagien, conditiën ofte verbeteringen te eyffchen, pretenderen, ofte ook te bedingen in eeniger manieren, op pene van nulliteyt. Maar zoo iemandt,op zyn vertrek uyt India, eenige pretentie van exrraordinarifche dienlten,oft overige gedienden tydt, op de Compaignie hadde, zal gehouden wezen zyn actie dien aangaande aan den Gouverneur Generaal ende Raden van India bekendt te maaken,omme daar inne gedifponeert te werden, volgende d'ordre daar toe gegeven; zonder dat iemandt vermogen zal, dezelve tot zyn komfte in 'C Nederland te referveren,omme ter vergaderinge van de Heeren Zeventiene voor te ftellen, op pene van daar van altyt verfteeken te blyven. X L I X. Maar by aldien iemandt in de Ooft-Indien in'dienfte van de Compaignie wezende, gefint ware ofte verzocht wierde omme naar d'expiratie van zynen verbonden tydt, noch eenige jaaren daar inne te continueren ,zal van dien tyt af, dat zyne jaren komen te expireren ( ende eerder niet) zoodanige verbeteringe mogen genieten, als hy van den Gouverneur Generaal ende Raden van India, zal bonnen bedingen; welke Gouverneur ende Raden ook gehouden zullen wefen, de» fen aangaande te volgen ende naar te komen, de Inftructien hun lieden daar op by de JBewindhebberen ge-  448 Hiftorie van de Nederlandfche gegeven , ofte die hun namaals gegeven zullen werden ; op pene van te vergoeden ende op haare rekeninge T'haren lafte af te fchryven , alle zoodanige verbeteringe, als zy luyden boven ende contrarie defelve lnffiuctie , aan iemant zullen gedaan ende toegeleyt hebben. L. Item • zoo iemant in dienft van de Compagnie zynde eenige gefchenken in Geit, Koopmanlchappen oftè iets anders, hier niet uyt gedrukt ftaande, van Koningen, Princen, Gouverneurs, ofte andere perloonen, van wat qualiteyt die zullen zyn verkregen; defelve zullen (o) aan dc Bewinthebberen overgeleverc werden, ende ten profyte van de Compagnie wefen. L I. Zoo wie in den dienft van ;de Compagnie te Water ofte Lande, in 't befchermen van eenige Schenen Forten ofte goederen van de Compagnie, gevangen 'werde , zal tSt zyne verloffinge en tot betalinge fan zyn rantfoen , uyt, ende op afkortmge zyner Maantgelden, by hem tot den dag zyner gevankenwfe verdient, uyt de contante penningen in de Lomptoiren van de Compagnie wefende, by leeninge mooen ontfangen als volgt: den Gouverneur Generaal gevangen zynde tweeduyfent Realen; alle particuhef^ Gouverneurs ofte andere hooger Officieren ende R alen van India, duyfent Realen; een Koopman, Sch pper^-ofte Capiteyn vyf hondert Realen ; een onder Koo'pnan, Luy tenant. Vaandrager, Stuurman twee hondertRealcn van achten; alle andere mindereOfficiers, Adfiftenten , Soldaten ende Bootsgefellen, zoo veel als drie Maanden gagie zouden mogen bedragen, zonder meer. Ende zullen de bedongen Maantgelden van alle zoodanige gevangens cefferen ende ophouden , - (0) Dus verandert: dezelve zullen in Indien aari der. Gouverneur Generaal en Raden overgelevert werden, om ten pro?te van de Compagnie gebruikt en gebenificert te worden.  Ooft.- Indifche Compagnie. 449 van den tyd hafleder gcyankenifie, toe dat zy wederom gerelaxeert zullen,wefen; mits hun luyden alleenlyk tot haar onderhoud, geduurende den tyd haarder gevankeniffe, eenige penningen zullen gefourneert worden by keninge, ende op reekeningen van haar verdiende Maantgelden. L I I. Niemant van wat qualiteyt ofte conditie hy zoude moOTn wefen, van den minften tot den meéfterj, zal vermogen eenigen particulieren handel te doen , gedurende den tyt van zynen dienft; ofte iets te koopen ofte verkoopen , hoedanig het zoude mogen wefen , in Koopmanfchappen , anders als voor de Compagnie alleen. Gelyk hy ook uyt Ooit - Indien niet zal mogen uytvoeren noch mede brengen, 't zy gemangelt, gekogt, by vereeringe,ofce eenig ander middel gekregen, meer dan drie Maanden gagie waardig zynde, na de prys , dat zoodanige goederen by de Compagnie hier te Lande verkogt zullen werden; op de verbeurte van alle zoodanige goederen , nietuytgefondert, die ten profyte van de Compagnie zullen blyven. LUI. Ende zal daarom een ieder moeten gedoogen, zoo wel in Ooft-Indien, als hier te Lande,behoorlyk onderfoek ende vjfitatie van zyn perfoon, killen, ende goederen , eer hy zal mogen aan Land gaan, ende zyn mede gebragte bagngie ontfangen. L I V. Niemand uyt Ooft-Indien vertrekkende, (p) zöo wel in, als buyten dienft van de Compagnie zynde, zal vermogen e'cnige juwesien, gout, zilver, gemunt ofte (/>) Dit 54fte Artikul , is dus verandert: Niemant uit Ooft-Indien vertrekkende , zoo wel in , als binten dienlt van II. Deel. Ff  4§o Hiftorie van de Nederlandjde ofte ongemunt over te brengen ; maar zal een ieder zyn overige geven moeten aan het Comptoir Generaal van de Compagnie op Batavia, omme hem ofte zyne erfgenamen in Nederland gcreftitueert te werden , voor ieder Reaal vyftig ftuyvers, zonder voorder advance; alle 't welke, zoo wel in rcgard van de overleden , in welker kiften mede zoodanige middelen, als hier boven ftaan gefpccificecrt, bevonden zullen werden, plaatfe hebben zal; mits zoo wel by de levende, als de overledene blyke, dat zy daar van deugdelyke poffeffeurs zyn. L V. Zal ook niemant eens anders verdiende Maantgelden , noch in Ooft-Indien wefende, mogen, kopen , nochtc met zoodanige gekogte reekeningen mogen overkomen ; ofte defelve overfenden , omme alhier te van de Compagnie zynde , zal vermogen eenige Juweelen , Goud , Zilver , gemunt ofte ongemunt over te brengen; maar zal een ieder zyn overige, geven moeten aan het Comptoir Generaal van dé Compagnie op Batavia, omme daar voor of in plaats van dien tot lafte van de gemelte Compagnie hier in Nederland, Affignatien of Wiflelbrieven te ontvangen , die hem ofte zyne Erfgenaamen zullen werden goedgedaan en betaald in dezelve fpecie en quantiteyt, als hy aar! *t Comptoir Generaal als vooren zal aangeteld hebben , als namentlyk: voor hondert Reaalen, gelyke hondert Reaalen en zoo voorts in alle andere Speciën; doch dit alles in 't reguard van 's Compagnies dienaars met dien verftande : indien en voor zoo veel zy op de voorfz. aantellinge zullen kunnen doen blyken, dat zy daar van deugdelyke PotïeQeurs zyn en zulks het zelve niet, of door goede middelen hebben geac«quireert; ende zal dit plaatfe hebben niet alleen ten opzichten van de leevendige , of die in 't leeven blyven, maar ook van die geenen dien in Indien voor haar vertrek van daar, koomen te overlyden; ende by of onder dewelke eenige middelen zullen werden gevonden ; namentlyk dat alvoorens dezelve op haar rekening zullen worden goed gedaan, ofte ietwes daar vanaanhaareErfgenamenuitgekeert,de deugdelykheyd daar van, voor den Raad van Juftitie op Batavia zal moeten wefen gejuftifleeert.  ©oft-Indifcle Compagnie. '45* te ontfangen: op verbeurte van defelve gekogte Actiën , Reekeningen, ende Obligatien. L V I. Om alle 't welke voor te komen, de perfoonen in Ooft-Indien tot haar onderhoud , zoo in kleedinge s als mede by ongeval van fiekte ende anderfins, iets van doen hebbende, na gelegentheyt van faaken , by leeninge op haar verdiende Maantgelden geadfifteert zullen werden, by den Koopman ofte Raadt ter plaatfe wefende, volgens de ordre daar van zynde» L V I L Ende alzoo, bp een langdurige reyfe, van noodeisi goede ordre te houden in 't eeten ende drinken, tot confervatie van de gefontheyt, zal een iegelyk te vrede zyn met zoodanig rantfoen, als hem by den Gouverneur ofte Commandeur, ende in zyn afwefen, by de Koopluyden, Schippers \ ende Scheeps-Raat , geordonneert zal wefen, die, zoo veel den noot ende gelegentheyt lyden kan , den Rantfoen brief zullen volgen; op pene van twee Maanden gagie te verbeuren by den genen, die hem tegens 't gefielde rantfoen zal oppoferen , ofce hem daar mede niet en zal genoegen. L V I I I. Zal ook een iegelyk gehouden wefen, bet rantfoeü van wyn, datelyk te drinken, zonder 't zelve te mogen fparen, ofte aan iemant anders te verkoopen: ende zal het rantfoen van den genen die het niet en begeert te drinken , in 't vat blyven, zonder defelv* portie namaals te mögen eyfchen. L I X. Niemant zal eenige wyn mogen heymelyk halen , Op de verbeurte van twee Maanden gagie ; maar zal de wyn ende victualie alleen getapt ende gehaalt werden , by den genen die daar toe van den Koopman ende Schipper zal werden geordonneert,- Ffa LX,  452 Hiftorie van de Nederlandfche L X. De Koopluyden ende Schippers zullen forge drapen ende goede ordre ftellen , dat de kaafen op haare fchepen , die \oor provifie mede gegeven werden, onder 't volk mogen verdeylt, ende by een ieder wel gefuyvert ende bewaart worden. L X I- Niemant zal vermogen eenige victualiën, als vlees, kaas broot.ofte anders, over boort te werpen .onder pretext van niet goet te wefen, dan met advys van den Koopman ende Schipper, tot wiens kenniffe het zal ftaan , ofte de victualie goet ende eetbaar is, ofte niet; op pene van elke reyfe een Maant gagie te verbeuren. L X I I. Alle Officieren, Soldaten ende Bootsgefellen, zullen gehouden wefen forge te dragen, dat het geweer, daar een ieder opgeftelt is, fchoon ende klaar gehouden werd; insgelvks ook alle gereetfehappen; op dat in tyt van noot'alle dingen gereet mogen welen.: waar op de Koopluyden ende Schippers gehouden zullen zyn goede toefigt te nemen, ende alle weeke ieder een zvn geweer te doen vertoonen; op de boete van een halve Maant gagie ieder reyfe te verbeuren. L X I I I. ' Niemant zal eenige Inftrumenten ofte gereetfehapoen dienende voor Timmerluyden , Stuurluyden, Bosfchieters, Koks, ofte Chirurgyns, mogen verleggen, verwerpen ofte verfteeken, op pene van gelaarit werden voor de maft. L X I V. Niemant zal vermogen eenig grof gefchut, binnen Scheepsboort, nogte ook te Lande, los te doen icmeten, dan met behoorlyk bevel van den Commandeur,  Ooft - Indifche Compagnie. 453 Koopman, ende Schipper; op pene van [eed Maant gagie te verbeuren, (q) L X V. Aile Barbiers ende onder Barbiers zullen gehouden wefen , ten diende van de Vloote hun goerwillig te laten gebruyken, zonder daar vooren eenige vordere recon-pen e, als haare Maantgelden. te genieten ; ende by zoo verre zy luyden van ieraandt eenig geit ofte belofte van hetaiinge ontfangen , zullen gehouden wefen het ontfangene te reftitueeren, endede belofte zal van geener waarden zyn; 't en ware van onreyne fiekten ende quetfuuren , die buyten Schcepsdienft. zouden mogen gekregen wefen, daar af zy lu.ien betalinge ontfangen zullen tot difcretie van de Opperhoofden, ende niet meer. L X V I. Sal mede een iegelyks quartier gehouden wefen de kranken, onder zyn quartier folterende , onderffant te doen , defelve bewaren, ende in alles behulpfaam te zyn. L X V I I. Ende op dat zulks met goede ordre gefchieden mag, zal de Scheeps Raadt uyt elk quartier daar toe nomineren , die 't zelve eenigen tyd , met ordre van de voorfz.Raadt, zullen bedienen, tot dat andere weder in de plaatfe geordonneert worden. LX VII I. Ende op datter door flank geen fiekte zoude ont- ftee- (q) Zullen mede de Commandeurs , Koopluyden , Schippers en andere Officieren haar hebben te wagten, eenige onnoodige eere fcheuten te doen , op poene van een Maand gagie voor ieder icheut te verbeuren, by ieder Officier die daar toe laft gegeeven , of confent zoude mogen gedraagen hebben , en dat om voor te koomen veele ongelukken , en andere ongevallea, die men daar uyt te verwagten heeft. Ff 3  454 Hiftorie van de Nederland/de fteeken, zullen alle quartieren 's morgens de fchepen reynigen, en van buyten ende van binnen waffchen. L X I X. Niemant zal ook vermogen zyn gevoeg te doen, nogte ook zyn water maaken ofte loffen, binnen de fchepen, anders dan ter plaatfe daar toe geordonneert, ende daar het toegelaten is: nogte ook zyn kleederen nat gemaakt hebbende, zonder uyt te trappen, in 't fchip laten leggen, op de hoete van tien ftuyvers te verbeuren. L X X. Alle Koopluyden ende Schippers zullen (r) verforeen, dat op haare refpeclive fchepen alle des volks Teftamentcn , perfeftelyk in een Boek werden gefchreven, ende ten minften met twee getuygen, behalven den Schryver van 't Teftament, onderteekent; op pene, dat de geinftitueerde Erfgenamen ofte Legatariffen aan den genen, voor dewelke de Teftamenten gepaffeert zyn , ende aan derfelver gagie ende Maangelden zullen verhalen , de fchade, die zy uyden by gebreeke ende faute van de voorfz. mislchryvinge ende onderteekeninge, zouden mogen lyden. (s) L X X I. Van gelyken zullen alle Kleederen, Juweelen, Geit, Obligatien, ende alle andere goederen van de Overledene behoorlyk geinventarifeert , ende in 't zelve Boek gere.;iftreert, ende de Boeken (O jaarlyks ovcrgefonden worden. LXXII (r) Qp de verbeurte van twee Maanden gagte. (ƒ•) Gelyk zy mede gehouden zullen wefen. haar zoo defcse aangaande , als anderfins te reguleeren na de Inftruthe. «i erdre op het houden van de fcheeps Soldye en Guarmfcen Boeken al reeden gemaukt, of nog te maken, en dat sp de boete daar tce ftaande. (?; In Indien aan die genen daar 't aan behoort  Ooft - Indifcfo Compagnie 455 L X X I I. Ende het gene by iemant, (u) zyn ITuysvrouw, Ouders, ende Kinderen, ofte andere'Vrienden, van zyn goederen binnen Schcepsboort zynde , zal wefen befprooken, ofte onbefprooken, nagelaten , zal by den Scheeps-Raad in bewaarder hant geftelt, ende ter wederkomfte aan den Bewinthebberen overgelevcrt werden , omme byhaar, na voorgande vifitatie, overgelevert te werden , ende daar inne te difponeren na behooren. LXXIII. Zulks, dat binnen fcheeps-boort, ofte aan't Landt geen van des afgeftorvens goederen zullen werden verkogt, anders, als 't gene tot des afgeftorvens lyve behooït zal hebben , het welk voor de maft aan de meeftbiedende verkogt zal werden, " voor welke ver* kogte goederen de kooper op zyn rekeninge Debiteur, ende de Overledene op zyn rekeninge Crediteur zal gemaakt werden. L X X I V. Doch zullen geen weduwen ofte erfgenamen betalinge mogen eyiTchen van eenige penningen van des Overledens verkochte goederen geprocedeerc, zoo lange de boeken ende rekeninge nieten zullen overgekomen zyn, waar uyt men bevinden kan, wat penningen van de verkochte goederen geprocedeert ende ingehouden zyn, ende dat de Debiteurs van de overleden noch zoo veel aan de Compaignie te goede hebben , als de penningen zullen mogen bedragen. L X X V. Ten welken einde alle Koopluyden ende Boekhouders kevert , om Jaarlyks van daar herwaarts overgezonden te. worden. (#; Op de wederom Reyfe. KF 4  456 Hiftorie van deHederhndfcle de-s van de Compagnje in Indiën, belaft wort , geen goederen aan iemand'te laten mynen, die mee ten minften zoo veel aan de Compagnie te goed heeft, ende dezelve datelyk op der koopers reekeóinge af te fcWven, ende wel diftinftelyk met expttffie van elkepartye met naam ende toenaam van elk kooper aparfte bock te ftellen, ende by gebrek ofte verzuim van den, eenige fchade vallende, zal dezelve aan zoodanTgè Kooplieden en Boel houd.rs maandgelden gekorc ende afgefchreven werden. LX XVI. Alle Kooplieden, Onder-kooplieden, Adfiftenten, en andere, de boeken houdende, wort expreffelyk gelaft endè geboden, dat zy perfecte notitie zullen roSen cp dezelve boeken, als perfoonen 'zyn overgVaan ob andere Schepen, omme temogen zien, wa°ar derzelver rekeninge vervolgt, omme die daar aan gelegen is, beter contentement te konnen geven, Ssfadm, dat de penningen, die den een den ander U Teftamcnt zal befpreeken, ofte cok de Legaten die aan den Armen ofte andere gemaakt werden , zoo wel in des Overledens debet, al, credit van den genen die ze gemaakt werden (alleenlyk per memorie) zonder eenige fomme uyt te trekken, geftelt werden: ende zoo wie daar inne nalatig is,.'/al voor een Amende verbeuren twee maanden gagie. LXXVII. Ende alzp door-dobbelen ende fpclcq vele ongeluk refrhiet, zal niemand eenige dobbelftccncn, kaartfpèi, noch eenige andere inftrumenten tiaar toe dienende, binnen Schcepsboort brengen of te maaken; op pene van agt dagen te water en te brood in de vzers gezet te- werden : nochte ook dezelve te mogen gebruiken, op pene van t'elke reize twintig ftuivers te verbeuren, ende boven dien 't zelve fpel over boon. geworpen te weiden. LXXVIII.  Ooft-Indifche Compagnie. 45? * LXXVIII. Ende1 waf iemand, gedurende de reize, van den afjï - ec r i pelen of wedden zal winnen ,' zal de verliezer ongehouden wezen tê*betalen, ende'betaalt hebbende, de verwinner moeten reftitucren, ofte aan zyn maandgelden laten korten. LXX1X. Zco iémand in de vloote, ofte aan 't landt hem begavé tot dronken drinken, zal t'elkens verbeuren een maand gagie, ende daarenboven na gelegentheid van zaaken geftraft werden, LXXX. Ende op dat 'er onderlinge vrede en eendragt mag werden onderhouden, 70 lange de reize zal duwen, zal niemand binnen Scheepsboort ofte aan land gekomen zynde, eenige quellie mogen maaken; op pene van door zyn quartier gelaarft te werden. L X X X I. Zoo wie plokhairtjofte met vuyiten flaat, zal drie dagen- te water endetebropdein deyzers geflagen werden ; ende wie cenigh mes trekt met toorn, om iejnandtleedt te doen, ofte te quetzen,zal meteen mes door zvn handt aan de maft genagclt werden, ende aldaar zoo lange ftaan, tot dat hy hetzelve doortrekt; ende iemandt quetzende, zal gckiclt weiden, verbeurende niet te min zes maanden gagie. L X X X I I. Ende zoo wie iemandt doode, zal met den dooden levendigh over boort gezet werden, ende zyne maantgelden verbeuren. L X X X I I I. Niemandt zal vermogen met eenigh vuur ofte lichc, in het ruym, Scheeps-bottelerye, ofte kruyt-kamer F f 5 t als zy daannne gezeten hebben, dat haar in de betalinge zal werden afgekort. X C I X* Bplan«rende de geldt-boeten ofte verbeurte van maanteelden, zullen by den Commandeur ende by denBreeSen-Raadt niet mogen geremitteert werden, alwaar t nok zoo, dat den delinquant zwaarder aan den lyve Geftraft wierde; op pene, darmen de boeten verhalen ende op de reekeninge ftellen zal van den genen, die'dezelve geremitteert zullen hebben, C. 7oo iemant de gevangenen met fpys, en drank, ofte andere middelen affifteerde, zal verbeuren een maant gagie, ende acht dagen in d'yzers ütten op Water ende broot. C I. Ende op dat den Provooft metrefpeft ende authoritevt zyn Ampt bedienen mach , zullenalle Scheeps-Officieren oehouden wezen den Provooft te adfifteren, zonder datnem iemant zal mogen verhinderen in t apprehenderen, veel min den gevangenen te helpen; op pene van aan den lyve geftraft te werden. CU. „ , Alle zaaken den Soldaten concernerende, zullen by denKryghs-raadt,beftaande by den KoopmM.Scrnp-  OoJI - ïndïfche Compagnie. 463 per, eerfte Sargeant, (w) Corporaal,ende Lanspasfaat verhandelt, ende afgedaan werden; ende van geheel zwaren gewichte wezende, by dcnBreeden-raad, zoo wanneer daar twee ofte meer Schepen in Vloote by den anderen zyn. C I I I. Alle Krygs Officieren ende Soldaten zullen over al op dc fchepen van de Compagnie van fpys ende drank, gelyk alle andere in dienft var^de Compagnie wezende, verzorgt werden ; maar te Lande, boven haarrandfoen, zoodanige leeninge in geit ofte anders op af kortinge haarder maantgelden ontfangen, als den Gouverneur ende Raden van India zullen ordonneren, waar mede zy hun moeten genoegen. C I V. Doch zoo iemandt in 't Vaderlandt, vrouw noch kinderen hebbende, naa de expiratie van zynen verbonden tyt, by den voornoemden Gouverneur ende Raden toegelaten werde 4 aldaar buyten dienft als vryman te blyven, ende zich te erneren, zal de zoodanige de refterende Maantgelden , tot op zes maanden na, in India, (deverfterkte leeningen hier te Lande afgetrokken) betaalt werden. C V. De Soldaten zullen van den dag haarder aanneminge het gcwoonlyk loopgeit, te weten een Soldaat zes ftuyvers, ende een Officier tien ftuyvers daags , ontfangen , tot dat zy aan boort van de Lichters, ende tot des Compagnies koft zullen wefen, ende zullen als dan op haar vertrek , ende eerder niet , twee Maanden gagie op de hant voor af, op af kortinge haarder gagie, ontfangen. (w) Of hooger Krygs Officier,  404. Hiftorie van de Nederlandfche C V I. Eenig. Krvgs Officier komende op de uyt reyfe te fterven , ofte hem zulks te verloopen , dat hy daar over bv den Raad van zyn Ampt gedeporteert mogte werden, zal bv den voorfchrevcn Raad een ander in des afgeftorvens plaatfe geftelt werden, die den voornoemden Raa 1 bequaamft zal vinden , ende hem in denfelven d;entl van de Compagnie beft gedragen ende gequeten hebben. C V I I. Ende zullen alle Soldaten ende Krvgsoverftén, die in een anders Ampt ende Officie geftelt zyn, zoo veel verbetert worden, ende zoodanige gagie genieten > als den Overleden ofte gedeporteerden uyt het Vaderland varende, gehad heeft, in wiens plaatfe zy gefuccedeert zyn. C V I 11 De Krygs-Officieren endè Soldaten zullen zoo wel als het Bootsvolk , in quartieren gedeclt, ende geftelt worden, om elk haare wacht te bewaren, te foer ende te waak gaan; ende voorts ook niet al* jcenlvk altyts, als den noot zulks vereyfcht, maat ook wel altcmet buyten noot, alle fcheeps werk doen; op dat zy ook ervaren ende heqdaam, zo wel tot den Scheeps als tot des Lands dienft mogen werden. C I X. Alle Krygs Officieren ende Soldaten, als ook (des noot zynde) alle anderen in den dienft van de Compagnie wefende, geen uytgefondert, zullen gehouden wefen, zoo wel tot haar verfeekeringe ende deftinfie, als tot den dienft van de Hoog Mog. Heeren Staten Generaal, ende zyn voorgemelde hoogheyt, ende de Compagnie, ter ordonnantie van den Gouverneur Generaal ende Raden van India, als ook van alle andere over haar geftelde Overheden ende t>eyel-  Ooji-Indifche Compagnie. 465' hebbers tearbeyden, aan het maaken ende repareren van Forten, Bateryen, en Loopfchanffen ofte andere werken, zonder daar voor meer dan den vryen kolt, geduurende den tyd van 't arbeyden , boven haar bedongen gagie, te genieten. C X. Een ieder zal op zyn geweer geftelt worden, ende ter ordonnantie van den Generaal ende Raden van India, ofte ook van zyn Capiteyn, van t geweer moeten veranderen; ende zal een ieder naar huys keerende, ofte komende te overlyden, zyn geweer wederom afgenomen, ende aan de Compagnie gereftitueert werden. CXI. Alle Soldaten ende Krygs - Officieren zullen haar geweer fchoon , ende klaar houden , ende weekelyK aan hun opperfte Officier, als hier voren gefeyt is , op den fchouwdag moeten vertoonen. C X I I. Geen Krygs-Officieren, Soldaten, noch ook generalyk alle Soldaten, van wat zoorte ofte qualiteyt: datfe zyn , die hun in den dienft van de Compagnie begeven , zullen vermogen , buyten ordre ende expres bevel van den genen die over hun geftelt zyn , de Indiaanèn ofte Inwoonders van de Indifche Landen, eenige overlaft ofte gewelt te doen, t zy aan haare Perfoonen ofte Goederen , Vrouwen ofte Kinderen, hoedanig het ook mogt zyn ; ende hun voort in alles, gelyk andere in den dienft van de Compagnie wefende, moeten reguleren na den generalen Artykulbricf, andere inftrudien, ende ordonnantiën by de Bewinthebberen, ofte ook by den Gouverneur Generaal ende Raden van India airede gemaakt otte noch te maken, voor zoo veel defelve hun aangaan ; op pene van naar gelegenheyt van zaaken , aan den lyve ofte anderfins, volgens den Artykulbnef, .geftraft ende gemulcteert te werden. II. Deel. Gg CXIU.  466 Hiftorie van de Nederlandfche C X I I I. Alle vrye luyden zullen, geduurende den tyd van twee jaren , onder de Compagnie laten liaan zes Maanden van haare verdiende gagie, dewelke , ge- j durende den voornoemden tyt van twee jaaren , in Indien niet en zullen mogen werden betaalt, als naar voorbaande confent en authorifatie, te verfoeken van yder'Kamer daar den perfoon ofte perfoonen uytgevaren zyn. Q%1% Maar na expiratie van de voorfchreven" twee jaaren , indien den vry gegeven perfoon ondertuflchen goede teekenen, van gctrouwigheyt gegeven zal hebben zullen de voornoemde zes Maanden betaalt mo«en'werden aan zodanige vrye luyden, die hier te Lande geen Vrouwen ofte Kinderen hebben. C X v. De vrye luyden uyt India na defe Landen keercnde, ende dc voornoemde zes Maanden voor haar vertrek aldaar in India niet ontfangen hebbende, zal de felve hier te Lande goet gedaan werden, mits behoorlyk befcheyt mede brengende , ende vertoonende, dat zy aldaar in India niet betaalt zyn. C X V I. Alle welke Articulen die gene, die hun in dienft van defe Ooft-Indifche Compagnie begeven, gehouden zullen wefen , een yder zoo veel hem aangaat, eetrouwelyk , ende gewilliglyk in alle poincten naaf te komen, ende daar op, ten dage van de monltennce, ofte korts daar na, aan handen van den Othcicr, ten overftaan van twee Schepenen ofte andere Overheden, volgens gebruyk in de Steden van de refpective Kameren, nevens eenige van den Bewinthebberen , te doen behoorlyken Eed , een ieder naar de refpective Formulieren van Eede daar toe geordon-  ücft-Indifche Compagnie. %6^> neert, ende vervolgens in delen Artykulbrief gcu> ïereert. C X V I I. In welken Eed ende onderhoud der voorfchrevert Articulen, zoo wel die gene zullen gehouden wefen» I die ten tyde van de monfteringe ende van 't voorlefea | van den Artykulbrief niet prefent zyn geweeft, ofte | prefent zynde, op den Heer Officiers woorden ende i vragen, niet mogten geantwoort, gefproóken, nogj te haar handen opgeheven hebben, als die gene, die j prefent zyn geweeft, ende met opgeheven handen ï ende vingeren , den voorfz. Eed folemnelyk hebbeA J gedaan. C X V I I I. De Koopluyden ende Schippers zullen beforgen , s dat defen Artykulbrief, zoo haaft de fchepen in Zee J zullen wefen, ter eerfter gelegentheyt van weder eni Üe windt, ende voorts daar na alle vier ofte zes wee3] ken, ofte ten minften, de korte marginale annotatien, i ende eenige particuliere Articulen , die zy luyden i naar gelegentheyt van faaken noodig zullen achten i voorgelefen , mitsgaders de befondere mede gegeven & geëxtraheerde Articulen , aan den Maft ende andere i behoorlyke plaatfen geflagen, ende altemet vernieuwC i werden; op dat het volk defelve wel in haar MemoI rie houden, ende haar daar na te beter mogen regu* a leeren. c x i x. Zullen métle, na de eerfte gedane lccTure van dea | Artykulbrief, de Koopluyden een ieder op haar fchip 0 in de Cajuyt doen vergaderen die gene, die hier vooM reu ofte by de Inftiuclic van den Scheeps-Raad toe | Scheeps-Raden zyn geftelt, ende haar de voorfz. Inf] ftrutfie, met het formulier van den Eed daar onderJl ftaandc , diftindfelyk voorgelefen hebbende , zullen P zy 't voorfchreven formulier felver eerft teekenen , 1 ende in haar aller prefentie opentlyk belooft hebbeni. de, denfelven Eed ende Inftructle, zoo veel in huri i i», naar te komen, hun luyden voorts al te zamen 'c G g 2  08 Hiftorie van de Nederlandfche ( zelve formulier mede doen onderteekenen, ende gelyke belofte by hant taftinge af nemen. C X X. Gelyke ordre en manierein 't voorlefen, onderteekenen en afnemen van de beloften, zal ook ter eerHer vergaderinge van den Breeden Raad, (de Ichepen in de Vloote varende, ende zonder verhmdennge van de reyfe by den anderen blyvendc , by den genen wiens beurte als dan wefen zal te commanderen) gevordert worden, al eer defelve Raad in eenig werk ofte befoignezal mogen treden, als ook by den Gouverneur Generaal >van alle Raden van India, die ook zoo wel, als die van den Breeden ofte Scheeps-Raad, ende alle andere, zoo wel te Water als te Lande vallende Collegiale vergaderingen, niet en zullen vergeten altyt voor den aanvank haarder vergaderinge , God met ten anderen aan te roepen, volgens de gedrukte Formulieren van Gebeden de fchepen mede gegeven. (*) FOR- Cr) Formulier van Gebed , om voor de vergadering te fcheep gedaan te worden. Heerë Godt , Hemelfche Vader , gy zyt de Fonteyne aller Wysheid, naardien het u gelieft, ons te ftellen over het belevt ende reeeeringe van Schip ende aangenomen Keyle , ten dienfte van de Ooft-Indifche Compagnie , waar toe wy zonder dynen Goddelyke hulpe niet en vermogen, zoo bidden wv, dat gy ons tegenwoordig met uw Vaderlyke gen.de wit bywoonen , ende" met uwen Heyligen Geeft inonze vergaderinge prefideren, op dat ons duyfter verftand verligt, ende wy van alle Menfchelyke affeften mogen reyn wefen ; waar door wy alle onze handelingen zoo bellieren ende befluyten mogen, dat het alles mag gefchieden ter eeren uwes Heyligen Naams , welftand der waare Religie, ende onzes lieve Vaderland. . - Dit alles en wat ons meer van nooden is, belluyten wy met het volmaakte Gebed , dewelke jefus Chriftus onzen Heere en Zaligmaker ons alzoo heeft leeren bidden. Onze Vader &c.  Ocft-Indïfcle Compagnie. 469 FORMULIEREN van EEDEN. In den eerften , zal den Gouverneur GeneraalJn banden van de Hoog Mog. Heeren Staten Gener al, ofte derfelver Gecommitteerde , indien hy hier te Lande is , ende van hier na Ooft Indien wort gefondfn, zoo niet, maar dat hy in Ooft Indien wetende tot het voorfchreven Ampt gepromoveert^mogt werden , in handen van de Raden van Indiai die daai toe bv de Hoog Mog. Heeren Staten Generaal, ende zyn Hoogheyt ftecialyk zyn gelaft ende geauthorrfeei t, zoo zy gelaft ende geauthorifeert werden mits defen, doen ende prefteren dcfen naarvolgenden Led. Eed voor den Gouverneur Generaal. In den eerften, zoo beloove en fweere ik, dat ik de Hoog Mog. Heeren Staten Generaal van de vrye Vereenigde Nederlanden, als myne hoogfte en iouveraine Overheyt, Zyne Hoogheyt (j) by der gratie Gods, Prince van Orange, Grave van Naffouw, &c. als Gouverneur, Capiteyn ende Admiraal Generaal, ende de Bewmt hebberen van de Generale Geoftroyeerde Ooft - Inch fche Compagnie in defelve Landen, gehou.^nfJ£ trouw zal zyn, cn dat ik in alle getrouwigheyt ence naarftiehevt, na myn uyeerfte vermogen, alle arra»S 23 Si vaï de gemelte Nederlandfche: Geoe"royeerde Ooft-Indifche Compagnie za dirigeren ende belyden, zoo wel in Handel als Oorloge, ende dat in alle 't gene de Regeeringe van de Landen, Steden, Fo ten ofte Plaatfe?, mi&gaAw de Generale directie, ook van de Comptoiren, Goederen e Vlote van lühepéfi uyt Ooft-Indien komende, ofte dar;r ie Lande vaiende; in zulken gevalle zullen' de Commandeur ende Raad derzelver fchepen , uyt het Vaderland komende, haar in alles reguleren , naar de ordre; die zy van dezelve zullen Ofttfangen , haar alle gelegentheyd dezer Landen te verftaan'geven,, ende communiceren dc Inftrucrien ende' bevelen , die zy van de Bewinthebbers hebben ontfangen , omme by hun lieden daar op gelet-te werden , in 't refolveren op den naarderen laft ende qrdre, die zy deze fchepen ten dfcnfte van de Compagnie zouden mogen geven , naar dat de gelegentheyt van zaaken in de Ooft-Indikhe quai tieren ars dan zoude mogen vereyfehen. . ' ^ SSnv I ' ' oh De fchepen naar Ooft Indien gaande, ende wederomme van daar naar deze Landai kecrende , zullen voor al wel toezien, dat• zy geen Europifche havenen aandoen ofte inloopen , 't en ware door hooge S& XXI. De Krankebcfoekers, ofte Siekentroofters, zalmen op 't ftuk van bap Officie niet meerder bevelen, als haar Kerkdyke dienft mede brengt, naar welke zy luyden hun zullen reguleren ; ende voor al zorge dragern, dat zy lieden met onderlinge difputen, geen onluft en queftie'Onder het volk cauferen. , ' ' ' XXII.. Alle Commandeurs ende Raden in den Breeden-Raad zullen, voóTÉ den aanvlmg van de eerfte vergaderingen • doen  Ooft-Indifche Compagnie. 489 doen dezen naarvolgenden Eed, ende denzelven met haar lieder namen ofte merken onderteekenen j Wy ondergefchreven beloven en zweeren den inhoud van de bovengezeyde Inftruft'ie, naar ons vermogen getrouwelyk 'in alle poincten naar te komen , in alle civile en criminele zaaken die ons mochten voorvallen , een ieder naar ons befte kenniffè ende wetenfehap, zonder eenig faveur, gunfte, ofte diffi« mulatie,'goet regt ende Juftitie te adminiftreren; dat wy ook Sn dit Collegie onder den anderen , ende met allen anderen in den dienft van de Compagnie wezende, goede eenighevt, vriendfehap ende correfpondentie zullen houden "; ende voorts op de regeringe van het volk , zoo van onze refpecfive fchepen, als ook op de fchepen, vivres, ende ingelade goederen, ende op de regeringe ende directie van dc geheele Vlote, zoo lange de fchepen by den anderen zullen wezen , behooreiyke toelicht zullen nemen, ca alle zodanige goede ordre helpen ftellen , als eenigzins mogclyke zal wezen,',: ende ons jn alles quyten , als goede Raden, ten beften van de Generale Nederlandfche Gcocr.roy.eer.ie Ooft- Indifche Compagnie, gehouden zyn, ende behooren tt doen. Z03 ixaarlyk helpe om God Almachtig. X X I I I. De Commandeurs zullen verzorgen, dat de name des Hebreu voor. den aanvank aller vergaderingen,' ende aleer eenige zaken by der hand nemen, ofte te verhandelen , met aandagt mag aangeroepen , ende om zynen zegen gebeden werden , ten welken eynde de gedrukte Formulieren van gebeden, alle fchepen mede gegeven werden. Aldus gedaan, geordonneert, ende* gcarrefteert, ter vergaderinge van deZeventienc, ïeprelenterende de Generale Nederlandfche Geoctroyeerde Ooft-Indifche Compagnie , den September 1649, en m H.h 5 den  4ga Hiftorie van de Nederlandfche den naam derzelve onderteekent, binnen Amfteldam , N. N. Als Bewindhebberen. Op huyden den hebben de ondergefchreven Raads-perzoonen aan handen van den Commandeur, N. N. ende den voornoemden Commandeur aan handen van dezelve Raads- perfoonen , gedaan den hier voorftaandcn Eed ; ende in oirkonde van dioi, deze acte met haar lieder refpective namen, ofte merken onderteekent. SCHEEPS-RAADTS INSTRUCTIE, Naar welke de particuliere ofte dagelykfche Raadt van eik Schip , in adminiftreren van de Iuftitie, zoo voel in civile ab crimineele, ende in alle andere zaaken, fich zal hebben te reguleren; V en ware by den Gouverneur Generaal, ende zynen Raadt, eenige veranderinge in dezen gemaakt, ojte eenige nieuwe ordre geftelt werde, de welke als deze onderhouden ende naargekomen zal werden. I. Het collegie van dezen Raadt zal beftaan in vyf perzoonen; namentlyk, den Koopman, den Schipper, den Onder Koopman, den Opper - Stuurman, ende Hoogh-Bootsman. I li In dit collegiezal de Koopman den continuelen Prefident zyn, de vergaderinge van den Raadt beroepen, ende by gelykheyt van ftemmen twee ftemmen hebben. I I I. De Commandeur zal vermogen op d'andre Schepen van  Ooft-Indifche Compagnie. 491 van zyn vlote, m 't voorfchreve collegie te compareren, ende alda* het voorfitten ende voorftemmen hebben • weT verftaande dat de Commandeur van de Ichepen in Vlote gaande, zoo lange de zelve by een zullen zyn, wezea zal den Koopman van 't fchip, wiens beurte zal zyn, de vlagge te voeren, volgens den Seynbriev. I V. Alle civile niifbruyken ende overtredingen zullen by den voorfchreven Raadt bericht ende gefententieert werden; uytgezondert 't gene by den Prefidtnt en twee van 't collegie crimineel ofte capitaal geacht zal werden ,'t welk byden voornoemden Commandeur en denBreeden-Raadt, op het Schip van den Commandeur, zal bericht werden; mits dat de executie gefchieden zal op het fchip van den mifdadigen ;orte op alzulkc plaatzen als de Commandeur ende BreedenRaadt zal ordonneren. V. In alle civile ende kleyne overtredingen, in welke dit collegie moet fententieren, zal de Provooft eerlt aanklager ende eyffcher zyn, naa dat hy üch op het delict behoorlyk geinformeert zal hebben. V I. Alle aanklachten, fententien ende executien zullen by een van de Adüftenten pertinenteiyK regiitreert ende by twee van 't voornoemde college onderteekent werden. V I I. De Koopman ofte Schipper zal gehouden wezen, daags voor dat zy meenen recht te plegen, met zyn fchiD dicht by den Commandeur te houden , ende de vtgge aan den Cralyn by de marfe op te haaien ende een geheel uure te laten wayen; op dat ue Com^ndeurSmagweten,datmCndesvolgenden daags recht  49^ Hiftorie van de Nederlandfche doen zal, ten eynde by fich zelfs, ofte iemant van zynen Raadt, door zyn bevel, opden voorfchreven rechtdagh late vinden;.ende byaldien deCommandeur, ofte iemant van zyne voornoemde Raaden, voormiddag niet en quame, zal 'tcollegie met de zaaken voortvaren, ende recht doen: ende zoq de mifdaat crimineel is (3ls voren verhaalt) zullen gehouden wezen terftunt, na 't voorfchreve collegie gefcheyden is, het bovengefchrevcn teyken andermaal te doen; op datdeCorftinandeur wete,dathct feyt crimineel gcoordeelt wort, eade voorts daer op behoorlyke ordre ftellen mag. V II I. By verfterven van de Koopmah, Schipper ofte andere Officieren ; ofte dat iemant zich qualyk droege, ofte gouverneerde; zal by de Commandeur ofte BreedenRaadt, een ander in de plaatze geftelt werden. I X. Ende by aidien de Schippers ende Stuurlieden in haar courflen ende gisfingen mogten ddcordereu, zullen gehouden zyn den Commandeur ofte Koopman 't zelve te verwittigen ; op dat door hem daar op. gelet en goede ordre geftelt mag werden. X. De Koopman zal niet vermogen, zonder advys van den schipper, nochte de Schipper; zonder advys van den Koop uan , iemant in de boeyen te ftellen. Nochte zal eenig Soldaat^, zonder laft ende advys van deCapiteyn, ofte die in deffelfs plaats over de Soldaten het opperde gebiedt heeft, in apprehentie geftelt mo5;en werden: blyvende niettemin' d'authoriteyt van de Commandeur in haar geheel, omme, als voor dezen, ook zonder iemants advys,eenig dejinquant in de boeyen te mogen doen fluyten. X I. Die in deze. Raadt eenige ftemmen hebben-, zulien go  Ooft-Indifche Compagnie. 493 gehouden wezen „ter eerder vergaderinge van dc zei. ve Raadt, aan handen van den Koopman tc doen dezen naervolgendenEedt, ende de zelve met haarlieder namen ofte merk onderteykencn: Wv ondergêfchVeven beloven ende zweeren, dat wy ^rinhoudt van de bovengefchrëven InftrucT,e,nnar ons ve»,getrouwelyk m alle pompen naartómen , in alle civile en criminele zaakén dewelke voóN vallen mochten , een iede. naar onze befte kenmffe ende we SJfchPp, zonder eenig faveur, gunfte, ofte disfimuS^Raet recht en Juftitie adrnmiftiyen ondTmalkandercn,en met allen anderen m den dienft van de Compagnie wezende, goede eemgheyt , vriendtfchap,ende correfpondentie houden,en voorts ™ ! regeer nee van het volk,zoo van onze reTpecSve fcheSen als ook op de fchepen, vivres ende ,£ gehd n Sederen, mitsgaders op de regennge ende Sfreftie van de geheele vlote, waar mede wy m compagnie zullen komen te vaeren» ende zoo ange de &n bv den anderen zullen wezen, behoorlvki toeficht nemen, ende alle zoodanye ordre zulerfhelpen ftellen,als eenigfins mogelyk zal wefen; InHP voorts ons in alles te quvten,nls goede Raden, tebÈft£ van de"vereenigdeöoft mdifche Compagnie, gehouden zyn, ende behooren te doen. Zoo waarlyk moet ons Godt AMtigb helpen. XII. ' Deze Raadt zal niet gehouden, nochte eenige zaaken in dezelve verhandelt mogen werden, c en z y de name Godts alvoren aangeroepen, ende de getnSvke eebeden gedaan zullen zyn, ten welken 53?$ gefllefofmülieren oP alle fchepen werden mede gegeven. XIII- Alle Krygs-zaaken, ofte de Soldaten aangaande, zullen by dln Krygs-Raadt, t» weten, by den Koog  494 Hiftorie van de Nederlandfche man, Schipper, Sargeant, Corporaal endeLans-paê- faat gedediceerc ende verhandelt werden. Aldus gedaan, geordonneert, end'e gearredeert, ter vergaderinge van de Seventienen, reprefenteerendë de Generale Nederlandfche Geoctroyeerde Ooft-Indifche Compagnie, binnen Amfteldam, den September 1649. en"in de Naam derzelve ondertekent. Als Bewindhebberen. Op huvden den hebben de ondergefchreven Raadts-perzoonen aan handen van den Koopman N. N : ende den zeiven Koopman reciproquelyk aan handen van de andere Raadts-perzoonen, gedaan den hier voorftaanden Eedt; ende in oirkonde van dien, deze acte met haar refpeétive namen, ofte merken oü» derteekent. INSTRUCTIE voor de KOOPLUYDEN, Die hun in den dienft van de Nederlantfche Geoctroyeerde Ooft-Indifche Compagnie legeven hebben. I. In den eerften, zullen alle Koopluyden haar reguleren naa d'Inftructie, zoo voor den Breeden ende particulieren Scheeps-Raadt, als ook op het ftuk van de Iuftitie gemaakt,midtsgaders den Seyn-Rantzoen-ende generalen Artykel-Briev, de welke zy nevens deze" Inftructie dikwils rezumeren, ende den voornoemden Artykel-Briev de gemeene Bootsgezellen , Soldaden, enüe anderen onder haar gebiedt ftaande, ten minden eens ter maant ofte zes weken voorlezen zullen; op dat een yder van dezelve goede ken-.  Oo^-Indifche Compagnie. 495 nifle hebbe,ende zich naar den inhoudt van dien punÜuelyk reguleren mag. I I. Zullen ook zorge dragen ende ordre ftellen, dat het broodt, vleys, ende andere fpyze, ofte goederen, dewelke door ouderdom, ofte eenige vochtigheyt zouden konnen bederven, ter plaatzen daar men gelegentheyt mochte hebben,verlucht,herzouten, ofte herpekelt, gedroogt, ende wederom tot een verfche lucht ende fmaak gebracht werden. I I I. Insgelyks, dat door den Hoogboots ende Schiemans de fchepen, naar huys komende, wel geftuwt ende geladen mogen werden,op dat de koftehke fchepen, tot grooten intereft van de Compagnie, niet wanladen naar 't Vaderlant keeren; ten welken eynde zy, tusfchen de fcheerhouten,ende aan 't boort zullen doen maken gaten, om de ftort - goederen daar door bequamelyk in te Horten, ende de Sc hepen wel tevofladen. I V. Alzoo de peper, noten, ende girofFel-nagelen veeltyts, vermidts de langdurigheyt van de reyze, in de fchepen heet worden, ende bioeyen, zullen de Koopluyden wel letten, dat onder dezelve geen andere koopmanfchappen ofte goederen, om het nootwendig verderf der zei ver te verhoeden , maar de voornoemde drie fpecien elks in een ruym apart, geladen werden ;op pene van de fchade mede te verhalen aan die Koopluyden, in welker fchepen bevonden zal werden contrarie deze ordre gedaan te wezen. V. Ende, op datmen weten mag, by wiens fchult zoodanige fchade toegekomen is, zullen alle Schippers gehouden wezen van hare ingenomen ladinge Gegnolfementen te teekenen, daar inne verklaren, hoe  Hiftorie van de Nederlandfche hoe alle de zelve goederen geladen zyn, in hoe vee) ruymen, ende wat elk ruym is inhoudende, daar mede haar de Schippers zullen moogen ontfchuldigen, ' ende zullen alle Koopluyden, eenige goederen affcheepende, gehouden wezen de Schippers zoodanige cognoiTementen af te vorderen, en nevens haar brieven by verfcheyde fchepen over te zenden. v I. Dc Koopluyden zullen, yder in zyn quartier ofce comptoir, neerftelyk letten op den inkoop van de goederen waar ioé zy ordre hebben, achtervolgen-' dc de memorien, monitors, ende inftru&ien, tot inkoop van de zelve haar mede gegeven ;midtsgaders, aangaande het houden van de fcheeps ende logibboeken, haar reguleren naa de particuliere gedrukte inftruttien daar van gemaakt; op de penen daar toe flaande. V I I. Zullen voorts ook alle Kooplieden, Onder-Kooplieden , ende Adliftenten, op de Comptoiren van de Compagnie eenige adminiftratie hebbende, van elke foorten van Koopmanfchappen bezondere reekeninge houden ; van elke partye die zy lieden verhandelen, inkoopen , verkoopen , ontfangen , leveren, ende vermangelen, een poll: apart op hare Journalen maken ; zonder in een poft te begrypen verfcheide debiteuren of crediteuren; maar elks een rekeninge apart op haar groot - boeken geven, met perfecte aanwyzinge van elks contra partye. VIII. Zullen ook in haare Journaal-boeken in yder poft wel perfeótelyk fpecificeren , ende in 't lange ftellen, de qualiteyt, quantiteyt, gewichte, mate, ende pryze van yderKoopmanfchap, met uytdrukinge van de namen der perzoonen, daar zy medé handelen; Hellende de munte van de plaatzen daar zy leggen ofte handelen , binnen de linie , ende buyien de linie, dezelve op  Ooft-Indifche tdmfagnie. 497 op haren groot-boek uyttrekkendein guldens, ftuyvers en penningen, naar de munte van deze landen de zelve reducerende. IX. • Zoo wanneer eenige Koopluyden hare boeken meeiien te fluytcn , zullen zy achter in haren ouden grootboek maken een rekeninge van balance, op welke zy de floten van alle hare reekeningcn zullen brengen, zoo in debet als in credit, naa dat de voorfchreven ïeekeningen op 't zelve groot - boek bevonden zullen Werden-. X. En dan voorts vervolgens nieuwe boeken daar van maken, ftellende in haren nieuwen Journaal alle de partyen vaa hare ballance, ende op nieuws infehryvendè debiteurs van het afgeleyde groot-boek in de debet, ende de crediteurs in credit, wel uytdrukende in'tlange de quantiteyt, qualiteyt, als "voren verhaalt is; op dat in 't overdragen elke partye in *t groot - boek wederom zyn eygen reekeninge mag hebben als voren , ende dat men van den beginne van hare adminiftratie, tot op het flot van de lefte rekeninge, mag zien wat zy, gedurende haren tyt,al hebbeu"verhan* delt, ende ofte zy ook alles verantwoorden als naaf behooren. X t Zullen medein hare boeken van dehuyskofteh, mónfekoften, fchenkagien, ende andere koften, van elks apart rekeninge houden, zonder de zelve in de rekeninge van winninge ende verlies tefmören;op dat men t'alïen tyden lichtelyk ende bequamelyk daar uyt mag Weten, wat, ende hoe veel yder partye jaarlyks komt te bedragen. X I I. Alle Koopluyden, Onder-Koopluyden{ eh AdflfteHteh, in het generaal, zullen een fehriftelyk memonéII. Deel, li beek  <^9& Hiftorie van de Nederlandfche boek ofte Journaal houden ter plaatze haarder refidentie, omme daarinne te annoteren het notabelfte aldaar te lande binnen haren tyt paiTerende, byzonder daarinne ftellende't gene waar aan de Compagnie gelegen is, omme hier te lande komende, aan de Bewinthebberen over te leveren. XIII. Zullen ordre ftellen ende goede toezicht nemen op de medegegeven vivres, ende victualie, dat de zelve niet alleenlyk wel bewaart, maar ook naar behooren gefchaft ende geoorboirt mogen werden, in conformité van den rantzoen-briev, ende lyfte van de vivres, op pene daar inne geftelt. X I V. Zullen ook de voornoemde Koopluyden bezorgen, dat van dc gantfche reyze, van den cours die der gehouden, ende van het gene op de reyze gepaffeert is, pertinente Journalen gehouden ende gemaakt mogen werden, ende dat de zelve metd'eerfte fchepen nevens de refolutie ende fententien overgezonden werden , latende altyt een copye ofte dubbelt op Batavia; ende bezorgende, dat alle kaarten, boeken, brieven, ende teykeningen aan de Bewinthebbers mogen overgezonden , ende ter hant geftelt werden, volgens den Artykel-fjriev. X V. Alle Koopluyden zullen van de Bewinthebberen ontfangen de carge ende contante penningen in hare fchepen geladen, daar van zy luyden t'aHen tyden goede rekeninge, bewys ende reliqua moeten doen. XVI. De Koopluyden zullen, ter vergaderinge van de Bewinthebberen, t'haarder wederkomfte raport doen van haare reyze, ende van alle 't gene zy luyden, gedurende de zelve revze, gefien ende geobzerveert hebben tot dienft, fchade, ofte bate van de Com- pag-  Ooft-Indifche Compagnie. 499 pagnie dienende; waar van de Koopluyden ook, aleer hare maantgelden t'ontfangen, een fchriftelyk difcours, raport ende remonflrantie zullen overleveren, in de zelve (zoo veel doenlyk) obzervêrende d'ordre ende aanwyzinge, volgens de memorie op het ftellen van de difcourfen daar van gemaakt. XVII. Zullen niet alleenlyk de Predikanten ende Siekentroofters in alle behoorlyke refpecl houden, maar ook zorge dragen dat zy by anderen niet en werden veragt , befpot, geinjurieert, ofte in haar bedieninge eenigzins belet ofte verhindert ; in conformité van den Artikulbrief, ende voorts ook goede ordre ftellen , dat de dagelykfche gebeden des morgens ende des avonts , ende andere Chriftelyke oeffeningen op de Zondagen , ende als 't gelegen komt in de weeke, geobferveert, enele gedaan mogen werden : zonder tuffchen de Predikanten, veel min tulTchen 't gemeene volk, eenige difputen in 't ftuk van de Religie toe te laten. XVIII. By aldicn de Koopluyden, Schippers, ofte andere Scheeps ofte Krygs Overheden eenige occafie gegeven werd by d'e^Predikanten ofte Siekentroofters , omme dezelve daar over te berifpen ofte beftraffen, zullen 't zelve met alle difcretie apart, ende niet iri prefentie van 't gemeene volk doen, omme haar lieder ampt ende perfoonen in geen kleynachtinge të brengen v 't en ware zy iuy Jen eenige zodanige openbare ende alle den volken bekende delicten ('t welk God verhoede) hadden begaan, daar over fententie, ende exemplare ftraffe zoude moeten gedecerneert werden ; in welken gevalle , als ook in alle andere zaaken, tegen dezelve Predikanten, endeSiekentroosters, niet anders, nogte by geen andere Rechters oftë manieren, dan tegens de Koopluyden, Schippers, eü de andere Ofncieren, zal gedaan nogte geprocedeerl mogen werden* . Ji ? XlXs  §00 Hiftorie van de Nederlandfche X I X. Alle Koopluyden, zoo wel als de Schippers, AdfrV ftenten, ende andere Officieren en dienaars van de Compagnie , wert expreffelyk verboden aan iemant anders, dan aan de Bewinthebberen , van den ftant, ftaat, ende gelegentheyt in de Ooft-Indien, eenige Brieven te fchryven. X X. Ten welken eynde alle brieven, in conformité van den Artikulbrief, aan de Bewinthebberen eerft overgelevert, ende by hun lieden zulks goet vindende, geopent ende gevifiteert zullen werden. XXL De naargelatene fchriften ende papieren van de Predikanten ende Siekentroofters zullen t'haren overlyden geinventarifeert , bezegelt, ende befloten, aan de Compagnie overgezonden worden. XXII. Alle Koopluyden zullen gehouden wezen , zoo wel aan de Compagnie, als aan den Gouverneur Generaal ende Raden van India, over te fchryven den ftaat van haar Comptoir , byzonder den Handel ende Negotie betreffende : ende zullen de voornoemde haare brieven , door den Gouverneur Generaal ende Raden van India geopent, herwaarts overgezonden werden. XXIII. De Koopluyden ende Schippers zullen verzorgen , dat aan het volk op de fchepen varende, gediftribueert werden de Boeken haar mede gegeven , omme tot ftichtinge te gebruyken ; te weten aan yder bak een Teltament, (bb) een rufte des gemoets, een trooft der (bb) Een Pfalmboek of zodanige andere Boeken als daar zoude mogen zyn , ende zoo verre dezelve zullen kunnas urekken.  Ooft-Indifche Compagnie. 5°* der confcientie, een Spaanfche tiranny, ofte andere, zoo die zyn, ende zoo verre dezelve zullen konnen ftrekken ; ende zullen alle overige boeken in India laten, omme op de Comptoiren ende Forten gebruy Kt te werden. XXIV. Zullen mede verzorgen, ende neerftelyk letten , dat alle de amen ende half amen olie, die in haare refpettive fchepen werden geladen, zoo tot haar provifie, als mede omme in India overgelevert te werden, in 't fcheeps ruym in de bovenfte lagen voor de hant gcflouwt werden, omme dezelve altemaal, wanneer dc fchepen zullen gekomen zyn omtrent de Canarifche ofte Cabo Verdfche Eylanden , ofte eerder gelegentheyt, boven te halen, tappende daar at zoo veel datze wan blyven, alzoo de Olievaten niet vol gehouden mogen werden; waar na de hoepen van de fuftagie , met zout water ende zant wel gevrevcn zynde , vaft aanaedreven moeten werden, omme de overgrodte fchade ende leccagie van de Olie te voorkomen dewelke in dc hitte uytdeyt , en derhalven wel bewaart moet werden, (cc) Aldus (cs) Is met het bygaande XXV. Artikul vermeerdert. By aldien de fchepen in haare reyfe zoude mogen komen au» te doen, 't zy 't Eiland Annabon , de Caap Lapo GonUlves, en daar omtrent gelegen Landen, of ook wel eenige andere Landen daar de Farinha ofte Mandioca-Wortel « val enlende , zullen de Schippers, of Koopluyden goede partye planten daar van in Kallen, ofte Balien , wel van den andere gefepareert en verzorgt, hebben mede te neemen, en die aan de Cabo de Bonne Efperance overleeveren , om aldaar te werden voortgeplant. Van gelyke zoo 't gebeurde dat ze Cabo Verde ofte andere plaatfen Slaaven uytleverende, door noot kwamen aan te doen, zullen 10 , ia ,■;ofte meer, na gelegentheyt en groote van fchepen, ten redelyken p.yzen bekomelyk zynde, hebben in te koopen ,■ en die aan de Ubo de Bonne Efperance over te geven , verftaande aan Cabo . Verde, ofte andere plaatfen onder de Weft- Indifche Cqm^. pagnie deezer Landen behoorende, van die .van de geroeide Compagnie aldaar. li 3  £02} Hiftorie van de "Nederlandfche Aldus gedaan, geordonneert ende gearrefteert ter vergaderinge van de Zeventiene , reprefenterende de Generale Nederlantfche Geoctroyeerde Ooft-Indifche Compagnie, binnen MEMORIE Voor de KOOPLUYDEN, JEn andere Officieren; waar op zy, in *i ftellen van haar Raporten , zullen hebben te letten , omme de Heeren Bewinthebberen , baar Meeft er s , van alles puntluelyk te onderrichten; Bejïaande in zes principale Hooft painSten. 1 Eerft: de gelegentheyt ende fituatie van de Plaatfen daar zy geweeft zyn ten dienft van de Compagnie. 2 Ten anderen: de Politie en Regeringe derzelver. 3 Ten derden : den Handel ende principale Neeringe aldaar, 4 Ten vierden: de vruchten van de Landen. j Ten vyfden : onzer Vyanden magt, gelegentheyt ende correfpondentie in dezelve plaatzen. 6 Tenzcften: de magt, gelegentheyt ende correfpondentie van de Compagnie in dezelve plaatzen. In bet Deduceren van 't eerfte PoinEb zal dienen gelet, ofte in een Caart afgeteekent, ofte ten minften particulierlyk aangetvefen. ? De Groetheyt van de Landen, Steden, Dorpen, &c. ■ 2 Figure, 't zy rond, vierkant, ofte anders. 3 De Polus hoogte. 4 De Rivieren , en haare diepte, wydte, cours ofte loop ten Ooften, Weften, Zuyden ofte Noorden; ook hoe verre die Landwaart in met fchepen, en klyn Vaartuyg bevaren konnen worden, en welke Steden op dezelve leggen. '• 5 Wat  Oofl-lndtfch Compagnie. 5^3 Hiftorie van de Nederlandfche Aldus gedaan, geordonneert, ende gearrefteert, ter vergaderinge van de Zeventiene, reprefenterende de Generale Nederlandfche Geoftroyeerde Ooft-Indifche Compagnie, den September 1640, en in den naam derzelve onderteekent, binnen Amfteldam , N. N. Als Bewinthebberen. INSTRUCTIE voor de SCHIPPERS, In den dienft van de Geoctroyeerde Ooft-Indifche Compagnie na Ooft-Indien varende. I. Alle Schippers zullen haar reguleren naa dc Inftructie van den Breeden en particulieren Scheeps - Raad, mitsgaders den Seyn-Randzoen en generalen Arrykelbricv, die zy nevens deze Inftrucfie dikwils zullen rczumeren, en den voornoemden Artykelbriev den gemeenen Boots-gezellen, Soldaten, ende andere onder haar gebiedt ftaande,ten minften eens ter maant,ofte alle zes wceken, voorlezen ;op dat een yder daar van goede kennifle hebben, en hem naar den inhoudt van dien puncluclyk mag reguleren. I I. Zullen mede zorge dragen, ende ordre ftellen, dat hetbroot, vleys, ende andere fpyzen ofte goederen, die door ouderdom, ofte eenige vochtigheyt konnen bederven, ter plaatze daarmen gelegentheyt zal heb' ben, verlucht, herzouten,ofte herpeekeit,gedroogt, ende wederom tot een verfche lucht ende fmaak gebragt mogen werden. ^ ^ ^ Dat de Hoogboots- ende Schie-mans daar toe ge- hou-  Ooft- Indifche Compagnie. 507 houden werden, dat de fchepen naar huvc komende, wel g< ftöuwt, ende geladen mogen werden ; op dar. de koftelyke fchepen, tox grooten jntreft vande Compagnie, niet wanladen naar't Vadcrlandt koeren: ten welken eynde zylieden tuffchen de febeerhouten, ende aan 't boort, gaten zullen doen rnaaken, om de ftortgoedcren daar door bequamelyker in te Horten, ende de fchepen wel vol te laden, 1 V. Alzoo de peper, noten, ende nagelen, vermits de langduurigheyt vande reyze, in tle fchepen veeltyrs heet werden, ende broeyen , zullen de Schippers wel letten, dat daarinne tulfchen, ofte onder, geenerhande koopmanfctiappen ofte goederen werden geladen , omme het nootwendig verderf der zei ver te verhoeden; maar dat de voornoemde driefpecien, eiksin een ruym apart, geladen werden; op pene, van de fchade aan die Schippers mede te verhalen, die bevonden zullen werden contrarie deze ordre gedaan te hebben. V. Ende, op dat men weten mag, by wiens fchult zoodanige fchade toegekomen is, zullen alle Schippers gehouden wezen van haar ingenomen ladinge Cognoffementen te teekenen, daar in verklarende, hoe alle de zelve goederen geladen zyn,in hoe veel ruymen,ende wat elk ruym is inhoudende; daar mede haar de Schippers zullen mogen ontfchuldigen. Ende zullen alle Koopluyden, eenige goederen affchepende, gehouden wezen de Schippers zoodanige Cognoffementen af te vorderen , ende nevens haar brieven, by verfcheyden Schepen, over te zenden. V I. Aangaande de fardelen, pakken,ende andere flukgoederen, die in killen, pakken, fardelen, ofte balen zyn, zullen de zelve op den anderen tegens de ruymen van de fpeceryen, zoo veel doenlyk, geffouwt werden. VII,  508 Hiftorie van de Nederlandfche V 1 I. Zorge dragende, dat de koftelyke waren, als zyde, zyde-laakcnen, indigo, ende diergelyke, zoo naar in de middelde lagen geladen mogen werden, als doenlyk zal wezen, omme van onderen niet befchadigt, ende van boven door de lekagie niet verdorven te werden. VIII. De tyt ofce plaatze van ververfinge zal daan tot difpoütie van den Breeden ofce dagelykfehen Raad; en zullen geen boots, zonder des Koopmans confent ende kcnnhTe, van 't boort aan het landt mogen varen; alles conform den Artykelbriev. I X. De Schippers zullen bezorgen, dat, tot verhoedinge ende ontdekkinge van alle confpiratien, de ronden in de refpeftivè fchepen, naa luydc den Artykelbriev, mogen gedaan werden. X. Geen goederen, pakken , ofce balen, zullen gelod, geopent, ofce ook eenige timmeringe aan de Ichepen, zonder des Koopmans confent ende kenniffe, gedaan mogen werden, als breeder in den voornoemden Artykelbriev. X I. Zullen ordre dellen, ende goede toezicht nemen op de medegegeven vivres, ende viftualien, dat dc zelve niet allcenelyk wel bewaart, maar ook naa behooren gefchafc ende geooirboirt werden, in conlorrnice van den Randzoenbriev, ende lyde van de vivres; op pene daar in gedelc. X I I. Item:dat het kruyt alle veertien dagen (ten lang-  Ooft-Indifche Compagnie. $09 ften genomen) omgekeert, ende geen fchoten zonder ordre gedaan werden. (dd~) XIII. In't Hellen van den cours, zoo van deze landen naar de linie, omme in de bocht niet te vervallen, als van de Kaap, om ipoedig op Batavia te komen, zullen de Schippers, ende Stuurluyden zorge dragen ,dat d'Inftrufbie dien aangaande by den Seynbriev geftelt, gevolgt, ende naargekomen werde, X I V. De Schepen in de Ooft-Indien, ofte onderwegen, 't zy in de uyt-ofte weder-reyze, met den anderen varende, zullen de Koopluyden van de zelve fchepen altydts beurt om beurt commanderen, ende de vlagge voeren, in conformite van den Seynbriev :'t en zy over de vlote, op de uyt-reyze by de Bewinthebberen, Ofte op de wederomreyze, by den Gouverneur ende Raden van India, eenen expreffen Commandeur geftelt is. X V. De Commandeur zal altyt in den Breeden - Raad prêfideren; ende by gelykheyt van ftemmen, twee ftemmen hebben; mitsgaders den zelven^Raad doen vergaderen ende by-een-roepen. X V ï. De Schippers zullen,'op haar wederkomfte,ter vergaderinge van de Bewinthebberen, rapport doen van hare reyze, ende van allen 't gene zylieden, gedurende dezelve reyze, geilen ende geobferveert hebben, tot dienft, fchade, ofte bate van de Compagnie. XVII. De Schippers zullen ook niet alleen de Predikanten, en- (dd) Ook geen onnodige, mede op poene als inde Artykelbriev,  gto Hiftone van de Nederlandfche ende Siekentroofters in alle behoorlyke refpect hou* den , maar zorge dragen, datze by anderen niet en werden veracht, gcinjuriecrt, ofce in haar bedieninge eenigzins belet ofce verhindert, volgende den Artykeh brief; ende voorts goede ordre ftellen, dat de dagelvkfche gebeden, des morgens ende 's avonds, ende andere Chriftelyke oeffeningen op de Zondagen, ende als het gelegen komt in de weeke, geobferveert, ende gedaan werden, zonder tuffchen den Predikanten, veel-min tuffchen 't gemeene volk, eenige difputen in 't ftuk van de religie toe te laten. XVIII. By aldien de Schippers, ofte andere Scheeps-ofte Krygs Overheden, eenige occafie gegeven wereby den Predikanten, ofce Siekentroofters, om dezelve daar over te beftraffen,zullen 't zelve met alle difcrecie, ende vooral apart,ende niet in prezentie van 't gemene volk doen, om haariieder ampt, ende perzonen in geen kleynachtinge te brengen; 't en ware zylieden eenige zoodanige openbaare, ende alle den volke bekende delicten ('c welk Code verhoede) hadden begaan , waar over fententie ende exemplare ftraffe zoude moeten gedecerneert werden: in welken gevalle, als ook in alle andere zaaken, tegens dezelve Predikanten, ende Siekentroofters, niet anders, noch by geen andere rechters ofte manieren, dan tegens den Koopluyden, Schippers, ende andere Officieren, zal gedaan, nog geprocedeert mogen werden, X I X. De Schippers zullen mede helpen zorge dragen, dat Zich niemant van de Chriftelyke exercitiën, gebeden, ende oeffeningen, bezonder op de Sondagen, abfentere; veel min dezelve gebeden , ende Zondaags oeffening, met dronken drinken, ofte andere onnuttclyke exercitiën verzuyme. X X. De Schippers zullen helpen bezorgen, zoo haaft als dc  Ooft - Indifche, Compagnie. 511 de fchepen in de fpaanfche zee zullen zyn gekomen, dat aan het volkopde fchepen varende,gediftribueerc werdéh de boeken, die by de Compaignie werden mede gegeven, omme die tot ftichtinge te gebruyken. Ende in 't fcheyden uyt India, zullen alle d'overige boeken, dieze eenigfins zullen mogen t'Scheep hebben, in India laten blyven, 't zy aan deCompcoiren daarze jongft van daan fcheyden zullen, ofte aan de in 't landt blyvende fchepen, die op haar vertrek by hun zullen mogen wezen; op dat met dezelve boeken, die de Compagnie veel komen te koffen, eenige goede vruchten onder het gemeene volk mogen werden gedaan zonder dezelve vruchteloos over ende weder in de'fchepen te voeren. XXI. Zullen ook neerfb'g letten, dat alle de amen, ende halve amen olie, die in de refpeclive fchepen werden weiaden, zoo tot provifie, als omme in Ooit-India overgelevert te werden, in het fcheeps ruym in de boventte lage voor de handt geflouwt werden, om dezelve, wanneer de fchepen zullen gekomen zyn omtrent de Canarifche ofte Cabo Verdfe Eylanden , ofte eerder gelegentheyt, boven te halen; daaruyt zoo veel tappende, datze wan blyven,alzoo de olie-vaten niet mo^en vol gehouden werden, waar naa de fuftagie metÖzout water ende zandt gevreven zynde , de hoepen aangedreven moeten werden, om de groote fchade ende'lekagie van dezelve te voorkomen, alzoo de olie inde hitte uytdydt, en derhalven wel bewaart moet werden, (ee) Aldus gedaan, geordonneert, ende gearrefteert, ter vergaderinge van "de Zeventiene, reprefenterende de Generale Nederlantfche GeoCtroyeerdc OoIMndifche Compaignie, binnen. „ IN- (ee) Zie hier vooren het 25de Art. van de Inftructie toor de Koopluyden dat hier het 22fte Artikel is.  512 Hiftorie van de Nederlandfche INSTRUCTIE voor de PREDIKANTEN ende SI EKENTROOSTERS, Die hun in den dienft van de Vereenigde OoftIndifche Compagnie zullen willen begeven* i Alle Predikanten ende Siekentroofters zullen haar ,in de bedieninge van hun ampt ende beroepinge, reguleren na de ordre ende particuliere Inftrudtie, die haar, met approbatie van Bewinthebberen, ten dieneynde bydcn Claffis in de refpective Steden vande Kameren van de Compagnie , alwaar zy aangenomen zyn, mede gegeven zullen werden. Ende voorts , zoo veel de civile confervatie, ende borgerlyke gehoorzaamheyt aangaat, gedurende haare reyfe, gelyk als alle andere Officieren en dienaars van de Compagnie , de gefielde Overheden, zoo wel te Water als te Lande, onderworpen zyn , ende hun moeten reguleren naaiden generale Artykulbrief, en deze en andere Inftructien, byde Bewinthebberen alhier , ofte ook by den Gouverneur Generaal, ende Raden van India gemaakt, ofte noch te maaken. I I. De Predikanten ende Siekentroofters zullen goede zorge dragen, ende by d'Overheden van de refpective fchepen ende Comptoiren, altyd helpen bevorderen, dat 's morgens ende des avohts de publyke gebeden met behoorlyke aandagt by hun gedaan, ende by alle 't volk, inzonderheyd by den genen die over de andere geftelt zyn , zonder eenig verzuym, 't en ware Var»  Ooft-Indifche Compagnie. 513 van ziekte , ofte van andere nootlyke gelegentheyt, gefrequenteert mogen werden: alsook des Zondaags, de voor en naar middaagfche vcrmaninge, ende andere Chriftelyke oeffeningen ende gebeden: mitsgaders ook in de weeke, zoo wanneer , ende zoo dikwyls als 't zelve gevoeglyk zal konnen gefchieden. 1 I I. De Predikanten ende Siekentroofters zullen niet vérzuymen , de fieken dagclyks , zoo meenigmaal toe haarder verman inge te vertrooften, ende onderwyzinge ter Zaligheyt te bezoeken, ende alle goede troostelyke vermaningen aan haar te doen, als de gelegentheyt vereyfehen zak ï V. Zullen mede, zoo wel de Predikanten als Siekentroofters , haar generhande zaaken bemoeyen ofte aantrekken , de regeringe van de Schepen , Comptoiren, Forten, ofte andere plaatfen van de Compagnie in 't generaal ofte particulier, concernerende, (als buyten haar beroep ende vocatie wefende) maar alleen mee den Godsdienft; en in 't uytvoeren van dien, hun getrouw ende neerftig quyten , naar d'ordre ende Inftruetien haar, zoo gezeyt is, by de refpective Clasfis , met approbatie van Bewinthebberen, mede gegeven. V. Zullen ook met alle fchepen, zoo wel aan de refpective Claflèn, van welke zy, met approbatie van Bewinthebberen, haare ordre ende Inftructien ontfangen hebben, als ook aan den Bewinthebberen van de Compagnie, den ftaat ende geiegentiieyt van Reiigions zaaken ende Scholen over fchryven, ende haare Brieven, voor 't vertrek van de Retourfchepen, aan den Gouverneur Generaal ende Ratlen van India over behandigen, omme (de zaake vereyfehende) by defelve Claffen , met kenniffe van de refpective Kamers , op alles goede ordre geftelt te werden; zon- II. Deel, K k der  514 Hiftorie van de Nederlandfche der nogtans aan dezelve.Claflen, ofte ook aan eenige particuliere perfoonen , maar alleen aan de voornoemde Bewinthebberen, iets te fchryven, den ftant, ftaat, ende gelegentheyt, zoo van den Oorloge als Koophandel, in de Indien concernerende. V I. Zullen mede de Predikanten ende Siekentroofters wagten, dat zy de Koopluyden, Schippers, ende andere Overheden in haar predikatiën ofte vermaningen, nochte ook elders, ofte anderzins, voor den volke, ende in 't openbaar, ofte met zoodanige aanwyzinge endeparticularifatie van 't feyt, perfoonen,ofte ampt, niet beftraffen,datzy dezelve daar door in kleynagtin«e van den genen daar over zy geftelt zyn, en te gebieden hebben, zouden mogen brengen. V I I. Maar zullen alle gebreeken in 't generaal, ende byzonder de fauten van de Overigheden, die hun, het zy met woorden ofte werken, tegens de behoorlyke di'fcipline zouden mogen vergrepen hebben, in 't particulier vermanen ende waarfchouwen : ende voorts in haare publyke predikatiën ofte vermaningen alle zonden ende gebreeken, niet als in 't generaal beftraffen ende aanroeren, zonder iemand, 't zy door zyn ampt, ofte andere circumftantien, veel min by zynen name zulks aan te wyzen, waar door hy by den volke bekent mogt werden; waar uyt onder 't gemeene volk, zoo wel Bootsgezellen als Soldaten , niet anders, als alle disordre ende kleynagdnge, zelfs ook van de Godsdienft, fpruyten kan. VIII. Zonder dat wy nochtans hier mede den Predikanten ende Siekentroofters willen verbieden, alle ydele ofte Gods lafterlyke propooften, ofte ook eenige ontuchtige ende onbehoorlyke aften in 't openbaar, ofte in haar by wefen gedaan, naar gelegentheyt van zaaken,  O oft-Indifche Compagnie. 515 met bequame vermanïnge ende berilpinge te beftraffen: op dat zy luyden, door haar ftilzwygende prelende, defelve niet en fchynen te approberen , ende in haar ampt nalaatig te wefen , ofce iemand eenig onbehoorlyk refpeft toe te dragen. I X. De Predikanten ende Siekentroofters zullen, boven haar bedongen gagie, ook over al, gedurende haren dienft, zoo wel te Water als te Lande, met ende nevens de Koopluyden, Schippers, ende andere Officieren van de Compagnie, van behoorlyke tafel, montkoften ofte rantfoen verzorgt werden; ende dienvolgende zoo op de fchepen , als Comptoiren , ofte Forten van de Compagnie, een aparte plaatze tot haare rufte, ftudie, ende meditatie hebben; ende al» tyts nevens de Koopluyden ende andere Officieren getraclieert werden, en des Compagnies tafel ende CajuyC genieten in ordre als volgt; eerft te water ofte te fcheep, den Koopman, ende te lande, den Directeur c/te Vice Commandeur van de plaatze; daar naar de Schipper , te water; ende te lande, de eerfte ofte opperfte Koopman in eenig Comptoir; ten derden, de Predikant zco daar een is, zoo niet, den onder Koopman ; ten vierden , de Siekentroofter; ten vyfden , den opperStuurman; ende ten lellen, de Sargeanten over de Soldaten; ofce in zulken ordre, als hun lieden in 't afvaren van de fchepen by den Bewinthebbers gezeyt ende geordonneert zal werden. De Predikanten ende Siekentroofters zullen, gelyk andere Officiers ende dienaars van de Compagnie, gehouden ende verbonden wefen de Compagnie in In» dia in haar beroep ofte vocatie, den tyt van vyf jaaren te dienen, zonder de uyt ofce wederom reyze daar in te rekenen : namentlyk, de ongetrouwde vyf, . ende de getrouwde tien jaaren. Ende zoo met dezelve andere conditiën van langer verbant gemaakC Kk 2 ware»  giö Hiftorie van de Nederhndfch ware, zal den Gouverneur Generaal ende Raden van India daar van kennifle gedaan werden, (ff) X I. Naar d'expiratie van welken tyt, de Predikanten j ende Siekentroofters , met confent van den Gouverneur Generaal ende Raden van India, ofte ook van den Vice Gouverneur ende Directeur van de plaatfe, ende andere Raden daar zy zyn , in haren dienft op ! de gagie hier te Lande bedongen , zoo veele jaren nog zullen mogen continueren , als hun goetdunkea zal; zonder als dan gehouden te zyn hun voor eenigen zeekeren tyt van jaren wederomrhe te verbinden. Doch by aldien zy hun, naar d'expiratie van de verbonden tyd, noch twee ofte drie jaren in dienft van de Compagnie wilden verbinden, zullen van vyftien tot vyf en twintig guldens (gg) ter Maant verbetert mogen werden ; naar dat de refpective Overheden , ter plaatfe van hun refidentie, met haar zullen konnen accorderen, (bb) X I I. Behoudelyk nogtans, dat het altyt in 't vermogen van de Bewinthebbers zal wefen, de Predikanten ende ff) De Predikanten en Siekentroofters zullen, gehouden en verbonden wezen de Compagnie in Indien , haar beroep ofte vocatie den tyd van tien jaaren, te dienen , verftaande de ongetrouwde, maar de getrouwde die met haar Vrouwen en Famielien gaan, gelyk alle andere getrouwde OfH2 ciers en dienaars van de Compagnie , den tyd van vyftien jaaren , ?onder de uyt ofte wederom reyfe daar in te rekenen ; behoudelyk dat na het verloop van de eerfte vyf jaaren in Traftement en Gagie zullen worden verhoogt, by aldien en voor zoo veel den Gouverneur Generaal en Raaden , van Indien bevinden derzelver dienften te meriteeren. (&?) Vyvtien tot twintig guldens ter Maand. (bb) Mits nogtans dat haar gagie in 't geheel niet zal mocen furmonteeren de hondert en twintig guldens ter Maand.  Ooft-Indifche Compagnie. 5*7 de Siekentroofters wederomme t'ontbieden, zonder gehouden te zyn van zoodanige op ontbiedinge eenige reden te geven : gelyk ook de Gouverneur Generaal ende Raden van India dezelve wederomme te rugge zullen mogen fenden, ende haaren vorderen dienft opzeggen, na dat zy, ten dienfte van de Compagnies rulle ende itichtinge van de Kerke in India, bevinden zullen te behooren. XIII. Indien eenige Predikanten ofte Siekentroofters op de reyfe naar d'Ooft-Indiën, ofte aldaar binnens lants mogten komen te fterven, ende een weduwe, kint, ofte kinderen naarlieten, 't zy daar, ofte hier te Lande ; dezelve weduwe, kint, ofte kinderen , zullen als dan niet alleen genieten de gagie tot den doot van den overleden; maar alzulke weduwe, kint, ofte kinderen, die mede op de reyfe ofte in Ooft Indien mogten geweeft zyn, zullen ook bequamelyk, als zy 't begeeren, zonder haren koften naar huys gsbragt, ende voorts.in alles getracteert werden, volgende de refolutie ter vergaderinge van de Zeventiene den 30 September 1647, op 't ftuk van de Predikanten ende haare weduwen, genomen. X I V. De nagelaten fchriften ende papieren van de Predikanten ende Siekentroofters, zullen na haar overlyden geinventarifeert, bezegelt, ende befloten aan de Compagnie overgezonden werden. X V. Eyndelyk zullen de Predikanten ende Siekentroosters in den dienft van de Compagnie naar India varende . niet vermogen van de refpective Claffen eenige andere Inftmctie, nopende de bedieninge van haar ampt, mede te nemen, als die gene die , gelyk hier voren gefeyt is, by eenige Gecommitteerde Bewinthebberen uyt te refpective Kameren van de Compagnie alwaar zy aangenomen zvn, nevens de Predikanten van 'Kk 3 haar  518 Hiftorie van de Nederlandfche haar lieder Claffis, onderteekerjt zal wezen, naar dewelke, ende geen andere, zy lieden gehouden zullen wezen hun te reguleren. Aldus gedaan, geordonneert ende gearrefteert ter vergaderinge van de Zeventiene, reprefenterende de Generale Nederlaatiche Geoctroyeerde Ooft-Indifche Compagnie binnen Amfteldam. Welke boven gefchreeve Inftructie, my ondergefchreeveN. N. als varende, op het fchip genaamt N. N. welen diftincfteiyk voorgelefen zynde, hebbe belooft, gelyk ik beloovè by deezen, my na den inhoude van dien te zullen reguleercn , mitsgaders de orders daar by gegeeven , te zullen naar koomen ende agtervolgen. CLA.SSICALE ACTE Voor de PREDIKANTEN, Naar Ooft-Indiën varende. Alzoo behoorlyk is, dat na alle vermogen bevordert worden de eere Godts, en de zaligheid der menfchen, in alle geweften en plaatzen, daarze ofteverftrooit mogten zyn, ofte om haar handelingen wille, haar begeven hebben , en ten dien einde de Godtsdienftige vergaderingen dienen aangeftelt, en onderhouden te worden , door de zuivere Predikatie van Godts woordt, wettige bedieninge der Sacramenten, ' openbare aanroepinge van den name des Heeren , cn wat voorts tot den rechtmatigen Godts-dienftgehoort, op dat alzoo Godt de Heere geprezen, de gelovige in dc zaligmakende kennifle Chrifti, en het ware gelove mogen toenemen, in haren handel ende wandel ter Godzaligheyt bevordert, en die daar van vervreemt zyn, daar toe mogen aangeleydt worden, ende de gelegentheydc van Ooft Indiën vereyfcht, dat Godtza- liga  Oofi- Indifche Compagnie. 519 lige gequalificeerde perzoonen, 'n qualiteyt als wettelyke beroepene Predikanten derwaarts gezonden worden , die het Predik - ampt in alle zyne deelen aldaar bedienen, forme van Kerke, en Kerkelyke regeeringe naa den woorde Godts, en conform de loffelyke gewoonte van de Gereformeerde Kerke hier te Lande, ook aldaar onderhouden, zoo is 't; dat wy Dienaren des Goddelyken Woordts, en Ouderlingen der gemeynte Chrifti, reforterende onder het Claffis van Amfterdam , in de vreefe des Heeren, en onder de aanroepinge van de name Godts, naa voorgaende behoorlyk onderzoek ende examinatien in de Hooft ftukken der Chriftelyke leere, en naar genoegzaam bewys van de Godzaligheid des levens, ook bevindinge van nodige gaven, en bekwaamheid, om het woord des Heeren tot ftichtinge voor te ftellen, na voorgaande onderteekeninge van de Nederlandfche Belydeniiïe, Chriftelyke Catechismus, en Canones Synodi NationalisDordracenas, met oplegginge der handen Solemnelyken hebben ingeftelt, cn ftellen in mits dezen, als by de Heeren Bewindhebberen van de Ooft-Indifche Com- Êagnie, ter Kamer alhier, aangenomen zynde, den erwaardigen, Godtzaligen, Welgeleerden, Do. N. N. En dat om te Water en te Lande, onderwegen ende inzonderheid ter plaatfe die hern zal werden aangewezen, gekomen zynde, Godes heylige woord,vervat in de Schriften des Oude ende Nieuwen Teftaments te prediken, dc menfehen in Godes name, de bekeeringe tot Godt, ende de verzoeninge met hem, door het gelove in Jezum Chriftum te verkondigen ; de Sacramenten, Doop, en het Avondmaal, die de Heere, als zegelen zyner genade heeft ingeftelt, te bedienen ; de gemeente Chrifti met openbare gebeeden voor te gaan , dezelve nevens de Ouderlingen ende Diacotien, aldaar in goede difcipline ende ordre te regeren , en te houden alles na Godts woordt, ende in conformiteit van de Nederlandfe Kerke, Confesfie en Chriftelyke Catechismus, verzoeken dienvolgende aan alle die gene dien dit zal werden vertoont , en tot de welke onzen gemelten Broeder komen zal ,datzedenzelvcn gelieven als een wettelyk beroepen Dienaar K k 4 Chrifti,  520 Hiftorie van de Nederlandfele Chrifti, te erkennen, hem in eere te houden om zyn Ampts wille: mede hem na alle vermogen behulpclyk te wezen, ten einde hy zyn voorfz. Ampt onverhindert, en met blydrfchap mag bedienen, tot grootmakinge van Godes heilige naam, bekeeringe en zaligheide van veele. Den Almagtigcn Godt, die hem tot dezen dienft beroepen heeft, wil zoo langs zoo meer hem met alle nodige gaven zynes H. Geeftes verryken,zynen arbeit overvloedig tot zyns Naams eere, en bekeeringe van veele zegenen; ende wanneer den Opperden Herder der Schapen verfchynen zal , met de- onverwclckelyke kroonedcr heerlykheid befchenken. Aldus gedaan'ic onze Clafficale Vergadering binnen Amfterdam, den f In Amfterdam, den ]STt N, En uyt aller naame ondertekent. Als Bewindhebberen N. N. CLASSICALE ACTE, Voor de SIEKENTROOSTERS Naar Ooft-Indiën varende. Alzo voor de ware Religie en Godsdienft noodig is bevonden , dat ten beften van die gene die haar in dienft van de Geoctroyeerde Ooft-Indifche Compagnie dezer Landen, op de vaart na Ooft • Indiën begeven, mitsgaders ook dat by gelegentheid van den handel van de gemelde Compagnie in de verre gelegene Landen, de ware kennifie Gods onder de blinde Heidenen werde gebragt, de fchepen met Zieken- troo-  Ooft-Indifch Compagnie. 521 troofters werden voorzien, en thoonder dezes N. N. zyn dienft in alzulke qualiteit aan de Heeren Bewindhebberen van de opgemelde Ooft-Indifche Compagnie ter Kamer tot Amfterdam, heeft aangeboden, zoo'is't; dat het Claffis van Amlterdam na voorbaande informatie, en op de getuigeniffen van anderen bekomen, de voorn, perfoon, tot het examen toelaatende, en voort na zyne bekwaamheid verder onderzoek gedaan hebbende, den zeiven zulks heeft bevonden, dat hy op het gedaane rapport van het Claffis voorn , by de voorzeyde Heeren Bewinthcbhebberen tot Sieckentroofter 'is aangenomen, en by het Claffis verordineert, gelyk hy in die qualiteit by defen wordt gezonden, naa Ooft-Indien, met de volgende Inftruttie. Om voor eerft de fieken en de Kranken, uyt Godes H. woordt te onderwyzen, vermanen en te vcrtrooften, fich daar in naa yders gelegentheydt en eyfch van zaaken regulerende. Ten tweeden, om ter gezetter tyt ofte ter bequamer gelegentheydt beneffens het fingen, uyt Godes woordt fommige Cappittelen, of ook eenig goet Sermoen uyt de Decades Bullingeri, Urfini-Catechifmus, ofte eenig ander boek, ingeftelt van eenig Leeraar der ware Chriftelyke Gereformeerde Kerke, van wegen de gemelte Compagnie hem mede gegeven , den Volke ftichtelyken voor te lezen ende het zelve werk daarom met den gebeede te beginnen ende eyndigen. Ten derden, omme alle morgen ende alle avonden, het Volk na ordere vergadert voor te gaan, ende te dienen met den gebeede, naa de formulieren hem insr gelyk mede gegeven insgelyks voor en na den eeten. Als ook ten vierden, omme met ende uyt de woorde Godts in 't byzonder ende by alle goede gelegentheydt den onwetenden in den geloove neerftelyk te onderwyzen , den zondaren tot boetvaardigheydt, cn afftandt van zonden ,ernftelyk vermanen, met voorflel van de fchrikelyke Oordelen Godts, van haar verderf trouwelyk waarfchouwen, fpecialyken het vloeken, K k 5 zwec»  522 Hiftorie van de Nederlandfche zweeren, ende lichtveerdig misbruyk van de diere Name des Heeren, mitsgaders alle ontuchtige woorden door alle moogelyke ende behoorlyke wegen tegen te ffaan, ook den kleen ofte mismoedigen naa ververeyfeh van zaken te trooften ende verfterken. En alzoo den voornoemde. N. N. selaft wordt in deze zvne bedieninge de voorfz. Inftruclie precyzelyk te "achtervolgen, zonder dat hy hem buyten de zelve eyts zal hebben aan te matiseD, en 'byzonderlyk niet 't geene eygentlyk tot het Predik - ampt behoort, onder wat pretext zulk ook zoude mogen wezen, en hy aan zyn zyde aangenomen, en heyliglyk belooft heeft, hem hier naa te reguleren, ook jonk ende oudt met een Godtzahg leven voorgaende,weerdelyk in deze zyne beroepince ende Ampt te wandelen, zoo zyn hem deze opene letteren beyde voor Inftructie ende credentie op zyn voorgenomen reyze, mede gegeven, om hem te" ftreken daar ende zoo 't behoort. Aldus gedaan in onze Clafficale Vergaderinge, binnen Amfterdam, den In Amfterdam, den jsT_ En uyt aller nanne ondertekent. Als Beivindbebberen N- N. INSTRUCIE voor de PROVOOSTEN. Op- de Schepen, ofte in Indien , in den dienft van de Geoctroyeerde Ooft-Indifche Compagnie. I. Alzoo in den generalen Artykelbrief begrepen zyn de ordren, na welke een ieder, in dienft van de Lom- pag-  Ooft-Indifche Compagnie. 523 pagnie naar Ooft-Indien gaande, zich zal hebben te retuleren, zal de Provooft de voornoemde Artykelbrief by alle 't Scheepsvolk bezworen, wel doorlefe^ 'om zyn eyfch, ende conclufie daar uyt te formeren , tegens de perfoonen, die hun zouden mogen komen te verlopen. I I. Eerftelvk, indien iemant van het Scheepsvolk zig verlooDt *('t welk Godt verhoede) met een dootllag, zal de'Provooft terftont moeten verzorgen, dat de misdadige gevangen ende wel bcfloten bewaart werde. I I I. Daar naar zal hy terftont (is 't mogelyk) poogen te vernemen, wie by, ofte omtrent 't zelve feyt ende dootflag is geweeft, omme van 't gene zy gezien ende gehoort hebben, getuygenilTe te krygen. I V. Ende zal ook zonder uytftcl aan dén Gouverneur ofte Commandeur verzoeken , dat hy wil ordonneren twee van deRechteren, die van den Scheeps-Kaad ZYn voor dewelke hy, ten overftaan van de Schryver, de getuygen die hy bekomen heeft, hier voren verhaalt , zal doen hooren, ende onder Eede laaten verklaren , optekenen ende fchryven , al wat zy getuygen , beroerende het voornoemde feyt, zeggen ende verklaren zullen ; ende zal aan de twee Rechteren, die op d'examinatie van de getuygen werden gecommitteert, verzoeken, dat zy de getuygen in ernlt willen afvragen, hoe , in wat maniere, ende om wat oorzaakc, 't gevecht ofte dootfteken is gekomen. V. Uyt het gene de getuygen zullen verklaren, zal hy de gevangen vragen, hoe, wanneer, ende uyt wat oorzaake, hy denzelven dootllag gedaan heeft, ende ' zyn verklaringe ende belydinge, in prcfentie van den  524 Hiftorie van de Nederlandfche Raad ofce Rechters die daar over zullen zitten, by den Schryver in een boek doen aanteekenen, ende hem 't zelve terftont daar na weder voorlefen, ende vragen, ofce hy daar by blyfc, ende ofte zulks niet waarachtig is, ende zal den gevangen als dan zyn belydenifte eerft, ende daar naar door den Rechceren in het confeffieboek doen onderteekenen , ende het zelve boek wel doen bewaren ; op dat daar inne, buyten weten ende wille van de gevangen ofte Rechteren, niet verandert werde. V I. Indien de gevangen het feyt niet wilde bekennen, ende nochtans bleeke dat hy daar aan fchuldig is , zoo zal hy eyflchcn dat den gevangen gepynigt werde , aleer hy hem met iemant beraat, wat hy tegens den Provooft zoude mogen antwoorden. V I I. Zoo de gevangen het feyt vaftclyk bleef ontkennen, ende zeyde, dat hy denzelven doodflag niet gedaan hadde, e'nde de informatie zoo klaar ende fterk niet en is , dat de Provooft daar op mag blyven , als te weten , dat niemant gezien heeft, dat den gevangen het feyt gedaan heeft, ofce dat de inditien niet fufHfant zyn^ omme daar uyt vaftelyk befloten te konnen werden , dat hy het feyt gedaan heeft, zal de Provooft niet te min zyn conclufie mogen formeren na den Text van den Artykelbrief, als hier boven verhaalt is, daar by voegende , dat de gevangen arbitralyken aan den lyve, maantgelden , ende goederen geftraft ende gemulcleert zal werden , gelyk na Recht ende Juftitie bevonden zal werden te behooren. VIII. De Provooft zal den Artykelbrief wel doen onderhouden , ende in wel verzeekerde hechteniffe zien te krygen, die hun criminelyk verloopen , omme daar door  Ooft-Indifche Compagnie. 5*5 door ontzag te maaken , ende dat andere hun daar aan fpiegelen mogen. I X. Ende omme alle fententien ter executie te ftellen, zoo moet de Provooft tot zyn adfiftentie verzoeken den Gouverneur ofte Commandeur, met zynen Raad, en Scheeps-Rechteren, zonder dat de executie lange opgehouden zal mogen werden. X. De Provooft moet letten, omme altyd zynen eyfch te maaken naar de gelegentheyt van 't feyt, ende dezelve verfwaren ofte verlichten naar dat de zaake vereyfcht, ende daar op concluderen voor de maft, met een, twee, ofte drie hondert Hagen van 'tBootsvolk geleerft , ofce van de reede eens , twee ofce driemaal geworpen , ofce zeekeren langen tyd te water en te broode tot zynen eygen koft geftelt, en daar en boven in zyne goederen gemulcleert te werden , tot difcretie van de Rechtsbank. X t Indien twee t'zamen vechten, ende zonder mes te trekken malkanderen een vuyftflag geven, ende door het vechten 't Scheepsvolk in onroer ftellen , zoo mag de Provooft tegens zulke vechters concluderen, arbitralyk gecorrigeert, ende gemulcleert te werden , tot difcretie van de Scheeps-Raat, met de koften ende mifen van de Juftitie, indien de vechters gevangen zyn. XII. Zoo iemant tegens eenige van den Raad, ofte andere van gelyke ofte meerdere qualiteyt, zich door een haaftigheyt verliep met qualyk fpreken, die mag arbitralyk gecorrigeert werden. XIII. Iemant den Rechter over een vonnifle, jegens hem Rech-  5^6 Hiftorie van de NederlandfcU Rechtelyk uytgefprooken , injurièrende ofte calumnierende, zal bloots hoofts, met gebogen knien ende gevouwen handen, God ende de Juftitie, mitsgaders den geinjurieerden, indien hy prefent begeert te zyn, om vergiffeniffe moeten bidden ; ende voorts op zeekere groote pene hem verboden werden , 't zelve meer te doen , ende boven dien gemulcteert werden voor den armen tot difcretie van den Raad. X I V. Die een mes trekt, zonder nochtans iemant te grieven, zal volgens den Artykelbrief, te water ende te broode geleyt, ende voorts gemulcleert werden tot difcretie van den Raad. X V. Ende zoo iemant zich voor de tweede reyfe verliep ende iets misdede, tegens dien moet conclufie ende eyfch gedaan werden tot dobbele ftraffe, met arbitrale correctie. . X V 1 De Provooft goede informatie hebbende tegens eenige die haar criminelyk ofte civilyk te buyten gegaan hebben, mag wel concluderen ende pcrfilieren by zyne conclufie", als het feyt volgens den Artykelbrief zyn ftraffe mede brengt. XVII. Omme goede informatie van alle feyten ende misdaden te krygen, zal de Provooft tydelyk gereet maaken , een ofte meer Interrogatorien , op welke de getuygen als dan hooft voor hooft gehoort en beëedigt moeten werden. XVIII. Zoo de Provooft vernemen kan, dat iemant den anderen dreygt, zal hy terftont -den dreyger voor den Commandeur ontbieden, ende hem aldaar belaft wer-  Ooft,-Indifche Compagnie. 527 werden vrede ende gemak te houden, zonder iemant met woorden ofte met werken qualyk te bejegenen, op pene van ten naaften reyfe arbitralyk gecorrigeert te werden. X I X. Hier nevens zyn gevoegt twee formulieren van interrogatorien, na welken de Provooft andere diergelyke vraagftukkeu formeren , ende dezelve zoo kort ofte lang maaken kan, als de gelegentheyt van de zaake vereyflchen zal. Aldus gedaan, geordonneert ende gearrefteert ter vergaderinge van de Zeventiene , reprefenterende de Generale Nederlantfche Geocfroyeerde Ooft-Indifche Compagnie, binnen FORMULIER van INTERROG ATORIEN, Omme ten verzoeke van den Provooft op de Schepen der Ooft-Indifche Compagnie, ofte in Indien, te hooren. N. N. C. C. I. I. Of 't niet waarachtig is, dat hy getuyge gezien ende gehoort heeft, datN. N. eenig gevegt gemaakt . heeft tegens M ? Wie van beyden eerft qualyk gefprooken , ende wat woorden hy gefprooken heeft ? Wie van beyden eerft geflagen, ofte eenig geweer getrokken , ofte in de hand genomen, en daar mede geflagen, gefneden ofte gefteken heeft ? Waar omtrent hy N. N. gequetft heeft? Ofte ook iemand meer by, ofte omtrent het gevegt offe gekyf is geweeft, endo wie die perfoonen zyn ? Ofte  5^8 Hiftorie van de Nederlandfche Ofte zy ook te voren eenige queftien gehad hebben met den genen , tegen wien hy nu gevochten heeft, ende waar uyt die fpruyten? FORMULIER van INTERROG ATORIEN, Omme te hooren ende te examineren N N. gevangen. Ofte hy geen Ouders heeft, ende hoe zy genaamt zyn, ende waar die woonen ? Omme wat redenen ofte oorzaake hy queftie gehad heeft met N. N. Ofte hy niet en weet dat d'Artykelbrief verbied , dat men niet vloeken nog zweren, veel min vechten , ofte iemant quetfen ofte dooden mag, op de ftraffen daar inne begrepen ? Wat d'Artykelbrief tegens de gene die vloeken ofte zweeren geftatueert heeft ? Wat ftraffe de vechters die iemant quetfen , ende die iemant dooden, by d'Artykelbrief opgeleyt is ? Waar hy N. N. in 't vechten geraakt ofte getroffen heeft, ende met wat geweer , met ilaan, werpen , fnyden, ofce fteken ? Ofte hy alleen ofte met hulp gevochten heeft tegen N. N. ende met wat geweer, zoo hy als zyne helpers ? LYSTE  Ooft • Indifche Compagnie. 529 LYSTE VAN DE VICTUALIËN, En Ordre öp de R antioenen. rfer vergadering van de Seventiene, den 29 September, Anno 1648, geartejieert; volgens dewelke, voortaan , alle Kameren op eenen eenparigen voet, haar Schepen tot de uytruftinge naar d'Ooft-Indiën •Lullen provideren; ende dien volgende alle Opper'Hoofden gelaft werd, dezelve op de naargefpecificeerde Rantfoenen te doen oirboiren, ende diftribueren, om in alle de voorfchreven Schepen, eenen eenparigen voet en goede ordre 4e houden. In den eerfteb zal aan yder fchip van hondert koppen , (boven de Vivres, Victualiën , enxle Provifieö voor de Forten mede gegeven , ƒ geprovideert werden voor twaalf Maanden met een eh twintig duyzent ponden broot; De fchepen , op wélke meerder ofte minder getal van Volk is, zullen naar advenant geprovideert worden. . . Daar van yder Man ter weeke zal hebben vier pond, 't welk voor twaalf Maanden kan ftrekken. Ten anderen, zal yder Retourfchi'p geprovideert Werden voor agtien Maanden , met vier en twintig tonnen Vleefch, elk van vyf hondert en vyftig ponden. De Fluytcn en Jachten die in 't Land zullen blyven, voor twaalf maanden, een derde part minder. Daar uyt , tweemaal ter week , voor yder Man gefchafc zal werden, drie vierendeel pond vleefch daags. Daar en boven zullen aan yder fchip ook mede gegeven worden, de knokken, zoo veel uyt het voorfz. Vleefch gevallen zyn, om voor af genuttigt te wor- 11. Deel. LI .dens  5 go Hiftorie •usin de Nederhndjch den : dat is, eer het Randfoen van drie quart pond Vleefch uytgereykt word. Item, aan yder Retourfchi'p voor agtien Maanden twintig Tonnen Spek, elke Ton gereekent op drie hondert ende vyftig ponden. Aan de Fluyten en Jachten in 't Land blyvende, voor twaalf maanden, een derdepart minder. Van het voorfz. Spek zal, op een zekeren dag in de week, aan yder Man drie quart, van een pondgefchaft worden; op welke maniere het mede voor agtien maanden zal ftrekken. Item, drie duyzent pont Stokvis. Omme daar van viermaal ter weeke , een quart pond daags voor yder Man, op te fchafFen, zoo lange die zal duuren. Item, voor yder Man vyf Kafen van zes ofte zeven pond zwaar, die een yder gehouden zal zyn, volgens den Artykelbrief, te zuyveren, wel te bewaaren, ende ten orboir te nuttigen. Item, agt en dertig Koeyen Kafen. Zal ook yder fchip, voor yder hondert Man, (die van minder ofte meerder getal naar advenant,) geprovideert werden met dertig Toelaften water: Omme daar van een Flapkan des daags aan yder Man uytgereykt te worden. Daar en hoven voor Koks water , welk in Pypen ofte anders mede gegeven word , agtien Pypen voor yder hondert Man. Item, voor yder Man een Tonne Bier. Item, twee Toelaften Franfche wyn, yder van vyf hondert twaalf mengelen, om voor af te drinken. Item, aan yder Retourfchi'p agtien Toelaften Spaanfche wyn, elke Toclaft van vyf hondert twaalf mengelen: Aaa  Oofi-hdifche Compagnie, 53 f Aan yder Jachc ende Fluyt twaalf Toelaften. Daar van aan yder Man een mutsken daags gegeven zal worden. Item, twee Oxhoofden Brandewyn , te verdeelen in kleyne dubbelde Fuftagie , volgens de Refolutie van de Vergaderinge der Zeventiene. Item , twaalf Tonnen Boter , yder Ton van drie hondert ponden. Daar van ter weeke gefchaft zal worden voor yder Man een half pont tot zyn broot; voor zeven Man een pont tot vifch ende potfpys. Welk alzoo ruym elf maanden kan ftrekkem Item, vier Varkens Azyrt. Daar van aan yder Man een mutsken ter weeke tot fauffe ende toefpyfe zal mogen gefchaft worden, dat alzoo ontrent zeflien maanden zal konnen ftrekken s ende zulks tegens verderf ende laccagie ruym uyt komen. Boven de voornoemde vier Varkens Azyn vöor yder hondert Man, gaan noch drie Oxhoofden, om eerft aan te taften. Item, vier en twintig halve Amen Olye^ vah hondert agt en twintig mengelen d'Aam, Omme daar van als de Boter op is, ter weeke' te fchaffen, voor yder Man een mutsken tot Broot, en de voor zeven Man twee mutskens tot Vifch ende toefpyfe : 't welk 22 maanden ruym kan ftrekken, zulks dat het overige gereekent.wert in plaats vars Boter, van dewelke maar voor 11 maanden wert mede gegeven. Item, een Aam Limoenfap, Omme daar van aan de Zieken, zoo lange ende zoo veel te geven, als 't zelve ftrekken ende duuren mag. Item, vier quarteelen Pruymen, Waar van met ten eerften tweemaal ter weeke gefchaft zal werden tot gezontheyt van 't Volké Lift ft00**  532 Hiftorie van de Nederlandfche Item , vyftig zakken Gort, Alkmaarfe mate, toe zes en dertig zakken in 't laft. Item, twintig; Takken Graauwe? Erweten, tot 36 fakltem, twintig fakken Witte j ken in 't lalt. Item, een Grof ton Myredik wortel. Item, een halve ton Moftert zaat. Item, tien fmal tonnen Grof Zout, voor.yder hondert tonnen Vleefch ofte Spek, dat in yder fchip geladen zal werden. Item, drie fmal tonnen Wit Zout, omme te eeten, voor drie hondert Man. Item , tachtig pond roete Kaarffen , tachtig pond half waffe Kaarffen, ende tachtig pond waffe Kaarsfen, voor een groot fchip van drie hondert Koppen, ofte daar omtrent. Voor Fluyten ende Jachten van yder zoorte öo pont, 40 Gerookte Hammen, êWoor een groot fchip van 50 Stuks Gerookt Vleefch, C drie hondert Koppen, of80 Gerookte Tongen, C te daar omtrent.' Voor de Fluyten ende Jachten, van yder fpecie , minder naar advenant. Traan, om in de Lampen te branden, naar ouder gewoonte. t Op dat de vooren gemelde Provifie, beter als voor dezen , ten oirboir gebruykt, en op eenen eenparigen voet en Rantfoen , in alle fchepen mag worden gefchaft, word by dezen gelaft en geboden aan allen Commifen, Schippers, ende andere-, eenig gebied ofte Commandement over de fchepen hebbende , de mede gegeven Provifien, (voornamentlyk de Spaanfche wyn,) niet anders dan ten oirboir, volgens ende in conformité van de voorfchreven ordre op de Rantfoenen, te doen gebruyken, fchaffen, ende uytdcelen; dragende goede zorge, dat dezelve niet 'alleen  Ooft-Indifche Compagnie. 533 leen door leccagie ofce anderfins niet gefpilt, maar ook in de Cajuyte niet misbruykt, ofte in Gaiteryen verquift worden, waar door de Zieken zouden komen gebrek te lyden; op de verbeurte van drie Maanden Gagie, boven de fchade die de Compagnie daar door zoude geleden hebben, by de Regenten van de lchepen te verbeuren, en t'haarder aankomfte m de Indien , op derzelver reekeninge af te fchryven. Ende word by dezen den Gouverneur ende Raden van India , Directeurs ende Koopluyden van de refpective Comptoiren, daar de fchepen eerft zullen arriveren, belaft, hun ferieufelyken t'informeren, ende te onderzoeken , of by de refpective Regenten van de fchepen , de voorfz. Ordonnancie zoo wel over het bewaren ende gebruyken van de victualiën, als fchaffen en uytdeelen van de hier vooren geordineerd de Rantfoenen, punctuelyk is gevolgt; en tegens de Contraventeurs, na genomen Informatie, in alle rigeur te procederen, daar, ende zoo zy luyden naar exigentie van zaaken bevinden zullen te behooren : zonder hun lieden, met het pretext van extraordinarie leccagie, eenigzins te laten abuferen: alzoo men meent , dat op veele fchepen de portien van de Dooden ende Zieken, de leccagie ten vollen, immers, na gelegentheyt van zaaken , ten naaftcn by zoude konnen egualeren. Aldus gedaan, geordonneert ende gearrefteert, ter Vergaderinge van de voornoemde Bewinthebberen der Doft - Indifche Compagnie , ende in den naam derzelver. De navolgende Inftructie op 't houden van de fcheeps Soldie en Garnifoen Boeken, hebben wy goed gedagt hier agter te laten volgen; fchoon dezelve niet in den naam van de Vergadering van Zeventiene, maar door den Opper Landvoogd en zynen Raaden in Indien in 't jaar 1647 is gegeeven ; egter met voorkennifte en bevel van de Bewinthebberen onzer Maatfchappye , is uytgegeven. LI 3 1N-  534 Hiftorie van de Nederlandfche INSTRUCTIE ende ORDRE, Op Vt houden van de Scheeps • Soldie en Guarni foen-hoeken, zoo aangaande de verdiende Maandgelden , leftamenten, als verftrekte Leeningen en Behoeften, van alle perzoonen in dienft van de Generale Nederlandfche Geoclroyeerde Ooft-Indifche Compagnie wezende. De Gouverneur Generaal, en de Raden van India, uyt de menigvuldige klachten haar van tyd tot voorgekomen ,wegens de groote abuyzen,fauten, en nalatigheden die by de Boek-houders der Scheeps en Garnizoen-boeken gecommitteert werden, bevindende dat daar inne noódzakelyk diende voorfien, hadden op de ordre van de Heeren Bewindhebberen der Generale Nederlandfche Geoclroyeerde Ooft-Indifche Compagnie, ter Vergaderinge van deSeventiene (om het behoorlyk redres te vorderen ) goed gevonden; Dat by verfcheyde ervaaren Opper - Koopluyden ge» concipicert zoude werden een korte eenvoudige Inftructic ofte Ordre, waar naar de voorfz. Boekhouders haar zoude reguleeren: welke voornoemde InItruclie door ons gedaan ftellen, ende aan de' Vergaderinge van de wel gemelte Heeren Seventienen overgezonden zynde,omme naar refumptic cn examiuatie met hare E. E. approbatie te beveftigen, ende nu uyt de jongfte hare E. E. generale brieven aan ons gefchreven verftaan hebbende, dat de voornoemde iiiftrudtie in 't Vaderland gerefumcert en provilionelyk goedgevondfn was: Zoo is 't, dat wy (om alle de voornoemde continuele klachten eenmaal voor te komen en doen celTeren ) by dezen ordonneren en bevelen allen Opper-Koopluyden, Koopluyden, Boek-houders, en anderen, zoo te" fcheep varende, als op de refpective Forten, en Comptoiren van de Compagnie refiderende, haar in 't houden van de Boeken, maken der Teftamenten, Inventarifen van nagelaten goederen by den overledenen, en 't gunt daar aan meer dependeert, naar de voornoemde Inftruótie hier achm ftaande te reguleeren, en de Boeken van de Com-  Ooft-Indifche Compagnie. 535 menie op de wyze daar inne voorgeftelt te houden, oP de boeten en peenen daar by geftatueert. Eerftelyk zullen de Koopluyden oft e Boek- houders, van de fcheepen,uyt het Vaderland komende, gehouden wezen, zoo haaft in Zee geraakt zyn, het folk op de monfter-rolle bekent door de monfteruv sc te laten paiTeeren,de abzenten annoteren,en der felver namen de Heeren Meeften per de Loots-luyden ofte andere gelegentheyd toezenden, Otn opgezocht ende geftraft te worden na behooren. ^ De Koopluyden, of te Boek-houders, zullen op de fcheenen altyd moeten die ftel Journalen en GrootboeS houdln, net, en zonder kladden ofte fauten gefchreven, en by ieder ftel zyn behoorlyk Alphabet. Ende, op dat de Alphabets niet te zoek mogen geraken, zullen de zelve niet los ofte apart gehouden worden, gelyk voor dezen, maar voor m de SooT- boekèn geregiftreert; ende altyd wel gelet dat onder yder letter plaats genoeg open blyve,om daar by te voegen de namen der gener die van andere fcheepen mochten overkomen. Gelyk ook om dezelve reden midsdezen geordonneert wort, dat alle Teftamenten, Codicillen, Inventanzen, Rezoluten, Sententien, ïnformatien, ende wat meer Jergelyke onderwegen gefchreven word, voortaan mede peitinent achter in 't verkeerde eynde van 't Grootboek ingefchreven zullen werden. De perzoonen die twee maande Gagie op de hand ontfangen hebben, zullen daar voor op hare Reekening gedebitteert, en de Compagnie m eenen poft ende met eenen regel gecrediteert worden: zonder de Kiften, Bultzakken, als andere verftrekte goederen Ceelvk eenige doen) daar onder te begrypen: maar zullen alle dezelve ider een aparte Reekenmg gegeven, ende aan de HeerenMeefters gedebiteert worden; ende dan de perzoonen , die dezelve genieten, weder aan Kiften, Bultzakken, ende zoo voorts, fchuldig gemaakt. Dg  - 53Ö" Hiftorie van de Nederlandfche De Compagnies dienaaren , die met eenige fchulden aan particulieren in 't Vaderland op de monfter rol belaft ftaan, zullen daar voor op hare Reekeninge aan dc Compagnie gedebiteert worden, met fpecficatie dat het Vaderlandfe fchuld zy, uytdrukkinge van des crediteurs name, endewaar woonachtig zy; zonder dat zoodanige crediteurs, ofte yemand anders op het fchip niet varende, eenige Reekeninge op de Boeken zal werden verleent. Zoo zullen mede in Margine, ofte in den Debee binnen de linie, per memorie geannoteert worden,zoo veel maanden Gagie als deze ofte gene aan zyn Huisvrouw, Kinderen,Ouders, ofte andere, te ontfangen toegeftaan heeft, waar mede dan dc monflcr-rolie der Heeren Meefters genoeg gedaan zy. Belangende de contanten die tot ververfinge cp !e reyze te koopen mede gegeven worden, dezelve zulLa in volgende wyze worden ingefchreven. Eerflelyk zal men Realen van achten debiteeren aan de Compagnie, voor zoodanige fomme als den Koopman ofte Schipper by de Heeren Mecfters zy ter hand geftelt; ende wanneer daar van iets tot vervei ünge ofte andere nootlykheden word uytgegeven, zal het fchip daar voor aan Realen van achten gedebitcert worden, met behoorlyke fpecificatie, waar, waarvoor, ende waar aan; ende voorts de Compagnie voor het reftant: dat alhier arrivcerende aan den Directeur van India zullen overleveren. De Goederen diénde Heeren Meettors om aan 't volk od de reyze uyt te deelen mede geven , als gemaakte Kleederen, Hembden,Kouzen , Schoenen, ende zoo voorts, zullen (gelyk van de Kiften ende Bultzakken gezeyd is,)mede yder een aparte reekeninge hebben, C uytgezondert Verers, Garen, Knoopen , Scharen , Ringen,ende diergelyke kleynigbeden,die onder den name van kleyne Koopmanfchappen maar eenen poft zullen hebben ) ende dezelve al te zamen onder een hooft aan de Compagnie fchuldig gemaakt; mitsgaders die van dezelve yetwes genieten daar voor op hunne ree-  Ooft - Indifche Compagnie. 537 reekeninge aan zoodanige goederen belaft worden» zonder 'dat de Boekhouders een generale reekeninge van Kleeden ofte Koopmanfchap ( daarinne abuyzen, ende ook wel fraude gecommitteert placht te worden ) zullen vermogen ce houden. Wanneer yemand op de reyze fiek word, ende zyn Teitament begeert te maaken, zal den Opper-Koopman, Koopman, Onder Koopman, ofte Boek-houder, die daar toe op de reyze geauthorizeert zyn, den zeiven voor hem doen verïchyncn, ofte zelfs voor zyn koye gaan, ende belcheidentlyk in prefentie van twee geloofwaardige getuigen afvragen,ofte van meeninge zy van zyne middelen te difponeeren , aan wien dezelve gedenkt te maaken ofte ook Kinderen, Kinds-kinderen, ofte Ouders in 't leven heeft, hem in zulken cas vermanende, dat de Oudersnaar Rechten gehouden zyn, in hare uiterfte willen hare Kinderen Erfgenamen te inftitueren, ende weder de Kinderen hare Ouders, ("te weten, zoo wanneer zy zelve geen Kinderen hebben,) ende dat ten minften voor hare legitime portie, zynde een derde van haar natelaten middelen; ofte een ge. rechte helft, ingevalle meer als vier Kinderen naarlneu. Ende alzoo dikmaal bevonden zy, dat eenige luyden, onder gemeenfehap van goederen getrouwt, hun abuzevende, van den geheelen boedel difponeren jende hare Vrouwen een gedeelte uyt dezelve maken, uyt 't welk dan groote queftien tuffchen dezelve ende de Erfgenamen ontftaan : zoo zullen ook de voorfz. Koopluyden , ofte Boekhouders , in 't maken der Uytterfte-wille, de Teftateuren die getrouwt zyn indachtigen, dat niet verder konnen difponeren, als over de eene helft van de gemeene Boedel, ende dat de andere helft de Vrouwen rechts-wegen eygen toekomt, 't en ware zulks by Huwelykfche voorwaarden uytbedongen ware. Des Teftateurs meynige begrepen hebbende, zal de Koopman, ofte Boek-houder,dezelve met korte bondige woorden in zynTeftamentboek, ende niet op een L 1 5 car-  jj8 Hiftorie van de Nederlandfche cartabel ofte los papier, dat licht verlooren kan werden, ftellen, met pertinente fpecificatie van des Testateurs name, toename, qualiteyt, geboorteplaats, wanneer, ende met wat fchip in India gekomen zy. Ende, alzoo de Teftamenten wat naauw luyfteren, ende, deze ofte gene zolemniteyt geobmitteert ofte vergeten zynde, licht komen krachteloos te blyven; Zullen de Koopluyden ofte Boekhouders altyd gedenken , achter in dezelve te inzereren, dat de Teftateuren begeeren, ingevalle geen Teftament mochte verftrekken, dezelve dan aangenomen mochte werden voor Codicil, welk zoodanige prascifiteyten van Rechte niet onderworpen is. Van gelyke, zoo wanneer yemand difponeert over zyne natelatene Gagie, zullen niet vergeeten, dc Heeren Bewinthebberen ter Kamer daar dezelve te betalen zal wezen, tot Executeurs van dien te nomineren, op de verbeurte van 25 Realen van achten, voor de eerfte reyze;50 voor de tweede reyze;ende 100Realen van achten, mitsgaders arbitrale correctie daar en boven, voor de derde reyze. Des TeftateursUytterftewille zoodanig gelyk voorfz. met zoo korte woorden als doenlyk geminuteert zynde, zal die genen, voor wien dezelve gepaffeert word, nevens den Teftateur, zoo 't gefchieden kan, ende ten minften twee goede getuygen, daar toe expres geroepen , zyn gewoonelyke fignature ende handteyken daar onder zetten. Wanneer ymand binnen Scheepsboort komt te overlyden, zullen de Koopluyden, ofte Boekhouders , gehouden wezen dadelyk, zoo't gefchieden kan, des zelfs nagelaten goederen in de Cajuyte ofte andere bequame plaatze te 'doen brengen , ende, ten overftaan ten minften van twee goede getuygen daar toe geroepen, pertinent van ftuk tot ftuk te inventanzeeren, ende zulks nevens de getuygen onderteykenen. Maar ofte gebeurde, dat, by verlegenwcêr, als ander sroot inconvenient,des overledcns goederen niet a ter-  Ooft-Indifche Compagnie. 539 terftont geinventarizcert konden werden , zal de Koopman, ofte Boekhouder, ten minften opfchryven (ten overftaan als vooren ) de goederen die in de kiften niet gebergt konnen worden, ende de kiften insgelyds ter prezentie van twee getuygen getrouwelyk verzegelen, omme, ter gelegener tyd, ten overftaan van die gene die by 't verzegelen geweeft zyn, ende het fignet in bewaringe gehad hebben, weder geopent, ende den Inventaris gemaakt te worden, als boven gezeyt is. Ende, op dat hier inne te min fraude gefchieden, ende geen bedenken zy, dat die van de Cajuit, dooide dagclykfe familiariteit, de zaken mochten eens wezen, zullen dezelve tot het in ventarifeeren der goederen ofce verzegelen der kiften niet gcadhibeert, maar altyd twee getuigen van buiten geroepen worden; alles op pene, dat die bevonden zal worden de voorfz. ordre niet poinclueel nagekomen te hebben, maar, zonder behoorlyken Inventaris te maken, en zonder getuigen d^ goederen ofte kiften naar zig genomen ofte geopent te hebben , gehouden zal wezen te verantwoorden, niet alleen het gene de overleden ten tyde zyns verfcheydens, maar ook alle 't gene welk bewezen zal worden hy binnen een Jaar voor dato zyns overlydens by fich gehad heeft, ende niet en blykt waar hèt elders bevaren zy; mitsgaders deportement, conficatie van middelen, ofte anders, als na gelegentheyd van zaken bevonden zal worden te meritecren. De goederen, gelyk voorfz. behoorlyk geinventarizcert zynde, zal de Koopman, ofte Boekhouder, dezelve byde eerfte gelegentheyd in 't openbaar ende aan den meeft-biedenden voor de maft verkoopen. Ende opdat men geruft mach wezen; dat het dezelve ende geen andere zyn als den overleden nagelaten heeft, zullen daar over geroepen worden , ende prezent moeten zyn, die getuygen die den Inventaris geteykent hebben; waar van' dan mede afte gemaakt "zal worden, ende die zelve, by den Boekhouder ende prezente getuygenonderreekent, onder den Inventaris ge» regiftreert. Maar zullen de boekhouders niemand ee- ni-  54-o Hiftorie van de Nederlandfche nige goederen laten mynen, als die zoo veel op zyne reekeninge aan de Compagnie te goed heeft. Welk alles gelyk voorfz. gedaan zynde, zullen de boekhouders de gene die iets gemeync hebben, alle onder een hooft, aan den overleden fchuldig maken, ende zulks den zeiven met eenen regel ofte in eene zomme op zyn Credit goed doen, als by 't voorgemelde Journaal, hier achter, tot exempel aangewezen word. Ende zal als dan de Compagnie aan den overleden voor zyn verdiende Maandgelden gereekent van den dag dat in Zee geloopen, ofte zyn jongfte reekeninge gefloten is, gedebiteert worden. Ende daar na den Credit jegens den Debet opgetelt 'zynde,ingevalle den Credit meer als den Debet te monteeren komt, zal den overleden aan de Compagnie voor het meerdere fchuldig gemaakt, ende de rekeninge daar mede geflooten worden;maar by aldien deoverleden meer in zyn Debet mochte hebben, als zyn verdiende Maandgelden ende verkochte goederen bedragen, zal dc Compagnie aan den zei ven worden gedebiteert, voor zoo veel op zyne reekeninge tekort komt. Welverfhanden, dat deze als alle andere poffen, eerft in 't Journaal in 't lange ende breede geextendeert,ende daar uyt in 't Groot boek zoo kort als doenlyk overgedragen zullen werden; alzoo niet eene partye in 't Grooc-bock komen mach, die in 't Journaal niet eerft ingefchrevcn zy. Maar wanneer in een Vloote van meer fchepen ie* mand komt te overlyden, meer goederen naarlatende als by 't gemeen volk van dat fchip ten oirboir gemynt konnen werden, zal de Koopman, ofte Boekhouder, dezelve niet voorde maft brengen, als by gelegener tyd,en dat die van d'andere fchepen daar van te vooren verwittigt zynde, konnen aan boort komen: ende als in zondanigen cas, by die van dc andere fcheepen iets gemynt word, zal dat fchip, daar die zelve op varen, aan den overleden gedebiteert worden voor zoo veel monteert 't gene 't gemeene volk van gemelte fchip uyt  Oo/i-Indifche Compagnie. 541 uyt deszelfs naargelaten middelen gekocht ende genoten hebben :mids zal de Koopman, ofte Boekhouder , al vooren acte vorderen van de Boekhouder van dat fchip daar die kooper ofte koopers op befcheyden zyn, dat het gemynde by hem behoorlyk is geboekt, ende de acte aan den Inventaris van des overledens middelen werden geannexcert. Ende zal het gene voorfz. zoodanig geobzerveert worden, ten waare by de Scheeps-ofteVloots-Raad, om confideratien, raadzamer geacht wierd, zoodanige Goederen onverkocht te laaten, ende op Batavia ofte andere plaatzen te brengen; het welk zal mogen gefchieden, mits dat wel bewaart ende onverïnindert blyven, tot verancwoordinge van den Boekhouder ende Scheeps-Overheyd. Gelyk ook de Boekhouders onverkoft zullen mogen laaten het gene de Overleden by de Uytterftewille uyt zyn prezente Goederen aan iemand weg gemaakt heeft;ende,zoo het kleyniqheden zyn,dezelve met advys van denScheeps ofte Vloots-Raad aan de legatarizen laten volgen, mits Hellende behoorlyke cautie de rejlituendo, indien zulks namaals van noode mocht werden; waar van mede acte gemaakt, ende van de borgen, nevens de recipiffe van den legataris, onder den Inventaris, geteykent zal worden. Ende, op dat men weten mag waar de Overleedene van tyd tot tyd de Compagnie dienft gedaan hebben , zullen de Boekhouders de Saldos van"~haare geflotene reekening in den Credit inzereren, ende binnen de linie uyttrekken, met, uytdrukking, waar en in welker voegen dezelve verdient zyn: insgelyks per memoire binnen de lienie geftelt zal worden 't gene de Overleden aan anderen, ofte andere aan hem, by Uytterftewille gemaakt zullen hebben; te weten, 'c eerfte in den Debet, ende 'c ander in den Credit van deszelfs reekening in 't Grootboek. Als 't gebeurt, dat by die van 't eene fchip aan 't ander eenige noodlykheden, om aan 't volk uyt te deelen, bygezet ende verftrekt worden, zal *t fchip,  54.2 Hiftorie van de Nederlandjde fchip, dat dezelve geniet, daar voor aan zoodanige Goederen worden fchuldig gemaakt; als by 't voorbeelt hier achter aangewezen word. Als iemand over eenige Fauten binnen Scheepsboort in de yzers gezeeten heeft, zal de Boekhouder volgens den Artykul briev, den zeiven,aan de Compagnie voor den tyd dat hy geen dienft; heeft gedaan, ende aan den Provooft voor 't fluit-gelt, onder een hooft debiteeren: Van gelyken, wanneer iemand gecondemneert word in een amende, ofte geld-boete, voor 't bedragen van dien, en in conformité van'de fententie. Wanneer iemand over eenig begaan delict, van zyn Gagie ofte qualiteit gedeporteert ; ofce wel econtra geadvanceert ofte verbetert word, daar van zal by den Boekhouder in de Reekeninge gementioneert worden , in der wyze als by 't Formulier daar van hier achter voor geftelt is. Maar zullen de Boekhouders niet vermogen, op de Reekeninge te ftellen het gene de een den anderen verftrekt heeft, ofte fchuldig is; *t en ware iemand een ander Lezen, Schry ven, Rekenen, de Zeevaart, Landmeterye, 'tConftapels-ampt, ofte eenige diergelyke nutte wetenfehap geleert, ende daar voor eenig loon bedongen hadde; doch egter niet als mee kennifie ende toeftant van de Vloots ofte Scheeps Overheyd. Op de fcheepen uyt het Vaderland komende zullen de Koopluyden, ofte Boekhouders, zoo wanneerze het Zuydland beginnen te genaaken, de Rcekeningen op voordeel, ende zoo veel gefchieden kan, fchikken klaar te maaken, latende eenelyk open ftaan de datums , dagen, maanden ende zomme gelds: om, als in de Straat Sunda ankergrond bezeylt zal zyn, ende ten naaften by giffinge gemaakt kan werden, jegens wat tyd,5 a 6 dagen onbegrepen,opBataviaas Reede zullen arriveeren, gevult, uytgetrokken, ende gefloote te worden; zonder datze haar aan 4 ofte y dagen behoeven te binden, alzoo daar aan weymg gc- ö legeö  Ooft-Indifche Compagnie. 543 legen zy, of de Reekeningen eenige dagen vroeger ofte laater geflooten werden, ende het de Heeren Mee* Iters valt even veel is, op wat fchip ofte plaatze haar dienaars de Gagie word goet gedaan. Ende op dat de Reekeninge correct, mogen wezen, zullen de Boekhouders dezelve niet teykenen bfte uytgeven, al-eer aandachtelyk en jegens het Groot-Boek geconfronteert, d'accorde bevonden, ende den charta van 't Groot-boek daar op geftelt zy, / Tot verlichtinge in 't opzoeken der Reekeningen a zoo hier als ter refpective Kameren in 't Vaderland, zullen de Boekhouders, volgens ordre van de Heeren Bewindhebberen, altyd in 'c hooft van ieders Reekeninge uitdrukken , wanneer, ende met wat fchip in 't Land gekomen zy: Vooral zullen niet vergeten,in 't fluyten der Rekeninge, fpecifice aan te wyzen, waar de perzoon voorts bevaart, ofce op hetzelve fchip continueert, ofte op een ander, ofte aan land overgaat, met uytdrukkinge, waar, ende op wat fchip; op pcene, dat wie bevonden zal worden dit poinct, (zoo facil ende licht om achter - volgen, ende om welkers non - obzervance de Heeren Meelters niet alleen met groote faltidien ende onluften gequelt, maar ook met vele calumnien ende blamen, van die luyden die in 't Vaderland van hare vrienden hier te lande zwervende, ofte overleden, by obmiffie van dien, geen behoorlyk befcheyd konnen geven, onfchuldig gelaftert ende gedenigreert worden,) niet naargekomen te hebben, zonder eenige conniventie, als onbequaam, van zyne qualiteyt ende Gagie gedeporteert, ende in zyne verdiende Maandgelden gemulóteert zat worden. Ende zullen dien volgens de Boekhouders verdacht wezen, wanneer zy, gelyk voorfz., de Reekeningen op voordeel gereet maken, in dezelve altyd zoo veel plaatze open te houden, als daar toe van noode zy. Ende op dat de Boeken, jegens dat de fchepen op Batavia aanlanden, klaar mogen wezen, waar aan zonderling gelegen is, zullen de Koopluyden, ofte Boekhouders, voor eerft uytgetrokken hebbende 't gene ieder  g44 Hiftorie van de Nederlandfche ieder op de reize genooten heeft, ende waar voor itt de boeken belaft ftaat, (ondercuiTchen dat deAffiftenten de Reekeningen uyt het Grootboek trekken,) de Maandgelden in 'c Journaal infchryven, ende daar na in 't Grootboek yders Credit formecren , altyd open latende de dagen, maanden, zommegelds, ende op wat fchip ofte plaatze overgaan, om naderhand gevult te worden; uytvvyzende de Formuliers hier achter gevocgt. Maar ofte gebeurde, dat iemand in 't fluyten der Boeken quame te overlvden, zullen des niet té min de Boekhouders deszelfs Reekeninge op zynfterfdag fluyten , ende daar by ftellen, dat zyne Goederen naderhant verkocht, ende hem op de nieuwe Boeken zullen goed gedaan worden. De Gagie, gelyk voorfchreven, in 't Journaal geregiltreert, ende yders Credit in 'C Grootboek geformeert zynde, zullen de Boekhouders de zaldos beginnen in 't Journaal in te fchryven, gelyk zy de Maandgelden gedaan hebben: te weten,alle die by flot van Reekening iets te goede hebben, daar voor aan de Compagnie onder een hooft Debiterende; ende die te quaat hebben, daar voor per de Compagnie mede onder een hooft Crediterende. "Wanneer Batavia beginnen te genaakert, zullen de Boekhouders de Reekeninge der maandgelden, gelyk mede de zaldos, op een rolle, ofte blad papier, mee de charta van het Grootboek, ftellen; ende, andermaal gecollationeert ende d'accorde bevonden zynde, preuve nemen, ofte daar mede de Boeken in balance blyven; 't welk zynde, de openftaandeplaatzen zoo in 't Journaal als Grootboek vullen, en de Reekeningen van 't Volk fluyten. Als wanneer dan niet overig blyft open ftaan als de Koopmanfchappen, 't Schip, Realen van achten, ende de Compagnie, welke op navolgende wyze opder een hooft geflooten zullen worden: te weten, de Compagnie zal gedebiteert worden, by exempel, aan Hembden, Koufen, Schoenen, ende zoodanige ander Reekeninge van Koopmanfchappen als open ftaan, en die tot dato onverkocht gebleven zynde, aan den Opper- Koopman des Kafteels Batavia overgeie- vere  Ooft-Indifche Compagnie. 54? vert moeten werden: van gelykezal de Compagnie gedebiteert worden aan Realen van achten , voor zoo veel by (lot van Reekeningen bevonden worden terefteeren , ende aan den Kaffiergetelt moeten werden, ende zal eyndclyk de fcheeps Reekeninge van de Compagnie gecrediteert worden : waarmede dan alle partyen , zelfs ook de Reekeningen van de Compagnie, effen ftaan. Alzoo by de Vergaderinge van de Heeren Seventiene goet gevonden is, dat van nu voortaan yder Kamer betaalen zal bet volk op. haare fcheepen uytvarende, zullen de boekhouders van de fcheeps en Logieboeken, yder op de Boeken zoo van de Jcheepen aU Forten en Comptoiren , de perfoonen op de zelve vaarende, en op de Comptoiren refiderende, in 't hooft van de Reekeninge aanteykenen en overbrengen, in wat qualiteyt, met wat fchip, en van wat Kamer dezelve originelyk in 't land gekomen zyn, en baar alz o van fchip tot fchip, ofte Comptoir 'tot Co \ptor ov-rgaande, bebundigen haar Reekeninge gefloten, zoo die daar ftaat; mette Bleken accorderenae, en by twee daar toe gequalificeerae perzoonen geteykent. ' Dat de Offiieren, Matroozen, en Soldaten op Batavia komende, om naa 't Vaderland te keeren, alle haare reekeningen vertoonen zullen aan de Commijjarifen by den Gouverneur Generaal en Raden van India daar toe geo'donneert, om de zelve met de Koeken ge-onfereert, en met b.ire fignaturen, dat de zelve met de orginele Boeken accorderende bevonden zyn, mede geteykent, en met Compagnies zegel beveftigt te werden. Welke volgende de Gouverneur Generaal en Raden van India (zoo veel zonder prejudicie van de Compagnie gevoeglyk zal konnen gejebieden) de perzoonen naa, H Vaderland gaande zullen laten keeren op de fcheepen van zoodanige Kamere, van de welke zy originelyk uytgekomen zyn. Ende op dat dit alles te beter achtervolgt mag werden , zullen de Koopluyden , ofte Boekhouders, fchuldig wezen t'hunner aankomfte op Batavia, nevens de mifftven, hare Boeken, dubbelt ende behoorlyk geil. Deel, M oa ' floo  g4<5 Hiftorie van de Nederland]che flooten, aan land ie brengen, endeden Gouverneur Generaal te prezenteeren; mits dat zy, dezelve vertoont hebbende, weder na boort zullen nemen, om als 't volk overgaat, op yders Credit aan te wyzen, op wat fchip ofte plaatze bevaren. Waar na de Boekhouder, met ter tyd,weder nieuwe Boeken zal beginnen te formeeren, ende in dezelve al die op 't Schip blyven continueeren, weder nieuwe Reekeninge geven, gelyk zulks in de oude mede moet bekent ftaan, als boven aangewezen is. Ende worden de Reekeningen in nieuwe Boeken ingefchreven op volgende wyze; men ftelt in den Debet van 't Groot-boek den name, van waar, de qualiteyt, op wat tyd, en met wat fchip deperzoon in 't Land zy gekomen, als by exempl: Abraham Harmanfz. van Amfterdam, OpperKoopman, in 't Land gekomen met 't Schip Amfterdam 1642, Debet. Ende in den Credit aldus: Abraham Harmanfz. van Amfterdam, Opper-Koopman, Credit, 1642. adi 2iftejuly is zyn jongfte Reekeninge op 't Schip Zeelandia geflooten, 't Saldo monteert g. 315. wintermaant guld. 70. Op welke wyze alle die op de fcheepen vaaren bekent gemaakt moeten worden,'t zy dan met ofte zonder 'Reekeninge overkomen. Als eenig fchip naar een ander plaatze verzonden word, zal de Koopman, ofte Boekhouder, de Reekeninge van fcheepsonkoften, hem nevens kleeden ende Contanten om aan 't volk uyt te deelen mede gegeven, ten vollen in 't Journaal nevens de voorfz. kleeden ende Contanten yder op zyn particuliere Reekeninge onder een hooft Debiteercn, ende 't Comptoir Generaal met een regel in Credit goet doen, (namentlyk met de tytel van 't Comptoir Generaal, ende niet de Compagnie gelyk op deuit-reize,) alzoo h er  Ooft-Indifche Compagnie. 54? te lande de Heeren Mcelters op de Schcepsboeken niet vorder belaft worden als voor de verdiende maandgelden ende 't gene iemand by flot op zyn Reekeninge te kort komt, werdende weder gecrediteert voor de Saldos, ende 't geene iemand by flot van Rekeninge te quaat gebleven zy, mitsgaders voor de Condemnatien op de reyze gevallen: Maar voor de Koopmanfchappen, Contanten" On-endcMondkoftcn,Provifien, fcheeps behoeften, &c! in India genooten, op wat plaatzen ofte Comptoiren zulks ook mogte wezen, zal 't Comptoir Generaal gecrediteert en dezelve elk apart voor 't zyne onder een hooft wedebiteert worden, met annotatie in 't hooft van de poft fn 't journaal, op wat Comptoir ofte plaatze dezelve ten behoeve van 'tfchip ofte volk verftrekt zyn,debiteerende het fchip voor deProvifien, On-en Mondkoften, en fcheepsbehoef ten, metfpecificatie binnen de linie van het lournaal,gelyk het by de Reekeninge van onkoften blykt; zoo mede Contanten,Baftas,Balatins, Salempoeris,Mouris Zeyl-kleeden,Zyde, Knopen, &c. yder op zyn aparte Reekeninge, by ftuks, en prys, in voegen ende maniere, zoo in 't fchryven, uytdeelen, als fluyten der Boeken, gelyk hier achter bv voorbeelt aangewezen word; met dien onderfcheyde alleen, dat op de uytreyzen alle partyen met "de Compagnie, ende hier te lande met c Comptoir Generaal, gefloten werden. De Boekhouders die voor Batavia ter reede leggen, ofte voor 't vertrek der fchepen naar 't Vaderland daar noch gedenken aan te landen , zullen haare Boeken, by aldien dezelve jegens primo December 8 maanden oud ftaan te wezen, in Odtober en November fluyten, en dubbelt ftel ten Soldie Comptoir leeveren: maar als iemand ouder Boeken als een Jaar onder hem heeft, zal dezelve,herrewaarts komende , onder wegen klaar maaken en fluyten, alwaar het ook zake, dat in April, ofte daar omtrent, hier te reede voor Batavia ftonden te arriveeren; op dat zoodanige Boeken niet andermaal komen over tc blyven, maar. dat de /eduwen, Weezen, Vrouwen en Kinderen 't haare genieten, en van de Heeren onze Principalen behoorlyk befcheyd krygen mogen, waar aan zonderling gelegen is. M bi a ' Ende  548 Hiftorie van de 'Nederlandjcle Ende op dat dit alles van ieder een te lichter begrepen mag worden, is hier een korte Formulier zoo . van Journaal als Grootboek by gevoegt, waar inne alle partyen in de bovenftaande articulen gementioneert,tot onderwys der nieuwelingen, van woord tot woord, gelyk die geboekt moeten werden, duydelyk voorgeftelt) ende als met den vinger aangewezen zyn. Gelyk dan ook, op dat deze Ordonnantie te beter Oaagekomen ende achtervolgt mag werden, alle Opper-Koopluyden , Koopluyden , Onderkoopluyden, ende Boekhouders ter fche'ep varende, mits dezen gelaft worden, dezelve nevens het Formulier hier agter gevoegt, behoorlyken gecollationeert, altyd by hun aan boort te hebben, op verbeurte van drie maanden Gagie zoo menigmaal zonder dezelve bevonden zullen worden, (a) Welke pene ook geftatueert word jegens die gene die dezelve in eenig poinct niet behoorlyken gcobzerveert ende nagekomen zullen hebben, boven de vergoedinge der lchaden en InterelTen, die de Compagnie ofte iemand anders, daar by zal komen te lyden; mitsgaders zoodanig vorderë ftraffe van deportement, fufpenfie, &c. als na gelegentheyd van de moetwil ofce faute bevonden zal worden te behooren. Ende zullen devoorfz. boeten gediftribueert worden, een derde voor die van 't voorfz. Soldie» Comptoir, ofte die de fauten uytgevonden zal hebben, een derde voor den Officier en het refterende voor den Heer. Aldus gedaan ende gerezolveert binnen het Kaftee! Batavia, den des Jaars zeftien hon¬ dert zeven-en veertig. SEYN- (d) Vermits 't korte Formulier zoo van Journaal als Grootboek, maar een handleiding is, voor die geen die het Boekhouden , niet verftaat zoo hebben wy niet nodig geoordeeld , dit hier by te voegen.  Ooft'Indifche Compagnie. 549 SEYNBRIEF Naar welke alle Schepen , in dienft van de Vmenigde Ooft-Indifche Compagnie, naar Ooft-Indten varende , en van daar kerende , hun hebben te reguleren. i. De Commandeur (indien een , van hier naar India gaande, by de Compagnie; ofte, van India naar Nederland kerende , by de Generaal en Raden van lni dia , expreffelyk over de Vloote mogte werden geftelt) zal alleen het opperfte Commandement over de fchepen hebben , zoo lange dezelve by den anderen zullen wezen : en by zyn affterven met gelyke magt en authoriteyt fuccederen de Vice Commandeur, ofte die by de Compagnie, ofte by de Generaal en Raden van India , daar toe zal zyn genomineert- (d) Het fchip van de Commandeur, ofte van die gene die by zyne aflyvigheyt daar toe by de Compagnie, (a) Het fchip van den Commandeur , wanneer yemant in die qualiteyt van hier na Indien komt te vertrekken , geen Raad van Indien of van hooger qualiteyt wezende , of van die gene , die by zyne aflyvigheyd dasr toe by de Compagnie zal weezen genomineert, zal geduurende de Reyfe niet anders als een Wimpel boven op de groote ftenge, en 't vuur by nacht agter op de Campanje voeren. Maar een Raad van 'indien , of iemant in hooger qualiteyt , van hier uyt deeze Landen vertrekkende , zal alleen de vlagge voeren , of laaten wayen: dog niet eerder dan wanneer het Canaal zal weezen gepaffeert; en in de Spaanfche Zee gekoomen, ten ware de Reyfe, benoorden Schotland om , quam te neemen , als wanneer in 't uytloopen voort de vlagge zal voeren, en dat zonder onrlerfcheyd of dezelve met zyn fchip alleen, of in gezelfchap van meer andere fcheepen van deeze Compagnie, of ook wel met of onder Convoy van 's Lands Oorlog fcheepen komt te vaaren. hl ni 3 j r.i j /^„„^„.Yn o ^+ r\n : wp rrer 01 on-  BSO Hiftorie van de Nederlandfche ofte by de Generaal en Raden van India is genomi- I neert, zal de vlagee boven op de groote ftenge, en I t vuur by nacht agter op de compagne voeren. I I. By verfterven van de Commandeur en zyn gefubftitueerde , ofte dat geen Commandeur expres is geftelt, zal het Commandement (als in de lnftruclie van de breede cn particuliere Raad gezeyt isj by de | refpective Opper Koopluyden , ofte , by gebrek van j dezelve, by de refpective Schippers by beurte bedient ! worden. Welke beurte van maant tot maant, ofce van veerden dagen cot veertien dagen zullen omme | gaan, beginnende alcyt, ende omme gaande naar ordre van de refpective Kameren; te wecen : De eerfte maant, ofte de eerfte veertien dagen , zal het g'ootfte fchip van de Kamer Amfterdam (è) j de vlagge boven op de groote ftenge , en by nacht I het vuur agter op de compagne voeren ; en de Opper Koopman, ofte, by gebreeke van dezelve, de Schipper op het zelve fchip, het opperfte Commandement over de fchepen hebben. De tweede maant, ofte de tweede veertien dagen , zal het grootfte fchip van de Kamer Zeeland, de (c) vlagge op de groote ftenen by nagt het vuur agter op de compagne voeren ; en de Opper Koopman, ofte , by gebreeke van die , de Schipper op het zelve fchip, het opperfte Com- i mandement over de fchepen hebben. De derde maant» ofte derde veertien dagen , het grootfte fchip van de Kamer Delft , en zyn Opper Koopman , ofte S Schipper. De vierde , het grootfte fchip van Rot-1 terdam. De vyfde, het groothe van Hoorn, de^ zefte, dat van Enkhuyfen. De zevende, het naaft: grootfte fchip van Amfterdam ; en zoo voorts ver- vol- (&) Geduurende den tyd dat de prsefidiale Kamer daar zal i wezen, en anders van Zeeland , de Wimpel boven op d« i groote ftenge , en by nacht het vuur agter op de compagBe voeren. it) Wimpel,  Ooft-lndifch Compagnie. 551 volgens als boven, tot dat yder fchip zyn beurt van een maant ofte veertien dagen gehad zal hebben; en dan weder beginnen van 't groocfte fchip van Amfterdam, en vervolgen als voren. 11 r. Wanneer de Commandeur , ofte die het opperfte Commandement heeft, 't zy Opper Koopman , ofte Schipper , geraden vind te wenden , door fcherpheyt des winds ofte anderzints , zal hy des nachts twee vuuren op fteeken, ende by dage een Topftander van de groote ftenge laten wayen. I V. In ruyme Zee zynde, zal men om een ftreeke wints ofte twee niet wenden , om, zoo veel doenlyk is, ongeluk voor te komen. V. Wanneer iemant by nachte ergens grond werpt, ofte land vermoed, zal hy twee vuuren beneven malkanderen opfteeken , ende een fchoot fchieten : ende by dage grond werpende, ofte land vermoedende , zal hy de Prince vlagge agter af late?z wayen, ende een fchoote fchieten, om malkanderen daar mede te waarfchouwen. V I. En ofte gebeurde ("welk God verhoede,) dat eenig fchip ofte fchepen van deze Vloote nood van lekte ofte ander ongeval overquame , zal zulk fchip ofte fchepen by dage een Rolle doek uyt de Marfle laten wayen , ende een fchoot fchieten ; ende by nachte twee vuuren boven den anderen opfteeken, ende een fchoot fchieten ; om de anderen daar mede te waarfchouwen. V I I. Als de Commandeur, ofte zoo geen expreffe Commandeur geftelt is , de commanderende Opper Koopje m 4 man,  552 Hiftorie van de Nederlandfcbe man , ofte by gebreke van dien de commanderende Schipper, een" witte vlagge agter af laat wayen, zal den Breeden Raad aan boort komen. VIII. De Vloote , gaande uyt Nederland naar Indien , zal by den anderen blyven tot zy de C/maal gepaffeert, in de Spaanfche Zee omtrent 40 mylen buyten Engelands end, ofte by gilling op de lengte van de Cabo Finiffcrre gekomen zullen zyn. Als wanneer yder zyn bettezal mogen doen , om fpóecfigft in Indien te komen , en de 'naargenoemde premien verdienen, en ook fchade te verhoeden, (a) De fchepen, kerende van Batavia naar Nederland, moeten by den anderen blyven, tot zy in 't Vaderland zyn gearriveert, 't en waar expreffelyk anders werde geordonneert. I X. By miftig weder zullen de fchepen, by den anderen "zynde, altemets een mufquet fcheute fchieten , en een fchip fchietende, zullen de anderen met gelyke mufquet fcheute antwoorden, omme zoo by een te blyven, en niet uyt het gezigte van malkanderen te geraaken. Ende wanneer de Commandeur geraden vint te wenden , zal hy een grof (luk affchieten , ende zullen de andere met gelyke fcheut antwoorden , tot een teeken, dat zy het zelvige gchoort hebben , ende als dan gelykerhand wenden: ende zal nie- (d) De Vloot of fcheepen gaande van hier na Indien zullen by den anderen blyven, tot zy de Canarifche Eylanden, en dat uyt vreeze van de Turken, zullen weezen gepafTeert, tot ontmydinge van dewelke de voorfz. fcheepen, voornameitlyk die alleen gaan , de voorfz. Evlanden eenige mylen beweften , verre buyten 't gefigt zullen hebben voor by te loopen , als wanneer yder zyn beft zal mogen doen, om fpoedigfl: de Cabo de Bo me Efperanca te bezevlen, en vervolgens in Indien te komen , ende naargenoemde prasmien te verdienen, mitsgaders fchade te verhoeden.  Ooft-Indifche Compagnie. 553 niemant*'vermogen te wenden zonder malkandc- gehoort te hebben, om te beter by een te blyven. X. De fchepen, gaande naar Indien, 't zy by den anderen, 't zy yder alleen zynde, zullen in geenderly manieren eenige andere ververfch plaatfen aan doen, voor aleer zy aan de Cabo de Bona Efperanca in de Tafelbay zullen gekomen zyn. De fchepen, keerende uyt Indien, zullen ook niet eer als aan de Caap mogen ververfchen, 'ten waar by de Generaal en Raden van Indien expreffelyk anders ware geordonneert. X I. Ende zullen de fchepen op de uytreyfe in alle manieren, haar wagten in de Bocht van Guinea te vervallen ; alzoo wy tot zeer groote fchade van de Compagnie met extraordinarife verlenging van de uytreyfe , verlies van veel volks, verderf van goederen , ende andere inconvenienten , voor dezen bevonden hebben zulks gefchiet te zyn : moeten derhalven de fchepen , voernamelyk die in de Maytyd uyt Nederland gaan , niet te Ooftelyk loopen, maar de Zuyd kiefen, en alle mogelyke vlyt aanwenden, om niet in de voorfz. Bocht te vervallen, ende ten dien eynde volgen de particuliere Inftru&ie daar over gefte'lt, om knrt ende fpoedig aan de Caap de Bona Efperanca , in de Tafelbay, te komen, (a) XII. (a) Ende zullen de fcheepen op de uytreyfe haar in 't reguarde wan de Bogt van de Guinea, en om daar in niet te vervallen , voornamentlyk hebben te reguleren na de Inftructie van de Maytyd, die de fcheepen van hier gaande werd mede gegeeven , volgens dewelke de voorfz. fcheepen, by vroege ontmoetinge van de Zuydelyke Winden op 11 , 10 en o graden by Noorden de Lienie , en anders niet , in plaatfe van lanp. tekruyflen, om de Linie te fnyden, in de Maanden van May, ]unius , Julius en Augultus , daar omtrent komende, de voorfz. Bogt van Guinea moeten laatea inftaan. Mm 5  554 Hiftorie van de Nederlandfche XII. Zullen de fchepen, aan de gemelde Caap Bona Efperanca ververfcht hebbende, voorts tuffchen de 36 en 42 graden Zuyder breete , naar dat zy lieden aldaar de Weftelyke winden beft zullen vinden, haren cours Ooft aan moeten ftellen; alzoo de Weftelyke winden beooften de Caap de Bona Efperance niet altyd juyft op de hoogte van 36 graden, maar dikwils veel Zuydelyker wayen, ende aldaar gezogt moeten worden. XIII. Met die bovengefchreve Weftelyke winden zullen de fchepen ten minften tot de 800 , 850 , a 1000 mylen beooften de Caap de Bona Efperanca, naar de tyd des jaars, ende volgens de particuliere ofte naarder Inftructien , zoo van de May als Herffttyd , dien voorzeyden Ooften cours houden, eer zy by-fteeken ofte haren cours Noordelyk aanftellen , alzoo men van de Javaanfe Kuft , die niet verder als 7^ graden naar den Zuyden ftrekt, mits haare zuyverheyt, niet en heeft te vrefen : en vroeger, als vooren gezeyt is, overfteekende , loopt men perykel op de Kuft van Sumatra te vervallen ; alwaar men dan mits de Zuyd-Oofte winden , die daar tuffchen April ende Oftober incluys wayen, langen tyd moet byleggen, en in de wind op laveeren ; ten ware de fchepen in de tyd van de Weftelyke winden, te weten van November tot Maart, tuffchen dc Linie ende de 4 a 6 graden Zuyder breete wayende, quamen te arriveren. X I V. Dezen cours agten wy, om verfcheyde reden, beter als den anderen , zoo binnen door als buyten om Madagafcar; derhalven laften en ordonneren by dezen wel expreffelyk , dat alle onze fchepen voortaan den voorzeyden cours tuffchen de 36 en 42 graden, naar gelegentheyt van weder ende wint, cn volgens de  Oofl-hdtfch Compagnie. S&5 de particuliere Inftruftie, zullen volgen in de uytreyfe. X V. Op de 38 graden Zuyder breete, en by Huurman s eiffinee omtrent 700 mylen beooften Cape de Bona Efperance, leyd het Eyland St. Paulo, moeten derhalven verdagt wezen in tyts uyt te zien , omme niet onvoorziens op het zelve te vervallen. XVI. Ende op dat alle Opper Koopluyden, Schippers, ende Stuurluyden , 't zelve te meer mogen behertigen, ende daar toe alle uytterlyke ende mogelyke devoir aanwenden, zoo zullen de opper Koopluyden, Schippers, ende Stuurluyden van alle de fchepen, die voortaan uyt deze Landen binnen den tyt van zes maanden tot Batavia zullen arriveren, tot eene vereeringe, tuffchen haar lieden als volgt te verdeelen, genieten zes hondert guldens ; binnen de zevende maant arriverende, drie hondert guldens; ende binnen de asjtfte maant, hondert vyftig guldens: (a) wel verftaande, dat de onder Stuurman van de voorlz. vereeringe zal genieten een zefte part , ende d'ander wf zefte parten zullen aan de Opper koopman , Schipper, ende Stuurman in gelyke portien verdeelt werden, dat is aan yder even veel. Ende ter contrarie, zullen de voorfz. Officieren in gelyke boete ende amende van zes hondert guldens vervallen, by aldien zv lieden , zonder uytterlyke nood , aan eenige andere plaatfen als aan de Tafelbay ververfchende, hare reyfe daar door zullen komen te verachteren. 3 Aldus (a) Zonder dat nogtans onder de voorfz. zes, zeeven en agt Maanden refpeaive, zullen werden gereekent die dagen die de fchepen om te ververfchen , aan die Cabo de Bonne JUperance , in de Tafelbaay zullen uil leggen , maai daar vaa gedefklqueert en afgetrokken.  556 Hiftorie van de Nederlandfche Aldus gedaan en gearrefteert, ter gemelte vergaderinge van de Zeventiene, tot Middelburg in Zeeland den 21. September 1680. In kenniffe en tegenwoordigheid van my N. N. ZEYNBRIEF, Voor de Opperhoofden van V Compagnies Schepen , althans in 'Jexel Zeylreede leggende, gedeflineerd m Oofi-lndien y waar van '/ Schip Zeynen hy Dag. Artykel I. Als den Commandeur begeerd dat men het TuyAnker zal ligten, zal hy zyn Voormarszeyl los maken, en een fchoot fchieten. I I. Als den Commandeur begeerd onder zeyl te gaan, zal denzelven zyn groot JVlarszeyl los maken , en een fchoot fchieten. I I I. Als den Commandeur begeerd te Ankeren , zal hy een Prince Wimpel van de Nok der Bczaans Roede laten wayen, cn een fchoot fchieten. I V. Als den Commandeur begeerd te Vertuyen, zal hy zyn Kruyzeyl met opgegeyde fchoten in top heyffen, en een fchoot fchieten. V. Als den Commandeur begeerd dat de Vloot by de wind  Ooft-Indifche Compagnie. 55? wind over zal wenden, zoo zal hy een Prince Geuss van de Vlaggeftok laten waven, en een fchoot Ichieten , waar op de leywaardfte en agterfte fchepen eerft zullen wenden. V I Als den Commandeur 'begeerd dat de Vloot voor de wind om zal wenden, zal hy een Prince Wimpel agter van de Vlaggeftok laten wayen, en een fchoot fchieten, waar op de leywaardfte eerft zullen wenden. ] V I I. Zoo men by de wind zeylt of dryft, en den Commandeur geraden vind op te duwen, zal hy een Prince Vlag van agteren laten wayen, en twee fchoten fchieten, om zoo gelyk op te duwen. VII I. Die den Commandeur begeerd te fpreken, zal zyn Geus van de Boogfpriet laate waven, en altemets een. fchoot fchieten, toe dat van den Commandeur Zeyl ■werd gemindert. Indien 'er een fchip of fchepen door ftorm of ïttift van de Vloot waren afgeraakt, en by daag weder m 't gezigt van de andere fchepen quamen, zoo zal de Loef waar fte &e. ■v • Zoo iemand der fchepen eenige Leccagie! of andere ongemakken overquam, dat het de Vloot met zoude kunnen volgen , denzelven zal twee fchoten fchieten, en houwen met de Vlag van agteren; waar op de naarfte fchepen, zoo veel hulp zullen toebrengen als doenlyk is, op hooge pcene. ^  55 8 Hiftorie van de Nederlandfche X i. Die eenb Land gewaar werd, zal zyn Vlag van agteren laten wayen, en een fchoot fchieten, en de Vlag niet innemen voor dat den Commandeur de zyne bymaakt, tot een teken van 't Land gezien te hebben. XII Niemand zal vermogen voor den Commandeur te zeylen zoo wel by Dag als Nacht, op verbeurte van vyf Ryksdaalders voor den Armen. XIII. Zoo iemand eenige Banken of Droogtens gewaar we.cS, zal daar van afwenden, cn zyn Geus ter halver ftok van de Companje laten wayen, en fchieten len Idioot, zoo lang tot dat de andere fchepen uaar kenmlL van hebben. X I V. Als iemand der fchepen genootzaakt is zyn wand aan te zetten, of iets nootzakelyks heeft te doen, die zal een Prince Geus, twee vaam onder de Nok van de Bezaans roede laten wayen en een fchoot fchieten , tot een teken dat iets doen moet, waar door voor ehe tyd gepermitteert werd , wat voor uyt fe mogen zeilen, om d'andere fchepen met te doen wagteS , maar voor al moet hy des Avonts op zyn geordonneerde poft komen. X V. Als den Commandeur de Schippers en Hoofden van d'andere fchepen aan zyn boord begeerd te hebben, zal den zeiven een witte Vlag van de Campanje laten wayen, en een ichoot lchieten. XVI. Als den Commandeur goed vind de Compaffen te  Ooft-Indifche Compagnie. 559 verleggen , zal hy een roode Vlag van de Bezaans roede laten wayen, en een fchoot fchieten. XVII. Als den Commandeur goed vind van cours te veranderen, zal hy een Prince Vlag van de Bezaans roe. de laten wayen, en een fchoot fchieten. XVIII. Die vreemde fchepen verneemd, zal zyn Vlag van agteren laten wayen , eti die zoo menigmaal op en neder halen als hy fchepen ziet, en een fchoot fchie- X I X. Als den Commandeur geankert zynde, begeerd dat alle de fchepen zullen kappen of laten flippen, zal denzclven twee fchoten fchieten , en maken beyde de Marszeyls los. X X. Als den Commandeur eenige Schipper particulier aan boord begeerd te fpreeken , zal hy de volgende zeynen doen; namentlyk,- Voor de Vice Commandeur, de Wimpel van.de V°Voornde Schout by Nacht, de Wimpel van de Kruysfteng &c. Zeynen hy Nacht. Artykul I. Als den Commandeur een vuur voerd met mooy weer, zal by de andere fchepen niet gevuurd worden, dog by dik dyfigof hart weer, zal den Commandeur twee vuren agter op voeren, ea de andere fchepen ieder een vuur. j.  560 Hiftorie van de Nederlandfche I I. Als den Commandeur geraden vind het Tuy Anker te ligtcn , zal hy een vuur in 't groot Stengewand hangen, en een fchoot fchieten. III. Als den Commandeur"geraden vind, als men ten anker leyd, het A nker te ligten en onder zeyl te gaan, zal hy twee vuren in zyn groot Stengewand hangen, en,een vuur agter op zetten,«sen een fchoot fchieten; mitsgaders de andere fchepen, ieder een v uur agter op zetten, om zoo gelyk onder zeyl te gaan. I V. Als den Commandeur begeerd te Ankeren, 'zal hy een vuur in 't groote , en een vuur in 't Fokkewand hangen, en twee fchoten fchieten; de andere fchepen zullen ieder een vuur agter op zetten, en een vuur in 't Fokkewand hangen, om by malkander ten Anker te komen , en geankert zynde , zullen de gemelte fchepen ieder met een fchoot antwoorden. Als den Commandeur begeerd dat de fchepen by Nacht by de wind over zullen wenden, zal denzeiven een vuur boven het ordinary vuur aan cle Vlaggeftok opheyffen, en een fchoot fchieten; waïi^op alle de fchepen, ieder een vuur zullen opzetten om malkanderen tc myden , en gewend zynde, met een fchoot antwoorden , verdagt zynde dat de agterüe fchepen eerft zullen wenden. V I. Als den Commandeur met hart weer begeerd dat de fchepen voor de wind om zullen wenden, zal denzei ven boven zyn ordinary vuur , een vuur aan de Nok der Bezaans roede ophevfTen , en een fchoot fchieten; en d'andere fchepen, ieder een vuur agter op  OoftIndifche Compagnie. $6l op moeten zetten , en de Leywaardfte eerft wenden , en gewent, zynde, insgelyks met een fchoot antwoorden. V I I. Zoo den Commandeur geraden vind om zeyl te minderen , zal hy twee vuren op fteken, als een in 't voor, en een in 't groot Stengewand, en een fchoot fchieten. VIII. Zoo men met rouw weer, met twee onderzeylen zeyld, en den Commandeur geraden vind de Fok op te geyen en met een zeyl te dryven , zal hy twee vuren in 't Fokkewand hangen op een egale hoogte, cn fchieten vier fchoten kort op malkanderen, ieder fchip zal een vuur in 't B'okkewand hangen, en antwoorden met vier fchoten, en zal geen vuur geborgen worden voor dat den Commandeur de zyne bergt. I X. Met afneement weer zoo den Commandeur geraden vind de Fok weder by te maken, zal hy twee vuren s het eene boven het andere in 't Fokkewand hangen, en drie fchoten fchieten; alle de fchepen zullen haar Fok by zynde, met een fchoot antwoorden. X. Zoo eenig fchip van de Vloot waare afgeraakt, eö by Nacht daar weder by mogt komen, zal den vrager roepen, van waar het fchip, en d'andere zal zeggen waar op die eerft geroepen heeft, zal antwoorden en de gevraagde weder zéggen. om zoo maikanderen te kennen cn fchade voor te komen. II. Deel. Nn XI,  $f52 Hiftorie van de Nederlandfche X I. Zoo iemand by Nacht eenig vreemd fchip in de Vloot ontwaard, die zal een vuur aan de Bezaans roede ophangen , en dat zoo menigmaal op en neder halen als hy vreemde fchepen verneemt, en fchieten zomtyts een fchoot , en continueren met blikvuren zoo lang den Commandeur mede een vuur aan de Bezaans roede ophangd , tot een teken van zulks gezien te hebben. X I I. Zoo iemand by nacht eenig ongemak overquam , waar door hy de Vloot niet zoude kunnen volgen , denzelven zal twee vuren op een egale hoogte in zvn groot wand hangen , en fchieten altemets een fchoot, waar op de naafte daar aan mede met een fchoot zal vervolgen, totdat den Commandeur met een fchoot beantwoord, tot een teken van zulks gezien te hebben. XIII. Zoo iemand by nacht eenig Land of Droogte gewaar werd, denzelven zal drie vuren op de Companie zetten, en een vuur aan de Vlaggeftok by maken, en twee fchoten fchieten, (het ordinary vuur daar onder gerekent) en wenden het daar van af, waar op alle de fchepen mede zullen wenden. X I V. Als den Commandeur by nacht begeerd cours te veranderen , zal hy twee vuren boven den anderen aan de Bezaans roede opheyflen , en een fchoot fchieten. X V. Of het quam te gebeuren dat men voor de wind zeylde, en gencotzaakt waare by te drayen oyer Stuurboord met Bakboords halfen toe, zoo zal den Commandeur drie vuren in 't Fokkewand hangen op een  Oq/t-Indifche Compagnie. §fy een egale hoogte, en fchieten drie fchoten. En als men over Bakboord moet by drayen met Stuurboords halfen toe, zal den Commandeur vyf fchoten fchieten , met dezelve drie vuren in 't Fokkewand, waar op d'andere fchepen 't zelve zeyn zullen doen, toe antwoord. Zeynen in Mijïé Artykul I. Als men een Miitbank ziet opkomen, zal den Com» mandeur zoo veel zeyl minderen dat de ilegfte bezeyl» de fchepen bequaam kunnen volgen, en zal van den Commandeur, indien hy zeyld, alle half uuren eed Kanon fchoot gedaan worden, en om 't uur by d'andere fchepen beantwoord werden, als mede altemets een musquet fchoot, en continueel den Trommel roeren, om malkanderen te myden. I I. By de wind zeylende, en den Commandeur oor» delende dat gewent moet werden, zal denzelven zes. fchoten fchieten, waar op de agterfte fchepen eerft zullen wenden, en gewend zynde, met zes fchoten beantwoorden. I I I. Als de fchepen voor of van de wind zeylende, en den Commandeur geraden vind over Stuurboord b^ te drayen, zoo zal hy drie fchoten fchieten ; en over Bakboord by te drayen vyf fchoten fchieten, alle de fchepen by gedrayt zynde zullen met gelyke fchoten beantwoorden. Nn » 1%  564 Hiftorie van de Nederlandfche I V. Als den Commandeur geraden vind weder zeyl te maken , zal hy vier fchoten kort op malkanderen doen ; de andere fchepen zeylende met gelyke fchoten moeten beantwoorden. V. Zoo den Commandeur geraden vind in Mift te Ankeren , zal denzelven twee Kanonfchoten fchieten , en de andere fchepen geankert zynde, zullen met gelyke fchoten moeten beantwoorden. V I. Zoo iemand eenige Banken of Droogtens in Mift gewaar werd, die zal zeven fchoten fchieten. En zoo iemand mogt vaft raken, die zal fchoot op fchoot fchieten, op dat de andere fchepen daar mogen van afwenden of ten Anker komen. V I I. Zoo by Nagt als in Mift zullen alle de zeyn fchoten over een zeyde moeten gedaan werden, om alle confufie voor te komen. INSTRUCTIE Van de Eygenfchap der WIND EN, In het vaarwater tuffchen NEDERLAND ende JAVA. Alzoo ten hoogften noodig is, dat de Schippers en Stuurluyden, in dienft van de Gcocf royeerde Ooft- ladi-  Ooft-Indifche Compagnie* 5^5 Indifche Compagnie, gaande naar ofte kerende uyt India, weten, wat winden in dit vaarwater wayen, is tot haarder onderrechting, uyt verfcheyde de beste en zekerffe ondervindingen, dit volgende befluyt gemaakt,welk midts dezen hun gelaft wordt wel in acht te nemen en op te letten. Van Nederlandt tot de Canarifche Eylanden zyn de winden veranderlyk. Van de Canarifche EylandenSuydwaarts,heeftmen gemeenlyk een N. O paffaat • windt, doch waayc d'een tydt des jaars verder door, als d'ander tydt, in manieren als volgt. In January, February,ende Maart,waaytdeNoorr> Oofte paffaat - windt, gemeenlyk tot op 4 graden Noorder breete, daar op die tydt de S. O. endeOostelyke paffaat windt beajint. In April, waayt de N. O. paifaat-windt gemeenlyk tot op f graden Noorder breete, alwaar op die tyd de Z. O. windt begint. In May, tot op 6 graden Noorder breete, daar op die tydt de S. O, en wel zoo Zuydelyke windt begint. In Juny, tot op 8 graden Noorder breete, daar dan de Zuydelyke windt begint. In July, tot op 10 graden Noorder breete , daarop die tydt de Zuydelyke ende wel zoo Weftelyke windt begint. In Auguftus, tot op 11 graden Noorder breete, daar de Zuydelyke ende wel zoo Weltelyke windt begint. In September, tot op 10 graden Noorder breete, daar de Zuydelyke windt begint. In October, tot op 8 graden Noorder breete, daar de Zuydelyke ende wel zoo Ooltelyke winde begint. In November, tot op 6 graden Noorder breete, daar de Zuydt-Oofte windt begint. In December, tot op 5 graden Noorder breete> daar de Zuydt-Oofte windt begint Men moet weten, dat tuffchen de Noort-Oofte ende Z. O. paffaat windt, de windt gemeenlyk*va,Na 2 riabsJ.  §66 Hiftorie van de Nederlandfche riabel is; welke verandeilyke winden zomtyts wei een graad ofte twee eerder ofte later gevonden werden , als de boven gezegde breedte: doch hoemen Noordelyker is, hoe men de variable winden meerder omtrent het Noorden ende Noord-Ooften heeft; ende hoemen Zuidelyker komt, hoe de variable winden meer omtrent het Zuid Ooften ende Zuiden wayen. Op de Kult van Braül waait de windt van September tot Maart veeltyts Ooltelyk ende benoorden 't Ooft; ende van Maart tot September waait de wind omtrent de Kuft van Brafil veeltyts tuffchen het O. Z. O. en hetZ. Z. O. naar dat men naar by ofte verre van landt is; naaft by landt Zuydelykft. Maar op de Kuft van Angola heeftmen geduuriglyk Zuydelyke winden. Van Cabo de Bona Efperance naar S. Helena, Afcencion, ende voorts tot onder de Linie, heeftmen de windt ordinaris omtrent het Z. O. Tuffchen de 28 ende 35 graden Zuyder breete, wort gemeenlyk veranderlyke windt gevonden. Befuyden de 35 ofte 36 graden Zuyder breete, heeftmen ordinaris een Weftelyke paffaat-windt, doch houdt in January, February ende Maart zoo vaft geen regel, als wel in de andere tydt des jaars. De Weftelyke paffaat-winden bezuyden de 35 ofte 36 graden Zuyder breete, wayen ook beooften Cabo de Bona Efperance tot het Landt van de Eendracht toe: doch in January, February, ende Maart, heeftmen ook bezuyden de 35 graden omtrent de Cabo de Bona Efperance, en 100 a 200 mylen daar beooften, (gelyk mede van beweften gezeyt is) veel veranderlyke winden , dewelke aldaar ook dikwils Ooltelyk wayen. Tuffchen de 35 ende 28 graden Suyder breete heeft men veeltyts veranderlyke winden, de welke zomtyts ook wel tot de Tropicus Capricorni toe wayen. Beooften Madagafcar heeftmen de geheele Indifche Zee door, tuffchen de 10 ofte ij graden Zuyder breete ende de Tropicus Capricorni, een ordinarife OofteJyke paffaat windt, dewelke ook veeltyts nog tot op de  Ooft-Indifche Compagnie. 5$7 de 18 graden Zuyder breete gevonden wort, en daar het gantfche jaar door waayt. Tuffchen dc Linie endede 10 ofte n graden Suydcr breete, waayt de windt d'een tydt des jaarsOoftelyk, ende d'ander tyt Weftelyk. Het poftelyk Mouflbn reekent men van April tot November: van Novenoertot April, rekent men het Weftelyk Mousfon • 't welk in December en January fterkft door waayt. April ende November reekent men voor twytfel-maanden. INSTRUCTIE Om in de Mav-tydt Uyt Nederlant naar Java te zeylen. Naar voorgaande befluit op deEigenfchap der winden in het vaarwater tuffchen Nederland en Java, uit de befte en zekerfte ondervindingen gemaakt, word by dezen geordonneert en gelaft aan alle Schippers en Stuurlieden, in dienft van de Geoftroyeerde Öoftlndife Compagnie, varende in de May tydt uic Nederland naar India. Eerftelyk, dat zy het Kanaal gepaffeert zynde, van beneffens Lefart oft Engelandts eind, zoo t mogelyk is haar cours zullen zetten zuidweft, tot op de hoogte'van 43 graden, om alzoo omtrent de do mylen buvten Cabo Finifterre te loopen. Agter om , dat is benoorden Schotland om gaande, zullen trachten ontrent op dezelve hoogte van 43 graden, en op dezelve lengte van 60 mylen buyten de Caap Finifterre, te ^Zullen dan van de 43 g^den Noorder breete en 60 mylen buyten Cabo dè Finifterre, Zuyden en Zuyden ten Weften aangaan naar Madera ofte Porto Santo en van daar vort* met die Zuydelyke gang tusfchen Caïria enTeneriffa deur,ofte watWeftelyker aangaande, beweften Teneriffa omloopen, naar de winden vallen. ^ ^ m  568 Htjïorie van de Nederlandfche Dit bovenverhaalde is ce verftaan met een open windt, maar zoo wanneer de windt contrarie liep, zalmen, zoo veel doenlyk is, trachten zoodanigen courzen te behouden, en niet naarlaten de Canariïe Eylanden in 't gezicht te loopen, alwaar men de N. O. paffaatwindt bekomt, als in de Eygenfchap der winden gezeyt is. Met die Noordoofte paffaat-windt van de Canarile Eylanden gaande naar de Eylanden van Cabo Verde, zalmen dezelve ook in 't gelicht loopen en verkennen. Voorts zalmen van de Eylanden van Cabo Verde Zuyden ten Ooften aanzcylen, totdat de variable winden bekomen worden. Ende op dat men met die veranderlyke winden niet te verre om de Ooft, ofte om de Weft zoude loopen, maar dat de Linie op het bequaamft gekruyft mag werden, zyn in de Pafcaart geteekent de puncten A. B. C. D. E. F. G. te weten. Het punct A op 11 graden 30 minuten Noorder breedte , 60 mylen Suydt - weft van Cabo Verde; welverftaande Cabo Verde op 14 graden 30 minuten. Het punct B op 7 graden breette, 80 mylen Weft ten Suyden van Sierraleone. C, in de Linie Equinoctiaal , Suyden van Cabo Monte, D, in de Linie Equinoctiaal, 8j mylen Ooft aan van Vigia. E, op 11 graden 30 minuten breette, Suyden van I. Brava. Van het pundt A is getrokken een linie tot in B, en van B een linie tot in C • gelyk mede van het punct E tot in D. Boven de voorfz. pun eten en linien, is 40 mylen ooftwaart van het punct D, in de Linie Equinoctiaal, gereekent het punctG:uyt we}k punt G getrokken is een linie, vallende op de linie E D in het punt F, op de hoogte van 2 graden 50 minuten. Zuilen derhal ven de Schepen tuffchen de linie A B C ende de linie E D, de befte boegen voorwenden, omme door de Lmie Equinoctiaal te geraaken; en niet Oos- telyker ajs de linie A B C te komen: om met die ftlOÜw  Ooft-Indifche Compagnie.. 569 ftroomen, die inde maanden van Juny, July, ende Augufty fterk naa de Bogt van Guinea valien, niet in dezelve Bocht getrokken te worden, (a) Defgelyks en zal niet Weftclyker gelopen werden als de lienie E D, om de Kuft van Brafil niet te naar te komen; want in April, May, Juny, July, epdeAugusftus*, waayt omtrent de Cuft van Brafil veel Zuydelyke wint, die de ftroom Noord aan parft; daarom zoude üet niet mogelyk wezen, in de gezeyde maanden boven de Abrolhos te komen, alsmen de Cuft van Bralil te naar was. Derhalven zullen de Schepen, die in May, Juny, July ende Auguftus, in 't zelve vaarwater zyn, haar niet beooften de gezeyde linie ABC, nochte bewesten de linie E D begeven, 't en ware dat d'uytterfte noot zulks vereyfehte. Doen ofte het geviel, dat men omtrent de Linie E D, van de drie ofte minder graden naar de MiddelLinie, de windt omtrenc het Suydt-Ooft, ofte Oos« telyker hadt, ende volgende 't bovengefteide zoude moeten wenden; zoo zoude by de Suyden ten Weftea tot de Suydt, Suydt-Weftc gang gebleven- moeten worden, om daar mede de'Linie te kruyffen. Ende in gevalle de windtzoo Suydelyk liep, dat men geen Z. /L. W. mochte zcylen, ende niet zoude konnen beooften dé linie F G bly v.en, zoo zoude men Ooftwaarts óver moeten wenden, tot datmen gelegentheyt bequame, met de Suydelyke gang beooften D de Middel- Linie te kruyffen; zorge dragende in allen gevalle niet beweften G te komen. Tuffchen de gezeyde linien ABC ende E D,zoo verre gekomen zynde, datmen de Linie Equinoctiaal, tu*« («) Evenwel by vroege ontmoetinge van Zuidelyke Win-, den , op 11, 10 en 9 Graaden, benoorden de Linie iEquinodiaal en anders niet, in plaatfe van lang te kruiden om de Linie te fnyden, zal het beft weezen tot het fpoedige van de reyze, en de experientie heeft zulks geleert ,dat de Scheepen in de Maanden van May, Junius, ]ulius en Auguftus, daar omtrent komende de bogt van Guinea laaten in ftaao. Na J  57© Hiftorie van de Nederlandfche tuffchen het punct C ende het punct D, ofte tuffchen C en G ten alleruytterften, kruyft, ende men de Suydt-Oofte paffaat-winden krygt, zoo moet met dezelve windt Suydtwaart over geloopen werden, tot dat de Weftelyke windt bekomen wert, ende gaan dan rw t de Weftelyke windt S. O. aan, tot op de 33, 37, ofte 38 graden Suyder breete, ende dan Ooft aan; altyt wel uitziende, ende forge dragende, oft daar iets mogt vernomen werden, dat tot noch toe onbekent geweeft heeft. De Cabo Bona Efperance gepaffeert zynde, wordt goedt gevonden, dat tuffchen de 36 en 41 graden Suyder breette Ooft aan zal gefeylt worden, tot dat men 850 mylen beooften de Cabo Bone Efperance zal gekomen zyn. Is 't dat men na het begin van October zich omtrent 8?o mylen beooften de Cabo Bone Efperance bevindt te wezen, ende de Straat Sunda met het Weftelyk Mouffon ('t welk in December, January, ende February zyn meefte kragt heeft) foude mogen aandoen zo zal men zyn cours zo Noordelyk ftellen, dat men verzeekert is beweften de Straat Sunda re zullen vervallen: op dat, op de 6 graden Suyder breete gekomen zynde, en boven wints van de Straat Sunda, men dezelve op 't fpoedigfte mag aandoen. Maar zoo men van de Cabo Bone Efperance Ooft aanzylende, fich voor het begin van October, ofte na het begin van Maart, tuffchen de 36 ende 42 graden breette, 800 mylen beooften de Cabo Bone Esperance bevindt te wezen, ende men de Straat Sunda met het Ooftelyk Mouffon zoude moeten aandoen, zo zal men zyn cours zo veel Noordelyker als Ooft aanftellen, dat men omtrent op 30 graden breete gekomen zynde, men ook 950 ofl:e 1000mylen beooften de Cabo Bone Efperance gift te wezen. Deze 950 ofte 1000 mylen van dc Cabo Bone iis« perance Ooftwaart gepaffeert zynde, zo is 't nodig findien de gelegentheid van weer ende wind zulks toelaat) het Landt van de Eendracht op de 27 graden breette, ofte Noordelyker, in 't geficht te loopen, ^n van daar zodanigen cours aan te gaan, daar me-  Oofl - Indifche Compagnie. 571 de men zich verzeekert mag houden , dat men de Trials Rudfen (dewelke omtrent op de 20 graden Suyder breete leggen) zonder perykel pafferen mag, ende de Suyd-kuft van Java bekwamelyk mede kan aangedaan werden, om boven wints van de Straat Sunda te vervallen, ende dezelve Straat fpoedig te mogen bezylen. Öok ftaat te weten, dat het Eiland S, Paulo op omtrent 33 graden Suyder breete, ende by Stuurman^ giftïng omtrent 700 mylen beooften de Cabo Bone Efperance leidt; daar op men ook moet verdacht wezen,, ende in tyds uitzien, om niet onverziens daar op te vervallen. Merkt wel; De weg tuffchen de Cabo Bone Efperance ende het Land van de Eendragt is in der daat veel korter , als de gelykgradige Paskaart wyft : ende het kan door de loopinge des ftrooms gebeuren, dat de weg nog korter gevonden wert, als die in der daat is; zo dat het Land van de Eendragt veel eerder konde vernomen werden, als de meeninge wezen zoude; ende het Landt van de Eendragt heeft, bezuiden de 27 graden breette, veel periculeufe droogten, ende fcherpe gronden. Daarom moet voorlichtelyk gehandelt, ende in tyts uitgezien werden: ook is 't noodig by nachte, ende met duyfter weer, het Loodt in tyts te gebruiken; want 7,6, ofte 5 mylen buiten 't Landt wort grondt geworpen, op ioo, 80, ofte 70 vadem.  Hiftorie van de Nederlandfche INSTRUCTIE Om in de Herffltyd uyt Nederland naar Java te zeylen. Naar voorgaande befluyt op de Eygenfchap der winden , in het vaarwater tuffchen Nederland en Java, uyt de befte en zekerfteondervindingen gemaakt, word by dezen geordonneert en gelaft aan alle Schippers en Stuurluyden, in dienft van de Geoctroyeerde Ooft Indifche Compagnie , varende in de Herffttyd uyt Nederland naar India. Eerftelyk , dat zy het Canaal gepaffeert zynde , van beneffens Lefart ofte Engelands-eynd , zoo 't raogelyk is, haar cours zullen zetten zuydweft, tot op de hoogte van 43 graden, om alzoo ontrent de fjo mylen buyten Cabo Finifterre te loopen. Zullen dan'van de 43 graden Noorder breete, en 60 mylen buyten de Cabo Finifterre , Zuyden, en Zuyden ten Weften aangaan naar Madera ofte Porto Santo, en van daar voorts met die Zuydelyke gang tuffchen Canaria en Teneriffa door, ofte wat Wellelyker aangaande, beweften Teneriffa omloopen, naar de winden vallen. Dit boven verhaalde is te verftaan met een open wind, maar zoo wanneer de-wind contrarie liep, zal men , zoo veel doenlyk is, trachten zoodanige courfen te behouden, en niet naarlaten de Canarifche Kylanden in 't «ezigt te loopen, alwaar men de N. O. paffaat wind°bekomt, als in de Eygenfchap der winden ge. feyt is. , . , _ Met die Noordoofte paffaat wind van de Canarifche Eylanden gaande naar de Eylanden van Cabo Verde , zal men dezelve ook in 't gezigt loopen en verkennen. _, T. .', Voorts zal men van de Eylanden van Cabo Verde Zuyden ten Ooften aanzeylen, tot dat de Zuydoofte en Ooftelyke winden bekomen worden; ende als dan met dezelve wind Zuydwaarts over loopen. Gemerkt  Oojl-Indifrh Compagnie. 573 Gemerkt dat van November tot Maart, omtrent de Kuil van Brafil, de winden veeltyts benoorden 't Ooft. wayen, zoo wort raadfaam gevonden, met dezelve wind recht Zuyden aan te loopen, tot dat men de Weftelyke wind krygt, om dan met dezelve wind Zuyd Ooft aan te loopen , tot op 36, 37, 38 ofte 40 graden Zuyder breete; en van daar Ooft aan: altyts wel uytziende, ende zorge dragende, ofte daar iets mogte vernomen worden, dat tot noch toe onbekent geweeft heeft. De Caap Bonne Efperance gepaffeert zynde, zal men tuffchen de 36 en 42 graden Zuyder breete Oostelyk aanzeylen , tot 800 mylen beooften de Caap Bonne Efperance, ende ftellen dan de cours zoo veel Noordelyker als Ooft, datmen, omtrent de 30 graden breete gekomen zynde, ook 9^0 ofte 1000 mylen beooften de Caap Bonne Efperance gift te wefen. De 950 ofte 1000 mylen van de Caap Bonne Efperance Ooftwaarts gepaffeert zynde, zoo is oirboir, indien de gelegentheyt van weder ende wind zulks toelaat, het Land van de Eendracht op 27 graden, breete, ofte Noordelyker, in 't gezicht te loopen, omme van daar zoodanigen cours aan te gaan , met welke men zig verzeekert mag houden, dat men de Trials Rudfen, dewelke omtrent de 20 graden Zuyder breete leggen , zonder perykel pafleeren mag , ende de Zuyd Kuft van Java bequamelyk mede kan aangedaan worden, omme boven wints van de Straat Sunda te vervallen, ende dezelve Straat op 't fpoedigfte te mogen befeylen. Dit moet verftaan worden, op de tyt als het Oostelyk Mouffon bezuyden de Linie waayt, ende dat de bovengezeyde 950, ofte 1000 mylen beooften de Caap Bona Efperanca, tuffchen het begin van Maart ende het uytgaan van September , mogen bezeylt worden. Maar in die tyt, als het weftelyk Mouffon bezuyden de Linie waayt, (welk in December , January ende February zyn meefte kracht heeft) tuffchen de bovengefchreven breette yan 36 a 40 graden omtrent 8jo my-  574 Hiftorie van de Nederlandfche 850 mylen beooften Cabo de Bona Efperanca gekomen zynde; zoo moer, decours zoo veel Noordelyker als Ooft geftelt worden, dat men verzeekert is beweften, de Straat Sunda te zullen vervallen: op dat men op de 6 graden Zuyder breette gekomen zynde, boven winds van de Straat Sunda wezen mag , ende dezelve Straat op 't fpoedigfte aandoen. Ook ftaat te weten , dat het Eyland S. Paulo op omtrent 38 graden Zuyder breete, ende by Stuurttians gilling omtrent 700 mylen beooften de Cabo Bona Efperanca leyd; daar op men ook moet verdagt wezen, ende in tyts uytzicn, om niet onverziens op 't zelve te vervallen. Merkt wel.' De weg tuffchen de Cabo Bona Efperance ende het Land van de Eendragt is in der daat veel korter, als de gelykgradige Paskaart wyft: ende het kan door de loopinge des ftrooms gebeuren, dat de weg noch korter gevonden wort, als die in der daat is; zoo dat het Land van de Eendracht veel eerder konde vernomen werden, als de meeninge wefen zoude, ende alzoo groot perykel loopen; dewyl het Land van de Eendracht, bezuyden de 27 graden brette, veel periculeufe droogten , ende fcherpe gronden heeft; daarom moet voorzigtelyk gehandelt, ende in tyts uytgezien werden: ook is 't noodig by nachte, ende met duyfter weer, het Loot in tyts te gebruyken, want 7,6, ende 5 mylen buyten't Land wort grond geworpen, 100, 80, ofte 70 vadem. IN-  Ooft-Indifche Compagnie. 575 INSTRUCTIE VAN DE MOUSSONS, Dat is: Van de doorgaande Winden, wayende in de Zee en de Eylanden van het Zuyden. Te Batavia, ende langs de gantfche Noordtzyde van Java, als ook langs de Noordtzyde van alle de Eilanden, welke van Java af op een ftreeke Ooftwaarts leggen tot aan Solor endeTimor toe,begint de quaade tydt (het welke is de Weftelyke wind met regen,) in het voorfte van November. In December begint het fterker te wayen, ende meerder te regenen. In January waayt de Weftelyke wind op het ftyffte, en dan vallen de zwaarfte regenbuyen; welke duurt tot over half February; van welke tydt af, deze quaade tydt, te weten de deurgaande Weftelyke wind, voorts is afneemende, tot uytgaande Maart- In de maant van April is het daar fchoon weder, met veranderlyke wind, veel ftilte, ende Hecht water; zomtyts met de volle ofte nieuwe maan een onweers buye, uyt de weftelyke handt wayende, het welke duurt tot in het voorfte van May, als wanneer de windt begint te keeren naar het Ooften. Van het voorfte van May afhebben de gezeyde plaatzen Ooftelyke wind met weynig regen; in Juny ende July waayt de Ooftelyke windt op het ftyffte, zonder eenige regen te geven, uytgezeyt zomtyts by onvoorfiene buyen, ende dat zeer zelden; zoo dat het in die tydt meeft en doorgaans helder ende klaar weder is, zulks duurende tot uytgaande September. In de maand van Oftober hebben de gezeyde plaatzen wederomme veranderlyke wind; de Ooftelyke win-  576 Hiftorie van de Nederlandfche winden afnemende, ende de Weftlyke wederom beginnende. De bovengezeyde doorgaande winden , met ook de ftroom van het water, het welk den windt volgt, loopen uyt den W. N. W. ofte uyt den O. Z. O. langs racx van het open van de Zee tuffchen de landen door. . . , r Maar ftaat te weten, dat in zommige jaren de voorzi. deurgaande winden wel veertien dagen, ja een gantfche maand later of vroeger beginnen, ende eindigen dan od de gewoonlyke tyt. In die tydt, in welke de Weftelyke windt ende ftroom* in de gezegde Zee op het ftyffte loopt, ('t welk is in December, January , ende tot over half February,) en is het niet voorderlyk, zig te moeyen, om tegens wind ende ftroom op te floppen, fchoon dat by de wal langs goede ankergrond was: want zoo de weg v/at verder is, zal men zo veel tyds met moeiten verliezen, als men wel zoude verloren hebben met wagten naar den Ooftelyken windt. Doch als het niet wyd is van de plaatze daar men is, totde plaatze daar men begeert te wezen, gelyk als van Batavia tot Bantam, zoo wort het wel tegens den windt opgeftopt, ook zelfs met Schepen. De Ooftelyke winden wayen op de gezeyde ftreeke nieuwers na zoo ftyf, als wel doen de Weftelyke winden; uyt welke oorzake het doenlykis, in die tyt van de Ooftelyke winden, van de Weftelyke plaatze tot de Ooftelyke, te komen: gelyk als van Bantam naar Batavia, Japara, &c. als ook mede wel voort tot Solor,'ende Timor toe, zoo doorgaans de wal gehouden , ende ook binnen Madura doorgevaren wort. Ende om dat de Ooftelyke winden niet "zoo zeer ftyf cn wayen, zoo konnen de Schepen , welke van de weft uyt de Indifche-zee komen, fallen tyden van het jaar de Straat Sunda bevaren, en tot Batavia komen. Doch alhoewel de Weftelyke winden ende ftroomen ongelyk harder loopen dan de Ooftelyke, zoo kan nochtans tot allen tyden, zelfs ook in 't midden van de  Ooft-Indifche Compagnie. 57? de tydt van de Weftelyke wind, van Batavia af de Straat Sunda uytgevaren worden; maar met ongelyk meerder moeyten, dan het inkomen heeft tegens het Ooftelyk Mouffon op. De Straat Sunda is aan de zyde van Sumatra zeer diep, ende tot zommige fteden grondt af; maar langs de zyde van Java is over al goede anker-grondt op twintig ende dertig vademen diepte: zoo dat het beft is, by die zyde langs te houden; maar moet zorge gedragen worden, den wal niet te naar te komen, om niet daar op bezet te worden, alzoo het een lager wal is. Onder de Prince Eilanden, welke aan het wefteinde van Java in de Straat Sunda leggen, vindt men ankergrondt op alzulke diepte als men zelfs begeert, zoo datmen daar op twintig ofte vyftien vademen diepte mag zetten, om te wachten dat de wind naar het Weft» zuyd-weften loopt, alzoo daar onder hetlandt de wind wel eenige ftreeken buyten zynen rechten gang loopt, het welk in Zee is W. N. W. ende Noord-weft: de wind alsdan van de Weft-zuyd-weftelyke handt hebbende, kan men bequamelyk van onder de gezeyde Eylanden boven den Vlacken hoek van Sumatra, ende buyten de Straat Sunda komen, alwaar de wind weder benoorden het Weften loopt, ende magmen Z> W. ten Zuyden , ofte ook wel Z. Z. W. overlopen, tot op de 10 ende n graden Suyder breete, omme de doorgaande Suyd ooftelyke wind te vinden. Van Batavia noordwaarts, langs d'ooftzyde van Sumatra, binnen Banca door, ende naar de Strate van Sabon toe, houd het Mouffon een tydt als tot Batavia, maar waayt meer uyt den Noord-weften. Langs de geheele Ooft zyde van Sumatra vindt men ankergrond, ende daar gaat ebbe ende vloet, dog niet zoo juyft tye houdende als in Nederlandt, want de ftroom loopt ongelyk langer met het Mouffon dan tegens het Mouffon; dpch met de nieuwe ofte volle maan, met fpringtye, wil de ftroom wel wat meerder dan op andere tyden tegens het Mouffon oploo- IL Deel. O o pen  57"8 Hiftorie ma de Nederlandjche pen; waar door dc Schepen dit vaarwater tegens het Mi uffon konnen opzeylen, doch niet zonder groote moevte. ïn de zee tuffchen Ranca, Bintang,ende andere daar by leggende Eylanden ten weften, ende Borneo ten ooften, (welke byde Portugezen ter oorzaake van zyue ftilte la Malaya de las Danias genoemt wort,) houd: het Mouffon mede een tyd ende een weg als langs Java: maar daar omtrent de middellinie niet zoo juyft zyn regel van regen ofte droog weer houdende, als 't wel doet in de bovengenoemde plaatzen; want het in Borneo kan gebeuren , dat het gantfche elf maanden geftadig, ofte ten minften alle dagen wat, regent. Desgelyk in Macaffaer, langs de weft ende noordt zyde van Ceiebes, als ook mede in de Molucques, ende langs Kathachina ofte Gilolo, heeft men het Vlouflon op een tyt te reekenen als langs Java, ende andere daar beooften leggende Eylanden; dog met zulken onderfcheyt, dar het Weftelyk MoulTon in de Molucques uy't de N. N. Wefcen blaaft, waaromme het niet Weftelyk maar Noordelyk Mouffon genoemt wordt. Daar en tegens, het Ooftelyk MoulTon blaaft in de Molucqnes uyt den Z. Z. Ooften, waaromme het niet Ooftelyk, maar Zuydelyk MoulTon genoemt wort; zulk duurende tot by de Manipes, het welk drieEylandekens zvn, die neffens Cambello, van Ceram af* naar Bouro toe, leggen, op de 9 graden Suyder breete. Ende dit Weftelyk, ofte Noordelyk MoulTon, zoo het hier genoemt wort, geeft in dé Molucques wel den meeften regen; ende het Ooftelyk ofte Zuydelyk de meefte droogte; op de wyze van het geene van het Mouffon van Java ende de byleggende Eylanden gezeyt is; maar niet met zoo grootcn onderfcheyt, gelyk zulks in Borneo te gebeuren ook isaangezeyt,dat altemet in het jaar weynig onderfcheyt is, tuffchen goede ende quade tyt. En alhoewel in Juny ende July het Ooftelyk ofte Zuydelyk Mouffon in de Molucques ende de byleg- gen-  Ooft • hdifch Compagnie. 57^ gende Eylanden, op het ftyfite loopc, gelyk als uyt de voorgaande befchry vinge te verftaan is, zoo konnen nog by tyden de Schepen tegens wind ende ftroom op laveren, binnen de Eilanden door, tot aan de Manipes toe, alwaar zy het Mouffon, te weten wind ende ftroom, uit de ooftelyker handt beginnen te krygen, waar mede zy met gemak voort na Batavia konnen komen. Die geene welke in de tydt van het Noordelyk oft Weftelyk Mouffon wil in de Molucques wezen, komende van de Weft door de Boucquerones bezuiden Celebes door, die mag by Celebes langs binnen de Eilanden van Bouton doorzeilen, latende meeft alle de kleyneEylandekens boven Bouro, ende ook deXulla van Pangayen aan't ftier-boort ofte ter rechter hand van hem, waar van in het breede in deLeefcaarte van Willem Janfz Amfterdammer, Gouverneur van Solor, Timor, ende de omleggende Eylanden, geleert wort; in welk vaarwater ycts wat van de weerftroomen ge* holpen wezende, ende meeft alle langs ankergront vindende, men by de wal mag op laveren, totdat het Noordelyk genoeg is, om naar de Moluccos over te fteeken. Maar alzoo de gezeyde weg langs Celebes zeer veel fanden ende vuylen heeft, zoo is het ongelyk beter, willende naar de Molucques tegens het Noordelyk Mouffon op, door de Strate van Bouton , ende van daar Over bezuiden Xulla op het gat van Ouby te lopen, van waar men binnen de Eilanden kan opkomen om de Noord. Bezuiden de Manipes, Amboina, ende Banda,ende voorby Bouro, tot by deTitabeffe, heeft men mee het Ooftelyk Mouffon, (het welke hier een tyd houdt gelyk als langs Java ende de andere befchreeven plaatzen,) in het voorfte ende tot middeltydt van het Mouffon, (het welke is van de uitgaande April tot in het lefte van September, zommige jaren een maandt ofte een halve maandt vroeger ofte later,) zeer harde regen ende ftyve windt, op dezelve tydt als het O o 2 langs  580 Hiftorie van de "Hederïandfch langs Java en de byleggende plaatzen droog ende vaft weêr is, met de minfte buyen. Knde naar dat het Ooftelyk MoulTon al verwaayt is, loopen hier de ftroomen wel een gantfche maand ende daar omtrent tegens den weftelyken windt op, geals ook doet de ftroom naar het Weftelyk MoulTon tegens den Ooftelyken windt op. Benoorden Valacca ende Atchin, en van daar weftwaert, op de Bocht van Bengale, te weten langs de Cuft van Cormandel ende Ceylon, word gereekent, dat in die maanden, welke te Batavia, ende van daar Ooftwaarts, als ook Weftwaarts tot voorby de Maldives, tuffchen de Middellinie ende de Suyder breete van \o ofte n graden, het Weftelyk Mouffon blaaft; hier daar en tegens de dcurgaande wind uyt den Ooftnoord-ooften, ende uyt den Noord ooften waayt: ende wederomme, dat in die tyt, terwyle te Batavia , ende op de gezeyde Zuydelyke ftreekeh, de Ooftelyke winden blazen; hier, benoorden de IV iddellinie wezende , de deurgaande wind uit den W. Z W. ende uit den Z. W. waait; doch de tydt van den beginne ende einde van dit Noord-ooftelyk Mouffon hier benoorden de Linie, verfchilt zoo veele van het begin ende einde van het Weftelyk Mouffon bezuiden de Linie, dat de voornoemde Gouverneur Willem Jansz. heeft aan gefchreven , dat, leggende aan Ceylon 'onder Pundto Gale, in 't midden van Maart, de wind begoft W. Z W. ende Z. W. te wayen, dat in 't lefte van Maart het Weftelyke Mouffon ftaegh doorwaaide, ende de ftroomen hard om de Noord gingen, duurende tot in 't eerfte van October, eer de Wint weer uic de O. N. O. ende Noordt-ooftelyke handt uitdeBogc van Bengale kwam. Te Mafulipatnam begint in het eerfte van Junioeen landelyke wind, duurendeomtrent indagen, welk* zeer onmatelyk heet ende ongezont is; met welke wind de Schepen van de Kuft van Kormandel mogen affteeken , en loopen by den wind over naar Atchin, ofte buyten Sumatra om, naar Batavia toe: maar alzoo in  Ooft-Indifche Compagnie. 581 in die Maandt de wind in ruyme Zee naar de Bocht van Bengale op het ftyffte uyt den Zuyd weften ende "Weft - zuyd - weiten waayt, endede Aroom van het water zeer hard om de Noord loopt, zoo is het dikwils dat de Schepen genoeg te doen hebben om Atchia aan te zeylen. Het fpoedigfte zeylen van de Kuft van Cormandel naar Batavia, is in October, November, ende December , met het Noord ooftelyke MoulTon, 't welk de Schepen brengt tot onder dc Middellinie, in de veranderlyke wind ende komende op een ofte anderhalf graad Zuyder ■ breedte, vinden in November ende December de Weft noord weftelyke wind, welk haar voorfpoedig naar Batavia voert. Die gene, welke eerft met de Nederlandfche fchepen Anno 1614 de Kuft van Arabia hebben bevaren, nebben aangefchreven , dat zy by de zyde van Arabia, vyftig ofte zeftig m\len buyten 't Land van de Swarten , van het voorfte van Augufto tot den 19 September, van de 5 graden Zuyder breete, meeft doorgaans Zuyde , Zuyd-zuyd-wefte , ende Zuyd wefte winden vonden. Ende dat zy van den 19 September onder de Kuft van Arabia hadden Ooft-zuyd-ooftelyken wind, ende ftroomen die om de Weft liepen, hebbende onder het land veel ftilten : maar komende in Zee in het lefte van October , hadden Noord oofte , ende Noord-noord-ooltc winden ; ende in het voorfte van November onder de Middellinie komende , van den Weft-noord-weften; ende op de vier graden Zuyder breette, Weft zuyd-wefte wind, welk haar tot Bantam voerde. In de Indifche zee tufTchen Madagafcar ten weften, ende Java ten ooften, bezuyden de 10 a 11 graden Zuyder breete , tot onder de Tropicus Capricorni , ende daar bezuyden , ook wel tot op de 28 graden Zuyder breette ', wayen Zuyd-ooftelyke winden jaar uyt jaar in, met welke de fchepen , die van Batavia naar huys zeylen, dikwyls gebragt werden, tot op Oa 3 den  5'8 2 Hiftorie van de Nederlandfche den crond ofte rif van Cabo das Aguillas , alwaar zy Weftelyke winden vinden , dewelke haar wederomme verlaten zoo haalt zy een ftuk voor by de Cabo Bonne Efperance ende op de 28 ofte 27 graden Zuyder breette komen , als wanneer zy vinden de doorgaande Zuyd-ooftelyke winden, met dewelke zy S. Helena, ende de Middellinie konnen bezcylcn. De gezeyde Weftelyke winden, welke by de Cabo Bonne Efperance gevonden worden , hebben haren loop zoo wel beweften, ( als van de Eylanden van Trifhr. d'Acunha af, na de Caap toe,) 'als beooften de Caap Bonne Efperance, over de gantfche Indifche 'zee bezuyden de 28 en 36 graden Zuyder breette, ende dat voornamelyk in May , Juny , July, ende Auguftus, in de tyd" dat het daar Winter is; maar in January , February ende Maart , dat aldaar de Zomer maanden zyn , heeft men daar veel variable winden, dewelke d'ikwyls Ooftelyk wayen, met veel ftormen ende buyen. De Zuydelyke winden , welke van 24 ofte 25 graden Zuyder breette , tot omtrent de Middellinie, in Zee, tuffchen Angola ende Brafil wayen , komen in Maart; April, May, Juny, July, Augustus ende September, terwyle de Son benoorden de Middellinie is , meeft doorgaans uyt de Zuyd-ooftelyke handt; maar in October, November, December , January, February, wanneer de Son is bezuyden de Middellinie, wayen zy meeft uyt de Zuydzuyd-weften. Wederomme, de Son wezende benoorden, zoo wayen de Zuydelyke winden benoorden de Middellirr'e meeft uyt" den Zuyd-zuyd-weften , ende loopen ook verre om de Noord , te weten al tot by de Soute Eylanden : maar als de Son is bezuyden de Middellinie, zoo houden de Zuydelyke winden , op de gezeyde ftreeken , meerder aan de Zuyd-ooftelyke kant, ende en klimmen ook niet zoo verre om de Noord; maar de Noord-ooftelyke winden, welke meeft  Ooft-Indifch Compagnie. 583 meed {laag door tuffchen de Canarifche en de Soute Eylanden wayen , loopen niet alleenlyk tot de 6 en 5, maar ook rot de vierde graad, Noorder breette , alwaar zy verlooren worden, ende veranderen in Weftelyke ende Zuydelyke winden , ende ook in flirten, ofte calmte, gelyk het gemeenlyk genoemt word, welke winden en calmte geftadetyk ofte meestenrys, daar ter plaatfe, onder ende omtrent de Middellinie, duuren. Oo+ IN-  584 Hiftorie van de Nederlandfche INSTRUCTIE VAN DE NAALDEN, Parallel leggende onder de Roos van 7t Compas. Dat de Naaldwyfing der CompaflVn zeer veranderlyk is, (welk yder, die aan de kenniiTe van de kunft der Stuurluyden is gelegen, behoort te weten) is uyt verfcheyde waernemingen , op verfcheyde plaatfen en tyden genomen , klaarlyk bevonden. Wy zullen eenige derzelver hier tot bewys voordellen. Tot Amfterdam is eertyds de Noord-oofterende miswyfing geweeft, volgens de obfervatien van P. Plancius a 9i graden. Naderhand heeft Cornelis Ianfz. Laftman die bevonden te wefen 6 graden. In den jare 1649 hebben C. I. Laftman en I. Blaau die waargenomen te zyn 2 graden. In 't inkomen van de Canaal komende uyt de Spaanfche Zee was eertyts 8 gr. N O. Nu ter tyt niet meer dan 3 graden. Bv de Caap Bona Efperanca, is wel eer bevonden Y F £ gr.' N. W. Tegenwoordig is daar ontrent 4 a 5 gr. N. W. Wy zouden meer andere exemplen hier konnen byvoegen, maar deze dunken ons genoeg. Boven defe verandering in de miswyzinge, bevint men ook merkelyk verfcheel in 't wyfen der Compaffen, aan welke de Naalden , volgens het gemeen gebruyk, ruvtswyfe onder de Rofen geleyt worden: £00  Ooft-Indifche Compagnie. 585 zoo dat verfcheyde Compaften, door een zelve Cornpas - maaker, op een zelve fteen, even veel geftreeken zynde, op de eerfte ftrykinge wel een deel graden konnen verfchelen, gelyk in dit geteekende te zien is. Anno 1649, hebben twee Compas - maakers yder zes Roofen gemaakt, ende, na het gemeen gebruyk, de Naalden ruytswyze onder de Roofen geleyt: daar naar hebben zy (in ons bywezen) een yder zyn Roofen op zyn fteen geftreeken , welke, op een peyl gepeylt zynde, weezen Graden Graden f32 1 f3i " r. » J 33 De eene zes j 32 I End andere zes roo- J 30 I roofen ] 33I f fen weezen 130^ f 128 I 31 b2 J 1-33 . Het is waarfchynelyk, dat deze verfchillen voortkomen , dat de eene zyde des Naalds meerder kragt als de andere zyde intrekt, 't zy door qualyk getempertheyt derzclve, ofte dat de eene zyde in het ftryken wat fty ver op de fteen raakt als d'ander, welk met herftryken niet kan geholpen worden. Ende om dc ongeregeltheyt, die hier uyt ontftaan kan , voor te komen , hebben wy onder de Roofe doen leggen twee regte Naalden, beyde even lang , parallel, en wederzyts even verre van het Zuyden ende Noorden, en met haar eynden aan den omtrek. Graden Van deze Roofen die de Naalden parallel f . leggen , heeft C. I. Laftman, in den ]are 1649, 32 j in 't bywefen van de bovengemelde Compas ^ + j maakers, zes Roofen op zyn fteen geftreeken,"^ 3 J, welke op dezelve pevl, als de voorfz. twaalf *! Roofen , gepeylt zynde , wierden bevonden N f j te wyfen. _ * O 0 5 Mtrkt  556 Hiftorie van de Nederland/the Merkt wel. De eerfte zes Roofen (welkers Naalden ruyts wyfe leggen, en van een zelve Compas-maaker op een zelve fteen geftreeken , ende op een zelve peyl gepeylt zyn,3 verfcheelen de minfte van de meefte j£ graden. De tweede zes Roofen (hebbende de Naalden mede ruyts wyfe leggen , zyn van een ander Compasmaaker op zyn eygen fteen geftreeken, ende op een zelve peyl gepeylt, ) verfcheelen de minfte van de meefte 3 graden. De derde zes Roofen , hebbende de Naalden parallel leggen, zyn door Laftman op zyn eygen fteen geftreeken, en op dezelve peyl, als de voorbaande eerfte en tweede zes Roofen gepeylt zynde , verfchelen de minfte van de meefte niet meer als £ graads. Zoo dat ik tot een befluyt zegge, Als de rechte Naalden wel getempert zyn, ende onder de Rooien geleyt worden zoo 't behoort, ende eyndelyk op een gi. ie Jseylfteen naar behooren geftreeken zyn ; zoo zullen dc'Naalden de Magneet linie wyfen: ende zoo veel als de Magneet linie van de Meridiaan afvvykt, zoo veel is de miswyfing der Compaften. Hoe men de miswyfing der Compaften vinden , en vergoeden mag, vint men in de ïnftrucbie van de Compas regter, voor in het boeksken inhoudende de Tafelen van de breette van de opgang der Zonne, door W. I. Blaau bereekent; als mede in de kunft der Stuurluyden van C. L Laftman in 't derde Hoofdftuk. Als de Naaldwyfing vlytig gade geflagen , ende aangeteekent wort, zal een yder in toekomende tyt mogeu bemerken , hoe verre Ooft ofte Weft, dat hy op die breette is, daar de Naaldwyfing ras verandert. Wy hebben goed gevonden, neffens de Peyl-compaffen, die de «aaiden parallel leggen , twee Compaften  Ooft-Indifche Compagnie. 587 paffen met parallel Naalden op yder fchip mede te «even ; het eene voor de Schipper , ende t ander voor de Stuurluyden op de hut te gebruyken ; om de miswvüng, die met de Peyl compaffen gevonden wort, in het gaflaan der courfen , daar op te ver- gCDoch' men moet weten , dat het Compas een teder inftrument is, 't welk door kleyne oorzaken hgtelvk kan verhindert worden , dat het zyn behoorlyke wyfinge niet doen mag : zoo datter wel op gelet dient te worden, dat de pen, daar de Roos op draayt, redelyk fcharp , ende de dop zuyver is : en ook dat de Roos wel waterpas dryft; ende de bos, daar de Roos in is, moet wel digt wefen, dat daar geen lucht in komen mag , ende eyfcht mede water pas te hangen. \ ' ' „ Ook moet men toefien , datter geen yzer ofte: ftaal te dicht by het Compas Is: dat ook het eene Compas niet al te na het ander Compas gezet wort. EYNDE van het TWEEDE DEEL.  DRUKFOUTEN. r*p 3. Xegel 18 van boven, ftaat: Bantam aanlande5 lees aanlandde. vt£' ï = g , 1 enIivan°nd« .ftaat:(2f(rwray,„;lceSvermyddm, Pag, 6. Regel 17 en 18 van boven, ftaat: tegen d'onv; lees «i'o»«*. Pag. 12. Regel i en 7 van onder, ftaat: Den KeiVr; lees de Kei\er. Pag. 15. Regel 16 van boven, ftaat:*» i lees de Kcher. Pag. 14. Regel 6 van boven, ftaat .gejlravt; lees geflraft. Pag. 15. Regr.115 van boven, ftaat: den K.ei\er; lees de K'ifr. Pag. 40. Regel 11 van boven .ftaat: kreigsbehoeftens ;lees krygiheUeftens. Pag ji. Regel j van onder, ftaat: Rynji ververfchten; lees verver fchte. Pag. j