VERVOLG o p J. WAGENAARS AMSTERDAM, O F VYFTIENDE STUK.   AMSTERDAM, IN Z Y N E GESCHIEDENISSEN, VOORREGTEN,KOOPHANDEL, GEBOUWEN, KERKENSTAAT, SCHOOLEN, SCHUTTERYE, GILDEN E N REGEERINGE, BESCHREEVEN. Om te dienen ten vervolge op het Werk van JAN IV A G E N A A R, HISTORIE SC HRYVER DER STAD. VYFTIENDE STUK. Te AMSTERDAM en HARLINGEN* By P CONRADI en V. van dku. PLAATS* MDCCLXXXVIII. Als Btzlttirs der uitgegeeyene Veertien Stukken   AAN DEN L E E Z E R. De eerfte pligt eens getrouwen Historiefchryverst '2 zy van eene Stad of grootere uitgejlrektheid van eenig Gewest, is, eene eenvoudige opgave van gebeurde zaaken, niet zo als hy wel gaarne zoude wenfchen dat zy waren voorgevallen , maar zo als zy daadelyk zyn aangetekend , in de uitjlaande berigten , welke hem tot gidzen dienen. Veel wanjialligs en onaangenaams , indien hem zeiven 'ï hart wel geplaatst zy , zal hem dus ontmoeten , en hy voor Tydgenooten en Naakoomelingen moeten te boek Jlellen. Dit tog is zeker, dat in weerwil van ,s Menfchen natuurlyke beftemminge tot orde en geregeldlieid van gedrag , ten allen tyde ten kenfclietze van zyn karakter diende, eene zonderlinge vermenging van goed en kwaad, in welke het laatfte, dikmaals, de overhand bekleedt, zomtyds tot zo verre, dat het eerjte bykans onzigtbaar wordt. Eene onbehaagelyke fchildery koomt, inderdaad, ten voorfchyn uit deeze kleurmenginge ; van alle nuttigheid , evenwel , voor eenen verftandigen Leezer, niet ontbloot, indien hy daar aan zyn eigen hart toetze , en, naar gelange van deszelfs gefteldlieid, het ongeregelde, welk hy daar in ontmoet, te rechte brenge , of bevestigd worde in zyn bejluit ter verdere voortzettinge van liet loflyke en pligtmaatige , 't geen hem in hetzelve te vooren koomt. . ■ • * 3 ft  AAN DEN LEEZER. In meerdere muate, alt'ans duidelyker in 't oog vallende, dan in eenig ander uitgebreid Landfchap of Koninkryk, zal men, van de bovengemelde ver* menginge , de blyken en voorbeelden aantreffen in de groote en volkryke Steden. Deeze zyn als een zeer zamengefteld werktuig, welks raderen menigvuldig en zeer naby aan eikanderen geplaatst zyn. Een geruimen tyd houdt het een geregelden loop; doch zeer ligt ondergaat het eenige Jlootingen, naar maate de onderfcheidene deelen het een het ander, in meerdere punten , aanraaken. Hier uit ontfiaat eene Jlrydigheid van werkingen, welke het geheel, eindelyk , doen ftilftaan , of zeer heillooze fchokken voortbrengen. Fan deeze jlootingen levert ons een merkwaardig voorbeeld, het Tydperk van Amfterdams Gefchiedenisfen, welk wy , voor 't grootfie gedeelte, in dit Stuk vertoond hebben. In onze voordragt van 't zonderling beloop van zaaken , vooral geduurende de altoos gedenkwaardige twee berugte jaar en, heb. ben wy, meestal, verkoozen , dezelve te ver haaien met de eigen woorden der Oorfpronklyke Stukken en vmi de Hoofddryvers der Beweegingen. Wy meenden, onze Leezers dus, van naby, te zullen doen bekend worden met het karakter en de oogmerken der etrfte aanvoerders of hoofddeelgenooten, meer dan door het mededeelen van enkele Uittrekzeis. Want niet alleen 's menfchen daaden , maar ook de wyze , op welke hy zelve daar van een berigt geeft, dient, by den verftandigen opmerker, ten fpreekende kenfchetze van zyn hart en oogmerken. Voor de uitgebrtidheid des Verbaals bebos-  AAN DEN LEEZER. loeven wy dus geënt verfchooning te vraagen. Nooit zal deeze verveelen aan de zulken , die de Historiekennis uit het waare oogpunt befchouwen , te weeten, als een leerzaam School, om de Menfchen, in alle mogelyke ftanden, te befcnouwen, en voor zich zeiven nutte leefregels te verzamelen. Wenfchelyk ware het , intusjchm, dat uit het leezen van de verhaalde byzonderheden, en door de herinnering van het voorgevallene in onze dagen, ook de Ingezeetenen van Amfterdam wysheid mogten leeren, en, door het opvolgen van haare regels, de zaaken van Stad en Land eenen keer deeden neemen , die hun grond gaf, om met den Vaderlandfchen Digter , in den Slotzang op zyn Werk, getyteld Opkomst en Bloei der Verenigde Nederlanden, in vrolyken gemoede te kunnen zingen, ten opzigte van Amsterdam: Gy hartaêr van Europe, onfchatbaar van vermogen, Als 't glorieryksc geftarnte onmeetlyk in uw booten, Doorluchte zetel, trans en troon der heerlyklieid, Aanbidlyk als de Zon in al haar majesteit, Gekoefterd van om hoog met goddelyker draaien; Ten toppunt van 't geluk gefleigerd, om te praaien Als hemelsch diamant, gevat in gloeiend goud; Vermaak van 's Hemels troon, die u met lust aanfehouwt, Daar gy, met zedigheid in 't hoog bewind gezeten, Al wat op aarde groeit uw fchoot ziet toegemeeten. Of zonder maat voor u weldaadig uitgeftort; Die alles laaft en troost, en niemands recht verkort: ó  AAN DEN-LEEZER. 6 Luister zonder fmet, tot zaligheid gebooren; Aanminnige, allerfchoonfte, en heuchlykfte, uitverkooren Uit een ontelbren rei van weidfche Mogendheên, Die fchaamrood in den fleep van uwe ftaatfie treên, En niettemin, verbaasd, zich buigen en verblyden, Terwyl gy flikkert, blaakt, en gloeit aan alle zyden: Hoe trekt ge my van 'tfpoor door 't fchittren van dien gloed. Duur, duur in eeuwigheid, en heersch op deezen voetj G E.  DERDE DÉÉL. GESCHIEDENISSEN VAN AMSTERDAM. ZESENTWINTIGSTE BOEK. Amsterdams Geschiedenissen, van het jaar 1747, tot in het jaar 1751. D ë brief des Konings van Frankryk, welken wy, aan het einde des naastvoorgaanden Boeks (0), hebben medegedeeld, was niet openbaar bekend geworden, of men vernam , byna gelyktydig, den inval der Franfchen in Staats-Vlaanderen, en byzondef in het Land Van Kadzand. Op de aannadering van het zegevierend Leger, gaven de Sterkten, in die oorden, zig aan den Vyand over. Sluis, Yzendyke, Liefkenshoek , de Peerl , en meer andere , waren buiten ftaat, om behoorlyken tegenweer te konnen bieden. Op de vraage, van waar deeze weerlooze ftaat zynen oorfprong nam, oordeelde men geen beter voldoend ((O Zie Stuk XIV, Boek XXV, M. 297. XV. Stuk. A 1747- Inval der Franfchen ifï StaatsVlaanderen, en byzonder in 'e Land van Kad» zand. Oorzaaken van den weer-  Ï747- loozen ftaat van dit Gewest, Middelen, waar van men zig bediende. ( 1 ( 1 ] a AMSTERDAMS III.Deel. doend antwoord te konnen geeven , dan inzonderheid uit de verdeeldheid der Bondgenooten, uit het flegc bellier der geldmiddelen , en uit de gefchiilen •, die 'er plaats hadden over de^ aanftelling van Hooge Krygsbevelhebbers. Onder deeze hadt men geene behoorlyke keuze konnen doen, om reden dat Gelderland , Friesland , Overysfel en Stad en Lande, geduurig, hadden aangedrongen op de bevordering van den Prins van Oranje; waar tegen Holland, Zeeland en Utrecht , ten Iterkfte, geyverd hadden. Met dit alles, evenwel, ontbrak het niet aan Staatsleden, in die Gewesten, welke de belangen van dien Prinfe waren toegedaan; doch die, de minderheid uitmaakende, op middelen moesten bedagt zyn, om hun doel te bereiken: ten welken einde de inval der Franfchen geoordeeld werdt, hun de bekwaamfle gelegenheid aan de hand te geeven. Reeds federt het jaar 1740, hadt men, hier toe, een middel gebezigd, 't welk nu kragtiger werdt voortgezet: het opwekken en kweeken, in de gemoederen der Landzaaten, van eene zucht voor 't Stadhouderlyk bewind, zo by monde als in gefchrift, doch doorgaans in 't geheim, 't Verlies Ier Barrière-Steden, en van verfcheidene ^eldflagen, gaf aanleiding tot morren, over le tegenwoordige Regeering; 't welk men ïieldt, door fommigen, bewerkt te worlen, die hunne rekening by de verandeing zogten, en meenden te zullen vinden. *Jog andere gerugten, en die veel verder gin-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. gingen, werden , twee jaaren laater, ver fpreid. Men zogt de aanzienlykfte Staats Jeden verdagt te maaken van flinkfchei handel met Frankryk, en dat zy, doo: Fransch geld, waren omgekogt, ten na deele van den Staat. De Schryvers, welk* daar toe .hunne pen leenden, waren be< kende aanhangers van Oranje en En geland. Naar maate Frankryk, met zyne overwinningen, de grenzen naderde, en Stad op Stad innam, vonden deeze befchuldigingen geloof, en werden lterkei onder het gemeen gebragt. Het flegt gedrag der Regenten werdt ten breedlte uitgemeeten, en de herftelling van de Stadhouderlyke waardigheid, in het Huis van Oranje, als het eenige middel tot behoud, nadruklyk aangepreezen. Evenwel zouden alle deeze poogingen mislukt zyn, indien men, te Breda, met Frankryk het haddë konnen eens worden. Doch, op dat dit niet gebeurde, werden, door Groot Brittanje , de noodige maatregels genomen. Eindelyk voltooide de inval der Franfchen, in Staats-Vlaanderen , een werk, waar aan men, fints lang, vrugteloos, hadt gearbeid. Zeeland, 't welk de eerlte fchrik trof, en alwaar, diensvolgens, de ontfteltenis allergrootst was. gaf ook het eerde voorbeeld der beraamde Staatsomwentelinge. Men eischte zulks, te Middelburg, op den vierentwintigften van April, en'zogt dien eisch \ kragt by te zetten, door het pionderen ! Yan het huis van den Burgemeester Joannes ! A 3 Co- 3 - r Willem' Karei Hendrik FYifo, Prins van Dranje ;n Nas'au, tot scadhou. Ier te Veere  «747- uitgeroepen. Te Middelburg , Vlisfingen, en in geheei Zeeland. 'tGerugt daar van verfpreid in Holland. fean ïlousfet opgeligt en naar den Haag gevoerd. 4 AMSTERDAMS III.Deel. Cocquelle, als het gereedfte middel, in de handen van het Graauvv, om de Regenten , welke men voor Verraaders hieldt, tot bewilligen te noodzaaken. Nogthans hadt hier de bedoelde aanftelling, tot nog toe, geenen voortgang. Maar in de volgende maand, werdt, te Veere,zyne Hoogheid, willem karel hendrik f r i- s o , Prins van Oranje en Nasfau , tot Stadhouder uitgeroepen. Vervolgens gefchiedde zulks te Middelburg; daarna te Vlisfingen en Zierikzee, alwaar bystere beroerten voorvielen ; eindelyk ook te Tholen, doch niet voor den zevenentwintigften. 's Daags daar aan volgende gefchiedde de aanftelling, ter Staatsvergaderinge van Zeeland. Het gerugt hier van waaide ras naar Holland over. Reeds tusfchen den zes- en zevenentwintigften was de tyding daar van in den Haage gekoomen, en veroorzaakte geene kleine beweeging onder de fmalle gemeente. Hier, zo min als elders , bleef men niet in gebreke , om te fmaalen op verfcheiden Regenten, inzonderheid op den Raadpenfionaris Gilles, die, by veelen, van ontrouw werdt befchuldigd; doch welken het tevens aan geene middelen ontbrak, om zig te verdeedigen. Onder de voorftanders van den Prins muntte,in deezen tyd,boven anderen, uit, de alombekende Jean Rousfet de Mesfy. Te Amfterdam zynde opgeligt, werdt hy naar den Haag gevoerd, op vermoeden , dat hy naar Engeland hadt overgebriefd, dat men te Breda, over een Verbond van OH-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 5 onzydigheid , in onderhandeling was. Hy werdt, eenige weeken, in de Kasteleiny van den Hove van Holland, in bewaaringe gehouden , doch, terftond na 's Prinfcn komst in den Haage, ontflagen, en, ter vergoedinge van geleeden ongemak en lchadc, door dien Vorst, aangeiteld, tot deszelfs Buitengewoonen Raad en Historiefchryver. Hevig voer hy , vervolgens, uit, in zyne weeklykfche gefchriften, tegen de Pagters , die , volgens zyn oordeel, allen naar 't leger moesten gezonden worden. Naderhand vereenigde hy zig met de hoofden der misnoegden, en llelde, door zyne gefchriften, alles te werk, om, in het volgende jaar, de verandering der Regeeringe deezer Stad te bewerken. Doch deeze en meer andere foortgelyke verrigtingen bewoogen den Stadhouder , hem zyne Acte , waarby hy tot Historiefchryver was aangefteld, af te neemen. Na eene plegtige Indaaging, tegen hem afgekondigd, om zig, wegens zyn lasterlyk fchryven, te verantwoorden, nam hy de vlugt, en zogt zyne veiligheid buitenslands. Op den negenentwintigften van April, werdt Zyne Hoogheid, te Rotterdam en te Delft, daags daar aan te Leiden en te Haarlem, op den eerften van Mai in 's Haage , en den volgenden dag te Amfterdam, en vervolgens in alle Steden van Zuid- en Noord-Holland, voor Stadhouder uitgeroepen. Nadat men, fints eenigen tyd, geene A 3 klei¬ ig- Zyne Hoog. beid wordt in de HollandfcliaSteden mede voor Stadhouder ver. klaard.  6 AMSTERDAMS III. Deel, 1747- Het voorgevallenete Amverdam. kleine bekommering hadt gehad , binnen Amfterdam, uit vreeze voor opfchudding, befpeurde men, eindelyk, op de ingekoomene berigten, van 's Prinfen verheffinge, in Zeeland en de gemelde Hollandfche Steden, eenige beweeging onder het gemeen. Zondags 's avonds, den dertigften van April, zag men eene groote menigte volks, op den Dam, vergaderd, die, door woorden en gebaarden, genoeg te kennen gal',wat zy in den fchild voerde. Nog merkelyk talryker was de gemeente, den volgenden avond. Veelen zag men toen reeds verfierd met Oranjelinten en ftrikken, en hoorde hen Oranje boven roepen. De Friefche, Groninger en Zeeuwlche fchepen pronkten met vlaggen en wimpels. Om de rust te bewaaren, deedt de Regeering, onder het gemeen , verfpreiden, dat de Prins, den volgenden morgen, van Stadswegen, voor Stadhouder zou worden uitgeroepen. In gevolge van dit gerugt, krielde, 's anderendaags morgens , de Dam van allerlei flag van menfchen. Terwyl de menigte de begeerde aanftelling, met een reikhalzend verlangen, te gemoete zag, kwam, door de Halfleeg, over den Vygendam, op den Dam ryden, een wagen, met twee paarden befpannen, waarop eenige Friefche mannen en vrouwen zaten, allen, zo wel als de paarden , met Oranjeverfierfels , ryklyk uitgeftreeken, zingende het bekende deuntje Wilhelmus van Nasfouwen, en de lucht doende weergalmen van het geroep  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 7 roep van Oranje boven! waarin zy, door de rondftaande menigte, gevolgd werden, 't Liep, egter,aan tot omtrent den middag, eer aan het verlangen van 't gemeen voldaan werdt. Thans zag men de Burgemeesters op de puye van 't Stadhuis verfchynen; en nadat het Oranjevaandel was uitgelioken , hoorde men de volgende Afkondiging : . „ Burgemeesteren en Regeerders der „ Stad Amfterdam, Norificeeren by deezen „ aan de goede Burgeren en Ingezetenen, „ dat Burgemeesteren en Vroedfchappen „ deezer Stad , by Refolutie op heden „ genomen, met eenpaarigheid van alle de „ Leden , hebben goedgevonden en ver„ ftaan , de Heeren Gedeputeerden van „ deeze Stad ter Dagvaart te qualificeeren „ en te gelasten omme ter Vergadering van „ de Heeren Staaten van Holland en West„ friesland, met de Heeren Edelen en an„ dere Stemhebbende Steden te Concur„ reeren tot het verkiezen en aanftellen „ van zyne Hoogheid den Heere Willem „ Karei Hendrik Frifo, Prinfe van Oranje „ en Nasfau enz., tot Stadhouder, Admi„ raai en Kapitein Generaal der Provintie „ van Holland en Westfriesland". 2. May 1747. enz. Terftond na deeze Afkondiging, zag men een tweede vaandel van den Stadhuiscoren waaien. Om aan 't Volk genoegen te geeven, zwaaiden Heeren BurgemeesteA 4 reo  8 AMSTERDAMS III.Deeu ïf.47- Kennisgeevingvan de algeraee ne verkiezing. ren met hunne hoeden over hunne hoofden , onder 't roepen van Vivat Oranje ! 'c welk, door de menigte, met een aanhoudend gejuich, werdt beantwoord. In een oogenblik zag men elk eenen met Oranje verfierd. Alwie geen lint kon bekoomen, vergenoegde zig met papier. Zelfs de Regenten kwamen van het Stadhuis, met dit tooifel uitgeftreeken. In den avond van dien dag waren de meeste huizen verlicht. Op den Dam werdt een groot vreugdevuur aangeftoken, en , hier en daar in de Stad, eene menigte van Vuurwerken. Gelukkig liep alles in rust en ftilte af. Nadat, op den vierden van May, een Brief van Gedeputeerden ter Dagvaart, uit 's Haage, was aangekoomen , deeden Burgemeesteren de volgende Afkondiging: „ Burgemeesteren en Regeerders der „ Stadt Amfterdam , by Misfive van de „ Heeren Gedeputeerden dezer Stadt ter „ Dagvaart, dezen morgen ontvangen heb„ bende, de aangenaame tydinge, dat zyn „ Hoogheid de Heer Willem Karei Hen„ drik Frifo, Prinfe van Oranje en Nasfau, „ met eenpaarigheid van de Heeren Ede„ len en alle de Stemhebbende Steden, is „ verkooren en aangefteld tot Stadhouder, „ Admiraal en Kapitein Generaal van de „ Provintie van Holland en Westfriesland, „ hebben gemeend by Provifie, en tot nav der aanfchryvinge van de Heeren Staaten „ dezer Provintie , van de voorfchreven „ aangenaame tydinge aanftonds, aan onze „ goede Burgeren en Ingezetenen deezer „ Stad,  XXVI. Boek. Geschiedenissen. c. „ Stad , by deezen kennisfe te moeter „ geeven". Ligt was het te voorzien, dat, na deeze Afkondiging, geene minder vreugde, dan voorheen , zou bedreeven worden. Ter handhaavinge van rust en orde gefchiedde hierom de volgende Waarfchuwinge : „ Myne Heeren van den Geregte waar„ fchouwen by deezen een iegelyk wie het „ zoude mogen zyn, in deeze gelegenheid „ van vreugde geen onordentlykheden, of „ wanordens te pleegen, of iemand te mo„ lesteeren, ofte ergens toe te vergen, „ vermaanende een iegejyk, by deeze aann gename tyding, met alle betamelykhqid „ en befcheidenheid, zig te gedragen". In een oogenblik was de geheele Stad vol vreugde; de vlaggen en wimpels zag men , allerwege , van Kerken, Torens en Schepen waaien. Het gehoor werdt verdoofd , door het bulderen van het gefchut. In allerhande zinnebeeldige vertooningen, zogt de een den anderen den loef af te tteeken. De avond, en een gedeelte van den volgenden nacht, waren in 't by zonder zeer luisterryk, door de menigte van Uluminatien en Vuurwerken, in voorraad gereed gemaakt ; waar in de Joodfche Natie, in 't byzonder, uitmuntte. Vreugde laar over >edreeren. Komst van den Stadhouder alhier. Op Donderdag, den elfden van de maand May, zynde Hemelvaartsdag, verfcheen de nieuw verkooren Stadhouder, met zyne Koninklyke Gemaalin, in deeze Stad. Menigvuldig waren de toebereidfels, ten dien einde gemaakt, om zyne Hoogheid met A 5 luis-  1747- Toebereidfelsten dien einde. to AMSTERDAMS III. Deel. luister te ontvangen. De Illuminatie van het Stadhuis was inzonderheid merkwaardie om haare fraaiheid: hoewel het Huis van den befaamden Daniël Raap, we ken WY, vervolgens, nader zullen leeren kennen, alle avonden, den meesten toeloop haOp dat alles, in rust en goede orde, zoude afloopen, deedt de Regeering , vooraf op den negenden der maand, eene Waarfchuwing, en maakte tevens bekend, dat de komst van zyne Hoogheid , door het losfcn van het Kanon,aan de Ingezeetenen, zou worden bekend gemaakt. Aan de Bureers, die naby de muuren der Stad, en aan de Bolwerken, woonden, werdt insgelYks hier van kennis gegeeven. Op den Singel werden fchuttingen geteld , de Brue aan de Brouwersgraft opgehaald , en verder, daar men het noodig oordeelde, Slagboomen geplaatst. Heeren Kolonellen ontvingen last , den Kapiteinen aan te zege-en, dat vier Kompagniën Burgers zig moesten gereed houden, om op den eerften Trommelflag , ter beftemde plaatfen , m het geweer te verfchynen. Op den gezegden Donderdag, zag men, 's morgens ten negen uure , de kleine Prinfelyke Vloot, beftaande uit vier groo* teen twee kleineJagten,van verre aankoomen. Op het losfen van het Kanon, kwamen terftond de Kompagniën in de wapenen, en werden gefchaard, langs den geheelen Haarlemmerdyk, van de Poort tot aan de Sluis, en verder langs den Singel, ien  XXVI. Boek. Geschiedenissen. „ half .elf uure begonnen alle de klokken van de fchepen gelost. Omitreeks manlf uure kwam de Stadhouder, met In ' volg in de Stad, onder een onbefchrvffvï gejuich der menigte. Zo dra het Cl re genover de Luthlrfche Nieuwe ö 'den' wal was genaderd, vervoegden zfe H~ ren van Regeering, e„ andere lieden aanzien en rang, by hunne Hoogheden om dezelve te verwelkoomen. Uit de R^' gfbfïddea j* Post, als Afgev^-' engln'den ^^eesteren CoZ U en SgS? Te" * e amaenlyke Inwoonden. iSch ° betoonde de menigte, over de eeré we? ke thans de S.ad ge„„ot, LTg«S r. lu°nbeJ?mmerder daar van het S te hebben, iet zio- Je efn^ j S gt een Binnm, t gj Stadhouder, met ^n Bannen-Jagt, door de voornaamite grag-  17A7- Vertrek van zyne Hoogheid. Frankryk zet zynevver ©veringenvoort. Slag by ï-afeld. 12, AMSTERDAMS III.Deel. eaaen der Stad roeien. Van half negen Ewaalf uure hoorde men, geftadig, op zomtSge klokken fpeelen, terwyl andere geluid werden. f S 's Anderendaags 's morgens, ten vy uure, Honden reeds wederom eenige Buiger-Kompagniën onder de wapenen, om de Iragten en ftraaten te bezetten , langs Se de hooge perfoonaadjen haaren weg zouden neemen: te weeten, van de Heeregiagt af tot aan de Haarlemmerpoort. Tuïchen agt en negen uure reedt zyne Hoogheid, door twee ryen Burgers, met vSeide'ne Koetzen allen met zes paarden befpannen,voorafgegaan van sPrmfen Loopers. Twee Heeren Kolonellen deeden het aanzienlyk gezelfchap uitgeleide tot aan de Haarlemmerpoort, by welke de ?mds Bezetting, op het Plein, m twee ^erenT^fchaard ftondt. Alles liep af fn de bestelde , zonder eenige ongeregeldheden. Van elders is bekend, dat zyne Hoogheid, Prins willem de IV, kort daarna, op den vyftienden der genoemde maand, in 's Haage, pleguglyk, werdt ingehuldigd. ; 'LLL Geene de minite verandering, fchen, veroorzaakte 's Prinfen verheffing m het ontwerp , door Frankryk vastgefteld. De Vredehandeling, te Breda , werdt nu rreheel afgebroken. De Franfcnen gingen voort in hunne veroveringen en bemagtigden, eerlang, Sas van Gend, Phüippine, Hulst, Axel en ter Neuze. Daar op volgde de Slag by Ltfeld, waar m de  XXVI. Boek. Cp(f,DT„ geschiedenissen. |> Franfchen, wederom, het Slagveld bJ beleg voo? Bergen 0p d™7 hcr eerlang, het ?v H^? Zoom, t welk, by vefrasfing $ ^r^0^"^ °f . Sederc de^d^ ^m? last derStaaten van Holland ,7 °P gemaakt met her L ? ,eenen aanvang Sedeftonden Da Ztv ^ T tig de handen £fi™B J»dc m«vlyder Land- enZe £t \ verfferking van den achttiend! *g JoJgens Befluic het Kolleg e t"r Ln" f^' Was' d^r dam, uitgeloofd"P dmiraJueK te Amfter- Zo van hL a >;4aeMe0rlZ,0Ude koomen' op den Zoon rylZ £ïh'^f' T BcrSen zien ; zclfs f^ L " het noodlSe voor- fchry^f tdïïsndVea7dV d3t' VO,Sens brek vverdt gdeeden' S aan "iecs Se' Pen te gelJk°Pd^f el,ing' d^h begree! beiyj£, dat hier toe tyd vereischt werdc. Bergen op den Zoom belegerd,  Een huis, in de Halfleeg,met plondering gedreigd. AMSTERDAMS III. Deel. werdt. Eiken avond was de Dam opge^ prop met menfchen, om naar den toeftand van Bergen op den Zoom te verneemèn De menigte braakte haaren gal uit gen de Franfchen;alwie hier niet in temde* of anders fcheen te denken, werdt ter. ^^K'^den eerten van Augustus, had? de jongfte zoon van zekeren Schoenmaker, woonende m de Halftee" de onvoorzigtigheid, zig zeiven en ZYnen Vader in het grootte gevaar te brengln , door het uitflaan van verfcheidene haatelyke uitdrukkingen tegen den Stad houder en te wenfehen, eerlang te zullen Ken', dat Frankryk meester van^Bergen op den Zoom was gewoiden. Dit, van fommieen, gehoord zynde, werdt hy,met S uagen , begroet , en voorts gedrefed hem, in het Damrak, fa 't water t zullen fmyten. Met de vlagt bergdehy S/in zyns Vaders huis, werwaarts hy, van zynfaanranders, fpoedig op de hielen werdt gevolgd. De oude man, onkundig wa 'erende ware, en ten uiterften «erwonderdg en omfteld over de menigte, Tor zyne wooning byeen gefchoold , vraide zeer bedaard, wat van hun beleeren ware? Het antwoord was: men fvüde zynen Zoon, dien lasteraar van zyne Hoogheid, in handen hebben of dreigde zo dit niet gefchiedde. zyn hms te pionderen De Schoenmaaker niet zeer voortvarende zynde, met het doen van eene keuze, in dit hachelyk geval, verliep  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 15 een geruime tyd met vloeken en dreigen. Eindelyk bedagt een uit den hoop eenen middelweg. By wyzé van afkoop of boete, zou de Vader een Oranjevaandel uitlteeken, en zyn huis, van boven tot beneden, zelf tot op den luifel, verlichten. Deeze voorflag vondt algemeen genoegen. Het was omtrent tien uure in den avond, toen de bedongene Illuminatie werdt in t werk eefteld. Doch een Oranjevaandel was in het huis niet te vinden. Öm dit gebrek te vergoeden, werdt men te raade, een rood dobbellreenen voorfchoot, aan eenen ftok, met een kaars aan 't einde van denzelven, ten venfter uit te fteeken. De zelfde vertooning zag men drie agter een volgende avonden ; en nog ware, veelligt, deeze bewilliging des Schoenmaakers niet toereikende «reweest, indien niet, eiken avond, eene Kompagnie Burgers in de wapenen was gckoomen, om het buis te beveiligen. Op den vierden dag gefchiedde eene ernftige Waarfchuwing door de Regeeringe, waar by, op ftraffe van den geesfelpaal, eenen legelyk werdt verbooden, iemand tot llluminatiën te noodzaaken. Daarenboven werdt, by de zelfde Waarfchuwing, een ieder vermaand, zig te onthouden van ergerlyke gefprekken. Hoognoodig was dusdanig eene Afkondiging, alzo men reeds mompelde onder de menigte, om eenige anderen, die onder vermoeden lagen, van den frinle lasterlyk te hebben gefproken, zulks te wil-; len verleeren. In deezen drifjigen toeftand bevonden zig de 1747- Waar- fchu,vingLegen geweld.  • w- Het overgaan van Bergen op den Zoom veroorzaaktgrooie beweegiug. Eenige huizen gepionderd. den zegepraal der Franfchen , hadden zv de onvoorzigcigheid, van Brood en VVyn on^ der het Gemeen, ten beste te geeven Zeer duur kwam hun deeze onbezonnenheid te itaan. Hunne wooningen werden geheel mtgeplonderd, en zy zeiven, aan hunne hchaamen, zo deerlyk mishandeld, dat zv zig gelukkig agtten, door de Dienaars van t Geregt, uit de handen van het hollende gemeen, verlost te zyn. Eene Roomschgezinde vrouw, woonende op denHaarlemmerdyk; by de Oranjeftraat, 's anderendaags in een Winkelhuis, het overgaan van Bergen op den Zoom vernomen hebbende hadt insgelyks de onbezonnenheid, al lachende, te zeggen: Dus zullen dan haast, tn plaats van Oranje-, witte Linten moeten draagen. Dit zeggen, van eeni- IS AMSTERDAMS III. Deèl, de gemoederen, toen men, op Zondajr den zeventienden van September, de ont' zettende tyding bekwam, van het overman van Bergen op den Zoom. Terftond^aamen alomme, de Stad vol beweegineeop elks gelaat ftondt fchrik en angst te leezen, uitgezonderd op dat van eenige onbezonnen Roomschgezinden. De blvdfchap, welke zy, over deeze gebeurtenis betoonden, deedt de menigte, teo-en hen' in woede ontfteeken, die, wel haast, in daadelykheden uitborst. Een Bakker en een Wynkooper, beiden woonende m de Ridderftraat, en beiden leden der gemelde Gezinte, waren de eerIe voorwerpen van het mishandelende geveld. Orn hnnnp ^ i °  XXVI. Boék. Geschiedenissen. 17 eenigen, die daar rondom Honden, zynde ! opgemerkt, werdt zy gevraagd, of zy dan wenschte , dat de Koning van Frankryk meester van het Land ware? Waarop zy, nog onvoorzigtiger, tot antwoord gat: Wat raakt het my , wie meester is. Ik zal onder de Franfchen, zo wel als onder de Hollanders,aan den kost hoornen. Meer was 'er niet noodig, zo ras zy op ftraat was gekoomen, om haar voor Franschgezind te doen uitfchelden. Straks ftreefde het woest gepeupel naar haare kamer, alwaar het alles vernielde, wat los en vast was. De bedden werden open gefneeden 4 de huisgeraaden verbryzeld, en, ten venfteren uit, op ftraat gefmeeten. Nogthans betoonde de woede zo veel befcheidenheids, dat zy, aan andere bewooners van het zelfde huis, geene de minfte fchade toebragt. Intusfchen kwamen eenige Burgers in de wapenen, en werdt de gemelde vrouw uit de handen der plonderaaren verlost, en in de Boeijen overgebragt. ben diergelyk lot, van plonderinge en gevaneenneeminge, trof eene Melkboerin, woonende in een kelder, in de eerfte Weteringdwarsftraat, om dat zy het Juk, waar aan zy haare melkemmers droeg, en de deur van haare wooninge, met Leliën hadt befchilderd. Een Grutter, die insgelyks, met plondering, werdt gedreigd , kwam vry met den fchrik, door dien de gewapende TXnrP-ers tot zvne hulpe toefehooten. I747- Onder dit alles kreeg, eerlang, ae rtegeering kennis van alle deeze moedwüligH XV? Stuk. B he- Eenigen ia hegtenis genomen.  i$ AMSTERDAMS »£ Deel. heden. Om dezelve een fpoedig einde te doen neemen, befloot zy, op den negentienden, daar tegen ernftige maatregelen te beraamen. Ten dien einde deedt zy eenigen, die, door woorden of daaden zig zeiven de plondering hadden op den hals gehaald, in verzekering neemen. Dit lot wedervoer, onder andere, eenen Koekebakker , op den Haarlemmerdyk , die by gelegenheid van het overgaan van Bergen op den Zoom, Koek hadt uitgedeeld; als mede een vrouwsperfoon, in de Anjelierftraat, welke zig , in onbetaamelyke bewoordingen, hadt uitgelaaten. Een buitenlander, egter, in de zelfde ftraat woonagtig, moest zynen Inboedel tot een prooi der plonderzucht laaten, en ontkwam zelve , ter naauwer nood, over de daken der belendende huizen. Daarenboven werdt de rust merkelyk herfteld, door de afkondiging van eene ernftige Waarfchuwinge, by welke, uit naam der Wethouderfchap, beloofd werdt eene belooning van driehonderd guldens, aan elk, die de eerfte Belhamels der Oproerigheden wist aan te brengen. Naauwlyks waren deeze beweegingen bedaard, of 'er ontftondt eene gegronde vreeze voor nieuwe opfchuddingen. De grond daar toe werdt geleid te Rotterdam. De Gemeente, aldaar, misnoegd over de* lasten, welke de Staaten genoodzaakt geweest waren van de Ingezeetenen te vorderen, en in den waan, dat dezelve, fints de verheffing van zyne Hoogheid, van ver- fchei- Waar- fchu- wing.  XXVLBoek. Geschiedenissen, tg fcheiden Impofitien, Quotifatien, vrywillicre giften en andere belastingen , behoorde ontflagen te worden, leverde, op den zevenëntwintigften van September,een verzoekschrift over aan de Vroedfchap van gemelde Stad. Hoewel ons Amfterdam niet onmiddelyk betreffende, verdient, egter, dit Verzoekfchrift hier geplaatst te worden , omdat de gevolgen daar van , eerlang , herwaarts overwaaiden. Het was Van deezen inhoud. Wv ondergefchreevene getrouwe on- ; derdaanen van deezen Staat, en Burgers« der Stad Rotterdam, die de Welvaart van Stad en Vaderland zeer ter harte neemen , geconfidereert hebbende , de zo zeer gevaarlyke toeftand van tyden, H waarin wy ons bevinden , door het aan. 2 naderen, van een zo magtigen, als on' trouwen en Usttgen Vyand, en het aan ieder bekend is, dat tot ftumng van het ' algemeen gevaar, onder den Zegen des AUnagtigen Gods , het ook hoognodig is de Staaten dezes Lands en zyne " Doorlugtige Hoogheid, in ftaat te ftelï len, om met f,rmidable Legers te Lan" de dien geweldigen Vyand te keer te ' gaan; als ook om een navale magt ter Zee te onderhouden, zo tot dekking 5 van onze Kusten, als ter beveiliging van " onze Navigatie en Scheepvaart, waartoe " Confiderable Geldfommen nodig zyn; en !' aemerkt den flegten toeftand _ van s Lands geldmiddelen en J^™tien' e" wetende dat door haar Ed. Gr. Mog. B 2 " d{ ElotterlamschElequest»  Ï747' no ' AMSTERDAMS III.Dèel. „ de Heeren Staaten dezer Provintie, tot „ hoognodige vervulling van 's Lands geld„ kas, is gerefolveert en gepubliceert, dat „ een ieder voor zyne goederen en bezit,, tingen zal moeten geeven, een vyftigfte „ penning, het welke zeer drukkende voor „ de goede Ingezetenen van deze Provin„ tie en Stad zyn zal, als die reeds met „ zwaare lasten, van Extraordinaire ver„ pondingen, Perfoneele Quotifatie, zwaa„ re Impofitien, en andere lasten meeF „ befwaart zynde, zodanig daar onder zit„ ten te zugten, dat zeer veele van de „ goede burgeren, door Neringloosheid, j, andere door het verminderen van hunjr, ne Intresten en Revenuen, buiten ftaat „ zyn, om de tegenwoordige Lasten be„ hoorlyk op te brengen en te dragen, en „ derhalven nodiger hadden ontlast, als ïi nog verder bedaart te worden, en der„ hal ven verdere middelen van Finantie „ dienden uitgedagt te worden, die van „ die natuur waren, dat ze niet als met „ de Republiek zelfs een einde konden nee„ men, en de goede Ingezetenen niet be„ zwaarden, maar integendeel wanneer de „ rust in de Republiek herfteld zal zyn, „ van die gevolgen mogen wezen, om de „ goede Ingezetenen van eenige lasten te „ ontheffen; zo hebben wy ondergefchree„ vene Burgers van deze Stad, door een „ Patriottifche yver aangezet, als het be., kwaamfte en beste middel, om tot dac „ heilzaam oogmerk te geraaken , aan „ U Wel Ed. onze Achtb. Vroedfchap. „ voor  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 21 voor te ftellen en zeer onderdanig te verZ zoeken, dat by U Ed. Achtb. ten fpoe„ digfte mogt worden genoomen de vol», gende Refolutie. Voor eerst: Om alle Ampten, Offi- 'c'ien en Beneficiën van deeze Stad en " [urisdictie van dien dependeerende, die " tegenwoordig open zyn, en in vervolg van tyd open zuilen vallen, publiek op " het Raadhuis deezer Stad , op te veilen en aan de meestbiedende teverkoopen, S mids dat dê Koopers zyn van de Protes- tantfche Religie, en dat het hun zal vry- fiaan, om hunne gekochte Ampten en " Officien aan andere te mogen verhuu- ren, of door andere te laaten bedienen, Z mids dat de Huurders of bedienders mede zyn van den Protestantfchen Gods" diensteen bekwaame fubjecten zyn, om " die Ampten en Officien te kunnen waar- neemen, waar door het zal gebeuren, dat veele gegoede lieden, het zy voor " hun zelve, of voor hunne kinderen, twee , " drie, ia meer Ampten kunnen bekoo- men , en die als aanmerklyke Lyfren- ten, daar zy een behoorlyk jaarlykfche Z Intresc van ""ekk611";, , p,. Ten tweeden: Stellen wy aan de Edelmoedigheid der Ed. Achtb. Vroedfchappen voor, of het niet heilzaam en noodZ zaaklyk voor onze Stad ware, dat de Heeren Regenten van hunne Particulie" re Ampten, en die van hunne kinderen Z en familiën (die buiten inkomften van ' dien, dpor 's hemels zegen, uit hunne B 2 » Qi'  17 M 22 AMSTERDAMS III.Deel. • „ eigene goederen hun rykelyk belïaan „ hebben,) dezelve Cordaat tot £$£ "nffl *ds™ttyviüg der Financiën, „ offereerden? Wy twyfFelen niet of zulks „ zou van gewenschte gevolgen zyn, en „ onder alle welmeenenden een nayver ver„ wekken om door zo een edelmoedig „ voorbeeld aangefpoort, zig in het gee* „ ven van de vyftigfte penning, zelfsV „ ven hunnen pligt te kwyten,dewyl ieder „ die der zaaken kundig is en eenige zu-t tot s Lands welzyn heeft, hier duidelyk „ uit zien kan dat uit de penningen der „ geoffereerde Ampten en Officien, en uit >, de penningen der Ampten, die by verv ftervmg vacant zullen worden, en waarin de andere Steden der Provintie ons vol„ gende (waar toe wy groote hoop hebP bet0 Sroote fommen zullen werden -« dient dat op het hooren en zien van het Rotterdamsch Request, om de Ampten en Officiën te verkoopen, was ik en elk, die met my waren, van gevoelen, dat du een wenfchelyk middel was, zynde op een publieke plaats in gezelfchap van ordentefyke lieden, en vroeg of dat met wel wenschte, en haar verzoek by de Rotterdammers wilden voegen, dat genoegzaam van alle met ja beantwoord werdt. Hier op refolveerde ik een Request, met de zagtfte en nedrigfte termen op te ftellen, om te verzoeken, dat de Ampten, Officien en Beneficiën, die ad vitam werden begeeven tot Is Lands en algemeen nut mogter werden verkocht; doch eenige dagen hiei me m Zie zvne verdedigende aanmerkingen, wegens he 1747, als in Augustus en September 1748 , door D. Raap Daniël [laap's verdeedigendeaanmerkingen. 1/47- Ook in Amfterdam.  z6 AMSTERDAMS III.Deeu mede hebbende vertoeft, en de vrienden hoorende, dat dit verzoek te Rotterdam zo een fpoedige goedkeuring niet vond als zy wel gewenscht hadden, vond ik al de vrienden niet wel geneegen om myn opgeheld Request te tekenen, en bleef dus ongeteekend leggen. Dan wyl ik van gedachten was, dat zodanig verzoek niet tegen de billykheid ftreed, zo fchreef ik een blaadje, dat ik den tytel gaf myne vrye gedachten over het Rocterdamsch Request, enz. En daarin verwierp ik, dat geen my in het Rotterdamsch Request niet aanflond en tragtte maar ter loops het middel zelfs te verdedigen, en dat wel op een befcheiden wyze; welk blaadje al eenige dagen aan de Boekverkoopers deuren te koop gehangen hadt, als ik op dingsdag den achtften November, ten huize van Joost Bont, hoorde vernaaien , hoe aan verfcheiden oorden van de Stad, gefchriften waren aangeplakt, van verfchillenden inhoud, met intentie om tegen den volgenden donderdag een groote menigte volks op den Dam by een te doen komen; 't geen zo dra ik zulks hoorde, oordeelde kwaad te zyn, als zynde bevreest, dat door zodanige menigte, op zodanige wyze gedagvaart, iets kwaads mogt worden bedreeven, zo zeide ik daar op, nu is het tyd, myn reeds voor ang opgefteld Request te tekenen, en Dok andere fatzoenlyke lieden daar toe te verzoeken, het geen ik daarop ook te werk telde. Dan hier op gebeurde, dat op Woensdag den negenden November 1747, te-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 27 tegen den avond omtrent half vyf uuren, een 1 Stadsbode by my kwam, die my zetde van teo-en half zes , ten hmze van den Burgemeester Geelvink te moeten komen ,. het welk ik aannam , met te zeggen , dat ik my de eer zoude geeven, van daar te weczen zo als ik deed , en ingelaaten zynde werd door een knegt in de Zykame, gelaaten , alwaar ik meer dan een .half uur Wagte en toen door de knegt gelaaten werd in een andere Zykamer daar tegenover, vindende aldaar by den Heer Burgmeester zitten twee Heeren, die my ordineerde te zitten, en aanfpreekende met te vragen waar ik woonde dat ik beantwoorde met te zeggen: op den Vygendam verder vroeg de Burgermeester, of ik we zo wat nieuws hoorde van het geen onder den Burger omging , waar op ik ja antwoorde; waarop de Burgemeester vervolgde met te zeggen, wel vertel ons dan eens wat: 't geen ik deed met te zeggen: dat nieuws van't Rotterdammer Request en de daar op genomene Refolutie , zullen de Heeren wil weeten,en dat ik 'er msgelyks een hadde om hier te prefenteeren; waarop gevraagd werd van wat inhoud het was; daar op antwoorde ik: zaakelyk met, als om de Ampten en Officien te verkoopen; verder werd gevraagt, wie de opftelder er van was? waarop ik ten antwoord gaf lk: of het ook by my hadde? zeide Neen! of 1 het zelve niet kon laaten haaien? Waarop ift zeide Neen, alzo het door goede vrienden die aan myn huis waren ,voor my werdt ver duis [747.  28 AMSTERDAMS III. Deel. duistert, en dat ik het niet had willen navragen , om het niet te kunnen zeggen; maar indien de I leeren my geliefden te permitteeren, naar huis te gaan, ik niet twyffelde of zou voor negen uuren een Copie bezorgen, dat niet wierd aangenoomen. Verder door wie en hoe veel het wel getekend was? waar op ik ten antwoord gaf, dat niet begeerde te zeggen. Of ik ook van zints was, het door een groote menigte te laaten tekenen ? Antwoorde ja, en dat ik my daar mede gehaast hadt, zo haast ik gehoord hadt van het aanplakken van die bewuste gefchriften, het welk ik verachte, en betuigde op haar gedaane vraage, direct of indirect, daar aan geen part of deel te hebben, zelfs geen daar van gezien te hebben; of ik dan evenwel niet van zints was, het op dien tyd in te leveren, als 'er een groote menigte menfchen op en voor het Stadhuis waren? Antwoorde ja, en du wel met een goed oogmerk , gevende voor reden, dat zo groot een menigte, zonder ordentelyke lieden voorgegaan, ligt buiten reden gaat, dat van ordentelyke lieden met te wagten was. Tusfchen beide was my ook nog gevraagd, waar toe ik een 'root getal Tekenaars nodig achtte , waar }p ik zeide dat ik dan hoopte dat het te neerder ingang zoude vinden; dat ik wel vist dat vegtensgezinden best met een jroote menigte werden overwonnen. Zyn!e dit zo veel my heugd het zaaklyke an de eerfte verhooring. Hier op weder 1 de eerfte zykamer geleid, werd ik daar een  XXVI.Boek. Geschiedenissen. a$> een geruimen tyd, alleen gelaaten, en wel circa twee uuren, en daarna weder in de fpreekkamer gelaaten; welke als toen met een talryk en aanzienlyk gezelfchap voorzien was, als den Heer Hoofd-Officier, Schepenen en Secretaris, in het kort een gezelfchap, dat ik aanzienlyk genoeg achtfe om een vonnis des doods te ftryken. Geweezen zynde te gaan zitten, werden my door den Secretaris eenige vraagen gedaan, opgefteld uit het geene ik te vooren bekend hadt. Als of ik niet hadt een Request opgefteld? Ja. Of ik het niet hadt rondgedraagen of laaten rondraagen, om het fe doen tekenen? zeggende dit zelfs gedaan te hebben; verder wie de tekenaars waren? dat ik dat niet begeerde te zeggen ; gevende voor reden, dat ik uit de omftandigheid wel zien konde , dat myn doen hier niet werd goedgekeurt, en dat ik uit dien hoofde myne vrienden met mv in geen zwarigheid wilde wikkelen, en verzogt dus de Heeren, daarop niet verder aanteftaan, dat ik zelfs naar het getal niet gisfen wilde. Verder werd ik ondervraagt, na den Inhoud van 't Request; dat ik even als te vooren beantwoorde, voegende daar by verwonderd te zyn, daar nu op ondervraagt te worden,wyl in myn voorgemelde vrye gedagten,dat openbaar verkocht was, myne gedachten had te kennen gegeeven, en dat kwalyk genoomen zynde , daarop dagt geroepen te zyn. Daar de Burgemeester op zeide dat niet geleezen te hebben. Welk aan den Secretaris gelast werc 747*  *747 '30 AMSTERDAMS III.Deel, . op te teekenen. Intusfehen verzogt ik, der wyl het laat wierd, of men ,myn vrouw geiiefde te laaten weeten waar ik was, waarop de Burgemeester zeide, het zal zo lang niet duuren , of Schepenen zouden eene Refolutie neemen. Ik zeide intusfehen aan de Heeren dat als men my in de vooravond had laaten gaan, zy reeds een Copie van het Request zouden'gehad hebben; ja maar als wy het kwaad gevonden hadden, zoud gy mooglyk niet zo ligt zyn wedergekoomen. Waarop ik antwoorde, dat de Heeren niet moesten denken zo laf een man voor te hebben , dat (haaiende myn hand langs myn hals) is die kop verbeurt, laat hy rollen; dat ik het niet onmooglyk achtte, tegen een voor my verborgene wet gezondigc te hebben; dat ik meende kundig te zyn, dat de vryheid van ons land was geboren, uit een Request door de Edelen aan den Souvrain, 'c welk werd toegeftemd, dog daar by gevoegd, dat was aan den Souvrain. My is ook nog gevraagd , wie ik door die vyanden verftond in myne eerfte antwoorde ? waarop ik verzogt, dat men geen kwaden zin aan myn woorden hegte, en ik niet hoopte, dat ik myne Regeering daarmede bedoeld had , dat ik de Franfchen onze vrienden niet kon houden, en dus maar by vergelyking gefprooken had. Waarop een van de Heeren zeide, neen Man, wy zullen u in nwe woorden niet vangen of verftrikken. Ook werd my nog gevraagd, of ik ook wist te begrooten, wat dat verkoopen wel  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 31 wel op zou brengen , heb ik met neen beantwoord , maar wel te weeten, dat elk ftuiver een was; of ik ook niet dagt, dat luiden, die Ampten kochten, zouden door fchraapzugt van den Burger haaien wat zy konden; waarop ik antwoorde , met verzoek van het niet kwaalyk te neemen: hoe gaat het nu, met de Officianten ? komt niet menigmaal een Beflelder met een mantje , en vraagt in plaats van zes , agt ftuivers , en wie zal men daar over klaagen? „ Na deeze verhooring werd ik weder geleid in de eerfte kamer,'en na een poos gewagt te hebben, weder binnen gelaaten, en werd van den Heer Hoofd - Officier aangefprooken: wel Raap , als wy 't eens zo namen, dat gy met geen kwaad oogmerk aangedaan, en geen deel hebt aan het aanplakken van die Biljetten: waar op ik antwoorde , dat is zo, en tot verzekering daar van zeide ik, dat ik daar zo weinig deel aan hadt, als de Burgemeester; waar op de Burgemeester inbragt, dat men met een goed oogmerk wel misdoen kon, 't geene ik bevestigde met het voorbeeld van den Houthakker enz. Waar op weder van den Hoofd - Officier gevraagd werd: of ik hem dan wel wilde beloven morgen ochtent, om half 9 uuren, ten zynen huize te komen , om dat Request in zyn vuur te ver* branden; het geene ik weigerde, voor reden geevende, dat zulks ontrouw met myn vrienden zou gehandeld zyn; dat die lieden haare handtekening aan my hadden toe-  32 AMSTERDAMS III.Deel. toebetrouwt, en dat ik niet bevoegd was, daarover te Disponeeren: waarop ik werd gevraagd, of ik dan myne eigene handtekening wilde doorhaalen , dat ik ook niet konde belooven, om dat myne vrienden 'er vertrouwen in ftellende, ik my van haat niet kon onttrekken. De Heeren zeide ik verder, verzoeken my dit, maar naar myn gering oordeel, weet ik niet, of dit wel het beste is; daar de Heer Burgemeester op antwoorde , laat ons daar voor zorgen* Nu al weder in de eerfte zykamer, en naar een wyl getoeft te hebben, weder binnen gelaaten, vroeg my de Hoofd-Officier, of ik wel wilde belooven, morgen ochtent ten agt uuren , hem een Copy uit dat Request te bezorgen, dat ik genoegzaam beloofde; en of ik aannam om op zyn ontbod by hem te koomen, dat ik mede aannam : waarop die Heer de hand uitfteekende zeide, geef my daar op de hand, het geene ik deed. Hierop van de Burgemeester aangefprooken wordende, zeide die, en ik ordineer U als Burgemeester, geen Request rond te dragen, om te tekenen, en die aan Burgemeesteren te prefenteeren. Waarop ik ten antwoord gaf, ik heb het verftaan en gehoord; en daarna kreeg ik, na een vriendelyk affcheid genomen te hebben, om half elf uuren, vryheid naar huis te gaan. „ Tot hier toe hadde ik niet de minfte reden van onvergenoegd te zyn, als zynde met, dan ordentelyk toegefprooken. Wel was my vreemd te vooren gekomen, aan het  XXVÏ.Boek. Geschiedenissen. 33 het huis van een Burgemeester, een aan- j zienlyk gezelfchap te vinden, dat ik als een gefpanne Vierfchaar moest aanmerken, te meer daar ik eens in een Graaflyke Wet geleezen had, dat dit met ryzende zonne moest gefchieden ! dan myn onkunde in regtzaaken deed my daar niet naar vragen, vertrouwende, dat ik op een plaats geweest was, daar men niet tegen regt en billykheid zoude handelen. Dan, thuiskomende vond myn Huisgezin danig ontfteld, die my tot myne verwonderinge vraagden waar ik van daan kwam, daar zy wiste waar heen ik gegaan was; en daarop verhaalden zy hoe myn twee zoontjes, om half agt uuren aan het huis van de Burgemeester" Geelvinck waren geweest, en gevraagd, of haar Vader Daniël Raap , daar nog was, dat door de knegt met neen beantwoord was , daar by voegende, die is kwartier voor zesfen al heen gegaan ; die kinderen voor zy zig naar huis hadden begeeven, hadden eerst by een goed vriend aangeweest, die hun geraaden hadt, die vraag nog eens te gaan doen, met order om te beduiden wat man hun Vader was, wat kleeding hy aan had, het geen zy deeden, doch "kwamen met de zelfde boodfcha'p te rug ; hierop refolveerd dien Vriend met nog een Burgerman, het zelve te gaan vragen, dit doende kreegen zy 'c zelve antwoord; dat aan myn Huis, eene vfeeze moest veroorzaaken. Men befloot dan myn oudfte Dochter en Zoon, fiog eens derwaard te zenden, en de knegt XV. Stuk. C wal  34 AMSTERDAMS III. Deel. wat bepaalder naar myn weg gaan te vragen, het geen zy deeden: tusfchen negen en half tien uuren, aan het huis van de Burgemeester komende, verhaalden zy my dat zy ingelaaten zynde, tegen de knegt gezegd had, goeden avond Vryer, is uw Heer thuis, hoe zo dat, moest jy myn Heer/preeken? Ik wou uw Heer wel eens gefprooken hebben; Hy weder, Neen myn Heer is niet thuis. Nu dan kan ik u de Boodfchap wel doen. Jy zult het ligt zo wel weeten, als uw Heer. Myn Vader is Daniël Raap, en is hier ten half zes, door een Bode ontboden, en heeft beloofc direct van hier thuis te koomen, en is nog niet thuis. Nu is myn verzoek , of gy my belieft te zeggen , of myn Vader , nog hier is, of waar hy gebleeven is? waarop die ten antwoord gaf, dat moet jy weeten, uw Vader is kwartier voor zesfen van hier gegaan. Zy, wat weg is myn Vader uitgegaan, voor of achter uit? Hy, wy hebben hier geen achter uit, uw Vader is de floep afgegaan, en heeft maar heen en weer een kwartier met myn Heer, in 'c voorhuis gefprooken. Zy, was myn Vader doe alleen, of had hy Menfchen by zig? Hy, Neen uw Vader was alleen. Zy, was en bleef hy alleen ? (denkende by zig zelfs 'er konden wel eenige geftaan hebben , die myn Vader hadden weggebragt). Hy, daar heb ik niet naar gezien. Zy, dat komt my wonderlyk voor, en zeide tegen haar Broeder, my dunkt ik hoor Va^ der. Hy, denk jy dat ik lieg? Zy ja, dat denk 1747-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 35 denk ik. Want ik weet wel, dat zo hier geen achter uit is, myn Vader nog hier is, en ook hier weer uit zal koomen ; hy,kom, kom, jy moet hier zo veel fporling niet maaken, de deur openende, en haar dringende, zeide zy, zoet wat, jy moest my de deur niet uit zetten; ben ik hier niet. aan het'Huis van de Burgemeester Geelvinck ? Hy, ja; zy dan raad ik u zo ilout niet, my Voor de Deur te zetten, ik ben een Burgers Kind, en ftaa in het Huis van myn Burgervader, dat zou u Heer niet doen, myn Vader is hier ontboden, en daar die ontboden is mag ik ook koomen, en, nu vraag ik u, nog eens, of u Heer thuis is. Hy, Neen, zy dan zal ik morgen ochtent komen, als uw Heer thuis i$4 Myn Vader is hier ingekoomen, en zal 'er ook weer uitkomen, zeg dat aan uw Heer. Hy, het is zeer wel, waar op zy elkander goeden avond zeiden. Ik wil wel beken* nen (zegt Raap verder) dat my deeze Historie meer ongenoegen baarde , als nog vyf uuren verblyf aan het Huis van de Burgemeester my zou gedaan hebben; dan óm aan myn woord te voldoen, vroeg ik naa 't Request, het geen myn vrouw in ernst zei, niet te weeten wie het had, of waar het gebleeven was, dus was het buiten myn vermogen om aan myn beloften te voldoen. „ Ik ging des 's morgens, by den Heer Hoofd-Officier , hier over myn beklag doen, daar ik de Burgemeester de fchuld van gaf, door het niet alleen ontkennen C a van  36 AMSTERDAMS III. Deel; van myn Perfoon, maar daar by te posfeeren, tot diverfe maaien, dat ik kwartier voor zesfen, van daar gegaan was. Dac den Hoofd-. Officier beantwoorde met te zeggen , dat geloof ik wel, zy hebben daar geen honderden van menfchen, voor de deur willen hebben : waarop ik zeide daar zorge voor gedraagen te hebben, met aan myne vrouw te zeggen, dat zy zig in het minst niet ongerust moest maaken, en of men niet had moeten denken, dat ik in het water geloopen was. Waarop zyn Ed. zeide, daar ben jy niet zot genoeg toe. Ik verzogt aan den Heer Hoofd-Officier, uit mynen naam aan Heeren Burge* meesteren te zeggen, dat ik in het geval niet aan hun orders zou obferveeren, en , dat als zy my daarover geliefden te fpreeken, ik tot hun order was: waarop zyn Ed. antwoorde, wel hoe Raap 't is evenwel uwe Regeering, waarop ik zeide ja r daar erken ik ze voor, maar ik moet niet alleen onder cenfuur , dan moet 'er eengeneraal verbod zyn. Hierop (den Hoofdofficier, ftaande met my, in zyn Zykamer alwaar een gedeelte van een Luik wat openftond, werwaards hy zig wenden) fteekende zyne vingers naar het daglicht, zeggende: Hoor Raap, myn bedryf moet God zien , ik fchroom geen Requeste, en dat met dien ernst , dat my de oogen vogtig wierden. Waarop ik antwoorde met te zeggen, myn Heer hoeft niets te fchroomen, den Burger zou uw op de handen draagen, waarop my van zyn Ed. gerecommandeerc werd3  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 37 werd , wel te doen, en verzogt, als ik 1 het Request magtig wierd, hem een Copie te bezorgen, dat ik beloofde en vnende1-yk affcheid nam; dan nu overwoog ik eerst, in wat onhandigheid, ik wel kon geweest zyn, herdenkende de ernftige en foffelyke reden van den Hoofd-Officier en dat ik groote reden had, God te danken, dat daar mannen, aan het huis van den Burgemeester waaren geweest, die niet fchroomden Godt tot getuigen van hun bedryf te roepen (ƒ)"• Dus verre gaat het verhaal van Raap. Hierop zullen wy nu laaten volgen, een verflag van het voorgevallene, op Donderdag den negenden van November. Tegen dien dag was de Gemeente befcheiden, om het hertel in de zaaken der Ampten, geWk ook omtrent het Erfftadhouderfchap, waar omtrent de Ridderfchap, ra October, een voorüag hadt gedaan, door te dryven. 's Morgens ten negen uure zag men reeds, op den Dam, eene groote menigte volks, welke, telkens, aangroeide door veele nieuwsgierigen, welke niets kwaads in den zin hadden. Doch, alzo 'er geen aanvoerder , noch een vast plan beraamd was, waren de verftandigflen^n M 'Et werdt toen vry algemeen verteld, dat Raap de van een Burger, hy zy dan wie hy zyi ja al was hei JteflcgSte, die ooit de aarde beireedea hadt. C 3 747*  38 AMSTERDAMS III. Deel. ï?47 Het Gein een roaakt fig mees ter van h Stadhuis. ï den waan, dat 'er niets zou gebeuren, Midlerwyl liep de onbezuisde hoop in en uit het Stadhuis, op en van de Burgerzaal; 't welk eenigen, voor kwaade gevolgen bedugt, zig van daar deedt begee-. ven. De Burgemeester Geelvinck zat thans in Burgemeesterskamer, tot het ontvangen van de Liberaale Gifte. Het gedruis en geweld, hand over hand, hoorende toeneemen, befloothy, ten half twaalf uure, van daar te vertrekken, om vervolgens, ter beteugelinge van den moedwil, eenige voorzorge te gebruiken. Zommigen meenden , in dien Heer, by het afgaan van 't Stadhuis, merkelyke ontfteltenis befpeurd te hebben, 's Burgemeesters tegenwoordigheid fchynt, ondertusfehen, het gepeupel eenigzins in bedwang gehouden te hebben. Zeker is het, dat de Heer Geelvinck naauwelyks was vertrokken, of 't gefpuis ftoof, met geweld, naar boven, meenende ftraks ter kamer in te dringen; doch dit werdt belet, door eenen bediende, die de deur voor-hetzelve toefloot. Thans onrftondt 'er een fchrikbaarend geweld. De menigte fchreeuwde, dat iemand van haar binnen geflooten, en voorts in de Boeijeri was gebragt. Straks grypt men eenen Bank, welke op de Zaal van het Stadhuis ftondt, loopt daar mede ftorm op de deur van Burgemeesterskamer , roepende , by eiken fchok, Oranje boven! en doet dezelve, wel haast, van haare floten en hengzeis fpringen. Men ftuift hierop de kamer in, en van daar in de Raad- en de Justitiena-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 39 kamer; men opent hier op de venfters der i/47-f Puiie van het Stadhuis , en , onder het wuiven en . zwaaien met hoeden en miuzen plaatst men in dezelve de kusfens der Regenten,even als,by de gcwoone afkondi-in-en door de Regeering , gebrniklyk is?waar op een opgefchooten jonge, wien, fpotswyze, een Raagbol, in de plaats der Roede van Justitie , werdt boven het hooid gehouden, met luider ftemme, uitriep: lk verklaare den Prins voor Erfftadhouder! Een andere hoop van 't fnood gefpms fnelde, intusfchen, naar de Boeijen, om den. geenen, welken men waande aldaar te zyn opgeflooten, in vryheid te herftellen. Na, met geweld, de deur te hebben open geloopen, vonden ze, egter, niet, 't geen ze voorgaven te zoeken. Fluks daar op ftreeven ze wederom naar boven, en blaazen, met een vervaarlyk gedruis, door de Tregters welke gebruikt werden , om het geld, door dezelve, in de Offerkisten te ftorten. Thans liet het zig aanzien , als of het baldaadige graauw, eerlang, tot verwoesten en pionderen zoude overflaan. Gewisfelyk zoude dit gebeurd zyn , indien niet zommigen-uit den hoop, die nog eenige befcheidenheid hadden overgehouden , zig daar tegen gekant, en brieven en papieren, die op de Tafel lagen, in bewaaring hadden genomen. Te midden van dit geweld kwamen de Hoofd-Officier en Schepenen uit derzelver kamer, drongen door tot in Burgemeesterskamer, en ö C 4. maak-  Wordt door de Burgery van daar gejaagd. 40 AMSTERDAMS III. Deel, maakten eenige ruimte. Doch hun gezag fcheen thans uit te hebben. De woestelingen , uit de eene kamer verdreeven, begaven zig voorts in eene andere. In deezen hachelyken toeftand van zaaken, nu het zig niet anders liet aanzien of de plonderzucht zou, in 't eigen ooo-en-r blik, haare vernielende handen uitfteeken , kwam de gewapende Burgery, ter goeder uure, tot hulpe toefchieten. Te weeten de Heer A. Scheerenberg , Kapitein van een Vaandel Schutters, die mede, als Kommisfans, op het Stadhuis hadt gezeeten tot het ontvangen van de Liberaale Gifte, begaf zig heimelyk van daar, om zyne Kompagme op te roepen. Om allen mogelyken fpoed te maaken, zo ras hy flegts zestien Burgers hadt byeen gebragt, trok hy, in ftilte, met dezelve, langs het Water , tot op den Dam, en yervolgens in 'e Stadhuis. Hier deedt hy den Trom wakker roeren, en zyne manfchap den Trap aptrekken. Dit onverwagt gerommel baar3e zulk eenen fchrik en ontfteltenis on3er de booswigten, die reeds hunne fchenzieke klaauwen hadden uitgeftrekt, dat zy, n alleryl, de kamers uitftooven, hals over ïoofd de Trappen van de Zaal nederfpron;en, en voorts het Stadhuis verlieten. Inusfchen hadden ook eenige andere Kapiteiïen hunne Schutters onder de wapenen loen koomen , en deels de Burgerzaal leels de toegangen van het Raadhuis beier. Een Lid der Wethouderfchap, welke  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 41 ke tot nog toe, in eene der kamers, zig J ftü en verborgen hadt gehouden, kwam thans, uit zynen fchuilhoek, ten voorfchyn, bedankte den Heere Scheerenberg voor zynen yver en wakkerheid, en vermaande de Burgers , den Belhamelen kloekmoedig te keer te gaan, en voor de rust en veiligheid van Stad en Stadhuis te waaken. Het plonderziek gemeen, hoewel dus van zynen post verdreeven , fcheen , egter , den moed niet gansch en al te hebben verlooren. Men hervatte de woede, en waagde eenen kans, om in het Stadhuis te drh> gen, doch werdt, aan de ingangen, door de Burgers,met het ontbloote Zydgeweer, zo dapper ontvangen, dat het te rugge deinsde , en van zyne onderneeminge af* zag. Kort na den middag was het gefpms geweeken, en het gevaar verdweenen. Nu kwamen de Heeren wederom op het Stadhuis, en deeden, ten vier uure, de volgende Waarfchuwing afkondigen. „ Alzo myne Heeren van den Gerechte „ der Stad Amfterdam te vooren is geko„ men, dat eenige kwalyk geintentioneer„ de Menfchen zig zedert eenigen tyd,niet hebben ontzien verfcheidene feditieufe „ en oproerige discourfen te voeren , en „ zelfs by Biljetten, op verfcheiden plaat„ zen aangeplakt, de Gemeente te convo'„ ceeren, om zig tegen heden gewapend „ op den Dam te vervoegen, onder voor„ wendzel van aan haar Ed. Groot Achtb. s, eenige verzoeken te doen, trachtende C 5 » de 747*  42 AMSTERDAMS III.Dekl. „ de Gemeente zo door handtekening als „ anderzints aan te zetten,met dat gevolg, „ dat een groote meenigte op heden op' „ den Dam vergadert, zig niet heefc ont„ zien , zonder eenig voorwendzel, het „ Raadhuis deezer Stad in te dringen, de „ kamer van haar Ed. Groot Achtb. de „ Heeren Burgemeesters en Regeerders „ deezer Stad, open te ramen, de Boei„ jen dezer Stede te forceeren en verfchei„ den verregaande en onordentelyke feite„ lykheden te pleegen: Zoo is 't, dat myn „ voornoemde Heeren, alle Burgers en In„ gezeetenen willen gewaarfchouwt heb„ ben, zig niet alleen van alle feitelykhe„ den te onthouden, maar zelfs zig aanV, ftonds een iegelyk naar zyn Huis te be„ geeven, en zig van alle zamenrottinge te „ wagten , op poene, dat, die geenen, „ die na de Publikatie deezes bevonden „ worden ten getale van twaalf, of daar „ boven, by den ander te rotten, aan„ ftonds de facto zullen worden geappre„ hendeert,en als Perturbateurs van de ge?, meene rust, en overtreeders van deeze „ onze order naar exigentie of aan den ly ve „ geftraft; wordende mids dezen aan die „ geenen, die de Aucheurs zoo van de „ voorfz. oproerige Discourfen en aange„ plakte Biljetten, als van de verregaande „ feitelykheden op heden gepleegt, weet „ aan te wyzen, .zo dat dezelve in handen „ van de Justitie geraaken en van het feit „ werden overtuigt, belooft «ene Premie, ,, van 1747-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 43 van 600 Caroli Guldens, te ontvangen ter Thefaurie Ordinaris dezer Stede , en 11 zal des aanbrengers naanu des begeeren" de, gefecreteert worden". " Na deeze Afkondiging zogt de muitzieke hoop zyne fchuilholen op : te meer , om dat, in veele wyken, de Trom geroerd werdt, en al eenige Kompagniën op den Dam gekoomen waren. Met dit alles namen de Heeren van de Regeering in aanmerking, dat fchoon zy niet twyffelden, or alle welmeenende Burgers de onbezuisde daad van het gefpuis verfoeiden, veelen, egter, en wel de meeste, eenige hoop hadden, dat, ten hunnen voordeele , iets zou worden afgekondigd. Hierom namen ze het befluit, om de Burgers, op eene minzaame wyze, van hunne goede voorneemens en aangewende poogingen, ten dien opzigte , te verzekeren , en tevens een klaar begrip te geeven van de pointen, waarop zy gefield waren. De voorzitten* de Burgemeester, Geelvinck, na, vooraf, op de Zaal, de Burgers , voor hunne betoonde wakkerheid , in het verdryven der Muitelingen, bedankt te hebben, deed, daarop, de volgende Aanfpraak: „ Haar Edele Groot Achtb. de Heeren Burgemeesteren en Regeerders dezer Stad, hebben reeds op den negenëntwintigften van de Maand Juny laastleden aan den Achtbaaren Raad gedeclareerd, af te zien van alle de voordeden, die voor hunne Perfoonen, Familiën en Vrienden uit de Vacatuuren van de Posteryen mogten ont- ftaan Redenen tot Informatievan de Burgers en Ingezeetenendeezer Stad.  44 AMSTERDAMS III. Deel. ftaan (d). Doch dat bedenking hadt, of van het Provenu van dien een Donatie ten behoeve van het gemeene Land behoorde te worden gedaan, dan of niet veel eer de- zel- (O Extract uit de Refolmie van de Vroedfchap der Stad Amlierdam. Den 29 Juny A°. 1747, „ De Heeren Burgemeesteren hebben aan den Achtb. Raed voorgedragen dat de Heeren Gedeputeerden ter daavaart aan haar Ed. Gr. Achtb. hadden geeommuniceert , hoe Zyne Hoogheid de Heer Stadhouder aan de Vergadering van h. moeten bekend zou zyn , verzogt ik een Escorte van zyne gewapende Burgers, voor reden geevende, dat ik my daar anders boven niet vertrouwde , het geen ik naa eenige moeite verkreeg, (ik meen zes man,) door welke ik tot op de Zaal van het Stadhuis geleid, en na eenige tyd wagtens , werd met die gewapende mannen, geleid in Schepen Extra, en daarna in de Raadkamer, alwaar ik tot myn verwondering, de Burgemeester N. Geelvinck alleen vond, aan wien ik na behoorlyke groete te kennen gaf, myn ongenoegen, over het niet alleen ontkennen van myn Perfoon, maar ook om 't pofeeren, dat ik kwartier voor zesfen van daar gegaan was, daar by voegende ons verzoek, daE de Ampten en Officien ten algemeene nut mogte werden verkogt. Op het eerst antwoorde my de Burgemeester, dat zulks buiten zyn weeten was gefchied, en dat hy aan my, op het tweede, geen antwoord zoude geeven; dat ik een man was, zonder Godsdienst ; waarop ik antwoorde, dat ik dat zelfs moest weeten. De Burge- mees- Verzoektaan den Burgemeestermondelyk hec verkoopen der Ampten en Officien.  XXVI. Boek. ' Geschiedenissen. 51 meester voegde 'er ook voor reden by, dat hy ray verboden hadt Requeste in te leveren , het geen ik zeide ook niet te doen , maar om dat my zulks verboden was, deed ik het by monde: in het kort ik moest de kamer uit, daar de fchutters tegenfpraaken, zeggende : Wy hebben hem van beneden gehaald, daar willen wy hem weder brengen. Zo dat de Burgemeester, moest belooven my aan haar weder te leveren ; op de eerfte order van uit de kamer te gaan, ordineerde de Kapitein, aan een zyner Officiers, brengt hem in Arrest: of zulks met of zonder order was, weet ik niet, Ik ten minfte ging in het naatfte vertrek, terwyl de Burgemeester, aan de twee by my gebleeven vrienden zyn antwoord zoude zeggen, welke uitkomende aan my zeiden, dat zy order hadden aan de gemeente te zeggen\ dat Burgemeesteren, ifl alle redelykheid genoegen aan de Burgers zouden geeven, en werden dus. met ons Escorte, door dien Kapitein, gebragt tot voor Schepens Kamer, daar ik meende de Raad vergaderd te zyn , dan na een poos wagtcns kreeg ik order te vertrekken; beneden op den Dam komende, en aan de aldaar vergaderde meenigte het geordineerde antwoord mededeelende werd zulks met veel genoegen gehoord, en met r/et roepen van Oranje boven beantwoord. Het geen tot aan myn Huis toe herhaald werd ; dan ik was zo dra niet in Huis, of die twee vrienden voorfpelden my niet veel goeds, hebbende Da . VIII, ontmoetten , die, in de Wapenen zynde, naar zyne loopplaats ging om benevens zyne medemakkers, de Burgery op de Botermarkt te verllerken Aan zyne toerustmge ziende, dat hy een Burger was vraagden zy hem; Gaat gy al meê om die Canailjehonden, de Pahers te helpen? en hy aan dit vraagen wel merkende, wat volk zy waren, ging voort zonder antwoord te geeven. Doch naauwlyk* twee of drie huizen verre zynde, keerde 3e vraager te rug, rende hem na met een doot mes in de hand; en 't is gelooveyk dat hy voorneemens was, den Bur;er van agteren verraaderlyk te kwetfen •  XXVLBoek. Geschiedenissen. 73 maar een vrouw, die voor haare deur ftondt, toefchietende , hielde deezen boosaartigen vast, en gaf een gil; waarop de BurgerOfficier , omziende , zyn gevaar merkte: des hy zyne behoudenis vondt in zig, al deinzende, te verweeren. Meer dergelyke Haaltjes zouden wy kunnen aantekenen, en zullen in 't vervolg nog eenigen van die foort ontmoeten ; maar wy fpoeden ons om te zien, wat de raazende hoop, nu van de Botermarkt afr geweeken, ter hand nam. Het gepeupel dan, gelyk gezegd is, zig niet langer met de Burgeren in en op de Waag willende ophouden, ongetwyffeld ook bevreesd zynde voor den tegenweer, dien zy vonden, trok met alle man, in onbefchryffelyke woede, naar 't huis van Adriaan en Pieter de Nooy, daande op de Keizersgragt by de Reguliersgragt. De eerstgenoemde hadt in Amfterdam geene pagt gehad , zedert den eerden April, wanneer die van het zout en zeep ten einde liep: maar zyn zoon Pieter de Nooy hadt de impost op de Confumptietabak. Zy woonden beiden in 't zelfde huis, en 't was op den middag, omtrent half één uur, toen het volk, ten getale van omtrent twintig perfoonen, zo mannen als vrouwen, behalven een menigte kleine jongens , die den hoop vermeerderden, voor zyn huis vergaderde. De jongens hadden den voortogt, en maakten een' aanvang van de verwoestinge met het infmyten der glazen, waar toe, wel ras, de geheele menigte de E 5 hand 1748. Plonde- rinu by deNooy  "748. 74. AMSTERDAMS III. Deel. hand boodt; maar men rekende dat dit fpei te lang duuren zou, daarom floeg men dezelve met ftokken en ander tuig aan Hukken. Dit verrigt hebbende, brak men de deur met hamers en bylen open, en baande zig op deeze wyze een vryen ingang. De woede hieldt 'er onbefchryffeiyk huis: men rukte aanftonds alles van zyne plaats en naar de veniiers, fneedt de bedden open , en ftrooide de veeren in den wind, die als een digte fneeuwbui op ftraat vielen. Kabinetten, Kasfen, Ledikanten en Tafels werden aan ftukken geflagen, vertrapt, en voorts ten huize uit geworpen. Men zag de fraaifte Spiegels aan gruis breeken; geheele groepen van keurig Kraakporcelein aan ftukken trappen, en in de gragt fmyten. Men zeide ondertusfchen, dat men niet van zins was zig met roof en buit te verryken; en ten bewyze van dit zeggen, wierp men ook het gereede geld, dat men 'er vond, in 't water; hoewel dit niet veel van belang was, om dat de Nooy, deezen ftorm ziende opkoomen, by tyds zig van 't zelve ontdaan hadt. Kortom, niets werdt verfchoond, en toen de woede geene bezigheid meer vondt, viel zy aan op het huis zelf. Men brak de marmere posten uit het voorhuis en vernielde ze tot puin. De heerlykfte Plafons of Zolderftukken werden aan lappen gelheeden en in 't water geworpen ; men brak een gedeelte der hardfteenen voorgevel af, en wierp de ftukken van boven neder, waardoor eenige plunderaars ligtlyk gekwetst werden. Vervolgens nam men  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 75 men de dakpannen weg, en brak de latten van het dak af. Dit alles verrigt zynde, blies men den aftogt, laatende een party jongens agter , die de vernielde goederen nog verder tot gruis floegen. De hoofden der plonderaaren, merkende dat het werk te lang duuren zou, zo zy ieder huis, waarop zy het oog hadden, één voor één aanvielen, verdeelden hun volk in verfcheidene benden, die zy den naam van Ploegen gaven, welke, hier en daar, te gelyk bezig waren. Wy zullen zo veel doenlyk den tyd van hunne verwoestingen in agt neemen, en hun voetfpoor volgen, in zo goed eene orde als mogelyk zy. Een gedeelte der plonderaaren dan trok van daar naar den Pagter Bunel, terwyl anderen ten zelfden tyde de mars floegen naar Gleuwink en Lublink. De eerstgenoemde woonde op de Keizersgragt by de Utrechtfche Straat , op welke Straat zyn huis en ftalling tevens een' uitgang hadden. Hy was Pagter van het zout en de zeep voor zig zeiven alleen, en hadt daarenboven die van de grove waaren, van de turf en kooien in Kompagnie met J. ten Dam. Behalven dat, was hy ook een Koopman in Engelfche Manufactuuren. Zyn huis en ftalling werdt te gelyk aangevallen, met geen minder woede dan 't huis van de Nooy. Men vondt 'er veel kostelyk huisraad, dat alles vernield en in 't water gefmeeten werdt. Daarenboven fneed men 'er de heerlyklte gewerkte ftoffen aan ftukken. Verfcheidc0 ne 1748. By Bitnel.  76 AMSTERDAMS III. Deel. ne rollen Floers ondergingen het zelfde lot, en dreeven hier en daar door de Keizersgragt. De plonderaars vonden 'er ook een goed getal flesfen met Jopenbier, waar van zy lustig zoopen, werpende de overigen in 't water. Een fraaije Bibliotheek , meest in keurlyke Franfche Banden gebonden , werdt verfcheurd en gefneeden. Eenige verwoesters wierpen de kap van een groote Porceleinkas zo doldriftig uit een venster, dat 'er eenigen door gekwetst werden. Het vermelde huisraad lag tot verre boven het yzeren hek , dat nevens de floep was. Op den zolder Hond een mangelbank , waarin tien fteenen lagen, die ieder omtrent 150 ponden woogen! Dit brokje werdt door vier kaerels opgenomen en door een ongejooflyke kragt van boven neder , op alle de vernielde goederen, geworpen; 't welk een afgryzelyken flag gaf en eenen ftandaart uit het hek verbryzelde. Verder vernielden zy alles wat hun voorkwam. De yzeren plaaten werden uit de haardfleden gerukt en aan ftukken geflagen; de brokken in 't water geworpen; de geldzakken fneedt men open, en ftrooide het geld in de gragt. Hun moed daar mede nog niet gekoeld zynde, braken zy de pannen van het dak en wierpen ze van boven neder. Een zonderling ftaaltje van godsdienfliV* beid, zo men het dien waardigen naam geeven mag, zag men alhier omtrent een jrooten Bybel. Een zekere jongen, weite mogelyk nooit gehoord hadt dat 'er zulk  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 77 zulk een boek in de waereld was, wilde dien met de overige boeken aan flarden fcheuren; maar fommige plonderaars, door een foort van eerbied getroffen, ontrukten het boek den jongen, die, behalven de beflraffing, welke men hem hier over deedt, nog een braaven flag kreeg, met vermaaninge om zulks in het toekoomende niet weder te beginnen. Om het boek voor den fchendlust te beveiligen, verzogt men aan één der buuren, hetzelve in bewaaringe te neemen. Terwyl de dolle woede hier dus bezig was, vermaakten andere plonderaars zig met de vernielinge van huis en huisraad van Hermanus Gleuwink, Pagter van de Boter en van de Stadsexcyns van 't Brandhout. Hy was nu ook Koekebakker, en weleer een bediende en boekhouder der Pagters geweest; ook was hy opziener over den Zoutkelder op het Rokkin, dien men , om de fluikeryen te beletten, omtrent den Jaare 1736 hadt opgerigt, en uit welken de Zoutkraamers, die by de kleine maat verkoopen , verpligt waren hun zout te haaien. Het lot der plonderinge trof zyn huis, dat in de Vyzelflxaat, tusfchen den Singel en de Reguliersdwarsftraat, ftondt, 's namiddags omtrent twee uuren. Hy was voorzigtig genoeg geweest , om zyn beste huisraad in veiligheid te brengen ; maar alles wat de verwoesters vonden,moest aan gruis. De woede verfchoonde hier zelfs noch kooren, noch meel, noch koek, al het welke ten venfteren uit gefineeten en 1748. By Gleuwink.  i748. 78 -AMSTERDAMS III. Deel. en vertrapt werdt. Zy braken ook den trog af, haktenze klein en fmeetenze in 't water. Vervolgens vernielden zy den oven; fchonden alle de binnenmuuren, die beneden in huis waren, en braken een ftuk van den agtergevel, zo dat het geheele huis fcheen te fchudden. Niet verre van dit huis viel iets zonderlings voor. Twee trommelflagers, die hunne Kompagnie in de wapenen riepen, kwamen in de Vyzelflraat, maar werden door eenige kwaadwillige gasten aangerand. Een der overvallenen hadt het geluk van zyn lyf in een' kelder te bergen; zyri makker, die nog vastgehouden en bedreigd werdt, wist zig niet te redden dan door de kragtigfte beloften, van geen trom meer te zullen roeren. Omtrent den zelfden tyd, of wat vroeger, bevondt zig een andere party aan 'thuis van' Christoffel Lublink , Pagter van 't Gemaal, de Waag, de inkomende graanen en den veertigften penning van de fchepen, woonende op de Keizersgragt by de Heereftraat, alwaar het nog gruwelyker toeging dan by de voorgaande. Men begon 'er met het inflaan der glazen met Hokken en fteenen; men hakte de deur open, .ligtte de houten' venflers uit hunne duimen en wierpze op ftraat; dus maakte men zig fchielyk een genoegzaame opening om 'er het huisraad uit te werpen. De fchendlust ging hier alle maat te boven: keurlyk linnengoed en fraaije klederen werden vernield en verfcheurd.; kosté- By Lublink.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 79 lyke ftoelen van glad hout werden verbroken , en nevens andere ongemeene huisfieraadjen vertrapt en gefchonden ; onder anderen ook een fraai Buffet, 't Sieraad, dat men aan wanden en muuren vondt, werdt gefchonden en afgerukt; kisten en kasfen van boven neder gefmeeten ; de bedden opgefneeden en de veeren in den wind geflrooid; eenigen verhaalen zelfs dat 'er een zak met goudgeld, gelyk men meende, doch waaraan men naderhand twyffelde,of het niet koper geweest was, en verfcheidene andere zakken met zilvergeld, open gefneeden werden; dat men het geld met hoeden vol afgaf en in 't water fmeet. Doch andere berigten fpreeken deeze omftandigheid tegen , en melden alleenlyk van twee zakjes zilvergeld en één met duiten , die allen verftrooid wei den; 't welk ook nader aan de waarheid fchynt te zyn : want de voorzigtigheid, die dit noodlot wel voorzien kon, zal Lublink waarfchynlyk wel geraaden hebben, het gereedfle te bergen. Twee zwaare yzeren geldkisten werden uit het huis gefleept, van de ftoep gefmeeten en verder in 't water geworpen , dat reeds zo vol van 'tgeplonderde was, dat men 'er fchier kon over loopen. Eenig vrouwvolk trok de klederen van Juffrouw Lublink aan, en danste in de zykamer, onder een onophoudelyk gefchreeuw en getier. Toen alles vernield was , lag het huis aan de beurt; men brak het dak voor een groot gedeelte open, en een ftuk hardfteen uit den gevel. Uit een ftuk ftof, dat men hier vondt, 1748.  1748. 80 AMSTERDAMS III. Deel, vondt , werden verfcheidene vaandels gemaakt en aan Hokken gehegt. Een Vlugt met kanarievogels, putters, vinken, fysjes en koddenaars, werdt in ftukken gehakt, en de vogels de vrye lugt gelaaten. De lustplaats Endenhout buiten Haarlem , die den Heere Lublink in eigendom behoorde, liep op deezen tyd ook gevaar van geplonderd te zullen worden ; maar zy werdt vry gekogt voor een rantfoen van vyfhonderd guldens, ten behoeve der Armen. Dit werkte de Waard in het Dronkemans - Huisje , aan het einde van den Hout, voor hem uit, die, om dit oogmerk te bereiken, ryklyk wyn en bier aan het Gemeen ten beste gaf. Bunel trok zo gelukkig een lot niet, met zyne Buitenplaats te Ouderkerk , gelyk wy ftraks zullen hooren. Men vondt onder deeze plonderaars een kaerel , die alle de Pagters op een lyst hadt , welken men voorneemens was een bezoek te geeven; en de fpraak ging dat zy zeiden, een getal van zesendertig of veertig huizen op gelyke wyze te zullen handelen. Toen dan de verwoesters aan het huis van Lublink zat van pionderen waren, trokken zy onder het geleide van hunnen Vaandeldraager af, om op eene andere expeditie te gaan. Van hier wendden zy het naar het Rokkin, om het Zout-Compcoir aan te tasten. Toen zy voorby de Beurs kwamen, zwaaide de Vaandeldraager het vaandel heen en weder, nam zyn hoed af,  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 8i af, en riep, Hoezee! vivar Oranje! Dit waren ze wel meer gewoon te doen, en de omftanders, weetende wat deeze leus beduidde, deeden desgelyks; maar een zeker man, die digt by den Vaandeldraager ftondt, verzuimde zulks, en hielde zynen hoed op* De andere, dit ziende,gaf hem een gevoeligen flag; doch een derde perfoon, deezen man kennende, en weetende dat hy zeer hardhoorend was , tradt tusfehen beiden, en verwittigde den Vaandeldraager, dat de gewaande misdaad niet uit kwaadwilligheid, maar uit doofheid ontltondt: waar op hy zig beklaagde, den man geflagen te hebben, en verzogt om verfchooning, zeggende , dat zy alles wat zy yerrigtten, niet tot hun voordeel of om zig te verryken deeden, maar alleenlyk om den Burgeren dienst te doen. Toen zy dan ter beftemder plaatfe verfcheenen , tradt de Advocaat J. de Vicq , onder wiens huis het genoemde Comptoir gehouden werdt, voor den dag. De bende een weinig ftilflaande, nam de Advocaat die gelegenheid waar om hen aan te fpreeken, vraagende eerst, wat zy voorneemens waren ? Het antwoord was; wy zullen V u doen zien; maar zyt onbekommerd voor uw huis: wy zullen u niet moeijen. Hy,egter, hen van hun voomeemen willende aftrekken, betuigde dat 'er niets in den kelder was dan zout, 't welk, zo noodig een leevensmiddel zynde , naar zyn gevoelen, behoorde gefpaard te worden. Tot meerder ter nederzettinge der gemoederen, boodt hy hun XV. Stuk. F den 1748. 't ZoutComptoirwordt ver- fchoond.  Verdere Pion dering ; by Jan ten Dim. 8a AMSTERDAMS Hl. Deel. den fleufel aan, om re zien, of hy waarheid (prak; maar 't voik, zig mer die herige vergenoegende, trok af naar de Kalverftraat by de Olyflagersfteeg , om met alle man hunne fchade op het Turf-Comptoir te verhaalen. Hier woonde de Pagter Jan ten Dam, die, metBunel, dePagt van de turf en kooien, benevens de grove waaren in Kompagnie hadt. De woede ging hier mede op dezelfde wyze te werk , zonder iets te fpaaren, hoe fraai en kosrelyk het ook ware; men brak weg of fmeet aan ftukken alles wat men vondt; trouwens men vondt 'er niet veel byzonders, zynde de beste buit, tê vooren in zekerheid gebrage. Een yzeren geldkist, waar in, zo men meende, eenig geld was, en al te wel verzekerd zynde om zonder fleutel geopend te kunnen worden, werdt naar 't Rokkin gefleept en in 't water geworpen; doch het geene men aan 'c goed miste, wreekce men aan 'c huis, dat jammerlyk, aan zolderingen, dak en binnenmuuren, gehavend werdt • hoewel het flegts een gehuurd huis was' dat aan het Roomfche Weeshuis in eigendom behoorde. Omtrent vyf uure kwamen andere benden, op den Singel, op de Hoogefluis, by de Huiszittenfteeg, en voor het huis van Abraham Marinus van Aarsfen , een' voornaam' Wynkooper en Directeur van den Impost op de Wynen, zedert veele jaaren, te Amfterdam in Admodiatie, eerst aan 't Gild en naderhand aan Wynkoopers, ge-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 83 gegeeven. Tegen de directie van dit Comptoir meende men zeer veel te zeggen te hebben. Tappers en Burgers hadden, zedert veele jaaren , even hard over te hooge Quotifatie geklaagd: de eerstgenoemden, om dat men hen te hoog gefchat hadt, zo dat zy naauwlyks brood van hunnen handel overhielden; de anderen, om dat zy geduurig op hooger taks gefield werden; ja men hadt nu, om dat de Directeuren de Pagt,zo veel hooger dan te vooren ,hadden aangenomen , in 't voorleeden jaar, aan alle lieden , die men flegts vermoedde dat eenigen wyn 'gebruikten, een wyncedul toegezonden , zonder zelfs hand we: kslieden te ontzien. Dit deedt de verbittering, tegen deeze Directeuren, ten hoogden top ryzen ; en hoewel van Aarsfen, nevens Tayfpil, Raams en de Putter , in kerklyken dienst waren, zulks kon hen van den ingewortelden haat van het woedende Gemeen niet ontheffen; want zy waren ook voor Wynkoopers en Pagters bekend. De menigte kwam dan, gelyk wy zeiden, by van Aarsfen, hebbende, aan hun hoofd, een' voorvegter, die een dok droeg met een vlag of vaandel, die hy regt voor het huis nederplantte, terwyl zyne byhebbende troep zig daar rondom plaatde, fchynende naar het zein van hun Opperhoofd te wagten, om gelykerhand den aanval te beginnen. De voorganger tradt, egter, eer men 't werk begon in 't Onderhuis, 01» den bewooneren te vraagen , of het bovenhuis hun ook aanging. De vrouw, deezen F a toe- 1748.  .84 AMSTERDAMS IIÏ.Deei» 1748 By G. dt Putter geftaakt. . toeftel ter plonderinge ziende, en daar over met een zwaaren fchrik bevangen , kon nog even zo veel zeggen, dat zy geen deel daar aan hadt, maar in dit Onderhuis met een winkeltje haaren nooddruft zogt. De befpringers de zaak verflaande, fielden haar een bepaalden tyd, binnen welken het haar vry zou flaan, haare goederen te bergen; men vermaande haar fpoed te maaken , om dat zy fchielyk fronden weder te keeren. De buuren,medelyden met haar lot hebbende, floegen de handen in één, en hielpen de verlegene vrouw haar goed bergen, niet zonder moeijelykheid te lyden van eene andere bende, die voorby kwam trekken; maar deeze berigt ontvangende, hoe de zaaken gelegen waren, liet zig te vreden nellen en ging voorby. De voorige bende vervolgde, ondertusfchen , haaren weg langs den Singel, en trok den brug over naar 't huis van Gerard de Putter, mede een Directeur van de Wynpagt. Hier dagt men aan te vallen; maar fommigen verzekerden dat 'er niets in huis was: want dat de goederen reeds in zekerheid gebragt waren; en om te meer geloof te vinden, boodt men hun den fleutel aan. Zy zig met dit berigt laatende genoegen, gingen heen; doch eenige Ploegen kwamen wel twee of driemaal wederom. By ééne deezer ontmoetingen, ftondt de Heer Hoofdofficier , die naast daar aan woonde, benevens eenige andere perfoonen, op zynen floep; men zwaaide hem het Vaandel over 't hoofd, en noodzaakte hem, Oranje boven! te  XXVI.Boek.- Geschiedenissen. 85 te roepen. Dit huis is egter van de woede bevryd geblceven , zelfs toen men 's nagts ten twaalf uure weder derwaarts ging, met oogmerk om het aan te tasten. Het wyf, dat men fchier overal by zag, en hier ook verfcheen, naamlyk Mat van den Nieuw endyk, waar van wy meer zullen fpreeken, hadt hier een huis van neeringe, waarom Zy, de menigte afraadende, zig met een ledig huis op te houden, de plondering belettede, hoewel men reeds den ileutel in de deur hadt. Toen de vrouw en dogter van de Putter zig uit de buurt begaven , om een veilige fchuilplaats te zoeken , ontmoette haar een Ploeg, welke zy, met veel ontroeringe , hoorden roepen : Nu gaan wy naar de Putter, Dus het wedervaaren van dien man verhaald hebbende, zullen wy zien, wat de menigte ter hand nam, terwyl de tyd, by van Aarsfen gefield, nog niet verflreeken was. Zy dan hunnen weg vervolgende, kwamen aan 't huis van Anthony Goedval, Pagter van 't Kleine Zegel, de Buitenlandfche Tabak en de Stads Waag, hebbende daar by de ronde Maat met anderen in gemeen fchap. Deeze man, die by ieder voor zeer vriendelyk en befcheiden te boek fiondt, was Sergeant der Burgery van die Wyk, en hadt een gedeelte van zyne Kompagnie in de wapenen, met welke hy, ter befcherminge van zyn huis, den Singel, by de Romeinsarmfteeg en aan de Oude Spiegelflraat, hadt afgeflooten, zo dat niemand dien weg kon gebruiken. Ook hadt F 3 hy 1748. Maar by Goedval hervat.  1743- i i i 86 AMSTERDAMS III. Deel. hy in zyn huis nog eenige gewapende manfcnap, die allen beloofd hadden , als de nood aan den man kwam, hunnen Sergeant te zullen verdeedigen. Een deel der plonderaaren nu kwam van de Oude Spiegelftraat, met hunnen Vaandeldraager aan 't hoofd, onder 't maaken van een yslyk getier en geweld, aantrekken. Goedval g*. boodt de Burgery aan de Romeinsarmfteeg, en hadt de bezetting, van de andere zyde, eenen der Onder-Officieren aanbetrouwd. Deeze dan de bende op zyne Burgers die in twee reijen gefchaard Honden, ziende aankomen, liet ze, zonder wederfland te bieden, zo digt naderen, dat zy de Burgers op i Jyf drongen, die welhaast door de toegevloeide menigte zodanig bezet werden , dat ge wapenden en ongewapenden onder elkander verwarden. Evenwel, om geen vermoeden te geeven dat hy 't werk met goede oogen aanzag, raadde hy den plonderaaren hun voorneemen zeer ernftig if; maar zy,zyne toegeevendheid voor toe(temming aanziende, lieten zig door zyne reden niet lang ophouden, en drongen voon. De Burgers dus van elkander en n wanorde geraakt zynde, liepen onder len hoop mede naar 't huis van Goedval. Deeze Impostmeester, den. zwakken tepnftand van zyne verzamelde bende met leernis befchouwende, en wel merkende, lat hy met de overigen, die hy onder zyne' >rder hadt, niet veel zou kunnen uitregen, alzo zy, die in zyn huis geposteerd tonden, ook ftilzwygende de marsch floegen,  ■ XXVI.Boek. Geschiedenissen. 87 een, bedankte hen voor hunne getrouw- P . . 1. U«f n«moon rm CTP- heid, en vercroK. m-^ vjv.mv^.., b~ heel geenen tegenftand te wagten hebbende begon den aanval met het infmyten der glazen , in 'taanzieri der Burgeren,die ,hunne Officieren volgende , afdroopen, of van verre het goede werk bleeven befchouwen. Een der fchuifraamen van het huis, door 't verbreeken van roeden en glazen , uit zyn evenwigt geraakt zynde, fchoof naar boven, en opende dus aan de plonderaaren een vryen ingang; door welken één naar binnen gekomen zynde, de deur voor zyne makkers opende, die hier op met alle man jn huis ftooven,en wel haast hunnen afgryslyken rol van verwoesten en vernielen vertoonden , met geen minder verbitteringe dan by de voorigen. Niets, hoe kostelyk het ook ware, mogt den fchendlust ontfnappen; het heerlykfte huisraad en de fraaifle fchilderyen, van de eerfte en beste Meesters, werden ter plonderinge overgegeeven; gelyk dan ook de zogenoemde Burgemeester, dien wy onzen leezer hierna zullen aftekenen, verfcheidene keurelyke ftukken op de leuning van den ftoep aan brokken floeg. Mat van den Nieuwendyk geboodt in de Zykamer, en een forfche vent, dien men naderhand verftondt een Zweed te zyn,ftondt boven op het dak, dat op zyn bevel afgebroken werdt. Hy zelf brak een fteenen Vaas, die tot fteraad op den gevel ftondt, en- gehegt was aan een yzeren fpil * met zyne handen af, en wierp ze van boven neder, na dat hy een geruimen tyd, tot fchnk F 4 van 1748.  1748. 88 AMSTERDAMS III. Deel. van alle aanfchouweren , daar rondom gewandeld hadt. Onze berigten zeggen dat deeze Vaas aan een jongen, die hem op zyn hoofd kreeg , hec leeven gekost heeft. ° Verders by ten Oever, Een ongemeene fraaije Bibliotheek mogt zo min verlchoond blyven als het kostbaare huisraad, dat, vernield zynde, in den Singel gefmeeten werdt; goud en zilverwerk werdt plat getrapt, onder anderen ook twee zeer kunflig gedreevene fruitfchaalen. Een doosje met juweelen werdt door middel van een ftukje koperen kanon' tot gruis geflagen,enaan den vloed opgeofferd. Twee paerlfnoeren dreeven op een kusfen door de gragt; maar de plonderaars, zulks merkende, wierpen zo lang met fteepen , tot dat zy zonken. De goudene ZakhorIogien werden by de kettingen genomen en op den wal aan ftukken geflagen. Drie yzeren geldkisten , die men hier vondt, moesten ook te water; een derzelven, die byzonder zwaar was, wierpen ze boven op de verwoeste goederen, die nu reeds zulk een vasten grond in de gragt gemaakt hadden dat de kist niet zinken wilde:des men dezelve met behulp van ruim dertig man. er weder uittrok, langs de ftraat fleepte en eenige huizen verder in den wal fmeet, na alvoorens , met fteenen , de floten open gebroken te hebben, om te zien wat 'er in ware; doch men vond geen geld. «tDM ht,uiu\danJal£ius naar genoegen toegetakeld hebbende, trokken eenigl van deem bende, s avonds ten zes uure, naar het huis  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 89 huis van Harmanus ten Oever, op den Agterbur'wal by de Korsjesfteeg. Deeze was, f g &mTenrcLp met Arent van Ruiven Pagfer van de Bieren, en voor zig alleen van het Hoornvee en van de Korry en Thee Het Huisgezin, hier wat te lang draaS£ om het lylte bergen was nog bez g „et zig over het dak te ^n,™*** 1748. o:ie"S zen kp 't welk van fc oprammPen degr luiken gevolgd werdt ; waar op men ter zykamer inklom, en in eén oogenblik alles wat voor handen ftondt, door de vito f^ Men ging 'er even eens; te «ï nU elders, en vernielde alles wat S m was Eenigen van het volk zogten naa dl wynkelder, dien de Broeder van den Pagter van hem in huur hadt ; en Jchoon 'eeze geen deel ter^ eenise Pagt hadt, werdt zyn wyn niet meer Saard fdan of hy zelf Pagter geweest 2e m n zoop eerst zyn genoegen en Sg'to^n de vaten den bodem in Eer men Sonderen gedaan ba*, £ £^ bur-wal zo vol van vernielde goederen, dat men 'er gemaklyk over loopen kon.. De " en 't pleisterwerk werden jammX g bonden. Eenig goed, dat op een.verholen kamertje geborgen was werdt mede aangetast, zodra men zag, da Zr een luik was, 't welk men, hoewel dicht met turf beitapeld, wist open te krygen Hier vondt men veele boeken enya, fïin van den Pagter, die, benevens  1748. By Tay fpil. 90 AMSTERDAMS III.Deel. het overig huisraad, verfcheurd, klein gemaakt en in 'c water geworpen werden. Jan Tayfpil, een voornaaam Wynkooper en Mededirecteur van de Wynpagt, woonende op de Keizersgragt by de Prinfeftraat, digt by de Remonftrantfche Kerk, werdt 's avonds ten agt uure aangevallen. Men zag hier thans,meer dan by ééne der voorgemelde plonderingen, de woede vergezeld gaan met brooddronkene baldaadigheid. Evenwel, eer het verwoesten begon , hielp men de Dienstmaagd, die ia flaauwte gevallen was, by zig zelve; men bergde haare goederen by de buuren, en betaalde haaren huur ten vollen. Een weinig daarna maakte de meid hun bekend, dat zy eenig geld agter in den tuin begraaven hadt, en verzogt het zelve te mogen bergen: dit werdt haar toegedaan; men hielp haar den grond opdelven, en ftelde haar deezen fchat, zonder eenige vermindering, ter hand. Maar zo befcheiden zy zig jegens de meid gedroegen, zo dolzinnig viel integendeel de woede op het goed van Tayfpil aan; men verfchoonde niets, dat tilbaar was en losgerukt kon worden. De wynvaten floeg men den bodem in, en de flesfen, die men afgetapt vondt, floeg men aan gruis, na dat men zig weinig minder dan fmoordronken hadt gezoopen. De wyn vloeide als een ftroom van bloed door den kelder, dien men tot aan de knieën moest doorwaaden. Eenigen hebben zig ter dier plaatfe dood gezoopen, of zyn door de flerke wynlugt ver-  XXVI.Boek. Geschieden isseJn. 91 verfmoord geraakt; 's morgens zag men nog verfcheidene van dat gefpuis op de ftraat liegen - zo vreeslyk befchonken, dat er tusfchen hen en een' doode weinig onderfcheid was De verrigtingen der plonderaaren warén hier als by voorige Pagters; met dit onderfcheid, dat het geweld, nu door den drank verhit, veel felder en onbefuisder holde. ' Bernard Raams, een andere Directeur van de wynen, op de noordzyde van de Westermarkt woonagtig, werdt genoegzaam op • den zelfden tyd aangevallen; maar zyn wynkelder, die op eene andere plaats ftondt,bleef ongemoeid; doch met uit onkunde, want het volk wist wel waar men denzelven vinden moest, en was 'er wel driemaal heen getrokken om hem te vernielen; maar eenigen oordeelden, dat zy zig daar mede niet behoorden op te houden en dat het beter ware, de nog overige Pagters een bezoek te gaan geeven. Ook beduidden anderen hunnen fpitsbroederen, dat Raams geen Wynkooper maar een Wynkuiper, en dat het zyn wyn niet was. Zy vergenoegden zig dan met het huis te pionderen ; waarop, egter, de bewooners zo weinig ftaat gemaakt hadden, dat nog eenigen van hun in de zykamer zaten, toen de troep verwoesters aankwam. Zy bergden evenwel nog gelukkig het lyf. De zuster van Raams huisvrouwe, die, in het voorleeden jaar, mei het gereedfte en waardigfte dat zy hadt kun nen bergen, uit Sluis in Vlaanderen ge D vlug 1748. ilaams.  1743 By var Aarsfen pi AMSTERDAMS III.Deel. . vlugt was, en alhier, tegen het geweld der Franfchen ,eene veilige fchuilplaats gezogt hadt, zag nu ook, ongelukkiglyk, de goederen , die, om zo te fpreeken, uit 's Vyands handen gerukt waren, door de Ingezeetenen van het Vaderland, op eene jammerlyke wyze , vernielen en verwoesten. Een weinig vroeger of laater, trok de bende weder naar van Aarsfen, alwaar de woede zulk een byfleren rol fpeelde, dat het verhaal alle geloof te boven gaat. Wy hebben gezegd dat de plonderaars aan de bewoonfter van 't Onderhuis eenigen tyd toegeltaan hadden, om haar huisraad te bergen ; maar fchoon deeze zwaarigheid uit den weg geruimd was , bleef 'er nog eene andere overig : naamlyk dat 'er in dit huis twee pakzolders waren, waar van de eene met Engelfche Manufactuuren van den Heere Abraham van Broyel, en de andere met ongebondene boeken van den Boekverkooper Salomon Schouten belegd was. De regtvaardigheid eischte dat men deeze goederen niet aantastte, als niets met den Directeur gemeen hebbende; men gaf dan vryheid aan de eigenaars, om dezelve te bergen : anderen hadden de beleefdheid om de bedienden van den laatstgenoemden te helpen, in het aflaaten van zyne goederen; hoewel eenige onverlaaten, dien dit zammelcn verdroot, tot driemaalen toe het windastouw affneeden. Het fpel begon wel in den avond, met zuipen en zwelgen; maar de plondering svoedde meest in den nagt en den morgen- ftond.  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 93 ftond. Tot in den top van 't huis en in een vierkant torentje, dat boven het dak uitftak, werden de houten' venfters uitgeligt en alles ter neder geworpen, met zulk een onbefuisde dolheid, dat door het vallen van één deezer ftukken, één der plonderaaren half verpletterd werdt, zonder dat zig iemand daar mede bekreunde;en zo er eenig medelyden geweest is, zal men zulks by de bezadigde aanfchouwers alleen hebben kunnen vinden: want de overvloed van de keurigfte wynen hadt de herfenen der plonderaaren zodanig ontfteld, dat zy alle menschlykheid fcheenen uitgefchud te hebben. Men hadt niet genoeg aan tweeendertig duizend afgetapte flesfen, die men elkander uit het huis toefmeet, waar toe de wyven haare voorfchootcn ophielden, om ze te vangen : ftukvaten en oxhoofden werden nog den bodem ingeüagcn, zo dat de geweldige ftorting, die daar door veroorzaakt werdt, veelen.ter neder velde, waar van men niet weet of zy verfmoord of weder te regt gekomen zyn; wie viel, bleef leggen ; niemand bekommerde zig over zynen makker. Gruwelyk was de onbefchaamdheid , oneerbaarheid en wellust, die hier openlyk gepleegd werdt; ja men ontzag zig niet, de^allerftrafbaarfte ontugt voor elks oogen te brengen, die alle eerbaare aangezigten van fchaamte deedt bloozen. Een vrouwmensch is, gantsch naakt, dood uit het huis gebragt. Men bragt 'er den tyd door met zingen en fpringen, waar namen, zyn genoegen hebbende, weder aan 't ver- 748.  174*. 94 AMSTERDAMS III. Deel. nielen of zuipen ging. Eenigen, door den drank bevangen, vieJen boven op de geplonderde goederen, die in den Agterburgwal dreeven. Op 'c laatst droegen zy de flesfen en vaten uit den kelder naar boven, en gingen 'er goed fier mede maaken: want eenigen, door de lterke wynlugt bevangen, konden het beneden niet langer houden. Op één der kamers flxoomde de wyn zo hoog, dat 'er de meesten als beesten in lagen: want de hooge dorpel belette het wegvloeijen. Agter het huis was een plat met lood bekleed, daar men geen ftoelen of banken vondt om op te zitten , vermits die allen reeds verbroken waren ; dies maakte men het lood aan de kanten los, rolde het op en ging 'er op zitten. De ankers wyn, die zy op het plat gebragt hadden, floegen zy den bodem in; fommigen, zegt men, fchepten 'er den wyn met een gebroken' waterpot uit, en zoopen zo lang, tot dat zy in onmagt vielen. Men kreeg geduurig versch volk, of zulken, die hun genoegen by anderen niet gevonden hadden ; elk, die wilde«liep in en uit, en van onder naar boven , daar men allen, die drinken wilden, met een zinloos geuich ontving. De fchade,die hier door aan /an Aarsfen toegebragt is, werdt op een seer aanzienlyke fomme begroot. Men :egt dat de meergemelde Zweed , in de ïitre der plonderinge, een' man met een :leêrflok dood fmeet. Men was aan dit mis met woeden bezig, van 's Maandags vonds, tot aan den morgenllond van den vol-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 95 volgenden Woensdag. Aan 't Onderhuis, dat op den Agterburgwal uitkwam, en door een Kledermaaker bewoond werdt, floeg men de glazen in , en brak 'er eenig huisgeraad. Men liet hem egter voor het overige metvreden, onder beding dat hy by alles, wat 'er voorviel, zig ftil zou houden. Een half uur na dat men by van Aarslen begonnen was, woedde een andere party, op de zelfde wyze , by een vierden Directeur van de Wynen, die op de Gelderfchc Kaay by den Schreijershoek woonde; alwaar ook, na het vernielen van al het huisraad, het zwelgen , zuipen en wegfpoelen van den wyn niet minder was, dan by meergemelden van Aarsfen; fmytende de plonderaars de keurigfle wynen, met volle flesfen, in en over den Burgwal. Het volk , zou, in de regte plaatfe van het huis van van Goor, vcrbysterd, fchier zyn fchendlust by eenen anderen den ruimen toom gevierd hebben; maar men wees hen, om zig zeiven in zekerheid te Hellen, welhaast het regte huis, 't welk zo vreeslyk geplonderd werdt , dat de knegt, die uit getrouwdheid,met 'er haast, de kinderen op een veilige pla-ts bragt, van alles niet anders, dan de klederen, die hy aan 't lyf hadc, overig hielde. Op den zelfden Maandag avond werdt ook het huis van Jan Koster, Pagter van het Brandhout, op den Voorburgwal, benevens dat van Frans Mulder, op de Prin' fegragt over de Westennarkt, geplonderd, 0 Dee 1748. My van Goor. By Koster, en F. Mulder.  Ï743. By P. Heus. r ■■ v' .7001; By H. van Haaf 96 AMSTERDAMS III. Deel. Deeze twee hadden den Impost van het Beestiaal over Amflelland, in gemeenfchap. Na negen uure begon men by P. Heus te pionderen; hy was Kolleeteur varl den Impost op de Zeep, en woonde op den Voorburgwal, by de St. Nicolaasftraat; men hadt, egter, by den eerst- en laatstgenoemden , de voorzigcigheid gehad om zo veel goed in zekerheid te brengen, eer de plonderaars kwamen, dat 'er weinig te vernielen viel. 's Nagts ten half één uure, tusfchenMaan. dag en Dingsdag, trokken eenigen naar de Keizersgragt over den geweezen Schouwburg, naar het huis van Hendrik van Haaf, Deurwaarder van des Gemeenen Lands middelen , die door den Pagter Lublink het meest geëmployeerd werdt. Maar de onkunde, om het regte huis te vinden, dreef de woedende menigte naar den Bakker, die op den naasten hoek woonde, welke, met verbaasdheid ten bedde uitgeklopt zynde, genoodzaakt werdt hun het huis te wyzen: tegenflreeven kon niet baaten.. indien hy zig zeiven geen gevaar op den hals wilde haaien. Derhalven trok hy met hun, en wees hun het huis aan; waar na hy verlof kreeg om/het overige van den nagt gerust te bedde te blyven liggen. Zy. gingen hier ook met eene afgryslyke dolheid te werk, vermorzelende al het huisraad. De ftaande en leggende haardplaaten werden weggebroken, en in 't water gefmeeten; welk lor alles, wat 'er gevonden werdt, meie ondergaan moest. Dus  XXVI. Boek. Geschiedenissen, gy Dus liep de nagt ten einde, zonder dat de aanbreekende morgen geruster dag dan den voorigen beloofde. De geheele Stad was nu op de been, daar de meesten (hoewel niet goed Pagtersgezind) met afgryzen de uitwerkzelen der onzinnige verwoesting befchouwden. Veelen vondt men hier en daar fmoordronken langs de ftraat liggen ; anderen trokken al danzende naar deezen en geenen, daar zy waanden dat nog drank overgefchooten was; met één woord, alles was in een fchroomelyke verwarringe: want de Burgery hieldt zig in huis. In fommige Wyken hadt men 's Maandags wel de trommel geroerd, maar met weinig vrugts. Een zekere trommelflager werdt, in één van de agterfte Wyken, van zynen trommel beroofd, dien men in het water fmeet: dies hy, de zaak te gevaarlyk vindende om voort te gaan, zig gelukkig rekende van het nog met een heelen huid ontkoomen té zyn. De Korporaal van de Wyk waagde het egter nog eens, met een anderen trommelflager , de ronde te doen, om volk in de wapenen te brengen; doch mede geheel zonder vrugt. Op andere plaatfen bemoeiden de Luitenants, Vaandrigs en Sergeanten zig om huis aan huis te gaan, om hunne onderhebbende manfchap tot ftuiting der verdere verwoestingen te beweegen; maar eenigen weigerden volmondig de Pagters te helpen: anderen bleeven weg, om dat hunne buuren niet mede wilden gaan: dus liet men de plonderaars huishouden zo als het hun goed dagt. XV. Stuk. G Dings-  98 AMSTERDAMS III. Deel. 1748. By C. van der Horst. Dingsdags morgens vergaderde, terwyl men by van Aarsfen nog midden in 't pionderen ftondc, een groote hoop volks op den Vygendam, voor het huis van Clement van der Horst , een anderen der Wyndirecteuren, naardien het gerugt overal verfpreid was, dat hy eerlang aan de beurt ftondt. Maar de aanvoerders, die meest by van Aarsfen waren, daagden eerst tegen den middag op. Men hadt de goederen wel uit den winkel, die meest in hoeden, kousfen, mutfen en zyden fjerpen belfond, zo veel men kon, geborgen , de deur en venflers geflooten, en 't huis te huur gezet; doch dit was een zwakke waarborg : de plonderaars lieten zig zo ligt niet te vreden Hellen, maar vielen met allen man aan, en hadden welhaast den doorgang van den Vygendam zodanig met vernielde goederen geflopt, dat men 'er naauwlyks door kon. Dien zelfden morgen waren ook verfcheidene perfoonen in welgegronde bekommeringe, dat hun dergelyk noodlot mede te beurt zou vallen; want de fpraak ging, dat men voorneemens was, om allen, die ooit eenig deel aan pagten of imposten gehad hadden, aan te tasten, 't zy dat zy die in eigen perfoon gehad hadden, of dat men wist dat hunne Ouders zig daar mede, ten eenigen tyde, hadden opgehouden : ja fommigen dreigden, alle Pagters en Verklikkers te zullen uitroeijen, tot in *t vierde gelid. Men zag 'er waarlyk een voorbeeld van,by zekeren Wynkooper,op deo  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 99 den hoek van de Bloemgragt, wiens Vader Pagter van het Zout geweest was, en by een' Sleeper, op de Baangragt, by deEgelantiersgragt, wiens Vader de Pagt van 't Brandhout gehad hadt. Beider huizen werden met eene gruwzaame pionderinge gedreigd , en 'er begon reeds veel volks te vergaderen; maar men hadt het geluk van de menigte ter neder te zetten, door beleefdheid en goede woorden. Deeze gerugren deeden, hier en daar, verfcheidene perfoonen, by hunne getrouwde buuren en vrienden, het beste hunner effecten in veiligheid, brengen: want, elk die maar eenig» zins bekend was voor een' Pagter, liep groot gevaar om de verwoesters aan zyn huis te krygen. Terwyl men, op den Vygendam, by van der Horst nog op het yverigfte met vernielen bezig was, werdt de Stadsklok geluid, en vervolgens deeden hunne Wel Ed. de Heeren van den Geregte afleezen deeze NOTIFICATIE. Myne Heeren van den Geregte der Stadt Amfterdam tot hun overgroot leedwezen ondervindende de beweginge onder zommige Inwoonders dezer Stadt ontflaan, notificeeren by dezen, dat de Heeren Burgemeesteren van de voornoemde bewegingen en de inclinatie van de Ingezetenen dezer Stadt kennisfe hebben gegeven aan Haar Ed. Gr. Mog. en aan Zyne Doorlugtige Hoogheid, den Heere Prinfe van G 2 Oran. 1748.  too AMSTERDAMS III. Deel. 1748. Oranje en Nasfau, onzen Erf- Stadhouder, omme met dezelve te overleggen, hoe aan de oorzake van die beweeginge ten dienfte van den Lande , en ten besten van de Burgeren en de Ingezetenen van dien mogte worden weggenomen, of geremedieerd; vermanende en gelastende met advies van de Heeren zesendertig Raaden, ondertusfchen allen en een iegelyk, in afwagtinge van de ordre van Haar Ed. Gr. Mog. en Zyne Doorlugtrge Hoogheid , den Heere Prinfe van Oranje en Nasfau, geen oorzaak tot verdere beweeginge te geven; en ten einde het zelve te meerder voor te komen, bevelen myne Heeren voornoemt , alle goede Burgeren en Ingezetenen , zig op de eerfte aanzegginge, aan~ flonds te vervoegen in de Wapenen voor het huis van den Vaandrig, of daar dezelve gewoon zyn te verzamelen, omme onder hunne respective Kapiteinen, of derzelver plaats reprefenterende, in gevolge den Eed aan deeze Stadt gedaan, malkandéren voor alle geweld en overlast, met lyf, goed en bloed te befchermen. Deeze Notificatie, waar uit de Burgery ten klaarften zag, dat Hun Wel Ed. de Gemeente, in de denkbeelden, welke deeze van de nadeeligheid der verpagtingen voor 's Lands Finantiën,en 't welzyn der Ingezeetenen hadt opgevat , zo veel mogelyk ware, te gemoete kwamen, was, hoewel niet op het zelfde oogenblik, maar eenige uuren daarna, van de gewenschte uitwerking.  XXVI.Boek. Geschiedenissen, ioi king. Het werdt ook ruim tyd voor de Burgery, om deezen woedenden hoop tegenftand te bieden, die nog even do voortging, en na den middag, behalven de Kollecteurs Huisjes aan de meeste Brouwcryen, en die op den Stadswal aan de Molens, nog aan hunnen fchendlust opofferde, de buizen van P. van Spaa, Deurwaarder van des Gemeenen Lands middelen, op de Noordermarkt , van K. Prins, geweezen Kommies der Wyndirccteurcn, op de Pnnfegragt by de Lcidfchegragt, en van J. de Marré Pagter van de Stads Excyns op de Huiden, da'ar zy, gelyk by de voorigen alles vernielden, behalven by den laatstgemelden, die vry kwam met het infmyten van zyne glazen. Daarenboven hebben zy , hier en daar, by eenige zogenaamde Verklikkers, den zelfden rol gefpeeld. Het begon dus voor de Burgery ernftieer te worden, naardien verfcheidene welgegoede Ingezeetenen , nu men met. dt Pagters, ten naasten by,gedaan werk hadt: bedreigd werden. Wy zullen nog eersi eenige Haaltjes van deezen aart verhaalen. benevens verfcheidene andere vreemde ontmoetingen , die, hier en daar, de plonderaan in hun voorneemen verhinderden, eer wj van de uitwerkfelen der bovengemelde INo tificatie fpreeken. 's Maandags kwamen eenige plonderaan aan 't huis van den Pagter H. Haverkamp in voorneemen om het tc verwoesten : maar deeze , ruim zo voorzichtig als zyn< medebroeders, hadt zyne goederen m vei G 3 "i 1748- By van Spaa, Prins en j. de 'Marré. ; 't Voorneemen' by Ha1 verkamp ! gettuiu  Ï74S\ A!s ook by N. Lublink. m AMSTERDAMS III.Deel, ligheid gebragt, en het huis te huur gezet, om teriiond in te vaaren. Het volk, 't welk oordeelde, dat zulks alleeniyk om hen te misleiden gefchied was, drong egter hard aan om 'er in te koomen. Een Heer, wiens vrouws Zuster de eigenaaresfe van het huis was, verzekerde dat 'er niets ten beste was: opende, om hun allen vermoeden te beneemen , de deur , en liet hun zien, dat alles ledig was; betuigende daarenboven, dat niemand anders dan zyne Schoonzuster eigendom aan 't huis hadt. Hier mede nog niet voldaan zynde, eischten zy deeze te fpreeken, onder de kragtigfle verzekeringen , dat haar geen leed bejegenen zou. Dit moest men toeftaan. Zy , de eigenaaresfe ondervraagd hebbende, begeerden van haar, dat zy met eede zou bevestigen, dat de Pagter geen deel aan 't huis had; waarna zy , in dit opzigc te vreden gefield, zonder verder geweld vertrokken, *t Gelukte hun ook niet, overal , waar zy wel wilden , den baas te fpeelen : want op fommige plaatfen vonden zy den Waard t'huis ; doch als 'er flagen te wagten waren, droopen zy, als bloodaarts af. Een troep volks verfcheen voor het huis van Nicolaas Lublink , Broeder van den Pagter en Koopman in Tabak, in meening om het te pionderen : want de fpraak ging, dat de beste effecten geborgen waren; en by, op deeze ontmoeting verdagt, hadt zyn Werkvolk, dat een groot getal uitmaakte ,  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 103 te de wagt van zyn huis toebetrouwd, en wapenen aan hun uitgedeeld, yoorneemens zynde om geweld met geweld te keeren. Ten dien einde hadt hy ook zynen zolder met een braaven hoop oude dakpannen beftapeld; ook zegt men, dat 'er eenige draaibasfen in huis waren , om met dat tuig de plonderaars by hunne aankomst te begroeten. Zy begonnen dan voor zyne deur te verzamelen, en blyken te geeven van te zullen aanvallen ; maar Lublink liet hen van den toeftel, dien men gereed gemaakt hadt , niet lang onkundig : de manfchap tradt voor den dag en de verwoesters onder de oogen, die geen lust hebbende om hier hunne kragt te beproeven, elders hun fortuin gingen zoeken ; wordende verder afgefchrikt door de Kompagnie Burgers van de WykN'. X, welke den gantfchen nagt in de wapenen bleef. Men kwam ook, met dit voorneemen, Dingsdags morgens, op de Jooden-Breeftraat by Jan Barend Reekers, doende een groote Gruttery of Kommenywinkel, en , in de wandeling , de ryke Boer genaamd. Maar de Jooden kwamen tot zyne befcherming op, en wilden niet dulden, dat hem eenig leed overkwam. Want, behalven dat veelen aan hem verpligt waren, fcheenen zy hunne eer te {lellen, in het.fchoon houden van hunne buurt; zo dat de plonderaars, tegen de vereenigde kragt van deeze Natie geen kans ziende te beflaan, genoodzaakt waren te vertrekken. De Jooden verhinderden ook het pionderen van G 4 eer 1748. Mede by J. B. Reekers. l  1748 En op d< Brouwersgragt. 104 AMSTERDAMS III. Deel. een huis op de Muiderftraat, daar iemand woonde, die voorheen Pagter geweest was. By de Brouwery de Waereld, hadden zy * ter beveiliginge van het Kollecteurs- Huisje, een bolwerk van halve vaten op een geflapeld, in welke verfchansfinge zy de verwoestcrs afwagtten ; die deezen toeftel ziende, al morrende aftrokken, en hunnen moed aan het Houttellershuisje op de Houtmarkt gingen koelen. Op den hoek van de Brouwersgragt en Keizersgragt hadden de plonderaars, Dingsdags namiddags, ook eene dergelyke ontmoeting. Zy trokken derwaarts, na dat zy het huisje by de Brouwery het Lam, en de twee huisjes op de Schans, by de Roozegragt en Raampoort, hadden afgebroken. Aldaar was een Herberg, bekend by den naam van Grootendorst , welke mede op de lyst der huizen ifondt, die men pionderen moest. Maar de bewooner, van dat voorneemen tydig kennis hebbende, verzogt eenige wel gerefolveerde manfehap, om zyn huis voor verwoesting te befchermen. Een tamelyk getal van deeze manfehap bekoomen hebbende, posteerde hy dezelve tegen de aankomst der ongenoodigde gasten in 'c Voorhuis, allen met goede mesfen en ander tuig gewapend. Toen de plonderaars, met een groot getier en gefchreeuw, alhier halte hielden, tradt één deezer knaapen voor den dag , met een kan Rotterdammer Bier, en Yprak éénen der voornaamfte Belhamels dus aan: Mannen , zo je een glaasje met ons wilt drin^ ken,  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 105 ken - dat is tot je dienst ; maar komje 1 om het huis te pionderen, dan zullen we Te wel ontvangen, en (tevens zyn mes trekkende) je kunt verzekerd weezen , dat le je met dit entje fiaal zeer wel zullen toe/lellen. Deeze korte redenvoering, met ernst en yver uitgefproken hadt het gehoopte gevolg; want de bende vertrok. Dercelvke bejegening troffen zy ook aan oï^ lWemmerd> by de Haarlemmerfluis, by Schutte, die eenig Scheepsvolk in huis hadt, mede wel voorzien van goede mesfen; 't welk oorzaak was, dat deeze beide ongemoeid bleeven. Om dergelykc redenen, is het V eeschhouwers-Komptoir,agter de grooteVleesch- hal ook bevryd gebleeven, fchoon het m de op den plonderrol ftondt. Men ver• bekerde dat de meeste knegts tegen de verwoesters op hunne hoede waren, voorneemens zynde, om by den eerften aanval, onder den ruigen hoop, niet hunne kapmesfen in 't honderd te hakken; dan dit byster onthaal niet van hunnen fmaak zynde , durfden zy niet waageti , om aldaar hunnen huid in gevaar te Hellen: dies bleef de voorgenomene plondering agter. Met grootere ontroeringe en gevaar ontkwam de Hospita van het Wynkoopers Güdehuis, in de Koeftraat, de voorgenomene plondering. Een party volks aeedt deeze vrouw met reden voor het ergfte vreezen: te meer, toen één uit den hoop naar binnen drong welken zy, met traanen in de oogen, tot medelyden en bevrydmg G 5 van 748* Baldadigheidin de Koeftraat.  *74« De Burgerykoomt in de wapenen. 106* AMSTERDAMS III. Deel. . van plondering tragtte te bevveegen, met betuiginge, dac zy flegts als bediende het huis bewoonde. Deeze onverlaat, haar in onzekerheid laatende, eischte, op eene meesteragtige en onbefchofte wyze, dat zy eenige fpyze voor hem klaar zou maaken; 't welk zy genoodzaakt was te doen. Hy met die gedienifigheid niet voldaan, dwong, daarenboven, de onnozele vrouw, toen hy zou beginnen te eeten, dat zy op haare knieën een gebed voor hem zou doen: middelerwyl lag hy een groot mes aan zyne zyde op den tafel, om haar in ontzag te houden. Toen hy zynen hongerigen balg naar genoegen opgepropt hadt, vertrok hy, en hadt de onbefchaamdheid nog van de arme vrouw te raaden, dat zy zig voor de ontfteltenis zou doen laaten. Het hollend paard, nu naar toom noch breidel luisterende, liep zig zeiven blind; de woede overmeesterde de reden ; alle vreeze voor ftraffe was verlooren. 't Werdt derhalven tyd, dat de Burgery de algemeene rust in befcherminge nam. Zulks begonnen ook de meeste welmeenende Burgers al te klaar te zien, om langer met de handen over elkander te blyven zitten, en de verwoesters gewonnen fpel te geeven. Veele Kompagniën Burgers geraakten, in den namiddag,in de wapenen ; eenigen gingen post vatten in het Stadhuis en de Nieuwe Kerk, anderen op de Westerhal en in de Wester- en Gasthuis-Kerk. Men bezette ook het Oostindifche Huis en de Re- gu-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 107 guliers Waag', daarenboven trokken ver- 1 fcheidene Patrouilles door de Stad, die voornaarnlyk het oog hielden op zulke olaatfen, daar het meeste gevaar te dugten ftondt. Men deedt ook, in zommige Wyken, huis aan huis, zonder trommelflag, aanzegging', om aanflonds in t geweer te koomen, zo voor de Contribuanten als waakende Burgers. De Waagdraagers , Bierdraagers en Turfdraagers ontvongen, ten zelfden tyde, bevel om in de wapenen te verfchynen. Honderd en vyftig der laatsteemeiden haalden 's avonds hunne wapens van het Stadhuis, dat meest in oudemetsch 7vdee\veer en Kondftokken beflondt. De Contribuanten van fommige Wyken haalden fnaphaanen van de Geweerkamer. By anderen werdt een flede met geweer door de Wvk gereeden , waar uit ieder, die lust hadt, zig zeiven voorzag, om, benevens zyne medeburgers, de woedende menigte te keer te gaan. Dus geraakte alle man in de wapenen, en zv verfpreidden zig door de Stad. Het bleek nog, in den zelfden avond, van wat nut dit optrekken der Burgeren ware. Omtrent ten zeven uure keerden eenige Komoagniën te rug, op de Westzyde van den Singel, by de Bergftraat, en aan de Oostzyde by deLynbaanfleeg, die,na eeniee wapenoefening uit elkander gingen, Zy werden egter verzogt, op den eeriter trommelflag, gereed te zyn, om op hunne Loopplaats te verfchynen, al ware he zelfs in den nagt. Men had, zo t fchynt 748,  Ï748. De plonderaarszoeken te vergeefschnaar A. ten Have. 1 j Worden I gefluit t by Webber, op ' den 1 Blaauw- Jj burgwal. 108 AMSTERDAMS Hf. Deel. volgens de gerugten, die de Plonderaars lieten loopen, bekommering opgevat, dat het een huis in deeze buurt zou gelden. De afgetrokkene Burgers waren nog niet allen uit het gezigt, of men hoorde een yslyk gefchreeuw en getier, aan den kant van de Jan-Rooden-Poorts Torenfluis, en zag een bende plonderaars, naar de Bergftraat in aantogt, wel gewapend met groote mesfen, Hokken, bylen en hakmesfen. Digt by de laatstgenoemde ftraat hielden zy ftil, en veroorzaakten eenen ongelooflyken fchrik, aan de inwooners van zeker huis, daar zy waanden te moeten zyn: maar ziende dat 'er boter in 't gros verkogt werdc, trokken zy weder een weinig voort -, om het huis, dat zy zogten, te vinden. Zy maakten wel eenige beweeging voor fommige huizen, maar waren telkens in de keuze van het regte verbysterd: want zy hadden het, naar vermoeden, gelaaden op Abraham ten Have, dien zy op den Singel meenden te zullen vinden, doch die, tot zyn geluk, in de Bergftraat woonde. Deeze man werdt by hen voor een bedienle van een' Pagter gehouden, en dit was •eden genoeg om hem aan te vallen; hoevel hy, federt, zig zeiven, door openbaare )ekendmaaking, hier van gezuiverd heeft, vïen wist dan zyn huis niet te vinden. 3m egter geene vergeeffche reize te doen , rok men voort naar den Blaauwburgwal, nn aan een Pagtersbediende, Webber gebeten , de fchade te verhaalen. Hier geoomen zynde, viel de menigte zo fchie- lyk  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 109 lYk en verwoed in huis, dat eer men uit de Lynbaanfteeg,van de overzyde te hulp Ton koomen, de plonderaars reeds bezig waren, met het vernielen van bed en bedegoed , 'twelk ineen oogenblik opgefneeden was, en in 't water lag. Gelukkiglyk verfcheen, onder dit rumoer, een Kompagnie Burgers, onder den Kapitein Mattheus Lestevenon Abrahamsz , die van verreeenige beweeging bemerkende, yanden kant van de Heeregragt derwaarts kwam , fnnedirr den toegang bezette, ler- ftond floot elk deuren en ^venter>, ^ wyl fommige Burgers tegen de plonderaars m huis drong^, vuur gaverieneenigen uit den hoop kwetften. Aanftonds liepen aanfehouwers en verwoesters heenen om hun Ivf te bergen, alzo men meende, dat S verfcheidene dood gefchooten waren; 't welk men naderhand ontdekte onwaar te zyn. Middelerwyl daagde nog een tweede Kompagnie Burgers, onder den KapiteinTheodorus Wynants, op , die den Blauwburgwal aan de noortzyde: affloot Hier by liet zig zeer fpoedig eene derde Kompagnie, onder den Kapitein Jan Frederik Berewouts, vinden, die, van de Korsjesftee met den degen in dè vuist, en redden hunnen medgezel. Hier door ontftondt een yslyk geroep, van hou vast! laat los! val aan! fommige verwoesters werden gegreepen en in hegtenis gebragt. De toegang over den Lynbaansbrug was nog een wyl opengelaaten ; maar eenige Burgers trokken derwaarts, om de toevloeiende menigte van daar te verdryyen. Een Onderofficier riep overluid: dat ieder zynen weg te gaan hadt, zo zy lyf en leven liefhadden: want dat men op de kwaadwilligen zou losbranden. Deeze bedreigingen hadden zo veel indruk, dat de meesten afdeinsden; fommigen onder een woest en onzinnig gefchreeuw, en anderen al itil naar een goed heen koomen Eenigen worden gevangen. vertrokken zo Ipoedig als mogelyk ware. loen de menigte verre genoeg geweeken was, werdt de Valbrug opgehaald; dit deedt men ook aan de Korsjesbrug: zo dat hieromtrent nu alle toegangen afgefneeden waren. Daarenboven plaadte zig een wagt Burgersin de Bergftraat, ter beveiliginge van A. ten Have. De Kompagnie van den Heere Schepen Dedel maakte ondertusfchen de Heereltraat fchoon. Na dat alle deeze voorzorgen genomen waren, begon men huiszoeking te doen by Webber, daar verfcheidene Plonderaars zig over het dak wisten te bergen. In den morgenfbnd vondc men een jongen, die op 't dak geklom-  XXVI.Boek. Geschiedenissen, iii klommen was, en zig in de fnyding tusfchen twee huizen verfchoolen hadt. Men bragt hem, dien men voor één der Belhamels hieldt, benevens eenige anderen, in hegtenis. ; , Terwyl de Burgery aoende was om den Blaauwburgwal en Bergflraat in veiligheid te Hellen,ftak het onweder, aan een anderen kant, met geen minder felheid op. Aan de Oostzyde van den Nieuwezyds Voorburgwal , het tweede huis van de Geertruiileeg, woonde een Kleeremaaker, op vvien men aanviel: niet om dat hy deel hadt aan eenige Pagten; maar om dat hy een Uithangbord voor zyn huis hadt waai op Karei de XII, Koning van Zweeden, uitgebeeld itondt , zonder hoed op hei hoofd, gelyk alle de afbeeldingen van deezen Vorst hem vertoonen. De Kleeremaaker getuigde, dat hy reeds des Zaturdagi in de voorige week, 's nagts omtrent hal: één uure, eenig gerucht voor zyn huis gehoord hadt, van fommigen, die het Borc hadden willen wegbreeken ; waar toe zy eei lang touw, dat over hetzelve gegooid was gebruikt hadden; maar zonder vrugt. H] vondt ook 's morgens een briefje bovei zynen naam geplakt, waar in men, met bar baarfche letteren en gebrokene kromtaal egter vrv welfpreekende in 'druk van fchel den, te "kennen gaf, waarom dit Bord ai gebroken moest worden. De Kleeremaa ker hadt evenwel weinig aandoening vai dit geval, zig verbeeldende, dat deeze be dreiging van geen gevolg zou zyn. Doe! 1748. bedrag /an een iweed, >y zekeren Kleeremaa.kev. 1 1 t  ii2 AMSTERDAMS III. Deel» hy maakte eene kwaade rekening. Want des Dingsdags avonds kwam aan zyn huis een forfche vent, kloek van gellalte, bars van gelaat en weergaloos in kragten: 't was een Zweed, en één van de. Opperhoofden der plonderaaren , dien men gezien hadt by de meeste verwoestingen , daar alles van zyne hand vloog. Het was de zelfde, dïe by Goedval de hardlleenen Vaas van den gevel hadt gerukt, en van welken de verhaalen getuigen, dat hy, in de plonderinge by van Aarsfen, een onfchuldigen aanfchouwer met een kleerftok, dien hy, in dolle woede, uit het venfter fmeet, dood gegooid hadt. Deeze kwant dan kwam aan 't gemelde huis, vergezeld van twee anderen, gelyk hy,gekleed infcheepsgewaad; zynde de eene , zo als hy voorgaf, een Vries, die hem voor Tolk diende, en de andere een Scheepstimmerman. Zy traden zamen op den floep, terwyl een groot getal flegt volkje zig voor het huis posteerde, waar onder, zo men meent, de voorheen gemelde Mat van den Nieuwendyk één van de voorden was ; flegts op de leus, om den aanval te beginnen, wagtende. De Zweed betuigde eerst zyn ongenoegen, over den hoon, dien men zynen Koning, door deeze afbeelding, aan.leedt; roemende dat de vermaardheid zyner daaden hem by ieder ontzaglyk gemaakt hadt, en dat deeze Vorst, derhal ven, in zulk eene geflalte niet behoorde gefchillerd te worden, als of hy onder 't ontzag ran anderen flondt; met meer dergelyke praat- 1748.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 113 praatjes, die men, om zyn kromtaal, naauwlyks verftaan kon. Hierop beval hy,zonder veel omwegs, dat men het bord zou afbreeken. De bewooners van het huis, benevens een Kapitein van een koopvaardyfchip, die aldaar woonde , en by geluk t'huis was, poogden hem met zagte woorden neder te zetten, onder belofte dat men het bord af breeken, en ten dien einde aanftonds een Smit ontbieden zou; maar hy hoorde naar niets, en zeide, dat hy de timmerlieden , om het weg te neemen, reeds by der handhadt,dieditwerk,zon de rSmit, weizouden verrichten. Toen friet hy de deur open , drong met geweld in huis en naar agteren, gevolgd van den Vries, terwyl de Scheepstimmerman in 't voorhuis bleef. Hier eischte hy een glas bier, 't welk men hem gaf; maar hy wierp het, even aan zyn' mond gehad hebbende, over zyn hoofd aan gruis; begon , op nieuw, over het bord te morren, en' eischte, in dergelyke bewoordingen als op het gemelde briefje ftonden, dat men het wegbreeken zou: zo dat men 't voor waarfchynlyk hielde, dat het gezegde gefchrift van "zyn maakfel was. Hy beduidde , op eene onbefchofte wyze, aan den voornoemden Kapitein, hoe hy den hoed op het hoofd zyns Konings afgebeeld wilde hebben, neemende den Kapitein den hoed van 't hoofd, en dien op 't zyne zettende» Aan een' Burger, die by geval in huis was gekoomen, leerde hy ook, op eene onfatfoenlyke wyze, hoe de Koning zyn degen moest trekken , met een rotting, dien hy deezen XV. Stuk. H mar 1748.  M4 AMSTERDAMS III. Deel. man ontrukte, en waar mede hy zig in postuur van flaan flelde.. Ondertusfchen zag hy geduurig rond, om van de Kas het eene of andere af te fmyten; maar de Kapitein wederhieldt hem telkens. Hy gaf ook te kennen, dat hy voorneemens was om by de naaste buuren van den Kleeremaaker zynen plonderrol te fpeelen; dreigende, by den eenen de Horlogies te zullen gaan opwinden, en by den anderen de Sits te meeten; uit welke bedreigingen men ligtlyk kan opmaaken, wat de goede Ingezeetenen over 't hoofd zou gehangen hebben, zo de verwoesters niet, gelukkiglyk, door de Burgery , gekeerd waren. De Kleere. maaker, die met de Kompagnie van zyne Wyk zo even van de wagt gekoomen was, ziende dat hy gevaar van pionderen liep, floop onder dit geweld ftil ter deure uit, in hoope dat by nog wel eenigen van zyne medeburgeren in 't geweer zou vinden. De Burger, die in huis was, liep ook naar buiten , om eenige manfchap tot hulp te verzoeken. Zy waren naauwlyks aan de Nieuwftraat gekoomen, of de Kleeremaaker zag, tor zyn geluk, eenige Burgers uit de Kompagnie van Kapitein van Hemert, die naar den Blaauwburgwal waren afgezonden, maar, hier te hulp geroepen wordende, met "er haast herwaarts trokken. Digt by 't huis van den Kleeremaaker gekoomen zynde , dreeven zy het Gemeen wel haast op de vlugt. De Zweed was evenwel door dit gezigt niet verzaagd geworden, en wilde het huis niet uit: waarom de Scheeps-Ka- pi-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 115 pitein , ziende dat de aankoomende Burgers het gepeupel deeden wyken, hem by 't wambuis greep, en met ftoute woorden, verzeld van twee fterke handen, het huis uitftiet, niettegenftaande de Zweed zynen voet tegen den post van de deur zette. Nu was hy 't huis wel uit; maar dit belette niet dat hy nog even onzinnig, onder het afligten van zynen hoed, geboodt dat het bord weg moest. Kapitein van Hemert, die zig aan 't hoofd van zyne manfehap geplaatst hadt, tradt hier op toe, en zogt hem met alle minzaame redenen te doen deinzen, onder herhaalde belofte, dat men zorge zou draagen, dat het bord afgebroken werdt; maar deeze onverlaat, door harde noch zagte middelen te beweegen zynde, bleef even onzinnig, en nep tegen éénen van zyne voornoemde makkers, die een weinig te vooren mede ter deure uitgeraakt waren ; het huis moet evenwel geplonderd worden. Onder dit zeggen •keerde hy weder; maar Kapitein van Hemert hielde hem tegen, met een gevelde piek. Middelerwyl traden de Burgers mede toe en Helden zig in postuur om te fchieten ; doch de Kapitein wilde niet, dat men voor als nog dit laatftc middel gebruiken zou. De Zweed, in plaatfe van het geduld der Burgeren tot zyn voordeel te gebruiken , liep wel een huis of twee voort; maar nogmaals te rug keerende, zeide hy tegen zynen makker, wy kunnen fllle Jeezi Burgers wel overhoop loopen, er) w,Ude tevens met geweld weder naar 't P£ H * Bur 1748.  n6 AMSTERDAMS III. Deel. Burgers, wel ziende dat hier zonder kruid en lood niets te verrigten was, lieten zig niet langer befpotten, gaven vuur en troffen hem met drie kogels, die een einde van zyn baldaadig leeven maakten: zyn makker werdt ook zwaar gekwetst. Een weinig tyds daarna kwam* een andere makker, naamlyk de Vries, die hem, gelyk wy voorheen zeiden, voor tolk diende, maar zig ondertusfchen fchuil gehouden hadt, welke onkundig fcheen te zyn van het noodlot van den Zweed, en begeerde met allen ernst by zynen maatgebragt te worden; waanende dat hy gevangen genomen was, fcholdt hy ondertusfchen de Burgers uit voor een hoop Kanailje; hy beroemde zig ook, dat zo hy nog drie man by zig hadt, hy in ftaat was hen allen weg te jaagen. Onder dit tieren en raazen trok hy zyn mes tegen de Burgers , die, wel ziende dat leeze onverlaat op geene andere wyze, ian de voorige, te ftillen was, op hem aandelen metfteeken, flaan en fchieten; waar loor hy zo deerlyk gekwetst werdt, dat ïy twee dagen daarna overleedt. Het ligïaam van den Zweed werdt, 's avonds omrent elf uure, weggehaald, en naar 't kadhuis gebragt. Verders bleeven de Burgers dien nagt de wagt houden, voor het mis van den Kleeremaaker, fchoon de opoerige menigte, haar opperhoofd dus zienIe te pal koomen, niet lang gezammeld hadIe in 't wyken, en, voor dergelyken ontaai vreezende, gefcheiden ware. Volgens e verhaalen van de Burgers, die in deezen nags 1748. De Zweed wordt doodge- fchoo- ten.  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 117 met de wagt op het Stadhuis hadden, zyn ~er, in den morgenftond, verfcheidene in de boe'ijen gebragt : want de hoofdwagten zonden telkens eenige manfchap af, die langs de ftraaten Ronde deeden, en alle troepen, die zy by elkander vonden, verftrooiden; neemende fommigen, die men verdagt hielde van niets goeds in den zin te hebben, in hegtenis. Dus yverig waren thans de Burgers om de plondenngen, die zy zo langen tyd onverfchillig befchouwd hadden, te weeren : want het bleek klaar dat niemand zyn lyf noch goed thans meer zeker was, en dat men op de allerbeuzelaetigfte voorwendfels reden meende te hebben om den onfchuldigften aan te vallen. Door deezen byftand der braave Burgeren werden nog veelen van het gedreigde verderf verfchoond: want de verwoesten waren by alle de Directeuren van de Wynpagt,en by de byzondere Wynkoopers, die daar aan eenig deel hadden, nog niet rond geweest. 's Woensdags hoorde men van geene nieuwe plonderingen meer. De baldaadige woede, meer wreed dan kloekmoedig, durfde zig niet langer verftouten, den regtfchapeneyveraarenvoorde algemeene rust onder de oogen te koomen:dies begon men, met een onbefchryflyk genoegen, den dageraat der gewenschte ruste te zien aanbreeken; in welk vooruitzigt men niet weinig gefterkt werdt, door de volgende Publicatie, die de Magiftraat , omtrent den middag , liet afkondigen H 3 " 1748. De zaaken neemen een gunftige» beer.  t%V. De Pagien af^e- fchaft. Nieuwe moei» lyklieden ontflaan. Ut AMSTERDAMS IILDeel. PUBLICATIE. Burgemeesters en Regeerders der Stad Amflerdam , met advies van de Heeren zesendertig Raaden, notificeer en by deezen alle goede Ingezeetenén, dat op de Propofitie van Zyne Hoogheid, den Heere Prinfe van Oranje en Nasfau, Stadhouder van deeze Provintie, op gisteren gedaan by Haar Ed. Gr. Mog. de Heeren Staaten van Holland en Wést - Vriesland, is gerefolveert en goedgevonden, van {Ionden aan de Pagten af te fchafen, lastende en beveelende alle de Ingezeetenén zig daarna te gedraagen, en zig van alle andere feitelykheden, tegens wien het ook zoude mogen zyn, te onthouden. Kort daarna werdt het lighaam van den hoofdplonderaar, den Zweed, die by het huis van den Kleeremaaker dood gefchooten was , op eene horde uit het Stadhuis gefleept en naar 't galgeveld gebragt, alwaar 't , aan het linkerbeen , Werdt opgehangen. Het affchaffen der Pagten, door de Heeren Staaten, ter liefde van de algemeene rust, gedaan, gaf der Burgèrye wel een algemeen geflöegen; maar het gepeupel, gewoon alles met een ftyf hoofd door te dry ven, begaf zig hier en daar voor de huizen der Grutters, Brood- en Koekebakkers, van welke lieden zy, aanftonds, al-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 119 alles voor minder prys wilden hebben. Geheele winkels waren met 'er haast uitverkofft indien men den naam van verkoopen sefven mag, aan afdwingen, voor eenen Srys, dien het gemeen, naar eiger.goeddunken , gefield hadt: want Hunne Ed. Gr. Aetb. hadden den tyd niet gehad, om daar 00 de behoorlyke orde te ftellen. Men verhaalt dat eenige Bakkers genoodzaakt waren, het brood te geeven voor de helft van den gewoonen prys. Eén derzelyen, woonendf op de Bierkaai, by de St.Jansftraat,liep, 's avonds omtrent half tien uure, eroot gevaar van plondering; maar eenige Burgers uit die Wyk, hunnen buurman in deeze verlegenheid ziende, kwamen hem ter hulpe en verdreeven het verzamelde gefpuis Ter plaatfe, alwaar men deeze onderfteunkig zo ras niet by de hand hadt, liepen de zaaken ook zo gemakkelyk niet af Op de Lindegragt, by de Saturdagfche Brug, werdt een Grutter zodanig van dit volk overvallen,dat hy, nevens zyne huisvrouw ,genoodzaakt was,zynen winkel ten prooi te laaten. Men woog en mat meel j zo veel ieder hebben wilde, voor eener, onredelyk laagen prys. Zeker vrouwsperfoon ging in den toonbank airen,, me een fles genever by zig, en fpeelde lustij de baazin, tot groote ontroering van dei Grutter en deszelfs huisvrouw, die zodann door den fchrik getroffen werdt, dat zy 11 «ene krankheid viel , en eenige dage daarna overleedt. Zulk een onbefcheide H 4 ter 1748.  '748. met 120 AMSTERDAMS III. Deel. handel noodzaakte de Burgery, geduurig door de Stad te patrouilleeren , om het oog op alle wanorden, die 'er voorvielen , te houden. De hoofdwagten bleeven ook bezet, benevens de Zuider- en Amftel-Kerken m welke, op de invallende Bedeltonden ' niet gepredikt werdt. Ten einde nu het voorgemelde kwaad de goede rust der Ingezeetenén niet verder zoude ltooren , gaven hunne Ed. Gr Achtb. Donderdags morgens, den zeventienden , order , voor welken prys het brood door de Bakkers zou moeten verkogt worden: en daar mede werdt de rust thans herfteld. Nu overwoog men met aandagt, welke gruwzaame plonderingen hier en elders gepleegd waren, en men kon niet begrypen hoe het mogelyk ware, dat een handvol volks de floutheid hadt durven gebruiken om, in 't gezigt der geheele btad , zulk eene buitenfpoorige verwoesting aan te regten. Men itondt 'er te meer verwonderd over, wanneer men overwoog dat de hoop, voor het grootfte gedeeltt! hadt beftaan in jongens en vrouwlieden die alles, op den wenk van hunne voorgangeren, vernield hadden. Hoewel wy nu en -feï ,fnig SewaS van de drie voornaamlle Belhamels gemaakt hebben, moeten wy er nog een woord of twee van zegden, om hen wat nader te doen kennen De Zweed was gekleed in een blaauw hembd en broek , en liep doorgaans  XXVI.Boek. Geschiedenissen, iüï met een blooten kop; de fchelmagtigheid, moord- en plonder-zugt zagen hem ten oogen uit. Gelyk hy de eerfte in t pionderen geweest was, ontving hy ook allereerst zyn welverdiend loon. De tweede, die door de bende gemeenlyk roet den naam Burgemeester begroet werdt, was zekere.Pieter van Dord, een Tuinman, woonende op het Janhanzenpad, buiten de Raampoort, zynde een voorwerp , dat^door zyn flegt gedrag, reeds by ieder in - t oog geloopen hadt. Zyn Burgemeesterlyke titel was hem gegeeven door zeker wyf, onder het pionderen van het huis van Goedva , oi, zo als andere zeggen , van Tayfpil, alwaar hv een grooten paruik vondt, dien ny op zyn kop zette, na dat hy de knoopen daar van los gemaakt hadt; het wyf hem in die toerustinge ziende, voerde hem toe: dat hy wel een Burgemeester geleek; en zeden dat voorval , heeft hy deezen naam onder de Plonderaars gevoerd. By de meeste plonderingen was hy tegenwoordig geweest, en hadt doorgaans den voortogt. met een langen ftok , waar aan een ftuk ftof, by wyze van een vaandel, gebonder was. Wanneer hy de eene bende aangevoerd , en aan den gang geholpen hadt trok hy, naar men wil, met een ander ge deelte, dat. naar zyne gedagten een Ploej kon uitmaaken, en welk getal doorgaan: over den weg aangroeide , naar een< andere plaats, om zyne manfchap aan werk te helpen. By de meeste Kollec H 5 teurs 1748. Madere jyzonïerbeien van Ie Hoof den der Plonderaaren.  ü* AMSTERDAMS III. Deel. teurs-huisjes, die omgefmeeten werden was hy tegenwoordig. Des Dingsdags ml middags was hy bezig by de Brouwery de Kalkoen om het Huisje af te breeken • maar verftaande dat de Burgery. in 't ge weer, en reeds in aantogt was om hem te verdryven, werdt hy van fchrik getroffen, wierp zynen paruik op den grond, en zeide: daar ligt myn Burgemeesterfchap: hy zette een Engelfche Muts op , en nam de vlugt. Op de Doelenfluis beklaagde hy zig, dat zyn volk hem verlaaten hadt : want de Plonderaars, even dapper als hun Voorganger, hadden hun behoud mede in het loopen gezogt. Zedert wist men niet, waar hy geftooven of gevlogen ware. Donderdags namiddags omtrent half drie uure, vericheen deeze Plondermeester weder ten tooneele, doch in eenen geheel anderen ltaat, dan s Maandags en Dingsdags. De btads modderbeden waren bezig met bet opbaggeren der vernielde goederen, voor het huis van van Haaf; hier fl-ondt hy, vermomd, in een witten Jas, nevens anderen te kyken, en verfoeide de plonderaars, die zo godloos huis gehouden hadden, toonende ukerjyk groote deernis met de Pagters te hebben. Maar eenige jongens, deezen bermhartigen man onder de Dogen ziende, kenden hem welhaast voor Viynheer den Burgemeester, en vraagden iem , waar zyn paruik gebleeven ware ? -ly wel merkende , dat hy onder deeen hoop niet veilig fbndt, ftelde het op een  XXVÏ.Boek. Geschiedenissen. 123 een loopen , vlugtte door de Beereftraat 1 naar de Prinfegragc, en verfchuüde zig £ S in een Bierkelder. Eenige Patrc-uilleerende Burgers, van het geval kennTkrygende,3zogten hem op, en bragten ïem naar 'c Stadhuis in hegtenis •, welke Saad eerst aan de Ingezeetenén genoegen o-af doch daarna veragt werdt. . g De derde, die boven allen in t oog geloonen hadt, was de meergemelde Mat yandenNieuwendyk, een Koopvrouw in Coenen, fchol en bokking: deeze was ook by de meeste plonderingen geweest, en overal bekend, om dat zy gewoon was, dageWks, by de Beurs te zitten. Met een onlehoo de ftoutheid verfcheen zy (hoewel zeer verwilderd), 's Woensdags, ter genoemde plaatfe , daar zy van eemgen werdt gewaarfchuwd , om liever te verdekken, dan zo openbaar onder e ks oosen te koomen: want dat de rol, dien zy ggefpeeld hadt , haar met een kwaade uitkomst dreigde; maar zy, zig daar aan weinig floorende, kwam Donderdags nogmaals met haare Koopmanfchap ten voorfchyn, en was bezig met eenige fchol aan den lantaarnpaal by de Beurs te hangen toen de Onderfchout Brouwer haar van agteren aanpakte, en naar de boeijen bragt Bv deeze drie gemelden voegen fommige verhaalen nog een vierden, dien zy den naam van Luitenant geeven: deeze wordt befchreeven als een lange vent; fommigen hielden hem voor den tweeden tolh van den Zweed. Me; 748.  1748. Regtspieegingaan hun gedaan. vertoonde zig aan de drie venftersTnaar den kant van de Beursfteeg. Zes Kompagniën Burgers, die by trommelflag in de wapenen geroepen waren, trokken naar den Dam, om de hun aangeweezene posten te bezetten. Van den Noorderhoek van t Stadhuis af tot aan de Waag, ftonden twee Kompagniën Burgers, zes en drie diep, onder het bevel van de Heeren Kapiteinen Couck en Lestevenon : tusfchen deeze Burgers en de Nieuwe-Kerk, werden eenige Vrywilligen, onder Kapitein van Zon , geplaatst : van den Zuiderhoek tot aan de huizen aan de Zuidzyde bewesten de Kalverftraat, ftonden mede eenige Burgers. Twee Kompagniën, onder de Kapiteinen Trip en van Hoven, ftonden langs de Zuidzyde van den Dam, beginnende van den post, die den doortogt naar de Pypemarkt affloot, en eindigende, digt by de Beursfteeg, alwaar zy zig voegden naast de Kompagnie van den Kapitein Schol- i»4 AMSTERDAMS III. Deel; Men verwagtte nu niet anders, dan dat eerlang eene ftrenge Regtspleeging omtrent de gevangene muitelingen zou aangevangen worden, en men bleef niet lang in twyiel • want den volgenden Vrydag morgen zag men reeds vroeg een ongewoonen toeftel tot de volgende Executie maaken. Ten negen uure begon men met het oprigten van een treurtooneel aan de Waag. Zes balken werden uit de venfters geftoken; twee onder elkander, zynde de bovenfte voorzien van katrollen, en de onderfte met een pen om er den ftrop aan te hen-ren • ^„Vr-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 125 Scholten, en een Korporaalfchap uit de Wyk van den Kapitein Valkenier, welke manfchap een weinig van bewesten de Beursfteeg tot aan de Waag ftonden. Behalven dat waren de Burgers omringd door de Waagdraagers , die met het geweer , dat zy van het Stadhuis gehaald hadden, gewapend waren. Terwyl men dus op den Dam alle de toegangen naar het Stadhuis en de Waag geflooten hieldt, posteerden zig omtrent driehonderd Scheepstimmerlieden, in hun gewoon gewaad, met bylen gewapend, onder het bevel van den Onder-Equipagemeester, Jan Binkes,op de Heeregragt, om allen onraad, zo 'er eenige voor mogt vallen, te weeren. Deeze voorborgen gaven bewys genoeg van het geen in het Stadhuis om ging , alwaar de regtspleeging, op de zelfde wyze, als altoos plaats heeft, by het ftraffen der misdaadigers , volgens de oude Coftumen en Handvesten, geoeffend weidt, door de Heeren van den Geregte. Geen ander onderfcheid was 'er, dan in de plaatfe der executie ; ook waren de Heeren niet met hunne zogenaamde bloedrokken gekleed, gelyk anders de gewoonte is. Uit de bekentenis van Mat van den Nieuwendyk bleek, dat zy 's Maandags morgens op de Botermarkt geweest was, en geftaan hadt naast den gefneuvelden; dat zy, zo dra de eerfte en tweede dood.gefchooten waren, uitgeroepen hadt : Myn God! wordt een Burgerman van Burgers dood- g*' 1748.  1748. iqó AMSTERDAMS IILDeel. gefchooten ! Schieten Burgers Burgers dood! wraak! wraak! Die gezegd hebbende, hadt zy de omftanders aangemoedigd, om fteenen te raapen. Zy beleedt ook, datzy, met een fchoot vol fleenen, gegaan was naar 't huis van de Nooy, daar zy, benevens anderen, de glazen ingefmeeten, en na dat bedryf, de hand in het pionderen gehad hadt: ook hadt zy den zelfden rol by Lublink, Goedval, Bunel en ten Oever gefpeeld; by welken laatften zy zig aan Jopenbier dronken gezoopen hadt, en in zodanigen ftaat was zy eindelyk naar huis vertrokken. Onder het leezen van haar vonnis , voor zo verre dit het verhaal van haare misdryven inhieldt, maakte zy een geduurig misbaar; en toen zy hoorde leezen, dat zy ten Exempel van anderen, met de kóórde zou worden ge/lraft, dat 'er de dood na volgde, en, dat haar lighaam naar de Volewyk gebragt zou worden, om aan de galg gehangen te worden, tot dat het zelve door de lugt en "t gevogelte zou zyn verteerd, begon zy yslyk te fchreeuwen en, genade, och Heeren, genade 1 te roepen. Toen ly uit den Vierfchaar tradt, wilde zy tegen Jen Predikant beweeren, dat zy onfchul3ig was; doch deeze bewoog haar, op de Waag gekoomen zynde, nog tot zo ver•e, dat zy den Heeren van den Geregte )tn vergeeving badt. De Tuinier, of zogenoemde Burgemeeter , Pieter van Dord , beleedt, dat by jenoegzaam alle de plonderingen byge- woond  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 127 woond of derzelver uitvoering bevorderd hadt, en ze in eigen perfoon hadt helpen pleegen. Zyn vonnis was als dat van zyne medegezellinne. Toen men in 't Stadhuis gereed was, werden de Burgers, die vóór en binnen de Noordelykfte poort ftonden , gecommandeerd, om zig in twee reuen, van t Stadhuis tot aan de trappen van de Waag, te fchaaren. Door deeze twee renen heen zag men, omtrent twaalf uure, de misdaadigers leiden, verzeld van twee Predikanten en Krankbezoekers, en gevolgd door de Heeren van den Geregte Het Wvf, dat een bloedroode kleur hadt, op den Dam koomende, begon afgrysfelyk Wraak! wraak! Burgers! wraak! te fchreeuwen , en toen zy de trappen van de Waag opging, nogmaals , met een vslvk gebaar , te roepen : Acn jejus . is 'er dan geen wraak! maar het roeren van den trom belette de omftanders meer te kunnen hooren. De gewaande Burgemeester was zeer ftil, en maakte, by lyne overvoering, geenerlei mismoedige gebaarden. , . b Een weinig over half één uure, na dai het gebed gedaan was, werden de vonnisfen ten uitvoer gebragt, eerst aan t wyi. en vervolgens aan den mansperfoon. Hei eerstgemelde voorwerp kwam voor he, venfter, met een touw om 't lyt en eet ftrop om den hals, en terwyl zy opge heezen we dt, riep zy nog al geduung Wraak! Wraak! Wat zy verder fprak 1748.  I&1 Oploop op den Dam. 123 AMSTERDAMS III.lW. kon mede met geene mogelykheid verftaari worden, door het gédruis dat met de trommels gemaakt werdt. Tot nog toe vernam men geene omfteltenis onder het volk , dat van alle oorden der Stad zamengevloeid was , en den Dam voor zo verre de Burgers denzelven opengelaaten hadden ■> vervulde, zodanig dat niemand een' voet wyken kon. De Burgery ftondt- met gelaaden geweer en de Bafonet daar op. Maar toen de tweede uit het venfler geheezen werdt, ontllondt 'er een vreezelyke oploop, waar van wy 't verhaal niet zonder fchrik kunnen beginnen, om het doodlyke gevolg, dat dezelve hadt, voor verfcheidene onfchuldigen , die op eene jammerlyke wyze omkwamen. De eerfte beweeging vernam men by de Kalverftraat, aan de Zuidzyde van den Dam, en in de Beursfteeg; doch de berigten, die men heeft *an de oorzaak, zyn zo verfchiJlende en verward, dat het onmogelyk is, daar van de regte waarheid te melden. Sommigen fchryven het toe aan eenige muuerye. anderen wederom aan iets anders. Het zekerfte berigt is dit, dat een Patrouille, (uit de Kompagnie van Wyk AVll, onder het bevel van een Sergeant even voor dat de Executie begon , zé geposteerd hebbende een weinig van de gewapende reijen af, omtrent regt voor de Beursfteeg) toen de beweeging ontftondt, het eerst onder de aanfchouwers, die digt op elkander gepakt ftonden, gefchooten neert, en van eenigen uit de gefcbaarde- Bur-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. lio Burgers gevolgd is; dat daar door de vreeze : Onder het volk zo groot werdt, dat elk met de uiterlte verhaastinge zyn lyf tragtte te bergen. Hier by voegen anderen, dat men met duister de beginzelen van muitcrye en oproer onder eenigen der toekykeren gewaar werdt, 't welke zy als eene oorzaak van het vuur geeven Hellen. Maar als men aanmerkt, hoe de Burgery geposteerd Itondt, en hoe ligt het viel, door eenigen toevloed van agteren, gelyk de gemelde Patrouille noodwendig moest veroorzaaken, hen, die het voorfte by de Burgers ftonden, tegen het geweer te dringen, en dat deezen, uit vreeze van gekwetst te zullen worden' weder naar agteren gedeinsd zullen hebben, zal men, mogelyk, de waarheid nader komen, wanneer men gemelde oorzaak ftelt in een haastigen fchrik en vreeze van 't volk , meer dan in eenige kwaadwilligheid. De onvoorziene verwarring dan deedt eenigen tegen het geweer der Burgeren aanvallen en Itruikelen. Hier op hoorde men wel een woest gelchreeuw van Sta ! Sta ! maar de Burgers, van dit toeval het ergfte vermoedende, fchooten op de menigte in, egter met die voorzigtigheid, dat de fnaphaanen, met fcherp gelaaden, m de lugt werden gelost. Dit fchieten nu hadt een deerlyk uitwerkzel: want ieder, voor lyf en leeven bedugt, vioodt ten besten hy konde, met zo veel verbaasdheid en verhaastinge, dat eene groote menigte, die deezen aanloop niet wederftaan konde, onder den voet geraakte, en door anderen, die op XV. Stuk. I hen $4*  i3° AMSTERDAMS in. Deel. *748- hen vielen, weder bedekc werden; zo dat eenigen door het gedrang verflikt, of door het vlugten van anderen dood getrapt werden : want men liep over dooden en leevenden heen. Naar fommige verhaalen, zou men aan en in de Beursfteeg, onder deeze beweeging, hebben hooren roepen, vat uit ƒ val uit ! maar anderen ontkenden zulks; ook was 'er geene mogelykheid om iemand flaande te houden. In de Kromelleboogfleeg lagen de menfchen wel anderhalfmans lengte hoog op elkander. Maar het allerdeerlykfte fchouwfpel zag men aan de zyde van het Damrak: want de meesten , die geen kans zagen zig naar de zyde van de Beursfteeg of den Vygendam te redden , vlugtten met de uiterfte verbaasdheid derwaarts , om, zo 't mogelyk ware , langs de Vischmarkt of het Water te ontkoomen. Deeze flroom dan, op de menigte, die agter de Waag flondt, aankoomende, deedt veelen, aan de andere zyde van den Dam , over elkander tuimelen, zo dat het volk, 't welk allernaast aan het Damrak flondt, zig genoodzaakt vondt in 't water te fpringen: want die zig flaande wilden houden, werden 'er in gedrongen; waar door een ongelooflyk getal menfchen verfmoorde era ongelukkiglyk verdronk. Elk, die het gedrang ontkwam, vloodt met den uiterftera fchrik, als hadde hy den fchroomelykften vyand agter zig gehad , met verdubbelde fchreden, zonder omzien, zo lang tot hy zig zeiven veiligheid durfde belooven: ja de fchrik hadt eenigen tot zo verre verbyfterd, das  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 131 dat zy fchier de halve Stad rond liepen, eer zy ftil ftonden. Hier zag men eenigen zonder hoed, paruik of fchoenen; de Vrouwen zonder muts op 't hoofd, met hangende hairen en gefcheurde kleederen; anderen zonder muilen aan de voeten: met één woord, 't was het yslykfte fchouwfpel, dat men bedenken kan. Sommigen waren fpraakloos van ontfteltenis, anderen verbeeldden zig, door den fchrik, zwaar gekwetst te zyn, hunne eigene ontmoeting van die van anderen niet kunnende onderfcheiden. Een perfoon, die zig onder deeze beroerte aan de Zuidzyde van 't Stadhuis bevondt, rukte, of uit hoofde van het gedrang, en om dat zyn leeven in gevaar kwam, of uit kwaadaartigheid, eenen der Waagdraageren, van welke fommigen zig met gevelde pieken , anderen met bloote fabels vóór de Burgers geplaatst hadden, de piek uit de hand, en ging 'er mede dóór ; maar de Waagdraager, deezen hoon niet kunnende verduwen, greep van eenen der omftanders een rotting, en rende den roover na, dien hy braaf afroste en het geweer ontnam, met het welk hy in triomf op zynen post te rug keerde. Dit geval houden zommigen voor een bewys, dat men voorneemens was, om, zo 'er gelegenheid gekoomen ware, geweld te gebruiken. Onder de dooden vondt men ook eenen, die met een kogel was getroffen, waar van men getuigde, dat hy zig met een bloot mes in de hand vertoond hadt , poogen-» de tegen de Burgers in te dringen; dochanI 2 de» 1748.  $48. Gevolgen daar van. 132 AMSTERDAMS IIÏ. Deel, deren, die oog- en oor-getuigen geweest zouden zyn, fpraken daar van zeer twyfeiagtig. Toen de ontfteltenis op den Dam bedaard en alles tot ftilfland gekoomen was, was de grond als bezaaid met lighaamen, verdrongen of vertrapt; eenigen dood of gekwetst, en de meesten in bedwelming. Het gaf een wonderlyk gezigt, toen men deezen een been, dien een' arm, een anderen het hoofd of 't halve lyf zag beweegen; hier een' opftaan, daar een ander* zag kruipen, of om byftand hoorde roepen en bidden. Hoeden, paruiken, fchoenen, muilen, gespen, gefcheurde kleederen , zakhorologies, fnuif- en tabaksdoozen, alles lag onder elkander; deeze goederen werden opgenomen en op 't Stadhuis in bewaaring gebragt , daar ieder , mids behoorlyk bewy& geevende, het zyne- wederkreeg. De ontfteltenis verfpreidde zig, in één oogenblik, door de geheele Stad, alzo ieder, om de zynen verlegen, bekommerd uitzag naar zyne vermiste bloedverwanten; enr fehoon het geval erbarmenswaardig genoeg ware, werdt het, in. de eerfte ontfteltenisfe , nog erger verhaald. Sommigen , die het ontkoomen waren , vertelden, dat, behalven de verdronkenen en vertrapten, by honderden op den Dam dood gefchooten lagen.Met één woord,by menfchen geheugenis, is de verwarring en fchrik in Amfterdam nooit grooter geweest. Onder alle deeze beweeging was mea voort-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 133 voortgevaaren met de Executie van den tweeden misdaadiger. Zo dra alles verrist was, kwamen de Heeren van den Geregte de Waag af, en traden m t Stadhuis, daar zy zo lang vertoefden, tot dat de grootfte beroerte geftild was. De Burgers trokken in één, en posteerden zig op het Stadhuis. Een weinig daarna werden de Heeren, door een Detachement Burgers, geleid tot op 't Koningsplein, alwaar de Hoofdofficier hun, uit naame van de geheele Magiftraat, bedankte voor de betoonde trouw; 't geen de Burgers met een geroep van, Vivat! beantwoordden. Ten twee uure werden de gehangenen afgenomen en naar de Volewyk gebragt: ook werden de uitgeftokene balken weder ingehaald. Schoon men geene oproerige beweeging meer gewaar werdt, reezen ieder de hairen ten berge, door het gekerm van Vaders, Moeders, Broeders en Zusters, die, om 't ongeval hunner Bloedverwanten begaan, de lucht met erbarmelyke klagten vervulden, 's Namiddags weiden drieëntwintig Perfoonen opgevischt; maar het gekerm nam zodanig de overhand, dat men order gaf het opvisfchen te ftaaken, naardien men voor nieuwe beweegingen begon te dugten. 'sNagts werdt wederom een aanvang gemaakt met het zoeken naar drenkelingen, waar van men nog een getal van éénentwindo- vondt : met het aanbreeken van der dag werdt dit werk wederom geftaaKt & Ij Voort 1748.  1748. Vreeze voor nieuwen oproer. ] I 1 134 AMSTERDAMS III. Deel. Voorts zouden 'er, den volgenden nagt, nog veertien uit het Damrak en agt uit het Rokkin zyn opgehaald. Ook vertelde men , dat een getal van honderd en veertig, zo bekenden als vermisten, aan het Gasthuis opgegeeven waren; doch het getal der gefneuvelden en verdronkenen kan men niet regt bepaalen, om het groot verfchil, dat 'er, in de berigten, befpeurd werdt. Saturdags daar aan volgende, was alles in ftiltë; doch de Burgerwagt werdt nog tot 's Maandags op de been gehouden: eenigen bleeven geposteerd in de Zuiderkerk, zo dat aldaar niet gepredikt werdt; anderen bezetteden de Hoofdwagten. Op den derden July werden alle de Wagten afgelost, en voor de genomene moeite bedankt. Aan de Waagdraagers werdt ook order gegeeven, om hun geweer op het Stadhuis te brengen. Geduurende de onlusten, ftonden, by dag, de voornaamfte Poorten op bet klinket , en werden eerst op Dingsdag den tweeden July geopend. Op den genoemden Saturdag was men, 's avonds, op eenige plaatfen , voor nieuwe onlusten bekommerd, naardien verfcheidene inhaalige Bakkers de bollen zes lood te ligt hadden gemaakt: dit kwam liet ter kennisfe van myne Heeren van ien Geregte, of dezelve lieten een Placaat uitgaan, 't welk, by dergelyke gelegenheid , in den jaare 174X , mede afgekondigd was geworden. Terwyl de rust nu meer en meer her- fteld,  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 135 Iteld en alle ongewoone bezettingen weggenomen waren , oordeelde de Regeering het niet genoeg, de gemoederen als uit zig zeiven te doen bedaaren, maar haare meening voor de Gemeente te moeten open le Jen, door een gepaste Waarfchouwing, ...ïrtA rlsn ook welhaast verfcbeen. ; _ 174S. Door deeze voorzorge van de Magiftraat, en door de kragtdaadige hulp der welmeenende Burgerye , mogt het AmIterdam eindelyk gebeuren tot ftille "ust te koomen. Ondertusfchen fcheenen nowerdt, in verfcheiden Agterftraaten der  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 143 der Stad, een papier geftrooid, van deezen « inhoud: , Ormneele Copy van t geene door de Burgeren van Amjlerdam in de Colveniers Doelen is getekent. De Ondergefchreven vernemende dat zo in "deeze Stad, door diverfe, als mede in de vergaderinge als anders, in 's Gravenhagen werdt voorgegeven, dat Burgers van Amiïerdam, zekere zaken zouden verzoeken of begeeren. Zois't dat dezelve verklaren by deezen daar van in 't geheel, of ten1 deelen niet te weten, alzo confteert en blykt dat de Burgery niet is vergadert geweest om daar over te delibereren, maar dat het wel kan zyn dat eenige 't zy Burgers voor een goede zaak of wel eenige misleiden, tot nadeel van de Burgery zekere voorftellen hadde gedaan, dierhalven ten hoogflen noodig oordeelen, dat de Burgery binnen deeze Stad ieder onder zyn Vaandel befchreven werden, omme in ieder Wyk te kiefen twee, drie of vier Perfoonen, mits zynde Burgers en geen Employ van Stad of Land hebbende. Welke als dan gezamentlyk de voorllagen konnen overwegen, de kwaade af keurende, en van de goede gebruik maakende, om dezelve voor te dragen, enz. volgens de aloude Privilegiën. , Committeerende wy ondergefchreven by deeze de volgende vyf Perfoonen. Om deeze Propofitie voor te (lellen daai zuiks behoort, en zo dezelve tot haar be- 74&  i?48. 144 AMSTERDAMS III. Deel. hulp meerder Perfoonen nodig hebben , dezelve uit ons daar toe te verzoeken, die als dan niet zullen weigeren tot afliftentie te zyn." „ Aldus getekend binnen Am fier dam den negenden Augustus 1748. en volgende dagen, was met verfcheide handen ondertekent" Te wel overtuigd was de Regeering van de indrukfels, welke dusdanige gefchriften, op de gemoederen des Volks, zouden hebben, in de tegenwoordige omftandigheden , dan dat dezelve, naar derzelven Autheurs, geen ernflig onderzoek zoude laaten doen. Doch alle moeite, daar toe aangewend, liep vrugtloos af. Onder dit alles gebeurde 'er een voorval , 't welk merkelyk opziens baarde, en den grond leide tot de veel gerugtmaakende zaaken, welke vervolgens plaats hadden. Te weeten, 't was op Vrydag den negenden van Augustus, 's namiddags ten vier uure, dat, in de Doeleftraat, eene groote menigte Burgers verzamelde, voor de Herberg de Doelen. Na een weinig toevens traden eenigen naar binnen, eischten Wyn en Mol, midsgaders eene vrye kamer, zo voor zig zelve, als voor hun byhebbende gezelfchap. De Kastelein, niet weetende wat dit in hadde, hielde ftil, met twee Heeren, aan den ingang zyner wooninge, en wees hunnen eisch van de hand, voor reden geevende, dat alle zyne kamers bezet waren. Geene baate vindende by deeze rerfchooning, wees hy de Burgers naar de zo  XXVI. Boek. Geschiedênissên. 145 zogenaamde Schiecdoelen , aan de overzydè van de ftraat. Eenigen gingen derwaarts, doch keerden fpoedigte ruggen eene plaats * in de Doelen zelve, van nieuws, geëischt hebbende, traden ze naar binnen. Zeker jfacob Karei de Huizer, zedert zeer berugt geworden, raakte , intusfchen, in gefprek met eenen der Heeren, die by den Kastelein ftonden , en duwde denzelven toe, dat hy geen goed Patriot was, dewyl hy anderzins de Burgers, in het bemagtigen van de Doelen, behulpzaam zou geweest zyn. De Burgers, in zo verre, hunnen wensch verkreegen hebbende , traden in de kamer, aan de regterzyde van den ingang van het huis , en vertoefden aldaar tot vyf uurei Thans zag men insgelyks binnen treeden den Vaandrig de Ram, met twee Sergeanten, koomende van de Beurs, alwaar hunne Kompagnie derzelver wapenoeffeningen hadt verrigt. Dewyl deeze ook eene vrye kamer eischten. werdt de menigte hier door gemoedigd, in de onderftelling, dat zy, eerlang, van andere Burger-Bevelhebbers zouden gevolgd worden. Doch deeze onderftelling bleek, wel haast, ongegrond te zyn. De Kastelein bragt den Vaandrig, met zyn gezelfchap, op 't Rondeel; werwaarts zy, fpoedig, van eenige Burgers gevolgd werden. Niet lang hadden ze hier vertoefd, of zy riepen om de Burgerzaal, in welke, van ouds, de Schuttery haare vergaderingen plagt te houden. Spoedig werdt hun dit vertrek, door eenigen uit den hoop, aangeweezen, en vervolgens de XV. Stuk. K deur  146 AMSTERDAMS III. Deel. deur geopend. In deeze Zaal zaten thans eenige Heeren, die gewoon waren, in de^ zelve hunne Kollegiën, of Avondgezelfchappen, te houden. Vergeefs zogteri deeze de aandringende menigte te beduiden, dat zy deeze kamer in huur hadden, en dus niet verpligt. waren, iemand,;welke tot hun gezelfchap niet behoorde, op dezelve toe te laaten. Want een der Burgeren , het woord opvattende , deedt de volgende Aanfpraak. .:. . 12939133 UO.\ fllfefl! ftlftfed "■.(?'oh Myne Heeren, „ UE. is buiten twyffel bekend, dat 'er zedert eenige dagen onder de Burgery deezer Stad , een ongemeene zugt befpeurt is, om met allen ie ver omtrent eenige zaaken, raakende het Stads- en Burger bellier, aan een nodige reforme en redres te 'arbeiden , en ten welken einde men de gelukkige aankomst van Zyne Doorlugtige Hoogheid, onzen tedergeliefden Erfftadhouder >: te gemoet ziet. Dit UE. zoo wy vertrouwen bekend zynde, hoopen wy UE. geen óndienst te zullen doen, met te zeggen dat wy om een aanvang van dit nodige werk te maken, verzogt zyn door onze Medeburgers, om op deezen tyd en plaats by een te komen, ten einde om met elkander in vriendelyke gefprekken te overleggen wat meest dienftig zyn zal, om, zonder muite* ry of oproer, waar van wy alle een affchrik hebben, onze oude Privilegiën weder ia haare voorige luister te herftellen. Dat wy dee- 1748.  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 147 deeze plaats daar toe verkiezen, is billyk, om dat deeze Burgerzaal in oude tyden by uwe en onze Voorvaderen daar toe afo-ezondert en gebruikt is. Dierhalven verzoeken wy op het allervriendelykfle, Braave Heeren en Medeburgers, dat het UE. gelieve, deeze Zaal aan onze dispofitie over te geven, en aan de Burgery in te ruimen. Ons zuiver oogmerk, niet dan het welvaren der Burgers bedoelende, zal, hoopen wy, UE. bewegen om ten nutte van Stad en Volk, ons dit billyk en vriendelyk verzoek' toe te flaan". Deeze Aanfpraak was van de bedoelde uitwerkinge. Ma verzogt, en ook verkreegen te hebben, om eenige papieren,welke op de Tafel lagen , te mogen bergen, werdt de Burgerzaal ingeruimd. Terftond verzamelde aldaar de menigte, welke thans, in byzondere vertrekken , was verfpreid, In 't eerst heerschte hier eene algemeené verwarring, die, eenigermaate, bedaarde, na dat de°Hoofden aan eene tafel hadden plaats genoomen. Deeze waren de volgende perfoonen: Hendrik van Gimnick, Abraham Boudard, Jan Martini, Andries Boekelman en Hendrik Cannegieter Jansz. Gimnich, een papier in de hand houdende, 't welk hy zeide , hem op dat oogenblik te zyn ter hand gefield, verzogt verlof om het der vergaderinge te mogen voorleezen. Het was van den volgenden inhoud. Myne Broederen, Vrienden en Landge- nooten. , _ Ka » t Is 1748»  148 AMSTERDAMS IILDeéi» „ 't Is aan geene der braave Burgeren onbekend, hoe deeze Republiek ais uk niet tot die grootheid is geworden, dat hy de verwondering en de verbaazing niet alleen van Europa, maar by na van de gantfche Aarde heeft tot zig kunnen trekken ; ja zodaanig, dat wy tot een exempel by Keizeren, Koningen en Vorften, aangenoomen en gebruikt zyn geweest. Het is ook teffens dat ik met de uitterfte ontroering myner Ziele, nkt alleen moet denken , maar zeggen, dat het aan die zelve Burgeren en Inwoonderen van deezen Lande in 't algemeen, zoo wel als van deeze Waereld Stad in het byzonder, niet onbewust kan zyn, hoe verre die van dat verwonderlyke, en verbaazende zyn afgeweeken, ende als weder tot haare eerfte oorfpronk , dat is, tot niet met ysfelyke fèhreeden naderen; de Eigenbaat heeft het regt der Volkeren verkragt; de deugd era trouw zyn wars van ons geworden; de Konften en Wetenfehappen zyn onbeloond van ons gevlooden; de Koophandel is haare Stief-Vaders ontvlugt; de Fabrieken, die onuitputbaare Goudmynen der Volkeren , en waarop deeze staat met regt zig voormaals dorst beroemen, en waarop dezelve is gevest, zyn naar andere Natiën overgegaan, en zodaanig vermindert, dac énkelde van dezelve voormaals honderd duizend menfchen, zoo in deeze roemrugte Stad, als in die van Haarlem hebbende kunnen arbeid, en de kost verfchaffen, nu geen twee duizend kunnen voeden; welk - « - -.. im- 1748.  XXVLBoek. Geschiedenissen. 149 important verval een ieder in het zyne, en de gantfche Natie in het algemeen te jammerlyk gevoelen; de zwaare en teffens regtvaardige draffe en plaage daar de Aanbiddelyke en Almagtige God! ons zedert eenige iaaren in dit Land mede heeft willen kastyden, waar van den Oorlog geen van de minde is, hebben niet weinig tot onze welverdiende ondergang en verdelging geholpen; wy hebben het puik onzer Helden na den dag-bank zien gaan ; onze Soldaaten zyn Krygsgevangen gemaakt , ofte jammerlyk vermoord ; de Steden zyn op een onbegrypelyke wyze overrompelt en onder vreemd geweld gebragt; ja ik fchaame my , dog moet God betert zeggen: dat wy! wy! die braave Batavieren, van alle Eeuwen zoo beroemt, en die by de aloverwinnende Romeinen, die het Heel-al behalven haar, voor het Oorlog-Zwaard deeden bukken, van haar voor Broeders zyn aangenoomen en erkend ; ons de voet-veeg en befpotting hebben gezien, van haar, die wy eertyds de Wetten dorden voorfehryven. In dat dal des Doods, waar in deeze Vrye Staat was gebragt, heeft het nogthans den ontfermende God behaagd, het water wel tot aan de lippen, maar niet hooger te laaten komen; door, als wanneer Hy als een blixem-vuur dat van het Oosten tot aan t Westen, als in een punt des tyds vliegt, ep een moment alle de harten der Batavieren op den eerden oorfpronk van haare Vryheid te doen denken, en nog zoo veel K 3 er' 174&  ï5o AMSTERDAMS. III.Deel. erkentelykheid in haare harten wrogten, dat zy aan het Nageflagt van dien dierbaaren willem den Eerften, Grondlegger en Vestiger van onze zoo dierbaare Vryheid zoodanig de magt opdroegen, als haares oordeels bekwaam konden zyn , op hec loffelyk voetfpoor van zyne Doorlugtige Voor-Vaderen de vervallene Vryheid te heru-ellen en te handhaven. De blyken , die ons dien grooten Prins en Vorst, in die korte tyd, dat het God behaagd heeft, Hem als een ander Jozua aan het hoofd der Redering en zyn Volk te Hellen, van-zyn liefde en trouw gegeeven heeft, moeten ons alle overtuigen, en als in verrukking doen uitroepen: Leef! Leef! eeuwig van God bemind, en aan ons zoo dierbaar Geflagt; maar helaas! ik zeg het met de uitterlle ontroering en aandoening van myn hert en ik twyffele ook niet of alle die hier te' genswoordig zyn, zullen nevens my die zelve fmertelykheid tot in het binnenlle hunner zielen gevoelen, dat nu, na alle die onweders en flraffe, door Gods "enade, onder het wys bellier van zyn IDoorlügtige Hoogheid W. C. H Frifo, en onze Hooge Regeering, het zoo verre is gebragt, dat wy de Vreede, kweekfler van alle Welvaart en Overvloed, als voor de deur hebben , wy zien, ö bittere fmert! ons in onze eige ingewand verfcheuren ' het Raadhuis aantasten, de huizen fpoul[eren, de Overheid ontzenuwen, ja alles tot die uitterlle verwarring gebragt, die ons enze ondergang onvermydelyk voorfpellen. » Het  XXVI. Boek. G e s c h i e d e n 1 s s e k. -15 i Het is dierhalven ten dien einde, dat hier" , onder de genadige befcherminge Gods, ons by den anderen vergaderen, -omme eendragtelyk en vreedzaam, volgens onze Eed en Pligt, zoo veel in ons is, zodaanige middelen van redres te beraamen, als tot het welzyn en de waare Burgeren-Vaderen , en ons alle in 't byzonder, zoo als het gantfche Vaderland in 't algemeen zouden kunnen redden en befchermen» waar toe een Opftel aan alle myne Broederen en Burgeren zal vertoond worden, twyffelende niet of 't zal door ieder tot dat heilzaame oogmerk, blydelyk met het onderteekenen zyns naams bevestigd worden , Het Opftel, waar op, in deeze Aaufpraak, werdt gedoeld, was, genoegzaatn, van den zelfden inhoud, als wy boven hebben opgegeeven. De meesten namen er genoegen in; doch anderen, die, van wegen den afftand, niet verftaan hadden, wat 'er geleezen ware, en vreezende, tot tekeninge te zullen genoodzaakt worden, verlieten eensklaps de Zaal, doch keerden eerlang te rug, en fchreeven, vrywillig, hunne naamen. Intusfchen werdt, in het Rondeel, der menigte een ander Gefchntt, verfcheiden maaien, voorgeleezen, en ter tekeninge aangebooden, onder opzigt van 1 K de Huizer, E. Chatw,en G. Waarnaar. Dit Gefchrift, 't welk voorkwam onder de gedaante van een Request, o1 Verzoekfchrift, bevatte drie Artikelen, er was van deezen inhoud. Aan de Wel Edele Groot Achtbar K 4 Hu 1748. l  ( r e 152 AMSTERDAMS III.Deei,. ' Heeren Burgermeesteren en de VroedJchappen der Stad Amfierdam. „ Geven wy ondergetekende, Burgeren en Ingezetenen der gemelde Stad , met fchuldlge eerbied te kennen; hoe wy met den anderen in overweginge genoomen hebbende , aan de eene zyde de fombre ftaat van s Lands uitgeputte Finantien, en aan de andere kant het verval, wiar inne zedert een geruime tyd herwaards onze Privilegiën ende Prerogativen zyn geraakt, ons van regtsweegen verpligt gevonden heb.1 ben, ter redreflè van het eene en het andere te moeten mede werken: alwaar omJne wy eenparig goedgevonden hebben, de drie volgende heilzaame Artikelen U W. Ed. Gr Achtbaare onder het oog te brengen, gelyk wy de Eere hebben te doen by deezen; fchuldpligtiglyk verzoekende, dezelve te willen billyken, gelyk dezelve zeer billyk zyn, en ons een gunftiV fia, daar op te willen verleenen, als • I. ,, Verzoeken wy, dat het U VV Ed Gr Achtbaare tog eindelyk mooge behaagen! omme der Stede Posteryen , in navolgin f der andere Hollandfche Steden , ten poedigften ende kordaatelyk aan Zyne Doorlugtige Hoogheid, den Heere Erfstadhouder op te draagen, en met ons te vil en vertrouwen, dat dien Vader des Valerlands, daar van geen ander gebruik wil og zal maaken als ten besten* van Land n Mad zal bevinden te behooren.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 153 ) II. , , , Dat UW. Ed. Gr. Achtbaare Vaderlyk gelieven goed te vinden, dat aan de Ingeferenen van deeze Stad, (ingevolge het alS emstigfle verzoek, door Zyne Doorlag. Se Hoogheid, in deszelfs Lands Vaderlyke P opofuie den vyfentwmtigften juny fo.itEn aan Haar Ed. Gr. Mogende n den Haage gedaan,) met alle mogelyke fpoed mogen worde weggenoomen alle wettige redenen van bezwaar , over de abuizen op 't ftuk van de begevinge der Ampten ingekroopen , door het fpoedig hTroduceeren van de middelen van redres, die daar toe by Haar Ed. Gr Mogende in derzelver Refolutien van den elfden November 1747. en drieëntwintigften January I74zyn Vastgefteld, en dat de Ampten Jol taan mogen begeven worden aan Ingeboorne , ende aan genaturahfeerde ende hier vastgezeeten zynde Burgeren en Inwoonderen deezer Stede. III. „Smeken wy U W. Ed. Gr.,Achtbaare dat de Burgerye , naar luid der Steden Handvesten in hunne door den tyd vervallene Privilegiën ende Prerogativen, zo raakende het ftuk der Gildens als anderzmts , mogen worden herfteld; als mede dat U W Ed Gr. Achtbaare ter voorkoominge van alle'verdere morringe en verwydennge, gelieven goed te vinden, dat voortaan de Burgeren Kolonellen en Kapiteinen , uil het lighaam der goede Burgerye moger verkooren werden , en dat dezelve noo, K 5 n05 1748.  .1748. 154 AMSTERDAMS IILDeel. nogte ten geenen dage Lieden van Regeeringe zullen vermogen te worden, zonder zig alvorens van hunne Kapiteins-Ampten te hebben ontdaan. Het welk doende, enz. In het Rondeel was men te raadé geworden, om dit Request, ter tekeninge, aan te bieden. Om dit te meer opgang te doen maaken, tekende de Huizer 'teerst zynen naam, en werdt, van verfcheiden anderen , gevolgd. Nogthans voldeedt het getal der tekenaaren niet aan de verwagtinge, alzo de Advokaat Feitama, met yver, zig daar tegen aankantte; beweerende, dat het Verzoekfchrift niet volledig was, naardien alle de eisfchen der Burgeren, in hetzelve, niet met naamen werden voorgedraagen. De andere Party, daarentegen, hielde flaande, dat het voornaamffe in hetzelve was in agt genomen, en men korte en beknopte Artikelen hadt voorgedraagen, als het bekwaamde middel om verwarringe voor te koomen. De twist nam een einde, met het vertrek van den gemelden Advokaat uit de Vergadering: waar na de Huizer, Chatin en Wagenaar alles aanwendden [ om tekenaars te winnen. Onder deeze verdeeldheid van begrippen, werdt, door fommigen, het zo genaamde Opflel, en, door anderen, de drie Artikelen getekend. Het laatfle gefchrift vondt de meeste begunfligers, alzo, tegen het vallen van den avond, het getal der tekenaaren reeds tot zeshonderd was aangegroeid. By  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 155 •Bv het fcheiden der Vergaderinge, werdt de Kastelein gelast, tegen 's anderendaags, ten vvf uure, de Zaal wederom in gereedheid te brengen. Ook deedt men het verzoek aan de Ondertekenaars, om zig, met Oranje-kokarden verfierd, daar ter plaatfe te laaten vinden. Doch 't wordt tyd, den befaamden Daniël Raap mede op dit woelig tooneel te doen verfchynen. Om redenen verkiezen WY, den Man in zyne eigen taaie te doen fpreeken. Dus luide dezelve, in ZYne Verdeedigende Aanmerkingen, Op Vrydag den negenden Augustus 1748 s morgens om negen uuren, komt een Man ten mynen huize na myn vragen , welke myn Vrouw na myn, met een Kind aan myn Werkplaats zond, deeze Man by myn als doe onbekend, na een kort kompliment, vraagt aan myn wat ik nieuws van den Doelen hoorde; ik antwoórde, dat ik wel zoo wat gerugt hadde gehoord, maar ik dagt, dat daar mets voor zou vallen; hy zeide, ja daar zal al iets voorvallen; ik vroeg wat? hy zeide myn dat een Request ter Tekening zoi werden geprefenteert; verhaalende myn d( zaakelyke inhoud der drie Artikelen; ik Z3 dat zal den Burgerftand omhelzen; hy vroe< myn of ik ook op den Doelen zou gaan ik zeide van neen, dat ik reeds zwart ge noeg by myn Regeering getekend ftond maar dat ik wel een Vriend daar zou zen den, gelyk ik deed. Deeze Vriend me wel opmerkende of te laat komende, rap r poi 174% t  1748. 156* AMSTERDAMS Hl. Deel. porteert myn in den laaten namiddag, hoe men op den Doelen met groote menigte tekenden, 't geen ik met genoegen hoorde; maar dien avond omtrent elf uuren ,| aan myn Deur met myn Buuren flaande te praaien , komt die zelve Man van 's morgens voor by myn Deur, met Jacob Karei de Huyfer, welke by myn als doe onbekend was, een huis verder als het mynen gegaan zynde, houden flil, en keeren wederom, en lopen als of ze Bekende waren, myn voor by naar binnen toe; ik volgde haar, en deed door myn Vrouw een Buurman mede binnen komen, binnen zynde, zeide ik, wel Vrienden 't gaat uw na uw zin; zy zeide, 't mogt wat, en verhaalde hoe het concept van 4 of 5 Gecommitteerden uit ieder Wyk te verkiezen, welke Verkoorne, als dan zoude berade de nodige Middelen van Redres, de meeste ingang hadde gevonden; ik was over deeze tyding niet weinig verwondert, en voorzeide dat daar nooit iets goeds uit zou geboren worden , en dat ik vreesde een Bloedbad in onze Stad te zien ontdaan. Hier op leesden zy myn het Origeneele Request met de berugte drie Artikelen te vooren, en vroegen aan myn, of ik ook zwarigheid vond om dat te teekenen , ik zeide neen, en eischte pen en inkt, en tekenden het, deröogende op de zwarigheid die uit het triomfeeren van 't voornoemde Concept mogt fpruiten , en overwegende hoe die best verhoed, zoo zy ik tegens die Menfchen nu mankeert myn een Kopy uit dat Request, men  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 157 men vroeg myn wat ik daar mede begeerd te doen, ik zeide dat zal ik uw morgen gedrukt aan den Doele leveren, dat zyn foo veel monden, die voor uw zullen ^reeken; dit wierd goedgekeurt en.myn Buurman gong aan zyn Huis en Copiee de het, 's morgens vroeg zpnd ik het met een Aanfpraak by den Drukker, dog myn wierd in tyds een Aanfpraak door die Man, welke het eerfte by myn was geweest toe .rezonden, welke ik beter als de myne 00 deelde , en daarom die in plaats van de myne deed Drukken. Tot deeze tyd toe, hadde ik als nog geen Intentie om my eenigzints met die zaak op den Doele m te laten; des middags als na gewoonte t huis komende, wierd van twee of dne Mannen, die op den Doele geweest waren fterk aan eezogt, om tot Voorfpraak van de dne Ardkelen myn op den Doele te vervoegen 't geen ik wygerde, en zou wel wyEende gebleven hebben, hadt met myr frouw en oudfte Dogter myn daar insgelvks toe verzogt, waarfchynelyk om dat zj hoopte, dat ik het kwaad, 't geen ik (in dien dat Concept doorging) hadde voor fnelt zoude belpe verhoede. Dit is d< ware'reden die myn deede refolveeren my: ^ de zaak in te wikkelen, en ik betui; voor waarheid, dat ik nooit met eemg Ho veling over deeze zaak tot heden toe had den gefproken, veelmin dat ik (gelyk mee< elk van gevoelen was, en veele nog zyn zulks niet buiten kennis van t Hot deed 't geen nog kennelyker zal uitblinken,^ 1748. 1 r > t ) n  174 8. ] i i 158 AMSTERDAMS IILDéeu men Jeesc daar ik Zyn Doorlugtige Hoogheid voor de eerftemaal in Amtterdam de eer heb te fpreken. Dus dan gerefoJveert gong dien namiddag om vyf uuren na den Doele, alwaar Gimnig terftond begon te lezen zyn Aanfpraak en het Concept, en de menigte tot teekenen te noodigen; hier op vatte ik het woord, en zy dat ik tegen de Aanfpraak niets hadde, maar wat het Concept aanbelangde, dat het myn vreemd voor kwam, dat men Lieden zou kiezen, die Middelen van Redres zoude opzoeken, en vroeg of wy onder Curateele moesten,, en wat of wy hier kwamen doen , indien wy geen Reden van Bezwaar wisten; wisten wy die, dat wy die aan de menigte moesten voordragen; wisten zy 'er geen^ik zou ze voordragen, en deed het Request met de drie Artikelen voor leezen, en verzogt elk die hier in cenig gebrek vond, zulks aan de menigte voor te dragen, zynde myns oordeels elk even na, hetgeen nuttig wierd geoordeelt voor te dragen. Dit vond by de menigte ingang, en myn Mede Burgers deeden als doen zien, dat zy niet dan met een goed oogmerk waren aangedaan; want van oordeel zynde, dat verwydering tusfchen de twee byzondere fentintenten , Factie konde voortbrengen, begeerde dat wy moesten vereenigen, 't geen ia wat zukkelens eindelyk gelukte , op :onditie van niet anders als de drie Artikeen te zullen gebruiken, op welke conditie k by haar tekende», en Gimnig tekenden le drie Artikelen.. Tusfchen beide waren eeni-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 159 eenige gedrukte Exemplaren op den Doele onder de menigte uitgedeek , dus gong het Teekenen fterk voort tot aan den avond in welken avond Gimnig myn liet weten, dat'zoo ik weder op den Doele kwam, hy na de andere Doele zoude gaan, zynde van fentiment van onze overeenkomst verandert, en wilde zyn Concept nog tragte door te dringen 5 ik antwoorde, dat ik niet zou laten te komen; in den laten avond refolveerde ik om met een Ghais met twee Paarden na den Haag te gaan, als ik den anderen morgen vroeg ook deed, om te vernemen of het waarheid was, 't geen men op den Doele onder de hand verfpreide, dat Z>'n Doorlugtige Hoogheid dat Concept zou goedgekeurt hebbe, 't geen ik het tegendeel ondervond: dus fpoeide ik my fpoedig wederom, en vervoegde my als vooren na den Doele, de Burgery tot rusten vrede aanmaanende, en iliet op verfcheide Copye van de dne Artikelen tekenen. i „ Den twaalfden dito, lieten myn Heeren van den Geregte, een Publicatie uit gaan, zaakelyk inhoudende een Ordonnantie aan de. Hoofd-Officieren der Wyken, f door een Refolutie van den Krygs-Raad) om haar onderhebbende Manfchap. zoo Wakende als Contribuanten, te vragen, of zy eenige Voordellen of Klagten hadden, zoo ten opzigten der Regeering deezer Stad, als der Voorregten en Privilegiën der Burgeren, of van Gilden; dit was van deeze uitwerking, dat meest ane 1748.  1748. i6o AMSTERDAMS III. Deel, de Wyken zig declareerde voor de drie Artikelen van den Doele, brengende een menigte Wyken hunne getekende Namen aan myn huis, om die gelykelyk in handen van Zyn Doorlugtige Hoogheid te bezorgen, k geen ik op zyn tyd ook getrouwelyk hebbe verrigt; ziende dan dat genoegzaam de gantfche Burgerfland haar verzoek' by het onze voegde, zoo refolveerde wy op Dingsdag, den dertiende dito, een Copy uit het Request aan Burgermeesters en den Agtbaare Raad te prefenteeren , hebbende reeds een groot getal Tekenaars, dit deeden wy met zoo veel omzigtigheid als eenigzints doenlyk was, met ons driën, en maakte dat niemant dan weinig Vertrouwelingen wisten, om alle gerugc te vermyden. By Burgermeesters hebben wy niet als ordentelyke reden ontmoet, die ons vertoonde dat die zaak tyd vereischte, 't geen wy ook toeftemde, en verzogte Burgermeesters het niet kwalyk geliefde te nemen, dat wy het origineele in handen van Zyn Doorlugtige Hoogheid bragten, rt geen wel eenige reden over en weer deedén wisfelen, dog door ons met alle eerbied, en door Burgermeesters vriendelyk wierd behandelt. Wy verzogten zelfs geen dag te bepalen tot 't ontfangen van het antwoord op ons, Request, (op dat geen menigte Nieuwsgierige zig op dien tyd daar mogte vervoegen, tot weering van alle fchyn van Oproer) 't geen door Burgermeesters ook wierd goedgekeurt, dien avond gongën wy na^den Haag, om.  XXVI. Boek. Geschiedenissen, 161 het Request aan Zyn Doorl gtige Hoogheid te prefenteeren, en Zyn goedkeuring daar op te folliciteeren, geiyk als wy ook des anderen daags de eer hadden het aan Zyn Doorlugtige Hoogheid te prefenteeren, en zyn goedkeuring te verzoeken ; wy zyn van Zyn Doorlugtige Hoogheid vriendelyk ontmoet , en met apparentie van fucces te rug gekeerd, en verftonden als doen dat Burgemeesters met eenige lof van ons hadden gefproken, tegens Zyn Doorlugtige Hoogheid. Van ons wedervaren Iragten wy getrouwelyk rapport aan onze MedeBurgers , hen gevende alle hoop van haar verzoek te zullen verkrygen , by aldien zy haar in rust en eendragtig hielden. Deeze wyze van doen onderhielden wy tot Zaturdag den zeventienden dito, nemende nu de Vergadering van dag tot dag toe, zoo deeden wy een poging, ziende genoegzaam de gantfehe Burgery met ons een en 't zelve verzoeken om de Vergadering op den Doele te doen ophouden, dog dit waar vergeefs, en men begeerde voor dat 'etantwoord op 't Request was niet te fehey ■ den. „ Ik wil myn niet verledigen om alle byzondere ontmoetingen zoo aan Huis als op den Doele uit te fehryven, zynde een groot deel niet wetens waard, en zal zoo veel doenelyk is, in 't kort 't geen ik wetenswaardig oordeel, myne Landsgenooten mededeelen, vermydende zoo veel doenelyk is, al wat Perfoneel iemand gehaat ol verdagt kan maken. Dog ik kan niet ver- XV. Stuk. L my 174$.  «748. ï6i AMSTERDAMS III.Deeu myden, een zaak uit welke al wat na tweefpalt helde voortkwam, hier te melden, dat was hoewel ik met Gimnig weer over een waar gekomen , om niet anders als de drie Artikelen te gebruiken, hy, en die met hem waren, nog niet konden af zien van hun Concept, van dat 'er nodig Gecommitteerde uit de Wyken verkooren diende, en men flrooide uit, dat zulks de goedkeuring by het Hof hadt, men bepaal* de het nu op twee uit ieder Wyk; ik die hier niet anders dan verwarring of byzondere Facties uit vreesde te zullen fpruiren, tragte zoo veel myn doenelyk waar dit te verhinderen, vragende of deeze gekoren Gecommitteerdens kundiger zouden zyn, en als 'er onder den Burgerftand waren, dat die ons zoude verpligten zulks aan de Gemeente voor te dragen, dat een ieder even vry was, ja niemant hoefde daar te fchroomen om zyn gevoelen (het waar zoo 't was) voor te dragen; dit ftutte lang het maken van Gecommitteerdens, fchoon 'er uit verfcheide Wyken by myn kwamen, om te vragen of 't waar was, dat ik goedgevonden hadde Gecommitteerdens te kiezen , *t geen ik zoo veel in myn was een ieder afraade, voorziende dat men op deeze wyze een Regeering in een Regeering wilde opregte, en vreesde dat op deeze wyze wel een heele andere Regeeringsform opgeregt kon worden, daar ik geen nyging toe hadt; dit baarde weder wat verwydering tusfchen myn en Gimnig, en die zig by hem voegde, daar waren evenwel al eeni-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 163 eenige Wyken welke Gecommitteerden koren, dog veele konde niet erkend worden, wegens het klein getal der geene die getekend hadde ; dog om alle Facties te vermyden, zoo ltutte ik den loop enkel door reden, tot dat zyn Excellentie de Graaf Bentink, Heer van Rhoon en Pendregt, hier den negenëntwintigfte arriveerde, waaf regens wy ons gefchil uitten, en naar myn geringe gaven toonde de gevolgen die ik vreesde ; dit was van dat gevolg, dat Gimnich beloofde zig ftil te houden met het maaken der Gecommitteerden, 't geen hy ook voor 't uitterlyke deed; dog ik bevond dat eenige die by hem forteerde, nogthans hun best deeden tot het raaden van Gecommitteerden te kiezen , dit fleurde zoo voort tot dat wy de Eer genoten Zyn Doorlugtige Hoogheid, onze teergeliefde Erf-Stadhouder, in onze Stad te ontmoeten. Om nu te voldoen aan myn belofte in myn voorige Reden, zoo diend dat wanneer Gimnig, Feitema, en die by hem hoorde, en ik, en die by myn hoorde, de eerfte audiëntie by zyn Doorlugtige Hoogheid hadde, dat 'er het gefchil wegens de Gecommitteerde ontftond, en tragtende de reden die ik daar tegen hadt te uitten, zoo zogt men my te doen zwygen, 't geen myn iever opwekte, en ik zy neen, ik ben een Vrygebooren Hollander, dat ik voor een Souverein ftond (wyzende met myn hand na Zyn Doorlugtige Hoogheid) daar myn leven aan hong, zoo zoude ik evenwel fpreken, 't geen Zyn Doorlugtige L 2 Hoog- 1748*^  i64 AMSTERDAMS III. Deel. 1748. Hoogheid met een ernftige vaerdigheid beantwoorde , met te zeggen: ja, gy Raap jy moet een vrygehoor en Hollander blyven ; maar zyn Excellentie Graaf Bentink zy, dat voegt hier niet, kom dan op myn Kamer; waar op ik antwoorde, ik ben tot uw dienst; en Zyn Doorlugtige Hoogheid zeide, ja ga op Graaf Bentinks Kamer, 't geen wy alle deeden; hy nu die myn niet ftapel zot oordeelt, kan hier duidelyk uit zien, dat ik daar niet als de gemeene Welvaart beoogde, wyl ik myn op zoo een ernftige wyze, tegens het fentiment van zoo een voornaam Lieveling uitten, en dat myn doelwit niet waar myn bemind aan 't Hof te maaken , of daar voordeel by te zoeken , ook blykt hier uit klaar, dat het Hof (fchoon by Loevefteinfche Facties verdagt) geen aanzetters van myn bedryf waren, maar een eigen poging van Redres; dit vertrouw ik ook van het grootfte deel myner Mede - Burgers. Ik zoude genoeg in ftaat zyn om te toonen, dat zy en ik daar reden overvloedig toe hadde, maar ik ben niet van zints (zonder noodzaakelykheid) oude gebreken te verwyten, ik zie veel liever dat dezelve verbetert wierde, en zoo dit niet gefchiede, zoude die liever fchryven, in hoop het tot verbetering mogt ftrekken, en hoop nooit zoo laf van aart te worden, dat ik de waarheid niet zou durven melde, die ik oordeelde wetenswaardig te zyn. Deeze uitflap verzoek ik my ten goede te houde, ik oordeelde deeze aanmerking tot myn Verdediging nodig 5  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 165 dis:; ik beken dat doe ik op zyn Excellenties Kamer kwam, ik myn tot het maken van Gecommitteerdens liet overhalen door deeze reden, na dat ik hadde voorgefteld, dat ik vreesde dat die Gecommitteerden verwarring in de zaak zoude brengen, zoo wierd myn geandwoord, zy zullen anders niet doen als dat Request aan Zyn Doorlugtige Hoogheid overhandigen, en dan hebben zy gedaan; ik zeide was dat waar maar ik vrees voor het tegendeel, dog men verzekerde myn daar voor; doe liet ik het flippen en gaf myn toeftemming, t geen m?n altoos Vten zal want ik• twyffiden niet, hadde ik myn gefchil voor Zyn Doorlugtige Hoogheid mogen beflisfen, of ik. zou getriomfeert hebben, en alles zou zonder 't minfte ongenoegen zyn afgeloopen, want tot die tyd toe hadden zy nog maar vierëntwintig of zesëntwintig Wyken Gecommitteerdens, en daar veele nog niet voor konde erkend worde, dog dit is gefchied en zoo dra hadde ik myn toeftemming niet gegeven, of men hadt met lang werk om de rest vol te krygen; dog deeze onder welke veel brave Lieden waren, waren niet vergadert of men begon verfchillise fentimenten te ontdekken, men hadde gttragt myn verdagt te maken, al voor Zyn Doorlugtige Hoogheid hier arriveerde, dat ik van den Regent gekurrumpeert, het nuttige van den Burgerftaat niet meer ter her«nam, dit bragt de agt Artikelen voort om het tegendeel te toonen; nu zy mer dat ik meer myn na de fentimenten van hc L 3 "0I 1748» »  i 1 1 166 AMSTERDAMS III. Deel. Hof, als na het Burger nut fchikte, ja men uitte zig niet duider zelf in myn prefentie, dit baarde in myn een zwarigheid van Facties te zien ontfpruiten, wyl onder de Gecommitteerden Lieden genoeg waren myn fentimenten toegedaan, zoo oordeelde ik, dat ik niet langer die Vergadering moest bywoonen, en fchreef ten dien einde een Brief, welke ik ook liet drukken, op dat de Burgerfland mogt zien wat de reden waar, dat ik en die by myn waren ons de zaak onttrokken ; het nuttige nu dat deeze Gecommitteerden hebben verrigt, laat ik over voor die geene die oordeelde dat ze 'er nodig waren. Niemand verdenke daarom dat gantfche Kollegie als onbekwaame of kwalyk gezinde; de verwarring wierd verwekt alleen door eenige heet hoofdige, diens Naame ik niet zou nalaten te noemen, zoo ik niet van gevoelen waar, dat hun reden (die veelmaal de billykheid te buiten gong) ontdond door misvatting of kwaade onderrigting , en of daar geen kwaad gezinde Politieke onder fpeeide, twyffelde ik ook aan. Dit is het zakelyke 't geen ik ter Verdediging nodig oordeelde; ik zou hier nog Uinnen byvoegen, dat myn grootde zorg ivaar de Wapens uit de Burgers handen te houden, wyl elk zyn Hooge Officiers niet jegeerde te gehoorzamen, hoe ligt kon mder zulke Gewapende en t'onvrede Burgers, 't zy door misverdand of onverwagt jeval, ongeliik ontdaan? evenwel waren er die zulks gaerne hadde gezien, waar van s V  XXVÏ.Boek. Geschiedenissen. 167 van tor een «aaltje dient, dat ik eens op den Doele komende, na ik daags te vooren in den Haag hadde geweest, om Zyn Doorlugtige Hoogheid de ftaat onzer Stad Je vertonnen, en&zyn overkomst te befolliciteeren, zoo werd van veele gevraag ; is 't waar Raap, moeten wy morgen alle in de Wapenen komen? ik vroeg om wat te doen? zy vroegen wederom tfglM zelfs niet hadde laaten weeten? en betuigde zulks uit myn Naam daar was verfpreid ; ik antwoorde dat het geen eerlyk Man was die zulks uit myn naam deed, en vroeg Cftaande op een ftoel>wat zy met de WaiL wilde doen? waar haar Vyanden waren, ik zou haar voor gaan? of zyn myn Mede-Burgers zulke Helden, dat zy met haar alle gewapend op de zesendertig Raaden los dorften gaan; en ik verzogt haar op 't vriendelykst zulks te laten, en te vertrouwe dat die haar zulks aan rader hun era-fte Vyanden waren, daar zy vooi hoefde e vreezen, en wierd van de gantfche Vergadering belooft de Wapens aie op te zullen vatten, en zig ftd te houden dat ik hier de waarheid fchryf behoort tei volle geloof te verdienen, wyl daar te vee getuigen zyn die het bygewoond hebben fn zy die ook ommegang ('t *y met Negc tie of anderzints) met myn hebben gehad zullen ligter als andere kunnen geloven d< het mogelyk is, dat ik myn in deeze: zaa zonder inzigt of particulier voordeel hebb Sgewikkel?, wyl ik durf zeggen, dat gee oSnsch met waarheid zal kunnen getuige L 4 ü [748. » 1 1 5 lv e 11 i? u  ï74&\ } } t J 3 1 2 C t h l ff 16*8 AMSTERDAMS IILDeei,. dat ik ooit my met leugen of bedrog hebbe behulpe of myn voordeel door zulks gezogt; ja fchoon ik honderde guldens aan Reys en Rytuig koste hebbe moeten doen zal geen eerlyk Man kunne zeggen, dat ik daar een duit van wederom heb gepretendeert, en hebbe tot heden toe nooit anders gezcgt of gedagt, als dat ik dat geld heel wel hadde belteed, wyl het tot nut van onze Stad, ja tot welzyn van ons gantfche Land lirekte , en ik hoop met myn eigen handen en negotie het Huisgezin aan 't brood te mogen helpen, zonder eenige hulp zoo min van 't Hof als die van onze Regeering nodig te hebben, en dus een Vryman te mogen blyven, die al wat billyk is durft voorftaan, zonder door verpligting nog groot nog kleyn te hoeve te sntzien , of het billykfte niet voor te dur/e (lellen , 't geen de waare Vryheid is die ms door den Alvvyzen Gever, onder het beeid van Zyn Doorlugtige Hoogheid Wilem den Eerfte, H. L. Memori, en desrelfs Loffelyk Geflagt is ten deel geworlen, dat elk regtgeaart Nederlander ver)ligt is te helpen bewaren, en waar voor k myn leven in gevaar hebbe gefteld, en iet daar nog voor over heb, en met meer ;enoege Arme dan Slaaffche Kinderen na ou laten. Niemand verdenke myn, dat ik eel hebbe aan het Oproer tegens de Pag;rs, alzoo ik zelfs geen van die Huize ebbe zien ruïneeren, als alleen over myn >eur, 't geen ik nog zoude hebben tragten i beletten, hadde myn Vrouw myn met re-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 169 reden zulks niet afgeraden, door aan myn te vertoonen, dat als ik in myn oogmerk flaagde, dar dan den kwaadfpreker nog zoude zeggen, dat, dat Volk aan myn order zig gedroeg, en dus voor een Hooid kon werden aangemerkt, en wyl zy kundig was, dat 't beste goed waar geborgen, zoo hebbe ik my daar niet meede- gemoeit. Nogtans wil ik wel belyden dat ik de Executie aan dat Man- en Vrouws-Perioon, met geen genoegen hebbe zien gebeuren, zynde van gevoelen dat in dit Paar Menfchen de gantfche Burgerftaat wierd beledigt, wyl de meeste Kompagniën zig hadde geuit, dat zy voor Pagters niet in de Wapenen begeerde te komen; en door deeze Refolutie, 't Gemeen aanleiding tot deeze onderneming hadde gegeven , en zoo iemand als Vooiilander, over deeze zaak myn durft met zyn Naam beantwoorden, zal ik vertoonen hoe ik deeze gebeurtenis vat, en uit wiens lesfen dezelve zyn gehaalt. Hy , die weet wat Vryheid is, en dit leest, heeft reden genoeg om te denken dat het komt van een Man die Vry* heid mind en beleeft, terwyl ik weet dat men my noemt Daniël Raap . 't Leedt niet lang, of Raap nam insgelyks deel aan de openbaare famenkomflen. Op den tienden Augustus liet hy zig vinden in de Doele, alwaar, op dien dag. de Vergadering werdt geopend, met eer voordel der Hoofden, die het Opflel had L 5 dei 1748. t  «748. $o AMSTERDAMS III. Deel. den getekend, om, uit alle de zestig Burger-Kompagniën, Gedeputeerden te kiezen; ten welken einde zy hun Opflel, ter tekeninge, aanbooden. Doch dit werdt door Raap belet. Een ander perfoon beroerde de Vergadering, door het omdeelen van een gefchrift, tot tytel voerende: Redenen en Bedenkingen eeniger Vryheid en Regt-bemïnnende Medeburgeren der Stad Amjlerdam. Doch de verfpreider daar van vondt zo weinig aanmoediginge , dat hy zyn heil in de vlugt moest zoeken. De Gemeente, wederom, een weinig bedaard zynde, werdt de volgende Aanfpraak voorgeleezen. aanspraak aan de burgers van amsterdam. Veel Geagte Mede - Burgers. „ Ik ben met ontroerige aangedaan over onze verwarringe, dat wy ons in een Zee van onzekerheid willen werpen, ons algemeen gevoelen is, wy moeten Luiden uit het midden van ons kiezen, om met elkan- * dere te overwegen wat 'er ten beste van Land en Burgerry diend uitgedagt te werden; gun my het geluk dat ik U deeze zaak eens ongeblanket voor oogen ftel „ Ik prys uwen iever, zy ftelt ons gelyk met onze dappere Voorvaderen, die goed en bloed voor Godsdienst en Vryheid opgeofferd hebben. Wy toonen dat wy niet minder Liefde voor 't Vaderland en Vry-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 171 Vryheid hebben ; maar kunnen wy iets goets hoopen, als wy een gedeelte uit ons verkiezen, om zaken op te ftellen, die ten beste van Stad en Burgerry dienen kunnen? r „ , Om van de langwyligheid niet te tpreeken die zulke zaken onderhevig zyn. Is er wel de minfte hoop om alle onze gevoelens tot een gevoelen te fmelten ? Zal niet een iegelyk zyne gedagte de beste keuren? Kan dit anders als verwarringen en oneenigheden baaren, die de Vyanden van ons Vaderland alleen bekwaam keuren, om alle goede zaken ter zyde te Hellen, en met in Snzen eigen boezem te wroeten, onze dierbare Vryheid in gevaar te brengen ? , Laat het naburig Vriesland ons tot een voorbeeld verftrekken, daar met zulks te doen alles in verwarringe gebragt is. ., Het Request dat ik op gisteren de eer hadt u voor te lezen, beltaat in drie Arti- culen. „ „ Voor eerst: de Posteryen aan Zyne Doorlugtige Hoogheid te ftellen. „ Ten tweede: dat 'er een fpoedig redres in het ftuk der Ampten moge gemaakt worden. , Ten derden : dat wy by alle onze Handvesten en Privilegiën mogen herftelt en gehandhaaft werden, en dat 'er voortaan geen Kollonellen en Kapiteynen dan uit de Burgerry mogen gekoren worden. Wat de twee eerfte Articulen betreft, treden wy in het gevoelen van Zyn Doorlugtige Hoogheid onzen Stadhouder. " Het  1/2 AMSTERDAMS III. Deel. „ Het derde Articul kan men tweeledig aanmerken. „ Voor eerst: dat wy in onze Handvesten en Privilegiën mogen herftelt worden. „ Ten tweede: dat door het kiezen van Kollonellen en Kapiteyren, uit het Lighaam der Burgeren, de Burgerry by haare Privilegiën en Handvesten moge gehandhaaft werden. „ Zyn in deeze korte zake niet alle onze belangen opgefloten ? ik twyffel niet of wy ftellen te zamen vast dat Zyn Doorlugtige Hoogheid de Posteryen en Ampten, ten algemeene nut van het Vaderland vraagt. Hebben wy dan geen hoop met dien Edelmoedige Vorst in zyne heilzaame verzoeken te onderfteunen, dat hy ons ook in onze nodige en billyke verzoeken tot herftelling en bevestiging van onze ruste en geluk onderfteunen zal. „ Laten wy ons van deeze fchoone gelegenheid bedienen, mogelyk werden wy anders verdeelt en verftrooit. Laten wy dit Request als een eenig man tekenen, en getekend hebbende, zommige uit ons verkiezen , om zulks aan onze Regeering met beleeftheid te Prefenteren. Laten wy Zyn Doorlugtige Hoogheid verzoeken dat hy ons onderfteunt in onze billyke verzoeken. Laten die Verkoorene uit onze Handvesten en Privilegiën alles opzoeken en aantoonen wat tot onze verbetering dienen kan. Kortom laten wy op het voorbeeld van onzen Stadhouder de zaken met bezadigheid en iever volvoeren. „ Zo 1748.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 173 „ Zo hebben wy zyne hulpe en liefde en niet zyne beftraffinge te verwagte, dus kunnen wy onze Vyanden verkloeken * en een gelukkig einde verkrygen ". /lmfterclam, den 10 Augustus 1748. Thans liet het zig aanzien, en veelen waren, met reden, bedugt, dat de wyd van een loopende begrippen, die, met veel drifts, gevoed werden, op eene fcheuring zouden uitloopen. Aan de voorftanders van het Opftel verzogt Raap, dat zy de ongerymdheid geliefden aan te toonen, welke zy, in het Request, meenden te vinden. Het antwoord, hier op, was, dat zy, wat de zaaken, in het Request vervat, aanging, in hetzelve niets ongerymds vonden ; doch, evenwel, van zig zeiven niet konden verkrygen, om hetzelve, door ondertekening, te bekragtigen, zo lang ze van oordeel waren, dat de gevoelens der Burgers, vooraf, moesten gepolst worden. Zy voegden 'er nevens, dat, om eenen iegelyk zyne bezwaaren te doen inbrengen, huns oordeels, geen voegzaamer weg konde worden ingellagen, dan het kiezen van één of twee Gecommitteerden, uit ieder Wyk der Stad. Anderen, in dit middel, in 't algemeen, genoegen neemende, deeden den voorflag, of niet Heeren Burgemeesteren behoorden verzogt te worden, het maaken van eene Benoeming van eer bekwaam getal van Gecommitteerden of zig te willen neemen, doch, vervolgens aan de Burgerye de Verkiezing over ti laa 1748. 1  •174.8 Zortjelyke itaac der Stad. 174 AMSTERDAMS III. Deel. laaten Met deeze en foortgelyke redewisfelingen werdt bykans een geheel uur gefpild, zonder dat men tot een bepaald befluit kwam. Men floot, in de daad, eene foort van verdrag; doch dit werdt zeer gebrekkig nagekomen. Om hun ontwerp door te zetten , begaven zig nu de hoofddryvers van het Opftel, uit de Burgerzaal, naar het Rondeel. In het Verhaal van Raap, boven vermeld, hebben wy gezien, welke redenen hem bewoogen , om met dit alles geen doen te willen hebben. Zeer hoog liepen de gefchillen, welke hier uit ontflonden. Men dreigde hem, op den eerstvolgenden Maandag, de Kloveniers Doele te zullen verlaaten , en vervolgens, in de Handhoogs-Doele, op den Singel, hun Opftel, ter tekeninge, voor leggen. Zeer zorgelyk was, op dit oogenblik, de toeftand der Stad. Buiten de Doele, op de ftraat, ftonden thans honderden van menfchen, onder welke zeer veele kwalykgezinden geteld werden, die de menigte opftookten, om alles te eisfchen, 't geen zy meenden billyk te zyn; openlyk geweld dreigende, indien de Wethouder fchap niet voldeedt aan hunne verzoeken. Het twisten, eindeJyk, moede geworden zynde , en om afdoening van zaaken te bekoomen, kwam men, ten laatfte, tot hetbefluit, om Raap, met allen fpoed, te zenden naar den Haage, om des Stadhouders gedagtcn re verneemen, en zig overeenkomftig daarmede te gedraagen. Naauw- lyks  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 175 Ivks was dit befluit genomen, of de Vergadering brak op, 's avonds omtrent acht uure , onder een onophoudelyk geroep van Oranje boven! Dit alles, ondertusfchen, was niet omgegaan, of de Regeering kreeg er , wel haast, kennis van. Uit vreeze voor de gevolgen, werdt, nog dien zelfden avond, Vróedfchapbeleid,en in dezelve beflooten, tegen den volgenden Maandag, den twaalfden Augustus, den Grooten Krygsraad, bedaande uit Kapiteinen, Luitenants en Vaandrigs, te doen vergaderen, om met denzelven te beraadflaagen de bekwaamde middelen, ter handhaavinge van de rust en ^ïnfusfchen was Raap, volgens affpraak, naar den Haage gereisd. Uit s Mans verhaal, boven, is gebleeken, met hoedanig een berigt hy, op dien Maandag, van daai wederkeerde. In den voorgaanden nacht waren, onder de deuren van verfcheidene Burger-Bevelhebberen , die , by fommigen, in 't oog liepen, briefjes gedooken: van den volgenden inhoud. „ Dat zy, Heeren Leden van der * „ Krygsraad, den volgenden dag zullende vergaderen, verzocht wierden, met de Tabroederen toch niet te willen heulen ■ maar in tegendeel voor het belang vai " den Burger te fpreken: en zich voor a te wagten van iets tot nadeel van de " Vergadering in den Doelen toe te dem " men , nadien deeze niets dan het war. „ belang van de Stadt in hetooge hadden 1748. 1 L l  176 AMSTERDAMS, III.Deel, „ Of dat men anderzints de. kwade gevoi„ gen op hen verhalen zoude , en hen „ voor alle doen betalen ". De Krygsraad, op den beftemden tyd, zynde by een vergaderd, werdt, door Burgemeesteren , aan denzelven de voorflag gedaan, dat hun Wel Ed.-Groot Agtbaarheden, ter weeringe van alle wanorde, en ter bewaaringe van de openbaare rust, geen bekwaamer middel hadden konnen uitdenken , dan dat de Hoofdbevelhebbers der Schutterye, ieder in zyne byzondere Wyk, alle de Burgers, zo ukkoopers en wagtvryen als wagtdoenden, ongewapend, 't zy allen te gelyk, of telkens een zeker getal, opriepen, en vervolgens dezelven afvraagden, of zy eenige voordellen of klagten hadden in te brengen, met opzigt tot de Regeering, Privilegiën of Gilden; en, in gevalle zy, inderdaad, iets hadden voor te draagen, hunne voordellen te doen aan de Hoofdbevelhebbers, die, vervolgens, de geopperde bedenkingen zouden mededeelen aan Heeren Commisfarisfen; waar toe, by voorraad , door, Heeren Burgemeesteren , benoemd waren de Heeren Ferdinand van Collen, Oud-Burgemeester, Mr. Egbert de Fry Temmink en Mr. Elias Schellinger, Oud-Schepenen; en dat, eindelyk, deeze Heeren, naar bevinding van zaaken, verflag zouden doen aan Burgemeesteren. De Kapiteinen bewilligden in deezen voorflag; doch de overige Bevelhebbers verklaarden hun gevoelen niet. Thans vraagden eenige Leden van den Krygsraad, aan Burgemees^ te-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 177 teren, of zy ook van meeninge waren, Krygsvolk in de Stad te brengen? Waar op zy tot antwoord gaven, zulk een voorneemen niet te hebben, maar zig op de Burgery te verlaat«fn Hellende voorts nog, ten befluite , aan de Leden van den Krygsraad, ter hand, de volgende Bekendmaaking : „ Alzo de Heeren Burgemeesteren en Regeerders dezer Stad Amfteldam vernomen hebben, dat voor weinig dagen fommige Perfoonen zyn gekomen in den Kloveniers Doelen dezer Stede,aldaar posfesfie hebben genomen van een of meer vertrekken, tegen wille van de genen die aldaar gezeten waren; en op een onbetamelyke wyze zekere Articulen, by hun ontworpen, geprefenteerd hebben ter Ondertekening, aan de menigte aldaar by hun geconvoceerd , principaallyk aan zodanige Burgeren en Ingezetenen , door welker hulpe de goede ruste en eenigheid in deeze Stad altoos is befchermd, en (zo God wil) befchermd moet worden: en de voornoemde Heeren Burgemeesteren reden hebben om te denken. dat zodanige handeling is aangeleid door Buiten - luiden en Vreemdelingen , dewelken , benydende de welvaart deezer Stad, geen ander oogwit hebben dan de Burgerye te vervreemden van haare wettige Regeeringe , Burger te ftellen tegen Burger, en deeze Stad, met derzelver Inwoonderen, uit die welvaart, waar toe zy, door de eenigheid der. Regeeringe . XV. Stuk. M en i?48. Bekendnaakinglan den Krygsraad.  1748. 178 AMSTERDAMS III. Deel. en Burgerye, gekomen is, te brengen in de uitterfle wanordre. „ Zo is 't, dat haar Ed. Groot Achtbare voornoemd, met advis van de Heeren zesendertig Reiden dezer Ste^e, aan den Ed. Manhaften Krygsraad daar van kennisfe geven , en opentlyk betuigen , dat haar Ed. Groot Achtbare van harte genegen zyn de Ontwerpen en billyke klachten van alle goede Burgeren en Ingezetenen te hooren, en zo veel doenlyk is hun daar in genoegen te geven: doch in een gefchikte order. Dat haar Ed. Groot Achtbare derhal ven aan alle de Hoofd-Officieren der Burgerye voordragen en verzoeken , dat dezelve gelieven, ieder in hunne Wyk, hunne onderhebbende Manfchap, zo wakende Burgers als Contribuanten , allen ongewapend in een of meer partyen te zamen te vergaderen, en aan dezelven af te vragen, of zy eenige voorflellingen of klagten hebben ten opzichte van de Regeringe dezer Stad, van de voorrechten en Privilegiën der Burgerye, of van de Gilden. En, indien 'er zodanigen gevonden worden, dezelven te verzoeken dat zy hunne voorflellingen en klachten gelieven te ftellen in gefchrifte, en onderteekend over te geven aan hunne Hoofd-Officieren, omme door dezelve Hoofd-Officieren te worden behandigd aan de Heeren Mr. Ferdinand van Collen , Heere van Gunterftein en Tienhoven, enz. Oud-Burgemeester, Mr. Egbert de Vry Temmink, en Mr. Elias Schel-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 179 Schellinger , Oud-Schepenen , als Kommisfarisfen door de Heeren Burgemeesteren en Raad, daar toe fpecialyk gecommitteerd ; welke Heeren daar van rapport zullen doen aan haar Ed. Groot Achtbare en den Achtbaren Raad voornoemd; en zullen dezelve Heeren Kommisfarisfen tot het geene voorfz. is, vaceren op het Stadhuis de. zer Stede in de Krygsraads-Kamer, op Donderdag den vyfdenden Augustus, en volgende dagen, 's morgens van negen tot twaalf uuren, en 's namiddags van vier tot zes uuren. Aldus geproponeerd in den Ed. Manhaften Krygsraad dezer Stad. Amfterdam den twaalfden Augustus '1748. Ter Ordonnantie van haar Ed. Groot Achtbare voornoemd. „ Daniël Hóóft. Omtrent den middag fcheidde de Krygsraad. Kort daarna werdt, van de Puye van 't Stadhuis, eene Afkondiging der Gemeente voorgeleezen, van den zelfden inhoud als de Bekendmaaking. Alleenlyk las men nog, in 't flot der Af kondiginge , het volgende verbod en waarfchuwing. ,, Ende dewyl myne Heeren van den Geregte niet en twyffelen, of alle, en een ieo-elyk, wien de gemeene rust, welvaart van Negotie , neeringe en handteeringe binnen deeze Stad ter herte gaat, zal zig gewilliglyk hier na reguleeren: zoo verbieden myne voornoemde Heeren wel M a ex: 1748' Van 't Scadhu'9afgekondigd.  1748 Gevolgen van Raaps wederkomstuit 's Haage. Gedagten o vei de Afkondiging- 180 AMSTERDAMS III. Deel. expresfelyk alle andere onbehoorlyke middelen , welke vervolgens onverhooptelyk nog zouden mogen werden in 't werk geilek; alzoo myne voornoemde Heeren dezelve dan niet anders zullen kunnen aanmerken, als gepractifeert tot verfloringe van de gemeene ruste, en om oneenigheden te verwekken, die voor deeze Stad, en derzelver goede Ingezetenen van ruïneufe gevolgen zouden zyn, en welkers Autheurs dan ook zullen moeten werden aangezien, als Verftoorders van de gemeene ruste, dewelke zullen verdienen de ftraffen tegen s de zodanigen by de Placaten van den Landen geflatueert". Terftond na zyne wederkomst uit 's Haage, deedt Raap verflag van het antwoord, hem door den Stadhouder gegeeven. In 't eerst baarde dit eene groote verllagenheid, onder de Hoofddryvers van het Opftel, die, wel haast, begreepen , de onmogelykheid om hun doelwit te kunnen bereiken. Dit hadt ten gevolge , dat zy daar van afzagen, en voorts eene volkomene eensgezindheid onder de Hoofden. Het tekenen van de drie Artikelen werdt nu yverig voortgezet. De jongfte Afkondiging was nu het voorwerp van ernftige overweegingen. Men meende, in dezelve, uitdrukkingen te vinden , die kennelyke onwaarheden behelsden. Hierom beflooten de Leden, zig van den aangewreeven blaam te zuiveren. Ten dien einde Heiden ze op, een Declaratoir , Re-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 181 en van deezen inhoud was: „" verfchuUigc bennen, omme, wat te hëbb"! én *lk. «n kosten van goed e Woed te maintineeren, - , Het is dierhalven met «nu. «nderdanie Refpect, dat wy ondergefchre- St rroot Aetbaare gedaan en Gepubh- ons ondergefchreven zal gocu & worde en verftaan. , . Protesterende wy wel expresfelyk, gehkwy Protesteeren by deezen tegen de SchuWng - Notificaae ;ecr; 1748 Declaratoir der Burgerye. 1 t 9 1 1 n  1748. 1*8a AMSTERDAMS III. Deel. vat, waar van wy het tegengeflelden hier boven gedeciareert hebben. „ Declarerende wyders wy ondergefchreyenegeen gewelt,te hebben gebruik nogten immer te zullen gebruiken, als blykt uit een Declaratoir van de Heeren die toenmaals op de Zaal in «e Kloveniers Doelen zyn gezeeten geweest hier aan gehegt 't welk doende, enz. enz. Am[lerdam den 13 Augustus A". 1748. Be Origineele was geteekent dfior een groot getal Handen, 0 ö Dit Gefchrift ging verzeld van een ander Declaratoir, op naam der geenen, welke, op den negenden der maand , zig in de Burgerzaal hadden bevonden. Van woord tot woord luidde het aldus: „ Wy Ondergefchrcvene verkiaa'ren by deeze dat w,y gezien hebbende de Publicatie, op gisteren , by haar Ed. Groot Ag* baare.de Magiftraat deezer Stad publiek gemaakt; en al. in den aan van p- of Introductie der zeiver geleezen, dat'voor weinig dagen fom ruige Perfoonen zyn gekomen in de Kloveniers Doelen hier ter Steede , en aldaar hebben posfesfie genomen van eep of meer vertrekken tegen wille van de geenen die aldaar gezeten waren; En alzo wy ten zelve tyd dat zulks zoude geichied weezen, ons hebben bevonden op de groote Zaale in den gemelden Doelen • zo verklaaren wy dat de opgemelde Periode in de Publicatie vermeld geenzints kan  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 183 Vnn «re/eed worden ten onze opzigte be- 1748. Ski ?? te zyn, Nadien dat wy geduuj L« wpinisr tvd met eenige der BurTren bevonden Wooken f ut An en die van ons de Kamer tot W %tuik verzogten, wy die Burgeren S op verzogt hebben, een weinig tyd bui en de Kamer te blyven gelyk zy hebïnn ïedaan! Wy daar op fpoedig hebben nnrfeemelde Kamer aangaat hun Ed. SootSaare door al te voorbaange en Xerde berigten misleid zyn, betuigende ^yTndeSh!. het hier nede^ek^te «nreffte waarheid te zyn, en zyn gereed Xa£ zulks vereischt word folemneel te bevestigen". Actum Amflerdam de» «3 Auguüm 1748. » A»«. r>am Johannes van den Bergh. jan ™»den Danu J Schreuder. Cornelis van FoUenhoven. Om de Gemeente nog te kragtiger_te overmigen van de regtmaatigheid van hun glboudln gedrag eW ^ der Vergaderinge, in de Doele, deRym Snst teg baateg, en fchreeven een Khnk-  i»4 AMSTERDAMS m. DtEl Convo- In gevolge van den voorflae in dp hr> carie. vengemelde Bekendmaaking en AfkondT befjes gmg gedaan, werden, op Dingsdagden Xagt. ^r«f«den Augustus, door degKorpom£ der byzondere Wyken , briefjes rond ge bragt, van deezen inhoud: ë ,, De Hoofd-Officieren van de Wvk N° zullen ingevolge van de .Notificatie van den 12 Augusty 1748, vaceerenop da? de Aug. ten uuren in 5' omme aldaar te hooren, en in gefchrifte re ontfangen, de voorftellinge en kWn welke de Burgers van gemelde Wji^ ten opzigte van de Regeeringe deezer Stad, va" de Voorregten, en Privilegiën der Burgeren, of van de Gilden zouden mogen hfb ben. Werdende een ieder die voorflellingen of klagten is hebbende, verzogt dezelve ten dage en uure als boven, openharrt en met vertrouwen aan haare Officieren n Gefchrifte voor re ftellen, om daar mede «gevolge van de voorfz. Notificatie niet «He yver te handelen" é&tt a °e Plf tfGnlin Welke dce™ byeenkom- Herbergen. gfc 'zif $6gg van de vryheid , welke, door de ïegeermg, nar. hun gegeeven was , 'leverden hunne fchnftlyke bezwaren in. Doch anderen beklaagden zig, dat de tyd C gefield te kort was , om hunne beden*M|K, n eene voegzaame orde, voor te draa-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 185 GefChÏId't C Saac hec zaaklykl, veel men, hadt, wat aan^\ ikelen • het verovereenkomst met de Art kelen,, fchil beftondt voornaamelyk in Zie hier daar van den inhoud I V* tf*/>,7«» Christiaan Schol ". Hp7 en heDDenuc * — ~ „ uezitu ncu gisteren hunne Ed. Groot Agtbaare op & j irrwo-cjnad overgegeven , en daar aan den Krygsraaa ovc ^ g, zyn gevaiien , * „anftellen van Comde^BUrf?nyeals o k vrfheden verleent. Zo "lf ons thans onde7 verbeteringe geoorlooft te zeggen, dat het noodig is , dat zee gehikt voorbeeld te volgen om n onze en een iegelyk in hunne \Vyken . St den haaren te table Mannen tot Komm^a"lr BurgCren benevens de^^^XS bezwaarmsfen ^ regmere , ^ Wyken te tae. een «»^yK ren, een notabel Man^ m oe ) ^ 1748. Declara- ;oir van Wyk XI.  186*. AMSTERDAMS III. Deel. verkiezinge vale woonagtig, tot Kapitein, zo msgelyk den Luitenant: en den Vaandrig, door de Burgeren in de Wyk daar de verkiezing vallen zal; doch wel distinctelyk zulke Mannen die independent aan de Regeering zyn, ja zelfs geen Secretaris op t Stadhuis, en zoo zulken Kapitein, Luitenant , of Vaandrig, flaande dit zyn Ampt'als Officier van de Burgerye, mogt begunftigt worden, met een Ampt dependent aan de Regeering, zo zullen zy hebben de goede Burgery te bedanken, voor de goede dienften aan hun als Officiers gedaan ; zyne of hunne Officiers plaats te quiteeren, en aan zyne onder gehad hebbende Burgeren , wederom de vrye verkiezing (zonder tegen zeggen, van iemand wie ,hy ook mogte wezen) overlaten, en dat daar van een eeuwigduurende Wet zal gemaakt worden. 2. „ De Posteryen aan zyn Hoogheid onzen zo zeer geliefden Erf-Stadhouder te' offereeren, om daar mede naar zyn Hoog en wys goedvinden te handelen , of ten besten nutte te befleeden. Als mede dat toch eenmaal op 't fpoedigfle redres mag gemaakt worden op 't ftuk van de Ampen, enz. enz. enz. 3. „ De goede Burgeren Privilegiën hertelt^ en de kwaade Placaten afgefchaft, op lat die in 't vervolg geen ombragie mogen 'eroorzaaken; daarom is 't noodig dat Ge:ommitteerdens uit de Burgery gekoozen vorden, om nevens die van de Regeeringe ge-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 187 geftelt,daar over te befonjeren en te reguleren. in de Nieuw itaüs neroei^.^ vu een gatttsch ander denkbeeld, egVan een gat n alwaar !f de Heer Michiel Bruiningh. deeze Wyk, door oen fferberg houd dér drié Artikelen, by .naniere van S.lerkSS hy , zwaarigheid,te maaVel om, enkel by mondeling berigt, zulk ken, om, tii j .brengen; verzoeken- rVaom,^ ne de ze begeerte, door hunne handtekening wilden bekragtigen : zo als vervolgens gefchiedde. 't Liep aan tot den 1748. Het voorgevallenein Wyk VUL  1748. Request aan zyne Hoogheid. " Siru- > n Manhafte Heer Kapitein " r üCïi Bruyningh - ^ven met alle „ fchuldphgtige Eerbiedigheid te kennen, „ hoe deze ve ingevolge van de Notifica„ tie en Publicatie der Heeren Bureemees„ teren en Vroedfchap derzelver Steede „ m dato twaalf Augustus 1-748 door bo„ vengemelde Heer Kapitein hebben laten „ overhandigen Copie van het hier aano-en hegte Request, in hoope van daar op een „ gunftig Fiat van hun Wel Ed. Groot „ Achtoaare te zullen ontfangen, maar dat „ dezelven tot haar groot ieedwezen als „ nog daar op geen antwoord bekomen • " 7f/°TJe Zy de Vryheid nemen zich té „ Addresferen aan Uw doorlugtige „ hoogheid, met VriendeJyk verzoek en „ Ootmoedige bede, dat uw vorste- " Ü5¥ H°0GHfID ons in deeze onze „ billyke Verzoeken VaderJyk gelieve te ,, asfifteeren ". Tot het overbrengen en inleveren van dit Request, werden ge magtigd Fredrik Basfet, Pieter Kim/tra de Vries en Gerrit Bontjes, Adelborften in de 188 AMSTERDAMS IH. Deel. zevenentwintigften der maand, wanneer m£nnn0g beri§C' °P de" gedaanen voorflag, hadt bekoomen. Dit verdroot der Kompagnie : waarom zy te raade werdt het oorfpronkelyke, by wyze van Verzoek' fchnft, te zenden aan zyne Hoogheid, en daar nevens te voegen dit volgende verzoek : „ Een Honderd en tweeëntagti> „ Burgeren en Ingezetenen der Stad Am„ iterdam, woonende in de WVk IV , vnr  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 189 de gemelde Kompagnie. Op den dertigften keerden zy te rug uit den Haage , met een zeer gunftig verflag. Terwyl dit in de Wyken voorviel, zat men niet ledig in de Doele. Op Dingsdag, voormiddag, den dertienden der maand, lieten zig Raap, de Huizer en Chatin aandienen, op het Stadhuis, by Heeren Burgemeesteren, om aan dezelven ter hand te ftellen, een affchrift van het ondergetekend Request , en tevens , op hetzelve , een gunftig Fiat te verzoeken. Slegts eenige weinigen hunner meest vertrouwde aanhangers , welke in het geheim waren, hadden kennis van dit hur voorneemen; eene voorzigtigheid, dooi welke zy Heeren Burgemeesteren meen den te zullen overtuigen , hoe zeer z; bedagt waren op het afwenden van al le oproerige beweegingen. Burgemees teren, het Request hebbende ingezien vraagden naar het oorfpronkelyke; doe: Raap en de zynen verontfchuldigden zi van het zelve over te geeven, alzo zy zeiden ze, voorneemens waren, hetzelv aan zyne Hoogheid ter hand te ftellei Verder gaven ze te kennen, het Reque niet meer op de Burgerzaal ter tekening te zullen voorleggen, vermids hetzelve voortaan, in de byzondere Wyken, kont gefchieden. In den namiddag deeden de gemelc Hoofden, aan de Burgers, verflag vj hun wedervaaren by Burgemeesteren, e tevens opening van hun voorneemen, o 1748. DoelenRequestaan den Prinfe. r , 1 r ■> , e 1. >t e ■e e Verflag n aan de n Burgers in de 11 Doele. >g  igo AMSTERDAMS IILDeel. Aati' fprank van Gim nich. zig te vervoegen by den Stadhouder, om hem te dienen van berigt, en tevens deszelfs raad en gevoelen in te neemen. Vervolgens bragten zy in omvraage, of iemand der Vergaderinge iets byzonders hadde voor te draagen aan den Prinfe; kunnende de zodanigen, dien zelfden avond, vóór half zeven uure, zig vervoegen ten huize van Raap, als zynde deeze voorneemens, met de Huizer, Deurhof, Chatin en Wagenaar, de reize naar den Haage aan te neemen, om het Origineel Request aan zyne Hoogheid te overhandigen. Boven, in Raaps eigen Verhaal, hebben wy gezien, op hoedanig eene wyze deeze bezending , by den -Stadhouder, werdt ontvangen. Van wegen de invallende Bedeflonden, fcheide de Vergadering, op dien dag, vroeger dan naar gewoonte. Van Gimnich, een der Hoofden, deedt, by die gelegenheid, de volgende Aanfpraak. „ Het is heeden den dag ende het uur, 't welk door Zyn Doorlugtige Hoogheid, enz., en de Hooge Overigheid bepaald en toegeweid is, omme gezaamentlyk alle die in den Landen zyn, en teffens Gods gunften en welverdiende kastydingen gevoeld hebben, hem aan te roepen en te ïmeeken, dat het Hem naa zyne onuitputtelyken goedheid mogten behaagen , dit Land en derzelveren Inwoonderen by hunne van hem verkregene Vryheid en Grondvesten te befchermen en te handhaaven. Het is dierhalven op het Allervriendelykiten dat ik UE. allen verzoeken, aan die zoo  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 191 zoo heilzaam gebod en oogmerk, Uw gewillig en blydelyk t'onderwerpen. , Laaten wy ons fpiegelen aan dat van ouds van God bemind Geflagt de Israëlieten ; myn hert fchreid en zinkt m my weg als ik haar befchouwen ; zynde zy die voortyds de wellust Gods waare die haar een God, zy hem een Volk zouden zyn, door haare ongehoorzaamheid en arwyking der Heilige Wetten, de veragting en befpotting, ja een verfoeijing der Volkeren geworden. . „ Laaten wy die in geen vergelyking by den Man Gods Mofe koomen, wyzen •Raad volgen, wanneer hem zyn Schoonvader Jethro aanwyst, hoe hy het Volk het besten in hunnen verfchillen en wetten zouden rigten en teffens handhaaven; naa dat Jethro de. daaden Gods van hem verftaan hadden, zegd, en raad hy hem m Exodus het XVIH Capittel en 19. vers tot aan het aófte, alwaar ftaat: Hoort nu myne ftemme, ik zal u raden, ende Godt zal met u zyn: weest gy voor het volk by Godt, ende brengt gy de zaken voor Godt Ende verklaart hen de inftellingen ende dt wetten : ende maaktze bekent den weg daar in zy wandelen zullen, ende het werk dat zy doen zullen. Doch ziet gy ommt onder alle den volke, na kloeke mannen, Godtvreezende, waarachtige mannen , d\ gierigheid hatende : fteltze over hen Over/ie der duizenden, Overfle der hon derden, Over ft e der vyftigen, Overjle dei tienen : Dat zy. dit volk tot aller tyt nek 1748.  IQ2 AMSTERDAMS III. Deel. richten; doch het gefchiede, dat zy alle groote zaken aan u brengen, maar dat zy alle kleine zaken richten: verlicht alzoo u zeiven, ende laat ze met u dragen. Indien gy deze zake doet, ende Godt het u gebied, zoo zult gy kunnen beft aan: zoo zal ook al dit volk in vrede aan zyne plaatze komen. Moze nu hoorde na zynes Jchoonv'aders ftemme : ende hy dede alles wat hy gefeyt hadde. Ende Mofe verkoos kloeke Mannen, uit gantsch Israël, ende maakte ze Hoofden over het Volk: Overfte der duizenden, Overfte der honderden, Overfte der yyftigen , ende Overfte der tienen: ,, Is die een Raad die Mofe, die dagelyks met God als van mond tot mond fprak, niet alleen goed keurden? maar ook teffens in 't werk fielden , hoe veel te meer behoorden wy, (die fchoon God aan ons veele en ontallyke weldaaden heeft gedaan , en een groot Volk zyn) nogthans by het Volk Israëls niet te vergelyken zyn, dat exempel te volgen. „ Wy zien wyders in het zesde Capittel van Deuteronomium, dat hy haar by het overgeven der overige Wetten, nogmaals tot gehoorzaamheid en het Heilig vasthouden der Wetten vermaand; wanneer hy in het zesde Capittel van het 2ofle vers tot aan het laatfle vers, van dat Capittel zegt: Wanneer uwe Zoon u morgen zal vragen, zeggende: Wat zyn dat voor getuigems fen, ende inzettingen, ende rechten, die de Heere onze Godt u- lieden gebooden. heeft? 1748.  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 193 heeft? Zoo zult gy tot uwen Zoone zeggen; JVy waren Pharaos dienstknechten in Egypten: maar de Heere heeft ons door eene fterke hand uit Egypten uitgevoert. Ende de Heere gaf teekenen, ende groote ende kwade wonderen, in Egypten, aan Pharao ende aan zyn gantfche huys, voor onze oogen: Ende hy voerde ons van daar uyt: op dat hy ons inbrachte, om ons het Land te geven, dat hy onze Vaderen gezworen hadde. Ende de Heere geboodt ons te doen alle deze inzettingen, om te vreezen den Heere onzen Godt: ons voor altoos ten goede, om ons in het leven te behouden , gelyk het te dezen dage is. Ende het zal ons gerechtigheid zyn, als wy zullen waarnemen te doen alle deze geboden, voor het aangezigte des Heeren onzes Gods, gelyk als hy ons geboden heeft. „ Hec is dan dierhalven dac ik UE. alle fmeeken, UE. aandagc over deeze woorden te laaten gaan; zoo zult gy zodaanig een overeenkomst met de omftandigheden waar in wy jegenswoordig zyn, en dezelve vinde als noodig zal zyn u alle op te wekken ; zyn wy onder Filippus de Twede anders, als de Israëlieten in Egypten geweest? heeft de Mofes van dien tyd Willem de Eerden R. G. ons niet van die flaverny verlost? waare het anders als Jethrc Mofe raaden? „ Voormaals met ons gefield, hadden wj onze Wyk-Meesteren en Gildens niet; wa het Lichaam van den Raad iets anders al 's Volks Heilbezorgers? was de Manhaft . XV. Stuk. N' Krygs 1748.  1/48. 194 AMSTERDAMS III. Deel. Krygsraad iets anders als een fterkte en Befchermer der braave Regenten en Burgeren ? ik zegge neen, neemt dan uwe Vrienden , en beraadflaagd met haar 's Lands welzyn, op dat gy een waar Meedelit van deeze onze Zaamenleving moogt zyn; en op dat wy volgens onze Eed en Plicht ons mooge kwyten, dat is het welzyn van ons Land en Stad behartigen. Verlaat dan voor dees tyd deeze plaatfe, omme benevens onze Leeraars, van wien ik niet anders kan verwagten, als zynde voorgangeren ten goeden voor uw Vaderland, en de Befchermers van Godsdienst en Vryheid, den Allerhoogflen zyn Zeegen te bidden en te fmeeken ". Intusfchen maakte men nog al voortgang , met het oproepen der Burgeren, in de onderfcheidene Wyken ; dit duurde tot aan den volgenden Donderdag. Eenigen derzei ven hielden zig, bepaaldelyk, aan de drie Artikelen; fommigen bragten eenige bezwaaren in; doch veelen weiger* den in 't geheel iets te tekenen. Op Donderdag, in den namiddag, keerde Raap, met zyn gezelfchap, te rug uit den Haag, roet een Wagen, befpannen met drie paerden, allen met oranjelinten, ryklyk, uitgeftreeken. Raap deedt het rytuig itil houden voor zyne Wooning, en, terftond, een Oranjevlag uitfleeken; 't welk een zein was, dat men goede tyding mede bragt. Doch, alzo de menigte meer begeerde te weeten, dan zy, uit de Oranjevlag, konde leezen,beloofde hy, 's namiddags,  XXVI.Bqek. Geschiedenissen. 195 dags, terï vyf uure, nader verflag te zullen doen in de Doele. Ongemeen talryk was de toevloed van menfchen , op het beflemde uur. De Huizer en Chatin lazert aan dezelve een gefchrift voor; waar van zy, egter, weigerden, een affchrift te geeven: naardien het, zo als zy zeiden,alleen» lyk behelsde , het hoofdzaaklyke van 't geen met den Stadhouder was verhandeld. Nogthans weergalmde de Zaal, na dat het gefchrift was voorgeleezen,. van een alge: meen gejuich van Oranje boven! Om het werk nog te meer aan te zetten, en voortgang te doen neemen , deedt Gimnich, wederom, eene Aanfpraak tot de menigte, letterlyk van.deezen inhoud: „ Ik hebbe op gisteren de Eer gehad aan de goede Burgery deezer Steede, die alhier vergaadert waaren, een Aanfpraak te doen, en teffens haar by dezelve herinnert de onderwerping die wy aan de Souvreine magt van den Lande volgens onze Eed en pligt verfchuldigt zyn; ik twyffelef niet ofte eenige , zoo niet alle, zullen dezelve , alzoo hy reeds door den druk publiek gemaakt is, geleezen hebben. Ik ben ook teffens overtuygt, (en zelve wee te ik,) dat niet tegenftaande, myne en der ganfche gemeente gevoelens niet anders bedoelen als het gene volgens onze Eed et: plicht, het wel zyn van Stadt en Land kan bevorderen , hebben 1 de verraaders van Stadt en Latid, de Viyers Van fcyzondere factiën, zig niet ontzien dit ons heylig en Loffelyk voorneemen, uit te donderen,,: als N * God- 1748*  j748. i96 AMSTERDAMS III.Deel. Godloos, muitzugtig, en oproerig, het is dierhalve dat ik fchoon zulks nu in zoo verre (als zynde betrekkelyk tot de bepaaling der Bede-ftonde door de Hooge Overigheid bevoole) niet te pasfe komt, nogtans ofte fommige het niet mogte gehoord, ofte geleezen hebben, zal ik UE. dezelve, nogmaals voorleezen. (Hier wierd geleezen de Aanfpraak, op den 14 Augustus 1748 , ter deezer plaatfe, aan de Burgers en Ingezeetenén gedaan.) ,, En terwyl wy alle Burgers en Ingezetene met duur geftaafde Eeden, by het doen van onze Burger Eed, heiliglyk gezwooren hebben alle onze Privilegiën en Gerechtigheeden te helpen met het alleruiterfte vermoogen voor te flaan, het geen wy tot heeden toe niet alleen met alle rust vermeene, >maar kunnen bewyzen gedaan te hebben. Verfoeijende alle verraat, en kwaad, moeten wy nogtans ons nietvleyen, als of wy iets -meer gedaan hadden als onze pligt van ons eischt. „ Neen waarde Burgers en Ingezeetenén, wy zyn volgens gedagteEed verplicht (om op het Loffelyke voetfpoor onzer Voorvaderen,) zelfs goed nog bloed ontziende , die te handhaven en te befchermen. „ Wy ftooren ons niet aan de zulken, die mogelyk dien Eed gedaan hebben, om eigebelang, niet alleen dezelve niet nakoomen, maar dat te verfoeyelyker is, de be*. wer-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 197 werkers en naakoomers van haar Plicht, zoeken verdagt te maaken , en te blameeren : hoewel dezulke d''Almachtige zy dank, overal zoodanige Patriotten ontmoeten tegens wiens geheiligde gevoelens, zy niet beiland zyn, en als fneeuw voor de hitte der Zonne verfmelten. Het zy verre nogtans van ons, myne Vriende dat wy eenige wraake zoude willen erlangen. Neen, neen , God ts ae wraak, en die zal 't vergelden, volgen wy weder wyze voorbeelden, kunnen wy niet gelooven, en wel met regt, dat het aan onze zoo dierbaare Voorftander des volks, Zyn Doorlugtige Hoogheid met onbewust is, hoe veele, vyanden met alleen, hem omringen, maar zyne ondergang, ja dood, wast in haar vermoogen, zouden bewerken. Meent gy dat het dien dierbaare Prins onbewust is, wie zy voor het erootlte gedeelte zyn, hy kent ze en weet Ie te wel. Maar dien wyzen en teffens Godvreezende Prins, Zegentze die hem Vloeken, en doet wel de gene die hem haaten en geweld aan doen; volgen wy dan dat wyze Voetfpoor alfchoon ons geweld word aangedaan, God zal ons Kegten, en vertrouwt in de zelve . Naauwlyks hadt de Redenaar zyne Aanfpraak geëindigd, of de Zaal weergalmde van een luiddruftig gejuich; waar na de Gemeente zig aan byzondere tafels plaatfte, en den Beker lustig deedt rond gaan, or den goeden uitflag der Privilegiën: terwyl intusfchen, tot een blyk van genoegen^ W 3 1748.  ]pe Predikantenverzogt vpor de goede Burgery te bid- . den. 198 AMSTERDAMS III. Deel. Aanfpraak, onder de vrolyke Gemeente, meer dan eens, werdt voorgeleezen. Op' dien zelfden dag verklaarde zig de geheele Kompagnie Nu. XLVJI, boven de Westerhal vergaderd, voor de drie Artikelen. Na dat de volgende Vrydag, in de Doele, in merkelyke ftilte, was voorby gegaan , -gag men, den volgenden dag, de Gemeente , in aanzienelyken getale , zamenvloeien. De reden hier van was, omdat men verwagt hadt, eenig verflag te zullen verneemen wegens den Krygsraad, welke, op dien dag, hadt gezeeten. By deeze gelegenheid verhaalde een Lid der Vergaderinge, zyn wedervaaren, by den Voorzittenden Burgemeester, aan welken hy berigt hadt, het voorneemen van fommige Leden , om , voortaan, geene verdere famenkomflen te houden, alzo het getal der tekenaaren reeds groot genoeg was, doch dat andere verklaard hadden , hunne byeenkomflen niet te zullen opbreeken , voor en aleer zy, op het Request, een voldoend antwoord zouden bekoomen hebben; en dat, vervolgens , de Burgemeester hadt beloofd, tegen den eerstvolgendenDonderdag,een bepaald antwoord te zullen bezorgen. Nog dien zelfden namiddag, deeden de Hoofden in de Doele, by de Predikanren, het volgende briefje rond brengen: „ UE. „ Eerwaarde werdt verzogt, uyt naame w van de gantfche Burgerry; omme zoo „ Dikwils als UE. Eerwaarde zult des „ Heeren Dienst verrigten, in UE. ge„ beeden die gy voor God uitftort. De „ fee-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. io$ feegen des Alderhoogten, af te fmee" ken, over de brave Burgerry, Vreedzaarne Befchermers, en Hertelden ; der Aloude Vryheid herkenners van hun Eed " en Pliet". Doch teveel voorzigtigheids hadden de Leeraars, om aan dusdanig een verzoek te voldoen. . Op Maandag, den negentienden, werdt, van nieuws, eene vergadering gehouden, in Te Doeïe Raap en andere Hoofden waren S d°ezete tegenwoordig. Tham= luisterde de een den anderen in het oor, dat by Bur«-meesteren een befluit was genomen omrent het Request; doch men ontvingdeswegen, geen zeker berigt, vóór der vo genden dag. Inmiddels werdt niet onduidelyk vernomen, dat fommigen uit de Burgery niet zeer voldaan waren over de drie Artikelen. Om dit te weeren, werdt nog dien zelfden dag, de volgende zonder linge aanfpraak gedaan. _ b Wapend uw met voorfigtigheid, te gens de listigheid aller Vyanden die nooi meer werken , als wanneer zy fchynen all hoop van tegenflreving, verlooren te heb ïen: ten dien einde moeten wy Eendrag telyk zyn , als opregte , en Waaragtige Broederen en Stadgenooten; en gezaament Ivk overweegen de waarheid, of valsheid van het geen ons werd voorgehouden. In dat geval Evennaaren wy de Bat vieren onze Braave Voorvaderen: die bereid weinig jaaren na de geboorte van onze Zaaligmaaker in diergelyken omtendi heeden zig bevindende, dezelve weg het N 4 D 1748. Weigeren het. » h > s | 1- n  aoo AMSTERDAMS III.Deel. ben ingeflaagen; om die aan UE lieden denkbeelden te doen blyken, zoo dient: „ Dat onze Landaart altoos het doorlugtigfleVoorbeeld is geweest, van beminnaars van Deugd en Vryheid, is onbetwistbaar; wanneer men by het na fpeuren der al-oude gefchigt Schryveren die even zelfde voetfpooren , ontwaar werde van gebeurtenisfen , waar van de overeenkomst , ons heden in verwondering doet als opgetoogen zyn. „ Wie immers ziet niet met verbaazing dien zelfde geneigdheid , ter bekoominge van Vryheid en Oude Regten , daar wy thans op roemen; in de aanfpraak van Claudius Civiüs, de Edelfte der Batavieren. „ Die ten tyden van Keizer Nero geplaagt, onder den Regeering van den Roomfche Keizer Vitellius, met Edelmoedige ernst ontftooken, over de onderdrukkingen der Batavieren, de aanzienelyke derzelve, by den andere vergaaderde, en haar met die kragt, daar nog ter deezer tydt, veele zaaden van overig zyn, voor oogen fielden; dat ze gelyk voorheen niet meer in verbond met de Romeinen wierden aangezien, maar als Slaaven gerekent dat 'er geen Hooge afgezonden meer tot haar kwamen, dat ze over gekeverd wierden, aan Over flens, die met hun Bloed en Zweet verry kt; afgelost wier den, door zoodaamge die Nieuwe Middelen om te kneevelen, en nieuwe Naamen om te Rooyen bedagten. Dat ze niet befchroomt moes-  XXVI. Boek. Geschiedenissen.'201 moesten zyn, voor de Roomfche HeerfchapDy, dewyl dezelve in V Naauw was , nog voor de Eydele naam hunner krygsbenden dugten, dat ze Vrienden, dat ze magt hadden. . vi„„i;„„ En eelyk by de uitkomst is gebleeken dat'ze tot drangreedene van hunne arbeid hadden het heuchelyk vergewisfen, van Onoverwonnen te zyn, en bondgenooten van die groote albeheerfchers, der toenmaalige wereld. Maar gelyk deeze Vryheids liefde zeesenhaftig tot deezer tyd toe; zonder ophouden heeft doorgeftraalt, in de meenigvuldige wisfelvalligheden, deeze Landen overgekomen en oorzaak heeft gegeven tot onze bezittingen; zoo is ook haar Deugd, die Deugd zoo geroemt als groot, zyne bvzondere opmerkinge verdienende; Want door dezelve te oeffenen, zyn die" dappere Batavieren Liefhebbers van Kunften , en by vervolg van Tyden, Voorftanders van Koophandel, Voorftanders van het meerder ligt dat ze ontfangen hadden, Yveraars van Godsdienst, en Trouwe Geworden , en hebben door diezelye deugi onder des Heemelsch Zeegen, de zoete vruchten van hunne Dapperheid, meer dar eenmaal geplukt en genooten. Niets is deezen Landaart fchaadelykei seweest, als het vertrouwen 't geen vloeit til hunn' Deugden , 't geen haar aange booren fchynt te zyn, tot die geene, di< zy 't bewind van hunne zaaken groot, o klein, hebben overgegeven. N 5 « Dl t  r748. i \ 1 soa AMSTERDAMS III. Deeu „ Dit heeft geleegendheid verfchaft, tot alle die Oorlogen, tot alle die beroeringen, die van den braaven Claudius Chilis Tyden , tot in onze dagen, onder of tegens de Beftierders van dit Land, zyn voorgevallen; zoo meenigmaal als het Evenwigt was weggenoomen, werd het bedrog klaarlyk ontdekt. „ Want die geene die dwingelandy zogten hebben zig altoos bedient van deeze eer yke onveranderlykheid , om fnoode praktyken in 't werk re ftellen, ten einde die geene, die hun hadden groot gemaakt, door haar vertrouwen , door haar eigene Deugden, in de Slaverny te kluisteren. „ Het waare te wenfchen dat dit foort yan menfchen uitgeftorven waare, of geleerd hadden ten haare kosten wys te zyn; maar helaas! wat heeft men niet in 't tegendeel gezien; in deeze dagen door het inkruipen van groove, en groote fouten: die Vryheid en Deugd zoo duur gckogt, en bezegeld met het bloed van honderd duizenden van Bataaffche Nederlanderen, dusdaanig benaadeeld en verkort, dat men niet dan een allerdroevigfte vooruitgezigt hebben konde, dat de waare Vryheid niet alleen maar zelfs de Naams Vryheid den Bodem ten eenemaal zouden werden ingeflagen: door konftenaryen van die geene; die zig met ontzien, eer en fchaamloos; iet overfchot der reeds door list en belrog; zoo zeer verdonkerde Privilegiën, 'erder te verkragten, en als Struik- of lieer Vryheids- Roovers, te fchenden en on- ken-  XXVLBoek. Geschiedenissen. 203 kenbaar te maaken , door verdraaijingen: waar van in 't voorbygaan tot een onwrikbaar bewys dient de tot verderf opgerigte aanwyzing onder fchyn van de Vryheid op den Throon te zetten, van de Privilegiën der Magiftraaten en Burgeren ; en waar tenens men leezen moet het nuttig en doorwroet werkje , genaamd het Burgerregt en de nadere Verdeediging , daar op geV°lgMm ook in deeze is Achitöfels raad te niette geworden, want de Groote God die uit het kwaad in fchyn , het goeden kan doen voortkoomen, en die ons Land zoo meenigwerf heeft bewaart, ja altoos onder de Stadhouderlyke Regeering van het Doorlugtig Huis van Oranje ! herfteld en bloeijende gemaakt; die Goede God, heeft ook nu de oogen der meeste Ingezeetenén geopend, en by die reeds gedaanc verheffing, van onze dierbaaren Vader des Vaderlands, alle opregte Patriotten, zo als hier thans veelen tegenwoordig zyn , yver en kragten gegeven, om niet alleen deeze fchendige verkeerdheden tegen te gaan, en die Privilegie Vertreders in hunne waare dagligt te ftellen , maar zelfs verder te ftreeven, en zoo veel mogelyk in een goede order, als waare Iveraars tot het Gemeenebest, eikanderen op te draagen hunne wederzydfche bedenkingen tot Redres, van vervallene Regten , Koophandel , cn Finantiën. „ Zie daar myne Vrienden, Broeders en Landgenooten, laaten wy ons eikanderen  1748. i *»4 AMSTERDAMS III.Deec hier toe opwekken,en beëyveren om deelgenooten van deeze heilzaame oogmerken te zyn , myn betreffende, tyd en gelegendheid zulks toelaatende, zal ik tragteu uit te breiden deeze drie Stukken , die ik meene gevonden en opgeflooten te zyn, in die drie Artikelen door U Lieden hier op den Doelen geteekend. „ En die ik hoop en zoo God wil en wy leven, ftuk voor ftuk, breedvoerig aftehandelen, en derzelve Abfolute noodzaakelykheid ü Lieden myne Vrienden overtuigende bewyzen ". De Redenaar hadt, naauwlyks, geëindigd, of de Huizer vatte het woord, in deezer voege : Veel Ceagte Medeburgeren ! „ Wat zien wy een gezegende omwenteling van zaaken! zedert onze eerfte byeenkotnfte tot op deezen dag: het fcheen, wy toen nog alle met dien geest van verwarringe bezield waren, die zoo veel droevige gevolgen en ongelukken in deeze Wereld Stad veroorzaakt heeft. „ Ik behoef U zulks niet aftefchetfen of te verbeelden ; het legt te vers in onze geheugenis, en heeft ons dus getroffen, dat het onuitwisbaar is in dezelven. Tegenwoordig beheerscht een geest van eendragt ïn Liefde de harten van Amftels Burgery: vy willen onze onderlinge vriendfchap en ïendragtigheid , niet breeder affchetfen \ wyl wy alle daar van overtuigd zyn. „ Maar  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 205 Maar het is aanmerkens en der verwonderinge waardig, dat onze Regeenng van ons voorzigtig gedrag en goede gefchiktheid, aan onzen Veelgeliefden Stadhouder betuiginge heeft gedaan; wat genoegen zulks aan dien Vorst heeft gebaart, (die een voorbeeld van voorzigtigheid en vriendelykheid is,) ben ik met magtig met levendige verwen te verbeelden' Veel geagte Medeburgers en goede Vrienden! Laten wy op dit voetfpoor manmoedig voortgaan ; door Eendragt is deeze Republiek als uit niets, tot die verwon deren s waardige grootheid opgegroeit, door Eendragt, kan zy niet alleen behouden blyven, maar zelfs herfteld en verbeterd werden. God geve hier toe zyn Zegen 1 zoo zullen niet alleen onze voonge feilen uitgewischt worden , maar wy by onze Nakomelingen, en by ahe Volkeren des Aardbodems, als medehelpers van de herftellinge en verbeteringe van deeze Republiek aangemerkt worden". Uit vreeze, dat, veelligt, alle deeze Aanfpraaken niet toereikende zyn zouden, om de menigte, van de billykheid en heilzaamheid des begonnen werks , te overtuigen , beloofden eenigen der dnftigfte Yveraaren ,eerlang, aan de Vergaderinge te zullen voorleggen, eene breedvoerige uitbreiding over de drie Artikelen, welke behelzen zoude een klaar betoog van derzelver volftrekte noodzaaklykheid. , In weerwil van alle deeze poogingen, hadt, by fommigen, het werk een zeei traa, 1748.  so5 AMSTERDAMS III. Deel. traagen vooregang. Deeze vonden zig, inzonderheid,bezwaard omtrent de gevorderde tekening, omdat zy geen middel wisten, om dezelve overeen te brengen met den Eed, welken zy, als Schutters, aan de Stad gedaan hadden, of, in 't vervolg zouden moeten doen. Van hier, dat, by de zodanigen , de tekening agter bleef. Ter wegneeminge van deeze zwaarigheid, zondt men, wel haast, het volgende gein de waereld , behelzende den Schutters-Eed, nevens de verklaarina; van denzeiven: „ Alzo wy, bewerkers van het algemeene Welzyn, gemerkt hebbende dat verfcheide Burgers en Inwoonders van deeze Volkryke Stad , hun Stads en Schutters Eed aan de Hooge Overigheid gepresteert, niet wel begrypen of verkeerdelyk uitleggen , en daar door in zekere vrees worden gebragt, als zy op eene gepermitteerde wyze , ten algemeene nutte mede werken, en de handleenen aan die heilzame Articulen, die thans op de algemeene Burger Doelen worden voor gedragen, als Verftoorders van de algemeene Rust zouden worden aangemerkt; zo is 't dat wy tot weeringe van diergelyke vreesagtige gevoelens , goed gevonden hebben den gemelde Eed hier vvoordelyk voor te ftellen, met de juiste Verklaaringe van Haar Ed. Groot Achtbare gedaan. Jji^iivite" -ou Mils-rJilov ia . ,B93nigooq .susL alk cr.-: üwiasw {' 033 2f»W :s;i , tio-gtauiol yd „: ed SCHUT-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 207 SCHUTTERS EED. , Gy zweert, alle de Poincten en Articuïen, in de Ordonnantie van de Schuttere vervat, te onderhouden en na te komen op de pcene in dezelve Ordonnantie begrepen; en voorts de Hooge Overigheid en R^eeringe des Lands van Holland, deeze goede Stede, de Magiftraten en de Regeerders derzelver, onder uwe Kapiteinen gehouw en getrouw te zyn: Dat gy, waar dezelve, of eenige uit dezelve, of eenige uit den Rade, u voor trekken, volden zult; conform ff oude Privilegiën dee%er Stadt; deeze goede Stede, en de Magiftraten derzelve, in haare Privilegiën en gerechtigheden, na u uitterfte vermogen helpen voor ft aan; voor alle verraad en kwaad, dat gy verneemt, terftond getrouwelyk waarfchouwen; en de Burgeren en Inwoonders van dien, voor alle geweld en overlast, midsgaders tegens alle Vyanden des gemeenen Lands, met Lyf, Goed en Bloed befchermen zult ? Zoo waartyk helpe n God Almagtiiy. „ In den janre 1618. by benige deezen Eed in bedenkinge genomen wordende, wierd als doen ter tyd tot onderrigting van de Gemeente de meininge deezes Eeds, by de Heeren van de Regeeringe verklaart , dat onder de woorden, Qi) Dee- Zi (K) CoiiJXEfciJJ» Bcfchrjvir.« van Amfterdaro , fol I748*  ao8 AMSTERDAMS III. Dêel. ze goede Steden , de Magiftraten, en Regeerders derzelve gehouw en getrouw te zyn verftaan moet worden, de Maintenue van deezer Stede Privilegiën en Geregtigheden onder uwe Kapitein ; midsgaders de Befcherminge der Burgeren en Inwoonders, tegen alle geweld en overlast''. Niet geheel zonder vrugt was deeze opheldering. Veelen kwamen , daar door , tot andere gedagten: zo dat ze nu niet meer zwaarigheid maakten in de ondertekening. Daarenboven, vondt het werk der tekeninge nog meer voorftanders, omdat, ten zelfden dage, onder de menigte, werdt verfpreid, een kort gefchrift, behelzende eene verklaaring of nadere bepaaling der drie Artikelen, die, insgelyks, fommigen in andere gedagten bragt. Het bedoelde gefchrift was van deezen inhoud: Op het I. Artikel aangaande de Posteryen. „ Ten eerfte. Dat dezelve zullen ftrekken in. minderinge der Penningen, die de Stad Amfterdam verpligt is te contribueeren aan het gemeene Land van Holland. „Ten tweede. Dat der Stede Posteryen niet moeten afgeftaan worden by affterven, maar dat dezelve op eene Loffelyke en Cordaate wyze , tot eerder Redres van Zaaken, terftond aan Zyne Doorlugtige Hoogheid moeten gegeeven worden, op conditie als boven, alzo deezer Stede Posteryen, de Stad en geen Magiftraats' Perfoonen toebev- ho6-  XXVI.Boek. Geschiedenissen, sop hooren, volgens getuigenis van de Regeering deezer Stad zelve. II. Artikel aangaande de Ampten^ „ Door de Ingeborene en Genaturali* feerde Burgeren verftaan Wy, zodanigen, die ook aan Ingeborene en Genaturalifeerde Burgers Kinderen komen te huwelyken, en dat door dat Huwelyk de Man de Vrouw Burgeres, of de Vrouw den Man Burger maakt. ƒƒƒ. Artikel aangaande de Kolonellen en Kapiteinen. ,, Ten eerfte. Dat deeze Heeren Kolonellen en Kapiteinen, niet alleen in de Regeering niet zullen mogen Participeeren, maar ook niet aan de Familie der Regenten zullen mogen parenteeren, in zo verre dat zy niet zullen vermogen Kolonellen en Kapiteinen te zyn, wanneer zy ab inteftato van de Regeering deezer Stad zouden afhankelyk zyn. ,, Ten tweede. Dat zodanige Heeren Kolonellen en Kapiteinen niet by verfterf, maar terftond by deeze occafie van Redres, van hunne Chargies moeten afftaan, en uit de nu weinige Heeren Burger-Kapiteinen de Kolonellen en uit braave Heeren Medeburgers, de Kapiteinen genomineert, geëligeert en geinftalleert moeten worden, door de Manhafte Burgery van Amfteldam, „ Ten derde. Dat de Officieren van de XV. Stuk. O Bur- 1748»  aio AMSTERDAMS III. Deel. 1748. Burgery, (exempt den Kolonel en Kapitein) een ydcr in zyn VVyk moeten woonagtig zyn , en dat verders alle Ampten aan de Krygs-Raad dependeerende, zullen moeten begeeven worden van Kolonellen , en in elk zyn Wyk van de Kapitein, Luitenant en Vaandrig, en verder by meerderheid van Stemmen van minder Officieren". Op Dingsdag, den twintigften van Augustus, verfcheenen de voornaamfle dryvers van de Doele op het Stadhuis. Hier gaven Heeren Burgemeesteren, niet onduidelyk, hun ongenoegen te kennen, over de beweegingen, welke thans in de Stad plaats hadden. Onder andere verklaarden dezelve, dat de Drie Artikelen onredelyke eisfchcn inhielden, in welke, door Burgemeesteren en den Raad, niet konde bewilligd worden ; en dat zy, hierom , verzogten , in het toekoomende, alle verdere moeite te ipaaren, en hunne Overigheid niet meer lastig te vallen. In den namiddag verfcheenen de Hoofden, met dit berigt, in de Doele, alwaar het, met geen klein ongenoegen, vernomen werdr. VeeIe moeite kostte het, aan de zulken, die ■nog eenige bezadigheid bezaten, om de driftigffe yveraars tot bedaaren te brengen. Verfcheiden maaien werdt het fchriftlyk antwoord , door Heeren Burgemeesteren ter hand gefield, herleezen ; elk maakte -daar op aanmerkingen, op zyne wyze. Ora -den Leezer te dienen van berigt, wat het antwoord der Burgemeesteren inhieldt, laaten wy 't hier , woordelyk, volgen. „ Bur-  XXVI.Boek. Geschiedenissen, aii Burgemeesteren en den Achtbaaren Raad der Stad Amfteldam, hebbende geëxamineerd zeker Copye Requeste, geaddresfeerd aan haar Ed. Gr. Achtbaaren, en den Achtbaaren Raad, op den zeventienden deezer, aan de Heeren Burgemeesteren overgegeeven, door Daniël Raap , Jacob Corel de Huizer, en Elie Chatin, Burgeren dezer Stad, zich kwalificerende te zyn Gecommitteerden van een groote menigte Burgeren en Ingezetenen dezer Stede, dewelke den origineelen Requeste (naar hun voorgeven) zouden hebben ondertekend, doch welke origineele Requeste aan Burgemeesteren en den Achtbaaren Raad niet is vertoond geworden; zo als ook onder dezelve Copye - Requeste niet is gemeld of gefield, een eenigen naam van die gene, dewelken denzelven origineelen Requeste zouden mogen hebben ondertekend, en waaromme dan ook met veel Reden zoude konnen worden gedeclineerd, op de informeele prafentatie van zodanig een fimple, en door niemand onderteekende, CopyeRequest, eenig reguard, veel min daarop eenige Refolutie te nemen, of eenige dispofitie te verleenen, hebben niet te min voor ditmaal, en zonder eenige confequentie voor het toekomende, de voornoemde informaliteiten wel willen overflappen; en in vertrouwen dat de voorgemelde drie Perfonen hun Ed. Groot Achtbaaren naar waarheid zullen hebben geinformeerd , hebben Burgemeesteren en de Achtbaare Raad den inhoud van den voornoemden ReO a ques- 1748.  212 AMSTERDAMS IILDeel. 1748. queste, en de drie pointen van verzoek, daar achter gefield, wel willen nemen in ernftige overweginge, en vervolgens, na rype deliberatie van Rade, en ten einde alle de goede Burgeren en Ingezetenen deezer Stad mogen wezen onderricht van de gedachten en goede intentie, zo van haar Ed. Groot Achtbaaren als van den Achtbaaren Raad, daar omtrent goedgevonden en gerefolveerd te verklaaren het navolgende. Op het Eerfte Verzoek. ,, Dat Burgemeesteren en Raden over het point, raakende de overdragte der Posteryen deezer Stede, al voor eenigen tyd met zyn Doorlugtige Hoogheid den Heere Prince van Oranje en Nasfau, Erfftadhouder deezer Provintie enz. enz. enz., door de Heeren derzelver Gedeputeerden zyn getreden in een minnelyke onderhandelinge , en dat die zake daar in bereids zo verre is gevorderd dat dezelve naar alle apparentie, in de naastkomende Vergaderinge van haar Ed. Groot Mogende,met onderling confent en genoegen van zyn Doorlugtige Hoogheid, ten gemeenen beste ftaat te worden gebragt tot een gewenscht einde. Waar door dus aan dit Articul in zo verre is voldaan als van Burgemeesteren en den Achtbaaren Raad dependeert. Op het Tweede Verzoek. „ Dat haar Ed. Groot Achtbaaren en de  XXVLBoek. Geschiedenissen. 213 de Achtbaare Raad zo "zeer als iemand genegen zynde om te helpen redresferen de abuizen op het ftuk van de begevingen der Ampten , hier en daar ingekropen , en omme daar tegen fpoedig te introduceren alle behoorlyke middelen van redres, vervolgens niet alleen op het hoogwys en falutair advis van zyn Hoogheid, reeds hebben geconcurreerd in het helpen nemen van haar Ed. Groot Mogende Refolutie van den elfden November 1747 en drieëntwintigftcn January 1748, maar ook daar aan reeds volkomentlyk in zo verre hebben voldaan, dat 'er niets anders refteert dan het overzenden van de gerequireerde Lysten van alle de refpective Ampten en Bedieningen, dewelken van deeze Stad zyn dependerende; welke Lysten, zo by deeze Stad als by verdere Steden, de Vergadering van haar Ed. Groot Mogende compoferende, in de Vergadering van September naastkomende (achtervolgens de daar toe genomen Staats Refolutie) ftaan te worden ingebragt; en dat haar Ed. Groot Achtbaaren en de Achtbaare Raad dan wyders bereid zullen zyn, omme met de verdere Leden van hooggemelde Vergaderinge, na ingenomen advis van zyr Hoogheid, te helpen beramen en nemer zodanige verdere heilzame Refolutien, al: volgens de gedagten van Haar Ed. Groo Mogende en van hoogstgemelde zym Hoogheid, geoordeeld zullen worden tei meesten beste te konnen dienen. Waa O 3 doe 1748. 1 r r  ] 4i4 AMSTERDAMS • III.Deel. door insgelyks aan het tweede Articul is voldaan. Op het Derde Verzoek. „ Dat haar Ed. Groot Achtbaaren en de Achtbaare Raad niet meer ter herte nemende dan voor de confervatie van de Privilegiën, oude en wel hergebragte Coftumen, Ordonnantiën, Keuren, Rechten, en Gerechtigheden, aan deeze Stad, deszelfs Gilden, en goede Burgerye competerende, altoos naar hun uiterfte vermogen te waken, pok genegen en bereid zyn de zelve daar by te conferveren, en om een iegelyk daar van het effect en genot te doen erlangen. Wordende voor hét overige altoos aan de Gilden en goede Burgerye vry en open gelaten, omme wanneer dezelven zouden vermeenen ergens in benadeeld of verkort te zyn , daar over by Requeste, in decente termen, reprefentatien te doen. „ Doch dat het geene verder door de Supplianten daar by gevoegd Wordt, nopende der Burgeren Colonellen en de Capitei'nen alleen te nemen uit het Lighaam Van de Burgerye, en dat dezelven nooit nogte ten genen dagen zouden vermogen te zyn ?ƒ te worden Leden van de Regeringe, tonder zig alvorens van hunne Colonek m Capiteins Ampten te hebben ontdaan, iet zelve eene nieuwigheid is, die niet aleen nooit, zo oud als de Republiek is, n deeze Stad plaats gehad heeft, en die in reenige Privilegiën, oude Coftumen, Or- don-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 215 donnantien, Rechten, of Gerechtigheden is gefondeerd, maar die in tegendeel daar tegen direct lïrydig is, en particulierlyk mede tegen het geen reeds ten tyde van den Doorluchtigen Prince Willem den Eerften, Grondlegger der Vryheid van deezen Staat , onfterffelyker gedagtenisfe, geordonneerd en goedgevonden, midsgaders zedert dien tyd altoos gepractifeerd is; en waar by te meer behoort te worden verbleven, om dat van alle oude tyden af, de Kapiteinen, zonder onderfcheid, niet alleen zyn genomen uit het generale Lichaam van de Burgerye (waar toe zo wel de Lederi van de Regering, als die geene, die buiten de Regeringe zyn , behoren) maar ook vry en onbedwongen verkoren zyn door den Ed. Manhaften Krygsraad, by meerderheid van Stemmen, aan welken Krygsraad alleen de aanftellinge competeert, en in welken Krygsraad het bekend is, dat omtrent de aanftellinge der Kapiteinen en verdere Officieren, de Lieutenants mede ftem hebben, en overzulks dat de Leden, die uit het Lichaam van de Burgerye verkozen, en buiten de Regeringe zyn, noch heden ten dage verre de meeste ftemmen uitmaken; en midsdien dat nooit eenig perfoon uit de Regeringe, of daar toe betrekking hebbende, tot Kapitein word, of kan worden, verkoren en aangefteld, ten zy de meeste Leden uit het Lichaam van de Burgerye beftaande, en buiten de Regeringe zynde, daar toe zelfs hunne ftemmen geven". è O 4 Isic f748.  J748. %\6 AMSTERDAMS III. Deel. Niet alleen by de menigte , in de Doele vergaderd, baarde dit antwoord ongenoegen. De zelfde uitwerking befpeurde men by fommige Kompagniën, die zig voor de Drie Artikelen verklaard hadden. De verbittering, tegen de Regeering, werdt, hier door, merkelyk grooter. Na eenig raadpleegen in de Doele, kwam men tot het befluit, de Hoofden , andermaal, te zenden naar den Haage, om aan zyne Hoogheid verflag te doen van den toeftand van zaaken; met verzoek aan de Afgevaardigden, om, zodra mogelyk, van daar te rug te keeren, en der meenigte verflag te doen van 's Prinfen antwoord. De Hoofden, op Woensdag, naar den Haage gereisd, bevonden zich, reeds 's anderendaags avonds, wederom in de Doele, uitgezonderd Gimnich, die, op 's Prinfen bevel, in den Haage was gebleeven. Zeer talryk was thans de Vergadering, van wegen het driftig verlangen, welk eenen ieder bezielde, om te weeten, hoedanig een antwoord de Afgevaardigden hadden thuis gebragt. Hoofdzaaklyk kwam hun berigt hier op neder ; dat zy, des Woensdags namiddags, ten vier uure, terftond na hunne aankomst in den Haage, by zyne Hoogheid hadden gehoor gehad, in tegenwoordigheid van den Graave Bentink en van den Griffier Fagel; dat zyne Hoogheid hun belast hadt , uit zynen naam , der Burgerye bekend te maaken, dat Burgemeesters en Vroedfchap de Posteryen hadden afgeftaan aan den Prinfe, of aan 't ge.  XXVLBoek. Geschiedenissen. 2.17 't gemeene Land, toe genoegen van zyne Hoogheid; dat zyne Hoogheid hun .verzekerd; en bevolen hadt, in zynen naam, te melden, dat alle zaaken tot genoegen der Burgerye zouden gefchikt worden: als zullende zyne Hoogheid, in het voetfpoor zyner Vaderen, alle moeite en poogingen aanwenden ten nutte der Burgerye; maar dat 'er tyd werdt vereischt, om alles in behoorlyke orde te brengen, waar toe de G«ie zich van zyne hulp konde verzekerd houden; dat voorts de Prins de Imfterdamfche Burgers, als een Vader zyne Kinderen, verzogt ^vermaande zie ftil en vreedzaam te gedraagen, en geen den minften hinder of ftoornis toe te brengen aan de openbaare rust en veiligheid. Na het doen van deeze opemnge, vraagden de Afgevaardigden aan de menigte, of ieder een gezind ware, deeze vermaaning van zyne Hoogheid trouwhartig na te koTn • 't welk Lt een algemeen j a en een luiddruftig gejuich, beantwoord werdt. De Wv^p , welke thans alle gemoederen hadt ingeVomen, werdt nog vergroot nadat men hadt verftaan, dat zyne Hoogheid de naamen der ondertekenaren me senegenheid hadt ontvangen. By dit alles fwam nog, tot overmaate van vreugde, ha berigt van zekeren Afgevaardigde u* den Haage, welke, aan het huis van Raap: zou verzekerd hebben, dat, in een ge Lek, welk zyne Hoogheid hadt gehou deml den Amfterdamfchen Burgemees 1748. »  1748. 2i8 AMSTERDAMS III. Deel. Staal, de Prins deeze Heeren hadt vermaand» de zaaken in der minne by te leggen; met byvoeging, dat, in de volgende week, alles zou geregeld worden. OpSaturdag, den vierëntwintigflen, terwyl, in de Doele, niets zaaklyks verrigc werdt, kwam, by zekeren Boekverkooper, in 't licht, een gefchrift, in 't welk de handelingen der Vergaderinge in de Doele, zeer vinnig, doorgeftreeken, en de Hoofden, als menfchen zonder Godsdienst en Geweeten , werden afgefchetst. Uit vreeze dat dit papier, op de gemoederen van fommigen , eenigen indruk zou verwekken, deedt, eerlang, een der Leden der famenkomften eene Aanfpraak , welke , federt, insgelyks, in openbaaren druk verfcheen; in welke hy de befchuldigingen zogt te keer te gaan, en,tevens, de nuttigheid der Drie Artikelen nader aan te toonen. Om den Leezer een denkbeeld te geeven, van de wyze van aanvallen en verdeedigen, in deeze dagen, zullen wy de beide Gefchriften, woordelyk, laaten volgen. Het eerstgemelde voerde den volgenden tytel, en was van deezen inhoud. Aanmerkingen op de zogenaamde Drie Artikelen beneffens de Aanfpraak, tot aanpryzing derzelve aan de Burgeren van Amjlerdam, gedaan op den 10 Augustus 1748, in den Cloveniers Doelen; beginnende: Veel geagte Meede-Burgers. „ De Spreeker is ontroert over de verwar-  XXVI.Bobk. Geschiedenissen. 219 warringen om dat dé Vergaderden volgens Tyn zeggen, zig in een zee van Onzekerheid willen werpen. Hv moet vast op zyn voornemens gefban hebben, die hy vreesde dat als ieder ZYn Oordeel vry hadt, met zouden doorSan en daarom moet de Vergadering geSlind worden. Daar hy op den negenden fchynt geen kans toe gezien te hebben, uit vreeze dat hy ze niet alle zelfs zou kunnen WyZlgHv zegt, ons algemeen gevoelen is, wvrnoeten luiden uit het midden van ons kiezen om te overleggen, wat er ten beste van Land en Burgerye diend uit gedagt te W°rdWaarom gaat het algemeen gevoelen dan niet door j daar men nu zo veel ophef van het gevoelen der menigte T ekenaars maakt. Dit is om dat het dan een onderzoek zou zyn, wat waar ol vals was; en daarom niet alles wat men wilde, goedgekeurd zoude worden. Wie heeft ooit gehoort, dat het te verwerpen was luiden te verkiezen, om de zaak te onderzoeken, inzonderheid die gewigtig zyn , en zoo men zegt, Landt en Burgerye raken? , Gun my het geluk zegt de Spreeker, dat ik u deeze zaak eens ongeblanket voor °°geDe Vergadering was gelukkig geweest dat" het ongeblanket was gefchied; maai het zal blyken dat het een blanketfel is zoc dik als een voofe Raape fchil. „ Vva 1748* ;  aao AMSTERDAMS III. Deel. 1748. „ Wat een ophef: ik prys uwen yver • maar hy merkt ze aan als zonder verftand! „ Hy field ons gelyk met onze dappere* Voorvaderen , die goed en bloed voor Godsdienst en Vryheid opgeoffert hebben. Waarom dan die Voorvaderen niet nagevolgt, die ongetwyfeld zulken voornamen ftuk als haar Request aan de Hertoginne van Parma niet zonder goed overleg zullen opgefteld hebben ; dog die Luiden wisten wel waar in dat ze verkort wierden ; en daarom hoefde het zoo niet gezogt te worden , als de Spreeker 't hier zoeken wil. „ Wy toonen (zegt de Spreeker) dat wy niet minder Liefde voor 't Vaderland en Vryheid hebben. Maar hier word het woordje Godsdienst niet herhaald; zou dat te veel zyn om tweemaal te melden ? of is den yver voor den Godsdienst nu niet nodig? of hoord 'er dat te vooren maar by, om de Vergadering, die van 't geheim niet weet, zoetelyk in te nemen ? waarom zou 'er niets goeds te hoopen zyn geweest, indien 'er uit het midden van die Vergadering 5 a 6 Perfonen gekooren waren * om de zaaken, die tot best van Stad en Burgerye dienen konden, te onderzoeken?waren 'er zo veel niet onder, die verftand genoeg hadden, volgens het verftandig oordeel van den Spreeker, wat zal hun oordeel dan gelden over de drie Articulen? „ Hy vreest voor de lankwyligheid : moeten zulke groote zaaken, daar Stad en Land  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 221 Land aan hangc, zonder overleg voort gaan, alleen op het voordel van een perfoon, die geen qualificatie daar toe toont te hebben als alleen door die Vergadering, die hy zo verftandig eflimeert, als bevooren gezien is ? Het voorftel werd zo verhaast, als of 'er een vyand voor de Poort was, die de Stad beftormen wilde, en dat men een fchielyken uitval moest doen. „ Waarom was 'er geen hoop om de gevoelens tot een te fmelten ? had men groote oorzaaken van vrees, die aan ieder bekent waren? wat deed die famenroep van Burgers dan in den Doele? waren er bekende zwaarigheden buiten de harsfenen van den Spreeker? wat vreeze om die met by malkanderen te kunnen brengen? was het een vergaderinge van zulke onveritandige hovaardige", dat een ieder zyn gevoelen maar zou llaande willen houden, zonder zich op een gemakkelyke wyze te laten overreeden (of wyzigen)? „ Waarom niet een vergadering van verftandige en bezadigde mannen belegt? ol was het maar om de groote hoop te doen i dat maakt zeker verwarringe, en moesten zulke aanleggers van te vooren weeten, wie zyn de Vyanden van ons Vaderland, die alle goede zaaken ter zyde ftellen, en in onzen eigen boezem wroeten, om onze dierbaare Vryheid in gevaar te brengen! dit kunnen geen buitenlandfche Vyander zyn; daar is geen Vyandelyke vergadering onder ons bekent: dierhalve kan de Spree kei 1748.  1748. i 222 AMSTERDAMS III.Deel. ker geen andere in hec oog hebben als onze wettige Hooge Overigheid. Foei Lasteraar! dat men zig fchaamen moest aan een particulier Mede-Burger te doen zonder bewys, en zal men zulks tegen zyn wettige Overigheid uitbraken ! Bedaar Mede - Burgers, ligt de Raapefchillen van uwe oogen, en ziet zelfs met een verftandig en Christelyk oog en hart, of gy zulke zwaarigbeden met rede kunt vinden. De Hooge Overheid heefc u Vryheid gegeven uw gevoelen te uiten; maar niet dat van een ander, of het moet uwe toeftemming wegdraagen. Laat ons ook verder eens onderzoeken , of deeze drie Articulen, zo voorgefteld, van zulk een gewigt en voordeel voor ons zyn , als de ophef van den -Spreeker fchynt te kennen te geven. „ Het Request aanbelangende, zegt de Spreeker, beftaat in drie Articulen, van welker twee eerfte hy zegt, dat men, met die te verzoeken, in het gevoelen van Zyn Doorluchtige Hoogheid treed. „ Ik erkenne, dat wy het voor een groot geluk moeten achten, dat wy in de omftandigheden, waar in wy in den beginne des voorleden jaars waaren, Zyn Doorluchtige Hoogheid als een Eminent Hoofd aan het Roer onzer Regeeringe gekregen hebben, en vertrouwen dat daar door de zaken van ons gemene Vaderland, vervolgens met veel meerder eendragt, dus ook net meer vaardigheid tot goede befluiten , ;n tot fpoediger uitvoering van de zelve zal  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 223 zal konnen gebragt werden ; te meer, om dat van Zyne Doorlugtige Hoogheid, door alle die de Eer genooten hebben hein te fpreken, getuigd werd, te zyn van God beseft met een uitmuntend verftand en bezadigdheid, en tevens Godsvrugt; en waare het te wenfchen, dat God zulke gaaven 00 de verdere Beflierders van ons lieve Vaderland rykelyk geliefde uit te ftorten, en de welvaart in den Lande onder hunne beftiering bloeje. Maar ik achte Zyne Doorluchtige Hoogheid veel te kort te doen, wanneer men zoude denken , dat hy zig zelve zo ver boven het menfchelyke zoude verheffen, dat Zyne Doorluchtige Hoogheid deszelfs tegenwoordige begrippen over een zaak altyd onfeilbaar goed, ja zelfs maar voor de beste te houden, en derhalven niet en zoude konnen veelen, dat ook andere Regenten haare oordeelen over de algemeene of haare byzondere zaaken met reden inbragten, en zonder nader overtuiging met bezaadigdheid Haarde hielden. Uok achte ik het voor een groot geluk, dat de conflitutie onzer Regeering meer held tot overreding van malkander, als tot overftemming; en daarom ben van gedagten, dat Zyn Doorluchtige Hoogheid weinig Eer word aangedaan, met de zaaken m dier voegen voor te ftellen, als of wy dien Edelmoedigen Vorst zeer verpligten met een groot getal toeftemmers in zyn heilzaame verzoeken (zo de Spreeker die gelieft te noemen) met zo veel verhaasting te be9 zor 1748.  1748'. m AMSTERDAMS III. Deel. zorgen, en daar door Zyn Doorluchtige Hoogheid te beweegen, om dat gedeelte der'Burgeren te onderfteunen, in een verzoek dat niet op de voorregten van dezelve fteunt; nog ook, wanneer het ter toetze gebragt zal worden, bevonden op billykheid of nut voor de gezamentlyke Inwoonders onzer Stad te zyn. „ Onze Republiek beftaat uit zeven Provintiën; in het wel onderhouden van de Eendragt in dezelve beftaat onze kragt; daar toe moet ieder, des noods, al zyn vermogen aanwenden; maar anders weet een ieder wat gedeelte hy tot ieder honderd van des gemenen Lands lasten moet aanbrengen. „ De Provintie van Holland heeft haare onderfcheiden Steden, waar van ook reeds by ieder van die bekend is, wat hy tot ieder honderd, die Holland betalen moet, verpligt is toe te brengen. Wanneer wy nu ons verfchuldigd deel aanbrengen, hebben immers onze nabuurige Steden niet over ons te klagen. Of fchoon wy boven anderen nog gezegent mogten zyn, is het redelyk of pligtelyk dat wy dat vermogen van onze Stad afnemen, en aan andere Steden mede delen zonder extra nood of abfoJuut verderf van ons en onze nabuuren? dit is, zo ik my niet bedriege, geliefde Mede-Burgers, het geval in questie zonder blanketzel voorgefteld, aangaande dat eerfte Artikel, het welk die Spreeker aan onze Hooge Overheid wilde voordraagen. „ Ik bidde een iegelyk bedaardelyk te be-  XXVLBoek. Geschiedenissen. 2.25 bedenken, of de Regenten van onze Stad niet reden hebben, om zulk een important voordeel niet van ons af te wenden, en een ander toe te voegen, zonder eerst na ryp overleg wel overtuigd te zyn, dat de hooge nood zulks abfoluut vordert. Heeft de Spreeker nu zulke overtuigende redenen ingebragt, waarom zulks moest gedaan worden? zo had een ieder volgens zyn overtuiging mogen tekenen , offchoon ik egter nog denk, dat onze Regenten nog veel nader die zaak zullen weeten als ik, of het groot gedeelte dier vergaderden , of zelfs die Spreeker; maar nu heeft die maar verzogt te tekenen, zonder te redeneren, uit vreeze dat dan zyn zaak niet mogt voortgaan ; een liegt vertrouwen van zyn zaak! dog het was om zyne vyanden te verkloeken; dit zegt men van zyn Overheid, ö laster! ik vreeze, goede Medeburgers, dat gy voor een goed gedeelte verkloekt zyt; en wanneer gy u wel bedenkt, gaarne van uwe tekening zult appelleren, of het moesten zulke tekenaars zyn, die bezwaarlyk haar Burger-Ceel zouden konnen toonen , en daarom zig door geen Eed aan onze Regeerders en 't welzyn onzer Stad verpligc achten. Indien de Burger-Ceduls eens ordentelyk van die tekenaars opgevraagt wierden , en niet konnende vertoonen, uitgefchrapt, wie weet hoe veel die Lyst verminderen zoude; en of 'er zelfs niét wel de zulke onder forteren, die niet eens haai woonplaats in deeze Stad zouden konner XV. Stuk. P aan 1748. 1  226 AMSTERDAMS III. Deel. 1748. 1 ] j aantoonen, komt al heel fterk in aanmerking. „ Laat ik nu de Vryheid nemen, MedeBurgers , aangaande dat tweede Artikel iets aan te merken; daar in zou verzogt werden dat de Abuizen op de begeeving der Ampten ingeflopen, mogen ten fpoedigfte weg genomen werden: dit conform met zyn Doorlugtige Hoogheid zynde, kan niet zien, of een Burger zyn gevoelen daar over verzogt zynde, zou dit indien hy zig bezwaart vond, met Eerbied mogen voordragen , en is ook niet te twyffelen of die zullen zo wel in onze Stad als elders, ontdekt zynde, geremediëert werden , dog in een groote Stad vereischt zulks noodzakelyk tyd, en meer als in een kleine. „ Maar het is aanmerkelyk dat hier by gevoegt word, dat de Ampten voortaan mogen begeven werden aan Ingeboorne, en zo den Spreeker zegt genaturalifeerde, en hier vast gezeten Burgeren en Inwoonderen deezer Stede, heeft zyn Doorlugtige Hoogheid dit ook al in zyn Lands Vaderlyke propolitie van vyftiende Juny jongstleden gezegt. Hoe fpeelt men met de namen en Helt op zulk een Doorlugtige» Vorst zyn rekening dat zyn Doorlugtige Hoogheid niet heeft gezegt; durft men zo met de voornaamfte ageeren, wat zal men net andere doen? dog dit is het gewoon rebruik vanPhüofophen,die een ander zoeten te misleiden , zo maar ftoutelyk dingen amen te voegen of te onderfcheiden, zo 'ü* ■ als  XXVI.Boek. Geschiedenissen, iij als het in de kraam best te pas komt, zonder na de waarheid te zien, daar is by die Luiden zo veel niet aangelegen, is dit ook al geen blanketzel? „ Nog aanmerkelyker is het dat in de aanfpraak gezegd werd in een adem, dat men niet twyffeld of men field te zamen vast dat zyn Doorlugtige Hoogheid de Posteryen en Ampten, ten algemeene nut van het Vaderland vraagt; is dit ook al in die voorgenoemde aanfpraak van zyn Doorlugtige Hoogheid te vinden ? of moet 'er dit maar zo by gelapt werden om de Gemeente in te nemen, en blindelings te doen tekenen, zonder te weten wat men verzoeken zal; of heeft de Spreeker hier het groot voordeel van onze Stad ,ook al in het oog als hy hier mede aan de hand geeft, dat de Ampten benevens de Posteryen maar van onze Stad mogen afgenomen, en aan andere medegedeelt werden. Ik denk niet dat een opregt Amflérdammer die verfland heeft, dit zal toeftemmen: of het moest nu weder in de goude Eeuw zyn, dat men voordeel vind in zyn eigen goed aan een ander te geven, is het zo ? fiat dan goede Burgers dunkt het u goed. „ Nu komt men tot het derde Artikel; het behelst volgens den Spreeker twee leden : het eerlle dat wy in onze Handvesten en Privilegiën mogen herfleld worden, ert ten tweede, dat door het kiezen van Kollonellen en Kapiteinen uit het Lighaam der Burgeren, de Burgerye by haare Privilegiën, moge gehandhaaft werden. P 2 ,, Het 1748.  1748. *ü8 AMSTERDAMS III. Deel. „ Het is zonderling dat in het Articul werd verzogt in het eerde Lid, dat de Burgery na luid der Steeden Handvesten, in hunne door de tyd vervallene Privilegiën, zo in het ftuk der Gildens, als anderzints mogen herffeld werden ; wat beduid het woordje anderzints hier?moest 'erdaar na, nog wat bygezogt worden dat men nu niet weet, en dat als men maar eerst tekend, dan zal onderzoeken, om' voor af geen verwarring te maken? die Luiden die men voor af niet bekwaam gekeurt heeft om zonder verwarring haar zaaken by een te brengen , zullen die dan bekwaam zyn, om d?*ar na zonder verwarring die dingen op te zoeken? en zoude ónze Ed. Groot Agtbaaren ook al toeflemming geven moeten, op dingen die nu niet genoemt werden? of is dit anderzints om een denkbeeld te verwekken 'in de toehoorders, als of men in onnoemelyke zaaken verkort was, om zo de Regenten gevoeglyk voor Vyanden te verklaren ? men toond een heel Christelyk gemoed, als men zig zelve op die wyze de Magten en- Overheeden onderwerpt! Hebben de Gildens niet alle die voorregten die ze bevoorens wel genoten hebben ? mogelyk zal'in"veel gevallen, een onoverlegde twistende drift daar van oorzaak zyn geweest: vind egter een Gild zig bezwaart, laat dat Gild haar verzoek doen; het is te denken, dat Haar Ed. Groot Agfbaaren van die goedheid zullen zvn om dat andermaal te vernieuwen: dat zal ieder zelfs beter konnen verzoeken als die on-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 229 geprepareerde Vergadering in den Doelen. Evenwel moet men ook agt geven, dat in een Stad, die uitgebreid, en door Gods goedheid in Negotië verrykt en vermaard is, alle die eerfte Punten niet in alle gevallen, even ftrikt konnen gehandhaafd werden. . Het tweede gedeelte nu van dit Artikul, dit is het geliefde ftuk daar het alles om bewoogen werd; waar toe zyn Doorlugtige Hoogheid te hulp geroepen werd, eV waarom het gezegde van dien Doorlugtigen Vorst zo heeft moeten verdraait werden: daarom moet het Request als een eenig Man getekend werden; en daar mede moeten de Vyanden verkloekt werden; dit-werd mede als een nodig en billyk verzoek tot herftelling van de rust opgegeven ; en hier van zegt den Spreeker, dat door het kiezen van Kollonellen en Kapiteinen uit het Lighaam der Burgeren, de Burgerye by haare Privilegiën en Handvesten mogen gehandhaaft werden. Dn is een groot opgeeven; laat ons, Geagte Mede-Burgers, dit dan ook bezien of zulks kan geagt worden een betamelyk en nuttig verzoek te zyn. Is het betamelyk, dat iemand die voor «reeft, de Voorregten , Privilegiën er Handvesten te willen maintineeren, en de oude vervallene weder op te zoeken, d< voornaamfte en de oudfte Famihen in eei Stad van haar allereerfte voorregten wil be roven? Het is reets voor een geruimen ty aangetoond door andere, en bekend, dat P 3 T 1748. ! I 1 I  1748, *3° AMSTERDAMS III. Deel. na dat de Regeering in deeze Stadt, in den jaare 1578 was veranderd, in den jaare 1580 hier de allereêrfte opregting van de twaalf Kompagniën Burgers geweest is, en dat als doen onder anderen een Oud Burgermeester Kollonel, een Raad Kollonel, een Raad Kapitein, en een Regeerend Scheepen tot Luitenant zyn aangefteld: heeft nu onze Agtbaare Hooge Regeering van die eerfte inltelling af met goedvinden van F. G. Willem de Eerfte Hoogloffelyker gedagtenis, in die bezitting geweest? wat kan 'er onbetamelyker bedagt worden, als dat men onze Hooge Regenten van dat voorregt wil berooven? moeten dan de voornaamfle niet by de voorregten blyven, om dat de Burgeren nieuwe voorregten zouden krygen ? wat hebben wy dan met Handvesten en Voorregten te doen ; geliefde Burgers oordeelt nu eens met een gezond verfland, of dit met de betamelykheid overeenkomt. „ Nu van de Nuttigheid van dit ftuk: ik weoschte dat ik dit eens met goede reden zag aangetoont; want ik verklaare het niet te kunnen zien. Zal dit de Negotië vermeerderen, de Neeringen of Handwerken doen bloeijen, of eenig voordeel aan de Zeevaart toebrengen ? zal dit de Vreede, Liefde en Eendragt onder de gezamentlyke Inwoonders vermeerderen? dit houde ik voor nuttige zaaken; maar ik bevroede niet dat eene van alle die dingen daar uit zullen voortkomen ; dog ik moest den Spreeker hooren, die zegt in de Aanfpraak dat  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 231 dat het tot herftelling en bevestiging van onze Rust zal dienen; dat is de zotfte redeneering, die bedagt kan werden. Ei lieve let dog eens op, of onderregt my ook beter- In de eerfte dagen deezer lopende Maand was alles in volkomen rust; in de Stad, op de Beurs, in ordentelyk gemeene gèzelfchappen, of Koffy - Huizen wxerd niets gehoord als van Projecten om s Lands eemis in de Finantiën weder te vinden; lllenig hoorden men, hier en daar wierden in de Stad zekere elf Articulen geftrooid, die ieder met 'er haast onwaardig agte om te lezen. Omtrent den vierde of vytde verfpreid zig een gerugt, dat er Luiden in de Doele de Burgers by een zouden roepen. De meeste agten dit genoegzaam een vals uitftrooifel, en ieder was onbekommert voor kwade gevolgen. Maar was het doen nodig om de rust te bevorderen? Deeze Vergadering wierd evenwel op den negenden befchreven; en is daar verdeelt: men komt weder op den tienden; men is nog verdeelt, en men moet om dat neer te zetten een ieder maar laaten tekenen; dit veroorzaakt een algemeen discours en beweeging, even of men practifeerde om onrust te maken, om daar na een gepretendeerde rust te zoeken. In het Request zegt men, tot voorkominge van alle verdere gemor en verwyderinge, ik gelove heihglyk, dat indien de Spreeker en zyn kleine cum focus, in rust gebleven, en andere niet aangefpoort hadden, alles wel in Vrede en Een- 1748.  1748. 232 AMSTERDAMS HI.Deei.. dragt tusfchen de Regenten en Burgers zoude gebleven hebben; maar ik vreze als die Spreeker zyn zin kreeg, dat 'er nooit weder zulk een goede Harmonie zal voorkomen; is het zulk een flegten ftuk dat een Schepen Kapitein is, en dat een Burger nu of dan met zulk een Heer door dat middel wat meer of min gemeenzaam omging? kunnen die Heeren ook onze Privilegiën verkorten? is het ons zoo veel heilzamer een Kapitein te hebben buiten eenig Employ? Ik geloof niet dat een regt geaart Burger dit zal aannemen te toonen. Wat voordeel fteekt 'er ook voor die Heeren in? immers niets als fchaede; kan een Burger van een ander eenig voordeel meer hebben, het is zeer duister te zoeken , en dierhalve ik mein met regt te mogen befluiten dat 'er geen nut in kan gevonden werden. „ En dat de Spreeker maar alleenig een byzonder oogmerk heeft, en daar door de Regeerders en Burgers van malkanderen wil verwyderen en zo gelegendheid zoeken als het hem verder lust iets nieuws te begeeren, ongeftoort voort te gaan en op die wyze in onze eigen ingewanden te wroeten. ,, Ik befluite dan, dat alle getrouwe Liefhebbers des Vaderlands, beminnaars van de Rust en Vrede in onze Stad, wanneer ze dit zonder vooroordeel zullen overwogen hebben, geneegen zullen zyn met my alle begeertens tot nieuwigheid af te leggen, en gerustelyk afwagten wat hun Ed,  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 233 Ed Groot Agtbaaren ten beste van onze Stad en goede Burgerye zullen goedvinden te befluiten. Wenfchende dat de Heeren Staaten,met en'bênevens zyne Doorlugtige Hoogheid en hun Ed. Groot Agtbaaren in aanwas van Liefde en Eendragt, het heil van Kerk en Staat mogen behartigen. Het zy zoo! J. V. G. Tot wederlegging van deeze Aanmerkingen gefchiedde de volgende Aanfpraak: Myne Broederen, Vrienden en Landgenooten. „Nooit zal een Leeuw, het waare zinnebeeld, niet alleen van den Staat, maai zelfs van ieder Nederlands Batavier, zyn< kragten gebruiken, dan wanneer zyn Edel moedigheid gelegenheid werd benomen zi<* te vertoonen; hy Wet zyn klaauwei wel tot zyner en zyner vrienden befcher minge; dog zal altoos als de edelfle de dieren, grootmoedig het geblaf der kleme re honden hooren, zonder 'er zig aan t keeren, ten zy hy genooddrukt werd zy grimmigheid, die vreeslyk is, aan Vyac den zyn toorn waardig, te doen gevoelei 't Is even daarom, Waarde Landgenoc ten", dat wy niet als met de hoogde vei ontwaardiging, en met die veragtinge, das de Vorst der dieren een Hinkend Aas^med zou behandelen, kunnen aanzien t,g< p 5 fchnfi 1743. > 1 r 1 i. r e »  t>48. t < i i 234 AMSTERDAMS III. Deel. fchrift, Faam en Eerrovend, zoo omtrent de geheiligde Perzoon van zyn Doorlugtige Hoogheid, als van de brave en nut doende Burgeren, hier thans vergadert, genaamt, Aanmerkingen op de zogenaamde 'drie Articulen, beneffens de Aanfpraak, tot aanpryzing der zelve, aan de Burgeren van Amfterdamgedaan, op den tienden Augustus 1748. m de Cloveniers Doele. „Gedrukt by een Man, die zig behoorde te fchamen, zyn Huis en Druk-pers te laa ten gebruiken , tot een ftapel van godlooze en verdraaide uitleggingen. „ Een Gefchrift, wiens maaker als een pest van het gemeene welzyn moet gerekent worden, als een Lasteraar, die God nog menfchen ontziet , die zig Eer en Schaamteloos verftout, om was het mogelyk, even gelyk den Verleider des menfchen , onkruid te zaaijen onder de tarwe, onze dierbaare eendragt te fcheuren, Burger tegen Burger te zetten , om dus de Vyanden van Burger welzyn , in hunne fnoodheid, te doen zegenpraalen. „ Wy veragten, zegge ik, dit verfoeyfel, met de uiterfte verontwaardiging, maar het zy verre van ons, dat wy dit zouden willen ftraffen; 't is een doode hond, een irerderver van rust, die God en menfchen Dntheihgd,die de Geliefde des Heeren aan:ast. Wy zyn gehouden, wy zyn verpligt ierhalven, den Almachtige God de wraake >ver te laaten, die dien heilloofen , vroeg >f laat zyne hand zal doen gevoelen, en le knaaginge van een thans toegefchroeid ge-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 235 gewisfen, dien lasteraar doen zyn tot een Hel op aarden, en tot een voorfmaak van die ftraffen, die God gelegd heeft op die geene, die zyn Geliefde, op wiens huis hy Zegen heeft doen rusten, en zyne kinderen, die eendragtelyk in hem vertrouwen, hoonen. , , „ 't Is ons genoeg, waarde Broeders en Landgenooten, hem ontdekt te hebben, laat ons dan verder zyne, en alle onzer Vyanden voornemens verydelen, door onze eensgezindheid, laat ons voortgaan op die Koninklyke weg der Vryheid, onder affmeekinge en inwagtinge van des Heeren onaffcheidbaare Zegen, en laat ons terwyl wy met een broederlyke Eendragt in hoope leven van binnen korte onze billyke en nederige verzoeken te erlangen, ons zeiven ondertusfchen als vernieuwde Batavieren, het aangenaame, by het nuttige voegende , vermaken. , Ten welken einde ik uw verdere aandagt verzoeke, om u lieden mede te delen, de vrugten der goede Patriotten, die toi Eere van de hier vergaderde Burgery, om haare digtmaat toewyden. Waar na ik ïr gevolge myne belofte, U lieden voo. oogen meen te houden de billykheid er 't voordeel, dat gegrond is, in het eerfte, der drie Articulen. „ Aan den Bataaffche Fabricius. 1748.  1748. 436* AMSTERDAMS III.Deel. Hy fchrikt, noch beefd niet, in gevreesde doodsgevaaren , Die met een oogmerk vol van Heil, treed móedis; voor; Want fchoon d'Ontrouwheid (laag mogt voor zyn' oogen waren , De trouw! die volgt hem op het lpóor. Hy zal liet heilig recht, nooit loochenen nocli Tellenden, Maar als hy om dat Recht ten Vierfclnar word gedoemd, Kan hy zyne oo?en naar zyn Recht'ren veilig wenden j En waarheid lpreeken onverbloenit. Ziet hy een Staats Orkaan verryzen, by de Grooten, Hy zoekt de noordstar I die de Hulk van 't Land behoed, Een Star vol heilgloed, die haar redding heeft bi-floten, En voor haar pleit met goed eu bloed. Hy gaat nog verder, want zyn moed tart tegenheden, Als hy den Burger om zyn recht ziet op de been; Hy fcherpt zyn fnel vernuft, *t veiband zyn bezigheden. Tot welzyn van 't gedrukt Gemeeu. Dan zoekt hy vonden om den Burger te vereenen: Hy (leid een fmeekfehrift op vol van eerbiedigheid: (Zoo werpt geen muitziek Graauw, met valfche dobbelfteenen,) En toont al daad'lyk zyn beleid. Met zulk een fchrift komtihy den trouwe Schaar te voorenJ Na dat hy de Aanfpraak deed, in lieve Broedertaai Kan elk zyn moedigheid, en trouwheid niet bekooren ? Eendrachtig teek'nen ze altemaal, Maar 't Schip dat wankelt weêr, en (lingert op de baren : Want naauw had hy de beê der Burg'ren aan den Raad Verklaard vol demoed , of 'k zag nieuwe Stormgevaren, Gefoltert, ach I door de Eigenbaat. Waar is de noorostar I ach I behoed myn kiel voor't dranden; Zo gy ó Gloryllar 1 myn Recht niet recht doet gaan, En laat de Billykheid! weer leeven in de Landen, Zyn wy met nieuwe zorg belaan. 6 Dicrb're noordstar 1 zo vol koesterende draaien, Gy lichte ons eertyds, in het dringende der nood; El 1 laat uw heilgloed op uw waardig Kroost doe (laaien, Belcherm , bel'cherm ons tot uw dood. Heb dank, 6 palinuur ! die kalmte klieft de baaren, n. u ugust door 'l Peke,n«. gdyk een Blixem heen .k Heb hoop wy Zullen haast de Haven binnen vaaren J En zien verhoort uw ziels Gebeên. Geliefde Burger! wien ik waard acht toe te zingen, Wie is die patriot I die waaide palinuur 1 Wie is die roem, en Hoop, van Amftels Lievelingen. Die Trouwe, zo vol iever vuur ? Dm  XXVI.Boek. Geschiedenissen. ^37 DieonvcrfclKokken, voor het j^^JJ^gJl Hoewei ny ^ ^ .± Uster na uw reÊn< )k wil dat dierbaar Hoofd! met Lauw«-b!aden kroonen : Ik zwyg.. • in^J*» w«t niet dat Ge „ zelve ooit prees. Tour V RecAf e« Bill-jkheid. Het zal niet moeijelyk zyn, waarde Broeders en Landgenooten, om ons oogmerk te bereiken, wy zullen niet nodig hebben uitgebreide, opgeraapte, en yero-ezogte uitleggingen, ter verb oeminge van Sn kwaade zaak. Neen! de kortheid, Gezellinne der klaarheid, zal ons tot eene Leids-Vrouwe verftrekken; weinig woorden zyn ons genoeg ter betooninge van de noodzaakelykheid, en de nuttigheid, dat de Posteryen van deeze Stad, ingevolge de nadrukkelyke aanmaninge, in zyne Doorlugtige Hoogheid». Propofuie van den.vyfentwintigften Juny vermeld, in £yne Hoogheids handen werden gefield, omme daar mede na zyn Wys goedvinden te handelen, zoo als Zyne Hoogheid ten meestén nutte, zal bevinden te behooren. De noodzakelykheid is gegrond in de natuur der Posteryen, en in de behandeling daar omtrent gehouden. Want in alle Landen, Komngryken of "Republieken, zyn de Posteryen altooi «houden vooreen der Regalièn of Voor regten, de Souvereiniteit of Hooge ei Wettige Overigheid, in deeze Provintie alleen naast God Haar Edle Groot Mogeri c 1748. t » e  238 AMSTERDAMS. III. Deel. de de Heeren Staaten van Holland, AbfoJutelyk toebehoorende: dit is te meer onbetwistbaar, dewyl niemand in twyffel kan trekken, dat de Heeren Staaten deezer Provintie, ingevolge hunne wettige magt, de Postkantooren zouden kunnen plaatzen, op de hondert gaarden of roeden buiten deeze Stad ; alwaar de Jurisdictie een einde neemt.. . i -■ : „ Als wanneer de ieveraars om de Posteryen, aan de Stad te behouden, niet alleen, maar zelfs de tegenwoordige bezitters het brief-geld niet verder zouden kunnen vorderen ; 't geeri op zyn meest een halve duiver , van ieder Brief voor haar aandeel beloopende, het opbrengen hunner zo teèder geliefde Posteryen, minder zoude maken, dan die van de kleihfle Stad; dewyl het grote briefport, dan zoude voor 't Land ontfangen werden aan de hondert gaarden • en dus het provenu der Posteryen , aanftonds voor 't meerdere gedeelte aan 't Land komen. Ik kan niet yoor by gaan, Broeders en Landgenooten, hier een kleine uitweidmge te maaken, om ü Lieden onder 't oog te brengen de dringende blykeri van de liefde en genegenheid van onzen dierbaren Erf-Stadhouder. tot deeze Burgerye. . " gS* zyn Hoogheid aan de Zeventien ( ) Steden, de Vergaderinge van Holland zoo wel als deeze Stad uirmaakende; iie met allen yver en tot hunnen Eeuwi- (♦) Achttieq, .w»! de Otatear zeggen. ^  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 239 eren roem , de grond en billykheid van deeze zaak begrypende, hunne Posteryen generaalyk hebben overgegeven m den fchoot van 't Gemeene Land ; met alle welvoegelykheid zoude hebben dit voorftel kunnen doen, en doen doorgaan. Wat doet die Gezegende Vorst? zyne Wvsheid hem van God gefchonken, doet hem kennen de harten deezer Burgerye, Hv vertrouwt op haaren beleefden yver en gepaste zorg, hy geeft hun gelegenheid van 's Burgers liefde af te wagten, dat hy met regt konde eifchen. Hy doet meer, daar deeze geneigtheid ten opzigte van ulieden reeds een belooning in zig zelve had; voegt deeze doorluo-tWfte en beminnelyke Vader daar by, de verzekering van zyn Protectie en gunde, niet alleen over die Hukken die zyne Hoogheid in zyn Heilzaame Propofitie, daar de Pagten door afgefchaft zyn, heeft vervat, maar zelfs over dat Point, dat het verlangen der Burgeren deezer Stad byzondei raakt; ik meene de wederkryging van onze Privilegiën, en het vast ftejlen van eer Burger Krygsraad; ö DJewerf gelukkige dao-! ö Driewerf gelukkig Volk! die on: deezen dierbaaren Hoeder heeft bezorgd. Het tweede bewys van de noodzaa kelykheid der overgifte, is te haaien uil de behandelingen daar omtrent, geduurende de bezittinge derzelver gehouden. _ „ Om voorby te gaan de onwettigheic van deeze bezittinge , dewyl Hertog Al brecht wel voor zyn perfoon, maar mei VOO 1748, l l r  1748- fi4ö AMSTERDAMS III. Deel. voor zyn nakomelingen konde wegfchenken zodaanig Regaal of Voorregc; dat aan de Souverainiteit, en niet aan den Perfoon die regeert verknogt is. „ Is het buiten twyffel onwrikbaar waar, dat al vooronderfteld (des Neen) dat deeze verkryginge en bezittinge , daar zoo op geroemd word, wettig was, de behandelingen nogthans omtrent dezelve, ons moeten affchrikken ; en nopens dezelve ten algemeene. nutte, in verzekering te ftellen. Want dit gefchenk der Boden-Ampten, door Hertog Aalbrecht gefchiede aan de (*) Stad, en dus ook aah de Gemeente of Burgerye, die zoo wel, als de Regeering, de' Stad uitmaaken. i, Egter heeft men kunnen goedvinden, drie honderd en vyftig jaar het voordeel daar van in byzondere-Familien te trekken; zonder te denken, aan dat gedeelte der Handvesten , waar by, ingevolge de oude druk van 1639, expresfelyk bevolen wierd,.dat de Raaden van deezer Steden alle jaare, haar Reekening zullen doen van Stede wegen. „ Neen, van dit geld, waar door de Stad, en dus de Burgery, had kunnen voor eeuwig CO nat ook de Posterven met 'er daad aan de Stad gegeven zyn , zou men kunnen opmaakcn uit de Gifte van Willem , Hertog van Beijeren , Grave van Henegouwen . van Holland, van A-eland en Heere van Vriesland, waar bv de 1'oorteicn van Amftehedam, onder anderen, begunlïigt Worden •• Hem zal die voorfe. or ze Stede voortaan gebruiken ende behouden eeuwigen dnyui -die Officien, Dienlren en goeden tot baar "oorboor ende profyten. Gegeven den is july 14c*;, 2ie,,de Handvesten, t 1 v .07  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 241 Viia bevryd zyn, van alle vrees van verarming der Stads Finantien, is nooit een penning in Stads Kas gekomen, wat is 'er dan noodzaakelyker, ten einde men voor altoos alle zorg van wanbehandeling kan buiten fluiten, als dat die gefield worden in handen van den Vader des Vaderlands, die zulke liefde-blyken tot ons nut geeft, op dat dus de Burgery het voordeel, haar zoo lange onthouden, eens mag genieten. „ Dit zal ik nader aandringen, by de aanwyzinge van het nut, dat in deeze overgifte der Posteryen, voor den Burger, zonder tegenfpraak, legt opgefloten. Zynde het tweede lid van deeze Verhandeling. „ Deeze nuttigheid zal een ygelyk uwer, waarde Broeders-en Landgenoten, zeer duidelyk blyken , wanneer wy onze gedagten vestigen op de affchaffing van een Landslast, waar by de Burgers en Ingezetenen deezer Stad, oneindig meer voordeel uit zouden haaien, als ooit van Stads-wegen door de allerbereidwilligfte zelfs, ten voordeele der Burgerye zoude kunnen gefchieden. . . Immers gelyk het liefdes voor-uitztgt van zyn Doorlugtige Hoogheid verre gaande is, zouden wy ook met gegronde hoope kunnen vertrouwen, dat door het over geven van de Amfferdamfche Posteryen, met ter tyd, en misfchien eerder als wy denken zouden, geboren werden , het vernietigen van een zoo zeer drukkende last als is de honderden en tweehonderden Pendingen op de Huizen en vaste Goederen, XV. Stuk. Q wan" 1748.  1748 s42 AMSTERDAMS III. Deel. want deezen last is ingevoert tot betalinge van de Interesfen, van die Capitalen die het gemeene Land heeft opgenomen. „ Nu is het zeker, dat door het genot van de Inkomfte der Posteryen, de Intresfe van meer dan twaalf millioenen guldens, kunnen betaald werden, en goed gedaan; dierhalven vloeit hier duidelyk uit, dat die importante mindering van Interesfe, die anderzints moesten opgebragt werden , en nu niet nodig zyn, niet anders als gelegenheid geven kan, om den goeden Burger en Ingezetenen op 't gevoeligst te doen genieten, dat voordeel, dat de vaste Goederen op haar oude waarde brengt, de Burgery doet floreeren, en ieder in 't byzonder deelagtig maakt aan deeze bloey en herftelling. „ Ik agte het buiten het bereik van dit onderwerp breedvoerig te wederleggen, het barmhertige voorgeven van de Tegenparty, wanneer men zegt, dat Stads Kas verarmt zynde, zo wel als de Godshuizen het inkomen der Posteryen niet ontbeeren kunnen : want buiten en behalven dat het niet te denken is dat deeze armoede zo groot is, vermits de Negotiatien ter Thefaurie zo fpoedig werden afgelost, en het niet te befpeuren is uit de onkosten en cieraden die byna dagelyks aan het Stadhuis en Stads Gebouwen en Toorens gemaakt werden; zoo is het daar en boven zeker, dat deeze barmhertige genereusheid, nooit in iemand is opgekomen voor de maand juny 1747, maar alleen zyu oorfpronk heeft genomen, om  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 243 om niet ftil te zitten, terwyl zyn Doorlugtige Hoogheid de Posteryen hem opgedraeen aan het Land edelmoedig fchonk, zonder de hoop te willen behouden, van t*eeniger tyd die weder in handen te kryeen • maar vooronderflelt door eene meer dan'christelyke liefde, dit voorgeven van barmhertig mededogen omtrent de Godshuizen waar te zyn: daar blyven middelen genoeg over om dit te hulp te komen; laaten 'er uit de groote Rykdommen liefdeeiften werden gedaan, of ten minden , laat het Stads Inkomen aandonds vermeerdert worden, door verhuuren of verkopen der Stads Schut-fluifen, die meer als dubbeld opbrengen dat 'er tot deszelfs onderhoud vereischt word. Door deeze, en diergelyke Finantiën,zal Stads Kas wel haast minder ontberen, als dezelve voor 't Jaar 1747- heck gemist gehad. . b „ Dog wilt gy , waarde Broeders en Landgenoten, een waare en aan God aangenaame Barmhartigheid overdenken; gy befpeurt dezelve in de begeerte die de ondertekenaars van de drie Artikelen getoonc hebben,'en nog toonen, om de Posteryell aan 't gemeene Land te bezorgeni want door de natuurlyk volgende Affchaffinge der bovengezegde honderden en tweehonderden Penningen, zullen en Stadhouder .en Staaten, en Burgeren daar toe mede gewerkt hebbende, zegeningen ontfangen, ?an zo veele honderden, ja duizenden van Weduwen en Weezen, die waarlyk de reg- Q » 174&  1748. ITachelyke toe fland de Stad. Raap drina,t op Amwoord. 244 AMSTERDAMS III. Deel. te Armen zyn, die leeven moeten dikwylen van een enkeld huisje dat zy bezitten, en die hier door op eene bekwame wyze zig zullen gered vinden; en als door Gods Hand die door u Lieden als middelen werkt in de ruimte gefield worden, en bevryd van hunne te jammerlyke benaauwtheden. ,, Hier op kunnen en mogen wy dankbaarlyk wagten des Almagtige, algemeenen, en byzonderen zegen; welke ik my verzekerd houde, dat gy Lieden, die ik dezelve met die Broederlyke opregtheid, die onze gangen beftierd, van Herte toewenfche, eerlang zult ondervinden en genieten. „ Ziet daar, braave Batavieren, u Lieden eenvoudig voor oogen gefield de Natuur en Wettigheid, van het eerfte Artikel onzer verzoeken ". In den avond van Zondag, den vyfentwintigften, hielden de Huizer, Chatin en Wagenaar, ten huize van eenen der Burgemeesteren, een gefprek over den tegenwoordigen toeftand der zaaken. 's Anderendaags was de Stad vol beweeginge, die, ware dezelve niet, met voorzigtigheid, te keer gegaan, de heilloosfte gevolgen konde gehad hebben. De Vroedfchap, naamelyk, op verzoek der Burgers, vergaderd zynde, verfcheenen, in dezelve,Raap, devHuizer en Chatin, nader aandringendeop een voldoend antwoord op het Request ; 'er nevens voegende, dat zy, in gevalle van weigeringe, geenen raad of middel  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 245 del wisten , om de Gemeente, van het pleegen van daadelykheden, te rugge te houden. Op deeze aankondiginge was de Raad van gevoelen, dat het beter ware, aan den eisch der Gemeente iets toe te geeven, dan de Stad, aan oproer en plonderinge, bloot te ftellen. Raap, na verloop van eenigen tyd, by Burgemeesteren ontbooden zynde, werdt, aan denzelven, het Request ter hand gefteld, met de volgende kanttekening: fiat, enz. j Doch dit voorwaardelyk f ia t viel geenzins in den fmaak der menigte. Eenigen van de driftigfte heethoofden noemden het onvoldoende, en zogten het volk diets te maaken, dat, uit kragt der nevens gevoegde bepaalinge, het geheele fiat, naderhand , konde vernietigd of kragteloos gemaakt worden. Men vondt 'er , die van pionderen en andere daadelykheden begonnen te fpreeken. Anderen fpraken van het opvatten van wapenen, om de Regeeringe, met geweld, tot het neemen van een ander belluit, te noodzaaken. In deezen hachelyken toeftand van zaaken, bezaten de Hoofden geene andere magt of middelen, dan de woedende gemeente te bidden en te fmeeken, om zich toch te onthouden van het pleegen van geweld, ether overflaan tot de uiterfte daadelykheden ; en voorts te verzoeken , om nog vierentwintig uuren geduld te oeffenen in welken tusfchentyd zy zich zouden ver voeo-en by Heeren Burgemeesteren, on £en&2unftiger antwoord te bewerken. Di Q 3 braSc 1748. Burgemeesteren sieeven Fiat, Het vol- '.10e t niet. I 1  24-5 AMSTERDAMS TIL Deel, •i743. Men fpreekt van veranderingIn de Re- bragt, in de daad, de gemoederen, eenigzins, tot bedaaren; niet,zo volkomen, egter, of fommigcn begonnen nu te fpreeken van de Regeering te veranderen. Ten dien einde, werdt de voorflag gedaan, tot her, opftellen van een Request aan de Staaten van Holland, en daar by te verzoeken eene bChoorlyke Qualificatie, of Volmagt, aan zyne Hoogheid, om dit ontwerp ten uitvoer te brengen. Om het reeds brandend vuur nog meer te flooken, werdt, nog dien zelfden dag, met hoe veel waarheids, -laaten wy onbeflist, verfpreid, dat een der Burgemeesteren, aan eenen zyner-knegten , een Schippersplaats hadt gegèeven, alleen met oogmerk, om de Burgers te tergen en "fpyt aan te doen. Het ontwerp, óm, Uk ieder der zestig Wyken der Stad, Gecöm'mitteerden te kiezen , werdt ook, van nieuws, geópperd. Dit viel zo zeer in den 'fmaak van fömrnigen, dat ze, op ftaanden voet, daar mede, eenen aanvang maakten, 'Hoe kragtig dit ook tegen het gevóelen van 'Raap aanliep, gelyk wy, in zyn Verhaal, gezien hebben, deedt, nogtharis, een der Leden, in de Doele, om het werk nog meer aan te moedigen, de volgende Aanfpraak, ,, De laatfte en eerfte reize dat wy hier vergadert waaren, hebben wy met het ondertekenen onzes naams getoont, Eensgezind te zyn, en onze toeflemming aan de 'drie Artikelen op de Doele voorgeftelt, 'bekragtigt ; is onze Ondertekening een, gelyk onze belangen één zyn, zo'laaten wy alle vergaderde, ook onze Eensgezindheid  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 247 . . bekragtigen, en uu usi ----- < , Een aanitellen, die nevens de andere Gecommitteerdens uit andere Kompagniën, zodanige zaken werkftellig maakt als er in alle billykbeid tot Heil van Land en Stad (zonder de minfte Oproer of commotie) vereist werd. Vraagt gy waarom? De Billykheid, Noodzaakclykheid en het Voorbeelt van anderen noopt 'er ons toe, en het is alleen de weg ter verkryginge van alles dat tot onzer aller en deeze Waerelds-Stads Heil flrekken kan ; wy ftreeven 'er dus na, en wy verzoeken alleen om dat gene dat onze dappere Voorvaderen, door hunnen onvertzaagden moed en dapperheid verkreegen, en daar door den naam van Vry gevogten Republ.cainen verworven hebben; Een naam myne Vrienden die heerlyker is dan wy begrypen kunnen, en die ons aanfpoort, om voor ons zelve en onze Nakomelingen te fpreken; zo doende hebben wy, onder inwagting van des Heeren Zegen te hoopen dat onze podng niet ydel zyn zal; te meer,, daar •wy eln Hoofd hebben (ik meene zyne Doorlugtige Hoogheid Onzen Teergeliefde Erf-Stadhouder) wiens doelwit nergens meerder na is, dan ieder in zyn verkreesen Privilegiën en Prerogativen te maintiSeeren, en dit is onze heilwensch en begeerte. Stel dan op dat fondamend zodanige Volmagt, als Ulieden oordeeld bekwaam te zyn, om Onze zaaken te helpen bevorderen". . . . • In gevolge van het^voorftel, in het laat-  £48 AMSTERDAMS III. Deel. Van Gimnich wordt Volmagr, der Ver- gaderin- ge. Het kiezen van Gecommitteerdenwordt Nflooten. < I 1 1 < r y fle gedeelte deezer Aanfpraake , gedaan , werdt van Gimnich. tot Volmagt der Vergaderinge, aangeflcld. Zonder'overleg of medeweeten der Bevelhebberen, vergaderden , nog op dien zelfden dag, de Burgers, in verfcheidene Wyken. In fommigen van dezelve vorderde men de herhaafing der reeds voorheen gedaane ondertekeningen, met oogmerk , om , vervolgens , dezelve over te zenden aan zyne Hoogheid. Aldus werdt het verkiezen van Gecommitteerden, genoegzaam, algemeen in alle de Wyken. In eene gefchikte orde ging dit toe: waar toe, veelligt, niet weini°hadt toegebragt het rond brengen van briefjes, van deezen inhoud: „ Wy ondergefchreevene Burgers en Ingezetenen van de Wyk qualificeeren by ieezen de Perfoon van omme ons senevens de andere Gequalificeerden der Wyken zo lang te gebieden en t'ordonneeen, wat ons in deeze omflandigheden te loen ftaat, totdat 'er door zyn Doorlugige Hoogheid naader order zal gefield verden, belovende ons aan boven gemelde 'onderwerpen in alle delen ". In de Wyk XI, alwaar, ten dien tyde, kapitein was de Heer Christiaan Scholten , eerdt, om. het werk der verkiezinge van ïecommitteerden verder aan te moedien, deeze Aanfpraak gedaan: „Het is ingevolge de waarePatriottifche ver en pligt van alle en een iegelyk Burer en Ingezeeten deezer Stad , dat de iiirgeren en Ingezetenen der Wyk I\T°. u. OP.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 249 op de requifitie van Burgemeesteren en Raaden deezer Stad , ingevolge de aanzegginge door Officieren derzelver Kompa|nie&gedaan , zig hebben vervoegt op de Nieuwe Stads Herberg en aldaar met generale goedkeuringe en toeflemming van alle die onder deeze Wyk befchreeven zyn , hebben goed gevonden te refolvecren en met haa? lieder tekening te bekragtigen, dat gene 't welk by u alle bekent za zyn. , Waar onder principaal dat m alle de 60 Wyken deezer Stad behoorden gekoozen te werden twee a drie notable Mannen, omme met en benevens de Gecommitteerde zo bevorens gemelt tot redres van de tegenwoordige zaake in Crifis te helpen mede werken. , „ Dit dan als gezegt op den dertiende deezer befloten, getekend en overgelevert zynde, zoo werd u verder in coniideratie gegeven, ofte het wel geraden is langer te wagten , en heden daar wy welmenende Burgeren by den andere vergadert zyn, te proponeren en ook dadelyk te treden tot het verkiezen van twee ofte drie perfonen, uit de Burgeren alhier vergadert, omme ingevolge onze tekening en Patriottifche begeerte de zaake met Concurrentie der overige Notifica' tie op naam van Burgemeesteren en Vroedfc'iappen. Na het inleveren van dit Gefchrift, en terwyl men, daar op, een gunftig antwoord, met verlangen,, te gemoet zag, werdt het Request, om verandering in de Regeering, voorgeleid, en, ter tekeninge, aangebooden. Doch het maakte niet veel opgangs: weshalven 'er, onder de Vergadering in de Doele, hooge woorden reezen. 's Anderendaags, Woensdag, den achtentwintigften, vergaderde de Vroedfchap, om op het ingeleverde Declaratoir te raadpleegen. Het gevolg daar van was, eene Bekendmaakmg , die, fpoedig, der Gemeente werdt aangekondigd. „ Burgemeesteren en» Regeerders der Stad Amfterdam, aan den Achtbaaren Raad nader hebbende voorgedraagen de geneigdheid van de geheele Gemeente, om te hebben Fiat op de drie Articulen, vervat in de Requeste door Daniël Raap, Jacob Karei de Huizer en Elie Chatin, en de naderen Requeste door Christoffel Siemonhoff, lfak Vredenburg, Christiaan Teepken, Jan Martini, Hendrik van Gimnich, en Jacobus de Vries, uit naam van de geheele Gemeente aan haar Ed. Groot Achtbaare en de Achtbaare Raad geprefenteerd, hebben haar Ed. Groot Achtbaare en de Achtbaare Raad goedgevonden daar op te verleenen Fiat". Actum in Amfterdam den 28 Augustus 1748. Ter Ordonnantie van haar Ed. Groot Achtb. en den Achtb. Raad. jan van loon, de Jonge. Nog  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 255 Nog dien zelfden dag keerden Romans en de overige Afgevaardigden , uit den , Haage, te rug. Het bleek, in het Verflag, , welk zy , kort daar op , in de Doele, i deeden , dat Zyne Hoogheid , nog in t 1 laatst van deeze, of in 't begin der eerstvolgende weeke, de reize herwaarts zoude aanneemen. Met een algemeen genoegen werdt dit berigt, onder de menigte, vernomen. Intusfchen maakte men nog al voortgang , hoewel tegen den zin van Raap, met het tekenen van het Request, om verandering in de Regeering. Meer dan eens werdt, ten dien einde, der Vergadermge, voorgeleezen, de volgende Onderregtmg aan de Burgers van Amfterdam, of men aan het gegeven fiat meer heeft als van te vooren: „ Voor eerst blykt uit het accordeeren van onze oude Regten en Privilegiën, eene van de drie, en wel de gewigtigfle Articulen, dat zy ons ontnomen zyn geweest; waar uit ten tweeden blykt, dat die ze ons ontnomen hebben, meineedigen zyn ; behoevende dezelve als door haar volgens hun eed en pligt, die ze als zesendertigen deezer Steede gedaan hebben, gemaintineert en gehandhaaft waren, niet weder om gevraagt of gegeeven te worden : men ziet met wat moeiten men dezelve van haar dus verre in belofte heeft, zoo genaamd word informeel , en zoo goed als nul weder gekreegen , en wal hoope men op meineedigea kan hebben. 1748. ferflag Ier AfjevaarHgden. Staatelyke Orw derrigtingenaan de menigte. I  *748. 25fj AMSTERDAMS IÏI.Deel, ftel ik aan het oordeel van God en de geheele Waereld, dewyl 'er geen nader verband of verpligting onder het menschdom gevonden word, als den Eed, die zy eeren fchaamteloos verbroken hebben , en volgens het welke zy zelfs het Contract tusfchen den Regent en Burger vernietigen, wy behoefden dus geen Privilegiën te vraagen, of oude Regten, die hadden wy, maar ons ontbreeken eerlyke Regenten , die dezelve handhaaven en befc hermen, volgens hun Eed en Pligt, gedaan als ze daar toe verkooren wierden; dient tot narigt dat het Fiat nul is , indien Burgemeesteren en Raaden zulks gezamentlyk niet geeven. En indien dezelve van meineed zich niet zuiveren kunnen heeft men niet anders als de woorden zonder zaaken; of geen effect deezer drie Articulen te wagten". Om aan deeze zogenaamde Onderrigtingen te meer kragts te geeven, en dezelve te grooter ingang te doen vinden, voegde men daar nevens , een Uittrekfel, uit de Handvesten der Stad , met eenige , daar op flaande, aanmerkingen, by wyze van Vraagen. „Den Eed, die de Poortmeesters doen. „ Dat zweert (i) gy dat gy goede (2) Poortmeesters ende Beraders (3) van der Stede wezen zult, der Stede goede eer (4) ende renten (5) bewaaren zult, als uwes zelves goeden, der Stede Poor- te-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 257 teren, Weduwen, en Wezen (6) befchutten en befcherrnen zult, en metter Stede Handveste, en Rechten na uwen besten vermogen (7), en die niet te laten om eenigerhande zaken, dat U God alzo helpe en alle zyn Heiligen. (1) Of niet dezen Eed ook nog heden gedaan werd? (a) Of niet alle Poortmeesters door 't heflier van de algemeene zaake zig niet als Goede moeten vertoonen ? Of moet men dit maar flegts geloven? (3) 0/ dier gelyke Beraders ooit kwaden Raadjlag tegen een goede Burgery mogen ondernemen ? (4) Of 't dan niet der Poortmeesteren plicht is, altyd de Eer -^er goede Burgery op te houden en zo alles te regeer en, dat dezelve buiten deze Stad niet geinfameert wier de ? (5) Of dat ook der Steden Renten bewaaren is, als men de groote Posteryen aan zig houd? En of die hun eigen goederen zyn geworden? en wanneer? (6) Of de Weduwen , en Wezen op dis handelwyze na de Handvesten en Regelen , fyefchut en befchermt zyn geworden? (7) Of altyd nu de Poortmeesters na hun best vermogen getracht hebben meer 't welzyn van 't gemeen als hunne eigene zaken te bevoordelend Of eenige Regeering, beftaande van Poortmeesters, of Raaden, die tegens deezen Heiligen Eed hardnekkig en eigenzin- XV. Stuk. R nig 1748.  ss8 AMSTERDAMS III. Deel. 1748= Onrust onder d< Burgery Komst van der Graave Bentink nig komt te doen en volhard, wel van een Goede en Welgeftelde Vernuftige Burgery na Regt en reden mag, kan en moet getolereert werden? Ik laat het oordeel en de decipe aan alle Regt zinnige goede en Welmeenende Poortmeesters en Poorters over". Ter bereikinge van het bedoelde oog; merk, nam men deeze en foortgelyke middelen te baate ; de uitkomst leerde , dat dezelve , niet vrugtloos, waren te werk gefield. Doch, onder dit alles, ging het vertrouwen , tusfchen Regenten en Burgers , ten eenemaale , verboren. Elk hieldt een waakend oog op de Burgemeesters, even als of dezelve zwanger gingen van verraad, en voor hadden , de Stad , met gewapend Kj-ygsvolk , te bezwaaren. In dit vermoeden werden veelen verflerkt, op het ingekoomen berigt, dat men den Boom, aan den Y-kant, voor de Nieuwe Haarlemmerfluis, op zekeren nacht, open hadt gevonden. Doch de Wethouderfchap droeg, fpoedig, zorge, om deezen argwaan te verdryven , door, aan de Gemeente, kennis te geeven, dat zulks, tot geen ander oogmerk, was gefchied, dan om den Heer Schimmelpenning, Burgemeester van Zutphen., op deszelfs te rug reize uit 's Haage, door de Stad te laaten. In den avond, van Woensdag, den achtentwintigften , vertrok Raap , met drie > zyner vrienden, naar Halfwegen Amffer' dam en Haarlem, 's Anderendaags keerden ze, .van daar, te rug, geleidende den Graa-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 259 Graaf Bentink, Heer van- Rhoon en Pendregt. Hy nam zynen intrek in het Oudezyds - Heeren - Logement , en werdt aldaar, door den Burgemeester Pieter van de Poll, en eenige andere Heeren , uit naam der Wethouderfchap , verwelkoomd. Straks na zyne aankomst , tradt de Graaf, met Raap en eenige anderen , in onderhandeling , over het aanftellen van Gecommitteerden uit de Burgery. De Heer Bentink Helde, aan de Afgevaardigden, by deeze gelegenheid , drie Vraagen voor: Voor eerst , Of zy , even als de Regenten , gezind waren , hunne zaak over te laaten aan de uitfpraak van Zyne Hoogheid ? Ten tweeden, Of zy begeerden , dat Zyne Hoogheid , ten dien einde , in de Stad zoude koomen? Ten derden, Of zy beloofden , geduurende het verblyf van Zyne Hoogheid, zig flil en vreedzaam te zullen gedraagen ? Alle deeze Vraagen werden, met een eenpaarig Ja, beantwoord. De Graaf vertrok, nog dien zelfden dag, te rug, naar 's Graavenhage, na, vooraf, aan de Afgevaardigden, te hebben verzekerd, dat men, eerstdaags, Zyne Hoogheid hadt te verwagten. In eene Vergadering, 's namiddags, in de Doele, gehouden, werdt bcflooten, het ontworpen Verzoekfchrift, aan 's Lands Staaten, ter zyde te ftellen. De volgende dag werdt befteed , met t overleggen, van 't ,geen men, aan Zyne Hoogheid, zoude voordraagen. Raap en de zynen leiden, der Vergaderinge, een R 2 Ver- 1748. Handelt met de Burgers. lieuw Lequest.  26"o AMSTERDAMS III. Deel. 1748. Verzoekfchrift voor, ter ondertekeninge, behelzende de volgende Artikelen, eenige van welke, tegen de Voorregten der Stad, regelrecht aanliepen: I. Dat zyne Hoogheid geliefde te bezorgen dat des Stads Importen wier den afgefchaft. II. Dat 'er redres in de Admiraliteits Collegien mogte gemaakt worden. III. Dat alle de Magiftraats Perzoonen zouden bedankt worden. IV. Dat de Verkiezing van Burgermeesteren uit een dubbele nominatie voortaan aan zyne Hoogheid mogte gefield worden. V. Dat de Hoofd-Schout door zyne Hoogheid mogte geëligeerd worden. VI. Dat geene Raden Hoofd-Schout, Burgermeesteer enz. mogten worden en Raden blyven. VII. Dat de Kapiteinen bedankt mogten worden en vyf Kolonellen verkoren enz. VIII. Dat zyne Hoogheid het fiat der Burgermeesteren op de drie Artikelen geliefde te bekragtigen. Ten zelfden tyde, bragt van Gimnich, om zyn Opftel nog meer aan den man te helpen, van nieuws, in omvraag, of het niet geraaden ware, behalven de Gecommitteerden , die reeds verkooren waren, nog vier of zes te benoemen, ten einde, door dezelve, met dies te meer nadruk, de bezwaaren, aan Zyne Hoogheid, te kunnen voordraagen. Doch Raap kantte zig daar tegen, waar in hy, door Basfet, onderfteund werdt. De Huizer bragt eenige aanr  XXVLBoek. Geschiedenissen. só*ï aanmerkingen in 't midden, op het Befluit van Burgemeesteren, in welke hy.zogt aan te toonen, dat het gegeeven fiat onvoldoende was. Nevens hem, ondertekenden Raap, Chatin en Romans deeze aanmerkingen, als die, gezamentlyk, van oordeel waren, met opzigt tot hunne Commisfie, by Heeren Burgemeesteren, door dezelve te zyn beleedigd. Verder werdt nog verzogt, dat, met het verkiezen van nieuwe Gecommitteerden , alle mogelyke fpoed gemaakt, en de reeds gekoozenen, tegen den volgenden dag, in de Doele, mogten ontbooden worden, om, gezamentlyk, tegen de komst van Zyne Hoogheid , de noodige fchikkingen en maatregels te beraamen. 's Anderendaags, Saturdag, in den voormiddag , verfcheenen , diensvolgens , _ de Gecommitteerden in de Doele. Van Gimnich leide hun, thans, een Verzoekfchrift voor, 't welk hy, nevens Simonhoff, Vredenburg, Teepken, Martini en de Vries, hadt ontworpen. Raap kantte zig daai tegen, begeerende, dat, aan het zyne, de voorrang zou gegeeven worden. Doel naauwlyks hadt de Huizer het Verzoekfchrift van Van Gimnich voorgeleezen, o een Scheepstimmerman riep, met een gro ve ftemme, dat dit, en niet het Gefchrif van Raap , moest getekend worden; be fchuldigende, voorts,den laatstgenoemden dat hy, met de verzekering van de aan flaande komst van Zyne Hoogheid, he volk flegts zogt op te houden. Nogthar R 3 von 1748. Twist tusfchen Gimnich en Raap. r c 5 t .s 1c  174-3. Men krygt berigt van een Request ten voor- deele van de Magi. ftraat. Optogt van de Sclieepsti mm erHeden. 1 i 1 J < < 1 I 'J c i v 26*2 AMSTERDAMS III.Deel, vondt zyn Verzoekfchrift nog verfcheiden tekenaars. Midlcrwyl werden de Hoofden der Vergaderinge in de Doele, in 'c zekere, onderrigt, dat verfcheiden Voorftanders der Regeeringe, heimelyk, rond liepen, met een Request , behelzende een Verzoek, dat de Regenten, in derzelver bedieningen, mogten gelaaten worden ; als mede , dat verfcheiden Amptenaars, en andere afhangelingen van de Regeeringe, dit Verzoekfchrift reeds ondertekend hadden. Zelfs ontdekte men , in welke huizen dit Verzoekfchrift, ter ondertekeninge, werd aangebooden ; en , eindelyk , dat zulks gefchiedde, op verzoek der Wethouderfchap. Na ryp beraad, over 't geen, tot weeringe van dit Request, van den meesten dienst konde weezen, werdt , eindelyk, beflooten , een ongenleenen Hap te waagen. Benevens van Gimnich en Martens, Gecommitteerden van het Scheepstimmern'ans Gilde, bevonden zich in de Doele ■uini vyftig Scheepstimmerlieden. Van leeze , nevens derzelver overige Gildejrceders, zou men zig bedienen, tot het loen van eene wandeling door de Stad, >m • alzo de tekenaars, van derzelver beIryf, door vreeze af te trekken. Diensolgcns ontvingen de Gecommitteerden van latienbmg, Egbert van Baaien en Dirk hm, Ta^t van de Vergaderinge, om, aan en Equipagiemeester van 's Lands Timïerwerf, te verzoeken, dat, aan het wefkoik, voor éénen dag, ontllag van arbeid, mogt  XXVI.Boek. Geschiedenissen. £63 mogt gegeeven worden. Zulk een verzoek , in kragt weinig minder dan een bevel, werdt ftraks ingewilligd. Ten getale van ruim tweeduizend perfoonen, verzamelden de Byltjes, (dus noemt men hier de Scheepstimmerlieden van s Lands Werf,) op het Kattenburgerplein , en werden aldaar gefchaard in gelederen, ieder van vyf man op eene rye. Vooral jrco-aan van vier Kommandeurs , namen zeÖ gang , langs den Nieuwendyk , den Dam en de Kalverftraat, tot aan de Doele. Hier werden de Hoofden der Vergaderinge, ten hunnen gevalle, in Scheepstimmermansgewaat verkleed , door hen afgehaald: waar na zy hunnen optogt vervolgden, langs den Kloveniersburgwal, tot aan het Rusland ; van daar tot aan de Botermarkt, langs de Reguliersgragt, en de Heeregragt, tot aan het Koningsplein; vervolgens langs de Leidfchegragt , Keizers- Lely- en Heeregragt, en eindelyk, langs den Singel, te rug naar de Doele. Men hieldt ftil voor alle de huizen , m welke men meende, dat voor de Regeering getekend werdt. Volgens fommigen zouden ze aldaar gezegd hebben : Hier wordt ook al getekend; men zal ze wel vinden. Zekerder gaat het, dat voor de huizen van bekende Voorftanders van Zyne Hoogheid, een drievoudig Oranjehoven! werdt uitgegalmd. De Graaf Bentink, 's daags te vooren, in de Vergadering der Staaten van Holland , verflag hebbende gedaan van den R 4 toe- 1748.  1748. Refolutie van de Staaten van Holland. 26-4 AMSTERDAMS III. Deel. toeftand der Stad , werd , by dezelve daar op, het volgende Befluit genomen.' „ Is Goedgevonden en Verftaan dat Zyne Hoogheid den Heere Prince van Orange en Nasfau, als Stadhouder deezer Provincie, zal werden Verzogt en Geauthorifeert zoo als Zyne Hoogheid Verzogt en Geauthorifeert werd mits deezen, om door alle meest bekwaame Weegen en Middelen , in de voorf. Propofitie breeder gemeld, de ruste binnen de Stad van Amfterdam te her ftellen , en des noods ook zodanige Regent of Regenten, by de voor/. Propofitie breeder gemeld, van de bedieninge van haare Magillrature te ontftaan, en andere in-derzelver plaatfe te benoemen en aan te ftellen als Zyne Hoogheid na deszelfs hooge PVysheid en tot bereikim van het voorf. heilzaam Oogmerk, nodig en dienftig zal oordeelen: met dien ver(lande nogtans dat het geene voorf. is, zal gefchieden alleen voor deze reize, ende zulks zonder eenige Prejudicie ofte Conjequentie voor het toekomende, ende meede Onver mindert, ende zonder eenig nadeel voor het toekomende, ten aanzien van de Privilegiën, Vry ende Geregtigheden de Stad van Amfterdam Competeerende: ende dat de voorf. Regenten daar door geenzwts zullen , werden gekwetst of benadeelt in haare goede Naam en Faam, veel min dat dezelve daar uit zullen mogen werden Gefuspicieert haar in de Regeering van den Lande niet na behooren gedraagen te hebben ; en dat Hooggemelde Heere Prince zal  XXVI.Boek. Geschiedenissen. &6$ zal werden verzogt, zo als Zyne Hoogheid ] verzogt werd by deezen, de Regent of Reo-enten, die van derzelver dienst zouden mogen werden ontflagen, mitsgaders haare Familiën en Goederen , te nemen in Zyn Hoogheids Speciale Protectie en Sauvegarde, met interdictie op verbeurte van Lyf en Goed, dezelve Regent of Regenten, haare Familiën of Goederen, of eenig gedeelte van dien , Eemgzmts te Molesteeren, befchadigen of incommodeeren En is de Voorenftaande Refolutie flaande Vergadering gerefunieert en na voorgaande deliberatie gehouden voor Gearresteert. Op Zondag namiddag, den eerften van September, vergaderden de Burger-Gecommitteerden, in de Herberg de Graaf van Holland, tot het verkiezen van zes perfoonen, uit het midden hunner, om het woord te voeren by Zyne Hoogheid. Een weinig na zes uure , deedt men, ir vier Wyken, den Trom roeren , om d< Burgers, tegen den volgenden morgen, u de wapens te doen verfchynen , om der Stadhouder, alsdan, ftaatelyk, in te haa len De Scheepstimmerlieden , in deez< eere willende deelen , booden zig med aan, om den trein te vergrooten Doch als zy 'er op ftonden , om , ieder , me een Byl gewapend, te verfchynen, werd deeze aanbieding van de hand geweezen Onder dit alles hadt het werk der ver kiezinge van Gecommitteerden , tot no| toe, niet zyn volle beflag bekoomen. l R 5 nk 748., Toebe- reidfels ■tegen de komst van den Stadhouder. l t » t t r > 1 t  1748. fl6*5 AMSTERDAMS III. Deel. niet meer dan vier- of vyfëntwintig Wyken was men , daar mede , gereed. In eenige Wyken hadden fommigen zig daar toe ingedrongen; terwyl men, elders, anderen , door geweld, hadt genoodzaakt, dien post te aanvaarden. Alles was dus in beweeging, om deeze zaak ten einde te brengen. Reeds vroeg in den morgen van Maandag , den tweeden van September , was elk op de been, tegen de aanflaande komst van Zyne Hoogheid. By het Oude-Zyds Heeren-Logement, in 't welk de Stadhouder zynen intrek zou neemen , waren de Voor- en Agterburgwal bezet, met eenige gewapende Burgers, die, geduurende 's Prinfen verblyf in de Stad, aldaar post vatteden; wordende, telkens, om de zes uuren , door anderen afgelost. Ten vier uure , in den morgen , vergaderden de Scheepstimmerlieden, in hun gewoon gewaat, en met Oranje kokarden, op hunne hoeden of mutzen, uitgeftreekcn, op het Kattenburgerplein. Aan het hoofd derzelven plaatiten zig de twee Gecommitteerden, Van Gimnich en Martens. Voorts waren ze voorzien van een Oranjevaandel, waarop , met groote letteren , te leezen [tondt^ voor oranje en vryheid. Van 't gemelde plein namen ze gang , langs den Haarlemmerdyk, over de Eenloornfluis , van waar zy zig, in twee •yen, fchaarden , tot aan den Slagboom, tanhet Plein, daar zy hun Vaandel planten. De Bezetting der Stad ftondt , van den  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 267 den Slagboom, tot aan de Poort. In de nabuurige Herberg de Klok waren de Gecommitteerden van de Doele vergaderd. Omtrent negen uure reeden de LuitenantAdmiraal Schryver, de Zee-fopi«men de Lange, Boudaan en van Stokken , als medl de Heer Bikker van Zmeten, naar buiten, om Zyne Hoogheid te verwelkoo, men; die, omtrent een uur daarna, ondei het losfen van het Gefchut van de Walfen, en een onbefchryflyken toevloed van Menfchen, ter Stad inreedt. De^^bovengemelde Graaf Bentink, de Griffier Fagel fn de Requestmeester de Bak , verzelden den Stadhouder. Buiten de Poort, by de Barrière , hielde Zyne Hoogheid , een weinig, ftil; een Bevelhebber der Bezetting, toetreedende, vraagde aan dezelve of de Lyfwagt insgelyks zou binnen trekken; waar op de Stadhouder tot antwoord gaf: Neen; ik vertrouw my veilig op de Burgers; gebiedende, terftond hier op, dezelve, om te rug te keeren. Zyne Hoogheid zat in eene Koets, befpannen met zes Moorkop - Hengften. Agter hem reeden twee koetzen , insgelyks, met zes paerden. Voor uit liepen tvvee Loopers, en, aan weerkanten yan het Rvtuig, twee zogenaamde Heidukken. Straks binnen de Poort, fchaarde zig eene groote menigte Scheepstimmerlieden voor 's Prinfen koets; zy hadden, aan hun hoofd, nevens den bekenden Stalmeester van Bom, die den trein moest geleiden, twee Trompetters, en een vliegend Vaan- 174». Komst in de Stad.  ï748. Word door' Burgemeesteren verwelkoomd. De Gecommitteerdenvan de Doele krygen Audiëntie. 26*8 AMSTERDAMS III.Deel. del. Op hen volgden de Gecommitteerden uit de Burgery, twee en twee. Agter de koets liep, insgelyks, een groot getal van het zelfde Werkvolk. De trein reedt , langs den Haarlemmerdyk , den Westkant van den Singel, voorby het huis van den Hoofd - Officier, Mr. Daniël de Dieu , en vervolgens , over den Langebrug, naar 't Heeren Logement. Hier werdt Zyne Hoogheid opgewagt en verwelkoomd, door drie Regeerende Burgemeesteren : naamelyk , Gerrit Corver, Heer van Velzen , Mr. Jan Sautyn en Mr. Pieter van de Poll. De vierde Burgemeester, Jan Six, Heer van Hillegom en Vromade, bevondt zig thans in 's Haage. De Bevelhebber der Burger-Kompagnie, welke, thans, hier de wagt hadt, de Burger-Gecommitteerden willende tegen houden, ontving, kort daar op, bevel van Zyne Hoogheid, om hen door te laaten. Na dat Zyne Hoogheid, eenigen tyd, in gefprek geweest was met de Burgemeesteren , verleende dezelve gehoor aan de Gecommitteerden; hy betuigde,aan dezelve , „ gekoomen te zyn om de rust in de „ Stad te herfleilen , en dit te zullen „ doen, zo als hy, ten eenigen dage, voor „ God zou kunnen verantwoorden ". Terftond daar op traden ze in onderhandeling, eerst met den Stadhouder, en vervolgens met Graave Bentink, die, thans, het gefchil , tusfchen Raap en van Gimnich, over de Burger-Gecommitteerden , belliste: waar op men, met het verkiezen van de-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 269 dezelve, van nieuws, eenen aanvang maakte. Uitgezonderd vier Wyken , kreeg , thans, dit werk zyn volle beflag, hoewel het, ginds en elders , met groote onbefuisdheid en geweldigen dwang, volvoerd werdt. Verfcheiden voorbeelden zouden, hier van, kunnen worden aangevoerd. In de Doele op de Garnaalemarkt, alwaar , onder andere , eene Vergadering belegd was , dwong men zekeren perfoon, door list, derwaarts gelokt, de hoedanigheid van Gecommitteerde aan te neemen , ot dreigde hem, in gevalle van weigeringe, door de Raamen , op de ftraat, te zullen werpen. , Na dat de onderhandelingen , met de gemelde perfoonen , waren afgeloopen , had Zyne Hoogheid de vriendlykheid om alle de Byltjes, of Scheepstimmerlieden , te zien voorby en aftrekken. Zekere Boudard, een der Hoofden der Doelisten , droeg, by die gelegenheid, het Vaandel. Vervolgens hieldt de Stadhouder, met de Burgemeesteren en derzelvei Geheimfchryver , het middagmaal. 's Anderendaags vergaderden de Leder der Wethouderfchap, naar gewoonte, 01 het Stadhuis; doch alle Regtbanken fton den ftil. Verfcheiden Kollegiën hadden dien dag , gehoor by Zyne Hoogheid aan welke, door de Gecommitteerden vai de Doele , het volgende gefchrift werd ter hand gefteld. „ Aan 1748. De ^erkiesing der Gecommitteerdenword voortgezet. A. Boudarddraagt hetVaandel van de Byltjes,. 1 t > 1 t  «748, 270 AMSTERDAMS III. Deel. ,, Aan Zyne Doorlugtige Hoogheid, den Heere Prinfe van Oranje en Nasfau, enz. Erffladhouder der Vereenigde Nederlanden, enz. enz. enz. „ Geeven mee alle fchuldpligcige eerbiedigheid te kennen, de Ondergeteekende Onderdaanen van den Staat, Burgeren en Ingezeetenén der Stad Amfteldam, dat zy Supplianten met gedurige gemoedsaandoening, zederd een geruimen tyd van jaren, refleétien hebben genomen op het toeneemend verval door de menigvuldige abuizen, van tyd tot tyd in Stads Politie, Finantiën en Negotie ingeflopen; dat de Supplianten met leedwezen verder zyn ontwaar geworden dat, wel verre dat 'er agting zoude zyn geflagen geweest op diverfe aanzoeken, by verfcheide gelegenheden aan de Regeering deezer Stad, tot bekoominge van redres , gedaan, integendeel deeze regtmatige begeerten zyn in de wind geflagen, of wel in 't geheel gedeclineerd; dat de Supplianten, 't geen het fterkfte dringt, en hun Supplianten grieft en noopt, hebben kennisfe gekreegen dat de Heeren Regeerders deezer Stad, te meermaalen, het tegengeftelde van de intentie der Burgerye hebben voorgedraagen en getragt op te houden, of, was het mogelyk, te contrequarreeren of te delayeeren de heilzaame desfeinen, die Uwe Doorlugtigheid, als het eminent Hoofd, heeft kunnen goedvinden ten algemeenen welzyn in de Vergadering van hun-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 371 hunne Ed. Groot Mogende te proponeren; dat de Supplianten wyders, tot hunne innige fmerte, om alle de weigering, voornaamelyk ook die zederd den 3 Mey 1747gefchied, voor by te gaan, hebben moeten ondervinden de beantwoording van hunne laatfte verzoeken, begunftigd met de protectie van U.we Doorlugtige Hoogheid , ter neder gefield op eene met refpect gefproken ,in gratieufe en niet te verwagten wvze, principalyk op hunne bede ter vastftellinge van een Burger- Krygsraad, van de Regeeringe independent; dat de Supplianten0 ook nog laatftelyk met verontwaardiging hebben moeten zien de informeele Appoinctementen van vyfentwintigften en zesentwintigen Augustus, op de Requesten van de Burgerye, inhoudende de drie Artikelen, verleend. Dat de Supplianten uit allen deezen hebben befpeurd het mistrouwen, 't welk deeze behandelingen hebben doen gebooren Worden, en die van trap tot trap accresfeeren en toenemen tusfchen de Regeering en de Burgery deezer Stad, en wel voornaamelyk uit de laatfte mishandelingen , omtrent den voorfz. Appomctemente gehouden, die de Supplianten mei anders mogen aanmerken als een doorflaande blyk op nieuws van ongeneigdheid, et teffens hier uit begrypen, dat of wel hei gevolgde Appoinctement van Fiat, m date agtentwintigften Augustus, niet informee. is, het zelve egter alleen geconfidereerc kan worden voortgekomen te zyn, uit aan houdende iever en ernftige begeerte dei 1748.  s;2 AMSTERDAMS III. Deel. Burgerye, en geenszins uit de welwillendheid der tegenwoordige Regeering, en dus het mistrouwen, 't geen gelegenheid had gegeeven tot deeze begeerten van redres, niet alleen niet weg genoomen is , maar integendeel geaugmenteerd ; byzonderlyk wyl het de Supplianten niet onbewust kan zyn dat 'er niets ligter. is, dan dit laatfte Appoinctement buiten effect te ftellen; te meer dewyl de tegenwoordige Regeering, Df wel voornaamelyk de hoofden en beftierders der zelve, zig niet hebben ontzien fiunnen pligt in diverfe opzigten te vergeeren, door welkers onderhoudinge egter de Burgery buiten reden van de nu zoo zeer vermeen igvuldigde klagten zouden geweest zyn; en alzoo de Supplianten, onder referentie, vermeenen door dit mistrouwen, uit hoofde van zoo veele opgeftapelde mis:astingen gewettigd, die ten hoogften top rereezen zyn, ten uiterften bezwaard te ?yn, en dat de Supplianten verzekering rebben bekoomen dat het Uwe Doorlugïge Hoogheid, van den Almagtigen geleld , even als Uwe Hoogheids Doorlugtige Voorvaderen, om het goede te belooïen en het kwaade te ftraffen, tot behoud /an deeze Stad behaagd heeft zig gunftigyk te ftellen tot Arbitre en Beflisfcher van le zweevende Gefchillen tusfchen de Redering en de Burgery, en bereids de inteesfen en belangen van de tegenwoordige ïtegeering volkoomelyk en zonder behouling van eigen gezag, aan uw Doorlugtige hoogheid in handen zyn gegeeven, zoo zyn 174S.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 273 zyn de Supplianten te raade geworden eenige Gecommitteerden uit hun midden te kiezen, en door dezelven als de mond der Supplianten met die cordaatheid, dat vertrouwen , overgroote liefde en hoogagting, die de Supplianten hebben tot uwe Doorlugtige Hoogheid, als hunnen Verlosfer uit de gevreesde flavernye, hunne belangen, ingevolge uwe Doorlugtige Hoogheids en hunne Privilegiën en verkrege voorregten, aan uwe Doorlugtige Hoogheids liefde en wyze voorzienigheid over te laaten; en keeren zig de Supplianten ten dien einde op het allernedrigfle tot uwe Doorlugtige Hoogheid, voor wiens Doorlugtige Perfoon en Huis, ten allen tyde, goed en bloed bereid zyn op te offeren, en die zy aanmerken als een gefchenk, hun van God gegeeven, en zonder wiens verheffing door de liefde van het volk, het te dugten was dat deeze Landen andere beheerfchers zouden gehad hebben, en haare vryheid bereids onder gegaan. „ Smeekende de Supplianten op het allerootmoedigfte uwe Doorlugtige Hoogheid attentie te geeven op de dringende nood, daar zig de Stad en Supplianten in bevinden, en meer en meer zig in bevinden zullen; op de elenden, die uit het mistrouwen , 't geen onwrikbaar is, verder zouden kunnen fpruiten ;en op de noodzaakelykheid van het vertrouwen in deeze groote Stad te herftellen; verzoekende de Supplianten ten dien fine demoedig aan uwe Doorlugtige Hoogheid dat het den zeiven mooge behaa- XV. Stuk. S gen 1748.  274 AMSTERDAMS III. Deel. gen in confideracie te neemen, de brandende iever en onwrikbaare begeerte der Supplianten, waarin gevestigd is de meer en meer aangroeijende en voor eeuwig conftante liefde voor uwe Doorlugtige Hoogheid, fpruitende uit de vaste hoope en het verlangen om door uwe Doorlugtige Hoogheid voor altoos bevryd te zyn van alle vreeze van onvermydelyk mistrouwen en vervolginge, biddende de Supplianten uwe Doorlugtige Hoogheid der Supplianten wenfchen en verzoeken, als die van den gantfche volke, te bekroonen en het anderzins onherftelbaare vertrouwen te herftellen, door de nodige Regeeringsform en de Leden der zelve, daar onder begreepen de Oud Raad, de twee Penfionarisfen, en de tegenwoordige Regeering mitsdien voor hunnen dienst te bedanken en van hun bellier ontflaan, en dezelve te remplaceeren door braave en eerlyke mannen, die bekwaam en begeerig zyn, om zonder eigen belang, met en benevens uwe Doorlugtige Hoogheid, deezen Staat en goede Stad met een eenpaarigen Schouder te helpen onderfchraagen en bellieren, zoodaanig als uwe Doorlugtige Hoogheid, naar zyne hoogwyze doordringendheid en goedvinden zal gelieven te verkiezen , tot nut en bloei van de Kerk en den Volke, zonder confequentie in 't vervolg. Verzoekende wyders de Supplianten onderdaniglyk dat uwe Doorlugtige Hoogheid, ingevolge de Bylage, geannexeerd aan deezen Requeste, goedgunfliglyk gelieve te doen effectueeren dat de Posteryen met J748.  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 27$ met derzelver inkoomen in het geheel, zonder uitdel, in uwe Doorlugtige Hoogheids handen worden gefield, en der Supplianten fecuriteit vastgefteld door het nomraeeren van een vryen Burger-Krygsraad, als mede de vernietiging van Stads Accynfen; neemende voorts de Supplianten de vryheid op de allerrefpecteufe wyze zig m uwe Hoogheids gunfle aan te beveelen, fmeekende uwe Hoogheid voorts alle zodaanig»? redresfen en veranderingen te maaken, als uwe Doorlugtige Hoogheid, naar zyne Wysheid, Liefde en Landsvaderlyke zorge, ten algemeenen en byzonderen nutte, zal bevinden te behooren. V Welk doende, enz . De Bylagen, agter dit Request, luidden dus : Bylage No. i. „ Ingevolge 'het nevensgaande Request word uwe Doorlugtige Hoogheid op het allerootmoedigfte verzogt, dat het uwe Doorlugtige Hoogheid behaagen moge goed te vinden dat de Posteryen, door derzelver tegenwoordige bezitters, mogen worden gecedeerd en afgeflaan, om aanflonds te werden gefield in handen van uwe Doorlugtige Hoogheid, om daar van te disponeer en zoo als uwe Doorlugtige Hoogled zal bevinden te behooren; alles ingevolgz het appoinctement van Fiat op den Requeste in dato agtentwintigfte Augustus 1740. • „ No. & Uit hoofde van dit Request hier voor flaande aan uwe Doorlugtigt S 2 Hoog 1748.  a76 AMSTERDAMS III. Deel, Hoogheid, onzen zeer geliefden Erfftadhouder, fmeeken wy uwe Doorlugtige Hoogheid op het allerieverigfte en ootmoedigfte dat het uwe Doorlugtige Hoogheid behaagen moge, naar deszelfs Landsvaderlyke zorge en Liefde voor de Burgery, te bewerken de fpoedige vastflelling van eenvryen Burger-Krygsraad, ingevolge het verleende Appoinctement van Fiat in dato agtentwintigfte Augustus 1748, ten dien einde effectueerende dat de Leden van den tegenwoordigen Krygsraad, zo Kolonellen als Kapiteinen, Raaden, Schepenen of oud Schepenen zynde, als mede Kommisfarisfen , Secretarisfen en Regeerings - Kinderen, aanftonds mogen worden bedankt en ontjlaagen van hunnen dienst, en derzelver plaatfen, was het mogelyk, door uwe Dooi'' lugtige Hoogheid zelve voor het tegenwoordige, en in het vervolg door de Burgeren, ieder in derzelver rejpective Wyken gefuppleerd, door het nomineeren van vyf Kollonellen, conform het getal der Regimenten Burgery, in deeze Stad zynde 7 en zestig Kapiteinen naar het getal der Wyken deezer Stad; welke Kollonellen en Kapiteinen zullen moeten zyn van de notabelfle en voornaamfte Burgeren, zonder te participeeren in eeniger maate aan de Regeering deezer Stad, of nader geparenteerd aan dezelven zyn, dan in den graad van Neef, en by welke Kollonellen alleenlyk de magt en authoriteit zyn zal, op ordre en verzoek van den 'Ed. Agtbaare Raad en hunne Ed. Groot Agtbaare, den Krygsraad 1748.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 377 raad te doen vergaderen, of ook wanneer zy Kollonellen zeiven zulks ten dienfle van de Burgerye zullen noodig oordeelen, of daar toe verzogt zyn by Kapiteinen, als de wigtigheid der zaake zulks mogte vereifchen; zullende de Kollonellen alleenlyk bevoegd zyn te preftdeeren in den Krygsraad en ^aldaar de noodige voorflellingen te doen of te hooren; en zullen de Kapiteinen gehouden zyn met .en benevens hunne Officieren, als Medeleeden van den voorfz. Krygsraad, ieder in de haaren, de bezwaarnisfen van de Burgery gunfliglyk te hooren, zoo betreffende de herftelling en -wederbekooming hunner Privilegiën, als andere klagten die tot redres van de Gilden, of ten nutte van de Maatfchappye, zouden kunnen dienen; en de voorfz. Kapiteinen verpligt zyn daar van ordentelyk notitien te houden, en dezelve over te brengen in den Krygsraad om geëxamineerd te worden, en vervolgens door eenige Gecommitteerden., te verkiezen by den Krygsraad, op het voor (lel van Kollonellen , te worden overgebragt aan de Regeerin°, en van wegen de Burgery aan dezelve ^voorgefield, om derzelver refolutie te vernemen, en dezelve te ftellen ter decifie van uwe Doorlugtige Hoogheid, conform de Privilegiën, ingevolge de magt uwe Doorlugtige Hoogheid van de Regeering en de Burgery competeerende, ten welken einde Kollonellen zullen bevoegd zyn en geregtigd om, zoo menigmaal als Stads welzyn en het Burger - nut zulks vereifchen zal, S 3 yi 1748.  2^3 AMSTERDAMS III. Deel. vifie te neemen van zodaanige Keurboeken , 'Privilegiën, Handvesten, als op den Stadhuize ter Secretarie, of elders berusten; en de openvallende plaatzen in V vervolg by den Krygsraad vervuld worden met bekwaame en zoo veel mogelyk in de Wyk woonende Officieren uit de Burgerye, ter approbatie van uwe Doorlugtige Hoogheid; fmeekende uwe Doorlugtige Hoogheid , dit heilzaam werk, als het eenigfte middel om den grondflag te leggen tot een eeuwigduurende harmonie en vertrouwen, en Regeering en Burgery gelukkig te maaken, de rust te doen herleven en den bloei en vrede herfteld te zien in deeze groote Stad, ten Jpoedigflen volgens bovengemelde bekoomen Appoinctementen van Fiat zyn volkoomen beflag te doen krygen, en deezen Schat der Burgerye in veiligheid te brengen, „ No. 3, Dat wyders de Kapiteinen van de Burgerye, benevens een Gecommitteerde van de aanzienlykften uit ieder Wyk, by meerderheid van Stemmen zullen kiezen uit de eerlykfte .fatzoenlyk/le en verftandigfle perfoonen deezer Stad, belydenisfc doende van de Gereformeerde Religie, in de ülaats der overleedenen, een of meer Personen tot Vrocdfchap, uit maaken de de zes °n dertig Raaiden deezer Stad, uit dewelke Burgermeesteren zullen worden verhoren, en een nominatie van Schepenen gemaakt , om daar uit, naar welgevallen van uwe Doorlugtige Hoogheid, het ordinaris getal van Schepenen te eligeeren mal- 1748.  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 279 malkanderen niet nader,zo in confanguiniteit ah affiniteit, beftaande als volgens Privilegiën van Vrouwe Margareta van dato 1 Sept. 1565 is gepermiteerd . Men zag ook, ten zeiven dage, het volgende Request ten voorfchyn koomen. „ Aan zyn Doorlugtige Hoogheid,^Willem Karei Hendrik Frifo, door Gods genade Prinfe van Oranje en Nasfau, enz. en" enz., Erf-Stadhouder, Kapitein Generaal en Admiraal der zeven Vereenigde Nederlandfche Provintien, enz. enz. en2 Geeven wy ondertekende, Burgers en Inwoonders der Stad Amfterdam , Ledemaaten en Beminnaars van de waare Uercformeerde Christelyke Religie, met behoorlyke Eerbiedigheid te kennen, by de aankomst van uwe Doorlugtige Hoogheid in deeze onze Stad, dat wy met de alleruiterfte fmert en aandoening onzer ziele, een lange tyd gezugt hebben onder het diep verval in den Godsdienst, en het verzuim van de executie der Placaaten, der Godsdienst fpecteerende , waar door de toorn Gods, en zyne ftraffen op Land er Stad regtvaardig zyn rustende ; dat he: uwe Doorlugtige Hoogheid m ernft.g* overweeginge gelieve te neemen, de vol gende Articulen, die wy tegenwoordig di Ier hebben aan uwe Doorlugtige Hoog beid met alle fchuldige eerbied onder he S 4 00 1748. Request aan den Prinfe , raakende het vloeken, enz. I t s  -a8o AMSTERDAMS III.Deel. oog te brengen, en demoedig te verzoeken dezelve met uwe Doorlugtige Hoogheids goedkeuring te bekragtigen : niet twyffclende , of uwe Doorlugtige Hoogheid zal in dezelve een welgevallen gelieven te neemen, volgens den inhoud van UE. Hoogh. Misfive, uit Leeuwaarden, in dato primo May 1747. aan haar Ed. Mogende gefchreeven , waar in uwe Doorlugtige Hoogheid het gewigtig Ampt van Stadhouder aanvaart, in hoop en vertrouwen , dat het den Almagtigen God, wiens bellier uwe Doorlugtige Hoogheid in deezen erkende en aanbad, genadig zou behaagen uwe Doorlugtige Hoogheid de noodige kragten te geeven , zo van lighaam als van geest, om een middel te zyn tot herflelling van de publieke rust, en bet vestigen voor altoos van de dier' baare panden van Godsdienst en Vryheid enz., het welk UE. Doorlugtige Hoogheid nader heeft uitgebreid, in uwe Doorlugtige Hoogheids Aanfpraak in 's Haage den vyftienden May deszelven Jaars, daar uwe Doorlugtige Hoogheid het wigtige Ampt van Stadhouder aanvaarde, fchoon het gevaar, waar in de Republiek zig doe bevond, en het verval van de Godsdienst in deeze tyden, enz. enz. enz. „ I. Dat het uwe Doorlugtige Hoogleid gelieve te behaagen , de Placaaten oy haar Ed. Groot Mogende geftatueert, :n menigmaalen gerenoveert tegen het msbruiken van des Heeren Heiligen Naam,. boeken en Zweeren, het welk by Oud en 174S,  XXVI.Boek. Geschiedenissen. a8i en Tong tot innige fmerte aller regtgeaarde Christenen, zoo grouwelyk is doorgebrooken, waar door de Heere als een leyerig God, dagelyks in zyne lankmoedigheid getergt wordt, zoo verre het mooglyk is te helpen weeren en ter executie te brengen. . , II. Dat het uwe Doorlugtige Hoogheid, gelieve te behaagen , de Placaaten, enz. ttfupra, tot het heiligen van des Heeren dag, tot weeringen van Koopen, Verkoopen , fchreeuwen en roepen langs de ftraat, Tappen, enz. op dezelve dag gelieve te doen executeeren, ter eere Godes, en het rustig waarneemen van den Godsdienst. , . 1T "* , III. Dat het uwe Doorlugtige Hoogheid, gelieve te behaagen, de Placaaten, ut fupra, tegens de Speel- en Hoerhuizen, en verdere grouwelvke zonden, waar door de grimmigheid Godes over onze Stad komt te ontbranden, en als een ban in dezelve is, uit dezelve weg te neemen , en zoo veel mooglyk is doen weeren , en uic- roeiien. ' _, ' „ IV. Dat het uwe Doorlugtige Hoogheid, behaagen mogt de groote KerkenRaad te verleenen , een vrye verkiezing der Leeraars of Predikanten, zonder de Approbatie of Improbatie aan haar Ld. Groot Agtbaare Heeren Burgemeesteren, wyl wy op dit ftuk ten uiterfte bezwaart zyn, als zulks op den woorde Gods niet gegrond zynde, en door den tyd een ftaale Wet is ingekroopen, het welk tzederi ° S 5 eeni' "74?*  174». Gedragvan lom' mige Yveraars, 282 AMSTERDAMS III. Deel. eenige jaaren veele onrusten en troubelen in de Gemeente heeft veroorzaakt, byzonder door het Improbeeren van veele braave en godvrugtige beroepene Leeraars". Dit doende, enz". Men hadt dit Request eerst den Kerkenraad aangebooden , met verzoek om het zelve by Zyne Hoogheid in te leveren: waar toe, waarfchynelyk, aanleiding gegeeven was, dooreen voornaam' Leeraar, welke der Gemeente de drie eerfte Artikelen , als een noodige reforme, op den Predikftoel hadt voorgefteld. De Kerkenraad heeft, egter, niet voldaan aan dit verzoek, maar gaf tot antwoord, dat de drie eerfte Artikelen van dien aart waren, dat men, met de voorftellen , daar in begreepen , zig by de Regeering moest vervoegen ; en wat aangaat het vierde Artikel, dat de Kerkenraad dit nooit hadt begeerd, en ook nimmer zoude begeeren, als wel verzekerd zynde, dat Hunne Ed. Groot Agtbaarheden , voortaan, geene waardige Mannen zouden improbeeren. Niets kwam 'er dus van dit Verzoekfchrift. Eenige Yveraars, voor herftel omtrent de Ampten, eene zaak, inderdaad, by welke de Burgers het allermeeste belang hebben , vervoegden zig by den Heer Hartman, ten dien tyde Boekhouder van Burgemeesteren. Van deezen begeerden zy een Boek , onder hem berustende, waar in alle de Amptenaars ftonden aangetekend. Het oogmerk van dit verzoek, was, om al-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 283 alzo tè ontdekken, met hoedanige uitkeerineen ieder Ampt bezwaard was. Hartman konde niet ontkennen, zodanig een Boek onder zig te hebben; doch hy weigerde, evenwel, het hun te toonen dan op hooren last. Midlerwyl verzekerde hy hun, dat in hetzelve, van eenige uitkeeringen, ten'voordeelc van Burgemeesteren, want 0P deeze hadden zy het oog, mets te vinden was , of ooit te vinden was geweest. En hier mede moesten de Gecommitteerden, onverrigter zaake, vertrekken Intusfchen was Amfterdam, ten deezen tvde, een tooneel van algemeene wanorde en verwarringe. Alle gezag, zo voor de Leden der Regeeringe, als voor de Burger-Bevelhebbers , was verdweenen. In i/4& Alles is in de Snd in dc s^root(te verwarring. fommige Wyken werden de uurgers , wagt, of anderzins, opgeroepen, op naam van Gecommitteerden; in andere alleenlvk, met het uitroepen van het Nummer der Wvk, even als of dezelve geene Kapiteinen hadden. Men vondt Wyken, in welke zeer weinige Burgers opkwamen, wanneer zy, op naam der Kapiteinen werden famengeroepen , en bykans niemand, wanneer zulks gefchiedde op naam des Luitenants. Nog dien zelfden dag, op welken de Gecommitteerden, aan den Heere Hartman, het gemelde verzoek gedaan hadden , zag men denzelven, met het Officie-Boek, zig naar den Stadhouder begeeven ; onder de Gemeente baarde dit eenige gerustftelling Weinig minder dan tweeduizend  1748. De Scheeps timmerliedengeeven hun begeerenaan Burgemeesteren te kennen. Veel- 284 AMSTERDAMS III. Deel. Scheepstimmerlieden verfcheenen, in den avond, in de Doele, om te verneemen, . hoe de zaaken Honden. Want hun , zo wel als anderen, ftak het geweldig in den krop, dat Zyne Hoogheid, met de Burgemeesters , by aanhoudenheid, een gemeenzaamen omgang hielde ; hoewel de Stadhouder niet verzuimde , alle weezenlyke, en zelfs ingebeelde bezwaaren, met het uiterfte geduld , aan te hooren. De Byltjes, van hunne Gecommitteerden, geen voldoend antwoord bekoomen hebbende, werden te raade, nog dien zelfden avond, zig te vervoegen aan de huizen der drie Burgemeesteren, om, van dezelve, opening, aangaande den toeftand der zaaken, te eifchen. Zy voegden 'er nevens eene bedreiging, dat zy, vóór eerstkoomenden Vrydag, verandering begeerden, en vorderden , daarenboven , dat de Heeren Zyne Hoogheid, in het herftellen van de Privilegiën, niet hinderlyk moesten zyn. Op Donderdag hadden veele aanzienlyiQ Burgers gehoor by den Stadhouder; ils mede de Gecommitteerden, ten getale rzn meer dan honderd. Inmiddels zat men !iet ftil in de Doele, maar was, aldaar, :rnftig, bedagt op middelen en maatregeen , om verandering in de Regeering te >ewerken. Om het werk aan te zetten, leedt een der Hoofden de volgende zeer istige Aanfpraak:  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 285 Veelgeagte Medeburgers. „ De tegenwoordigheid van Zyne Doorlugtige Hoogheid onzen zoo zeer beminden Erfftadhouder , binnen deeze Stad, heeft ons genoodzaakt als regtgeaarde Nederlanders en Patriotten , deeze volgende zaaken Ulieden onder 't oog te brengen. Wy hebben reden God te danken voor zyne genade en hulpe, dat wy zulke groote zaaken , waar aan het Welvaaren van deeze gantfche Provintie zoo veel deel heeft, zonder bloedftortinge of fchadelyke opfchuddinge dus verre gevorderd zien. „ Op dat fpoor moeten wy manmoedig voorttreden , wy moeten eendragtig ah regtgeaarte Patriotten, niet alleen de rus; en eendragt binnen deeze Stad koestem en bcwaaren ; maar ook op het allerern ftigfte by Zyne Doorlugtige Hoogheid aan houden, en Hem de hooge noodzaakelyk heid onder 't oog brengen, die 'er is teeene byna algemeene verandering in d Regeeringe, om dus de rust te herftelie en te bevestigen. 1748. Aanfpraak in deDoele. „ Ik zoude Ulieden niet aurven vuui oogen ftellen de rampen deeze Provintie overgekoomen, en die byna onherftelbaar zyn: maar fchoon het op deeze plaats meer dan eens gedaan is, en al waare het nooit gedaan, de vervallen Negotie en Fabrieken, 's Lands ledige Schatkisten, of dat nog rampzaaliger is, die opgevuld zyn met ontelbaare bezwaarnisfen, die met het bloed en zweet der braaye Burgeren en In-  286 AMSTERDAMS HLDfitt» Ingezeetenén gekogt zyn, de geruïneerde Land- en Zeemagten, zoo veele Steeden en Sterkten, met onnoemelyke fchatten en het bloed en de moed van duizenden zielen gekogt, en die niet alleen fchandelyk en laf zyn overgegeeven, maar als waren zy ons tot verderf en last, opgepropt met onnoemelyke fchatten en de beste Krygsbenden van deezen Staat, en die daar mede nog zyn toegegeeven, en te gelyk de aloude en zoo diergekogte roem der oude Batavieren gantsch ontluistert en veragt, ja onnoemelyke fchatten verfpild om Zyne Doorlugtige Hoogheid onzen tegenwoordige Stadhouder buiten alle bewind te houden , om dus onzen gewisfchen ondergang te koopen. Ach ! laat ik niet ophaalen van zoo veele onnoozele Zielen door hunne onvoorzigtigheid gefneuveld, die fpree-> ken voor ons: en al zweeg dit alles, een knaagend geweeten, van fommigen , die oorzaaken van deeze zyn geweest, hebben ook deeze zaaken onderteekend, en voor de Nakoomelingen vereeuwigt. Dit alles heeft naar zig gefleept eene vermaagering en uitteering van deeze Republiek (*); want naar maate dat de Negotie en Fabrieken verminderden, naar maate vermeerderden de lasten over de goede Ingezeetenén, daar in tegenltellinge een groot deel der fchatten van deeze Republiek, door eene ongeoorloofde baatzugt in weinige Familiën !e^i6ZM0VOTbe?w ^ ^ Gr°0t M°sendea valf 1748.  XXVLBoek. Geschiedenissen. 287 liën zvn overgebragt. Dit heeft een on- } SerteSar mistrouwen en kleenagtmg tot de tegenwoordige Regeering veroorzaakt dus t deeze Republiek byna tot eenen hst voor haare Vrienden, en tot befpotng voor haare Vyanden geworden; dus Is gdeeze Republiek tot op den oever van haaren totaalen ondergang gebragt. Maar is van alk deeze onhei en eene baat- en ftaatzugtige Regeering alleen de oorzaak? geenzfns, ik moet tot onzer aller fchaamte bekennen en zeggen, dat wy alle daar deel aan hebben. Onze flaaffche laf£ wat tot zo hoogen top gereezen da wy onze eigene boeijens kusten; ja fcheen dat alle dankbaarheid en Edelmoe digheid in onze Zielen was uitgebluscht wy dus laffe en ontaarde Naneeven van dappere en Edelmoedige Batavieren geworden waren f tot dat eindelyk de Almagle God wi48. 202 AMSTERDAMS III. Deel* „ Wy zyn ten volle overtuigt van de Vaderlyke affectie en genegenheid van Uwe Doorlugtige Hoogheid voor deeze Stad en derzelver Kooplieden, waar van ik zelf nog onlangs, in eene andere Kommisfie, die ik de eer gehad heb by Uwe Doorlugtige Hoogheid af te leggen , de duidelyke bly-r ken heb gezien, en deeze overtuiging dbet ons met meerder vrymoedigheid, onze perzoonen en onzen handel aan de genadige protectie en vermoogende befcherming van Uwe Doorlugtige Hoogheid aanbeveelen. „ Uwe Hoogheid weet, dat deeze Stad zig, alleen door de Négotie, tot de grootheid uitgebreid en tot dat toppunt van vermogen verheeven heeft, dat ze daar door de aanzienlykfle,' niet flegts van deeze Provincie, maar zelf van al de vrye Nederlanden geworden is, zoo dat men met reden mag zeggen, dat het groote gebouw vart de Welvaart der geheele Republiek op derzelver Welvaart ten grdoten deele gegrondvest is.' ,0*41?e ' • ;' v; ' „ Vergun' ons derhalve, DoorlugtigePrins, dat wy Uwe Hoogheid'met-de diepfte eerbiedigheid en teffens ërriflig moogea fmeeken, onze belangen, by alle gelegenheden, ter harte-te neemen, zo ten aanzien van ónzen Koophandel in het algemeen, die zig haar alle Waereldsdeelen uitflrekt, als -ih - het particulier ten opzigte van onze verafgeleegene Koloniën, onze Navigatiën en- Scheepvaart'en binnenlandfche Fabrieken-, alle welke zaaken terr allen tyde, met regt, als" de zenuwen van- den  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 293 den Burgerftaat zyn aangemerkt geweest. „ Laaten wy het geluk hebben, Goederneme Vorst, ons te mogen vleijen, dat alle INegotianten deezer Stad, en ieder van hen, altoos den vryen toegang tot Uwe Doorlugtige Hoogheid zullen genieten, om in zaaken,Uwer Hoogheids aandagt waardig, deszelfs kragtdaadige adfiftentie van naby te konnen imploreren. * Voor het overige wenfchen wy Uwe Doorlugtige Hoogheid, Haare Koninglyke Hoogheid en derzelver Vorstlyke Kinderen, den ryken zegen van den Heere des Hemels; dat dezelve Uwe Doorlugtige Hoogheid in deszelfs zwaarwigtige occupatien gelieve te Herken en te onderfteunen en deszelfs Dierbaare Perfoon en Luisterryke Familie, een lengte van jaaren, 111 zegen en welftand te conferveeren, tot heil van den Lande, tot heil van deeze Stad en derzelver Kommercieerende Ingezeetenén. , Het behaagde Zyne Doorlugtige Hoogheid, deeze Aanfpraak, met deszelfs gewoone en zeldzaame promptitude en vloeiendheid, van ftuk tot ftuk, zo gracieus en vriendelyk te beantwoorden, dat alle de Gecommitteerde Heeren reden meenden te hebben, van boven verwagting over den uitftag hunner Kommisfie voldaan te zyn, fchoon zy zig, ingevolge van Zyner Hoogheids bekende en door byna ieder een beproefde minzaamheid, reeds het allerbeste fucces daarvan hadden voorgefteld. I Zyne Hoogheid had de goedheid, de Kooplieden in het algemeen te bedanken 174.8-  294 AMSTERDAMS III.Deel. voor de eer (zoo als het Zyne Hoogheid geliefde zig gunlliglyk uit te drukken) door eene zo aanzienlyke deputatie, Zyne Hoogheid aangedaan, en voor de Zegenwenfchen over deszelfs Perfoon en Familie uitgeftort; zyne waare geneegenheid en affectie voor de Negotianten en Handel deezer Stad, door de gunftigfle en kragtigfle bewoordingen, te verklaaren; onder anderen te verzekeren, dat Zyne Hoogheid met den Spreeker toeftond, dat deéze Stad den grooten luister, waarin dezelve nog is, alleen aan de Kommercie te danken had, en dat Zyne Hoogheid dezelve niet alleen voor den Zenuw, maar zelfs voor de Hartader van den Burgerftaat hield; dat Zyne Hoogheid ook niet in gebreke zou blyven, alle zyne kragten in te fpannen, om dezelve daarin te maintineeren en den Handel tot den laatften adem zyns levens met alle mogelykheid te handhaaven en voor te (laan; dat Zyne Hoogheid, door de aanftel[ing van nieuwe Heeren Burgermeesteren, de blyken reeds daar van meende gegeeven se hebben, en eerlang nog verdere bewysen daar van geeven zou, door het aanflel!en in den Raad deezer Stad van verfcheiden der voornaamfle Negotianten, op dat de Commercie aldus altoos behoorlyke pro:ectie zou mogen genieten, van welke gunlige toezegging wy allen dan ook des anleren daags reeds de volkomene vervulling lebben gezien, hebbende zelf vyf Heeren ran die geenen, die deeze Deputatie, >nder anderen, hebben uitgemaakt., op 's Vor- 1748.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 295 'sVorften benoeming, zitting in den Agtbaaren Raad der Vroedfchap van deeze Stad genomen. Wyders geliefde Zyne Doorlugtige Hoogheid, op de allervriendlykfte en kragtigfte wyze, te betuigen, dat de Kooplieden deezer Stad altoos den vryen toegang tot Zyn Hoogheid zullen hebben , het zv zy goedvinden mogen, Zyne Hoogheid by Deputatie of afzonderlyk en in het particulier op te wagten, met de favorable byvoeging, dat Zyne Hoogheid zig nooit zal beklaagen over de oogenblikken, met iNegotianten, over het ftuk van Kommercie, doorgebragt. Dit is, Myn Heeren, het hoofdzaakelyke, 't geen my, onder veele andere Vaderlyke en gunftige betuigingen van Zyne Doorlugtige Hoogheid, in de gedagten gebleeven is, en waarvan wy ons verpligt gevonden hebben, aan U Ed. als een Rapport van de aan ons opgedraagene Kommisfie verflag te doen, bedankende U Ed. op het gehoorzaamde, voor het in ons gefielde vertrouwen, van ons met deezen aanzienlyken Last wel te hebben willen vereeren". . In den avond van dien dag, deedt iemand , in de Doele, de volgende Aanfpraak: Welmeenende, getrouwe, heil voor 't Vaderland zoekende Medeburgers ! „ Hoe vermaard deeze magtigfte KoopHad der Waereld, van lange tyden af, by alle volken des wyduitgeftrekten Aardkloots ook geweest zy; hoe zeer onze T 4 Vry- 1748. Aan. I'praak in de Doele.  ï748. a96 AMSTERDAMS III. Dam. Vryheidlievende Voorvaders, door hunne naarflige waakzaamheid, de verwondering van alle vier de waerelddeelen tot zig hebben getrokken; de handelingen, die wy allen, als een eenig man op de goede zaak doelende, tot verdediging van onze duurgekogte vryheid, voor weinig tyds, ondernoomen hebben; de heilzoekende bewerkingen , die door den Godlyken zegen toe op dit uur bekragtigd worden, zullen uwe en onze Vaderlyke Koopftad eenen volmaakten luister byzetten: onze laate nakomelingen zullen 'er van moeten uitroepen : het is van den Heere gefchied, en het is wonderlyk in onze oogen ! „ Meden, heden houd reeds ons gantfche Gemeene Best de oogen op Arnfleldam gevestigt, terwyl het goed gerugt zig na duizend oorden fpoeit, om uwen lof met duizend tongen te verkondigen. „ Eene verbasterde lafheid had voorheen eene flaaffche vrees in onze zielen verwekt ; die wederhield ons, om aan de innaaiende baat- en ftaat-zugt van hun, die onze Vaders en Befchermers moesten geweest zyn, eenen Regtvaardigen tegenftand te bewyzen. Wy zaagen in koelen moede aan, dat alle onze Regten en Geregtigheden verdrukt, fa als met de voet' getrapt wierden. Deeze laffe vrees zelfs deed onze Vaderlandfche Vryheid na eenen eeuwigen ondergang hellen en fnellen. „ Daar was 'er nogthans, die alle deeze verdrukkingen met Arendsogen hebben gaade geflaagen, men erinnerde zig den ouden gou-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 297 gouden tyd, waar in qnze kleine Waereld gebloeid heeft, men beraamde onderling raadflaagen; om op eene geoorloofde wys die gezegende Eeuw, hoe lang verloopen, weder te rug te roepen, men openbaarde onze algemeene belangen, die van zommicen befpottelyk aangehoort, en als onmolelvke dingen gerekend werden, dog by ïnderen, en wel de meesten baardenze een heilbegeerige agterdogt, het vonkje van liefde en yver voor onze aloude Regten en Geregtigheden, (dat 'er elders nog was overgefchooten, en als onder de asch verborgen gebleven) dat heilig fprankje begon allengs door te breeken en te flikkeren, ja 't ftak in onzer aller gemoederen het vuur van vver en liefde onverwagt aan, zodaanig, dat het in eene volle vlam van een gewraakte wraake zouden uitgeborften zyn; ten zy de Reden over ons de wagt gehouden en dien dollen gloed gematigt hadde. Eindelyk bepaalden wy de belangen, zo'vvel van onzen Staat, als van onze Stad, in drie Artikelen. Wy verzogten in een klein bellek, de zieltogende Regten en Geregtigheden, die onzen Burgerftaat in eigendomme behoorden gebleeven te zyn; mtar het verval der tyden, de gewoonte flegts van deeze onregtmaatige bezittinge, bragt den Magiftraat in twyffel, of onze begeerten wel billyk was, hoe het zy, de Regeering ging noode tot deeze overgaat over: dan of haare vrees vooreenen algemeene Burger opftand haar heeft doen befluiten, of dat haar gewisfe geraakt en van T 5 d£ 74S»  2q8 AMSTERDAMS IUDeel. de redelykheid onzer verzoeken volftrekt overtuigt was, men bewilligde kort hier op ons verlangen. ' „ Tot dit tydflip van geluk waren alle deeze groote en verwonderenswaardige zaaken in eene onderlinge rust en vreedzaamheid voortgezet, het gering verfchil onder eenige Medeburgers, alleen om den regel na welke wy ons te rigten hadden, was niet bekwaam om ons tot openbaar geweld te doen overflaan; de Eendragt, wisten wy, kon ons doel alleen treffen, de tweedragt is kragtèloos om gewigtige zaaken uit te voeren. „ Maar nu de Overheid ons in het bezit yan het erfgoed onzer Vaderen Helde, of liever, nu zy den Burger het zyne weder had toegeflaan, was het op het punt, dat de verdeeltheid veld gewonnen, en eensklaps alles, wat tot dus ver gevorderd was, den bodem ingeflaagen zouden hebben : wy hadden ons zekerlyk in een draaikolk van verwarringen bevonden, indien er geen voorzigtig beleid, dat voor u allen moest verborgen gehouden worden, gebruikt waare geweest, om zulks te beletten. Hier hadden wy een' wyze Huurman noodig wilden wy het Scheepje van Heil ra die brandinge, niet op zanden en klippen van verwydering en onlusten doen verzeilen en te barfte ftooten, waardoor die onfehatbaare laading voor ons en onze nakomelingen, tot nog toe onverzekerd, voot eeuwig zoude ten gronden verdronken zyn geweest. Wy wisten wat ons man-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 299 mangelde; maar kosten onze Regten zelf niet regelen. In wiens handen mogten wy ons veiliger' betrouwen, dan in die van onzen, Doorlugtigften Vader en allergetrouwlten Medeburger, die den naam van Grooten en Goede waardig is? derhalven fpoedden wy ons na Hem toe: wy baden en riepen dien Edelmoedigften Befchermer der Nederlanden, met zo veele en zo kragtige drangredenen, als de natuur der zaaken ons inboezemde, op dat het zyne Vorftelyke Hoogheid mogten behaagen onze Stad met zyne tegenwoordigheid te verëeren. De wyze Prins zag onzen nood en verlegendheid; Hy vond zig des genoodzaakt te koomen, om onze Regten te handhaavenen onze vervallen Wetten te herftel en: egter eer de Vorst, die de voorzigtigheid altoos aan zyne regtehand heeft, zig op reis begaf, liet Hy, door Eenen der getrouwfte Vaders van onzen Staat de geneigdheid van Amltels Burgerye ondertasten; Regeerders en Burgers waren gereed , om zig aan de willekeure van den Regtvaardigen Erfftadhouder te onderwerpen, de allergewigtigfte bezigheden, waarmede het beftuur van deeze zeven Landen Hem van dag tot dag overlaad, weerhielden Hem in zyn voorneemen niet, om zyne weldadigheid over ons uit te Horten, om kort te gaan, de grootmoedige OranjeVorst naderde Amfteldam, en werd, met gejuig en handgeklap van alles fchier wat 17484  3oo AMSTERDAMS. III. Deel. adem haak en redelyk is, ingehaald en begeleid. „ Wy gaaven dan aan Zyne Doorlugtige Hoogheid onze klagten over, met eene ernftige bede van ons te willen helpen en redden : maar zal de Vorst ons redden en helpen, zonder de Regtvaardigheid te krenken, Hy moeste dan ook eerst de blyken hebben, dat onze klagten op de billykheid gegrond zyn. „ Ten dien einde hebben wy veele zaaken opgefpoort en ingezaameld, dewelke wy aan. Zyne Doorlugtige Hoogheid hebben ter hand gefteld, en verder den voorzigtigen Vorst den weg aangeweezen, waar de regtmaatigheid van onze begeerte zig zonneklaar vertoonen kan; die Vader van ons Vaderland heeft ons zyn Vorftelyk woord gegeeven, dat Hy alles overweegen en eerstdaags eene regtvaardige, uitfpraak aan ons zoude verleenen. „ Gy denkt mogelyk, zeer geliefde Medeburgers! waartoe dient deeze rede? het is ons alles tot dus verre bekend, ons oogmerk was alleen om U hier meede voor oogen te houden , wat wy tot dus ver met eendragtige en rustige zinnen gewonnen hebben; derhalven wat wy u te bidden hebben, wy fmeeken u vooral, blyft de rust, die het luisterrykfte fieraad aan all' onzen handel tot nog toe heeft bygezet en by kan zetten, blyft de vredelievendheid en eensgezindheid behartigen, laat geen ongerustige werkzaamheid kwaad zaad in uwe 1748.  XXVÏ.Bóek. Geschiedenissen. 301 uwe gemoederen zaaijen of wortel fchieten, i ziet men met geen nydige oogen aan , dat de Regenten, deezer Stad, waarvan de meesten by ons allen, van ontrouwe verdagt en van baatzugt met reden befchuldigt zyn , zig verdomen om de tafel van Zyne Doorlugtige Hoogheid-te naderen ën met dien Getrouwden der Landen te fpyzen. De-Staatkunde, laat met toe, dat hun zulks ontzegt worde, indien zy het uit hunne eigen gemoedsbewegingen niet vermyden, het betaamt ons ook met, om zulks met bedreigingen te beletten. Indien ook die zelve Heeren in hun geweeten nog niet ten vollen overtuigt |yn, dat zy langer onwaardig zyn den Stoel van Eere en Agtbaarheid te bekleeden, om 'dus uit eigen overreedinge daar van af te dappen en te bedanken; laat ons dan 'waeten dat zy afgezet en bedankt worden :■ want (hoe zeer de laster hier tegen fchreeuwe) het blykt volkoomen uit de Kommisfie van hun Edele Groot-Mogende, de Staaten van Hollanden West-Friesland, by de aandelling van ■ den ^tadhouder en nop- nader uit Hunne Refolutie van'den eenendertigden der, pas verloopen maand Augustus deezes jaars, dat de Vorst hier'toe gemagtigd is. De tyd Is voorhanden; hebt gy tot dus'verre een voorbeeldelyke gemaatigdheid getoond, 'laae dan geen woesten driften u van het billyk redenfpoor verleiden, lm. mers het ftaat-niet te vreezen, dat Zyne Doorlugtige Hgogheid, den voonge ban 174&  302 AMSTERDAMS lil. Deel. del onzer Overheid ziende, zig zal laaten om den tuin leiden , om haar langer te handhaaven, terwyl Hy door haare vlytaaj zig zoude laaten bedriegen; waarvan Hy eerlang zig beklaagen zoude, wanneer Hy, die nu het vertrouwen van alle den Burgerftaat zó kragtig bezit , hier door den haat van allen, die het wel met ons Vaderland meenen, zig op den hals gehaald zoude hebben. , „ Dat dit nogthans de toeleg der meeste tegenwoordige Regenten is, kan niemand in twyffel trekken: maar is de aangebooren Edelmoedigheid van onzen Deugdvoedenden Erffladhouder zo groot, dat Hy, op den zetel van zyne Voorvaderen gevestigd, hunne voorige beleedigingen, Hem en ZyneKoninglyke Gemalinne aangedaan, vergeeten heeft , en hun ook niet vergelden wil het geene zy, die zo een groot deel in het verwaarloozen van ons kwynend Vaderland gehad hebben, daar omtrent, voor zynè Regeeringe hebben uitgevoert en beflooten, de maat, om zo te fpreeken, is ten langen laatlïen vol geworden. De Edelmoedigheid van Zyne Hoogheid zoude in deezen gevalle , wel haast voor lafheid uitgekreeten, en zelfs van groot en kleen, ja, hun zelf befpot worden : doch het is onzen pligt hier voor te waaken. Waakt, ö getrouwe Amlterdammers ! laat niet toe , dat men het Voorwerp van onzer aller agtinge en liefde in >ene kleeuagtinge brenge , die nooit of 50üi te becftelien zoudét zyn. „ De ■1748  XXVLBoek. Geschiedenissen. 303 De Vorst bevind zig in onze Stad; uwe liefde en tedere genegenheid tot zyn Doorlugtig Huis houd Hem in uwe zielen als opgeflooten; ten minde zult gy dan niet kunnen toelaaten, dat Hy uwe Poorte weder uittrekken ,, eer de zaaken na een geftrenge billykheid geregeld en tot een gewenscht einde gebragt zyn. , Ondertusfchen, myne Vrienden! laat ons gezaamentlyk de deugd betragten, die alleen bekwaam is, om ons in de tzamenlevinge der reden te doen blyven verzeilen; op dat wy, die tot nog toe in de medewerkenden yver tot het verkrygen van onze aangebooren, doch lang verduisterde en ontroofde , Regten en Geregtigheden niets onverantwoordelyks hebben verrigt, een eeuwig nut verwerven uit de tegenwoordigheid van onzen allerdierbaarften Erfïladhouder en Vader van ons Vaderland, die ons thans tot onzer aller, blydfchap en zegen te beur te is gevallen: zo voorzien en voorfpellen wy U\ dat onze kwynende Koophandel weder tot zynen ouden luister op zal groeijen , terwyl ons volkryfc Amfterdam in zyne neeringen. en handteeringen op nieuw zal bloeijen, en welvaa ren tot het einde der eeuwen! ' Men hadt, deezen dag, wel een onge meen genoegen befpeurd, over het aanltel len der nieuwe Heeren Burgemeesteren maar op Zaturdag,den zevenden, wertd* blydfchap algemeen, 's Morgens vergader den hunne Ed. Groot Agtbaare op he Stadhuis, nevens den Agtbaaren Raad,jai 1748. | ; 1  Van de verandering der Regeeringewordt kennis gegeeven. 30+ AMSTERDAMS IILDeel,: welken negentien Heeren in dienst gebleeven waren, zynde, in plaats van de overige zeventien, nieuwe verkooren. Deeze Heeren leiden den Eed af, in handen van den Hoofdofficier , op ordre van Zyne Hoógheid: van al het welke de Gemeente,'omtrent den middag, berigt ontving, door de volgende f NOTIFICAT IE. „ Alzo het aan' Zyne Doorlugtiglfe Hoogheid,. den Heére Prinfe :van Oranje én'Nasfau, Erfftadhouder deezer Provintie , gelieft heeft aan de Heeren Burgemeesters en Regeerders deezer Stad Amfterdam te doen toekoomen deszelfs hooggeëerde Misfive , gefchreeven in Amfterdam, den zesden deezer loopende Maand, en daar by te kennen te geven, dat hoogstgemelde Zyne Hoogheid alle moogelyke poogingen hebbende aangewend, omme de diffidentie en murmuratie van de goede Burgery en Ingezetenen tegens de Heeren Regenten op de beste, bekwaamfte , en discreetfte maniere weg te.neemen, en de gemoederen van de Heeren Regenten, met die van de Burgers en Ingezeetenén te vereenigen , en te verheelen , dog dat alle dezelve podgingen tot Zyne Hoogheids leedwezen vrugteloos geweest zyndé, dierhalven deeze bëkommerlyke en perplexe toeftand van zaaken, en tot voorkoominge van de uiterfte onheilen, niet anders aan hoogstgémelde Zyne Hoogheid was ovèr- ge-  XXVI. Boek. Geschiedenissén. 305 gebleven, als gebruik te maaken van de Authorifatie, op hem Heere Prince Erfftadhouder, by Refolutie van Haar Ed. Groot Mogende van den eenendertigden Augustus deezes Jaars, verleend, en van de prefentatie van vrywilligen afftand dooide Heeren Burgermeesteren en Vroedfchappen gedaan, en in de voorfz. Refolutie breder vermeld, en dat dien volgende Zyne Doorlugtige Hoogheid hadde geoordeeld , dat de vier Heeren regeerende Burgermeesteren en vyfendertig Vroedfchappen, (een van de zesendertig overleeden zynde) van de Regeeringe, en uit den Eed behoorden te werden ontflaagen. Zonde^ dat dezelve Heeren Burgermeesteren en Vroedfchappen daar door zullen werden gekwetst of benadeelt, in haare goede naam en Faam, veel min, dat dezelve daar uit zullen moogen werden gefuspicieert haar in de Regeeringe van den Lande niet na behooren gedraagen te hebben; en met verder verklaaringe dat hoogstgémelde Zyne Hoogheid ook ten allen tyde, zoo wanneer onverhooptelyk de nood zulks zoude moogen koomen te vereisfehen, bereid zoude zyn, omme aan gemelde Heeren ontllaagen Regenten zoodaanige protectie en fauvegarde voor haare Perfoonen, Familiën en Goederen te laaten geworden, als dezelve zullen koomen te defidereren. En dewyl het daar op verders aan hoogstgémelde Zyne Doorlugtige Hoogheid meede behaagt heeft, uit kragte van Haar Ed* Groot Mogende bovengemelde Refolutie XV. Stuk. V van  306* AMSTERDAMS III. Deel. 1748. van den eenendertigden Augustus laastlee» den, tot Burgermeesteren aan te ftellen: „ De Heeren Mr. Ferdinand van Collen, Heere van Gunterpein en Tienhoven , enz. Mr. Cornelis Trip, Vryheer yan Oud en Nieuw Goudriaan-, Langerakj enz. Mr. Gerard Aarnout Hasfelaar, en Mr. Willem Gideon Deutz. Ende tot Vroedfchappen. De Heeren Mr. Gerard Bikker van Swieten, Mr. Cornelis Hop, Mr. Pieter Six, Mr. Daniël de Dieu, Mr. Pieter Rendorp, Mr. Egbert de Vry Temminck, Harmeh van Ghefel, Bonaventura Oetgens van Waveren, Mr. Gualtherus Petrus Boudaan, Jacob van Stryen, Mr. Ferdinand van Collen, Mr. Gerard Aarnout Hasfelaar, Mr. Francois de Wit, Mr. Gerrit Hooft, Mr. Pieter de la Court, Mr. Elias Schellinger, Mr. Jan Huidecoper, Mr. Daniël» Deutz, Mr. Jan Baptista Slicher, Mr. Cornelis Bakker, Jan Calkoen, Mr. Jan Graafland, Mr. Willem Huyghens, Mr. Hendrik Ter Smitten, Pieter van Tarelink, Arend van der Wayen, Michiel Bruyningh, Jan Agges Scholten, Joan Nicolaas van Eys, Dionys Muilman, Dirk van Marcelis, Karei Lynflager, Volkert van Jever, George Clifford Junior, Mr. Jan Balde Junior, en Mr. Matthys Straalman. „ Allen volgens de Lyste daar van door Hoogstgémelde Zyne Hoogheid by befloote Misfive aan den Heer Hoofd-Officier dee-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 30? deezer Steede Mr. Daniël de Dieu, op den vesden deezer Maand toegezonden, met ordre op gemelden Heer Hoofd-Officier van de voorfz. Heeren Burgermeesteren en Vroedfchappen den behoorlyken Eed af te neemen,en in hunne refpective bediemnge te ftellen , zoo als het zelve dan ook ingevolge, en conform aan de hoogst gerespecteerde ordres van Zyne Doorlugtige Hoogheid gefchied, en ten effecte isgebragt: ZOO IS 'T: dat Heeren Burgermeesteren en Regeerders deezer Stad Amfterdam voornoemt, met advys van de boven gemelde Heeren zesendertig Raaden, hebben gemeend niet te moogen afzyn van alle het geene voorfz. is, aan de goede Burgerve en. Gemeente deezer Stad, de vereischte behoorlykeKommunicatie te geeven, ten einde dezelve mooge ftrekken tot allen en een iegelyks narigtinge. Actum in Amjlerdam de 7 September, 1748- Ter Ordonnantie van haar Ed. Grooc Agtbaare voornoemc. JACOBUS van de POLL. Naauwlyks hadt de Secretaris , onder het afleezen, den naam van de twee eerfte Burgemeesteren genoemd, of hy moest ftüzwygen, van wegen een algemeen geroep van Vivat en Hoefee, dat, om het genoegen uit te drukken, welk het Volk had in deeze Heeren, zig op den Dam ondei de talryke aanfchouwers verhefte: doch he welk, vermits de Heer Hasfelaar met n Va 1748. Genoegen daaf over betoond.  3o8 AMSTERDAMS III. Deel, 1748. De Nieuwe aangeffeldeHeeren bedanken Zyne Hoogheid. Gedragder Gecommitteerden. de Stad was, (zynde hy, tot het werk der algemeene Vrede, als Gemagtigde van hun Hoog Mogende te Aken,) by 't noemen van deszelfs naam, zweeg, maar zig wederom hooren liet, toen de naam van den Heer Deutz werdt geleezen. Na dat de afkondiging gefchied was, reeden deeze Heeren, alvoorens, door een Secretaris , gehoor verzogt hebbende , naar het Logement, verzeld van den Heer Hoofd - Officier en den Penfionaris Staal, om hunne dankbetuigingen aan zyne Hoogheid te doen. By de Burger-Gecommitteerden werdt, ondertusfchen, terwyl hunne zes Commisfarisfen, by zyne Hoogheid, gehoor hadden, in overweeging genomen, of zy de nieuwe Heeren niet gezamenlyk behoorden geluk te wenfchen ; het welk , zo ras dezelve te rag gekoomen waren, beflooten werdt; wordende, uit hun midden, eenigen gezonden, om, by de twee Burgemeesters , die gebleeven waren , om de gewoone zaaken te verrigten, audiëntie te verzoeken. Een der te rug gekoomene Commisfarisfen flelde voor , zo als zy naar het Stadhuis gaan zouden, dat men Burgemeesteren moest verzoeken , dat de Oud-Raad, (beftaande uit de afgegaane Burgemeesteren en de Oud - Schepenen,) welke men ontdekt hadt, dat, by gewoone veranderingen, geauthorifeerd waren, mede in de verkiezing van de Regeering te Hemmen , ook mogt ontflagen worden; terwyl een ander voorfloeg, dat men ook ontflag van bannisfement moest verzoeken, voor  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 309 voor twee perfoonen, namelyk den Tim- ■ merman van Nes, en zekeren Turfdraager, wegens misdryven, in den Opftand, over het Erfftadhouderfchap, in de maand November van het voorleeden jaar, met ballingfchap geflraft. 't Een en ander werdt, in der haast, toegeftemd. By Burgemeesteren toegelaaten zynde, deed Gimnich, uit aller naam, de zegenwenfchen en deeze verzoeken. Voor de eerden bedankten Burgemeesteren; maar omtrent het tweede en derde Artikel, moest, zeiden ze, het Kollegie, voltallig zynde, zig eerst beraaden. Doch de Gecommitteerden verzogten 'er nu antwoord op, inzonderheid omtrent het artikel van den Oud-Raad. Waar op Burgemeesteren verzogten, dat de zes Commisfarisfen de te rug komst van hunnen Prefidenr zouden afwagten. Terftond bewilligden de anderen hier in, en trokken naar.de Doele, alwaar zy gemelde Commisfarisfen afwagtten ; maar deeze kwamen niet weder by hen. Dit verwekte eenig mistrouwen tegen dezelven; te meer, om dat zy zig nu herinnerden, dat het ftuk van den Oud-Raad, met zeer veel verhaasting, op het afgaan, was beflooten. Men deedt, op deezen dag, in de Doele, de volgende Aanfpraak, in welke men even klaar afkeer van de voorgaande Regeering (fchoon zy, behoudens haaren goeden naam, ontflagen was) als Liefde tot zyne Doorlugtige Hoogheid ziet doorftraalen. „ De Waereld vol verwonderinge opgebogen, thans het oog vestende op het V 3 gee- 748. Aanfpraak in de Doele.  •1748. pè AMSTERDAMS III. Deel. geene in dk Gemeenebest gefchied, en wel voornaamenclyk in deeze groote Waereldllad, zo is 't dat daar door onze roem of fchande na maate van ons gedrag zal ftand grypen. „ Alles is aan de veranderingen onderworpen ; niets is dtiurzaamer in het Ondermaanfche, als de onduurzaamheid zelve; dit is de reden van de groote veranderingen , die in ons Land zyn voorgevallen. De Deugd of Ondeugd heeft altoos op ons de overhand, en een van beiden moet in *t eind Verwinnaresfe zyn. Laat ons dan, 6 Waarde Vrienden! na dat de laatlte zoo lang verwonnen heeft, onze Staaten, onze Steeden, Höven, Regtbanken en Huisgezinnen, van die befmettelyke Pest zuiveren; en de eerfte doen overwinnen en voor eeuwig by ons huisvesten. Twyffelen wy niet langer aan de goede uitkomst van onze onderneemingen, als wy haare fchreeden volgen, en lang genoeg Slaaven geweest zynde, zullen wy weder Vrye en Regtgeaarde Batavieren werden, indien wy op haare gronden bouwen. „ De ftraffe doet altoos de onregtvaardige vreezen. De Billykheid, dat Hemelsch Kind zynde, verheugd en geeft ons hoop en moed om te overwinnen; en om te bewyzen dat zy aan onze zyde is, zal de onpartydige Waereld flegts ons gedrag na gaan; en dat van die ons zo lang geregeerd hebben: zyn zy niet de reden van onrust geweest ? zyn wy niet de bewerkers van de Rust en Eendragt? dog gelukkig moe-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. }i< moeten wy 't agten dat hunne onrust zo i verre gegaan is, dat dezelve tot dien hoogden top is gereezen, zoodaanig dat de krankheid van ons Welvaaren, niet in een kwynende ziekte is veranderd geworden, en dat de hulpmiddelen kort en kragtdaadig moesten weezen; ja, die heilzaame middelen moeten wy thans gebruiken, dog met dit te weeten, dat dezelve met onrust gebruikt, den kranken meerder verergeren dan verbeteren. „ Wy willen ons niet inlaaten om U-lieden af te fchetzen in een breedvoerige befchryvinge de verfcheide kwaaien van ons Neerlands Lighaam, zy zyn te bekend; eene affchildering van denzelven , hoe zagt die zoude moogen zyn, zoude de gemoederen nog zodaanig kunnen beweegen, dat dezelve door ontftellinge (welke de Reden en 't Oordeel verduisterd) het gewenschte doelwit deeden misfchen; genoeg is tiet dat onder onze Voorregten, deeze Landen zyn groot geworden, en zoo magtig dat dezelve een fchrik voor haare Vyanden, en een hulp en fteun voor haare Vrienden was, en door de afraakinge derzelve ons Gemeenebest (zonder de hulpe van Hem die alles door zyn volmaakte wysheid en magt beftierd) zoude te gronden gegaan hebben. De Steeden, met wat onnaakbaare fterktens door de Natuur of Kunst gemaakt omringt, zyn als in een oogenblik verlooren. De groene beemden, en kristalyne Watervloeden, beverwd met het bloed van V 4 braa  AMSTERDAMS III. Deel," braave Helden: van Batavieren , die als Lammeren ter flagtbank geleid wierden; dit alles baarde verwarringe, vrees en twyffelingen, die den Hemel niet dan ten boogden konden mishaageni. De affchuwelyke leevenswyze van hun die Mannen en hoofden vol deugden moesten zyn, heeft alle de Leeden bedorven: hun lafheid heeft onzen moed uitgedoofd gehad, hun onverdand en weinige agting voor geleerdheid heeft een nalaatigheid om Konden en Weetenfchappen te leeren in ons veroorzaakt; hunne gierigheid heeft aan de eene kant ons tot dezelve misdaad gebragt, en aan de andere, die geene genoodzaakt (welke zoo het verval in alles niet geweest was, te Edelmoedig waren) om door dwang het zelve voorbeeld te volgen; vreeslyke Burger bloeddortingen zyn voorgevallen, onnozelen omgebragt, wreedelyk mishandeld en gebannen, de misdaaden voorgedaan en ongedraft gelaaten; en wat gruuwelyker is, de Godsdienst in fchyn flegts gepleegt, geen agt flaande op. de draffende hand des Heeren, en op zyne roepende demme; de Waarheid verbooden op den Stoel der Waarheid af re kondigen: droevige omdandigheden en tyden daar een Land op dusdaanige wyze bedierd word! „ Het was dan in dusdaanige dikke duisternisfe van godloosheden, dat onze tydgenooten geen Batavieren meerder fchee-f nen, maar het voorbeeld van hunne Hoofden volgden, toen het de Almogende be-> haagt heeft op de beden der weinige goeden, i -  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 313 den, met een barmhertig oog op ons neder te zien, en op dit ons lieve Vaderland te denken: om de dampen en nevelen van onkunde voor onze oogen weg te vaagen, om ons de misdaaden te doen kennen, die wy bedreeven hadden; om ons te bekeeren, op dat wy niet fterven maar leeven zouden. Toen fchonk Hy ons een Hoofd in de Raadvergaderingen, die een voorbeeld van Deugden is, die de Billykheid liefheeft, die Regten en Geregtigeden zal handhaaven; ja, die thans ons de Eer aandoet om zyne liefde en byftand (daar elk waar Batavier op moet vertrouwen) aan ons te betoonen. Thans heeft Hy zig gefield in eene omflandigheid, die een van de grootfte en een van de omzigtigfte is, die Soit is voorgevallen: het Regt en de Vryheid te herftellen is zyn oogmerk, en geen vleyery kan Hem de liefde van 't Volk verduisteren. Dat Doorlugtige Hoofd merkt het zwaarwigtig Ampt, dat hy bekleed, aan, als een Last die tot algemeen Nut moet volbragt worden; en met zo als te droevig de beflieringe door onze laatfte Regenten aangemerkt is, als Ampten die moesten dienen tot grootmaakinge met van eer en deugden, maar van hunne fchatten. In deezen Vorst moet dan naast God ons vertrouwen gefteld worden; die hem onder ons geftelt heeft; die hem niet nutteloos onder ons zal laaten, maar die hem gegeeven heeft tot Leidsman over zyn Volk, Dus moet de Geregtigheid onze klagten verzeilen: geen vooroordeel moet ons beö v 5 heer"  «748. 314 AMSTERDAMS III. Deel; heerfchen. Hoewel dat den Regent het zo gemaakt heeft, dat hy alle verontwaardiginge verdiend; uit dien hoofde kunnen wy niet toelaaten dat zodaanige Onregtvaardige ons bellieren. Wy moeten geen kwaad goed noemen; hunne wanbedryven te ontfchuldigen was dezelve voorflaan; maar hun die ' te doen zien, met overtuigende bewyzen, is Regt doen: is de Pligt van Medebroeder te voldoen: is Godts gebod volgen. „ Laat dit in Eendragt gefchieden; laaten wy elkander onze liefde en trouw doen blyken ; verwagten wy in gerustheid de onverfchillige Uitfpraak van die Welbeminde Vorst en Vader des Vaderlands, dewelke wy ten dien einde verzogt hebben; intusfchen ons niet laatende afleiden van die welmeenende en heilzaame oogmerken,vertrouwende op de billykheden van onze Zaaken, die uit een grondbeginzel van Deugd en Liefde gefprooten zynde, niet anders kunnen eindigen, zoo wy dat zelve voetfpoor houden, als met de Zegen van hem die alles beftierd tot een goed en volmaakt Einde". De gefamenlyke Gecommitteerden begaven zig, dien avond, ook naar 's Prinfen Logement, daar zy, na eenig gefprek, met zyne Hoogheid, gehouden te hebben, wel merkten, dat de Vorst, aangaande het Artikel van den Vryen Krygsraad , met hun niet van het zelfde oordeel was, maar, in tegendeel, dit verzoek, als verderfelyk voor den Burgerftaat, aanzag* Eeni- Gecommitteerden vervoegenzig by Zyne Hoogheid.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 315 Eenige Gecommitteerden fcheenen zelfs naar zyner Hoogheids gevoelen over te hellen, terwyl anderen, onverzettelyk, op hun ftuk bleeven aandringen. Dit, en de nalaatigheid der Commisfarisfen , in het verflag doen van hunne commisfie , was oorzaak, dat 'er eenige tweefpalt, onder deeze Vergadering, ontftondt. Op Zondag den agtften , werdt Zyne Hoogheid, 's morgens ten acht uuren, door twee Kompagniën Burgers, naar de Nieuwe Kerk verzeld; om den Godsdienst by te woonen, onder het gehoor van D W. Peifers , welke , by die gelegenheid, fchoon van dit geval te vooren onbewust zynde , eene treffende Aanfpraak deedt De Prins reedt derwaarts , m een Koets, met twee Paerden befpannen. verzeld van den Graaf van Bentink ; twe< Heidukken liepen , met een Pagie, vooi uit: zes Knegts ftonden agter op de koets rondsom welke de Burgers in ordre op trokken. Zyn Hoogheid nam zitplaats 11 het Burgemeesters Geftoelte, t welk , tei dien einde, met rood Fluweel, omzoom, met een gouden rand, bekleed was. 1 we Hellebaardiers ftonden, geduurende dei Godsdienst, ter zyden van het Geftoelte. IN het eindigen van denzelven, vertrok Zyn Hoogheid, op gelyke wyze, als hy gekoc men was, naar zyn Logement, van wa£ Hy, 's namiddags, ten half vier uuren, i gezelfchap van eenige Heeren, na de Hortus Medicus reedt, onder een geleu Burgers. Hier zig, tot agt uuren, ve Twist over den Vryen Krygsraad. De Prins gaat ter Kerke. I t l 1 1 r n n le rr s-  3i6 AMSTERDAMS III. Deel. 1748, lustigd hebbende, vertrok Zyne Hoogheid naar de Amftelftraat, om twee Kaapfche Ezels te bezigtigen, die aan Zyne Hoogheid vereerd waren. Van hier reedt men, langs een omweg, naar het Logement. 's Maandags, den negenden, hieldt Zyne Hoogheid het middagmaal, by den Heer Reus, op de Keizersgragt, by de Vyzelftraar, wordende derwaards, heen en weder, begeleid door de Burgery, van welke ook eene Kompagnie, onder het OranjeVaandel , zig, geduurende den maaltyd, voor het huis posteerde. Dit was de dag, van welken men, gemerkt den tweedragt, dien men, onder het volk, befpeurd hadt , een flegt vooruitzigt hadt. Hy begon in verwarring, eindigde in tweefpalt , en werd gevolgd van een nagt, die niet minder onrustig was. De begrippen van de Hoofden der Vergaderinge , der Gecommitteerden, en die der Burgers zelfs, liepen hemels breedte uit elkander. Men onderzogt, men zifte , men twistte , zonder ophouden , nu . over eenige uitdrukkingen in de Notificatie van den zevenden , welke te kennen gaven, dat men niet moest verftaan, als of de voorige Regenten waren ontflagen om hun ' kwaad gedrag; dit ftiet de meesten geweldig tegen den borst. Dan hadt men het wederom gelaaden op de Opftellers van het Request, die het woord Genaturalifeerden daar in hadden laaten vloeijen, 't welk eenigen dus, anderen wederom anders wilden verftaan hebben, Zom- Gefchil over den Inhoud de Notificatie.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 317 Zommigen zeiden dat het zulken waren, die tusfchen de Maas en Waal gebooren zyn. Anderen zeiden, dat men Genaturalifeerden noemde, die zulks voor vyfhonderd guldens, als een gekogt Regt , van de Heeren Staaten , verkreegen hadden. Tegen deeze hoorde men zommigen beweeren, dat het Ingezeetenén waren , die zeven jaaren Burgers en Inwoonders waren geweest. Hoe men het ook opvatte, men wist 'er geen goeden zin aan te hegten. Want , wat de Naturalifatie, voor geld, belangde, men geloofde dat het een fobere Bediening zou weezen , die geen vyf honderd guldens waardig was. Verftondt men 'er zulken door, die het Burgerregt gekogt hadden , dan vondt men weder deeze zwaangheid, dat menig Uitlander, die nog zeven jaaren moest dienen om een Officie, wel ras vyfhonderd guldens by elkander konde fchraapen, om zig, door. het koopen van zyn Burgerregt, deeze belemmering van den hals te fchuiven. Eindelyk maakte men een befluit, dat men 'er geene anderen onder begrypen moest, dan zulke, die me) een Burger Dochter getrouwd waren: ol dat men anders een onregtzinnigen zin aar dit woord zou hegten: in welke verklaa ring de meesten genoegen namen. Maar dit was het niet alles. Het voor naame punt, 't welk den twist, nog hef tiger, ontltak, was, de begeerte tot ee Vryen Krygsraad. Zyne Hoogheid wa geneegen, om, in alle deelen, de Burge ry genoegen te geeven, met befcheider hei 1748. Dver de Ampten.  3i8 AMSTERDAMS III. Deel. .1748, heid te hooren , en de zaak te bemiddelen; maar de drift luisterde naar deeze bemiddeling niet. Men riep, men fchreeuwde: daar moet een Vrye Krygsraad zyn, zonder een éénig Perfoon uit de Regeering. Op dit ftuk ftondt men zo vast, dat 'er geen verzetten aan was, en drong het zo geweldig door , dat men zelfs dreigementen deedt , om allen , die van een ander gevoelen waren, door de venfters in 't water te fmyten. Maar, om dat niemand lust hadt , een Martelaar voor den Krygsraad te worden , liet men de drift alleen Ipreeken. Dusdanig een gedrag, 't welk zo veel verfchilde, van het geen men , te vooren , gehouden hadt, en 't geen, als onder het oog van Zyne Hoogheid , voorviel , deedt de bezadigdften de wyk neemen, gelyk ook de Hoofden der Vergaderinge zig afzonderden. Want men hadt het thans , om dat alles niet , naar den wil der driftige gemoederen, vlotten wilde, te byster op deeze gelaaden. Nu zeide men, dat zy door het Hof, dan, dat zy door de Regeering waren omgekogt, en dat zy flinkfche oogmerken in hunnen geheelen handel bedoeld hadden. Met één woord, de verwydering werdt zo groot, dat men voor doodelyke gevolgen begon te dugten. De Hoofden, om deezen blaam af te wasfchen, en zig van alle kwaade gevolgen te bevryden , zogten de menigte te overtuigen van de zuiverheid hunner oogmerken , door het volgende gefchrift, 't i welk  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 319 welk zy, aan de Gecommitteerden, lieten overhandigen. Myne Heeren en Medeburgers! „ Vermids wy heden morgen al te klaar : hebben ontdekt, dat men ons verdenkt, ■ als of wy ter verdrukkinge van der Burgeren Voorregten en Geregtigheden , met Lieden van het Hof van Zyne Doorlugtige Hoogheid, enz. in onderhandelingen waren , en dat, aan den anderen kant, ook eenige uwer Leden bezig zyn met ons by het Hof en de Burgery verdagt te maaken, om ons dus (ware het mogelyk) in haat van Zyne Doorlugtige Hoogheid zoo wel als der goede Burgery te brengen; zoo is het dat wy met deezen verklaaren, als eerlyke Lieden, die, tot op dit uur, niet anders dan een onderling vertrouwen en een algemeen welzyn deezer Stad, in alle betaamelykheid, behartigd hebben; dat wy niets by Zyne Doorlugtige Hoogheid hebben te berde gebragt, dan het geen ten nutte en welvaart deezer goede Burgery koste dienen, en dat wy altoos verflag van de waarheid aan de vergaderde Burgery hebben gegeeven, gelyk wy zulks ook aan Zyne Doorlugtige Hoogheid van wegen de braave Burgery hebben gedaan. Wyders verklaaren wy, dat wy om gemelde Redenen , dewyl de zaaken ter decifie van Zyne Doorlugtige Hoogheid zyn overgegeeven, en ook om dat men zegt, dat wy geene Gecommitteerden zyn, goedgevonden hebben , gelyk wy goedvinden met deezen. 1748. ïerigt lan de jecomnitteerlen, van Je Hoof» den van de Doele.  320 AMSTERDAMS IILDeel, om in het openbaar te betuigen, dat wy, om alle reden van agterdogt te vermyden , voortaan voorneemens zyn geworden, ons met deeze zaak niet verder in te laaten of te bemoeijen; alleen aan de Heeren Gecommitteerden overlatende om zelfs hunne zaaken voor te ftellen, vermids het zeker is, dat zulke lieden, waar voor men ons houd te zyn, (hoewel wy daar tegen wel op het allernadrukkelykfte protesteeren) niet anders dan verwarring in de goede zaak zouden brengen, al waarom wy ook goedgevonden hebben niet wederom in UE. Vergadering te komen, ten zy Gy lieden, myn Heeren! ons gezamentlyk daar toe zult gelieven te komen verzoeken. „ Inmiddels Godt, die een kenner der harten is, vuurig biddende zynen zegen oVer U te willen uitftorten, ten einde de goede zaak een goed einde te doen neemen, betuigen wy voor het overige dat wy waarlyk zyn, Uw welmeenende Medeburgers en Liefhebbers der Frjhèid, op Wetten en Billykheidfteunende. P. S. Wy hebben ook raadzaam gevonden , deézen ter onzer verantwoordinge', in het openbaar door dm Druk gemeen te doen worden. (Was getekend) DANIËL RAAP. JACOB CAREL de HUYZER, ELIE CHATIN. JOHANNES ROMANS. PIETER DEURHOFF. GERARD'WAGENAAR. LOURENS HOEN. In Amfterdam den 9. September 17$.