01 1068 5955 UB AMSTERDAM  VERVOLG O P J. WAGENAARS AMSTERDAM, O F ZESTIENDE STUK.   AMSTERDAM, IN z y N E GESCHIEDENISSEN. VOORREGTEN,KOOPHANDEL, GEBpUWEN* KERKENSTAAT, SCHOOLEN* SCHUTTERYE, GILDEN REGEERINGE, BESCHREEVEN. Om te dienen ten vervolge op het Werk van J A N IV A GENAAK* historiejschryver der stad. ZESTIENDE STUK. Te AMSTERDAM en HARLINGEtëf^ By ?. CONRADT en V. vak oeii RL^TI mdcclxxxix. ygy^ | Als Bezitters der uitgegecvene Vyftien Stf^pSySj^f;   derde deel. GESCHIEDENISSEN VAN AMSTERDAM. ZESENTWINTIGSTE BOEK. Amsterdams Geschiedenissen, van het jaar 1747, tot in het jaar 1751. Het naastvoorgaande Stuk beflooten wy, *74&> met een Berigt van de Hoofden der Doelisten, Raap en anderen, aan de Gecommitteerden uit de Burgerye, moetende dienen ter zuiveringe hunner eere van eenige aangewreevene vlekken In weerwil van den ernst hunner betuigingen , voldeedt het geenzins aan hun oogmerk. De gemoederen wierden daar door niet te vrede gefield. Gecommitteerden , voor de gevolgen bedugt, werden , hierom, te raade, nog dien zelfden avond , zig by Zyne Hoogheid te vervoegen, met het volgende Request. ,, Geeven wy ondergef. Supplianten GeXVI. Stuk. A cora- vervolg van het  1748. Request van de Gecommitteerden aan Zyne Hoogheid. a AMSTERDAMS III. Deel. committeerden van de ondergaande Wyken der Amfteldamfche Burgerye, aan uwe Doorlugtige Hoogheid mee veel eerbied te kennen, dat aan de Supplianten by gerugte ter oore was gekoomen als of uwe Doorlugtige Hoogheid genegen zoude zyn om hun verzoek., vervat in de Bylage by het overgeprefenteerde Request, ten aanzien van een Burger independenten Vryen Krygsraad, beftaande in vyf Burger Kollonellen en zestig Burger-Kapiteinen, allen buiten de Leden, der Regeering, niet naar hunne hartwenfehende verwagting zoude ten effect willen begunftigen, en alzoo het zelve volgens de betuigenisfc van de algemeene Burgerye, aan ieder onzer byzond'ere Gecommitteerden gedaan, in zig zoude nafleepen de vervvoestinge van onze tot heden toe algemeene Burger- Unie, zo hebben wy ondergefz. Supplianten onderling noodig geoordeeld uwe' Doorlugtige Hoogheid ten anderen maalë daar van inductie te geeven,: ten einde het uwe Doorlugtige Hoogheid eenmaal mooge behaagen ons zoo 'zeer -belanghebbend verzoek met eert o-unfHg Flat te -bekroonen, tot welks effect de Supplianten hun goed en bloed, als het dierbaarfté,' in navolging van uwe Doorlugtige Hbögheids•Doorlugtige Voor* vaderen' gewifflg en bereid zyn op'te offeren : '-verzoekende dé Supplianten verder dat de verkiezing üft de Burgerye tot Kollonell'en en Kapiteinen d'eezen maale door uwe Doorlugtige Hoogheid, naar zyne TJoorlugtigë -Hoogheids wyze en- hooge A raads-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 3 raadsgeevinge, mooge gefchieden, en dat het uwe Doorlugtige Hoogheid mooge behaagen de Supplianten hier van ieder, in hunne byzondere Wyk de verkiezing in 't toekoomende over te laaten. Het welk doende, enz 'V De Prins Erfftadhoudcr antwoordde hier op, dat hy , dit Request onderzogt hebbende, zag, dat zy nu bepaalder uitkwamen dan te vooren; en dat hy niets meer konde zeggen, dan dat hy dit ftuk nog niet ten vollen hadt overdagt; maar dat hem toefcheen , dat deeze Krygsraad niet tot heil der Burgerye zoude ftrekken; doch dat hy, in deeze zaak, zodanig eene uitwyzing zou doen , als hy voor God en zyn Geweeten konde verantwoorden. Zyne Hoogheid bleef, met de Gecommitteerden , tot omtrent middernagt in gefprek, wanneer zy vertrokken, en de Prins ter ruste gins;. '743. De Gecommitteerden , die , met dit antwoord, te rug kwamen , vonden de menigte nog even onvoldaan. Men hadt Wel gehoopt, dat de ftille nagt de gemoederen tot rust zoude gebragt hebben; maar het was 'er verre van daan. De drift werdt hoe langer hoe doller, en de vreeze, dat men geenen Vryen Krygsraad zou verkrygen, fchudde de menigte zo onbefuist, dat men, niet ten onregte, voor gewelddaadigheid begon te dugten. Ja, 't hardnekkig befluit, om by zyn opzet te blyven, deedt een' grooten hoop volks, 's nagts,tusfehen A 2 drie Eenigen ontrusten den Prins in d^n na^t.  4 AMSTERDAMS III.Deel, drie en vier uure , naar 's Prinfen Logement ftreeven , alwaar eenigen verzogten binnen gelaaten te worden. Men liet hen binnen, en vraagde, wat zy hier te doen hadden ? 't Antwoord was: wy moeten zyne Hoogheid fpreeken. De drift dulde geen uitftel. Dus werdt zyne Excellentie, de Graaf Bentink, nevens een anderen Edelman, uit den flaap gewekt; maar men liet zig niet gezeggen; zo dat men genoodzaakt werdt, ook zyne Hoogheid in de rust te ftooren. De Vorst, die, uit deezen handel , billyke reden van misnoegen konde fcheppen, hadt, egter, de langmoedigheid, aan hun, op deezen onbekwaamen tyd , gehoor te verleenen. Zy bragten berigt, dat 'er een zeer ongemeene drift in de gemoederen der Burgers gaande was, uit vreeze dat zy geen Vryen Krygsraad zouden bekoomen; dat zy, derhalven , ootmoedig baden, dat zyne Hoogheid, in dit ftuk , eenige verzagting geliefde te gebruiken, naardien, buiten twyffel, anders een bloedbad te dugten ftondt. Zyne Hoogheid betuigde, nogmaals, dat hy, over dit ftuk, nog niet ten vollen geraadpleegd hadt, en niet begrypen kon, hoe de Burgery, daar over, dus misnoegd ware; dat hy, egter, hier over, op nieuws , raadpleegen zoude, en, zo hy bevroeden kon , dat zulks tot voordeel der Burgerye konde ftrekken, een Vryen Krygsraad bezorgen zoude; verzoekende zulks aan 't volk bekend te maaken: gelyk ook, nog dien zelfden nagt, aan alle de / 1748.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 5 de Hoofdwagcen, gedaan werdt, als mede .1748. op Kattenburg en andere plaatfen. Dus eindigde deeze nagt , gelukkiger, dan men hadt durven hoopen. Maar dat men het 'er op gezet hadt, om van zyn ftuk niet af te rtappen, bleek uit het lied-. je, dat men, 's morgens, den tienden, in de Doele omdeelde en hier en daar langs de ftraaten ftrooide, luidende als volgt: Vivat Vryheid, geen dwang. Ziet toe gy Batavieren ! Zoo gy door listigheid fJw verder laat bellieren Zyt g"l vw Vryheid kwyt ! Een Vrye Krygsraad is V» Buiten Regecrings List, Die uw Vryheid Geeft, en Blyheid Buiten Twist. Zyne Hoogheid verleende, 's morgens, De Prini ten negen uure, aan de Gecommitteerden püft Se_ , ° . ' . , ... hoor aan wederom gehoor, in t welk hun, nevens de Ge_ de Officieren van de Burgery, die voor 't commkLogement ftonden , nogmaals , beloofd teerden, werdt, dat de Prins Erfftadhouder dit ftuk in overweeging zou neemen. Ingevolge van deeze belofte, raadpleegde zyne Hoogheid, op nieuws, met de Heeren Burgemeesteren, over deeze zaak; waar van de uitflag was, dat, onder het Gemeen, uit 's Prinfen naam, de volgende Bekendmaaking werdt omgedeeld: „ Dewyl het Zyne Hoogheid toefchynt Bekenduk het geene van verfcheidene kanten is ™ak,ns 0 « uit naam A 3 voor-  6 AMSTERDAMS III. Deel. 1748. v;in Zyne Hoogheid. voorgekoomën v dat het zeer moeijelyk, zo niet ondoenlyk, zal zyn, de fchikking omtrent het werk van de Krygs-Raad zodaanig te rriaaken, dat dezelve aan alle even aangenaam zyn zal , heeft Zyne Hoogheid , na daar op te hebben ingenoomen de confideraticn van Heeren Burgemeesteren, vermeend , dat het voor de rust van de Stad, en om aan de goede Burgerye, zo veel doenlyk, genoegen te geven , best en dienftig zal zyn, „ Dat zal werden gehouden een Vrye Krygsraad, beftaande uit Kapiteins, Lieutenants en Vendrigs. „ Dat iedere Kompagnie na gehoudene omvraag, daar toe zullen committeeren zodaanige van de voorfz. Officieren uit hunne Kompagniën, als haar aangenaam zal zyn. „ Dat vervolgens dezelve Kapiteins, Lieutenants en Vendrigs, op die wyze door ieder Kompagnie by meerderheid van Hemmen gecommitteerd zynde, dezelve zullen doen een aanltelling van vyf Kollonellen, en vervullen de plaatfen van die Kapiteinen,Lieutenants en Vendrigs, die aan hunne Kompagniën niet aangenaam zouden móogeri weezen, ofte, dat zy zullen maaken een dubbel getal van Pcrfoonen, en het zelve getal aan Zyne Hoogheid prefenteeren,' om daar uit by Zyne Hoogheid de Electie en aanftelling te werden'gedaan, tot vervulling van de plaatfen der geene, die uitgevallen zyn". Dit :Gefchrift hadt het noodlot van ver-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 7 verfcheiden Wetten, die, niet zelden, naar verfchillende meeningen verklaard worden. De eene begreep het regt tegenftrydig als de andere. Men maakte 'er evenwel gebruik van: niet naar de ordre, die daar in pegeeven werdt; maar naar den zin, dien men 'er liefst aan geeven wilde. Dit baarde, in verfcheiden Wyken, eene groote verwarring; deeze wilde zyne Officieren behouden, die wilde ze afzetten. Men ging, ee Prim wordt of. het Stad huis ont haald.  XXVI.Boek. Geschiedenissen, i; naamfte vertrekken , ook de Krygsraadska mer , daar men thans vergadering hieldt doch zyne Hoogheid nam 'er geene zitting in. De Krygsraad fcheidde vrugteloos; zeggende, de regte meening van zyne Hoogheid niet wel te hebben begreepen, aangaande het verkiezen van nieuwe Officieren. De Prins Erfftadhouder vertoonde zig, meermaalen, voor de opene venfters van het Stadhuis , tot genoegen van eene ontelbaare menigte menfchen , die , met een innig vermaak, zig zagen groeten, op de gemeenzaamile en vriendelykfte wyze. 's Avonds , ten half acht uure , keerde zyne Hoogheid , by toortslicht, naar zyn Logement. Des Zaturdags, den veertienden, vergaderde de Krygsraad wederom, en verkoor vyf nieuwe Kolonellen; tevens bevestigende de verkiezingen , die , in de meeste Wyken, gedaan waren; de zulken, die dit werk nog niet verrigt hadden, werden daar toe aangefpoord. 's Morgens mompelde men , dat zyne Hoogheid eenige nieuwe Schepenen zou aanftellen; maar dit vondt by weinigen geloof, totdat, omtrent den middag, alle twyffel werdt weggenomen, door de volgende NOTIFICATIE. ,, Alzo het aan zyn Doorlugtige Hoogheid, den Heere Prinfe van Oranje en Nasfau, Erfftadhouder deezer Provincie, XVI. Stuk. B ge- t ■ 1748. 1 Zitting van den Krygsraad. Vyf Kolonellenverkooren.  1748. Oud- l8 AMSTERDAMS III.Deel. gelieft heeft, aan de Heeren Burgemeesteren en Regeerders der Stad Amfteldam, te doen toekomen deszelfs hooggeëerde Misfive, gefchreven in Amfteldam den dertienden 'deezer loopende Maand, en daar by te kennen te geeven, dat hoogstgemelde zyne Hoogheid, om dezelve redenen als breder was vermeld by deszelfs Hooggeëerde Misfive van den zesden deezer, en mede breder vervat in de Notificatie van den zevenden deezer maand, dienftig hadde geoordeeld gebruik te maaken van haare Edele Groot Mogende nadere Refolutie van den tienden deezer, en van de nadere authorifatie daar by op Hooggemelde zyne Doorlugtige Hoogheid verleend , en dat dienvolgende zyne Hoogheid noodig hadde gevonden , dat de Heeren Regeerende Schepenen , Oud - Burgemeesteren , en Oud-Schepenen refpective , breder gemeld op de lyste, daar van door hoogstgemelde zyne Hoogheid , by deszelfs voorfchreeve Misfive aan de Heeren Burgemeesteren toegezonden, als namentlyk de Heeren Regeerende Schepenen: „ Mr. Bemardus de Wilhem, Jacob Gerard Karsfeboom, Hendrik Hooft- Gerritsz., Henrik Bikker. Oud-Burgemeesteren: „ Mr. Jan Six, Mr. Willem Munter, Gerrit Corver, Mr. Jan Sautyn, Mr. Harman Henrik van de Poll, Mr. Nicolaas Geelvinck, Mr. Pieter van de Poll. Veranderingin het Collegie van Schepenen , enz. ,  XXVI. Boek. Geschiedenissen, 19 Oud-Schepenen: „ Mr. Willem Backer, Adriaan van Loon, Mr. Dieder ik van Buur en, Mr. Cornelis Graafland Jansz., Mr. Jan Wolters, Frangois van Harencarfpel, Mr. Reynier Bouwens, Mr. Jan van Loon, Gillis van Hoven, Gillis Valckenier, Henrik van der Spelt, Albertus Schuyt, Theodoor Rogge, Mr. David de Wilhem, Frederik Berewout, Mattheus Alewyn, Willem van Loon Janfz., Pieter van Loon, Mr. Wouter Valckenier , Hendrik Nicolaas Sautyn , Mr. Jacob Boreel Jansz., Mr. Salomon Dedel , Mr. Jan Bemd Bicker, Jan Trip, Mr. Andries Munter, Mr. Jacob Alewyn , Cornelis Munter, Mr. Joan Graafland Cornelisz. , Mattheus Lestevenon, Mr. Jan van de Poll, zouden werden ontflagen, zodaanig nogthans, dat de bovengemelde Heeren daar door niet zullen werden gekwetst of be* nadeeld in haare goede Naam en Faam, veel min dat dezelve daar uit zullen mogen werden gcfufpicieert haar in de Regeering van den Lande niet na behooren gedraagen te hebben; en met verdere verklaaring , dat hoogstgemelde Zyne Hoogheid ook ten allen tyde, zo wanneer onverhoopentlyk de nood zulks zoude mogen komen te vereifchen, bereid zal zyn om aan de gemelde Heeren ontflagen Regenten zodaanige protectie en fauvegarde voor haare Perfoonen, Familiën en Goederen te laaten geworden, als dezelve zullen komen te defidereren. En dewyl het B 2 ver- 1748.  a J748. r < i ] 1 Vergaderingvan Scheeps timmerlieden. o AMSTERDAMS III. Deel. erder aan hooggemelde Zyne Hoogheid 3ede behaagt heeft in plaaze van de boengemelde ontflagene Heeren Regeerende ichepenen te benoemen: „ Willem van Heemskerk, Jan Balde }unior, Jan Nicolaas van Eys Ifaacszoon, kdr. Matthys Straalman. En aan den rleer Hoofd-Officier deezer Stede Mr. Daüel de Dien , by beflooten Misfive van ten dertienden deezer te gelasten, dezelve üeeren den behoorlyken Eed af te neenen, en in dezelve voorfchreeve bedienin?e te Hellen; ZO IS 'T, dat de Heeren Burgemeesteren en Regeerders voornoemd nebben gemeend niet te mogen afzyn van alle het geene voorfchreeven is , aan de goede Burgerye en Gemeente deezer Stad de vereischte behoorlyke communicatie te geeven , ten einde dezelve moge ftrekken tot aller en een iegelyks narigtinge. Actum in Amfleldam den 14 September 1748. Ter Ordonnantie van haar Ed. Groot Agtbaare voorn. A. J. de' HUYBERT." De Vergadering, in de Doele, bleef nog duuren; wordende de Scheepstimmerlieden, door hunnen Gecommitteerde, B. van Balen, verzogt, om, op den volgenden morgen , ten zeven uure, op het Kattenburgerplein te vergaderen. Zyne Hoogheid vermaakte zig, dien namiddag , by de Agnieteftraat , ten huize van den Heer du Long, wandelende, ten half  XXVI. Boek. Geschiedenissen, ai half drie uure , derwaarts , tusfchen de in orde gefchaarde Burgers , die zyne Hoogheid falueerden, met het prefenteeren van hunne fnaphaanen. De Prins zag aldaar, met veel genoegen, verfcheiden rariteiten van Porcelein , en andere vreemdigheden. Zondag, den vyftienden, werdt, 's morgens , alles tot des Stadhouders vertrek gereed gemaakt. De Scheepstimmerlieden kwamen , op het Kattenburgerplein , by een , om zyne Hoogheid uitgeleide te doen. Eer de Prins vertrok, woonde Hy den Godsdienst by, 's morgens , onder het gehoor van D°. J. du Marchie, in de Nieuwe Kerk, derwaards geleid door eene Kompagnie Burgers van het Groene Regiment. Ondertusfchen hoorde men, door de Stad, lustig den Trom roeren, om verfcheiden Kompagniën in de Wapenen te roepen. Omtrent dertig derzelven fchaarden zig in orde , van het Logement af, de Langebrug over, het Rokkin iangs, tot aan den Singel , die ook bezet was, tot aan de Sluis van 't Koningsplein. Vervolgens ftonden de Burgers, op en aan het Koningsplein , tot aan het Leidfcheplein; wordende het plein, tot aan de Poort, metSoldaaten bezet. Ten half elf uure was deeze Parade in volle orde. Omtrent deezen tyd kwam zyne Hoogheid uit de Kerk, vergezeld door de Heeren Burgemeesteren, voor welker koetfen twee Boden voor uit gingen. Hier op. volgde de Heer Hoofd-OffiB 3 cier , Zyne Hoogheid, na den Godsdienstverrigt te hebben , bereidt zig tot zyn vertrek. 1748.  22 AMSTERDAMS III.Deel, 1748. Neemt affcheid van de Regeering. En van de Burger-Gecemimitteerden. Aanfpraakvan Gin jjïch. cier , die eenige Dienaars van 'c Geregt naast zyne koets hadt. Dus reedt men naar het Logement, daar zyne Hoogheid, na een weinig toevens, affcheid nam van de Regeering, welke toen voor uit reedt naar de Leidfche-Poort , na dat , alvoorens, een Kouricr, te paard, naar buiten was afgezonden, die, met allen mogelyken fpoed, door de gewapende Burgers reedt. Nadat de Prins van de Leden der Regeeringe affcheid genomen hadt, ging dezelve op de Zaal, om van de Burger-Gecommitteerden ook affcheid te neemen. By deeze gelegenheid deedt Gimnich de volgende Aanfpraak: Doorlugtige Vorst, Groot geachte Prins, en zeer geliefde Erf-Stadhouder. ,, Het is niet als met de grootfte ontroeringe, dat wy, Gecommitteerdens der by' zonderé Wyken van deeze groote WaereldStad, ons hier voor uw Hoog Vörftelyke 00Jacobus Trip. Johannis Heimans. Johannes Heimans. Wil. van der Keereu. Wil. van derKeeren. Conltant. van Son. Het Blaauwe Regiment. KOLONEL, Jacobus du Peyrou, Janfz. Kapit. Luit. en Vaand. Kapit. Luit. en Vaand. Wyken. Oude. Nieuwe. 59RichartKarfeboom. Ifaak Fremeaux. Tan Jacob Beels. Everd Dudok. Pieter van den Broek. Willem van Lingen. 9 Franc. Lestevenon. Jan Simons. Jan Simons. Hendrik Hof ham. Arn. Abeleve,N. z. Jasper Dabenis. a8joan de Pvothe. Joan de Rothe. Cornelis Kruys. Cornelis Kruys. Leendert Schepper. Leendert Schepper. 2oBalth. Nolthenius. Abraham ter Borg. ; Jacob Hagen. Hendrik Arendfe. A. v. Coevenhoven. H. Graauwhart Junior. 55* j. du Peyrou J.z. Nicolaas de Ruyter. , Nicolaas de Ruyter. Abr. Wolfg. Markus. J. Jacob Rouwenhof. Jan Jacob Rouwenhof. 56 Karei van Dam. Jacob van Nuys. Jac. Willink Meures. Abraham Oyens. Piet. Martensjunior. Adr. Asfenborg. > 57 Jan I748.  XXVI.Boek. Geschieöenissen. 43 57jan ClifFord. Hendrik Coymans. Mattys Ooster. Jan Jacob de Bruyn. Jan Baalde. 14'Lucas Trip. Pieter Clicquet. Gerard Hackeman. Abraham Mazurcl. Jacob Noordkerk. Ifaac Esfers. StMichiel Bruyning. Hendrik Sorg. Marten ten Hove. Jofua Ottens. Hendrik ten Hove. £d. Daniels Junior. 58 Daniël Jan Bouwens. Anthony Boursfe. Anthony Boursfe. Will Sobbe de Jonge,. Jac. Boursfe Junior. Jean Rigail Fransz. 60Jan van de Poll. Willem Henskes. Johannes Leezer. Hendrik Gellink. Nicolaas Obbes. Chr. Dan. Ravensberg. 47J. Deutz van Asfend. Johannes Beukelaar. Huybert Costerus. Jan Hendrik Cramer. Johannes Beukelaar. Jan Jacob Frantz. Het Witte Regiment, KOLONEL, Jacob Elias. Kapit. Luit. en Vaand. Kapit. Luit. en Vaand. Wyken. Oude. Nieuwe. «25*Jacob Elias. Willem Hartog. Willem Hartog. Jac. Sam. de Ravaller. J. Sam. de Ravallet. R. Ottens Jofuafz. 24fJacob van Stryen. R. Dib. Brouwerius, R. Dib. Brouwerius. Hendrik van Eyl. Willem ter Boren. Jac. Delprat Junior. 5Gerrit de Graaf. Pieter Clockener. Pieter Clockener. Joan van der Souw. Hendrik Raket. Pieter Cramer. 19 Daniël van Henghel. Daniël van Henghel. H. van Waasberge. H. van Waasberge. Jan van Okhuifen. Jan van Okhuifen. S2Abrah. Scherenberg. Gerard van Keulen. Albertus Roos. Jacob Jan Severin. J. StuylinghjCornz. Dirk Hend. van Loo. ö A.  44. AMSTERDAMS UI. Deel. Dirk Steenhof. Frederilc Vafter. v. Noorle Christ. z. endrik Onvertzaaet. Jan Coetfe. If. Schelte de Jonge. Simon van Hemert. ArnolJus Atneshof. Gerrit Noppen. Jan Six Adriaansz. W. van Hoogftraten. Jan Entrop Muller. Joan Couck. Hendrik Linquet. Joan van Schaagen. Francois Bosboom. J. A. van Orfoy Jansz. Sibold Gunther. Philippus Koos. Arnoud Noëll. Efaias Gillot Jun. z. ï Het Groene Regiment. K O L O NE L, Hendrik Stadlander. Kapit. Luit. en Vaand. Wyken. Oude. 54f G. Aarn. Hasfelaar. Ciprïanus CransJ. z. Philippus Botté. 31 Jan Trip. S. van Winsfenburg. Johannes Meurant. 51 Jonas Witzen. Ifaac Thin. Abr. Tiw. Dorville. 47 WiL Buys, de Jonge. Johannes Covens. C. A. Conynenberg. Kapit. Luit. en Vaand. Nieuwe. Ciprïanus Crans Jansz. Philippus Botté. Jac. F. van der Meulen. Arent Hartjens. Steph. van Winsfenburg. Egbert Buysjacobsz. Ifaac Thin. Abr. Tiw. Dorville. Dirk Burgers. Johannes Covens. C. A. Conynenberg. Jan Bitter, de Jonge. 49. Ze* 6 A. van Harencarfpel. Jan van Baaien. J. R. van Hoolwerf. 7Jacob Boreel. Hendrik Onverzaagt. If. Schelte de Jonge, ai Simon van Hemert. Arnoldus Atneshof. Gerrit Noppen. $.0Jan Six Adriaansz. W. van Hoogftraten. Jan Entrop Muller. 26Joan Couck. Gysb. van der Groot. Hendrik Linquet. 23 Hendrik Bicker. David Raket Cafp. z. Jacobus Bosman, js f W. van Heemskerk. Philippus Roos. Arnoud Noëll.  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 45 4oZeger van Son. J. Temmink, Adr. 2. 1748* J. Temmink, Adr. z. Jan Valk. Gerard Beeldfnyder. Gerard Beeldfnyder. 5a Borchardus Scholten. W. van der Meulen. Ger. van Bergfland. Jacobus de Wit. Tim. van Royen. Hermamis Steen. 46G. Hooft, Gerritsz. Daniël Wynands. Daniël Wynands. Abrah. van Asperen. Abrah. van Asperen. Jan Ifaac van Alphen. 5oJac. Bicker Raye. Jan Scheltens. P. Jager, de Jonge. Abr. van Teenen. Pieter de Mortier. Pieter de Mortier. 45M.Lestevenon,A.z. Willem Blom. J.H. Cramer, Jansz. J. de Wit, Jacobsz. Willem Blom. Willem Jochemus. 48 Theodoor Wynants. Theodoor Wynants. J. v. Taerelink, Az. Ifaak de Meiander. Jan van Taerelink. Pieter van der Cloet. 3 Voorval in de Wyk 13.  5$ AMSTERDAMS III. Deel. •1748, eene andere verkiezing doen. Doch in ftede van dit werk over te laaten aan den Krygsraad , tradt men, op eigen gezag, tot het verkiezen van een Kapitein. De Krygsraad; ondertusfchen, van dit voorval verwittigd, ftelde, in deeze openilaande plaats, den eerst verkooren Kapitein weder aan, en wilde hem in die hoedanigheid doen inhuldigen. Maar dit was zeer tegen de borst van de geenen, die den tweeden Kapitein hadden verkooren: dies weigerden zy, by deeze aanftelling tegenwoordig te zyn; voorwendende dat het regt der Verkiezinge aan de Kompagnie ftondt, en dat men. derhal ven, volgens de verleende Vryheid, de aanftelling van den Krygsraad niet behoefde af te wagten. Dit verfchil bleef eenige dagen in deezen ftaat. De Kompagnie, om een einde van 't werk te maaken, en zig verbeeldende, alleen voor haar verkreegen regt uit te koomen , zondt eenige Gecommitteerden naar 's Graavenhage , om zyne Hoogheid deeze zaak voor te ftellen , en verder om zyne Vorflelyke protectie te verzoeken. Maar de Prins Erf-Stadhouder , na genomene informatie by Gedeputeerden uit de Kolonellen, bevestigde de Refolutie van den Krygsraad, en ftelde den eerst verkooren Kapitein weder aan. Waar mede het verfchil ten einde liep. Van deeze byzondere gaan wy tot de algemeene zaaken over, die vry meer beweeging maakten, kort na zyn Hoogheids vertrek. Eenige kwaalykgezinden , in hoo- Request van VIII Artikelen.  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 59 hoope van nieuwen aanhang te zullen krygen, lieten een gefchrifr verfpreiden, genaamd : Billyk verzoek' der Amfterdamjche Burgerye, aan zyne Doorlugtige Hoogheid op nieuw voor te ftellen. Dit Gefchrift , zeide men, werdt in eenige voornaame Herbergen ter Tekening aangebooden. In dit Billyk Verzoek vondt men zeer onbillyke en aanftootelyke uitdrukkingen, door welke zyne Hoogheid, ten opzigte der gemaakte fchikkingen, zeer vuil en onbefcheiden berispt werdt. Het kwam, in eenige opzichten, over een met het Request van Daniël Raap, doch in andere Artikelen verfchilde het van hetzelve, zo als hier vooren gezien kan worden : gelykende, voor het overige, in befchaafde uitdrukkingen , niet kwaalyk naar 't Rotterdammer Request van den zesden November 1747. Het beftond in agt Artikelen, waar van wy hier den korten Inhoud laaten volgen. In het zelve verzogt men: I. Dat de Stads Imposten terftond mogten worden afgefchaft. II. Dat 'er, zo fpoedig als mogelyk was, redres in de Admiraliteits Kollegien mogt gemaakt worden. . . III. Dat de zesendertig Raaden, de Hoofdfchout , Burgemeesteren, Schepenen, Penfionarisfen en Secretarisfen, bedankt, en nooit weder verkoren mogten worden, maar genoodzaakt om rekening van hun gedrag, en het te onregt gewor4&n geld, te geeven, 1748»  6o AMSTERDAMS III.Deel. IV. Dat de verkiezing van Burgemeesteren aan zyne Hoogheid ftaan moge. V. Dat men geen antwoord op het verzoek , wegens het Hoofd - Schouts Ampt, verkreegen hebbende, zulks als nog verzogt. VI. Dat geene Raaden tot andere Regeerings-Ampten zouden gekooren worden en Raaden blyven. VII. Dat de Krygsraad geen confent van Burgemeesteren noodig mogt hebben om te vergaderen. VIII. Dat men, raakende het ftuk der Posteryen en Officiën, in korten tyd, uitfluitfel mogt krygen. In het flot van dit, zogenaamde, Billyk Verzoek, tragt de Schryver de noodzaaklykheid van deeze Artikelen aan te toonen; begeerende, dat men, met alle magt, de handen moest in een liaan, om zulke heilzaame wegen en middelen uit te denken, waar door, aan het verlangen der Burgerye , gantsch en volkomen voldaan mogt worden. Hy voegt 'er verfcheiden vuile aanmerkingen, op zyne Hoogheid, tusfehen, en geeft voor, dat ieder braaf Patriot, die Vryheid en Godsdienst bemint, zig naar deeze Artikelen moet gedragen. Met hoedaanig een oog de Wel Ed. Magiftraat dit Gefchrift aanzag, bleek, niet duister, uit de volgende Waarfchouwing, op den eerften October daar tegen afgekondigd. VI " "AI~ 1748.  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 61 „ Alzoo myne Heeren van den Geregte met de uiterfte verontwaardiging hebben vernomen, dat niettegenftaande de trouwhertige Waarfchouwinge en ernltige vermaninge, welke zyne Doorlugtige Hoogheit, de Heere Prinfe van Oranje en Nasfau, onze teergeliefde Erf~ ftadhouder, voor deszelfs vertrek uit deeze Stad, by de Publicatie van den vyftienden September laatstleden, aan alle Burgers en Ingezetenen heeft gelieven te doen, van zig voortaan als gefchikte en gehoorzaame Burgers te gedraagen, de Regeeringe de fchuldige eerbied en onderwerpingen te bewyzen, en zig van alle publicque Vergaderingen en Byeenkomflen, onder wat naam of voorwendzel het zoude mogen wezen, te onthouden, op poene dat die geenen, die bevonden zouden worden regens de voorfz. ferieufe wille en begeerte van hoogstgemelden Heere Prinfe, te hebben ingegaan , en zig aan eenig misdryf tegens de waardigheid van de Regeering, of ongehoorzaamheid aan deszelfs beveelen te hebben fchuldig gemaakt , als Verftoorders van de Gemeene Ruste en veragters van de voorfz. heilzaame oogmerken en beveelen van hoogstgemelde zyne Hoogheid, naar exigentie van zaaken, en volgens de Wetten van den Lande, zonder eenige conniventie, anderen ten exempel zouden worden geflxaft, egter zedert dien tyd wederom door deeze Stad is gefpargeerd zeker gedrukt papier, voerende tot Opfchrift: Billyk Verzoek der /lmfteldamfcfie Burgerye, aan zyne Door» 1748. Waarfchouwingdaar te* gen.  62 AMSTERDAMS III. Deel; Doorlugtige Hoogheid op nieuw voorteftellen , en doorgaans bekent onder den naam van de agt Articulen ; waar by nog zyn gedrukte Biljetten , om de Burgers en Ingezetenen van deeze Stad tot Byeenkomften, by de voorfz. Publicatie van hoogstgemelde zyne Hoogheid zo nadrukkelyk verboden, uittenodigen; en myne Heeren van den Geregte voornoemd confidereeren, dat dusdaanige kwaadaardige en oproerige Gefchriften , ' geen ander oogmerk kunnen hebben, als oin de rust, welke door de onvermoeide vlyt en arbeid van hoogstgemelde zyne Hoogheid in deeze Stad is herfteld, weder te verftooren, de uiterfte confufie en verwarring te veroorzaaken , en vervolgens deeze Stad te brengen tot haar gewisfe bederf. „ ZOO IS 'T, dat myne voornoemde Heeren, by fpeciaale aanfchryving van hoogstgemelde zyne Hoogheid, van den negenentwintigften September laatstleeden , op het ernftigfte verzogt zynde om op de Autheurs en Disfeminateurs van diergelyke kwaadaardige Gefchriften nauwkeurig en fcherp onderzoek te laaten doen, en de fchuldige naar exigentie van zaaken, zonder eenige conniventie, anderen ten exempel , volgens de Placaten van den Lande te doen ftraffen, als nog ten overvloede op den voet van de trouwhertige en vaderlyke vermaaningen en ernftige Waarfchouwinge van hoogstgemelde zyne Hoogheid, en overeenkomftig aan verfcheide anterieure Publicatien van deezerf Ed. Agtbaare Ge. reg-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 63 regte, het fchryven, uitgeven, drukken en disfemineeren van alle kwaadaardige en oproerige Gefchriften, als mede het uitftrooijen van Biljetten tot convocatien der Burgers en Ingezetenen op het nadrukkelykfte interdiceren en verbieden, en de goede Burgeren en Ingezetenen op het ernftigfte vermanen en waarfchouwen, zig van alle oproerige, onbehoorlyke en ongewoone Vergaderingen en Byeenkomften te onthouden, op poene, dat. tegen die genen, die bevonden zullen worden tegens dit ons nadrukkelyk verbod te hebben ingegaan, en zig aan ongehoorzaamheid van de voorfz. zo ferieufe bevelen van zyne Doorlugtige Hoogheid, en deezen Ed. Agtbaaren Geregte te hebben fchuldig gemaakt, conform de intentie en gedeclareerde wil van hoogstgemelde zyne Hoogheid, zonder eenige conniventie, op het rigoureufle zal worden geprocedeert, en aan dezelve geinfligeert de ftraffe, by de Placaten van den Landen tegens de Verlloorders van de Gemeene Rust geftatueert. „ En alzo het voorfz. zoogenaamde Billyk Verzoek is van dien aart, dat ieder goed Burger en Ingezeten met den eerften opflag van 't oog ziet, dat de zaaken daar in vervat, tot haar ontwyffelbaar gevolg zouden moeten hebben, dat de Stads Gebouwen, Sluizen, Graaf- en Modderwerken, by gebrek van de nodige Penningen tot onderhoud en herftellinge van dezelve , zouden moeten vervallen, waar door een groote menigte- arbeiders van hun^ ne 1748-  64 AMSTERDAMS III. Deel. ne kostwinninge zouden worden ontzet, dat het groot aantal van Armen binnen deeze Stad, waar van de menigte van tyd tot tyd confiderabel is vergroot, van honger en kommer zoude moeten vergaan; dat de Godshuizen, welke zedert eenigen tyd importante fubfidien van de Stad hebben genoten, niet verder zouden kunnen worden onderfteunt; dat de Neringen, Ambagten en Hanteeringen zouden moeten cesferen en ftilftaan ; dat de Negotie zoude worden verfpert, het publieke crediet geheel en al verbroken, en dus deeze aanzienelyke Stad in 't kort tot de alleruiterfte ftaat van elende, en tot haar volkome ruïne zoude zyn gebragt: alle zaken, waar aan een regtgeaart Burger en Ingezeten, niet zonder de grootfte fehrik en afgryzen kan gedenken: en myne Heeren van den Geregte voornoemd vervolgens vastelyk moeten befluiten, dat geene van de goede Burgers en Ingezetenen daar aan eenige part of deel kunnen hebben, maar ter contrarie moeten vastftellen, dat het een en ander moet zyn voortgekomen van afgunftige menfchen, welke de welvaart van deeze aanzienelyke Stad benyden, en op die wyze haare ondergang tragten uit te werken, en mitsdien de Juftitie daar aan ten hoogften is gelegen, dat de Auteurs, Drukkers •en Disfemineerders , zo van het gemelde kwaadaardige en oproerig Gefchrift, als van de voorfz. uitgeftrooide Biljetten van convocatie, worden ontdekt, en als overtreders van de ferieufe wil, en gedeck- reer-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 6$ reerde intentie van zyne Doorlugtige Hoogheid, en van de ernflige bevelen van deezen Ed. Agcbaaren Geregte, anderen ten exempel op 't rigoureufte worden geftraft, ZOO IS 'T, dat myne Heeren voornoemd' aan die geen, die den Auteur of Auteurs van het voorfz. zoogenaamde Billyk Verzoek der Amfteldamfche Burgerye, aan zyne Doorlugtige Hoogheid op nieuw voor te /lellen, en van de meergemelde Biljetten van convocatie weet te ontdekken, zodaanig dat dezelve in handen van de Juftitie geraken, en van het feit worden overtuigd, beloven een Premie van vyfduizend Guldens, en aan die geen, die de Drukkers en Disfeminateurs van de voorfz. oproerige Gefchriften en Biljetten weet aan te wyzen , mede zodaanig, dat dezelven in handen van de Juftitie geraken , en van hec feit worden overtuigd, een premie van tweeduizend Guldens , te ontfangen ter Thefaurie Ordinaris deezer Stad: en zal des aanbrengers naam (des begerende) gefecreteerd worden, en zullen Myne Heeren voornoemd in cas de aanbrenger zelf medepiigtig mogt zyn, aan dezelve een acte van impuniteit tragten te bezorgen, enz." Naderhand heeft men , niet tegenftaande deeze Waarfchuwing , nogmaals , de ftoutheid gehad, om de gemelde agt Artikelen te drukken , met de Waarfchuwing daar agter, met byvoeging van eene andere Tegen - Waarfchuwing , kwanfuis , uit naam der Burgery, tegen de calumnie, den oproerigen, aangewreeven; waar in ook de XVI. Stuk. E Bur- 1748.  66 AMSTERDAMS KL Deel. 1748. Aanlioudenheidvan Schotsfchriften. 1749. Lykftaatlie van den Lt. Admiraal H. Grave. Burgerye werdt aangemoedigd, zig, door de gcdaane dreigementen, niet te laaten aft fchnkken, maar, gezamentlyk, als een éénig man , door te werken , tot dat men het bedoelde oogwit zou bereikt hebben. Niet tegenltaande het verbod hunner Ed. Groot Agtbaare, van den twintigflen September, tegen allerlei Pasquillen, gelyk ook van de gemelde agt Artikelen, .in deeze Waarfchuwing , zag men , nu en dan, zeer vinnige Schotfchriften te voorfchyn koomen, welke zig, genoegzaam, in tweederlei foort veideelen: naamelyk, in zulke, die zig, tegen de ontflagene Regenten, in zeer haatelyke termen uitlieten, waar in ook, fomtyds, de Prins van Oranje zeer vinnig werdt aangetast; en in zulke, in welke de Hoofden der Doele zwart gemaakt werden, met alles, wat de haatelykfte Laster zou kunnen uitvinden. De oplettendheid der Hoogc Regeeringe kon deeze fchadelyke praktyken, waar door elks eer en goede naam beklad werdt, niet ongemerkt voor by laaten flippen, maar waakte , met allen yver, om deeze breideloosheid van jde Drukpers, met kragtdaadige middelen, te beteugelen. Na ons dus lang te hebben bezig gehouden met de twee altoos gedenkwaardige jaaren, vervolgen wy nu den draad onzes verhaals, en gaan over tot de volgende. Op den eenëndertigften Maart des jaars 1749» werdt alhier, met groote ltaatfie, in de Nièuwe'Kerk, ter aarde befteld, het Jyk van den Luitenant-Admiraal van Holland eni West-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 67 Westfriesland , ter Admiraliteit op de Maaze, den Heere Hendrik gr ave, op den vyfentwintigfren van die maand, in den ouderdom van negenenzeventig jaaren, alhier overleeden. De Lykftaatfie gefchiedde in deeze orde: i. Agt Aanfpreekers, in twee ryen; 2. Het Wapen; 3. De Degen; 4. De Staf van Kommando, gedraagen door byzondere Perfoonen; 5. De Lykkoets, befpannen met zes paerden; leggende op het doodkleed, waar mede de kist overdekt was, het Wapen; 6. De vier oudfte Vlag-officieren, naamelyk,de LuitenantAdmiraal Tuilman $ de Luitenant-Admiraal. C. Schryver, de Vice-Admiraal Reynst en de Schout by Nagt de Lange, allen in hunne monteerigen, omhangen met kapèrzyden Sjerpen,, en floerfche kokarden op de hoeden en aan de degens; ieder van deeze Heeren hieldt een hoekflip van het doodkleed j 7. De Kapitein Geweldige, met een Sponton ; 8. Zes Hellebardiers; 9. Veertien draagers , met Rouwmantels ; 10. Agt Boden , met Busfen op de borst; Ui Zyne Excellentie de Wel Ed. ' Heer G. A. Hasfelaar, reprefenteerende 1 den Admiraal Generaal, gekleed in bruin fluweel , ryk met goud gegalonneerd , 1omgord met een kaperzyde Sjerp, en gezzeeten in een koets, befpannen met zes .paerden; 12. Vier Koetzen, ieder met vier paerden, waar in gezeeten waren de Heeren van den Raad ; 13. Vier Koetzen, ieder met vier paerden befpannen, doch ledig, voor de E 2 Offi- !749-  68 AMSTERDAMS III. Deel. 1749- Be wee ■ gingvoci 't huis vau een' Doop* gezind' Leeraar Officieren,die de flippen van het kleed droe« jen; i^.Vier Koetfen,ieder met twee paerden befpannen, voor de Kapiteinen ; zynde de Heeren, die in dezelve zaten, ingekleurde kleèdinge, doch, op den arm, met een floerfchen ftrik, ten teken van Rouwgewaat ; 15. Agt Rouwkoetzen voor de familie , ieder met twee paerden befpannen ; 16. Drie ledige koetfen, die den Trein flooten. Onder het aanfchouwen van duizenden van menfchen, nam de ftaatfie haaren weg van den Kloveniers-Burgwal, door de Doeleftraat, over het Schaapeplein, door de Kalverftraat, tot op den Dam, en vervolgens in de Nieuwe Kerk. Langs den zelfden wég keerde de Trein te rug naar het Sterfhuis; maakende toen de Heeren gebruik van de voor hun beftemde ledige Koetzen. Geduurende de vier eerfte dagen van de Maand Juny, befpeurde men, gefladig, een grooten zamenvloed van allerlei flag van menfchen, voor het huis van zekeren Doopsgezinden Leeraar. De reden hier van was, om dat de Leeraar geoordeeld werdt, de gevoelens der Hernhutters te zyn toegedaan , tegen welke, door "s Lands Overheid, Plakaaten waren afgekondigd; doch wel inzonderheid, omdat, ten zynen huize, des Zondags avonds, tegen den zint der Plakaaten, heimelyke byeenkomften dier Gezinte gehouden werden. Het Gemeen , welk het rustverftooren van de voorleedene jaaren nog in de leden zat, eisch-  XXVLBoek. Geschiedenissen. 69 te deeze vergaderingen te mogen bywoonen, of dreigde, in gevalle van weigeringe, des Leeraars huis met een geweldigen aanval. Eene wagt van eene Kompagnie Burgers , welke , drie agtereenvolgende avonden, aldaar post vatte, voorkwam dien moedwil. Ter verhoedinge van alle Zamenrottingen en ongeoorlofde byeenkomflen, vonden , daarenboven , Heeren Burgemeesteren geraaden, op den vyfden der gemelde maand, eene Publikatie af te kondigen, in welke alle Conventikelen, of fluipvergaderingen, ftrekkende tot nadeel van den Hervormden Godsdienst, of van de algemeene rust, op zwaare ilrafFe, verbooden werden. Van wegens de kommerlyke tyden, hadt de Wethouderfchap goed gevonden, den Schouwburg, op den eerften May des jaars 1747 , te doen fluiten. Hy werdt niet geopend, vóór den agtentwintigften van Herfstmaand deezes jaars , met een nieuw Tooneelftuk van den beroemden Digter Lukas Pater, onder den tytel, Leeuwendaal her field door de vrede. Tweeëntwintigmaalen werdt dit ftuk ten Tooneele gevoerd, telkens onder een ongemeenen toeloop van aanfchouwers, en met algemeene toejuiching. Zyne Hoogheid, by de jongfte verandering, tot Hoofd - Bewindhebber der Oostindifche Maatfchappy benoemd, hadt, zedert, ter Kamer Amfterdam, tot Repre■fentanten, of Vertegenwoordigers, benoemd de Heeren P. van der Giefen en Jofua van E 3 der 1749. Piakaat tegen Conventikelen. De Schouwburg geopend. Reprafemaiitenvan zyne Hoogheid aangel'teld.  70 AMSTERDAMS III. Deel. 1749. Vergadering in het Oran jetuintje. der Poorten. Op den laatften dag van Herfstmaand, aanvaardden deeze Heeren, op eene plégtige wyze, hunnen nieuwen post;gelyk ook,omtrent dien zelfden tyd, de Heer Gerard Aarnout Hasfelaar, door zyne Hoogheid benoemd, tot Reprefentant, in het Kollegie ter Admiraliteit in deeze Stad. De negende van Augustus was de dag, op welken de inneeming van deKloveniersDoele, in den voorgaanden jaare, door de Burgers gefchied, verjaarde. Eenige voornaame Hoofden der Doelisten, Christiaan Scholten, V. Visfcher en anderen, werden , gezamentlyk , te raade , dien dag , op eene plegtige wyze , te vieren, in het berugte Oranjetuintje, in de Plantaadje. Onder het zingen, fpeelen, het herhaald gejuich van Vivat de Patriotten ! Vivat de braave Raap ! en andere vrolykheden, liep de dag ten avond. Toen begaven ze zich naar hun Ordinaris, op 't Rokkin, alwaar zy, onder een vrolyk Muzyk, een vriendlyken maaltyd hielden. De vrolykheid duurde, tot 's nachts ten twee uure, wanneer zy, naar de voorgaande verzamelplaats, wederkeerden. Waarfchynlyk ware dit bedryf anbekend gebleeven, indien niet eenieen ran dit gezelfchap, vervolgens, eiken namiddag, in dien Tuin waren by een gekootnen. Dit wekte de aandagt: te meer, Sriri men, in de Groninger Courant, las, Jat, ter gemelde plaatfe, nieuwe Artikeen geftfieed werden; 't geen, egter, eerang, ongegrond werdt bevonden. De za- men-  XXVI.Boek. Geschiedenissen, yi menkomften duurden tot aan den twintigflen der Maand, wanneer dezelve, door eenige Schuitevoerders, geftoord, en vervolgens, door eene Afkondiging van Myne Heeren van den Geregte, geheel vernietigd werden. Omtrent deezen tyd werdt veel gefproken van een Request, door de Scheepstimmerlieden, ingeleverd, by zyne Hoogheid , waar in zy om herftel verzogten van eenige bezwaaren, welke hun nog waren overgebleeven. Niet ondienftig hebben wy geoordeeld, dit Request, hier, in zyn geheel, te plaatfen. „ De ondergefchreven Gecommitteerden van het Scheepstimmermans-Gild, en alle de Gildebroeders van 't zelve binnen deeze Stad Amfterdam, altoos voor oogen hebbende de Vaderlyke genegenheid van uwe Doorlugtige Hoogheid, ter handhaaving van alle zaaken, in 't algemeen, en van hun gemelde Gild in 't byzonder, en dat het uwe Doorlugtige Hoogheid allergunltigst gelieft heeft, wanneer wy onze belangen aan uwe Doorlugtige Hoogheid mondeling hebben moogen voordraagen, ons toeteftaan en zelf te gelasten, om, voor uwe Doorlugtige Hoogheid te brengen al het geene wy zouden denken ten algemeenen nutte te kunnen dienen. ZOO IS 'T, dat wy met dankbaare Erkentelyke harten, voor alle die goedheden van uwe Doorlugtige Hoogheid, de vryheid neemen, om deeze, in onze bovengemelde kwaliteit, en als uit naam van 't geheele Gild, en wel byzonE 4 dersr 1749. Wordt geftoord. Request van Scheepstimmerlieden.  7* AMSTERDAMS III.Deel. derst van de Gildebroederen, die op de Werven van de Admiraliteit en van de O. I. Comp. te Amfterdam arbeiden, aan uwe Doorlugtige Hoogheid met fchuldpligcige onderdaanigheid te prefenteeren; ons verzekerd houdende, dat alles, wat uwe Doorlugtige Hoogheid volgens zyne Hooge wysheid, in het zelve niet zal bevinden te ftryden, met de Grondwetten van de Republiek in 't algemeen, nog van die van de Stad Amfterdam in 't by zonder, nog tegen de Reden en Billykheid op zig zelve , aan ons onderdaanigst verleend en toegeftaan zal worden, tevens op het allerootmoedigst betuigende dat wy niet anders wenfchen of begeeren, als het geene uwe Doorlugtige Hoogheid, naar zyn hooge wysheid, en gewoone goedheid, ons zal gelieven te vergunnen. „ De Beden, die wy in deeze voordraagen aan uwe Doorlugtige Hoogheid, zyn Eerst, over de Arbeidsloonen , ten tweede over de betaaling derzelver op de Admiraliteits Werf, en ten derden over de ververfchings - drank, die op gemelde en O. I. Comp. Werf gegeeven word. „ Wat de Arbeidsloonen aangaat, het is eenigen tyd geleeden, dat wy gebruik maakende van de vryheid, door uwe Hoogheid gunftig aan ons verleend, aan uwe Doorlugtige Hoogheid, zo mondeling als fchriftelyk voorgefteld nebben , dat in ons Gildeboek een Keur is (V), volgens welke ons (.0 Privilegiën , Wil'ekeiircn 01 Ordonnantiën voor het Sihe^ps.  XXVLBoek. Geschiedenissen. 73 ons Zomerloon is gefteld op zesendertig ftuivers daags, het Herfstloon op dertig ftuivers, en 't Winterloon op vierentwintig ftuivers daags, zynde het loon, dat men op alle Particuliere Werven, aan de Gildebroederen betaald ; waarom de Gildebroeders van gedagten waren, dat de Admiraliteits en O. I. Comp. Werven, daar zeer veel Gildebroeders op werken , aan welke niet meer als dertig ftuivers daags Zomerloon , en twintig ftuivers daags Winterloon betaald wordt, mede onder die Keur begreepen moesten zyn, en gevolglyk van uwe Doorlugtige Hoogheid verzogten, dat het uwe Doorlugtige Hoogheid mogte behaagen, de zaaken daar heen te dirigeeren, dat op de voornoemde Werven, meede zesendertig ftuivers daags Zomer- en vierentwintig ftuivers daags Winterloon aan de Gildebroeders mogte gegeeven worden; maar nader ingezien hebbende de inconvenienten, die daar uit zouden kunnen ontftaan, en overwogen zynde, dat dit bovenftaande loon niet betaald werd van Sche- Scheepstimmermans-Gild, pag. 43. Art. 5. „ dat mede gezegde Knegts of Gildebroederen aan andere werken van groote of kleine Schepen, binnen de paaien deezer Stad, zullen moeten werken, insgelyks van 's morgens ren vyf uure, tot 's avonds ten zeven uure, en daar voor genieten zesendeitig ftuivers daags Zomerloon , zullende bet zelve Zomerloon aanvang neemen veertien dagen van Vrouwe Ligtmis af tot zes dagen voor Allerheiligen ) dan verder veertien dagen naar Allerheiligen voor dertig ftuivers daags. en wyilers tot Vrouw Ligtmis, Winterloon, te weeten, vierentwintig ftuivers daags, en dan weder veertien dagen dertig ftuivers. . Deeze Willekeur is in dato 30 January 1664 vernieuwd, en nacier bevestigt 30 January lfijj2. E 5 1749-  74 AMSTERDAMS III.Deex,. Schepen, die nieuw uit den Grond opgehaald worden, maar alleen voor het vertimmeren van oude Schepen, en gevolglyk dat het wel waar is, dat rot deezen laatften arbeid, volgends de Keuren, de Gildebroeders bevoorregt zyn ,en praeferabel, en aangefteld moeten worden, voor en aleer Scheepstimmerlieden, die niet in 't Gild zyn,'er aankomen mogen ('tgeen op Particuliere Werven ook ftrikt kan, en dient in agt genoomen te worden,) doch dat dan ook (mede volgends de Keur) de Admiraliteits en O. I. Comp. Werven de Vryheid hebben , om alle hunne nieuwe fchepen , alleen door Scheepstimmerlieden, die buiten het Gild zyn, te laaten opmaaken , aan welke volgens de Keur, niet meer dan agtentwintig ftuivers daags Zomerloon, en agttien ftuivers daags Winterloon, betaald word, zo kunnen nog mogen wy voor uwe Doorlugtige Hoogheid niet verbergen, dat wy, om die omltandigheden, en om andere daar uit refulteerende redenen bedugt zyn , dat indien deeze zo verfchillende dagloonen, op gemelde Werven, op welke zo groote meenigte manfchap in arbeid is, plaats kreegen, zulks aanleiding tot groote onlusten op gemelde Werven zoude kunnen geeven, zo over het werk zelve , als over het aan 't werk ftellen der Gildebroederen en Scheepstimmerlieden, die buiten het Gild zyn, dewyl op die Werven het werk moet gedaan worden, naar het voorkomt, zo wel aan de oude als nieuwe fchepen, zonder  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 75 der dat de Keur aangaande het oude en nieuwe werk, buiten confufie, altoos zo juist in agt zou konnen genomen worden: te meer dewyl het zou konnen gebeuren i 't geen wy egter hoopen en vertrouwen, dat onder uwe Doorlugtige Hoogheids wyze Regeering , nooit gebeuren zal , dat de Directie van de Admiraliteits en O. I. Comp. Werven aan zulke perfoonen zou kunnen koomen, die om byzondere inzigten, tot het nieuwe werk, altoos Scheepstimmerlieden buiten het Gilde zouden aanilellen, waar door dikmaal, by gebrek aan werk aan oude fchepen, een groote menigte goede en getrouwe Burgers, Gildebroeders van 't Scheepstimmermans Gilde, verlteeken zouden worden van hun daaglyks brood, dat anderen, en mooglyk vreemdelingen hun uit de handen zouden neemen, en zy onder den last van het Gild of de Publieke bedeelingen, vervallen; terwyl zy aan den anderen kant ook niet kunnen nog mogen nalaaten, aan uwe Doorlugtige Hoogheid te verwonen, de groote noodzaaklykheid die 'er is, dat het gemelde Gild in 't algemeen , en de Gildebroeders in het byzonder, met eenige verbetering in dagloonen gefouteneerd worden: want ten aanzien van 't Gild is het zeker , dat wanneer de Gildebroeders iets meer zullen winnen, zy dan beter in ftaat zullen zyn om te voldoen aan het drieëntwintiglïe Artikel van de Keure, op fol. eenentwintig, als de in- koin- 1749.  «749- 76 AMSTERDAMS III.Deel. komften van het Gild niet toereikende zyn, om de nodige en verfcheidene uitdeelingen te doen aan oude en behoeftige Scheepstimmerlieden, Gildebroeders zynde, welker getal noodzaaklyk meer en meer moet toeneemen, zo de tydsomftandigheden blyven gelyk die zyn; en ten aanzien van de Gildebroeders zelve, is de redelykheid van hun verzoek klaarblykelyk, als in agt genoomen word, dat de Gildebroeders meest alle gezeten luiden zyn , die huishouding hebben, en dat de levensmiddelen tot een ongemeen hoogen prys geweest zyn , zedert het jaar 1740 , zy thans iets meer noodig hebben om te konnen beftaan, als wel in vroegere tyden, en dat, om gelyke tydsomftandigheden , de arbeidsloonen , reeds van elf ftuivers daags, die ze geweest zyn in den jaare i6~28, tot op zesendertig ftuivers daags op de Particuliere Werven geklommen zyn geweest in het jaar 1692. Waarom de verzoekeren, geen onredelykheid aan te duiden is, als zy op de onderdaanigfte wyze, door hoogen nood gedrongen , eenige verbetering vraagen in hunne te naauw bepaalde dagloonen, by de Admiraliteit en O. I. Compagnie. Wy hoopen, dat uwe Doorlugtige Hoogheid , wiens vaderlyke goedheid ons bekend is , deswegens overtuigd zal zyn, en zig wel zal gelieven te vertegenwoordigen , dat geen fcheepstimmerman by de Admiraliteit of O. I. Compagnie meer als driehonderd Gulden 's jaars verdienen kan  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 77 kan (d) , waarvan dikmaals huishoudens van vyf, zes of agt perfoonen moeten gevoed en alle lasten gedraagen werden : waaromme wy in deezen, als in alle andere zaaken, geen ander toevlugt weetende, als tot de Hooge wysheid van uwe Doorlugtige Hoogheid, op het allerootmoedigst bidden , dat uwe Doorlugtige Hoogheid de zaaken daar heenen gelieve te fchikken, dat de voorgemelde zwaarigheden uit den weg geruimd, en zo veele braave en getrouwe burgeren , die het oog op uwe Doorlugtige Hoogheid als op hunnen goeddoenden vader gevestigd houden , eenigzints in hunnen toeftand mogten verbeterd worden , waar toe wy nogmaals gebruik maakende van de vryheid, door Uwe Doorlugtige Hoogheid aan ons verleend , van onzen kant geen ander middel weeten uit te denken, dan met alle onderdaan igheid aan Uwe Doorlugtige Hoogheid voor te draagen , als dat het loon van alle de Gildebroeders , die dan dertig ftuivers daags Zomerloon , en twintig ftuivers Winterloon, by de Admiraliteit en O. I. Compagnie verdienen, voorerf) Van 365 dagen in *t Jaar heeft men Feest en Zondagen 59 Regentyden - - 21 Geïlooten water - 24 Leegloopende door ziekte of afdanking. 35 Is te zaamen 139 Dus word 'er gearbeid. 226 Hier van is 170 dagen Zomerloon a ƒ 1:10 is ƒ 255 Hitr van jf 56 dagen Winterloon it / I: • j is f fjf» is ƒ311  i i ] i ] i 78 . AMSTERDAMS III. Deel. voortaan op tweeëndertig ftuivers Zomerloon , en tweeëntwintig ftuivers Winterloon moge gefteld worden , waar door , naar ons begrip , de zaaken alleen met alle onderwerping aan uwe Doorlugtige Hoogheids wysheid nedergelegd , de gemelde zwarigheden, op de gemelde Wervens , wegens het oude of nieuwe werk weggenoomen zouden wezen, zonder dat het aan de Admiraliteit en O. I. Comp. merklyk meerder zoude kosten , als men volgens de Keur vastfteld dat het oude werk alleen aan de Gildebroeders behoord, en aan hun volgens de Keur zou moeten betaald worden. Het Gild en de Gildebroeders zouden daar mede gefouteneerd en gehandhaaft zyn , en de verlangende gemoederen , in hunne hoop en verwagting beantwoord worden, zonder dat door de groote ongelykheden der dagbonen, het gedugte ongenoegen en deszelfs gevolgen tusfehen de Gildebroeders, en.de fcheepsrimmerlieden, die buiten het Gild zyn , plaats zoude krygen, gemerkt de onvryüeden, of die buiten het Gild zyn, hunne iagloonen by continuatie genieten, zo als ik by de Keur zyn bepaald; daar de Gildebroeders, die, eer zy in 'e Gild kwaanen, voor het zelve loon gewerkt hebben, :n na dat zy in het Gild gekoomen zyn, veinig of geen verbetering gehad, en ïunne dagloonen niet volgens de Keur gelooten hebben. Dit is het, Doorlugtige loogheid. dat wy meenden verpligt te zyn, an uwe Doorlugtige Hoogheid, wegens  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 79 de dagloonen, met alle onderdaanigheid voor te draagen: en blyft ons deswegens, niet meer overig, als te verzoeken dat uwe Doorlugtige Hoogheid in dit, gelyk in alle andere gevallen , de zaaken naar zyn Hooge wysheid en vaderlyke goedheid gelieve te reguleeren. „ Wegens het tweede point, te weeten het betaalen der dagloonen op de Admiraliteits Werf', kunnen■ wy niet nalaaten , aan uwe Doorlugtige Hoogheid te vertoonen, dat op alle Particuliere Scheepstimmerwerven, als mede op de Stads- en Kompagnies Werven, het werkvolk van veertien dagen tot veertien dagen word afbetaald , het geen alleen op de Admiraliteits Werf niet gedaan word, gefchiedende de betaaiing aldaar niet, als om de maand, en zomtyds om de twee of drie maanden. — Sta ons toe, Doorlugtige Hoogheid, om uit naam , en voor zo veele eerlyke en braave luiden, als hier door in bittere en groote bezwaarnisfen gebragt worden , uw goeddadig medelyden te moogen imploreeren , en te tragten om het zelve aan te doen, door een kort vertoog van het geene daar door geleden word. Wy behoeven uwe Doorlugtige Hoogheid niet aan te toonen , dat de meeste Scheepstimmerlieden, van hunne daaglykfche winften hun daaglyks brood moeten hebben,en niet veel in voorraad kunnen zyn, en gevolglyk dat de meeste, die voor een huisgezin , dat uit een aantal van perfoonen beftaat, het nodige winnen moeten,ien,-op hun 1749.  8o AMSTERDAMS IILDeel, hun tyd niet betaald wordende, daar door genoodzaakt zyn, om geduurende dat hunne betaaling agterflallig is, de nodige le* vensmiddelen te borg, en als ter leen te haaien, by Bakkers en Kommenyën: 'c geen voor de zulke van dat noodlottig gevolg is, dat zy van zulke Winkeliers moeten afhangen, en neemen, dat hun gegeeven word, en dat voor de Pryzen, die de Winkeliers daar op gelieven te Hellen; waar door die menfchen de flegtfte en onftrekzaamfte levensmiddelen ten duurften moeten betaalen, en als uit den Lombart leeven; 't geene hun fobere winst nog vry wat komt in te korten. In voorige tyden had men menfchen, die aan zulke fcheepstimmerlieden hunne agterftalüge loonen , op recipisfen, en dan agttien ftuivers voor een Gulden gaven; 't welk, hoe onredelyke en ongemeene intrest het ook was, egter voor een eerlyk gemoed nog beter te dragen was, en in fommige opzigten voordeeliger uitkwam, als de tegenwoordige omftandigheid, dewyl de menfchen dan nog met gereed geld konden te markt gaan , en alles ten minflen pryze bedingen, daar zy nu, om de bitsheid en weerzin van die geenen, die hun als ter leen, en, even of het om Godswil ware, hunne leevensmiddelen verfchaffen, te ontgaan, genoodzaakt zyn te neemen, wat hun hunne Burgers, of leeners gelieven te geeven, onder welke de redelykhe nog wei geduurende veertien dagen borgen willen, maar als zulks langer duurt, niet nalaaten n hun  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 8i hun ongenoegen te betoonen, en te morren tegen die arme luiden, wier fchuld het niet is, dat zy niet betaald worden, en die naar niets meer verlangen, dan op eene eerlyke wyze elk het zyne te geeven; van welke omftandigheid het fmadelyke en bedroevende aan uwe Doorlugtige Hoogheid met geen woorden is uittedrukken. Waarom wy, onze toevlugt neemende tot uwe Doorlugtige Hoogheids gewoone goedheid, op de ootmoedigfte wyze imeeken dat het uwe Doorlugtige Hoogheid moge behagen te gelasten, dat de betaalingen alle veertien dagen regulierlyk op de Admiraliteits Werf gcfchieden mogen, op dat zo veele braave en eerlyke lieden hunne verdiende loon ten zuinigfle en voordeeligflen van hunne huishoudinge gebruiken mogen, en met dankbaare harten, telkens by den ontvangst hunner loonen , aan de groote goedheid van uwe Doorlugtige Hoogheid gedenken. „ Nog hebben wy aan uwe Doorlugtige Hoogheid voor te draagen, de groote noodzaaklykheid, die'er is, dat aan het werkvolk van de gemelde werven de goede en behoorlyke Ververfchings-drank verzorgd worde, die voor het zelve gefchikt is, en by 't Land en de O. I. Comp. voor de zelve betaald wordt; zynde dezelve geduurende langen tyd zo flegt, dat ze niet te gebruiken is, en, aan de geene, die door overgrooten dorst genoodzaakt zyn geweest dezelve te drinken , veele ziekten en ongemakken heeft veroorzaakt, tot groot nadeel van het volk niet alleen , maar zelfs van de Admiraliteits en O. I. XVI. Stuk. F ' Com- 1749.  \749- 82 AMSTERDAMS III. Deel. Compagnies Werf zelve, gemerkt het volk misnoegd en wrevel wordende het Bier mistroostig weg werpt, onder verfoeijing van den Drank zelve; het geen zo ver gaat, dat wel het meeste gedeelte van dat Bier wegloopt , of weggegooit wordt; welke wraakbare onbetamelykheid niet zou gefchieden, indien de drank maar bruikbaar was, dewyl het zeker is, dat zo dra 'er maar een drinkbaar vat gevonden word , het welk zelden gebeurt, op het zelve met alle naauwkeurigheid word gepast en zorg gedragen , dat 'er niets van verlooren gaat, zelfs dat niémand, dan die 'er toe bevoegd zyn, 'er van gebruiken. Wy kunnen nog mogen aan uwe Doorlugtige Hoogheid niet vertoonen, hoe ver de morringen, en het ongenoegen, over den flegten drank gaan, maar durven uwe Doorlugtige Hoogheid verzekeren , dat ingevalle 'er redelyk en drinkbaar bier geleeverd wierdt, zulks de Admiraliteit en O. I. Comp. wezenlyk tot voordeel zoude (trekken , dewyl de fcheepstimmerlieden in 't algemeen van veel te gemoedlyken inborst zyn, om Gods gaven te misbruiken , of te verwaarloozen; en, dat ingevalle al eenigen baldaadig genoeg waren , om hunnen pligt daarin te buiten te gaan, dezulken door alle anderen niet alleen daarin tegengefprooken , maar ook daadelyk belet zouden worden. Weshalven wy, al wederom onze toevlugt neemende tot uwé Doorlugtige Hoogheids gewoone goedheid, van dezelve op de allerootmoediglte wyze bidden, dat ook hierin de luiden Van 'e Scheepstimmermans Gilde en Am«  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 83 Ambagt uwe Doorlugtige Hoogheids Vaderlyke protectie mogen ondervinden, niet twyffelende of uwe Doorlugtige Hoogheid zal het daar heen weeten te dirigeeren, dat aan luiden, die zo zwaar, en in de open lugt moeten arbeiden, de goede en behoorlyke ververlchings - drank gegeeven worde, die voor hun gefchikt is, en als zodaanig voor hun betaald wordt. „ Dit zyn de zaken, Doorlugtige Vorst en Heer, die wy met alle nedrige onderwerping, in dit fmeekfchrift aan uwe Vorftelyke Hoogheid, ten behoeve van de leden van 't ScheepstimmertnansrGild binnen Amfteldam, wenschten voor te draagen, daar toe gehouden, door het vertrouwen, dat dezelve in ons gefteld hebben, en daar toe aangemoedigd door de gunftige vryheid, aan ons door uwe Doorlugtige Hoogheid toegeftaan. be vende ons nu alleen nog overig ons zeiven, en alle onze medeleden van hetSchcepstimmermans-Gild in de verdere Vaderlyke protectie van uwe Doorlugtige Hoogheid te beveeJ'm, en te bidden dat dezelve Vorftelyke Goedheid onze hoop en toevlugt mag wezen, geduurende een lange reeks van jaaren, die de Almagtige God uwe Doorlugtige Hoogheid en uw Doorlugtig Huis met zyne dierbaarfte Zegeningen zal overilorten, tot glorie van zynen Allerheiliglten Naam, en tot behoudenis en welvaart van 't dierbaar Vaderland ". (Was gtu'(;end._) Gerrit van der Jagt. Tennis Thart. Willem Thart. Jakobus de Vries. Jan Janszen Snip. Gysbert Dieper/loot. (Onder ftondc") „ Als Gecommitteerden van het Scbeepsümmermans-Gild". Fa Of 1749.  84 AMSTERDAMS III. Deel. 1749- Dispofitie zyner Hoogheid op dit Request. Op dit Request heeft de Stadhouder verleend 't volgende Apostil. „ Zyne Hoogheid ingezien en geëxamineerd hebbende , den inhoud van nevensgaande Request, vind goed het tweede lid van het verzoek, daar by gedaan, om prompter betaling der verdiende Arbeidsloonen, van het Kollegie ter Admiraliteit, en wel van veertien tot veertien dagen te bekomen, als mede het derde lid van het zelve, om behoorlyke Ververfchings - drank te genieten, als allezints redelyk en billyk zynde, by deeze te accordeeren, met ernftige recommandatie, aan het voorfchreeven Kollegie, om den fupplianten in deeze twee opzigten genoegen te doen erlangen. „ Doch wat aangaat het eerfte lid van het vöorfchreeven verzoek, raakende de verhooging der dagloonen, vind zyne Hoogheid , in aanmerking met opzigt tot de Admiraliteit , van de zwaare lasten , die het zelve Collegie geduurende den laatften Oorlog heeft moeten ondergaan, en de bekrompene gefteldheid van derzelver Finantie, en met opzigt tot de O. I. Comp. van -de desaftres in haare Commercie en Scheepvaart federt eenige jaaren herwaarts geleden, voor als nog zwaarigheid, om de fupplianten daarin te gemoete te komen; zynde zyne Hoogheid egter niet ongeneegen, om, by verbetering van tyden, daarop favorabele reflexien te neemen. Gedaan inLeeuwaarden den zesden December 1749. (Was getekend) Prince d'orange et nassau. (Lager Houdt) Ter Ordonnantie van zyne Hoogheid. (Was getekend) T. B£ BACK. Op  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 85 Op den drieëntwintigften December des voorgaanden jaars, was, by Hun Edele Groot Mogende, vastgefteldeene Ordonnantie, volgens welke de belastingen, op Wynen, Mee en Azyn, voortaan, zouden geheven worden by wyze van Kollecte; zullende eenen aanvang neemen met het begin van het jaar 1750. Naderhand volgde hier op een uitvoerig Raport, door Gekommitteerden ingebragt, ter Vergadéringe van Holland ; waar uit bleek, dat de Admodiatie niet naar het genoegen van eenige Burgeren was; welke, uit dien hoofde, een Request hadden ontworpen tegen de vastgeftelde Admodiatie, om vervolgens, by 's Lands Staaten en zyne Hoogheid, te worden ingeleverd. Verfcheiden perfoonen, welke deel gehad hadden aan de jongfte beweegingen, inzonderheid twee Gequalificeerden van het Scheepstimmermans- Gilde, gaven zig zeer veel moeite , om tekenaars tot dit Request te winnen. Doch andere leden van dat Gild verklaarden zig tegen dit gedrag. Zy gingen nog verder. Want, uit vreeze voor nieuwe onlusten, welke, veelligt, hier uit konden gebooren worden, vervoegden zy zig, met het volgende Request, by Heeren Burgemeesteren, om den toeleg der eerstgemelden re verydelen. Aan de Ed. Groot Agtbaare Heeren Burgemeesteren der Stad Amfterdam. Geeven met nedrige eerbied en refpect 3, te kennen, aangedrongen, en in gemoeF 3 „ de i75°' Ordonnantietot het invorderen der Imposten van Wynen,enz.by Admodiatie. Request daar tejen. Elequest /an anderen ,  i?5°. aan Hun Ed. Groot Agtbaare. 86 AMSTERDAMS III. Deel. „ de aangedaan, volgends onzen Eed en „ Pligt, en als getrouwe Burgeren betaa]] mende, dat wy ondergefchreven Gilde„ broeders van het Scheepstimmermans„ Gild hebben gezien en ondervonden, „ dat onze vooreenigen tydaangeftcldeGe„ qualificeerden, in het byzonder Gysbert „ Pieters Dieperjhot en Jacobus de „ Vries, hebben gegaan buiten de paaien, „ waartoe wy hen hebben aangefteld, hier „ in beftaande, dat ze onze Gildebroeders H geperfuadeerd hebben, te onderteeke„ nen, zeker Request of Verzoek, aan „ zyne Doorlugtige Hoogheid en zeer ge„ liefden Erfftadhouder, om niet aan de :j Wynhandelaars toe te ftaan hunne Waren by Admodiatie of anders te mogen erlangen: en alzo dit geen dingen zyn „ ons Gild aanbelangende, waar voor zy „ ons, zonder eenige Authoriteit, beloo„ ven, uit naam van zyne Doorlugtige „ Hoogheid en Hunne Ed. Groot Agtbaa- re Burgemeesteren deezer Stad, groote " voordeden voor ons Gild, en alzo wy „ integendeel begrypen dat zulke dingen " niet anders kunnen veroorzaaken als " Troubelen en oproer in de Stad, en al„ dus Gild tegen Gild, Burger tegen Burger op te hitfen , en dus ftrekken zouden \] tot totale ruïne en ondergang deezer Stad, dus verzoeken wy ondergefchre" ven Gildebroeders, dat het Hunne Ed. Groot Agtbaare mag behagen, dat onze „ Gequalificeerden niet anders mogen , verzoeken of toegeftaan worden, als het „ geen  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 87 „ geen ons Gild aanbelangt, en tot voordeel van het zelve kan verltrekken." Gelyk het invoeren van de Kollecte van 's Lands Middelen veel werks hadt gekost, dus kon ook het volk, tot het opbrengen van dezelve, bezwaarlyk worden overgehaald. Het Gemeen, in den waan , na dat zyne Hoogheid tot het Erflïadhouderfchap zou verheven zyn, bevryd te zullen worden van alle belastingen,toonde,nu en dan, zyn misnoegen, door het mishandelen van de bedienden der Gaarders ' van 's Lands Middelen. Eerst maakten zig opgefchóotene jongens fchuldig aan dien moedwil, door dezelven fcheldwoorden naar 't hoofd te fmyten; vervolgens ook volwasfene mansperfoonen, door eenigen hunner te Haan, of in het water te werpen. In de maand Maart wedervoer dit lot aan eenen der gemelde bedienden, aan de Raampoort. Myne Heeren van den Geregte, om hier in te voorzien, deeden, eerlang, eene ernftige Waarfchuwing afkondigen , by welke het mishandelen aan het lighaam, of het fchelden met den naam van Verklikker, werdt verbooden, op eene boete van driehonderd Guldens, of van eene opfluiting in het Rasphuis, voor den tyd van zes •maanden. Zyne Hoogheid,, de Prins Erfïtadhouder,by zyne verheffing, onder andere, ook aangefleld tot Gouverneur-Generaal deiOost- en Westindifche Maatfchappyen, benoemde, in de maand May deezes jaars, tot deszelfs Reprefentanten, by de laatst$ 4 £«- Ernftige Waarfchuwingtegen het mis. handelen van de Bediendender blolecte.  ï75°. Deductie der AmfterdamfcheKooplieden , tot vast. (telling der Gouden Specieu. (e) Door Af hangkelyken moeten verftaan worden, die) welke , door flyring, aan, de Verkoopera verpligt en oiuterworpen zynj Welker getal dat der Vryen verre overtreft. 88 AMSTERDAMS III. Deel. gemelde Maatfchappy, de Heeren Jan van Marfelis, Regeerend Schepen, en Thomas Hope. Sints eenigen tyd hadt de Koophandel merkelyk nadeel geleeden, door de verwarringen , omtrent de gangbaare Gouden Zilvermunten ontdaan. Om hier omtrent eenen vasten voet te beraamen, leverden de Kooplieden een uitvoerig Vertoog over, aan Heeren Burgemeesteren, van deezen inhoud: „ De groote disorders, welke omtrent de Goude Speciën in zwang gaan, daar dezelve anders tot het grootlte gemak en nut zouden verftrekken, zyn nu oorzaak van zwaare en geduurige fchaden en moeilykheden , zo 'voor'óns Land, 's Lands Kasfen, de Negotie en meest alle de Onderdaanen, en byzonder voor die van de andere Provintiën, en ook voor onze Zuiden Noord - Hollandfche Steden. Nogthans deelen wy, namelyk de afhangklyke (Y) Kooplieden onder ons, nevens de neeringdoende Ambachts- en arbeidslieden, mede daarin en wel zo, dat de daaglykfche fchaden en verdrietelykheden, welke wy daardoor gevoelen, ons federd een geruimen tyd hebben opgewekt en aangefpoord, om zo veel ons mooglyk was , naauwkeurig en ongeintresfeerd ha te gaan en te onderzoeken waar uit dit kwaad ontftaat, en hoe het ten  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 89 ten besten van een ieder te heritellen is; hebbende ten dien einde Projecten gemaakt, en aan allerlei lieden vertoond, als aan vrye en ook aan afhangklyke Kooplieden, Speciehandelaars, Esfajeurs ert voornaame Wisfelaars, enz. en hunne aanmerkingen gehoord en daarin gevoegd , de daar tegen ingebragte zwaarighèden weggenomen, en dus dezelve Projecten veelvuldigmaalen veranderd, in zo verre dat ons niets meer is voorgekomen . dan alleen ongefondeerde en zulke bedenkingen, die wy klaarlyk-bemerkten te fpruiten uit particuliere Intrest, of om in den Koophandel, by hunne buuren of evennaasten voor uit te zyn. En dus is 't alles op dit punct uitgekoomen, namelyk dat geene GoudeSpeciën, die te ligt zyn, gangbaar, nog de wigtige boven dewaarde of Negotie Cours behoorden aangenomen te worden , gelyk de Inhoud van ons ingegeeven Request dicteert; want dit veroorzaakt een geduurige en byna onlydelyke fchade onder het gemeen, welke twee a vyf per cent beloopt, zo als 't Request duidelyk aanwyst, en een ftremming in de rouleering van 't geld, om hier nog niet te fpreeken van den ondoorkomelyken last, en daardoor ontftaane onlust by den handeldryvende: want hoe fchaars de gelden en hoe liegt en traag de betaaling federd het opkomen van den Oorlog geworden zyn, fchrikt een iegelyk haast geld te zien aankomen, 't zy het gebragt of van buiten toegezonden 'word,uit vreeze, van Goud en de moeilykheden daaruit voortF 5 ko-  po AMSTERDAMS III. Deel. komende, welke veelal, zelfs onder anders goede vrienden en goede luiden, toe ky ven uitbarflen, en dezelve met moeilykheden van een doen fcheiden, zonder de voorgenomene Negotie te beginnen of te volvoeren ; om niet te fpreeken, van 't geene dat onophoudelyk van buiten toegezonden wordt, waardoor men byna geen Rekeningen kan fluiten, en ten minften van vyftig wel dertig ongefloten moeten blyven, terwyl aan de een tien, andere vyf, andere drie of minder manjteerende is, en van verfcheidenene na lang openflaan toch niets komt. Ook word 'er veel geld gezonden, dat geheel voor Rekening van den Afzender moet blyven leggen, en andere Posten moeten in natura te rug gaan, vermids de zenders het niet tot die Cours of dat gewigt willen afflaan, als de ontvangers het konnen aanneemen, waardoor ze beiden in dubbele vragten en zyvaare onkosten vervallen , en de verkooper intusfehen geen betaaling, heeft, welke hier door dikwils weder i of een | jaar vertraagt; en dit alles caufeert een onbcgrypelyke moeite en meerder fchryven, zodanig dat men de tyd, welke men hoognoodig heeft om zyn Negotie of neering voorttezetten, aan deeze verdrietige materie moet verfpillen, en waardoor men fteeds hoort klagen en zeggen ? byzonder door lieden uit andere Provintiën komende:och!dat toch eens die disorders herfteld mogten worden, want men word gedwongen, aan te neemen daar men niet mede kan betaalen. En zo lang dat  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 91 dat bly:c duuren, namelyk dat het Goud, te ligt zynde of boven de Cours, door opdringen aangenomen moet worden, zullen niet alleen de Particulieren, maar zelfs de Lands, de Provintiaale en Stede Kasfen daarvan overkropt zyn en blyven. Want het is gantsch Naturel, zo lang als men te Amfterdam op de Beurs of by Speciehandelaars Dukaaten kan koopen voor i per cent minder als 5: -5:- om nog niet te fpreeken van flegter vreemde fpeciën, en die men in de Noord- en Zuid-Hollandfche Steden, of andere Provintiën, als Friesland, Gelderland, O verysfel,'tzy vry willig, of by opdringen kan kwyt raaken, zo worden daartoe altoos baatzugtige gevonden; hoeveel meer nu daar 'er i^a twee percent op kan geprofiteerd worden ? en dat is de reden, dat 'er duizenden uit de Munten naar Duitschland en elders verzonden, en voor gekogte goederen, weder met zo veel voordeel in ons Land ingebragt worden; behalve de meenigte nieuwe Keulfche Dukaaten, die men thans invoert, welke doorgaans ligter dan de Hollandfche vallen. Zelfs buitenlanders, die te Haarlem, Leiden en Rotterdam, enz. Fabrie. ken of andere goederen zullen koopen, komen met hunne Wisfels op Amfterdam, koopen Dukaaten tot de Cours (zomtyds ligte daar nog meer voordeel op is) ook Spaansch Goud tegen fa'.-4:- a 4f, en betaalen daar mede in die Steden tegen fg: - 9: -, om niet te zeggen, dat andere voor zilver Geld expres Spaansch Goud koopen,  92 AMSTERDAMS III. Deel. 1750. pen, waar mede hun arbeidsvolk als Timmerlieden, Metzelaars, Hout- en Steenkoopers, ook Boeren voor de Beesten of het zuivel betaalen, om winst te behaalen. Uit het voorfchreven dan blykt klaar, dat het ruim zo veel de zaak van de andere Steden en Provintiè'n is daarop te liaan, dat H. H. M. hierin voorzien, als die van Amfterdam en Rotterdam, fchoon meestal gedagt word, dat die Steden hier in byzonder of meerder belang hebben, en aanhouden dat geen Goud boven de Cours ontvangen zal mogen worden; en op dien voet zullen Dukaaten, offchoon men die niet zal behoeven te ontvangen, zo gangbaar en waardig zyn als Guldens, en van ieder gaarne aangenomen worden, en een gantfche doorftraaling in de Negotie en Speciën verwekken, en ons Land zal voor zulke fchaden, als het federt agt a tien jaaren geleden heeft, altoos gedekt zyn. Want flapt het goud of de goüde fpeciëa buiten 's Lands, zelfs zodaanig, dat een Dukaat minder dan ƒ 4: - rendeert, gelyk wel eer gebeurd is, de Cours alhier volgt terftond; en ryst het buiten, even zo volgt het in ons Land, en doet ons altyd overvloed hebben. De Staat zal ook die naauwkeurige oplettenheid niet noodig hebben, wanneer in andere Landen gelden afgezet, verminderd, of tegen te hooge Pryzen boven de intrinfique waarde geflageh worden, om door Plakaaten zyne onderdaanen te waarfchouwen, gelyk nu in opzigt van de Brabandfche Munten wel zoude fchynen te vereisfehen, van waar  XXVI.Boek. Geschiedenissen. 93 waar men zig nog veel in ons land zal *750' ontlasten van Gouden Dukatonnen tegen ƒ 15 : -15: - zo als ze by de eenvoudige bekend Haan en aangenomen worden, als zynde van een mindere waarde of Cours (welke nu maar ƒ 15 - of minder is) onkundig, nog weetende, dat ze dezelve mogen weigeren. En die brengen of zenden ze ons dan weder by meenigte, waardoor wy alzo onbefchryfelyke moeilykheden, maar zelden vergoeding krygen. Even zo is het thans met de Lunenburger Pistoolen, die onlangs in dat Land verminderd zyn, en waar van de Cours alhier circa ƒ 96 AMSTERDAMS III. Deel, worden, dan die in evenwigt zyn, mee de goude fpeciën. En dac hec H. H. Mog. gelieve de zwaarte derzelve te publiceeren, even als het hun gelieft heeft te doen in het laatfle Plakaat van de Goude Ryders, en dat met een aas remedie, die dan reëel remedie , en ook (zo wy meenen) genoeg is: want meer remedie geeft aanleiding tot affnoeijing. Dit aas kan aan het fchaalfnoertje vastgehegt blyven , en aldus in weinig tyd een groot getal gewikt, en het zwaare vaardig uit het ligte onderkend worden. De oude of thans in gebruik zynde blokjes alzo te veranderen, baart weinig onkosten en omflag, en niet meer dan men die wel eer pleeg te eiken. , „ Het oogmerk van deeze Deductiè is alleen om de aanmerkingen, welke ons tegen het Request zyn voorgekoomen, by voorraad uit den weg te ruimen , en het geen wy daaglyks omtrent deeze materie ervaaren, met allen eerbied te communiceeren, daar het zelve zoude konnen dienen ; met verlangen , ingeval nog zwaarigheden mogten opkoomen , daarover gehoord te mogen worden." Byvoegzel. „ Men heeft niet konnen mankeeren, hier nog by te voegen, dat niettegenftaande een ieder verblyd was te zien , een Request tot weeringe der ongemakken en fchade op de goude fpeciën vallende, wy* na  XXVI. Boëk. Geschiedenissen, 97 na dat de Deductie gefchreeven en het Request in gereedheid was, nog Kooplieden ontmoet hebben, die van de volgende gedagten zyn: 1. „ Dat als H. H. Mogende viyheid geeven om Dukaaten en vreemde goude lpeciën te mogen ontvangen, en de boven verzogte orders gefteld worden op de gewigten, als ook omtrent de Cours, dat daaruit zeer ligt begreepen zal worden, dat een ieder verpligt is, dezelven te moeten ontvangen, even als het nu is, omtrent het Plakaat van den eenendertigden Maart 1749, waar by het H. H. Mogende geliefd heeft ons te ontlasten van dat geen dat meer dan zes Azen te ligt is; ergo, zegt men, word het andere voor gangbaar verklaard of gehouden, en wy worden genoodzaakt dat te ontvangen, derbalven ook gy lieden. 2. „ Dat niettegenftaande de verzogte veranderingen ten uitterften goed te keuren zyn, en zeer veel fchade op de Negotie Penningen voorgekoomen zullen worden, dezelve nogthans geen Courante gelden worden, maar Incourant blyven; en de ervaarenheid heeft geleerd, dat ieder zig daar van het eerfte tragt te ontdoen, zo zullen veelen daartoe, uit aanmerking van de voorz. vryheid, vooraf bedingen met die fpeciën te betaalen, terwyl fommige, om by hunne nabuuren in de Negotie voor te leggen, dezelve gereedlyk zullen aanneemen, waardoor dan meest alle anderen ook weder genoodzaakt of gedrongen XVI. Stok. G zul- 1750.  08 AMSTERDAMS Hl. Deel. zullen worden, die te ontvangen, en alzo* de Courante gelden, gelyk als nu, byna blyven, offchoon dezelve overvloedig zullen wezen, onzigtbaar, dewyl men fustirieert, door middel van den Gouden Ryder dubbelde fomme te zullen hebben; maar ieder fteeds onder zig zal behouden, en dat dus zal continueeren niets te rouleerert dan Negotie penningen of vreemde fpeciën. „ Hierom was hun lieder verlangen, dat het H. H. Mogende mogte behaagen r dat alle Negotie penningen, zo vreemde als eige Munten, voor ongangbaar werdent verklaard, of anders dat de Onderdaanen van den Staat malkander daarmede niet zullen konnen of mogen betaalen, maar alleen met Staate Stantpenningen , ea dat de voorz. Negotie penningen alleen van buitenlanderen zullen mogen worden aangenoomen, en alzo hun volkoomen Effect als Negotie penningen blyven doen, konnende vry in - en uitgaan, en buitenlanders hunne gekogte waren, tot en niet boven de Cours daarmede betaalen. En die, welke ze van buitenlands ontvangen, wederom konnen verhandelen of verwisfelen met een\ of ten hoogften i per cent fchade , daar ;er nu i\ per cent of meer verlies op is. i „ Aldus fustineeren ze, zouden de Difficulteiten, die in 't voorige nog mogtert opgeflooten gebleven zyn, weggeruimd worden , terwyl dan Particuliere perfoonen, als lieden van Rang, Renteniers, geringe er» Arbeidslieden enz. niet met Courfe nog gewigten ce doen zouden hebben, zelfs binnen- 6 land-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 99 landfche Kooplieden niet. En die, welke dezelve van buitenslands ontvangen, zyn altoos de waarde of Cours kundig, even als de Agio van de Bank, en alzo zou de Speciehandel en verwisfelinge meerder zyn, en de toevloed van Goud overvloedig blyven, en tevens de Koopman van de groote fchade ten voordeele der Buitenlanderen bevryd zyn. „ Tot llot, dat de ingekroopen misbruiken gevaarlyk en de herftelling of ftuiting daarin ten uitterften noodig zyn, zal zig ten klaarften opdoen, wanneer men overweegt, dat de fpeciën veel al voor j en i per cent omgezet, Millioenen aan Goud om 1 per cent voordeel uit Engeland ontboden , en veele Koopmanfchappen, om twee a drie per cent winst verhandeld, en daarentegen aan de voor Koopmanfchap ontvangene fpeciën by verwisfeling twee a vyf per cent verlooren moet worden. Op zulk een fondament kan geen goed gebouw blyven liaan". in dit zeilde jaar, in t welk de Nieuwe Synagoge der Hoogduitfche Jooden, op de Houtmarkt, werdt voltooid, benoemde zyne Hoogheid, als Gouverneur Generaal der Westindifche Maatfchappye, tot Directeurs der Sociëteit van Suriname, de'Heeren Gerrit Hooft Gerritz. en G. Kuiflen van Hoefen; en zulks in de plaats der Heeren Gerrit Corver en Mr. Herman van de Poll, die, daarvan, vrywilligen 1 affland gedaan hadden. \ Ter gelegenheid van het gefchil, tusG 2 fchen Gerrit Hooft Gerritz. rn G. Kuiften fan Hoeren worden Directeurs/an de 5ociëeit van surinane. 175  i/51. Verfchil met Zeeland , over het regt op de Kolonie Esfe. quebo. 1*. van de Poll worde Daljuw van Amftelland. Ordonnantievoor de Wyn koopers in Holland. Eed, van hun gevorderd. ioo AMSTERDAMS IH.Dekl. fchen de Hollanders en Zeeuwen ontftaan , over bet regt op de Kolonie Esfequebo, werdt, in het volgende jaar, een zeer breedvoerig Advis uitgebragt door de Voorzittende Kamer van Amfterdam (f). Geen klein genoegen, hoewel teven» eenige verwondering, baarde het, by veelen, wanneer, in de maand Maart deezes jaars, de Heer en Mr. Pieter van de Polloten zynen tyde,door zyne Hoogheid, als Burgemeester, ontflagen, nu tot Baljuw van Amftelland werdt aangelleld. Van nieuws ontftondt, omtrent deezen tyd, ginds en elders, merkelyke beweeging. In de maand May deezes jaars was, door de Staaten van Holland en Westfriesland , vastgefteld en afgekondigd , een Plakaat, inhoudende eene verdere uitbreiding van eene voorgaande Ordonnantie, op den Impost van Wynen en Brandewyn. Volgens dit Plakaat moesten alle Wynkoopers, in deeze Provintie, binnen den tyd van zes weeken, na de afkondiging, en vervolgens jaarlyks, afleggen den volgenden Eed: Ik N. N. Wynkooper beloof en zweer, dat ik den Impost op de Wynen, Mee* Azynen, mitsgaders op de Brandewynen en Gedestilleerde wateren gefield niet zat fraudeeren of doen fraudeeren, of gedoogen dat zulks met myne kennisfe gefchied directelyk of indirectelyk. Zo waarlyk helpe my God Almagtig! Ingevolge hier van s VI Nederlandrche Jaarboeken 1751, bl. iSo—ïoi. Va. ótrlandsch IVoordenbuek op liet Artikel Esfequebo»  XXVI.Boek. Geschiedenissen. ïoi van werden de Wynkoopers, in alle de Steden, door Schepenen - Kommisfansfen, gedagvaard tot het doen van deezen Eed. Die van Amiterdam en Rotterdam weigerden zig daar aan te onderwerpen; voor reden geevende, dat zy zig daar omtrent bezwaard vonden. Het gerugt hier van kwam niet ter ooren der Dordrechtlcne Wynhandelaaren, welke den Eed gedaan hadden, of zy verzogten, daar van onrjlagen te zyn, vermids zy, aan 't bevel van 's Lands Staaten, hadden gehoorzaamd, in de onderftelling, dat zulks', door alle de Wynkoopers in Holland , was gefchied. Om den Eedweigeraaren, in de gemelde Steden, eenigermaate, te gemoete te koomen, werdt, op den zevenden van Juny, by Hun Ed Groot Mogende vastgefteld eene nadere Afkondiging, behelzende eenige verzagtingen van den gevorderden Eed en tevens vrywaaring beloovende aan de geenen, welke dien Eed zouden doen Tevens werden Schepenen-Kommisfarisfen , te Amfterdam en Rotterdam, gelast, om aan den Gaarder der gemelde Middelen eenen dag teftellen, tegen welken hy de Wynkoopers moest oproepen tot het doen van den voorgefchreevenen Eed De veertiende der genoemde Maand, was daar toe bepaald. De volgende orde moest, daar by, worden in agt genomen. Eerst moesten opgeroepen worden de Hoofdlieden, en vervolgens de oudlte gildebroeders, elk naar zynen rang van jaaren, Byaldien een of meer Wynkoopers, dus 3 G 3 °P 175*. Die ge- .vx-i^erd vordt. Nader Plakaat.  löi AMSTERDAMS III. Deel. 1751. Publicatie alhier gedaan, ter weeringevanalle zamenrottingen. opgeroepen , weigeragtig bleeven in het doen van den voorgeleiden Eed, zouden, op ftaanden voet, hunne Kelders en Pakhuizen geflooten, en aan dezelve geene Uicflagbiljetten mogen gegeeven worden, toe dat zy den Eed zouden gedaan hebben. Ter voorkoominge van alle opfchuddingen en ongeregeldheden, geduurende het afneemen en doen van den Eed, deeden Myne Heeren van den Geregte, op den negenden der gemelde Maand, eene ernftige Waarfchuwing afkondigen. Dezelve behelsde een ftreng verbod, aan de Wynkoopersknegts, om, in al dien tyd, op of omtrent het Stadhuis te verfchynen ; onder bedreiging, dat al wie bevonden werdt , dit gebod te hebben overtreeden, genomen zelfs dat hy geene onbehoorlykheden hadt gepleegd, voor den tyd van zes Maanden, in het Rasphuis, opgeflooten, en voorts, ten eeuwigen dage, buiten de Stad zou gebannen worden. Hoognoodig was zulk eene Waarfchuwing, omdat kwalykgezinde lieden niet gefchroomd hadden, van tyd tot tyd, zwaare dreigementen uit te flaan, tegen de Wynkoopers, ingevalle zy den Eed deedcn;als mede, omdat, al eenigen tyd geleeden, eenige Wynkoopersknegts zig vervoegd hadden op de Zaal van het Stadhuis, met hunne ftopmesfen gewapend, 'om daar mede hunne Meesters af te fchrikken. • Niet zonder vrugt was deeze Waarfchuwing. Op. den veertienden en eeni- t • ge  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 103 ge volgende dagen , verfcheen, ongehinderd, te Amfterdam, voor SchepenenKom misfarisfen, een goed aantal Wynkoopers, en deedt den gevorderden Eed. Te Rotterdam, egter, bleef men by de weigering: weshalven ook geene Biljetten van Uit- of Inflag aan hun werden uitgegeeven •, 't welk aldaar een genoegzaamen ftilftand in den Wynhandel ten gevolge hadt. Dit duurde aldaar drie weeken, geduurende welke j uit hoofde van de menigvuldige Kommisfiëii, herwaarts gezonden, het getal van hun, welke den lied deeden, dagelyks toenam. De Rotterdammers, een geheel verloop van Wynhandel dugtende, werden thans te raade, uit het midden hunner, eenigen der voornaamften naar 's Graavenhage, aan Hun Ed. Groot Mogende , tc zenden, tot het doen van hun beklag. Het zelfde gefchiedde ook van Amfterdam, door de zulken , die , omtrent het doen van den Eed, nog weigeragtig bleeven. Doch zy deeden eene vergeeffche reize. Thans werdt hetbefluit genomen , zig tc vervoegen by den Prins Erfftadhouder. Maar dit hadt geenen voortgang , doordien de Rotterdamfche Wynkooper G. Haagedoorn, midlerwyl, goedvondt, den Eed te doen; 't welk eene zo geweldige gisting, in de gemoederen van 't gemeen, veroorzaakte, dat zyne Wooning en Pakhuizen geplonderd werden , en hy eene fchade leedt, welke op ruim vyf. denduizend guldens werdt gefchat. Aldus- bleef de zaak hangen, tot op den G 4 veer- Eenigen doen alhier den Eed. De Rotterdammers volhardenby de weigering. VergeeffcheKommisfienaar 's Graavenhage.  104 AMSTERDAMS III. Deel. -75»r Srerk Plakaat derStaaten. Waar op meest allen den Eed doen. Zeker Vraagboekjewordt verbooden. veertienden van Augustus, wanneer, om de Eedweigerende Wynkoopers, in de gemelde twee Steden, tot het doen van den Eed te verpligten , by Hun Ed. Groot Mogenden, eene nadere Publikatie werdt vastgefteld. Zy behelsde een nieuw aan» fchry ven, aan de Gaarders der gemeene Middelen , om de Wynkoopers, welke den Eed nog niet hadden afgeleid, te dagvaarden , voor Schepenen Kommisfarisfen; met by voeging, dat de zulken, welke niet verfcheenen, niet meer als Wynkoopers zouden worden aangemerkt, noch binnen den tyd der twee eerstkoomende jaaren, tot den Wynhandel, mogen toegelaaten worden. Opdat, evenwel, de Koophandel , hier door, geen nadeel zoude lyden, werdt vastgefteld, dat aan de zodanigen, in de hoedanigheid van Faktoors, Zeehandelaars of Grosfiers, biljetten van In- en Uitllag zouden mogen afgegeeven worden ; mids zy, ten opzigte van de hoeveelheid, welke zy uit- of infloegen, zig zorgvuldig gedroegen naar de Ordonnantie op de Wynen en andere Sterke dranken. Thans gefchiedde de Eed by kans algemeen, uitgezonderd door de zodanigen , welke zig voor Faktoors of Zeehandelaars verklaard hadden. . Het gevreesde onweder was naauwlyks overgedreeven, of men zag, uit een anderen hoek , eene buy opkoomen. In en nog geruimen tyd na het jaar 1748, hadt het, geftadig, fpotfchriften geregend. Het gefiagt der liroodfchryvertjes was nog niet uit-  XXVI.Boek. Geschiedenissen. io$ uitgeftorven; van tyd tot tyd vernieuwden zy hunne aanvallen tegen zommige Regenten , met oogmerk om de Gemeente tegen dezelve op te zetten. Inzonderheid hadt men zulks vernomen , zints het afkondigen van het Plakaat, raakende den Eed der Wynkoopers. Onder andere werdt, in deeze Stad, onder de hand,verfpreid zeker Kort en Beknopt Vraag' hoekje, waar in de Prins Erfftadhouder, en verfcheiden Leden der Regeeringe van deeze Stad , zeer fmaadelyk werden ten toon gefteld. Tegen dit en andere fchandfchrifcen deeden Myne Heeren van den Geregte, op den agtften van September, eene ernftige Publikatie afkondigen (g). Zyne Hoogheid de Prins Erfftadhouder, gelyk, van elders, bekend is, was, op den zevenentwintigften van Augustus, verfcheenen in de Vergadering der Algemeene Staaten, tot het doen van eenen allezins loflyken voorilag, .ftrekkende tot herftel van den Koophandel. Zo veel genoegen gaf deeze Voorilag ter Beurfe van Amfterdam, dat, in eene Vergadering der aanzienlykfte Kooplieden , werdt beilooten , eenigen hunner af te vaardigen naar 's Hage, om, uit aller naam , den Prinfe te bedanken voor deszelfs zorge en oplettendheid, en tevens, over nog eene andere zaak, zyne Hoogheid te onderhouden. Tot deeze plegtige bezendinge werden benoemd de Heeren Hendrik Bicker, voor het Comp- toir ■ (jz) Neuerlandfche Jaarboeken 1751, bl. 841. G5 1751- Deputatie van AmfterdamfchaKoopdeden , isn zyna Hoogheid,  1751- Zyne Hoogheidwordt giek. P. Burin an doet een LykOratieop 106" AMSTERDAMS III. Deel. toir van Andries Pels en Zoonen; Jan CU ford, voor George CU ford en Zoonen; Jan Testas, voor Pieter Testas en Zoonen; Abraham Scherenberg, Louis MU chel en Bartholomeus van den Zantheuvel. Zyne Hoogheid ontving de Heeren met zyne gewoone minzaamheid. Doch eene ontfteeking in de keel, nevens eenige koortsagtige ongefteldheid, gedoogde thans geen breedvoerig gefprek. Nogthans beloofde dezelve, zo ras de ftaat zyner ge» zondheid zulks zou gedoogcn, de Heeren , tot eene-nadere byeenkomst, te zullen uitnodigen. Door den Generaal Baron van Burmania, 's Prinfen Opperhofmeester , werdt de Bezending op een pragtig middagmaal onthaald. Eene onverwagte verergering van 's Prinfen ongefteldheid verhinderde hem, zyne gedaane belofte te volbrengen. By de koortfe , van welke zyne Hoogheid , op den zeventienden October, werdt aangetast, kwamen andere toevallen, welke, fpoedig, toenamen , met zulk eene hevigheid, dat 'men , op den twintigllen , aan deszelfs herftellinge wanhoopte. Niet ongegrond was deeze vreeze. In den nagt van den tweeëntwintigften overleedt de Erfftadhouder-, van welken men, niet 't onregt, zig zeei* veel goeds beloofd hadt. Op den eigen dag van 's Prinfen overlyden, deedt de Hoogleeraar Pieter Burman, alhier, in de Nieuwe Kerk, op den 'gewoonen Predikftoel , eene zeer fraaije Lykrede, in de Latynfche taaie , op het af-  XXVI. Boek. Geschiedenissen. 107 affterven van Mr. Jacob Philip d'Orville, Oud - HoogJeeraar in de Historiën , Welfpreekendheid en Taaien , op den veertienden van September, in den ouderdom van vyfcnvyftig jaaren, overleeden. De Predikltoel en het geftoelte van Burgemeesteren waren, by die gelegenheid , met zwart laken bekleed. Geene kleine droefheid veroorzaakte de tyding van 's Prinfen dood, by zeer veelen, in deeze Stad, alwaar, vervolgens, op last van 's Lands Staaten, eenen tyd lang, op gezette uuren, driemaal 'sdaags, de Klokken geluid werden. Op den agtëntwintigrten nam de Vroedfchap het ber fluit., over dit fterfgeval den rouw te draagen ; om zynen aanvang' re neemen , overeenkomlBg met de fchikking van het Hof, op den zevenden van November. By den Krygsraad, gelyk ook by den Kerkenraad der Hervormde Gemeente , werdt diergelyk een befluit' ge* nomen. Ten blyke van het belang, welk Heeren Burgemeesteren, in het overlydeii van zyne Hoogheid, fielden, gaven dezel- 1 ve bevel, dat de Nederduitfche Schouw- 1 burg, van den drieëntwintigften van Oc-( tober tot aan den vyfdenden van November, zou geflooten worden. Ter gelegenheid van 't Vorflelyk flerf-1 geval, werden de voorheen gemelde Af- «i gevaardigden, uit het midden der Amfler- * damfche Kooplieden, van nieuws, benoemd j tot eene bezending naar 's Hage. Hun n last hielde in, om der Prinfcsfe Gouver- 1 nan- •1751. J-P- • d'Orvil. Ie. De Vroedfchap , Krygsraad en Kerkenraadneemen den rouw aan over den Prins. 3e Ichouw» mrg eelooten. [oinii*Gean de iooplie- erj aar den faage ,  -751- om H. K. H. den rouw te beklaa- gen. BER- to8 AMSTERDAMS Gesch. III. Deel. nante den rouw te beklaagen, over 't verlies van haaren Gemaal; doch tevens om de goede dienften en medewerking van haare Koninklyke Hoogheid te verzoeken, ter bevorderinge van de gewigtige belangen des Koophandels. Op den dertienden van November hadden de Afgevaardigden gehoor ten Hove. In hoe verre de beloften, door Mevrouwe de Gouvernante, by die gelegenheid , gedaan , zyn nagekoomen, zal uit het vervolg blyken. Volgens Befluit van den jaare 1735, was de Diakonie der Hervormde Gemeente, in deeze Stad, aangefteld tot Erfgenaame van zodanige perfoonen, welke, geduurende den tyd, dat zy , van haar, onderftand genooten, overleeden. Op den zestienden van Juny deezes jaars werdt dit Befluit verder uitgebreid, en gemelde Diakonie gemagtigd , ingevalle haare gealimenteerden , door erfenis of anderzins , bevoorregt werden, en vervolgens geenen uitkoop gedaan hadden , het geheele beloop van den gedaanen onderftand te mogen aftrekken (A). (f0 Vervolg der Handvesten , bl. 11.  109 DERDE DEEL. GESCHIEDENISSEN VAN AMSTERDAM. ZEVENENTWINTIGSTE BOEK. Amsterdams Geschiedenissen, van het jaar 1752, tot in het jaar 1759. F en droevig ongeluk gebeurde, te Amfterdam, op Zondag, den zestienden van January des jaars 1752. De fteenen Sluis, of brug, leggende over de Heeregragt, tusfchen de Leidfcheftraat en het Koningsplein , een gevaarte, lang tagtig en breed dertig voeten, ftortte in, in zulker voege, dat de puinhoopen eene zeer zonderlinge vertooning maakten. Verfcheiden men-" fchen, terwyl het ongeval gebeurde , zig op de Sluis bevindende, werden daardoor ongelukkig, Twee kinderen en eene vrouw verlooren hun leeven onder de puinhoopen. Anderen, in 't water gevallen, werden , met moeité, gered. Sints dien tyd heeft men naauwkeuriger agt geflagen op den toeftand der Sluizen ; en, toe heden -75^ Een Sluis over de Heeregragtftorcin.  tra AMSTERDAMS III. Deel. SiadsSchoo.len opgerikten eene jaarlyk fche Kollekte daar voor vasrre- fteloC toe , genoegzaam zonder tusfchenpoozen, nieuwe Sluizen, of bruggen, aangeleid, of de oude herfleld. Reeds in het jaar 1745, hadden de Regenten der Huiszittende Armen, aan Heeren Burgemeesteren, kennis gegeeven van het groot aantal behoeftigen, die door hen bedeeld werden; doch tevens, dat hun het vermogen ontbrak , om derzelver kinderen in de gronden der noodzaaklykfte weetenfchappen te doen onderwyzen: terwyl, volgens de Keuren, het hun niet vry ftondt, zig te bedienen van het önderwys in de Diakonie-Schoolen. Hierom gaven ze aan Hunne Ed. Groot Agtbaarheden in bedenking, of dezelve niet zouden kunnen goedvinden, eenige Stads-Schooien op te rigten, voor kinderen van allerlei Gezindheden, en zonder eenig bezwaar van fchoolpenningen voor derzelver Ouderen. Burgemeesteren en Vroedfchap, dit voorftel in overweeging genomen hebbende, namen 'er zo veel genoegen in, dat ze, terftond, beflooten, dit ontwerp in het werk te Hellen: gelyk het ook, met een goeden uitflag, werdt volvoerd. De kosten der Stads-Schooien, welke, federt dien tyd, jaarlyks, hadden bedraagen veertienduizend Guldens, waren, tot nog toe, verflrekt uit Stads Kasfe. Thans, egter, liepen dezelve zo hoog, dat men zwaarigheid vondt, dezelve, voortaan, op den gewoonen voet, te verfchieten. Dit deedt Heeren Burgemeesteren, op den agtftert Maart deezes jaars, het befluit neemen* «~-j jaar-  XXVII.Boek. Geschiedenissen, iii jaarlyks, aan de huizen der goede Ingezeetcnen, eene Kollekte of Inzameling te laaten doen, door de Wykmeesters; en, opdat elk daar van mogt verwittigd zyn, des Zondags te vooren, in de Kerken van alle Gezinten, door het voorleezen van eene aankondiginge, daar van kennis te geeven. Dit gefchiedt nog, en met een zeer gewenschten uitflag. Niet ondienltig hebben wy het geoordeeld, hier te plaatzen het Reglement, behelzende de fchikkingen op deeze nutte Inrigting. Orde -wegens de directie van den Schoolmeester en Schoolmeesteresfe. ,, i. Het School zal moeten gehouden worden, des Zomers van agt uuren , tot des middags ten half twaalf; en des nademiddags van twee tot vyf uuren; en des Winters van negen tot twaalf uuren des morgens, en des nademiddags van twee tot half vyf uuren, en zal des Winters alleen worden Avond-School gehouden, van den eerften October tot den eerften April van zes tot agt uuren. ,, 2. 'Er zullen geen Vacantien zyn, dan op de Feestdagen en Hoogtyden van Kerstyd, Nieuwe Jaar, Paasfchen, Hemelvaartdag, Pinxteren, de Zondagen, Bededagen en geduurende de Kermis; zullende het aan den Meester gepermitteert zyn voor de Kermis van September drie dagen , en daartoe verkiezen zodanige dagen van de week als hy zal goedvinden j voorts zal pok -75*t Reglement der StadsSchoolen.  tU AMSTERDAMS III.Deèl, ook geen School gehouden worden des Zaturdags nademiddags. „ 3. En alzo de vreeze des Heeren het beginzel is van alle wysheid en gelukzaligheid , zo zullen de Schoolmeesters en Schoolmeesteresfen , als hunne eerfle en voornaamfte pligt, hunne uitterlïe betragting hebben aan te wenden, om door hun eigen en godvrugtig voorbeeld, zo wel als een goed en trouw onderwys , in het hart van de hun toebetrouwde jeugd, met alle zagtzinnigheid, vriendelykheid en overtuiging en aandrang , by alle gelegendheid in te prenten, een levend begrip van Gods Alomtegenwoordige Majesteit , midsgaders van haare verpligting om aan haaren Schepper te leeren denken, in de dagen haarer jonglingfchap. ,, 4. Ten dien einde zullen de Schoolmeesters en Meesteresfen, op de beste en bekwaamfte wyze, met allen ernst tragten te verhoeden, dat hunne Schoolleren, nog in het School, nog (zo veel mooglyk) buiten hetzelve op de ftraaten, zig komen te bezondigen met vloeken, zweeren of Gods heiligen Naam te misbruiken ; als mede dat de Schoolieren geen andere kwaade dertelheden of boosheden, als krakeelen, fcheldnaamen te geeven of vegteryen , 't zy onder malkanderen, of tegen andere kinderen of menfchen, komen te pleegen. „ 5. Integendeel zullen de Meesters en Meesteresfen de kinderen tragten in te fcherpen, dat zy zig allezints en ten allen tyden ftü houden en gefchikt aanftellen en  XXVII.Boek. Geschiedenissen, tig en wel voornaamentlyk dat zy, zo in het fchool als op de ftraaten , en in hunne huizen, zig eerbiedig moeten gedraagen, tegen alle die God de Heere tot eenige aanzienlyke bedieningen zo in 't Politiek, als in 't Kerklyke , boven hen gefteld heeft, en in 't byzonder tegen hunne Magiftraaten, Leeraars, Ouders en Meesters; doende hen tevens begrypen , wat dankbaarheid , liefde en gehoorzaamheid zy aan dezelve verfchuldigd Zyn. „ 6. Die hier tegen doen , zullen zy daarover vermaanen en beftraffen, en, zulks niet helpende, behoorlyk kastyden, doch met alle vaderlyke befcheidenheid, niet in toorn , niet heftig, maar onder vermaaninge en met klaare bewyzen, aan hun te geeven, van zulks alleen te doen uit pligt, en tot hun eigen best, om hen van den weg des bederfs te redden; en indien zulks alles niet helpen kan, of de kwaadaartigheid van humeur en gedrag van een fchoolier te hoog loopt, zal de Meester daarvan kennisfe geeven aan de Infpectooren, om daarin naar bevinding te voorzien. „ 7. Voorts zullen de Meesters en Meesteresfen hun best doen, om op de bekwaamfte wyze de kinderen van jongs aan in te fcherpen, de eerfte beginzelen van de Christelyke Religie; en ten dien einde aan de kleinfte of minst gevorderden, zo dra zulks doenlyk zyn zal, van buiten doen leeren: Het Gebed omes Heeren; de XII Artikelen des Geloofs ; de X Geboden ; het Morgen en Avond Gebed, als mede £ XVI. Stuk. H het  ïi4 AMSTERDAMS ÏII.Deel. ïiet Gebed voor en na den Eeten, zo alsdie liaan agter de Gedrukte Pfalmboeken; en het Kort Begrip dér Christelyke Religie , ftaande mede agter de Gereformeerde Pfalmboeken. „ 8. Die dit alles van buiten kunnen, zullen zy verder laaten leeren eenige voornaame Schriftuurplaatzen of Pfalmen , en dan voorts alle weeken, die geene, welke daar toe reeds bekwaam zyn , doen van buiten leeren een Zondag van de Heidelberg fche Catechismus, en wel den Zondag , welke des Zondags daarna Haat gepredikt te worden. „ 9. En van dit alles zal de Meester, daarover Catechifeerende , elk kind naar maate van deszelfs begrip eenen verllandigen indruk zoeken te geeven, en de zeiven van jongs af te gewennen, zyn eigen verftand en oordeel te gebruiken; en wyders zal hy de grooteren zo veel mooglyk vermaanen en verpligten om des Zondags ter Kerke te gaan, en in des Zondags Catechifatie, en des Maandags rekenfchap eifchen , of zy ter Kerke en in de Catechifatie geweest zyn, en wat zy daarvan onthouden hebben. „ 10. Tot de oeffening in den Godsdienst , zullen worden bedeed des Woensdags nademiddag en des Zaturdags voordemiddag , als wanneer de kinderen zullen moeten opzeggen, het geen hun is gegeeven van buiten te leeren, als mede om te worden gecatechifeerd en geoeffend in het xingen van Pfalmen op Nooten. „ 11. De  XXVÜ.Boek. Geschiedènissèn. 115 11. De Schoolmeester en Meesteresfe zullen de kinderen wyders met alle neerftigheid onderwyzen , in het fpelden en leezen , en de Schoolmeester in het byzonder zal de geene, die daartoe beginnen bekwaam te worden, ook leeren het fchryven en de beginzelen van de Cyfferkonst. „ 12. De Schoolmeesteresfe zal de Meisjes mede onderwyzen, in het braaijen of eenig ander nuttig handwerk. „ 13. Geene andere fchoolboeken zullen mogen worden gebruikt, als welke by de Infpectooren zullen geoordeeld worden , het beste tot goed onderwys en ftigting te dienen. „ 14. De Schoolmeester en Meesteresfe, zullen den tyd tot fchool houden beftemd mede neerftig waarneemen, zonder zig van het fchool te abfenteeren, of andere in hunne plaats hetzelve te laaten waarneemen, gelyk zy ook de kinderen daartoe iliptelyk houden zullen, dat zy zig by tyds in 't fchool laten vinden en buiten ziekte niet thuis blyven; ten welken einde ieder fchooltyd, door een van de oudfte fchoolieren, de naamlyst van alle zal worden opgeleezen, om de afweezende aan te teekenen, en aanflonds naa den fchooltyd, door een 1 van de oudfte en bekwaamfte fchoolieren naar de reden van hunne abfentie by de Ouders te doen verneemen. En zullen de Meesters en Meesteresfen de kin-* deren daar benevens ook gewennen om alle goede burgerlyke gemanierdheid, zo in het inkomen als uitgaan van het fchool, H 2 en  '116 AMSTERDAMS III.Deeiw en verder daar hec te pasfe raag komen, te betoonen. „ 15. Zoo dra de kinderen zyn ter fchoole gekomen, zal de Meester door een van de bekwaamfte discipelen, by toerbeurten, ftaande by deszelfs ftoel, met alle eerbiedigheid, terwyl alle andere mede over einde liaan , laaten doen des morgens het ordinaire Morgen - Gebed + en, by 't uitgaan, het Gebed voor den Eeten, en des nademiddags, by het aangaan van 't School, het Gebed na den Eeten, en by het uitgaan het Avond - Gebed, zo als ook de Meester van den hoofdzaaklyken zin en inhoud van die Gebeden ter occafie van het Catechifeeren, de kinderen zo veel mooglyk een begrip en indruk zal zoeken te geeven. „ 16. En om de kinderen te gevoeglyker en met des te dieper indruk tot het Gebed te leiden, zal hy voor het doen van elk Gebed, laaten zingen, een yan de Rym-Gebeden, met zodanigen einde agter onze Pfalmboeken, door onze Voorouderen gefield, onder de naamen van Morgen- en Avond-Gebed, en het Gebed voor- en na den Eeten, om dus met een levendiger inprenting de gemoederen van die jonge en meerendeels onbefchaaf-' de jeugd te doen gedenken aan haare dagelykfche pligt tegens God den Heere. „ 17. Nog zal dezelve Meester, door een van de daartoe bekwaamfte discipelen, ftaande by des Meesters ftoel, by beurten' na het gedaane Gebed-doen leezen, des 1 ' ■.- ■ * v003>  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 117 voordemiddags een Kapittel uit het Oude Testament, en voornamelyk uit een der Historifche Boeken, als Gene/is, Exodus, Numerl, Deuteronomium, jfofua, Rigteren, de twee Boeken Samuels, die der Koningen, Ezrav Nehemia en Esther, en des nademiddags uit het Nieuwe Testament, in de Euangelien en Handelingen, als wanneer de andere fchoolieren met ontbloote'hoofden zullen toeluisteren, en, die zo verre gevorderd zyn, in hunne Bybeltjes en Testamenten ftilletjes naleezen, om zig dus te gelyk aan het nét icezen en aan Gods Woord te gewennen. „ 18. In het Avondfehool zullen toegëlaaten worden de kinderen zo jongens als meisjes boven de twaalf tot zestien jaaren/eh daarin worden önderweezen in het leezen, fchryven en cyfferen; alsmede die geene, welke daartoe bekwaamheid en genegenheid zullen hebben, in de Navigatie en beginzelen van de Wiskunst, en za? het zelve Avondfchool begonnen met Onze Vader, en geëindigd worden met hef Avond-Gebed, 't welk gedaan zal worden door een van de oudften, aan welke de Meester zulks zal gebieden. „ 19. Om de kinderen te meer tot ie ver en naarftigheid aantefpooren,. zullen door Infpectooren, mee een daartoe gepaste vermaaninge aan die geene, die zig meest geëvertueert hebben, tweemaal des jaars, te weeten op het einde van ieder zes maanden, te beginnen met den eerften January, uitgedeeld worden zes prysjes , te weeH 3 ten, 1752.  ïiS AMSTERDAMS IILDeel. ten, drie voor de jongens en drie voor de meisjes, beltaande de eerfte prys in een Bybeltje, de tweede in een Testamentje en de derde in een Pfalmboekje, en zal de Meester op het eerfte blad zulks noteeren, met den naam van het kind, en'den tyd, waar op de prys is uitgedeeld. „ 20. De Schoolmeester zal geene kinderen inneemen, dan op fchriftelyke order van dc Regenten van de Huiszitten- Huizen, voor zo veel derzelver kinderen aangaat, en van de Infpectooren, voor zo veel betreft de kinderen, welker Ouders van den Armen niet zyn gealimenteert, of gefustineert worden; welke fchriftelyke orde zal zyn van het volgende Formulier, § n : J!J- '>'• " ■"' • ■ | De Meester m V Publiek Kinder-fchool', fiaan.de op zal gelieven in zyn Onderwys aanteneemeu ' oud jaaren waar van de .Ouders (of Vader of Moeder) zyn ' Nft. e'n'NN. . ' - • : - wmen-df-'r' loorT^fcr;cvA svlös ïarf Tb 3 -NN. Regent; - ol> è lMv« m r. ' " ly ■ NNl Jtfpectar. % 21'. Dë Meester zal gehouden zyn pen exacte Lyst-of Notitie te moeten houden van de kinderen, derzelver Naamen, ouderdom , wöanplaatzen, en den tyd, waarop dezelven in 't School gekoomen zyn, als mede van die geenen, welke met kennisfe en goedvinden van de Infpectooren fear uit weder zullen vertrekken, niidsga- ders  XXVII..Boek. Geschiedenissen. 119 ders den tyd van derzelver vertrek, en einSk van den naam van den Regent of Infpector! die het briefje zal getekendJiebben wop eenig kind in de Schoole werd leadmiteeft; of daar uit gedimit- teertrEn voor zo verre eenige kinderen'zónder permisfie van de voornoemde rnfPectooren, doch met kenmsfe hunner Ouderen he School komen te verlaten, £l de Meester gehouden zyn, daar van kenntfe by een fchriftelyk Notitie te geev n welke" dan de Ouders van zodanige kinderen (geene Huiszittenden zynde) voor hUn of voor een van hun zullen mogen ontbieden, en daar over berispen maanen, zo als zy vermeenen zullen te beh'Tnbe Schoolmeester zal ook gehouden zyn, alle veertien dagen te zenden In den eriten Infpector, en ook aan den oudften Regent van de Huiszitten - Huizen, ten opzigt^van de kinderen tot dezelve.gehooSe, een Lyst of Notitie van de kindeX ie in de. School gekoomen, en van ?e keenen, die daar zyn uitgegaan met byvoegn\g van derzelver naam, ouderdom, die van hunne Ouders en woonplaatfen De Schoolmeester zal aan de In. fpècto'oren, by derzelver drie; ^an^k fcheVifitatie:,opregt bengt hebben te doei van de vordering en het gedrag der fchoo Sren.ten einde dezelven daar over ge «reezen, en met premien op zyn tyd be foond, óf anderzLs geftraft en gecorn H 4 SeeJ t x  175?. iso AMSTERDAMS III. Deel. geert zullen mogen worden naar behooren. „ 25. Indien eenige Ouders, gealimenteerd of gefubfidieerd wordende, nalatig of weigerig zouden mogen zyn, hunne kinderen, niet gaande op een Ambacht of Handwerk, noch werkende op het ZydeWindhuis, ter Schoole te laaten gaan, of dezelve, zónder voorafgaande Permisfie van de Infpectooren, van het School zouden neemen, of thuis houden, zo zullen de Infpectooren van 't zelve School de Regenten van de Huiszitten - Huizen daar van Informeeren, welke ais dan zodaanige Ouders geen verder alimentatie of fubfidie zullen geeven. „ 16. Ook zullen alle zodaanige Ouders mede ia die penaliteit vervallen, byaldien zy hunne kinderen ter School gaande, niet behoorlyk fchikkelyk en zuiver van ongedierte houden, en zy daartoe, een en andermaal, te vergeefsch door de Infpectooren vermaand en beftraft zullen zyn. „ 27. De Schoolbehoeften zo van Papier, Pennen, Inkt, als van de nodige Boekjes tot leeringe, zullen aan den Schoolmeester gefurneert worden door de Infpectooren , wanneer hy dezelven zal verzoeken , en daarvan overgeeven een Lyst ..of Notitie; welke Schoolbehoeften .hy Schoolmeester zal gehouden, zyn, fpaarzaamlyk uittedèelen en te gebruiken , als mede. de kinderen te vermaanen , 'dezelve rein ■ en ongebroken te bewaaren, en niet alleen der kinderen r.aamen op het aan hun gegee- ven  XXVlI.BoEic. Geschiedenissen, 321 ven wordende Boekje te fchryven, met den tyd wanneer dezelven aan hun zyn uitgedeeld, maar ook daarvan Notitie houden, om daaruit ten allen tyden te konnen zien, of en wat aan ieder gegeeven is. 28. Voor ieder School zal aan den Schoolmeester gegeeven worden de kwantiteit van Manden Turf en ponden Kaarfen. „ 29. De Schoolmeesters en Schoolmeesteresfen zullen zig wel hebben te wagten, van de kinderen eenige Prefentjes of Belooningen te vorderen of te ontvangen , onder wat pretext of benaaminge zulks ook zoude moge wezen; ook ;van eenige fnoeperyen aan de kinderen te verkoopen ; als mede geduurende den fchooltyd, aan iemand buiten het School eenig onderwys te geeven, j „ 30. Aan den ingang van ieder School zal een Armbos geplaatst, worden , welke ieder vierendeel jaars zal geopend worden door de Infpectooren, die daarvan de fleutel zullen hebben en bewaaren; en zullen dezelve Infpectooren van het geene daarin bevonden zal worden , als dan disponeeren, zo als hier na in Artikel vyfendertig breeder zal worden geordonneert. ■ Nopens de orde buiten het School, „ 31. Tot Schoolmeesters en Schoolmeesteresfen zullen geene andere Pcrfoonen worden aangefteld, als die gehuwd en lidmaaten zyn van de Gereformeerde Ker- H 5 " ke,  las AMSTERDAMS III. Deel; ke, en daarenboven na voorafgaande examinatie bevonden zullen worden, tot het Schoolhouden dc vereisen te bekwaamheid te hebben, en bekent te liaan voor lieden van*' een allezints onbefproken en fligtelyken handel en wandel; en zal dezelve aanflellinge gefchieden door de refpective Infpectooren, onder Approbatie van Hun Ed. Groot Agtbaare de Heeren Burgemeesteren, zo als ook het Examen door de Infpectooren zal gefchieden. „ 32. De Schoolmeesters en Meesteresfen zullen hebben ' vrye woning in het Schoolhuis , en boven de Turf en KaarTen, tot jaarlyks Tractement genieten de fomma van zeven- of agt honderd guldens, het 'welk aan hun zal worden betaald in vier termynen, te weeten ieder vierendeel jaars een geregte vierdepart. En wanneer het komt te gebeuren dat de aangeflelde Schoolmeester of Meesteresfe komt te overiyden, zo zal het aan de Infpectooren ffean,den ovérblyvenden Man of Vrouw in derzelver bediening te continueeren, of te dimitteeren, zo als dezelve best en raadzaamst zullen oordeelen : met dien verfianden egter,- dat de langstlevende gecontinueert wordende, ook tefFens zorge zal moeten gedragen worden , dat een ander bekwaam Meester of Meesteresfe, daarby gevoegd worde , en het gefielde Tractement tusfchen dezelve dan zodanig verdeeld word, als met onderling genoegen, siaar reden en billykheid zal bevonden wórden-te behooren, » 33- Ten  XXVII.Boek» Geschiedenissen. 123 03. Ten einde de goede order en eb'fervatie van al het geene hier bevoorens nopens de Schooien geordonneerc en geftatueert is , ftand houde en zyn behoorIvk effect hebbe, is goedgevonden en verftaan, dat tot Opzigters of Infpectooren door de Heeren Burgemeesteren zullen worden genomineerd en aangefteld vier Perfoonen over'ieder School: te weten over ieder van de vyf Schooien, in welke voornaamelyk kinderen, van de HuiszittenHuizen, zo van de oude als nieuwe zyde, zullen worden onderwéezen ,'één Predikant, één Ouderling, één Regent van ieder der Hüiszitten-Huizcn en cén Diaken, en over ieder der drie anderen , één Predikant , twee Oudêtiïngeti en één Diaken, die om de twee jaarcn, en dö Predikanten en Regenten refpectivè om de drie ja*ren zuilen afgaan, en anderen in der afgaanden plaatfen zullen genomen en aangefteld worden (a). ' , , 34. Dezelve Infpectooren zullen , t z^"te :zaamen, het zy ieder afzonderlyk, ten allen tyden de refpectiveSchooien,aan Bïmné zorge en toezigt aanbevoolen, konnen en mogen bezoeken en viflteeren : doch zullen dezelven niet te min gehom den zyn , ten minflen ieder vierendeel jaar: gézarrientlyk de refpeétive Schooien var hun departement te gaan infpecteeren, er zig 0p de regeering en gefteldheid van he (a) Hierin is naderhand' eenige verandering S^oomcn m hei verraetriercirdet Schooien tot «ge W%#$ i 1 r  124 AMSTERDAMS III. Deel: zelve, zo mee opzigt tot de Meesters en Meesteresfen als tot ;de kinderen en Scholieren , informeeren, of ieder zig behoorlyk< van zynen pligt kwyte. « ,, 35.: De Infpectooren zullen ook by gelegenheid de neerftige en weltoeneemende fcholieren pryzen, de luije sof nalaatige ernffig.beftraftén, en aan die geenen, welke zy , op het getuigenisfe van den Meester, zullen oordeelen zulks te verdienen , geven ieder naar proportie van zyne jaaren, en naar maate de Infpectooren zullen oordeelen het best bedeed te zyn, een kleine gifte , uit het geene in den Armbos zal bevonden worden, zo verre het daarin bevonden wordende zal konnen toereiken; en zullen boven dien alle half jaaren, in de maanden Juny en December, worden uitgedeeld de Prysjes in Artikel negentien vermeld. „ 36. Indien zal bevonden worden, dat eenige der fcholieren reeds. genoegzaam gevordért zyn, om te kontfen worden gedimiteerd van het ter fchool gaan, zo zullen de Infpectooren, op het verzoek van de | ouders , of van die geenen , die het opzigt over dezelven hebben, aan de zodanige geeven een behoorlyk AffcheidsBiljet, door hun allen ondertekend , en by/de overgifte daarvan de kinderen vermaanen .tot verdere betragting van Godsvrügt,-, deugd en naarftigheid. ■» 37. Het geen tot betaalinge der Schoolbehoeften, zo van Boekjes, Papier, Pennen'en,Inkt, als Prysjes, enz. zal wórden  XXVII. Boek. Geschiedenissen. t&5 den vereischt , zal alle vierendeel jaars, op ordonnantie van Hun Ed. Groot Agtbaare de Heeren Burgemeesteren, aan de Heeren Infpectooren worden gefurneert en voldaan, volgends een fpecificatie of Notitie , by dezelven aan Hun Ed. Groot Agtbaare ten dien einde overtegeeven. 38. De Infpectooren van alle de Schooien zullen op het einde van iéder vierendeel jaars te zaamen by den anderen komen, en vergadering houden in de Confiftorie-Kamer; en zullen dezelven by rapport eikanderen verflag doen van de geiteldheid van ieder School, en in overweeging neemen, of en wat verder ten beste van dezelve Schooien en Schoolieren gedaan en geordonneert zoude behooren te worden; doende van tyd tot tyd ordentlyk Notitie houden van al het wezentlyk , 't welke zal worden beraamd en gedaan, zo in vergaderingen van Infpectooren van alle de Schooien, als van de Infpectooren van ieder School in het byzonder. „ 39. De Infpectooren zullen vervolgends ook gehouden zyn, door hunne gezamenlyke Gecommitteerden , van ieder School één, met het begin van de maand Maart van ieder jaar, aan Hun Ed. Groot Agtbaare rapport te doen, en verflag geeven van hunne bevinding en omtrent de gefteldheid derzelve Schooien, en daar benevens dienen van hunne confideratien er advis, indien zy zouden vermeenen , da iets verders of anders ten nutte en best< zou 1752 1  Lotery ten behoevevan Urk en Emmeloord. Hó AMSTERDAMS OLtikm ■ zoude "konnen of behooren gedaan te worden. „ 40. Dat ingevalle by de driemaandelykfche Infpeccie bevonden zoude mogen worden eenige disorder of defect, 't geen een prompter of fpoediger voorzieiiinge vereischc, zo zullen de Infpectooren van zodanig een School, waarin zodanig defect of disorder zal voorkoomen, gehouden zyn, daar van telken reize zonder vertrek aan Hun Ed. Groot Agtbaare kennisfe te geeven, ten fine van voorzieninge en redres. „ 41. De Infpectooren zullen tot het beleggen van de Generaale Vergaderingen van Infpectooren van ieder School in het byzonder, midsgaders tot het verrigten vari zaaken en doen van boodfchappen tot de Schooien fpecteerende, en geene andere, mogen gebruiken, den dienst van de oudfte en bekwaamfte Schoolieren, onder hun refpectif opzigt ftaande. „ 42. En zullen van dit Reglement gedrukte Exemplaaren gegeeven worden, zo aan de Infpectooren , als door dezelven aan de refpective Schoolmeesteren, ten einde dezelven zig daarna precifelyk moeten reguleeren." Op den veertienden January deezes jaars, werdt, te deezer Stede, met verlof, van Hun Ed. Groot Mogende , eene Lotery uitgefchreeven, ten behoeve van de Stads Ambagtsheerlykheden Urk en Èmmehord. Zy beftondt uit twaalfduizend Loten, ieder van vyftig Guldens, bedraagende dus eene fon>  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 127 fomme van zesmaal honderdduizend Guldens. Niet meer dan de helft der penningen behoefde, door de Inleggers, gefourneerd te worden. Zy betaalden, in de Eerfte Klasfe, tien , in de Tweede zestien, en in de Derde Klasfe vierentwintig Guldens. De Inzameling gefchiedde, van den zeventienden April tot den dertienden May , in het geweezen Wyn - Comptoir, en de Trekking, van de Eerfte Klasfe, in de Stads Herberg, in de Plantaadje. Alles liep af in eene voegzaame orde. Boven hebben wy melding gemaakt, van eene bezendinge, van eenigen der aanzienlykfte Kooplieden, aan wylen zyne Hoogheid, met oogmerk om dezelve te bedanken voor de gedaane voorflagen, ter verbeteringe van den Koophandel. De Algemeene Staaten, die 's Prinfen voorflagen, insgelyks, met dankerkentenisfe, hadden aangenomen, hadden , vervolgens, dezelve verzonden aan de byzondere Gewesten , en deeze wederom affchriften daar van ter hand gefteld aan de Kollegiën tei Admiraliteit, met verzoek, om, zo drc mogelyk, Hun Hoog Mogenden te die nen van advis. Het leedt niet lang , o: de Kollegiën van Holland en Zeeland dee den hunne bedenkingen inbrengen, ter tafe der Algemeene Staaten, die, kort daar op vastftelden, een Project - Plakaat , Regie ment en Orde , omtrent het aangeeve: der Koopmanfchappen, en alles, 't geen deswegen, moest in agt genomen worden liet Plakaat beftondt uit tweehonderd vier er 1753, I75S- De Kollegiënter Admiraliteit gee* ven hun Advis , over de verbetering van den Koophandel. I t  i28 AMSTERDAMS III. Deel, Generaa PostComptoir gebouwd. Ï754- Ken. fcbetze van D. Raap. entachtig Artikelen. Hierop volgde eert Project-Ordonnantie op het Tranjïtoir, in vierendertig Artikelen; en, eindelyk , eene Project-Lyst van de inkoomende en uitgaande Goederen I 't Is bekend, dat de Posteryen, in 'c jaar 1748, aan zyne Hoogheid Prinfe Willem den IV opgedraagen, door denzei ven aan het Gemeene Land werden afgeftaan. Vóór dien tyd hadt men, in deeze Stad, verfcheiden Post-Comptoiren , hier en daar verfpreid. Sedert werdt men te raade, alle dezelven in ééne plaatze te verzamelen. Geenen voegzaamer plek vondt men, ten dien einde, dan de Stads Paardeftal en Apotheek, ftaande op de Nieuwe - Zyds-Voorburgwal , agter en tegenover het Stadhuis. Burgemeesteren verkogten deeze gebouwen aan 't Gemeene Land , voor de fomme van vyfenveertigduizend Guldens. Men ging ftraks aan het vertimmeren, en bragt het Generaal PostComptoir tot ftand, 't welk nog in weezen is. In 't begin deezes jaars ftierf de berugte Daniël Raap. Zyne begraafenis vorderde de aandagt der Regeeringe, ter bewaaringe der openbaare ruste. Zie hier, in 't kort, 's Mans leevensfchetze. Hy dan , die zig , federt het jaar 1747, zo bekend gemaakt hadt, en befchouwd werdt als de beweegoorzaak van zo (J) Alie deeze Hukken vindt men in i!e Nederlandfcha Jaarboeken, 1752, van bl. 1001 tot bl. njo.  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 129 zo veele beweegingen en opfchuddïngen in onze Stad, was van natuure vry Wel befpraakt; maar afgunflig, trotsch en onverzettelyk van aart zynde , verpynde hy zig, zedert jaaren herwaarts, met den verheven ftaat, in welken hy Mannen van rang boven zig geplaatst zag, niet alleenlyk met afgunftige oogen aan te zien, maar ook geene eenigzins mogelyke middelen onbeproefd te laaten, om hen, in hunnen ftaat van eere, of op eene bedekte, of, zo deeze niet kragtig genoeg ware , op eene geweldige wyze , te belaagen 4 den voet te ligten en aan zyne heerschzugt, zo veel hem mogelyk ware, onderworpen te maaken. Na dat hy tot manlyke jaaren gekoomen was, bleek dit, allereerst, in de beweegingen, die hy omtrent den Godsdienst veroorzaakte. Opgewiegd in den fchoot van den ouden befaamden Deurhoviaan, Abraham Raap , was hy niet alleen een groot voorftander en verdeediger van het Systema van W. Deurhof, maar ook, benevens den eertyds berugten Nieuwmarktfchen Kousfenkoper, en daarna, als Diemermeerfchen Deïst, bekenden Pieter Bakker, en anderen van dien aanhang , een groot yveraar onder hen, die, met het ondermynen van het Kerklyke gezag, het zaad, ter voortplantinge van de gevoelens van Godverlocheninge en ontzenuwinge van den Christelyken Godsdienst, zo veel mogelyk, zogten te verfpreiden. Raap was jnede een, der voornaame deelgenooten XVI. Stuk. I on-  ï3o AMSTERDAMS III. Deel, onder hen, die Deurhof's Verklaring over het Boek Job, voor hunne rekening, ter Drukperfe bezorgden, en hadt, uit dien hoofde, behalven den fpyt over die mislukte onderneeming, ook mede gevoel van de fchade , die de aanleggers van dit Werk leeden, by het verftooren der geheime Drukkerye, waar op het zelve gedrukt werdt. ■ Hier zyn 'er, die opgemerkt hebben, dat dit voorval, by Raap, den aitereerften grond gelegd heeft van zyn misnoegen tegen de Regeering; en dat, dewyl dit, aan eenigen, bekend was, hy, in den jaare 5747, opgezogt en gercedelyk overgehaald werdt, om, benevens Rousfet , Boekelman en Gimnich, de oogmerken van hun, die, door verandering in de Regeering, hun belang dagten te bejaagen , te onderfteunen en kragt by te zetten. Wy hebben gezien, dat, in het jaar 1748, toen het gantfche land gefchudwerdt,door opgeraapte klagten tegen de Regeering, en de Doele, alhier, de dagelykfche vergaderplaats was van eene menigte, zo men zeide, misnoegden, maar, in der waarheid, meestal van lieden , die hunne bevordering in de verandering beoogden , Raap niet alleenlyk zig mede aan het hoofd derzelven ftelde, maar zyner afgunst zelfs zo verre den teugel vierde, dat, ware het hem, door eerlyker lieden, onder hen, die toen met hem zamenfpanden, niet, met geweld, belet geworden, hy, met zynen aanhang, bewerkt zou hebben, dat, door een  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 131 een hoop geringe lieden, daags vóór de komst van zyne Hoogheid in deeze Stad, het geheele 'lichaam der Regeeringe niet alleenlyk een openlyk fchandaal aangedaan , maar de vrye Conftitutie van Regeeringe , waar in Amfterdam, wat zwaarigheden den Staat ook overkwamen, altoos haare verkwikkinge gevonden heeft, voor altoos vernietigd zöu geworden zyn. Niettegenftaande deeze oogmerken, by lieden van een weinig kennisfe , ras zigtbaar werden, wist Raap, egter, door het gezwets , dat hy van zynen invloed maakte, en de voorfpraak, welke hy, voor geringe lieden , om htm amptjes te bezorgen, met goed gevolg, in 't werk ftelde, zulk eene agting by het gemeene volk te verwerven, dat hy, voor eenigen tyd, het oog der geheele waercld naar zig trok, en de vraagbaak was van veelen , die, of wegens hunne misdryven , of wegens zwaarigheden , waar in zy, of de hunnen , gewikkeld waren, raad en hülpe zogten. Dan , gelyk eene geblankette fchoonheid, wanneer zy aangeraakt en van naby bezien wordt, niet alleenlyk haaren luister verliest , maar ook in een voorwerp van veragtinge en afgryzen verandert, zo ging het ook met Raap. Na dat de blanketzels, van verligtinge in het opbrengen der lasten, en herftellingè der aloude voorregten, welke hy en de zynen breed uitmaten, dat de veranderde Regeering te we. ge brengen zoude, van naby bezien, en, door de ondervinding, valsch bevonden I a wa-  1754 ■13* AMSTERDAMS III. Deel, waren, zag men dat alle deeze voorgeevens geen ander oogmerk hadden, dan om hun, die niet verder zagen, de oogen te blinden , nopens een zo vuilaartig voorneemen, om eerlyke en braave Regenten, die, door veelheid van jaaren, in de bezorging van 's,Lands welzyn grys geworden y en in de kennisfe van deszelfs waar belang geheel doorkneed waren, zonder eenige de i minfte reden , van den ftoel der eere te ftooten. Van den beginne der beweegingen aan , was, onder al het gewoel van Raap en de zynen, door eenige, in 's Lands Historie kundige, mannen, die opgemerkt hadden r dat , by voorige buitengewoone veranderingen van Regeeringe, de zelfde praktyken in 't werk gefteld waren, dit oogmerk reeds gezien , en , daarom, de handelingen op de Doele, als voor den burgerftaat ten uiterften verderflyk, ten hoogften verfoeid. Maar toen de ondervinding deeze oogmerken, ook voor den minst opmerkenden , ten duidelykften ontvouwde, veranderde de agting, die Raap en zy» aanhang, by fommigen, in den beginne, verkreegen hadden, allengskens, in eenen algemeenen haat, en verlangen, dat de aanleggers van zulke verfoeijelyke handelingen, ten voorbedde van de tegenwoordige eeuwe, en het laate nageflagt, openlyk , geftraft mogten worden. Niet zeer lang na de verandering inde Regeering begon men de blyken daar van te zien, in zekere onder de hand uit-  XXVII. Boek.' Geschiedenissen. 133 uitgegeeven Schimpprent, waar in Raap en andere voornaame aandryvers der beweegingen vertoond werden, als aan den galg gehangen te zyn, en dus loon naar verdiende ontvangen te hebben. Van alle de overigen was Raap, egter, het meest gehaat, om dat men hem aanmerkte als een allerverderflykst werktuig, voor de vryhcid der Stad en haaren welvaart. Daarom jookte het hart van veelen reeds voorlang 'er na, dat, aan hem , een "voorbeeld, ten affchrikke van alle de overigen, gefteld mogt worden. Eenige blyken daar van zag men, in het algemeen genoegen over de , hem in ongelyk Hellende, uitfpraak van het zogenaamde Asch - proces (V). Nog duidelyker vertoonde zig dit, in de beantwoordinge van het geen hy, ter aanwyzinge van de noodzaakelykheid, dat de Wynkoopers onder eenen eed gefteld moesten worden, fchreef; als ook in eene menigte fmaadfchriften, die, op zyn perfoon en bedryf, in dien tyd, gemaakt en greetig gekogt werden. Doch allerduidelykst zag men het in de berugte omftandigheden, die zynen dood en de begraafenis van zyn lyk vergezelden; waar over wy nu omftandiger fpreeken zullen. Toen het gerugt zig verfpreidde , dat hy zodanig aan de Waterzugt kwynde , dat die kwaal , waarfchynelyk, in 't kort , zynen leevensdraad zou affnyden , zag men, Co) Zie de Nederlandfclic Jaarboeken van 1751 » bi. 329, SBOj 1057. I 3  4m 134 AMSTERDAMS JH. Deel. men, in zeker Testament, opgevuld met zo genaamde op zyn perfoon en bedryven zeer choquante dispofitiën, by uiterften wilr ïe,. betreffende zyne na te laatene Vrouw, twee Zoons, vyf Dogters en veele andeT ren, die, in den beginne der beweegingen, of vervolgens, zyner afgunftige oog* merken toegedaan waren, welk Testament, in grooten getale, onder het volk verfpreid werdt, den haat, in welken hy geraakt was, maar die nog in 't verborgen gekoesterd werdt, zig reeds eenigermaate open? baaren. Dan, deeze en meer andere bly* ken waren niets meer dan voorlooper§ van het geen, by en kort na zynen dood? ftondt te gefchieden. Hy llierf, op Donderdag, den tienden, January, des avonds omtrent zeven uure, Terllond zag men de blyken van het misnoegen , dat men, in 't verborgen, tegen hem opgevat hadt , zig openlyker vertoonen, Zyne Weduw zondt om veele Aanfpree? kers, die, naar de gewoonte deezer Stad, van zynen dood aan de huizen bekendmaaking zouden doen; doch zy kon daar toe naauwlyks iemand vinden. Zinryk was zekere fchildery, met welke , op den zelfden avond , toen Raap geflorven was , en op eenige volgende avonden, aan zeker Huis (d), alwaar te yoorcn wel meer eens een geestige fchcrts, jp, becldfpraak, op lieden, die tot den aanhang (70 Naamlvk in dc Waf moesftt»at. by- den Schier Engge i 4ocb dien zulks, op hco^e order, verbeoden werdt.  .XXVII.Soek. Geschiedenissen. 135 hang van Raap behoorden, vertoond was, geïllumineerd werdt. Men had een' Sater gefchilderd, op zyne agterfte pooten ftaande, die, in zyne twee voorfte pooten, een knol hadt met een langen ftaart, dien hy zo geweldig fcheen te knypen, dat 'er, langs den ftaart, in een fles, die onder denzelven ftondt, en op welke de Schilder gefchreeven hadt, Raapefop, vogt uitdroop. Op een volle fles, naast deeze ftaande, was het zelfde te leezen.' Onder aan het Schildery zag men , met groote letteren, gefchreeven: Al weer een Knol. Even als of het verbeelden wilde, dat de Duivel Raap, nu hy geftorven was, in zyne klaauwen gekreegen.hadt, en zig met hem, als met een prooi, vermaakte. De tyding van den dood van Raap werdt, den volgenden dag, door de geheele Stad bekend. Doch de rouwmaare was by de meesten eene reden van gejuich, vermits gy deezen dood aanmerkten, wel verre van den Burgerftaat nadeelig te zyn , als dien verlosfende van een zynen welftand benydend eö voor deszelfs behoudenis zeer gevaarlyk lid; van een voorwerp , dat vermaak vondt in de Beftuurders van het gemeene welzyn met vuilen laster te bekladden, en, door geduurig zaad van tweedragt te ftrooijen, de rust, zo hoodig voor den bloei en Welvaart der Stad, te verftooren. Alleenlyk fcheen het hun te fmartenl, dat de oorzaak van zo veele verderfJyke .onderneemingen, als Raap zig,in zyn I 4 lee-  136- AMSTERDAMS III. Deel, loeven vertoond hadt te zyn, ongeftraft geftorven was. Daarom hoorde men, by het verhaal van zynen dood, niet weinigen wenfchen, dat hy , die in zyn leeven de gevoelige ftraffe van denRegter ontkoomen was, na zynen dood, van zyne euveldaaden nog de fmaadheid draagen, en zyn lyk, daarom, in plaatfe van eene eerlyke Begraafenis te erlangen, ten fchrik van alle oproermaakeren , aan de galge opgehangen mogt worden. Onder het maaken van deeze en dergelyke aanmerkingen , in welke de haat en afkeer zig, beurtelings, langs hoe openlyker begonnen te ontdekken , zag men vast uit naar den dag , op welken Raap begraaven zou worden, terwyl veelen verzekerden , dat dan eerst de regte blyken der verbitteringe, waar in hy geraakt was, te zien zouden zyn. Men wil dat de Heeren van de Magiftraat deezer Stad, de drift der gemeente, by deeze gelegenheid zo hevig ziende blaaken, om de rust der Stad, zo veel moge-r lyk, te bewaaren, van ter zyde de Weduwe van Raap hadden laaten raaden, dat zy het Lyk, in ftilte, uit de Stad brengen en elders, buiten, al ware hét in eene der vrye Heerlykheden van de Stad, zou laaten begraaven; in welk geval Hun Ed. Groot Agtbaare betuigden, genegen te weezen, daar toe den noodigen bylland te verkenen ; doch dat de trotfche aart van Raap,  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 137 by zyn nagebleven' huisgezin, overgeërfd zynde , dit aanbod, met veel veragtinge, afgeflagen werdt, onder voorgeeven, dat Raap zig, in zyn leeven, als een man van fatfoen gedraagen hadt, en, derhalven, na zynen dood, ook eene eerlyke begraafenis hebben moest. En, inderdaad, het was niet zonder reden dat de Heeren van de Magillraat best dagten, deeze voorzorge, ter bewaaringe van de rust der Stad, ter hand te neemen; want het gevolg toonde duidelyk, hoe noodig zulks ware ; gelyk wy nu verhaaien zullen. Op Maandag werden de briefjes verfpreid, waar uit bleek, dat men voorneemens was, den volgenden dag, zynde Dingsdag den vyftienden January, het lyk van Raap, des middags ten twee uure, in de Oude Kerk te doen begraaven. Op den avond van dien dag zag men reeds de beginzelen der beweegingen, waar mede de dag der begraafenisfe gedreigd werdt. Eene menigte volks vergaderde voor het huis van Raap. Of het gefchied zy, om dat zy vreesden dat het lyk, des nagts, weggevoerd wordende, haare handen ontkoomen zou, of om eene andere reden ,. is niet klaar gebleeken. Zeker is het , dat dit volk , onder het uitbraaken van veelerlei fmaadredenen op Raap en zyne oproerige bedryven, in de duisternisfe reeds een begin maakte van openlyk te toonen, dat zy nu juist het grootfte ontzag niet hadden voor hem, die hen, in zyn leeven, zo grootlyks bedrooI 5 gen 1754  i33 AMSTERDAMS III. Deel; gen hadt. Dit gefchiedde, door, nu en dan , met fteenen in de glazen te werpen , die allen, in den morgenflond , wederom geflopt werden. Om der verbitteringe het voedzel te geeven., dat de partyzugt haar thans zogt op te disfchen, hadden eenigen zeker liedje doen zamenflellen, op het afflerven van Raap, 't welk dien avond, langs de flraaten, gezongen werdt, en dus aanving: Raap is dood! Kaap is dood! Zeker gezelfchap, welk dit liedje zong, kwam, dien zelfden avond, op den Vygendam, voor het huis van Raap, alwaar, gelyk wy zeiden, reeds veel volks vergaderd was, en vondt daar den knegt van zekere Mevroüw, die zig, in veroordeelinge van de drift des volks en in verdeediginge van den overleedenen ,eenigzins flerk hatende hooren, welhaast eene menigte der aanfchouweren om zig heen gefchaard zag, Hy, dezelven'willende ontvlugten, werdt van hun gevolgd en agterhaald in de Beursfteeg, alwaar hy genoodzaakt werdt, met den hoed in de hand, al het volk om vergiffenis te verzoeken, en, driemaal, met den hoed om 't hoofd zwaaijende, uit te roepen: Raap is een fchurk, om dat hy de Oude Regeering van den throon gebonsd, en de Doelisten daarop gebragi heeft. Het bovengemelde gezelfchap, hier op, in  KXVJI. Boek. Geschied en i sis en. ci39 in zeker huis een glaasje gaande drinken, kwam voorby hetzelve een kaerel, die als een Liereman, met een Toverlantaarn ,by den weg liep. Zy ,hem hoorende, riepen hem in, en vraagden, of hy genegen ware , voor eenig geld, al fpeelende, agtejr hen te loopcn; het welk hy aannam. Ter.ftond keerden zy weder naar den Vygendam, kwamen aldaar, onder het gezang van 't bovengemelde liedje, met den Liereman agter hen fpeelende , en bleeven onder den hoop daan ; doch de Dienaar van de Juftitie, die op deri Hoep llondt, waarfchuwde den Liereman, dat het daar de tyd en plaats niet was om te fpeejen, en dat hy,derhalven,heen moest gaan; het welk hy dan ook deedt. Maar het gezelr fchap, dat hem gehuurd hadt, zeide, dat zy hem aangenomen hadden om te fpeer len, en dat hy derhalven zulks ook doen moest; en dat zy naar andere plaatfen zouden gaan. Zy namen dan gang naar de Beursfteeg, en vonden aldaar een tweeden fpeelcr ; deezen namen zy ook aan. Van beiden, gelyk ook van eene menigte nieuwsgierigen, vergezeld, gingen zy , al zingende, Kaap is dood, enz. en fpeelende , de voornaamlle üraaten der Stad op en neder ; terwyl zy voor fommige huizen , in welke zy wisten dat menfchen woonden, die ook verre waren van hari> zeer te hebben over den dood van Raap, een paufe maakten, met een wemigiftij te iïaan en eenige reizen uit te roepen : Hoe fee! Raap is- doodl In  Ï4<5 AMSTERDAMS III. Deel. '1754. op- fchudding by zyne begraaving. In den morgenftond van den dag der begraafenisfe, vergaderde, voor hec huis van Raap, reeds eene menigte volks, die, als aanfchouwers, van het begraaven van 'c Lyk getuigenis zouden draagen. Dit getal, hoe meer de tyd der begraavinge naderde, "werdt langs hoe grooter, zodanig dat omtrent één uur op den middag, in de Warmoesftraat, op den Vygendam en op den Darn vóór 't Stadhuis , reeds veel meer volks verzameld was, dan doorgaans by het doen van Juftitie gezien wordt. Het volk ftondt op den Vygendam zo digt in één gepakt, dat niemand, dan met de uiterfte moeite, door het zelve heen konde dringen. Aldaar en in de Warmoesftraat, tot aan de Oude Kerkfteeg, waren alle de huizen geflooten, en van beneden tot boven met nieuwsgierige aanfchouweren opgepropt. In deeze omftandigheden moesten zy, die'het lyk draagen en de begraafenis bywoonen zouden, in het fterf huis vergaderen. Op dat zulks met te minder bezwaaringe gefchieden mogte, hadt men de Baar en Roef, waar mede het lyk gedraagen en bedekt zou worden, zo digt aan den ftoep gezet, dat 'er maar even vóór dezelve een toegang tot het huis was , terwyl op den ftoep behalven twee Aanfpreekers, gelyk den voorigen avond, om wat ruimte te houden, ook wederom een Dienaar van de Juftitie geplaatst ftondt, die zig, in dien post, wonder wel gedroeg. De leezer zal misfchien verwonderd zyn, dat het nog mo-  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 141 mogelyk was, voor hun, die de lykftaatfie vergezellen zouden , door zulk een menig» te volks heen en in huis te komen. En met reden voorwaar: want dit gefchiedde niet dan met de uiterfte bezwaarlykheid ; waarom dan ook flegts zeer weinige perfoonen, op verre na niet genoeg om de halve lykftaatfie uit te maaken, in huis kwamen, van welken fommigen, door behulp van den Geregtsdienaar en de Aan» fpreekeren, over de baar of over het poth uis heen klommen. Onder deeze, wil men , dat 'er een geweest is, die in den ftryd zynen mantel en bef verloor, terwyl de overigen, door het gedrang van 'tvolk, zo fterk van het huis afgedreeven werden, dat zy, na lang martelens, eindelyk blyde waren, in de ruimte te koomen en onverrigter zaake naar huis te kunnen keeren. Andere feitlykheden gefchiedden 'er op dien tyd nog niet. Onder al dit gewoel was de Magiftraat vergaderd gebleeven, en zag van'verre, door de glazen van het Stadhuis, den grooten toevloed van aanfchouweren, welke de begraafenis van het lyk onmogelyk maakten. Hierom zonden hunne Ed. Groot Agtbaare, omtrent kwartier vóór twee uuren, éénen hunner roêdraagende Boden, om het volk, uit naame van myrje Heeren van den Geregte, te beveelen, dat zy plaats zouden hebben te maaken, op dat het lyk ter aarde befteld mogt worden. Het volk hoorde hem, met den vereischten eerbied, zulks, op drie plaatfen, onder  142 AMSTERDAMS tti. Deel, de menigte openlyk uitroepen: maar vermits niemand iets anders fcheen te doen, dan alleenlyk te zien hoe de lykflaatfte af* loopen zoude, en aller nieuwsgierigheid daar naar bleef reikhalzen , hadt deeze order geene uitwerking: integendeel, na dat de Bode vertrokken was, werdt de aandrang zo groot, dat de Dienaar van de Juftitie, met de Aanfpreekers, het volk niet langer van den ftoep kunnende houden , beflooten,de toegangen tot denzelven te Hoppen, door de baar en roef tegen de pothuizen van het huis van Raap en van het daar naast ftaande huis, zo digt aan te zetten, dat 'er niemand tusfchcn door kort gaan. In deezen toeftand zag het volk vast' uit, of 'er geene toebereidzelen gemaak-f zouden worden, om het lyk uit het hms te draagen en op de Baar te zetten; want het was nu de tyd dat zulks gefchieden moeste Maar wat gebeurt 'er! Door het geweldig dringen van het volk, dat rondsom de Baar ftondt, en dewyl fommigen nu en dart op dezelve klommen , koomt 'er een breuk in den eenen arm derBaare; en deeze wordt, door geduurige nieuwe aanftuwingen onder de menigte, fchielyk zo groot, dat de geheele arm nedervalt. Niet zo ras was dit gefchied, of één onder den hoop neemt het afgebroken ftuk in de hand,heft het om hoog voor 't oog der omflaanderen, en doet daar door de lugt weergalmen van een algemeen Hoezé! over de tot zo verre bevogren' victorie; terwyl een  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 143 een ander, onder dit gejuig, het ftuk uit de hand van den eerften rukte, en, na het bezien te hebben, verder overreikte aan anderen, die onder zo groot een gedrang niet ftonden ; welke het op den grond wierpen en 'er vrolyk op dansten: waarna anderen het weder in de hand namen, en 'er de Warmoesftraat mede doorliepen, om alle de aanfchouwers te vertoonen, dat de Baar reeds gebroken was. Hierna werdt de aandrang van het volk, in plaats van te verminderen, allengskens grooter, en zelfs zo groot, dat, omtrent half drie uure, de Baar , in het midden, andermaal, aan ftukken brak: waar op aanftonds eenige jongens een touw aan het eene ftuk bonden, en het den Vygendam langs voortfleepten tot op den Dam, omtrent voor het Kromelleboogfteegje, alwaar zy, in het oog krygende, dat, op het Stadhuis , eenige Heeren voor de glazen ftonden om het werk van verre te aanfehouwen, ylings hunnen prooi verlieten, en met veel fpoeds de vlugt namen, terwyl ondertusfchen de een en ander aldaar een brokje van het afgebroken ftuk van de Baar plukte, om het als een Reliquie, ter gedagtenisfe van den uitvaart van Raap, te bewaaren. Onder al dit gewoel, waar door de lykbaar en roef aan ftukken geraakt waren, werdt onder het volk, voor het huis van Raap, een vaandeltje opgeworpen , op het welk , met groote letteren , gefchreeven ftondt, D. Raap Landverrader; waar mede het  1754- 144 AMSTERDAMS III. Dtiti het volk, door het nu hier, dan ginds heen te werpen , zig ruim een half uur vermaakte ; terwyl fommigen veel werks deeden, na dat zy het aan een ftuk van de gebroken roef vastgemaakt hadden , om het aan den luiffel van het huis, dat tegenover het huis van Raap ftondt, te doen opgehangen worden; doch te vergeefsch. Want debewooners van hetzelve bewoogen het volk, dat op den luiffel zat, om zig daar toe niet te laaten gebruiken, door hun te verftaan te geeven, dat, dewyl de onkundige menigte, het vaandeltje voor dit huis ziende hangen, misfchien meenen zou dat Raap aldaar woonde, of dat zy groote vrienden van hem waren, hen zulks in het uiterfte gevaar zou brengen, om andermaal eene plundering te ondergaan (e). Terwyl voor het huis van Raap alles dus in beweeginge was , zag men een nieuwe blyk van de trotschheid, die by zyn Huisgezin nog overgebleeven was. De Kollecteur Romans, Behuwdbroeder van den overleedenen, ging by Burgemeesteren verzoeken, dat het der Weduwe, dewyl, door het verbreeken van de lykbaar, de begraafenis, op de gewoone wyze , onmogelyk was geworden, vergund mogt weezen, het lyk, van haaren afgeftorven man, •met een lykkoets, te laaten be- C«) Dit huis was, toen Raap en de zynen de ooren vanhet volk hadden vol geblaazen , wegens de noodzaakelykheid van het aflchaffen der pagten, in het Jaar i748.geplonderd, om dat 'er een der Directeuren van het Wynkoo» persgild in woonde.  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 145 begraaven; doch Burgemeesteren floegen het af. In de avondfchemering begon de aandrang der menigte op de deur van het huis van Raap, tot welke, vermits de lykbaar nu geheel weg was, geen ander beletzel in den weg ftondt, dan alleen de Dienaar der Juftitie en twee Aanfpreekers op de ftoep, langs hoe fterker te worden. Men wil dat, in deezen toeftand, de Zoons Van Raap, en anderen van zynen aanhang, die nog in huis gekoomen waren om de lykftaatfie by te woonen, het water des gevaars thans tot aan de lippen ziende geklommen, met den blooten degen in de hand, zig in postuur gefteld hebben, om het volk, indien het, met geweld, zou koomen binnen dringen, een geweldigen tegenftand te bieden. I Voorzigtiger, egter, begreep het de Wethouderfchap, die, omtrent zes uure , andermaal, eenen haarer Boden naar het huis van Raap zondt, om deszelfs gezin, dewyl de ondervinding thans maar al te duidelyk leerde, hoe noodig het ware geweest den raad van Burgemeesteren te volgen, nogmaals aan te raaden, dat zy het lyk, elders buiten , zouden laaten begraaven, tnet aanbiedinge om daar toe den noodigen byftand te verleenen. Doch zulks, met de voorige bitsheid, wederom afgeflagen wordende , gebruikten Hun Ed. Groot Agtbaaren derzelver gezag, ter bewaaringe van de rust der Stad, en gebooden dat de Weduwe zig zoude hebben te wagten, voor de XVI. Stuk. K be- 1754-  *754- i4ö AMSTERDAMS Hl. Deel, bLraafcnisfe verdere zorg[* dragenj vyaut daf Hun Ed. Agtbaarh. daarop order zou- ^rSloS*^ de trom geroerd, om eetf,ge Kompagniën Burgers tegen agt^uurc, ia de wapenen tc doen komen. Voor het 'huis van Raap werden eenige Onderfchouten en Diemars der Juftitie geplaatst., om het volk, zo veel mogelyk, al te lm De Burgery, op den bepaalden tyd ver meld zynde, werden, behaiven op ande*e eewooie posten, buitengewoon twqe lompafiniëï geleid in de Nieuwe kerk., ^ éénT behalven de Kompagme, we ke Xn nagt de wagt moest hebben op het SSdhS- op dat, indien het volk net outStó overflocg.xy aanftonds by de hand mogren weezen om het geweld te kunnen fluiten. Ondertusfchen bleef Z Magiftraat vergaderd, en twee Kofonellen der Burgerye plaatften zig .oj> eene kamer, over het huis van Raap, om de beweegingen van naby gade *p San , en op dezelven een waakend oog te ^Niettegenftaande deeze voorzorgen, i?r den beghme, eenigen indruk maakten op ha volk, dat voor het Huis van Raap vergaderd was, zo dat deszelfs gedrang toen Sterk verminderde ,en veelen, che gekoomen waren om alleenlyk te zien, hoe het werk af zou loopen, -naar huis gegaan waren» ÏleefV egter, nog een goed aantal vau Schouweln .ftaan; door fommigen van welken, nu * deezen en dan weder u*  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 147 een anderen hoek, over het hoofd der Dienaaren van de Juftitie heenen , doqr de glazen van het huis vanRaap, nu en dan eenige fteenen geworpen werden. Deeze önordentelykheid vermeerderde in den laaten avond grootlyks: zo dat de Dienaars van den geregte, niet dan met veele moeite en gevaar, hunnen jaost konden waarjieemen. Door de Officiers der waakende Burgerye werden, om de beweegingen, zo veel mogelyk, te fluiten, nu en dan Patrouljes .Uitgezonden, om agt te geeven, hoe het, langs de naastbygelegen ftraaten aan het huis van Raap, inzonderheid op den Vygendam, gefteld ware, en geduurig door de menigte heen te trekken , om dezelve , ware het mogelyk, te verdeelen en haar huis te doen gaan. Daarenboven deeden de Bevelhebbers van die Patrouljes, terwyl zy , met hunne manfehap,, voor hec huis van Raap halte hielden, eens en an= dermaal aanfpraaken aan het volk, om het te vermaanen, dat het tog niet langer zig •hier ophouden, maar ieder naar zyn huis gaan zoude: want dat zy last hadden om de ;minfte feitelykheid met geweld te keer te gaan. Onder anderen muntte, hier in, uit, de Ed. Manhafte Heer Dirk Steen,hof, Kapitein van de Kompagnie Burge= •ren uit Wyk No. VI, die mer. zyn volk, •als de Kompagnie, die de wagt niet hadt, .op het Stadhuis lag , en verfcheidene reizen , in perfoon , met den. uiterften jjiadruk, deeze aanfpraaken deedt. Doch K a het  148 AMSTERDAMS ÏII.Deee. het mogt alles niet helpen: de menigte bleef daar zy was, en, zo ras de Burgery haar den rug hadt toegekeerd, beantwoordde zy telkens, met het werpen van eene menigte van fteenen in de glazen van het huis, de goede meening der geenen, die hen vermaand hadden. ■ Na elf uure, ih den nagt, zag men dit geweld langs hoe openlyker pleegen zodanig dat zelfs één onder den hoop, als Kapitein, ten■ aanhooren van alle de omftaanderen, order gaf, dat 'er op nieuws een begin gemaakt zou worden met gooien , door te roepen: bombardeer nu aan de linkerzyde^ en dan weder, bombardeer aan de regterzyde, enz. waar óp dan terftond een geheele zwerm fteenen volgde. De' Magiflraat Van den toefland dér zaaken kennis krygende, werdt aanflonds aan de Kompagnie Burgers, onderden boverigemelden Ed. Manh. Kapitein D. Steenhof, bevel gegeeven, om de toegangen tot den Vygendam te bezetten;'; 't geen de woede van het volk, voor eenigen tyd, beteugelde. Ondertusfchen hadden Hun Ed. Groot Agtbaare de Heeren Burgemeesteren, in 't voorneemen, om het.lyk, dien nagt, op een* tyd, als het veiligst gefchieden kon, te laaten begraaven, den Doodgraaver van de Oude Kerk kennis gegeeven, dat hy, dien nagt, het zelve-aan de Kerk te verwagten en in te neemen hadt; doch, om zeker -te weezen( dat zig geene anderén aandienden, dan die uit order van Hun Ed. Groot Achtbaaren kwamen, hy niemand zou  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 14^ zou hebben in te laaten, dan die het Woord Amfterdam hadt. Na dat de Kompagnie van Steenhof den Vygendam bezet hadt, oordeelden Hun Ed. Groot Agtbaaren dat het tyd was, om te bezorgen dat de begraafenis, met de vereischte veiligheid, gefchieden kon. Ten dien einde ontbooden Hun Ed. Groot Agtbaaren de Kapiteinen, die in de Nieuwe Kerk, en elders met hun volk lagen, by zig- en gaven dezelven order nopens het bezetten van den weg, dien men met het lyk zou neemen. Daarenboven gelastten zy den Kapitein der Ratelvvagten, dat hy eenigen van zyn volk in gereedheid hadde te brengen, om tegen alle aanvallen veilig te kunnen zyn. Het een en andere werdt terftond ten uitvoer gebragt. De twee Kompagniën, die in de Nieuwe Kerk lagen , waren die der Wel Ed. Manhafte Kapiteinen Frans Bosboom, uit Wyk No. XXIII, en Reinier Dibbits Brouerius , uit Wyk No. XXIV, De laatstgenoemde trok den Dam over, den Vygendam langs , en bezette de toegangen tot de Warmoesftraat, in de Pyl- en Visch - Steeg en eenige andere ftraaten flaar omtrent; de andere trok het Water langs, den Ouden Brug over, en zo de Warmoesftraat in, naar de Oude Kcrkfteeg, en floot de Warmoesftraat en voorts de Oude Kerkfteeg af: terwyl twee ande-re Korporaalfchappen, het eene van de Kompagnie van Wyk No. III, 't welk de fcoofdwagt hadt op de Anthonys - Waag, K 3 en 1754  Wyze van Bi graavir ge. AMSTERDAMS III. Deel. en het andere van de Kompagnie, die de hoofdwagt hadt op de Waag op de Botermarkt, de overige in de Warmoesftraat uitkoomende dwarsftraaten toeflooten. Toen alles bezet was, zonden Hun Ed. Groot Agtbaaren hunnen Secretaris, den Heer Nicolaas Geelvink den Jongen, vergezeld van een Officier en vier Schutters Uit de waakende Burgerye, om, den Vygendam langs en de Warmoesftraat door gaande , toezigt te neemen, of de bezetting wel in goede orde gefchied ware. Dé Heer Geelvink berigtte dat hy alles zo wel gefchikt gevonden hadt, dat hy zig durfde vleijen , indien Burgemeestëfen ooit befluiten mogten , om order te ftellen ter begraavinge van het lyk, 'er nimmer voegelyker tydsomftandigheden zouden uit te denken weezen , dan die 'er toen waren; waarop order gegeeven werdt, dat de begraafenis voortgang zou hebben. Dezelve gefchiedde op de volgende wyze. Het was nu ruim half drie uure in deri nagt. De drie Onderfchouten en meer dart " twintig Dienaars van de Juftitie, met omtrent twintig of dertig Ratelwagts, kwamen, vergezeld van een wit Sleeperspaard en zogenaamde Koekfleede zonder leuningen (niet van den Sleeper, die de geëxecuteerden van de Juftitie gewoonlyk wegileept: want deezè ftondt als Burger mede in de wapenen, en kon derhalven niet; maar van een' Sleeper, die naast by deezen woonde, en van de bedienden der Juftitie, toen  XXVILBoek. Geschiedenissen. 15* toen zy aan 'c huis. van den gewoonen Sleeper hoorden dat die niet met hun gaan kon , als de gereedfle opgezogt werdt/) aan het huis van Raap, met order van Myne Heeren van den Geregte, dat het iyk thans begraaven zou worden; waar op zyylings, door eenige mannen, de kist deeden opneemen, uitdraagen en op de fleede, die voor de deur ftondtnederzetten, zonder eenig kleed of andere dekking 'er over te leggen. Zo ras dit gedaan was, gebooden zy den fleeper ora zo fchielyk en met zo veel haast als hem immers mogelyk ware , zynen weg te vervorderen: want men vreesde nog al, dat het volk toefchieten en het lyk zou tragten meester te worden. Zo als de fleeper het paard de zweep gaf, ziet men dat de kist, door de verhaasting, verkeerd, en dus met het hoofdeinde naast aan de ageerde deelen van het paard,gezet was, Mea neemt derhalven in een fchielyk overleg, wat raadzaamer ware, de kist nog om te laaten zetten , of, ten einde geene gelegenheid te geeven om wegens het volk in gevaar te komen , flegts voort te ryden; het laatfte werdt > best geoordeeld. De fleeper jaagt daar op voort. Eene menigte Dienaars van de Juftitie met hunne Onderfchouten , gelyk ook de in gereedheid gebragte Ratelwagts, fchaarden zig rondsom de fleede, en met deezen volgde de Zoon van den overleedenen, Daniël Raap, in den rouw gekleed , met een hangenden lamfer, doch. zonder mantel, de Kollecteur K 4 Rq- 175^  *754- 152 AMSTERDAMS III. Deel, Romans, met een opgetoomden hoed, zonder lamfer en mantel, en nog eenige anderen ; doch de laatften zonder eenige orde of rang in agt te neemen, alleen maar, zo 't fcheen, om te kunnen getuigen, of het lyk ook elders anders heen, als naar het graf, gebragt werdt. Dus ging die lykftaatfie , met de uiterfte verhaastinge, de Warmoesftraat in, en vervolgens de Wyde Kerkfteeg door, tot voor de deur van de Oude Kerk. Hier bevondt zig één van hun, welke, van wegen de Magiftraat, het lyk mede geleir den zouden, en die, terwyl men bezig was met hetzelve , voor het huis van Raap, op de llede te zetten, vooruit gegaan, en derhalven, even voor dat men, met de lykftaatfie, tot aan de Kerkdeur voortfnelde, aan dezelve gekoomen was. Hy klopt aan en roept den Doodgraaversknegt toe, hy zou de deur hebben te openen. Deeze vraagt hem, wat zyn Woord was? hy antwoordt Edam\ dan doe ik den geheelen nagt de deur niet open, zegt de knegt, of gy moet my nadere order van Burgemeesteren brengen; hy zegt hier op, wel het is immers het regte Woord ? de knegt weder: het is niet. Zy raakten hierop met elkander aan 't redentwisten, onder het beweerendes eenen,dat hy het regte Woord al, en het ftellen des anderen dat hy het niet hadt. Terwyl dit gefchiedt, nadert de fleede , en men roept den knegt op nieuw toe: doe de deur open; deez' zingt wederom zynen ouden zang, en dit baarde veel verIe-  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 153 legenheids en navraagens, wat het regte Woord dan zyn mogte; waar op één van ailen zeide dat de Doodgraaver gelyk hadt: want dat het Woord niet Edam, maar Amfterdam was. Daar op roepen zy aan den knegt: gy hebt gelyk; want het Woord is Amfterdam; doe ons nu open. Dat zal. ik dan doen, zeide de knegt; en zo raswas het niet uit zynen mond, of hy rukte, als met ééne hand, de deuren open, en men reedt, met fleede met al, het portaal van de Kerk in. Door dit getalm kreeg het volk, dat aldaar het lyk ftondt op te wagten, gele? genheid , om nog voor 't laatst te beproeven , of zy hetzelve eindelyk niet in hunne handen zouden kunnen krygen ; men begon dus, op de Dienaars van de Juftitie en Ratelwagts, zo heftig met fteenen te fmyten, dat deeze zig genoodzaakt vonden, ter hunner verdeediginge, met hunne Hokken, braaf onder de menigte te flaan. Niettegenftaande alle deeze hindernisfen, geraakte de kist egter in de Kerk, en werdt aldaar door eenige mannen in de handen genomen, en gebragt in het Graf No. 45, dat voor Raap bereid was, en waar in het, met de uiterfte verhaastinge, om dat men vreeze hadt voor de woede van het volk, geworpen werdt. Na dat de begraafenis gefchied was , keerden zy, die het lyk begeleid hadden, weder naar het huis van den overleedenen, K 5 ter*  i$4 AMSTERDAMS. III. Deel. *754- Verbod tegen iiaain- looze Ge- fehfïf- ten. terwyl het paard met de fleede de Bierkaai langs reedt. Kort daarop verlcheen de Kolonel Hart* jens, en bedankte de Kapiteinen, wier Kompagniën de bezetting gedaan hadden, en het volk, uk naarae der Ed. Groot Agtbaare Heeren Burgemeesteren en de gezamentlyke Heeren Kolonellen, voor den yver en getrouwen byftand , die, ter bewaaringe van de rust der Stad, in deeze omftandigheid, zo vaardiglyk door hen getoond was; en gaf daar op order dat het volk weder naar hunne posten aftrekken, zoude. Veelen van het Gemeen begaven zig wederom naar den Vygendam, met oogmerk om hunnen moed aan het huis te koelen; doch zy werden daar in door anderen wederhouden. En dus eindigde dan ook deeze nieuwe beweeging, die van erger gevolgen hadde kunnen zyn. Met den aanvang deezes Jaars, vonden de Heeren van den Geregte, ter weeringe van veelvuldige fchriften, waar in de eer van de Hooge Regeeringe deezer Landen ten uiterfte gefchonden werdt, zig wederom genoodzaakt, eene fcherpe Waarfchuwing te doen, met belofte van eene premie van duizend guldens, voor hen, die de Maakers, Drukkers en Verfpreiders van dergelyke gefchriften wisten aan te wyzen. Des niettegenftaande ging men ftout daar mede voort, en wel in zo verre, dat men die ftoutheid ten hoogden top voerde,  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 155' de, met het uitgecven van twee Stukjes, waar van het eene ten tytel voerde, Het Gedrag der Stadhoudersgezindst verdeedigd, door Mr. A. v. K. Regtsgeleerde; en het andere, Het Stadhouderfchap vettiger gehandhaafd, en de D'oelisterygezinden kragtiger verdeedigd* als door den Regtsgeleerden Advocaat Vv Kwaazaaken., Beide Gefchriften werden den vyftienden Mey , op het kleine fchavot , anders de Kaak genaamd, openlyk, door Beulshanden verbrand, en vervolgens, by afkondiging , door de Heeren van den Geregte, beloofd eene premie van drieduizend Guldens, aan hun, die de Maakers, Drukkers of Uitgeevers daar van wisten aan tc wyzen. Evenwel werden dezelve niet alleenlyk herdrukt, maar ook, met de Publicatie daar agter, verkogt. Geduurende dit jaar,gefchiedden groote verbeteringen aan Stads- en andere Publieke Gebouwen. Met goedkeuringe van Hun Ed. Groot Agtbaaren, werdt de Ingang voor de Lutherfche Oude Kerk veel ruimer gemaakt , door het af breeken van twee huizen, ftaande op hef geweezen Verlaat , of zogenaamde Boerenverdriet. Defgelyke vergrooting van ruimte vondt mede plaats aan den Ingang van het Gasthuis , door het wegbreeken van eenige oude Huisjes, ftaande op het Plein , de Blyde-Hoek genaamd. Nog werdt toen ook de Ingang van den Bayerd vernieuwd, de Stads Apotheek aldaar in order gebragt, en hét Mannen-Gasthuis merkelyk verbeterd. Ook i/54« EöeSU.- > tic aan twee vari dezelveii gedaan» Ingang van de Lutherfche Oude Kerk verbreed. Ook cjis van hit Gasthuis.  ï5 merkelyke verbetering aan het Oude Zyds Huis - Zittenhuis. Al het voorgemelde was, egter, niet te rekenen, by de verbouwing van het Oude Mannen- en Vrouwen-Gasthuis, waar van, volgens het ontwerp van den bouwkundigen Burgemeester, den Heere en Mr. Pieter Rendorp, in dit jaar, een aanvang gemaakt, en het welk in 't jaar 1757 volbouwd werdt. Van deszelfs aloude gedaante bleef niets overig, dan alleenlyk de Ingang op den Kloveniers Burgwal, die, zedert , in het jaar 1787, geheel vernieuwd is, in een overfraaien fmaak. In dit jaar, werdt, uit de nalaatenfchap van Vrouwe Petronelle Calkoen , Weduwe van den Heer en Mr. Joan Fontaine , het Fontaine-Hofje geftigt, aan de Oostzyde van de Keizersgragt, tusfchen de Heereftraat en Brouwersgragt. Dit Hofje heeft een deftigen Ingang, en beftaat uit zestien wooningen, als zes huisjes, met even zo veele kamers, en nog twee dergelyke huisjes, agter den Bloemtuin* De bewoonfters genieten daar in, behalven de vrye inwooning, eenigen onderftand, en jaarlyks vyftien tonnen turf. Ook worden zy, eens ter weeke, door een Gereformeerden Krankbezoeker bezogt en onderweezen. Het ftaat onder het beftuur van twee Regenten. Nog moet op dit jaar aangetekend worden , dat de Franfche Schouwburg , op den Overtoomfchen Weg , gebouwd in het jaar 1752, in den voornagt, tusfchen den  XXV'ÏI.Boek. Geschiedenissen. 157 den twaalfden en dertienden Augustus, in brand geraakte, en door de vlam geheel vernield werdt; *« welk niet weinig ontftekenis in de Stad veroorzaakte. In het begin van de maand May, werdt,1 door Heeren Burgemeesteren en het Geregt | van Amflelveen of Nieuwer - Amflel ,■ eene , Conventie geflooten , raakende de Grensfcheiding of het Regtsgebied, tusfchen de Stad en Amftelland (ƒ). Een zeer zeldzaam voorval , op den twaalfden October deezes jaars , in de Oude Waale Kerk gebeurd, verwekte een zeer algemeen gerugt. en, voor de aanfchouwers, eene bystere ontfteltenis. In den morgen van dien dag, zynde een Zondag, omtrent negen uure, zag men zekeren perfoon, die-naderhand bleek de knegt te zyn van eenen Franfchen Bakker, met een Snaphaan voorzien, op den Dam, by den Nieuwendyk , ginds en herwaarts wandelen. Het fpeelwerk van den Stadhuistoren hadt geen kwartier gefpeeld, of hy flak over naar den Vygendam, nam voorts gang naar V St. Joris Hof, en, over 't •Plein van hetzelve, naar het Portaal van gemelde Kerk, die aldaar haaien Westlyken ingang heeft. Voor de klein, deur ftondt thans een der Deurwaarderen of openfluiters der Mannenbanken . nevens eenen zyner bedienden. Den Man met zynen Snaphaan verneemende vraagden ze hem, tot wat einde hy daar mede in de Kerk üf) Zie tweede Vervolg der Handvestsn, bl, i* I75-4? ronverïie tus'chen de !iad ea Vieuver-A rattel , we'eis de Limiecfcheiiing. Zinne- looze daad van een Baltkers- knegt.  t& AMSTERDAMS W.:Ümü H/55' Keri? ging ? doch geen antwoord bekoo'. mende, hielden ze hem voor eenen Vreemdeling , welken de nieuwsgierigheid herwaarts hadt gelokt , en lieten , onvoorzigcig, ,hem voorby gaan. Naauwlyks was hy in het Portaal getreeden , en daar in eenige fchreden gevorderd , of hy leide aan op den Predikant jean henry trancois, die thans in het Voorgebed was, en brandde .los, zonder, egter, den (Leeraar verder leed te doen, dan een geTingen fchampfchoot .aan het agterhoofd^ met den hagel, waar mede de Snaphaan was gelaaden. Ligt ikan men zig verbeelden , hoe groote oncfteltenis , door dit voorval y in >de Vergadering omftond.t: te meer, naardien de Leeraar., denkeiyk, van den :fchrik, agrerover gevallen, onzigtbaar -Was geworden. Men bragt hem in de 'Kerkekamer, alwaar de wonde veel ligter., dan men gevreesd hadt, wierdt bevonden. *My 'herftelde binnen korten tyd. De Daa'der, intusfchen, gegreepen en in verzeker ^ing gebragt , bleek een Franfche Bakvkersknegt te zyn. Volgens eenigen was de aanleiding' tot zynen moorddaadigen toe•leg op den Leeraar,. omdat deeze geweigerd hadt, hem behulpzaam te zyn in een "*huwelyk, verre boven zynen ftaat. Volgens anderen ontftondt het uit krankheid -Van harsfenen ; van welke hy , in zyn Verhoor voor Heeren Schepenen, duidely:ke blyken gaf. By vonnis werdt hy opgeflooten, in eene afgezonderde plaats in het Rasphuis. Ge-  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 159 Gelyk door het gantfche land, dus befpeurde men loak., ©mierent deezen tyd in deeze .Stad j eene buitengewoone Aard en W.aterberoering; zy viel voor op den eerfisen van November. De eerite blyken daar van befpeurde men op 's Lands Timmerwerf en dien der Oostmdifche Maatfchappye, in het Rokkin, in den Singel ca in andere gragten. Veirfcheidene -vaartuigen werden losgerukt van hunne xouwen; zwaare fchepen zelfs begonnen, te flingeren. Zo Herk was, op fommige plaat f. n , de beweeging , dat eemige vaatmiigen , uan den wal losgerukt , naar "den overkant dreeven. Aan eenen Timmerwerf, op 't Reaalen-Eiland , liep het water ,. in een oogenblik, acht of tien voeten over de Helling-, medevoerende eene menigte modder ; die ook elders uit den grond opborrelde. In de Kerken der meeste Gezinten zag men de Kroonen flingeren, en in verfcheiden Burg.erwooningen de .Spiegels en ande e hangende huisgcraaden. Vóór en Onder dit verlchyofel was . in 't eerst. de lucht helde.-, doch berrok in een oogenblik. Voorts was her dood ftil. Hoewel fchriik-wekkende in zig zelve, niet zo geducht, nogthans was die voorval , als 't geen , in het volgende jaar, plaats hadt, op den achttienden February; dag, door 's Lands Staaten, tot een Algemeenen Dank- en Bededag beftemd;, op welken, door het gantfche Land;'doch in deeze .Stad flerker dan cMersvieène Aardbeeving werdt gevoeld. .Reeds ten .zes uure Jf?5# Buitent^ewoone Waterberoering. - '756. beevilig.  Gedenk penning daar op 1757' Befluit van II. II. Mot tot het verbod van uitvoer va Graaner Verrig- tuig de: Xooplie den ten dien or. *igte. t$o AMSTERDAMS III. Deé& uure hadden fommigen eene fchudding gevoeld , doch op verre -na niet zo zwaar als twee uuren laater; tot bystere ontfteltenisfe, vooral van de zulken, die, om behoorlyk plaats te hebben, zig vroeg naar de Kerken begeeven hadden. Nergens , egter, was de fehrik zo groot, als in de Lutherfche Oude Kerk, alwaar de menigte, reeds vervaard door het flingeren der Kerkkroonen , nog meer ontfleld werdt ,• door een valsch gerugt, dat 'er brand in de Kerk was. Veelen zogten om een goed heen koomen, en verlieten ylings de Vergaderplaats. De beroemde Holtzhey vervaardigde eenen Gedenkpenning op ditvoorval. De ongemeen hooge prys-, tot welken het koorn was geklommen, deedt, in January deezes jaars,: Hun Hoog Mogenden .befluiten, om den uitvoer, buiten de Vereenigde Gewesten en de Generaliteitslanden , te verbieden. Naauwlyks was dit , befluit ter. kennisfe der Graanhandelaars .gekoomen, of zy befchouwden het als eene zaak van zo veel gewigts, dat zy het noodig oordeelden, de gevolgen daar van voor Hun Hoog Mogenden ■ open te leggen. Terwyl in de byzondere Provinciën hier ■ over werdt geraadpleegd, fielden drie, der "voornaamfie Handelaars , binnen deeze .Stad, door de overigen .daar toe gemag"tigd, eene Deductie in handen van Burgemeesteren , met verzoek dat Hun Ed. Groot Agtbaarheden dezelve geliefden, te brengen ter tafel van Hun Ed. Groot Mor gen-  XXVII.Boek. GeschiédenIsuen. i6*t genden. Den Leezer, des begeerig, wyzen wy naar het Werk, op den voet deezer bladzyde aangetekend (g); zynde de Declaratie te uitgebreid, om hier geplaatst te worden Wy vergenoegen ons met het melden van eenige byzondere Aanmerkingen, den Koornhandel deezer Stad betreffende. De Stellers bedienen zig, in dezelve , van de volgende redeneeringen. to Het is zeker dat de Graanhandel voor»• namelyk refideert in Amfterdam; dat „ het flegts eenige weinige Steden zyn, „ welke daarin eenig medebelang komen „ te hebben ; dat het grootfte gedeelte daarby geen het minfte Intrest heeft, * en dat over zulks het nadeel, het welk „ aan deezen handel en daarin verfeerende ,j Kooplieden zoude worden toegebragt , *i hoofdzaaklyk de Stad Amfterdam zoude „ treffen. Inhsereerende dan de generaale „ Remarques, welke met verfchuldigd „ refpect zyn voorgefteld, zal men daar„ by alleen voegen, dat het eene groote „ hardigheid zoude zyn, indien, door een „ verbod van Uitvoer van Graanen, aan „ eene gantfche Klasfis van menfchen, zo „ als zig in en omtrent den Graanhandel # geneeren, en dat partikulierlyk en „ voornamelyk in deeze Stad, hunne geil neeIe Negotie, en alzo het middel van „ beftaan, benomen wierde; het geen uit „ een Verbod van Uitvoer noodzaaklyk „ zou f» De Deductie in de Nederlandfche Jaarboeken , van 'tiaar 1757. van bl. 04—104. s XVI. Stuk. L I?5?i Aanmerkingentier ArnflerdamfcheKooplieden.  l6i AMSTERDAMS Hl. Deel, *?S7> „ zou moeten volgen. Zy en andere „ Kooplieden, die federt veele jaaren „ Magazynen van Graanen hebben be„ waard, waarvan fommigen hun, door de „ zwaare onkosten en Intresten, reeds ,-, meer kosten, dan zy by verkoop als nog „ daarvan zouden kunnen maaken , zouden „ zig op een ogenblik verfleeken zien van ,, het middel en de verwagtinge van een „ gedeelte hunner fchade te recouvreren, „ en derhalven afgefchrikt worden ooit „ wederom zodaanige entreprifes te doen, „ of hun geld op deeze wyze aan te legf, gen. Zou het niet met reden voor dee„ ze menfchen zeer gevoelig zyn, das „ men de verligting van de geheele Natie „ alleen ten hunnen laste en kosten zon „ brengen, en dat een zo klein getal van „ byzondere Perfoonen genoodzaakt zon „ worden, niet alleen de behoeftige ge„ meente, maar ook de vermogende en „ middelbaare Ingezeetenen , van Brood „ tot een lager prys te verzorgen, dan „ waarop het zelve, buiten den Impost > „ thans in eenig ander Land is, terwyl „ nooit eenig ander Koopman in zynen „ Handel zodaanige belemmering te vree„ zen heeft? En zou het niet natuurlyker „ en meer overeenkomftig zyn, met on„ ze Conftitutie , dat, indien de kleine „ Gemeente in dit opzigt moet ontlast „ worden, deeze last, door de geheele „ Natie naar evenredigheid gedraagen wier„ de? Hier uit zouden dm ook verder „ voortvloeijen alle die nadeelen, die aan  XXVII.Boek. GesChiedénissén. 163 de vermindering van den Koophandel l] onaffcheidelyk verknogt zyn-, als ver, mindering van Scheepvaart, Konvooigel- den, Imposten, Accynfen, en verval „ der kostwinninge van Ligterlieden, ,, Schuitevoerders, Koorndragers, Ver„ fchieters en andere Arbeidslieden; gel, lyk ook het ledigflaan van Pakhuizen en meer andere moeilyke en fchadelyke ge„ volgen; onder welke niet van de min„ ften te vreezen is, dat de Graannego- tie, door zodaanige gebeurtenis eenmaal ,, naar elders verlegc zynde, en de alge„ meene Markt, die federt eenige Eeuwen ,, alhier is geweest, op eene andere plaats ,, zynde gevestigd, mogelyk naderhand niet „ ligt weder alhier zou kunnen te rug ge,, bragt worden: dewyl buiten allen twyf- fel die Mogendheid, onder wier gebied „ zig de zamenloop dezes Handels fixeerde , ,] alle mogelyke middelen in het werk zou ,, ftellen, om zig de voordeden daarvan, voor altoos, te verzekeren. Tegen dit „ zo notabel verlies, alleen de Stad Am,, fterdam treffende, zoude het egter niet „ zyn de Stad Amfterdam, welke alleen het „ voordeel daarvan zou genieten. Wier- de een Verbod gedaan van uitvoer uit deeze Stad, men hadt voor dezelve een voorraad voor eenige jaaren in handen , „ en men kon eenig genoegen ftellen daarin „ dat de overvloed binnen deeze Stad, voor „ zo langen tyd, werdt verzeekerd. Maar „ men weet, welk een ongenoegen het 3, heeft veroorzaakt, wanneer in vroegere L 2 ?J ty-  ï64 AMSTERDAMS III.Deet.. tyden, diergelyk particulier Verbod van " Uitvoer door deeze Stad is gedaan. Ea „ moet dan nu een Verbod van Uitvoer H aan den gantfchen Staat worden mede'„ gedeeld, zo kan de voorraad, zonder " nieuwe bykomst , niet reiken tot het ', volgend gewas , en wy zullen alleen ?1 onze vermogens en voordeden hebben # gefacrifieert , om vervolgens te zaa„ men met onze gebuuren in gelyk gebrek j; te vallen. 'Het is zeker dat, om déeze en dergelyke Confideratiën, in het jaar „ 1709 en 1740 , zodaanig Verbod niet is „ gedaan, hoewel de pryzen toenmaals „ merklyk hooger zyn geweest, dan te„ genwoordig, te weten in 1709 van de „ Tarwe 320 tot 360 ggl.,de Rogge van „ 220 tot 260 ggl. ;in 1740 van de Tarwe „ van 2.30 tot 290, en de Rogge van „ 165 tot 176'ggl., daar men de Tarwe „ thans nog kan koopen voor 140—160 „ ggl. en de Rogge voor 135 tot 150 ggl. „ Onze voorouders fchynen zo overtuigd „ geweest te zyn van de fchadelykheid „ van zodanig Verbod, dat men ongeraa,, den gedagt heeft , zelfs in den uiterflen „ nood, daar toe te koomen. Bekend is „ het, hoe de loffelyke Regeering deezer „ Stad, in het jaar 1501, wanneer een „ Verbod van Uitvoer van Graanen was „ gefchied, zig deswegen hebbe gead* „ dresfeert aan den Hertog Filips van „ Bourgondien, en van denzelven, wegens „ den toeftand van hunne Stad, en tot be„ houd van deszelfs Kommercie, hebbe « ver-  XXVII.Boek. Geschiedenissen, ifj „ verkreegen de byzondere Permisfie „ dat de Graanen , welke alhier gekog „ waren , vryelyk uitgevoerd mogtei „ worden. En merkwaardig is, eindelyk „ het gepasfeerde in den Jaare 1595, wan „ neer de Rogge in Holland tot 150 ggl „ fteigerde, (te dier tyd een Excesfive Prys „ gemerkt de groote waarde van 't geld, „ inzonderheid in ons Gemeenebest) ah „ wanneer de Wethouders van Amfterdam, ,, den voorraad hebbende doen opneemeni „ denzei ven zo gering vonden, dat zy elkander by liede verbonden, niemand, „ dan den Raadpenfionaris, daarvan ken„ nis te geeven, uit vreeze voor opfchud„ dinge en NB. voor Verbod van Uitvoer, „ waartoe men immers zoude denken, dat „ toen dubbele reden was, indien 'er te„ genwoordig een fchyn van reden toe Ls.'* In weerwil, van alle deeze redenen en bedenkingen , volhardden de Algemeene Staaten by het genomene befluit. De tyd van het Verbod van den Uitvoer werdt bepaald , te zullen duuren, tot aan den eerften Juny deezes jaars. In Grasmaand van dit zelfde jaar, werdt het Regt van Exue, tusfchen Londen en 1 deeze Stad, vernietigd. In het volgende jaar gefchiedde zulks, ten aanzien van 1 Luik en Woerden. In het voorgaande jaar was, te Haar- 1 lem, hevige twist ontftaan, tusfchen dei Leden der Vroedfchap, over het zenden1 der Nominatie, tot de verandering der' Regeeringe. Dit hadt ten gevolge, het i L 3 over- 5 t » Regt van Exue riet Lollen, enz. remieigd. 1758. jelcliil e Haar» jin, >ver de ^Jomiiade der Elegee- ange.  }U AMSTERDAMS III. Deel; overzenden van twee Gefchriften of Memoriën, aan de Staaten der Provincie. Het eene behelsde- klagten, over de weigering van Heeren Gckommitteerde Raaden, orn , op verzoek der Regeefinge van Haarlem, eene buitengewoone Vergadering van 's Lands Staaten te befchryven. Het ™' der hieldt in, een verzoek aan Hun l^d.. Groot Mogende, om de gemaakte Nominatie te verklaaren voor wettig, en als overeenkoomende met Stads Privilegiën en Octrooijen. Eer deeze Gefchriften ter kennisfe van 's Lands Staaten kwamen, hadden Gekommitteerde Raaden en de Vrouwe Gouvernante, op den vyfden van October des gemelden jaars , ter Staatsvenraderinge, ingeleverd een uitvoerig 13eri£t; 't welk, nog vóór het einde dier maand, gevolgd werdt van een TegenBerigt, briefswyze medegedeeld door de Regeering van Haarlem, waar in dezelve haaren voorilag nader aandrong. De Atgevaarditrden van Dordrecht, Leiden, Amiter-. dam, Rotterdam en den Briel namen dit Tegen-Berigt Copiëlyk over, om deswegen, het goedvinden hunner Principaalen te verftaan; wordende voorts het neemen vaneen bepaald Befluit, tot nadere overweegin, Ce, uitgefleld: tegen welk Befluit, egter, de Ridderfchap en Haarlem byzondere aantekeningen lieten dóen. In een nader Befluit, in November daar aan volgendegenomen, raakende het befchryven der, Vergaderinge van Hun Ed. Groot Mogen-, den , weigerden de Afgevaardigden der:  XXVII. Boeic. Geschiedenissen. 167 gemelde Steden , zelf in het ftemmen daar toe, deel te neemen. Die van Amfterdam verklaarden dat zy Heeren Gedeputeerden der Stad Amfterdam op Expresfe order en last van de Heeren hunne Principaalen, verklaarden, in de voorenftaande Kefolutie niet te hebben geconjenteert, maar dezelve gecontradiceert^ als laboreerende aan informaliteit en nulliteit ; referveerende aan de Heeren hunne Principaalen, het regt van zodanige verdere of'nadere aantekeningen te doen, als zy zouden vermeenen te behooren. Ingevolge deezer verklaaringen, wrdt, van wegen deeze Stad, eerlang, eene Aantekening, gedaan , van den volgenden inhoud: . ,, De Heeren Gedeputeerden der Stad Amfteldam hebben, uit kragte van de gedane referve, op expresfe last van de Heeren, derzelver Principaalen, op de Refolutie, onder den. datum van den negentienden der gepasfeerde maand November ge-, vonden wordende, nader doen aantekenen ,-en verklaaren: Dat gemelde Heeren, hunne Principaalen, met veel furprife en leedweezen , daar uit hebben gezien, dat, ongeagt de daar tegens gedaane reprefentatien -en proteftatien, zoo van de Heeren , hunne Gedeputeerden ter Dagvaart, als van verfcheide andere notabele Leden, de voorfchreve Refolutie is genomen door de Pluraliteit , op eene wyze, ftrydig met de Order^ van^ Regeringe en met de Regten, Privilegiën en Fryheden, aan de Leden L 4 van 1758* Aantekeningvan Atn« tterdans» Nadere Aantekeningvan Amfterdam , op de Refolutie van den negentienden Norember.  1.88 AMSTERDAMS III. Deel, van Hun Ed. Groot Mogende Vergader in-, ge c-ompeterende. „ Dat de waarheid van die geavanceerde, onder anderen, daar uit genoegzaam kwam te blyken, dat, niettegenftaande de Propofitie, door de Heeren Gedeputeerden der Stad Haarlem, uit fpeciaale last en order van de Heeren, derzelver Principalen, op den agtentwintigften September, ter hooggemelde Vergaderinge, gedaan, behelsde het eenige poinct, het geen ter deliberatie van Hun Ed. Groot Mogende werdt gebragt, en waar op hoogst derzelver Refolulie werdt geïmploreerd-, men egter heeft gelieven goed te vinden, dezelve Propofitie niet in deliberatie te . neemen, maar die .buiten dispoficie te laaten, zonder eenige de minfte redenen te geven, waarom zulks gefchiedde? of zonder zelfs te melden dat dezelve by provifier of voor als nog, werdt gehouden in of buiten deliberatie. En dat men daarentegen heeft gelieven te refolveren op een point, het gunt in het geheeh in geen kwestie was, en het welk men egter, in weerwil en tegens de Proteftatien, zoo van de Regeringe der Stad Haarlem voornoemd, als van de Gedeputeerden van deeze Stad en andere notabele Leden, in de voorfchrevene Refolutie heeft goedgevonden te doen ftellen dat het zelve was, of hadda geweest het eenig poinct van kwestie Dat men daarop• hadde doen volgen eene gene-, ïale Verklaring en Refolutie, dat het. " . Regt  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 169 Regt van Informatie aan hare Koninklyke Hoogheid, in derzelver hooge kwaliteit van Gouvernante, als custodierende de Regt en van het Stadhouderfchap, competeert, zonder dat daar-by is gevoegd geworden , wac men door het zelve Regt van Informatie veritond? hoedanig men het begreep? of wanneer, in wat voegen, en in welke gevallen het zelve zoude mogen of kunnen plaatsvinden? Dat, de bovengemelde gegronde reflexien gemoveerd zynde door eenige Leden, daar op wel was gedeclareerd, dat men begreep dat het zig zelve wees, dat- de voorlchrevene Verklaring en Refolutie alleen zag op, en zig bepaalde tot het cas fubject of tot de fubjecte materie; doch dat men zulks egter in de voorfchrevene Refolutie niet alleen niet heeft gelieven uit te drukken of daar van ietwes te melden ; maar dat men, daarenboven, op requifitie van de Heeren van de Ridderfchap en Edelen, heeft gelieven goed te vinden van in de ConceptExtenfie , zoo als die op den negentienden November was ingerigt, en waar van reeds gedrukte Copyen aan de Leden waren toegezonden, behalven eenige andere gemaakte veranderingen, ook nog te maken deeze , dat men, agter de woorden cm door hoogst derzelver intercesfie de gerezen differenten, enz., heeft getraceerd de volgende , over de voorfchrevene Nominatie; zonder al wederom eenig agt te fiaan op de remarques en proteftatien,' L 5 wel-  i7o AMSTERDAMS III. Deel.. welke door verfcheide notabele Leden daar tegens werden geformeerd. „ Dat men, boven dat alles, nog heeft kunnen goedvinden om die alzoo geëxtendeerde en nog op den vyfëntwintigften November laatstleden veranderde ConceptRefolutie, by Pluraliteit, tot conclufie te brengen, en die te doen ftellen onder den datum van den negentienden daar bevorens , zonder dat aan de Leden, welke tyd verzogten te mogen hebben om van den ftaat der Deliberatien aan de Heeren, hunne Principaalen, nader rapport te kunnen doen en nader last te vraagen, een zoo billyk en met de order van de Regeeringe zoo zeer overeenkomftig verzoek is ingewilligd geworden; en ongeagt dat de Heeren van de Ridderfchap en Edelen zelfs , op den negentienden November , hadden betuigt, dat, indien de voorfchrevene Concept -Extenfie van de te nemen Refolutie, door de Heeren , Principaalen van die Leden , welke hadden aangenomen zich op de refumptie te verklaaren» niet mogt worden geapprobeerd, de zaak zoude blyven in haar geheel, en dat gemelde Concept - Refolutie als dan zoude worden gehouden als niét genomen en gelaaten buiten de Notulen. . „ Dat, voor het overige, de voorfchre^ vene op eene zoo vreemde en prsecipitante. wyze, by de Pluraliteit, geformeerde Con-> clufie , met verwerpinge van alle minne-, lyke conciliatoire voorflagen, welke, zoo: van  XXVH.Boek. Geschiedenissen. iyi van wegen deeze Stad , als door andere Leden, gedaan zyn, zonder zelfs zich daar op uit te laaten, of eenige plaufibele redenen te geven, waarom zulks gefchiedde, hoe zeer daar op iterativclyk is geiniteerd geworden, vervolgens niet alleen is genomen geworden tegens de Proteltatien van de Heeren Gedeputeerden van Dordrecht, Haarlem, van deeze Stad, Rotterdam en den Brielle ; maar ook ftrydig tegens de bevorens gemaakte difficulteiten van alle die Leden zelf, welke (buiten de Heeren van de Ridderfchap , Gorinchem, Schiedam , Schoonhoven en Purmcrende,) op den twaalfden derzelfde maand November , hadden verklaard, niet te kunnen bewilligen van dat een dag zoude, worden vastgefteld om de zaak tot Conclufie te brengen, vermits dezelve apprehendecrden dat zulks in effecte zoude involveren eene Refolutie, om de zaak af te doen en te concluderen by Pluraliteit, waar toe zy begrepen dat dezelve niet was gedisponeerd ; maar dat het te wenfchen was, dat die mogt worden getermineerd met Eenparigheid en Harmonie van alle de Leden. En waarlyk met reden , dewyl daar in niet alleen waren geconcerneerd het Regt , niidsgaders de Privilegiën, van de Srad Haarlem ; maar ook het Regt en de Hoogheid van den Souverein zelf, zoo wel ais het geene betrof het Regt en de Bevoegdheid van den Heere Stadhouder, waar van de Custodie , boven allen , aan Hun Ed.. Groot Mogenden , mee betrekkinge ' tot dee-  Vertoopen der Kooplieden , ïegen de i72 AMSTERDAMS III. Deel. ieeze Provintie , indisputabel compeeerde. Dat, derhalven , alle de bovengemelde >ehandelingen, waar van men niet gelooft lat eenig diergelyk voorbeeld in de Regisers van Hun Ed. Groot Mogenden zal ;evonden worden, en waar van de Hee'en, hunne Principaalen, de fatale gevolgen ten uiterflen apprehendeeren, hen heb>en genoodzaakt , om , zonder voor te;enswoordig zich in het byzondere op let voorfchreve Regt van Informatie naIer uit te laaten , als waar over geene leliberatie is aangelegd geworden, tegens le voorfchreve Informeeie behandelingen, ;oo wel als tegens de voorfchreve Refoutie, nogmaals op het folemneelfle te pro;esteeren, en te verklaaren dat zy de voorfchreve Refolutie , als onbegaanbaar met de order van de Regeeringe, als nog zyn houdende voor informeel , nietig en van onwaarde." 't Is bekend, dat Mevrouwe de Gouvernante den uitflap van dit gefchil niet beleefd heeft. Na haar overlyden, werdt, by de Staaten, het befluit genomen , in het gehouden gedrag , voor deeze reize, te berusten; mids 'er, in het toekoomende, zorge werdt gedraagen, dat zulks niet andermaal gebeurde. Sedert geruimen tyd werdt de Nederlandfche Koophandel, merkelyk, benadeeld, door de plonderingen der Engelfche Roovers. Van tyd tot tyd nam dit kwaad, - - ' meer'  XXVII.Boek. Ges chiedeni sse n. 17 meer en meer, de overhand. Dir bewoo de Kooplieden der voornaamfte handeldry vende Steden, Dordrecht, Amfterdam e Rotterdam, daar over, klagtig te vallen, b de AlgenteOne Staaten der Vereenigde Ge ten. Dc Verzoekfchriften , door d Kooplieden deezer Stad , by Hun Hoo, B;j ingeleverd, waren van twee de-leien aart. Het eerfte kwam van zo - 1 landetoari , die by den Scheep jn 'Ealgemeen, belang hadden: he ander van de ïulken, welke meer onmid ; deel hadden in den handel op d< Westlndiio. Daarenboven vervoegden zi^ nog dc Kooplieden, met een afzonderlyl gefchrift, by de Staaten van Holland,waai by zy verzogten, om derzelver medewer king, tot het neemen van een kragtdaadig befluit, op hunne gegronde klagten, Eindelyk wendden zy zig nog tot de Vrouwe Gouvernante , met verzoek dai dezelve zoude gelieven mede te werken, tol het beraamen van gepaste maatregelen, tei beveiliginge van den Koophandel en Scheepvaart , tegen de wederregtelyke bedryven der Engelfchen. Het Verzoekfchrifc der Kooplieden in 't algemeen, was van deezen inhoud: Aan de Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden „ Geven, onderdaniglyk, te kennen de K'.jpHeden, Asfuradeurs en Reeders van Schepen binnen deeze Landen, hier ont der- r 175& plonde1 ringen ■f der En. . selfenen. r Request van de Kooplieden te  Amftertiam, die by den Scheepvaart in 't algemeen be lang hadden'. i 74 A M S f ë R D A M S III. Deel-. dergeteekend, dat de Geweldenaryen eri önregtvaardige Depredatien van de Engel' fche Óorlogfchepen en Kommisfievaarders, op de Schepen en Goederen der Onderdaanen van deezen Staat,niet alleen continueren, maar meer en meer toeneemen, en tot zoo verregaande buitenfpoorigheden voortflaan, dat de Supplianten zig genoodzaakt vinden, de hulpe van Uw Hoog Mogende te moeten iraplorcren , ten einde de Kommercie en Scheepvaart deezer Landen, en daar mede te gelyk een groot gedeelte van derzelver Ingezeetenen, zoo wel als de Inkomllen van het Land zelf,niet binnen korten zyn gebragt tot eene geheele ruïne. „ Dat de Supplianten hier niet zullen infereeren een lang reciet van alle de onwettige Aanhoudingen en Opbrengingen, midsgaders Rooveryen en Geweldenaryen, ftu federt een geruimen tyd aan de Onderdaanen deezer Republiek aangedaan, en met welke Onmenfchelykheid dezelven veelmaalen zyn verzeld geworden: in diervoegen , dat van een gedeclareerden Vyand minder woede zoude zyn uit te {laan, dan van Onderdaanen eener Mogendheid, met welke de Staat door de allerfolemneelfte Traktaaten van Vriendfchap verbonden is; al het welke publiek en waareldkun-, dig is. „ Dat de Supplianten zig insgelyks niet in 't breede zullen uitlaaien over de Infultes aan de Vlag, het hoog Gezag en de Souverainiteit van Uw Hoog Mogende, met  XXVII.-Boek. Geschiedenissen. 175 met de uiterfte Ideinagting gepleegd, wetende de Supplianten al te wel dat dit Poinct niet is binnen den omtrek van hunne fphaïre. ,, Maar dat de Supplianten moeten bidden de permisfie, om, met alle verichuldigde onderwerpinge, aan Uw Hoog Mogende voor te draagen, dat de Supplianten, die alhier gezeeten zyn ter Handel en om de Zeevaart te dryven , niet kunnen begrypen, dat zy alleen zouden wezen die ongelukkige Onderzaaten van den Staat, die in hun bedryf niet mogen meriteeren de Protectie , welke zoo wyslyk en billyk, ter befcherminge van de Ingezeetenen ter Landbouw, en alle anderen, op gemeene kosten van den Staat, word geëmploieerd, waar van dezelven jouïsferen, en tot welke kosten ook de Supplianten het hunne toebrengen. „ Dat de Supplianten integendeel zig vleijen dat hunne arbeid , in het rifiqueren van hunne Middelen aan de gevaaren van de Zee, zodaanige invloeijinge komt te hebben op het gemeene lighaam van den Staat, dat wanneer de Negotianten van dit Land zig moeten zien geabandonneerd ter discretie van een gedeelte dier Natiën, met wien de Staat op het naauwfte verbonden is, duizenden van Arbeidslieden en minvermogende huisgezinnen, nevens de tot nog toe welgezeten Negotianten , niet alleen zullen zyn gebragt tot armoede en de uiterfte elende , maar dat de ftuiting van den bovengemelden & In-  Request van de JT6 ■ AMSTERDAMS III. Deel. Invloed , het zy door de vernielinge van de vermogens en bezittingen der alhier en by hun Vaderland getrouwelyk verblyvende Kooplieden, het zy door de retra* Ie van de Uen, die genoodzaakt zullen ZYn hun Vaderland te zoeken , daar de befcherming hen te gemoet word gebragt, eenedoodelyke alteratie zal veroorzaaken, ook tot in de uiterfte leden. Redenen, waarom de Supplianten zig nogmaals keei'en tot Uw Hoog Mogen- ' om„n niq in de naamen van zuik. ecu 5 oo geul ongelukkige Menfchen, die |g vinden op ^den oever van ontzet te • worden van hun beftaan, en te vervallen Tot den Bedelftaf en uiterfte elende, dat Uw Hoog Mogende eindelyk geheven zoS^ige pfomptS, kragtdaadige en wezens Jïe Befcherminge aan de Negotie en Zeevaart è verleenen, dat de gehoorzaame Sermten van deezen vryen Staat de vereischte zekerheid hunner bezittinge kunnen genieten. 9r Welk doende, enz . He tweede Request, veel uitvoeriger dan het voorgaand?, ingeleeverd door de tuïken die meer onmiddelyk belang hadden by'den Westindifchen handel, was begreepen in deeze bewoordingen: Aan de Hoos, Mogende Heeren Staaten AZneraal der Vereenigde Nederlanden „ Geven, met allen verfchuldigdenjer.  XXVII.Boek. Geschiedenissèn. 177 bied, te kennen de ondergeteekende Kooplieden, Reeders en Asfuradeurs, van Amfterdam , handelende en equiperende of geïnteresfeerd zynde by den Handel en de Equipagie, inzonderheid naar WestIndiën en de Voor - Eilanden van Amerika. „ Dat de Supplianten, reeds lang voor het ontftaan des tegenwoordigen Oorlogs tusfchen de Kroonen van Engeland en Vrankryk, in den gemelden Handel en de daar toe benoodigde kostbaare Equipagiën, of derzelver Asfurantie, geëngageerd geweest zynde, federt, zoo wel op den grondflag van het Traktaat van Marine, in December 1674 geflooten, tusfchen zyne Koninklyke Majesteit van Groot - Brittanmen en Uw Hoog Mogende, als de Explicatoire Konventie van het naastvolgende jaar 1675, geene zwaarigheid hebben gemaakt om hunne Schepen ook te laaten aandoen zoodaanige Plaatfen en Havens in de Franfehe Eilanden of Koloniën , als zy voor den profitabelften Verkoop der refpective Ladingen, en weder Inkoop van Retouren, raadzaam vonden; met deeze reftrictie nogthans, dat, ten aanzien van zulke Schepen, zorgvuldig,uit hoofde van den voorfchreven Oorlog, vermyd is de Bevragting en Verzending of het Asfuteeren van zoogenaamde Kontrabande Goederen, expresfelyk, in dat geVal, uitgezonderd by Artikel III, van het evenaangehaalde Traktaat. Zulks dat zy, door deeze gebruikte precautien, redeiyker wyze, vermeenden gedekt te wezen^ XVI. Stuk. M en Kooplieden te Amfterdam , deel^enootenvan den Handel op de WestIn diën,-  t78 AMSTERDAMS Iïï. Deeu en met alle gerustheid zoodaanig te mogendoen vertoonen de Zeebrieven, Paspoorten of andere Befcheiden, noopens de Ronfignatie en Lading, het zy in eenige Haven, het zy in volle Zee, aan Oorlogfchepen of Kommisiievaarderen, behoorende onder de Kroon van Groot- Brittannien, als het vyfde Artikel des Traktaats breeder voorfchryft. „ Dat egter, al kort na de begonnen Vyandelykheden tusfchen de hoogstgemelde twee Kroonen en derzelver Onderdaanen, de Engelfche Oorlogfchepen, en boven al de Kommisfievaarders, de Navigatie en Kommercie der Ingezeetenen van den Staat, niet alleen, ten uiterlten hebben beginnen te ontrusten; maar ook zulke verregaande Exorbitantien te pleegen, als reeds aan Uw Hoog Mogende, by eene overgroote meenigte Adresfen en Requesten, verzeld met de noodige Bewysftukken, zyn vertoond, en nog nader in deezen vertoond zullen moeten worden: zoo dat 'er genoegzaam geen van hier jreëquipeerd Schip, door deeze Armateuren, in Zee is ontmoet, zonder geabbordeerd, deszelfs Lading voor een gedeelte,, of in 't geheel, gefpolieerd , de Officiers en het Volk gruwzaam mishandeld, ja dikwerf, onder de frivoolile pretexten, opgebragt, of-, ter nood, in eenige Engelfche Haven loopende, aangehouden en aldaar Regters gevonden zyn, om zulke opgebragte of aangehouden Schepen , met derzelver Kargazoenen, verbeurd te ver- klaa-  XXVII.BOEK. GESCHIEDENISSEN, ifp klaaren, en dus de voorfchreve Geweldenaryen , door pretenfe Vonnisfen, te ftyven of daar aan een fehyn van Wettigheid te geven. ,, Dat dit, onder de veelvuldige exempelen i daar van op te telien, by uitflek wedervaaren is aan de Schepen en Goederen, gedestineerd naar of retourneerende van de Franfche Eilanden of Koloniën in Amerika, en waar by derhalven de Supplianten, als directe Éigenaars, Bevragtersof Asfuradeurs, belang hadden, even of die Navigatie minder aan de Ingezeetenen der Vereenigde Nederlandfche Provintiën geoorloofd was, dan de Navigatie op andere Plaatfen, ten reguarde der Kroon van Groot-Brittannien neutraal, of daar mede in Alliantie ftaande; fchoon nogthans het tweede Artikel, in het bewuste Traktaat van Marine , zoo duidelyk medebrengt ,• dat de vryheid van Vaart en Handel, by het antericure eerfte Artikel, ten behoeve der wederzydfche Onderdaanen, geltipuleerd, in geen foort van Koopmanfchap, ter occafie of oorzaak van eenigen Oorlog , indragt lyden, maar zig uitbreiden zoude tot alle Waren, welke ooit in Vrede mogten worden vervoerd, behalven alleen tot die, welke met den naam van Kontrabande, in het naastvolgende derde Artikel, wierden uitgedrukt; ja dat zelfs nog, daarenboven, by de Explicatie van het jaar 1675, in ronde woorden, is verklaard de waare zin en intentie hier van te wezen, dat de Schepen en Vaartuigen, M s toe- 1758*  i go AMSTERDAMS III. Deel. 1758. toebehoorende aan een uit beide de Kontracteerende Partyen, niet alleen zouden kunnen pasfeeren, trafiquecren en handelen van eene neutrale Haven of Plaats, naar eene vyandelyke Plaats van de andere Partye, of van eene vyandelyke naar eene neutraale Plaats, maar ook van eene vyandelyke Plaats of Haven naar eene vyandelyke Plaats of Haven van de andere Partye, het zy dat de gemelde Plaatfen toebehoorden aan den zelfden Vorst of Staat, dan wel aan diverfe Vorften of Staaten, met welken dè andere Party in Oorlog mogt zyn. „ Dat, gelyk men, na deeze klaare Explicatie, niet vernomen heeft by Uw Hoog Mogende ooit eenige verdere twyfelingen of bedenkelykheden daar omtrent te wezen gevallen, de Supplianten alzoo ook, nog des te minder, van den voorfchreven Handel, Vaart en Asfurantie naar de Amerikaanfche Eilanden en Koloniën hebben geoordeeld te moeten afzien, overraids' dat poinct federt altoos, en fpeciaal nog gedurende den voorgaanden Oorlog met Spanje en Vrankryk, zelf mede even eens begrepen is in Groot - Brittannien ; zulks dat zyne tegenwoordige Majesteit nog, by eenen openen Brief van den dertigften April 1744, had gelieven te declareeren, dat de Spaanfche of Franfche Effecten , aan boord van Hollandfche Schepen , zoo wel in Europa als in Amerika, niet voor Kontrabande aangemerkt, veel min onder dat pretext geconfisqueerd, maar, integendeel-, zorgr  XXVII. Boek. Geschiedenissen. i8t zorgvuldiglyk en heiliglyk geobferveerd moesten worden de fubfifterende Traktaaten op dit ftuk; naar welk expres koninklyk voorfchrift en bevel, de ondervinding, bovendien, 'geleerd heeft, dat diverfe Koopvaarders, toenmaals, door de Engelfche Oorlogfchepen of Kapers, ten onregte genomen en opgebragt, vervolgens weder met hunne Ladingen zyn vry gegeeven, daar onder ook wel de zulken, waar tegen de lagere Geregten reeds Vonnisfen tot Confiscatie hadden geveld, na dat 'er aan het Admiraliteits Hof te Londen van was geappelleerd geweest, zonder dat de Supplianten, onder reverentie, de minfte wettige reden kunnen vinden, waarom, federt het ontdaan van deezen Oorlog, fchoon t'eenemaal buiten relatie tot de Republiek, egter ten haaren opzigte aan de Groot-Brittannifche zyde een direct ftrydige behandeling gehouden, en aldaar niets uit het Traktaat van den jaare 1674 meer geobferveerd word. „ Dat, om hier van een korte en ordentelyke fchetze te geven, de Supplianten de vryheid moeten nemen meest by fimpele herinneringe, aan Uw Hoog Mogende te remonftreeren, dat, wel verre van de Ingezeetenen der Vereenigde Nederlanden te doen en te laaten genieten de Vryheid, hun by het eerfte Artikel zoo plegtig beloofd, om met alle zekerheid tc varen, handelen en Koopmanfchap te d'yven in alle Koninkryken, Landfchappen en Staaten, in Vrede, Vriendfchap M 3 of .  18a AMSTERDAMS III. Deel. ï/53. of Neutraliteit met Uw Hoog Mogende, zonder daaromtrent door geweld van Soldaaten, Oorlogfchepen of eenigerhande {lag van Vaartuigen, het zy den doorlugtigften Koning van Groot - Brittannien, het zy deszelfs Onderdaanen toebehoorende, ter occafie of onder pretext van eenige hostiliteit of tweedragt, welke tusfchen hoogstgemelden Koning en de Prinfen of Volkeren, wie ze ook zouden mogen zyn, in Vrede en Neutraliteit met Uw Hoog Mogende zynde, reeds was ontftaan of in der tyd mogt komen te ontdaan, eenigszints verhinderd of gemolesteerd te worden; regt ter contrarie, alle middelen worden aangewend, om deeze Vryheid door de gewelddaadigfte Entreprifcs, Roo? veryen en Depredatien te krenken; ja zelfs geen Schip, zoo in Europa, als in Amerika , en elders, flegts onder het bereik der Engelfche Kaperen of Kommisfievaarderen komende, ongemolesteerd te laaten. „ Dat derhalven den Naviganten deezer Republiek weinig meer baten, of hun jegen zulke hooggaande molesten dekken kan , het niet vervoeren van 't geen, waar aan de tweede en derde Artikelen den naam geven van Kontrabande, te weeten allerlei flag van Wapenen en Krygsgereedfchap, met deszelfs toebehooren ; veelmin dat de andere Handelwaren, daar onder inzonderheid de Sqheeps - Materiaalen en levensmiddelen, vermeld by Artikel IV, penigszins zouden beletten het pleegen van de pnlydelykfte brutaliteiten of het uitvin' . den  XVILBoek. Geschiedenissen. 183 den van de frivoolfte pretexten, om dikwerf de Schepen direct op te brengen, en, wanneer dezelven ('t geen egter zeer zelden gebeurt) de finaale Confiscatie al by geluk ontfnappen , den Eigenaaren nog., als een fpecie van faveur, toe te rekenen de gepretendeerde betaaling van een derde of vierde part der wezenlyke waarde, voor de gedeeltelyke of geheele Lading , om daar van , ten minllen langs dien weg , meester te worden; gelyk inzonderheid gebleeken is, omtrent de aangehouden Masten, Declen en Pypenduigen, uit het Schip de Katharina Margaretha; zoo dat de Goederen , welke door het Traktaat zelve uitdrukkelyk voor- vry zyn verklaard, dus al mede ten eenemaale onvry of dependent gemaakt worden van de arbitraire willekeure der eene partye , fchoon, niet minder dan de andere, ver* -bonden tot de letterlyke prestatie van het onderling geconvenieerde.- „ Dat ook de vertooning van behoorlyke Zeebrieven en Paspoorten , met de Facturen of Lysten der Ladinge , in de generaale of fpeciaale gevallen, by de vyfde , zesde en zevende Artikelen gedefigneerd, de Kroon - Officieren van Groot* Brittannien binnen de refpeetive Havenen, of de voorfchreve Armateurs in volle Zee^ even zoo weinig meer de handen bind, om, ten beste genomen, de Schepen der Ingezeetenen van den Staat een geruimen tyd op te houden , en onder dat pretext geld of goed af te persfen, als om de LuiM 4 k&a  x84 AMSTERDAMS III. Deel, -Ï75.3. ken te ontfluiten , dan wel te forceeren, Kisten , Doozen , Pakken of Vaten aan ftukken te breeken, en alles, wat van hunhé gading is, weg te fteelen, ja zelfs zoodaanige Schepen , des niettegenftaande , nog te meerraaalen aan te Haan of op te brengen, en zig van de Lading meester te maaken, zonder, naar de duidelyke letter van het laatstgeciteerde zeveude Artikel, eens te wagten tot dat die, in prefentie van de Officieren ter Admiraliteit, op het Land gelost, geinventarifeerd, daar tegen wettig geprocedeerd en een Vonnis van Confiscatie geveld zy ; ook zonder dat, in het afdoen van zulke Proceduren, doorgaans refiexie genomen word op de Schepen en Goederen , welke , volgens het Traktaat, vry moeten verklaard, en niet, ter zaake van de gepretendeerde befmettinge der verbooden Waren, aangeflaagen of voor wettigen Prys geconfisqueerd mogen worden. Dit dus al met een zeer ligt te bezeffen is, hoe vrugteloos de Kooplieden en Reeders, of derzelver Kommisfionarisfèn, zig voor eenige Regtbank, onder de Kroon van Groot-Brittannien, in of buiten Europa, thans, naar gelegenheid, Leroepen op de Turkfche Pascedulien en andere beëedigde Bewyzen. wegens hunnen vollen eigendom aap de Schepen en dat die efFective in deeze Republiek t'huis behooren, ten einde,, volgens Artikel VIII. van het Traktaat, des te kragtiger te kunnen urgeeren. op eene gereed? reftitutie , nu daar  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 185 daar by vry en vrank gehouden worden zelfs zoodaanige Goederen, geen Contrabande weezende, welken aan de Vyanden zyner Koninklyke Majesteit mogten toekoomen, en flegts in Hollandfche Schepen gelaaden zyn ; dewyl 'er onderfcheide exempelen leggen, dat de eenvoudige des* tinatie naar, of het retour van, eene Franrfche Plaatfe , den Regteren een fufpicie doet opvatten , dat zoodaanige Schepen aan den Koning van Vrankryk, zyne Vafallen en Onderdaanen, of anderen , in zyne Landen en Heerfchappyen woonende, toebehooren , achtende zulk eene naakte en wederregtclyke fufpicie gewigtig genoeg , om te vonnisfen tot eene finaale Confiscatie van Schip en Goed; zoo dat ook de verzekerdheid, by de negende en tiende Artikelen , den Onderdaanen der contracteerende Partyen, over en weder, beloofd, om malkanders ongelyk en fchade te verhoeden, midsgaders de Contraventeurs te ftraffen en de toegebragte fchade, daarenboven, te doen repareeren ; als mede, om, ten dien einde, aan de Opperhoofden der Schepen, by Particulieren ten Oorlog uitgerust, voor den ontvangst hunner Kommisfien, het Hellen eener fuffifante Borgtogt op te leggen, niet meer dan een doode letter geworden is voor de Ingezeetenen van den Staat, als die men, hoe eclatant de geleeden mishandelingen, en hoe manifest de bewyzen daar van zyn, egter, in Engeland of deszelfs onderhoorige Plaatfen en Havenen , genoegzaam W M 5 nooit  r86 AMSTERDAMS III. Deel. nooit verongelykt of befchadigd oordeelt; 't geen dan, onder reverentie, zeer verre afwykt van die regelen van Regt en Billykheid, midsgaders van die infufpecte en gedisinteresfeerde Regteren, waar naar en waar door het elfde Artikel medebrengt, dat, op de noodige en precife orders van hooger hand , de Juftitie, in dusdaanige gevallen, zoude worden geadminiftreerd; daar het ook reeds aan geene publieke en probabele blyken ontbreekt, van actueele Mede Reederen der Kaperen , waar door Hollandfche Schepen waren opgebragt , welken niet gefchroomd hebben om zig met eenen, van wegens de Admiraliteit, tot de inftructie der Proceduren, ten fine van Confiscatie, te laaten gebruiken. „ Dat aan de Supplianten, in hunne byzondere Kommercie, Navigatie en Asfurantie op de West-Indien, door de voorfchreve handelwyze (gelyk uit deugdelyke en gecertificeerde Rekeningen zoude kunnen worden gedoceerd) reeds een fchade is toegebragt van veele Millioenen Guldens, die zy, voor zoo verre daar over Vonnisfen zyn geveld , gehoopt hadden, uit kragte van Artikel XII, in het meergewaagd Traktaat, nog eenigermaate gerepareerd te krygen, by middel van adres en ootmoedig verzoek aan Uw Hoog Mogende, dat derzelver publieke Minister tê Londen mogt worden gelast de notoire onbillykheid van dien, aan zyne GrootBrittannifche Majefteit , in niet min ernftige dan wel gepaste termen , te repre- fen-  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 187 fenteeren, mee de noodige inftantien, ten einde de gemelde Vonnisfen, in den Koninklyken Raad, ter revifie en examinatie mogtcn worden gebragt, om dus te doen blyken, en, binnen den tyd van drie maanden, uit te fprecken, of de Ordres en Cautelen, by het Traktaat voorgefchreeven, onderhouden waren en een behoorlyk effect bekoomen hadden ; gelyk j dan door zommigen der Supplianten, by geleegenheid van het rampfpoedig geval, bejegend aan het Schip en de Lading van Kapitein Louis Ferret, reeds met zoo veel nadruk was gefchied , dat zelfs de Ed. Groot Mogende Heeren Staaten van Holland en Westvriesland dit point, onder meer anderen van dien aart , in ferieufe aanmerking nemende, zig daar over, by eene expresfe Refolutie , op eene wyze hadden gelieven te verklaaren, welke doop getrouwe Onderdaanen nooit dankbaarlyk genoeg erkend of geëxtolleerd kan worden ; alhoewel men, na verloop van nu al tweemaalen drie maanden , nog niets, altoos wegens eenig goed fucces uit Engeland, maar veeleer het tegendeel, vernomen heeft. „ Dat de Supplianten zig nog, bovendien, met geene minder gefundeerde redenen, beklaagen moeten over de aldaar in zwang gaande Contraventien der verdere contenue van het even geciteerd twaalfde en naastvolgende dertiende Artikel, voor zoo verre de Opbrengers der Nederlandfche Schepen zich ook dikmaals niet ontzien ,  #5$ 188 AMSTERDAMS III. Deel. zien, boven al in Amerika, om, hangende de Proceduren of Appellen, de Goederen in kwestie te ontlaaden, en meest verre beneden de helft van de waarde te verkoopen , buiten toeftemminge, ja zelfs tegen de Protesten der Eigenaaren of hunne Reprefentanten ; aan dezelven als dan borgen opdringende, welke niets hebben by te zétten , en dus de order inverteerende van het beding, ?t geen alleen den Reclamant, na bekoomen fententie tot zyn voordeel, de Executie onder borgtogt , niettegenftaande het Appel, toeftaat, maar daarentegen den nemer, in een gelyk geval, hier van wel cxpresfelyk uitfluit; waar door, zoo 'er by het hooger beroep, of de Doleantie, al iets mogt te winnen zyn, men egter, aan den anderen kant, weder word geëxponeerd aan een nieuw gevaar om zulks te verliezen. „ Dat het, voor 't overige, in 't oneindige zoude loopen, wanneer de Supplianten nog moesten optellen de meer dan Barbaarfche wreedheden en het onmenfchelyk woeden der voorfchreve Kaperen (al mede direct.contrarie aan de letter van het veertiende Artikel des Traktaats) tegens de Officieren, Pasfagieren en mindere Zeelieden op de Nederlandfche KoopvaardySchepen ; met hun te kappen, te flaan, in boeijen en banden te zetten, van kleederen te berooven, door naaktheid , het lyden van honger en dorst, tormenten en allerhande ondraaglyke mishandelingen, waar by reeds veelen het leven hebben in-  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 189 ingefchooten, te forceeren tot valfche Eedzvveeringen, of tot de teekeninge van Papieren in blanco, om naderhand boven de namen Verklaaringen te fchryven naar eigen willekeur en meest voldoende aan den toomeloozen roofzugt dier Zeefchuimeren ; ja zelfs, wanneer zoodaanige geweldenaaryen het gewenscht effect niet hebben, de Schepelingen met geld of geldswaarde daar toe om te koopen, zonder dat de wettigde en klaarde blyken wegens deeze booze feiten, by de Admiraliteits-Regteren, onder de uitgeflrektheid des Gebieds van Groot-Brittannien , of in 't geheel aangenoomen en onderzogt, of immers daar op tot dus verre gelet word, dat de fchuldigen hunne regtvaardige ftrafFe, anderen ten exempel en aflchrik, krygen; veel min dat eenig Schip, waar van 't Volk, of de Pasfagiers, de Tortuur, dan wel een dagelyks en overzulks nog erger foort van tirannifeeren, hebben ondergaan , losgelaaten, midsgaders van alle verder onderzoek en eisch, zoo in als buiten Regten, ooit uit dien hoofde , met deszelfs Lading, ontflaagen zouden weezen. „ Dat, buiten de ontegenzeggelyke bewyzen van alle de boven geremonftreerde gevallen en omflandigheden , welke in eene meerdere of mindere uitgeflrektheid, naar dat die ieder op zig zeiven gelegen hebben, reeds onder de oogen Uwer Hoog Mogende zyn gebragt geweest, en nog dagelyks de publieke Nieuwspapieren, door verfchiet van verfche Stoffe, doen over-  i9o AMSTERDAMS IILDéel; overvJoeijen, de Supplianten alleen uit het geen aan de Schepen en Equipagien, waar by hun Intrest op de West-Indien loopt, is wedervaaren, zig ook bereid en in ftaat vinden, om , in eene aparte Memorie, verzeld met de noodige Bylagen, deeze Gcneraale Poincten te particularifeeren, te illultreeren en te doceren, zoo dra zulks van hun zal worden gerequireerd; als uit geen andere oorzaak in referve gehouden zynde, dan ter vermydinge van een al te overmaatige longeur, en in vooronderftellinge dat Uw Hoog Mogende reeds overvloedig genoeg zullen weezen overtuigd ^ dat het thans, aan de Groot-Brittannifche zyde, tot die extremiteit is gebragt, als of 'er geen Traktaat van Marine met den Staat, ja geen algemeen Regt der Volkeren, meer beftond, en als of de fterkfte gedaane reprefentatien wegens Uw Hoog Mogende, ten fine van redres en juftitie, maar bloote formaliteiten, buiten eenige merite van attentie , geworde waren ; waar uit men niet duister, onder reverentie, fchynt te moeten befluiten, de eigentlyke toeleg te weezen, om zoo wel de Kommercie, als de Navigatie, van de Ingezeetenen, en te gelyk daar mede de kragten deezer Republiek , totaliter te ruïneeren, midsgaders hier toe een gebaanden weg te vinden in de verpiigting, waar onder de Nederlandfche Koopvaarders volgens het Traktaat leggen, om, by alle ontmoetingen van Engelfche Oorlogfchepen en Armateuren, (die thans, het zy  X&VII. Boek. Geschiedenissen, igï op de Heen- of op de Retour-Reizen, by na nooit meer te vermyden zyn) de Vifitatie, zonder de minde oppofitie tegen feitelykheden of excesfen, te gedoogen, en dus als Schaapen ter Slagtbank gevoerd, of in effecte van een veel erger conditie gemaakt te worden, dan de Schepen der Kroon, of der Onderdaanen van Vrankryk, welke, in een gedeclareerden Oorlog met Groot - Brittannien, en als zoodaanig bevoegd weezende geweld met geweld te keeren, nog kans hebben om hunne Aanranders af te wyzen of zelf te overmeesteren. „ Dat egter de Vryheid, welke de Engelfche Schepen in de Havenen deezer Republiek, beide ten aanzien van derzelver komst en vertrek, gelykfhtndig met die der natuurlyke Onderdaanen, genieten; als mede het byzonder prerogatief, om de overgroote meenigte hunner Fabrieken, ten merkelyken nadeele onzer eigene, nevens ande e Koopwaaren uit alle gewesten der waareld, onder zekere geringe belastingen , in te voeren; daar, ter contrarie, de weinige Producten hier te Lande vallende, 'er alleen direct van daan naar de Groot-Brittannifche Havenen mogen worden gebragt, des te minder moest hebben doen verwagten de voorfchreve Hostiliteiten van de zyde eener zoo zeer begunfligde Natie, welke buiten dien, onder reverentie , niet meer fchynt te confidereeren, dat, volgens een Haaien regel van het publiek en privaat Regt, de Schending eener aan- 17 5®*  AMSTERDAMS III. Deel* aangegaane Verbintenisfe door de eene party de andere daar van insgelyks losmaakt, en dat overzulks de letterlyke naarkoming van het vyftiende Artikel des bevvusten Traktaats, fpreekende wegens het nemen van Vyandelyke Kommisfien, den beledigden op hunne beurt met geene gevoeglykheid langer zoude kunnen worden afgevergd, of immers dat de Hooge Overheid, waar onder de Supplianten het geluk genieten om te leven, en die zig, van alle tyden , niet minder heeft gedistingueert door de heilige onderhoudinge haarer Verbintenisfen met vreemde Mogendheden, dan door de kragtdaadige befcherminge haarer eigen Onderdaanen tegen alle buitenlands geweld en overlast, ook wel zelve eens bedagt mogt worden op directer, en even zeer in het publiek Regt gerecipieerde middelen, om de alhier t'huis behoorende Schepen tegen de willekeurige Entreprifes der Engelfche Kaperen te beveiligen, midsgaders de onnoemlyke fchaaden en feitelyke opresfien, reeds geleeden, indien al niet geheel, ten minften gedeeitelyk, gerepareerd te krygen. „ Dan nademaal de Supplianten , hoe zeer gedrongen en geperst door de overgroote importantie en verreuitziende gevolgen der boven geremonftreerde zaaken, egter de reflectien, welken daar op misfchien niet t'onpasfe al verder zouden kunnen gemaakt worden, liefst met een eerbiedig ftilzwygen willen pasfeeren, en zig met die hoope vleijen, dat de nadere me- fu-  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 193 fures, door Uw Hoog Mogende te neemen, om, des doenJyk, nog meer kragt en klem by te zetten aan de nadrukkelyke Reprefentatien, van tyd tot tyd, dog vooral over ruim zes maanden , in Engeland gedaan , ten einde alle Schepen , welke tegens de Traktaaten, op eene onwettige wyze aldaar zyn aangehouden, kost- en fchadeloos ontflagen,' en wyders aan Uw Hoog. Mogende eene volkomen gerustheid mogte gegeeven worden, dat de Ingezeetenen deezer Republiek, in hunne Vaart en Handel, ongeftcord zouden worden gelaaten, ten laatften eens mogen weezen van een goed effect; waar toe nu de Ordinaire middelen voor als nog vrugteloos zyn gebleeven, veel ligt het Extraordinair middel eener expresfe Bezendinge uit het lichaam Uwer Hoog Mogende op de allerkragtigfte wyze zoude kun: hen induceeren de voluxekte onvermyde1 lykheid van het redres, tot preventie van - onaangenaamere extremiteiten, j „ Zoo keeren de Supplianten zig tot 5 Uw Hoog Mogende, potmoediglyk verzoekende dat het van derzelver goede gei liefte mag weezen, om, het zy door zulk 1 een expresfe Bezendinge, het zy door tus] fehenkomfie van den publieken Minister ) té Londen, of in diervoegen, als Uw ;[ Hoog Mogende anderszins, naar deizeii ver hooge wysheid, zullen verdaan te be; hooren, aan zyne Koninklyke Majesteit van Groot-Brittannien, in termen, waardig der Hoogheid en Souverainiteit van XVI. Stuk. N dera '758. /  J753. Verzoek der Koopliedenvan Amfterdamaan Hun ne Ed. Groot Mogenden. 104 AMSTERDAMS IILDeel, den Staat, mogen gedaan worden direct® en openbaare Klagten over de- volflaageft én iterative I'nfractien der Traktaaten vaA Vréde en Marine , 'tusfchen de hoogstge*melde Kroon' en Uw Hoog Mogende fubfiiteerende, rftet de ftérkfte iriitint-ién, orn daar tegen te néemen ën te doen ncémen zoodaanige prOmte én éfficaciëufe Voorzie^ninge, ais dè'zélv"fr Tföktaatètl in bun vigeur kan herftellen,' en hét Regt der Voltkeren medebrengt. 't Welk doen de" enz." 1 • Eindelyk vervoegden zig nog de Amfterdamfche Kooplieden by ' de Staatén van Holland, om een kragtdaadig befluit, in deeze bewoordingen : 'Aan hunne Ed. Groot Mogende , de Hee* ren Staaten van Holland en West- ■ vriesland. 1 „ Geven , onderdaaniglyk, té kennen de ondergefchrevé Kooplieden en Géïnteresfeerden in den Handel en de Zeevaart deezer Landen, woonende binnen de Stad .Amfterdam. „ Dat de Supplianten', uit hoofde van de fteeds toenemende Geweldenaryen^ Rooveryen en Depfedatïen, door de Erigelfche Navigantën, Kaperen of KömmiSiievaarderen gepleegd, tegen dé-Schepen en Goederen .der -Ingezeeterien van deft Staat, maar boven al cegef(":dio' öp de West - Indien, waar by dé Supplianten zoó 'cdnfiderabel zyn geïnteresfeérd^ zig ge- nood-  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 195 noodzaakt hebben gevonden hnn recours te neemen tpt de Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden , om ten dien einde aan Hun Hoog Mogende te prefenteeren zoodaanig een Request, als zy Supplianten de vryheid neemen, copielyk, hier nevens te voegen, om 'er zig, kortheidshal ven, refpectueusfelyk toe te kunnen gedraagen. In vertróuwen dat Uw Ed. Groot Mogende daar uit nader zullen gelieven te remarqueeren, tot welke extremiteiten het thans, aan de Groot-Brittannifche zyde , ongeagt de refpective Traktaaten van Vrede en [Marine met den Staat, is gebragt; ook hoe onmogelyk de zaaken buiten eene totaale ruïne der Vaart en Kommercie van deeze Provincie in 't gemeen, en van de Supplianten in 'c byzonder, op den tegenwoordigen. voet kunnen blyven; dat de Supplianten, als Onderdaanen | van Uw Ed. Groot Mogende, (wier illuftre Vergadering reeds in dit ftuk zoo waakzaam is geweest, .onder anderen by zekere Refolutie van den elfden November 1757, waardig om tot een Gedenkteeken van vaderlyke goedheiden protectie, in deeze en de toekomende 'Eeuwen, te verftrekken) geoordeelt hebben', zulk eene hooge en wettige Overigheid direct te moeten ia den 1 arm neemen en hunne 'welgegronde redenen van Klagten onder bet oog te brengen, uitovertuiginge, dat het fupport Uwer Ed. Groot Mogende niet- minder noodig, dan van eene kragtdadige uitwerN 2 ' kin- ^SS.  De Gouvernantedringt op de vermeet dering der Landmagt. :96 AMSTERDAMS III. Deel» cinge, zal weezen voor de reüsfite van aen bovengemelden Requeste. Om welke redenen' zy Supplianten zig'keeren tot Uw Ed. Groot Mogende, met de uiterfte eerbied verzoekende, ten einde Uw Ed. Groot Mogende het ter Generaliteit daar heenen gelieven te dirigeeren, dat Hun Hoog Mogende, op der Supplianten Request, mogen neemen eene zoo fpoedige, ernftige én peremtoire Refolutie , als aan de ongemeene importantie der geremonftreerde zaaken, en aan de intentie van het gene ter dier materie is verzogt, bevonden zal worden meest te kunnen beantwoorden, 't Welk doende enz. " Ruim twee maanden, voor dat deeze Verzoekfchriften werden ingeleverd, was Mevrouwe de Gouvernante, op den zevenden van May, in de Vergadering van ' Holland verfcheenen, en hadt aldaar eene Aanfpraak gedaan, om aan te toonen de noodzaaklykheid der Vermeerderinge van de Landmagt. Ruim veertien dagen laaten, op den drieëntwïntigften dier maand, drong Haare Koninklyke Hoogheid dit ftuk nader aan, in eene tweede Aanfpraak, waar in dezelve haare bekommering te kennen gaf, over de verfterking der Franfche Legermagt met Oostenrykfche Troepen, als mede, wegens het naderen van'het Geallieerde Leger in de nabyheid van den Staat. Zonder ons in te laaten over 't geen, in andere Steden, hier over voorviel, zullen wy alleenlyk melden het Advis, *t welk, raakende deeze veel gerugtmaa- ken-  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 197 kende zaak, van wegen deeze Scad, ter Staatsvergaderinge werdt ingeleverd. Ten duidelykfte zal hier uit den Leezer blyken, hoe ontydig en nadeelig de voorgeflagene vermeerdering der Landmagt zou geweest zyn , in de toenmaalige omftandigheden, in welke men beflooten hadt, eene volftrekte Onzydigheid te bewaaren. Het Advis der Amfterdamfche Regeeringe luidde aldus. „ De Heeren Gedeputeerden der Stad Amfterdam, hebben , op fpeciaalen last en order van de Heeren, hunne Principaalen, over het fubject van de twee ter Generaliteit overgenomen Refolutien van de Provintiën Vriesland en Stad en Lande, rakende het doen van eene Augmentatie van de Militie van den Staat; het reduceeren van twee Man per Kompagnie, door de Heeren Staaten van Zeeland; en het brengen van de Troepen, in dienst en foldye van den Staat, in Duitschland zynde, op den nationaalen voet en binnen het gebied van den Staat; als mede op de Aanfpraak en Nadere Aanfpraak van Haare Koninklyke Hoogheid, de Vrouwe Gouvernante, op den zevenden en drieëntwintigften der afgeloopene maand Juny, in de Vergadering van Hun Ed, Groot Mogende gedaan, tot Aanpryzinge van de Noodzaakelykheid, om de op den negenden July 1755, door Haare Koninklyke Hoogheid en den Raad van Staate, voorgeflagen Augmentatie van de Troepen van den Staat met dertienduizend vierhonderdvyftig Hoofden en duizend N 3 twee- Advis van Amfterdam , betreffende de Verin jerdefinge van Troe* pen.  1753. 198 AMSTERDAMS III. Deel, tweeënnegentig Paarden, ten fpoedigften tot conclufie te brengen, voor derzelver Advies uitgebragt: „ Dat het werk van de Augmentatie nu, federt drie jaaren, te meermaalen heeft uitgelevert het object van de ferieufe Deliberatien van Hun Ed. Groot Mogende ; doch dat de middelen, die tot aanpryzinge en betoog van de Noodzaak el ykheid van dezelve, van tyd tot tyd, zyn geëmploieerd, zeer veel van den anderen hebben gediffereert. „ Dat, m den eerften aanvang, wanneer de ontftaane DifFerenten, tuslchen de Hoven van Verfailles cn Groot - Brittannien, over de Uitgeflrektheid van derzelver wederzydfche Bezittingen in Amerika, tot die hoogte waren gereezen, dat men gegronde redenen had om te denken dat de gemelde ontftaane DifFerenten zig tot dat Waerelddeel niet zouden blyven bepaalen, maar, naar alle uiterlyke apparentien, eerlang tot Europa ftonden te worden overgebragt, tot een motief heeft geftrekt een Vreeze, dat de Kroon van Vrankryk, tegens de groote overmagt van GrootBrittannien, zoo in Amerika als ter Zee , niet beftand zynde, tot bekominge van een honórabelen Vrede, een diverfie zoude tragten te maken eri het theater des Oorlogs in de Nederlanden overbrengen. ,, Dat tot dat motief aanleiding heeft gegeeven de fekrete communicatie, die door den Heere Graave van Holdernes, Sekretaris van Staat van zyne Majeltek, den  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 199 den Koning van Groot - Brictannien, op order van hoogstgemelde zyne Majesteit, in het begin van de maand May van den jaare 1755, aan Haare Koninklyke Hoogheid is gegeeven, en vervolgens door hoogstdezelve ter kennisfe van den Staat is gebragt, dat, namelyk de Marqms de Mirepoix, ter dier tyd Ambasfadeur van zyne Allerchristelykfte Majesteit te Londen , in zyne converfatien met de Heeren Ministers van Groot • Brittannicn, zeer duidelyk zoude hebben geïnfinueert, dat, indien de Brouillerien in Amerika verderen voortgang rnogten hebben, het Hof van Vrankryk het Traktaat van Aken zoude houden voor verbroken, het theater van den Oorlog in de Nederlanden zoude overbrengen, en zyn verhaal zoude weten te vinden op de Geallieerden van GrootBrittannien: doch dat, daar tegen in overweginge genomen zynde, dat de Staat met beide de disfentierende Mogendheden was geallieerd, dat de DnTerenten over de Amerikaanfche Posfesfien de Republiek in het geheel niet raakten, dat dezelve door geene Traktaaten was verbonden om daarin deel te moeten nemen, en vervolgens zig aan eene onverfchoonelyke imprudentie zoude fchuldig maaken, als zy een , pas deedt , waar uit men met reden een partykiezing zoude kunnen infereeren, en Z1S daar door in deszelfs bekrompen toeft-and van Finantie, met een open Barrière, kwam bloot te Hellen aan de facheufe en ruïneufe gevolgen, die een diergelyke opN 4 va£"  200 AMSTERDAMS III. Deel, vatting waarfchynlyk zoude moeten naar zig fieepen, en dat eindelyk de Staat geheel onkundig was, by wat geleegenheid en in welke termen de voorfchreeve Infin uatien (welker executie even zoo min met de trouwe der Traktaaten, als met het Regt der Volkeren, te compasfeeren zoude zyn geweest) zouden zyn gefchied, ,en of en hoe verre de gemelde Heer van Mirepoix daar toe door zyn Hof zoude mogen zyn gelast, in die cricieke omftandigheden, geoordeeld is dat de Staat, welke, aan den eenen kant, zonder zig aan onvoorzigtigheid fchuldig te maaken, op de bekomen communicatie van de voorfchreeve infinuatien en dreigementen niet wel konde blyven ftilzitten, en aan den anderen kant zig door te precipitante Refolutien in gevaar zoude kunnen brengen, van in een ruïneufen Oorlog over DifFerenten, waar in de Republiek niet was geconcerneerd, te worden geënveloppeerd, geen omzigtiger conduites konde houden, dan zig nopens de ware intentie van het Hof van Vrankryk nader te doen informeeren, en de deliberatien over een te arresteren Augmentatie van Troepen te furcheeren, tot dat men in ftaat zoude zyn gefteld, om, met meer zekerheid, te kunnen overleggen, welke middelen, als dc convenabelfte voor het nut en welzyn van de Republiek, behoorden te worden aangemerkt. „ Dat de voorfchreve voorzigtige handelwyze tot haar gevolg gehad hebbende dat de Republiek zig naderhand, door het  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 201 het vastftellen van de Neutraliteit, zoowel voor de Oostenrykfche Nederlanden, als voor het eigen Territoir van den Staat, uit het voorfchreve embarras heeft gered, en dat daar mede al de Vreeze voor eene invafie van den kant van Vrankryk completelyk is verdweenen, tot een tweede motief, om de voorfchreeve Augmentatie aan te pryzen, is geëmploieerd de Nabyheid van magtige Legers, de vreeze voor Infultes van, en Retraites op het Territoir van den Staat, en de onmagt van de Republiek, om het zelve met de geringe Forces, die dezelve op de been heeft, te kunnen weeren, en zig by de aangenomen Neutraliteit naar behooren te kunnen maintineeren. „ Dat tot dit laatfte motief de eerfle aanleiding is gegeeven door de Provintie Gelderland, wanneer dezelve, in de maand January van het gepasfeerde jaar 1757, by het inbrengen van haar Confent in de alstoen voorgellagen Extraordinaris Equipage van veertien Schepen van Oorlog, offchoon, volgens bekomen informatien, de Leden van die Provintie het met den anderen over het werk van de Augmentatie gantsch niet eens waren, met alle empresfement ter Generaliteit heeft doen inlleeren en aanhouden, dat de Heeren Staar ten van de refpective Provintien, in de hagchelyke omflandigheden, waar in de Republiek zig bevond, met haar zouden gelieven te concurreeren in zoodaanige Vermeerdering van de Landmagt, als tot M 5 voor-  aoa AMSTERDAMS III. Deel. *758- voorkominge van alle onheilen noqdig en dienftig zoude worden bevonden; doch dat, in de deliberatien, daar over in Holland gehouden, by verfcheide Leden geoordeeld zynde dat de Republiek, welke geen part of deel in de ontftaane DifFerenten tusfchen de oorlogende Mogendheden had genomen, of aan dezelven eenige aanleiding tot het opvatten van een misnoegen tegen den Staat had gegeeven, geen reden had om voor een attacque van deszelfs Territoir bedugt te zyn, maar zig op de trouwe der Traktaaten moest verhaten ; dat de bekrompen toeftand van de Finantie die conduites volftrekt noodzaakelyk maakte, en niet permitteerde, buiten het geval van de uiterfte noodzaakelykheid, op Vermeerdering van Depenfes te denken; dat het ook geenszins te preiumeeren was, dat de refpective oorlogende Mogendheden, welken ieder de handen vry: vol hadden, zig meer Vyanden zouden zoeken op den hals te halen; en dat, eindelyk, zoo men reden had om voor een vyandelyken Aanval bedugt te zyn, een Augmentatie van dertienduizend vierhonjderdvyftig Man veel te gering zoude zyn; en, zoo het alleen te doen was om Avanies en Infultes van Marodeurs en ftroopende Partyen af te weeren, de voet, waar op de Troepen van den Staat zyn, daar toe genoegzaam voldoende was: al het zelve van die uitwerking is geweest, dat het point van de Augmentatie is gehouden buiten conclufie, en dat de deliberatien daar over  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 203 over zyn gefurcheerd gebleven, tot dat de Provintie Overysfel, op den veertienden April deezes jaars, en de Provintie Gelderland op den agtften.May, daar aan volgende, ter Generaliteit hebben ingebragt derzelver nadere inftantien tot het doen van de voorfchreeve Augmentatie, en daar by fpeciaal hebben geurgeert, dat, inmiddels, ten allereerften die voorziening zoude mogen worden gedaan, dat de Troepen, in dienst en foldye van de Republiek in Duitschland zynde, op den nationaajen voet gebragt, en binnen de Frontieren van den Staat getrokken mogen worden, om tot afweeringe van ftroopcnde Partyen van den Bodem van de Republiek, en de bevrydinge voor infultesen plunderingen te worden gecmpjoieerd. „ Dat de, voorfz. Refolutien van Gelderland en Overysfel, welken door den Heere Raadpenfionaris, op den negenden May van dit jaar, in Holland zyn gecommuniceerd, en alstoen door alle de Leden, uitgezondert alleen de Heeren van de Ridder fchap en de (Gedeputeerden der Stad Alkmaar, zyn overgenomen, om daarop te verdaan de intentie van de Heeren, hunne Principaalen, dus wederom geworden zynde het onderwerp van de nadere ferieufe deliberatien van :de refpective Leden, by de Heeren, hunne Principaalen, is geoordeeld dat 'er geen de minfte redenen waren , om, ten aanzien van het point van de Augmentatie, van de vorige gedagten af te gaan, en dat voor de Ver- meer- 1-58'  204 AMSTERDAMS III. Deel. meerdering en het Opontbod der Troepen, actueel in dienst en foldye van den Staat in Duitschland zynde, al mede geene valabele redenen waren militerende; doch dat men egter dat laatlte point, als niet zullende zyn van zoo een groot bezwaar voor de Finantie, ingevalle de verdere Leden van Holland, of immers het meerder gedeelte van dezelven, zig daar voor geneegen zouden mogen toonen, uit eene pure condescendance voor de inllantien van de gemelde Provintiën, en om de zaken met alle mogelyke harmonie te behandelen, zoude kunnen faciliteeren; doch dan tevens, by dat in te brengen Confent, ter Generaliteit, met alle nadruk zoude behooren te urgeren op de fpoedige voortzetting en afdoening van de deliberatien over de pointen van Menage, en op een dadelyk redres van de privative Reductie van twee Man per Kompagnie, welke de Provintie Zeeland, buiten kennisfe en toette mminge van de Bondgenooten, propriet autoritate, heeft ondernomen, met eene bygevoegde Verklaaring, dat Hun Ed. Groot Mogende in de voorfz. Vermeerdering en het Opontbod der gemelde Duitfche Battaillons niet zouden kunnen bewilligen, voor en aleer de voorfz. desorder door de Provintie Zeeland zoude zyn geredresfeerd, en dat de Provintie Holland, voor het overige, in die abfolute verwagting bleef, dat alle de Provintiën zig zouden bevlytigen, om derzelver refpective kwotes in d2 meerdere kosten, - die  • XXVIÏ.Boeiï. Geschiedenissen. 205 die door de voorfz. Vermeerdering en Herwaartkomfle zouden worden veroorzaakt, promptelyk te furneeren. „ Dat, van den voorfz. last, door de Heeren deezer Stads Gedeputeerden ter Dagvaart, in de laatstvoorgaande byeenkomfte van de Vergaderinge, het noodige gebruik zynde gemaakt, men wel het genoegen heeft gehad van verfcheide notabele Leden te vinden in die zelfde gedagten; doch dat men, met leedweezen, heeft gezien dat de disfentieerende Leden dezelven niet alleen in getal hebben overtroffen, maar dat zelfs Haare Koninklyke Hoogheid, by de twee bovengementioneerde Aanfpraaken, de fentimenten van de disfentieerende Leden heeft gelieven te appuieren, en de fpoedige conclufie van de voorgeflaagen Augmentatie, met veel nadruk, te recommandeeren. „ Dat de Heeren, hunne Principaalen, zig tot dus verre bezig gehouden hebbende, met aan de Leden open te leggen den waren toeftand van de deliberatien, die over deeze importante materie fuccesfivelyk zyn gehouden, en met een fummier detail van de redenen, die, in dezelven, zoo voor als tegens de Augmentatie zyn geallegueerd, het niet noodig agten , zig by dit Advis over de ingekomen Refolutien van de Provintiën Vriesland en Stad en Lande in het byzonder uit te laaten, om dat de eerstgemelde Provintie, wel verre van in de voorgeflagen Augmentatie confent te draagen, de deliberatien daar over, by  ooö AMSTERDAMS. III.Deel. 1753 by provifie, heeft uitgefteld; en de Jaatfte wel op de conclufïe van 'de Augmentatie heeft aangedrongendoch geene redenen, tot ftavinge van dat gevoelen, heeft bygetaragt, en ! mitsdien' geoordeelt hebben, zig blootelyk tot een examen en discusfie van de motiven., in de voorfz. Aanfpraaken van Haare Koninklyke Hoogheid voorkomende,' te moeten bepaalen. ,, Dat,'om dat onderzoek in order te behandelen, het 1 nutteloos zoude zyn de Leden op te houden met ce willen treden in eane fcrupuleufe perquifide, wat men, polirice ;xaifonneerende, rot de bezorginge van een volmaakte morele zekerheid voor db Republiek .zoude kunnen'requrreercn, om dat men begrypt dat diergelyke discusi lien, als de redenen van Politie met die van Finantie niet gepaard gaan, uitkomen op iedele fpeculatien, die van geen de irrinfte vrugt' kunnen zyn; en dat de Heeren , . hunne Principaalen, wel verre van daar in met Haare Koninklyke Hoogheid te kunnen conveniëren, dat, by het ontftaan der Troubles tusfchen de Hoven van Vrankryk en Groot - Brittannien, het kragtdaadigfte middel- om■ daar buiten te blyven, in eene Vermeerderig van 's Lands Magti zoude zyn te vinden geweest, zy ter contrarie betuigen moeten van begrip te Zyn dat een Augmentatie in dien tyd, preCife, zoude hebben moeten doen een conr trarie effect, nademaal zoo eene demarche, op de iterative inftantien van Engeland, nergens anders toe konde ftrekken, als ° om  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 207* om de Kroon van Vrankryk te doen vallen in cén begrip, dat de Republiek, hoe zeer in de Amerikaatafche DifFerenten in het geheel niet geconcerneerd zynde, gezind was, als de Troubles tot Europa ..overfloegen, even als in vorige tyden, zig dezelven aan te trekken, en de naruurlyke gevolgen daar van zouden geweest zyn, dat men zig, door het doen van de voorfz. Augmentatie , zoude hebben op den hals gehaald dat góvaar, dat men daar door poogde tc 'eviteren, en waar uit de Republiek zelfs niet- doörr middel van een veel grooter Augmentatie zoude hebben kunnen worden gered \ en dat het, mitsdien, naast den zegen van God Almagtig, alleen aan dc prudente conduites en maatregelen, welke ide Republiek in die- critieke om■ Handigheden gehouden en genomen heeft, te attribueren is, dat de Staat niet alleen tot dus verre buiten den Oorlog is gebleven , maar zelfs naderhand, door middel van de vastgeHeldè Neutraliteit,, tegens alle vreeze van den kant van, Vrankryk, -behooriyk is gefecureerd geworden. „ Dat dit argument,i op zig zelf genoomen, naar de gedagtdn van de Heeren, hunne f Principaalen, de voorfz. Hoofddelling van Haare Koninklyke. Hoogheid genoegzaam enerveert, en een dubbelde! kragt ontvangt, als men het oog flaat op de ffuuatie; waar in de- Republiek zig met betrekkinge tot deszelfs geaccableerde Finantien bevind.; „ Dat, om niet te Ipreeken van die Pro- 1758.'  1753- So8 . AMSTERDAMS til. Deel.- Provintiën , die nu reeds eenige jaaren herwaart, by het inbrengen van hunne Confenten in de Staaten van Oolog, met veel nadruk geklaagd hebben dat zy niet langer in ftaat waren om de Lasten van de Unie, op dien voet, als dezelve nu actueel nog zyn, te kunnen helpen dragen; als mede, om geene melding te maaken van dat de privative Reductie, welke de Provintie Zeeland, buiten weeten van de Bondgenooten, eigener authoriteit, heeft ondernomen, alleen zyn fource fchynt te hebben uit eene onmagt, om by continuatie de last vati het Bondgenootlchap te helpen onderfchragen, de Heeren , < hunne Principaalen, zig alleen tot de Provintie Holland, waar op. de last van eene Augmentatie, zoo niet geheel, ten minften voor het grootfte gedeelte, zoude aankomen, zullen bepaalen, en dienaangaande aan de Leden onder het oog brengen, dat het een bekende zaak is, dat deeze Provintie, niettegenftaande dezelve nog al meer jesfources, dan de andere Provintiën, heeft,.en daar van albereids, tot verbeteringe van haare Finantie , in verfcheide opzigten gebruik heeft gemaakt, en daarenboven nog , na een tienjaarigen Vrede blyft heffen, met uitzonderinge alleen van een tweehonderdften Penning op de Huizen, geduurende de laatfte vyf jaaren, alle de extraordinaris Middelen, die in de voorgaande Troubles geheven zyn, nog jaarlyks blyft belast met, een important Kort van omtrent vyf tonnen Gouds; dat dit  XXVil.Boek. Geschiedenissen. 205) dit Kort voornaarrelyk mede zyne fource heeft uit de groote lasten van den Staat van Oorlog, in zoo verre, dat, bereids een geruimen tyd geleeden, hoewel tot nog toe zonder vrugt, van deezer Stads wegen , in Holland iterative en ernftige ihftantien zyn gedaan, om die last, onder anderen , door het brengen van dé meest kostbaare Troepen op een min kostbaaren voet , en het affchaffen van den Hoogen Krygsraad, te verminderen; dat, by aldien de Augmentatie zoude mogen worden geconcludeerd, de lasten, uit den Staat van Oorlog profluerende, behalven de Aanritsgelden, die niet verre van eeri millioen bedraagen, nog met negentien en een halve tonnen Gouds jaurlyks zouden worden vermeerderd; dat dit tot zyn noodzaakelyk gevolg zoude moeten hebben , dat men de goede Ingezeetenen, Zoo men de Troepen niet zoude willen onbetaald laten, en daar door alles in confufie brengen, boven de zwaare lasten, die dezelve nu reeds fupporteeren, met de introductie van nieuwe of verhooginge van de in train zynde Middelen, Zoude moeten bezwaaren, en dat mitsdien alle de voorfchreeve confideratien, by den anderen genomen, ten klaarften bewyzen dat in de fituatie, daar de Republiek zig, met betrekkinge tot haare Firiantie, in bevind, om geen Augmentatie, buiten het geval van de uiterfte noodzaakelykheid, behoort te worden gedagt. „ Dat de Heeren, hunne Principaalen, XVI. Stuk. O wel 1  cïo AMSTERDAMS III. Deel. wel hebben in agting genomen, dat hier tegens, by de voorfehreeve ecrfte Aanfpraak, is geallegueerd dat die lasten alleen zouden zyn voor een tyd, en dat de Onderdaanen die blymoedig zouden helpen draagen, als zy wisten dat deze ven alleen dienen zouden om de Republiek te beveiligen tegens alle overlast, en haar daar door te bewaaren by haare Vryheid en Godsdienst, onafhankelyk van het goeddunken van anderen, zoo als de eer van een vryen Staat vordert, en dat de Heeren, hunne Principaalen, zig daar m ten hoogden verheugen, dat in de Vaderlandfche zugt en iever van s Lands getrouwe Ingezeetenen nog zoo veele resfources te vinden zyn; doch dat zy tevens begrypen, dat het de post en pligt van cordaate Regenten is, om zorge te draagen dat diergelyke Plegtankers niet nutteloos worden verfpild, maar gefpaard tot een tyd, dat de Republiek daar door eenig wezentlyk nut zoude kunnen confequeeren, het welk, naar hunne gedagten, in het concludeeren van de voorgeflaagen Augmentatie, niet te vinden is, om dat men niet weet dat de Republiek, die geene pasfen gedaan heefc, die met de aangenomen Neutraliteit incompatibel zyn, aan een der in Oorlog zynde Mogendheden eenige reden van een regtmatig misnoegen zoude hebben gegeeven, en dus niet verwagten kan, dat de refpective Oorlogende Mogendheden, die zig m de ontftaane Troubles zoo verre ingewikkeld via-  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 211 vinden, dat het niet te denken is, dat dezelven het zouden toeleggen om het getal haarer Vyanden te vergrooten, en die tot dus verre getoont hebben met alle omzigtigheid het Territoir van den Staat te hebben willen menageeren, een voorneemen zouden hebben om de Republiek te attacqueeren; dat daar by nog komt, dat, zoo men reden had om te befluiten, dat 'er zoo een voorneemen by één der in Oorlog zynde Mogendheden was, een Augmentatie van dertienduizend vierhonderdenvyftig Man veel te gering, en dus van geen de minde vrugt zoude zyn, om den Staat uit dat gevaar te redden; en dat daarentegen, zoo het alleen te doen is om Infultes en Avanies van Marodeurs en droopende Partyen af te weeren, de Magt, Welke de Republiek op de been heeft, daar toe overbodig fufficienris, nademaal de Krygsmagt van den Staat, zonder het Corps Artillery en de Mineurs daar onder te begrypen, in omtrent drieëndertigduizend Combattanten bedaat (het welk, gecompareerd tegens de prima plana van vorige tyden, meer dan veertigduizend Man 1 op het papier uitmaakt,) en het gansch niet moeielyk fchynt met zoo een aanzienlyke Magt, zoo door het formeeren ■ van Cordons, als het leggen van derke Guarnizoenen in de meestgeëxponeerde Plaatfen, het Territoir van den Staat van Infultes en Plunderingen te bevryden; vooral, als men confidereert dat de Bari riere deden, als voor het grootde gedeelte \ - O 3 fe-  fctü AMSTERDAMS III. Deel. federt de laatfte Troubles nog gedemolieerd liggende, mee geen vrugt kunnen worden bezet, en dat dus de voorfchreeve Krygsmagt genoegzaam geheel tot dekking van de Frontieren Tcan worden geëmploieerd. ' „ Dat eindelyk de vreeze, welke Haare Koninklyke Hoogheid fchynt- te hebben, dat een van de:Oorlogende Partyen, het te kwaad krygende, zyne veiligheid op het Territoir van den Staat zoude kunnen zoeken, en dat door zoo een middel het theater des Oorlogs op den eigen grond van den Staat zoude kunnen worden gebragt, zekerlyk zyne opmerkinge verdient; doch dat het vooreerst niet zeer prefumtief is, dat een fuccumberende Armée, die door eene victorieufe Armée vervolgd word, eene retraite zoude zoeken op een Territoir, daar dezelve, in plaatfe van de behulpzaame hand, natuurlyker wyze, refiftentie zoude te wagten hebben, en zig daar door aan een nieuw gevaar bloot ftellen; en dat, ten tweeden, een bloote vreeze of mogelykheid, dat het een of ander kwaad zoude kunnen gebeuren, geen genoegzaam puisfant motief uitlevert, om de Finantie door zoo eene notabele vermeerdering van lasten verder te abimeeren, in een tyd, dat men tot die laagte gekomen is, dat men , om een fonds toe de protectie van de Kommercie tegens de Algerynen te vinden, zyn recours heeft moeten neemen tot de Kasfe van het verhoogde Last- en Veilgeld, en dat men nog  XXVÏI.Boek. Geschiedenissen. 213 nog dagelyks moet aanzien,' dat de Vlag van den Staat word gefchonden, en de Kommercie, die de bronader van de welvaart en de zenuw van den Staat is, door eene Mogendheid, van welke men het Zelve, uit hoofde van de byzondere relatien met den Staat, niet te wagten fcheen te hebben, tegens de klaare letter van de Traktaaten, op zeer verregaande wyzen mishandeld en geruïneerd word, zonder dat men tot dus verre de noodige Geldmiddelen , tot 1 protectie van dezelve, op eene andere wyze heeft kunnen vinden, als door het leggen van nieuwe Lasten op de Kommercie, tot goedmaakinge van de kosten, die tot het geven van eenige meerdere protectie Igerequireerd worden. ,, Dat, de zaaken in die termen ftaande, de'Heeren, hunne Principaalen, zig verbeelden, dat, hoe wenfchelyk men het anderszins ook zoude mogen.agten, dat. de Republiek zig ih ftaat bevond, om altoos een grooter Krygsmagt, zoo te Land als te Water, te kunnen aanhouden, alle confideratien van dien aart, voor het tegenwoordige, om den geaccableerden toeHand van.de Finantie, moeten ftilftaan; dat de i Republiek, even als andere Mogendheden, die door magtige Nabuuren omringd zyn, zig .op de trouw.der Traktaaten verlaaten, alle gelegenheden, die aanleiding tot misnoegen geven kunnen, zoo veel mogelyk, eviteeren, en de laatfte resfources, die nog voor handen zyn, zorg* vuldig fpaaren moet, om daar van, als O 3 oa-  214 AMSTERDAMS III. Deel. ongelukkig de nood aan den man mogt komen, een nuttig en heilzaam gebruik te kunnen maaken, of dat, by faulte van dien, te wagten is, dat de Republiek zig, door het-maaken van nuttelooze depenfes, zal brengen tot dien ftaat, dat 'er geene middelen van herftellinge overig zullen zyn, en dat zy, tot de compleete uitwerkinge van haare volkomen ruïne en ondergang, geen Vyand van buiten zoude noodig hebben, en de hooge Regeering daar door op zig zoude laden een regtmatig verwyt van de góede Ingezeetenen, dat dezelve de ware interesfen van de Republiek niet naar behooren had gaade geflagen en behartigt. „ Dat de Heeren, hunne Principaalen, geoordeelt hebben deeze importante zaak zoo uitvoerig te moeten behandelen, om op eene doorfteekende wyze te doen zien, dat het niet gefchied uit een geest van tegenftreevinge, maar dat het zyn folide gronden, die hen noodzaaken, om by de vórige begrippen' te moeten periïfteeren, en in: de voorgeflagen Augmentatie als nog te blyven difficulteeren; en dat zy derhalven de Heeren,. derzelver Gedeputeerden ter Dagvaart, hebben gelast om te inftecren, dat dit hun Advies, tot derzelver decharge by de Posreriteit, in: de Notulen moge worden: geinfereerd, en dat verder Haare Koninklyke Hoogheid, op het vriendelykfte en ferieuste,'moge worden vcrzogt, om, volgens hoogstdeszelfs gewpone iever en waakzaamheid,. de noo- di-  XXVII. Boek. Geschiedenissen. ai5 dige voorziening te doen, en orders te ftellen, dat zoodaanige Militie, die in andere Plaatfen kan worden gemist, naar de jneestgeëxponeerde Plaatfen op de Frontieren moge worden gezonden, om, zoo tot dekkinge als beveiliginge van het Territoir van den Staat te worden geëmploieerd." Tegen dit Advis, 't welk, in 't laatst van July , werdt ingeleverd, ftelden de Heeren van de Ridderfchap, omtrent het midden der volgende maand, een ander; waar mede zy, egter, niets anders uitwerkten, dan Haare Koninklyke Hoogheid, in derzelver opzet, nog meer te Herken, en by de weigering, ter vermeerderinge van de Zeemagt, te yveriger te doen volharden. Om te meer kragts te geven aan alle deeze klagten en verzoeken,'gaven de Heeren Bewindhebbers der Westindifche Maatfchappye, ter Prefidiaale Kamer van Amfterdam , door eenen Brief, kennis aan Hun Hoog Mogenden, van de rooveryen en plonderingen, door de Engelfche Kom- . misfievaarders, in Amerika, omtrent de Nederlandfche Schepen gepleegd, en van de wederregtelyke vonnisfen, door de Geï-egtshoven aldaar, in deeze zaaken, geveld. Op dat berigt beflo'oten Hun Hoog Mogenden, zig te vervoegen by den Engelfchcn Afgezant, den Ridder York; doch met hoedanig eenen uitilag, blykt uit het volgende antwoord van dien Groot -Brittannifchen Staatsdienaar, O 4 „De 1758. Bewindhebbersvan de IV. I. C. ilaa*en meie over de Rooveryenier Enjelfchenn Amerika.  De EngelfcheAmbasfadeurontvouwtde redenen , waarom de NederlandfcheSchepen worden ppge|>i'agt. met 5) ei6* AMSTERDAMS III. Deel, „ De Heeren Pieck van Zoelen en an„ deren Hunner Hoog Mogende Gedepu„ teerden tot de Buitenlandfche Zaaken, „ ingevolge en tot voldoeninge van der•„ zeiver Refolutie van den eerden deezer „ loopende maand, in conferentie geweest „ zynde met den Heere York, Minister „ Plenipotentiaris van zyne Majefteit, den „ Koning van Groot-Brittannien, hebben, „ ter Vergaderinge, gerapporteert dat zy, ,, in de voorfz. Conferentie, aan gemelden „ Heere York ter hand geftelt hadden Hun „ Hoog Mogende voorfz. Refolutie van „ den eerften deezer , genomen op eene „ Misfi ve van de Bewindhebberen van de „ West-Indifche Kompagnie, ter Praafidiale „ Kamer te Amfterdam, raakende de on„ behoorlyke behandelingen en vyandelyke „ Rooveryen der Engelfche Kommisfie„ vaarderen, tegens de Schepen en Vaar„ tuigen van Hun Hoog Mogenden On„ derdaanen in Amerika, en de onwettige „ Proceduuren, door de Rechters, .aldaar, „ tegens dezelven gehouden; met verzoek „ aan gemelden Heere York, den inhoud „, van de voorfz. Refolutie door zyne goe„ de officien te willen appuierep en fecon- deeren. Dat gemelde Heer York daar „ op verklaart hadde, dat hem zeer leed „ was te zien de geduurige klagten, die „ hunne Hoog Mogende zich verpligt von,, den te dpen in faveur van hunne Onder„ daanen, en dat de Koning hem gelast „ hadde, zulks, en daar het te pasfe zoude komen, te "zeggen, dat zyne Majefteit  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 217 met het grootfte genoegen zoude zien „ alle middelen, die men zoude kunnen „ voorflaan om fatisfactie te geven aan „ Hun Hoog Mogende, met welken zyne „ Majefteit ftandvastig gezogt hadde te „ leven in de allervolmaaktfte Eenigheid; „ maar dat de Koning hem ter zelfder tyd „ gepermitteert hadde te declareeren, dat „ zyne Majefteit gerefolveerd was te be„ letten , dat dc Kommercie van het ,, Fransch Amerika niet gefchiede door „ andere Mogendheden, onder het fpecieus ,, pretext van eene Neutraliteit, en niet „ toe te laten dat een chicane over woor„ den uitgelegd worde, als een permisfie, „ om met zyne Vyanden een Kommercie „ te dryven, die, hoe zeer dezelve niet „ opgeteld was in de fpecifieke Klasfe van „ Artikelen van Contrabanden, egter, in „ allen opzigte en in allen zin, zoodanig „ wierd door de byzondere omftandighe„ den. Dat zy Heeren Gedeputeerden zou„ den zien, dat de Orders, die hy aan hun „ kwam te communiceeren , en die hy, „ federt weinige dagen, had ontvangen, „ hem in het geval ftelden van aan hun te „ reprefenteeren, dat, zoo langde geoor„ loofde Kommercie van de Onderdaanen „ van Hun Hoog Mogende, die zyne Ma„ jefteit nooit voorneemens was geweest^ „ te interrumpeeren , zich geconfundeerd „ vond met een andere , die de Koning „ voor ongeoorloofd aanzag , alle deeze reprefentatien vrugteloos moesten we„ zen; te meer daar de Traktaaten bepaalt O 5 „ had-  si 8 AMSTERDAMS III. Deel. 1758. Lyst de: opge- bragte Sche- pen, en van de daar door ver oorzaak te fdia- den. „ hadden de Manier van Procedeeren in „ diergelyke gevallen , en dat de Kroon „ geen kennis konde nemen van gevallen, „ die behooren tot het onderzoek van de „ ordinaris Rechtbank. Waarop gedelibereerd zynde, hebben „ de Heeren Gedeputeerden van de Pro* ,, vintiën Holland en Westvriesland, Zee„ land, Utrecht en Vriesland het voorfz. „ gerapporteerde Copyelyk overgenomen, j, om in den hunne breeder gecommuni,, ceerd te worden. En is, dien onver„ minderd, goedgevonden en verftaan,dat „ Copy van het voorfz. gerapporteerde „ gefteld zal worden in handen van de „ Heeren Nagel en anderen hunner Hoog „ Mogenden Gedeputeerden tot de Zaa„ ken van de Zee, om te vifiteeren, exa* „ mineeren en van alles alhier ter Ver„ gaderinge rapport te doen." In de maand September werdt, in deeze Stad, gedrukt en algemeen Verfpreid, eene drievoudige Lyst van genomene of geplonderde fchepen. De eerfte Lyst, beftaande uit de zulke , welke op Curacao en St. Euftatius voeren, behelsde een ge' tal van eenentwintig fchepen , dié , op derzelver te rug reize , door de Engelfchen , genomen en opgebragt waren* De fchade, welke de Kooplieden daar by leerlen, werdt begroot op drie Millioenen, vyfhonderdzevenenvyftigduizend en vyfhonderd guldens. Op de tweede Lyst ftonden aangetekend, de genomene en opgebragte fchepen , ten getale van vieren- der-  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 219 dertig., op derzelver uit- of thuisreize naar of uit de Westindiën; van welke, volgens opgaave, de fchade bedroeg vyf Millioenen, hondérdvierënveertigduizend Guldens. Het getal der Schepen, op de derde Lyst aangetekend, die niet' genomen, maar alleen beroof d of geplonderd waren, beliep een getal van honderd, en het nadeel, aan dezelve toegebragt, een fomme van vierhonderdnegenëndertigduizend honderdeenënnegentig Guldens en zes ftuivers. In ééne hoofdfommë beliep dus deeze fchade , negen Millioenen, honderdveertigduiI zend zeshonderdeenënnegentig Guldens , ; zes ftuivers. Doch, hoe aanmerkelyk, en drukkende voor veelen, dit nadeel ook ware , hoe regtmaatig, diensvolgens, ook de klaag llemme , welke de Kooplieden ophieven ; de Vrouwe Gouvernante bleef doof voor dezelve, en kon niet befluiten, om i gepaste maatregels in het werk te ftel] len, ter bèteugelinge van den roof- en plonderlust haarer Landgenooten. Niet londienftig oordeelen wy het, een verhaal ivan den toedragt en afloop deezer veel cgerugtmaakende gebeurtenisfe, hier nevens t te voegen. In gevolge van het Antwoord , door i Haare Koninklyke Hoogheid,'op de laatfte Memorie gegeeven , dat den Kooplieden , zo ras mogelyk , rapport zou worden gedaan, werden, den vierentwin:tigflen van Slagtmaand , door eenen daar ftoe byzonderlyk afgezonden 'Bode, eenige Ge- De Gouvernanteblyft Convooi jvetgeea. Eenige Kooplieden wor • den in 's idage jntboodea.  -siiqooii • WH w-l Brief van den Heere flop, wegeus den 220 AMSTERDAMS III. Deel. Gedeputeerden uit de Kooplieden van Amfterdam en Rotterdam, verzogt, ten allerfpoedigften, in den Hage te koomen. Dewyl de Kooplieden van die Steden, uit de verhaastinge, waar mede dezelven herwaarts ontboden werden, zig vleiden de eene of andere gunftige tydinge op hunne Klagten te zullen bekomen, begaven zig, zo fpoedig hun mogelyk was, van Amfterdam naar 's Hage, de Kooplieden van de Poll, Testas, ter Borch en Neel, en, van Rotterdam, de Kooplieden Baalde en van de ÏValle. Deeze zes Gedeputeerden hadden , daags daar aan volgende , den vyfentwintigften van die maand, gehoor by de Vrouwe Gouvernante, en by haaren Geheimen Raad, den Heere de Larrey. In dit gehoor werdt hun ter hand gefteld, het Affchrift van eenen Brief, raakende den ftaat der onderhandelingen, tusfchen het Engelfche Hof en Hun Hoog Mogenden, over de klagten, betreffende den Koophandel, door den Hollandfchen Afgezant in Engeland, aan den Heere Griffier Fagel, alhier, gefchreyen; die dus luidde: - i Wel Ed. Geflrenge Heer ! Myn Heer! „ Eergister avond is 'er eene Byeenkomst geweest van de voornaamfte Heeren van het Ministerie; en hebben dezelyen alstoen in confidentie genomen Hunher  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 221 ner Hoog Mogende Refolutie van den twaalfden September, laatstleden. Zoo ras ik daar van kennis had bekomen, heb ik getragt te weten wat daar gepasfeerd was, en of 'er iets finaals beilooten was ten opzigte van bovengemelde Refolutie. Mylord Holdernefs onpasfelyk zynde, heb ik my daar over geadresfeert aan den Heere Pitt, die my geliefde te zeggen, dat die Heeren tot laat in den nacht by den andéren waren geweest; doch dat, van wegen de volumineusheid der zaaken, nog al een geruimen tyd zoude verloopen, eer een behoorlyk Rapport zoude kunnen worden uitgebragt, om voor den Koning te worden gelegd; dat hy my ondertusfchen wel konde verzekeren, zoo voor zig zeiven, als voor de andere Heeren van het Ministerie, dat 'er eene genegenheid was, om aan Hun Hoog Mogende genoegen te geven, voor zoo ver de Klagten van derzelver Onderdaanen wel gefundeerd waren, en tot removeringe van alle verwyderinge. Doch dat hy my, ter zelfder tyd, moest zeggen dat 'er zig twee zaaken opdeeden, die men alhier niet zoude kunnen toegeeven, dat is, vooreerst het navigeeren en trafiqueeren op de Franfche Eilanden, en dat, fchoon onder gefingeerde naamen, voor Rekening der Franfchen gefchiedde, waar door men wist dac Vrankryk Millioenen had geproficeert; en dat men hier van begrip was, dat zulks zelfs door de letter van de Traktaaten nier; 1758. ftaat der Onderhandelingensver de Klagten , nopens dun Koophandel.  222 AMSTERDAMS- III. Deel. gepermitteerd was; en dan, ten anderen^ den Aanvoer, naar Vrankryk, van Materiaalen tot Aanbouw van Schepen; dat, fchoon die Materiaalen, by het IV Artikel van het Traktaat van 't jaar 1674, genumereerd Honden, als geene Waren van Kontrabande zynde, dezelven door de om* Handigheden Kontrabande Goederen wierden , Hrekkende tot Aanbouw van de Franfche Navaale Magt; dat hy hoopte daÉ Hun Hoog Mogende zig , ten dien opzigte, naar redelykheid zouden laten vinden; my verder zeggende, dat men, ten opzigte van de Abuizen , zoo door het neemen en opbrengen der Schepen , zoo door des Konings Schepen, als wel Armateuren, zoude tragten te redresfeeren; gelyk mede ten opzigte van de Gerechtspleegingen , indien ten dien opzigte eenige Abuizen zouden mogen wezen begaan; daÊ mede, by het aanflaande Parlement, zoude tragten te bewerken, dat de Acte van het Parlement, tot encourageeringe van Zeelieden , by welken de genomen Pryzen hun in eigendom worden gegeven , voor zoo verre mogt worden gealtereerd , dat daar door alle Vexatien mogten worden, belet; daar verder byvoegende, dat, om dit alles uit te werken, daar toe arbeid en tyd wierd vereischt; en dat hy Hun Hoog Mogende konde verzekeren , van deszelfs iever en genegenheid , om dit alles tot een goed einde te brengen; niets meer wenfchende, dan eene goede en ver* i trouw-?  XXVIT.Boek. Geschiedenissen. 223 trouwde harmonie en intelligentie, tusfchen deeze Kroon en den Staat van Hun Hoog Mogenden. Blyve met zeer diep refpect, IFel Edele Gejirenge Heer! Uw Wel Ed. Geftr. zeer ootmoedige en geboorzaame Dienaar Londen den 17 (Was geteeiend.) November 1758. H. HOP." De Kooplieden , in de twee gemelde Steden,by de thuiskomfte deezer Afgezondenen, van hun verneemende, dat de reden, waarom zy in den Hage ontbooden waren, alleenlyk geweest was om hun bekend te maaken, dat nog al een geruime tyd zou moeten verloopen, eer een behoorlyk rapport wegens hunne klagten zou kunnen uitgebragt worden , en dat men toonde, in Engeland, ten opzigte van het weezenlyke der zaake, ongenegen te zyn om de minlte verandering te maaken, waren hier over niet weinig ontzet, ziende dat zy, wegens het bekoomen van fchadeloosftellinge der geleeden verongelykingen,en verzekerdheid dat hunne volgens de Traktaaten geoorlofde Handel vervolgens vry zoude zyn van de kwellingen der Engelïchen, nog niets gevorderd waren. Dezelven beflooten hier op , dat eenigen , uit hun lichaam afgevaardigd , te Alphen , een Dorp , aan den Rhyn , omtrent in het midden tusfchen Amfterdam en Rotterdam, gelegen , zouden te zaraen koo- menj 1758.  224 AMSTERDAMS til. Deel* men, en aldaar overleggen, wat, ter gemeene voortzettinge van hunne wederzydfche belangen , van welke de welvaart van het gantfche Land afhangt, zoude behooren ondernomen te worden. Deeze Kooplieden hielden hunne byeenkomst , in dat Dorp , op Zondag , den vyfentwintigften van de gemelde Slagtmaand ; alwaar beflooten werdt , dat, op nieuws, eene Deputatie van Kooplieden naar den Hage zou gaan, om aldaar, ten vierdemaale, nadrukkelyke Verfoogen te doen Over den gedrukt wordenden Koophandel. In gevolge van die befluit werdt, te Amfterdam, eene Aanfpraak opgefteld en gedrukt, die men, by dit vernieuwd adres , aan de Vrouwe Gouvernante zoude doen. De Kooplieden, welke, ten deezen einde, naar den Hage reisden, en, op den zevenden van Wintermaand, by Haare Koninklyke Hoogheid, gehoor hadden , waren veertig in getal ;■ naamelyk, wegens Dordrecht, de Kooplieden Krena en Hoogftraten; wegens Amfterdam, de Kooplieden van de Poll, ter Borch, Locquet, Dedel, Neel, de Harde , van Eeghen, van Vollenhoven, Bruin, -Van Hoboke, Angely, Texier , Reigerbosch, Raap, de Neufville, Amyot, Fizeaux, de Wit, Ameshof, du Tilk, Bosch, van Kerchem, de Vry en Tavai-ez; wegens Rotterdam, de Kooplieden Jz. Hope, - Meiners, van de Walle, Baalde, van den Einde, Ofy, van Zwyndrecht, van Tzendoorn, Rochusfen en de  XXVII.Boêk. GèschiedéSissen. 225 Glaz; uit Noordholland, de Kooplieden Brouwef, Visfer , Lyns Rogge en A. Rogge. De Aanfpraak aan, de Vrouwe Gouvernante, welke zy, by deeze gelegenheid , deeden, Was van den Volgenden aanmerkelyken inhoud: Doorlugtige Koninklyke Princèsfe! „ De Kooplieden der Kommercierende Steden en Plaatfen deezer Provintie begrypen nier. dan al te wel, hoe lastig en vervelend het voor Uwe Koninklyke Hoogheid moet vallen, dagelyks, Opgehouden te worden met Klagten , hoe rechtmaatig die ook zyn, over het onredelyk gedrag, het welk de Oorlogfchepen en Kommisfievaarders der Engelfchen, met de Schepen en Koopmanfchappen , de Onderdaanen dei* Republiek toebehoorende, houden. „ Maar zy vinden zich ,■■ desniettegenftaande, verpligt, nogmaals , verlof van Uwe Koninklyke Hoogheid te fmeeken om hunne zielzuchten en regtvaardige Klagten , aan hoogst dezelve , uit 's harten grond, uit tc ftorten. ~ „ Zy betuigen , op het allerferieuste , niet dan ongaarne en door .hoogen nood geperst, hier ten vierdenjn&ale. toe te komen ; en alleen in 't oog, te hebben., en altoos te zullen houden, buiten en behalven hun eigen wclzyn , de welvaart van 't Vaderland , en. de prosperiteit en eer tan het doorluchtig Huis van Oranje. Wel confidereerende ,. dat , wanneet ! XVL Stuk. P zy, *an- rpraak ier Kooplieden „ in hun vierde gehoor hy de Vrouwe Gouver'. nantei  az6 AMSTERDAMS 1IL Deeu J758. zy , en duizenden van Medeburgeren en* Vaderlandcren , zonder herftel zullen ge-, ruïneerd zyn , de luister en liet aanzien der Regecringe , aan wiens hoofd zy het geluk hebben Uwe Koninklyke Hoogheid; te zien, niet meer zal zyn als van ouds,. wanneer de Republiek mede eene Mogendheid , en - wel eene Zeemogendheid , uitmaakte ; en dat zy de fmerte zullen h'ebben het doorluchtig Huis van Uwe Koninklyke Hoogheid , thans, door den alJernaauwften band, voor altoos, aan onslieve Vaderland verknogt , te zien deel? hebben aan het generaal verval en de ruïne van de Republiek. „ Zy neemen dan de vryheid om aan Uwe Koninklyke Hoogheid op nieuws té herinneren alle de redenen van Klagten, die zy nu zoo dïkwils, ja al driemaalen, mondeling hebben voorgedragen. Zy zouden die allen op nieuws kunnen optellen, indien zy niet dagten en, vreesden, dap Uwe'Koninklyke Hoogheid hen voor- inV discreet zoude houden , en uit dien hoofde met vooroordeel aanhooren. „ De Kooplieden zullen , derhalven y; zig alleen vergenoegen met Uwe Koninklyke Hoogheid te betuigen, dat het é> verre van af is, dat de omflandigheden der Kommercie , federt dien kleinen tyd, dat zy laatst de eere hadden voor Uwe Koninklyke Hoogheid te verfchynen, zouden zyn verbeterd; dat, integendeel, de zaaken van dag tot dag op eenen erger én nog erger voet gebragr worden. „ Uwe  XXVIi.BoEK. Geschiedenissen. 227 „ Uwe Koninklyke Hoogheid heeft, zoo gracieus als ernftig, op de voorgaande inftantien der Kooplieden gelieven, te antwoorden en te betuigen ,, dat zy wel i5 onderrigt en ten hoogften aangedaan I was over de importante Schade, die de Kommercie kwam te lyden ; dat hoogst„ dezelve niets meer ter harte ging, dan ^ de Welvaart van 't Vaderland, welk zy j, geliefde te verklaaren voor het haare te „ houden ; terwyl van 't welwezen van | het zelve haar eigen belang , dat van „ haare twee Vorftclyke Kinderen en 'c geheele Vorftelyk Huis afhing; dat wy,, ders, van harentwegen, fterke inftantien 4, gedaan wierden aan het Hof van Enge,,. land, en dat hoogst dezelve reden had „ te geiooven, dat 'cr in Engeland aan ,, wieid gewerkt ; maar dat 'er zaaken „ waren , welke by het Parlement ge- fchikt moesten worden; dat men daar- om vier a vyf weken geduld moest hebI ben; doch da: hoogst dezelve reden had I te geiooven , dateer van den Koning „, van Groot-Brittannien, haaren Vader, „ binnen dien tyd, wel eenige goede ty„ dingen te verwagten waren. " ., De Kooplieden, op het hoogde voldaan van de alletfgratieuste receptie , die zy de eer gehad hebben by Uwe Koninklyke Hoogheid te,ontvangen, fmertte het, niettemin, dat zy een uitftêl van vier of yyf weeken zouden moeten ondergaan'; terwyl ieder dag, ja ieder uur, tot haare verdere ruïne gelegenheid geeft.; Maar, P 2 aan»  228 AMSTERDAMS 111. Deee. aangedaan door de op regte en hartelyke betuigingen van Uwe KoninkJyke Hoogheid , hebben zy , met alle gehoorzaame" onderdaanigheid , in het verlangen derzelve geacquiesceert; tot dat het Uwe Koninklyke Hoogheid behaagt heeft, vierKooplieden van Amfterdam, en twee vanRotterdam , ten Hove te requireeren, ora aan hun eenige ontvangen tyding mede te deelen. „ Zy kunnen niet uitfpreeken, hoe groothec verlangen in die twee Steden, zoo by groot als klein, was, om de gemelde zesKooplieden , ieder by de zynen , te zien wederkeeren, in hoope dat zy, met eene volkomen troostelyke en voldoende tyding zouden gemunieerd zyn, en dat daar dooreens een einde, zoo wel aan de hoop en he-c verlangen, als aan de vreeze, mogt gefield geworden zyn. Doch zy moeten , tot hunne alleruiterfte fmerte , zeggen , dat do uitflag niet heeft voldaan aan de verwagtinge. „ De ontboodeh Kooplieden, t'huis gekoomen zynde, hebben, ten fpoedigften* hun werk gemaakt met aan hunne Medeleden kennisfe van het gepasfeerde te geeven. „ En, om niet te misfen , hebben zy de Misfive van den Heer Envoyé Hop, aan den Heere Griffier Fagel, in dato der* zeventienden -November , uit Londen gefchreven , aan eene talryke Vergaderinge van Kooplieden voorgeleezen. „ Maar, Mevrouw, wat was de furpri- fel  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 229 fe! wat was hunne hoop, wat was hunne verwagting ydel! als zy confidereerden den inhoud van de gemelde Misfive, die niet vervat dan uitftel en onaannemelyke voorwaarden. „ Als de Kooplieden dezelve in haare deelen ontleeden, vervat die drie poincten. „ Eerst, een verhandeling over het Traktaat van Marine, van 't jaar 1674- „ Ten tweeden, een te ontwerpen Concept, om de Abuizen in het neemen en opbrengen der Schepen, alsmede ten opzigte der R.egtspleegingen, indien 'er mogten zyn, te redresfeeren. „ En ten derden, een Verandering der Prysakte van 1756, voor zoo veel dezelve tot Vexatien geleegenheid geeft. ,, Wat het eerde poinct belangt; hebben de Kooplieden met de alleruiterfte vreugde gezien, dat de Heer Pitt en andere Heeren van het Ministerie geneegen waren, om aan Hun Hoog Mogende genoegen te geven, voor zoo ver de Klagten van derzelver Onderdaanen wel gefundeerd waren. Maar zy verklaaren even daar uit te moeten vreezen en belluiten, dat het Ministerie in Engeland weinigen van de Klagten der Onderdaanen deezer Republiek zullen willen admitteeren als wel gefundeerd; dewyl de ondervinding leert waar de gedagten, in 't generaal door geheel Engeland, met opzigte tot de opgebragte Schepen, den Nederlanderen toebehoorende, heenloopen. „ Te meer, daar het fchynt dat men p 3 het 175?.  i i ! •; I 230 AMSTERDAMS III. D£el. hec geven van genoegen aan Hun Hoog Mogende zoekt te accrocheeren aan twee en misfchien meer poincten, die vooraf door Hun Hoog Mogende aan Engeland zouden moeten toegedaan worden. „ En deezen zyn, met naamen, hec Trafiqueeren en Navigeeren op de Franfche Eilanden. „En, ten anderen, de Aanvoer, naar Vrankryk, van Materiaalen, tot Aanbouw van Schepen. „ De Kooplieden kunnen niet voorby Op deeze poincten een weinig ftil te daan, om dat in het eerde hunne eer, en in beir den, het welzyn van de Kommercie der Republiek geëngageerd is. „ Want de Heer Pitt heeft zeer dout gepofeert, en aan den Heere Envoyé Hop gezegt, dat de Navigatie en Trafiek op de Franfche Eilanden gefchiedde voor r& keninge der Franfchen, fchoon onder gefingeerde naamen; in dit zeggen ligt op?eflooten, dat alle de beëedigde Certificaaten, die tot bewys van den Hollandchen eigendom, by de Schepen en Goeleren, naar de gemelde Eilanden gedesineerd, bevonden zyn, valsch en verdigt :yn; en dat de Kooplieden, in die Komnercie geïnteresfeerd, hun gewin boven mn eeuwig geluk gefield, en hunne ziel 'aor eeuwig ten verderve gezwoorcn heb•en. Wie fchrikt niet, als hy aan dier;elyke gruwelen denkt? Men zwyge van iet gros eener Natie daar mede te fuilleeren, »> D«  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 231 „ Dit nogthans doet de Heer Pitt. De Kooplieden kunnen niet genoeg hunne gevoeligheid over deeze zoo verregaande befchuldiging uiten. Zy vertrouwen dac Uwe Koninklyke Hoogheid, volgens haare gewoone equiteit, betere gedagten van de Inwooners van Nederland heeft, dan dat zy dit gezegde van den Heere Pitt voor waarheid zoude aanneemen, en de Kommercie in 't generaal met zodanigen blaam beklad houden. „ Hoe zeer nu de Navigatie en Kommercie op de gemelde Eilanden, hier te Lande, zelfs door den Souverein, voor gepermitteerd gehouden word, is het 'er ver van daan, dat de Kooplieden dezelve met geweld zouden willen gefouteneert hebben; zy zyn te wel overtuigd dat het niet het Intrest van de Republiek is, om een Tak van Kommercie, waar van zy toch in vredestyd niet zeker zyn té zullen profiteeren, eene nabuurige Mogendheid te desobligeeren; maar zy zyn verbaasd, als zy zien dat het in Engeland een Systema van Konvenientie is geworden, ons te beletten die Waren te vervoeren, die de Engelfchen zelf erkennen dat ons gepermitteerd zyn, volgens het IV Artikel van 't Traktaat van 1074, overal en alom met onze Schepen te brengen, behalven in Plaatfen, welken belegerd zyn, in 'c Eransch blocquées m investies genaamd, „ Hier door word de Kommercie en Navigatie van de Onderdaanen der Republiek, op de Oostzee en geheel Muskovien, ten "p 4 eenen- 175&  cc &3* AMSTERDAMS III. Deel. eenenmaale vernietigd; want niemand zal Goederen ontbieden, zoo hy ze niet weder uit kan voeren. „ En wanneer daar dan, in de derde Plaatje, bykomr, de Kaboctage, dat is de Vaart van de eene Franfche Plaats naar de andere, waar in de Scheepvaart van Vriesland zoo fterk geïnteresfeerd is, en dat de Engelfchen, geduurende deezen geheelen Oorlog, zoo zeer tegengeftaan heeft ; dan komt het den Kooplieden voor, dat de overige Artikelen van 't gemelde Iraktaat van 1674 niet der pyne waard zyn, om daar voor den Engelfchen eeniee obligatie te hebben; dewyl, 0p dien voet, het esfentiele van het Traktaat den bodem is ingeflaagen; boven en behalven dat geene andere Mogendheid reden zal hebben ons eenige meerdere voordeden boven andere Natiën toe te liaan. „ Het tweede poinct der gemelde Misiive flatteert ons met een redres, in opzi>te der Abuizen, in het neemen en opbrengen der Schepen, door Oorlogfchepen en Armateuren; als mede ten opzigte der Regtspleegingen, indien, ten dien°re£marde, eenige abuizen mogten weezen begaan. „ De Koopheden durven zig niet fiatteeren, dat dit zoo eenvoudig de meenin? van het Ministerie in Engeland is. Zy ondervinden dagelyks dat nieuwe capties en zwaangheden gemaakt worden, en dat het voornaame oogmerk is de zaaken op het illerflerkst te embrouilleeren. Wie ziet met, dat het onmogelyk is de Goederen  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 233 te distinguceren, die, op de Reede van \ Eiland St. Euftatius, van Land of uit een Bark gelaaden zyn? Wien is dat bekend? Noch Schipper, noch Volk, veel minder een Koopman in Holland, is in ftaat om het voor of tegen te verklaaren. En wat doet het 'er toe? De Goederen zyn veranderd van meester; uit de Bark, zoo wel als van Land, is 'er koop en verkoop tusfchen beide gegaan, en de Infcheeping is niet gefchied in Zee, maar op eene Reede, op het Territoir van den Staat, onder het bereik van 't Gcfchut van het Fort, En al was 'er geen koop of verkoop, en verandering van Eigendom voorafgegaan, het Traktaat permitteert den Nederlander te voeren Vyands Goederen. Het lyd daarom geen fpeculatie, dat, als men ons regt wilde doen, men zoude vinden dat 'er grove abuizen begaan waren, die niet fpoedig genoeg kunnen geredresfeerd worden. Doch daar van fchynt men in Engeland nog in het minfte niet overtuigd. „ Als men dat was, zoude men overlang gezien hebben de ongerymdheid van de periode der Prysakte, waar by de Pryzen aan de Nemers in Eigendom worden gegeeven, of de ongerymde uitlegging, die men aan dezelve zoo ftudieuslyk geeft; en dit is het derde poinct, in de gemelde Misfive vervat. „ Hoe zeer dit eene burgerlyke fchikking in Engeland is, intresfeert die evenwel alle Mogendheden; wyl dezelve eene licentie aan de Oorlogfchepen en AnnaP 5 • teu-  434 AMSTERDAMS HL D ssu rcuren geeft, die toe vexatie en verderf der Kommercie van neutrale Staaten, op het allerkragtigde, medewerkt. „ De gemelde Akte geefc aan Zeevaarenden de Pryzen, by hen genoomen, in Eigendom; maar wat zyn dat voor Pryzen ? Immers de zodanigen, die op den Vyand genoomen worden Die kunnen zulke Schepen niec zyn, die, ingevolge van een Traktaat, met de Kroon folemneellyk gemaakc en onderhouden , navigeeren, of men moet ftellen, dat de Wetten van t Ryk meer gelden, dan de Traktaaten. „ Maar wac ftaat is 'er dan op Traktaaten en Verbindcenisfen te maaken? Zoude het dan, onder verbeteringe, niet veiliger zyn, geen Traktaat te hebben, en voor de onnoemelyke Sommen, die men , uit zodanige kwaade Hellingen en andere mahtieufe interpretatien van de Traktaaten, verliesc, zyne veiligheid en bloei in de protectie en uitbreidinge der Kommercie, onder een genoegzaam aantal Oorlogfchepen, te zoeken? „ Doch nog eens. Is de gemelde Akte gemaakt tot Encourageringe van den Zeeman, om den Fyand afbreuk te doen; dan heeft het geen plaats omtrent Vrienden; dan behoeft 'er ook geen verandering m gemaakt; dan is het maar een frivool pretext van uitftel, dat daar omtrent verandering in het Parlement moet gemaakt worden. „ Doch het zy hoe het wil , men be£ hoeft  XXVII. Boek. Geschiedenissen. £33 hoeft geen ander bewys van het dilai, dac men zoekt te maaken, dan de eigen woorden van den Heere Pitt, in de Misfive van den Heer Envoyé Hop vervat; dat, naumelyk „ van wegen de Volumineus„ heid der zaaken, nog eenen geruimen „ tyd zoude verloopen, eer een behoor- lvk rapport zoude kunnen worden uit,'.gebragt, om voor den Koning te wor„ den gelegd". „ En. verder, na optellinge van alle de'poincten, repeteert de lieer nog eens, 'dat, om dat alles uit te werken, arbei<| en tyd vereischt word. „ Uwe Koninklyke Hoogheid ziet uit allen deezen klaar, dat by het uitftel, dat de Kommercie, nu federt de gepasfeerde maand May, heeft moeten ondergaan, nog een onbepaalde geruime tyd zal moeten gevoegd worden, eer men eenig antwoord, men zwyge iets voldoende, ontvange. „ Waar zal het, in dien tusfehentyd en naderhand, met de Kommercie en Navigatie heen? Wat moet 'er van worden? Eerst goede Woorden op goede Woorden; dan Uitftel op Uitftel, en eindelyk een Voorfchrift van Voorwaarden, waar aan de lydende Kooplieden niet kunnen voldoen, en die voor de Kommercie m t generaal onaanneemelyk zyn. „ De Kooplieden hebben het oog op het onderfcheid, dat men in Engeland wil maaken, met opzigte tot Goederen uit Barken, of van Land geladen; en, wy-  1758 236 AMSTERDAMS III. Deel. > wyders, op de ruïne van de Kommercie en Navigatie op de Oostzee en geheel Rusland , en op de Vaart van de eene Plaats in Vrankryk naar de andere. „ Dan zal 'er aan de twee groote oogmerken voldaan zyn; de zeven Provintiën kunnen dan niet meer Neutraal gehouden Worden; zy zyn ingewikkeld in den Oor?log ; en haare Navigatie en Kommercie is geruïneerd. „ De dagelykfche ondervinding toont dit klaar aan, al zyn de woorden niet dan honing en zuiker. „ En men flatteere zig niet, dat het beter zoude zyn, wanneer de Staat in alle de mefures van Engeland blindelings trad, dewyl de Historiën van vorige tyden leeren, dat even toen, wanneer de Staat op 't naauwst met Engeland verknogt was, de Schepen van de Onderdaanen der Republiek op dezelfde wyze behandeld wierden, en dat op den tyd, wanneer onze Troepen het Koninkryk van Engeland, en allen welmeenenden Britten, de hand boden tot hunne verlosfinge van de laatfte zeer gevaarlyke Rebellie, de Schade, door de Engelfchen aan onze Navigatie en Kommercie toegebragt, op tien Millioenen Guldens begroot wierd. „ Laat het Uwe Koninklyke Hoogheid dan niet verveelen, dat de Kommercie, door alle deeze redenen geperst en tot het uicterfte gebragt, zig wederom tot hoogstdezelve keere, met reïtereerend verzoek, en eerbiedige inftantie, dat het Uwe Ko- nink-  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 237 ninklyke Hoogheid behaage haar te helpen uit haaren dringenden nood. „ Laaten de Kooplieden daarom de vryheid neemen Uwe Koninklyke Hoogheid deeze twee middelen voor te Hellen, die de Kommercie met reden mag denken van de uiterfte nuttigheid te zullen zyn. „ Het aanwenden, naamelyk, van de allerkragtigfte devoiren, tot het bewerken van redres in Engeiand, tot vrygevinge van den zoo. grooten fchat, aldaar tegens regt en reden opgehouden wordende. ! <9i En het verleenen j van fuffifante protectie voor de Navigatie door ds geheels Waereld. „ Deeze twee zaaken meenen de Kooplieden, onder reverentie, ten uiterften en op het allerfpoedigfte noodig te zyn , om dien importanten fchat van de Kommercie , die in Engeland legt en dagelyks aanwast, te recupereeren; op dat, met hulpe van God Almagtig, voorgekomen worde de ruïne van zoo veele braave en eerlyke lieden, de {leunen van der Kommercie , wien haar eer zoo lief is, als hun leven. 1 Welkers val immediaat naar zig zal fleepen het verderf van alle Handwerken, Manufacturen en Ambachten; en aan min Vermogenden den allerbitterften honger en kommer, in den op handen zynde winter, zal doen gevoelen. „ De eerfte bewyzen daar van komen niet aan het Hof van Uwe Koninklyk» Hoogheid; wy ondervinden het reeds; wat zal het in het vervolg zyn?' Uwe Ko- ninb  *|« ' AMSTERDAMS III.Deel, mnklyke Hoogheid geloove ons, hec wa- ~USc dG Jippen; de ele»tïe word dagelyks grooter, en men zal in 'c kort buiten itaat zyn, hoe geneegen anderszins, aan de-Armen handreiking te doen ,, Hoe noodzaakelyk en important de goede uitfiag van dit eerde poinct voor de Kommercie is, niet min dringende is de nood om de Kooplieden het" tweede poinct van hun verzoek toe te liaan, naa- w£r£Ffaatc ectle door de Zeheel(t „ Laaten de Kooplieden voor hun zei* ven, en voor allen, die van den Koophandel moeten leeven, deeze.voorzor- van Uwe Koninklyke Hoogheid mogen: afbeken; ftel hen in ftaat, door Oorlogfche* pen, haare Vaart en Handel gerust te kunnen voeren; laaten zy daar op ftaat mo-ren rhaaken en van Uwe Koninklyke. Hooeheid d.e de voornaamfte directie inde Staatsfcfnkkingen van de Republiek heeft, niet ,, Oorlogschepen, mevrouw' **>W er nood ig om hen te beveiligen; op dat men hier te Lande niet verder gel rumeerd raake; op dat, wanneer de minzaamehandelmgen, en de groote beloften, niet beantwoorden aan de verwagting, die men nog ten goede voed, de Repu' bliek in ftaat moge zyn op haare eigen rnagt te vertrouwen; en dat, wanneer al het onze het welk in Engeland is, verboren zal zyn, wy ons zelf kunnen hepen,, en in ftaat zyn hec geleden on-, gelyk. te wreeken.  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 239 niet weder gerenvoieerd worden naar anderen. Het dependeert, vertrouwen ze, alleen van Uwe Koninklyke Hoogheid, hen te helpen; het behoeft Uwe Koninklyke Hoogheid maar één woord te kosten, om tot de noodige formidable Equipagie te doen befluitcn. Niemand, die dezelve tegenwoordig aan de Augmentatie of iets anders accrocheert, zal-zig daar verder tegens ftellen. Te minder, om dat men wel mag. vastflell.en dat niemand van de Leden van de Hooge Regeeringe aan de Nood* zaskelykheid van de Protectie ter Zee twyfelt. ' , „ Wie van de Kooplieden zou zig verder' durven inlaaten in deeze zaak van Staat? Wie van hen zou durven onderftaan 'te decideeren , of de Augmentatie te Lande even noodig is, als zy verzekerd zyn dat eene formidabele Equipagie \s'. Niemand zal zoo ftout zyn. Dit meenen zy evenwel, onder reverentie en met de uiterfte hoogagting vooi de wyze Raadsbefluiten der Staaten, tt mogen zeggen, dat, wanneer de Augmen tatie gedèstineerd is om, vroeg oi laat gebruikc te worden aan dien kant , daar d< Republiek nu federt; zoo lang aangetast et beledigd is, met. naame tot Protectie vai de Kommercie, men dezelve niet morgen, maar heden, wens^hc geconcludeerd t< zien. , „ Wanneer dezelve dan gepaard gaa met een genoegzaam, getal-Oorlogfchepen dan is 'er middel over, dat de Republiek e1 t I 1 t » f  -75 & &4ó AMSTERDAMS III. Deel* en derzelver gezag, wederom als van oudsgeëerd en ontzien worde. ,, Heeft een wanhoopende drift, Mevrouw en Koninklyke Prinfes, de Kooplieden te ver verleid,- vergeef het hen; zy fpreeken voor Vrouw, voor Kinderen, voor 't Vaderland en voor uw Vorftelyk Huis. „ 't Is 'er ver van daan, dat zy de Republiek in een twyfelagtigen Oorlog tegens een magtig Koninkryk zouden willen inwikkelen ; neen , zy verlangen niets, als een zekere Neutraliteit en gelukkigen Vrede te mogen genieten. „ Zy weeten dat de kans des Oórlogs onzeker is; maar zulks moet, onder verbeteringe, niet maaken dat men zig te laat in ftaat Helle, als men zoo ver onderdrukt is, dat 'er geen opkomen meer gehoopt kan worden. „ En, om te toonen, doorlugtige Vorftin, hoe ver de Kooplieden, aan den eenen kant, afzyn van Oorlog tegens hunne Onderdrukkers te willen; maar, aan den anderen kant, wenscheen dat de Republiek , door haare eigen magt en nieuwe Alliantien, zig in postuur ftelde om haaren verderen ondergang te voorkomen, zoo neemen zy de Vryheid, nogmaals, te herhaaien , 'e geen zy zoo meenigmaal vóorgedraagen• hebben; dat, namelyk, eene aanzienlyke Deputatie, uit het midden van hunner Hoog Mogende Illustre Vergaderinge, naar Engeland gedaan worde, om by den Koning van Groot-Brittanriien een fpoe-  XXVII.Boek. Geschiedenissen, èit fpocdig en voldoenend redres re befolliciteeren, en daar op ten fterkften aan te dringen, om eindelyk een volkomen genoegdoening van de geleden fchade te erlangen. „ En, zoo zy niét dagten dat het zoude gelyken als of zy de deliberatien van hunne wettige Regeeringe wilden voor uit loopen, zouden zy tevens voordellen, dat 'er, gelykelyk met de Deputatie naar Engeland, verfcheide Kommisfien, naar Rusland, Spanje, Zweeden en Denemarken, gedecerneerd wierden; om, by een weigerend antwoord van het Engelfche Hof, zig te kunnen verzekeren van de Alliantien, hulp en byftand der gemelde Hoven, om de alleenheerfching der Engelfchen ter Zee met ons te helpen tegengaan. ,, God zegene Uwe Koninklyke Hoogheid, den Heere Prinfe Erf-Stadhouder én het gantfche Vorflelyk Huis, en doe hunne Regeering gelukkig en voorfpoedig zyn, tot grootmaakinge van het lieve Vaderland. "- Het behaagde Haare Koninklyke Hoogheid, op deeze Aanfpraak , te antwoorden „ dat zy met leedweezen den te„ genwoordigen ftaat van den Koophan,, del aanzag, en over den zeiven niet ,, minder aangedaan was, dan iemand der j, Kooplieden; doch dat het haare fchuld ,, niet was dat dezelve niet meer be„ fchermd wierd; dat aan de Magiftraa„ ten der Steden Dordrecht, Haarlem, XVI. Stuk. Q ,, Am-  242 AMSTERD AMS III. Deel» „ Amfterdam, Gouda, Rotterdam en „ Brielle de reden moest toegefchreven „ worden waarom de Land- en Zeemagc „ in geen beteren ftaat zyn; dat zy Gou„ vernante niet had opgehouden te wer„ ken om aan de Kooplieden genoegen te „ geven, waar van ten getuigen ftrekte „ zekere Brief, door den Koning van „ Engeland, haaren Heere Vader, aan „ haar gefchreven (//); dat zy onderrigc „ was dat de Kollonel Yorke verzogt had „ dien zelfden morgen een mondgefprek „ met Hun Hoog Mogende te houden,. „ om in Onderhandeling te treden over „ deeze zaak; en dat zy hoopte dat zulks „ van eene gewenschte uitwerking zoude „ weezen." Meer antwoordde Haaré Koninklyke Hoogheid den Kooplieden niet; maar zy begaf zig naar een ander vertrek, en zeide, in 't heen gaan, dat, zoo de Kooplieden zulks goedvonden, zy verder met den Heere de Larrey, haaren Geheimen Raad, konden fpreeken. De Afgezondenen, hier op ook weggegaan zynde, verzogten terftond gehoor te hebben by den gemelden Geheimen Raad; (/»") Van deezen Brief, oorlprongeiyk in de Frahfché taaf «elchreven, werd den Kooplieden een Affcjwift gegeeven. Sat, vertaald zynde, dns luid: ,, Men is thans metterdaad bezig om de zaaken der Hollanderen te behandelen, en " York zal eerstdaags de noodige Jnftructien hebben om' !' eene Overeenkomst te beramen naar liet genoegen van de ' Republiek. Men zal verder middelen tragten vast te " ftellen om de Buiteni'poorigheden der Kaperen te beteugel len. Ik ben ' „ Uwe goede Vader . „GEORGE E.."  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 243 Raad-, en eenigen, uit het midden van hen daar toe gcvolmagtigd , • fpraken.met den zeiven zeer omftandig over de fmertelvke onhandigheden, waar in dit Gemeenebcst zig thans bevond; verwonende dat de Vermeerdering van de Landmagt ie'ts anders is, dan de Equipagie van Oorlogfchepen ; dat de eene van de andere vedchik als het ligt van de duisternis; en dat 'er voor de eerde geene redenen zyn, die dezelve aanrtonds noodzaakelyk maaken maar zeer veele ten fterkften dringende redenen voor de laatfte;. welke omftandig tot overtuiginge beweezen werden. Op alle deeze redenen antwoordde de Heer de Larrey, even als de Gouvernante gedaan had dat het de fchuld van Haare Koninklvke Hoogheid niet was dat 'er geene Ilerftelling kwam. Doch de Kooplieden, hier tegens, het hunne inbrengende, antwoordde hy, tot befluit, „ dat het voor de Vrouwe Gouvernante was geworden * een poinct dlionneur, om in geene Equipagie ter Zee te bewilligen, zon" der eene Vermeerdering van Troepen te Land; en dat hy de Kooplieden niet " dorst vleien met de teruggave der Sche! pen en Goederen, die door de Engel" fchen genoomen zyn." Met dit troosteloos Antwoord vertrokken de Kooplieden naar hunne Medegenooten; en , vervolgens, ieder derzelven naar de Steden en Plaatfen, van waar zy afgezonden waren, om van hunne verrigtinge verflag te doen. De Aanfpraak, die zy aan Haare Q 2 Ko-  244 AMSTERDAMS III. Deel. • -758. Propofitie van Haare KoninklykeHoogheid in de Vergaderingder Siaa ten Generaal,na dat deKoopHedenbyhaar gehoor ge had had den. Koninklyke Hoogheid gedaan hadden, was, gelyk wy gezegd hebben, by voorraad gedrukt ; en dezelve werd, zo ras zy was gedaan, opentlyk in de Boekwinkels verkogt. Deeze omftandigheid, en het gewigt, welk de Vrouwe Gouvernante in de Klagten der Kooplieden befchouwde, deed haar befluiten om, den elfden van Wintermaand, in' de Vergadering der Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal, in perfoon , eene nieuwe Propofitie te doen over de Noodzaakelykhcid der Vermeerderinge van de Land- en Zeemagt, dia dus luide: Hoog Mogende Heeren! „ Ik zoude te kort doen aan den iever en de waakzaamheid van Uw Hoo^ Mogende voor de Confervatie van den Staat, indien ik dezelven daar toe nader zoude willen opwekken. De blyken, die voor rhanden zyn, hebben my daar van voor lang overtuigt; en het is alleen op dien grond, dat ik alhier in Uwer Hoog Mogende Vergadering verfchyne , om aan dezelven voor te draagen, dat, terwyl de ernftige en herhaalde poogingen van Uw Hoog Mogende, by de "Provintiën van Holland en Westvriesland, Zeeland en Vriesland, ten einde de voorgeflaagen Augmentatie en Equipagie tot befluit mogte worden gebragt, tot nog toe vrugteloos zyn geweest, Uw Hoog Mogende op middelen gelieven bedagt te weezen om daar  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 245 daar een einde van te maaken; en dat wel hoe eerder zoo beter; deels, om te voldoen aan de fterke en regtmaatige inftannen van de Provintiën Gelderland, Utrecht, Overysfel en Stad en Lande; deels, om te gemoet te koomen aan het vuurig en gegrond verlangen van de Kommercieerende Ingezeetenen deezer Landen , weiken, fchoon door my geïnformeerd van de Onderhandelingen tusfchen Groot ■ Brittanmen en Uw Hoog Mogende, ter vereffeninge der gereezen Gefchillen, en van de onophoudelyke devoiren, die ik, in myn particulier, tot bevorderinge van een aquitabel Accommodement heb aangewend, als mede van de gevolgen, die dezelven hebben gehad, egter, voor de vierde reize, my eene Deputatie hebben gedaan, om aan te dringen op eene notabele Vermeerdering van '.'s Lands Na vale Magt. „ Die Deputatie heeft beilaan in een nombreus getal van veertig Kooplieden, niet minder opmerking verdienende, dan de Aanfpraak, die zy my hebben voorgeleezen , en waar van een ruim getal Exemplaaren, by voorraad gedrukt, onmiddelyk alom is gedistribueerd geworden. Ik zal voor het tegenwoordige daar op geene aanmerking maaken, als alleen dat dezelve Aanfpraak niet fchynt ingerigt te weezen om de aangevangen Onderhandelingen met Engeland te faciliteeren, of de Natie te induceeren tot gevoelens om een Verdrag te prefereeren aan eene Rupture met die^Kroon. Verder zal ik my hier omtrent Q 3 niet 1758.  Ï75-8, Eds- s45 AMSTERDAMS III. Deel. niet uitlaaten, en liever alles defereeren aan hec hoogwys en doordringend oordeel van Uw Hoog Mogende, welken uic de gemelde Aanfpraak ook zullen kunnen zien, dac hec meer dan tyd is een einde te maaken van de deliberatien over de voorgeflaagen Augmentatie te Lande en Equipagie ter Zee, op welke beiden ik altoos met het uiterfte empresfement geindeert heb, en zonder welke beiden ik, in gemoede, overreed ben dat de Staat aan, alle onheil en gevaar, zoo voor het tegenwoordige als voor het toekomende, geëxponeerd is en blyven zal." Dit Voordel in de Vergadering van Hun Hoog Mogende gedaan zynde, werd het zelve, door de Gedeputeerden van de Provintiën Holland en Westvriesland, en van Vriesland, overgenomen, om in de Staatsvergaderingen van die Provintiën nader overwogen te worden; doch, niettemin, beflooten dat Haare Koninklyke Hoogheid, wegens haaren onophoudelyken yver, zorg en waakzaamheid voor hec gemeene welzyn, zou worden bedankt; en voorts een Affchrift van dit Voordel, met een daar by gevoegden Brief, gezonden aan. de Ed. Groot Mogende Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, en de Ed. Mogende Heeren Staaten van Zeeland en Vriesland. Deeze Brief werd nog ten zelfden dage afgezonden, en luidde woordelyk dus:  XXVIT.BoEK. Geschiedenissen. 247 Edele Groot Mogende Heeren! Haare Koninklyke Hoogheid, de Vröuw Gouvernante, deezen morgen m Onze Vergadering gecompareerd zynde, heeft ter geleegenheid van eene Deputatie 'van Kooplieden, die voor eenige daeen by hoogstdezelve is geweest, om aan te dringen op eene notabele Vermeerdering van 's Lands Navale Magt, op nieuws aan Ons voorgedraagen de hooge Nooozaakelykheid om een einde te maaken van de deliberatien, zoo op het fubject van de voorgeflangen Augmentatie te Land, as van de Equipagie ter Zee op beide welken Haare Koninklyke Hoogheid altoos met het uirerfte empresfement heeft genv fleert, en zonder welken de Staat aan alle onheil en gevaar, zoo voor het tegenwoordige als voor het toekomende, geëxponeerd is en blyven zal. Wy hebben van onzen pligt geoor> deelt Copie van de voorfz. Propofitie aan Uw Ed. Groot Mogende, gelyk mede aan de Heeren Staaten van de Provintiën Zee* land en Vriesland, toe te zenden, en daai by aan dezelven te reprefenteeren, dat hel aan Ons voorkomt dat, zoo ooit, het tegenwoordig tyd is om beide deeze zaaken fen fpoedigften in eene ernftige overweegin\ 249 terften, gebillykt de ieverige poogingen, die Uw Ed. Groot Mogende van tyd tot tyd hebben aangewend om hunne MedeBondgenooten daar toe op te wekken, en Wy hebben, naar ons vermogen, die altoos getragt te fecondeeren. „ Wy kunnen ook niet als ten goede houden, dat de lydende Kommercianten hun beklag dieswegens ter behoorlyker plaatfe inbrengen, wanneer het zelve op eene gepaste en betaamelyke wyze gefchied. Maar gelyk het de pligt van wyze en cordaate Regenten is, niet alleen voor een gedeelte van hunne Ingezeetenen, maar voor allen te gelyk, zorg te draagen; en het voornaame oogmerk van een Souverain moet weezen, aan den eenen kant, te zorgen voor het geluk van de Onderdaanen, en, aan den anderen kant, hen te bèfchermen tegens alle geweld van buiten, zoo achten Wy dat, in eene zodanige fituatie, als waar in de Republiek thans verleert, zoo wel eene Augmentatie van 's Lands Militie, tot veiligheid van de Frontieren, als eene Equipagie ter Zee, tot confervatie van de Kommercie, onvermydelyk is, en dat het een van het ander niet gefepareerd behoort te worden. De Heeren Staaten van de Provintiën Gelderland, Utrecht, Overysfel en Stad en Lande zyn, met Haare Koninklyke Hoogheid en met Ons, van de zelfde gedagten. en hebben daarom, by verfcheide Misfiven en Propofitien, op beide die zaaken, zoc Q 5 Wee  25° AMSTERDAMS III. Deel. weezenlyk voor het gemeene belang, onophoudelyk aangedrongen. „ Wy twyfelen niet, of hooggemelde Heeren Staaten zullen directelyk hun gevoelen daar omtrent aan Uw Ed. Groot Mogende openleggen, en daar by te kennen geven hunne bereidwiligheid om de belangen van de Kommercierende Ingezeetenen te behartigen, by aldien Uw Ed. Groot Mogende ook de veiligheid van hunne Ingezeetenen met 'er daad willen bevorderen. „ Wanneer Wy nu reflecteeren dat niet alleen het belang van de Republiek in het gemeen vereischt, dat de Staat, zoo te Land als te Water, in postuur van defenfie word gebragt, maar dat geen uitkomst van deeze deliberatie is te wagten, zoo niet, door onderlinge toegevendheid, de eene Bondgenoot aan den anderen te gemoet komt, zoo willen wy gaarn aan het oordeel van Uw Ed. Groot Mogende overlaaten, of, door een langer uitftel van de Konclufie, zoo van de Augmentatie als Equipagie, niet een verderifelyke voet gelegd zal worden tot fcheuring en verdeeldheid onder de Bondgenooten , waar van de gevolgen ten hoogften beklaagelyk zullen weezen, terwyl ondertusfchen de Republiek, zoo te Land als te Water, in een weerloozen ftaat zal blyven, en afhankelyk worden van de willekeur van haare Nabuuren. „ Wy verzoeken derhalven, met allen ernst,  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 251 ernst, dat Uw Ed.'Groot Mogende, zoo lief als hun is het behoud van het Vaderland, met al wat daar in dierbaar is, zoo zeer als hun ter harte gaat de Protectie van dc goede Ingezeetenen, en zoo hoog als zy prys zetten op de goede Eenigheiden Harmonie, die altyd, maar vooral in het prefent gevaar, ten hoogden noodig is, ferieufe reflectie willen maaken op de exhortatien van Haare Koninklyke Hoogheid, en op de inftantien van de meerderheid der Bondgenooten, en eene gave-en falutaire Refolutie neemen op de voorgeflaagen Augmentatie van 's Lands Militie, ten einde die, te gelyk m.t de Equipagie ter Zee, hoe eerder zoo beter, met Eenpaarigheid, ter Konclufie worde gebragt. „ Waar mede" enz. De Kooplieden , met de troostelooze maare van het geene zy alhier, by Haare Koninklyke Hoogheid en den Heere de Larrey, gehoort hadden, t'huis gekomen zynde, en daar van aan het lichaam der handeldryvende Ingezetenen verflag gedaan hebbende, was 'er eene aigemecne neêrflagtigheid by het voornaamfte gedeelte der"lnwooneren in de Kooplieden; en men wist naauwlyks hoe de zaak verder aan te vatten. Te Amfterdam en Rotterdam, egter, befloot men niet op te houden met nederige Vertoogen te doen; en ten dien einde zig met Smeekfchriften tc wenden tot de Ed. Groot Mogende" Heeren Staaten van deeze Provintie. Hier van werd in ieder Stad, met een afzonderlyk Re quest 1758* f  Request der Koopliedenaan de Heeren .Burgemeesteren der StadAmfterdam. 252 AMSTERDAMS III. Deel. quest, kennis gegeeven aan de Ed. Groot Agtbaare Heeren Burgemeesteren, en derzelver kragtige onderfteuning van het verzoek , dat gedaan zou worden, afgefmeekt. Hec Request, by de Heeren Burgemeesteren der Stad Amfterdam ingegeeven, luidr de dus: Aan de Ed Groot Agtbaare Heeren Bur-i gemeesteren der Stad Amfterdam. n Geven, revcrentelyk, te kennen de ondergefchreve Kooplieden, laatst gecommitteerd geweest zynde, wegens de Beurfe van Amfterdam, in den Hage, dat zy Supplianten, met kennisie van Uw Ed. Groot Agtbaare, nu al viermaalen zyn ge>> weest in den Hage, om aldaar, zoo wel aan Haare Koninklyke Hoogheid, als Hun Hoog Mogende, de Heeren Staaten Generaal , by Monde en Requeste, voor te draagen de importante Schade, die de Kommercie van de Onderdaanen der Republiek lydt door de onregtmaatige Behandelingen der Engelfche Oorlogfchepen en Kommisfievaarderen; als mede de onredelyke Regtspleegingen, ten dien opzigte in Engeland gehouden wordende ; dat alle die Klagten, tot nog toe, niets ten goede hebben uitgewerkt; dat zulks, verre van te verbeteren , dagelyks erger word ; dat zy Supplianten, de laatfte reize, den zevenden December , in den Hage zynde, aan Haare Koninklyke Hoogheid ' hebben gedaan dc alhier geannexeerde Aanfpraak  XXVII. Boek. Geschiedenissen. =53 fpraak (i) ; dat bun daar op, van wegens Mevrouwe, de Prinfesfe Gouvernante, is gegeeven zodanig Antwoord, als^hier in fubftantie by gevoegd is (*); dat zy Supplianten door het zelve, tot hun leedweezen , hebben gehoort dat 'er weinig hoop tot een fpoedig redres in Engeland cn fuffifante Protectie alhier was te verwagten; dat zy daarom te raade geworden zyn zig, by Requeste, te adresfeeren aan Hun Ed. Groot Mogende, de Staaten van Holland en Westvriesland, met ootmoedige beede, dat het Hun Ed. Groot Mogende behaage den noodlydenden ftaat der Kommercie in overweeginge te neemen, en, tot foutien van dezelve, zodanige befluiten te neemen, als Hun Ed. Groot Mogende, volgens hunne hooge wysheid, meest oirbaar zullen oordeelen, tot voorkoominge van het verval der Kommercie en Navigatie; dat zy Supplianten op het hoogst verzekerd zvn , dat (zal zulks van een goed gevolg zyn) zy noodig hebben het veelvermogend appui van Uw Ed. Groot Agtbaaren. Weshalven zy zig keeren tot Uw Ed. Groot Agtbaaren', met eerbiedig verzoek, dat Hun Ed. Groot Agtbaaren, als integreerende Leden der Vergaderinge van de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, der Supplianten gedaan verzoek, of het kragtigfte, gelieven te onderfteunen, en zodanige middelen gelieven te helpet be C° £ Bei4e oriainee'.e Stukken zyn boven geplaatst. (JU i 175-8. 1 I  *75$ Request der Kooplk' den van Ainïter. dam aan Hun Ed. Groot Mogen, de. 254 AMSTERDAMS III. Deel. . beraamen, die Hun Ed. Groot Mogende hec meest oirbaar in de cegenwoordige omftandigheden van tyd zullen meenen te zyn. 't Welk doende " enz. Het Request , welk , wegens deeze Stad, aan de Ed. Groot Mogende Heeren Staaten van deeze Provintie werd ingeleverd, was van den volgenden inhoud: Aan de Ed. Groot Mogende Heeren Staaten van Holland en IVestvriesland. „ Geven, met alle onderdaanigheid, te kennen de ondergefchreeve Kooplieden, laatst Gecommitteerden geweest zynde van de Beurfe van Amfterdam in den Hage; dat zy Supplianten reeds meenigmaalen, zoo by Requeste als Monde, de vryheid genoomen hebben zig te adresfeeren aan Hun Hoog Mogende, de Heeren Staaten Generaal, en aan Mevrouwe, de Prinfesfe Gouvernante, (zoo als de Registers van Hun Hoog Mogende Vergadering ten overvloede kunnen uitwyzen) om zig te beklaagen over de verregaande Rooveryen, Depredatien, Opbrengingen, Confisqueeringen en oubillyke Regts- Oefeningen der Engelfchen, met relatie tot de Scheepsvaart van den Staat; maar dat alle hunne Klagten, tot nog toe, zyn geweest zonder effect; dat, integendeel, de Schade, die aan de geheele Kommercie veroorzaakt word, dagelyks hoe langer hoe meerder iangroeit; dat zy Supplianten, de ruïne pan de Kommercie in 't generaal vooruitzien-  XXVII. Boek. Geschiedenissen. 255 ziende, door hoogen nood geperst, zig laatstleeden Donderdag, den zevenden December, nogmaals, ten vierden reize, by Monde, hebben geadresfeert aan Mevrouwe, de Prinfesfe Gouvernante, en alstoen aan Haare Koninklyke Hoogheid te kennen gegeeven dat het water aan de lippen was gekomen, en dat het ten uiterflcn noodig was dat 'er middelen in het werk wierden gefteld ; naamelyk, fterke Inftantien by hec Hof van Engeland, coc Vrygevinge van een zeer grooc getal Schepen, met derzelver Ladingen, in de Havens van het gemelde Koninkryk van Groot-Brittannien opgebragt zynde, en fuffifante Protectie door de geheele Waereld; zoo als zulks in het breede is blykende by de Aanfpraake, aan Haare Koninklyke Hoogheid, ten deezen geannexeerd, en waar aan de Supplianten de vryheid neemen zig, kortheidshal ven , te refereeren; gelyk mede aan hec Ancwoord, welk zy Supplianten, in fubItantie, hebben onthouden, en van Haare Koninklyke Hoogheid, en van wegen hoogstdezelve, te hebben gekreegen; dat zy Supplianten, uit hec gemelde Ancwoord, tot hun leedweezen, moeten opmaaken dat 'er weinig hoop van een fpo'edig redres in Engeland, en tot fuffifante Protectie alhier, overig 's, En nademaal het een en ander, op het allerfpoedigfte, vereischt word, wil men niet duizenden van Ingezeetenen, van allerlei foort, grooc en klein, geruineerd zien, zoo keeren zy Supplianten zig toe Uw Ed. Grooc Mogen- 1758'  25o AMSTERDAMS til. Deel. #5* Onderhandelingenmee det Ridder Yorke. , gende, als Vaderen des Vaderlands, aan wien ieder gedeelte van de Republiek even lief is, met ootmoedige bede, dat het Uw Ed. Grooc Mogende behaage den noodlydenden ftaat der Kommercie in overweeginge te neemen, en, tot foutien van dezelve , zodanige befluiten te neemen, als Uw Ed. Groot Mogende, volgens hunne hooge wysheid, meest oirbaar zullen oordeelen, tot voorkoominge van het verval der Kommercie en Navigatie, en tot grootmaakinge van hec Vaderland. ,, 'c Welk doende" enz. Op den zelfden dag, op welken dè Kooplieden gehoor hadden by Mevrouwe de Gouvernante, verzogt de Engelfche Afgezant, Ridder York, met de Algemeene Staaten in onderhandeling te treeden, ter beraaminge van maatregelen tot het wegneemen der heerfchende gefchillen. Men bewilligde in zyn verzoek, en benoemde , ten dien einde, eenige Gevolmagtigden. Doch, al wat, in de eerfte zaamenkomst, voorviel, beftondt alleenlyk in fchoone woorden. Op den tweeëntwintigften verzogt de Afgezant om eene tweede byeenkomst. In dezelve leverde hy, aan de Afgevaardigden van Hun Hoog Mogende, over, eene fchriftlyke breedvoerige Memorie, behelzende de eifchen raakendè den Koophandel, van de zyde zyner GrootBrittannifche Majesteit. Het gefchrift was van deezen inhoud: Hoog  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 2*57 Hoog Mogende Heeren! „ In de Byeenkomftë van den zevenden deezer maand, had ik de eer Uwe Hoog Mogenden te kennen te geven, dat de Koning , myn Meester, my door deszelfs beveelen in ftaat geftelt en gemagtigt had om in önderhandelinge te treeden met zodanige Perfoonen, als Uwe Hoog Mogende zouden goedvinden tot dit einde te benoemen. Maar dat, vermits deeze zaak vorderde in haare byzonderheden onderzogt te worden, het onmogelyk was, zonder eenige nadere ophelderingen, tot een befluit te komen. Het is met veel genoegen , dat ik onze Onderhandelingen, wegens dat gewigtig onderwerp, heden zie openen; en ik vleije my, dat, ingeval Uwe Hoog Mogenden , door een evengelyk verlangen, als zyne Majesteit, ter verzoeninge worden aangefpoord, wy dezelve wel haast tot eemn trap van volkoomenheid gebragt zullen zien. „ By de twee Refolutien, van den twaalfden en vyfentwintigften der Herfstmaand deezes jaars, welke my des anderen daags ter hand gefteld werden, vonden Uwe Hoog Mogenden goed, eenige zwaarigheid te maaken over de aanneminge der Verklaaringe, die ik de eer gehad had, uit naam van den Koning, te doen tegens den Koophandel, die hunne Onderdaanen op de Franfche Volkplantingen in Amerika , en voor rekening dier zelfde Volkplantingen, dryven. Waarop zyne Majesteit, . XVI. Stuk. R- daa; Memorie van den Engel fcben Afgezant , by de eerfte Onderhandelingen,wegens de gepleegdeRooveryen,enz. overgegeeven.  Ï75&. 258 AMSTERDAMS III. Deel. daar van verwittigd zynde, my geiast heeft te moeten zeggen, van zyne vorige VerMaaringe niet te kunnen afzien, om dat hy die pretenfie op de Traktaaten, tusfchen hem en de Republiek in weezea zynde, niet gegrond agt. Daarenboven, wanneer zelfs de Perfoonen, in dien Koophandel belang hebbende, den zin der Traktaaten genoeg konden verdraaiden, omt hunne aanhangefingen te verblinden, en 'er het gevolg van eene bezwaarnisfe tegens Engeland uit te trekken, houd zig zyne Majesteit nog verzekerd, dat Uwe Hoog Mogenden met genoegen zouden zien , dat zyne Majesteit de beflisfing van dac Traktaat, het welk met zoo veele anderen verknogt is, en waarby zyne Ryken evenveel belang hebben, verfchoof, en zig alleen hield, om aan de Onderdaanen van zyne oude Bondgenooten alle de dienden te doen en alle gunden te bevvyzen, die niet baarblykclylc het welzyn en heil van zyn Volk benadeelen. Het is met zodanig een oog, dat zyne Majesteit den direkten of indirekten Koophandel met de Franfche Koloniën in Amerika befehouwt. „ Zyne Majesteit is met den Allerchristelykften Koning in Oorlog; hy zoude niet kunnen hoopen 'er met zekerheid uit te geraaken, of een fpoedigen en heftendigen Vrede te verkrygen, het eenig doelwit van zyne Majesteit, zoo de Mogendheden , die zig in deezen Oorlog neutraal verklaard hebben, in plaatfe van enkel hunnen Koophandel zonder gevaar ce blyven voe-  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 259 voeren, zig het regt aanmatigden van dien van 's Konings Vyanden te dryven, het welk hen zefs in tyden van Vrede niet geoorlofd is. De onregtmatigheid van zodanig een handel is te klaar, om breedvoerig te worden ontvouwd. Men kan zig op het eigen gedrag van Uwe Hoog Mogenden, in gelyk geval, beroepen. Nooit duldden zy eenen Koophandel van zodanig een aart, en des Volks heil kantte zig 'er tegens in alle de Landen, die zig in zodanige onhandigheden bevonden. „ Zyne Majesteit ziet den Koophandel zyner Nabuuren bloeijen, en zoude met genoegen den zeiven zien aanwasfen, by zoo verre de gemelde wet van het heil zynes Volks niet lynregt tegens dien voorfpoed dreed; doch hy zal zig nooit over-r tuiden, dat zyne oude Bondgenooten om de voorbygaande winden, die eenige Par* ticulieren flegts voor eenen tyd genieten, de eerden zouden zyn, die begeeren dac Engeland in een zoo gewigtig gedeelte beleedigd word. De zaak dus befchouwd zynde, kan ik niet twyfelen of Uwe Hoog Mogenden zullen den Koning het genoegen geven van te mogen verdaan dat zy, ter goeder trouwe, voor hunne Onderdaanen van dezelve afzien, en dat die deen des aanftoots voor altoos weggenomen word. Dit poinct vastgedeld zynde, heeft zyne Majesteit my bevolen 'er in te begrypen de Verwisfeling, doorgaans Overfchepen genaamd, welke uit een Fransch in een Hollandsch Schip gefchied, wanneer het R 1 ■ eerst-  1758. '2ó0 AMSTERDAMS HL Deel. eerstgenoemde zyne reis niet durft vervolgen, en zig onder eene neutraale vla^e poogt te bergen, ten einde in Zee de ontmoeting van 's Konings Schepen te vermyden. Uwe Hoog Mogenden, de billykheïd van myn eerfte verzoek erkennende, zullen het tweede niet kunnen weigeren, vermits zy anderszins verklaaren zouden dac men ter goeder trouwe handelt, terwyl men ten zelfden tyde de gevaarlvkfte deur voor fraudes openlaat. Zodanig een gedrag zoude der billykheïd van Uwe Hoog Mogenden onwaardig zyn, voor al in het tegenwoordig geval, waar in het doel is alle oorzaak tot verdere Verfchillen te verhoeden, en het goed verlhnd en de na. buurfchap tusfchen de beide Mogendheden te herftellen. ,, Het laatfte poinct myner Inftructie, raakende de verzoeken, door zyne Majesteit, in het vriendelyke, aan Uwe Hoog Mogenden gedaan, vereischt omftandiger ontvouwd te worden. Hier in kan ik nog met treeden, voorbehoudende my deswegens, by vervolg duidelyker te uiten. Niettemin moet ik verklaaren, dat de Koning, federt het begin van deezen Oorlog niet zonder fmerte, maar ook tevens zonder dezelven eenige moeielykheden te verwekken, een groot getal Hollandfche Schepen met Materiaalen, tot bouwinge en herftelhnge der vyandelyke Vloten goJaaden, voorby zyne Havens heeft zien pasfeeren. Zyne Majesteit begeert, dat zekere Artikelen van Scheepsbehoeften onder  XXVILBoek. Geschiedenissen. a-fSi der de Klasfe van Contrabande begreepen worden; doch zal zich met Uwe Hoog Mogenden verdaan, ten einde de onlchuldige Koophandel hunner Onderdaanen op het Noorden van Europa , in dit Artikel , indien ik my dus uitdrukken mag, niet mede worde gewikkeld. Uwe Hoog Mogenden, die zelf eene Zeemogendheid zyn, en de voorregten daar van weeten te betwisten en teSerdeedigen, zouden nooit kunnen wederfpreeken dat het, m. den tegenwoordig Oorlog tegens Vrankryk , liet van 'sKonings belang en.pligt is, niet alleen te beletten dat de Zeemagt van zynen Vyand te ontzaglyk worde maar ^ ZYne poogingen in te fpannen om dezelve te veLakken. Zal men betwisten, dat Scheeosbehoeften zoo fchadelyk zyn als l^els en Buskruid? Zoo het Vrankryk aan Schepen mangelt, zullen zyne Krygs munitiën Engeland niet vertfagen. Het Swigt van dat Artikel is zoo zonneklaar Sa de Koning het zelve aan het oordee. ïan Uwe Hoog Mogenden wel durft over Innten. ' ... , Zie daar, myne Heeren, hoe verre myne lndructien loopen, met opzigt tot het genoegen, dat de Koning meenen zou3e rS teg hebben van de vriendfchap en regtmatigheid der Republiek te verwagten, wanneer'er zelfs geene andere gronden waren , met welke zyne Majesteit zyne ei.fchen zoude kunnen onderfchraagen. Doch ' ik heb reeds verklaard, dat de Koning zyne zekerheid wel wil hegten aan de gelyk■ r 3 vor-  262 AMSTERDAMS III. Deel, vormigbeid van die Uwer Hoog Mogenden , hec weik my verhinderc my deswegens breeder uic ce laaten. ,, By hec ontvouwen, gelyk ik gedaan heb , der poincten , op welke ik bevel heb by Uwe Hoog Mogenden aan te houden , heb ik getragt de manier te volgen, die zy zelf begonnen hebben in gebruik te brengen; naamelyk, derzelver eifchen eerst onwrikbaar vast te ftellen, en de middelen, daar toe dienende, vervolgens aan de hand te geven. „ Thans treed ik tot de Artikelen hunner Refolutie van den vyfentwintigften September deezes jaars. „ I. Betreffende den eisch, in het eerfte Artikel vervat, moet ik Uwe Hoof Mogenden doen opmerken , dat het zelfde Traktaat, waarop zy zig zoo fterk beroepen , de manier van procedeeren in geval van arrest of detentie voorfchryft, en dat zy van zyne Majesteit, wiens handen, zoo ten aanzien zyner Onderdaanen door de Wetten, als ten aanzien der Buitenianderen door de Traktaaten, gebonden zyn, geene extrajudiciele oefening van magt kunnen vergen. Zo Vonnisfen buiten den regel geveld zyn, waar in de Regter zig, ten tyde der verhooringe, door fchynbaarheden mogt hebben laaten misleiden, of dat Uitftellen plaats gehad hebben, waar over men gemeend heeft zig te kunnen beklaagen ; daar toe heeft zig het Ópper-Gerichtshof, gefteld om ter Jaatfter inftancie te oordeelen, fteeds bereid getoond  XXVH.Boek. Geschiedenissen. 16*3 toond de abuizen,indien eenigen in de Gewvsden der lagere Rcgtbanken gefloopen mo-ten zyn, na te zien en te verbeteren. Doch Uwe Hoog Mogenden zullen my wel vergunnen te zeggen, zonder de kwestie te beflisfen, dat het zonderling en zeer vreemd is, dat men, in weerwil der verzekeringen, door verfcheide Perfoonen aan Uwe Hoog Mogenden gedaan,tot hier toe geen eenig Appel geïnterjecteert heeft Dit is een daad, waar over een ieder in Engeland verbaasd ftaat; en wanneer de Appellanten zig hadden willen laaten hoo«n, zoude het getal dier Klagten ongetwyfeld grootlyks zyn afgenoomen. Egter, om de Onderdaanen van Uwe Hoos Mogenden zoo veel mogelyk te heiren en te gemoet te komen, en de OnSchuldigen niet met den Schuldigen gelyk te ftellen, heeft zyne Majesteit gelast, dat hem van alle Hollandfche Schepen, in zyne Havenen aangehouden, een naauwkeurio-e Lyst zal worden geleeverd, ten einde het Scheepsvolk, dat dezelve onder beuzelagtige voorwendzelen mogt hebben weggeligt. naar reden te doen luisteren, het te noper. die Schepen vry te laaten, ende uitfpraai der Vonnisfen in het algemeen te verhaasten Indien 'er iets kan worden toegebragi tot hulpe, aan de eene zyde, en tot ze kerheid der Zeevaart van de Republiel voor het toekomende, zal zyne Majestei daar toe bereidwillig de hand leenen. Ü£ Natie verlangt de-goede geneigdheden, n welke de Koning desaangaande is > te on R 4 dc! 1758. t  1758. mm 5f)4 AMSTERDAMS III.Deel, derfleunen; doch de zaaken, die het binnenlandfche betreffen, kunnen niet wel met de Buitenlanders verhandeld worden. : „ Ik vleie my dat deeze verzekeringen voldoenende zullen zyn, om de kwalykgegronde bekommeringen te dillen, die de gemoederen van een zeker getal lieden in deeze Provintiën ingenoomen hebben. In zoo gewigtige en zoo zeer ingewikkelde zaaken word een weinig vertrouwen, en afwyking van het geene bitterheid baren kan, vereischt. „ II. Wat het tweede Artikel van die zelfde Refolutie betreft, zoude ik Uwe Hoog Mogenden genoegzaam kunnen verzekeren dat, zoo zy in den toeftand van zyne Majesteit in den tegenwoordigen Oorlog rondbordig belang neemen, en gemak toonen omtrent de poincten, welke de Koning van hen meent te kunnen vergen, zy desaangaande alle genoegen en mogelyke zekerheid zullen ontvangen. Zyne Majesteits voorneemen is, dat de Onderdaanen van Uwe Hoog Mogenden de Voorregtcn en Vryheden, uit het Traktaat van 1674 fpruitende, ten vollen genieten, irt zoo verre de tegenwoordige overeenkomst den inhoud van het zelve niet vernietigt. ; „ UI. Aangaande het derde Artikel.zal het, zoo dra Uwe Hoog Mogenden met Zyne Majesteit nopens de poincten, welke ik in zynen naam heb ontvouwt, eens zyn, geenszins moeielyk vallen, elkander JA dit opzigt te verdaan. „ IV. Dit Artikel vervat Klagten, die ■;• ... mo-  XXVII.Boek. Geschiedenissen. mogelyk niet dan te gegrond zyn, over de Sukenfpoorigheden van eenige Engelfche Keren, of die zig dnsdanig noemen. Zodanige gewelddaadigheden tot chand, zvner Onderdaanen gepleegd, Imerten waarlyk zyne Majesteit, en de gantfche Narie flaat de handen met den Koning te zaamen, om die Rooveryen te beteugelen. Derhalven neem ik de vryheid, de Ordonnantie bekend te maaken, door de Admiraliteit van Groot-Brittannien tegens dat gedrag en voor de eer der Beurfe van LonSen Tastgefteld; en moet hier by voege» eeïe Bekendmaking, gefchikt om de fchuldigen in handen van de Juftitie tedoen komen. Zyne Majesteit bid Uwe Hoog Molenden, hem ter deezer geleegenheid beluïpzaam te zyn, door hunne Onderdaanen aan te maanen , de Bewerkers van een zoo Terrgaatid beftaan geregtelyk te vervot .ge„ ; eene vervolging, waar in men hen alk mogelyke befchutting en gemak toezegt & Voor het overige ftaat de Koning ver -field, dat, na alle aanhoudingen, hier u lande gedaan, om Getuigen te bekomen tg niemand, ongeagt alle^de aangebode .belooningen, de reize heeft willen onder 1758* „ Ik gebruik de vryheid, my , roe dc-uwt woordinge van het vyfde Artikel der Refo- lutje vat Uwe Hoog Mogenden, op myp eerfte Artikel te beroepen, en er by te voegen, dat het den Koning aangenaam zal zyn, alle middelen te ontvangen, welke men . hem .zal kunnen voorflaan, en die R 5 l0t  «758- 266: AMSTERDAMS III. Deeu tot een bewys der egtheid van de Papieren der Schepen ftrekken zullen, onder welke rot heden niet dan te veele abuizen plaats gehad hebben-" Deeze Memorie in Hunner Hoog Mogende Vergadering ingeleverd zynde, werdt goedgevonden „ dat Copy van dezelve ge- fteld zoude worden in handen der Hee- ren van Weideren en anderen, Hunner „ Hoog Mogende Gedeputeerden tot de „ Buitenlandfche Zaaken, om dezelve na ,, te zien en te onderzoeken, en daar op „ in te neemen de hoogwyze Confideratien ,, en het Advies van Haare Koninklyke „ Hoogheid, en van alles ter Vergaderin„ ge rapport te doen". Ook werdt dezelve, nog dien eigen dag, in de Vergadering van Hun Ed. Groot Mogende, de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, ingeleverd; waar na deeze, ten zelfden dage, goedvonden „dat de voorfchreeve Me,, morie zoude worden onderzogt door de „ Heeren van de Ridderfchap, en verdere „ Hunner Ed. Groot Mogende Gecommit„ teerden tot de Zaaken van de Kommer„ cie en Navigatie, met eenigen van de „ Hollandfche Raaden en Ministers van de „ Collegiën ter Admiraliteit, in deeze Pro•y, vintie refideerende; en de Vergadering „ daar op te dienen van derzelver Conü,, deratien". Niet ondienftig hebben wy het. geoordeeld , van den loop en afloop deezer zaaken, een omftandig en naauwkeurig verflag te doen. Duidelyk zal 'er den Eeezer ^ - uit  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 2167 uk frebleeken zyn , het belang , welk 's Lands Staaten, in dien tyd, in den Koophandel Helden , en de zorge , door hen gedraagen , om denzelven te handhaaven en te befchermen. Thans gaan wy vermelden, eenige byzondere voorvallen, onze Stad meer cmmiddelyk betreffende. Door een allerhevigften brand, werdc, op den zesentwintigften van Juny, in de asfche geleid, een Verfmolen, ftaande op een der Paden, aan den Buitentingel, tusfchen de Raaraen de Leidfche Poort. Gering, nogthans, was de fchrik en fchade, daar door veroorzaakt . in vergelyking van het fpnngen van de Kruidmaakery SoUenburg, ftaanoe aan den Overtoomfchen Weg, buiten de Leidfche Poort, regt tegen over de Brug, langs welke men, van dien Weg, naar het Pesthuis gaat. Het ongeval gebeurde, op den veertienden van Augustus, des morgens tusfchen vyf en half zes uuren, en ging gepaard met de volgende omftandighederu Tot deeze Kruidmaakery behoorden verfcheide Gebouwen. Voor aan den Weg vondt men een Woonhuis; naast het zelve een Tuin , waar agter eene Stalling voor de Paerden; en naast den ium een Gebouw, dat het Korrelhuis genoemo werdt. Agter het Woon- en Korrelhun ftonden twee Pakhuizen, beide rondom met Boomen beplant, waar van het eene diende tot de plaats, alwaar het Kruid gedroogd werdt, de Stoof genoemd, en hei andere tot een Magazyn, om het gemaakte Kruit Het fpringert van eeu Kruidmaakery. I  1753- 268 AMSTERDAMS Hl. Deel. Kruid in te bewaaren, tot dat het, tot zekere hoeveelheid aangegroeid, gebragc werdt in de Torens, die by het Loopveld, naby Amftelveen , ftonden. In een der twee gemelde Pakhuizen , door welk toeval is onbekend, dewyl de geenen, die het zouden moeten getuigen, ongelukkiglyk omgekomen zyn, in den gemelden vroegen morgenftond, toen het Werkvolk by een kwam, om den dagelykfchen arr beid te beginnen, vatte het Kruid vuur, en floeg eensklaps niet alleen in volle vlam, maar de lugt, hier door verdund, zette zig zo geweldiglyk uit, dat alles, met een flag, als by 't losfen van een zwaar ftuk Gefchut gehoord wordt, aan ftukken fprong en zig wyd en zyd verfpreidde. Hier door het naast daar by ftaande Magazyn ook aangeftoken zynde, geraakte het daar in zynde Kruid mede in brand, en deedt dit Gebouw, met een tweeden veel zwaarer flag, insgelyks barften en in de lugt vliegen. Van de ongelukkige Arbeiders, die hier hun werk dagten te beginnen, werden, ten minden drie, deerlyk vernield; een half lichaam vondt men geflagen tegen de Kolfbaan van het Wynhuis Bloemendaal, dat het tweede huis is, van de Kruidmaakerye naar de Stad gerekend. Een Hand vondt men in de Laan van het Pesthuis; ééne andere op het Dak van zeker daar naby ftaande Huis, door een Kuiper bewoond; wel dertien Huizen voorby de Kruidmaakerye een ander lichaam, zonder hoofd,. dat deerlyk gekwetst en aan ftuk-  XXVII.Boek. Geschiedenissen. üöq ftukken geflagen was; elders vondt men meer ftukken en brokken van de ongelukkig omgekoomene Arbeidslieden. Gelyk deeze fchielyke uitzetting der Lugt zulke deerlyke uitwerkzelen hadt omtrent de Arbeiders, die by en in de gemelde Pakhuizen waren, zo werden daar door ook de Gebouwen, en alles wat naby deeze Pakhuizen ftondt,omtrent tweehonderd fchreeden in 't rond, geweldiglyk bewoogen en zeer befchadigd. Het Dak van de Paerdenftal, en zelfs de Ruiven en Krebben in dezelve, waren weggeftaagen; doch de Paerden, die 'er in ftonden , niet gekwetst. Het Woonhuis en Korrelhuis waren zeer befchadigd. De grond, waar op de Pakhuizen geftaan hadden, was veranderd in een Poel. De Boomen, rondom dezelven, zag men uk den grond geflagen ; ftukken en balken van de Gebouwen op de Landen gefmeeten. Het Water zelf was zodanig over de digtst by geleegene Landen geperst, dat zy in een Moeras fcheenen veranderd te zyn. De meeste Huizen waren van hunne Pannen beroofd, en zommi°en der naastbyftaande van het grootfte gedeelte van 't geheele Dak; de Muuren gefcheurd; Deuren en Venfters aan ftukken geflagen ; en de Boomen in de Tui' nen, zo verre de vlam van 't Kruid zig hadi uitgeftrekt, gezengd of van hunne baster beroofd ; zommigen ter neder geflagen en van andere de Vrugten als met gewei, gefchud. Zelfs waren veele Huizen in d Stad, op de Baangragt en het Spiegel plein 1 i >  rafo AMSTERDAMS III. Deel. plein , zeer befchadigd. De breekbaare Meubelen, in veele Huizen, zag men vernield, of van hunne plaatfen gezet, en een Regenwatersbak, onderkin den grond gemaakt, was gefcheurd en lek geworden. Uitwerkingen van deeze foorc konden , in 't eerst , niet anders , dan fchrik en ontsteltenis, te wege brengen in de menfchen . die onkundig waren van derzelver oorzaak; veelen vlugtten naakt , zo als zy uit het bed fprongen, op den Overtoomfchen Weg . meenende dat 'er eene Aardbeevingwas,en fielden zig niet anders voor, dan dat hun uiterst oogenblik tegenwoordig was. Onder deezen was 'er eene Vrouw. met de Kaag van Leiden gekoomen, die, wel twaalf Huizen voorby de gemelde Brug van het Pesthuis, langs den Overtoomfchen Weg liep , en een klein Jongsken aan de hand hadt; welke beide, door de beweeging en perfing der Lugt, van den grond werden opgeheven, en naderhand ter neder vielen, zo geweldiglyk, dat het Kind tegen zyne Moeder zeide: wy moeten hier fterven. Na de eerde ontfleltenis verminderde de fchrik , wanneer men ontdekte, welke de oorzaak was van alle deeze verfchynfelen. Men had in de Stad het gerugt van dit ongeval niet vernomen , of terflond werdt 'er eene Wagt gefteld by de toegangen tot de vernielde Gebouwen, om het rooven der overgebleeveqe Goederen te beletten; zy bleef 'er, tot dat deeze toegangen door Staketzelen waren geflooten; en dewyl die Wagt,door ver-  XXVII.Boek. Geschiedenissen. 271 verfche Manfcbap, om zekeren bepaalden tyd, geduurig werdt afgelost, ftondt de Leidfche Poort, den volgenden nagt,open. Sedert heeft men berigten gekreegen, dat het fprmgen der gemelde twee Gebouwen niet alleen vernomen is op het Haarlemmer Meir, alwaar men, in een Schuit, van Aalsmeer gekoomen , twee zeer ongewoone ftootingen van dezelve vernam ; maar ook zelfs te Leiden, Gouda en Rotterdam, in welke Steden men meende dat 'er eene Aardbeeving was; waarfcbynelyk door de uitzettinge der Lugt naar deeze plaatfen , werwaarts de wind dezelve meer, dan naar andere, voortdreef. Hoe groot de Schade, door dit ongeluk te weeg gebragt, zy, is niet wel te bepaalen, dewyl zeer vce'len daar aan deelden. Zommigen hebben , om dezelve vergoed te krygen, geregtelyk laaten opneemen alles, wat by deeze gelegenheid vernield was: misfchien met oogmerk om de Schade op den eigenaar van de Kruidmaakerye te verhaalen. Ook hebben veelen der Gebuuren, naast aan de gefprongen Gebouwen woonende, eenige dagen, na dat. het ongeval gebeurd was , zamenkomften gehad , om een Verzoekfchrift te tekenen , ten einde de Kruidmaakery niet weder opgebouwd, en die gevaarlyke handteering aldaar vervolgens geweerd mogt worden. Op dit Request kwam een gunftig antwoord. Op den der tienden January des jaars 1759, verfpreidde zig, in deeze Stad, de tyding, wegens het overlyden van Haan 758. ; ^759- \ Dood ; van de  *f§9"> Vrouwe Gouver nance. i ifü AMSTERDAMS Gesch. HL Deel* Koninklyke Hoogheid, Mevrouwe de Gouvernante. In gevolge der voorbeen gemaakte fchikkingen, met Hun Hoog Mogende beraamd, aanvaardde, terftond na dit fterfgeval, de toenmaalige Veldmaarfchalk, Hertog Lodewyk van Brunswyk Wolfenbuttel, de voogdy over den minder» jaarigen Erfftadhouder, en deszelfs insgelyks nog onmondige Zuster, Prinfesfe Carolina. Op het luiden der Klokken, en het draagen van den Houw, werden, zo in deeze Stad als elders, de noodige vaststellingen gemaakt. Het Vorftelyk Lyk, op den dertienden van February, van 's Graavenhage naar Delft gevoerd, werdt, aldaar, met veel luister en ftaatelyk-, bygezet.