VERVOLG O P y. WAGENAARS AMSTERDAM, O F ZEVENTIENDE STUK.   AMSTERDAM, IN Z Y N E GESCHIEDENISSEN, VOORREGTEN,KOOPHANDEL, GEBOUWEN, KERKENSTAAT, SCHOOLEN, SCHUTTERYE, GILDEN REGEERINGE, BESCHREEVEN. Om te dienen ten vervolge op het Werk van 7 A N WA G E N A A R9 HISTORIESCHRYVER DER. STAD. ZEVENTIENDE STUK. MET PLAATEN. Tc AMSTERDAM cn HAULINGEN, By P. CONRADI en V. van der. PLAAIb. MDCCLXXXIX. Als Bezitters der ukgegeevene Zestien Stukken.   I DERDE DEEL. GESCHIEDENISSEN VAN AMSTERDAM. AGTENTWINTIGSTE BOEK. Amsterdams Geschiedenissen, van het jaar 1759 > tot in het jaar 1772. De Kerkenraad der Hervormde Gemeente, in deeze Stad,vondt, in dit jaar, dienftig en geraaden, eenige nieuwe en nadere fchikkingen te beraamen, betreffende het onderhouden van behoeftige Lederhaaten; om alzo te voorkoomen, dat de Kas, reeds merkelyk gedrukt, niet noodeloos bezwaard werdt. Volgens dezelve konden de behoeftigen, van buiten de overige Provintiën en Generaliteits Landen inkoomende, geenen onderftand genieten , ten zy ze blyken vertoonden, hier te Lande , vyf jaaren Ledemaaten der Gemeente geweest te zyn; de zulken, welke buitenlands het Lidmaatfchap hadden ontvangen , moesten, na het inleveren van hur Getuigfchrift, zes jaaren wagten. Wyders XVII. Stuk. A maak- 1759. Nieuwe fchikkingen , by den Kerkenraadder Hervormden.  *759- OudeVrouwenhuisder Doopsgezinden gebouwd. Komst van den Amba> fadeur van Marokko ; als ook van de Prinfesfe Mari; Amclia. f AMSTERDAMS Hl. Deel. maakten Broeders Diakenen, met die der Lutherfche en Doopsgezinde Gemeenten, eenige ■ nadere , bepaalingen , omtrent het onderhouden der - wederzydfche- behoeftige leden; wordende dit alles, door de Regeering, goedgekeurd eh bekragtigd. Yan de zorge, welke de Doopsgezinden , voor de nooddruftige Leden hunner Gemeente, draagèri, zag mén, in dïc jaar, een nieuw bewys, in het bouwen van een net en zindelyk gebouw; gefchikrter' inwooninge- van behoeftige .Weduwen of hoogbejaarde Vrysters. Dit' Huis',' ftaande in de Kerkftraat, niet verre van de Reguliérsgra'gt, 'liêeft, in gemelde Straat, al-, leen eenen'\jngang, als zynde getimmerd agter belendende Burgerhuizen, doch van agteren, uit het Weeshuis der genoemde Gezinto, ftaandevrecht-agter dat gebouw, op de,Prihfegragt, een zeer-deftig aanzien; pronkende, boven aan den Gevel, met een fraden Uurwyzer, en voorzien van een flaanden Klok.? Seddy- Mahometh, Gezant des Keizers van Marokko, in Augustus, in deeze Stad gekoomen , begaf zig voorts naar 'sHage, om aan Hunne Hoog Mogenden plegtig bekend te maaken, de komst zyner Majesteit tot den Throbn, en om, met e,en, het Verbond van Vrede;, in den jaare 175a, tusfchen den, jongstoverleedenen Keizer en de Algemeëne rStaaten geflooten, te vernieuwen. Ook vertoefde hier, in de zelfde maand, /eeniger dagen, Maria Amelidi Prinfesfe van-Oranje, Zuster yan den voorgaan-  XXVIII.Boek. Geschiedenissen. 3 gaanden Stadhouder Willem den IV. Na het merkwaardigfte te hebben bezigtigd, vertrok de ■ Prinfesfe, te fcheep, na Friesland. \ De geweldênaaryen der Lngelfchen , zedert eenigen tyd, tegen de onderdaanen van den Staat gepleegd, waren nu tot die hoogte geklommen, dat, by Hun Hoog Mogenden,geraaden werdt geoordeeld, ten einde om, Ware 't mogelyk, daar aan een paal te Hellen, een buitengewoon Gezantfchap naaf Engeland te zenden. Het vertrok in de maand April, en werdt bekleed door de Heeren J. -Boreel Ja'nsz., Jan van de Poll Hermansz en Mr. G. Meerman. Op den zeventienden dier maand hadden ze hun eerfte' gehoor by den Koning, en déeden, by die gelegenheid, de volgende Aanfpraak. SIRE. Wy hebben dé eer aan uwe Majesteit , te prefenteeren onze Geloofsbrieven van x Hunne Hoog Mogenden , de Staaten Ge, neranhdcr'Vereeriigde Nederlanden, on,-' ze Heeren en Meesters. Uwe Majesl] teitzal, uit derzelver inhoud, komen te „' Zien, hoe vuüriglyk Hunne'Hoog1 Mog* „ wenfehen, de zo lang gefubfifteerd hebi bende Vriendfchap tusfehen de beide" Naden, te cultiveere'n, als zynde van " de uiterfte' rioodzaaklykheid:, voor dër" zeiver wederzydsch behoud en welvaart.' " Wy hoopen het geluk te zullen hebA 2 „ ben, Buitengewooniezant'chapnaar En» geland.  4 AMSTERDAMS III.Dëeu „ ben, agtervolgends den last van onze „ Meesters, zodanige bezwaarnisfen uic den ,^ weg te ruimen, die, federt eenigen tyd, „ de Vriendfchap hebben doen wankelen, „ en zo zeer nadeelig geweest zyn voor de principaalfte Ingezeetenen van de „ Republiek, welke, ten opzigte van hun,j, ne Negotie en Kommercie, de grootfte „ fterkte en voornaamfte Onderftanden aan „ dezelve toebrengen. „ Wy ftellen ons vertrouwen geheel en „ al in uwer Majesteits regtvaardigheid,. „ voor welke de Republiek de grootfte „ agting heeft, mitsgaders in de Affectie, ., welke uwe Majesteit altoos aan een„ Staat belooft heeft, die in alle gelegen„ heden zig zelve beyverde deszelfs Glorie ,t te bevorderen, en welke de waarborg „ blyft van de onfchatbaare Panden, by „ eene voor uwe Majesteit zo dierbaare „ Prinfesfe nagelaaten. „ Op deeze verzeekering {leunende, ,, durven wy ons vleyen, dat het uweMa„ jesteit goedgunftig zal behaagen, aan onze „ regtmatige verzoeken gehoor te geeven, „ en wy zullen geduurende ons Ministe„ rie, ons beyveren uwer Majesteits goed,y keuring te verdienen, en de banden van ,,; vriendfchap vaster toe te haaien , om „' de beide Natiën voor altoos te ver„ eenigen." Zyne Majesteit beantwoordde deeze Aanfpraak in den volgenden zin.  XXVIII. Boek. Geschiedenissen. 5 myne heeren! „ Ik heb altoos groote agting voor de „ Republiek gehad, en Hunne Hoog Mo- genden voor myne beste vrienden gehou" den. Indien 'er eenige gefchillen, ten op11 zigte van den Koophandel, gereezen zyn , " zo moeten dezelve aangezien worden, ■ als de gevolgen van eenen lastigen oor'', log, welken wy genoodzaakt zyn, mee ] Frankryk te voeren. Gy lieden kunt " Hunne Hoog Mogenden verzekeren, dat " ik zal poogen, van myne zyde, alle hin^ dernisfen in die zaak uit den weg te rui,, men, en ik ben verblyd, myne Heeren, „ dat gy Heden met gelyke genegenheid „ herwaarts zyt-overgekoomen. " Doch, in weerwil deezer betuigingen, flaagden de Heeren Afgevaardigden niet, in het voornaam oogmerk hunner bezendinge, her bewerken van het ontflag van een aantal Nederlandfche Schepen, welke in de Engelfche havens waren opgebragt. In de maand May deedt de Koning van Frankryk, door zynen Gezant in 'sHage, Hunne Hoog Mogenden aanbieden, een gedeelte van zyne Scheepsmagt, om gebruikt te worden ter beteugelinge van de Zeerooveryen der Engelfchen. Doch 's Lands Staaten, het vast befluit hebbende genomen , om zig te houden aan het Plan van Onzydigheid, weezen, in beleefde bewoordingen, deeze aanbieding van de hand. Hoe groot deeze opoffering ook ware, faet Hof van Groot - Brittannie kon zelfs A 3 bie! \ntvoord/an den Koning, Annbierlins,ioor Frankryk gedaan , wordt, van de hand gewee? zen.  é . AMSTERDAMS III. Deel. Klagten Öer Engelichen. Memorie van fien FranfchenGezant hier in nog geen genoegen neemen. Men fcheen aldaar het vast befluic te hebben genomen, om den-Nederlandfchen Koophandel en Scheepvaart aan vaste banden te kluisterenj en geheel en al van zynen wil te doen afhangen. Althans de Ridder Yorke, Gezant van 't Hpf van Londen, bragt, in eene Memorie, zyne klagten in, by Hun Hoog Mogenden, over het bezorgen van goederen en koopmanfehappen, aan Frankryk, door onderdaanen van den Staat. Op de voegzaamite wyze, om aan Engeland genoegen te geeven, gaf men een antwoord op deeze klagten. Doch , terwyl men dus de eene ergernis zogt weg te neemen, gaf men die aan eene andere zyde. In October van dat zelfde jaar leverde de Franfche Gezant, aan Hun Hoog Mogenden, eene Memorie over, in naame van zynen Meester, inhoudende klagten over het aanhouden van Krygsbehoeften, aan zyne Majesteit van Frankryk toebehoorende. De Memorie was var} deezen inhoud. Hoog Mogende Heeren! „ 'Er bevinden zig thans te Amfterdam, Yzergefchut en Kogels, van verfcheiden Kaliber, aan den Koning mynen Meester behoorende. Op het verilag, dat ik aan ■ zyne Majesteit gedaan heb, van de zwaarigheid, welke de uitvoering van de Amunitie ontmoet, heeft hy my gelast, te verwonen , hoe zeer die zwaarigheid ftrydt tegen.  XXVIÏI. Boek. Geschiedenissen. 7 gen de Neutraliteit, welke ..Uwe Hoog Molenden hebben omhelsd. t _ i Uwe Hoog Mogenden gelieven zig te binnen te brengen, dat de .Koning myn Meester, geduurende den loop van den Oorlog, niets van i hunne vriendfchap gevergd heeft, dan alleen dat geene, het welke de volmaaktlfe onzydigheid konde tcelaaten; en indien zyne Majesteit van de verbintenisfen, die tusfchen Hem en Uwe Hoo" Mogenden exiteeren, is afgegaan, zo is° zulks, niets anders, dan door het;toeftaan van de weezenlykfte en voordeeliglte voorregten aan den Koophandel uwer Onderdaanen. Zy, zouden nu de onnoemelyke vrugten, welke het beleid uwer Retolutien voor hen bezorgd heeft, plukken, indien de Vyanden des Konings en de benyders uwer. Kommercie hen tegen de trouwe van de Authentieke Traktaaten niet belemmerd hadden (» Ik zal in geene omftandigheden treeden van alle de fecourfen, die onze Vyanden, niet tegenftaande hunne behandelingen, ten opzigte van de Kommercie der Onderdaanen van Uwe Hoog Mogenden, genoten ,nocli fh Dat men, hier te LnnJe, in het (tuk van den Koop handel zig volkomen onzydig hadt gedraagen, k n blyke "it d' volgende byzonderheden. Onder het distnk vat het Cdlegie ter Admiraliteit te Amfterdam , W».* aare ijh, "aar Frankryk uitgevoerd **»>^**"E 'ponden Yzêrgelthut en tienduizend P^f^ït', ™ Londen zevenduizend Snaphannen. In 't volgeude P^J-Jf ^deröm'naar Londen veetdenhonderdduizend K^g* in dat zelfde jaar naar Stade vyt miljoen , dnehondern e " „duizend ponden Kruid; in 't volgende drieduizend ponden, en in 'c tegenwoordig & 1?™," houderdzéttisduizend ponden. " A 4 ; I I l P 1 t  8 AMSTERDAMS III. Deel. yan de fchuilplaatzen, welke hunne Effecten op hen Territoir van de Republiek gevonden hebben. Ik kan egter niet voorby, aan Ulieden, Hoog Mogende Heeren,1 te binnen te brengen, dat het in de Vereenigde Provintiën is, in welke de Artillery, de Munitie en het Buskruid van Wezel is geborgen; dat niemand kan ontkennen, hoe weinig de Hanoverfche Armee, by haare Pasfagie over den Rhyn, het Territoir van de Republiek gemenageerd heeft, veel min de omftandigneden, welke dat Evenement gevolgd hebben. Men is zelfs geinformeerd geweest, dat die Armee, wanneer zy genoodzaakt was, die Rivier te repasfeeren, het eenigfle middel gebruikt heeft, om ons een groot getal zieken en gekwetflen, welke zy genoodzaakt was agter te laaten, te onttrekken , door dezelve in te fcheepen, en in plaatzen te zenden, alwaar zy wisten, dat onze agting voor de Neutraliteit ons belette, die te vervolgen. Het was op den zelfden tyd, dat de Hanoverfche Armee de meeste Graanen, waar uit haare Magazynen beftonden, in zekerheid bragt. Het grootfte gedeelte van die Graanen ligt nog in eenige Steden van de Republiek. Onze Vyanden hebben , in dë geünieerde Provintiën, gekogt en Koop gemaakt , voor een Confiderabele kwantiteit Buskruid. „ Die omuandigheden, en verfcheidcn andere, konden tot reden van gegronde Klagten dienen. Maar zyne Majesteit heeft niet gedagt te moeten vergen, dat dé  XXVIII. Boek. Geschiedenissen. ^ de vrybeïd en onafhanklykheid der Onderdaanen van de Republiek werdt belemmerd, over Onderwerpen van de Kommercie, welke, volgends de Neutraliteit, konde vooijen, en vernoemingvanLastea Veilge!d. ' 1 1 t 1 e  ï76o. Ligte Aardbeevingliter gevoeld. Regt van Exue meteenige Landen verïuecigd. Verfcbyning van een Komeet. M. Mariens doet zyne waarneemingen omtr< nt Vcnus. Burgemeesteren bezingen 14 AMSTERDAMS III. Deel. Ordonnantie, eene nadere verklaaring uitgegeeven Op den twintigften van de maand January , befpeurde men, op verfcheide plaatfen, eene ligte Aardbeeving, die, egter, nergens eenige fchade veroorzaakte. Nog moeten wy hier aantekenen, dat, geduurende den loop deezes jaars, het regt van Exuë vernietigd werdt, tusfchen deeze Stad en Wurtenburg, Wismar en Meklenburg. De Komeet, welke, in April des volgenden jaars, zig, aan verfcheiden oorden , vertoonde, werdt ook hier, eerst op den elfden dier maand, en vervolgens eenige avonden daar aan volgende, waargenomen. Het zeldzaam verfchynfel, van den overtogt van den Planeet Venus voorby de Zon, 't welk, in alle Landen, de aandagt der Starrekundigen hadt gewekt, bleef ook niet onopgemerkt, by alle des kundigen in deeze Stad. Op den zesden van Juny, op welken dit verfchynfel, door de Wiskundigen, berekend was te moeten invallen, deedt de Heer M. Martens, Leeraar in de Starre- en Zeevaartkunde, zyne waarneemingen, in tegenwoordigheid van een aanzienlyk getal kundige Stadgenooten. Niet flegts dehandhaaving van het genot, maar ook de zorge voor het in weezen blyren van de oorfpronklyke affchriften van Stads aloude Privilegiën, is een werk, in de meesr del hier op hun te gemoete, hoe ongelyk' ook de kans voor hem ware, uit hoofde zyner mindere magt, nogthans nooit te zullen toelaaten, dat de Schepen, onder* zyn Convooi, door andere doorzogt werden. Met dit moedig antwoord vertrokken de twee Engelfche Officiers. Naauwlyks hadden, zy hetzelve hunnen Kommandeur geboodfchapt, of men zag drie Sloepen ,- met vliegende vlaggen, naar deKoopvaardyfchepen ftuuren. Dedel, terftond, op deeze Vaartuigen, met fcherp, hebbende doen vuuren, ontving de volle haag van 't Engejfche Oorlogfchip de Diana, 't welk hem op zyde lag. Thans raakten de beide Schepen in gevegt. Bykans een half uur hadt het geduurd', wanneer Dedel eene kwetzuure aan zynen Neus ontving; dit noodzaakte hem, voor een kor4 ten tyd, het Halfdek te verhaten. Int-usfchen begonnen de . overige Engelfche Oorlogfchepen , onder welke 'één was van vyftig Stukken, op 's Lands Oorlogfchip té fchieten.' Voor zulk eene overmagt moest Kapitein Dedel, eindelyk, bukken. De, Engelfche Sloepenrmaakten zig, hier op, meester van.de Nederlandfche Koop^ vaardyfchepen; die, voorts, nevens het Oorlogfchip, in Duins werden opgebragr. Kapitein Dedel. .hadt twee dooden en elf gekwetften, onder welke laatften hy zelve zig bevondt^ Daarenboven hadt hy, aan *t ftaandeiien Joopende touwwerk, merke.lyke fchade; geleeden. Dedel wierdt, met 2ya Schip-, neerhing, ontflagen \ hy vervolg-  "XKVÏIT. Boek. Geschiedentss.en. ét volgde zyne reize , en kwam behouden te Mallaga. Een deeriyk ongeval, zo niet eene ge- 1 heele verwoesting, dreigde, in October J deezes jaars, het Stadhuis van deeze Stad. In den nagt,.tusfchen den twaalfden en dertienden dier maand, werden de Inwooners, uit hunnen eerften flaap, gewekt, door een gerugt van Brand, in dat heerlyk gebouw. Dezelve was ontdaan op een der Bovenvertrekken, aan de Noordzyde -van 't Stadhuis, alwaar veele doch meest oude Papieren bewaard werden. Eenige voorbygangers,, zulks verneemende, gaven 'er kennis van aan de Burgers, die de Nagtwagt in 't gehouw hadden. Te grooter was, in den aanvang, de ontfteltenis, omdat de Sleutels van 't -vertrek, daar 't onheil fchuilde, ■niet by de hand waren, en, zo lang de vlamme niet naar buiten floeg, de Toornwagters geen Brand! konden roepen, en alzo, aan de Ingezeetenen, van het dreigende gevaar, kennis geeven. Dit niettegenftaande werdt 'er fpoedige hulp aangebragt.; binnen weinige oogenblikken, hadt men verfcheiden Spuiten in gereedheid Nogthans deedt de menigte van water, in 't eerst, den fchrik en vreeze, èy veelen, toeneemen. Want naauwlyks waren de fmeulende Papieren, daar door,, •eenigzin6 geroerd,-of zy vatteden verder vlam, die, voorts, door zes groote Glasraarxnen tevens, naar buiten floeg. 'sMorgens ten vyf uure was men, egter, den Brand aneester; en een uur daar na allen gevaar B 3 te 1762» 5rand in iet Staduts.  22 AMSTERDAMS III. Deei,. ï~f)2. Regtvai Exue met Gouda qn KeuJen vernietigd. Vrede tusfcne Frankryk en Enge- ïaud. Menig van Bankbfeuke te boven* De Papieren fmeulden nog den gantfchen dag. Hoog werdt onder anderen, by deeze gelegenheid, geroemd de onverZaagdheid en vaardigheid van zekeren Vaa? rensgast, die, tot verwonderinge en verbaasdheid , langs den buitenmuur van 't Stadhuis, naar boven klouterde, voorts de giazen van 't Vertrek, alwaar de Brand was, in Hukken floeg, en den Pyp van den eerften Spuit naar binnen bragt. Voor deezen dienst werdt hy, reeds 's anderendaags, door Heeren Burgemeesteren, naar genoegen beloond^ 1 Geduurende dit jaar, in 't welk het zo genaamde regt van Exue, tusfchen deeze Stad en de Steden Gouda en Keulen, was vernietigd, kwamen hier, in de maand December, de Prins en Prinfes van Nasfa* - Weilburg, en bezigtigden de voornaamfte merkwaardigheden. < Onder dit alles gingen de Engelfchen geftadig voort, met het fchenden en mishandelen van de NederlandJche Schepen ; het hieldt nog aan in het begin des volgenden jaars, en deedt alzo voor nog heilloozer gevolgen dugten, Hoogstwelkoom tt was, daarom, de tyding van den geflooten Vrede, tusfchen Frankryk en Engeland, dewyl, hier door, aan de Onderdaanen van het laatstgenoemde Koninkryk, de voorwendfels van hunne rooveryen ontnomen werden. :e Een zeer zwaare ramp trof de Stad, in den Zomer deezes jaars, door een aanmefkelyk aantal van Bankeroeten, welks weer-  XXVIII..Boek. Geschiedenissen. 23 weergaê, in zo korten tyd, men zelden, indien ooit, hadt vernomen. In 't laatst van July vernam men, dat een voornaam Huis ophieldt van betaalen, en, nevens hetzelve , eenige andere van minder aanzien. Dit veroorzaakte fchrik en wantrouwen , en hadt een zeer zigtbaaren invloed op het Openbaar Crediet.' Dag aan dag hoorde men van andere Huizen, die reeds waren gevallen, of' wankel Honden. Augustus was nog niet half verloopen, olmen telde reeds bykans veertig, van meer of minder aanziens, die onder den flag waren bezweeken. Men vondt 'er, inderdaad, onder deeze, die, op eene eerlooze wyze, deeze gelegenheid te baate namen, om, ten koste hunner fchuldeifcheren , zig te verryken. Doch, ook zelf hier door, floeg de Handel,meer en meer, aan 't kwynen, of dreigde een geheel verJoop. Hier uit ontftondt eene algemeene verflagenheid. Geld was 'er niet te bekoomen, zelf niet tot eene zeer hooge Rente , of onder verband van goederen of papieren. Het disconteeren hieldt op. De Rentenier bleef op zyne Geldkist zitten, en hieldt 'er zorgvuldig de wagt. Nog grooter werdt de angst , wanneer men in aanmerking nam, dat ook van buitenlands ontroerende tydingen konden binnen koomen. Onder dit alles ontbrak het niet aan Ontwerpen, om den voortloopenden kanker, in deszelfs woede, te beteugelen, en het algemeen Crediet, eenigermaate, te herflellen. Minder nut deeden B 4 dee- 17Ó3. loen den Handel genoegzaam ftilItaan.  1763. Regt van Exue me: verfc lieiden plaatfen vernietigd. De Hem hutters bonwen eene Kerk. Ongemeengroote Diamant. 24 AMSTERDAMS III. Deel, deeze ontwerpen, dan de inkoomende tydingen van buitenlands , inhoudende gunftiger berigten, dan men verwagt hadt. Hier door, als mede door eenige andere fchikkingen, werdt het vertrouwen, eenigzins, herfteld, en begon de Koophandel te herleeven. In dit, en ook in het volgende jaar, vernietigden Hun Ed. Groot Agtbaarheden het Regt van Exue, met verfcheiden Steden en Gewesten , als met de Stad en het Hertogdom Cleeve , Wyk by Duurflede, 's Hertogenbosch, het Keurvorstendom van de Paltz en het geheele Koninkryk van Groot-Brittannie. Ook verleenden de-. zelve de vryheid, tot het bekwaam maaken van eene Godsdienftige Vergaderplaatze, aan de Hernhutfche Broederen , wien men, in voorgaande jaaren, het houden van byeenkomften , meermaalcn, hadt belet. Sedert vergaderden zy ongeftoord. Naderhand, in den jaare 1774, bragten zy, in hunne Gemeente, in gebruik een nieuw verbeterd Gezangboek, en verfierden hun Bedehuis met een keurlyk Orgel. Als eene merkwaardige byzonderheid verdient nog vermeld te worden, dat, kort na den firaks gemelden ftilihmd des Koophandels,in October, alhier, in 't openbaar, geveild en verkogt werdt, voor de fomme van tagtig duizend Guldens, een zeer fchoone Diamant, van ongemeene grootte, weegende driehonderdeenënvyftig en een halve Grein. Een aanmerkelyk lieraad ontving, in '% volgende jaar, de Oude • Zyds Agterburg- waj,  XXVIII. Boek. Geschiedenissen. 55 wal. Verfcheiden Huizen, ftaande agter, en behoorende aan het Admiraliteits-Huis, of zogenaamde Prinfen - Hof, werden tot zeer deftige en aanzienlyke wooningen vertimmerd, ten dienfte, onder andere, van Heeren der Admiraliteit. Ook maakte men, aan 't Krankzinnigen - Huis , veele noodige verbeteringen. In st voorbygaan hebben wy, boven, met een woord gefproken, van de klagten der Engelfchen, over de bedienden der Nederlandfche Oostindifche Maatfchappye in Bengale, en van het ter hand (tellen van de Memorie van den Ridder Yorke, door Hun Hoog Mogenden, aan dc Bewindhebbers der Maatfchappye, om de zelve te dienen van berigt; als mede, vat het vertrek van den Heere Boreel naar En geland, om den Koning geluk te wen fchen met deszelfs komst tot den throon Zyn Gezantfchap bedoelde nog eei ander oogmerk. De zaak verdient, vai den beginne af, hier, onafgebroken, ver haald te worden. De Buitengewoone Gezant Boreel, ver flag doende van zyn gehoor by den Ko ning, zondt, met een, op den negenen twintigllen van December des jaars 1761 berigt aan Hun Hoog Mogenden van ee: gefprek, gehouden met Lord Bute, Secre taris van Staat. In dit gefprek^ hadt h zyner Lordfchap zoeken onder 't oog t brengen, de regtmaatigheid der klagten door Heeren Bewindhebberen der INedej B 5 lan< 1764» Huizen by 'c Prinfenhof getimmerd,, Verbeteringenaan 't KrankzinnigenHuis. Verflag van zaakeu van 1 de O. I, ■ Com1 paguie. 1 1 - Berigt . van den Heere Boreel. > 1 f f » i-  « Deeze, de toegezondene ftukken , ter behoorlyke plaatie gebragt hebbende, gaf,, op den agtften van Tuny, kennis aan Hun Hoog Mogenden, dat, in Engeland, tot Commisfarisfen benoemd waren Thomas Rous, Prefident, er Jan Dorier, Vice - Prefident van het .Hoi van Bewindhebberen, nevens den Heei Laurens SulUvan, om met de Gemagtig den der Nederlandfche Maatfchappye, ovei de voorgedraagene punten, in onderhande- litvs f() Nederlandfche Jaarboeken, t?rti , M 13 enz. 1764* Gemagtigdender O. I. Maatfchappye -•!.?,r:0 dj n-j^nit .itpbooj. F.ngel• fche Ge» ' magtig- den.  go AMSTERDAMS III. Deel, 1764. Nieuwe klagten over de Engelfchen. Onderhandelingen t Londen Kijg tc trecdén. Omtrent het midden var. de 'maand july vertrokken de genoemde Gemagtigden, voorzien van Geloofsbrieven van Hun Hoog Mogenden aan den Koning van Groot-Brittannie. ■ Terwyl de wederzydfch'e Gemagtigden, te. Londen.,, hunne onderhandelingen voorczetteden, ontving men, hier te. Lande, de tyding van nieuwe mishandelingen en ongelyken, de onzen , door de Engelfchen, in de Oóstindiën, aangedaan. Bewindhebbers gaven daar van kennis aan Hun Hoog Mogenden (g), die, vervoL gêné, den Brief van Bewindhebberèn ftefj den in handen van Gedeputeerden tot de zaaken der Oostindifche Maatfchappye. Onder dit alles werden de Onderhandelingen, te Londen, voortgezet, tot in het : midden van july des jaars 1763. Op den ' twaalfden dier maand berigtten de Heeren Bewindhebbers ter Kamer Amfterdam, aan de Algemeene Staaten, dat, uit. hunne briefwisfeling" met de ' Gemagtigden det Maatfchappye. .te Londen, hun gcbleeken was', hoe. de Nederlandfche .Maatfchappy geene de minde voldoening'konde'erlangen, op de klagten en eifcnen, vervat by de drie eerlte der ingeleverde bezwaarpunten, hoéwei' het vierde punt volkomen vereffend ware-; zo dat een langer verblyf te Londen als nutteloos moést' worden aangemerkt : ■ weshalven: zy, aan Hun Hoog Mogenden, verzogten,dat de Gemagtigden . stfilbnêteb H lUOg- (£) Nederlandfche Jaarboeken, 1764 , ïl'.'Vö»  XXVIII. Boek. Geschiedenissen. 31 moeten te rug geroepen worden, om verflag^te doen van hunne verrigtingen. Hun Hoog Mogenden bewilligden in dit verzoek^, doch gaven , met .een , te kennen, hoe zy van de Bewindhebberen verwagtten , dat sy hunnen Gemagtigden zouden aanfchryven „ om, vóór hun vertrek, daar van •, kennis te geeven aan de Engelfche Gemagtigden, en dezelven te doen weeten, " geen oogmerk te hebben om de onder]] handelingen af te breeken, maar flegts ,, voor een tyd te vertrekken, om ver" (lag te doen aan hunne Meesteren." Hun Hoog Mogenden voegden 'er nevens , van Heeren Bewindhebberen te verwagten, dat de Gemagtigden, na derzelver wederkomst, ook ter hooge Staatsvergaderinge verflag zouden doen van den flaat der onderhandelingen. ' : 't Leedt niet lang, of de Gemagtigden kwamen uit Engeland te rug. Het verflag, door hen gedaan, aan Heeren Bewindhebberen , werdt, vervolgens, medegedeeld aan Hun Hoog Mogenden, die hetzelve fielden in handen van derzelver Gekommitteerden tot dc zaaken van de Oostindifche Maatichappve. Dit gefchiedde by een Beiluii van den derttenden van October, 't welk v.v hier in zyn geheel zullen plaatfen, ona dat daar uit kan blyken, om welke redener xle Onderhandelingen in Engeland afgebroken werden, cn vervolgens niet wederom hervat zyn. . . * Out 1764. li m« loN -U j-jrl (; -■jti iwr -addod Wederkom sc der Afgevaardigdenuit Engeland.  Befluit van II. H. Mog. op het rapport van Bewin dhebbefen. n'jl jib •o3 lil §d AMSTERDAMS III. Deel, ,, Ontvangen ccnc Misfive van de Ge> Committeerde Bewindhebberen uit de Re* fpectïve Kameren van de Generaale Nederlandrche Geoctroijeerde O. I. Compag? nie ter Vergaderinge van Zeventienen, gefchreeven te Amfterdam den twaalfden deezer loopende maand, houdende een omftaridig verflag en rapport van het verrigte van Gecommitteerden, die wegens de Nederlandfche Compagnie'laatftelyk in Engeland zyn geweest, en, ingevolge vap. Hunner Hoog Mogenden Refolutie van den dertienden July jongstleden, hier te Lande zyn te rug gekoomen; van den itaat hunner Negotiatie j en welke de uitflag is geweest van de Conferentien, met betrekking tot de vier vastgeftelde Pointen: het 'eei fte concerneerende de fatisfactie en Vergoeding, welke de Nederlandfche Compagnie heeft gevraagd, wegéns de verbngelyking en fchaden, die de bedienden van de Engelfche Compagnie in Bengal e in den jaare 1759 aan haar hebben toegebragt, door de vyandelyke aggresflën van haare Troepen en Schepen; het tweede raakende den vryen • inzaam van ■Salpeter in Bengale; het derde raakende de Klagten van de Nederlandfche Compagnie , over de verhinderingen, welke haare bedienden, door die van de Engelfche Compagnie, waren toegebragt, in den inzaam van Éywaaten; en het vierde ten einde gezaamenlyk te beraamen de vereischr te fchikkingen, om, in het toekoomende, te zorgen, dat de eene Compagnie doof  XXVIII;Boek. Geschiedenissen. 33 doof de andere niet benadeeld of in haare verkreegene voorregcen verkort worde , en om te beletten dat de wederzydfche Bedienden geene feytelykheden de een tegen den anderen pleegen; omtrent geen van welke pointen men tot eer.ig befluit had kunnen komen; zo dat een langer verblyf van gemelde Gecommitteerden te Londen ten eenemaal nutteloos zou zyn geweest, en dat, zonder tusfchenkomst van wederzydfche Souvereinen, geen de minfte vrugt van eenige verdere Conferentien, met de Engelfche Gecommitteerden te wagten is. Sustineerende die van de Engelfche Compagnie , dat behoudens de Traktaaten, die tusfchen zyne Groot-Brittannifche Majesteit en Hunne Hoog Mogenden fubfisfteeren, de Engelfchen in Bengalen bevoegd zyn geweest, als Ingezeetenen van 't Land, en als Geallieerden van den Nabab, het opkoomen van de troepen met geweld te beletten : van welk geïustineerde de Engelfche Compagnie, zonder de interpofitie van de hooge Auctoriteit van zyne Groot-Brittannifche Majesteit niet ligtelyk zoude konnen afgaan; gelyk ook geene fchikkingen voor het toekomende met vrugt zullen kunnen worden geprojecteerd, zo lang de evengemelde kwestie niet is gedecideerd; infteerende gemelde Bewindhebberen derhalven op het ernltigite, dat Hun Hoog Mogenden, uit aanmerking dat het behoud of ruïne van 's Compagnies bezittinge in Bengale grootelyks afhangt van den uitilag der zaaken, daarin hoogstderXVII. Stuk. C zël-  Ï764. 34 AMSTERDAMS IIÏ.Deel, zeiver byzondere befcherming aan de Compagnie deezer Landen gelieven te verleenen , en dat het Hun Hoog Mogenden vervolgens behaagen moge, de noodige reprefentatien by zyne Groot-Brittannifche Maiesteit te laaten doen, ten einde de Oostindifche Compagnie deezer Landen moge o-enieten de zo billyk verfchuldigde fatisfactie en vergoeding, wegens de verongeIvking haar in Bengalen aangedaan. „bat, wyders, de Engelfche O. I. Compagnie moge worden verpligt aftezien van haare verbintenisfen en Contracten met den' Nabab- van Bengale, in zo verre dre ftryden met de meergemelde Traktaaten, en de gemelde Compagnie voorts moge worden gelast,niets vyandelyks of met geweld, onder eenig pretext of fchyn, tegen de O I. Compagnie deezer Landen te onderneemen of te 'doen, nog haar in haare verkreegene regten te verkorten : op dat vervolgends zullen kunnën worden gemaakt de vereischt wordende fchikkingen, om conform het oogmerk van Hun Hoog Molenden en van Zyne Groot-Brittannifche Majesteit, in het vervolg voor te koomen die verwyderingen, die tusfchen de Compagniën konnen ontftaan uit het ongeoorloofd gedrag haarer bedienden. , Waarop gedelibereerd zynde , hebben de'Heeren Gedeputeerden van Holland en Westfriesland en van Zeeland, de voorschreven Misfive Copiëlyk overgenoomen, om in den haare gecommuniceerd te worden. V En  XXVIli.BoEK. Geschiedenissen. 35 „ Èn is dieii onverminderd goedgevonden en verftaan, dat de Copie van voorfchreven Misfive gefteld zal worden in handen van den Heere Hoytema en andere Heeren Gedeputeerden tot de zaaken van de O. I. Compagnie, om te vifiteeren, examineeren en van alles hier ter vergadering verflag te doen. Op den vierden van de maand January des jaars 1764, deeden Heeren Gemagtigden tot de zaaken van de O. L Maatfchappye, verflag van "hun onderzoek. , Zy berigtten in het zelve, hoe hun was'gebleeken , dat de onderhandeling vrugteloos was afgeloopen , uit hoofde van de verfchillende begrippen, welke de beide Maatfchappyen hadden, over de Traktaaten van 1667 en 1674; bev/eerende de Engelfchen, dat zy , behoudens dezelve , zodanige overeenkomflen, met den Nabab van Bengale, mogten aangaan, als hun goed dagtcn, zo ten opzigte van de onderlinge vcrdecdiging, als met betrekkinge tot de In/.ameÜug van Producten, die in dat gewest; vallen. De Nederlanders, daarentegen, waren van oordeel, dat de gemelde Traktaaten als hei rigtfnoer moesten worden aangemerkt, naar 't welk beide Maarichappyen zig heb' ben te gedraagen;. en, gevolglyk, dat de Engelfchen, wilden ze niet ftrydig racr. de Traktaaten handelen, geen regt hadden, om zulke overeenkomften met den Nabal aart te gaan. . Hun Hoog Mogenden , hc . gefchil, over den regten Zin en de toepas TÖg van die Verbonden, met reden, aan C 2 mer 1764. Nnler Verflag van Gemagtigden. 5 lil 03 ti» •ji7/2 uv f13 Ivl -tqtr.T • : i±sj^  Hun Hoog Mög. vraagen van den Koning eene declaratievan den zin der Traktaaten, en te ru, gave van Nai ter en Tan panioely;als ook fatisfactie, we gens he gedrag der En. gelfche Officieren. $6 AMSTERDAMS III. Deeï» merkende als eene zaak van de hoogde aangelegenheid, waren van oordeel, dat herzelve, door eene nadere verklaaring, zo van de zyde des Konings van Groot-Brittannie, als van hunnentwege, ten fpoedigfte moest beflist worden; ten 'welken einde, aan hunnen Gezant te Londen, zodanige bevelen behoorden te worden afgevaardigd, als zy begreepen daar toe noodig te zyn; inhoudende een verzoek aan zyne GrootBrittannifche Majesteit, om eene nadere verklaaring van den zin der ftand hebbende Verbonden (//). Op dien zelfden dag namen Hun Hoog Mogenden een befluit, op de'nieuwe klagten, aan hun gedaan, door de Bewindhebbers der Oostindifche Maatfchappye, welke onlangs kennis hadden bekoomen , niet alleen van de onderhandelingen, aangegaan tusfchen de Bedienden der Engelfche Maatfchappye en den Koning van Kandia, tot merkelyk nadeel ; der Nederlanderen, welke thans met dien Koning in Oorlog waren; maar ook van ' de aanflagen op Natter en Tanpanioely, en van 't gedrag van eenige Engelfche Officieren , die, in weerwil der herbergzaamheid en vriendfchap, aan hun betoond, zig niet ontzien hadden, verregaande buiten; fpoorigheden te pleegen, aan de bezittingen- fchepen en onderdaanen der Nederlandfche Maatfchappye in de Oostindiën. De Algemeene Staaten, dit alles, en de berigten deswegen, in ernftige overwee' ging (£) Nederlandfche- Taalboeken, J7G4. W.93;  XXVill.BoEK. Geschiedenissen. 37 ging genomen hebbende, namen, op den vierden January des jaars 1764, een Befluit , om , door hunnen Gezant aan t Engelfche Hof, de wedergaave te doen verzoeken van Natter en Tanpanioely; als mede eene o-epaste voldoening, omtrent het gedrag der Engelfche Officieren in de Oostindiën (/)• Geduurende dit jaar hadden Frangois Hendrik van Hoorn, Mattheus Jlewyn, Oud-Schepen der Stad, en eenige andere Gekommitteerden der Ingelanden van den Bovenkerker-Polder, gelegen by Amftelveen , met goedvinden van Burgemeesteren en Regeerderen van Amflerdam , als Amba gtsheeren van Amftelveen en NieuwerAmftel, zig vervoegd by Hun Ed; Groot Mogenden de Staaten van Holland en Westfriesland, met verzoek om bovengemelden Polder te mogen droog maaken. Hun Ed. Groot Mogenden, dit verzoek in aanmerking hebbende genomen , namen daar op een gunftig befluit, door het verkenen van Octrooi tot de Bedyking, gerekend den zevenden September 17Ó4, met byvoeging van een Reglement, beftaande uit XXVIII Artikelen, 't welk in de Bedyking zou moeten gevolgd worden (k). .-ut. Volgens gewoonte werden, in net begin deezes jaars, tegen den tyd der Rejreeringsverzettinge, verfcheiden Keuren afgekondigd of vernieuwd. Eene van de (O Nederlandfche Jaarboeken , 1764. W. 101. fi) Ibid. W. Ó64 en. 673. C 3 1764» Octrooi raakende den Bovenkerker- Polder. Kenre omtrenc het H1hftre eti • Latyu- . fche Schooi.  '38 AMSTERDAMS III. Deel. 1764, Befluii Van hc polleg op de ^laaze en k!a ren de W. I. , tiaar p'/er. zelve verdient inzonderheid onze opmerking, by welke Hun Ed. Qr. Agtb. hunne zorge toonden voor de ondervvyzers, die, van Stadswege, aan het Doorlugtige eri Latynfche School waren aangefleld. By deeze Keure werdt verbooden: L „ Dat, voortaan, geene Privaate Perfoonen „ eenig Collegie zouden mogen houden of „ aanleggen, om onderwys of lesfen te. „ geeven in zodanige Weetenfchappen, „ tot inftructie in welke, van Stadswege, „ openbaare Hoogleeraars of Leeraars zyn „ beroepen en aangefleld, zonder, daar „ toe , alvoorens, verlof van de Heeren Bur,, gemeesteren bekoomen te hebben: op „ poene, dat de geenen, die voortaan zouv den worden bevonden deeze orders te heb„ ben overtreeden, naar goedvinden zouden „ worden geftraft. II. Dat, na May eerst- koomende, voortaan, niemand zig zou „ hebben te onderwinden of te vervorde,, ren, binnen deeze Stad of de Vryheid ,, van dien, Latynfche Byfchoolen te .'„ houden , op poene van arbitraire Cor- rectie. " * Het Collegie ter Admiraliteit op de f Maaze, hadt, in dit jaar, een befluit geno10 men, om geene Schippers, of anderen, toe te laaten tot het doen van den Eed? ï-welke, volgens het Octrooi der Westin" difche Maatfchappye van den jaare 1761 , 1 'afgelegd moest worden, door de zulken, die , uit de Engelfche Volkplantingen , Ryst hier te Lande, invoeren. Heeren Bewindhebberen, van dit Befluit aanzegging be-  XXVIII.Boek. Geschiedenissen. 39 bekoomen hebbende, (tonden niet flegts daar over verwonderd, maar befchouwden het , daarenboven, als ftrydig tegen de letter van het Octrooi, door 's Lands Staaten aan de Maatfchappy verleend. De bewindhebbers bragten hierom de zaak ter Tafel van Hun Hoog Mogenden, met verzoek om voorziening tegen de handelm«ren van 't Collegie, door welke de Kooplieden reeds genoodzaakt waren, hunne goederen te losfen onder betaalinge aan het Land, en dus de Maatfchappy verfteekea terdt van het regt, aan dezelve-verleend, zvnde genoegzaam haar eenig mkoomen m tyd van Vrede. Wyders grondden zy hunne klagten daar op, dat men voorgaf, dat de ïegten van den Lande, in Engeland op de Rvst gelteld, aldaar zouden zyn betaald: waaromtrent het Collegie zeide egte nangten1 « hebben, doch aangaande welke de Bewindhebbers verklaarden, niet te gelooven, dat ze zo voldoende zouden kunnen worden ten voorfchyn gebragt, dat de Maatfchappy daar door van haar goed regt konde ontzet worden, veel min het Collegie ter Admiraliteit het regt bekoomen, om, zonder hooger last, de zaaken naar goedvinden te fCllunnn; Hoog Mogenden fielden deeze klazten in handen van het gemelde College ter Admiraliteit, met verzoek om hua % dienen van berigt. Dit werdt ingeleverd, op den vyftienden van Augustus, en behelsde, hoofdzaakelyk, dat, by ondersoek, door den Staatfchen Gezant, Graal C 4 vas t7©4«  40 AMSTERDAMS III.Deel, 1764. Klagten van Kooplieden aan Burgemeestefen ,ovei de Admiraliteiiop de JVlaaze. van Weideren, te Londen gedaan, was gebleeken, dat van ieder honderd pond Ryst, Engelsch gewigt, omtrent agt Huivers aan de kroon blyfc, en dat, diensvoigens, met regt konde gezegd worden, dat de Regten daar van betaald waren; dat ook het verlies , welk de Maatfchappy hier by leedt, van klein belang was, als bedraagende hetzelve weinig meer dan zevenentwintighonderd Guldens jaarlyks. Dit berigt, by Hun Hoog Mogenden, ingebragt, en vervolgens geileld zynde in handen van Heeren Gedeputeerden tot de zaaken van de Zee, bragten dezelve vervolgens een Advys uit, zeer gunftïg voor het^Collegie ter Admiraliteit op de Maaze, en, gevolglyk, ten nadeele der Maatfchappye. Van den anderen kant werdt, door verfcheiden Kooplieden deezer Stad, handel dryvende op de Gewesten, gelegen binnen de Limiten van het Octrooi, aan de Westindifche Maatfchappy verleend, een Verzoekfchrift ter hand gefteld aan Burgemeesteren en Regeerders deezer Stad, behel zende klagten over de Admiraliteiten , vooral over die van de Maaze. Zy gaven daar in te kennen „ Dat, indien zo by het in„ koomen als uitgaan der Schepen en Goe„ deren, vaarende naar en uit deeze Lan„ den, op en van de plaatfen, binnen de „ gezegde Limiten geleegen, aan de West„ indifche Compagnie worden betaald „ de Regten en Recognitiën, overeen„ komIHg met het gemelde Octrooi , „ de Negotie nog eenigzints heeft kun- ■>) nen  XXVI1Ï.Boek.. Geschiedenissen. 41 „ ren (taande blyven; doch dat zy, tot „ hun uiterfte fmerte, ondervonden,hoe, ," by die van de Admiraliteit, verfcheiden nieuwigheden worden ondernomen , " (trekkende tot volkome ruïne van dee', ze Commercie; en dat byzonder, door „ het Collegie ter Admiraliteit te Rotter" dam, by de Heeren Staaten Generaal ", der Vereenigde Nederlanden, ter occa" (ie van de Ryst, welke uit Carolina „ naar herwaards gevoerd, en die eerstin „ Engeland moet gebragt worden, inftan„ tien worden gedaan tot veranderingen, 1 direct ftrydende regens den waren zin „ van het nu meergemelde Octrooi, en „ tot verfperringe van den Tak van Negotie „ naar elders; dat wyders ten aanzien van „ de ongegrondheid der Pretenfien van de „ Admiraliteit, zy zig refereeren tot het geene deswegen, door de Bewindhebbe, ren van de Westindifche Compagnie, " zekerlyk zal worden gedemonftreerd; " maar dat zy als particuliere Kooplie„ den, en houdende zig voor als nog be„ paaldelyk aan het Artikel van de Ryst, „ op welke direct getenteerd word, moe„ ten zeggen , dat dezelve maakt een „ deel van de Commercie, waar van de „ Koopman alhier, by verhandeling, naauw„ lyks twee of drie percent kan profitee„ ren; dat, daarentegen, het verfchil tus„ fchen de Regten, die betaald zouder „ moeten worden, volgends de Convooi „ lyst van de Admiraliteit, en tusfchen dt „ Recognitiën voor de Westindifche Com C 5 „ pag  I/-Ó4' Ordonnantie 42 AMSTERDAMS IILDeel, „ pagnie, op een lading, Ryst, omtrent „ duizend Guldens beloopt, en dat over „ zulks deeze Negotie van hier eenflags „ verbannen is, indien de onderneeming „ van de Admiraliteit zal reusfeeren; konnende dit verloop niet worden geagt voor Chimeere, of zwaarmoedig vooruitzigt, „ aangezien geduurende dit loopende jaar, „ reeds actueel vyf fcheepsladingen Ryst „ te Embden zyn aangekomen, van waar „ alle omgeleegen ftreeken worden voor„ zien, direct tot Prejudice van de Ingezee„ tenen deezer Stad, by welke tot hier toe „ het debiet word gedaan; en dewyl, door „ het misfen van deeze vertiering, de „ Waag deezer Stad, over welke alles by „ verkoop weder moet pasfeeren , confide„ rabel zoude lyden; en dat zy met reden „ dugten, dat met de Ryst een proef ge„ nomen word, om vervolgends daar op „ tot meerder en importanter Artikelen „ voorttegaan, gelyk dan nu gantsch on„ langs mede omtrent het campechehout, „ eene nieuwe belemmering alhier ter Ste„ de ondernomen is." De Kooplieden eindigden hunne voordragt, met een verzoek om de voorfpraak der Amfterdamfche Wethouderfchap, zo by Hun Ed. Groot Mogenden, als elders, daar dezelve van den meesten dienst konde zyn, tot weeringe van nieuwigheden, en van alle bezwaaren van hunnen Koophandel. Heeren Kolonellen, met overleg en goedvinden van Hun Ed. Groot Agtbaar- he-  XXVIII.Boek. Geschiedenissen- 4S heden, namen, op den tweeëntwintigften ; van May deezes jaars, een befluit, volgens v 't welk, ter voorkoominge van allen be-r dro"1 en flinkfchen handel, de Schut- i, tersÖ, voortaan, geduurende het loopende iaar , zouden blyven onder de Kompagnie, onder welke zy, op den dag der jaarlykfche omfchryvinge , waren opgetekend. " . Een onverwagte Brand, op den zevenden December, in de Waag, op den Dam, ontftaan, werdt, door de wakkerheid der toefchietenden Burgers, lpoedig gebluscht. . Onder de befchryving der Kerkelyke Gebouwen deezer Stad is reeds gewag smaakt van de Plegtigheid, die 'er plaats hadt, by de viering van 't Eeuwfeest van het Aalmoesfeniers-Weeshuis, op den derden Tanuary deezes jaars, waar heen wy den Leezer te rug wyzen. . Een nieuw bewys verfchafte dit jaar, dat, onder de drukten en beflommenngen van den Koophandel, te Amfterdam, de fraaije Kunften niet vergeeten worden. In 't begin deezer Eeuwe, hadt men, in deeze Stad, opgerigt, een Tekenfchool, in een vertrek boven de Leidfchepoort, met oogmerk om in dezelve naar 't leeven te tekenen. Door verloop van tyd was dezelve in verval geraakt,en werdt aan de edels Tekenkunst niet naar behooren de hand gehouden. Verfcheiden Kunstvrienden befchouWden dit met leedweezen, en _ als eenen vlek op de vermaardheid der aanzien 7^4. an Hee:n Ko)n£Uen. [3randirt ie Waag. Eeuwfeest vaa 't Aalmoesfe.niersWeeshuis. Hertelling der TekenAltademie.  1764 44 AMSTERDAMS III. Deel. lyke Stad. In den jaare 1758 werden zy te raade-, het geflootene School, van nieuws, te openen, en het te voorzien van alles, 't geen dienftig was ter bereikinge van de oogmerken der inrigtinge. Uit het midden der Leden verkoos men zes perfoonen, welke, onder den naam van Directeuren of Beftuurders, zouden bezorgen , al wat tot onderwys , aanfpooringe en orde noodig zou geoordeeld worden. Van deeze Directeuren, verdeeld in OudHen en Jongiten, zou, beurtelings, één, geduurende eene maand, den post van Voorzitter bekleeden. Tot Oudlle Directeuren werden verkoozen Jacobus Euys, toen reeds, en zedert nog meer, vermaard om zyne uitmuntende bekwaamheden in de Teken- en Schilderkunde; Kornelis Ploos yan Amjlel Jakob Korneliszoon, die, al zints eene reeks van jaaren, zyne fnipperuuren hadt gewyd, behalven andere oeffeningen, aan de ftraks genoemde edele kunflen, en vooral eenen naam hadt gemaakt, door de fraaije uitvinding, om de tekeningen van de grootfte Meesters, in derzelver eigen aart en kleuren, in Plaat over te brengen; en Jakob Qtten Husly, insgelyks beroemd, om zyne ongemeene vorderingen in het boetzeeren en ftukedooren, als mede door zyne Lesfen in de Doorzigt- en Bouw-kunde. Volgens de keuze dér Leden werden, tot Jongde Directeuren, aangefteld Pieter Louw, Anthony Ziezenis en Keinier Vinkeles: Mannen , niet min vermaard, dan de voorgemelden, om hun-  XXVlIÏ.BoEK. Geschiedenissen. 45 hunne bekwaamheid en verdienden in de Schilder- Beeldhouw- en Plaatfnykunde. De laatstgenoemde werdt, daarenboven, tot Secretaris der Maatfchappye aangefteld. De zes gemelde Directeuren gingen ftraks aan 't werk , tot het beraamen van Ichikkmgen , om de edele Tekenkunst aan te moedigen ; ten welken einde zy, onder andere, zig verbonden, aan de zulken, die, naar 't leeven, best getekend hadden, in drie onderfcheiden klasfen', jaarlyks, uit hunne eigen beurs. uit te deelen drie Pryzen, van verfchillende waarde, doch te zamen, ten minfte, honderd Guldens waardig. Heeren Burgemeesteren begunftigden deeze verbeterde Stigting met derzelver goedkeuring, op verzoek der Leden; doch het Tekehfchool moest blyven onder 't opzjgt van den Burgemeester Jonas JVitzen; die, vervolgens, door de Maatfchappy,' tot Hoofdbeftuurder werdt aangefteld. De eerHe uitdeeling der Pryzen gefchiedde op den zestienden April deezes jaars, in tegenwoordigheid van den Hoofd- en de overige Directeuren en verdere Leden. De Heer J. O. Husly opende deeze Plegtigheid met eene ftaatelyke redevoering , en ftelde voorts, met gepaste Aanfpraaken, de Eerepryzen in handen der drie veelbeloovende Kunftenaars J. Andriesfen, M. Houtman en Harmanus Vinkeles. Heeren Burgemeesteren en Thefaufiers deezer Stad, uil aanmerking van den toeneemenden bloei dei Teken-Akademie,(want deezen naam heef zy zedert gevoerd,) en dezelve nog mee; 1764. mam ::: ;:ov, !  Reglementvoor het gebruik van de KonstKamer,boven in 't Stadhuis,voor de Leden van de TekenAkadejnie. 46 AMSTERDAMS ÏIÏ.Deeu willende aanmoedigen, Wierdeu, in 'c begin ivan'December deezes jaars, te raade, aan dezelve, ten gebruike, toe te ftaan, een der Benedenvertrekken in het Stadhuis. Op den achttienden November des jaars 1768 (orn dit nog, ten vervolge, op de Historie der Teken - Akademie aan te merken) deeden Heeren Burgemeesteren, aan de Directeuren, ter hand ftellen een Reglement, volgens 't welk de bovengemelde vergunning was gefchied. Zie hier eenige Artikelen daar van. e . ,;r Burgemeesteren en Regeerders der .Stad Amfterdam, goedgevonden hebbende aan den Heer Hoofd-Directeur, verdere Directeuren, en Leden van de Teken - Academie, 'tot wederzeggens toe, te accordeeren 't gebruik van de Konst-Kamer, boven in 't Stadhuis, hebben Haar Ed. Groot Agtbaaren, omtrent het gebruik van dezelve Kamer gearresteerd het volgend Reglement. „ Art. 1. Alle Kunftenaars en Liefhebbers, mids zyn de Leden van de Teken-Acadeniie, zullen, zo lang deeze vergunning fland houd, op gemelde Kunst-Kamer, onder opzigt van de gemelde Directeuren, zig mogen oeffenen,in het Tekenen, Schilderen en Boetfeeren, doch niet anders dan van. half April, tot'half Oètober , en wel op zodanige dagen en uuren als gemelde Directeuren zullen bepaalen. . 1 „ Art. 3. Daar zal 'geen vuur of Jigt, onder wat pretext zulks zoude mogen zyn , op gemelde Kamer gebragt mogen worden. „ Art,  XXVÏII.Boëk. Geschiedenissen. 47 Art. 5. Het zal aan de Kunftenaars en Liefhebbers wel vryftaan om naar eenige Prenten, Modellen of Pleiner te tekenen, maar naar geene anderen, dan die hen dpor de Directeuren zullen yoorgefteld worden. Art 6. Niemand wie hy zy zal vermogen eenige Modellen, Pleifter of Printen of iets anders de Stad toebehoorende, van' de Kunst-Kamer aftebrengen, onder wat voorwendzel het . zoude mogen zyn , dan met fpeciaal en ■ fchriftelyk Conient van de Heeren Burgemeesteren, waar van aan Directeuren zal moeten bewys getoond worden , die dan daarvan ook behoorlyk aantekening zullen doen. Art. 7. Zo iemand iets mogt fchenden zal hy gehouden zyn, de fchade nas voorgaande Taxatie van Directeuren te vergoeden, enz. a Art. 10. De Konftenaars en Liefhebbers Leden van de Academie zynde, zul fen vermogen eenige ftukken van hun ei gen werk op gemelde Konst-Kamer * doen plaatzen, doch de fchikkmg daarvai zal ftaan aan Directeuren, en geene Lede: zynde , niet anders als met fpeciaale Pd misfie van den Heer Hoofd-Directeur. Art i". Hun Ed. Groot Agtbaar referveeren aan zig , om deeze Permisll in het geheel in te trekken, en ook 01 ■ deeze Artikelen , naar-welgevallen, te alt< reeren of te amplieeren. Actum Amfterdam iS Novemoer 1768. Prefenc alle de Heeren Burgemeesteren. Conderftond) 'In tennis van my Secret, Ëer 1764. 1 1 e e n is  4764. 48 AMSTERDAMS III.Deeu Eenige Honoraire Leden, doch die niet wilden genoemd zyn , gaven, eerlang, aan. de Teken - Akademie, ten gefchenke, een Stempel tot eene Gouden Medailje, ter waarde van tagtig Guldens, om, jaarlyks, als een eerfte Prys, te worden uitgedeeld. 'Deeze Medailje, gelyk ook de overige Pryzen, worden nu niet meer voor rekening der Directeuren , maar uit de Kas der Akademie bekostigd. Wy laaten hier nog volgen een Plan van Intekeninge, in den jaare 1773 uitgegeeven, volgens 't welk de Leden worden aangenomen. „ Art. 1. Het onderwys in dit Leerfchool word gegeeven tweemaal ter week, des Donderdags en Vrydags, van vyf tot zeven uuren; het neemt jaarlyks zyn begin met den eerften Donderdag in October, en eindigt met den tweeden Vrydag in September : men teekent des Winters in de Academie, en des Zomers op de KunstKamer ; uitgezonderd de week van Kerstyd, van Paafchen en van Pinxfteren; ook is in den Zomer een Vacantie van drie weeken en Donderdags na Bededag en op den Nieuwjaarsdag word niet geteekend. „ Art. 2. Voor dit onderwys betaalt ieder Leerling ƒ 16*-:- 'sjaars, als ƒ4-:op den eerften Teekendag, en zo vervolgens alle i jaars ƒ4-:- tot ƒ16-:- toe, en bovendien ƒ' 1 -: - voor een Nieuwjaarsgift aan den Pedel. „ Art. 3. Voor de betaalinge deezer penningen moeten de Ouders of Voogden zig met het teekenen hunner naarnen onder  XXVÏII.Boek. Geschiedenissen. 49 der dccze Conditiën en Reglementen verbinden , en voor Inteekengeld eens en aanftonds betaalen ƒ 3 -: -. Men is vervolgens vry van Inteekengeld; doch wanneer men niet gecontinueerd heeft en op nieuw weder inkomt, zal men deeze ƒ3-:- Inteekengeld ook wederom op nieuw moeten betaalen. „ Art. 4. Niemant kan inteekenen, dte zig niet verbinden kan, ten zy hy by de inteekening alles terftond betaale. „ Art. 5. Wanneer iemand verhinderd word op de gefielde tyden te betaalen, zal het geld de naast volgende week medegebragt of gezonden moeten worden; en hierin gebrckig blyvende, zal de Pedel ten hunnen huize het geld komen ontfangen, wanneer aan hem vier Huivers voor zyn boodfchap boven het verfchuldigde geld zal moeten betaald worden: en als dan aan den Pedel niet betaald hebbende, zullen de Directeuren alle de refteerende penningen voor het gantfche jaar mogen vorderen, waartoe de ingeteekende met het onderteekenen van deeze Conditiën en Reglementen gehouden zal worden zig verbonden te hebben. ,, Art. 6. De Leerlingen moeten hun eigen papier en Teekengereedfchap zelf bekostigen en medebrengen, voorts de Directeuren en hunnen Leermeester behoorlyk refpecteeren, zig ftil en gefchikt houden , en te vreden zyn met hunne aangeweezen plaatfen, of anders zullen zy door Directeuren het Teekenfchool ontzegt XVII. Stuk. D wor- 1764.  Collecte voor Hil verfilm. ten 50 . AMSTERDAMS III. Deee,. worden, met verbeurte van alles wat zy in avans hebben betaald. „ Art. 7. De Directeuren behouden aan'zig de magt, om, met voorkennis van den Hoofd-Directeur , eenige kleine verfchikkingen te mogen maaken, en de uuren,op welke men teekent, zo het noodig is, een uur vroeger of Iaater te mogen tfellen, 't welk alsdan tydig bekend gemaakt zal worden. „ Deeze Conditiën en Reglementen, gefchreeven op een Zegel van twaalffluiv er s , zullen jaarlyks ter Inteekening gereed liggen van het begin van July tot half Sepmnker-i alle IVoensdagen, Donderdagen , Vrydagen en Saturdagen van vyf tot zeven uur en, op de Kunst-Kamer van het Stadhuis deezer Stad.'''' Een treffend voorbeeld, zo wel van het vermogen als van den meedogenden ^aart der Amfterdammers, onder vondt men in September deezes jaars. Het nabuurige dorp Hilverjum, door een fchroomlyken brand, op den vyfden Juny, byna in een puinhoop veranderd zynde, werdt, na bekoomen verlof van Heeren Burgemeesteren, tot het doen eener Geldzamelinge, op den derden der gemelde maand, aan de huizen der Burgeren en Ingezeetenen,by een gebragt, eene fomme van drieënvyftigduizend ner genhonderdnegenënnegentig Guldens zeventien 'Huivers en agt penningen. Aan de berooide Dorpelingen werdt deeze fomme uitgedeeld. Op den dertigften January zag men alhier * ton  XXVIII. Boek". Geschiedenissen. 51 ten voorfchyn koomen, eene hoogst noodige Ampliatie op de algemeene Brand - Keuren deezer Stad (/). Niet lang daar na bevestigden Burgemeesteren de gemaakte fchikking, tusfchen de Regenten van 't Aalmoesfeniers - Weeshuis en Broederen Diakenen , omtrent de Boedels van wederzyds gealimenteerden; als mede de Conventie, tusfchen opgemelde Heeren Regenten en de Diakenen van de Lutherfche Gemeente, geflooten den negenen twintiglten December 1758. In dit jaar werdt, in deeze Stad, de grond geleid van eene Stigtinge, door welke een groot aantal menfchen , die, in gevolge van het wanbegrip of de kwaade behandelinge van vroegere dagen,aan de zamenleevinge zouden ontrukt geweest zyn, aan deeze cn hunne bedroefde bloedverwanten werden te rug gegeeven. Ik heb het oog op de Maatfchappy tot redding der Drenkelingen, of fchynbaar verdronkene Perfoonen. Van , deeze heilzaame en pryswaardige inrigtinge hadt de Regeering geene kennis bekoomen, of zy tradt, met haar gezag, tus-, fchen beiden, en beraamde• eenige fchikkingen, noodig om de oogmerken der Maatfchappye te bereiken (m). Eert (I) Tweede vervolg der Handvesten, ht. 137. O) Over de nuttigheid deezer Maatfchappye zal de leezer kunnen oordeelen, uit liet doorbladeren van de Geèenkfehriften deezer Maatfchappye, welke, van tyd tot tyd, 'worden uitgegeeven in den Boekwinkel van te firven van P. Meijer en G. Waman, Een omltandig berigt wegens derzelver oogmerk en inrigtinge vindt men in te Nieuwe Nederlandfche Jaarboeken, Deel. IV. hl. 237 en 354. enz. Ik kan niet nalaaten hier aan te merken , dat op voorftel van D % deu l7&7' Arnpliatie op de BrandKeure. Conven» tie tusfchen dé Regenten van 't AalmoesfeniersWeesbuis en Diakenen. Maatfchappy:ot redi in ge Jer Drenkelingen)pgeichtt  17Ö7. Brand in de Lyntmn de Arend. I768. Komst en verblyf van den Prins er PVinfesfe van Oranje. 52 AMSTERDAMS III.. Deeè. Een zwaare Brand, welke, op den drieëntwintigllen September, tegen den avond, zig openbaarde in de Lynbaan ds Arend, ftaande aan den Schans, by de Muiderpoort, deedt dezelve, ondanks alle toegebragte hulp, in een puinhoop veranderen. Op den dercigften May deezes jaars, werdt de Stad vereerd met de komst van zyne Hoogheid den Prinfe Erfftadhouder en deszelfs Koninklyke Gemaalinne. Zy vertoefden 'er tot den vierden der volgende Maand; wordende de tusfchentyd doorgebragt met uitbondige eerbetoonïngen en vreugdebedryven; onder welke, inzonderheid , uitmuntte de pragtige Illuminatie der geheele Stad, op den avond van den eerften dag, en het talryk Bal, 't welk, op Donderdagavond, werdt gegeeven, op. de Zaal van 't Stadhuis, 't welk thans, voor 't Vorstlyk Paar , tot eenen intrek diende; waar by, al wat aanzien en vermogen hadt, tegenwoordig was, en de kostbaarheid van kleedy en kleinoodiën, by hec helder kaarslicht, de oogen deedt fchemeren. Saterdags, 's morgens, vertrokken de hoogaanzienlyke Gasten , de Stadsregeering deedt hun uitgeleide tot buiten de Utrechtfche poort. Tot loon van haa- ren den Venetinanfchen Geneesheer Vwcentml, aan de Magiilraat der Gezondheid van die Stad, de Raad vervolgens deeze inrigting met deszelfs gezag bekragtigd en openlyk heeft ingevoerd. Zelf hebben de Engelfchen, hoe agterlyk ook in *t overneemen van uitlandiclie fchikkingen, dcior het nut deezer Maatfchappye bewoogen, omtrent liet redden mm Drenkelingen de voetltappen der Hollanderen betreedei*  XXVÏII.Boek. Geschiedenissen. 53 Ten yver, in het bewaaken en geleiden van Hunne Hoogheden, betoond, werdt, nog vóór het einde des jaars, uit naam der Vroedfchap, aan de Schuttery, een Gedenkpenning ter hand gefield, door den vermaarden Holtzhey vervaardigd. Verder verflag van deeze gebeurtenis agten wy hier onnoodig , dewyl de Stads Historiefchryver Jan Wagenaar onder den tytel van V Verheugd Amfterdam alle de byzonderheden heeft befchreeven : waarom wy den Leezer liever derwaarts wyzen. Ter plaatfe, daar wy handelen over de Stads Openbaare Gebouwen , zullen wy fpreeken van den opbouw eener nieuwe Koornbeurfe. Hier tekenen wy alleenlyk aan, dat,op den vyfden van de maand September, op dezelve de eerfle byeenkomst werdt gehouden. De Heer H. Hagen deedt aldaar den eerften handel. Reeds in 't begin van January deezes jaars, befpeurde men eenige verzakking aan dc Muiderpoort; die, in weerwil van alle aangewende poogingen , om dezelve te keer te gaan, zodanig toenam, dat, in den nagt, tusfchen den negenëntwintigflen en dertigften dier Maand, 't geheele gebouw inftortte. Het voorziene ongeval was oorzaak, dat elk zig van daar hadt verwyderd, en 'er geene ongelukken gebeurden. In een geheel anderen fmaak, en veel fraaijer, is, zedert, de Poort herbouwd. In de toeneemende zugt van veele Landzaaten, tot het beoefenen en handhaaven van Weetenfchappen en Kunften, deelden D 3 ook 1768L, Koornbeursvoltooide 1769, Inftorting van de MutJerpuor-c MaatfchappyFlor. Lib. drm.  5. AMSTERDAMS III. Deel. Verkoo- pii)g van Erven op VVit- teiiburg en 'c Wees- purveld, ook onze Stadgenooten. In dit jaar leide zulks den grond tot het oprigten van eene Maatfchappye, onder de Zinfpreuk Floreant Liberales Artes. Over haare natuur en oogmerk zal men kunnen oordeelen* Uit de twee eerde Vraagen, in dit jaar voorgedeld. De eerde hadt tot onder' werp den aart en voortteeling derPaalworimen, en de gemaklykde en minst kostr baare wyze, om het Houtwerk voor dezelve te beveiligen. By de andere werdt gevraagd naar het beste huwelyk, tot verkryginge eencr gefchikte huishoudinge , voor de hoogere, burger en mindere danden, om nuttig te zyn voor zig zeiven en voor anderen. Aan het best gekeurde antwoord, op deeze Vraagen, werdt eene belooning van dertig Dukaaten toegezegd. Maar deeze Maatfchappy fohynt te zyn gefchei* den; ten minden men heeft in etlyke jaar ren weinig van dezelve zien aan het licht komen. Het telkens aangroeiend getal van inwooners was oorzaak, dat voor dezelven wooningen te kort kwamen. Op twee plaatfen in de Stad lagen opene Erven, welke men, inzonderheid, gefchikt oordeelde , om met bekwaame woonhuizen betimmerd te worden: op IVittcnburg en en 't zo genaamde JVeesperveld. Heeren Burgemeesteren en Thefauriers beflooten, hier om, tot de verkooping van dezelven. Met de bebouwing van laatstgemelde plek gronds werdt fpoedig een aanvang gemaakt. Hoewel de Stad, in de Straaten en langs de  XXVIII. Boek. Geschiedenissen. 55 de Gragten, reeds voorzien was van .een aanmerkelyk getal.Lantaarnen, vondt men, e In dit zelfde jaar kogten Heeren Burgemeesteren, voor Stads rekening, van Si. mon Boas, als gevolmagtigd van den Baron van Aarsfen, deszelfs derde aandeel in de Colonie van Suriname, voor de fomme van zevenhonderdduizend Guldens (ƒ>). Haare Koninklyke Hoogheid, Me vrouwe de Gemaalin van den Prinfe Erflradhouder, eene . .Prinfesfe- hebbende, ter wae- (ti) Tweede vervolg der Handvesten, U, o. (0) Mm, M. 23, 26,-35. Qi) Aldaar, bl. 43, 44« D 4 1769. Vermeerdering van. de Lantaarnen. 1770. Regt van Exue met verfcheidenplaatfen vernietigd. Aan- koop van een 'derde in Suriname. Ge. -fchenk aan de -jonggeboorené  56* AMSTERDAMS III. Deel. 1770. Prinfeslè van Oranje. Schikkingenop het Bruggeld te Ouderkerk. Zwaare Storm. waereld gebragt, werdt de jonggeboorene, van wegen de Stad , begiftigd met de Pillegaave eener jaarlykfche Rente van vyfentwindghonderd Guldens, en, in de Kraamkamer, een gefchenk gedaan van honderd Dukaaten. Op den tweeëntwintigften November, werden, op last van Burgemeesteren, de voorwaarden aangekondigd, volgens welke, van wegen deeze Stad, aan Dykgraave en Heemraaden van Nieuwer-Amllel, de helft van het Bruggeld, van de Brug te Ouderkerk, werdt afgedaan (q). Vier dagen te vooren, hadden Burgemeesteren hunne toeflemming gegeeven aan eene overeenkomst, getroffen tusfchen de Regenten der beide Huiszitten - Huizen en de Opzieners der Remonflrantfche Gemeente, raakende de verdeeling der nalaatenfchap van perfoonen, die van hun beiden onderftand hadden genooten. Een zeer zwaare florm , in den morgenflond van den negentienden December, veroorzaakte, zo hier als elders, zeer veeIe fchade. Als eene zonderlinge uitwerking van den geweldigen wind, vindt men aangetekend, dat de Weerhaan , van den Toren der Oude-Kerk, van zyne fpil geligt en op de ftoep van eenen Kastemaa. ker, woonende aan het Plein by de Kerk, werdt nedergezet, zonder dat eenig mensch daar by letfel leedt. Sints Q') Tweede vervolg der Handvesten, tl. 59 3 13?.  XXVIII.Boek. Geschiedenissen. 57 Sints het verzakken van de Muiderpoort, v/aar van wy boven fpraken, werdt, met het vervaardigen van een nieuw gebouw, zo veel fpoeds gemaakt, dat hetzelve , op den dertigften April, van voetgangers en rytuigen konde gebruikt worden. In den avond van dien dag werdt de nieuwe Poort, voor de cerfte maal,geflooten, door de Schuttcry, die, onder een fraai muziek , met flaanden trom en vliegend vaandel, derwaarts trok, en 's anderendaags morgens, met gelyke ftaatelykheid, de Poort wederom opende. Van het Lutherfche Befteedelinghuis, een zeer fraai gebouw, op een der nieuwe Erven, van het Wcesperveld, in dit jaar, na genoeg, volbouwd, en, in 't begin van 'tvolgende,ftaatelyk ingewyd,zal onder de Godsdienftigc Geftigten breeder gefprokcn worden , gelyk ook, ter zelfde plaatfe, van het Eeuwfeest van het Waale Weeshuis, 't welk, op den tweeëntwintigften April deezes jaars, gevierd werdt. Tot de zelfde Afdeeling deezes Werks, handelende over de Openbaare Waereldlyke Gebouwen, nellen wy insgelyks uit, een berigt wegens den Brand in den Ouden Schouwburg, voorgevallen in den avond en daar op volgenden nagt van den elfden May, en van de befchreienswaardige onheilen , daar by voorgevallen. Drieënnegentig jaaren was het, op den eerften van February, geleeden, dat het Lyk van den onvergelykelyken Vondel, in de Nieuwe Kerk, ter aarde was befteld D 5 Eet Muiderpoortvoltooid. Lutherfche Be» fteedelinghuis. 1  DER- 5S AMSTERDAMS GESCH. III. Deel. Een gezel fchap van Kunscgenooten, onder de Zinfpreuk Dittgentia Omnia, om 'sMans nagedagtenisfe , hoewel zo lang na zyn overlyden, verfchuldigde eere te betoonen, befloot, met goedkeuring van. Heeren Burgemeesteren, tot het oprigten van een ftaatelyk Gedenkteken, vervaardigd door den Stads Beeldhouwer Ziefenis, naar de vinding van den Heere Comelis Ploos van Amftel, Jacob Korneliszoon. Het beftaat in eene Tombe, naar de Dorifche Orde, van wit en zwart Marmer gehouwen; hoog zes en breed viervoeten. In 't midden ftaat de naam VONDEL, daar boven, overleeden MDCLXXIX, en daar onder, jdoor het kunstgenootschap diligenti« omnia. MDCCLXXII.  ♦ 59 DERDE DEEL. GESCHIEDENISSEN VAN AMSTERDAM. -'i«*u -1'1Z7Ï tjri-'.DC'C! tlOril-ViK- ..«.O NEGENENTWINTIGSTE BOEK. Amsterdams Geschiedenissen, van het jaar 1773, Min het jaar 1779. Een zwaaren fchok leedt onze Stad, terftond met den aanvang des jaars. Een voornaam handeldryvend Huis, bekend en in vertrouwen door geheel Europa, verklaarde zig onvermogende om aan zyne fchuldeifchers te voldoen. Hoewel zommigen, reeds in 't einde des voorgaanden jaars, eene wolk hadden zien hangen, vervulde, egter, de nadere bevestiging, deeze zo wel als anderen, met fchrik en verbaasdheid. Men wist niet, hoe verre het ongeval zig zou uitbreiden; en.gelyk de Koophandel als een. keten is van veele fchakeien, moest de val van zo een aanztenlyk Huis dien van veele andere medefleepen. Verfcheiden aanzienlyke Handelaars j zo binnen- als buitenlands, kwamen daar T773* Een voor- • laam Huis verklaartzig onvermogend om te betaalen.  6o AMSTERDAMS III. Deel. e;73- Middelen toe reddin^ge. daar door in ongelegenheid, en werden onvermogende om te voldoen aan hunne verbintenisfen. Wel haast hieldt het vertrouwen op; elk vorderde zyne uitflaande fchulden. Comptoiren, welke, tot nu toe, bekrompenheid van Kas niet dan by naame gekend hadden, geraakten nu in de uiterfle engte en verlegenheid. Het ongeval trof ook inzonderheid de Joodfche Natie , veelen van welke, zig met den Wisfelhandel geneerende, met het gevallene Comptoir zeer veel uitflaan hadden. De gereede penningen fcheenen eensflag verdvveenen te zyn: want zelf de vermogendfle Renteniers zaten op hunne Geldkisten, en wei» gerden, zelf op de meest voldoende onderpanden , dezelve te openen. Intusfchen deedt de nypende nood op middelen bedagt zyn, om den verderen voortgang van het kwaad te fluiten. Veelen fpitflen hier op hun verfland. Onder andere middelen, ten dien einde uitgedagt en voorgedraagen , wekte veeier opmerking zeker gefchrifc, onder den tytel van Project tot faciliteering der Circulatie van Penningen, in de tegenwoordige omftandigheden ; moetende Jlrekken tot maintien van het Crediet, ter Beurfe van Amfterdam (a\ Hoewel dit Gefchrift veele bedenkelykheden open liet, verdiende het, evenwel, van wegen het loflyk oogmerk, niet met die flrengheid behandeld te worden , Ca) Men vindt dit Project in de Nieuwe Nederlandfchs JwrooeiteK, Deel Vill. U. =83,  XXIX.Boek. Geschiedienssen. 61 den, welke daar omtrent werdt te werk gefield, in een ander Gefchrift, onder den •tytel van Onthed'mg van het Project. \ Geen veelen gevreesd hadden, werdt, eerlang, bevestigd, 't Leedt niet lang, of men vernam,uit Engeland, dat verfcheiden aanzienlyke Huizen hadden opgehouden met betaalen; doch te gelyk, dat men 'er met ernst bedagt was op het beraamen van middelen tot herflel: onder anderen, dat de Bank van Engeland zelfs op Zondagen zou open ftaan, tot het afgeeven van alle vreemde fpeciën ter verzendinge naar buiten. Ook kwamen , inderdaad , groote fommen over, zo uit Londen als Parys, door de aanzienlykfle Kooplieden , herwaarts gezonden, om hunne Vrienden te Amfterdam, ware 't doenlyk, ftaande te houden. Niet ftil zaten, onder dit alles, de Regeerders der Stad. Duidelyk begreepen dezelve, dat het voornaamfte mangel was, gebrek aan omloop van gereed Geld, alzo het niet ontbrak aan goederen van weezenlyke waarde. Hierom gaf de Wethouderfchap verlof tot het ligten van twee miljoenen uit Stads Kas, om te dienen ter beleeninge op dugtige onderpanden. Op den vyftienden January werdt hier mede een aanvang gemaakt. Agt Heeren Com misfarisfen, twee uit den Raad, de Heerer Volhert van Jever en Mr. P. Hartfink. en zes uit de Kooplieden, Adriaan Flori, Raep, Abraham Dedel,. Jan C. vai Notten, Jan Nicolaas van Eys, Fran cois Lilaar en Cornelis Jacob Gilles, harde NTadeeige gevolgenbuitenlands. De Re. geering voorziet daar tegen. t Q  f52 AMSTERDAMS III. Deel. Verzoek tot liet aanftellen van Sequesters. den het bewind over deeze Bank van Beleeninge. Zy hielden hun Comptoir in de Kamer van Heeren Regenten van het Burger-Weeshuis, en beleenden aldaar l Goederen, aan geen bederf onderhevig, Generaliteits- en Lands-Obligatien, Actiën, Recipisfen van de Oostindifche Maatfchappye deezer Landen en diergelyken. Niet toereikende , inderdaad, was eene fomme van twee miljoenen, om te voldoen aan de behoeften der Amfterdamfche Beurfe; maar zy was daarom niet nutteloos. Kooplieden hadden niet alleen, hier door, gelegenheid , om op hunne goederen gereede penningen te bekoomen by de Bank van Beleeninge; maar de Renteniers werden ook uitgelokt, om, tegen eene maatige rente, penningen uit te zetten. De twee miljoenen, uit Stads Kasfe, lokten fpoedig veel aanzienlyker fommen uit de Kisten der Burgeren. Dit deedt den zieltoogenden Koophandel een weinig ruimer adem fcheppen, en nog meer bekoomen, zints men, van buitenlands, de tyding ontving, dat veele Huizen niet zo wankel Honden, als de eerfte fchrik dezelve befchreeven hadt. Men waagde het nu ook , uitflel te geeven aan overrompelde Kooplieden; dit gaf hun gelegenheid om hunne zaaken eenigzins in orde te brengen. , Intusfchen waren, by minnelyke overeenkomst, tusfchen de fchuldenaars en veelen hunner fchuldeifcheren, uit de laatften eenigen benoemd, om de Boeken na te zien, en de zaaken, zo veel mogelyk, te  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 63 te vereffenen; terwyl anderen zig verbon- : den, inmiddels, te zullen ftil zitten, en geene geregtelyke vervolgingen te werk ïtellen. Doch van alle de fchuldvorderaars hadt men zulk eene gunftige verwagting niet, maar veel eer grond om te vreezen, dat eenigen zig van hun ftreng regt zouden bedienen , en daar door de verlegene Huizen aan de Kamer van Defolaate Boedels vervallen ; 't welk, uit hoofde der ongemakken, aan de gemelde Kamer verknogt, voor den gantfchen Koophandel, zeer nadeelige gevolgen zoude hebben. Het een en ander bewoog een aanzienlyk aantal Kooplieden, zig, by een Verzoekfchrift, te vervoegen aan de Edele Agcbaare Heeren van den Geregte deezer Stad, om aan dezelve voor te flaan, het Hellen van de Boedels onder Scquestratie, met uitfluiting van de Kamer van Defolaate Boedels. Dit middel was hier in gelegen, dat, uit de fchuldeifchers, door het Geregt, of door Schepenen , eenigen. tot Sequesters zouden worden aangefteld, om de Boedels, die zig in ongelegenheid bevonden, te bewaaren en te vereffenen, tot zekeren bepaalden tyd, geduurende welken de Boedels wel zouden gerekend worden in geregtelyke bewaaringe, doch niet in een ftaat van onbetaalinge te zyn: tot dat, na verloop van het geftelde tydperk, de ftaat der Boedels zoude blyken (by Hoewel dit Verzoekfchrift met een goed oog- {b) Nieuwe Nederlandfche Jaarboeken, i?73 > il' ■773* Word: afge- weezer».  64 AMSTERDAMS III. Deel, »773- Zwaare Branden, oogmerk opgefteld en ingeleverd was, het ging, nogthans, mank aan verfcheiden zwaarigheden ; deeze werden , kort daar na, ontvouwd en aangeweezen, in eenige Onzydige Aanmerkingen op hetzelve (V). De aangeweezene zwaarigheden ontfnapten geenzins het fcherpziend oog van Hun Ed. Groot Agtbaarheden: het voorgeflagen Ontwerp hadt geenen voortgang. Een ander middel, en met een zeer goeden uitflag, werdt, hier om, in 't werk gefteld. Door hunne voorfpraak en goede dienften bragten eenige voornaame Heeren het zo verre , , dat de fchuldeifchers, van hun ftreng regt, geen gebruik maakten, maar, aan eenige Gelastigden uit dezelven, de Comptoiren, welke zig in ongelegenheid bevonden, ter bereddinge werden opgedraagen. Behalven de nu gemelde rampen, voor den Koophandel, leeden eenige byzondere inwooners, geduurende dit jaar, merkelyke fchade, door zwaare Branden. Op den vierentwintigften July werdt eene Suikerrafinadery , op de Baangragt , by de Elandftraat, en eene andere, op den drieëntwintigften Augustus, in de Roozeftraat, genoegzaam geheel verteerd. Desgelyks ontftondt , door de zelfde oorzaak, merkelyke fchade, op den zestienden September, in de kleine Wittenburgerftraat, en op den derden October, in een Agterhuis op de Boommarkt. Na (O Nieuwe Nederlandfche Jaarboeken, VU 72.7.  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 65 Na dar, , in het einde des voorgaanden jaars, het liegt van Exue, met het Eiland Texel, was vernietigd, gefchiedde het zelfde, in het begin deezes jaars, volgens overeenkomst tusfchen de Burgemeesters deezer Stad ert de Regeeringen van Bazel en Zutfen. Zints onheugelyke tyden hadt, op de Nieuwezyds-Voorburgwal, tegen over de Kolk, geftaan, een fteenen Standbeeld, hy den naam van Steenen Roeland bekend, het Zinnebeeld, naar men meent, van eene vrye Marktplaatze ( keurd Theologisch Gefchrifc, en dat wel by Vragen en Antwoorden. a Dat zig de voorfchrevene Oeffeninghouders zorgvuldig zullen wagten van alle uitdrukkingen en voortellingen, welke aanleiding tot Factiën en verdeeldheden in de Gemeente zullen konnen geven, en het integendeel op de bewaaring van de band der liefde , en eenigheid des geloofs met al hun vermogen zullen toeleggen, en naauwkeurigzorg dragen van nog deHooge Overigheid, nog de Regeering, nog de Predikanten of derzelver Leer te Taxeercn , en het geen op den Predikftoel geleerd is te wederleggen. 3. Dat zy zig zuiver aan de woorden Gods, en de daarop gegrond zynde Formulieren van onze Kerk houden , en belooven zullen, nooit iets ftrydigs daar tegen te zullen voordraagen. 4 Dat zy de betaamelykheid en noodzaak'lykheid van de waarneeming van den Openbaaren Godsdienst in hunne Oeffenmo-en en door dezelve de middelen naarftig waar te neemen , zullen aanpryzen , en dat zy nooit Oefening zullen houden op tyden van den Openbaaren Godsdienst. s Dat zy ter aller tyd bereid zullen zvn met de Predikanten en Ouderlingen van hunne Wyken, of ook gerequireert wordende, met den Kerkenraad, over hunne Oeffeningen te fpreeken, en hunne vermaaninsen met zagtmoedigheid te ontvangen : ook het zig zullen laaten welgevallen , wanneer de Leden van de Gewoon* E 3 Ker  fo AMSTERDAMS III. Deel. Kerkenraad goedvinden by hunne Oeffening te adfifteeren. 6. Dat deeze Oeffeningen in een ordentlyk Huis of Kamer zullen gehouden worden, en ten laatflen 's avonds ten tien uuren moeten geëindigt zyn. ■j. En eindelyk, dat in dezelve twee ftoelen voor Predikant en Ouderling zullen moeten blyven. Art. VI. Dat van de tyd en plaatze, waar en wanneer deeze Oeffeningen gehouden worden, en van de naamen der Spreekers aan den Kerkenraad kennis zal moeten gegeeven worden, gelyk telkens op nieuw, wanneer betrekkelyk het een of ander eenige verandering gemaakt word. Art. VII. Dat de Predikanten en Ouderlingen , in hunne Wykcn naauwkeurig onderzoek zullen doen, of alle de voorwaarden , op welke de Oeffeningen gepermitteerd zyn, naar gekomen worden, en of 'er ook in dezelve andere Oeffening gehouden worde, en zulks bevindende, daar tegen in de Huisbezoeken ernflig waarfchouwen, en daar van by de eerftc gele> genheid aan de Kerkenraad kennis geeven. Art. VIII. Dat voortaan de Naamen der geadmitteerde Oefleninghouders in een Boek by den Kerkenraad aangetekend zullen worden, voor het welke tevens het Reglement geplaatst zal worden, en zal do Subfcriba in den tyd van veertien dagen, na de verandering van den Kerkenraad, aan de Wykbrocderen een Lyst van de Naamen, van de tyd en plaats, waar ze ge- hou-  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 71 houden worden, moeten overgeeven, ieder in hunne Wyken. . Art IX. Dat alle Oeffeningen van gecenfureerde Ledemaaten, en anderen, die niet in alle opzigtenna dit Reglement zyn Lerigt, door den Eerw. Kerkenraad zullen worden gëweert en gefuspe.ndeert en daarvan kennis gegeeven worden aan Heeren Burgemeesteren, om door haai- daarin verder te voorzien, als naar onderzoek van zaaken zullen bevinden te behooren. Art X En zal op elke plaats, daar Oeffening gehouden word, een Diaconie Armbos gefield worden, voor de liefdelaven ten behoeve van de Diaconie Armen, en van welke niets zal mogen worden afgehouden, als des roods voor betaalde Kamerhuur, vuur en ligt, met goedvinden van Broederen Diakenen, ten welken einden jaarlyks door den Kerkenraad aan haar een Lyst zal worden ter hand gefield van de plaatfen, waar Oeffening 1 gehouden WArt XI. Laatftelyk hebben Heeren Burgemeesteren gerefolveert en goedgevonden? dit voorenftaande Reglement te doen drukken , en in de Publieke Kerken alhier van de Predikftoelen aan de Gemeente te laaten voorleczen , ten einde niemand zou konnen voorgeeven eenige ignorantie daarvan te hebben, gelyk mede dat tot Executie van Hun Ed. Agtbaare ernfhge en falutaire Intentie, aan den Kerkenraad alhier een genoegzaam getal Exempiaaret; cal worden bezorgt, ten einde daar var E 4 aal 1  }?74- Gevolgen der AmerikaanfcheOnlusten voor den Staat. Twee EngelfcheFregatten in liet Y, om te verfpiefien. 177'5- T)e uitvoer van Krygsbe*ioeftcn verfeooden. 7% AMSTERDAMS III. Deel. aan de te admitteerene Oeffeninghouders te kunnen ter handftellen om te dienen tot derzelver narigt." Ligt was het te voorzien, dat de onlusten , tusfchen Groot - Brittanje en deszelfs Amerikaanfche Volkplantingen, op de eene of andere wyze, op de Vereenigde Gewesten zouden nederdaalen. Reeds in de maand November deezes jaars hadt de Engelfche Gezant Ridder Yorke, in een gefprek met Hun Hoog Mogenden, te kennen gegeeven, de ernftige begeerte van den Koning zynen Meester, dat Hun Hoog Mogenden aan de Ingezeetenen deezer Landen wel ernftig zouden verbieden, het toevoeren van allerlei Oorlogs- en Krygsbehoeften aan zyner Majesteits rebelleerende onderdaanen, of dezeive, op eenigerhandewyze, middelyk of onmiddelyk, de behulpzaame hand te bieden. ' Het Engelfche Hof vergenoegde zig niet met dit verzoek, 't Leedt niet 'lang, of men vernam op het Y , voor de Stad, twee Engelfche Fregatten , aldaar geplaatst , naar men wil, om een waakend óog te houden op de goederen. die in de Schepen gelaaden werden, en de zulken , op welke eenig vermoeden viel , in hunnen Koers na te fpooren. 's Lands Staaren, aan 't verzoek van 'c Hof van Groot-Brittanje het oor leenende, voldeeden aan hetzelve, door het neemen van eene Refolutie , op den twintigflen Maart; waar by verbooden werdt, binnen het tydyerloop van de zes eerstkocmendè maan-'  XXIX.Boek Geschiedenissen. ?3 maanden, zonder toeftemming der Admiraliteiten, Buskruid of andere Krygsbehoeften uit te voeren naar de Westindien; met bedreiging van verbeurdverklaring der goederen, en eene boete van duizend Guldens, ten laste van den Schipper. Ingevolge van een tweede verzoek van den Groot-Brittannifchcn Gezant, werdt dit verbod , op den agttienden Augustus, voor een geheel jaar verlengd. Onder dit alles begreepen 's Lands Staaten de noodzaaklykheid van het beraamen van gepaste maatregelen, ter beveüiginge van den Koophandel en Scheepvaart der Ingezeetenen, welken, veelligt, een gevoelige neep konde gegeeven werden, ingcvafle de Oorlog, tusfchen Engeland en INoord-Amerika, zig veider mogt uitbreiden. Doch hier in ontftondt merkelykc verrraaging, door bet verfchillend inziet der onderfcheidene Gewesten, van welkt eenigen nu wederom ter baane kwamen me eene0 vermeerdering van Landmagt ; di moest ten natuurlyken gevolge hebben, da de noodige verflerking der Zeemagt werd agter uit gezet. Amfterdam, egter, mee dan eenige andere Stad, onmiddelyk bc kng hebbende by de Scheepvaart , had zo veel invloeds ter Vergaderinge van Hol land, dat, op den drieëntwintigften F< bruary, een befluit werdt genomen ter vei meerderinge van 's Lands Zeemagt. D befluit, vervolgens, ter Vergaderinge va Hun Hoog IVlogenden gebragt zynde, n; men de Afgevaardigden der andere Frovn E 5 uc Toerustingenten Oorlog. j C r c it n tt* n  74 AMSTERDAMS III. Deel. "775- Gefchil over de Verlterking dei Troepen in Suriname. tiën hetzelve over, en bragten, vervolgens, antwoorden uit, naar gelange van de gefteldheid en verfchillende denkwyze hunner Principaalen ; waardoor de groote zaak niet weinig werdt vertraagd en agter uit gezet. Intusfchen was, onder de Staatsleden, nog een ander gefchil gereezen, over de vermeerdering der Krygsmagt in Suriname. Van dit gefchil, de Stad Amfterdam van naby raakende, moeten wy hier eenig verflag doen. Op den vyftienden September des voorgaanden jaars, hadt zyne Hoogheid, de Prins Erfftadhouder, in gefchrifte, den.voorflag gedaan, aan de Algemeene Staaten, op eene te doene verfterkinge der Krygsmagt in Suriname; en of de Troepen van den Staat, welke thans aldaar Bezetting hielden, al of niet behoorden te worden opontbooden. Dit fchryven, 's anderendaags, Commisforiaal gemaakt zynde,zondt de Regeering van Amfterdam , weinige dagen laater, eenen Brief aan Hun Hoog Mogenden, behelzende hoofdzaakelyk, een berigt „ hoe, op den negenëntwintigften ., van September, ter Vergaderinge van „ Holland, in bedenking was gegeeven, of „ de zaaken ter Generaliteit niet daar hee„ nen behoorden gerigt te worden, dat, „ in afwagting van 't verflag van Gouver„ neur en Raaden, midsgaders den Bewind„ hebber van hetKrygsvolk van den Staat ,, in Suriname, wegens den toeftand van „ zaaken aldaar, inmiddels eene verfter„ king van Krygsvoik derwaarts mogt ge- „ zon-  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 75 zonden, en, ten dien eindeeene nteu" we Petitie gedaan worden, in zo verre " de noodige"kosten uit eene voorgaande " Petitie niet konden gevonden worden; l dat de Afgevaardigden der Stad ter Dag„ vaart, hoewel dezelve, als voor de helft ei^enaares van de gemelde Volkplanting, ' daar by 't meeste belang hadt, deezen „ voorflag hadden van de hand geweezen, „ als meenendc dat voor zulk eene ver, fterking, en alzo voor eene nieuwe be„ zwaaring van 's Lands Kas, geene re„ denen waren ; dat zy het zenden van zulk eeneVerfterking te meer afkeurden, „ om reden dat uit de Volkplanting deszwegen geen verzoek of aanfchryven wat „ ingekoomen, en het, daarentegen , bleek . „ dat, al vóór de komst der Troepen, wel„ ke thans aldaar zig bevonden, de rus< „volkomen was herfteld geworden, er „ dezelve nu geen verderen dienst dee „ den , dan voor derzelver handhaavmgc t< „ zorgen; dat, ondanks dit alles, by de „ meerderheid van Holland, was beilootei „ tot het doen van gemelden voorflag ,', waar tegen de Afgevaardigden hunne „ Stad zig hunne nadere aantekening had „ den voorbehouden; dat, inderdaad, d „ gemelde voorflag ter Generaliteit me „ was gedaan, door de Gedeputeerde „ van Holland; doch dat men evenwel d „ zaak derwyze hadt befchikt, dat cl „ Heeren van het Befoigne, op den Brit ,-, van zyne Hoogheid, een Advys hadde „ uitgebragt, van de Refolutie van Ho ianct IJ7S* 1 1 1 r t 1 e f n 1  ?6 AMSTERDAMS III. Dmu „ land, in de hoofdzaak, niet verfchil* „ lende; dat niet meer dan twee Provin„ tiën ter Generaliteit behoorlyk gelastigd „ waren om zig met het Rapport gaaf te „ conformeeren, doch dat men evenwel „ het gemelde Rapport, in de gedaante van „ eene wettige Refolutie, ter verzendin„ ge naar Suriname, hadc afgegeeven; „ dat, diensvolgens, de Regeering van t, Amiterdain het gedrag der Hollandfche ,, Afgevaardigden ter' Generaliteit afkeur„ de, en zulks zou doen, by alle voor„ koomende gelegenheden." Niet lang daar na, op den eerden November des jaars 1774, gaf de Provintie Overysfel haare toeftemming, tot haar aandeel in de fomme van vyfmaalhonderdduizend Guldens, ter goedmaakinge van de kosten van het Krygsvolk, naar Suriname te zenden, als ook van de honderdduizend Guldens . welke tot de gemelde verfterkinge der Krygsmagt vereischt werden. Gelderland bewilligde insgelyks in de laatstge« melde Petitie ; waar tegen, egter, de Ridder van de Cappelle tot de Marsch zyn Protest deedt aantekenen. Eindelyk gaven ook de Provintiën Friesland en Stad en Landen haare toellemming aan de beide fouir men; verklaarende, daarenboven, het eerstgemelde Gewest, aangaande de Misfive van Amfterdam aan de Algemeene Staaten „ dat de zaak in gefchil hun was voorge„ koomen van dien aart te zyn, dat daar omtrent overitemming konde plaats heh'v ben, als zynde alleen eene fchikking, die  XXïX.Boek.Geschiedenissên. 77 die tot meerdere beveiliginge: van eene " Colonie van den Staat noodig geoordeeld werdt, en dienen zoude tot demw pinge van binnenlandfche onlusten, mSten dezelve, by de aankomst der Krygs" magt, nog 'niet volkomen gegild wa" ren? en dat, derhalven, Hun Ed. Moo-enden het gedrag hunner Afgevaardig" £n ter Generaliteit, in dit ftuk gehou] den, ten volle goedkeurden. Tntusfchen lieten Ridderfchap en zeveotien sSrvan Holland de Misfive van Amfterdam niet onbeantwoord, maar deeden, op den zestienden November, eene Contra-Aantekening (&\ die fpoedig, «jvolgd werdt van een nadere Aantekening ?an meergemelde Stad. Hoofdzaaklyk werdt in dezelve verklaard „ dac de Afgevaardigden van Amfterdam, m naame t 1-limner Principaalen, zig verphgt von" dén te verklaaren, dat de Colonie Su" riname ftondt en behoorde alleen aan de " Stad en de Westindifche Maatfcnappye " deezer Landen; dat niemand der belangl hebbenden eenige klagten hadt ingebragt; dat de Krygsmagt aldaar de helft fterker " was dan naïr gewoonte; dat de gereezene onlusten bykans geheel geftild waren, zonder dat de Troepen van den ' Staat daar toe iets gedaan hadden; dat " het, daarom, een vreemd yoorkoomen " had , dat de Leden der Vergaderinge van Holland zig tegen het Advys y* (O Nieuwe Nederlandfche Jaarboeken, 177^, 587.  73 AMSTERDAMS .III. Deel. «575- „ Amfterdam hadden1 verzet, zonder eeni,, ga reden voor de noodzaaklykheid van ,{ het Rapport te geeven, tervvyl dezelve, „ toen ze de meerderheid nog niet had„ den, met het gevoelen van Amfterdam „ infremden; dat men, verder, om over-,l tuigd te zyn, van de onnoodzaaklykheid „ der Verfterkinge, flegrs hadt te vcrgely„ ken den brief van den Bevelhebber met „ dien van Gouverneur en Raaden; dat „ zelf de begeerde Verfterking , als „ fchadelyk voor de rust der Volkplan- tinge moest worden aangemerkt; dat, „ om dit- alles , hunne Principaalen zig „ verpligt vonden, nader te prótesteereri „ tegen alles, wat, ingevolge der Refo„ lutie van 'Hun Hoog Mogenden, reeds gedaan was, óf nog gedaan mogt wor„ den, en alzo ook, om de Petitie, tot ,-, goedmaaking van kosten, van de hand te. „ wyzen; én, eindelyk, tegen alle overftem„ ming, welke dien aangaande, on verhoop „ telyk , mogt voorvallen, mee referve. „ van zodanige andere.middelen, als hun„ ne Principaalen, in tyd en wyien, tot „ behoudenisfe van derzelver vrye raadplee„ gingen, zouden noodig oordeelen." de-Provintiën, : die reeds bewilligd hadden in de Petitie, raakende Suriname,, voegden zig ook, eerlang, Utrecht en Zeeland , met nevensgaande goedkeuringe van het gehandelde deswegen door hunne Afge-. vaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge. Daarentegen voegde Amfterdam, op den vierencwinügften January des jaars ï775?  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 79 by het geeven van Confent in de Buitengewoone Middelen, ter Vergaderde van Hun Ed. Groot Mogenden een Declaratoir, waar by de Afgevaardigden dier Stad verklaarden „ op uitdrukkelyken last hunner Principaalen , met het ". o-eeven van hun Confent in geenen deele af te «aan van. de. Aantekening des voor% gaanden jaars, met opzigt tot het inhouden van penningen tot het bewuste oog" merk, en, diensvolgens, als nog geen ■" Confent te draagen, dat de Provinciaale " Quote in de Petitie voor de Verfterking " van Troepen uit de Buitengewoone " Middelen in eenigerlei maniere werde " betaald." Op dit Declaratoir werdt, door de Ridderfchap; ter Vergaderinge, voorgedraagen „' dat fchoon gelet hebbende op het Declaratoir van Amfterdam, •" zv niet hadden kunnen zien, dat hoe" wel, onverhoopt, dit met 'er daad " mogte agtervolgd worden,, hetzelve, " uit aanmerking 1 van de geringheid dei -" fomme, niet van dat nadeel voor s Lands Finanticn zoude kunnen zyn , da " door andere middelen daar in met zou " de kunnen voorzien wordem; doch % daar het eene zaak van verre uitzigt was " en - voor de onverdeelbaare Souverai l niteit van Hun Ed. Groot Mogender niet onverfchiilig konde zyn, gaven zj ' in bedenking, of de toedragt der zaa ken niet vereischte, dat dezelve werd ' Commisforiaal gemaakt aan het Groo < - Befoigne*" -By de meerderheid werd " 0 dee » > l t t  *> A M S T E R D AIVIS III. Deel. *775- deeze voorflag der Edelen goedgekeurd. Inmiddels raadpleegden de Heeren Gelastigden toe hec Groot Befoigne, over de inhouding van penningen door de Stad Amfterdam , en derzelver gedaane Aantekeningen. Op den vyftienden July deedt de Raadpenlïonaris daar van verflag ter Vergaderinge van Holland. In hetzelve werdt gezegd dat „• Ridderfchap en verdere Ge„ kommiteerden , overwoogen hebbende., „ door hoedanige meest kragtdaadige mid„ delen het nadeelig effect van de voor „ het gezag en de belangen van den Staat ,, zo gevaarlyke en verre uitziende onder„ neeminge van de Stad .Amfterdam, door de inhouding van een gedeelte van 's ,-, Lands penningen, geprevenieerd zoude ,, kunnen worden Cf)," Hun Ed. Groot Mogenden hadden goedgevonden „ dat „ aan Heeren Burgemeesteren en Regeer„ ders der Stad Amlterdam, de onwettig„ heid, van 't geen by hen, ter zaaken „ voorfz. is gedaan en ondernomen, by „ Misfive, in de kragtigfte bewoordin„ gen, zal worden voorgehouden, en dat „ dezelve daar benevens op het ernftigfte zullen worden aangemaand, om de ge„ daane afkorting van 's Lands penningen „ op 't fpoedigfte te vergoeden, en het „ nadeelige uitwerkzel hunner ondernee„ minge, hoe eerder hoe beter, doen „ verdwynen/' . Burr Cf) Zie Nieuwe Nederlandfche Jaarboeken, 1776. U. êj/p  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 8i Burgemeesteren van Amfterdam lieten den Brief, welke, in gevolge van dit Befluit, door 's Lands Staaten, aan hun werdt afgezonden, niet onbeantwoord. Op den elfden Augustus des jaars 1775 , deeden zy, van hunnen kant, eenen Brief afgaan, behelzende eene wederlegging van het Vertoog van Ridderfchap en verdere Gemagtigden, nevens eene verdeediging van de regtmaatigheid van hun gedrag, in de bewuste zaak gehouden. Om het gewigt der zaake, vinden wy geraaden , den Brief van Hun Èd. Groot Agtbaaren hier te plaatzen. Edele Groot Mogende Heeren! „ Wy hebben wel onfangen Uw Ed. Groot Mogenden Misfive van den vyftienden july laatstleden, waar uit zo wel ais uit de propofitie van de Ridderfchap, op den twaalfden daar te vooren, door onze Gedeputeerden overgenomen, door ons met de uiterfte aandoening is vernomen, dat welgemelde Ridderfchap en Gedeputeerden der zeventien Steden, wel verre van eenige de minfte intentie te hebben, om ons de gerustheid te geeven, door ons by de nog nadere Aantekening op den veertienden December van het voerleden 'jaar, in de Notulen van Uw Ed. Gr ooi 'Mogenden geïnfereert; „ Zynde gerequireert geworden; namelyk tegen de nadelige gevolgen, die mei reden te dugten zyn van de arbitraire explicatien, door welgemelde Ridderfchap, b^ XVII. Stuk. F der  82 AMSTERDAMS III. Deel. 1775- nog- derzelver Contra - Aantekening van den zestiende November van het zelve jaar, aan het veertiende Artikel van het Reglement op de Befoignes van Hun Ed. Groot Mogenden van den jaare 1585 geeven: mitsgaders gerustheid tegen alle verdere onderneemingen, die op dezelve expiicaticn zouden konnen worden gefundeert, in Prjejudieie van de vryheid van Confenten, ons van alle oude tyden, al voor de erectie van de Republiek hebben' de gecompeteert, en by het zo evengcmelde veertiende Artikel van deeze natable Grondwet van de Regeering deezer Provin ■ tie, in de allerklaarile termen zonder de allerminfte bepaaling gcconformeert: „ Dat, zeggen wy, in plaats van dit een en ander, in tegendeel de voorfz. Ridderfchap en Gedeputeerden, zo by de gemelde Propofitie als MisfiVe, hun nader voorneemen onbewimpelt te kennen geeven, namelyk, om by continuatie, ons de voorfz. onbepaalde vryheid van Confenten, volflrekt te blyven contefteeren; en zig aanteniatigen de beoordeel ing en decifie, tot hoe verre deeze vryheid, na derzelver eedagten , zig alleenlyk zoude behooren uitteiirekken; met deeze applicatie op het geval voor handen , namelyk, dat volgens de begrippen van welgemelde Ridderfchap en Gedeputeerden, de petitie, voor het gezonden renfort naar Suriname, van dien aart zoude zyn, dat dezelve, onaangezien de generaale contrarie dispofitie van het voorfz. veertiende Artikel daar jegens,  XXIX. Doek. Geschiedenissen. 83 nogthans met overftemming, zoude hebbe kunnen werden gearresteert, cn van de vryheid van Confenten zoude zyn geëximeert: dat mitsdien de inhouding van penningen, uit kragte van ons non confent, in de gemelde Petitie cn Protest daar jegens gedaan, nogtans om die reden, eene onwettige en voor den Lande gevaarlyke onderneeming zoude zyn. Wy hebben al wyders vernomen , Ed'.' Groot Mogende Heeren, dat de zaak by de voorfz. gezegdens niet is gebleeven, maar dat, door de meergemelde Ridderfchap en Gedeputeerden, dadelyk hand aan het werk gelegt is, cn op de allerinformeelfte wyze , in de deliberatiën over de gemelde Propofitie, jegens ons is te werk gegaan: zo dat onze Gedeputeerdens genoodzaakt zyn geweest te doen declareeren, van zig in zodanige illegaale deliberatiën niet verder te kunnen inlaaten , maar daar jegens op 't allerkragtigfte te moeten protestecren van nulliteit. Zynde de zaaken zoo verre gepoufeert, dat, niettegenftaande de voorfz. Propofitie van de Ridderfchap door onze Gedeputeerden was overgenomen, om ter onzer deliberatie te brengen, zo wel de daarin voorkoomendc befchuldiging van prsetenfe onwettigheid van de inhouding der Penningen, door ons in deezen gedaan ; als de middelen, dewelke in gevajie van deeze onwettigheid kw,ame te blyken, daar jegens zoude behooreu in het werk te worden gebeld: des pnaao*gezien tegeus deeze overneming aan, -des ' " Fa an-  *775- g+ AMSTERDAMS III.Deeü. anderendaags een extenfie is geleezen, waarby met affnyding van alle verdere deliberatiën over de merites van gemelde inhouding van Penningen, alleenlyk Commisforiaal is gemaakt, hoedarrige middelen daar jegens (als of de onwettigheid van dien alreeds, op een legaale wyze, geeonftateert ware) in 't werk zouden behooren te worden gefield; met volftrekte weigering, om het eerstgemelde point mede Commisforiaal te maaken: gelyk dit alles blyken kan uit de Aantekening en Protest, door onze Gedeputeerden daar jegens ten zelve dage gedaan. „ Dit gedrag van welgemelde Ridderfchap en Gedeputeerden zal, Ed. Groot Mogende Heeren, dies te meerder frappeeren , wanneer men, deezen aangaande, remarqueert, dat zodanig gedrag flrydig is tegen derzelver eigen begrip , niet lang geleeden op dit refpect, in de Notulen van Uw Ed. Gr. Mogenden gedeelareert; want door onze Gedeputeerden op den vierentwintigften January laatstleeden, ter Vergadering van Uw Ed. Groot Mogenden ingebragt zynde, ons geclaufuleert confent in den ophef van de extraordinaire middelen voor het loopende jaar; en daar nevens géfnhereert onze denunciatie, aangaande de in te houdene Penningen, betrekkelyk tot de door ons gedeclineerde Petitie voor een renfort Troupes naar Suriname, welke denunciatie by onze bovengemelde nog nadere Aantekening van den veertienden December yan het gepas/eerde jaar was gedaan: hebber*  XXIX.Boek- Geschiedenissen. S5 .ben welgemelde Ridderfchap en Gedeputeerden zig by deeze gelegenheid op den zeiven vierentwintigflen January, woordelyk aldus geëxpliceert: dat de voorfz. gedaane demmtiatie gerealifeert en tot efect gebragt wordende, dan nog in aanmerking van de geringheid der fom, niet van dien invloed ten nadeele van 's Lands Finantie zoude konnen zyn, dat daar tegen eene byzondere voorzieninge gerequireert zoude worden. „ Dategter de gedreigde onderneeming, jia de gedagten van de Ridderfchap, op zig zelve befchouwt, zoude zyn een zaak van ver uitzigt en van dien aart , dat dezelve voor de belangen van de hooge en indivife Souverainiteit van Hunne Ed. Groot Mogenden niet onverfchillig konde zyn." „ En zig dien volgende verpligt meende te vinden, in bedenking te geeven, of niet het voorfz. gedenuncieerde, met het geene daartoe relatief in opgemelde Aantekening is ter neder gefield, zoude behooren te worden gemaakt Commisforiaal aan het Groot Befoigne, om dien aangaande nader te worden gerefolveert, zo als bevonden zal worden te behooren. Wy meenen, Ed. Groot Mogende Heeren , dat hier mede twee zaaken buiten alle Conteflatie worden gefield; voor eerst: dat welgemelde Ridderfchap de inhouding van Penningen in Questic, dewelke door Hunne Edelens by de bovengemelde Propofitie tegenswoordig word voorgefleld als een Onderneeming van her gevaarlykfte foort F 3 en 1775*  86 AMSTERDAMS III. Deei,, en fchadelyk voor *t Lands Finantle; integendeel op den voorfz. vierentwmngften january, voor genoegzaam onverfchillig voor gemelde Finantie heeft gehouden; en zelfs geconfidereert geene byzondere voorziening te vereisfchen: en in de tweede plaats, daar het wel voornamenlyk ten deezen op aankomt; dat de Ridderfchap ter zeiver tyd overtuigt is geweest, dat voor zo verre de voorfz. inhouding van Penningen , bedenklyk. ten aanzien van de Souver ainiteit van Hunne Ed. Groot Mogenden zoude kunnen voorkoomen; zodanige bedenklykheid niet zoude kunnen ftaan ter Examen en Decifie van de Ridderfchap en Gedeputeerden van zeventien Steden, maar in tegendeel in een Groot ficfoigne, aan de Grondwetten van 's Lands Regecring, op de ordinaire wyzc, behoorde te worden getoetst; en na behoorlyk examen van zaaken, het welk nu ten aanzien van dit point volftrekt is geweigerd, daarvan een rapport aan Hunne Ed. Groot Mogende Vergaderinge behoorde te worden uitgcbragt, om door Gedeputeerden van de Steden overgenoomen te kunnen worden, cn daarop te kunnen verftaan het goedvinden van de Heeren hunne Principaalen ; ten einde als dan eerst nader en finaalyk te worden gcrefolveert, als conform de gronden van ue Regeering geoordeeld zoude worden te behooren: dit Befoigne vervolgens gedecerneert zynde, en door onze Gedeputeerden verklaart deeze Refolutie Commisforiaal te gallen aanzien,willen wy, op onze beurt,  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 87 beurt, ook wel overlaten aan het oordeel van onnartvdigen, of de daar op nu gevolgde Condui'tcs van gemelde Ridderfchap en Gedeputeerden, en het buiten effect itellcn van de zo evengemelde Refolutie Commisforiaal, met dit hun voorfz. eigen begrip, cn met de order van 's Lands Redering kan worden gecompasfeert: en wel byzonder, of wy, een mede integreerent Lid van de Souverainiteit zynde,. op de bovengemelde wyze, hebben kunnen worden gefield buiten alle deliberatie over een poinct, het welke de Ridderfchap ze.ve be^rypt de Souverainiteit deezer Provintie? en dus den Staat van den Lande te concerneeren ? „ Wy hebben , Ed. Groot Mogende Heeren, met voordagt ons, in de bovei> ftaande pnemisfen, wat breeder willen extendeeren, om dat dezelve (waarvan de waarheid uit de Notulen van Uw Ed. Groot Mogenden, met relatie tot de aangehaalde particulariteiten, volledig en buiten alle tegenfpraak kan conftceren) een allerklaarfte'grond voor onze navolgende fuccinte Refcriptie, op Uw Ed. Groot Mogenden bovengemelde Misfive van den vyftienden July laatstleeden, zullen fourneeren. „ Wy moeten dan in de eerfte plaats remarqueeren, dat ons, volgens het reeds gezegde, door de Ridderfchap en meergemelde Gedeputeerden werd geconteileerc de onbepaalde vryheid yan Confenten; cn dat deeze Contcflatie de eenige grondflag F 4 is» 1775-  8§ AMSTERDAMS UI, Deel, is, waarop aan de eene zyde, de pretenfe wettigheid van overftemming in deeze genvallen, en aan de andere zyde, de gepretendeerde onwettigheid van de inhouding van penningen in questie, zoude moeten zyn gefundeert; en derhalve, beide deeze füstenuen met deezen grondflag ook zullen moeten ftaan of vallen. ,, Had nu de Ridderfchap, in plaats van de zo zeer geëxtendeerde en vergezogte redeneeringen, (dewelke nogthans , na onze gedagten, de allerminfte duisterheid aan het bovengemelde veertiende Artikel van het bewuste Reglement niet kunnen byzettcn) by haare voorfz. Propo^ fitie kunnen goedvinden kortelyk te allegeeren, eenige Wet of Refokitie, Staatsgewyze, (dat is, na voorgaande befchryving en deliberatie in de Vroedfchappen binnen de Steden, vervolgens met unanimiteit van alle de ftemmende Leden van deeze Provintie) gearresteert; waarby onze Vry-r heid van Confenten in het geval voor handen, bepaald zoude zyn geworden: wy zouden in dat geval eenigermaate kunnen begrypen eene Conduite, waarvoor wy tegenwoordig ftilftaan: maar nu moeten wy rondborftig declareeren , dat zo lange de voorfz. belluiten, Staatsgewyze genoomen, volftrekt ontbreeken, wy door de Ridderfchap en Gedeputeerden van de Steden, niet kunnen of mogen hiaten circumfcribeepen eene vryhcid, ons van alle oude tyden af hebbende gecompeteert; en nog by het Yöurfz, Reglement, nog by eenige andere Wet  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 89 Wet of Refolutic, Staatsgewys gearrcsteert, in eenigerlei maniere bepaald zynde geworden: tegen alle andere bepaalingen van de generaale dispofitie in 't voorfz. veertiende Artikel, onder de allerklaarfte en eenvoudigfte uitdrukkingen, voorkoomende, is,by de wyze Voorvaderen, in dat zelve Reglement, reeds gezorgt en geftatueert, dat daarinne geen veranderingen anders als Staatsgewyze, zullen mogen worden gemaakt: zo als uit het flot van het zelve Reglement klaar blykt , in deeze woorden: en dit alles by provifie , ende tot anders Staatsgewyze zal weezen gerefolvecrt. „Nu bekent de Ridderfchap zelve, dat het'voorfz. Reglement, nog tot heden, de eenige rigtfnoer op het beleid der Vergadering van Hunne Ed. Groot Mogenden is gebleeven; gelyk te zien is by hunne gedrukte Contra-Aantekening: en derhalve in 't voorfz. Reglement, op het fubject in questie, niet anders geleezen wordende, als deeze woorden: Dat het eene Lidmaat of het andere van de Staaten niet en zal werden overftemt tegens zyne wille of advis; of met de meeste fïemmen overwonnen, in materie van Confent te dragen tot Beden, Subven tien ofte van eenige partyen of gedeelte van Contributie, onder malkander te maaken, of op het vinden van een middel van dien. „ Moet men vervolgens vraagen, in welke van deeze bewoordingen eenige uitzondering van Beden of Petitiën word geF 5 maakt 1775.  1775- 9o AMSTERDAMS III. Deel. maakt, ten aanzien van het welke het eene Lidmaat van de Staaten zoude mogen worden overftemt, of met de meeste ftemmen overwonnen. „ Wy voor ons, Ed. Groot Mogende Heeren, kunnen deeze uitzonderingen daar in niet leezen : en zullen ons midsdien by onze onbepaalde Vryheid van Confenten houden, tot dat dezelve by eenige nadere Wet of Refolutie Staatswyze gearresteert, gecircumfcribeert zal zyn: dan waarvan ons * tot nog toe niets, het zy by meergemelde Propofitie van de Ridderfchap, het zy by de gemelde Uw Ed. Groot Mogende Misfive, is voorgekoomen. „ Wyders moeten wy in de tweede en laatfte plaats, by wyze van natuurlyk gevolg, uit het reeds gezegde, nog aanroer? ken, dat het gedrag van de Heeren Gedeputeerden der andere Steden, in alle de deliberatien over het verftand van de zo even aangehaalde woorden van het meergemelde veertiende Artikel gehouden, ons onbegrypelyk voorkomt, en wel byzonder, dat dezelve Heeren Gedeputeerden zig met de bovengem. Contra - Aantekening van de Heeren van de Ridderfchap van den zestienden November van het voorleden jaar, zoo wel als met de zo evengemelde propofitie van dezelve Ridderfchap van den twaalfden laastleden, immediatelyk, en zonder dezelve ter kennisfe van de Heeren hunne Principaalen te brengen, hebben kunnen conformeeren. „ Beide deeze Hukken concerneeren im-  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 91 immers de Souverainiteit van deeze Provintïe, en dus den Staat van den Lande, met betrekking tot deszelfs Vryheid en Regeeringsform: waaruit dan even klaarblyklyk is ,&dat Burgemeesteren en Vroedfchappen de'r andere Steden, niet minder als wy, in de Confervatie van deezen Staat van den Lande , met betrekking tot de voorfz. tedere voorwerpen, waren geïntresfeerd, en privativelyk bevoegt, over objecten van dien aart Staatsgewyze te deliberceren, cn te helpen refolveeren. Om alle welke redenen het volftrekt onmooglyk zal zyn, eenige voldoende reden te geeven, waarom welgemelde Heeren Gedeputeerden op het hooren van een enkelde prsélêctuüre van beide de voorfz. itukken, die vry volumineus zyn, en zo notoirlyk objecten waren van de deliberatiën in de Vroedfchappen van de ftemmende Steden , des onaanpezien buiten kennis van de Heeren hunne Princioaalen, hebben kunnen oordeeien bevoegt te zyn, zig daar mede op Maande voet te conformeeren. „ Immers zal het niet gemaklyk vallen , dit gedrag te compasfeeren, met het geen de Heeren Staaten van Holland en Westfriesland hebben gedeclareert, by Hoogstdcrzelver, „ Korte vertooning van het „ regt by de Ridderfchap , Edelen en „ Steden van Holland , van alle oude „ tyden in de voorfz. Landen gebruikt, „ tot behoudenis van de Vryheden, Ge„ regtigheden, Privilegiën en loffelyke „ gebruiken van den felve Lande. Ge „ daar  oa AMSTERDAMS III. Deel. „ daan den zestienden October 1587." Waarby Hoogstdezelve wel uitdrukkelyk hebben verklaard, dat de Gedeputeerden der voorfz. Steden, ter Vergadering van Hunne Ed. Groot Mogenden, geen vermogen hebben om eigener authoriteit in de zaaken, de voorfz. Vryheden , en in 't Generaal den ftaat van den Lande concerneerende, verandering te maaken , of de Heeren hunne Principaalen, buiten hun weten te verbinden : in deeze notable woorden declareerende, ,, dat de voornoemde Gecommitteerden byzonder gelast zyn, de Regten, Vryheden en Privilegiën van' den Lande te maintineeren, en alle inbreuken te weeren en te wederflaan, en dat deeze Gecommitteerden, alzulks by den anderen vergaderende, reprefenieeren de Staaten van den zelve Lande, NB. Niet dat zy luiden in haar Perfoonen, ofte uit haar authoriteit, de Staaten zyn; maa.r alleen uit kragte van de Commisfte van haare Principaalen. ,, Wy wenlchen derhalven, dat Burgemeesteren . en Vroedfchappen der Hemmende Steden, die de waare integreerende Medeleden van de Souverainiteit deezer Provintie zyn, den inhoud deezer Misfive met de vereischte attentie zullen gelieven te overwegen, en daarna Hunne Gedeputeerden ter Vergadering van Haar Ed. Groot Mogenden zodanig te gelasten, als zullen oordeelen, het gewigc der zaake, en de Confervatie van de gronden van 's Lands Regeering te vereifchen. „ In  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 93 „ In alle gevallen, Ed. Groot Mogende Heeren, vinden wy ons verpligt, de bovengemelde Grondwetten, met relatie tot onze Stad, met alle onze vermogens vast te houden. En dewyl UEd. Groot Mogenden voorfz. Misfive dan tendeert, om ons te permoveeren, tot het afzenden van penningen, ter voldoeninge van welke, Uit het fonds van de Extraordinaire middelen van deezen loopenden jaare, wy nimmer hebben geconfenteerd , maar integendeel daar jegens wel expresfelyk hebben geprotesteert: kunnen wy UEd. Groot Mogenden daarop niet wel anders refcribeeren, als dat wy aan deeze reqoifitie niet wel kunnen defereeren, ten ware UEd Groot Mogenden ons gelieven te geeven de gerustheid, door ons, tot Confervatie van onze vryheid van Confenten, in voegen hierboven breder vermeld, gerequireert zynde geworden; of anderzints aan ons te Communiceeren, gelyk reeds gezegd is, de Wet of Relolutie , Staatsgewyze gearresteert, waar by zoude zyn vastgefteld , „ dat om Confenten te dra„ gen in Beden van dien aart, zo als in ,, cas fubject eene is gedaan , het eene „ Lidmaat, of het andere van de Staaten, „ tegens zynen wille of advis zal mogen „ worden overftemt, of met de meeste „ flemmen overwonnen. „ By gebrek van zodanige Wet of Refolutie, zoude het, onder reverentie, involveeren eene notoire tegenftrydigheid var begrippen ; dat men , naamelyk, aan d< eene zyde vryheid van Confemen zoude ftel len 17751  94 AMSTERDAMS III. Deel. «775- len, zodanig dat men met de meeste Stemmen niet mag overwonnen worden ; en daarentegen, aan de andere zyde , dat de ftad Amfterdam, fchoon zynde een Lidmaat van den Staat , des onaangezien , door de meeste fiemmen zoude kunnen werden geconftringeert of overwonnen, ingehoudene Penningen te laaten volgen , voor gedeelte» lyk verval van Extraordinaire kosten, tot het impendceren van welke zy nimmer heeft geconfenteert: gclyk mede niet dat dezelve ten laste van de Extraordinaire Middelen zouden werden gebragt, maar ter contrarie, daar tegen, op den vierentwintigften January laatstleeden, wel expres felyk heeft geprotesteert. „ Hier mede , Edele Groot Mogende Heeren, God Almagtig biddende, UEd. Groot Mogenden te willen zegenen met voorfpoedige Regeeringe, blyven wyenz. " Dit Antwoord van Amfterdam gaf wel geen genoegen; doch, vertnids de zaak, onverwagt, eenen anderen keer nam, werdt, op hetzelve, niet verder geraadpleegd. Te weeten 's daags na dat het Antwoord was ingeleverd, werdt, aan de Afgevaardigden der Stad, onder de hand, medegedeeld een Concept - Rapport van de Befoignes, ter Generaliteit gehouden, met de Gelastigden van de Directeuren der Sociëteit van Suriname, op de laatst ingekomene berigten van Gouverneur en Raaden dier Volkplantinge. Dit Rapport was van eene gewenschte uitwerkinge. Hoedanig daar van de inhoud en bedoeling wa-< re,  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 95 re, blykt uit het volgende Declaratoir en Aantekening der Afgevaardigden van Amfterdam. Hoofdzaakelyk gaven dezelve, uit fpcciaalen last hunner Principaalen, daarin te kennen „ Dat het ConceptRapport , aan dezelve hunne Heeren Committenten onder de hand gecommuniceerr. zynde geworden, zylieden zich onbezwaard hadden gevonden, daar mede, onder beneficie van het navolgende Declaratoir en Aanteekening, zig te conformceren. „ Dat, namelyk, met betrekking tot het rappel van de Troupes van deezen Staat uit de Colonie van Suriname by het voorfz. Concept-Rapport voorgeflaagen , het welgemelde Heeren Principaalen byzonder aangenaam is, daar uit te hebben gezien, dat het tusfchen Heeren Gedeputeerden van Haar Hoog Mogenden aan de eene, en Gecommitteerden van de Sociëteit van Suriname aan de andere zyde, in de conferentien by het zelve Concept-Rapport vermeld, eene erkende waarheid geweest is, dat voor het gemelde rappel, onder mderen, militeerden de tweejaarigc yrugtelooze expeditie» van de voorfchreeye Troupes van den Staat: Wyders, de vermindering van het getal der Wegloopers; en laatftelyk, de moogelykheid, die ■nu geadvoueert word, om- hen verder te harceleeren en te kunnen ruïneeren, ah leen door de magt yan de Colonie en het Corps vrye Negers:'ja, dat meer is, dat geen appar-e-nte moogelykheid, is, om dat Gefpuis, (dat zyn" de ïVeghopers, waar  1775- 96 AMSTERDAMS III. Déél.- waar jegens de Expeditie van gemelde Troupes dan eigentlyk was gedestineert) tot extinctie toe, te ruïneeren; en datvervolgens de noodzaakelykheid ofonnoodzaakelykheid van het verblyf der Troupes , daar na, nooit bepaalt fchynt te kunnen werden. Dat gemelde Heeren Principaalen het genoegen ^hebben daar mede gejuftificeert te zien alle de pofitiven, dewelke by hunne Aanteekeningen op den zestienden November en veertienden December van het gepasfeerde jaar, in de Notulen van deeze Vergadering gcïnfereert, met betrekking tot de omilandigheden van zaaken in de gedagte Colonie geavanceert zyn geworden, en waar op hun non - confent in het zenden van een renfort Troupes derwaards; mitgaders in de Petitie daar toe gedaan, nu zo evidentelyk, voor zo veel de beveiliging der meergemelde Colonie tegen de voorfz. Wegloopers betreft; by het voorfz. Concept-Rapport blykt gefundeert te zyn. „ Dat gemelde Heeren hunne Committenten dan ook op dezelve gronden, by het eenvoudige rappel van meergedagte Troupes, zouden kunnen blyven peififteeren , waar het niet dat uit het voorfz. Concept - Rapport, de twee navolgende byzonderheden aan hen waren voorgekomen : namelyk-, voor eerst, dat tusfchen de Regeering van de Colonie, en tusfchen den Commandeerenden Officier van de Troupes van den Staat oneenigheden fubfifteeren, waar van de nadeelige influentien op de be-  XXIX.Boek. Géschiédènissen. t>j bevredigde Bosch - Negers van Auca en Saramaca, en byzonder het meerder vertrouwen , het welk deeze zogenaamdeBondgenooten in gemelden Commandeerenden Officier, boven de Regeering van de Colonie, fchynen te :ftellen, de attentie van welgemelde Heeren Gedeputeerden van Haar Hoog Mogenden .zodanig heeft opgewekt , dat Haar: Ed. Mogenden hebben geoordeelt, dat 'er een byzondere voorzieninge wierd vereischt om deeze Lieden wederom te brengen tot hunnen pügt en tot den vereischt en eerbied voor de gemelde Regeering, welken zy thans fcheenen verhoren te hebben: — En in de tweede plaats, dat de belangens van de Colonie laatstgemelde Hoeren . Gedeputeerden zo zeer ter harte gaan, dat Haar Ed. Mogenden de cordaatheid hebben , om het eenigfte middel, dat 'er.nog overig is, om de Colonie .tegen binnenlandfche Vyanden in nog meerder veiligkeid te Hellen, als door Troupes van de Colonie alleen kan worden in het werk geileld, by het voorfz.Concept-iRappart voor te flaan: namelyk,het formeer en van een Cordon vanldefem fie, het welk bezet.met de. Troupes van de, Colonie, de Plantagien \ uok den, Regentyd, zoüde dekken tegen de invafïen der ïVegloopers en Bosch - Negers; en uit hst welk, geduurende den droogen .tyd, de noodige harceleering en ,excurfiew tegen het overi fchot der JVegloopers zouden kunnen wor* den gedaan^ om de zeiven verder te kunnen ruïneeren cn uit te roeijen, i XVII. Stuk. G „Dak *77$<  «775- 08 AMSTERDAMS ÏÏL Deel. ,j Dat de Heeren Principaalen, met relatie tot eerjie: confidereerende, dat de voorfz. oneenigheden tusfchen gemelde Refeeringe en Commandeerenden Officier, een gantsch nieuw object van deliberatie opleeveren: zodanig, dat men, in de vorige deliberatien, in het geheel niet heeft «eweeten, dat van die zyde, de Colonie eenig gevaar boven het hoofd hing: want dat Haar Hoog Mogenden andersünts niet 2ouden hebben kunnen nalaaten, ten fpaedigfte, tot wegneeming van de voorfz. differenten, en tot voorkominge van de nadeelige gevolgen, daar uit te voorzien, zodanige voorzieninge te doen, als by het voorfz. Concept-Rapport, nu eerst, word voorgeflaagen; en zonder welke voorzieninge het verblyf van de Troupes in gemelde Colonie, veel eer tot fty ving van ide nalaatigheid der voorfchreeve bevredigde Bosch - Negers,- ia het r presteeren van de conditiën van het Vredeverdrag, met hen aangegaan; en dus eerder tot nadeel, als tot& voordeel .van de gemelde Colonie, Zoude verftrekken. — Dat de -Heerten Committenten mixsdien voor hunne reke-. ning niet zouden durven nemen de gevolgen, dewelke , zouden kunnen proffoeeren uit een verhaast. rappel van de .gemelde. Troupes, in, den: Haat waar in.de zaaken tegenswoordig,-door gemelde disfenfien, vervallen kannen wezen; en vervolgens, volftrekt mede van gedagten zyn, dat voor het vertrek van i meergedagte Troupes uit de Colonie j geredresfeert behoordt te worden  XXÏX. Boek. Geschiedenissen. TOXM, BlEIf gl**?* IJÖVEMl □ 17^6 o  •XXIX.Boek. Geschiedenissen. 109 eenden ter hand gefield eene Memorie, betreffende-het heimelyk verzenden vanKrygs- ( behoeften, uit deeze Gewesten, naar de . Westindiën, of naar Noord-Amerika. Na ■ alvoorens, uit naam van zynen Meester, aan Hun Hoog Mogenden, deszelfs dankbaarheid betuigd te hebben, voor de beraamde 1 fchikkingen, tot weeringe van dien handel, bragt hy zyne klagten in, dat, ondanks het verbod van Hunne Hoog Moeraden, allerlei krygsbehoeften, in de havens der Republiek , zo openlyk werden ingefcheept, en verzonden, als of, deswegen, geen verbod gedaan ware; verzoekende , uit dien hoofde , dat, door Hun Hoog Mogenden, middelen mogten beraamd Worden, om hunnen Ingezeetenen kragtdaadig te beletten, het toevoeren van hulpmiddelen door welke de OverzCefche onderdaanen van zyne Majefleit, in derzelver afval en wederfpannigheid, konden gettytd worden. Hunne Hoog Mogenden, aan de Engelfchen,alle reden tot klaagen willende beneemen, verlengden thans het verbod, op den uitvoer van Krygsbehoeften maar Noord - Amerika , voor den tyd van nog een jaar, en onder gelykebedreigingen tegen de overtreeders. Geduurende dit jaar, was, in de StraatDavids, een voorval gebeurd, aan 't welk veele Kooplieden deezer Stad zig lieten gelegen leggen. Twee Schepen, Middelhoven en Rust van V Vaderland, voor een groot gedeelte de eigendom, en vaarende. iver 'c :enden >an irygsUig naar Vmerika. , *,T. "»* De Deenen nee* men twee Schepea in de StraatOavids.  Iio AMSTERDAMS III.Deéu i776, Worden ie rug gegeeven. i KJ '. onder 't beduur der Heeren Middelhoven en Zoonen en Cornelis Middelhoven , Kooplieden te Zaandam, nevens een Noord - Amerikaansch fcheepje , Windfor genaamd, werden, in den Zomer deezes jaars, genomen door een Deenfchen Kapitein Christiaan Piel, voerende een gewapend Galjootfchip, voor rekening van de Geoctroieerde Handel-Maatfchappy te Kop* penhagen. Het voorwendfel van deeze daad van geweld, was, dat de gemelde Schepen, in de Straat-Davids, verbooden handel dreeven met de Landzaaten, tegen het verbod van zyne Majefteit van Deenemarken. De fchepen , die beiden een tamelyk goeden vangst binnen boord hadden, werden vervolgens te Koppenhagen opgebragt. Van het voorgevallene, in de StraatDavids, hadden de Heeren Middelhoven geen narigtontvangen, of zy deeden hun beklag, by de Algemeene Staaten, over deeze handelwyze des Deenfchen Kapiteins. De regtmaafigheid hunner klagce vondt gehoor, by Hun Hoog Mogenden. Aan den Heer Bosch de la Calmette, Buitengewoonen Envoyé by het Deenfehe Hof, werdt aanfchryving gedaan, tot het aanwenden zyner poogingen, om het kost- en fchadeloos ontflag der twee gemelde Schepen, ten fpoedigfle, te bewerken. Zo yverig kweét zich de Heer de la Calmette van zynen last, dat de gemelde Schepen, hoewel door het Admiraliteitshof reeds ver« beurd verklaard, op bevel van zyne Majefleit,  XXIX.Boek. Geschiedenissen, iii Ifteit, ontflagen werden; mits ieder draaiende: zyne eigen kosten, welke op het Pleitgeding gevallen waren. Het wedervaaren der twee Schepen betrof, ondertusfchen, alle deelgenooten by de Groenlandfche en Straat-Davidfche Visfchery, hier te Lande. De Deenfche ■ Kapitein hadi de Schepen genomen, op den grond eener vernieuwde Ordonnantie en Verbod tegen ongeregtigen Handel, in i Groenland en verders, op naam van zyne Deenfche Maiefleit afgevaardigd m Maart deezes jaars. De Gecommitteerden van de ! Groenlandfche en Straat - Davidfche Visi fehery deezer Landen , dit in aanmerking neemende, vonden geraaden, aan de Algemeene Staaten, over de gemelde Ordonnantie, hurme bezwaaren in te leveren, in een Verzoekfchrift, waar in zy te kennen gaven , dat by dezelve niet alleen de grenspaalen, in de Straat-Davids, omtrent den handel, ten voordeele van zyne Deenfche Majefteit, verder dan voorheen, waren.uitgebreid; maar dat, bovendien, zyner Matfteits bedoeling fcheen te weezen, alle vreemde Natiën, en dus ook de Nederlanders, te beletten om op die hoogte te vis fchen en geene Schepen te dulden in aa gedeelte der Zee, of in dien Bogt, alwaa: de beste Vischplaats is; dat, overzulks. de Visfchery in de Straat-Davids, om ver fcheiden redenen, voor de Ingezeetenei deezer Landen, niet verder kunnende gaac de gehouden wouden., zonder voorzienig i77<5» klagten tanH.H. .VI. over iet beemmeren der Nederl.. Vislchery in de Mr. Davids , door de Deenen. -sG nev o"2t:'o! I .il»b*>8 [ ft  1776. *777- Nieuwe Ordonnantievoor de Kamer van DefolaateBoedels. 1 i » I tii AMSTERDAMS III. Deel. van hooger hand daar tegen , de Supplian* ten zig keerden tot Hun Hoog Mogenden,, met eerbiedig verzoek, dat dezelve, by zyne Deenfche Majefteit, geliefden te bewerken, dat de zwaarigheden, uit de meer gemelde Ordonnantie voortvloeiende, uit den weg geruimd, en de deelgenooten in de Straat - Davidfche Visfchery en Handel, by het genot van vryen en onbelemmerden Scheepvaart, mogten gehandhaafd worden. Sints het inleveren van dat Verzoekfchrift, en het verrigte van Hun 'Hoog Mogende deswegens, werden, in Deenemarke, zodanige maatregels te werk gefteld, dat men, tot heden toe, van diergelyke mishandelingen, aan de Nederlandfche Schepen, niets vernomen heeft. Onder de Keuren, welke, in den aanvang deezes jaars, tegen de verandering dei- Regeeringe, naar gewoonte , werden afgekondigd, verdient hier gemeld;te worden, de Nieuwe Ordonnantie voor de Defolaate Boedelkamer. Reeds zeden het jaar 1659 hadt, te deezer Stad, zulk eene Ordonnantie plaats gehad. Doch, door menigvuldige verkeerde praktykcn , die, omtrent boedels , aan gemelde Kamer vervallen, bmtyds, werden in 't werk gefteld, als nede door verandering van tyden en om-, tandigheden , beantwoordde dezelve zeer rebrekkig aan de heilzaame oogmerken,, kar mede bedoeld. Deeze bedenkingen leeden myne Heeren van den. Geregte be-> luiten, eene geheel Nieuwe Ordonnantie, " de  XXIX.Bóek.Geschjèdenissen. 113 de gemelde Kamer raakende, in te voeren. Dezelve is zeer uitgebreid, en beftaat uit Zevenenzestig Artikelen (g). De klagten der Engelfchen , over het gedrag der Nederlanders omtrent de NoordAmerikaanfche Volkplantingen, bepaalden zig, eerlang, niet meer tot Europa. Graifler Greathead, voorzittend Lid der Regeeringe van "t Engelsch Eiland St. Christoffel, zondt , op den zeventienden December des voorgaanden jaars, eenen Brief aan Johanncs de Graaf, Gouverneur van St. Euftatius, behelzende verfcheiden klagten , onder andere, dat de inwooners van St. Euftatius, genoegzaam dagelyks, monden oorlogsbehoeften bezorgden , aan de rebelleerende onderdaanen van zyne GrootBrittannifche Majefteit: dat, van gemelde Eiland, van tyd tot tyd, Amerikaanfche gewapende Schepen uitzeilden , om op Engelfche Schepen te kruizen; dat een derzelven, voerende de Vlag van het zo genoemde Congres, eenen Brigantyn, toebehoorende aan een getrouw onderdaan van zyne Majefteit, genoegzaam onder 't bereik van "t gefchut van St. Euftatius, gewelddaadig aangetast, en. in 't gezigt van 't Hollandfche Fort, van deszelfs laadinge beroofd hadt, en daar mede naar de Ree van St. Euftatius gezeild was: genietende voorts aldaar allen onderftand en befcherming; dat, eindelyk, een ander Noord- Amé- (gO Men vindt deeze Ordonnantie in de N. Nederlandfthe laarhoeken . 1777, W. 391 — 335-' XVII. Stuk. H Klagten der Engelfchenover dé Hollanders in St. Euftatius,!  *777- Memorie van den Ridder lork.aar H. H. Mogenden. 114 'AMSTERDAMS III. Deel. Amerikaansch Vaartuig, na het Fort van gemelde Eiland, met dertien fchooten, gegroet te hebben, op de zelfde wyze door het Fort was begroet geworden De Gouverneur de Graaf betuigde, in zyn antwoord , de volftrekte onkunde der Regeeringe, aangaande eenigen handel met de Noord - Amerikaanfche Volkplantingen , even als of dezelve , door de Regeering van zyn Eiland, toegelaaten, of met oogluiking gedoogd werdt: met byvoeging van zyne bereidwilligheid tot het geeven van gepaste voldoening, zo ras de befchuldiging, door de noodige berigten, zoude gebleeken zyn. De Prefident Greathead, hoewel hy, na de ontvangst van dit fchryven. een Brief, in zatter bewoordingen, aan den HollandfchenGouverneur hadt afgevaardigd, vondt, egter, zig verpligt, deeze zaak te brengen ter kennisfe van 't Engelfche Minifterie. Op deeze berigten oordeelde men, te Londen, niet te moeten ftilzkten. Op bevel van zyn Hof, leverde de Ridder Jork, op den eenentwintigden February deezes jaars, eene Memorie over, aan de Algemeene Staaten, inhoudende eene herhaaling der klagten en befchuldigingen van den PrefidenrT van St. Christoffel. In 't flot daar van eischte hy, by wyze van vergoeding, eene plegtige afkeuring van het Salutaan de Noord-Amerikaanfche muitelingen, nevens eene verlaating van zyn ampt en het opontbod van den Gouverneur de Graaf, uit naam van Hun Hoog Mogenden; met bygevoegde verzekering, dat zo lang  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 115 lang deeze voldoening niet gegeeven ware, zyne Majefteit zig niet zou laaten om den tuin leiden met bloote verzekeringen van Vriendfchap, en geen oogenblik draalen, in het neemen van zodanige maatregelen, als dezelve dienftig zou oordeelen voor de belangen en de waardigheid zyner Kroone. De Algemeene Staaten ftclden deeze Memorie in handen van Heeren Gelastigden tot de Buitenlandfche zaaken , als mede van den Reprefentant en Bewindhebberen der Westindifche Maatfchappye, om dezelven, ten fpoedigfte, te dienen van berigt. Aan dit verzoek werdt voldaan. Reeds op den zesentwintigften Maart deeden Hun Hoog Mogenden, door derzelver Gezant, den Graaf van Weideren, zyner GrootBrittannifche Majefteit tot antwoord toekoomen „ dat Hun Hoog Mogenden zeer „ gevoelig waren getroffen over de verwy„ ten , in de Memorie van den Ridder „ Jork, even alsof H. H. Mogenden ver„ zekeringen deeden , ftrydig met derzelr „ ver gedraagingen , als mede over den „ dreigenden toon, daar in geflagen, ftry„ dig met het geen tusfchen onaf hanklyke „ Mogendheden moet plaats hebben; dat „ H. H. Mogenden, onder de Amerikaan„ fche onlusten, alles hadden gedaan, 't „ geen, van eenen Vriend en Nabuur, met „ regt, konde verwagt worden; dat H. H< „ Mogenden , ook in deeze zaak, aan zyne „ Majefteit alle mogelyke believing wil„ lende betóonen , van derzelve Bedienden ,i op St. Euftatius de noodige berigten H a „ ge- 177 f. Antwoordop de Memorie.  u6 AMSTERDAMS III. Deel. 1777- » Verzoek van Üiiccteuren der Groer 1. en Scr. Dav.Vis fcherye. , gevorderd, en den Gouverneur herwaarts , hadden ontbooden, om verflag te doen , van alle 't voorgevallene, 't welk ter , zyner kennisfe was gekoomen, geduu, rende den tyd, dat hy, in gemelde Eiland, , het bevel gevoerd hadt ; dat H. B. , Mogenden geene zwaarigheid maakten, , uitdrukkelyk af te keuren, alle eerbe, wyzen , welke, door hunne bedienden, r, aan de Noord-Amerikaanfche Volkplan-* , tingen, mogten gegeeven zyn, of in 'c „ toekoomende gegeeven worden, in zo „ verre daar uit zou kunnen beflooten „ worden, als of de onafhanklykheid der „ gemelde Volkplantingen, door H. H. „ Mogenden, erkend werdt; eindelyk, dat „ H. H. Mogenden herhaalde bevelen „ hadden gezonden naar de Westindifche ,, Volkplantingen, raakende het verbod van „ verzendinge van Krygsbehoeften naar „ Noord-Amerika." Dit antwoordt voldeedt aan het Engelfche Hof; door zynen Secretaris van Staat, Graaf van Suffolk, liet de Koning, daar over,zyn genoegen betuigen, aan den Nederlandfchen Gezant Graave van Weideren. Het verval der Groenlandfche en StraatDavidfche Visfchery, by welke verfcheiden Kooplieden, in deeze Stad, een aanmerkelyk belang nebben, was nu, zints eenigen tyd, door verfcheiden oorzaaken, dermaa' te toegenomen, dat men geraaden vondt, den verderen voortgang, ware 't mogelyk, voor te koomen. Reeds in de maand July des Jaars 1775, hadden de Heeren Directe u«  XXIX. Boek. Geschiedenissen, u? teuren der gemelde Visfcherye, in een uitvoerig Verzoekfchrifr., zig vervoegd aan de Algemeene Staaten, om van dezelven te verwerven Vrydom van 's Lands uitgaande Regten, en Premien voor de Producten van den Walvischvangst. Hoofdzaaklyk gaven Heeren Directeuren daar in te kennen „dat „ zy, tot hunne fmarte, van tyd tot tyd, • „ ontwaar werden het groot verval in den „ Walvischvangst, veroorzaakt, inzonder„ heid, door de aanmoedigingen van an„ dere Mogendheden, vooral door eene ,, Premie, by het Britfche Parlement, ze- dert het jaar 1749, toegedaan, van veer„ tig fchellingen derlings per Ton van ieder „ Schip; dat, hier door, de uitrusting in „ Engeland, welke, in dat jaar, degts in „ twee Schepen bedondt, in 't volgende „ jaar tot twintig Schepen was aange„ groeid;welk getal, zedert, was vermeer„ derd tot honderd negen Schepen , in „ het tegenwoordige jaar 1775, uit En„ geland en Schotland, ter Walvisch- en „ Robbenvangst uitgezeild, die gezament„ lyk tot Premie hadden genooten ruim „ zesenzestigduizend vyfhonderd Ponden „ Sterlings, uitmaakende, na genoeg, ze„ venmaalhonderd en dertigduizend Gul- dens; dat, hier door, de Visfchery „ deezer Landen, zedert het jaar 1744, „ zodanig was veragterd , dat het getal „ van honderdzevenentachtig Schepen, in „ dat jaar, uit deeze Landen, ter Vis„ fcherye, vertrokken, nu reeds tot hon- derdnegenentwintig Schepen was geil 3 ,, daald, 1777.  ïi8 AMSTERDAMS III. Deel. 1777- „ daald, in het vooruitzigt op nog groo„ ter verval: te meer, alzo, in Zweeden, „ toebereidfels gemaakt werden , tot de „ gemelde Visfcherye , en men, in Deene„ marken , aan verdere voortzettinge ar,, beidde: alle 't welk een volkomen ver„ 'derven van deezen voornaamen Tak van „ Handel,hier te Lande, of het verplanten „ van dien naar andere Gewesten, deedt „ duchten; dat gemelde Directeuren, hier „ om,verzogten, dat H. H. Mogenden,by „ de vrydommen, aan de Visfcherye reeds „ verleend, nog geliefden te voegen, vry„ dommen van 's Lands uitgaande Regten, „ en Premiegelden voor de Producten der „ Groenlandfche en Straat - Davidfche Vis„ fcherye deezer Landen, naamlyk Robbe„ Walrus- en Walvischtraan, Walvischbaar„ den en gefneedene Baleinen, Robbe- en „ Walrushuiden, Walrustanden enWalvisch„ lym en Vinken, even gelyk H. H. Mogenden, ten voordeele van de Haringvis„ fcherye, in den jaare 1750, goedgun,, ltiglyk beflooten hadden." Ten zelfden tyde vervoegden zig ook de Heeren Directeuren by Hun Ed. Gr. Molenden de Maaten van Holland en Westfriesland, niet alleen om derzelver yoorfpraak te verwerven tot het bovenftaande Vërzoekfchnft, maar ook om eene Premie van veertig Guldens, voor ieder Kop van pik Schip , 't welk, ter Walvisch- of Robbevangst, uit deeze Landen zou vertrekken. Tot nader aandrang van 't een en ander verzoek, voegden de Directeuren daar ne,. ' vens,  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 119 vens, een uitvoerig Vertoog, waar in duidelyk en by de ftukken werdt aangeweezen,, dat,hoe zeer ook de deelgenooten, over 't geheel genomen, uit de Visfchery , geen voordeel trokken , het Land , egter, in 'r-algemeen, en veele byzondere Handwerkslieden en neringdoende Inge-zeetenen, daar door aanmerkelyk bevoordeeld werden Chy Het verzoek aan de Heeren Staaten van Holland vondt, in zo verre, gehoor, dat, op den achttienden January deezes jaars, werdt toegeltaan , voor dit en het volgende jaar, eene Premie van dertig Guldens voor ieder Man, te betaalen aan de Boekhouders der Schepen, na dat dezelve in Zee zouden geloopen zyn. Doch Hun Ed. Gr.' Mogenden maakten zwaarigheid, om het verzoek-aan Hun Hoog Mogenden gedaan, met derzelver voorfpraak te onderlleunen. De grond, op welken de Directeurs van de Groenlandfche en Straat - Davidfche Visfcherye inzonderheid gebouwd hadden, in derzelver verzoek om eene Premie voor ieder Kop, was, het befluit van Hun Ed. Gr. Mogenden van den negentienden May. des jaars 1775 , waar by , aan de deelgenooten in de Groote of Haringvisfchery was toegeleid eene Premie van vyfhonderd Giüdens , voor ieder Buis . welke , uit deeze Landen, ter Haringvangst zou uitvaaren. Het genot deezer gunlte , flegts- voor r?0 Zie ditVertoog in deN. Nederlandfche Jaarboeken, 1777, U. k»7 enz. ' H 4 1/77- Verzoek om verlengingvan de Premie voor den Harinvangst.  i2o AMSTERDAMS III. Deel. Zyne Hoogheid bezigtigc 's Lands Magazyn en Oor logfchepen. voor twee agter een volgende jaaren toegefraan, liep nu ten einde. Hierom vervoegden zich thans de Deelgenooten aan 's Lands Staaten , om verlenging van dit gunstbewys. Hun Ed. Gr. Mogenden verhoorden, in zo verre, dit verzoek, dat dezelve thans uitloofden eene Premie van vierhonderd Guldens, na genoeg overeenkoomende met de toezegging aan de Groenlandfche en Straat-Davidfche Visfcherye. Zyne Hoogheid, de Prins Erfftadhouder, zints eenigen tyd, door de Heeren van de Admiraliteit, genodigd, wanneer dezelve zig te Soesrdyk zoude ophouden , tot het doen van eenen keer naar deeze Stad, hadt nu onlangs daar toe bepaald den zevenentwintigften September, 's Morgens ten half negen uure reedt zyne Hoogheid, door de Muiderpoort, naar binnen, onder 't losbranden van 'tgefchut, en voorts langs het Funie, tot aan 's Lands Magazyn en Timmerwerf. Hier werdt dezelve, in de Vergaderkamer, door de Heeren der Admiraliteit, verwelkomd, en door den Hoofdofficier en Burgemeesteren begroet. Na een kort verblyf aldaar, en het voornaamfte,aan 'sLands Werf, te hebben bezigtigd, werdt de Prins, in eene pragtige Sloep, geroeid naar 's Lands Schip van Oorlog de Frederica Sophia Wilhelmina, 't welk thans op Kameelen lag , om aan den Admiraal Generaal derzelver werking t,e doen waarneemen. Vervolgens bezigtigde de Stadhouder nog eenige andere Oor[pgfchepen , en keerde daar pp te rug naar  XXIX.Boek Geschiedenissen, 121 naar 's Lands Magazyn , alwaar dezelve op een pragtigen maaltyd werdt onthaald. Midlerwyl krielde het Y van kleine Vaartuigen. De groote Schepen lieten ryklyk Vlaggen waaien. Van de Oorlogfchcperi hoorde men het geftadig bulderen van 't Gefchut. Wel voldaan over de betoonde genegenheid en agtinge, vertrok zyne Hoogheid, even na acht uure, wederom naar Soestdyk. Zo wel by het aankoomen, als by het vertrek, werdt de Stadhouder, uit eenentwintig (lukken, van Stads Wallen begroet. Een nieuw bewys van hunne bereidvaardigheid, om genoegen te geeven aan Engeland j gaven de Algemeene Staaten, in November deezes jaars, door de vernieuwing van het meermaalen afgekondigd Plakaat, wegens het verbod van den uitvoer van allerlei Oorlogs- en Krygsbehoeften naar de Engelfche Volkplantingen in NoordAmerika. Dit niettegenflaande -hieldt het Engelfche Hof niet op met klaagen, over de Kooplieden deezer Landen , als of dezelven voortgingen, in het dry ven van verbooden handel, met de overzeefche onderdaanen diens Koninkryks. De Admiraliteit deezer Stad, ook het haare willende doen, ter in flandhoudinge van vriend fchap, tusfchen Engeland en deezen Staat liet, daarom, in 't laatst van November, o het begin van December, eene Bekendmaa king uitgaan, behelzende de bepaalingen •onder welke Schepen, naar de Westindië H 5 b( 1777 Nieuw Plakaat wegens den uitvoer van Krygsbehoeften, Bcpaa- lingen omtrent Convooi naar de Westindien. r i  122 AMSTERDAMS III. Deel. 1777- Zwaare Storm. beftemd, onder Convooi der Oorlogfchepen , ten dienfte der gemelde Admiraliteit, zouden genomen worden. Volgens deeze bepaalingen, zouden i. de Schepen hier te Lande moeten thuis behooren. 2, De Schippers zouden moeten blyven onder 't Convooi, tot op derzelver aankomst op de plaats hunner beftemminge, of, zo zy, door een of ander toeval, daar van afweeken, zouden zy, met hunne Journaalen, moeten bewyzen, aan den Gouverneur en Raaden van de plaatze hunner beftemminge, langs den kortst mogelyken weg , derwaarts te hebben koers gezet. 3. De Schepen zouden niet meer Gefchut en Buskruid mogen aanboord hebben, dan tot ,vcheepsbehoefte noodig was; waar van, egter, waren uitgezonderd, de Schepen naar de Kust van Afrika beftemd, of die, door Bewindhebberen en Directeuren, ten behoeve der Koloniën van den Staat, bekaden waren. 4. Op de Cognosfementen en Aresten der Laadingen, getekend met de woorden de Inhoud onbekend, moest daar nevens zyn uitgedrukt, dat het niet was Buskruid o f Ammunitie van Oorlog. 5. Gelyk by het uitzeilen , dus zouden ook op de thuisreize , geene andere Schepen mogen genomen worden onder Convooi van den Staat, dan die hier te Lande thuis behoorden. De maand November, zedert twee jaaren , kwalyk berugt door zwaare ftormen , driegde dit jaar wederom een diergelyken ramp, als de Stad tweemaalen ondervonden hadc.  XXIX. Poe:;. Geschiedenissen. 123 hadt. Op den drieëntwintigften dier maand, 's middags omtrent één uure, begon de Wind, uit het West Noord West, vry hevig op te fteeken; met toeneemende kragt duurde dit tot in den avond, wanneer de Wind zig in 't Noordwest vastzette. Hier door werdt het water, in het Y, zo hoog opgezet, dat men, 's avonds ten tien uure, noodig oordeelde, de Nooddeuren van alle de Buitenfluizen en Waterkeeringen te fluiten. Het water 't welk thans achtendertig duimen boven Peil ftondt, wies, by aanhoudenden ftorm,ten elf uure, nog tien duimen. Omtrent half één uure was het water tweeënveertig duimen gezakt; doch het begon,wel haast, wederom te wasfen, zo dat het, 's morgens ten vier uure , by laag water , negenenveertig duimen aan den Peilpaal tekende. Met het aanbreeken van den dag, begon men, in de Haarlemmerfluis, met zestig duimen boven Peil, de Noodbalken te leggen. Het water zakte nu, voor eene korte poos, doch rees eerlang tot zeventig duimen. Omtrent den middag begon de ftonn eenigzins te bedaaren, zonder dat, door denzei ven, merkelyke fchade, althans minder dan men hadt gevreesd, veroorzaakt was. In de Maand May deezes jaars, hadden de Algemeene Staaten een Plakaat doen uitgaan, tegen het werven en aanneemen van zeevaarend Volk, hier te Lande , om gebruikt te worden in uitlandfchen dienst. Doch vermids, over deeze Afkondiging, eenige twyfelingen of bedenkingen ontftaan wa- 777- Plakaat tegen het werven van Zeevolk tot vreemde dienften,  i24 AMSTE R D AMS III. Deel. 17771778- Aanleg van een Vlielandfchen PüSt. waren , werdt, by Hun Hoog Mogenden, goedgevonden , tot nadere verklaaringe van derzelver waire bedoelinge, kennis te geeven, by eene waarfchuwing van den elfden December „ dat de Letter des „ voorgaanden Plakaatsduidelyk medebragt, „ dat niemand zig zou mogen verdomen , „ eenig Volk, van wat Qualiteit of Natie, „ buiten toedemming van Zyne Hoogheid, „ of van het Collegie ter Admiraliteit van „ het Quartier, tehuuren, aan te neemen ,, ofteanimeeren,directclyk ofindirectelyk, „ tot vreemde dienden, zo ten Oorlog, „ als Koopvaardye en Visfcherye, of de,, zelve, ten dien einde, onder den naam ,, van Pasfagiers, te vervoeren, onder ver„ beurte van driehonderd Guldens voor ,, ieder perfoon, die aldus, zonder verlof, ,, zou aangenomen of gehuurd zyn." Reeds eenigen tyd geleeden, haddenHunne Ed. Gr. Mogenden goed gevonden, tot gerief van Kooplieden en Schippers, eenen Post aan te leggen , van Amderdam op Vlieland, en van daar te rug, in navolginge van het bepaalde omtrent den Texelfchen Post. In den aanvang deezes jaars werdt, van wegen Hun Ed. Gr. Mogenden, eene nadere Afkondiging gedaan, verbiedende aan alle Lootslieden, vaarende van de Ree van 't Vlie, eenige Schepen in Zee te brengen, 'ten zy hun gebleeken ware, dat van dezelve het Portgeld, by het uitklaaren, te Amderdam of in 't Vlie, betaald ware. Hier op werdt, van wegen het Algemeene Postkomptoir, te Amderdam,  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 125 bekend gemaakt ,, dat de betaaling der „ Portgelden, en de afzending der Brieven naar Vlieland, en raar de Schepen, „ aldaar ter Ree leggende, zou beginnen „ met den eerften Maart deezes jaars, en „' dat van dien dag af, alle avonden, vóór acht uure, de Brieven derwaarts, te ge" lyk met de Texelfche Brieven , zouden £ verzonden worden ; dat de Brieven van „ Vlieland, en van Schepen, aldaar op de „ Ree leggende, dagelyks, met den Texelfchen Post , herwaarts zouden worden L afgevaardigd; en dat de Portgelden, als mede de Porten en Franqueergelden van M de Vlielandfche Brieven, op den zelfden „ voet zouden geregeld zyn, als die van „ en op de Helder en Texel." Van wegen het menigvuldig gebruik van den Amfteldyk , van de Stad tot aan Ouderkerk , befchouwden Dykgraaf en Heemraaden van Nieuwer - Amftel, tot behoud van denzelven, als een dienftig middel, het aanleggen van eenen Straatweg, bevloerd met goede klinkers, langs de geheele uitgeftrektheid. Hier toe, van 's Lands .Staaten, verlof verzogt cn bekoomen hebbende, als mede, om, tot het vinden van de noodige kosten , eer Tol te mogen heffen, gaven ze daar var kennis aan schout, Schepenen en Buurtmeesteren van Ouder-Amftel; welke, vervolgens, op den zestienden January, eer Plakaat afkondigden , behelzende eene Lys der Tollen, welke van de zulken, daar aai onderhevig, zouden moeten betaald worden 1778. Eeitraa* ting van den Amfteldyk , vande Stad tot Ouderkerk* i 1 1  Een groot Schip, voor Franfche rekening , hier gebouwd. De Onaf» hanklyk. lieid van N. Amerika door Frankryk erkend. 126 AMSTERDAMS Ilï. Deèl. als mede de voorwaarden, op welke, door de Ingelanden , en In- en Opgezeetenen des Ambagts, uitkoop konde gelchieden. Een Schip van ongemeene grootte, liep, in February deezes jaars, alhier te water. De Kooplieden Horneca, Fifeau en Conip. aanfchryving hebbende ontvangen van het Franfche Hof, om het zelve hier te doen timmeren , hadden het opgedraagen aan den beroemden Scheepstimmerman Arte Staats. Het Schip was lang over (teven honderdzesentachtig voeten, en moest kosten, van alle het noodige voorzien, om in Zee te kunnen (teeken, tweehonderdendertigduizend Guldens. Onder het aanfchouwen van eene ontelbaare menigte van menfchcn , liep het ontzaglyk gevaarte, gelukkig, van den wal in 't water. De naam Vindien of de Indiaan, welken het Schip voerde, kondigde aan, dat het in de Oostindiëri zou gebruikt worden. Sommigen, egter, verzekerden, dat deszelfs beltemming was naar het tegenover gelegene gedeelte des aardbols. Al zints geruimen tyd, geduurende de onlusten , tusfchen Groot - Brittanje cn Noord-Amerika, hadt Frankryk de zyde gekoozen der overzeefche Volkplantingen. Meer en meer in 't oog loopende werden de onderlinge verbintenisfen, na dat de Vereenigde Staaten van Noord-Amerika, op den vierden July des jaars 1776, verklaard hadden, in 't volle en volkomene bezit van Onafhanklykheid te zyn. Sedert :ekenden de wederzydfche Gevolmagtigden van  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 127 van Frankryk en der gemelde Staaten een Verbond van Vriendfchap en Koophandel, om te dienen tot eenen grondflag van onderlinge verftandhoudinge. De Heer Berenger, by afweezigheid van den Franfchen Gezant, in 's Graavenhage, de zaaken van dat Hof waarneemende, gaf, op den achttienden Maart, hier van kennis aan den Prefident van Hun Hoog Mogenden; mee byvoeging „ dat ondanks dit wederzydsch „ Verbond , by hetzelve geen uitfluitend „ voorregt was bepaald of bedongen voor „ de Franfche Natie, maar dat de Veree„ nigde -Maaten van Noord - Amerika de „ vryheid aan zig hadden behouden, om „ met andere Natiën op gelyken voet te „ mogen handelen; als mede, dat de Ko„ ning aan deszelfs Gezant te Londen hadt „ bevolen, om aan het Groot - Brittanni„ fche Minifterie hier van kennis te „ geeven." Een pleitgeding, 't welk , geruimen tyd, aan hoogere en laagere Regters, de handen vol werk hadt gegeeven, liep nu, in 't begin van April, ten einde. Ten blyke, hoe lang, zomtyds, een misdaadige, door allerlei uïtvlugten , de verdiende ftraffe weet te ontgaan, verdient dit voorval hier verhaald te worden. Al zints geruimen tyd hadt zekere Johannes Bartho* lomeus Ferdinandus van Goch verkeering gehad met een Vrouwsperfoon , Anna Smitshuizen genaamd; doch deeze, hem minder genegenheid toedraagende , dan aan zekeren Kleeremaakeis knegt, hadt hy, meer- 1778. Vonnis :egen f. B. F. v. Goch.  ii8 AMSTERDAMS III. ÜeéÜ i#8. mcermaalen, woorden met haar gehad. Op den negenentwintigften Juny des jaars 1775, bevonden zy zig by een, nevens nog eenige andere perfoonen, op de Kamer van gemelde Anna Smitshuizen, wanneer deeze, onverhoeds , gekwetst werdt, eenen gil gaf, en, binnen korten tyd, den jongften adem uitblies. Van Goch, als vermoedelyke daader, werdt ftraks gevat, in hegtenisfe geleid, en van de perfoonen, die by 'tgeval tegenwoordig geweest waren , als de daader van den moord befchuldigd. Nogthans wist hy , in zyne verhooren voor 't Geregt, alle befchuldigingen tegen hem, kunftiglyk , te ontwyken. De Heer Hoofdofficier doet hier op eisch tot fcherper onderzoek , die , egter, hem ontzeid werdt, en de Gevangene wordt in een gewoon Regtsgeding ontvangen. Dit hadt ten gevolge, dat gemelde van Goch , volgens vonnis van Schepenen van Amfterdam, van den zestienden January des jaars 1776, veroordeeld werdt, om met den zwaarde geftraft te worden , dat 'er de dood op volge, gunnende , om redenen, het lichaam de aarde. Van Goch , over dit Vonnis, zich bezwaard bevindende, beriep zig, vervolgens, op het Hof van Juftitie ;'t welk, na de zaak behoorlyk onderzogt te hebben, op den negentienden December des gemelden Jaars , het vonnis Van Schepenen van Amfterdam bevestigde, en den Gevangene, die thans in 's Hage op de Voorpoort zat, verklaarde daar door niet te zyn bezwaard. Van Goch, alle hoop  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 129 hoop ten leeven nog al niet verlooren geevende, beriep zig nu op den Hoogen Raad; doch de uitfpraak ook van deezen Regtbank viel ongelukkig voor hem uit, volgens Vonnis van den achtften Juny 1777-. INog ééne uitvlugt was 'er over voor den verweezenen , het verzoek om Revkie of Herziening van het Vonnis van den Hoogen Raad; ook dit middel Helde hy te werk, doch met geen voordeeliger uitflag. Want de Heeren Revifeurs, alle Hukken behoorlyk hebbende nagezien , bevestigden, op den zesentwintigften Maart deezes jaars, de uitgeweezene Vonnisfen ; waar op van Goch , van de Voorpoort in . 's Hage , fiaar Amfterdam gevoerd zynde, in 't begin van April, aldaar de Doodllraffe leedt; Te deezer gelegenheid zag men ten voorfchyn koomen twee Deduciiën : de eene van van Goch, de andere van den Heere Hoofd-Officier Mr. Willem Gerrit Dedel ,Salomonsz, waar in ^ aan de eene zyde, 't fpitsvindig vernuft om uitvlugten te zoeken en voor te wenden, en, aan den anderen kant, de bekwaamheid om het listige en •ongegronde van dezelve te ontwikkelen, als om ftryd tegen elkander pleitten (f). Omtrent deezen tyd ontving men hier de tyding van een deerlijk ongeval, aan eenige van 's Lands Schepen , op de Rivier van Lisfabon , wedervaaren. Drie Schepen j die Rivier willende uitzeilen, werden van eene " CO Men vindt deeze Stukken in de n. Nederïandfebs laarhoeken t,--J}, U. 376—.591. . ..... XVII. Stuk. I 177& Omflaad van eenige Sloepen van's Lands Scheper*. ...vr-i  Trand in een Oorlotfclup. Eeuwfeest van 't LatynfcheSchool. 130 AMSTERDAMS III. Deel. eene ftilte beloopen, die hun belette, de Klippen te boven te zeilen: weshalven zy acht Sloepen te werk fielden, om ze naar buiten te boegzeeren. Doch de zwaare branding en hoogloopende Zee, ondanks de ftilte,floeg ze fpoedig 't onderst boven; waar door alle de Roeiers, ten getale van omtrent zestig man,ongelukkiglyk verdronken. Eene luchtige koelte, ter goeder uur, uit het Noorden wakkerende, was 't behoud der drie Oorlogfchepen , welke, buiten dat,binnen weinige minuuten, tegen de Klippen zouden verbryzeld zyn. In den avond van den vyfentwintigfien Augustus, onftondt 'er eene ongemeene beweeging in de Stad, veroorzaakt door \ gerugt van brand, een weinig na elf uure, uitgebroken in een Lands Schip van Oorlog, voerende vierenvyftig Stukken Gefchut, over 't welk Kapitein Riemers'ma het bewind zoude voeren. Te grooter was de ontfteltenis, alzo het Oorlogfchip in 's Lands Dok, voor het Magazyn, lag, en de uitflaande vlam de naby geleegene Schepen, welligt, konde aanfteeken. Dit gevaar, nogthans, werdt gelukkiglyk verhoed; doch, welke moeite men ook aanwendde, de brand was niet te blusfchen; dezelve duurde den gantfchen nacht: 's anderen daags was het Oor¬ logfchip bykans tot op het water afgebrand. Niet zo geheel overgegeeven waren i ten allen tyde, de Regeerders van Ara. .fterdam aan de zorge voor den Koophandel , dat nutte Kunften en Weetenfchappen moes-  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 131 moesten agter ftaan. Ten dienfte der Jeugd hadt men, al vroeg, in deeze Stad, zo wel als elders , Schooien opgericht , in welke onderwys werdt gegeeven iri dé gronden der Latynfche en Griekfché Taaie. Voorheen hadt men , alhier , twee Schooien , eene aan de Oude, erl de andere aan de Nieuwe zyde. Eerlang, egter, vondt men geraaden, dezelve te zamen te vereenigen , en over te brengen in een gedeelte van 't aloude KlarisfenKlooster, op den Singel; alwaar ditVereenigde School nog heden wordt gehoudens "Wy maaken 'er hier gewag van, omdat dé geleerde Rector Hendrik Verheyk, op deri zevenden September, de gedagtenis deezer Vereeniginge en Overbrenginge vierde , in eene fraaie Redevoering ,. Voor eeneaanzienlyke menigte van toehoorderen, in het Koor der Nieuwe Kerk uitgefproken, over de Vereeniging der twee Latynfche Schooien. Met geen minder genoegen, als zy gehoord was, werdt 's Mans Redevoering geleezen , toen zy , Vermeer.-: derd met veele Historifche aanmerkingen j door den druk was gemeen gemaakt. De toeneemende aanflyking en verlanding van het Y , voor de Stad Amfterdam , waar over men, reeds lang, hadt geklaagd, en het overgroot belang, voor den Koophandel en Scheepvaart, dat deeze Rivier bevaarbaar bleef, wekten, met reden , de aandagt van de Regeerders der Stad, en ook die van 's Lands Staaten. Van het verrigte deswegen, als de Stad: I a Am- 1778; Mande* lingen over het beletten rarc vertere aan» (lyking ?an het V voor de Stad*  rg-a AMSTERDAMS III. De ei* 1778. Amfterdam onmiddelyk aangaande, zullen: wy hier korcelyk verflag doen; toe een omHandiger berigt den Leezer wyzende naar de zeer uitvoerige oorfpronkelyke ftukken (£> Volgens Befluit van Hun Ed. Gr. Mogenden van den achttienden July des jaars 1769, waren Heeren Gecommitteerde Raaden gelast, de verlanding van het Y, voor de Sluizen van Spaarndam , en verder op, te doen onderzoeken, en de middelen aan de hand te geeven, door welke dezelve zoude kunnen worden weggenomen. De Heer C. Brunings, Infpecteur Generaal van 's Lands Rivieren, de Opziener J. Engelman en de Landmeeter BI. Bolflra, door Hun Ed. Mogenden, ten boven gemelden oogmerke, gelastigd, deeden, eerlang, verflag van hunne waarneemingen op het Y, en van de middelen, welke, ter verdere voorkoominge van her kwaad,moesten in 't werk gefteld wórden: met byvoeging van de begrooting der kosten , welke daar toe zouden moeten beftemd worden , bedraagende eene fomme van tweehonderdvyftigduizend tweehonderdtachtig Guldens. Hoewel zommigen dit Berigt niet onaanneemelyk voorkwam , vonden, nogthans, de Regeerders van Amfterdam geraaden, eer de aangeweezene middelen ten uitvoer gebragt werden, daar óp in te neemen het gevoelen van den Heer P. Steen- (ira, O) Deeze vindt men in de N. Nederlandfche Jaarboeken , 1/78, tl. 981 u77, 9  XXLX.Boek. Geschiedenissen. 133 JJra, Lector in de Wis-en Zeevaartkunde aan hun Doorluchtig School. Deeze, van de gemelde Heeren in begrippen verfchillende, keurde hunne bedenkingen af, en ftelde andere middelen in de plaats, die, kort daar na, gevolgd werden van eenige Proeven, nopens den loop der ftroomen op het Y, genomen in de maand December van 1773, en in January en Fcbruary des daar aan volgenden jaars, ter hand gefteld aan de Vroedfchap der Stad, in de maand Maart van 't laatstgenoemde jaar. Van te veel gewigt was eene onderneeming, van zo veel omflags, als de verdieping van het Y, dan dat met dezelve een zeer fpoedige voortgang konde gemaakt worden. Daarenboven waren de Heeren van Amfterdam van oordeel, de nadere bedenkingen te moeten afwagten van de Heeren Brunings,Engelman enBolftra,in wier handen men gefteld hadt, 't geen de Heer Steenftra tea;en hun ontwerp hadt ïngebragt. In 't begin van Maart des jaars 1777 ftelde de Heer Brunings, in handen van de Ed. Agtb. Vroedfchap der Stad, zyne Aanmerkingen op de Memorie van den Heere Steenftra, dienende ter aanwyzmge van het onvoldoende van veele der genomene Proeven, en, diensvolgens, ter wederlegginge van zyne Theorie, daar uit afgeleid. Deeze Aanmerkingen bleeven met Onbeantwoord. Op last van Hun Ed. Agtbaarheden leverde de Lector daar op in,een zeer uitvoerig Vertoog, verzeld van ByI 3 laa- 1778.  *Ï34 AMSTERDAMS III. Deel. 17A kagen, getekend den zestienden April des jaars 1777. De Regeering yan Amfterdam, alle de gemelde Stukken hebbende ontvangen, bragt dezelve ter tafel van Hun Ed. Gr. 'Mogenden, de Staaten van Holland en Westfriesland. Vermids de ingekoome'ne bedenkingen , in zommige opzigten , elkander regelrecht wederfpraken , vondt men , ter gemelde Vergaderinge , ongeraaden, daar van gebruik te maaken, zonder alvoorens het gevoelen van nog eenige kundige Mannen te hebben ingenomen. Volgens befluit van Hun Ed. Gr. Mogenden , van den tweeëntwintigften May des laatstgenoemden jaars, werden de Heeren Allemand en van de Wynpersfe, Hoogleeraars in de Philofophie en Wiskunde aan 's Lands Hoogefchool te Leyden, gelastigd, om,met behulp van den DykmeesterKlaas Goudriaan, den toeftand van het Y, op de plaats zelve, naauwkeurig op te neemen , de noodige peilingen te laaten doen , en vervolgens, naar bevinding van zaaken , en omtrent de reeds aan de hand gegeevene middelen, de Hooge Vergaderinge te dienen van berigt; met verzoek aan de Heeren van Amfterdam, om de gemelde Hoogleeraars dén noodigen byftand te verleenen. In hunr ne Bedenkingen verklaarden deeze Heeren , „ dat geen der beide ontwerpen, zoo 't „ geen door de Heeren Engelman , BruT ,, nings en Bolftra, aan de Ed. Mogende ^ Heeren Gecommitteerde Raaden, als 't " *? geen  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 135 geen door den Meer Steenftra aan den M Wel Ed. Gr. Agtb. Magiftraat van Amfterdam, aangeraaden was, zo verre bo- * ven 't ander te verheffen zy, dat met 1eder van dezelve afzonderlyk tot het voor- * geroeide einde van aanmerkelyken dienst " zoude zvn, terwyl, aan den anderen kant, geen der beide ontwerpen van alle " ongemak cn belemmering voor de Vaart " der Schepen volftrekt vry konde weezen. Deeze Bedenkingen gingen verzeld van eene opgaave van Proeven, in de maand July, geduurende eenige agtereenvolgende dagen, omtrent de diepte en den (broom op het Y genomen. TJ De uitflag deezer zaake was, dat Hun Ed. Gr. Mogenden, op ingekoomen advis van Heeren Gemagtigden, op den vierden April des jaars 1778, te raade werden, aan hét ontwerp van den Heere Steenhra, der voorrang te geeven , cn hetzelve in zyn £6  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 163 te geeven, om by het uitgaande Schip te blyven, en aan de Armateurs, die zy in Zee ontmoeten zullen, vertoont te kunnen werden. „ Dat ook voor zoo verre de Scheepen van Commercie zullen willen vaaren onder Convoy van 's Lands Scheepen, op de Comptoiren van de Convoyen en Licenten zullen moeten worden gegeeven dubbelde van alle haare Paspoorten, die zy aan de commandeerende Officieren van 's Lands Scheepen zullen moeten overgeeven, ten einde by rencontre van Scheepen van Groot - Brittannien of Vrankryk, die zig zonder de vifie der Papieren van de Koopvaardyfcheepen niet zouden willen vergenoegen, aan dezelve, aan Boord yan den commandeerenden Officier van het Convooy, geëxhibeert te kunnen worden. „ Dat aan voornoemde Collegien verder zoude behooren te worden aangefchreeven, om aan de Kooplieden te infinueeren , dat, tot nadere ordre , niet onder Convoy zullen kunnen worden genoomen Scheepen, het zy geheel, of ten deele, gelaaden met ongezaagt Hout, tot Jiet bouwen van Scheepen van Oorlog vereischt, als Masten, Krommers, Knien , en zwaare Balken. „ En dat zyne Hoogheid zoude behooren te worden verzogt, om aan de Officieren, 's Lands Scheepen commandeerende, te ordonneeren, om van de Scheepen, van hier met het Convoy zullende uicvaaren» af te vraagen de dubbelde van L 2 haare 1778.  -6*4 AMSTERDAMS IÏÏ.Deeu. 1778. haare Paspoorten, ten einde zig te verzeekeren , dat daar onder geen Contrahinde Goederen, na een Haven van GrootBrittannien of Vrankryk gedestineerr, begreepen zyn ; en van dezelve Schippers, zoo dikwils zy reeden van fufpicie zouden moogen hebben, af te vraagen een Verklaaring onder eede, dat geen Waaren van Contrabande, volgens de fpeciïïcatie , vervat in de Tractaaten van Londen van den jaare 1674 en van Verfailles van den jaare 1739, ingelaaden hebben, en aan de Schippers, die zoodanige Verklaaring niet zouden kunnen of willen doen, geen Convoy te verleenen, maar de protectie te weigeren: en mede geen Convoy te verleenen aan Scheepen na de Havenen van Groot-Brittannien , én van Vrankryk, geheel of gedeeltelyk gelaaden met Masteti of ander zwaar Rondhout, Krommers, Kuien en zwaare Balken, tot het bouwen van Scheepen vereischt wordende. „ Dat vervolgens aan den Heer van Weideren behoorde te worden gerescribeert, en dezelve geauthorizeert om tot weder Antwoord op den Brief van Milord Suffolk van den negentienden October laatstleedeh, op de meest eonvenable wyze te vertopnen, dat hun Hoog Mogenden zeer gevoelig zyn aan de betuiging van zyne Majesteits vriendfchap voor deezen Staat, in voorfchreeven Brief vervat, en de verklaaring van zyne Majesteits gereedheid en gegeeven ordres, tot relachement van de opgebragte Nederlandfche Scheepen; dac  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 165 dac hun Hoog Mogenden hec effecc daar van met zeer veel genoegen zullen te gemoec zien, zoo wel als van de ordres, die hec zyne Majcsteic heeft behaagt aan hoogst deszelfs Officieren , waar onder hun Hoog Mogenden vertrouwen dat ook de Particuliere, op zyne Majesteits Commisfie of Lettre de Marqué vaarende, zullen* begreepen zyn, te willen geeven, om voortaan aan Scheepen van haare Onderdaanen geen belet of hindernis toe te brengen; dan dat hun Hoog Mogenden gezien hebbende de uitzondering van het een en ander omtrent Scheepen met Scheepsmateriaalen gelaaden, op geenderlei wyze kunnen toeitemmen in een overneeming van de opgebragte Laadingen van die natuur, tegens betaaling van de waarde , dat dezelve niet wee» zende den eigendom van hun Hoog Mogenden, dezelve daar over geen fchikkingen kunnen maaken, maar op het ernfliglle moeten initeeren dat dezelve ontflaagen, en aan de Eigenaars overgeleevert mogen worden, die dan daar over kunnen disponeeren, zoo als zy meenen te behooren, waar omtrent hun Hoog Mogenden hen niet kunnen bepaalen. „ Dat hun Hoog Mogenden ook niet kunnen zien, dat eenig arrangement voor het vervolg vereischt word , of van hun gevergt kan worden, door nieuwe fchikkingen af te gaan van het regt van haare Ingezeetenen, gebooren uit klaare verbonden, daar het Ryk van Groot-Brittannien , en deszelfs Onderdaanen 00 zyn tyd van L 3 heb- 1778.  i 66 AMSTERDAMS III. Deel. 177 8. hebben gejouisfeert , en daarom vertrouwen dat zyne Majesteic haar te goede zal houden, dat zy zig moeten excufeeren van daar over met zyne Majesteits Ambasfadeur in onderhandeling te treeden. „ Dat hun Hoog Mogenden haar voorftellen, dat, by aldien het ernst is, zoo als zy moeten geloven, dat zyne Majesteit de regten van hun Hoog Mogenden gelieft op het oog te houden, en de necesfiteit tot het beletten van den vervoer van Scheepsmateriaalen, die zyne Majesteit pretendeert hem uit het beginzel van eigen defenfie en confervatie opgelegt te weezen, niet uit te breiden tot al het geen onder die benaaming kan voorkomen, maar te beperken tot het geen, waar op die gronden van eigen defenfie en confervatie directelyk kunnen worden verftaan te werken : de geleegentheden van de discusfie daar over voor eerst zoo weinige zullen weezen, dat hun Hoog Mogenden niet nodig zullen hebben om zyne Majesteit te verzoeken van bedaard en ferieus te o verweegen , of die necesfiteit wel is zoo groot als dezelve zig ten eerften voordoet, en of dezelve kan werken en applicabel zyn op een willekeurige transgresfie van de duidelyke letter der Tractaaten. ,, Dat hun Hoog Mogenden derhalven als nog moeten infteeren , en van zyne Majesteits fentimenten van büiykheid en geneegentheid voor haaren Staat zullen verwagten , dat zyne Majesteit de opgebragte Scheepen kost- en fchadeloos zal doen  XXIX.Bock. Geschiedeniss-EN. 107 doen ontdaan, en efficafieufe ordres tegen alle belet en hindernis van haare Commercie zal gelieven te dellen. „ Dat den Heer van Weideren,, voorzien zynde van de informatien, die aan hun Hoog Mogenden zyn toegekomen, raakende het gebeurde in Esfequebo en Demerary, waar over hun Hoog Mogenden zig hebben beklaagt, hun Hoog Mogenden den Heer van Weideren hebben gelast dezelve aan zyne Majesteits Secretaris van Staat over te geven, en niet twyffelen of dezelve zulien voldoen om de fchuldigen te doen tfraffen. „ Dat hun Hoog Mogenden zig daar omtrent zullen verlaacen, op de dispofitie van zyne Majesteit, en niet zullen , nalaaten , om zoo veel beftaanbaar is met een vryen Vaart en Handel van haare Ingezeetenen, en de protectie, die zy daar aan ichuldig zyn, by alle gelegentheeden reëele ,blyken te geeven van haare agting voor 'zyne Majesteit, en haaren c iever om de vriendfchap van zyne Majesteit op alle reedelyke wyzen te cultiveeren. „ Dat vervolgens, ook Copie van dit we^er Antwoord, behoord te worden gegeeven aan den Heer Ridder Yorke, Ambasfadeur van zyne Majesteit van Groot-Brittannien by hun Hoog Mogenden , tot Antwoord op zyne Memorie van den tweeden November 1778, met verzoek om het zelve door zyne goede officien te willen jëcundeeren. . „ Dat cindelyk de Heeren hun HoogMo. .. L 4 gen- 1778. • D n  Befluit van Hol Jand, Protest en Aau tekeningenvan Am' lïerJain. 168 AMSTERDAMS III. Deel. genden Gedeputeerden zouden behooren te worden verzogt, om in nader overleg te neemen en hun Hoog Mogenden te dienen van haare confideracien en advis, door welke middelen de vrye Vaart en Commercie van de Republiek befchermt, en de eer en vryheid van den Staat gehandhaaft zal kunnen worden: by aldien men in Engeland verder zoude weigeren of delayeeren, om aan de Republiek, door hec ontflag der opgebragce Scheepen , regc te doen, en zoude voortgaan mee haare Navigatie te infefteeren." Ten zelfden dage, als dit Advis ter Algemeene Staatsvergadering was ingeleverd, bragt de Raadpenfionaris hetzelve ter kennisfe van Hun Edele Groot Mogenden; by welke voorts beflooten werdt, hetzelve te doen onderzoeken door de Heeren van de Ridderfchap en verdere Gelastigden tot de zaaken van Koophandel en Scheepvaart.' Op den elfden November deeden zy verflag van hun onderzoek, 't welk hier op neder kwam „ dat de Afgevaar„ digden van Holland ter Vergaderinge van „ Hun Hoog Mogenden behoorden te •„ worden gelastigt, om de zaaken daar „ heenen te rigten, om het bovengemel„ de raport der Generaliteit tot een basfluit te helpen brengen." Tegen dit verflag , 'i welk vervolgens, by de Meerderheid, in eene Refolutie werdt veranderd, om na acht dagen volkomen te worden afgedaan, deeden de Afgevaardigden van Amfterdam hunne aantekeningen , ver- klaa-  XXJX. Boek. Geschiedenissen. 169 klavrende, „ daar mede niet te kunnen „ inftemmen, maar integendeel , tegen „ de bovengemelde Refolutie van de Meer„ derheid, "als tegen de grondwetten van „ den Staat genomen, te protesteeren van „ Nulliteit, en zig daar aan niet te zullen „ houden; met voorbehouding van nadere „ aantekeningen der Heeren hunne Princi„ paaien." Op den achttienden November vergaderden wederom, volgens affpraak, de Staaten van Holland en Westfriesland. De Afgevaardigden van Amfterdam, volgens de vryheid, zig daar toe voorbehouden, leverden nu de nadere aantekeningen over, tegen het Befluit van den elfden der maand, volgens Refolutie der Vroedfchap hunner Stad, 's daags te vooren, den zeventienden, genomen. Te merkwaardig is dit ftuk , dan dat wy het hier geene plaats zouden gunnen, en aldus der vergeetelheid ontrukken. Ben 17 November 17:8. „ Commisfarisfen van den Agtbaaren Raad, hebbende ingevolge en ter voldoeninge van de Refolutie Commisforiaal van den zeiven Raad, van den negenden deezer loopende maand, geëxamineert het Generaliteics Raport op de naadere klagten, over het neemen en opbrengen der INederlandfche Koopvaardyfchepen; op 't antwoord van Lord Suffolk , op de deswegen gedaane reprafentatien; en op de Memorie van den Groot-Brittannifchen Ambasfadeur Yorke, tot fchikkingen ter zaaL 5 ke 1778.  i778. 170 AMSTERDAMS III. Deel. ke voorfchreeven , welk Raport op den zesden daar te vooren, ter Vergadering van hun Edele Groot Mogenden is Coïnmisforiaal gemaakt; En nog hebbende geëxamlneerc het Raport van het Hollandfche Befogne , op den elfden deezer loopende maand, daar overgehouden, welk Raport door Heeren Gedeputeerden ter Dagvaard is overgenoomen , en aan hen Commisfarisfen is ter hand gefield; hebben geraporceert: „ Dat, in plaats van op het voetfpoor van voorige tyden , op de voornoemde klagten, te advifeeren, om op het fpoedigfte alle vermogens in het werk te fielten , om aan de Commercie deezer landen de vereischte kragtdaadige protectie en reftitutie der genoomene en in Engeland opgebragte Schepen te doen erlangen; in tegendeel , de Gecommitteerden van de Collegien ter Admiraliteit, volgens het voorfchreeven Generaliteits Raport, als mede naderhand in het bovengemelde Hollandfche Befogne, in fubflantie hebben gepraïadvifeert , dat aan de Requifitie door gemelden Heer Yorke, by de. voorfchreeven Memorie gedaan, dat namelyk Haar Hoog Mogenden de commercieerende In* gezeetenen deezer Landen niet verder zouden auctorifeeren, om Scheepsmateriaalen onder Convoy na Vrankryk te transporteeren: in effecte behoorde te worden gedefereert, door het neemen van een Refolutie, uit kragte van welke, door de refpective Collegien ter Admiraliteit, aan  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 171 aan de Kooplieden zoude worden geinfinueert: dat, tot naader ordre , geen Schepen onder Convoy. genoomen zouden worden , die geheel -of gedeeltelyk zyn gelaaden met ongezaagd Hout, tot het bouwen van Schepen van Oorlog vereischt, als Masten, Krommers, Knien en zwaa-? re Balken: — met dat oogmerk , dat deeze ordres aan zyne Majesteit van Groots Brittanje niet onbekend zullende kunnen blyven, daar door, het ontflag der genoomene en in Engeland opgebragte Schepen, waarfchynlyk, zoude werden geëffectueert: — En dat, aan deeze verwagting niet voldaan wordende , dan eerst middelen in het werk zouden behooren te worden geitel c, om de vrye Vaart en Commercie van de Republiek te befchermen, en de eer en vryheid van den Staat te handhaven. „ Dat daartegen door Heeren Gedeputeerden deezer Stad, in 't voorfchreeven Befogne, gemoveert zynde, dat men op deeze wyze zoude beginnen met het Tractaat van Marine van den jaare 1674, en de Rechten van vryen Vaart en Handel, door de Ingezeetenen deezer Landen daai by geacquireert, den bodem in te liaan: mitsgaders de Commercie deezer Landen, voor altoos, in de gevallen, waar in het voorfchreeven Tractaat zoude moeten werken, dependent te maaken van het goeddunken van het Engelfche Ministerie; en dus in der daad de zaaken zoude brengen in die termen, dat, by aldien het ontflag der  17* AMSTERDAMS III. Deel. 1778. 1 der voorfchreeven genoomene Schepen , tegen dien prys, zoude moeten verkreegen werden, hec dan veel beter zoude zyn, de voornoemde Schepen , by aldien men al oordeelde, deswegens, in tyd en wylen, geen rechcmacige fatisfactie zig te zullen kunnen doen geeven, dan nog liever volllrekt te facrifieeren, als los te maaken het Recht van vrye Vaart, waar mede geadvoueert werd, dat deeze Republiek moet ftaan of vallen: — nogthans, tegen dit alles, door Gecommitteerden van de Collegien ter Admiraliteit, niet anders heeft kunnen werden geallegeert, als voor te geeven, dat het voorfchreeven Scheeps Timmerhout geen groot object zoude uitleeveren, in vergelyking van die articulen, die men onderfteld, daar door te zullen behouden: even als of de voorfchreeven differente articulen van Commercie geen laneenfchakeling aan den anderen hadden, en niet te gelyk naar andere plaatfen zouden kunnen werden gediverteert; mitsgaders , als of het Recht van vry Schip vry Goed, in een arcicul opgegeeven zynde, in andere opzigten , tegen de despotike landelingen van het Hof van Engeland beier zoude kunnen werden gehandhaaft. „ Dat, daarenboven eene klaarblykelyke tegen/irydigheid in het voorfchreeven geprajadvifeerde voorkomt: nadien men op pag. 5. advoueert, dat het van zeer ver uitzigt zoude wezen, eenigzints, by negotiatie , toe te ftaan, dat de opgebragte Schee svateriaalen , nu of in vervolg van tyd, 5 voor  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 173 voor geld zouden werden teruggehouden: midsgaders alles, wat men by zodanige negotiatie , voor het vervolg zoude vastnetten , een diminutie zoude zyn van het Recht, by het voorfchreeven Tractaat, voor 's Lands Ingezeetenen verkreegen; want dat daar uit dan ook moet volgen, dat pracifelyk dezelve nadeelige Confequcntien verwagt moeten worden van een Refolutie, die men by het voorfchreeven Raport pag. 5 en 6. onderfteld, aan zyne Groot-Brittannifche Majesteit wel aangenaam te zullen zyn; en by welke Refolutie , quafi , in plaats van een formeele negotiatie, dan ook ten minnen voor een zeer voornaam gedeelte, gedefereert zoude worden aan de uitdrukkelyke Requifitie, van wegens meergedagte Zyne Brittannifche Majesteit, door deszelfs Ambasfadeur, aan Hun Hoog Mogenden gedaan: waar by pracifelyk het weigeren van Convoy voor Scheeps - materiaalen , en dus volftrekt een diminutie van het recht van 's Lands Ingezeetenen, hun lieden uit hoofas van het gemelde Tractaat competeerende, wordt gevraagt. „ Dat Commisfarisfen dit geadvifeerde door de gemelde Collegien oordeelen van dies te gevaarlyker gevolg te zyn, om dac geen andere reden voor zodaanige toegevendheid aan het Engelfche Ministerie op pag. 4 en 5 word gegeeven, als om dac het declaratoir van het Engelfche Ministerie pracis is: namelyk van zig voortaan niet 778.  174 AMSTERDAMS III. Deel. ï/78. niet te willen houden aan het voorfchreven Tractaat, voor zo ver het transporteer en van Scheeps-materiaalen naar Franfche havens betreft: Dat, mitsdien deeze toegevendhei l een voiflaage onderwerping aan eene onregtmaatige verging van het Engelfche Hof zoude wezen; en des te meerder fletrisfant, om dat het zelve Hof zig van deeze vrye Navigatie tegen de Republiek heeft bedient; en aan Frankryk , wanneer Hun Hoog Mogenden daar mede in oorlog waren, ook op fundament van het zelve Tractaat, alle Scheepsmateriaalen , na goedvinden , heeft vervoert. Zoo dac, pracifelyk in de zelfde omfïandigheden, waar inne men zig daar van heeft bedient, des onaangezien, de nakooming van zodanig engagement voor inpracticabel te willen doen doorgaan, en om geene andere reden, als om bloote convenientie, volftrekt te weigeren, eene openlyke verbreeking van de goede trouw is; en met de eer en onafhankelykheid van deezen Staat, die zig trouwelyk van hec zelve engagement heefc gekweecen, niet kan werden gecompasfeerc. „ Dac ook geen voorbeeld van zodanige toegevendheid in de Registers van den Staat is te vinden; waarom Comisfarisfen zig niet genoeg hebben kunnen verwonderen, dat meergemelde Gecommitteerden uit de Collegiën de onvoorzigtigheid hebben gehad, op pag. 6, by te brengen de fecrete Refolutie yan Hun Hoog Mogenden van den  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 175 den eerften October 1762, nader geïnterprceteert by die van den vierden November van dat zelve jaar; want dat het volftrekt abufief is, dat Hun Hoog Mogenden, in dien tyd, de intentie zouden hebben gehad , om, by het voortduuren van den Oorlog tusfchen Frankryk en Engeland, eenige toegevendheid van dien aart, als hier boven is gezegd, veel min op een fchriftelyk verzoek van den Engelfchen Ambasfadeur, plaats te willen geeven; maar ter contrarie uit den inhoud der eerstgemelde Refolutie evident is; li dat 'er, van wegen het Engelfche Hof of Ministerie, geen adres altoos aan Hun Hoog Mogenden is gedaan, 't welk aanleiding zoude gegeeven hebben tot de voorzieninge, in die Refolutie vervat; en 2. dat het opfchorten van het Convooi, aldaar vermeld , volgens de eigene woorden aldaar voorkomende , alleenlyk gefchiedde, in byzondere Con(ideratien, dat op de Reprafentatien , uit kragt van Htm Hoog Mogenden Refolutie yan den twintigfien September gedaan, eerstdaags , antwoord van het Hof van Groot-Brittannie word verwagt, en dat dt orders, door het zelve Hof aan haare Officieren te geeven , aan dezelve nog niet zouden kunnen wezen toegekomen, en daar op nieuws facheufe rencontres zouden kunnen voorvallen, dewelke verder aigreur, tegen de intentie van beide de Mogendheden, zouden occafioneeren. Waar by in overweging wordende genomen, dat daar op de Vreede fpotdig is gevolgt, en de voorfz. 1778.  1-6 AMSTERDAMS III. Deel. 1778. voorfz. opfchorting van Convooi, op den agtften December daar aan, volkomen is ingetrokken; en de Collegiën ter Admiraliteit geauctorifee-t , om de Schepen met Hout gelaaden, indiftinctelyk onder Convooi , zo als voor deezen, mede te laaten neemen; blykt uit dit alles, boe hemelsbreed, deeze korte opfchorting van Convooi, om gemelde byzondere redenen en tot een particulier oogmerk gedaan, verfchilt van een weigering van Convooi, dewelke zonder bepaaling van tyd zoude moeten worden gedaan tot nadere order ; in het begin van troubles, die zeer langen tyd kunnen duuren : en dat wel op de uitdrukkelyke Requifitie, van wege hst Engelfche Hof, directelyk aan Hun Hoog Mogenden , by formeele Memorie , door den Engelfchen Ambasfadeur geaddresfeert. „ Dat, van zodaanige toegevendheid in de Registers van den Staat geen voorbeeld te vinden zynde, Commisfarisfen hier nog by moeten voegen , dat dezelve nu nog minder als ooit van te vooren, te pas zoude komen; geconfidereert zynde de fituatie , waar in Engeland zig tegenwoordig bevindt; en dat Hun Hoog Mogenden, in de voorige Oorlogen tusfchen Frankryk en Engeland, wanneer het laacstgemelde Ryk in vry wat florifanter ftaat, als tegenwoordig, zie; bevondt, wel verre van eene toegevendheid van dien aart, als door gemelde Collegiën w rd voorgeflagen, plaats te geeven, ter contrarie, met de groot/Ie fer-  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 177 fermeteit de Rechten van hunne Ingezeetenen , hén uit hoofde van het gemelde Tractaat competeerende, tegen het Engelfche Hof en Ministerie , geduurende de toenmaalige troubles , hebben vastgehouden : gelyk onder anderen kan worden gezien uit'de cordaate reprefentatien, ingevolge Hun Hoog Mogenden Refolutie van den derden Augustus 1746, en zelfs van den twintigden September '.762, aan hec Ministerie van Engeland gedaan. „ Dat daarenboven het belang van alle de Zec-Mogendheden coïncideert met hec belang van deeze Republiek; dat deNoordfche Mogendheden zeer fterk in de vryheid van de Zee zyn geïnteresfeert; en byzonder daar in, dat de concurrentie van de Ingezeetenen deezer Landen. in het afhaalen der Noordfche Producten , niet worde afgefneeden, nog dat Engeland daar van een monopolie zoude maaken; dat ook de Zuidelyke Zee-Mogendheden van Europa geen minder reden hebben , om mee de Republiek een gemeene Zaak te maaken, tot confervatie van de vrye Navigatie: zo dat 'er geene continentiale relatien, zo als men zig, by zekere gelegendheid, heeft uitgedrukt , aan hen Commisfarisfen zyn voorgekomen , waar door Engeland , in het onderneemen van eenen onregtvaardigen Oorlog tegen deeze Republiek , of in 't voortzetten van de tegenswoordige verregaande excesfen tegen 's Lands Ingezeetenen , in een tydftip, waar in het zig zelve in XVII. Stuk. M groo-  I78 AMSTERDAMS III. Deel. groote verlegendheid bevindt, zoude kunnen verwagten te werden gcfouteneert. Dat laatftelyk, met relatie tot het voorfz, Generaliteits Raport, Cornmisfarisfen nog moeten retnarqueeren, dat daar by niets word acngeroert, met betrekking tot het voorgeeven, by het antwoord van Lord Sufolk, en de Memorie van den Heer Torke gedaan, als of zyn GrootBrittannifche Majesteit, in de tegenwoordige troubles (die nogthans, volgens 't voorfz. antwoord van Lord -uffolk zelve , een gevolg zyn van de differenten over Noord-America,) uit hoofde van het Subfïdie-Tractaat van 1678, bevoegd zoude zyn het fecours , daar by gereguleert, van Hun Hoog Mogenden te vorderen : daar het Commisfarisfen nogthans is voorgekomen , dat een volkomen ftilzwygen, op dat fubject, zoude kunnen worden opgevat, als een ftilzwygende erkentenis van zodaanige fustenue, en dac 'er vervolgens wel zorge zal behooren te worden gedraagen, dat zodaanig een flilzwygend aveu, ten rniniten aan den Agtbaren Raad, niet zal kunnen worden geobjicieert: voegende Commisfarisfen, op dit refpect, 'er alleenlyk by, dat, daar de voorfz. fuitenue zo klaar word tegengefproken door de duidelyke letter van het voorfz. Tractaat zelve, alhier een nieuw bewys van het willekeurig gedrag van het Engelfche Hof voorkomt; het welk, by een en dezelve Memorie , weigert de vervulling van Engage- men-  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 179 menten, die het zelfs niet kan ontkennen, in der daad, te fubfifteeren: en , als in eenen adem, daar by, van hun Hoog Mogct'dcn vordert een fecours, 't welk tot defenfie van Rechten en posfesfien, buiten Europa gelegen, of in TroubJes, daar uit alhier in Europa refulteerende, notoirlyk niet vei fchuldigt is. ,, Commisfarisfen , nu overgaande tot het Raport van bet bovengenoemde hefogne , over deeze zaake in hun Edele Groot M< genden Vergadering gehouden, hebben dien aangaande niets anders te remarqueeren, als dat laatstgemelde Paport niets byzonders contineert: maar dat het verder gedrag , door de Leden van hun Edele Groot Mogenden Vergadering, in de deliberatie over beide de voorfz. Raporten , gehouden , Commisfarisfen ten fterkfte heeft gefhppeerc ; hebbende Hoogstdezelven, in deeze importante materie , waar inne notoirlyk, immers voor zo veel de Rechten van V Lands Ingezeetenen, op [olemneele Tractaaten gevestigd, hy eene Refolutie van de Pluraliteit zouden werden verkort, geen overllem;r,ing plaats kan hebben , des onaangezien op de overneeming door Heeren Gedeputeerden deezer Stad gedaan, kunnen goedvinden , den dag van aanftaanden Woensdag te bepaalen, om van de deliberatie over gemelde Raporten, eene afkomst te maaken. „ Dat op deeze wyze de heiligfte banden , waar mede de Leden van dit Gemeenebest aan den, anderen zyn verbonden, M 2 zou- 1778.  i8o AMSTERDAMS III.Di.eu 1778. zouden worden los gemaakt; en de rechten en vry heden van 's Lands Ingezeetenen in het generaal, en van de Leden en Steden in V byzmder, tot defenfie van de welke allen aan den anderen op het kragtigst zyn gehouden , op indirecte wyze en verre gezogte voorwendzelen, zouden kunnen werden geëludeert: — ja dat Commisfarisfen , in dat geval, daar van de aller eclatantfie preuven kunnen bybrengen; want dat, volgens de informatien van Heeren Gedeputeerden ter Dagvaarc, tot pree* tenfe jufiificatie van het bepaalen van den voorfz. dag, niets anders in eflecte is voorgegeeven, als dat, hoe zeer het voorfz. Tractaat van Marine met meerderheid van Hemmen niet mag worden verandert ; of daar over in onderhandeling met Engeland mag worden getreeden; veel min, de Rechten en Vryheden voor 's Lands Ingezeetenen daar by gecontracteert, zonder algemeene toeflemming, mogen worden verkort; nogthans aan de Ingezeetenen deezer Landen de protectie, door hen, op fundament van het voorfz. Tractaat, geduurende de Troubles tusfchen Frankryk en Engeland, tegen dit laatstgemelde Ryk , gevraagt, met meerderheid van flemmen zoude kunnen worden geweigert; als zulks maar niet gelchiedt in de uiterlyke gedaante, of als een gevolg van eenige'negotiatie of onderhandeling', en hoe zeer zodaanig verbod, by formeele Memorie, door den Engelfchen Ambasladeur, tegen Jen erkenden hhoud van het Tractaat, in prse-  XXIX. "oei:. Geschiedenissen. iBi prejudicie van 's Lands commercieerende Ingezeetenen, aitdrukkelyk word verzogt. „ Commisfarisfen zullen zig hier omtrent niet verder extendeeren, al te beiend zynde,, dat de Agtbaare Raad zig niet bevoegt kan oordeelen, om, onder prsetext van zodanige willekeurige en gansch ongegronde dijlinctien en fu'otiliteiten, de hand te leenen aan de daadelyke verkorting van Rechten en Vry heden , dewelke altoos als inviolabel zyn geconiidereert , en op de nadrukkelykite wyze gemaintineerd; Dat der hal ven , byaldien de Agtbaare Raad , na gewoonte , alle mogelyke toegevendheid plaats zal willen geeven, egter altoos dit groote en voorname poinct daar van moet zyn en blyven uitgezonden. ., Op welke gronden, als nu zullende dienen van advis, zouden Commisfarisfen, onder het welneemen van den Agtbaaren Raad, van gedagten zyn, dat Heeren Gedeputeerden deezer Stad ter Dagvaard zouden behooren tc worden geauctorifeert en gequalificeert , om van Stads wegen de Rechten en Vry heden van vaart en handel, de Ingezeetenen van deezen Staat in 't generaal, en van deeze Stad in 't particulier, zo uit hoofde van natuurlyke büiykheid, als van het meergedagte Tractaat van Marine van den Jaare 1674 compeceerende; mitsgaders de protectie van den Staat , henlieden, volgens de conftitutie van 's Lands Regeering, dien aangaande verfchuldigt, op de nadrukkelykite wyze tc reclameeren; en te declarceren, dat de M 3 Agc- 1778.  i8a AMSTERDAMS III. Deel. lf 78. Agtbaare Raad de weigering van deeze protectie, by eene Refolutie, die genomen zoude worden door de pluraliteic van de Leden van Hun Edele Groot Mogen* den, zal houden voor eene volftrekte overtreeding van de grondwetten van den Lande , en verbreeking van de banden, waar door de Leden van deezen Staat, tot defenfie van elkanders Rechten, en afweering van alle geweld, aan den anderen verbonden zyn : mitsgaders dat bet natuurlyk gevolg daar van zal moeten wezen , dat de Agtbaare Raad zig daar na ook zal moeten reguleeren in de aanflaande deliberatiën, die 'er zullen moeten vallen over het dragen van de lasten van den Staat: die nergens anders toe worden opgebragt, als om de gemeene zaak, en de Rechten en Vryheden van 's Lands Ingezeetenen in het generaal, met alle vermogens te belehermen. „ Dat de Agtbaare Raad zig als nog Fiatteert, dat welgemelde Leden de zaaken tot die extremitek niet zullen laaten koomen , maar in tegendeel, dezelve liever daar heenen zullen willen helpen dirigeeren, dat Convoyen van vereischte lterkte, ten fpoedigfte, worden in gereedheid gebragt; mitsgaders, dat, tot de noodige aanwerving van Manfchappen , mefures worden genomen, zo doör middel van beter betaaling, en andere encouragementen, als door middel van Negotiatien met de Noordfche Mogendheden, die daar toe het fprivenabelite zullen worden geoordeeld. » Dat,  XXIX.B'oek. Geschiedenissen. 183 ,; Dat, voor zo verre eenige Leden zouden oordeelen, dat de Convoyen eenigen tyd zouden moeten worden opgeichort, om dat 'er geen Schepen van Oorlog ten genoegzaame getale aan de hand zouden zyn, om efficacieufe protectie te kunnen geeven-, en men dus gevaar zoude loopen, dat de Vlag van den Staat zoude worden geafronteert, en te gelyk, zo wel de convoyeerende Oorlogfchepen als die van de Kooplieden zouden kunnen worden genomen en opgebragt: de Agtbaare Raad Zi» tegen eene korttydige opfchorting van Convoy, niet langer zullende duuren als den tyd , die 'ér vereischt word om een genoegzaam getal van Schepen in gereedheid ie brengen, geenzints wil oppofeeren; maar dan ook moet infteeren, dat ter zeiver tyd alle de noodige aanftalte daar toe worde gemaakt; en deeze réden van opfchorting van het Convoy, aldus klaar t duidelyk, in de te neemene Refolutie, worde uitgedrukt; en het Convoy zelve Worde toegezegt en belooft, met alle mogelyke fpoed te zullen brengen, in gereedheid. „ Dat voor het overige welgemelde Heeren Gedeputeerden ter Dagvaard behooren te worden gequalificeert, te initeeren, dat het weder antwoord aan het Hof van Groot-Brittanje moge bevatten een refutatie van de Engelfche fuflenue, aangaande de gepretendeerde gehoudenheid van deezen Staat tot het geeven van boven oe noemde fecours; voorts een Refuus M 4 van 1778;  184 AMSTERDAMS III. Deel. van in eenige onderhandeling, hoe ook genaamd, hec zy mee zyne Groot-Brittannifche Majesteit , of wei anders met hoogscdeszelfs Minisceiie, over eenige, hoe ook genaamde , verandering in het meergemelde Tractaat van Marine , te treeden: of om, buiten Negotiatie, op eenige andere wyze, direccelyk of indirecteiyk, eenige atteinte ce geeven aan den vryen Handel en Vaarc van 's Lands commercieerende Ingezeetenen ; met byvoeging, dat hoogstgedagte zyne Majesteit met geen reden altoos daar op kan blyven jnlieeren, zelfs geoordeelt hebbende, dat het voorfz. Tractaat rechtmaatig en practicabel was , wanneer de gelegenheid zig praefenteerde, om zig daar van, tegen deezen Staat te bedienen; en dat, laadtelyk, het voorfz. weder antwoord moge contineeren de ernfijgfte inttantien , op het kost- en fghadeloos ontflag der genoomene en opgebragte Nederlandfche Koopvaardyfchepen; niec alleen , om dac dezelve tegen het voorfz. Tractaat zyn genomen cn opgebragt , maar ook te meer , om dat meergedagte zyne Majesteit zelve, by het %nfwoord van Lord Suffblk, aan den Heer van Weideren, heeft laaten verklaaren en advoueeren de noodzaakelykheid van het voornoemde ontflag . namelyk, om aldaar bygevoegde reden, dat in allen gevallen, de vQorl'z. goederen ingelaaden zyn geweest, voor dat de Troubles met Franke ryk begonnen waren, of bekend konden zyn; waar uit volgen moet, dat, al waren dee-  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 185 deeze Ladingen notoire Contrabande goederen, dezelve om die reden dan nog, volgens hec begrip van zyn Muesteit zelve, zonder de groorfte injultitie, niet aangehouden kunnen werden. Dac laatftelyk, byaldien, onaangezien hec bovenllaande, de pluraliteit van de Leden deeze zaak, in praejudicie van den vryen Vaart en Handel, zo als de zelve by het veel genoemde Tractaat van Marine is gereguleert, conform het bovengenoemde Geneialiteits Raport, zoude kunnen goedvinden af te doen; in dien gevalle, Heeren Gedeputeerden ter Dagvaard behooren te worden gelast, daar tegen op de kragtiglte wyze te protelleeren, en deeze Refolutie in de Registers van Hun Edele Groot Mogenden Vergadering te laaten infereeren. „ Edoch refereeren Commisfarisfen zig tot het beter goedvinden van deezen Agtbaaren Raad. „ Waar op gedelibereerd en omvraage gedaan zynde , hebben de Heeren Burgemeesteren en Vroedfchappen de Heeren Commisfarisfen voor derzelver genomene moeite bedankt, en zig met het voorftaande advis geconformeerc." 's Daags na hec inleveren van deeze nadere Aantekeningen, ter Vergaderinge van Holland, namen Hun Hoog Mogenden een Befluit, in genoegzaam de zelfde bewoordingen vervat, als het Raport, 't welk wy boven hebben medegedeeld. De GeM 5 zant 1778* Befluit /ati Hun Hoog Mogenden.  186 AMSTERDAMS lil. Deel. 1778. De EngelfcheKaapers onder eenige bepaalin gen gebragt. zant der Republiek, by 't Hof van GrootBrictannie, gaf daar van kennis aan den Staats Secretaris Lord Suffolk , in eene Memorie van den derden December. Het een en ander fcheen van eenige üitwerkinge te zyn op het Engelfche Hof. Op den vyftienden December werdt, van wegen Zyne Groot - Brittannifche Majesteit, afgekondigd, eene nudere Inftructie, raakende de Kaapers, waar by dezelve in eenige naauwer bepaaling gebragt werdén , omtrent het aantasten en opbrengen van Schepen, en Zyne Majesteit inzonderheid fcheen zorge te draagen, voor de vryheid en veiligheid van de Scheepvaart van Nederlandfche Ingezeetenen. Doch, voor zo veel de Schepen, met Oorlogs - of Scheepsbehoeften gelaaden, met naame werden uitgezonderd van de zulke, welkë de Kaapers vry en ongehinderd moesten laaten vaaren, gaf 's Konings Afkondiging klein genoegen aan 's Lands Ingezeetenen, vooral aan de Kooplieden van Amfterdam. Ook werdt in Engeland zeer gebrekkig voldaan aan den eisch van 's Lands Staaten, van den negentienden November, om naamelyk de opgebragte Schepen kost- en fchadeloos te ontdaan; waar van men een voorbeeld zag, in het Hollandsch Schip de Fryheid, voor rekening van de Heeren Jan en Theo* dore van Marfeüs , Kooplieden te Amfterdam , met eene Laading Masten en andére Houtwaaren, van Riga naar Rochefort beftemd; welke Laading, by vonnis van  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 187 van de Admiraliteit, in Engeland verkogt werdt (tb). In tusfchen konde het Befluit van Hun Hoog Mogenden, van den negentienden November, niet dan ten uiterfle onaangenaam zyn voor het Franfche Hof. De opfchorting. by voorraad, van het verleenen van Convoy , aan Nederlandfche Schepen , met Scheepstimmerhout belaaden , moest dat Ryk in verlegenheid brengen om die onmisbaare behoefte , vermids dezelve , door Schepen van andere Natiën, niet in de gepaste hoeveelheid konde bezorgd worden. Niet vreemd was het dan ook, dat Zyne Allerchristlyklle Majesteit, eerlang, daar over deszelfs misnoegen betuigde , in eene Memorie, van den volgenden inhoud, welke dezelve, door zynen Gezant den Hertog de la Fauguyon, op den zevenden December , deedt inleveren ter Algemeene Staatsvergaderinge. „ Het vertrouwen , waarin de Koning „ myn Meester geweest is, dat Uwe Hoog „ Mogenden, bezield met hartelyken yver, „ om de volmaakte harmonie, die 'er thans „ tusfchen Frankryk en de Algemeene ], Staaten heerscht, fteeds te doen ftand n grypen , zich, in de tegenwoordige om„ Handigheden, ftiptelyk zouden gedraagen „ naar de grondbeginfelen van eene vol- „ {trek- (m~j Het vonnis der Engelfche Admiraliteit en de gronder, van hetzelve , nevens een uitvoerig Vertoog der gemeldE Kooplieden , omtrent de onwettigheid der hngellche Rcg". pieeginge in deezen, vindt mftt in de Nieuwe NederlandlclK Jaarbeekïn, 1779. U. 65 -3.;. 17/8, Klagtè van den FranfchenGezant over het Befluit van Hun Hoog Mogenden.  188 AMSTERDAMS III. D«l. „ itrekte onzydigheid, heeft Zyne Majes* „ teic genoopt om de vereenigde Provin„ ciën te begrypen in het Reglement, dat „ Hy, in de maand van July laatstleden, „ heeft vastgefteld, aangaande den Koop,, handel en de Scheepvaart van onzydige „ Natiën. Zyne Majesteit vindt des te „ minder reden om aan de volharding van „ Uwe Hoog Mogenden in deeze grond„ beginfelen te twyffelen, naardien Hoogst„ dezelven Hem daar van herhaalde rei„ zen hebben doen verzekeren, en deeze „ groudbeginfelen den allerweezenlykften „ grond en Meun uicmaaken van de rust „ en den welvaart der Republiek, Dan „ Zyne Majesteit meent egter zich op dit „ punt volkomen zeker te moeten Hellen, „ en het is in deeze bedoeling dat Hy my ,, bevolen heeft , Uwe Hoog Mogenden „ eene duidelyke en naauwkeurige verklaa„ ring af te vraagen, nopens derzelver ver„ dere befluiten, en aan Hoogstdezelven „ te verklaaren, dat Hy, zich naar derzel„ ver antwoord zal richten , om de Re„ glementen , welke Hy zoude wenfchen „ nader te bekragtigen , voor zoo verre „ dezelve de Onderdaanen van Uwe Hoog „ Mogenden betreffen , te onderhouden „ of te vernietigen. „ Om aan Uwe Hoog Mogenden de „ oogmerken en voorneemens van den Ko„ ning mynen Meester te beter te verklaa„ ren, zal ik de eere hebben Uwe Hoog „ Mogenden te kennen te geeven , dat „ Zyne Majesteit zich vleit, dat Hoogst- „ de-  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 189 „ dezelven aan de Vlag van de vereenigde „ Provinciën alle de vryheid zullen duen „ geworden, welke dezelve toekomt, als „ voortvloeiende uit Hunne onafhanke„ lykheid; als mede dat Zy hunnen Koop„ handel zoo ongefchonden zullen bewaa„ ren, als dezelve, volgens het recht der „ Volken en de Tractaaten, behoort te zyn. „ De minfte afwyking van deeze grondbe- ginfelen zoude eene eenzydigheid open- baaren, welke noodzaaklyk door haare „ uitwerkfelen zoude medebrengen , dat „ Zyne Majesteit niet alleen de voorreg„ ten weder introk, die Hy aan de Vlag „ \an Uwe Hoog Mogenden heeft verze„ kerd, door zyn Reglement ten aanzien „ van de onzydige Natiën, maar ook de „ weezenlyke en loutere gunden opfchort„ te , welke de Koophandel van de ver„ eenigde Provinciën in alle de Havens van „ zyn Koningryk geniet, uit geen andere „ beweegreden, dan enkel de goedwillig„ heid en toegenegenheid van Zyne Majes„ teit voor Uwe Hoog Mogenden." Tot naderen aandrang en verklaaringe zyner Memorie, leverde de zelfde Gezant, op den negentienden der Maand, de volgende Nota over. „ De Koning van meening zynde, zig „ volkomen zeker te Hellen nopens de „ verdere befluiten der Algemeene Staaten. „ vleit zig, dat Hun Hoog Mogenden zig „ op eene nette en naauwkeurige wyz< >, zullen gelieven te verklaaren, nopens de „ kenmerken van de volmaakte neutrali „ teit 1778. 1  '7/8- ipo AMSTERDAMS HE Deel. „ teit, waar van Zyne Majesteit zig ver„ zekerd houdt dat Zy niet voorneemens „ zyn af te wyken. Hy verwacht van Hun „ Hoog Mogenden, dat Zy aan deVJagder „ vereenigde Provinciën alle de vryheid „ zullen doen gewo den, welke dezelve „ toekomt, als voortvloeijende uit hunne „ onafhankelykheid, en dat zy Hunnen „ Koophandel zoo ongefchonden zullen „ bewaaren, als dezelve volgens het Recht „ der Volken behoort te zyn en door de „ Tractaaten gelaaten is. Doch deeze vry,, heid zoude bedriegelyk, en deeze onge„ fchondenheid verbasterd worden , indien „ Hun Hoog Mogenden dezelven niet door „ eene gepaste befcherming handhaaven , „ en in gevalle zy dulden, dat Hunne On,, derdaanen de Convoijen blyven mis„ fen , zonder welken deeze geen genot „ kunnen hebben, in allen deele, van de „ voorregten , die zy verkreegen hebben , „ en die zy inroepen. Een befluit, van „ welk eene natuur ook, welk zoude flrek,, ken om hen te berooven van zulk eene „ wettige befcherming, het zy in 't ge„ meen ten aanzien van alle de takken van „ hunnen Koophandel , het zy meer by„ zonderlyk ten aanzien van allerlei foort „ van Scheepsbehoeften, zoude, in de te„ genwoordige om Handigheden, aangezien „ worden, als eene handelwyze, die regt„ ftreeks inbreuk deedt op de grondbegin„ felen van eene volflrekte neutraliteit y „ en onvermydelyk de gevolgen na zig „ fleepen, welke reeds aangekondigd zyn „ in  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 191 „ in de Memorie, die Uwe Hoog Mogen den is ter hand gefteld. Het is byzonder „ omtrent dit wezenlyk ftuk en omtrent „ het verder voorneemen van eene op „ deeze wyze kennelyke onzydigheid in „ agt te neemen, dat de Koning van Hun „ Hoog Mogenden een klaar en duidelyk „ antwoord doet afvraagen." Voor dat de Franfche Gezant deeze Nota hadt ingeleverd , was , ter Vergaderinge van Holland, by meerderheid van ftemmen, beflooten „ de zaaken ter Generaliteit daar. „ heenen te rigten, dat aan den Hertog de „ la Vauguyon, op deszelfs Memorie van „ den zevenden December, tot antwoord „ mogt gegeeven worden: Dat Hun Hoog „ Mogenden altoos hebben hooggefchat, „ en zullen hoogfchatten de eensgezind„ heid met Zyne Majesteit, en hoogstdes„ zelfs vriendfchap en toegenegenheid „ voor den Staat gaarne willen aankwee„ ken, door alle middelen, die de onaf„ hankiyke rust der Republiek verzekeren, „ en medewerken tot eene volmaakte On„ zydigheid, in de onlusten, tusfchen Zy„ ne Majesteit en den Koning van Groot„ Britannie ontftaan; Dat Hun Hoog Mo„ genden niet fchroomen , eenvoudig en „ rondborftig aan Zyne Majesteit te ver„ kiaaren , voorneemens te zyn , by de „ Onzydigheid naauwkeurig te blyven, in „ het vnste vertrouwen, dat de beide Mo„ gendheden zig daar mede zullen te vre„ de houden, en Hun Hoog Mogenden in 't gerust genot daar van laaten ; Dat de ., Koop- Befluit van Holland . op de FranfcheMemorie.  192 AMSTERDAMS III. Deel 1778. „ hoogst- „ Koophandel en Scheepvaart der Repu„ bliek , een voornaam middel van der„ zeiver beftaan zynde, de vrye oefFening ,, daar van Hun Hoog Mogenden zeer ter „ harte gaat; Dat Hun Hoog Mogenden „ zig ook vleien, dat beide Mogendheden „ niet ongenegen zyn, of zig zullen laaten ,, overhaalen , om aan dezelve te laaten „ den vrijen loop , welken het Regt der „ Volken en de Verbonden wettigen, en „ dat, wanneer daar over eenige discusfie „ valt , alleen aan de gemaatigdheid en „ omzigtigheid van Hun Hoog Mogenden, „ om aan de regelen van voorzigtigheid, „ zo veel mogelyk, plaats te geeven. kan „ worden toegelchreeven, dat Hun Hoog „ Mogenden, by de maatregelen, tot kragt„ daadige befcherminge van hunnen Koop„ handel en Scheepvaart , zonder onder„ fcheid van den eigendom der Laadingen, „ en tot handhaaving van hunne Onzydig„ heid, voegen de zulke, door welke de „ aanleiding tot oneenigheden kan worden „ ontgaan; Dat Hun Hoog Mogenden van „ de billykheid zyner Majesteit zig te zeer „ verzekerd houden , om zig niet te be„ looven dat Zyne Majesteic in deeze ron„ de verklaaring van de gevoelens Hunner „ Hoog Mogenden zal genoegen neemen, „ en gelieven te volharden by de regelen „ van behandelinge der Onzydigen, en dus „ ook van de Onderdaanen van Hun Hoog „ Mogenden, welke Zyne Majesteit zelve „ heeft geoordeeld, met het Regt der Vol„ ken overeenkomfrig te weezen, en by  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 193 „ hoogstdeszelfs fchikkingen, op welke ge„ grond is de Koophandel, die, tusfchen „ de wederzydfche Onderdaanen, tot nu „ toe, zo gelukkiglyk, tot nut en voor„ deel van dezelven, gedreeven wordt. " Doch in dit Antwoord, hoewel, by de meerderheid, ter Vergaderinge van Holland , goedgekeurd, namen de Afgevaardigden van Amfterdam geen genoegen. Zy verklaarden , zig te houden aan de Aantekeninge van den achttienden November, en alzo het befluit der Vergaderinge te laaten voor rekeninge der zulken, die 'er in bewilligd hadden; als wel voorziende, dat het, by den Franfchen Gezant, geene voldoening zoude vinden. Dit gebeurde met 'er daad. Het Befluit van Holland ter Generaliteit gebragt, en aldaar aangenomen en bekragtigd zynde, was niet bekend gemaakt aan den Hertog de la Vauguyon, of hy weigerde zulk een antwoord aan te neemen; hy gaf voor reden van weigeringe, dat de Koning zyn Meester hem uitdruklyk hadt bevolen, geen ander antwoord aan zyne Majesteit te doen toekoomen, dan 't geen de duidelyke en niet dubbelzinnige kenmerken droeg eener volkomcnc Onzydigheid. Na dit weigerend befcheid , zonden Hun Hoog Mogenden het beraamde Antwoord regelrecht aan hunnen Gezant by het Franfche Hof, met bygevoegden last, om hetzelve te ftellen in eigen handen van den eerften Staatsdienaar van zyne Allerchristlykfte Majesteit , den Graave de Vergennes. Doch deeze toonde zig, in 't XVII. Stuk. N aan. 1778. Wordt afgekeurd by de Stad. De FranfcheGezant weigert het Antwoordvan Hun Hoog Mogenden aan:eneenen.  194 AMSTERDAMS III. Deel. 177S. Springer van het Fregat Alphen, in de haven van Cnrafao. aanneemen, even weigeragtig als de Gezant in 's Graavenhage. Hier uin was de Gezanc van Hun Hoog Mogenden, de Heer van Berkenrode, genoodzaakt, de nadere bevelen van zyne Meesters te verzoeken. Meermaalen hebben wy , in 't beloop deezer Gefehiedenisfen, gewag gemaakt van de lotgevallen der Nederlandfche Koloniën, van wegen derzelver naauwe betrekkinge tot onze Stad. Een berigt cn afbeelding van een droevigen Ramp, by en op eene dier Volkplantingen gebeurd , zal hier geene onvoegzaame plaats vinden. In den afloop deezes jaars naamelyk ontving 's Lands.Zeeraad te Amfterdam de tyding van het deerlyk ongeval, aan een zyner Schepen, het Fregat van Oorlog Alphen , in de haven van het Eiland Curacao , wedervaaren, en waar door alle onze koscbaare bezittingen aldaar gedreigd werden met een geheelen ondergang. Op den vyftienden September , in den morgen omtrent acht uure, werdt dei lucht, door een dikken rook en damp , geheel verduisterd. Dit baarde ontfteltems op het Eiland en de overige Schepen. Doch men hadt den tyd niet om de oorzaak van dit ongewoon verfchynfel na te fpooren: want men werdt getroffen door eenen ontzettenden flag, die ftraks van twee andere gevolgd werdt; zodat veele menfchen, zelfs op het Gouvernement, plotzeling ter aarde nedervielen. Het,aardryk daverde ; de gebouwen waggelden op hunne fondamenten ; de Schepen werden van hunne ankers gedreeven; de Zee reea . .: . Üsa  XXIX. Boek. Ges chied enissen. 195 tien voeten boven peil, en fpoelde over de rotzen. In het denkbeeld van eene vernielende Aardbeevinge, welke alles 't onderst boven dreigde te keeren, liepen de vervaarde Eilanders allen uit hunne wooningen. Akelig, boven alle befchryving, was het gezigt, welk zich thans aan hun oog vertoonde. Grooter en kleiner brokken van het aangeftoken Schip; lichaamen van menfchen, deels nog in hun geheel, deels geknot en verminkt, zagen ze door de lucht vliegen, hier en daar ook voor hunne voeten nedervallen. Het getal der gefneuvelden wordt op tweehonderdenvyf menfchen begroot, behalven nog eenige Negers en Negerinnen, welke wy niet berekend vinden. Niet meer dan twee fcheepslengten van het Schip Alphen lag de Schout by nagt, Graaf van By land, ten anker, en op weinig afftands verder lagen nog vyfVaderlandfche Koopvaardyfchepen , en , onder deeze, twee , gereed om, met voile Iaadingen, naar onze havens te rug te ftevenen; behalven etlyke zo groote als kleine Vaartuigen, aan de Volkplanting toebehoorende, of derwaarts gekoomen uit Engeland, Spanje, enz. om Koophandel te dryven. Geen huis of pakhuis bleef onbefchadigd; meest alle waren zonder pannen en glazen, en van veele de muuren geborften. Gelyk het gemeenlyk gaat, in foortgelyke voorvallen, heeft men, na de oorzaak des ramps, onderfcheidenlyk gegist, doch dezelve.met geene volle zekerheid kunnen bepaalen. N 2 Ter-  1779. De Ko ning van Frank ryk herroept tle Voorregten, aan de Nederlanders toegeftaan. De In- woonerf van Am fierdam van de intrekking uil gedonderd. ipö AMSTERDAMS III. Deel. Tervvyl de Gezant der Republiek op antwoord wagtte, beval Zyne Majesteit van Frankryk, aan deszelfs Gezant in 's Graavenhage, de daadelyke aankondiging te doen aan Hun Hoog Mogenden, van de intrekking eenigerVoorregten, den Scheepvaart betreffende, welke de Ingezeetenen der Vereenigde Gewesten , nevens die van andere onzydige Landen, zedert de maand July des voorgaanden jaars, in Frankryk genooten hadden. Doch , voor zo veel het Zyner Majesteit niet onbekend was, hoe zeer de Regeering van Amllerdam hadt geyverd, voor het verleenen van onbepaalde Convoyen , aan Schepen, met Houtwaaren en andere Scheepsbehoeften gelaaden ; en in aanmerking neemende, zo als het Reglement zig uitdrukt, „ dat de ge,, melde Stad hadc uitgemunt in patriotti' „ fche poogingen, om by de Republiek „ te wege te brengen, dat dezelve zig door ,, het Hof van Londen liet verzekeren van -,, de 'onbepaalde vry heid , welke haare „ Vlag toekoomt; en alzo aan deeze Stad „ willende geeven een uitfteekende blyk „ van Zyner Majesteits goedgunftigheid: " om alle deeze redenen wilde Zyne Majes- . teit, dat de Schepen, door de Ingezeetenen van Amfterdam bevragt en uit derzelver Haven vertrokken, zouden gehandhaafd worden by het genot der Voorregten j aan de onderdaanen van alle Onzydige Mogendheden toegedaan, doch die thans, by een Nieuw Reglement, aan alle de ove- ri-  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 197 rige Nederlanders ontzeid werden. Met den zesenovintigften January zou de nieuwe fchikking in werking gebragt worden. Hoe aangenaam het ook ware, aan de Regeeringe van Amfterdam, dat haare maatregelen de goedkeuring des Franfchen Konings wegdroegen, met eene foort van tegenzin, nogthans, befchouwde zy de bevoorregting haarer Burgeren , door die Kroon, boven alle de overige Ingezeetenen van het Gemeenebcst. Van hier dat zy last zondt aan haare Afgevaardigden in 9s Hage , zig te vervoegen by den Heer Hertog de la Vanguyon, om deszelfs voorfpraak by den Koning Zynen Meester te verzoeken, ten behoeve van alle de Steden en Provinciën van den Staat, en dat dezelve mogten gelaaten worden in het genot der vryheid, by het Reglement van den voorgaanden jaare toegeftaan. Hun verzoek drongen zy te fterker aan, door den Hertog te verzekeren, omtrent de goede hoop,"" die 'er was, dat de begonnen raadpleegingen van Hun Hoog■ Mogenden, tot genoegen van Zyne Majesteit, zouden aöoopen. De Gezant gaf, op dit voorftel, zyn woord, het gedaane verzoek tot kennisfe van zynen Meester te zullen brengen. Niet vrugtloos was deeze voordragt. In eene nadere Memorie bcrigtte de Hertog de la Vauguyon, aan Hun Hoog Mogenden, dat de uitvoering van het nieuwe Reglement, tegen den zesentwintigftenJanuary bepaald, op verzoek en voorfpraak der Heeren van Amfterdam om uicftel, tot op den achtften N 3 Fe- 1779. Srids Afgevaardigden (preeken ten beste van geheel Nederland, t Antwoordvan Frankryk.  198 AMSTERDAMS III. Deel. 1779- JïefluU van Hun Hoog Mogenden , en van Hun Ed. Groot Mogen- Haarlem voegt February was verfchooven; onder deeze uitgedrukte voorwaarde, dat ten zy Zyne Majesteit, vóór dien tyd, Heilige verzekering bekwam, aangaande het geleide van Schepen, met Scbeepsbehoeften, en met naame met Timmerhout gelaaden, dezelve, door geenerhande vertoogen, van het doen afkondigen van 't beraamde Reglement, zou kunnen wederhouden worden. Van te veel gcwigts, voor het belang van den Koophandel , was deeze aanzegging, dan dat de Mooge Vergaderingen niet , ten fpoedigfte , op een Antwoord zouden bedagt zyn. Zo wel de Algemeene Staaten, als die van Holland en Westfriesland , namen, in 't laatst van January, een Befluit, waar by de opfchorting van Convoy van Scheepsbehoeften , in November jongstleeden bepaald, buiten werking werdt gefteld. Doch men was 't daarom nog niet eens, omtrent het Antwoord aan Frankryk,'t welk , volgens den eisch van deszelfs Gezant, beflisfende zyn moest. Men was naamelyk bedugt, ingevalle men hier omtrent te ftellig fprak, aan Engeland misnoegen te zullen geeven. Zo veel invloeds hadt deeze bedenking op de Vergadering van Holland, dat wanneer dezelve , met de meerderheid , het Ontwerp van een Antwoord uitbragt, de Afgevaardigden van Amfterdam hetzelve verklaarden voor dubbelzinnig, en gefchikt om het verleenen van Convoy floepende te houden. Van het zelfde begrip waren ook de Afgevaardigden van Haar-  XXIX. Bo:k. Geschied en is se n. 199 Haarlem. In weerwil der twee Steden, werdt het Antwoord gebragt ter Algemeene Staatsvergaderinge, en aldaar beflooten, om het den Franfchen Gezant te doen toekoomen; doch deeze weigerde, hetzelve aan te neemen. Straks volgde de afkondiging van 't Nieuwe Franfche Reglement; by 't welk , egter, om de even gemelde reden, aan de Ingezeetenen van Haarlem de zelfde vryheid , ais aan die van Amderdam, werdt toegezeid. Op den tienden Maart verfcheen Zyne Hoogheid in de Vergadering der Heeren Staaten van Holland en Westfriesland. In eene Aanfpraak deedt dezelve eenen voorflag, aan Hun Ed. Groot Mogenden, ter verfterkinge van de Zee- en Landmagt, en om de eerde te brengen tot een getal van vyftig of zestig Oorlogfchepen, waar onder ten minden twintig of dertig Schepen van Linie , en de laatde op vyftig of zestigduizend man. Tot dien tyd toe, en tot dat de Krygsmagt van den Staat tot die hoogte ware gebragt , oordeelde Zyne Hoogheid, dat omtrent het verleenen van Convoy eenige omzigtigheid gebruikt , en de Schepen , bekaden met Masten, Knieën, Krommers, zwaare Balken , en andere Houtwaaren , tot den aanbouw van Schepen noodig, daar van moesten worden uitgezonderd. Niet onbehaagelyk fcheen deeze voorflag aan zommige Leden der Vergaderinge. Amfterdam, egter, gefterkt van andere Leden, was van oordeel, dat, voor zo veel N 4 men, 1779* Amfterdam; en rreniet de zelfde vryheid In Frankryk. Zyne Hoogheid doet een voorflag , ter vermeerd^ringeder Zeeën Landmagt. \mfteriam verset zig :egen de  zoo AMSTERDA M S III. Deel. Land. Memorie van denRid der Jorke. men, aan de Landzyde, geen oogfchynlyk kwaad hadc te dugten , voor de vermeerdering der Landmagc geene reden was; dat, hoe wenfchelyk ook eene Zeemagt van vyftig of zestig Oorlogfchepen voor den Staat ware, tot het by een brengen van dezelve meer tyds vereischt werdt, dan de tegenwoordige toeftand van zaaken gehengde, dat het, om die reden , beter geraaden ware, zig te houden aan het befluit, in den voorgaanden jaare genomen, om de Zeemagt te brengen tot tweeëndertig Schepen, en daar mede allen fpoed te maaken, tot beveiliginge van Koophandel en Scheepvaart. Met tien tegen neiren Hemmen werdt tot dit gevoelen beflooten, en de uitrusting van tweeëndertig Oorlogfchepen vastgefleld. Niet onopgemerkt konden, intusfchen, de bemoeijingen des Franfchen Hofs met ' de zaaken der Nederlanden, door dat van Groot-Britannie worden over 't hoofd gezien. Inzonderheid ftaken hetzelve in 't oog, de eifchen, door Frankryk gedaan, aangaande het verleenen van onbepaalde Convoyen , aan Schepen , belaaden met goederen, by de Verbonden niet uitdrukkelyk verbooden, en het toezeggen van uitfluitende gunst aan Amfterdam ""en Haarlem, omdat derzelver Regenten ten voordeelc van het Franfche Hof, (dat is, ter handhaavinge van den Koophandel en Scheepvaart van den Staat,) geyverd hadden. Engeland begreep , daarenboven , de nadeeligheid zyner toezegginge, by het Traktaat  XXIX.Bo;'.k. Geschiedenissen. 201 caat van den jaare 1674, aan de Republiek gedaan, wegens den vryen toevoer van Scheepsbehoeften naar Frankryk, en hoe zeer het hier door thans in de engte werdt gebragt. Dit alles was begreepen in eene Memorie, welke de Ridder Jorke , op den negenden April, aan Hun Hoog Mogen? den overleverde ; met naderen aandrang om af te zien van alle maatregelen, welke de Gezant firydig noemde tegen de vrienden bondgenootfehap met Zyne Majesteit, als het eenig middel om den Koning niet te doen-afgaan van de maatregelen, welke deszelfs goede gezindheid jegens de Republiek, tot nog toe, hadt aan de hand gegeeven. Een gefchil, van Kerkelyken aart, omtrent deezen tyd, in Amderdam ontdaan, baarde merkelyk gerugt. Zion Qidnt, Lidmaat der Hervormde Gemeente, zwaarigheid vindende in de Leere wegens den Kinderdoop , hadt een zyner kinderen ongedoopt gelaaten. Hoewel zyn gevoelen, en daar uit ontifaande handelyvyze , aan den Nederduitfcben Kerkenraad, en ook aan 's Mans Wyk - Predikant, niet onbekend was, verliepen 'er, egter, twaalf jaaren , zonder dat hy. deswegen, door iemand, kerkelyk werdt aangefproken. Na dat tydverloop , by de verandering van den Kerkenraad, op hetAlphabet van Broederen Diakenen gebragt zynde, werdt hy, door iemand der Broederen, daar van gefchrapt; voor reden geevende, dat Quint N 5 zy- 1779- CenTure van, et Appél door £ioii Q.iint.  20a AMSTERDAMS III. Deel. zyne kinderen niet liet doopen, en daarenboven geen Lidmaat der Gemeente was. By onderzoek bleek het laatde gedeelte der aantyginge ongegrond te zyn. Om hem, ten aanzien van het eerde, van gevoelen te doen veranderen , wendde de Kerkenraad zyne poogingen aan, door den Wyk-Predikant aan hem af te vaardigen, en met hem in onderhandeling te doen treeden. Doch hier mede werdt niets uitgewerkt. Men ontboodt Quint daar op, tegen den zeventienden Juny deezes jaars, in den Kerkenraad, en deedt hem, door het voorzittend Lid, voorhouden: „ i. Dat hy, Zion „ Quint, door de verwerping van den „ Kinderdoop, afweek van de Leere der „ Gereformeerde Kerk, en van de Formu„ lieren van Eenigheid. 2. Dat hy zig „ fchuldig maakte aan de verbreiding dier „ Leere. 3. Dat hy, langen tyd, zoda„ nige begrippen hadt gekoesterd, zon,, der daar van aan zynen Wyk - Predikant „ eenige kennis te hebben gegeeven. 4. „ Dat hy den Kinderdoop hieldt voor eene „ menfchelyke indelling. 5. Dat by , „ den Kinderdoop verwerpende, moest on„ derdeld worden niet gedoopt te zyn, „ en gevolglyk ook niet geregtigd tot het „ Ui Avondmaal." Zion Quint, op deeze voordellen, eenige bedenkingen hebbende voorgedraagen, verzogt de Vergadering, zonder alvoorens zyne aanmerkingen te hebben beantwoord, dat hy geliefde buiten te ftaan. Wederom binnen geroe-  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 203 roepen zynde, maakte het Voorzittend Lid aan hem bekend het Befluit des Kerkenraads, hoofdzaakelyk hier op nederkomende „ Dat de Vergadering, de zaak over,. woogen hebbende, om de bovengemel„ de redenen, aan hem voorgedraagen, „ zig, hoewel tot haar leedweezen, ge„ noodzaakt vondt, het gebruik van het „ Heilig Avondmaal te moeten ontzeg„ gen, tot zo lange hy, in de leere des „ Kinderdoops, zig met de Gereformeerde „ Kerk wederom zou vereenigen." Zion Quint, over dit Befluit des Kerkenraads, zig ten uiterfle bezwaard vindende, vervoegde zig by de Klasfis van Amfterdam, in een uitvoerig vertoog , dienende niet alleen ter aanwyzinge van de ongegrondheid des genomenen Befluits, maar ook om de vernietiging van hetzelve te verzoeken; met voorbehouding, in gevalle de Klasfis, onverhoopt, de geflagene fchorzing mogt goedkeuren en bekragtigen, zig vervolgens te zullen vervoegen, aan het eerstvolgende Synode , welk in Noordholland zou vergaderen (V). 't Zy de Klasfis zig de zaak niet aangetrokken , of hoedanig een keer dezelve daar ook genomen hebbe , de Heer Zion Quint was van begrip , het ftuk hier niet te laaten berusten. Althans ftelde hy, eerlang, in handen van den Kerkenraad eene Ampliatie yan Redenen van Appél, om tegen den zel- («) Zie Redenen van Appél, in de Nieuwe Nederlandfche Jaaiboeken 1779, bi. 683 enz. 1779.  *779- De Vry. heid, voor Amilerdain en Haarlem,wordt tot geheel Hol land uitgeflrekt. Voorflag om de andere Provinciën tot Convoyenover te haaien. CO Nieuwe Nederlandfche Jaarboeken , 1780. II, 937 enz. aoj. AMSTERDAMS III. Deel. zeiven te dienen op het Noordhollandfche Synode , welk in July des volgenden jaars, te Enkhuizen, zou vergaderen (0). Intusfchen hadt de Franfche Gezant, aan den Heere Raadpensionaris, kennis gegeeven van het goedvinden van den Koning zynen Meester, om, uit aanmerkinge van het Befluit van Hun Edele Groot Mogenden , tot het verleenen van onbepaalde Convoyen , de uitzonderingen en voor» deelen, onlangs, aan de Inwooners alleen van de Steden Amfterdam en Haarlem toegedaan , uit te ftrekken over de geheele Provincie van Holland, by voorraad tot op den eerften Augustus; doch byaldien, na dien tyd, geene {heilige befluiten mogten genomen zyn, by Hun Hoog Mogenden, dit gunstbewys vervolgens zou worden ingetrokken, en de uitvoering van 's Konings Raadsbefluit eenen aanvang neemen. Inmiddels bleeven de overige Provinciën nog fteeds aarzelen, omtrent de zaak der Convoyen. Zommigen oordeelden, de vermeerdering van de Zeemagt te moeten uitftellen , tot dat men omtrent de Landmagt zou zyn over een gekomen; andere wilden tot de onbepaalde Convoyen niet befluiten, dan na dat men alvoorens de Zeemagt op een meer gedugten voet zou gebragt hebben. Te fchoon, egter, dagt zommigen , ter Vergaderinge van Holland, thans de kans te liaan, ten opzigte van de gezindheid van Frankryk, dan dat men  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 205 men nu geene pooging zoude waagen, om de anders denkende Provinciën van gevoelen te doen veranderen. Amfterdam, gefterkt met de Steden Dordrecht, Haarlem , Rotterdam en Schiedam, deedt hierom, ter Vergaderinge van Hun Edele Groot Mogenden, den voorflag, of 'er geene middelen konden bedagt worden, om de overige Gewesten te noopen, tot bewilliging in het verleenen van onbepaalde Convoyen , voor Schepen, gelaaden met Timmerhout en andere Scheepsbehoeften. Doch de overige Steden, zo min als de Ridderfchap , konden niet goedvinden , daar in te bewilligen, 't Gevolg hier van was, dat alleen de genoemde Steden, by het Edikt van 's Konings Raad, als bevoorregten zouden behandeld worden. Verfcheiden verzoekfehriften van Kooplieden, van Amfterdam en van andere Steden, werden, hier op, ingeleverd, zo by de Staaten van Holland, als by de Staaten Generaal, om van dezelve een fpoedig befluit, omtrent het geleiden van hunne Schepen, te verwerven ; doch, door de verfchillende inzigten, zo der byzondere Gewesten, als van zommige Leden in ieder van dezelve, werdt de zaak fleepende gehouden, en kwam nooit tot een gewenscht befluit. Omtrent deezen tyd gebeurde , op de Ree van Texel, een voorval, 't welk van een grooten nafleep was. Aanleiding daar toe gaf het opdraagen van 't bevel over het Schip de Waakzaamheid, door de Raa- 177% Misnoejïn van Oorlogsvolk in Texe!.  1/79- 20ö AMSTERDAMS III. Deel, Raaden ter Admiraliteit te Amfterdam, waar op de Meer Sloot thans Kapicein was, aan den Graave van Rechteren, terwyl de gemelde Kapicein op den Uitlegger Zuyleveldt verplaatst werdt. Dit baarde ongenoegen op de Waakzaamheid , onder 't Bootsvolk, 't welk, reeds verdrietig over zynen langen dienst van vyf jaaren , nu vreesde, in lang op geen ontflag te kunnen hoopen. Vergeefs zogt de Amfterdamfche Admiraliteit de misnoegde menigte te paaien, met de verzekering van niet langer dan zes Maanden te zullen dienen, en eene belooning van twintig Guldens na verloop van dezelve. Zy begeerde volftrekt ontflag; 't welk dan ook, aan zeventig man, die 't langst aan boord geweest waren , werdt toegeftaan. Het misnoegen, hier geftild , floeg wel haast over tot een ander Oorlogfchip, de Venus, gevoerd by Kapitein J. P. van Braam , insgelyks op de Texelfche Ree geankerd. Als de ftoutfte dryver van den eisch ftondt te boek de Schieman Pieter Schiebergen. Op den vierden Augustus voerde deeze den Luitenant Bosch te gemoete, dat het Volk gezamentlyk eenen brief hadt gezonden aan de Admiraliteit te Amfterdam, inhoudende verzoek om ontflag van den volgenden togt. Den zelfden dag porde de Schieman het Volk aan , om hunne belangen by den Luitenant in te brengen; doch op diens bedreiging, van den eerften, die 't h;;rt hadt, daar over te fpreeken , in hegtenis te zuilen doen lei-  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 207 leiden , hieldt elk zig ftil. Tegen den avond , egter , kwam het Volk, welk laatst by den Schout by nacht Zoutman hadt gediend, hem beleefdelyk verzoeken, by den Kapitein , omtrent hun ontflag, een goed woord te willen doen, alzo zy langer gediend hadden, dan 't ontflagen Volk van den Graave van Regteren. Maar ook dit verzoek werdt van de hand geweezen , met de verzekering, dat hun dienst niet langer dan tot in December zoude duuren. Hier mede lieten zy zig gezeggen. De Luitenant Bosch gaf, van deeze ontmoetinge, kennis aan de Raaden te Amfterdam, die hem, in antwoord, gebooden , het Volk aan te- zeggen , dat hun eisch ftrydig was met de goede orde; doch, in gevalle zy zig wél gedroegen, zy dan niet langer dan onder hunnen tegenwoordigen Kapitein, op de Venus, in dienst zouden gehouden worden. Wel voldaan was het Volk na deeze aanzegging. Maar 's anderendaags kwamen ze den Luitenant vraagen, wanneer ze nu van boord zouden gelaaten worden? Dit deedt hem, nogmaals, hun het fchryven der Amfterdamfche Raaden voorhouden; waar op zy, morrende , tot antwoord gaven, dat zy den Kapitein zeiven wenschten te fpreeken, en djensvolgcns verzogten, dat hy mogt ontbooden worden. Op den twaalfden Augustus kwam de Heer van Braam op zyn Schip , verzeld van drie andereKapiteinen,Silvester,Rein- tjes  aoB AMSTERDAMS III. Deel, tjes en L. Spengeler, wier Schepen insgelyks in Texel lagen. Eerst riep men den Bootsman binnen; doch deeze verzekerde, van 't een noch ander iets te weeten. Daar na verfcheen de gemelde Schieman, welke, op gelyke ondervraaging, hernam, van den Brief wel te weeten, doch niet voor zig zeiven, maar wel voor 't oude Volk van Zoutman, te kunnen antwoorden; hy voegde 'er nevens, dat ze allen eensgezind waren, in het wenfchen om hunne vryheid, en niet één voor één tot verhoor in de Kajuit te zullen willen koomen. Op dit zeggen hieldt de Kapitein den Schieman vast, en beval zynen Luitenant, om eene Sloep van het Fregat Beverwyk te roepen, die terilond kwam aanroeien. Hier na tradt de Heer van Braam , met de andere Kapiteincn , houdende den Schieman by den arm, op 't halfdek, om hem in de gewapende Sloep te brengen. Doch op dit oogenblik fchoot het volk toe , vooral de Konftapels- en Bootsmansmaat, en verloste, met geweld, den gevangene uit de handen van den Kapitein van Braam; welke daar op, nevens de anderen, aan de overige Schepen riep om gewapende Sloepen.' Thans was 'er geen houden meer aan de misnoegde menigte. Men maakte het Gefchut los, voorzag zig van Handfpaaken, Koevoeten en Lonten, laadde het Gefchut met Scherp, rigtte het zelf naar 't Halfdek en de Officieren, en zwoer, de gewapende Sloepen der andere Schepen , indien ze durf-  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 209 durfden naderen, re zullen in den grond booren. Intusfchcn had: de Luitenant Bosch Pistoolen uit zyne Kamer gehaald, om zynen Kapitein te befchermen; welken hy zo haast niet in gevaar zag, of hy liep fpoedig toe , en hieldt , onder het doen van bedreigingen, den Konftapelsmaat het Schietgeweer voor 't hoofd , die daar op afhielde. Vergeefs beval men de Soldaatcn om in 't geweer te koomen: 't was thans uit met het gezag der Overften. De Kapitein vraagde , wat zy verlangden ? waar op het antwoord was , niets te hebben tegen den Kapitein, de Officieren of den Scheepskost, maar , hunne vryheid te begeeren. Op zyne betuiging, dat deeze te geeven niet in zyne .magt >ftondt, maar daar over n.iar Amfterdam te zullen fchryven , hieldt elk zig ftil. De Heer van Braam hieldt zyn woord, en.zondt, rot het doen van omftandiger verflag, den Luitenant Bosch aan de Heeren van de Admiraliteit. Men hadt in den Admiraliteits-Raad tö Amfterdam , van 't voorgevallene , de weet niet bekoomen , of dé Fiskaal nam de reize aan naar 's Graavenhage, om 'er Zyne Hoogheid, als Admiraal G-'neraal, insgelyks van te verwittigen. De Luitenant Bosch kwam eerlang te rug,, met eene Order aan den Kapitein , inhoudende dat Zyne Hoogheid eenige Gelastigcien haut benoemd om de zaak te onderzoeken. Het Volk Icheen hier over voldaan , en ging vlvtig aan 't werk. Aan de poogingen "XVII. Stuk. O des  *779- oio AMSTERDAMS III. Deel. des Kapiteins, evenwel, om hen te bewcesen tot den dienst tot in December, Sloegen ze doove ooren; zy zeiden, toezegging te hebben ontvangen van flegts zes of zeven Maanden te zullen in dienst blyven , en nu reeds zeventien maanden aan boord geweest te zyn. , Op dien zelfden dag verfchcenen in Texel het' groote en het kleine Admiraliteits-Jagt van Amfterdam, voerende de Leden van den Krygsraad ; deeze beflondt uit den Vice-Admiraal Reinst, den Schout by nacht Graave van Byland, de Kapitcinen Sloot, Nauman, Rïemerfma, May, Boot, Baron Benthick en Braak, den Fiskaal Mr. Hendrik Tulling van Oldenbarneveld * gezegd de Witte Tulling , den Sekretaris n! Beeldfnyder.en den Advokaat N.van Suchtelen. ■ Op den vierentwintigften vergaderde de Krygsraad, in 't Groote Jagt. De Kapitein van Braam, met de Groote Sloep, naar 't ]agt geroeid, verfcheen hier insgelyks. By "de'eze gelegenheid hadt eert der Sloeproeiers de koenheid, uit naam van al het Volk, den Vice - Admiraal eenen Brief te overhandigen , inhoudende hun befluit, om niet man Voor man voor den Krygsraad te verfchynen; als mede, dat zy hunne vryheid, zelf ten koste van hun leeven, verlangden , en liever wilden Sterven, dan die langer misfen. Vergeefs zogt de Fiskaal hem neer te zetten, en om Pardon van Zyne I Ioogheid te verzoeken aan te fpooren; met eene houding van vertrouwen, was zyn woord,  XXIX.Boek. Geschiedenissen, au woord, niets misdaan te hebben, en flegts de vryheid te begeeren. Even weinig baatte het voorieezen van eene Waarfchuwing tot onderwerping , en van den Artikelbrief tegen zamcnrottingen en muiteryen , die voorts aan den Mast werdt gefpykerd. By zyne wederkomst aan boord vondt de Kapitein van Braam zyn Volk even onverzetreiyk. 's Anderendaags vergaderde wederom de ' Krygsrcad. De Kapitein van Braam werdt aan het jagt pntbooden, nevens den Luitenant Bosch en eenen Adelborst; vervolgens ook de Luitenant, van Kerchem, die intusfchen her. bevel aan den Schipper op.dtoeg, met de Stuurlieden, den Schryver, Eerfien en Tweeden Meester, en al het Volk , volgens de Rolie , om voor den Krygsraad verhoord te worden. Alle deeze gingen van boord, uitgezonderd den Vierden Stuurman en Tweeden Meester, welke iren niet van boord wilde laaten gaan, «tëridaÉ zy tot het oude Volk behoorden. a rï, egter, werdt, nevens den Derden, 0 c!e Tweede Meester , met nog elf lïÉSft, van 't Schip verlost. T' Kapitein van Braam met zyne Luiteiv.r r. 't overige Volk werden na verdcelo over andere Ooriogfchepen, en aan de' ze Strenge bevelen gegeeven , naauw* fceöMg roe te zien, dat 'er geene Sloepen van de Vehus afroeiden. Thans gaf ook ce V'cc-Admiraal aan den Schryver last, om agter op het gemelde Schip eene Afkondiging voor *e leezen, inhoudende , dat 1 O 2 elk. 177&  4U AMSTERDAMS III. Deel. elk, die zig wilde onderwerpen, met de Sloep van boord konde ^aan. Alles vero-eefs. Maar toen de Luitenant Bosch, uit eene Sloep, leggende agter de Stormladders, vorderde dat de Schipperen Konftapel, met hunne Boeken, in het Jagt moesten koomen, kwamen, met deeze, nog wel dertig man van boord , alwaar thans niet meer dan negentig man zig bevonden. Het Schip de Venus lag nu ingeflooten tusfchen drie andere Oorlogfchepen. Dó Krygsraad, geen verderen voortgang kunnende maaken , zondt de Kapiteinen May en Bentinck aan Zyne Hoogheid ; doch deeze begeerde den Vice-Admiraal Reinst zeiven te fprceken ; welke hier op naar 's Hage vertrok. Op den tweeden September derwaarts verreisd , keerde hy den negenden te rug. Drie dagen daar na werdt de Luitenant Bosch naar de Venus gezonden, om het Volk, van nieuws, tot onderwerping te- vermaanen ; onder bedreiging, dat, in gevalle van weigeringe, het Schip zou in den grond gefchooten worden. Men voegde 'er nevens, uit naam van Zyne Hoogheid, vergiffenis van misdaad , indien zy zig voor den Krygsraad wilden (lellen, en vervolgens de toeflemming, geeven om geplaatst te worden op andere Schepen , tot dat het den AdmiraalGeneraal en den Raad ter Admiraliteit te Amfterdam zoude behaagen, hen uit den dienst te ontdaan. De gedaane bedreiging maakte de gemoederen week. Zy verzogtén uitftel, en dat de Sloep, 's namiddags , j e O «sa  XXIX.Boek. Geschiedenissen. 213 ten vier uure, om befcheid, moge wederkoomen. Toen onderwierpen zy zig, werden met Sloepen afgehaald en op andere Schepen gebragt. De Kwartiermeester en Bootsman, onverzettelyk biyvende, werden door den Luitenant Bosch, ter bewilliginge, met geweld genoodzaakt. Aanmerkelyk is het, en verdient hier te worden opgetekend, dat wanneer de Heer Bosch, op hoogen last, het Schip doorzogt, alles in de beste orde vondt; niets overhoop, verzuimd of verwaarloosd. Zelf heeft men opgemerkt, dat wanneer de tegenwoordigheid van den Vice-Admiraal, op de Texel* fche Ree, eenige ongemeene eerbewyzen vorderde, de misuoegden, in het bewonen van dezelve , nooit agterlyk waren; of wanneer, op de andere Schepen, de Stengen en Raas werden opgezet, zy altoos, in vl'yc en naarlligheid, boven anderen uitmuntten. Een bewys van de waarheid hunner betuigingen, dat het hun alleen om de vryheid was te doen; waar onder, egter, verhooien fchynt geweest te zyn, de zucht, om, na bekoomen ontflag, by het neemen van nieuwen dienst, te deelen in 't genot van het thans verhoogde Handgeld. Midlerwyl werden de Onderofficieren, die het Volk hadden opgezet, in hegtenisfe geflooten; en de Kapitein van Braam nam, met vyftig man nieuw Volk, wederom bezit van zyn Schip. De Krygsraad vergaderde nu nog verfcheiden dagen, om de Vonnisfen op te maaken, die vervolgens aan Zyne Hoogheid gezonden werden. O 3 Hec  1779- ?i4 AMSTERDAMS III. Deel, Hec onlangs wederfpannig Volk werdt, op 's Prinfen last, naar de Venus te rug gevoerd, onder voorwendfel om tot nadere fchikking den dienst aldaar waar te neemen, doch, inderdaad, om ooggetuige te zyn van de ftraffe, die, eerstdaags, aan de veroordeelden zou geoeffend worden. Tot het uitvoeren van deeze ftraffe was de negentiende October vastgefteld. 'sMorgens ten tien uure werdt,op 't Schip de Venus, de Bloedvlag opgeheezen. Eenige Onderofficieren kwamen vry, met het betaalen van de kosten van 't Regtsgeding, pn met de verlenging van dienst , naar goedvinden der Admiraliteit. Het vonnis over den Korporaal, die geweigerd hadt* met zyne Soldaaten, op 't Halfdek te koomen, hieldt in, met den Kogel geftraft te worden, zo dat 'er de dood op volgde; 't welk, egter, door den Admiraal-Generaal, verzagt werdt op het driemaal vallen van de Raa,en met honderdzestig (lagen gelaarsd te worden. Diergelyke verzagtingen hadt Zyne Hoogheid gemaikt in de Vonnisfen der drie Hooidbelhamels, den Schieman, Konilapels- en Bootsmansmaat, tot gelyke ftraffe verweezen, behalven dat zy, voortaan, als gemeene Matroozen moesten dienen. Op gelyke wyze ondervonden nog eenige andere min fchuldigen het gunstbewys van den Admiraal - Generaal. Het vuur van wederfpannigheid, 't welk, ook op andere Schepen, fmeulde,werdt,by tyds,gedoofd door deeze ilrafoeffeningen, als ook door de begaafdheid van den Vice - Admiraal 9 Reinst,  XXIX. Bomc. Geschiedenissen. 215 Reinst, tot het hnndhaaven van zyn gezag en van rust en goede orde. Hooglyk roemde men in dien tyd, de wakkerheid van den Luitenant Bosch, in het uitvoeren der entvantiene bevelen. • In 't beain van October liep in 1 exel binnen i Paul Joncs , een Amerikaanfche Bevelhebber , thans voerende net Engelfche Oorlogfchip Serapis, door hem veroverd , na een hevig gevegt tegen de Engelfchen, waar in zyn eigen Schip, The black Prince, of de zwarte Prins, zo zwaare fchade hadt bekoomen, dat het, twee dagen na den ftryd, gezonken was. Met hem kwam nog binnen een ander Oorlogfchip, de Graavin van Scarborough, insgelyks, in het zelfde gevegt, op de Engelfchen bemagtigd. Een wydloopig verhaal van al het gebeurde , in deeze veel gerugtmaakende zaak,behoort niet tot ons plan; het geen onze Stad betreft, zullen wy 'er alleen van aantekenen. Zo dra zig voor Paul Jones eene voegzaame gelegenheid aanboodt, om aan Land te kunnen gaan, begaf hy zig naar 's Hagt en Amfterdam. Overal, voornaamelyk ir onze Stad, bezogt hy de plaatzen van open baar vermaak, en werdt bezogt of ont haald door lieden van vermogen; tot gee ne kleine ergernisfe van anderen, welk» zulk eene gemeenzaamheid en eerbetoonini onvoegzaam oordeelden, omtrent een Man alleen by toeval en uit nood in onze haven binnen geloopen , en die, zo hy eenig vermaardheid bezat, dezelve voornaamely O 4 ba< *779- Komst van Paul [011 es in 'Texel. Vertoon? zi.; te Arofter» . dam. r » I t k  aio* AMSTERDAMS III.Deel. 1779- Eisch van den Ridder Jorke. Befluit vau Ho! land. hadt te danken aan de Zeerooveryen, welke hy, dus lang, hadt gepleegd. Eens en andermaal, ondertusfchen, leverde de Ridder Jorke Vertoogen in, by Hun Hoog Mogenden, Paul Jones betreffende, in welke hy, onder andere, aanhieldt op het in beflag neemen en te rug geeven van de Serapis en de Graavinne van Scarborough, en 't ontflag van derzelver Scheepsvolk, „ van welke de Zeeroover „ Paul Jones," (volgens de uitdrukkingen van den Gezant) „ van Schotland, een mis„ daadig en oproerig onderdaan des Ko„ nings van Groot-Bricannie, zig hadt meesh ter gemaakt." Op deezen eisch werdt, ter Vergaderinge van Holland, beflooten , den Gezant te antwoorden , dat aan den eisch van het in beflag neemen en te rug geeven der gemelde Schepen, door Hun Ed. Groot Mogenden, niet konde worden voldaan, als ftrydende met de grondregels van den Staac , medebrengende, omtrent de Schepen, die zig op de Reeën der Republiek , tegen de ongevallen der Zee, voor eenen tyd, koomen bergen , zig niet te bemoeijen met hetgeen in volle Zee is voorgevallen , maar , zonder daar van kennis te neemen, alles te laaten en wederom te doen {tellen in den ftaat, in welken het was , voordat de Schepen in eenige dier Havens of Reeën binnen vielen; doch dat men, evenwel, gezind was, en daadelyk voor hadt, gemelden Paul Jones aan te zeggen, dat hy, nu tyds genoeg gehad hebber.de tot herftellinge van be-  XXIX.Boek. Geschiedenissen.. 217 bekoomene fchade, hoe eer hoe beter, weer eu wind dienende, Zee te kiezen , en zig daar tegen niet hadde aan te kanten, en alzo 's Lands Staaten noodzaaken, tot het neemen van maatregelen, die hem niet aangenaam zouden weezen; dat, eindelyk, Zvne Hoogheid zou verzogt worden , den Gezaghebber der Texelfche Ree aan te fchryven, om Paul Jones , met zyne Schepen , in Zee te doen fteeken, daar omtrent geene noodlooze uitflellen of vertra gingen te dulden, maar deszelfs vertrek , des noods, door alle bekwaame middelen , geweld zelf niet uitgezonderd, te verhaasten. Tegen dit Befluit, op den zeventienden November, by overftemming, genomen , verzetten zig, benevens Dordrecht, Rotterdam, Schiedam, Haarlem en den Bnel, de Afgevaardigden van Amfterdam. Zy verklaarden , hetzelve te houden voor nul en yan onwaarde i als zynde onbeftaanbaar met Hunner Hoog Mogenden Refolutie van den derden November des jaars 1756, volgens welke Commisfievaarders van alle Natiën in de Zeegaten deezer Landen altoos worden toegelaatcn ; en van het allerverfte uitzigt, ten aanzien van de oneenigheden, die uit eene onderfcheiding , van welke de Registers van Hun Hoog Mogenden geen voorbeeld opleveren, te dugten zyn; en overzulks, met meerderheid van Stemmen , tegen een aanmerkelyk getal van voornaame Leden van Hun Ed. Groot Mogende Vergaderinge, volgens de ConO 5 fti- l779- Am (terda m verzet zig daar tegen.  at8 AMSTERDAMS III. Duel. 1779- Sterk Protest der Stad. ftitutie der Regeeringe deezer Landen, niet kunnende of mogende genomen worden. De Amfterdamfche Afgevaardigden deeden, daarenboven, nog aantekenen, dat zy van bet voorgevallene kennis hadden gegeeven aan de Heeren hunne Principaalen, en van dezelve nadere bevelen verwagtten, hoedanig zy zig zouden hebben te gedraagen, om grieven van dien aart te herftellen, of te voorkoomen; van welke bevelen zy, by tyd en wyle, aan de Vergaderinge nadere kennis zouden geeven; protesteerende, inmiddels, tegen 't geen, ftrydig met 's Lands belangen, ondanks deeze verklaaring, zou gedaan worden, en houdende aan zig het regt tot nadere aantekening. De Vroedfchap van Amfterdam hadt het voorgevallene ter Staats vergaderinge , en het gedrag haarer Afgevaardigden, by die gelegenheid gehouden, niet vernomen, of zy gaf aan het laatfte haare goedkeuring. Zy ging nog verder. In het begrip van de nadeelige ftrekkinge eener overfteinminge, in zaaken van zo veel aangelegenheids, gaf zy den gemelde Heeren Afgevaardigden last, om zig te bedienen van het regt van verdere Aantekeninge, aan zig gehouden; in gevolge van 't welke zy, op den tweeëntwintigften December, uit naam hunner Principaalen , verklaarden: „ Dat de Hce„ ren hunne Lastgeevers, met de uiterfte „ aandoening, hadden vernomen, de over„ haaste wyze, op welke het Raport in „ Hunner Ed. Groot Mogenden Vergade„ ring , by eene kleine meerderheid, in „ weer-  XXIX. Boek. Geschiedenissen. 219 „ weerwil van andere Leden, was befloo„ ten, terwyl, nogthans, de zaak van dat „ gewigt was, ten aanzien van de gevol„ gen , welke . daar uit, voor de Repu'„ bliek , waren te dugten, dat indien het „ al niet klaarhlykelyk ware , dat deeze „ zaak niet anders dan met eenpaarigheid konde worden afgedaan, nogthans het„ zelve, met veel ■waarfchynlykheid, kon„ de worden afgeleid uit het Reglement „ op de Raadpleegingen van Hun Ed. Groot „ Mogenden , van den jaare 1585, volgens „ 't welk eene volttrekte Eenpaarigheid vereischt wordt, 'malle gewigiige zaa* ken, den Staat van den Lande betref„ fende; ten minde dat de volledige vast„ ftelling van het gemelde Raport hadde „ behooren te worden uitgedeld, tot dat ,, Staats wyze onderzogt en betoogd zoude „ zyn geweest , dat deeze zaak met de „ Meerderheid konde worden .afgedaan 4 „ Dat gemelde Heeren Lastgeevers daar „ door zodanig waren getroffen , dat zy „ niet konden nalaaten te verklaaren, dat „ de weezenlykde belangen van den Staat, „ naar hunne gedagten, in zulk eene wyze „ van raadpleegen en befluiten, in zaaken „ van zo veel gewigts, ten uiterden waren „ betrokken, en zy derhalven zig genood„ zaakt hadden gevonden , ter voorkoo„ minge van de verderflyke gevolgen, wel„ ke uit de gemelde overhaaste en wille„ keurige Befluiten, in vervolg van tyd , „ al verder zouden kunnen voortvloeien, „. door hunne Afgevaardigden ter Dagvaart te  2so AMSTERDAMS GESCH. III.Deel. D E „ te laaten aankondigen : Dat , byaldien „ vóór hec nfloopen der tegenwoordige ge„ woone Vergaderinge, aan de Heeren „ Lastgeeveren geene voldoende verzeke„ ring zou zyn gegeeven, dat voortaan, „ in zaaken van gewigt, omtrent welke „ vermoed wordt geene Overftemming „ plaats te hebben, ook geen befluit met „ de Meerderheid zoude genomen worden , „ voordat, in alle gevalle, Staat swyze, „ dat is, na voorafgaande raadpleegingen „ in d&Vroedfchappen der Steden, onrier,, zogt en beflist zoude zyn, dat het voor„ werp der raadpleegingen tot die zaaken ,, behoort, in welke de Overitemrning klaar„ hlykelyk plaats heeft, gemelde Heeren „ Lastgeevers, by gebreke van dien, zo„ danige kragtdaadige maatregels zouden „ beraamen, als zy, tot bereikinge van „ het gemelde oogmerk, zouden te raade „ worden."  D E PRENTEN MOETEN GEPLAATST WORDEN: I. Het Kattenburger Plein te Amfterdam, in de Overftrocming, 's morgens den 15de» November 1775. . • tegen over Bladz- I0* II. Gezigt uit het Y op het Blaauw Hoofd te Amfterdam , in den Storm, den stften November 1776 108 III. Het fpringen van 's Lands Oorlogfchip Al. phen, in de Haven van Curacao. . . 194