VREDEBAZUIN, N°. 71. tli & audaces & mali £? pemicioji Cives putantur, qui incitant populi animos ad feditionem, aut qui largitione ascant menfes imperitorum , aut qui fortes <£? daros Firos * £? bene de Republicd merilos, in aliquam vocant invidiam. Qui vero fceleratorum impetus & conatus repres*. ferunt, qui autboritate, qui fide, qui magnitudine animi, confiliis audaciam refliterunt, ii boni cives femper babiti funt. Cicero pro Sext. De zoo veel geruchtsmaakende zaak van Zijne Hoogheid den Heere VeldmaarfchalkHertogvanBrunswijk, fchijnt ons toe , van welken kant men haar ook befchouwen en welken uïtflag zij ook hebben moge, van dien aart te zijn dat zij voor het lieve Vaderland de bedenklijkfte gevolgen hebben kan. 6 Wij zullen ons niet verineeten te beflisfen, welk uiteinde voor het belang van dat Vaderland het meeste te wenichen zoude zijn, noch zelfs, of het in het vermojen van eeneenig mensen zij, om dezelve, in den tegenwoordigen ftaat der zaaken, tot nut van dit Gemeenebest te doen uitvallen. Alleenlijk zullen wij ons vergenoegen, na voor af deez'en en geenen der voornaamfte omftandigheden, daar toe betrekljjk aan onzen Leezer herinnerd, en in famenhang voorgedraagen te hebben, daar op te laaten volgen eenige algemeene bedenkingen, die zullen konnen ftrekken ten betooge, hoe zeer die zaak het verdriet en de verlegenheid van Nederlands beklaagenswaardigen Stadhouder moet vermeerderen. .Het is buiten tegenfpraak, dar de jongstgeëindigde Oorlog rnet Engeland de aanleidende gelegenheid gegeeven heeft tot Vyy alle  alle die openbaare bewijzen van misnoegen, minachting eh Imt die 'er, federt weinige jaaren, tegen den Heere Hertog, voor de geheeie Natie, en voor geheel Europa, ziju aan den dag gelegd. Zoo wij ons niet bedriegen, is de eerde perfooneele aanval tegen dien Prins gedaan door de Post van den Nederrhïin in N° io van dat Weekblad, het welk, tot dien tijd niet dan zeer fpaarzaam geleezen, zoo men ons verzevVrd heeft, deszelfs eerften opgang verfchuldigd is aan de taiMTchinfl eener kwaadaartige famenfpraak tusfchen een Chi' iefch Keizer en een Mandarijn, waar van tot nog toe geen TWker de Uitgaaf had durven onderneemen, fchoon men ?« nan meer dan eenen had aangebooden. Eindelijk ontÏSmden zich de Schrijvers van de Post over du (luk het w khet fienaal fchijnt geweest te zijn van die ontzachhjke menigte van fchotfchriften,. welken men federt beeft zien te vporfchiin komen. Tn die meenigte vrn Paskwillen; in de graagte,. met welkezij ontvang» wie den; in den indruk, welker. zij fcheetL ll maaken op bet oordeel en het hart van Nederlands ï, e neTen , zagPde Regeering van Amfterdam eenen algeingezeteneu misnoegen en wantrouwen van de geheeie „en ^ ' misnoegen e ^ ^ ygr_ SS! oP dien"gS;dat&Zijne Hoogheid denzelven van het Hof wilde verwijderen. M„r welke was de grond van dien haat dat misnoegen brouwen welken aan de geheeie Natie, ten aanzien 2/CKe Hërtög, werden toegekend? Laat ons deeze v?Jl«antwoorden, met de eigen' voordragt van Amfterdam, «SÏS , volgens het algemeen begrip (zeggen zijï word f Heer Hertog voor de eerfte oorzaak gehouden van den " elendigen en gebrekkelijken ftaat der defenfie, waar in het " ?ndzich bevind, van al het geen daaromtrent plaats heeft, " ™ van alle de verkeerde maatregelen, federt een geruime» 3 tiid genomen, met alle de fatale gevolgen, uit dezelven geproflueert." pPr wii nu verder gaan, om op te geeven het gevolg, het wefk dleze voordragt gehad heeft, oordeeten wij het niet nnSenftia: hier te herinneren, dat, weinig tijds te vooren, die zelfde Amfterdamfche Regeering ter Vergadennge van tHeeren Staaten van Holland had doen voorftellen het aanfegg n van een onderzoek naar de redenen en waare oorzaa-  C 309 j ken der werkloosheid en van den traagen voortgang der toerustingen ter Zee; en dat zij, vernomen of befpeurd hebbende, dat dit voordel den Stadhouder leed gedaan had, hunne voordragt aan Zijne Hoogheid, tot verwijdering vaii den Heere Hertog, begon met te betuigen, „ dat het geheel „ van haare intentie was afwijkende, zijne Hoogheid eenig „ displaifir of onaangenaamheid aan te doen." Terwijl de Stadhouder, van zijne zijde, (volkomen overtuigd, ,, dat „ het Verval der Marine, (zoo als Hij zich in hoogstdes„ zelfs Memorie van 7 Oélob. 1782. pag. 58. uitdrukt) ,, tot een al te hooien trap geklommen was, om daarmeede, „ in weerwil van deszelfs ieverigrte poogingen, iets meer te ,, doen, dan het geen hij voorgehad had, en dat het mis- lukken zelfs van die voorneeraens eeniglijk gedependeerd „ had van omftandigheden , die boven het bereik van alle „ menschlijk vermogen en dispofitie gefield waren," en gevolglijk (zoo als Hij pag. 63. voortgaat) sJ dat de Confidera„ tien en verdenkingen, waar door men aan Zijne Hoogheid „ een praténs verzuim en innétie attribueerde, en hét zelve „ aan geheel andere oorzaaken toefchreef, dan aan die, ,, welke Hij tot deszelfs leedweezen ondervond, en ook te „ vooren voorfpeld had , dat daadlijk exfteerden . en niet ,, zoo fpoedig konden weggenomen worden, eeniglijk had„ den kunnen geboren worden uit eene mindere kennisfe en i, gebrekkige voorfielling van Éle de zaaken en omfiandig,, heden, welken tot het ganfche wezen van een totaal ver„ vallene Marine, in concreto, behoorden;, tot voorkoming „ van alle diffidentïe , welke uit de bovengemelde Pro„ pofitie van de Ilegeering van Amfterdam zoude konnen ,, proflueeren ," op den 28 Jnnij 1781. aan Hunne Hoog Mog. voorftelde, „ om met alle naukeurigbeid te exa- mineeren , of behoorlijke zorg gedraagen was ,om de Ma„ rine van den Staat in die (ituatie te brengen, dat zij met „ eflect tegen een vijand had konnen ageeren; dan, of daar,, omtrent eenig verzuim of nonchalance had plaats gehad; „ en zoo ja, waaraan zulks te attribueeren was:" een voorftel, waar van het gevolg geweest is, dat alle de Collegien ter Admiraliteit berigten hebben ingeleverd , waar uit kari worden opgemaakt, of'er waarlijk reden geweest zij, om" re klaagen over inactiviteit. Stelt nzelven nu eens, geachte Landgenooten , zoo veelen onder u, als met een gevoelig hart bezield, en gewoon zijt, volgens de eeuwige en omvrikbaare grondbeginselen van regt en billijkheid, werkzaam te zijn, fielt uze!-. ven eens in de plaatze van den Heere Prinfe Erftladhouder, Yyy 2 e.n  ( 3P 3 en oordeelt zelfs,- wat gij, in zijne omftandigheden, zoudt hebben gemeend te konnen, te mogen en te moeten doen. Verbeeldt u eenen Vorst, die zich zeiven het getuigenis geeven kan, dat hij alle zijne vermogens heeft in 't werk gefield , om zijn Vaderland uit den elendigen en gebreklijken ftaat van verdediging, waar in het zich bevond, toen hij het beftuur aanvaardde, te redden en op te beuren; dat hij, in die poogingen flechts voor een zeer gering gedeelte gedaagd hebbende , onophoudlijk gewerkt en gezorgd heeft op de vermijding van alles wat dat Vaderland in eenen Oorlog konde inwikkelen; dat hij, bij alle gelegenheden, vermaand, ge~ waarfchouwd en voorzegd heeft, dat die Oorlog den ondergang van 't Vaderland, het verlies van deszelfs buitenlandfche bezittingen , het verderf van deszelfs koophandel ten gevolge hebben zoude, indien men, geheel weerloos zijnde, zich jegens eene gewapende Mogendheid gedroeg , als of men van alles voorzien, en tegen eenen magtigenVijand beftand was. Verbeeldt u, dat men aan zulk eenen Vorst van ter zijden, of althans aan deszelfs omhelzen van den raad van zijnen voornaamen Raadsman , te laste legd juist dat geene, wat hij te vooren voorfpeld had, dat het onvermijdlijk gevolg moest zijn van maatregelen, welken men, tegen den raad van Zijne Hoogheid, genomen had. Wat zoudt gij gezegd , wat zoudt gij gedacht hebben, indien men aan u verweet, het geen men zich zeiven te danken had; indien gij den eenen dap na den andereu had zien doen, om de aandacht der Natie aftetrekken van de waare oorzaaken haarer rampen, en dezelve te vestigen op onfchuldigen, die alles wat mogelijk was gedaan hadden, om dezelven voor te komen en te ontduiken ? Deeze geestgefteldtenisfe althans meenen wij, uit alles wat, van zijnentwege, ter kennisfe van de Natie gebragt is, te mpgen opmaaken, en aan Zijne Hoogheid toefchrijven. Geen wonder dan ook , dat de Stadhouder , overtuigd, dat hij nooit anders dan het belang van 't Vaderland in 't oog "■ehad had, met alle deszelfs verfchillende voordellen, advifen en handelingen, 't zij dat dezelven op den raad van den Heere Hertog gegrond waren of niet; en weetende, dat hij niet in de gewoonte was, om denzelven raad te pleegen over de behandeling der zaaken, betreklijk tot den Zeedienst, niet befluiten konde, om, door het voldoen aan het verlangen van de Regeering van Amfterdam, ftilzwijgende toe te (temmen  C 311) men, dat aan hem zeiven en aan verkeerd beftuur, en ver» keerden of zelfs godloozen raad moest worden toegefchreeven het geen alleen een natuurlijk en onvermijdlijk gevolg was van den tegenwoordigen en zoo meenigmaalen voorgeflelden gebrekkigen ftaat der zaaken. Geen wonder, dat hij, zich zeiven en den doorhem gevolgden raad onfchuldig kennende, een regtvaardigen afkeer had van het denkbeeld, om den onverdienden blaam onuitwischbaar te doen rusten op den geenen, wiens raadgeevngen hem altoos voorgekomen waren met 's Lands belangen te ftrooken, die met de Zeezaaken niets te doen hebbende, en daar over niet geraadpleegd, niet fchuldig weezen konde aan de verkeerdheden, welken men daar in voorgaf of zich verbeeldde te zien; en,, welken hij, zonder onregt, niet kon fchuldig oordeelen aan de misd iad van hoogverraad, en van omkooping, die hem door niemand dan door naamlooze paskwilfchrijveren wierd te laste gelegd , en waar van de Regeering van Amlterdarn zelve betuigde hem onfchuldig te houden. Men voege hier nog bij , dat de Man, wiens verwijdering op deeze wijze gevraagd wierd, zonder dat de Regeering van Amlterdarn hem regtltreeksch bel-chuldigdc, federt dertig Jaaren , in dienst van de R epnbliek geftaan, de aanzienlijkfle en gewigtigfte posten bekleed , de hoogfte goedkeuring verdiend en ondervonden had, en zulk een geruimen ti|d geweest was het voorwerp van de liefde, de achting, den eerbied en het vertrouwen van grooten en kleinen; dat hij van eene zeer hooge geboorte is, ais zijnde aan de meeste gekroonde hoofden van Europa door Maagfchap of Verwandfchap verbonden, en eindelijk, dat hij tot den Vorst, die men wilde, dat hem voor de oogen van geheel Europa met eene onuitwischbaare fchande overlaaden zoude, zulk eene nauwe en teedere betrekking heeft, dat dezelve door geene andere overtroffen word, dan door die van eenen Zoon tot zijnen Vader. Het hing gewisfelijk vari Zijne Hoogheid af, om geen gebruik meer te maaken Van de raadgeevingen van den Heere Hertog; hoogstdezelve was daar toe niet langer verbonden, dan hij het zelf goedvond; maar indien hij zulks, op dat tijdftip, en op het verzoek van de Regeering van Amfterdanu op zulke redenen gegrond, geftaakt had, zoude Zijne Hoogheid aan de ganfche Weereld hebben doen gelooven, dat de Heer Hertog waarlijk misbruik gemaakt had va» deszelfs inYyy 3 vloed  c 3i2 y ' vloed op den geest van deszelfs Voedfterling , om hein te doen volgen zoodanige maatregelen, welke Zijne Hoogheid van achteren gezien had, dat met de belangen van 't Vaderland niet ftrookten ; de geruchten, als of de Heer Hertog zich daar toe had laaten omkoopen, zouden, door het gedrag van Zijne Hoogheid, des te meerder geloofs gevonden hebben , en zulk eene onuitwischbaare fch'ande zoude de Prins zelf gelegd hebben op eenen Man, aan welken hij zelf erkend oneindige verpligtingen te hebben: terwijl hij tcffens, door dat zelfde gedrag, eene foort van openlijke erkendtenis Zoude gedaan hebben, dat het wezenlijk aan moedwillig verzuim moest worden toegefchreeven , dat het Land zich in zulk eenen gebrekkigen en elendigen toeftand bevond; dat 'er waarlijk verkeerde maatregelen genomen waren enz.; dat Zijne Hoogheid tot dat alles de hand geleend hebbende, op den raad van den Heere Hertog, wezenlijke fouten begaan had, of uit gebrek aan doorzicht en oordeel, of uit Landverdervende oogmerken, en dat derhalven de Heer Hertog door Zijne Hoogheid wierd opgeofferd , om zelf veilig te zijn tegen dé gevolgen van zulk een onverfchoonlijk beituur. Van welken kant men dan ook, zich Hellende in de plaats van Zijne Hoogheid, het voorftel van de Regeering van Amfterdam befchouwen moge , en dus zoe wel van de zijde van de Regtvaardigheid en Billijkheid , als van de erkendtenis en liefde, door Zijne Hoogheid aan den Heere Hertog verfchuldigd, en van het geen Zijne Hoogheid geregtigd en verpligt was te doen, ter bewaaringe van zijne eigene eer en goeden naam, het antwoord van den Prinfe kon niet anders dan weigerend zij»; en het kan niet anders dan als edelmoedig en openhanig worden aangemerkt , dat Zijne Hoogheid de Heeren Afgevaardigden der Amfterdamfche Regeering waarfchouwde van deszelfs voornemen, om hun voorftel te brengen ter kennisfe van den Heere Hertog, en hem daar door gelegenheid te geeven, om zich te verantwoorden, en zijne ojifchuld aan den dag te leggen. Veelvuldig en onvermoeid zijn de poogingen geweest, welke die Heer, tot bereikinge van dat oogmerk , heeft aangewend, en wanneer men bedenkt, dat de begeerte om hem van het Hof en den Perfoon van Zijne Hoogheid verwijderd te zien, van tijd tot tijd, al meer en meer algemeen is geworden , (welke dan ook de reden daar van zijn moge) zal men zich niet behoeven te verwonderen, dat die poogiugen voor hooggemelden Heere niet gehad hebben het gevolg, he?  £ 313 D het welk hij daar van betuigde te verlangen. Opmerklijk i? het evenwel, dat, hoe zeer hij gedrongen en aangebpqde» heeft, om zich aan een geregtlijk onderzoek te onderwerpen, zlulk een aanbod echter nimmer is omhelsd, en dat men zich alleen vergenoegd heeft, om hem zulke algemeene en onbepaalde befchuldigingen aan te tijgen, die wel te kennen geeven, dat men t'onvrede is over het geene door hem verligt is, maar hem tot hier toe buiten de mogelijkheid gefield hebben, om of van misdaad overtuigd te worden, of zich tegen die befchuldigingen te verantwoorden, en zijne onschuld aan te tppaeu. Wij erkennen, het zou beneden de waardigheid van eenen Souverein konnen gerekend worden , zich partij te deden tegen- en aanklaager ce weezen van eenen Onderdaan of 13eampten; maar zou het ook beneden de waardigheid zijn van eenen Spuverein, om, wanneer zoodanig een Onderdaan of Beampte openlijk befchuldigd en vrij algemeen verdacht gehouden word van euveldaaden , die een hoog Verraad, in den hoogden graad, te kennen geeven, of een gewoone of een buitengewooue Regtbank te gelasten, om te onderzoeken , of en hoe verre hij fchuldig of onfchuldig zoude mogen zijn; ten einde hij, in het eerde geval, zijne welverdiende draffe moge erlangen, of in het tweede geval, voor de oogen der geheeie VVaereld, vrijgefprooken en herfteld worde in de eer en den goeden naarn, hem door eene meenigte van fchandfchriften, in die vooronderdelling, zoo godlooslijk ontdooien? Wij gaan verder, en vraagcn, of de Souverain zulk een geregeld onderzoek niet verfchuldigd zij aan zich zeiven, aan het Vaderland, en aan den befchuldigden zei ven, ai was hij, in aanzien, de allergeringde van 's Lands Ingezetenen? Hoe veel te meer dan , wanneer hij van zulk eene hooge geboorte en Doorluchtig gedacht is, en zulk eene aanzienelijke bediening bekleed? Dan, wat hier ook van zijn moge, dien weg heeft men tot hier toe niet ingedaagen, en wij zullen ons wel wachten, om naar de redenen daar van te onderzoeken. Intusfchen is evenwel de Heer Hertog het voorwerp gebleeven van eene omelbaare meenigte van allerhande ('pot- en fchot- en ichimpfchriften . offchoon zoo wel door Hunne Hoog Mog. als door de Heeren Scaaten van meer dan eene Provincie, van tijd tot tijd beduiten genomen zijn, die Yyy4 hem  C 314 } hem volkomen vrijkennen van die euveldaaden, welken men hem ™ If ^tgVn daar door de Natie «fkeerig van hem tl maak heeft Geen dag genoegzaam, althans geene wiek gng er voorbij, die niet het eene of andere voor brengfel van den haat tegen hem zag geboren worden, en openli fte liSl ik het befluit nam, om zich naar deszelfs Gouvernement te s Hertogenbosch te begeeven. Toen fcheen het onwede eemgszuis te bedaaren, en de meesten der geenen diè zich nog laaten voorftaan, tot de partij des Stadhouders te behö0. • ren, begonnen hoop te fcheppen, dat, die fteen des aanftoots nu 11, zoo verre verwijderd zijnde, de eensgezindheid en goede verftandhouding tusfchen den Souverefn ê.den Stadhouder ongevoelig wederom herfteld zoude worden Maar, helaas! al die woede, welke men, tot dien t d ro?' tegen den Heere Hertog had zien heerfchen , in d ge £ m komende Paskw.lfchriften, werd nu tegen den StadhoX zeiven gewend , en even ftrafloos verdraagen. Verfche den beflu.ten en voordellen zag men te voorfchijn komen1 waar van de inhoud den Stadhouder bewoog, om, ecnige Maanden laater aan Hunne Hoog Mog. over te geeven eene aa> eengefthakelde en breedvoerige opening van de^elfs geheete beftiiur met betrekking tot den Oorlog. Veelvuldige zaaien werden er op het tapijt gebragt, waar van de Stadhouder tot hier toe ,n het bezit geweest was, en welken hem, de eene me0nrwerden?erena' £W V°°mad' «^^l onTZ Of men dit aanhoudend misverftand, niettegenftaande da verwijdering van den Heere Hertog, daar aan hebbe toe te fcbr.jven dat Zijne Hoogheid, offchoon toegeftemd heb! bende in het vertrek van zijnen Raadsman, ook riet heef willen voldoet, aan het andere gedeelte van het voorftel van de Amfttrdamfche Regeering, daar toe ftrekkende, da Ln Zijne Hoogheid een.ge Leden van de Regeering, ot eene Raad, mogten worden toegevoegd; dan of men vermoe^eL of bewijs gehad hebbe, dat de Heer Hertog, in deszelfs ver 1:.;Hertogenbosch, door Zijne Hoogheid, b j nh0l dendheid, geraadpleegd wierd, over andere dan MilitaireZaa. ken, dan of men aan andere redenen de voortduring van dat m.sverftand_te danken hebbe, zullen wij nie? beten" maar t geen wij niet ongemerkt mogen voorbijgaan, dat' 'er , behalven de raadpleegden over de vermindering' van het gezag enden invloed des Stadhouders, en het geëne daar toe betrekhjk is, ons geene onderwerpen 'van raadKiigea' V8H de hooge Overheid, federt het vertrek van den IS Her-  c 315) Hertog, bekend zijn, waar in het gevoelen van Zijne Hoogheid verfchild heeft van dat der meerderheid van de 'Ileeren Staaten, behalven de zaak van Brest, waar in Zijne Hoogheid den raad gevolgd heeft van anderen dan van den Heere Hertog; of, om juister te fpreeken, waar in Zijne Hoogheid zich geheel lijdlijk gedraagen heeft. 't Zij hier meede zoo't wil, ijder onzerLeezeren,diedeeze zaak met eenige aandacht gevolgd heeft, zal opgemerkt hebben , dat men den Heere Hertog, federt deszelfs vertrek naar \s Hertogenbosch, uitgenomen deeze en geene enkele pijlen, die 'er van tijd tot tijd, zoo in de Post van den Nederrhijn, als in andere papieren , tegen hem wierden afgefchooten, nog al taamlijk in rust gelaaten heeft, tot dat het den Schrijveren van het evengemelde Weekblad gelust heeft, aan hunnen Leezeren te willen doen gelooven, dat 'er tusfchen den Heere Prince Erfftadhouder en hooggem. Heere Hertog, even na den 8 Maart 1766, was opgerigt eene wederzijds beè'edi"'de overeenkomst, volgens welke Zijne Hoogheid zich verbonden had, om den raad van den Heere Hertog over alle zaaken zonder onderfcheid, niet alleen te vraagen; maar ook te volgen. Deeze openbaare aantijging, in een naamloos Weekblad, doch wel haast nagebaauwd door de meeste nieuwspapieren, heeft aanleiding gegeeveh tot een Staatsgewijze onderzoek naar het daadlijk beftaan , en den wezenlijken inhoud van zoodanig eene overeenkomst, en dat onderzoek heeft gelegenheid gegeeven tot het openbaar maaken van een nieuw bewijs van de ligtvaardig- en boosaartigheid , met welken alles word aangegreepen, om het gemoed van de Natie voor in te neemen en op te vullen met allerleie foort van valfche denkbeelden. Wij hebben in ons Nummer 65 den zaaklijken inhoud deezer overeenkomst meedegedeeld , en de geoorlofdheid daar van aangeweezen. Mogelijk zullen wij nog wel eens een Nummer befteeden tot wederlegginge van de tegenwerpingen, die ons in deeze en geene bijzondere gefprekken, of elders zijn voorgekomen. Zulks komt niet overeen met ons tegenwoordig beftek. Na het openbaar worden dier Acte of overeenkomst, hebben de Heeren Staaten van Vriesland een befluit genomen, om aan den Heere Hertog deszelfs ontflag van alle zijne MiY y y 5 li'  c vt y Jjtaïre Ampten te verleenen, en, zoo men de Nieuwspapier ren en andere openbaare geruchten geloof geeven mag hebben reeds verfcheicien' Steden van Holland aan Zijne Hoogheid, den Heere Prinfe Erfftadhouder, piegtige kennis doen geeven yan haar voorneemen, om dat voorbeeld te volgen ten zij de Heer Hertog, door Zijne Hoogheid, mogt konnen bewoogen worden , om deszelfs ontflag vrijwillig te vraagen, en zich van net grondgebied van den Staat te verwijderen ; in weik geval men betuigd heeft, niet ongenegen te zijn, hem alle deszelfs traétementen te laaten behouden, en zelfs zeer genegen, om het aanbod van den Erfftadhouder tot herftel der eensgezindheid en goede verftandhouding te omhelzen , en daar toe meede te werken : eene voordragt op welke men wil, dat Zijne Hoogheid zaaklijk zoude geantwoord hebben, dat hoogstdezelve, hoe genegen ook, om de goede verftandhouding herfteid te zien, niet befluiten kon, om dezelve te bevorderen, door te voldoen aan dit verlangen van de gedachte Leden van Staat, aan welke Zijne Hoogheid teffens zoude hebben voorgehouden de onbillijkheid van het te neemen befluit, en de onbegaanbaarheid van het zelve met den aart eener vrije Republikeinfche Regeering: terwijl men, van een anderen kant, verzekeren wil, dat de Heer Hertog vastlijk beflooten heeft, liever het uiterfte af te wachten, dan vrijwilüglijk deszelfs ontflag te verzoeken, 200 lang hij niet door een Regterlijk Vonnis in zijne eer en goeden naam herfteid zal zijn. In deezen ftaat der zaaken, is de natuurlijkfte, de eerfte vraag: wat zal het einde zijn van dit alles? En zij, die, zonder partijzucht, alles alleen willen t'huis gebragt hebben op de welvaart van 't Vaderland, voegen 'er bij de vraag: op welk eene wijze zou het voor dat Vaderland te vvenfchè*i zijn, dat deeze zaak eindigen mogt? Uit de omftandigheden, welken wij dus verre hebben opgegeeven , en waar van wij vertrouwen , dat de waarheid (voor zoo veel althans het gefchiedkundige betreft) door niemand zal gelochend worden, volgd ontwijffelbaar, dat, tot hier toe, ten laste van den Heere Hertog, niet eeneeenigé misdaad beweezea is, die onder het bereik zoude zijn der menschlijke Wetten in 't algemeen, of van die, welken in dit Gemeenebcst in zwang gaan , in het bijzonder. Zelfa. konnen wij ons niet herinneren , dat die Prins , doör een eenig Lid van Staat, van zoodanig eene misdaad uitdrnklijk zoude befchuldigd zijn. In tegendeel hebben de meeste Le-  C 3*? ) Leden van Staat volmondig erkend, hem onfchuldig te houden aan al dat geene wat hem te laste gelegd is, en onder Jen naam van zoodanig eene misdaad kan gereekend worden Wreeoen te zijn. Wanneer wij nu hier bij m aanmerking nelmen aan den eenen kant, hoe zeer evenwel door genoe"faam alle dé Leden van Staat, of met woorden of me dr den of in het openbaar, of in het bijzonder getoond zi he hatt ijkst verlangen naar de verwijdering van den He e I er o- en aan de andere zi de, dat men getracht heef , de vervviiderirg, als 't ware, te koopen, meenen w.) daar uit te mögS afleiden, dat 'er geenerlei bewijzen van zoodanig eene misdaad voor handen zijn. ' Maar als dit zoo is, zou het dan voor het belang van de ReDiibliek wel te wcnfchen zijn, dat een man van die nooge geboorte , die dertig jaaren lang aan den Staat de wezenffie dienfteh beweezen heeft, op eene willekeurige wijze, van zijne ampten ontzet, en van het grondgebied van den St?öm zoo te zeggen, gebannen wierd, zonder dat men h m eenige misdaad bewijzen konde, waar regen de Wet en W deeze vrije Republiek konden werkzaam zijn ? Zoude hier door de achtbaarheid van den Staat, zelfs in de oogen van 's Lands Ingezetenen , niet » veel van haaren luifter valiezen? Zou de welgevcs igde roem van eene onzijdige en ongekreukte regtsoeffening, welken dit Gemeenebest buitra 's Lands verworven heeft, hier door niet bezwalkt worden? En welk regtgeaaru Nederlander is'er, die de eer van : Vaderland aanziet als eene onverfehilhge zaak? 't Is waar, men geeft voor, dat het belang yan de Republiek vorderd, dat de Hertog verwijderd worde , en óalut Patri* Suprema Lex esto! maar waarom voroerd du het be£n' van de Republiek ? Om dat de Hertog het voorwerp geworden is van den algemeenen haat_ en de algemeen* verachting Maar vooronderlteld eens, dit was zoo, indien dit reden genoeg uitleverd , om hem, door eene willekeurige daad, van zijne Ampten te ontzetten, en mt de Republiek fe verjaagen, wie is 'er dan veilig? hoe vee en onder de aanzlenli kften, onder de braafüen , die in deeze ongelukkige 5 den van verdeeldheid, reeds in het zelfde ongelukkige geval gekomen zijn, of daar in nog Verder kunnen gebragt worden! Wat al poogingen zijn'er, federt ruim drie jaaren, niet al aangewend, en met welk eenen uitflag bij zeer veelen, om den Heere Prinfe Erfftadhouder zei ven in cat ongeluk te doen deelen! Wie verzekerd ons, dat diepoogingen, welken mulu men  C-3I8 ) SST'd"2i' ~ "S2S£i meerderjarigheid, in zoo verre dat her in 1 Ho°5he,ds meer de Hertog dan de Prins ze'lf zon Jiin ^ gr°nd veeI hooge Waardigheden van Stadhouder C^iJ^l ^ deGeneraal zouden worden waargenomen?^ en Admiraal en herkan waar zijn, lat Zij, e ^>o rtriH 7°Jd«S^V der zaaken, tot horatdeiMtt h»ft 2* 'n.d-e behandeHng mands raad'zoo Jïïrf^oJJtó^*^' T» "ie" den Heere Herroo- n;r ; • dan voor dien van onderaeU^lve? C tZ ? ^ V°° * nen en over alle anderen 7P~„„„ . i • d,en alSemeegegrond zij; dan* SS^S^gSé^^J^f Hertog misbruik van denzelven gemaakt habL ]J f u- de geen misbruik van gemaakt hebbT Zoo het êerïe waa? f zoo hij dien nvloed befteed herfr ™ a ,r aar 18» Voedfterling te doen te kor kom™ T Sew«zen brenge de bewijzen daar va £^oorfchiin 'W*1,; men wijdering zal wettig ziin- zii ,71 l ' ' e" deszelfs ver- aar ™'d—h« -sx-c jss?^s de Hertog zich aan eiü-pnlü!,- an-mnA* ■ j «""erzoeh., dat fchadelijk^nisbruik van^den aaf S römSiaadjn' °faa" een den geest des Stadhouder,fthuS?f ÏSr)001 °P het belang van het Vaderland ie ï kan d£ h« V™ eene willekeurige daad van de OppeTmagt,'val"fojS? «5 ontzet, en uu het grondgebied van §d n Sa ,? ^ Maar  C 319 ) Maaf zou het voor dat belang van 't Vaderland ook wensen.-' Rik zij ' dat hij zich vrijwitliglijk van zijne Ampten untdoeg, en Zich naar elders begaf? Hierop meenen wij te moeren antwoorden met eenig onderfcheid. Indien het vast ftond, dat de Hetto°' alleen het voorwerp was van den haat en het 011-» genoeeen'der thans heerfchende partij; indien het vast ftond, dat met en door deszelfs vertrek , alle oneemgheden een einde zouden neemen; indien men reden had, om zich te vleiien dat, die fteen des aanftoots weggenomen zijnde, de Stadhouder zoude herfteid worden (wij zeggen met, in het bezit van de begeeving der Regeerings- en andere Ampten en bedieningen; dit merken wij aan als op zich zeiven een gerino hoe wel noodzaaklijk gedeelte van het Stadhouderlijk geza'a) maar in dien'wettigen en natuurlijken invloed, welken de Stadhouder, ter bevorderinge van het algemeene welzijn hebben moet; wij zouden geene zwaangheid maaken, om 'ons te vereenigen met den wensch der geenen, die, offchóon den Heere Hertog niet vijandig, evenwel van begrip zijn dat, zoo lang hij niet buiten de m >geli;kheid gefteld word om voedzel te geeven aan den haat en afkeer zijner Vijanden , het onmogelijk bevonden zal worden , om de '-roede verftandhouding te herftellen, en daarom verlangen, dat hij tot eene vrijwillige verwijdering mogt konnen bewooa-en w -rden. Maar geeven de omftandigheden , die wij dVeliiks zien gebeuren, geeft alles, wat, federt het vertrek van den Hertog naar 's Hertogenbosch , voorgevallen is, een ^enoegzaamen grond , om zulk eene weustlnijke verandering als een gevolg van die vrijwillige verwijdering, voor uit°t'e zien en vast te dellen? Om dit te gelooven, zoude uien moeten reden hebben, om zich te overtuigen, dat alle die veranderingen , die 'er, met betrekking tot het Stadhoudeilijk gezag, zijn ingevoerd, haaren oorfprong verfchuldigd zijn of aan het denkbeeld, dat de Hertog gewoon was, om van die g edeeltens van het Stadhouderlijk gezag , welken men befnóeid heeft, gebruik te maaken tot bereikinge zijner oogmerken ; of dat die befnoeijingen alleen zijn ondernomen om den Stadhouder bewijzen te geeven van ongenoegen ' en hem daar door te noodzaaken, om toe te geeven 'aan 'het verlangen tot verwijde:iuge van den Heere Hertog; daar nu, bij een naukeurig onderzoek van elk van die zaak'en waaromtrent men zulke aanmerklijke veranderingen ingevoerd heeft, volledig blijken zal, dat de Hertog daar bij voor zich zeiven geheel onverfchiliig zijn kon, en daar de tweede vooronderftelling van dien aart is, dat zij door niemand der geenen, die tot de gemelde veranderingen meede- ge-  CS20) pwerh hebbe*, noch door woorden, noch door daden £an erkend worden, zoo als evenwel gefchieden zoud dien men die ingevoerde veranderingen, uit hoofde va'n dè vrijwillige verwijdering van den HeenHertog,Tederonbüï ten werking zoude willen brengen, en alles herftellen op den ouden v«,et, meenet, wij, dat dat noodzaaklijk hertel 1e" gevolg niet zoude konnen zijn van die verwijdering en da derha,Ven die verwijdering niet voldoen zoude aan het oogtT4nd,r,hVVelk mT t0J dezelve befluite« zoude T„ d»f Si " geV°e!en der gee,,en' die van begrip zijn, dat ate de onaangenaamheden, welken den Stadhouder bejegend z,jn moeter. toegefchreeven worden aan de verfchillendhe.d van de denkwijze, die 'er plaats heeft nopens de inen uitwendige Staatkundige belangen van de Repub iek £ gegrond moet worden aangemerkt, zou waarfchijn ijk' he vn, willig voldoen aan de begeerte van de voörftanders van die gevoelens, die thans boven drijven, konnen aan e d ng geeven 0m, „a dat de Hertog uit derf weg zoude zi n zich ook op eene loortgelijke wijze te ontdoen van al'en' dn dezelfde beginfelen genaas hebben die aan den Heere Hertog, zoo wel als aan den Ërffladhóuder worden toegefchreeven ; terwijl aan den anderen kan diezelfde voorbeelden , in vervolg van tijd wel eens zouden konnen gevolgd worden, wanneer de omftandïgheden eens wederom verandering „ de algemeene neigingen te wee' bragten: waar door het Land, op dezelfde ongeregelde wijze! zoude konnen beroofd worden van eene raeenigtc waardige en Vaderlandlievende Regenten, en andere Beampten, welken pen, om dat oogmerk te bereiken, op dezelfde wijze eerst m den haat der Natie brengen, en vervolgens al meede noodzaaien zoude om , door eenen vrijwilligen aflland , zich aan verdere vervolgingen te onttrekken. w,?aaI"U ' VO'Sun-SJ de "irfpraak van den Wl'iste" der Koningen de geregtigheid een Land verhoogd, terwijl de zonde of het onregt een fchandvlek is voor de Natie, ra daar het «immer met de regelen van regt en geregtigheid kan worden overeengebragc dat iemand onverhoord veroordeeld, of ge. noodzaakt worde, om zulk eene veroordeeling te ontgaan tZZTÜUS artMlS" vaVoordee,en of Mngenaamhedm* welken h„ onfchuldig zijnde, niet verbeurd heeft, fchiint het, dat het voor de Republiek wenschlijker zoude zijn, dat, op de eene of andere wijze, eene Commisiie benoemd wierd,  C 321 5 in i u^o-mAe zoo 't mogelük ïs, Heerlijke, kuri<ïiget wlèfd,-m Ü rnVadc°landiievende Luiden, die alle de beonpartijdige, en Vaicmna e ^ fi .flge_ ^lg ugden'"gronKS^hL, den befchuldigden ia bragt , 111 dengï™ verantw00,ding hoorden, en vervolgen; "Tv^Ö -roordeeling of van ^ fpraak. 7oo hun vonnis eene veroordeeling meedebragt, dan waS JZ de zaak gevonden, om dat 'er geen twijfel is, of de misdaacien 1nuuc e .. V y voort te gaan; en out SST^Td^K oS te vermoeden'dat de Prins da™en 'I jS, «reweezen Voogd en Raadsman zoude È^?b,dh0U5^SS nTK^LïSnfclinld in een helder blijven onderfleunfti, na dat ae e Veronder- Sef ^gtn^ef mo eiijk i" en ons.tot hier toe het Sfchiinlifkst voorkomt, dat, bij zoodanig een naukeung, ^£rtó TeLe en e"£rdieShgem aan eenigeW bij de mensch- 5e Wettei., of bij die van dit Gemeenebest zouden beooren te onderwerpen , en dat gevolglijk ten zijnen opzichte een Re4rl jkVonnis van vrijfpraak wierde uugebragt; zou • i»t Hnnr het oogmerk bereikt zijn, het welk men zich van lle kan n' 6 otSii" van 't Vaderland behoord voor te Re en tc wcoten het i.erflcl van her ondPrtine vmtou- wi en de goede verftandhouding tusfehen de Hoofden des Volks I Hier aan meenen wij , alles wel overwoogen, geweldig te mogen twijfelen, 't en zij zoodanig eene Com5è teffens het vermogen bekwame , tot het beraamen der noodige middelen, om, in allen geval e, 't zij dat de Hertog fchuldig of onfchuldig bevonden wierde, de eendragt en den Sjken Vrede , i« net midden van dit gefolterd en beroerd Gemeenebest, te herftellen. Maar daar zulk een post van de alleruiterfte moeilijkheid, en veehVt wel onuitvoerlijk bevonden zoude worden, zou net ook misfehien wel onmogelijk zijn om lieden genoeg te vinden met de vereischte hoedanigheden voorzien , die zulk eenen last, hoe roemrijk ook, zouden durven op zich neemen. Daar fchijnt dan , om deeze belangrijke zaak een gelukkig pjnde te doen neemen voor het lieve Vaderland, mets anders overig  C 322 ) overig te blijven, ^an het uitdenken wn w r , middel, om het vertrouwen tusfcS de Leden /'o °f 3ndéï in de bijzondere Gewesten, ér eenre etLn%r^lëeTS ter andere zijde, te herftellen op zoodanig eene w ze Z'r de Heer Hertog zich, behoudens ziine eeen ™Jï} ' dac daar aan onderwerpen, de StXX da r'If telZll zijne verphgtmgen en genegenheid aan en voor zijnen twee den Vader, in goeden gemoece meedewerken er, £ISZ f" Natie zien kan, dat niet de pirtiizucht i g?ede van haar waarachtig heil, d^A^^S^ . zen zoude mogen verrigt worden, g dee* Is zulk een middel mogelijk? Zoo si ia w ;„ .„ • „ zeer moeilijk om uit te vinden." J ' " 'S ten m,nften Te Rotterdam, bij Amfterdami?ÖW en Arends. s Hage Plaat de Agè en ™« Os, Dort^ , van Braam en ^««r T.PnHm/.^fmïa,, DelftJe G/iw, Gouda vander Klos, Harlingen vander Plaats, Groningen Hu/mg Hoorn Fermande, Alkmaar Af^, Breda Orfl, Middelburg van Osch, Gillisfen en Abrahams, Goes Hutsman, Vhsfingen Corbelin, Zirkzee de Kanter Brielle f&rfo/, en verder alom bij alle Boekhandelaars in alle Steden De Prijs is x\ Stuiver.