484 J- T. FAN DE PFYNPERSSE, Kinkhoest grootcn lof verkrcegen hebben. Waar toe veel bijgebragt hebben drie procfneemingcn van Dalberg, waar in zij in eene ruime gift zoo wel in een af kookzel , als poeder, gegeeven den Lijderen hulp hebben # verleend, vólgens het verhaal van Murray, App. Med. Vol. 'UL pag. 226. feq. Daar men echter, uit gebrek van een behoorlijk getal waarneemingen , niets zeeker omtrent hunne fpecifieke kragt tegen dezen hoest kan vastftellen, ja het zelfs zeer waarfchijnlijk is, dat zij, even als anderen niet min vermogende krampftillende middelen, in zeer veele gevallen van geen dienst zullen zijn, gelooye ik, dat ze geenzins voor foort-middelen moeten gehouden worden. 7. Het dik uütrekzel van Tabak (Extrattum Nicotiance) 't welk in andere ftuipagtige hoesten, en aamborstigheid zomtijds zeer veel nut gedaan heeft, gist Rosenstein, h c. pag. 496. hoewel zonder ondervinding, dat insgelijks in den Kinkhoest dienstig zijn kan, terwijl men aangeteekend vindt in Schwaben, znr Artzeney-gelehrheid und Naturkunde, /. Band, pag. iQQ,/^aÉ het, met Muscus vereenigd, den hardnekkigen algemeenen befmettelijken Kinkhoest der Nordlinger Kinderen in het jaar 1768. geneezen heeft. Dit nud-  Over den KINKHOEST. 485 middel, hoewel zeer ontbindende, verdunnende, flaapverwekkendc , en krampstillende, echter nog niet van een beproefd vermogen zijnde, om in alle gevallen dit hevig kwaad tegen te gaan, en met een zeer vergiftige eigenfehap voorzien , zoude ik mij liever wagten , vooral , aan teedere Kinderen , toe te dienen, of voorzeeker niet, dan na alle zagtere middelen vergeefs gebruikt te hebben. 8. Met veel ophef is ook geroemd het fap van Pisfebeddcn, het welk met witte wijn gemengd, als een onfeilbaar middel, tegen dezen hoest door Cheike gepreczen is. Zie Cooke, tMaladics des Enfans, pag. 50., terwijl Willis ook derzelver fap heeft voorgefchreven , de Medicam. Oper. pag. 170, en Huxhaji , l. c. pag. 99. 347. een ontbinding van Gom Ammoniac in derzelver fap met Hysfop-water aanprijst. Geen wonder is het zeeker , dat deze dieren , door hunne prikkelende, verdunnende, en infnijdende kragten vermaard, dikwils zeer veel hulp tegen deze Ziekte toebrengen. Dan, of men ze voor onfeilbaar, of een foort-middel. met Cheine moge houden , twijfel ik uit gebrek aan goede waarneemingen zeer : terwijl ik oordeelo , dat men zeer voorzigtig, in het toedienen aan jonge Kinderen , er meede handelen moet , Hh 3 om  486 J. T. VAN DE WTNPERSSE, om niet onbedagtzaam te benadeelen, die men veilig had kunnen geneezen. 9. De Spaanfche Vliegen, worden inzonderheid tot een inwendig gebruik aangepreezen , door Lettsom , Medical Mem. of the General difpenf. in Londen, for part of the Tears, i?73> 1774. ; cn zijn door Bürton en Hillarij met goed gevolg gebruikt. Voorzeeker bezitten deze diertjes een zeer prikkelend en verdunnend vermogen; waar door zij eenigzints tot de geneezing deezer Ziekte iets kunnen toebrengen: doch uit de aangehaalde waarneemingen kan ik met Lettsom niet befluiten , dat ze eenige fpecifieke kragt hebben, terwijl ze niet alleen gebruikt, maar met andere middelen zijn zaamgevoegd geweest , (die , ik dus mcene, zoo zij de Ziekte al niet geneezen, ten minsten iets daar toe gedaan hebben,) en er ten minsten een behoorlijk getal waarneemingen ontbreekt, waar uit men iets wegens derzelver fpecifieke kragt kan vastzeilen. Ja men fchijnt Millar, /. c. pag. 176. feqq. ook te moeten toegeevcn , dat ze voorzeeker niet zonder gevaar , vooral in zeer jonge Kinderen, kunnen worden toegediend. 10. De Muscus is ook , inzonderheid van de Engelfchen ten hoogften aangepreezen , vooral het Julapium e Mofcho. Zie Fuller Pharmac.  483 J. T. VJN LE WYNPERSSE, zeer krampftillend, verfterkend en ontbindend, het zijn moge, door anderen aangewend , aan derzelver verwagting zoo zeer niet voldaan hebbe. Zie Cullen en Voltelen, c., en er geene geloofwaardige waarneemingen voor handen zijn , die de fpecifieke kragt van het Bevergeil alleen gebruikt, om het fmet, de oorzaak van dezen hoest, onder te brengen, bewijzen. 12. De groote Scheerling, (Cieuta of Conium Maculatuni) is van Butter , /. c. pag. 60. feqq, en anderen, als een heerlijk middel om dezen hoest te geneezen geroemd: ja genoemde Schrijver zelve heeft uit zijne eigene waarneemingen befiooten , dat zij deze Ziekte gemakkelijk, zeeker, fpoedig, en aangenaam geneest , ibid. pag. 178. feqq. Dit middel heeft, behalven zijn fchoon ontbindend vermogen , voorzeeker ook eene flaapverwekkende , en krampftillende kragt. Geenzints echter is deszelfs fpecifieke hoedaanigheid in het geneezen deezer Ziekte beweezen. Ook is het onwaarfchijnlijk, dat zulks ooit gebeuren zal; des te meer, daar (om met ftilzwij. gen voorbij te gaan de aanmerkingen van eenen ongenoemden Schrijver, wien ik boven gemeld heb , op het voornoemde werk van Butter , als te veel partij-zugt aanduidende),  Over den KINKHOEST. 489 de), Lettsom, Cullen, Voltelen , l. I. c. c. getuigen , dat ze hunne hoop door de Scheerling dikwijls hebben verijdeld gezien. 13. Wat men moet denken van bet En~ gelsch 'Tin-zont, of fuiker van Loot , door Sauvages, t. c. tot twee of drie grein aangeraaden, en het welk voor een foort-middel gehouden wordt, zoo het geduurende twee dagen van twee tot zes grein , den Lijder wordt toegediend, en op den derden dag een purgeer-middel uit den Rhabarber ? Zie Forbes, l. c. pag. 107. Hoewel men voorzeeker niet fchijnt te kunnen twijfelen aan de zaamentrekkende en ltillende kragten van dit middel , die in het geneezen der Ziekte mogelijk iets kunnen uitwerken , befluit ik nogthans met Guarin , Animadv. Praiï. pag. 38. dat men het den naam van foort-middel niet geeven kan , ja zelfs het niet dan met eene laakbaare en onmenfchelijke onderneeming kan aangeraaden worden: om dat door die kragten alleen , die het bezit, de Ziekte niet kan worden overwonnen, en het gemelde Lood-zout berugt is door zijne vergiftige kragt, die zig zomtijds lang verbergt, en het lighaam heimelijk vernielt, ja niet zelden ftuipen teweeg brengt; en er veel veiliger en kragtiger zaamentrekkende en ltillende middelen zijn. Hh5 14.  AND WOORD OP DE VRAAG, VOORGESTELD DOOR HET PROVINCIAAL UTRECHTSCH GENOOTSCHAP VAN KONSTEN EN WETENSCHAPPEN: Welke is de aart van den Kinkhoest ? waar ,, heeft Hij zijne bepaalde Zitplaats ? welke zijn j, deszelfs Oorzaaken ? welke zijne Kenteekencn ? „• welke zijne Toevallen en Gevolgen? op welke „ grondenfieunt zijne Voorzegging? hijgt men „ dien meer dan' eens ? is Hij Befmettelijk of niet ? zo ja: op welke wijze zoude men de Befmetting kunnen voorkomen? welke is de gefchiktfte j, wijze om denzelven te geneezen?" DOOR Dr. ABRAHAM. JACOB. 'sGRAEUWEN, Stads Medicina Dottor, en Penfimaris Honorair en Grifier der Stad Ziikzee. Aan 't welk , (om dat liet naar de geivoone Piij<; niet dingen koude), eene Zilvere Medaille, tot eene buitengewoone belooning, onderfcheiden van een Acccsjïi, in de Algemeene Vergadering op den 17 Junij 178». is toegewezen. VI, Dekl. , li  Vit* fumma brevis fpem „os vetat inchoare longam. Horatius Carm. Libr. I. Od,. IV.  ANDWOORD OP DE VRAAG, VOORGESTELD DOOR HET PROVINCIAAL UTRECHTSCH GENOOTSCHAP VAN KONSTEN EN WETENSCHAPPEN: Welke is de aart van den Kinkhoest ? waar „ heeft Hij zijne bepaalde Zitplaats ? welke zijn ,, deszelfs Oorzaaken? welke zijne Kenteekencn? ,, welke zijne Toevallen en Gevolgen? op welke „ gronden fieunt zijne Voorzegging? krijgt men „ dien meer dan eens? is HijBefnettelijkof niet? ,, zo ja: op welke wijze zoude men die Befmet„ ting kunnen voorkomen? welke is de gefthiktfle ,, wijze om denzelven te geneezen?" O rider de Ziekten , die inzonderheid de Kindsheid en tedere Jeugd de fmerten dezes levens doen gevoelen, is gewis de Kinkhoest eene der aanmerkelijkfte en geweldigfte. Eene Ziekte, die meest altoos langdurig en hardriëk^ kig, verouderd zijnde zeer moeilijk te geneezen, aan zich'zelve overgelaten niet zelden li 2 zeer  5oo A. J. 's-GRAEUWEN, zeer gevaarlijk, en kwalijk behandeld veeltijds dodelijk is; die den Geneesheer geene geringe moeite verfchaft, en dus zijne oplettende zorg èn nauwkeUrigen aandagt in alle opzichten vordert. Eene Ziekte eindelijk, die Heeren Beftuurderen van het Provinciaal Genootichap van Konsten en Wetenfchappen te Utrecht van dat aanbelang en groot géwigt oordeelden , dat zij goedvonden dezelve tot het onderwerp eener Prijs-vrage te maken, en den Geneeskundigen ter beandvvoording voor te Hellen; en zulks met geen ander oogmerk , dan alléén om ook in dezen het algemeene welzijn meer en meer te bevorderen ;■ eene bedoeling zo edelmoedig en menschlievend, als hoogstioflijk en prijzenswaardig. Zijnen evenmensch nuttig te zijn is toch een der voornaamfte en gewigtigfte pligten , die de eenen fterveling den anderen , volgens de Goddelijke en Menfchelijke wetten, verfchuldigd is, en moet bewijzen, zal hij een deugdzaam Mensch, een goed Christen , en een nuttig Medelid der Maatfchappij zijn. Eene verpligting dus , die ik begrijp, dat op mij: en allen rust, die zich eenigermaten in ftaat kennen, het een of ander hier toe te kunnen bijbrengen. En het is om deze reden alléén , dat ik mij durve verftouten in het ftrijdperk te  Over den KINKHOEST. 501 te treden , dat ik mijne geringe vermogens beiteede, om , zo vee] in mij is, dit bedoelde einde te helpen bereiken ; zullende ik mij genoegzaam voldaan rekenen, bij aldien ik moge ontwaaren , dat mijne pogingen, hoe gering zij ook mogen zijn, in dezen niet geheel vrugteloos geweest zijnde , in zo verre daar aan hebben kunnen voldoen , als het mijne begeerte , mijn verlangen geweest is , mijnen evenmensch nuttig te zijn. Om zig nu een recht en volledig denkbeeld te vormen van de Ziekte, welker Aart, Zitplaats, Oorzaken, Kenteekenen, Toevallen en Gevolgen, Voorzeggingen Geneezing, en wat meer tot dezelve betrekking heeft, ik thans zal onderzoeken, heb ik nodig gedagt dezelve op deze wijze te behandelen , en de volgende fchikking daar omtrent te maaken. Zullende ik in de eerfte Afdeeling, in onderfcheiding van de andere foorten van hoesten, derzelver aart tragten op te fpooren , haare naastdenkelijke Zitplaats opgeven , en haare oorzaken overwegen. In de tweede haare Kenmerken, Toevallen en Gevolgen mededeelen, waar uit als van zelve haare Voorzegging zal voordvloeien. In de derde zal ik aantoonen, dat men dezelve allerzeldzaamst meer dan eens krijge , cn haare al of ïi 3 niet  5^2 A. J. 'sGRAEUWEN, niet befmettelijkheid onderzoeken, de onderfcheiden gevoelens der voornaamfte Geneeskundigen, gelijk ook mijne gedagten deswegens opgeven, en voords de gefchiktfte wijze voorftellen , hoe zich best voor derzelver befmettelijkheid te behoeden. En eindelijk in de vierde Afdeeling de onderfcheiden Geneeswijze der beroemdfte Mannen nagaan, de beste daar uit kiezen, eenige waarneemingen en aanmerkingen, gelijk ook mijne manier van behandelen daar tusfchen voegen, en dit alles met de opgave van den gefchiktften Leefregel befluiten. EER-  Over den KINKHOEST. 5©3 EERSTE AFDEELING. De Kinkhoest, bij de Geneeskundigen onder de benamingen van Tuffis convulfiva infcmtum, Tuffis firma , Pertuffis , Tuffis clangofa & clanctuofa , Qjuntas vel Qjüntita voorkomende , is een flerken, geweldigen hoest, die den Lijder fpoedig en bij tusfchenpoozen aanvalt, verzeld gaande met eene fcherpe en zeker geluid gevende inademing, te gelijk met eene poging om te braken. En zeker is dezelve eene allergeweldigfte Ziekte , die inzonderheid de Kindsheid en tedere Jeugd, zeldzaam den Volwasfenen, aanvalt, die zich meest als eene Volk- of Land-ziekte voordoet, die dan eens meerder, dan eens minder algemeen heerscht, en van eenen Epide-mifchen aart is, die den Lijderen met vernieuwde aanvallen of verheffingen aantast en wederkomt , waar in zij geduurende eenige , oogenblikken zijn, als of ze moesten flikken, maakende het aangezicht gezwollen, wankleurig en veeltijds paersch, verwekkende te geli 4 üjk  5o4 A. J. 'sG RA EU WEN, lijk eene braking en eene geweldige fchokking van het ganfché lichaam. Dan voor en aleer ik de verdere Kenmerken dezer Ziekte opgeve, waar over ik in het vervolg nader denk te handelen , zal het na mijn inzien niet geheel ondienstig zijn hier ter plaatfe aan te merken : 1. Dat deze Ziekte in het algemeen werde voorafgegaan door eenen kleinen droogen hoest, die, veeltijds met hceschheid gepaard gaande, zeer veel overeenkomst heeft met eene verkoudheid , voor dat de ftoffe gekookt is, en de fluim-loozing begint, ; dat dezen droogen hoest doorgaans 14, één of meer dagen onbepaald, duure, voor dat de Lijder door den fchellen- of eigentlijk gezegden Kinkhoest wordt aangevallen, ais wanneer hij begint eenige fluimen op te geven; en dit noem ik derzelver begin of eerfte Tijdperk (r). 2. Dat deze Ziekte hier op in hevigheid en Veelheid haarer aanvallen doorgaans 4 we- ' ken toeneme, zijnde dit derzelver tweede Tijdperk. 3. Dat' (1) Ook zoude men dezelve, zulks verkiezende , op deze wijze kunnen afdeelen, als: r. In een aanvang of begin. 2. In eene toeneeming of verheffing, en 3. In eene afneeming of vermindering.  Over den KINKHOEST. 5©5 3. Dat zij hier op bij trappen vermindere ; houdende, zo zij goedaartig is, met de 7 of 8 weken , en hardnekkig zijnde, zelden voor de 10, 11 of 12 weken geheel op, (offchoon ik meer dan eens heb zien gebeuren , dat zij, of aan zich zelve overgelaten , of niet na behooren behandeld, of door het gebruik van ongefchikte zo gezegde huismiddelen, of wel door weigering der gepaste geneesmiddelen te gebruiken, zomtijds nog 4 of 5 weken langer duurde) : maakende dit derzelver derde of laatfte Tijdperk uit. Volgens de gedagten van den Heere Lieutaud (2) fchuilt meestal den aart van dezen hoest, dien Hij Kinder-hoest noemt, in het duistere, fchijnende op loutere gislingen te Iteuncn; en veele voorname Schrijvers ftemmen hier in met hem overéén. Dan wanneer men deszelfs oorzaken nagaat , en de daar mede gepaard gaande omftandigheden , zijne Kenteekenen , Uitwerkingen, Toevallen en Gevolgen nauwkeurig ga-i deflaat, vertrouw ik met grond, dat ook zijnen Aart zich niet onduidelijk zal openbaren, ge- (2) Zie dcszelfj Synopfis Uniyerfie Prax. Med. Part. I. pag. 493. ü 5  So6 A. J. 'sGRAEVJPEN, gelijk zulks in het vervolg nader zal blijken. Intusfchen heb ik nodig geacht vooraf eenige algemeene aanmerkingen te moeten maken , en kórtlijk aan te toonen, wat eigentlijk een Hoest in het gemeen zij, en hoe dezelve veroorzaakt worde, om dus te duidelijker den Kinkhoest van de andere foorten van hoesten te kunnen onderfcheiden. Het is bekend , dat allen hoest beftaat in eene geweldige , ftuipagtige, geluid gevende en beurtelingfche uitblaazing of liever uitpersfing der ingeademde lucht uit de longen door den mond; waar bij gevolglijk önderfteld wordt eene ftuipagtige beweeging der fpieren, welke tot de uitademing dienen, verzeld met eene vernauwde Luchtpijpsfpleet, waar door te weeg gebragt wordt, dat de lucht uit de longen met geweld en klinkende langs het ftrottenhoofd na buiten worde geperst, terwijl intusfchen geene volkomen inademing kan plaats hebben, zo als uit de Ontleed- en menfchelijke Natuurkunde kenlijk is. De beroemde Fr. Hoffmann (3) houdt den hoest, bij eene algemeene bepaaling, voor niet anders, dan eene geweldige uitdrijving (3) In Oper. Om». Phyf. Med. Tom. III. Seft. II. Cap. 3. fol. 109.  Over den KINKHOEST. 511 fchen is dusdanig eene foort van hoest niet altoos even kenbaar, ten minsten niet zo gemaklijk te kennen, als een Zinking-hoest, die ook menigvuldiger plaats heeft, en, het zij hij ligt of zwaar zij, meest zo niet altijd van eene belette uitwaasfeming ontftaat, en wel , volgens den Heere Fr. Hoffmann bij de zulken , die voor het overige gezond zijn: willende, dat vooral de zulken, die van eene flijmige gefteldheid zijn, daar aan bijzonder onderhevig zijn , door het hoofd of de borst in eene warme plaats , bevorens fterk uitgewaasfemd hebbende, fchielijk aan de koude bloot te ftellen , waar door deze te rug gedrevene ftoffe van de huid zich plaatst op de keel, het ftrottenhoofd, de luchtpijp, enz. Of wel oude lieden, vooral zo zij des nagts op eene koudere plaats flapen, of des Winters zich te lange in de koude ophouden, wordende veeltijds voorafgegaan of verzeld door eene verkoudheid, veelvuldig niefen, zwaarhoofdigheid, neusdruiping en een koortsje, uit de hette van het lichaam eerder, dan uit eene aanmerkelijke verfnelling van de pols keplijk. Ook vindt men, in onderfcheiding van dezen vorigen, door zommige Geneesheeren gewag gemaakt van eenen Vloeiing-hoest ( Tujjis Rhewnatica), die ten opzichte van deszelfs  O at dén KINKHOEST, 513 een aandoenlijk zenuwgeftel en aan ftuip- of kramp-agtige beweegingen onderhevig zijn, en een overvloed van fcherpe weivogten bezitten , aantast; ontftaande alsdan, vooral bij deze laatften, een krampagtigen hoest, die door eene zamentrekking of toeknijping der deelen, tot de ademhaling gefchikt, veroorzaakt wordende, zich volgens den Heere ce Meza door kramp- en pijnftillende middelen best laat overwinnen. Tot de Vloeiing-hoesten, brengt de Heef Fr. Hoffmann ook de maag en miltzuchtige hoesten (Tujfss Stomachicce& Hypochondriaca), waar van deze in de maag, en gene zo veel Jager in de boven buikszijden en de darmen hunne Zitplaats hebben, wordende gedeeltelijk door medelijdenheid of zamenftemming der zenuwen , gedeeltelijk door verplaatfing der Rheumatique vogten na de longen geboren, Dan de Heer Lieutaud rekent den Maaghoest onder de toevallige hoesten , zeggende: dat dezen geenen ouderdom fpaare, doch bij den Kinderen allergemeenzaamst zij, Ontftaande namentlijk van een overmatig zuur of flijm, en taaie of wel galagtige fcherpe ftoffen, die de maag, en wel inzonderheid derzelver bovenften mond, en den flokdarm bezetten en ontftellen, en dus de zenuwagtige vliezen dezer VI. Deel. Kk - dee-  52o A, J. 'sGRAEUWENy meerder ben verfterkt geworden ; fchijnende mij zulks vooral zichtbaar, wanneer zijne aanvallen op gezette tijden weder kwamen , en deszelfs vrije tusfenpozen meer geregeld waren; dat zulks echter niet altijd plaats heb-, be, zal in het vervolg, wanneer ik over de Kenteekenen dezer Ziekte zal handelen, nader blijken. Intusfchen wordt dit ter nedergeHelde door den voortreffelijken Utrechtfchen Geneesheer Nielen nader bevestigd met te zeggen : dat den Kinkhoest niet ten onrechte tot de tusfenpozende Ziekten gebragt worde :• vooronderfteliende , dat dezelve niet zelden zijne aanvallen op gezette wederkeerende tijden maake, even als de tusfenpozende Koortzen (6). Terwijl de Hoogleeraar Voltelen heeft aangeteekend, dat deze gezette aanvallen niet altoos in deze Ziekte plaats hebben, blijkens uit het bericht van zijn Ed. nopens den Epidemifchen Kinkhoest, die in den Jare 1777. in Utrecht heerschte, aan de Geneeskundige Correspondentie Sociëteit in 's Hage medegedeeld , en geplaatst in het I. Deel, III, '. .Stuk (6) In deszelfs te regt bekroond Andwooi'd op de Prijsvrage over den Koortsbast, te vinden in het VIII. Deel • der Handelingen van liet Geneesk. Genootfchap. Servandis. Qyibus, te Amllerdam bladz. 71.  534 A- 3- ^G R AEU WEN, mie van tusfchenpozende koortfen , enz. en onder de Kinderen de Kinkhoest ontfta; gelijk ook dat, als in den Somer en Herfst de hitte en koude te fchielijk in eenen merkelijken trap met elkander verwisfelen, er eene Epidemie van eenvoudige Uitflag Ziekten, enz. als ook van den Kinkhoest veroorzaakt worde. Hebbende dit , zo als Hij vervolgens aantoont , voornamentlijk plaats , als de lucht des morgens voor den opgang der Zon zeer koud, over dag brandend heet, en des nagts wederom koud is, zijnde inzonderheid deze Ziekten nog algemeener en gevaarlijker als de koude nagten door daauw cf nevel vogtig zijn ; of op eenen zeer droogen heeten Zomer een kouden Herfst volgt, ontftaande eindelijk de woedenfte en allerverfchrikkelijkfte Epidemiën bij eene aanhoudende vogtige hitte, enz. (21). De ondervinding leert ons dus alzints overtuigend: dat iedere fchielijke verandering der lucht .ook eene verandering (2i) Men zie deszelfs -voortreffelijke Verhandeling ven den wahren pttteln, die Entvolkerung eines Landcs in EPidemifchen zeilen zu verhutten, in den Jare 1773- te Berlin uitgegeven, en door den Heere B. Tersier in deszelfs nieuwe Natuur- en Geneesk. Bibliotheek l, Deel, l. Stuk, kortlijk medegedeeld.  Over den KINKHOEST. , 539* minften in ftaat zijn eene nadeelige uitwerking uit te oefenen ; of ook wel door eene reeds aanwezige of werklijk plaats hebbende Ziekte, als Koortfen , Kwaadfappigheid, bedorven Spijsverteering , Wormen , enz. als mede het Tanden krijgen, al het welke men als eene bijkomende of toevallige oorzaken kan aanmerken , waar door de Kinderen , door den Kinkhoest aangetast, niet zelden in het uiterfte gevaar gebragt worden, ten minsten kunnen zij tot deszelfs hevigheid of kwaadaartigheid niet weinig toebrengen. Weder andere Geneesheeren houden de flijm, welken onder den aanval ,, één klein theekopje daar van drinken , zo „ lange tot het uitwerking doe. Wanneer „ zij beginnen over te geven, is het als dan „ niet vérder nodig hen te doen drinken , ,, wijl het in de maag zijnde water genoeg- „ zaam is." Menigvverf heb ik dit zelfde waargenomen , en mijne Lijders op dusdanig eene wijze met het beste gevolg behandeld , zelfs heb ik veelen , vooral Kinderen van behoeftige Lieden, door dit eenvouwig middel, zonder één ander gebruikt te hebben, foms vrij fpoedig zien herftellen; verminderende telkens deszelfs gifte, latende ten laatften eens of tweemalen 's daags, en na gelang der omHandigheden, flegts om de 2, 3, of meer dagen een kopje van dit aftrekzei gebruiken. Hier door zuiverde ik niet alleen de maag , die in deze Ziekte gewoonlijk met taaije flijmen vervuld is, maar bevorderde ook tevens de zo nodige uitwaasfeming en andere affcheidingen. Men herhaale dus deszelfs gebruik na vereisen van zaken , en na mate de Ziekte hardnekkig is ook dient men op den onderfcheiden ouderdom en kragten des Lijders te letten. Eindelijk drage men vooral zorg , dit, en andere Braak-middelen in geene te groote giften den Lijderen toe te dienen. Eene ge-  ë22 A. J. 'sG RA EU WEN, geringe hoeveelheid derzelven, en bij herha^ ling gegeven, zal het meeste voordeel aanbrengen , daar in tegendeel fterkere middelen veeltijds fchadelijk en niet zelden gevaarlijk bevonden zijn. Hier aan , en mogelijk ook aan de onkunde van fommige Dorp-Artzen en andere Half-geleerden mag men, na mijn inzien, zeer wel toefchrijven het als nog vrij algemeen plaats hebbende vooroordeel van vcelen , inzonderheid bij het gemeen , en oude lieden, om den Kinderen geene Braakmiddelen te geven, die toch vooral in deze Ziekte, volgens hunne gedagten, meer dan genoeg braken, en zelfs defpijzen,' waar mede men ben gedurig oppropt, telkens weder moeten overgeven, en om die. reden dusdanige middelen als fchadelijk befchouwen; daar toch veeien denken, dat Kinderen, om derzelver tedere geflxidheid, hiér door te veel zouden lijden -, en geenzints daar voor beftand zijn, enz. Dan dit vooroordeel is het gemeen,, oude Wijven, emBaardfchrappers toe te geven, doch dat zulks ook bij enkele Geneesheeren plaats hebbe , is onvergeeflijk. De aanmerking van den Heere Rosen van Rosenstein , wien dit vooroordeel tegens het gebruik der Braakmiddelen bij Kinderen niet onbekend was, Aeunt derhalven op de beste gronden, en ik maak geene zwa- /  Over den KINKHOEST. 623 zwarigheid van zijne woorden de mijne te maken: „ zij toch," zegt Hij (op bladz. 471.) „ verdragen ■ die beter dan volwasfen „ menfchen. Derzelver zenuwen zijn veel „ gevoeliger, !dan die van oude Lieden, daar„ om geeft me-n hun ook kleine giften. De „-vaste deeleh der Kinderen zijn week, buig„ zaam, en geveh veel mede. Vogten' hebï„ ben zij in overvloed in het lichaam , en bij „ gevolge kunnen zij -zonder gevaar bra- „ ken." „ jk geef," zegt Hij elders (bladz. 384.) „ aan Kinderen altijd met meer „ gerustheid een Braakmiddel, dan aan Vol„ wasfenen." -— En Waarlijk niemand valt het braken gemakkelijker-dan den Kinderen , gelijk zulks door de dagelij'kfche ondervinding alzints overtuigend' geleerd wordt.- Dan deze middelen, dit kan ik niet genoeg herhalen.,moeten geénzints van de fterkfte, maar altoos van de zagtfte zijn. Het was de Heer Bassevïele een öüd Fransch Geneesheer , die volgens het getuigenis van bovengemelde Schrijver , tegens deze heerfchende " Ziekte nooit iet anders gébruikte dan zagté B;aa-krriidde!en-', blijkens uit het Berigt van deszelfs Zoon in een Strijd-fchrift in den jaare 1752. te ..Parijs . uitgekomen. Voorts getuigt Hij, dat. de Heer Berg- STRAL  24Ö A. J. 'sGRAEU WE N, stral (52) ook deze Geneeswijze roemde. Intusichen houdt de Heer Rosen de Ipecacuanha voor het zekerfte middel; willende dezelve van 1 tot 6 greinen en meer na de jaren en kragten, bijzonder op den besten dag, en op één van de goede uuren , gegeven hebben. Gewoonlijk fchreef Hij dezelve op deze wijze voor: ]^,. Cort. Rad. Ipecacuanh. gr. iij. Sacchari albi, gr. xviij. M. F. pulv. N. III. . . Zijnde dezen gefchikt voor een Kind van % of 3 jaren; moetende eerst één en het zelve na verloop van \ uurs geene werking doende, het tweede , en , dit mede t uur later niet gewerkt hebbende , het derde worden ingegeven, waar op gewis eene matige braking volgen zal. — Te regt merkt ook gemelde Schrijver al verder aan en wil, dat, wanneer het Braakmiddel begint te werken, men het Kind moet laten drinken , daar het den meesten fmaak in vinde; dat men op deze wijze moet voordgaan, tot dat de Hoest overwonnen zij, alCs 2) In de Berigten van geleerde zaken (L'drda Tidningania) voor den Jaare 1752. No. 40.  Över den KINK [10 ES T. 625 altoos acht gevende, dat het middel op de beste dagen, en op de goede uuren werde in^ gegeven ; moetende deszelfs giften , na gelang der meerdere of-mindere werking ver_ meerderd of wel verminderd worden. Dan de Kinkhoest reeds ongeregeld geworden zijnde, raadt Hij, dat men met het Braakmiddel beginne, zodra het Kind zich na eenen aanval eenigzints herhaald heeft. — De Hooggeleerde Saxdjfort (53) ftemt hier mede volkomen overeen. „ Dit is zekerlijk," dus luiden zijne woorden, de beste Geneeswijze, èn ,, in de meeste gevallen heb ik zeer goede uit,, werkingen daar van gezien. Na het gebruik van het Braakmiddel is altijd goed een „ zagt Laxeermiddel, bijvoorbeeld, uit Rha„ barber te geven , en daar bij te voegen „ eenige weinige greinen Kermes Minerale.'* (Ten opzicht van welk Jaatstgemelde middel ik ftraks, het nut der Spiesglas-bereidingen in deze Ziekte onderzoekende , iets meer zal hebben te berigten.) Evengemelde Hoogleeraar deelt ook elders (54) mede: (kunnende die ter (53) In zijne Aantekening op dit bovengemelde van deri Heere Rosen. (54) Zo als te zien is uit deszelfs Nat. en Geneesk. Bi. Mot^eek VI. Deel 4 Stuk', bladz. 921. VI. Deel. Rr  6il A. J. 'sGRAEUWEN, ouderdom, van i tot 4 greinen daar van gaf, latende de Moeders des morgens en des avonds Pillen uit Rhabarber en bittere Extraften toebereid gebruiken. De beroemde Haagfche Geneesheer J. J. van den Bosch (55), verheft de alzints voortreffelijke eigenfchappen van den Braakwortel ook zeer , oni daar door eene zagte aandoening te verwekken , door de vernaauwde en ver- N13. De gezegde Braakmiddelen gebruikte zij en haar Kind tusfchen de 4 en 5 weken bij aauhoudenheid, de eerfte 14 dagen 3 malen , en verder 2 malen 's daags, waar door beiden telkens eene groote menigte flijm loosden. Ge- iijkrijdig heerselne de Kinderziekte fterk onder groot en klein , die tot in het volgende jaar aanhield , wordende de inenting met een gewenscht gevolg verrigt. Na het ophouden van den Kinkhoest begon het Roodvonk geweldig te woeden , waar door zeer veelei!, zoo ouden als jongen wierden weg gefleept; zijnde bij eenigen zelfs zoo kwaadaartig, dat de Lijders, kort voor hunnen dood , zwart wierden, als een kool, waarom de Geneesheeren bij de Regeering verzogten, dat de geftorven fpoedig mogten begraven worden. Gemelde Ziekte (dus fchreef men mij den Jaatften December 1786.) vermindert nu, en is beter in fuort." (55) Zie desze'fs uitmuntende Prijs verhandeling over de Ziekten , Welke uit de natuurlijke gcfteldheid van ons Vaderland voortvloeijen , te vinden in de Verhandel, der Huil. Maatfch. der tVetenfch. XVIII, Deel bladz. dós.  Over den KINKHOEST. 629 verflapte vaatjes en buisjes te openen , den uitwendigen tegenftand te verminderen , de doorftraling te vermeerderen , en de uitwaasfeming te bevorderen, als ook de reeds te veel afgefcheiden fcheivogten en flijmen te ontlasten. De buitenfte bast," dus fchrijft Hij, ,, van de Ipecacuanha in eene kleine gifte ge„ geven, heeft hiér een wonderbaar vermo,, gen, en is tot dit oogmerk zeer voldoen„ de. Het nut dat dezelve te weeg brengt, is tweeledig: als de te overvloedige te rug gedrevene uitwaasfemende ftoffe en ver,, meerderde Scheivogten te ontlasten , en de ,, uitwaasfeming te bevorderen. Geringe lieden kunnen dit middel gemakkelijk beko,, men, en voor eene geringe prijs veel baate „ hebben. Met oogmerk om eene zagte ont„ lasting na boven te maken, zijn 9 greinen ,, met \ lood fuiker, onder een gewreven , ,, in drie deelen verdeeld, en om het kwartier ,, uurs gegeven, genoeg : Voor Kinderen is „ 1 of 2 greinen na mate van de jaaren toe- ,, reikende. Is het alleen te doen om „ eene zagte ontbinding (Refokrtio) te beöo5, gen , dan geeft men om de 3 , 4 of ó uuren, ,, met een of ander Adjuvatis het zij fuiker , ,, eenig Extract, Gom, of Aromaticq-water, „ als dat van Kruis en Munt, bm de 3 uuren, Rr 3 j» één  6.3o A. J. 'sGRAEUWEN, „ één grein teffens." Door welke eenvouwdige geneeswijze gemelde Schrijver veele ongefteldheden niet alleen gelukkig te boven kwam, maar ook onder deszelfs aanhoudend gebruik bijna hopelooze kwaaien zag te regt komen, waar van Hij eenige aanmerkelijke voorbeelden bijbrengt. Dat de buitenfte bast van den Braak-wortel, wien fommige verkiezen , zo als onder anderen de evengemelde Heer van den Bosch, niet meer vermogend zij dan deszelfs andere meer houtagtige deelen, toonen de Heeren Lassone de Zoon, en Cornette , over de beftand-deelen der Ipecacuanha, en haare bijzondere eigenfchappen handelende (56), ten duidelijkften aan, als ook dat een aftrekzei daar van met water bijna even fterk zij , als één met brandewijn. Ter genezing van den Kinkhoest zeer fterk aanprijzende 12 greinen van dezen wortel in 6 oneen water te kooken, en met eene genoegzaame hoeveelheid fuiker tot eene fijroop te maken , waar van men alle 4 uuren één eiër-lepeltje of meer, na (56) Zo als te zien is uit de Hiftoire de la Societé Royale de Medicine, pour l'Année 1779. waar van een kort uittrekzel is te vinden in de Geneeskundige Bibliotheek l. Deel, ifre Stuk, bladz. 20.  Over den KINKHOEST. 631 na gelang van des Lijders ouderdom, geeft, zijnde dit dus zeer gemaklijk om in te nemen. De Heer Meyer (57) kende de nuttigheid van den Braakwortel ook in het genezen van den Kinkhoest, en wel door deszelfs krampftillend vermogen , (dat dezelve mede zo zichtbaar uitoefent in tusfenpozende Koortfen , die men nietten onrechte rekent tot de krampziekten tebehooren:) willende op het gezag van beroemde Geneeskundigen , denzelven na de eerfte wegen te hebben gezuiverd flegts hebben toegediend. Een groot aantal ge- tuigenisfen van den uitftekenden dienst, die anderen van dezen wortel in deze Ziekte hebben ondervonden , zoude ik des noods kunnen bijbrengen , als ook het voordeel, dat ik zelf, bij zeer veelen mijner Lijders , daar van heb mogen ontwaren, met eene menigte voorbeelden ftaven. Alleenlijk kan ik niet voorbij met weinige woorden hier ter plaatfe nog melding te maken , van het bijzonder nut, dat dikwils geringe giften van dit middel aanbrengen tegens de ijdele poogingen tot braken , (57) Zie deszelfs Diiïert. de eximio Tpecacuanha, nee non aliortim quofundam Emeticorum, refracla dofi exhibitorum, ufu, Götting. 1779. Rr 4  f532 J. 7- 'sGRJEUWENy ken , en de geduurige walgingen, die den Lijders zoms in deze Ziekte, zelfs na het zuiveren der eerfte wegen, bijblijven; als hebbende dikwils deze ftuipagtigc aandoeningen, en wel door het vierde gedeelte van één grein van dezen wortel gefluit. Deze zelfde uitwerking getuigt ook de beroemde Arts Mïchell van dit middel, in voornoemde gifte toegediend , tegens gemelde toevallen te hebben ondervonden (58).' En begeert men de uitmuntende eigenfchappen van dezen wortel nog nader te leeren kennen, men kan die genoegzaam allen door de kundige Heeren van der Eem , en van Leeuwen vinden aangetekend (59). Waarom ik hier van afftap, en tot het onderzoek der Spiesglas-bereidingen, van anderen in deze Ziekten zo zeer geroemd , zal overgaan, en eenige berigten van voornaame Ge- (58) Zie deszelfs voortreffelijk en we! bekroond And- woord op de voorgeflelde Prijs-vrage van den jare 1784. over de Febres Qatarrhalës enz. door het Zeeuwfche Gcr nooïfchap derJVetenfchappm te Vlisfingen , in het XI. Deel van deszelfs Verhandelingen geplaatst. (59) In derzelver uitmuntende, en door het Geneeskundig Genootfehap Servandis Civibus te Amfterdam, met den Gouden Eer prijs te regt bekroonde Verhandeling over de Vergiften , blad. 472. en volg. tot 486. te vinden in hes X. Deel der Handelingen van gezegde Genootfehap.  Over den KINKHOEST. 633 Geneesheeren des aangaande mededeelen. De Spiesglas-bereidingen (Antimonialia') zijn, gelijk bekend is , van vecle beroemde Mannen, inzonderheid ook van den Heere Fr. Hgffmann, onder de middelen ter verbetering van de gebreken in de wei-vogten aangeprezen , waar van de Kermes Minerale zeker geen der minste is (60). Veele andere Bereidingen daar uit waren , volgens het getuigenis van meergemelden Heere van den Bosch, voorheen ineen algemeener gebruik. ,, Wierden ze," zegt Hij, ,, meer aangewend, men zoude mo„ gelijk minder kwaaien uit opvulling der „ grootere en kleinere vaatjes zien voortduu- ren. Want zo wel als de Huids-gebreken ,, door dezelve verholpen worden, zo veron„ derfiellen ze teffens de verbetering van de „ ontaarting der bedorven wei-vogten." Deelende Hij wijders mede , dat wijlen de Leydfche Hoogleeraaren Maets en Margraf (61), in veele gevallen, den Regulus Antimonii Medicinalis gebruikten; en dat de Heer Huxham groote nuttigheden aan zijne EJfentia Anti- mo- (60) Zie Verhandel, der HM. Maatfchappij, 11. Deel, bladz. 32. (61) In A. C. Leiden/, cum Chemia fua ratimialy. Rr 5  634 A. J. 'sGRA EUWEN, vtonii Vinofa hegtte (62), doch dat deze in zuiverheid en zagte uitwerking niet te vergelijken zij bij de TinÜura Concentrata Antimonii van Fr. Hoffman (63); dat voorts de uitwerking dezer middelen , op eene gefchikte wijze wordende gebruikt, des te wezentlijker zij, wijl ze, bij de verdunning der taaije en lijmige vogten, de uitwaasfeming te gelijk bevorderen , de lijmigheden die hangen blijven , verbeteren, en de ongeregelde prikkelbaarheid, uit deze afwijkingen ontftaande, te regt brengen. Dan dat, zo men er dit evengemelde nut van wille zien, zij alleen als Alterantia, en niet als Evacuantia, moeten worden toegediend (64). De Hesfen-Hanaufchen Lijf-Arts KSmf (L. C.) toont ook het nut der Spiesglas-bereidingen in den Kinkhoest aan, zeggende: dal; Hij in de daad geen beter middel zoude weten (.52) In ejus Obfervmt. Chem. Tom. III. pag. 162. feq. Ht (li Tom. L pag. 157. (i?3) In Notis ad Poterium in Ejus Operum Supplement. Tom. I. Lib. II. Cap. 12. pag. 261. (04) .Zie CollecH. Ckem. Leiden/, pag. 250. Fr. HoffManmi de medicamentis ex antimonio Selectoribm Ob/ervat. Chemie*. In ejus Operum. Tom. IV. Libr. III. Obf. 6. pag. $24-526.  Over den KINKHOEST. 637 „ ftillend is." „ Want," zegt Hij ver- „ der, ,, het verdrijft de krampen der dar- men en naburige ingewanden. De gift kan ,, zodanig zijn, dat men 4 greinen of aafen van den Braak-wijnfteen ontbindt in 8 oneen „ van eenig water, en dat er van dit meng,, zei alle 2 of 3 uuren (eene halve) één of „ twee lepels vol worden toegediend. Men kan er bittere ontbindende uittrekzels en ,, midden-flagtige Zouten bijvoegen, volgens de aanwijzing , aan welke men voldoen j, moet (69). Volgens het Berigt dat de Heer Mellin aangaande dat middel mededeelt, maakte Hij in den beginne zwarigheid het zelve aan Kinderen beneden de 4 jaaren te geven, fchoon Hij naderhand bij dezulken , die flegts een half jaar oud waren , de zwaarfte Stuipen en de Vallende Ziekte, uit onzuiverheden in de eer- fte (69) Het nut, dat ook de Heeren Hirschel , Werl- hoff , monko , osterman , baldinger , DüNCAN , Schmucker , Theden , Richter , Stoll , en anderen van dit middel hebben ondervonden in vericheiden Ziekten en gebreken , kan men in derzelver Schriften aangetekent vinden. Zie hier over na het Genees- Heel- Artzenij- en Vroedkundig Magazijn, I. Deel, 4de Stuk, bladz. 619. en volg.  Ó38 A. J. \GRAEUWEN, fte wegen ontftaande, zeer fchielijk en volkomen daar door geftuit hebbe. Om dit middel dan met veiligheid en zekerheid te geven, liet Hij er 2 of 3 greinen van in eenige oneen water ontbinden, en gaf het vogt lepels-gewijze ; was de eerfte lepel onwerkzaam, dan liet Hij een 1 uur daar na eene tweede geven , zijnde het zeer zeldzaam noodig op éénen dag meerder daar van te laten gebruiken. — Nademaal nu dit middel noch reuk noch fmaak heeft, is het voor Kinderen gemakkelijk in te neemen, en men heeft er bij veelen de voortref- felijkfte uitwerkingen van gezien. Dit nu bevestigt evengemelde Schrijver nog nader met te zeggen: „ dat Hij fommigen, zonder eenig ander middel, door 2 of 3 giften volkomen daar van genezen hebbe; verwekkende het zelve niet alléén brakingen, maar doorgaans ook één of twee ftoelgangen (*)." — Hier (*) De waarneeming wegens tiet nuttig gebruik van dit middel in den Kinkhoest (te vinden op bladz. 296". van het "Mengelwerk in No. * (72) Kreefts-pooten'ftaat in het Berigt, doch ik voor mij zie in de pooten geen meerder heils, dan in de fchaercii; Dairmog''liik heeft de Vertaler èaot-Cholx Cancf. de pooten der Kreeften vefftaan ?  Over den KINKHOEST. 645 baarde (73). Daar nu ieder grein van voorfchreven. Poeder, flegts één vijftiende gedeelte van den Braak-wijnfteen bevat, kan men het zelve, als een zagt werkend en veilig middel, den Kinderen toedienen. Wijlen mijnen waarden Vader gebruikte dus liet zelve veelmalen met zeer veel vrugt in den Kinkhoest, en krampagtige Aamborstigheden •: en ik zelf heb ook meer dan eens dezelfde goede uitwerkingen in gemelde gebreken daar van mogen ontwaaren. . De Heer Rosen raadt één grein Tartarus Emeticus met 31 greinen fuiker tot een fijn poeder te wrijven, en dit in 8 deelen te ver■deelen. Willende aan een Kind één deel ?s daags op een der beste uuren in water met ■melk gegeven hebben, zeggende: daar het de kleur van de melk niet verandert, en eenen zoeten fmaak heeft, het den Kinderen niet als een Geneesmiddel kunne voorkomen; datééne gifte geene werking doende , men even als met de Ipecacuanha na verloop van een kwartier uurs de tweede moet geven (74). . . Het (73) Zie nieuwe Genees-Nat. en Huishoudkundige Jaarboeken, II. Deel, 4de Stuk, bi. 119. van de nieuwe-uif. vindingen. (74) Vergelijk hier mede het boven reeds vermelde van den Heere Fothducill. Ss 3  646 A. % 'sGRAEUïTEN, Het getuigenis dat de Heeren van der Eem en van Leeuwen (75) van den Braak-wijnfteen geven, verdient ook hier eene plaats: „ Na als Braakmiddel," dus zeggen zij, „ in „ den Kinkhoest nuttig te zijn geweest, blijft „ het geduurende het verdere beloop dier Ziek„ te in kleine en dikwils herhaalde giften ge„ bezigd, zijne verdiensten behouden, om de „ nog overig zijnde ftof, deels door den ftoel5, gang , maar vooral door de zweeting te „ ontlasten , en als krampftiilend middel de „ hevigheid der toevallen te matigen, gelijk dit de waarneemingen van Fothergill , „ Armstrong, Rosenstein , en onze eigen „ ondervinding getuigen kunnen." Deelende zij wijders mede , dat men de voortreffelijke uitwerkingen van dit middel inzonderheid moete toekennen aan deszelfs vermogen, om de ongeregelde werking der Spier- en Zenuw-vezelen te beteugelen, en tot rust te brengen , zijnde dit door herhaalde bevinding buiten allen twijfel gefield; voorts dat deszelfs krampftillende eigenfchap , in kleine giften toegediend ? allerblijkbaarst zij uit zijne nuttigheid tegen andere en dadelijke ftuiptrekkingen , zo als (75) Zie derzelver meer aangenaaide Verhandeling, bi. 040.  Over den KINKHOEST. 647 als uit de waarneemingen van de Heeren Brouzet (76), Hirschel (77)1 Werlhoff (78), Michell (79), en andere kan blijken. Intusfchen verzekert evengemelde Hirschel, dat de Braak-wijnfteen in den Kinkhoest het fpoedigfte nut aanbrenge , als dezelve in die hoeveelheid wierde gegeven , dat er braking op konde volgen. Tevens raadt Hij dit middel niet te laat te geven , als het kwaad reeds te diep ingeworteld zij, niet tegenftaande men zelfs in de allermoeilijkfte gevallen, de beste uitwerking daar van hebbe ondervonden. Wijlen mijnen Vriend de Heer J. Baster liet (80) voor een Braakmiddel in deze Ziekte denzelven op deze wijze gebruiken: (76) In deszelfs Efay fur tEducatien medicinale des Enfants, & Jur kun maladies. Parif. 1754- Tom. H. pag. 10. (77) Zie de Medkinifche Nebenflunden. (78) In ejus Operum, Part. 111. pag. 726. (79) Iu de Verhandel, van het Utrechtsen Genootfehap, III. Deel, ifte Stuk bladz. 290. (80) Zo als uit deszelfs eigenhandige gefchrevene, mij na zijnen dood ten gefchenke gegeven , Geneeskundige Aantekeningen, en verfcheiden daar in vermelde Waarneer mingen gebleken is. Ss 4  Ö48 A. J. sGRAEUWE N, T*f. Tartari Emclici, gr. j. Dijfolve inaq. cujusdam déjiill. unc. iij. Adde Sacchari albi q. f. ad graliam. Zijnde de gifte van eene halve tot anderhalve Drachme, offehoon Hij ook zomwijlen de Ipecacuanlia tot het zelfde einde voorfchreef, na vooraf een buikzuiveiend middel, uit de Rhabarber en de zoete Kwik of Caloniel toebereid, zijne Lijders met het beste gevolg te hebben laten gebruiken. De wijze , waar op wijlen de beroemde Hoogleeraar Hahn den Braak-wijnfteen gewoon was voor te fchrijven , verdient ook alle aanprijzing. 1^>. Aq. Cinnamoni, unc. iij. vel iv. Aceti Scillitici, unc. 13. Tartari Emstiei, gr. ij vel iij. m. Verzekerende Flij, dat'dit middel van eene gewenschte uitwerking geweest zij, en de taaijè lijmige floffen daar door veel beter werden ontbonden en verdund, dan dooreenig ander. DeHeerLuDwio (8 0 berigt, dat het Oxymel Scilliticum onder de Braakmiddelen wel het (3i) Zie deszelfs Inftit. Med. Clinha, pag. 351:  Over den KINKHOEST. 649 het veiligfte zij, om deszelfs ontbindend vermogen ; dan dat men bij het zelve , alken dikwils niet voldoende zijnde, veilig eene bekwame gifte van den Tartarus Emeticus voegen kunne, en wel op deze wijze: 3^,. Aq. Flor. Acacia, unc. i'. Oxym. Scillitici, unc. j. Tart. Emetici, gr. iij ad vj. m. Om daar van (zo dikmaals noodig) een halve of geheele lepel vol te laten gebruiken. — Dan weder gebruikte Hij in de plaats van den Braak-wijnfteen , het Sulphur Auratum Antimonii (waar van ftraks nader,) aldus voorger fchreeven: fy. Aq. Cerafor. Nigr. unc. ij. Sulph.Aurat.Antim. lll.prcecip. fcr.fi. ad j. Liquor Terra foliat. Tartari, unc- fi. Oxymel Scillit. unc. j. m. Op dezelfde wijze in] te neemen. Willende nogthans, dat men zorg drage dat door het gebruik dezer middelen , de (lijmen te fterk in beweeging gebragt, de maag niet te zeer verflappe, waarom Hij aanraadt tusfchen beiden de bereidingen van Rhabarber en verfterSs 5 ken-  65o A. J. 'sGRAEUWEN, kende middelen te gebruiken. Dan ik voor mij geloove , dat men , ter voorkoming van deze en andere nadeelige gevolgen , de giften van den Braak-wijnfteen en voornoemde Zwavel veiligst tot op den helft, zo niet tot twee derde deelen, zoude kunnen verminderen. De Heer Hartman geeft weder de volgende voorfchriften op, die vooral geene mindere aanprijzing dan de vorigen. verdienen , als voor een Kind van i of 2 jaren: Ro. Tartari Emetici, gr. f5. Aq. Still. Ccrafor. nigr., unc. j. Sacchar. Albi, (vel Elceofacch. Cort. Aurant.') dr. j. m. Kunnende dit in eens, of wel in verdeelde giften gebruikt worden. Of 1^- Tartari Emetici, g. j f5. ad iij. Summit. HB. Hyjfopi, man. {$. Infuncle inf. q. aqua fervent, per \ horam. Dijfolve in Libr. j. hujus Colatura. Meilis Virgin, unc. j. D. U. Om er lepelsgewijze van te doen gebruiken. Weder anderen fchrijven den Braak-wijnfteen op andere wijzen voor, en vermengen denzelven  Over den KINKHOEST. 651 ven met onderfcheiden. middelen. Dan het zoude mij te verre afleiden indien ik hieromtrent verder uitweidde. Ook meen ik te kunnen volftaan met den geëerden Lezer te wijzen na de uitmuntende Verhandelingen van de Heeren Voltelen, met den Gouden, en Walckiers met den Zilveren Eere-prijs bekroond, waar in men het nut van deze en andere Braakmiddelen alzints volledig betoogd vindt (82), en waar in men ook de noodige onderrigting nopens deze en gene bereidingen van het Spiesglas , door fommigen in deze Ziekte aangeprezen, zal kunnen bekomen. Gevoeglijk nu kan ik hier op laten volgen , en te dezer plaatze gewag maken van het Sulphur Auratum Antimonii , als mede van het Kermes Minerale , waar omtrent meergemelde Heeren van der Eem en van Leeuwen niet ten onregte aanmerken, ,, dat, wegens de ver- fchil- (82) In de Handelingen van het Geneeskundig Genoot chap Servandis Civibus, VII. Deel ilte Stuk, zullende men in het 2de Stuk van voornoemde Deel over dit zelfde Onderwerp nog vijf fraaije Verhandelingen geplaatst vinden. Voorts verdient ook de meermaals aangehaalde Verhandeling van de Heeren van deu Eem en van Leeuwen in het X. Deel medegedeeld hier oyer te worden nagezien.  652 A. 'J. Q G R AEUWE N, fchiilende voorfchriften , die rrien in de onderfcheiden Apotheeken ter bereiding daar van gewoonlijk volgt, er niet zelden een aanmerkelijk verfchil in derzelver geneeskragtenplaats hebbe , en dus derzelver gebruik zeer onzeker maken, dat het daarom te wenfchen ware , dat men op alle plaatfen na één algemeen , volgens de regels der hedendaaglche Scbei-kunde verbeterd, voorfchrift, deze middelen bereidde." Voorts zeggen zij: „ dat dezelven thans niet meer als Braakmiddelen worden gebezigd , en dat de Tartarus Emeticus , die hen zo in kragt als in zekerheid van werking verre overtreft, in de daad hier toe Ook veel gefchikter zij. Dan dat zij in kleinere giften toegediend, als ontbindende, verdeelen* de, prikkelende, pis-zweet-en fiuim-loozing bevorderende , vogt verbeterende middelen, in een aantal zo hevige als flepende Ziekten, waar dusdanige aanwijzingen zich voordoen , in een veelvuldig gebruik zijn." „ Of- fchoon het ongegrond zij ," dus vervolgen gemelde Heeren , „ eenige bijzondere vooiv regten , waar van de overige Spiesglas-middelen verftoken zijn, daar aan tce te fchrij ven." Eerstgemelde bereiding intusfehen , t. w. het Sulphur Auratum Antmonii., roemt de Heer  Over den KINKHOEST. 653j Heer Cl'ossius, (83)' bij uitftek in den Kinkhoest der Kinderen , fchrijvende het zelve op deze.wijze voor: Sacchari AM; gr. xij. Gummi. Arabiei, gr. viij. . :.. Antim* dmphor. non\abluti..:gr, v. Nitri purL, gr. iij. Sulph. Aurat. Antina tert.prcecip. gr. fi. Mi F. Pulvis. i Latende aan een Kind van 2.jaaren, alle 3 uuren één poeder geven , door welks herhaald gebruik dezen. Hoest volkomen bedaarde. Dit middel vèi'wekt volgens gemelden Schrijver geene brakingefi: nog afgangen maar alleen eene fterke. uitwaasfeming , en na mate deze vermeerderde , verminderde do Hoest ; zo dat door 16 zulke poeders , dat is door 8 greinen Sulphur Aurat. Antim. - deze hardnekkige Ziekte bij verfeheiden Kinderen genezen wierd (84). —- Daar Hij nu dit middel, als een (83) Zie deszelfs Specimen Obfervationum mifcell. Rem Medicam lllujlr. gevoegd bij zijne Nova Farwlis medetuü methodus. p?g. ijl. (84) Zijnde d;t Uittrekzel te vinden in Sandifouts, Bibliotheek, VI. Deel ifte Stuk, bladz. 100.  Ö54 A. J. 'sGRJEUJPEN, een der besten bevonden heeft, om de krampagtige bewegingen en ftuipen te ftillen. t. \v. wanneer dezelve door eene- fcherpe ftoffe , die of door de belette ongevoelige uitwaasfeming, in het lichaam te rug gehouden , of wel door eene ingeflagen Huidziekte , of te rug gedreven Uitflag ontftaan , veroorzaakt worden, geneest het zelve, zegt Hij, insgelijks den Kinkhoest, enz. (85). De bevorens reeds geroemde Wefelfche Geneesheer Hannes (86) liet ook met vrugt het Sulphur Auratum Antimonii, waar toe Hij dat van de laatfte preecipitatie verkoos, tegens den Kinkhoest gebruiken ; t. w. eenige malen 's daags \ of 1 grein met een weinig fuiker vermengd; verwekkende dit middel bij fornmigen eene geringe braking, bij anderen eenige (85) Zie mede het aangehaalde Werk van cfen Heere Rosen v,an Rosenstein, en wel de Aantekening van gemelden Heere Sandifort op hladz 471. Not. 4. En zo men iets meerder aangaande dit middel begeere te weten , leeze men G. L. Alefeld Dijfert. de Iiifigni ufu Sulphurti Aurati Antimonii in morbis a Vitiis Lympha ortis. Gieffe, (86) In deszelfs Brief aan den Heere Baldinger Hoogleeraar te Jena, bereids aangehaald; en kortelijk medegedeeld door voorzegden Heere Sandifort in het IV. Deel zijner Bibliotheek.  658 A.' f. 'sGRAEUWEN, tert. pracip. en Saccharum Candid., per Epicrafin aan te wenden; wordende hier door de eerfte dagen braking en afgang verwekt, niet veel verligting van de Ziekte ; terwijl het daar na, offchoon telkens in dezelfde hoeveelheid gegeven, flegts eene loslijvigheid veroorzaakte , waar door de aanvallen van den Hoest verminderden, en verdweenen. Zo dat volgens zijn getuigenis, verfcheiden Kinderen genezen zijn, zonder eenig ander middel hoe genaamd te gebruiken. Dan de Hoogleeraar Voltelen getuigt van het Sulphur Aurat. Antim. offchoon het nu en dan eenig voordeel aanbragt, dat nut, dat anderen daar aan toefchrijven, niet te hebben ondervonden in den Kinkhoest, die inden voorgemelde Jaare 1777. te Utrecht zeer geweldig onder de Kinderen heerschte. Doch dat Hij, zelfs in de hardnekkigfte gevallen , van deEJJentia Antimonii Huxhami (five Infufto Viiri Antimonii Huxh.) eene allergewenschte uitwerking hebbe mogen ontwaaren. Even zo berigt de kundige Geneesheer de Moraaz (89), dat Hij in deze Ziekte, die in de maand Augustus des Jaars 1781- verfcheiden (89) Zie de (trales vermelde Verhandel, van de Correfpond. Sociëteit III. Deel, ifte Stuk, bladz. 100.  Over den KINKHOEST. 659 den Kinderen te Sommelsdijk , en daar omftreeks aantaste, van den Sulphur. Aurat. AnUrn. ter. prcscip., door dei? Heere Clossius zo hoog geroemd, weinig vrugt gehad hebbe. Dat Hij zich het best bevond , met 2 of 3 malen bij herhaling op den besten dag, of beste uuren, de Ziekteftoffe door de Ipecacu. anha en vervolgens door een zagt Laxans uit Rhabarber met eenige weinige greinen Kermes Minerale uit te drijven; latende eindelijk met een goed gevolg eenige malen 's daags een eierlepeltje vol inneemen van eene fijroop, die eenvoudig zich zelve bereidt, als men eenige dun gefneeden fchijfjes van een Rammenas in een theefcho- teltje legt, en met fuiker beftrooit. En ik voor mij zoude deze Geneeswijze ook liever verkiezen te volgen , dan voortaan gebruik te maken van voornoemde Spiesglaszwavel, dien ik zelve, in den Jaare 1773. door den Kinkhoest des tijds te dezer plaatfe' geweldig heerfchende , aangetast, op raad van mijnen Vriend J. Baster doch te vergeefsch gebruikte, en ook bij anderen beproefde met bijna even weinig voordeel, niettegenftaande ik op deszelfs goede bereiding volkomen konde ftaat maken; bevindende mij oneindig beiter, zedert voornoemden tijd, bij Den Kermes Minerale of het zo gezegd Car'£t 2 thui-  Over den KINKHOEST. 661 „ dat het vermogen der Kermes in Borstkwaaien, het welk nogthans door veelen als eigenaartig befchouwd wordt, ook aan kleine giften van den Tartarus Emeticus en andere Braakverwekkende Spiesglas-bereidingen toekomen, als welken de opgeftopte fluimloozing even zo zeker en gemaklijk bevorderen." „ En," zeggen zij verder, „ Frére Simon , ,, de Apotheker der Karthuizers zou zijnen ,, ftervenden. Broeder niet min gelukkig (hoe,, wel voor 't Broederfchap min voordeelig) „ uit de kaaken des doods gered hebben , in,, dien Hij hem in plaats van Kermes , den „ Braak-wijnfteen gegeven had." enz. Dat nogthans de Kermes in den Kinkhoest, wanneer denzelve van { tot j of 2 greinen , na mate der jaren en omftandigheden , wierd voorgefchreven, dikwils van eene zeer goede uitwerking geweest zij, fteunt alzints op de bekende ondervinding van veele voornaame Geneeskundigen , wier getuigenisfen ik echter om niet te wijdlopig te worden, met ftilzwijgen voorbij ga. Ik zal dus alleenlijk eenige wijzen van voorfch rij ving daar van, en vermenging met andere middelen hier ter plaatfe mededeelen, die ik het meest heb aangeprezen gevonden, of zelf gebruikt heb, opdat mijnen geëerden Lezer daar uit zodanige zouTt 3 de  Over den KINKHOEST. 665 R^,. Kermes Mineralis, gr. vj. Sacchari albi, dr. iij. M. F. Pulvis tenuijfimus. Om alle 2 uuren, zo veel als op de punt van een mes kan leggen er van te geven. Of wel: Ro. Kermes Mineralis, gr. iij. Sacchari albi, dr. j. M. F. Pulvis tenuijfimus; dividatur in fex aquales dofes. Om alle 3 bf 4 uuren één poedertje van te laten inneemen. Deze nu, verzekert welgemelde Schrijver, doen inden gevaarlijkften toeftand,en de langduurige aanvallen van dezen Hoest, gewoonlijk de beste uitwerking; waar door de Kinderen veeltijds aan hetbraaken komen,en eene menigte flijm met groote verligting overgeven. Ook wordt hier door dikwils een fjijmigen , ftei ken en veel verbetering aanbrengende ftoelgang verwekt, waar door de Hoest trapsgewijze vermindert. „ Maar volgt er," zegt Hij verder, ,, dusdanige verligtende ontlasting „ niet, dan moet men eenen dagverpozen, en in derzelver plaats op dien dag, alle 2 uuren I of 2 lepels vol van het volgende geven : Tt 5 ^.  666 A. J. 'sGRAEUWEN, J. Rhei elecli. Sal Polychrejli aa dr. f3 ad gr. xl. M. F. Pulvis. Om in ééns in te neemen. Voor Kinderen raadt Hij denBraak-wijnfleen Vv 4 met  68h A. J. 'sGRAEUJTEN, met fuiker, of den Braakwortel-voor te fchrijven, of wel tot eene buikzuivering dit volgende: fy. Sal Polychrejli, gr. xx. Oxym. Scillit. unc. f5. Syr. Mannati, unc. ij f5. m. Om alle uuren één lepel van te geven. De Heer Strandberg weder, fchreef in deze Ziekte zijne Laxeermiddelen doorgaans op de volgende, doch wat te omflagtige wijze voor, als : R^>. Fol. Service f. ƒ. unc. /2, Paffular. maj. exacin. , minor. Tartari Tartarifati aa. dr. j. Semin. Coriandri — anifi aa. fcr. ij. Jncif. Contuf. Coque in aqua puree f. q, ad remanentiam, unc. ix. In colatura dijfolve Mannes Calabrince, unc. ij fi. Liquori cum ovorum albumine clarificato adde Aquce Cinnamomi ƒ. v. dr. ij, D. U. Of ook: .Manna Tabulata , unc. j 13. , Pulpa Cajjia. Fol. Senna ƒ. ƒ. aa. dr. iij. Rad.  Over den KINKHOEST. 683 filago , Althcea, Semina Lini met een weinig Kina gekookt, tot het zelfde einde gebruikt worden. Voorts beveelt Hij de koude en vogtigheid te vermijden , de Natuur te volgen , en een zagt Braakmiddel toe te dienen. Eindelijk, dat ik hier in voege, verzekert ons de reeds vermelden Heer van den Bosch met het volgende middel, na de eerfte aanwijzingen in deze Ziekte volbragt te hebben , bij verfcheiden Kinderen gelukkig geflaagt te zijn: Jlo. Fol. Semus , dr. ij. TuJJilaginis. Flor. Papav. Rhoead. aa. pug. j. M. F. Nodulus. Om in bier gehangen daar van te laten gebruiken. Zomwijlen worden ook flijmbrekende, ver* dunnende en zagt uitdrijvende middelen ter genezing dezer Ziekte vereischt, wanneer namentlijk de ademhaling moeilijk is, en aanhoudend gefnork op de borst , en bijzonder geduurende het hoesten zich laat hooren , waar door te gelijk eene taaije ftoffe opkomt: zijnde dit een teken dat de Long met taaije flijmen bezet en vervuld zij. Als wanneer de mid-  688 A. 's G RA E UWEN, zeis wel of kwalijk werken, grootendeels afhangt. Ik zoude een onnoodig en nutloos werk verrigten , indien ik het getal der reeds opgetelde ontlastmiddelen nog wilde vermeerderen. Men kieze dan deze of anderen , die na de bijzondere omftandigheden en jaaren des Lijders, als ook na de onderfcheiden trappen en tijdperken dezer Ziekte de best gefchiktften zullen voorkomen. De medegedeelde dienen flegts voor eene proeve! Men houde ze voor voldoende! Inmiddels kunnen zoms buiten de reeds opgenoemde ook niet minder in deze Ziekte dusdanige ontfpannende middelen te ftade komen , die het vermogen bezitten om te gelijk de uitwaasfeming en fluimloozing te bevorderen. Dit nu zullen best de Campher , de Salpeter, de geest van Minder er , de enkele, en de Zeeajuins-honing-azijn , de getartarifeerde Wijnfteen, de Gonferf van Vlier, de Vlier- enCamillen-bloemen met water afgetrokken, enz. Voetbaaden en Klyftecren , doch inzonderheid het Heulfap (waar over ik ftraks nog iets nader zal hebben te zeggen), en niets beter, dan zeer geringe giften van de reeds te voren aangeprezen Braakmiddelen, doen. Dezen toch, ik herhaal zulks, voldoen genoegzaam  Over den KINKHOEST. 689 saam aan alle de aanwijzingen. Dezen toch behalven dat zij de nog overgebleven kwaade rtoffen uit de maag en eerite wegen ontlasten, bevorderen, gelijk bekendis, door hunne ontfpannende kragt alle de vereischte ontlastingen, en vooral het zweet en de fluimloozing, bezittende nog daar en boven eene als pijnltillende verdovende kragt, waar door ze de toevallen dezer Ziekte ook des te draaglijker maken' voor den Lijder. ■— Inzonderheid verdienen de geleerde fchriften van Baglivius ,. Bergius , Dahlberg , Akenside, 1 Barbeirac, G.ianella, Saxtouph, Michel, en anderen hier over te. worden nagezien (99), die ter bereiking van het bovengemelde einde in ibmmigc ziektenen .gebreken den Bi aak wortel den voorkeur geven boven den Braakverwekkcnden Wijnfteen , wjens uitgebreide nuttigheid in deze Ziekte ik bevorens ook omftandig betoogde. De Kinkhoest geheel droog, fchelklinkend' en pijnlijk zijnde, en zich geene verllijming nog volbloedigheid voordoende, raadt den meer . ver- (99) Ook mag ik ter lez;ng aanprijzen de alzints keu1 rige Verhandeling over deze lrofle in het I. Deel, 4de Stuk 'van het Genees- Hiel- Artzemj- en Vroedk: Magazijn , | geplaatst. VI. Deel. Xx  690 A. J. 'sGRAEUWEN, vermelden Heer Störck voornamentlijk alle verzagtende, lijmige, olieagtige , bevogtigende en zagtftillende geneesmiddelen aan, en wel bijzonder: 1^. Rad. Althaa, unc. j- Herb. ■ man, j. Confciff. Coque f. q.- aqua i hora, dein adde Fi.or. Althaa, man. j. Glyzirriz. ra/a, unc. j. Relinque adhuc infervida infufione per i hora Colat. Libr. ij. exhibe. Om alle uuren één kop vol laauw te neemen. Of: fy>. Amygd. dulc. 'unc. jf>. Cum aqua q. ƒ. F. Emulfio êf Colat. Libr. j. Adde Syr. Papav. albi, unc. j. M. Om als hei vorige te gebruiken. Of: ¥f. Olei Amygd. Dulc. recent.preff. unc./3. ■tVitfM cv/ N. i. In mortario marmoreo bene fubaclis adde Syr. diacodii, unc. jfi. M. F. Linéïus. Om telkens een weinig van te nemen. Als mede: p^. Rad. Althaa, unc. iij. Pol, man. ij. . Gly-  Over den KINKHOEST. 691 Glyzirrh. unc. j. Confciff. mixta exhibe, Om als thee te gebruiken. Of ook: Rad. Saleb. dr. ij. Confciff. coque f. q.-aqua per ? hora, Dein Colatura Libr. jfi. adde Syr. Diacodii, unc. j{$. Om alle 2 of 3 uuren oen kopje van te laten drinken. Willende Hij wijders, het lichaam niet genoeg geopend zijnde, de ftoelgang door verzagtende klijfleeren bevorderd hebben. De Heer F. Hoffmann wil de ftoffe, bij dezen Hoest zeer dun , ziltig en fchcrp zijnde, vcrzagt, en derzelver feherpte gematigd hebben , hetwelk, volgens zijnen raad, buiten de afkookzels uit den Hartshoom enPaereb-geist, de Scorzoneer-rwortclcn en Zoethout bereid i best kangefchiedendoor den Room van Gerst, Hav'er-gort-water met zoete Amandelen en Corenten; of het afkookzei van Knollen met fuiker ; Gelei van Herts-hoorn , enz. dcor vleescjinut met melk, en boven alles door verseh geperften olie van zoete Amandelen , of alléén , of met de. Sytupus Capillor. Vehem, of het Julapium Rofarum verecnigd. b. v. op deze wijze voorgefchreven: 2 ju.  69% A. J. 'sG RAEUWEN, O lei Amygdal. dulc. Syr. Capilli Veneris aa. unc. j. Spermat. Ceti, !dr. iij. Cr oei, gr. xv. M. D. U. Eene uitmuntende hulp , dus verzekert Hij verder, brengen ook de waterige aftrekzeis als thee uit de Herbce Veronicce , Hyffopi, Flor. Malva, Sambuci, Papaveris Rhoea- dos, Salvice, Bellidis , Rad. Liquiri- tice, Sem. Fanicuhf, Cort. Ligni Sajfafras, en meer van deze zoorten toebereid , aan. De Heer Vogel, die, zo als ik reeds te voren mededeelde, dezen Hoest, als gedeeltelijk van een Zinkingagtigen aart zijnde, gedeeltelijkuit eene bedorven fpijsverteering ontftaande, en gedeeltelijk ook van eene fcherpe ftoffe afhangende, befchouwt, is dus niet zonder reden van oordeel, dat denzelven na borstmiddelen , zeker niet alleen luistere , maar met ontftekingweerende, buikzuiverende, en blaartrekkende middelen moete worden tegengegaan , welken allen echter , dus zegt Hij, niet dan moeilijk denzelven kunnen overwinnen ; willende wijders uit dezen nogthans de borstmiddelen geduurig met pijnftillende, en dezulken , die de uitwaasfeming bevorderen , gepaard hebben. In de eerfte plaats acht Hij der-  694 A. J. 'sGRAEUWEN, pelen en meer van te laten gebruiken (101), of wel een drank, beftaande uit aqua Hyjfo- pi, unc. vj. Elix. Peftor. Wedelii, Liquo- ris Cornu Cervi Succinati aa. dr. ij, Syr. Aliliaa Fernelii, unc. j. Om lepelsgewijze alle 2 uuren te geven ; waarbij men ook eenige greinen Muscus voegen kan. Voorts een af- (101) Dit zelfde wordt van gemelden Heere Vogel (in deszelfs Cenecsk. Bibliotheek') , als een beproefd middel tegens deze Ziekte opgegeven , zijnde het zelve aan de ondervinding van den geleerden Jacoei Geneesheer te IVdmar verfehuldigd, als hebbende het zelve altijd met zeer veel vrugt in deze hardnekkige Ziekte gebezigd. „ Ik heb het, zegt eerstgemelde aan Kinderen van 2, 3 en meerder jaren gegeven, die geheel door dezen Hoest uitgeteerd waren, en telkens gevaar liepen, terwijl het bloed hun m°t geweld uit neus en mond vloeide, van er in te dikken." Men neeme het zeer bekende Borst-elixir van Wedel , doe er de Spir. Nitri dulcis, en eenige droppels van het L. Sydenhami bij , en geve den Kinderen-er 4 malen 's daags van in , na dat de doffen door buikzuivering een weinig zijn uitgedreeven. Men zal, dus vervolgt gemelde Schrijver, onder het aanhoudend gebruik van dit middel den Kinkhoest van tijd tot tijd zien verminderen, en eindelijk geheel ophouden. Maar men moet er voldrekt den Spiritus Nitri dulcis bij doen; want het Laudanum met het Elixir op zich zeiven hebben deze uitwerking niet, zo als mij de ondervinding geleerd heeft." Zie Geneeskundige Courant, No. 43. bladz. 347. en volg. waar in men dit berigt omftandiger kan geplaatst vinden.  Over den KINKHOEST. 695 -af'ookzel van de Altham-wortels , b. v. 2 oneen derzei ven en 1 en een half* pond zuiver (fontein) -water bereid, waar bij, eenderde gedeelte er van verkookt zijnde, 1 once of meer Penijn-fuiker (Penidium) of Syrupus Diacotiü kan gevoegd worden, om alle uuren cén , of ten minsten een half kopje koud van te drinken , en vooral wanneer de Lijder eene prikkeling of poging gevoelt om op nieuw te hoesten, waar door dezelve best verzagt of geftild wordt. Dat krampftillende middelen mede veilig in den Kinkhoest zijn , verzekert de Heer Lieutaud. ,, Inzonderheid, zegt Hij, het Pulvis de Gutteta, de Poeonia , Vifcus Qjtercinus, Succi num , Crocus, Cajloreum," enz. Willende ook dat de flaapmiddelen (Hypnotica) niet agtergelaten, doch met de grootfte omzichtigheid gebruikt worden. De Heer Strandberg beproefde tot het zelfde einde, t. w. om de krampagtige bewegingen te ftillen, en te gelijk de vaste deelen te verfterken , de • Valeriana Sylveftris major, Vifcus quercinus , Cortes Hippocaftami en inzonderheid de Kina , welke laatfte (waar over ik ftraks nader denk te handelen), Hij verre het gefchiktfte middel oordeelde , en het nuttigfte bij ondervinding ontdekte. Terwijl Wil- Xx 4 LIS  69(5 A. J, VG RAEU W EN, lis verzekert, dat door een aftrekzei van de Rad. Poeonics mar., Vifcus Qiiercinus en Hyffopus veelen geholpen zijn. De Heer H. Buyzen prijst (in zijne korte geneeswijze der Ziekten) het volgende als een voortreffelijk krampftillend middel in deze Ziekte aan: Pjo. Semin. Poeonice fuhtiliff. puher. unc. j. Syrupi Ejusdem, q.f. ut F. Conditum. Om er dikwils van te gebruiken , wijl eene te geringe gifte niet voldoende is. Volgens Baglivius is een af kookzel van de Mufcus Arboreus, vooral, zoals Hij zegt: die van den Eikenboom komt (en hier van Mufcus quernus of quercinus, en van den Heere Lik. NiEus, in deszelfs Flora Suecica Sp. 984. Lichen filamentofus pendulus, ramis implexis, feutellis radiatis, genoemd) van allen het voortreffelijkste middel; zo als ook J. Allen (ro2) getuigt zeiven te hebben ondervonden , verzekerende dat het zelve ook in andere krampag- tige Ziekten veel vermoge. Dit zelfde middel wordt ook van den Heere F. Hoffmann om de onmatige en zoms gansch gewel- di- (21) In fpiopp. univ. medic. prafi. pag. m. 534.  Over den KINKHOEST. 697 dige bewegingen, die bij dezen Hoest niet ongewoon zijn, te {tillen, hetzij in Poeder of in een afkookzel, aangeprezen. Dan de Mufcus Pyxidatus of Pyxioïdes, (van den Heere LiNNiEus L. C. Sp. 972. befchreven onder de benaming van Lichen Scyphifer fimplex integerrimus, ftipite cylindrica , tuberculis coccineis. In Vaill. Paris 115. genoemd Lichen pyxidatus , om coccineis & tumentibus) wordt van voornoemde Allen , op welk eene wijze ook toegediend , voor het beproefdfte middel, dat zelden faalt, in deze Ziekte gehouden. De Heer de Sauvages prijst het zelve in melk opgekookt. En de Heer van Woensel , (die in de Hiftoire de la Societé Royale de Medicine de Vannée 1779. over de manier, om dit Lichen of Mufcus Pyxid. in den Kinkhoest toe te dienen, handelt,) wil, dat 3 drachmen van hetzelve in eene genoegzame hoeveelheid waters tot 10 oneen verkookt worden,en er vervolgensééne of anderhalve once Syrup. Myrtin. werden bijgedaan, om in 24 uuren te gebruiken. Ook meldt Hij, dat men zelfs ééne once in 12 oneen water met nut gegeven hebbe (103).— Ook wordt dit zelfde middel van voor- noem- (103) Zo als mede te zien is in het I. Deel, ifte Stuk der Genees/:. Bibliotheek, bladz. 10. Xx 5  698 A. J. 'sGRAEV WEN, noemde Linn^us (104) tot het zelfde einde gepreezen. Eindelijk ook de Mufcus IJlandicns (bij Linn^eus in Flor. Susc. Sp. 959. Lichen foliaceus adfcendens laciniatus marginibus ekvatis ciliatisf) van fommigen in de Teering zo zeer geroemd, worde in den Kinkhoest gezegd mede eenen voort re ffeiij ken dienst te doen, wijl zom wijlen uit denzelven een Aemborstigheid of Teeringagtige gefteldheid geboren wordt. Ter welker voorkoming men, volgens den raad van den Heere MiCHEL, niet zelden genoodzaakt is eene adeiiaating te doen, en zelfs in enkelde gevallen te herhalen, waar bij vervolgens dusdanige borstmiddelen te ftade komen , die te gelijk eene verfterkende kragt bezitten, als het voornoemde Lichen IJlandicns en de Radix Polygalee. ,, Een Geneesmiddel," zegt Hij, ,, het geen ik op het voorbeeld van Stoll, „ met goed fucces in zommige Borstziekten „ bezige." (*) De (104) In deszelfs Mater. Medic. pag. 175. en elders. (*) Dan vooral moer. ik hier ter plaatfe van de waarneebning wegens het nuttig gebruik van het Lichen IJlandicns in den Kinkhoest eenige melding maken. Daar de kundige Schrijver derzelve op gjede groitden betoogt, zie algem. Vadeii. Let ter oef. III. No. 4. Mengelwerk, bladz. 124. Na-  Over den KINKHOEST. 721 voor dat er verftoppingen in de Longontftaan waren, voor een der beste middelen in deze Ziekte, wordende deszelfs nuttigheid daar in door den Heere Millar erkend: begrijpende nogthans dat denzelven vooral te pas kome om des Lijders kragten weder op te wekken-, als er eene geneigdheid tot eene flepende Koorts, of wel eene aanhoudende met verheffingen bijkome. En de Baron van Störck fchijnt de Koortsbast alleenlijk te willen gebruikt hebben, wanneer de aanvallen van den Kinkhoest zich dagelijks op een vast uur openbaren , en wel voornamentlijk , wanneer de Zieken altoos eene rilling vooraf gewaar worden, als mede wanneer zij na den aanval eene troebele pis met een tegelverwig zetfel ontlasten. Zullende als dan, gelijk Hij zegt, de Koortsbast het zekerfte en fpoedigfte helpen , en wel op deze of gene wijze voorgefchreeven. IV. Cort. Peruv. Select, unc. j#. Coque f. q. aquce per horam; dein Colat. Libr. (2. Adde Sacchari albi. Aq. Cinnam. Simpl. aa. unc. jft. M. Om alle 1 of 2 uuren één kopje laauw van te gebruiken. VI. Deel. Zz Of;  722 a: j. 'sgraeuwen, Of: Ep. Extratl. Cort. Peruv. unc. /3. Aqua Fier. Chamomill. ure. viij. Syrupi unc. ij. M. Moetende hier van alle 2 uuren eene kleine lepel vol gebruikt worden. — Dan deze voorfchriften en derzelver giften, als voor een volwasfen Lijder gefchikt, regele en vermindere men na de evenredigheid der jaaren en de bijzondere omftandigheden van anderen. De Kinkhoest reeds lang geduurd hebbende en de Lijder gevolglijk daar door zeer afgemat zijnde, raadt de Heer Rosen van Rosenstetn in dezen , de geneeswijze van den Heere Stranduerg (reeds door mij opgegeven) te volgen, en de Kina even als in eene tusfenpoozende Koorts te laten gebruiken; fchijnende dus het vroegtijdig gebruik van dit heilzaam middel niet zeer aan te prijzen. Terwijl de Heer Thomson (i 17) het zelve in deze Ziekte flegts een verfterkend vermogen fchijnt toe te kennen , en genoegzaam dezelfde uitwerkingen daar van verwagt , als van andere bittere Maagmiddelen. Even zo getuigt de Heer Bisset, dat de Kina het best gefchikt zij om de krag- (117) Zo als te zien is in de Medio. Cor.fv.lt ati om en Varioui Difcafes pag. 56.  724 A. J. 'sGRAEUWEN, „ haare hoogte gekomen is, vooral als hij „ rijkelijk en in zelfftandigheid gebruikt wordt ,, met een oogmerk om den Kinkhoest te on„ derdrukken, droogt dezelve de flijm op, maakt ze meer taai, en de aanvallen van den Hoest worden zwaarder. Bij -het afne,, men der Ziekte , of als de tusfchen-tijden „ kort zijn , heeft dezelve zoortgelijke uit„ werkingen, maar is minder fchadeüjk. Doch ,, zo de tusfchen-tijden zeer lang zijn , dan „ kan dit middel de Ziekte zomtijds, zonder „ eenig kwaad gevolg fluiten , ook is dezelve „ zeer gefchikt om de wederinftorting te be,, letten, en andere kwaade toevallen voor „ te komen; terwijl hij ook het lichaam ver„ fterkt, en zo men den Bast niet gebruikt, „ ziet men dikwils Kliergezwellen, en de En„ ge.lfche Ziekte, of eene Uitteering op de- „ zen Hoest volgen." (u8). , De Heer nu Sauvages maakt naauwlijks gewag van de Kina, en niet dan om ook dezelve in kleine giften toe te dienen, of wel om ze met de Tufilago , Althaa, Capilli Verwis en Semina Lini te laten kooken , en tot gewoonen drank te doen (trekken. Met (118^ Op cie te voren aangehaalde plaats, en Sandiroiu's Bibliotheek, VII.Deel, ilteStuk, bladz.. i3oeni3r.  Over den KINKHOEST. ?z§ r Met meerder lof fpreekt de Heer Huxham van den Koortsbast, welken Hij na de vereischte Aderlatingen, zagte maag- en buikzuiveringen , en eenen naauwgezetten Leefregel, in een afkookzel met.de Tujjilago en den Balfem van Tolu, als ook nu en dan een blaartrekkende pleister, het best gefchiktfte middel ter .genezing dezer Ziekte befchouwde. Niet minder roemt de Heer Vogel den Koortsbast, die Hij ook meest in een afkookzel en wel vüornamcntlijk met het Liquor Cornu Cervi Succinati vermengde. En de Heer Haartiuan, gelijk ik reeds mededeelde, paarde denzelven met den Muscüs met het beste gevolg. Terwijl de Heer Morris ons de voortreffelijke uitwerkingen daar van in deze Ziekte, vooral zo hij met het Caftoreum gepaard ga, omftandig mededeelt (119) en wel, „ dat omtrent den 26 September 1766. zijne drie Kinderen, deoudfte een Jongetje van omtrent 8, de tweede van 7, en de jongde van 6 jaaren, den KinkCup) In zijn deswegens gedaan Berigt, den 9 Febr. 1767. in de Vergadering der Sociëteit van Geneesheercn in London voorgeleezen, en medegedeeld in derzelver Medical Obfcrvations and Ihqutries ', F,dA Vt. pas. 280. &c. Zie ook Sandtfórts Bibliotheek VI. Deel, 2de Stuk, bladz. 266. en volg. Zz 3  7z6 A. J. 'sGRAEUWEN, Kinkhoest kregen , na dat zij kort te voren van de Mazelen herfteld waren, welke hen benevens eene daar op gevolgde Scharlakenkoorts fterk aangetast en verzwakt hadden. Dat Hij hun eenigen tijd Amandelmelk en verfcheiden balfemagtige middelen , doch zonder vrugt, gegeven had. Dat de oudfte, die de flegtfte was, ware adergelaten en dewijl het bloed dik was, men ook eene Spaanfche Vliegpleister op den rug gelegd had , welke eene geruimen tijd werd opengehouden, fchoon de Koorts even geweldig bleef. Dat Hij toen den JEther beproefde, dien Hij echter fpoedig moest nalaten , wijl dezelve te zeer verhitte ; en dus eindelijk tot het Caftoreum en den Koortsbast overging, gevende aan zijne voornoemde drie Kinderen alle 4 uuren 8 grei-, nen Caftoreum, en 5 greinen van den Koortsbast in poeder , met 3 lepels van het Aqua Alexeteria Simplex, waar door in 4 dagen de hoest en pogingen van te braken , grootlijks verminderden , en in weinig dagen meer, bij de twee jongfte volkomen overwonnen wierden; terwijl de oudfte niet dan na 14 dagen van den Kinkhoest bevrijd wierd, wiens tusfenpoozen nogthans grooter, en zonder pogingen tot braken , waren." Het tweede geval , dat gemelde Schrijver mededeelt, is van één Kind van  Over den KINKHOEST. 327 van 10 jaren, dat zo geweldig den Kinkhoest had , dat het dikwils daags bloed braakte. Het had, voor dat Hij het zelve zag, reeds balfemagtige middelen gebruikt, en was 2 malen adergelaten , zonder eenig voordcel. Hij fchreef dan het zelve 9 greinen Caftoreum, met ééne once van het afkookzel der Kina voor, 4 malen 's daags, waar door binnen 3 dagen de hoest en brakingen ophielden , het geen bloed meer fpoog , en deszelfs Ziekte in 10 dagen volkomen genezen wierd. Zijnde het derde geval van een Kind van 9 jaren , dat den Kinkhoest had , verzeld met zwaare brakingen en eene moeilijke ademhaling; fchrijvendeHij het zelve, wijl het de Kina op gecnerhande wijze wilde gebruiken, 9 greinen Caftoreum en 12 van het Pulvis Contrajerva Compofitus voor, om genomen te worden in 3 lepels van het Aaua Akxeteria Simplex, met 10 droppelen van de Tinctura Caftorei, alle 4 uuren ; latende gelijktijdig eene Spaanfche Vliegpleister in den nek leggen, waar door in 3 of 4 4 agen de toevallen verminderden, en het Kind, in minder dan 14 dagen volkomen herftelde. Mijne meermaals geroemden Vriend , de Heer J. Baster fchreef zijne Lijderen , na het voorafgaan der noodige ontlast-middelen , gewoonlijk het afkookzel der Kina, Zz 4 cn  728 A. J. 'sGRAEUWEN, en zulks met het beste gevolg, op deze wijze voor: IV- Decotti Cort. Peruv. unc. vj. (120) Tinei. Caftorei. dr. ij. Syrupi Cujusdam, unc. j. M. Latende hier van 4 malen 's daags ééne lepel vol gebruiken. Of ook dit volgende: Ro. Pulv. Cort. Peruv. gr. xv. Caftorei gr. vj. ad viij. M. F. Pulvis. Om dusdanig één alle 4 uuren in te geven. De Heer Schrage zegt mede, dat de Peruviaanfehen bast met eenige greinen Caftoreum het nuttigfte Geneesmiddel in deze Ziekte zij, als ook eene blaartrekkende pleister in den nek gelegd, wordende eene aderlating zelden vercischt. Voor het overige ftemt Hij in zijne verdere raadgevingen, ter genezing dezer Ziekte , met evengemelde Heer Morris in alle deelen overeen. * De (120) Dit afkookzel beftond uit 2 oneen Kina in eene genoegzaarne hoeveelheid waters , meer dan een uur gekookt , zo dat een doorzijgzel van 24 oneen overfchoot.  Over den KINKHOEST. 729 De Heer Murray (121) gaf den Koortsbast eerst in een afkookzel met het Liquor Terrce foliatcs Tartari, en vervolgens alléén , of met één grein Caftoreum. Hebbende Hij waargenomen, dat men met deszelfs gebruik nog eenigen tijd moeste aanhouden, offchoon de Hoest wegbleef, wijl hij anders niet zelden op nieuw weder te voorfchijn komt. ;— En indedaad is het eene onlochenbaare, en op de ondervinding fteunende, waarheid, dat men, ingevolge den raad van evengemelden Schrijver, met het gebruik van den Koortsbast niet alleen moete aanhouden , tot de gantsch volbragte genezing van dezen hoest toe, maar zelfs, tot dat des Lijders kragten volkomen herfteld zijn , kunnende men ten dien einde van tijd tot tijd deszelfs giften verminderen, al ware het ten laatflen tot twee of éénmalen 's daags. Daar men zom wijlen genoodzaakt is om den Lijder, en den Kinderen inzonderheid , genoegen te geven, en tot een aanhoudend gebruik van dit middel gewilliger te maken , de wijze van deszelfs voorfchrijving en toediening nu (121) Zo nis te zien is in deszelfs aanteekening op het werk van voornoemden Heere Rosen , I. D^el, bladz 473. 2de Druk. Zz 5  730 A. J. 'sG RA E UWEN, nu en dan te veranderen, heb ik niet ondienlïig geacht, deswegens nog het een en ander aan de hand te geven. Men kan dus volgens den raad , ook van den Heere Rosen, deszelfs Poeder in eene Amandel-melk, of nog beter in flappe Chocolaad geven. Of men trekke dezelve op wijn, en deze wijze bevalt de meeste Kinderen, zo als ik bij ondervinding wete, zeer wel. Ten dien einde neeme men b. v. i once grof gefloten Poeder van Kina, een half once klein gefneden Orange-fchillen, en zulks verkiezend;, i drachme Kaneel , en trekke dit te zamen op eene bouteille zoeten Bergerac- of eenen anderen witten Franfchen Wijn, geduurende 24 uuren, op eene warme plaats, de fles telkens omfchuddende; om van dit aftrekzei, helder afgegoten of doorgezegen, aan Kinderen van 3 tot 6", ééne lepel, van 6 tot 10, anderhalve, en die ouder zijn twee lepels of een gewoon kelkje vol, alle 2, 3,of4 uuren, na dat men zal noodig vinden, te geven. Dan weder kan menden Koortsbast, in eene genoegzame hoeveelheid waters, fterk afkooken , voorts doorzijgen, en met de noodige fuiker vermengd , andermaal op een zagt vuur kooken , en tot eene fijroop bereiden, die , door bijvoeging van eenige Orange- of Citroen-fchillen , enz. eenen niet onaangenaa- men  Over den KINKHOEST. 7$ï men fmaak kan worden bijgezet (122). De Heer Torti (123) geeft ons ook een zeer goed voorfchrift daar van aan de hand. t. w. IV. China China in tenuiff. pulv. redacta unc. j. Irroretur Spiritu Vini, quoufquehumefcat tota; Mox infundatur in unc. xvj Vinialbigenerofi „ Digeratur in B. M. tepido , per biduum vel triduüm , Agitando vas pluries in die. DeinfaSta per Linteum valde rarum Colatura 'cum forti expreffione , ut portin faltem tenuior fubjiantia Corticis traji~ ciatur. Adde Sacchari albi clarificati. unc. viij. Et in vafe fiitili coquatur lento igne ad conjlftentiam Syrupi. Waar van men, na gelang der jaaren en der bijzondere omftandigheden des Lijders, alle 2 uuren eene halve of wel geheele lepel kan geven. (122) Twee voorfchriften van dusdanig een fijroop kan men in het Difyenfatorium Pharmaceut. Tom. II, pag. 738 en 739. van den Heere Triller vinden aangerekend. (123) In Thtrap. Spec. Febr. pag. 458.  A. J. 'sGRAEUWEN, ven. Eindelijk kunnen en willen ook de Kinderen zeer gemaklijk en gaarne den Harst jder Kina (Re/im Cort. Peruv.) gebruiken, zijnde dezelve (mits wel bereid), met witte fuiker tot een poeder gewreeven, rnet onfmakelijk. Daar nu zedert den jaare 1773. de Kink. hoest nimmer zo algemeen, zo hevig, nog zo langdurig te dezer plaatze heerschte, dat ik buiten een zagt, doch nu en dan herhaald Braakmiddel, eene enkelde Buikzuivering, en liet mixtuur hier voren opgegeven , dat ik mijnen Lijderen gewoonlijk op die dagen , dat de voornoemde ontlastmiddelen niet gebruikt wierden, liet toedienen, eenige anderen behoefde, hehbe ik geene gelegenheid gehad eenige verdere proeven met den Koortsbast in deze Ziekte, veel min om de kragten der Roode Kina, zints voornoemden tijd meer a-lgemeen bekend geworden, ook daar in te beproeven. En het is om die reden, dat ik dezelve den Geneeskundigen , als derzelver bijzonderen aandagt overwaardig , ter beproeving aanbeveel , en ik durve dit met des te meer gerustheid doen, om dat ik mij verzekerd houde , dat men deze niet minder kragtig, zo niet vermogender, in de meeste gevallen zal vinden x dan de gewoone Kina. Ik ten minsten heb van  O vet den KINKHOEST. 733 van deze, en dit kan ik op trouw verzekeren, oneindig rijeerder dienst gehad , dan van gene , vooral ter beteugeling en fpoedige wegneeming van de meeste tusfenpoozende, zelfs van de hardnekkigfte derdendaagfche Koortfen, zijnde het mij nooit gemist na het lichaam , vooraf behoorlijk gezuiverd te hebben, dezelven op het gebruik van dit volgende te zien wijken : IV. Pulv. Subtil. Cort. Peruv. rubri.uuc. j. Myrrhcs. dr. j. Syr. rad. v. aper. q.f. ut F. Conditum. Waar van ik alle 2 uuren een brokje ter grootte van een muscaatnoot liet inneemen. De Koorts verdreven zijnde, alle 3 of 4 uuren, en eindelijk flegts 2 malen 's daags tot de volkomen genezing. Zijnde dit middel niet alleen koorts-verdrijvend en verfterkend, maar te gelijk ook ontbindend , openerid, bederfweerend en der kwaadfappigheid verbeterend. Dan ik keer weder tot den Kinkhoest. —• Veelen en zelfs voorname Geneeskundigen raaden ter verfterking der verflapte maag, ter opwekking van den verlooren eetlust, ter bevordering der fpijsverteering, als anderzints, ook  rU A. J. 'sGRJEUWEN, ook nog anderen, en wel bijzonder de bittere maagmiddelen aan , die gewis ook hunne nuttigheid in deze Ziekte kunnen hebben. Dan daar deze een ieder genoegzaam bekend zijn, zal het niet noodig zijn eene bijzondere opgave daar van te doen. Ook zal een ieder bij ondervinding weten, dat over het algemeen genomen de Kinderen, niet dan zeer zeldzaam, zoortgelijke en andere bittere Geneesmiddelen willen gebruiken, en een Geneesheer dus veelmalen eene vergeeffche moeite doet met het voorfchrijven derzelven. Zulke Kinderen echter, wien het bitter minder tegenftaat, kan men het Quasfie-hout met vrugt toedienen. Dus weetik, dat zeer veelen , de noodigeontlastmiddelen vooraf zijnde te werk gefield , door eerst 4, en vervolgens 3 malen 'sdaags, van 30 tot 40 droppels van deszelfs Tinctuur, in een weinig witten Franfchen wijn te gebruiken, vrij fpoedig van den Kinkhoest genezen zijn. Dan niet minder verdient de gemeene Nagel-wortel onzen aandagt en bijzondere aanprijzing in deze Ziekte. De wortel dan van deze Plant , die den naam van gemeen Nagel-kruid of ook gezegend Kruid draagt; en in het Latijn CaryophiU latd) van Linn^us Geum Urbanum genoemd, en  Over den KINKHOEST. 735 en door den Heere Buchhave (124) omftandig befchreven wordt, bezit volgens zijne getuigenis zeer uitmuntende hoedanigheden; hebbende Hij, zo als uit een groot aantal zijner medegedeelde waarneemingen blijkt , denzelven in zeer veele ziekten en gebreken vaneen groot nut bevonden. Inzonderheid echter verdienen zijne 108. 109. en 14 volgende waarneemingen onze bijzondere opmerking, als geheel betrekking hebbende tot de ftoffe dezer mijne Verhandeling. Hij dan fchreef dezen wortel, of in poeder van 15 tot 25 greinen 4 malen 's daags te gebruiken voor Kinderen van jt en 3 tot 7 en 8 jaren oud, of in een afkookzel op deze wijze voor : ^o. Rad. Gei Urbani dr. vj. vel unc. j. Confciff. coque cum aq. fimpl. Libr. jf>. Ad remanentiam Libr. j. Colaturcs adde Syr. Communis q. f. M. Waar van Hij, na evenredigheid der opge- mel- (124) Zie deszelfs Obfervatienes circa Radicis Gei urbani jive Caryophyllata Viribus in Febribus pracipue intermittentibus aliisque morbis. Hafnite 1781. Waar van de Heer Voegen van Engelen in zijn Genees- Natuur- en Huishoudkundig Kabinet, een zeer uitvoerig uittrekzel mededeelt.  736 A. % 'sG RA EU IVE.N, melde jaaren, alle {i uuren van ééne halve » tot ééne geheele once toe , liet inneemen. Of bij wijze van een Conferf: ju. Pulv. Rad. Gei Urbdni unc. /3. Meilis q. f. ut F. Eleü. Waar van Hij de gifte na die en den inhoud van het opgeroeide Poeder regelde. Of ook deszelfs Tinctuur: R=. Rad. Gei Urbani unc. iv. Confciff. Contus. infunde in Spir. Vinï Gallici. Libr. j. Digere in Balneo Arencs per vj Dies & Cola, Waar van Hij meest in andere gevallen gebruik maakte , bepalende de gifte daar van op 2 drachmen tot .een half once, 3 of 4 malen 's daags. Een en andermaal heb ik zelve de goede uitwerkingen van dit middel ondervonden , bijzonder in eenen hardnekkigen maaghoest, die ik door geenerhande middelen zo fpoedig konde bedwingen; en andere gebreken , die uit eene te groote verflapping of werkeloosheid der maag beftonden. Dan het heeft mij ook in dezen aan de gelegenheid ont- bro-  738 A. J. 'sG RA EU WEN, tari, en zijn Liquor Anodynus vermengd, en eenige droppelen Oleiim Ligni Sajfafrat, als mede de EJfentia Cafcarilla. Dikwils heeft Hij , volgens zijn zeggen , ook eene uitmuntende uitwerking gezien van zijn zogenoemden Balfamus Pita tot eenige droppelen , met het Extracium of de Tinüura Cr oei gegeven. Terwijl Hij met oogmerk om de maag te verfterken, een EleÜuarium uit 2 oneen Conferva Rofarum rubrarum , 1 once Conferva Anthos , 3 drachmen Succinumprceparatumen Nux mofchata en de Syrupus Corticum Citri vel Aurantiorum te zamengefteld , aanraadt te gebruiken. „ Niet zonder reden," zegt Hij wijders , „ prijst Crato (125) den Amber met het „ DecoÜum Paffularum aan , als een uitmun„ tend vermogen bezittende om te verfterken „ en den ftoelgang te bevorderen." Dan verre verheft Hij de EJfentia ambres genuina, wier bereiding Hij in deszelfs Obfervationes PhyficoChymica heeft medegedeeld, en is van oordeel dat ouden, goeden en kragtigen wijn, en andere geestrijke middelen zeer dienstig zijn , welken gemelde Schrijver elders in zijn te voren meermaals aangehaaldwerk(i26)aanprijst. Wil- (125) In Libro XXXVII. Confil. pag. 1039. (12Ó) Tom. IV. Seft. II. Cap. 3- Pag- 3"7-  740 A. J. 'sGRAEU W E N, dezen Hoest altoos voordeclig zij de Les van Gales us te volgen, „ dat men zagte eenvoudige middelen , die het best met de natuur overeenkomen, behoore te, gebruiken , en te verkiezen boven veele zamengeftelde winkelbereidingen." ,, Dus weet ik," dat laat Hij er op volgen, „ dat door het afkookzel van „ gedroogde Knollen, door dat van de roode „ Kool, of ook van Tarwe-zemelen met wa„ ter en fuiker, eenen hardnekkigen, en bij „ fommigen reeds verouderden Hoest onder „ het gemeen , niet alleen eene groote verlig„ ting wierd aangebragt, maar zelfs ook vol- ,, komen overwonnen zij." Ik geloove intusfehen mijnen geëerden Lezer geenen ondienst, en voor mij zeiven geen overbodig werk te zullen doen, bij aldien ik nog eenige weinige der meest geroemde middelen, gedeeltelik zelfs van fommigen voor foort-middelen in deze Ziekte gehouden, kortelijk mededeele. Dus verdienen in de eerftc plaats Spaanfche Vliegen, en derzelver zo zeer aangeprezen inwendig gebruik, onze opmerking en nadere overweging. Het was dan de Heer Burton , een niet onberoemd Engelsen Schrijver , die bereids in den jaarc 1738- in W Eö'«y ontbe Uin-cough, het nut der Spaanfchc Vliegen in deze Ziekte bij  7Az A. J. 'sGRAEU.WEN, neer men de gifte weder vermindert, of bij langer tusfenpoozen laat gebruiken. Hebbende men daar bij waargenomen, dat de Druppelpis zich gewoonlijk reeds op den derden dag vertoonde, fchoon dezelve niet altoos veroorzaakt wierd, en dat de Ziekte zelve zelden langer dan tot den zesden dag duurde : voorts dat, zo dra dit verfchijnzel zich openbaarde, de Ziekte des te fchielijker genezen wierde, het'zij de Kina bij het voornoemde Geneesmiddel gevoegd ware, dan niet. Wijders toont de Heer Lettsom , die dit voorfchreven Berigt, mede. deelt (127): dat Hij mede van deze Geneeswijze in zijne 20 jarige Practijk niet dan gelukkige uitwerkingen gezien hebbe. Getuigen. (127) Zo sis te zien is in deszelfs Mcdicoi Memoirs of the General Difpenfary in London , for part of te years 1773 and 1774. In het Iaatsgemelde Jaar te Londen in 8vo uitgegeven , en waar van een uittrekzel te vinden is in het I. Deel, 3de Stuk-, bladz. 438. van de Nkuwc Natuuren Genecik. Bibliotheek van den Heere Bartii. Tersier, Ook geeft ons de vermaarde Hoogleeraar Forsten, in deszelfs voomeiïeli)ke Verhandeling over het inwendig gebruik der Spaanfehe Vliegen , aan het Geneesk. Genootfehap Servandis Ctvibus te Amfterdam medegedeeld, en geplaatst in het L Deel van deszelfs Handelingen, bladz. 303. en volg. een vrij omfiandig en wel beredeneerd Berigt van dit boven verhandelde.  Over den KINKHOEST. 743 gendc zelfs dat Hij van dit middel, fchoon Hij het zelve niet voor onfeilbaar wilde gehouden hebben, indien het na de verfchillende omftandigheden der Lijderen eenigermaten veranderd , of bij andere gefchikte middelen gevoegd , en de eerfte wegen vooraf na behoren gezuiverd zijnde , altoos een gelukkig, nimmer een ongelukkig gevolg gezien hebbe, het welke Hij door eene reeks van waarneemingen bevestigt. Vervolgens deelt Hij ons mede, dat, daar Hij de Dulle-kervel van een zeker Schrijver, hier voren zo zeer geroemd, de Aderlatingen en Braakmiddelen , de Kina, het Heulfap, en andere middelen meer, in den Kinkhoest der Kinderen , eene Ziekte in Engeland vrij gemeen en doodelijk, zonder vrugt gebruikt en te werk gefield, hadde, het Hem in de gedachten viel, of eene blaartrekkende pleister op de borst gelegd , van nut konde zijn , te meer wijl men de binnenfte oppervlakte van de borst en het borstvlies bij Kinderen aan dezen Hoest geftorven, fterk ontftoken gevonden heeft; waar op Hij zich al verder deze Vraag voorftelde: of dit plaatfelijk middel door eene afleiding temaken, heilzaam ware, dan of de deeltjes der Spaanfche Vliegen , zich met het omloopende bloed vereenigende , iets bepaaldelijks (Specifice) uitAaa 4 werk-  744 A. J. 'sG RA EU WEN, werkten ? Tot welk laatfte gevoelen Hij te meer overhelde , wijl Hem de zo gelukkige uitwerkingen der Spaanfche Vliegen met den Kamfer vereenigd, door gezegden Heere Bur. ton, geduurende 36 jaaren met den meest gewenschten uitflag waargenomen, reeds bekend waren. Eindelijk berigt Hij , dat een zeer beroemd Geneesheer de Spaanfche Vliegen op de bovengemelde wijze inwendig aan Kinderen met dezen Hoest gekweld, op zijnen raad gegeven hebbende, nimmer eene na, deelige uitwerking daar van gezien, maar deze Ziekte altoos daar door overwonnen hebbe. — De Heer Hillartj (128) weder fchreef de Tinctuur der Spaanfche Vliegen met den Geest van Minderer, den Geest van Herts, hoorn, de Saffraan , en den Kamfer voor, en prees derzelver gebruik op deze wijze fterk aan.' Terwij! daar en tegen de Heer Millar het inwendig gebruik dezer Vliegen , door gezegde Heeren Burton én Hillarij aangeprezen, zeer afkeurt, als meer vertrouwen ftellende op derzelver uitwendig plaatfelijk ge-, bruik. Van even dezelfde gedagten is ook de Heer Strandberg omtrent Burtons voor- fchre- (128) Zie deszelfs Obferv, on the Difeafes in the Ifland of Barbados, Londen 1759.  Over den KINKHOEST. 745 fchreven middel, dat Hij niet durfde wagen te beproeven. „ Dewijl," zegt Hij, „ voor ,, Volwasfenen zelfs het Poeder van Spaan,, fche "Vliegen niet goed is (129), en ik „ dus nog veel minder gewaagd heb het aan ,, Kinderen te geven, al wordt de fcherpte, ,, met welke het werkt, in dit geval door de „ Campher en de Balfamus Copaibce verzagt, welk laatfte middel, gelijk ik zie, ook om „ deze reden in de Tintt. Cantliaridum Edinb. „ voorkomt." — Dat men echter de Spaanfche Vliegen, het zij in poeder of liever deszelfs aftrekzei, genoegzaam veilig, mits onder de beftiering eenes voorzichtigen en kundigen Arts, ten inwendigen gebruiken konde bezigen , heeft mij de ondervinding in zeer veele gevallen geleerd , waarin ik dezelven altoos met een gelukkig gevolg voorfchreef; hebbende ik ze nimmer in den Kinkhoest noodig gehad. Het gene de Heeren van der Eem en van Leeuwen deswegens mededeelen (130) ver- (129) ,, Zie Linde Stolpe de Fenenh, pag. 136—139. „ MifeeU. Nat. Cur. Dcc. III. A. 7. übf. 86, pag. 149. „ & Obf. 236. pag. 450." (130) In derzelver meer aangehaalde Prijs-verhandeling bladz. 72. waar in men eene reeks van nuttige waarneemingen en Berigten daar omtrent zal vinden aangetekend. Aaa 5  746 A. J. 'sGRAEUWEN, verdient vooral ook onze opmerking, t. w. dat men de Spaanfche Vliegen in alle zulke „ Ziekten , waar in de vaste deelen geprik„ keld, en de verdikte, taaije, koude, flij„ mige vogten, verdunt moeten worden, met „ voordeel konne doen gebruiken, en dat ze „ om die reden ookzomtijds in den Kinkhoest „ fchijnen te zijn van dienst geweest, vooral. „ door de flijmige dikke vogten, het zij van het „ ganfche Lighaam, het zij bijzonder van de ,, Keel,Luchtpijp, en Longen op te losfen en ,, uittedrijven." gunnende men nog meerder voorbeelden hier van door de Heeren Forster 4i3>>, Stockara Neuforn (132), en anderen vinden medegedeeld. Wijlen mijnen geachten Vriend Baster gebruikte, gelijk Hij mij meer dan eens mondeling verzekerd heeft, en mij zulks nog nader uit zijne eigenhandige Aantekeningen gebleken is, de Zink-bloemcn (Flores Zinci) niet zelden met zeer veel voordeel in den Kinkhoest, in kramp, agtige Aamborstigheden, enz. Ten welken einde Hij dezelve op deze wijze voorfchreef: IV. (131) In deszelfs Differt. Tnaug. Cantliaridum Hiftoriam Natura'.em, C'temicam Mcdieam ex/iibens. Lugd. Batav. 1775. pag. 133- & 134- (132) Zie deszelfs Difert. de Uju Cantliaridum inter> »o. Göttihga; 1781. §, 22. & 23. pag> 34-  Over den KINKHOEST. 747 fy. Flor. Zinci, gr. x. Pulv. Ocul. Canc. dr. ij. Sacch. Albijf. unc. (2. Exatte M. F. Pulvis. D. in Pix. Om er 3 of 4 maaien 's daags, na gelang der jaaren en omftandigheden des Lijders, van eene halve tot anderhalve vingerhoed vol, telkens van te geven. Zijnde dit een middel, zegt Hij, dat Kinderen gaarne gebruiken, In het laatstgemelde geval, t. w. in eene krampagtige Aamborstigheid, heb ik dit zelfde ook eenmaal met vrugt gebruikt. Hier mede nu komt volkomen, overeen , de waarneeming die de Heer Walckiers (133) mededeelt. Zie hier dezelve., ,., Een man van omtrent 30 „ jaaren, hebbende wegens een' fchellen kramp„ agtigen hoest, die vermoedelijk uit de maag „ voordkwam , verfcheiden purgeer- en maag„ middelen vrugteloos gebruikt, wierd ten „ laatften binnen weinige dagen door de Flo„ res Zinci genezen." Volgens den Heere de Sauvages wordt ook de fuiker van Lood (Saccharum Saturni~), tot 2 of 3 greinen gegeven , in deze Ziekte geroemd , (133) Zie deszelfs meergemelde Prï;s-vcrhandeling , bladz. 162.  748 A. 'sGRAEÜWRN, roemd , en het Sal Jovis Londin. volgens den Heere Home voor een foort-middel daar in gehouden. — Wordende wijders door meergemelden Heere Hoefman verzekerd, dat voor den Kinkhoest, uit eene te rug gedreven Huidziekte ontftaande, geen vermogender middel zij dan de JEtimps Mineralis, of de Flores Sulphuris inwendig gebruikt, met het Antimonium Diaphoreticum, of het Puim B?zoardicus, des avonds ingenomen ; en uitwendig .niets voortreffelijker dan de Spaanfche.„Vliegpleisters, omtrent welken ik ftraks iets meerder zal hebben te berigtcn. . .. De Naphtha NbrRi en qq.Spbitus JEtuereus Frobenii , worden gelijk de Heer Rosen van Rosenstein mededeelt, ook in deze Ziekte geprezen;, er bijvoegende , dat hiermede overeenkome het volgende mengzel, dat Werlhoff, volgens een daar van gegeven berigt in het HarAv,.Magaz. 176S. No. 80., met zeer veel. vrugt in den Kinkhoest, voor, fchreef, zo dat.de genezing binnen 4 weken, voibragt ware: - . ' ■ -■ ■ . - Syr; Corail. unc. viij. neci; ■ Spir. Nitri dulcis. unc. j. M. D. Om hier van des morgens en des avonds twee  Over den KINKHOEST. 7A9 twee theelepels te geven. Ik heb," zegt gemelde Heer Rosen, „ hetzelve met nut ge„ bruikt, doch na dat andere middelen te vo„ ren gegeven waren , die mogelijk naderhand „ gewerkt hebben." De nuttigheid van de Spiritus Nitri dulcis heb ik mede in veele gevallen ondervonden , fchoon ik dezelve flegts alleen in die gevallen gebruikte, waar in de onmatige hitte der koorts verkoelende middelen vereischte. Op onderfcheiden wijzen fchreef ik dezelve-voor, dan eens in het een of ander mengzel , dan eens afzonderlijk met den fijroop van Klaprozen, doch meest met een weinig L. L. Sydenh. vermengd. Hebbende ik van het volgende de beste, de fpoedigfte en meest gewenschte uitwerking gezien : ïtp. Aq. Cinnam. dr. iij. Spir. Nitri dulc. Syr. Pap. Rhoead. aa. dr. ij. L. L. Sydenh. a gtt. xxv. ad L. M. Latende hier van na gelang der jaaren en omftandigheden , geduurende de Koorts , alle half of geheel uur, 15, 18, 20 tot 25 droppelen , met een weinig water zonder melk , ingeven. Hier door zag ik wel dra de Koorts verdwijnen, de overtollige brakingen geftuit, den  7So A. 5?. 'sGRAÈUtFËN, den Hoest oogenfchijnlijk verminderen , en na eenige weinige, zelfs geringe giften van den Koortsbast ganfchelijk ophouden , nimmer echter verzuimende de noodige ontlastmiddelen tusfchen beiden toe te dienen. Op dezelfde wijze maakte ik ook zomwijlen gebruik van het Liquor Anotl. Miner. Hoffm. met geen minder goed gevolg , het zelve in zommige gevallen zelfs de voorkeur gevende boven den gezegden zoeten Salpetergeest. De Spiritus, of het dus genoemde Oleum Sulphuris per Campanam , door zommigen in deze Ziekte algemeen geroemd , wilde de Heer Strandberg niet gebruiken. „Dewijl," zegt Hij, „ het geen kragt meer kan bezitten, als zuur „ van Vitriool of Aluin, komende het met „ dezen voor het overige overeen." Vrug* teloos meldt Hij wijders de Spiritus Salis Ammoniaci en andere middelen, die Hij optelt , te hebben voorgefchreven , en onder dezen ook de Expreffio Millepedum, en den daar uit bereiden lijroop van Dr. Cheyne, welke nogthans van dit zijn middel getuigt (134) : dat hetzelve, lepelsgewijze ingegeven , den Kinkhoest zonder fout geneze. Schrijvende Hij het zelve dus voor: (134) In Ejus Tracïatu de Arthritide, pag. 116.  Over den KINKHOEST. 751 Pp. Millep. in Vino albo deniers, q. v. .Exprimefuccum&adde facchari albiq.f. Ut F. ƒ. a. Syrupus* Door het evcngemelde uitgeperst fap zag ook de Heer Huxham eene groote veriigting aanbrengen, zeggende: dathet best zij de vrije ademhaling te bevorderen, als ook de borstontlasting door eene ontbinding van de Gom Ammoniac in het uitgeperste fap van Soogen en het water van Hijsfop te bevorderen (135). Wordende de nuttigheid van dit laatstgenoemde middel ook door den Heere de Mëza (136) bevestigd. Terwijl Hij weder elders (137) de Spiritus Cornu Cervi, als nuttig in deze Ziekte aanprijst. ,, De Duizendbeenen, zegt ook de Heer Ruchan, Steen^motten, „ of zogenaamde Pisfebedden worden een zeer goed middel tegen den Kinkhoest geacht. „ De genen , die het zelve verkiezen tegebrui,, ken, moeten twee oneen van die Infecten, in een mortier klein geftooten, een nagt op „ een (135) Zo als te zien is in deszelfs Opera Phyf. Meel. Tom. I. pag. 98. (136) In Ejus Dtaïribè Medica, Cap. III. pag. 158. (137) In Arwamentario Mtdtc» feu Materia Medica, pag. 77.  fp. A. f. 'fG RA EU WEN, „ een pint witten wijn laten trekken; men „ zijge dit vogt vervolgens door een doek , „ en geve er den Lijder 3 of 4 malen 's daags ,, eene lepel vol van." Buiten dit medegedeelde , zoude ik ook de getuigenisfen van nog andere Schrijvers , nopens de nuttigheid van dit voorfchreven middel, kunnen aanvoeren, doch houde kortheidshalven de gezegde voor voldoende. Vol gens den meergemelden Heere Rosen zoude de Kinkhoest gemaklijk te genezen zijn , zo wij zulke middelen bezaten , die deszelfs Zaadftoffe konden dooden of kragteloos maken. „ Op zo eene wijze," zegt Hij verder, „ zouden na gedagten de bladen van den vvii„ den Rofemarijn (Roftnarinus Sylvefiris, Le„ dum Paluftre. Linn.) helpen, wanneer zij als thee bereid naarftig gedronken wierden. „ De Lijf-Arts en Ridder van LiNNé meldt in „ zijne Reize na West-Gothland , dat de ge„ meene man denzelven met voordeel bij zijne „ Kinderen tegen den Kinkhoest gebruikt heb„ be." Doelende de Heer Murray (138) het (138) In deszelfs Aantekening bij het boven vermelde van den Heere Rosen , volgens de vertaling van den Hoogleeraar Sandifoiit, zo als te zien is in het I. Deel op bladz. 466.  Over den KINKHOEST. 753 het volgende des aangaande mede: „ Dit be,, vestigt ," dus fchrijft Hij , „ de Heer Haartman (139) gelijk ook Wachlin ., „ die, benevens Braakmiddelen, daneenfter,, ker, dan een flapper aftrekzei van de bla„ den van dit kruid met melk of wei, heeft ,, laten gebruiken. Van dit middel heeft Hij „ ook gebruik gemaakt, wanneer de Pokjes „ heerschten, wanneer de Kinkhoest daar bij ,, kwam. Bij den gemeenen man in Calmar heeft Wahlbom met Braakmiddelen en deze „ bladeren veel uitgeregt (140). En beide ,, middelen heeft Blom ook te zamen ver. „ eenigt (141)5 en dat wel met goed ge„ volg." enz, Volgens het Berigt van den Heere Valmont de B oma re (H2) laat men in Guaiana de bloemen van het groen Ebbenhout, (Flo-es Ebeni) , bij gebrek van Seneèladen aftrekken, als zijnde een goed buikzuiverend middel, het welk regt tijdig ingegeven, gedurende de be- fmet- (•39) ?> Zie Bergiüs FSrfök om ga onbura fjukdomar, 1755- pag. 25" (140) ,, Berattelfer tilk. Coll. Med. pag. 157. 212." (141) „ Medicinal Verkeji iilflaond i Piket. pag. 12.'' (142) Zie het Aanhangzel op deszelfs Woordenboek, Art. Ebbenhout. VI Deel, Bbb  Over den KINKHOEST. ?s$- NER (145), ÜEIMAN (146), NlELEN (147), en anderen kan vinden aangetekend. Wordende zeer wel door.laatstgemelden Schrijver des aangaande dit volgendeaangemerkt. ■„ Wan„ neer wij," dus zegt Hij (148), ,, de uit* ,, werkzelen nagaan , die door zommigeSchrij,, vers aan de Arnica worden toegeëigend en ,, bevestigd , blijft er mijns bedunkens geen ii twijfel over, of ook dit middel moet in alle „ opzichten aan de Geneezings aanwijzingen „ in de- Terwijl Hij eindelijk in het Aanhangzel deszelfs bederfweerende kragt , nir verfcheiden daar mede gedaane Proeven kenlijk, aantoont. (145) In SeleÏÏ. Med. Francpf. Tom. I. waarin Hij onder anderen verzekert, dat een of twee vingergreepen dezer Plant, met water afgetrokken en gedronken, van alle bekende middelen het best gefchikt zij om het uitgevaat bloed te ontbinden, en in koortfen met eene bloedlpuwing, of ook met eene uitilag van de huid verzeld , ongemeen heilzaam zij. (146) Zie deszelfs fraaije Waarnemingen nopens de uitwerking van de Flores Arnica in de afgaande koude Koortfen ; te vinden in her I. Deel der Verhandelingen van het Provinc. Utrechtsch Genootfehap, bladz. 305—316. (147) In deszelfs te voren meer aangehaalde Prijs verhandeling bladz. 34. en volg. Alwaar men ook her een en ander nopens de wijze van voorfchrijving en toediening van dit middel kan vinden aangetekend , werwaards ik mijnen Geëerden Lezer wijze. (148) Aldaar bladz. 73. Noot f. Bbb2  756 A. J. 'sGRAEUWEN, „ in den Kinkhoest kunnen voldoen: het ver„ wekt misfelijkheid of brakingen , als het in „ eene fterkegifte wordtingenomen; inmin„ der dofis is het laxeerend ; het ontbindt de ondoorgangbare vogten , en kan langs dien ,, weg daar en boven zweet- en pisdrijvend ;, zijn: het ftilt zenuwtrekkingen, geneest „ lammigheden , en weèrftaat ontaartingen , „ zo als in de Rotkoortfen , hier van daan verfterkende; Verdient hierom derhal- „ ven het zelve niet in den Kinkhoest be,, proefd te worden? te meer, daar het reeds „ zijne deugden heeft doen kennen in eene „ flijmige Aamborstigheid (149)," En zeker wordt zulks door den beroemden Hoogleeraar Stoll (150) bevestigd; mededeelende dat Hij iemand , op den raad van een zijner Vrienden, na dat alles te vergeefseh gebruikt (149) Ephem. Nat. Cririof. Tom. VIII. pag. 408. (150) Zie deszelfs Rationes Medcndi, Pars 111. Sedl. II. Ephem. Ai. 1779. pag. 104. & 105. Alwaar Hij aantoont, dat die Kinderen het fpoedigfte herftelden en het minste leeden, die tusfchen het hoesten baaakten; dat fommigen veel vrngt van het Ammoniac-zout, anderen weder van de Gom Ammoniac, anderen ook van de Spaanfche Zeep hadden. Eindelijk dat fommigen genezen zijn, door om den anderen dag het Hydromel Purgans Infantum Difpenfat. Vienn. te gebruiken.  77o A. J. 'sGRAEUWEN,- vestigd, en door eerstgemelde getuigd, zonder aderlaating, eene herhaalde Buikzuivering en Spaanfche Vliegpleisters in het genezen van den algemeen heerfchenden Kinkhoest niet gelukkig te hebben kunnen flagen. De doorkundige Engelfche Geneesheer Hügq Smith (158), getuigt mede , dat in den Kinkhoest, den Kinderen genoegzaam eigen, om de reeds aanwezige toevallen te matigen, en de toekomende af te weeren, niets heilzamer zij, dan eene aderlaating, vooral zo de Lijder bloedrijk zij; dat zelfs dan , wanneer de Ziekte hardnekkig, en het Kind nog bloedrijk nog fterk is, de Aderlaatingeniet moete verzuimd worden, wijl het, volgens zijn zeggen, de pligt van een Geneesheer is , de vaten ledig te houden, op dat er geene vreeze voor verftikking zij, door eene verftopping of ontfteeking van de vaten der Longen; of dat er geene doodelijke Beroerte op volge, dooreen te fterke uitzetting van de bloedvaten der hersfenen. „ Wanneer," dus zegt weder de zeer geleerde Buchan , „ de kwaal hevig wordt, dat de „ Lijder gevaar loopt door den Hoest te ftik- „ ken, (158) Zie deszelfs Disfertatio de fanguinis mijjïone. Edinb. Edit. 1755. pag. 32.  776 A. J. 'sGRAEUWE N, komen, en de buiksontlasting op de zagtfte wijze te bevorderen. De Heer Fr. Hoff- mann, die zeer voor het gebruik der klyfteeren was, deed dezelve gewoonlijk uit een afkookzel van Haver, Kamille-bloemen, Olie van Amandelen en gemeen Zout beftaan. En die van den Heere Mellin bcftonden uit Gerste-water, Boom-olie en een weinig Zout. Zijnde Hij van gedagten, dat geene klyfteeren werkzaamer waren, dan wanneer door dezelven op éénmaal veel vogts te gelijk in het lichaam gebragt wierde. „ Indien," dus zegt Hij verder, ,, na een herhaald ge„ bruik van Braakmiddelen de Hoest nog ta„ melijk fterk was , en de brakingen van ,, taaije flijm aanhielden (fchoon bij de mees„ ten met de koorts de brakingen bedaarden) , „ was het noodig de darmen insgelijks Van de „ taaije flijm te zuiveren , en dit oogmerk ,, wierd door klyfteeren en zagte buik-openende middelen bereikt. De klyfteeren „ openden het doorgaans verftopte lijf en „ bragten ook veel flijm uit het lichaam." — Op raad van den Heere Rosen zoude men de klyfteeren ook uit zoete melk , boom-olie en fuiker kunnen bereiden; willende Hij dezelven alleen te werk gefteld hebben, als des Lijders lijf zeer verftopt zij. — Dan alle deze onder-  Over den KINKHOEST. 777 derfchciden wijzen van voorfchrijviug op te tellen zoude een overbodig werk zijn. Best doet men met dezelven op dusdanig eene wijze toe te ftellen, als de bijzondere omftandigheden van dezen of genen Lijder vereifchen. Dus weet ik, dat men zich, fchoon tot een ander einde, ook dan wanneer de Kinderen het inwendig gebruik der vereischte Geneesmiddelen volftrekt weigerden, met zeer veel vrugt bediend hebbe van dezulken , die uit een afkookzel van de Kina met Caftoreum, de Affa Fcetida , de Mufcus, en zoortgelijke of andere middelen beftonden. Uitwendig worden, in de derde plaats , ook wel Hovingen en pappen aangelegd, zo uit krampftillende middelen als den Koortsbast , enz. bereid. Dus beproefde de HeerBiNGERT op raad van den Heere Hannes (bevorens reeds vermeld) , de Kina en het Caftoreum met witten wijn tot eene pap gemaakt, zo als de Heer Morris (160) dezelve aanprijst, in zijne Kinderen , die den Kinkhoest hadden, bloedbraakten, en alle Geneesmiddelen weigerden te (160) In Mcdical Obf. and \ttquir'. by a Society ofPhyftciatis in London. Vol. III. pag. 1280. en hec VI. Deel, ede Stuk van de Natuur- en Genecsk. Bibliotheek van den Jrloogleeiaar Sandifort, bladz. 266. . ■ . . ' Ccc 5 .  778 A. J. 'sGRAEUWEN, te gebruiken ; bevindende dit middel ongemeen nuttig. Om de hevigheid van den Hoest te ftillen, brengt het Emplaftrum Diafulphuris Rulandi op de borst gelegd, volgens het getuigenis van den Heere Hoffmann , eene uitmuntende verligting aan. Ook is het Unguentum rubrwn potabile met den Spiritus Vini, gelijk Hij zegt, óm rondom het harteputje, en de borst mede te fmeeren, bij uitftek voordeelig. Willende wijders, dat het Unguentum Pettorale (Pharmacopace Augujlina) geene mindere hulpe aanbrenge, wanneer de beide borstzijden daar mede gefineerd worden , om den hoest te ftillen, de pijnen op de borst te matigen , en de fluimlozing te bevorderen. Eindelijk getuigt Hij, bij een langdurig gebruik in allen vloeijingagtigen hoest , de volgende pleister beproefd te hebben bevonden. fy. Myrrhz Electcs-Bdellii-Succini aa.unc. f3. Spermat. Ceti-Axungice humancs-cerce-mi- nii, aa. unc. ij. Saponis Veneti\ dr. iij. Croci dr.j. Camphorcs dr. /3. Af. F. Emplaftrum. Om op de borst, den hals, en den ruggraad te leggen. — Het evengemelde Unguentum, Petto*  Over den KINKHOEST. . 779 PeStorale, om de borst mede te fmeeren, prijst ook de Heer Vogel aan; fchoon Hij denke, dat het voordeeliger zij de lendenen met het O leunt Scorpionum te beftrijken: bet welk de Heer Lieutaud bevestigt met te zeggen, dat dit laatstgemelde middel op gezegde wijze gebruikt, ten hoogften geroemd worde, indien namentlijk de pis opgeftopt is of moeilijk ontlast wordt. Voegende Hij er bij: dat fommigen de fmeeringen van de borst met Menfchenvet, met olie van zoete Amandelen, van Kamillen, enz. ook zeer aanprijzen. — Volgens den Heere Buchan is de Knoflook-zalf in het Noorden van Engeland een zeer bekend Geneesmiddel tegen den Kinkhoest, wordende dezelve door gelijke hoeveelheden Knoflook en Verkens-reufel of Spek te neemen, en te zamen in een mortier klein te ftampen, bereid. Waar mede men de voetzooien der Lijders 2 of 3 malen des daags fmeert. Gemelde Schrijver is nogthans van gedagten, dat het beter zij deze zalf op linnen te fmeeren, en als eene pleister te gebruiken, welke men alle morgens en avonden behoort te vernieuwen., wijl de Knoflook fpoedig zijne kragt verliest. Dit," zegt Hij, „ is een uitmuntend goed ,, middel niet alleen in den Kinkhoest, maar „ ook in verfcheiden andere hardnekkige foor- „ ten  Over den KINKHOEST. 781 het verdikte gedeelte van het bloed te verdunnen,.en het geftremde op te losfen. ■— Dus prijst de Heer de Meza, bevorens aangehaald, bij uitftek het aanleggen der Spaanfche Vliegpleisters op den rug, verzekerende dezelven dik wils met zeer veel vrugt in deze Ziekte gebruikt te hebben." „ Want," zegt Hij, „zij ., verdunnen de taaije ftoffen , verwekken ,, eene prikkeling, waardoor de tedere Kin„ deren gemaklijker de borst ontlasten, en ,, eindelijk leiden zij de zondigende ftoffe na ,, elders." De Heer Millar liet insge¬ lijks eene Spaanfche Vliegpleister aanleggen , wanneer in deze Ziekte de ademhaling zeer moeilijk en de Long verftopt was, of ook een Fontanel zetten. Zijnde Hij mede van begrip , dat men met de Tinctuur der Spaanfche Vliegen op den ruggraat zoude kunnen fmeeren , als dezelve in veele andere gevallen voordeelig bevonden hebbende , gebruikende daar toe het volgende fmeerfel: R»' O lei Laurini unc. j. Tree Cantliaridum. dr. ij. Camphorce dr. j. Olei Olivarum q. f. F. Linimentum », Zomtijds," zegt Hij, „ veroorzaakt dit „ fineer-  782 A. J. 'sGRAEÜtVÊN, „ fmeerzel eene uitbotting van kleine puist„ jens , niet alleen over de befmeerde dee„ len, maar ook over het ganfche lichaam, „ en dan is het zelve van des te meer nut." (162) Ter bevestiging van het heilzaam vermogen der Spaanfche Vliegen in deze Ziekte, brengt de zeer geleerde de Man (163) het verhaal van den Heere Russel (164) bij: welke berigt, dat in den Kinkhoest, die in de maand Februarij desjaars 1744. onder de Kinderen te Aleppo heerschte, en veelmalen met eene hevige koorts en pijn in de zijde verzeld ging, de blaartrekkende middelen , op het aangeftoken deel gelegd, van eene voortreffelijke uitwerking bevondén wierden. En de (162) Zie deszelfs Obfervations on the Ajlhma and on the Hooping-Cough 1769. pag. 177. door den Hooggeleerden Sandifort in het VIII. Deel, 2de Stuk zijner Bibliotheek, bladz. 407. medegedeeld. Wijders verdient ook over het uitwendig gebruik der Spaanfche Vliegen, de bevorens aangehaalde Inw. Verhandeling van den Heere Forsten , Seft. IV. P. I. §. 23. pag. 114. te worden nagezien. (163) In deszelfs Prijs-verhandeling over het nut der Spaanfche Vliegen: te vinden in het I. Deel der Handelingen van het Geneeskundig Genootfehap, Scrvandis Gribus. bladz. 76. (164) Zie deszelfs Befchrijving van Aleppo na de vertaling van den Heere Gronovius, bladz. 226.  .88 A. J. 'sGRAEUWEN, wel inzonderheid de Spinnagie , Postelein, zeer jonge Erwetjcs en Peultjes, geftoofde Krop-faïade (169) en Endijvie. Voorts de geele Wortelen, Scorzoneren, en vooral de Knollen of Rapen (170)1 gebraaden en geftoofde Appelen , Peeren , en foortgelijke meer. De Afpergies zag ik dat hun zelden wel bekwamen, en dat alle foorten van Kool, uitgenomen de roode alléén, de graauwe, groene en andere Erweten, witte Boonen , enz. een zeer flegt voedzel uitleverden ; dat het eeten van Aardappelen , verre den meesten zeer wel bekwame , terwijl de Aardnooten of Aard-akers en Kaftanjes zeer nadeelig waren. Wijders ondervond ik , dat zij raauwe Radijs en Rammenas beter konden verdragen en nuttiger waren, dan raauwe Appelen, Peeren, en andere vrugten ,- uitgenomen een weinig rijpe Aardbeziën , Kersfen, of Aalbesfen. —- Dan niets is noodzakelijker dan (169) Zonderling is liet gezegde van den Heere Vogel deswigens: t. w. dat de Sajaden onder de fpijzen wel liet meest voordeélig zjjn, en dat Hij zulks op trouw kunne verzekeren. (170) Dus wide lfi.«f Stran drerg , dat het voornaanjfle voedzel dezer Lijderen befta uit foup van Knollen , van Look, uit Appelmoes, of uit gekookte Appelen.  Over den KINKHOEST. 789 dan de fpaarzaamheid en het matig gebruik maken , zelfs der beste, der eenvoudigfte, en ligtst te verteeren fpijzen. Zijnde het te bejammeren, dat verrede meeste Kinderen zeer zeldzaam weten uit zich zei ven eene behoorlijke maat in hun eeten te houden, dat zij veeltijds alles, wat zij kunnen krijgen, met groote gulzigheid inzwelgen , en zulks geduurende den ganfchen dag; het zij nu zulks befta uit zulke voedzels, die ligt zuur worden , als de melkfpijzen ; of die een wrang fcherp zuur in zich bevatten , als veele onrijpe vrugt'en , en onder dezen vooral de Kruisbefiën , op welk eene wijze ook toebereid, die ik de fchadelijkften van allen in deze Ziekte reken; of die van eenen lijmigen aart zijn , als de meelfpijzen ; of die kleiagtig zijn , als flegt gerezen brood, of dat niet gaar gebakken is , ongerezen koeken, en voorts alle foorten van vette gebakjes , en andere foortgelijke nadeelige ftioeperijen , die de maag niet verteeren, veel min tot een behoorlijk voedzel kan doen dienen, waar door zich dus allengskens veele raauwigheden in derzelver maag verzamelen, die niet lang daar in vertoevende , wel dra tot eene fcherpte overgaan, waar door de maagzenuwen geprikkeld wordende, verfcheiden toevallen ontftaan , gevolglijk ook door de Ddd 3 long-  Over den KINKHOEST. 791 zoeken voor te komen, dat het zich des nagta ontbloote, enz. Dit nu zijn niet zelden de zwarigheden , die een Geneesheer in het behandelen dezer Ziekte ontmoet, deoorzaaken van des Lijders vertraagde, en zoms gan« fchelijk te leur gefielde herftelling. Van dezen uitflap te rug keerende, moet ik hier eenige raadgevingen nog bijvoegen. Dus wil de Heer de Sauvages , dat, als het Kind nog zuigt, deszelfs Alinnen verzagtende Gersten-dranken , Rijst en Gort gebruike , en zich van wijn en zoute fpijzen onthoude, als ook dat het Kind met melk gevoed worde. Radende wijders den Kinderen van eenen meer gevorderden ouderdom , warme thee, of het Venus-hair op dezelfde wijze getrokken , voor gewoonen drank te laten gebruiken. En de Heer Mellin gaf aan de Moeders, wier Zuigelingen den Kinkhoest hadden , den raad , haare Kinderen niet te dikwils aan de borst te leggen , weinig zog op eens te geven, en altijd eenigen tijd na deszelfs aanval. Hoe heilzaam nu deze raadgeevingen zijn,waar van ik mij , in navolging van voornoemde Schrijveren, ook veelmalen bij mijne Lijderen met vrugt bediende, is het niet minder noodzakelijk, dat men zich zorgvuldig wagte van hen zonder onderfcheid van welke jaaren, eenigerDdd 4 ban-  Over den KINKHOEST. 793 belchover op deze wijze wil bereid hebben: Neem 4 oneen gezuiverden Honig, 12 ponden fontein- of ander zuiver water, 5 drachmen Zoet-hout, 6 Vijgen , 2 drachmen Fenkel-zaad , en even zo veel Pimpernel-wortel , 1 Handvol Maluwe-bloemen , een vingergreep Salie-bloemen en Violen, en 2 fcrupels Kaneel. Kookt dit te zamen, totdat ii2 pond verkookt is. Zijnde, volgens eerstgemelden Schrijver, voor denzulken die te gelijk kwaadfappig of fcheurbuikig zijn , het zuivere water of alléén , of fontein-water, doch niet al te koud, of met de.zogenoemde Orgeade vermengd,, of met fijn brood verzagt, de gefchikften drank. ,, Het gemeen, zegt Hij wijders, giet kokend water op Tarwe zemelen, en drinkt dit aftrekzei koud." Verzekerende dat het zelve met ongemeen veel vrugt in eenen geweldigen algemeen heerfchenden Hoest gebruikt zij. Terwijl de Heer Buchan een aftrekzei van Polei met Honig of Kandij-fuiker gezoet voor den besten drank.houdt, of wel eene dunne wijn-  Over den KINKHOEST. 79^ zulks vorderende, den gezegden Gersten-drank (dog zonder Zoethout en Melk) , met één derde of vierde gedeelte flappe wijn-kandeel liet vermengen en tusfchen beide toedienen. Het derde en laatfte vereischte is vervolgens eene zagte, gemaatigde en niet vermoeiende lichaamsbeweging, als bijzonder heilzaam ter bevordering van de zo noodige uitwaasfeming. Dan zo des Lijders kragten en omftandigheden het toelaten , is deze beweging het voordeeligfte in eene zuivere, drooge en gematigde Buitenlucht, zo niet, dan in dusdanig eene binnens huis, of wel in het vertrek, waar in hij zijn gewoon verbljf houdt. Eindelijk is het zeer nuttig en dienstig den Kinderen zo veel doenlijk , met het een of ander fpel, waar in zij het meeste vermaak vinden, ingeduurige bezigheid te houden, of op eene andere wijze hunnen geest te vervrolijken. Moetende alle fterke gemoedsaandoeningen , zo veel mogelijk, vermijd en voorgekomen worden. Hier mede nu befluite ik deze mijne Verhandeling, die door den overvloed van ftoffe, van eene grootere uitgebreidheid geworden is, dan ik mij bij het onderhanden neemen derzelver voorftelde. Mijne eenigfte bedoeling daar mede was de bevordering van het al-  79Ö A. f. 'sGRAEUIFEN, enz. algemeen welzijn , en daarom durve ik dezelve aan het doorzigtig oordeel van Heeren Befhiurderen onderwerpen , wier gunstige verfchooning ik voor de ingeflopen feilen verzoeke.       VERHANDELINGEN VAN HET PROVINCIAAL UTRECHTS "C II GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN E M WETENSCHAPPEN.   VERHANDELINGEN van het PROVINCIAAL ÜTRECHTSCH GENOOTSCHAP van KUNSTEN e n WETENSCHAPPEN. ZESDE DEEL. NEnm.MAATSCHAPI'U TEK VrX-,)7Ji. ]JER feïHÜÜSKUKST. l. j Te UTRECHT, Bij de Wed. S, de WAAL en Zoon. Drukkers van het Provinciaal Genooifchap. mdcclxxxix.   I W A A R D E LANDSGE NOTEN! "Voor weinig tijds boden wij U, in het Vijfde Deel der Verhandelingen van ons Genootfchap, de Antwoorden aan, op de Prijsvraag over het Phlogiston, met toezegging, van het zelve, binnen kort, door het Zesde Deel, te doen volgen. — Thans hebben wij het genoe- 3 gen,  vi VOORBERI C H T. gen, om ons van onze beloften te kwijten , en U, in dit Deel, drie Antwoorden op de Prijsvraag over den Kinkhoest onder het oog brengen. De voorgeftelde Vraag was van den volgenden inhoud. „ Welke is de Aart van den Kink„ hoest? waar heeft hij zijne bepaalde „ Zitplaats? welke zijn deszelfs Oorza„ ken? Welke zijne Kenmerken? wèlkë zijne Toevallen en Gevolgen ? opwel„ ke gronden ftcunt zijne Voorzegging? „ is hij befmettelijk, of niet? zo ja; op „ welke wijze zoude men de Befmetting „ kunnen voorkomen ? welke is de ge- „ fchikt-  VOORBERICHT, vir „ fchiktfte wijze, om denzei ven te ge- En het deed ons-geen gering vermaak, ten bepaalden tijd, een aanmerklijk aantal van Verhandelingen ter beantwoording dier Vraag te ontvangen , die allen meer of min hare verdiensten had-' den/ Bij een naauwkeürig onderzoek , bleek het, dat onder alle dezen' den voorrang verdiende die van den Heer Johannes Veirac, Med. Doel. 'te Rotterdam, Oud Prefident Schepen van Schkland, enz. welke al zedert verfchéiden Jaaren Lid van ons Genootfchap was, en zig reeds , * 4 meer-  vin VOORBERICH T- meermalen door bekroonde Prijsverhandelingen , bij de geleerde waereld heeft bekend gemaakt , wordende aan Dezelve , terwijl ze de volledigfte was, en daarbij met fraaije-Waarnemingen van eigene ondervinding geftaafd. wierd , op de Algemeene Vergadering des Jaars 1788, de uitgeloofde Prijs toegewezen , en aan dien Heer, overeenkomstig zijne keuze, eene Gouden Medaille:, ter waarde van dertig Ducaten , ter hand gefield. :, - Deze Verhandeling , welke de eerfhe plaats in dit Deel beflaat, werd gevolgd door eene andere, in het Latijn gefchreven door wijle.den Heer Jacobus Thien- sius  VOORBERICHT. ix sius van de Wijnpersse, DocJor in de Medici]'ne , en van het Gasthuis, te Ley-(Jen, welke nog geen Jaar Lid van ons Gcnootfchap geweest zijnde, in de Lente des Jaars 1788., in het beste, zijner jaaren, door eenen ontijdigen dood, tot een wezenlijk verlies voor de geleerde waereld, werd weggerukt, en dus de beoordeeling zijner Verhandeling niet beleefde. Deze Verhandeling met eene Zilveren Medaille als een Accesfit, bekroond vi'.ük.ga eerst in het oirfpronkelijk Latijn., en vervolgens zo als ze door de kundige . hand van den Fleer Ter Bruggen, Medicina DacJor in 'sHage k, (die uit hoofde van vorige vriendlchap met den Schrijver , die moeite vol* 5 vaar-  x VOORBERICHT. vaardig op zig nam,) met veel naauwkeurigheid , in een Nederduitsch gewaad verkleed werd: terwijl dit Deel befloten wordt door eene uitvoerige Verhandeling over dezelfde ftoffe ; welke , daar ze, niet tegenftaande den -één en andermaal verlengden tijd, zoo door des Schrijvers ziekte, als*andere omftandigheden, te laat was ingekomen, niet naar den uitgeloofden Eerprijs had kunnen dingen. Deze befloot men, wegens hare bijzondere verdienste , onder, de Verhandelingen des Genootfchaps te latön drukken, en den Schrijver ,ingevalle Hij goedvond, zijnen naam , uiterlijk binnen den tijd van drie maanden ,' te openbaren , tot eene bijzondere erkentenis, onderfchei- den  VOORBERICHT. xr den van een gewoon Accesfit, eene Zilveren Medaille aan te bieden. Dit was van een gewenscht gevolg; wij hadden, binnen den geftelden tijd het genoegen, te vernemen, dat-deze Verhandeling den Heer Abraham Jakob '•s Graeuwen , Med. Doel. Penfionarïs Honorair en Griffier der Stad Zierik-zee enz. ten Schrijver had, en werd dienvolgens aan dien Fleer, eene Zilveren Medaille uitgeleverd. Dus gaven wij U het noodig berigt aangaande den inhoud van dit Deel, waar in Ge nog, onmiddelijk hier agter, eene korte Lijst der in dit Jaar verkoren en  xii VOORBERICHT. en overleden Leden des Genootfchaps vinden zult: dus fluiten wij deze Voorreden, met bede, dat ge onder het genot van 's Hemels dierbaren zegen lange moogt welvaren; bevelen ons in uw gunftig aandenken , en wenfchen , dat onze pogingen ter bevordering van Kunsten en Wetenfchappen met Uwe goedkeuring bekroond, en onze iever door nieuwe vrugten van uwen arbeid meer en meer ontvonkt en' aangekweekt worde! De Directeuren van het Provinciaal Utrechtsch Utrecht, den r4 Genootfchap. Pvov. i/8p. . Uit Derzelver Naam, P. LUCHTMANS, Secretaris. VIJF-  V IJ F D E vervolg van de NAAMLIJST der Heeren DIRECTEUREN en LEDEN van het PROVINCIAAL UTHECHTSCH GENOOTSCHAP van KUNSTEN e n WETENSCHAPPEN, Zedert de Uitgave van het Vierde Deel.   DIRECTEUREN Verkoren den 5 October 178^. Mr. Jan Both Hendriksen, Raadsheer in het Hof Provinciaal te Utrecht. Dr. William Laurence Brown, Profesfor in de Kerkelijke Hijlorie en Philofophie , en Predicant der Engelfche Gemeente te Utrecht. GEWONE BINNENLANDSCHE LEDEN. Verkoren den 4. Meij 1789. Gabriel duPac de Bellegarde, ar.cienCom- te de ÏEglife Primitiale de Lyon> êf Licentier en Droit en VUniverfitê de Touloufe &c. ' te Utrecht. J. B. Mouton , te Utrecht. Mr. Albertus Gerardus Smith, Advocaat voor den Edelen Hove van Utrecht , te Utrecht. jfonkh. Frans Godard, Baron van Lijnden, Vrijheer van Hemmen, befchreven inde Rid' der-  hor, 47. (Z>) Dus vind ik onze Ziekte genöemd in een naamloos handfcbrift van het jaar 1562.  KINKHOES T. ii van ons Vaderland voordvloeijen (a) ? eene Helling, welke nog meer wordt verzwakt, wanneer men toeftaat, dat een vreemde fmetftoffe, welke in de eigenaartige gefteldheid van ons Land en deszeis dampkring niet te vinden is, tot het beftaan dier Ziekte wordt vereischt. Hoe dikwijls deeze Epidemie binnen een bepaald getal Jaaren wederkeerd, is niet wel te bepaalen; zij vertoonde zich in Zweeden, ten Jaare 1745, 1747, en 1748. Huxham vernam dezelve te London in 1732 , 1739, I74°> 1743, 1744 en 1746. hoewel zij niet altijd dien naam verdiende. Hier te Lande fchijnt de Ziekte minder fgemeen, want in de laatfte vier en twintig jaaren heb ik niet meer dan drie Epidemiën waargenoomen , het geen door geoefenden Geneesheeren word bevestigd , zoo dat men daar uit eenigzins kan befluiten , dat de doorgaande Kinkhoest zich onder ons, om de agt jaaren ontdekt. Zonder hier over breederte zijn, is het genoeg, te hebben beweezen, dat de Kinkhoest van eene Epidemieke aart is. Ten tweeden. Waarfchijnlijk is hij ook van eene O) Van den Bosch , Holl. Maatfch. XVIII. Deejs, U. 17.  J2 J. VEIRAC, de Aart van den eene befmcttende natuur, gelijk in het Negende Hoofdftuk opzetlijk moet onderzogt worden. Ten derden. Befchouwd men den Kinkhoest, betrekiijk toe de onderwerpen, dan is hij eigenaartig eene Ziekte der kinderen, offchoon bij iedere Epidemie blijkt, dat hij ook bejaarden aantast. Onder anderen zag ik eenen zeventigjaarigen grijsaart door de toevallen van den Kinkhoest fchier geflikt. Maar gebeurd dit ook niet bij de Kinderpokjes en Mazelen ? eenige jaaren geleeden heb ik eenen man van vier en tagtig jaaren behandeld aan zeer goedaartige Kinderpokjes , welke mij ftoffe verfchaften voor eenige Inentingen, die wel geil lagd zijn. Hoe menigmaal befpeurd men de Mazelen bij menfchen van gevorderden leeftijd? Niemand echter zal deezer Ziekten eene plaat betwisten op de lijst van die der kinderen. Des is de Kinkhoest eene Epidemieke, waarfchijnlijk befmettende Ziekte der kinderen. Ten vierden. Geeft men acht op zijnen loop, dan is hij van eene fleepende aart; want hij begint als eene Zinkinghoest zonder eenig toeval van belang, blijft twee weeken, of daar omtrend , in dien ftaat, waar na de hoest heviger wordt , en de toevallen verzwaaren. Dit  KINKHOEST. 13 Dit duurd eenige weeken of maanden, waarna de Ziekte zonder eenige fcheiding meestal langfaara afneemt. Sommige bepaalen het begin van den Kinkhoest, alwaar wij den aanvang van deszelfs tweede tijdorde zullen bepaalen : deeze beweeren, dat veele Kinders onder het geweld der Ziekte , die flegt weinige dagen geduurd had , zijn geftikt, ten minsten dat zij, uit aanmerking van de dikwjjls zeer hevige toevallen, tot de fcherpe Ziekten behoord. Schoon ik het ondervindelijke in deeze tegenwerping toefta, ftrookt echter de verdeeling der Ziekte niet met haaren gewoonen loop: en het geweld der toevallen in het afgetrokken befchouwd , en ontleend van bijzondere gevallen, kan geenzins billijken, dat dezelve daarom tot de heete Ziekten zoude moeten worden betrokken. Geene gevallen , die gevolgen zijn van des lijders gefteldheid , kunnen ten algemeenen regel ftrekken. Trouwens welke verfchriklijke toevallen brengt de Vallende Ziekte te weeg ? hoe menig was het flagtoffer van eenen aanval? Boerhaave geeft haar nochtans de tweede plaats,op de lijst der fleepende Ziekten. Wij zullen meer dan eene gelegenheid hebben om ons gevoelen te ftaaven. Ten vijfden. Hij is ook van eene flijmige aart,  14 $. FEIRAC, de Aart van den aart, gelijk naderhand zal beweezen worden, wanneer tevens moet blijken , dat Tralles (a) en anderen , die den Kinkhoest in eenen droogen, en vogtigen hebben verdeeld, onze Ziekte met den Koehoest (tujfis ferina) blijkbaar verwarren. Ten zesden. Vooral is de Kinkhoest van eene ftuipachtige natuur. Maar ook dit moet naderhand beweezen, worden. Men gelieve dus de waardij van deeze eerfte Afdeeling , zoo min als van eene der volgende, te beoordeelen, dan na de geheele Verhandeling te hebben doorleezen. Wanneer ik vertrouw, dat, het geen thans bij voorraad gefield is, genoegfaam betoogd zal zijn. Voegd men nu de opgemelde eigenfchappen van den Kinkhoest famen, past men dezelve toe op die van andere Ziekten , voegd men , daar bij zijne Zitplaats , en befchouwd men alles in verband met de oorzaaken, tekenen, toevallen en geneeswijze , dan zal de rangfchikking deezer Ziekte voor hem, die haar volgends het een of ander overheerfchend toeval verkiest te plaatfen, gemaklijk te vinden zijn. Wij verkiezen, alles vereenigende, kortelijk te befluiten:' dat de Kinkhoest, wat zij- Qa) Ufus opii &c. Seci. IV. pag. 159.  KINKHOES T. zijne aart betreft, is eene doorgaande fleepende , waarfchijnlijk bcfmetrefide , flijmige , ftuipachtige Borsthoest, bijzonder den kinderen eigen , in den beginne fchijnbaar Zinkingachtig , maar daar na bij weerkeerige Convulfieve aanvallen zich vertoonende. TWEE.  16 J. VEIRAC, de Zitplaats van den TWEEDE HOOFDSTUK. De bepaalde Zitplaats van den KINKHOEST. §. II. ^LVlen verfchild in de bepaaling van de ze- tel deezer Ziekte, of liever van haare naaste oorzaak. De Franfchen plaatfen dien in het hoofd, ontleenden de toevallen van eene fcherpe ftofie, op de luchtpijp vallende , en zij zogten de geneezing in de broeijing van het hoofd; waaraan eene der benamingen, te wee. ten Coqueluche (Munnikskap) haaren oorfprong fchijnt verfchuldigd te zijn. Anderen waaren , en zijn noch van gevoelen, dat de maag alleen de Zitplaats is deezer Ziekte (a) , fommige voegen 'er de luchtpijp bij (b), terwijl een Engel^ch Schrijver van laater tijUhet binnenfte darmvlies voor de Zitplaats houdt, en Zijn O) No. 3, i(5, 30, 35. (£j No. io, 23) 35.  %K I N K II O E S T. j? zijn gevoelen met laffe bewijzen tragt te ftaa* Ven (V). Van waar komt dit zo zeer onderfcheidert begrip van de plaats eener genoeg bekende Ziekte? naar mijn inzien, alleen daar van, dat veelen meer op de toevallen, dan op da waare aart dcrzelve hebben gelet; dat bijna niemand zich der moeite heeft getroost, om de praclikaale Hellingen op de gezonde theorie te gronden, en liever zijnen voorganger blitt* delings gevolgd, dan uit egte bronnen geput, Had men de gansch onderlcheiden tijdperken beter in acht genoomen, men zou minder gedwaald hebben , en de dwaaling zou minder voortgeplant zijn. Zal een Arts de Zitplaats eener Ziekte kennen , dan moet hij haare toevallen en gevolgen van de naaste oorzaak be* lioorlijk onderfcheiden , of hij loopt gevaar , om de Zitplaats van de braakingen door eeneii Nicriteen veroorzaakt, in de maag te zoeken, eh zijnen lijder te bederven. De braakingen, in het tweede tijdvak van den Kinkhoest, hebben den oorfprongaan dit verkeerd denkbeeld verfchafc; een denkbeeld, het welk wij toonen zullen , niet weinig te hebben toegebragt aan meer dan eene fchadelijke geneeswijze, Die O) No. 12. VI. Deel. B  iS j. VEIRAC, de Zitplaats van den Dit wanbegrip zal verder ontweeken worden, indien men de verfchijnfelen der Ziekte, in haar begin , vergelijkt met de werking der deelen in, den gezonden Haat, zich niet vergaapt aan verfchijnfelen, welke flegts gevolgen, maar■ geene toevallen der naaste oorzaak zijn, en indien men de lijken , aan de Ziekte geftorvcn oplettend befchouwd, offchoon de gelegenheid daar toe , in ons geval, zelden voorkoomt. Deeze algemcene Hellingen zullen zich naderhand genoeg ontwikkelen. §. III. De Zitplaats van den Kinkhoest Hel ik. te zijn, de verlenging des opperhuid!, welke het Jïrottenhoofd, de luchtpijp en luiare takken, tot 'hunne uiteinden , als mede het keelgat inwendig bekleed, bepaaldelijk de klieren, aldaar te vinden, en de Jlijm, die door dezelve wordt afgefcheiden. Deeze Helling moet bevveezen worden. §. IV. Ten dien einde zal het mij geoorlofd zijn. Voor eerst, om de bovengemelde Deelen natuurkundig te befchrijven; waar na ik op gewisfere gronden, dan anderzins, Ten  K I N K H O K S Ti ig Ten tweeden, de bewijzen voor mijne Helling zal kunnen aandringen , en tevens de zwakheid aantoonen van het gevoelen der geenen, welke de naaste oorzaak der Ziekte elders plaatfen. §. V. Belangende liet eer (ie, wij zullen niet kunnen volftaan met de befchrijving van het binnenfte bekleedfel der luchtpijp en des keelgats, maar om aan het tweede oogmerk (§4 IV.} te voldoen, in de tweede plaats, verplicht zijn , om de innerlijke gefteldheid der flokpijp en van de maag , zoo veel in deeze Verhandeling noodig zijn zal, Ontleed- en Natuurkundig te overweegen. Deeze onderwerpen hebben zoo veelinvloedsop mijnen geheelen taak, dat zij deszelfs voornaame grondflag uitmaaken. Men zal deswegens, offchoon ik wat uitvoerig fchecn , de rede van die uitvoerigheid met een gunstig oog gelieven te befchouwen. §. VI. Het Vlies welk het ftrottenhoofd, de luchtpijp en haare takken inwendig bekleed, is eene verlenging van de opperhuid. Na dat dezelve over de lippen den mond is ingegaan bekleed B 2 hij  lo J. VEIRJC, de Zitplaats fan den hij de tong; den wortel van dit deel genaderd zijnde , bedekt hij het ftrottenklapje \ vereenigd zich met het overige keelvlies, bekleed het Itrottenhoofd , gaat door deszelfs fplcet binnen waards , voorziet de kraak becncn, en bekoomt de naam van het inwendig ftrottenvJies, hetgeen voordgaande, da luchtpijp , daarna derzelver takken en takjes bekleed , tot dat deeze zelve verlengde opperhuid in kleine blinde 'blaasjes eindigd , welken den Kunstkenneren onder den naam van luchtof longblaasjes (veficitlce aërece vel puimemies) ten overvloede bekend zijn (a). De vezelen van dit vlies zijn langwerpig of rond. Het is bezaaid met eene ontelbaare meenigte klieren , welke , in haare ligging en gedaante, door Morgagne keurig afgebeeld (&)» en door Haller uitvoerig befchrceven zijn (c). Deeze klieren ontlasten hun afgefcheiden vogt ' door open mondjes in de luchtpijp. Dit vogt is van eene kleverige flijmige aart, befmeerd inwendig de luchtpijp, en houdt dezelve glad. Gebrek aan deezen (lijm maakt de luchtpijp droog en de ftem fchor; eene juiste hoeveelheid Qi) Bonn de Contin. ?nemhr. §. XIX. (Z>) ddvcrf. Anat. L petg. 32. Tüb. I. & II. Fïg* I. (O Elem. Pkjf. Tom. 111. pag. 149- §■ H>  IC I N K HOES T. 2r heid verheldérd haar. Door eene te groote ophoping en uitdrooging van dien flijm ontftaan flijmige borstziekten. Is hij te fcherp , dan worden ontftooke borstziekten, of fcheurbuikige hoesten, met hunne toevallen gebooren. Worden de mondjes deezer kliertjes in het lijk van een onvoldraage Vrucht gedrukt, dan koomt een vogt ten voorfchijn , het welk in kleur naar bloed zwecmd (V). Naar maate van den meerderen ouderdom is dit vogt minder rood en taaier; het is bij bejaarden ligt blaauw en meer flijmig, vooral indien het zelve eenigen tijd vertoefd heeft (//). Deeze ftofFe vervliegt bij gezonden kinderen in eene dunne waasfem , den bejaarden in tegendeel is zij veeltijds hinderlijk, den afgeleefden veroorzaakt zij een afthma fenile, of bastaard longontfteeking, die eindelijk den dood te weeg brengt. Doch laat ik mijn fpoor niet ter zijde treeden. De aders en flagaders van dit Vlies fpruiten uit de vena en arteria ironchialis , verfpreiden zich door de luchtader en luchtblaasjcs. De anderen eindigen in de Vena Cava defcendens en in Qa) Halt.er loc, cit. Qj) F. Hofmanm Opera O.mn Toê. III. pag. iop, B 3  iz VEIRAC. de Zitplaats &n den in de Vena fine pari, gelijk bij Ruisch duidelijk te zien is (a). Dit Vlies is ook doorwcefd met watervaten van beiderleie foort. Voormaals hield men de ruimten van het -ccllenvlies eener opgeblaaze Ion ge voor de watervaten, doch toen was het middel, om de gefteldheid der fijnfte vaatjes te ontdekken, onbekend ; thans , nu de fijnere Ontleedkunde den trap van volkooraenheid bijna bereikt heeft, is die oude dwaa-? ling verbeterd OJ. Uit de mondjes der waterflagaderen waasfemd een' zeer fijne daauvv in de luchtpijp en luchtblaasjes, welke deels uitgeademd wordt, deels door de mondjes dpi' wateraderen opgenoomen zijnde , naar de chijl- of bloedvaten gevoerd wordt. Men vroeg, reeds over veele jaaren, of ook niet een gedeelte der ingeademde lucht langs deezen weg onder het bloed gebragt wordt (c) ? eene Vraag, welke, op grond van waarfchijnlijkheid alleen kan worden opgelost. Het bloed welk uit de aderen der longe naar het hart wordt gevoerd, is roschachtiger en dun, ner, (a~) Epift. vi. lib. citando. (//) Winslow Expof. de la poitrine, No. 25. DispiER Splanchnol. Vol. II. p. 74. QQ, Ruisch. Epift. Anat. XVI. ftfg, 4 & 8.  KINKHOEST. 23 ner, dan het geen door de flagüderen derwaards gebragt wordt. Die nu beweert, dat deeze verandering het gevolg is van de drukking en verkoeling , welke het bloed in de long ondergaat, zou iets verdedigen, hetwelk ftrijdig is met* de aart der zaake, want door het een en ander zou het bloed liever meer gebonden en minder vloeibaar gemaakt worden. Voeg hier bij, de werking van Zwavel- Rottenkruid- en anderen Hollende dampen, welken het bloed zoo fpoedig verdikken' dat hunne werking niet wel anders kan worden verklaard , dan uit den onmiddelijken doortogt dier ingeademde dampen door de mondjes der wateraderen. Ook hier op fleund de Helling, dat de ziekelijke imetfloffe , langs denzelven weg onder het bloed kan gebragt worden , cn dat deeze wijze van befmetting veel gevaarlijker is dan wanneer die door de oppervlakte van de huid gefchied. Wat hier van zij wil ik niet bsflisfen: zeker is het, dat uit debloedflagaderen een weg gebaand is door de waterflagaderen tot in de luchtblaasjes. De proeven van Haller (a), en anderen , bij hem aansehaalden fchrijvcren, zco wel als van nieuwere Natuurkenncren, (onder welken onze Land- ■(. 3. & 4-  s8 J. FE IR AC, de Zitplaats van den Het keelgat is bezaaid met klieren , welke, volgens Morgagnt (a) eirond zijn en harder dan anderen. Hun afgefcheiden fiijm wordt ontlast uit eene kleine opening door eene buis; brengende de doorzwelging tot deeze ontlasting zeer veel toe. De bovenfte klieren zijn de grootfte, zij verminderen in getal en grootte , naar geraaden zij verder van de Pharijnx liggen , zoo dat zij aan het eind van de flok. pijp naauwlijks, en in de maag bijna geheel niet te vinden zijn (b); waarom veelén het aanweezen derzelven in dat ingewand ontkennen (V), en anderen het dadelijk belïaan derzelven in de maag, uit den ziekelijker) ftaat van dat deel, met een zeer onvoldoend befluit, hebben opgemaakt (d), terwijl laatere Natuurkundige, door middel van de oplpuitingeen grooter aantal klieren, dan men gemeenlijk field, meenen te hebben ontdekt. Zonder ons in deeze Verhandeling hier omtrend verder uit te laaten , meen ik, op goed gezag (d) te mogen verdedigen, dat in den flok- O) Epift. IX. n. 21. p. 25a. (b) Haller, Libr. Cit. Tom. VI. pag. 133. not. (je) Idem ibidem. ' (V) Conf. Bokn Ditfcrt. Cit. pag. 1?,. (e) Haller, ibid. Zie ook de door Hein aangehaalde Schrijver?.  K I N K H O E S t, flokdarm en maag bijna geene klieren te vinden zijn. Betreklijk de bloed- en watervaten van het Vlies, het geen wij nu beft gouwen , en hunne wijze van werking, als ook de natuur hunner afgefcheiden vogten, kan men elders (a) uitvoeriger bcrigt erlangen , dan ik noodig detik hier te geeven. De zenuwen neemen haaren oorfprong van drie takken, allen van hetagtfte paar, waar te boven de flokpijp noch een zagter foort van zenuwen heeft, welke van eene vlecht der tusfehenribbige zenuw fpruiten (b), waar van ook de maag, zoo wel als van het agtfte paar haare zenuwen ontleend (c). Het geen verder van de klapvleesachtige vouwen, in dit vlies te vinden, van de vogten , welke der waards gevoerd worden , en ander zaaken daar toe betreklijk, zou kunnen werden gezegt, is buiten mijn beftek 5 alleenlijk kan ik niet voorbij, de verfchillende aandoenlijkheid der zenuwen van de maag iets nader te overweegen. Toen de leer der prikkelbaarheid, door Haller 3 (V) Haller, loc. cit. pag. 8s. & feq. Qii) Haller , loco cit. p. 85. (c) Idem ibidem, pag. 17 5-  3ö J. VEIKAC, de Zitplaats van den LM, en anderen, met proeven geftaafd werdt, is ook die der maag opzetjijk onderzogt (a), wanneer men duidelijk ontdekt heeft, datdienaangaane bijna zoo veele verfcheidenheden als menfchen zijn. Zien wij niet dagelijks, dat fpijzen, dranken, en geneesmiddelen, welken de een zonder hinder gebruikt, bij eenen anderen hevige Kolieken te weeg brengen ? wij kunnen ons dierhalven flegts tot de algemeens ervaaring bepaalen , en zullen, ten dien ein* de , eenige weinige waarneemingen , meest tot het oogmerk dienstbaar , uitkippen. Bij voorbeeld, de Rusfen gebruiken de nux Vomica, en mercur fublim. Corrof. als braakmiddelen (b). Onze Landaart zou zich daar bij zoo kwalijk bevinden, dat dit vergif hen, zonder braaking te verwekken doodelijk zijn zoude. Het Spiesglas verdroogd de wonden van de huid en der fpieren zonder pijn van aanbelang, maar in de rnr-ag maakt het eene geweldige aandoening en brengt braakingen te weeg, die fomtijds onoverwinnelijk zijn. Evenwel heb ik eenelijderes van agtïen jaaren dagelijks twee fcrupels van het fulphur aurat. antim. met zoo wei- O) Zie vooral J. J. van den Bos, Differt. Viv. Corp, hu man. fulid. &c. (ï) Relat. des Foyages au Nor'd. Tomé VUL  KINKHOËS T. 31 weinig ongemaks. zien gebruiken , als* of zij fuiker likte. Men was nochtans binnen veertien dagen tot die groote gift geklommen. Het Rottenkruid is fmaakloos en docd in den mond geen kwaad ; men gebruikt het zelfs, fomtijds met voordeel uitwendig in kankerachtige gebreken. In de maag verwekt het ftuipen en doodelijke ontfteekingen O). Ruim agt jaaren geleeJten nam echter een razend mensch, ter {luiks, ten minsten tien greinen Rottenkruid, zonder eenig ander nadeel, dan eenige ftoelgangen, daar van te befpeuren. Het zaad van het derde foort van Ricinus is zoo. zagt en fmaaklijk als zoete Amandelen, maar het prikkcld de maag zöo fterk, dat het veele ontlastingen te weeg brengt (b). Bij eene, anders aandoenlijke lijderes, heb ik, met drie oneen van deszelfs Olie dagelijks gegeeven, niets te weeg gebragt. Doch het zal onnodig zijn meer voorbeelden van dien aart bij te brengen : liever herinneren wij den Geneeskundigen Leezer, dat de prikkelbaarheid der zenuwtepeltjes doorgaands verminderd met het toeneemen der jaaren , en bij den kinderen even zoo zeer onderfcheiden is, al bij den bejaarden: (V) Peciiun de pürgant. pag. 151. fj>) Lewis mater, wed. pag. 464.  ga J. FE IR AC, de Zitplaats Van den den: de maag kan eene aangeboore te groote gevoeligheid bezitten , of dezelve kan doof het Zog, door Ziekten en door Geneesmiddel Jen worden veroorzaakt. Het een en ander maakt zulken kinderen meer geneigd tot walgingen en braakingen , dan anderen, Doch dit onderwerp moet in het volgende Hoofdftuk breeder onderzogt worden. De leefwijze , het misbruik van het Heulfap , fterke Dranken en Vergiften kunnen nochtans de zenuwkokertjes zodaanig vereelten, dat zij als ondoordringbaar zijn, en men eindelijk even als Mithridates Eupator , de fïerkfte Vergiften zonder hinder verteerd. 8. VUL Uit het bovenfhande trek ik deeze fteU lingen. 1. Het inwendigbekleedfel des keelgats, des flokdarms, der maag, en der luchtpijp met haare takken is eene verlenging van de opperhuid. 2. De zenuwen van dit vlies zijn kort na de geboorte alleraandoenlijkst. 3. De luchtpijp en het keelgat zijn overvloedig bezet met fjijmkliereu. In de maag zijn die naauwlijks te vinden. 4. Do  KINKHOEST. 33 4. De zenuwtepeltjes liggen in de luchtpijp bloot: in de maag zijn zij bedekt met een vleezig kokertje. 5- Het medegevoel van dit Vlies is zeergroot, het gevolg van den gemeenfchaplijken oorfprong der zenuwen. Dat van de luchtpijp met de maag is echter grooter, dan van de maag met de luchtpijp; dat is, wanneer de zenuwen van het Vlies, het welk deluchpijp inwendig bekleed, geprikkeld worden,zal de maag daar door meer te lijden hebben , dan de luchtpijp, wanneer de maag wordt aangedaan. De rede van deeze meerdere aandoenlijkheid des luchtaders boven die van de maag, blijkt uit het bovengemelde (§. IV,; §• IX. Wij gaan over om te volbrengen het geen boven (§. IV.) in de tweede plaats beloofd was, te weeten , om de Helling nopens de bepaalde Zitplaats van den Kinkhoest aan te dringen en te verdeedigen. De volgende aanmerkingen zijn daar toe ingericht; Voor eerst. De Epidemieke plaatslyke flijmziekten.zijn altijd gehuist in het kliergeftel. Dit te bewijzen zou overtollig zijn , om dat deeze Helling, door elk, die de praftijk met VI. Deel. C eeni-  34 VEIRAC J Je Zitplaats van den eenige oplettendheid oeffent, wordt toegeftemd. Maar de Kinkhoest is eene Ziekte van die aart, gelijk in het vervolg nader moet worden betoogd. Dewijl nu uit het geftel der deelen blijkt, dat de luchtpijp en het keelgat de meesten, de flokpiip weinigen, de maag bijna geene klieren heeft, zoo volgd, dat de Zitplaats van den Kinkhoest in de twee eerstgenoemde buizen moet worden bepaald , en dat men, op dien grond, het gevoelen der geenen, welken die Ziekte in den flokdarm, of in de maag zoeken , moet verwerpen. Ten tweeden. De Ziekten van eene Convulfieve aart werken eerst en meest, alwaar de zenuwen minst bekleed en meest prikkelbaar zijn , gelijk de dagelijkfche ervaaring ten overvloede bevestigd. De Kinkhoest is van die aart. De zenuwtepeltjes der luchtpijp en blaasjes zijn niet bekleed en zeer gevoelig, die van het keelgat zijn,zeer aandoenlijk. Des moet de zetel der Ziekte , ook om die rede, in verband met de tekenen en toevallen, daar ter plaatfe worden bepaald. Dit bekragtigd de loop der Ziekte , welke duidelijk toond , dat de maag, voor het tweede, tijdperk weinig of niets aangedaan wordt, en dan nog gefchied dit meest door medegevoel. Dit zal ook nader worden ontwikkeld en met het getuigenis  KINKHOES T. Si- nis van anderen (a) beweezen. Wanneer men tevens zal worden overeed, dat de werkplaats der naaste oorzaak onzer Ziekte met geen regt geheel of gedeeltelijk, in de maag kan worden gezogt. Ten derden. Mijns oordeels bediend men zich, daarom , zeer onvoeglijk, ter verklaring van het gevoelen , het geen wij verwerpen , van de walgingen en braakingen, die de gezonde praóbijk leerd niets anders te zijn dan Caufce Caufati, of, (om met den Heer Gaubius te fpreeken) Symptomata Symptomatum, die niet noodzaaklijk zijn tot het beftaan deezer Ziekte. Zal men de plaats van eene Ziekte uit de toevallen verklaaren van die deelen , waar in de Ziekte huisvest; dan moeten zij die Ziekte in den beginne van eenen meerderen of minderen trap verzeilen. Het tegendeel zuilen wij, betreklijk den Kinkhoest, ter behoorlijker plaatze bewijzen , en aantoonen, dat de maag geenzins voor de zetel kan gehouden worden. Ten vierden. Indien men de befmetlijke aart ondcrfteld, dan pleit ook dit voor ons gevoelen. Men weet, dat debcfmetlijken doorgaande Ziekten, door middel der lucht worden voord- ■ O) No. 13 en 30. C 2  36 J. FE IR AC, de Zitplaats van den voordgeplant, of door mededeeling des fmets aan het bloed door de inademing, waar van ik de mogelijkheid heb getragt te bewijzen. In dat geval kan het vergif met de flijm van het keelgat, het ftrottenhoofd, en luchtpijp omwonden , vervolgends door de mondjes der opflorpende bloed- of watervaatjes aan het bloed medegedeeld worden , of onder den flijm hangen blijven, en aldaar zijne werking doen. Of de befmette lucht wordt met de fpijzen en dranken in de maag, daarna onder de chijl, eindelijk onder het bloed gebragt; of, dit gefchied eindelijk door de opflorpende aderlijke mondjes van de opperhuid. De eerHe deezer wegen , voor zoo verre naamlijk , de frnetftofte met de lucht ingeademd, en onder den meergemelden flijm gewikkeld wordt, is, ten aanzien van den Kinkhoest, de kortfte, en Waarfchijnlijkfte , en de gemaklijkfte te'verklaaren het geen een oplettend Leezer uit het vervolg nader zal opmaaken. Ten vijfden. Schoon ik geene Voorbeelden £an bijbrengen van Lijken, na eenen pas beginnenden Kinkhoest ontleed, meen ik echter, dat uit de weinige waarneemingen van zulten , die, aan de gevolgen dier Ziekte geftorven , geopend zijn," genoeg kan worden opgemaakt, dat wij de Zitplaats juist hebben bepaald,  KINKHOEST. 3? paald,in tegenftelling van hen , die dezelve Helden te zijn in het hoofd, de maag , het binnenfte vlies der darmen of elders. Nimmer heeft men, zoo veel ik weet , ontdekt, dat het tooneel der toevallen van de naaste oorzaak deezer ziekte, zich in de maag, maar wel in de keel,en long deed befpeuren (a). Ten zesden. Het geen hier ontbreekt, om mijn gevoelen te voldingen, zal best te fiade koomen bij de overweging der toevallen en hunne oorzaaken. Met elk onderwerp op zijn gevoeglijkfte plaats te fchikken , zullen wij minst verwarren, meest voldoen, en het ftuk allerbest voltooijen. (V) Verg. No. 15. c3 DER-  38 J. VEIRAC, de Oorzaaken van den L—-3> ^p——%m—— DERDE HOOFDST UK. De Oorzaaken van den KINKHOEST. §. X. Eerst moeten wij de naaste; daar na de verwijderde oorzaaken overweegen. §• XL De Kinkhoest heeft tot zijne naaste Oorzaak, eene prikkelende ftoffe, welke geplaats is in de kliertjes van de luchtpijp 'en des keelgats , en de ongemeen vatbaare zenuwtepeltjes dier deelen zodaanig aandoed, dat daar door eerst eene fchijnbaare Zinkinghoest ontftaat, welke daar na verwandeld in eenen geweldigen langduurigen ftuipachtigen hoest, welks, dikwijls wederkoomende, aanvallen meteen zeer moeilijke inademing, en kort afgebrooken convulfieve uitademing verzeld gaan. Deeze omfchrijving was noodig , om onze Ziekte te onderfcheiden van allen anderen hoes-  KINKHOES JT. 39 hoesten , welken door eene prikkeling der meer gemelden deelen veroorzaakt worden. Ten aanzien van den aart deezer prikkelItoffe verfchild men. Veelen zijn met Sijdenham en Hoffman van gevoelen , dat zij dezelve hoedanigheid bezit, als die der belemmerde uitwaasfeming van de huid; eene Helling - daarop gebouwd, dat de Ziekte doorgaands volgd op koud en vogcig weder, voor al in,den Herfst. Maar dit bewijs, (mag ik het met'eerbied zeggen?) is niet voldoende , of bewijst te veel. De algemeene ervaaring leerd niet , dat zulk een faifoenden Epidemieken Kinkhoest altijd voorgaat ,• ook niet, dat de Ziekte op dat weersgetij volgt, en men befpeurd zelden, buiten de Epidemie , dat de Zinkinghoest, het gewoon uitwerkzel van dat faifoen , in den Kinkhoest eindigd. In het vervolg moet dit onderwerp uitvoeriger behandeld en beweczen worden , dat deeze flolfe van eene bijzondere aart, en door een miasma zodanig gemodificeerd is , dat zij, uitwijzends de ondervinding, geene andere Ziekte, dan den Kinkhoest te weeg brengt. §. XII. De verwijderde of afgeleegen Oorzaaken zijn: C 4 Voor  40 3?. VEIRAC, de Oorzaaken van den Voor eerst; de voorgefchiktheid of Ziekte zaaden: Ten tweeden ,• de gelegenheid geevende Oorzaaken of opwekkende fchadelijke vermogens. §. XIII. De Ziekte zaaden zijn algemeene of bijzondere. $. XIV. De algemeene zaaden van den Kinkhoest zijn te vinden in de natuurlijke gefteldheid van de kliertjes en zenuwen der keel en luchtpijp, welke wij hebben befchreeven (§, VI. en VII): Dewijl nu die gefteldheid bij allen menfchen dezelve is, zoo ftaat ook elk in demogelijkheid van deeze Ziekte te ondergaan, ten zij de vatbaarheid voor dezelve, door de uitwerking van de opwekkende Oorzaak kan vernietigd worden. Het is ook nog geen tijd, om hier over te handelen; evenwel zij het mij geoorloofd aan te merken, dat men in het onderzoek van de voorgefchiktheid tot Ziekten, die eene imetftoffe onderftellen , niet alleen het oog moet houden op het maakfel en de werking der deelen, maar ook op hunne vatbaarheid , zonder welke de fchadelijke vermogens  KINKHOEST. 41 gens werkloos zijn. Deeze vatbaarheid zou kunnen opgeruimd worden, zoo dat de weerkeerige invloed der verwijderde oorzaaken, noodzaaklijk tot het beftaan der naaste oorzaak, dat is der Ziekte, niet meer aanweczig zig is. Dit maakt, dat zij, welke dat foort van Ziekten eenmaal hebben doorgeftaan, altijd een enkel geval uitgezonderd, van dezelve bevrijd zijn. Hoe verre dit bij onze Ziekte in aanmerking koomt, zal in een opzetlijk Hoofdftuk worden onderzogt. Zeker is het intusfchen , dat niemand , (welke den Kinkhoest nimmer ondergaan heeft, van de vatbaarheid voor denzei ven kan worden vrijgefprooken. §. XV. De bijzondere Voorgefchiktheid is die gefteldheid van den Zitplaats eener Ziekte, waar doormen eene meerdere vatbaarheid voor de opwekkende oorzaaken bezit. Ten aarizien van den Kinkhoest is dezelve geleegen; Voor eerst; in eene meer dan gewoone prikkelbaarheid der zenuwen van de keel en luchtPijp- Ten tweeden,- in eene zodaanige gefteldheid der kliertjes van het keelgat en der luchtpijp, C 5 waar  42 J. VEIR.AC, de Oorzaaken van den waar door zij eene meer dan natuurlijke vatbaarheid voor de fchadelijke vermogens bezitten. Het onderzoek van deeze beiden ftukken zal ons eenigen tijd bezig houden. §. XVI. Aangaande het eerfte. De aart der Ziekte vorderd, en de ervaaring bevestigd, bij elke Epidemie , dat tedere , zwakke en aan Jïuipen onderhevige kinders eene bijzondere voorgefchiktheid hebben tot den Kinkhoest, en meer zeker en heviger , dan anderen worden aangetast. Vergelijk, bij die gelegenheid in het algemeen het Boerenkroost bij onze Stedelingetjes, en Gij zult overtuigd zijn, dat mijne ondervinding doorgaat. In de Steden zeiven heb ik van dit verfchil de duidelijkfte blijken gezien. Van waar koomt die meerdere vatbaarheid ? Voor eerst. Zij kan erflijk zijn. Aandoenlijke, zwakke, zenuwzieke Ouders, vooral de Moeders, brengen zelden een ander Kroost voord, dan het geen dezelve geaartheid heeft met den Stam, waar van het zelve fpruit. Om dit te ftaaven, heb ik geen ander gezag noodig, dan de dagelijkfche ondervinding. Deeze algemeene zwakke en prikkelbaare" gefteldheid  KINKHOES T. 43 heid brengt ook de bijzondere zaaden van den Kinkhoest mede, in zoo verre die in de Zitplaats dier Ziekte (§. VI. en VII.) te vinden zijn. Ten tweeden; zij kan het gevolg zijn van de opvoeding , de lighaamlijke zoo wel als de zede- • lijke; hetgeen uit de volgende opgaave kan blijken. Slap zog van zwakke Moeders of Minnen , weekmakende water- of melkdranken, eene zoelevo'gtige dampkring, dieeenen plaatslijken invloed op den zetel onzer Ziekte heeft, broeijende kleeding en dekfels, en het geen in de huizen en lchoolen verder hier toe kan worden betrokken, zijn ten overvloede gefchikt, om het teder zenuwgeftel in het algemeen , en dat der luchtpijp in het bijzonder , eene meer dan natuurlijke prikkelbaarheid te verfchaffen , en de zaaden voor allen ftuipachtige Ziekten, dus ook voor den Kinkhoest te vermeerderen. De zedelijke opvoeding heeft eenen magtigen invloed op het zenuwweeffel der Kinderen. Alles, wat fchrik baard, vrees en treurigheid verwekt , eene peinzende angstvalligheid of wangunst veroor. zaakt, koomt hier in aanmerking, om dat de voorfchikkende oorzaak van den Kinkhoest, als eene Zenuwziekte befchouwd, daar door aanmerkïijk wordt bevorderd. Ziet Gij dit niet  44 jf- VEIRAC, de Oorzaaken van den niet al te veel in die huizen, alwaar de Ouders of Bedienden, de zotte gewoonte hebben , om de Kinders op die dwaaze manier tot rede te brengen ? hoe vatbaar zijn niet zelden die tedere wigtjes ? worden zij niet meer gewis en heviger dan anderen door de Zenuwziekten getroffen? zulke fchokken kan het maakfel der zenuwen in dien vroegen leeftijd zoo weinig, zonder nadeel, verduuren, dat de gevolgen daar van veeltijds levens lang bijblijven. Deeze gewigtige ftukken moest ik niet ftilzwijgend voorbij gaan, doch heb die flegts met den vinger willen aanroeren, om dat zij door Ballexserd , Tissot, Bicker, Michell, en veelen anderen opzetlijken uitvoerig 'zijn verhandeld , en wij onder het Hoofdftuk der Voorbehoeding, een gevoeglijker gelegenheid zullen vinden, om 'er iets breeder over uit te wijden. §. XVII. Ten aanzien van het tweede (§. XV. No. 2.) Alles , wat de kliertjes van het keelgat en der luchtpijp verzwakt, vermeerderd de zaaden des Kinkhoests. Dit blijkt eenigzins uit het voorgaande; wij zullen 'er echter iets bijvoegen. Immers wordt als dan de flijm, gefchikt ter af-  KINK HOES T. 45 affcheiding niet behoorlijk bereid ; hij verpoost te lang ., en wordt taaijer dan natuurlijk. Dit geeft gelegenheid, dat de vreemde deelen des dampkrings zich langer ophouden, dan bij anderen, alwaar die voorgefchiktheid minder plaats heeft, en de.flijm niet zoo overvloedig is, noch gefchikt, om de .ZiekftoiTe te omwinden. Dit heeft vooral plaats, wanneer de' Ziekte van eene" befmetlijke doorgaande aart is, gelijk meer dan waarfchijnlijk de Kinkhoest. Even dit kan de duurzaamheid en het geweld dier Ziekte vermeerderen, waar van de rede genoeg is te vinden. Ik zou zeer bedroogen zijn, indien.de ondervinding mij niet ftrekte ten waarborge deezer Helling, en derzelver zekerheid, uit eene vergelijking van deeze Ziekte met de Kinderpokjes, in dit opzicht, niet ten duidelijkften bleek. . Wanneer een Kind door de pokftoffe natuurlijk befmet is, zal het, meest altijd, door de uitbotting heviger aangetast worden , wanneer dezelve te voorfchijn koomt op den negenden of tienden dag, dan zulken , bij welken dezelve op den zesden of zevenden dag wordt vernoomen. Dit is insgelijks zeker bij andere Ziekten , welker fmet huisd in de klieren. Is een kwaadaartige Druiper niet altijd neteliger, naar gelang de lekking na' de befmetting langer  4<5 J. VEIRAC, de Oorzaaken van den ger te rug. blijft? de ervaaring toont het zelfde met opzicht van den Kinkhoest. Van waar koomt deeze meerdere voorgefchiktheid? dit zullen wij kortelijk afdoen. Voor eerst. Zij kan, zoo wel als de bovengemelde , aangebooren zijn, het geen uit dezelve gronden (§. XVI.) kan worden verklaard , maar te minder noodig is, om dat de dagelijkfche ondervinding de zaak ten vollen ftaafd. Hoe menig Kind is van den dag zijner geboorte fjijmig en flap ? een verfchil het welk een oplettend mensch uit de meer of mindere Hevigheid der fpieren, uit de kleur der oogen, der lippen , en der tonge ligtelijk bevroed. De kortademigheid, gefprooten uit eene verzameling van flijm in de keel, en luchtpijp , is eene Ziekte , welke met alle reden tot de overgeërfden wordt betrokken. Deeze Ziekte zien wij vrij gemeen onder Kinderen van fiijmige weekelijke moeders, vooral aan de ftranden en in laage moerasfige flreeken , offchoon dezelve hier te Lande anders evenwel vrij gemeen is. Wij bedoelen dit gebrek in eenen minderen graad, wanneer wij fpreeken van de voorgefchiktheid tot den Kinkhoest , in zoo verre die in de verflapping der , klieren van de keel en luchtpijp , als mede .in de traage werking derzelven geleegen is. Ten  KINKHOEST. 47 Ten tweeden. Deeze Ziektezaaden worden ook vermeerderd door de navolgende oorzaaken: i. Den dampkring, welke wanneer hij de boven (§. XVI.) gemelde eigenfchappen heeft, boven al in aanmerking koomt. De kliertjes van het binnenvlies der luchtpijp en des keelgats worden daar door onmiddelijk verflapt, hun werkvermogen verminderd, en de zaaden worden vermenigvuldigd zoo wel van den Kink- als van andere flijmige hoesten. Hierbij koomen ten 2. de voedfels fpijzen, die het bloed lijmig en taai maaken, (dat is, die de evenredigheid tusfchen het water- en wei, achtig gedeelte van het zelve , in dier voege veranderen , dat de Cruor geene behoorlijke Hevigheid heeft) overlaaden de kliertjes met flijm , en maaken deszelfs affcheiding moeilijk. Van daar is het , dat Kinders , met brood- meel- gort of andere lijmige pappen gevoed , meest al flijmiger en voozer zijn , dan zulken , die met ftevig zog of kragtige pap worden gefpijsd. Doch hier over moet ik in het tiende Hoofdftuk met opzet handelen. Hier toe behooren ook ten 3 , alle zo* daanige voorafgaande Ziekten en haare gevolgeri, als ook alle tegenwoordig zijnde Ziekton, welke Idio of Sumpatice het innerlijk geitel des zetels onzer Ziekte op die wijze aandoen , dat zij haa-  48 3?. FE IR AC, de Oorzaaken van. den liaare zaaden vermenigvuldigen; Welke nu deeze Ziekten zijn, hoe zij dit gevolg te weeg brengen , en het geen daar toe voords behoord , zal insgelijks in de tiende Afdeeling beter flrooken. -§. XVIII. Mogelijk verdenkt men hier mijne aandacht, om dat tusfchen eene vermeerde levenskragt (welke bij eene meer dan gewoone prikkelbaarheid der zenuwen billijk wordt onderfleld;) en tusfchen de flijmige Ziektezaadcn een zoo groot verfchil fchijnt plaats te hebben , dat de eene het tegengift is van de anderen. Maar ik neem de vrijheid, om te ontkennen , dat deeze Helling algemeen doorgaat. Zelfs de Kinkhoest pleit tegen haare zeker, heid: ook zien wij dagelijks zwakke zeer prikkelbaare Kinders , welke tevens eene overheerfchende flijmige geaartheid bezitten. Dit Huk wordt door de ervaarjng te zeer geflaafd, om 'er iets meer van te zeggen. Wij willen daarom den Lezer liever herinneren, dat de grootfle voorgefchiktheid van den Kinkhoest geleegen is in den famenloop der flraks (§. XVI en XVII.) aangeflipte Ziektezaaden, zoo dat kinders en meer bejaarden, welken tevens zwak,  KINKHOEST. 45 Ewak , prikkelbaar en flijmig zijn , vooral indien dit in de keel en luchtpijp bijzonder plaats vat, eene de allefgrootfte vatbaarheid hebben voor den Kinkhoest. §. XIX. Het tweede foort der afgelcegen oorzaaken (§. XII. No. 2.) zijn die opwekkende fchadelijke vermogens, of is dat vermogen, welke op de Ziektezaaden dien invloed hebben, 'dat zij famen de naaste oorzaak (§. XI.) vormen. Dit gedeelte der Vraage bevat eene der nuttigfte, rnaar , ook tevens eene dermoeilijkfte zaaken ; des de verfchillende gevoelens nopens dezelve niet te bevreemden zijn. Van daar is het, dat deeze oorzaak door den eenen voor volftrekt onbekend wordt gehouden (V); dat een tweede dezelve zoekt in een fcherp vogt, het geen uit de Sinus Sphcenoidalis lekt (b~) ; dat een ander de belette ftofre, gefchikt ter uitwaasfeminge voor de opwekkende oorzaak onzer Ziekte wil doen doorgaan (c) ; terwijl een vierde vermoeden heeft op Wormen (d~), welker aanzijn door een kundig Arts ontkend wordt; (a) No. 5_. O) No. 6. (c) No. 16. (d) No. 30. VI. Deel. D  5o J. VEIRAC, de Oorzaaken van den wordt (ö) ; dat zeer veelen de oorzaaken ftellen te beftacn in het koude vogtige Voor- of Najaar, en deszelfs invloed op ons geftel (/>)» oflchoon de meeste derzelven, het opwekkend fchadelijk vermogen des Kinkhoests, eeniglijk of gedeeltelijk ftellen te zijn, eene befmettende eigenfehap van de lucht (y). Ik zwijg van gevoelens , die zoo ongerijmd zijn , dat zij geene aanmerking altoos verdienen. Na eene bedaarde en onzijdige overweging der grond, waar op de Helling van anderen fteund, vergelceken met den aart, loop en toevallen der Ziekte, vind ik niet meer dan eene opwekkende oorzaak, terwijl, mijns oordeels, alles wat daar toe verder wordt betrokken , dien naam niet verdiend. Deeze oorzaak is, eene eigenaartige befmettende eigenfehap -der lucht, of van eenige vreemde deelen, met dezelve vermengd, welke de zaaden (§. XIV—XV11I.) aldus opwekken , dat daar door geene andere Ziekte, dan den Kinkhoest kan ontftaan: dat is met één woord; een miasma epiclemicum fui generis. Ik ben niet vermetel genoeg, om de innerlijke aart deezer fmetftoffe te bepaalen, maar o) No 2«. (5) No. 23. 24. 23. en anderen, (c) No. 23. 26. 30. 32. en anderen.  KINKHOEST. 5r maar zie mij gedrongen , om deeze Helling met de vereischte bewijzen te flaaven. §. XX. Deeze bewijzen worden ontleend Voor eerst, van de Zitplaats der Ziekte; Tèn tweeden , van haaren aart in vergelijking met die van andere Epidemieke Ziekten; Ten derden, van haaren oorfprong en voortgang; Ten vierden, ook (meer bijzonder) van de befmcttende eigenfehap derzelve. Waar na ik, Ten vijfden , eenige bedenkingen , tegen mijn gevoelen , zal oplosfen. Het onderzoek deezer zaaken zal, hoop ik, eenen genoegfaamen voorraad van bewijzen , om mijne Helling te billijken , opleveren ; waarom ik mij met die van minder aanbelang niet zal ophouden. \ §. XXI. Voor eerst. De Kinkhoest zit ter plaatfe op welke de lucht eene onmiddclijke werking doed. Dit is bcweezen. Dan dit is ook het geval van zulken hoesten, die uit eene enkele fenlïD 2 bili-  52 J. VEIRAC, de Oorzaaken van den biliteit der zenuwen, of uit eene verplaatste ftoffe ontftaan: maar deeze ontbeeren het karaéterifeerend kenteeken of toeval van den Kinkhoest, als mede de bewijzen van eene befmettende aart, immers zulken, welken zoo voldoende zijn, als die van onze Ziekte. Het geheel beloop van dezelve, ten aanzien van haare Zitplaats, kan, gelijk niemand zal ontkennen , uit geene der bekende veranderingen, of eigenfchappen des damkrings voldoende verklaard worden, zoo dat, hoe duisterde kennis van de fmetftoffe zij, niets overfchiete dan die te onderftellen, als de eenige opwekkende oorzaak. §. XXII. Ten tweeden. Ook blijkt dit uit de natuur deezer Ziekte, vcrgeleeken met die van andere befmettende doorgaande Ziekten. Om dit te ftaaven zoude ik het verfchil en de overeenkomst dier verfchillende Ziekten moeten befchrijven. Maar de middelen, daar toe dienstig zijn te vinden , (§. I. No. i.) , en zullen opzctlijk in het negende Jloofdftuk breeder worden opgegeeven , zoo dat wij , zonder gaaping over te laaten, ons daar op veilig beroepen. §. XXIII.  KINKHOES T. 53 §. XXIII. Het derde bewijs , zeiden wij , wordt ontleend van den oorfprong en voortgang der Ziekte. Zij begint toch , zij vervolgd en eindigd, even als alle zodaanige , welke door eene Epi^ demieke befme'ttende eigenfehap der lucht te weeg gebragt, voordgeplant en onderhouden worden, gelijk in het vijfde Hoofdft.uk zal beweezen worden , offchoon ik reeds meer dan eens de echtheid van deeze Helling heb geltaafd. §. XXIV. Even dit zij gezegd ,van het vierde bewijs, het welk al mede in het negende Hoofdftuk wordt behandeld. §. XXV. Uit de manier waar op ik dit ftuk behandel , ziet men eene der reden, waarom ik te vooren heb aangedrongen, om dit werkje in zijn geheel te leezen en te beoordeelen , vermids elk afzonderlijk lid der Vraage eene onderlinge opheldering verkrijgt: en mijn Antwoord, zonder deeze voorzorg, te breed zou-i de uitloopen, of in verveelende herhaalingen D 3 val-  54 J. VEIRAC, de Oorzaaken van den vallen. Terwijl ik mij durve vleijen , dat het tegenwoordig onderwerp de vereischte klaarheid, even daar door zal erlangen, vind ik mij\echter gedrongen Ten vijfden, om eenige weinige zvaarigheden op te losfen, welke tegen ons gevoelen fchijnen aan te loopen. Zie hier dezelve en haare wederlegging met de mogelijkfte kortheid behandeld. Foor eerst. Deeze Ziekte volgd doorgaands na koud en nat weer , even gelijk de Zinkinghoest, zoo dat de opwekkende oorzaak eigenlijk beftaa daar in , dat de plaatl'elijke uitwaasfeming van het inwendig keel- en longvlies belemmerd en de flijm in het kliergeftel verdikt worden. Deeze tegenwerping ftaafd men met het gezag van voornaame mannen. De ondervinding leerd al te wel, dat zulk een faifben den Zinkingshoestonder de Kinderen, zelfs Epidemiek kan voorafgaan : maar om de (§. XI.) gegeeve rede ontken ik , dat die oorzaak als het opwekkend lehadelijk vermogen van den Kinkhoest kan doorgaan. Voeg hier bij, dat hij zich aan geen faifoen bind, maar na allerlije weèrsgctij (uitwijzens de Meteorologifche Tafelen) wordt vernoomen. Ook kan men, zonder eene fmetfloffe , welke de praedispofltie opruimd, te onderftellen,nimmer ver-  KINKHOES T. 55 verklaaren , waarom deeze Ziekte denzelven mensch flegts eenmaal, (een enkel geval uitgezonderd («)), aantast. Ten tweeden. Indien alle menfchen de zaaden van deeze Ziekte bezitten, en de opwekkende oorzaak in een miasma beftaat, waarom worden dan niet allen die geenen aangetast, welke de Ziekte niet hebben doorgeftaan ? Het antwoord tegen deeze bedenking, waar mede fommigcn veel op hebben, is vrij gemaklijk ; naamlijk zij worden allen niet befmet, om dat de vatbaarheid ftaat in verband met het vermogen van het miasma, en gevolglijk zij , die minder vatbaar zijn, ongeraakt blijven door eene fmetftoffe, welke geen kragt genoeg heeft, om de zaaden te doen uitbotten of in werking te brengen. Dit heeft insgelijks plaats bij de Pokjes, Mazelen, het Roodvonk, enz. Ten derden. Indien mijne Helling zeker is, dan zouden allen die Geneeskundigen hebben gedwaald, welken andere opwekkende oorzaaken bijbrengen zonder infectie, te weeten een overtollig flijm in de maag en luchtpijp , eene ongeregelde aandoening der zenuwen. Zij hebben, zeg ik, zonder twijfel gedwaald, om (ji) No. 21. D 4  $6 J. FEIRAC, de Oorzaaken van den om dat zij de toevallen met de oorzaaken hebben verward, gelijk naderhand zal worden beweezen. De meesten echter hebben geen anderen grond voor hunne dooling , dan dat zij hunne voorgangers getrouw gevolgd hebben. Ten vierden. Die een bijna algemeen aangenomen gevoelen tegenfpreekt , en den toevlucht neemt tot eene onbekende en onbetoogbaare eigenfehap der lucht, vervald in de leer der qualitates occultce en fchijnt met de zaak verleegen. Indien dit doorgaat, dan moeten alle de Schrijvers, welke de opwekkende oorzaak van alle andere fmetziekten, in een Virus Contagiofum, even onbekend , even onbetoogbaar , hebben gezogt , van eene diergelijke verlegenheid worden verdagt gehouden. Indien de natuur eener Ziekte, .derzelver oorfprong, voordgang, toevallenen verfpreiding eene zodaanige eigenfehap der lucht onderfteld; indien zij uit geene andere opwekkende oorzaak kunnen worden verklaard , dan zijn wij, in weerwil onzer onkunde nopens de aart van het miasma gedrongen, om deszelfs aanzijn te verdedigen. Dat het ver-' onderftelde in deeze redeneering, betreklijk *dcn Kinkhoest, doorgaat, is deels bevveezen , cn  KINKHOEST. 5? en zal nader blijken , wanneer het befluit van zelfs zal volgen. Ten vijfden. Is het beftaan en de werkwijze eener imetftoffe niet veel te onzeker en onderftellig , om daar op eenige Ziektekundige grondftellingen te bouwen? In hoeverre dit ten aanzien van het miasma des Kinkhoests plaats heeft, zullen wij naderhand overweegen. Laat (om 'er evenwel iets van te zeggen,) het aanweezen van dit Virus op loutere onderftellingen fteunen , dan nog is de rede, welke men daar uit afleid, tegen het vestigen van Pathologifche befluiten , niet zeer gegrond. Wat zou van de Ziektekunde worden, indien men daar in geen befluit uit onderftellingen mogt trekken ? waarlijk de practijk der Geneeskunde die geheel vrij is van hypotliefes, is meer wen.'-'chlijk, dan mogelijk. Ten minsten moeten wij dezelven dulden , tot dat een meer verlicht geflacht genoegfaame gronden hebben zal, om 'er zich van te ontdoen. Hoe nu deeze opwekkende oorzaak op de voorgefchiktheid werkt, om den Kinkhoest te vormen , is (herzeg ik) niet wel te bepaalen. Zie hier mijne gedagten, Zoo dra de fmetftoffe langs den boven (§. IX. No. 4.) bepaalden weg, zich heeft gewikkeld in de D 5 flijm  58 J. FE IR AC, de Oorzaaken van den flijm van het keelgat, het ftrottenhoofd, de luchtpijp en haare takken: is de lijder befmet, en wordt wel ras de eerfte toevallen der Ziekte gewaar. Deeze fmetftoffe vertoefd in haare Zitplaats , erlangd eene meerdere fcherptc , befmet het vogt uit de aderlijke mondjes waasfemende (§. VI.) , prikkeld de Zenuw' tepeltjes meer en meer, tot eindelijk de fchijnbaare zinkingachtige hoest verwandeld in dien hoest, welke door zijne tekenen en toevallen van allen anderen Ziekten gemaklijk onderfcheiden wordt. Over dit ftuk hebben veelen zich langer opgehouden , dan het mij toefchijnt noodig en nuttig te zijn : om dat toch van ondcrftellige redeneeringen en op eikanderen geftapelde gistingen, voor het wezenlijke der gegronde befchouwing en gezonde practijk niets goeds is te wagten. Onzen voorgangeren hierin te volgen,zou ons afleiden van het waare doel dezer Verhandeling, en fchuldig maaken aan Scholastieke fnipperingen, welken wij zoo dikwijls verwerpen , als wij die bij anderen ontmoeten. Laat ons liever een begin maaken met de overweeging van zaaken , die van wezenlijker nut zijn. VIER-  KINKHOEST. 59 VIERDE HOOFDSTUK. De Kenmerken van den KINKHOEST. Ijj^er ik dit deel der Vraage opzetlijk beantwoorde moeten eenige noodige Aanmerkingen voorafgaan. Eerftelijk. De Ziektetekenen worden billijk onderfcheiden in zulken, die zij met anderen gemeen hebben , en in zulken, door welken zij van allen anderen onderfcheiden worden. De eerften zijn niet voldoende, veelzins duister, vooral ter ontdekking van befmetlijke Ziekten. Ten aanzien der laatften erkend, menmet genoegen den ijver van Haller, Gullen, Sagar, Vogel, von Line', en anderen Sijfthematici, in zoo verre zij der tekenkennis veel lichts hebben bijgezet, hoewel wij het onherftelbaar gemis eener volledige Semiotica, door wijlen den Hoogleeraar Gaueius , den grootften Ziektekenner onzer eeuw , zoo dikwerf beloofd, nogmaals betreuren: een ge- §. XXVI. mis  6o ff". FEIRAC, de Kenmerken van den mis des te grooter, naar geraaden de onderfcheidende tekenen der Ziekten , door de opgemelde Schrijveren als zodaanig beftempeld , in veelen gevallen den toets niet kunnen doorftaan. Ten anderen. De karacters eener beginnennende Ziekte zijn veelal zoo duister, dat zij of niet, of zeer bezwaarlijk ontdekt worden. Denk om de Kinderpokjes, de Mazelen, en ook om den Kinkhoest. Tenderden. Sommige der beflisfchende kenmerken zijn voor een geoefend' Arts bevatlijk, zonder dat hij die voldoende kan befchrijven. Hier toe behoorcn de bijzondere reuk der Pokzieken zelfs voor de uitbotting, zekere prikkelende hitte, welke men, in het begin eener boosaartige Galkoorts , onder het voelen van de pols, aan de vingers gewaar wordt , als mede de klank onder de aanvallen van den Kinkhoest in zijn tweede tijdperk. Ten vierden. Veele tekenen zijn in het afgetrokken niet beflisfchend, maar verdienen dien naam, wanneer zij in Concreto befchouwd worden. Eene braaking kenfchetst geen' nierfteen ten zij de lijder eene geweldige pijn in de Zitplaats van denzei ven gewaarwordt, roode zandige pis loosd , enz. Ten  KINK HOES T. 61 Ten vijfden. De onderfcheiding van Heilige en ontkennende tekenen koomt ook billijk in aanmerking. De eerfte verzeilen de Ziekte altijd , de laatHen zijn of niet aanweczig, of ook bij gelijkfoortige Ziekten te vinden, maar verfchillen in aart of wijzing. Deeze Aanmerkingen houdt een Arts bij het onderzoek der tekenen eener Ziekte altijd in het oog. Hoe meer hij derzelver billijkheid erkend, hoe gelukkiger hij flaagd. §. XXVII. Om nu nader ter zaake te koomen, moesten wij de Ziekte in haare onderfcheiden tijdperken verdeelen, en de kenmerken van elk derzelven aanwijzen. Doch het eerfle zal beter vleijen in het volgende Hoofdfluk, terwijl ik, opzichtlijk het laatfle, met allen Schrijveren over den Kinkhoest heb ondervonden , dat de kentekenen eens beginnenden Kinkhoest, op hun zeiven befchouwd , weinig beilisfen. Het is daarom, dat ik mij van de zoo even (§. XXVI. No. 5.) gemaakte verdeeling zal bedienen, het geen in het tweede tijdvak genoeg zal blijken onnoodig te zijn. §. XXVIII.  62 J. VEIR.AC, de Kenmerken van den §. XXVIII. De Tekenen van eenen beginnenden Kinkhoest zijn derhalven Jlellige of ontkennende. §. XXIX. De Heilige zijn in foort en orde de volgende; 1. Het Kind is lusteloos en gemelijk. 2. De oogen zijn flauw en wacerig. 3. De ademhaaling is minder gemaklijk, dan te vooren. 4. De tong is wit beflaagen, of (het geen ik dikwijls heb opgemerkt) ligt rood en rauwachtig. 5- Het geheele aangezicht wordt bleek en bol, vooral rondom de oogen. 6. De handen en voeten zijn bij veelenom den anderen dag, koud en klam , en worden kort daarna heet en vochtig. Dit befpeurd men voornaamlijk wanneer de toevallen om den anderen dag verheffen , gelijk Mellix te Langenzalfa («) heeft opgemerkt. Ik heb deeze verwisfelingen in de Epidemien, welken ik heb bijgewoond, zeer zeldzaam vernoomen. 7. De 00 No, 27.  KINKHOEST. 63 7. De trek tot het zog of ander voedzel verminderd van dag tot dag. 8. JNiet lang na de befmctting befpeurd men een droogen hoest, welke, van den vierden, vijfden, of zesden dag, tot het begin des tweeden tijdperks, de vertooning heeft, eerst van eenen zinking- daar na van eenen maaghoest. Deeze hoest kweld het lijdertje meestal des daags, en laat hem des nagts vrij, hoewel het tegendeel niet zelden plaats heeft. 9. De bejaarden loozcn met deezen hoest witte taaie fluimen, welken de kinders doorflikken. Bij den een en anderen gefchied dit even als in den hoest uit verkoudheid. De keel wordt onftooken en met flijm bezet, het geen de flikking eenigzins moeilijk maakt. 11. Door gclijkfoortigeftoffc, wordt de neus verftopt, zoo dat de doorgang van de lucht langs dien weg wordt belemmerd. Dit toeval is dikwerf zeer lastig en dit teken derhalven zoo duidelijk , dat zij een der voornaamften opleverd. 12. Na verloop van agt of tien dagen begind de lijder onder den hoest te walgen. 13. De hoest wordt eindelijk kittelachtig , veel heviger, fchielijk afgebrooken, en zweemd naar dien, welke van eene krampachtige aart is. Dee-  64 $. FE IR AC, de Kenmerken van den Deeze Heilige tekenen vertoonen zich bij den Kinkhoest in zijn begin, hoewel zij niet voor genoegfaam, ter onderfcheiding deszelven van andere foortgelijke Ziekten kunnen gehouden worden. Zij hebben daarom meer gewigt door de afwezigheid der tekenen , het zij in foort of orde; welke die Ziekten befiisfen, en nu even beknopt moeten volgen. §. XXX. Deeze ontkennende Teekenen zijn die, welke de natenoeme Ziekten of gebreken der kinderen van den beginnenden Kinkhoest onderfcheiden. Voor eerst Het overheerfchend zuur is kenbaar uit de gefteldheid der oogen, welke niet zo wit zijn dan natuurlijk", uit de wankleurigheid van de tong, meestal wit of ilijmig, uit de hette des adems, de hoog geele of kaazige afgangen , fteeds toeneemende graagte naar het zog, zwelling van de maag, enz. Koomt bij dit alles de hoest, dan heeft men rede te befluiten , dat zijné oorzaak in de zuure prikkeling beftaac. Ten- tweeden. De uitbotting der tanden. Kenbaar is dezelve uit de gefteldheid van het tandvlees, de kwijling , de pogingen des kinds, om  KINK H'0 ES T. 65 om zich , door hét wrijven van de pijnlijke plaats met zijne vuistjes, van die kwelling te ontdoen, als ook uit de vermeerderde afgangen. De hoest welke zich niet zelden bij deeze tekenen voegd, is het gevolg van medegevoel en van eene Convulfieve aart. Ten derden. De Wormen. De eetlust is meer dan naar gewoonte, en het kind nietge^. maklijk te verzaaden. Depvpilia zijn verwij. derd, en vernaauwen zich niet naargeraaden der vermeerderde lichtftraalen. Hier bij koomt eene geduurige wrijving der neus. De onderfte;lip, en fomtijds ook-de bovenfte, of een der beiden zijn gezwollen. Het lijdertje ontlast of Wormen of dun flijm; het is ongeduurig , en wordt dikwijls en. onverwagt zeer bleek , wanneer de onderfte oogleden tevens zijn gezwollen , veeltijds befpéurd men ftuip. achtige beweegingen en eenen droogen hoest, welke fchielijk af breekt, en insgelijks uit meegevoeligheid ontftaat, wanneer de pols zeer ongelijk is. Ten vierden. De Zinkinghoest. Deszelfs te. kenen zijn de navolgende. De pols is hard en rad. De lijder ontlast door den hoest veel flijm , of flikt denzelven door. De hette is aanhoudend. Wanneer de gelegenheid gcevende oorzaaken dier Ziekte zijn voorafgeVI. Deel- E gaan,  66 J. VEIRAC, de- Kenmerken van den gaan, dan kan zij van allen anderen hoesten ligtelijk worden onderfcheiden. Ten vijfden. Deonderfcheidingstekenender Maag- en Koehoesten , zal ik naderhand opzetlijk voordraagen. Ook acht ik een uitvoeriger Vertoog van deeze of andere Ziekte , welke minder overeenkomst met de onze hebben , tot mijn tegenwoordig ooomerk onnoodig. §. XXXI. De ondervinding leert, dat veelen deezer gebreeken, vooral bij kinderen, den Kinkhoest verzeilen. In dit geval verdubbeld den Geneesheer zijnen aandacht, om de tekenen van elke Ziekte oplettend te onderzoeken, en de aart en orde derzelven regt te kennen , en van die des Kinkhoests juist te onderfcheiden. Hij ftrekt zijne oplettendheid uit tot de zaaden en gelegenheid geevende oorzaaken. Hij zal dan in zijn befluit zelden dwaalen , vooral indien de Kinkhoest heerscht, en hij meteenen lijder te doen heeft, welke denzelven nimmer heeft ondergaan. , g. xxxii. Stel, dat de pofitieve Tekenen zich bij eenen lij-  KINKHOEST. 6? lijder vertoonen , gelijk zij (§. XXIX.) zijn aangeftipt; ftel tevens, dat die van andere ideo- of fumpatieke hoesten (weike ten aanzien van den Kinkhoest negatieve kentekenen zijn) geheel of in hunne orde afwezig zijn, de Epidemie heerscht, en de lijder vatbaaris , als dan mag men den Kinkhoest billijk vermoeden. Een vermoeden , hetwelk niet ongegrond zijn zal, al ware het, dat die tekenen zich onderling vermengden. Ten minsten zal de Arts, wanneer hij twijfeld, zijn beftuur daar heen wenden , als of de lijder den eerften aanval des Kinkhoest had, en voordsde gronden opfpooren, om meer zekerheid te erlangen. Dat dit noodigis, hebben de Heeren Vraagers begreepen , en zullen wij in het Zevende Hoofdftuk met opzet bewijzen. §. XXXIII, Veele en wel de meeste der tekenen behooren ook op de lijst der toevallen , hoewel die ais dan, uit een ander oogpunt moeten befchouwd worden. In zoo verre ik met dezelven in dit Hoofdftuk te doen had, meen ik uitvoerig genoeg te zijn geweest, en wijders alles wat naar onnut gefnipper fwecmd , te hebben ontwecken. E 2 §. XXXIV.  68 J. VEIRAC, de Kenmerken van den §. XXXIV. • In het tweede tijdperk (§. XXVII.) is de Ziekte zoo kenbaar , dat het behulp van de ontkennende tekenenen overtollig, zijn zoude. Alle vereischten om eene Ziekte te kennen (§. XXVI.) vereenigen zich zoo duidelijk in een en het zelfde teken of toeval, dat alleen dit genoeg is, om den Kinkhoest van alle andere Ziekten, hoegenaamd, tastbaar te onderfcheiden. De hoest, welke in het eerfte tijdperk tot eene zekere hoogte was geklommen (§. XXIX. No. 13.) wordt heviger en beftaat met het begin en voordgang van het tweede tijdvak , in „ eene kort afgebrooken „ fnikkende uitademing van de lucht uit de „ luchtpijp, welke uitademing van eene fluip„ achtige aart is, en bij eiken nieuwen aanval, „ veelal eindigt met eene zeer moeilijke uit„ persfing van flijm uit de keel, neus enlucht-„ pijp, verzeld van eene ftuipachtige wal„ ging , en opvolgende braaking." Dit teken is geen nieuw verfchijnfel, maar het is het zelfde met het zoo even aangehaalde en vertoond zich flegts duidelijker, . en op eene meer beflisfende manier, in dier voege , dat de Ziekte even daar door kenbaar werdt. Bij de kinderen befpeurd men eenige voorloopige om-  KINKHOEST. 69 omftandigheden van hetzelve, welke een bejaarde befchrijfc als een onaangenaame gewaarwording of kitteling omftreeks de bifurcatie van den luchtpijp, waar van wij nader moeten fpreeken. Ket is uit aanmerking van dit teken, dat zeer veele, beroemde mannen , onzen hoest verwarren met den Koehoen, terwijl anderen die billijk onderfcheiden. De ervaaring overftemd ook het gevoelen der eerften. Ik erken, dat zij in veelen opzichten overeenkoomen, waar mede wij ons niet zullen ophouden: maar dat zij ook aanmerkelijk verfchillen , blijkt uit de volgende vergelijking die door de dagelijkfche ondervinding wordt bevestigd. Te weeten , de Koehoest is zuiver convulfief en niet flijmig. Van den beginne vertoond hij zich in de grootfte hevigheid zonder voorafgaande ' fchijnbaaren Zinkinghoest: de aanvallen zijn minder geregeld en veel menigvuldiger , dan die der Koehoests. Zelden tast hij den kinderen voor hun derde jaar , dikwijls bejaarde aandoenlijke meisjes aen. Hoe hevig die hoest is, gebeurd het echter zelden , dat hij met eene braaking eindigd. Dikwijls wordt hij vervangen door krampen in het overige gedeelte des lighaams. Hij koomt meer dan eens, fomtijds zeer dikE 3 wij ls  7© J. FE IR AC, de Kenmerken'van den wijls te rug: en eindigt telkens bij de meestcn, na de ontlasting van eene groote hoeveelheid heldere pis. Ook is hij, zoo veel ik weet, van geene Epidemieke aart : Eindelijk vcrfchild ook het geluid van den hoest, het geen altijd hol en zeer droog is , en tot het einde der Ziekte dusdanig blijft. Vergelijk bij dit alles den Kinkhoest, en het verfchil zal duidelijk blijken, terwijl niets mij verplicht, om eene zaak, zoo tastbaar, met eenig gezag te bevestigen. Dit teken onderfcheid den Kinkhoest ook even blijkbaar van den Maaghoest. Deezen gaat den Zinkinghoest niet voor. De eetlust is met deszelfs begin verlooren. Den aanval verzeld niet dien klank (clangor) welken onzen hoest zoo kenbaar maakt. Van deszelfs begin is de lijder walg- 'en braakachtig. Hij is minder eigen aan zuigelingen , dan aan meer bejaarden, en vertoond zich zonder Epidemie even als den Koehoest , terwijl geen van beiden befmetlijk is. Ik zwijg van die onderfcheidende tekenen , welken minder tastbaar 'zijn , terwijl men , al ware het fiegts met één kenmerk , zou kunnen volftaan. Het onderfcheid der Ziekten , welke de meeste overeenkomst met den Kinkhoest hebben ,  KINKHOES T. 7T- ben, aangetoond, en dus de deugdelijkheid van het diagnoftieke des boven befchreeven kenmerks gewettigd zijnde , kan men niet verwagten, dat ik eene vergelijking zal maaken tusfchen de laatfte en eenige andere Ziekte , die geene gelijkheid hebben , dan den hoest welken zelfs de onkundigfte kent. §. XXXV. De tekenen van den Kinkhoest in zijn begin- en voordgang, uit de ondervinding zoo duidelijk aangeweezen zijnde, als de natuur der zaake gedoogd , fchiet flegts ééne bedenking over. Zij is deeze. Indien het gebeurd, dat de Ziekte in haar eerfte tijdperk wordt gefluit, dan is men niet meetkundig zeker , of de lijder deeze Ziekte in de daad hebbe ondergaan , en of men hem daar van voor het vervolg mooge vrijfpreeken. De onderftelling in deeze tegenwerping zal in het Elfde Hoofdftuk onderzogt worden. Ik neem die bij voorraad over, en beweer, dat de lijder, in dat geval, voor dien tijd niets verliest, en dat hij, gelijk ik zal tragten te bewijzen, indien hij waarlijk is befmet geweest, even zoo gewis voor het vervolg vrij blijft, als zij, die de Pokkoorts zonder Pokken doorE 4 ge-  72 J. VEIRAC, de Kenmerken van den geftaan hebbende , voor de herkomst dier Ziekte niette dugten hebben. ■ De nadere ftaaving van de waardij der kenmerken zalvoorkoomenin hetHoofdeel, waar • £oe wij aanftonds overgaan. VIJF-  ' - KI N K H O E S T. 73. V IJ F D E HOOF D ,S T U K. De Toevallen van den KINKHOEST. f«?Q J' ïJ" ö§s 'ji auto? 3?ii trano^rn -uw östeo'/'j^ 'a-no at .sbirtóo"od ssasrrr .oh %-ori §. XXXVI. Jj)e ^afwijkingen van de werking der deelen in den gezonden ftaat des menfchelijken lighaams, welke door de naaste oorzaak eener Ziekte worden te weeg gebragt, zijn Toevallen van die Ziekte. Deezen zijn yerfchillende in foort naar de aart, of in hevigheid naar den graad der Ziekte, naar des lijders geftel, jaaren , fexe, enz. Wij moeten, daarom , ten einde eenen vasten grond té leggen , ten minsten den loop van de Ziekte vooraf beperken. De Kinkhoest heeft drie tijdperken. 1. Een "begin. 2. Eenen verderen voordgang. 3. Een einde. Hier op heb ik mij meer dan eens beroepen, en zal nu, ordenshalven die verdeeIïng hier ter plaatfe eenigzins uitbreiden. E 5 §. XXXVII.  74 J. FEIRAC, de Toevallen'van den §. XXXVII. Ik ftel dan , voor eerst het begin des Kink» hoests te zijn het ogenblik der befmettinge ^ tot dat zich het beflisfend teken des tweeden tijdperks vertoond.. Sommigen verfchillen met mij , wanneer .zij - het .begin bepaalen , daar wij meenen het zelve te zijn afgeloopen, hoewel de meest beroemde in ons gevoelen Haan. De eerfte hebben zich laaten vervoeren door den naam der Ziekte, het kenteken des tweeden tijdperk, en tevens deszelfs overheerfchend toeval. Dit was meermaal het ongelukkig gevolg van eene, voormaals ingevoerde, nuttelooze, en gevaarlijke nornenclatura der Ziekten. De nuttigheid van mijne verdecling zal ik' hier niet ftaaven: zij is klaar uit het voorige van dit werkje, en (mangeld 'er iets aan) zij zal nog klaarer worden uit eene vergelijking met andere Ziekten. Zouden de Kinderpokjes dan eerst beginnen, wanneer zij in bloei ftaan ? de Mazelen wanneer men die ziet? de Rooloop., wanneer de lijder bloed en flijm loosd? de Gerst- Purper- en andere Koortfen met uitflag dan eerst dien naam verdienen , wanneer men dien uitflag gewaar wordt? Het is zoo, deeze en andere Ziekten, ook de Kinkhoest hebben haaren naam gekree- gen  KINKHOEST. 7$ gen van derzelver duidelijkfte tekenen-, maar men erkend de ongerijmdheid, om haar begin te bepaalen gelijktijdig met den aanvang dier tekenen. Ik herhaal, dat dit eerfte tijdperk van den Kinkhoest vrij blijkbaar uit deszelfs ftellige tekenen is (§. XXIX.) Vooral wanneer de ontkennende tekenen van de meest gelijkaartige Ziekten (§. XXX.) afweezing zijn. Hoe lang duurd deeze periode? wie zal dit bepaalen ? zij verfchild in elke afzonderlijke Epidemie, ja fomtijds in even dezelve , gelijk ik ten overvloede zag. Sommige bleeven in het eerfte tijdperk tot den twaalfden, den veertienden, eenige weinigezelfs tot den twintigften dag, hoewel men zich hier in ligteljjk eenige weinige daagen zou kunnen vergisfen. Eene vrij befiisfende waarneeming toonde hoogst waarfchijnlijk , dat de fmetftoffe den agtften dag haare volle werking kan doen. Een jongetje van zes jaaren bevond zich op eene befmette plaats onder mijne zorg-, ongeveer zes uuren van zijne ouderen. In de hevigheid van eenen zeer hardnekkigen Kinkhoest kwam hem zijne moeder zien. Deeze was twee maanden zwanger en gezond. Den volgenden dag klaagden zij van hoofdpijn, lusteloosheid en. verminderde eetlust , waar bij zich  76 J. VEIRAC, de Toevallen yan den zich een hoestje voegde; ongemakken, welken men aanzag als gevolgen van de vermoeidheid en ongerustheid. De hoest, welke van dag tot dag meer en meer zweemde naar eenen Zinkinghoest, was reeds den agtften dag verWandeld in het tweede tijdperk van den Kinkhoest j welke zich zoo duidelijk vertoonde , dat daaraan geen twijfel altoos was.' Dit geval liep alzins-gunstig af. Is het niet vermoedelijk, dat de moeder door haar kind is befmet geworden-? klimt dit vermoeden niet, wanneer men weet, dat- niemand in haare woonplaats deir Kinkhoest had? In dé geheele Epidemie; waar in-mij dit géval voorkwam," ging het vrij algemeen door, 'dat hoe fpoèdiger het tweede tijdperk begon, hoe kórter en goed'aartiger de Ziekte afliep. Het bewijs van deeze ftellin'g legt voor mij, maar mij dunkt, dat algemeene regels, uit de bevinding verzameld, bondiger zijn, dan verveelende gefchiedverhaalen van ééntoonige gevallen. Opzichtelijk het eerfte tijdperk, heb ik niets meer te zeggen, §. XXXVIII. i Het t wee de begint, wanneer de Zinkinghoest zijne krampachtige geaartheid meer blijkbaar vertoond , en bij aanvallen wederkeerd. Ik heb  KINKHOES T. 77 heb dit te vooren (§. XXXIV-) omfchreeven. Het eindigd wanneer de Ziekte haaren hoogften graad heeft. Hoe lang blijft de Kinkhoest in deezen trap ? dit is even moeilijk te bepaalen, en van het zelfde weinig belang, als van het begin der Ziekten. Het verfchil hangt af van des lijders vatbaarheid, van de aart der Epidemie , en misfchien ook van de tegengenwöordigheid van andere Ziekten. Betreklijk het laarfte, vind ik onder mijne aantekeningen , dat ik verfcheide kinders aan den Kinkhoest heb behandeld, terwijl zij de Kinderpokjes hadden. De meesten waaren gevaarlijk, en de Kinkhoest duurde langer dan naar gewoonte. Een ftierf met het begin van dit tweede tijdperk door den famenloop der toevallen van twee Ziekten welke afzonderlijk , niet doodelijk zouden zijn geweest. De duurzaamheid van deeze orde der Ziekte is onzeker. Zij bepaald zich foimijds binnen drie of vier weeken. Zij ftrekt zich wel eens uit tot twee, drie of meer maanden; zelfs vind men voorbeelden , dat zij één jaar of langer duurde. Ik heb dikwijls gezien , dat dit tijd.perk, door de natuur of konst, vooreenigen tijd werdt afgebrooken, en kort daar na op nieuw te voorlchijn kwam. §. XXXIX.  78 J. FE IR AC, de. Toevallen van den §. XXXIX. De Kinkhoest eindigd (§. XXXVI. No. 3.) in eene volkoomene gezondheid, in eene andere Ziekte, als het gevolg der toevallen, of in den dood. §. XL. Na deeze korte opgaave van de tijdsorde onzer Ziekte, volgdnudie der Toevallen in elk tijdperk. Vooraf echter moet ik eenige rede geeven, waarom dezelven afzonderlijk van de gevolgen worden behandeld, fchoon zij in de Vraagfaamgekoppeld zijn. Wat wij door toevallen verftaan blijkt boven (§. XXXVI.) De gevolgen van eene Ziekte zijn die ziekelijke gefteldheid der deelen, welke meest al overblijft , na dat de naaste oorzaak der Ziekte, waar uit die gevolgen ontftaan zijn, herfteld is. Naar mijn inzien verdiend een toeval alleen dien naam, wanneer het, geduurende de Ziekte , uit haare naaste oorzaak kan worden verklaard. De gevolgen in tegendeel zijn overblijffels van de Ziekte, of van derzelver toevallen. Een lijder, bij voorbeeld, wiens oogleden door de menigte van Kinderpokken gezwollen en geflooten zijn, is toevallig blind: maar indien de blindheid beftaat in eene ver- duis-  KINKHORS r? 79 duistering van het doorfchijnend hoornvlies, en na de herftelling der Kinderpokken voordduurd, dan is zij een gevolg dier Ziekte. Indien een lijder onder het geweld van den Kinkhoest, bloed uit de long loosd , dan is diö ontlasting een toeval, doch, wanneer daaruit een longezweer ontftaat, dan is dezelve een gevolg van de Ziekte. Deeze onderfcheiding is te duidelijk, om ze nader aan te dringen; te meer daar ik, bij de opening des volgende Hoofdftuks , daar van nog iets zal móeten zeggen. Nu voeld men de rede waarom de toevallen en gevolgen van den Kinkhoefst afzonderlijk moeten worden behandeld. §. XLÏ. De Toevallen in het eerfle tijdperk (§. XXXVII.) zijn van weinig belang , koomen na genoeg overeen met die van de Zinkinghoest, en beftaan meestal in het geen ik onder den rang der Heilige tekenen (§. XXIX. No. 8. 9. 12. en 13.) heb opgegeeven. Deeze toch zijn de onmiddelijke toevallen der Ziekte , om dat zij uit haare naaste oorzaak ontftaan , offchoon zij tevens derzelver waarfchijnlijke kentekenen opleveren. Hetis immers onloochenbaar, dat eene Ziekte uit haare toevallen wordt gekend; en  go J. FEIR.AC, de Toevallen van den en het zou ongerijmd zijn eenen befehrijveï van Ziekten te befehuldigen van verwarring, .om dat hij dezelve tot die twee einden bezigd. Wil men hier van iets meer, dan kan den Lezer eene breedere befchrijving van deeze toevallen vinden , bij den grooten F. H-offiman (a), en veele anderen (è), wanneer men fommir gen zal ontdekken, welken ik , om hun gering belang, of zeldzaamheid heb voorbij gegaan.. Daar te boven zal-het ook meest aankoomen op diegeenen, welke zich in het verder beloop der Ziekte vertoonen. Wij gaan daarom terftond over tot dezeiven. §. XLIL De Toevallen des tweeden tijdperh (§. XXXVIII.) moeten uit twee oogpunten worden overwoogen; want, zal men ordelijk handelen, dan moeten die, welken buiten den aanval voorkoomen onderfcheiden worden van die , welke geduurig den aanval van den hoest, die onze Ziekte kenfchetst, ontftaan. §. XLIIL (V) Opera Ömnia, Turn. III. pag, 149. &c. . O) Zie mijn Twaalfde Hoofdftuk.  K I N K HOEST. Sr §. XLIII. Butten den aanval vertoond zich in de meeste Epidemiën , het meerder gedeelte der volgende toevallen. ï. Het lijdertje wordt hoe langs zoo lusteloozer , en veilicst alle tier; zijnde dit een gevolg van de geweldige fchokken en tobbingen onder den aanval. Ik heb echter dikwijls gezien , dat de lijdertjes, vooral die boven het jaar , in den beginne des tweeden tijdperk» zoo vrolijk waaren, als of er niets gebeurd was. 2. De trek tot voedzel verminderd meer en meer. De Zuigelingen weigeren het zog, vooral kort voor den aanval. Daarom verarmen hunne kragten. De hevige fchuddmgen van de maag zijn 'er oorzaak van. - 3. Men befpeurd de tekenen van kwaadfappighéid. De oogen ftaan flauw en waterig. De huid wordt geelachtig. De pis raauw , en de tong wit beflaagen. 4. De neus wordt fnottig, en de ademhaaling door dezelve , in het vervolg bijna onmooglijk. Dit heeft ook plaats in het keelgat, zoo dat, wanneer men de ophooping van flijm in de luchtpijp daar bij befchouwd, de rede der ftecds toeneemende bezwaarde VI. Deel. F adem-  8i J. VEIRAC, de Toevallen van den . ademhaaling gemaklijk kan worden verklaard. 5. De keel wordt fomtijds omftooken, en rondom de lel bezet met vlakke zweertjes. Ik heb de neus en keel irt eenen hardnekkigen Kinkhoest, bij veele kinderen, zodaanig ontveld gevonden , dat zij daar door maanden lang in eene zorgelijken ftaat bleeven, vooral indien de tweede periode langer duurde dan naar ge woonte. De aanvallen en de reeds opgetelde toevallen werden hier door blijkbaar 6. De tong, zeide ik, is wit bellaagen en flijmig , doch foms hoog rood en droog. In dit laatrte geval zijn de toevallen meer Convulfief dan flijmig. 7. In fommige Epidemiën, en bij veelen in dezelve Epidemie zijn de toevallen om den anderen dag erger, wanneer ook de aanval eene periodieke gedaante heeft. Dit plaats hebbende , befpeurd men op dien dag de toevallen en tékenen eener anderendaagfche koorts. 8. Niet lang voor eiken aanval, houd het kind zich eerst een ogenblik ftil, fchikt zich om zijn aanftaande lot te voorkoomen of draaglijker te maaken. Maar wanneer het voorgevoeld , dat het zal moeten bukken, dan begint het kind te fchreeuwen , wordt gemelijk, wringd zich in allen bogten, houd het naastbij zijnde voorwerp vast, en hetgeen dan  KINKHOEST. dan volgd moet ik ftraks befchrijven. Ik heb reeds gezegd, dat een bejaard mensch uit eene voorloopige kitteling omftreeks de verdeeling der luchtpijp den aanval voorfpeld. Hoe meer die naderd, hoe meer de Zieke zich eene houding verfchaft, welke best ftrookt, om denzelvcn draaglijk te maaken. Dit leerd het inftinél:. Dan wat gebeurd er? de lucht, welke de long bevat, wordt eensklap uitgeperst, en de aanval begint. Zoo koom ik van zelfs tot de befchouwing der toevallen onder de paroxyfmus (§. XLII. No. 2.) §. XLIV. Deeze moeten worden verdeeld; voor eerft , in die geenen, welken in allen gevallen kunnen plaats hebben: ten tweeden, inzodanigen, welken van bijkoomende, niet noodzaaklijke omftandigheden afhangen, en niet gevoeglijk tot de eerften kunnen worden betrokken. Mijne bedoeling zal genoeg blijken uit de verklaaring van het een en ander. §. XLV. In de opgaave van het eerfte foort, zullen wij twee onderftellingen , opzichtelijk den aart F 2 der  84 J. VEIRAC, de Toevallen van den der Ziekte (§. I. No. 5 en 6) , tragten te ftaaven, en dus doende van tijd tot tijd, op de meest» gefehikte manier de gaapingen, tot hier toe overgelaaten, fluiten. Het eerfte toeval van deeze klasfe beftaat in eenen kort afgebrooken en geftadig wederkeerenden ftuipachtigen droogen hoest , verzeld van een klinkend geluid, welke deezen van allen anderen hoesten duidelijk onderfcheid (§. XXXIV.) Sommige vergelijken dit toeval bij eene fchaterende lach , andere , vooral wanneer de hoest af breekt, vinden die gelijk aan eene geweldige niezing. Ik vind in deeze analogie meer fpeeling dan bondigheid ; en zeer weinig nut,.het geen uit de herinnering der naaste oorzaak, en de aart des toevals genoeg blijkt. De niezing is het gevolg eener prikkeling van Schneiders Vlies, welke bij een' gezond mensen niets zieklijks cnderfteld. Een fchaterlach is eene fchudding der longe, door eene verfnelde beweeging des middenrifs veroorzaakt, en in welke fchudding de lucht even fchielijk wordt in- als uitgeademd. In ons toeval ftaat de inademing meerendeels Uil, en de lucht, zich in de long bevindende, wordt op eene ftuipachtige en afgebrooke wijze, uit de luchtpijp gedrongen. Dit in het voorbijgaan. De  KINK HOES T. 85 De naaste oorzaak van dit toeval is kennelijk uit (§. XIX), befchouwd in verband met de gefteldheid en prikkelbaarheid der zenuwen van de luchtpijp (§. VI). Men heeft zich veel moeite gegceven, om de rede van de geduurige wederkoomst deezes toevals te verkiaaren. Maar is in de ontdekking daar van niet even weinig voordeels voor den Lijder, als voor den Arts? Ik wil, des ondanks, mijn gevoelen opgeeven. Men ondcrftelde (§. XI. en doorgaands) een miasma, het geen zich in den flijm der keelklieren , vooral in dien, van den lucht-pijp en blaasjes, nedergezet hebbende , door dien flijm omwonden wordt. Het gantfche kliergeftel dier deelen wordt door de fmetftoffe zodaanig vergiftigd (mag ik mij dus uitdrukken?) dat, bij eiken nieuwen aanval, door den hoest alleen dat gedeelte.werkfaam is en ontlast wordt, het geen te dier tijd het meest prikkelde. Zoo dra, op dezelve plaats of elders, de overgebleeve prikkel eenen genoegfaamen graad van vermogen gekreegen heeft , om eeneri nieuwen aanval te weeg' te brengen, gebruikt de natuur het zelfde toeval, om den lijder van dén prikkel en hinderlijk geworden flijm te ontdoen. Dit gefchied zoo lang,tot de zenuwen haare aandoenlijkheid voor die fmetftoffe F 3 heb-  86 J. VEIRAC, de Toevallen van den hebben verlooren , of (het geen even veel gronds heeft.) tot dat met de flijm, de prikkelende oorzaak geheel is ontlast. Is deeze verklaaring niet aan veel mindcrzwaarigbeden onderhevig, dan dat men , gelijk fommige doen, bij eiken aanval de onlasting van al het miasma bevveere ? Laat zij zich ook niet beter vereffenen met de ervaaring in andere fmetziekten, uit eenen bijblijvenden prikkel onderhouden ? Dit ftaaven alle foorten van befmctlijke Loopen. Dan dit zij genoeg van eene zaak , welke buiten eene nuttelooze befpiegeling geen voordeel geeft. De hevigheid van dit toeval hangt af van de meer of mindere aandoenlijkheid der zenuwen op de Zitplaats der Ziekte, in verband met de meer of mindere fcherpte der prikkelende ftoffe, en met de gefteldheid en hoeveelheid des opgehoopten flijms. Eene rede, waar op naast zeker ook de menigte der aanvallen gegrond is. Het tweede toeval het geen zich doorgaands, de Ziekte gevestigd zijnde, telkens roet'het eindigen des eerften toevals, vertoond, beftaat in eene geweldige persfing van flijm uit de luchtpijp, het keelgat, en ook dikwijls uit de neus. Deeze ontlasting is niet zelden ongemeen moeilijk , gemerkt de flijm zoo taai kan zijn , dat herhaalde hevige ftuipachtige i fchud-  KINK HOES T. *7 fchuddingen van de long noodig zijn , om denzelven te loozen. Van waar koomt telkens bij iederen. aanval deeze flijm ? wordt die in eene groote hoeveelheid in de kiicren opgehoopt? telkens een gedeelte daar van uitgehoest ? of wordt die flijm der waards tusfchen de aanvallen gevoerd? Mijn oordeel is, dat het laatfce meer ftrookt met de aart der zaake; want, werdt telkens flegts een deel des flijms ontlast, dan zou men tusfchen de aanvallen een reutelend geluid bcfpeuren , of deszelfs aanweezen verneemen met het drukken van de eene hand op de borst, en de andere tegen de rug; doch dit befpeurd men bij verre de meesten niet eer, dan even voor het begin der parozyfmus. Dit denkbeeld ftrookt, even als dat van het eerIte toeval, meest met degeaartheid van andere Ziekten, waar in de natuur om den prikkel af te fpoelen, telkens nieuwe flijmige of waterige vogten aanvoerd. De meer of mindere moeilijkheid der flijmloozinge, begrijpt men , zeer veel van deszelfs taaiheid aftehangen. Dit is reeds gezegd. Ik voeg 'er alleen bij, dat ik den flijm meermaalen zoo taai heb gevonden, dat de lijdertjes met verdikking gedreigd werden: doch de hoest w.ordt met een zeker geluid , . F 4 niet  88 J. FE IR AC, de Toevallen van den niet wel te befchiïjven , afgebrookcn , en keerde kort daar na weder, tot dat de aanwezig zijnde flijm, was uitgeperst. Ten derden, Deeze twee toevallen , vooral het geweld des eerften, veroorzaaken wederom anderen. Een zwak en aandoenlijk kind worde flauw of valt inftuipen. Bij een bloedrijken kan de neus ontfpringen , of het bloed gelijk ik eens gezien heb , uit de groote ooghoeken geperst worden. Of wel, onder de hersfenpan ontlast, de toevallen vaneenedrukking der zenuwen teweegbrengen. Het kan in de long wordende gepakt, gelegenheid geeven , tot ontfteekingen , of uit de tedere vaatjes van dat ingewand door verwijdering of verfcheuring gedrongen worden. Een flijmig en zwak kind ligt, onder de aanvallen, meer dan anderen bloot voor benaauwdheden, flauwtenen verfükking uit opgehoopt flijm. De ervaaring bevestigd te duidelijk de mogelijkheid deezer geduchte verfchijnfelen. Waarom toch zouden zij niet kunnen ontftaan uit eene hoest, welke (volgens F. Hcffman) de wervelen uit hunne plaats kan dringen, een'kind gebogcheld maaken, eencrib over dwars verfcheuren, het geen dezelve met een voorbeeld flaafd , het welk naderhand door B. Gooch bij een halfjaarig kind is waargenoomen ? Ten  KINK HOES T. 89 Ten vierden. De toevallen van opgehoopt flijm in de voorhoofds- en wiggebeens-boezems, welken nu zouden moeten volgen, zijn fomtijds, doch zeer zelden van zoo veel belang , dat wij daar over behoeven uittewijden. Ik zwijg van dezelve te liever, om over een ander toeval mij des te breeder te kunnen uitlaaten. Ten vijfden. Ik heb het oog op de zeer moeilijke walgingen en braakingen , welken zich bij de meesten , ten einde van eiken aanval vertooncn. Dit onderwerp is van zoö veel invloed op het grootfte gedeelte van deeze Verhandeling dat het zelve eene ernftige overweeging verdiend : ook moet verklaard worden het geen te vooren (§. II.) dienaande was onderfleld, en, bij deeze gelegenheid, met meer nadruk, dan reeds (§. IX.) is gefchied , het gevoelen van hen , welken de maag Hellen de Zitplaats te zijn van denKinkhoest, wederlcgt worden. Nopens den tijd, wanneer dit toeval begint, en zijne geaartheid behoef ik nu weinig te zeggen. Het ontdekt zich meest bij allen , na dat de hoest (No. 1.) eenige aanvallen heeft gedaan, en fchijnt van eene zuiver ftuipachtige natuur , bij veelen uit enkel medegevoel, door de prikkeling der zenuwen van de bepaalde Zitplaats der Zieki F 5 te  go J. VKIR AC, de Toevallen van den te ontftaande, terwijl een oplettend waarneemer niet zal ontkennen, dat bij anderen , de taaie gefteldheid van den flijm,in de keel hangende, het geweld der-natuur, om dezelve te ontlasten , en de, daar mede verzeld gaande, geweldige fchudding en drukking van de maag en het middenrif, voor de1 eenige, ten minsten de voornaame aanleidende oorzaaken van deeze walgingen en braakingen te houden zijn: zoo dat men dezelven in allen gevallen ten onregte uit de enkele meêwaarigheid zoude verklaaren. Laat ons nu (het geen eigenlijk dc zaak is) betoogen, datdc walgingen braaking geene genoegfaame bewijsgronden opleeveren, om te ftaaven, dat de maag de bepaalde Zitplaats is van onze Ziekte. Dit gefchied met de volgende aanmerkingen. i. De walgingen en braakingen verzeilen den Kinkhoest niet altijd. Eenige Kinders heb ik behandeld , welken , zonder dit toeval te ondergaan , de geheele Ziekte doorftonden. Dit hebben ook anderen waargenoomen. Was nu dit toeval een beflisfchend teken , dat de maag de ganfchelijke of gedeeltelijke Zitplaats is van den Kinkhoest , dan moest dit toeval veel eer altijd plaats hebben , of zulk een kenmerk zou moeten kunnen beftaan en niet beftaan, doch dit is eend blijkbaare ftrijdigheid, en  KINK HOES T. 91 en beneemt aan zulk kenmerk allen grond van beflisfcbing. 2. Deeze walging en braaking koomen niet ten voorfchijn, dan na dat de Ziekte eenen zekeren trap van hevigheid heeft beklommen. Is nu de Ziekte reeds van haar begin ftuipachtig van aart, en ontftaan ook dan reeds de toevallen uit eene prikkelende oorzaak, waarom koomt dan de braaking , die insgelijks meest al convulfief is , niet eerder te voorfchijn ? 3. De lijders verliezen de eetlust niet, dan na dat de maag door menigvuldige fchuddingen is afgemat, waarna de vergeeffche braaking duurt al is dat ingewand ledig: doch bij aldien de naaste oorzaak der Ziekte in de maag gezeeten was, en de toevallen daar uitmoesten verklaard worden, zou gewis het tegendeel plaats hebben. Die hier over een ojcnblik denkt, zal de kragt van dit bewijs ras ontwaaren. 4. Wijders ftaafd de geneeswijze ons gevoelen. Hoe dikwerf worden de ontlast-middelen nutteloos bevonden ? worden deeze toevallen, ondanks die middelen fomtijds niet langs zoo hardnekkiger ? 5. Uit het reeds aangevoerde *en andere bewijzen , beweer ik, dat de gevolgtrekking van dit  92 J. VEIRAC, de Toevallen van den dit toeval tot de Zitplaats en Oorzaak deezer Ziekte niet vrij is van ongerijmdheid. Zou men met even veel regt, uit aanmerking van anderen toevallen, gelijk de afgangen, uitzakking van den endeldarm en der fcheede , van breuken, fterke pisloozing , miskraam, enz. de zetel en oorzaak niet elders moogen zoeken? Wij zijn met anderen (a~) van oordeel, dat dit toeval een gewrogt is van den prikkel en geweldigen hoest. Dit kan uit de medegevoelighcid der Zenuwen , zoo van het agtfte paar als der tusfehenribbigen (§. VI en VII.) genoeg worden verklaard, vooral wanneer men toeftaat , dat dit toeval geweldiger en Jangduuriger wordt , naar maate des lijders kragten verminderen; doch naar dezelve maate is ook het medegevoel fterker en de prikkelbaarheid grooter. Laat mij dit met één voorbeeld, ontleend van deeze Ziekte, ftaaven. Na dat zij eenigen tijd geduurd heeft, ziet men bij veelen, die hevigst braaken, de keel ontftooken of ontveld, ook- wel met vlakke .zweertjes bezet. Kan nu^een gezond mensch, door zijn vinger of een veertje, in de keel geftooken , walgingen en braakingen te weeg brengen, hoeveel te gemaklijker zal dit, O) No. 3, 23, 26 en 30.  KINKHOEST. 93 dit, door de minste prikkeling gebeuren, wanneer de keel zodaanig gefteld is, als zoo even ls- gezegd ? Met dit alles kan het echter gebeuren , dat de toeneemende gevoeligheid van de maag dit toeval doed voortduuren. Bij eb ken aanval wordt de flijm uit de keel en luchtpijp geperst, doch de Natuur brengt telkens eenen nieuwen voorraad derwaards. Dit gebeurd niet in de maag , alwaar bijna geene klieren zijn (§. VII). Zij geraakt eindelijk geheel beroofd van haar flijm, en wordt veel gevoeliger dan te vooren, vooral indien de kokertjes der zenuwtepeltjes (§. VII.) verzwakt of gedeeltelijk weggcknaagd zijn. In deezen tceftand van zaaken, zeg ik, kan de braaking door de prikkeling der afgefcheide wij, bij Zuigelingen, of door eene andere prikkeling worden veroorzaakt , zonder dat het toeval als dan uit medegevoel ontftaat. In zulke gevallen vertoonen zich de walgingen en braakingen zelfs buiten de aanvallen. Is het dan niet ongerijmd, om de Zitplaats deinaaste oorzaak.van den Kinkhoest, opgrond der braakingen in de maag te bepaalen ? 6. Indien dit toeval in de daad het-kenmerk is van den zetel der Ziekte in de maag, dan moet het zelve niet alleen met de Ziekte beginnen , maar ook tevens met' dezelve , en niet  94 VEIRAC, de Toevallen van d. niet vroeger noch laater eindigen. Het tegendeel leerd elke Epidemie. De braakingen verdwijnen doorgaands terwijl de verdere toevallen noch aanhouden. Ik denk aan mijne beloften (§. IX. No. 3.) hier mede te hebben voldaan, waar door tevens eenige andere onderftellingen in het voorige gedeelte van mijne Verhandeling zijn beweezen. §. XLVI. Het tweede foort van Toevallen onder den aanval zeide ik, af te hangen van de omftandigheden, welke eene bijzondere overweeging vorderen , zij worden allen door het geweld des hoest veroorzaakt, doch zij zijn niet zoo noodzaaklijk,'of de beftaanlljkheid derzelven vorderd eene voorgefchiktheid der deelen waarin die toevallen voorkoomen, gelijk van zelfs kenbaar wordt. Deeze zijn , 1. Breuken. 2. Uitzakkingen. 3. Tegenwillige ontlastingen, of zulken , die te vroegtijdig koomen. 4 Sommige toevallen van andere Ziekten. §. XLVII. Tot de eerfte, brengen wij de Navel-Lieschen Deibreuken van allerleie foort , welke, door  KINKHOEST. 95 door het geweldig persfen van den hoest, bij jonge kinderen zeer ligt ontftaan. De ondervinding leerd dit dagelijks in zulke hoesten , van welken het geweld in geene vergelijking Haat met die van de aanvallen des Kinkhoests. §. XLVIII. Tot het 'tweede foort behooren de uitzakkingen , of liever uitpersfingen des endeldarms , der fchede , en des baarmoeders; tot welke laatfte de grondflag'door den Kinkhoest dikwijier gelegd wordt dan men vermoed. §. XLIX. Het derde foort bevat de onwillige uitpersfingen van pis en drek, alsmede van het ftondenen aambeijenbloed. Daar toe behooren ook de miskraamen , ontijdige verlosfingen , te fterkekraamvloed. Deeze en andereder opgenoemde toevallen zijn echter niet zeer gemeen, om dat de Ziekte niet eigen is aan menfchen van gevorderden leeftijd: fomtijds is de hoest van groot nut. Eens heb ik een kwaadfappig meisje behandeld, het welk agtien jaaren oud zijnde, zederd drie jaaren aan het gemis der Honden had gefukkeld. Die kwamen ten voorfchijn onder eenen aanval van den Kinkhoest, en  9<5 J. FE IR AC, de Toevallen van den en bleeven wijders geregeld. In tegendeel zag ik, eene vrouw, welke van een voldraagen kind gelukkig was verlosc, den derden dag daarna, onder den Kinkhoest, zoo hevig vloeijen , dat haar leven in gevaar was, en zij ter nauwer nood het gevaar ontkwam. §. L. ... Ten vierden. Dikwijls voegd zich bij den Kinkhoest eene andere Ziekte, gelijk de Kinderpokjes , Mazelen , tusfchenpoolende Koortfen, het Zuur , fterke Afgangen-, de Geelzucht, Sprouw, enz. met haare toevallen, welke onze Ziekte zoo veel gevaarlijker maaken , dat een ingeënt kind daar door fterf (V). Ik wil thans 'hier.over te minder uitwijden, om dat de beste waarneemers verzekeren, dat , wanneer meer dan eene doorgaande Ziekte heerscht, de mensch zelden door twee tevens word aangevallen. Een geval moet ik niet voorbijgaan, om dat het nu het beste te pas koomt. Een jongman van agtien jaaren kwijnde aan eenen etterzak in de long, de Kinkhoest bezogt hem. Onder den aanval O) No. 30*.  KINKHOES T. 97 val brak de zak , en de Lijder flikte in mijne tegenswoordigheid. §. LI. De verdeeling (§. XXXIV.) brengt ons tot de toevallen van het derde tijdperk. De Ziekte eindigd zonder of met behulp der kunst, doorgaands in eene volmaakte gezondheid. Wanneer dit gebeurd, heeft men geen toeval te vreezen. De Kinkhoest eindigd zomtijds in den dood. Wanneer dit akelig tooneel voorzien wcrdt , dan zijn de te vooren ( §. XLV. vooral onder No. 3.) befchreeven verfchijnfelen heviger in trap. De lijder wordt geheel Convuliief, het bloed pakt in de long. Men ziet flauwten volgen , en het Kind is fchijnbaar (a) of wezenlijk dood, waar omtrend de beflisfing niet voorbaarig moet zijn, en geduurende de flauwte, liever te vergeefs gearbeid , dan het lijdcrtje aan zijn noodlot overgelaaten moet worden. Hier van noch iets in het vervolg. De Ziekte eindigd ook in eene of meer andere Ziekten' (§. XLVI. No. 4.), doch dit zou buiten mijn tegenwoordig beftek gaan. Wij komen dus van zelfs No, 20. VI. Deel. G  98 jf. FEIRAC, de Toevallen van den zelfs tot den inhoud des volgenden Hoofdftuks van geen minder belang dan het tegenwoordige, terwijl ik het gordijn fchuive voor het fchouwfpel , het welk een doodelijke, en , buiten ons bereik vallende , Kinkhoest vertoond. SES-  KINKHOEST. 99 SESDE HOOFDST UK. De Gevolgen van den KINKHOEST. jO)e gevolgen van eene Ziekte, zijn die afwijkingen van den gezonden ftaat der deelen, welke overblijven, na dat de Ziekte, uit welke die gevolgen zijn ontftaan, niet meer aanweezig is. Dit maakt een wezenlijk verfchil tusfchen gevolgen en toevallen , welke dien naam behouden, zoo lang de Ziekte duurd , maar daar na tot deklasfe der gevolgen behooren. Een etterzak of etterborst is een gevolg , geen toeval van de longontfteeking. Een zweer van depisblaas.eens fteenzieken lijders, is een toeval van den fteen zoo lang die beftaat; maar is hij opgeruimd, dan is de verzweering een gevolg van den fteen. De ontlasting van bloed uit de longflagadertjes onder eenen aanval des Kinkhoests is een toeval, doch volgd daar op eene uitteerende etterloozing, dan is die Ziekte een gevolg van den §. LII. G 2 Kink-  ico J. VEIRAC, de Gevolgen van den Kinkhoest. Om deeze reden vorderen die onderwerpen eene afzonderlijke behandeling. §. LUI. Deeze gevolgen zijn of, i. plaatslijk , of 2. van de Zitplaats der Ziekte verwijderd. §. LIV. De plaatslijke Gevolgen bepaalen zich tot de deelen , alwaar de naaste oorzaak van den Kinkhoest was gevestigd, en zijn voornaamlijk deezen: Voor eerst. Eene ontvelling van het keelgat. Zij koomt dikwijls voor, in dat foort van Kinkhoest, het geen met vlakke zweertjes in de keel gepaard gaat, het geen ik nu en dan bij kwaadfappige lijdertjes heb gezien. Ten tweeden. Eene ontfteeking van het keelgat met haare gevolgen. Tenderden. DeBloedhoest, welke niet zelden doodlijk was. Ik zag dien meer dan eens, .doch nooit van dat onaangenaam gevolg. Het bloed werdt , in eene geringe hoeveelheid, ,met of zonder flijm geloosd, en fcheen niet door fcheuring , maar door verwijding (per anaftomofin) ontlast te worden. Dit gefchied bij  KINKHOES T. ïoi bij kinderen gemaklijker dan bij bejaarden , om dat de monden der fiagadertjes bij de eerften ruimer zijn, en vogt doorlaaten , het geen dikker is, en nader bij het bloed koomt, dan bij de laatften (§. VI.) Hier te boven zijn deeze mondjes in den vroegften leeftijd veel rekbaarer gelijk de opfpuiting ten overvloede leerd. Onderflel hier nevens, eene aangebooren, of door de opvoeding verkreege , zwakheid des vaatsgeftels, en eene verdunde hoedaanighcid des bloeds, en 'er zal geene reden van verwondering overblijven, waarom naar den Kinkhoest eene dikwijls weerkeerige bloed, hoest bij zulke Lijders volgd. Dagelijks zie ik eene Vrouw, thans vier en zestig jaaren, oud, welke van tijd tot tijd met den hoest bloedige fluimen ontlast ; een gebrek , waar aan zij zederd haare kindsheid, na den Kinkhoest , heeft gefukkeld. Zij heeft veele kinders, is zeer gezond, zoo dat zij van geen plaatslijk gebrek in de long noch elders klaagd. Indien onder den aanval eene aanmerkelijke verfcheuring van de long gefchied, dan kan de bloedhoest met den dood eindigen , offchoon dit liefst tot de toevallen moet worden betrokken. Ten vierden. Eene ontfteeking van het binnenfte vlies der luchtpijp, der longe, en des G 3 fluk-  lol J. VEIRAC, de Gevolgen van den flokdarms. Deeze moeten , gelijk de voorgaande gevolgen , uit het geweld van den hoest, en de berooving van het flijm dier deelen worden verklaard. Of deeze ontfteeking uit eene verwijdering, dan wel uiteerie krampachtige vernauwing der vaatjes werdt geboorcn, en na den hoest overblijft is twijfelaclv tig. Het een gevoelen even als het ander is niet vrij van tegcnfpraake. Zeker is het echter , dat dit gevolg niet zoo zeer is te vrcezen , om dat elk acces het bloed voordftuwd, en de inpakking belet. Ten vijfden. De twee laatfte gevolgen leggen veelal den grond voor anderen , met naamen, den etterzak, verdrooging van een gedeelte derlonge, verfterving, uitteering, den dood, gevolgen , des temeer voorzien, naar maate het kind daar voor eene grootere gefchiktheid heeft. Dit ftaafd rede en ervaaring te duidelijk ; zoo dat allen'stijden waar in, en alle Landen , alwaar men over deeze Ziekte fchreef, onze waarborgen zijn: zou hij wel buitenfpoorig zijn , die beweerd, dat de marasmus tabidus der kinderen , welks oorzaak foms zeer duister is, veeltijds aan de gevolgen des Kinkhoests te wijten zijn? terwijl ik dit. fchrijve , fterft een meisje van tien jaaren aan eene blijkbaare verettering der longe, een over-  KINKHOEST. 103 overblijffel van den Kinkhoest, welken zij voor haar tweede jaar onderging , haar in eenen kwijnenden ftaatbragt, welke den overigen tijd van haar leven bijbleef. Ten zesden. ' Eene inpakking van flijm inde long. Indien de Kinkhoest een doodelijk gevolg heeft, dan is het zelve meerendcels aan deeze Congeftie toe te fchrijven; want eene convulfie, dat is eene vermeerde levenswerking, kan zulks niet te weeg brengen, vermids de zenuwen altijd voor den dood worden ontfpannen. Ik heb elders opgemerkt, dat de natuur ten einde de prikkelftoffe in de long te omwinden , eene meerdere hoeveelheid flijms derwaards voerd. Indien , wanneer die prikkeling met den Kinkhoest overwonnen is , de flijm overblijft; indien, na dat het bloed eene flijmige geaartheid heeft gekreegen, telkens eene nieuwe aanvoer in den long wordt gebragt , dan kan het kind, gansch zijn leven , eene flijmige , het zij periodieke borstbenaauwdheid overhouden. De zekerheid deezer Helling ken ik bij ervaaring zoo wel, dat ik weinig moeite hebben zoude, om dezelve met een aantal voorbeelden te ftaaven , indien anders de aart der zaake eenige proefondervinding noodig had. Ten zevenden. Vasthcgtingen der longe aan G 4 het  104 J. VEIRAC, de Gevolgen van den het ribbenvh'es, het middenrif, of aan beiden. Schoon dit gevolg weinig van belang kan zijn, en men deeze vereeniging meer of min in de meeste lijken ziet, zonder dat 'er rede was, om dezelve te vermoeden, zoo kan echter dezelve van dat gewicht zijn, dat daar door een bijblijvende benaauwde ademhaaling, gevaarlijke longontfteekingen , en andere gevolgen kunnen worden te weeg gebragt. Letteom vond eene zeer merkwaardige vastgroeijing van die aart in het lijk eens kinds, aan den Kinkhoest geftorven (a), en ftaafd daar op, en op het even aangeweezen (No. 6.) gevolg, waar Van hij insgelijks een voorbeeld leverd, een gedeelte zijner Geneeswijze. Ten agtften. Is het tegengeftelde van deeze verdrooging en vasthechting niet wel eens het gevolg geweest van den Kinkhoest, naamlijk, eene verzameling van water in de hol. ligheid der borst? de volgende waarneemrng beantwoord die. Een meisje van tien jaaren had, na den Kinkhoest,- eene moeilijke ademhaaling en andere tekenen van eene belemmerde werking der long. De kwijning duurde een half jaar, toen het kind kwaadfappig werdt en "zugtige voeten kreeg. In eenen lig- gen- 00 No. 15. i ,-  KINKHOEST. 105 genden ftaat, werdt deademhaaling/fchier onmooglijk. Men vernam eindelijk de blijkbaarfte tekenen der borswaterzugt, en het kind bezweek, in weerwil der beste hulp, onder het geweld der Ziekte. Na de opening vond men, in de linkerholligheid der borst , derde half ponds helder water , waar door de long plat gedrukt was. De-regter long was meerendcels aan het ribbenvlees vastgehecht. In het hartenzakje waren drie oneen vogt van het zelfde foort, doch iets bruiner. Een voornaam Arts heeft mij dit geval medegedeeld en verklaard het zelve uit eene vermeerderde affcheiding, en verminderde opflorping van de wei in de long, uit het geweld van den hoest, en eene meer dan gewoone zwakke gefteldheid der vaten. De Heer Lettsom fchreef het toe aan de gevolgen van den Kinkhoest, dat in het hartenzakje veel waters was verzameld (a). §• LV. De voornaamfte en nadeeliglte gevolgen aangeweezen hebbende , gaa ik andere , hoewel zij anders tot het zelfde foort behooren , voorbij, om dat zij van weinig belang zijn; ter- 00 No. 15. G 5  106 J. VEIRAC, de Gevolgen van den terwijl het onnoodig is aantemerken, dat deeze gevolgen te bedenkelijker zijn, naar rnaate zij in meerder getal aanweezig zijn. §. LVI. De Gevolgen, thans aan te wijzen (§. LUI. N. 2.) zijn, zeg ik, zoodaanige afwijkingen van den gezonden ftaat of werking der meer verwijderde deelen, welke gevolgen onder den Kinkhoest meerendeels als toevallen voorkomen (§. XLVI—L.) en daar na als gevolgen deezer Ziekte kunnen overblijven. Zij zijn, Voor eerst} vérplaatfingen der vaste deelen : 1. Breuken van allerlei foort. Bij zeer jonge kinderen worden de Navelbreuken door het geweld van den hoest niet zelden gevormd. Andere krijgen daar door Liesch- fommige weinige Deibreuken. Een meisje van twaalf jaaren bekwam , onder eenen aanval, een Maagbreuk, welke in weerwil van alle mijne poogingen, nu nog (zijnde zij agtien jaaren), is ovérgebleeven. 2. Uitzakking des endeidarms, welke jaaren lang hebbelijk kan zijn. 3. Uitzakkingen van de fchede en des lijfmoeders. Ten  kinkhoest: 107 • Ten tweeden; Ontijdige, of overtollige ontlastingen , die tegenwillig geleideden, en na den Kinkhoest voordduuren , als : 1. Die der ftonden. De vaten der Schede en des Lijfmoeders te veel verwijd zijndén , krijgen niet altijd even fpoedig hunne veerkragt weder, zoo dat, wanneer de ontlasting te fterk is, of te lang ■ • duurd, door dezelve noch daar te boven fchadelijke uitwerkfels,kunnen ontftaan. 2. Te fterke Kraamvloed met de gevolgen daar van. Ten derden. De Gevolgen van Miskraam en ontijdige Verlosüngen, die zeer verfchiliende zijn kunnen. Ten vierden. De gevolgen van eene ontfteeking in de maag. 1. Aanhoudende Braakingen. 2. Het Koud Vuur. , 3. De Dood, gelijk Lettsom éénmaal heeft waargenoomen. Ten vijfden. Hier bij zouden kunnen werden gevoegd de toevallen van zodaanige andere Ziekten, welke gelijktijdig met den Kinkhoest voorkoomen. Doch deeze zijn geene eigenlijke gevolgen onzer Ziekte, zoo dat wij, die , thans geene bijzondere Epidemie voorhebbende te befchrijven, onaangeroerd laaten. Ten  ioS 5f. VEIRACy de Gevolgen van den Ten zesden. En eindelijk , zouden de gevolgen eener verkeerde behandeling, of liever verzuim des lijders of van zijne bijftanders, in het voorkoomen of tijdig herftel der opgenoemde gevolgen , hier bij kunnen worden gevoegd, indien het voornaamfte, daar toe betreklijk, niet in het elfde Hoofdftuk moest aangeweezen worden. Zie daar een fchets van het geen een oplettend Lezer begrijpt thans geen breeder verflag noodig te hebben. Het volgende Hoofdftuk zal aanleiding geeven, om het een en ander uitvoeriger te overweegen. ZE-  KINKHOES T. 109 ZEVENDE HOOFDSTUK. De Gronden op welke de Voorzegging steund. ^^7"at is eene Ziektekundige Voorzegging? eene uitfpraak , gegrond op de kundigheid , door welke men in ftaat is, om, in eene pas beginnende- of verder gevorderde Ziekte, zeker of naast-zeker te voorzeggen wat 'er volgen zal. Uit deeze bepaaling blijkt, dat de voorfpelling, in zeker opzicht, tweeledig is, om dat zij de aart, hevigheid, enz. eener Ziekte, in haar begin betreft; of het,geen dienaangaande te wagten is, wanneer zij reeds beftaat, of liever eenigen tijd heeft geduurd. S. LVII. §. LVII1. §. LIX.  i io J. VEIRAC, de Voorzegging! g. van den §. LIX. Dit toegepast op den Kinkhoest, dan moet de voorfpelling, betreklijk denzeive, voor en met zijn eerfte begin, alleen worden afgeleid van de gelegenheid geevende oorzaak in verband met de Ziektezaaden: dat is te zeggen ; wanneer die Ziekte zich epidemicq vertoond, het Kind nimmer befmet was geweest, bij gevolg (§. XIV.) de algemeene vatbaarheid bezit , dan heeft men eenen grond van'voorfpelling , dat het kan worden beimet, en deeze grond is te vaster naar maate het eene meer bijzondere voorgefchiktheid bezit. Worden de eerfte tekenen van de Ziekte (§. XXIX.) ontdekt, met afzijn der ontkennende tekenen (§. XXX.), dan kan de Arts den Kinkhoest voorzeggen. De voorzichtigheid vorderd nochtans eene omzwachteling, terwijl devoorbaarightïd aan de praétikaale Geneeskunde weinig eers doed , ten minsten zoo lang de voorzeggingsgronden niet volkoomen zijn. De goede Arts verbeid zoo lang hij kan de gronden, die een gewisch befluit geeven; wanneer zijne voorfpellingen als waarheden geëerbiedigd worden. Hij onderfcheid zich daar door van den winderigen Praater, die, onondanks- herhaalde miszeggingen, voordzwet- fe,  KINKHOEST. nr fe, en van geen verflandig mensch geloofd wordt. De aart der Ziekte, en de te vreezene toevallen worden begreepen in de voorfpelüng uit aanmerking der Ziektezaaden ( §. XV—XVIII.) , zoo dat de geringde tekenen des eerften tijdperks (§. XIV.) , den Arts een moreele overreeding verfchaffen , dat zich fpoedig meer blijkbaare bewijsgronden zullen opdoen; des maakt hij geene zwarigheid, om zijne vrees, bij wijze van voorfpelling, mede te deelen. Heeft 'er geene Epidemie plaats v dan voorfpeldde Arts, bij manier van onderHelling , dat hij, indien de Kinkhoest doorging , denzelve bij zijn lijdertje zou verwagten. Mogelijk is het nog beter te zwijgen , het geen , in dit geval, gemaklijk kan geichieden; om dat men , wanneer de Ziekte niet grasfeerd , zelden zal gevergd worden, iets deswegens te voorzeggen: Deeze gronden, op welke de voorzegging voor en in het eerfte tijdperk des Kinkhoests fteunen, zijn voor eenen oplettenden Lezer uit vergelijking der zoo even aangehaalde plaatfen, kenbaar genoeg, en gemaklijk uittebreiden. §. LX. Wij gaan voord, om de gronden op te delven,  112 J. VEIRAC, de Voorzeggingsg. van den ven, waar op de voorfpelling moet gevestigd zijn ten tijde, wanneer de Ziekte voordgaat (§. LVIII.) Hier opend zich een zeer uitgeftrekt veld , het welk wij niet geheel kunnen afloopen. Ik zal daar van echter zoo veel tragten te befchrijven, als mijn onderwerp vorderd ; en , ten dien einde onderzoeken voor eerst, in hoe verre de Toevallen der Ziekte, gronden tot voorfpelling geeven. Waar na ten tweeden , de toevallen van andere bijkoomende Ziekten, als zodaanige gronden moeten worden overwoogen. Ten derden , in de behandeling des Lijders ontdekt men verfcheide gewichtige gronden; terwijl ten vierden, de ondervinding het gebouw der voorfpelling niet weinig fchraagd. §. LXI. Wat het eerfte betreft. Zal een Ziektenkenner zijne voorfpelling gronden op de toevallen van den Kinkhoest in dit tijdperk , dan let hij met de vereischte naauwkeurigheid, zo op de gefteldheid der levens- als van de dierlijke en natuurlijke vermogens des lijdenden lighaama. Hij ziet hunne graad van afwijkinge van den gezonden ftaat. Hij neemt tevens des lijders gefteldheid (§. LIX.) in acht, en het geen hij  KIN K HOES T. 113 hij uit alles befluit, levert den grond van voorzegging. Die moet afzonderlijk worden overwoogen. §. LXII. Ten aanzien der levensvermogens let men, 1. op' den gemeenen en bijzonderen omloop des blocds, en 2. op de ademhaaling. §. LXIII. De gemeene omloop des bloeds is veel al kenbaar uit de gefteldheid der Pols. Veel al, zeg ik , om dat de dagelijkfchc ervaaring genoeg leerd , hoe bedrieglijk de voorfpelling, daar op alleen gegrond, weczen kan. In het tijdvak des Kinkhoests, waar van wij Iprceken, is de pols, buiten de aanvallen, doorgaands natuurlijk en geeft weinig gronds van Voorzegging. In allen anderen hoesten is zij meer of min koortzig. Koomen hier bij andere gronden, dan kan de gezegde gefteldheid van de pols al mede dienen, om den aanval van den Kinkhoest kort voor deszelfs eerfte verfchijning te voorfpellen. Is het lijdertjè om den anderen dag zieker , en de pols radder, dan heeft men te wagten, dat de aanvallen zich , om den anderen dag, zullen VI. Deel. H ver-  ÏI4 J. VEIRAC,de Foorzeggingsg. van den verheffen. Is de pols, ook buiten de aanvallen voller, dan vreesd men voor ontileekingen, of ontlasting van bloed, uit de daar toe meest gefchikte deelen. Indien het lijdertje zeer aandoenlijk , en de pols zwak is, vreesd men veel eer voor flaauwten en ftuipen. §. LXIV.. Geene andere bijzondere omloop des bloeds fchijnt mij toe thans in aanmerking te koomen, dan die, welke door de long gefchied. Hoe meer de loop of de voordftuwing dco bloeds door dit ingewand verhinderd is (het geen blijkt uit de opzetting en verfnelde flag der kropflagaderen) hoe meer men voor eene fcheuring of verwijdering der vaatjes en der long te vreezen heeft , vooral indien dat ingewand van natuure, of door Ziekten ongemeen zwak is, en de aanvallen van den hoest geweldig en langduurig zijn. In dat geval richt de Arts zijne voorfpelling daar heen, dat hij fltümloozig met bloedige ftreepen vreesd; ja! dat hij niet durft inftaan, dat 'er geen bloedhoest zal volgen. Wanneer in tegendeel het kind wel bloedrijk , maar de longvaten ftevig zijn, en de adem, na eiken aanval moeilijker wordt, dan kan een ftafu des  KINKIIOÊST. ns des bloeds in de longvaatjes volgen, vooral wanneer het lijdertje onder den aanval zeer vermoeid is, zijne oogen ontftooken en de lippen blaauw zijn , terwijl de pols tevens ingetrokken en rad wordt. Bij alle gelegenheid moet men merken op de gefteldheid des bloeds ; want een dunne fcherpe ontbinding van het zelve kan even zoo wel onaangenaame gevolgen voorfpellen, als eene tegenovergeftelde eigenfehap, terwijl het van zelfs fpreekt, dat hoe nader het bloed en de pols, onder de Ziekte bij hunne gezonde geaartheid blijven , hoe gunstiger de gronden van voorzegging, daarvan ontleend, zijn zullen. §. LXV. Nuvolgdde ademhaaling (§. LXII. No. 2.) Haare gefteldheid in den Kinkhoest verfchafc eenen anderen grond van Voorzegging, uit de levensvermogens ontleend (§. LXII. No. 2.) Buiten de aanvallen is zij meestal zoo na* tuurlijk, dat zij als dan weinig of geen grond van Voorzegging geeft. Befchouwd men dezelve echter bij kinders met een zwak longge* ftel voorzien, in verband met den bovenge. melden omloop en geaartheid des bloeds, in» eenderheid wanneer de lijdertjes tevens flij* H 2 mig  iiö J. VEIRACyde Voorzeggingsg. van den mig zijn, en de ademhaaiing tusfchen de aanvallen niet geheel ruim is, dan heeft men eene grond, om te voorfpellen , dat de aanvallen moeilijker en zwaarer zuilen worden, en het kind in gevaar van ftikking koomen. In den aanval moet vooral gelet worden op de gefteldheid der ademhaaiing. Daar op, in verband met des lijders geftel, hangt af, om de dugtige gronden te voorfpellen , of 'er al of niet ftuipen, ontfteekingen , bloedloozing , flauwten, verftikking , enz. te vreezen zijn. Is de ademhaaiing , na elk acces, door de ganfchelijke ontlasting des flijms, onverhinderd, en het kind tierig, dan mag men eene goede voorfpelling doen. Het tegendeel, herhaalen wij, heeft plaats, wanneer, de flijm meer en meer ophoopende , de ademhaaiing , reed3 in het begin des tweeden tijdperks , hóe'langer hoe bezwaarder wordt , verraids dan vooral de aanvallen benauwder en langduuriger worden. Dit befpeurd men , wanneer de eene vlakke hand tegen de borst, en de andere tegen de rug geplaatst worden. De minste flijm overgebleeven zijnde, verneemt de Onderzoeker eene zaagende beweeging, die grooter is na maate van den flijm. Hier .op .grand de Arts zijne Voorzegging, terwijl, hij vreesd, dat met de toeneemende ophooping van dien flijm, de  KINKHOEST. 117 de ademhaaiing al meer zal belemmerd , en, het kind met. verdikking gedreigd worden. §. LXVI. In de afwijkingen der dierlijke vermogens van den gezonden ftaat (§. LXI. N. 2.), zijn verfcheide gronden van voorfpelling; want uit het gevoel , de beweging en den jlaap haald de Arts eenige reden , om iets goeds te voorzien , of iets kwaads te vreezen. Wat het gevoel betreft. Hóe prikkelbaarer des lijders lighaam in het gemeen is, hoe meer -men vooral bij kinderen , de ftuipen onder den aanval zal vermoeden. Heeft het eene plaatslijke te groote aandoenlijkheid der longen , dan zal het acces, voor zoo verre het ftuipachtig is, te heviger wórden, en de nabij geleegen deelen , door de fchudding of het medegevoel des te meer te lijden hebben. Hoe bejaarder de Zieke is, hoe ongunstiger deeze grond van Voorzegging weezen moet], alzoo de Convulfiove beweegingen bij Zuigelingen en andere kinderen , zelden gevaarlijk zijn. Opzichtelijk de beweeging. De grond van voorzegging daar van afgeleid, ftrekt zich uit tot den naderenden aanval, gelijk uit deszelfs voorioopige tekenen (§. XLIII.) blijkt. Het H 3 geen  ïi-8 J. VEIRAC >de Foorzegglngsg. van den geen voords uit de Convulfieve beweegingen kan voorzien worden, is reeds gezegd, of zal in het vervolg voorkoomen. Ten aanzien van den Jlaap. De meeste lijders brengen den nagt onverhinderd door ; echter heb ik dikwijls gezien, dat de dag rustig was, en de aanvallen zich des nagts vertoonden* Gebeurd het een of ander bij herhaaling , dan [kan dit ook voor het vervolg vooufpcid v/ordcn. Wordt het kind zelfs van het begin der Ziekte, onder den ftaap door ftuipett geftoord, dan vreesd men met rede, •dat die onder de aanvallen heviger zijn zullen, •Is de ademhaaiing van het flaapcnd kind, kort €.1 ftertoreus, dan is eene congestie te dugten, vooral wanneer dit toeval, na eiken aanval , onder den flaap vermeerderd, Is het 1 ij— dertje altijd dommelig en opgezet, zijn vooral de oogleeden bol, de oogen rood , dan vreesd  K I N K II O E S % 13? lieer, die in zulke, fomtijds zeer netelige om* Handigheden , de bijzonderheden wikt eri weegt , alles ontwikkeld en zijne voorzeg» gings-gronden fehikt naar elk bijzonder geval» §. LXXIII. De derde grond van voorfpelling ligt l« de ge* neeswijze (§. LX. No. 3.) Veele kinders zijn afkeerig van alle Geneesmiddelen. Dit kan eene Ziekte, anders van weinig belang, trapswijze doen verergeren, en den Arts gevaarlijke , zelfs doodelijke vooruitzichten verfchaffen» Dit merkt hij uit den loop des Kinkhoests en voorzegd de gevolgen , die de Ziekte , aan haar zelve gelaaten ,zal te weeg brengen. Deeze kunnen zoo dikwijls verfchillett in foort en hevigheid, als de Geneesheer in ftaat zoude zijn geweest, om dezelven te voorkomen of in tijds te fluiten. Zijn veele Ouders, vooral onder de fmalle gemeente, niet zoo verkeerd barmhartig, dat zij hunne kinders met geene middelen willen plaagen, maar de Kinkhoest zijnen vollen loop laaten ? Dit maakt in den grond van Voorzegging geen ander verfchil, dan dat de fchuld van alle kvvaade gevolgen, den onnoozelen kindertjes geen» zins, maar wel hunne Ouderen te wijten zijn, I % An»  132 J. VEIRAC, de Voorzegging^ g. van den Anderen bedienen zich in den beginnen en fomtijds langer van middeltjes tegen de Verkoudheid , zoete bon bom, ftroopjes , fuikei koekjes, en wat voordsdemaag bederft, verflapt, verfljmd. Dit is regt gefchikt, om den hoest moeilijker, den flijm taaier, en de braaking langduuriger te maaken. Veele beproeven , het geen onkundige vóórpraaten , of het geen zij , in de handboekjes voor den gemeenen man , onder den titul, welke naar hun inzien, meest met de Ziekte ftrookt, aangepreezen vinden, zij maaken foms ter kwaader uur gebruik zelfs van de beste Artzenijen, en leggen !gronden , op welken een kundig Arts, verflijmingcn , vermeerdering van ftuipen , koortfen , met een 'woord , verfcheide gevaarlijke gevolgen voorziet en billijk voorfpeld, terwijl, het geen wij thans berispen , andere Ziekten bij den Kinkhoest kan voegen. De Geneesheer let daarom op het geen zijne koomst is voorgegaan, en neemt daar na zijne maatregelen ten aanzien der prognofis. Thans doed zich eene Vraag op , welke ik liefst had overgefiaagen ; te weeten ; bevat de behandeling zelfs van fommige geordende Artfen nimmer eenigen grond vankwaade voorfpelling? men zalmeer dan te veel ftoffe , in het verder beloop van dit ftuk vinden , om deeze Vraag te beant- woor-  KINKHOEST. ï33 woorden. Wat men op grond eener beredeneerde en o dervindelijke wijze van doen in dit geval te wagteh hebbe, zij ter befliffing van de i Lezer na de overweeging des Elfden en Twaalfden Hoofdftuks. §. LXXIV. De laatfte , zekerffe en.beste grond is de ondervinding (§. LX.. No. 4.) Deeze getrouwe gidfe op ongebaande WBgehij die heldere en veilige geleidftar in duisternis, rigt hetpad, al fchijnt het verband der rede te misfchen. Verfchijnfels in den loop van Ziekten, op gelijke tijden, in gelijke omfhndigheden vernoomen , en aan eenfoortige voorafgaande gebeurtenisfen verbonden , geeven den beproefden Arts eindlijk eene bijna meer dan mcnschüjke kunst van voorfpelling. Even dit maakte de HlPPOCRATESSEN , de SlJDENHAMS , de BOER- haavens, en Gaubiussen tot de orakels der practijk. Alle ondervinding is echter niet even geldig: Wordt zij verzameld door eenen Arts, die het waarc van het vaifche fchift, geene fchijnbaarheeden voor echte munt houd, zich zeiven niet beguichclJ, geene wezenlijke zaaken als kleini^heeden befchouvvd , dan zal zzjne ervaaring-door den. tijd proef houden. I 3 Het  134 J-VEIR-AC, h Voorzcggingsg.van chn Het tegendeel vuld het brein met niets hedul* dcnde hersfenfchimmen. Mijn Arts zoekt, waar hij kan, het eenvoudige, dat zuiver kenmerk der waarheid , in de zee van faamgefteldheeden , en tragt, op dien grond, zijne ondervinding van alle nuttelooze inmengfels te louteren , en hij vestigd eindelijk op dezelve een gebouw, dat inftorten kan noch wankelen. Om hier in te flaagen, heeft deeze Geneesheer zich vooraf verrijkt met de ondervinding zijner voorgangeren. Hij blijft altijd oplettend, dringt zich niets voor waarheid op ïn twijfelachtige verfchijnfelen , vergelijkt al, \ wat hem bij elke Epidemie voorkoomt bij het geen hij te vooren zag, en bij eiken nieuwen lijder blijft hij even oplettend om zijne verzamelde kundigheden te vermeerderen, De grond van zijne bevinding wordt vaster en vaster. Hij voorpeld eindelijk niets of de uitkoomst bevestigd zijne voorfpelling. Zulk eene ondervinding ftrekt dan ten gewisfen grondflaage der Voorzeggingskunde in alle Ziekten, dus ook in den Kinkhoest. Een Arts, dus toegerust, weet alles , wat zinds de Kinkhoest is bekend geweest, in allen oorden en taaien, is gefebreeven, Hij weet wie zijner kunstgenooten uit zekere omftandigheden , gewisfe gevolgen al of niet voorfpelden, Hij kend de wpr-  KINKHOEST. 135 waardij der verfcheidenheden, welke zij , in elke nienwe Epidemie bij vcrfchillende lijdederen, hebben opgemerkt. Hij kend de onderfcheide geneeswijze, de kragt der Specifieken, en voorziet hunne werking. Hij weet wat de natuur, zonder behulp der kunst vermag, kend de middelen, om haar te helpen, wanneer zij tc zwak is; te regt te brengen, wanneer zij afwijkt; te beteugelen , wanneer zij te fterk. Naar geraaden de Geneesheer meer van deeze fchattcn bezit , zal hij met des te meer voordeel gebruik maaken van de verdere gronden van voorzegging, vooral indien hij de tekenen , toevallen en gevolgen van alle Ziekten , welken met den Kinkhoest meest overeenkoomen, oordeelkundig onderfcheid. Dit tafereel fchetst de vereischten van eenen ervaaren Geneesheer , en tevens den grond der Voorzegginge, in de ondervinding geleegcn. Mogelijk had men verwagt, dat ik uit den fchat der bevinding van anderen , en uit mijnen geringen voorraad, eene verzameling van regelen ter voorfpelling zoude hebben opgegeeven. Men had misfehien daar voor mijne fchilderij willen ontbeereti. Doch dit was hier de zaak niet. Ik heb in deeze geheele Verhandeling, tot dus verre gebruik gemaakt I 4 van  136 J. VEIRAC, de Voorzeggingsg. van den van het geen ik wist,en heb gezien, en zal op dien voet voordgaan: zoo dat men, wanneer ik deeze bedenking had voorgekoomen, eene onnoodige fchets zoude hebben van het geen door dit geheele'werk, meer gevoeglijk is verfpreid , en op zijn plaats gebragt. Ik moest alleen hier handelen van de vereischte eener deugdelijke ervaaring, zonder mij in te laaten in de waarde of onwaarde der afzonderlijke overige gronden van Voorzegging, §. LXXV, Op deeze onwrikbaare gronden (\§. LVIILXXIV.) fteund het hecht gebouw der Voorzegging in den gantfchen loop onzer Ziekte. Zij, voor zoo verre die kunnen gepaard gaan, geeven den Arts het vooruitzicht der goede en kwaade gevolgen ~of leeren hem zijne kundigheid zoo lang te wantrouwen, tot zijne gronden vast gevestigd zijn, AGT-  KINKHOES T. 137 AGTSTE HOOFDSTUK. Krijgt men den KINKHOEST meer dan eens? \j)m dit Voorftel op te losfen, geldt alleen de ondervinding. Wanneer ik de mijne zinds eene lange reeks van jaaren , raadpleege , dan moet ik antwoorden : demensch krijgt den Kinkhoest nooit of maar eens. Onderzoeken wij de waarneemingen van anderen , dan vernecmcn wij bij Baldinger even het zelfde (V). Bisset, ontkend rond uit het tegendeel (b). Rosenstein ftaafd met eene ervaaring van twee en dertig jaaren, dat de mensch maar éémaal door deeze Ziekte wordt bezogt (Y), hetgeen door Strandberg (d) en Tissot (e) wordt bekragtigd, terwijl de kundige Sims dit ftuk in twijfel laat, wanneer hij beweerd, dat men §. LXXVI. zel- O) No. 5. 00 No. 32. (/O No. 7. CO Nu- 35. Is (0 No. 30.  J38 J.FEIRAC, krijgt jnen meer dan eens den zelden of nooir, den Kinkhoest andermaal ondergaat (Y). Mogelijk zal het in dit opzicht, geieegen zijn met deeze Ziekte, als met de Kinderpokjes. Na langen tijd ftellig te hebben beweerd, dat de laatfte Ziekte den mensch maar eens kweld; na de ondervinding van hen, die het tegendeel beweerden op allerleije wijze verdonkerd, twijfelachtig gemaakt of ontkend te hebben , is men eindelijk verplicht geweest, om zich door menigvuldige waarneemingen te laaten overtuigen. Althans geen edemoedig Arts trekt de herkoomst der Kinderpokjes in twijfel. Tot deeze gisfing bekoomt men aanleiding door de ervaaring van den geloofwaardigen en beroemden Hannes , die niet alleen een overreedend voorbeeld bijbrengt van een Kind, het welk onder zijn oog den Kinkhoest tweemaal doorHond , maar hij Haafd ook daar te boven met het gezag van den kundigén Leidenfröst , dat de herkoomst deezer Ziekte gansch niet zeldzaam is (ij). Hebben deeze twee Geneeshecren zich bedroogen? den eigenlijk gezegden Koehoest, voor den Kinkhoest aangezien? moeten wij de zaak bij meerderheid be, O) No. 31. h) Mo. 2\.  K I N K HOES T. 139 beflisfen, en ons voegen aan den kant der geenen , welke dit voorftel ontkennender wijze beantwoorden? wordt dit ook niet bevestigd door zulken , die van de twee of meermaalige verfchijning deezer Ziekte geen woord fpreeken? Het fchijnt mij toe, dat dc zaak op die onedelmoedige wijze niet mag worden beflischt. Zoo lang men belanglooze oprechtheid hulde doed, mogen geene Heilige verzekeringen van geöcffend-n en waarheidminnenden Artfen ontkend worden. Ik geloof, dat den meesten Schrijveren de Kinkhoest bij het zelfde mensch maar eens is voorgekoomen. Ik geloof, dat Hannes en Leioenfrösï dien bij het zelfde voorwerp meer dan eens hebben ondervonden , en het zou mij niet verwonderen, dat dit ook door anderen is gezien. Behoudens deeze Helling, moet men echter opmerken , (gelijk [ik vroeger gezegd heb) dat dc Kinkhoest fomtijds voor eenige daagen, weeken of maanden afbreekt, en daar na, zonder voorafgaande fchijnbaare Zinkinghoest wederkeerd , en bijblijft tot de Ziekte haaren loop heeft volbragt. De waarheid van dit Huk heeft mij de ondervinding herhaalde reilen getoond ? hoewel het mij nimmer in den zin  !4° J- VEIRAC, krijgt men meer dan eens den zin kwam, om deczen nieuwen aanval voor eenen nieuwen Kinkhoest te groeten. Dit zij genoeg ter ontwikkeling van dit gedeelte der Vraage.  K I N K H O E S T. 141 NEGENDE HOOFDSTUK. Is de KINKHOEST besmetlijk-? §. LXXVII. Eene Ziekte is befraetlijk, wanneer de op.' wekkende oorzaak van eene of meer lijders overgaat tot een gezond mensen, het welk de zaaden dier zelve Ziekte bezit, en wanneer uit bijder famenloop haare naaste oorzaak ontftaat. Deeze overgang gefchied door eene onmiddelijke gemeenfehap van den lijder met den gezonden , gelijk in de Venus-ziekte; of door eene willekeurige mededeeling der, fmetftoffe , gelijk bij de inenting der Pokjes , Mazelen, en van het Schurft; of de befmetting gefchied door het algemeen voertuig van dampen, de lucht naamlijk, en wel op verfchillende wijze, of liever langs verfcheiden weegen (§. IX- N. 4.) , en alzoo gaat de Ziekte over van den eenen mensch tot denmanderen , van de eene tot de andere, buurt, van het  t4t J. FE IR AC, de Befmetlijkheid van den het een tot het ander Dorp, Stad, Land, en WaerelddeeJ. Thans zijn wij in de gelegenheid , om de waarlcbijnlijk befmettende natuur boven ( §4 I. No* 2.) onderfteld, ten aanzien des Kink* hoests, opzetlijk te overweegen. Ik fpreek van eene waarfchijnlijkheid, gemerkt de zekerheid hier, naar mijn inzien , niet is te vinden ; of is het , ten betooge daar van , genoeg , dat veele menfchen tegelijk, of binnen etJijke dagen ziek worden ? immers neen , want dit omfchrijft wel eene Epidemieke Ziekte. Maar die is niet altijd befmetlijk , gelijk de Voor- en Na-jaars Koortfen, de Zinkinghoesten, de ontftooke Borstziekten, en veele anderen overvloedig bewijzen ; Ziekten, die met geen recht altoos op de lijst der befmetlijken kunnen geplaatst werden. Zij worden door eene algemeene oorzaak, die hen aantast, welke meest vatbaar zijn, te weeg gebragt , zonder dat een eigenlijk gezegde fmet hier in deeld. Deeze overweeging gaf zelfs in onze dagen gelegenheid, om de befmetlijken aart der Kinderpokjes merkelijk te bepaalen. Stel eens, op dat wij nader tot ons oogmerk koomen, dat in verfcheiden buurten eener ftad, dertig kinders ter gelijker tijd, of binnen zeer weinige dagen, door den Kink- hoesE  KINKHOEST. 143 hoert werden aangetast: ftel, dat dit in veele fteeden tellens gebeurd: zoud Gij hier uit befluiten , dat deeze Ziekte volftrekt befmetlijk is? de bekende Influenza, die gansch Europa eensklaps overviel, moet dan de bcfmetlijkfte van allen zijn gciveest. Om den befmettenden aart eener Ziekte onwederfpreeklijk te bewijzen , moet ten klaarften betoogd worden, dat geene andere opwekkende oorzaak, dan een miasma Coniagiojum heeft kunnen plaats hebben , en dat alle overige , in verband met de Ziektezaaden, buiten ftaat zijn, om die Ziekte te vormen. Maar wie zal dien taak opneemen , zoo lang het waare wcezen van alle fraetftoffen onbekend is ? zoo lang de verfchillende beftanddeelen der onderfcheide luchten geene Ziektekundige regels gedoogen ? eene laatere eeuw zal mogelijk deeze duisternis opkiaaren , en het nageflacht zich over onze onkunde verwonderen! Men.ziet hier uit, waar voor de ronde maar onbeweeze verzekering van veelen voornaame mannen moet gehouden werden ; naamiijk van hen , die met Baldjnger (a) en Bisset (b), de befmetlijkheid van onze Ziekte voor bewcezen houden; met Chalmers (c) , die er bijvoegd, dat zé zelfs O) No. 5. (/;) No. 7. (0 No. 13.  144 VEIRAC, de Befmetlijkheid van den zelfs van over Zee befmet. Wie is ftout genoeg , om met Rosenstein (ji) te durven bepaalen, dat deeze bcfmecting even zoo gefchied als die der Mazelen en Kinderpokjes ? ja, met hem te gisfen , dat het miasma in wormpjes beftaat ? of ook met Sms (b) en Strandiserg (c) het vermoogen van het zelve zoo onbepaald te ftellen, als mogelijk is? Men blijft vraagen , wat is 'er van de befmetlijkheid des Kinkhoests ? moet die ontkend of gefteld worden ? Ik heb dezelve nergens beweezen gevonden en erken mij onvermogend, om dit gebrek te vergoeden. Het te, gendeel is evenwel, verre van onmooglijk. Die de befmetlijkheid deezer Ziekte voor egt houd, valt derhalven in een onbeweezen uiterfte : die ze ontkend in een ander, even weinig beweezen. De laatfte handeld echter minst voorzichtig , want zoo lang de onbefmetlijkheid niet bondig is beweezen, mogen en moeten wij de mogelijkheid eener fmetftoffe onderftellen , en de middelen van voorbehoeding niet terzuimen. Ik houde het dan , tot heden, daar voor', dat de Kinkhoest, door middel van een eigenaartig fmet of vergif (miasma , virus) van de lijderen voorkoo- men- 0) No. 30. (b-) No. 31. 0> B2.  KINKHOEST. 145 mende, allerwcegen kan worden vocrdgeplant. Om deeze gisfing niet zonder eenig bewijs te laaten , zal ik de waarfchijnlijkheid van deeze onderftelling met drie waarneemingen tragten te ftaaven , hoewel ik haare ongenoegzaamheid ter befiisfing van de zaak, voorloopig erken. Ecrfle waarneeming. De Beurtfchipper van een Dorpje, ongeveer vijf uuren lijnregt geleegen van eene Stad , alwaar de man af en aan voer, kwam van daar, toen'er de Kinkhoest heerschte , in gezelfcbap van zijne knegt, een jongen en drie reizigers. Niemand van hen had den Kinkhoest, welke onder de Dorpelingen noch in den omtrek werd vernoomen. Des Schippers Vrouw zoogden een Kind van agt maanden , zijnde de oudften der drie overigen zeven jaaren. Elf dagen, na des Vaders t'huiskomst, kreeg het jongfte Kind den eerften trap van den Kinkhoest, en veertien dagen laater waaren de overige Kinders in het zelfde geval. De Zuster van de Vrouw , in het naaste Dorp woonende, bezocht de Kinders. Na verloop van tien dagen had haar oudfte een zesjaarig Kind de beginfeis.van dezelfde Ziekte, welke zich, veertien dagen daarna, ook bij het jongfte Kind, au- VI. Deel- K der-  146 J. VEIRAC, de Befmetlijkheid van den derhalf jaar oud , vertoonde. De Kinkhoest ging niet verder. Is het niet waarfchijnlijk, dat de Schipper de fmetftoffe in zijn huis heeft gebragt? Tweede waarneeming. Een Bleeker kreeg uit eene Stad, les uuren verder geleegen, alwaar onze Ziekte heerschte; uit een befmet huis, allerlei foort van vuil goed. De Kinkhoest was noch in , noch omftreeks zijne woonplaatfe, maar na verloop van dertien dagen hadden drie van zijne vijf kinderen denzelve in zijn begin, en de twee anderen ftonden dien insgelijks kort daar na door. Ik heb niet kunnen onfdekken , dat de Ziekte verder ging. Is 'er niet eenige grond van waarfchijnlijkheid, dat het fmetgift zich had gewikkeld onder het goed, en de zaaden des Kinkhoest bij deeze Kinderen heeft opgewekt? Derde waarneeming. In den Herfst van den Jaare 1771. ging de Ziekte te mijnen vrij fterk door. Mijne lijdertjes bezogt hebbende, reed ik 's middags naar een Dorp vier uuren gaands verder, het geen ik om den anderen dag hervatte. De Kinkhoest, dien niemand had , begon aldaar veertien dagen na mijne laatfte Vifite, in het huis alwaar mijn Lijder woonde. Geen der vier kinderen bleef vrij, en de Zjekte tuste wijders veele kinders in het Dorp aan, zon-  I KINKHOEST. 147 zonder verder te gaan. Is het niet geöorloft te gisfen, dat ik het fmet heb overgebragt? Pleiten deeze waarneemingen niet meer of min voor de waarfchijnlijkheid van de befmettende geaartheid des Kinkhoests door middel van den dampkring? in geen deezer gevallen had toch eene onmiddelijke gemeenfehap van den zieken en gezonden plaats. Ik wil dezelven nu niet verder doen dienen: ook ontglippen mij geenzins de tegenwerpingen, welke uit mijne redeneering tegen dit befluit zouden kunnen worden aangevoerd. Maar wie kan in deeze duisternis de zaak zoo veel lichts geeven, dat zij voor elk zichtbaar is ? De wijze op welke dit fmet aan den dampkring wordt medegedeelt, is even onbetoogbaar. Zou het zelve , in de hevigheid der Ziekte , gewikkeld in den flijm van de keel en het longvlies (§. III.), met de uitgeademde lucht aan den dampkring medegedeeld , zich niet overal kunnen verfpreiden ? of met de klederen zich vermengen en vervoerd worden? dat het zich althans met de kwijl vermengd fchijnt uit de volgende ondervinding te blijken. Een kind van vijf maanden werdt met de pappot gevoed , waar toe men zich bediende van een meisje van veertien jaaren. liet kind kreeg den Kinkhoest. De Voedfter K 2 lik-  14.8 J. VEIRAC, de Befmetlijkheid van den likte , naar gewoonte , telkens de lepel af, met zulk een gevolg, d:it zij den zestienden dag na dat het lijdertje derf eerften aanval des tweeden tijdperks onderging, de beginfels van den Kinkhoest vernam , en dien wijders geheel doorftond. Het is in dit geval opmerklijk , dat dit meisje eenige maanden te vooren, in haar moeders huis alwaar drie kinders den Kinkhoest, in haar geduurig bijweezen doorftonden, en niet was befmet geweest. Een Boeren kind van zes jaaren bleef ongeraakt , offchoon haare twee jongere broertjes de Ziekte hadden. Korten tijd na de volkoomen herftelling der laatften , bezogt zij met haare moeder een buurkind , insgelijk ziek. Eene omftreeks dat huis, op haar buitengoed zich bevindende, liefdaadige Vrouw, had eenige verfnaaperingen van macarons, enz. bezorgd. Het ziek kind had van het een en ander iets gebeeten. Het gezonde knapte ter fluiks fommige van deeze overgefchooten lekkernijen. Ka verloop van twaalf daagen had het de beginfels van den Kinkhoest, welke zoo hevig was, dat zij bijna onder den hoest bezweek. De twee laatfte aanmerkingen geeven gelegenheid tot deeze Vraag: kan de Kinkhoest doer een foort van Inenting voordgebragt worden? en het geen in ditlloofdftuk gezegd is zal  KINKHOEST. 149 zal gezaamüik moeten dienen , om ecnigen fteun te geeven aan ons gevoelen betreklijk de befmettende aart dier Ziekte, ten minsten, om de Voorbehoeding, welke in de Vraag aan die befmetlijkheid verknógt is, met opzet te onderzoeken. Tot dit laatfte krijgt men niet weinig aanleiding uit het geen ik boven ( §. XIX-XXV.) ten aanzien der opwekkende oorzaak heb gezegd, en (vooral §. XXV.) aangedrongen tegen hen die het miasma ontkennen. Een Arts, die zijne zorg uitftrekt ook ten behoeve van zijnen gezonden evenmensch, kan in die gevallen niet anders doen , dan hem den gelcj^iktften weg te wijzen, om zijne gezondheid te bewaaren. Hoe dit best gefchied met opzicht tot den Kinkhoest gaan wij thans befchrijvcn , en zullen daar in'zoo veel het gewicht des Onderwerps toelaat, de kortheid betragten. K 3 TIEN-  *5° VEIRAC, de Voorbehoeding van den TIENDE HOOFDSTUK. De Voorbehoeding van den wijze om de Kinkhoest te voorkoomen, moet beftaan, of Eerftelijk: in het verminderen van de vatbaarheid, of Ten tweeden: in het ontwijken of kragtloos maaken van het befmettend vermoogen. Zaaken onze aandacht dubbel waardig! Opzichtlijk het eerfte: De algemeene Ziektezaaden (§. XIV.) zijn gegrond in het famenftel van ons lighaam (,§. VI on VII.) en daarom voor geene verandering vatbaar. De Ziekte alleen kan die vatbaarheid geheel opruimen, indien zij geheel afloopt, of vermin- KINKHOEST. §. LXXVIII. §. LXXIX. dc-  KINKHOES T. 151 deren, indien zij voor eenen tijd afbreekt. De bijzondere Ziektezaaden (§. XV.) zijn in tegendeel vatbaar voor vermeerdering en vermindering , en daarom kunnen zij ook verandering ondergaan. Het is deswegens eeniglijk van dien kant, dat wij de voorgefchiktheid in deeze Afdeeling te befchouvven hebbe. Ten dien einde zou ik kunnen voldaan met eene gemeene raadgeeving , om alles te vermijden wat gefchikt is ter vermeerdering der-Ziektezaaden, en het tegengeftelde aan te wenden. Doch het belangrijk werk gedoogd dien fprong niet; zóó zelfs, dat al viel mij iets overtolligs uit de pen , ik mij veel eer met des Lezers toegeevendheid durve vleijen, dan dat ik eenige verfchooning te wagtcn had, indien dee, ze zaak ter loops werd behandeld. Laatcn wij beginnen bij den wortel van het kwaad. De grondflag eener aangeërfde voorgefchiktheid tot den Kinkhoest (§. XVI: N. 1.) moet gezogt worden bij de Ouders , en het nadeel, daar door te weeg,, gebragt, bij de Kinderen. - De middelen ter Voorbehoeding, hier toe betreklijk, moeten des uit twee punten worden omfchrecven. Eerst zal ik de middelen opgeven , welke ftrekken kunnen, om de oorzaak der Kinkhoestige Ziektezaaden, aan den kant 1 der Ouderen te verminderen; en daar na die, K 4 wel-  152 VEIRAC , de Voorbehoeding van den welke dienen kunnen, om de overgeërfde vatbaarheid der kinderen te verbeteren. §. LXXX. Aangaande het eerfte zullen wij liefst het oog houden op onzen Landzaat. Dit zal een Vaderlandse}, Genoodfchap, dit zullen mijne Landgenooten billijken. Naar maate eene Natie zwakker en aandoelijker wordt, bezitten de kinders in dezel, ve evenredigheid de zaaden van Ziekten, welke zwakheid en aandoenlijkheid "onderftellen. Dat die verbastering bij ons plaats heeft, leerd de ervaaring zoo gewis , en wordt zoo bondig beweezen door werken welken in elks handen zijn, dat het overtollig weezen zoude, om over dat ftuk veel te zeggen. Vergelijk flegts de oude Germaanen, hunne Wijven en Kinders bij ons Geflacht. Herinner u wat weelde en wellust en het misbruik van verflappenpende dranken doen kunnen. Men zou den Regent te vergeefs zoeken in het veld , om het zelve te bebouwen; de vrouw van den aanzienlijken man met haar huiswerk beezig , en haare kinders onledig om haar of den werkzaamen Vader te helpen. Het eerlijk huwelijk verkoos men voor eene geftadige vervvis- fe-  KINKHOEST. 153 feling van driften. . Hier door waaren onze Vaders vrij van verfcheiden Ziekten , die thans gemeener zijn dan ooit , en een zwak aandoenlijk zenuvvgeftel tot haare voorgefchiktheid hebben. Men zoekt het beftaan van nieuwe Ziekten, of de verzwaaring van ande. re niet zelden in de natuurlijke geaartheid des Lands, of in van buiten aangebragte oorzaazaakcn. Maar zou men niet met ruim zoo veel gronds kunnen gisfen (fchoon niet volledig bewijzen,) dat wel het opwekkend vermogen plaats had , maar geene genoegfaame (of niet genoegfaam vatbaare) zaaden ter opwekking vond? zoo lang echter deeze zaak op enkel gisfen fteund, pleiten wij voor de onfchuld der natuurlijke gefteldheid van ons Vaderland. Hoe het zij, de leefwijze koomthier vooral in aanmerking. Aan haar toch is het, 1 mijn's oordeels, toe te fchrijven , dat de Ge1 neeskundige fchriften , anderhalve eeuw ge1 leeden, meest van ontftooken Ziekten moes: ten gewaagen, als meëde van heeten Koort: fen , en zulken gebreeken , welken een : fterk Zenuwgeftel en wel bereid bloed onderftellen ; terwijl zij bijna niets konden reppen van zoodaanigen,die eenetegcnovcrgcftelde voorgefchiktheid vorderen , en thans, de hoofdrol fpeelende , de voornaamfte onderK 5 wer'  154 J. VEIK AC, de Voorbehoeding van den werpen zijn van de hedendaagfche Geneeskundige werken. Uit het een en ander hinkt, waarom wij de eerfte Regel, ter voorkooming van den Kinkhoest, in de verbetering der ftraks gemelde gefteldheid der Ouderen willen gezogt hebben. §. LXXXI. Wij moesten dierhalven de bronnen aanwijzen , uit welken onze nationaale zwakheid , aandoenlijkheid en kwaadfappigheid voordvioejen, zoo wel als de middelen ,"pm dien Aroom te fluiten, en zijne gevolgen te voorkoomen. Maar zou dit geen overtollig werk zijn? dé laatfte V^handelingen van het Provinciaale Genoodjchap, andere bekende fchriften , en de dagelijkfche ervaaring toonen al te overvloedig, dat en hoe de Melancholie, Hypochondrie,' Vrijfterziekte en andere foortgelijke ongemakken van het Zenuwgeftel, als ook de zaaden van flijm en.fcheurbuikige Ziekten, de voornaamfte vruchten zijn onzer leefwijze. Men heeft ook, ten genoegc des- Genootfchaps, de gefchiktfte middelen, ter voorkooming haarer nadeelige gevolgen duidelijk aangeweezen. Ik beroep mij des op het gezag dier Schrijveren. Het kan des noods, worden beweezen, dat zulk  KINKHOEST. IJl zulk een opvoeding en leefwijze , ftrijdig met die der ouden Bataaven, eene algemeene angstvallige vreesachtige geaartheid en wandoenlijkheidte weeg brengen. Mogten wij den tijd beleeven, waarin de'leef wijze der Belgen en hunne vermaaken , zoo verre die met de meerdere befchaafdheid des tegenwoordigen tijds llrooken , gevolge werden! dan zou ook ons geftel , in het zelfde Land , onder dezelve Luchtftreek meerder aan hun manmoedig geftel evenaaren., Dan ook zouden wij minder hebben te vree'zen voor de heimelijke vijanden, welken ons kroost allerwegen belaagen , naamlijk de bovengemelde Ziektenzaaden , en het vermogen der opwekkende oorzaaken zou weinig of geen nadeel te weeg brengen. Na deezen kleinen uitflap, hebben wij meer bijzonder iets te zeggen van de Moeders voor en onder de zwangerheid. Zij toch hebben . de naaste betrekking op haar Kroost, en die erft van haar inzonderheid de zaaden der Ziekten. Maar ook hier in zijn de ftraks bedoelde Schrijvers zoo wel voorgegaan, dat alles met weinige woorden kan worden afgedaan. Al wat den geest verzwakten fchokt, het bloed verdunden verflijmd, de vaaten weekelijk , de zenuwen prikkelbaar maakt, de bijzondere deelen te veel Hoofd en verflapt , legt den grond  156 J. VEIRAC, de Voorbeheding van den grond tot, en onderhoud ongefteldheden , welken eene reeks van Zenuwziekten, het bederf des bloeds en flijmige ontlastingen, vooral den Witten Vloed , tot haar gevolg hebben-. Men neeme daarom het tegengeftelde in acht, en volge de voorfchriften, welken, zoo ten aanzien van de lucht, als der fpijzen , dranken , kleeding, dekfel, gemoedsbewegingen , enz. in de gemelde Verhandelingen te vinden zijn. Het nut van deezen regel fteund in de zwangerheid , alleen op den gemeenfehappelijken omloop des bloeds van Moeder en Kind: want wat 'er van den invloed der verbeelding eener zwangere op haare vrucht zij, laatikvoor hen, die meer, dan ik, verkiezen , om het onbegrijpelijke te beredeneeren. Wie zal de noodzaak'ijkheid van ons voorfchrift in twijffel trekken ? men opene flegts zijn oogen, om van de waarheid der ftellingen, opzichtelijk de voordplanting der lighaamsgcfteldheid van de Moeder tot de Vrucht, overreed te worden. Befchouw een gegeeven getal pas, gebooren Steedfche kinderen, daarnevens een gelijk getal Boerenkroost: Hammen de eerfte van zwakke Zenuwzieke Moeders, de laatfte van frisfche, welgefpierde ftevigc Boerinnen , dan zal het verfchil des te blijkbaarer zijn. Verlies deeze kinders niet uit uwen aandacht, en  KINKHOEST. 157 en Gij zult overreed worden, dat zoo veele der Stedelingen de Zaaden van Zenuw- en Slijm-ziekten medegebragt hebben, als Gij onder de laatfte zien zult, daar toe geene meerdere geneigdheid plaats te hebben, dan onder allen overigen gezonden menfchen. Genoeg van dit onderwerp. War. het zuigen en de verdere ouderlijke plichten betreft, zal in het vervolg aangetoond worden. §. LXXXII. De tweedeen voornaamfte zorg zeide ik, den kinderen te betreffen (§ LXXIX.) Of zij de algemeene dan ook de bijzondere Zaaden der Ziekte bezitten , of zij de laatfte door de overerving , de opvoeding, of anderzins kunnen verkrijgen of hebben verkreegen , in allen gevallen zullen de middelen , om de vatbaarheid te verminderen moetén gezogt worden ; 1. in de Lucht; 2. in hetVoedzel; g.in de Beweeging en Rust; 4. in de aandoeningen van de Ziel; 5. in de ongevoelige uitwaasfeming; 6. in de behandeling der Ziekten , welke de Zaaden des Kinkhoest kunnen bevorderen. Deeze zaaken moeten wij, toepaslijk tot ons tegenwoordig onderwerp afzonderlijk overweegen. §. LXXXIII.  158 J. VEIRJC, de Voorbehoeding van den §. LX XXIII. Voor eerst: dan de Lucht. Haare eigenfchappen moeten zodaanig worden geregeld , dat zij de uitwerking kan doen , ftrijdig met die, welke onder de oorzaaken der meerdere vatbaarheid voor onze Ziekte zijn opgcgeeven (§. XLVIL N. 2. Art. L): dat is; zij moet het lighaam in het gemeen (verg. '§. XVI. N. 2.) en het inwendig geitel der Jonge in het bijzonder, kunnen verfterken, en de prikkelbaarheid haarer Zenuwen verminderen. Deeze eigenfehap bezit eene drooge , koele dampkring , vooral , indien dezelve dikwijls verfchikt en nooit bedorven wordt met uitwaasfemingen van natte doeken, of den rook van zwavelige turf.. Een groot luchtig vertrek met een open fchoorfteen is daarom de beste {kapkamer, en meest gefchikt voor eene Kraamvrouw. Kagchels moeten daar in niet geduld worden. In ftede van het kind in eene nieuw modifche Franfche pijpmande te Itom* melen, zal voor het zelve een ruime wieg beter gefchikt zijn. Des winters houde men de kamer met een matig vuur warm en droog, en verplaatfe men het kind van tijd tot tijd in een andere kamer. De gemeene man moet zijne kinders trapswijze aan allerleie foort van lucht  KINKHOEST. 159 lucht gewennen; eene raad, die nuttig zijn konde voor menfchen van allen ftanden, was Per geen rede van vreeze, dat eene kwalijk geplaatfte liefde hier in vaak averechts handelen zoude. Wil men eene gewenschte uitwerking van deeze voorzorg erlanggn, dart moet zij zoo wel worden in acht genoomen, wanneer de Ziekte niet heerscht, als wanneer zij doorgaat, in welk laatfte geval de lucht in de vertrekken met zodaanige dampen kan worden voorzien, die de ervaaring heeft geleerd , meest gefchikt te zijn, om de long te verfterken , voor de opwekkende oorzaak minder vatbaar te maaken , terwijl fommige voorgeeven , dat zij ook het vermogen zouden hebben, om de kragt der fmetftoffe te verminderen. Ik bedoel den waasfem van kookenden azijn, brandewijn, teer', den rook van kruid , den Spiritus rector van fommige planten, vooral tabaksrook en diergelijken , zodaanig getemperd, als noodig is voor de meer of mindere gevoeligheid des kinds. §. LXXXIV. Wij moeten in de tweede plaats, fpreeken van liet Voedzel. Ik zal voordgaan, om ook in dit en de verder algemeen bekende onderwerpen,  i6o j. FE IR AC , de Vooriehoeding van den pen , niet verder uit te wijden, dan ik gevoeglijk, zonder gaping over te laaten, niet voorbij kan. Het Zog , (hier zal het toch meest op aankoomen) moet in aart en hoeveelheid altijd gefchikt zijn naar des kinds kragten en gefteldheid. Een Hevig kind zuige een goede fterke minne ,• een zwakker, worde gezoogd door eene gezonde maar minder fterke minne; een zeer zwak kind echter zal best gevoed worden met zog, het geen kragts genoeg heeft, om zijne zwakheid te verminderen., In dit laatfte geval, begrijpt men, is de raad eens kundigen Geneesheer onontbeerlijk , ten einde die de leefwijze der minne rëgele, en het zog langs dien weg , als ook door gepaste Artfenijen des noods, de vereischtehoedaanigheid geeve. Evenwel ben ik van oordeel, dat eene minne, welke de ingrediënten van de winkel niet behoefd, de verkieslijkfte is. Hoe dikwerf heeft men rede , om zich het verzuim van deeze gezondheids regel te beklaagcn ? de invloed van fchadelijk zog op de kinders is zeer groot, en naar maate daar van moet de voorzichtigheid klimmen. Dikwijls heb ik ontmoet zwakke , aandoenlijke, ziekelijke kinders, van gezonden Ouderen afkoomstig, welke kinders hun geftel eeniglijk verfchuldigd waaren aan het  K I N E HOEST. 161 Riet zog van ongezonden minnen. De keuzegedaan zijnde, moet de zoogende zorgen tegen verflappende water- en melkdranken, als mede diergelijke fpijzen, met een woord alles, wat daar te boven de uitwaasfeming teveel bevorderd of vertraagd, als gefnerkt Vet, gerookte , gedroogde en gezoute diergelijke Voedzcls, Spek, taaiVlecsch, en traanige Visch vermijden. Wijders moet zij al doen wat rede en ervaaring, ten besten des Zuigeling , aan de hand geeve. Dit zij genoeg van de hoedanigheid des zogs. Men zondigd, naar mijn begrip , niet minder betreklijk deszelfs hoeveelheid, en wijze van zoogen. Indien men konde goedvinden, om het kind dikwijlende borst te geevcn en t'clkens fpocdiger af te breeken, dan men gewoon is, geloof ik, dat het zelve beter zoude gevoed werden. Aan dit verkeerd beftuur fchrijf ik voornaamlijk toe de menigvuldige braakingen en indigeste, zoo gemeen onder onze kinderen, het overheerfchend zuur, het Coagulum in de maag en d.irmen met zijne gevolgen , de Geelzucht, Sprouw , de Engelfche en andere Ziekten , welke de kragten verarmen en het kind vatbaar maaken voor flijm en Stuipen , terwijl de wei, eene zuurc fcherpte verkreegen hebbende , het tedere bekleedfel van de keel en luchtVI. Deel. L pijp  \6% J. VEIRAC, de Voorbehoeding van den pijp zeer gevoelig en vatbaar maaken kan. Getuigen zijn de brandende hette uit de mond en keel, als ook de Sprouw, aan welke de kinders hier te lande meer dan elders onderderhevig zijn. Hoe gemaklijk zijn deeze gevolgen te voorkoomen ? de dieren wijzen den weg ; zij fiooten hunne jongen te rug , na dat zij een wijle tijds hebben getrokken , en gedoogen niet, dat zij zoo lang aanhouden , tot het zog, een' ogenblik daar na wordt uitgebraakt. De Speening moet niet te fpoedig gefchieden. Doch hier is onder ons minder rede van klaagen, dan over het tegendeel; hoewel ik erkenne , dat de weekelljkheid van het rneerdertal onzer kinderen eene langer zuiging fchijne te vorderen, dan de natuur anders bepaald heeft. Indien men echter langer , dan één jaar aanhoud, loopt bij de meeste moeders alles famen , om het zuigen te ftaaken. Dezoogende wordt zwak, droefgeestig, de vogten worden kwaadfappig , het vaatgeftel verlamtdn zijne veerkragt: zij wordt bleek, wankleurig en begint over eene belemmering in het gezicht, wel eens over het geruisch in het gehoor te klaagen. Het Zenuwgeftel geraakt insgelijks niet zelden in wanorder; met ,een woord, de natuur fchijr.t de zogmaaking niet ZOD-  K I N IC HOEST. '163 zonder dwang te kunnen voordzetten. Het kind vorderd, zoo ten aanzien der vasten als vloeibaaren deelen een fteviger en beter bereid voedzel, dan de moeder kan leveren. De ingewanden en de .tweede wegen kunnen meer werks doen, dan het zog vcreischt. Houdt men, ondanks de natuur, aan, dan wordt het kind flap en bol , de ipieren worden weckeJijk, het bloed flijmig 1 en de vaaten eindelijk onvermogend , om goed bloed te bereiden. Het bloed wordt door de verzwakte longen niet naar behooren gekleinsd, maar laat veeltijds de ftoffe van flijmige hoesten over. Koomt hier eene meerdere prikkelbaarheid der Zenuwen, vooral van de longe, bij , dan geeft het langer uitftel van Speening, het eene groote voorgefchiktheid tot den Kinkhoest. De Dieren kunnen ook in dit opzicht onze Moeders leeren, hoe zij de Kinderliefde moeten betragten. Indien de Kinkhoest heerscht, of de eerfte beginfels deszelven zich bij het kind vertoonen , zal men meest al best doen, om de borst voor als nog niet te onttrekken ; hoewel ik meer dan eens, om verfcheide reden, het tegendeel moest verkiezen. Maar dit kan de Arts bepaalen. Kinders van de borst zijnde, en meer bejaarden, die eene meer dan gevvoone voorgeL 2 fchikt-  164 J. VEIRAC, de Voorbehoeding van dm fchiktheid hebben tot den Kinkhoest, moeten zodaanige keuze doen van fpijzen eri dranken als meest ftrookt met hun geftel, en welke na genoeg zullen overeenkoomen met die , 'welke den Zwangeren en Zoogenden zijn aangepreezen, met agterlaating van zulken die haar zijn afgeraaden. Meelige broodpappen metvmelk nog lijmiger gemaakt, zijn fchadelijk voor de meesten onzer kinderen , en het is vooral niet raadfaam, om hen de dagelijkfche fpijzen van bejaarden , zonder onderfcheid voor te zetten, zij kunnen dezelve niet verteeren en werden kwaadfappïg , gelijk men te veel bevestigd ziet onder de kinders van den gemeenen burger. Dunne Vleeschfoup met oud brood of bifcuit voor fpijzen, koud water voor drank koomen naast voor ons kroost bij de natuur. Den zeer zwakken kinderen beneeden het jaar , koomt ten allen tijde, onder de noodige oplettendheid, de Vrouwen- vooral de Moedermelk, boven alle overige fpijzen en dranken te ftaade. Dit zij genoeg van het Voedfel. §. LXXXV. De Beweeging en Rust, wel te beftuuren is het onderwerp van de derde regel der Voorbehoeding van den Kinkhoest voor hen, die tot  KINK HOES T. 165 tot dcnzelven de bijzondere voorgefchiktheid . .hebben. Vadfigheid verminderd de fpijsverteet ring, vertraagd de chijlmaaking, verloorad de vcerkragt der vaten, waar door het bloed bedorven en het lighaam niet behoorlijk gevoed werdt; dc Zenuwen worden of minder aandoenlijk , of te prikkelbaar , een verfchil, het welk van des kinds geftel, of andere bijkoomende omftandigheden afhangt. Het bloed wordt in de long niet genoeg verfrischt, om dat een vadzig mensen te weinig adem haald, waar door de loop des bloeds door dit ingewand ook niet Jgenoeg bevorderd wordt. De affcheiding der wei door de watetflagadertjeS is te traag, en de kliertjes der luchtpijp doen hunne werking niet naar behooren (verg. §. VI.) Dit gedrag derhalven moet plaats ruimen voor eene behoorlijke Bcweeging in de vrije lucht, en altijd worden gezorgd , dat deeze met de rust in dier voege werde verwis* fcld, dat geene de overhand hebbe. Zoo fcha. delijk toch gebrek van beweeging is, even zoo nadeelig is eene geduurige werkfaamheid deikinderen boven hunne kragten. Daar door wordt de uitwaasfeming te veel bevorderd en zeer geneigd om te vertraagen. De dunste ' vogten vervliegen, vooral uit de long, de rest wordt taai, het kind verzwakt, en allesmaakt L 3 hem  166 J. VEIRAC, de Foorbehoeding van den hem' zeer/vatbaar voor den Kinkhoest, Van hier is het, dat zulke kinders boven anderen door allerlei foort van hoesten aangetast worden, en doorgaands den Kinkhoest ondergaan, wanneer anderen nog vrij blijven. Men lette wat de natuur vorderd, en de middenweg zal gemaklijk te vinden zijn. §. Lxxxvi; In het beduur der aandoeningen van de Ziel is de vierde wijze om de Zaaden des Kinkbocsts te verminderen, geleegen. De kinders weeten hunne begeerte al vroeg te kennen te geeven, zoo dat zij, vaak listiger dan hunne Ouderen , allerleie kunstgrepen bezigen, om hun doel te bereiken. Veele, mislukt het hen , worden geemlijk, nijdig, wangunstig, zoó, dat ik kinders beneden twee jaaren aan de gevolgen van kwaade gezindheid tegen hunne medekinderen, hebbe zien uitteeren. Gaat men deeze onderfcheide neigingen niet tijdig en voorzichtig te keer, dan kunnen zij voor het kind zeer nadeelig zijn, gemerkt den invloed van de Ziel op hunne tedere geitellen. Van een geregeld beftuur hunner driften , hangt de vermeerdering of vermindering der Zwaden van Ziekten 3 welke naderhand te voor.  KINKHOEST. 167 voorfchijn koomen, zeer veel af. Vergelijk een fomber , geernïijk , bij een vrolijk tierig kind. Het eerfte wordt eindelijk log, angstvallig en flijmig, zoekt meest zich zeiven en fchuwd zijnen naasten. Het ander is wel ge. moed , zijne vogten en vaten ftaan in een geregeld verband. De Zenuwen des eerften worden veeltijds geroerd door oorzaaken, welke den tweeden niet treffen, en het een cn ander maakt het ongemeen vatbaar voor den Kinkhoest. De opwekkende oorzaak vertoefd bij zulke flijmige geitellen langer , en fpecld zwaarer rol. Men onderfcheppe deswegens de verfchillendc neigingen der Ziel ten nutte des kinds en vermindere alzoo zijne Voorgefchiktheid tot onze Ziekte. Ten dien einde moeten de Ouders het beftuur liever op zichneemen, dan aan losfe ruuwe dienstboden , aan veeltijds lompe en barsfche Schoolmeesteresfen, ofnorfche Meesters toevertrouwen. Ik herinner mij eenen Broeder te hebben verlooren aan de gevolgen van het averechts beftuur der Meesteresfe , waar door dit kind droefgeestig en angstvallig werdt, tot het eindelijk aan eene ftuipachtige borstziekte overleed. Ik had mogelijk geen beter lot getroffen , indien een aangebooren vrolijk geitel , mij niet al vroeg den fpot leerde drijven met de fchrikL 4 '< baa-  168 J. VEIRAC, de Voorbehoeding van den baarende houdingen , bedreigingen en bulle, bakken van die oude zottin. Men zorge (op dat ik niet verder afvvijke) dat het kind over al en altijd in eenen vrolijke gemoedsgefteldheid gehouden worde. Dit geeft, herhaalen wij , het bloed eener onbclemmerden loop door gansch het lighaam, dus ook door de Zitplaats onzer Ziekte; want de Vaten, Zenuwen en Klieren werken ongeftoord en geregeld, de affcheiding blijft behoorlijk; zoo dat, indien zelfs eenige meerdere vatbaarheid voor den Kinkhoest mogt plaats hebben , dezelve daar door aanmerkelijk zal verminderen, of de zetel der Ziekte tegen de opwekkende oorzaak zodaanig gefterkt worden , dat de aanvallen minder hevig en de Ziekte van korter duur te verwagten zijn, terwijl men ook voor derzelver fchadelijke gevolgen minder te vreezen heeft. Deeze raadgeeving gefchied ook, zoo veel de aart der zaake toelaat, ten nutte van bejaarden. §. LXXXVII. Uit het verhandelde blijkt, ten vijfde, hoe noodzaaklijk de geregelde doorwaasfeming zij, zoo dat daar. van weinig meer te zeggen is. Eeneftremming deruitwaasfeming van de luchtader en zijne takken door de inademing des kou-.  KINKHOEST. 1Ó9 \ kouden dampkrings , ten tijde wanneer het lighaam verhit is bevorderd de Zaaden van den Kinkhoest, en wel des te meer naar gelang het kind jonger is. Alles derhalven , wat de Lucht, Voedfels, Dekfeis, beweging, Rust, aandoeningen kunnen te weeg brengen , om ( deeze ontlasting op-eenen geregelden voet te houden, moet, om het oogmerk, het welk thans wordt bedoeld , te bereiken , faamgevoegd worden. §. LXXXVIII. Wij koomen eindelijk aan een ftuk van groote uitgeftrektheid en veel belang (§. LXXXII. N. 6.) Ik ftelde (§. XVII. N. 3.), dat fommige Ziekten , vooral wanneer die niet behoorlijk worde behandeld , dc Zaaden van den Kinkhoest vermeerderen. Wij zijn thans in de gelegenheid , om van de behandeling dier Ziekten opzetlijk te fpreeken , wanneer men ligtelijk begrijpt, dat zij uit een gansch ander oogpunt moeten werden befchouwd als toen gefchied is , en als ik verplicht was te doen bij de overweeging van zulken die onder den rang van de gevolgen des Kmkhoests (§.LHILVI.) befchreevenzijn. Maar welk een taak! Ofichoon ik de mogeljjkfte beknoptheid zal. in L 5 hcc  17 o J. FE IR AC, de Voerbeheding van den het oog houden , verdiend echter de waardij van die onderwerp eene meer dan gewoone oplettendheid. Drie dingen zullen noodig zijn. Eerst, moeten wij de plicht der Ouderen opzichtelijk tot de keuze van den Arts, en hen, die den lijder verder bijitaan, aanwijzen: wijders onderzoeken het geen van den Geneesheer kan gevergd worden : eindelijk moeten wij de Ziekten opgeeven cn de gefchikfte wijze van derzei ver behandeling', op dat de meerdere vatbaarheid voor den Kinkhoest minder dan anders, als de gevolgen dier Ziekten te vreezen zij. De ontwikkeling van elk ftuk zal ten overvloede toonen, waarom wij dit onderwerp in deezer voege behandelen. §. L XXXIX. Zijn de Ouders in allen gevallen verplicht, om het welzijn hunner kinderen te betrachten , dan kan de verkiezing van den Arts , bij gelegenheid van Ziekten niet onverfchillig zijn. De rede, waarom de oorzaaken der Ziekten van kinderen en haare juiste behandeling moeilijker gekend kunnen worden, dan van bejaarden, is niet ver te zoeken, Het geen in het perfte geval , giswerk is , kan men, in het tweede, dikwerf zeker ^weetcn. Moet men niet  KINKHOEST, 171 1 niet bij kinderen, om eene goede Indicatie te I vormen, op duizend fchijnbaare kleenighcdcn I letten ? jaaren lang met die oplettendheid be- 3 zig geweest zijn, om een voorraad van ver- f fchijnfelen te bezitten , welke in dit geval £ noodzaaklijk zijn ? Laat mij dit met twee i voorbeelden ophelderen. Het gebeurd , gelijk i ik tweemaal heb gezien , dat het kind, wan- I neer de tongriem te ver is gefnccden, dc punt 1 van de tong over haaren rug, tegen het ver- i hemelte, binnenwaards zuigt; zoo dat de tong 1 dubbeld geplooid zijnde, de ademhaaiing be- , lemmerd en het kind met verdikking gedreigd ï wordt. Valt het lijdertje in zwijm, dan her- ] Held zich de tong, en het gevaar is voor dien i tijd verdweenen. Doch het tegendeel kan ge- ; beuren , ten zij een oplettend bijftander de I tong voorwaards haale. Gefchied dit niet, i dan zal niemand de oorzaak des doods ontdek- I ken; want, zal men zeggen, het kind fterf 1 aan eene zwaare ftuip. Men verneemt niet \ zelden bij de kinders eene ongeduurigheid , l aanhoudend gefchreeuw, gewring en ftuipen, I zonder dat men de oorzaak kan ontdekken. In s zulk een geval laat de voorzichtige Arts het j kind ontbakeren, maakt zelfs de fpelden los , : en vind , dat de onvoorzichtige baker eene | van dezelve door de huid had geftooken. Een Arts,  m 172 jf. FE IR AC, de Voorbelioeding van den Arts, wien het aan tijd of aandacht mangeld, fchrijft een krampftillend ftroopje voor. Dit doed geen nut. Hij bezorgd een verdoovend middeltje. Wanneer dit zijne werking gedaan heeft keeren de toevallen weder en zouden ernfeig worden , indien de oorzaak bij de ontbakering niet opgeruimd was- Bij deeze voorbeelden zouden wij een derde , van onze Ziekte ontleend, kunnen voegen. De flijm kan, bij de aanvallen des Kinkhoests, de keel zoodaanig verftoppen, dat het kind door de belemmerde ademhaaiing, op het punt is om te Hikken. Een onachtzaam mensch fchrijft iets voor, maar een oplettend Arts ontheft, door zijnen vinger , de keel van den flijm, en red zijnen lijder , daar door , nu en mogelijk voor veelen jaaren van den dood. Men ziet hier uit, dat de oplettendheid en bedaardheid twee , vercischtens zijn , waar omtrend de Ouders in hunne keuze van den Geneesheer moeten acht geeven. Dat deeze raad ook zijnen grond heeft in de geneeskundige behandeling van den Kinkhoest zal ik in hef volgende Hoofdftuk, poogen te toonen, zonder mij te vermeeten, die vereischten te bezitten. Vooral moet men zorgen , om zich door geene fchijn Geléérden , winderige naam Doctooren, al zijn zij geordend, noch door hun gezwets, nog eige ; lof-  KINKHOÉS T. -73 loftuiting , tc laateö bedriegen. De bondige geleerdheid vindt men zelden alwaar veel geraas is, maar meest bij eene zagte ftilte. De uitvoering van den raad des Geneeshcers, , moetvoords worden toevertrouwd aan zulken, op welken dc Ouders kunnen ftaat maaken ; want anders kan de beste raad mislukken. Men vertrouwe dit liefst aan zich zeiven. Wat toch heeft men te wagten van Bakers, waar onder veel der flegtfterj dikwijls half zat zijn , echter zeer bedreeven in hes kunstje , om haare mispasfen te bedekken ? Een kind fterf ellendig, na dat eene Dorps Vroedvrouw eene olieachtige klijfteer te heet had ingefpooten. Zij omzwagteldc deeze daad met duizend plooijen, maar bij nader onderzoek bleek, dat da endeldarm verfchroeid en verftorvcn was. Een meisje van tien jaaren werdt een braakmiddel tegen eenen maaghoest voorgefchreeven , en haar broertje oud veertien maanden , aan ftuipen onderhevig, de {troop van flaapbollen, De Kindermeid zoo los als onbedacht, gaf in weerwil van alle zorg, de middelen verkeerd. Het meisje leeds weinig nadeels, maar hetjongetje onderging geweldige braakingen en ftuipen, zoo dat het ter naaüwer nood , met overwinst van eene lieschbreuk , gered werdt. Met eene menigte van ftreeken en leugens zögt  J74 jf- FEIR.JC, de Voorbehoeding van den zogt de Meid zich.ten koste van de achting des Geneesheers te redden, maar dit mislukte. Ouders, die het beftel op zich neemen, hebben zich zeiven nimmer iets te verwijten, terwijl de Geneesheer met gerustheid zijnen gang gaat. Dezelve oplettendheid vorderen wij van de Zoogenden in het gebruik der Vóorfchriften tot verbetering van het zog. Men lette met den Arts, of eenig verband te vinden zij, tusfchen de oorzaaken der Ziekten en den aart van het Zog. Is het zoo , dan verfchaffe men het zelve 'eene betere geaartheid, of men kieze eene andere minne (verg. LXXXIV.) S. XC. De behandeling der Ziekten, welke de vatbaarheid voor den Kinkhoest vermeerderen , vorderd aan den kant des Geneesheer! (§. LXXXVIIL No. 2.), bij de boven (§. LXXIVJ gefchetfte hoognoodige ervaaring, eenige ver* eischten, die in de volgende Aanmerkingen te vinden zijn: Voor eerst. Zal hij flaagen , dan moet hij van eene volledige Ontleed- en Natuurkundige kennis van het menschlijk lighaam voorzien Zijn: wijders wel bedreeven in de Ziektekunde j de toevallen, gevolgen en oorzaaken be. hoor-  K I N K HOEST. -75 hoorlijk wecten te onderfcheiden. Die van dit alles iets ontbreekt, moet telkens dwaalcn. Hoe menig zogenaamd Kinderdoóter geeft daar van dc dugtigfte bewijzen ? menfchen , die juist dat geene ontbreeken , over welks bezit zij zich meest beroemen, en dat geene bezitten het welk de onkunde brandmerkt, Was onze orde vrij van dat foort! dit zal dan eerst te wagten zijn , wanneer men op alle hooge Schooien de waare verdiensten alleen bekroond. Veiliger is het de zaak aan de natuur te beveelen , dan zijn geld , tot bederf der kinderen, aan dat flag van menfchen te befteeden, Deeze raad was ik nog den Ouderen fchuldig. Ten tweeden. De Arts, dus toegerust, moet ook geduldig zijn, nietsdoen bij overhaasting. De zaaken zijn veeltijds zoodaanig ingewikkeld , dat de kundigfte en ervaarendfte, is hij driftig, den bal kan misflaan. Geemelijkheid en overijling voegen niet, wanneer men met een halfterrig kind te doen heeft , dan wordt ongeduld eene onverfchoonlijke dwaasheid , en zulk een Geneesheer moet voor eenen , min kundigen, maar gedweeën DoÜor onderdoen, Ten derden. Bezit de Geneesheer het een en ander , is hij daar te boven meest gezogt bij kinderen, allermeest in dc Ziekte, welke hen  i~ó j. VEIRAC, de Voorbehoeding van dra hen kwellen : [zie daar den man, welke alle hoedaanigheden bezit, om zich zeiven te voldoen en wel te flaagen. §. XCI. Ontbrak het veelen niet aan gelegenheid , om hunne keuze op den besten Geneesheer te kunnen of te durven bepaalen, haperde het veeltijds niet aan gelegenheid, om naar vereisch te kunnen worden bijgeftaan, dan zou het derde gedeelte van het geen wij thans behandelen (§. LXXXVIII. No. 3.) nutteloos zijn. Ik zal de Ziekten , welke mij toefchijnen , meest te pas te koomen, opgeeven , en nopens dezelve aanmerken het geen thans het dienstigst weezen zal. ' De eerfte Ziekte dan , welke de bijzondere Zaaden van den Kinkhoest kan nalaaten, is de Geelzugt. Zij is den jongften kinderen eigen , houdt fomtijds langen tijd ftand of keerd dikwijls weder. De gal verdund het bloed door haare zeepachtige geaartheid ; de vaten worden flap, de affcheiding der vogten en de uitwaasfeming, ook van de long, belemmerd; gevolgen, volftrekt behoorende tot, de bijzondere voorgefchiktheid van den Kinkhoest (§. XV. No. 2.) ; maar zij kan mogelijk door eene  KINKHOEST. -77 eene oordeelkundige geneeswijze van deeze Ziekte worden voorgekoomen. Om hier in te flaagen , volgd de Arts de voetftappen, door den kundigen Leidfchen Hoogleeraar Oosterdijk zoo juist befchreeven («)'• dat is, hij zoekt met de mogelijkfte oplettendheid , (hoe moeilijk dit werk zij!) de naaste oorzaak te ontdekken. Deeze Ziekte fpruit bij de~n bejaarden uit zeer verfchillende naaste oorzaaken, welke eene, even zoo zeer onderfcheidé behandeling vorderen. Bij kinderen in tegendeel beftaat zij meestal uit eene dezelve naaste oorzaak: te weeten, uit eene drukking van de opening der GalbiusindenTwaalfvingerigen darm door eene kaasachtige koek , welke zich hecht tegen den mond dier buis, en fomtijds, gelijk ik in verfcheide lijkjes heb gezien , een koker vormd, welke in het midden eene opening laat voor het Zog. De opruiming van dit ftremfel is de aanwijzing ter geneezing: want, dit gedaan zijnde, wordt de gal onbelemmerd afgefcheiden. Moeten ten dien einde opflorpende aardachtige middelen gebruikt worden ? ftroopjes of ander foort van lekkernijen? koomen zulke buikzuiverende middelen te ftaade, welke de darmen doorloopen , zon- (a) Oratio de ard'id Medic. exerc. Prorincia. VI. Deel. M'  178 J- VEIRAC, de Voorbelweding van den zonder de oorzaake der Ziekte eenigzins te verminderen ? zal men zijn oogmerk bereiken, wanneer de Minne word: opgevuld met middelen, welke meer gefchikt fehijnen , om het kwaad te vermeerderen dan te verminderen? Ik heb het oog op de zuure wei- of waterdranken , waar mede men dikwerf in dit geval te veel op heeft, indien de Geelzugt bij herhaaling wederkeerd, vind ik mij best bij de volgende behandeling. Het kind gebruikt het afkookzelvan een fcrupel Braakwortel, in zoo veel waters, dat eene onze overblijft. Inden beginne geeft men één vierde van dit middel, om eene braaking te verwekken, daar na van tijd tot tijd een eijerlepel, om de ftoffe door herhaalde braakingen 'ontwikkeld , te ontbinden. Daarna geeft men een fcrupel Rhabarber op één once Colatuur, waar van het lijdertje om het uur een eijerlepel gegeeven wordt. Trapswijze verminderd het ftremfel, en word met kleine ftukjes door de aars ontlast. Intusfchen moet het kind minder zui-\ gen, dan te vooren, en gedeeltelijk met een; dunne bouillon van Kalfsvlees of gelei van Hartshoorn worden gevoed. Men verfterkt eindelijk het kind en zorgd, dat het open lijf houdt, terwijl de buik dikwijls met een bolle hand wordt gewreeven, of geftoofd met doeken ,  KINKHORS T. 179 ken, doorweekt met Kraam-anijs en warm water. Deeze eenvouwige geneeswijze gelukt doorgaands , zelfs in de hardnekkigfte Geelzugt. De Geelzucht, uit eene krampachtige oorzaak ontftaande, verneem ik dikwijls bij zeer aandoenlijke kinders ; maar deeze vcrdwijnd doorgaands zonder eenige gevolgen natelaaten. Des behoord dit niet tot mijn bellek. De tweede Ziekte, thans te overweegen, zijn de tusfchenpoofende Voor- cn Najaarskoortfen, welke niet vreemd zijn voor kinderen, zelfs beneeden bet jaar. Is men niet op zijn hoede, dan loopt het lijdertje gevaar, om zwak en aandoenlijk geworden, eenen grooten voorraad te erlangen van Kinkhoestige Ziektezaaden. De maag en darmen moeten boven en bencdenwaards worden gezuiverd, en, wanneer daar na blijkt, dat de Koorts hebbelijk wordt, moet het Zog, met een fterk afkookzel van den Koortsbast, zoo veel worden verzaadigt, als noodig is, om de Koorts te overwinnen. Veele Engelfche hebben de gewoonte , om in diergelijke gevallen , een dunne doek met grof geftooten Kina te hangen in eene wel geflóoten Kan , daar toe met opzet vervaardigd , en met water, het welk bijna kookcnd gehouden wordt, voorzien is. Dit M 2 wordt  i8o J. VEIRAC, de Foorbehoeding van den wordt den gantfchcn nagt getrokken, endoor, de Minne, in plaats van waterdranken, ge-; bruikt. De hoevcelheid.cn evenredigheid der Kina en des waters fchikt men naar de omftandigheden, en den Rooden Bast wordt de voorkeur gegeeven. Men ondervindt, datdeeze of diergelijke behandeling eene koortsverdrijvende kragt aan het Zog verfchaft , wanneer tevens ten duidelijkfte blijkt, dat het zuur, het welk in dit geval veeltijds moeite baard, even daar door merkelijk getemperd wordt. De derde Ziekte waar van wij kortelijk moeten handelen, zijnde Kinderpokjes. Hoe me-, nig kind wordt door dezelven zoo zwak en prikkelbaar , dat het daar van levenslang de wrange vruchten draagt! erlangen veele niet eene zoo aandoenlijke gefteldheid der luchtpijp of verflijming van haare klieren, dat zij door opwekkende ^oorzaaken worden aangedaan, waar van anderen geen hinder hebben? dat zij voor den Kink- en andere hoesten ongemeen vatbaar zijn ? dit gefchied , om dat het affcheidend vermogen der kliertjes is verzwakt , en de gevoeligheid der Zenuwen vermeerderd. Een gevolg , meer eigen aan faamgevlocide, maar, door een verkeerd beftuur, ook te dugten na vancenftaande Pokjes. De koe-  KINKHOEST. 181 koele dampkring, het gebruik van verkoelen¬ de middelen in het begin der Ziekte, eene zorgvuldige vermijding van het tegendeel, zoo wel aan de zijde der Minne, als van'hét Kind, zijn meest gefchikt , om de cttermaaking te beftuuren, en te voorkomen, dat goede gebonde etter niet verandere in ichor. Men lette verder op alles, wat eenige aandacht verdiend, en waar van de kundigheid thans-van den minst bekwaamen Dorp-Arts kan gevergd worden. Al , wat deeze Ziekte aangaat , is immers ook in onze taal, in eene meenigte oorfpronglijke of vertaalde werken, zoo bondig en overvloedig behandeld, dat ik mijichaa-, men zoude, een enkel woord hier bij te voegen. Ten Vierden. Dit laatfte zij ook gezegd van de Mazelen en het Roodvonk: aangaande deeze Ziekten merken wij alleen aan, dat de koele behandeling niet zoo veel te pas koomt. Zij hebben eenen fnelleren omloop des blbcdsnoodig ter uitdrijving van de Ziekteftoffe', hoewel de laatfte Epidemie in 1778, van het Roodvonk naamlijk , veele gevallen opleverde, waar in de verkoelende handelwijze volftrekt noodzaaklijk was. Het vijfde foort bevat de Slijmige of Zinking- en Koehoesten, waar aan de jongfte kinM 3 ders ■ v  i8s J. VEI'RAC, de Voorbehoeding van den ders zoo zeer onderhevig, als die Ziekten gefchikt zijn om eene meer dan gewoone vatbaarheid voor den Kinkhoest natelaaten. In de eérften hebben de kliertjes meestal te lijden,.terwijl de Kochoest eene grootere prikkelbaarheid der Zenuwen onderfteld, gelijk te vooren is beweezen. Koomt men deezen niet fpoedig te boven , dan wordt het inwendig bekleedfel der Luchtpijp van zijn natuurlijk flijm beroofd, de Zenuwen worden ontbloot en zeer aandoenlijk. Dit gevolg voorkoomt men , niet met flijmige flakkenmeik, ftroopen , fuiker, maar met eene oordeelkundige behandeling, gefchoeid op den leest van Rosenstein (ö). Deeze handelwijze zal niet fchaaden, al bevindt het kind zich wezenlijk in het eerfte tijdperk van den Kinkhoest (§. XLI.) De ontfiooke Borstziekten-, welke de zesde foort is, vindt men zelden bij kinderen heneeden vier of vijf jaaren , om dat de Natuur zich doorgaands red van het verftoppende bloed. Wij toonden (•§. VI.) , dat de einden der :waterflagadertjes in dien leeftijd zeer rekbaar zijn, en dat het uitwaasfemende vogt eene roodachtige kleur heeft. Of nu de ontftee?s—--■ king (ji) Aangeh. Werk, bladz. 194. enz.  KINKHOEST. 183 king ontftaa uit eene krampachtige vernaauwing dier vaatjes, of alleen uit verdikt en ingepakt bloed , inheiden gevallen zal zij fpoediger ontbonden worden, dan bij bejaarden. Voeg 'er bij, dat het bloed vloeibaarer, en uit hoofde van den fnellen flag des harts, gemaklijk doorgeftooten , in de aderen gebragt , of met den flijm door den hoest ontlast"wordt; Gebeurd dit niet, dan trag^t men door aderlaatingen, verdunnende en verkoelende middelen , ftoovingen, inademingen van een zagtkens, of, des noods, meer prikkelende waasfem, klijfleeren , en pappen, of fpaanfche vliegen op de borst, (met welke laatfte men echter niet te vroeg moet beginnen) den lijder van eene Ziekte te verlosfen, welke hem anders ongetwijfeld eene meerdere vatbaarheid voor den Kinkhoest en fommige zijner gevolgen zal verfchaffen. Om hier' omtrend verder onderrigt te worden , raadpleege men Boerhaave , Astruc , Harris , Triller, vanSwieten, Tissot, Rosen van Rosenstein, Buchan en anderen, maar vooral des Lijders gefteldheid en die der Minne , als ook het vermogen der gefchiktfte middelen in de bijzondere gevallen, waar over ik mij niet verder kan uitlaaten. In de zevende plaats moet ik fpreeken van M 4 eene  184 J- VEIRAC, de Voorbehoeding van den eene Ziekte, waar van de Schrijvers, in deeze betrekking, weinig gewag maaken. Ik bedoel de zoo gevaarlijke Werkeloosheid der longe (Atonia pitlmonis). Zij kpomt meest voor bij kinderen, van zwakke ziekelijke Ouderen gebooren , vooral wanneer zij dezelve vogtsgeaartheid medebrengen. Zij ontdekt zich door eene, van uur tot uur, ja fomtijds van het een tot het ander ogenblik toeneemende bezwaardheid der ademhaaiing. De omloop des bloeds door de long wordt belemmerd , het ■ zelve werdt meer en meer ingepakt. De kropflagaders flaan geweldig. De pols wordt zeer rad en ongeregeld; het aangezicht zet op, de lippen worden Maauw , en dc benaauwdheid is zeer groot. Het kind flikt, ten zij de natuur of konst de verlooren veerkragt der vaten fpoedig herftelle. Dit gebrek koomt van tijd tot tijd weder, en eindigd niet zelden in eene hebbelijke of in eene periodieke borstbenaauwdheid, welke door geene middelen met wortel en tak kan worden uitgeroeid. Zullen deeze herhaalde ftafes des bloeds de vatbaarheid voor den Kinkhoest niet vermeerderen; althans de toevallen en gevolgen dier Ziekte gevaarlijker maaken? In eenen dringenden nood heb ik een kind gered door de opening der Vena jugularis; fchoon deeze ontlasting, om de genee- zing  KINKHOEST. 185 zing te volbrengen , anders niet gefchikt is. Met meer vrucht zal men zich in den beginne deezer Ziekte bedienen van den waasfem des kookenden azijns en brandewijns, waar mede de dampkring rondom het kind wordt opgevuld ; van wrijvingen op de borst en den buik, van uitwendige prikkelingen met Mostaardpappen , Peperwortel , of poeder van Spaanfche vliegen, prikkelende ftoovingen en diergelijken , terwijl men eenen vluggen geest onder des lijders neus houdt. Kan men eenen hoest verwekken , waar door de longgefchud, de vaaten werkfaam, en de inpakking voorgekoomen of opgeruimd werden, dan is het lijdertje geholpen. Somtijds bedien ik mij met een goed gevolg van warme Baden , en dikwijls herhaalde weekmaakende Klijfteeren, zelfs van een Braakmiddel. Oplettendheid en moed wijzen den weg, om goed en veilig te handelen, Een kundig Arts zou het menschdom eenen dienst doen met eene opzetlijke befchrijving deezer netelige Ziekte , waar van zeer veele kinders en bejaarden het ellendig ilachtoffer zijn. Ten agtften. De Sprouw. Deeze, onzen jongften kinderen fchier algemeen eige Ziekte, fchoon meest goedaartig, koomt en verdwijnd fchielijk: begint veeltijd binnenwaards tegen . M 5 dc  186 J. VEIRAC, de Voorbehoeding van den de Lippen, bezet fomtijds de Amandelen, de Lel, de Keel en ganfche Slokpijp, ja zelfs de Mang. In die laatfte geval worden de Zenuwkokertjes (§. Vil.) met de afgevalle Sprouw mede gefleept, die tepeltjes zelve ontbloot en zeer gevoelig. In meer dan eenen lijder, de kinderen niet uitgcflooten, vond ik de Keel en Slokpijp door de Sprouw ontveld. Niemand verwagt, dat ik zal bewijzen hoe en waarom deeze meerdere gevoeligheid, welke langen tijd kan bijblijven, gefchikt is, om de Zaaden des Kinkhoests te vermeerderen en zijne toevallen te verzwaaren: inzonderheid wanneer de Ziekte kort na of tevens met de Sprouw plaats heeft. Dit gebrek derhalven moet fpoedig worden geneezen , en deszelfs herkoomst, indien het mogelijk is, voorgekoomen. Onder de veele reden van aandrang is ook deeze, dat de Minnen, door deeze Sprouwachtige fcherpte, niet zelden geplaagd worden met ontvellingen van de tepels en haaren omtrek, midsgaders met eenen zeer lastigen uitflag aan de borsten, in diervoege, dat de onmooglijkheid , om met het Zoogen aan te houden , veelen verplicht het zeiven te ftaaken. Ik heb een en andermaal opgemerkt, dat de Koorts , door die pijn veroorzaakt, het Zog ziltig of lijmig maakte, bij gevolg zeer nadeelig voor het »  KINKHOEST. 187 het lijdertje , met de Sprouw gekweld. Om met de geneezing te flaagen, moet de Zoogfter zig onthouden van alle lij mi ge taaie voedlels en van al, wat verhit; met één woord, men brenge haar onder den te vooren (§. LXXXIV.) opgegeeven leefregel. Ten aanzien van het kind moet men zich ten allen tijden wagten van zuure enfcherpe of zoute middelen, ten minsten wanneer de Sprouw is afgevallen en zich tot in de maag had uitgeftrekt, het geen echter hier te lande zelden wordt waargenoomen. Mag ik mijne geneeswijze aan de meer verlichte ondervindig mijner Kunstbroederen onderwerpen ? zie daar korteiijk dezelve. Indien de lippen en tong hier en daar met kleine witte puistjes, bekend onder de naam van Zaadfprouw , bezet zijn , en het kind wijders gezond is , geef ik het werk aan de natuur over. Indien de Sprouw grooter van Huk, geel- of bruinachtig van kleur is, de Lippen, tong , Lel en Keel bezet zijn, dan laat ik het fap van den grooten Donderbaard of het Huislook (Ssdum majusj met een derde gedeelte fijroop van Barbarisfen, Moer- of Aalbeziën vermengen , en daar mede de mond heilrijken , waar na het kind gezoogd wordt, en voorts de mond met witte wijn en water gezuiverd. Hier mede niet flaagende, vermengd men  188 J. VEIRAC, de Voorbehoeding van den men eene half dragma Venetiaanfche Borax met eene half once beste Honing , en laat daar mede de mond dikwijls befmeeren. Dit middel wordt dagelijks op nieuws bereid en het kind telkens, eenige minuten nadat de fmeering is gedaan, de borst gegeeven. Dit hervat men,tot de Sprouw afvalt, waar mede zelden meer , dan anderhalf etmaal verloopt. Befpeurd men in den mond eenige ontvelling is er rede van vreeze , dat die ook in de Slokpijp en Maag plaats heeft, dan moeten die deelen befch'ermd , en tevens gezorgd worden, dat de korsten van de afgevallen Sprouw benedenwaards ontlast worden. Het eerfte gefchied met de flijm van Arabifche Gom in Amandelmelk : het tweede met eene ontbinding van Manna in water, of men bediene zich ten dien einde,, van andere zagte ontlastmiddelen. Met het zelfde oogmerk kan het Zog, door middel van Seneblaaden of liever van Rhabarber , eene purgeerende kragt worden gegeeven. Hoe het zij, de ontlastingen moeten altijd zeer langzaam gefchieden , op dat de deelen niet verder van hun flijm worden beroofd. Is het kind , gelijk doorgaands na zwaaren Sprouw, zeer verzwakt, dan koomt, het voorige in het werk gefteld zijnde , de Koortsbastfijroop te ftaade, of men geeve het Zog  KINKHOEST. 189 Zog, door middel van dien bast, eene verfterkende eigenfehap. Deeze behandeling moet, in alle gevallen , even min voor voldoende gehouden worden, dan dat ik dezelve om haare eenvouwigheid, zoude hebben willen verwerpen. Zij is, daarom, en om dat ik haare nuttigheid ondervindelijk kan aanprijzen , boven eene meer omilachtige geneeswijze te verkiezen. Dit is de rede , dat ik dezelve liever voorftelde, dan den Lezer wijzen naar Schrijvers, welker Geneeswijze, (mag ik dit zonder verwaandheid zeggen?) minder voldoed. Ten negende. Hoe natuurlijk de Uitbotting der Tanden zij , kan die echter zoo moeilijk en traag voordgaan, dat zij billijk op de lijst van de Ziekten der kinderen wordt geplaatst. Hoe menigmaal ontftaan daar uit Koortfen , flijmige langduurige Hoesten , Afgangen , Stuipen, met één woord, alle zodaanige gevolgen., welke de algemeene vatbaarheid voor onze Ziekte vermeerderen , vooral de long zwak en aandoenlijk maaken , zoo dat de toevallen en gevolgen van den Kinkhoest, indien hij het kind in deeze ongelegenheid overvald , bedenkelijker worden, naar maate het lijdertje meer is afgemat. De wijze , om deeze uitbotting gemaklijker te maaken, en het geen ver-  I9° J- VEIRAC, de Voorbehoeding vanden verder tot dezelve behoord, is door den Heer Rosen en onzen kundigen Hoogleeraar Sandifortzoo bondig en uitvoerig behandeld (a) , dat voor mij niets overfchiet, dan de navolging van den raad dier Heeren ernftig aan te prijzen. Ten tienden. De zoogenaamde Engelfche Ziekte heeft billijke aanfpraak onder den rang der zulken, welke thans worden behandeld, want zij is, niet alleen eigener aart, maar ook door de bijkoomende zwaarte des boofds, gefchikt, om de borst zodaanige te .misvormen , dat de vrije uitzetting der longe wordt belemmerd , terwijl de gezwolle en verharde buik eene hinderpaal wordt tegen de nederwaardfche werking des Middenrifs. Van daar zijn de meeste dier lijdertjes kortborstig, ongemeen vatbaar voor den Kinkhoest, en zijne nadeeligfte gevolgen. Deeze Ziekte moet deswegens worden voorkoomen of gencczen, alvoorens het kind begint te gaan, om dat als dan de misvorming van de borst nog meer te wagten is. Indien de moeder voormaals Veneriek , Scheurbuikig, of meteenen fcherpen Witten Vloed gekweld was, of deeze gebreeken heeft , moet men eene goede Minne vcr- fchaf- («) Ziekten der kinderen. 131. 33. enz.  KINKHOEST. 191 fchaffen, want deeze Ziekte heb ik dikwijls door zulk ontaart Zog zien gebooren worden. Zoo dra men de eerfte tekenen van overheerfchend Zuur ontdekt, vooral bij tedere kinderen moet het zelve voorzichtig uitgedreeven, en verftompt worden. Dan kan geene oplettendheid te groot zijn, gemerkt de naaste oorzaak der Engelfche Ziekte, naar mijn gevoelen , meestal moetgezogt worden in een fcherp zuur , het geen de wei- en waterdeelen des bloeds doed ontaarten. Welken , ten dien einde, de beste middelen zijn , ziet men bij Rosen, Buchan, Tissot , en anderen. Befpeurd de Arts de Ziekte in haar begin, kenbaar door de uitzetting des hoofds, verflapping der (pieren, zwelling der knokken en van den buik , dan zal hij op zijn hoede zijn en de behandeling dier kinderen , betreklijk de keuze der middelen, aan den Ouderen niet overï^i-P,-. r>p [rrnntfte hoop van ?eneezing is gevestigd op de Staalmiddelen, uit welken ook de geheimen, of die dien naam draagen , veel al zijn bereid. Ik bedien mij met vrucht van het Vitriolum Marlis, en van de TinSturaMartis, getrokken met Azijn , welks waterdeelen bevroozen waaren , en welke bereiding dooiden grooten Boerhaave is befchreeven. Hier bij voeg ik wrijvingen van gansch het lighaam met  102 VEHIAC, de Voorhehoeding van den met geestrijke dingen, en eene harde ligging op een matras ^gevuld met hair of Eikenvaaren; terwijl het kind in eene drooge lucht verkeerd. Met deeze geneeswijze aanhoudende , moet men niet wanhoopen, al fiaagd men weinig in dc eerfte maanden. Is het kind willig , dan kan men met den Koortsbast, gevoegd bij het Staal, zijn oogmerk fpoediger bereiken, vooral, wanneer men , des noods, met een zagt Buikzuiverend middel open lijf houdt. Indien de Ziekte begint, terwijl het kindzuigd, dan moet de Zoogfter onder eenen gepasten verfterkenden leefregel gebragt en gehouden worden. Dierlijke voedfels hebben dan de voorkeur. Wanneer de Ziekte ontltaat uit Venusfmet, het zij bij overerving, het zij het zelve door het Zog is medegedeeld , dan zal de aangepreezen geneeswijze niet kunnen voldoen , maar het gif moet door het gepast gebruik van Kwik overwonnen worden. In één geval, het welk tegen de gewoone zagtere manier, om dit middel te geeven , hardnekkig bleef, volbragt ik de geneezing door de kwijling, fchoon het .lijdertje nog geen twee jaaren bereikte. Zij, die, in groote Steeden de Practijk oefenen onder het gemeen, zullen de beftaanlijkheid van dit foort van Engelfche Ziekte niet ontkennen., en toeftaan, dat buiten  KINKHOES T. 193 ten het gebruik van de Kwik geene herftelling te hoopen is. Ten elfden. Behalven uit de zoo evengemelde Ziekte kan de Wanftalligheid der Borst uit andere oorzaaken ontftaan , eene belemmering der ademhaaiing, verhinderd van den omvoer des bloeds door de long te weeg brengen; omHandigheden , welke de zaaden van den Kinkhoest vermeerderen, zijne toevallen geweldiger , en zijne gevolgen bedenkelijker maaken. Eeneruuwe behandeling, eene ongelijk drukkende kleeding, een val of ander uitwendig geweld, zijn genoeg in ftaat, om eene Rib te kwfctzcn , een Wervel te doen wijken van zijne plaats , eene meer of min volmaakte Ontwrichting te veroorzaakcn. Men onderzoeke daarom^den omtrek van de Borst dikwerf, en iets tegennatuurlijks vemeemende, tragte men dit op de best mogelijke, en door de Heelkundigen genoeg befchreeven , manier , te verhelpen. §. XCII. Deeze zijn de voornaamfte Ziekten , welke door eigen vermogen , of niet behoorlijk be. handeld zijnde, de Zaaden van den Kinkhoest kunnen vermeerderen , het geen moet klimmen naar gelang het kind met meer Ziekten VI. Deel. N te  194 3- VEIRAC, de Voorbehoeding van den te worstelen had. Wanneer ook des Geneesheers aandacht en voorzichtigheid reizen moeten tot eene hoogte, evenredig aan de neteligheid der omftandigheden. Niemand heeft kunnen wagten, dat ik eene volledige befchrijving dier Ziekten geven zoude. Dit was onnoodig , terwijl ik konde vclftaan met eene overweging derzelver, alleen betreklijk tot dit werk, en met de aanftipping der beste Geneeswijze. Dit meen ik te hebben gedaan , terwijl ik mij overal van de twee geloofwaardigfte getuigen, de waarheid naamlijk en der ervaaring, heb bediend. §. XCIII. Na de eerfte wijze van Voorbehoeding, zoo kort het onderwerp gedoogde, te hebben aangeweezen , gaa ik over tot de tweede, welke (volgens §. LXXVIII. N. 2.) tweeledig is; want of Voor eerst; die vatbaar is voor de Befmetting, moet dezelve ontwijken; of Ten tweeden; de Smetftoffe moet zoo kragtloos worden gemaakt, dat zij de zaaden niet kan opwekken. §. XCIV.  K I N K H O E S T. 195 §. XCIV. Opzichtlijk het eerfte Buchan (a) en andere met hem , beweeren, dat, om den Kinkhoest te voorkoomen , dus verre niets is uitgevonden , dan de verwijdering van de befmette plaats. De waarheid deezer ftelling vorderd geen bewijs. Doch ik vraag met ichuldigen eerbied, hoe verre moet de vatbaare zich van de befmette plaats zich bevinden , om vrij te blijven? dit moet worden beantwoord , of de raad is onzeker , en van geen waarde. Want, wordt de grens van het vermogen der befmetting niet juist beperkt, dan loopt men gevaar, om in weerwil des afftands, onder het bereik van het Miasma te blijven. Ook moet men bondig bewijzen, hoe langen tijd het vermogen der befmettende eigenfehap van de lucht aanhoud , wanneer dezelve toeneemt , verminderd of wijkt. Dit is nog niet genoeg. Men moet de graad van Voorgefchiktheid, of, met andere woorden , dat geenen het welk de Ziektezaadennoodig hebben, om opgewekt te worden, kunnen Vergelijken met de kragt des befmettenden vermogens, of men loopt gevaar , om het kind verder te zenden, als noodig (V) No. ia. N 2  IQ6 J- VEIRAC) de Voorhehoeding van den dig is, of hetzelve, ondanks de verplaatfing, onder het bereik van de kragt der befmetting te houden. Uit dit alles kan ligtelijk worden opgemaakt , dat wij Buchans raad billijken , maar tevens begrijpen , dat zij niet genoeg beredeneerd , noch met overtuigende proeven aangedrongen is, uit mijn Zevende Hoofdftuk blijkt, dat de uiterfte grenzen der kragt van onze fmetftoffe niet wel te bepaalen zijn, en dat het even moeilijk is, om het juist verbarid aan te wijzen tusfchen de vatbaarheid en het vermogen der opwekkende oorzaak. Wij willen eens herhaalen het geen toen, met een ander oogmerk is gezegd: te weeten , dat de Epidemie van den Kinkhoest zich fomtijds bepaald bij ééne Buurt, bij een Schooltje, één enkel Dorp, of bij ééne Stad. Strekken fommigen het fmetvermogen niet uit tot over Zee? blijven veelen niet ongeraakt, die door eene volgende Epidemie aangetast worden? is de vatbaarheid van veelen niet zoo gering , dat zij dan eerstworden befmet, wanneer men rede heeft te onderftellen, dat het Contagium meer kragts heeft? knoop deeze zwaarigheden famen, voeg er anderen bij, en Gij zult erkennen, dat een voorzichtig Arts wel doed, wanneer hij den vatbaaren de verwijdering der befmette plaats aanprijst, mids hij niets meer be-  KINKHOEST. '97 beloove, dan dat zij als dan mogelijk eenïgzins minder in gevaar zullen zijn, om 1 efmet te worden ; terwijl hij hen daar te boven den raad geeve om verder te vluchten, wanneer de Ziekte hunne wijkplaats naderd. Zij die zich door wezenlijke beletzeis niet kunr.cn verwijderen , moeten ten minsten de befmette huizen, vertrekken, fchooltjes, alle gemeenfchap met den Zieken , en zulken, die met dezelven verkeeren , zoo langen tijd vermijden , als zij noch kunnen befmet worden. Mee een woord, Armen en Rijken, Stedelingen en Landlieden moeten doen en laaten het geen elders, ter ontwijking van de befmetting der Kinderziekte (« ) is voorgefteld. Zou het evenwel niet gevoeglijker zijn , deezen raad om te keeren, en de Zieken van de gezonden te verwijderen "? hoe deugdelijk deeze wijze van Voorbehoeding zij, erken ik echter de moeilijkheid, om die uit te voeren. Zij zou, konde dezelve worden uitgevoerd , ruim zoo menschlievend zijn, dan de voorgaande, om dat zij zoo wel dienen zoude ten beste van den gemeenen man, als van zulken, welker omftandigheden eene retraite gedoogen. Stel een .gebouw (mutatis rautanais) gelijk in het zoo O) Bataaf ch Cenootfch. IV. Dtel. N 3  198 J. VEIRJC, de Voorbehoed ing van den zoo even aangehaalde werk is befchreeven. Laaten de Zuigelingen en Zoogende, als mede andere zieke kinders van het gemeen , daar toe gezind, onder het bellier van noodige oppasfers en eenen bekwaamen Arts, aldaar gehuist, en behandeld worden. Meent Gij niet, dat het middel, om de verfpreiding van den Kinkhoest te voorkoomen, ruim zoo gefchikt en zeker zijn zoude, dan dat fommige onbefmette zich van de Zieken verwijderen? die gegoed is zal voor de zijnen zorgen. Deeze ruuwe fchets zij ditmaal genoeg, Het geen daar toe, met betrekking tot de geenen welke de Zieken oppasfen, de fchikking van het gebouw en andere zaaken, verder behoord , zou fpoedig te vinden zijn. Hebben onze , nooit volpreezen Voorvaders op deeze manier de melaatsheid niet uitgeroeid ? kan de vermindering van de Pest in Smima wel aan eenig ander middel worden toegefchreeven ? waarom anders zijn alle onze Pesthuizen, als zodaanig, nutteloos? waarom aarzeld men dan, om, ook ten-*aanzien van andere befmettende Ziekten, de voerftappen van onze verftandige Voorgangeren alzoo te drukken, dat ons Nagedacht even denzelven lof aan het tegenwoordige zoude toczwaaijen, als de erkentenis ons verplicht, onzen verftorven Vaderen te doen? laat  KINKHOEST. 199 Iaat ons onder de drukke bezigheid, om voor het tijdelijk welzijn van ons Kroost te zorgen , niet vergeeten , om hun lighaam in ftaat te ftellen en te houden, om, ten dage des voorfpoeds, het goede met gezondheid te genieten. Wij beveelen deeze zaak wijders met den mogelijkften aandrang aan den goeden wil van zodaanige Gcnoodfchappen , die bij hunne Vaderlandschliefde , zich ook in de Maniantie van geld bevinden. §. xcv. Wij moeten eindelijk de middelen aanwijzen , om het fmet te verftompen of kragteloos te maaken (§. XCilI. N. 2.) Zijn zodaanige middelen mogelijk ? welke zijn die? het eerfte kan men niet ontkennen, om dat er geene ftrijdigheid is in het beftaan van eene hoedaanigheid der lucht, waar door zij een vermogen bezit, in werking ftaande tegen over die van het Contagium. Maar welke die middelen zijn, of welk dit middel is, zal zoolang onbekend blijven, als het waare weezen van het Miasma (§. LXXV1L), tenzij eene toevalligheid daar toe gelegenheidgcevc. Men hoopt, dat deeze ontdekking de vrucht zal zijn van de voordzetting der proeven van de IkgenjNI 4 hous-  2oo VEIRAC, de Voorbehoeding van den houszen , de Priestley's en andere nijvere onderzoekeren van verfchillende geaartheid der Luchten. Zoo lang zullen wij ons moeten behelpen met het aanwenden der algemeene middelen, meest gefchikt, om den dampkring te verbeteren en veerkragtiger te maaken. Doch hier van is (§. LXXXIV.) reeds genoeg gezegd. Wij zullen daarom liever zwijgen , dan een ftelfel bouwen op loutere gisfingen , welker grondflag op onkunde zou moeten gevestigd zijn , waar van wij tot onze verfchooning niets kunnen bijbrengen, dan dat wij die onkunde met anderen gemeen hebben, §. XCVI. Deeze middelen (§. LXXVIII-XCV.) moeten , zoo veel de omftandigheden, en de natuur derzelven toelaaten , gepaard gaan , want van hunne vereenigde kragt is hef meeste voordeel te wagten. Ik heb dit Huk dus uitvoerig behandeld, om dat het zelve door anderen meestal ter loops is gefchied , en daar in fommige zaaken voorkwamen die elders niet zoo gevoeglijk konden onderzogt worden. Laat ons nu-de, dus verre gelegde gronden tot dat gioo:e oogmerk brengen, waar toe de Vraag voorna-amlijk is ingericht. ELF-  KINKHOES T. 201 ELFDE HOOFDSTUK. De Geschiktste wijze om den KINKHOEST te geneezen. §. XCVII. ^Vltet het zelfde belijd, in de ganfche Vraag doordraaiende, begeerd men geene opgaave van alles , wat over de Geneezing van den Kinkhoest kan worden gezegd, maar alleen de gefchiktfte wijze van behandeling. Met deeze hebben wij derhalven alleen te doen , terwijl wij het geen tegen dezelve ftrijd kunnen voorbijgaan. Het zal vooraf niet ondienstig zijn te bepaalen , wat men in het algemeen voor de gefchiktfte wijze van Geneezing te houden hebbe. ■Voor eerst. Die, welke boven alle anderen in ftaat is, om de naaste oorzaak te overwinnen. Ten tweeden. Die , welke de toevallen en gevolgen der Ziekte allerbest voorkoomt , ftuit, of verzagt. N 5 Ten  202 J. VEIRAC) de Geneeswijze van den Tenderden. De Geneeswijze zal de gefchiktfte zijn, wanneer de twee evengcmelde oogmerken volbragt worden op de fpoedigfte manier. Kan eene Ziekte in haar begin worden afgebrooken , dan zal dit gefchikter zijn, dan dat men haaren verderen loop afwagt. Die eenen geknelden Breuk op de een of andere wijze inbrengt, handeld gefchikter, dan hij, die al draaiende de verfterving afwagt. Het is gefchikter eene ontfteeking in de borst fpoedig op te ruimen, dan door verzuim van het noodige, eene longzweer te veroorzaaken. De veiligfte manier is ook de gefchiktfte. Eene beredeneerde handelwijze is, in dit, zoo wel als in andere gevallen, de veiligfte, en daarom de gefchiktfte , terwijl al wat raadzelachtig is , dien naam niet draagen kan. Het gebnlik van zagte en bekende Geneesmiddelen is veiliger, dus ook gefchikter, dan Vergiften , die meestal zoo onveiiig als onzeker werken. Wij voegen hier eindelijk bij, dat de aangenaamfte wijze van Geneezen tot de gefchiktfte behoord; een vereischten , vooral noodig bij kinderen , meestal afkeorig van alle Geneesmiddelen. Kan men het zelfde doen met een fmaaklijk-j als met een walglijk middel j dan is het eerfte de gefchiktfte. Kan het doel met een  KINKHOEST. 203 een uitwendig middel even goed als met een inwendig getroffen worden , dan kiest men het • eerfte. Is de Dieet in ftaat, om den lijder te redden, dan laat mende Apotheek ongemoeid. In allen gevallen zal de Geneeswijze meest gefchikt zijn, welke de eenvouwigfte, op eene gezonde befchouwing gevestigd , en door de zuivere Ervaaring bekragtigd is. Pas deeze vereischten toe op de Geneeskundige behandeling van den Kinkhoest, en Gij zult terftond begrijpen , wat het Genoodschap bedoeld met het bijvoeglijk naamwoord de gefchiktfte. Deeze bepaaling was ook noodig zoo wel in de Vraag als in het Antwoord; vermids veele, die over deeze Ziekte handelen , fommige der vereischten uit het oog verliezen, en hunne Geneeswijze veelal inrichten , als of die van eene louter toevallige ontdekking moest afhangen. Steund zij niet dikwerf op onberedeneerde proeven, die geene toepasflng altoos dulden op de waare aart der Ziekte en derzelver naaste oorzaak , gelijk uit het volgende Hoofdftuk al te duidelijk blijkt ? §. XCV1II. Na deeze korte bepaaling van het geen de Vraag bedoeld, zal ik die Geneeswijze tragten ö voor  204 J. VEIRAC, de Geneeswijze yan den voor te ftellen, welke meest daar aan voldoed. Acbtervolgends de verdeeling van den loop der Ziekte (§. XXXVI.), zal bet de gevoeglijkfte orde zijn , (mee uitfluiting echter van het derde tijdperk , voor zoo veel de kunst daar in te kort fchiet,) dat wij overweegen: Voor eerst: Welke de gefebikfte Geneeswijze zij in het eerfte tijdperk (§. XXXVII.) Ten tweeden; die, welke dezelve vereischten bezit in het tweede tijdperk: waar na wij Ten derden; de gefchiktfte manier om de Toevallen te geneezen (§. XLI—XLIX.), tevens ter voorkooming van allen nadeelige Gevolgen (§. LUI—LVI.) zullen poogen aan te wijzen , het geen tevens dienen zal , om de grenzen der Kunst , in het dèrde tijdperk aan te toonen. §. XCIX. Wat het eerfte belangt. Er is (aj, die begrijpt, dat, in het begin der Ziekte, niets in ftaat is, om het tweede tijdperk te voorkoomen, en eén lijder, befmet zijnde, de ganfcheZiekte zal moeten doorftaan. Dan, behoudens den eerbied voor braave mannen , beweere ik , dat de Kinkhoest, terwijl hij noch de ge- (. Rad. Ipocac. grojfi. pulv. dr. ij. Vini alb. gall. unc. iv. Stent calide per Nuchthem. O 2 Filtr.  212 J. VEIRAC, de Geneezing van den Filtr. ut ƒ. TinM. Vinofa. D. • S. Om de twee uuren twee eijerlepels koud. Van deeze en diergelijke bereidingen, waar van ik flegts eenige eenvouwige ftaaltjes heb opgegeeven, erlangd men de uitwerking, welke ter volbrenging der Aanwijzing, in het begin des Kinkhoests , noodzaaklijk is. Indien ik mij niet al te zeer heb bedroogen , meen ik te moogen verzekeren , met behulp derzelven , dikwerf eenen hoest te hebben gefluit , welke de meest beflisfende tekenen had des beginnenden Kinkhoest, en het geen ik, des noods, vrij waarfchijnlijk zou kunnen bewijzen. Nopens deeze Voorfchriften , merk ik noch aan, dat zij bepaald zijn voor een kind beneden het jaar, en de gift , naar geraaden des ouderdoms moet worden vergroot. De bijvoegfels zijn willekeurig, en het Oxymel Scilliticum, als zoodaanig , is in veele gevallen, niet te verwerpen. Indien de flijm niet zeer taai, en de Ziekte in haar allereerfte begin is, flaagd men met No. i., het welk ook in twee verdeelde korte tijden kan worden ingegeeven. Wil men fterker fchudding, dan kan No. 3. binnen eenige uuren, in twee reizen, toegediend  KINKHOEST. 213 diend worden. Zijn de ftoffen meer ingepakt en taai, dan tragt men , echter op eene voorzichtige wijze , de braakingen en walgingen gaande te houden met No. 2. Indien de kinders eene zeer flijmige geaartheid hebben , dan is de Tin&uur No. 4. > of Huxhams wijn van Zee Ajuin , ruim zoo gefchikt, dan de beste bereiding van Spiesglas. Indien de flijm andermaal ophoopt, moet de braaking herhaald worden. De gewoonte , om het kind, even na het gebruik des braakmiddels aan de borst te leggen, of te laaten drinken verwerpen wij; want daar uit ontftaan benaauwdheid en fpanning; het middel word te veel verdund of afgefpoeld , verliest zijn kragt , en daar door mist men zijn doel. Wij verkiezen dit daarom liever even na dat de ontlasting gedaan is. Na de braaking volgd doorgaands ftoelgang; of men bevorderd dezelve, indien de omftandigheden zulks vcreisfchen, met een zagt buikzuiverend middel, Magnefia , Manna , Rha. barber, of diergelijken. Is het lijdertje, na de werking , afgemat of Convulflef, dan tragte men dit te verbeteren met de middelen , welke wij naderhand daar. tegen zullen aanprijzen. O 3 ' s- cv.  214 J. VEIRAC, de Geneezing van den §. CV. Hoe lang moet men met deeze middelen aan. houden ? zoo lang , tot uit de tekenen en toevallen blijkt, dat de flijm, na langer tijds verloop , vermeerderd, daar na in eene zoo geringe hoeveelheid verzameld wordt, dat de vrees voor het tweede tijdperk der Zieke is verdweenen. Gebeurd dit gewenscht gevolg niet, gelijk doorgaands plaats heeft, dan gedraagd de lijder zich, opzichtelijk de braakmiddelen , gelijk onder de Geneeswijze van de tweede periode ftaat gezegd te worden. §• CVI. Wij moeten deeze Geneeswijze als de gefchiktfte, op grond van Reden (§. C.) bewijzen. In den geheelen loop des Kinkhoests, kan de Arts, met het gebruik van Braakmiddelen geene bedoeling altoos hebben , dan de ontlasting van het overtollig flijm. Is nu de Ziekte , reeds in haar begin , van deeze flijmige geaartheid , dan is niets redelijker,. dan dat deeze ontlasting fpoedig gedaan wordt. Des lijders kragten zijn als dan nog niet afgemat door het geweld der Ziekte. Men heeft zelden voor ftuipen en  KINKHOEST. aiS en andere toevallen van aanbelang te vreezen , welke in laatere tijd te dugten zijn. Andere middelen zijn ook meest al vrugteloos, en die ftaafd de noodzaaklijkheid van onze behandeling in het begin der Ziekte. De Rede fterkt niet weinig de gefchiktheid deezer handelwijze, uit aanmerking van de manier, op welk een Braakmiddel in het algemeen werkt. De zenuwen der Maag geprikkeld zijnde geraakt dit ingewand in eene beweeging, Haande ten aanzien van haare hevigheid en kragt, in eene omgekeerde rede van haare gewoone wijze van werking , in verband van het vermogen des middels. Dit heeft tot zijn ge- volg, dat het Middenrif bovenwaar wu.ul gedrukt, dat de fpieren van de Borst, Buik en Rug medewerken , om de Long te persfen , dat dit Ingewand zelve, door de fleeds verfoeide Ademhaaiing naauwer gedrukt wordt, en het fpierachcig weeficl des Slokdarms werkt in eene omgekeerde orde der Natuur. Dus loopt alles iamen, om het geen de Maag bevat, zoo wel als het geen de luchtblaazen van de Long , de klieren vande Luchtpijp, Keel en Slokdarm b* zet, op eene geweldige wijze uit te drijven. Schoon nu een kind in allen gevallen , het overiae fteliik ftaande , met veel minder moeite Ur-mli-r rinn peilen beiaarden, zal dit echter uiaatii., v."" ■> ,04 ai"  216 J. VEIRAC, de Geneezing van den allerzekerst gebeuren naar rnaate van zijne mindere fterkte. Alles faamge.noomen wettigd ten overvloede de gefchiktheid der Braakmiddelen , en des noods van buikzuiverende middelen , in het eerfte tijdperk van den Kinkhoest. Die zich der moeite getroost, om dit geval een ogenblik te vergelijken, met anderen geüjkfoortigen, zal geen' verderen aandrang van dit onderwerp vergen, &. CV II. De Ondervinding pleit niet minder dan de rede 'voor de-gefchiktheid deezer Geneeswijze; want, fchoon wij mogten verfchiRen met anderen in den tijd, om de konstbraaking te beginnen, wordt echter het nut derzelve door niemand voluit ontkend , maar, in tegendeel, door verre de meesten naar verdiensten aangepreezen, offchoon zij deezen weg nietinflaan, dan met het tweede tijdperk der Ziekte. Ondanks dit verfchil is het nochtans onloochenbaar , dat deeze Geneeskundigen hun gevoelen met de ondervinding aandringen (§. C1II. n. a. b. c); wanneer hun gezag een fterke fteun geeft, aan mijne Geneeswijze. Behalven uit het boven (§. CVI.) beredeneerde, blijkt ons begrip uit het volgende noch nader. Is de aart  KINKHOEST. 217 aart en naaste oorzaak van den Kinkhoest in zijn tweede Tijdperk niet veranderd in weezen, maar flegts gevorderd in vermogen, dan hebben de aangehaalde waarneemers , ter geneezing van die Ziekte, geene andere Aanwijzing kunnen of moeten volbrengen dan wij (§. XCIX.); ten minsten indien onze Hellingen (§. I. N. 5.) nopens de natuur van de Ziekte, en haare naaste oorzaak (§. XL), gegrond zijn. Dan hebben zij ook geen ander gevolg van hunne Geneeswijze gehad , dan Wjj. Is de Konstbraaking in eenen hoogeren trap der Ziekte, naar aanleiding van eene rijke Ondervinding, voor het gefchiktfte middel ter geneezing te houden , dan pleit dezelve ervaaring ten fterkfte voor de meerdere gefchiktheid van onze handelwijze, en wij mogen het veilig daar voor houden, als of die waarneeming ter verfterking van ons gevoelen , hier waaren ingelascht. v Vooral zou het hier de juiste gelegenheid zijn , om het nut der Braakmiddelen , bijzonder boven (§. CIV.) aangepreezen, met eige waarneemingen zoo voldoende te bekragtigen, dat geen twijfel van derzelver overwigt boven die van anderen overlchoot. Het zou ook weinig moeite kosten, om , ten dien einde , eene breede rei van gevallen bij te brcnO 5 Seu 5 1  218 J. VEIRACf de Geneezing van den gen; doch wat kan eene ééntoonige lijst van Hiftorifche vernaaien eener Ziekte, ten zeiven tijde , in gelijke omftandigheeden meer baaten, dan een wettig befluit, uit de gefaamentlijke waerneemingen opgemaakt ? dat befluit is deeze pra&ikaale regelde Ondervinding leerd, dat de gefchiktfte manier, om den Kinkhoest in .zijn begin te geneezen, beftaat, in het 'gebruik van Braakmiddelen. De aanleiding tot deeze wijze van behandeling verfchafte mij de vruchteloosheid van allen anderen; en de goede uitflag derzelve gaf gelegenheid, om de geneezing mee dezelve naderhand altijd te beginnen. Beproefd men de gewoone wijze van doen , dan faald het zelden, of de Ziekte gaat haar gang; terwijl de uitflag van mijne Geneeswijze meer dan eens beftond in de voorkooming des tweeden tijdperks, zonder dat een der kinderen , zoo veel mij bewust is , door eene volgende Epidemie werd aangetast. Ik beveel deswegens deeze behandeling, als de gefchiktfte , aan de aandacht mijner Medebroederen , onder de wensch , dat de Ouders den Arts fpoediger raadpleegen , dan gemeenlijk gefchied, offchoon anders de Ziekte geen fpoed 1 noch gevaar aanduid. "Wil men tegenwerpen-, datik misfehieneenen flijmigen Hoest uit Verkoudheid, of eene andere diergelijke oorzaak ge-  KINKHOEST. 219 gebooren , onder den naam van het eerfte tijdperk des Kinkhoest heb geneezen; dat ik mij heb bedroogen, dat ik ten minsten niet volkoomen zeker zijn kan, of de hoest in de daad een beginnende Kinkhoest was; dan zal men met mijne ftellige verzekering van het tegendeel niet te vreeden zijn. Maar wanneer men in aanmerking neemt, dat ik veele Zuigelingen en andere Kinders , geduurende de eene Epidemie , toen andere in het zelfde huis, zich onder het tweede tijdperk der Ziekte bevonden, door de aangepreeze wijze van behandeling, herfteld hebbevan eenen hoest, die zich door zijne ftellige tekenen (§. XXIX.) kenbaar maakte , terwijl de ontkennende tekenen (§. XXX.) afweezig waaren; en men hier bij voegd , dat daar na geen tweede periode volgde, dan meen ik deeze tegenwerping genoegfaam te hebben opgeloscht. Die twijfeld kan zich door proeven overtuigen. Indien een befluit fteund op moreel overreedende onderftellingen, dan is dit in onze practijk zoo goed als eene halve preuve, vooral wanneetde tegenwerpingen, evenonderftcllig, te zwak zijn, om het befluit om te ftooten. Maar dit is het geval. Daar te boven , wanneer men de tegenwerping wil doen gelden, en, op grond derzelve, de braakmiddelen in het begin  zio J. VEIRAC. de Geneezing van den gin der Ziekte verwerpen, dan Joopt men gewis gevaar van het tweede tijdperk : maar, wanneer men denzelven in allen Zinking- en Maaghoesten aanwend , (gejijk zonder het lijdertje te benaadeelen meestal kan gefchieden,) offchoon mogelijk het tweede tijdperk niet zoude gevolgd hebben; dan heeft men ten minsten het voordeel, om ook zulken te redden , die anders even mogelijk de ganfcheZiekte zouden moeten hebben doorftaan. Ontmoet men een enkel geval, waar in de reden , om geen braakmiddel in te geeven, opweegen tegen die van het tegendeel, dan verbeide men het tweede tijdperk , onder het beftuur, waar toe wij terftond overgaan. CVIII. Onder de aangepreeze Geneeswijze, en na dat de Braakmiddelen niet meer aangeweezen worden, moeten de Lij dertjes, en Minnen onder den leefregel, te vooren (§. LXXX1IILXXXV1I.) uitvoerig genoeg befchreeven , gebragt en gehouden worden , waar door tevens de tweede Aanwijzing (§. XC1X.) zoo verre die hier noodzaaklijk is, kan werden voldaan. Tót Geneesmiddelen behoefd men zelden den toevlucht te neemen, en, indien zij al  KINKHOEST. **" al worden vereischt, kunnen die geen ander doel hebben, dan wij, bij de nadere overweeging van de Geneeswijze der Ziekte in het tweede tijdperk zullen voordellen. Dan men flaagd niet altijd: de Arts wordt vaak eerst gezogt, na dat de Kinkhoest merkelijk gevorderd is; zoo dat Hij zich weinig bekreunen met het geen zijnen lijder in het begin der Ziekte dienstig had kunnen zijn. §. CIX. De orde (§. LXXXVIII.) brengt ons tot de overweeging der gefchiktfte Geneeswijze van den Kinkhoest in zijn Tweede Tijdperk. Ik herzeg, dat de Klankhoest ( Tujfis Clangofa) bov-n (§ XLV. N. i.) opzetlijk befchreeven , geen'nieuw toeval is, maar befchouwd moet worden, als eene voortduwende en verzwaarde Uitwerking van dezelve Naaste Oorzaak , waar aan wij het begin der Ziekte hebben toegefchreeven, zoo dat die Oorzaak niet veianderd is in weezen, maar toegenoomen in geweld en vermogen. De Braakingen , ten einde van elk Acces zich vertoonende , en waar op de meeste hunne Geneeswijze gronden, houden wij, om de gegeeven reden (§. XLV. N. 5.) voor het gevolg van het geweld  222 J. VEIRJC, de Geneezing van den weid des Hoests, het zij door medegevoel het zij door de hevigheid der fchutfdingeh van de maag. indien derhalven de toevallen geene opzetlijke aandacht vereifchen , blijft de gefchiktfte aanwijzing ter geneezing, ook in dit tijdperk, dezelve als in het eerfte (§. C. N. i). Evenwel let men vooral dan op zekere omftandigheden , welke , het verder gebruik der Braakmiddelen zouden kunnen verbieden , en hoofdzaaklijk hier op uitkoomen. Voor eerst, wanneer men eene büjkbaare Ontfteeking of vlakke zweertjes in de keel en aan de lel verneemt. Ten anderen. Men Haakt deeze middelen, wanneer de braakingen, bij het afbreeken van den aanval, zodaanig zijn vermecnigvuldigd en toegenoomen in hevigheid, dat er duchtige reden zijn, om te vreezen , dat het inwendig bekleedfel der Maag te veel ontbloodt, raauw en ontftooken wordt. Met één overtuigend geval zou ik kunnen ftaaven , dat eene verfterving der Maag en de dood , het treurig gevolg waren van een onvoorzichtig voordgezet gebruik van Braakmiddelen. Tsn derden. Zoo dra de Braaking en Hoest zuiver ftuipachtig en droog worden , is de minste prikkeling gevaarlijk. Ten vierden. Deeze middelen moeten ook met  KINKHOEST. 223 met de uiterfte zorgvuldigheid gebezigd of verworpen worden, wanneer de Ziekte fommige toevallen of gevolgen heeft te weeg gebragt, welke de braakmiddelen altijd bedenkelijk maaken. Ik bedoel den Bloedhoest, ontftooken Longziekten , Breuken , Uitzakkingen en diergelijken. Ten vijfden. Een oplettend Geneesheer zorgd altijd, dat de ontijdig wordende bevorderd , noch heviger zij dan die, welke de aanval zelve verwekt. Hij verliest des lijders geftel nooit uit het oog , en durft bij min aandoenlijke en flijmige kinderen met zijne behandeling , zonder eenigen fchroom , langer aanhouden , dan bij zeer prikkelbaare, enz. §. CX. Zie daar, metf de mogelijkfte kortheid, de manier, welke ik de gefchiktfte heb gevonden, om den Kinkhoest in zijnen gewoonen loop te Ituïten of te geneezen. De overige middelen , welken in den tweeden ftaat deezer Ziekte te pas koomen , en van een oneindig verfchil zijn, worden niet zoo zeer ingericht tegen de Naaste Oorzaak, dan tegen de Toevallen , of ter voorkooming van fchadelijke gevolgen, gelijk ftraks moet beweezen worden. §. CXI.  224 3- VEI R. AC , de Geneezing van den §. CXI. Wat verder te doen is, om de geneezing te volbrengen, kan men uit het ftraks (§. CVIII.) eenigzins opmaaken , en is voords in het Hoofdftuk, der Voorbehoeding genoeg te vinden. Goed Zog overeenkomstig des lijders geitel , Voedfels van gelijke zagte aart; eene frisfche zoele Lucht; matige Beweeging; ver-v Herkende Geneesmiddelen ; vooral een omzichtig gebruik van den Koortsbast, leveren dat geen op, wat verder tot eene volkoome herftelling wordt vereischt. §. CXII. Maar deeze leefregel (verg. §. LXXXIIILXXXV.) hoe gefchikt, is niet altijd voldoende. Kan zij den Kinkhoest geneezen, wanneer die met zulke Zieken gepaard is, welke eene bijzondere oplettendheid vereifchen, hoewel zij niet als Toevallen der Ziekte kunnen werden befchouwd ? Doch deeze Ziekte en haare gefchiktte Geneeswijze heb ik (§. XCI.) uitvoerig genoeg befchreeven, om in geene onnoodige herhaalingen te vallen. Is het daar te boven wel redelijker wijze van eenen Arts, die de befchrijving van eene bepaalde Ziekte on-  KINKHOES T. 225 onderneemt, te vergen, dat hij zoo veele veranderingen, en verfchillende verfchijnfelen, welke uit de aart dier Ziekte niet voordvloeijen, befchrijve? was het tegendeel waar, dan moest hij, die eene Ziekte befchrijft, verplicht zijn , om de ganfche praftijk te dooiioopen. Wil men, in het Geneeskundig gedeelte van zulk een Verhandeling als deeze , verwarring en nutteloozen omflag vermijden , dan gaat, mijnes erachtens , de verplichting niet verder, dan tot de opzetlijke aanwijzing ter geneezing van zodaanige toevallen, welke uit de •Ziekte zelve kunnen worden verklaart. Wij ftaaken, om deeze reden, hier het verder onderzoek van de Geneeswijze des Kinkhoest in het gemeen, om, na dezelve een weinig te hebben aangedrongen , over te gaan tot de geneezing der Toevallen. §. cxiir. Op deeze manier , welke naar mijns oordeels beftaanbaar is met de gronden, op welken de aanwijzing moet fteunen, is het mij, zeg ik, dikwijls gelukt, niet alleen het tweede tijdperk af tefriijden , maar ik heb ook duidelijk bemerkt, dat hoe fpoediger die Geneeswijze begonnen werde , hoe zagter in het VI. Deel.' P ver"  226 .9". VEIRAC, de Geneeswijze van den vervolg de aanvallen waaren, indien dezelve zich, ondanks alle zorg vertoonden. Nooit heb ik een lijder verlooren; noch uit mijne behandeling eenig kwaad gevolg zien ontftaan. Zelden verplichten mij de toevallen, om tegen dezelven, met voorbijgang der hoofdzaak, opzetlijk te waaken. Bezit dan deeze manier van behandeling de vereischten niet, welke wij te vooren (§. XCVII.) begeerden ? maar is zij niet te eenyouwig? is zij niet te algemeen ? zoo vraagt misfchien een liefhebber van omflag. Naar mijn begrip hangen de bijzonderheden af van de toevallen, en daar van zullen wij aanftonds handelen. Eene eenvoudige wijze van geneezen, die tevens voldoed, prijst zich even daarom te meer aan. Zij is de gefchiktfte, inzonderheid bij kinderen. Hier vooral geldt Boerhaavens guide fpreuk: fimplex figillum veri. Is het niet de eenvouwigheid in de geneezing, die den goeden Arts karaélerifeerd ? of zoudt Gij hem bewonderen , die met veel omflags de voordbrengfels van Oost en West, van Berg en Zee, van Boom en Plant bij een haspeld, om eene eenvouwige aanwijzing te volbrengen ? verraad ook hij zijne onkunde niet, die bij klaaren dag handeld, als of het ftikdonker was, en op duizend raadzelachtige omweegen wandeld, herom  KINK HOES T. 22J om zwerft, terwijl hij den rechten Weg noch ziet noch inflaat ? het blijft tot noch toe voor het nageflacht bewaard, om in de meeste Ziekten met eenen goeden leefregel, zonder Geneesmiddelen, ten minsten met zeer weinigen, te kunnen flaagen. Het nuttig Genoodfchap, Servandis Civibus, hoopt men, zal aan dit Gebouw, wel dra den eerften fteen leggen. In ftede van deezen uitflap, had men mogelijk liever gezien , dat ik mijne Geneeswijze had getoetst aan die mijner voorgangeren, en voldoende reden gegeeven van derzelver voorkeur. Doch indien mijne eerzucht zich niet te veel vleid, meen ik haare behendigheid genoeg te hebben beweezen; en of zij den boventoon flaat boven eenige andere Geneeswijze , kan de Lezer opmaaken uit eene vergelijking met die van veele anderen, welke in het volgende Hoofdftuk te vinden zijn , het geen ik, ook daarom, noodig oordeelde , bij mijne Verhandeling te voegen. §. CXIV. Zoo koomen wij eindelijk tot de gefchiktfte Geneezing der Toevallen (§. XCVIII. N. 3.) Wij hebben aangemerkt (§. XL.;, dat zij in den beginne der Ziekte van weinig belang P 2 zijn,  228 J. VEIRAC, de Geneezing van den zijn, zoo dat dezelven, als wezenlijke Toevallen van den Kinkhoest geene afzonderlijke behandeling vereisfchen. Die, welke in het vervolg de oplettenheid van den Arts verdie. nen ,' kunnen tot de volgende worden betrokken : Voor eerst. Eene zeer geweldige Hoest. Ten tweeden. Eene belemmerde ontlasting van flijm uit de keel en long. Ten derden. Zeer moeilijke walgingen en braakingen. Ten vierden. Stuipen. Ten vijfden. De toevallen van eenen belemmerden geregelden omloop des bloeds door de long. Ten zesden. Die, welke uit eene geweldige drukking der ingewanden van den buik ontftaan. Ten zevenden. Zulken , die eene misvorming van de borst nalaaten. Eene oplettende herleezing van de lijst der toevallen (§. XLII-XLIX.) kan toonen', dat deeze de voornaamfle zijn , welke thans onder onze overweeging vallen moeten; terwijl zij , zoo uit aanmerking van zich zeiven , als van de gewichtige gevolgen, welke zij kunnen nalaaten , vooral indien eene andere Ziekte den Kinkhoest verzeld (§.  KINKHOES T. 229 L.) j de mogelijkfte oplettendheid vorderen. §. CXV. Voor eerst, dan fpreeken wij van den Hoest te voorenX§- XLV. N. 1.) uitvoerig befchreeven. Veele zoeken ten onrechte , gelijk ik meermaalen heb aangemerkt , de Geneezing des Kinkhoest en de herftelling, en de vermindering dier Ziekte in de bedaaring van dit toeval. Dit gefchied, om dat zij den geheelen loop der Ziekte befchouwen binnen den kring van dit toeval, of liever het toeval zeiven voor de Ziekte houden. Anderen bekreunen zich weinig aan het zelve indien het in geweld niet uitmunt. Sommige laaten de ontlasting van den flijm voorafgaan, en beproeven daarna zulke middelen, waar op zij het meeste vertrouwen ftellen , en die meestal eene ipecifieke krampftillende eigenfehap bezitten. Het gevoelen der laafden fteund meest op de aart der Ziekte, welke, wat den Hoest aangaat, vrij algemeen voor krampachtig werdt gehouden. Van deeze middelen heeft men eene zeer groote verfcheidenheid , en dit toond ten klaarfte, dat de geaartheid der lijderen , of de innerlijke natuur van het fmet niet altijd dezelve zijn, dat het toeval mociP 3 W  230 J. VEIRAC, de Geneezing van den lijkte bedwingen', of dat men altijd geneigd is, iets te voegen bij het geen bekend en beproefd is. Wij zullen in een beknopt tafreel de hoofdingrediënten verzamelen der middelen, van welken met den grootften ophef wordt gefprooken, en waar van een breder Verhaal in het laatfte Hoofdftuk zal te vinden zijn. Wat de inwendige middelen betreft. De een en ander beuzeld van gebraaden en tot poeder geftampte Muizen voor de Minne en het Kind (Y). De eerfte rekend zich ook verplicht , om de Pisfenbedden ter beproeving voor teilaan. Het Heulfap en andere ver- doovende middelen worden door deezen ge- preezen (b) , door geenen gelaakt 00- De bendingen uit het Spiesglas tegen dit toeval heeft veele verdedigers (d). Sommige houden het Mofchus voor fpecifiek (e). —. Een laater Schrijver verheft boven al den Dollen Kervel (ƒ); maar zijn Landgenoot verguisd de gronden, waar op het nut van dit middel is gebouwd (g). Thans wordt het inwendig gebruik der Spaanfche Vliegen, vooral het Poeder of Tinctuur derzelven opgevijzeld 00 N. i, 17. 00 N. 2, 13, 34, 39. (o N. 9, 31. 00 N. 4, 14, 15, 21, 28, 36, 39, 43. CO N. 9» 30, 31. 00 N. 12. 00 N- J5-  KINKHOEST. 231 zeld 0); het geen echter door een' kundig' Arts worde afgekeurd (b). Duivelsdrek (c) f —. Bevergeil ( 35) 36, 40. (0 No. 27, 28.  KINKHOES T. 233 nut en nadeel der vrije lucht, ftaande het acces, heeft men ook verfchillende begrippen, doch daar omtrend zal in het vervolg, vooral in het laatfte Hoofdftuk, iets naders te zeggen zijn. .Van de Huismiddeltjes, als Ra- menas met zuiker , Slakken-melk, Sijroop, Pasonie, Olieën, Gommen, Tabellen, Paftes en foortge- lijken heb ik gemeend niet te moeten fpreeken, omdat zij.in ons geval niets beduiden.— Ook denk ik , dat de flijm fnijdende dingen, als de Kermes minerale, Zee Ajuin, verlengd Braakwijnfteen QTartre emeticq en lavage,) en veele andere bereidingen van den Wijnfteen te moeten fluiten buiten den rang der middelen , welke met eenig recht tegen het toeval, waar over thans wordt gehandeld in aanmerking koomen. Uitwendig worden, met oogmerk om het geweld van den Hoest te bedaaren , of dien te fluiten, onderfcheide middelen aangepreezen. De voornaamfte zijn een half Bad (a) , —- Voetbaden (ZO, koud water op de Borst (c), — Wrijvingen van de Borst en der Lendenmet olie van Scorpioenen (d), -— Wrij- vin- - 00 n. 13. (/;) n. 35. 0) n. 38. C<0 n. 39, P 5  234 J- VEIRAC, de Geneezing van den vingen met doordringende Balfems teegcn de zooien, Spaanfche Vliegen, of andere blaartrekkende aanlegfels tegen de Borsc (a), . verzagtende Kiijfleeren, Aderlaatingen, enz. Wij durven niet gisfen na de mogelijkheid , om te vereffenen, hoe een zuiver krampachtig toeval, met Geneesmiddelen , van welken fommige eene ftrijdende werking doen , kan worden gefluit. Het' is waar , dat dezelve Ziekte, in verfchillende Landen, bij onderfcheiden menfchen, eene andere Geneeswijze kan vereifchen, maar zal die tegen het toeval, waar van thans werdt gehandeld, voldoen , dan moeten de middelen eene cigenaartige of gevolglijke krampftillende eigenfehap bezitten. Laat ons dit fluk iets nader overweegen. De waarc grond, waar op de keuze des middels moet fleunen, moet gezogt worden in het geen te vooren (§. XLV. N. i.) betreklijk dit toeval is gezegd, vergeleeken met de gronden van voorzegging, daar van ontleend (§. LXV.) Alles wat daar tegen aanloopt kan geenzins den naam van eene oordeelkundige of tegen de naaste oorzaak allergefchiktfle Geneeswijze draagen , maar is ongegrond en raadfelachtig. Ik zal mijn manier van O) N. 35» 36.  KIN K H O E S T. 23J van handelen, tegen dit toeval afzonderlijk gericht, en, zoo ik vertrouw, gefchikt naar deszelfs waaren aart, met alle onderdaanigheid, nu verder overgeeven aan de toets mijner medebroederen, In de meeste gevallen vond ik geen rede, om iets anders te doen, dan om het ligbaam eene richting te geeven, welke de ademhaaiing gemaklijkst maakte , en tevens de nadeelige gevolgen van den hoest konde voorkoomen. Wanneer het toeval eene opzetlijke behandeling yereischte, vond ik mij niet zelden te leur gefteld met de meest geroemde fpecifieken. Zulke middelen , welke eene beredeneerde of foortgelijke krampftillende eigenfehap bezitten voldeeden best aan het oogmerk: hoedanigheden, welke de ervaaring bevestigde , genoegfaam te vinden te zijn in de opgemelde Braakmiddelen (§. CIV.), behoorlijk aangewend. Met deezen alleen heb ik teffens aan twee oogmerken voldaan; naamlijk, door de ontlasting des flijms, ook het geweld van den Kramphoest gebrooken. Deeze behandeling prijst zich te meer aan, naar maate men onder den Hoest zelden gelegenheid hebben zal, om den lijder iets inwendig toe te dienen. Indien de omftandigheden (§• CIX. N. 4, 5.) deeze ontlasting verbieden , dan, ook niet  236 J. VEIRAC) de Geneezing van den niet anders tragt ik den Hoest door een foortelijk krarapfiillend middel te bedaaren. Ik lk zeg te bedaaren. Want dien geheel te fluiten is niet mogelijk, en, zoo het mogelijk was, niet raadfaam, gemerkt hij daar na met dubbeld geweld wederkeerd. Na een aantal krampflillende middelen in drie onderfcheide Epidemiën , bij verfchillende lijdertjes te hebben beproefd , heb ik'geen derzelven zoo voldoende gevonden, dan het volgende poedertje: !^>. Flor. Zinci exacl. parat. gr. ij. Caphurce gr. j. Mofchi gr. ij. rite mijl. f. pulvifc. Deeze was de geringfle gift voor een kind beneeden het jaar; eene mindere hoeveelheid voldeed niet. Het poedertje telkens versch bereid , werd een- twee- fomtijds driemaal daags, tusfchen de aanvallen gegeeven : de beflanddeelen of giften , naar maate des ouderdoms vermeerderd: en bij het zelve werdt gevoegd het geen des lijders verdere toeftand of fmaak vereischten. Zelden had ik meer dan zes poedertjes noodig, om de groorfte hevig, heid des toevals te verminderen , zelden was de lijder' af keerig van het zelve. Nochtans is  KINKHOES T. 237 is het middel zoo min als eenig ander , in allen gevallen even voordeelig. Echter verdiend het, naar mijne ervaaring, zoo verre de voorkeur , dat ik tot geen ander gewoon ' ben, de toevlucht te neemen , dan na .dit vooraf te hebben beproefd, en de eerfte vier of vijf dagen te hebben doorgezet. Een en andermaal is het mij gelukt de wederftreevigfte aanvallen te bedaaren met een poejertje, beftaande uit drie grijnen van Hombergs ftillend Zout, en vijf grijnen Suiker, of liever Zout van Zoetemelk , bereid op de manier van Vullijamoz (a), welk middel driei of meermaalen daags werd ingegeeven. De eerfte aanleiding, om het zelve in dit geval te beproeven, ben ik verplicht aan wijlen den Hoogleeraar Gaubius. Het middel van Clos: sius (è) verdiend nader onderzoek, want ik I heb het zelve nooit beproefd , zonder tevens 1 eene Spaanfche Vliegplijster op de borst ge; plaatst te hebben, zoo'dat het voordeelig gevolg met geene genoegfaame zekerheid aan het Geneesmiddel konde werden toegefchreeven. Wanneer het lijdertje zeer prikkelbaar en de flijm ongemeen taai was, voegde ik bil (0) Difert. Inaug de Sacch. laftes. Leydt. (V) N. 14.  238 J. VR1RAC, de Geneezing van den bij het zelve , met goed gevolg, één grijn Sal volat. c. c. Zie daar kortelijk het geen mij, ten aanzien der inwendige middelen, meest voldaan heeft. Slijmige Gommen, Oliën , Sijroopen , Walfchot en diergelijke fmeerige dingen, heb ik in allen gevallen fchadelijk bevonden. Een en andermaal moest ik het Heul lap, als een verdoovend middel, gebruiken ; maar , altijd keerde de hoest naderhand met zoo veel gewelds weder, dat ik met Forees, de Gorter , Tralles en anderen het Opium ondervindelijk afraade. Men heeft rede. om zich te verwonderen, hoe veele voornaame Geneesheeren dat gevaarlijk middel in dit opzicht met zoo veel lofs vereeren. De verhittende Tinctuuren van Duivelsdrek , Saffraan , Bevergeil, Barnfteen, wilde Valeriaan en Spaanfche Vliegen bragten eene koortfige hette te weeg, en vermeerderden of verzwaarden de aanvallen. Eindelijk moet ik erkennen, dat de Koortsbast, als een Specifiek tegen het geweld van den hoest, mij nooit voldaan heeft. Het uitgeperst en daarna uitgedamt fap van de verfche Cicuta heb ik, op eene voorzichtige wijze beproefd, maar ik had veele reden, om de proeven te ftaaken. Van andere Vergiften de Bella Dona uitgezonderd, heb ik geene  KINKHOEST. 239 ne ondervinding. Doch, fchoon ik geen blijkbaare reden heb , om mij over dat middel te beklaagen, vind ik echter raadfaamer nopens het zelve, mij te bedienen van het uittrekfel eens briefs , door een' voornaam' Arts aan zijne Vriend gefchreeven , en mij gunstig medegedeeld : ,, De Bella Dona is verdoovend en „ krampftillend. Niets heeft mij beter „ voldaan tegen de geweldigfte aanvallen van „ den Kinkhoest. Bij Zuigelingen moet men met één grijn van het poeder der bla„ den, voor eenen dag, beginnen, de dof es ,, vergrooten naar de jaaren , en dagelijks op„ klimmen. Kinderen van twee jaaren geef ,, ik veilig twee, den bejaarden agt, tien of ,, meer grijnen daags met fuiker. Den zesden ,, dag of eerder, fomtijds zelfs den derden, ,, was de hoest zagter , en bleef zodaanig. „ Sommige kinders klaagden, onder de wer„ king des middels, overfchemering, ofkort„ zichtigheid, het geen verdwijnd wanneer „ de gift verminderd , of het middel een paar „ dagen geftaakt wordt. Eenige werden hard„ lijvig en hadden klijfteeren noodig, of ik „ paarde het middel met wat pulvis Cornachi„ nus , wanneer de ftoelgang geregeld bleef. „ Ik heb de kragt van dat Specifiek aan ande„ ren medegedeeld , die daar over zeer te „ vree-  2.40 VEIR-AC, de Geneezing van den „ vreeden zijn. Wij flaagden veeltijds wan„ neer de beroemdrte middelen mislukten. Ik „ kreeg in den zin, om de Bella Donna te be„ proeven uit aanmerking van haare groote „ nuttigheid in de Hyfterieke toevallen en St. „ Vüus dans. Herhaalde Waarneemingen zul„ len mijne proeven flaaven. Ik gaf het mid„ del terftond na een Braakmiddel , en de kinders vvaaren fpoediger geneezen, dan ik vertrouw , dat anders zoude zijn gefchied. „ Deemejis moet vooral bij Zuigelingen , voorj, gaan, want het Acidum fchijnt de kragtder Bella Donna te breeken. Ik aarzel nu geen „ ogenblik, om het poeder aan allen kinderen te geeven, zonder af te wagten, of den ,, hoest hevig of niet zijn zal." De trouw en kundigheid van den Waarneemer, zijn genoegfaame waarborgen voor elk, die de kragt van dit Vergif, in dit geval nader wil onderzoeken. Ünder deeze of de vroegere gemelde behandeling, moeten de Zoogfters en Lijders eenen zeer zagten leefregel houden , en zich voor al, wat prikkeld zorgvuldig wagten. Uitwendig zijn de prikkelingen vooral van Spaanfche Vliegen zeer voordeelig, zoo dat het mij meer dan eens is gelukt, het geweld van dit toeval alleen daar mede te fluiten : zij moeten niet terftond , maar na eenige aanval-  KINKHOEST. 241 vallen , niet op, maar wederzijds van het Borstbeen gelcgt worden , terwijl het lijderrje tevens tegen de te vreczene droppel is, en om een gefchikt voermiddel te hebben voor mijn' aangepreczen poeder, een Amandelmelk met wat Arabifche Gom word toegediend. Het koud water , onder" den hoest tegen dc bont gej plaatst, en terftond afgenoomen, kan, wanneer, dit dikwijls herhaald wordt, nuttig zijn. Deeze proef gelukte mij eensin een geval, het welk geen uitftel gedoogde. Warme Baden , en Klijfteeren zijn tusfchen de aanvallen bij een bloedrijk kind niet af te raaden: Bij een lijdertje van derde half jaar, te vooren met een Herpes geplaagd, flaagde ik, toen het kind bijna, bij eiken aanval, met den dood gedreigd werdt, met een groote Spaanfche Vliegpleister op het hoofd , waar na de huidziekte te voorfchijn kwam , en de aanvallen van den hoest in geweld en getal verminderden. In weerwil van ons begrip in het verwerpen van al wat naar gisfing zweem'd wanneer het op de behandeling van Zieken aanköomt, moet ik echter bekennen, dat het verband van de werking der aangepreezen middelen met de oorzaak van het toeval niet altijd even gemaklijk te bepaalen is. Sommigen hebben ongetwijfeld een Specifiek vermogen ; maar wan- VI. Deel. Q neer  242 3' VEIRAC, 'de Geneezing van den1 neer dit vermogen geftaafd wordt uit de Analogie van andere gelijkfoortige toevallen , gelijk ten aanzien van ons middel zeker is, dan is de kragt van zulk een Specifiek geen raadfel meer. Evenwel ontbreekt ons de kundigheid, Om de weêikeerige werking van het middel , eh de naaste oorzaak des toevals redenkundig te betoogen. Misfchien voldoen andere aan het oogmerk door hunne afleidende eigenfehapy Mogelijk zijn fommigen voordeelig , om dat zij de benedenwaardfche werking des Middenj-ifs gemaklijker maaken. Doch in plaats van hier over uittewijden , zullen wij liever de voorgeftelde , door eene genoegfaame ervaaring geftaafde , en met de befchouwing, zoor veel de aart der zaake toelaat , ftrookende , behandelingoverlaaten aan het onpartijdig onderzoek der [Geneeskundigen. Wij zullen de overige Toevallen even gelijk zij, alwaar het behoorde , .(§. XLV.) zijn opgegeeven, nagaan, en de bijzondere behandeling der geenen, welke dezelve yereifbhen, en elders (§. CXIV.) genoemd zijn, op de gefchiktfte manier tragten voor te draagen.. , §. CXVI. . • Het tweede, toeval (§.. XLV. N. 2. en §, CXIV.  K I xV K HOES T. 243 CXIV. N. 2.) is de belemmerde ontlasting van jlijm uit dc Keel en Long. Behoudends het vermogen der Eraakmiddelcn, om dit toeval te voorkoomen , of in tijds te hcrfcellen , is het echter, uitwijzends de ondervinding mogelijk, dat de taaie flijm de keel in dier voe' gen bezet, dat hetlijdertje, zonder eene ogenbliklijke hulp, in gevaar is , om te flikken. Het draalen kan doodlijk zijm Des Geneesheers koomst te verbeiden is gevaarlijk. De oppasfer moet van de mogelijkheid deezes toe^ vals te vooren onderricht, .en bij eiken aanval op zijn hoede zijn. Zoo dra , het gevaar zich vertoond, bezigd hij het eenigst middel, cm het zelve af te wenden. Hij .haald het ingepakte flijm met den vinger voorwaards, ontruimd de keel en verfchaft aldus der ducht een'vrijen toegang naar de long. Het lijder tje zal voor dien tijd gered zijn, ten zij men te lang gewagt hebbe „ wanneer het, in bezwijming geraakte kind even eens moet worden behandeld, als men gewoon is den fchijnbaaren verflikten te doen. Daar door werdt een kind van den dood bevrijd (a~). Om dit toeval, het geen bij elk acces k^n wederkeeren, te voorkoomen, zal het best zijn, om den Qa) No. 20. , ■ O 2  244 J. VEIRAC, de Geneezing van den den Dampkring eene prikkelende eigenfehap te geeven, en nu en dan, tusfchen de aanvallen eene- niezing te veroorzaaken. Hoe meer fnot uit de Neus word geloosd , hoe minder men voor den aanvoer van flijm uit de voorhoofds- en wiggcbcensBoezcms naar de keel tc vreezen heeft. Ten dien einde bedien ik mij met voordeel van - de ontwikkeld wordende vaste lucht,- van een verlengd vlug Zout, of vluggen:Geest. "Bejaarden hebben van dit toeval luttel te vreezen, of kunnen zich met een fnuifje redden. In allen gevallen echter is de Braaking het beste Behoed-en Geneesmiddel. §. CXVII. : De Toevallen tot het derde foort betrokken (§. XLV. N. 3.) zullen ftraks (§. CX1X.) beter plaats vinden , terwijl die , welke tot de vierde klasfe (§. XLV. N. 4.) behooren, zoo even behandeld zijn. De draad der' verdeeling (§ CXIV. N, 3.) leid ons thans tot de opgaave 'van de gefchiktfte manier , ;om de zeer moeilijke Walgingen en Braakingen ' (§. XLV. N. 5.) te keer te gaan. Ik kan niet genoeg-herinneren (verg. §. CXV. N. 3.), dat dit toeval niet door eene Idiopatieke prikkeling van de Maag, maar door enkel medege, voel,  KINKHOES T. 245 voel, of door de geweldige fchuddingen onder den hoest (indien de Maag noch niet geheel van haar.flijrnis beroofd) ^ebooren wordt, r+hoewel ik geenzins ontkenno, dat de Walgingen wanneer de Ziekte gevorderd is, door eene toegenoome prikkelbaarheid van de zenuwen des Keclgats kunnen veroorzaakt worden. De invloed van dit onderwerp op het geheel beloop mijner Verhandeling , en het regt begrip der zaake zal mij bij den goedgunstigen Lezer eenige oogluiking verfchaffen, indien ik daar over iets te veel of te dikwijls < zegge. In den beginne des tweeden tijdperks braakt het lijdertje , ten einde van fommige aanvallen, het zog, of't geen anders jq dje Maag bevat is. Dan eerst begint, Lij dc racesten , den Eetlust te verminderen. In het vervolg koomt niets dan taaie flijm te voor-: fchijn. Wijders worden de Walgingen en BraaI kingen nog ^1 heviger, maar 'er wordt bijna 1 niets ontlast. De Maagzcnuwtjes worden ontbloot en zeer gevoelig, terwijl dit ingewand .gedreigd wordt met ontftccking en haare gevolgen. Overweeg dit, en vraag Lezer! wat men te denken heeft van den raad dier Artfen , welke de Braakmiddelen tegen deuKinkhoest, zonder eenige bepaaling van tijd noch omftan idighcid, aanprijzen? zal hij, dL1 eene, aldus Q 3  24c- j. VEIRAC, de Geneezing van den ontbïoote en prikkelbaare Maag met zijne Braakmiddelen tergd gevaar loopen, om zijnen lijder het offer te maaken van eene aller ongefchiktfte Geneeswijze ? men heeft te meer reden , om het lot dier ongelukkigen te beklaagen , naar maate de uitflag van die behandeling niet aan dezelve, maar gewis aan de Ziekte alleen zal worden toegefchrceven : want, het lijdertjé gcftorvcn, en de Maag geopend zijnde, vindt de Arts dezelve droog en koudvuurig : ziet! ziet daar! beduid hij aan de omftanders wat het geweld van den Kinkhoest doen kan! Het zij verre van mij, om te ontkennen, dat in de daad zulk een gevolg uit deeze Ziekte, al is zij volgends de juiste regels behandeld, ontftaan kan. Is dit zoo, wat heeft men dan te wagten van ontijdig vermeenigvuldigde Konstbraakingen? de veelvuldige misgreepen in dit geval, zullen den ernst billijken, waar mede dit ftukkan worden aangedrongen , doch waar over het onnoodig zijn zal, óns verder tiit te laaten. Die het voorgezegde met eenigen aandacht heeft nagegaan erkend, dat, indien dp Walging en Braaking, als toevallen onzer Ziekte, de bijzondere zorg van den Geneesheer vereifchen , zulks dan inzonderheid zal plaats hebben, wanneer zij uit eene raauwheid en daar  KINKHOEST. 247 daar mede verknogte vermeerderde aandoenlijkheid:; van de Zenuwtepeltjes der Maag (§. VII ) ontftaan en onderhouden worden. Hoe moeten deeze vergeeffche pogingen gefhld worden? de zaak is niet duister. In het bcfchermen der opgeroeide Zenuwen, door- het verminderen van derzelver vatbaarheid, is de gefchiktheid'der behandeling geleegen. Aan dit oogmerk zal best worden voldaan doorliet gebruik van ftreelendc flijmige Gommen, Wortels , Planten en Zaaden. Hier toe behooren voornaaralijk de Arabifche Gom, Gom Drasant, Saleb, Florentijnfche Lisch , IJslandfche Mosch, Berendruif, Stijffel, Amandel-, Meloen-, Komkommer en diergelijke Zaaden, waar toe ook demeelige Voedfels kunnen worden betrokken. Van het een of ander wordt weinig te gelijk ingegeeven, dit dikwijls herhaald, en zoo lang toegediend, tot dat het oogmerk bereikt is, en men geen gevaar loopt, om een tegenovergefteld kwaad te zullen veroorzaaken. Dit foort van middelen kan op verfcheide wijzen aangenaam , en zoo fmaaklijk gemaakt worden , dat de kinderen daarvan niet affcéerig zijn zullen. Heeft men eene Zuigeling voor, dan moet de Minne zagte ' fmeerige Voedfels van Haver, Grutten, Bock. weit of andere Mcelfpijzen verkiezen boven Q.4 al"  *4-8 J. FEIRJC, de Geneezing van den alles, wat het Zog de minste fcherpte , of eene meer dan gewoone geneigdheid, om te hotten, kan verfchaffen. In dit geval moet - het kind vooral zeer weinig telfens, en dikwijls zuigen. Met één woord ; der Maage moet weinig werks worden verfchaft, en alle prikkel zorgvuldig worden vermijd; ten welken einde het kind, bij verpoofing , een wei. mg fmeerige Pap wordt gegeeven, wanneer men voor de fcherpte der afgefcbeide Wei van het Zog minder zal te vreezen hebben.. Deeze handelwijze wordt geftaakt, zoo draa uit de verminderde tekenen der raauwh.id blijkt., dat het inwendig Maagbekleedzel genoeg gedekt is. Mislukt deeze pooging, dan is het lijdertje in gevaar, om te bezwijken onder een toeval, het geen in den beginne had kunnen worden voorgekoomen.. Gelukkig is het intusfcben, dat, wanneer de Kinkhoest, hier te lande, aan zich zeiven wordt overgelaaten , de Braaking zelden tot zulk een hoogte klimt, dat zij eene afzonderlijke behandeling noodig heeft: ten minsten w,.aren de weinige gevallen, welke mij zijn voorgekoomen, het gevolg van het ontijdig gebruik der Braak, middelen, §. cxvni.  KINKHOES T. 249 §. CXVIII. Het vierde foort van toevallen des Kinkhoests in zijn tweede tijdperk zijn de Stuipen (§. CXIV. N. 4. §. XLV. N. 3.) Zij verfchillen naaide deelen , welk Stuipachtig aangevallen worden. Dikwerf zijn zij onvermengd, fchoon in deeze Ziekte meestal gepaard met eene Con: gestie van flijm of bloed in de Long. Bij de grootfte meenigte der lijdertjes gaan cn koo, men zij zondereenig gevolg: bij weinige zeer. . 'aandoenlijke kinderen eindigen zij niet zelden li in eene Flaauwte. In zoo verre dit toeval een gevolg zijn kan van de drie voorgaanden ,. moet deszelfs meest gefchiktfte Geneeswijze ook in de herftelling of vermindering derzei-, ven gezogt worden. Doch is die behandeling onvoldoende, dan kan het toeval eene bijzon-. I dere aandacht vereifchen. In zulk een geval ■ moet de Minne gebragt worden onder eenen Leef-en Geneeswijze, meest dienstig ter voorI kooming van Hyfterieke Vlaagen, en vooral S zorgen, om haaren Ziel in een effenbaaren. 'j ftand te houden. Dit kan het Zog eene gunsï'tige eigenfehap geeven , om de Stuipen bij j zeer prikkelbaare kinderen te voorkoomen of te I ftillen. Zelden zijn mij de ftuipachtige be1 weegingen zoo hardnekking voorgekoomen , Q 5 dr.  250 3- VEIRAC, de Geneezing van den dat ik daar tegen eene bijzondere behandeling noodig oordeelde. Ik flaagde doorgaands met den Minnen ruime giften van Duivelsdrek te laate gebruiken: en gaf die Gom tot ééne zelfs tot anderhalf once daags, ontbonden met Eidooier, waar door het Zog binnen zeer korten tijd eene Stuipftillende kragt kreeg, zoo dat men zelden langer dan twee of drie dagen met dit onaangenaam middel behoefde voord te gaan. Weekelijke flijmige geitellen gebruikte ruime giften der Tinctuur, met dcnzelfde voordeeligen uitflag. Indien de lijdertjes onwillig waaren, het geen doorgaands gebeurde, om dit middel, hoe nuttig anders, te gebruiken, heb ik mij met vrucht bediend van een plijster uit de Laudanum , Theriaak en Duivelsdrek over de Borst en Buik; vooral van herhaalde Klijfteeren uit de ontbonde AJfa Fcetida bereid. Indien de omftandigheden verbooden, om ook van dezelve onder deflaauwte en trekkingen gebruik te maaken, kan het in fwijm geraakte h'jdertje geprikkeld worden met de vlugge Geesten, van Hartshoorn , Ammoniak Zout, de Tinctuur van Bevergeil of Duivelsdrek , welke op eene voorzichtige wijze onder de neus* gehouden worden. Hoffmans Droppen, Azijn , de Rook van fmeuiend Papier, de befprenging met koud water, of  KINKHOEST. 251 of het geen in een verhaast geval naast bij de hand is, kunnen de plaats voor gefchikter middelen vullen. Het Heulfap en alles wat tot de Clasfe der Verdoovcnde Middelen behoord, is ook in dit geval volftrekt te verwerpen , ora dat het toeval, na de werking des middels, met verdubbeld geweld weder, kcerd. Is het kind zoo lang flaauw, dat het fehijnt niet weder te zullen bijkoomen, moet men echter den moed niet opgeeven : want zulken zijn, door eene behandeling als van die der Drenkelingen meermaalen gered. De Haan geeft hier van een voorbeeld (V). Een oplettend Lezer zal mij mogelijk, uit eene vergelijking van het geen boven , (§. XCVIL N. 3.) onder den titul van de aangenaamjte Geneeswijze voorkoomt met het geen zoo even gezegd is, van ftrijdigheid befchuldigcn. Van deeze verdenking moet ik mij zuiveren. In de eerfte plaats fprak ik van de gefchiktfte Geneeswijze der naaste oorzaak van den Kinkhoest , wanneer de zoo even voorgeftelde middelen , zeg ik andermaal onnoodig zijn. In het tegenwoordig geval handelen wij over een toeval, waar in het gebruik deezer middelen nog daar te boven flegts uitwendig, (.-,') N. 20. meermaal aangehaald!  2C2 VEIRAC, de Geneezing van den dig , hoe onaangenaam echter , onontbeerlijk is. §. CXIX. De Vijfde Bron der Toevallen (§. CXIV. N. 5.) beftaat in de belemmering van den gcregelden omloop des bloeds door de Long. (verg. §. XLV. N. 5.) Zij kan uit twee zeer ver* fchlilende oorzaaken ontftaan ; naamlijk ; of uit eene verminderde Veerkragt der Longvaten {[Atonia") ; of uit Volbloedigheid ; van de juiste onderfcheiding deezer omftandigheden hangt de bepaaling der middelen af, offchoon 'er geene .ftrijdigheid ligt in den faamenloop van beide deeze oorzaaken. Deeze werkeloosheid onderfleld een verminderd levensvermogen (§. LXIV.) De middelen , om dezelve aan te wakkeren, en het ingepakte flijm op. te ruimen zijn boven (§. CXV, CXVI.) aangeweezen, alwaar eene genoegfaame voorraad van de gefchiktfte inen uitwendige middelen, tegen dit gevaarlijk toeval is te vinden. Gaat deeze Werkeloosheid gepaard met Volbloedigheid , of is de belemmerde loop des bloeds alleen aan de laatfte oorzaak toe ta fchrijven , gelijk uit derzelver tekenen kan worden opgemaakt (§. LXIII, LXIV.) , dan koo-  KINKHOES T. 253 koomen dc Aderlaating, of dc ontlasting des bloeds op eene andere wijze billijk in overweeging. Men is het betreklijk dit ftuk in het algemeen niet eens. Millar verwerpt dezelve met veele anderen, welke in zijn Werkje zijn opgenoemd O). Sommige verdedigen dezelve zonder eenige bepaaling (b); eenige alleen bij bloedrijken (c), terwijl zeer veele, gedeeltlijk door Lettsom aangehaald (d) , op deeze ontlasting het grootfïe gedeelte der ganschlijke Geneezing van den Kinkhoest grondenden dezelve ten'dien einde des noods herhaalen (e). De Reden en Ervaaring billijken het gevoelen van zulken, die, zoo dra eene ophooping van bloed in de Long te vreezen is, of werklijk'-ftand grijpt, de Vaten op eene voorzichtige wijze , en, wanneer de omftandigheden het zelve vorderen, bij herhaaling , dóór Aderlaatingen of Koppen opruimen. De zoo evengenoemcle kundige Arts (ƒ) heeft dit gevoelen zoo bondig beweezen, en bepaald, dat we ons op zijn gezag gerustelijk •P • be- (V) Obfervations on the Hooping■Cough. pag. 140. Conf. N. 28. (/<) N. 15, 35, 36. (0 N. 9, U, 13, 3°- (d) Medical Memoirs pag., 243, 244. (ƒ) N. 24. Cf) Leïtso;,i , aangehaald werkje bladz. 246. enz.  £54 3' VEIRAC, de Geneezing van den beroepen, te meer daar Hij alle, het zij meer of min gewichtige tegenwerpingen volkoomen oplost. Ik voeg 'er alleen bij, dat de Convulfieve geaartheid onzer Ziekte geene gcnoegzaame rede opleeverd , om de Aderlaatingen geheel te verwerpen. Gelijk het een fchadelijk vooroordeel is, om de Aderlaatingen voetftoots, zonder bepaaling, in alle Zenuwziekten voor verderfiijk te houden, zoo is het zulks vooral in onze Ziekte, en wel allerbijzonderst in het Toeval waar van wij thans fpreeken. De gefteldheid des bloeds, van de pols en verdere tekenen der Congestie moeten de noodzaaklijkheid om de ontlasting al of niet te herhaalen, beflisfen; terwijl de Zoogfteren het Lijdertje , geduurende de blijkbaare Plethora, onder eene, de geneigdheid tot OntIteeking weerende Leef- en Geneeswijze moeten gebragt en gehouden worden; zaaken , in het Hoofdiluk der Voorbehoeding opzetlijk verhandeld. De gevolgen van dit toeval, als deOntftee.' king , Bloedhoest en anderen (§. LIV.) welke na den Kinkhoest overblijven, kunnen niet wel begreepen worden tot mijnen taak te behooren, gelijk uit vergelijking van (§. CXII.) ten overvloede blijkt. §. CXX.  KI N K H O E S T. 255 §. cxx. De zesde foort van Toevallen (§. CXIV. N, 6.) ontftaat uit de geweldige drukking der Buiksingewanden onder den. Hoest.. Deeze elders <§. XLVII-L.) opgeteld , koomen, (de Breuken uitgezonderd), zelden voor , offchoon wij de mogelijkheid derzelven niet kunnen tegenfpreeken. Ook verdienen zij veel eer geplaatst te worden op de lijst der Gevolgen , ,dan der Toevallen, fchoon des Geneesheers laandacht veel kan toebrengen - om dezelven .te voorkoomen. Dit gefchied , of door het matigen "van het geweld des Hoests, en der Braakingen (§. CXV, CXVI.) of door opzetlijk te zorgen, dat de ingewanden minder .te lijden hebben. Hier omtrend zou men echter al te befchroomd kunnen zijn. Hoe geweldig hoesten fomtijds de Zwangere , hoe hevig braaken zij dikwerf, zonder dat eene Misof Ontijdige Kraam volgd? in dat geval zou de voorzichtigheid echter eene , en ook wel eene tweede Aderlaating vorderen. De Breuken voorkoomt men door eene drukking des Navels en der Buikfpiersringen, terwijl men tevens zoo veel mogelijk zorgd, dat niets uitglipt onder de banden van Poupart. Ten dien einde moeten de Darmen van het kind .met eene  r 256 J. VEIRAC, de Geneezing van den eene vlakke hand , onder den hoest, zagt-f kcns bovenvvaards worden gedrukt tot de aanval afbreekt. Indien een gedeelte des Nets, der Darmen, van de Schede of des Aarsdarms uitgeplipt is, dan tragt men het deel te herftellen , en tegen het volgend acces te wapenen. De middelen daar toe gefchikt, 'zijn genoeg bekend aan hen , welker hulp men dan •verplicht is in te roepen; 'er is ten minsten een ruime voorraad van -Heelkundige Schriften voor handen , waar in deeze handgreepen, en de daar toe dienstige werktuigen, zoobondig als uitvoerig befchreeven zijn. Twee gevallen zijn mij voorgekoomen van huwbaare meisjes, die, door het geweld van den hoest eene Uitzakking der Schede bekwaamen. Het eeneherftelde volkoomen , en verloste in vervolg van tijd van ettelijke kinderen: maar het andere Meisje was verplicht, om het gebrek in te houden , des daags een Pejfarium van Spons te draagen. Doch ongevoelig zou ik mijn beftek te buiten gaan, want alle deeze en diergelijke gevolgen behooren 'er niet toe. §. CXXI. . -1. «i Dit laatfte zij ook gezegd van het zevende Joon der Toevallen , (§. CXIV. N. 7.) om dat  KINKHOEST. 25? dat zij niet wel voor eene ogenbliklijkc hcrftelling vatbaar zijn. CXXII. Deeze zijn de voornaamfte Toevallen van den Kinkhoest, welke uit zijnen aart kunnen voordvloeijen, en onze bijzondere zorg verdienen. Anderen van geen belang, die zonder hulp van eenig middel verdwijnen, konde ik gevoeglijk voorbij gaan. Het kan gebeuren, dat meer dan één toeval tc gelijk zich in die hevigheid vertoond, als boven is befchreeven; als meeds dat eene andere. Ziekte den Kinkhoest verzeld. In dat geval moet des Geneesheers oplettendheid klimmen tot eene hoogte, evenreedig aan den famenloop der verfchillende omftandigheden; hij moec zijne' Aanwijzingen juist onderfcheiden , zich in zijne Geneeswijze van ftrijdigheden wagten, en in dubbing zijnde, hetzwaarfte altijd het zwaarfte ^laaten weegen. Ten aanzien der bijeenkoomende Ziekten meen ik de voomaamfte derzelver en haare gefchiktfte Geneeswijze uitvoerig genoeg voor deeze Verhandeling (§. XC1.) te hebben behandeld, om mij hier ter plaatfe op het aldaar gezegde te mogen beroepen. De aanwijzingen blijven VI. Deel- R toch  258 J. FEIRAC, de Geneezing van den toch dezelve, met dat onderfcheid echter, dat een Oordeelkundig Geneesheer in de volbrenging van dezelven, bij zijnen Kinkhoestigen lijder, altijd het oog houdt op de Aart, Toevallen en Gevolgen van deeze laatfte Ziekte in verband met die , welke zich bij dezelve voegd. Het was deeze oplettendheid, waar door de Heer Mellin zoo gelukkig flaagde(a), dat wij zijne befchrijving der Epidemie in Langenfalza aanprijzen als een keurig model voor allen, die in zulke faamgeftelde gevallen oordeelkundig tragten op te merken en wel te fiaagen. Daar te boven heb ik de Theorie van deeze Ziekte zodaanig tragten te bewerken, als ik dagt meest gefchikt te zijn, om de Geneeswijze der Ziekte en haare Toevallen voor den minstkundigen vatbaar te maaken. Eindelijk , zal ik in het volgende Hoofdftuk meer dan eene gelegenheid hebben , om de deugdelijkheid der aangepreezcn middelen aan het begrip van anderen te toetzen: Des ik hier mede ook dit gedeelte der Vraage voor beantwoord houdende , het zelve fluiten zal met deeze regels uit Hei5Ensteeit, welke, ook in anderen opzichte toepaslijk zijn kunnen : / Sa- OO N. 2?.  KINKHOEST. 259 Satis ejï, fi turbidus aè'r Vela rapit, quovis contra contendere nifu, Nee nifi poji omnes unquam Juccumbere nifus. r 2 twaalf-  i6o J. FEIRAC, Verzameling van eenige TWAALFDE HOOFDSTUK. Beknopte opgaave van sommige Verhande- tot den KINKHOEST, vooral tot deszelfs Geneezing. T ILk oordeel deeze Alphabetifche opgaavenoodig , om de volgende reden: Voor eerst; om den Lezer daar door op eene gemaklijke wijze in ftaat ceftellen, mijne gronden en ervaaring te vergelijken met die van anderen. Ten tweeden: om mijne Hellingen met het gezag van fommige Schrijveren te ftaaven , fchoonik, ten dien einde, verplicht zal zijn, om eenige aanmerkingen te maaken. Ten derden: Deeze manier heb ik verkoozen boven het plaatzen der Aanhaalingen en Aanmerkingen onder of bcneeden den text. Dit laatfte dunkt mij , is minder aangenaam en lingen en Waarneemingen , betreklijk §. CXXIII. trekt  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 26*1 trekt meer af, dan wanneer de Citaties buiten het oog {taan en echter gemaklijk te vinden zijn. Ten vierden. Dit Hoofdftuk zal inzonderheid noodig zijn , om de verfchillende Specifieke middelen, welke in verfchillende Epidemiën voordeelig bevonden zijn , bij eikanderen te verzaamelen. Dit zal medewerken, om deeze Verhandeling de vereischte volledigheid te verfchafien. Mijne ondervinding kan even weinig doorgaan voor een voldoend gezag in allen gevallen, als ik dat van den besten Geneesheer daar voor zoude willen erkennen. Zou het Miasma fchoon het, met de Voorgefchiktheid altijd dezelve Ziekte voordbrengt, en in zijne aart altijd het zelve is, evenwel niet zodanig kunnen zijn gemodificeert, dat zulke Geneesmiddelen , welke in de eene Epidemie aan het oogmerk beantwoorden, in de andere weinig of niets doen ? Kan de bijzondere Landaart, Leefwijze, en wat niet al, hier omtrend geen verfchil maaken ? Wat hier van zijn mooge, het kan nooit fchaaden , dat men eene verzameling hebbe van beproefde middelen , en dus in een klein beftek verzameld. Zie het geen betreklijk den Kinkhoest is gedagt, gefchreeven en ondervonden. De rede van mijne keuze aangetoond hebR 3 ben-  2<$2 J. VEIRAC, Verzameling van eenige bende zal ik de lijst in dier voege volgen laaten, dat dezelve door hen; die daartoe lust hebben , gemaklijk kan aangevuld worden. N. i. Allen. Synopfis Sec. Hij fpreekt van het Vleesch van gebraaden Muizenen de Mofchus pyxidatus, als van bijna onfeilbaare middelen tegen den Kinkhoest , zonder dit met ééne Waarneeming te ftaaven. Den bejaarden field Hij vóór het Aurum Mofaicum en het Oleum Sulphuris per Camp, maar zegd niet waarom. Wei van Zoetemelk verkiest Hij voor den gewoonen drank. Het uitgeperst fap van Pisfenbedden, waar van Hij uit Chetjne een Voorfchrift geeft, het Juld. pium Mofchatum en de Syfup. ad tiïfm zijn'fomtijds voordeelig geweest. — Die een ogenblik denkt over de innerlijke beftanddeelen van het fap van Pisfenbedden , en der Zwavel Olie, zal onzen goeden Allen niet wel van tegen- ftrijdigheid kunnen vrijfpreeken. Pag. 53 +j 535- N. 2,  Verhandel enz. van den KINKHOEST. 263 N. 2- Animadverstoks on a late Treatise en the KlNK-CoUGH, Een zeer goed werkje voornaamlijk ingericht tegen dat van Butter. De kundige Schrijver heeft in het begin der Ziekte demanier van Burton (No. ii.) gevolgd, uitgezonderd, dat Hij, in plaatfe van het Spiesglas, de Spaanfche Vliegen , als een flijmfnijdend middel, en het Heulfap in zeer kleine giften toedienden, met oogmerk, om den hoest in het tweede tijdperk te bedaaren. Eén droppel Laudanum was genoeg in een etmaal voor een kind van een half jaar, twee voor een van één jaar, drie voor een van drie jaaren enz. Ik heb het Heulfap nimmer anders, dan fchadelijk bevonden, en het zelve daarom met voornaame Geneeskundige verworpen. Pag. 51- R 4 N- 3-  ZÓ4 3' VEIRAC, Virhandeling van eenige N. 3. ' Arand Obfervationes Medico-Chirurgicce. De Kinkhoest beginnende in de maand September, des jaars 1769, duurde flegts zes weeken, en hield bij eiken lijder niet langer Hand, dan dertien dagen. Hoe zwaarder de aanvallen waren hoe fpoediger de Ziekte verdween. Eene ruime ontlasting van fnot gaf merkelijke verlichting. Zij, die , uit gierigheid of armoede!, aan hun lot werden overgelaten, flikten of werden lam en ftierven. De Borstmiddelen ware.n fchadelijk, veele kreegen verzweeringen agter de ooren, waar op Stuipen en de dood volgden; anderen werden Blind , fpoogen Bloed, en vielefrin de Teering, fommige hadden tevens de Pokjes of Koortfen. Wanneer deeze geene middelen gebruikten kreegen zij eene doodelijke beroerte. De naaste oorzaak zat in de Maag, en daarom hadden de Maagzuiverende en verfierkende Middelen een gewenscht gevolg. Pag. 40. &feq. N. 4.  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 265 N. 4. Armstrong. Effay in the Difeafes moft fatal for Childeren. Om de Braaking te bevorderen voldeed de Wijn van Spiesglas van vijf tot tien droppels, beter dan den Braakwortel' of de Honig-azijn van Zeeajuin. Hij opende een kind, aan den Kinkhoest geftorven, en vond de Long, vooral agter bovenvvaards , ontftooken , zonder eenig teken van Verfterving of Koud Vuur. De Ziekte was fomtijds zoo hardnekkig , dat zelfs de verandering aan Lucht, waar voor de Schrijver fterk pleit , geene verbetering te weeg bragt. Pag. 93. &c. N 5. Baldinger , Magazin vor Aerzte zwolfte Stuk. De naaste Werkoorzaak van'den Kinkhoest, houdt den Schrijver even onbekend, als die der Pokken en Mazelen. .— Indien hij dc innerlijr 5 ke  Ï66 $. VEIRAC, Verzameling van eenige ke aart der fmetftoffe bedoeld, kan men 'er bijvoegen, dat die even onbekend is als van alle andere befmetlijke Ziekten. — De Kinkhoest tast den mensch maar eens aan. — Om de Ziekte te verkorten , bedienen de Engelfche zich van de TinÜuur der Spaaufche Vliegen, en het Elixer Paregoricum in een \afkookzel van Kina. -—, De Schrijver ftaafd wijders met drie eigen Waarneemingen de Geneeswijze van C. Letsom (N. i5.) Ook verdedigt Hij de befmetlijkheid der Ziekte, echter met weinig voldoende bewijzen, -— Zeite 1074- 1077. fordasjahr 1778. De waardij van dit Werkje verdiend, dat onze Vaderlanders het zelve in onze Taal konde leezen. N. 6. Baumer , Act. Phyf Medica Societ. Scient. Huffn. Vol. V. De naaste oorzaak van den Kinkhoest beftaat in eenfeherp Vogt, het welk uit de Sinus Sphcemidaiis valt op het Verhemelte , de Lel en Amandelen, deeze deelen doed zwellenen ontiteeken, de Luchtpijp prikkeld, en den Hoest ver-  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 267 veroorzaakt. De verzameling van dit Vogt is meestal het gevolg der belette Uitwaasfeming , daarom wil hij de Geneezing in het herfiel derzelve gezogt hebben. Schijnt de Schrijver den gewoonen Zinkinghoest niet te verwarren met den Kinkhoest? Pag. 170. N. 7- ErssET, Medical ejfays and Obfervations. In de geweldige Epidemie te Whithij, welke de Schrijver verhandeld, bleef niemand, die vatbaar was, vrij, hoewel flegts één van tachtig ftierf. Zelden duurde de Ziekte langer dan agt of negen weeken. Hij maakteene vergelijking tusfchen den Kinkhoest en de Kinderpokjes, welke, volgends zijn bcgiip hier in overeenkoomen: Voor eerst; dat zij ééns en niet meer den mensch bezoeken : Ten tweeden; dat zij bijden even befmctlijk zijn : Ten derden; dat geen middel bekend is, om de loop dier Ziekten, in de eerfte veertien dagen te fluiten. Hij field de Zetel der Ziekte in de Maag. De rede van de ontlasting des flijms door de Braaking vindt Hij daar in , dat de  12.6% VEIRAC, Verzameling van eenige de Kinders de opgehoeste fluimen doorflikken. Die anders gezond is, fterft na zijn derde jaar niet aan deeze Ziekte. De Geneezing ge- fch'ed met een Braakmiddel, waar toe Hij het Oxymel Scilliticum verkiest, waar na de buik word gezuiverd , met Rhabarber en Manna. Eindelijk geeft Hij den Koortsbast als een Maagmiddel, gepaard met de Iris florentina , Tujfilago, of diergelijken , vooral de Tinctuur van Saffraan. Is het kind koortzig, dan doed de Kina altijd nadeel. Eindelijk, field Hij, dat de verandering - van Lucht, het beste Geneesmiddel is. Pag. 173. enz. N. 8. - Brendel Programma de Tujfi Convulfiva. Deeze geneest den Kinkhoest met Braakmiddelen , Aderlaatingen, verkoelende Artzenijen, en een diergelijke Dieet; met Spaanfche Vliegplijsters en den Koortsbast. Dit Werkje is ook te vinden in de Opufc. Mathem. êf Medio. Argumenti. Vol. I. pag. 159. N. 9.  Verhandel enz. van den KINKHOEST. 269 N. 9. Bruun Anskow , A'ct. Societ. Medicce Havnien fis. In den Jaare 1767. grasfeerde de Kinkhoest te Hanau. De Schrijver genas allen zijn lijderen met zagte Braakmiddelen en den Koortslast. De Ziekte was het volgende Jaar hardnekkiger, evenwel flaagde de Waarneemer gelukkig met het gebruik van een halve tot vijf grijnen Braakwortel, en Hij had toen zelden den Koortsbast noodig. In eene andere Epidemie, ten Jaare 1775, luisterde de Ziekte niet naar de gewoone zagte Braakmiddelen; ja! de bekwaamfte Geneesheer had veel moeite om dezelve te overwinnen. Kinders die Wormen hadden, of Tanden kreegen , Hijfterieke Vrouwen, en zij, die in den beginne veel zoets gebruikt hadden kreegen de hcvigfte aanvallen. Bleeven de aanvallen onverhoeds weg., dan volgde doorgaands eene Longontfteeking zonder hoest. Veeltijds zag men door de Neusbloedingen de toevallen bedaaren. Na den eeten en tegen den nagt, was de hoest altijd erger , doch de lijders  27° 3' VE1RAC, Verzameling van eenige ders bragten den nagt gerust door. — De Ziekte duurde bij den eenen drie, bij den anderen vier maanden. Aan de natuur overgelaaten, was zij minder gevaarlijk, dan verkeerd behandeld zijnde. Die na de Geneezing te veel voedfel hadden gebruikt, ftorten in vooral zulke, bij welke de Tanden uitbotteden, het geen de Schrijver vier- of vijfmaal .heeft waargenoomen. De Dieet beftond in het dikwijls maar matig gebruik van zagte fpijzen kort na den aanval. De koude Lucht bevorderde den hoest, echter alleen bij tedere zwakke kinderen , terwijl fterke , zoo wel als de bejaarde menfchen , naar hunne gewoonte de vrije Lucht ongtjioord genooten. Halve Baden en Mostaardpappen tegen de Voetzooien , lokten de fcherpe ftoffen beneedenwaards. Men maakte geen gebruik van Spaanfche Vliegenplijsters, ten zij de toevallen knelden, wanneer zij altijd voordeelig waren. Dagelijks , of om den anderen dag werdt een Braakmiddel gegeeven. Waar door , na vier of vijf giften, de toevallen bedaarden, en dc lijders meestal zonder andere middelen herftelden. Volgde tevens geen ltoelgang, dan werdt die bevorderd met Rhabarber of het Borslpoeder. Een afkookzel van den Koortsbast of deszelfs Extract met Venkelwater dienden, om den te veel  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 271 •veel verzwakten te fterken. Bloedrijke bejaarden, of zulke, wier Longontftak, werden Adergelaatcn. —- DeOosterfche Mo/cte, iftilden de Stuipen , het geen met eene fraaije •Waarneeming (pag. 291.) wordt beweezen. Si jdenhams Heulfap droppen deeden veel kwaads. De Heer Bruun verloor eene lijderes , bij welke Hij geroepen werdt, toen de Long outftooken was, en de Aderlaating werdt ge, ,weigerd. Om dat deeze Geneeswijze zoo wel gelukte, vondt de Geneesheer niet raadfaam , om den Dollen Kervel, de Tinctuur van Spaanfche Vliegen , noch andere foortge. lijke middelen te beproeven, terwijl Hij van oordeel is, om liever zulke aan te wenden , welke door de ervaaring zijn bekragtigd, dan anderen min zekeren , en die's lijders leven in waagfchaal ftellen. Vol. I. pag. 284—293. N. 10. Buchan, Domeftic Medicince. Om dat elk den Kinkhoest kendt , oordeeld Hij eene befchrijving van denzelven onnoodig, i De geneezing moet beftaan in het zuiveren en ver-  272 jf- VRIRAC, Verzameling van eenige itèrfrisfcken van de Maag , en in het bevorderen der Uitwaasfeming: de leefwijze in Brood- en andere zagte Pappen, waar bij, ten zij 'er Koorts was, Vleeschfoupen kunnen gevoegd worden. Verandering van Lucht is het beste hulpmiddel, en deeze , al gefchied die van een'- beter'-na eeneflegter' Dampkring, herfteld den lijder fomtijds zeer fpoedig , hetgeen aan de afweezigheid van het Miasma wordt toegefchreeven. De pols vol en hard zijnde, ftaat Buchan ééne Adirlaating toe , doch de tweede of derde oordeeld Hij onnoodig, indien de Long niet ontftooken is. Hij wil de Braaking bevorderd hebben met een afkookzel van Kamillen, enkel laauw water, of met den Braakwortel, waar van Hij de gift bepaald op fes grijnen voor een kind van drie of vier jaaren. Eén fcrupel, of eene halve dragma van deczen wortel , op een pint waters getrokken , en met zoete melk gekleurd , kan de kinders bedriegen , wanneer zij om de twee minuten, een kopje van hetzelve gebruiken.— Poeders, Sijroop, of Tinctuur van Rhdbarber zijn de beste buikzuiverende middelen: of men kiest eene infufie van Seneblaaden met Manna enz. Alle Oliën, Sijroopen, midsgaders de Pisfenbedden worden verworpen. De bereidingen van het Heulfap kunnen nuttig zijn, doch de Schrij-  Verhandel.-enz. van den KINKHOEST. 273 Schrijver bepaald niet hoe en wanneer. Warme Voetbaden en het fmeeren der Voetzoolen met eene doordringende Olie prijst Hij ten Iterkften aan. — Klimt de Ziekte, en is de lijder koortzig, dan koomt de Koortsbast te ftade , en wek in poeder met eenige grijnen Bevergeil. Seconde edition, Pag. 362-367. N. 11. Burton Treatife on the non Naturals. Aan het flot van dit Werk heeft de Schrijver geplaatst eene Verhandeling van den Kinkhoest, welke veel goeds, maar, bebalvenzijn Specifiek niets bijzonders bevat. Dit wordt op deeze manier bereid. Eén fcrupel van Spaanfche Vliegen en Kamfer, wel gemengd, werden gevoegd bij drie dragmen Extract; van Kina. Hier van geeft men" den lijder agt of tien grijnen, om de drie of vier uuren, met een lepel water of Julep, waarin een weinig Balfem Copaivce is ontbonden. Wijders drinken de kinders Amandelmelk of diergelijken zagten drank. In deezer voegen volbrengt Hij de geneezing altijd binnen den tijd van vijf of zes dagen. VI. Deel. S N. 12.  274 J' VEIRAC, Verzameling van eenige N. 12. BrjTTER , A Treatife on the Kinkcough , with an appendix, Containing an Account of Himlock and its Preeparalions. Dit Werkje zag, ten Jaare 1773. te London bij Cadell het licht, maakte veel geruchts, en gaf gelegenheid tot verfcheide proeven met de Cicuta in Engeland en elders, maar die niets tot haar gevolg hadden, dan eene klaareoverreeding , dat Butter zich zeiven en anderen had bedroogen. Deezes ondanks zal het niet ondienstig zijn, om dit ftukje te doorloopen. In de Voorrede gispt de Aucteur de Geneeswijze van Fothergill (zie onze N. 18.), en kiest die van Eliot met den dollen Kervel. Wijders is de Verhandeling verdeeld in zeven Hoofdfiukken: Het eerfte behelst de naamen der Ziekte, als Pertufjls, Tuffis ferina, Tujfis flomachalis, Tusfis quinta vel quintana Architoux des enfans , Coqueluche, Kink cough, Chin cough. Indien de Ziekte behoorlijk bepaald en befchreeven wordt, vinden wij in deeze onderfcheidenbe- naa-  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 275 naamingen enkel verwarring , vooral indien die van andere Ziekten , gelijk de Schrijver doed daar onder geplaats worden. In de Bepaaling heeft Hij dit bijzonders, dat, wanneer de hikkende hoest (Shrill) zich niet vereenigd met de Ziekte, dezelve als dan een on- volkoome Kinkhoest genoemd wordt. Wij begrijpen, dat als dan de hoest van eene andere natuur is , en verwerpen de onberedeneerde verdeeling van den Schrijver. De Befchrijving is uitvoerig en goed, elders (a) verkort te vinden. Echter meen ik dat de Tekenen, Toevallen en Gevolgen hier en daar verward zijn. De voorzeggingen worden gedaan zonder eenigen grond van bewijs. Het tweede Hoofdfluk handelt van de aart der Ziekte. Zij koomt in de Lente en Herfst, is eigen aan Kinderen, Epidemiek enbefmetlijk zelfs van over de Zee: doch dit alles, wordt zonder eenig bewijs gratis neèrgelegt. Verder zegt Hij, dat de Ziekte van geene koortzige natuur is, maar Convulfief; terwijl hij de ziekelijke prikkelbaarheid der flijmklieren befchouwd als de voornaamfte oorzaak der Krampen. (a) Comment. dc Rcb- in Scientia Natur. 2? Medic. Ge/lis. Vol. XXI. pag. 650. S 2  276 J. VEIKAC, Ve rzameling van eenige pen. Worden de klieren hier niet met de zenuwen verward ? In het Derde Hoofdfluk, wordt de Zetel van den Kinkhoest onderzogt. Hier in is de Schrijver bijzonder en vrij Sophistiesch, Hij houdt het Binnenvlies der Maag, Darmen en Longe, voor de ontfangplaars der Smetftoffe van alle Contagieüfe Ziekten; terwijl hij het binnenfte bekleedfel der Darmen befchouwd als den waaren en eenigen Zetel van onze Ziekte. Hij maakt een' magtigen omflag, om dit vreemd ftelfel te fchraagen en vast te zetten. Ik laat het ter beflisfching van den onzijdigen Lezer , of Butters voornaamfte Bewijzen, (te vinden BI. 18 tot 47.) in mijne Verhandeling niet zoo voldoende zijn wederleg, dat het naar partijdigheid, zweemen zoude , om dien Man opzetlijk tegen te fpreeken. In het vierde Hoofdfluk, koomt de bijzonder re aandoenlijkheid van het Zenuwgeftel , in 't gemeen , voor als de voorfchikkende Oorzaak, welke Erflijk kan zijn, of door Ziekten te weeg gebragt worden. De eenigfte gelegenheid geeyende Oorzaak is een Contagium in de Lucht. Dit wordt gefteld , maar armhartig beweezen, zelfs niet eens waarfchijnlijk gemaakt. Het vijfde Hoofdfluk bevat een Hiftoriesch Ver-  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 277 Verhaal van twintig Lijderen door Hem en een' zijner Vrienden met de Cieuta geneezen , hoewel de meesten daar te boven met Pokjes gekweld waren, Tanden kreegen , Wormen hadden of eene tusfchenpoofenüe Koorts, waar op de Loop volgde. Een der Lijderen, welke alle, (eene Zwangere uitgezonderd) Kinders waaren; ftierf aan eene Uitteerende Koorts. Den zevenden, dien Hij (pag. 116.) opgaf geneezen te zijn , zegt Hij daar na (pag. 159.) door eene verzuimde Tusfchenpoofcnde Koorts, in eene Ontfteeking en Verzwcering der Longe vervallen te zijn. — Moesï de Heer Butter zijn Cieuta hier niet van alle bedenking bevrijd hebben? Zou een Criticus uit de kragt van dat Verdoovend Middel, befchouwd in verband met den Aart en Toevallen der Ziekte, niet befluiten, dat de Kat in de kelder gemetzeld was ; of liever , dat de Hoest geftremd, de Slijm in de Long gepakt, en de Ontfteeking met haare doodelijke Gevolgen veroorzaakt waren? Had deeze Arts over het geheel het ongelukkig lot niet getrof-fen , dat zijne Lijdertjes meest met twee of meer Ziekten gekweld waaren , zouden wij vermeenen , met zijne Ondervinding geene groote aanwinst voor de Practijk te hebben gemaakt, gemerkt één van tien zijner LijdeS 3 ren  $78 3- VEIRAC, Verzameling van eenigs ren fterft , 'daar een ander (zie onze N. 7.) flegts één' van tachtig verloor. Het is waar, dat Butter daar in de voorkeur heeft , dat Hij zich met een voorrecht kitteld , waar van de nederige Bisset geen gevoel fchijnt gehad te hebben. Wijders zijn deeze gevallen eentoonig, verveelend , en dulden geene verkorting. Gezaamlijk moeten zij bewijzen , dat de Dolle Kervel het eenigst Antidoot is tegen de hnetitoffe van den Kinkhoest. Deswegens kan ik niet befluiten, om honderd festien bladzijden zonder eenig nut altoos, te vertaaien. (Pag. 48 tot 164.) Het zesde Hoofdftuk befchrijft de manier, om het middel toe te dienen. Butter geeft in den enkelen Kinkhoest het Extractum Cicutee, in water ontbonden, tot kleine maar dikwijls herhaalde giften ; zoo dat het Mengzel dagelijks gebruikt zij, en des anderen daags, pf den tweeden dag herhaald worde. Hij begint met een half grijn in één once Fonteinwaters vooreen Kind van zes maanden. Een Kind van twee tot vier jaaren geeft Hij twee grijnen op twee oneen waters , en wil de gift elk Jaar één half grijn vermeerderd hebben. Het Voermiddel kan ook vermeerderd of verminderd; en het Extract in Poeders, Pillen, of als een Slikbrok gegeeven werden. Tegen de  Verhandel, enz. van-den KINKHOEST. 279 de Hardlijvigheid kan de ■ Magnefia of Sal Poiychreft. aan Kinderen; de Senebladen of Pillen van Aloë enz. aan Bejaarden worden voorgefchreeven. In den faamgeftelden Kinkhoest , moet altijd de Dolle Kervel gevoegd worden bij de middelen , welke tegen de andere aanweezig zijnde Ziekten noodig zijn. — De Schrijver verzekerd rondborstig door deeze behandeling eene volkoome Geneezing : maar wij zijn vrijmoedig genoeg , om de gronden van zijn ganfche Stelzel te befchouwen als gebouwd op een bevoorens beraamd vooroordeel , wanneer men ziet het geen 'er niet is, en het oog wendt van het geen men niet gaam^ziet, alleen omdat het, ten besten van een geliefkoosd middel, al was het een fchadelijk Vergif, zoo en niet anders weezen moet. In twee zeer eenvouwige gevallen heb ik Butters Voorfchrift beproefd, maar ik zal mij ten derden maale wagten. Een beroemd man, die anders veel werks van den Dollen Kervel maakt, berigte mij. dien zoo nadeelig te hebben bevonden, dat Hij denzelven befchouwd als het gevaarlijkst Specifiek in den Kinkhoest. Wat men daar van thans in Engeland oordeeld, zullen wij in het vervolg (N. 15.) zien. Het Slot beftaat in eene naauwkeurige beS 4 fchrij*  l8fcr J. FEIRJC, Verzameling van eenige fchrij ving van de Cieuta en haare bereidingen; welken ieder kent. Voor,af geeft de Auteur zeventien Corollaria, die op eenen ftelligen trant verzekeren , dat de Dolle Kervel een onfeilbaar en zeker tegengift is van de Naaste Oorzaak des Kinkhoests. „ Hemlock ,, cures the Kinkcough fafely, certainly , expedi- „ tioujly and pleafantly." (Coroll. XVil. pag. 182. verg. met Coroll. XV. pag. i8r.) Een naamloos Schrijver (onze N. 2.) heeft de Heer Butter bondig wedeiiegdt; waar na Lettsom de valschheid van zijne gronden, en de ongenoegzaamheid van zijn tegengift aangetoond heeft. Hij befluit tegen den bedoelden Schrijver (a) op deeze vleijende wijze : Het voordeel van dit middel tegen denKink„ hoest wordt met geen cenig blijkbaar noch „ overredend Geval, door zijnen. Patroon be„ weezen: daarom heb ik, na de overwee„ ging van zijn Werk, geen gebruik gemaakt 5, van de Cieuta." (a) Aangeh. Werk, pag. 242. N. i3.  Verhandel enz. van den KINKHOEST. 28r N. 13. Chalmers , An Account of the Weather and Difeafes in Soitt-Carolina. 1776. Vol. II. Van de drie Epidemiën , welke deeze Schrijver in zes en twintig Jaaren, waarnam, verliepen, tusfchen de eerfte en tweede, een en twintig, tusfchen dc tweede en derde, iets meer dan vijf Jaaren. De Ziekte is te Zuid-Carolina van elders gebragt. Geen vatbaare bleef vrij. Doorgaands begon zij in Januarij of Februarij, duurde aan haar zeiven gelaaten, bij eiken Lijder tot Junij, en ten Jaare 1759, tot November. Dit verfchil word aan de Noord en Ooste Winden toegefchreeven, om dat de Ziekte toen in hevigheid gelijk ftond met de koude der Lucht. — Bij fommige Irak de Ziekte af door de Warmte , maar de koude deed hen inftorten. De Stuipachtige aart der Ziekte wordt beweezen uitde Toevallen, die echter alle, ten dien einde, niet fchijncn te pas te koomen. 1 Vreugd en droefheid vermeerderden de aanvallen , zoo , dat zij zich meer dan eens in één uur vertoonden. Het Strottenhoofd, het S 5  282 VEIE AC, Verzameling van eenige inwendig Vlies van de Luchtpijp en Luchtblaasjcs houdt Chalmers voor de Zetel des Kink- hoests. Gaarn hadden wij dit beweezen gevonden. De Schrijver gispt hen, die de Maag houden voor de gedeeltelijke Zitplaats, en zulks ten onregte befluiten uit de Braakingen, welke , Hij zegt, uit de Confen- fus alleen te ontftaan. Voords geeft Hij eene befchrijving van den toedragt der Ziekte buiten en onder den aanval; doch die koomt ons wat oppervlakkig voor. Veele kreegen het karacterifeerend toeval des tweeden Tijdperks (the hooping) in 't geheel niet. De verdeeling in twee Tijdperken verfchild met de mijne daar in, dat Hij het laatfte bepaald met het begin' der ontlasting van de Fluimen. —Wat de Geneezing van het eerfte Tijdperk betreft, de Lucht moet warm zijn, de Lijder moet dikwijls gehouden worden overdewaasfem van laauw water, waarin wat Heulfap is ontbonden. Voor den Drank verkiest Hij. Sagowater, of dat van Hijfop met Hoonig , warm en dikwijls bij kleine teugen gedronken. Met Manna , Rhabarber, Magnefia , of Glaaberszout liet Hij open lijf houden , wanneer daar bij eenige droppels Chemicale üüe en een weinig van de Effentia Antimonii gevoegd werden. Den Kinderen van drie of  Verhandel enz. van den KINKHOEST. 283 pf meer maanden gaf men eene dragma Geest •van Hartshoom , met dezelve hoeveelheid Tinctuur van Spaanfche Vliegen , vijf of zes droppels van Sijdenham, en twintig droppels EJfmtia Antimanie, waar van vijf of zes droppels werden ingegeeven om de twee uuren of dikwijler met een weinig warme Thee. Zoo ging Hij voord tot het tweede Tijdperk. Deeze behandeling werdt nochtans des noods verwisfeld met Zweet- en Afgang bevorderende Middelen (Diaplwtetica Laxantia), en Vlugzoute Poeder, vooral met de laatften, om dat alle zuure fcherpten in de Maag den Hoest verzwaarden : waarom ook alle tot zuur neigende VoedzeJs werden verbooden. - Bloedrijken bejaarden werden Adergelaaten, waar op na de Buikzuivering een middel werdt gegeeven, beftaande uit een vierde of half grijn Heulfap , zes grijnen Vlug Zout van Hartshoorn, een half grijn poeder van Spaanfche Vliegen , en één grijn Kermes Minerale. Dit werdt in de vorm eenes Slikbroks, om de twee uuren herhaald , en telkens versch bereid. Somtijds werden, ter bevordering van den Stoelgang vijf of zes grijnen Sal Catharticum er bij gevoegd. Op deeze manier herftelden veele in weinige dagen, terwijl anderen merkelijke verlichtinge vonden , het geen men, volgends on-  284 3- VEIRAC, Verzameling van eenige- onzen Auteur , van de TinÜi ra Cartharidum , niet wagten kan. Met het begin van dit tijdperk gaf Hij den Bejaarden het afkookzel, of den poeder van Kina, vooral de volgende bereiding: Cort. peruv. groff. pulv. unc. j. Serpent, dr. ij. Coq. in aq. Comm. pint. j/3. Adde Colat. unc. viij. Tintt. .Canthar, gtt. LX vel LXXX. Spir. Corn. Cerv. gtt. CXL. Effent. Antim. gtt. L vel LX. M. S. Om de twee uuren één lepel. Nu en dan gebruikte dc Lijder , met oogmerk, als boven, twee dragmen Sal Catharticum. Na verloop van ettelijke dagen wordt het afkookfel verfterkt met een half once fijn gewreeve Kina. Een Kind van zes jaaren geeft men om de twee uuren één lepel, doch voor een éénjaarig Kind moet hetkookfel flapper zijn. Men zorge flegts , dat dagelijks, eenigen tijd lang, een geheel dece-Etum gebruikt worde, verfchijnt de Droppelpis, dan geeft men Arabifche Gom , in water ontbonden , en laat de Tintt. Canthar. uit den drank. Binnen  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 285 nen tien dagen werdt de Ziekte zoo draaglijk, als eenen gewoonen Hoest, en een week ver. der is de Lijder gezond. — Altijd voorkwam de Kina Koorts, en Stuipen. Om den afgang zoo eigen aan dan Kinkhoest, te voorkoomen , moet het Kind weinig zuigen. — Indien de Koorts zich vertoonde overwon men dezelve met de Tinttuur of EJfentie van Spiesglas, als een Braakmiddel. De Stuipen, anders onder de Braaking te vreezen, werden geweerd, wanneer het Kind , geduurende de werking van het Spiesglas, in een warm Bad zat. Het Zuur werdt overwonnen met Rhabarber en Kreeftsoogen, of wel met het Sal Volat. 01. Men gaf dit Poeder wanneer de afgangen te veel of te weiachtig waren, met een afkookfel van Kaneel, en Nagelen , of Eikenbast met water, waar bij eenige grijnen TinStura Catechu gevoegd werden. — De Schrijver dringt fterk aan op het gebruik van Verfterkende Specerijen , en eene foortgelijke Leefwijze, ten einde de verboren kragten te herftellen. ■— Pag. 162—170. N. 14.  286 J. VEIRAC, Verzameling van eenige N. 14. Clossius , Specimen Ohfervationum Mifcellanearum. Met veel vertrouwen fpreekt deeze Geneesheer van zijn Poeder , het welk Hij, allen drie uuren , tot de Kinkhoest bedaard, laat gebruiken , en hier in beftaat : ]^o. Sacchar. alb. gr. xijGumm. Arab. gr. viij. Antim. Diaphor. 0 abl. gr. v. Nitri Pur. gr. iij. Sulph. Aurat. Antim. tert. prcec. gr. ft, M. f. pulvis. Pag. 131. N. 15. Coakley Lettsom , Medical Memoirs on the General Difpenfary in London. 1774. De Zesde Afdeeling van dit uitmuntend Werkje , bevat eenige Aanmerkingen van den Kinkhoest, welke wij fchetzen zullen. Na  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 287 Na DoEtor Butters Geneeswijze als nutte1 loos en zeer fchadelijk verworpen te hebben (zie onze N. 12.)? onderzoekt Bij de veri fchillendc manier, om den Kinkhoest te behan- 1 delen. De Aderlating ftaat Hij toe, on- | der bepaalingen , ontleend van 's Lijders geftel , en fterkt wijder zijn gevoelen met de gevolgen der Longontfteeking, ontdekt in drie Lijken van den Kinderen, aan den KinkI hoest geftorven (pag. 247.) — Voor een . Braakmiddel verkiest Hij het Spiesglas op de 1 manier van Fothergil (N. 18.) , het welk [ Hij, om het geweld der Ziekte te fluiten, ; zelden verplicht was meer , dan twee- of driemaal te geeven (pag. 251.) Het nut der i Veficatoria ftrekt Hij zeer verre uit, zonder : echter te durven bepaalen, of zij de Ziekte! ftoffen buitenwaards lokken, of door medegevoel werken. Voords handeld Hij meer ; uitvoerig over het nut van den Koortsbast. — \ Hij vestigde vooral zijnen aandacht op Burtons Methode (N. 11.), toen kort na de uitgave van deszelfs Werkje de Epidemie zich ontftak omftreeks Settle a Yorkfhire, alwaar Abraham Sutcliff, Coakleys Vriend, een oud kundig Apothecar , de Kunst oefende. Dees verkorte de wijze van Burton in deezer voege:  288 J. VEIRAC, Verzameling van eenigê Tintt. Cort. Peruv. unc. j/3. Elix. Paregor. unc. f5. Tintt. Canthar. dr. j. M. Drie- of viermaal daags gaf Hij hier van kleine giften, en verminderde dezelve zoo dra zich den derden dag beginfels van Droppelpis vertoonden. De Kinkhoest duurde zelden langer dan den zesden dag na de eerfte gift; fchoon het middel gansch niet voor onfeilbaar moet gehouden worden. ■— Lettsom ftelde zijne Vriend eenige Vraagen voor, waar van wij de Antwoorden zullen laaten volgen. -De gevaarlijkfte Toevallen van den Kinkhoest zijn eene koortfige Pols, bezwaarde Ademhaaiing, een gezwolle bloozend Aangezicht, en Stuipen, die in het algemeen Stoelgang en Aderlaating vorderen. De Koortsbast alleen geneest de Ziekte niet of langfaam. Het Elixter Paregoricum alleen kan de flijm in de Luchtpijp niet verdunnen. — De hartsachtige deelen der Kina zijn beter, dan het af kook- fel. Wanneer de Droppelpis begint is het bloed genoeg voorzien van de Tinttura Cantharidum. Om dit toeval' te voorkoomen , vondt. Hij niets gefchikter dan de Arabifche Gom Nooit zag Hij daar door een lijblij-  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 280 blijvend ongemak veroorzaakt; ook niet, dat .de Spaanfche Vlieg Tinctuur den afgang bevorderde.' Indien de Lijder veel ftoelgang heeft wordt de Ziekte erger en Stuipachtig. — De Braakmiddelen heeft Hij zelden beproefd, maar oordeeld dezelven nuttig, wanneer de Lijder niet zeer zwak noch aandoenlijk is. De Schrijver voegd hier eene korte , maar bondige Waarneeming bij, op welke het nut der-Braakmiddelen billijk gegrond wordt, te weeten ,• Kinders die onder den aanval Braaken, kooyien'er gemaklijkst door, Mofchus enCVz- iomü zijn best gefchikt tegen de'Stuipen. Bloedrijken diend eene Aderlaating, Vifi- catoria heeft Hij nooit beproefd. Indien de Lucht niet koud is ftaat Sutcliff die zijnen Lijderen toe, enfchijnt, ten dien einde, het te Paard rijden te verkiezen. Nimmer verloor Hij eenen Lijder, welke zijn Specifiek had gebruikt, fchoon het niet altijd even goed Haagde, gelijk met drie Waarneemingen (Pag. 266-270.) wordt beweezen. ■— Bij deezen voegd Lettsom nog vier en twintig Waarnecmingen , om het nut des boven befchreeven middels te ftaavcn , doch die wij te gelijkluidend vinden, om hier te plaatfen. Het vijftiende Geval fpreekt van een Kind, het geen te vooren Teeringachtig was en fiierf. Bij de VI. Deel. T ope-  89° 3- VEIRAC, Verzameling van eenige opening vindt men veel waters in het Hartenzakje, zoo dat de oorzaak des Doods niet aan den Kinkhoest, konde worden toegefchree- ven. Maar is dit befluit wel vrij van alle tegenbedenking? kan het geweld der aanvallen de affcheiding van de Waterflagaderen niet zoo veel en fpoedig bevorderen, dar. de Wateradertjes de Wei niet even fpoedig kunnen opflorpen ? Wanneer het aankoomt op het welzijn van onzen evenmensch, moet de Arts blind zijn voor alle vooroordeel, en een gelief koost middel niet opvijzelen boven verdiensten. -— Pag. 241-307. N. 16. Ettmulleiv, Operum. Tom. III. Part. I. Dees plaats de Oorzaak van onze Ziekte gemeenlijk in de Maag; en wil, dat die beftaat in bedorven, niet wel verteerd en fcherpZog, gepaard met eene zwakke gefteldheid van dat Ingewand. Hier uit verklaard Hij den Hoest en zijne Toevallen. Bij anderen zoekt Hij de oorzaak in eene taaie flijm, welke de benedenmond dar Maag bezet en prikkdd. — De Braa-  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 291 Braaking' houdt Hij voor het beste Geneesmiddel, en wil die bevorderen door den vinger zonder of met Olie, in 's Lijder mond geftooken. Om den Buik te zuiveren verkiest Hij den poeder van Mechoacanna. Pag. 1095-1096. N. 17. Forestus, Opera Omnia. Lib. III. Gekookte Muizen, door de Zoogfter geknaauwd in des Kinds mond geftooken en door het zelve gegeeten , wil Hij als het gefchiktfte Geneesmiddel van den Kinkhoest aangemerkt hebben. Pag. 8. Zie ook Ettmul- ler, lib. cit. pag. 1097. Deeze Cuur kan men Forestus toegeeven. De man had met de Muizen veel op , Murium Stercus, zegt Hij, reficitmammas induratas: en elders , Murium Stercus Venerem fimulat. Gelukkig, dat hem de inval niet bekroop , om de Minnen op de laatstgemelde lekkernij te vergasten. T 2 N. 18.  292 J. VEIRAC, Verzameling van eenige N. 18. Fothergill , Medical Obfervations and inquiries &c. Londen, Vol. III. Art. 30. * De.es beroemd Geneesheer , las in Maart 1767. het Londonsch Genoodfchap een Gefchrift voor, waar in Hij verzekerd, dit Poeder met veel voordeel, tegen den Kinkhoest te hebben gebruikt! Hp. Pulv. e chel. Cancr. dr. Q. Tartari emetice. gr. ij. Accurate Mifceantur. Anderhalf of twee grijnen hier van worden gewreeven onder vijf of zes grijnen van een aardachtig Poeder, het geen dan met een paplepel vo' melk of water , des voormiddags, aan een Kind 'van één jaar wordt ingegeeven. Des anderen daags wordt de gift des noods vermeerderd , tot 'er Braaking volgd , het geen dagelijks hervat wordt , na dat het Lijdertje vooraf altijd eenig Voedfel heeft gebruikt. Is 'er Koorts dan werd de helft gegeeven tegen den nagt, met eenige grijnen Sal-  Verhandel enz. van den KINKHOEST. 293 Salpeter'en Poeder van Tegengifvvortel, waar door de uitwaasfeming word bevorderd. Voord maakt met de Magnefia dagelijks twee ontlastingen. Na dc vermindering der toevallen geeft men het Poeder twee dagen agter een , doch niet op den derden. Vervolgends wordt het om den anderen dag, eindelijk eenof tweemaal 's weeks, tot de aanvallen ophouden , gegeeven. Intusfchen drinkt het Lijdertje Koe- of Ezelinnemelken eet matig van zagte fpijzen of vleeschnat. Een van wijlen Fothergills aanverwanten verhaalde mij, eenige jaaren geleeden, van Hem vernoomen te hebben, dat deeze Geneeswijze in eene volgende Epidemie , minder, dan te vooren, had voldaan. N. 19. Gesner, fchreiben zur Artzenygelahrtheid und Naturkunde. Eerfter Band. In eenen hardnekkigen Kinkhoest, welke, ten Jaare 1768 , in Schwaben veele Kinders wegrukten , daagde dees Geneesheer na alles vruchteloos te hebben beproefd, met Pillet- T 3 ics>  294 3- VEIRAC, Verzameling van eenige jes , gemaakt van Mofchus en Extraél van Tabak. Zeite, 199. N. 20. De Haan , Ratio Medendi. Part. IV. Ed. Leid. Een Kind, onder den aanval des Kinkhoest, fchijnbaar verftikt, werdt voor dood weggelegd, daar na als een Drenkeling behandeld en geneezen. — Pag. 121. N 21. Hannes , Brief e an den Herm Baldinger. , uber den Friefel, u.f. w. In de eerfte Uitgaave van deezen fraaie Brief, beweerd de Geleerde Hannes met Rosen , dat de Mensch maar eens door den Kinkhoest wordt bczogt; prijst voords zijn Specifiek beftaande uit het Sulph. aurat. Antim. uit. pree. met den Koortsbast, waar mede Hij vol- koomen Haagde. In den tweeden Druk her-  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 295 herroept Hij zijne Stelling, betreklijk de eenmaalige verlchijning onzer Ziekte, om dat dezelve bij een Kind, het welk 's jaars te vooren was befmet geweest, andermaal ten voor- fchijn kwam. Leidenforst ftaafde deeze ervaaring met eene Waarneeming. De Kinders des Heeren Binger wilden niets gebruiken : doch de Schrijver liet zijn middel door den Aars infpuiten, en den Buik pappen met Kina, Bevergeil en warme Wijn, op de wijze van Morrts, (zie onze N. 29.) met eenen zeer gunstigen uitflag. Zie van de eerfte Druk, Zeite 77 en 78; van de Tweede, Zeite 91. u. f. w. N. 22. Historia Morborum, qui Annis, 1699-1701. Fratijlavics Grajfati funt. De waardige Schrijvers van dit Werk houden den Kinkhoest van eene Krampachtige aart, om dat de middelen tegen de Kramp meeet voldeeden. Der Ouderen onwil maakte , dat noch Aderlaatingen noch Spaanfche Vlieg- plijsters beproefd konden worden. Eenige T 4 Kramp'  296 J. VEIRJC, Verzameling van eenige Kranrpftillende middelen worden voorgefteld, die thans meest in onbruik zijn, en gewis voor den tegenwoordigen moeten onderdoen. Men bericht ter loops , dat fommige Kinders door een toevallige Neusbloeding van de Ziekte verlost werden. Pag. 21. N. 23. Hoffman (F.) Opera Omnia. Tom. III. Na de befch rij ving van den loop der Ziekte, haare Toevallen en eenige Gevolgen (waar onder de overdwarfche fcheuting van het lighaam eens Wervels, de uitzetting der Wervelen , het verlies van Geheugen, verlamming der Handen cn verdere Ledenmaaten worden geteld;) gaat dees groote Geneesheer oVer tot het onderzoek der Hoffelijke oorzaak v en fteld deeze te zijn een dun en fcherp Vogt, geplaatst in het hinnenfie bekleed/el der Luchtblaasjes, alwaar gelijk ook in het Strottenhoofd de Zitplaats van den Kinkhoest wordt bepaald. De oorzaak van deeze ftoffe wordt gezogt in de te mg geflaage Uiiwaasfeming, het geen Hij onder anderen meent te kunnen bewijzen, om dat  Verhandel enz. van den KINKHOEST. 297 dat de Mazelen deeze Ziekte doorgaands voorgaan ; doch wij durven, uit achting voor 's Mans verdiensten, de kragt van dit bewijs niet ontzenuwen. De Mazelen gaan niet altijd voor den Kinkhoest. Krijgen allevatbaare Kinders den Kinkhoest na de Mazelen? Wat verband is 'er tusfchen die beiden Ziekten? Wijders volgen eenige Waarneemingen. In de eerfte , zegt Hij , eenen hevigen Kinkhoest te hebben geneezen met Klijfteeren van Haver, Olie van1 Zoete Amandelen, Kamilsbloemen en Keukenzout, als ook met eenen drank van China wortel, Scerzoneeren, Heemstwortel, Zoethout en Venkelzaad. Somtijds gelukte dit bij anderen met een af kookfel van Haver en Zoete Amandelen , ook wel met gedroogde Knollen, Kanariezuiker en Saffraan, terwijl Hijfop en Veronic als Thee gedronken werden. Hij gaf ook wel twee of driemaal daags, een Poeder van Antim. Diaphor. Leep. Cancr. pulv. Marchion, en Salpeter met eenige zijner ftillende Druppels, waardoor de meeste Lijdertjes herftelden. In de Epicrifis merkt Hij aan, dat de Kinkhoest niet zelden , bij een kouden Herfst, na een' hecten Zomer, te gelijk met de Loop en Roóloop grasfeerd. Ook meend Hij , dat de Ziekte kan . worden veroorzaakt door vergiftige Dampen T 5 met  2q8 J. FE IR AC, Verzameling van eenige met de Lucht vermengd : als mede, dat het misbruik van Druiven en andere Groenten tot de grondoorzaak deezer Ziekte veel toebrengt. Wijders handeld de Arts van een zwaare Epidemie ten Jaare 1709. welke voor veelen doodlijk was, en waar van de afgeleegen oorzaak gefield wordt te zijn geweest eene Zuidelijke Wind, den bangen Winter , en Noordelijke Winden vervangende. Ter geneezing diende toen uit- en inwendige KrampJlillende middelen; ten welken einde de Borst werdt bedekt met de Borstzalf van de Pharm. Juguft. en even zoo veel Effentia Croci met een weinig Kamfers , het geen dikwijl vernieuwd werdt. Met windbreekende Klijfteeren werd open lijf gehouden , en inwendig niets gebruikt dan een likpotje van Zoete Amandel Olie, Walfchot, en fijroop van witte Slaapbollen met Haverwater. Tevens werdt de flijm van de Maag en Luchtpijp met dit middel ontbonden : B*. Aq. Hyfopi. Veroniccs a unc. j. Effent. Croci. Spir. Sal Ammon. a. gtt. XV. Syr. Manna cum Rhab. dr. ij. Tartar. emet. Solub. gtt. j. M. Kin-  Verhandel enz. van den KINKHOEST. 299 KmrWs van twaalf tot vijftien jaaren, naa- men de geheele gift, die van zes of agt, de helft, van drie, een vierde, waarop de Braaking en gemaklijker fluiroloozing volgden, dit Mengfel wordt gegeeven om den anderen dag, en voords een drank van aq. flor. tilice, lüior. Convall. primul Veris, Ceraf. nigr. en Veromcce, met de pulv. Marchion. Cinnabar. Antim. Diaphor. en eenige droppels Sp. Corp. Cerv. Succ. en Effent. Croci; waar bij zich de meeste Kinders zeer wel bevonden. Pag. 109-121. Onze Hollandfehe Lijdertjes zijn zoo ïnfchiklijk niet voor eene zoo omflagtige Prac tijk als de Bovenlandfche. N. 24. HuxHAM,0/>era Phyfico-Medica. Londini 1769. Bij een volbloedig Lijdertje, begint dees beroemd Geneesheer met eene Aderlaating, vooral wanneer het Kind koortfig, en het aangezicht onder den aanval blaauwachtig is. —Des noods werdt deeze ontlasting herhaald.De Braaking ,° welker nut word verdeedigd , bevorderde Hij met Jiijroop van Perfikbloemcn , Ox-  300 3e. VEIK AC, Verzanding van eenige Oxymel Scilliticum , en een kookfel of trekfel des Braakwortels ; want onze Schrijver begrijpt met Waldschmidt , dat de Kinkhoest deels een Maaghoest is, om dat hij door Braakmiddelen geneezen wordt: doch hier van hadden wij gaarn een beredeneerde verklaaring gezien. Trouvvens/is de rede , door den kundigen Huxham bijgebragt , voldoende, dan kan,, met geen minder regt, de Blinde Staar, welke wij dikwijls met Braakmiddelen geneezen, eene Maagblindheid genoemd worden. Men moet wel onderfcheiden of een Braakmiddel Topice of per Confenfum werkt, of door de veroorzaakte fchudding de Ziekteftoffe opruimd. De Buik wordt gezuiverd met Mercurius Alca- lifatus, Rhabarber alleen, of met Calomel. Het veronderftelde maarniet beweeze, taaie bloed, tragt Hij te verbeteren met Kwik, en de Maag te verfterken met Kina of foortge- lijke. Der moeilijke ademhaaiing koomt Hij te gemoete met' Arabifche Gom en uitgeperst fap van Pisfebedden , terwijl de Hoest verzagt wordt met het Elixir Afthmaticnm van Le Mort, of de Syr. Diacodii, welke voor het"veiligst ftillend middel in deeze Ziekte wordt gehouden. Tegen de Nek wordt een Epifpajlicum gelegd ter ontlasting van een fcherp Vogt, het welk op het Strottenhoofd enz.  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 301 enz. gezegd wordt te vallen. De Schrijver verwerpt eindelijk allen Specifieken, ter.wijl Hij die befchouwd als beuzelarijen van Oude Wijven, deMofchusniéuaitgezonderd. — Is dit niet wat te ruuw en te'algemeen ? mag men ter geneezing eener Ziekte uit eene Specifieke opwekkende Smetoorzaak gebooren , de mogelijkheid van een Specifiek Tegengif niet onderftellen ? moet men/niet zoo lang zoeken en werken tot het gevonden is ? —■ De Praftijk der Engelfchen in 't algemeen is onberedeneerd en los. Pag. 98. Ludwig , Injlitutionis Medecince Clinicee. De Buikzuiverende , vooral de Braakmiddelen, bepaaldelijk-de Hoonig-Azijn van ZeeAjuin , de Braakwijnsteen of het Sulphur J.Uratum Amimonii moeten den grond ter Genee• zing leggen , waar na de ftoelgang met Rhabarber wordt bevorderd. —• Alle fmeerige verzagtende Borstmiddelen worden verworpen. — §. 753- N. 26. N. 25."  302 J. VEIRAC, Verzameling van eenige N. 26. Martin, Geneeskundige Verhandeling uit de Zweedfche Academie, Derde Deel. Hier wordt verhaald, dat de Koninklijke Lijf-Arts Hedeneerg, een Kind van de Kinkhoest genas mee een Braakmiddel uit de Cor. tex Trangulce. BI. 382. N, 27. Mellin , Von dem Keich-huflen, welcher in den Jahren 1768 und 1769. in Langenfalza herrschtte. Sommige Kinders hadden weinig , andere eene geduurige Koorts, welke zich om den anderen dag verhefte. Men vondt er die tevens met de Pokken of Mazelen waaren gekweld. -— De aanval had niets bijzonders, behalven dat hij V nagts hevigst was. De meeste waaren hardlijvig, fchoon de eetlust na het acces doorgaande bijbleef. Ook was dit  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 303 dit ongemeen zwaar, vooral bij Zuigelingen, zoo dat de kundige Waarneemer twee Kindertjes onder den aanval zagfterven door verflikking. Den meesten kinderen beneden drie jaaren was de Ziekte doodelijk ; of zij, die der natuure overgelaaten of niet wel behandeld waren , kwijnden en flierven. De Schrijver heefc geene Breuken noch ontwrich tingen waargenoomen. Betreklijk den oorfprong deezer geweldige Epidemie word opgemerkt, dat de Zomer des Jaars 1768.'zeer warm en droog was , de Herfst koel en vogtig , waar op veel Mist volgde , ook Regen en Koude. Mellin field met den Heere Hoffman (zie onze N. 23.) eene belette Uitwaasfeming de grondoorzaak te zijn van den Kinkhoest, maar ook tevens eene befmettende ftoffe in de Lucht , en verklaard wijders hoe zulk een Saifoen dit gevolg heeft kunnen te weeg brengen. In den beginne hieldt Hij den Maagjlijm voorde , naaste oorzaak, doch werdt daar na overreed , dat die vcrflijming een louter gevolg was deiZiekte, vooral van de belette fpijsverteering.— Het gevoelen van Rosensiein nopens de Infeclen (zie onze N. 30.) wordt verworpen , en de Schrijver is van gevoelen, dat eene Ziekte Epidemiek kan zijn , zonder eenige Smet- ftof-  / 3°4 J' VEIRAC, Verzameling van eenige ftoffe. ■— Om de Geneezing te volbrengen bediende Hij zich van Braak- en Buikzuiverende Middelen , midsgaders van zulken , die den Kramp ftillen, een vermogen, het geen voornaamlijk aan de Braakmiddelen wordt toegekend. Hier na diende de Koortsbast tot verfterking. Voor een Vomitief gaf Hij eerst den Braakwortel, in het vervolg echter, bediende Hij zich van den Braakwijnfteen, terwijl de Zoogfters van Rhabarber en bittere Maagmiddelen gebruik maakten , welke laatfte n meest in Extracten beftonden. Ook liet Hij den Kinderen fijroop van Rhabarber Hikken , en nu en dan Klijfteeren. Zelfs Kinders van een half jaar gebruikten den Braakwijnfteen in een Mengfel van eenige oneen waters met twee of drie grijnen van dien Steen, het geen lepelvvijze wordt fngegeeven, waar op de Braaking volgde, en veelen alleen daar door herftelden. Was er geen Braakmiddel noodig, dan gaf Mellin het Oxymel ScilUt. of een Poeder van Lap. Cancr. Cremor. Tart., en Sulphur. Aurat. Antimonii, van welk laatfte niet meer dan twee grijnen bevat waaren in elk Poedertje; het geen driemaal daags gegeeven werdt, en geene Braaking veroorzaakte. Mag ik in het voorbijgaan de onzekerheid des Werkvermogens van het Sulph. Au-.  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 305 Aurat. Antim. herinneren. Zeer dikwijls heb ik bij bejaarden van zeer geringe giften telkens tot één grijn, geweldige Braakingeri, en zeer benaauwde Walgingen zien ontftaan. Ik heb meer dan eens waargenoomen , dat dit Poeder , hoewel bereid , indien de tusfcbenftand der giften te kort is, zijne werking als een Vomitief even eens doed, als of twee of drie giften te gelijk gegeeven waren. Deswegens houd ik dat middel in Ziekten van eene Stuipachtige aart, vooral bij zeer aandoenlijke Kinderen, als eender onzekerften en gevaar- lijkften. Onze Schrijver gaf, om den Buik te ontlasten, dit Stroopje: Pjs. Reftn. Jalapp. gr. ij—vj. Di(folv. in gutt. aliquot Spir. Vini adde. Syr. violar. dr. fi. M. Veel flijm, en allerlije foort van Wormen werden daar door ontlast. Om den Kramp te ftillen , het geen zelden noodig was (het) welk ons in zulk eene zwaare Ziekte zeer bevreemd) gaf Hij vijf droppels Land. Liq. Srjdenhami in een' vollen lepel water. —- De Koortsbatt werdt in allerlei vorm , met even VI. Deel. V goed  306 J. VEIRAC, Verzameling van eenige goed gevolg, gebruikt, inzonderheid wanneer het Extractum Cascarilla daar bij gevoegd was. Alles wordt bevestigd met een dagverhaal van zes Lijderen, waarna de ongelukkige uitflag bij anderen getrouw wordt verhaald. — Van drie en zeventig, welken onzen Geneesheer had behandeld , ftierven zeven , waar van Hij de Oorzaaken en haare Gevolgen bcfchrijft. Van dit Werk is ook een breedvoerig Uittrekfel te vinden in San* diforts Bibliotheek X. Deels, BI. 391-408. N. 28. Mellar , Obfervations on the Afthma and the Hoopingcough. Hij vondt de EJfentia Antimonii bij zijne Kinderen voordeeliger dan andere Braakmiddelen. Was de ademhaaiing zeer bezwaard en de Long bezet, dan werdt een Vejicatoriurn op de Borst gclegt. — In den beginne liet Hij anderhalve dragma Duivelsdrek in zes of agt oneen Polei-water ontbonden , op eenen dag toedienen. De meeste van onzen Lijderen, geloof ik, zouden in weerwil van het ge-  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 307 gezag der ganfche Faculteit dien drank den nek toekeeren. — De Koortsbast kwam te ftaade, wanneer Koorts gedreigd werdt of reeds plaats had. Voords tragt Hij, met het gezag dernieuwfte Geneeskundigen te ftaaven, dat het Spiesglas in dit geval het gefchiktfte Braakmiddel is. Maar nogmaals ontken ik dit, en ons gezag is de Rede, toegelicht door de Ervaaring, gelijk ik heb beweezen.— Het inwendig gebruik van Spaanfche Vliegen op de wijze van Burton (N. ji.) wordt verworpen , en meer prijs gefteld op het fmeeren van den Rug en Buik met deeze bereiding; i^. 01. Laurin. unc. j. Tintt. Canthar. dr. ij. 01. Olivar. q\ f. f. Linimentum. Wanneer men puistjes op en rondom de gewreeve plaatfen befpeurd , dan is de uitwerking des te voordeeliger. — Pag. 131. &c. V 2 N. 29.  303 J. VEIRAC, Verzameling van eenige N. 29. Morris , Medical Obfervations and Inquiries, Lonaon. Vol. HL Art. 27. De Schrijver bevestigd het nut des Bevergeils tegen den hardnekkigften Kinkhoest bij zijne en andere Kinderen. N. 3°- Rosen van Rosenstein. Handleiding tot de keunis en Geneezing van de Ziekten der Kinderen. De ontlasting van flijm is een gevolg van de prikkeling. — De Ziekte is even befmetlijk als de Pokken en Mazelen, zoo zelfs, dat de Dienstboden gezegd worden, de Ziekte van het eene in het andere huis te brengen, en Hij dit onweetend heeft gedaan. — Men word maar eens befmet, het geen eene twee en dertig jaarigë ervaaring den Lijf Arts heeft geleerd. De Ziekte is om den anderen dag er-  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 309 erger;fomtijds met,fomtijds zonder Koorts.— Voords wordt de Kinkhoest in zijne grootfte hevigheid befchreeven, zoo als wij die hier te Lande zelden zien. Hij houdt eene vreemde Zaadftoffe voor de waare oorzaak, en vermoed , dat die in Infecten beftaat. - De Maag word befchouwdals de voornaamfte Zitplaats der Ziekte, en de Stuipachtige Hoest toegefchreeven aan het medegevoel. De voordplanting wordt best gefluit door het ontwijken der befmettinge welke 'zich zeer verre uitftrekt. — Voords verhaald de Schrijver uit Linnc , dat de gemeene man in West-Gothland het Ledum Paluftri (den Wilden Rosmarin) tegen onze Ziekte , met veel nuts, als Theedrinken. — Wijders wordt uit Trillers Pharm. Extemp. Pag. 206. beweezen dat de Mofchus even dienstig, waarom het Julep e Mofcho tot zes oneen daags word aangepreezen. Eindelijk dringt Hij aan op het beproeven van IVormdoodende middelen, waar van Hij niets minder verwagt , dan, dat de Kinkhoest binnen korten tijd zoude worden gefchrapt van de Lijst der zwaare Ziekten. — Hij pleit voor het nut der B)aakmiddelen , en kiest boven allen den B-aakwortel, van één tot zes grijnen, des noods tot de volkoomene geneezing herhaald. Vooraf echter moet een bloedrijke worden Aderg laaV 3 ten.  310 J. VEIRAC, Verzameling van eenige ten. Eene Klijjieer is gefchikt tegen de Hardlijvigheid , de Koortsbast tegen de tusfchenpoozende Koorts, en de Ezellinnen melk, om te verfterken , en te voeden. Bladz. 378-388. N. 30*. Sandifort , Geneeskundige Bibliotheek , zesde Deel. De -Kinkhoest, welke ten Jaare 1768, in Stockholm vrij fterfc doorging, taste eenige Ingeënten Kinders aan , welke daardoor gevaarlijk werden, en eenen het leven kostten. — Het gefchiktfte Geneesmiddel was de Braakwortel van één tot twee grijnen met Zuiker , allen twee of drie uuren gegeeven. — Bladz. 920. Sims, Obfervations on Epidemick Disorders. Dit Werk behelst onder anderen goede zaaken eene befchrijving des Kinkhoest, welke ten Jaare 1767. vrij geweldig was, en geen vat- baaren fpaarde. Zelden of nooie krijgd men dien  Verhandel, enz. van den KINKHOEST, 311 dien andermaal, doch de Heer Sims moest de reden van zijne twijfeling hebben opgehelderd. De remiiteerende Koorts, welke de beginnende Epidemie verzelde , verdween naderhand. — De Ziekte houdt Hij befmetlijk. — De Bejaarden braakten minder dikwijls maar loosden meer flijm, dan de Kinderen. Bij hen, die ftierven, en wier getal gering was, volgde eene Uitteering (Marasm.). Men deed Aderlaatingen en vond het Bloed dik , Purgeermiddelen waaren ook noodzaaklijk: maar het een noch het ander overwon de Ziekte. Braakmiddelen hadden daarom de voorkeur , en van dezelven de Braakwortel boven dc Zee-Ajuin , hoewel zij fomtijds, met goed gevolg, faamgevoegd werden. Alleen bij mislukking van deezen was het Spiesglas onontbeerlijk- De Koortsbast, een Houd Bad, de beweeging, vooral ie Paard, dienden tot verfterking. Opiaat en en andere Krampftillende middelen, voldeeden niet. Pag. 92-94. V 4 N- 32-  312 3f. VEIRAC, Verzameling van eenigt N. 32. Strandberg , Geneeskundige Verhandelingen van de Zweedfche Academie. Eerfte Deel. Deés Geneesheer zag den Kinkhoest in de Jaaren 1745, 1747 en 1748. welke, ondanks de beste hulp, tien of elf weeken bij eiken Lijder duurde. De middelen door Hem beproefd maar onvoldoende bevonden, worden opgeteld , doch ik vind onder dezelve eenigen , welken mij bevreemden door Hem te zijn aangewend, om dat zij, toen Strandberg dit Stukfchreef, over lang verworpen waaren (BI. 271.) Burtons Specifiek (zie onze N. 11.) acht Hij met rede te gevaarlijk. Aderlaatingen gedoogde de tedere Moeders niet. De Middelen, welken voords, ter verzagting, aan de hand worden gegeeven (bl. 273.) deeden niets tot verfterking: doch nopens deezen hebben wij de zoo even gemaakte Aanmerking. — De Arts werdt gémelijk door zijne geduurige te leurflelling, en begon te overdenken; voor eerst, of de algemeene oorzaak, welke de flijm van de Long en Luchtpijp verdikt, niet moest gezogt worden in de Lucht;  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 313 'Lucht; ten tweeden; of men niet jlegts eenmaal de Ziekte ondergaat, en de prikkel zelve deZenuwen voor eenen tweeden aanflag onvatbaar maakt. Hij begreep ten derden , dat de Kinkhoest gelijk is aan een onverwagt gelach, het welk langen tijd duurd, uit alles befloot Hij, dat dees Hoest Krampachtig is van aart, en bewijst zijn befluit. Toen gaf de Arts, om den flijm te ontbinden, Borstmiddelen met het Arcanum Tartarie, cm den Kramp te ftillen den Koortsbast, en genas met het een en ander in drie weeken tijds, eene Ziekte, aan welke te vooren twee of drie maanden bcfteedt werden. Wijder geeft Hij eenige Voorfchriften van Slijmfnijdende, Purgeer-Buikzuiverende en Krampftillende Middelen, waar na de Leefregel en andere, genoeg bekende zaa- ken voorkoomen. Eindelijk vraagd de Waarneemermet veel bedeesdheid , of er geen middel beter van fmaak, dan het Oxymel van Zee-Ajuin zoude te vinden zijn? en voegd daar nevens twee andere Vraagen van even groot gewicht. - De ganfche Geneeswijze is, naar mijn begrip , met meer opheft voorgefteld , dan zij verdiend, en waarlijk zoo modern niet, als de Schrijver dezelve doed voorkoomen. — 1 Bladz. 268-284. V 5 N. 33.  314 3' VEIRAC, Verzameling van eenige N. 33- Sijdenham, Opera Univerfa, Lngduni Batav. J741. Hij beweerd , dat de Kinkhoest altijd zonder Koorts is ; alle Borstmiddelen onnut of fchadelijk zijn, en kend geene Geneeswijze gefchikter dan Aderlaatingen cn zeer zagte, dikwijls herhaalde Purgantia. Pag. 311, 312. N. 34. ïeichmeijer, Inftüutiones Parthologicce £5? Pratlicce. Ter geneezing onzer Ziekte verkiest dees Schrijver met de meeste Stahliaanen , Gommen , Oliën , en verdoovende Middelen, als Anijs, Venkel , enz. fap van Ajuin, onder den asch gebraaden, moet tegen de Voetzooien van het Kind gelegdt en der Minne inge- geeven worden. Wijders geeft Hij het Lij- dertje twee droppels van den Spiritus SalisAm- mo-  Verhandel enz. van den KINKHOEST. 315 moniaci ï doed Walfchot onder het Voedfel., en heeft veel vertrouwen op zoete Borstpoeders. Pag. 397. N. 35- Thompson , Medical Confültations. De naaste oorzaak fteld Hij te beftaan in flijm , en te huisvesten bijden in de Long en 'Maag: Wil de geneezing betragten met het vervvisfeld gebruik van Braak en Purgeermiddelen. Na dat de flijm is ontlast, geeft Hij verzagtende Artzenijen, als mede de Kina en andere Bitteren. De hoest worde bedaard met Tinftuuren, OpiaaUn, Voetbaaden exi Blaarmiddelen, terwijl het Voedfel ten allen tijden zeer ftreelend weezen moet. In een Nafchrift werdt gezegd, dat toen ter tijd (1773) een Kinkhoest in London heerschte, waar in herhaalde Aderlaatingen te pas kwaamen het geen aan den langduurigen Vorst wordt toegefchreeven. Pag. 55-58. N. 36.  3i 6 J. VEIRAC, Verzameling van eenige' N. 36. Tissot en Bicker, Raadgeevingen voor den gemeenen man. De Ziekte is zeer befmetlijk, tast den mensen. maar eens aan. — De oorzaak fchijnt men meest in de Maag te zoeken. Het getal der aanvallen wordt dagelijk bepaald van zeven t)ttien, 's nagts doorgaands minder. Elke aanval is een Kramp niet ongelijk aan de Stuipachtige aandoening van eene geweldige Niezing. Voords worden de Toevallen be- fchreeven. Men merkt aan , dat de Lijders, om den anderen dag, gemeenlijk erger zijn en Koortfig. Vervolgends leesd men de Gevolgen van een' zeer hardnekkigen Kinkhoest. Behalven de ontwijking der befmette plaats, is tot hier toe niets ter Voorbehoeding uitgevonden. Voords wordt met lof gewaagd van het bekende Engelfche Middel, beftaande in anderhalf of twee dragraen Duivelsdrek met zes ofagt oneen Poleiwattrs, het geen Ihpper of fterker gemaakt en dagelijks ingegeeven wordt. Tevens laat men Braaken, legt des noods een Veficatoriumop de Borst, en ver- fterkt  Verhandel, enz. van den KINKHOEST. 317 fterkt daar na met den Koortsbast. Eindelijk volgd des Auéteurs wijze van behandeling, die ruim zoo gefchikt zou kunnen zijn, dan de affchuwlijke Engelfche Krampftillende drank, en hier in beftaat; voor eerst: eene zagte Dieet, bedaarde Ziel, koele Lucht, enz. Ten tweeden, de bloedrijken eene Aderlaating. Ten derden, in den beginne een-twee-of driemaal herhaalde Braaking met den Braakwijnfteen of Ipecacoanna. Ten vierden; Hij bezorgt drie of vier ftoelgangen daags met den Cathuizer-poeder, of met Sulphur. Auratum Antimonii. Ten vijfden; de Lijder moet dagelijks veel Slakkenmelk drinken. Bij deeze gelegenheid wordt verhaald , dat de Schrijver veele Kinders heeft geneezen met de Moeders of Minnen deeze Melk te doen gebruiken. Des Winters geeft Hij Slakkenftroop. Ten zesden ; tegen de rusteloosheid koomt een zagt flaapmiddel te pas , en ten zevenden, na de behoorlijke ontlasting, de Koortsbast met Arabifche Gom en Terra Catechu. Eindelijk, ten agtflen; wanneer de verftikking te vreezen is, wordt het Kind behandeld als iemand , die flaauw is en men tragt, door den vinger, in de keel geftooken , de "Braaking te verwekken. — In den beginne , zoo wel als in de grootile hevigheid des Kinkhoest, worden alle heete dingen ver- wor-  318 3' VEIRJC, Verzameling van eenige worpen , waar voor men echter naderhand minder te vreezen heeft. — Bladz. 378-386. N. 37- Tralles, Ufus Opii, Sect. IV. Dees groote Geneesheer fteld de oorzaak deezer Ziekte te zijn een taaie flijm , geplaatst in de Maag. " Deswegens grond Hij daar op de neeswijze , welke met Braak- en Buikzuiverende Middelen moet volbragt worden. Deeze eenvouwige handelwijze is Hem wel honderdmaal gelukt en Hij heeft alleen met Manna en bittere Maag Tincfuuren veele Kinders geneezen. N. 38. Valle (de la), Journal de Medicine, Tom. XXVIII. Het koud water op de Borst gelegd, wordt gehouden voor het gefchiktfte Geneesmiddel van den Kinkhoest, fchoon de Schrijver daar na  Verhandel enz. van den KINKHOEST. 319 na de Braakmiddelen noodig oordeeld. Pag. 336. N. 39. Vogel, Academica Prceleclions. Na eene beknopte opgaave der Oorzaaken en Toevallen des Kinkhoests, zegt deeze ervaare Geneeskundige, dat, wanneer de Kinderpokjes te gelijk met onze Ziekte grasfeeren , de Kinders, welke door de laatfte aangetast zijn, voor dien tijd meestal van de eerfte vrij blijven. Eene Gerst of andere Koorts met uitflag, gaat den Kinkhoest fom- tijds voor, of volgd op denzelven. Na de Ziekte worden fommige gedreigd met Uitteering, of houden Zwellingen, Ontfteekin- gen en Verzweeringen in de Keel over. De Geneeswijze beltaat in 't gemeen in het gebruik van Borstmiddelen, gepaard met zulken , die den Kramp bedaaren, en de Uitwaasfeming bevorderen. Braak- en Purgeermiddelen wil Hij nu en dan verwisfeld hebben , maar ftaat geen van bij den toe voor den agtften dag. Geitadig moet de Lijder zoete Melk en Water met Hoonig of Suiker warm drin-  320 W. VEIRAC, Verzameling van eenige drinken , of een afkookfel van Chinawortel met Melk. Intusichen worden drie deelen van het Elixer Pectorale van Wedelius, gemengd met één deel Spir. Nitr. Dulc. om de twee uuren tot twintig of dertig droppels gegeeven. Anders bedienc men zich van dit Menglél: Yf. Aq. Hyfope. unc. vj. Elix. PcÜor. Wedelii. Liq. Corn. Cerv. Succ. a. dr. iij. Syr. Althcea Fernelh. unc. j. M. S. Allen twee uuren één lepel. Naar bevind van zaaken kunnen hier bij eenige grijnen Mofchusgevoegd worden. — Den naderenden aanval meent Hij te kunnen verzagtendoor een afkookzel van Heemstwortel met Syrupns Diacodii: Ook verwerpt Hij niet een Decoctum van Kina met de Liquor Cornu Cervi Succin.; en Hij beloofd veel goeds van eene wrijving der Lenden met Olie van Scorpioenen. ■ Eene Aderlaating kan des noods dienstig zijn. In dit geval zijn de beste Braakmiddelen het Sulph. Aurat. Antimm. de Kerm. Miner. en het Oxymel Scillit. en het gefchikfte Buikzuiverend Middel is de Manna of Scammonewn. , Eindelijk worden alle Spe-  Verhandel.enz. van den KINKHOEST. 321 Specifiekcn verworpen , om dat zij doorgaands mislukken. — Groentens zijn het beste voedfel. Pag. 509-513* N. 40. Waghlin , Geneeskundige Bibliotheek. Zesde Deel. In de Epidemie , waar van aldaar wordt gefprooken , hadden veelen de Pokjes en den Kinkhoest te gelijk. Die echter vooraf de laatfte Ziekte hadden, en Braakmiddelen gebruikten , bleeven meest al vrij van de Kinderpokjes, vooral wanneer tevens Mofchus en Kamfer gebezigd werdt. — Wilde Rosmarin (Ledum) deed veel nuts, wanneer het met melk gedronken werd. -— In het derde en vierde tijdperk der Pokjes was de Koortsbast zeer nuttig voor beiden Ziekten, Bladz* 546. >. '•'/" VI. Deel. ■4* N. 4r.  322 J. VEIRAC, Verzameling van eenigé N. 4i. Waïilbom. Ibidem. In de doorgaande Keelziekte en Kinkhoest, welke in den Jaare 1769. de kinders tevens aantastten , deeden de Braakwortel en bladen van de wilde Rosmarin het meeste nut. Bladz. 552. N. 42. Werlhoff, Comm. Liter. Norimb. 1733. Na dat deeze beroemde man alles hadvoorgefteld het gene Hij zonder vooroordeel had beproefd , geeft Hij dit troosteloos befluit , dat het middel, om den Kinkhoest te geneezen, te dier tijd nog niet was gevonden. Pag. IJ2. _ N. 43-  Verhandel-enz. van den KINKHOEST. 323 No. 43- Williams , Some Hiftories of weunds-with a few remarks on the konvulfive Cough, of the Tear 1764. Sec. Vol. Een juffrouw loosde met den flijm uit de keel, onder den aanval van eenen hevigen Kinkhoest, twee fteentjes, waarna de Ziekte verdween. In deeze Epidemie zag de Waarneemer foortgelijke vlakken in de keel, als bij eene ligte verzweering, koeweide flikking daar door niet belemmerd werd. Om de Ziekte te geneezen was niets zoo voldoende, als de ongewasfche kalk van Spiesglas , (_calx antimonii illota). Meesal was het zeker, dat de prikkeling en neiging tot hoesten dooide Arabifche Gom verminderd werd. — Met veel voordeel werd de Kina gepaard met de zoo even genoemde kalk. Naar zijn gevoelen is de Kinkhoest altijd verzeld met eeneontftooke zwelling en verzweering in en om de fpleet des ftrottenhoofds. Pag. 49—59. §. CXXV. Schoon het onnoodig is, om de nuttigheid van deeze Lijst nader aan te dringen, begrijpt X 2 men  324 VEIRAC, Verzameling, enz. men echter, dat zij ook gefchikt is, om, t'eencf zijde de gepastheid van de keuze der Heeren Vraageren, van de wijze der inrichtinge des Voorflels, zoo wel, als om, aan den anderen kant, de orde en uitvoering van mijn Andwoord te billijken. Dikwijls moest ik verfchillen van het gevoelen veeier waardige Mannen, doch dit was altyd met weerzin. Wanneer dc onfaalbaare waarheid fpreekt, moét de vr-iendfchap van Socrates en Plato wijken. Worden wij door de ervaaring geleerd, dan geldt geen gezag. Hoe het zij, ik zal mijn oogmerk hebben bereikt, indien deeze onderneeming iets zal hebben toegebragt aan de kennis en geneezing eener Ziekte, welke onze lieve telgen veelal droevig foltert, en de ouderlijke aandoeningen ten top voert! van eene Ziekte, welke niet zelden den getrouwften bijftand van den doorzichtigften Arts te leur fielt, de hoop in rook doet verdwijnen, en deblijdfchap verwisfclt in traanen. Mislukt deeze poging, dan zal ik het gebrekkige van mijn werk ontdekken , uit de meer verdienstelijke vruchten der ervaaring mijner mededingeren. Hoe hetzij, nimmer kan het mij berouwen, ook ditmaal, in het midden van veel gewoels, mijne ledige uuren, ten nutte van het nageflacht, ter bevordering der edele Geneeskunde te hebben gefleeten. DIS-  DISSERTATIO A D QUESTIONEM, AB INCLYTA SOCIETATE ARTIÜM ET SCIENTIARUM PROVINCI/E TRAJECTIN/E PROPOS1TAM. „ Qiicenam TuJJis ferince eft Natura? Qjtcenam j, propria Sedes ? Quamam Cauffce? Qucenam dia. 55 gnofis? Qiicsnam Symptomata atque Sequelce? „ Qjionam nititur fundamento ejusdem prognofist An plus femel eosdem corripit homines? An contagiofa eft, nee ne? Si contagiofa; Qjiomodo ,, a contagio prcecaveri potefi ? Qucenam optima „ eidem Medendi Ratio eft? CONSCRIPTA A VlRO DoCTISSIMO JACOBO THIENSIO VAN DE WTNPERSSE Med. Doet. Nofocomii Lugd- Bat. Medico, Cui Nurami argentei Premium a Societate fuit adfignatum. X 3  „ Inter inventa maximi ponderis deteila Cortkis Peru? „ viarii in Tujfi Convulfiva praftantia merito reponcnda : „ donec ipfius fomitis, a quo oritur, per fpecif.ca rAox „ fub initium mali drjlrvendi ars , qute huc ufque noi lat et, nobis innotuerit? J. A. Murray Opufc. Vol. I. pag. 308.  DISSERTATIO A B QU1STIONEM, AB INCLYTA SOCIETATE ARTIUM ET SCIENTIARIUM PROVINCLE TRAJECTINiE PROPOSITAM. „ OnanamTuJfis j'erin* eft Natura? Qucenam „ proJriaSedes? Qjicenam Cauhfce? Quanflm Dia„ gnofts ? Qjicenam Symptomata at que Sequela f „ Qüoriam nititur fundamento ejusdem Prognofis ? „ An plus femel eosdem corripit homines ? An „ contagiofa eft, nee ne? Si contagiofa, Qjiomodo „ a contagio pracaveri poteft ? Quanam optima „ eidem Medendi Ratio eft ? J£ncognitam veteribus tuffin ferinam , adeo* que nullam ejusdem in horurn libris obviam mentioncm, mancam admodumminusque completam ejusdem , quam apud varios auftores recentiores offendimus, hiftoriam, nondum fublata omnia X 4 de  S2* J. T. VAN DE WYNPERSSE, de ejusdem natura dubia , & Pathologorum de vera ejusdem fede diffidia, morbi retiologiam ab omni dubio baud plene vindicatam, fumroara aliquando vehemcntiam, funeftum haud Yaro exitum , atque nondum compofitas de optima illi medendi ratione lites, huic problemati, ab inclyta Societate Artium & Scientiarum Trajeelina propoüto, anfamdedilïe, nullus dubko. „ Qjicenam Tuffis ferine eft natura? Qjicenam j> propria Sedes ? Qjicenam Cauffce ? Qucenam 3, Diagnofis ? Qjiamam Symptomata atque Seque- le ? Quonam nititur fundamento ejusdem Proj, gno/is? An plus femel eosdem corripit homines ? An contagiofa eft , nee ne ? Si contagiofa ; „ quomodo a contagio prcecaveri poteft ? Qjienam „ oplima eidem Medendi Ratio eft?" Solvenda? tand momenti queeftioni, clapfo licet ferme conftituto ejusdem folutioni temporis fpatio , atque virium tenuitatis probe mihi confeius, fummte tarnen argumenti dignitatis conviétus , operam navare & dictas qu&ftiones tribus feftionibus examinare fuscipio. Prima in Morbi Naturam , Symptomata , Gauffas atque Diagnofm inquifiturus, Altera de Morbi Prognofi, Ter-  Dijfert. BE TUSSI FERINA. 329 Tertia denique de ejusdem Prophylaxi atque Curatione aéturus : Qu£E conamina, fi optato haud penitus deciderint fcopo , atque vel aliquam fummi momenti rei lucem affuderjpt, voti compos ero. X 5 SECTIO  S3° 3- T' VAN DE WNPERSSE, SECTIO PRIMA, De Tujfis ferince Natura, Sede, Caujfis, Symptomatibus atque Diagnofi. s. I. TuJJis ferina, qua? & tujjïs clangofa, convulfiva, delajjans , Jujfocativa , furibunda , ftomaclrica , pertujjis; Angl: Chink-cough, Hooping-cougli ,' GalJ: Coquelache; noftratibtis Kinkhoest, (quorum nominum fuo, ni fallor, loco patebit ratio,) audit; veteribus, apud quos haud ullam aptam ejusdem offendimus mentionem aut defcriptionem, plane incognita fuiffe videtur, & ineunte demum feculo decimo quinto inEuropam ex Africa probabilitertranslata, & anno 1414 in Gallia primum apparuifle , Auftore Franbisco Valeriola, cenfetur. Commode defcribi pofte videtur „ TuJJis cita & vehemens, infpiratione plena , fonora , galli ,, cantum quodammodo referente , vomendi nifit ,, variisque magis minusve'vehementibus, nominaSj tim conyulfms, fymptomatibus, Jlipata, per „ tim  J)i(fert. DE TUSSI FERINA. 33* ,, paroxyfmos invadens , tenellis imprimis fu- j} nefta» De data; defcriptionis, qflae va- riorum Nofologorum defcriptioni congruit 5 valore quo plenius conftet, antequam morbi iedem atque naturam indagare incipiam, eandem bic loei breviter exponere juvat. —Eft itaque. I. Tuffis cita 6? vehemens, infpiratione plena , fonora, galli cantum quodammodo referente, fti~ ■pata, Hac quippe invadente tuffi, molefte refpirant «gri, atque ore aperto ac dilatato vi quafi thoracis cavo aërem fugunt, qui in vias aëreas irruens, fibilum fonumque fingularem, qui galli cantum magis minusve ïemulatur, excitat, quo fado celeris atque violenta , infequitur exfpiratio; atque tic horrendo cum clangore , afininum referente , aut ferarum mugitibus fimili, toffe erumpit: quibus phaenomenis (quod abunde probant varia , quibus vulgo infignitur hic morbus, tuffis clangofes, furibundce,ferinc2,pertu(jis, Angl. Chink-cough, Hooping-cough, Belg: Kinkhoest, nomina) hanc ab omni alia tuffi difcernere vel ipfi norunt Artis ignari; quibusque exponendis fuo loco , ubi de morbi natura atque Symptomatum ratione erit agendi locus , operam daturus fum. n.  33* J. T. VAN DE WTNPERSSE » II. Vomendi nifus & varia, magis minusve vehementia , nominatim convulfiva, eandem comitan- tur Symptomata. Morbi fcilicet initio, quo eundem plene difcernere non licet, levis atque ficca tuffis , Catarrhali analoga , Jingua ficca alba, amarus in ore fapor , naufea , aliquando alvus obftipata, cephalalgia atque fcbris obfervantur. Elapfo decem, duodecirn aut & quatuordecim , raro pluriurn , dierum fpatio, vehementior, diuturnior atque hurnida tuffis evadit, & per paroxyfmos revertitur. Invadente paroxyfmo, quem exingrata, a cordis fcrobiculo fauces petente atque ad tuffiendum incitante , titillatione fubinde aliquamdiu , raro quatuor horis ante paroxyfmum, quale quid meraorat Doót. W. Butter Treatife on .the Kinkcough pag. 3, feqq. praefagiunt a?gri; fpasmodice conftringuntur trachea, larynx partesque vicina;, unde molefta redditur aut irapeditur refpiratio, anguntur miferi, vel adeo ut doleatcaput, tumeat, rubeat, liveat facies, turgeant capitis collique vense, micent arteria?, turgentes e tumidis palpebris protuberent oculi, erumpant lacryma;, largi promanent fudores, disrumpantur cicatrices, (vid. Swietenii Comment. in Aph. Boerhavii T. I. pag. 444.) infciis elabantur lotium atque excrementa alvina, anxiiper conclavia decurrant, manibus pul-  Dijfert. DE TUSSI FERINA. 333 pulfent, calcibus feriant, convellantur, concutiantur mifcri, aut, nifi arreptis manuum ope obviis quibuscunque corporibus fibi caveant, in tcrram profternantur, mortuos ahquandiu plene referentcs; capite porro parietibus manibusque ftabili cuidam corpori firmiter innixis varios thoracis muscuios ïh aélura ducere, ut refpirationem promovcant, molestum rejiciant ftimulum atque inftantem pïaevertant fuffocationem , conentur eo ia;pe curn fucceffu , ut foluta aliquantifper conftruftione per apertum os aër in laryngem cum fibilo quodam atque fono acuto penetrct, atque plenam & profundarn lente factam infpirationem rnox celeris, vehemens atque fonora infequatur exfpiratio, atque fic clangofa producatur tuffis; qute, li pituita, initio tenuis atque tenax, dein magis cofta minusque lenta , tuffi a?que ac illam comitantibus vomitu atque fternutatione rejicitur, immunes a pradentisfimo interitu miferos, in vehementiori morbi infultu adrnodum defatigatos , in leviori ad ! ludos atque intermiffa exercitia protinus rede; untes, pro tempore praèftat; alias addita vi paroxyfmos repetit. Huic morbo*. qui, deglutita, ut folent infantes, tenaci pituita tuffi rejeéta, moxiterato exacerbatur paroxyfmo , junguntur nonnun- quam ludos atque intermiffa exercitia protinus rede-  334 T. VAN DE WTNPERSSE, qiiam pneter dicTa Symptomata , anorexia? 9 raro diarrhoea, urina tenuis, aquofa , fingultus , inteftini reéti prolapfus, haemorrhagia? varije^ fepius narium, rarius oculorum aliquando htemoptyfes, apoplexite, phrenitides; dum ali quando vifcerum abdominalium obftructiones j hydropem , rhachicidem , hernias , inteftini reéti prolapfus, gibbera, paralyfes , offium caries, fracturas (a), abortum in gravidis producit; nee raro in ipfo paroxyfmo, praoclufa aëri via, fuffocati aut convulfi pereunt , aut morbi diuturnitate, nutritione depravata, macie, febre hecfica, phthifipulmonali, diarrhoea colliquativa, atrophia, marafmo confumtifuccumbunt miferi. III. Per Paroxyfmos invadit. In hoe quippe morbo, qui aliquando febris intermittentis normam fequitur, atque tertio die exacerbatur , per periodos, alias fixos, alias irregulares, tuffis redit, & paroxyfmos, qui a le- vis- (a) Frafïuras, licet rariffime certe tuffi férinatf jungantu-, atque vix inter raorbi Symptomata locum mereatitur, ideo tarnen bic loei memoraffe juvat; quoniam a;gro, milla cacocbymia fcorbutica , venerea , aut fcrophulofa infigni , cofiain hac tuffi diffraétam fuifie in Medical and Chirurgkal obfervatiom pag. 55. feqq. memoria: prodidit J3. Go OCH.  frijfert. DÉ TUSSI FÈRINJ. 335 viffimis cauffis, motu v. c. vchementiori, paftu lautiori, animi pathematibus violentis , fumigacione nimia, potu frigido, &c. provocantur, aliquot, fubinde feptem , decem pluresve de die , noftu vero minus frequentes , habere folet 5 heet tarnen & aliquando , quod in CEeteris notarunt doft. Butter l. c. & Mellinm/2 den keichhuftender hinder, &c. pag. n nofturno tempore frcquentiores , quam diurno, obfervantur. Maximam autem paroxyfmos inter, tum ratione temporis, quo invadunt atque durant, tum ratione vehementis, turn ratione intermiffionis , in varus non tantum epidemiis, fed & eadem graflante conftitutione epidemica in variis aegris, differentiam obfervari, e diveriis plurimorum obfervatis abunde conftat. IV. Tenellis inprimis funefta eft. ■ Hujus rei veritatem teftentur tot diriffimi hujus morbi epidemice graflati hiftorice, a variis au&oribus fide dignis memoria? prodilae, quibus recenfendis , ne cognita tradendo benevoli Leftoris patientia abuti veile videar, non immorabor; teftentur tot variarum regionum necrologia; unde, ut reliqua filentio mittam, in folaSuecia, Auftore 111. Rosenio a Rosenstein Handl. tot de kenn. en geneesw. van de Ziekten der kinderen I Deel p. 465, 43393 in' tra  33G # f. VAN DE IVYNPERSSE, tra. fcdecim annorum fpatiurn diéto morbo in* fantes fuccubuiiïe Iiquet; teftetur denique ipfa noftraPatria, ab hocbaud fecus, ac ab aliis, morbo horrendam paruin incolaram ftragern paffa, atque blanda incrementi fpe mifere fruftrata. —■ Dum autem per infantes diriffimum longe lateque di/Jeminat venenum , iisque pi-cEfentiffimum haud raro intentat aut ipfo aétu provocat interitum; a;tate provectioribus ipfisque adultis plerumque quidem , non vero conftanter , parcere hunc morbum, Jicet tarnen hi longe minus ab eodem , quam tenelli , incurrant vita; periculum, indubia docent Medicorum obfervata ; quorum farraginem , nill prohiberet impolita brevitas , enumerare facile foret. Conferri tarnen e plurimis, fpeciminis loco 5 poterunt doét.. Bisset Medical Efjays and obfervations pag. 173. feqq, Tissots & Bikkers Raadgeeving voor de gezondheid van den gemeenen man, pag. 392. Cüllen Firft Lines of the Praclice of Phyfic. §. 1403. §• II. E tradita haétenus morbi defcriptione, quid de ejusdem Natura ftatuendum fit , colligitur facile , eumque fummo jure Convulfir vm nomine infigniri , attendenti abunde Iiquet.  Dijfett; DE TUSSI FERINA. 33? quet. Militant pro convulfiva morbi na< tura. I. Varia morbi Symptomata, qua? fpasmodicam primarum viarum atque organorum pneumaticorum aliarumque partium conftrictionem, & abnormem fyftematum neryei atque vasculofi aftionem manifefte denotant; qua de re fuo loco, ubi exponendis lymptomatibus occupabor, plenius conftabit. II. Confirmat ulterius periodkus morbi decurfus, aliorum morborum fpasmodicorum analo- gus. Per paroxyfmos enim , ut videmus, live certa? periodo affixos, five minus regularcs , post breviores longioresve intermiffiones revertentes, invadit morbus: quare cum febribus, colicis icterisque intcrmittentibus, &c. quos pro morbis convulfivis falutare baud facile dubitabunt exercitati in praxi clinica Medici, convenit. III. Arguunt porro morbi cauffcs ,• nee feminia tantum, qua? folidorum tcneritudinem , fyftematis nervei irritabilitatem fummamque in morbos convulüvos proclivitatem , ut evidentius fuo reddetur loco, denotant; fed&ipfae, qua? paroxyfmos incitare, exafperare atque provocarc obfervantur, cenditiones, qua? ejus natura: funt, ut debilibus atque irritabilibus facillime noceant, regularem fyftematis nervei VI. Deel. Y ac-  338 J. T. VAN DÉ JVYNPERSSË, aótionem turbent, GSconomiam corporis la?dant atque fibras musculares in abnorracs atque violentas moveant contractie-nes, argumento vim addunt. IV. Ipfa morbi curatio per illa , quse folida roborant, irritabilitatem minuunt, fyftema nerveum in ordinem reducunt, verbo, motus fpasmodicos fedant, meam aliorumque, magni etiam nominis, Medicorum de convulfiva morbi natura fententiam ftrenue, mejudice, vindicat. §• HL Minus in determinanda vera morbi [ede varii inter fe congruunt Auclores, in diverfas longe fententias abeuntes: quorum adeoque varias Opiniones hic loei curatius examinare, veramque inde de morbi fede conclufionem elicere rneum eft. Apparente in Gallia, de quo fermo eft, morbo, humorem quemdam acrem a cerebro ad refpirationis organa defluentem accufarunt Medici , catarrhum hunc cucullione caput tegendo impediri atque bac ratione morbum fanari polfe opinati; unde nomen eidem a Gallis datum Coqiieluche, fuam repetit Originem. Vid. clar. L. C. Bourdelin in Qjiceft. Med. An tujji puerorum Clangofce, vulgo Coqueluche, emèfis? propofita a J. B. Basseville Par.  Biffert. DË TUSSI FERINA. 339 Par. 1752, &c. Infaufto autem diélae medicationis effeclu , magis fenfim magisque indagata morbi natura, affidua obfervatione atque magis rationali fubftituta medendi ratione faclum 'fuit, ut fenfim fenfimque abfurda illa eviluerit opinio, ejusque loco folidiores longe a tantum non omnibus, (paucos etenim, atque in his doel. J. W. Bauwerum Act. PUL Med. Acad. Scient. Princ. Hajjiaca, pag. 173, feqq. qui acrem humorem e finubus fphenoidalibus in palatum , fauces atque tracheam illabentem atque in his partibus phlogofin excitantem, accufat , excipio,) prolata? fuerint opiniones. —■ Longe tarnen abeft, ut dicia opinione rejefta, de deterrainanda vera morbi fede unanimes inter fe congruant Pathologi ; dum confideratis diverfis morbi fymptomatibus atque fequeüs, collatis ejusdem cum aliorum morborum decurfu atque remediis , in ufurri denique advocata cadaverum hoe morbo defunclorum Anatome, alter digeftionis organa , fivc ventriculum , five inteftina, mali federn conftituere atque fympathice laborare pneumatica, opinatur. Vid. Ettmuller. Op. Med. Tom. III. pag. 630. Bourdelin l. c. Tralles ufus opii falubris £f noxius, Setl. IV. p. 158. Butter V. c. pag. 20. feqq. Bikker l. c. pag. 392. &c;} alter idiopathice refpirationis, Y 2 fym-  34° J. T. VAN DE WYNPERSSE, fymphathice vero affeóla effe digeftionis orga» na perhibet. Vid. dief. T. Fokbes Difput. de tuffi convulfiva in Halleri Difputat. ad morborum Hifi. & Curat. facient. Tom. II. pag. ior. Cullen l. c. §. 1402. F. Home Priticipia Med. pag. 133. éfc»» tertius , medium tenero tutiffimum exiftimans, in utrisque, cum refpirationi, tum digeftioni dicatis vifceribus, mali fedem quaerit. Conf. clar. Vogel PraleEt. Acad. de cogn. & curand pcecipuis C. H. affect. §. 513. Werlhof Op. Med. pag: 690. Qjjarin Animadv. PraEt. in diverfos morbos §. 33. &c, Haud facile fane, meam ut proferam fententiam , veram morbi fedem definiri, mihi proni largientur, quotquot in Re Medica rite verfati oblatam fibi hunc morbum ejusque Symptomata varia obfervandi atque eorum , qui eidem fuccubuerunt, cadavera luftrandi arripuerint occafionem. His tarnen non obftantibus, illorum, qui in primis viis, ventriculo inprimis, morbi fedem quterant, fententia? fubferibere haud vereor: cui opinioni varia morbi fymptomata, ejusdem decurfus aliorum, qui e primis viis ortum trahunt, morborum anoiogus, morbi cauffae atque medendi ratio plurimum favent; qua? jam hac in §. ulterius probanda funt. Pro-  Differt. DE TUSSI FERINJ. 341 Probant adeoque a me prolatam de vera morbi fede fententiam. I. Morbi Symptomata. — Tuffim itaque quod attinet; hanc ex ventriculo derivandam, atque Sympathica? partium refpirationi infervicntium, per ftupendum, quod cum primis viis alunt , commercium, fatis cognitum atque nuperrime plenius a doft. P. Jas in dilfertaiume Inau&urali de mirabüi, qua pcctus inter ventriculum intercedit, Sympathia, expofitum , aifeclnoni tribuendam effe, docent 'moleftus titillationis in prcecordiis fenfus , qui de inftante paroxyfmo monet regros , atque peculiaris huic, ut & aliis tuffibus ftomachicis , proprius , fonus. Morbi itaque initio, quum levius affectus eft ventriculus , leviter tantum afSciuntur atquo contrahuntur organa refpirationi infervientia , eonftriótisque vaforum ductuumque, viis aëreis rore atque 'muco obducendis dicatorum , ofculis, harumque viarum naturali lubricitate deficiënte, ab ingrediente aëre irritantur atque lenis & ficca tuffis cum raucedine enafcitur. Progreifo malo, vehementius afHciuntur atque conftringuntur etedem partes, ita ut omnis fere aëri ingreifus atque exitus prtecludantur; qua? refpirandi moleftia ab infigni pituita: tenacis, in fiftulam aëream emiffie, quantitate intenditur: qua de cauffa , aperto ore atque Y 3 'firi  S4a J. T. VAN DE WYNPERSSE, firmatis capite , collo fcapulisque & in ufum vocatis variis musculis, non nifi in fumma refpirandi moleftia agentibus, thoracern dilatare aërique viam munire conantur 8egri, co cura fucceflu, ut aër, per conftriétam glottidis rimam in fiftulam aëriferam pituita repletam , vi penetrans, ftertorem libilumque atque acutum ionum, quem galli cantui affimilant multi , edit;; atque diftentis pulmombus mox eadem, qua intraverat, via exitum quaerens , relaxatis musculis infpirationem promoventibus, ipfaque forfan accedente organorum pneumaticorum conftrictione refiftentiam fuperat atque, violenta, cita atque pariter fonoraexpi- ratione enata , tuffis clangofa moveatur. Confirmant porro lingute üccitas atque alba colluvies , amarus in ore fapor , naufea, alvi conftipatio , appetitus proftratus, cephalalgia, &c. qua? majori minorive numero jam initio morbi obfervantur, atque ventriculi faburróe aut Itefa? digeftioni certe debentur. — Anxietas infignis, fuffocatio, qua? tufli fuffocativce nomen fecit, faciei tumor, rubor & livor, venarum colli capitisque tumor, arteriarum ftrenua micatio , cephalalgia, oculorum protuberantia , largas fudoris lacrymarumque excretiones, cicatricum ruptura, ha?morrhagicE, apoplexia, &c. a lpasmodica organorum pneuma- ti-  Bijfcrt. BE TUSSI FE RINA. 343 ticorum conftrictione atque impedita hinc refpiracione enafcuntur ; quibus fit, ut in capite, collo, corde destro atque arteria pulmonali ftagnet, novoque affluente torrente vitalis accumuletur humor, pulmones trajicere impotens atque fibi per ccdentes, contenta? moli ferenda? impares, canales viam pariat, & vel corpore eliminetur, vel intra calvariam effundatur. Convulfivi variarum partium motus ab affefto atque turbato iyftemate nerveo, hinc la?fa variarum partium aétione & turbataintegracorporis eeconomia, utfacile ia- telligitur, derivandi funt. Febres, qua?, non obftante Sydenhami Op. pag. 311. obfervatione, hunc morbum aliquando comitantur, atque rarius continuo? remittentis, fiepius intermittentis, normam lequuntur , ab irritante miasmate morbifico, ventriculi faburra atque la?fa actione, impedita legitima fanguinis per pulmones circulatione , aiTefto fyltemate nerveo, atque variis hisce de cauflis affecto atque fpasmodice conftrióto vafculofo, generantur. Huic etiam conftricfioni atque abnormi vafoarim urinam fecernentium actioni urina tenuisatqueaquofa debetur. Hernia?, abortus, inteftini reéti prolapfus, coftarum fraétura, infigni, quam fuperandis refpirationis moleftiis atque dilatando thoraci miferi impenY \ dunt,  344 3- T- VAN DE WYNPERSSE , dunt, opera? , atque hinc depulfis compreffisque vifcéribus abdominalibus fuarn debent originem ; quibus & partim invo'.untaria lotii atque alvi excretio , partim paralyfi fphinéterum , ab apoplexia derivanda?, debetur. Pitui- tofa, qua.1 tuffi , fternutatione atque vomitu rejicitur materia , pro morbi caufla a nonnullis immerito falutafa , ipfi fpasmodicce vafculorum duétuumque patulis oftiis in ventriculum hiantium , atque & Sympathica: eorum , qua^ in fiftulam aëream patent , conftrictioni atque irregulari aftioni debetur ; unde initio tenuis, lenta atque tenax, porro, magis ad naturalem ftatum redeuntibus iisdem canalibus eorumque a&ione fenfim magis magisque in ordinem redufta , magis concoóta, fpiffior minusque tenax redditur, tandemque ad humores , dictas partes fano in ftatu lubficanres, aceedit. Difla autem pituita tum , ciiftento aëre ventriculo atque contracto duodeno, quod in vomitu fieri nupera? probant obfervationes, tum vehementi, celeri atque convulfiva expiratione c fiftula aërifera, per os atque confentientes cum eodem nares, per tuffim atque fternutationem rejicitur. Rejeela hae faburra levatur ftepe ventriculus, augetur ejusdem fenfilitas, regularius agunt vafa liquorem gaftricum fecernentia atque hinc appetitus redit; eadem vero,  i Differt. De TUSSI FERINA. 445 vcro deglutita denuo irritatur atque moleftc afficitur ventriculus, fuam afteetionem cum organis rcfpirationis comraunicat, novamque tnffim movct. Infigriis, qua; vehementiores paroxyfmos infequitur, laffitudo , iinde cklaffans tuffis dicitur, refpirandi moleftire , irregulari ianguinis per corpus diftributioni, fumma1, quam adlliperanda dicla incommoda in ufum vocarunt a>gri, opera?, nee non vehementibus convulfi- onibus prregreffis tribuenda eft. Vifccrum abdominalium obftru&iones & hydrops ex laefa digeftione, per accedentem vitam fedentariam magis inordinata , prava chylificatione, vaforum inprimis lymphaticorum, qua; chylum in fanguinem naturaliter deferunt atque fuo in itinere meferiterium trajici.unt , queeque lyrmpham , cavis noftri corporis lubricandis dicatam , affidue forbent, obftruétione, atque conftriclione fpasmodica facile repetuntur: unde fit, ut, deficiënte illo corporis nutrimento, & ingeftis continuo vomitu rejeétis , repofitus eum in fmem in tela cellulofa humor, cujus virtutem egregiam fuftentandi corporis- pra? morbo deficientis robur recentiores abunde demonftrarunt Pathologi , reforbeatur atque nutriendo corpori adhibeatur , immo ipfa reforbeatur ex offibus terra', adeoque macies, Y 5 offiuni  345 J. T. VAN DE ÏVYNPERSSE, offium emollitio, rhachitis (£)> marasmus atque atrophia appareant. Phtifis pulmona- lis, gibbofitates atque paralyfes a diéta Ikpius refpirandi moleftia , fanguinis preeclufo per pulmones tranütu , lsefisque per morbi vehementiam aut diutumitatem pulmonibus, corporibus vertebrarum atque medulla fpinali de- rivanda? funt. Exanthemata atque offium caiïes, quibus morbum aliquando egregie provida folvic Natura, aëri materia? ad cutim aut ofla , minus nobiles quippe partes, depoiitse tribuenda videntur. Diarrhoea colliquati- va , qua? morbo aliquando fbem imponit, fummam humorum corruptionem folidorumque actionem vitiatam atque degenerationem arguit. II. Probat ulterius analogia tuffis ferina? cum aliis morbis intermittentibus, v. c. febribus, car- (f) In rbachiiide , offium emoilitione aliisque morbis terreas eorundem partes reforberi, atque fubinde per urinam e corpore excerai, fi non plene evincant, certe admodum probant obfervatio fcemina; Supiot a clar. Morand fada atque prodita in Mem. de PAcad. R. des Sciences Aq. 1753- PaS- 541' nec non obfervaiiones Hürrissantii , qua: proftant ibidem Anno 1758. pag. A^- at1ue exPThomsonis', quam in Medical Obfcrv. and Inquir. Fol. V. p. 266. & feq. legere eft. Conf. Sheldon the Uiftory ef the abforbent fyflem. Part. I. pag..3i.  JDiJfèrt. DE TUSSI FERINJ. 347 cardialgiis, cephalalgiis, periodis certis aut minus regularibus. invadentibus , qui e primis viis, nominatim ventriculo, fuam repetunt originem. III. Confirmant porro tuffis ferina? cauffa?.— Seminia etenim , üve fubjeéta ad hunc morbum contrahendum pSte reliquis difpofita, illa effe, in quibus prima; via?, nominatim ventriculus , debiliores effe , atque digeftio haud raro lrjcdi.obfervantur , fuo loco patebit. Ipfa? quoque conditiones, qua? paroxyfmos accelerant atque exacerbant, v. c. lautior paftus, motus vehementior, &c; qua? ventriculi aetionem turbare valent , quarumque abfentias haud absque veri fpecie, minorem, qua? plerumque obfervatur, paroxyfmorurn nocfurno, quam diurno tempore frequentiam adfcribere licet; fuam ad firmandam meam opinionem conferunt fymbolam. IV. Evincit tandem meam opinionem morbi curatio, qua? quippe per externum a?que ac internum, illorum, qua? faburram ventriculi evacuant, ejusque fibras roborant atque legitimam aétionem promovent, ufum felici cum eventu fit: qua de re , ubi de morbi therapia aéturus fum , plenius conftabit. Sunt ha?c , qua? pro ventriculi, morbi fomite, militant, argumenta, atque omne , ni fallor, quod ana- to-  348 J. T. VJN DE JFYNPERSSE , tome pathologica (0 atque morbi fecundarii, tuffis ferinse pediffequi , relinquunt, dubium diffipant, & hole tuffi Stomachic epidemiis vehementem ftragem edere obfervetur hic morbus, diriffimis ftipatus fymptomatibus , dum aliis graftantibus epidemiis mitiffimus atque benigniffimre natura; eft , atque non nifi benigna admodum atque numero pauca leviter cegros, morbi vim facile eluétantes, afBciunt fymptomata. Variis dicta confirmare atque illuftrare obfervationibus, atque variarum epidemiarum collationem inftituere , facile quidem , non vero prasfentis eft inftituti: quapropter, ut aliquatenus faltem de diverft) variarum conftitutionum epidemicarum periculo conftet, pratter allegatam jam §. ïi Rosensteinii obfervationem, doét. Millar ohferyations on the Afthma on the Hooping-Cough pag. 127. feqq. qui Ao. 1668. Londini vehementer graffante tuffi ferina, nonnullis in familiis tres quatuorve eidem fuccubuiffe tradidit; atqueclar. Voltelen Verhand, van de Natuur- en Geneesk. Correfpond. I. Deel 3 Stuk pag. 509. Ao.i 777. Trajeóti ad Rhenum epidemice fteviffime grasfatam atque paucis tenellis lethalem fuifïe teftantis , obfervationes memoraffe fuftecerit; quibus & doét. Mellin atque Bisset teftimonia adjecifle non videtur fupervacuum, quorum ïlle 1. c. p. 73. e feptuaginta tribus fua; cura; gommiffis leptem , Hic l. c.3 grafiante licee. era.  Differt. DE TUSSI FERINA. $6ï graviter morbo, vix unum ex octoginta diem fupremum obiiffe refert. JEtattm quod attinet. Tenellos non tantum imprimis dicTo fiepius morbo corripi, e fupra dictis quam maxime conftat; fed e fidcliffimis infuper variorum obfervatis abunde patet, eo periculofius decumbere infantes puerosque , quo fint juniores, adeoque maximum ab eodem periculum üts imminere , qui materna adhuc ubera fugunt , quin infantibus biennio i minoribus frepifiime funeftum eundem effe, | maximumque, nifi tempeftivo excitato vomitu I falutifera fuccurrat Natura , teneris quibuscunque -,a deglutita , ut folent, qure rejicitur, pituita enafci incommodum atque fummopere intendi mali fievitiam; dum pueris ad tertium annum provectis minus , longe minus adhuc a;tate provectioribus adultisque a fceva hac tusfi metuendum eft. Conf. omnium loco Bissett /. c., Mellixi /. c. pag. 9. feqq. atque Cul- lenii l. c. §. 1413. obfervationes. Nee difficulter fane hsec exponuntur obfervata, fi confideremus pueros adultioresque majori , quam tenellos, gaudere robore, affectionibus j fpasmodicis minus patere, & a variis malis, quee tenellos imprimis petunt, dentitione fcilicet, vermibus , &c. immunes efle : cujus I expofitionis fundamenta evidentius ex illis,  jfc jf. r. F^iV Z>£ WYNPERSSE, qua? porro hac in §. exponenda funt, elucescent. An & Sexus hic fibi locurn vindicat, itaut plures e fcemineo , quam e masculino, huic raorb'o fuccumbant ? Ita quidetn ex difto de morbi in Sueeia lethalkate calculo concludit Roseststetxius , quo autem fundamento, haud perfpicio: quum ad ferendurn hac de re judicium non tantum defunétorum, fed & omnium, qui hoe morbo laborarunt, tam potioris, quam fequioris fexus, nee fub una tantum, fed &Tub diverfis epidemiis, calculum inire , atque hinc demum legitimam elicere conclulionem liceat. Temperamenta hic etiam memoranda funt. Ha?c inter temperamentum fanguineum imprimis morbo vim addere atque periculum augere cenfendura eft, fi quidem hujus temperiei homines plus a morbis convulfivis, atque ab hac imprimis tuffi pati obfervantur; cujus phrenomeni ratio facile perfpicitur, fi fummum hoe in morbo refpirationis impedimentum, atque laticis vitalis caput verfus atque pulmones congeflionem , ulterioremque vaforum jam fatis fuperque diftentorum repletionem, unde htemorrhagise varia?, apoplexia?, &c. non producinequeunt, in mentem revocemus. Varium roboris gradum ., quo valent a?grotan- tes,  Dijfert. DE TUSSI FERINA. 363. -tes , plurimum ad augendum vel minuendum, quod per raorbum incurrunt, periculum conferre, ex co fatis colligitur , quod morbis convulfivis debiliores imprimis atque teneriores pateant, adeoque hoe morbo, vere convulfivo , vchementius corripiantur ; quod infigncs in hoe morbo ad fuperandas relpirandi molestias atque rejiciendam pituitam, qua; non rejeóta in trachea accumulatur miferosque fuffocat, requirantur vires; ac varia eaque peffimi aliquando generis fymptomata , debiiibcs imprimis vehementiora, quibusque ferendis vix fufficiunt robufti, hanc tuffim haud raro comitentur. Hinc infantes, e parentibus phthificis natos, morbillis aliisve morbis acutis, &c. debilitatos, magis ab eadem incurrere vita periculum, mirum non eft. Conf. prater loca fuperius §. 5. citata, Bisset c. Culeem K c. Variam morborum atque Symptcmatum fyndromen & hic loei conüderandam effe, adeo eft evidens, ut vix demonftratione egere videatur. Ne etenim fapius laudatorum aliorumque fide dignorum Auctorum excitem obfervationes omni dubio majores & jam fupra §. 5. memoratas , quibus vehementius hac tuffi convulfiva laborafle illos, qui dentitione, variolis, morbillis aliisque morbis correpti aut de-  354 J. T. VAN DE IVYNPERSSE, debilitati eranc, evincitur ; ne innumerasegrorum , qui conjuneta morborum atque fymptomatum vi in ipfo paroxyfmo, aut fupcrftitibus variis poft morbum fymptomatibus fuccubuerunt, obfervata proferam; quantum malorum fyndrome atque intenfitas ad augendum periculum conferant, evidenter patet confiderantibus, ipfum morbum debilia ut plurimum invadere fubjeóta atque fummum refpirationis impedimentum, hsemoptyfes , apoplexias, convulfiones, hernias incarcpratas, &c. in ipfo paroxyfmo produci fymptomata , qua? fingula vel robuftiiiimura hominem e medio tollere, adeoque conjunctis armis fragili C. H. machina; protinus ruinam inferre tanto valent facilius. Morbi diutumitatem hic etiam memoraffe convenit: fiquidem protraóto morbo , qui per menfem, quin non raro per tres menfes durat, nimis debilitantur, emaciantur, languent, nee raro phthifi pulmonali aliove morbo chronico, ferius ocyus lethali , corripiuntur tandemque morbo exhaufti pereunt asgri. Heec etiam ratio eft, cur illi, quibus apto medicamine in tempore non fuccurritur, lethali aliquando tabe confumi deprehendantur. — Adeoque & denique. Medendi ratio hic in cenfum venit. Si- cut, neglecta medela, defecturre non fuccurritur  Difert. De TÜSSI FERINA. 465 tui Natura, aut faltem folito diutius protrahitur morbus, & hinc augetur periculum; ita funeftior longe agris mala eft medicatio qua quippe protrahitur non tantum, fed & exacerbatur morbus , difficilior, quin fubinde plene impoffibilis redditur ejusdem fanatio , adeo ut non nifi unicum in morte fuperfit folatium. Dicli veritatem variis aditruere teftimoniis atque ad plurimas obfervationes fide dignas provocare requifita vetat brevitas: quare omnium loco hic memorare juvat obfervationes doel. Mellin l. c. pag. 13. feqq. Clar. Voltelen |. c. atque imprimis doel. Millar l. c.} qui anno 1768. Londini funefta, de qua fupra egi, graffante tuffi ferina,' illis, quibus ipfo morbi initio apta fuccurrebatur medela, adeo benignum fuiffe morbum , ut non tantum nemo inde perierit, fed ne vel ullus domui addiclus fuerit, teftatur. Dum adeoque e diéfis conftat, non idem femper e tuffi ferina metuendum effe pericukim , paucis jam ante, quam ad morbo medendi rationem tranfeam , qua de majori minorive periculo certiores reddunt Medicos, indicia tradenda funt. Eene ominatur tuffis ferina, qua, benigna grafl'ante epidemia, pueros, juvenes adultosque fanos, robuftos nulloque morbo, five pra-  256 CJ. T. VAN BE-tVYNPERSSE , prcevio , five prcefenti, debilitatos corripit , cui nullus alius morbus accedit, quce haud multis iisque fatis mitibus ftipatur fymptomatibus, in cujus paroxyfmis non admodum frequentibus pituita non infigni admodum copia , fenfim fenfimque magis magisque concocta minusque tenax tuffi & vomitu facile atque cum levamine excernitur , dum finito paroxyfmo non multum delaffati ad folita exercitia rcdeunt atque cibum defiderant, & in intervallis yfenfim fenfimque longioribus , fatis valenc, moderato gaudent appetitu, commode refpirant, febri carent & placide dormiunt cegri; verbo, quse lenis eft, legitime decurrit, non diu durat, atque mox legitime curatur: longiora autem fenfim inter paroxyfmos minus vehementes atque breviores intervalla, increscentesin dies vires , auótus appetitus, refpiratio liberior, febris mitior, fomnus minus interruptus, verbo, rediens fenfim fenfimque corporis vigor magis magisque declinantem morbum denotant. Laudandus etiam moderatus boni fanguinis e naribus, tum in ipfis paroxyfmis, tum in intervallis, effiuxus, fudores largi, vomitus, diarnhoBre pituitofte, exanthemata varia atque exulcerationes ad parotides aliasque partes minus nobiles; qure, nift eorum utilitatemfunefta, quceaccedunt, fymp- to-  mffeth DE TUSSI FERINA. $67 tomata limitent,.morbum.fcepe levant aut fol- vunt. Nee mirum: hac benignam morbi naturaro, decurfum rcgularem, yires agri ferendo malo parés, atque Natura , morbi 10ïutionem tentantis , vim morbum iuperaturarn , indicant. Pejoris prafagii funt dictis contraria , maiignus epidemiat genius , atas infantilis, quo minor, eo pejor. y debilitas , graviditas, cacochymia, diathcfis afthmatica aut\phtbifica hereditaria, morbi vehementes pragreffi aut concomitautes, neglefta a principio aut perverfa icuratio , inorbi diuturnitas , fymptomata multa atque vehementia,-vix toleranda refpirandi moipftia, fumma fanguinis ad eaput congeftio, febris vehemens , continua, apoplcxia, leipotiiymia aifidua ,":corevuIfioncs horrenda , hamorrhagia frequente» atque profufa, non 1cvantes, hamoptyfes hrga frequenter redeuntes, materiapituitofa tennis nee rite concoóta larga at difficilis rejecfio, magna poft frequentes paroxyfmos delaffatio, numero atque vehementia affidue increfcentes paroxyfmi, breviora fenfiim intervalla atque minus commoda, decrefcentes vires, fumma emaciatio, febres he&ica, phthiüs pulmonalis, &c. qua omnia, quo majori adfrnt numero , eo pejora , eo funeftiora, favam atque malignam morbi natu- ram,  3Ö'3 T. VAN DE IVYNPERSSÉ, ram , vix domandam fymptomatum vehemen* tiam , decrefcentes Natura;, increfcenti hofti refiftere imparis , vires , fummum, verbo, vitte difcrimen indicant. Cavendum autem, quod hic in tranfitu moneo, ne tegri, intra paroxyfmos leipothymia aut afphyxia corrcpti, fuee truculenter tradantur forti, quosque fanare licuiifet , neglefla apta medicatione moriantur miferi. Monito vim addit, quem memorat Cl. A. de Haen Rat. Mal. Part. XIII. pag. 272. edit. Findoh., quique Vienna; accidit puero a tuffi convulfiva fuffocato, pro mortuo depofito , aptis vero auxiliis in vitam fanitatemque reflituto, cafus. Sunt hac , quae de atrocis morbi prognofi dicenda videbantur : e quibus patet, apta atque fuo tempore inftituta medicatione morbum, indolis etfi minus benigna;, feliciter poffe fuperari: quapropter ,ut fequenti in fecHonede ■optima morbum avertendi atque fanandi methodo agam, unice fupereft. SE-  DifftrU DE TUSSI FE RIN J. 3Ó9 SECTIO TERTIA. De Tuffis ferina curatione, prophylactica eque ac therapeutica. §. VIL Dum venienti occurrere morbo, quam pras> fentem fanare, Jonge preeftat; praemiilis, qua3 ad tuffis ferina; hiftoriam pertinent, antequam ad medendi eidem methodum progrediar, qua metbodo illam arcere liceat, perpendere , adeoque & huic quaeftionis parti momento plenee refpondere juvat. Hanc tuffim , qua;, Iicet tenellis imprimis infefta, nulli tarnen setati aut fexui parcit, atque tantum non omnes femel, raro ultra, invadit, per contagium quoddam ejus natura;, ut in corpora diót o morbo olim prehenfa raro vim exferere valeat, difpofitis inferri, ex ante diclis liquet. ■— Adeoque, ut memorati ftepius morbi impediatur genefis , atque prohi* beatur potentia; noeentis cum feminio, qui ad generandum quemcunque morbum requiritur , concurfus, duplici incedendum via eft; fcili- VI. Deel. Aa eet  37o T. VAN DE TVYNPERSSE, eet aut diéli miasmatis generatio impedier.daj ratove eidem apto occurendum eft antidoto, aut ab illo muniendi funt ad dictam tuffim dispofiti. -p— Priori via quo minus procedamus, prohibent incognita fingnlaris veneni indoles ejusque agendi ratio ab qmni nondum dubio vindicata. Solum itaque ad avertendum, cui patemus, morbum fupereft, ut commercium cum hominibus eodem laborantibus, aut locis, in quibus diaa tuffis graffatur, folicite evitemus atque hac ratione nobis ab eadem prce- caveamus. Quum autem de ipfa miasmatis praefentia non nifi ex obviis ejusdem in prsedifpoficis effeftibus natoque morbo certiores reddi valeamus, non eft quod moneam, hanc methodum haud faciliorem certioremque effe, quam, quee ad arcendas variolas aut morbillos inftituuntur , conamina : quapropter , miffa hac , ad curationem morbi therapeuticam s quee feriam meretur indaginem, tranfeo. §. VIII. Siquidem incognita ineunte morbo di6ta tusfis, nee magis patens vera miasmatis , quod hunc morbum intulit, natura, quo minus apto illud antidoto infringere atque enervare & hac ratione ejus effeaum , tuffim convulfivam, de-  Dijfert. DE TUSSI EERINJ* 371 deftruere liceat, impediunt; videndum eft , qua ratione morbum fanare Natura atque fidelis Practicorum doceant obfevvatio. — Ad hanc itaque peragendam , tribus fatisfaciendum eft indicationibus; quarum prima moleftam ventriculi atque fiftulse aërifera faburram eliminare; altera conftrictiones fpasmodicas fedare; tertia denique fymptomata fugare aut fal* tem mitigare docet. Hisce aliquando uno eodemque fatisfit remedio ; plerumque vero , provecliore imprimis morbo, varia varium indicatum peragunt remedia : quapropter , pramiffis nonnullis de regimine, ab agris hoe morbo correptis, obfervando, fingula jam ex profeffo funt perpendenda. §. IX. Diata regimen , agris ferio commendandum, exigit, ut caveant a cibis dyfpeptis , farinaceis crudis, muria conditis, fumo induratis, pifcibus exficcatis , flatulentis , &c. motu vehementiori, curfu, faltu, exercitiis nimium delaifantibus, animi pathematibus vehementio^ ribus, aëre humido atque frigido, nominatim vefpertino, &c. qua ventriculum debilitare, totam machina oeconomiam turbare, paroxyQnorum vim atque numerum augere & fympAa 2 to-  372 J. T. VAN DE WYNPERSSE, toraata exacerbare valent. Commendanda autem funt cibieuchymi, eupepti,cerealiaxitefermentata, oleramollia, carnes alba, cerevifh ftrenua , &c.; dum laótantium lac bona pariter diata corrigi poteft; porro exercitatio levis , grati ludi, aër ferenus frigidiusculus , &c. proficua obfervantur. §. X. Prima indicationi varia inferviunt remedia evacuantia; qua inter primum fibi locum vindicant Emetica. Nee , fi Naturam, quo vergat , ducendam effe , merito monuerit Artis Princeps, de horum remediorum in tuffi Ciangofa ufu dubitandum videtur; fiquidemNatura medicatricis opera excitato vomitu plurimum levari obfervantur agri ; unde & repetenda videtur ratio, cur de emeticorum in fanando hoe morbo efficacia, longe licet diverfiffimas de morbi fede atque natura opiniones foventes, ad unumfere usque (raros etenim cafus, qualis in Comment. de Rebus &c. Vol. XXVI. pag. 163. feq. occurrit , in quibus emetica nocuiffe feruntur , & de quibus non fatis mihi conftat, excipio,) inter fe conveniant Auétores Praélici. Varia autem ad liberandas a molefta pituita primas vias atque aëreas a varns lau-  Dijfert. DE TUSSI FERINA. 373 laudantur vomitoria. Sunt, qui Ipecacu- anhce radicem omnibus reliquis tutiorem certioremque habent, quos inter nominandus imprimis» ROSEN a RoSENSTEIN l. C. pag. 47r-i nee certe defunt infignis hujus remedii in debellanda ferociffima tuffi ferina efficacia exemp'la. Vid. Wahlbom Berattelfer til Kongl. Colleg. Med., roerande Medicinal-werkets tils taond i Riket, &c. pag. 212. feq. Sandifort Natuur- en Geneesk. Bibliotheek VI. Deel pag. 920. feq. Mellin c. pag. 43. feqq. C. A. Meyer Verhand, over 't uitfteekend vermogen van den Braakwortel-, &c. in Genees- Heel- Artzeny en Vroedkund. Magazyn I. Deel pag. 66$., feqq. Lassonne & Cornette in Memoires de la Sec. Royal de Med. Ao. 1779. pag. 518. feq.; qui decoclum hujus radicis cum faccharo in fyrupum redaftum, (de cujus virtute, per partes volatiles coftione pereuntes, ancipite hic non agam,) laudant. Non quidem, fi vires ejusdem emeticam atque antifpasmodicam , hac in tuffi fedanda egregie congruas , fi facfiem ejusdem, faccharo jun&te , tenellis etiam exhibendse methodum confideremus, rejicienda eft utiliffima hac radix : longe vero abeft, ut aliis quibuscunque hujus generis remediis certius. tutiusque operetur, quum alvum non tantum obftipet , fed & faburra glutinofa involuta Aa 3 eme-  374 5"- T. VAN DE WÏNPERSSE , emefin fubinde non moveat, ut Mellin l. c. pag, 44. feq. Voltelen Verhandelingen van't Geneesk. Genootfchap Serv. Civ. Serv. VU. Deel. pag. 0. feqq. aliique raonent; (qua; etiam ratio , quod his in cafibus tartarum emeticum huic radici adjungere foleant plurimi, vid. Quarin de Curand. febribus & inflamm. pag. 12. feq. é? 55. Murray Appar. Medic. Vol. I. pag. 528. Roederer & Wayler de morbo mucofo paflim, aliique;) aut ingefta mox produéto vomitu rejiciatur, nee diu fatis in ventriculo remaneat, ut notabilem fortiatur effectum, tefte Armstrongio Effays on the difeafes mof fatal to Infants pag. 581. quapropter eadem non, niü foluta faburra glutinofa aut aliis junóta remediis, utendum elfe fponte patet, adeoque illam fummo jure aliis emeticis poftponi, mirum non eft. Laudantur hac de cauffa ab aliis fquillae prseparata , nominatim acetum atque oxymel fquilliticum vid. Strandberg Abhandl. der K. Schwedifchen Akad. der Wijfenfchaften aus 1749. pag. 261, R. A. Vogel Opufc. Med. Select, pag. 181. feq. Acad. Pree lect. §. 553. Armstrong l. c. pag. 94. Bisset 1. c. &c. Ha?c certe remedia radici Ipecacuanha; ideo prasferenda videntur, quod virtute incidente egregia polleant, adeoque minor metus fit, ne inertia in ftomacho remaneant aut te-  Differt. DE TÜSSI FERINA. 375 tenaci relifta faburra rejiciantur; dum infuper exiraia virtute anthelmintica vermes, qui tenellis haud raro ferinam tuffim intendunt, oppugnant: non tarnen illa hanc laudem mereri, ut aliis emeticis omnibus palmam praeripiant , atque certius tutiusque operentur, ex ipfo excitato Armstrongii loco evidens eft; quin ob ingratum faporem atque affiduam, quam provocant, moleftiam Antimonialibus merito poftponuntur. Vid. Kirkland. I. c. p. 143. — Inter praparata , e ftibio confefta , fummis efferuntur encomiis Kermes minerale a clar. Bourdelin l. c. & Vogelio Acad. Prcelect. I. c.; Sulphur auratum Antimonii ab J. F. Clossio in Nova Variolis med. methodo ; cum Spec. Obf. Mifcell. &c. pag. 131. feqq. Unzero in Promptuar. Hamburg , Vü. VIII. 370. Vogelio l. c. & Hannes l. c. pag. 77. feqq.: pree reliquis vero Tartarus Emeticus ab Armstrongio l. [c. pag. 94. Fothergillio Medic. Obferv. and Inquir. Vol. III. pag. 319. feqq. Mellino l. c. pag. 46. feqq., Cullenio l. c. §. 1419. atque Kirklandio l. c. pag. 142. & Ejfentia, five Tinctura, feu vinum Antimonii Huxhami a Millar /. c. pag. 131. Voltelen /. c. p. 65. & Verhand, van de Natuur- en Geneesk. Correfpond. I. c. pag. 550. &c. depraedicantur. Haec certe remedia, tenelA a 4 lis  37«5 J. T. VAN DE JVYNPERSSE, lis facile ingerenda , virtute incidente & attenuante egregia praedita , tutius certiusque vomitum movent, diaphorefin egregie promovent , alvum folvunt , expeclorationem adjuvant, nee antifpasmodica virtute reliquis cedunt, aliisque irritis faspiflime opem ferunt, vid. plurimos inter J. Sims l. c., & fummo proinde jure reliquis palmam paeripere cenfentur: Minime vero adiaphorum eft, quonam ex hifce utaris; quum Sulphur auratum Clossii methodo exhibitum fcopo aliquando minus fatisfaciat, Vid.j Voltelen L c. pag. 510. feq. atque a Cüllenio /. c. §. 1419. ob incertam dofin damnetur; dum Kermes minerale raro per fe vomitum ciendi fcopo dari folet, eoque facile; fi fumma, quibus Tartarus emeticus a diótis Auctoribus celebratu'-, encomia, fi non minus certum Tin&urae Vi. tri Antimonii Huxhami ufum egregiamque ejusdem, a Clar. Voltelen obfervatam atque hodierno ufu quam maxime confirmatam, efficaciam confideremus; caremus. •—■ Qua?ritur autem , quo tempore & qua dofi vomitoria danda fint? Hac in re Naturae, morbum vomitu atque diaphorefi haud raro folvere tentanti, fuccurrendum eft. Convenit itaque in paroxyfmorum intervallis diéta emetica , habita virium atque aetatis aagrorum ratione g  Di[fert. De TUSSI FERINA. 377 tione, parca eaque repetita dofi, live per epierafin, propinare; qua ratione non tantum , excitato vomitu , molefta rejicitur farcina , fed &, hoe non excitato, promota alvo, aufta diaphorefi atque mitigatis motibus convulfivis, numero, diuturnitate atque vehementia decrefcunt paroxyfmi, nee raro, nullis aliis requifitis remediis, miraculi ad inftar radicitus tollitur morbus. Vid. Voltelen /. c. Remediorum porro alvum ducentium ufum indicat, qua; huic morbo tantum non femper jungitur, alvi conftipatio, eorumque utilitatem magis arguit tenellorum rejecfam pituitam deglutiendi , adeoque primarum viarum faburram augendi, confuetudo. Varia quidem hunc in finem laudantur a variis: in quorum tarnen feleéhi cavendum , ne aut oleoforum ufu, aut nimia aut fortiori purgatione jam debilitataa admodum ulterius frangantur vires concocfrices , atque exacerbetur morbus; tanto magis, quum largas per alvum evacuationes Aucfore Cullenio /. c. §. 1417., quem folum invocaffe fufficit, plerumque nocivce obferventur. Conveniunt itaque pra; reliquis Manna, Pulpa Caffia?, Pulpa Tamarindorum, Rheum, Sapo Venetus, folia Sennte, Eleriluarium lenitivum, pulvis Cornachini, falia media , &c. pro aetatis atque vu A a 5 riurn  57S J. T. VAN DE WYNPERSSE, rium ratione exhibita; dum per emetica iupra laudata , qua egregia etiam alvum movendi facultate pollent, adeoque varia fimul indicationi faJsfaciunt, idem haud raro obtinetur fcopus , & inteftina craffa etiam per Clysmata faponacea atque falina, ni difta fuffecerint, evacuari poterunt. Laudantur & a nonnullis, ad evacuandam fidulam aëream , expeÜorantia & ea quidem mucilaginofa. Vid. Forbes l. c. pag. 105. Sauvages l. c. Vogel. /. c.: quorum tarnen ufum; ex ipfa fympathica pulmonum affeftione , e fumma, quam primis viis atque nominatim , qui morbi fedem conftituit , ventriculo , morbi vi nimium jam fraótis, non inducere nequeunt, debilitate & hinc oriunda morbi exafperatione atque pituita accumulatione merito fufpeftum; varia de nocivo illorum ufu a variis , quos inter Sydenhamum l. c. pag. 311. feq. Arandum Obferv. Med. Chirurg, pag. 40. feqq. Voltelen l. c. pag. 509- feq&ÖKirkland l. c. pag. 143. Pra reli(iuis no" minaffc fufficit, prolata obfervationes ulte- rius improbant. Ad eliminandam itaque e pulmonibus pituitam dum egregie conveniunt emetica fupra laudata , nominatim fquillitica atque imprimis ftibiata, aliis etiam pro re nata, in fequenti §. laudandis , remediis junfta; dicfis  Dijfert. DE TUSSI FERINA. 379 diétis expeétorantibus, in tuffi faltem ferina fimplici, non egemus. Novi cquidem laudatum a Iongo jam tempore effe limacum iac aut fyrupum : hifce vero remediis, prteterquam quod foia mucilagine agere nequaquam videantur, noftris temporibus impune caremus. §. XI. Quando laudatis prcecedenti in §. remediis non cedit morbus, fpasmodicas conftriótiones tollere altera jubet indicatio. Ad hanc quidem perficiendam conveniunt antifpasmodica atque roborantia ; quem quidem in finem varia laudantur a variis medicamina, tum internum, tum externum in ufum vocanda. Interna inter, ut prcecipua attingam, memoranda inprimis Liquor Cornu Cervi Succinatus, Spiritus Nitri dulcis, Spiritus athereus Frosenii, Liquor anodynus mineralis Hoffmanni, Opium, laudanum purum aut liquidum Sydenhami , Syrupus Papaveris albi , Diacodii, Afce fcetidce in aqua Pu'legii folutio, fuccus Pulegii, infufio Roris marini fylveftris, Foüa Aurantiorum, Muscus pyxioides, Muscus quercinus, fuccus Catechu, Calloreum , Mofebus , Crocus, Radix Caryophyllatae, five Gei urbani, Radix Gentianre, lig-  58o J. T. VAN DE WYNPERSSEi lignum Quaffise, Folia aut Cortex Aurantiorum, Cortex Peruvianus, &c. quorum pleraque certe plurimis in cafibus profutura abunde docent cognitce corundem virtutes antifpasmodica, roborans & ftomachica; quibus hic ulterius infiftere brevitatis ergo non lieet , tanto magis , quum praecipua dein amplius confiderandi fefe oblatura fit opportunitas, Pro externo ufu , jam a Willisio Tract. de morbis Convulf. pag. 95. aliisque commendata , vulgari in ufu funt veficatoria e cantharidibus parata. Nee certe his diffitendum esfe , ex infigni, quam in tollendis atque avertendis humorum verfus interiora organa congeftione , atque horum inde nata inflammatione , in promovenda expeótoratione, fedandis motibus convulfivis , atque ordinanda fyflematis vasculofi aétione exferunt, efficacia a priori colligimus ; dum indubiam illorum in tuffi Clangofa utilitatem reddunt variee obfervationes , quas hic recenfere praefentis non eft inftituti. Hunc itaque in finem aut emplaftro e cantharidibus«parato, aut tinétura Cantharidum , aut linimento, ex oleo Laurino, Tinétura Cantharidum, Camphora & oleo olivarum parato , (cujus egregiam virtutem, prodeuntibus per totam corporis fuperficiem iiii«  Dijfert. DE TUSSI FERINA. 381 minutis exanthematibus majorem , aliis in morbis expertus laudat Millar l. c. pag. 177. feqq.) uti convenit. Quod autem loca , quibus admovenda veficatoria funt, fpeétat: modo laudatus Auctor illa fpinse dorfi atque thoraci inungere jubet; dum & thoracem maxime commodum iis locum effe, docet Coxlenius I, c. §. 1418; doft. Forbes autem l. c pag. 106. ob fecundi & tertii nervorum cervicalium cum intercoftalibus connexionem, collo, quam inter fcapulas , applicare mavult; ac Willisius Diatriba de Medicament. Operat. pag. 170. Veficatoria nuchae, pone aures aut internis brachiis pone axillas applicanda monet. Mihi equidem , ut & meam interponam fententiam , non tantum differre videtur , utrum cervici, inter fcapulas , ad aures, an internis brachiis admoveantur, fiquidem nervi dorfales, aeque ac cervicales, unde brachiales enafcuntur, intercoftalibus , qui cum nervis faciei communicant, junguntur, atque nervus communicans faciei, qui immerito portio dura nervi acuftici audit , raro in cafu cum pari oétavo , unde vifcera abdominalia atque thoracica fuos aque, ac ab intercoftalibus , repetunt nervos , anaftomofin, a Wrisbergio obfervatam atque defcriptam in Sylloge Comment. Anat. pag. 50.  382 J. T. VAN DE WYNPERSSE, feqq. format. Laudantur eodem fcopo fon- ticuli atque fetacea, quaenuchce, in brachio, vel circa axillas excitanda monet Willisius de morb. Convulf. I. c.: ad qua; tamen; Heet gravioribus in cafibus conveniant, atque majorem fidem faciant fanatce horum ope Phtifeos pulmonalis obfervationes atque fumma eorundem in fartanda artuum inferiorum paraJyfi, a fpinse incurvatione atque corporum vertebrarum carie enata , efficacia, a Potïio obfervata atque tradita in Remarks of the ufeles ftate of the lover limbs, in confequence of a curyature of the fpine, unde & hoe in morbo plurimum prodeife valent ; haud temere deve- niendum arbitror. Nee reticenda viden- tur emplaftra roborantia atque antifpasmodica, v. c. dc Galbano , de Galbano crocato ; oxycroceum , ftomachicum1 Galent, e Theriaca Andromachi atque laudano, tum puro, tum Liquido Sydenhami , &c. parata, aut & fomenta frigida, v. c. aqua frigida , quam egregie profuiffe Aucfor eft Cl. de la Vallce in doft. Roux Journal de Medic. Chirurg. Pharmac. &c. Tom. XXVIII. pag. 336. feqq. cardia; admota. §. XII. Tertia indicatio, cui quidem , urgentibus mor-  DiJJert. DE TUSSI FERINA. 383 morbi vehementia atque gravioribus inde enatis malis, furnmum vitte difcrimen arguentibus, ante omnia fatisfaciendum eft,) ut iymptomata morbum concomitantia aut huic fuccedentia fugentur aut mitigentur, mandat. — Huic quidem ut obtemperetur indicationi , preecipua atque maxime familiaria , quce privam fibi aliquando curam vindicant, recenfenda videntur; quorfum titjfis vehementiam, motus convalfivos, refpirationis impedimenta, circulationis turbas , debilitatem atque nutrüionis lafiones refero, Tuffis vehementia nifi diétis fupra remediis pitukam evacuantibus, nominatim laudatis cedat antimonialibus; recenfita prsecedenti in §. conveniunt antifpasmodica, v. c. Syrupus Papaveris albi aut Diacodii, Mofchus, Caftoreum, Opium , Laudanum purum aut liquidum Sydenhami atque egregius variis in cafibus Cortex Peruvianus, tum per fe , tum aliis remediis, v. c. opio , caftoreo, &c. juncfus , optima, qua liceat , forma exhibitus, nee non veficatoria, emplaftra atque fomenta ibidem laudata; quce, fyftema nerveum atque digeftionis organa roborando, irritabilitatem & fenfibilitatem minuendo , hanc tuffim , quae convulfivce naturce eft, egregie aliquando mitigabunt, eamve, fi laudata fimul anteaeva- cu-   Differt. DE TUSSI FERIXJ. 385 minatim, periculum creant atque in his aliisque in cafibus , ubi fanguis difficulter per puimones tranüturus coiiigitur cc imminens inde projfagitur difcrimen , maturam poftulant opem: quo kerum fcopo Naturam, qua; excitacis ha?morrhagiis nobiliora organa haud raro liberat, acgros mirifice aliquando levat, atque, morbi vehementiam frangit, ducem fequi atque fecta , iteratis etiam vicibus, vena aut «Sc admotis capici, temporibus imprimis, hirudinibus, quorum egregium effectum expertus teftatur Willisius de Medicament. Op:rat. pag. 170. fanguinem educere & hac ratione circuiationem per pulmones promovere, congellionem caput & pectus verfus imminuere atque varia hinc enafcitura mala avertere oportet. Summo proinde jure vena; fectionem, iteratis etiam vicibus pro neceffitate inftitutam, uno fere ore commendant omnes; dum infuper cc Afa fcetida, "fpiritus falis Ammoniaci aliique fpiritus volatiles naribus fubmiffi , Gccaeaut aromaticce abdominis frictiones contra leipethymiam laudantur. Quum vero bare non niö morbum levare, eundem plene fanare nullatenus pollint , fedulo cavendum efie, ne nimiis aut largioribus languinis detractionibus nimium frangantur tene'lorum vires atque incucta debilitate morbo fpasmodico vis addatur, fummo jure fummus CulBb le-  386 J. T. FAN DE JfYNPERSSE, lenïus l c. §. 1416. KirklandZ. c. pag. 141. aliique monent. Debilitati varia, §.imprimis prscedente laudata, roborantia, nominatim Cortex PeruviZ) tum per fe varia forma, martiali, Floribus falis Ammoniaci Maituhbus Sue fopra laudatis remediis rob— & Lnachicis , nominatim iueeo catechu , junftus, aceedente viftu eupepto, nutnente, roborante, motu legitimo , balneo fngido, equitatione, (Vid. Spa J. O ,a«^ mutatione, (quam plurimum ahquandb^ , c s 1426- Kirkland l. c. pag. 146- alio rumque probanc obfervata,) egregie ut plunml medcntur. Conf. Huxhami OpËra Phyf. Med. t>az. 290. Eadem & ^owfii rem0VCre ?°" ' terunt; cui fcopo & elyfmata nutrientia mfer- ''tint hacpracipua, quorum fanatio aut mitigatio hic fibi locum vindicare videntur , Tuflis 6^^^^'^ ause morbo nonnunquam jungi aut ex Mee Xreobfervantur,fymptomatibusmed^^ ratio, partim ex illis, qua, m pracedenti a.que nrafenti§. protuli, facile colligitur, partim , ^m morbL potius fecundanos quam morbi fymptomata,conftituant, hic lom, ut pote  Difert. DE TUSSI FERINA. 387 extra propofita: quaaftionis terminos divagatura, ex profeflb tradi nequit. Huic adeoque feétkmi fimul atque Difier. tationi finem imponere poflem , nifi paucis •adhuc fequenti in §. nonnullorum , qua; a variis contra hoe tuffis genus admodum deprcedicantur aut formofo fpecificorum titulo infigniuntur , remediorum examen inftituere cenferem congruum : quale examen vel ideo nequaquam negligendum reor , quod, fi detur aüquod hujusmodi remedium , non metuenda fit morbi vehementia aut malignitas, non longa medicamentorum farragine fit opus, fumtibus non tantum , fed & millenorum, infontium jam victimarum , vit se parcere atque gloriofam de hofte , patria: funestiffimo nee raro horrendam ftragem excitante, triumphum agerè liceat. §. XIII. Per fpecifica hujus, ut & ah'orum , morbi remedia illa intelligo , qua; propria quadam & fallere nefcia virtute morbum fanare valent. Ut adeoque de fpecifica remediorum, qua; contra tuffim clangofam laudantur atque felici cum fucceifu in ufum vocantur , virtute legirimum ferre liceat judicium, requiiitur, ut non femel, bis , aut decies, Bb 2 fed  388 J. T. VJN DE IfTNPERSSE , fed fapiffimc fuerint in ufum vocata , nui> quam conceptam de futura morbi fanatione eluferint fpem, quin in tempore adhibita hums tuffis genctricem , incognita natura miasma, eonftanter, haud fecus ac aPto. vcnenum infringitur antidoto, deftruxerint morbumque averterint adeoque pro veris ejusdem antidotis habenda fint. - De his i^^o"ftet, iila imprimis, qua magnam fin feceiunt famam, remedia, miffis aliis, (cunfta etemm recenfere & nequetf & brevitatis ergo non licet,) fédulo fubmittenda funt examini. In his memoranda , jo Loco Terror atque Metus. Hac ad tuffim ferinam fanandam a Willisio Diatnb. de Medicam. Oper. pag. 170. d a tat.  ferv. and Inquires, Vel. V. pag. 226. feqq. Vergelijk Sheldon the Hiftory of the abforbent Syfiem, Part. ï. pag. 31.  428 J. T. VJN DE IFYNPERSSE, beleediging, als ook der wervelbeenderen en ruggenmerg , door de hevigheid en langduurigheid der Ziekte. Dc uitflag, en been-ecter, waardoor de voorzienige natuur de Ziekte fomtijds uitfteekend geneest, fchijnen toegefchreven te moeten worden aan een fcherpe ftof, zig in de huid of beenderen, als min aanzienlijke deelen zijnde, plaatzende. — De uitteerende buikloop, die fomtijds aan deze Ziekte een einde maakt, toont het groot bederf der vogten aan, en dc bedorven werkingen ontaarting der vaste deelen. II. Mijn gevoelen bevestigt verder de overeenkomst van den Kinkhoest met andere tusfenpoozende Ziektens, bij voorbeeld, koortzen, maag- en hoofd-pijnen op gezette of min geregelde tijden aanvallende, die hunnen oorfprong in de eerfte wegen, voornamentlijk de maag hebben. III. De Oorzaaken van den Kinkhoest bevestigen dit nader. Want dat de Zaaden, of onderwerpen tot deze Ziekte boven anderen gefchikt, zodaanigen zijn , die de eerfte wegen , voornamentlijk de maag zwak, en dus niet zelden eene' bedorvene fpijs-vertecring hebben , zal op zijne plaats blijken. Ook de gelegenheden zelfs, die de aanvallen verhaas-  Over den KINKHOEST. 4^9 haasten en heviger maaken, b. v. te overmaatig eeten , te hevige beweeging , enz. die de werking der maag in wanorder brengen , en aan welker afweezen men niet zonder waarschijnlijkheid mag toefchrijven de min gcduurige aanvallen. bij den nagt, dan bij dag , brengen het hunne toe, om mijn gevoelen te flaaven. IV. Eindelijk verfterkt mijn gevoelen nog de geneezing der Ziekte, die namentlijk door zodaanige zo wel uitwendige als inwendige middelen , die de maag van de flijm ontlasten , haare veezelen verfterken , en haare behoorlijke werking bevorderen, met een gelukkig gevolg in 't werk gefield wordt, het gene als ik over de geneeswijs der Ziekte handele, duidelijker blijken zal. Dit zijn de bewijsredenen , die voor de maag, als Zitplaats dezer Ziekte flrijden, en , zo ik mij niet bedriege, alle twijfelagtigheid, die de Ziekte-kundige Ontleedkunde (c), en de op den Kinkhoest volgende Ziektens nog overlaaten , verdrijven, (e) Want door de Ontleedkunde blijkt , dat de eerfte wegen , zo wel als die der lucht en de longen , aangedaan zijn geweest, Zie J. Z. Platner , Ars Mul. §. 407. Forbes , /. c. pag. 103. Quarin /. c. pag. 33.  43o y. T. VAN DE WYNPERSSE, ven , en den naam van Maaghoest aan dezen ten duidelijkfte toekennen. s- iv. Wat nu de Oorzaaken van deze ftuipagtige Ziekte betreft: derzelver zeer moeielijk onderzoek fchijnt de reden geweest te zijn, waarom verfcheiden Schrijvers of dezelve geheel verzweegen, of een zeer gebrekkige en niet voldoende gefchiedenis ten dezen opzigte ons hebben 'nagelaaten. De Opzienderen dus van het Utrechtsch Genootfchap der Wetenfchappen , dit zeer wel inziende, begeeren, dat men de bron der Ziekte naauwkeuriger onderzoeke , en , daar zij in eene dikke duisternis bedolven ligt , eenig licht bijzette. — Om des te beter te werk te gaan, in het behandelen van een zaak van zoo veel belang, als het verklaaren der Oorzaaken van deze verfchiikkelijke Ziekte, verdeele ik dezelve, even als die der andere Ziektens, in beginnende oorzaaken (cauffa procatarEtica^) , of fchadelijke magten (potententia nocentes) , en voorgaande {proëgumena) of zaaden (feminia); uit welker beider faameiiloop, wat Ziekte het ook zijn mag , gebooren moet worden. Alvooiens ik het eerst-opgenoemde foort van oor-  Over den KINKHOEST. 43i oorzaaken of fchadelijke magten (potentia nocentes) verklaare: komt mij hier eene zeer gewigtige Vraag voor, bij welker oplosfing mij zoo wel de groote aangeleegenheid der Hof , als het oogmerk dezer Verhandeling , een weinig doet ftil ftaan. ■ De Vraag is nament- ïijk: of de Ziekte befmettelijk zij , en door eene foortelijke befmetting wordt voordgebragt of niet ? Ieder gevoelen heeft zijne voorftanders; terwijl de een de befmettelijkheid befchuldigt, houdt de andere liever het tegendeel ftaande. Onder hun, die het eerfte ftellen, zij het genoeg buiten andere Schrijvers te noemen Forbes Diff. cit. pag. ioc. Sauvages, Synopf. Nofol. Method. Tom. I. pag. 651. rosen van rosenstein, l. c. pag. 640. Bisset, U c. Butter, Tr. cit. pag. J3- feacl- & 49' feaa' Sims, Obfervations on Epidemie disorders , pag. 92. feqq. Bicker, /. c- Paë' 392- Cullen, Firft Lines ofthePractice of the Phyftc. §. 1402. feqq. Edit. Novijf. Voltelen, in Geneesk. Correfp. I. Deel, 3 Stuk) pag. 509. & Qjjarin l. c. Onder die van het andere gevoelen telle ik Etmuller Op. Medic. Tom. III. pag. 630. Mellin , l. c. pag. 25. feqq.; een naamloozen Schrijver van het Werkje , onder den Tijtel van Anipiadyerfons on a late Treatife in Kink-cough , Lond.  43* J. T. VAN DE WTNPERSSE, Lond. 1774. den min edelmoedigen tegenftreever van Butter , Tr. citat. pag. 14. feqq,, waar van het uittrekzel te vinden is in Comm. de Rebus, Vol. XXI. pag. 657. feqq. Vogel, l. c. Stoll, Rat. Med. Part II. pag. 184. de Plencis, Atta &'Obferv. Med. pag. 81. feqq. Om eene Vraag van zoo veel aanbelang wei te ontwikkelen, moet men de bewijsredenen van beide de partijen naauwkeurig en onbevooroordeeld onderzoeken. De bewijsredenen van hun , die een'befmettelijken aart aan deze Ziekte willen toegekend hebben, komen op de volgende neder. 1. De Kinkhoest is zoo wel, als andere befmettelijke Ziektens, b. v. Kinderpokken , Maazelen, enz. den Ouden onbekend geweest, het gene niet mogelijk zijn kon , zoo dezelve uit algemeene oorzaaken, kwaade levenswijze, enz, voortkwame. 2. Getrouwe waarneemingen verzekeren , en de dagelijkfche ondervinding bevestigt ons, dat zij , die met zodaanige Lijders omgang hebben , zoo ze te vooren door den hoest niet zijn aangetast, voornamentlijk door dezelve worden aangedaan; ja, dat de befmetting zelfs door een derden op een an1 deren wordt overgebragt. 3. Zij, die tot dus verre van den Kinkhoest zijn vrij gebleeven, kunnen zig verder voor dezelve wagten, zoo ze  Over den KINKHOEST. 433 ze alle gemeenfchap mijden met znlke Lijders, of zodanige plaatzen, waar deze Ziekte heerscht. 4. De Kinkhoest, even eens als de Kinderpokken , Maazelen , enz. en andere Ziektens, van welker befmetting men overtuigd is, laat die genen ,l welken daar door eenmaal zijn aangedaan, geduurende bun overigen leeftijd vrij. • De voorftanders van het tegenovergestelde gevoelen tragten het zelve te ftaaven door de volgende bewijzen. 1. Dat deze Ziekte den Ouden is onbekend geweest, befluit men met geene zekerheid, en ftrijdt tegen de waarneemingen zelve,- ja het tegendeel fchijnt te blijken uit de plaats van Hippocrates, Aphor. SeEt. VI. §. 46. En> zoo men al toeftemt, dat de Ouden deze Ziekte niet gekend hebben , kan men zulks met het zelfde regt zoo wel aan de zwakheid van het hedendaagsch geflacht, als aan de befmetting toefchrijven: vergelijk boven allen Stoll , Mellin c. en den zoogenoemden naamhozen Schrijver, l. c. 2. De waarneemingen van Hoffman, Sijdenham, Huxham en anderen, bewijzen, dat deze hoest voornamentlijk dan algemeen befmettelijk heerscht , wanneer eene warme luchtsgefteldheid, door een vogtige en koude vervangen wordt, terwijl Etmuller,"/. c. en anderen ze doorVI. Deel. „ Eê gaands  434 J- T- VAN DE WYNPERSSE, gaands uit gulzigheid hebben zien gebooren worden; waarom men dus haare oorzaak fchijnt te moeten zoeken , of in eene belette, uitwaasfeming alleen , of in eene hier bij koomende bedorvene fpijsverteering, zonder eene befmetting hier toe te betrekken , of ten minsten op haar zelve genoegzaam te rekenen om de Ziekte voordtebrengen. Ja zelfs, (waar toe de groote Stoll , /. c. p. 182. feqq. en de Plencis , l. c, hebben durven koomen,) is de Kinkhoest eene zeekere tempering van eene andere algemeenheerfchende Ziekte, en heeft naa maate deze verfchilt, eenen verfchillenden Aart, Zitplaats en Geneeswijze. 3. Ontwijfelbaare waarneemingen bewijzen ons, dat een en het zelfde mensen meer dan eens door deze Ziekte wordt aangetast; en, dat zulks zelden meer dan eenmaal gebeurt, fchijnt men daar uit te moeten afleiden, dat deze Ziekte niet dan na verloop van eenige jaaren gewoonlijk heerscht, waar door dus de lighaamen, in kragten toegenoomen zijnde, beter in ftaat zijn, de Ziekte tegenftand te bicden en haare kragt te ontzenuwen. Deze zijn de bewijsreedenen van beide de partijen voordgebragt , om hun gevoelen te ftaaven, welker oppervlakkige befchouwing, daar ze niet van alle waarfchijnlijkheid ontbloot zijn,  Over den KINKHOEST. 435 zijn, het zeer moeilijk maakt te oordeelen, wat zijde men kiezen moete. Doch na grondiger onderzoek fchroome ik niet mij bij hun te voegen, die de befmetting voorftaan ; waar toe mij de volgende bewijsreedenen voornamentlijk aanzetten. 1. Wat de oudheid der Ziekte aangaat, ik voor mij zie geene reeden om vast te ftellen, dat ze den Ouden zij bekend geweest; ten minsten vinde ik bij hun geen de minste blijk of waarneeming van dezelve , waar uit men met eenige waarfchijnHjfcheid kan afleiden, dat zij ze gekend hebben; en ik begrijp niet, hoe de geleerde Mellin , l. c. uit de aangehaalde plaats van Hippocrates heeft kunnen goedvinden te befluiten , dat deze Vader der Geneeskunst dezelve gekend hebbe; daar men dus met geen minder regt alle teering met uitteerenden afgang vergezeld voor eene longteering zou kunnen houden. En geen meerder kragt zet deze bewijsreeden bij, dat, zoo de Ouden deze Ziekte niet hebben waargenoomen, men zulks aan de hedendaagfche zwakke lighaamsgefteldheid moet toefchrijven: daar men dan insgelijks aan die zelfde oorzaak ook andere Ziektens , die hun onbekend zijn geweest, als Kinderpokken, Maazelen, enz. dat niemand gemakkelijk zal ftaande houden, kan toeëigeEe 2 nen.  43ö J. T. VAN DE WYNPERSSE, nen. 2. Zoo ik mijne tegenpartij al eens toefta , dat de Kinkhoest uit eene belette uïtwaasfeming , of gulzigheid , of zoo 't hun gelieft, uit de zaamenvoeging van'deze beide voordkomt: laten ze mij dan, bid ik, eens uitleggen , wat de reeden zij, dat men dezelve niet dagelijks waarneemt, daar egter zeer veelen aan die oorzaaken geduurig blootgefteld zijn, en ook daar door Ziekten krijgen ; ja zelfs, dat deze hoest zig zelden voegt bij algemeen befmettelijk heerfchende Zinking-aartige Ziektens. Ook kan men met geene waarfehijnlijkheid eenig bewijs, tegen den overërfelijken aart dezer Ziekte neemen uit het Kpïdemisch heerfchen derzelver, vooral bij zeckere gefteldheden van den dampkring, daar het zelfde ook omtrent anderen waarlijk befmettelijke Ziektens plaats heeft; ten zij misfchien iemand daar uit verkoor te beQuiten, dat zig bij dezen hoest een zinking-aartige gefteldheid voegen, en haar heviger maaken kan. Het zelfde moet men zeggen aangaande het bewijs van Stoll en Plencis bijgebragt, uit den verfchillenden aart en geneeswijze van dezen hoest, naarmaate der onderfcheidene gefteldheid van eene andere Epidemisch heerfchende Ziekte; het gene niet meer kragt heeft: want Zij, die de befmetting voorftaan , zul-  Over den KINKHOEST. 437 zulkn ham gaarne toeftemmen ,' dat bijkoomcde of hecrfchende Ziektens, en de verfchi,lende aart der befmetting eenig onderfcheid in de geneeswijze dezer Ziekte maakeh kan; dat egter uit de door hun aangewende genees» middelen niet blijkt. 30. Hoewel de waarneemingen van Leidenfrost en 'Hannes , Brief an der Uerm E. G. Baldinger über den Friefel, imd andere Beobachtungen. fifc. pag. 91. Ed. Alt.) Stoll. I. c. pag. 179. en anderen, dien ik gaarne geloo.ven wil, ons leeren, dat de Kinkhoest zomtijds voor de tweedemaal hun, die ze De vooren gehad hebben . aanvalt; meene ik.:egter ook aan.RosENSTEiN en anderen te vooren aangehaalde Schrijvers, en bijna dagelijkfche ondervinding geen geloof te moeten weigeren, om dat men daar uit veilig befiuiten kan, dat de Kinkhoest., even.gelijk de Kinderpokken, Maazelen,enz. gemeenlijk niet meer dan eens een en denzelfdcn Lijder gewoon is aantetasten , en dat men die gevallen voor zeer zeldzaam , en van den gewoonen regel afwijkende houden moet, in welke zulks ten tweeden maale gefchied is. Des te liever nog gaa ik tot het gemelde befluit over, om dat, zoo deze hoest epidemisch heerscht, het uit de waarneemingen van Bisset, /. c. en HilLARrj, on the air and te discafes of Barbados, Ee 3 pag.  438 J. VAN DE WYNPERSSE, pag. 45. 'blijkt, dat zommige volwasfene en oude menfchen , die tot dus verre vrij gebleeven waren, daar door zijn aangetast; het gene het gevoelen van hun kragteloos maakt, die den meer gevorderden leeftijd! uit hoofde der fterkere ligchaamskragten min onderheevig aan deze Ziekte oordeelen; en daar en boven door deze bewijsreeden toonen , dat hun gevoelen aangaande de gulzigheid en belette doorwaasfeming als oorzaaken dezer Ziekte, daar de volwasfene ook aan blootgefteld zijn, op een wankelbaaren grond fteune. Men wagte zig vervolgcnds, om den hoest, die in den Herfst geneezen fchijnt te zijn, doch in de Lente zig wederom opdoet, voor eene op nieuw aanvallende Ziekte te houden, het welk Morris in Medical Obfervations and Inquiries, Vol. III. pag. 281.feqq- waargenoomen heeft, en in welk geval Rosenstein l. ei pag. 461. met zijn eigen waarneeming tragt te bewijzen, dat de Ziekte niet grondig is geneezen geweest. 4. Men kan niet ontkennen, dat de Kinkhoest voornamentlijk die genen aantast, die tot dus verre van dezelve bevrijd geweest zijnde, met befmette Lijders omgang hebben gehad ; het welk wij overal in ons Vaderland zien gebeuren, wanneer eenig kind befmet zijnde , deszelfs broeders en anderen , ja  Over den KINKHOEST. 439 ja ook volwasfene, in het zelfde huis verkeerende, deze Ziekte krijgen, terwijl zij, die van te vooren daar aan ziek zijn geweest, vrij blijven; daar intusfchen in andere huisgezinnen, die omgang vermijd wordende, allen, hoewel dien hoest nimmer gehad hebbende , zomtijds bevrijd en gezond blijven. 50. Bij gevolg kan men ook niet ontkennen , dat de beste wijze, om zig voor deze Ziekte te hoeden, daar in beftaat, dat men allen omgang met befmette Lijders mijde, en zodanige plaatzen fehuwe , gelijk op zijn plaats blijken zal. 6". De overeenkomst dezer Ziekte met andere overerfelijke, uit het bijgebragte gemakkelijk te verklaaren, overtuigt ons nog verder van derzelver befmettelijken aart. Uit het bijgebragte derhalven aangaande deze tweevoudige Vraag, welke ik in deze §. heb tragten op te losfen , dunkt mij, dat men met regt het volgend befluit kan opmaaken. i°. Dat de beginnende (Procatarctica) oorzaak der Ziekte , niet in een Zinking , of kwaade fpijsverteering, maar in een waar fmet, de Zenuwen zeer nadeelig zijnde, en de maag in de eerfte plaats aandoende , moet gezogt worden; en 2°. Dat deze hoest van dien aart is, dat hij gewoonlijk niet meer dan eens de menfchen aandoet. — Hoedanig nu dat fmet E e 4 zi j,  §• v, zij, van wat aart en op welke wijze het werkt, is moeilijk te ontdekken , en zal misfchien nooit ontdekt worden. Weshalven ik mijne onkunde liever opentlijk bekennen wil, en tot het onderzoek der Zaaden (Seminia) dezer Ziekte overgaan , dan met min gegronde , ongerijmde en belaggelijke redeneeringen van het regte fpoor afdwaaien. Hoewel de onbekende aart van het fmet en deszelfs manier van werken, een groote moeilijkheid in het verklaaren der Zaaden (Seminia) van den Kinkhoest veroorzaakt; fchijnt het egter eenigzins toegelicht te worden uit het gene wij over den Aart en de Zitplaats der Ziekte hebben bijgebragt, en de dagelijkfche ondervinding ons daar en boven leert. — Deze leiden ons als tot de Zaaden (Seminid) zelve, onder welke mij dunkt gebragt te moeten worden: i°. De kinderlijke leeftijd. Dat de tede^ re jonge kinderen boven anderen tot deze Ziekte gefchikt zijn , getuigen ons eenmondig alle Schrijvers, en bevestigen de geduurige waarneemingen. De reeden hier van moet men niet alleen daar in zoeken, dat deze kinderen veel 440 J. T. VAN DE JVTNPERSSE,  Over den KINKHOEST. 441 veel aandoenlijker Zenuw-geitel , grooter zwakheid der eerfte wegen , met een woord een tederer en zwakker geitel hebben , dan meer volwasfene; maar fchijnt voornamentlijk daar in geleegen te zijn, dat de aart van het fmet, gelijk te vooren gebleekenis, zodanig is, dat, de Ziekte, die het den vatbaaren op den hals haalt, geneezen zijnde , te gelijk ook het Zaad (Seminium~) tot een nieuwen aanval kragteloos gemaakt wordt, en dus die Lijders, na geneezen te zijn , gemeenlijk van die Ziekte verder bevrijd blijven. Dewijl nu niet alle Kinderen door deze Ziekte worden aangetast, maar zommigen van het genoemde fmet, even als dat der Kinderpokken en Mazelen bevrijd blijven, en niet dan bij eene andere befmettelijke gefteldheid eerst na verloop van eenige jaaren worden aangedaan ; is het niet te verwonderen, dat dit gift zomtijds Jongelingen , Volwasfene , en zelfs Oude lieden treft, bij wien dus eene fchadelijke geneigdheid die met het geneezen der Ziekte zelve verdwijnt, tot dezen hoest overgebleeven is: Vergelijk Cullen, /. c. §. 1403. en andere meermaalen aangehaalde Schrijvers. 20. De Prikkelbaarheid van het Zenuw-geftel, en zwakheid , voornamentlijk der Maag en Longen, (het zij uit een overerfelijke geEe 5 fteld- 1  442 J. T. VAN DE JVYNPERSSE, fteldheid , het zij uit eene Ziekte , of eenige andere oorzaak ontfpruitende), zoo al niet, op het voetfpoor van Butter , L c. pag. 49. feqq. onder de Zaaden (Seminia) fchijnen geHeld te moeten worden, mag men egter hier in het geheel niet verzwijgen: nadien de daar aan onderhevig zijnde Lijders voornamentlijk door dezen hoest fterker worden aangedaan, dan andere; het gene inzonderheid die genen ondervinden, die , na pas herfteld te zijn van, de Maazelen , of andere zwaare Ziekte , of aanmoeielijke Tandkrijging fukkelende, of met Wormen bezet zijnde, door dezen hoest worden aangetast. Vergelijk Mellin, l. c. pag. 8, 20. De reeden van deze waarneeming blijkt van zelfs klaar genoeg uit dat gene , dat ik van den aart der Ziekte, en van de deelen , die in dezelve eigenlijdig of medelijdig worden aangedaan , te vooren heb bijgebragt. Dan, daar nu dit gedeeltelijk tot de voorzegging behoort, eindige ik deze Afdeeling , en gaa tot de andere, waar in ik die verhandelen zal, over. TWEE-  Over den KINKHOEST. 443 TWEEDE AFDEELING. De Kinkhoest, gelijk uit het te vooren gemakkelijk op te maaken is, is het ergfte zoort van hoest ; in den aanval zelve niet zelden doodelijk, of door zijne verfcheidene gevolgen , die vroeg of laat tot verderf der Lijders ftrekken, aanmerkelijk: het gene ons dus wegens het allergrootst gevaar dezer Ziekte geen twijfel overlaat. Het is er egter verre van af, dat de Ziekte altijd even kwaadaartig en gevaarlijk voor de Lijders zij: daar men ten dezen opzigte een groot onderfcheid waarneemt , zoo in den verfchillenden aart der Epidemie, leeftijd, temperament, en kragten van den Lijder, als in den veelvuldigen zamenloop, en hevigheid der toevallen, en eindelijk in de verfchillende geneeswijze. -— Waar over ik nu in het bijzonder handelen moet. Over de Voorzegging van den Kinkhoest, §. VI. Dat  444 J- T. VAN DE WYNPERSSE, Dat de verfchillende aart der befmetting grooten invloed heeft op het meerder of minder gevaar, blijkt klaar genoeg daar uit, dat men in zommige befmettingen deze Ziekte eene hevige verwoesting ziet aanrichten , verzeld met de allerijsfelijkfte toevallen, daar zij op andere tijden van een zeer zagten en goeden aart is, en de Lijders, de Ziekte gemakkelijk kunnende uitftaan, niet dan met zeer weinige en zagte toevallen aantast. Het is niet moeilijk, maar met mijn tegenwoordig voorneemen niet overeenkomstig , mijn gezegde met verfcheidene waarneemingen te bevestigen, en op te helderen, en de verfchillende Epidemiën met elkander te vergelijken. Weshalven,om ten minsten cenigzins van het onderfcheiden gevaar der befmettingen overtuigd te zijn , het genoeg zal wezen, behalven de reeds aangehaalde waarneeming §. I. van Rosenstein, die van Millar te melden, in Obfervations on the Afthma , and on the Hooping-cough, pag, 127. feqq. welke verhaalt dat er in 't Jaar 1768. een hevige Kinkhoest te Londen heerfchende, in zommige huisgezinnen drie of vier aan dezelve geftorven zijn; daar Profr. Voltelen, in de Verhandel, van de Natuur-en Geneesk. Correfpond. I. Deel, 3 Stuk, pag. 509. getuigt, in het Jaar 1777. een zeer hevige be-  Over den KINKHOEST. 445 befmettelijke Kinkhoest te Utrecht geheerscht te hebben , en aan weinig kleine Kinderen doodelijk geweest te zijn : bij welken het niet overtollig fchijnt de getuigenisfen van Mellin en BrssET te voegen, welker eerfte , /. c. pag. 73. van drie en zeventig aan zijne zorg toevertrouwde Lijders, zeven, en de andere, k c., hoewel de Ziekte toen heviger woedde , naauwlijks één van de tachtig, vernaaien geftorven te zijn. Wat den Leeftijd betreft. Dat niet alleen de zeer jonge Kinderen inzonderheid door deze Ziekte meermaalen worden aangetast , blijkt overvloedig uit het te vooren gemelde, maar daar en boven leeren ons nog overvloedig de verfchillende en getrouwe waarneemingen, dat hoe jonger de Kinderen zijn , zij des te gevaarlijker daar aan ziek liggen , en dat, die nog zuigen, groot gevaar loopen; ja ook , die onder de twee jaaren oud zijn , zeer dikwils daar aan fterven, en het grootfte ongemak lijden, doordien zij de flijm, die uitgeworpen wordt, volgends gewoonte weder doorflikken, waar door de hevigheid der Ziekte zeer vermeerderd wordt, ten zij de heilzaame Natuur zulks door eene tijdige braaking voorkomt; daar de Kinderen tot drie jaaren gekoomen zijnde minder, en nog minder  446 j. T. VAN DE JVYNPERSSE, der die ouder zijn , en volwasfenen, voor dezen hoest te vreezen hebben. Vergelijk boven allen Bisset, l. c. Mellin , l. c. pag. 9. feqq. en de waarneemingen ven Gullen L c. §. 1413. En de verklaaring hier van is niet moeilijk, zo wij nagaan, dat Kinderen en meer Volwasfenen fterker zijn , dan Eerstgeboornen , minder onderhevig aan krampagtige aandoeningen, en bevrijd van verfcheidene ongemakken , als het krijgen van Tanden, en het behebt zijn met Wormen: de gronden van welker verklaaring klaarder blijken zullen , uit het gene ik vervolgends in deze §. verhandelen zal. Verdient het Gejlacht hier ook een plaats ? zoo dat er meer van het Vrouwelijke , dan Mannelijke aan deze Ziekte fterven ? Aldus befluit Rosenstein wel uit de gemelde lijst van de doodelijkheid dezer Ziekte in Zweeden; doch, op wat grond, doorzie ik niet, daar men , om hier over te oordeelen , niet alleen uit het getal der geftorvenen, maar ook der daar aan ziek geweest zijnde, zoo van het Mannelijk als Vrouwelijk Geflacht, en dat niet bij eene, maar in verfchillende Epidemiën , de rekening moet opmaaken, en een wettig befluit afleiden. De Gejieldheden (Temperamenta) moeten hier ook  Over den KINKHOEST, 447 ook gemeld worden. Onder dezen moet men voornamentlijk het volbloedige cellen, dat de Ziekte heviger , en het gevaar grooter maakt, nadien men waarneemt, dat menfchen van deze gefteldheid meer van ftuipagtige Ziektens, en voornamentlijk van dezen hoest lijden : waar van de oorzaak gemakkelijk blijkt, zoo wij ons te binnen brengen, de zeer moeilijke ademhaaiing in deze Ziekte, de ophooping van het bloed naar het hoofd en de longen , en de verdere opvulling der reeds meer dan gewoon uitgezette vaaten, waar uit verfcheidene bloedftortingen , beroertens, enz. kunnen worden voordgebragc. Dat de verfchillende trap van kragten, die de Lijders hebben, zeer veel tot het meerder of minder gevaar dezer Ziekte kan toebrengen, maakt men gemakkelijk genoeg daar uit op, dat zwakke en tedere Kinderen voornamentlijk aan ftuipagtige Ziektens zijn blootgesteld, en dus door deze , waarlijk ftuipagtige Ziekte, heviger worden aangetast ; dat er zeer veele kragten vereischt worden, om de moeilijke ademhaaiing te boven te koomen , en de flijm uit te werpen, die anderzins in de luchtpijp opgehoopt, die ellehdigen doet flikken; en dat er verfcheidene, en zomtijds zeer hevige toevallen , bij zwakke voornamentlijk fier-  448 J. T. VAN DE tVYNPERSSE, fterker, en die de fterke zelve naauwlijks kunnen uitftaatt, dezen hoest niet zelden verzeilen. — Derhalven is het geen wonder, dat Kinderen van teeringagtige Ouders gebooren, door Maazelen, of andere zvvaare Ziektens verzwakte, meerder levensgevaarloopen: vergelijk behalven de plaatzcn boven §. 5. aangehaald, BrsSET, U C CuLLEN, /. C. Dat men den verscheiden zagmenloop van Ziektens en Toevallen ook hier ter plaatze in aanmerking neemen moet, is zoo klaar, dat het naauwlijks bewijs fchijnt noodig te hebben. Want, om niet aan te roeren de waarneemingen van meermaalen aangehaalde en geloofwaardige Schrijvers, die allen twijfel weg neemen , en reeds boven §. 5. gemeld zi jn; waar uitten vollen blijkt, dat die genen, welke door het krijgen der Tanden , door de Kinderziekte , Maazelen of andere Ziektens aangetast, of verzwakt waren, heviger door dezen hoest leeden; en om niet te fpreeken van het oneindig getal Lijders , die door de hevigheid der hier bijkoomende Ziektens en Toevallen, in den aanval zelve, of door verfcheidene na deze Ziekte overblijvende Toevallen , geftorven zijn; blijkt het klaar genoeg, hoe veel de zamenloop en hevigheid der Ziektens tot vermeerdering van het gevaar toe-  Om- den KINKHOEST. 449 toebrengen; zoo wij aanmerken , dat de zwakke Kinderen voornaamentlijk aan dezen hoest onderhevig zijn, en in de moeielijkfte Ademhaaling , Bloedspuwingen , Beroerten, Stuipen, gekiemde Breuken, en diergelijke Toevallen, in den aanval zelfs, gebooren worden , die elk, bijzonder den fterkflen mensch zouden doen omkoomen, en des te gemakkelijker te zaamen vereenigd zijnde, het broos geitel des lighaams fpoedig kunnen vernielen. De langduurigheid der Ziekte behoort hier ook gemeld te worden, ■ nadien zij , daar ze één maand , jaa niet zelden drie maanden duurt, de Lijders te veel verzwakt, doet vermageren , en kwijnen ; en niet zelden eene long-teering, of andere fleepende Ziekte, vroeg of laat doodelijk , veroorzaakt, en eindelijk hun door gebrek aan kragten doet fterven. Dit is ook de reeden , waarom zij, dien men met bij tijds met de gepaste Geneesmiddelen te hulp komt, dikwils door een doodehjke Teering omkoomen. — Dus komt ook hier ten laatften in aanmerking, de Geneeswijze. Even gelijk nu, door het verzuim der Geneesmiddelen , men de kwijnende Natuur niet te hulp komt, of ten minsten de Ziekte langer dan na gewoonte duurt, en daar door het se. VI. D£EL. Ff ,  45o J. T. FAN DE WTNPERSSE, vaar vermeerderd wordt: alzo is een kwaade geneeswijze voor de Lijders nog flimmer , waar door naamentlijk de Ziekte niet alleen verlengd, maar ook heviger, deszelfs geneezing moeilijker, ja zomtijds geheel onmogelijk wordt, zoo dat er geen troost, dan in den dood alleen , overblijft. Om de waarheid van dit gezegde met verfcheidene getuigenisfen te ftaaven , en mij op zeer veele geloofwaardige waarneemingen te beroepen, verbiedt mij de vereischte kortheid: waarom ik boven al hier melding maake van de waarneemingen van Mellin , c. pag. 13. feqq. Profr. Voltelen, 1. c. en inzonderheid Millar, l. c. die getuigt, dat, in 't Jaar 1768. te Londen deze hoest doodelijk heerfchende , de genen , wien men in het begin der Ziekte gepaste geneesmiddelen toediende, zoo weinig ziek zijn geweest, dat niet alleen niemand 'er van geftorven is, maar zelfs het huis heeft moeten houden. Daar 'uit het verhandelde dus blijkt, dat men niet altijd van dezen hoest het zelfde gevaar te vreezen hebbe; moet ik, alvoorens tot de Geneeswijze deszelfs over te gaan , kortelijk de teekens melden, die de Geneesheeren het min of meerder gevaar doen kennen. Eene goede uitkomst voorfpelt ons deze hoest, zoo hij bij  Over den KINK HO ÉST. 45 r bij eene goedaartige Epidemie gezonde fterke Kinderen, Jongelingen, en Volwasfenen aandoet, door geene, bet zij voorafgegaane of tegenwoordige Ziekte, verzwakt; zoo geene andere Ziekte zig bij denzelven voegt, en hij met weinige, en dat nog ligte , Toevallen verzeld gaat, zoo in deszelfs niet veelvuldige aanvallen de flijm in geene groote hoeveelheid, allengskens meer en meer gekookt, en minder taai, doorhoesten en braaken gemakkelijk , en met verligting uitgeworpen wordt, en de Lijders,niet veel na den aanval vermoeid zijnde, hunne gewoone bezigheden bij der hand neemen, en naar fpijs verlangen, en in de tusfchenpoozen,die van tijd tot tijd langduuriger worden, zig wel genoeg bevinden , een gemaatigden eetlust hebben , gemakkelijk ademhaalen, zonder koorts zijn, en gerust flaapen: met een woord, zoo de hoest niet hevig is, behoorlijk zijn loop houdt, en niet lang duurt, cn fpoedig met gepaste middelen geneezen wordt. De langere tuslenpoozen nu tusfen de aanvallen, die allengskens minder hevig en korter worden, de daaglijks toeneemende kragten , vermeerderde eetlust, onbelemmerder ademhaaiing, ligter koorts, min afgebrooken flaap, met een woord, de van trap tot trap toeneemende lighaamskragten duiden ons het Ff 2 meer  452 j. T. VAN DE fVYNPEKSSE, meer en meer afneemen der Ziekte aan. Voot een goed teeken heeft men ook te houden eene gematigde neusbloeding, zoo in de aanvallen zelve, als tusfenpoozingen ,fterk zweeten, braakingen, flijmagtige afgangen, verfcheidene huids-uitbottingen, en verzweeringen in de oorklieren , en andere min edele deelen; welke, zoo niet eenige bijkoomende fchadelijke toevallen , derzelver nuttigheid beperken, de Ziekte dikwils verligten of geneezen. En geen wonder, zij toonen aan den goeden aart der Ziekte , deszelfs regelmaatigen loop, de kragten der Lijderen in ftaat om ze uiccelban, en dat de Natuur, poogingen doende zig van dezelve te ontlasten , haar overwinnen zal. Van een nimmer vooruitzigt zijn de tegen- , overgeftelde teekencn, ecnc kwaadaartige befmettelijke geaardheid, Kinderlijke leeftijd, hoe jonger hoe nimmer, zwakheid, zwangerfchap, kwaadsappigheid, overerfelijke geneigdheid tot kort-ademigheid, of teering, voorafgegaane of bijkomende zwaare Ziektens, een in het begin verwaarloosde, of verkeerde geneeswijze, langduurigheid der Ziekte , veelvuldige en hevige toevallen , moeilijke ademhaaiing, enz. naauwlijks uitteftaan, zeer groote ophooping van het bloed naar het hoofd ,  Over den KINKHOEST. 453 hoofd, hevige aanhoudende koorts, beroertens, geduurige flaauwtens, ijsfelijke ftuipen , menigvuldige en fterke bloedftortingen die geen verligting geeven , hevige en geduurige wederkoomende bloedfpuwingen, menigvuldige doch moeilijke opwerping van een dunne, niet wel gekookte flijm, groote vermoeidheid na geduurige aanvallen , in getal en hevigheid geduurig toeneemende aanvallen , kortere en moeielijkere tusfenpoozingen , vermindering der kragten , zeer groote vermagering, uitteerende koortzen , long-teering , enz. alle welke teekenen , in hoe grooter getal zij zig opdoen , des te erger en doodelijker zijn,, daar ze ons aantoonen den hevigen en kwaaden aart der Ziekte, eene ontembaare hevigheid der toevallen , de afneemende kragten der Natuur, niet in ftaat zijnde om den toeneemenden vijand tegenftand te bieden, met een woord, het grootfte leevensgevaar. ' Men wagte zig egter , (het gene ik hier in het voorbijgaan waarfchuwe,) dat men de Lijders, tusfchen de aanvallen flaauw of als leevenloos liggende , niet wreedelijk aan hun lot overlaate , en die ongelukkigen, welke men behoorlijk had kunnen geneezen, door zulks te verwaarloozen, doe omkoomen. Aan deze mijne waarfchuwing zet kragt bij het geval, Ff 3 dat  454 J. T. VAN DE WTNPERSSE, dat Profr. A. de Haan, Rat. Med. Part, XIII. pag. 272. Edit. Vindob. verhaalt te Weenen gebeurd te zijn, van een Kind, door den Kinkhoest geflikt zijnde, en voor dood weggelegd , doch het welk door bekwaame hulpmiddelen wederom in het leeven herroepen , en herfteld wierd. Zie daar nu, het gene mij toefcheen aangaande de voorzegging dezer hevige Ziekte te moeten zeggen: waar uit blijkt, dat door eene gepaste en op haaren tijd aangewende geneeswijze deze Ziekte, hoewel van eenen min gunftigen aart, gelukkig kan worden te boven gekoomen. Weshalven er nog alleenlijk over is, dat ik in de volgende Afdeeling over de beste wijze om deeze Ziekte aftekeeren, en te geneezen, handele. DER-  Over den KINKHOEST. 455 DERDE AFDEELING. Over de Voorbehoeding en Geneezing! van den Kinkhoest. §. VII. Daar het veel beter is een opkoomende Ziekte tegen te gaan, dan dezelve reeds daar zijnde te geneezen : lust het mij, vooraf hebbende laaten gaan, het gene betrekking had tot de gefchiedenis van den Kinkhoest , en alvoorens ik over deszelfs geneeswijze handele, te overweegen, door wat middelen men dezelve kan afweeren , en dus dit gewigtig gedeelte der Vraag te beandwoorden. Uit het voorgemelde blijkt, dat deze hoest, die, hoewel jonge Kinderen inzonderheid fchadelijk , geenen leeftijd egter of geflachc verfchoont , en genoegzaam alle menfchen eens, zelden meermaalen, aantast, de door eene zekere befmetting de daar vóór vatbaare aanvalt, welke van dien aart is, dat zij haar vermogen zelden uitoefent in lighaamen reeds . Ff 4 te  456 J. T. FAN DE WTNPERSSE, te vooren deze Ziekte gehad hebbende. -—Om nu de meergemelde Ziekte in baare geboorte te fluiten , en de zaamenloop der fchadelijke magten en zaaden, die tot de voordbrenging van wat Ziekte het ook zij , ver-, eischt wordt, te beletten, moet men tweeleedig te werk gaan; naamentlijk of de geboorte van het gemelde fmet moet belet, of reeds daar zijnde door een bekwaam tegengift tegengegaan worden; of zij, die tot dezen hoest geneigd zijn , tegen denzelven gewapend worden. Dat wij in het eerfte geval minder flaagen, wordt veroorzaakt door den bijzonderen , onbekenden, en niet buiten allen twijfel zijnden aart en werking van het fmet. Derbalven, om deze Ziekte, daar wij voor zijn blootgefteld, van ons afteweeren, blijft alleenlijk over , dat wij den omgang met zodaanige Lijders, of de plaatzen , waar dezen hoest heerscht, zorgvuldig vermijden, en dus op deze wijze ons voor denzelven hoeden. Daar wij nu van de tegenwoordigheid van het fmet, niet dan door deszelfs gevolgen in daar toe geneigde Lijders, en dus door de Ziekte zelve verzeekerd kunnen zijn; behoeve ik niet te waarfchuwen , dat deze wijze niet gemakkelijker nog zeekerder is, dan, de poogingen, die in het werk gefield worden, om de Kindeiv pok-  Over den KINKHOEST. 457 pokken en Maazelen afteweeren. Weshalven ik , die laacende vaaren, tot de Geneeswijze der Ziekte overgaa , welke een ernftig onderzoek verdient. §. VIII. Nademaal in het begin der Ziekte, de hoest zoo wel, als de waare aart der befmetting , die dezelve heeft voordgebragt, onbekend zijnde, ons belet door een bekwaam tegengift haar te fluiten en te ontzenuwen , en dus op deze wijze , derzelver gevolg, den Kinkhoest afteweeren; ftaat ons te zien , op wat manier de Natuur, en de Waarneemingen van geloofwaardige Geneesheeren ons denzelven leeren geneezen. Om dit derhalven te volbrengen, moet men drie Genees-inzigten (indicationes) voldoen ; waar van de eerfte beveelt de maag en luchtpijp van de taaije flijm te ontlasten; de anderede krampagtige fpan. ningen te ftillen; de derde eindelijk de toevallen te verdrijven, of ten minsten te verzagten. —- Een en het zelfde Geneesmiddel voldoet zomtijds aan deze drie inzigten te gelijk; doch doorgaands voornaarnentlijk , als de Ziekte veel gevorderd is, vereischt iedere aanwijzing (indicatum) verfchillende Geneesmiddelen. Weshalven na het een en ander F f 5 voor-  45? % T- VAN DE tP'YNPERSSE , vooraf te hebben laaten gaan over het bellier, dat de Lijders in agt moeten neemen , zal ik ftuk voor ftuk nu opzettelijk gaan overweegen. §• IX. Het beftier in de levenswijze , dat men den Zieken ten fterkften moet aanbeveelen , vereischt, dat zij zig wagten voor moeilijk verteerbaare, raauwe, meelagtige, gezoutene , gerookte, windverwekkende fpijzen, gedroogde visfchen, enz., te fterke beweeging, als loopen, fpringen ; te fterk vermoeiende oefeningen , te hevige gemoedsaandoeningen , vogtige en koude luchtsgelteldheid, voornaamentlijk avondlucht, enz. die de maag doen verzwakken , de geheele lighaams-huishouding ontrusten, de hevigheid en het getal der aanvallen vermeerderen , en de toevallen ver- zvvaaren. Men moet dus aanraaden zagt verteerbaare en voedzaame fpijs, wel gereezen koornwerk, malfche moeskruiden , wit vleesch , kragtig bier, enz. terwijl de melk der zoogende door eene goede leevenswijze insgelijks kan verbeeterd worden: vcrvolgends worden zagte beweeging , aangenaame uitfpanningen , heldere en koele lucht, heilzaam bevonden.  Over den KINKHOEST. 5. X. Om aan het eerfte genees-inzigt (indicatio) te voldoen, koomen verfcheidene ontleedigende geneesmiddelen (evacuantia) te pas: Onder welke de eerfte plaats verdienen de Braakmiddelen, welker nut inden Kinkhoest men niet fchijnt in twijfel te kunnen trekken, zoo de Vorst der Geneesheeren ons te regt gewaarfchouwd heeft, de Natuur te leiden , waar r;a toe ze overhelt; nademaal men waarneemt, dat de Lijders zeer veel verligt worden van een braaking, door hulp der geneezende Natuur te weeg gebragt. En hier in fchijnt men ook de reeden te moeten zoeken, dat bijna alle Geneeskundige Schrijvers (want die ongemcene gevallen zondere ik uit, gelijk er te vinden is in Gomment. de Rebus £fc. Vol. XXVI. pag. 163. feqq. waar in de braakmiddelen gezegd worden nadeelig te zijn geweest, en waar van ik nog niet ten vollen overtuigd ben,) aangaande het vermoogen der Braakmiddelen in het geneezen dezer Ziekte overeenkoomen ; hoewel zij wegens den Aart en Zitplaats dcr- zelve, op verre na het niet eens zijn. Verfcheidene braakmiddelen nu , om de eerfte wegen en die der lucht van die lastige flijm te ontdoen, worden van verfchillende aange, pree- 459  460 J. T. VAN DE WTNP.ERSSE, preezen. Er is er , die den Braakwortel (radix ipecacoanhtè) boven alle anderen voor het veiligfte, en zekerfte middel houden, waar onder men vooral tellen moet Rosen van Rosenstein, l. c. pag. 471- en hec ontbreekt ons voorwaar niet aan voorbeelden, die het vermoogen van dit vóortrefiijk middel in het beteugelen van den heviglten hoest aankondigen. Zie Wahlbom Bera Hclfer til Kongl. Collcg. Med. roerande Medicinal-werks, ets tilJlaond, Rike; tfc. pag. 212. feqq. Sandifort , Natuur- en Geneesk. Bibliotheek, VI. Deel pag. 920. feqq. Mellin, l. c. pag. 43. feqq. C. A. MëYBR, Verhandeling over '2 uilfteekend vermoogen van den Braakwortel &?c. in Genees- HeelArtzenij- era Vroedkundig Magazijn , I. Deel, pag. 665. feqq. Lassonne en Cornette in Memoires de la Sosieté Royale de M,edieine, Ao. 1779- PaS- 5l8-/e^- die het a?kookzel van dezen wortel , met fuiker tot een firoop gemaakt, aanprijzen, (van welks twijfelagtig vermoogen, doordien de vlugge deelen door het kooken te loor gaan , ik hier niet zal handelen). Men moet wel dezen zeer nuttigen wortel niet verwerpen, zoo wij deszelfs braakverwekkende en krampstillende kragten, zeer wel in het ftillen van deezen hoest te pas koomende, en de gemakkelijke manier, om  Over den KINKHOEST. 461 om hem met fuiker vermengd , den kleine Kinderen in te geeven, in aanmerking neemen. Doch het is er verre van daan, dat hij zeekerder en veiliger werke , dan andere middelen van dat foort, daar hij niet alleen hardlijvigheid veroorzaakt, maar ook, door die lijmagtige onreinigheden als omwonden zijnde zomtijds niet doet braaken, (gelijk Mellin, /. c. pag. 44. feqq. Voltelen , Handelingen van '2 Geneeskundig Genootfchap Serv. Civib. VII. Deel pag. 9. feqq. en anderen verhaaien , het gene ook de reeden is , dat in deze gevallen zeer veele den braak-wijnfteen {tartarus etneticus) bij dezen wortel gewoon zijn te voegen, zie Guarini de curand. febribus Éf infiamm. pag. 12. feqq. en 55. Murray, Apparat. Med. Vol. I. pag. 528. Roedeker en Wagler , de morbo mucofo, paffvm , en anderen); of ingenoomen zijnde terftond door braaking uitgeworpen wordt , en niet lang genoeg in de maag verblijft, om eene zigtbaare uitwerking te doen , volgens het getuigen van Armstrong , Effays on the difcafes moft fatal to Infants, pag. 581. Weshalven het van zelve blijkt , dat men hem niet gebruiken moet , ten zij die taaije flijm ontbonden is, of hij met andere middelen vereenigd wordt: en dus is het niet te verwonde-  46*2 J. T. VAN DE fVYNPERSSE, deren , dat hij met het grootfte regt beneeden andere braakmiddelen gefteld worde. Om deze reeden prijzen anderen de bereidingen der Zee-ajuin (Squüla), aan, voornamentlijk den A-zijn , en Honing-azijn der Zee-ajuin. Zie Strandberg , Abhandl. der K. Schwedifchen Acad. der Wisfenfchaften , aus 1749. pag. 261. R. A. Vogel. , Opufc. Med. Sekcl. pag. 188. feqq. Acad. prcelect. §. 513. Armstkong , l. c. pag. 94. Bisset , /. £?c. deze middelen fchijnen voorzeeker daarom boven den braakwortel te moeten gefield worden , om dat zij een uitfteekend verdunnend vermoogen bezitten, en er dus minder vrees is , dat ze werkeloos in de maag blijven, of de taaije flijm in dezelve laatende, uitgeworpen zullen worden; terwijl ze daar en boven door hunne uitfteekende wormdrijvende kragt, de wormen , in jonge Kinderen niet zelden dezen hoest doende verflimmeren, tegengaan.— Dat egter deze middelen dien lof niet verdienen , om boven alle andere braakmiddelen te worden gefteld , en veiliger en zeekerder te werken, blijkt ten duideiijkfte uit de aangehaalde plaats van Armstrong zelve , ja, om de onaangenaame fmaak, en geduurige misfelijkheid , welke zij veroorzaaken, worden zij te regt minder geagt, dan de bereidingen uit Spies-  Over den KINKHOEST. 463 Spiesglas, zie Kirkland , l. c. pag. 143. Onder de bereidingen uit het Spiesglas (Stibium) wordt de Kermes minerale ten hoogften gepreezen , door Bourdelin , l. c. en Vogel , Acad. Praletï. I. c. de goudkleurige Spiesglas-zwavel (Sulphur Auratum Antimonii), door J. F. Clossius , in Nova variolis Med. Methodo, cumSpec. Obf. Mifcell. éfV. pag. 131. feqq. Unzer in promptuar. Hamburg. Vol. VIII. pag. 370. Vogel , /. c. en Hannes , /. c. Pai' 77' fe(H- boven allen nogthans de Braahnjnfteen (tartarus emeticus) door Armstrong , l. c. pag. 94. Fothergill , Med. Obferv. and Inquir. Vol. III. pag. 319. feqq. Mellin, l. c. pag. 46. feqq. Cullen , /. c. §. 1419. en Kirkland, /. c. pag. 142. En de Effentie of aftrekzei, of wijn van Spiesglas van Huxham , Qvinum Antimonii Huxhami) worden door Millar, l. c. pag. 131. Voltelen, /. c. pag. 65. en Verhandel, van de Natuur- en Geneesk. Correfpond. I. c. pag. 510. &c. zeer geroemd. En voorzeeker deze middelen , die men den jonge Kinderen gemakkelijk kan ingeeven , en eene uitmuntende fnijdende en verdunnende kragt bezitten, doen veiliger en zeekerder braaken , bevorderen kostelijk de uitwaasfeming, buik-ontlastingen, en het opgeeven der fluimen , en wijken in kramp-  4Ö4 J. T. VAN DE WYNPERSSE, krampftillend vermogen voor de overige niet, en brengen den Lijderen zeer dikwils hulp toe, als andere middelen vrugteloos zijn aangewend. Zie onder zeer veelen J. Sims, l. c. en daarom worden dezen met het grootfte regt gefchat boven de overige uit te munten. Het is egter geenzins het zelfde, welk van deze middelen men gebruike ; daar de Sulphur Auratum op de wijze van Clossius toegediend , zomtijds aan het oogmerk niet te wel voldoet, zie Voltelen, l. c. pag. 510. feqq. en van Cullen, l. c. §. 1419. om deszelfs onzeekere gift verworpen wordt; terwijl de Kermes minerale zelden als een braakverwekkend middel op zig zeiven gegeeven wordt, en wij dus denzelven gemakkelijk ontbeeren; zoo wij in aanmerking neemen , wat grooten lof aan den Tartarus emeticus door de genoemde Schrijvers gegeeven wordt, en het niet min zeeker gebruik van het aftrekzei van Spiesglas van Huxham (Ra. Vitri Antimonii Huxhami) en deszelfs uitmuntende kragt , door den beroemden Voltelen waargenoomen, en door het daaglijks gebruik ten fterkften bevestigd. De Vraag is nu, op welken tijd en in welke gift men de braakmiddelen moet toedienen? In deze zaak moet men de Natuur te gemoet koomen , die niet zelden door braa-  Over den KINKHOEST. 465 braaking en uitwaasfeming de Ziekte tragt te geneezen. Het is dus het beste de genoemde braakmiddelen in de tusfenpoozen der aanvallen in kleine en herhaalde giften , of bij verpoozing toe te dienen, agt geevende op de kragten en ouderdom der Lijderen; op welke manier niet alleen door braaking de taaije flijm uitgeworpen wordt, maar ook zonder dezelve te verwekken , door de buiks-ontlastingen of de uitwaasfeming te vermeerderen, en de ftuipagtige beweegingen te ftillen, de aanvallen in getal, langduurigheid en hevigheid , verminderen, en dus niet zelden, zonder dat er andere middelen vereischt worden , even als door een wonderwerk de Ziekte in den grond geneezen wordt. Zie Voltelen, l. c. Het gebruik der Laxeer-middelen vereischt hardlijvigheid, die zig doorgaands bij deeze Ziekte voegt; en derzelver nuttigheid blijkt nog meer uit de gewoonte der kleine Kinderen , om de uitgeworpene flijm door te flikken , en dus de onreinigheid der eerfte wegen te vermeerderen. Ten dien einde worden er verfcheidene middelen aangepreezen ; in welker verkiezing echter men zig wagten moet, dat door het gebruik van olieagtige middelen , of door te veelvuldige of "hevige buiks-ontlastingen , de reeds verzwakte fpijs- VI. Deel. G g ver-  466 J. T. VAN DE WTNPERSSE, verfeerende kragten niet verder vernield, en de Ziekte verergerd worden : des te meer, daar ruime buiks-ontlastingen , volgens Cullen , §. 1417. dien 't genoeg is alleen te noemen , doorgaands nadeelig bevonden worden. Dus koomen hier boven anderen te pas Manna, het merg (pulpa) van de Casfia en Tamarinde , Rhabarber , Spaanfche Zeep , Seneblaaderen, 't verzagtend Concerf, (electuarium lenitivum) poeder van Cornachinus, Middelzouten, naar maate-n van den ouderdom en de kragten der Lijderen toegediend; terwijl door de hier boven gepreezene braakmiddelen, die ook een uitfteekend vermoogen hebben, om buiks-ontlastingen te weeg te brengen, en dus aan verfcheidene Genees-inzigten te gelijk voldoen , niet zelden het zelfde oogmerk bereikt wordt, en de dikke darmen door Zeep- en Zoutagtige clyfteeren , zoo de gemelde middelen niet voldoende zijn kunnen ontlast worden. Door zommigen worden , om de luchtbuis te ontlasten, ook aangepreezen Borstmiddelen (expectorantia,) en dat wel flijmagtige (mucilaginofa); zie Forbes , /. c. pag. 105. Sauvages, /. c., Vogel/, c. Welker gebruikechter, uit hoofde der medelijdige aandoening der Lon-  Over den KINKHOEST, 467 Longen, de groote zwakheid, en daar uit ontstaande verheffing der Ziekte , en de ophooping van flijm , die zij in de eerfte wegen , en voornaamentiijk in de Zitplaats dezer Ziekte , de maag, in reeds genoeg verzwakte Lijders te weeg brengen , met regt verdagt gehouden , en verder afgekeurd wordt, door verfcheidene waarneemingen wegens derzelver fchadelijk gebruik , van verfchillende Schrijveren bijgebragt, onder welken het genoeg zal zijn boven anderen te noemen Sijdenham , /. c. pag. 311. feqq., Arandus, Obf. Med. Chirurg, pag. 40. feqq. Voltelen , /. c. pag. 509. feqq. en Kirkland, /. c. pag. 143. Daar nu om de Longen van de flijm te ontlasten, de bovengemelde braakmiddelen, voornaamentiijk uit de Zee-ajuin , en bijzonder het Spiesglas, ook na bevind van zaaken met andere geneesmiddelen , waar van ik in de volgende §. handelen zal, zeer fchoon te pas koomen; kunnen wij ten minften in eenen niet zaamengeftelden Kinkhoest, de gemelde borstmiddelen misfen. Zeer wel weet ik dat men reeds over lang de melk en firoop van flakken heeft aangepreezen : dan tegenwoordig kan men dezelve veilig laaten vaaren , behalven dat ze geenzins door haare flijmigheid alleen fchijnen te werken. G g 2 §. XL  468 J. T. VAN DE WTNPERSSE, §. XI. Zoo door de in de voorige §. gemelde middelen de Ziekte niet vermindert , vereischt het ander genees- inzigt de krampagtige fpanningen uit den weg te ruimen. Om hier aan te voldoen, koomen krampstillende en verfterkende middelen te pas, ten welken einde er verfcheidene zoo uit- als inwendige gepreezen worden. Onder de inwendige , om de voornaamste aan te roeren moet voornaamentlijk gemeld worden Geest van Hertshoorn met Amber bereid , (Liquor Cornu Cervi Succinatus), zoete Salpeter geest, (Spiritus Nitri dulcis), bovendrijvende geest van Frobenius , (Spiritus csthereus Frobenii), pijnstillend Mijnftoffelijk vogt van Hoffman , (Liquor anodynus mineralis Hoffmanni), Heulfap of zuivere of vloeibaare van Sijdenham, siroop van witte Papaver, of uit Maankoppen zaamgefteld ; Duivels-drek in Polei-water ontbonden, 't fap van Polei, aftrekzei van wilde Rozemarijn, Orange-blaaderen , de doosvormige Mosch, (Muscus pyxoides) , Eiken-mosch , Cachou , Bevergeil, Muscus, Saffraan, Nagel-wortel , of (geutn Urbanum;') de Gentiaan-wortel , Quasfie-hout, Orange-blaaderen en fchillen , Koorts-  Over den KINKHOEST. 46c, Koortsbast, &c. dat zommige van deze in zeer veele gevallen van nut zullen zijn, leeren ons overvloedig haare bekende krampftillende en maagverfterkende kragten ; waar op ik hier kortheids halven niet verder kan Hil Haan, te meer, daar ik in 't vervolg geleegenheid zal hebben, de voornaamfte naauwkeuriger te befchouwen. Tot uitwendig gebruik zijn reeds, vanWiLlts Tra£t. de Morbis Convulf., pag. 95. en anderen, aanbevoolen , en in gemeen gebruik, blaartrekkende middelen uit Spaanfche Vliegen bereid. En, dat wij voorzeeker op haar vertrouwen kunnen, befluiten wij van vooren O priori) uit het groot vermoogen , dat zij bezitten, om de ophooping van bloed na de inwendige deelen , en de daar uit gebooren zijnde ontfteeking, weg te neemen, of voor te koomen, de fluimloozing te bevorderen , de ftuipagtige beweegingen te ftillen , en de werkingen van het vaatgefiel teregelen; terwijl de verfcheidene waarneemingen , die ik tegenwoordig niet zal aanhaalen, derzelver nut in den Kinkhoest buiten allen twijfel Hellen. Ten dezen einde dus kan men gebruiken , of een pleister 'uit Spaanfche Vliegen bereid , of derzelver aftrekzei , of een fmeerzel uit °g 3 de-  470 J. T. VAN DE WYNPERSSE, dezelve met Campher, Laauwrier- en Olijfolie, zaamgefteld ; (welks voortreffelijkheid door het uitkoomen van kleine puistjens , op de geheele oppervlakte des lighaams, in andere Ziektens bij ondervinding van Millar , /. c. pag. 177, feqq. gepreezen wordt.) — Wat nu de plaatzen om blaartrekkende middelen aanteleggen aangaat; de zoo even aangehaalde Schrijver wil ze op de ruggegraat en borst geplaatst hebben; terwijl Cullen, l. c. §. 141 8. de borst voor de gefchiktfte plaats daar toe houdt, en Forbes, l. c pag. 106. wederom ze liever in den hals, dan tusfen de fchouderblaaderen , wil aanleggen , uit hoofde der vereeniging van het tweede en derde paar hals-zenuwen met de tusfenribbigen , en Willisius , diatriba de Medicament. Operat. pag. 170. in den nek, agter de ooren, aan de binnen zijden der armen agter den oxel. Mijns bedunkens, verfchilt het zoo veelniet, of ze aan denhals, tusfen de fchouderblaaderen, agter de ooren , of aan de binnen kant der armen, worden aangelegd; nadien de rug-zenuwen, zoo wel als die van den hals, waar uit de arm-zenuwen voordkoomen, met de tusfenribbige , die met die van het aangezigt gemeenfehap hebben, gevoegd worden; en de gemeenfchappelijke zenuw van het  Over den KINKHOEST. 471 het aangezigt, die te onregt het harde gedeelte van de gehoor-zenuw genoemd wordt , zelden met het agtfte paar, waar van zoo wel, als van de tusfcnribbige , de buik- en borst-ingewanden haare takken hebben, die zaamenvoeging (anaftomofis) maakt , welke Wrisuerg waargenoomen en befchreeven heeft, in Sylloge Comment. Anat. pag. 50. feqq. Totdat zelfde einde worden deetterdragten en fetons ook aangepreezen, die Willisius, de morb. convulfiv. I. c. in den nek, op den arm, of omtrent den oxel wil aangelegd hebben. Tot welke middelen egter men niet te ligtveerdig moet overgaSn , hoewel zij in hevige gevallen te pas koomen, en nog meer vertrouwen winnen door de waarneemingen der daar door geneezene Longteeringcn, en derzelver groot vermoogen in het herftellen der lammigheid der onderfte ledemaaten, door kromheid der rugge-graat, en been-eeter van de lighaamen der wervelbeenderen ontftaande , door Pott waargenoomen en befchreeven, in Remarks of the ufeleff Jiate of the lowcr limbs, in confequence of a cnrvature of the fpine: Waarom zij ook in deeze Ziekte van zeer veel nut zijn kan. Ook fchijnt men hier niet te moeten verzwijgen verfterkende en krampftillende pleisters, b. v. Galbanum, GalbaGg 4 num  472 J. T. VAN DE WYNPERSSE, num met Saffraan, {[Cocratmn) , Azijn-faffraan-pleister (Oryxcroceum) , Maagpleister van Galenus, die uit de Trjeriakel van Andromachus, en Heulfap, of zuiver , of het vloeibaare van Sijdenham bereid zijn, of ook koude floovingen , b. v. uit koud water , het welk aan de krop der maage geplaatst voortreffelijke uitwerkingen gedaan heeft, volgens het gene de la Valide bijbrengt in Roux, Journal de Medic. Chirurg. Pharmac. &c. Tom. XXVIII. pag. 336. §. XII. Het derde genees-inzigt (waar aan men vooral moet voldoen , terwijl de hevigheid der Ziekte , en de daar uit voortfpruitende zwaare toevallen de Lijders in het grootfte gevaar brengen), vereischt, dat de toevallen de Ziekte verzeilende, of op deze volgende, verdreeven , of verzagt worden. Om hier aan te voldoen, moet ik de meest gewoone, en voornaamfle toevallen melden , die zomtijds eene bijzondere geneezing vereifchen; waar toe ik brenge de hevigheid van den hoest, ftuipagtige beweegingen , moeielijkheid in 't ademhaalen . ongereegelden omloop van het bloed, zwakheid en gebrek aan voeding. Zoo  Over den KINKHOEST. 473 Zoo de hevigheid van den hoest door de bovengemelde flijm uitwerpende middelen , voornaamentlijk de Spiesglasbereidingen niet kan overwonnen worden, koomen de in de voorige §. opgenoemde krampstillende middelen te pas, b. v. firoop van witte Maankoppen, of (Diacodium) , Muscus, Bevergeil, Heulfap of het zuivere, of het vloeibaare van Sijdenham, en de in verfcheidene gevallen voortreffelijke Koortsbast, zoo wel alleen , als met andere middelen , b. v. Heulfap , Bevergeil, vereenigd, op de best mogelijke wijze toegediend ; ook nog Spaanfche Vliegen pleisters, en aldaar aangepreezen ftoovingen, dje, het Zenuw-geftel, en de werktuigen der fpijsverteering versterkende , de prikkelbaarheid en gevoeligheid verminderende, dezen hoest, die van een ftuipagtigen aart is , zomtijds voortreffelijk zullen maatigen, of hem zoo de te vooren genoemde ontlastende middelen te gelijk gebruikt worden , of hij alleenlijk uit eene overblijvende zwakheid en prikkelbaarheid na deze Ziekte ontftaat, kragtdaadig kunnen fluiten. — Men waigte zig echter ten hoogfle, dat men deze middelen niet misbruike, zoo langer geen aanmerkelijke meenigte flijm, in de werktuigen der fpijsverteering en ademhaaiing aanweezig , is uitgeworpen, en bg 5 het  474 J. T. VAN DE IVYNPERSSE, het zelve door het veelvuldig gebruik van verdoovende middelen, vooral op zig zeiven gebruikt, beletten, en dus deze hevige Ziekte wel in fchijn verligten, doch weezentlijk doen verflimmeren. In welke voorzorg voorname mannen met mij overeenstemmen , waar onder het genoeg is te noemen Fokises, l. c. pag. 106. en Tralles , ufus opii falubris & noxius. Se£t. IV. pag. 159. Deze zelfde middelen zullen ook door haar krampstillend vermoogen andere ftuipagtige beweegingen , en de moeilijkheid in het ademen voortreffelijk maa- tigen; terwijl voornaamentlijk ten dezen einde Spaanfche Vlieg-pleisters , en maatige Aderlaatingen veel nut kunnen doen: de ftaapeloosheid kan men tegengaan door het gebruik van een verdoovend middel, inzonderheid 's avonds, of eenige te vooren gemelde flaap-firoop, welks nut ten vollen beweezen is door verfcheidene waarneemingen , en inzonderheid van A. de Haan, Rat. Med.. Cont. Tom. HL Sett. IV. De ongereegelden omloop van het bloed, en deszelfs ophooping in het hoofd, den hals, en de longen , veroorzaaken zomtijds , vooral in volbloedigen het grootst gevaar,en vereifchen in dit en andere gevallen, waar in eene moeilijke omloop van het bloed door de Longen waar-  Over den KINKHOEST. . 475 waargenoomen, en daar uit het naderend gevaar voorzien wordt , eene fpoedige hulp : ten welken einde men wederom de Natuur , die niet zelden door bloedftortingen te veroorzaaken de voornaamfte deelen bevrijdt, en de hevigheid der Ziekte zomtijds verwonderlijk breekt, volgen moet; en door Aderlaatingen, zelfs bij herhaaling, of door het aanleggen van Bloedzuigers aan het hoofd, voornaamentlijk aan de flaapen van 't zelve, welker voortreffelijk nut Willis , de Medicament. Operat. pag. 170. bij ondervinding getuigt , het bloed afleiden, en dus deszelfs omloop door de Longen bevorderen , de ophooping in het hoofden de borst verminderen, en verfcheidene daar uit gebooren wordende toevallen moet zoeken af te wenden. Met het hoogfte regt bij gevolg worden dus Aderlaatingen, ook bij herhaaling, na zulks nodig is, als uit eenen mond aanbcvoolen : terwijl daar en boven ook de Duivels-drek, Geest van Ammoniac zout, en vlugge Geesten, onder den neus gehouden , drooge of fpecerijagtige wrijvingen van den buik , tegen de fiaauwte geroemd worden. — Daar nu deze middelen niet dan de Ziekte verligten , en geezins geneezen kunnen, waarfchuwen ons met het grootfle regt Cullen, /. c. §. 1416. KlRK-  476 J. T. VAN DE WTNPERSSE, Kirkland, l. c. pag. 141. en anderen, dat men zig zorgvuldig wagten moet , om door te veelvuldige of te ruime Aderlaatingen de kragten der Kinderen niet te zeer te verminderen , en dus door te groote zwakheid deze krampagtige Ziekte veld te doen winnen. De zwakheid , wordt voornaamentlijk meerendeels geneezen door verfcheidene, en inzonderheid in de voorige §. aangehaalde , versterkende middelen, te weeten de Koortsbast, zoo wel op zig zeiven op verfchillende wijze gebeezigd, als gevoegd bij den met Ijzer bereiden Wijnfteen , bloemen van Ammoniac zout met Ijzer, en anderen te vooren aangepreezene versterkende en maag-middelen , vooral de Cachou , daar bij koomende een ligt verteerbaare , voedende en verfterkende leevensregcl, behoorlijke beweeging, koud bad , paard rijden (Zie Sims , /. c.) verandering van lucht, (die zomtijds zeer veel nut doet, volgens de waarneeming van Baster, l. c. pag. 60. feqq. Cullen l. c. §. 1426. Kirkland , l. c. pag. 146. en andere). Vergelijk Huxham , Opera Phyf. Med. pag, 290. Deze zelfde middelen kunnen ook het voedings gebrek afkeeren; ten welken einde ook voedende clyfteeren kunnen dienen. De-  Over den KINKHOEST. 477 Deze zijn de voornaamste toevallen van den Kinkhoest , welker geneezing of verzagting hier plaats fcheenen te vereifchen : terwijl het geneezen der overigen, zig zomtijds bij deze Ziekte voegende, of daar uit voortfpruitende toevallen , gedeeltelijk uit het gene ik in de voorgaande en deze §. heb te berde gebragt, gemakkelijk kan worden opgemaakt; gedeeltelijk j om dat zij eerder volgende Ziektens (morbi fecundarii) dan toevallen der Ziekte zijn, hier ter plaatfe, als buiten het beftek der Vraage zijnde, met opzet niet kunnen behandeld worden. Deze Afdeeling dus, zoude ik zoo wel als de Verhandeling zelve kunnen eindigen, zoo ik het niet nuttig oordeelde nog kortelijk in de volgende §. zommige geneesmiddelen te onderzoeken , welke tegen dit foort van hoest door verfcheidene zeer geroemd worden, of met den fchoonen naam van foort-middelen pronken. Welks onderzoek ik daarom begrijpe geenzints te veragten zijn ; om dat, zoo er een zoodanig geneesmiddel is, men niet behoeft bevreesd te zijn voor de hevigheid of kwaadaartigheid der Ziekte, noch eene groote meenigte geneesmiddelen noodig heeft, niet alleen kosten fpaart, maar ook het leeven van duizenden , nu onfchuldige flagtoffers , en dus een  478 J. T. VAN DE IVYNPERSSE, een roemrugtige overwinning mag behaalen over eenen vijand het Vaderland zeer verderfelijk , en niet zelden eene fchrikkelijke flagting veroorzaakende. §. XIII. Door de foort-middelen zoo wel van deze als andere Ziekten, verftaa ik de geneesmiddelen, die door eene hun bijzonder eigene en onfeilbaare hoedanigheid de Ziekte kunnen geneezen. Om nu over de deugd der foortmiddelen, die tegen den Kinkhoest aangepreezen , en met een goed gevolg gebruikt worden , een juist oordeel te vellen; wordt er vereischt, dat zij niet eens, twee of tienmaal, maar geduuriglijk, gebruikt zijnde, nimmermeer de hoop op eene aanftaande geneezing der Ziekte hebben te leur gefteld; ja zelfs, bij tijds aangewend zijnde, aan de voortbrengfter van dezen hoest, eene fmet van een onbekenden aart op den duur, even gelijk een vergift door een behoorlijk tegengift, haare kragt benoomen en vernield , en dus de Ziekte afgewend hebben. Om nu van deze middelen verzeekerd te zijn , zal ik voornaamentlijk die gene naauwkeurig onderzoeken , die zig eenen grooten naam ver-  Over-den KINKHOEST. 479 verworven hebben, de anderen aan hunne plaats laatende, (want ze allen op te tellen kan ik niet, en kortheids halven mag ik niet). Onder deze tellen wij: ti In de eerfte plaats fchrik en vrees. Deze worden van Willis, diatrib. de Medicam. Oper. 179. in het geneezen van den Kinkhoest aangepreezen, en getuigd daar door fomtijds een fchielijke geneezing der Ziekte gebeurd te zijn ; en er is voorzeeker geen twijfel aan , dat de daar door veroorzaakte aandoening van het Zenuw-geitel in zommige gevallen zeer veel tegen deze Ziekte, uit haaren aart ftuipagtig zijnde , vermag. Of ze echter altijd van nut zullen zijn, kan men met het grootfte regt in twijfel trekken ; daar er niet alleen genoegzaam naauwkeurige en talrijke waarneemingen ontbreeken , die ons van de bijzondere kragt dezer gemoedsaandoeningen zouden kunnen overtuigen , maar men ook uit het gezegde zelve van Willis kan opmaaken , dat zij zomwijlen aan het oogmerk niet beandwoord hebben. Van deze gemoeds-aandocningen althans, ter geneezing der Ziekte aangepreezen , wil ik mij liever volgens Cullen, l. c. §. 1423. wagten , als welke niet hevig zijnde, naauwlijks  48o J. T. VAN DE WYNPERSSE, lijks eenig voordeel zullen doen, en te hevig niet zonder gevaar zijn. 2. Mosch, (Lkhenf) of doos-vormige Mosch, (Muscus pyxidatus vel pyxoides) is van Willis, /. c, pag. 169. Vogbl, Hifi. Mat. Med. pag. 114. Linnjeus , Mat. Med. Regni vege: tab. en anderen , het zij in poeder , het zij met melk of water gekookt , aangepreezen , en van zommigen voor een foort-middel gehouden ; zie Willis de Morbis Convulfiv. I. c. Fokbes, /. c. pag. 107. en Sauvages , /. c. en onlangs is zij van den Geleerden van Woensel , deszelven uitfteekend nut in een hardnekkigen Kinkhoest ondervonden hebbende , op nieuws geroemd in Hifi. de la Societé Royale de, Medicine, Ao. 1778. pag. 294. feqq. En vervolgens ibidem Ao. 1779. pag. 268. leert hij ons de wijze, om ze met water gekookt, en met Mijrthen-firoop vermengd , den Lijder toe te dienen. Deze Mosch voorzeeker , gelijk ook die des Eikenbooms , die insgelijks in deze Ziekte gepreezen wordt, zie Willis, /. c. Vogel, /. c. pag. 112. &c. bezit eene zaamentrekkende kragt, en kan wel iets tot de geneezing der Ziekte toebrengen , door de vezelen te verfterken , en de lijmige vogten te verdun¬ nen.  Over den KINKHOEST 481 nen. Doch, daar ze niets verdienstelijks heeft boven andere verfterkende middelen , die teifens krampftillende ,zijn, ja zelfs veel minder is, en ons een genoegzaam getal getrouwe waarneemingen ontbreeken, waar uit blijkt, dat zij eene bijzondere geneezende kragt bezitte, is het geen wonder, dat zij met den fchoonen naam van foort-middel niet kunnen pronken , en bijna buiten gebruik zijn geraakt. Vergelijk Huxham, Op. Phyf. Med. Tom. I. pag. 100^ 3. De blaaderen van wilde Rofemarijn , of moerasjige Ledum hebben zig ook in Z weeden een grooten naam Verworven, en derzelver gelukkig gebruik hebben boven allen getuigd Linn.eus, Flor. Snee. pag. 126. Wachlin en Wahluom Beriittelfel til. Kongl. Coll. Med. '&s. pag. 157. feq. 212. fq. die deszelfs afkookzel met melk of wei gebruikt hebben. Maar, daar men nu niet in allen gevallen van derzelver. uitwerking overtuigd is, en zijzora^ tijds minder vermogend , dan anderen , geweest zijn, met anderen zaamgevoegd hebben moeten worden , of het gewenschte einde niet bereikten, zie Murray, Not. ad Rosen van Rosenstein, U c. pag. 466. en Appar. Medic. Fol. II. pag. .77. feq. Bergius, Mat. Med] pag. 379. zoo wil ik gaarne aan Murray , VI. Deel. H h tt  482 J. T. VAN DE WTNPERSSE, l. c. toeftemmen, dat dit middel misfchien in lipt begin van den Hoest, om het fmet te vernielen, iets vermag, doch voor een foortmiddel durf ik het egter niet houden. Het bier hier uit bereid wegens het verwekken van den hevigften hoofdpijn en dronkenfchap berugt, oordeele ik, dat niet onder het getal der geneesmiddelen tegen deze Ziekte moet gefteld worden. 4. De Duivels-drek in Polei-water ontbonden, fchijnt men hier ook te moeten melden ; als na welks tijdig gebruik Millar , l. c. pag. 131. feqq. in voorzeiden en zeer hardnekkigen hoest zoo eene heilzaame uitwerking gezien beeft , dat hij naauwlijks eenig ander middel tot geneezing dezer Ziekte noo- <3ig had. Wij verwonderen ons niet, dat zodanig een middel zomtijds zeer vermogend is, zoo wij letten op de zenuw-verfterkende, krarap-ftiliende , voortreffelijk verdunnende en ontbindende kragt der Affa fozlida , en het fpecerijagtig, welriekend, prikkelend, maagverlterkend en flijmverdunnend vermogen van het water, of liever, faj der Polei, die Boilens voor een foort-middel tegen deze Ziekte houdt. Men ontkenne echter niet, dat dit middel, vooral als de Ziekte ver gevorderd, wanneer te groote prikkeling zomtijds ten  Over den KINKHOEST. 483 ten hoogften fchadelijk is, en er zagte ontlastende middelen nodig zijn, dikwils niet te pas komt. Het welk Millar zelfs, l. c. pag. 134- bij ondervinding getuigt: terwijl het fap der Polei aan de venvagting van den grooten Werlhoff, l. c. pag. 692. die het zelve dikwils gebruikte, niet voldaan heeft; en Murray, Appar. Medic. Vol. IE pag. 154. fchrijft, dat het reeds niet meer met den naam van foort-middel vereerd wordt, en ook (Opufc. Vol. II. pag. 312.) berigt, dat hetzelve hem niet voldaan heeft. Om deze reeden derhalven meen ik, dat men deze middelen, het zij alleen, het zij op gemelde wijze zaamgevoegd, voor geene foort-middelen houden kan. 5. Robben-vet met melk gekookt, is ook aangepreezen , zie Rosenstein, /. c. pag. 468. Dat dit middel echter voor geen foort-middel kan gehouden worden, en dus in onbruik geraakt is, is geen wonder, nadien aanhoudende waarneemingen deszelfs nuttigheid niet geftaafd hebben ; wel dat het den hoest verligt, doch niet volkoomen, of zonder behulp van andere middelen, geneezen heeft. 6. Geen wonder is het ook , dat dc Oranjc-blaaderen , wegens hun krampstillend vermogen zeer beroemd in het geneezen van den Hh 2 Kink-  Over den KINKHOEST. 487 Pharmac. Extemp. pag. 206. feqq. de verdunnende, zenuw-verfterkende, en krampstillende kragten geeven ons zeeker veele hoop, om de ftuipen in deze Ziekte daar door te ftillen , en haar te geneezen ; en zulks bevestigen de vvaarneemingen van Home , wegens 't gelukkig gebruik daar van in dezen hoest, die van vier Lijderen, drie daar door fpoedig herfteld heeft , zie Kirkland, /. c. pag. 146. -3— Dat ze echter door eene fpecifieke kragt het fmet niet kan t'onderbrengen , of de Ziekte zeeker geneezen, leeren ons zoo veele vvaarneemingen , waar uit blijkt, dat ze de hoop te leur gefteld heeft, door Sandifort, Not. ad Rosensteinii, /. c. pag. 468. Cullen, c. §. 1424. en Murray, Opufc. pag. 312. en anderen in het werk gefteld : terwijl de Leipziger Roeken-beoordeelders in Commentar. de Rebus &c. Vol. XXVI. pag. 163. feqq. melden, dat door derzelver gebruik, de Ziekte verergerd is. 11. Bevergeil, met den Koortsbast gevoegd, zoo uit- als inwendig gebruikt , worden van Morris Mzdical Obf. and Inquir. Vol. III. Art. 27. en Hannes, Epift. citat. E dit. Alt. pag. 91. die ze met zeer veel vrugt gebruikt hebben, ten fterkften gepreezen. •— Doch het is te bejammeren, dat dit middel, hoe Hh 4 zeer  490 J. T. VAN DE WYNPERSSE, 14. Onlangs is ook boven maaten tegen deze Ziekte , zoo wel als tegen zeer veele andere, aangepreezen de wortel van gemeene Nagelwortel (Radix Gei Urbani, of Caryophyllata) voornaamentlijk bij wijze van een Concervgebruikt. Zie Buchiiave , Obfervat. circa Rad. Gei Urbani &c. pag. 100. feqq. In der daad , deze allernuttigste geurige wortel bezit zagte . uitwaasfemende, zenuw- en maag-versterkende , rottingweerende, misfchien ook koortsweerende en krampstillende , kragten , en kan dus zeer veel tot geneezing van dezen hoest toebrengen , zoo ontleedigende middelen eerst toegediend of bij dezelve gevoegd worden. Het is er echter verre van daan, dat zij alleen gebruikt, onfeilbaar de Ziekte kan overwinnen: het welk ook de gemelde Schrijver zelve niet fchijnt ftaande te houden. Ja mij komt geene reden voor , om uit zijne waarneemingen , die met die van anderen niet wel overeenkoomen , te befluiten , dat zij voortreffelijker foort-middel is tegen dezen hoest , dan de Koortsbast, die zelfs, zoo als dra blijken zal, dien naam niet verdient. 15. Dezelfde Schrijver prijst ook aan de wortel van de groote Nagtfchade , (Radix Belladonnce) van een half tot zes grein, namaa- te  Over den KINKHOEST. 491 te van den ouderdom der Lijderen, met imker tot poeder gemengd , 's morgens en 's avonds toegediend; door welk middel hij, bij tijds geroepen zijnde, den Kinkhoest, in 't jaar 1785. te Coppenhagen heerfchende , dikwijls binnen twee weken geneezen heeft; (Zie Anviisning for Almuen til Belladonna dens nyttige Brug i Kighefte). De reeds bekende kramp-weerende, ftillende , ontbindende, en uitwaasfemende kragten, geevenzeekerlijkeen groot vertrouwen aan dit geneesmiddel; voor het overige, eer men over deszelfs fpecifieke eigenfehap oordeelen kan, zijn er veel meer waarneemingen van nooden. 16. Daar laatende den Aluin, die door zijne zaamentrekkende kragt, in een hardnekkigen Kinkhoest zomtijds zeer veel dienst gedaan heeft. Zie Nieuwe Algem. Vaderl. Letteroeff. I. Deel, Mengelwerk , pag. 96.; als ook de Cachou, door haare zaamentrekkende, verfterkende , maag-verfterkende , rottingweerende, misfehien ookkramp-ïtillende kragt, beroemd, die zomtijds wonderen gedaan heeft; zie Voltelen, l. c, als ook voorbijgaande andere middelen van een kramp-ftillenden, of verfterkenden aart , en dus gefchikt om de Ziekte en Toevallen te verzagten, en de gevol-  492 J. T. VAN DE TVYNPERSSE, volgen te geneezen, doch niet in alle gevallen te pas koomende , (gelijk Murray Opufc. I. c. pag. 312. omtrent den zoeten geest van Zout met firoop van Koraal gemengd aanteekent:) gaa ik eindelijk over tot het onderzoek van het berugtfte geneesmiddel tegen den Kinkhoest, te wceten de Koortsbast. Deze zeer nuttige Schors, en in zeer veele Ziekten van de grootfte kragt, is ook naamentiijk tot geneezing van dezen hoest door Huxham, l. c. pjg. 99, 290, 347. Brendel, Progr. de Tuffi Convulfiva, pag. 6. Strandberg , /. c. pag. 251. feqq. Rosenstein, l, c. pag. 474, Whijst , Obferv. on nerveus disorders , in Works, pag. 636. Hannes, Epift. cit. pag. 76. 79. Edit. Alt. pag. 91. Morris ,W. c. Bisset, /. c. pag. 181. feqq. Millar, l. c. pag. 136. feqq. Mellin, l. c. pag. 50. feqq. Murray , Appar. Med. Vol. I. pag. 596". feqq. Opufc. Comment. VIII. Bikkeb , c. pag. 398 Cullen, l. c. §. 1425. Home, /. c. pag. 134. Kirkland, /. c. pag. 144., en anderen met een gelukkig gevolg gebruikt en geroemd geworden. En , zoo wij den ftuipagtigen aart van den hoest befchouwen, deszelfs gezette wederkomst , den loop der tusfenpoozende of afgaande koortfen volgende,  Over den KINKHOEST. 493 de, deszelfs verfchillende toevallen, en gevolgen , zoo wij de veel vermoogende kragten van dit geneesmiddel, als ontbindende , zenuw-verfterkende, en krampftillendein aanmerking neemen ; kunnen wij aan het groot vermogen van dezen bast niet twijfelen. — Hij komt dus te pas: i". Het zij in poeder, concerv , of af kookzel gebruikt , het zij als clyfteer, of pap uitwendig aangelegd, hetzij deszelfs dik uittrekzel of harst inwendig toegediend, zoo wel op zig zeiven alleen, als met andere krampftillende middelen , vooral met Bevergeil, gevoegd. "Zie Morris , /. c. Murray, Opufc. I. c. pag. 313. Wanneer, na voorafgegaane ontbindende , braak-, en laxeer-middelen , aderlaatingen , &c. en na opwerping der flijm , de hoest wel niet verdwijnt , maar deszelfs hevigheid verminderende , de aanval zonder braaking ophoudt; in welk geval hij van zeer veelen geroemd wordt. 2y. Hoewel de braaking nog niet verdweenen, nog flijm genoeg uitgeworpen is, of in het afgaan der Ziekte , maar ook zelfs in haar begin, moet men zomtijds dezen zeer nuttige bast gebruiken met bijvoeging van ontbindende, zagte braak- en purgeer-middelen , krampftillende en anderen ; zoo  494 J. T- VAN DE WTNPERSSE, zoo de hoest hardnekkig , *kwaadaartig is, of zijn loop niet houdt. Tot ftaaving van deze zaak is het genoeg alleen Murray aan te haaien , die in een hardnekkigen Kinkhoest in het jaar 1772. te Gottingen heerfchende, een 'uitfteekend gevolg uit de gemelde zaamenvoeging gezien, en zijne waarneemingen vermeld heeft, in Not. ad Rofenftenii, l. c. en Opufc. I. c. pag. <$u.fiqq. 30. Ook voldoet hij ten hoogften aan het derde Geneos-inzicht, om naamentlijk door zijne krampftillende, zenuwverfterkende, en kragt-bijzettende eigenfehappen, de toevallen of te geneezen , of te verligten. Dus is de nooit genoeg gepreezen Koortsbast, het zij alleen, het zij met andere verfterkende , krampftillende , en zoo uitals inwendige middelen gevoegd, zeer nuttig tegen de zwakheid, ftuipen, ongereegeldheeden in de ademhaaiing , bloeds-omloop , fpijs-vertcering, en voeding, de koortfen, inzonderheid de uitteerende, longteering, vermagering, voedeloosheid, verftoppingen der klieren van het darmfcheil, Engelfche Ziekte, &c. 't Welk alles uit het bovengemelde gemakkelijk kan begreepen worden , en ik hier kortheidshalven niet verder kan verklaaren. Dit middel wordt dus in zeer vee-  Over den KINKHOEST. 495 veele gevallen van de grootfte kragt bevonden , en geneest de Ziekte, zonder vrees , dat zij weder zal koomen. Dit zelve middel echter, hoe voordeelig het ook zeer dikwijls zij , terwijl het in alle gevallen niet te ftaade komt, zomtijds de hoop die men daar van heeft opgevat, niet voldoet , (zie Voltelen , l. c\ Lettsom , L c.) zomtijds ook waargenoomen wordt , nadeelig te zijn, (zie Huxham, l. c. pag. 299. Bisset, /. c. Comment. de Rebus, Vol. XXVI. pag. 163. feqq.), ten minsten deze Ziekte niet alleen , en door eene bijzondere eigene kragt in allen gevallen zeeker en veilig geneest, kan, dat te beklaagen is, met den uitneemenden eernaam van foort-middel niet pronken. En dus moet men bekennen , hoewel het in verfcheidene opzigten boven de andere reeds gemelde middelen te verkiezen is , dat er tot nog toe geen tegengift bekend is tegen die fmet, die dezen hoest voordbrengt. Aan den anderen kant moet men echter den Koortsbast den verfchuldigden lof niet ontzeggen ; maar den grooten Murray, /. c. pag. 308. toeftemmen, „ dat men onder de ontdekkingen van het grootfte gewigt het voortreffelijk vermogen van den Koortsbast in den  496 T- VAN DE WNPERSSE, den Kinkhoest ftellen moet: tot dat wij die kunst, die ons tot nog toe onbekend is , bezitten , om het beginzel zelve , waar uit hij ontftaat, terftond in het begin der Ziekte , door foortmidde* len te vernietigen."  Over den KINKHOEST. 507 ving eener vreemde ftoffe uit de luchtvaten der longen, doormiddel van derzelver zamentrekkend vermogen , dat door eene vermeerderde fpanning of ftuipagtige werking eene hevige uitademing hervoord brengt. Hechtende er dit denkbeeld aan, dat de luchtvaten, volgens hunne leiding, van onderen na boven te zamengetrokken , de in zich bevattende lucht geweldig fnel na boven werken, om dus gezamentlijk iets vreemds of fchadelijks uit te drijven. Waar uit moet volgen, dat de longen of andere deelen der borst, tot de ademhaling gefchikt, of ook die, met welken zij in een nauw verband ftaan , kwalijk aangedaan of beledigd zijnde, daar door eene als tegennatuurlijke uitademing, dat is een hoest, moete verwekt worden, welke hoe heviger hij zij, ook des te geweldiger de geheele borst, den buik, ja zelfs het ganfche lichaam fchokken moet. De aanprikkelingen van den hoest in het algemeen, het zelfde dan uit welk eene oorzaak ontftaan, (die men het zij in eene werktuiglijke , het zij natuurkundige of wel fcheikundige werking hebbe te zoeken) beftaan in al dat gene , het welk de longen , de longepijps-takken , de lucht-pijp , of het ftrottenhoofd eene moeilijkheid aanbrengt, en  5o8 A. J. 's G R A E U WE N,\ en gemelde deelen beledigt ; gelijk gefehiedc: 1. Door eene fchadelijke lucht, door koude of hitte, zwaarte of ligtheid, fcherpte of ruwheid , ftiiftand, bederf of befmetting zondigende. 2. Door bijna ontelbare nadeelige gebruikte fpijzen en dranken. 3. Door vreemde wezens door het ftrottenhoofd ingegaan. 4. Door fcherpe ftoffen , uit het hoofd afdruipende, of anderzints zich plaatfende op of in het ftrotten-hoofd, en de andere deelen , -tot de ademhaling gefchikt. 5. Door overmaat van flijm , deze deelen inwendig bekleedende, hetzij zulks verdikt, fcherp geworden of bedorven zij ; of wel 6. Door een gebrek aan flijm, droogheid, fpanning of eene andere oorzaak, waar door het inwendig vlies van de longepijpen te gevoelig, te ligt aandoenlijk wordt. 7. Door bloed, wei, etter of eenig ander bedorven vogt of ftoffen daar in vergaderd. 8. Door eene te groote droogte, hitte, ontfteeking, verzweering, de fprouw, of ander werklijk gebrek der longen zelve, zo als in veele borstziekten, en zoms toevallig plaats heeft. Of ook 9. Dóór  Over den KINKHOEST. 509 9. Door eene kvvaade geftalte van de borst, eene ontwrichting of breuk van één of meer ribben, of eene andere uitwendig aangebragte belediging van deze en andere deelen van de borst. 10. Door eene verzwakking, verlamming, kramp derfpieren, tot de ademhaling gefchikt, of uit hoofde haarer belette werking, door pijn , ontfteeking , verwonding of kneuzing der fpieren, zo van de borst als van den buik. Voords 11. Kan ook een hoest uit mcdelijdenheid geboren worden , wanneer namentlijk door prikkeling, of aangebragte Ziekteftofte van andere deelen het geftel der ademhaling wordt aangedaan. Uit welken hoofde een hoest niet zelden gepaard gaat , of veroorzaakt wordt, door verfcheidene gebreken der eerfte wegen , inzonderheid van die der maag, als ook door Ziekten van de lever, milt en het alvleesch, der ballen, enz. Of 12. Ontftaaü toevallig in de Scheurbuik en Waterzucht, door het Venus-fmet, verharde Gezwellen, de Engelfche Ziekte, Uitteering en andere kwalen, gelijk ook zomwijlen bij zwangere Vrouwen , vooral in de laatfte maanden haarer zwangerheid. Of eindelek 13. Kan  5i© A. J. 'sGRAEUWEN, 13. Kan een hoest ook dikwils de voorlooper eener andere Kwaal of Ziekte zijn. Dus neemt de Jigt, om maar een enkel voorbeeld bij te brengen, veeltijds haaren aanvang met eenen zeer lastigen hoest, die den Lijder aantast zommige dagen, voor dat de Jigt zich openbaart, welker vlagen of aanvallen gemeenlijk den hoest ftillen, zo als ik meer dan eens gezien heb. Dan zeer dikwils getuigt de Fleer Lïeutaud gaat de kennis dezer Ziekten met veel moeilijkheid gepaard, waarommen zich geenzin'.s behoeft te verwonderen , indien de wezent* lijke oorzaak van den hoest onoploslijk zij , die bij zommigen, dan eens door het tanden krijgen, dan eens door Wormen, in de eerfte wegen huisvestende, ontftaat ; wordende dusdanig een hoest van den Heere WurjTT als dan een Zenuw-hoest genoemd; fc.hoon deze laatsgemelde ook uit andere oorzaken ontftaan kan , waar van dees Schrijver verfcheidene waarneemingen bijbrengt. Om kort te gaan, men kan een Zenuw-hoest noemen, wanneer hij niet voordkomt uit eenig flijm , verstopping , of andere prikkelende oorzaak in de longen zelve, maar uit medegevoel met eenige andere deelen, wier zenuwen op eene nadeelige wijze worden aangedaan. Intusfchen  5Ta A. J. 'sGRAEUWEN, zelfs oorzaak niet evengemelden wel overeenkomt, doch in graad aanmerklijk daar van verfchilt; zijnde eene Ziekte , die het ganfche lichaam fterk aandoet, en zo door haare hevigheid als langdurigheid allermoeilijkst is; wordende dus genoemd, om dat dezelve in de daad door eene vloeiing-ftoffeontftaat, en wel inzonderheid tot oorzaak heeft eene Ophouding, beweeging en verplaatzing vooral der wei-vogten van de oppervlakte des lichaams en der uiterfte ledenmaten na de longen : zijnde dusdanig een Lijder nimmer vrij van huiveringen en koortlige beweegingen , die zich des avonds wel het meest vertoonen. Deze is na de verfcheidenheid der voorwerpen , welken hij aantast, of vogtig of droog. De vogtige komt meest den bloedrijken en flijmige lieden aan , die wegens de zagtheid hunner fpiervezelen en zenuwen een grooter overmaat van wei- en flijmige vogten hebben, gelijk zulks ook meer bij de Vrouwlijke, dan bij de Manlijke Sexe , plaats heeft , bij' de Kindsheid , tedere Jeugd en bejaarde lieden meer, dan bij de Jongelingfchap en in den Manlijken leeftijd. 'Terwijl de droogen hoest meer den miltzuchtigen , fcheurbuikigen , kwaadfappigen, die van eene dorre of drooge lichaamsgefteldheid zijn, of ook dezulken, die van een  5T4 A. J. 'sGRAEUWEN, deeleri, welke zo allernauwst met die tot de ademhaling gefchikt, verbonden zijn, geweldig aandoen, en zulks wel meest, wanneer de maag van fpijzen ledig is; gaande gemeenlijk yerzeldmet eene anderendaagfchekoorts: zijnde intusfchen dezulken, volgens het getuigenis van Hippochaies (4), daar aan meest onderhevig, die aan eene aanhoudende Koorts ziek zijn. En deze heeft ook zijne bijzondere kenteekenen, welken zijn: een afkeer van fpijzen of verlooren eetlust, Hinkende oprispingen, winderige opfpanningen der maag, gebrekkige fpijsverteering, pogmg tot braken, maagpijn, gevoel van zwaarte in dezelve, en Prikkeling om te hoesten, welke prikkeling het eerst gevoeld wordt omtrent het harteputle : waar op eindelijk eene van zelf komende of door kunst gemaakte braking verligting aanbrengt, waar uit men billijk moge befluiten, dat dezen hoest door de kwaade Holten, die in de maag huisvesten , gekoesterd en verwekt worde Terwijl een miltzugtigen hoest, volgens meergenoemden Hoefman, geboren wordt uit dikke, onzuivere, wei-agtige Hoffen, die door medewerking der kramp-agtige beweegiagen en winderige opfpanningen van den buik , (4) In Libro II. Epidcm.  Over den KINKHOEST. 515 ha de borst en longen gedreven worden, doende des te meer aan, als eene groote koude of , gemoedsaandoeningen , a's zo veele toevallige oorzaken , zijn voorafgegaan j zijnde dezen hoest uit de daar mede gepaard gaande opfpanningen loozing van winden, krampen in de ingewanden, en andere toevallen der Hypochondrie, kenlijk; 'Hebbende men in het ali gemeen, volgens het zeggen van voornoemde : Schrijver aan te merken, dat allen hoest, dié met tusfenpozen komt, aan een overmaat van ; kwaade ftoffen in de maag, of liever in den twaalfvingerigen darm, huisvestende, zijnen oorfprong verfchuldigd zij. Eindelijk zegt Hij: dat ook dezen hoest opmerking verdient, welken hebbelijk (Jiabitualis) is, en den naam van zinkingagtigen Vloeiïng-hoest (CatarrhoRheumatica TuJJis) verdient; hangende voornamentlijk af van eene verflapping der klieren in de keel, het verhemelte en de ftrot gelegen , die dikwils veele jaaren met eene gedurige uitracheling aanhoudt, en gepaard gaat met eene gebrekkige fpijsverteering, en lang: zame vermagering en uitteering van het gan: fche lichaam. Zijnde waterige gefteldheden en dezulken, die een zittend leven leiden, 1 die gedurig nagtraven , of zich te veel aan den drank overgeven, het meest daaraan onKk a der*  Si6 A. J. 'sG RA EU WEN, dei hevig. Ik zoude, liet zulks mijn beftek toe., bij dit aangehaalde nog oneindig meerder kunnen voegen ,fchoon ik vertrouwe, dat dit weinige eenigzints voldoende zijn zal, om daar uit te kunnen opmaaken , welk een aan. merkelijk verfchil tusfchen deze en gene zoorten van hoesten en derzelver oorzaken plaats htbbe , en waar in dezen wederom zijn onderfcheiden van den Kinkhoest, wiens aart en eigenfcnappen ik thans nader zal overwegen. De Kinkhoest toch , gelijk de Baron van Stoiik niet ten onregte aanmerkt , is eene zeer gevaarlijke Ziekte , die meestin het Vooren Na-jaar wordt waargenomen, en dikwils veele perfonen plotfelijk aanvalt; zeggende: dat dezelve als dan eene heerfchende en aan■ftèekende Ziekte zij. Hij wordt van de Franfchen Coqueluche genoemd, dewijl men meende, dat dezelve, zo als de Heer Rosen van Rosenstein zich uitdrukt yvoordkome uit vogten , die uit het hoofd na beneden zakken, en dat men dezelve zoude kunnen genezen door het hoofd met, eene muts warm te houden. De meesten egter , en onder dezen de meergemelde Heer Lieutaud , {lellen, dat de Kinkhoest van eenen zinkingagtigen aart zij, en dqor zijne verheffingen of aanvallen van de  Over den KINKHOEST. 517 de andere foorten van hoesten duidelijk genoeg zij te onderfcheiden: „ ook ontbreekt „ er," zege Hij: „ die borstontlasting, die ,, bij volwasfenen de zinking-ttoffe gewoon „ is los te maken, geheel, vallende dik wils met een groot geweld aan , zo dat het aanj, gezicht zwartagtig paersch worde , het ,, bloed uit den neus en mond fpringe, enz. waarom het geenzints te verwonderen is, dat op dien tijd eene braking (zonder welke ook zelden zijnen aanval ganschlijk op„ houdt) verwekt worde, de pis onwilhg afloope, en de buik zich ontlaste; daar een 3, eenvoudigen Zinking-hoest, ligter of zwaar„ der, van eene enkele prikkeling, of aan,, doening der locgen, of der luchtpijp ,, ontftaat." De Heer Home, die ook van dit gevoelen is, zegt: dat het Hem toetchijne, dat dezelve voordkomc uit eene meer dan gewoone prikkelingder deelen , door eene Zinking aangedaan, en .eene meerdere flapheid en prikkelbaarheid van het ganfche lichaam , doch inzonderheid van de maag. Terwijl de Heer Vogel van gedagten is, dat uit deszelfs toevallen en uitwerkingen overvloedig biijke, dat hij gedeeltlijk van eenen zinking-agtigjn aart zij, gedeeltelijk uit eene bedorven fpijsverteering ontfla, en gedeeltelijk ook van een Kk 3 fcher-  5i8 A. J. 's G R A E UWEN, fcherper waterig vogt (Lympha) afhange, Daar de Heer Fr. Hoffmann wil, dat dezelve van eenen vloeiïngagtigen, dat is Rheumatieken aart zij, en wel den hoogften trap van eenen Vloeiïng-hoest uitmake. Dus fchrijft Hij: „ den hoogften trap van eenen Vloeiïng„ hoest bepaalen wij onder de benaming van a, Kramp- of Kinkhoest: Dezen woedt en tast „ de Lijders met zulk een geweid en fchokking „ van het ganfche lichaam aan , dat men zom„ tijds denke, dat zij daar in zullen flikken; „ als wanneer men van de Kinderen zegt: fit bleiben auffen (*). Dan eens, doch meest „ inden beginne, is hij droog, en doet of „ in het geheel geen , of ten minsten zeer wei„ nig dun , min of meer fcherp vogt loozen. „ Dan eens is hij vogtig, en doet als dan een „ blauw-agtig, en dikwils zeer taai, fnotte„ rig flijm, na voorafgegaane allermoeilijk„ fte pogingen , ontlasten-." enz. Niet zelden komt er ook Hik bij, de maag wordt tot moeilijke brakingen aangezet en wat dies meer is, waar over in het vervolg iets nader, Voords om dat men dikwils, zo niet den meesten tijd, waarneemt, gelijk deHeerRosEN van Rosenstein wil, die zulks als het egte kenmerk (*) Wij zouden zeggen: zij blijven er in.  Over den KINKHOEST. 519 merk van den Kinkhoest aanmerkt, dat bij om den anderen dag geweldiger aanvalle, en hier in mee eene anderendaagfche koorts overeenkome. Ook zijn zommige Geneesheeren , na het fchijnt, van denkbeeld geworden, dat hij van een en denzelfden aart, als de tusfenpozende koortzen zij, het welk zij uit deszelfs vernieuwde aanvallen, en daar op volgende vrije tusfenpozen , meenen te moeten opmaaken. Wordende zulks door den Heere Morris in alle opzichten bevestigd (5). Eenige malen zag ik ook, dat hij om den anderen dagverergerde; zelfs is mij door de Moeders, Oppasfers of Vrienden der Kinderen een en andermaal verzekerd, dat hunnen hoest om den derden dag verfiimmerde en heviger ware. Ik zag zulks eene enkele reis bewaarheid; doende mij dit eenigermaten overtuigd zijn van de w.aarfchijnlijkbcid zijner overeenkomst met de tusfenpozende koortzen. In welke gedag ten ik , deszelfs zo even opgenoemde vernieuwde aanvallen en vrije tusfenpozen, het zij die kort of langzaam op elkander volgen, in aanmerking nemende , nog mcer- (5) In Medical Obfervat. and Inquir. Vol. III. p. 28a. te vinden in de Nat. en Geneesk. Biblioth. van den lleere SArvDiFORT, VI. Deel bladz. z6~. en volg. Kk 4  Over den KINKHOEST. 521 Stuk van derzelver Verhandelingen , bladz. 509. Hoe men nu ook over den aart dezer Ziekte moge denken, komt het mij alleraanneemlijkst voor, dat dezelve gedeeltlijk met eenen -Zinking-hoest, en gedeeltlijk met eenen Maaghoest overeenkome, gelijk deszelfs Kenteekenen, en de daar mede gepaard gaande Toeval! en en Gevolgen , zulks na mijn inzien niet onduidelijk aantoonen. Voords om dat hij juist den zulken des te eerder aanvalt, die een aandoenlijk zenuw-geitel hebben , dat zeer tot kramp-of ftuipagtige beweegingen overhelt, gelijk de Kinderen, bij welken hij om die reden allergemeenzaamst is, als ook om dat in derzelver maag veel meer eene ophooping van zuure, fcherpe, of ook wel galagtige ftoffen plaats heeft, welke ftoffen , door derzelver prikkeling, gevolglijk ook het ftrottenhoofd, dat zo zenuwrijk is, en het zenuw- en klieragtig vlies, dat de luchtpijpjes der longen bekleedt , aandoet, waar door een ftuiptrekking en fchokking van de borst ontftaat, met eene geweldige poging, om die ftoffe door den hoest uit te drijven, wordende de maag, meest altoos door dezelfde oorzaak, gelijktijdig tot braking aangezet, zonder welke ook zeldzaam zijnen aanval ganschlijk eindigt. 5 Zoms  522 A. % 'sGRAEVWEN, Zoms echter , gelijk ik reeds te voren aanmerkte, is hij droog en neemt zodanig toe, dat men met reden voor eéne ftikking bedugt zij, vooral zo de (lijmen zo taai zijn , dat zij zich , nog door den hoest, nog ook door de braking, willen doen loozen, Het een en ander zal in het vervolg nog nader blijken. Ik ga dus tot het onderzoek van deszelfs Zitplaats , als hot tweede gedeelte der opgemelde Prijs-vrage over. ' Zeer verfchillende is het gevoelen der Geneeshceren aangaande deszelfs eigentlijke Zitplaats. Veele ftcllen dezelve in de maag, of onderftellen, dat hij daar uit voordfpruite, en wel om dat verflappende borstmiddelen, daar tegen gebruikt, fchadelijk , en bittere maag-middelen nuttig, bevonden zijn: van welke gedagten ook de Heer Arand is, en zulks om eveiigemelde redenen, bevestigt (7). Even zo berigt de Heer Nielen (8), dat zijnen voornamen zetel in de maag gefteld wor- (7) Zie deszelfs Obfervat. Med. Chirurg. Obl'. IX. pag. 44. (8) Op de te voren aangehaalde plaats.  Over den KINKHOEST. 523 worde. Anderen zoeken dezelve in de longen, en weder anderen gelooven, dat hij in beiden zij; terwijl nog anderen beweeren , dat hij in de luchtpijp en den flokdarm, of gelijk de Heer Schrage zich uitdrukt (9), in de opper-luchtpijp of in het flokdarms-hoofd huisveste; of eindelijk,1zo als een zeker fchrijver fielt, dat hij in de eerfte wegen zijnen Zetel hebbe, en uit eene aandoening van de darm-buis ontfla. Dan de Heer Fr. Hoffman (10) fielt dezelve meer bepaald, en wel in het zenuw-agtig vlies der maag: zeggende: „ Het medegevoel der maag met het middelrif en de longen vertoont zich allerduidlijkst in den Kinkhoest , uit rauwe fcherpheden in de maag oorfpronglijk, waar door ik zo een geweldige fchokking van de borst gezien heb, dat eene hevige en herhaalde niefing met eene ongewoone ontlasting van vogt en bloed uit de neus daar op volgde." (11) „ Altoos toch, dus fchrijft Hij weder op een andere plaats (12): is er eene zo geweldige fchokking van de geheele borst bij, met een diep en (9) Iu deszelfs Geneeskundig Zakboekje, bladz. 61. (10) In ejus Medic. Ration. Sy/ïem. Tom. III. pag. 51. (11) Ibid. pag, 104. (12) Loco prius citatou  524 A. J. 'sG.RAEUWEN, en hol geluid , die na het nuttigen van fpijzen, als ook na koud drinken of een gebruikt zuur vermeerdert; lijdende in dezen hardnekkigen hoest wel het meest de boven buiks zijden ; ook heeft er niet zelden eene fcheurbui/ kige gefteldheid of kwaadfappigheidbij plaats, of des Lijders bloed is met veele fcherpe zoutdeelen bezwangerd , waar door het gebeurt, dat men zoms een uitflag van de huid daar op zie volgen. Dan de ftoffe in den twaalfvingerigen darm fchuilende , zó als dikwils in tusfenpozende , vooral inanderendaagfche koortzen (dezen hoest veeltijds verzeilende), gelijk ook in miltzuchtigen, plaats heeft, vertoonen zich zuure oprispingen en winden, zo wel in den aanval, als na eene voorafgaande huivering, waar op dan ligt eene braking , die zeer galagtig en zuur is, volgt." Terwijl de Heer Strandberg (13) van gedagten is, dat deze Ziekte befta in krampagtige beweegingen, die bij tusfenpozcn aankomen, fchielijk en .kort op elkander volgen , en in die deelen, door welker kragt de in de long gehaalde lucht wc- (13) In deszelfs onderzoek over den Kinkkoest; te vinden in de Geneesk. Verhand, der Koning!. Sweedfche Academie, uitgegeven door den Heere j. B. Sandifgrt, I. LVel, bladz. 276.  Over den KINKHOEST. 525 weder wordt uitgedreeven, haaren Zetel bebbe. En de Heer Millar zege bijna het zelfde, en wel: dat den Kinkhoest veelal overeenkome mee eene krampagtige aamborstigheid , en bijzonder met die , welke hij omftandig befchrijft (14), en in het Najaar van 17551 in verfcheidene Graaffchappen van Engeland, algemeen heerschte; en waarlijk niet geheel ten onrechte. Dan om zulks hier ter plaatfe te berigten , zoude mij te verre doen uitweiden. Ik zal derhalven alleen het in weinige woorden zo veel bet gezegde van den Heere de Sauvages (15), dat eenigzints met mijne denkenswijze ftrookt, hier nog bijvoegen: „ dat men (namentlijk) niet wete, welke de „ eigentlijke Zitplaats van het eerfte beginzel „ dezer Ziekte zij ? " De grootfte waarfchijnlijkheid echter doet zich op , .om haare Zitplaats in de maag te zoeken, gevende tot deze Helling de overweging haarer Oorzaken , Toevallen en Gevolgen, doch inzonderheid derzelver best bevonden geneeswijze, wel de meeste aan- -'uii.ud ;/.,;::rt- ..... yp d:*oj 19 '<:■ 1 (14) Zie deszelfs Obfervations en the A/ihma, and on the Hooping-cough, London 1769. zijnde een uittrekze! bier van medegedeeld door den Heere Eo. Sandifort in zijne Natuur- en Gen,eik. Bibliotheek, VIII. Deel. (15) In Nofologia.Methodka, pag. 651.  $26 J. f. 'sGRAE U WEN) aanleiding, offchoon het alzints zeker zij, dat derzelver Ziekteftoffe haare nadeelige uitwerking ook op de borst, en vooral op de longen , de luchtpijp en derzelver takken , uitoefene, en gemelde deelen, bij de aanvallen van dezen hoest, wel het meeste hebben te lijden. Dit weinige zij dus genoeg ter ontdekking van mijn gevoelen deswegen; wordende het tijd om tot het onderzoek der Oorzaken van deze Ziekte overtegaan, zullende dit het derde onderwerp der opgegeven Prijs-vragë uitmaaken. Zeer veele Geneesheeren merken de Lucht aan als de algemeene Oorzaak van alle Epidemifche Ziekten; ftellende, dat eene bijzondere fchadelijke ftoffe, in of met dezelve rondzweevende , zommige Ziekten verwekke. Daar zij integendeel de oorzaak van andere kwalen van eene, fchielijk op elkander volgende, verwisfeling der luchtsgefteldheid afleiden , en waarlijk niet zonder grond. Wat het eerfte aangaat is er toch , en dit kan mijns bedunkens niet ontkend worden , één zeker iets , dat op zekere tijden van het Jaar, dan eens meerder, dan eens minder, in de Lucht plaats heeft, dat eenen niet geringen invloed op het men-  Over den KINKHOEST. 52? menfchelijk lichaam heeft, eene gistende ftoffe, die het bloed aandoet , deszelfs waterwei- en gal-agtige deelen, dan eens te veel in beweeging brengt, bederft, rottig of fcherp maakt, dan eens die vogten in haaren loop doet vertragen, verdikken , ontfteken, en wat dies meer zij. Dan wij weten dit flegts uit de gevolgen. Hierom drukt de Heer Kamp (16) zich na mijne gedagten niet oneigen uit, als Hij zegt: ,, Het is voor ons nog onbe,, kend, wat voor een ding in de Lucht het „ is, het welk zo veel onheil fticht." — Men fchrijft dus de Pest, de Kinderziekte , deMaa* zelen en zoortgelijken aan dusdanig eene fchadelijke, en in de Lucht omzweevende, ftoffe toe; daar men in de tweede plaats den oorfprong der Ontfteking- Rot- en andere boosaartige Koortfen en Zinking-ziekten van eene fchielijk veranderde luchtsgefteldheid afleidt. Hoe nu eigentlijk de Kinkhoest ontfta, en waar uit zijne oorzaken af te leiden zijn y ftaat mij te onderzoeken. Voor en aleer ik hier toe overga , komt het mij niet geheel ondienstig voor hier ter plaatfe eenige melding te maken van het gevoelen van den Heere Fr. Hoff- 06) Zie deszelfs Verhandeling over de Hypochondrie, klad?, 66.  528 A. J. 'sGRAE UWEN, Hoffmann , nopens de wezentlijke oorzaak van den Kramp-hoest, welke in zo een nauw verband met den Kinkhoest ftaat, en welkers oorzaak voor een groot gedeelte , ook tot den laatsgemelden betrekkelijk kan gemaakt worden. Zij beftaat dan, volgens zijne gedagten, in een dun, fcherp , en als brandend vogt , geplaatst op de gevoelige vliezen der luchtbuizen, dezelve geweldig aandoende; of wel alleenlijk op het ftrottenhoofd en de luchtpijp , gaande als dan verzeld met eene gedurige en allermoeilijkfte kitteling inde keel; of zo veel lager in de luchtpijpjes der longen, als wanneer eene hevige en felle poging om te hoesten verwekt wordt. Wordende dit vogt wel voornamentlijk geboren, uit eene kwade, vuile en fcherpe ftoffe, die van de uitwendige deelen , of uiterfte ledematen des lichaams, of niet genoeg uitgedreven, of door eenige andere oorzaak, doch meest door koude, te rug gevoerd , en na de longen is verplaatst geworden. „ Waar uit wij leeren," dus vervolgt Hij: „ hoe een ingeflagen of te rug „ gedreven Schurft, Hairworm, Dauw-worm „ des hoofds, Rofen-drup of Wijn-puisten „ en andere te rug gedrevene Huid-ziekten , ,, zweterige Voeten, ontijdig genezen Zwee„ ren , Jigtige en Podagreufe ftoffen dusda: » nig  Over den KINKHOEST. 529 )i nig eenen Kramphoest kunnen verwekken." En wat is ook anders de reden , dat ik er dit nog bijvoege, dat de Maazelen denzelven dikwils vooraf of mede gepaard gaan, of wei volgen , en dusdanigen langdurigen en lastigen hoest verwekken ? Zeker niet anders , dan dat deze fcherpe Maazelftoffe tot die edele deelen, die tot de zo noodzakelijke ademhaling gefchikt zijn , te rug gedreven zij, en dezelven zo geweldig aandoen (17). Voorts kan een kramp-agtigen hoest, volgens denzelfden Schrijver, door het ophouden der anders gewoone ontlastingen , als die der Stonden, Aambeien, enz. ontfiaan, en wel zo één , die op gezette tijden weder komt. Zijnde het bekend , dat de maag en ingewanden door derzelver bijzondere gefteldheid, en eigen maakzel , grootendeels uit zenuwen en fpiervezelen beftaande, zeer aan krampen onderhevig zijn , waarom men zich geenzints hebbe te verwonderen, dat die Ziekten , die uit krampen der eerfte wegen geboren worden, 2o dikwijls haare tijdperken en gezette tijden houden , gelijk zulks uit den aart der tusfenpozende koortfen overvloedig ken- lijk O?) Vergelijk het gene deswegens aangeteekend is inde Aiïa Natu, Curios. Dec. III. Öb'f. XI. pag. 25. VI. Deel. LI  53o A. J, 'sGRAEXJWEN, lijk is (18). — Dan niet zelden , (dus getuigt dees beroemde Schrijver al verder), maakt een vloeiïngagtigen Kramphoest (Rheumatica convulfiva Tuffis'), uit eene gemeene oorzaak , t. w. uit eene kwaade gefteldheid in de Lucht, ontftaande, en in veele Landftreeken algemeen heerfchende, eene groote flagting. Doende zich meest voor in den Herfst en het Winter faifoen , indien dezelve te voren zagter en warmer, door de waeijende Zuide winden, geweest, en daar op fchielijk in eene koudere gefteldheid, door bijkomende Noorde winden , veranderd zij. Vooronder, {tellende Hij, dat de oorzaak van dezen algemeen heerfebenden hoest- meest in dusdanig eene luchtsgefteldheid moetc gezogt worden , die met fchadelijke nevelen en ftinkende dampen vervuld, of met andere fcherpe , ja zelfs vergiftige ftoffen bezwangerd is. Daar toch deze deeltjes, wanneer zij worden ingeademd niet alleen eenen zeer bezwaarden Hoest, maar zelfs ook de Sprouw, denzelven niet weinig verergerende, verwekken. Bovendien, dus (18) De oorzaken der Periodieke Ziekten kan men in deszelfs meermaals aangehaalde Werk Tom. II. pag. 141. en Volg. omftaudig vinden befchreven , werwaard ik den Geeerden Lezer wijze.  Over den KINKHOEST. 5^ dus meldt Hij wijders, heerfchen ookzomwij. len dusdanige hoesten algemeen in de Lente, die met eene heeschheid gepaard gaan, en hunnen oorfprong ontleenen van zoutagtige fcherpe uitWaasfemingen, in de lucht zich ophoudende , welken des Winters in de aarde befloten , door de warmte der Zon uitdampen , en door de inademing zich plaatfen op de kliertjes, alom door de longen en derzelver luchtvaten verfpreid (ro). Dat dit medegedeelde nu op den eigentlijken gezegden Kinkhoest alzints toepaslijk zij, zal uit de volgende berigten nader blijken ; waar bij ik de gevoelens van andere Schrijvers , gelijk ook de mijnen nopens deszelfs oorzaken zal opgeven. Dus merkt in de eerfte plaats de Heer ƒ. Hoffmann aan: dat de belette uitwaasfeming j ais'deszelfs eerfte oorzaak, moeste befchouwd' worden; fchoon Hij ook eene medewerkende fchadelijke ftoffe, in de lucht omzwevende , meent te moeten befchuldigen. Hij nam denzelven waar, wanneer op eenen heeten Zomer een kouden Herfst volgde, en zag deze Ziekte (19) Waarover men kan nazien Hippocrates Epide-.n. VI. Sect. 8. Senin£rtus de Fehribm, Libr. IV. Cap. 17. Sijdenh.mi en anderen. LI 2  532 A. 's G RA E UWEN, te algemeen heerfchen in den zeer kouden Winter, en het daar op volgende Voorjaar van 1709. De voortreffelijken Ziektekenner Sijdenham, nam denzelven in de maand November desjaars 1679, na dat in de vorige maand Oétober zeer veel regen gevallen was, waar: fchrijvende dus zijne oorzaak aan deze veranderde luchtsgefteldheid toe. En de Heer Huxham fchijnt dit te bevestigen: hebbende deze Ziekte op onderfcheiden tijden waargenomen , doch meest bij eene vogtige en koude luchtgefteldheid (20) Dan de Heer Vogel ftelt: dat, fchoon dezelve wel op alle tijden van het Jaar, waar in fchielijk op elkander volgende wecrs-verwisfelingen van koude in hitte, en van hitte in koude, plaats hebben, als mede , door de lichaamen lang aan regenagtig weder en koude winden bloot te ftellen , ontfta , hij veeltijds als eene Volkof Land-ziekte, doch zonder befmetting heerfchende , moete aangemerkt worden , als me- (20) Zie hier over na de Verhandelingen van den Heer J. C. Mellin, von dem Kcichhuften der Kinder wekker i'n dem Jahren 1768. und 1769. in Langcnfalza herrfch, te. Door den Heer Ed. Sandifort in zijne Natuur- en Geneeskundige Bibliotheek, X. Deel , bladz. 39'- en volg. medegedeeld.  Over den KINKHOEST. 533 mede dat de algemeene heerfching van dezen hoest ten aanzien van deszelfs hevigheid en kwaadaartigheid aanmerkelijk verfchille; meenende uit de daar mede gepaard gaande toevallen , en deszelfs uitwerkingen te moeten opmaken, dat hij gedeeltlijk door eene Zinking-ftoffe, gedeeltlijk door eene bedorven fpijsverteering,gedeeltlijk ook door een fcherp waterig vogt, (zo als ik reeds te voren mededeelde) veroorzaakt worde. Terwijl de Heer Mellin deszelfs oorzaak al mede aan eene veranderlijke luchtsgefteldheid toefchrijft. Dus berigt Hij: dat de Somer van het Jaar 1768. zeer warm en droog was, het begin van den Herfst zeer koel en vogtig , en dat men in de volgende maanden veel mist, regen en koude had, meenende hier uit te mogen befluiten , dat deze Ziekte van gemelde luchtsgefteldheid zij af te leiden. Het zelfde bevestigt ook de Heer Zückert met te zeggen : dat als op eenen kouden natten Winter te vroeg een heet Voorjaar ontftaat , men doorgaands eene Epidemie van Catarrhale Ziekten, die met min of meer kwaadaartige koortfen , met of zonder uitflag gepaard gaan, te wagten hebbe. Dat, als op eenen zagten Winter eene koude drooge Lente, met eenen fterken Noorden wind volgt, er eene EpideL1 3 mie  Over den KINKHOEST. 535 ring in ons lichaam maake , geüvenredigd aan het vermogen en de duurzaamheid van derzelver oorzaak. Wanneer dus op eene groote hitte ichielijk eene vogtige koude volgt , wordt de uitwaasfeming, die te voren vrij en onbelemmerd, ja zomwijlen overvloedig was, belet, de zweetgaten gefloten en verftopt, en de zo noodzakelijke uitwaasfemende ftoffen blijven te rug en plaatfen zich op het een of andere inwendige gedeelte des lichaams, waar van de gevolgen genoegzaam bekend zijn. Dan bijzonder is eene verplaatzing dezer ftoffen na de longen allernadeeligst, verwekkende niet zelden eenen allermoeilijkften hoest, welken men , zo hij niet te hevig is, gewoonlijk eenen hoest uit Verkoudheid of Zinkinghoest noemt; doch zwaarder geworden en met ftuiptrekkingen verzeld gaande; gelijk veeltijds bij de zulken en vooral bij Kinderen, wier uitwaasfeming zeer ligt belet wordt, uit hoofde hunner natuurlijke tederheid , en onderhevig, heid aan ftuipen, plaatsheeft; kan men dezelve mijnes bedunkens zeer wel als eene aanleidende oorzaak van den Kinkhoest befchouwen. Waar bij men hebbe te voegen eene of meer dezer volgende voorfchikkende oorzaken , als: 1. Eene voorgefchiktheid, ontftaande uit L 1 4 eene  536 A. J. 'sGRAEUWEN, eene volbloedigheid , of wel eene te groote overmaat van gezonde vogten en eene meerdere opvulling der vaten, als tot de voeding des lichaams nodig is , waar uit verfcheiden gebreken , eene verdikking der vogten en uitzetting derzei ven, als ook ontfteekingen geboren worden. Zijnde dit alles, gevoegd bij eene ffille en zittende levenswijze, eene koude en vogtige lucht, flegte lijmige en verftoppende voedzels, enz. bijzonder gefchikt, om eene algemeene traagheid der lichaams vermogens te veroorzaaken, de fpijsverteering te benadeelen, de zo noodwendige uitwaasfeming en andere vogt-affcheidingen te ftremmen , het zenuw-geftel kwalijk aan te doen, en gevolglijk een groot aantal ongefteldheden te verwekken , welken men als zo veele voorfokkende-, of gelegenheid gevende , oorzaken ter voordbrenging, ten minsten ter bevordering, dezer Ziekte kan en mag aanmerken. 2. Eene voorgefchiktheid, het zij die ontfta uit eene ongeregelde levenswijze, of wel door eene flegte opvoeding of kwade behandeling der Ouders , voordfpruitende uit onachtzaamheid, of kwalijk geplaatfte liefdevoor hunne Kinderen, in eene verkeerde opvolging hunner begeertens , door ze op te proppen met allerhande lekkernijen van gebakjes, en an-  Over den KINKHOEST. 537 andere flijmverwekkende dingen ; door ze te fterk te broeien, te warm te kleeden, enz. met één woord door ze ongezond te maaken en zieklijk te houden. 3. Eene voorgefchiktheid, die men niet zelden befpeurt bij Kinderen van geringer lieden, wier Vaders Handwerkslieden, die een ftil en zittend beroep hebben , of lediggangers zijn, en wier Moeders een lui en vadzig leven leiden, die zich hunner eigene gezondheid even weinig bekreunen, als die van hunne Kinderen, gewoon zijnde flegt voedzel te nuttigen, en zich herhaalde keeren des daags in warme waterige verflappende dranken te buiten te gaan ; die zeiven zwak zijnde, hun Kroost in deze hunne zwakheid doen deelen , en zich onthouden in kleine bekrompen en dikwils koude en vogtige wooningen, die buiten dien nog veeltijds vuil en morsfig, en gevolglijk ongezond zijn. Kluisterende hunne Kinderen bij aanhoudenheid en te veel in de zogenaamde Kinderftoelen , waar mede zij hen dan nog dikwils voor , of aan een open deur in de togt zetten, en om hen te doen ftille zijn een zo gezegd Lokkertje (22) in den mond ftee- (22) Dusdanig een ding is hier ter plaatfe , en in on- LI 5 ze  538 A. J- 'sGRAEUWEN, fteeken, of eenen onrijpen appel, peer, of ander ontuig in de handjes geven, om ze mede te paaijen, waar van de gevolgen meer dan genoeg bekend zijn. 4. Eene voorgefchiktheid, ontftaande door eene voorafgegaane Ziekte , als de Pokjes , Maazelen, Roodvonk, enz. waar doorniet zelden veele fcherpe ftoffen in het lichaam te rug blijven , die als eene medewerkende oorzaak kunnen befchouwd worden, of die ten min- ze nabuu'rfchap, meer dan elders bekend, en, vooral bij het gemeen, in het grootfte misbruik; beftaande uit .een doekje waar in een weinig gekaauwd brood ,bifchuit, of iets anders, met wat fuik-er of gemeene fijroop zoet gemaakt , ter grootte van het lid van eenen vinger, gedaan en vervolgens toegedraaid, of toegebonden wordt , het welk men als dan (en veelen doen dit genoegzaam zonder eenige tusfenpozing, het eene voor, het andere na, zo wel des nagts als bij den dag) den Kinderen in den mond propt, om aan te zuigen , en dus het fchreeuwen te beletten, 'door welk geftadig zuigen eene meer dan natuurlijke affcheiding van het Speekzei plaats lieert, dat zij dus altijd met 'een goed gedeelte luchts inzwelgen, waar doör derzelver tedere maagjes worden opgevuld en verflappen, de fpijsverteering belet,, de voeding benomen , de gewoone Ontlastingen vertraagd en andere nadeelige gevolgen geboren worden, niet zelden gevolgd van eene groote vermagering, ja zelfs van eene gehecle uitreering des lichaams, zo als ik meer dan eens «zien Heb.  Over den KINKHOEST. 559 met een enkel woord gewag van het zeggen des beroemden Rosen van Rosenstein : dat het egte kenmerk van den Kinkhoest zij, dat hij om den anderen dag verergere. Zijnde mij de waarheid hier van ook meer dan eens gebleken, daar ik waarnam, dat veele Kinderen zich om den anderen dag flimmer bevonden, of wel dat de aanvallen van den hoest als dan heviger waren. Dan hoe dikwils ik zulks ook mogte ondervinden, ' heb ik ook bijna even dikwils het tegendeel daar van befpeurd; doch te gelijk ontdekt, dat het zelden of genoegzaam nooit gebeurde, dat niet deszelfs eenen aanval fterker ware, en langer duurde, dan den anderen. Blijkende hier uit, dat deze Ziekte zich zelve niet altoos gelijk zij. De Heer Mellin (26) bevestigt zulks alzints overtuigend, en ondervond dit allerduidelijkst, in die, welke van September 1768, tot het midden van Maart des volgenden Jaars 1769, aan zeer veele plaatzen, en ook te Langenfalza, heerschte. „ Dezelve," dus fchrijft Hij: ,, vertoonde zich onder tweederlei ge„ daante; bij zonamigen zonder .eene aanmer„ kelijke koorts , doch bij anderen met zo „ eene, welke eene aanhoudende, om den „ ah- Q26) Op dc reeds aangehaalde plaats.  Over den KINKHOEST. S6x dat dezen Kinkhoest veel veffcbilde van die welke door Fr. Hoffman, Sijdenham, Meiboom, Valentijn, Kreuterman en anderen van eerie braking, of ten minsten van éené telkens zich hervattende poging daar toe. Zij braakten het gebruikte, 20 fpijze als drank, telkens uit, of gevoelden zich geftadig daar toe aangeprikkeld, gedurende den ganfchen loop der Ziekte: Hier bij voegde zich allengskens eenen droogen hoest, die, van tijd tot tijd heviger wordende , met ftuiptrekkingen der (pieren verzeld ging, en de Lijders' gevoelden een klein koortsje van eenen aanhoudenden aart, doende huune wangen rood worden. Voor dat egter dezen kramp-agtigen hoest- tot zijne volkomenheid kwam, zag men denzelven, fchoon in den beginne vrij gematigd , duidelijk van dag tot dag toeueemen, en verergeren, zelfs zo fel en ontembaar worden, dat de ademhaling, onder deszelfs aanvallen gedurende eenen geruimen tijd belec wierd, en te gelijk het bloed uit den neus fprong ; wordende door de langdurigheid zijner fchokkingen en veelvuldige aanvallen de veerkragt der fpiervezelen zo zeer verminderd, dat de Kinderen als magteloos wierden , en fcheenen in eene flaauwte te zullen blijven. Hunne oogen, zoms met bloed bevlekt, zag men verkeerd , en als verdraaid , in het hoofd ftaan. Zij knersten op de tanden en hunne wangen waren rood en opgezwollen. Een weinig bekomen zijnde, moesten zij bij herhaling niezen, en dus worltelden zij eiken aanval door. Sommige vielen voor zijne aankomst in flaap, waar uit zij door denzelven wel dra gewekt wierden, moesten als dan weder geweldig, bijna tot ftikkens toe, hoesten. Anderen wierden bij deszelfs aanval zelve door zulke fterke trekkingen der fpieren aanVI. Deel. N n ge-  S6i A. J. 'sGRAEUWEN, ren befchreven zijn. De meermaals ge- roemde Baron van Störk fielt, ook niet ten onregte, dat zijne aanvallen dikwils hunne vaste uuren hebben. Ik nam dit mede niet zelden waar, t. w. dat zijne aanvallen bijna op ■gedaan, dat men zoude gedagc hebben, datze de Vallende Ziekte hadden. Terwijl de overigen , hunnen hoest bedwongen en bedaard zijnde, fterk fchreeuwden, en zulke gebaarden maakten, dat de traanen htm tegens wil en dank langs de wangen liepen, na dat ze vooraf door te braken , da^op geenerhande wijze te bedwingen was, het genuttigde weder hadden uitgeworpen. Tnsfehen beiden hadden deze Lijders weder eenige vrije tusfenpoozen , die dan eens een kwartier uurs, dan eens wat langer of koter duurden waar in zij weder een weinig konden bekomen , voor datze op nieuw door den hoestovervallen wierden. Dan, dat zeer opmerkelijk was, wierden bijna alle 2 of 3 jaar ge Kinderen , deszelfs aanval geëindigt zijnde, door zulk eenen geweldigen honger geplaagt, dat ze bijna niet te verzadigen waren, moetende echter het genuttigde met den hoest telkens weder uitbraken. Allerellendigst leden kleine Kinderen, en bijzonder Zuigelingen, die beneden het iaar oud waren, bij denzelven, waar door veelen geweldtdige zenuw-trekkingen, en zelfs de Vallende Ziekte moesten ondervinden. Die van nog geene 3 maanden oud , waren minst gefchikt de geweldige aanvallen van dezen hoest doo- te (taart , en kwamen meest door denzelven om. De pols was bij de meesten fnel; de ftoelgang overvloedig en veeltijds dun, en hunne pis gewoonlijk, zonder een wolkje of bezinksel, van eene geelagtige kleur.  564 A- J- 'sGRAEUWEN, als mede dat dezelven als dan meer geregeld weder kwamen, minder hevig waren , en niet zo lang duurden; dat eenen naauwgezetten, en wel gefchikten leefregel , de vermijding van koude , onthouding in een vrije en zuivere lucht, eene matige beweeging en de bevordering der ontlastingen niet weinig toebragten tot de regelmatige wederkomst zijner toevallen en derzelver trapswijze vermindering; ja veeltijds alleen voldoende waren om d6 genezing te volmaken. De onderfcheiden Toevallen den Kinkhoest verzeilende, welken ik nu in de tweede plaats zal mededeelen, laten zich mijns bedunkens, ten. minsten het grootfte gedeelte derzelven , uit den verhaasten omloop des bloeds, en deszelfs aandrang , zo na de borst, als het hoofd, vrij gemakkelijk verklaaren. Daar weder anderen van de ftuipagtige beweegingen, die haren invloed op het gantfche lichaam hebben , en niet zelden de nadeeligfte uitwerkingen hervoord brengen , kunnen worden afgeleid. Nadien dan inzonderheid de Longen en de Luchtpijp, door dezen hoest in eene gewel- di-  Over den KINKHOEST. 565 dige beweeging gebragt, de Long-vaten gedrukt , en de doorgang des bloeds door dezelven , verhinderd ; worden , blijkt het zeer duidelijk , hoe dezelve door eene opbersting der Long- of Luchtpijps-vaten eene bloedfpuwing kunnen ten gevolge hebben: hoe des bloeds omloop , door de longen verhinderd wordende , deszelfs terugkeering uit het hoofd belet, en eene volbloedigheid in de bovenfte deelen geboren worde, waar door onder deszelfs aanval het aangezicht door den aandrang des bloeds opgezet, rood, ja zelfs zwartagtig paersch wordt, de aderen zwellen, de flagaderen fterker en fchielijker kloppen, de oogen uitpuren , de lippen blaaüw worden, een overvloedige fnot zich uit den neus ontlaste, enz. hoe niet zelden eene geweldige en zoms ondraaglijke hoofdpijn daar op volge, verzeld met duizeling, fchemering voor de oogen, en dikwils verduistering van het gezicht: hoe bij anderen te gelijk de ledenmaten koud worden, des Lijders aangezicht of geheele lichaam zuchtig opzwellen, en deze ongelukkigen onder den aanval van den hoest, de ademhaling belet zijnde, zoms fchielijk ter aarde nederftorten, en dus als dooden, zonder ademhaling, gevoel- en beweegingloos blijven liggen, hoe bij anderen het bloed eenen uitweg zoeNn 3 ken-  S66 A. J, 'iG RA EU WEN, kende, zeer dikwils, het zij door eene bijkomende niezing, het zij zonder dezelve, doch zelden zonder geweld, uit den neus fpringe, en dus veeltijds eene vrij fterke neusbloeding verwekke, ontlastende zich het zelve zomwijlen ook, gelijk ik een en andermaal gezien heb, uit de lippen, en uit de geborften adertjes van het wit der oogen: hoe door gemelden drift des bloeds na de hersfenen, hetzelve zich aldaar uitftortende , eene veeltijds doodelijke beroerte verwekt worde, waar van de Heer Fr. Hoffmann gewaagt : of wel hoe door dezen geweldigen hoest het hersfengeftel geweldig kunne worden aangedaan , dat er een fchielijk verlies v#n het geheugen en het oordeel, als ook eene verlamming der handen en der andere ledenmaten door veroorzaakt worden , zo als door Boyle, Vogel en andere verzekerd wordt te zijn waargenomen: hoe de hersfenen door dezen zelfden hoest, bij een meisje van omtrent 13 jaren door het lidteken eener hoofdwonde, uit welken een aanmerkelijk ftuk van het bekkeneel was weggenomen, en wel 9 maanden, na dat voorfchreven wonde met vel was overtrokken , en gehouden wierd voor volkomen genezen, gepe;st zijn geworden, welk droevig ongeval, zij nog 5 dagen over-  Over den KINKHOEST. 567 overleefde, door den Heelmeester James Jamieson in Kelfo medegedeeld (28). •Voorts hebben de zo fterke beweegingen en fchokkingen des gantfehen lichaams, door de ge- (28) Zijnde te vinden in de Geneeskundige Proeven en Aanmerkingen van het Edenburgsch Genootfcliap II. Deel Art. 12. Bladz. 152. en volg. Als ook in de Natuurk. Verhandelingen, V. Deel Bladz. 397. en volg. Wordende dit zelfde geval door den beroemden van Swieten ons insgelijks medegedeeld in het ifte Deel zijner Comment. in magni Boerhavii /Iphorismos de cognnfeendis & curandh ■tnoibis. pag. 444. getrokken uit Medical Effays Tom. III. pag. 245—249. De toevallen dit ongelukkig meisje overgekomen verdienen eene korte melding. Zij dan wierd des nagts te bed liggende, door eenen zo geweldigen aanval van den Kinkhoest overvallen,. dat het lidteken in haar hoofd fcheurde, waar door meer dan 2 oneen van de hersfenen , door de bekleedzelen uitgeperst , en op de huid liggende gevonden wierden, welken voorzichtig weggenomen , de wonde gezuiverd, en het verband, met een loode plaat voorzien , om eene meerdere uitpersfing te verhoeden, aangelegd zijnde , jwierd dit volgende door den Schrijver waargenomen : Eene geheele verlamming der leden , behoudende nogthans het gebruik der reden en fpraak. Zij was zeer genegen tot flapen, met eene zwakke gedrukte pols en benaauwdheid voor het hart, ontloopende haar het water tegens den wil. Zij bleef in dezen (laat 5 dagen, wanneer zij ftierf, willende hare vrienden een nader onderzoek na den ftaat harer hersfenen na derzelver dood niet toeftaan. Nn 4  574 £- J- 'sGRAEUlFEtf, niet zonder reden voor dit ongelukkig Lij* dertje bedugt. Dan bij een nader onderzoek befpeurde ik met veel verwondering, dat hij gedurende dezen hoest zijne gewoone toevallen der Vallende Ziekte , nog niet ontwaar was geworden; ook ontdekte ik de duidelijkfte tekenen van de aanwezenheid van Wormen, die ik met grond als de oorzaak zijner Vallende Ziekte befchouwde. Intusfchen begreep ik mijne geneeswijze om deze reden niet te moeten veranderen, daar toch dezelve zo wel aan het eene als aan het andere oogmerk in allen deelen konde voldoen; beftaande dezelve in zagte, doch telkens herhaalde Braak-middelen, flijm-verdunnende , ontlasting-makende , vervolgens in hier bijgevoegde bittere maagverfterkende middelen, en eindelijk de toevallen van den hoest reeds merkelijk verminderd zijnde, ter herftelling zijner verloren kragten , in het gebruik der Kina, waar door ik hem binnen den tijd van 3 weken, volkomen herfteki zag: hebbende hij, zo als ik evenzeide, zo lang zijnen hoest duurde, geene de minste aanvallen van zijne andere Ziekte gehad, waar van hij gelijktijdig , na het loozen eener groote menigte lange ronde Wormen, zo van boven, als van onderen; ten getalle van ruim 20, dus ook geluk-  Over den KINKHOEST. S7S lukkig gered wierd, waar van hij naderhand (nu reeds 13 jaren geleden) zo veel ik weet, geen het minste overblijfzel befpeurd heeft. Het is intusfchen niet zeer ongewoon Kinderen , met Wormen geplaagt, door den Kinkhoest aangetast te zien. Ik ten minsten ben dikwils met verbaasdheid aanfchouwer geweest van eene bijna ongelooflijke hoeveelheid Wormen, die door het gebruik der middelen, eigentlijk ter genezing van gemelden hoest gefchikt, en toegediend, geloosd wierden. Dan ik nam ook zeer dikwils waar, dat wormagtige Kinderen het veel erger hadden , en meer benaauwende aanvallen van dezen hoest doorftonden, dan wel anderen, als mede dat hunne aanvallen, na de ontlasting dezer onnutte hongerige gasten, ook allengskens , en des te fpoediger , verminderden. Ook heb ik meer dan eens de oorzaak der buitengewoone ftuipagtige beweegingen, gemelden hoest zomwijlen verzeilende, dan eens tusfchen zijne aanvallen plaats hebbende , dan weder daar op volgende, aan deze fchadelijke vijanden moeten toefchrijven ,en waarlijk met grond , wijl ik deze toevallen, na derzelver ontlasting, ook fpoedig zag verdwijnen ; offchoon mij zeer wel bewust is, dat zoortgelijke ftuiptrekkingen, ook uit menig- vul-  S76 A. f. 's G RA E UWE jV, vuldige andere oorzaken , welke ik hier onnodig vinde op te tellen, kunnen geboren worden. Ten befluite eindelijk moet ik er dit nog bijvoegen , dat ik, als een gevolg van de hevige aanvallen van dezen hoest, en de daar mede verzeld gaande ftuipagtige beweegingen , eene jónge Juffrouw een fcheel gezicht hebbe zien krijgen , dat haar zints dien tijd altoos is bijgebleven , en waar door haare fchoonheid niet weinig is ontluisterd geworden. Het wordt tijd dat ik in de derde plaats overga tot het onderzoek der grond , waar op de Voorzegging van den Kinkhoest rust: die toch voor het grootfle gedeelte als van zelve uit het te voren medegedeelde voordvloeit; blijkende daar uit, dat deze Ziekte veeltijds zeer gevaarlijk, en niet, zelden van de fchroomlijkfle gevolgen zij. Hebbende de ondervinding^alzints overtuigend geleerd, dat hoe jonger , teerder en zwakker de Lijders zijn, zij over het algemeen genomen , zich ook in des te grooter gevaar bevinden, welk gevaar vervolgens 'door het bijkomen van Koorts, Sprouw, Bloedftortingen , Stuipen of andere Toevallen, niet weinig vermeerdert  ■ '6ver den KINKHOEST. $77 dert wordt. En zeker, ik herhaal het ander* maal, Joopen tedere en zwakke Kinderen, en vooral die beneden het jaar oud zijn, of tanden krijgen, het meeste gevaar in deze Ziekte, doende zij de meeste hunner door verflikking omkomen. Voorts heb ik dezelve everi gevaarlijk gevonden vóór zulke Kinderen * die dikbuikig waren , en geene onduidelijke tekenen van verfloppingcn in de ingewanden' hadden , en ter welker hulpe niet tijdig genoeg een kundig Geneesheer geroepen wierdi Dezen toch zijn het meest aan kwade gevoU gen blootgefleld, en der verflikking onderhevig, dewijl zij, het zij door dezen hoest ah leen, het zij door bijkoming der opgemelde, of eene andere ongefteldheid ,- zeer verzwakt zijnde, buiten ftaat geraken, om de flijmert op te geven, welken als dan in de Luchtpijp ophooperi, de ademhaling beletten, en dus den lederen Lijder door verflikking allerellendigst doen omkomen; of dat, gelijk zulks ook niet zelden gebeurt , geweldige fluipen een einde maken van zijn dierbaar leven. Te voren maakte ik reeds melding, dat Kinderen beneden de 2, en zommigen zelfs van 3 jaren zelden bezef of kragten genoeg hebben ooi de flijm uit te fpuwen, en die meest altoos Weder inflikken, waar door zij, zo de natuur Vi. Deel. Oo of  y7S A. J. 'sGRAEUWEN, of eene tijdig aangebragte hulp hen als dan door brakingen niet redde, om de flijm wederom te kunnen kwijt raaken , doorgaans in dezen hoest flikken. Terwijl Kinderen , zo als de Heer Bisset verzekert, boven de 3 jaren zelden dat gevaar loopen: hier nog bijvoegende: dat zij, die zuiver bloed uithoesten, of neusbloedingen hebben, wanneer de Ziekte op het hoogfte is, doorgaans herftellen , offchoon dezelve hun egter eenen langen tijd kunnen bijblijven, en dikwils lange zwak doen zijn. En het is hier om dat de Heer Vogel zegt: dat zij , die hunne gezondheid herkregen hebben , nog wel eenigen tijd eene beledigde fpijsverteering blijven behouden , die zomwijlen wel eenige vrees voor eene uitteering oplevert. Hoe het zij, nimmer wordt dezen hoest, tot eenen zekeren trap gekomen zijnde , zonder gevaar gerekend, en verwekt geene ijdele vrees, zo hij met eene fterke koorts, geronk of gepiep verzeldga; doorgaans toch heeft er eene ziekelijke gefteldheid bij plaats , ook komen er niet zelden eenen puistelijken uitflag, gezwellen in of aan de keel, ontfteekingen , verzweeringen bij, gelijk ik verfcheidene malen heb waargenomen, waar uit men te regt met den Heere Lieutaud meest altoos eene gelukkige uitkómst mag voor-  580 A. 'sGRAEUJTRN, blijven, tot dat dezelven gedroogd zijn, als wanneer hij deze Lijders met des te grooter geweld en gevaar aanvalt; eindelijk merkt Hij aan: dat dezelve zomtijds het Rood-vonk of de Maazelen volge, of die vooraf ga ; als ook dat ingeflagen huidziekten, of teruggedreeven jigtige ftoffen , en ontijdig of onvoorzichtig genezen verzweeringen denzelven verwekken , waar mede Hij dus met den Heere Fr. Hoffmann inftemt. Ten befluite moet ik hier nog bijvoegen, dat men als zeer zeker moge ftellen , fteunende zulks op de ondervinding van genoegzaam alle Geneeskundigen, dat hoe fpoediger, hoe veelvuldiger, en hoe heviger , over het algemeen genomen , de aanvallen van den Kinkhoest weder komen en langer duuren , hij ook des te gevaarlijker voor den Lijder zij ;• en dat men in tegendeel moge befluiten , dat hij verzagte en afneeme , als hij bij langer tusfenpoozen den Lijder aanvalt , en fpoediger eindigt 5 dat voorts de wederkomende eetlust en eene buiten deszelfs aanval ontftaane neusbloeding zijne afneeming aanduide. De Heer Fothergill (30) merkt dus te regt aan en zegt: „ dat (30) In Madical Ohfervations and hqulifcs. Vol. III. P.  Over den KINKHOEST. S8z „ dat het eerfte teken van beterfchap doorj, gaans zij, als de aanvallen van den hoest „ zeldzaamer worden, de koorts vermindert, ,, en de ademhaling met meer gemak gefchiedt; en dat, offchoon gedurende eenige dagen ,, zijne aanvallen in geweld niet veel fchijnen verminderd te zijn, hij egter eindelijk ver„ mindere^, en alle andere toevallen verdwij„ nen." Waar uit gevolglijk niet onduidelijk blijkt; dat als de Lijder, buiten den aanval, vrij en onbelemmerd, zonder geluid of ronking ademhaalt , geenerhande koorts gevoelt, goeden eetlust heeft, gerust 11 aapt, zijnen ftoelgang geregeld is, en zijne kragten toeneemen, dezen hoest geëindigd zij. Hier mede nu gekomen zijnde tot de Derde Afdeeling, p. 315). kortelijk medegedeeld door den Hoog!. SandïFort, in het VI. Deel zijner Nat. en Genees/;. Bibliotk. bladz. 279. O o 3 DER-  582 J. J. 'sGRAEUWEN, DERDE AFDEELING, IVÏoet ik ingevolge het zevende gedeelte der opgegevene Prijsvrage onderzoeken: of men deze Ziekte meer dan eens krijge ? Met weinige woorden zou ik daar op kunnen andwoorden , en zeggen: dat zulks zeer zeldzaam zij , offchoon er enkelde voorbeelden voorhanden zijn, welken aantoonen, dat één en dezelfde Lijder meer dan eens , door dezelve zij aangetast geworden , waar van ik (ware zulks nodig) de berigten van eenige geloofwaardige ,en aanzienlijke Schrijveren zoude kunnen mededeelen, fteunt het intusfchen op eene algemeene bevinding en het getuigenis der geoefendfte en beroemdfte Geneeskundigen , dat de Kinkhoest, niet dan allerzeldzaamst eenen en denzelfden Lijder andermaal overvalle, Ik zelf heb , wat moeite daar toe aangewend, nimmer het tegendeel hier van kunnen ontwaren, Ais hebbende zints meer dan 16 jaren, dat ik de Geneeskunde oefende j een groot aantal Lijders van onderfcheiden  Over den KINKHOEST. 587 inzien nier ook met het hoogde recht op aan, zeggende: ,, dat de oorzaak dezer Ziekte als dan in den Herft niet volkomen overwonnen geweest zij. Voorts houdt ook zomwijlendezelve voor een poos wel eens op, terwijl zij door een ander toeval of ongefteldheid tusfehen beiden vervangen wordt." Dus vindt men bij gezegden Schrijver aangetekend, dat de Kinkhoest op qnderfcheiden piaatzen van het Koningrijk Zweden in den Jaare 1769, in zulk eenen hevigen graad heerschte, dat Hij denzelven nimmer zo hebbe waargenomen. „ Een Kind," dus laat Hij hier op volgen : welk in .zijn vierde jaar trad, kreeg toen ,, dezelfde Ziekte. Na dat dezelve eenigen „ tijd geduurd had , wierd het onverwagt, door eene alledaagfche koorts met koude , „ hitte en zweet aangetast , en deze kwam ,, eenige avonden na den anderen weder. Op deze dagen hield den hoest volkomen op. „ Doch wanneer de tusfenpoozende koorts „ van zelve weg bleef, kwam de Kinkhoest „ met het zelfde geweld weder. Het Kind raakte veel en dikwils bloed uit den neus kwijt. Men had in den beginne geene ader,, lating verrigt. Na dat de Ziekte eenigen ,, tijd geduurd had, kwam een foort van kwa- den uitflag in de liefchen te voorfcbijn, „ wel-  588 A. J. 's G R A E U WE N, 3, welke veel fcherp vogt ontlastte» doch waar door de hoest niet verminderde. De uit„ flag verdween niet, fchoon de hoest op„ hield , voor dat het Kind in den bilnaad „ eene verz weering kreeg, welke, rijp ge„ worden zijnde, open braken op de gevvoos, ne wijze genezen wierd." Terwijl in tegent eel een ander Kind, dit voegt Hij er nog bij : dat zich niet konde onthouden van met den nagel tusfchen het regter oog en den neus te booren , tot dat het daar eene ope,. ning en verzweering kreeg, waar door echter de hoest niet verminderde, maar even zwaar bleef. Verhalende weder van een ander Kind, dat bij deMaazeleri eenenhevigen hoest had, die met het zelfde geluid als de Kinkhoest gepaard ging, en met braking eindigde, doch, om den anderen dag niet verergerde (dat Hij voorliet echte Kenmerk van den-Kinkhoest houdt) en, zodra de Maazelcn te voorfphijn kwamen , ophield. Van eenen anderen aart was weder die, waar van de Heer Home (35) gewaagt, „ Eenmaal," zegt Hij: „ is het mij gebeurt 3, eenen remitteerenden hoest te zien, die op 3, een zeker uur aankwam, den Lijder ge- „ dn- (35) In deszelfs Princtyia Medicina, pag. m. 127.  Over den KINKHOEST. 599 ken, die dezelve te voren gehad hadden, en er zelfs verfcheiden volwasfene, en fommige oude lieden door aangetast wierden, dat fchoon dezelve zwaar was, er echter naauwtijks één van de 80 door omkwamen. Voorts dat in den volgenden Zomer en Herfst dezen hoest zich in het laage gedeelte van Cleveland vertoonde, zijnde deszelfs voordgang toen zeer traag, en hij zelve goedaartig , fchoon veel regen gevallen was tusfehen het midden van Maart en > het begin van Maij, als ook in de drie volgende maanden , wordende in dit jaar ook eenige volwasfene menfehen er door aangetast. Dat eindelijk de duurzaamheid dezer Ziekte in het algemeen evenredig ware met derzelver zwaarte, en de allcrzwaarfte gevallen in dit jaar zelden langer dan 8 of 9 weken duurden. Uit welk gezegde voornoemde Schrijver meent te moeten opmaken, dat deze Ziekte, gelijk de Pokjes en Maazelen , geenzints van het weder afhangeof verzwaart worde door de oorzaaken, welken de tusfenpoozende koortfen verwekken. Intusfchen levert dit berigt na mijn inzien geen gering bewijs op voor debeüncttelijkheid en voordgang dezer Ziekte. Ook is dat, het welk de meergemelden Heer Rosen van Rosenstein voor de befmettelijkheid van dezen hoest bijbrengt ,, Pp 4 al-  600 A. J. 'sGRAEUWEN, alzints voldingend en verdient hier ter plaatfe vermeld te worden. „ Hij befmet dus," zegt Hij, „ op even dezelfde wijze als de Maaze„ len of de Pokjes; ja ik weet dat de Kink„ hoest alléén door eene Dienstbode van ie„ mand, die daar mede geplaagd was, tot twee Kinderen in een ander huis gebragt j, zij geworden: En wat nog meer is, ik zel„ ve heb dien, hoewel onweetende, van het j, eene huis na het andere gebragt." En dit gezegde ftrookt alzints met mijne eigen bevinding. Dus zag ik, om van vroeger tijd niet te gewagen, voor 2 jaren, en wel in het laatile der maand Maij desjaars 1785. twee-Kinderen , uit eene der nabuurige fteden dezer Provincie werwaards zij met hunne Moeder vertrokken waren, om derzelver Vrienden te bezoeken, na zich eenige dagen bij dezelven te hebben opgehouden , met deze Ziekte herwaards komen. Bij dezelven geroepen zijnde, trof ik ze beiden in eenen geweldigen aanval van den Kinkhoest aan, waarom ik aan deszelfs aanwezen geen oogenbük behoefde te twijfelen. De Moeder verhaalde mij , dat zij naauwlijks 4 of,5 dagen bij haaren Broeder en Zuster, wier Kinderen deze Ziekte hadden, geweest zijnde, ook haare Kinderen warer begonnen te hoesten , het welk van  Over den KINKHOEST. ooi van dag tot dag vermeerderde, doch dat zij zulks aan eene Verkouwdheid hadde toegefchreven. Weinige dagen laater , wierd ik bij nog drie andere Kinderen in dezelfde , buurt dér vorigen gehaald , die ik ontdekte met de eerstgemelden aan derzelver huis gcfpeeld te hebben, en dus meer dan waarfchijnlijk, daar door waren befmet geworden ; nademaal in de geheele ftad toen ter tijd, zo veel ik heb kunnen te weeten krijgen , deze Ziekte in het geheel geen plaats had. Dan, dat mij vooral den befmettenden aart van den Kinkhoest deed kennen, was, dat ik naauwlijks 14 dagen later mijn Zoontje, en weldra ook mijn Dogtertje daar door zag aangetast, naast denklijk door mij zeiven beimet zijnde geworden; hebbende ik zedert van deszelfs voordgang tot andere Kinderen niets vernomen. Ware het nu iet befmettends, iet voorfchikkends in de Lucht, dat juist dezen en ook mijne Kinderen alleen' betrof ? Hoe is dit mogelijk te begrijpen ? Dan ik wil wel toegeven , dat bij deze Kinderen eene zekere voorgefchiktheid kunne plaats gehad hebben; die ik egter begrijpe , dat alléén , of op zich zelve genomen, niet in Haat hebbe kunnen zijn, dezen hoest te verwekken, ten ware- voornoemde Kinderen door. eene plaats hebbende Pp 5 Zin-  602 A. J. 'sGRAEUJVEN, Zinking-ftoffe, of vermeerdering van flijm9 bedorven fpijsverteering, of eene andere medewerkende oorzaak, daar toe voorbereid waren geworden; dat mij echter nimmer gebleken is. — Dit medegedeelde nu kan mijns bedunkens al mede dienen ter wederlegging \7an het gevoelen van den Heere Mellin, die nopens het zo even vermelde van den Heeie Rosen van Rosenstein , aangaande de befmettelijkheid en verfpreiding dezer Ziekte , van een tegenftrijdig denkbeeld fchijnt te zijn: fteilende dat de Heer Rosen niet verzekerd hebbe kunnen zijn , dat zijne Zieken , bij welken het vergift of ftoffe van den Kinkhoest zoude zijn aangebragt, dezelve bevorens niet reeds bij zich hebben gehad , daar zij in dezelfde lucht moesten leven ; dat het geheel anders zoude zijn, bij aldien de befmetting, gelijk in de Pokjes door de aanraaking (45) of zo als in den Loop door de inademing van de ftinkende lucht konde gefchiedgn. Deze Helling nu van den Heere Melun , zo zij al eenigen fchijn van gegrondheid mogte hebben , ten (45) Zonderling is het, dat gemelde Schrijver flegts de aanraaking alleen opgeeft, daar toch de befmetting der Kinderziekte gelijk bekend is, ook op veelvuldige andere wijzen kan worden overgebragt.  Over den KINKHOEST. 603 ten opzichte van het zeggen van den Heere Rosen , vvederlegt zij echter het zelve niet genoegzaam, en vervalt geheel door mijne flraks vermelde ondervinding. Zijnde mij de bewijzen voor de befmettelijkheid dezer Ziekte, van dien aart voorgekomen, dat ik dezelve geenzints in twijfel trekke, welk denkbeeld ik zo lange zal blijven voeden, tot mij door meer overtuigende bewijzen kan worden aangetoond, dat dezelve in geenen deele befmettelijk of aantrekkelijk zij; fchoon ik wel kan toeftcmmen , dat ze waarfchijnlijk in eenen iets minderen graad bcfmettelijk dan de Pokjes of Maazelen zij , echter het naast daar bij kome. Intusfchen vindt men eenige Schrijvers , die derzelver befmettelijkheid volftrekt ontkennen, gelijk de Heer Vogel, terwijl weder anderen, zo als de Heeren Fr. Höff- mann , de sauvages, stoll en van den Heuvel, dezelve in twijfel trekken, zeggende de laatsgemelde; dat daar er tot nog toe niets zekers omtrent derzelver befmettelijkheid b'.ijke , en de onderfcheiding tusfehen die Ziekten , door eene algemeene niet befmettende oorzaak ontftaa'nde, en de waarlijk befmcttelijke , allermoeilijkst zij, en daar men geen beginzel moete erkennen , dat niet op zekere, ten minsten op zeer waarfchijnlijke gron-  Ó04 A. J. 's G R A E UWE N, gronden rust; Hij daarom derzelver befmettelijkheid zal daar laten , tot dat ze Hem duidelijker olijke, enz. (46). Lieten tijd en omftandigheden zulks toe , ik voegde hier meerder bij, en deelde de bijzondere gevoelens der opgemelde Schrijver , daar omtrent omftandiger mede. Ik zal dus alleenlijk met dit weinige mijne bewijzen die ik voor de gegrondheid haarer befmettelijkheid heb , hier op nog laten volgen : en wel 1. Om dat zij veeltijds eene heerfchende Ziekte is, die dan eens 'meerder , dan eens minder algemeen wordt, en even als de Pokjes en Maazelen gewoon is op eenen zekeren tijd te regeeren , en zich na verloop van eenige , doch meest van 3 of 4 jaaren, als eene doorgaande Ziekte (Epidemice) te vertoonen, gelijk ik zulks in het vervolg nader zal zoeken te betoogen. 2. Om dat er bewijzen voor handen zijn , dat dezelve van de eene na de andere plaats zij overgebragt, blijkens uit het voren verhaalde op bladz. 600. aangaande die twee Kinderen, die deze Ziekte van elders aanbragten, weder anderen, en wel alléén die weinigen , die (46) Zie deszelfs alzints voortreffelijke kortelings uitgegeven Differt. Nofowgica inauguralis, In o A. J. 'sGRAEUWEN, Zo als ik reeds te voren met een enkel woord gewaagde, prijst de Hoogleeraar Sandifort , na het toedienen van een Braakmiddel het gebruik der Kermes Minerale , als altijd nuttig , aan, en wel om eenige weinige greinen daar van te voegen bij een zagt buikzuiverend middel, b. v. uit Rhabarber. Ik zelf heb ook de nuttigheid hier van nu en dan ondervonden, bedienende ik mij gewoonlijk bij Kinderen van meerder jaaren, ten minsten bij dezulken, die oud of gewillig genoeg waren pilletjes te gebruiken, en wel van de volgende: I^,. ExtracJ Rhei. —— Catholici aa~. gr. xv. Kermes Mineralis, gr. ij. M. F. PUI. N. XVI. Latende hier van 2 of 3 na gelang der jaaren enkragten, op die dagen, dat geen Braakmiddel gebruikt wierd , en de traagheid van den ftoelgang, als anderzints eene buikzuivering vereischten, des avonds te flaapen gaande inneemen, en den volgenden morgen even zo veele, zo de eerfte gifte geene voldoende ontlasting verwekte , herhalende derzelver gebruik om de 3 , 4 of meer dagen , na dat zaken en omftandigheden zulks mogten vereifchen. Dan  Over den KINKHOEST. 677 Manna,de Tamarinden en een groot getal andere zagtwerkende buikzuiverende middelen meer. Dus prijst de groote Ziektekenner Sijdenham, na het doen eener aderlating op den arm , (waar van ftraks nader) inzonderheid de buikzuiverende middelen aan , en vooraldezulken , die uit een aftrekzei (Infufwj van de Folia Sennce, Rheum met Manna en Syr. Rofar. Solutivus waren te zamen gefteld, waar mede Hij aanhield tot dat de Lijder herftelde, ten minsten totdat de toevallen zeer verminderd waren. Of, den Lijder een weerzin in dezen drank hebbende, in 20 tot 40 greinen Pilul. Cochics maj6r., dagelijks te gebruiken ; en wel , gelijk Hij wil , des morgens ten 5 uuren na den flaap. „ En op deze wijze," zegt Hij (97), ,, namentlijk door eene ader,, lating en herhaalde buikzuivering, en wel „ hier door alléén, wordt dezen Hoest over„ wonnen ; zijnde anders een allerhardnek„ kigst en bijna onoverkomelijk gebrek." De zo beroemde Fa. Hoffmann berigt, onder ide buikzuiverende middelen niets beter te hebIben gevonden dan de Manna, niet tot eenige (drachmen , maar tot 2 oneen toe voorgefchre'ven, in een aftrekzei of afkookzel, en derzeiCo?) Vide ejus Opera Unieer fa, pag. ra. 312. Vv 3  €?8 A. J. 's G RA E UWE jV, zeiver gebruik des noodig herhalende. „Ik ,, ben gewoon," dus fchrijfc Hij, „ 2 oneen „ Manna in 8 oneen van het Aqua Veronica .,, vel Florum Acacia met eene zagte warmte te „ laten fmelten , daar na er bijvoegende 1 drachma van de Terra foliata Tartari en s, eenige droppeltjes Oleum de Cedro, Aniji> ,, vel mach. Hier mede ftemt ook Ga- belchover overéén, die mede de Manna „ tot eenige oneen aanraadt, om gelukkig te 5, flagen in het genezen van dezen Hoest. — .„ Voorts kan dit Buikzuiverend middel met „ het aftrekze! van de Veronica of melk ook „ gebruikt worden," Eindelijk prijst Hij de Syrupus Rofarum Solutivus, de Cajfia recenter extraSta, het Decoclum laxativum Vicnnenfe, de Pajfulcs Rhabarbarince, en de maag deze laxeermiddelen niet willende verdragen , de klijfteeren, als best gefchikt om de overtollige weivogten en flijmen afteleiden, en op eene gepaste wijze te ontlasten. Deze nu of zoortgelijke middelen zijn, gelijk de vaak gemelde Baron van Störck te regt aanmerkt, des te noodzakelijker, „ Wijl, fchrijft Hij , de Zieken en vooral de Kinderen gewoonlijk veel van den flijm weder indikken, of ook dat de flijm uit zich zeiven in de maag en darmen verzamelt, en daar door den Hoest ver-  Over den KINKHOEST. 681 Rad. Rhei eleEti rafi dr ij. Tartari folubilis dr. j. Super affunde aqua fervida f. q. Et extrahe loco tepido per noÜem. Liquori unc. viij, per linteum fortiter expreffo Admifce aq. Cinnamomi f. v. dr. ij. O lei de Cedro hal. gtt. iv. D. U. In het gebruik maken dezer middelen fchikte Hij zich gewoonlijk na de omftandigheden van het Kind, bepalende derzelver gifte voor fommigen op eene lepel of een halve once ; herhalende zulks altijd om den derden dag, indien de verftopping of veelvuldige afgangen niet vorderden , dat er meermalen van gebruikt , of langer tijd mede gewagt wierd. Dit medegedeelde nu make men ook toepasfelijk op alle andere buikzuiverende middelen, die men mogt verkiezen den Lijderen in deze Ziekte te laten gebruiken; kunnende de tijd en wijze van toediening niet wel bepaald worden. Sommigen willen derzelver gebruik alle 3 of 4 dagen herhaald hebben. Anderen, gelijk de Heer Vogel (98), dienden flegts om de fj)8) In Ejus Academ. Pralecï. antea cit. pag. 413. Vv 5  68i A. J. 'sGRAEUWEN, de 6 of 8 dagen hunne Lijderen deze middelen toe ; gelijk ook gemelde Schrijver zijne Braakmiddelen , die Hij zoms met vrugt met de eerfte paarde, liet gebruiken. Verkiezende van dezen boven anderen de Manna en het Scammonium , van genen het Sulphur. Aurat. Antim., de Kermes Minerale, en het Oxymel Scilliticum. Wordende weder de Rha- barber met de Aquila Alba van den Heere Lieutaud verkozen , rekenende de buikzuiverende middelen, doch telkens herhaald, de grootfte verligting aantebrengen in deze Ziekte. De Heer de Sauvages wil , dat Kinderen, die zuigen en door den Kinkhoest aangetast zijn (na den leefregel van derzelver Minnen bepaald te hebben, en hier na te melden) , met enkel melk gevoed, en telkens met een weinig Manna gezuiverd worden , die men in melk fmelt , of ook met een weinig zoete Amandel-olie kan vermengen; dat het Kind ouder of grooter zijnde eene aderlating gefchiede, en men het zelve des avonds eenige greinen Theriaak late flikken , warme thee drinken, of het Venus-hair op dezelfde wijze getrokken, moetende telkens de buikzuivering herhaald worden. Elders wil gemelde Schrijver , dat een aftrekzei van de Polei of Hijsfop tot drank diene; kunnende ook de Tus- fi-  (584 A. J. 'sGRAEU WE N, middelen door meergemelde Baron van Störck aangepreezen, of zoortgclijken met vrugt kunnen worden toegediend. Zie hier eenige zijner Voorfchriften: Itj. Rad. Althacs, unc. j- Fol. , man. ij. Confcijf. coque ƒ. q. aqua per \ horam: dein colatura Libr. j f5. aflde Nitri puri, dr. j. _ Oxym. fimpl. unc. ij. M. Om nier van alle 2 uuren één theekopje vol 7 laauw te gebruiken. Of: ~Bf. Nitri puri. Stib. Diaphor. non ablut. aa. dr. j. Oxym. fimpl. Syr.flor. Rhocad. aa. unc. j f>. M. Alle 2 uuren , i of 2 lepeltjes met een kopje van de volgende Kruider-thee. I^o. Flor. Sambuci. Fol. Malvee aa. man. j {5. ConfciJJa M. D. U. Of: 1^,. Nitri puri, dr. j. ; Stib. diaph. non ablut. dr. j 0. Oxymel Scillit. unc. ij. Syr.  Over den KINKHOEST. ' 685 Syr. Flor. Rhoead. unc. j. Aq. Faniculi, unc. viij. M. 1 Om alle 2 uuren 1 of 2 lepels van in te neemen. Zoms ook gebruikte Hij, tot dit zelfde einde de Kermes Minerale met fuiker vermengd. — Dan weder voegde Hij Braakverwekkende middelen bij deze vorigen, of fchreef de volgende voor: Jttj. Fol. Alihcete. Flor. Rhoead. aa. m. j. Glyzyrrhizce, unc. j. , Anifi Stellati. Rad. Ipecacuanhcs aa. dr. ij, Polygala, unc. 6. Minutim confciffa mixta exhibe. Om als thee te laten gebruiken. Of: j^. Aq. Melijfe, unc. vj. Syr. e fitcco citri, unc. j. Emetici. dr. ij. Alle 2 uuren 2 lepels vol. Men begrijpe intusfchen, dat deze opgemelde giften voor volwasfene Lijders zijn ingerigt, en men dus deze middelen voor Kinderen wil-  T586 A. J. 's G RA E UWE N, willende gebruiken, derzelver giften ook naar gelang hunner jaaren en omftandigheden, diene te verminderen. Dan in die gevallen, waar in dusdanige middelen te ftade kwamen , heb ik mij altijd best bevonden bij het volgende, of zoortgelijk voorfchrift: fy. Aq. Hyjfopi, unc. j. vel ij. Ejf. Afthmat. dr. iij. vel unc. (3, Tree Rhei, unc. (2. ad dr. vj. Oxym. Scillit. Syr. rad. v. aper. aa. dr. vj. ad unc. j. F. Mixtura. Om hier van alle 2 uuren één, of in eene vermeerderde gifte, de jaren en omftandigheden zulks vereifchende , twee vingerhoeden vol met eenig ander vogt in te geven , en hier mede flaagde ik altoos onvergelijkelijk wel. Latende intusfehen, zulks nodig zijnde, om de 3 , 4, of meer dagen, het één of ander ontlast-middel inneemen. Meestentijds gebruikte ik daar toe eene kleine gifte van den Braakwortel bevorens gemeld : Dan weder , de Lijders hardlijvig zijnde , dat niet zelden , gelijk ik meermalen gezegd hebbe , bij deze Ziekte plaats heeft, eene zagte buikzui- ve-  Over den KINKHOEST. 68? vering, beftaande uiteen aftrekzei van Rhabarber, ofwel deszelfs fijroop (Syrupus Cichorei cum Rheoi) zijnde een volle paplepel van gemelde fijroop, 2 of 3 malen 's daags gegeven, voor een klein Kind voldoende; moetende deze giften voor die ouder zijn na evenredigheid vermeerderd, en zo lang herhaald worden, tot derzelver uitwerking voldoende zij. Zoras bediende ik mij van de Magne- fia, doch meest van de Manna en het Sal Polychreft, in gerste water of wei van melk ontbonden, met geen minder vrugt; of ook wel bij Kinderen, die fterker middelen behoefden en oud genoeg waren, van het volgende: ~Bp. Aq. Rofar. unc. f>. Pulv. Cornachin. dr. /3. ad j. Syr. Rofar. folut. cum Senna, dr. iij. M. F. Hauftus. Om, wel omgefchud zijnde, in ééns, of, dat ik meer liet doen, in twee reizen te geven , zo dat de eerfte gifte, na verloop van 3 of 4 uuren geene werking doende , de tweede daar op zoude kunnen gegeven worden. Dan men late er niet te fpoedig, niet te warm, nog te veel op drinken , wijl mij de ondervinding geleerd heeft, dat hier va"n deszelfs  Over den KINKHOEST. 693 derhalven voordeelig een af kookzel van Tarwe-zemelen , waar van, genoegzaam den ganfchen dag door, een kopje met een weinig honig of fuiker en melk vermengd, warm gedronken wordt, of in deszelfs plaats het afkookzel van de China-wortel, met een derde of vierde gedeelte melk. Als ook het Elixir Pettorale Wedelti (100), waar van Hij 3 deelen vermengde met 1 deel Spiritus Nitri dulcis, om alle 2 uuren, van 20 tot 30 drop- pe- (loo) De bereiding van dit Borst-eijxir, dat door Wedelius in Aemborstigheden , Hoesten , Heesehheid en andere ongemakken van de borst, ten lioogfren geroemd wordt, vindt men in de Weener Apotheek dus befchreven: Itj. Herbte Rorella, unc. j fi. Rad. ifelenti. Ireos Florentink. Li gin Santali rubri aa. unc. j. Benzoïn , dr. vj. Myrrha tubra. Rad. Liquiritia. Sem. Anifi aa. unc. /S. Croci Auffriaci, dr. iij. Gummi Ammoniaci, dr. ij. Incifls & Contufis Speciebus fuperafundatur Spiritus Vini ReBificati fufficiens quantiias, ad quatuor digitorum eminentiam, & fa&a digeftione extrahatur Elixirium, quod filtretur. Xx 3  Over den KINKHOEST. 699 De Heer Strandberg tek echter onder de middelen, die Hij in deze Ziekte onnut beSpgdpn heeft, den gezegden Mufcus Iflandi- cïj , als ook den Mufcus Pyxidatus, Ar- borius quemus , en de fijroop daar uit bereid, t. vv. de zo gezegde Syrupus contra Tujfim Convulftvam: als ook eene menigte anderen zo enkei voudigen , als te zaam gefielde geneesmid- de. Nadere proefnemingen met dit middel zullen , vertrouw ik, deszelfs deugdzaamheid en nuttigheid in deze Ziekte meer kenbaar maken en waarfehijnlijk bevestigen. Dat de beroemdfle Geneesheeren het daar in volkomen eens zijn, dat zagte Braakmiddelen uit de Ipecacitanha en de bereidingen van het Spiesglas de beste en zekerfte Geneesmiddelen in deze Ziekte zijn; dan dat het intusfehen niet zelden gebeure, dat, na het gebruik van zagte Braakmiddelen , de Hoest echter blijve aanhouden; waarom men in dat geval op andere middelen, en wel dezulken, die door eene zagte zamentrekking de maag en andere verflapte deelen verlïerken, en te gelijk de aanwezige fcherpte verzagten, dienebedagt te zijn. ,, Tot dit oogmerk," zegt Hij verder: ,, heb ik ,, geen bekwamer middel gevonden, dan een afkookzel „ van het Lichen IJlandicns: herhaalde waarnemingen heb,, ben mij geleerd, dat, bij een aanhoudend gebruik van „ dit middel, de hardnekkigfte Kinkhoest genezen is, en ,, ik zoude aan het gevoel van mijnen pligt te kort doen, ,, indien ik niet, door de mededeeling van mijne oudervin„ ding, de aandagt mijner Konstgenoten tot het heilzaam „ gebruik van dit middel in deze Ziekte bepaalde."  709 A. J. 'sGRAEUTFEN, delen, door fommigen in deze Ziekte aangeprezen , die Hij zegt vrugreloos beproefd te hebben. Mijn beftek niet toelatende hier omtrent eenige aanmerkingen te maken en langer bij ff.il te ftaan, wil ik liever mijn vorgenomen taak vervolgen: Dus wordt volgens het getuigenis van fommigen , en wel inzonderheid van eenige Engelfche Schrijvers , en onder die de Heer Fuller (105), het gebruik van den Mufcus tegens deze Ziekten aangeraden. ,, Wie dit middel wil beproeven, zegt de Heer Rosen van Rosenstein , die kan het zo genoemde ffulapium e Mofcho, gelijk het in de Londonfche Apotheek bereid wordt (106), of wel 6 oneen daar van laten halen , en aan een Kind op het goede uur céne gewoone fpijslepel vol , of meerder of minder , na dat de goeden tur- fchentijd langer of korter is , geven." Voorts berigt Hij tot nog geene gelegenheid gehad te hebben , dit middel tegens dezen Hoest (105) In Pkarmacopcèa Éxtemparatiea. pag. 266. (106) Waar in het dus befchreëven (laat: I^o. Aqua Rofarum Damafcenarum, unc. vj. Mofchi, gr. xij. Sacchari püriffimi, dr. j' Tere Saceharum cum Mofcho, 6' gradatitn adde Aquam Rofai urn.  Over den KINKHOEST. 701 Hoest te gebruiken, fchoon Hij deszelfs goede uitwerking in andere ongemakken, die met dit eenige overeenkomst hadden, hebbe ondervonden , en het dus als bewezen ftelt, dat het zelve zonder gevaar, en na alle waarfchijnlijkheid met voordeel, zoude kunnen voorgefchreven worden. Dan de zo geleerde Aantekenaar, de Hoogleeraar Sandifort deelt te dezer plaatze mede, dat Hij zich in verfcheiden gevallen van den Mufcus op deze wijze bediend hebbe , doch altijd vrugteloos. De Heer Haautman verzekeit echter , dat Hij benevens de Braakmiddelen , de Koortsbast met den Muscus hebbe voorgefehreven, en daar van fpoediger uitwerkingen gezien hebbe dan van den wilden Rosmarijn, waar van ik in het vervolg nog iets zal hebben mede te deelen, gelijk ook van het gebruik van het Caftoreum , dat fommigen afzonderlijk voorfchieeven, en anderen, op het voorbeeld van den Heere Morris met den Koortsbast paarden , en met een goed gevolg hunnen Lijderen toedienden. Met geen minder lof gewaagt de Heer Millar van de Affa Fcetida, waar omtrent Hij berigt: dat Hij , vroeg genoeg bij zijne Lijders geroepen zijnde , zelden iets anders hebbe noodig gehad. Hij dan liet anderhalve drachme daar  702 A. J. 'sGRA EU WEN, daar van in 6 tot 8 oneen Polei-water ontbinden , en deze gifte , of ook, na gelang der omftandigheden, meer cf min op eenen dag gebruiken. ,, Dan , wanneer het ongemak reeds zo verre gekomen was, dat eene flepende Koorts, Bloedftorting, of de toevallen der Teering daar bij kwamen, kwam, zegt Hij, dit middel niet te pas, moetende, na het verfchil der omftandigheden, geene andere middelen worden uitgeflooten." — Ik zelve heb mij ook meer dan eens met voordeel van de AJfa Foitidam deze Ziekte bediend; bijzonder in die, welke in de eerfte maanden des jaars 1773. hier ter plaatze zo geweldig heerschte (zinfö welken tijd ik dezelve nooit zo algemeen nog hevig heb zien woeden), bevindende mij best bij het voigende voorfchrift: Bf,. Aq. Pulegii, unc. vj. Tink. Affa Fcelidcs, dr. ij. ad unc. f5. Syr. Althaa Fern. unc. j. F. Mixtura Om alle 2 uuren eene halve of geheele lepel , na des Lijders jaren en gefteldheid van in te geeven. Zoms liet ik ook wel, in de plaats van den Syr. Althaa, de Syr. Rad. V. aper., of na vereisen van zaken, het Oxymel Squilliticum, en weder voor anderen de Syr. Papav. albi,  Over den KINKHOEST. aïbi, daar bij doen. Jammer is het, dat dit middel om deszelfs gansch onaangenamen reuk door Kinderen niet gaarne gebruikt wordt, en de meesten hunner deszelfs gebruik volftrekt weigeren; waarom ik mij naderhand niet dan allerzeldzaamst , en dan nog meest bij jonge Vrijsters, van een zwak en zeer aandoenlijk zenuwgcftel, en geweldig bij dezen Hoest lijdende , er van bediende, in welke gevallen het zoms wonderen uitregtte. De nuttigheid doch van dit zelfde middel in eene krampagtige Aemborstigheid, wier naanwe verwandfchap met deze Ziekte genoegzaam bekend is , kan ook ter bevestiging van het voorvermeide dienen. Dus gebruikte de Heer Rusch (107) in twee dusdanige gevallen van krampagtige Acmborstigheid de Affa Fcetida met veel viugt; zijnde ook derzelver nuttigheid door den HeereBLAUD waargenomen, zo als eerstgemelden in zijnenBrief aan Dr. Millar mededeelt, waar in Hij te gelijk verzekert, dat laatsgenoemde eene ontbinding daar van , deels inwendig gegeven , deels bij wijze van klijfteer gebruikt, (107) Zie deszelfs Dijfertation on Spasniodic Afthma of Chitdren, in a Letter to Dr. Millar, 1770 png. 25 & 29. als ook Sandii-o'rts Bibliotheek, X. Déd, 3de Stuk, bladz. 5:2. en volg. ?03  7c4 A. J. 'sG RA EU WEN, bruikt., het allerbeste middel bevonden hebbe. Daar het nu zeker is, dat men zoms eenige middelen moete te baat neemen , om de onmatigen, en niet zelden plaats hebbende, tomelooze bewegingen te ftillen , uit vreeze voor een grooter gevaar in de nadeelige gevolgen, die den Kinkhoest zomwijlen na- zich fleept , zal het nodig zijn ,v dat ik nog eenigen deimeest aangepreezen en best daar toe gefchikte middelen aan de hand geeve. Ten welken einde dan ook de meergemelde Heer Hoffmann, buiten de reeds te voren opgenoemden, en wel boven andere middelen de Saffraan aanprijst , en deszelfs aftrekzei, met de Bezoar-poeders vermengd. Ook zegt Hij niet ondienstig te zijn de PUnies de Styrace , enz. Mijn Liquor Anodynus," dus meldt Hij verder , moet ook geenzints verworpen „ worden; nog het Laud. Liquid. Sydenh. met ,, de Spiritus Cornu Cervi gepaard , welken „ Spiritus van Boyle (de Utilitate Philof. p. ,, 348.) uitermaten verheft wordt. —■ Dan >, de kwaal, na deze middelen niet luisteren,, de , moet men tot fterkere rustvcrwekkende „ middelen zijne toevlugt nemen , die meer vermogende zijn , gelijk de PHulde de Cyno- glojfa, Starckeiance, Wilde gavfii en de The- riaak-bereidingen. Dat  Over den KINKHOEST. 7^5 Dat intusfehen verre de meesten der opge* melde kramp- en pijnftillendc middelen, niet dan zeldzaam in deze Ziekte te Made komen, zullen dezulken mij gaarne toeftemmen, die het vermogen der Braakmiddelen kennen , en de bijzondere uitwerkingen van derzelver geringe giften bij ondervinding weten, waar door toch, gelijk ik te voren omftandig betoogd heb, de ftuipagtige bewegingen bij uitnemenheid verminderd en geftild worden ; met welk ternedergeftelde de Heer Mellin en andere geloof; waardige Schrijvers volkomen inftemmen. ■ In die gevallen dan, dat opgemelde bewegingen te hevig waren , of wel te lange aanhielden, gaf laatstgemelde eenige, ten hoogften 5 droppelen van het Laudan. Liquida Sydenh. in eene lepel vol water; en hier door, zegt Hij, wierd ook dit oogmerk in de geneezing bereikt. -— Ik echter heb mij altoos best bevonden bij het toedienen van een weinig Syrupus Diacodii, of wel de Syrup. Papaveris albiy latende van de cerfte voor een Kind één theelepeltje , en van de laatfte eene paplepel vol alle 1 of 2 uuren, na mate de nood zulks vorderde, gebruiken^ De Heer Baron van StÖrcfc wil, dat, indien het hoesten bij nacht, niet tegenftaande het gebruik zijner bevorens aangepreezen , en VI, Deel. Yy ook  7o6 A. J. 'sGRAEUJFEN, ook grootenciecls door mij opgegeven ontlastmiddelen, nog hevig blijven voortduuren en den {hap verhinderen, het altijd noodig zij des avonds een ftillénd middel te geven. Zelfs oordeelt Hij zulks noodig ook bij dag te doen, wanneer de flijm verdund en veel verminderd zijnde, dezen Hoest meest door krampagtige zamentrekkingen ontftaat; raadende ten dien einde, zo dra men befpeure , dat deszelfs aanval zich beginne te vertoonen , alle i of ' uur, ofwel, na vereisch van omftandigheden, flegts alle i of 2 uuren ééne of twee lepels vol van één dezer volgende middelen in te geven , als: . Laudani puri, gr. j. Solve in aques Flor. Tilice, unc. iv. Dein adde Syr. Papav. Rhoead. unc. j. M. Ofwel: Syr. Diacodii, unc. j. Aq. Fior. Rhoead. unc. IV. Laud. Liquid. Sydenh. gtt. x. M. Andei's: iy. M. P. Cynogloffa, gr. x. Solve in Aquce Flor. Tilia, unc. iv. Adde Syr. Papav. Rhoead. unc. j. M. Hier  Over den KINKFIOESf. 707 Hierdoor, zegt Hij, wordt veeltijds de grootile verligting toegebragt, en den aanval geheel tegengegaan, moetende men, gelijk Hij verder aanmerkt, zo dra de tijd zijnes aan vals voorbij is, en men eene flijmagtige zelfftan'digheid in de Long, Maag, of Darmen op nieuw bcfpeure, in den tusfchentijd met de te voren opgegeven flijmverdunnende en ontlasting bevorderende middelen voortgaan. Dan alle dezen vrugteloos zijnde aangewend, en den" Hoest met dezelfde hevigheid blijvende voortduuren, wil Hij of den Hyofciamus, of wel de Cicuta (als doch zijne meest geliefkoosde middelen) gebruikt hebben; voorgevende, dat de volgende alsdan zeer dikwils den besten dienst doen , en eene fpoedige verligting aanbrengen: £0. Ëxtratli Hyofciami, gr. iij. Solve in aqua Flor. Tilia, unc. iiji Adde Syr. Capill. Veneris, unc. j. M. Om na vereisen van zaken, en omftandigheden, alle 1,2 , of 3 uuren telkens één lepeltje van te geven, Yy 2 Èn  7o8 A. J. 'sGRAEUWE N, En Rc. ExtraEti Cicuta., gr. v. Solvs in aqua Fier. Tilia, unc.-iij. Dein adde Liquoris Terra foliat. Tartari, dr. /3. Syr. Fwnèria••, .unc. ij. M. Om alle 2 of 3 uuren eene halve, of zo noodig, eene geheele lepel vol van te laten gebruiken. Willende gèmelde Schrijver, dat dit laatfte middel vooral dienstig zij voor Kinderen, die de zogenaamde Engelfche Ziekte hebben, of wel voor dezulken, waar bij op onderfcheiden pjaatfen van het lichaam verharde klieren gevonden worden (108) Buiten de enkele gevallen , waar in de opgemelde gebreken kunnen plaats hebben , en dusdanige middelen, als voornoemde Schrijver op- (ïoS) Dat Struma mScrophul.c niet zeldzaam door den Kinkhoest geboren worden, en denzelven volgen toont de Heer White over:uigend aan, zo als te zien is in deszelfs Verhandeling onder den volgenden Tiiui te London in den Jaare 1784. Uitgekomen, t. w. A Tfeatife on Struma or Scropkula, commonly ca lied Kings Evil, inwhich the intprbpriety of confi'dering it as an Heréditary Difeafe is pointed out; more natipnal eau fes ajjigncd; and a fuccejf ful mèihod of treatment is recommended by Th. White , furgeon to the L-mdon Difpenfatory.  Over den KINKHOEST. 709 opgeeft , mogten vercischt worden , en het toedienen van andere verdoovende , kramp- en pijnftiJJende middelen niet verbieden , zoude ik liever aanraden en verkiezen gebruik te maken van het Heujfap en fommigen van deszelfs bereidingen, mits de vereischtc omzigtigheid bij derzelver toediening in acht nemende, zullende men daar door de fterkc fpanning en krampagtige Zenuwtrekkingen der Longen, en de hierdoor ontftaandcallerhevigfte benaauwdheden wel dra zien bedaaren , de fluimloozing bevorderen, door het geheel ontfp'annen van den Tonus der vezelen , eene zagte uitwaasfeming ontftaan, en eene heilzaame rust genieten. En waarlijk de lof, die dit middel in deze en andereZiekten van eenen Zinkingagtigen aart verdient en door den Heere Michel (109) daar aan wordt toegekend , is uitftekend. Het ,, voldoet," dus zegt Hij, aan veele aan- ,, wijzingen. Het bevordert door zijne ,, ontfpannende, en op de huid eigenaartig „ wer- (109) Zie deszelfs meergemelde Prijs-verhandeling over de Zinkingkoortfen , in lier. II. Deel der Verhandel, van de Vlisf. Maatfchappij bladz'. 209. Alwaar men boven dien een groot aantal Genees-middelen vindt aa:; de hand gegeven , die ook in deze Ziekte, mits onder de béftioriog eenes kundigeu en welervaren Arts zijnde, van de grootfle Yy 3  7io A. J. sGRAEUWEN, werkende kragt, het zweet; neemt de ftuipagtige bewegingen, welke op de plaatslijke „ deelen vallen, weg. Stuit de hevigheid der „ Koorts, verzagt de pijn en brengt de Lij„ ders in eene aangenaame verkwikkende ,, rust," enz, Steunende zulks, gelijk Hij er bijvoegt, op.de getuigenisfen vanHoME, HuXt ham, Sarconeen de Haen. Dan, niette- genftaande dit middel deze heilzaame en allervoórtreffelijkfte eigenfchappen bezit, kan het in de hand eenes onkundigen ten hoogften nadeelig en gevaarlijk worden. Het zal niet noodig zijn de waarheid hier van omftandig te betoogen, en zulks met voorbeelden op te helderen , die in menigte voorhanden en genoegzaam bekend zijn. Dit weinige echter kan ik niet afzijn hier alleen nog bij te voegen, dat het gemeen, zo wel hier als elders, een allerfchandelijkst misbruik maken van flaapverwekkende middelen , en, gelijk ik meer dan eens heb ondervonden , ook in deze Ziekte. Gevende toch de vaak te luije Moeders haare Kinnuttigheid zoude kunnen zijn, zo ter afvveering en beteugeling haarer toevallen , als ter verwinning haarer oorzaken en verdere gevolgen. Ik wijze dus mijnen gcachten Lezer na deze alzints doorwrogte en geleerde Verhandeling dezes uitmuntenden Schrijvers.  Over den KINKHOEST. 7" Kinderen des avonds gewoonlijk eene ruime gifte fijroop van Slaapbollen , of dat nog erger is, het Heulfap zelve in, om daar door in haare rust niet geftoord te worden , en zo zij voorgeven , om haare Kinderen eene goeden nacht te bezorgen. En hier toe befiuiten zij des te eerder , wanneer haare Kinderen door dezen Hoest gekweld, in hunnen flaap, verhinderd worden, zelfs verdubbelen zij, de gewoone gifte niet voldoende zijnde, als dan niet zelden dezelve van haar geliefkoost rustmiddel. En het is aan dit misbruik inzonderheid , (waar bij ik als eene bijkomende of tweede oorzaak zoude kunnen voegen, het verzuimen der nodige ontlastmiddelen , vooral in het begin der Ziekte , als ook den ongefchikten leefregel, die het gemeene volkje gewoonlijk houdt,en met deszelfs Kinderen, het zij dezelve gezond of ziek zijn, blijft volgen) dat ik de eerfte en voornaamfle oorzaak toe- , ken van het groot aantal Kinderen, dat men bij eene al gemeene heerfching dezer Ziekte niet zelden zo ongelukkig ziet omkomen. En het is de beroemde Weener Geneesheer Stoll, die het misbruik en doodelijk gevolg dezer middelen kennende, mededeelt, dat de Longe-pijpjes (Bronchia) in de Lijken der ge» ftorvene, door het gebruik des Opiums in de» Y y 4 z •  712 A. J. 'sGRAE UWEN, ze Ziekte , met een Lijm (Gluten) bezet geworden zijn (i 10). Thans ga ik over tot het onderzoek der nuttigheid van den Koortsbast, in déze Ziekte zo zeer geroemd. De Kinkhoest dan , vrij algemeen en niet geheel ten onrechte tot de tusfenpoozende Ziekten gebragt, uit hoofde van deszelfs, dikwils op gezette tijden wederkeerende aanvallen, even als de tusfenpoozende Koortfen, heeft noodwendig den Geneeskundigen moeten doen bedagt zijn, om ook zulke middelen tegens denzelven te beproeven , die zij bij ondervinding wisten in andere zoortgelijke gebreken heilzaam te zijn, en dus kon onder "dezen gewis den Koortsbast hunnen aandagt niet ontfnappen. Na alle waarfchijnlijkheid komt den beroemden Engelfchen Geneesheer Huxiïam de eere toe, van het eerst de Koortsbast in deze Ziekte beproefd en nuttig bevonden te hebben , en dit wel in den jaare 1732. toen dezelve in Plymouth algemeen heerschte (111). Naast denkelijk, was de Hoogleeraar Brendel , te Göt- (ito) Zie deszelfs Ratio Medendi, Part. III. pag. 104. (m Zo als te zien is in deszelfs Opera Phyf. Mal. Tom. I. pig. 99. Edlt. Reiciielu.  Over den KINKHOEST, 713 Gottingen de tweede, die dezelve in den jaare 1747. in deze Ziekte heilzaam vond (f12). Dan de Heer Asfesfor Sirajndserg te Stockholm (113) was het, die, hoewel twee jaren laater, t. w. in 1749. den lof van dit uitftekend middel verbreidde, verzekerende daarin eene zo zonderlinge kragt te zijn ontwaar geworden , dat Hij inftaat ware, om in 14 dagen , of ten langften in 3 weken , deze Ziekte te geneezen, die Hij te voren in 2 of 3 maanden niet had kunnen doen wijken. Hij fchrcef dan het zelve, op de volgende wijze toebereid, voor. R>. Cort. Peruviani, dr. vj. Coque in aqua Fontana Libr. ij. Ad remanentiam Libr. (2. Colaturee adde. Syr. Hordeat. Paris. unc. iij. M. D. U. Om 4 of 5 malen 's daags een half theekopje van te gebruiken.' Of wel: (112) In deszelfs Progr. de Taffi Convulfiya, pag. 6. (113) Blijkens uit deszelfs Onderzoek over den Kinkhoest , in het I. Deel der Verhandelingen der Koninglijk( Zweedfche Academie, door den Heere Sandifort uitgegeven, medegedeeld. Yy 5  714 A. J. 'sGRAEUWEN, Bjo. Cort. Peruviani, dr. vj. Coquz in ƒ. q. aqua fluviat. ad confumtioncm \. ' Jn Colatura unc. iv. dijfolve Extr. Cort. Peruv. Vin. dr. ij. Arcani Tartari, dr. j. Admifce Olei de Cedro Ital. gtt. iv. D. U. Latende hiervan mede 4 of 5 malen 's daags., doch de helft van het voorgaande neemen. Met het gebruik nu dezér middelen hield Hij zo lange aan , tot dat de aanvallen van dezen Hoest volkomen ophielden ; ja zelfs al hielden dezelven op , waagde Hij het echter niet terffond met de Kina op te houden, gevende ais dan flegts eiken morgen één theekopje van het eerfte afkookzel, of een half van de andere bereiding. „ Op „ deze wijze," zegt Hij eindelijk, „ heb ik „ met een gewenscht gevolg den Kinkhoest „ genezen, en ik zal mij van harte verheu„ gen, als ik zie, dat deze Geneeswijze door „ een algemeen gebruik en verdere proeven „ bevestigd wordt." Deze wensch nü van den Heere Strandberg is in eene ruime mate vervufd geworden, hebbende Hij zeer veele en niet min beroemde navolgers van deze zijne geneeswijze gehad, fchoon eenigzints ver-  Over den KINKHOEST. 715 verfchillende in de wijze en tijd van toediening van dit zijn aangeprezen middel , waaromtrent ik nog het een en ander heb mede te deelen. Dan, voor en aleer ik de groote nuttigheid van den Koortsbast, die toch voornamentlijk van den tijd, wanneer? en de wijze, hoe? dezelve in deze Ziekte moete worden toegediend , afhangt, verderaantoone, zal het noodig zijn met weinige woorden nog te berichten: ,, dat, gelijk de bevorens geroemde Geneesheer Nielen (114) zeer gepast aanmerkt, deze Ziekte , welkers voornamen zetel in de Maag gefteld wordt , alvorens men tot het gebruik van den Koortsbast overga , vereifche, dat men dit ingewand van de prikkelen"de flijmige ftoffen , die het zelve bezitten , door' gepaste Braak- en voorts zagt openende Buik-zuiverende middelen ontdoe; dat men, om de flijmige hoedanigheid en ondoorgangbaarheid der fappen te verbeteren, ook openende, zoms zagte zweet-en pisdrijvende middelen moete gebruiken, op dat de gefteldheid der vogten vooraf verbeterd en de Zicktefloffen voor het grootfte gedeelte ontlast worden. (114) In deszelfs aangekondigde Pi ijs-verhandeling, bladz. 71.  7i6 A. J. 'sGRAEUWEN, den. Dan dat, zo des niettegenftaande de Hoest blfjve voortduuren, men tot het gebruik van den Koortsbast moete overgaan, en denzelven als dan met gepaste flijm-ontbindende middelen paaren; voorts dat Hij, met Zenuw- en pijnftillende middelen vermengd, vooral dienstig zij, om de hevige aanvallen van den Hoest te beteugelen , en , onder deze voorzorgen aangewend , zelden zo ooit- zal misfen deze Ziekte volmaakt te genezen." Hier bij komt , en dit verdient niet minder onze opmerking , dat de Braakmiddelen , hoe heilzaam anders, en in veele gevallen alleen voldoende, bij alle Lijders nogthans van geen even gelukkig gevolg zijn, en zich dikvvils, niet tegenftaan'dc derzelver herhaald gebruik , de flijm als op nieuw verzamele , en men dus deszelfs hervoortbrenging op alle mogelijke wijze moete tragten voor te komen en tegen te gaan, ten welken einde de verzwakte deelen vcrficrkt, en de verloren lichaamskragten dienen herfteld te worden, waar toe dan ook inzonderheid de Koortsbast, volgens mijne eigen bevinding, verre het gefchiktfte middel is, en, volgends het getuigenis der voornaamfteGeneeskundigen, van de meeste vrugt zal bevonden worden. Zelden toch vordert de Koorts eene bijzondere geneezing; zelden is zij zo hevig, dat men  Over den KINKHOEST. 717 men eene ontfteking te vreezen hebbe : zo al, dan zal eene aderlaating het vaardigde hulpmiddel zijn, fchoon dik wils eene tijdige, van zelfs ontftaane neusbloeding haare plaats vervange, en de Koorts veelmalen kort na het , een en andermaal herhaald , gebruik eenes Braakmiddels verdwijne , zo echter nog eenige Koortfige] bewegingen mogtcn overblijven , zullen zij weldra voor eenige geringe giften van den Koortsbast wijken. Deze toch, gelijk de ondervinding leert, en ik herhaal zulks, is buitenzijne koortsverdiijvendekragt, een der beste verfterkende , . bederfweerende middelen, kunnende op veelerhande wijzen , het zij in Poeder , Conferf, Elixir, Tinctuur, Extfaér, of afgekookt, of wel in eene daaruit bereide firoop, den Lijder worden toegediend, in de cerfte gedaante , t. w. van een Poeder op zich zeiven, verkiezen het de Kinderen zelden te gebruiken, ten ware het zelve door fuiker zoet gemaakt, en meteen weinig kaneel of iets anders veraangenaamdzij. Moetende van een Kind, ten minsten 3 of 4 malen 's daags , telkens van 10 of 15 tot 20 greinen daar van genomen worden , en van eenen volwasfen Lijder, ééne halve drachme teffens. Liever verkiezen zij, zo als ik veelmalen, ook in andere Ziekten, heb ondervonden, dit Poeder met  718 A. j. >sG RAÈUWÊN, met gemeene fijroop vermengd , om telkens van te likken. In een Conferf gelukt dit fomwijlen ook; doch verre het beste op de volgende wijze: Ro. Aq. Cort. Aurant. unc. j 13. Cinnam. dr. iij. Tinct. Cort. Peruv. Syr. Pap. Rhoead. aa. unc. j. M. Hier van liet ik een Kind van 3 tot 6 of 7 jaaren , gewoonlijk alle 2 uuren, één vingerhoed vol, of, door de mate waters te verdubbelen , op gezegden tijd lepelsgewijze gebruiken , verminderende of vermeerderende voorts deze giften , na gelang der jaaren en omftandigheden van anderen* Zomwijlen voegde ik er met vrugt 1 of 2 drachmen Tin&uur van Myrrhe bij, vooral wanneer dit middel meerder verfterkend en ontbindend, dan wel Koortsverdrijvend zijn moest. Dan eens , fchoon zeldzaamer, en niet dan bij Kinderen van meerder jaaren, maakte ik weder gebruik van het afkookzel, met een weinig kaneel-water., en de een of andqre fijroop veraangenaamd , met geen minder goed gevolg. Hoe heilzaam echter, hoe vermogend dit middel, op deze wijze voorgefchreven, ook zijn moge, weigeren toch  Over den KINKHOEST. 719 toch de meeste Kinderen eene zó groote gifte, als vereischt wordt, telkens en zulks bij herhaling., daar van in te neemen, waarom ik mij meest van het opgemelde mengzel bediende. De Heer Mellin maakt doorgaans gebruik van den Koortsbast bij wijze van Eiixir; ontbindende ten dien einde 2 drachmen van deszelfs.ExtracT: in 3 of 4 oneen water, verzoetende dit mengzel met den fijroop, mede uit dezen bast bereid ; tot dat het aangenaam genoeg ware om te gebruiken, er dikwerf nog ééne drachme Éxtr. Cafcarillce bijvoegende* Dan onder het gebruik van de Kina onthield Hij zich van ontlastende middelen , wijl Hij geloofde, dat dezen derzelver kragten zouden verminderen, daar Hij echter voor haar za* mentrekkend vermogen ook in geenen deele bedugt was. ,, De Koortsbast," dus fchrijft Hij, bevorderde de fpijsverteering, wekte „ den trek tot eeten op, en gaf het lichaam ,, zijnekragten weder ; bij fommigen dreef Hij Wormen af, die te voren door de braak„ verwekkende of buikzuiverende middelen ,, niet uit het lichaam gebragt waren. De „ overblijfzels van de Koorts moesten ook „ verdwijnen, en eindelijk wierden ook die 5, Zieken, welke door de langdurigheid van „ den Hoest kragteloos geworden waren, en 5> bij  ?2ó A. J. UCRAEÜWEN, bij welken men ook uit de pols en het aan3, gezicht iets fleepende bemerkte, door het „ gebruik van dit middel volkomen herfteld." Gemelden Schrijver heldert voorts met eenige voorbeelden deze zijne geneeswijze op, en deelt ten Hotte zijnes werks de ongelukkige uitkomst, die deze Ziekte bij fommigen zijner Lijders had , mede; zijnde van de 73 Zieken, die Hij in de Stad (_Langen-Salza) behandelde , flegts 7 gcftorven , welkers bijzondere toevallen en oorzaaken hunner dood hij kortelijk befchrijft (115). De Hooggeleerde Brendel bevorens genoemd (116) vond ook, wanneer de middelen, om de maag en darmen te zuiveren , en de Koorts te matigen gebruikt waren , het meeste voordeel in den Koortsbast, op welk eene wijze dezelve ook wierde voorgelchreven, al ware het in klijfteeren. De beroemde Whytt hield insgelijks den Peruviaanfchen bast, mids in tijds gebruikt, voor (115) Zie deszelfs te voren reeds aangekondigde Verhandeling bladz. 68. tot het einde , te vinden in de meergemelde Bibliotheek van den Heere Sandifort X Deel, ifle Stuk, btadz. 405—408. (116) Zo als mede te zien is inde Opufcula Mathematici & Medici Argumenti. Tom. I. pag. 163.  Over den KINKHOEST. 723 kragten te onderhouden, doch met borstmiddelen diene gepaard te gaan , en als een maagmiddel ,geduurende den geheelen loop der Ziekte gegeven worden, fchoon Hij verzekerenimmer iemand door een rijkelijk gebruik derzelve te hebben kunnen genezen. Hij dan fchreef dezelve op deze wijze voor: IV. Cort. Peruvian. dr. j. Rad. }rid. Florent. Eryngii Flor. Tujfilag. aa. dr. 0. Coq. ex aqueefontan. unc. x.ad dimid. ColaturcS Adde aque menthes fativce fimpl. unc. j. Tinei. Croci. dr. (3. Syr. Sacchar. dr. vj. M. Moetende een kind 2 of 3 kleine lepeltjes, na eiken aanval van den Hoest hier van gebruiken. Zelfs wilde hij, dat het Kind koortfig zijnde, de Kina werde nagelaten, tot de Koorts ophield of verminderde. „ Een drank„ je," zegt Hij wijders, „ van Citroenfap „ met Zout van Alfem ontbonden in water, kan in plaatze van dezelve gegeven wor„ den, wanneer het Zuurde overhand heeft. „ Wanneer de Koortsbast gegeven wordt „ ten tijde, 'dat de Ziekte toeneemt, of op Zz 2 „ haa-  Over den KINKHOEST. 737 broken, dezen wortel in den Kinkhoest te beproeven , waar in gemelden Schrijver denzelven zo zeer verheft. Zeggende Hij, ten befhiite zijner medegedeelde waarneemingen, niet een Geneesmiddel te kennen, dat de Kinderen zo gaarne inneemen als zijn Conferf, bezittende eenen zagten en aangenam.cn lpecerijagtigen fmaak, zo dat ze vaak in verbeelding zijn, dat hun iets lekkers gegeven worde, wanneer het hun wordt toegediend. Hebben* de Hij wijders ontdekt, dat zij zelfs eene grootere gifte, dan hun was voorgefchreven ge* bruikende , die zeer wel konden verdragen. Eindelijk merkt Hij aan, bij dezen Hoest, algemeen heerfchendc , om den anderen dag nimmer verheffingen gezien te hebben , zo als de Heer Rosen opmerkte, maar in tegendeel, dat* dezelve alle dagen even fterk voordging, fchoon Hij des morgens en 's avonds , en zomtijds ook des nagts , altoos veel heviger ware , en zijne aanvallen langer duurden. De middelen, die de beroemde Fr. Hoff.mann ter verfterking der verfiapte vaste deelen , voornamentlijk bij het afnemen dezer Ziekte, en ter voorkoming dat de Hoest niet wederkeerc, gelijk zomwijlen gebeurt, aanprijst, zijn inzonderheid de Effentia Succini, de Spiritus Comu Cervi met de Tinctura TarVI. Deel. Aaa ta-  Over den KINKHOEST. 739 Willis verder raadt het afkookzel der Houten uit de Salfaparilla, Radix China, Ligman Santali, Rafura Eboris & Cormi Cervi, mee bijvoeging van eenige pisdrijvende en krampweerende middelen, gelijk de Syrupus ex Caftoreo & Croco, &c. te gebruiken. Dan zoude ik geen einde vinden, indien ik alle de overige Geneesmiddelen, door fommigen nog in deze Ziekte aangepreezen, wilde opgeven, wier grootfte gedeelte ik doch met grond vermeene als onnoodig, en gedeeltelijk als onnuttig, temogen befchouwen,' en waar op ik het zeggen van den Heere Vogel zeertoepasfelijk vinde: „ dat verfcheiden middelen, die in deze Ziekte zo zeer verheft worden, veeltijds de geroemde hoedanigheid niet bezitten., en niet zelden eene kragt uitoefenen , die zo al niet fchadelijk, ten minsten volftrekc nutteloos mag genoemd worden." De Heer Strandberg drukt zich hier omtrent ook niet oneigen uit: „ wij denken ," dus luiden zijne woorden, „ niet ligt op nieuwe middelen tegens eene Ziekte , zo lang wij er nog verfcheiden ter toetze overig hebben , die ons van geloofwaardige Lieden worden aan de hand gegeven als middelen , die beproefd en goed be vonden zijn." Zeggende ook voornoemden Heere Hoffmann , dat het ter genezing van Aaaz de.  Over den KINKHOEST. 74 r bij eigen ondervinding kennende , derzelver gebruik aanraadde, fchrijvende dezelve voor op deze wijze: ~Bp. Pulv. Cantliaridum Camphores aa. fcruo. j. Exir. Cort. Peruv. dr. iij. M. Van welk mengzel Hij den Kinderen 8 of 10 greinen (of dac mij gefchikcer voorkomt , van het zelve tot pilletjes ieder van 2 greinen gemaakt, telkens 4 of 5 ) alle 3 of 4 uuren in eene lepel vol water, of eenig ander vogt, waar in een weinig Ralfar.u Copaivce ontbonden was, liet inneemen , hen tusfchen beide eene Zaad- of Amandelmelk voor den gewoonen drank te gebruiken gevende. Dan de Heer Abr. Sutïcliff veranderde naderhand dit opgegeven Geneesmiddel in dezer voege : ~Pf. Tinct. Cantliaridum dr. j. Cort. Peruv. unc. jft. Elix. Paregorici, unc. /3. M. Om er 3 of 4 malen 's daags eene kleine gifte van toe te dienen, dezelve allengskens zo lang vermeerderende, tot dat er eene ligte Druppelpis QStranguria) verwekt worde, als wanAaa 3 neer  754 A. J. 'sGRAEUWEN, fmettelijke Ziekte, die in denjaare 1755. op Cayenne heerschte-, van een gewenscht gevolg was , t. w. in de aanvallen van eenen geweldigen Kinkhoest, die van Koortfen en Hoofdpijn verzeld ging. Voorts, indien men de aangeprezen deugden en voortreffelijke eigenfchappen van den Moeder-wortel (Arnica~) nagaat, behoeft men zich geenzints te verwonderen , dat ook dit middel in den Kinkhoest beproefd en nuttig bevonden zij, als bezittende eene ontbindende , bederfweerende, Koortsverdrijvende enKrampftillende kragt, een bijzonder vermogen om op het hersfen- en zenuw-geftel te werken, enz. waar van men de overtuigendfte bewijzen in de fchriften van de Heeren de la marche (J43), collin (144), bruck- ner , (143) Zie deszelfs WJJert. Si flens Obfervationes PraSlicas de Amvca vei\e ufu. Halce Magdeb. 1744. (144) In deszelfs Obfervationes circa morbos acutos ö? chronicos faïï.e. Pars IV. Waar in Hij na de befchrijving dezer Plant Artüea, derzelver nuttigheid in Verlamming, Blindheid, Kramp en Stuiptrekkingen aantoont, en zulks ■door eene menigte voorbeelden en gedaane proeven bevestigt. Oeelende vervolgens in het V. Deel omftandig mede de koortsverdrijvende kragt van dit middel, deszelfs nut in Rotkoortfen , Roodenloop, het Koud Vuur, enz. Zulk? » insgelijks met een groot aantal Waarneemingen opheldereri1 de.'  Over den KINKHOEST. 757 bruikt was , door het afkookzel der Flores Amices mee andere verzagtende kruiden en wortelen, van den Kinkhoest genezen hebbe- De Polei (Pnlegium) wordt ook zeer in deze Ziekte geprezen , en inzonderheid deszelfs uitgeperst fap, dat door Boyle voor een foortmiddel tegens dezen Hoest gehouden wordt, het welk de Heeren Home , de Sauvages , de Meza, en anderen bevestigen; wordende door laatstgenoemden Schrijver het Druiven-kruid (Botrys) het zij in een afkookzel, of wel als thee getrokken, niet minder geroemd. Dat meer is, men houdt zelfs het aftrekzei van den Tabak voor heilzaam, wordende daar omtrent door den Heere Rosen aangemerkt en gezegd: ,, Pillen uit het Extractum Nico,, tiana zijn dikwils in eenen anderen kramp,, agtigen hoest van nut geweest, doch of zij ,, in den Kinkhoest eenigen dienst doen , heb ,, ik geene gelegenheid gehad te beproeven." Waar bij de Heer Murray aantekent: dat de Schrijver der Obftrv. Clinic. in Nofocom. Varfav. Fafc. 1. pag. 53. den fijroop van Tabak in eenen zwaaren hoest met Aamborstigheid verzeld aanprijze, en verzekere deszelfs nuttigheid te hebben ondervonden. Wijders deelt ook evengemelde Heer Rosen mede:. dat men voor eenigen tijd begonnen Bb b 3 heb-  7tS A. J. 'sGRAEUWEN, hebbe het vet van Zee-honden (Phoca Vitulïna) in deze Ziekte te gebruiken. Door namentlijk één lood van het zelve, geduurende een kwartier uurs, in één pond melk te laten kooken , en van deze melk des morgens en des avonds aan Kinderen van één half tot een geheel jaar ééne fpijslepel vol, en aan hen , die ouder zijn , nog meer te geven. ,, Men ver„ zekert," dus vervolgt Hij, ,, dat zij niet „ meer in den adem bleven, dat dit toeval ,, zich ten minsten na agt dagen niet meer ver„ toonde, doch dat den hoest langer aanhield. ,, Dezen overwon men echter eindelijk , na ,, dat men eenige droppelen Thecr, met een doijer van een Ei vermengd had. Inrikes tidning for aor 1770. No. 24. pp Qhirwgifka Socictetes Handel/er, 1769, pag. 105. waar „ in de Heer J. D. Brandt zulks door de on„ dervinding bevestigt en verzekert , dat Hij „ van den eerftcn dag af aan ,-dat dit middel „ gebruikt is, beterfchap ontdekt heeft." Dan het is eene meer bekende zaak , dat men voorheen , en op fommige plaatfen nog heden ten dage, eenen grooten ophef maakc van de Slakkenmelk in deze Ziekte. Dat dezelve intusfchen i'n eenige gevallen met vrucht gebruikt zij, weet ik bij ondervinding, onder anderen nam ik in een Huisgezin van 7 Kinde-  0 Over den KINKHOEST. 759 deren, die allen gelijktijdig den Kinkhoest en zelfs zeer fterk hadden, waar, dat deszelfs aanvallen bij die genen , die deze melk in eene genoegzaame hoeveelheid gebruikten, langzamerhand minder hevig wierden en fpoediger eindigden, dan bij die, welken deszelfs gebruik volftrekt weigerden , zijnde dezen de twee oudften, welken bij toeval den naam van Slakkenmelk gehoord hebbende, eenen te grooten afkeer daar van hadden, bij wien dan ook zijne aanvallen heviger bleven en langer duurden. Dan in den beginne der Ziekte heb ik de gezegde melk van weinig of geen nut bevonden , doende zij flegts eenig voordeel en verligting aanbrengende bij deszelfs voortduuring, en na dat de noodige ontlastmiddelen vooraf gebruikt waren , gelijk in het geval der voornoemde Kinderen plaats had. Sommigen weder verheffen den fijroop van Slakken (Syrupus Limacum), vooral, zo als de beroemde P. Sandifort aan de band geeft, met een vierde gedeelte Syrupus Diacodii vermengd, en van tijd tot tijd gegeven. Zullende hier door volgens zijn Ed. zeggen, gewis de hevigheid van den hoest afneemen, en hij zelve groo- tclijks geftild worden. Meerder nut en voordeel nogthans heb ik de fijroop van Ramenas zien aanbrengen , zo als'ook anderen Bbb 4 met  ?6o A. J. 's G RA E U W E N, met mij hebben waargenomen (151). Wijlen de Heer Baster verkoos den laatstgémelden fijroop ook verre boven dien der Slakken en derzelver melk, die Hij nogthans in ibmmige gevallen met voordeel zag gebruiken. Wijders roemde Hij ook zeer het zaad der Tuinkers QSemina Najiurcii) , als ware het een foortmiddel in verfcheiden zoorten van hoesten , bijzonder in die van eenen Zinkingagtigen aart, doch boven allen in den Kinkhoest. Latende eene drachme van dit Zaad in een ijl doekje doen, met kokend water geduurende den nagt aftrekken , vervolgens uitpersfen , eh het vogt met fuiker of honig vermengen, om telkens van te drinken. Er zijn ook eenige voornaame Schrijvers , die de Ezellinne melk in deze Ziekte roemen, en onder dezen de Heer Fr. Boffmann , volgens wiens getuigenis, dezen Hoest hebbelijk geworden zijnde, met een verloren eetlust en begin van Tcering, de gezegde melk, of wei van melk , of ook feltzer water met een gelijk gedeelte melk vermengd, het voornaamfte der genezing uitmaken. De Heer Fothergill raadt mede de Ezelinne melk aan, en liet de- zcl- (151) Vergelijk mijn vorig berigt des aangaande medegedeeld.  Over den KINKHOEST. 761 zelve van zijne Lijderen tusfchen beiden drinken, hun zagte fpijzen , vleeschnat en melk gebruiken; willende wijders, dat men zorgvuldig vermijde de maag te overlaaden, wijl hier door de Ziekte des te langer duurde. En de ftraks gemelde Heer Sandifort berigt: dat de Ezelinne melk te regt in den gevorderden ftaaf dezer Ziekte.voor een der beste middelen gehouden worde, wijl dezelve het lichaam voedt en deszelfs kragten daar door allengskens toenemen (152). Anderen weder prijzen dePaardcnmelk, waar van de Heer Strandberg getuigt, die zeer te hebben hooren roemen, doch dat hij dezelve uit gebrek niet meer dan eenmaal hebbe kunnen gebruiken, en dus geene genoegzaame ondervinding van derzelver nuttigheid hadde. — Terwijl al weder anderen de Geiten melk, of nog meer de Schaapen melk, vooral bij het afneemen dezer Ziekte roemen. Zie hier wat v de (132) Een zeker Engelsen Schrijver geefc her volgende middel aan de hand , dat, gelijk Hij zegt, zeer wel in de plaats van Ezeliinne melk gebruikt, en met zeer veel voordeel kan gedronken worden van Teeringagtige Lijders, t. w. neem gepaerlde Gerst, China wortel gekneust en Salfaparilla van elks ééne once; Eryngium ééne halve once : kookt dit te zamen in 3 pinten water tot op de helft, giet dau het vogt af en doe 'er eene pint verfehe melk bij. Bbb 5  ?6z A. J. 's G R A E U WE,N, de Heer Pa jon de Monets (153) daar van zegt: „ de Schaapen melk," dit zijn zijne woorden, „ is zeker een van de beste midde„ len om de kragten te berftelien , zij heeft „ wezenlijke hoedanigheden , welken haar „ doen uitmunten; zij hot niet ligt, om dat „ ze minder weiagtige deelen heeft; zij heeft een fuiker of zout van melk , 't welk zeer, „ zagt en balfemagtig. is; zij heeft veel room.; ,, zij is voornamentlijk van dienst in yerma„ gering, uitteering en gebrek van vogten, „ gevende overvloed van voedende fappen. ,, Verre van loslijvigheid te maken, gelijk de ,, melk van eene Koe , Ezelinne of Merrij, „ herftelt zij den Buikloop met kragt, her. ftelt de verteerkragt, door de vezelen van ,, de Maag te verfterken; en men weet dat ,, de meesten Ziekten hier uit haren oorfprong ,, hebben. Men begrijpt derhalven , dat zij ,, van dienst is om geneeskragtige voedzels ,, te verfchaffen, welken , zonder de maag „ te veel arbeid tot verteering te geven , en zonder eenige ontrusting te verwekken , „ vee- (153) In deszelfs Lettre für les malaclies de la Poitrive, welkers vei taling te vinden is in de N. Faderl. Letterscf. II. Deel , No. 2. bladz. 58. en volgende van het Mengelwerk.  Over den KINKHOEST. 763 „ veele fappen kunnen verfchaffen, om het „ gebruik der voeding te herftellen. Einde„ lijk in alle gevallen, waar in de Geiten„ melk te pas komt, is de Schaapen melk veel ,, beter, en door een Scheikundig onderzoek ,, kan men ontdekken, hoe veel zij boven an„ ren heeft. Daar en boven heeft zij nog dit „ voordeel, dat zij op alle tijden van het jaar ,, kan gebruikt worden, het welk omtrent an„ deren zq niet kan gefchieden." „ Zomtijds helpt koud water ," zegt de Heer Bisset, „ met fuiker of honig zoet gemaakt." En de Heer L. Routpe bevestigt zulks met te zeggen, dat het drinken van koud water bijzonder in den aanval van den Hoest veel goeds doe (154)- Eindelijk heb ik ten aanzien der verandering van Lucht, die toch veele voornaame Geneeskundigen voor een der beste en kragtigfte middelen tegens deze Ziekte befchouwen, nog iets aan te merken. Zijnde het mij meer dan waarfchijnlijk voorgekomen, dat de Lijder van de plaats, (154) Zie deszelfs %figt nopens de Ziekten, die in de maanden November en December des jaars 1779, te Rotterdam heerschten, geplaatst in het I. Deel, 4de Stuk der Verhandelingen van de Natuur- en Ceneesk. Correfpondentie Sociëteit in 'si Hoge, biadz, 569.  764 A. • J: YG RA E U W E N, plaats, daar deze Ziekte algemeen heerscht, verwijderd en overgebragt wordende na eene andere, alwaar men geene de minste tekenen derzelve kan ontwa'ren , het fpoedigfte daar van ontflagen worde; hebbende mij zulks de ondervinding, ten minsten bij mijne eigen Kinderen, alzints overtuigend geleerd. Dezen nu naauwiijks befmet zijnde , naauwlijks eenige geringe tekenen van dezen hoest zich bij hen voordoende, deden, daar ik mijne reis niet wel konde uitftellen, in het laatst der maand Junij 1785. met mij en verder gezelfchap een togtje door een groot gedeelte van Braband. Dan naauwlijks 2 dagen van huis vertrokken zijnde, openbaarde zich bij hen de Hoest reeds in zijn volle kragt O 55). Ter plaatfe gekomen zijnde, daar ik mij van de noodige Geneesmiddelen konde voorzien, diende ik hun een zagt Braakmiddel toe , beftaande uit eenige weinige greinen van den Braak-wortel met fuiker en zulks bij herhaling, doch in kleine giften telkens ; twee dagen later een zagt Buik- (155) Of ik deze zo fpoedige verergering aan het fcheep zijn, het moeilijk vaaren door het onltuimig weder, dan wel aan een gevatte koude heb moeten toefchrijven, konde ik niet wel ontdekken , fchoon mij het laatfle wel het waarfchijnlijkfte voorkwam.  Over den KINKHOEST. 765 Buikzuiverend middel, uit een aftrekzei van Senebladen met Manna en een weinig veel vermogend Zout (Sal Polychrefton). Voqrts een mengzel, met dat, hier voren opgegeven, overeenkomende ten dagelijkfchen gebruike, en zo het noodig ware, tusfchen beiden, om de geweldige aanvallen van den Hoest, de overtollige Brakingen , en de onmatige daar op volgende ftuipagtige bewegingen te doen bedaaren, eenige droppelen van het volgende: 1^. Aq. Cinnam. Spir. Carn. Sylvii aa. dr. ij. Liquor. Anod. Min. Hoffm. dr. jfi. L. L. Sydenh. dr. /S. Syr. Violar. dr. ij. M. Waar door ik oogenfchijnlijk den Hoest zag verminderen , en wel dra, door de daar bij komende bijna dagelijkfche luchtsverandering van de eene na de andere plaats, en de geftadige lichaamsbeweing door vaaren , rijden , gaan, enz. ganfchelijk ophouden, zo dat zij binnen 18 dagen, welken mijne reis duurde, volkomen herfteldenen volmaakt gezond t'huiswaards keerden. Hebbende ik dus alle reden te gelooven , dat voornoemde geduui ige luchtsverandering de voornaamfte oorzaak hunner zo  766 A. J. 's G R A E U WE N> ■ zo fpoedige herftelling uitmaakte; te meer wijl ik door deze zelfde geneeswijze, hoe nuttig en minst langdurig anders, nimmer te voren eene zo fpoedige en volkomen genezing bij anderen , die dezen hoest in zulk eene hevigen graad hadden, als mijne Kinderen, hebbe mogen ontwaren. — Intusfchen is de Heer Armstrong van gedagten, dat deze zo zeer aangeprezen verandering van lucht, bij veele Lijders geene verandering te weeg brenge. Welk gevoelen door het zeggen van den Heere Buchan (156) uitnemend wederlegd wordt, als houdende de gezegde luchtsverandering voor een der kragtigfte middelen tegens den Kinkhoest, waar door Hij zegt deze kwaal verdreven te, worden, * zelfs dan, wanneer die verandering een overgang is van eene zuiverder tot eene lucht, die minder gezond fchijne te zijn (157). » Misfchien," dus vervolgt Hij, ,, ontftaat(dit eeniger mate daar uit, dat zich „ de Lijder van eene plaats, waar de befmet„ ting heerscht, verwijderd. De meeste Ziek„ tens der Kinderen zijn befmettelijk, en het „ is (156) In zijne Huislijke Geneeskunde, bladz. 331. O 57) Vergelijk hier mede het te voren door mij verhandelde nopens de voorbehoeding dezer Ziekte.  Over den KINKHOEST. 767 „ is geheel niet zeldzaam den Kinkhoest in eene ,, Stad of Dorp te zien heerfchen, ter zeiver ,, tijd , wanneer men er in eene zeer nabij ge,, legene plaats geene de minste tekenen van ,, befpeurt ! Doch wat er ook de reden van ,, zij, de zaak is zeker, en door de ondervin,, ding bevestigd. Men behoort derhalven niet uit te ftellen , den Lijder op eenigen af,, ftand van die plaats, waar hij de kwaal ge- kregen heeft, en zo het mogelijk is , naar ,, een warmer en zuiverder lucht te vervoe,, ren." Wordende door den geleerden Vertaler zijnes opgenoemden Werks , de Heer Lijklama a Nijholt het volgende daar bij aangetekend: dat fommigen meenen, dat de Lijder niet moete verplaatst worden , voor dat den hoest aan het afnemen zij; dan dat voor dit gevoelen zich geene genoegzaame reden opdoe, wijl men in alle tijdperken dezer Ziekte de verandering van lucht den Lijderen voordeelig bevonden heeft. Voorts dat het niet genoeg zij hen dagelijks in een rijtuig te laten rijden , wijl dit zeldzaam aan het oogmerk beantwoordt, en hen veeltijds nadeelig kan zijn , door hen koude te doen vatten. Willende* eindelijk, dat zo zij uitgaan , zulks vooral niet anders dan te voet, of, (die van eenen meer gevorderde^ ouderdom zulks doen kunnen,) * te  768 A. J. 'sGRAEUWEN, te Paard gefchiede. Gaen minder voor- ftander der Luchtsverandering in deze Ziekte is de beroemde Huxham , die dezelve daarin ten hoogften aanprijst, en wel inzonderheid de Landlucht, het Buitenleven , en de onderhouding eener matige beweging. Ik zoude, ware het nodig, hier omtrent verder kunnen uitweiden. Dan daar ik nog het een en ander, zo omtrent de aderlating, als de overige uitwendige hulpmiddelen , die men in deze Ziekte bezigt, te berigten heb, zal ik diensvolgens in de eerfte plaats onderzoeken in hoe verre eene aderlating , en zelfs eene herhaling derzelver, nuttig en nodig bevonden worde. Het voornaamffe oogmerk in eene te doene aderlating in den Kinkhoest is dan, om 1. Het overtollige bloed te ontlasten, en de nadeelige gevolgen der volbloedigheid voor te komen. 2. De te fterke uitzetting der vaten te verminderen , en daar door derzelver bersting, en de uitftorting van bloed in, of uit het een.of ander deel des lichaams noodwendig daar op moetende volgen te verhoeden. Of wel, om 3. Den te fterken drift des bloeds te matigen. 4. De te groote gefpannenheid der vaste deelen weg te nemen. 5- De  Over den KINKHOEST. 769 5. De ontfeceking af te weeren. 6. De koorts te beteugelen. 7. De vaten de noodige ruimte te geven. 8. Den omloop des bloeds , de uitwaasfeming en verdere affcheidingen der vogten te bevorderen. ' 9. De ademhaling vrij en gemaklijk te maken , en de verftikking voor te komen. Eindelijk, om 10. De Ziekteftoffen beweeglijker te maken, en de vereischte ontlastmiddelen , vooral de Braak-en Buikzuiverende middelen des te veiliger, te zekerder te doen werken en van des te meer vrugt te doen zijn, als de eerfte en voornaamfte vereischtens ter genezing dezer Ziekte. Dus zegt de beroemde Fr. Hoffmann: „dat de Aderlaatingen voordeelig zijn, voor die te veel bloed en te gezwollen aderen hebben, of wier gewoone ontlastingen zijn opgeftopt;dat het openen eenerader als dan een.der beste voorbehoedmiddelen zij, en men zulks niet moge nalaten, als de hoest zeer geweldig is, om het bersten der vaten op de eene of andere plaats des lichaams voor te komen , het welk in de kindsheid en jeugdigen ouderdom niet zelden plaats heeft." Wordende zulks door Sijdenham, Harris, Huxham, en veele andere be_ VI. Deel. Ccc ves-  Over den KINKHOEST. 77i ken, is het noodig hem bloed te laaten, inzonderheid wanneer deZiekkoorts zich opdoet, en de pols hard is en vol; dan wijl het „ hoofdoogmerk der Aderlaating in deze kwaal is, het bersten van de bloedvaten der Long „ te verhoeden , en het gebruik van Braak„ middelen veiliger te maken, zal het zelden „ noodig zijn de laating te herhalen; wanneer „ men echter toevallen eener Long-ontftee„ king befpèurt, zal eene tweede , ja zelfs >, eene derde Aderlaating van nut zijn." Wijders wordt door den Baron van Störck hier omtrent aangemerkt, dat, zo men befpeure , dat de Kinkhoest niet zo zeer uit flijm, als uit eene volbloedigheid, ontfta, eene Aderlaating noodig zij , en dat die zelfs na gelang der omftandigheden en kragten, dóch met de vereischte omzigtigheid diene herhaald te worden, op dat des Lijders kragten hier door niet verfpild worden ; wijl anderzints door het Aderlaaten deze Ziekte verergert; gevende Hij daar benevens de volgende middelen te gebruiken. Als:^ Tip. Nitri puri dr. j. Syr. Ribefior. unc. j. Aq. Flor. Sambuci. unc. vj. M. Voor een Kind alle 2 uuren ééne lepel. Ccc 2 Of  ?72 A, j} RA EU WEN, Of wel voor den gewoonen drank: Bp. Flor dei midi, unc. iij. Aquce puree. Libr. iv. Coque per | horam, dein Colatura adde Nitri puri dr. j. Oxym. fimpl. vel meilis puri. unc. ij. M. Of ook: Ep. Rad. Althoea unc. j. Fol * man. ij. Confciff. coq. ƒ. q. aqua per i horam, Dein Colatura Libr. j 13. adde Nitri puri. dr. j. Oxym. fimpl. unc. ij. M. Om alle 2 uuren één theekopje vol laauw te gebruiken. Dan wel: fy. Nilri puri. __ Stibii diaphoretici non abluti aa. dr. j. Oxym. fimplic Syr. Flor. Rhoead. aa.mc jl3. M. Om er alle 2 uuren een theelepeltje van te neemen. Of eindelijk: R=. Nitri puri dr. (2. Stibii diaph. non abluti, dr. jfi. Oxym. Scillitici. unc. ij. Syr.  Over den KINKHOEST. m Syr. Flor. Rhoead. unc. j. Aq. Fceniculi unc. viij. M. Om er dikwijs van te gebruiken. Jntusfchcn kan, gelijk dees beroemde Schrijver verder aanmerkt, eene Aderlaating zomwijlen gevorderd worden , alfchoon er gene volbloedigheid plaats hebbe , wanneer de hoest namentlijk zo hevig is, dat' er eene bersting van een der Longe-vaatjes, of eene ontfteeking te dugten zij, of ook, wanneer door flillende middelen geene hulp werde aangebragt, nog de hoest daar door tot zwijgen gerake, De Heer Rosen wil flegts dan , wanneer het Kind zeer volbloedig is, of bij den aanval vr.n den Hoest eene bloedftorting uit den neus krijgt, te voren een ader geopend hebben. Dan waar op de Hoogleeraar Sandifout aanmerkt: dat het in alle gevallen raadzaam zij eene Aderlaating te doen, en dat men door dezelve veele zwaare toevallen, die anders zeer ligt ontftaan kunnen, voorkome. Vol gens den Heere Lieutaud , moet. men eene ader openen, wanneer de koorts hevig en de ademhaling moeilijk is, zijnde eene Aderlaating anders overtollig en fchadelijk. Even zo wordt, dezelve, flegts in fommige gevallen, Ccc 3 door  774 A. J. 'sGRAEU WEN, door den Heere Vogel voor noodzaakelijk gehouden. < En de Heer Stuandberg drukt zich daar omtrent in dezer voegen uit, ,, het „ Aderlaaten heb ik niet kunnen beproeven, „ dewijl het ftreed tegen de begrippen , die de meeste Moeders van de Geneeskunde „ hebben." En waarlijk dit vooroordeel heerscht ook hier te lande vrij algemeen, zo dat niet zelden de kragtigfte redenen , en de overtuigendfte verzekeringen van eene daar door te wagten fpoedige hulpe daar toe ver* eischt worden, om fommige lieden van de noodzaakelijkheid eener te doene Aderlaating te overtuigen. Veelmalen heb ik mij in dit geval bevonden, en niet zelden de onaangenaamheid gehad, van aan dit vooroordeel te moeten toegeven, en mijne geneeswijze daar na interigten. Wel is waar, dat de gevallen , waar in eene Aderlaating vercischt wierd, mij op verre na zo menigvuldig niet zijn voorgekomen, als men wel voorgeeft, hebbende ik dezelve nimmer dan in eene meergevorderden ouderdom, in eene te groote volbloedigheid, ter beteugeling der koorts en ter afweering der nadeelige gevolgen , die niet zelden de te hevige aanvallen van dezen hoest na zich Hepen, laten verrigten, als wanneer ik dezelve ook altoos van de beste en heilzaamfte uit- wer-  Over den KINKHOEST. 775- werking vond. Het zal , zo ik vertrouw, niet noodig zijn eenige nadere bewijzen voor de nuttig- en noodzakelijkheid eener in voornoemde gevallen te doene Aderlaating aan te voeren, kunnende men des begeerende door den beroemden Ludwig (159) en anderen daar van nader overtuigd worden. Voorts prijst men ook het aanleggen van Bloedzuigers in deze Ziekte , zo ter afleiding, als ter vermindering van den te fterken aandrang des bloeds na het hoofd of na de borst. Dus raadt de Baron van Störck dezelven agter de ooren te zetten, wanneer de Hoest zo hevig is, dat men reden hebbe voor eene bersting van een der Longe-vaatjes, of wel voor eene ontfteeking te vreezen, of ook wanneer rustverwekkende middelen den hoest niet kunnen ftillen. Onder de overige uitwendige hulpmiddelen die men in deze Ziekte aanprijst, en welken ik thans zal mededeelen, komen inde tweede plaats ook niet zelden de klijfteeren tc ftade , waar van ik mij ook meer dan eens met voordeel bediende , zo om eene afleiding te maken, als om den te tragen ftoelgang te voor- ko- (159) In deszelfs Adverfaria Medico-Pracïica. Vol. I. Fars. I. pag. 149. & feq. Ccc 4  7to J. 'sGRJEUWEN, „ ten van hoesten. Dan dat men er geen „ gebruik van diene te maken, wanneer de „ Lijder verhit of koortftg is, wijl beide deze „ toevallen daar door worden aangezet." — Ook helpt volgens voornoemden Heere Ho-ffmann, de voetzooien der Lijders metVerkcnsreuzel te fmeeren: zeggende Hij vervolgens., dat behalven de wrijvingen derbeenen, of de voetbaden, niets voortreffelijker zij, dan de Spaanfche Vliegpleisters , om de zondigende Itoffe van de borst af te leiden. In de vierde plaets dan verdienen de blaartrekkende middelen gewis de hoogfte aanprijzing, en wel inzonderheid de Spaanfche Vliegen, als het best gefchikt, om door het Zenuwgeftel en de uitwendige vaten te prikkelen , eene tegenprikkeling , gelijk de Heer Ypey (161) zich uitdrukt, temaken, die fteeds zeer nuttig is om de ontfpanning der inwendig .toegeflooten vaten, te bevorderen , de te verdikte flijmen te ontbinden, en tef'fens eene afleiding der vogten te weeg te brengen.. Zelfs zijn zij dienstig , alfchoon reeds werkelijk eene ontfteeking plaats hebbe, om het (161) In deszelfs Prijsverhandeling over de Spaanfche Vliegen in het I. Deel der Handelingen van het Geneeskundig Genootfehap Servandis Gribus, geplaatst bladz. 202»  Over den KINKHOEST. 783 deHeerRuscH (165) zegt, dat de Spaanfche Vliegen onder de kragtigfte krampftillendemiddelen geteld worden, en dat men best doet dezelven op de borst te leggen. Zijnde volgens denzelven ook een laauw bad in alle krampagtige ongemakken van eene bijzondere nuttigheid.— De blaartrekkende middelen eindelijk, als ook het Brand-ijzer en de Etterdragten worden, mits niet ontijdig gebruikt, volgens meergemelden Heere Lieutaud , zeer in deze Ziekte gepreezen , vooral indien dezen Hoest van eene terug gedreven Huidziekte ontftaan zij. — De Heeren Morris, Huxham en veele anderen gebruikten dezelven ook met geen minder vrugt, prijzende de laatstgemelde al mede een koud bad aan: zeggende (166), dat het zeive in deze Ziekte, alle andere middelen te vergeefsch beproefd zijnde, niet zelden zeer voordeelig zij, doch dat men het zelve moete vermijden , wanneer de Lijder koortfig is, of bloed fpuwt. Ik zoude, ware zulks noodig, bij dit reeds ver- (165) In deszelfs Differtation on fpasmodie Afthma of Ckiidren: in a Letter, to Dr. Millar, 1770. pag. 20. als ook in de ftraks genoemde Bibliotheek, X Deel, bladz. (166) In Tomo I. Operum fepius citat. pag. 290.  784 A. 5*. 'sGRAEUWEN, verhandelde nog het een en ander kannen voegen, ook ten opzichten van verfcheiden toevallen, die veeltijds eene bijzondere hulpe vereifchen, als Breuken, veelerhande gezwellen en andere gebreken, dien dees Hoestzoms ten gevolge heeft. Al het welke ik kortheidshalven ftilzwijgende voorbij ga. Alleenlijk kan ik niet voorbij in de vijfde en laatfte plaats nog even melding te maken van den bijzonderen raad, die. de vaak vermelde Baron van Störck aan de hand geeft, om namentlijk in alle gevallen van den Kinkhoest, wanneer dezelve te hevig, te langduurig en der verftikking dreigende (167) is, te werk te ftellen, waar door men dikwils eene groote en fpoedige verligting aanbrengt; hier in beftaande , dat men aan de beiden zijden van den rug, daar de Lenden-wervelen beginnen , dikwils omzichtig met den vuist drukke, ten einde het Middenrife en de Lqng daar door tot eene (167) De Heer Strandberg en anderen raden, dat men, wanneer hecKind onder den aanval van dezen Hoest dreigt. te flikken, het zelve terftond den vinger in de keel fteeke om het dus te fchielijker te doen braaken, en hier door verligting toe te brengen. Anderen weder willen de veder eener pen , met olie bevogtigd , hier toe gebruikt hebben.  Over den KINKHOEST. 785 eene andere beweging aan te zetten. — Dan eindelijk is vooral zonderling het gene de Heer Morris verhaalt,, zeggende, „ dat Hem be¬ rigt zij, dat Jvinderen binnen 9 of 10 dagen van dezen Hoest genezen zijn, zo zij de onaangenaame Lucht van een Geit of Vos konden inademen." Zo dit waar zij, wie weet dan of de anders bijna ondraaglijken flank van eenen -ongefneeden Bok geene wonderen in deze Ziekte zoude verrigten ? Die lust heeft zuiks te beproeven, doe het vrij! Hier mede nu dc Geneeswijze eindigende i,d u over rot de bepaling en opgave van den best gefchiktften LEEFREGEL. Het fteuntdan op eene behendige en alzints overtuigende bevinding , dat eene geregelde Levenswijze, zo ter geneezing, als ter afweenng van den Kinkhoest, zeer veel vermoge Zijnde het eerïte, dat onze aanmerking verdient, en waarlijk geen der minste vereisentens daar van uitmaakt, eene gematigde Luchts gefteldheid; t. w. zodanig eene, die nog door overmaat van koude nog hitte febaden, de ongevoelige uitwaasfemrng nog ftremmen nog te overvloedig maken kan, maar voldoende VI. Deel. ddd doet  7SÓ A. J. 'sG RA EU IV EN, doet zijn, welke men nu verre de beste en voordeeligfte in deze Ziekte heeft bevonden. Verzekerendede Heer Hoffmann , dat de Avonden Nagtlucht het meeste fchade, als ook eene koude nevel-en regenagtige, ofwel eene zeer heete Lucht, bijzonder die uit het Noorden aankomt, welke Hij de fchadelijkfte van allen rekent. En het is ingevolge den raad van den Heere Melltn , dat men behoore alle omzichtigheid te gebruiken, dat, daar veele Lijders buiten het bed kunnen blijven, zij geene koude kunnen vatten, wijl de geringde koude deze Ziekte verzwaart ; en dat men dezulken, die in het bed moeten blijven , ook niet te warm houde. Blijkende dus ten vollen, dat eene te groote hitte even zo nadeelig zij als eene te ftrenge koude, dat het fterk broeien niet minder nadeel toebrenge, dan het blootftellen aan koude winden en togt. Het tweede vereischte is de vermijding van fterk gezouten of gerookte fpijzen , en van dezulken, die met te veele fpecerijen aangezet, of ook te zuur, te fcherp, te vet, of te lijmig zijn, die de fpijsverteering benadeelen, geene goede Chyl en gevolglijk het bloed en deszelfs wei fcherp en onzuiver maken; als ook de onthouding voor dezulken die eenverlooren eetlust hebben, volgens den raad van even  Over den KINKHOEST. 787' even vermelden Schrijver, van vleesch, eieren , koeken en ander gebak, meelfpijzen, en alles wat moeilijk te verteeren is; zeggende dat verfche groentens, geftoofde vrugtcn, dunne vleeschfoupen, enz. daar en tegen de voordeeligften zijn. En waarlijk de beste fpijzen , buiten deze opgenoemden, zijn allen , die ligt en gemaklijk te verteeren zijn : als voor kleine Kinderen eene dunne brood- of bifchuitpap, een weinig niet te kragtig Hoendernat en andere ligtverteerende fpijzen (168) ; en voor den genen die wat verder in jaaren gevorderd zijn, kan men gebruik maken van gekookte Gort, Rijst, en Gierst, met Rofijpen, Korenten, of Pruimen, en, indien de Koorts niet fterk is, van gekookt of gebraaden Kieken- Lams- Kalfs- of ander wie vleesch en jonge Duiven. Zelfs heb ik meer dan eens gezien, dat dezulken , die buiten de aanvallen van den Hoest, niet ziek nog koortzig waren , van de verfche Zee-visch, de Bothjes, Tongen , Scholletjes of Plaatjes, beter verdroegen dan Rivier- of andere Zec-visch. Beter nogthans zijn veele foorten van Groenten, en wel (1Ó8) Willis is echter van gedngten , dat zeer dunne en vogtige fpijzen , en het overtollig drinken moete ver. mijd worden. Ddd 2  70O A. J. 'sGRA EU WE N, long-zenuwen aan te doen op nieuw de gelegenheid geboren wordt ter hervoordbrenging van dezen, of wel van eenen lastigen Maaghoest. — Hier komt nog bij, dat het medelijdend hart der Moeder zeer zeldzaam haare Kinderen, derzelver begeerte kunne afflaan, hun veeltijds in alles te wille zij, vooral wanneer ze ziek zijn , doorgaans denkende, dat haare Kinderen niet konnen leven , ten zij ze van den morgen tot den avond eeten. — Ook hebben, dat ik er dit nog bij voege , veele Bakers of Minnen niet zelden de verderflijke gewoonte , dat zij, uit vooroordeel den Kinderen dat gene onthouden , dat hun door den Geneesheer is voorgefchreven , ten minsten niet op dien tijd , wijze en order, zo als haar was aanbevolen, toedienen; of uit een ingebeeld beter weeten en gewaande kundigheid haare eigen zo gezegde Huismiddelen in ftilte ingeven, en dat wel voornamentlijk flaapverwekkende middelen, te meer, om dus ook in derzelver rust niet geftoord te worden , of dat wel het meest gebeurt, dat zij om het Kind te vrcden te Hellen, en te doen ftille zijn , met het zelve het vertrek op en nederloopen , zoms eene deur of vengfter openen, het in den togt houden , uit een warm in een koud vertrek brengen, en dikwils niet beletten, nog zoe-  792 A. J. 'sGRAEUWEN, hande fpijzen, kort voor of met den reeds beginnenden aanval, of wel geduurende denzelven , te geeven, wijl daar door de Hoest des te heviger, te meer benaauwende wordt, niet zelden eene verftikking dreigende of ten gevolge hebbende , zo als de ondervinding meer dan eens overtuigend leerde. Zeer nadeelig is het ook, terftond op den geëindigden aanval op nieuw wederom fpijzen te nuttigen , doordien men veeltijds kort daar op den Hoest met geene mindere hevigheid en woede zal zien wederkeeren. . Wijders ten opzichte van den drank merkt de Beroemde Hoffmann niet ten onregteaan, en de dagelijkfche ondervinding bevestigt zulks, dat geenerhande Bieren (ïji), veel minder zuure of wrange Wijnen in deze Ziekte dienstig zijn. Kunnende, gelijk Hij zegt, de Gersten-dranken of Ptifanen , of een afkookzel uit de China-wortel, Scorzoneren , en Rofijnen toebereid , met meerder vrugt gebruikt worden, of ook de Meê (Hydromeï) die Ga- bel- (171) Hier mede (temt ook de Heer Mellin overeen, en houdt insgelijks alle (banen yan Eier voor nadeelig;zeggende, dat een afkookzel van Vlierbloemen met Fenkelen Zoethout, met of zonder melk, tot den gewoonen drank beter gefchikt zij.  794 A. J. 'sGRAEUWEN, wijn-wei, of indien de Lijder zwak is, zomtijds een weinig flappe wijn-kandeel. En de Heer Strandberg wil, dat den besten drank befta in laauwe zoete wei, of deze beginnende tegen te ftaan, in een afkookzel der Chinawortel mede laauw gebruikt. Wordende door den Heere Allen de verfche huij van melk, die van de Kaas komt, voor den gefchiktften dagelijkfchen drank gehouden. Over het algemeen genomen, vond ik het eenvoudige water en melk, met een weinig fuiker zoet gemaakt, den best gefchiktften drank; voorts de wei van zoete melk , die ik, door dezelve dan eens met Zuuring dan eens met Room van Wijnfteen te laten kooken , fchiften en doorzijgen, deed bereiden; of ook de wei van verfche Kerne-melk met een weinig gezuiverden Honig vermengd. Dan weder liet ik de Hijsfop met een weinig Klaproozen of Kankerbloemen en Zoethout bij wijze van thee drinken. Terwijl ik op een anderen tijd eenen drank uit gekookt water met Arabifche Gom, fijroop van Klaproozen en een weinig Gelei van Vlier liet vervaardigen; en, de Lijder zeer verzwakt zijnde, eenen Gersten-drank gebruiken uit Hertshoorn, gepaerlde Gerst met een weinig Zoethout te zamen gefield, met of zonder melk; daar ik zomwijlen, de nood zulks