BESCHRYVINGE TURKSCHEN RYKS.   BESCHRYVINGE des TURK SCI IEN RYKS naar zyne tegenwoordige STAATS- en GODSDIENSTGESTELDHEID IN DE LAATSTE HELFT DER AGTTIENDE EEUWE, MET KAARTEN EN PLAATEN, door CHRISTOPH: JVILH: LUDEKE, Leeraar in de Godgeleerdheid , eerften Predikant der duitfchc Gemeente, Byzitter in het Ccmfifrorie te Stokhoim, cn Opziener der fchoolen ; volgens den Hcogduitfchen tweeden druk overgezet onder de Zinspreuk: ALTISSIMO ANNUENTE VIRIBÜS MEIS. Tweede Deel. Waar achter volgen HISTORISCHE BERICHTEN Van de Regeerwyze, Zeden en Gewoonten der OSMANSCHE MONARCHIE door PETER BUSINELLO, Staats-fccretaris der Republiek Venetië. Te L E T D E AT, By A. en J. H O N K O O P, Boekverkoopers m d c c l x x x i i.   INHOUD DES TWEEDEN DEELS. ZEVENDE AFDEELING. Godsdienft- en Staatsvergelykingen uit de voorgaande afdeelingcn. bladz. §XLV, Foorrang van den Chriftelyken Godsdienji, volgens den Bybel, boven den Mahomedaanfchen. I XLVI. Foorrang van den Chriftelyk-bybelfchen Godsdienji boven de overige Chrijlen-gezindheden- . 22 XLVII. Voorrang der Chriftelyke regeer- wyzen boven de Turkfche. . 2$ XLVIII. Voorrang van den hiislyken toeJiand in Ckrijten-landen boven den Mahomedaanfchen. . 29 XLIX. Beöordeeling der Vrygeefien en Spotters met den Godsdienji onder ds Chriflenen. . . 31 t 3 AGT~  ï N H O Ü D. AGTSTE AFDEELING. Aanwyzing en beöordeeling der bekendfio rezsbefchryvingen en berichten van Turkye. * T Tr , bladz* S h, van de reizen in Turkye. . 37 LI. — . Turkfche reisbefchry vingen en de berichten van Turkye in 'i algemeen 43 LIL Van «énige fchryvers der zeftiends eeuwe, inhoud hunner -werken, en beoordeeld. - . • * 56 LIIL Schryvers der zeventiende eeuwe, inhoud hunner werken, en beoordeeld. 94 LIV. E enige Schryvers der agtüende eeu- . we, inhoud hunner werken, en beoordeeld. , y > jg£ BE-  ËESCHRYVINGË DES TURKSCHEN RYKS enz, ZEVENDE AFDEELING, GOPSDIENST-EN StAATS-VERGELYKINGEN UIT DE VOORGAANDE AFDEELINGEN. g. XLV. De voorrang- van den Chrijielyken Godsdienji, volgends denBybcl, boven den Mahomedaanfchen. grondbeginzels van een Godsdienft kan men wel uit deszelfs leerboeken leeren kennen, zonder zig juift in landen,alwaar by wordt geoefend i te moeten ophouden; maar de gevolgen , werkingen , en andere omftandigheden, daar mêe gepaard gaande, leert men beft, door1 ze te zien, en de gronden zelve worden, daar door, in een meer helder licht gefteld. Uit dien hoofde agtc ik my verpligt, niettcgenftaande menigvuldige beproevingen van den Chrifie-* II. Deel A lybn  2 BESCHRY VINGE des lyken en Mahomedaanfchen Godsdienft, zulke aanmerkingen te plaatzen, welke de Chriftcnen geruft ftellen, maar de Ongeloovigen kunnen befchaamen. — Wanneer ik nu van den Chrifte* lyken Godsdienji fpreeke ; dan meene ik eeniglyk den geenen, die op den Bybel ruft: waardoor, voort, eene groote menigte van fpotternyen vervalt, welke van Roomfchen of onkundige Vrygeeji.cn worden voortgebragt, die niet den Chriftelyken Godsdienft naar de grondbeginzelen desBybels,maar hem flegts in het algemeen, doch volgens hunne bekrompen begrippen, of eigenlyk den Roomfchen Godsdienft raaken. De eerjie grondjlag van den Chriftelyken en Mahomedaanfchen Godsdienji, waar voor de eerfte den Bybel, de tweede den Koran erkent, biedt reeds zeer duidelyke kenmerken aan, om 't Godlyke van het ongodlyke te onderfcheiden. Dit blykt zonneklaar, wanneer men ze beide te famen vergelykt. De fchryvers of opjielltrs verfchillen grootlyks van elkander. By de fchriften des Oudenen Nieuwen Verbonds vindt men, naar het getal, veelen, waarvan een gedeelte in een taamlyk afgebroken reeks, en wel in een tydvak van omtrent duizend jaar,en, vier eeuwen vóór Chriftus geboorte, de eerfte; maar een ander gedeelte na dezelve , wel in een korter tydsbeftek, maar nogtans uit menigerleie oogmerken, en aan verfckeide plaatzen , de laat-  TURKSCHEN RYKS enz. 3 katfte fchriftlyk hebben nagelaaten; waarbyzy egter in de voornaame einden , waartoe een Godlyke Openbaaring noodig is, onderling alleszins overeenkomen; nogthans zo, dat men kan merken, hoe zytefamen niet hebben afgegefproken, wat ze wilden fchry ven. Van den Koran is Mahomed de eenige opfteller , welke in veele hoofddeelen van denzelven onbeftaanbaar-cn ftrydigheden laat invloeijen, die men geen' fchryver , al is het, dat hy zig geene Godlyke ingeeving aanmaatigt, ten befte houdt, ik zwyg, dat men die een' vermeenden Afgezant van God, waarvoor togMahomed wilde aangezien zyn, vergeeven konde. — Een werklyke Openbaaring van God brengt ook ontegenzeggelyke kenmerken van Godlykheid mede. De Bybel wordt bekragtigd door Wonderen, waardoor de Jooden en Chriftenen wierden bewoogen, om menigmaal, tegen hun wil, het geloof gehoorzaam te worden; welke de Koran en Mahomedaanen geenszins ontkennen, maar ze toeftaan, en zelfs vermeerderen. Men vindt daarin voorzeggingen, dewelke onzydige, en onbevooroordeelde gemoederen duidelyk zien vervuld, en welke Mahomed zelf, door eene verdraajing en verkeerde aanhaaling , op zig tragt toe te pasfen. Hoe zeer ontbreeken deze kenmerken den Koran ? daar deszelfs fchryver aan den hemgedaanen eifch, van Wonderen te A 2 doen,  4 bëschrvvinge üë3 doeiïj fteeds weigert te voldoen, en zig op Chrijius, door middel van verdraaide voorzeggingen der Schrift, beroept, dat die Wonderen vóór hem gedaan heeft: en daar zyne vermeende voorzeggingen van die natuur zyn, dat elke gisfing, vervolgens, even zo goed voor eene voorzegging kan worden aangemerkt. De inhoud en voordragt van zaaien in beide verfchiit, insgelyks, zeer van malkander. Men behoeft geen groot Geleerde te zyn , om by derzelver vergelyking het hemels-breed onderfcheid te zien, dat 'er is tusfehen de Bybelfchc voorftellen, om tot de kennisfe van God en 't eeuwige Leven te komen, en die van den Ko. ran. Men kan, zonder eene gegronde tegenfpraak te duchten, vrymoedig beweeren, dat alles, wat 'er goeds in is, uit de Schriftuur, inzonderheid de Chriftelyke Zedenleer is genomen, en dienvolgens dit eeniglyk, uit onkunde en boosheid, ter klein-igting en veragting van den Chriftelyken Godsdienft misbruikt kan worden. Wat moet men dus van Schryvers denken, die uit den ganfehen Koran, op een paar bladzyden, een kort begrip van deszelfs leeringen in goede gedagten ontwerpen, en de Leezers daar door willen overreden, dat 'er grondftellingen in zyn, welke de Bybelfchein verhevenheid evenaaren? Hoe verfchalkend en boosaartig is niet het oogmerk der handeiwyze van  TURKSCHEN RYKS enz. 5 van de zulke ? En hoe eenvoudig zouhet zyn, te denken, dat zelfs uit een gemeen boek van eenige grootte niet eenige bladzyden goede gedagten verzameld konden worden, vooral, wanneer ze uit eene zekere bron , zo als de Bybel in Ivergelyking van den Koran is , gefchept waren? De wyze, hoe ze beide hunne leeringen ter zaligheid den menfeh bekend maaken , is ten voordeele des eerften bcflisfend. Hy beveelt hem de beproeving van zig zei ven, en, daar zyne byzondere declen voortkomen van mannen, die de gave bezaten, van vcrfcheide taaien te fprecken, en welke eik volk in zyne taal den Godsdienft mondeling verkondigden; zo zagen de eerltc Chriftenen zig voort gewettigd, hem ter algcmeene bckendmaaking in onderfcheide taaien over te zetten. De Ko, ran fchuwt zo wel de beproeving, als de overzetting. De Chriftelyke Godsdienft overtreft, ohëin. dig, den Mahomedaanfchen in het voorfel van de gefteldheid des menfehdoms, deszelfs tegenwoordige bedorvenheid en de hcrftelling van hetzelve. De laatftc behandelt den menfeh, als een fchepzel, het welk alleen aandoenlyk is , en door aandoenlyke gewaarwordingen geleid moet worden ; de eerfte gaat met hem om als een redemagtig fchepzel, het welk door reden en overtuigingen geleid en verbeterd kan worden, A 3 Do  $ BESCHRYVINGE des De laatfte vleit des menfehen natuurlyke neL gingen, ja zyne vleefchelyke luften, als of het onverfchillige gemoedsbeweegingen waren, zo zeer, als of de menfeh geene rede bezat, en naar dezelve voornaamlyk handelen, en alles beproeven moeft : de eerfte verklaart hem, dat tusfehen de gemoedsbeweegingen en neigingen op zig zelve, zo als z.e door den Schepper hem zyn ingefchapen, en het gebruik of misbruik derzeive door den menfeh, by eene bedorven natuur, een groot onderfcheid gemaakt moet worden. De Koran geeft nopens 't ontftaan of den oorfprong der zonde een zeer gebrekkig en verkeerd bericht; des menfehen tegenwoordige toeftand in zyne zedclyke betrekking op het goed en kwaad wordt zeer oppervlakkig voorgefteld , en zo worden ook de droevige gevolgen der natuurlyke verdorvenheid ongemeen verminderd; dit nu ;is voor des menfehen ziel even zo fchadelyk, als of men zyne lighaamlyke ziekte onagtzaam, en niet in haar wezenlyk gevaar nagaat. Zo min nu als men hierby op kragtigo, en de ziekte in den grond wegneemende middelen denkt; even zo kragteloos zyn, by het werklyk zonden-kwaad der menfehen , de geneesmiddelen van den Maha, medaanfehen Godsdienft, en gevolglyk ook gering, ja nietig, de daardoor gezogte verbetering en herftelling des menfehen. \ J5 waar, de  TURKSCHEN RYKS enz. 7 de Bybel geeft, in de uitfpraaken: „ de gehee„ le waereld legt in het booze," i Joh. V,|i9« en „ al het dichten en poogen van 's menfehen „ harte is boos van de jeugd af, en alleenlyk,'' Genef. vi, 5. vin, 19, eene verklaaring, waar tegen zig het hart van een natuurlyk menfeh verheft : maar moet ons dit bevreemden? Bemint een gcvaarlyk lyder de bekendmaaking : dat zynKwaad voor de menfehen ongeneesbaar is? Dit niettemin gaat de Bybel als een getrouw en waaragtig Arts te werk. Hy verhaalt ons den eerften oorfprong van ons geheel verval; hy befchryft ons deszclfs gevolgen in eene algemeene bedorvenheid van alle onze kragten; maar hyverzwygt ons zo min de middelen, waar door wy in den grond geholpen kunnen worden , als de orde, waarin wy ze moeten gebruiken, om ons dus van onze geeftelyke ziekte te geneezen, zo datwy ons, op eene zekere en verftandige wyze, geruft kunnen feilen* De Chriftelyke Godsdienft behaalt eene zeer beflisfende overwinning, wanneer men deszelfs Stigter met dien van den Mahomedaanfchen vergclykt. De geboorte van beiden biedt den eerften grond tot deze vergelyking aan. By de geboorte des eerften zag men byzondere blyken van Gods Voorzienigheid. Het volk , waaruit " hy voortkomen; [tgejlacht^waaraan hy afftammen; de plaats, daar hy het leevcns-licht aanA 4 fchou-  S BESCHRYVINGE des fehöuwèn; de tyd, wanneer hy verfchyncn zou; deze omftandigheden, in menige fliptere bepaalingcn, waren, duizende jaaren vooraf, door zo verfcheide Propheeten aangcwcezcn; zo dat by het verloop van omtrent vier duizend jaaren na de feheppinge der waereld, de komft van den Heiland der waereld wierd verwagt. ffefus van Nazareth vervulde , door zyne geboorte, de vooriif met weinige woorden aangehaalde voorzeggingen, en weinig tyds daarna ontftonden zulke veranderingen , dat die by niemand meer vervuld kunnen worden. De geboorte van Mahomed heeft niets buitengemeens, noch daaromtrent van andere menfehen verfchillends; niemand had eene Godlyke voorzegging, om hem te verwagten; en, toen hy zig , tegen alle gedagten der Arabiërs, voor een Propheet uitgaf, zag hy zig in de noodzaaldykheid,omzyne toevlugt totgeweldigeverdraajingen der Bybel-plaatzen te neemen; en, om deze te verdedigen, op eene ongerymde' wyze voor te wenden, dat de Jooden en Christenen den Bybel hadden vervalfcht. Beide doen een' eifch op eene Goddelyke zending; maar welk eene verfcheidenheid is daarby nfet zigtbaar?Chrift-ïs zeide in zyne vrocgfte jeugd 5 ,j weet gyniet, dat ik zyn moet in 't geene $ dat myns Vaders is? " Luc. II, 49, ;'É Be' gin, om zyne zending te volvoeren, wierde  TURKSCHEN RYKS enz. 9 door Johannes , den Dooper , aangekondigd, een man, voor wien de Turken de grootfte eerbied hebben. Chriftus zelf aanvaardde zyne zending, door de openlyke bekendmaaking van Gods bevel, om de menfehen te roepen tot bekeering, en de wet voor hen te vervullen, met de betuiging: dat hy geen' Engel noodig had, om hem kennis te geeven van Godswil, maar dat hy alles wift, om dat hy met den Vader één was. Mahomed kwam, aller eerft, by eenen hoogen ouderdom, tot de gedagten, om zig voor een' Propheet uit te geeven, waarby hem zyne vrouw en bloedverwanten voor een'uitzinnigen hielden; >en, naar gelangc zyne zaaken eenen gunftigen keer namen, zo kwamen zyne vermeende Openbaaringen, allengs, met menigerleie veranderingen en ftrydigheden voor den dag. De Engel Gabriöx. was, naar hy voorgaf, zyn onderregtendeBoode van God. Maar in hoe verre men daarop kan aangaan , leeren de voorgaande 25. en %6. Paragraafen in het eerfte deel nopens Mahomed en den Koran niet onduidelyk. — Zo verfchciden als de zending van beiden is; zo verfcheiden was ook de volvoering derzelve, en hun gedrag daarby. Chriftus lag, by zyne zonder aanzien van perzoon voorgedraagen Leer, dit, als haaren voornaamen inhoud, tot een' grondflag: „ het Ryke Gods is naby gekomen: & 5 pdoG$  i® B ESCHRY VTNGE des » doet boete, en gelooft aan 't Euangelium. " Mare. I, 15. Zyne Leer en leerwyze bleef onveranderd dezelfde, en geen geweld of uiterlyke dwang ging 'er mede gepaard. Zoude men kunnen denken, datjooden en Heidenen deze Leer zouden aangenomen hebben? Maar de Wonderwerken, die 'er by kwamen, overtuigden hen van haareGodlykheid: Wonderen,die Chriftus uit eigen kragt, maar zyne Apoftelen door de kragt deeden , die hy hen mededeelde : Wonderen, die de Jooden niet hebben ontkend. Een hunner Overften zeide tot hem : „ wy „ weeten, dat gy zyt een Leeraar, van God „ gekomen ; want niemand kan die Tekens „ doen, dewelke gy doet, ten zy dan, dat „ God met hem is. " Joh. III, 2. En de hedendaagfche Jooden weeten geene andere uit. vlugt, dan deze : Chriftus heeft ze door to~ very, of door de werkingen des Satans gedaan ; eene uitvlugt, te eenvoudig, om te weerleggen, of 'er zig by op te houden. De Wonderwerken van Chriftus zyn het Heidendom zo bekendgeweeft, dat de afvalligeJuliaan, dien Afgod der Vrygeeften, dezelve uitdrukkelyk erkend, en het daaruit ontftaande bewys voor deGodlykheid van den Chriftelyken Godsdienft daar door zogt te verzwakken, dat zy aan tovcrwerken moeften toegefchreeven wor* den \ een voorwendzel, 't welk eenen waarlyk vryen  TURKSCHEN RYKS enz. ii vryen of onzydigen geeft niet anders, dan belagchelyk voorkomen kan. Hoe valt de Mahemedaanen van Chriftus Wonderwerken overtuigd zyn, is vooraf reeds te boek geftcld. — Hy ftaafde daarënboven zyne Leer door het heiligft voorbeeld, zo dat zyne vyanden zelfs gcene fchynbaare rede van aanklagte in hem konden vinden, en een Heidenfch Rechter openlyk betuigde, dat hy hem onfchuldig veroordeelde. En, gemerkt hy voornaamlyk was gekomen , om zyn Leven ter vcrzoeninge des menfchdoms in den dood over te geeven, zo vervulde hy ook dit voornaame doelwit zyner zendinge, en wierd , in den kruisdood, een vloek voor Gods vyanden , op dat hy hen daar door van den vloek verlofte. Mahomed volvoerde zyne zending geheel anders. De inhoud van deszelfs Godsdienft is §. 28. van 't eerfte deel voorgedraagen, en een middelmaatig verftand bcgrypt ligt, dat, om dien uit te broeden , noch eene ingecving , noch iets anders bovennatuurlyks noodig was. En, vermits hem de gaaf, van Wonderen te doen, ontbrak, zo zogt hy dit gebrek te verhelpen door het gemak, 't welk den bedorven menfehen in de opvolginge van de luften des vleefches wordt toegeftaan, mitsgaders door 't geweld der wapenen. Voor 't overige heeft hy ganfeh geene verdienfte by het menfehdom. Het kan door hem  ra BESCHRYVINGE des hem zo niet worden onderweezen, als het door den Bybel gefchiedt. Zyn levenswandel dient tot geen voorbeeld ter navolginge, en aan de verzoeninge der menfehen met God heeft hy niet eens gedagt. •—- De voornaamfte levensvmjlandigheden, en 't zcdelyk karakter van beide Godsdienft-ftigters verfchillen, insgelyks, zeer van malkander. Chriftus geboorte was de eenige in haare foort. Zyne opvoeding gefchiedde aan eenen duifteren oord; en evenwel moeit elk, by het aanvaarden van zyn Leerampt, vol verwonderinge vraagen : van waar komt dezen zulke wysheid? Matth. xm, 54. Eene diepe armoede was zyn lot op deze waereld, met een byzondere onthouding van alle aardfehezaaken, by deze verklaar in g : myn Ryk is niet van deze waereld. Joh. xviir, 36. Vrienden en vyanden moeiten zyn' heiligen wandel bewonderen. Eene Pharizeeuwfche inbeelding, welke de heiligheid zonder inwendige verandering des harte in gebaarden, kleedingen en dergclyke gewoonten, den huichelaaren eigen, ftelt, wierp hem wel tegen, dat hy een vriend was van Tollenaaren,en Zondaaren; maar dit (telde het oogmerk zyner zendinge buiten tegenfpraak , dathy gekomen was, om de zielen der menfehen zonder aanzien van perzoon te behouden. Hy bewees met zyn voorbeeld, hoe men de waereld, lyke Magten befchouwen, en de fchattingen zon.  Turkschen ryks enz. j$ zonder bedrog moeft betaalen. Hy was 't ver* hevcnfte voorbeeld der ftrengftc kuischheid. Zyne ncdrigheid was, by het gedrag omtrent menfehen van den laagften ftaat en zelfs kinderen , inneemend. Zyne zagtmoedigheid was jegens hoogen en geringen, vrienden en vyanden, even groot; nogtans bewees hy ook, by gepafte gelegenheden , wat hy als een Lceraar, van God gezonden, voor een ernft en yver in de beftraffing der godloozen moeft toonen. Zulk eene liefde, als hy den menfehen toedroeg, is zonder voorbeeld. Hy heeft alom gereijï, om wél te doen, en gezond te niaaken. Handel, x, 38. En , daar volgens de gedagten der menfehen niemand grooter liefde heeft, dan deze, dat hy zyn Leeven voor zyne vrienden, of voorliet Vaderland laate; eene liefde, waar door men, gemeenlyk, op eene byna dweepige wyze , de krygslieden in veldflagen, veroveringen en belegeringen aanmoedigd; zo had Chriftus deze, alle onze begrippen te boven gaande liefde, dat hy zyn Leven voor zyne vyanden liet. Zyn laatfte lyden en zyn' dood, met het geen hierop zou volgen, heeft hy voorzegd. Hy ftond alles met een bewonderenswaardig geduld uit, het welk noch eene ongevoeligheid, en noch minder eene verharding was. Hy bewees zig , na .zyne opflanding, den geenen zigtbaar, die de toereikende getuigen daarvan by de \ wae-  U BESCHRYVINGE dês waereld zouden zyn. Na zyne Hemelvaart vervulde hy, deels, de belofte, den Apoftelen gedaan, om ze met eene nimmer gehoorde wonder-gaaf van Gods Geeft toe te ruften; deels de bedreiging, over het Joodfche volk uitgefproken, dat hun geeftelyke en burgerlyke Staat vernietigd, en hetzelve onder alle volken verftrooid, en onder dezen als een afgezonderd volk tot aan het einde der waereld zoude keven. Hieromtrent verfchilt ook Mahomed geheel en al van Chriftus. Deszelfs zuiverfte aanhangers ftaan hem geene andere geboorte toe, zo als zy hem, naar eene geloofwaardige gefchiedenis, geene andere ook kunnen toeftaan, dan die geene, welke met de natuurlyke orde in de voortplantinge der menfehen overeenkomt. Hy lag zig toe op den Koophandel; een duidelyk bewys, dat hy zo onweetend niet is geweeft, als by zig uitgaf. De begeerte naar aardfche goederen verleidde hem, om openlyke ftraatrovcry te pleegcn. Zyn Leven was, volgens de grondbeginzels eener natuurlyke Zedenleer, ergerlyk. Tegen zyne eigenlyke Landsoverheid wierd hy een bloeddorftig Rebel. In de fchandc ecner ongebonde welluft en vleefchelyke onkuifchheid ftelde hy zyne Eer. Van ncdrigheid , menfchlievendheid , geduld , en andere deugden heeft hy geene, maar ^an zyne opknpend-en wreedheid yielyke voorbeelden  TÜRKSCHEN RYKS enz. 15 den gegceven, waar door veele duizende menfehen hun Leven verlooren. Zyn dood was, als de dood van andere menfehen, en zyn graf, 20 als het te Medina wordt gevonden, onder- fcheidt zyn lyk niet van andere dooden. > Misfchien kon iemand in Mahomed den van hem zo nadruklyk voorgefchreeven pfigt van weldaadigheid en aalmoezen bewonderen. Doch heeft hy dien met meerder nadruk kunnen aanbeveelen, dan Chriftus heeft gedaan in de zo genoemde bergpredikatie, en in de bekendmaaking van de belooningcn der goede werken ten dage des oordeels? Ter verdediginge van zyn overig zedelyk karakter kan het in'tminftniet dienen. Het was een enkel ftaatkundige vond, om zynen nieuwen Godsdienft den algemeenften toeloop te verfchaffen; want armen, die aalmoezen behoeven, zyn 'er onder een volk altoos de meeften, en voor de ryken wierd mede gezorgd. Want die konden zig, by hunne rykdommen, in allerleie welluften baaden, en egter daarby op hunne weldaaden by God en menfehen roemen, ja zelfs nog door dezelve, by hunne overige ongeregeldheden, 't Paradys verdienen. Daarenboven heeft Mahomed , in dit en ook meer andere ftukken, gedagt en gehandeld, als het thans nog de wyze aller argliftige en doortrapte vyanden van den geopenbaarden Godsdienft is; naamlyk, om de ver-  t$ BÈ5CHRYVINGE dés verzaaking cn verwaarloozing van veel gewig* tiger waarheden en pligten voor de oogen der menfehen te verbergen, kiezen zy de eene of andere deugd, waarvan zy wecten, dat ze voor aardfchgezinde menfehen (en daaruit tog.be* Itaat de grootfte hoop,) gemaklyk is, en de algemeenfte goedkeuring heeft, leggende zig toe, om anderen daaromtrent te overtreffen* Menig een is, enkel uit haat tegen het Christendom , in zulke gevallen uiterlyk deugdzaam» De beroemde Mosheim is, by het voorftel der vraage, of Mahomed onder de Geeftdryvers of bedriegers behoore ? van gedagten, dat hy beide was; en hy heeft waarfchynlyk gelyk: want het heete Arabië voedt veelcn van de eerften , en de lighaams-en gemoeds-zwakheid, waardoor hy, in't begin, tot groote veriigting der zynen,onderhevig was, als mede het denkbeeld , dat men daar van een Heiligen heeft, konden hem ligt zodanig een' maaken. Een Enthufiaft heeft by zyne verbeelding, van dat geen te zien, wat hy niet ziet, en van te hooren, wat hy niet hoort, eene goede gefteld-» beid totkunitgreepen en de fynite bedriegeryen» Wat voor bet overige , by deze vergelyking tusfehen Jesus en Mahomed is gezegd, vloeit onpartydig uit den Koran, en het geen de Mahomedaanen zelve belyden. Zy zoeken 't fchandelyke in de zeden hunnes Wetgeevers. daar door  TURKSCHEN RYKS enz, - 17 door te rechtvaardigen, dat het hem, als een' Propheet, vooral door Godlyke Openbaaringen, vry heeft geftaan, en dat 'er zyne manhaftigheid, moed, dapperheid enz. in doorftraaldcn. - Eene kleine vergelyking der voomaamfie keringen van beide Godsdienften, zal den Chriftelyken wel dra den voorrang geeven, Wanneer Mahomed zélf bekent, dat Jesüs van Nazareth een' zeer heiligen Godsdienft geleerd heeft, maar welke voor den menfeh, in zynen tegenwoordigen toeftand, te zwaar is , om waar te neemen, en dat hy was gekomen, om eenen meer gemaklyken voor te draagen ; dan kan "men 'er uit afneemen, waaraan men zig naar het geweeten moete houden. Wat betreft het voorwëndzel,dat de Mahomedaanfche Godsdienft weinig geloofs-artikelen, en de Chriftelyke zo veele heeft; dit is vooraf reeds beantwoord; en of de eerfte begrypelyker is, dan de laatfte, laat zig ook ligt beflisfen. Want wie Mahomed naar de belydenis, door hem zeiven gedaan, en volgens de berichten zyrter aanhangeren, nogtans voor een' Afgezant van God houden, en'deszclfs Godsdienft aanpryzen, en dit zelfs tegen Chriftus en den Chriftelyken Godsdienft ftellen kan, die bewyft niet onduidelyk, daC hem de grenzen van begryplyk-en onbegrypeJykheid zeer onbekend zyn. Men kan , met recht , van eenen werklyk II. Deel B God-  i8 BESCHRYVINGE des Godlykcn Godsdienft zulk een bericht van onzen toekomenden ftaat verwagten, die met Gods eigenfchappen en des menfehen geeftlyke geiteldheid kan beftaan. Hier nu ziet men een merklyk onderfcheid tusfehen de voorftellen, welke de Bybel en de Koran ons daaromtrent geeven. De eerfte ftelt den toekomenden ftaat der vroomen en onvroomen in een volkomen daglicht; en, om dat hy voor elk een', zonder uitzonderinge van geflacht, rang en ouderdom, is gefchreeven, zo drukt hy zig daarover niet alleen met eigenlyke, maar ook onëigenlyke en zinnebeeldige voorftellen uit, dewelke ontleend zyn, van het geen in dit Leven, of op eene geoorloofde wyze aangenaam, heugelyk en pragtig, of wel onaangenaam, fmertelyk en yslyk is. Dit maakt op de gemoederen der meefte menfehen een' zeer kragtigen indruk. Maar wat moet men van de voorftellen des Korans in dit opzigt denken , die 't Paradys zo vleefchelyk befchryft, als of de welluften niet losbandiger opgevolgd, en de hartstogten nergens beter tevreden gefteld konden worden, dan juift daar ? Men brenge de zinnebeelden van den Bybel en den Koran niet in ééne klasfe. De eerfte leiden, hoe zinnelyk zy ook, om zig naar ons te fchikken, mogen voorgefleld zyn, tot geene andere, dan Godlyke en verftandige; maar dé laatfte, zigtbaarlyk, tot redelooze en dier-  TURKSCHEN RYKS enz. 19 dierlyke vermaaken. De toeftand der vrouwelyke Sexe ware in de daad beklagenswaardig, indien hy naar den Koran raoeft befiift worden, dewyl het Paradys der vrouwen, van dat het welk de mannen bewoonen, oneindig in volkomenheid verichilt, en de Ouders worden , daar door, by het fterven hunner kinderen, weinig getrooft. Men beroept zig, ten bewyze der Godlykheid van eenen Godsdienft, op de goede werkingen , welke daar door by zyne aanhangers moeten voortgebragt worden. Dit kan men, met recht, van eenen GodlykenGodsdienft verwagten. Ik zie hier niet op de verkeerde, en dikwyls dweepige begrippen, die veelen van de Godsvrugt hebben. De vraag is niet, wat 'er iemand naar zyne verbeelding van denkt, maar wat hy 'er , volgens de bronnen van zynen Godsdienft, van denken moet. De Bybel nu geeft'er deze befchryving van : eenChriften „ laate zig, door de heilzaame genade Gods, „ die allen menfehen is verfcheenen:, zo on~ „ derrigtcn, dat hy verlochene het godlooze .„ doen, en de waereldfche luften, en maatig, „ rechtvaardig en godzalig leeve in deze wae„ reld; en wagte op de zalige hoop en ver„ fchyning van den Rechter der waereld. f' QTit. II, 11-13-) Welk een gelukkig perzoon is dus niet een waar Chriften voor zig zelv'j  20 BESCHRYVINGE des en wat voor een uitmuntend medelid is hy niet voor den Staat? Wat volgens de Mahomedaanfche grondbeginzels tot een godzalig menfeh behoort, en hoeverre zulks van de Chriftelyke deugd verfchilt, blykt uit 't vooraf gezegde ten vollen. Om inmiddels by ondervinding den invloed oogfchynlyk te zien, welken beide Godsdienften op de menfehen hebben , moet men zig in landen bevinden, waarzy heerfchen. De ongeregeldheden, welke by alle Staaten in Turkye de overhand hebben genomen, ftraatfehenderyen, knevelaaryen, moorderyen, onnatuurlyke zonden enz. gaan daar allerwegen in zwang. Op veele van deze zyn wel ftrenge ftraffen gefteld; maar nogtans ziet men duidelyk, dat deze, zelfs tot dempinge der uiterlyke zonden, zonder fcherpere banden des Gewetens, kragtcloos zyn. Hoe zeer als men by ons over losbandigheden klaagt, en 'er, wegens het verzuimde gebruik van gelegenheden en middelen ter verbeteringe, toe is bevoegd; wy leeven evenwel nog in het licht, wanneer we ons met de menfehen in Mahoniedaanfche landen vergelyken. Bevindt men zig daar; dan begrypt men duidelyk, welke voordeden uit den Chriftelyken Godsdienft voor byzondere perfoonen, gcheele genootfehappen en Staaten öntftaan, en wat 'er voor eene algemeene verbetering der zeden uit volgt. Vermits de Mahomedaanfche Gods-  TURKSCHEN RYKS enz. ar Godsdienft zeer veele zonden vry toelaat, andere niet genoeg bepaalt, en hy de harten zyner aanhangeren onaangedaan en onveranderd laat; zo moeten ook hunne zedenloosheden op deszelfs rekening worden gefield. Maar hebben ondeugden by ons plaats; dan zou zulks, ten onrechte, den Chriftelyken Godsdienft te laft gelegd worden; den valfchen Chriftenen moet men het eeniglyk wyten, welke zyn onderwys niet willen volgen, en deszelfs heilzaame kragt ter verbeteringe by zig geene plaats geeven. Voor 't overige kan de bevinding, dat men hier en daar natuurlyk eerbaare en oprechte Turken vindt, niet ten misbruike der gemeene plaatzen, welk men, zo menigmaal, ter verminderinge van de kragt van den Chriftelyken Godsdienft hoort, worden gebezigd : 'er zyn in alle Gezindheden goede en ondeugende menfehen. Want de vraag is hier niet,-wat 'er voor menfehen in eene Gezindte kunnen wezen; maar hoe de menfehen, by eene waare aanklceving aan hunnen Godsdienft, door eene zuivere opvolging van deszelfs gronden ,- en door den invloed daar van op hunne gemoederen worden. Doet men dit, en ftelt men zig eenen, volgens de gronden van zynen Godsdienft yyerigen Mahomedaan voor; dan zal men vinden, dat de menfeh daar door ganfeh niet zo worden B 3 kan,  22 BESCHRYVINGE des kan, als hy gefield moet zyn, om Gode welbehaagelyk, en dus zalig te worden. r?Qa7,CmTiëe Gewet™-vryhèid, welke de Chriftelyke Godsdienft elk onzydig gemoed toeiraat, om zelf daarin, op een betaamelyke wyze, na te vorfchen, is eene ongemeen edele zaak, welke de Mahomedaanfche niemand vergunt. Terwyl dus de Stigter van den eerften ons toeroept: zoo iemand wil, den Wil myns Vacers doen; die zal erkennen, of deze Leer van irocl zy, dan of ik van my zeiven fpreeke; vu, 17.) zo verbiedt de mfteller va» den laat! iten het onderzoek van zynen Godsdienft, bedelende, dezulken uit te roeijen , die zyne Leer met zouden aanneemcn, of hen niet anders, dan onder betaaling van het losgeld in het J-even te laaten, en met vremden geenen vre de maar fjegts eenen Mfkmè van wapenen te fluiten. §. XLVI. Voorrang van den Ckriftelyk-bybelfchen Godsdienji boven de overige Chriflen-gezindheden. ' LTit den inhoud van den voorgaanden paragraaf vloeit een zeer duidelyk gevolg, te weeten dat, indien by vergelyking van den Ma. homedaanjchen Godsdienft met den Chriftelyken agtervolgens de gronden der H. Schrift, de Iaat' Re een GodJyk overwigt boven den eerften  TURKSCIIEN RYKS enz. 23 krygt, onder de Chriftcn-gezindhcdcn die geene den voorrang boven de overige hebbe, welke den Bybel tot eene eenige eerfte bron der leeringen ter zaligheid aanneemt. Die daar niet eeniglyk by blyven, ftaan of de rede te veel toe; of volgen de vaft gefielde leeringen van vermeende groote, of heilige menfehen te flaafsch; of zv verbeelden zig, nog Openbaaringen van God te ontvangen. Wicn kan t bevreemden, dat men, by zo verfchcidc doolwegen, van Chriftus eigenlyken Godsdienft ook ongemeen afgeweeken, en tot groote dwaalingen vervallen is, waar door hy zeer bedorven wierd? Dewyl men dus zig zelv' of anderen tot Leidslieden heeft gekoozen; zo is der menfehen bedorvenheid , waarover tog geleerde Wysgeeren onder de Heidenen zo zeer klaagden , ongemeen verminderd , en het voorftel nopens een' Heiland der waereld en het werk der verlqsfinge, door hem volbragt, heeft veel van zyne kragt verlooren. De ééne party heeft den Godsdienft en deszelfs voornaamite voorwerp, God, voor't menfehelykverftand heel vatbaar willen maaken, en 'er alle verborgenheden ten eenemaal van afzonderen ; maar maakt zig, daardoor, juift by wcrklyk nadenkende menfehen ten uiterften verdagt: want, by ontdekking van menigvuldige verborgenheden aan de fchepzelen, zig te overreden, dat B 4 'er  24 BESCHRYVINGE des 'er voor ons evenwel geene in den onëindigen Schepper waren te vinden, wil zeggen, de al Ier onbegrypelykfte zaak te beweeren. Eene andere party heeft defi t w geflaagen, en verborgenheden verdicht, waar on*Z«a' Cn dM G°dsdienft daai' d™ met onfchnftmaatige leeringen vermeerderd, waar toe inzonderheid de zo zeer in de oogenToo pendebeeldendienil behoort, waardig Z *"* C" V00ral Mahmedaanen ongemeen ftooten De toeftand na dit leeven is, by het ter geworaen. De ééne party heeft den godloo zen hoop gegeeven, om na den dood van mnne zonden nog te kunnen worden gereinigderwyleene andere, by hunne geheele vernie-' nging, een einde van hunne ftraffen heeft willen maaken.. Eene andere party heeft eene zo toomclooze vryheid in den Godsdienft toeoeftaan, dat elk een, zonder algemeen aangekomen en vaftgeftelde hoofdleeringen, kan denken, wat hy wil, en daar door voor't uitfpat tende vernuft, en des menfehen bedorven hart eene vrye loopbaan geopend: maar de tegen overftaandc party heeft de vryheid der men- den Godsdienft volgens Gods woord, onder be dreiging van gevangenis en doodftraffen, ver booden, en den Godsdienft, die agtervoigens haa-  TURKSCHEN RYKS enz. 25 haare gedagten enkel en alleen zaligmaakend is, getragt, door vuur en zwaard te verbreiden. Ik heb flegts de uiterlyke zyde van dit onfchriftmaatigGodsdienft-ftelzel nagegaan; wat zal men by 't befchouwen der inwendige dan vinden ? Welke groote voordeden zal men dus niet behaalen, wanneer men zig by den Chriftelyken Godsdienft eeniglyk naar de gronden der H. Schrift rigt? Alsdan zullen alle wezenlyke ergernisfen, beneffens de gegronde aanvallen der Mahomedaanen en andere Ongeloovigen vervallen, en zy ter aanneemingc des Chriftendoms bereidwilliger worden gemaakt. §. XLVII. Voorrang der Chriftelyke regeervyzcn boven de Turkfche. De klagten over de regeerwyzen zyn wel zo gemeen, als de geene, die de Heeren over de dienftboden, en deze over hen voeren. Misfchien zyn ze ook nooit ongegrond; want de Monarchaak, Ariftocratifche en Democratifchs, of van eene enkele of gemengde gcfteldbeid, hebben haare menigvuldige gebreken. Maar moet ons dit bevreemden ? Wy moeten immers daar door juift bemerken, dat alles hier onvolmaakt is, en de aarde door den vloek der zonde gedrukt wordt, en wydus naar een betere B 5 wa'e-  26 BESCHRYVINGE des waereld moeten ftaan. Doch. in Chriften-landen voelt men dit ongemak minder, dan in Turkye. In de eerften is de betrekking der Overheden en Onderdaanen tot elkander duidelyker bepaald; de Godsdienft heeft, zo hy al zyne kragt, by een moedwilligen tegenftand, niet volkomen heeft kunnen toonen, de harten evenwel in een zeker opzigt verzagt, zo dat de Overheden niet ligt tot tyranny en wreedheid, en de onderdaanen tot ongehoorzaamheid en opHand vervallen. Weinigen by beiden verharden zig tot dien graad, dat hen niet het geweten wegens eene aanftaande rekenfehap wroege. In Turkye ontbreekt dit. De Makomedaanfche Godsdienft onderrigt en temt de Overheden en onderdaanen , geenszins , op eene overtuigende wyze. Wanneer men onze burgerlyke wetten en rechts-fchikkingenvergelykt, met het geen daaromtrent, vooraf, van de Turken gezegd is; dan mogt men in den eerften opflag wel meenen, dat by ons alles meer geregeld, maai-daar fchielyker wierd afgedaan. Doch deze gedagten zal men wel dra laaten vaaren, wanneer men nagaat, dat daar alles volgens geweld beflist wordt, dat meeftal één, en op zyn hoogft flegts weinige perzoonen het oordeel vellen, en die dus door onweetendheid, overhaafting en omkooping zeer onrechtvaerdig kunnen worden; dat het recht zelve zeer on-  TURKSCHEN RYKS enz. 27 onbepaald en dubbelzinnig is, en, by de vermenging van Godsdicnft-en Staatswetten , de verwarring vermeerderd moet worden. Des zal men by ons, in de meefte gevallen, door de menigte der Rechters, en het rekken van den loop der rechten winnen. Deze omftandigheid wordt nog veel gewigtiger, wanneer men bedenkt , dat zig in Chriften-landen de Rechters, nooit de Tiende der betwifte zaak mogen aanmaatigen , en wy van de onrechtvaerdige Avanien niets weeten. De crimineel! zaaken hebben ook by Chriftenen eene heel andere gedaante, dan by de Turken, 't Is ongeloovelyk , hoe gering de laatften het Leven der menfehen agtcn. Het is verbaazend, dat zo veele Vifiers, Bas/as, Kadis enz. de magt over Leven en dood hebben, en ze, zonder een wydloopig onderzoek , kunnen handhaaven. Wanneer al, in veele Chriften-landen, mogelyk op goeden grond, de doodftraf, na ovcrtreeden wetten en gepleegde misdaaden, zeer fchielyk vaft gefteid wordt, zo verfchilt dit geval egter heel veel van het eerfte, waarbymen, zonder veele omftandigheden, en niet zelden uit driften en andere ongegronde reden te werk gaat. Het voeren van oorlog verheft de Chriftelyke regcerwyzen oneindig boven de Turkfche. Daaruit is, zckcrlyk , het fpreckwoord ontftaan, dat, wanneer men van Zol- daaten  aS BESCHRYVINGE des daaten fpreekt, die zig onmenfchelyk gedroegen, men dan zegt : de Turken hadden het niet erger kunnen maaken! Hoe groot een kwaad dus ook by ons de oorlog zy, het is gering, in vergelyking met een Turkfchen. De wreedheid ftrekt zig allereerft tot de eige landen uit. Die worden door 't losbandig Krygsvolk uitgeplunderd; de plaatzen, daar de inwooners zig aan plondering niet willen onderwerpen, of welke zy uit vrees daar voor hebben verlaaten , verwoeft; de kinderen geroofd; menfehen, van den Mahomedaanfchen Godsdienft niet zynde, deerlyk mishandeld, en met geweld tot hunnen Godsdienft gedwongen, en de vrouwelyke Sexe gefchonden. Wat moeten nu de vyandlyke landen verwagtcn ? Alles , wat ooit ellende genoemd kan worden, wordt door een Turkfch leger over hen gebragt. Noodzaakt niet eene nederlaag het tot een fchielyke en bevreesde vlugt; dan wordt alles verwoeft, en de menfehen worden tot flaaven gemaakt. Onder ide Chriflenen is dit byna ongehoord, en uit de laatere tyden zal men 'er naauwlyks voorbeelden van vinden. Wien nu hebben Chriften-landen dit beter lot te danken ? Jezus Godsdienft alleen. Want, wat men ook van billyk-en menfehlykheid moge zeggen, dit zyn woorden zonder betekenis by volken, die geen Chriftenen zyn, en 't Chris-  TURKSCHEN RYKS enz. 29 Chriftendom heeft ze allereerft bepaald, en'er eene kragt aan gehegt. Waaruit wy kunnen afneemen , hoe gelukkig alle landen zouden worden, indien alle inwooners waare Chriftcnen waren. §. XLVI1I. Voorrang van den huislyken toeftand in Chriftenlanden loven den Mahomedaanfchen. De Chriftenen mogen zig niet alleen wegens hunne Godsdienft-en Staats-gefteldheid gëLukkig agten, maar ook uit hoofde van hunnen huislyken toeftand. Zonder my in de beflisfmge der vraage in te laaten, of onder ons dcüaaverny, volgens de gronden van onzen Godsdienft, geoorloofd zy, dan niet? zonder tebepaalen, of de lyfeigenfebap, zo als ze in zommige landen nog aanhoudt, van dien aart is, als de flaaverny byde Turken en Mahomedaanen? dit is ten minften zeker, dat Chriftenen geene fiaaven op diewyzekrygen, als de Turken, noch over 't algemeen zo met hen handelen. De betrekking, die tusfehen ouders en kinderen plaats moet vinden, zal 't onderlinge welzyn worden bevorderd , ontbreekt by de Turken. De natuurlyke tederheid uitgezonderd, doch welke zelfs den dieren eigen is, 'er mangelt die Gewetensband, waardoor ouders tot eene waare liefde en zorg voor hunne kinderen, en deze tot een zui-  3° BESCIIRYV1NGE des zuivere eerbied en gehoorzaamheid omtrent hen worden aangezet. Daar ook in 't algemeen de zedelyke verbetering onder de Turken heel weinig, of byna in het geheel niet wordt gezoet» zo kan men van de Ouders geen zonderling on' derwys, en nog minder goede voorbeelden ter befchaavinge der kinderen vcrwagten. Hunne gewoone ongeregeldheden, hun flaan en vegten onder malkander, het befchimpen der vreemdelingen, en de verdere moedwil worden byna geheel door de vingeren gezien. - By een huis gezin onder ons moet, zekerlyk, eene zeer groote godloosheid de overhand hebben geno men, wanneer niet de Ouders hunne kinderen als medeërfgenaamen des eeuwigen levens aan merken, en beide elkander, uit dien hoofde, liefderyk zouden behandelen. Den naauwften band der menfehelyke zamenleeving vindt men inden echten ftaat. Maar zyn 'er oorzaaken, die de zen band verbreeken ; dan is, natuurlyk, de echte Staat misnoegd. Wanneer nu by de Tur ken de vrouwen als een minder foort des menfehdoms worden aangemerkt,en daardoor de natuurlyke gclykheid tusfehen beide geflach' ten vernietigd wordt; kan dan de vrouw van eenen, flegts eenigzins onbillyken man, by de minfte gelegenheid, wel iets anders, dan veragtingverwagten? Daar de veelwyvery by hen geoorloofd is; moet niet de jaloezy, waarby elke  TURKSCHEN RYKS enz. 31 elke vrouw het hart des mans zoekt te winnen, haar alle misnoegd maaken? Daar de echtfcheiding, zelfs volgens hunne vermeende Goddelyke wetten, by hen zo ligt gcfchieden kan; moet dit niet 't hart van elke weldenkende vrouw met vreeze voor 't toekomende vervullen ? Deze ongelegenheden der gemelde ongelykheid van beide gedachten, der jaloezy en echtfcheiding, vervallen by alle waare Chriftenen; en waar ze worden gevonden, daar zyn kenmerken eener heerfchende godloosheid. Waar aan nu moeten wy juift dezen voorrang van den huislyken toeftand onder ons toefchry ven ? Juift ook aan den Chriftelyken Gods* dienft, welke ons de fcheppinge van man en vrouw naar het beeld van God leeraart, en in ons de vernieuwing tot hetzelve voortbrengt. §. XLIX. Beoordeeling der Vrygeeften en Spotters met den Godsdienji onder de Chriftenen. Iemand, die gelegenheid heeft, de werkingen van den Chriftelyken en Mahomedaanfchen Godsdienft in verfcheide landen te zien, kan op de Vrygeeften en Spotters met den Godsdienft niet toornig genoeg worden , welke, by het bedenken van nieuwe kunftgreepen ten behoeve hunner zaake, daartoe vervallen zyn, dat ze  32 BESCHRYVTNGE des ze den Jaatften door verfcheide voorwendzels verheffen , en daar door den eerften verlaagen. Wat kan men anders verwagten, dan dat, hier door, veele onrypegemoederen in de war gebragt, en in 't geloof ten minften twyfela^ig worden gemaakt? Om dit te verhelpen , en zulken kunftgreep in zyne waare gedaante te vertoonen, heb ik de vooraf gemelde zaaken met wemig woorden te boek gefteld, en my daarby als een waaren vryen Geeft beweezen. Dan, gaan zy, wien deze naam zo dierbaar en waardig is, wel na, wat hy betekent? en hoe hy zig niet met verblindende en verfchalkende partyfehap, en even zo min met de dienftbaarhexd aan eigenzinnigheid, hoogmoed,. bygëi loof, zonden en ondeugden overeen laate brengen ? Bedenken zy wel met andere fpotters van den Godsdienft, dat hen in dien van Mahomed hunne lafteringen niet zouden toegelaaten wor den? dat zy die verfchooning van hunne misbruikte vryheid den Chriftelyken Godsdienft moeten dank weeten, welke een afkeer heeft van den Gewetensdwang, en zymn echten Leerlingen in 't algemeen toeroept: gy verdraagt gaarne de Dwaazen, dewyl dat gy verftandig zyt. (z Corinth. xi, 19.) Na dat nu het noodige , raakendc Mahomed, den Koran, het Turkfche Ryk enz. in 't eerfte deel is voorgedraagen;. zo zal men in ftaat zyn, om  TURKSCHEN RYKS enz. 33 om de vrygeeftige verhefling van den Mahomedaanfchen Godsdienft boven den Chriftelyken te bcoordeelen. Niets dan eene ftrafwaardige onkunde , of eene moedwillige boosheid kan 'er de oorzaak van zyn. Dat de Bybel zo verfcbeidcnlyk wordt uitgelegd, is eene oude tegenwerping , die men tegen denzelven maakt. De bevinding ftaaft ze wel; maar het gevolg, dat men 'er uit wenfcht af te leiden , dat 'er naamlyk geen zekere zin in ware te vinden, is onecht. Dit zien zelfs wel de dwaalende Gezindheden onder de Chriftenen; hierom ontlccnen zy haare bewyzen niet uit de H. Schrift, maar uit vooröordeelen en valfche befiuiten, die ze fluitreden noemen, of uit de uitfpraaken der Kerke, of wel uit nieuwe openbaaringen. Waren de Mahomedaanen maar eenigzins eenpaarig omtrent de uitlegginge des Korans; wat zou daar uit niet ter vernederinge van den Chriftelyken Godsdienft worden opgemaakt? Niets heeft den Vrygeeften meer ter harte gegaan, dan dat ze deszelfs Dienaarcn ten uiterften mogten vernederen. Maar kunnen ze daar toe wel magt en recht hebben, daar ze niet, gelyk de Imans, hunnen tochoorderen aardfche dingen voordraagen, en nog minder de belhamels van Staatsonluftcn zyn? Komt niet van hen, als de werktuigen van den Godsdienft tot het ganfche volk, nog die verbetering van zeden voort, welke U. Deel C der  34- BESCHRYVINGE des der menfehen aangeboren en algemeene bedorvenheid eenigzins paal en perk fielt ? Wien moet men de goede orde in den huifelyken ftaat toefchryven? Wie houdt den grootften hoop der bewooners van een Staat, zelfs zon der uiterlykeftraffen, in onderwerping en ge hoorzaamheid, en dit door middel van de vafte banden des Gewetens? OogfchynJyk de leerftand. En, wanneer die in eenig land heeft opgehouden, hoe zyn (men heeft 'er de on dervinding van in Afia en Jfrica!) de menfehen, heel fchielyk, uitgelaaten, en dieren m menfehlyke gedaanten geworden?- Den natuurlyken menfeh is niets aangenaamer, dan de luften des vleefches te voldoen. Wie iets anders wilde verwagten; die moeft de raagt der algemeene bedorvenheid weinig kennen. Maar dit moet ons bevreemden, wanneer men dezen grouwel opfchikken, de veelwyvery en boelering als nuttig ter bevolkinge der landen voorftellen , ja zelfs eene dierlyke opvolging der vleefchelyke welluftcn als onnadeclig wil oogeeven. Drogredenen doen hier niets af; men lette op de ondervinding : en, wie zig door geen vooroordeel laat inneemen, dien kan Turkye daaromtrent ten vollen onderregten Voor 't overige kan men het gefchreeuw van rede, ganfeh niet met het gedrag der Vrygeeften overeenbrengen, als welke, door de aanpry- zing  TURKSCHEN RYKS enz. 35 zing van zodanige ongebondenheden, en verdere vernietiging van 't wezenlyk groot onderfcheid 'tusfchen goed en kwaad, de menfehen weêr tot dieren willen maaken , waarvan de Schepper hen, door eene gezonde rede, zo duidelyk heeft onderfcheiden. De verbeelding is, federt de ingefloopen vrygeeftery, ontftaan, en neemtgeftadig toe, dat naar dezelve de tyden meer en meer wierden opgehelderd, 't Is waar, elk Vrygeeft verbeeldt zig , een Wysgeer, een Hiftoriekundige, een Godgeleerde, met één woord, een Weetal te zyn; wat niet in een fpitsvinnigen en fpottenden toon is gefchrecven, dat wordt, by alle bondigheid, voor beuzelpraat verklaard. Maar bedenken zy wel, dat het zelfs onder de domfte en ongeleerdfte Turken niet aan {potters met den Godsdienft ontbreekt? ten bewyze, dat by een boos hart, eene neiging tot zonden en ondeugden, eene driefte onbefchaamdheid, en wat bedorven vernuft, niets ligter voor iemand zy, dan een fpotter met den Godsdienft te worden. En hy verraadt openlyk de diepfte onkunde, die de vroegere tyden de geleerdheid ontzeggen, en ontkennen wilde, dat de Chriftenkerk de bewaarfter derzelve is geweeft. Hoe! hebben zig niet, in de duisterfte tyden, de Kerklyke perzoonen wegens het uitfehryven der handfchriften, en de behoudenis der Bibliotheeken C % ver-  36 BESCHRYVINGË des verdiend gemaakt? De Chriftelyke Godsdienft en de geleerdheid zyn, altyd, te gelyk geklommen en gedaald; een kenteken, dat ze zig zamen wél verdraagen : daar het Mahomedaan* dom in tegendeel, den tyd der Kalif'en uitgezonderd, de vrye geleerdheid fteeds heeft gefchuwd, en nog fchuwt. Het by geloof wordt, met recht,als een groot Kwaad aangemerkt, en elk wordt aangemoedigd, om 'er zig van te ontdoen. Maar, wat heeft hetzelve beft ontdekt en verdreeven?DeChriftelykcGodsdienft naar de gronden van den Bybel. Die heeft ons van zo veele zondige en vreemde dingen ontheft, onder wier jok andere volken flaaffch zugten , niet, om dat de rede hen ontbrak, maar, om dat ze niet door eene nadere Openbaaring verlicht, en tot die waarheid wierden opgeleid, welke wel redemaatig is, maar tot wier ontdekking de rede op haar zelve niet zoude zyn gekomen. Waar nu by Chriftenen nog bygeloof is; daarvan zyn zy alleen de oorzaak, welke zig niet aan Jezus Godsdienft, die het ontdekt en vernietigd, zuiver overgeeven ; daar het, in tegendeel^ met allevalfche Godsdienften, en den Mahomedaanfchen inzonderheid, onaffcheidelyk gepaard gaat, en waarvan men ook de fpooren ziet by die Chriftenen , welke met de Mahomedaanen vermengd leeven. Mogtenzytog, die het Mahomedaandom ter minagtinge des Chriftendoms mis-  TURKSCIIEN RYKS enz. 37 misbruiken, bedenken, dat ze juift daar door het laatfte een fterk fteunzel aanbieden : want Mahomed geeft, indeniTonzra, de duidelykfte en nadruklykfte getuigenisfen van Jezus Wonderwerken en die van zyne Apoftelen, mitsgaders de geloofwaardigheid van al hetgeen defpotters met den Godsdienft zo gaarne onzeker willen maaken. Uit myne eige ondervinding leide ik voor my, en uit myne voordragt voor myne leezers de verpligting af, om dankbaar te zyn voor dat licht, het welke wy door de uitgebreide kennis van de H. Schrift, en den hierop ruftenden Chriftelyken Godsdienft hebben ontvangen, en in dit licht te wandelen, op dat d& duiftemis ons niet overvalle. AGTSTE AF DEELING. Aamvyzing en bcoordeeling der bekendfte reisdefchryvingen en berichten van Turkye. §. L. Van de reizen in Turkye. MEn raakt, dikwyls, in een foort van geeft-vervoering , wanneer men die plaatzen en ftreeken bewoont of bereist, waar, in aloude tyden , zo veele beroemde mannen leefden , zo veele merkwaardige gevallen gebeurden , en waarvan zo veel is gefchreeven. C 3 Wes-  38 BESCHJtYVINGE des Weshalvenik het waage, den gcenen, welke voor zig, of op koften van anderen, in de Levant met nut willen reizen, eenige voorflagen tot dat einde te doen. - Zy moeten zig vooral beproeven , of ze de noodige gezondheid en hghaams-Jlerkte bezitten, om allerleie ongemakken door te ftaan, die 'er mede gepaard gaan. Men moet, aan veele plaatzen, genoegen neemen, onder den blooten Hemel te flaapen. By de Zomer-reizen maakt men, daar, van den dag nacht, en van den nacht dag, om wegens de hitte by nacht te reizen, en over dag uit te ruften. In den Winter verftyfd men- byna van den regen en de koude winden ; en in den Zomer verftikt men bykans van eene benaauwde hitte. De flegte gefteldheid der Turkfche herbergen, of Chans en Karavanferas is vooraf gemeld, en in veele ftreeken zyn 'er niet eens zodanige. - Om de landstaalen, inzonderheid de Griekfche, Turkfche en- Arabifche, des te lig. ter te leeren, moet men den grond daartoe vooraf in Europa hebben gelegd : want anders houden 'er zig de windbreekende taalmeefters zeer lang mede op. Men moeft zig, vooraf, ook een zeker Plan ontwerpen, of laaten ontwerpen, welke landftreeken men wil doorreizen , en de voornaamfte reisbefchryvingen daar over naleezen, om niet zonder alle onderrigting de reis te aanvaarden; maar op de aan- mer.  TURKSCHEN RYKS enz. 39 merkenswaardige dingen reeds oplettend gemaakt te zyn, in overëenftemming van die uitmuntende fchikking, welke de Heer Hofraad Michaelis , te Gotfmgen , voor de Deenfcke reizigêrs beeft gemaakt. - Vóór het eigenlyk aanvaarden der reize moet men zig , in de Levant, aan eenen oord ophouden, daar weinige of ganfeh geene Europeërs zyn, ten einde des te meer met de inwooners des lands om te gaan, de taaien fchielyker te leeren, en zig aan de Oofterfche kleeding, gebruiken en leevcnswyze, mitsgaders aan de fpyzen en dranken te gewennen. Veele Europeërs hebben hunne eigenzin* nig-of oningetogenhcid in dit opzigt met het Leven moeten betaalen. - Men moet zig tot de reis zelve met eenen Pas (Ferman) van de Porte, door middel van een Europifchen Gezant, voorzien ; even als men ook de brieven van aanbeveeling van dezen, als mede de Confels', Kooplieden en Roomfche Kloofters, ook wel de Griekfche en Jrmenifche Patriarchen en Bisfchoppen noodig heeft, en zeer wél kan gebruiken/Men regt 'er, overal, veel mede uit, en kan 'er zig, meeftal, goede gevolgen, veele hulp en liefdedienften van belooven. Want de Europeërs aller natiën en Gezindten, zelfs de Roomfche Kloofters zyn, by de ontvangft van aanbeveelingen , daar, jegens een' Vreemdeling veel hoflyker,dan in eenig ander land. — Aan C 4 Ma-  4° BESCHRYVINGE r,ES Magiftraatsperfoonen onder de Turken moet men, ten ware het byzondere omftandMieden en betrekkingen medebragten, geene aanbeveeIngen of Addresfen zoeken; anders komtmen hen te aanzieniyk voor, en zy niet alleen zouden de beurs fterk ligten, maar ook andere, welke agterdogt krygen, dat veel van iemand kan gehaald worden. Kooplieden en behoeftige Geleerden zyn de nutfte verkeering Be koften loopen by de reizen, op menigerlei* wyze, hoog, en evenwel wordt 'er een groote omzigtigheid vereifeht, om niet te laaten blyken, dat men ze doen kan. - Men kan nieï hgt door menige Provinciën of Steden reizen zonder niet den bevelhebbers, vooral den Bas jas, een gefchenk te geeven; die plaatzen alleen zyn er van uitgezonderd, daar de Europeërs veele verkeering hebben; en in het H land moet, aan zeer veele plaatken, de Kaf dief een tolgeld op de wegen, en een zeker geld voor het gaan in fteden en kerken worden' betaald, 't welk dikwerf niet gering is, en wel m twaalf en meer Piafters kan beftaan. - Hoe minder omflag men maakt; des te beter is het en des te minder wordt men aangehouden J Voor 't overige moet men geen ftaat maaken of op poften, of goede wegen, of reistuigen en andere gemakken ; maar men moet zig zelv' van paarden of muilezels , tenten, leevens- mid-  TURKSCHEN RYKS enz. 41 middelen en andere noodwendigheden voorzien, waarvan men, daar, genoegzaame onderrigting krygt. Op de reizen flaagt men beft met zulke Bedienden, inzonderheid van de Armenische natie, welke reeds voormaals geweeft zyn ter plaatze, daar men denkt heen te reizen of zig op te houden. Huurt men de dieren en de perfoonen, daartoe behoorende ; dan betaalt men, gemeenlyk, de helft vooraf, en't overige by het einde der reize. •—■ Voor 'c overige moet men het oogmerk, waarom men reist, zo veel mogelyk is, voor de Turken verbergen. Een Europeër wordt ligt verdagt, dat hy fchatten zoekt, en alsdan ftaat hy voor Avanien bloot. — Met Karavaanen reift men veiligft, vooral wanneer men een Koopman of een Arts is, of ten minften voor zulk een doorgaan kan. Veelen gingen verkleed als Roomfche Paters, hebben inzonderheid als Franciscaanen en Capucynen gereisd, en Haagden op die wyze wel op hunne reizen,om dat men ze voor arm hield.— Men moet 'er niet om denken, alleen of met weinig perfoonen, vooral in zekere Provinciën, te willen reizen; want men zoude weldra gevaar loopen, inzonderheid wanneer men voor een Vreemdeling gehouden mogt worden, van geplonderd of zelfs vermöord te worden. Op zyne goederen moet men een waakend oog houden, om overdag niet van de roovers, of C 5 's nachts  4* BESCHRYVINGE des 's nachts van de mêereizcndcn uit de Karavaan zelve te worden beftolen. - Overal is het reizen moejelyk en koftbaar, en de reizen te water met Levantfche vaartuigen zyn nog buiten dat gevaarlyk. Doch korte reizen op dezelve ,by yoproeeld van Conftantinopel naar den Archipel, of in het algemeen rondom de kuiten, zyn, vooral by Zomerdag, zo onveiiig niet, om dat ze van de daar zynde Zeelieden zeer dikwyls gedaan, en by den fchyn van het minfte gevaar, voort de havens of reeden worden eczogt. 6 De Zeereizen over het algemeen hebben boven de landreizen zekere voorrechten, doch ook haare ongemakken. Menisopdefchepen als t huis; maar by een fterken wind, en inzonheid ftormen is de beweeging menigmaal zo groot, dat, hetgeen onderis, boven, en het geen boven is onder raakt. Dit veroorzaakt by de meeften, vooral wanneer ze, voor de eerfte maal, ter Zee reizen, die Zeeziekte, welke met kwalyk worden, overgeeven enz. gepaard gaat, zo dat iemand meer dood, dan leevendig fchynt' alhoewel zy voort over gaat, zo dra men maar aan land gebragt wordt. Voor 't overige kan men zig niet wel iets pragtiger verbeelden, dan by helder Weer eenen gezigtskring van izDuitJche myien op de vlakke Zee rondom zig te hebben, en dan inzonderheid den op-en ondergang  TURKSCHEN RYKS enz. 43 gang der Zon te zien. Maar niets is mede vreeslyker, dan het geweld van de door eenen ftorm in beweeging gebragte, en hemelhoog gaande golven en het bruiichen derzelve, wanneer ze tegen elkander of tegen een fchip aanbonzen. Dit laatfte wordt, dikwyls, door dezelve met flortingen overdekt. By kalmten ziet men menigerleie visfchen , die menigmaal in eene ontelbaare menigte voorby de fchepen trekken. — By nacht leert men, by eene fchielyke fcheepvaart, het zieden der Zee, en het lichten derzelve regt verftaan. Job xli, 22. 23. Wat daar den Leviathan wordt toegefchreeven, laat zig by uitftek duiden op den loop eenes fchips. Het daar gemeldde lichten, of de als vonken uit hetwater komende, en de daar door veroorzaakte elektrifche ftof, blyft voor de Natuurkundigen nog een onverklaarbaar verfchynzel. Uit de laatere onderzoekingen blykt, dat het, door't lichten van verfcheide foorten 'van kleine flyjnige zeedieren veroorzaakt wordt, het welk ontftaat, wanneer het zeewater tegen malkander gefchuurd wordt. §. LI. Fan de Turkfche reisbefchryvingen, en de berichten van Turkye in '* algemeen. Men heeft reden, om by het leczen der berichten en  44 BESCHRYVINGE des en reisbefchryvingen van Turkye omzigtig te zyn. Veele daarvan worden op boekvertrek, ken, zonder daar ooit geweeft te zyn, uit andere boeken en hooren zeggen opgefteld, Wanneer al goede bronnen zyn gebruikt; aan de waare naauwkeurïgheid zal egtcr veel ontbreeken, zo niet de fchryver, door den oogenfchyn, de kennis zig te wege heeft gebragt, of op eene andere wyze geregeld. Menige dingen worden door reizigers, die Turkye als ter loops hebben doorgereisd, bekend gemaakt. \oornaame en ryke, en daarby nieuwsgierige jonge heden verfchynen in Turkye; houden zig een korten tyd aan verfcheide plaatzen, waar Europeërs woonen , op; neemen deel aan hunne vermaaken, en zien en reizen, om te kunnen zeggen, dat ze gezien en gereisd hadden. Van dit flag ziet men zo menigmaal Reizigers m Turkye, als:'er nieuwe Gezanten naar Conftantmopel worden gezonden; en men begrypt, zonder dat ik het behoeve aan te merken, waü men van hunne berichten moet houden. Veele willen zelfs eenzydige oogmerken door zulke befchryvingen bereiken, gelyk dit in zo menige Lettres , Memoires enz. zigtbaar is. (*) Wes- C*) Hoe moejelyk het zy,om grondige berichten nopens lurkye te krygen, belydt zelfs de Engelfche Afgezant orter. Ik kan niet voorby, ten einde dit kragtiger te be- wy.  TURKSCHEN RYKS enz. 45" Weshalven ik het geenszins overtollig, maar veeleer raadzaam oordeele,een zaaklyk bericht van de bekendfte fchryvers over den Levant te laaten volgen. De reisbefchryvingen vóór de i6de eeuw laate ik daar, om |dat' ze , den navorfcher der oude Hiftorie uitgezonderd, tot de kennis van den tegenwoordigcn toe.ftand des Turkfchen Ryks weinig toebrengen. ' Wie daaromtrent inmiddels onderrigtinge begeert, en 'er een menigte van leezen wil, dien wyze ik naar de Vaiages faits principalcment en Afie dans les XII. XIII. XIV. et XV. ftecles par Benj. de TudeleJean du Plan-Carpin, N.ASceltn, Guillaume de Rubriquis, Marc Paul Venitien, Haiton, Jean de Mandeville et Ambroise con- wyzen, en daar door tenens de Lcezers der Turkfche reisbefchryvingen tot eene naauwkeurige, ja byna agterdogtige bsoordeeling van de daarin vervatte berichten oplettend te maaken, de woorden van den Hooggel. Heer BjÖrnstahl', toen hy zig, in de jaaren 1776 en 1777, te Conjlantinopd ophield, en gelyk men ze in Schlözers (lloogd.) briefvisfding, dcd 2, fiuk 8. 0. 23. vindt, hier te plaatzen: „ het is oneindig moejeiyk, (zegt hy daar) eene volkomen „ en volledige kennis van der Turken karakter, denkwyze, „ zeden, gebruiken, kunftcn, vermaaken, feeften, fpeelen „ en tydverdryven, hunne regeer-en levenswyze, ampten „ en bezigheden hunner bedienden te krygen. -- De eenige „ weg daar toe is wel een langduurig verblyf in dat land.''  46 BESCHRYVINGE des Contarini, accompagnès de Vhiftoire des Sarrasfins et des Tartans tjc. par Pierre Beugeron, hla Haie 1735. 2 torn. in foL Arias Montanus heeft het Itinerarium Benjamini Tudelenfis, te Antwerpen, in het jaar 1578. in 8. afzonderlyk uitgegeeven. Hy vondt het Hebreeuwfche handfchriftvan dezen bekenden reisbefchryver, een Jood der i2de eeuw, te Trente, en gaf het lil eene Latynfche overzetting uit; maar anders was t, reeds lang vóór hem, een paar maal in 't Hebreeuwfch gedrukt geweeft. De overzetting is, te Leipzig 1764. in 8. nogmaals met vericneide byvoegzels en ophelderingen uitgekomen. Tw*ee werken der 15de eeuwe mag ik evenwel hier niet verzwygen, waar van 't eerfte eigenlyk, en 't ander in een zeker opzigt mêe daartoe behoort; te weeten Breydenbach itinerarium, en het reisboek des H. Lands. Bernh. de Breydenbach itinerarium Hjértfol. is, in klein fol. zonder melding der drukplaatze en des jaars, doch waarfchynlyk te Ments in het jaar 1490. uitgekomen. Deze ondernam, in het jaar 1483, met een taamlyk gevolg, de reis over Venetië naar 't H.Land te water, alwaar hy de H. Bedevaarten deed; waarop hy eene korte bcfchryving van hetzelve geeft, en dan van de verfcheide Gezindheden in hetzelve, de Mahomedaanen, en wel heel breedvoerig, maar veel korter van de Jooden, Gr ie*  TURKSCHEN RYKS enz. 47- Grieken, Syriërs, Jacobiten, Neftorianen, Armeniërs, Abysfimêrs, Maroniten, en eindelyk de Latynen of Roomfchgezinden fpreekt. Hy beklaagt den toeftand des beloofden lands, en vermaant de Chriften-vorften tot deszelfs verdediging, of nieuwe Kruistogtcn. Van Jerufalem reisde hy, door de woeftyne , naar den berg Sinaï, en was van den 27 Aug. tot den 22 Septemb. onderwege. Den 27 dier maand aanvaardde by de gevvoone reis na Kairo. Aan het einde der roode Zee zag hy merklyke gedenktekenen der voormaalige groote ondernecming, om ze, door een Kanaal, met den Nyl te verëenigen. Te Mat har ea, naby Kairo, alwaar hy den 6 Oetob. kwam, wierd hy in de toen nog voorhanden zynde balzem-tninen gebragt. Zyne befchryving van Kairo laat zig met vermaak leezen, even als ook zyne terugkomft over Rofette en Alexandrie te Venetië. In het aanhangzel vindt men een kort verflag van de verovering van Jerufalem, de wegneeming van Negropont, de belegering van Rhodis, en het innecmen van Id~ ■runt. Daar zyn afdrukzels der Alphabcts van meerder Oofterfche taaien, als mede verfcheide houten plaaten met afbeeldingen van ftedenbygevoegd, doch welke nog zigtbaarlyk de kindsheid dezer kunft in dien tyd ontdekken. Hoewel dit werk vol is van menige Godsdienft-en andere vooröordeelen dier eeuwe; 't is egter ééne  48 BESCHRY VINGE des ééne der eerfte goede reisbefchryvingen , en behelft verfcheide berichten, welke het thans nog leezenswaardig maaken. Dit itinerarium is eene overzetting van een Duitfch Origineel, het welk omtrent het jaar 1486. zou zyn uitgekomen. Van den inhoud dezes boeks komt°in het volgend artikel nog iets voor. Geloofwaardig reisboek des H. Lands enz. (*) Neurenb. 1569. en een tweede deel, Frankf. aan den Main, 1609. beide in Folio. Dit is eene verzameling van 21 in 't H. land en deszelfs omleggende landftreeken gedaane rei-zen, welke hier by malkander zyn gedrukt, en, behalven derzelver befchryvingen, ook verfcheide dingen nopens de daarin woonende natiën en Gezindheden melden. De lyft der werken, daarin vervat, en in gewigt en geloofwaardigheid onderling zeer verfchillende,is, als volgt. 1) Ruperti, Abt «van Bergen, befchryving van den magtigen heirtogt der Chriftenen in 't H. Land, in het jaar 1095, onder Godfried, Hertog van Bulion. 2) Befchryvinge der reize naar het-H. Land van Hertog Alexander, Paltsgraaf aan den Rhyn enz. in het jaar 1495. en 1496. 3) Reis van Bugislaus X, Hertog van Pommeren, naar het beloofde Land, in het jaar 1496. 4) O In het Hoogd. Bewahrtes Re-ifebucJi des heiligen Landes &c.  TURKSCHEN RYKS enz. 49 4) Joh. Graaf van Solms enz. reize naar het H, Land en den berg Sinai, iö het jaar 1483* en door den Heer Bernh. van Breitenbach befchreeven. 5) Joh. Werli van Zimpern bedevaart naar het H. Land, in het jaar 1484, befchreeven door Broeder Feux enz. 6) Bedevaart van Albrecht , Graaf van Löwenfteint enz. naar het H. Graf, Egypten, en den berg Sinai, in de jaaren 1561 en 1562. met 7) een bygevoegd Pelgrims-boek. 8) Jac. Wormsers enz. reize naar het H. Land en Egypten, in de jaaren 1561. en 1562. 9) Steph. van Gumpenberg enz. reize naar't beloofde Land, in het jaar 1449. 10) Melch, van Seydlitz enz. reize en bedevaart, van 1556. tot 1559, door hem zelv' in orde befchreeven. 11) Joh. vanEnrenbergreize naar het H. Graf, in hetjaar 1556* 12) Leonh. Rauchwolf, M. D. reize naar het H. Land en andere Oofierfche landen , in het jaar 1573. 13) J> Tuchers van Neurenberg, reize naar hetH.Graf en andere omleggende plaatzen, 1479- 14) J- Helffrichs van Leipzig, reize naar het H. Land en andere aangrenzende plaatzen, in hetjaar 1565. 15) Dan.Eckleigs van Arm reize naar het H.Graf, in de jaaren 1552 en 1553. 16) Joh. de Monteville reizen door het beloofde Land, Indië en Perfië, in hetjaar 1350. 17) Reis vanRudolph,KerkII. Deel " D mees»  5° BES CHR Y VING E des meefter teSuchen in Weftphakn enz. naar het H Land, benevens eene duidelyke befchryvin* van dat en andere landen en voornaams plaatzen, van de jaaren i336 tot 3350. 18) Broeder Brocards naarftige befchryving desH Lands, zo als het in 't jaar 1283. gefield was.' 19; Sal.Schweiggers reize naar het H. Land in denjaare 1576. 20) Nicol Christ. Radzivil, Hertog enz. reize naar Jerufalm, 1583. 21) Joh. ■Schwallarts Bedevaart naar 'tH.Land,in het jaar 1586 Zo dik als dit werk is, zo dun zou 't worden, indien 'er uitgenomen wierd, het geen 'er tien en meermaalen in ftaat Verfcheide dezer befchryvingen, welke de reize , byna omtrent tenzelfden tyde gedaan vernaaien, zyn bykans van eenzelfden inhoud' De meefte vroegere behelzen zelden meer, dan de naamen der zogenoemde H.plaatzen, naar welke men gebragt wordt, en de Legenden welke daarby den reizigers en bedevaartgangers pleegen verhaald te worden. Eenige zyn opge vuld met de zotfte fabelen, by voorb. die van Motteville ; andere leveren alleen de ver meende ftigtelyke bedevaarts-hiftorien, en der zeiver opftellers agtten het niet eens der moeite waardig, die plaatzen te gaan bezien, waar geen aflaat te krygen was; en fommige andere, waar van ik, vervolgens, nog afzonderlyk zal  TURKSCHËN RYKS *N2. 5* Zal fpreeken , als een Rauchwolf , Radzi* vil enz. (*) verdienen ook nog, in onze tv* den, te worden geleezen , kunnende dezelve mede dienen, om de zaaken, zo als zy eertyds waren, en nu zyn, te vergelyken, en kernnis te verkrygen van de toenmaaiige tyden en oraftandigheden der waereld. Ik vergenoeg my, flegts iets weinigs deels op te tekenen, deels den leezer, die het begeeren mogt, daarheen te wyzen. Breitenbach geeft (bladz. 117-138.) eene geregelde befchryving des H. Lands. Nopens de Zee Maron meldt hy, (bladz. 121.) 't geen anders wel bekend is, dat ze, in den Zomer , geheel en al droog wordt, en 'er boomen, gras en ftruiken in groeijen; maar hy voegt 'er by: dat 'er zig alsdan leeuwen, becren en andere wilde dieren in Verbergen, ter onderrigtinge voor hen, welke niet willen toeftaan, dat 'er dergelyken in 't H. Land waren. Raakende de doode Zee bericht hy, (bladz. 129.) dat (*) Nicol. Christ. Radzivilii Principls Hierofotymta. na peregrtnatio &c. in laiinam translata & correëtius in lucem edita. Antw, 1614. foh Deze befchryving bedaar, uit 4 ftukken, waarin liet dagboek volgens de reizen, in het ]aar 1583* in verfcheide Landen gedaan, verdeeld is. Daaf is eene afbeelding van de Kerk des H. Grafs, en 't uiter* lyk ontwerp beneffens de middelyn des H. Grafs zelf, als mede de Liturgie der Proceslie by hetzelve, en de plegtig. beid bygevoegd, wanneer iemand tot eeu Radder des U( Grafs wordt geflaagen. D %  52 BESCHRYVINGE des dat ze fomwylen wast, naar gelangedefneeuw op den berg Libanon en andere bergen fmelt, en dat daar door de Jordaan, en veele andere rivieren, even als door den regen opzwellen. Hy nam den landweg van Jerufalem naar den berg Sinaï, door de woeftyne, die van de reizigers zelden gekoozen wordt. Hy bericht, dat het koftbaare werk, waar door een Egyptifch Koning de roods Zee, door middel van een Kanaal , had willen vcrëenigen, tot welks volvoeringe, zekerlyk , groote bergen en duinen hadden doorgraaven , en veele rotzen verbryzeld moeten worden, om die reden was blyven fteeken, dewyl daardoor het vrugtbaar Nyhvater zout zoude geworden zyn, ja een groot gedeelte van Egyp. ten daar door mogt 'worden overftroomd. De Balfem-tuin, zegt hy, bladz. 195. by Matharea,tweeduitfche mylen van Kairo, wierd zeer naauwkeurig bewaakt en geOooten gehouden. Van de reisgenooten wierden 'er flegts zes op eenmaal binnen gelaaten, en wel onder fcherpe bedreiging, van niets aan te raaken, veel minder iets mee te neemen. Die hen rond leidde, nam een takje, boog het tegen de Zon als een hoep, en, toen het borft, liep 'er een klaar vogt als olie uit, waar van de lugt rondom geheel vervuld wierd; ja, toen één der. reizigers de hand van binnen met dien olie fmeerde, zo had hy, naar zyn, bericht, dezelve  TURKSCHEN RYKS enz. 53 ve dermaaten doordrongen, dat men het aan de andere zyde gezien en gerooken had. Wanneer men flegts de bladen of takken tusfchen de handen fterk wreef, dan rooken zy zelfs fterk. De balfem-firuiken groeiden ter lengte van een menfeh, en geleeken naar aalbesfeboomen. In December fneed men de takken driemaal in de fchors, en hing glazen onder de inihyding, waaruit de olie in dezelve droop. Wat van de eerfte fneede wierd verzameld, was voor den Sultan; wie iets daar van nam en hehicld, die wierd met den dood geftraft. De balfem van de tweede en derde fneede was zo goed, als van de eerfte, en wierd openlyk verkogt. De Vorft van Radzivil, die honderd jaaren daarna reisde, in welken tusfehentyd het land onder de gehoorzaamheid der Turkjche Keizers was gekomen, zag ook wel dezen tuin, en cenige plantjes daarin, welke bv'na twee ellen hoog, maar verdord waren. Want Hassan, die kort te vooren Stadhouder in Egypten was gewceft, had den Moor, die 'er het opzigt over gehad, en veel geld daar door verzameld had, haten worgen; waarop gevolgd was , dat de balfem-ftruiken ge. heel en al waren vergaan, om dat men niemand had kunnen krygen, die ze had weeten op te pasfen. Hy meldt daarby, dat in'het gelukkig Arabie, door befchikking van Keizer Soliman, D 3 d®  54 BESCHRYVINGE des de balfem-ftmikin menigte groeide, welke derwaarts uit den EgyptifchenTmn verplant was, en nU van Mekka door de Karavaanen wierd gebragt Nopens de Pyramiden vindt men, m verfcheide dezer reisbefchryvingen, by voorb■Lówenstein, Helfrich en Radzivil, berichten, waarvan anderen gebruik gemaakt hebben; maar raakende de grootfte, wil ik het volgende uit den eerften (bladz. 366.) boeken„ onder anderen was 'er een diepe regenbak, welke drie affcheidingen had,en, toen wydrie onzer reisgenooten aan den éénen kant naar beneden hadden gelaaten, moeften ook drie van ons naar hen toe; hierop lieten wy ze verdertoen moeften nog drie by ons komen, die ons naar beneden lieten; maar de anderen wagtten boven, tot dat wy alles hadden bezigtigd f (Ik laat onaangeroerd, wat hy van de zorg meldt, om Jantaarnen en lichten brandend te houden.) „ Toen wy nu geheel op den grond waren, vonden wy 2 doode lighaamen ftaande aan de.wand leunen, dewelke, zo dra wy ze aanraakten, in afch vielen. Wy zagen ook een toegemetzelde deur onderden grond daar uitkomen, welke wy met hoqweelen open floerenwant men had ons altyd gezegd, dat daar "een ichat verborgen was, maar geen Turk of Ara. eter zig zo diep had durven nederlaaten, waarop wy eenen zeer fraajen, gladden, verwulfden  TURKSCHEN RYKS enz. 55 den gang vonden , zo dat 'er een man regt overeind in Haan en gaan konde. Wy gingen 'er ookredelyk verre in, maar, om dat de nacht ons overviel, moeften wy het verder gaan ftaaten.3 Men zeide ons, dat deze gang tot by Akxandrie liep. - Dit alles was de fchat, welken wy daar hebben gevonden." Raakende het gewoone brood der omzwervende Arabiërs meldt Löwenstein, (bladz. 376.) toen hy onder hen als een gevangene was: „ het ware onder Kemels-meft gebakken ; zo als hun gebruik was, allerwege meel en gedroogde Kemels-mift mede te voeren. Wanneer ze nu te veld leggen, of wel in hunne huizen zyn; dan maaken ze koeken, leggen die op den grond, doen 'er Kemels-mift , welke ligt brandt, en groote hitte geeft, over heen; vervolgens keeren zy die om, en zo bakken zy. " Wurmser meldt ditzelfde, (bladz. 414.) zeggende, toen hy by een AraUfch huis gekomen was: „ wy vonden het brood daar fmaakeloos; want het was van meel op den grond in het zand gebakken , door middel van drooge Kemelsmift , gemerkt 'er geen hout was. Maar wy dankten God, dat wy dit hadden. " D 4 $ LIL  té BESCHRYVIJNGE DEs §• Lil, Van eenige Schryvers der ïqtf eeuwe; inhoud hunner werken, en beoordeeling derzelve. Onder de reizigers en Schryvers der i6de eeu m °;erke ik inzonderheid de volgende op, see vende Auger G:SLE» van Busbek de eerfte" plaats. Deze was teCommines, in het jaar k22 uit eene aanzienlyke Familie geboren; wierd om zyne geleerdheid hooggeacht, en door Keizer Ferdinandus I. in ftaatszaaken gebruikt maar inzonderheid als buitengewoon Afgezant naar Conftantinopel gezonden. Dewyl hy fden Turkfchen Keizer, Soliman, daar niet aantrof moeft hy zig naar Amafia in klein Afie hegeeven alwaar hy flegts eenen ftilftand van wapenen voor 6 maanden kon verkrygem Hy keerde dan terug; maar wierd op nieuw, naar den Sul tan gezonden , en bleef 7 jaaren in Turkye' brengende ook eenen ftilftand van wapenen voor g jaaren te wege. In dien tusfchentyd kreeg hy groote kundigheden van den Turkfche» ftaat, hebbende die in vier Latynfche brieven onder den titel, Itinerarium Turcicum, bekend gemaakt, welk werk ook onder anderen, te Leiden, m het jaar 1633. is gedrukt. Het k wel geene eigenlyke befchryving; maar n tans vindt men er een verftag in van de Turkfche regeenngsvorm, den oorlogs-ftaat, en eenige  TURKSCHEN RYKS enz. 57 gebruiken , om van geene gewigtige aanmerkingen te fpreeken, zeer gegronde berichten, en die brieven laaten zig in het Latyn zer wél leezen. In zyn tyd was het nog de gewoonte, (gelyk hy ook van deze met weemoedigheid gewag maakt,) dat de Janitfaaren uit Chriftenkindercn der lands-inwooneren met geweld wierden genomen. Hy ftierf 1592. Hierop laaten wy volgen : Itinerarium Hierofolymitanum Barthol. de Saligniaco equitis et jureconfulti Galli. Magd. 1587. Hy deed zyn reis in het jaar 1522. Dit werk is een half Alphabet in 410 groot; maar wordt, door de laatere, heel overtollig gemaakt. . Turkey, Chronika, Glaube, Gefetz, Sitten. Von einem Siebenburger, fo da ynn der Turkey gefencklich bracht , und viel jahr nachmals dar .gewönet, Zwickau 1530. kl. 4. Men zou byna denken , dat dit door een Zevenberger in oud Hoogduitfck gefchreeven werk hetzelfde zy, welk .onder den titel : Septem-Caftrenfis de moribus Turcarum, hier en daar wordt aangehaald. Dit hier gemelde werk zou, volgens den Titel, reeds in het jaar 1436. zyn opgefteld, verhandelende in 25 af deelingen zyn onderwerp noch zoomftandig, noch zo bevallig, dat men begeerte kan hebben, om het te leezen. Hy blyft wel taamlyk by de waarheid, maar is nietnaauwkeurig g noch flipt genoeg in zyne uitdrukkinD 5 gen.  53 BES CHR Y VING E bzs gen Wmm dus juift daarom niet te doen is , dat hyde berichten van een Schryver van dientyd leezen wil, die kan het, in onze £ den, volkomen daar laaten. Lej obfervations de plufieurs fingularitès & chojes memorables, trouvées en Grece, ACië ?M ^ Egypte, Arabie & autres Païs étrangers', redigees en trois livres par Pierre Belo» * Mans. Reveus de nouveau & augmenté de figures. ru arisisBB. 4* groot 468 bladz. DezeSchrvver, omtrent het jaar 1518. gebooren, wierd een vroegtydig Geleerde, Dottor Medicina in de Faeultat teParys, en 1564. vermoord. De befchuldigmg is wel niet genoeg beweezen, dat hy een gedeelte .der fchriften van P. Gyl na ueszelfs dood weggenomen, en ze, naderhand, voor zyn eigen werk heeft uitgegeven. Zyne ras valtin omtrent hetjaar 1537, doende een voornaam gedeelte derzelve met den toenmaahgen Franjchen Gezant, Fumet. - Na eene korte inleiding befchryfthy, in het eerfte boek, het eiland Creta, meldende teffens veel van de Gnekfche natie. Hy bereisde eenige eilanden van den Archipel, inzonderheid Lemnos: bezag.den berg^A* en een gedeelte van Grieonland; hield zig te Conftantinopel op, ftellende, by die gelegenheid, allerleie aanmerkingen over de T«r*« te boek. Het tweede boek it vat de eigenlyke Oofterfche reis. Hy ging te wa- ter  TURKSCHEN RYKS enz. 5? ter door den Hellefpont en Archipel, alwaar hy de Dardanellen, Tensdos, Scio, Samos, Pathmus, Rhodus aandeed, naar Alexandrie. Op den Thracifchen bodem vindt men veele, door kunft opgeworpen, redelyk hooge ronde heuvelen , die mede van deZee Marmore gezien kunnen worden. Dit zyn de graflieden der voormaalige Koningen en Keizers van Thracie. In zyn tyd zag men meer van Troje, dan tegenwoordig; uit hem heeft de voorgegeeven Abt de la Porte het bericht ontleend, dat men de overblyfzels daarvan op de Zee tusfehen die verwoefte plaats en het eiland Tenedos kan zien. Van Alexandrie nam hy den gewoonen weg over Rofetto en Kairo. Hier- hield hy zig redelyk lang op , bezag den Balfem-tuin te Matarea, en de Pyramiden. By de grootfte vondc hy de Bafis (grond) 380 eenigzins wyde fchreden, van hetééne eind tot het andere. By het opklimmen telde hy 250 trappen, elke ter hoogte van vyf voeten, den voet tot 9 Pomfts gerekend. Hy meent, dat de befte boogfehutter, die van het fpits der Pyramide naar beneden fchoot, den pyl bezwaarlyk zo ver konde fchieten, dat hy nog niet op de trappen nederviel. Ik laat daar, wat hy van de andere Pyramiden, het Sphinx-hoofd , de Mumien enz, zegt. Hy reisde voorts naar den berg Sinai, verzekerende by den omweg, dien hy, gelyk doorgaans ge- fchiedt,  6"o BESCHRYVINGE des fchiedt, rondom de roode Zee moeft neemen dat ze, even ais de Oceaan, ebbe en vloed beeft. (*) De reis naar Jerufalem wierd, van Kairo, te land gedaan. Dit was een moejelyke reis door de zandige woeftyne tot na Gaza. Van daar ging het ov cv Rama mar Jerufalem. Daartoe worden, gemeenlyk, 9 of 10dagen gevorderd. Den Jordaan zag hy in November omtrent Je richo. De bedding dier rivier vond hy niet breeder, dan omtrent 7 of 8 vademen, zo dat een kleine jongen een' fteen daarover zoude kunnen werpen, zo als ze dan ook niet zeer diep was. Zekerlyk zag hy ze juift in een jaargetydc, wanneer daar veele rivieren byna •geheel zyn opgedroogd. By de legging van Jerujalem merkt hy aan, dat, van welke zyde men ook daarheen komt, de weg fteeds opwaards gaat, helderende daar door de fprcek wyze der H. Schrift op, waarin fteeds van de reizigers naar Jtrufalem wordt gezegd, dat ze opgingen. (Mare. x, 32. 33 enz.) De verdere reize deed hy te land door Galilea mar Damascusden berg Libanon, Cefarea, (het hedendaagfehe' Balbek,) Tarfen, naar Aleppo, het oude Berrhoën ot Bcreen, van hier mar Antiochien o.ver het gebergte H De Heer Niebühr heeft dit nog nauwkeuriger, op zyne reizen, door gewoone waarueemingen, beveftigd en buiten alie tegenfpraak gefield.  TURKSCHEN RYKS enz. 6t bergte Amanus naar Adem, en van daar over het gebergte Taurus naar Iconien. In het derde boek wordt, in verfcheide hoofddcelen, van de Turken, Mahomed , den Mahomedaanfchen Godsdienft, de gebruiken der Turken,de Armenifche en andere Chriftenen in Turkye, en de Joodev. gefproken. De laatftcn drukten, in zyn tyd, Hebreeuwfche boeken, doch zonder puntten, te Confiantinopel; desgelyks ook Spaanfche, ItOr liaanfche, Grielfche, Duitfche fchriftcn; maar Turkjche en Arabifche mogtcn ze niet drukken. Over Brusfa vervolgde hy zyne reis naar Confiantinopel. In zynen tyd zoude, naar zynbericht, de eerfte ryker en meer bevolkt geweeft zyn, dan de laatfte , maar het welk thans geen plaats meer heeft. — Dit is, zekerlyk, een zeer goede reisbefchryving, inzonderheid ook voor de natuurlyke hiftorie, dewyl de plaatzen, dieren , en over 't algemeen de Naturaliën van alle doorgereisde landen naauwkeurig worden opgemerkt. Voor geleerde reizigers dier gevveften is ze zeer nuttig, en volgens haare Waarde, zeker op verre na niet bekend genoeg. Zy is zeer flipt, hoewel veele dingen , wat betreft plaatzen, oudheden en andere omftandigheden, met de tyd, natuurlyk veranderd, en de eerfte of verminderd, of geheel verwoeft zyn. Zo moeten, by voorbeeld, de Duitfch-Keizerlyke Gezanten thans niet meer in de eigenlyke ftad Con-  62 BESCHRYVINGE des Conftantinopel woonen, noch de door den Hel lefpont uitloopende fchepcn zig drie dagen ter bezigtiginge by de Dardanellen ophouden. Voor k overige voldoet de fchryver redelyk wél aan den Titel van zyn werk, befchryvcndc meeftal alleen de byzondere merkwaardige dingen. Cfm» gularités) Rcis-aanmerkingen, die men by andere reizigers, dikwyls, teveel vindt, komen by hem bykans in het geheel niet voor. Hy is in allen opzigte, een ernftig reisbefchryvcr en het is vreemd, dat zig de volgenden niet naar zyn voorbeeld gerigt,maar menigmaalzuik flegt en onzeker tuig famcngeflanft hebben. De fchikking kon wel iets beter wezen. Hetfpreekt van zelf, dat het Franfch zo is, als het vóór derde halve eeuw wierd gefchreeven. Daar zyn veele houten plaaten ter ophelderinge van landftreeken, planten, boomen en dieren by* gevoegd, maar die zo veel als landkaarten moe" ten ftrekken, zyn minft goed. 't Is waarjyfe jammer, dat een regifter, ten minften by den gemelden druk, ontbreekt. Barth. Georgieuitz de Turcarim moribus epitome fchynt, volgens de opdragt, reeds te Rome, in het jaar 1552, te zyn uitgekomen • maar is met allerlei kleine aanhangzels te Gene. ve, 1629, ter grootte van 184 bladz. en vervolgens methetbyvoegzel: Autoreen. PICKE. xo, te Hanau 1686". weer herdrukt. Dit boekje  TURKSCHEN RYKS enz. 63 je kan men, thans, geheel en al misfen. P. Gyllii de Bosphoro Thracio, lib. 3. Lugd. Batav. 1632, groot 379 bladz. in 12. Deze was in hetjaar 1490. te Albi geboren, en lag zig, na volbragte ftudicn in de taaien en natuurlyke hiftorie, op het reizen toe. In een werk, aan Franciscus I. KoningvanFtankxyk* 1533. opgedraagen, moedigde hy dezen in de opdragt aan, omop zyne koften eenige Geleerden te laaten reizen; waaromtrent hy gehoor vond, en zelf naar de Levant wierd gezonden. Maar, wyl hy by des Konings leven geene jaarwedde had getrokken, zo zag hy zig , na deszelfs dood, 1547 gedrongen, om, wilde hy beftaan, onder de Zoldaaten van Soliman II. dienft te neemen. Drie jaaren daarna kwam hy met den Franfchen Gezant uit de Levant te rug, en overleed in het jaar 1555. Na eene beredeneerde inleiding ter befchryvinge van den Bosphorus, wordt daar van, doch enkel en alleen volgens de oude Geographie, gehandeld, zo dat de plaatzen, hierover by de oude landbefchryvers gevonden wordende, verzameld, en ten deele , naar gelange hy ze vond en zig verbeeldde, worden vergeleeken. Deszelfs Topographia Confiantinopoleos ,lib. 4. is aan boven gemelde plaats, in't zelfde jaar en formaat, ter grootte van 428 bladzyden uitgekomen. In de voorreden befchryft hy de geheel byzondere goede  64 BESCHRYVINGE des goede legging dezer ftad zeer omftandig, en in het eerfte boek, waarfchynlyk onder alle fchryvers'tvolledigft, haare lotgevallen, bouwing, zeven heuvels en dalen, muuren en poorten In de volgende boeken gaat hy, even zo uitvoerig, alle wyken dier ftad door, vergelykende, het geen 'er Strabo, Stephanus, Euagrius, Procopms, Suidasy Cedrenus, Tzetzes, Zonar as cnNicephorus van melden, zeer naauwkeurig, met het geenhy zelf zag. Agter aan isgevoe-d Anonymi cuiusdam (welke vóór Juftinianus tyden heeft geleefd,) libellus de regionibus nova Roma Coriftantinopolitana, met de aanmerkingen van GuidoPancirolus. ~ Anders heeft de fchryver aan zyn oogmerk in beide werken voldaan Turkifche Chronika. Wahrhafte, eigentliche und kurze Befchreibung der Turken Ankunft, Regierung &>c. It. von der Turken Religion und Gefetz &c. aus demital. ins Deutfche uberfetztdurch den Licentiaat Muller, met plaaten, Frankf uandenMain, iS77. 3 boekenj gW0t 3oo bladz. Inde voorreden wordt gemeld, dat een Genuees, Joh. Ant. Menavin, de fchryver is, die aan het Turkfche Hof gevangen zat. Het is der moeite niet waardig, dit boek door te leezen De zaaken vindt men beter en tiaauwkeuriger' door andere fchryvers voorgedraagen. De houten plaaten , welke redelyk grof zyn , en de Keizers, veldflagen en andere gevallen verheel-  TURKSCHEN RYKS enz. 65 beelden, zyn enkel en alleen uit de verbeeldingskragt ontftaan. De ftyl is zo flordig, en zo ouderwets, dat men, menigmaal, naar den zin moet raaden. Weshalven 't nutteloos zou zyn , zig met den inhoud te willen ophouden. AsfDRé Thevet Cosmographie de Levant, cl Lion 1556. in 4. met figi groot 418 bladz. Van dezen meldt de te Parys uitgekomen Dictionaire hifiorique portatif, dat hy als een Franciscanermonnik de reize heeft gedaan, en als Hiftoriefchryver van Frankryk 1590 geftorven, anders kinderagtig, ligtgeloovig geweeftis, en weinig oordeel heeft bezeeten, en dus niet waardig is, om te worden geleezen. Dit oordeel, als volkomen waar, onderteken ik mede. Hy reisde in de Levant, tusfehen de jaaren 1550 en 1552, en fchreef alles op, wat hy zag en hoorde, oud en nieuw, zonder het waare van het valfche te onderfcheiden; ja hy is zo ligtgeloovig en dom drieft, dat hy het laatfte als wezenlyk geloofwaardig zynen leezers wil opdringen: by voorbeeld, pag. .146. dat Mahomed te Mekka zy begraaven; dat de Nyl, Tiger en Ganges hunnen oorfprong in het aardfche Paradys, op eenen hoogen berg hadden, 'waarvan het naar beneden Hortend water eene Zee, en deze zulk een groot geruisch maakt, dat 'er allen, die naby dezelve waren, doof van wierden; en bladz. 148. dat 'er een land van II. Dal E Pvcr-  66 BESCHRYVINGE des Dwergen, ter grootte van anderhalf of twee Ellen, zy, die ook, op Hamels en Bokken met de Kraanvogels ftrydende, in eene plaat Worden afgebeeld. De waarheid hiervan bewyft hy daaruit, om dat, in zynen tyd, op het Kafteel te Kairo, eenige Dwergen waren geweeft, welke hy zelf had gezien, 't Zou dus der moeite niet wel waardig zyn, den inhoud der Hoofddeelen op te geeven; maar wy willen liever de begonnen opgaave der fchryvers en hunne werken in de 16de eeuw agtervolgen. Daartoe behoort dan, voorts, Nicolo di Nicolai navigazioni e viaggi fatti nella Turchia. Tradotto di Franc, in hal. in Venezia 1580. Fol. met 67 plaaten, waarop menfehen van beide genachten in verfcheide kleedingen worden afgebeeld. De fchryver deed deze reizen met den Franfchen Afgezant, in het jaar 1551. De reize naar de Barbaarfche Kuften verhaalt hy flegts kort. (Boek /.) VVydloopiger is hy by de befchryving zyner reize van Malta naar Conftantinopel, zo wel ten opzigte van eenige eilanden des Archipels, als de gemelde ftad zelve. (Boek //.) In de verdere befchryving van Turkye bepaalt hy zig tot de Adfchjamoglans, Janitfaaren, Solaks, Peygks, Worftelaars en Kampers, Koks des Sultans , Art/en , KadhyLefchkjers, Monniken, Emyrs, Hadfchjys enz. {Beek IIJ.) Voorts brengt hy nopens de Perfia- ften,  TÜRKSCHËN RYKS enz. 67 Hem Armeniërs, Jooden en Grieken verfcheide dingen by, en ftelt de perfoonen in hunne verfcheiden dragt voor. — Niettegenftaande nu 't hoofdzaaklyke daarin byna fteeds 't zelfde is geblceven; daar zyn egter menige dingen no~ pens de langte, kortheid, en andere dergelyke toevallige omftandigheden der kleeding veranderd, gelyk men uit dejvergelyking van dien tyd met den tegenwoordigen zeer duidelyk kan afncemen. In verfcheiden opzigten, en zelfs om de nieuwsgierigheid te voldoen, behoudt dit werk ook nog twee eeuwen, na dat het is gefchreeven, zyne waarde. C. Furers von HaimenöorF Reife-befchreibung in Aegypten , Arabien, Paleftina, Syrien fifc. Nitrnb*. 164.6.met plaaten, groot 360 bladz.in 4. Zyne reis valt voor in de jaaren 1565 en 1566. Het is, gelyk de Titel ookaanwyft, een taamlyk uitvoerig dagverhaal, met bygevoegde verhandelingen en gefchiedenisfen. Hy landde te Alexandrie aan, neemende vandaar den gewoonen weg naar Kairo. Van beide plaatzen, vooral de laatfte , fpreekt hy heel omftandig. Van den omtrek en de gefteldheid der Pyramiden fpreekt hy taamlyk onbepaald. „ De grootfte daarvan is, (naar zyn verhaal,) van enkel groote, aanzienlyke vierkante fteenen, waarvan één by de 7 voeten lang, en zo hoog was, dat my veele derzelven tot de borft toe kwaE 2 menj  6$ BESCHRYVINGE des men; doch de één is evenwel grooter, dan d© ander. Beneden aan den grond en de fteenen is zy, aan alle vier hoeken , zeer vervallen, vooral in het midden ; doch wy hebben de langte ééner zyde gemeeten, welke by de 300 en ettelyke myner fchreden lang was, en egter maten zy ze niet geheel onder aan , daar ze breeder is. Wanneer men beneden ftaat, fchynt ze, wegens de groote hoogte, boven fpits, maar heeft nogtans by de 52 myner voeten in den omtrek. Van onderen, tot boven toe, zyn by de 212 trappen of vierkante fteenenheeft ten Noord-noord-weften een fraajen ingang; maar de opening, waar door men gaan moet, is niet al te groot, enz." - De reis naaiden berg Sinai ondernam hy met meer anderen, waar onder ook J. Helffrich was, van wien in den voorgaanden Paragraaf is gefproken. Aan de roode Zee was het juift Ebbe, zo dathy 'er byna een halve myl wegskondc ingaan. Op de terugreis waagde hy het, met eenigen, door eenen arm derzelve, geduureode de Ebbe, te gaan, maar zy hadden bykans hun Leven verboren. Want hoe zy zig ook haastten, het water ging hen nogtans reeds tot onder de oxels. De Arabiërs in die ftreeken vond hy, gelyk hen alle reizigers befchryven, zeer ftout en onbefchaamd , dewyl ze zig als Heeren in hunne woeftynen aanmerken , en me-  TURKSCHEN RYKS enz. 69 niemand ontzien. „ 'tBeroemde GriekfcheMonniken-kloofter ligt in een naauw dal aan de bergen Sinai, vierhoekig van vierkante 'fteenen gebouwd , redelyk fterk en hoog. De ééne zyde is 125 gemcene fchreden lang, maakt 500 fchreden in het vierkant, zonder het klein driehoekig voorhofje, waardoor men ingaat. " *r Hy reisde weder over RoJ'etto , naar Alexandrie, en van daar wêcr over Rofetto naar Damiate. Hier Hond nog de Toren, waarop de afgeregtc duiven wierden gehouden, welke men toen gebruikte , om ccnig bericht naar Alexandrh en Kairo over te brengen. In de eerfte dezer feeden was wel mede nog een Toren, tot dat einde gebouwd; maai' men hield 'er geene zulke duiven meer. Nu nam hy den landweg naar het beloofde land op Gaza, leggende dien, naar de gewoone dagreizen der Kemels, in tien dagen af. Zo reisde hy door het voormaalig land der PUUflynm , en kwam zo over Jaffa en Rama te Jerufalem. Hier komt de gewoone befchryving dezer ftad met haare voorgewende heilige plaatzen voor. Hy deed ook in de nabuurfchap verfcheide reizen , als naar Bethhhem, het Kloofter Sr. Saba , de doode Zee en Jericho. By deze gelegenheid raakte het ganfche reisgenootfchap in handen der roofzugtige Arabiërs, waar uit het niet, dan met veel moeite en gevaar, kwam. Hy reisde van Jerufalem door het beE 3 loofde  fo BESCHRYVINGE des loofde land tot de GalÜeefche Zee toe, kwam in het pragtig£albekPen zo naar Tripoli. Over Cyprus keerde hy naar Europa terug. — Dit werk behoort niet tot de befte, maar ook niet tot de flegtfte. 't Behelft verfcheide zaaken , welke men mogelyk in andere reisbefchryvingen zo omftandig niet vind, al is het, dat alles met de kundig-en naauwkeiirigheid van een Belon en Rauchwolf niet is befchreeven. Men vindt, natuurlyk, by hem veele dingen, die ten zynen tyde, maar naderhand niet meer wierden gevonden. In het geen hy zelf heeft gezien, fchynt hy geloof te verdienen; maar dikwyls is het moejelyk, het geen hy zelf zag te onderfcheiden, van het geen hy uit hooren zegden verhaalt. By Egypten en het II. Land haalt hy, allerwegen, de Bybehcbe Hiftorien inhaarengeheelen omtrek menigmaal noodeloos, dikmaals zelfs verkeerd aan; waar door dit bock wydloopiger is geworden, dan wel noodigwas, * Jtinerario di Marc Antonïo Pigafetta. JLondra 1585. klein 4to. Naauwlyks zou men gelooven, dat in dit oud werkje, ter grootte van 140 bladz. zo veele echte en fraaje dingen Honden, als 'er werklyk in worden gevonden; zo dat het zelfs thans nog, ware het niet zo Zeldzaam, met groot genoegen van iemand, die m Imteanfth. verftaat, geleezen kan wor- den4  TURKSCHEN RYKS enz. 71 den; en men moet zig verwonderen, dat de fchryvers, die vervolgens over het Turkfche Ryk hebben gefchreeven, niet liever daarvan, dan van andere werken, minder in waarde, gebruik gemaakt hebben. — De Schryver vond zig onder de groote bezending , die Keizer Maximiuanus II, in het jaar 1567, naar den Sultan Selim II. deed. De reden van en aanleiding tot dit gezantichap, de reis van Wenen tot Belgrado, voorts door Rascien, Bulgarie en Thracie naar Conjlantinopel, verhaalt hy in de vier eerfte; en de Audiëntie, doch wier omftandigheden ten dien tyde iets van de tegenwoordige verfchilden, in het vyfde Hoofdftuk. Van het 6de tot het 16de vlegt hy berichten nopens Turkye in eene goede orde in. Hy befchryft Conjlantinopel met zyne merkwaardigheden, Pera en den Thracifchen Bosphorus; hy handelt van den oorfprong der Turken in 't algemeen, en hoe hun Ryk tot zynen tyd toe vermeerderd, en de toeftand der Chriftenen in 't zelve zy ; voorts geeft hy een verflag van hunne wyze van klecding, hunne gebruiken en Godsdienftige perfoonen; fpreekt van de Zoldaaten, waartoe, toen, 't tiende Chriften-kind opgefchreeven, en in den Mahomedaanfchen Godsdienft wierd opgevoed; in het byzonder van 't Serail, en de daartoe behoorende perfoonen, die 'er of in of buiten woonen; vervolgens van de JanitfaaE 4 ren,  7* BESCHRYVINGE des ren, Solaks, Sipahys, en hunne orde; de vericheide Vifiers, hun aanzien en menigte, van den Perfoon des Grooten Heers zelf, en het getal der Zoldaaten onder de verfcheide Beghlerbsgs, welke toen onder het Osmanfch Ryk tonden. Het 17de met de overige Hoofdflukken tot het einde behelft de terugreis, met hetgeen hy raakende verfcheide plaatzen, waar over ze ging , en inzonderheid over Adrianopd aanmerkte; vergeetende insgelyks niet, by gelegenheid, zonder nogthans wydloopiV te worden, goede hiftorifche en geograplrifche aanmerkingen daarby te voegen. Hijloria ufiiverfale deW origine tf> imperio de lurchj; raccoltadaM. Francesco SAnsovïno in Venezia, 15Ó8. in 4. groot ma, bladz Deze Sansoveno was, in zyn tyd, een voornaam fchryver in Italië, welke dit werk, uit verhandelingen van verfcheide Schryvers beftaarfdé, heeft laaten drukken. Het is dus een foort van verzameling, doch wier deelen evenwel eene opgaaf waardig zyn. Het eerfte boek levert zonder de bronnen aan te wyzèri, uit verfcheide fchryyers de levenswyze, wetten en gebruiken der Turkfche natie, beneffens de hofhouding des Sultans en den toeftand der Chriften ilaaven. By dit alles worden verhandelingen van een zekeren Luier Bassano van Zura, 'eri van een Griek, Theodori Spandüg/ni, over de  TURKSCHEN RYïtS enz. 73 de gebruiken der Turken gevoegd, en met des laatften Levens-befchryving der Perfifche Koningen , Schah IsMAëL en zyn Zoon Schah Tamas , als mede de brieven \»an Paus Pius II. aan 'den Sultan Mohammed II, om dezen ter aanneeminge van den Chriftelyken Godsdienft te vermaanen, beflootcn.- In het tweede boek zyn verzameld eene verhandeling van een Andr. Cambini uit Florence, over den oorfprong der Turken; des boven gemelden Th. Spandugini traftaat over den oorfprong der Turkfche Vorften; eene onderregting van Bisfchop Paul Jovius nopens de Turken voor Keizer Carel V; Jac. Fontanus befchryving van den oorlog, wegens het eiland Rhodus gevoerd; daaden van Sultan Suleyman na de wegneeming van dit eiland, tot het jaar 1533, en een brief van een Secretaris van Sigism. Malatesta, nopens het geen Muiiammid H.Hn Moren heeft uitgevoerd. In het laatfte bock vindt men eene korte Chronyk der Saractenfche en Turkfche Hiftorie; eene verhandeling van een onbekenden over Mahomed rti zyne opvolgers; brieven van den Aartsbisfchop van Metelino, Leonhardus , en den Kardinaal Isidorus aan Paus Nicolaus V, raakende de verovering van Conjlantinopei, als mede berichten van een zekeren Cïirist. Richerius over ditzelfde onderwerp. De andere Traktaaten handelen van E 5  74 BESCHRYVINGE des Dalmatie, Negropmte, Skanderbegh, en dc mislukte onderneeming van Koning Phiuppus Catholicus omtrent Africa. Leonh. Rauchvvolf, M. D. (Hoogd.) eigenlyke befchryving der reis enz. naar het Oqftcn, enz. 4 deelen in 4», Langingen 1583. beflaande de 3 eerfte 487, en het laatfte 42 bladz. In het eerfte boek maakt het ifte Hoofd, een begin met de reis van Angsburg , in het jaar 1573. naar Marfeille, en van daar naar Tripoli in Syrië. Die ftad wordt Hoofd. 2. befchreeven, en in het 3de een bericht gegeeven van de Turken van hoogen en laagen ftaat, mans-en vrouwspcrfoonen, mitsgaders hunne ampten, zeden, gebruiken en kleeding, maar in het volgende van allerlei gewasfen,zo veel de fchryver daaromtrent, by zyn verblyf te Tripoli, heeft kunnen waarneemen. Zyne reis van daar naar Aleppo befchryft het volgende Hoofd, by wiens einde hy de aanmerking maakt, dat noch daar, noch in de andere Turkfche fteden een vreemdeling te paard moge inryden, maar't welk thans jn de mccfte fteden geoorloofd is. De 4 overige Hoofdd. dezes boeks handelen van de ftad Aleppo, haare gebouwen , welfmaakende vrugtcn en kruiden; de Basfas en hunne hofhouding, als mede van der Turken Levenswyze, vryheden, adel en wandel; den grooten koophandel aldaar, mitsgaders der Turken fpyzen, dran-  TURKSCHEN RYKS enz. 75 dranken en plegtigheden ,en zyne Kruidleezing. In Auguftus van het jaar 1574. (Boek 2, Hoofdd, 1.) vertrok hy van daar, en voer over den Euphraat. Het water dezer rivier, zegt hy, is troebel, en daarom niet goed, om te drinken ten zy het te vooren in aarden potten en kruiken geftaan heeft, en het daarin zyndc zand en vuil gezonken zy. Hy voer (Hoofd. 2.) met een vaartuig deze rivier af, befchryvende de daaraan grenzende landftreeken, de daar omzwervende Arabiërs, de ftad Raka, (Hoofd. 3.) de bewooners van het gebergte en de groote woeftyn, (Hoofd. 4.) de ftad Anna, (Hoofd. 5.) de reis vandaar tot't oude Babyion, (Hoofd. 6) met de vcrwoefte overblyfzels en omliggende ftrecken, (Hoofd.7.) benevens zyne reize naar Bagdad en deze ftad zelve, haare legging, gewasfen, handel,natiën en andere dingen,taamlyk breedvoerig. (Hoofd. 8.) Zyn bericht nopens den vermeenden Toren van Babcl wil ik JMer boeken. „ Hy heeft wel een halve myl „ wegs in den omtrek, maar is dermaate ver„ vallen, dat hy niet meer hoog, en daarby „ met zo veel ongedierte bezet is, dat men'er, „ wegens datzelvc, ter langte van een halve •„ myl niet by moet komen, ten ware in den „ winter voor een maand of twee, wanneer 't „ nog in de gaten is. " Van daar keerde hy (Hoefd. 9.) doqr Actiën,bet land der Karden, aan  70" BESCHRYVINGE des aan de rivier den Tyger , over Moful, in het begm des jaars IS7S, als mede door Mefipotamie over Orpha (Hoofd, io.) naar Aleppo terug. Dit boek befluit hy met een bericht nopens de Turkfche Artzen en Apothekers, en eenige byzonderc aanmerkingen, (Hoofd, n.) den berg Libanon, deszelfs bewooners en Kruiden, (Hoofd. 12.) en de toeleggen der Turken, (Hoofd. 13.) om hen, die Drufen eaMaroniten zyn, te beoorlogen. Het 3de boek befchryft het H. Land. Hy reisde van Tripoli over Jaffa (H- *0 «aar Jerufatem, (H. 2.) Vóór het aanvaarden zyner reize daarheen moeft hy 9, maar een Griek 5 ducaaten voor de vryheid, om te reizen , en het vrygeleide geeven. Van bet tegenwoordig Jerufalem en zyne omleggendeftreeken fpreekt hy ëerft in het algemeen, (H. 3.) en vervolgens meer in 't byzonder. Hy bezag, zo veel als hem wierd toegelaaten, Zien en zyne H. plaatzen, (H. 4.) als mede Moria, en den voorgewenden Tempel Salomons, of eigenlyk de Van Omer, het derde Mahomedaanfche Legerhoofd na Mahomed, gebouwde Moskee, waar toe de ingang allen , die geene Mahomedaanen zyn, verboden is. (H. 5.) Hier lafcht hy waar en onwaar nopens der Saraceenen en Turken Godsdienft, Ceremoniën, Levenswandel enz. onder malkander in eene byzondere verhandeling in. (H, 6.) Hem. wicjden, ver-  TURKSCHEN RYKS enz. 77 verder, de huizen van Pilatus en Herodes, (77. 7.) de berg Kalvarie, en de Kerk des H. Grafs, (H. 8.) by wier binnen gaande Oofterfche Chriftenen twee tot vyf, en de Europifche 5 ducaaten moeften betaalen, en eindelyk de graffchriften der Chriften-Koningen getoond. (H. 9.) Dit geeft hem aanleiding, om een aigemeen bericht van de verfcheiden, daar zynde Chriften-gezindheden te geeven ; (H. 10.) waarop voorts een byzonder, doch zeer kort, dus oppervlakkig en gebrekkig bericht volgt, raakende de Grieken, (iï, 11.) de Syriërs, (H. 12.) de Georgianen,(H. 13.) de Armeniërs, (H. 14.) de Neftorianen, (H. 15O de Jacobiten of Kopten, (li. i6.) de Abysfiniërs , (H. 17.) de Maroniten, (H. 18.) en de Roomfchgezinden. (H. 19.) Deze zonden elke reis 2 Monniken in de Kerk des H. Grafs, om 'er 14 dagen na malkander in te blyven, het H. Graf te bewaaken, de Getyün waar te neemen, en de van Koningen en Vorften daaraan vereerde, zeer koftbaare lampen brandende te houden. Tot datzelfde einde zyn 'er ook Geeftelyken van andere Chrifteu-gezindheden in. Deze alle zyngcmeenlyk ook vcrpligt, om 'er 14 dagen te blyven. De deuren worden door de Turken geflootcn gebonden. La de grootfte zyn drie gaten van verfcheiden grootte, waardoor men de noodige levens-middelen naar binnen geeft5, By  n BËSCHRYVTNGË öes By de Roomfchen worden alle Europifche rtizU gers geherbergd, en volgens de omftandigheden aldaar wél onthaald. In de Iaatfte jaaren zyn 'er wel klagten ingebragt, dat ze de huisvefting Wat duür moeten betaalen 5 doch hiervan zyn wel zelden de Paters de oorzaak, maar veelëer de Verdrukkingen, waar voor ze naaiden ftand aldaar zyn bloot gefteld, en waar mede fteeds groote koften gepaard gaan. Hier op volgt (H. 20.) een verfiag aangaande de Orden van St. Jan, of, gelyk men daar thans zegt, de Ridder-orden des H. Grafs, welken de Pater Guardiaan, dat is, des Pauzen Opziener over alle de Roomfche Geeftelykheid in 't H. Land uitdeelt. Den Olyfberg en de H. plaatzen bczogt hy mede, (H. 21.) als mede Betlt* lehem en het gebergte Juda. (H. 22.) Hierop keerde hy over Tripoli naar Venetië, en zo naar Augsbnrg terug, (H. 23.) alwaar hy in Febr. 1576. aankwam. Het vierde boek behelft 42. houten plaaten van uitlandfche kruiden. — Men zoude naauwlyks denken, dat men vóór twee eeuwen eene zo goede reisbefchryving opgéfteld had, als deze wërklyk is. Hy lafcht 'er wel vreemde, en menigmaal onwaare berichten in; maar, waar hyzelf fpreekt enbefchryft, fchynt hy, doorgaans, het volftrektft geloof te verdienen. De Oofterfche gebruiken heeft hy naauwkcurig opgemerkt. Dit boek ware  TÜRKSCHEN RYKS enz. 79- ware niet onwaardig, dat men 'er, ten alge* meenen dienfte, een goed uittrekzel van maakte. Sal. Schweigger (Hoogd.) neue herwsgegebene ReisbefchreOüng rtach Konftant. und Jerufal, Numb. 1.664. met veele houten plaaten , 4t0, groot 346bladz. Het eerfte boek behelft $obladz. befchryvende in het kort de reis van Tubingen over Wenen naar Conftantinopel, beneffens de plaatzen, waarover zy ging, met bygevoegde aanmerkingen. Het tweede boek handelt van Twrkye. De 9 eerfte Hoofdd. befchryven de toenmaaüge wooning der Duitfch-Keizerlyke Gezanten in het eigenlyk Conftantinopel, hunne bezorging door den Sultan en de Audiëntie by dezen , zo als ze toen nog op de aarde voor hem moeften nederknielen, en 'tKeizerlyk gefchenk dat by de Turken niet anders, dan eene fchatting wierd aangemerkt. Hier wordt mede van het Serail, de opvolging der Duitfch-Keizerlyke Gezanten te Conftantinopel, de koften, op de bezending loopende , de vryheid van Godsdienft in de wooning der Gezanten, en van de begraavenisfen der Duitfchers gehandeld. Van het io—27^ Hoofd, worden verfcheide gevallen vermeld, welke by des Schryvers verblyf te Conftantinopel met Georgiaanfche Prinfen, eene Perfiaanfche bezending enz. gebeurden; en hierop verhaalt hy het droevig lot der in flaaverny geraakte Chriftenen wydloopig. In het  8o BES'CHRYVINGE des het 2^ Hoofdd. geeft hy eene befchryving van Conftantinopel, in het a$fte, van de Turkfche Tempels enbegraavenis-kapellen; in het 30de en 31de van de Turkfche fchoolen; in het 3 *te van de Tibypitaalea; inhet33ftevan de Baden, en in het 34^ van deKaravanferai. — Doch Conftantinopel is, fe» dert dien tyd, merklyk veranderd en vergroot, des debefchryvingen meeftendeels voor iemand, welke daar niet geweeft is, onvolledig zyn. — Het 35fte Hoofdd. handelt van het Kloofter en de wooning der Griekfche, en het 36^ van de wooning der Armenifche Patriarchen. . Beide zyn thans veranderd. — Het 37 de Hoofdd. befchryft den Hippodromus en de Zuilen; het 38^ des Keizers luft-tuinen en den fneeuw-en ys-handel; het 3 ofte de water-gebouwen in en buiten Conftantinopel; het 40de de zeldfaame dieren; het 41^ den Bezeftein; het 4211e het E ski-Serail; het 43 de de 7 Torens en andere oude gebouwen. In het 44 en 45de Hoofdd. eindigt hy de befchryving van Conftantinopel met Galata, Tophana en Scutari. Het 46:1e behelft aanmerkingen over het nut des Turkfchen Ryks, deTyranny, en oorzaaken van deszelfs lange duurzaamheid ,even als het 47fte van de Tafel, de bedienden,paardeftallen, Apothecken en 'sSultans ryden naar de Moskee. In het 48^ gaathy de toenmaalige reden na van der Turken overwinningen op de Chriftenen. Na dat hy in het  TURKSCHEN RYKS enz. Si het 4Qfte Hoofdei, de Beampten en Bevelhebbers des Sultans heeft befchreeven, handelt hy in het 5011e van de Turkfche rechtdagen, Overheden en ftraffen der raisdaadigen. In 't 5hl> wordt bericht, dat de Turken vooraf als juichten , terwyl ze tegen een' vyand te veld trokken. De volgende 10 Hoofdd. worden meeftal befteed tot de befchryving van den Godsdienft der Turken, te weeten hunne belydenis van God en Mahomed, den Koran, hunnen Eerdienft, Preekmethode, hefnyding, vafien en Feesten, Monniken, begrttavenisfen, huishouding en kleeding, trouwen en echtfeheiding. Het óafte tot 64de Hoofdd. fpreekt van de Grieken , voornaamlyk hunnen Godsdienft, even als het 65de, doch beide zeer kort en onvollédig , van de Armeniërs. Het derde boek levert eene befchryving der reize van Conftantinopel naar Jerufalem. In de 9 eerfte Hoofd, komendeels defchikkingen ter reize voor, deels wordt de fcheepvaart door den Propontis, Hellefpont en Archipel tot Alexandrië befchreeven: in de volgende 11 Hoofdd. vindt men de befchryving van de vooraf gemelde ftad, Rofetto, den Nyl, de vrugtbaarheid van Egypten, de gebouwen aldaar, het kameel, de taaien, de munt, de kleeding , zeden en Mumien. — Doch de ganfche befchryving wil niet veel zeggen. Het 21 en 22fte Hoofdd. behelft de Zeereis naar Paleftina. II. Deel F Van  82 BESCHRYVINGE des Van het 23-36^ Hoofdd. wordt gehandeld van Ptolemais, Joppe, Rama, 't Arabifch geleide, de aankomft te Jerufalem, den Patriarch aldaar, het gaan in't H. Graf, van dit, den Tempel en deszelfs heiligdommen, van de Ceremoniën, om iemand tot Ridder des H. Grafs te flaan, van de tegenwoordige ftad Jerufalem , de landftreek rondom, en van Bethlehem. In 't 37^ Hoofdd. verhaalt hy zyn vertrek van Jerufalem, en tot het 4311e zyne terugreis over Damascus, Tripoli en Kandia naar Duitschland. De ftyl was voor de toenmaa- lige tyden goed, maar thans in het geheel niet meer. De houten plaaten zyn juift niet kwalyk, maar die, welke plaatzen moeten verbeelden, de befte niet. De reis van ConftantinopelmarEgypten wierd van den 3 Maart 1581. tot Novembervan 't zelfde jaar naar Duitschland afgelegd. Waaruit men ligt kan afnecmen, dat alles byna kort en onvollédig is. Ook is 'er veel van hooren zeggen onder gemengd. Een Tournefort en Pococke maaken het ganfche werk overtollig. I. Leunclavii annales Sultanorum Othmanidarum a Turcis fua lingua fcripti, Francof. 1588, 4C0- 519 P*g- C) De Osmanfche Jaarboeken in \ 0 De bekende Zwecdfche Prof. Björnstaiil , welkS zig 177Ö en 1777 te Conftantinopel ophield, en bckwaame gelegenheid had, door de verkcering met den Heer Mo Kadschja, (zie /. Deel, gefachtregifler der Turkfche Keisers, tegen over bladz. 46, beneden di aanmerk.-) om da boe-  TURKSCHEN RYKS ënz. 83 dc Turkfche taal had een Oofienrykfch Edelman t3 hoedanigheid der Chriftcn-hiftoricfchry vers nopens het Turkfche Ryk te Ieeren kennenuit zig, daaromtrent in een'van daar gefchreeven brief (zicSciilozers ((loogd.) briefvethfel. 2 deel, 8 fiêh 11. 23.) op deze wyze. „ Dnar is nog geene goede Hiftorie raakende de Turken. De laatft uitgekomen Hifl. de TEmpire Otioman depuis fon origine jusqu-a la paix de Belgrade en 1740. par Mr. I'Abbé Mignot, a Paris 1771. in ia, in verfcheide deelen is flegt gefchreeven , en in veele plaateen niets, dan een Roman, al verzekert de fchryver, dat hy uit goede bronnen, in dc Koninglyke Bibliotheek te Parys, gefchept heeft. DcHeer Mignot is een Neef van Voltaire , en evenaart dezen grooten Dichter wiïklyk, die de verdigting zelfs in de Geschiedenis gebruikt; maar in den ftyl evenaart hyhem zeker niet. De Hiftorie van Prins Cantimir deugt insgelyks niet; tnaar zyne bygevoegde aanmerkingen zyn goed ; want rakende de Turken en hunne ftaatsgefteldheid. Leunclavius is redelyk goed, maar te oud : hy kvram uit in het jaar i596, (te weeten in een laat eren druk,) en dus ontbreeken 'er aan hem bykans twee eeuwen tot onzen tyd toe. Ricaut , de Guer en andere behelzen veele apocryphe en andere ongerymde berichten. Dit zelfde geldt mede van Chalkokandyt.es, en andere Griekfche hiftoriefchryvers. Zy waren vyanden der Turken, in wier mond zelfs de waarheid verdagt is. Het geeft my vreemd, dat een zo groote verzamelaar, als de Heer Büsching is, LeunclaviI AnnaleS Turci niet gekend, ten minftenniet gebruikt hebbe. Die zoude anders het getal zyner misdagen merklyk hebben verminderd. Van dit verwyt zullen wy elders fpreeken. 't Is' veel te onbepaald, en ook te ongegrond, dan dat het goedgekeurd kon worden. F 2.  84 BESCHRYVINGE des te Conftantinopel gekogt en bragt ze Keizer Ferdinandus ten gefchenke mede. Leunclavius was ook daar geweeft, hebbende zig goede kundigheden van het Turkfche Ryk te wege gebragt, en wierd door den laatften verzogt, om ze in 't Latyn over te zetten. Die Jaarboeken gingen flegts tot het jaar 1551. Hy voegde 'er de Hiftorie der volgende 37 jaaren, en tellens eene menigte van aanmerkingen, welke hy PandeÜen noemt, by, waarin hy de Turkfche vernaaien met dc Griekfche, Latynfche, Italiaanfche, Franfche enDuitfche Hiftorie vergelykt. Het ganfche werkwordt, eindelyk, met eene geschiedenis der belegering van *Wenen in het jaar 1529. beflooten. By de voorreden is eene Iyft van omtrent 60 fchryvers of Handfchriften gevoegd, waarvan by het opftellen der PandeÜen gebruik is gemaakt. Het eerfte ,deHiftorie met het Supplement, beflaat 184. bladz. maar de laatftc gaan tot bladz. 482; en de hiftorie der belegering maakt het overige des werks uit. Deze Annales raaken my eigenlyk niets; op zyn hoogft dienen ze flegts, zo verre zy reiken, ter ophelderieg van §. II. in myn eerfte Deel; maar de Pandecten verdienen hier, billyk,eene plaats, behelzende behalvcn de befchryvingeri der landen en plaatzen , welke allengs onder de Turkfche gehoorzaamheid zyn gekomen, dus ook de oude Geographie, den Staats-en Krygs. toe.  TURKSCHEN RYKS &z. §5 tocïtand desrTurlfchen Ryks, en de verklaaringen der woorden, ten opzigte van bedieningen als anderzins voorkomende, welke men elders te vergeefs zoekt, en blyft een in dit vak gewigtig boek. De verklaaring der Porte van Conftantinopel (blad. 409-419.) is, Gill uitgezonderd, het volledigfte, wat ik 'er ooit over heb gezien. Jammer is het, dat in dén gemelden 'druk een regifter ontbreekt, en daarom het opzoeken van veele nutte Artikels zo moejelyk gemaakt wordt. Epiftola continens Hodoeporicon mvigationis ex Conftantinopoli in Syriam, Palaftinam & Aegyptum, '6? montem Sinai, Vienn. 1583. in 4t0- beftaat flegts uit anderhalf blad, zynde niet veel meer, dan eene fchraale lyft van plaatzen. H. von Lichtenstein (Heogd.) Reifz auf Conftantinopel imjahre 1584, befchreeven door Melchior Besolt , is flegts een dagverhaal der reize van Wenen naar Conftantinopel, in 16 bladz. in folio, waarin niet veel gezegd kan worden. Joh. Sanderson, een Engelsch Koopman, heeft verfcheide reizen tusfehen 1584 tot 1602 in de Levant gedaan. De eerfte ging in 't eerft gemelde jaar naar Conftantinopel, en van daar naar Kairo en Tripoli in Syrië; de tweede in het jaar 1591- wêer naar Conftantinopel en de Syrifche kuften; de* derde in het jaar 1598- weêr Y 3 naar  8ö BESCHRYVINGE des naar Conftantinopel, en van daar mar Syrië in Paleftma. Daar is ook een byzondere befchry. ving van Conftantinopel by gevoegd. M. Heberer van Bretken Aegyptiaca fervu tus, dat 1S, waare befchryving eener driejaarige ftaaverny, welke te Alexandrie haarcn aanvang, en te Conftantinopel haar einde heeft genomen, is, teHeidelberg, zonder het jaar te melden, wanneer ze gedrukt is, ter grootte van 522. bladz. m ,Ato uitgekomen. De fchryver had 1585. het ongeluk, in eene zeer harde gevangenis der Turken te komen. Deze verhaalt hy met alle aanmerkingen, welke natuurlyk niet zonder aandoening kunnen geleezen worden. Maar om de gewcftcn te kennen, zegt dit werkmei; veel, en men kan het dus, in dit opzigt, heel wel misfen. De daarby gevoegde houten Plaaten willen mede niet veel zeggen. Daar het inmiddels, niet in veeier handen mogte komen, zo wil ,k zyn bericht raakende den beruchter» Neuser (bladz. 348.) hier plaatzen, het welk hy uit den mond van een' zyner Medc-afvalli. gen ontving j „ deze naamlyk, weikc te Hei. delberg een geleerd gereformeerd Predikant geweeft was, was naderhand afgevallen , een Anaan geworden,en omzynen afval gevangen gezet, maar evenwel uitgebroken zynde, heeft «te vlugt uit Duitschland naar Turkye genomen Zevenbergen doorgereift, en hem met éénen zy. ner  TURKSCHEN RYKS enz. S? ner makkers tot een reisgenoot aangezet, en tot een zelfden afval van den Godsdienft aangefpoord en bewoogen. — Na dat ze nu alle drie te Conftantinopel waren gekomen, hadden zy het Turkfche geloof aangenomen, en zig aangebooden, denTurkfchen Keizer te dienen. Hierop waren zy befneeden, en tot Tfchaus, dat is, tot reizende dienften bevorderd. Maar, wyl Neufer had gemeend, dat hy een hoogercnEcrtrap zou beklimmen, bad hy, dit niet gefchied zynde, een Epicurifch en beeftagtig leven geleid; was eindelyk van de peft aangetaft, en in die Ziekte in de uiterfte wanhoop gefrorven, zo dat zyne laatfte woorden waren: na dit Leven niets meer. " Jules TurciccB Othomannitique imperii descriptio ab Antonio Genfjüeo gallice edita, deinde latine reddita, Bafil. 1587. Ö{ 8™, is eene verzameling , welke wy kunnen misfen. A. Hoeniger von Königshofen aan de Tauler Hofhaltung (Hofhouding') des Turkifchsn Keizers. (Hoogd.) Bafel 1596. 2 deelen in kl. folio, is, volgens des fchryvers eigen bericht, eene verzameling, welke wy thans' ook niet meer behoeven. Fvnes Moryson itinerary , hond. 1617. fol. Daarin zyn Europifche en Afiatifche reizen. Van bladz. 210. begint de Oofterfche reis, welke hy 1596. van Venetië mzx Paleftim ondernam. F 4 Hy  «8 BESCHRYVINGE des Hy bezag Jerufalem, reisde naar Jaffa, Tripoli in Syrië, Aleppo, Scanderona, en kwam, in 'E volgende jaar, ter Zee over Conftantinopel te Venetië terug. In het derde deel ftaat het prakticaale zyner reisbefchryvingen, als (Boekl.)van het reizen in 't algemeen, en de geographifche befchryving, als mede legging, vrugtbaarheid, handel van Turkye, en leevenswyze der Turken, boek III. Alles is natuurlyk zeer beknopt voorgedraagen. Eenige, omtrent dezen tyd, of voort daarna Uitgekomen verhandelingen over de Turken ftaan in het volgende werk : Herm. Conringii hbri varii de bello contra Turcas prudenter gerendo. Helmft. 4t0.1664. Hierin virfdt men de volgende Traktaaten in het Latyn. 1) Lazari Sokanchii Patricii Veneti Ottomannus feu de inu perio Turcico. Ex Italico vertit Jac. Geuderus üb Herolzberga.. Dit werk is gefchreeven in het jaar 1598. was goed voor die tyden , maar thans noodeloos. 2) Achillis Tardücii Tm ca venerabilis in Ungaria fifo kwam insgelyks m het einde der 16de eeuwe uit, behoorende tot het groote, en veele fchryvers toen beezi* houdende vak, hoe men de Turken wederftaam ja overwinnen kon. Jn het eerfte deel wyft de fchryver de middelen en wegen aan, hoe de Turzen tot zulk eene magt waren gekomen, en bewyft, dat het niet door enkel geluk, maar door  TURKSCHEN RYKS enz. 80 door lift en moed is gekomen. Hongarye en Duitschland zyn, volgens het tweede deel, volkomen toereikend ., om de Turken te bedwingen, toonende tevens omftandig aan, hoe men den oorlog zclv' moet voeren. Het derde de/el maakt als de toepasfing van de twee voorgaande , houdende zig onledig zo wel met het getal en de gefteldheid derZoldaaten, als der legers, hunne verdeeling in hunne verfcheiden ftandplaatzen, en hoe men zig in een' veldflag met de Turken zclv' moet gedraagen. Deze verhandeling is zeer geregeld gefchreeven, legt eene goede kennis van den Turkfchen Staat in zyn gcheclen omtrek ten grondflag, en ware misfchicn nog waardig , door eenen des verftaandc naar dc tegenwoordige omftandighedcn, by het raadpleegen met een Warnery en Marsiglt, befchaafd, en hen, die met de Turken oorlog voeren , in handen gegeeven te worden. ;—* Van de overige behoeve ik flegts de Titels te melden. 3) Anonymi cujusdam disfertatio de fiatu imperii Turcici, cujusmodi fub Amurathe III. fuit, deque ejus evertendi modo. 4) A. G. Busbeqjjii exclamatio, feu de re militari contra Turcam inftituenda confilium. 5) Joh. Tarnovii de bello cum Turcis gerendo disputatio. 6) Lazari Stuendii &c. quomodo Turcis fit refiftendum confilium. 7) Fel. Petancii libellus de itine. ritus aggrediendi Turcam. &) Francii dolium F 5 D*-  93 BESCHRYVINGE des Diogenis, flrepitu fuo ■collaborans dynaftis ïïhrijHk nis, helium in Turcas parantïbus. 9) H. deTourenne 'de bello Turcico oratio. Johannis Cotovici itinerarium Hierofolymitanum& Syriacum, Antw. 1619. 4^. 518 pag. Dit is eene uitfteekende en origineele reisbefchryving, welke waardig geweeft was , dat ze met betere plaaten gedrukt was, in de jaaren 1598 en 1599 voorvalt,en met eenenBELoxen Rauciiwolf gelyk gefield moet worden. Wat deze in de Natuurlyke hiftorie vooruit hebben, heeft zy vooruit omtrent de Oudheden en afbeelding der gebruiken. In plaats van eene voorreden, heeft de fchryver eene prakticaale onderrigting laaten voorafgaan voor hen, welke die geweften willen bereizen,en vervolgens zyn onderwerp in vyf boek'en afgehandeld. Het eerfte befchryft zyne Zeereis van Venetië naar Jaffa, waarby hy van de eilanden, landftreekèn en plaatzen, by voorb. Ragufa,Korfu, Serigo, Morea, Rhodus , Cyprus, Sydon , Tyrus, Ptolemais enz. fpreekt, welke hem onderwege voorkwamen. Het tweede behelft zyne Paleftienfche reis, inzonderheid naar Jerufalcm en de omleggende geweften. Hier wordt men wegens Jaffa, Karna, Jerufalem zelf, Bethlehem, Jerkho enz. zeer omftandig onderhouden. Menig een zal het niet onaangenaam zyn, de Liturgiën hier gepkatft te vinden, welke aan verfcheide, 'tzy o  TURKSCHEN RYKS enz. 91 't zy werklyk of voorgewende heilige plaatzen gebeden of gezongen worden, waarvan veele zeer roerende en kragtig zyn. Het derde boek heldert zyne Syrifche of verdere reis van Jerufalem mar Aleppo op. Hy begint met eene algemeene inleiding over Syrië, en Jeidt zyne leczers naar Silo ,Sichem ,Sebafte, Nain,de bergen Gilboa en Hermon , Nazareth, Thabor , de Zee Tiberias, Damascus , den berg Libanon, (alwaar hy mede van de Drufen fpreekt,) Emesjen, Heman en Aleppo. Overal blyft hy zig in het behandelen van gewigtige onderwerpen gelyk. Het vierde boek levert zyne verkreegen kundigheden nopens den Godsdienft, de gebruiken, zeden en gewoonten der in Syrië woonende zo wel Mahomedaanen, als Chriftenen, waartoe hem een verblyf van drie maanden te Aleppo zeer voordeelig was. Hy begint met dc Turken , hunnen en der Mahomedaanen oorfprong en verfchillende gefteldheid, als mede hunne gevoelens van Godsdienft;«fpreekt van hunne wasfehingen, baden, openbaaren Eerdienft, vaften, kerklyke perfoonen, bedevaarten, monniken , openbaare gebruiken, aalmocfen en goede werken , den toeftand der ftervenden, en de begraavenisfen, mitsgaders de kerkhoven der Chriftenen en Jooden; tekent het noodige aan nopens deBasfas,Sandfchjaken en Snbafchys, even als ook de Zoldaaten der Turhn en de ftraf-  92 BESCHRYVINGE des ftraffen, eindigende dit bock met de zeden en gefteldheid der ingebooren Syrifche Mahomedaanen en Chriftenen., de Turkfche Munten, woonhuizen en meubelen,. fpyzen en dranken,kieedingdcr Turken; Moor en , Chriftenen en Jooden van het mannelyk en vrouwelyk geflacht, als mede de fieradiën en levenswyze van de laatften. Het vyfde of laatfte boek behelft zyne berichten aangaande Aleppo, Antiochien, den berg Amanus, en Alexandrette,. als mede zyne terugreis te water byna langs denzelfden weg, welken hy op de heenreis had genomen, j—- Dit is ééne der befte reisbefchryvingen, welke men over Paleftina en Syrië heeft, en een meefterftuk voor dien tyd, waarin de fchryver leefde. By de drie eerfte boeken is het meefte door plaaten opgehelderd. < Van deze zo wel , als zyne berichten hebben veelen, zonder hem tc noemen, gebruikgemaakt. ' Een Latynfch leezer zal uit dit werk ongemeen veele nutte en aangenaame dingen kunnen verzamelen , die veel bekender moeften zyn, dan ze wcrklyk zyn. Georg Douser de itinere fuo Conftantinopolitano epiftola. De reis gefchiedde 1598. De befchryving derzelve is heel kort, en wel meeft wegens de bygevocgde oude opfchriften, die te Conftantinopel gevonden worden, merkwaardig. Voiage du Mont Lihan traduit de ïltalien' du R.  TURKSCHEN RYKS enz. 93 R. P. Jeröme Dandini &c. ou il eji traité tant de la créance £f des coütvmes des Maronites, que de plufieurs particularités touchant les Turcs & de qiielques lieux confiderables de ï'Oriënt, avec des rémarques fur la Theologie des Chrêtiens de Levant Êf/wr celle des Mahometans, par R. S. P. ci Paris 1685, in 12, ssópag. Het oorfprongelyke, onderden Titel: Misfione Apoftolica al Patriarca e Maroniti del Monte Libano , was 1656. veel breedvoeriger gedrukt, dan het hier in de overzetting voorkomt. Maar de overzetter meldt, dat hy het nutteloos oordeelde , het daarin voorkomend bericht eener reize naar Jernfalem over te zetten, om dat het bykans niets behelsde, wat 'er andere reizigers niet reeds over gezegd hadden. In deze verkorte geftalte beflaat dc in het jaar 1599. gedaane reis 198, maar des overzetters aanmerkingen de overige bladzyden. Tot eene juifte kennis van Turkye brengt ze niets toe, want ze wemelt van misflagen, die de overzetter ten deele, maar op verre na niet alle heeft verbeterd. Des dient ze nergens anders toe, dan tot cenig verüag nopens de Maroniten, en inzonderheid des fchryvers verrigtingen, welke als Pauslyke Nuntius aan hen was gezonden. §. nu.  H BESCHRYVINGE des §. lui. Schryvers der zeventiende eeuwe; inhoud hunner werken, en beoordeeling derzelven. Joh. Baptista Ta vernier, Baron van Au* bonne, was 1605. te Parys gebooren, en begon, van het 2211e jaar zyns ouderdoms, door Europa te reizen. Vervolgens deed hy, binnen 40 jaaren, zes reizen door Turkye, Per/ie enlndië. Dewyl hy de Franfche Taal flegt fprak; zo bediende hy zig deels van de pen van de Chappuzeau, welke verzekert, dat, zekere memoires uitgezonderd, de eerfte hem het overige uit het Geheugen in de pen had opgegeeven; deels mede van de/aChapelle. Deze heeft mede, op Taverniers naam, het bericht raakende het Turkfche Serail uitgegeeven. Des men begrypen kan, waarom de ftyl verfchillend en flegt is. De Hoogd. Titel is: J. B. Ta vernier fechs Reifen in Turkey, Perfien und Indien &c. Geneve 1681. foL met veele (doch gemeene) plaaten. (xl jaarige Reizen van Taver-nier, Amji. 1682, 3deelen in 4^0) Niet dan het eerfte deel behelft berichten , die Turkye aangaan. Het eerfte boek handelt van verfcheide wegen van Parys naar Ispahan door de noordelyke Provincen van Turkye, inzonderheid in het 2^, 3<3e en 7de Hoofd. In het 10de wordt van de Karavanferas en Karavaanen, en in het iio, het geen 'er regt van bewoond is, in vyf uuren rond kan ryden; maar wilde men Oud Kairo en Bulak daarby rekenen, gelyk men gemeenlyk doet , dan zou ze wel acht duitfche mylen in den omtrek hebben. Hy voer op den Nyl naar Rofetto, en reed van daar naar Alexandrie, Hier ging hy fchee^naar Ctnftantinopely (bladz.65.) alwaar hy byna twee maanden  TURKSCHEN RYKS enz. 113 den bleef, en'zo door Dalmatie naar Venetië terugkeerde. Hier is, de plaatzen en opgaave der dingen uitgezonderd, niets te zoeken,en, wat 'er mogelyk hier en daar Van berichten h> gelafcht is, fchynt daarenboven nog op een vcrdagt hooren zeggen te beruftem Purchas Pilgrimage, Lond. 1626. fol. vierde druk, is een van denzelfden fchryvers Pilgrim onderfcheiden werk. Hier komt, in het derde loek, eene uit meerder fchry vers famen getrokken verhandeling over de Arabiërs, Saraceenen en Turken voor. De Godsdienft en ftaatkundi* ge toeftand der laatften wordt daarby taamelyk uitvoerig, van pag. 223-342. verhandeld. De befchryving der reizen van Balthasar van Monconys naar Afie en Paleftina is zodanig, dat het der moeite niet waardig is, om 'er eenen inhoud dér Hoofdd.vm te geeven,fchoon ze in het jaar 1697. te Leipzig in 4t0 in het Hoogd. zyn uitgegeeven. De flegte ftyl, de min gewigtige omftandigheden zyner verkeeringe met geringe menfehen, en de wydloopig gemelde inkoop van Turkfche zaaken zyn nog draaglyk, in vergelyking van de Recepten van vermeende Geheimen, de tekenen van een verregaand bygeloof, en de menigte van zotte Waarzeggerijen* Joh. Mocquet (Hoogd.') Reife-begebnisfe in Africa, Afia und Ooft-und Weft-lndien uit IJ. Deel H neC  H4 BESCHRYVINGE dss het Franfch vertaald , Lunenburg , 4t0. waar* fchynlyk 1688* Het Origineel kwam uit te Rouen 1645. Hydeed omtrent het jaar 1630 eene reis van Syrië naar Jeru/alem en 'tH.Land. Daarin ftaan de gewoone Pelgrims-berichten nopens het H. Land,eene wydloopige befchryving van 't oud Jeru/alem, den Tempel enz. die niemand daar zou zoeken , en voor 't overige reisaanmerkingen, zo dat men dit boek zonder nadeel kan misfen , en een byzondere opgaave van deszelfs inhoud heel nutloos zoude zyn. Op de volgende reisbefchryving van Neitzschitz beroept hy zig zeer veel. G. C. von Neitzschitz (Hoogd.) fiebenjalu ngeund gefahrlicheReis.be/chreibung &c. naar zyn dood, uit zyn handboek uitgegeeven, door M. Chr. Iëger, Budisfin 1663. in kl. 4to groet' 389 bladz. De Schryver, een Saxi/ch Edelman, deed deze reis van 1630 tot 1637. Eerft nam hy den weg over Italië, te water, naar Smyrna en Conftantinopel, en zo te land naar Wenen terug. Van daar deed hy een tweede ^reis naar Conftantinopel met eene Keizerlyke bezending. Dit verhaalt hy in de twee eerfte hoofd-v er dei lingen. De derde verhandelt, in eenige boeken, zyne reis naar de Levant. Deze ging van Wenen door het Ooftenrykfche over Venetië, (boek 1.) vasaEgypten, (boek 2.) en volgens gewoonte naar Alexandrie, Ro/etto en Kairo. (boek 3.) Dr reis naar  TURKSCHÈN RYKS enz. U$ tiaar den berg Sinai, alwaar hy zig 7 dagen ophield j (boek 4-6.) is het befte en uitvoérigfte in dit Werk. Hierover zal men elders naauwlyks, zo veele berichten vinden. De reis naar 't H. Land, en door het zelve, deed by wel niet met de bedevaartgangers op hunne wyzc j en langs hunne gewoone, en bykans altyd dezelfde wegen; doch de vernaaien daaromtrent ftrekken zig niet verder uit, dan tot het geen de Roomfche Monniken hem zeiden» De terugreis maakt de laatfte hoofd-v er deeling uit. By zyn verblyf 'in Egypten bezogt hy Matharea , in de nabuurfchap van Kairo, en daar was nog een fraaje tuin van Balzem-, (*) Palm-, Citroen-en andere hem onbekende vrugtbaare boomen. Qag- l63-) °P eene (maar hy meldt niet Wel" ke) zyde klom hy op de groote Pyramide, en telde 320 fteenen of trappen, elk van óéne, anderhalf, tot twee Ellen hoog,, en derde half, ook wel drie Ellen lang, die vierkant gewerkt, en heel plat, als een welgepolyfte Marmerfteen waren. Aan de opening of den ingang in deze Pyramide mat hy tot eiken hoek juift 160, en vond dus de écne geheele zyde 320 gemeene fchreden breed, waaruit hy oordeelt, dat derzelve (*) PvANtzow, die 1623. reisde , bericht dat de bahemfi■ruiken reeds 8 jaaren tevooren, by eene al ce groote overftrooming des Nyls, waren vergaan. H 2  ti6 BESCHRYVINGE des zelve geheele omtrek 1280 zulke fchredeö moeft bedraagen. (pag. 168, 169.) Op de reis naar den berg Sinai weezen hem de Arabiërs, aan verfcheide plaatzen, (pag. 185, 188, 195, 192.) oude,in harde rotzengehouwen opfchriften, welke, naar hun voorgeeven, Hebreeuwfche, en van de Kinderen Ifraëls, ten teken hunner voormaalige doorreis aldaar, zouden zyn overgebleevem Doch zy waren taamlyk ' vergaan. Naar zyn bericht waren de letters langer, dan één vinger, en menige waren den fteen byna gelyk geworden. Aan eene plaats waren daarby ook allerleie Egyptifche Karakters, maar welke taamlyk uitgegaan, en niet wel meer te kennen waren : het Manna pleeg, in zeker jaargetyde, te worden gevonden; (bladz. 221.) het was, toen 't hem wierd getoond, een dikke daauw van een zoetagtigen fmaak; men kan het als gefmolten wafch, of liever als een zagten deeg opzamelen en bewaaren. By zyne terugreis van den berg Sinai, in de voorbyreis aan de roode Zee was 'er juift Ebbe in, gelyk ze dan, naar zyn bericht, pag. 231, dagelyks, op zekeren tyd af loopt, zo dat hy met zyn Kameel aan de afgeloopen plaats daar in reed, maar waar hy, wegens den gJibberigen grond, byna ongelukkig was geweeft. Te Damiate verwonderde hy zig zeer over de Duiven , welke men als brief brengers naar Kairo ge-  TURKSCHEN RYKS enz. 117 gebruikte, wanneer daar een fchip was aangekomen; pag. 248. men bindt haar de brieven onder de vleugels of aan de pooten, en laat ze daar mede vliegen. De fchryver fchynt overal oprecht te verhaalen, doch gaat niet verder , dan hy gezien en gehoord heeft. Zyne eige berichten zyn niet naauwkeurig van het hooren zeggen onderfcheiden, taamlyknaar den ouden fmaak, en dus zelden bepaald genoeg. Jammer was het, dat hy niet met de kundigheden van een Geleerden reisde, en van de natuurlyke hiftorie, als mede de Wiskunde niets fchynt verftaan te hebben. Het is dus, gelyk de Titel uitwyft,cene waereld-befchomving, maar geene doorfchoüwing en doorgronding. Itinerarium oriëntale Philippi a SanStisftma Trinitate Carmelitce, ah ipfo confcriptum &c. Lugd. 1649. 8. groot 431 peg. Deze Monnik deed die reis 1629. naar het Ooften, hield zig byna acht jaaren in Oofiindie op , en keerde 1639. over Goa terug. Hy reisde van Italië over de Middelandfche Zee naar Syrië, kwam te Aleppo, trok door de Arabifche woeftynen, en kwam over Bagdad te Ispahan,en van daar over Basfora, den Perftaanfchen Zeeboezem en de Indifche Zee te Goa aan. Dit is de inhoud des eerften boeks, en verhaalt op 39. bladz. de heenreis, even als het tiende of laatfte, op even zo veele pag. de terugreis, welke hy byna langs H 3 &.o«  "8 BESCHRYVLNGE des denzelfden weg nam; met dit onderfcheid alleen, dat hy, in ftêe van den weg door de Arabifcke woeflynen te neemen, hem door Armenie nam, en zig op de Kuften van Syrië en het H. Land wat ophield. Kon men op dezen Ichryver volkomen aangaan, dan zou zvn reisboe, nog veel waardiger zyn: maar hieromtrent icnynen zig zwaarigheden op te doen. Dat hy het gewoone lied zyns Ordens aanheft, en d -szelfs aftf amming van Propheet Bias beweert, kan men hem in allen gevalle zo ten befte houden, als of een zeker Orden den zynen van Noach wilde afleiden. Maar dit verraadt een byna onvergeeflyk bygelqof, en maakt zyne eigen aanmerkingen zeer onzeker, wanneer hy dit. als eene echte gebeurdtenis verhaalt, dat hy, voor zyn vertrek van Rome, het H. Avondmaal gebruikt, en na 't genot daarvan verfche bloed-' droppels in den kelk en aan de vingers, waarmede hy de Hoffie had aangeraakt, gezien heeft: pag. 8. Even zo onzeker mogt zyn gebruik omtrent andere berichten worden, zo. hy zig daarby niet zelv' eenigermaate voorzig • tig bedroog. Hy verbaalt naamjyk, pag. dit ongelooflyk voorval, het welk by zyn veft blyf te Goa zou gebeurd zyn, dat een Crucifix, geduurende de plegtigheden in de vaften, de Pasfie, en inzonderheid op goede Vrydag, de GQgeq geopend, \ gelaat vertrokken , zig be.  TURKSCHEN RYKS enz. 119 woogpn had, en eens in de geheele houding zo uitdrukkend wierd, als of 't bezield geweeft ware. Maar evenwel is hy hierby zo omzigticr, dat hy het niet met zyne eigen woorden verhaalt, maar het overgezet bericht der Nonnen van den Augnftiner-orden aan den Aartsbisfchoplyken Stoel te Goa plaatft, en dan alleen meldt, dat dit voorval, gerechtelyk, voor een Wonder verklaard, en door een Te Deum.(het. welk zo menigmaal zelfs by burgerlykc en oorlogs-gevallen misbruikt wordt,) als mede door Procesfien enz. openlyk gevierd zy. - Zyne geleerde gisfingen zyn menigmaal verkeerd; by voorb. na dat hy vierdwaaze gevoelens nopens het Paradys nagegaan had en verworpen; (pa-. 128.) zo draagt hy zyn eigen voor, naar *t welke het thans nog op aarde, en wel m eene aangenaame,met koude en warmte gemaatigde vlakte, boven op eenen berg van groot Armenië, naby Erivan, zou zyn gelegen , waarin nog Henoch en Elias leefden, en by 't genot der vrugt van den boom des Levens, van alle zwakheden des ouderdoms en der ziekte bevryd waren _ Voor 't overige ware het tewenfehen, dat'nog dat geen, wat hy zelf zeker gezien en ondervonden heeft, duidelyk ware afgezonderd, van het geen hy van hooren zeggen heeft, Tusfchen het eerfte en laatfte enkel en eigenlyk Reis-kapittelen lafcht hynuzyneverkreegen * H 4 . Oos'  1,9 BESCHRYVINGE des Oojierfche kundigheden en berichten in, djeze, kerlyk met van dezelfde Waarde zyn. De meer 2 dTief "ZyV°0r dQG^aphie, het tweede en derde boek. Het eerfte behelft 16 Hoofddeelm: van het Turkfche Ryk; het H. Land; Syne t woeft en gelukkig Arabie; van Mefopl t*nie;Chaldea; Armenië; van het Perfaanfche Ryk, deszelfs befchryving en hetParthifchRy% Oojhnate m t algemeen, deszelfs Zeekuften en de Eilanden der Indifche Zee; maar inzonderheid het eiland en de ftad Goa. Het laatft voorgemelde handelt, in n Hoofddoelen, vin en andïef f**"' '< » Ze lt f^Tr" 0°fl™difih* ^ Middeland. JcheZee; den Perfiaanfchen Zeeboezem; de Ar- Zfv !f' °f ,ieVGreene Z^-enabyde S • ? fen Orontes-Voor de »^4*« ^onedient-het 7deMjhet wdk in * ^ het *-* andere vil voeöge dieren, flangen en wormen, Ooftindi. fche vogels en visfchen, vrugtdraagendc bol men d benevem ^ ZmJo andere boomen en planten befchryft. Het ^ van de vier zo genoemde Monarch^ weeten der Asjyriërs en CJtó*»», der Jv ƒ« en Jfifi* der Griekm £n - *ede van de Turkfche Keizers, de Indifche nin,  TURKSCHEN RYKS enz. 121 tiingen, en de Koningen en Vorften des H. Lands, kan men voor hem alleen laaten. Niet veel gewigtigc dingen vindt men in het 5 ie en 6de boek. Het eerfte is gefchikt voor de Coloniën der Portugeezen in het Ooften, Kunne regeering en handel aldaar, als dan de andere Oojierfche Chriftenen, naamlyk de Armeniërs, Grieken, Neftorianen en Jacobiten ; het laatftgemelde dient ter kennis van de Turken, Arabiërs , Perfianen, heideniche Indianen, de te onrecht zo genoemde St. Jans-chriftenen en Oojierfche Jooden; maar beide boeken zyn verre beneden de verwagting van een man, die zo lang in die geweften leefde, en wel betere kundigheden had kunnen verzamelen. Het 8fe en 9de boek kunnen , mogelyk, den een' of anderen van dienft wezen. Zy handelen van de Roomfche zendingen in het Ooften over het algemeen, en dan.in Perfië, Indië, Arabië, Syrië en 't H. Land in 't byzonder, en verhaaleri veele, in zulke Ryken, ten zynen tyde, voorgevallen gebeurdtenisfcn. Van de Armeniërs meldt hy, pag. 243. het volgende, waarvan ik, by myne veelvuldige verkeering met aanzienlyke en oude Familien onder deze Natie, niets heb gehoord, en het welke my, ten minften in onzen tyd,.zo ongeloovelyk voorkomt, als de beweering der Jooden, dat ze nog ergens in een land, (maar 't welk nooit wordt gemeld,) eer |I § non  i22 BESCHRYVINGE des nen Koning van Davids geflachte zouden hebben. „ De Armeniërs gehoorzaamen de wetten dier Vorften , onder wier heerfchappy zy ftaan; want zy hebben geen zigtbaaren Armenifchen Koning. De Turkfche Keizer en de Koning van Perfië hebben zig in Armenië verdeeld. Maar heimelyk hebben zy een' Koning, die uit het oud, Armenifch Konings-geflacht afftamt, en door den Patriarch in het geheim wordt gezalfd, gelyk hy dit zelf onzen Vaderen (Patres) heeft verzekerd, hoewel het anders weinige weeten. " Het volgende bericht (pag. 403.) nopens eene Perfiaanfche fchikking is des te zekerer: „ dewyl in Perfiè geen vafle pleifterplaatzen zyn, daar de tot eene poft noodige paarden genomen mogen worden; zo kunnen de Koninglyke Booden, naar welgevallen, de hen voorkomende paarden v/egneemen, en, die zig daar tegen verzetten, het Leven beneemen; en zo worden, dikwyls, de reizigers, na dat de paarden hen ontnomen zyn,genood, zaakt, onderwege te blyven. " Pauxli Strasburgii, Suecics Regis quondani Confiliarii fecretioris Aulici & ad Amurathem IV, legati, relatio de Byzantino itinere ac negotiis in Ottomannica aula perattis, nee non de Jlatu ac facie Orientalis imperii, qualis er at circa. A. 1633. Dit is wel een zeer kort, maar anders lee» menswaardig bericht, beflaande 41 hladz. in 4to, A.  TURKSCHEN RYKS enz. 123 A. Olearii, (Hoogd.) Befchreibung der oriental. Reife, Schleszwig 1647, M met plaaten, groot 546. bladz. (in het Nederd. uitgekomen onder den Titel : A. Olearius Perfiaanfche reizen der Holfteinfche Gezanten, Amft.1691. 4-) Des fchryvers reis ging met de Holfteinfche Gezanten naar Perfte, in de jaaren 1Ó35-1639. oveï de Ooftzee, door Rusland, over de Caspifche Zee, en zo door Perfte marlspa}ian,m van daar langs de Caspifche Zee byna denzelfden weg terug naar Holftein. Het nut dezes boeks voor de bereisde landen is beflift; maar heeft geene eigenlyke betrekking op Turkye, en dus ben ik van deszelfs nadere beoordceling ontflagen. — Op dezelfde wyze is het gelegen met J. A- von Mandelslo CHoogd.) Reifebefchreibung, die mede 1679. te Parys, in het Franfch, in 2 deelen in 4C0 is uitgegeeven. JohnGraeves descripticn of the Piramides b c mth a description of the Gr. S. Seraglio, Lond, ï737. 2volk in 8/0. Dit zyn de bekende, en menigmaal, zelfs wat de befchryving der Pyra, miden betreft, inzonderheid in de algemeene Hiftorie voortgebragte vrügten eener reize, die de fchryver na het jaar 1638. naar de L-evant heeft gedaan, Hiftorica., Thealogica & raoralis Terrce S. dilucidatio. Auctore Fr. Ojjaresmio , olim term £. Prafule ac Comm^rio Apoft'jii^, 2 deelen in  124 B ESCHRYVINGE des infol. Antw. 1639. Dit werk behelft wel ongemeen veele dingen, voor onze tyden en denkwyze ganfch niet gefchikt; maar, wie kennis hebben wil, van het geen den Bedevaartgang ge s daar plag getoond te worden, als mede van de gefteldheid van de Orde der Patres de Terra S. die zal hier een breedvoerige onderregting vinden. Daar zyn ook eenige plaaten bygevoegd. Een heel ander fchryver is Lorent d'ARvieux. Hy was te Marfeille 1635. gebooren, en reisde 1653. naSayd, alwaar hy zig 12 jaa, ren ophield, de Oojierfche taaien leerde, en teffensde oude Hiftorie, zeden, gebruiken en geleerdheid der oude volken beftudeerde. De Koning van Frankryk zond hem 1668. naar Tunis, 167'2. naai- Conftantinopel,maakende hem vervolgens tot Conful te Algiers, en eindelyk te Aleppo. Hy ftierf in het begin der 1,8de eeuwe in zyn vaderland. Zyn werk is onder den volgenden Titel, in hst Hoogduitsch uitgekomen ; *ow Arvieux Nachrichten, worin er feine Reifen nach Conftantinopel, in Aften, Syriën, dem gelobten Lande, Aegypten und der Rarbarey &c. hefchreibt,6B. 8. Kopp-undLeipzig 1753-1759. Het eerfte deel begint met des fchry vers reize naar Smyme, en wordt in de vier eerfte Hoofdd. verhandeld; even als zyne reis naar Egypten in de vier volgende Hoofddeelen. Van het 9 tot het 22  TURKSCHEN RYKS enz. 125 ttzHoofd, vindt men zyne reis naar het H. Land, zo nogtans, dat veele Hoofddeelen met zaaken van Koophandel, Leevens-befchryvingen en aanmerkingen gevuld zyn. Het tweede deel befchryft het H. Land, en een gedeelte van Syrië. In het derde deel komen de berichten, raakende de Arabiërs en Tunis voor. Het vierde deel vervolgt de berichten nopens Tunis, en befchryft de reis naar Conftantinopel en Adrianopel, en het verblyf aldaar. Het vyf de deel handelt van Algiers, en menige zaaken van Koophandel, en Traktaaten van Frankryk met de Mogendheden van Barbarye en den Sultan, als mede van des fchry vers verblyf te Aleppo; het welk in 't zesde deel vervolgd, en met verfcheide krygs-handels en privaate Hiftoricn wordt beflooten. Ontelbaare, en dikwerf wydloopige herhaalingen, en eene menigte van nutte*, looze aanmerkingen hebben dit werk tot zulk eene dikte doen uitdyen, het welk anders, wanneer die wierden weggelaaten, eene zeer nutte . reisbefchryving zou uitmaaken ; zo veel te meer, als de fchryver de waarheid getrouw blyft. Kleine misflagen , by voorb. wanneer hy de Armenifche natie te Smyrna twee Kerken geeft, zyn onvermydelyk. In zyn' tyd moeften alle Europeërs in de Levant baarden draagen; maar dit gebruik heeft, thans, aan de meefte plaatzen opgehouden; ook zyn ze, federt dien tyd,  125 BESCHRYVINGË des tyd, in menige voorrechten en vryheden bepaald geworden. De Turcarum moribus Commentarius, autiore Joh. Bapt. Montalbano, Lugd. Bat. 1654, in i6mo. groot 120 pag. fchynt ten deele uit eigen ondervinding, ten deeie uit andere berichten te zyn verzameld. Clas Kalams Conftantinopolitaniske Resd, Stokholm 1679. in 4. groot 93 pag. Ten befluite des werks word getoond, dat veel meerdere en uitvoerigere dingen in des fchryvers dagboek, dan in deze befchryving ftaan, die waardig waren, door den druk bekend gemaakt te worden. Daaraan mag men ook wel niet twyfelen, wanneer men deze verkorte reis-berichten leeft, Hy verzamelde ze als buitengemeen Gezant des Konings van Zweeden, Karel Gustavus , in de jaaren 1657. en 1658. By alle kortheid zyn ze, nogtans, wegens hunne naauwkeurigheid, nog fteeds der leezing waardig. Men zal 'er veele gebeurdtenisfen van dien tyd, en inzonderheid der Porte, als mede den loop zyner onderhandelingen met dezelve, en zyne heen-en terugreis niet zonder vermaak leezen. Den toeftand des Turkjchen Ryks (pag. 70-79.) verhaalt hy naar de getrouwe onderregting van een zekeren Alb. Bobowski, een Polak van gereformeerde Ouders, die in zyne jeugd gevangen genomen, en in den Mahome- daan.  TÜRKSCHEN RYKS enz. 12? daanfchen Godsdienft opgevoed was, maar egter altyd eene neiging tot het Chriftendom had behouden,en een, inzonderheid in taaien,zeer geleerd man was. JüRGEN ANDERSEN en VoLQUARD IVERSEN (Hoogd.) Orientalifihe Reifebefchreibungcn, uitgegeeven doorOLEARius , Sleeswyk 1669. kl. foh van omtrent 200 bladzyden. Zy gaan meeftal over Ooftindie, en roeren flegts kort, op omtrent 6 bladen, een gedeelte der reize aan, van daar over Bagdad , Moful, Aleppo, Jerufalem en Skanderona naar Malta. Eduward Meltons Zee-en landreizen door Egypten enz. vertaald uit de eigen aantekeningen en brieven van den Heer Melton, Amft. 1681. en 1691, 4. met pl. De voorrede met den Titel verzekeren, dat deze reizen in de jaaren. 1660—167-. gedaan, en de zamcn getrokken berichten, boven veele andere fchriften van dit flag, der overzetting waardig geweeft waren. Daarin kome ik met den uitgeever, ten opzigte van den tyd, overeen, en meen, elders duidelyke fpooren ontdekt te hebben, dat deze fchryver, zonder aanhaaling zyns naams, veelal is uitgefchreeven. De plaaten verbeelden geene landen, plaatzen en oudheden, maar byna alleengebeurdtenisfen,by voorb. gerechtlyke Executien, en men kan ze dus meeftal misfen. Het eerfte deel (van 119 bladz.) handelt alleen  128 BESCHRYVINGE des1 alleen van Egypten, en is ook mogelyk doof een Maillet, Pococe en Norden, nog niet overtollig geworden. Het tweede deel (van bladz. I2i—226.) befchryft de Weftindifche reizen, en het derde (van pag. 227—357) de Turkfche en Perfifche. Over Livomo reisde hy na Smyrne, bezogt Ephezen, befchryft uit ondervinding de herbergen en reizen in het Oojlen, als mede zyne reis over Sar des, Philadelphia en Tokkat naar Erzerum. Hylafcht, allerwege, '6 aanmerkenswaardige zo wel over plaatzen en landen, als volken en hunne gewoonten in. Hy was in het hoofd-kloofter Driekerken. Zyne reis ging tot Ispahan. Deze gaf hem gelegenheid tot veele berichten nopens de Turkmen, de Armeniërs, de Gwebers en Perfianen. Het vierde en laatfte deel verhaalt zyne terugreis van Ispahan naar het Afiatifch Turkye, en zyn verblyf van vyf maanden te Conftantinopel. De meegedeelde aanmerkingen over deze ftad, het Serail, dePorte, den Turkfchen Godsdienft en de Godsdicnft-plechtighcden zyn taamlyk echt, maar het van anderen gehoorde gaat zo vaft niet. Van het Turkfche Ryk in 't algemeen en deszelfs regceringsform zegt hy niets. Het overige raakt Perfie, Ooftindie en eepige Afrikaanfche kuften, en behoort niet tot mynPlan. Franz. Ferd. von Troilo &c. (Hoogd.) Orientalifche Reishefchreihungen êfV. Leipz. en Frankf,  TURKSCHEN RYKS enz. U9 Frankf. if-ip 8. groot m bladz. De fchryver deedt deze reis in het jaar 1666. enz. Hy reisde uit Duitschland over Venetië naar d&Golfo di Venezia tot Kandïè, bladz. 1-30; van daar naar Cyprus, het welke hynaar zyne vrugtbaarheid, fteden en inwoonèrs befchryft, tot bladz. 53. ' Op zyne verdere reis handelt hy van Tripoli in Syrië, den berg Libanon , van Balbek, Baruth, Sidon, Sarepta, Kana, en daarby van de bron des leevendigen waters,van fyrus, Ptolemais, den berg Karmel, van Cefarea enjaffa tot bladz. 101. By deze ftad merkt hy aan, dat elk reiziger, voor zyn perfoon, by zyne komft aldaar, 24 Piafters hoofdgeld moet betaaien. Thans is deze fomme, ten minften voor de armen, op 11 verminderd. Wat het H; Land zy, van deszelfs vrugtbaarheid in 't algemeen , zelfs nog ten tyde van den fchryver, (*) van n Daar nogSn onze dagen, de fpotters met den Godsdienft de geloofwaardigheid des O. T. ook om die rede betwiften, dat in het H. Land zulk eene menigte van menfehens als daarin opgegeeven wordt, niet leeven kunne, en deswegen de bekende Heer du Luc, te Gerieve, fchryver der Obfervations fur les S(avans incredules,^ toereikend getuigenis begeerde; zo heb ik hem dusdanig een, in het jaar 1-69 van den Chevallier de Montagu verfchaft, welke daar byna als een inboorling dier landen is aan te merken en dus geenen fpotte; met den Godsdienft verdagt zyn zal, noch kan. Waarföbynlyk is dit van den eerften in een geII. Deel 1  ï3o BESCHRYVINGE des van Jaffa, Rama, Lidda en andere plaatzcnen Kerken tot Jerufalem toe fpreekt hy tot bladz. 120. Hy geeft berichten van zyne ontvangft aldaar in het Kloojler des H. Verlosfers, van het oude Jerufalem en deszelfs bouwers ; van de bezitters des H. Lands en dier oude ftad tot op dc tyden van Chriftus; van de nieuwe ftad Jerufalem, als mede haare en 's lands bezitters en inwooners in de eerfte eeuwen naa Chriftus dood, en by deze gelegenheid teffens van de Maroniten, de Oojierfche Grieken, haare wetten en dwaalingen ; de Oojierfche Armeniërs en hunne dwaalingen; de Nejlorianen, Syriër s of Jacobiten, Georgianen, Abysfmiërs, en hunne dwaalingen; alwaar ook de oude Fabel van den Priester Johannes, als een Keizer van Abysfmie en het Oofterfch Indië, voorkomt; en van de i^ciscaner-monniken, tot bladz. 194. - Zekerlyk is het hier verhaalde in verre na niet toereikend, om die Godsdienft-partyen te kennen, en fchrift, of ergens anders openlyk bekend gemaakt, en niemand zal -er, met gTondj iets ,amnen ^ fabw _ merkt het die ChevaUier opgefteld , met zyne eigen hand ondertekend, en met zyn Familie-fignet heeft bekragtigd maar waarin hy omftandig hndt aangeweezen en verzekerd dat , naar evenredigheid der bebouwde landen en haare' vragtbaarheid tot de onbebouwde te befluiten, het II. Land het opgegeeven, zekerlyk groot getal Inwooners ligt hebbe bevatten, en voeden kunnen.  TURKSCHEN RYKS enz. 131 en het gezegde is, menigmaal, ook ongegrond. 'c Bericht, raakend de bezitters en inwooners des H Lands van de 6^ tot de 12de eeuw, agtervolgt hy totbladz. 2ii.-Van deKerk en hetKloofter St. Salvador tot bladz. 214 handelende, maakt byte gelyk gewag van de verfcheiden merkwaardigheden te Jerufalem, te weeten wat daar nopens het huis vanHanna, den ouden en zo genoemden Tempel Salomons, het huis van Herodes, het Paleis van Pilatus, den weg naar Calvane, wordt gezegd, haaiende teffens alle fabelen daaromtrent aan. Van bladz. 256. enz. geeft hy eene befchryving van de Verryzems-kerk, haare inrigting, en overige werWyk of valfchlyk daarvan uitgegeeven heilige en merkwaardige plaatzen, Kapellen, heuvels, fteenen, holen, bronnen, dalen, graven, inzonderheid het H. Graf. By deze gelegenheid doet hy een ruim vcrflag van het bedrog omtrent het zo genoemd H. Vuur, en wil uit veele voorbeelden van vroomen en onvroomen bewyzen, dat men zonder een heiligen fchrik, die eenen fterken indruk op het gemoed maakt, niet m het H. Graf kan gaan ; ook verhaalt hy de manier en wyze van de Ridder-orden van het H. Graf, en de Procesfie, welke de Opperfte des Kloofters vanSt. Salvador, den Roomfchen toebehoorende, met zyne geloofsgencoten, en alle de geenen, welke willen, van Betphage naar JerufaI 2 lem>  13» BESCHRYVINGE des few, op Palm-zondag, op eene Ezelin openlyk doet, en geduurende dien togt die Hiftorie uit Matthnis, op zekere plaatzen , luid laat leezen DeSchryver voegt, by alle gelegenheden, dc werklyke gefchiedenis van alle plaatzen uit den Bybel, als mede de Hiftorie daarvan uit demidden-eeuwen en laatere tyden, beneffens de hedendaagfche overleveringen, of liever Fabelen by. By de verhandeling, pag. 380. enz. raakend den weg naar Bethlehem, van Bethkhem zelf en de omliggende plaatzen, alsmede van Hebron, den weg naar den Jordaan, deze rivier en de daarby voorvallende bygeloovige plegtig. heden, van d* ftad Jericho en de doode Zee komen, in het breede, de overgeleverde ge voelens van de vermeende H. huizen, bronnen, holen, woeftynen, bergen en Kapellen voor.Bladz. 454. enz. vermeldt hy, hoe hy van Jerufalem naar Kairo, en van daar naar den berg Sinai en de roode Zee zy gereisd. Hy lag de landreis in 16 dagen af, en geeft eene algemeene befchryving van Egypten. Van Kairo zegt hy, dat men vier goede uuren noodig hebbe van het één einde der ftad naar 't andere, maar negen, om ze rond te gaan. Hy rekent daarin en in de voorlieden 24 duizend ftraaten en drie honderd duizend huizen. Daar onder moeten zeker ook de aller kleinfte ftraaten geteld geweeft zyn, gemerkt anders elke ftraat, door mal-  TURKSCHEN RYKS enz. 133 malkander gerekend, maar 12 of 13 huizen zoude hebben. Volgens pag. 491. enz. fpreekt hy van den Nyl, de ryft, het vlas en den zinker, als mede van Heliopolis. — Bladz. 512 enz. komt de reis naar Sinai, de befchryving van den berg en het Kloofter aldaar, van de ftad Suez en de roode Zee voor, beneffens het bezigtigen van de Pyramiden, den Sphinx en de Manden. Hierop reisde hy, bladz. 527. over Jerufalem naar Damascus, alwaar hy van Silo, Sichem, het veld Esdrelom, Nazareth, Thabor, de Galileefche Zee, Tiberias, Capemaum en Damascus zelf fpreekt, en teffens van de menigvuldige, gevaarlyke en koftbaare moeijelykheden der Arabiërs en Turken gewag maakt, dewyl ze aan zommige plaatzen eenen willekeurigen tol voor elk perfoon tot 6, 10. en meer Piaftsrs vorderen. Van Damascus reisde hy naar Aleppo, bladz. 602. enz. het welk hy kort befchryft, even als de verdere reis naar AntiocMen en Alexandrette, mitsgaders de onaangenaame reis-omftandigheden tot Conftantinopel. Hiervan laathy, pag. 662. enz. eene korte befchryving volgen. Wanneer hy het getal der Chriftenkerken in die ftad op 447 ftèït; dan is dit, de reden van eigenlyke Kerken zynde, ongetwyfeld te groot, alhoewel 'er toen meerder waren, dan voor tegenwoordig. Volgens pag. 673 fpreekt hy van Mahomeds voortgangen; de * I 3 Bc^  134 BESCHRYVINGE des Bedevaart naar Mekka; de Mahomedaanen in 5t algemeen, en de Arabiërs en Turken in 't byzonder. De laatften houdt hy met de Turkmen voor eenerlei volk. Van der Turken geeftlyke regeering, Godsdienft en Ceremoniën handelt hy gebrekkig. Hoewel ook dat geen, wat hy verder van hunne en aller Oofterfchen gebruiken meldt, niet toereikend is; men ziet 'er egter uit, dat ze daaromtrent tot heden toe ganfch geene verandering hebben gemaakt. De lotgevallen op zyne reis van Conftantinopel tot Alexandrette te land levert hy bladz. 728. enz. even ah pag. 750. enz. die van zyne reis naar Tripoli in Syrië, Ioppe, Jerufalem, Damiate, Kairo, Rofetto naar Alexandrie. Ten bcfluite meldt hy zyne terugreis naar Europa, en verfcheide dingen raakende Algiers, alwaar hy, op deze terugreis, in gevangenis raakte. . De ftyl in dit boek is geenszins inneemend. Veele lta~ liaanfche woorden zyn onövergezct gelaaten, en daarom voor veelen onverftaanbaar; by voorb. Turcolmen, (Tolk) Caffarierer, (een Tollenaar op de wegen in het H. Land,) Vafchallen, (Schepen) Avangardi, Retrogardi enz. Men vind allerwegen veele aanmerkingen en gebeurdtcnisfen, alhoewel de lotgevallen der plaatzen, vooral in wiens handen zy zyn geweeft, zeer wél geboekt ftaan. Zyne beweering is, in verre na, over het algemeen niet waar, dat ingebed  TURKSCHEN ryks enz. ï3S heel Turkye, in alle fteden en dorpen,der Turken begraafplaatzen buiten dezelve en zonder muurenen heiningen waren. Anders heeft het werk doorgaans denftempel der waarheid Vermits de fchryver zyne reis, waarfchynlyk, voor vermaak heeft gedaan; zo fchynt zyn oogmerk ook alleen geweeft te zyn, eene befchryving te leveren, van het geen hy gezien en gehoord heeft, en in dit opzigt moet hy ook beoordeeld worden. Wie dus voor aanmerkingen is; die zal hier beter voldaan worden, dan hy, die naauwkeurige befchryvingen van dingen begeert. j T Struis reizen , net de fchpbreuk enz. met pi Amft. De fchryver was ten laatften Zeilmaaker op een Holl. Ooftind. fchip, en van 1647-1673. te land en te water op reis. Zyne berichten beftaan meer in de hem overgekomen zcldfaame gevallen, dan in eigenlyke befchryvingen van landen, plaatzen en volken. Deze worden onder geene flegts by gelegenheid gemeld, en fchynen allerwege niet met de waarheid te ftrooken. Van Turkye wordt zo weinig gezegd, darmen dit werk in eene Turkfche Bibliotheek heel wél kan misfen. Steph. Gerlachs (Hoogd.) Tagebuch einer Reifean die Ottomannifche Pforte &c. Frankf. a M. 1674. Fol. groot 552 bladz. Het is by wyze van een dagverhaal gefchreeven, en eene verI ^ zame-  *3°" BESCHRYVINGE des zameling van allerleie waare en onwaare dingendie de fchryver gezien en gehoord heeft. De ftyl is gantfch niet bevallig. Veele onwaare dingen heeft hy of zelf te boek gefteld, of zyn er door den uitgeever , S. Gerlach , in gelafcht. Veele heel vremde hiftorien, by voorb. wat 'er inmiddels in de overige deelen van Europa is voorgevallen, en vremde verhaalen met aanmerkingen zyn 'er mede in gemengd. Aangenaam is het misfchien menig een', hier een gedeelte der onderhandelingen te vinden, tusfchen de Tubingfche en andere Godgeleerden onzer (Lutherfche) Kerke met den Patriarch te Conftantinopel en de GriekfcheKerk, om hen een denkbeeld van de onze te geeven. Men leeft meer, dan eens,ééne en dezelfde zaak herhaald. De toenmaalige voor Hongarye en het Huis Oostenryk drukkende omftandigheden zyn zeer duidelyk afgebeeld ; als mede de verbaazende trouwloosheid der Turken, en hunne ondraagelyke hoogmoed omtrent de Chriftenen, ja alle Europifche Mogendheden. Men vind 'er ook Ver fcheide brieven van Duitfche en Turkfche Keizers , van eenige Koningen, Afgezandten en Baifas in. Men kan het, om het Turkfche Ryk te kennen, ten eenemaal misfen; ten ware men op de tyden byzonderlyk zien wilde, waarin py leefde. Q. F. von der Groeben (Hoogd.) Qriento, lijche  TURKSCHEN RYKS enz. 13? Itfche Reifebefchreibung. Marienwerder, 1694.it! 4:0. groot 399 bladz. Hy deedt deze reis in het jaar 1675, en kwam over Malta, Kandie,Rhodis, Cyprus, te Ja fa enjerufalem. Van hier deedt hy verfcheide reizen naar Emahus, Bet hanien, Jericho, de doodt Zee, en den Jordaan, als mede naar Bethlehem, en liet zig de merkwaardigheden in en buiten Jerufalem zelf toonen. Hierop nam hy zynen weg door Galilea naar Ptolemais. ' Hier ging hy fcheep, ftapte te Tripoli aan land, reisde naar den Libanon,kwam te Damascus, en vertrok met eene Karavaan over Asdod enAscalon naar Kairo. Hy beklom, als alle reizigers , de groote Pyramide, vondt dc lengte van elke haarer vier zyden , beneden, 324 fchreden, en klom langs 250 trappen,waar van elke vyf voeten, (*) en deze ieder op 9 duimen gerekend was, naar het fpits, het welk in eene vlakte beftaat, alwaar omtrent 50 perfoonen naaft malkander kunnen ftaan. Hy deedt ook eene reis naar den berg Sinai, keerendft alsdan over Kairo , Damiate , Rofetto en Alexandrië naar Europa terug. De fchryver fchynt met grooten yver voor den Godsdienft gereisd te hebben. Hy is wydloopig, waar men het niet be- (*) Hieromtrent verfehilt hy van andere reizigers, welke betuigen, dat, naar gelange van de hoogte , de dikte der trappen afneeme, en zy dunner worden. ï 5  138 BESCHRYVINGE des begeerd, als met het inlasfen van geheele ge. wyde en ongewyde hiftorien , en zeer kort, waar men tog meer wenfchte' te leezen; zo dat, by eene taamelyke dikte des boeks, de nieuwsgierigheid nogtans [niet zeer voldaan wordt. Doch tot zyne ontfchuldiging kan men zeggen, dat hy zig, by merkwaardige dingen, op Be. Ion, Breidenbach, Radzivil, Rauchwolf en anderen beroept, en 'er heen wyft, om ze verder na te leezen. Daar zyn veele, doch redelyk groffe houten plaaten van landen, Kerken enz. by dit werk gevoegd. Een niet juift zeer bekend, en evenwel in menig opzigt zonderling boek is 't volgende: L'état pref ent de la Turquie, ou il eft traité des vies, mceurs (f coutumes des Ottomans & autres peuples de leur Empire &c. par Michel Febure a Paris 1675. 8. groot 450 pag. Hoewel des fchryvers ftyl juift niet uitlokkend is, men wordt egter wegens den inhoud, en vooral veele voorbeelden, taamlyk gaande gehouden. In de opdragt aan den Koning van Frankryk wordt deze, zeer vleijend , als de aanftaande Veroveraar van Turkye opgegeeven, het welk de volken daar, naar des fchryvers zeggen, wenfehten , en hunne voorgewende Prophetiën ftaafden. Maar hier wordt of eene onwaarheid gezegd, of de zaak moeit, federt dien tyd, zeer zyn veranderd. Het eerfte deel handelt van de ongeloovi-  TURKSCHEN RYKS enz. 139 ge natiën, en het eerfte Hoofddeel van de Turken. Hier vind men in 16 Af deelingen de volgende ftoffen: hunne Staatkunde, en dat die nog den ondergang huns Ryks zal veröorzaaken; hunne Godsdienft, Bygeloof, Feeften en Vaften; hunne Moskeen, Dervifchen, Pelgrims, huwelvken en huizelyke omftandigheden der vrouwen; hunne handelwyze by fterfgevallen ; hunne gemoeds-gefteldheid, zeden en neigingen ; wreedheden; hunne handhaving des rechts en de misbruiken daarby; hunne onkunde en menige gewoonten. De I7de af deeling overweegt hunne byzondere, tegen de onze overftaande gebruiken : by voorb. zy wasfchen zig na het eeten; fnyden de hairen van het hoofd af, en laaten den baard groejen; draagcn kleedcn van zeer veele bonte kleuren ; fchryven van de regte naar de linke hand; pntblootcn hun hoofd nooit, om te groeten en eerbied te bewyzen; laaten ben,die hun bezoeken, alleen komen en heen gaan; houden de plaats in een hoek voor de voornaamfte; dekken de vloeren en niet de wanden; zitten op Tapyten, enflaapen 'er op; verwoeften de grenzen en grensplaatzen; hebben zelden venfters naar de ftraaten ; dulden en eeren de Toveraars; veranderen , byna jaarlyks de Eerampten; doen 's avonds hunne voornaame maaltyd; laaten niet ligt iemand in hunne huizen komen; verzoeken, be-  14° BESCHRYVINGE des behalven de Mahomedaanen, ook de Chriftenen en Jooden, om openlyk en heimelyk voor hen te bidden; zyn wreed omtrent de overwonnenen , nedrig en vriendelyk by het verliezen, en driftig by het winnen enz. By ons vindt het tegendeel plaats. De drie volgende Afdeelingen Itellen de magt en zwakheid der Turken, benevens hun gevoelen nopens de Chriften-vorften voor; even als hy dan in twee andere raadflagen geeftrdeels om Turkye onder Frankryk te brengen en te houden, deels om de Turken tot Chriftenen, en eindelyk alle Chriftenen in Turkye tót Roomfchen te maaken. Tot de eerfte rekent hy, behalven een algemeenen vrede der Chriften-mogendheden, eenen plotfelingen aanval op Conftantinopel met eene vloot, en eenen oorlog des Duitfchen Keizers als mede des Duitfchen Ryks te land tegen de Turken , waarby hy volftrekt verzekert, dat de verfcheide misnoegde natiën in het Ryk niet ftil zouden zitten , den oorlog van Spanje tegen de Kuften van Barbarië, zig ter Zee niet op te houden met andere plaatzen, maar dc Dardanellen voort te bemagtigen, om dat daar door het ganfche Rvk in het midden wierdt verdeeld;- de overwonnen volken metzagtmoedigheid te behandelen, en denZoldaaten geene plondering toe te ftaan; maar de nabuurige Chriften-mogendheden moes. ten zig, vreedzaam, wegens de haar naby gelegen  TÜRKSCHEN RYKS enz. 141 legen Provinciën verftaan. Tot dc laatfte flaat hy voor , het Turkfche Ryk in één of twee Chriftcn-ryken te veranderen, waarby men de Prinfen uit het Huis van Bourbon moeft kiezen; dc Levantynen moeften voor de hand, onder Chriften-ftadhouders, by de oude gewoonten gelaaten, maar daarby de Chriftenen vermeerderd , en de Mahomedaanen worden verminderd; het welk gefchieden zoude , wanneer men de laatften in die omftandigheden plaatfle, waarin de eerften thans onder hen zyn. Maar om de Chriftenen onderling te vereënigen, moeft men allen dezelfde voordeden vergunnen 5 alle Kerken tot een algemeen gebruik inrigten, en geene byzondere Roomfche, Griekfche, Armenïfche enz. Kerken aanleggen; in de fchoolen alles alleen in de Turkfche enJrabifche taal laaten leeren , en, wanneer ze dan niet formeel tot de Roomfche Kerk wilden overgaan, hen de helft, van het geen de Turken moeften geeven, opleggen. De voornaamfte havens in Turkye, en de Waaren, welke in-en uitgevoerd worden, befchryft hy in de 23fte af deeling. Toen waren de Engelfche lakens, maar thans de Hollandfche, en vooral de Franfche meeft getrokken. Even als de V°netiaanfche den Turken te duur waren; zo zyn het nu de Engelfche, en bykans ook de Hollandfche; maar de Franfche waren als, goedkoop en van zeer heldere en fr-aaje koleuren zynde, meeft  142 BESCHRYVINGE des meeft gewild. In de twee laatfte afdeelingen fpreekt hy van de wyze, om te reizen, vooral met de Karavaanen, en zaaklyk van de voornaamfte Staatsbedieningen in 't Turkfche Ryk. Het tweede Hoofddeel handelt van de Arabiërs; het derde van de Kurden; het vierde van de Turkmen; het vyf de van de Jefiden ; het zesde van deDrufen; het zevende van dejooden. Hier merkt hyaan, dat, vóór dat ze tot den Malie medaanfehen Godsdienft wierden toegelaaten, zy vooraf moeften bekennen, dat de Mesfias gekomen ware, en het Euangelium geleeraard hebbe. Andere fchryvers gaan hieromtrent nog verder, meldende zelfs,dat ze gedoopt moeften worden. Beide is of nimmer waar geweeft, zo als ten minften het laatfte ongelooflyk fchynt te wezen ; of het is thans tog in het geheel niet meer in gebruik, hoewel ze, volgens dc aangenomen Mahoniedaanfche leerftellingen, Chrisfcus, agtervolgens den Koran, voor een groot Propheet moeten houden. In de laatfte zes natiën roemt de fchryver de byzondere hoog-igting en genegenheid omtrentFr^ry*. Het tweede deel, van de Chriften-volken handelende, begint met eene inleiding tot de gebruiken aller Oojierfche Chriftenen, alwaar, behalven een rcdclyk breedvoerig verfiag nopens de tegenwerpingen derzei ven tegen de Roomfche Kerk, wordt aangemerkt, dat de Bisfchoppen en Patriarchen, vóór  TURKSCHEN RYKS enz. 143 vóór dat ze tot hunne Waardigheden geraakten, het Monniken-kleed moeften aandoen, maar de Priefters en Diakonen getrouwd waren. Hierop fpreekt hy van het trouwen zelf, het H. vuur te Jerufalem, en de bedriegeryen daaromtrent; van het onderfcheid tusfchen hun vallen en dat der Roomfchen; van hunnei fchattingen, en dat ze geene Turkfche dienftboden mogten houden. Het bygevoegd bericht, dat de jonge vrouwsperfoonen, op zyn hoogft alleen viermaal in één jaar, in de Kerk behoeven te gaan , en de Chriftenen aldaar in hunne kleedingen niet verfcheiden waren, is onwaar; ten ware dat zulke vryheid flegts aan enkele plaatzen zo bepaald mogt zyn. Hierop komt hy tot eene byzondere, doch meeftendeels flegts korte en oppervlakkige verhandeling In het eerfte Hoofddeel, van de Grieken, brengt hy veele dingen by, raakende de gefchillen der Roomfchen met hen. Van de Armeniërs fchynt hy , in het tweede Hoofddeel , uit eenen algemeenen haat der Roomfchen tegen hen, veel te hard te fpreeken. By de Syriërs oïjacobiten toont hy, in hetderde Hoofddeel, hoe ze, door de Roomfche Zendelingen, tot hunne Kerk worden getrokken. Van de Neftorianen of Chaldecuwen , de Maronitcn, de Kopten en Abysfiniërs fpreekt hy in de volgende Hoofddeelen.' In het zesde maakt hy gewag van deSchamfi,van welken men gelooft, dat  144 BESCHRYVINGE dès dat ze de Zon aanbidden. Zy waren niet taU ryk, en zeer geheim met hunne leerftellingen; Zy hadden geene Kerken, maar hielden flegts zo lang heimelyke byëenkomften, tot dat ze, door den dwang der Turken, eenen in het Ryk aangenomen Godsdienft beleeden , en zig alsdan, in een zeker opzigt, by de Jacobiten voeg* den. Ten befluite doet hy eene breedvoerige aanfpraak aan de Cahiniften, gelyk hy ze noemt, beweerende de overëenftemming aller Oojierfche Chriftenen met de Roomfche Kerk, doch waarmede hy, het geen hy vooraf hadt verhaalt, oogfchynlyk tegenfpreekt. Allerwege toont hy, dat ook alle Chriften-gezindheden in Turkye zeer geneigd waren, den Koning Van Frankryk voor haaren Landsheer aan te neemen, doch hetwelk, dc Roomfchen uitgezonderd, het gevoelen der overigen voor tegenwoordig geenszins is. Men is van gedagten, dat George Guillet, welke omtrent het jaar 1625. te Auvergne gebooren,en 1682. tot eerften Hijloriographusder Beeldhouwer-en Schilder-academie te Pagemaakt wierdt, dc fchryver is van 't volgende werk: Guilletiere Athene ancienne & moderne 6f VEtat pref ent de l''Empire Turc a Paris 1678. 8. groot 456. pag. Daarin vind men eene menigte van niets beduidende, en évenwei wydloopige hiftorien der.Zceroovers en minnaryen, als mede ge-  TURKSCHEN RYKS enz. 14S gefchillen der Franfche Confuls wegens den rang met anderen, en een uitvoerig disput van een Griekfchen Priefter met de Europeërs , dat ze van de Grieken de weetenfchappen gekreegen, en hen, in hunne droeve omftandigheden onder de Turken , hadden verlaaten. Eene. reis van Atheen naar het leger voor Candie zal de befchryving van den toenmaaligen toeftand des Turkfchen Ryks uitmaaken, maar is ganfch niet voldoende. Een zyd-oogmerk dezes werks is, de kuften, zoete waterbronnen op dezelve, en verfcheide loopen in de Zee ten nutte der Zeevaart te ontdekken; maar het voornaame doelwit is zekerlyk, deels eene hiftorie van Atheen uit de oude fchryvers en in den toeftand zynes tyds te leveren; deels eene afbeelding te geeven van de oudheden, die'er niet meer waren, en van de bouwwyze der oude fchouwburgen; deels by gelegenheid de leerftelzels der oude Wysgceren, die te Atheen hebben geleeft, te plaatzen. Dit boek kan men geheel en ai misfen. George Wheler en Jacob Spon deeden, 1675 en 1676, eene reis naar de Levant. De eerfte was een Engelfchman, en zyn werk voert, in de Franfche Overzetting, den volgenden Titel : George Wheler Voïage de Dalmatie, Gréce& du Levant, aAmft. 1689. 2 deel. 8. met plaat. zamen groot 607. pag. In het eerfte deel be- II. Deel K fchryft  r#S BESCHRYVINGE des fehryft het iftc boek eene reis van Venetië naar Conftantinopel, en inzonderheid de kuilen van Dalmatie, en de eilanden der Venetianen, Corfu, Zante, Zephalonië enz. en die eilanden van den Archipel, welke de fchryver op zyne reis naar Conftantinopel aandeedt,als Serigo, 'Lino,Delos, Mykono, Lesbos of Mytilene , voorts den Trojaanfehen oever, den Hellefpont, Gallipoli, Lampfaco enHeraclea, met veele zo wel Latynfche, als Griekfche opfchriften, en eene taamelyke lyft van Kruiden. Het tweede boek behelft geene kwaade befchryving van. Conftantinopel en de nabuurige plaatzen, doch zonder plaaten van 't Kanaal en Conftantinopel. Hier vind men, behalven verfcheide voormaalige opfchriften, ook de afbeelding van alle Pyramiden, en een Botanifch regifter, alsmede de leerftellingen der Griekfche Kerke, vooral in het ftuk van 't H. Avondmaal. Het derde boek verhaalt de reis in Natolie naar Brusfa, Thiatyra, Magnefia, Smyrne, Ephezen, Pergamus, Sardes, Laodicea, Philadelphia, Phoce, Melasfo, en verfcheide kleine plaatzen, alwaar niet flegts veele plaaten van fteden, oudheden en planten, maar ook veele opfchriften en verklaaringcn van oude penningen voorkomen. In 't eerfte boek des tweeden deels vind men de reis van Zante naar Atheen, en de befchryving veeier plaatzen van Griekenland, als Patrasfo , Lepante, Salone, Delphos, den  TURKSCHEN RYKS enz. 14? den Parmsfus, Thebe enz. met de plaaten van menige plaatzen en planten. Het 2de boek levert de befchryving van Atheen en de omliggende plaatzen. Hier is de fchryver taamelyk breedvoerig, en door veele plaaten en opfchriften worden ook de zaaken opgehelderd, en verfcheide aanmerkingen nopens de GriekfcheKerk en taal bygebragt. Het derde boek bevat de reis van Atheen naar de omliggende geweften van Griekenland, als naar het Attifche gebied, naar Corinthen, Megara en Negroponte, alwaar veele dingen, raakende de Griekfche Kloofters, als mede groote lyften van planten, en de afbeeldingen van veele derzelve , niet minder de ver* klaaringen der oude, in Clasfifche fchryvers gemelde plaatzen voorkomen. Van de Turken wordt weinig, en dat alleen als in 't voorbygaan aangemerkt. De plaaten van fteden en eilanden zyn gemeen, maar de afbeeldingen van oudheden naauwkeuriger. Voor alle befchryvingen ftaa ik niet in. Ten minften die van Smyrna omtrent de opgaave der inwooners, inzonderheid'de betrekking der Europeërs tot de lands-chriftenen, als of de eerften de laatften in getal overtreffen, is volftrekt onwaar; hoewel 'er toen van de eerften meer, dan thans, mogen geweeft zyn. Anders laat zig dit werk heel wél leezen. Die Italienifche, Dalmatifche, Griechifche und K 2 Orien-  148 BESCHRYVINGE des Orientalifche Reifebefchreibung van Jacob Spon, esnFranfchman, cn reisgenoot van den vooraf gemeiden, is uit het Franfch in 't Hoogduitfch overgezet, en uitgekomen te Neurenberg, 1690 in fol. 2 deel. groot 240 pag. met plaaten. [in'C Nederduitfch te Amfterdam, 1689. met pi. in 4. onder den Titel: Jac. Spon en Whelers reizen door Italien, Dalmatien, Griekenland en de Levant.'] Hier vind men dezelfde plaatzen befchreeven , als Wheler heeft gedaan j maar hy laat zig in 't geheel niet in 't Botanifche veld in, ziende meer op de oudheden. Dit boek is, ten minften in de (Hoogd.) overzetting, juift niet aangenaam, om te leezen. De plaaten zyn gemeen, maar mogelyk in het Origineel beter. By Negroponte vind men bericht, aangaande de Ebbe en den Vloed van den Euripus. Agteraan is een klein woordenboek der hedendaagfehc Griekfche taal geplaatft, en by elk deel een groote menigte van Latynfche en Griekfche opfchriften met eene Duitfche overzetting gevoegd. Jean Chardtn, een Juweliers Zoon, waste Parys 1643. gebooren , en wierdt, vervolgens, door Carel II, Koning van Engeland, Ridder gemaakt. Hy begaf zig vroegtydig op reis, en kwam reeds 1666, voor de eerfte maal, uit Perfie terug. Naa eene tweede reis liet hy te Londen, waarheen hy om de vryheid van Godsdienft was gevlugty zyn Journal du Voïage de Per-  TURKSCHEN RYKS enz. 149 Perfie, in a deel. fél. met fraaje plaaten drukken. (In 't Nederduitfch bekend onder den Titel : Chardyns reize naarPerfien en Ooftindien, met Dl. Amfterd. 1685. 4to0 ^ het eerfie deel komt,naa de inleiding, iets voor raakende den handel te Smyrna, en by 't verblyf te Conftantinopel een ruim verhaal van de zwaarigheden ten dien tyde, welke de Franfchen ter herftellinge hunner Capitulatie ontmoetten. Voorts doet hy een verflagvan zyne reis van daar over de zwarte Zee naar Kaffa, en verder over dezelve naar Mingrelien. By de befchryving van dit land is het bericht geplaatft van een Theatiner-monnik, Zampi, welke daar 23 jaaren was geweeft , nopens den Godsdienft der Mingrelien, waarby de fchryver nog zyne aanmerkingen voegt over de Vorftendommen Guriel en Imirette ; alle welke inwooners eenen zeer ontaarden Griekfchen Godsdienft toegedaan, zeer onweetend/en de kerklyke en . waereldlyke perfoonen zo barbaarfch zyn, dat ze de hunnen den Turken tot eene fchatting overlaaten, cf als flaaven verkoopen. Hy verhaalt dc moejelykheden en gevaaren zyner reize in dit wild Mingrelien; zyne door de inwooners geleeden plonderingen; tcrwyl de fchryver merkte,toen hy by den Vorft zyn bezoek aflag, om te klaagen, dat die zelf onder dc roovers geweeft was; en de wyze , om oorlog, of liever plonderinK 3 gcn  *5° BESCHRYVINGE des gen onder zig te onderneemen, of van de Tur ken uit te ftaan. Hy laft 'er een verhaal in van de opftanden der Vorften dezes lands, als mede van zyne eige voorvallen, welke van de onrechtvaardigheden dezes lands, en de Tv ranny omtrent vremdelingen getuigen , met eene korte befchryving van den berg Caucafus. hy de reis, het verblyf en de befchryving van Georgien, en inzonderheid; de hoofdftad Ti/lis, merkt hy aan, dat de Georgianen met de Mingretiers eenerlei, hoewel in het nationaal Charader wat beter, en dé vrouwen om haare fchoonhcid beroemd en vernuftig, maar daarby trouwloos zyn. De reis naar Armenië deedt hy over het gebergte Taurus, alwaar hy eene korte befchryving van Armenië geeft, als mede noodige berichten nopens Erivan , Edfchmia. zm en Ararat. Het overige met het tweede d>el handelt alleen van Perftë, en behoort dus niet tot dit vak. Deze geheele reisbefchryving heeft den ftempel der waarheid, en men kan 'er, in zonderheid, de Avanien omtrent reizigers uit leeren kennen. Het boek, Relation nouvelle dhin Voïage de Conjtantinople- a Paris 1681. met u plaaten, m 8vo, is, gelyk de tot buitenfpoorigheid toe vleijende opdragt aan den Koning van Frwkryk uitwyft, door Greeot uitgegceven. Naa de voorreden zyn eenige getuigenisfen van geleerde  TUIIKSCHEN RYKS ekz. 151 de oog-etuigen nopens de echtheid der plaaten, die in de daad taamelyk naauwkeurig zyn, afgedrukt De befchryving van den Hellefpont en de Dardanellen, de Zee van Marmora en de plaatzen rondom is met zo veele onverfchilhge dingen opgevuld, dat men, op dezen voet, over allerlei onderwerpen Folianten konde fchryvcn. Van Conftantinopel wordt wel m hetbreede, doch heel onvolledig gehandeld, maar in het tegendeel zeer uitvoerig van de Sophie-, AckmetS; Solimans-, en Valide-moskeen. Onder den Titel: verrigting van den Chriftelyken Godsdienft in de Sophie-Kerk, wordt in het algemeen het uiterlyke van den Griekfchen Eerdienft, als de kerklyke Perzoonen , Liturgie, Kloofters, als mede de Eerdienft zelf; maar onder dien: de oefeninge van den Mahomedaanfchsn Eerdienft in de Sophie-moskée , de uiterlyke waarneeming van den gcheelcn Mahomedaanfchen Eerdienft voorgefceld. De fchryver geeft, eindelyk, van de winden te Conftantmop»l, het bezoeken der Moskeen door de Mahomedaanen, den Divan en de Turkfche rechtspleging, en dc beezigheden der Turken eenig, doch, de aanmerkingen uitgezonderd , weinig bericht van aanbelang. Voor 't overige blyft dit werk, om Conftantinopel te kennen, hoewel 'er noch eene afbeelding, noch eene tekening K 4 de'  15» BESCHRYVINGE des dezer ftad onder de plaaten gevonden wordtin de daad zeer nuttig. Melchis. Thevenot, een beroemd reiziger van Europa, Koninglyke ^^Bibliothecaris, die 1692. ftierf, heeft zig mede eene plaats onder de Levantynfche en Oojierfche fchryvers der 17de eeUW te wege gebragt, alhoewel hy die landen zelf niet gezien, maar eeniglyk uit den mond der reizigers en uit geloofwaardige fchryvers, vooral Arvieux, dc bouwftoffen tot zVn werk heeft verzameld. De Titel is: Voïages deMr de Thevenot &>c. en 5 tomes, 3- edit. uAmft. I72?. 8. met plaaten. (in het Nederd. 1 hevenots reizen, 3 deelen met pi. Amft. 17 q O In de 2 eerfte deelen handelt hy wydloopig van Turkye, Hy geeft voor, de reis daarheen, inde jaaren 1655. en 1656. te hebben gedaan, verherende alle omftandighedcn zo, alsof hv ze werklyk hadt gedaan. Men kan hem niet be. twiften, een goed gebruik van een anders kundigheden gemaakt te hebben; maar nogtans kan men merken, dat hy in die geweften -elf ' met geweeft is. Hy geeft, by voorbeeld, voor, van het fchip aan de Afiatifche oevers, tegen over Tenedos , de puinhoopen van Troja te hebben gezien; hy maakt geen gew.agvan de buitenkafteelen des Hellefpont, op de JanitCaa ren-kaap; verzekert, dat de hedendaagiche Dar.  TURKSCHEN RYKS enz. 153 Dardanellen ftonden , waar eertyds Seftos cn Abydos lagen; zegt van Scutari, het ware een dorp; en maakt tusfchen den Divan en 't Se~ rail, en het Paleis des Groot Vifiers geen onderfcheid. Aan veele plaatzen meldt hy, dat hy nopens deze of geene plaats en omftandigheden geloofwaardige berichten te boek wil Hellen, die hem in handen waren gekomen. Voïage au Levant &c. par Corneille le Bkvn,"u Delft 1700. fol. uit het Holl. overgezet , groot 408 bladz. met veele kaarten en plaaten. (In!'t Neder■duitfch, C. de Bruin reizen door Moscovien, Perfiën en Indien, met pl. Amft. 1714. fol. en door Afia, met lp/. Delft 1698. fol.) In de voorreden meldt de fchryver, dat hyzig tot zyne reizen, door middel der werken van della Valle , Thevenot en Grelot, voorbereid, ja ze by de hand gehad, cn zig voornaamelyk hadt toegelegd, om de tekeningen (want hy was een fchilder) op de plaats zelve naauwkeurig op te neemen. Zyne reizen vallen in de jaaren 1678. tot 1684. De eerfte vyf Hoofdd. behelzen korte berichten van zyne Europifche reizen, en de twee volgende van Smyrne en Ephezen; het agtfte van zyne reis naar Conftantinopel, en de drie volgende van deze ftad zelve, de voorfteden, den Bosphopus Thracics,dQ Zee van Marmora, (P>^ pontis,) de daaraan liggende plaatzen. en het K 5 ui-  J54 EESCHRYVINGE des uiterlyk aanzien van Conftantinopel. Van daar tot het 29 Hoofdd. worden de volgende verhandelingen geplaatft: byzondere aanmerkingen over den Godsdienft der Turken en Grieken; dm eerftgemeldcn in de wet voorgefchreevc gebeden en Feeften, beneffens de verbode zaaken, als beelden, verfcheide foorten van vleefch, wyn en Intereften; dc hoogagting der Turken voor de verfcheide Ordcns hunner Geeftelykheid; hunne gevoelens omtrent Jefus Chriftus, de Maagd Maria en de Propheeten; hun trouwen en echtfcheidingen; hunne bel graavenisfen en droefheid over de dooden; als mede hunne gedagten nopens het laatfte oordeel en deopftanding; hunne, en ook derJooden zo wel mans-als vrouwen-kleeding; fpyzen en dranken ; vrolyk rieden ; ftraffen; deugden en ondeugden, beneffens hun gedrag omtrent de vrouvvelyke Sexe; geleerdheid ; de jagt, reizen , tafel, en andere omftandigheden van den ten tyde des fchryvers leevenden Sultan; over deszelfs Krygsmagt enz. het welk met de befchryving van een' intogt eenes uit den oorlog zegevierend terug gekomen Groot Vifiers, als mede eenige aanmerkingen over het karakter der Grieken en Griekfche vrouwen, beneffens dat der Joodcn , inzonderheid met betrekking op hun vroegtydig trouwen, wordt beflootcn. Ik kan niet zeggen, dat ik hier iets buitengemeens heb  TURKSCHEN RYKS enz. 155 heb gevonden, en de fchryver zegt zelf: hy hebbe die alles uit Grelot ontleend. In het 3pfte Hoofdd. befchryft hy zyne terugreis naar Smyme, en in het volgende zyn verblyf aldaar. Van het 32^ af komen zyne reizen door den Archipel naar Egypten, inzonderheid naar Damiate, Kairo, 'de Pyramiden , het Mumien-veld, naar Rofetto en Alexandrie; welk alles hy, even als ook andere merkwaardigheden van Egypten, by voorbeeld , de inwooners , den Nyl enz. meeftal met Thevenots en anderer woorden befchryft. Hoofd. 45- volgt de reis naar 't H. Land, Jaffa, Rama, Jerufalem, Bethanie, Bethlehem, 'Tripoli 'in Syrië, den berg Libanon, naar Ptolemais, Nazareth, Tyrus , Sayde , Aleppo, Scanderona, Cyprus, Sattalia, enz. over Smyrne terug naai Europa. — Een groot gedeelte der hier voorkomende befchryvingen is, om zo te zeggen, woordelyk uit de vooraf gemelde fchryvers ontleend, waarby men hem, zo dikwyls als hy hen zyne toeftemming geeft, en in het geen hy zelf betuigt, gezien te hebben, gcloovcn kan, dewyl, het geen my met zekerheid bekend is, van hem naauwkeurig is befchreeven : doch met dc tyd is 't één en ander veranderd. De gezichten en plaaten zyn juift; maar mogelyk zyn ze in den Nederd. druk nog 'naauwkeuriger; en daarin beftaat, myns oordeels^ de grootfte voorrang van dit werk.  ïS6 BESCHRYVINGE des J. Dappers Befchreibung von AJien, uit het Holl. overgezet, Nurnb. 1681. fol. met veele plaaten. (In 't Nederduitfch, J. Dapper btfchfyi ving van Afta, of het Ryk van den grooten Mo*ol Atnjl. l6?2.) Daarin is Mefopotamië, tfatyfo. me, Affyriën, Anatolië en ^rafoe befchreeven. Nopens den Mahomedaanfchen Godsdienft is 'er een wydloopig aanhangzel by gevoegd. Alles is eene verzameling uit andere fchryvers. Critique de la Cróance & des Coütumes des nations du Levantpubliée par le Sr. de Mont, aFrancf. 1684. groot 229 pag. (Nederduitfch: du Mont reizen naar de Levant, 2 deelen met pl Utrecht 1695. 4.) De fchryver betuigt in de voorreden, dat dit een gefchrift van een ongenoemden, cn hem , by zyne reizen in de Levant, van zeer veel dienfl geweeft is; dat van hem alleen het aanhangzel komc. Het werk zal eigenlyk daartoe dienen , om de toen plaats hebbende gefchillen wegens de Leer nopens het H. Avondmaal tusfehen de Gereformeerden en Roomfchen in Frankryk by te leggen, ja ze onderling te verëenigen, dcwyl getoond wordt, dat de Oojierfche Kerken in de meefte ftukken met de Roomfche overeenkomen. Men moet bykans in aMen opzigte, den Schryver, wie hydan ook zyn moge, wegens de hiftorifche waarheid recht doen. Hy wederlegt, menigmaal, de Roomfche fchryvers, welke, langs een be-  TURKSCHEN RYKS E*z. ij? bedriegelyken weg, den Oofterfthen Chriftenen gevoelens toefchryven, die ze niet hebben, of meerder overëenftemming met de Roomfche Kerk voorgceven , dan 'er werklyk is. 't Vooraf gemelde voornaame doelwit dezes werks zoude byna tot de gedagten opleiden, dat het, met een goed voordeel, uit andere berichten, is zamengefteld. Het heeft wel niets byzonders; maar kan egter met veel nut worden geleezen. —Dit is de inhoud der afdeelingcn. l.Van de Geloofs-leer en gebruiken der hedendaagfche Grieken. II. Van de Tranfubftantiatie. Of ze ook van die Grieken werde toegeftaan, welke men Schismatici noemd, dat is, zodanigen, welke zig met de Roomfche Kerk niet hebben willen verëenigen? III. Van de aanbidding des Sacraments in 't H. Avondmaal, en of die onder de Grieken gebruiklyk zy? IV. Van de geloofsleer der Melchiten. V. en VI. Van de Godsdienft-ftellingen en gebruiken der Georgianen en Iberiërs, als mede der inwooners van Colchis en Mingrelie. VII. Van de Godsdienftgevoelens en gebruiken der Neftorianen. VIII. Van de St. Thomas-Chr ijl enen in Ooftindie. IX. Van de Ceremoniën en gebruiken der Jacobiten. X. en XI. Van. de gevoelens cn gebruiken der Kopten en Abysfinïérs. XII. Van de Armeniërs. XIII en XIV. van de Maroniten. XV. Van de leeringen en gevoelens der Mahomedaanen. ~ Het  158 BESCHRYVINGE des Bet aanhangzel beftaat ï) uit twee regifters der Kerken , welke van het Conftantinopdfche Patriarchaat afhangen , waarvan het eerfte uit LeoAllatius de confenfu ecdef. Occid.tf Oriënt het tweede uit de flatus prcef. ecdef. Grèc* is genomen; 2) drie getuigeniffen voor en tegen dc Transfubftantiatie ; eindelyk 3) Uscans regifter der Armenifche Kerken] welke van den Patriarch te Edfchmiazin afhangen. Voïages du Sr. du Mont en Frame,en Italië, enAllemagne, a Malthe & en Turquie. 4 deel m kl. 8"> met pi. a la Haye, 1699. (Nederduitfeh: du Mont reizen door Europa en Afta naar H Oojlen, met pl. Utrecht 1699. 4C<0 Dit werk beftaat uit brieven. In het tweede deel beginnen, met den 3den Mef, de verhaalen raa_ kend Turkye. Deze en de volgende befchryven, op de gewoone wyze, Conftantinopel, zo dat ik menigmaal heb gedagt, dat de woorden uit andere fchryvers , en vooral Grelot , waren ontleend. Hy belydt zyne onkunde nopens de rede, waarom die ftad en andere Turkfche fteden zo naauvve ftraaten hadden , daar 'er geen gebrek aan plaats was. Maar, behalven den eer Hen aanleg van oude fteden, welke byna altoos naauwc ftraaten hebben, is daar nog eene na tuurlyke rede, te weeten deze: om de groote hette van de ftraaten te weeren, en daardoor de verkeering in de fteden overdag gemaklykte maa-  TURKSCHEN RYKS enz. 159 Biaaken. Weshalven menigmaal de buiten dar, naauwe ftraaten met grof linnen, of wel met ligte cn beweegelyke houten luifels, ten minften ten tyde der grootfte hette , worden overdekt. In den 5den brief komt, omftandig , een zegevierende intogt des Sultans in Conftantinopel voor , beneffens dc hiftorie van een berechten Vannel. Hierby is een hiftorifch aanhangzel, onder den Titel : het driemaal belegerd Conftantinopel, gevoegd. De 6^ brief handelt van de eilanden Metelino cn Scio; de 7de van Delos, Nicaria, Kalami, Lango, Rhodus, Cyprus, en de Ridders van St. Jan; de 8«e van Ahxandriëx, de gebruiken, den Godsdienft en de tydrekening der oude Egyptenaaren, de verfcheide opftanden in Egypten, de Zuil vanPompejus, de vroegere en laatere Arabiërs, beneffens hunne gebruiken en Godsdienft; de 9*8 van de Pyramiden, den Sphinx, de Mumien en haare toebereiding, als mede eene hiftorie van Kairo, en de befchryving dezer ftad, van het Kafteel en de heerlykc bron daarin, van den grond en deszelfs produ&en, cn van den Crocodil. Dit wordt met eene verhandeling over den oorfprong des Nyls cn dc oorzaak van deszelfs wasdom, zo als met den laatften briefdezes deels over Smyrne , de aardbeeving , de Turkfche fchepen en flaaven wordt beflooten. Het derde deel handelt byna alleen van den Ma- he-  ïöo BESCHRYVINGE des homedaanfchen Godsdienft, en is allerwege met overgezette plaatzen uit den Koran beveiligd. De fchryver maakt 'er, aller eeril, algemeene aanmerkingen over, brief x. verhaalt hierop, brief 2. hunne leer-en grondilellingen nopens God, de Engelen en menfehen, de voorbefchikking, de opilanding en het laatfte oordeel, het Paradys, de Hel en den midden-ftaat tusfchen beide; handelt van den Koran, Mahomed en deszelfs zending, en de gevoelens der Turken omtrent de Chriftenen en alle dwaalenden, in den 3.1™ brief. Uit Ricaut plant hy, pag. 69. de dwaaling voort, dat Mahomeds zo genoemd Teftament den Monniken op den berg Karmel zy gegeeven; en uit deszelfs inhoud leidt hy, pag. 70. het gevolg af, dat die fchryvers groot ongelyk hebben, welke melden, dat het den Turken geoorloofd is, de Chriftenen om te brengen, of ze te onderdrukken. Hier vind een uittrekzel der Bybelfche hiftorie naar het gevoelen der Mahomedaanen zyne regte plaats, (brief ^ hoe naamlyk hunne, en vooral des Korans vernaaien, raafend de fchepping der waereld, den Zondvloed en eenige Prophceten naa.Noach, Abraham, Jofeph, Mofes en den uittogt der kinderen ïfraëls uit Egypten, de reis van Mofes, Job, Alexander den Grooten, (als welke volgens hunne droomen mede tot dc Prophceten behoort,) de 7 Slaapers, Da-  TURKSCHEN RYKS enz. i6t David en Salonion, Zacharias en Johannes den Dooper, Jcfus Chriftus en de Maagd Mam, en eindelyk Mahomed zclv' luiden. Dit ftuk is leezenswaardig, om de in den Koran voorkomende wanfchapen verdraaiingen der H. Schrift en der vafte tydrekening met één opflag van't oog te zien. - Dan worden , voorts, in den 5'den brief, de pligten jegens God opgenoemd, en daartoe de befnydenis, de wasfehing, het vaften, de bedevaart naar Mekka, het gebed, dc onthouding van wyn cn verboden fpyzen gebragt. Hierop volgen, brief 6. de gezellige, zo wel Godsdienftige , als burgerlyke pligten, als liefdewerken omtrent menfehen cn dieren, cn het trouwen. Hier befchuldigt hy Thevenot van een' misflag, die gefchreeven heeft: „ de Turken gelooven niet, dat de vrouwen in " hetParadys kwamen; naauwlyks hielden zy " ze voor redelyke fchcpzels, en zy merkten dezelve niet anders, dan paarden in hunne „ dienften aan; " 't welk alleszins ruw, en te hard is uitgedrukt. Hy vergeet niet de rechtspleeging, de ftraffen, de rechtsgedingen wegens het huwelyk en de echtfeheiding. By deze gelegenheid haalt hy uit het hoofdftuk des Korans, den Titel, de Kuh draagende, de volgende plaats aan: „ die zyne vrouw driemaal „ heeft verftooten,kan ze niet weder neemen, „ dan na dat ze aan iemand getrouwd was, II. Deel . L »die  iö2 BESCHRYVINGE des „ die haar insgelyks heeft verftooten. Alsdan „ kunnen ze weer by malkander komen , en „ zonder zonde zamen weder trouwen, wanneer „ ze meenen, naar Gods geboden, die hy den wy„ zen en verftandigen heeft geopenbaard, te kun„ nen lecven. " Met den echtbreuk, de Testamenten , het beflaapen der flaavinnen , den moord en doodflag, de valfche eeden en geestelyke Ordens eindigt deze brief. Nopens het bygeloof der Turken brengt hy veele leezenswaardige dingen, inzonderheid in de vcrgelyking met het bygeloof van andere volken by; breedvoerigft houdt hy zig by de kwaade opflagen der oogen op, brief 8. De verwyfd-en werkeloosheid der Turken; hunne verkleefdheid aan oude gewoonten; hunne inhaalige aart en onkunde; leevenswyze, vaardigheid te paard, manier van kleeding, neiging tot de vrouwelyée Sexe ; verfcheide huwelyken; flaaven ; ongeregelde liefde der vrouwen en haare Weeding ; openbaare Baden , tydverdryven, Muziek, danzen, pligtpleegingen, enz. fluiten den laatften brief. Van het vierde deel behooren de eerfte brieven nog tot Turkye. De fchryver begint daarin met de Grieken: korte inhoud hunner gefchiedenisfe, hunne tegenwoordige flaaverny, kleeding, danzen, gevoelens der Oofterfchen omtrent den maagdelyken ftaat, groetenisfen,Godsdienft-gevoelens: van hunne Bis-  TURKSCHEN RYKS enz. 163 Bisfchoppen enPricftcrs, inzonderheid van Cyrillus Lucaris, hunne Kerken en beelden: van dc Armeniërs en hun vaften: der Grieken gedagten nopens niet vergaane lyken, en hunne plegtigheden by de begraavcnisfen: van de Jcoden in de Levant (brief 1.) By het berichtdat de Grieken de Transfubftantiatie aanneemen, voegt hy, onder verzekering,van 'er een ooggetuige van geweeft te zyn, dit volgende by : „ dat de Grieken, op goeden Vrydag, in Pro„ ceffie in de Parochiaal-kerk der Franfchen " kwamen, om het daar ten toon geftelde Sa„ crament aan te bidden, en zelfs 500 Piafters „ betaalden, om 'er de vryheid toe te hebben. „ Zo waar zy het, dat ze niet van de Room„ fche Kerk gefcheiden wilden zyn. " Nopens de Jooden zegt hy, als zyn gevoelen, met Ricauts woorden, in het Leeven van Murad IV. „ Heimelyk vervloekt, maar in het algemeen liefkooft men hen. Overal zyn ze flaaven; inmiddels worden zy gezogt. Zy fchynen niets te bezitten; evenwel leeven zy in overvloed. Zy zyn landloopers; maar allerwege, waar ze zig ophouden, vinden zy een vaderland. Zy mogen geene landeryen bezitten; evenwel verzamelen zy onmeetbaarc fchatten. Hun getal vermeerdert dagelyks, want zy allen trouwen, en de oorlog vernielt hen niet. Zy zyn de Vertrouwden der Turken, en de geL % zwoo-  ï64 BESCHRY VING E des zwooren vyanden der Chriftenen. Met één woord : te Conftantinopel is de gierigheid de openbaare hoer, by welke elk een zyne opwagting maakt, en waar de Jooden de onderhandelaars van zulken handel zyn. " Van fchoojers, of, gelyk wy zeggen, Heidenen, de Tfchakals, de buitengemeene fterkte eeniger Turken, hunne begraavenisfen, de Peft, den Opium , de byzondere lands-en zee-producten van Natolie; van de Tusfchenryken en de trotsheid der Sultans. Daarin bedriegt hy zig zeer, ja weder^ fpreekt zig zelv', wanneer hy de Peft als een noodzaaklyk Kwaad aanmerkt, om de groote bevolking in Turkye te verhelpen, welke-door de Veelwyvery zo zeer wierdt bevorderd; want dit kon, by zo veele onbebouwde landen, vyf maal meer menfehen onderhouden, dan werklyk daar zyn. Hy merkt, heel nadrukiyk, de groote trotsheid aan, waarmee de Sultans andere Vorften befchouwen. (brief 2.) Van de Koffi, de gefteldheid en toebereiding daarvan fpreekt hy breedvoerig in den 3den brief; maar valt daarby in eene groote dwaaling. Hy wil . naamlyk de menigerleie duurte daarvan in de Levant befchry ven, meldende' deswege, dat die te Marfeille beter koop is, dan daar, en men zé daarom van daar naar Turkye laat komen ; maar vergeet het groote onderfcheid, dat 'er is tusfehen de Arabifche en Americaanfche kof-  TURKSCHEN RYKS enz. 165 koffi, zo dat de eerfte niet voordenzelfden prys in Turkye en Frankryk zou te krygen zyn, maar dat men de Americaanfche, als van een laagerenprys, dikwyls, mar de Levant laat komen, en onder de Arabifche niet alleen mengt, m?ar ze ook wel, indien ze goed is , op een bedriegelykewyze,voor deze uitgeeft, en duur verkoopt. In de drie volgende , biertoe nog behoorende brieven verhaalt hy verfcheide voorvallen teSmyrna.de regeerings-gefchieacnis van MuHAMMiD IV, en eenige toenmaalige omhand)gheden der Porie, in de vrcdes-ondcrhandehn- gen met den Daitjlhen Keizer. Alle deze brieven zyn, meeftal, in de jaaren 1690 en 1691. naar men voorgeeft, te Conftantinopel, Alexandrië, Smyma. enz. gefchreeven. In het begin dagt ik, dat het eene verzameling was, om dat 'er al te veel boeken worden aangehaald, welke een reiziger bezwaarlyk medevoeren kan; maar door de verfcheide byzondere berichten, welke een vremdeling tog, bezwaarlyk, zo goed kan geeven, ben ik van gedagten veranderd,en denk, dat de fchryver, misfehien, na zyne terugkomft, die brieven of aller eerft opgefteld, of wel op nieuw befchaafd kan hebben. Hy heeft Belon , Croix, Gill, Grelot, Monconys, Ricaut, Spon, Tavernier, Thevenot, Thevet, Wheler en andere meer, nu eens met goedkeuring, dan wêer met. afkeuring L 3 en  ï66 BESCHRYVINGE des en zelfs weerlegging hunner berichten, aangehaald, veele aanmerkingen daarby gevoegd, en allerlei verhandelingen , uit de hiftorie van andere volken, daar onder gevlogten, zo dat dit werk tot de goede boeken van dit flag behoort ; maar de plaaten willen niet veel zeggen. Ricaut Etdt prefent de ïEmpire Ottoman&c. traduit de VAnglois par Befpier, T. I & II. h Rouen, 1677. 8. met pl. (Nederduitfch : Ricaut verhaal en ftaat van het Turkfche of Ottomannifche Keizerryk, neffens het Leeven der vier laatfte Turkfche Keizer en, met pl.Amft. 1670. 4.} DeText met de Noten des uitgeevers beloopen 720 bladz. Deze heeft 'er de naamen van 90 fchryvers, als HHtoriefchryvers, Dichters enz. voor gezet, waar uit hy zulke aanmerkingen genomen wil hebben, hoewel het moejelyk is, om te begrypen, hoe die alle iets hiertoe zullen toebrengen. — In 't eerfte boek komen allengs de volgende ftoffen voor. Het jfle Hoofd. ftrekt tot eene algemeene inleiding: de regeering der Turken verfchille van de meefte andere regeeringsvvyzen in de geheele waereld, hebbende ook byzondere grondftellingen en regels tot haare ftandhouding 'noodig. Des zy (hoofd. 2.) de volftrckte heerfchappy des Keizers het voornaamfte fteunzel des Ryks, en (Hoofd. 3.) de gehoorzaamheid, welke men den Sultan be- wyze,  TURKSCHEN RYKS enz. 167 wyze, onder de Turken meer een grondbeginzei van Godsdienft, dan van Staat. In het 4'ie Hoofd, plaatft hy een omftandig bericht, raakende de merkwaardige zamenzweering der Sultane Kiosem tegen haaren Neef, den Sultan Mahomed. Het 5 le levért eene befchryving, hoe de jeugd in het Serail werdc opgevoed. Uit dezelve neemt men dicperzoonen, welke tot de voornaamfte ftaatsbcdieningen geraakcn; en 't is een grondbeginzel der Turkfche Staatkunde, dat de Sultan geene andere perzoonen in zyne dienften hebbe, dan zodanige, welke hy zonder benyding verheffen, cn zonder gevaar 't bewind ontneemen kan. Voor de jeugd zyn vyf Kamers, als zo veele klaffen, beftemd. De twee eerfte verfchillen naar het getal der verftanden, en wierden daarom in groote en "cringe verdeeld, hoewel zy anders m Waardigheid gelyk ftonden. Daar uit gingen zy over tot de derde, welke Kilar-Oda (Speccry-reukwerks- enz. kamer) genoemd wierdt, voorts tot de vierde, Haf na-O da (Schatkamer) en van daar tot de opperfte, Has-Oda of byzondere Kamer, dat is, die geene, waartoe des Sultans Edellieden behooren. Hierop verhaalt hy in het volgend Hoofd, de lcerwyze, naar welke men de jonge lieden in 't Serail in de voor hen beftemde kunften en weetenfehappen onderwyze, fpreekende, by wyze van een aanhangzel, van L 4 de  168 BESCHRYVINGE des de onbetaamelyke neiging cn vriendfchap, welke zy, niettègchiTaandc alle ftrengheid en opzigt, egter voor elkander hadden. In 't 8'te Hoofd, fpreekt hy van de Stommen en Dwergen* van welken het Serail thans minder, dan toen houdt; Hoofd. o. van de zwarte en blanke Geineedenen, en de< vrouwen in het Serail, en Hoofd. 10. van dc' Adfchamoglans. De volgende Hoofddoelen verhandelen, het geen niet zo zeer met het Serail, als wel eigenlyk met het Ryk gomcenfehap heeft. Het i'ïde Hoofd, begint met den Groot Vifitr en zyn verheve poft. De daarby gemelde plaatzen der Vifiers der Banke zyn na dien tyd vernietigd. Van de paardeftaarten fpreekendc,meldt hy, dat flegts dncBajfas, te wecten van Babyion, Groot Kairo en Of en, (het welk toen mede den Turken behoorde,) de vryheid hadden, drie zodanige te voeren, maar dat de anderen flegts éeneh mogten hebben. Dit is onwaar, wêerfpreekende zelfs dat geen, wat hy zelf, pag. 160. zegt, dat wel 2j8 en meer Beglerbegs of Baffas van den eerften rang drie hadden. De ten zynen tyde gewoone Divans-dagen' (pag. 14r.) zyn naderhand veranderd. In het 12 fe Hoofd. geeft hy een verflag van de hoogfte Staats-bedieningen en de verfcheide Stadhouderfchappen des Ryks, waaromtrent men, volgens den tegenwoordigen toeftand , in Businello nader wordt  TURKSCHEN RYKS enz. 169 wordt onderregt; Hoofd. 13. van de Tartaaren, hunnen Clan, en hoe zy van de Turken afhangen; en Hoofd. 14. van de Vorften , welke den Sultan fchatting betaalen, te weeten van Moldavië, Wallachie, Sevenbergen en Ragufa. Hierop meldt hy de reden voor dc ftandhouding des Türkfclien Ryks. Daartoe brengt hy, Hoofd. 15. de verwoefting, welke de Turken in de Afiatifche , en andere van de Hoofdftad afgelege Provinciën aanregten; de gewoonte, (Hoofd. 16.) van geen aanzienlyk ampt en Stadhoudcrfchap van den Vader op den Zoon te laaten komen, en de oude aanzienlyke Familien uitte roojen; het grondbeginzel , (Hoofd. 17.) om de Staatsdienaaren menigmaal te veranderen, dezen tê verhoogen en geenen het bewind te ontneemen; en cindelyk (Hoofd. 18.) hun toeleg , om op alle mogelykc wyze , inzonderheid door ftrooperyen , en in den oorlog bet getal hunner onderdaanen te vermeerderen. De laatfte vier Hoofdftukken raaken de vremde Gczandtfchappen aan het Turkfche Hof, te weeten hoe de Turken de vremde Gezandten aanmerken cn ontvangen, doch waaromtrent, federt cenigen tyd , veranderingen zyn voorgevallen ; hoe deze zig, in hunne onderhandelingen, omtrent hen moeten gedraagen; hoe de Turken de andere Vorften aanmerken, en hoe zy de TracL 5 taa-  170 BESCHRYVINGE des ) taaten en Verdragen houden, welke zy met de- zen fluiten. De aanmerkingen, welke de tweede overzetter van het Engelfch Origineel, Bespier, rwanjt het was reeds te voorerf, doch gebrekkig overgezet,) daarby gevoegd heeft, zien inzonderheid op de fpelling en verklaaring der Turkfche woorden, en andere omftandigheden, en zyn gewigtig. Doch dit kan men hem naauwlyks vergecven, dat hy, by het einde derzelve, in 't eerfte deel, tegen Ricaut , 't moreel Karakter der Turken grootelyks verheft, en dit door den onwettigen Thevenot regtvaardigen, dat is niets anders, dan den Moriaan wil wasfehen. Het is wanvoegelyk, in een afgelegen land dergelyk iets tegen een' fchryver te beweeren, welke door eene veeljaarige ondervinding het naauwkeurigere hieromtrent kon wee ten. Het 2de boek handelt van den Godsdienft. Het eerfte hoofd, behelft eene algemeene' inleiding. Het tweede gaat over de beloften, die Mahomed by den aanvang zyns Ryks deedt, om andere Gezindheden te dulden, en hoe flegt die worden nagekomen. By deze gelegenheid plaatft hy deszelfs zo genoemde Teftament; maar begaat daarby twee, byna onbegrypelyke misflagen, met voor te geeven, deels, dat zulks in het Kloofter van den berg Karmel, naby den berg Libanon zy opgeftcld, deels, deze laatfte eene  TURKSCHEN RYKS enz. 171 eene dagreis van Mekka legge. Van welke verfcheide liften de Turken zig ter uitbreidingevan hunnen Godsdienft bedienen, maakt den inhoud van het derde hoofd. uit. De twee volgende melden, wat het werk en de magt der Muftis is, en hoe ze zig ten opzigte van den Godsdienft gedraagen, waarby ook van de Kadileskirs, Mollas, Kadis enz. gewag gemaakt wordt; welke de inkomften der Muftis zyn, en waaruit zy dezelve ontvangen. Voordezen kreeg ook een nieuwe Mufti bezoek en gefchenken van de Chriften-gezandten; maar dit heeft voorlang reeds opgehouden. Het zesde Hoofd, geeft bericht van de Emirs, en het volgende van de inkomften der Keizerlyke Moskeen, als mede van de wyze, hoe de Turken de Tienden ter onderhoudinge hunner Geeftelykheid opbrengen. Op pag. 347- wordc verzekerd, dat de Sophie-moskee, jaarlyks, by de 100 duizend ducaaten hebbe. Het agtfte Hoofd: befchouwt de Leer der Turken nopens de voorbefchikking; het volgende hunne verfcheide Secten en.gevoelens omtrent den Godsdienft in 't algemeen. De drie volgende Hoofddoelen geeven verflag van de twee voornaame Se&en, de Sonniten en Schiiten, met eene bygevoegde lyft van haare dwaalingen,door een' Mufti van Conftantinopel, en de vroegere zo wel, als laatere ketteryen. Van de Dervifchen of Mahomedaanfclie Mon-  172 BESCHRYVINGE des Monniken in 't algemeen, en van de verfcheide Monnik-orden in 't byzonder handelt het 13de tot 2oüe Hoofd, uitvoeriger, dan ik dit elders heb gevonden. Terwyl hy de verfcheide Secten meldt, pag: 39*. voegt hy 'er de aanmerking by, dat zig elk Hodfchia of Leeraar van den Mahomedaanfchen Godsdienft, die eenige meerdere bekwaamheid bezit, dan een enkel Pedant, en eenige door Arabifche fchryvers opgeftelde fabelboeken heeft geleezen, zou verbeelden, zyne Eer te kort te doen, wanneer hy zig niet, door eenige byzondere gevoelens, (doch welke tegen hunne voorname Godsdienft-beginzels niet mogen aanloopen,) van andere Leeraaren moeft onderfchciden; doch hieromtrent geeven hen ingebeelde vernuften in andere Gezindten, zelfs Chriftelyke, niets toe. Het fcïftë Hoofd. handelt van de Huwelyken en Echtfcheidingen der Turken, waarmee de Priefters niets te doen hebben, maar eeniglyk de Rechters; het 22fte van de befnyding; het 23(12 van de vyf hoofdartikelen des Mahomedaandoms, té weeten het wasfehen, bidden, vaften, uitdeelen van aalmoefen, en de Bedevaart naar Mekka; het 24de van den Beiram en deszelfs plegtigheden, inzonderheid in het Seraili het volgende van het verbod, van verkensvleefch te eeten en wyn te drinken, 't Laatfte Hoofd, eindigt met de ^ aanmerking, dat de zedelyke deugden der Turken,  TURKSCHEN RYKS enz. i?3 |m, zelden, een anderen grondflag hebben, dan van de menfehen gezien en gepreezen te worden; waarvan hy het bouwen der Chans, en het openbaar fpyzigen der bonden en andere dieren tot voorbeelden aanhaalt. De Krygsftaat wordt in 't derde boek befchreeven." Het eerfte Hoofd, fchildert dien in 't algemeen , ftellende hem als reeds toen zeer vervallen voor. Hy is federt nog meer verergerd. In de volgende Hoofdftukken laat hy zig in byzondere ftükken in, na de vooraf gedaane verzekering , hoe men op hem in alles moge aangaan , daar hy deze berichten van een wél ervaaren Turkfchen Krygs-commiffaris hadt ontvangen. Hy verdeelt, (Hoofd. 2.) de Militie in ruiters en voetvolk , cn de eerfte weer in twee klasfen : 1) die geene, welke haare inkomften vanlanderyen heeft, en Zaims en Timarioten wordt genoemd, welke in het derde Hoofd, worden berekend, evenals in het vierde zekere, daarby ftand grypende gebruiken worden bygebragt; waarop in het vyf de van de , door de 12 Beghs gecommandeerde Egyptifche militie, cn de hulptroepen der Turken aan de zyde der Tartaaren, Moldaviers enz. wordt gehandeld. 2) Die uit des Sultans fchat wordt befc taalt. Dit zyn de Spahis. (Hoofd. 6.) Wanneer de Groote Heer zelf te veld trekt; dan moet hy elk' van dezen, even als ook eiken  i?4 BESCHRYVINGE des fjfanitfaar, een gefchenk doen van vyf duizend Afpers. De fchryver merkt daarby aan , dat de eerftgemelden, wegens hunne muiteryen, al hun oud aanzien hadden verlooren; dat'hunne betaaling zy van 12 tot 100 Afpers dagelyks. — By de verhandeling over het voetvolk begint het 7* Hoofd, met dc Janiifaaren, befchryvende hunne inrigting, fterkte en gefteldheid; het volgende verhaalt de verfcheide middelen, om deze oproerige Militie te vernederen; het 9de Hoofd, handelt van dc Tfchaufen, en het 10-levande overige foorten der Turkfche militie , te weeten de Toppedfchis, Dfchebedfchis enz. In 't volgende Hoofd, vind men aanmerkingen over de wyze van het campeeren der Turken, de pragt der tenten, en de zuiverheid in hunne legering. — Het ongegrond gevoelen, raakende de te Sophia woonende, zo genoemde Paulliners , heeft de Juffr. van Montagüe, waarfchynlyk, uit hem nagefchreeven, cn in haare brieven weer opgewarmd. Het laatfte Hoofd, ftelt den toeftand der Turkfche Zeemagt voor, welke in des fchryvers tyd alreeds niet veel wilde zeggen, zo dat de Turken zelv' dit fpreekwoord hadden:.God hadt den Chriftenen de Zee, maar hen de aarde gegeeven. Deze fchryver is een ooggetuige van alles geweeft, en zeer geloofwaardig. Hy verdient allen mogelyken lof. Hem hebben allen byna, zelfs  TURKSCIIEN RYKS enz. 175 zelfs tot de weinige misdagen toe, nagefchreeven; en, in plaats van zo veele, \n Duitfchland en andere landen uitgegeeve verzamelingen, had men hem flegts met aanmerkingen over de nieuwe veranderingen, den leezers in handen moeten geeven. Memoires hijloriques & \geographiques du Roïaume de la Morée, Negropont & de places maritimes jusques a Theffalonique per P. M. Coronelli, uit het Ital. in het Franfch overgezet, Amft. 1686. 8\-o met' veele ■plaaten, groot 232 pag. De fchryver is de, wegens zo veele fchriften, voornaamlyk van een mathematifchen en geographifchen inhoud, bekende Geographift der Republiek Venetië. Wanneer van deze Memoires wordt gezegt, dat ze door hem zyn verzameld; dan wil dit eigenlyk zeggen: hy hebbe de geographifche en hiftorifche aanmerkingen over de befchreeve landen uit andere fchryvers genomen. Dit fchynt ook de ongenoemde 'Franfche overzetter in de voorreden, doch zo te betuigen, dat het met veel naauwkeurigheid is gedaan; het welk men aan zyne plaats moet laaten, om dat geen borg daaromtrent gefield is. Descriptio imperii Turcici: das ijl: BefchreibVorjtell-und Entwerfung des Turk. Reichs unter Muham. IV. mit kupf. Wurzb. 1687. 4to. Het AJiatifch 2wrfyebeflaat is^,hetAfricaanfche729 en  l76 BESCHRYVINGE des en het Europifche 162 bladzyden. Volgens den Titel is deze befchryving uit de laatere en geloofwaardigfte Cosmo-Geo-Choro-Topo-cn Hiftoriographi opgemaakt, en dus eene verzameling. P. della Falie, Struis, V/ansleb, Oleerius cn eenige anderen zyn woordelyk aangehaald. De plaaten zyn gemeen. Daar wy laatere en betere Origineelen en verzamelingen hebben; wy agten 't noodeloos, den inhoud dezes boeks, het welk anders voor zyne tyden niet kwalyk gefchreeven is, breedvoerig op te geeven. Voïage en divers étdis d- Europe d\4fie,èntrepris pour découvrir un nouveau chemin a la Chine, a Paris 1693. 8. Dejefuit P. Avril is'er de fchryver van. (In 't Nederduitfch draagt dit werk den naam: P. Avril reizen door Turkyen, Perfien en Armenien, met pl. Utrecht 1694.. 4.) De reis ging te water naar Scanderone, en vervolgens te land door het Aftatifch Turkye, Armenië en Tartarye naar Rusland, Polen, het Europifch Turkye, en zo naar Frankryk terug. Om Turkye te kennen, zegt dit werk niet veel, maar kan een' reiziger daarheen van dienft, en een leezer niet onaangenaam zyn. Stato militare delV imperio Ottomanno, incremento e decremento del medefimo del Sgr. Conté di Marfigli éfc. Opera ornata di tavole, tagliate in ram . Part.I. inHaga, 1732. Tegen over ftaat het Franfch, doch het Italiaanfch fchynt het Ori-  TURKSCHEN RYKS enz. *77 Origineel te wezen. De fchryver behoort noch tot de reisbefebryvers, noch tot de Verzamelaars , maar tot de weinige origineelc fchryvers* die alles zclv' gezien, bevonden en nagegaan hebben. Niet alleen een verblyf te Conftantinopel by den Fenetiaanfcheü Gezandt, het welk als eene voorbereiding tot het volgend merkwaardig Leeven was, maar ook eene flaaverny van Verfcheide jaaren onder dc Turken, waar in hy een ooggetuige der laatfte belegering van We* nen waècn eindclyk een Duitfch-keizerlyk hem opgedraagen werk by het fluiten van den vrede te Carlonitz, 'ftelden hem in ftaat, om, 't geen hy fchreef, met zekerheid te fchry ven. Tot een grondflag heeft hy den zo genoemden Kanon-naam gelegd; dit zyn dc Staats-regifters van de Ryks-inkomften, militaire gefteldheden, enz. waartoe hy door geld kwam. Alles is door zuivere en düidelyke plaaten opgehelderd. Het eerfte deel beflaat 151. pag. De eerfte zeven Hoofdd. geeven , in een zeker opzigt, eene voorafgaande inleiding tot het werk, raakende den toeftand van het Osmanfch Ryk; het onderfcheid tusfehen de vroegere en laatere Turken; den voortgang cn bloei van het Osmanfch Ryk ; de vermindering dezes bloejenden toeftands; algemeen voorftel der wetten, financien en krygs-ftaat van hetzelve; verfcheide taaien en Gezindten daarin, beneffens een onII. Deel M der*  178 BESCHRYVINGE des derzoek nopens het aanzien des Sultans, des Vifiers en der Baf as, als mede eene befchou* wing van den inborft der Turken. — Ik vergenoeg my, om 'er flegts het één en ander uit öp te tekenen, 't welk of den fchryver eigen, of wel heel goed door hem is- voorgedraagen. Daartoe behoort bykans het ganfche 2^ Hoofdftuk, waarin hy duidelyk aanwyft, dat de tegenwoordige Turken, wegens de menigte der of gekogte,.of geroofde menfehen, een mengelmoes zyn van Syriërs, Armeniërs, Grieken, Illyriërs, Polen, Rusfen, Hongaar en, Duitfchers, Italianen, Franfchen, Jooden enz. Over de verbaazende uitgeftrektheid des aan veele oorden heel woeften Ryks maakt hy de aanmerking, dat,wyl alles tog in gehoorzaamheid moet worden gehouden, de onkoften meer bedraagen, en meer bezettingen worden gevorderd, dan Veele groote Provinciën waardig zyn; gewis eene gewigtige les voor Vorften, om niet zo zeer naar dc bezitting veeier landen, maar veeleer naar derzelver wezenlyke goede beftiering te ftaan. In het Turkfche Ryk waren 'er, in zyn tyd, 48 verfcheide Secten onder de Mahomedaanen , en 17 Dervifch-ordens. Vermeende Paullicianen geloofde hy, tusfehen Adrianopel en Philippopolis te vinden. De Armenifche Patriarch voere den Titel Katholicos, (algemeene,) en zyne Parochie ftrekke zig tot diep in de Staaten  TURKSCHEN RYKS enz. i?9 itcn van den Vorft van Perfië uit. Deze bewy: ze hem veele agting; laate hem naaft zig zitten, •zyn ampt waarneemen, en zyne aanmerkelyke inkomften, die hy uit Perfië en Turkye trekke, geruft genieten. Hy moete mede van dc Vorften beider Ryken zyne brieven van beveftiginge hebben. De uiterlyke pragt des Sultans en der Baffas, beneffens het tyrannig misbruik, dat ze menigmaal van hunne magt maaken, en de byna ongeloovelykc eerbied, welke het volk hen uiterlyk fchynt te bewyzen, maar daarby teffens ook de groote bepaalingcn, welke geenen. door de Uilema en den krygsftaat, dezen dooide provinciaale Divans, uit Wetgeleerden, Gadermeefters, Oudften der militie en gilden beftaande, gefteld worden, laaten den Graaf hl. twyfel, of het Osmanfch Ryk eene Monarchie> of Ariftocratie, of Democratie genoemd moete worden. De menigvuldige Baden verzwakten, het volk, en maakten het verwyfd; waarom " Ze ook tot 't gebruik der Pelfen verpligt waren,, en eer de warmte, dan koude konden verdraagcn. Om de geilheid bot te vieren, ontzagen zy geene koften, en zelfs te veld, waar ze geene vrouwsperzoonen mogten mede voeren» wiften zy zig fchadeloos te houden. By het veele Tabak rooken fpuwden zy nimmer het fpeekzel uit, maar lieten het door gaan; des hen de hairen op het lyf overal uitvielen, Ovei* M a he€  i8o BESCHRYVINGE des het algemeen waren zy, cn vooral de Voornaamften en Hovelingen, groote huichelaars, om de waereld te bedriegen. Zy maakten wel groote ftigtingen ; maar dit gefchiedde niet zo zeer uit hoofde vanGodsvrugt, als wel om hunne nakomelingen, ten einde dezen, door het voornaamfte aandeel aan derzelver inkomften, een valt inkomen te verfchaffen, waaraan dé Sultan zig niet mag vergrypen. De Turken. zoekt hy van het verwyt eener gcheele onkunde vry te fpreeken, terwyl by, gelyk ook waar is, verhaalt, dat geen Geleerde wierdt gevonden, welke niet behalven het Turkfch, ook 't Perfiaanfch en AraUfch verftondt; en hy bezat eene boeklyft van 86 duizend fchryvers der laatfte eeuwe. Al verdedigt dit deze natie, eenigzins, tegen de al te groote, van anderen haar te laft gelegde onbefchaafdheid ; egter mag, in het minfte niet, de daar zynde toeftand van geleerdheid met dien in Frankryk, Duitschland, Engeland enz. worden vergeleeken. Het drukken van boeken wierdt ook, in zyn' tyd, in de Hoofdfiad, door een getal van 90 duizend uitfehryvers verhinderd, welke hun brood met fchry ven wonnen. Anders is hy van gevoelen, dat niet ligt een 'Staat gevonden werde, die zo goede regifters wegéns zyne Tra&aaten, ontvangften uitgaave, het Ceremonieel, de dienften en verordeningen hadt, als de Turkfche. 'tGe-  TURKSCHEN RYKS enz. 181 't Geduld der Turken roemt hy als zodanig een, wiens gelyk onder andere natiën ganfch niet wierdt: gevonden. In het aangehaalde voorbeeld heeft hy volkomen gelyk. Wanneer naamlyk een hedendaagfch Vifier van alle zyne Waardigheid wordt beroofd; dan verdraagt hy zulks met een foort van volftrekte onverfchilligheid; en wordt hy, gelyk reeds hier endaar gefchied is, daartoe weer verheven; dan is hy 'er zo grootfch op, als of geen ongeval hem ware ontmoet. Doch de oude Stoicynen en noodlotdryvers mogten hen hierin bezwaarlyk iets toegeeven. Met recht vcrwyt hy hen hunne veinskunde, de dubbelzinnigheid hunner uitdrukkingen en hunne gierigheid; maar vergeet niet, aan te merken, dat men niet moete denken, alles, inzonderheid by dc Minifters der Porte, door geld te verkrygen. - Ik zou ongemeen veel moeten uitfchryven, wilde ik uit alle Hoofdftukken zulke uittrekzels leveren, als uit de zeven eerfte. Van de volgende, welke byna meeftal de Hof-en Krygsbedienden aangaan , zal ik flegts do Titels ter nederftellen: van dc geldfoorten, doch waaromtrent, federt des Graafs tyd, eenige verandering is voorgevallen ; het gewicht en de maat te Conftantinopel; den handel der Turken; de inkomften en uitgaaven van het Osmanfch Ryk. Van het j$de hoofd, tot het einde des eerften deels vind men M 3 omgeleczen te worden. A. de la Mortraye Voïages: 2 deel. in fol. met kaarten en plaaten. Voor Turkye dient flegts het eerfte deel, a la Haye, 1727. In het 5. en 6. Hoofd, ftaat dc befchryving zyner reize naar de Syrifche en Egyptifche kuiten, in het jaar 1697. Ik heb 'er, dc befchryving van eene badftoovc cn het baaden zelf uitgezonderd, meeftal flegts reis-aanmerkingen in gevonden. Na Natolie reisde hy in het jaar 1698. Van het qjc Hoofd, af tot byna het einde des eerften deels, befchryft hy zyn bykans tienjaarin verblyf in Turkye. Te Smyme was hy een half jaar, in welken tyd hy verfcheide eilanden van den Archipel bezogt- Te Conftantinopel bleef hy eenige jaaren. Van die ftad zelve, het Se* rail, de Turkfche huwelyken, en verfcheide Godsdienft-plegtigheden, als mede de openbaa. re gebouwen levert hy taamlyk uitvoerige be. richten. Hy deedt eene reis naar Nicomedië, Brusfa, Angora, Synope, eenige eilanden van den Archipel, Salonike, Adrianopel en Troja De befchryving dezer plaatzen beflaat niet vee.' ie  TURKSCHEN RYKS enz. 185 le bladzyden. Daar komen gewigtige en min gevvigtige gevallen voor, welke in zyn' tyd in Turkye, zo wel inStaats-alsGodsdienft-zaaken, niet alleen aan de Porte, maar ook by vremde Gezandtcn, onder de Oojierfche en Wefterfche Chriftenen gebeurden. Den pragtigen intogt van Sultan Mustapha in Conftantinopel befchryft hy Hoofd. 13. en verhaalt menige dingen van den Prins Tokeli en Koning Carel XII. Nopens penningen en oudheden bericht hy verfcheide dingen, cn beeldt die ook op plaaten af; even als dergelyke plaaten meer gefchikt zyn, om de klceding, Godsdienft-plegtigheden, vermaaken enz. aldaar te kennen. Over het algemeen zal dit boek voor den grooten hoop der gewoone leezers aangenaam en nuttig wezen. Dit is zeker, dat zeer veele verzamelaars ongemeen veel van hem hebben geleend, waar door zy hunne werken bevallig en inneemend hebben willen maaken. §. LIV. Eenige Schryvers der agttiende eeuwe; inhoud hunner werken, en beoordeeld. Met bet begin dezer eeuwe deedt Joseph Pitton Je Tournefort , op koften des Koningsvan Frankryk, eene reis naar de Levant. Hy was, gelyk men weet, één der grootfte M 5 Kruid-  186 BESCHRYVINGE des Kruidkundigen zyns tyds. Zyne reisbefchryving beftaat uit twee en twintig, aan den Staatsfecretaris, Graaf de Pontchartraust gefchreeven brieven, onder den Titel: Relation dun voïage du Levant, fait par ordre du Roi de France fif c. par J. P. de Tournefort. Tom. I. & II. a Paris, 1717. 4. met zeer veele plaaten: (in 't Nederd. P. de Tournefort reize naar de Levant, met pl. Amft. 1736. 4. en in het Hoogd. te Neurenberg, 1776. in 8™.) De twee eerfte brieven befchryven het eiland Kandia, en de derde den tegenwoordigen toeftand der Griekfche kerke, taamlyk onzydig. De volgende 7 brieven vermelden zyne reis naar de voornaamfte eilanden des Archipels. In den 11 en i2den ir-wf vind men de befchryving van de Dardanellen, Gallipoli en Conftantinopel. De 13de handelt van de Regeeringsform, en de 14de van den Godsdienft, de zeden cn gebruiken der Turken. In den I5den komt eene befchryving voor van het Kanaal cn de zwarte Zee. De 16 en 17de behelzen de reis na, en de befchryving van de zuidelykc kuften der zwarte Zee van het Kanaal af tot Sinope , cn van daar naar Trapezunt. Het bereizen van Armenië en Georgië vind men in den rflden brief. Hier verhaalt hy omftandig, voor hoe veele onrechtvaardige beledigingen men bloot ftaat, wanneer men uit Turkye naar •Perfië reift. Hy befchryft mede de Kurden, maar  TURKSCHEN RYKS enz. 187 maar vergift zig, wanneer hy ze met de fefiden voor één volk houdt. De 19de brief levert de reis naar Edfchmiazin, Ararat, en de terugreis naar Êrzerutn, waaromtrent hy met Chardin redelyk overeenkomt. De 20«* brief levert een aanhangzel tot de twee voorgaanden, by de afbeelding van de gebruiken, den Godsdienft en handel der Armeniërs. Hier fchynt hy wat bitter en partydig te wezen , hoewel de zaak over het algemeen echt, en hy in menige opzigtcn zeer omftandig is. De 21 en 22'^ brief maaken het flot van de reis van Tokkat en Angora, en van Smyrne en Ephezen. Smyme is zeker, naa zyn tyd, zeer veranderd , en het getal der in. wooners veel grooter geworden. — Deze reisbefchryving verdient, over het algemeen, allen mogelyken lof. Zy is juift en naauwkeurig; en de eilanden, fteden, oudheden, wyzen van kleeding, planten enz. worden op heerlyke cn duidelyke plaaten afgebeeld. Allcrwege wordt de oude Geographie met de tegenwoordige vergeleeken. Men vind 'er eene reeks van Oudheden in, enwaarfchynlykeen derde gedeelte van dit werk wordt wel befteed tot botanifche onderzoekingen. Deze hadden , daar ze voor de meefte leezers onverftaanbaar en van geen' djenft zyn, in dezen druk weggelaaten, in het Syftema Botanicum Tournefortianum geplaatft, en daar door deze reisbefchryving een derde gedeelte  i88 BESCHRYVINGE des dcclte korter gemaakt kunnen worden. Anders leeft men de reis-aanmerkingen met vermaak, cn de ftyl is bevallig. In zyn tyd wierden de Duitfch-Keizerlyke, Poolfche en Ragufifche Gezandten nog te Conftantinopel gehuisveft. Dit gefchiedt thans niet meer. De eerften hebben een geregeld Palcis te Pera, cn voor anderen worden, by hunne aankomft , huizen aldaar gehuurd. Reizen door een gedeelte van Europa, klein Aftë, verfcheide eilanden van den Archipel, Syriën,Paleftina,Aegypten, den berg Sinai enz. door I. A. van Egmond van der Nyenburg enz. en Joh. Heyman. II deelen. Leyden, 1757. 1758. in4. De laatfte, Hoogleeraar in de Oojierfche taaien te Leyden, deedt zyne reizen van 1700—1709; maar dc eerfte, buitengewoon Hollandfch Ge' zandt tcNapels, in de jaaren 1720-1723. Beide bereisden byna dezelfde geweften, cn uit hunne papieren bragt J. W. Heiman, M. D. deze reisbefchryving by wyze van brieven tot ftand. De zes eerfte brieven, welke van Europa handelen, behooren niet tot myn vak. De 7de fpreekt kort van eenige eilanden des Archipels. In de vier volgende worden Smyme, Ephezen, Scala nova, Tiria, Sardis, met de omleggende landen, en bygevoegde, menigvuldige Griekfche en Latynfche opfchriften, dergelyke ook elders in menigte voorkomen, be- fchree-  TURKSCHEN RYKS enz. 1S9 fchreeven. De f2 Occidentis , en Hieroclis Grammaticus Synecdemus, of werk van de Provinciën en fteden des Oofterfchen Keizerryks enz. In het derde ftuk, groot 440 pag. zyn, in agt boeken, verfcheide berichten nopens de Oudheden van Conftantinopel gedrukt, en wel in de Griekfche Origineelen met eene Latynfche over11 Deel. N zet-  194 BESCHRYVINGE. des zetting. Hierby zyn gevoegd Petri Gyelii de Bosphoro Thracne, Ub. 3. en deszelfs Topographia Conftantinopoleos, fif de illius antiquitatibus, Ub. IV. Het tweede'ftuk vervolgt met bet derde deel des irten ftuks de bladzyden, en maakt zamen 1017 bladz. uit. Het is omtrent met 50 zuivere plaaten in fol. cn landkaarten verfierd, welke deels veele penningen, deels veele dingen uit Grelot over Conftantinopel, doch in een grooter Formaat, deels in 't byzonder zeer omftandig de zo genoemde hiftorifche Pyramide, met het geen daarop ftondt, afbeelden. Hierin zyn acht boeken Commentarien des fchryvers over de oudheden van Conftantinopel, enz. Uit deze. opgaave zal men ligt merken, met welk een voordeel dit werk gebruikt kunne worden, om de vroegere en laatere Hiftorie van Conftantinopel , het Oofterfch Keizerryk, en dcGriekfche Kerk te kennen. Frodnuan (Hoogd.) Bericht der wurklichen Gebrauche der Turken, Tartam, und der in folchen Landen unter ihnen walmenden Chriften. Stralfund 1715. Ik weet met geene zekerheid, of de fchryver zyn' waaren, of flegts een' verdigten naam hebbe opgegeeven. Naar zyn voorgeeven was hy met Carel XII. in Turkye geweeft, en fchryft, naar zyn bericht, uit een verfch geheugen. Dit werkje beftaat uit 8© bladz, in kl. 8vo, en fchynt meer, voor den gemee-  TURKSCIIEN RYKS enz. $|f mcencn man, dan andere leezers opgefteldI te zyn. Het zou der moeite niet waardig zyn, den inhoud nader te melden. . G C yon den Driesch (Hoogd.) hftonfche Nachricht von der Romifch-Kaferlkhcn Grofzboifchaft nach Conftantinopel Nnrnb. 172349,. tofe in 4C". daarin vind men, volgens de opgaave op den Titel, heel byzondere berichten van der Turken Staatkunde,Godsdienft, Griekfche oudheden, en andere merkwaardige, elders te vergeefs gezogte zaaken, waarby veele dingen met dc naauwkeurigfte plaaten zyn opgehelderd. Maar het is een, met ongemeen veele, cn voor dc meefte leezers onverfchillige zaaken opgevuld , eigcnlyk Gczandfchaps-dagvcrhaal, waarin, naar gelegenheid en omftandigheden, dit en dat over Turkye is aangemerkt, buiten alle orde en zamenhang, en geenszins in een uitlokkenden ftyl. Daar komen wel allerleie dingen in voor; maai; die vind men, door andere fchryvers, veel geregelder en bondiger verzameld. Men zal wel, hier en daar, eenige gewigtige aanmerkingen vinden; maar ter verkryginge ecner genocgzaame kennis des Turkfchen Ryks, is het der moeite niet waardig, om het door te leezen. Uithemen anderen komen de misdagen voort; by voorb, blad. 283. dat te Mekka Muhameds graf is; deszelfs voorgewend Teftament (bladz. 334-) ware den ë Na Mon-  iq6 CESCHRYVINGE des Monniken des Klooftcrs op den berg Karmel by den berg Libanon verleend , cn dit legge flegts één uur van Mekka; op den berg Sinai (bladz. 366.) waren 22 Klooftere, en'er waren geene vrouwsperzoonen op te vinden; daar tog dit van de Klooftere gemelde flegts van den zo genoemden II. berg (Athos) gelde; de Mufti gorde den Sultan (bladz. 429.) bydeThroonsbeklimming, den Sabel om, enz. De plaaten dienen weinig ter ophelderinge van Turkse. Paul Lukas reizen zyn (in bet Hoogd.) in eenige kleine deelen uitgekomen. — mis naar de Levant enz. overgezet, Hamburg 1709. 8. is groot 165 bladz. Hier komt de reis voor van Frankryk naar Egypten, en de daarin gedaane reizen; en van daar naar Cyprus , Tripoli in Syrië, naar den Libanon, naar Balhek, Damascus, Aleppo, den Euphraat , naar Erzerum en JCars. — Dc plaat raakende den Nyl, van Kairo tot deWaterwallen fchynt Pocock tot eenen goeden grondflag gelegd te hebben. Voor 't grootfte gedeelte zyn het meer reis-gevallen en korte bezigtigingen, dan eigenlyke befchryvingen. Pocock en Tournefort leveren betere zaaken. — Reis naar de Levant, Armenië, Perfië^ , Turkye enz. Hamb. 8. groot 208 bladz. Dit is een enkel dagverhaal, waarin hy voornaamlyk verflag doet van zyne reisgevallen , en wat hy als in het voorbygaan heeft gezien; maar  TURKSCHEN RYKS enz. 197 maar waarby, zelden, befchry vingen van plaatzen, en nog veel minder van de verfcheide landnarten voorkomen. De meefte plaatzen zyn ook flegts fchielyk doorgereisd, en is dus de Chardin een heel ander man. De fchampere bejegeningen kan men 'er goed uit leeren kennen , waar voor de lands-inwooners met alleen, maar ook de reizigers zyn bloot gefteld. - Aller nkuwftè reis in klein Afia en Africa enz. op bevel des Konings van Frankryk gedaan door Paul Lukas enz. met eene accuraats landkaart. (Hoogd.) Hamberg 1^5- 8. groot 370 bladz. Hier leeft men de reis van Frankryk naar Conftantinopel te water; van daar over Chalcedon,Nicomedië,Nicea,Brusfa, Kutaja, Angora, Cefarea, Kogni, Scutari, terug naar Conftantinopel, en van daalna Adrianopel, Philippopolis, Salonica, Monte Santo, Negroponte, Atheen, de eilanden Andros cn Scio, Smyma, Sardes, Kogni, Adama, Antiochien, Aleppo, Sidon, Jaffa, Jerufalem, en de omleggende landen, St. Jean SAcre, Cyprus, Fiume en Arfinoë in Egypten, Alexandria, Tripoli in Barlnrye, Cyrene en Tunis naar Marfeille. - Zyn verblyf aan de meefte plaatzen was te kort, om veel te kunnen doen. Zyn oogmerk was voornaamlyk om oude penningen voor den Koning van Frankryk, onder het voorwendzel eener medicynfche reis, op te koopen. zyne reisgevallen vlegt hy 'er omK 3 ftan-  198 BESCHRYVINGE des ftandig in, even als ook berichten van anderen. De kaart fchynt mede van Pocock by de zyne tot een' grondflag gelegd te zyn. Het is een enkel dagverhaal; weshalvcn men de ftoffen in twee of meerdere van deze reisftukken zamen moet zoeken. De geloofwaardigheid mag niet ligt in twyfel worden getrokken. — P. Lukas reis naar Turkye, Syrië, het H. Land, als mede Hoog-en laag Egypten enz. (Hoogd.) Hamburg 1721 cn 1722. 2 deelen 8vo. Hier vind men de reis na gemelde landen, met veele aanmerkingen, cn is omftandiger, dan de voorige. Het tweede deel befchryft inzonderheid Egypten, zynde in het zesde boek daarby gevoegd eene algemeene af beelding van Egypten-land, raakend deszelfs legging, voordeden, magt, handelen gebruiken, en eene landkaart van neder-Egypten. — Het is te denken, dat hetOrigineel aangenaamer is, om te leezen , dan de overzetting. In veele, my heel wél bekende, en tot de reisbefchryving gevoegelyk behoorende ftukken, heb ik dit werk heel naauwkeurig bevonden. Doch de vooraf gemelde fchryvers ontheffen iemand van de moeite, om het thans te leezen. Eenige aanmerkingen, in het voorby gaan gemaakt, uitgezonderd, vind men'er nopens Turkye en de Turken niets gewigtigs in. De la Roque voïage de Syrië & du Mont Liban. zdeel 8. a Paris, 1722, Op den Titel is de  TURKSCHEN RYKS enz. ^99- de geheele inhoud dezes boeks dus Z lefchryving des gcheclen lands bekend onder den naam van Libanon, AnUhbmon,KesZn enz. beneffens den oorfprong, Godsdienft, eleden der volken, welke dat land be—; de befchryving der puinhoopen van thans Mm genoemd, en eene ^9f^J^ handeling over deze ftad; met eene koite lec vens-befchryving van een Provmaaden Edelen en Kluizenaar oP den berg Lwanm, ch p-hen Prins Juxes, welke om den Chnftelyken rodsdienft fticrf. " Wilde men, 't geen «gmi dan zou zulks weinige bladen befiaan H*fl meefte ziet oP min gewigtige ros-aanmerkm- ^Demetrius Kantemirs i^.»^ r Empire Othoman &.c> traduüe en Francois pa> de [oNC^uiEREs, h Paris, i743- * W* 't Hoogd. uitgekomen te Hamburg *74*M oorfpronglyk in 't Lrty» gefchreeven. t OnX neel zoude te Petersburg zyn, en is nog met Jedmkt. Des fchryvers Zoon hadt begonnen, §eeneItaliaanfche overzetting Uit de A»** vertaahng rs de W ƒ maakt In de voorreden vergelykt hy de HeZe met de Chriftelyke tydrekening , onderSkende zo wel den naam der Turken, alsden  2oo BES CHR Y VING E des oorfprong van het Osmanfch Huis. De Hiftorie der Turkfche Keizers is tot Achmet III. toe befchreeven, en uit bronnen genomen, die of onze Hiftoriefchryvers niet bezitten, of niet verftaan; hoewel ook veele fouten of op rekening der overzetters , of des eerften uitgeevers, gewis, gefteld moeten worden. En de fpelling der Turkfche woorden inzonderheid is ganfch de befte niet, maar beter is die in denDuitfchen druk, alwaar men zig naar Meninski heeft gengt. Voor 't overige verzekeren zy, die Kantemir met de Turkfche origineele ftukken hebben vergeleeken, dat hy ze of oppervlakkig, en in verre na niet met eenebehoorlyke naauvvkeurigheid gebruikt hebbe. Th. Shaw, een Engelfch Arts, heeft reizen naar Barbarye en de Levant, alwaar hy zig omtrent het jaar 30 dezer eeuwe eenen geriiimen tyd ophieldt, uitgegeeven. Zy ondcrfcheidcn zig, ongemeen, van den grootften hoop van andere reisbefchryvingen. Want zy leveren geene gevallen, losfe aanmerkingen, fabelenen invallen op, maar wel een' fchat van geographifche, natuurkundige, philologifchè en andere kundigheden, welke de fchryver niet op eenvlugtige reis, maar by een langer verblyf in die geweften heeft verzameld. De Franfche overzetting is in 'sGravenhage, T743. in 2 tem in 4to, met veele kaarten cn plaaten uitgekomen,  TURKSCHEN RYKS enz. 201 men, (en in twee onderfchcide vertaalingen in het Nederduitfch, onder den Titel: Th. Shaw reizen door Barbaryen en het Ooften, met pl. te Utrecht en Amfterdam , I77& 4-) — Het lS geenreis-dagboek, maar een ftelzel, cn als een Rcfultat van ontdekkingen , die de fchryver heeft gemaakt,hebbende hy voor dezelve eene zeer nutte voorreden geplaatft, waar uit ik dat geen, wat voor leezers van myn werk dienftig zyn kan, en 'er evenwel niet in ftaat, zaaklyk zal ter neder ftcllen. „ Op eene wyze in het Ooften te reizen, (zegt hy,) welke gerucht maaken, en den argwaan van rykdommen kan verwekken, is zeer gevaarlyk. In de zandige woeftynen reisd men, by gebrek van water, met met paarden of muilezels, maar met Kameclen. Deze laat men, in een' kring, rondom het reisgenootfehap legeren, zo dat de koppen na buiten ftaan. Agter hen legd men de zadels, waaren, en wat men by zig voerd, maakende dus als een bolwerk rondom zig heen. De Kanwelen zyn van natuure leevendig, ontwaaken by het minft geruifch, en zyn dus byna fchildwagten. _ Metleere zakken voor water, met meel, olie, wynazyn, olyven, gedroogd vleefch, een houte fchotel tot het brood bakken, en een koperen pot om te kooken, is men voorden. _ De gedroogde Kemcl-mift eener vooriif getrokken Karavaan dient voor hout. - Dc • N 5 Sc-  202 BESCHRYVINGE des gefchenken , welke men van de Arabiërs in. Barbarye krygt, eifchen tegengefchenken van naalden, mcsfen, fchaaren, enz. — In Syrië en Egypten kan men niet wel anders, dan met Karavaanen, en in verre na zo veilig niet reizen , ais onder de Arabiërs in Barbarye. — Een reiziger doet wel, zig zo als zy te kleeden." Het eerfte deel behoort eigenlyk niet, of flegts op eene afgelegen wyze, voor zo verre Algiers en Tunis landen zyn, onder Turkfche befcherming ftaande, tot myn vak. Hy levert naamlyk in 414 bladz. geographifche, natuurkundige, en gemengde, doch overal uitnecmende aanmerkingen over de twee gemelde Landen. Het tweede deel vervat, in 192. pag. vyf Hoofdcleelen van den volgenden inhoud: geographifche aanmerkingen over Syrië, Phenicië en Paleftina, over Egypten, het klippig Arabië, en de reizen cn legerplaatzen der kinderen Israëls, natuurkundigeaanmerkingen, of eene proef der natuurlyke hiftorie van Syrië, Phenicië en het H. Land; dergelyke over het klippig Arabië; en cindelyk natuurkundige cn andere aanmerkingen over Egypten. Dit alles wordt met een uitfteckend aanhangzel van uittrekzels uit oude fchry vérs en andere by voegzels beflooten, welke tot getuigenisfen en ophelderingen van het ganfche werk dienen. Des is het voor den Schriftuur-en natuur-onderzoekers 3 even als voor  TURKSCHEN RYKS enz. 203 voor hem, die zig op de Letterkunde, Aardryksbefchryving en oudheden toelegt, bruikbaar en nuttig, en heeft, in dit vak, weinige zvns gelyke. Voor hen, welke die landen willen bereizen, dient het, vooraf, tot eene uitfteekende onderregting, waarop zy moeten letten , en hoe ze zig in hunne berichten naar hem moeten gedraagen. Nouveau voïage de Grece, #'Egypte, de tale. fine, d^ Italië, de Suffe, ff Al/ace & des Pats-bas, fait en * * H^ W . 0ïl$* dezen breeden Titel, waarby men eenige folianten of Quartynen zou verwagten, zyn 25 brieven op 382 bladz. in ottavo gedrukt, welke geen' anderen ftempcl, dan van eene hgte en oppervlakkige verzameling uit de bekendfte reisbefchryvingen hebben. Twee omftandighcden fchynen dit nog te bekragtigen; deels dat de fchryver zyn'' naam niet uitgedrukt, deels aan eene Juffer heeft opgedraagcn. Mogt al de fchryver werklyk aan die plaatzen, gelyk hy voorgeeft, zyn geweeft; daardoor zoude egter dit zyn werk niet aanpryzcnswaardiger worden. De in de voorreden geuite gedagte, dat in de Levant de Chriftelyke Godsdienft weidra een einde zoude neemen, indien de Jefmten hem niet ftaande hielden, wil ik niet den Proteftanten, maar den Röomfchen alleen ter benspinge overlaaten, Vyftig Familien, m Egyp- ten,  2o4 BES CHRY VING E des ten, welke, naar zyn verhaal, de wet der natuure flegts volgen, en over de grondwaarheden des Chriftendoms zo zouden fpreeken, als de Vrygeeften, zyn niets verder, dan een verdigtzcl van den fchryver. P. Angeligüs Maria peregrinans in Jerufalem: vremdeling te Jerufalem, of uitvoerige reisbefchryvingen. (Hoogd.) Wenen en Neurenberg, 1735. in 4. met veele plaaten, groot 964 bladz. Dit is een groot Magazyn van wcrklyke befchryvingen, en aanmerkingen van allerlei flag, welke de fchryver, op zyne reizen van 1726 af, over Italië, den Archipel, Conftantinopel, klein Afië, Syrië en Egypten heeft verzameld, waarin veele goede en echte ftukken over de Geographie, Natuurkunde, Oudheden, Natiën enz. voorkomen; maar aller cerft door een omzigtig leczer en onderzoeker, met een goed oordeel, int de menigte van ruime en verwarde berichten gezogt moeten worden. De plaaten zyn meeftal naar die van Tournefort en anderen gemaakt. Twdnne Stora Swenska Herrars (v. Hopken en Carlson , Zweedfche Afgezandten aan de Porie) Refe-Beskrifning ifran Cypera til Afien , Jerufalem éfV. Stokholm 176B. Daar deze reisbefchryving, buiten des uitgeevers voorreden, flegts uit twee bladen beftaat ; zo kan men 'er niet veel in zoeken: maar nogtans zegt  TURKSCIIEN RYKS enz. 205 zcgtzy niets, dan het geen zeker is, cn hoe het in 'tjaar 1733, toen deze reis gedaan wierdt, in het H. Land en te Jerufalem hebbc uitgezien; en in zo verre is ze ook van nut. Jean Bell cI'Antermony , Voyages &c. a Paris 1767. 8. uit het Engclfch overgezet. (In het Nederduitfch bekend, onder den Titel: John Bell reize van Petersbu^g naar de voornaamfte' geweften van Afia, 2 deelen, met pl. Leiden 1770. 8.) Hier vind men, by het flot des derden deels, een kort verflag eener reize van Petersburgxnzc Conftantinopel. Wat hy van de laatfte ftad zegt, is, naar zyne eige belydenis , wel weinig, doch echt; maar zyne gisfing, dat 'er vselligt niet meer , dan vier honderd duizend menfehen in waren, is zeker ongegrond. Tot de eenige merkwaardige, en uitfteekende Turkfche Familien rekent hy dc beide Tfchigal-Ogiu cn Kuperli, onder wier voorrechten ook dit zy , dat haar de Sultan niet ter dood veröordcelcn konde. De opgegeeven, cn naar mylcn berekende reisweg tusfehen de twee vooraf gemelde fteden zal menig een' niet onaangenaam zyn. Hy rekent hem op 1925 Engelfche mylen. Voïage d'Egypte & de Nubië par Mr. Fred. Louis Norden. Ouvrage enrichi de cartes & de figures deftintes fur les lieux par /' Auteur même, hCopenh. 1755. fW. Dit werk is zo pragtig gedrukt, als mogelyk geene reisbefchryving. Behal-  ■zo6 BESCHRYVINGE des halven de voorreden en het /rcgifter befiaat het werk 2%8 pagt en is met 159 even zo heerryke plaaten voorzien. Dc fchryver, emHoljkiner, deedt, met de noodige kundigheden toegeruft, deze reis in de jaaren 1737 en 1738. Daar dit zyn wcrkcigenlyk.dat geen is, wat dc Titel belooft; zo vind men flegts, in het voorby gaan, aanmerkingen over den toeftand des Turk/dien Ryks, en dus behoeve ik niets meer, dan den voornaamen inhoud der Hoofdftukken op te geeven, ten einde men weete, wat men 'er in moete zoeken. De eerfte af deeling behelft de befchryving van oud Alexandrië, in 24 bladz. de tweede, van nieuw Alexandrië, tot pag. 44. en de derde, van oud en nieuw Kairo, tot pag. 70. Hier moeft hy zig, wegens verfcheide omftandigheden , langer, dan hy1 dagt , ophouden ; waarom hy in de vierde eene befchryving geeft van de Pyramiden, met aanmerkingen over de naaldzuilen, tot pag. 104. De volgende Hoofddoelen leveren zyn reis-verhaal van Kairo tot Dfchlrdfdie, de hoofdftad in Opper-egypten, tot bladz. 150. Vervolg der reize naar Esfuan, tot pag. 190. en van daar in Nubiï., doch met veel moeite, groote koften en gevaaren tot de ftad Deir of Derri, tot bladz. 238. Hy wilde van daar na den tweeden grooten waterval des Nyh reizen; maar ontmoette, in de laatftgemelde ftad, zo veele werklyk onöverkomelyke hin-  TURK SC II EN RYKS enz. 207 hinderpaalen, welke hem door de bewooners aldaar, en voorül den Aga, in den weg wierden gelegd, dat hy zig gelukkig moeft agten, met het Leeven daarvan, en zo op denzclfdea weg naar Kairo terug te komen. \i Kortens Reis mar het beloofde Land, (Hoogd.) kwam uit in het jaar 1741. te Altona, met vyf, de ftad Jervfalem en 't H. Graf afbeeldende plaaten. De fchryver, een Boekhandelaar , welke, naar zyne eige belydenis, geene geleerde taaien of andere weetenfchappen bezat, deedt die reis in het jaar 1738. Dit werk is groot 544 bladz. maar kon twee derde gedeelte kleiner wezen, wanneer 'er de ingemengde, tot de zaak in het geheel niet behoorende , meeftal ftigtelyke, maar hier niet gezogtc aanmerkingen uit waren gelaaten. Als eene reisbefchryving is het één der minft gewigtige boeken. Twee fuiken verdienen oplettendheid, en hy zelf beveelt het verder onderzoek daarvan, inzonderheid door een'Wiskundigen, op het nadruklykfte aan. Voor eerft zou 't tegenwoordige Jerufalem, byna tegen het algemeen aangenomen gevoelen, volkomen op de plaats van 't oude ftaan, met dit onderfcheid alleen , dat het veel kleiner, dan dit is; en hy fchynt 'er geen ongegrond bewys voor te hebben, te weeten dit: dat de het influitende dalen ganfeh geene verplaatzing na die zyde toe vergunden, waar  2o3 BESCHR.Y VINGE des waar ze tog plaats moeft hebben gevonden, indien 't daar mede zo gelegen ware. Ten anderen, dat het H. Graf ganfch niet de waare begraafplaats van Chriftus, maar die van 't tegenwoordige taamlyk aflegge, en het, in Constant yns tyden, op de tegenwoordige plaats aangelegd, en 'er de Kerk over heen gebouwd zy, om als in een kort begrip alle vermeende heilige merkwaardigheden van Chriftus dood en begraavenis te bevatten. — De fchryver nam byna denzelfden weg, dien Hasselqutst heeft genomen, maar mag met hem ganfch niet worden vergeleeken. De volgende plaatzen (bladz. 33.) uit hem haale ik hier nog alleen aan , welke ter verdere opheldcringe der geleerde Zweedfche reisbefchryving dienen. „ Te Jaffa betaalde ik den Roomfchen Procurator der Bedevaartgangers 66 Piafters, waarby hy my zeide, dat ze hierby het minfte niet verdienden, maar dat alles voor tol aan de Turken, en voor onkoften aan paarden en geleiders wierdt befteed. Daar voor bezorgden ze my vry na Jsrufalem cn wèer terug. Voor de koft cn 't goed onthaal in hun Kloofter begeeren ze niets, maar elk geeft daar voor naar zyn' ftaat en vermogen, 20, 30, 50 en meer Piajhrs; en men zeide my, dat ik vier weeken tyd had, om my daar voor te Jerufalem op te houden. " Zo liep het ook met hem af. Want hy ware, wel gaarne, langer daar ge-  TURKSCHEN RYKS enz. 2ö9 gebleeven, maar men drong by hem zo fterk aan, dathy, ten gemelden tyde, weer van Jerufalem moeft vertrekken. Voort daarna ,Uadz. 38, fchryft hy: „ in verfcheide reisbefchryvingen heb ik geleezen, dat men zig beklaagt, hoe de hovaardige Turken niet toelaaten, dat een Chriftcn op een paard in de ftad ryde , maar op een' ezel, of te voet daarin moet gaan; maar wy reeden, op onze paarden, tot voor de poort des Roomfchen kloofters. Waaruit men ziet, dat dergelyke dingen veranderen, naar maate een Bajfa mogelyk gezind is, of zyne gunft door gefchenken wordt gekogt. " Mevr. van MonïAgue , Gemaahn van een Engelfchen Gezandt te Conftantinopel, heeft zig door haare brieven, (in 't Nederd. bekend onder den Titel: M. W. Montague brieven, gefchreeven geduurende haare reize in Europa, Afta en Afrika, 1 deelen, 8. Amft. 1765. enz.) beroemd gemaakt. Men moet in haar de kennis veeier taaien, der hcidenfche oudheden , de verftandige invallen , eenen fchilderenden ftyl en andere uitfteekendheden, inde daad bewonderen. Maar, wie 'er een ftelzcl nopens den toeftand van Turkye in wilde zoeken, die zou zig ongemeen bedriegen. Zy houdt, behalven ongeloovelyke dingen, en het al te vleijend gefchilderdCharacter der Natie, volflagen onwaarII. Deel O he-  210 BESCHRYVÏNGE des heden ftaande. De Turkfche vrouwen fchryft ze groote vryheden toe, welke zy, door middel van haare Koppelaarfters, de Joodfche vrouwen , bezaten; zy agt haare leevenswyze gelukkig, om dat ze niet in 't openbaar en buitens huis behoefden te werken , even als of een luiledig leeven 't gelukkigft ware. In den 3iften brief vermindert zy de Peft dermaate, als of ze naauwlyks ééne onzer gemeene Epidemifche ziekten evennaardd, waarvan nogtans het tegendeelbaarblyklyk is. Zy ontkent, dat de beelden en ftandbeelden door de Turken wierden vernietigd, om dat ze tog de zinnebeeldige figuuren op de Naaldzuilen (Obelisken) ongefchonden lieten; het welk met de algemeene ondervinding ftrydt, en daarenboven op onwaarheid ruft, gemerkt de Hieroglyphen of Zinnebeelden niet in gedaanten van menfehen, maar in vogels, boomen, en andere willekeurige tekenen beftaan, welke de Turken zelve fchilderen. In den 27^ brief fpreekt ze van zo genoemde Paueiners teSophia, als van navolgers en byzondere hoogagters van Apoftel Paulus, welke daar eene Kerk bezaten, waarin hy zou gepredikt hebben; daar dit tog de Pauliciani, een tak eener Manicheefche Se&e, zyn. Daar verzekert zy mede , dat onze overzettingen des Korans naar de affchriften van Griekfche Christenen waren gemaakt, welke niet in gebreke' blee-  TURKSCHEN RYKS étfc m bleeven, hem met de uiterfte kwaadwilligheid te vervalfchen. In denzelfden brief oordeelt zy lVan de Armuten, dat zy, op eene verftandige iwyze, belydenis deeden van den Chriftelyken ■en Mahomedaanfchen Godsdienft. Zouden wel anderen zo wonderlyk denken, en in dit ftuk ieen volk, het welk in de uiterfte onbefchaafd■ heiden onkunde leeft, verftand toefchryven? Nopens de Armeniërs bericht zy in den 4^en Irief, dat ze geene Transfubftantiatie geloofden, en in den 43^, dat Chalcedon thans nog eene groote ftad zy; welk beide nogtans onwaar is. Met Tournefort kan men, zonder eenige zwaarighcid, gelyk ftellen het werk van den geleerden Engelfchman , Richaro Pocock: Travele to theEaft witb cuts and maps&'c. Lond. 1743. 2 vol. fol. in het Hoogd. den Titel draagende: Befchreibung des Morgenlandes und einiger anderer Ldnder. Erlangen 3 Th. in 4. mit vielen kupfern itffla enz. door Windheim , en op nieuw uitgegecven door Prof. Breier en D.Schreber. (en in het Nederduitfch, Befchry* Ving van het Ooften en van eenige andere Landen enz. Utrecht, Rott. en Amft. 1776 enz.) In het eerfte deel handelt het eerfte boek van Neder-Egvpten; het tweede verhaalt eene reis des fchryvers van Groot-Kairo over den waterval des Nyls, en naar beneden naar Kairo ewDamiate; het derde behelft de reis van Grcot-Kairo langs O 2 de  212 BESCHRYVINGE des de roode Zee, in het klippig Arabië, naar den berg Sinai, en terug naar Kairo, Rofetto en Alexandrië ; het vierde bevat de regeerwyze, gewoonten en natuurlyke hiftorie van Egypten; en eindelyk het vyf de behelft gemengde aanmerkingen, raakende voornaamlyk de oudheden en natuurlyke Hiftorie van Egypten. In het tweede deel handelt het eerfte boek van Paleftina of het H. Land; het tweede van Syrië en Mefopotamie; het derde van het eiland Cyprus, en het vierde van het eiland Kandie. In het derde deel komt de fchryver, in het eerfte boek, tot de eilanden van den Archipel, doch waarvan hy eeniglyk Scio, Mytilene, Tenedos, Lemnos, Samos en Pathmos befchryft. De reis door Natolië, volgens de oude verdeeling van Jonië, Carie, Groot-Phrygie, Galatie, Paphlagonie, Bythinie, Pontus en Propontis maakt het tweede boek uit; even als die door Thracië en Griekenland, met de befchryving van oudheden en planten het derde. Hierby zyn drie boeken als een aanhangzcl gevoegd, waarin aanmerkingen over eenige deelen .van Europa , de oude aardbefchryving en over het reizen, de gewoonten en zeden, en eindelyk over de groote verandering der dingen in de waereld voorkomen. — Hoewel in deze reisbefchryving, met uitzondering van Egypten, nopens den toeftand des Turkfchen Ryks byna in het geheel niets wordt  TURKSCHEN RYKS enz. 213 wordt gemeld 5 is zy egtcr, in haare foort, ééne der volkomenfte, en wordt door de fraaije landkaarten en plaaten ongemeen opgehelderd. Dikwerf doolt de fchryver in zyne gisfingen, en het bevreemdt den leezer, op ééne bladzyde, by de berichten , zomtyds verfcheide maaien te leezen: naar myne gedagten; naar myn oordeel, enz. Maar mogelyk wordt hy daar door, by alle die befchryvingen, waarby men zulke byvoegzels vindt,des tc geloofwaardiger. De ftyl is anders menigmaal afgebroken, en geenszins inneemend; en 't ganfche werk is, over het algemeen , niet voor ongelcerden, maar voor Geleerden. Salmons en van Gochs hedendaagfche Hiftorie, cf tegenwoordige Staat des Turkfchen Ryks enz. in het Hoogduitfch befchreeven : eerfte deel, behelzende de Turkfche landen in Afia en Afnca, Alt en Flensb. groot 402 bladz. in 4t0- Dlt Jf een uit verfcheide fchryvers zamengeflanft werk, waarin Ricaut, Mortraye, Thevenot, Maundrel, Toumefort, Rauchwolf, Lucas , della VaVe, Hamilton, Tavemier enz. uitdrukketyk worden gemeld. Het eerfte Hoofd, is als eene inleiding, Hellende dc legging, grootte, en verfcheide Provinciën dezes Ryks voor, even als het volgende, de mciren, zeën cn rivieren in hetzelve. In de opgaave der mylen is hier zeker eene fout. De haven van Conftantinopel O 3 zou  tH BES CHRY VING E des zou (bladz. ro.) 8 mylen in den omtrek hebben,' cn de zee van Marmora nogtans maar 15 of 20 mylen breed, en 40 lang zyn. Het derde hoofd, handelt van der Turken oorfprong, neiging en inborft, geftalte, kleeding, leevenswyze, eeten en drinken, vermaaken en plcgtigheden. De voorgegeeven loosheid der Tur, ken, om koophandel zonder boekhouden te dryven, en korter, dan wy, klaar te raaken, heeft eene opheldering noodig. Dewyl ze niets van cien wisfelhandel weeten,en zy vreemde natiën geen Crediet geeven; zo is de handel veel eenvouwdiger, dan by ons, en heeft zo veele lchnftelyke opftellen en rekeningen niet noooig- - De fteliing, dat het by de Turken, wanneer ze twift krygen , zelden tot flagen, en W het geheel niet tot een tweegevecht komt, moeft wat breeder zyn voorgedraagen. Het onbezonnen ceremonieel Tweegevecht is hen wel onbekend; maar anders taftcn zy, voort, of na den dolk en fnaphaan, of ftellen hunne wraak, by gelegenheid, op eene verraaderlyke wyze te werk. - Of hetfehoon, maar mede niet in 't algemeen, waar is, dat de Turkenvan perzoon aanzienlyke lieden zyn, zo is egter de daar voor bygebragte reden ongegrond,om dat de grootfte Schoonheden uit Georgië en Cirkasfie naar Turkye worden gebragt, en de Turken de aller fraaifte Meisjes fcoopen, Want dit kon flegts  TURKSCHEN RYKS enz. 215 flegts by dc Voornaamen enRykcn, dus eenigiyk by weinigen, en nietby den grooten hoop, plaats vinden. - Mortraye wordt, bladz. 22 als een getuige bygebragt, dat mf^f heel goedkoop kan reizen; want dat men zig flegts, door den Gezande of Refident zyner natie,naar dePorte of den Stadhouder derplaatze behoefde te begeeven, waarop dan een verzoek niet wierd geweigerd, om de gehecle reis op >s Sultans koftcn te doen. Dit is verkeerdl b grecpen ,en geheel bezyden de waarheid. Wan dergelyke vryheid wordt enkel en alleen den GezUt eener vremde Mogendheid, of eenig ander' perzoon toegedaan , die ter zaake de Sultans , en alsdan natuurlyk op deszelfs koften reift Het vierde Hoofd, befchryft des Keizeis magt, Hof-en Staatsbedienden, vrouwen, en andere bewooners van 't Serail of den Haram Van de verwarring wil ik niet fpreeken, als ot 't Serail en de Haram één cn hetzelfde waren; want dit zyn zeer verfcheiden dingen. Dit mede is zo algemeen niet waar, wat voort m het begin gezegd wordt; dat 'sKeizers heerfchappj door geene wetten en verdragen bepaald ware. Niet de Mufti, bladz. 26. maar de Scheik van de Eiubs-moskee beveiligt den Suljan- Nopens de bezolding des Groot Vifitrs, bladz. 35.welke op ^00 pondenfteidingsgefteldis,moctzekcreenedruk- fout zyn; anders ware het een grove rhisftag.  ai<5 BESCHRYVINGE des Wat over de zogenaamde Vifiers van de Bank en den Divan wordt gezegd, is uit oude fchry. vers genomen, en daaromtrent zyn, thans, groote veranderingen gemaakt. Eenige grond, regels der Turkfche Staatkunde komen in het vyf de Hoofd, voor, waarby in 't volgende de kunftgreepcn worden gevoegd, waarvan de Turken zig bedienen, om hun volk te vermeerderen, en Nieuwbekeerden te maaken. Het-zevende Hoofd, over de inhaaling der Gezandten, en hun gedrag by de onderhandelingen met de Porte krielt van fouten. Hierop wordt de Turkfche Krygsmagt en landmilitie befchreeven; ook worden de inkomften des Sultans, de Staat,' waarin hy openlyk verfchynt, deszelfs aanftelling en afzetting te boek gefield. Hier komt, by de aangording des Sabels in de Ejüks-Dfcha. mi, deze ongegronde aanmerking voor, bladz. 82. „ dit moet door den Adgi-Baffa, welke, M naar het bericht der overleveringe, altyd een „ afkomeling van Hiob is, gedaan worden. " Van de handhavinge des rechts, en de ftraffen, op zekere misdaaden in Turhe gefield, fpreekt het tiende Hoofd, en 't volgende onderzoekt die Secle des Mahomedaandoms , welke dc Turken zyn toegedaan. In 't i2de Hoofd, van den han■ del, 't gewicht en de maaten, als mede van de geldfoorten, had, ten tyde dat dit werk op. gefield is, het volgende niet moeten ftaan; bladz.  TURKSCHEN RYKS enz. 217 bladz. 117. „ dat do Genuefen eenen Refident te Conftantinopel hadden; de handel en wandel der Franfchen en Italianen fterk waren afgenomen , federt dat de Nederlanders en Engelfchen daarheen waren gekomen; ten minften dat hun handel, in vergelykinge der laatften, zeer gering ware ; de Venetianen alleen de vryheid hadden , op Kaffa in Krimfch Tartarie te vaaren; en eindelyk (bladz. 118.) de Hollanders, jaarlyks, 12 fchepen in twee vlooten, verzeld door twee oorlogfchcpen, daarheen zonden. " — Huwelyken, Echtfcheidingen en lykftatien komen in het vyftiende Hoofd. voor. De overige Hoofddoelen behooren tot de Geographie, en dus maake ik 'er geene melding van. Wat men nu voor een gebruik van dit werk moete maaken, is zo moejelyk niet, om te bcflisfen. Men merke het aan als eene verzameling, en geenszins als eene eerfte bron. In het eerfte opzigt kan men het gebruiken, maar niet in het laatfte. De berichten nopens alle plaatzen zyn niet even geloofwaardig. De ftad Bir, in Diarbek (eertyds Mefopotamië,) zoude, volgens bladz. 147, ééne, volgens bladz. 155. vier dagreizen van Aleppo liggen. Maar mogelyk is het aan dc eerfte plaats eene drukfout, en moeft wezen eenige dagreizen. Het my zo bekende Smyme gelykt niet zo zeer naar een driehoek, als wel een ongclyk vierkant. De Befeftein is geoO 5 ne  2i& BESCHRYVINGE des ne Beurs, bladz. 235. De duive-poften 'in de Levant rekent de aantekenaar, bladz. onder de oude Hiltorien, waarover men moeft lagchen; doch veele geloofwaardige vroegere, en heel nieuwe reizigers zullen tegen hem getuigen. Dezelfde wil de in den Text verhaalde agteloosheid der Turken, (bladz. 236.) om geen meer koren te zaajen, dan ze noodzaaklyk behoef, den, voor de gelukkigfte vergenoegzaamheid hebben aangemerkt, welke de Heiland had bevolen. Maar daaromtrent heeft hy mis. De Turk moet de groote laften van zyne veldvrugtcn aan de Regeering betaalen, en hy weet vooruit, dat een merklyk gedeelte zyner nalastenfehap niet aan zyne erfgenaamen zal komen; daarom is hy traag. Thevenots verhaal,, dat veelen der Mahomedaanfche Heiligen heel naakt in Egypten gingen, zonder zig met eenige lappen te bedekken, wil dezelfde aantekenaar, bladz. 322. onzeker maaken, zeggende : dit had hy nooit gezien, en geloofde het ook naau wlyks, om dat de Turken eenen afkeer hadden, van de leden, die de natuur ons leert bedekt tehouden, te laaten zien. Maar hier heeft, volgens onwraakbaare getuigen, Thevenot , op wien men anders niet altyd kan aangaan, evenwel gelyk.— Tweede deel, behelzende de TurJ'fche landen in Europa, 1749. groot 192 bladz. in 410, waarby nog, in een aanhangzel, eene beknopte hiftorie der  TURKSCHEN RYKS enz. 219 der Turkfche oorlogen komt, inzonderheid van de 16de eeuw af, tot op onze tyden, in Europa gevoerd, groot 115 bladz. Allereerft vindt men, (Hoofd, r.) een bericht van een enge* noemden, raakende de Krim of klein Tartarie, en Oczakow of't Budziackifche Tarterie, hetwelk in 't volgende met eene befchryving van Bejfarabië en het verblyf van Koning Karf.l XHt wordt beflooten. Van Bulgarie, Bosnië, Servië, Moldavië en WallacUe wordt (Hoofd. 3.) zeer kort, maar van Romanië of Thracie, en inzonderheid van Conftantinopel (Hoofd. 4.) wydloopiger gehandeld. De inleiding tot de befchryving dezer ftad is zonderling. „ Conftan„ tinopel , het oude Byzantium , wordt van „ de Turken Stambour, ( denklyk Stambul,) en „ van de Europeërs by uitneemendheid, om „ dat daar dc fraaifte haven in de ganfche waeï, reld is, doorgaans dc Porie genoemd, hoc„ wel eenigen mecnen, dat zy den naam, „ Porte, van des Grootcn Sultans Seraglio of Paleis, wiens voornaamfte poort naar dc ftad \\ gaat, heeft gekrecgen. " Even zo ftootend is het, bladz. 50. van Hanfen of Canvanferezen te hooren fprceken. Te Pera, ftaat 'er bladz, 52. hadden de Chriften-gezandten hunne woonplaats, uitgenomen de Kcizerlyke en Poolfche, welken het vry ftondt, huizen binnen dc muuren van Conftantinopel te hebben. Wie de oude reis-  22o BESCHR YVINGE des reisbefchryvers heeft geleezen; zal weldra vinden , dat dit eene zeer flegte vryheid was; wantzy wierden, in een zeker opzigt, als gevangenen in de ftad gehouden, en woonen thans, als alle de anderen, te Pera. Bladz. 56. wordt wel voorgegeeven, dat de Hellefpont tusfchen de Dardanellen te breed zy, dan dat de fchepen door de daaraan liggende Kafteelen konden tegen gehouden worden ; maar dit is buiten kyf, dat hy, in dat opzigt,niet te breed is. Om dc fchraalheid der geographifche befchryving te verhelpen, wordt, gelyk uitdrukkelyk wordt verzekerd , (Hoofd. 5.) de toeftand van den Chriftelyken Godsdienft in Turkye, cn inzonderheid der Griekfche Kerk te boek geftcld. Dit is uit Toumefort, Smit, Ricaut, Covel wydloopig verzameld, en de onluften, wegens den Griekfchcn Patriarch , Cyrillus Lucaris, te Conftantinopel ontftaan, Avaarvan 't gevolg deszelfs dood was , zyn 'er onder gevlogten. Van Macedonië en Albanië, Epirus, Achaja, Thesfalie en het eigenlyke Griekenland wordt, even als van Morea, zeer kort, en van Athenen alleen breedvoerig gehandeld, Hoofd. 6—9. Kandia beOaat het 10 Hoofd, en in de overige Hoofd. (11-16) wordt van de eilanden des Archipels gefproken. Dit deel over het Europifch Turkye komt my voor, flegter bewerkt te zyn, dan het eerfte. Ot-  TURKSCHEN RYKS enz. 221 Otters voïage en Turquie éf enPerfe, a Paris 1747. 2 torn. in 8. met eene kaart, waarop des fchryvers Afiaiifche reizen zyn afgebeeld. Hy deed (Boek L Hoofd, r.) in het jaar 1734, zyne reis naar Conftantinopel,'waarvan hy, Hoofd. 2. even als van de Audientien by de Grooten des Ryks, Hoofd. 3. eene korte befchryving geeft. Hy meldt tcffens, uit eigen ondervinding, in eenige voorbeelden, (Hoofd. 4.) aan welke ongelegenheden de Europeërs zig, wegens hunne kleeding cn leevcnswyzc, bloot ftellen. Hy bezogt, (Ploofd. 5.) dc naby gelegen luftplaatzen. Dewyl toen juift de Turken met de Rusfen in oorlog raakten ,^ maar met de Perfianen vrede maakten; (Hoofd. 6.) zo vondt hy gelegenheid, met denPerftaanfchen Gczandt, 1736. naar Perfië te reizen. Men kwam door Iconië, Addma, Alexandrette, Antiochicn, Aleppo, over den Euphraat, te Urfa, te Moful, en over Kierkiuk te Bagdad. (Hoofd. 7—15.) Van hier ging dc reis mar Perfië, op wiens grenzen de hitte, op eenen dag, en de dorft, by flegt water, zo groot was, dat 14 menfehen ftierven, en vcelen een langen tyd ziek wierden. Nopens den w'md Samum, welke in die landen menigmaal waait, laat hy de volgende befchryving volgen, „ 'hy is brandend, „ met zwaveldampen vermengd , en doodt „ de perzoonen, die adem haaien, op ftaanden ,, voet.  at4 BËSCHRYVTNGE des „ voet* In die woeftynen waait hy,voornaam,, lyk , in Julius en Jugüfius. Hy komt als ,, een dwarrelwind , maar duurt niet lang. Zo dra zy hem van verre merkten , wierpen ze „ zig op den buik op den grond neder, bedek», ten zig wél, cn drukten het gezigt in het ,, zand. De hairige dieren doodde by niet, i, maar zy Honden 'er veel van uit, cn onder„ vonden eene trilling met een fterk zweeten." Op zyne reis naar Perfië en het verblyf daarin, volge ik hem niet. Deze befchryving, als mede de berichten nopens de onderneemingen van Tamas-Kuli-Chan, en de terugreis naai- Bagdad, 1739, laateikdaar, als tot myn oogmerk niet behoorende. Hy begaf zig nu naar Baffora, (Boek II. Hoofd. 4.) en wel te water. Op het vaartuig zag hy duiven, waarvan men zig tusfchen de twee, zo even gemelde fteden bedient, om nieuws over te brengen. Hy vroeg een'Koopman, hoe ze dezen weg, zonder te dwaalen, konden afleggen; en kreeg tot antwoord : dat men zc, om haar daar toe te wennen , eefft van eene flegts een weinig afgelegen plaats liet vliegen, en zo allengs verder en verder, tot eindelyk na Baffora: zo dra men ze los liet, vloogen zy zeer hoog in de lu?t, maar daalden vervolgens,cn namen haarevlugt juift naar Bagdad, de rivier den Tiger, als haaren wegwyzcr , volgende. Te Baf'crc hield hy  TURKSCHEN RYKS enz. 223 hy zig lang op. Behalven de befchryving dezer ftad, bericht hy ook alles, wat hy van Perfië en de regeering van Thamas-Kuli-Chan hoorde. Daar onder is het volgende, het welk men in verfcheide boeken heeft geleezen : dat deze beheerfcher van Perfië, omtrent het jaar 174°? bevel gegeeven had, den Bybel en den Koran, te Ispahan, in het Perfiaanfch over te zetten. De Europifche Zendelingen, Armenifche Prelaaten, Rabbyncn ert Mullas waren deswegen, dagelyks, byecn gekomen , en hadden aan dit groote werk , onder het opzigt van den Mir Mafum, Imam der Koninglyke Moskee , een langen tyd gearbeid. Zo dra de overzetting af was, had hy de voornaamfte overzetters gelaft, om ze by hem te Tahran te brengen. Zy hadden zig ook daarheen begeeven, en dc Eer gehad , van ze hem te overhandigen. Toen men ze nu hem voorgelcczen had, had hy met de verborgenheden van den Chriftelyken Godsdienft gefchertft, met den Joodfchen den fpot gedrceven, over Mahomed en Aly gclagchen, en alle de werken in eene kift laaten fluiten, met deze vcrklaaring, dat hy, indien God hem liet leeven, hoopte, den menfehen een' veel beteren Godsdienft, dan alle tot dus verre bekende , te leveren. Deze ongerymde hoop wierd verydeld. Want die Held of liever Tyran verviel tot de dwaasheid, van de Perfia- nen  224 BESCHRYVINGE des nen te willen dwingen, de grondftellingen der Turken aan te neemen , en wierd hierop, in een oproer, om het Leven gebragt. (Hoofd. 5-26.) In Mey 1743- vertrok hy van Baffora, Hoofd. 27. ftondt veele ongemakken op zyne reis te water uit, overHilla, in wiens nabuurfchap het eertyds zo beroemde Babsl lag, over Bagdad door de woeftynen, over Kierkiuk naar Moful, en van daar over Mardin naar Diarbekir, (Hoofd. 28—39.) die anders de vefting der Amid wierd genoemd. Op zyne verdere reis zag hy de goud en zilvermynen by Argana en Kiebban, doch welke niet meer in den voorigen ftaat waren. De eerfte hadden, voordezen, wel by de 400 fmeltövens gehad; maar de laatfte hadden'er, thans, maar agt of tien. (Hoofd. 40-) Op zyne reis naar Arebkir cn Divringi (Hoofd. 41,42.) ftond hy onder zyne verraaderlyke geleiders veel uit. Men verwonderde zig, dat hy zulkcn gevaarlyken weg had genomen , alwaar waarfchynlyk nog geen Europeer geweeft was. Doch dit kwam hem juift niet vreemd voor, dewyl hy zag, hoe onbarmhartig de Turkfche Militie met 's Sultans eigen onderdaanen omging. (Hoofd. 43.) Toen hy 'er 't Opperhoofd zyne verwondering over te kennen gaf; kreeg hy ten antwoord : „ de Bas„fas waren verpligt, een zéker getal van Zol„ daaten te onderhouden; maar hielden hunne foldy  TURKSCHEN RYKS enz. 225 „ foldy in, en zagen zig daarom gedrongen, „ hunne losbandigheid te dulden. Eenigen van „ dezen konden niet anders doen, om dat ze „ te weinig ontvingen, en te veel moeften uitgeeven. Anderen waren in het onzekere, of ze lang in het ftadhouderfchap zouden '1 blyven , welk de Porte hen gegeeven , of he„ ver zy zelve duur h iddenfëekogt. Zy moes" ten dus den tyd waarneemen, om dat geene ' wêerte krygen, wat zy hadden gefchooten, „ ja, ware het mogelyk, zig zoeken te verryken. Zy waren dus, met één woord, de l verwoefters, en niet de befchermers der Provinciën. " Na zo veele gevaaren kwam hy eindelyk te Sivas, (het oud Sebafte,) hierop te Tokkat, Amafia, (Hoofd. 44-46.) cn zo allengs over verfcheide minder gewigtige plaatzen van Natolie te Conftantinopel terug. - Deze reisbefchryving verdient veel lof. Wat andere reizigers reeds werklyk. hebben befchreeven, daarvan fpreekt hy heel kort, en doet er wél aan. Daarin heeft hy eene byzondere verdiende, dat hy van Provinciën, fteden, berden, rivieren, Produften enz. voldoende en aoede befchryvingen geeft. By de voornaamüe plaatzen merkt hy mede de ligging naar de geographifche lengte eh breedte aan. Dit boek is dus voor eiken landbefchryver, uit aanmerking der bereisde geweften, in een zeker opII. Deel P zl§t'  226 BESCHRYVINGE des zigt,noodig.,enelk toekomend reiziger naar dezelve zal het eene zeer nutte voorafgaande onderrigting raakende de daar noodzaaklyke voorzigtigheid geeven. Mceurs 6? ufages des Turcs, leur réligion, leur gouvernement civil, militaire fif politique avec un Abregé de Vhiftoire Ottomanne par Mr. Güer, a Paris 1747. 2 Tom. in 4w. waarvan de eerfte 45i, de tweede 537 bladz. groot, zeer fraai gedrukt, en met plaaten voorzien is. In de voorreden betuigt deSchryver, niet in Turkye geweeft te zyn, maar uit Mirkond, Condemir, Pietro della Falie, Septem-Caftrenfts, le P. Maracci, du Ryer, Busbec, Grelot, Belon, Roland, Ricaut, le Comte de MarfigU, de Maillet les Ah. hés Banier £f leMafcrier, Kant emir, B oulain villier s, Vétdt pré/ent de F Empire Ottoman, VEfpion Turc, le Dictionaire Geographique, les lettres Perfannos, les lettres Juives gefchept, en hunne verftrooide berichten ten dienfte van 't Publiek, van kooplieden en reizigers naar do Levant,zll tot een Stelzel te hebben gebragt. Het eerfte boek levert eene fchets der Turkfche Hiftorie. Waarin het eerfte Hoofd, van den oorfprong der Turken handelt ; het tweede een Ontwerp hunner gefchiedenis van Osman tot Bajazet II. toe oplevert, even als het derde van dezen tot Mahomed V. Dit is meeftal uit KantexWr zamengetrokken, en flegts met et- teiy-  TURKSCHEN RYKS enz. "7 telyke aanmerkingen, ofwel verzen uit Franfche Dichters opgefchikt. In het vierde Hoofd. tornt hy tot de befchryving des TurkfchenRy^. Nopens deszelfs uitgeftrekte wydte heeft hymis, wanneer hy het drievouwdig Arahe, en alle de Kuiten der middelandfche Zee van Egypten af, tot 'Langer toe daaronder rekent; dit zyn deels op zig zelv' bcftaandc Ryken, deels op zyn hoogft alleen, en niet eens allerwege afgelege Bcfchermryken , welke de Porte meer koften, dan opbrengen, doch haar het voordeel geeven, dat ze tot goede grenzenverftrekken. Onder het artikel van de fraaiheid des Turkfchen Ryks noemt hy de bergen, rivieren, Mynenenz. mitsgaders den Koophandel , doch flegts zeer oppervlakkig; even als onder dat van de verfcheide volken, die het bewooncn, de Grieken; de Jooden , waaromtrent hy verkeerdelyk meldt, dat ze in het zwart gekleed moeten gaan; de Arabiërs; Kurden, welke, naar zynemcening, de Europifche Turken doodelyk zouden haaten, en voor Ketters houden, als of de Afiatifche een anderen Godsdienft hadden; Turbnen, Tefulen, welker getal hy, uit ongenoemde bronnen, op meer, dan twee honderd duizend menfehen begroot, en bericht, dat ze, by hunne graven, lofzangen ter Eere van Jefus cn de Maagd Maria zingen; en eindelyk de Drufen. Hierop komt hy tot de beP 2 roemd-  228 BESCHRYVINGE des roemdfte fteden, Alexandrië , Kairo , Jerufalem, Conftantinopel, waarin hy twee milJioenen inwooners fielt. Dat de hiftorifche Pyramide», 1660 verbrand zy, is een ligte misflag. Het tweede boek handelt, (Bladz. 147. enz.") van den Godsdienft der Turken. Na eene korte aanmerking, dat de menfeh in 't algemeen een indrukzei van den Godsdienft heeft, waar door men, zoo men 'er gebruik van weete te maaken, zig ligt ingang verfchaffen kan, komt hy (Hoofd. 1.) op Mahomed, welken hy uit de bekende fchryvers onzydig befchryft, en laat een kort hiftorifch bericht, raakende den tusfehentyd'van dezen tot den eerften Turkfchen Keizer, volgen. Het tweede Hoofd, handelt van den Koran, waaruit hy den inhoud der voornaamfte hoofdftukken aanhaalt, en met eene lyffc van deszelfs fpoorlooze leerltellingen befluit. Inmiddels zal de daarby gevoegde beweering , dat hy in zeer flegt Arabifch gefchreeven zy, van hen, die het verftaan , niet worden goedgekeurd. Het derde Hoofd, fielt de Mahomedaanfche geloofsftukken, even als het vierde hunne Zedeleer voor, en wel zo, dat de zaak juift opgegeeven wordt. In het vyfde Hoofd. volgen hunne Godtdienft-plegtigheden, en daarby inzonderheid hunne regels omtrent het bidden; wasfehingen ; bedevaart naar Mekka,, waarby hy eenen Karavan-Bafchi en Emir-Hadfchi als een'  TURKSCHEN RYKS enz. *4? een' en dezelfden opgeeft; befnydenis; vaften, waarby hy zig verwondert, hoe Mahomed, by zynen zinnelyken Godsdienft, eene zo lafti- . ge zaak hebbe bevolen, hoewel zulks ligt verklaard kan worden; de Mahomedaanfche Feeften; de Heiligen ; de Wonderen enReliquien, waartoe hy Mahomeds fignet, en deszelfs Rok van wit Kamelot rekent, die beide in het Serail heilig worden bewaard. De met het eerfte op papier afgedrukte zegels, en het water,waarin dc laatfte gedoopt, en met des Sultans lignet verzegeld is, worden als groote en heilige zeldfaamheden vereerd, maar welke den ontvanger duur komen te ftaan. Het flut maaken eenige andere wetten des Korans, als: denzelven naarftig te leezen, geen verkensvleefch te eetcn, en geen' wyn te drinken. Het zesde Hoofd, befchryft de Moskeen, Imams en Emirs ; het zevende de Turkfche Monniken en hunne Heiligen. Eindelyk maakt hy over alle hunne bezigheden dc aanmerking, dat ze of Dweepers, of gmchelaars, of waarzeggers enz. zyn, en dat 'er ook Nonnen waren, wier bezigheden met die van de gcmelden taamlyk overeenkwamen. Het agtfte Hoofd, handelt over de fcheunngen onder de Mahomedaanen. Dit is byna alles mt Ricaat genomen. In 't9M Hoofd, gaat hy dc reden na van de onzekerheid der Turken in zaaken van Godsdienft, welke uit de twyfetëgtige p j uit-  230 BESCHRYVINGE des uitdrukkingen des Korans, en de verbaazende verichcidenheid van deszelfs uitleggers, mits• gaders het verbod van Mahomed , om over zaaken van Godsdienft te twiften, voortkomt. Hy had 'er nog wel by mogen voegen, dat deze onzekerheid door het licht, welk zy, op eene afgelegen wyze, van de onder hen woonende Chriftenen, en de in de Turkfche Familien aangenomen Chriften-flaaven en Slaavinnen ontvangen, wordt vermeerderd. Het io^e Hoofd. befchryft de Myjïik der Turken; toont, hoe buitenfpoorig zy de Godsdienft-ftellingen voordraagen; en voegt 'er, ten bewyze , een uittrekzel by uit het werk van Echialle , een Arahifcli fchryver en voormaalig Mufti, het welk te Brusfel in het jaar 1764. is gedrukt. In het laatfte Hoofd, eindigt hy met verfcheide , zo welgunftige, als afkeerige vooröordeelenvoor en tegen den Mahomedaanfchen Godsdienft , alwaar hy taamelyk nadruklyk al dat geen verzamelt, wat men tot deszelfs verdediging heeft voorgedraagen, maar dan ook wat men, op goeden grond, daar tegen kan inbrengen. De inhoud des derden hoeks ziet op de gewoonten der Turken, en het eerfte Hoofd, hun Characler. Hy verwyt hen bcdriegcry en ondankbaarheid, helderende zulks duidelyk op, door zeer gepafte voorbeelden uit dc Hiftorie. Hy befchryft hen als vernuftig, zwaarmoedig, cn daarom  TURKSCHEN RYKS enz. 231 daarom op alles, inzonderheid op de Grooten, oplettend. Van agterklap fpreekt hy hen vry, om dat ze niet veel omgang met elkander hadden, en de vrouwelyke Sexe inzonderheid bepaald ware : hun toorn borft in groote, gefchillen, ja menigmaal in moord en doodflag uit: eigenlyke vriendfchap vond onder hen geene plaats: zy waren ernftig in het openbaar, maar f huis uitgelaaten, en in de welluft on-verzadelyk. Hy zegt, dat hunne bygeloovigheidzig ver uitftrekt, en dat het vaft aangaan op eene , by geval open geflagcn plaats in den .Koran, op den invloed der ftarren op der menfehen lotgevallen , op waarzeggingen, uitleggingen van droomen, uitfpraaken der ftervenden, tovermiddelen, en weldaadcn aan dieren genoegzaams voorbeelden daaromtrent uitleverden : dat hun finaak ruw zy, by de veragting der waare geleerdheid en fraaje weetenfchapnen, inzonderheid der Oudheden, afbeeldingen enz. en eindelyk hunne gierigheid zy in den hoogften graad fchandelyk. De redelyk algemeene onderwerping der Kinderen aan hunne Ouders, zo als ten tyde der Patriarchen, wordt geroemd, en de fchryver der Joodfche bneven, welke zo menigmaal onwaarheden te berde brèngt, teffens weerlegd. In het tweede Hoofd. befchryft hy de dragt der Turken, en hunne leevenswyzc omtrent fpyzen, dranken, huizen, P 4 wcr"  232 BESCHRYVINGE des werken, oefeningen, pligtpleegingen, vermaakcn in fpelen, danzen, Komedien, Marionetten en gochelen, de openbaare vrolykheden in deoptogten der verfcheide ambagten, illuminatien en vuurwerken. In het derde Hoofd. fpreekt hy van de Turkfche vrouwen, de huwe. lyken en lykftatien. Dit is eene gepafte en geloofwaardige wêerlegging, van hetgeen Mevr. de Monïague nopens de eerfte had gezegd. By deze gelegenheid zo wel, als by de huweJyken, befchryft hy de menigvuldige ongeregeldheden omtrent de welluft, welke by de Mahomedaanen in zwang gaan. By de be-raavenisfen plaatft hy 't bericht van eenige reizigers, welke beweerden, dat de vrouwen en dochters daarby niet tegenwoordig waren, maar t'huis bleeven, om de Imams by hunne wéeromkomft te onthaalen. Maar dit is ongegrond. By gemeene lieden volgen zy op eenigen afftand , by voornaame blyven zy t' huis. De Turkfche vrouwen hebben , buiten dat, doorgaans , met het onthaalen der vremden, en dus ook der Imam , niets te doen. Het vierde Hoofd. eindigt met de kunften en weetenfehappen.' Na dat hy hunne onbefchaafdheid in het algemeen heeft opgemerkt, en den Graaf Boulainviloers weerlegd; zo meldt hy, hoe het 'er thans omtrent uitziet, en merkt, doch zonder zyne borgen te noemen, aan, dat zekere hifto.  TURKSCHEN RYKS enz. 233 hiftoriefchryvers de jaarboeken des Ryks opftelden, welke in het hcimelyk boekvertrek des Sultans wierden weggelegd. ïn eene andere Bibliotheek aldaar zouden ook by de 120 fraaje handfehriften in zeer groot folio worden gevonden , welke nog uit de Bibliotheek van Constantyn den Grooten kwamen, doch waar mede de Sidtans zeer geheim waren, en ze niemand lieten zien. Doch daaromtrent heeft de fchryver mis, dat hy meene, dc in deChriftenheid gedrukte, en naar Turkye gebragte boeken van allerleien inhoud zouden, daar, een groot licht ontfteeken. Want de Turken verftaan zo niet, en tellen ook de gedrukte boeken niet veel. Een klein aanhangzel, raakende dc Moskeen; de Chans, de Baden, de Karavanferas cn gevangenisfen, beneffens eene lyft der met de Turkfche Keizers tot op Achmet 111. toe gelyk leevende Chriften-mogendheden eindigt het eerfte deel. In het tweede deel handelt het 4'c ^ van het Turkfche Hof. De eerfte 106 bladzydèt verhandelen , in het eerfte Hoofd, dat geene, wat hetzelve allernaaft en onmiddelyk betreft. Met de verklaaring van het woord Sultan, cn de befchryving zyner hoogdravende Titels wordt een begin gemaakt. Hierop volgt deszelfs aanftcliing en Krooning, indien men anders de omgording met een zwaard zo noemen mag , welP 5 kc>  234 BESCHRYVINGE des ke, te onrecht, den Mufti (bladz. 9.) wordt toegefchreeven. Hy begaat eenen byzonderen ttisflag, wanneer hy van een pragtrge heenléiding des Keizers naar de Ejubs-voorftad meldt, welke van den op de voorige bladzyde gemelden togt naar de Ejubs-moskee, ter omgordinge des Sabels, verfcheiden ware; dewyl het flegts één optogt en eenerlei plaats is. By de leevenswyze des Grooten Heers bemerkt hy deszelfs Godsdienft-oefcningen , werkzaamheid , maaltyden, vermaaken in de fpeelvaarten te water, de jagt, het verblyf in 't vrouwen-vertrek, en deszelfs andere togten. Des Keizers vrouwen verdeelt hy in enkel Gunftclingen (Odalike) en in Afekis. De laatfte zyn die geene, welke Prinfcn ter waereld hebben gebragt, en daar door, in een zeker opzigt, zo veel als Keizerinnen worden. Die den eerften Prins ter waereld heeft gebragt, wordt Bujuk-Afeki, groote Gunfleling genoemd. Daarby verhaalt hy haare onëenigheden, Kabaaien cn gierigheid. By de voorftelling van de gebouwen des Serails is de melding ongegrond, dat het Hoofd der blanke Gefneedenen de Opper-opziener der Kcizcrlyke Moskeen is. Hier is eene niet onaangenaame uitweiding nopens de Gefneedenen en hunne bezigheden ingelaft, als mede raakende de laagere Hofbedienden cn onderiiardfche fchatkamers. Het tweede Hoofd, ftclt de Staats- en  TURKSCHEN RYKS enz. 235 en Ryksbedienden voor. Het vyf de boek handelt van de Regeerwyze der Turken. In de algemeene inleiding daartoe wordt, (bladz. 142.) of door eene dwaaling des fchry vers, of door eene drukfout gezegd , dat de Begkrbeg vattRtfmelis altyd Basfa van Kutaja zy; daar dit tog de Beglerbeg van Natolie is. De hiertoe behoorende Hoofddeelen behelzen de volgende ftoll en: 1) de handhaving van het recht, waarby ook noodige berichten nopens den Divan, de Magiftraats-perzoonen cn hunne kleeding, de beflisfingen van zaaken cn ftraffen voorkomen. De bladz. 153. ftaande af bedding van het traliewerk in den Divan is verkeerd als met den grond gelyk gefield, dewyl het wel by de 12 voeten van den grond af is. 2) By de Financiën maakt hy, te onrecht, een onderfcheid tusfehen Carache cn Haraï, waartoe hy, denkelyk, door de verfcheide fchryfwyze van het woord, Haradfch, by de reisbefchryvers , is verleid, gemerkt beide één en het zelfde, tc weeten het hoof'dgeld der gecnen, die geen Mahomedaanen zyn, betekent. Hierop volgt 3) de Policey, en eindelyk de Munt, het welk, in de meefte boeken, een verward Artikel is. Zo wordt ook hier, bladz. 190. beweerd: dat een Para vier Aspers bedroeg, cn 260 Aspers eene Hongaarfche of Hollandfche Ducaat uitmaakten. De uitdrukking op de volgende bladzyde : la boar-  236 BESCHRYVINGE des bourfe d'or eft de quinze mille fequins, oü de trok mille kus, vinde ik, of door een' misflag des fchryvers of eene drukfout, ftrydig en onverftaanbaar. Dat te Smyme eene Munt zy, is uit Kantemir genomen, en onwaar; even als ook de opgaave, dat te Kairo alleen goud geld wierdt geflagen. - Het artikel raakende de Krygsmagt der Turkenis, om zyne uitgeftrektheid, in twee af deelingen gefplitft. In de eerfte wordt van de land-en zcemagt heel leevendig gehandeld; maar omtrent de opgaave, dat te Conftantinopel flegts iooo of 1200 Janitfaaren waren, heeft men grootlyks mis. In de tweede Af deeling, in orde het 7de boek uitmaakende, vindt men het vervolg van den oorlogsftaat; de befchryving der Artillerie en wapenen, Krygsveldtekenen , muziek en paarden , hunne gedagten over den oorlog, hunne wyze, om een leger te iVerzamelen, het te laaten trekken cn neder te flaan , cn van Icevensmiddelen te voorzien, hunne wyze van vechten, en hunne begrippen omtrent den oorlog. Het 8 ïc boek befchryft dc magt der Turken, als den uittogt des Keizers ten oorlog, de plegtigheden by den Beiram, de befnydenis der Turkfche Prinfen en het trouwen der Prinfesfen, als mede de behandeling der buitenlandfche Gczandten. Hier zoekt hy Ricaut te wederleggen, welke wilde beweeren, dat de Engelfche Gezandtenby de  TURK SC HEN RYKS enz. 237 de Porte in meerder aanzien waren , dan de Franfche; waarby egter,in de befchryvinge der Audientien, verfcheide misflagen worden begaan; om niet te zeggen, dat hier, naar gelange van 't overige, eene merklyke gebreklykheid heerfcht. Hy eindigt met eenige aanmerkingen over den werklyk onbefchryvelyken fchat in het Serail en 'sSultans tent, en in de Paleizen en tenten der Staats-en Krygsbedienden. In het liegende hoek wordt de Staatkunde der Turken befchreeven. Algemeene aanmerkingen daarover maakt de inleiding uit, Hoofd. 1. Hy ftelt, (Hoofd. 2.) derzelver voornaame grondregels deels in de geveinsd-en trouwloosheid; deels in de begeerte, om het Makomedaandom uit te breiden. By éénen van dien eigent by, naar eene van Ricaut ontvangen dwaaling, Mahomeds zogenaamd Teftament den Monniken van den berg Karmel toe, daar hy 't nogtans voor hen op den berg Sinai zou hebben opgefteld. By beide is hy geftoord op Ricaut, welke, naar zyne gedagten, te nadeelig van de Franfchen in Turkye zou gefproken hebben. In het derde Hoofd, toont hy, dat de onbepaalde magt des Grooten Heers de grondflag is der 'Turkfche regcering, om dat hy Heer over het Leeven en de goederen van alle zyne onderdaanen, en (Hoofd. 4.) geen Adel in Turkye ware,  238 BES CHR Y VING E des re, die ccnig aanzien by het volk had verkreegen, cn zig tegen den Keizer kon verzetten, waarby nog (Hoofd. 5.) kwam, dat meri alle verheffing van deszelfs Nabeftaanden zorgvuldig verhoedde. Hy voegt 'er (Hoofd. 6.) by, dat de andere Gezindten toegeftaane Gewetensvryheid, onder den naam van een privilegie, welke men fteeds konde vernietigen, en menigmaal zelfs had vernietigd, en de toegelaaten veelwyvery veel ter beveftiginge en uitbreidinge des Turkfchen Ryks had toegebragt. In het tiende boek komen aanmerkingen voor over de magtder Turken, en over de verzwakking hunnes Ryks. De eerfte zyn de inhoud des eerften hoofddeels; de laatfte de inhoud der overige. Onder de oorzaaken der verzwakking telt hy (Hoofd. 2.) de groote menigte van misbruiken, welke in oorlogs-cn Zee-zaakcn, in de handhavinge des rechts, en in de beftiering der Provinciën waren ingefloopen ; de veelwyvery, die het getal der onderdaanen niet vermeerdert, daar voor het tegendeel de Gefneedenen, en de onder de Ooftafchen heerfchende welluften het verminderden. By deze gelegenheid ftelt hy eene gedagtc voor, welke niet onwaarfchynlyk is: ,, dit Ryk, zegt hy, zou te gronde „ gaan, byaldien eenige Mogendheid de bron„ ncn Hopte, waaruit de Turken zo veele (laa„ ven trekken, en het van den onderftand de- „ zer  TURKSCHEN RYKS enz. 239 }, zer flaaven beroofde, welke de Grootte des „ Ryks ftaande houden. " Mogelyk wordt dit, door den 1774, tusfchen de Rus/en en Turken geflooten vrede, vervuld, waarby de laatften, volgens één der vredes-artikelen, van het rooven aller flaaven afftand moeten doen. In het derde Hoofd, toont de fchryver, hoe veel de menigvuldige opftand in het Turkfche Ryk en de Kunftenaryen des Serails zulks hebben verzwakt. Hy brengt de reden van den opftand aan de zyde der Janitfaaren,der Staatsminifters enBasfas, der Sultanen enz. by, en geeft als dan verfcheide voorbeelden van de praktyken des Serails, als mede van de daarin voorvallende minnaryen; vergeetende mede niet de groote onheilen, welke daar uit ontftaan, dat zig de Sultanen met zaaken van de regeering bemoejen. In het vierde Hoofd, heldert hy, door de afzetting van Achmet III. en den dood van Osman op, hoe de eergierigheid der Staatsbedienden den Throon doet waggelen; cn hoe wankelbaar de Osmanfche Throon zy, wordt in het laatfte Hoofddeel aangewreezen. Ik ben, met voordagt, by dit werk wat langer ftaan gebleeven; want, de blykbaarftemisflagen uitgezonderd, die ik heb aangeroerd, is het één der befte, volledigfte en geregeldfte verzamelingen, welke my in dit vak zyn voorgekomen. De ingelafte uitweidingen zyn niet  24° BESCHRYVINGE des niet kwalyk geplaatft, en de voordragt is, doof eene menigte van aanmerkingen en voorbeelden , leevendig gehouden. De Turkfche woorden en naamen zyn, gelyk in de meefte werken van dien aart, nog zeer verminkt gebleeven; en dit is, hier, zo veelte minder te verfchoonen, als de opfteller den naderhand gevolgden nieuwen druk van Rtcaut kon gebruiken, waarin derzelvcr fpelling merkiyk is verbeterd. Fred. Hasselquists M. D. iter Palceftinum. 8. Stockh. 1757. (in 't Nederd. bekend onder den Titel: Hasselqutst reize naar Paleflina , 2 deelen, met plaaten, Amft. 8V°.) Dit is 't Origineel in de Zweedfche taal, 't geleerde in de natuurlyke hiftorie uitgezonderd, het welk in het Latyn befchreeven is. Het werk, groot 619 bladz. is na des fchryvers dood, welke te Smyrna inviel, door den beroemden Linnaeus uitgegceven, en hy heeft 'er een kort voorbericht nopens het Leven en handfehrift des fchryvers voor geplaatft. Deze reisde 1749, van Stokholm ter Zee, en kwam tegen het einde deszelfden jaars te Smyrna. Hierover, als mede van eene naar Magnefia gedaane reis, deelt hy heel goede en leezenswaardige berichten mede, verhaalende hier, even als allerwcge, met een byzonder gemaakt onderfcheid, wat hy zelf gezien , cn wat hy van hooren zc-ggen heeft; tpreekende meeftal ook van het eerfte al-  TURKSCHEN RYKS enz. U* alleen. By gelegenheid der Turkfche begraafplaatzen, welke met Cypresfen en Roozemarynboomen fterk zyn bezet, maakt hy de aanmerking., hoe voordeelig zulks voor de gezondheid zy°, om dat de lugt, door de geurige en aromatike uitwaasfemingen van beide , tegen die van de vergaane lyken beveiligd wordt. De Armeniërs te Smyrna hadden, naar zyne meening,(Wfld«.5iO Secn' vaftenBisfchop, maar hielden zig aan de Bisfchoppen van andere vergaderingen, en wierden flegts van dezen hielen daar bezogt. Dit is zo niet, maar wel « het waar, dat hy zeer dikwyls van huis i* Nopens het uiterlyke van den Godsdienft en de Ceremoniën by de Grieken en Armeniërs is hy zeer omftandig, en meldt het echte. In het jaar 1750. reisde hy naar Egypten. By de befchryving van Alexandrië enRofetto doet hy een verflae van zaaken der natuure , en gebruiken zo wel in vreugde, als droefheid. Een verhaal van het groot aantal krukken en ftokken, welke hy in een Koptifche kerk vond, (bladz. 69. 7o.) loft, mogelyk, eene verkeerde uitlegging derzelven in zekere Roomfche Kerken op, alwaar men voorgeeft, dat die van lammen cn kreupelen gebruikt , maar door een beeld ot dergelyk iets herfteld zynde, van hen, ter gedagtenisfevan het voorgewende Wonder, daar waren gelaatcn. Hem wierd gezegd, dat die II. Deel 0. tea  242 BESCIIRYVTNGE des ten tyde der vervolginge hadden gediend, om zig tegen de voorkomende aanvallen der vyanden te verdedigen, maar nu wierden gebruikt, om 'er op te leunen, om dat in hunne Kerk geene banken en ftoelen waren. Raakende de Slangen-bezweerders komen Verfcheide berichten, inzonderheid bladz. 70—72. voor, waarvan't hoofdzaaklyke dit is : dat veele Egyptenaars, cn, naar men zeide, byzondereFamilien onder hen, het tot dus verre ondoordringelykGeheim wiften, om de vergiftigfte flangen met de bloote handen, zo als zy wilden, te behandelen, zonder het minfte nadeel daarby te lyden. — Te Kairo bleef hy 9 maanden. By zo veele berichten nopens deze ftad zyn evenwel de zyne niet overtollig. Onder dezelve vind men de befchryving der van daar naar Mekka gaande Karavaan. Hier zyn, by eenen zo naauwkeurigen fchryver,twee omftandigheden zeer ftootende. Naar zyn bericht naamlyk (bladz. 88.) zou Mahomeds graf in de laatft gemelde ftad zyn, daar het tog algemeen bekend is , dat het te Medina is. De tweede is de hem gedaane verzekering , bladz. 89, dat onder de gefchenken des Sultans voor Mekka geen Koran Wordt gevonden , alhoewel' het veele reisbefchryvers verzekerden ; en egter had hy te vooren, bladz. 6^ verhaald, dat hy, by eene Illuminatie van een ongemeen ryken Turk, eene afbeet-  TÜRKSCHEN RYKS enz. 243 beelding der Machine of liever der Kift zag, waarin, jaarlyks, de Koran met de Karavaan naar Mekka wierd gezonden. Dit nu fpreekt zig blykbaar tegen. — Te Damiate, eene, naar zyne en aller meening , voor een' Europeer der onaangenaamfte plaats en in ganfch Turkye,was hy flegts eenige dagen. In het voorjaar van 1751 kwam hy te Jaffa, en deed toen de gewoone reis met de Bedevaartgangers naar Jerufalem, Jericho, Bethlehem, en terug over Rama.naar Jaffa, en van daar over Acre naar Nazareth, Tiberias, Kana'm Galilea, Tyrus en Siden. Hierop keerde hy over Cyprus, Rhodit^ en Scio naar Smyrna terug, alwaar hy door zyn' dood belet wierd, meerder berichten van zyne reis naar Conftantinopel enz. mêe te deelen.— Hier en daar fchynen gaapingen tc zyn, die 'er, naar alle gedagten, niet zouden wezen, indien hy zelf de uitgeever geweeft ware. — Te Jaffa aan land komende, moeft hy voor de vryheid daartoe 22 piafters, voor zyne reis van die ftad naar Jcrufalem, en wêer terug 62piafters, en voor 't verlof der reize naar Jericho aan den Stadhouder van Jerufalem 10 pja/ïett betaalen.— Zyne bewondering (bladz. 153.) wegens twee, boven eene nieuwe poort te Nazareth, door de Turken in fteen gehouwen Leeuwen moet niemand verwonderen, om reden, dat ze geene beeh den lyden j want dit ziet eeniglyk op beelden q % van  244 BESCHRYVINÖE des van menfehen, en niet van andere voorwerpen. — By veele bewyzen van des fchryvers goede denkwyzc , ten opzigte van den Godsdienft, is eene aanmerking, (bladz. 558.) by gelegenheid der befnydenis, ftootende: de „ ffooden befnyden hunne kinders op den agt„ ften dag, het welk eene harde en gevaarlyke '„ operatie voor een zo teder Jighaam fchynt „ te wezen. De Turken gaan des verftandiger „ tc werk, die deze nutte Godsdienft-plcgtig„ heid zo lang uitftellcn, tot dat hunne zoonen „ het agtfte jaar hebben bereikt. " Zo lang immers als het Godc behaagde, dezelve als wettig by deze of geene omftandigheden te belasten, is alle menfehlykc voorzigtigheid, welke iets anders vastftelt, dwaas-ja godloosheid. Maar mogelyk komt die aanmerking van den fchryver zelv' niet voort; want die is anders heel yverig , voor-en omzigtig te werk gegaan, en is een voorbeeld eener naauwkeurige reisbefchryving, waarvan de Philologen en Natuurkundigen , zo ze die landen willen bereizen, gebruik mogen maaken. — Nopens het Turkfche Ryk in't algemeen is niets opgetekend; daarentegen zyn zyne befchryvingen der Naturaüen (bladz. t87. tot het einde toe,) uitmuntend, en naar de Methode van Linnaeus ingcrigt. Alex. Rcssel, een Engelfch Arts, heeft Na- . türal  TüRKSCHEN RYKS enz. 245: tv.ral hiftory of Aleppo and parts adjacent, te Londen, US^- in gr. 4- ter grootte van 266 mg. met zuivere plaaten uitgegeeven, die ongemeen fraai is. (In 't Nederd. bekend, onder don Titel van A. Russel befchryving van Aleppo, met pi. Amft. 1762. $vfi) By de wyze van behandeling ware alleen te wenfehen, dat hy den inhoud des eerften deels door Hoofddeelen of Afdeelingen van malkander gefchift had, ten einde men, het geen men zoeken wil, des te gemaklyker kon vinden. Aan den Titel des werks voldoet hy zo , dat hy wel weinige dingen onj'fgedaan laat , en ten voorbeeld ftrekke van hen, welke inftemmend met hun beroep lang in de Levant blyven, om anderen byde onderrigtinge van dienft te kunnen zyn. Het eerfte deel handelt van de ftad Aleppo, haare legging, gebouwen enz. (bladz. 1. enz.) in't algemeen; en voorts van de geftcldheid van Syrië, van het wêer, den akkerbouw, de vrugten, kruiden, tamme en wilde dieren, vogels, visfehen enz. (bladz. 10.) van de inwooners, hunne leevenswyzc, levensmiddelen, vermaaken, kleeding, ftudicn in 't algemeen; (bladz. 77.) van de Turken, hunne fpyzen , gebruiken, huwelyken, baden en begraavenisfen; (bladz. T05.) Hier plaatft hy een gcbcds-formulier by eene Mahomedaanfche begraavenis: „ o menfeh, uit aarde wierd gv allereerft gefchapen; gy q3 „moet  346* BESCFIRYVINGE des „ moet tot haar nu wederkeeren. Dit graf is de eerfte fchrede in uwen voortgang tot de wooningen der aanftaande waereld. Zyt gy „ in uwe handelingen weldaadig geweeft; dan 9> zuit gy voor God worden vrygefproken; „ maar zoo niet, dan is Gods barmhartigheid „ grooter, dan alle dingen. Herdenk, dat gy in deze waereld geloofde: God ware uw „ Heer, en Mahomed uw Propheet; breng u „ mede te binnen alle Propheeten en Apofte„ len, en dat veele vergeeving zy. " 't Be. graaf-formulier der barden wykt hiervan af, en luidt dus: „ hebt gy genomen; dan moet gy „ weder geeven: hebt gy iets gedaan; dan zult „ gy 't vinden: hebt gy niet gelooft; dan zult 3, gy nu zien. " Hierop volgen wel niet veele, maar enkel waare dingen nopens den Godsdienft en dc regeerwyze der Turken, (bladz. 119. ras.) Wegens dc Feeften der verfcheide Oojierfche Chriften-gezindten (bladz. 123.) voegt hy'er de volgende Tafel oy; Orisken, Syriërs, Blaremtets, ^rmsnicrs, „ Vaften vóór Pafiben 43 dagen, 48 dagen, 48d.igen, hebben in alles hnFecfi Mi, waarby derjptfele», 12 ; - 12 - . 4 . , nog ^ vry. y - ■-.»;-•- tetF"ft willige vaflti, van Maria 15 - - ,s . - xs - . ic„a, jfa voor ■ mcn< r. fCersmis 40 - - 05 - . 10 - - ïi5 l?o 8? By  TURKSCHEN RYKS enz. 247 By hunne Huwelykcn (bladz. 125.) f&Mf eene omftandige befchryving eener Maromtifche Bruiloft, om dat men van deze, met weinig verandering, tot de overige kan befluiten; mankende daar teffens gewag van het gedrag deivrouwen omtrent haare mannen, als mede van de begraavenisfen; dan (bladz. 130.) van1 dc Jooden, en de Europeërs. (bladz. 132.) Met eene algemeene verhandeling over de Epidemi^ ■ fclie ziekten eindigt het eerfte deel, bladz. 130 144 - Het tweede deel levert, in geregeld verdeelde Hoofdftukken , de volgende ftoften : aanmerkingen over het Weer in 't algemeen ; (Hoofd. 1.1) byzondere waarneemingen omtrent het Weer, van hetjaar 17^-1747, cn van 1752 en i753; (Hoofd. 2.) berichten van tfidemifche;, in vooraf gemelde jaaren, te Jleppo geheerfcht hebbende Ziekten. (Hoofd. 3O YW» de Peft wordt in het volgende vierde Hoofd, gcfproken, zo dat van dezelve eerft in het algemeen , voorts vanhaare uitberftingen in de jaaren I742-i744, en eindelyk van de voorzigtigheidsmiiddelen der Em-o^ër* in peft-tyd wordt gehandeld. Dit zyn, waarfchynlyk, de zekerde berichten raakende dit kwaad, van de myne alleen daarin vcrfchillende, dat ze van eenen kundigen Arts voortkomen, welke alles overeenkomftigmetzynekundigheden befchryft. Hy haalt daarby Morellus gepafte woorden aan : Q 4  248 BESCHRYVINGE des (de febre peftil. cap. 5. „ de geduchte, met de „ peft gepaard gaande omftandigheden veröors, zaaken, dat ons de zinnen bedriegen , en ik „ denk, dat Hippocrates zelf zou misleid „ worden. " Misfchien is men begeerig, zynen goeden raad daar tegen te weeten. Hier is by: „ 'smorgens niet nugteren uit te gaan; „ zo veel mogelyk is, alle ongeregeldheden, „ heftige aandoeningen, en al te fterke ontlas„ tingen des lighaams te myden, maar dan ook „ noch in 't eeten, noch drinken maatiger, „ dan men gewoon is, te leeven; één of een „ paar glazen goede wyn meer, dan naar ge„ woonte, mogt dienftiger zyn; en een fterk „ gebruik Van zuurügtige dranken zyniet alleen „ aangenaam, maar ook nuttig. — Wanneer „ men in 't vertrek van zulk een Patiënt kome, „ of een lyk, of eenige andere aangeftokezaak „ voorby gaat; dan moet men het fpeekzcl niet doorflikken; maar door een zakdoek of „ eene fpongie, in zuiveren of met wynruit „ overgehaalden azyn gedoopt, adem haaien.— „ By aldien men de pols voelen, of andere omj, Handigheden van ccn Patiënt van naby moeft s, onderzoeken; dan moeft men den adem, zo 5, veel mogelyk is, inhouden, cn, zo dra men „ uit het vertrek is, den mond, het wezen en ,, de handen met wynazyn wasfehen; t'huis 5, komende andere kleêren aandoen, cn. de asth „ gehad  TURKS CM EN RYKS e*z. 24.9 „ gehad hebbende in de lugt hangen. Ook „ houdt hyhet raadzaam, dezelve met zwavel „ te berooken, en nogmaals den mond, het „ aangezigt en de handen te wasfchen. " Het laatfte Hoofddeel maakt, met de befchryving van het Aleppifche Zeer, een uitflag aan het lyf, het Hot van dit, voor den Natuuronderzoeker en Arts, ja voor allerleie leezers oven nuttig en geloofwaardig werk. Tableau de VEmpire Ottoman, a Francf. 17S7beftaat uit 227 bladz. in 12. De ongenoemde fchryver zegt in het korte voorbericht, dat hy uit de cchtfte bronnen gefchept, en dit klein werk daarom hebbe uitgegeeven, om dat men in de Franfche taal (want eene andere taal kon hy wel niet verftaan, dewyl hy Franfch fchryft, en egter van onze taal fpreekt,) over dc hier voorgedraagen ftoffen geen zo uitvoerig werk hebbe. Het eerftgemelde is eene lofiykc bclydenis , en ditTraétaat is dus in dit vak eene verzameling ; maar het laatfte is onwaar, dewyl men andere vertaalde werken in dit vak van overlang reeds heeft. — In dit boek wordt eigcnlyk van den Godsdienft, den Krygsftaat en de regecrwyze der Turken gehandeld. Daar wy nu reeds zo veele dergelyke verzamelingen uit andere werken hebben; zo is 't der moeite niet waardig, van dit, het welk tot de middelmaatige behoort, in het breede tc fprecken, en \% zou- q 5 dQ  250 BESCHRYVTNGE des de nutteloos zyn, de daarin: gevonden worden, dc onwaarheden cn misflagen aan te wyzen, of wel de menigmaal verminkte Turkfche beuaamiugen naar behooren te verbeteren. Eduard Ives Rcifen nach Indien und Perfiën, in het Hoogd. overgezet door C. W. Dohm: (in het Nederd. Edward Ives reizen van Enz'eland naar Indië, en van Perfië naar Engeland, Rott. en Ucrecht, ms.) Het Engelfche Origineel heeft een zeer langen Titel, waarvan 't begin en einde 't volgende is : a voyage from Engeland to India, in the je ar 1754'. £fY. by Edward Ives, Lond. 1773. A'°- 'De (Hoogd.) overzetter heeft dit werk in 2 deelen in 8*o ge, levcrd. Het eerfte deel bevat de reis naar Indië, .en eene party byvoegzels des overzetters, als mede eene kaart van Indië, cn 2 plaaten, Leipz. 1774- 8. Van dit deel fprecke ik hier niet, als tot myn vak niet behoorende. Maar het tweede deel behoort 'er toe ; want het behelft de reis van Perfië naar Engeland, met eene reiskaartvan Baffora tot de Middelandfche Zee, en 6 plaaten voorzien, Leipzig 1775. Men vindt (Hoofd. 1.) de befchryving van Baffora en dc omleggende landftreek, en ccn verflag van de vaart op den Euphraat mavKoma, Kota en Se, .mava; voorts (Hoofd. 2.) het vervolg der reize over Dewana, of Haska, en Hilla tot Bagdad. Van den Aga te Dewana verhaalt Ives,'dat, niet-  TURKSCHEN RYKS enz. 251 nicttegenftaande hy, volgens de Keizcrlyke fchatting, jaarlyks, flegts een duizend en vyf honderd beurzen in de fchatkamer van den Basfa te Bagdad brengen moeft, by egter nog eens zo veel, te weetcn drie duizend beurzen, om zig in zyn Stadhouderfchap ftaande te houden, plagt te leveren. Dit komt den Heere D. husching, volgens eene aantekening des overzet, ters, onbegrypelyk voor. En waarom? Hy rekent eene'beurs op 500 daald. Prui/ifch geld. Maar dit is verkeerd. Het zyn flegts zo veele Piafters, en één van deze geldt niet meer, dm 18 of 20 Pruijifche Grosferi. In plaats van de door hem opgegeeven fomme van anderhalf milüoenen daalders bedraagt ze maar iets meer, dan één millioen en tweehonderd duizend daalders; 't welk my zo ongeloovclyk niet voorkomt, gemerkt het gebied van dien Aga zig. in dc langte van Korna tot Uilla, dat is, over oe vier graaden, dus meer, dan 60 Duitfche mylen , en wel aan vrugtbaare , en redelyk wel bewoonde oevers van den Euphraat uitftrekt, 'en het grootfte Stadhouderfchap in dat geweft na dat van Bagdad is , ja flegts ccn eemgevan de daar onder ftaande Scheygks 500 beurzen , aevolglyk het zesde gedeelte van die zo groot bevonden fomme aan den Aga moet betaalen - Dc reis van Baffora naar Uilla wierd gedaan op den Euphraat, maar de verdere te & land.  252 BESCHRYVINGE des land. In het derde hoofd, geeft hy berichten van den wind Samum, van eene reis-draagbaar, cn de groote ftad Bagdad, als mede aanmerkingen nopens haaren toenmaaligen Basfa, den Krygsftaat aldaar, de Turken in het algemeen, en een.gc puinhoopen, waar onder ook de voor. gegeeven overblyfzcls van den toren van Babel behooren. By des overzetters Noten (bladz. 93- Hoogd.) raakende de menigte des volks te Conftantinopel, als of.die niet veel meer, dan vyf honderd duizend , of een halve milliocn menfehen bedroeg , en Tavcmier en Thevenot als getuigen van dc geringe bevolking der ftad Bagdad aan te haaien, waren wel veele dingen aan te merken; maar men vindt die in myne bejehryving. - In dc nabuurfchap dezer ftad bezag hy de uitgeftrekte overblyfzcls, welke men Nimrods Toren noemt, maar door hem zo wel, als den overzetter, cn wel te regt, dezen ontzegd worden; hoewel het niemand ongeloovelykza! vinden, dat zy, in laatere tyden, tot andere gebouwen gebruikten dus met deze vermengd worden. Van Bagdad ging de reis naar Moful. (Hoofd. 4.) Daar dc reizen hier volgens uuren worden berekend, gelyk byna doorgaans in het Ooften wordt gedaan; zo ftaat de overzetter in twyfcl, hoe hy deze berekening moet verftaan, maar meent eindelyk, dat het ccn afftandis van een uur, cn dit is  TUKKSCHEN RYKS fiïfz. 253 is ook zo. Volgens den byna altoos gelyken tred der Kameelen, Ezels en muilezels, naar welken zig dan ook de paarden gemeenlykmoeten rbtcn, kan men twee uuren wegs op ééne duitfche myl rekenen. Op dien weg zelv' kwam by door eene plaats, wier inwooners meeftal aanbidders van den Duivel waren. - Moful is (Hoofd. 5.) naar zyne berichten, ééne der beft gebouwde fteden in Turkye, en geeft, volgens .de ongemeen uitgeftrekte, daarom heen leggende puinhoopen, het zekerfte vermoeden, dat hier, eertyds, eene ongemeen groote ftad, en om dat men in deze ftreek van geene andere, daii Ninive weet, ook deze hier gelegen moet hebben. Hier wierd den fchryver door de Turkfche Overheid gevraagd, of hy met de Poft, dan met de Karavaan wilde reizen? Dit komt den overzetter vreemd voor, om dat hy met weet, ergens iets van eene Poft in het Turkfche Ryk te hebben gcleezen, en hy altyd van gedagten geweeft was, dat men daar niet anders, dan met Karavaanen konde reizen; denkt dus, dat die geene overëenkomft met onze Poften hebbe, cn 't mogelyk alleen Couriers waren, door welken zig de Gouverneurs, op zekere tyden, nopens Staatszaaken onderregttcn, welke dan, ongetwyfcld, eene goede befcherming hadden , onder welke privaate perfoonen ook veilig konden reizen. Dit vermoeden is echt. b Want  254 BËSCHRYVINGE nm Want dcPorte, als. mede de Opper-en Onderftadhouders van Provinciën en fteden zenden, geenen de Kapudfchjy, deizen de Tfchokahdars, •of wel fanitfaaren met hunne opene bevelen, wel nietiop bepaalde tyden, maar naar de omHandigheden, naar deze en geene plaatzen, dikwyls alleen, dikwerf met eenige Janitfaaren of Bedienden, welke,overal recht hebben, niet flegts aan zekere plaatzen, maar ook elders paarden te neemen, by aldien de hunne moede wierden. Zy zyn bykans. ook even zo veilig, als de Couriers in Europa, om dat elk Bevelhebber voor hunne veiligheid moet inftaan, en, wanneer het in zyn Diftrict niet veilig is, door byzonder mede gegeeven bedekking daar voor zorgen. Ives had 'er Vooraf ook (bladz. 150) een voorbeeld van verhaald.. Hy bericht, (bladz. 21 o.) dat, Mcrdin en Nifibin wel in 't Stadhouderfchap van Moful lagen, maar cgter -beide onder den Basfa van Bagdad ftonden, welke haar ook haare Onderbevelhebbers beftemt: waarby de overzetter de aanmerking maakt, dat ze, volgens den Heer D.Busching, ;onder het Pafchalyk Diarbekir ftonden.. Deze aanmerking fchynt echt te wezen, en moet wel by Ives eene drukfout wezen, want de legging op de kaart beflift voor den Heer Büsching, cn Ricaut meldt het insgelyks zo : ten ware, wegens den handel met Perfië, (het welk niet on-  TtJRKSCHEN RYKS ejïz. 255 onmogelyk is,) óe Basfa van Bagdad eenbuitcngemcene volmagt over die plaatzen mogt gehad hebben. - Nu ging de reis naar Diarbekir (Hoofd. 6.) waarvan hy zo veel verflag doet, als dusdanig een, by 't kort verblyf aldaar, gedaan kon worden. By de groote volks-raenigte is daar, dergclyke. hy mede van Bagdad en Moful, meeftal, naar het'verhaal van de zig daar ophoudende Roomfche Monniken, had opgegeeven, befchuldigt de overzetter de berekening derzelve van onwaarheid, om dat hy ze al te groot vindt , en men geen zekere nopens de Turkfche fteden kan hebben. Hieromtrent nu kan ik hem wel niet regelregt tegcnfpreeken; hy bouwt ook op de geloofwaardige getuigenissen van. den Heer Niebuhr hieromtrent. Doch ééne zaak mag ik niet verzwygen. De groote fteden naamlyk, waarin de voornaamfte Basfas hunnen zetel veilen, zyn tegen alle verwagtingvolkryk, hoe woeft ook en van menfehen ontbloot, dikwyls, het platte land is, om dat ze op dit van de kleine bloedzuigers en roovers te zeer gedrukt, en dan aangezet worden , tot de fteden hunne toevlugt te neemen; wcshalven ook eene peft, hongersnood en dergelyke plaagen zo ongeloovelyke flagtingen onder de menfehen in dezelve maaken. — By Bir ging hy over den Euphraat, en kwam zo te Aleppo. - Verder volge ik hem niet, uitgenomen  256" BES CHR Y VING £ vzé men dat ik zyn reisregifter daarby voege, het welk mogelyk voelen niet onaangenaam zyjj zal; •■ . ; van Bafora tot Korna 75 mylen —r Korna — Kota 91 Kt.i Dcwana 211 \ Dewana Uilla fa — - Ni/la Kirkoote 167 ~ Kirhoote Arvela 54 , ■ Arvela — Moful 49 - _ *— Moful . -— Nifibin 103 . , -7— Xifibhi Arm 26 Ann Diarbck'ir 58 ' Marbeklr Aleppo 54 - j. tarnen van ^Têri tot Aleppo 990 Engelfche mylen Deze in die geweften van het Afiatifch Turkye gedaane reis duurde van April tot Septemb. 1758, cn hy was, wegens de hitte, vliegen, muggen cn andere Infeftcn, als ook wegens de Arabics, Turken, cn andere op dezen weg -woonendc volken, voor zoo veele ongemakken ■ blootgcftcld,- cn de reis ging met zo groote koften gepaard, dat men zig niet behoeft te verwonderen, wanneer zo weinigen ze doen. In de befchryving leert men, even als in andere, omftandig, de bedriegelyke en geweldige ongerechtigheden, die in Turkye, vooral in de van Conftantinopel, Smyrna en Aleppo afgelegen plaatzen , den reizenden worden aangedaan. Wie inmiddels de reis naar de geweften van den  TURKSCHEN RYKS Etfz. 257 Euphraat en Tyger wilde doen; dien zou dit werk heel wél te ftade komen , en het verdient, met Otter vergeleeken, ja met hem gelyk gefield te worden. N Petro Businello , Staats- en Gezandtfchaps* Secretaris by den Bailo, hiftorifche berichten van de regeerwyze, zeden en gewoonten der Osmanfche Monarchie. Deze ftaan in J. F. ZêBret (Hoogd.) Magazyn, ten gebruike der Staats-en Kerkgefchiedenis, deel r. bladz. 52-160. en deel 2, bladz. 107-232. UlmWi enz. 8. (cn zullen agter dit werk, volgens des fchryvers handfchrift vertaald, geplaatft worden.) Zybcftaanuit 80. Af deelingen, waarvan de eerfte de inleiding uitmaakt, en de tweede van den Stigter van den Turkfchen ([Mahomedaanfchen') Godsdienft, als mede van de beweegreden fpreekt, welke hem tot de ftigting van dien hebben aangezet. Men vind hier daaromtrent eene goede natuurlyke verklaaring; fchoonde dwaaling tcffens, (welke ik hier en elders, in dit werk voorkomende, by dat zelve nader zal melden ,) voorkomt, dat Mahomeds zogenaamd Teftament in hetKloofter op den bcrgKarmel gevonden, en hetOrigineel in de Bibliotheek des Konings van Frankryk gebragt zy. In de derde af deeling toont hy, waarin de Godsdienft der Turken beftaat. By het gewag maaken van de Bedevaart naar Mekka doet hy de zaak te kort, wanneer hy het getal der Beli. Deel B. de-  258 -BESCHRYVINGE des devaartgangers flegts op 50 of 60 duizend rekent, gemerkt bykans elke der drie Hoofdkaravaanen op haar zelve alleen zo fterk is. Van den Beiram, de huwelyken cn echtfeheidingen der Turken, hoe verre zy het bywyffchap uittrekken , en van hunne zedelyke daaden handelt de vierde, en van de Dienaaren van den Godsdienft de vyf de af deeling. Hier wordt de Titel ingelaft, welken de Sultan den Mufti geeft: „ aan u, N. N. die gy de wyfte onder alle wyzen, in alle kennis onderregt, de „ uitmuntendfte onder alle uitmuntenden zyt; „ die gy u van ongeoorloofde dingen onthoudt; „ die gy de bron der deugd en waare weeten„ fchap, en de erfgenaam der Prophcetifche „ en Apoftolifche Leer zyt; gy loft de vraag„ ftukken des geloofs op; gy maakt de artike„ len des waaren geloofs bekend; gy zyt de „ fleuteltotde fchatten der waarheid; hetlicht „ van twyfelagtige Allegoriën ; gy zyt ge„ fterkt met de genade van den opperften leids„ man en wetgeever des menfehdoms! De 3, groote God verëeuwige uwe deugden! " By het inkomen van den Mufti is zeker eene drukfout ; want daar dit op vier en een halve Venetiaanfche Ducaat dagelyks wordt gerekend, zo maakt dit niet twee honderd, maar twee duizend Aspers uit. Van de Monniken-orden onder de Turken fpreekt de zesde af deeling. Hy ver-  TÜRKSCHEN RYKS enz. 259 verhaalt hunne ongegronde grootfpraak, in hunnen oorfprong te verheffen, maar merkt aan, dat ze niet eer, dan onder Orchan waren ontftaan, welke uit dankbaarheid aan God en Mahomed wegens de veroverde landen, Perzoonen aanftelde, die volgens vaftgeftelde regels het gebed waarneemen, cn dc bedwonge volken zouden onderregten. Dit is wel zo; maar nogtans hebben de Turken, Waarfchynlyk, 't monnikfehap van de daar zynde Chriftenen aangenomen. Van de Moskeen, haare inkomften en voorrechten wordt QJfdetk%} flegts kort,van de voornaamfte verdeeldheden in den Mahomedaanfchen Godsdienft, afdeel. 8, en van andere Seften daarin, afdeel. 9. gehandeld. Hier komt dat zotte tuig voor, het welk byna alleen uit de regelregt tegen elkander over ftaande gevoelens van allerlei geloofs-artikelcn ontftaan is. In de tiende afdeel, van het ongeloof der Turken, verzekert hy, dat 'er onder hen Atheiften en Naturalijlen in menigte zyn, welke deels wegens de kwaade gronden van hunnen Godsdienft, deels wegens de Godloosheid der Chriften-en Joodfchc Afvalligen, twyfclaars aan, en lochenaars van alles wierden. De Godsdienft der Turken, zegt hy in de elfde af deeling, rufte eeniglyk op ftaats-inzigten, en wordt met deszelfs belang heel naauwkeurig beoordeeld. Zyne aanmerking,dat deTurkeri, geftadig,meer R 2 cn  26o BESCHRYVINGE des en meer aan hunnen Godsdienft twyfelden, en zyne daaruit afgeleide hoop op een goeden aanftaanden ftaat, laaten wy aan zyne plaats. Lhkwyls maakt hy Mahomed tot een Staatkundigen ; daar hy zeker niets meer, dan een Enthuftaft is. Met dc iade afdeel, gaat hy tot de burgerlyke regeering over, fpreekende mede van het Serail, deszelfs bewaaking en bevolking Het getal van de daarin zynde, omtrent 8 duizend menfehen bedraagende, berekent hy dus: Menfehen by de floetery ^500 Boftandfchi of tuiniers 2ooo Baltadfchi of houtkloovers 400 Blanke Gefneedenen I2Q Zwarte Gefneedenen 300 Vrouwsperzoonen omtrent 430 Idfchoglans, (Kamer dienaar en) 700 In de Keulen enz. ^00 Van de ftoeteryen handelt de 13de afdeeling. Behalven de drie duizend paarden des Sultans, zullen 'er nog wel even zo veele voor de Minifters in zyn, dewyl eenigen, als de KislarAga, by de drie honderd hebben. Buiten dat heeft men nog vier honderd Keizerlyke muilezels, om de noodwendigheden aan te haaien. (Afdeel. 14.) Van de Boftandfchi en Baltadfchi fpreekt hy afdeel. 15. van de blanke en zwarte Ge¬ en meer aan hunnen Godsdienft twyfelden, en zyne daaruit afgeleide hoop op een goeden  TÜRKSCHEN RYKS enz. 261 Gefneedenen; afdeel. 16. van de kamers der Idfchoglans. Zo veel mogelyk is, wierden daar toe Chriften-kinders genomen. — Van de wyze, op welke men de jonge lieden in 't Serail in de weetenfehappen onderwyft, handelt afdeel. 17. Daartoe brengt hy het leezen en fchryven van het Arabifch en Perfifch; het leezen der Hiftorien, inzonderheid van hoogdravende Romans; het beftudeeren van den Koran; de Dichtkunde, het Muziek, en wat fchilderen. Van de Stommen en Dwergen, (afdeel. 18.) 'tGetal der eerften was, in zyn tyd, by de veertig. By de befchryving der vertrekken des Harems (afdeel. 19.) meldt hy, dat de Sultans zelve de dierlyke welluft paaien moeften ftellen, en het hen flegts,by plegtige gelegenheden, vryftond, eene nieuwe vrouw tot hun bedgenoot te nccmen, vermids de fchikking van den Hofftaat eener door den Sultan bezwangerde vrouw te veel onkoften eifcht. - (Afdeel. 20.) Van de neiging, welke in 't Serail tusfehen perzoonen van eenerlei geflacht heerfcht. Heel omzigtig wordt gefproken van de ftomme zonden, die daar niet flegts, maar ook in't ganfche Turkfche Ryk in zwang gaan. Van den eerften Vifier en deszelfs Kiaja. (afdeel. 21.) Dit laatfte woord is overal, verkeerd , Chiafa gedrukt, even als men meer dergelyke feilen in andere woorden by de afdeel, vind by de Vifien R 3 det  262 BESCHRYVINGE des der Bank, den Bef ter Aar enz. In de i^ Aleppo | negen(^) eene millioen (/) J tweehonderd (b) Ric. eene millioen, tweemaal honderdduizend, zes honderd en zeftig. (0 Ric elf, 00 Ric, eene millioen , twee honderd duizend, zes honderd en zeftig. (O Ric eene millioen, een honderd twee en dertig duizend, twee honderd en negen. (ƒ) Is waarfchynlyk, wat by Ricaut Tschildir wordt genoemd, aan de grenzen van Georgië, omtrent Groot Ar. vtenië. O?) Ric. negen honderd twintig duizend. (h~) Ric. Zeven. 00 Ric. agt honderd zeventien durend, zeven honderd en twee en zeventig,  TURKSCHEN RYKS enz. 265 loZittaQt) vier | zes honderd, der- honderd zes (w) j tig duizend (/) en twintig. 11 Tripoli di vier agtmaai honderd honderden Soria. duizend, zeftig. \2)Trebifon- vier C») zevcn honderd, honderd ze- vyf en dertig dui- ven en veer- zend (0) tig. 13) Kan zes agt honderd en honderd vier twintig duizend en zeftig. 00 14) Moful vyf zes honderd een honderd ze? en tagtig duizend en dertig. (*) Waarfchynlyk is dit by Ricaut Marafch, aan den Euphraat tusfchen Mefopotamië en Aleppo, de -aan den berg Amanus gelegen hoofdftad eener Provincie van denzelfden naam. (/) Ric. zes honderd agt en twintig duizend, vier honderd en vyftig. (jn) Ricaut voegt hier nog by: Scheherezul in Afyrië, de hoofdftad van Kurdiflan, van ttdnög Sandfchakken, en eene millioen inkomften. Lamica op Cyprus, van zeven Sandfchakken en vyf maal honderd duizend, zes honderd en vyftig Aspers. 't Eerfte is, waarfchynlyk, in een' oorlog met Perfië, verloo" ren gegaan, (») Ric. rekent geen' eenen. (e) Ric. zeven honderd , vier en dertig duizend, agt honderd en vyftig. (f) Ric. agt honderd en twintig duizend, zes honderd en vyftig. (?) Zes honderd een en tagtig duizend , zes en vyftig;. F- 5  266 BESCHRYVINGE des 15) Urftf(r) | zeven I agt honderd tagtig I honderd ze? I , duizend (Y) 1 en zeventig. II. In Europa (t). 1) van Ru- vier en I een millioen hon- I tweehonderd melië woont twintig. derd duizend As- en twintig, te Sophia. pers> 2) van Bos. agt eene millioen agt drie honderd maal honderd dui- en zeftig. zend. («) 3) De Kapi- dertien negen maal hon- honderd en tein-Bafa. dertl duizend. (V) tagtig. 4) Belgrado. zes agt maal honderd honderden duizend. zeftig. 5) Morea dertien negen maal hon- honderd en derd duizend. tagtig. 6) Choczim vier zeven maal hon- honderd en derd duizend. veertig. 7) Bender drie agt maal honderd honderd en duizend. zeftig. S) Kandië. elf negen maal hon- honderd en I derd duizend. | tagtig. $0 Km (r) Dit is waarfchynlyk Rica by Ricaut. CO K-Ic- zes honderd, tagtig duizend. Businellofchynt, naar de berekening der Zoldaaten , welke Ricaut geheel heeft weggelaaten , en volgens welke één Zoldaat op yyf duizend Aspers gefteld moet worden , gelyk te hebben. (0 Veele van deze heeft Ricaut niet; daarentegen heeft hy nog Pafchalike te Ofen, Temeswar eiiz. welke het Huis Ooftenryk wêer in bezit genomen heeft. (ti) Ricaut bepaalt hier geene fomme. Cr) Ric. agt honderd, vyf en tagtig duizend.  TURKSCHEN RYKS enz. 267 g-) Karna vyf zes honderd vyf- honderd en tig duizend. dertig. 10) Retimo vier zes maal honderd honderd en duizend. twintig. ,0 Siliflrië zeven zeven honderd honderd en ' vyftig duizend. vyftig. Nidiri I zes zeven maal hon- | honderd en QViddUi) derd duizend. veertig 13) Negro- twee vyf honderd dui- honderd. 'me. zend- I 14) Lepatitè vyf vier honderd, vyf- j negent.g. tig duizend. | B. Sandfchakken, (y) die uit de Rykskas worden betaald. 1) Kairo \ zeftien zeftig duizend du- vyf honderd. caaten (s) f> Babyion tweeën eene millioen, ze- drie honderd twintig ven honderd dui- en veertig, zend Aspers. 3) Bajjora vier zes honderd dui- honderd en zend Aspers. tien. Gevolglyk waren in het geheel Bafas 32 7 welke zrimen Sandfchiakken 281 3 op hunne koften, in oorlogs-tyd 597* man moeten leveren. Elk van zulke Stadbouderfchappen heeft zyn' eigen Mufti, Reis-Effendi , Groot-fchatbewaar- der, waar door de Sultan in den Harem gaat. Aan elke zyde zyn twee , een' voet boven den grond des Pleins verheven, en met fraaje vierkante fteenen belegde Terrasfen, alwaar zig de Heercn en Bedienden desHofs ophouden, dewyl ze niet verder mogen komen. De gebouwen, het voorfte gedeelte der noordzyde uitmaakende, zyn regelmaatig en eenvormig. Dit Ruk der bouwkunde zou allerwege worden bewonderd. Een groote menigte vry ftaande pylaaren levert een fraajen gang uit, waarin men naar alle vertrekken kan gaan. De Schat-fecretaris heeft zyn vertrek in den hoek eener zeer ruime zaal. Zy gelykt heel wél na de Sefer-Oda. Aan beide zyden, zolang als zy is, vindt men een' breeden Sofa, waarop 50 menfehen gevoeglyk konden flaapen. •— Even zo ook op de boven rond gaande gaandery. Elke verdieping of afdeeling wordt door wel geplaatfte venfters verlicht. Uit deze eerfte zaal gaat men in eene andere , die even zo groot, en zo aangelegd, en tot eenzelfde gebruik beftemd is. De warme kamer, alwaar men op de Sof as Tabak rookt, is de laatfte, en 'er door eene voorkamer flegts van gefcheiden. — De muuren van de badftoof en haare voorkamer zyn met  TURKSCHEN RYKS enz. 287 met onechte porceleine vaten geftoffeerd. — De voorgemelde andere Zaal beflaat het geheele voorfte gedeelte des derden Pleins aandeNoordzyde; de beide deuren en de venfters veröorzaaken een aangenaam gezicht, niette genftaande de bouwwyze heel eenvouvvdig is. Zy is ter zyde van de boven befchreeven Audiëntiezaal. — Tusfchen deze twee Zaaien der Idfchog. lans heeft men een byzonder gebouw aangelegd. Daarin zyn drie Kamers, met den grond gelyk. — De Hasne-Kiaja geeft daarin Audiëntie. Daar is .nog een ander, in eenen zelfden afftand van dit en des Sultans Audientie-zaal geftigt. Van daar ziet hy de oefeningen en fpelen aan, welke men, om hem te vermaaken, op het plein aanregt. Het is twee verdiepingen hoog, regelmaatig gebouwd, en met zeer fraai marmer bekleed. Men kondigt overal den middags-tyd van de Minnarets aan. De Imam klimt, tot dat einde, op het derde plein van het Serail, op eenen pylaar van porphierfteen. Deze fteekt flegts zes voeten boven den grond uit. Het overige met den voet is onder den grond. Uit het geen men 'er van ziet, moet men betreuren, dat hy tot dit gebruik beftemd is, zo bewonderenswaardig is hy bewerkt. By de terugkeering in de tuinen zag ik met vermaak den grooten vierkanten Kiosk wêer, welke  283 BESCHRYVINGE des welke noordwaarts legt. Door 40 venfters vale 'er het licht in* De ruiten waren 22 duimen breed. Het looden dak loopt in een vierkant fpitszamen, en draagt eene agtkante lantaarn met glazen. De kleine Koepel, welke haar dekt, en het daarop gezette fpits zyn fterk verguld. Daar is nog een ander, ook groote Kiosk, hoewel van een verfcheiden bouwwyze, in den boven-tuin, doch mede noordwaarts , in de gedaante van een kruis. Elke vleugel wordt door zeven boogen onderfteund. De Zaal is naar het zelfde ontwerp aangelegd. — Het hoofdgebouw beftaat uit 4 afdeelingen, cn krygt zyn licht door een'e lantaarn van dcri grooten Koepel. — Deze twee gebouwen met eenen kleineren Kiosk maaken de geheele buiten^ zyde der tuinen noordwaarts uit. Men ziet zs van verre. Wanneer men op het derde plein van het Serail komt; dan was de Audientie-zaal ter regte hand. Aan 't einde van dit plein is de ingang tot het binnenfte des Serails. — De Chasz-Oda (de zaal der Idfchoglans) is het eerfte met den grond gelyk leggende vertrek weftwaarts, zeer ruim, cn met marmer belegd. — Daarin houden zy dag en nacht de wagt, Ik herhaal hier niet, dat alle Zaaien met lood gedekt, en de meefte Koepels verguld zyn. Door eene lantaarn  TURKSCHEN RYKS enz. 289 taarn op den grooten Koepel valt het licht in elke Zaal. Van hier gaat men in twee verwelfde Zaaien, welke door zwarte Gefneedenen bewaard worden. Een klein plein fcheidt ze van malkander, en elke heeft aan de zyde Kachels, om 'er 's Winters in te ftooken. Eene Gaanderey, welke met vyf Koepels bedekt is, en naar het Zuiden loopt, leidt naar een groote plaats. Zy is het voor-vertrek tot de eerfte kamer des Sultans. Men kan daarheen ook door eene boven-gaandery komen, welke aan de wooning van den Kislar-Aga vaft is. Daar worden ook de voornaamfte Bedienden der Porte binnen gebragt, die met den Sultan gewigtige zaaken moeten afdoen. Een groot getal zwarte Gefneedenen woont rondom in kleine kamers. Deze kamer heeft twee deuren; de eerfte is ten Noorden ; dc andere ten Zuiden ; gecne voor den Sultan,, deze voor den Kislar-Aga. De eerfte leidt tot een' gang , waaraan de vertrekken van den Harem grenzen. Zy zyn van middelmaatige grootte van fteenen gebouwd; hebben het uitzigt over een' tuin, welke met een' zeer hoogen muur omringd is; zyn helder, en met fraaje meubilen voorzien. Deze beftaan uit Tapyten , behangzcls , gordynen, fpiegels , uurwerken en kleine kiften, welke H. Deel T men  *9'o BESCHRYVINGE des men in de hoeken van den Sofa zet, die rondom gaat, en waarop men zig dag en nacht ophoudt. — Van dezen eerften tuin gaat men in een tweeden. De twee verdiepingen hooge Kiosk is in liet midden, en eene aangenaame verblyfplaats. De Sultan gaat 'er dikwyls met de Sultanen in. 't Voornaamfte binnen-plein van het Serail is aan het einde van dezen tuin. Het beftaat uit vier hoofdgebouwen. De Sultan bewoont dat , het welk ten Weften legt, wiens buiten-muuren met porcelein geftoffeerd zyn. In de overige, die insgelyks alle op boogen ruften, woonen de Sultanen. Dit. plein zweemt taamlyk na de place roïale te Parys. Het is langer, dan breed. De vertrekken worden door Kachels warm gemaakt, beneden op den grond ftaande. Na het vertrek des Grooten Heers klimt men langs een pragtigen trap. De vloer is vierhoekig; het voor-vertrek is veel grooter; het vertrek zelf ftrekt zig uit tot aan den hoek van 't plein, en maakt aan deze zyde een einde van 't gebouw des Serails. Hier kan men een denkbeeld van den overvloed der Sultanen maaken. Alles is in de uiterfte pragt. Allerwegen ziet men ongemeen fyn porcelein, met uitfteekend bloemwerk. De muuren zyn met gouden ftolfen behangen. De Sofa  TURKSCHEN RYKS enz. 291 Sofa is van dezelfde ryke ftof. De fpicgels, uurwerken, kleine kiften, met één woord, alles is merkwaardig, 't Byzonderfte is, dat het: byna doorgaans meefterftukken van uitlandfche Kunftenaars zyn, waarmede men dit vertrek zoekt op te fchikken. Hierop komt men in de Gaandery , waar de vertrekken der 12 Sultanenzyn. Deze zyn groot, en met uitfteekende meubilen voorzien. Voor de glazen zyn traliën, en zy hebben bet uitzigt op het plein. Aan de tuinzyde hebben ze Saxnifms of kleine uitfteekende Balkons, waarin ze zitten, en het land, eh wat 'er in de tuinen omgaat, kunnen zien, zonder gezien te worden. In het midden der Noord.zyde heeft men een uitfteekend gebouw aangelegd. Dit is als de vergader-zaal; daar komen de vrouwen, om by den Grooten Heer de opwagting, en zig by hem door duizende vermaaken behaagelyk" te maaken. - Van daar gaat men naar 't groote bad Dit beftaat uit drie verdeelingen, die alle met marmer bekleed zyn. De middenfte is de fierlykfte; haar verwelf ruft op marmere pylaaren; door ingezette Kriftallen valt 'er het licht in- Tusfchen beide zyn enkel deuren met glazen, om alles te zien, wat men doet. - De vrouwsperzoonen van een laageren rang, en T 2 de  292 BESCHRYVINGE des de zwarte Gefneedenen hebben hunne byzondere, zeer zuivere en gemakkelyke baden. Wanneer men uit den grooten Harem komt; neemt men zyn' weg door een zeer fomberen gang; deze gaat door de voornaame woonplaats der Gefneedenen, en leidt regelregt naar het gevangenhuis der Prinfen, welke als Zoonen der Sultanen naar den Throon kunnen ftaan. 't Gelykt naar eene fterke vefting,en wordt van een grooten muur omvangen. — Men gaat 'er door twee, van binnen en buiten door Gefneedenen naauwkeurig bewaakte poorten in, waarvan elk een dubbeld yzeren hek heeft, 't Verblyf daarin fchynt droevig te zyn. Daar is een heel aartige tuin met goed water by. De Prinfen hebben fraaje gebouwen en baden in de hoofdgebouwen , die den hof influiten. De tot hunne bediening aangeftelde Gefneedenen, bewoonen de met den grond gelyk zynde vertrekken. Tot dus verre heb ik alleen van de gebouwen gefproken, die men in het Serail bewoont. — Over het algemeen heerfcht in dit uitgeftrekte Paleis, voorde oogen der Kenners, eene bewonderenswaardige eenvoudigheid. Hoewel men weinige meefterftukken der bouwkunde en overige kunften, die ze verzeilen, vindt; men moet egter bekennen, dat alles het Paleis van een  TURKSCHEN RYKS enz. 293 een grooten Keizer aankondigt. - Ik zoude al te ver moeten uitweiden; wilde ik alle vertrekken en onderaardfche waterkommen opgeeven en befchryven. Ik verwonderc my minder over de verbaazende uitgeftrektheid dezer plaatzen, dan over haare bouwwyze. Onder de vertrekken, en zelfs onder de pleinen des Serails, zyn 'er verwelven, welke op groote fteenen pylaaren ruften. De muuren kunnen alle proeven doorftaan. - De Sultans zyn daarin , als; in eene onverwinnelyke vefting, volkomen veilig. In tyden van onluft kwam Mahmud, fchielyk, van de andere Keizerlyke lufthuizen terughalwaar hy zig niet veilig genoeg oordeelde. Inmiddels fcheen het, dat hy de oevers der Zee met misnoegen verliet, om dat hy daarin zeer veel behaagen fchepte. En dit was de reden, waarom hy, in hetjaar I745, befloot, zelfs in den omtrek van het groot Serail, t Serail van Top-Kapi aan te leggen. Dit is aan de Zee gebouwd. De wooning des Grooten Heers is tusfchen Ooften en Zuiden , tegen over Scutari. Het Hof bewoont de hoofdgebouwen van het Noorden naar t Westen Men gaat 'er van den Zeekant door twee poorten in. Het ééne (Top-Kapi) wordt door twee fpits opgaande torens verdedigd. De ingang is zeer duifter. Men gaat taamlyk lang onder een verbaasd lang verwelf, waarop men 'p ^ eenen  294 BESCHRYVINGE des eenen fraajen tuin heeft aangelegd, en waarheen men regelregt van de tweede verdieping des Harems komen kan. — 't Vertrek des Sultans overtreft' in koftelykheid van meubilen dat van het groot Serail. — De gevangenisfen van den Boftanfchi-Bafchi zyn naby den Zee-Kiosk. Deze ruft op 9 hooge verwelven, wier pylaaren van eene ongemeene dikte zyn. — De Kiosk , welke voor de tweede poort (JaliKioske-Kapi) is, alwaar de Boftanfchi en Kapidfchi de wagt hebben, heeft maar ééne verdieping. - De Zaal, daar de Sultan den KapU tein-Baffa audiëntie geeft, krygt haar licht dooiden lantaarn van den grooten koepel. — Men klimt 'er, van de vier zyden, langs een grooten, witten marmeren trap heen. De Throon of Sofa des Sultans is aan het einde; een hek belet, dat men hem niet digtby kan komen; het verwelf, hetwelk gefchilderd, met beeldwerk voorzien, en naar een redclyk goeden fmaak verguld is, ruft op 24 pylaaren. 't Is over 't algemeen één der fraaifte Kioske in de Keizerlyke Paleizen. Wanneer men door de poort JatUKioske gaat; dan leidt eene Allée naar den Kioske een poort van den Harem, welke Kalfaje wordt genoemd. — Van daar gaat men, door verfcheide Alleen, naar de kamers van den Boftanfchi-Bafchi, den nieuwen Kioske van Aganum-Harem, den Harem des  TURKSCHEN RYKS enz. 295 des Sultans, de Chasz-Oda en het oude Serail, het welk met fraaje pylaaren en Mofa.fc.h je£ verfierd is. - Van daar kwam ik tot de zo Roemde yzeren poort iDemir-Kapiy^ Toren Alai-Kiosïe, welke tegen over hetPaleis van den Groot Vifier is. - Wff*™?^ nen weg ter regte hand vervolgd; dan kon men,voÖort,aan de plaats Tfiragan, a waar de vertrekken van den Kislar-Aga zyn. - Wanneer men van hier na de zee nadert;; ktatrccn naar beneden op een plem, het welk meer lang, dan breed, en aan wiens einde een groote vlakte van hout is, welke als een voor-vertrek van kleine kamers uitmaakt, als mede een bedekte gang, van welken men in eene pragtige, meer lange, dan breedc Zaal gaat - Deze is met koftelyke, Europifche meubilen, zelfs meteen Orgel en Clavier voorzien. - hieraan is een vierkant, ryk verfierd Kabinet vaft, van het welke men in den vooraf befchreeven H+ rem komt. ' Myne befchryving zoude al te wydloopig zyn geworden, had ik van alle koftbaarheden "Lag willen maaken. - Dc Sultans hebben het zig zelv' als tot eene wet gefield, om niets uit het Keizcrlyk Palcis te laaten gaan. Zy koopen of nog meer aan, of zy krygen, het geen de ganfche waereld omtrent mee fier (lukken of zcldfaame zaaken heeft, ten gefchenke. - ln T 4 de  296 BESCHRYVINGE des de keuze daarvan heeft men niet minder gelet op de volkomenheid des werks, als op de ftof, waaruit het is gemaakt. Ik zag niets gemeens. Elk kleinood vond men op zyne regte plaats. — Men had heele dagen noodig gehad, zo men flegts de voortbrengzels eener eenige kunft fchielyk had willen nagaan. - Alles is in open kasfen ten toon gefield. De fraaifte Kriftallyne vaten, vol met nieuwe Zechinen, fchynen alleen beftemd te zyn, om de kleinoodiën van malkander te fcheiden. — Doch dit is flegts, om zo te zeggen, het Kabinet der kleinoodiën; hierop volgen veele andere, alwaar men in eene zeer uitfteekende orde aantreft hangblakers, kabinetten , kiftjes, fchryflesfenaars, doozen voor thee, koffi en Chocolade, fpiegels, tafels, armftoelen, Sof as, allerlei foorten van ftoffen, horologien, goud-en zilverwerk enz. Niets is eenpaarig; alles is verfcheiden. - Van deze kamers komt men in een lange Gaandery, welke verhevener is, dan de groote muur, tot wier verdediging een groote menigte van torens zyn geplaatft, gelyk met de muuren der ftad, welke dc wooningen en tuinen van 't Serail influiten. Zy krygt haar licht door 15 kruisraamen; en van haar ziet men de muuren, Scutari en alle naby gelegen wateren. Hiervan komt men, aan de ééne zyde, tot een kleinen Kioske, en aan den anderen kant tot een pragtig bad. Daar is nog even  TURKSCHEN RYKS enz. 29? even zo een ander voor de boven-vertrekken. Hierop wierd ik over een Terras, en door een kleinen tuin naar de groote plaats terug geleid, waarvan men tot de vooraf befchreeven Chasz-Oda komt, en had dus 't ganfch Serail, en zelfs de geheimfte plaatzen bezien. — Over bet algemeen moet ik betuigen , dat mön allerwegen de Ouden en laateren heeft-nagevolgd. Men heeft gebruik gemaakt, van het geen de tyd heeft overgelaaten. By elke fchrede ontdekt men overblyfzels der oude pragt der Griekfche Keizeren. Voiage litteraire de la Gréce, ou lettres fur les Grecs anciens & modernes avec un Parallele de leurs moiurs Tom. 1. pag. 420. Tom. II. pag. 244. a Paris 1771. 8. Dit boek is in het Hoogduitfch overgezet, onderden Titel: Letterkundige reis naar Griekenland enz. Leipzig 1772. 2 deelen. De fchryver is een Franfch Koopman van Marfeille, die in de Griekfche taal en oude fchryvers zeer wel ervaaren was, en zyne reis in brieven van Conftantinopel, Adrianopel en Smyme aan een' Heer Bourlat de Montredon , ten gebruike zyner kinderen, heeft befchreeven, maar vervolgens door zyne vrienden wierd overgehaald ,°öm ze door den druk bekend te maaken. De eerfte brief is als eene voorreden, en 1750. gefchreeven. Ten dienfte van hen, die geen Italiaanfch verftaan, ware het wel noodig geT 5 weeft,  298 BESCHRYVINGE des weeft, de uitdrukking, ü paterna nido (de; vaders hm) over te zetten. — Brief 2 behelft algemeene aanmerkingen over de Turken, Armeniërs en Jooden. Dit is eene zeer dienftige afbeelding dezer volken voor hen, welke met hen te doen hebben. Maar dit is bezyden de waarheid , (ten ware de overzetting mis had,) dat de Armeniërs de talrykfte, vermogendfte en verftandigfte Natie uitmaakten. In den derden brief vindt men echte algemeene aanmerkingen over de laatere Grieken ,• zy waren nog de ouden, flegts by 't verlies der vryheid cn.weetenfehappep onder het Turkfche jok. In den vierden brief, van huizen, vertrekken, lampen, Sopha, vuu)pannen, vrouwen, borduurwerken enz. wordt eene plaats van Mad. Dacier uit Hesvchius aangehaald, volgens welke, in de Griekfche vertrekken, eene vuurpan gezet, en daarin droog hout,om 'er zig by te warmen, gebrand wierd. Dit nu is zo niet; want dan moeften ze van den rook flikken : zy doen 'er gedoofde kooien in. — Brief vyf handelt van minnemoeders, faaven, meiden, dochters, welke zeer ingetogen leeven, en van eerbewyzen, door de handen te kusfen. — Brief zes van de Kaptafel, het hair-tooyzel, kleeding, Edelgefieenten, waajers.— Brief zeven van de hoofdfluijers. — Brief 8. nationaal Karakter, gefprekken, levendigheid, uitdrukkingen , fpreekwoorden, Adel. — Brief negen, gor-  TURKSCHEN RYKS enz. 299 gordels, blanketzel, befchilderde wenkbraauwen, zwarte oogen. — Brief tien, Feeften, maaltyden, verre gaande verkwifting by gafteryen, verftering met bloemen, liederen enz. By den elfden brief, over der Grieken Godsdienft , bygeloof, voorfpellingen, droomen enz. moet men zig verwonderen , dat een Roomfche zo veel van de onkunde der Grieken in zaaken van Godsdienft kan fchryven. Hy beftraft daarby, fteeds, ftilzwygend zyne eige Gezindte. - Van den i2den tot den 18-len brief befchryft hy de droomen, danzen, fpelen, baden, huw elyken , Nymphen, Kraamvrouwen, liefde voor de kinderen, gaftvryheid cn hegraavenisfen. In den ioden brief, van de graven , begraafplaatzen en Ruïnen, ontkent hy te onrecht, dat de eerfte met muuren omringd waren; want veele hebben daar, waar een ftcrke doortogt plaats heeft, eenen omtrent drie of vier voeten hoogen muur. Zo is ook dc beweering ongegrond, dat ze alle buiten dc Reden zyn. Binnen Conftantinopel en Smyme zyn'er veele. Inden zoenbrief,van de Turkfche hegraavenisfen pryft hy de ftandvaftighcid van een ouden Vader, meenende, dat ze meer,dan Chriftelyk is geweeft; maar zy moet aan der Turken dweepig gevoelen nopens een volftrekt noodlot worden toegeichreeven. — Brief 21 haalt hy een groot getal Griekfche verhaalen (rupapuh*) aan. - Brief 22. handelt van de eeden  300 BESCH-RYVINGE des eeden der Grieken: brief 23 van den handel en de fcheepsvaart: brief 24 van de vifchvangst en den oorfprong der Mandragven voor de vangst der Tonynen, dat is, om te toonen, hoe de Mandragven of treknetten, om de Tonynen aan de kuiten te vangen, van de oude Grieken herkomftig zyn. De vier volgende brieven behelzen verfcheide gewoonten, en eene naleezing tot de voorgaande. Hierby haalt hy, uit enkel hooren zeggen, twee gebruiken op het eiland Mi-: telin aan, van welke vervolgens verder wordt gefproken. — Brief 29. handelt van de Libatien, by voorbeeld, wanneer men een nieuw fchip in 't water laat; dan neemt de bouwer wyn, en begiet 'er de agterfteven mede, en fpreekt goede wenfehen uit nopens bet geluk der reize en der omftaanderen, vervolgens drinkt hy, cn laat de omftaanders mede drinken. Men eindigt ook, nooit, een plegtige Griekfche maaltyd, zelfs niet by hegraavenisfen , zonder, even als van ouds, wyn te ftorten, terwyl men teffens goede wenfehen voor den Tractant en de Gasten doet. — De dertigfte brief levert aanmerkingen over verfcheide plaatzen van het boek, Esprit des ioix, over eenige gebruiken der Turken , en Mahomed , waarin Montesquteu mis had. Wanneer de fchryver, in de vier volgende brieven, van de Kunften handelt; zo merkthy daarby aan, dat, hoewel die byna alle onder  TURKSCHEN RYKS enz. 301 der het Turkfche'pk te niete gegaan waren, by de Grieken egter nog al het vernuft zy, om de oude kunften te oefenen, zo zy 'er maar vryheid toe hadden. — By de Bouwkunde (briefes) verzekert hy, dat'er nog fteeds voor openbaare gebouwen, (want de byzondere huizen zien 'er van buiten niet fraai uit,) goede Griekfche Architecten waren. — Het Muziek der Grieken en andere Oojierfche volken (brief 36.) verheft hy, zeker, om eene vreemde eenzydigheid, boven het onze. Over dc Peft (brief 37.) haalt hy zeer goede aanmerkingen aan, vooral uit de oude Hiftorie ; inmiddels wilde ik niet gaarne, met den fchryver, Hippocrates volgen, welke meent: „ dat zy ontftond uit de menigvulj, dige regens en Zuidewinden, welke altoos ,, vóór denZomer waajen,en waaróp een groo„ te ftilte en hitte volgde. " Ik ontken wel den grooten invloed des Wêers op de gezondheid en ziekten in het minfte niet; maar heb duidelyk gemerkt, dat de Peft by allerlei Weer en in allerlei jaargetyden is uitgeborften. Hy verhaalt verder, hoe de Jefuiten op het eiland Scio voormaals voorgaven, dat van de Roomfchen byna niemand geftorven ware, en flegts van de Grieken zo veelen waren weggeraapt; maar dit is natuurlyk; wantde.eerfte komen met de laatfte, wat het getal betreft, in geene vergelyking. Hierby plaatft hy een opftel van een zeker  302 BE5CHRYVINGE des zeker Engelfch Arts, Mackenzy, over de Pefl, welke het eerfte ontftaan derzelve aan de Iugt toefchryft, maar van de gepeftifereerden, die plotfeling neervallen en fterven, beweert, dat ze vooraf reeds de peft moeften gehad hebben, en ze flegts getragt hadden te verbergen, om vari hunne vrienden niet te worden verlaaten. Doch dit laatfte vervalt ten eenemaal, om dat de Turken, vooral het Gemeen, by hun gevoelen van een volftrekt noodlot, de hunnen niet gewoon zyn te verlaaten. — De liefde tot het Vaderland ftelt hy by de tegenwoordige Grieken (brieft) nog even zo groot voor, als by hunne voorouders ; en zy is het werklyk; want anders hadden zy het, by de Tyranny der Turken, reeds lang verlaaten, vooral, wanneer ze weinig of niets hebben te verliezen. — In den 30(ten brief levert hy van een, boven ééne der Conftantinopelfche poorten ontdekt opfchrift, dezen inhoud : ,, in minder dan twee maanden ,, heeft de zegevierende Conjlantyn, op bevel ,, van Theodcfius, deze muuren laaten bouwen. „ Palias zelf zou, naauwlyks, in een zo kor„ ten tyd, eenen zo vaften burgt hebben ge,, ftigt. " De drie overige brieven hebben geen bepaald onderwerp, behalven dat hy in den laatften zynen kinderen voorfchriften geeft, hoe men by de reizen de vroegere en laatere Grieken onderling vergelyken, en de voordc- zen  TURKSCHEN RYKS enz. 303 zen gefchreeven reisbefchryvingen moet bcöordeelem Hy pryft hen, die gelegenheid hadden , in de tuinen des Sultans te komen, aan, een' Obeliscus af te tekenen , waarop hy de woorden had geleezen : Theodofio Magno ob Gothos devictos; en voegt 'er over de in den iUn brief gemelde twee gewoonten op het eiland Mytilene de echte oplosfing van denvoormaaligen Franfchen Conful te Smyrna, Mr. de Peyssonnel by: „ 'er is op dit eiland een „ dorp, Katotrito, waarin men een aankomen„ den vremdeling met de volgende bewoordin„ gen, aanfpreekt, om zig in een huwelyk tebe„ geeven: avö putros èurut', Travrpevtrovl Zyt gy „ een man; treed dan in den echt! Dit is alles, wat ,, men van de oude gewoonte heeft behouden. „ Voor 't overige is het waar, dat de oude ,, wetten dezes eilands de ervenis van vader „ en moeder de oudfte dochter toekennen, ,; zonder dat de zoonen het geringfte daarvan ,, mogen eifchen. Dé bewooners houden zig „ getrouw aan deze wet, wanneer ze niet door „ de Turkfche Bevelhebbers worden genood„ zaakt, de opvolging in de ervenis, door den Koran ingevoerd, te moeten aannecmen. Dc fchryver heeft, als een naauwkeurig ooggetuige, met zo goede beproeving gefchreeven, dat het menig een' mogt voorkomen, als ware hy te ver, en zelfs tot kleinigheden toe ge-  304 BESCHRYVINGE des gegaan. Men kan in zyn werk geen' eigenlyken misflag vinden, en hy blyft, in zyn. vak, een hoofdichryver voor hen, die de oude Grieken en Latynen over dergelyke ftoffen wenfehen te hooren. Hy levert eene menigte van aanhaalingen uit Griekfche en Latynfche fchryvers y wier regte meening, voor zo verre zy op gebruiken ruft, zeer wél wordt opgehelderd. C. Niebuhrs Reifebefchreibung nach Arabiën und anderen umliegenden Landern, Koppenh. 1774. in 4. (in 't Nederd. reize naar Arabië enz. Amft. en Utrecht 1776. i«4».) Vooraf gaat een korte reisbefchryving van Koppenhagen tot Conftantinopel. ■ Nopens deze laatfte ftad levert hy voorts eenige aanmerkingen , vermoedende op waarfchynlyke gronden, dat de maatftok op de kaart van Reben (die ook in myne befchryving tot een grondüag gelegd is,) een derde gedeelte te klein, en gevolglyk de ftad even zo veel te groot gemaakt is. By de nadere berekening van het getal der inwooneren bevond hy heel duidelyk, dat veele reizigers, welke haar eeniglyk naar het getal van'menfehen over dag in de voornaamfte wyken beöordeelcn, zig zeer vergisfen, deels om dat de ftraaten zeer naauw zyn , deels duizenden van handel dryvenden , kunftenaars, handwerkslieden enz. zig overdag daarin wegens hunne zaaken en werken ophouden, maar 'savonds, op eenigen af-  TURKSCHEN RYKS enz. 3°S afftand , zelfs vatl twee mylen en meer, na hunne eigen huizen te water of te land terug keeren. Van de Pyramide met zinnebeeldige figuren op Atmeidan levert hy eene te. kening. Dan volgt de reis te water naar Alexandrië <, met aanmerkingen daarover. Vandaar ging de reis naar Kairo; dan over de roode Zee naar Temen, en na eenig verblyf aldaar van Mekka, te water, naar Bombay. In de laatfte verhandelingen is dus deze reisbefchryving, overëenkomftig met haar oogmerk, wydloopigft, verdienende allen lof, die haar elders is gegeeven. Reifen in klein- Afien van Richard Chandler. Uit het Engelfch in het Hoogd. overgezet,Leipzig 1776. in 8. groot 396. bladz. (in 't Nederd. R. Chandlers rei&e door klein Afië enz. Utrecht 1777. in 8™.) Ik heb dezen reiziger met zyne twee reisgenooten in perzoon, en als naarftige onderzoekers gekend. In de voorreden vindt men eene onderregting, welke de Sociëteit der Dilettante te Londen dit reisgenootfchap gaf, en waaruit blykt, „ dat het voor„ naame doelwit wei op zulke ontdekkingen „ en waarneemingert zag, als zig het reisge„ nootfchap bevond, van den ouden toeftand „ dezer landen te maaken, maar egter geens„ zins, om hen daartoe te bepaalen; dat ze „ veeleer alles moeften optekenen ,wat de aan- II. Deel V „ dage  3o6 BESCHRYVINGE des ,, dagt van weetgierige en waarneemende rei„ zigers naar zig kon trekken. " En tefFens wordt gezegd, dat de werken: Ruïnen van Atheen, en Joodfiche oudheden, als mede Opfichriften reeds waren uitgegeeven, en mogelyk nog, wanneer de reizen in klein Afië wel wierden: ontvangen, ook die geene, welke in Griekenland worden gedaan, uitkomen zouden, (zoals die in het Nederd. vertaalt uitgekomen zyn , onder den Titel: R. Chandler reize door Griekenland, Utrecht 1779.) De hier verhaalde reis valt in het jaar 1765, befchryvende de landftreek rondom de Dardanellen, Troja, Smyme, Ephezen, Miletus, Laodicea, Philadelphia, Sardes en Magnefia, voorzien met eene kaart, welke den Archipel en het daaraan grenzend deel van klein Afië, verbeeldt. Dit werk, het welke zig heel wél laat leezen, dient meer voor Geleerden, dan Ongeleerden , al worden 'er eenige reis-aanmerkingen ingelaft; levert de oude, en ten dcele ook nieuwe Hiftorie der plaatzen; is met de oude en nieuweGeographie onledig; en geeft goede uittrekzels uit Pocock, Wheler en Chishull. Het klimaat en de veranderingen van Weer in de vier jaargetyden zynredelyk naauwkeurig opgemerkt, en voor het overige de geweften en gebruiken heel natuurlyk, zo als ze een' vreemdeling voorkomen, befchreeven. Sir  TÜRKSCÜËft RYKS m» 307 Sir James Forter aanmerkingen over den Gbdi* téienft, de regeerwyze en zeden der Turken, ((Hoogd.) uit het Êngelfch. Leipzigi768. 8vo4 Igroot 186 bladz. De fchryver was, omtrent hetjaar 1760, eenigen tyd Êngelfch Afgezandt ■ te Conftantinopel, en levert voor dit vakgcwigtige en echte tydingen. In het eerfte Hoofde ftelt hy dc zwaarigheden voor, om echte berichten in Turkye te bekomen; waar door men kan begrypen, Waarom by voorb. Mad. MonTAöue , in veele opzigten , onwaarheden te boek ftelt- Hy fchildert teffens het Karakter der Turken wel naar Waarheid, maar op eene onvolmaakte wyze4 Het tweede Hoofd, handelt van den Mahomedaanfchen Godsdienft en de bedeVaart naar Mekka; het derde van de Setton der Mahomedaanen; het vierde van de Mahomedaanfche Kerkregeering en hunne burgerlyke wetteni en het vyf de van den Koran, leverende meeftal verftrooide, doch echte aanmerkingen $ het zesde van den Despotismus en deszelfs paaien, is niet kwalyk gefchikt , om Montesquieu te wederleggen, De twee volgende Hoofddeelen leveren, in de voorvallen, ter ophelderinge Van het voorgaande Hoofdftuk, en over de Turkfche regeering, beneffens het Viziraat van Rahib Mehemet Baffa, fraaje aanmerkingen^ dergelyke ook in het negende en tiende Hoofd. over de verandering des Vifiers, de órde om; V 9- trent  3o8 BESCHRYVINGE des trent zaaken, de Staatkunde der Turkfche Minifters, en de handhavinge des rechts met uitgeleezen voorbeelden voorkomen. Van de Gezandten en hunne Audientün fpreekt hy, uit eigen ondervinding, in het volgende Hoofddeel. De gemengde aanmerkingen over de zéden der Turken leveren , in het twaalfde Hoofddeel, leezenswaardige zaaken. De twee laatfte Hoofdd. handelen van de Grieken en hunnen Godsdienft, waarby hunne gefchillen met de Roomfchen voor de Turken over de* zogenoemde H. plaatzen, naar waarheid en naauwkeurig worden verhaald. Enkele ongegronde ftellingen neemen de waarde van dit werk niet weg. Men hoort nimmer, wordt 'er bladz. 23. gezegd, van ter dood brengingen , pynen, ftraffen of geldboeten onder: de Turken, die iemand, om den Godsdienft, wierden aangedaan en opgelegd. Dit ftrydt met: het geen bladz. 27. wordt te boekgefteld, dat: de dood de ftraf voor een' afvalligen zy. Op bladz. 26. beweert hy in de aanmerking, dat'er, federt het begin der Hegire, geen één voorbeeld van de bekeering eenes Turks tot een' anderen Godsdienft kan worden bygebragt. Deze ftelling nu is, over het algemeen, niet alleen moejelyk, om te bewyzen; (want wie kan 'er de noodige hiftorifche borgtogt voor geeven ?) maar is ook blykbaar ongegrond. Kantemir, in het Leven van Solyman I. §. 12. verhaalt daar-  TURKSCHEN RYKS enz. 3°9 daaromtrent een heel buitengemeen en lezenswaardig voorbeeld, beneden breeder voorgcfteld. (*) En de gevallen ontbreeken mede niet, (*) „ Op de toenmaalige burgerlyke onluft volgde eene andere, welke den Godsdienft betrof, en 1527- uitborft. Te Conftantinopel naamlyk was een Geleerde van den eerften rang, in den Godsdienft en de weetenfchappen ongemeen bedroeven, met naame Kabyzi Aijie, welke openlyk beweerde, dat de Chriftelyke Godsdienft op beter gronden rustte, dan de Mahomedaanfchen zyne gedagten hierover ganfch niet verborgen hield. Dit verdedigde hy zo wel in de fehoolen, als in de Moskeen , doende alles, wat mogelyk was, om 'er het volk van te overtuigen. Hieraan ftieten zig niet flegts de geineene lieden, maar ook de Wetgeleerden, die deze reden met misnoegen hoorden, en met geloofden, dat ze een man van zyne geleerdheid doen konde Men zogt te vergeefs, hem tot herroeping te beweeKèrT; by bleef by zyne taal; des men zig zag gedrongen, hem in hegtenis te necmen, en na den Mufti te brengen. Daar herhaalde hy met groote vrymoedigheid, wat hy het volk zo yverig had ingefcherpt, wonende door de fterkfte bewyzen en de vergelyking van den Koran met het Euan«elium , dat de Chriftelyke Godsdienft met zyne voorfchnften eenen onëindigen voorrang boven Am Mahomedaanfchen had Men drong op nieuw by hem aan, zyn gevoelen te j,arên vaaren; men zogt hem zelfs door de eigenliefde te winnen, hem voortellende, dat een heilig Leeven, als het zyne, met zyn' afval niet fcheen te beftaan, en dat zyn verkreegen roem van deugd door eene haateïyke dwaaling wierd bezoedeld. Hy verachtte de vermaaning en dreigementen, blyvende ftandvaftig by zyn gevoelen; zo dat de Keizer niet in gebreke koude blyven, het vonnis, tot des^ 3  V? BESCHRYVINGE bs9 piet, hoewel zy om gemelde reden zeldfaam zyn, dat de Turken naar Chriften-landen gaan, en Chriftenen worden. De aanmerking, bladz, 59- beneden, dat een daalder 120 Aspers maakt, is9 ten minften voor de Duitfchers, onbepaald uitgedrukt. Dit is een zogenoemde Leeuwenr daalder of Piajler, waarvan elf drie Hollandfche ducaaten uitmaaken. — Dit werk is in het Franfch vertaald, en onder den volgenden Titel uitgekomen : Obfervations fur la rêligion, les loix, le gouvernement, & les mozurs des Turcs &c. parMr. Porter, Nouvelle édition confiderablement augmentèe de nptes, faites par w Vdiageur, qui afait unféjour enTurquie, Neufchatel 1770. Deze Titel is, ten opzigte der byge voegde Noten, heel bedriegelyk. Men moet zig verwon, deren, dat men 't Publiek, op eene fchaamtelooze wyze, door byvoegzels van nieuw verbeterde en vermeerderde drukken, in onze dagen, zo kan bedotten, De gemaakte Noten, welke van een5 reiziger gemaakt zouden zyn, zien ganfch niet pp de verbetering of vermeerderingen van Potters zelfs onthoofding goed te keuren, By deze gelegenheid wierd de wet gemaakt, waarin allen de geenen de doodstraf wierd toegekend, welke zig zelfs maar, onder het yoqrwendzel van disputeeren , zonden yerftouten,' den Chriftelyken Godsdienft den voorrang b.pven den Mahoniedaanfchen te geeyen. '?  TURKSCHEN RYKS enz. 3" 'ters werk, maar het zyn doorgaans aanmerkingen, welke men, zonder reizen, op de ituideerkamcr kan maaken. By voorb. wanneer Madz. 53 en 54. van den Franfchen druk, van de verregaande Godsdienft- gefchillen was gefproken; vindt men, beneden, deze aanmerking: „van ouds reeds heeft men gezegd: „ tantum religio potuit fuadere maloruml (zo „ veele onheilen kan deGodsdicnft aanregten'0 „ Deze door den Godsdienft-yver ingezoogen „ dwaalingen hebben niet flegts Afië verwoeft; maar de geheele waereld is ook de yfelyke „ fchouwplaats van verwoeftingen, door eene „ woedende en gewapende dweepery veroor„ zaakt, geworden. Zedert 16 eeuwen heeft de ééne Sede de andere van kant gemaakt. " D^ Chriftenen hebben den Mufelmannen, in " dit opzigt, niets te verwyten. " Moet men zb niet verwonderen, zulk eene aanmerking, wier ongegrondheid, wanneer ze zo algemeen ter neder wordt gefteld, zo menigmaal is aangetoond, nogmaals te leezen? Niet de Godsdienft op zigzelv', niet 't Chriftendom volgens de H.Schrift regt verwoeftingen aan, maar zogenoemde Chriftenen, die van de laatfte zyn afgegaan , en anderen hunne zelf bedagte gevoelens onder den naamdes Chriftendoms,doorvuur cn zwaard, wiljen opdringen. - Na dat Porter van de verfcheide Seften onder de V 4 Tur'  pa BESCHRYVINGE des Turken had gefprokcn, maakt de aantekenaar, op bladz, 60. de volgende aanmerking: „ de Turken geeven wel, in het ftuk van Gods„ dienft, geene verdraagzaamheid plaats om„ trent ongeloovigen, maar nogtans onder zig 3» zeiven. Dit kan men van de Chriftenen niet » zeggen. De verfcheide Seétenby de Turkenlee„ ven in vrede, en veröordeelen elkander niet " Hoe ongegrond is niet deze aanmerking! Kan men den Turken alle verdraagzaamheid omtrent den Godsdienft van anderen, die ze Ongeloovigen noemen, ontzeggen, daar werklyk zo veele Chriftenen en Jooden onder hen leeven? Maar oefenen zy ze wel onder zig zeiven, wanneer ze de onderzoekingen in zaaken van Godsdienft fcherp verbieden, en de vremde gevoelens by hunne eigen geloofsgenoten volftrekt niet dulden? Zyn dat wel Chriftenen volgens de H Schrift, die hunne Medechriftenen te vuur en te zwaard vervolgen ? - De aanmerking, pag, 100, is van dezen inhoud : „ de Heer van Bre9, ouiGïfY Relt ons, in een uitmuntend opftel, 5, in de verzameling der Academie der opfchrif. „ ten te Parys, torn. 32. geplaatft, Mahomed „ in een heel ander licht voor, dan het geen, „ waarin men hem tot nu toe doorgaans ten „ toon ftelde. Wanneer we op dezen beroem3, den Academicus mogen aangaan ; dan was i, Mahomed, door zyne geboorte, en door sj heg  TURKSCHEN RYKS enz. 313 „ het voorbeeld zyner voorouderen , tot die „ rol geroepen, welke by in Jrabië heeft ge„ fpeeld. Daar hy de erfgenaam was van de „ priefterlyke en lands-vorftelyke Familie; zo „ had hy geen ande#oogmerk, dan den voor„ rang zyns Huizes, en de zuiverheid van den „ ouden Godsdienft, welke het ter handhavinge was toebetrouwd , weer te herftellen. „ Dit opftel is vol nieuwe uitzigten, diepe on„ derzoekingen, en de verlichtfte oordeelkun„ de. " Ik heb dat opftel niet geleezen; maar verwonder my over deszelfs oogmerk en aanleg. Waartoe zal het dienen, van tyd tot tyd Mahomed in een ander licht ten toon te Rellen, zo lang men zig, wat zyn bcdryf, Karakter cn Godsdienft betreft, uit zyn' Koran kan onderregten, en het tot zyne vernering bcftccd vernuft verfpild zyn zal ? Het moeft dan nog zo verre komen, dat men, gelyk de ongeloovigen by de fchryvers der H. Schrift doen, hem dien ontzeide. — Ik wil alleen nog de vermeerdering op pag. 192. aannaaien: „de bui„ tengewoone Gezandten van Polen (aan de „ Porte) hebben ook eenige byzonderc voor„ deelen; misfchien om dat ze, by de Audieiir „ tie, in het Serail in lange kleederen verfchy„ nen. Zy worden, door de Porte, van hun„ ne komft af* in het Ryk en by hun verblyf „ vry gehouden enz. " Dit nu is verward en V 5 ongc-  3i4 BES CHRY VING E des ongegrond. De Venetiaanfche Gezandt is mede, by de Audiëntie, lang gekleed; en wat betreft de voordeelen; die komen, in een zeker opzigt , allen Afgezandten toe; waaromtrent het werk van Porter, in h» elfde Hoofd, flegts had mogen nagezien worden. Lord Bal-timore heeft uitgegeeven: reize in het Ooften, in de jaaren 1763. in 1764. en aanmerkingen over de ftad Conftantinopel en de Turken,heneffens eenige. uitgeleezen proeven van vernuft en dichtkunde der Oofterfchen. (zo luidt ten miniton naar 't Hoogduitfch, de Titel dezes boeks.) Augsburg 1770. groot 100 bladz. in groot 8vo. De wegens zyne fchatten en letteroefeningen bekende Lord befchryft, in de eerfte 26 bladz. zyne reis van Napels door den Archipel naar Conftantinopel. Zyn verblyf aldaar duurde van Auguftus 1763. tot Mey 1764. De aanmerkingen over deze hoofdftad deelt hy tot bladz. 46. mede, en van daar tot bladz. 74. de proeven van der Oofterfchen denkwyze, geleerdheid, vernuft en dichtkunde. Het overige bevat de terugreis te land. By veele gelegenheden worden de plaatzen der Latynfche Dichters aangehaald. De- Titel komt met den inhoud niet overeen, gemerkt eene reis naar het Ooften meer belooft, dan eene enkele reis naar Conftantinopel. Aan de waarheid der berichten mag niemand twyfelen, vermits de Lord, by zyn verblyf  TURKSCHEN RYKS enz. 315 blyf te Conftantinopel, geheel en al naar de gewoonten der Turken zogt te leeven. De korte tyd, dat hy daar was, heeft hem zeker verhinderd, over de Peft beter te oordeelen, dan hy werklykdoet, wanneer hy verzekert, „dat „ ze daar in verre na zo gevaarlyk niet is, als „ men zig doorgaans verbeeld. Hy houdt ze „ voor niet meer aanfteekend, dan andere epi„ demifche koortzen. " Hy heeft gelyk, dat men zig, in de Oojierfche landen, de Levantfche Peft te gevaarlyk, en naar gelange zy by ons pleegt te woeden, voorftelle ; maar een langer verblyf zoude hem egter beter hebben onderregt. Hierby moet ik eene andere dwaaling nopens de Peft ontdekken, die in eene reisbefchryving naar het eiland Cyprus wordt gevonden. (Viaggi per Vifola di Cipro da Giov. Mariti Lucca. Volgens de Hoogd. Göttingifche Anzeigen 1770, 139 St.~) „Egypten „ zou de Peft van Conftantinopel krygen. Want „ van hier, van Smyme en Thesfalonica zou de „ Peft, ongemeen ligt, naar Egypten over„ flaan. " Zulke en foortgelyke onwaarheden planten zig ongemerkt voort, vooral by de uit» fchryvers. Wy hebben nu mede een' Thevenot der tegenwoordige eeuwe in Frankryk in eenen Abt de la Porte gekreegen, (in 't Nederd. vertaald en bekend op den naam van den nieuwen reiziger,  3i<5 BESCHRYVINGE des ger, Dordr. 1709. enz. 8.) van wiens werk het eerfte en tweede deel van Turkye handelen. Het zpi verdigte brieven van een Franfchman aan eene Dame; en wie zou twyfelen, dat dit werk niet vernuftig gefchreeven ware? De fchryver fpeelt ook zyne rol niet kwalyk, en verftaat de kunft van zamenftelling heel wél; maar dit niettemin heeft zy hem tegen verfcheide, en redelyk grove misflagen niet kunnen beveiligen. Hy beweert in den tienden brief, dat de eilanden,. Corfu, Zephalonië en Zante, die onder Vmetiaanfche gehoorzaamheid ftaan, tot het Turkfche Ryk behooren : in den dertiendenbrief, „ het fcheen van verre, als of de kafteelen „ der Dardahellen Europa en Afië met Kanon„ nen konden beftryken 3" het welk, wanneer de rede is van den Hellefpont, niet flegts fchynt, maar werklykzo is: „ als of de grootte „ van Conftantinopel flegts een vierde gedeelte „ van Parys uitmaake. — Byna tot de 7 torens „ ftrekke zig de ééne hoek der ftad, " daar hy zig geheel tot daartoe uitftrekt. ,, En hetmid„ den-plein des Serails zy grooter , dan het „ buitenfte, " het welk onwaar is. In den 14den brief plaatft hy de ftad Abydos en Leanders toren heel naby malkander; niettegenftaande de eerfte aan den Hellefpont niet verre van de hedendaagfche Dardanellen, maar de laatfte tusfchcn Galata en Scuiari in den Bosphorus Thra-  TURKSCHEN RYKS enz. 317 Thraeia ligt. De verzekering, de Turkfche vrouwen hadden hem meer, dan eens, vergund, haaren- fluyer op te ligten en af te neemen, is wel alleen een inneemende inval voor haar , met welke hy Correspondentie hield. Oprechter is de fchryver der (Hoogd.) merkwaardigheden uit de befte Schryvers voor hen, die groote werken niet leezen ; Tubingen I772- 8. want die betuigt in de voorreden, dat, wyl de groote werken te koftbaar en te wydloopig, en de Franfche vol misdagen waren, hy uit de befte een uittrekzel wilde leveren. Tot dat einde heeft hy Cantemir, Arvieux, Deguignes, la Croix, Ricaut enz. en vooral de twee eerften, byna woordelyk, in zyn werk zamengetrokken, en in de volgende Hoofd/lukken verdeeld. In het eerfte handelt hy van den naam, oorfprong, voormaalige wooning, en voornaamfte gevallen der Turken, tot op de ftigtingvan het Osmanfche Ryk; en in het tweede Hoofd, van den Godsdienft, en de Godsdienftige gebruiken der Turken. Hierby zoude ik de vergelyking der daar zynde Kadileskier met onze Generaal-Auditeurs niet volkomen goedkeuren. Het aanzien en de poft der eerften is gewigtiger, en fluit meer in. By de, in het derde Hoofd, verhandelde Staatsgefteldheid en de voornaamfte bedieningen van het Osmanfche Ryk vindt men verfcheide misflagen. Het is onwaar,  3t8 BÈSCHRYVINGË att waar, dat de Boftanfchi-Bafchi de Opper-opzié^ ner over de voorfteden van Conftantinopel is, want die hebben haaren Molla of Woiwoden $ dat de Nidfchanfchi-Pafcha in den Divan juift onder het venfter zitte, want dat is de plaats van den Groot Vifier; dat te Smyrna eene Munt zy, want dit is zo niet. Het Artikel, raakende de Audiëntie van een Gezandt by den Sultan, is verward, by voorbeeld : de Gezandt zit naaffc den Groot Vifier en de overige Vifiers van den eerften rang; — het geld Verdeeld zynde, begeeft hy zig met den Vifier en Tefterdar aan tafel; — na de maaltyd wordt hy in een byzonder vertrek geleid ; — de pleinen , waar door de togt uit den Divan naar den Keizer gaat, zyn met Janitfaaren bezet; — de Sul* tan antwoorde zelf, met weinig woorden, op het voorftel des Gezandts. Men zie hierover het werk van Porter en myn boek na, waar1 men dit alles naauwkeuriger zal vinden. Het is voorts dubbelzinnig, dat de Divan onder een verwelf in het buiten-plein des Serails is; hy is in het tweede. Het vierde Hoofd, handelt van den Krygsftaat der Turken, alwaar Cantcmir, Marftgli en anderen onderling heel wél worden vergeleeken ; even als in het vyf de Hoofd, het Hof van den Osmanfchen Keizer, en iets van de leevenswyze der Turken voorkomt» Hier wordt gemeld, dat het Serail in het binnen-en buitenhof  TURKSCHEN RYKS enz. 319 hof verdeeld wordt. Maar'er zyn, eigenlyk, drie Hoven : dat het Eski-Serail of oude Paleis een groot, met hooge muuren omringd gebouw , en door dezelve van de overige deelen des Serails zy gefcheiden; het welk zo niet is, dewyl ze door taamelyke wyken der ftad van elkander zyn gefcheiden, gelyk de afbeelding van Conftantinopel uitwyft. De fchryver klaagt, in dit Hoofdftuk, over de ftrydigheden der reizigers, en hy heeft gelyk; want die hebben, gemeenlyk, geen tyd genoeg, om hetCharacter der Turken en hunne gebruiken ten vollen te leeren kennen. Het laatfte Hoofd, levert eene beknopte Hiftorie der Osmanfche Keizers van de ftigting hunnes Ryks af; waarin bladz. 252, tegen de ingevoerde gewoonte, de kafteelen van Conftantinopel naar de zwarte Zee toe, Dar danellen aan den mond derzelve worden genoemd, Anders is dit werk wél opgefteld en bruikbaar. A. F. Buschings (Hoogd.) neuer Erdbefchreibung fünften Theils erfte Abtheilung êfc. Hamb. 1768. groot 580bladz. in 8. (in 'tNederd.nieuwe Geographie enz. vyf de deels eerfte ftuk, behelzende verfcheide landen van Afta, Amft. en Utr. 1770. 8.) De voorreden bevat eene lyft der groote menigte van reisbefchryvingen, uit welke de beroemde fchryver uittrekzels gemaakt, haar onderling vergeleeken, en als tot eenStelzel heeft gebragt. In dit ftuk komen, na eene alge-  320 BESCHRYVINGE bes algemeene inleiding van Afië, de landen des Turkfchen Ryks op 446 bladz. (van den Nederd. druk) voor, het overige handelt van Arabië. Naar myn oordeel is dit ftuk één der moejelykfte werken, die bedagt kunnen worden, en allerwcge wordt mende ongemeene naauwkcurigheid gewaar, waarmee de fchryver zyn onderwerp heeft behandeld. Dusdanig een werk hebben wy in dit vak nog niet gehad, en eene zo gefchikte zamcnftelling (ik neem het woord hier in een goeden zin,) wenfchten wy nopens het overige van Afië, en dan van Africa en America te hebben. Hy pryft den reizigers zyn boek aan tot eene bj^zondere handleiding, maar dan ook ter verbeteringe en volmaakinge. Dat Moshën en Mefcheds voor twee foorten van Godsdienftige gebouwen worden genpmen; Anatoli Eski Hifar aan Bajazet I, als den Stigter, toegefchreeven, (bladz. 55.) enBrusfa zo lang voor de Osmanfche Hoofdftad opgegee„ven werde, tot dat het Conftantinopel wierdt, en zekere , ten deele kleine dorpen rondom Smyrna als vlekken worden te boek gefteld, enz. (bladz. 73.) kan de waarde dezes werks niet verminderen noch wegneemen. N. E. Kleemans Reifen von Wien über Bel. grad in die Krim (fc. in de jaaren 1768-1770. met een aanhangzel over Krimfch Tartarie ,kwam in een tweeden en vermeerderden druk (in het Hoogd.)  TtJRKSCHËN RYKS enz. 3*1 Hoogd.) met plaaten uit, te Leipzig, i773 de Fabrieken, de gebruiken enz. wanneer het enkel zulke dingen zyn, die men in alle landen mede vindt? Daar, ik nu weet, dat gy wezenlyke kundigheden vordert;" zo wil ik u in ftaat ftcllcn, om van dit groote Ryk een regt denkbeeld te vormen, het welk, misfchien, ten eenemaal verfchillen zal, van 't geen men daaromtrent in Italië vormt. Ik zal u dus eene befchryving van den oorfprong, den Godsdienft, de Leer, de Zeden en verfcheide Godsdienftige fchikkingen der Osmannen leveren. Hierop zal ik u in het Serail leiden, en nopens 't onderfcheid der lieden en bedieningen van datzelvc onderregten. Alsdan zal ik van 't Minifterie, de verfcheidenheid en 't aanzien der Minifters, van de wyze der regeeringe in de on- II. Deel Y de5>  338 HISTORISCHE dcrworpene cynsbaare en vereenigde Provinciën , van de orde in het handhaven van 't recht, en van de Policy in de hoofdftad fpreeken. Voorts zal ik overgaan tot de Staats-huishouding , en de kas/en , inkomften en Staatslaften onderfcheiden , als mede van den Koophandel fpreeken, welken de onderdaanen en inwooners van Afia, Africa en Europa thans hier dryven. Waarop deKrygsftaat volgen zal, dien iknaauwkeurig zal aanwyzen: ik zal ook van de Artillerie, den ftaat van oorlog, en van de Militie handelen. Eindelyk zult gy vinden, wat de Osmannen voor eene Staatkunde in de regeering hunnes eigen Ryks waarneemen; als mede, hoe zy vreemde Vorften befchouwen, hunne Minifters agten, en met welke Ceremoniën zy dezelve ontvangen; en ten laatften, wat men by de onderhandelingen met dit Hof in agt moet neemen. Vindt gy, in deze ftukken, die naauwkeurigheid niet, welke met dit uitgeftrekt Ryk overeenkomt; vergun my dan, u te zeggen, dat de grootte des Ryks zelve een grootere naauwkeürigheid onmogelyk maake. Hoe ! wilt gy begeeren, dat een Minifter, welke zig, geduuxende zyn Minifterie, van Tolken moet bedienen , alles moet weeten ? Hy leert de Natie, by welke hy zig ophoudt, uit een zeker Ministeriaal gezigtspunt kennen. Maar hiervan kunt gy verzekerd zyn, dat, het geen ik u fchryve, / echt  BERICHTEN, enz. 339 :echt en geloofwaardig is. 't Is waar, dat dit ;de gewoone verzekering van elk een is, die Ivan een vreemd land fchryft; maar mogelyk is ;deze verzekering niet altoos gegrond. Om u mu van myne oprechtheid te overtuigen, beIhoeve ik u flegts te verzekeren, dat ik geen het iminfte belang by deze natie hebbe, bet welk :my kon beweegen, haare deugden te verheffen, Ik heb dus geene andere beweegreden, dan de zuivere rechtvaardigheid, welke my leert, haar die gebreken niet te laft te leggen, welke zy niet heeft, en die geene niet te vergrooten, welke zy heeft. Eenzydig zal ik dus niet zyn, noch vyandfehap en vooröordeelen tegen deze natie tooncn; en my zal niet eens myne verblyfplaats verblinden , die anders menige fchryvers gekluifterd houdt. Ik zal niets melden, dan het geen ik of zelf gezien,of waaromtrent ik veele geloofwaardige getuigen hebbe. II. Van den Stigter van den Mahomedaanfchen Godsdienji, en de beweegreden], die hem ter Jtigtinge van dien hebben aangezet. Elk weet, dat Mahomed de Stigter is van dien Godsdienft, welken de Osmannen belyden, Alle fchryvers komen ook daarin overeen, dat Mekka zyne geboorteplaats was; maar allen very a fehil-  34° HISTORISCHE fcbillefi ten opzigte van de hoedanigheid zyns oorfprongs, en de beweegreden, welke hem hebben bepaald, om zig als Wetgeever op te werpen. Na dat ik, in dit opzigt, veele oude origineele fchriften getoetft heb, welke hier in de Bibliotheek van een aanzienlyk Griek worden: gevonden; zo wil ik u zaaklyk melden, watmy in dezelve nopens dit gelukkig Legerhoofd waarfchynlykft voorkwam. Om hem regt te kennen, moet men weeten,: dat het Arabië, welk men, wegens zyne vrugtbaarheid, 't gelukkige noemt, waarin ook Mekka, Mahomeds vaderland, ligt, ten tyde vani deszelfs geboorte,'(even als thans nog,) vani volken wierd bewoond, welke in verfcheide: Republieken waren verdeeld. Elke Republiek,, welke men een' Stam noemde, had aan haar' fpits of Hoofd, den oudften en aanzienlykftem van ééne der voornaamfte Familien, waaruit: de Republiek beftond. De ftam, uit welken i Mahomed was, droeg den naam van Kureyfch,, wiens voornaamfte Familie Hafchem wierd genoemd. Deze had toen ten Hoofde Ae'bdal-, Mothleb, wiens eerftgeboorcn zoon Ae'bdullah heette , zyndc Mahomeds Vader. Deze Familie woonde aan de kuften derroodeZee, en Ae'bdal-Mothleb wasPriefter in den Tempel te Mekka, daar men de Afgoden des lands aan-  BERICHTEN, enz. 341 aanbad. Als Hoofd des Stams was hy Vorft over deze plaatzen, en in deze hoedanigheid voerde hy oorlogen tegen dePerfianen en Ethiopiër s ; het welk bewyft, dat Mahomed niet, als veelen voorgeeven, van het laage Gemeen afftamde. Zyn Vader overleed nog voor zyn' Grootvader jjl Mahomeds jongheid maakte, dat hy zyne eige rechten verloor, gemerkt zyn Oom zig in 't bezit der opperheerfchappye Relde. Op deze wyze zag zig Mahomed, welke gebooren was, om te beveelen, in de droeve noodzaaklykheid geitel d, by eene ryke Weduwe, Chadiga , in dienft te gaan. De fchryvers zyn 't niet eens, of ze met kameelen en muilezels op Syrië gehandeld, dan of ze flegts een' winkel te Mekka gehad hebbe. Doch hoe het daaromtrent ook zy, 'tzy dan dat hy als jongen in dien winkel, of als muilezeldry ver gediend hebbe; zo veel is ten minften zeker, dat hy in den dienft dezer Weduwe geweeft is; dat ze, vervolgens, door de naauwe verkeering met Mahomed, die geene gemeene fterkte bezat, op hem verliefd, en met hem getrouwd zy, waar door zy hem tot eenen -der rykfte Kooplieden te Mekka maakte. Mahomed was toen 30 jaaren oud, maar te gelyk aan de vallende ziekte onderhevig. Hy wenfehte, dat zyne vrouw die zwakheid niet merkte. Zyn ■rykdom maakte zyne eergierigheid gaande, Y 3 om  342 HISTORISCHE om zyne eige rechten weer te doen gelden, en zig -weer in dien poft te Rellen, welken zyn Oom hem had ontnomen. De verkeering met de Chriftenen van Egypten, en met de Jooden in Judea, welke hy by zynen handel had Iceren kennen, had hem nopens de verfcheidenhcid der Seéten onderregt, waaruit hy opmaakte, welk een gevolg de verfcheidenheid cn yver der gevoelens in zaaken van Godsdienft konde hebben. Op dit befluit bouwde hy zyn eigen belang, en nam voor, een Wetgeever van een nieuwen Godsdienft te worden. De tyds-omftandigheden hadden zyn voorneemen niet gunftiger kunnen wezen. De Arabiërs waren hunnen ouden Afgodendienft moede, en vervielen tot een foort van Ongodiftery, Mahomed begon dus, een ingetogen en voorbeeldig Leeven te leiden, en fleet den meeften tyd met enkele befchouwingen. Wanneer hem zyne ziekte overviel; dan zeide hy zyne vrouw, hy viel daarom, om dat hy 't aangezigt van Gabriël niet kon verdraagen, welke hem, in Gods naam, veele gewigtige dingen raakende den Godsdienft openbaarde. Chadiga , welke of werklyk bedrogen was, of zig hield, als ware zy bedrogen , ftrooide in alle huizen uit, dat haarMan een Propheet was, het welke hy door zyne Bedienden, en door een ander vertrouwd Perzoon, welken hy tot dat einde had onderregt, lietbe- krag-  BERICHTEN, ekz. 343 kragtigcn. Toen hy zag, dat hy Bewonderaars had, begon hy, van zyne Openbaanngen en Gezigten vryer te fpreeken , wel weetenae, dat deze 't kragtigfte middel zyn, om het volk te trekken. Inmiddels ftierf zyn Oom, de Stadhouder van Mekka; en, niet fterk genoeg zynde, om de Regeering magtig te worden, moeft hy voor een zyner Bloedvrienden zwigten , welke, wegens Mahomeds oogmerken, jaloers wierd, en hem noodzaakte, Mekka te verlaaten, en naar Medina te vlugten, alwaar het grootft gedeelte der inwooneren, die Arrianenhvaren, zig. door zyne verdigtzels lieten verleiden, en hem aanhingen. Zynen aanhang dagelyks ziende vermeerderen, hield hy op, zyne nieuwe Sefte door reden te bewyzen, on maakte zyne vrienden diets, dat zyne Leer door het geweld der wapenen moeft worden uitgebreid. Tot dat einde zogt hy zyn eigen party door verbindtenisfen te verfterken, en huwde met de dochters der vier aanzienlykfte inwooners van Medina Met hvilpe van dezen begon hy, den eénen Ram na den anderen te bedwingen, tot dat hy eindelyk meefter wierd van de &ad Mekka Maar, dewyl hy met de Arabiërs oorlogen, en met reden veel van de Chriftenen moeft duchten; zo was hy 'er, als een goed Staatkundige, opuit, om zig tegen dit gevaar te beveiligen, V Y 4 en  344 HISTORISCHE en floot met dezen een plegtig Traclaat, waarvan men het Origineel in het Kloofter op den berg Karmel (*) gevonden, en naar Frankryk gebragt heeft, alwaar het nog in de boekzaal des Konings wordt bewaard. Volgens dit Tractaat verpligtte hyzig, de Chriftenen in hunne Perzoonen, Kerken, Kloofters en Goederen te befcbermen, de Geeftelykheid in haare Parochiën niet teontruften, ze nimmer met geweld te dwingen , hun geloof te verzaaken, noch de Monniken te noodzaaken, van hunne Ordens af te ftaan, geene Kerk te verwoeften, noch haar in eene Moskee te veranderen, ze met geen grooter fchattingen te bezwaaren, dan de Mufelmannen, hunne Kerkelyken van alle laften te ontheffen, ze tot geene Krygsdienften te dwingen, maar veeleer op hunne verdediging bedagt te zyn, de Vaders en Moeders der Christenen niet te noodzaaken, hunne dochters aan Mufelmannen uit te huwelyken, en, wanneer eene Chriftin met een Mufelman trouwde, dan zoude hy haar, ten opzigte van haare Godsdienft-oefening, de vryheid laaten. Voorts beveelt hy den Mufelmannen, de Chriftenen, in hunne Staaten leevende, niet te dwingen, om flaa- ven- (*) Dit is een misdag: het moet wezen Sinai. Ook is het voorgegeeven Origineel uit de Secretary des Serailsm^ in de Bibliotheek des Konings van Frankryk.  BERICHTEN, enz. 345 vendienften te doen, noch op eenigerhande wyze tyrannig omtrent hen te werk te gaan. Van den anderen kant verpligtten zig de Christenen, agtervolgens dit Traclaat, geen' vyand der Mufelmannen te helpen, hem te onderfteunen, noch te ontvangen, of in hunne huizen te herbergen, maar veeleer de Mufelmannen wél te behandelen, en gaftvryheid omtrent hen te oefenen. — DitTraftaat, 't welk Mahomed zelf, naderhand, zo weinig opvolgde, befchermde hem toen tegen gevaar, en maakte, dat hy zyn eigen Plan voleindde. Zyne huichelaary en bedriegery hielp hem, eindelyk, totdeSouvereiniteit, na welke hy Rond, hebbende het voor bedriegers zo zeldzaam geluk, den voortgang van zyn' Godsdienft te zien, en zyne Waardigheid, by zyn' dood, op zyne nakomelingen over te brengen. Dit is de Hiftorie des valfchcn Propheets, welke ik onder zo veele voor de waarfchynlykfte houde, om dat ze met de zaak zelve, cn de natuur der Staatkunde meeft inftemt. III. Van de Godsdienft-Jlellingen der Turken. De wet der Turken is vervat in drie boeken, 't Eerfte is de Koran, welke de geloofs-artikelen voorfchryft. Het tweede draagt den naam van Y 5 Es.  346 HISTORISCHE Esfunnet, verklaarende de overleveringen des Propheets, en de gevoelens der Wyzen. Het derde handelt van de gevolgen, die men uit de twee eerRe kan trekken. —• De Koran wierd door Mahomed zelv' gefchreeven, welke, behal ven de Godsdienffc-geboden, ook een' regel voor de burgerlyke regeering daarby gevoegd heeft. De twee andere wierden door zyne vier eerRe opvolgers opgefteld, te weeten Ebubekr, O'mer, Osman en A'ely. Ook wierden de befiisfmgen en gewysden der Chalyphen van Babylonïê en Egypten voor onfeilbaar gehouden, om dat ze Leeraars en verklaarers der wet waren. Doch, even als hunne tydelyke magt is •afgenomen , zo is ook het gevoelen nopens hunne onfeilbaarheid verminderd. -— In deverklaaringe der wet zelve is een groot onderfcheid tusfehen deze Leeraaren, inzonderheid tusfclicn O'mer en Ae'ly, de twee opvolgers van Mahomed, die elkander regelregt tegenfpreeken, en de twee vyandlyk tegen elkander gezinde Seclen, naamlyk O'mer de Osmanfche, en Ae'ly de Perfiaanfche, (*) hebben voortgebragt. Hier wil ik eeniglyk van de Godsdienftftellingen van O'mers aanhangers fpreeken, als het welke de Godsdienft dezes Ryks is. Zy (*) In plaats van Osmanfche moeft 'er Sefte derSmniteff, ?n, iu llêe van Perfiaanfche, S&fte der Schiiten flaan.  BERICHTEN, enz. 347 Zy hebben flegts een eenig geloofs-artikel, te weeten , dat 'er een eenig God e:i Mahomed zyn Propheet is. Maar, wil men een goed Mahomedaan wezen, dan moet men vyf prakticaale artikels waarneemen, die ze de fundamenteele ftukken van den Godsdienft noemen, 't Eerfte is het wasfchen; het tweede 't vyfmaal op een' dag herhaalde gebed; het derde 't vaften in den Ramafan; het vierde de blinde opvolging van den Sfaedaeket of het doen van aalmoezen; het vyf de de Bedevaart naar Mekka, wanneer 'er geen wettig beletzel is. By deze vyf hoofdartikelen komen nog eenige andere,welke wel van eene laagere klasfe zyn, maar hem nogtans, die ze niet waarneemt, zo als wy zouden zeggen , tot een zondaar maaken. Doch zy worden door de Turken niet met al te veel zorg opgevolgd, en van veelen hunner Leeraaren niet zo zeer als wezenlyke ftukken van den Godsdienft, maar wel als zulke dingen aangemerkt, waar door de menfehen ter vervullinge van de noodzaaklyke geboden der wet worden gewend. Daartoe behoort de onthoudinge van verkensvleefch en wyn, de befnydenis en de waarneeming van den Vry dag, als een' dag van devotie. Nopens elk van deze Artikelen van beide klasfen wil ik u iets melden. Ik wil een' aanvang maaken met het wasfehen, welk het eerfte voor een waar Mufelman noodwendig Artikel is. Hiervan zyn drie foorten. ö Dc  348 HISTORISCHE De eerfte wordt genoemd Ahdeft, waar door men zig tot het gebed bereid. Deze neemt men waar, vóór dat men in de Moskee gaat. De tweede draagt den naam van Guful, en gefchiedt door het gebruik der baden , na den omgang met het andere gedacht, of een ander toeval by nacht. De derde heet Thaeharet, en wordt gedaan, na dat men zyn gevoeg gedaan heeft. Van de eerfte moet ik u wat meer melden, te meer, daar my nog geen fchryver is voorgekomen, die 'er van gefproken heeft. Eerft wasfchen zy beide de handen, en zeggen: „ gelooft zy God, die het zuiver water gefcha„ pen, en het de kragt, van te reinigen, ge„ geeven, en ons geloof luifterryk heeft ge„ maakt. '* Dan neemenzy, driemaal, water met de regte hand in den mond, zeggende by het wasfchen : „ ik bidde u, Heere myn „ God, my van het water te proeven te gee„ ven, het welk gy Propheet Mahomed in 't „ Paradyshebt gegeeven, het welk welruiken,, der, dan Balzem, witter, dan melk, enzoé„ ter, dan honig is, en de kragt heeft, van „ den dorft des geenen, dien dorft, voor eeu„ wig te lesfchen. " Hierop haaien zy water door de neus op, en zeggen : „ geef my, ö „ Heere, den reuk van 't Paradys te ruiken; „ laat my hem genieten, en laat my den reuk der Helle niet ondervinden. " Als-  BERICHTEN, enz. 349 Alsdan wasfchen zy 't ganfche aangezigt tot de ooren toe driemaal, en zeggen: „ reinig, „ ö Heere, myn aangezigt, even als, ten da„ ge des oordeels, het aangezigt uwer Pro„ pheeten en aller der geenen zyn zal, welke „ u zullen gehoorzaamd hebben. ". Hierop neemen zy water in de vlakke regte hand , en zeggen : „ laat my, 6 Heere, ten jongften da„ ge , het boek myner werken in de regte „ hand geeven, het welk de hand der Uitver„ koorenen is, en vergeef my myne misdaa„ den. " Dan neemen zy water, als te vooren, in de linke hand, en zeggen : „ laat my * „ het boek myner Zonden niet van de linke „ hand of van agteren geeven, en gaa niet met „ my in 't gericht, wegens myne misdaaden. " Hierop wasfchen zy hun voorhoofd, en zeggen: „ ontvang my, ö Heere, met uwe barmhar„ tigheid, wanneer ik voor u zal verfchynen, „ en prent myn Hoofd de deugden, en niet de „ ondeugden in- " Dan neemen zy water met beide handen, wasfchen met de twee duimen de ooren, en zeggen: „ laat my, 6 Heere, van „ uwe Knechten zyn, welke gehoor geeven „ aan het geen in de heilige boeken is gefchree„ ven, en 'er zig naar rigten. " Met de andere vingers wasfchen zy den hals, en zeggen: „ bevryd my, Heere, van de Hel en de ban- „ den,  35° HISTORISCHE „ den, welke men, hier, den hals en voeten „ aanlegt. " De voeten wasfchen zy, zonder het ooit na te laaten, op één der vyf bedeüuren. Op andere tyden is het genoeg, wanneer ze met de vingers den regten voet aanraaken, het welk zy altyd met dc linke hand doen, en 't volgende gebed uitfpreeken: „ houd my vaft, ö Hee„ re, en laat my niet van de Helle-brug gly„ den. " Zy zeggen brug; om dat ze gelooven, dat eene brug tot het Paradys leidt, onder welke de Hel is, maar welke zo naauw en fmal is, als het fnydend gedeelte van een mes. Eindelyk wasfchen zy ook den linker voet, en fluiten met het volgende gebed: ,, neem, „ ö Heere; myn gebed aan; vergeef my myne „ fchuld: neem de aanbieding aan , welke ik u „ doe, op dat dit myn gebed niet onvrugt„ baar zy. " Dit zyn de plegtigheden by het wasfchen , wanneer ze zig bereiden, in deMoskee te gaan, en daar te bidden. By de twee andere wasfehingen fpreeken zy geen één woord. Nu gaa ik over tot hun gebed. De Koran beveelt, dat ze alle 24 uuren vyf maal zullen bidden; voor eerft by den opgang der Zon; ten anderen om den middag; ten derden tusfehen middag en den ondergang der Zon; ten vierden naa het  BERICHTEN, enz. 351 Ihet ondergaan der Zon; ten vyf den één en een half uur naa middernacht. Tot alle deze vyf tyden worden zy van den Menaret of toren, (door zekere daartoe aangeffelde menfehen, welke gebeden en devoote noodigingen zingen, aangemaand. Zy doen hun gebed met eene aandagt en verzameling van gedagten, die waar- ■ dig is, door de beminnaars van den waaren Godsdienft te worden nagevolgd. Zy fpannen hunnen geeft zo in, dat hen niets daarvan aftrekke of verftrooje; ja, volgens hun bygeloof, gaan zy hieromtrent zo verre, dat, wanneer of hoesten of niezen hen in het bidden ftoort, zy zig verpligt agten, 't gebed van vooren af weer te beginnen. Deze gebeden nu zyn niet uit den Koran, maar uit de fchriften der vier hoofdleeraaren , Ebubekr, Osman, O'mer cn Ae'ly getrokken. By deze gebeden maaken zy onëindinge wendingen en draajingen des lighaams. Zy ftrekken de armen uit, heffen ze omhoog, vallen neder, en raaken den grond met 't voorhoofd aan. Het derde artikel raakt het vaft en in den Ramafan. Dsze duurt eene geheele maand, welke denzelfden naam heeft. Ik geloof niet, dat 'er eene Gezindte in de waereld is, die ftrenger vaft. Van den opgang der Zonne tot haaren ondergang toe mogen zy noch eeten noch drinken, noch iets ruiken; met één woord: zy mo-  352 HISTORISCHE mogen nietsdoen, wat één van hunne vyf zinnen aandoet. Arme lieden neemen het met de uiterfte ftrengheid waar; want op de overtreeding zyn de ftrengfte ftraffen gefteld. Men zegt, dat men, in voorige tyden, iemand, die den Vaften niet had gehouden, gefmolten lood in den mond heeft gegooten. Doch, 't zy de menfehen inmiddels wyzer zyn geworden, of eenen redelyken Godsdienft-yver hebben aangenomen , ik ten minften, zo lang als ik hier ben geweeft, heb nog niet gezien, dat iemand deswegen geftraft is geworden. Ook geloove ik, dat dit gebod nooit minder in agt genomen is, dan thans, vooral door lieden van rang. Maar, zo ftreng als de levenswyze, geduureude deze maand, overdag is, even zo buitenfpoorig is ze by nacht. Men gaat dan van het eene huis naar 't andere; men houdt gaftmaalen, en brengt geheele nachten met drinken en verluftigingen door. Des het vaften hoofdzaaklyk daarin beftaat, dat men den dag in den nacht veranderd , en voor tegenwoordig wordt het, buiten dat, alleen meeftal van geringe lieden en het Gemeen onderhouden. Het vierde door den Koran voorgefchreeven Artikel is Sfaedaeket of het doen van aalmoezen. Daar door wordt elk verpligt, jaarlyks, van zyne inkomften een gedeelte van het honderd te geeven, om 'er armen van te onderhouden. ' Doch  BERICHTEN, enz. 353 Doch 't is bezwaarlyk te denken , dat zig niet, ten minften by menfehen van rang, de Politie cn gierigheid tegen de'flipte naarkoming dezes gebods zouden aankanten. My komt het onmogelyk voor, dat de gierigheid iemand zoude toelaaten, zig van eene Som teherooven, welke op zig zelve zeer aanmerkelyk kan worden. Veeleer raadt de kloekzinnigheid elk aan, de waare gefteldheid zyner rykdommcn niet openlyk bekend te laaten worden. Het vyfde -Artikel ziet op ;de bedevaart naar Mekka. De Koran beveelt ddz'c allen den gee. nen, die in ftaat zyn, om ze te doen, zoo ze anders geen gewigtige plaatzén bydé rcgeenng, öf andere Wettige beletzeis hebben. De Bede, vaartgangers vertrekken, gemeenlyk, in de maand'Md van Conftantinopel, begeevende zig naar Damascns ,öm zig met dePelgrims vaniVaioiïé en andere Afiatifche landen te verëcnigeri. Hierop voegen zy zig by de geenen, welke uit Perfië, Egypten, en andere: Ottomannifcke (*) Ryken komen, hetwelk, alle jaaren, een getal van 50 of 60 duizend menfehen uitmaakt, (t) die op eenen berg naby Mekka zamenkomen, en aldaar eene offerhande doen, daarin j be* (*) Dit moet wezen Mahomedaanfc1ie. (f) Hun getal is veel grOoter. Elke byzondere Karavaan is byna zo fterk. II. Deel 7,  354 HISTORISCHE beftaande, dat men eenige Hamels flagt, en ze vervolgens onder de Armen uitdeelt. Alsdan trekken zy hunne klêeren uit, en flaan eene grove deken om het lyf, in welke kleeding zy den berg opklimmen.. — DeGrooteHeer zendt, alle jaaren, vyf honderd Zechinen cn eenen met goud belegden Koran, als mede een kofteJyke ftof, om 'er Mahomeds graf mee te bedekken. (*) Wanneer men 'er de nieuwe ftof over heen legt; dan wordt de oude vooraf weggenomen, en in kleine ftukken onder de Pelgrims verdeeld , die ze als Reliquiën bewaaren. Na dat ik u raakende de hoofdartikelen van hunnen Godsdienft zo veel gezegd heb, als ik weet; zo kome ik nu tot de andere min gewigtige. De Befnydenis is in den Koran niet voorgefchreeven,maar de Turken onderhouden haar als eene van hunne voorouders op hen overgebragte gewoonte, en merken ze aan als een noodwendig teken van een waar Geloovigc. Zy wordt door een' wondarts, zonder den byftand van een Priefter, verrigt. Veele Ceremoniën gaan 'er mede gepaard, doch welke meer na een Bacchus-feeft gelyken, dan dat ze tekenen van eene Godsdienft-plcgtigheid zyn zouden. Het (*) Doch dit is niet ts Mekka, maar te Medina.  BERICHTEN, énz. 35; Het vieren van den Vrydag heeft geene anidere oorzaak, dan gemak en uitfpanning. De vrouwen hebben 'er meer voordeel by, dan de mannen : want onder het voorgeevcn, van dien :dagte heiligen, vinden zy, by het voorwend;zelvan 't bad, bekwaamen tyd, om elkander' [haare invallen mêe te deelen. - Wat betreft Ihet eeten van verkensvleefch en het drinken van • wyn; ik moet u zeggen, dat dit een gebod of leene gewoonte is, waarvan thans byna niet dan .de naam alleen overig is. De Turken noemen :zulke dingen Haerem, dat is, vuile en afzigti;ge dingen. (*) Want voor tegenwoordig wordt Ite Conftantinopel, gewis, meer wyn gebruikt, dan te Venetië; en, wanneer ik U zeide , dat men 'er tweemaal zo veel gebruikt, zo zoude ik niet meer, dan de waarheid zeggen. Daar is dus niemand meer, dan ettelyke huichelaars of fpitsvinnige vernuften, die van natulire vyanden van den naam en alle gewoonten der Chriftenen zyn. Deze lieden zien het wyn drinken nog met veragting aan. Maar onder menfehen van rang is niemand, of hy gebruikt wyn, en legt zig toe, om den beften en uit de verfte landen in huis te hebben. Daarentegen gebruiken zy de Liqueurs en Rofolis ongeloovelyk fterk, om dat ze gelooven, dat die din- (*) Eigenlyk, verbodene, ongeoorloofde dingen.  356 HISTORISCHE dingen meer overëenkomft met het water hebben; zo als ik u dan kan verzekeren, dat ik hen, op eenmaal, heele bekers vol, waarvan wy ons tot het water drinken bedienen, heb zien uitdrinken. Rofolis geeven zy den naam van borftwater. ~ ... , IV. '/V* A Van den Beyram, H voornaamfte Feeft der Turken; hunne kimelyken en echtfeheidingen ; hoe verre zy het byvryffchap uitftfekken; en van hunne zedelyke werken. ■ De Beyram is het grootfte Feeft der Turken, en komt met onze Pafchen overeen. Dit neemt een' aanvang op het oogenblik, dat men de maan ontdekt, die op de maandRamafan volgt. Men maakt het aan 't volk, door het geluid van veele inftrumenten, cn door bet affchieten der Artillery van 't Serail en de voorftad Thöpchaneh bekend , en het Gemeen verluftigt zig, geduurende drie dagen , dat het duurt. By deze gelegenheid hebben veele plegtigheden in het Serail plaats. De Groote Heer begeeft zig, by het aanbreeken van den dag, met al zyn gevolg,in de grootfte pragt,naar de Moskee, en terug gekeerd zynde ontvangt hy de Complimenten van den Vifier, van alle Minifters en Wetgeleerden, welke, de een na den  B E R ICHTEN, enz. 357 den anderen, zig voor zyne voeten nederwerpen, en Gianfcherif, dat is, Heil zy den Vorft, (*>zeggen. De laatfte, die den Grooten Heer, by deze gelegenheid, complimenteert, Is de Aga der Janitfaaren. - In deze dagen Rebben de Sultanen, in het oude Serail opgeflooten,dc vryheid, om den Grooten Heer te bezoeken, welk pel uk ook de Sultane-moeder en Gemaalin, wanneer ze voorhanden zyn, met dc anderevrouwen hebben. Op dezen dag laat de Groote Heer dc voornaamfte Ryks-amptenaarcn pragtig onthaalen, fchenkt aan zeftien van hen Pclfen, en daar mede eindigt de Ceremonie. Zeventig dagen na dit, het welke men den .roeten Beyram noemt, volgt de andere, dien men den kleinen of Kurban, dat \, ,Qijer-beyram noemt. Op dezen dag rydt ook de Sultan met groote ftaatfic uit, en begeeft zig naar de Moskee Vóór dat hy in dezelve gaat, zyn by de deur drie groote Hameien bereid, welke zig, door hunne fchoonhcid en grootte van anderen . onderfcheiden; zy zyn eenigzins verfierd, en 'op zommige plaatzen wordt 'er de maan op gefchildcrd. Den éénen flagt de Groote Heer, waaróp ook de anderen worden geflagt. Allen wordenzeonderhet volk als eene aalmoes uitgedeeld. Elk doet, op dezen dag, eene offerhan- de, MoMiraarfcliynlyk wezen: Tiïdft'ij^li-Sclierf. Z 3  358 HISTORISCHE dc, naar maate van zyn vermogen, en ook deze lammeren worden onder de armen verdeeld. Dit offer gefchiedt op den eerften dag; maar de vreugde en dit Feeft duuren, als by het andere, drie dagen. Het huwelyk wordt by de Turken voor heilig gehouden , hoewel niemand der Bedienaaren van hunnen Godsdienft deel aan de plegtigheid heeft; want het wordt eeniglyk door een'Kadhy of Rechter der plaatze bekragtigd. De Bruid isby de plegtigheid zelve niet tegenwoordig, maar in haare plaats gaat haar Vader of één van haare Nabeftaanden voor haar naar den Kadhy, en woont de plegtigheid by. Hierop wordt de Bruid naar het huis van haaren.' man geleid, die haar in eigen perzoon ontkleedt, en te bed brengt. De Turken hebben een tweede foort van huwelyk, Kjabin genaamd, welk insgelyks voor den Kadhy wordt geflooten. Door middel daar van kan een man, voor een zekeren tyd, eene vrouw trouwen, en ze vervolgens wêer verlaaten, wanneer hy de Somme, by het Contraél bepaald, en welke altyd zeer gering is, heeft betaald. Dit foort van huwelyk wordt ten befte der reizigers verordend. — De Turken mogen met elke vrouw trouwen, van welken Godsdienft zy ook moge wezen, zoo anders zulk een Godsdienft ten befte daarvan gefchreeven  BERICHTEN, enz. 359 ven boeken heeft. (*) Zelfs den Gefneedenen Raat het trouwen vry, en'er zyn eenrge, welke meer dan ééne vrouw hebben. De Veelwyvery wordt door hunnen Godsdienft geoorloofd; doch volgens ftaatkundige wetten is het verboden, naar het voorbeeld van den Weteeever Mahomed, meer dan vier vrouwen te hebben, om dat de man verpligt is, elke haaren eigen bruidfchat toe te leggen. Maar, ten einde deze wet de vryheid niet wegneeme, Z g van vrouwen te kunnen bedienen, welke hen, naar hun zeggen, van God gegeven", zo ftaat het hen vry, flaavinnen te houden, welker getal geene andere paaien heeft, dan elks willekeur en vermogen. 'tls zonderling, en men ziet duidelyk, hoe veelde eerfte indrukzels en eene verjaarde ge woonte by zulk een volk vermogen , dat de vouwen , wegens zulk eenen Concubinaat, I ene jaloezy toonen. - De man is wel gehoud n , Ike zyner vrouwen eens in de week m zvn bed toe te laaten; en, wanneer hy dit n e doen wil, zo kan zyne vrouw by het Gerecht over^mklagtigvallen,en'erhem,door en Rechter, toe laaten dwingen. Men verhaalt ook veele zulke klagten; maar doorgaans wor- n Dttis : boeken beeft, die eene CoJly'te Openbaard bevatten, als de Chriftelyke enjoodfehc. L 4  36*o HISTORISCHE den zy alleen gedaan van menfehen van het laagfte foort. Lieden van hoogeren Raat weeten zig wel, zonder zo veele opfchudding, en op eene voor hunne vrouwen meer behaagelyke wyze te helpen. - De befchimping wegens dc onkuischheid eener vrouwe valt onder de Turken niet op den man, maar de vrouws-ouderen, die het misnoegen hebben, dat men hen hunne dochters weer t'huis zendt. Wat de kin* ders betreft; die van de vrouw ter waereld worden gebragt, worden als kinderen des Vaders aangemerkt; maar de kinderen derSlaavinnen worden Slaaven van den eerftgebooren Zoon van ééne onder de vrouwen, wanneer hen anders de Vader niet in zyn Teftament voor vry verklaard heeft. De Sultan is niet verpligt, te trouwen, maar heeft de vryheid, zo veele vrouwen te neemen, als hy wil. Doch het fchynt een ftaat'srcgel te zyn , dat hy geene Gemaalin neeme. Maar ik denk, dat de eenige reden van zig daar van te onthouden, het befpaaren der verbaazende groote koften is, welke by het trouwen der voormaalige Sultans wierden gemaakt, De Turken hebben twee poorten vm echtfeheiding, welke alle in het byzyu des Kadhy gefchieden. De eerfte fcheidt flegts van het bed; de^ tweede fcheidt mede geheel cn al van het buis, De man moet de- vrouw de in het huwelyk*»  BERICHTEN, enz. $61 lyks-contraft vaftgeftelde fomme betaalen , en de vrouw heeft hierop de vryheid, te trouwen, wien zy wil. Wanneer de man, na de echt* fcheiding, berouw heeft, "dat hy zig van zyne vrouw heeft laaten fcheiden , en haar weer trouwen wil; dan wordt hem zulks door de wet niet toegeftaan, wanneer hy vooraf niet gedoogt, dat een ander zyne vrouw in zyne tegenwoordigheid beflaape. Doch 't is natuurlyk, dat 'er nimmer een Turk geweeft is, die op eene zo fchampere voorwaarde eene vrouw wêcr heeft genomen. (*) De zedelyke daaden der Turken beftaan, meeftal, in het geeven van aalmoezen aan hunne rnedemenfehen. Deze ftrekken zig zo verre uit, dat zc openbaare huizen of Chans, ten gerieve der reizigers bouwen, van welke gebouwen zeer koftbaare voorhanden zyn, welke aanmerkclyke inkomften hebben, Daartoe rekenen zy mede de inrigting der bruggen tot een gemak der reizigers over de rivieren, de waterleidingen en fonteinen ten zelfden einde, de openbaare Gafthuizen ter bczorginge voor Zieken , de openbaare Rhoolen ter opvoedinge der kinderen (*) Nogtans zoude het niet zonder voorbeelden zyn. Maar hoe de man zulks maatigen kan, daaromtrent zie men na §. cp. bladz. 371. in myne befchryving des Turkfche» 7,5  362 HISTORISCHE ren en tot hun onderwys, niet alleen in den Koran, maar ook in de Perfifche en Arabifche taal. De aanzienlykfte Turken zoeken hunnen naam, door het ftigten van Moskeen, te vereeuwigen , en aan alle foorten van voorafgemelde gebouwen plegen zy, naar hunnen fmaak, veel geld te befteeden. Doch ook dit gedeelte der Turkfche Zedenleer gaat met veele vooröordeelen cn bygeloovigheden gepaard. Hunne liefde ftrekt zig zelfs uit tot de honden, die ze op de ftraaten zien, en tot de Kameelen, welke zy, by hunne vragten van de ééne naar de andere plaats, minder belaaden. Nooit werpen ze een gefchreeven ftuk papier op den grond; ja veelen neemen het op, wanneer ze 't vinden, zelfs wanneer 'er zulke letters op zyn gefchreeven, die ze niet kunnen leezen, op dat zodanige letters, waar mede men Gods naam fchryft, niet met voeten getrapt mogen worden. Volgens dit grondbeginzel was het voor een Turk, die ééne van onze Latynfche Kerken zag, zeer ergerlyk, opfchriften op zarken te zien. Het loffelykfte, en ik zoude byna zeggen, 't benydenswaardigfte gedeelte hunner Zedenleer is, gewis, hunne hoogagting voor, en hun vertrouwen op God. (*) Men weet in hunne taal (*) pit vertrouwen op God verliefl: veel van zyne waarde,  BERICHTEN, enz. 363 taal niet, wat Godslaftering zy; en nimmer onderneemen ze iets, zonder te zeggen, in Scha allah, dat is, zoo het Gode behaagt. Zo is ook in den ongerymdften en eenvouwdigften Godsdienft iets , waaruit men nut kan trekken. V. Van de Godsdienfi-bejiierders onder de Turken. Na dat ik u bericht gegeeven heb van den oorfprong en de gefteldheid van den Turxjihen (Mahomedaanfchen') Godsdienft; zo kome ik nu tot hen, die de zaaken van den Godsdienft handhaven. De Mufti is het Hoofd en Orakel van den Godsdienft cn de wet, gevolglyk de hoogfte Priefter. Zyne keuze hangt enkel en alleen van den Grooten Heer af, die 'er gemecnlyk menfehen van aanzien, verftand en beproefde regtfehapenhcid toe aanftclt. De befluiten van den Mufti zyn even zo veele wetten voor alle Rechters, maar niet voor den Vorft, welke, wanneer hy hem over eene zaak vraagt, en geen antwoord krygt,dathem aanftaat,hem met de waardigheid ook zyne onfeilbaarheid bede , wanneer men nan de, van de Turken geloofde volftrektc voorbefchikking denkt. Naar deze fchynt men een vertrouwen op God te bevvyzen, daar het nog-aus niets anders is, dan dit voortitel: wat gebeurt, dat moet voiarekc gebeuren.  $6* HISTORISCHE beneemt, en in zyne plaats een ander Orakel Relt, het welk de zwaarigheden op eene, met zyne wenfehen meer gepafte wyze oploft. Dit niettemin hebben de Sultans ,altyd, groote agting voor den Mufti, en kanten zig, zelden, tegen zyne beflisfingcn. Deze eindigen altoos met de uitdrukking: God weet, wat beter is. 09 Wanneer de Sultan aan den Mufti fchryft; dan bedient hy zig van de volgende woorden: „ aan u, Effad , die gy dc wyfte onder alle Wyzen,in alle kennis onderweezen, dc voortreffclykfte onder alle Voortreffelyken zyt; die gy u van ongeoorloofde dingen onthoudt; die gy de bron der deugd en waare weetenfchap, en de erfgenaam dei* Propheetifche en Apoftolifche Leer zyt; gy loft de vraagftukken des geloofs op; gy maakt de Artikelen des waarcn geloofs bekend; gy zyt de fleutcl tot dc fchatten der waarheid, het licht in twyfelagtige Allegoriën ; gy zyt geftcrkt met de genade van den opperften Leidsman en Wetgeever des menfehdoms; de groote God verè'euwige uwe deugden! " Wanneer een Mufti verkoozen is; dan roept de Groot Vifier hem in 't Serail, fielt hem zelf in zyne waardigheid aan, en laat hem eenen Pels (*) Mogt dit al hier cn dar.r gefchiedcu, 't gefchietlt pgter, gewis, niet altyd.  BERICHTEN, enz. 365 Pels aandoen, welke met wit laken gevoerd is; waarop hy hem een' zakdoek met duizend piasters ter hand laat Rellen. Alsdan begeeft zig de Mufti na het huis des Vifiers, welke hem aan de trap ontvangt, hem de hooger hand geeft, en insgelyks met een' Pels, maar met groen laken gevoerd, bekleedt, en hierop met rykegefchenkën f huis laat brengen. De Sultan legt hem, dagelyks, twee duizend Aspers toe, het welk omtrent vier en een halve Zechine van ons Venetiaanfch geld bedraagt. Hy heeft geene andere-vafte inkomften; maar, dewyl hyhet recht heeft, van veele ampten aan de Keizerlyke.Moskeen te vergceven, cn alle bevorderingen der Wetgeleerden door zyne handen moeten gaan,zo trekt hy daaruit merkelyke inkomften. In voorige tyden waren zyne inkomften by de 50 duizend Leeuwendaalders; maar thans, nu gierigheid en weelde alle ftrengc cn naauwgezette eerlykheid verdringen, gelooveik, dat de inkomften van dezen hoogften Pricfter wel viermaal zo veel bedraagen. Daarvan getuigt het pragtig huis, het welk dc tegenwoordige Mufti bewoont, cn de talryke Hofftoet, welken hy houdt. Zyn Arts , welke zyne zieke vrouwen in haaren Haercm heeft bezogt , verzekerde my, dat hy 'er wel zeftig heeft. Voor  36~6 HISTORISCHE 't overige is deze de eenige Waardigheid, waar. by, al valt de Perzoon in ongenade, deszelfs goederen nogtans niet verbeurd verklaard worden. Wat de Mufti bezit, wordt als iets heiligs aangemerkt, en kan deswegen niet worden aangetaft, zelfs wanneer hy aan eene misdaad van Staat fchuldig is. Daar nu alles op zyne Kinderen komt 5 zo volgt daaruit, dat een Huis, het welk een' Mufti heeft gehad, altoos aan een groote en ryke Familie blyft. Op deze verheven Waardigheid volgt die van een Kadhy.Lefchkjer. Hiervan zyn 'er twee, één van Rumelië, en één van Natolie. Haare eerfte beftemming was, over de rechtszaaken der Zoldaaten, de één in Afië, de ander in Europa, te oordeelen. Maar thans ftrekt zig hun recht over alle foor ten van Perzoonen uit; zy hooren cn beflisfen rechtszaaken van allerlei natuur. Deze Waardigheid is de trap tot het hoogfte Priefterdom. Dan volgt de zo aanzienlyke Waardigheid van een Mula. Hiervan zyn 'er tweederlei. Die van de eerfte klasfe hebben, dagelyks, vyf honderd Aspers, en het rechtsgebied van een Basfa van drie Paardeftaarten. De Kadhy in de fteden hangen van hen af. Die van de'tweede klasfe zyn de voornaamfte Rechters in de kleinfte Provinciën; en, daar ze flegts Kadhy van kleine  BERICHTEN, enz. 367 me plaatzen en arme fteden onder zig hebben, izo hebben ze dienvolgens ook maar maatige i inkomften. Uit de eerfte klasfe worden, gemcenlyk, de .Kadhy-Lefchkjer getrokken, gevolglyk zulke IPerzoonen , welke tot de Waardigheid van een .Mufti kunnen geraaken. Deze Mula en Kadhy, welke lieden van de wet (Ué'lema) worden genoemd, worden, even als de Mufti, onder de Godsdienft-beftierders geteld. Want, gemerkt de burgerlyke wet zo wel, als de Godsdienft, van hunnen Propheet komt, zo fchiften de Turken deze twee klasfen nooit. Het Collegie der Mula is in een groot aanzien, en wordt ook van den Monarch zelv" met buitengemeene agting behandeld. Daar ze de uitleggers van den Godsdienft en de wet zyn; zo heeft men, in voorige tyden, veele voorbeelden gezien , dat ze, zamen verëenigd, wegens gemoeds-en Godsdienft-zwaarigheden, het volk altoos bereid vinden, in hunne befluiten, zelfs wanneer dereden is van de afzetting des Monarchs, te worden onderfteund. Daar ze wel weeten, hoe fterk deze indruk is; zo zullen ze zig, altoos, by 't volk en den Monarch agting weeten te verwerven. De voornaamfte opzieners over de Moskeen, welke men Imam noemt, wordei door den eerften Vi*  368 HISTORISCHE Vifier gekoozen. (*) Het volk van hunne wyfc moet ze den eerften Minifter aanpryzen, welke ze dan door zyn bevel aanftelt, zonder dat ze een ander Character of Orden noodig-. hebben, om hun ampt waar te neemen. Zy moeten in Raat zyn , den Koran te leezen, en de bediening der geenen hebben waargenomen, welke van de Torens het volk, met luider ftemme, tot 'c gebed roepen. , De Mufti heeft geen rechtsgebied over hen, Want elk hunner is in het bewind zyner wyk onafhanglyk, maar in burgerlyke en hals-zaaken ftaan ze allen onder de gewoone Overheden, (f) Onder de.Kcrklyke Perzoonen kan men ook de Emyrs rekenen, welke zig van de andere Turken door den groenen Tulband bnderfcheiden, het welk de couleur des Propheets is. Emyrs' zyn die geenen, welke van den Propheet zelv' afftammen, en in een oneindig getal worden verdeeld. Dit recht van afftamming heeft men zo wel van de Vaders, als Moeders. Want wanneer eene Emyre met iemand trouwt, die geen Emyr'is; dan hebben de kinders, uit dezen C*) Öit is, in verre na,niet van alle Moskeen te verdaan. (f) Men brenge zig uit het voorgaande te binnen, dat de eigenlyke Rechters geeftelyke en burgerlyke Perzoonen te gelyk zyn.  BERICHTEN, enz. 3^9 zen echt gebooren, het voorrecht van het Emyraat, het welke zy tot alle hunne Kinderen, zo wel van 't mannelyk als vrouwelyk gedacht voortplanten. Deze Emyrs hebben hun Opperhoofd, welke Nakyl-al-Efcbraf wordt genoemd. Zyn voornaamfte werk is, het getal der Emyrs, zo veel mogelyk is, te vermeerderen; weshalven hy alle de geenen als Emyrs laat intekenen, die hunne afkomft van Mahomed flegts op eenigerhande wyze kunnen bewyzen. Hun Opperhoofd heeft eene onbepaalde magt over hen; maar laat ze nooit openlyk ftraffen, om ergernis voor te komen, en hun gedacht by het volk in een goed aanzien te bewaaren. Hy heeft eenen Stadhouder, die den naam draagt van Je'Umdar, en het recht heeft, van des Propheets vendel by alle pïegtige gelegenheden te' draagen,zo menigmaal als het de Sultan goedvindt, om het mede in het veld te neemen. De Emyrs zyn voor alle bedieningen vatbaar, en kunnen tot de hoogde Ryks-waardigheden geraaken. Zy hebben zeer uitfteekende voorrechten, waar onder het merkwaardigfte is, dat ze niet mogen gekrenkt of beledigd worden, zonder dat de fchuldigc de hand verheft. Doch de Turken hebben weldra middelen bedagt, om dit voorrecht te vcrydelen : want ryzen 'er gefchillen, of vinden zy eenen Emyr dronken; TI, Deel Aa dan  3?o HISTORISCHE dan neemen zy hem den groenen Tulband af, zynde het teken van liet Emyraat, en haaien hem, vervolgens, zonder eenige zwaarigheid, helder door. Het grootft gedeelte der geenen die den llaavenhandel dryven, zyn van dit flag. Voordezen waren ze, behalven den aangeboortn haat tegen de'Chriftenen, ook in aanzien,, om dat zy in dc opvolginge der geboden de: yverigfte Mahomedaanen, en in het houden hunner beloften en verdragen de allereerlykfte Turken waren. Maar, ik kan u verzekeren, dat het thans heel omgekeerd is. Want de; Emyrs ftceken boven anderen in de grootfte ondeugden van welluft cn dronkenfehap uit. VI. Van de Monniken-orden onder de Turken. De Turken hebben mede, naar het voorbeeld veeier Chriftenen, een foort van Kloojiers; waarin Kerklyke Perzoonen woonen. Ik heb veel moeite gedaan, om te ontdekken, wanneer en hoe zulk eene fehikking is opgekomen. Spreekt men met deze Monniken zelve; dan vertellen ze iemand hieromtrent zulke buitengemeene en fabelagtige dingen, dat, wie maar eenigzins verftand bezit, 't onmogelyk kan gelooven. Het geen zy zeggen, is ook zo ftrydig, dat 'er de onwaarheid voort van blykt. Eeni-  BERICHTEN, enz. m Eenigen hunner beweeren, dat de Orden der Dervifche, door hunnen Wetgeever zelv', verordend en ingefteld is; andere fchryven hem lan zyne vier Leerlingen toe; nog anderen aan ?enen zeer nieuwen oorfprong. Eenigen gelooven, dat hy, in eene verrukking der eerfte Stigters van 't Mahomedaanfeh geloof, door eene ftemvan God zelv' is belaft; anderen willen, dat hy den Leerlingen en afkomelingcn van Mahomed, by eene verrukking, door hunnen Propheet zelv', als in een tafereel vertoond was. Nog anderen brengen meer zotte dingen voor den dag, welke niet waardig zyn, dat men ze aanhaalt. 't Waarfchynlykfte, dat ik daaromtrent heb kunnen nagaan, is dit: dat de Monniken-orden onder de regeering van Orchan zyn opgekomen. Deze oorlogzugüge en gelukkige Keizer veroverde veele Koningryken ; breidde zyne heerfchappy byna over geheel Natolie uit, en rveftigde zynen Keizerlyken Zetel in Burfa. Om rvervolgens Gode en zyn' Propheet een getuige:nis zyner dankbaarheid te geeven , ftelde hy [Perzoonen aan, welke, naar vaftgeftelde reigels , de gebeden deeden, en de nieuw bedwonjgei volken in den Godsdienft onderweezen. Men :zegt, dat hy zig hiertoe van twee Perzoonen heeft bediend, welke aan zyn Hof den naam ■van vroom hadden, zynde de naam des eenen Aa 2 Nack-  37-2- HISTORISCHE Nackschbendy, en die van den anderenChael* wety. De eerRe had tot leerlingen Ebrbuhar en Mewlana ; en de laatRe zes anderen, Kadry, Bektasch, Herevy, Edhemy, Kalendery en Nimetulahy. Alle deze hebben een byzondere Orden naar zekere verpligtingen en Methoden geftigt. 't Is moejelyk, eene waare befchryving hunner Leere, gebruiken en Kloosters te geeven : doch ik wil 'er iets van zeggen. De Mewelewiten , geftigt door Mewlana , hebben hun voornaamfte Kloofter te Kogni, uit vier honderd (*) Monniken beftaande. Van dit Kloofter hangen alle anderen, die van deze Orden zyn, en zelfs-dat te Conftantinopel, af. Zy worden genoemd Dervifchs; (f) en men verzekerde my, dat ze de grootRe eerbied voor hunnen Overften hebben, voor welken zy nooit, anders verfchynen, dan met de handen op de borft, met nêergeflagen oogen , en met het hoofd voorover geboogen. Zy draagen een hemd van grof linnen, een kleed van donkere wol, een overkleed van witte wol, en gaan altyd met de borft en voeten ontbloot. Op het hoofd draagen zy een foort van ronde en: lange mutzen van kemclshair, en omgorden zig met een leeren gordel. Gemeenlyk hebben zy een'' (*) Daar is^geen vaft en bepaald getal. (f) Dezen naam draaien de Monniken van alle Orden.  BERICHTEN, enz. 373 een' roozenkrans in de hand, doen naar deszelfs kraaien hunne gebeden, en herhaalen den naam Gods. Behalven den Vaften des Ramafans vaften zy alle donderdagen. Dingsdags en Vryda^s doet de Overfte des Kloofters eene Preek, ter verklaaringe van den Koran en andere boeken der Leeraaren van den Mahomedaanfchen Godsdienft. Deze geëindigd zynde , maaken zy voor hunnen Overften eene diepe buiging, en draajen zig, onder eene Symphome van inftrumenten, met zulk eene gezwindheid rond, dat men hun aangezigt niet meer kan onderfchciden, en daarby met zulk eene bevalligheid, dat ze in een zeker opzigt den toon der inftrumenten volgen. Zo dra deze ophouden, houden zy ook op, zig rond te draajen; enhet is wonderbaar, dat ze na het rond draajen, het welk ten minftcn nogtans een uur (*) geduurd mag hebben, eindelyk nietheel bedwelmd worden. Zo veel doet de gewoonte; want ra dit ftuk oefenen zyzig van hunne kindsheid af, naar het voorbeeld van 'Mewlana , hunnen Srigter, van welken zy de fabel vertellen, dat hy 14 dagen aan malkander zig zo rond gedraaid had, zonder het minfte voedzel te gebruiken, cn dat hy in eene verrukking viel, en veric^* (*) Toen ik het zag, duurde het geen volkomen half «ut. . Aa 3  374 HISTORISCHE ningen en Openbaaringen had gehad , welke hem bewoogen, deze Orden tcftigten. Deze Dervifche hebben Kloofters in alle aanzienlyke Reden van Turkye, alwaar zy alle bedevaartgangers van hunne Orden , cn alle Turkfche Monniken ontvangen. Want niemand reiR in alle Mahomedaarfche landen meer rond, dan zy. Alle deze Dervifche gebruiken het Opium in groote menigte, aan het welke zy zig allengs gewennen, en het eindelyk zo ver brengen , dat 'er onder ons niet ligt iemand ware, welke, zonder te bezwyken,'er flegts het vierde gedeelte van kon eeten. Na dat ze hier door aan het fluimeren raaken, zo liggen ze als bedwelmd, en worden in hunnen Geeft een zekere vreugd gewaar, doch zonder orde en grond. Hierop blyven zy zinneloos, het welk zy eene verrukking noemen, zeggende, dat zig hun Stigter dezelve door zulke middelen te wege heeft gebragt. Thans brengen zy zulke dingen ook door den wyn tot Rand, gemerkt niemand in Turkye grooter overdaad in w.yn pleegt, dan de Dervifche. De Monniken van de Orden Eerbaar vasten maandags en vrydags, en wel met zulke ftrengheid, dat ze zig zelfs van het ruiken onthouden. Zy zyn de ftrengftên in de Zedenleer, en houden zig, geftadig, met befpiegelingcn onledig. Maar dit niettemin worden zy voor Eet-  BERICHTEN, enz. 375 "Ketters gehouden, om dat ze zeggen, dat de ■reis naar Mekka ter zaligheid niet noodig is.. Dit zyn de twee Ordcns van Nacksci-ibendY. Onder de zes Ordcns, van Chaelwet* voortgekomen, zyn de voornaamfte die geene, welke Kadrv heeft geftigt. De Stigter dezes Ordens, zegt men , zou zeer deugdzaam en maatig hebben geleefd.. Thans doen dc Pelgrims nog bedevaarten naar zyn graf, het welk in het gebied van Bagdad ligt. Volgens hunnen Ordcns-regcl, geheel op maatighcid ruftende,mag riemand hunner 's daags meer fpyzen gebruiken, dan ter zwaarte van agt Oneen van ons gewikt (*) Alle. dinsdagen befteeden zy het grootft gedeelte van den nacht, om zig onder het geluid eencr kleine trommel rond te draaien, en het woord, Hajji, dat is, de leevendig^ eene eigenfehap, welke zyGode toefchryven, geftadig te hcrhaalcn. Deze Ceremonie volgen zy met zulk eene heftigheid op, dat hen, dikwvls,het bloed uit den mond loopt, ja de adem hen begeeft. Zy gaan altyd barvocts, cn laaten zig nooit fcheeren. Zy doen ook een foort van gebeden, die ze malkander in het oor luistcren" _ Het trouwen is hen niet verbooden; maar in zulk een geval moeten zy in een huis woo- - nen, (*) Mhfchien moet dit alleen van den tyd hunner beprocvinge cn aannecminge in de Orden worden verltaan. Aa 4  ■ 376 HISTORISCHE nen, en mogen eeniglyk ten tyde des gebeds in 't Kloofter gaan. Deze Orden verwekt, door Opium en wyn, ook menigmaal verrukkingen. De Herewyten hebben het doen van aalmoezen als een' ordens-regel. Doch deze liefde Rrekken ze uit tot de dieren, en ééne hunner grootfte zorgen beftaat daarin, dat ze de honden bezorgen, die op de ftraat loopen. Zy doen de gelofte van armoede, en roemen, dat de Stigter hunnes Ordens in de Chymie zeer kundig was. Van deze Orden vindt men de meeften te Bagdad, te Kairo en in de RzdBurfa, alwaar hy wierd geftigt. Ibrahim Edhemy was een Abysfiniër van geboorte, en men zegt, dat by een zeer ftreng, godsdienftig en ftigtelyk Leeven leidde. Zyne Leerlingen tragten hem na te volgen, en hunne inftelling heeft het prediken ten doel. Te Conftantinopel is deze Orden niet, maar bloeit voornaamlyk in het Perfiaanfche Ryk. Kalendery wordt de groote Heilige genoemd, wegens de heiligheid zyns Leevens. Men zegt, dat hy blootshoofds, ganfch naakt, flegts met een vel van een wild dier bedekt, ging. Zyne Leerlingen daarentegen leeven heel anders, verbannende alle foorten van onthouding en zwaarmoedigheid. Zy zeggen, wanneer God hen een' dag laat leeven, dat Hy dit daarom «loet, op dat 'er de jnenfch nut van hebbe; het  BERICHTEN, enz. 377 het nut nu, dat men 'er van hebben kan, zy -dit, dat men goede cier maake. Uit dien hoofde zeggen zy menigmaal: „ de dag van heden „ is voor ons; de dag van morgen zal voor „ hem zyn, die leeven zal, en die mag dien ,, genieten. " Zy maaken geen onderfchcid tusfchen eene Mosked en eene Kroeg; en beweeren als een geloofs-artikel, dat men God even zo wel diene, wanneer men zyne fchcpzelen gebruikt, als door onthouding en een Rrenge Lëeyeriswyzè. Nimetulahy heeft een andere Orden geftigt, die geene onthouding waarneemt. Deze Orden beftaat alleen daarin , dat dc Monniken Gods lof in Arabifche verzen zingen. De proeftyd, vóór dat men 'er in aangenomen wordt, is de allerftrengfte; want zy fluiten eenen Nieuweling 40 dagen in eene Kamer op, en geeven hem 's daags flegts 24 drachmen fpyze tot zyn voedzel, na welke proef hy in de Orden ontvangen wordt. Bekïasch, de zesde Leerling van Chaelwety is onder alle Ordens-ftigters de laatfte. Hy was de eerfte Imam by het Leger van Sultan Murad I. in zyne beroemde veldtogten. Een groot getal Janiifaaren neemt zyne Leer aan, naar welke zy ontheft worden , van het gebed waar te neemen, als eene zaak, ter zaligheid niet noodig. Deze Orden vindt ligt een' aan? Aa 5 hang  378 HISTORISCHE hang onder de Zoldaaten, die weinig trek tot een godsdienftig Leeven en het bidden hebben. Men legt dezen Wetgeever te laft, dat hy de ftomme zonden onder de Turken heeft uitgebreid. Behalven deze acht Ordens zyn 'er nog veele andere in Perfië, xlrabië. en Egypten, waarvan men veele fpoorlooze dingen verhaalt. Maar, wyl ik ze niet heb gezien, cn geene echte berichten van hen heb kunnen krygen, waarop men Raat kan maaken; zo wil ik 'er ook niet van fpreeken, zoveel te meer, als ik, indien ik iets van hen wilde fchry ven, niets dan ergernisfen en fpoorloosheden moefte melden. VII. Van de Moskeën, haare inkomften.en Voor? eenten. De pragtigRe gebouwen, welke men in de landen der Turken ziet, zyn dc Moskeën. f*_) Zy hebben alle byna eenerlei figuur, een' Koepel , en ter zyde een' Menaret of toren, doch eenige wel vier en meer , welke de Moskeën een groote fieraad byzettcn. Deze zo wel, als de torens, zyn met lood bedekt. Eenige van dezelve (*) Het woord Mofchee (Moskee") is ontftaan uit het Perfifch woord, Musekkju. MesdfchjiaHs de naam van zulke Tempels, alwaar dagclyks, raaaf Dfchjaw.i van die geene, watrin de plegtige Vrydags-eerdienft wordt gedaan.  BERICHTEN, enz. 379 zelve draagen den naam van Keizerlyke Moskeen, en die zyn de rykfte. De fteden Burfa, Airianopel en Conftantinopel, alwaar de Keizers hunne Zetels hadden, hebben Moskeën van dit flag. De Kislar-Aga ,of het Opperhoofd der zwarte Gefneedenen, en Opper-opziener over des Sultans vrouwen, heeft ook het opzigt over de Keizerlyke Moskeën, welke hem groote lommen opbrengen, om dat de vergeevinge der plaatzen in dezelve van hem afhangt. In dc Rad Conftantinopel zyn tien dusdanige Moskeën, eerR SanÜa Sophia, eene voormaals door Keizw fufiiniams gebouwde Kerk; voorts de Moskee van Sultan Muhammid , welke Conftantinopel innam; ten derden de Moskee van Sultan Baj*syd; (Bajazet,) ten vierden Sultan Sel'yms Moskee;.ten vyfden Sultan Suleymans (Solimans) Moskee; ten zesden de Moskee van Schah-Sadeh , dat is, van des Sultans Zoon; ten zevenden Sultan Achmeds Moskee; voorts eene, die eene Sultane, en dan nog twee, die de moeders der Sultans hebben laaten bouwen. De Moskee van S. Sophia overtreft in pragt cn rykdom dc inkomften van alle andere. Men heeft my verzekerd, dat haare inkomften, jaarlyks, voor tegenwoordig, meer dan 100 duizend Zechincn bedraggen, die ze alle van gebouwen en renten binnen de Stad Conftantinopel trekt.. Dc Sultan zelf betaalt haar, jaarlyks, dui-  3S0 HISTORISCHE duizend en éénenAsper 'sdaags voorden grond, waarop een gedeelte van het Serail gebouwd is, welke van deze Kerk afhangt, en ten tyde der Grieken tot haaren omtrek behoorde, 't Uitwendige dezes gebouws was voor dezen pragtig, maar is thans gefchonden en bedorven. De Turkfche Keizers hebben rondom die Kerk eenige Bede-en zulke Kapellen laaten aanleggen, waarin de begraaf plaatzen der Keizerlyke Familie zyn. In deze Kapellen branden geftadig lampen, en 'er worden menfehen betaald, welke daar voor hunne zielen moeten bidden. Op zekere uuren worden daar ook, dagelyks, aalmoezen onder dc armen uitgedeeld. — Eenige van deze Keizerlyke Moskeën hebben zekere voorrechten, om dc jeugd in de wet te onderwyzen ; ook zyn 'er Gafthuizen voor zieken, en wooningen voor vreemdelingen en Pelgrims. Zelfs zyn 'er eenige, welke Keukens hebben, alwaar men voor de Armen kookt. Veele hebben haare inkomften van zekere landeryen^ dorpen cn geheelc Provinciën. De bewooners van zulke plaatzen hebben buitengemeene voorrechten, voornaamlyk deze , dat ze van inkwartieringen van troepen, krygsdienften en verdrukkingen der Basfas zyn ontheft, gemerkt zy eeniglyk van den Kislar-Aga afhangen. De Moskeën , door byzondere perzoonen geftigt, hebben deze voorrechten niet, en mogen ook  BERICHTEN, eicz. S^t pok geene inkomften van landeryen trekken. Alle haare inkomften beftaan dus in intereften, welke 'sjaars tot op agtienvan 't honderd klimmen ; een voorrecht, het welk alleen dc Moskeen en den Wyzen is toegeftaan, dewyl men anders, naar de Mahoniedaanfche wet, op ftraf, van het Kapitaal te verliezen, geen geld op Intereften geeven mag. Alle Moskeën hebben iets, het welk dc oplettendheid der vreemdelingen naar zig trekt. Overal zyn ze zo ryk aan pylaaren van zeldfaam Marmer, dat men, bezwaarlyk, elders eene zo groote menigte zal vinden. Onder deze Moskeën moet ik inzonderheid van ééne iets zeggen, welke de Turken lmbrahor-Dfth]ami\ datls, Moskee des Opperftalmeefters noemen. Zy was den H. Matthias gewyd, en, zoo ik het wél hebbe, het eerfte gebouw van Conftantyn te Conftantinopel, en zyne Keizerlyke Kapél. Twee ryen pylaars verdeden haar in drie afdeelingen; elke pyïaar heeft twee en een halve El in den omtrek, en eene langte van driemannen. Zy zyn van zeer fraai oud groen, en hebben een Kapiteel van Griekfch marmer, het welk zo fyn is uitgefnecden, dat het zelfs in hout verwondering verdiende. Daar zyn 28 pylaaren. Van de tweede rcy wierden veele weggenomen, en tot de gebouwen van het Serail gebruikt. Veertien zyn 'er beneden nog, en bly-  38a HISTORISCHE blyven een kolibaar gedenkftuk van der oiiden pragt. VIII. Van de verdeeldheden in den Mahomedaanfchen Godsdienji, en de twee SeEten, van O'mer, die de Turken, en van Ae'ly, die de Perfianen volgen. De Mahomedaanfche Godsdienft'is één der geenen , die de meefte SeEten heeft. Het gemeen gevoelen telt 'er twee en zeventig van. Maar ik geloof, dat 'er nog meerdere van zyn. Want elk Turk byna, met wien men eenig gefprck houd , verraadt eenige verfcheidenheid in den Godsdienft. Ik wil hier flegts van eenige der voornaamfte fpreeken, om dat 't onmogelyk is, van alle bericht te krygen. De twee Seften, meeft van elkander vcrfchillende, en die elkander den grootften haat tocdraagen , zyn de Sefte van O'mer, welke de Turken, en van Ae'ly, welke de Perfianen volgen. 't Is byna ongeloovelyk, hoe zeer deze twee Seclen elkacr hiaten. Ik heb de zaak menigmaal nagegaan, met veelen daarvan gefproken, en getragt, ware het mogelyk, een naauwkeurig bericht te krygen, ten einde niet alleen het onderfcheid tusfchen dezelve, maar ook de waare beweegreden van een zo hevigen haar te ontdekken. Maar ik heb 'er niets zekers van te wee-  BERICHTEN, enz. 383 weeten kunnen krygen; weshalven ik u eeniglyk hieromtrent myne gedagten wil melden. Ik houde het voor zeer natuurlyk, dat een zo ingewortelde en hevige haat eenen zeer verren oorfprong heeft, en men gevolglyk tot de tyden der Wetgeevers moet terug gaan. Ik heb u reeds gemeld, dat O'mer en Ae'ly twee van Mahomeds vier leerlingen waren. Bekend is het mede, dat Mahomed dezen Ae'ly tot zynen opvolger en erfgenaam benoemde. Even nu als zig deze toen in Arabïè bevond; 20 vereënigden zig, in zyne afwezenheid, de drie anderen, om hem van die plaats uit te fluiten , waar toe hy was beftemd. Ebubekr Relde zig, door de magt der wapenen,in een poft, welken na zyn' dood O'mer kreeg. Toen O'mer de Opperbevelhebbers-plaats overnam, en Ae'ly by aanhoudendheid , met een gewapende hand, in de onderdrukking bieldt, zo kon zig deze niet verzetten, noch zyne eige rechten verdedigen. Zo lang als O'mer regeerde, bleef Ae'ly in Arabië , en toonde voor het oog zulk eene hoogagting, als men van een man kan verWagten, die buiten ftaat is, zig te wreeken. Doch by de opvolging der natuur, welke, by gebrek van kragten, haare heftigheid met woorden openbaart, zogt hy, zyn' vyand fpyt aan te doen. Hy fteldc naamlyk verklaaringen over den  3 84 HISTORISCHE den Koran op, mengende daar onder zulke leeringen , welke met O'mers Leer ftreeden. Hierby hadt hy het Raatkundig oogmerk, om een grooter getal aanhangers na zig te trekken, terwyl hy zyne vrienden diets maakte, dat O'mer geen echt Leerling van Mahomed, maar een Ketter was. Beide mededingers gaven elkander beurtelings, dezen naam, en toen, na O'mer, Ae'ly het Opperhoofd van den Godsdienft wierd, had hy des te meerder magt, om zyne Leer uit te breiden. . Hy breidde ze ook, werklyk, door heel Perfië en alle van dit Ryk afhangende Provinciën uit. Na deze uitbreiding kantte zig 'de Seéte van Ae'ly tegen die van O'mer; elk bleef hardnekkig by zyn gevoelen; de gefchillen namen toe, veroorzaakten veel bloedftorting, en blyven in onze tyden aanhouden. Dit houde ik voor den waaren oorfprong van den zo verregaanden haat tusfehen deze beide Se&en. Nu wil ik nog iets van 'tonderfcheid tusfehen beide zeggen. Dit beftaat hoofdzaaklyk in de Hiërarchie, vooral wat 't Opperhoofd van den Godsdienji betreft. Want de Turken neemen den Mufti van Conftantinopel, de Perfianen daarentegen dien van Perfië als hun Opperhoofd aan. Behalven dit onderfcheid nopens de Hoofden van den Godsdienft, fchry ven de Turken den Perfianen nog veele Ksttcryen toe. De eerfte is deze:  BERICHTEN, enz. 3§5 deze : dat ze de drie groote Loeraaren van Mahomeds wetten, Eeubekr, Osman en O'mer verwerpen; voorts, dat ze het wasfchen d^er bloote voeten niet toeftaan; dat ze de groene kleur, welke de kleur van'Mahomeds vendel is, alleen by hunne fchoenen en klèercn gebruiken; dat Ze, zonder eenige zwaarfghcid, allerlei vleefch eeten, en wyn drinken; dat ze 'er geene zonde in ftellen, wanneer meer mannen met ééne vrouw te doen hebben. (*) — Hieruit trekken de Turken het gevolg, hetwelk zy als een geloofs-artikel beweeren, dat een Perfiaan niet alleen niet zalig worden, maar zig ook zelfs niet kan bekeeren. Dit vooroordeel gaat zo verre, dat in 't Serail, waar men tog Kinderen van alle Gezindten en natiën aan* neemt, geen Perfiaan wordt aangenomen, om dat zo 't voor volftrekt onmogelyk houden, dat hy een goede Geloovige kan worden. Toen Sultan Müraö Babyion veroverde, liet hy alle Korans en Godsdienft-boeken verzamelen, en ze in 't Serail van Conftantinopel opfluiten, verbiedende teffens, op ftraf van den vloek, dezelve te leezen. • Nu (*) Myn handfehrift voegt 'er nog by: „ eindelyk „ ftellen zy, dat men een land der Sómtité» vemdeftefi, ,' en hunne vrouwen ook naakt rooven, en tot Slaavinngn „ móge maaken. " II. Deel Bb  386 HISTORISCHE Nu moet ik u nog een byzonder vooroordeel melden, het welk onder de Turken heerfcht, en dat ze voor zo gewis houden, als hunne geloofs artikelen, te weeten, dat de zielen der Hebreeuwen, (Jooden) na hunnen dood, in Ezels worden veranderd, welke de zielen der Perfia. nen in de Hel draagen. Ja zy ftellen vaft, dat een waar Mahomedaan zig even zo veel verdienRe verwCrve, wanneer hy een' Per/iaan ombrengt, als wanneer hy vyf Chriftenen het Leeven had benomen. Tot zulke fpoorloosheden vervalt de menfeh, wanneer hy zaaken van geloof naar zyne driften eeniglyk beoordeelt. Men hoort nog veele andere buitenfpoorigheden hieromtrent by het Gemeen; doch ik fchryf flegts dat geen, wat anders verftandige menfehen, en waare Mufelvmnfche (dat is, Sunnitifche) Geeftlyken aanneemen. IX. Van andere Secten onder de Turken. Ik gaa nu over tot de andere Seclen, welke in den Mahomedaanfchen Godsdienft zeer talrykzyn. De Turken merken vier Seclcn als regtzinnige aan, te weeten die Van Hanyfeh, van Schaft? , van Meligs en van Hanbaly. Die van Hanyfeh hangen de Turken, Tartaar en en Ushken aan. De Sectc van Schafiy volgen de mees-  BERICHTEN, enz. 3$? ■meefte Arabiërs; die van Meligk alle Africaaén , inzonderheid Tripoli, Tunis en Algiers. !De Sefte van Hanbaly heeft flegts weinige Arabiërs tot aanhangers. Deze vier Seftcn worden als regtzinnig aangemerkt, en verfehillen ibyna nergens in, dan ten opzigte van den ILeeraar, naar welken zy den naam draagen. (*) 'Van de ketterfche Seden wil ik u flegts eenige ider voornaamfte melden. Een zeker Alassan lag zyn' eigen Lecraar «eene vraag voor, en zeide zyn gevoelen, zonder een antwoord te verwagten. Hy noemde : zig Miïtafalite, het welk by ons een Separatijl betekent, om dat hy zig van alle anderen afzonderde. — Hy vormde eene Se£te, en nam den naam aan van een verdediger van Gods Een en Rechtvaardigheid. Doch zyne Leerlingen zyn het, in de begrippen van Gods een-en rechtvaardigheid, zelfs niet eens, maar hebben zig, veeleer, in 22 onderfcheiden Seften verdeeld. Eéne van deze, de Hajethytifche Sefte genoemd, gelooft, dat de Mesfias eeuwig, en een menfeh is geworden, zo als de Chriftenen dit gelooven. Zy hebben daarom, in hunne aeloofsbelydenis, een Artikel gevoegd, dat b Chris* (*) Nopens deze en de volgende fettcn zie men de Lasten na, in de befchryinge des Turkfchen Ryks, tegeU bladz. 344. (Overz:) Bb 2  388 HISTORISCHE Christus, tenjongften dage, zal komen, en de • waereld oordeelen. Zy gebruiken ook het woord, Mesjias en Chriftus, zonder onderfcheid. — Eene andere Sc£le van dezen (*)■ Relt, dat de Koran niets anders, dan eene Co-py geweeft is, die Mahomed van het Origineel. had geftolen , het welk God zelf gefchreeven i had , en in de Hemelfche Bibliotheek was gcbleeven. De Scéle, tegen die der Mu'tafaliten voor-, naamlyk over ftaande, is die der Sfefatiten. Zy ftaan in God eeuwige eigenfchappen toe; maar zyn zo onweetend, dat ze zeggen, Hy heeft lighaamlykc zin-en werktuigen; dit beweeren zy zeer hardnekkig, en beroepen zig op de H. Schrift zelve, waarin zy de plaatzen, welke God op eenen Throon voorftellen , en Hem toorn tegen de zondaars toefchryven, enz. letterlyk opvatten en verftaan. De Seóte der Kadariten is even zo redeloos. Zy ontkennen Gods geboden , de Voorbefchikking, cn fchry ven den menfeh een vryen Wil toe, van welken al het goed en kwaad, het welk hy doet, voortkomt, en gevolglyk ook dat geen, wat by by God al of niet verdient, moet worden afgeleid. Tegen deze ftaat de Scéte der Dfchjibbaryjiten 9 regel- '(*) Dit zyn de Tfiten of Meidaritcn.  BERICHTEN, enz, 389 regelregt over. Die beweeren, dat de menfeh van een hoogcr Wezen geleid wordt, en dat , des menfehen Wil cn daaden flegts middelen zyn, om den wil van dit Wezen te verligten; dat der menfehen daaden van een natuurlyk grondbeginzel voortkomen , even als .volgens natuurlyke oorzaaken het water aflloopt, eene rivier zwelt, en zwaare lighaamen ■ vallen. De crnftigfte verdedigfter des Mahomedaandomsxs dcSectc der Murdfihjyten, welke beweeren , dat, even als de goede werken der Ongeloovigen nooit hunne Zaligheid bewerken, zo ook dc kwaade werken , cn de Zonden der Mufelmannen nooit kunnen maaken, dat zever- looren gaan. De Sccfe der Waeyditen weerfpreekt cie vooraf gemelde, en beweert, dat ook ccn Mvfelman, om zwaare zonden, verdoemd kan worden , even als een Ongeloovige, doch met dit " onderfcheid, dat hy daar zo wreed niet zal gcpynigd worden , als deze. By deze zo groote verfcheidenheid van gevoelens in eene zo gewigtige zaak , neemen de Turken het gevoelen, als meeft met hun geloof inftemmendc, aan, dat dc grootfte Zondaar, na zyn' dood, wanneer hy geene boete h-eft gedaan, aan Gods barmhartigheid wordt overgclaaten, en dat dc menfeh, door de beBb 3 mid.  39° HISTORISCHE middeling van Mahomed , na dat hy van dezen nog eenige ftraf om zyne zonden heeft geleeden, in 'tParadys kan worden ontvangen. (*) Om deze reden bidden ook de Turken voor de dooden. De Secle der Schyiten heerfcht zeer fterk in Terfië. Zy ftellen zelfs Ae'ly boven Mahomed, en beweeren, dat Ae'ly alleen de gaaf der Prrjphetie gehad, zyne onderregting en de verborgenheden van den Godsdienft uit Gods eigen mond ontvangen heeft, en zy verwagten, even als de Joaden, dat hun Propheet Ae'ly in de wolken zal wederkomen. Tegen dezen verzetten.zig de Chawaridfchiten, welke beweeren, dat nooit een menfeh een Propheet Gods geweeft is, en dat God, nooit, iemand in deze waereld met eene onfeilhaare magt heeft gezonden, en dat zulks niet noodig was, wanneer een nieuwe-Godsdienft geftigt moeft worden; maar, wanneer dit noodig ware, dan zou zig God noch van een eenig menfeh, noch van eene eenige plaats hebben bediend. De (*) Deze Helling is ongegrond. Businello, die me, nigmaal, en vooral in deze afdeeling Ricaut heeft qitge. fchreeven, of zamengetrokken , heen dezen verkeerd ver, flaan, want die zejt dus: „ den geftarven zondaar moet men aan Gods Wil overlaaten, of om zyne misdaaden tg worden geftraft, of wegens Mahomeds voorhe.de ver5, geevinge te erlangen, "  BERICHTEN, enz. 39* De Seydyten beweeren, God moeft eenen Propheet naar te Perfianen zenden, die de gedagtenis van Mahomeds Godsdienft ten eenemaai uitroeien moeft. Zy zeggen, dat de Geloovigen God, in de andere waereld, zo zullen zien, als wy in deze de Zon zien; het welk tegen den Koran aanloopt, welke lecraart, dat men God zo min in de andere, als in deze waereld zien zal. Eene andere Sccte houdt ftaande, dat de menfeh, zelfs in deze waereld, tot eene volmaakte kennis van God kan komen, wanneer hy zig eerft zclv' volkomen kenne. Deze draagt den naam van de Sccte der Mae'hmyten. Anderen, die men MedfichhulïUn noemt, zeggen, dat zelfs eene onvolmaakte kennis van God ter Zaligheid genoeg is. De Fabafaificn (*) ftaan niet toe, dat God 't toekomende weet. Zy zeggen, even als een Vorft zynen Staat regeert, zo regeert God de waereld, en rigt zig naar de omftandigheden, terwyl.Hy,dagelyks, meer ondervinding krygt. Merkwaardig is het, dat in alle deze Seftcn noch (*) In de Franfche overzetting van Ricaut worden ze Jabvakites, maar in myn Italiaanfch handfchrift van Euhneuo SeMjajti genoemd. Wat ik ook hieromtrent gevraagd of nagezien heb, ik heb niets-nader kunnen verneemen. Bb &  392 HISTORISCHE noch in de vyf praéticaale artikelen eene nieuwigheid ontftaan is, noch in die geloofs-artikelen, welke het Wezen van den Mahomedaanfchem Godsdienft uitmaaken. Doch in de laatfte tyden zyn 'er andere Seften en gevoelens opgekomen, welke voor hunnen Godsdienft en den Staat wel eens gcvaarlyke gevolgen kunnen, hebben. De Tfehop-Meszyhhyten, of aanhangers van den Mesfias, zyn eene Gezindte van dit flag. Zy ftellen, dat Chriftus God en de Zaligmaaker der waereld is. Menfehen van rang, dc befchaafdfte Mannen, en een groot gedeelte der geenen, die uit het Serail komen, zyn dit gevoelen toegedaan. Dit heeft onder de Turken een foort van fpreekwoord voortgebragt, dewyl ze, wanneer zy iemand, met één woord, als een eerlykman willen pryzen, tot hem zeggen : gy zyt 20 hoflyk en befchaafd, als een Dienaar van den Mesfias. De Kadhyfadehiten zorgen zeer yverig voorde dooden; bidden veel voor hen,-gaande zelfs op de graven, daar ze den dooden toeroepen, zy mogten zig te binnen brengen, dat 'er maar één God en één Propheet is. Het grootfte gedeelte des volks is met dit vooroordeel bezet. Eenigen van deze Secte maaken een wonderlyk mengzel des Chriftendoms met hetMahomedaanfch geloof,zeggende: dat  BERICHTEN, enz. 393 dat Mahomed de Geeft is, de Troofter, dien G- d beloofde te zenden. Deze Sette heeft een ongemeenen afkeer van de beelden. (*) De Bektafchiten volgen al het bygeloof der Mahomedaanfche wet zeer flipt op; maar zy ontzeggen Gode alle eigenfchappen, zeggende, dat, daar God een onbegrypelyk en oneindig Wezen is, het voor des menfehen eindigen Geeft al te ftöut zy, hem de eigenfehap der barmhartigheid te willen toefchryven. In de praktyk voeden de aanhangers dezer Seóle eene andere dwaaling, alhoewel zy met eenen afkeer der natuure fchynt gepaard te gaan. • De naafte Bloedvrienden vermengen zig onderling, zonderde Kinderen uit te zonderen, onder het ydel voorwendzel, dat, wie eenen wynberg of een'boom hadt geplant, ook*het naafte recht hebbe, van deszelfs vrugten tc eeten. Eene andere Se&e zie ik nog als veel gevaarlyker voor den Staat aan. (f) Zy is te Conftantinopel wel niet heel onbekend, maar heerfcht, voornaamlyk, in dc Aftatifche Provinciën, en allermeeft in MeUië. Zy zyn in een zeker opzigt afgodendienaars, cn ftaan deswégen tegen de (*) Dit doen al'.e regte Mahomedaanen zonder uitzondering. (f) Myn Italiaanfch handfehrift noemt ze SOfSff. Pe? zyn het de Sdbetru Bb s  394 HISTORISCHE de waare Mahomedaanen, die 'er eene Eer in Rellen, dat ze vyanden en uitroojers zyn van den afgodendienft. Zy fchryven de Zon en Maan , wegens de invloeden, die deze Planceten op de fchepzels hebben, eene Godheid toe. Van de onRervelykheid der ziele zyn ze (*) overtuigd, maar blyven egtcr afgodendienaars, en zyn ganfch niet wraakgierig, dewyl ze de hen aangedaane beledigingen als natuurlyke werkingen der Hemelfchc invloeden aanmerken: een gevoelen, welk maakt, dat ze de afzigtigfle dingen met eene onverfchilligheid aanzien, even als de menfehen koude en warmte verdraagen. Wanneer by Ongeloovigen eene valfche Leer zo veel indruk maakt; dan moeten wy ons fchaamen, dat de heilige lesfen onzer wet niet eene aelfde werking by ons voortbrengen. De Turken hebben mede hunne Pythagoreërs. Deze Seéle draagt by hen den naam van Munafichiten. Zy gelooven de ZieIverhuizing, kunnende daarom geen beeld van een leevend fchepzel lyden. (i) Hieromtrent brengen zy zulke fpoorelooze dingen voor den dag, dat men (*") Myn handfehrifc voegt 'er by weinig.: en zo moet liet ook volgens- Rïcalt wezen. (t) Myn Italiaanfch handfehrifc heeft, hier, zekerlykbeter; >, en Aagten daarom geen leevendig dier, "  BERICHTEN, enz. 395 men het voor onmogelyk zou houden, hoe een verftandig Wezen zo kan denken. En egter is zy onder alle Seóten de talrykfte. In een zeker opzigt zyn 'er ook Gartefianen: men noemd ze Hayretiten. Hun cerft grondbeginzel is, aan alles te twyfelen, en niets vaft te ftellen. Daaronder mengen zy ook iets Pyrrhonifch. Want wanneer ze van een gefchilftuk fpreeken, dan zeggen zy gemecnlyk: Godweet het, en, dit is ons onbekend. Deze grondbeginzels maaken hen in alle dingen rekkclyk. Wcshalven menfehen van die Sede ligt tot de waardigheid van een Mufti kunnen geraaken. Want hunne beflisfingen regelen zy, gaarne, naar den wil des Hofs, 't welk een noodwendige cigenfehap is, om tot die Waardigheid te komen. Nogtans neemen zy de plegtigheden van den Mahomedaanfchen Godsdienft met de uiterfte ftiptheid waar. De Sefte der Ifchrakiten heb ik tot het laatfte bewaard, om dat ik haar den voorrang boven alle andere gcevc. Een groot gedeelte van de Wetgeleerden , en inzonderheid van de Imams der Keizerlyke Moskeën, zyn van deze Sccle, welke geheel Platonifch is, cn verheven denkbeelden van de Godheid heeft. Zy gelooven Gods éénheid , en ontkennen de Dricëenhcid niet; doch zy merken ze aan als een getal,van de éénheid voortkomende. Zy ftaan den Koran toe»  396 HISTORISCHE toe, voor zo verre hy met hunne gronden inftemt, maar 't overige verwerpen zy als iets, dat eenvouwdig en redeloos is. Zy leeraaren, dat men van God niet kan bemind worden, zonder zyn' Naaften lief te hebben, het welk hen zeer mêclydend met den armen, en vriendelyk cn liefderyk omtrent Vreemdelingen maakt. Zy fpreeken met veel meerder vryheid, dan alle andere Mahoniedaanen, leevende oprecht, zonder Rnursheid. Zy Raan boven alle anderen na eene eerlyke en inncemende verkeering. Zy veragten en fchuwen de ChriRenen zo zeer niet, maar merken ze veeleer als blind aan, cn bidden daarom God, dat die hen tot het waare geloof verlichte, het welk zy, zomtyds, iemand als een hofiykheid , cn als een bewys van hun goed hart in het gezigt zeggen, gelyk ik het meer, dan eens, heb moeten hooren. Behalven alle dczeScétenzyn'ernog ontelbaare andere, waarvan ik niet wil fpreeken, om dat ik 'er niet anders, dan met verwarring van zou kunnen fpreeken. Om 'er egter een denkbeeld van te vormen, moet ik aanmerken, dat 'er ontelbaare gevoelens by de Mahomedaanen ingefloopen zyn , van dc Grielen , door middel hunner oude Wysgeeren, voortgekomen. Andere dwaalingcn hebben haaren oorfprong van de Moscoyiters , Gecrgiancn cn anderen. Want, toen deze volken tot denMahomedmnfchenGods- dienft  BERICHTEN, enz. 39? dienft overgingen , hebben zy alle van hun geloof iets mêegebragt. Waaruit gy kunt oordeelen , hoe veele Seclcn onder de Mahomedaanen hebben moeten ontftaan, en wat hun Godsdienft voor een mengelmoes zy. X. Van % ongeloof der Turken. Na dat ik zo omftandig van] der Turken. Godsdienft heb gefproken , moet ik u nu mede van hun ongeloof iets melden, ten einde -gy moogt zien, hoe zeer de Ongodijlery zig in dit land ook hebbe uitgebreid. Ik kan u verzekeren, dat ze zelfs tot in de geheimfte vertrekken des Serails is doorgedrongen. Dc Basfas van hetRyk en de plaatzen aan het Hof zyn 'er insgelyks mede befmet. Men zegt, dat dc oorfprong daarvan komt van Sultan Murad, (*) welke als een gierig Vorft het gaarne zag, dat zyne onderdaanen alle banden van Godsdienft verbraken, en dc Provinciën uitplönderden, ten einde hy zig, des te ligter, met hunnen buit konde Verryken, wanneer hy hen, onder den dekmantel van rechtvaardigheid, tot ftraf van hunne afperfingen ter dood liet brengen. Doch, dit daarge- laa- (*j Waarfchynlyk de vierde van dien naam.  393 HISTORISCHE •laaten, dit is zeker, dat niet flegts de Deifiery^ maar ook de Ongodiftery zig, thans, onder de Osmannen zeer hebben uitgebreid. Zeer veelen belyden dit vry, zonder fchaamte en bedenking, Zy ontkennen de Godheid, erkennende niets, dan de Natuur. Door de Natuur verftaan zy het inwendig beginzel van elk Wezen, het welk alle dingen, die wyzien, fchikt,regelt en leidt. Uit dit beginzel hebben by hen de Zon, maan en ftarren haaren oorfprong en haare beweeging; daarvan komt het, dat de menfeh de kragt heeft, van op te ftaan, zig te buigen, en als de planten te groejen. Hun voornaamR bewys voor eene zo verfoejelyke Leer is eene drogrede. Zy zeggen: daar is of geen God, of by is zo wys niet, als onze Leeraars zelve het beweeren; want hy zou, nooit, zulke menfehen, als wy zyn, op de waereld hebben gefleld, die vyanden zyn van zyn Beftaan, en over zyne Godheid lachen. Des is 'er of geen God, of, zoo 'er een is, dan is hy niet wys, en hy is dat volmaakte Wezen niet, als men hem ons voorftelt. De groote menigte van afgevallen Chriftenen heeft dit zo vuil vergift verbreid, en hunne ontaarte bedriegeryen hebben, ligt, by een volk een' indruk kunnen maaken, het welk boven alle andere in dc kennis van den Godsdienft hjgad is. Weshalven deze godlooze Leer ook fter-  BERICHTEN, enz. 399 fterke wortels onder de "Wetgeleerden heeft gefchooten. Deze Ongodiften onder de Turken geeven zig den naam van Muszerrin, het welk omtrent zo veel wil zeggen als menfehen, die het Geheim bézitten, Die dezen waan zyn toegedaan, doen veele moeite, om zig jegens vreemdelingen hoflyk en gaftvry te toonen, vrymoedig te fpreeken , en zig naar de heerfchende ondeugden te fchikken, waar door ze by de menfehen ligt ingang vinden. Behalven deze Peft, welke den Mahomedaanfchen Godsdienft befmet, moet ik u zeggen, dat in geene Gezindte zo veele menfehen aan de waarheid van hunnen Godsdienft twyfelen, als de Turken aan den hunnen. Thans zyn ze, door de verkeering met Vremdelingen, wat befchaafder geworden; zy hebben meer doorzigten gekreegen, en dus geleerd, na te denken, en de waarheid te zoeken. Even als hunne Godsdienft, in de daad, niets anders is, dan eene verzameling van begrippen, waar door men meer het wclzyn van den Staat, dan de waare deugd zogt te bevorderen; zo beginnen ze nu, dit grondbeginzel na te gaan, cn uit deze kennis ontftaan by hen ontelbaare twyfelingen. De geleerde Turken zyn zeidfaam, by wien men niet, wanneer men met hen over zaaken van Godsdienft fpreekt, eenigezwaarigheden en onzekerheid in hunne verbeelding zoude mer-  4oo HISTORISCHE merken , welke hen, by hun geloof, geene vaftigheid vergunt. Deze aanmerking heb ik met genoegen gemaakt, om dat dit een grondbeginzel zyn kan, 't welk, met de tyd, dit Ryk groot nadeel kan toebrengen. XI. De Godsdienft der Turken ruft alleen óp ftaatkun* dige- inzigten, en wordt met het Staats-belang heel inftemmend beoordeeld. Dat de Mahoniedaanfche Godsdienft zynen oorfprong eeniglyk uit de Staatkunde heeft, en naar ftaatkundige inzigten alleen geftigt zy, is zo blykbaar, dat ik het niet eerft in 't breeds behoeve te bewyzen. Dan, u gemeld hebbende , .wat ik ten opzigte van dien als merkwaardig heb bevonden, moet ik u egter nog iets meer ten bewyze dezer waarheid zeggen, om vervolgens de grondbeginzels der Turken te ontvouwen, naar welke zy hem ftaande houden en uitbreiden , om dat hy hen tot hunne ftaatsinzigten ongemeen dienftig is. Wanneer uit de gefchiedenis nopens den Stigter van dezen Godsdienft, aan de ééne zyde, de eenvouwdig-en boosheid van een ontaarten Wetgcever blykt; zo geloove ik, dat men aan den anderen kant deszelfs ftaatkundc niet kan ontkennen. In de daad, even als in zyne regels  "BERÏCHTENj enz. 4©t gels niets is, het welk tot waare deugd, als tot de bron der Zaligheid, kan opleiden, zo komt my veeleer alles voor, 't groot oogmerk, te bedoelen, het welk hy zig had voorgefteld, om Zig als Souverein op te werpen, en den grond tot een Ryk te leggen, 't welk vrugtbaar konde worden. Gaat men den inhoud van Mahomeds Godsdienft over het algemeen naar; dan ziet men, dat deszelfs eerfte doelwit was, den toeloop der menfehen te trekken. Hy verliet de voorbeelden van alle de toen bloejende Godsdienften, en lag zig eeniglyk daarop toe, dat die, welken hy wilde invoeren , al het gemak vergunde, welk met der menfehen kwaade neiging ftrookte. Hy ftondt dus een volkomen zinnelyke vryheid toe; maakte de verzoening der zonden gemaklyk, en verligtte gevolglyk ook de hoop ter Zaligheid. Dit waren enkel lokaazen, om de ligtgeloovige onkunde van het Gemeen in te neemen. Alle andere kleine bepaalingen, die men, als ongemaklyk voor des menfehen geeft kon aanmerken, welke van natuure de vryheid bemint, en maatigheid en ongemakken niet kan verdraagen, wierden alleen uit Raatkundige inzigten verordend , om dat men ze voor den Staat als noodwendig hield, welken dc ondeugende Wetgeever, naar zyne wyde uitzigten, voorneemens was , op te regten. Ten II. Deel Cc be»  402 HISTORISCHE bewyze dezer waarheid wil ik de regels van den Mahomedaanfchen Godsdienft van ftuk tot ftuk doorgaan, om dat ik meen, dat ze myne ftelIing duidelyk betoogen. — Het eenige geloofsartikel der Turken, dat 'er maai* één God en Mahomed zyn Propheet zy, toont, dat het daarom alleen is aangenomen, om den valfchen Wetgeever des te meer aanziên by te zetten, en onder het volk 't blind geloof aan zyne bedriegeryen uit te breiden , het welk tot zyne ftaatkundige oogmerken noodig was. Wat betreft de vyf praÜicaale Artikelen, waar onder dat nopens het wasfchen 't eerfte is; Mahomed begreep heel wel, dat de waare magt der Staaten in 's volks magt beftaat, en dat de eerfte zorg van een Vorft daarover moet gaan, om het, zo veel mogelyk is, talryk te houden. Tot dat einde ftondt hy niet alleen de veelwyvery en het gebruiken der- bywyven toe , (*) maar ftelde ook geenen van alle andere regels Van beleid uit 't oog, welke hy tot zyn oogmerk noodig oordeelde. Hy zag, dat hy zig aan het fpits van een flegt volk moeft begeeven, om (*) Hier gift de fchryver, naar myn oordeel, heel verkeerd. Ter vergunninge der veehvyvery werkte wel meer de neiging tot de groote welluft by Mahomed, als een oogmerk van Staat.: Ten minften ware dit in eene gehoopte fterke bevolking niet bereikt geworden. Dit bcwylt de ondervinding.  BERICHTEN, enz. 4°3 om zig, in een zeer warm land, aan ongemakken bloot te ftellen, waar hy düs voor de noodige zuiverheid moeft zorgen, op dat het volk niet wierd befmet. Hy maakte 'er dus een' pligt Van Godsdienft van, zig menigmaal te wasfchen, "en bragt te wege, dat men dat geen voor een geeftlyk middel hield, wat wezenlyk alleen ter bewaaringe zyns volks diende. De tweede pligt is het vyfmaal herhaalde gebed 's daags. Mahomed zag wel, dat het zwaarfte ]ok voor de menfehen de flaaverny is, welke hy nogtans in zyn nieuw Ryk tot een voornaam doelwit hadt gefield. Hy geloofde dus, dat men het volk allengs aan dit jok moeft gewennen, en dat het veel Ügter ware, daarmede te beginnen, wanneer men een volk in het ftuk van den Godsdienft onder het jok brengt, op dat, wanneer het eens daaraan gewend ware , 't Raatkundige jok het des te minder vreemd voorkwame. Tot dat einde belaftte hy het herhaalde bidden op zekere uuren, het welk zeer ongemaklyk, en eene aanhoudende flaaverny is voor de geenen, die den Mahomedaanfchen Godsdienft waarneemen. Het derde Artikel verpligt de Turken, één tert honderd van hunne inkomften tot aalmoezen tö geeven. Mahomed begreep heel wél, hoeveel nut 'er in Rak, dat een Vorft den rykdom zyner onderdaanen naauwkcurig weet, op dat hy Cc 2 in i  4°4 HISTORISCHE in de maatregels der Staats-huishouding nooit! te leur gefteld vvierde , welke hy of uit een zekere noodzaaklykheid, of uit een ander inzigt ten dienfte zynes Staats moeft neemen. Hierom verordende hy dezen Godsdienft-pligt, als eeni zeker middel, waarvan hy, by zyne belaftingen, naar de behoeftigheden des Staats, gebruik maaken, of 't welk mede in 't geval eener willekeurige gierigheid eenen Sultan tot allerlei afperfingen kon dienen. (*_) Het vierde Artikel behelft het vaften in den Ramafan, het welk, naar de vooraf gegeeven befchryving., daarin alleen beftaat, dat men den: nacht in den dag veranderd. De roem Van een Veroveraar, na welken Mahomed ftond, liet hem wel vooruit zien, dat 'er zekere gelegenheden konden komen, waarin zyn volk buitengemeerd*) In dit ftuk, even als by de Feeften en de Bedevaart, maakt de fchryver, oogfehynlyk, doch ten onrechte, Mahomed tot een' veel grooteren Staatkundigen, dan hy ooit was: want 'er is geen vafte fom van 't honderd ter befteedinge van aalmoezen bepaald; dus kan 'er de berekening van de goederen der onderdaanen niet naar gedaan wórden, cn ze is ook met betrekking op deze befteeding der aalmoezen nimmer gedaan. Des gaat des fchryvers oordeel nopens de reden voor deze Godsdieiift-fteliingen in het geheel niet door. De Leevens-gefchicdem's van Mahomed , en de eerfte inrigting van zynen Godsdienft laaten dusdanige verre uitziende en kunftige ftaats-oogmerken ganfch niet roet grond vermoeden.  BERICHTEN, enz. 405 meene latten en ongemakken moeft verdraagen. Hiertoe wilde hy het door een gebod van den Godsdienft bereiden, wel begrypende , dat, wanneer de menfehen hier door wierden gewend , alle jaaren ééne geheele maand honger en dorft overdag te lyden, en 's nachts te waaken, zy des te minder gemelyk wierden, wanneer men hen noodzaakte, een zelfde ongemak ten dienfte van den Staat uit te ftaan. Dc laatfte Gods dienft-pligt is de reis naar Mekka. Hier was zyn doelwit, waarop alle zyne wyde oogmerken uitkwamen, een groot Ryk te ftigten. Uit dien hoofde verpligttc hy de nakomelingen , naar de plaats hunner voorvaderen eene bedevaart te doen, welke het Pvyk zo verre hadden uitgebreid, als elk een van zyne verblyfplaats reizen moeft, ten einde de nakomelingen des te meer wierden aangefpoord, hun voorbeeld te volgen. Hy gelaftte dit als het grootfte bewys ,dat men zyne Godlyke zending • geloofde, waar mede hy zig wilde dekken, terwyl hy zyn eigen Vaderland als heilig en Godlyk maakte. De andere verboden , van vetkensvleefch te eeten en wyn te drinken, bedoelen blykbaar Staats oogmerken. Het eerfte is eene ongezonde fpys in de ganfche Levant, en vooral in Arabie. Des verbood hy ze, om ziekten voor te komen. Het tweede verzwakt en verbyftert Cc 3 den  4o6 HISTORISCHE den menfeh, en niets kan erger zyn, dan een Zoldaat, wien hier door het verftand wordt benomen. — Hieruit kunt gy genoegzaam afneemen, waarom ik oordeele, dat Mahomeds Godsdienft zynen oorfprong in de Staatkunde had , en dat hy hier door niets anders heeft gezogt, dan den Wetgeever aanzien te ver* fchaffen, en het volk te bewaaren, het aan de flaaverny en ongemakken te wennen, en hier door alle oogmerken te bereiken, die een'Vorft, ten opzigte zyner eigen Staaten, noodig zyn. Deze zelfde ftaatkundige oogmerken blyken mede in de behoudenis en uitbreiding van dien Godsdienft. Want, al toonen de Turken uiterlyk, dat ze andere Gezindten dulden, zy wet-, tigen egter de verzoekingen en geweldenaaryen, waar door de m enfehen tot het Makomedaanfeh geloof overgehaald en genoodzaakt worden, Wanneer iemand tot hunnen Godsdienft overgaat; dan moeten zyne Zoonen, zoo ze nog geen 14 jaaren oud zyn, het voorbeeld hunnes vaders volgen. Wordt iemand op eenen verboden omgang met eene Turkin betrapt; dan verheft hy of zyn hoofd, of hy moet een Turk worden, Zegt iemand of in toorn, of in dronkenfehap, dat hy een Mahomedaan wil worden; of uit hy op eene onbedagte wyze de woorden, waarin hunne geloofs-artikelen beftaan, te weeten, dat 'er maar één God, en dat Mahomed zyn  BERICHTEN, enz. 4°7 :zyn Propheet is; dan moethy ookofeenMaUiomedaan, of een Martelaar worden. Even als het Turkfche Ryk, geftadig, door wapenenen geweld is uitgebreid; zo heeft men het tot een beginzel van den Godsdienft gemaakt, geene plaatzen af te ftaan, waar eene Moskee geftigt was. Zo dient by hen de Goa dienft tot Staats-inzigten, en zo wordt het volk door den geeft van Godsdienft aangemoedigd, 't verloorcne wêer te herwinnen. Om dezelfde reden gelooven zy mede, dat hy,die m een gevecht tegen de Chriftenen fneuvelt, zeker in het Paradys komt, zonder een eenig verdienftelyk werk te hebben gedaan. Deze gedagte der Turken is de voornaamfte dryfveer, waar door ze, gelyk de Hiftorien uitwyzen, tot zo Route onderneemingen worden aangezet. Trouwens, deze beginzelen van Godsdienft worden, thans, zo ftipt niet meer opgevolgd, als voordezen. Hunne magt is verminderd, en het volk is door ondeugd en welluft verzwakt. Het Ryk is met veel meer geduchte Magter» omringd, dan eertyds. Zy ftaan dus zo fterk niet meer op veele van hunne oude grondbeginzcls, laatende derzelver verzwakkingen toe, die ze vóór 60 jaaren nog niet zouden tocgc-, ftaan hebben. Zy hebben by den laatften vrede fteden en veilingen afgeftaan , waarin veele Moskeen waren, waarvan de met Moscone, Oos- cc 4 mryk  4oS HISTORISCHE tenryk en Venetië geflooten vrede een duidelyk bewys is. Zo lang als ik te Conftantinopel ben geweeft, heb ik gezien , dat Chriften-onderdaanen van nabuurige Mogendheden, welke den Godsdienft der Turken wilden aanneemen, door hen, uit vreeze voor de Mogendheid , wier onderdaanen zy waren, niet wierden aangenomen. Ik heb mede gezien, dat een afgevallen Chriften den Chriftelyken Godsdienft weer aannam, zonder dat de Turken de minfte beweeging maakten , om hem wêer te krygen. Zo veel vermag het Staatsbelang by een volk, wiens Godsdienft te eenemaal ftaatkundig is. Ik gaa nu over tot hunne burgerlyke regeering. XII, Fan de burgerlyke regeering der Turken. Van het Serail, deszelfs bewaaking en bevolking. 't Is moejelyk , een regt .denkbeeld van de regeering def Turken te vormen, zo men voor. af niet weet, wat het Serail en de Porte is. Beide hebben zulk een aandeel aan de burgerlyke regeering, dat men, om ze grondig te kennen, beide afzonderlyk moet nagaan. Ik zal dus eerft van het Serail fpreeken, en vervolgens tot het denkbeeld nopens de Porte over. gaan. Elk  BERICHTEN, enz. 409 Elk weet, dat men door het Serail dat Palcis verftaat, daar de Osmanfche Monarch woont. Maar allen weeten niet, dat deze wooning meelden naam eener ftad, dan van een Paleis verdient. Zy beflaat het ganfche Terrein, waar voordezen het oude Byzantium ftond; zy bevat dus den eerften van de 7 heuvels, waarop Conftantinopel is aangelegd, welke zyn uitzigt naar Afië heeft. Haare omtrek beflaat meer, dan drie {[Italiaanfche') mylen. 't Gebouw is met zeer hooge muuren geheel omvangen, voorzien met fpitzen en torens naar den fmaak der oude Krygsbouwkunde. Uit den grooten omtrek kan men tot de menigte van pleinen cn tuinen befluiten, welke daarin zyn. Met dc uitgeftrektheid der plaatze komt ook de bevolking overeen. Volgens de berichten, die ik van menfehen, des kundig, en meer dan dertig jaaren in 't Serail huisveftende, heb gekreegen, woonen 'er tien duizend perzoonen in. Menfehen, tot de ftoeteryen en Wagten behoorende, maaken een groot gedeelte dezer bevolkinge uit, waarvan ik u, volgens naamvkeurig opgemaakte berichten, eene lyft wil leveren : Lieden tot de paardeftallen en ftoeteryen. 3500 Boftandfchjy of tuinlieden, — — 2000 Cc 5 Bal-  4ro HISTORISCHE Baltahdfchjy. of houtkloovers, (*) — 400 Blanke Gefneedenen, — — 120. Zwarte Gefneedenen, — — 300 Vrouw sper zoonen omtrent, ~— 430 Tdfch-Oglan omtrent —. 700 By de Keuken enz. — — 400 Alle andere tot 10 duizend toe beftaan uit perzoonen , die de voornaamfte Waardigheden bekieedcn, en uit hunne Bedienden, in het Serail woonende. Volgens dit algemeen denkbeeld van menfehen van verfcheiden ftaat wil ik, in de volgende afdeelingen, aanwyzen, waarin hun ampt beftaat , en hoe zy onderhouden en betaald worden. Thans zal ik u in 't algemeen flegts melden, dat het meeftal ChriRen-kinders zyn , welke in hunne vroege jaaren, door den oorlog , in flaaverny geraakten, en den Vorften wierden vereerd. Want deze hadden altoos, en hebben nog den ftelregel, dat ze zig van zulke menfehen laaten bedienen, die hunne eige afkomft niet weeten , hunne eige ouders niet kennen, en gevoiglyk aan niemand, dan den Monarch zyn gehouden, welke hen kleedt en (*) Dit zyn niet enkel de eigenlyke houtkloovers, maar Ook een foort van Helb(iardiers, welke, in fiêe van andere wapenen, eene byl naar de oude krygstoerulting draagen. Baltahdfchjy. of houtkloovers, (*) — 400 Blanke Gefneedenen, — — 120. Zwarte Gefneedenen, — — 300 Vrouw sper zoonen omtrent, -— 430 Tdfch-Oglan omtrent . 700 By de Keuken enz. — — 400  BERICHTEN, enz. 411 en onderhoudt. Komt één van deze Jongelingen in het Serail; dan gaat men vooraf na, of hy een natuurlyk gebrek hebbe, en in zulk een geval neemt men hem niet aan , gemerkt de Turken al te zeer met de gedagte, die voor het overige dikwerf wordt bewaarheid, ingenomen zyn, dat in een lighaam, een natuurlyk gebrek hebbende, bezwaarlyk eene ziel, die ni.?t gebrekkig ware, kan huisveften. Vindt men ze zonder gebreken; dan fchryft men hunne naamen, hunnen ouderdom, den naam huns Vaderlands op eene lyft der Schatkamer, en de Schatbewaarder krygt laft, de bezolding te betaalen, die zulk een perzoon wordt toegelegd. Deze nu bedraagt eiken dag maar vier Aspers. Hierop worden zy in een Serail of naar Tera, of Conftantinopel gezonden; maar die men naar het laatfte zendt, worden, gemcenlyk, aller eerft tot ampten verheven. Dit gefchiedde voormaals omtrent allen, die in den dienft van het Serail waren, even als mede dc menigvuldige gelukkige oorlogen der Sultans, deels door gefchenken, deels door fchatting, een zeer groot getal van flaaven leverden. Maar thans, nu 't krygsgeluk dezes Ryks is afgenomen, zyn in 't Serail flegts dc Tdjch-Qglan van zulken oorfprong. Alle andere Bedienden draagen of het ampt van den Vader op den Zoon over, of zy geraaken 'er door beweezen dienften en praktyr ken  4i2 HISTORISCHE ken toe. — 't Serail wordt op de volgende wyze bewaakt. De geheele omtrek is der hoede van de Boftandfchjy of tuinlieden toebetrouwd, welke de eerfte wagt uitmaaken; (*) de tweede wagt beftaat uit de Baltahdfchjy of Hellebardiers, welke met bylen zyn gewapend; op deze volgt de wagt der blanke Gefneedenen, en eindelyk de*wagt der zwarte Gefneedenen, welkenaaft by den Sultan zyn. Dit is toereikend, om een algemeen denkbeeld hiervan te vormen. XIII. Vïii 'de perzoonen, tot de paardef allen en ftoeteryen behoorende. 't Getal van 3500 perzoonen, welke ik vooraf voor den dienft der Stoeteryen bepaalde, mogt veelligt te hoog fchynen; maar men zal het, ligt kunnen begapen , wanneer ik zeg, dat, ten dienfte des Sultans alleen, altyd 3000 paarden worden gehouden , welk getal noch vermeerderd, noch verminderd mag worden. Zo dra een paard boven dit getal gefchonken of gekogt wordt; dan wordt 'er één van de geringere weggedaan; en fterft 'er een, dan koopt men voort een ander, op dat 't getal altoos hetzelfde blyve. Zy zyn alle uit Arabïè of Egyp- (*) 't Is zonderling, dat de Kapudfchjy hier uitgelaateu zyn.  BERICHTEN, enz. 413 Egypten; want de paarden uit Afië en Rumelië ' houdt men voor veel te gemeen. Om verzekerd te zyn, dat men de befte paarden hebbe, welke te Conftantinopel komen, zo is 'er eene oude wet , volgens welke zo wel den eigenaars der paarden , als der fchepen, op welke zy worden ingevoerd, op ftraf des doods gelaft is, dezelve, vóór hunne invoering in de ftad, voor het Serail te brengen, ten einde men daar eerft de befte uitzoeke. Zy zyn verdeeld in drie ft allen; in den eerften ftaan 18 honderd, inden tweeden 7 honderd, en in den derden vyf honderd paarden. Behalven deze eigen paarden des Sultans, zyn ook nog vier honderd muilezels ter vervoeringe en aanhaalinge van zo veele, voor het Hof van een zo grooten Monarch, en voor zulk eene menigte volks noodige dingen. By deze dieren, den Souverein toebehoorende,komen nog de paarden en muilezels zyner Minifters, in het Serail woonende, waarvan eenigen, by voorbeeld de Kislar-Aga, de Chafynehdar-Aga, en de Silahdar-Aga, by de drie honderd tot hunnen byzonderen dienft hebben. Elk, zelfs de gemeenfte Page, heeft 'er drie. Gevolglyk mogen 'er in het geheel omtrent zes duizend paarden in deftallenzyn.— De Turken zyn gewoon alle jaaren,in de maand Mei, hunne paarden in de weiden te dry ven, om 't groene gras te ceten. Maar de paarden van  414 HISTORISCHE van des Sultans Rallen hebben hunne weiden binnen het Serail, waaruit men deszelfs grootte kan beoordeelen. XIV. Van de Boftandfchjy en Baltahdfchjy. De Boftandfchjy, welke de eerRe wagt des Serails uitmaaken, (*) ftaan onder hun Opperhoofd, den Bofiandfchjy-Bafchy , die 't algemeen opzigt heeft niet alleen over de tuinen van het Serail te Conftantinopel, maar ook over alle andere Serails, fonteinen en lufthuizen des Grooten Heers, welke aan veele plaatzen aan de haven en den Bosphorus leggen. Zyn rechtsgebied ftrekt zig uit tot aan den mond der zwarte Zee, Daar nu alle de talryke en bevolkte dorpen, aan de oevers van Afia en Europa aan het Kanaal leggende, onder hem ftaan, zo heeft hy groote inkomften. — Wanneer de Sultan in eene Kandfchjabafch of roei-jagt vaart; dan zit de Boftandfchjy-Bafchy altyd aan 't roer. Dewyl hy dus, wegens dit ampt, naby den Sultan is, en ligt gelegenheid heeft, met hem te fpreeken; zo wordt hy van de Turken zelve als een zeer aanzienlykStaatsdienaar befchouwd. Hy (*) De Kapudfchjy hebben de wagt aan de hoofdpoort naar de ftad toe.  BERICHTEN, enz. 415 Hy heeft zyne wooning aan den oever der haven, welke met het Serail zelf gemeenfchap heeft, en de plaats is, daar men den fchuldigen de ftraf doet lyden. De pligt nu der Boftandfchjy is deze: zy hebben de buiten-wagt van het Serail; zy bewaaken de lufthuizen van den Grooten Heer; zy planten en bewerken zyne tuinen•> zy roejen op alle barken van het Serail, en neemen het wreede ampt waar, om de fchuldigen ter dood te brengen. Onder alle bedienden van het Serail, welke meeftal befchaafde en hof]yke menfehen zyn, zyn deze de onbefchaafdfte en wreedfte. Op dezen volgen de Baltahdfchjy, wier ampt is, hout te hakken, en in 't Serail te brengen. Zy neemen de tweede wagt waar, en zyn dus een' graad hooger, dan de Boftandfchjy. Doch zy gaan byna op dezelfde wyze gekleed, uitgenomen , dat ze aan hun kleed een kleine kraag van blaauwe kleur hebben, zo als die zommigen onzer Zoldaaten draagen, alleen met dit onderfcheid, dat die by hen langer is, en zig bykans tot de borft toe uitftrekt. Het hoofd der Boftandfchjy en Baltahdfchjy is bedekt met eene lange muts van fcharlaken, hangende byna een halve el naar beneden. Deze twee foorten van wagten oefenen zig inhetloopen, fpringen, worftelen, en werpen van  4i6 HISTORISCHE van den fpies, waarin ze zeer bedreeven zyn} even als zy het in alle zulke oefeningen ver brengen, waar door het lighaam fterk en gefchikt gemaakt wordt. Alle deze foorten van menfehen beftonden, voordezen, uit jonge Chriften-flaaven, welke men in den oorlog had gekreegen. Van hen nam men ook alle volgende foorten van bedienden: eerft de Afchdfchjy of Koks, welke op het hoofd eene hooge muts draagen, welke eene agteröver vallendefpits heeft; ten anderen de Kanditen, draagende eene muts van kemelshair, byna als een zuikerbrood , van donker geele kleur; ten derden de Slagters, die mede zulk eene muts draagen; ten vierden de Peygk of Lakeyen, draagende eenen korten, met goude pasfementcn beleiden rok, en mutfen van verguld metaal, met eenen pluimbos, meer dan eene El hoog; voorts de bedienden voor het Hospitaal der Edelknaapen, beneffens veele andere geringe en flaaffche bedieningen. Maar voor tegenwoordig j nu men weinig Chriftenflaaven meer heeft, neemt men in hunne plaats Kinderen van geringe lieden, welke men of wegens zekere dienften ten gevalle van hunne Ouders, of om hunne armoede in het Serail neemt. Dit zyn de laage bedieningen van het Serail, of dc perzoonen, welke de buiten-wagten uitmaken. XV.  BERICHTEN, enz. 4*7 XV. Van de Manke en zwarte Gefneedenen, Even als de Mahomedaanen geen' Godsdienft* band hebben, waar door ze de onreine vlammen der natuur bedwingen ; zo is ook niet ligt iemand voor dezelve meer bloot gefield, dan zy. Om deze reden bedienen zig de Osmanfche Keizers, even als andere Oojierfche Vorften, van Gefneedenen, tot den binnen-feraildienft der Keizerlyke Familien. De blanke Gefneedenen maaken een foort van lyfwagt des Monarchs, en de zwarte de lyfwagt der vrouwen Uit. Het Opperhoofd der blanke Gefneedenen is de Kapu-Aga, die het bevel voert over alle Pages en blanke Gefneedenen van 't Hof. Onder zig heeft hy drie voornaamc Officiers. De eerfte is de Chasz-Oda-Bafchy, of groot Kamerheer: de tweede-de Sferay-Kjetckada of Op perhof mees* ter, die het opzigt heeft over de Pages en an. dere hofbedienden. De derde is de KjilarDfchjy-Bafchy , of Opper-keuken-en keldermeester. Daar zyn nog andere Bedienden van de blanke Gefneedenen , by voorbeeld de eerfte en tweede Leermecfter, da eerfte Opper-opziener over de Moskeën van den Grooten Heer, en vyftig andere Beampten, die eiken dag vyf* II. Deel Dd tig  4i8 HISTORISCHE tig Aspers hebben. (*) Van deze Gefneedenen neemt men ook eenigen, die ze Leeraars der . Keizerlyke Moskeën noemen, wier inkomften veel grooter zyn, wyl eenigen van hen hondert Zechinen (f) op eiken dag hebben. — De zwarte Gefneedenen dienen by de wagt der vrouwen. Zy zyn geheel gefneeden, en de aller zwartfte, die uit Africa komen. Hun Opperhoofd is de Kislar-Aga, die het algemeen opzigt over den Haerem heeft, zynde de plaats, daar men de vrouwen bewaakt. Hy heeft ook het opzigt over de Keizerlyke Moskeën, het welk hem zeer veel opbrengt. De tweede Waardigheid is die van den Chafynehdar-Aga, of Groot-fchatbewaarder des Serails. Op dezen volgt de Bnjugk-Oda-Aga, het opzigt hebbende over de groote Kamers der Pages. Op hem volgt de Kjutfchugk-Oda-Aga, die over de kleine Kamers is gefteld; de BafchKapn-Oglany, of 't Hoofd der deurwagters van de. vertrekken der vrouwen ; en eindelyk de twee Imams der Keizerlyke Moskee van de Keizerin-moeder , daar de vrouwen des Serails haar gebed in doen. Wan- (*) Myn handfóhrift méldt van tien andere Beampten, die eiken dag 12 Aspers hebben. (t) Kier is een groote inisflag; want de .Groot-Mufii heeft, dagelyks, geene volkomen vyf Zechinen.  BERICHTEN, enz. 419 Wanneer 'er eene Sultane-moeder of eene iGemaalin van den regeerenden Sultan is; dan ;zyn 'er nog vier voornaame Waardigheden ontder de zwarte Gefneedenen, waar onder eenige iden rang voort na den Groot-fchatbewaarder jhebben. De eerfte is de Waardigheid van Va~ , likt-Aga, zynde de opper-deurwagter by de Kei:zerin-moeder. De tweede is de Schafadehlar.Aga, of eerfte Hofmeefter van 's Sultans Zoo:nen. De derde is de Chafyneh-Aga, of fchatbewaarder der Keizerin-moeder. De vierde is ■ de .Kjüar-Aga , gefteld over de Confituuren, cn andere delicatesfen der Keizerin-moeden Deze Waardigheden hebben plaats , wanneer 'er eene Gemaalin des Sultans is; maar volgen, in zulk een geval, op de Bedienden der Keizerin-moeder. XVI. Van de Kamers der Ydsch-Oglans of Pages des Serails. De Pages in 't Serail zyn alle Chriften-kinderen, (*) welke men, in hunne tedere jeugd, in oorlogstyden gevangen heeft gemaakt, of door de Generaals of Minifters den Monarch worden vereerd. Wanneer zy onderzogt, en ver. (*) Hiermede vergelyke. men liet einde der veertiend* afdeeling. Pd %  429 HISTORISCHE vervolgens in het Serail zyn ontvangen; dan worden ze onder het opzigt van 't Opperhoofd der blanke Gefneedenen gefteld, die hen of in de groote of kleine kamer of fchool fielt. Geene noemt men Bujugk-maar deze KjutfchugkOda. Doorgaans zyn 'er in de eerRe vier honderd, en in de tweede twee honderd en vyftig. Zy worden onder eene Rrenge tugt gehouden, en in de hoflyk-en befcheidenheid onderweezen. Hunne eerRe ftudien beRaan in den Godsdienft van Mahomed , en in het leeren van de Perfifche en Arabifche taal, ten einde zy het Turkfck zo fraai fpreeken, als het in 't Serail gebruiklyk is. Zy worden , geftadig, met goed laken gekleed, en- fpaarzaam met ryft en gezonde fpyzen onderhouden. Zy flaapen allen aan ééne plaats zamen, en hunne bedfteden zyn de ééne agter de andere, gelyk het in onze Kweekfchoolen in gebruik is; maar men neemt de oplettendheid in agt, dat altoos by vier of vyf bedfteden de bedftede van een Gefneedenen ftaat, die ze bewaakt. Deze Gefneedenen houden hen naauwkeurig in het oog, om hen voor ondeugden te bewaaren, die maar al te veel in het Serail in zwang gaan. Wanneer ze tot den- mannelyken ouderdom geraaken; dan geeft men hen lighaamsoefeningen, waar door hun geftel fterker wordt. Zy oefenen zig met de lancie, den boog, de werp-  BERICHTEN, enz. 421 werpfnies en andere wapenen, zo wel te voet, als te paard. In den werppyl brengen zy het boven alle andere natiën zeer verre. De geRadige oefening maakt, dat zy den pyl metzulken nadruk affchieten, dat ze zelfs in ftaat zyn, een been te breeken. Behalven deze fterke lighaams-oefeningën onderwyft men hen ook in mechanifche cn vrye kunften ; by voorbeeld, zy maaken boogen, pylen, paardetuigen ,• enz. men onderregt hen in de fchilderkunde, maar voornaamlyk in het Turkfche Muziek. , Uit deze Kamers worden zy tot menigerlei aanzienlyke Ampten bevorderd, om dat ze den perzoon des Monarchs dienen ; alsdan wordt hunne penüoen tot agt Aspers daags vermeerderd. Zy worden of in de fchatkamer des Serails, of in de Kamers der fpeceryen, hartfterkingen en Elixirs van ongemecne Waarde verdeeld, welke men ten gebruike des Sultans in menigte houdt. Uit deze twee Kamers komen -ze tot de Chafz-Oda, welke de aanzienlykfte Kamer in het Serail is, flegts uit 40 Perzoonen beftaande. Deze hebben den Titel als Aga, en zyn in een groot aanzien, om dat ze, geftadig, naby den Perzoon des Sultans zyn. Uit deze 40 perzoonen trekt men de dertien voornaamfte ampten des Hofs, welke zyn 1) de Silahhdar-Aga die het zwaard van den Grooten Heer draagt; 2) de Tfchokahdar-Aga, deszelfs Dd 3 flecp.  422 HISTORISCHE fleepdraager; 3) de Rikjahdar-Aga, die deszelfs ftygbeugel houdt ; 4) de Ibrykdar-Aga, die zyne Lampet vaft houdt; 5) de Dulbendar-Aga, die hem den Tulband klaar maakt en nadraagt; 6) Iskjetnlehdfchjy-Aga, die de voetebank tot zyn klimmen op en afftygen -van het paard draagt; 7) Kaemiszar-Aga, de Opper-opziener over de Garderobe, die het linnengoed des Grooten Heers laat wasfchen; 8) TfchafchnyghyrAga3 het Opperhoofd der geenen, die de fpyzen proeven, welke men den Grooten Heer voorzet; 9) Sagardfchjy-Aga, of Opper-opziener over de jagthonden; 10) ThemakdfchjyRafchy, die den Sultan de nagels affnyd; 11) Berber-Bafchy, of zyn eerfte Barbier; 12) Muhafebehdfchjy-Bafchy, of zyn eerfte rekenmeester ; 13) Teskjerehdfchjy.BafcIiy, zyn eerfte Secretaris. Daar zyn nog aan het Hof twee andere zeer aanzienlyke bedieningen , te weeten de Thogandfchjy-Bafchy , of groot Valkenier, en de Haemmamdfchjy-Bafchy , of opper-opziener over de baden; doch deze worden nooit verwisfeld, ~ en zy hebben dus geene hoop, om tot hoogere ampten te geraaken. Deze beide hebben niet eens de Eer, in de Kamers des Sidtans te mogen komen. Negen perzoonen hebben de Eer, den Sultan de verzoekfehriften te behandigen; men noemt ze Aerdhs-Agaler Vier zyn in de groo-  BERICHTEN, enz. 4*3 ^roote Kamer der 40, naamlyk de Silahdar%Aga, de Tfchokahdar-Aga , de Rikjahdar-Aga en'de Dulbendar-Aga. De vyf anderen zyn: de eerfte Amptenaar by dc fchatkamer; de Opper-opziener over dc leevensmiddelen en Confituren; deOpper-jagermeefter; de eerfte Commandant der Keizerlyke Kamer; en de eerfte Leermeefter der Pages. Deze 9 Perzoonen hebben dc naafte hoop, om uit het Serail te komen, en tot de voornaamfte Rykswaardighcden, vooral tot de bediening van een Basfa, te worden verheven. Dc anderen van de groote Kamer worden, dikwyls, of naar den Vifier, of naar den Basfa, of naar de Vorften, die fchatting bctaalcn, gezonden, by welke gelegenheden zy aanziënlyke gefchenken krygen, -om dat men wel weet, dat dc Monarch daarom alleen menfehen van zulkcn rang zendt. ; Naar maate nu één van deze perzoonen uit het Serail komt, en tot zo voornaame Ryks Waardigheden wordt verheven; zo wordt zyne in dc groote Kamer -ledige plaats weer vervuld, waartoe men de waardikten uit de laagere Kamers neemt. - Dit is de orde,■ ten opzigte der Waardigheden des Sfr ms, cn langs zulke trappen en ampten moet men gaari , vóór dat men 'er uit komt. Waar uitman ligt kan opmaaken, dat 'er iemand zelden uit komt, vóór dat hy 40 jaaren oud, cn hy Dd 4 dLls '«roote Kamer der 40, naamlyk de Silahdar- Sb ... 1 n -7 • .7. 3„.. Ar,*  424 HISTORISCHE dus in ftaat is, eene plaats te beklecden, die hem wordt toebetrouwd. De bedieningen, welke zy gemeenlyk krygen , die uit het Serail gaan, zyn of aanzienlyke Basfa-plaatzen, of de Waardigheid van een Aga der Janitfaaren, van een Generaal der Spain, en zomtyds zelfs de plaats van een eerften Vifier. Men zegt my, dat ze ongeloovelyke Complimenten en Ceremoniën hebben, wanneer ze uit het Serail zullen gaan, en van hunne vrienden in hetzelve affcheid neemen. Men heeft my verzekerd, dat men, in debefchaafdfte landen, zo veel gebruik van Complimenten niet maakt, en dat zelfs de plegtigheden van een zeker Hof in Italië in verre ha niet haaien by de geene, die de Turken by zulke gelegenheden waarnecmen. Zeker is het, dat allen, die in het Serail worden opgevoed, zeerhofiyk en beleefd zyn; en, even als ze niet de minfte grootsheid of veragting omtrent de gewoonten van andere volken, zelfs niet omtrent de Christenen, laaten blyken; zo kan men wel denken, hoe ongemeen vricndelyk zy jegens hunne Makkers moeten zyn. XVII. Van de wyze, hoe men de jonge lieden in het Serail in de weetenfehappen onderrigt. In vergelyking met alle andere natiën fchy- nen  BERICHTEN, enz. 425 nen de Turken , van de weetenfehappen niet veel werks te maaken. Men ziet wel, dat ze, geftadig, de Krygslieden den voorrang boven de Geleerden geeven, gemerkt ze die alleen of tot de groote bedieningen aan het Hof, of tot de voornaamfte Stadhouderfchappcn In de Provinciën bevorderen. Des niettemin verzuimen zy egter niet, een foort van weetenfehappen in hunne fchoolen te bevorderen, en inzonderheid wenden zy groote moeite aan, dat de jeugd in het Serail iets leere. Deze jonge lieden leeren ze leezen en fchryven. Hierop moeten zy zig op deJrabifche taal toeleggen; want, daar alle leerftukken van hunnen Godsdienft , en alle hunne burgerlyke wetten in het Arabifch zyn befchreeven, zo wordt deze taal noodig voor alle de geenen, welke of in den Godsdienft, of in de regeering willen uitmunten. ■ Hierop onderrigt men hen mede in de P,rJifche taal, om dat ze ryk is aan leevendige en aangenaame uitdrukkingen, en het ruwe in de Turkfche taal verbetert. Zy laaten dc jonge lieden veeleRomans en minnaaryen in dePerfifche taal leezen, welke vol leevendige, geeftige cn aartige uitdrukkingen zyn, ten einde zy gewend worden, vlug en leevendig te zyn. Vinden zy, onder deze jonge lieden, menfehen van een zwaarmoedig en ernftig geftel; dan moeten zig deze, met eene ongemeene vlyt, op de verbeDd 5 te-  426 HISTORISC HE tering hunnes ftyls in het fchryven toeleggen, ten einde hy, zo veel mogelyk is, verheven werde, zynde zulks eene noodzaaklyke eigenfehap, zoo men tot de aanzienlyke plaatzen van een Staats-fecretaris, een Grootkancelier, een Secretaris hy de fchatkamer , een Grootfchatbewaarer en andere, maar inzonderheid van zulke gceftlyke perzoonen , welke, om zo te zeggen, Leeraars»eener aanzienlyke Moskee van Keizerlyke ftigting zyn, wil gcraaken. Na deze eerfte ftudien leggen zig eenigen toe, den Koran van buiten te leeren; anderen zetten boeken over den Mahomedaanfchen Godsdienft uit het Arabifch in 'c Turkfch over, en maaken aanmerkingen en verklaaringen over dezelve, om onkundige menfehen te onderregten. Nog anderen leggen zig toe op de Arabifchs en Perfifche Dichtkunde, waarin zy het zeer verre brengen, en zig, menigmaal, tot verwondering toe, wél weeten uit te drukken, 't Muziek houdt mede een groot gedeelte der jeugd in het Serail onledig. Men kan wel niet ontkennen, dat 'er in het Turkfche Muziek, ten aanzien van 't gebrom, iets ruws is; maar even zo min kan men ontkennen, dat 't cgter eene zekere inneemende Harmonie hebbe. Tot dus verre was het volgens een' ftaatsregel verboden, boeken te drukken, om dat men zulks voor den Staat als gevaarlyk aanmerkte. Maar  BERICHTEN, enz. '427 Maar voor tegenwoordig, nu by de Turken dc begeerte om iets te weeten, grooter is geworden, en zy geenen zo grooten af keer meer hebben, om met de Chriftenen te verkeeren, hebben zy dien Zetregel verlaaten, en men heeft begonnen , boeken te drukken. (*) Zy hebben ook zelfs land-en zeekaarten geleverd ; maar beide zyn zo flegt uitgevallen, dat ik ze bykans als te eenemaal onnut aanmerke. Andere weetenfehappen verftaan ze byna in het geheel niet, als de redeneer-, natuur-, reken-en wiskunde, zo men niet zeggen wil, dat ze in de laatfte de noodigfte Hellingen weeten, haar opzigt hebbende op de Artillcry. XVIII. Van de Stommen en Dwergen in het Serail. Op dat de OsmanfcheKcizcrs niets uit het oog Relden, waardoor zy hunne Hoogheid mogten toonen; zo hebben ze, naar het voorbeeld der oude Vorften, Stommen en Dwergen in hun eigen Serail verzameld. Menfehen van dien ftcmpel, welke aan andere Hoven flegts tot vermaak (*) Deze bockdrnkkery had' reeds ten tyde , dat de fchryver dit i'chreef, opgehouden , en de hoop verdwynt, geftadig, meer en meer, dat ze , hy den tegenwoordfgen welland des Turkfchen Ryks en andere omftandigheden, weer aan den gang zal raaken.  428 HISTORISCHE maak van den Vorft dienen, ftrekken aan het Osmanfche Hof niet alleen tot vermaak van den Monarch, maar dienen mede, om de Pages in eene kunft te onderregten, welke by andere natien niet gebruiklyk is, te weeten in de kunft, van zig door tekenen van beweeging en beduiding uit te drukken. De eerbied, welke de Turken voor hunnen Monarch hebben, maakt, dat het ftilzwygen by hen een pligt wordt, op dathy, nimmer, door hunne ftemmen, in het minft ontruft werde. Tot dat einde zyn in het Serail, geftadig, veertig mannen, (*) die doof en ftom gebooren zyn, welke zig eeniglyk door beduidende tekenen kunnen uitdrukken. 'sNagts flaapen ze in de Kamer der Pages, en overdag zyn ze of in hunne fchoolcn, of ftaan voor de Moskee, om door hun voorbeeld de kunft, van te beduiden, te leeraaren, welke in 't Serail hoog wordt geagt. Men verzekerd my, dat 'er in deze kunft zulke uitfteekende menfehen zyn, dat ze een lang verhaal door enkel beduidende tekenen weeten te doen. Twee of drie der oudfte Stommen worden in des Sultans Kamer toegclaaten, of dienen als Hofnarren, om hem te vermaaken. De Dwergen worden op dc- (*) Onder de laatfte regeeringen heeft men van de S/ommen en Dwergen zo veel werk niet gemaakt, als onder devoorgaande.  BERICHTEN- enz. 429 dezelfde wyze gebruikt; en, wanneer iemand nog daarby ftom en gefneeden is, dan wordt hy, in 't Serail, voor eene groote zeldfaamheid gehouden. XIX. Van het vertrek der Vrouwen in 't Serail. Alle vrouwsperzoonen in het Serail zyn eeniglyk ten gebruike des Grooten Heers, en het ftaat niemand Vry, om 'er zelfs maar binnen de eerfte poort eene in te brengen. (*) Deze vrouwsperzoonen zyn opgeflooten in een groot vertrek, het welk men Haerem noemt, aan eene afgelegen plaats zynde, die 'tuitzigt heeft naar de Zee van Marmora. Niemand mag ze zien, dan de Monarch en de Gefneedenen, wanneer ze zig in de tuinen vermaaken. Wanneer ze uit het Serail met den Grooten Heer naar het land gaan; dan doen ze deze reis of in barken of met wagens, welke met traliën zyn voorzien : cn, wanneer zy uit de bark of van den wagen klimmen , dan worden op den kleinen weg tot haar vertrek toe zyden ftoffen gefpannen,zodatmen haar onmogelyk kan zien. Alle zyn ze of in den oorlog gevangen ge- (*) Doch bekende handeldryvende vrouwsperzoonen worden, door de zwarte Gefneedenen, tot zekere vertrekken , cn onder byzondere regels van voorzigtigheid gebragt.  43° HISTORISCHE genomen , of door cynsbaare volken ten gefchenke gezonden, dewyl men voor 't Serail, altyd, vrouwen van volkome fchoonheid en zekere reinheid kieft. Zy worden in twee Kamers, als de Pages, gefcheiden, en haar werk beftaat in naajen en borduuren. Behalven deze vrouwelyke bezigheden worden ze nog in het Muziek, in het danzen en andere vermaaklyke kunften ondcrweezen, welke ik uit befcheidenheid niet mag melden, Vaar van veele andere natiën onbekend zyn. Hier door zoeken ze den Monarch te trekken, en zyne genegenheid te winnen. Haar aantal hangt af van de neiging des regeerenden Sultans. Men zegt, Sultan Selym heeft 'er wel twee duizend gehad, daar voor het tegendee.1 de regeerende Sultan (*) 'er niet meer dan drie honderd heeft. Deze twee Kamers van vrouwsperzoonen hebben veele Leermeesteresfen, maar geeno meiden tot haare bediening. Zy dienen elkander zelve volgens de orde, als zy in het Sérail zyn gekomen. De laatfte, daarin gekomen, moet op éene na de laatfte , en deze weer haar dienen , welke vóór haar daarin is gekomen, en zo gaat het met alle, zo dat flegts de cerfte geene andere dient, en de laatfte zig zelve en die op ééne na de laatfte (*) Het was Maehmud.  BERICHTEN, enz. 431 ! laatfte is; en de andere dienen, en worden be.dier.d. Zy flaapen alle aan ééne plaats, maar alle op byzondere bedden agter malkander; na het vyfde bed legt, altyd, ééne der ftemmige leermeefteresfen , welke op haar gedrag agt geeft. Haare Opperhofmeefteres draagt den naam ' van Kadun-Kjetchuda , of Hofmeefteres der vrouwen van Staat. Is 'er eene Keizerin-moeder; dan kieR zy haaren Hofftoet uit de Juffers de: zer Kamers, dewyl ze de vryheid heeft, die geene te kiezen, welke haar beft aanftaan. — De Groote Heer ftaat haar zomwylen toe, in de tuinen eene uitfpanning te neemen. In dit geval moet elk van daar gaan. Op alle poften worden Gefneedenen tot eene wagt met den fabel in de vuift gefield ; anderen gaan rond, en, wanneer zig iemand binnen de verbode plaats laat betrappen, 't zy hy 'eruit omigtzaamheid of onkunde ware gekomen, dan wordt hy zonder eenige genade onthoofd : en de Gefneedenen haaken wei na zulke gelegenheden; want, wanneer zy den Monarch zulk een hoofd brengen, dan worden ze 'er grootmoedig voor beloond. Zomtyds komt ook de Sultan in de tuinen 9 om zig daar tevermaaken. Alsdan is'er geene der vrouwen, welke niet door danzen of zingen, of door gefprekken naar des Sultans liefde ftaat, en tot dat einde de ontugtigfte gebaarden en bc  432 'HISTORISCHE beweegingen maakt. Men gelooft in Italië, dat de Groote Heer, ten dienfte zyns beds, elk eene of meerdere moge neemen, zo als hy wil. Maar dit is ongegrond. Voordezen was 't wel zo; maar de groote koften, welke vereifcht wierd, om alle van den Grooten Heer gebruikte vrouwen te onderhouden, voerde hierby, onder den naam van huishouding, eenige bepaalingen in. Thans kan de Sultan wel eene neemen, welke en wanneer hy wilde; maar dit was eene gewelddaadigheid tegen de wet, die de Monarchen zelve pleegen waar te neemen , en de verkooze perzoon konde hierby haar Leven verliezen. Want men verhaalt als iets zekers, dat onder Sultan Achmet III. veele vrouwsperzoonen daarom met vergift om het Leeven wierden gebragt, om dat ze zig, ontydig, door kunflgreepen , des Sultans liefde hadden te wege gebragt. Thans Raat het den Sultan niet vry, een nieuw vrouwsperzoon in zyn bed te neemen, dan op plegtige dagen, en by eene buitcngemeene gelegenheid; by voorbeeld, by het vieren van de twee Beyram, op Mahomeds geboortedag, op den geboortedag des Sultans, op den dag zyner komfte tot den Throon, by gelegenheid eener overwinninge, of een ander voor het Ryk heugclyk geval. By zulke gelegenheden, wanneer de Monarch eene nieuwe byflaapRer moet zoeken, gaat hy in het vrouwen-vertrek, alwaar  BERICHTEN; enz*. 433 Waar het vrouwvolk, door de Opperhofmeesters, in reyen wordt gefteld, uit welke hydan zegt, wie hem beft aanftaat. Want het is eene fabel, wat men in Italië (en elders) zegt, dat hy haar zyn' zakdoek toewerpt. Het gekoozcn vrouwsperzoon valt voort op de knien, cn kuit den zoom van 't kleed des Grooten Heers. Hierop wordt ze door haare gezellinnen naar het bad gebragt, gewasfehen, bewierookt, pragtig uitgedoft^en met gezangen en inftrumenten naar 'sSultans Kamer geleid; aldaar ontvangt haar de Gefneedene van de wagt, en brengt haar binnen in des Sultans Kamer, welke gemeenlyk reeds te bed legt. Zo dra als ze binnen gekomen is, valt ze op de kniën, cn, wanneer haar de Sultan roept, dan komt ze van het voeteneind onder den deken, ten zyde Sultan haar bevel gaf, om 'er op eene andere wyze in te klimmen. Wanneer de Sultan zig met haar vermaakt heeft; dan wordt ze, door de Opperhofmeesters en haare gezellinnen, weer met dezelfde ftaatfie naar 't vertrek van den Grooten Heer terug geleid. Is ze nu zwanger, en baart ze den eerftgebooren zoon; dan wordt ze Chasfekjy.Sultana genoemd, het welk Prinfes moeder des eerftgeboorenen betekent; men doet haar de eere aan, van ze te kroonen, en zy heeft de vryheid, haaren Hofftoet aan te ftellen, kiezende zy uit de Kamers der vrouwen die geene, II. Deel Ee wel.  434 HISTORISCHE welke haar meeft behaagen. Men geeft haaf haare byzondere Gefneedenen tot eene Wagt. Maar, die na haar Zoonen ter waereld brengen, worden noch gekroond, noch met zo byzonder onderfcheid behandeld, met onkoften gepaard gaande; doch zulke hebben eenelyft togt als Prinfesfen. — Na 's Sultans dood worden de moeders der Prinfen in het Serail der oude Dames opgefjooten, waaruit ze niet komen , ten zy, dat de Zoon van ééne dezer den Troon beklimme. De vrouwen, welke Prinfesfen ter waereld hebben gebragt, mogen na des Sultans dood wêer trouwen; en het ontbreekt haar nimmer aan gelegenheid, van zig met de aanzienlykfte mannen des Ryks in den Echt te begeeven, deze haar gaarne trouwende, om door den aanhang en de vrienden, welke zy in het Serail hebben, hun geluk des te beter te bevorderen. Dezulke, welke de Sultan reeds ter byfiaap heeft gehad., worden in het oude Serail opgeflooten; en zy, die Maagden blyven, fluit men in haare eigen Kamers, ten dienfte des nieuwen Sultans, op. XX. Fan de lujl, die in 't Serail tusfehen Perzoonen van eenerlei geflacht heerfcht. Eene zaak, waarvan men geen gewag mogt rnaaken! Maar, wie van 't Serail fchryft, die moet  BERICHTEN, enz. 435 SDloet ook de driften melden, die 'er in heer;fchen. 't Is ongeloovelyk, hoe heftig de lief» .de, en gevolglyk ook de minnenyd zy, die de ■ ééne Page den anderen toedraagt. Niettegenftaande de ftrengheid hunner Opzieners hebben zy, menigmaal, in hunne Kamers, zulke gruwelen gepleegd, dat men tot derzelver uitroo* jing tot de doodftraf heeft moeten overgaan. Deze vuile drift hcerfcbt niet alleen by de jeugd, maar men heeft zelfs voorbeelden, dat de voornaamfte perzoonen , die de grootfte Ryks-ampten bekleedden , daar mede befiüet waren, ja de Sultans zelve waren 'er niet vry van. De Osmanfche Hiftorie levert ons het voorbeeld van den beroemden Murad op, dewelke op een Armenifchen jongeling fmoorlyk was verliefd, en hem tot het aanzienlyk ampt van Si* lahdar (Hofmarfchalk) verhief. Mahomed IV. maakte den beroemden Culoghi tot zyn' voornaamften gunfteling,welke oppermagtigheerfchte. Behalven dezen zyn nog veele anderen,welke bewyzen, hoe oud deze ondeugd binnen deze muuren zy. Thans kan men zulks op den geheelen Ósmanfchen Staat toepasfen; want 'er is geen Rand , geen ampt , zelfs niet onder Kerklyke Perzoonen, van deze ondeugd vry. Maar, wat my hieromtrent meeft bevreemd, is de dwaasheid, dat zy zulks openlyk zeggen, en Ee 2 plaata  436 HISTORISCHE plaats en menfehen noemen en bepaalen, het welk geduld wordt. Het geen ik van de Mannen zegge, kan men mede op de vrouwelykeSexe toepasfen, vooral de geene, die in 't Serail zyn. Men zegt my, dat ze eene ongeloovelyke luR tot elkander hebben. De oudfte wagten de jongfte op, zy verarmen ten laatften, om haar alles te fchenken, wat ze bezitten. (*) Deze onvrugtbaare liefde heeft alles doordrongen, en daar tegen helpen noch muuren, noch fcherp ziende Wagten. XXI. Van den eersten Visier des Turkfchen Ryks en deszelfs Kjetchuda. Door het Minifterie verftaa ik zulke perzoonen , welke invloed op de regeering des Staats hebben. De eerfte Perzoon in rang is de Groot Vifier, van welken ik thans wil fpreeken. De Turken noemen hem Wefyr-aé'tzem, het welk omtrent betekent, Hoofd des Raads en Stadhouder des Ryks. Hy heeft het groot Zegel, waar op des Sultans naam gefneeden is, hebbende daar door deel aan 's Vorften ganfche magt. Deze (*) Deze plaats is duifter, en mogelyk met voordagt zo opgefteld, om 't dubbelzinnige, daarin leggende, met duidelyk uit te drukken.  BERICHTEN, enz. 43? Deze Waardigheid wierd geftigt door Murad I, welke zyn' eigen Hofmeefter LalaSchahyn, wegens de verovering van Adrianopel, hiermee beloonen wilde. Van dien tyd af hebben het de Keizers, tot nu toe, als nuttig aangemerkt, deze Waardigheid in ftand te houden. Zyn Hofftoet is zeer talryk aan Officieren en Bedienden. Ik ben in zyn Paleis geweeft, toen ik in den Divan moeft gaan, en ik zoude seene onwaarheid fchry ven, wanneer ik zeide , dat zyn Hofftoet op meer dan duizend Perzoonen beloopt. Hy is altyd Basfa van drie paardeftaarten, zynde dit een teken eener voornaame Waardigheid in dit Ryk. Zyne bezolding, welke hy uit de Schatkamer trekt, is zeer gering, beftaande jaarlyks flegts in 20 duizend Reaalen. (*) Maar de gefchenken, welke hem de Basfas doen, wanneer zy hun ampt krygen, en zig daarin willen ftaande houden; dat geen, wat hy van de Afgezondenen der Provinciën trekt; en einde! yk het geen hy elk een' afperft, die aan hetHof iets te doen heeft; dit alles zamen genomen, bedraagt onmeetbaare Sommen. Des is 't niet mogelyk, dc waare inkomften des Groot Vifiers juift op te geeven: want het hangt van detyds- om- (*) Zo ftaat in Ricaut, en zo was liet ook voordezen. Thans is het vafte penftoen verdubbeld. Ee 3  438 HISTORISCHE omftandighedert en de neiging des geenen af, die dit ampt bekleedt, hoe veel hy winnen wil en kan. De afperfingen van een Groot Vifier worden, gemeenlyk, van den Monarch geduld, welke by deszelfs geweldenaaryen zwygt, om dat de fchatten, die zyn MiniRer verzamelt, ■tog in zyn eigen fchatkift terug keeren, vermits de Vifier of gefchenken doen, of het Hof geld moet verfchieten , of alles wel verbeurd verklaard wordt, wanneer de Vifier, wegens een ongelukkig toeval, of uit willekeur, van zyn ampt wordt afgezet. De groote fchatten waren, dikwerf, de eenige oorzaak, waarom een Groot Vifier zyne Waardigheid en zyn Leeven verloor. De magt des Groot Vifiers was, voordezen, byna geheel volftrekt. Hy gebood niet alleen over het Leeven der onderdaanen , maar. ook over het Leeven der Basfias en Gunftelingen van den Grooten Heer zelve, zonder dat deze het wift. Maar voor tegenwoordig, nu de regeering binnen het Serail, te weeten de Gefneedenen , over den geeft des Monarchs geheel heerfchen, kan hy geen'„ ééncn meer het Leeven laaten beneemen, zonder dat de Groote Heer het toeftaat, of 'er ten minftcn bericht van heeft. Zelfs in openbaare Rykszaaken ontving, voordezen, de Vifier de brieven der Generaals en Stad-  BERICHTEN, tvt. 439 Stadhouders der Provinciën, welke hy den Sultan, flegts wanneer en zo als 't hem behaagde, voorlag. Doch deze medcdeeling gefchiedde, altoos, door middel van zekere uittrekzels en berichten, die de Vifier door den Reis-Efendy liet maaken, maar waarby hy alles wegliet, wat voor zyne byzondere oogmerken nadeelig konde wezen. Hy verzweeg de wanorden, welke hy of door zig zelv' hoopte op te ruimen, of die, naar zyne gedagten , des Sultans ruft konden ftooren, en zyn eigen geluk verbreeken. Maar thans heeft de Groot Vifier dit aanzienlyk voorrecht niet meer. Hy moet nu de brieven verzegeld in het Serail zenden, alwaar de zaaken door de Gunftelingen, Mooren en Gelncedenen worden onderzogt, en menigmaal verbergt men, thans, dat geen voor den Groot Vifier, wat hy voordezen voor het Serail verborg. ,. Eene zo byzondere en gevoelige verandering kwam onder den tegenwoordigen Vifier op, welke, hoe gezien hy anders om zyne Krygsdapperheid en eerlykheid is, zeer weinig ondervinding in regeerings-zaaken heeft, dewyl hy niet eens fchryven kan. Hy behoudt nog het Appél van alle andere Vierfchaaren. Om die reden woont hy den Divanby, waarin hy zig, onder een groot gevolg van Officieren cn Bedienden, begeeft. Tweemaal inde week jre 4 houdt  44° HISTORISCHE houdt hy Divan in zyn eigen huis. Daar mogen flegts de twee Kadhylefchkjer van Natolie en Romanië op zyne bank zitting hebben, welke de twee hoogfte Rechters der wet zyn. Deze hebben volmagt, om vonnisfen te vellen; maaide Vifier kan ze, door zyn aanzien, eigenwillig vernietigen. Alle verzoekfehriften aan den Sultan moeten eerfl door de handen des Groot Vifiers gaan, zo dat, zonder zyne voorafgaande kennis, den Monarch niets kan behandigd worden. Wanneer hy egter eenige ongerechtigheid pleegde, of een privaat perzoon, om andere reden, over hem wilde klaagen; dan Raat de weg geftadigopen, om de befcherming of rechtvaardigheid des Grooten Heers te verzoeken, terwyl hy, wanneer die voorby gaat, zig vertoont, en iets dat brandt, boven het hoofd houdt, door welk teken hy, welke iets verzoekt, niet alleen tegen allen tegenfland en befchimping wordt beveiligd, maar ook altoos iemand aan zyne zyde heeft, die dc verzoekfehriften uit zyne handen neemt, om ze aan den Monarch over te reiken. Voor 't overige heeft de Vifier de magt, de Spahy en Janitfaaren te flraffen; doch dit kan hy zonder bewilliging hunner bevelhebbers niet doen. Hy heeft altoos zynen Kjetchuda; een aanzienlyk Ampt, om dat deze alles waarneemt, wat de Groot Vifier , uit hoofde zyner menig- vyh  BERICHTEN, enz. 44 ï vuldigc bezigheden, niet kan doen. Dezen poR bekleeden, gemeenlyk, perzoonen van verdienfte en deugd, welke in ftaat zyn, den Groot Vifier een goeden raad te geeven. Wanneer de Groot Vifier den vreemden Gezandten en Minifters gehoor verleent; dan zit hy alleen in den hoek van den Sofa; aan de linke zyde,naaft hem Raat de Kjctchuda,en aan de regte zyde de Reis-Efendy. De vreemde Gezandt plaatft zig op een Roel zonder leuning, regt tegen over den Vifier. Maar heeft men Gehoor, of in het Keizerlyk Tuighuis, of in een Keizerlyk Paleis aan het Kanaal der zwarte Zee; dan is de Kjetchuda niet tegenwoordig, om dat' of de Vifier, of hy, noodwendig, altoos te Conftantinopel moeten wezen. Trekt de Vifier ten oorlog; dan volgt die hem niet alleen, maar ook alle MiniRers der Secretary en Cancellary , en men neemt zelfs de fchriftcn daarvan mede naar het leger. Hoewel dc ondervinding van het verlies derzelve, by de vlugt na de belegering van IVenen, de Torken van de dwaasheid dezer gewoonte moeft hebben overtuigd; zy hebben het egter, tot nu toe, nog niet nagelaaten. Wanneer de Vifier op marfch gaaf, dan blyft flegts zyn Stadhouder 'te Conftantinopel, doch welke alleen eene fchynmagt heeft. Want, dewyl alle regifters in het leger zyn, zo kan hy nergens over beEe $ flis-  442 HISTORISCHE flisfen, zonder het den Groot Vifier toe te zenden, ten einde men uit de Archiven de noodige kennis en berichten moge trekken. Deze Kaym-Maekam neemt, voor het overige, 't zelfde waar, wat de Groot Vifier moeft waarneemen; doch zyne bediening duurt flegts zo lang, tot dat de Groot Vifier, die in het leger was, wêer terug komt. In gevalle ten dien tyde, dat dcGroot Vifier in het veld dient,de GrooteHeer zig naar Adrianopel of eene andere ftad begeeft, zo als Achmed III, ten tyde des oorlogs, van Candia naar Thesfalonica ging; alsdan wordt, behalven den Kaym-Maekam van Conftantinopel en zyn Minifter, nog een ander met zyn' Minifter ter plaatzc verkoozen, daar dé Sultan zig ophoudt. By zulke gelegenheden telt men dus één' Groot Vifier, tweeKaym-Maekams en drie Minifters; doch die twee duuren flegts zo lang, tot dat de voornaamRe, die ziginhetlegerbevindt, weer te Conftantinopel terugkomt. XXII. Van de Vifiers der Bank, ■ den Def terdat, Nifchandfchjy, Reis-Efendy en den Teskjerehdfchjy. Behalven den eerften Vifier waren de Sultans gewoon, te Conftantinopel zes andere Vifiers te houden, die men Vifiers van de Bank noemde. Dczs  BERICHTEN, enz. 443 Deze woonden den Divan by, maar mogten bun gevoelen niet zeggen, dan wanneer de Groot Vifier hen vroeg. Dit niettemin wierden ze, zo menigmaal als men over eene zaak beraadflagen moeft, altoos mede in het Kabihet-collegie toegelaaten, daar ze, met volkomen vryheid, hunne gedagten uitten. Maar, dewyl deze Vifiers voor de eerfte Vifiers gevaarlyk fcheenen, welke dugtten, dat ze des te gevoegelyker kunnen afgezet worden, om dat men in hunne plaats voort weer anderen kon aanftellen; daar ze, voorts, den Groot Vifier in de raadsvergaderingen zelve een hinderpaal waren; zo hebben deze op middelengedagt, om van hen te worden ontflagen, en onder den dekmantel van dienft-yver en het voorwendzel van bezuiniging, de Sultans overgehaald, om hen hun ampt te beneemen, en na de rykfte Provinciën als Stadhouders te zenden, 't Gelukte de fneedigheid van den eerften Vifier Ibrahim Pascha , deze gewigtige zaak tot ftand te brengen, dewyl hy van de neiging van Sultan Mahomed III (*) tot gierigheid een goed gebruik wift te maaken. Onder den fchyn cener gunfte jegens die Vifiers wierden hen de voordeeligfte ampten in de Provinciën opgedraa¬ fd) Myn Iialiaanfck HandfcUrift noemt hier, en wel W jregt, Achmed III,  444 HISTORISCHE draagen. Toen deze groote man in dit ftuk eens wél gefiaagd was, volgden de andere Groot Vifiers zyn voorbeeld, en zo zyn deze Vifiers van de Bank afgeraakt. Doorgaans bekleedden dit ampt dezulken, die met eene zuster of dochter des regeerenden Sultans waren getrouwd. De bediening van een Nifchandfchjy is een aanzicnlyk ampt. Hy komt, in een zeker opzigt, met den Groot-zegelbewaarder van Frankryk overeen. Doch hy heeft het Keizerlyk Zegel niet in zyne bewaarihg, als het welke in handen des Groot Vifiers is, maar hy zet op elk bevel den Thugra, dat is, eene cyfer, die des Monarchs naam behelft, zonder welken geen gebod wettig zyn kan. Deze wyze van ondertekening brengt hem, wegens de ontelbaare menigte van fchriften, die in een zo uitgeftrekt Ryk moeten afgevaardigd worden, zeer veel geld op. Hy woont den Divan by, en zit op de zydbank aan de regte hand des Groot Vifiers. De Reis-Efendy verbeeldt, naar onze wyze, twee perzoonen, te weeten den Staats-fecretaris en Hof-cancellier. Alle zaaken van vreemde Mogendheden gaan door zyne handen. Deze Waardigheid gaat , na de Waardigheid van Groot Vifier, alle andere aan inkomften te boven- Hy vaardigt alle open brieven van bezit- nee*  BERICHTEN, enz. 443 neemingen, van landen, beleeningen, de jaargiften der Basfas, Sandfchaken, en alle andere verordeningen in dit Ryk af. Hy geeft elk fchip, dat uit de haven vaart, een' tolbrief, waar voor vyf reaalen betaald moeten worden. Dit brengt zeer veel op, gemerkt uit deze groote haven geftadig fchepen vaaren , het welk men ligt uit de ongemeene bevolking dezer groote ftad, en uit den grooten handel kan opmaaken, welken hier veele natiën uit Afried, Afia en alle Europifche natiën dryven. Daarby heeft hy het voordeel van de Cancellaary, het welk met het getal der Provinciën en Ryks-onderdaanen evenredig is. Hieruit kan men opmaaken, welk een voordeel hy uit deze ryke bronnen, maar welke alle by zyne Waardigheid regtmaatigzyn, kan trekken. Voegt men daarby nog, wat hy door onregtmaatige middelen kan winnen, gemerkt 'er geen Ryks-ampt is, hetwelk meer en ligter afperfen kon, dan dit, dewyl een Reis-Efendy de menfehen flegts door eene traage uitvoering van zaaken moede behoeft te maaken; dan vermeerdert zyn inkomen nog medr. In den Divan heeft hy geene zitting; daarëntegen wordt deze plaats , gemeenlyk, bezet met menfehen, die deugd en eene vlugheid van geeft bezitten; eigenfehappen, welke, by dc menigte van bezigheden, in een zo groot Ryk volftrekt noodzaaklyk zyn. De  446 HISTORISCHE De Defterdar is de Groot-fchatbewaarder deS Ryks, en moet van den Schatbewaarder des Serails worden onderfcheiden, die den byzonderen fchat des Grooten Heers beftiert. Zyn ampt brengt mede, de inkomften des Ryks in te vorderen, en de openbaare uitgaaven goed te maaken; des hy 'er fteeds op uit moet zyn , om de eerfte te vermeerderen, en de laatfte te verminderen. Ik zal van zyne Kasie fpreeken, wanneer ik tot de Staats-huishouding kome. Voor 't overige is dit ampt zeer aanzienlyk; hy heeft, by plegtige gelegenheden,den voorrang boven den Hof-cancellier, en zit in den Divan op de bank regt tegen over den Nifchandfchjy. Hy heeft veele lieden onder zig; een Collegie, het welk wy mogelyk de Kamer zouden noemen. De plaats, daar hy zyn ampt waarneemt, is een vertrek naby de Zaal van den Divan. De Teskjerehdfchjy is een foort van Onder-hofcancellier, een insgelyks aanzienlyk ampt, om dat hy alle regifters der Cancellarye in zyne bewaaring heeft. Hy heeft het opzigt over de regifters zelve, de volvoering'der F er mans , (bevelen der Porte.) de bewaaring der fchriften, en is gehouden, by den Reis-Efendy wegens de naarftig-en naauwkeurigheid zyner Bedienden in te ftaan, welke in de Canceliary in eene groote menigte werken. Hy heeft aan alle  BERICHTEN, enz. 447 alle Staatsgeheimen deel; woont de geheimfte gefprekken by, en zegt ook, menigmaal, zyn gevoelen. Van dezen poft geraakt men, gemeenlyk, tot de'Waardigheid van een ReisJLfendy. XXIII. Fan de bedieningen voor de burgerlyke regeering» en de goede orde in de Jiad. De Tfchaufch-Bafchy is eene Waardigheid, welke , ten onzen opzigte, twee perzoonen verbeeldt. Want eensdeels is hy Rechter over burgerlyke zaaken, anderdeels is hy Hofmarfchalk. AlsHofmarfchalk ontvangt hy de vreemde Gezandten buiten de ftad, verzelt hen by hunnen intogt, leidende hen' ter Audiëntie. Dit brengt hem veel op, gemerkt hem alle Gezandten met ryke Manufacturen uit hunne landen befchenken. Maar nog voordeeliger is hem zyn ander ampt, by het beflisfen van rechtszaaken. De Vifier en hoogfte Rechters of Kadhy-Lefchkjer wyzen alle rechtszaaken naarhem, welkeof van weinig aanbelang zyn, of waarby geene dingen , den Godsdienft of Staat raakende, plaats hebben. Daar hy nu een vaft geld van 't honderd van alle Kapitaalen trekt, waarover hy vonnift; zo heeft hy hiervan een taamelyk inkomen. Hy is het Opperhoofd, en van hem hangt  448 HISTORISCHE hangt de geheeie ftaat der Tfchaüfchen af, wélke met onze Commandanten omtrent overeenkomt. Eene andere aanzienlyke Waardigheid is die van een Iftanbul-Efendy, of Stadhouder van Conftantinopel. Hy heeft het opzigt over alle eetwaaren en leevensmiddelen. Hy tragt, den overvloed van deze in die ftad te behouden; hy is waakzaam, dat de prys daarvan door omkoopingen niet fteige; en, wanneer ergens gebrek in ontftaat, dan zorgt hy 'er voor, dat het met zulk eene maate worde uitgedeeld, dat de ftad over het algemeen geen gebrek lyde* Dit ampt bekleedt altoos een man van beleid en aanzien, welke 'er zo veel van trekt, dat hy pragtig en deftig kan leeven. Om zyne inkomften te beöordeelen, moet men bedenken, dat hy zyn aandeel van alles trekt, zelfs van de gcringfte dingen, die ter confumtie eener zo talryke volks-menigte, als te Conftantinopel is, worden gevorderd. De Kadhy vonnisfen over geringere gefchillen, en op die wyze wordt de menigte van bezigheden by de hooge bedieningen verminderd, op dat ze door geene geringe zaaken in meer gewigtige worden gehinderd. Een zelfde oogmerk heeft ook de aanftclling van Opperhoofden byelk handwerk, welke gefchillenbeflisfen, die of tusfehen menfehen van eenzelfde handwerk,  BERICHTEN, feifó. 449 Werk, of tusfehen een werk en een' vreemden koopman ontftaan, waar door de hoogcre rechtbanken van ontclbaare moejelykheden worden ontheven* Ten opzigte der nieuwe gebouwen van huizen-, welke in alle landen eene bron van gcfchillen is, is geen byzonder gerecht, dat 'er het opzigt over heeft. Alle gefchillen daar^ omtrent worden door den Memar-Bafchy, dat isj, algemeen opziener over de gebouwen, afgedaan. Van zyn vonnis geldt geen Appél, en, wanneer het eens aan eene plaats, waar men bouwt, is geftrecken; dan bcflift het voor of tegen de wettigheid des gebouws. Men gaat hier mede of voort, of, wat gebouwd is, wordt omver gehaald. Maar, even als hy de wet naar zyn belang weet uit te leggen, zo heeft hy altyd gelyk, die hem het meefte geld aanbiedt; en zo is hy, welke dit ampt bekleedt, altoos een man van vermogen. Doch de grootfte verligting voor de Turkfche Vierfchaaren, by eene zo groote menigte van zaaken, welke eene zo fterke bevolking te Conftantinopel kon voortbrengen, is deze, dat zig de inwooners dezer ftad, zelden, naar den Rechter begeeven. Dit komt daar van, om dat ze zig byna zelve ten eenemaal regeeren. IL Deel Ff XXIV.  450 II I S ï O R I S C II E XXIV. Van de Natiën, die onderdaanen der Turken zyn9 en te Conftantinopel woonen, te weeten de Jooden, Armeniërs en Grieken. De bevolking van Conftantinopel ware veel geringer, zoo ze uit enkel Turken beftond ; maar zy wordt merkclyk door andere natiën vermeerderd, welke wel onder de Turken ftaan, maar anders, ten opzigte van de taal en den Godsdienft, geheel en al van hen verfchillen. De talrykften zyn de Jooden, (*) welke deels in de ftad, deels op de dorpen rondom dezelve woonen. Zy maaken 20 duizend Familien uit. Zy hebben eene Ariftocratifche regeering, onder welke het volk in den Godsdienft, dezeden en gewoonten ftaat. De aanzienlykften onder hen zyn de Leeraars der wet, Chacans genoemd, welke gefchillen beflisfen, die mogelyk in de Familien ontftaan. En niemand hunner verftout zig, (j) van een vonnis, voor hunne vierfehaar geveld, zig op eene Turkfche te beroepen. Zy bezitten geene goederen, cn egter zyn ze alle redelyk gegoed, en veelen zelfs ryk. De reden hiervan zal ik melden, wanneer (*) Dit is onwaar. Vervolgens- zegt de fchryver zelf, dat dc Grieken de talrykften zyn. (t) Ten minden gebeurt het zelden.  BERICHTEN, enz. 451 fleer ik van den Koophandel zal fpreeken. Thans is het my genoeg, flegts hunnen Ariftocratifchen ftaat te hebben aangehaald, naar welken zy de Turkfche Vierfchaaren geene moejelykheden aandoen. Maar nu moet ik nog melden, hoe ze zig te Conftantinopel gedraagen. Even als *er geen aanzienlyk Tnrkfch huis is* waar niet een Jood den toegang toe heeft; zo zet hen, natuurlyker wyze, 't getal en de gefteldheid hunner befchermers een groot aanzien by. Daar is wel geene natie, welke van de Turken meer mishandeld en vervloekt wordt, dan zy; maar daarentegen wordt ook geene meer geliefkoosd, dan zy. Zy zyn als flaaven; maar behouden altoos een zeker karakter van heerfchappy. Zy bezitten niets 5 en egter leeven zy met gemak en in overvloed. Zy kunnen geene landeryen verkrygen, maar onmeetbaare goederen verzamelen. Dagelyks vermeerderen ze zig; want zy trouwen alle, en niemand hunner gaat ten oorlog. Zy zyn de grootfte Ver* trouwden der Turken. Met één Woord: te Conftantinopel wordt de gierigheid wel voor het uiterlyke verfoeid, maar in de daad gevoed, en de Jooden zyn de onderhandelaars van den aller fchandelykften woekerhandel. ' De andere, te Conftantinopel woonende natie zyn de Armeniërs. Hun aantal beloopt by de 40 duizend, welke meeftal feheurmaakers, Ff % (*)  45* HISTORISCHE £*) en eenige weinige Roomfchen zyn. De eerften zyn de Eatychianen ; zy ontkennen de t ee Natuuren in Chriftus, hebbende een' afkeer van het Concilie van Chalcedon. De armften onder hen, waarvan een groot getal is, zyn meeftal dienftbaar, en de anderen leggen zig op den Koophandel toe. In hunne handteeringen hangen zy allen van hunnen Overman af, hebbende niet noodig,zig deswegen naar Turkfche rechtbanken te wenden. Boven alle natiën is de Griekfche de talrykfte. Zy heeft wel het gezag met het Ryk verlooren; maar egter nog, naaft den loozen, doortrapten en trotfen aart haarer voorvaderen, even zo wel eenige magt behouden, als men voor 't tegendeel het loffelyk, verftandig en leevendig Charafter, die Natie altoos eigen, nog in haar befpeurd. Hier door weeten zy het Hof in te neemen, en verkrygen, door de gunft der Minifters, de regeering over Wallachië en Moldavië, waar over zy eene byna volftrekte heerfchappy oefenen. Daar zyn ook onder hen nog eenige van de oude aanzienlyke Familien, maar welke thans niets, dan een beroemden naam zonder nadruk voeren. Zy woonen bykans allen in Fener, zyndc eene voorftad, die buiten met de muuren van Conftantinopel is ver- eenigd. (*) Te weeten naar het gevoelen der Rotmfche», ^  BERICHTEN, enz. 453 eenigd. Zy bezitten zeer'weinige landeryen, en ban voornaamfte beftaan is gelegen in de gemelde twee Vorftendommen, daar ze de ampten van een Protospadar, Groot-canccllier, Schatbewaarder, Huis-hofmcefter, Lyf arts, cn Agenten der Porte bcklecden, om dat alle deze ampten zekere landeryen in deze Provinciën tot hun gebruik mogen hebben. Hoewel de voorige ondervinding genoeg heeft getoond, hoe gevaarlyke klippen deze twee Vorftendommen en de daarvan af hangende Waardigheden zyn, dewyl 'er zeer weinigen zyn, die ze tot hunnen dood toe bezeeten, of zig daarby verrykt hebben ; de Grieken nogtans, zo dra zy. eenige goederen hebben verzameld, ftaan 'er , volgens hunne gewoone eergierigheid, zo fterk na, dat ze de heiligfte banden des bloeds en der natuur gaarne opofferen, wanneer zc dit, ter bereikinge van hun oogmerk, noodig oordeelen. De Tolken van den Kapitein-Basfa en de Basfas op de grenzen met Europifche Vorften zyn mede al te zamen Grieken, en zyn 'er ongemeen goed toe , om dat ze niet alleen Turkfch en Griekfch, als hunne moedertaal, verftaan, maar zig fterk op het Italiaanfch en Franfch toeleggen. Zy hebben aandeel aan de bezigheden, en men gebruikt ze in de gewigtigfte zaaken. De Turken verlaaten zig op hen inzonderheid, om dat zy onder hunne heerFf 3 fchap-  454 HISTORISCHE fchappy gebooren, en aan dezelve door de banden van maagfchap zyn verknogt, ja, wanneer hunne eergierigheid, door het aandeel aan de Staatszaaken des Ryks, wordt verzadigd, zy hun ongeluk ligt yergeeten, en de ketens hunner flaayernye gaa;rne draagen. Anderen worden Kerklyken, verkrygende, door de begunftiging der voornaamfteMinifters en Vifiers, de hoogfte Kerklyke ampten en Patriarchaten. Deze zyn de bedieningen der voornaamfte Grieken. De minderen leggen zig op den Koophandel cn mechanifche kunften toe. Zy dienen als Matroozen op Turkfche en Griekfche fchepen, en werken in het Tuighuis. Daar nu alle deze menfehen van hunne Overmannen, of van de hoogfte Kerklyken, of de voornaamfte Waardigheden hunner natie afhangen; zo doen ze, gemeenlyk, hunne gefchillen zelve onder malkander af, en gaan zeer zelden voor de rechtbanken der Turken, die daarom ook door eene zo tairyke natie weinig worden be„ zwaard. XXV. Fan de regeeringe der ftad, en de handhavinge van 't recht. Van de ampten gefproken hebbende, voor de burgerlyke regeering en eene goede orde beftemd, moet ik nu iets raakende de wyze, om  BERICHTEN, enz. 455 om de wetten te onderhouden cn het recht te handhaven, bybrengen. Dc wagt beftaat in eene zekere manfehap by "elke poort, onder aanvoering van een Overften der Janitlaaren. In de volkrykfte wyken worden fchildwagten uitgezet, en in dc ftraaten gaan Patrouilles rond, die alle ongeregeldheid beletten. Deze menfehen zyn nergens anders, dan met ftokken voorzien; maar man heeft 'er meer vrees voor, dan in andere landen voor Zoldaaten, welke fchietgewcer draagen. Met deze ftokken weeten de Turken zo handig om te gaan , dat ze 'er elk' vlugteling mee tegenhouden. Zy werpen ze ook in eenen ongeioovelyken afftand, en raaken gewis. Zo wordt deze groote ftad bewaakt; zelden wordt daar, in vredestyd, een moord gepleegd; en, wanneer 'er al een wordt gepleegd , dan weet men den daadcr voort. Hierop ftaat dc doodftraf, en niets kan 'er hem van bevryden, dan ingeval de fchuldige zig met de Bloedverwandten des vermoorden mogt bevredigen. In zulk een geval wordt hy niet alleen van den dood, maar ook van alle ftraf bevryd. Trouwens, daar de beledigde, hier door, byna de Rechter des beledigers wordt, is dit geval van genade zeer zeldfaam; des te meer, als zc in de eerfte aandoeningen werkftellig moeft gemaakt worden , wanneer men, menfehlyker wyze, aan mets, Ff 4 dan  45° HISTORISCHE dan wraake denkt. Elk ontziet en eert het Leeven zyns Naaften zo zeer, als de andere het zyne bemint. Anders is het onmogelyk, dat zulk een doodflager niet voort ontdekt zou worden. Want de geheele wyk, daar de doodflag gepleegd is, moet 'er zo lang voor inftaan, tot dat de fchuldige is ontdekt. Deze ftrenge wet wordt zo verre uitgcRrekt, dat, wanneer een lyk uit zee aan den oeve? eenes dorps wordt gefpoeld, aan het welke men tekenen van geweld ontdekt, dat dorp een zekere fom moet hctaalcn, welke, by gebreke van vrienden des overledenen, den Boftandfchi jy-Bafchy te beurt valt. In zulke omftandigheden doet eik pen moeite, om den daader te ontdekken, en hgt gebeurt byna nooit, dat de fchuldige verborgen blyft, Het recht wordt op de volgende wyze geoefend. De Divan is eene vierfchaar, welke voor allen open Raat, welke zig derwaarts willen begecven , en wordt op beftemde dagen, gehouden. Den gvoqten Divan hotidt de Groote Heer eens in de weck in het Serail, altoos op dings, dag. (*) Hy woont hem by, zonder te worden gezien, zittende aan een venRer boven het hoofd (*) Onder dc laatfte regeeringen is dit, om de koften ta fpaaren, pas alle twee of drie weeken eens gefchied. Over het algemeen l;angt dit van des Sultans willekeur af.  BERICHTEN, enz. 457 hoofd van den Groot Vifier, die regt tegen over de deur zit, door welke de geenen, die iets hebben voor te draagen, binnen komen. Op deze wyze hoort de Keizer alles, wat zyne Minifters doen, mitsgaders alle klagten en verzoeken zyner onderdaanen. In rechtszaaken bedient men zig van geene Advocaaten; elk Relt zyn eigen zaak voor , en geeft zyn verzoekfehrift den eerften Minifter over. Bewyft hy genade; dan ondertekent hy het verzoekfchrift met zyn' naam. Slaat hy 't verzoek af; dan fcheurt hy het verzoekfehrift aan ftukken , en zo neemen de gewigtigfte zaaken een einde. Rechtszaaken worden kort afgedaan; want de bewyzen beftaan, gcmeenlyk, alleen in het verhooien van getuigen. Is de zaak duiftcr, en heeft ze een verder onderzoek noodig ; dan draagt ze de Vifier een' minderen Minifter op, en bepaalt den tyd, wanneer ze zal afgedaan worden. In Turkye weet men niets van lange Procesfen; men kent dus de gerechtclyke Kunftgreepen niet, welke in andere landen voor de onderdaanen zo nadeelig zyn. Byna altoos zyn de twee Kadhy-Lefchkjer tegenwoordig, welken de Vifier, hoewel hy anders volkomen vryheid heeft, doorgaans zaaken van Godsdienft opdraagt. Daartoe bchooren zaaken raakende echtfeheiding, de klagten tegen c-enc onkuifche Ff 5 vrouw.  453 HISTORISCHE vrouw, tegen zodanigen , die meisjes verleiden, onzedige Imams of Priefters, onderzoekingen wegens goederen der Moskeën ,, enz. Op maan-en vrydag is geen Divan , maar anders is hy, altyd, of by de Porte, of in het eigen huis des Groot Vifiers open. Zonderling is het, dat een zo aanzienlyk Minifter, op wien de ganfchc zorg voor den Staat ruft, en welke zo gewigtige dingen moet afdoen, in een zo uitgeftrekt Ryk dagelyks voorvallende, byna den ganfchen morgen daar mede alleen f]yt,dat by de klagten van fchaamtelooze vrouwen en zaaken aanhoort, die veel geraas maaken, hoe weinig zy ook om het lyf hebben, na welk alles hy met een taay geduld luiftert. 't Is waarlyk naauwlyks te gelooven, hoe veel langmoedigheid vereifcht wordt, en hoe veel geduld hy werklyk toont. Waar is bet egter mede, dat de zaaken, vooraf reeds, van alle dubbelzinnigheden zyn gezuiverd. Want hy kon wezenlyk onmogelyk klaar raaken, zoo hy niet eene menigte van Asfiftenten had, die hem de zaak reeds in orde voorlagen. XXVI. Van de Ryks-ampten, waar door de Ryksprovincien worden geregeerd. De Stadhouders der Provinciën van het Turk-  BERICHTEN, enz. 459 Turkfche Ryk worden in drie klasfen verdeeld, te weeten Begler-Begh of Basfa, Begh enSandfchjakken. De één onderfchtïdt zig van den anderen door het getal der paardeftaartenwelk het eerteken is, dat men op de marfchcn voor hen draagt. Een Beghler-Begh heeft 'er drie, een Begh twee, en eenSandfchjak één': hierom zegt men, een Basfa van een', twee of drie paardeftaarten. (*) Dit eerteken beftaat werklyk in een ftaart van een pa&rd, welke aan een lange piek, gelyk onze Rokken van dc vendels der Infanterie, hangt; boven is een dikke vergulde knop, en ter zyde hangen zydenkwaften. De oorfprong van zulk een paardeftaart is zeer oud. Hy komt van een Krygsgeval, wanneer een dapper man, toen de Turkfche Armee geflagen en verftrooid was, cn geen vendel kon vinden, een paardeRaart aan een Rok vaft maakte, eenen troep volks verzamelde, en hierop eene volkome overwinning behaalde. De gelukkige uitflag maakte, dat men ze tot een goed voorteken bepaalde, in plaats van vendels, ze voor den Bevelhebber droeg, cn als eertekenen van rang gebruikte. — De Beghler-Begh zyn van iwee foorten, de eerfte noemt men Chasz-Iieh-Begler-Begh, trekkende hunne in- (*) Dit is ganfch niet waar; een Sandfchjah heelt, flegts een vendel of Standaart.  460 HISTORISC II E inkomften van dc landeryen hunner Stadhouderfchappen. De andere draagen den naam van Sfalyan-Beghler-Bcgh, welke hun penfioen uit de Kas van den Mury of de Rykskas van den Defterdar krygen. — Na den Groot Vifier zyn dc Beghler-Beghs de adnzienlykfte perzoonen des Ryks ; zy bekleedcn de Stadhouderfchappen van de Provinciën cn Rykcn, en hebben veele Beghs en Sandfchjaken, mitsgaders andere Officieren onder zig. Uit deze Stadhouderfchappen trekken zy verbaazende inkomften; cn, toen onlangs dc Basfa van Damascus ftierf, wiens Stadhouderfchap nogtans niet het voordeeligfte is, liet hy in baaigeld vyf millioenen piafters na. Het is niet mogelyk, alle middelen te melden, waar van ze zig bedienen, om zulke fommen by malkander te fchraapen : verbeurdverklaaringen,verbondbreckingen , verkooping van open gevallen Godsdienft-ampten, knevelaaryen , gewclddaadigheden, zyn louter middelen, die ze gebruiken. De regeering duldt ze naar den Staatsregel, waarvan ik, vervolgens, nader zal fpreeken. Hier wil ik flegts 't getal der BeghlerBeghs met hunne vaftgcftelde inkomften aannaaien. Tegen elke 5000 Aspers vaftgeftelde inkomften is een Beghler-Begh, in oorlogstyd vcrpljgt, eenen Zoldaat voor het leger te leveren. Op de lyft, welke ik hier van de Basfa, en  BERICHTEN, enz. 46* en hunne inkomften levere , ftaat daarom te gelyk ook het getal der Zoldaatcn, welke zy op hunne koften moeten leveren; waar uit men ziet, op hoe veele Zoldaaten deze regeering, by voorvallen, ftaat kunne maaken. In Afia. (*) A. Beghler-begh, die hunne inkomften uit hunne Stadhouderfchappen trekken. Een Basfa van drie heeft on- [ jaarlykfche in- J levert in paardeftaarten. der zig komftcn , As- den oorSandfch- pers. | log Zol- jaken. I hiaten. 1 van Natolie. 14 1000000 ' 200 2— Caramanië 7 600000 13'2. 3 Dyarbekir of Mefopotamië. \ 19 1200000 240 4.Groot Armenië. 6 900000 180 S Damascus. I 10 1000000 200 CErzernm. ! Ü. 1200000 ( 240 7 Van of Me- | die. 14 1132000 226 $M». 9 925000 18 r 9 Aleppo. 1 9 iooooco 200 10 Zit- (*) In deze lyft zyn zeer veele misdagen, vooral inde getallen; weshalven ik den leezer naar myne beöordeeling van Businello zelv1 moet wyzsu (zie ia het II. Deel bladz. aös.'enz.  462 HISTORISCHE 10 Zitta. j 4 I 630000 126 11 Tripoli di j Sor/a. 4 I 800000 160 ia Trebifonda. j 4 | 735000 147 13 Carz. j 6 I 820000 164 14 Muful. j 5 1 681000 136 iSÜrfa. | 7 } 880000 | 176 B. Beghler-Begh, die uit de Rykskas worden betaald. Basfa I Sandfch- Inkomften. Zoldaa* jaken. ^ ï Kairo. 16 60000 : 500 Zechinen 2 Babyion. 22 1700000 340 Aspers. 3 Basfora. j 4 600000 110 I Aspers. Gevolglyk zyn Bas/as in 18 Sandfchjaken -—■ 170 wier manfehap uitmaakt — 3662 In Europa. 1 Beghlcr- heeft I Inkomften. \ levert Begh van Sandfch- Zoldaa* Romelië iaken- ten. 24 IIOOOOO 220 2 Bosnië 8 1800000 ' 360 3 Kapitein Basfa 1 13 900000 180 4 Bel-  BERICHTEN, enz. 463 4 Belgrado 6 800000 160 sMorea 13 900000 (*) ' 180 óChoczim 4 700000 140 7 Bender 3 800000 160 SCandia 11 900000 180 oCanea 5 650000 130 10 Retino 4 r 600000 120 11 Siliftrie 7 750000 ■ 150 12 Nidiri (Widdin) 6 700000 140 ï^Negropont 2 500000 100 14 Lepanto 5 450000 90 Dus in 't geheel Basfas 32 Sandfchjdken 281 welke op hunne koften leveren 5972 mannen. Elk dezer Stadhouderfchappen heeft zyn' eigen Mufti, Reis-Efendy, Groot-fchatbewaarder, Janitfaaren-Aga, Spahidar-Aga, waar van de eerfte Generaal over de Janitfaaren, en deze over de ruitery der Provincie is. Wanneer men ten oorlog gaat, dan hebben de Beghler-Begh van Natolie', Babyion, Kairo en Romedie den voorrang boven alle anderen. De rang der anderen is geregeld naar den tyd, wanneer het land, waarover zy gefteld zyn, door de Turken is veroverd. <— 't Zou te wydloopig vallen, de (*) Myn Italiaavfch hnndfehrift heeft maar 885000.  464 Hl STORISCHE de andere Stadhouderfchappen te melden, var! de boven aangehaalde afhangende. Dit doe ik des te minder, als myn bericht tog zo omftandig niet kan zyn,als ik 't wel gaarne wenfchte. 't Is my genoeg, een kort begrip van de uiterlyke regeering der Provinciën, of liever van de aanhoudende elende te hebben gegeeven, welke door de wreed-en gierigheid der beftierders wordt veroorzaakt. Onder de boven gemelden heb ik ook dien van Kairo gefield. Maar , wyl deze regeering, die alle Egyptifche Ryken behelft, meer den fchyn, dan de daad van een Stadhouderfchap heeft, geloof ik , dat een breedvoeriger verflag daar van niet ondienfrig zyn zal. XXVII. Van den Basfa en de regeering van Kairo. De Basfa van Kairo heeft zynen Zetel te Kairo , de hoofdftad van Egypten, het voormaalig Ryk dev Mame hikken. Sultan Selim I. bedwong, voormaals, deze dappere volken ; weshalven dit land onder Turkfche opperheerfchappy, doof eenen van de Porte afgezonden Basfa, en 24 Begh of Vorften, welke hy uit de voornaamfte Familien des Ryks verkieft, wordt geregeerd. De Basfa cn zy maaken zamen eenen Divan of Staatsraad uit. Zy komen op zekere bepaalde dagen zamen, om zig overKrygs-en Staats-zaa- ken,-  BERICHTEN, enz. 4^5 kén, welke voornaamlyk hun opzigt zyn toébétrouwd, te beraaden. Doch de Basfa, als 'SSultans Stadhouder, oefent eene onbepaalde heerfchappy over hen uit, en zy moeten zig naar zyn' Wil rigten. Voor 't overige wordt dit land naar zyne wetten geregeerd, en dit is nogdefchaduwe van vryheid, welke hefci, door eene byzondere gunft des overwinnaars, alleen geniet. De landmilitie bedraagt 20 duizend man voetvolk en ruitery, welke deels in de ftad, deels in de omliggende geweften in bezetting zyn. De Sultan kan, in öorlogstyd, flegts over drie duizend van deze militie beveelen, want alle overigen blyven 'er tfer bezettinge des Ryks. Dit land is zeer bevolkt, vrugtbaar en ryk <, waartoe de gelukkige overftroomingen des Nylsi de invloed van het Klimaat, en de groote inlahdfche en vreemde handel ongemeen veel toebrengen. Den rykdom dezes lands bewyzen de Jafteiij welke het jaarlyks draagt,- orh 20 duizend man te onderhouden; de fchatting,welke het den Sultan betaalt; de tevredeftelling van zo veele Magiftraats-perzoonen, mitsgaders zO veele andere uitgaaveh; zonder daarby te rekenen, wat de gierigheid der hoogére en laagere Bevelhebbers afperft. Voor 't overige begrypt men wel, dat de regeering der ftad wel eene gemengde regeering is, maar dat nogtans //. Deel G g de  466" HISTORISCHE de Sultan wezenlyk alleen bevoegd is, om aïs Souverein te handelen. Doch de rykdom der Beghs, hun onlydelyk karacter, de afhanglykheid en neiging der onderdaanen voor hen als inboorlingen, en eindelyk de afftand van den Eeizcrlyken Zetel, maaken hen byna altoos trots en ftöut, om het jok af te werpen. Weshalven de opftanden menigvuldig zyn, de Basfas menigmaal in gevaar komen, en inmiddels de wanorde en ongebondenheid aanhouden. 'Er ontftaan burgerlyke oorlogen; zy flaan zig onderling; zy verjaagen malkander, en weigeren zomwylen zelfs, naar gelange van den oploop en de verwarringe, den Sultan de jaarlykfche fchatting te geeven. De Basfa moet hen altoos regeeren; maar hy regeert met zulk eene gemaatigdheid, welke men meer omtrent Bondgenooten, dan onderdaanen gebruikt. De Porte legt zig altyd toe, om bekwaame mannen naar dit Ryk te zenden. Voor tegenwoordig is daar een man van aanzien, welke, geduurende veele jaaren, hier Reis-Efendy is geweeft, in welke Waardigheid hy zig de hoogagting en genegenheid aller vreemde Minifters heeft verworven. (*) Ik kende hem als een befchaafd en eerlyk man, die veele bekwaamheid bezat, en, het geen onder de Turken eene zo (*) Zyn naam was Mehhmed.  BERICHTEN, enz. 46? fcd zeldzaame eigenfchap is, ganfch niet op zyn 'belang gezet was. Hoewel hy nu een man van zeer veele ondervinding in ftaatszaaken , en van verheven hoedanigheden is; kan hy egter de onluften in deze Provincie niet dempen, welke, federteen paar jaaren, geene fchatting aan de Porte heeft gezonden. Eén der Beghs heeft zig tot Vorft opgeworpen; regeert willekeurig; vordert de inkomften in; en de Basfa is gedrongen, alles te dulden, en hem tevleijen, om dat het hem tog aan middelen ontbreekt, hem onder 't jok te brengen. — Dit is de te«renwoordige toeftand van Kairo. Waaruit men kan afneemen, dat de Souvereiniteit der Porté over Egypten nog maar in eenen enkelen fchyn beftaat. Wanneer het al weer tot ruft gebragt wordt, en de jaarlykfche fchatting weer aan de Porte zendt; dan kan ik egter dit ryk land niet anders, dan een enkel cynsbaar Ryk van het Turkfche Ryk aanmerken. (*) XXVIII. Van de regeering over Wallachïè. Het oude Dacie, het welk, altoos, wegens de (*) Inmiddels fpeelt de Porte, by hanre groote veinskunde, tog altyd, nu of eerlang, wêer den baas. Men ver. gelyke het Hot van §. I. in myne befchryving des Turkfchttt Ryks, bladz. 43. Gg 2  468. HISTORISCHE de dapperheid zyner bewooneren beroemd was, behelsde de drie Provinciën, Sevenbergen, WaU lachi'é en Moldavië. Alle drie leedcn een langen tyd veel van de ftrooperyen nu eens der DuitfcherSi dan der Poolen, dan wêer der Turken , zo dat ze zig eindelyk gedrongen zagen, de Turkfche befcherming voor eene jaarlykfche fchatting te koopen. Sevenbergen, om dat het aan de Keizerlyke Staaten grensde, welke Magt veele veilingen op zyne grenzen hadt, kwam allereerft overeen voor de geringe Som van zes duizend Zechinen, welke vervolgens op tien duizend gebragt wierd, behalven 3.00 Scudi en twee Zilveren vaten voor eiken der zeven Vifiers , welke 'er toen nog waren, te weeten de zes Vifiers van de Bank en den Groot Vifier. Maar toen dit land den Turken was ontnomen, kwam het, door den vrede van Carlowitz, aan den Keizer, en ging dus van de heerfchappy der Turken over tot die van één' der vroomfte Vorften der aarde. Maar de twee andere Provinciën , Wallachië en Moldavië, ftaan nog onder de Porte. Deze draagt dc regeering derzelve altoos aan een' Griek op, welken men doorgaans uit de Familien kieft, die te Fanari (*) woonen. Doch deze verkiezingen worden meeft door gefchenken be- (*) De voornaame Wyk der Grieken te Cwftantinopel.  BERICHTEN, enz. 469 bewerkt, welke de mededingers onder de Turk/cfoMinifters uitdeelen. Deze Stadhouders hebben den Titel als ITaywodah of Begh, welke hen het onderfcheidings-teken van twee paardeftaarten geeft. Zy zyn verpligt, de fchatting in de Provinciën te verzamelen, en na de Porte te zenden. Hier wil ik ecniglyk van Wallachïd fpreeken. Deze betaalde, voordezen, flegts zeftig duizend Rcaalen (*) 's jaars. Maar, na° dat de Waywodah van Wallachië tegen de Turken in het jaar 1655 opgeftaan was, en de Rebellen hierop wierden geflagen, wierdt de fchatting op dien voet verhoogd, als zy hem thans betaalt. Zy betaalt naamlyk aan den Grooten Heer 230 duizend Rcaalen, 15 duizend Okken honig cn 9 duizend Okken Wafch; aan den Groot Vifier vyf duizend Reaalen, beneffens een' Pels; aan deszelfs Kjetchuda vyf honderd Reaalen en een' Pels; voorts aan zyn Schatbewaarder vyf honderd Rcaalen, en eindelyk aan den Kislar-Aga 20 duizend Reaalen. Dit zyn de belaftingen/ welke de Vorft van Wallachië moet opbrengen. Maar zomtyds komen 'er nog buitengemcene gefchenken by, om zig of in zyne Waardigheid ftaande te houden, gf om zig van liften en laagcn of andere toevallen te bevryden, en deze Sommen bcdraagen dik- (*) Dit moet zyn Piafters. Gg 3  A?o HISTORISCHE dikwyls meer, dan de gewoone fchatting. Allo deze Sommen, de onderhouding van den HofRaat der Stadhouders , en de zorg voor hun Beftaan, wanneer zy worden afgezet, moeten van de onderdaanen dezer Provincie worden geligt; en dus hebben het haare inwooners kwaad. Hunne elende is zo groot, dat ik volgens geloofwaardige berichten kan verzekeren, dat 'er flegts in de laatRe drie jaaren meer dan twee duizend huisgezinnen uit deze Provincie zyn vertrokken, welke zig liever onderden Basfa van Nidiri (*) wilden begeeven, onder welken zy gelukkiger leeven, dan onder haaren eigen Vorft. Op deze wyze wordt dit land van zyne inwooners beroofd ; het Veld wordt niet gebouwd; de Producten verminderen; dc afperfingen worden jaarlyks grooter; en zo moet deze Provincie of heel woeft worden, of de weinige inwooners, die 'er nog zyn, leeven in de uiterfte ellende. Pat de laften geftadig groc ter moeten worden, is een noodwendig gevolg van de federt weinige jaaren ingevoerde gewoonte der Grieken, haaren grondflag hebbende in hunne gierigheid cn eerzugt. Want daar ze, voordezen, om deze bediening te verkry- gen, (*) In myn Handfehrifc ftaat, cn waarfchynivk bet.-;, Widin.  BERICHTEN, enz. 471 gen, geene 100beurzen befteedden, zo heeft 'er de tegenwoordige Vorft eene millioen voor moeten betaalen. Zo verfpillen zy, uit eene blinde eergierigheid, onmectbaare fommen, waaruit niets anders kan ontftaan, dan dat ze, door veele afperfingen, hunne uitgegeeven fommen wêer zien te krygen. By het einde hunner regeering hebben ze 'er doorgaans weinig nut van; inmiddels hebben zy hun' eigen naam opgeofferd, cn zyn nog menigmaal in gevaar, van hun Leeven en hunne goederen te verhezen. Want dikwyls komt 'er, wanneer ze worden afgezet, dit ongeluk nog by, dat ze rekenfchap van hunne regeering moeten geeven. De laatfte afgezette Vorft liep niet alleen gevaar, van zyn hoofd te verliezen, het welke hy niet anders, dan door 't betaalen eener fomme van 150 duizend Reaalen behicldt, maar hy is ook federt meer, dan een jaar, op het eiland Me. ielino gebannen. XXIX. Van de regeering over Moldavië. Moldavië is niet gelukkiger*, dan Wallachië. 't Heeft insgelyks een' Griekfchen Vorft, die het regeert. Daar nu deze, op dezelfde wyze, tot zyn Vorftendom geraakt; zo mpet deze ongelukkige Provincie deswegen ook dezelfde ellende ondervinden. Toen Mahomed I. zig ditRykcynsGg 4 baar  A7$ HISTORISCHE baar maakte, betaalde ze, jaarlyks, flegts twe? duizend Reaalen. Deze fchatting wierd, vervolgens, geftadig vermeerderd tot agt duizend Reaalen. Maar, na dat ze geheel onder de ge-, hoorzaamheid der Turken is gebragt , betaalt Ze, jaarlyks, aan den Grooten Heer 160 duizend Reaalen, 10 duizend Okken Wafch , en 10 duizend Okken honig: voorts ten dienfte van het Tuighuis 600 centeners zwavel, 1320. Okken Wafch, 500 osfenhuiden, en 500 ftukken Kanefas tot klêeren voor de tot de galeijen veroordeelden, en tot andere noodwendigheden der Galeijen zelve : verder aan den Groot Vifier vyf duizend Reaalen en een' Pels; aan deszelfs Kjetchuda vyf honderd Reaalen, en eindelyk zyn' Schatbewaarder 500 Reaalen. Dit is de jaarlykfche fchatting van Moldavië. Ik wil u geene lange lyft van de koften leveren, die deze beide Vorften moeten maaken, wanneer zy hunne bedieningen krygen. Want deze hangen af van de omftandigheden, naar gelange veelen of weinigen naar dit ampt ftaan, naar maate de Minifters der Porte zig meer of minder te vrede.laaten ftellen, en dc Eergierigheid met 't ongeduld der Mededingers groot of gering is. By zulke gelegenheden klimmen de koften zeer hoog. Vermits nu ook de onderhouding van de's Vorften Hofftaat daarby komt, zo volgt hieruit, dat de Moldayiërs dc. zelf do  BERICHTEN, ïnz. 473 gcïfde laften met de Wallachïêrs draagen; des moet de bevolking dezer Provinciën, dagelyks, meer af-, dan toeneemen. Wierden zy anders geregeerd, en de nabuurige volken aangefpoord, om daarby te komen en ze te bevolken; dan waren deze twee Provinciën zeer ryk; want de grond kon nietvrugtv baarer wezen. Men beeft berekend, dat zelfs in niet al te vrugtbaare jaaren het Koren honderdvouwdig vermeerdert. Zy hebben rivieren genoeg, ten gerieve van den Koophandel, mitsgaders overvloedige cige Producten, om Koophandel te dryven. Koren, wyn, wol, lêer, honig, Wafch, Osfen, fchaapen zyn 'er in een tamclyken overvloed. Daar men het land weinig bearbeid ; de rivieren niet bevaarbaar worden gemaakt; het land ontvolkt is; de vermogendfte menfehen geen' luft kunnen krygen, om de gelukkige omftandigheden in een Klimaat te verbeteren , het welk dc droeve eigenfehapheeft, dat hy, die eenig geld heeft, ligt als aan eene misdaad fchuldig wordt aangemerkt; zo vergenoegt zig elk, met het geen tot een middelmaatig Beftaan toereikend is. De vreeze en boosheid der menfehen maakt dus, dat zo veele gaavcn der natuure nutloos blyven.  474 HISTORISCHE XXX. Vm de Tartaar cn en Bondgenooten der Porte op de Barbaarfche Ruften. Gefprokcn hebbende van alle Provinciën, onder het Turkfche Ryk ftaande, kome ik nu tot deszelfs Bondgenooten. Deze zyn de Tartaaren cn de drie landfehappen op de Barbaarfche Kuft. De Tartaaren van Perecop, het Taurifch Cherfonefus, of het fchierëiland deKrim bewoonende, en de Nogaifche Tartaaren, welke tusfehen de Wolga en den Don aan het Mcotifch moeras woonen, zyn wel volken, die van de Porte afhangen , maar meer den naam van Bondgenooten verdienen, wegens het onderling verdrag, dat ze zamen hebben aangegaan, dat, wanneer de mannclyke Linie der Osmans mogt uitftervcn, de Tartaaren, en zo mede, wanneer de Vorften der 'Tartaaren mogten uitfterven, de Osmans zullen opvolgen. Dit houdt hen met den fterkftcn band zamen , en maakt, dat de Tartaaren gaarne lyden, dat dc Porte denChan der Tartaaren verkieze. -r- Uit hoofde van een oud verdrag bezit de Groote Heer de ftad Kaffa. Voordezen moeft zig de eerftgebooren Zoon van den Chan der Tartaaren te Conftantinopel als pandsrnan ophouden; maar de Tartaaren hebben zig, federt_eenige jaaren, tegen dit tweede verdrag,  BERICHTEN, enz. 475 drag , als eene onrechtvaardigheid, verzet. Zo dikwyls als de Groote Heer zelf ten oorlog trekt, is de Chan der Tartaaren, volgens oude verbonden, verpligt, hem met een leger van 100 duizend man te verzeilen. Maar voert de Groot-Vifier of een andere Basfa, als SferAskyr, 't leger aan; clan is hy gehouden, op zyn hoogft 40 duizend Zoldaaten tc zenden. Gemerkt nu dit eene militie is, welke meer na-, dan voordeel doet, om dat ze zo wel het land der vrienden,als der vyanden verwoeft, en tot geene geregelde vcldflagen goed is; zo hebben de Turken de zaak wat dieper ingezien, en gebruiken 'er flegts, in geval van den uiterftcn nood, een maatlg getal van. Dit jaar heeft de Sultan twaalf duizend Tartaaren geëifcht, om ze naar4/2ëjegen de Perfianen te zenden ; doch 'er kwamen zelfs geen 9 duizend ,fmaar zebra gr en meer dan 40 duizend paarden mede. Hieruit volgde heel natuurlyk, datzy het ganfcheland verwoeftten, waar zy doortrokken, over welk geweld de onderdaanen zeer klagtig vielen. Men ziet reeds vooruit, dat'na zo groot een nadeel deze troepen weinig nut zullen doen. En de Osmans zullen dus hoe langer hoe meer zien , dat de Tartaar/cue militie hen meer kwaad, dan nut doet. Voor 't overige behandelt de Sultan dc Tartaaren zo oppermagtig niet, als hy zyne andere pn*  4/6 HISTORISCHE onderdaanen behandelt. Wanneer hy hen ecu bevel moet toezenden; dan gefchiedt dit niet door een' Ferman, maar door brieven, welke voor 't overige even zo volkomen worden opgevolgd. De Titel, waarvan de Groote Heer zig bedient, wanneer hy aan den Chan der Tartaaren fchryft, is deze: „ Gy, wien de magt, van te heerfehen, toekomt, aandeel aan de „ regeering, gcflacht des geluks, gewin der „ Zaligheid, ryk in volkomen magt en beerly„ ken roem ; gy, die op den weg der dapj, perheid en gelukkige toevallen wandelt, ge„ plant in den rei des roems en der Majefteit, verkoozen onder de groote Genade des gun„ Rigen Konings; (dat is, Gods,) gy ftryd„ baare Gheray Chan, Keizer en Heer van de ,, Krim, van No gay, Cirkasfïi, Albi-Kjerman, „ van That en Taman en andere groote heir„ legers; de Allerhoogfte verëeuwige uwe „ Hoogheid enz. " Deze volken betaalen geene jaarlykfche fchatting, maar zenden, van tyd tot tyd, den Sul* tan en zyne voornaamfte Minifters eenige gefchenken, meeftal in paarden, vrouwsperzoonen, flaaven cn andere Producten hunnes lands beftaande. De geweften van Barbarye, Tripoli, Tunis en Algiers, worden byna op dezelfde wyze behandeld, als de Tartaaren; dit onderfcheid ig 'er  BERICHTEN, enz. 47? kt alleen, dat de Tartaaren des Sultans bevelen ecren en opvolgen , het welk de Barbaarfcht Landen eerft alsdan doen, wanneer 't met hun belang inftemt. Ook deze zyn verpligt, zig in oorlogstyd met alle hunne vaartuigen by de Turkfche vloot te voegen. Men rekent, dat ze alle drie, thans, zamen elf fchepen van linie kunnen leveren. Het oude verdrag, naar het welke deze Geweften verpligt zyn, de Porte te helpen, verpligt ook de Porte, hen in geval van nood by te Raan, wanneer ze door eene Mogendheid mogten aangetaft worden. Zy betaalen geene fchatting, maar komen, gemeenlyk, alle drie jaaren, met gefchenken van dieren en flaaven; daartegen geeft hen , doorgaans, de Groote Heer een geheel uitgeruft Oorlogsfchip, doch zonder fcheepsvolk. Des kon men ook deze volken, op zulke voorwaarden , als Bondgenooten dezes Ryks aanmerken. XXXI. Van de cynsbaare Volken des Turkfchen Ryks. Cynsbaare volken der Porte zyn drie in getal, te weeten die van Georgië', Mingreliè' en Ragufa. De fchatting, welke de Georgianen 't Turkfche Ryk betaalen, heeft zynen oorfprong in de vroegere tyden. Toen Solman de Grootmoedige Erzerum innam, floot hy een verdrag met  478 HISTORISCHE de Perfianen, om de fchatting van het Koningryk Georgië, het welk uit 7 Provinciën beftond, met hem te deelen. Men kwam 'er in overeen, dat drie den Grooten Heer eynsbaar, en drie van den Sophivan Perfië afhanglyk, en over de zevende een Vorft des lands, die toen den naam van Achjach-Bafch droeg, Souverein zyn zoude, welke teffens als Stadhouder ook het opper-opzigt over de andere zes cynsbaare zou hebben. Deze Provinciën betaalden toen hunne fchatting regeimaatigj maar, toen men, in plaats van den Vorft Stadhouder over de zes, en den Souverein over de zevende, een' nieuwen Vorft moeft aanftellen, zo ontftonden 'er oneenigheden in het Ryk, welke deels door de T.;rken, deels door de Perfianen wierden gevoed.' Elke Magt beriep zig op de verpligting, om haare cynsbaare volken by te ftaan. Hieruit ontftonden langduurige oorlogen , welke van beide Ryken met eene wedcrzydfche jaloezy wierden gevoerd, 't Geluk der PerfiaanJ'che wapenen kreeg, onder de regeering van denSophi Thomas Kuiikan , dc overhand, en de Turken raakten de fchatting van Georgië kwyt, zo dat hen niet dan weinig volken dezer uitgeftrekte Provinciën overbleeven : deze beftaan in het diftri£t van Auchasja, 't welk tot Georgië behoort, en tusfehen Mingrelië en Perfië ligt. Het land is bar, vol bosfehen en onvrugtbaar, dus  BERICHTEN, enz. 479 das armoedig. Dit land kan thans geene andere fchatting leveren, dan dat het de Porte eenige flaaven ten gefchenke zendt. De Mingreliërs zyn mede armoedige volken, betaalende eene zelfde fchatting. Alle drie jaaren zenden ze 7 jonge flaaven , en even zo veel jonge flaavinnen ten dienfte van den Grooten Heer , en eenige andere flaaven voor de Minifters. Het vrouwelyk geflacht dezes lands is in een byzondere agting boven alle flaavinnen van andere natiën. Zy zyn niet flegts met de gaaven der natuure, inzonderheid eene ongemeene fchoonheid, ryklyk bedeeld, maar hebben ook een vluggen geeft en een zeer vieijend en befcheiden Charaóter , zo als men ze van eene vrouw verwagten kan, die het geluk haaresHeeren of Gemaals wil uitmaaken. De ondervinding dezer uitmuntende gaaven heeft dan prys der flaavinnen van deze tnatie ongemeen verhoogd. De kleine Republiek Ragufa droeg , voordezen, den naam van Epidaurus, en ligt in DaU matie. Zy betaalt, insgelyks, alle drie jaaren, aan de Porte eene fchatting, welke zy door twee mannen uit haaren Adel zendt, wicn ze den Titel van Gezandten geeft. Dezen legt de Porte den Tain toe, doch hy bedraagt niet veel, beftaande flegts op eiken dag uit ééne en een • halve Reaal. Deze Gezandten moeten een lang kleéd  4gö HISTORISCHE kleed aan hebben, en met een' baard verfchynen. De fchatting beftaat in twaalf duizend en vyf honderd Zechinen, waarby nog de gefchenken komen j die ze den Vifier , Kjetchuda, Reis-Efendy $ Defterdar en andere Minifters der Porte brengen, zo dat, de koften der Gezandten mede gerekend, deze aan die Republiek ten minften op 16 duizend Zechinen, alledrie jaaren , komt* XXXII. Van de huishouding des Turkfchen Ryks, de openbaare Kasfen, en hen, d,ie 'ej het heftier over hebben. Niets koft meer moeite, dan de huishouding des Turkfchen Ryks, zo men van haar een echt bericht wil hebben. De natuurlyke hoogmoed der natie , welke maakt, dat zy alle haare zaaken vergroot, laat ons nooit hoopen, dat wy van de perzoonen,die 'er de handen in hebben, een echt en geloofwaardig verflag krygen. De ongemeene grootte des Ryks en het getal deiPro vincien, waaruit het beftaat, ftellen een' Vreemdeling inde onmogelykheid, om'er eene naauwkeurige kennis van te erlangen, die hy wenfchte. De menigvuldige fchryvers, welke over Turkye hebben gefchreeven, zyn het zo weinig eens, dat eenigen zig, door de onechte be=  Berichten, enz. 48* berichten der Turken, hebben laaten misleiden, om de inkomften der Ryks-kasfe op 40 millioenen te ftellen. Anderen daarentegen; aan dd echtheid der berichten , welke men hen gaf, met reden twyfelénde, hebben ze te gering opgegeeven , en flegts elf millioenen vaftgefteld. Ik denk, dat men, in dit ftuk, den middenweg, moet kiezen, waartoe myde veelvuldige berichten bepaalen, die ik my verfchaft, en vervolgens ook door menigvuldige ondervinding, beveiligd heb gezien; Dan, vóór dat ik van de menigte en gefteldheld der inkomften fprceke, moet ik een denkbeeld geeven van de Easfenj waarin zevloejen, en de perzoonen, die 'er het bellier over hebben. Alle inkomften des Turkfchen Ryks ver.deelen zig in twee klasfen, waarvan ééne buiten het Serail is, en Myry wordt genoemd, maar de andere in't Serail is, en den naam van Chafyneh draagt. De eerfte is de Ryks-kasfe, ftaande onder den Defterdar of Groot-fchatbewaarder. De tweede wordt beftierd door den Chafynehdar-Aga, 't welk een aanzienlyk ampt is, welk altyd door een' zwarten Gefneedenen wordt bekleed, en dit is de byzondere Kasfë des Sultanst IL Deel tïh XXXIlL  482 HISTORISCHE XXXIII. Van denMyry of de 'Ryks-kasfe, en van de Chafyneh of Kasfe des Grooten Heers, haare ontvangst en uïigaave. De.Ryks-kasfe, onder-den Defterdar ftaande, mag naar de gevoegelykfte rekening omtrent 20 millioenen bedraagen. Deze vloeit uit verfchéide bronnen ; maar ik wil flegts van de voornaamfte fpreeken. Het hoofdgeld is eene fchatting, die elk betaalt, in 't Turkfche Ryk leevende, uitgenomen de vrouwen , en die onder de befcherming der Gezandten cn Confuls ftaan. Elk mansperzoon begint met het 14.1e jaar af, deze fchatting te betaaien, bedraagende eene Zechine. Dit is de minfte fom; maar klimt, naar gelange dc openbaare nood en behoefte vordert. De fchatting van het hoofdgeld is gefchikt naar het vermogen der onderdaanen, cn wordt jaarlyks verdeeld in drie Klasfen. De meeft gegoeden betaalen 12 piafters, de middelbaaren 8, en de armften 4. Maar heeft het Ryk geld noodig ; dan moeten deze fommen, in plaats van eens 'sjaars , tweemaal worden betaald. Naar de berekening van perzoonen , welke by de verpagting dezer belaftingte doeivhadden, brengt zy 's jaars'drie millioenen op. Drie millioenen • bren-  BERICHTEN, enz. 483 ibrengen de Zoutmyncn en vifchryke waters op; itweë millioenen ontvangt men van de verhuur '.ringen, verpagtingen, en die ampten, welke eene i bepaalde fchatting moeten geeven. Twee andere millioenen ligt men van de openbaare goederen. De Tolhuizen brengen vyf millioenen op. De drie voornaamfte zyn die van Conjlantinopel, Smirna en SalonicH. Deze zouden veel meer ■opbrengen, wanneer ze met die naauwkcurigeli ftrengheid op dien voet wierden waargenomen, als men deEuropifche waarneemt. Maaide tollen zyn anders zeer gemaatigd, en gaan by de Europeërs niet boven drie ten honderd; zelfs de op den fluikhandel gefielde ftraf is gemaatigd ; want in dit geval betaalt men flegts een dubbelden tol. Eene andere aanmerkeJyke fom. brengen de tollen op, gelegd op dingen, welke tot welluft en vermaak des Lcevens dienen , als tabak, koffi en fpeceryen, welke meer, dan alle andere tot 's menfehen Leeven noodige dingen bezwaard zyn. Nog eenige andere mindere inkomften, welke ik onaangeroerd laatc, met de geene, die ik te boek gefteldlieb, maaken de jaarlykfche inkomften der uiterlyke Ryks-kasfe uit, onder den Defterdar ftaande, en deze bedraagen zamen 20 millioenen Reaalen. Deze Kasfe maakt de koften der vloot goed, liet onderhouden der militie, de bczolding van Hh ar • zo  434 HISTORISCHE zo veele Officiers in den oorlog en in de ftadj' mitsgaders de buitengewoone toevallen, welke meeftal bet gehcele beloop der inkomften of verteeren , of nog te boVen gaan. Deze Kasfe is, voor tegenwoordig, in de flegtfte omftandighcden. Zo veele oorlogen, welke de Porte aanhoudend heeft gevoerd, en ongelukkig geëindigd, inzonderheid de zo vernielende Perfiaanfiche oorlog, welke reeds zo veele jaaren heeft geduurd, hebben haar niet alleen verzwakt, maar ook in de uiterfte verwarring gebragt. Behalven eène fchuld van 16 millioenen, die deze Kasfe den Sultan fchuldig is, en de vooruit getrokken verteer in g der inkomften van twee jaaren, kan ze ook boven dat nog veele dingen niet betaalen. Wcshalven de verwarring zo groot is, dat, naar de belydenis van eenige daarby werkende perzoonen, geen ander middel bedagt kan worden, om haar ftaande te houden, dan dat de Groote Heer, uit zyne eige Kasfe of Schatkift,eenige millioenen in de Ryks-kas geeve. Dit wierd ook verfcheide maaien gedaan, en dit is wel een middel, om de Kasfe ftand te doen houden, het welk de Kasfen van andere Vorften niet gemeen is. De Chafyneh of Schatkift des Grooten Heers is in eenen heel anderen ftaat. Haare inkomften kunnen niet ftipt worden bepaald, om dat ze toevallig en willekeurig, gevoJglyk ook, voor , . een  BERICHTEN, enz. 485 een zeer groot gedeelte, aan verandering onderhevig zyn. Van vafte inkomften vloeien daarin die Van Kairo', Wallachië, Moldavië, Ragufa en Mingrelië. Deze laatfte Provincie levert voor tegenwoordig geen geld; want zy is zo arm, dat ze pas eenige flaaven tot fchatting leveren kan, Kairo levert, jaarlyks, Reaalen -- 600000 Wallachië — — - — 230000 Moldavië — — j 60000 " Ragufa - — - 16666 De toevallige inkomften, welke nog veel aanmcrkelyker zyn, vloejen uit de verbeurd verklaarde goederen der afgezette en ter dood gebragte Basfas; uit de goederen, die by gebrek van erfgenaamen dc fchatkift te beurt vallen; uit de geldboeten;uit de Tienden allerwinften, en uit de inkomften der bergwerken. Deze laatfte bron is, thans, om verfcheide reden zeer verzwakt. De Zilvermynen, die in't district van Erztrum leggen, en anders zeer veel opbragtcn, kunnen als verlooren worden aangemerkt, vermits het iri deze landftreek te .ccncmaal aan hout ontbreekt, om ze te bewerken, cn dc vervoeringe van hout al te koftbaar is. Zelfs de bergwerken van Diarbekir, welke zeer veel goud van het befte alloy uitleverden, Hh 3 geé-  486 HISTORISCHE geeven thans in verre na die groote voordeden niet meer, welke zy voordezen uitleverden, Want, daar de bevolking dezer Provincie, dooide geftadige ftrooperyen der Perfiaanfclie troepen, in deze geweften zeer verzwakt is, zo wordt het werk of niet altoos, of wel van zeer weinig werklieden voortgezet, Inmiddels kan het nogtans niet anders wezen, of deze Kasfe moet zeer ryk zyn. Men gaa flegts na, hoe veele Basfas hunne goederen verliezen , welke des Sultans Kasfe ongeloovelyke fommen leveren. De eenige oude Basfa vaif Damascus, in het voorleeden jaar geftorven, heeft vyf millioenen baar geld nagelaaten. Voorts vergaderen de Monarchen, reeds federt veele jaaren, geld met de uiterfte oplettendheid; maar zyn in het uitgeeven zeer zuinigliet eigen onderhoud des Sultans is geregeld, en 't penlioen der Bedienden is taamlyk bepaald. Zelfs de pronk der eigen bywyven is zo overmaatig niet meer, als voordezen, toen 'er de Sultans ongeloovelyke fommen mee verfpilden. Voormaals kaftte het veel minder, ééne als Gemaalin of Favoriet te verklaaren, Maar thans wordt dit niet meer gedaan, om koften uit te : winnen. Het eenige geVal, "waarby de Zuinig; heid geene plaats vindt, is de geboorte van een Prins : want alsdan moet men d:.en, Wat de gewoonte en wellevendheid medebrengt.  BERICHTEN, enz. 487 Sultan Achmet heeft zelfs in 't Serail veele bedieningen vernietigd, die hy als overtollig aanmerkte; maar de inkomften van hen, die men als noodig kon aanmerken, befhoeid. (*) De Hof-koftcn, welke thans alleen uit de Chafyneh worden goed gemaakt, zyn dus zeer maatig, en verminderen de groote fommen zeer weinig, die 'er jaarlyks in vloejen. Alle andere willekeurige uitgaaven, tot de wclluft van den Monarch dienende , by voorbeeld, gebouwen, meubilen, galanteriën, illuminatien, vermaaken, worden door zyne Minifters als omftryd goed gemaakt; wcshalven de Chafyneh daaromtrent geen verdere laften heeft, gelyk'ze nogtans, voordezen, ten grooten nadeele der Kasfe had. Over deze ongemeen ryke fchatkamer heeft de Sultan alleen te gebieden, en hy befluit zeer ongaarne, dc Rykskasfc door eene lecning te gemoet te komen. Zoo hy het doet; dan moet de nood groot wezen. De Minifters myden het ook op alle mogelyke wyze, zig deswegen naar hem te wenden, ten einde zy geene verwyten wegens een flegt beftier krygen, en den Monarch geene gelegenheid geeven, van kwaad te worden. Dit niettemin dringt 'er hen , menigmaal, de nood toe, en in zulk een geval be- {*) Myn ItdMÜnfch Bandfthïift heeft, vermeerde:d, Hh 4 . .  488 HISTORISCHE bedienen ze zig, onder de tegenwoordige re* geering, van aanmerkingen nopens een te duchten oproer; want de vrees alleen is in ftaat, op een' Sultan indruk te maaken, en zyne natuurlyke hartstogten te vermeelteren , het welk- bykans allen Turken gemeen is. Daar zyn ook ftaatkundige bedenkingen cn- regels , hunnen grondflag in het Serail zelf hebbende, waarom 'er de Monarchen zo ongaarne toe komen, dat ze geld uit het Serail laaten gaan. Hiervan zal ik fpreeken, wanneer ik van de Staatkunde der Turken zal handelem XXXIV. Vm den Koophandel der Turken en hunne onderdaanen te Conftantinopel, en over 't algemeen. Ik fchryf u va;n den Koophandel, eene zaak, welke tot myn minifteriaal doelwit niet behoort, cn ik ook niet geleerd heb. Weshalven ik u geene Koopmans kundigheden omtrent het wezenlyke van den Koophandel bcloove,a!s het welke ik den Kooplieden overlaate. My is 't genoeg, zulke berichten daaromtrent te geeven, welke met myne algemeene bepaalingcn inftemmen, en ik van oude, braave cn ervaar© Kooplieden heb kunnen ieeren. Des zal ik iets melden raakende de bronnen dezes Koophandels, de gefteldheid der koften en effecten, do.  BERICHTEN, enz. 489 eigenfchap en den verfcheiden prys der ftoffen, mitsgaders de deugdzaamheid der Manufaftuuren; en hierby nog iets van de toevallige bepaalingen en hoedanigheid der perzoonen zeggen, door wier handen de Koophandel gaat. Hier zal ik beginnen, van den Koophandel tc fpreeken, welken de Turken en de onder hen ftaande natiën hier dryven. Vervolgens zal ik fpreeken van de Europifche natiën en haaren Koophandel. — De Turken handelen , zeer zelden, op vreemde landen; want zy kunnen zig met het nut hunner uitgeftrekte Rykcn cn Provinciën vernoegen. Des hebben zy twee foorten van handel. De écne is de handel op dc zwarte Zee, welken zy met hunne zogenoemde Saïken, Voleken, en andere kleine fchepen dryven. De laading daarvan is verfcheiden, naar gelange van de verfcheide zaaken, die ze aan de oevers dezer Zee haaien, en naar maate van de plaatzen, daar ze de Waaren laaden. Aan • de zyde vzxxAfe, en inzonderheid in de nabuurfchap der rivier Phafis, laaden zy eeniglyk hout. Aan de Europifche kuften haaien zy fteenkoolen, en aan de meer afgelegen Gewesten naar den Donau laaden zy Koren, Wafch en Vee. Daar deKrim overvloed heeft van leer, klein vee, wafch, honig, boter en koren; zo maaken ze daar hunne laadingcn tot' zo voordeelige Hh 5 pry,  4po HISTORISCHE pryzen, dat 'er de Kooplieden, die dezen tak van Koophandel dryven, ongemeen veel geld by winnen. De andere merkelyke en meer gecvcnde Koophandel gefchiedt op de Middelandfche Zee, met fchepen, die men Kaike noemt. Dc fpeceryen en koffi worden over de roode Zei naar Suez gebragt. Hier worden 'er kameelen mee belaaden, die ze naar Kairo brengen. Van deze ftad brengt men de Waarcn, met groote Barken, over den Nyl naar Rofette en Damiate, alwaar ze in grootere fchepen worden gelaaden. Aan andere „vooraf gemelde Producten heeft Egypten eenen overvloed. De lakens, waarvan zig de gemeen© lieden bedienenen waarmede de militie meeftal ook wordt gekleed, worden te Salonike gemaakt, waarvan zy ook den naam hebbent Betere en fynere maakt men te Conftantinopel. De Kamelotten worden in de nabuurfchap van Angora gereed, een land, het welk zeer fyne wol, of liever 't fynfte hair.van geitenhokken, zyde linten en andere Manufactuuren van dit foort heeft. Op het eiland Scio, vooral in de Rad, worden ftojfen van boomwol en zyde, maar ftof. fen van boomwol vcornaamlyk tc Alexandrië, en op het eiland Cyprus gemaakt. 'Zeildoek voor de fchepen, en linnen voor dc Armee worden in verfcheide landen , maar dat ten gebruikedcr vloot verëiicht wordt, op Sifanio, een eiland  BERICHTEN, enz. 491 in den Archipel, vervaardigd, het welke dit, jaarlyks, op rekening zyner fchatting levert. De prys van zulke Waaren en Manufactuuren wordt, gemeenlyk, door de gewoonte endenkwyze der Turkfche' Kooplieden bepaald, welke egter meeftal met een middelmaatige winft tevreden zyn. By alle Contraéten der Kooplieden wordt naar Piafters gerekend, waarvan elke volgens ons (Venetiaanfcli) geld omtrent zes Lire uitmaakt. (*) De Turken bepaalen zig dus, by hunnen Koophandel, alleen tot het Transport hunner eige Producten en Manufactuuren van het ééne land tot het andere, en vergenoegen zig met een minder voordeel, waar tegen zy ook minder waagen. Onder de Turkfche onderdaanen leggen zig veclen der Grieken toe op den Koophandel op de zwarte Zee, en veele honderde Saïkcn zyn met Grieken bezet, die zig met dezen handel werk verfchaffen. De andere Grieken leggen zig toe op kunften en andere takken des koophandels; handelende zy mede in-Europifche landen met zulke Producten, die ik aanhaalen zal, wanneer ik van die natiën zal fpreeken. De Armeniërs waagen zig niet zeer ter Zee. Hunne meefte handel beftaat in koftbaarc fteenen, (*) Nopens de Waarde van het geld kan men myne lc« fihnving nazien, § XLI, bladz,. 52J,  49* HISTORISCHE ncn, welke zy ruw van de Europeërs koopen, vervolgens naar den Oofterfchen frnaak laaten klaar maaken en zetten ,. en daar door veelgeld winnen. De Jooden bemoejen zig ook niet veel met de Scheepvaart, maar waagen nogtans groote Kapitaalen in den Zeehandel, welken zy met alle natiën in Europa dryven. Veelen hunner leggen zig toe op de Geneeskunde, met verlof van den Hekjym-Bafchy, van welken alle Artfen afhangen, de weinigen uitgezonderd, welke in dienft van buitenlandfche Gezandten zyn. Zeer vcclcn van hen vinden 'er ook goed voordeel by, dat ze de Makelaars by andere Kooplieden zyn. Want volgens een privilegie kan niemand, dan zy, te 'Conftantinopel een Makelaar wezen. De Europifche Kooplieden hebben wel menigmaal getragt, zig van zo laftige menfehen te ontdoen; zy zyn 'er ook voor eenigen tyd van ontflagen geweeft. Maar, wyl de Jooden de Minifters van het Hof op hunne zyde hebben , met welken zy gemeenzaam omgaan; zo moeften zy ze weer in hunne zaaken van Koophandel gebruiken. Dc Perfianen drecvon, voordezen, mede te Conftantinopel zwaaren en voordeeligen Koophandel. De Chan of hun Magazyn, daar ze wooncn, en hunne Waaren in bewaaring leg-' gen, is één van 'slands fraaifte gebouwen. i> . difche  BERICHTEN, enz. 493 difche floffen, boomwolle doeken, zyde Waaren van allerlei foor ten, waren de voornaamfte artikels van dezen ryken handel. Thans wil hy niet veel zeggen. De langduurige oorlog tusfchCn beide Ryken deed de reizen der groote Karavaanen ftaaken, die jaarlyks uit Perft'ê kwamen. - XXXV, Van den Koophandel der Venetianen te Conftantinopel. Vermits de Venetianen als de oudfte Kooplieden in dit land worden aangemerkt; zo wil ik van hunnen Koophandel, aller eerft, vóór alle andere natiën van Europa fpreeken. Deze is, thans, door ontelbaare toevallen merklyk verzwakt. Daar zyn veele ongeregeldheden ingefloopen, welke hem een grooten krak hebben gegeeven. Zo veele, met de Turken ge* voerde oorlogen, die menigmaal veele jaaren na malkander duurden, hebben hem geftremd en afgebroken. Andere natiën hebben zig de,ze gelegenheid ten nutte gemaakt, en het verlies der Venetianen tot haar eigen voordeel hefteed. De Engelfchen, Hollanders , Franfchen en anderen hebben zig in het bezit van den oogft gefteld, en een groot gedeelte der goederen naar zig getrokken, welke, geduurende veele ecu-  494 HISTORISCHE eeuwen, door de handen der Venetianen gingefi. Hiertoe hielpen de in hunne landen aangelegde Fabrieken, voornaamlyk de Loken-fabrieken, welke de Franfchen door de gemaatigde en laage pryzen bevorderden. Hunne zyde 'ftoffen preezen zig aan door de fraaiheid en goede kleuren, welke haar een fchoonen fchyn geeven. Dan ook hebben de fpiegel-en kriftal-fabrieken in Frankryk niet alleen, maar ook in Engeland en Duitschland, den Venetiaanfchen handel groot nadeel gedaan. Maar het meefte nadeel deed hem de fcheepvaart, welke de Fortugeezen en Hollanders, met zulk een goed gevolg , naar Ooftindie ondernamen. Want, daar deze natiën nu, onmiddelyk, met de bewooners dezer kuften handelden, zo onttrokken zy den Venetiaanfche Kooplieden,. welke $ voordezen, door de verbreiding zulker Waaren oneindig veel hebben gewonnen, de uitfteekendfte en meeft gewilde effecten van Specerywaaren. Voor tegenwoordig beftaat dc meefte handel der Venetianen in gouden en zyden ftoffen, die men Damaften noemt. Deze blyven nog altoos in eenig aanzien, en worden gefteld boven de geene, die men heeft gemaakt, om de Venetiaanfche Damaften in prys te doen daalen. 'tls ongeloovelyk, hoe groot 't vertier daarvan  BERICHTEN, enz. 495 van by de Turken voor hunne Familien zy. (*) De Fenetiaanfche lakens worden nog hoog geacht ; 't vertier daarvan ware veel grooter, zo 'er de prys niet te hoog van was. Die Turken, welke willen fpaaren, zyn meer voor de Engelfche en Hollandfche lakens. De zuinigften koopen Franfche lakens, om dat ze fraai voorkomen, wegens hunne gemengde kleuren behaagen,en voor eenen'zeer maatigen prys kunnen gekogt worden. De Turken hebben de proef genomen, om Fabrieken van laken,drap d'or, zyde enz. in de hoofdftad en aan andere plaatzen op te rigten* om daar door andere natiën af breuk te doen, en de groote fommen geldsj die jaarlyks uit hun land gaan , in het land te houden. Zy hebben veele moeite gedaan , en veel geld daartoe hefteed. Maar hun voorneemen mislukte, of uit onkunde der meefters, of om dat het klimaat en water daartoe niet gunftig waren. Voor gouden en zyden ftoffen, en voor % fluweel wierden veele fpinhuizen en weefgetouwen, deels te Conftantinopel, deels te Bnrfa, deels mede op Scio aangelegd. De manufactuuren, (*) De Heer Grifelini heeft eerft vóór eenige jaaren, om dezen handel als een nieuw Leeven by te zetten, fie&l nieu.ve des/eins voor de damaften gemaakt, welke wél uitgevallen zyn.  49(5 HISTORISCHE ren, die men daar maakt, zyn ook heel goed, Maar zy haaien niet by de Fenetiaanfche, nocll in glans en fraaiheid, noch in de fchikking en leevcndigheid der kleuren. Des is ook het- vertier daarvan, in vergelyking van het onze* zeer gering. Behalven het laken en de zydé ftoffen $ be* hooren nog meer artikels tot den wezenlyken handel der Venetianen te ConftantinopeL Gereed geld, glas, mutzen, papier, Apothekers-waa* ren, verwerkt Wafch, ingelegde goederen en andere dingen bevorderen een' voordeeligen handel, die niet te veragten is. Van de Turken neemen de Venetianen daartegen leer, wol, boomwol, onzuiver Wafch, gerookt vleefch, poejer, olie van Candia enz. maar voornaamlyk koffi. Men kan niet ftipt bepaalen, hoe veel het laken, de damaften, de zyden ftoffen en andere effecten bedraagen, die van Venetië naar dc Levant gaan, zo min, als wat de Waarcn bedraagen, uit de Levant naar Venetië gaande. Want dit is zeer ongenadig, en hangt van allerlei verdragen, van eenen grooteren of geringeren overvloed , van de fyn-en gefteldheid des werks, en voornaamlyk ook van de belaftingen, onkoften en vragt af. Dit zyn de uiterlyke en onvermydelyke oorzaaken, welke den Venetiaanfchen handel nadeel hebben gedaan. Doch, vóór dat ik dit artikel fluite.  BERICHTEN, enz. 49? fluite, moet ik nog iets van andere oorzaaken zeggen , waarop hun vrye Wil een' invloed heeft, die ze bedaard toelaaten, en of niet tellen , of niet begrypen, niettegenftaande zy ben nog veel grooter nadeel toebrengen. Na dat naamlyk de Venetiaanen van dezen handel, dooide menigte van gevaaren en het geringe voordeel, wierden afgefchrikt, dat ze 'er, ten opzigte van voorige tyden, uit trokken, en wegens hunnen rykdom en andere gemakken allengs nalaatig wierden; zo lieten zy hunne zaaken aan vreemde Correspondenten over, welken zy hunneWaaren toezonden,by voorbeeld Jooden, Armeniërs, Grieken en Franfchen, welke aan den handel en het voordeel deel namen, onder de verpligting, van de toegezonden Waaren wél te behandelen. Zy bepaalden hunnen Correspondenten eene zekere provifie ten honderd van het Kapitaal, ja zy lieten hen zelfs over,wat ze mogelyk boven den bepaalden prys nog meer konden winnen. Zo groot als het voordeel was., dat ze voor hunne moeite trokken ; de Correspondenten vergenoegden zig egter nog niet daar mede; zy wilden nog meer winnen, maakende gebruik van het ongeoorloofde middel van vuilaartige bankbreuken, zo dat veele van de Vmetiaanfche Kooplieden of zelv' bankroet moeften gaan, of II. Deel li z'g  498 HISTORISCHE zig nogtans verzwakten, en allen luft tot zulk een' handel verlooren. Dit niettegenftaande , daar alle de handelsartikelen de Venetiaanfche natie heel eigen zyn, zonder dat 'er andere natiën aandeel aan heb» ben, dewyl ze veel kollen, en egter zeer zagt zyn; zo kon egter de Vemtiaanfche handel weer herleeven, wanneer men, zo veel mogelyk was, den prys maatigde, 't vertier gemaklyk maakte, en daarby eerlyke lieden en gebooren Venetiaanen nam, welke den handel ordenlyk waarnamen , en niet, gelyk ik by veelen met misnoegen zie, het ganfche voordeel naar zig trokken, terwyl ze den Venetiaanfchen Kooplieden ongemeene onkoften veröorzaaken, deels de kollen te hoog aanrekenen, deels de rekeningen valfch maaken, deels de terugvragten vertraagen. Ik vindt twee wegen, langs welke men het bedriegelyk bederf onzes Koophandels kon voorkomen : voor eerft, wanneer men in de Levant zelv'Familien had, die eige Kapitaalen-bezaten. Want namen deze zelv' hunnen Koophandel waar; dan zouden zy voor het vuile beftier der Kooplieden niet bloot gefield zyn, welke tog ecniglyk hunneCommisfionairen zyn: voorts, wanneer men Klasfen maakte, en voor elke bepaalde pryzen Relde, by voorbeeld, lakens, fpiegels met vergulde lyften , damaften . • enz.  BERICHTEN, enz. 499 enz. Van elke klasfe kon men drie foorten ftellen, fyn, middelmaatig, gering. Voor elke foort kon men een' zekeren,en met de gefteldheid der Waaren overéénkomenden prys bepaalen , welken men moeft verbieden of te verhoogen, of te verminderen. Op dezelfde wyze moeft men mede de verfcheide ftempels der Fabriekeurs verbieden. Want met deze fpeelt men tog maar, en zy dienen meer ter bedottinge der Koopers, dan tot goede gedagten, welke men van eene Waar heeft. Ik weet by ondervinding, * hoe veel daar door het Kapitaal des handels lydt. Op deze wyze zou men niet alleen alle gefchillen opruimen, maar ook de liften en laagen onzer eige Kooplieden perk en paaien ftellen, daar nu dc één de Waaren des anderen in miscrediet brengt. Zy fluiten dubbelde Contracten, waarvan het ééne waar, maar 't andere flegts voordeelig fchynend is. Zy gedoogen het groot nadeel der afrekeningen, daar alles door tegenrekeningen wordt verflonden ; zy verkoopen en laaten toe , dat de betaaling eerft na veele maanden gefchiede. Doch allermeeft ware een opzigt over deze Commisfionairen noodig, ten einde men alle jaaren tog de balans over hunne Kasfe en den toeftand der magazynen maakte, en deze menfehen niet de vryheid namen, het geld, den eigenaaren toebehoorende, aan 's lands inwooli a B«  5oo HISTORISCHE neren op intereften te geeven. Want op die wyze trekken zy alleen het voordeel; de plaats Vmeti'é lydt, alleszins, deels door de vertraaging der terugvragten, deels en zomtyds ook wel door het geheel verlies van 't Kapitaal. Maar vooral ware het noodig, alle vreemdelingen, welke zig in den Venetiaanfchen handel hebben gemengd , daarvan weer uit te fluiten, en hieromtrent het voorbeeld aller andere handeldryvende maatfehappyen te volgen. Ik kon nog meer zeggen, raakende de wyze der afvaardiginge van Venetiaanfche Waaren, den tyd, wanneer de afzending moet gefchieden, al^ mede de hoeveelheid, op dat zy het vertier niet te boven ging. Maar wilde ik over elke omHandigheid en elke ongeregeldheid iets zeggen, waar door onze Koophandel wordt geftremd ; dan zoude ik dingen moeten zeggen, welke my maar al te zeer tegen de borft zyn. XXXVI. Van den Koophandel der Franfchen. De Koophandel der Franfchen is de rykfte en geregeldfte. Geene natie overtreft de Franfchen. (*) Men rekent, dat het montant daarvan , jaarlyks,' byna 20 millioenen Reaalen bedraagt, (*) Te wecten in den Lcvantfchen haftdel.  BERICHTEN, enz. 501 draagt, dat geen mede gerekend, wat ze uit Frankryk naar de Levant, en uit deze wêer terug brengen. Uit Frankryk komen lakens, zyden ftoffen, mutzen voor de Turken, papier, zuiker , Conchenilje, Indigo, gouden galonnen , en eene menigte andere Galanteriewaaren. Daarvoor gaan naar Frankryk terug koren, koffi, kemelshair, boomwol, en vooral wolle. Dit zyn de hoofdartikels. Het laken is de voornaamfte tak van bunnen Koophandel. Zy brengen lakens van drieërlei qualiteit naar Turkye: het befte verkoopen ze voor drie piafters, het middelmaatige voor twee en een halven, en het gcringRc voor twee en een vierde piafter. Doch deze pryzen kunnen verandering ondergaan, wanneer, ingevalvan een oorlog tusfehen Frankryk en Engeland , de Asfurantic te veel koft. De goedkoope prys, maar niet de wezenlyke deugdelykheid der lakens maakt , dat de Turken ze den voorrang boven alle andere gee'ven. Buiten dat maakt ze ook de mengeling der kleuren zo fraai, dat ze tot nu toe , zonder nadeci, Rand hebben gehouden. Het grootfte voordeel voor deze lakens is dit, dat de Turken gewoon zyn, hunne talryke bedienden , 'die ze onderhouden, alle jaaren tweemaal in 't nieuw te Rceken. Hiertoe verkiezen ze het Franfche laken, het welk fraai voorkomt, li 3 wei-  502 HISTORISCHE weinig boft, en zeer geyoeglyk kan gedraagen worden. Deze handel wordt door bepaalde lieden beftierd, welke van de Kamer van Marfeille afhangen. Zy moeten zig hier een' bepaalden tyd ophouden , na welks verloop zy naar Frankryk terug keeren, en anderen in hunne plaats zenden. Niemand kan dit laken verkoopen, zonder dat 'er de Franfche Gezandt, en alle de Franfche Kooplieden kennis van hebben. Want het verkoopen moet geregeld gefchieden, en eene zekere overëenkomft hebben : eene gewoonte, waardig, dat ze werde nagevolgd, om dat zy alle gefchillen, bedriegeryen en vervalfchingen belet, welke voor het Kapitaal des handels altoos nadeclig zyn. Die natie heeft haare Kasfe, en wegens elke baal laken komt een zekere fomme gelds in de Kasfe. Doch deze laft is voor de Kooplieden niet zwaar, om dat ze uit dezen tak van negotie zo groot voordeel trekken. Zonder den Koophandel door de inftandhouding dezer Kasfe te bezwaaren, verfchaffen ze zig de volgende voordeden : voor eerft verzekeren zy de Kapitaalen der Kooplieden hunner natie. Want, wanneer al een Koopman bankroet gaat; dan ftellen zy zig vooraf in ftaat, om 'er geen nadeel by te lyden. Want zy neemen, in hunne Contracten , eene onverSnderlyke gewoonte waan  BERICHTEN, enz. 5^3 waar. De Franfchen verkoopen hunne lakens, gemeenlyk, op Crediet van acht maanden. De Kooper moet in drie termynen betaalen, by elken een derde gedeelte van de Somme. Betaalt hy zyne fchuld niet; dan worden, voort, als intereften tien ten honderd op zyne rekening geftcld. Dit maakt, dat de Koopers, meeftal, hun woord houden, en daarom worden de retourkoopen niet opgehouden, en de Kapitaliften zetten hun geld geftadig om. Betaalt.de Kooper niet; dan heeft de nationaal-kasfe het voordeel van tien ten honderd, die 'er onder den naam van Intereften in komen. Uit deze bron, en uit het geen wegens elke baal van verkogt laken wordt betaald, voldoet de Kasfe, in geval van een bankrot, de ganfche fom. En , daar op deze wyze de intereften voortgaan, zo lyden'er deKapitaalen der Kooplieden niets by. Deze Kasfe betaalt, voorts, alle buitengemeene noodwendigheden der natie ; daaruit wordt het Paleis van den Gezandt in ftand gehouden, en alle jaaren deelt men'er een zekere fom als aalmoezen aan de armen van uit, 'twelk menigmaal zo verre gaat, dat'er ganfche Familien uit worden onderhouden. Bydeze fchikking, daar deze fchrandere natie Eer van heeft, vindt de Koninglyke huishouding haare voordeden; de Godsdienft heeft 'er haar aandeel by ; cn die natie handhaaft li .V «aar  504 HISTORISCHE haar belang , haare ruft en Eer. Ik kan den uitvinder derzelve den hem toekomenden lof niet ontzeggen. Het was de Heer Marquis de Villeneuf, dewelke als Franfche Afgczandt te Conftantinopel was. De volgende Gezandt, de Graaf van Chatelet, hield een zeer waabend oog over dezelve, cn liet ze nog ftipter in agt neemen, Behalven dezen voordeeligen handel winnen de bewooners van*Provence nog zeer veel met hunne Tartaanen en andere fchepen , waar mede zy 't Transport bezorgen. Zy vervoeren menfehen, en Waaren van allerlei foorten, van de ééne plaats naar de andere. Zyzyn nooit Ril; zo dra zy hunne Waaren hebben ontlaaden; zien ze voort wêer naar nieuwe vragten om. Daar is, om zo te zeggen, geene bewoonde klip, en geene haven, of 'er is een Franfche Conful of Vice-conful, die den Koophandel befchermt en bevordert, Hieruit ziet men, hoe veele moeite deze looze natie doet, om in alle hoeken des Ryks bronnen van inkomften en werkzaamheden te zooben. Met zulk een gelukkig gevolg dryven de Franfchen Koophandel in deze Provinciën. XXXVII. Van den Koophandel derEngelfchcn en Hollanders. De Koophandel der Engelfchen is in verre na zq  BERICHTEN, enz. 5°5 zo uitgebreid niet meer, als hy voordezen was. Nogtans is hy zeer voordeelig en ryk. De Franfche lakens hebben, door de fraaiheid der kleuren en den goedkoopen prys, het fterk vertier van die der Engelfchen verminderd , welke, voordezen, te Conftantinopel, Smirna en Alep. po, 25 duizend baaien hebben verkogt. Een ander merkelyk verlies heeft hun Koophandel geleeden. Voormaals was by den Engelfchen Koophandel in de Levant dit een zetregel: noch laken noch andere Waaren, noch op Crediet te geeven , noch te verruilen; een zeer pryslyke zetregel, maar welken, zo dra hem de andere natiën, ten grooten nadcele der negotie, uit de oogen ftelden , ook de Engelfchen moeften laaten vaaren, wilden zy anders hunnen Koophandel niet ten eenemaal bedorven zien. Over deze negotie is een bepaald getal van Engelfchen gefteld, welke van eene Compagnie handeldryvcnde Kooplieden afhangen. Alle jaaren wordt hen , door een eenig Convooi, de qualiteit van Waaren toegezonden, die in Turkye vertierd kunnen worden. (*) Doch men ziet, ( ") Beide vondt in de jaaren 17^0 enz. geene plaats, 't Getal der Engelfche Kooplieden was onbepaald; en, oor. logstyden uitgezonderd, kwamen de fchepeni, nu eens enkel ; dan wêcr meer zamen, te Co'nftantltiopel en Smirn» stan. li 5  So6 HISTORISCHE ziet, altoos, op den ftaat der behoefte, ten einde de Waaren, door den overvloed, niet haar Crediet en haaren hoogen prys verliezen, Eene voorzigtigheid, die vqpr den Koophandel voordeelig, en waardig is, om nagevolgd te worden. De artikels van hunnen Koophandel zyn lood, tin, horologien, en andere Manufactuuren, en lakens van verfcheiden maakzel, van drie piasters de El tot hooger Klasfen. De oplettendheid , waarmede deze Koophandel wordt gedreeven, kan tot een voorbeeld dienen. Daar nu die Waaren op een hoogen prys zyn, zekerlyk worden vertierd, en men 'er een vaft voordeel by heeft; zo kan het nietmisfen, of deze handel moet nut en gelukkig zyn. Te Conftantinopel is geen artikel, dat de Engelfchen terug voeren, en hunne retourfchepen konden belaaden. Uit dien hoofde landt geen hunner fchepen in deze haven. Zy gaan alle naar Smima, alwaar ze wol en boomwol, maar meeftal geiten-hair van Angora en Perfiaanfche zyde laaden. Doch federt dat de Rusfen meester zyn geworden van den handel op de Kaspifche Zee, zo gaat de meefte Perfiaanfche zyde naar Afiracan, cn van daar over de Wolga tot 'in de Kanaalen van Petersburg. Weshalven de overvloed te Smima zeer is afgenomen, en dus vinden de Engelfche fchepen in deze haven niet altyd  BERICHTEN, enz. 507 altyd laading genoeg voor hunne fchepen. De handel der Hollanderen is mede , in vergclyking van voorige tyden, zeer afgenomen. Wat ze thans nog voor negotie te Aleppo, Conftantinopel en Smima doen , is een zeer middelmaatig overblyfzel van de groote, die ze daar voordezen drcevcn. Hunne voornaamfte artikels zyn lakens, peper, metaalen en fluweel. De metaalen en den peper verkoopen ze voor gereed geld. Maar wat betreft het laken en fluweel;zyn ze in denzelfden ongelukkigen toeftand, als andere natiën, en moeten ze voor veele maanden op Crediet geeven. Hunne voornaamfte terugvragten zyn het Kemelshair van Angora, dat ze tot hunne Kamelotten noodig hebben. Voor tegenwoordig is, te Conftantinopel, geen ééne Waar , en oorfpronglyke Hollandfche Koopmans-firma. De ganfche negotie is dus verftrooid, en onder do Vreemden verdeeld, welke ze waarneemen, doch zonder in het minft op het algemeene welzyn van den handel der .natie te letten. (*) Zy zorgen nergens voor, dan voor hun eigen belang, (*) Zo kwam het ook my voor. Maar ingebooreu Hollanders verzekerden my, dat de Staat des te meer wint arm Confulaat-gelden, en aan de vragten der zekerlyk zeer hloejende en aanzienlyke fcheèpvaaft; om niet te zeggen, dat hunne Republicaanfche grondftelliugen eene bepaaling in dit ftujc geenszins toelieten.  508 HISTORISCHE lang, rigtende zig, zomwylen, eemglyk naar hunne behoeften. Op deze wyze neemt dus ook die voormaals zo zeer bloejende Koophandel af. ' XXXVIII. Van den Koophandel der Rusfen en Duitfchers. De Koophandel der Rusfen is eene ftille negotie, welke niet veel geraas maakt , maar zy is de voordeeligfte en bloejendfte van alle handelsfoorten der Europifche natiën. Zy beftaat in pels-waaren van alle. foorten. De zeldfaamftc en duurfte zyn de vellen van zwarte vosfen en van Sabels. De Hermclynen, water-fabels en de vosfen van alle foorten zyn meeft getrokken, zyn wel klein, maar brengen nogtans zeer veel geld op. Vermits de Turken en alle Ryks-inwooners, zo wel mans-als vrouwsperzoonen , ten allen tyden des jaars, pelfcn draagen; zo is het byna ongeloovclyk , hoe fterk 'er het vertier, en gevolglyk het voordeel van is, dat de Rusfen trekken. Behalven dit voornaam artikel brengen ze ook in de Turkfche Staaten lêer, linnen en andere manufactuuren , welke den handel der Rusfen met de Turken voordeelig maaken. Daarentegen trekken zy weinige en goedkoope din-  BERICHTEN, enz. 509 dingen, bereidlêcr totfchocncn, limoenen en drooge vrugten. (*) De Duitfchers zoeken zig, fedcrt verfcheide jaaren, eene bron van negotie met Turkye te openen, en tot dat einde hebben ze 'er bekwaame lieden heen gezonden, om ze uit te vinden. Twee wegen (f) zouden de zaak mogelyk maaken : de één is de landweg, wanneer men de Waaren op wagens verder bragt; de andere is de weg od, den Donau, over welken de Waaren in de zwarte Zee kunnen gaan. (§) Doch, daar alle de hoofdartikels, waarvan ze zig voordeel kunnen belooven, zwaar en groot zyn, zo zal hunne handel, wegens de zwaare vragtkoften, altoos minder voordeelig wezen. Daarby geloove ik, dat het, ten allen tyde, een middelmaatige negotie zyn zal, wier uitflag onzeker is. Want alles, wat uit Duitschland naar Turkye kan gaan, komt in een grooten overvloed uit zo veele andere landen, en van andere natiën, die 'er reeds lang in bezit van zyn. De artikels, tot hunnen handel kunnende dienen, zyn ftaal, blik, yzer, glas enz. Uit (*) Dat is, vygen en rozynen. (t) Myn Iiand- fchrift zegt drie. (§) Myn handfehrifc voegt 'er, en wel te regt, by : de derde en voornaamfte weg is over Triejie, door middel van de Adriatifche Zee.  5io HISTORISCHE Uit de natuur dezer dingen kan men, altoos , tot het geringe Kapitaal dezer negotie befiuiten. Voor tegenwoordig is geen Koopman dezer natie te Conftantinopel, en de weinige negotie, welke van Duitfchers hier wordt gedreeven, is onder de Kooplieden van andere Europifche natiën, cn andere onderdaanen der Porte verdeeld. XXXIX. Van den Koophandel der Zweeden en Napelfchen» Het is maar weinig jaaren geleeden, dat de Zweeden en Napelfchen Gezandten, met het karafter van buitengewoone Minifters, aan de Porte hebben gezonden. Zweeden zondt zyne Gezandten, toen men met Rusland wilde breeken; maar Napels, na dat de Koning dit Koningryk Keizer Carel VI had ontnomen. Dc Minifters dezer twee Hoven hebben, te Conftantinopel, twee nieuwe natiën van Franken gevormd, en beide veele moeite gedaan, om eenigen handel voor hunne natiën in te voeren. Hoewel die nu zo weinig betekent , dat hy naauwlyks den naam van negotie verdient, wil ik egter, om niets over te flaan,melden,waarin hy beftaat, en hoe hy wordt gevoerd. Dc Zweeden dryven hunnen handel op kleine, wel uitgerufte fchepen , die ze met kundige lieden voorzien. Daar komt 'sjaars flegts een eenig,  BERICHTEN, enz. 511 eenig, (*) met Zweedfche lands-producten bekaden fchip. Deze beftaan in yzer en andere dingen,waarvan dat koude land een' overvloed heeft. De andere fchepen gaan meer naar de Barbaarfche Kuften 5 des het voordeel dezer natie, ten opzigte van den Turkfchen Staat, meer in de fcheepvaart, dan in de negotie beftaat. Nog bepaalder is het voordeel, dat de Napelfchen uit den Koophandel met dit Ryk trekken : want het ontbreekt hen aan middelen, om uit de fcheepvaart hun nut te trekken, als de Zweeden. In den tyd van drie jaaren heb ik flegts een eenig klein fchip hier zien aankomen. Alle hunne overige fcheepvaart beftaat uit Tartaanen en kleine Polakers. Met deze bevaaren zy de Kuften; maar die fchepen zyn klein, gevolglyk is ook de winft der bevragting gering. Het hapert hen aan Waaren, waarmede zy zo veel konden winnen, dat het waardig ware, eene negotie te worden genoemd. Het voornaamfte artikel beftaat in Zyde, die ze te Mesfina verwerken. Hoewel de ftoffen, daarvan gemaakt, niet goed op den duur zyn, en geene kleuren hebben, welke Rand houden; zy vertoorn*) Dit is veranderd. Nu en dan is 'er wel 's jaars geen één fchip , maar dan wêer zyn 'er meerdere aangekomen, Het laatfle gefchiedt, voornaamlyk, in oorlogstyden.  512 HISTORISCHE toonen zig egter fraai voor het oog, en vinden vertier. Hunne ganfche negotie beftaat in werken van fchildpad, doozen en andere kleinere dingen. Hunne Waaren, die ze aanbrengen, koften dus niet veel,en de terugvragt isgevolglyk even zo gering. Deze kan men over het algemeen niet bepaalen. By de weinige gelegenheden, die zy hebben, om zig met iets te verzorgen, rigten ze zig naar de omftandigheden, zien op 't goedkoope, en neemen, wat hen aanftaat. Verder kan ik van den Koophandel niets zeggen. Ik wilde flegts van elke natie, die te Co;zftantinopel handelt, iets weinigs melden. Maar of deze ganfche Koophandel, zamen genomen, zo als hy door zo verfcheide natiën wordt gedreeven, voor Turkye actief of pasfief, dat is, voor de huishouding des Turkfchen Ryks voor-, dan nadeelig zy, zullen wy vervolgens zien. XL. Van de oorzaaken des vervals der huishoudinge des Turkfchen Ryks. Ik boude regelregt ftaande, dat de Koophandel, welken de Franken in Turkye dryven, voorde huishouding des Turkfchen Ryks een pasfiefhandel, gevolglyk ééne der voornaamfte oorzaaken van deszelfs verval is. Men  ËËRICHTEN, enz. 5*3 Men behoeft flegts eene vergclyking te maaken tusfehen de artikelen, welke uit de Europifche landen naar de Turkfche Staaten worden gebragt, en tusfehen de geene, welke zy van Turkye uitvoeren; en men zal ziert , dat de Waaren , welke ingevoerd worden, meeftal beftaan in dingen, die eene geringe uitgebreidheid hebben, en egter op een hoogen prys zyn* en dat, in tegendeel, het geen men uitvoert, van groote uitgebreidheid en geringe koften is* Daar nu de Kooplieden de middelen niet hebben, om hunne retour-waaren in kleinere effe&en te verzenden; zo doen zy het in groote maaten, beroovende, op deze wyze, jaarlyks, het land van zeer aanmerkelyke fommen van baar geld, (*) Onder het Turkfche geld is het befte de bondukly, om dat ze van volkomen goud en van 't gewicht onzer Zechine is; (f) Doch ze is zeer zeldfaam geworden, öm dat ze bykans alle naaf Frankryk zyn gegaan, daar de Kooplieden 'er eenig voordcel by vindem Ëcri (*) Daar gaat, thans, wel ongemeen Veel Spaar,fch, Vetietiaanjcï, Duitje 'i Keizerlyk , en ander goud-en zilvergeld naar fu bye: doch 't blyl t daar niet, maar gaat 'er flegts door naar Ooftindie. (f) Dat is, Fenetiaanfche. Van derzelver Waarde, iii myn' tyd, kan men myne befchryving des Turkfchen Ryks ü $ XL1. bladz. 521. enz. nazien. II. Deel KM ten  SH HISTORISCHE Een merkelyke fomrne gelds gaat voor eene Waar uit, welke boven alle andere groot voordeel opbrengt. Ik heb 'er tot nu toe geen gewag van gemaakt, om dat deze negotie tusfehen drie verfcheide natiën verdeeld is , te weeten de Hollanders, Engelfchen en Venetianen. Dit is de diamant-handel, waarvan men het één jaar door het ander, een vertier van ééne millioen Reaalen op zyn minft kan rekenen. Zelden willen de Kooplieden, die daar mede handelen, Retoureffecten ontvangen. Allen zoeken ze gereed geld, het welk zy, des te fchielyker, tot nieuwe Kapitaalen befteeden, om 'er den omloop van het geld en de winft daarvan des te meer te kunnen vermenigvuldigen. (*) Zo menigmaal als een Courier van Europifche natiën vertrekt, heeft hy veele pakken gelds by zig. Elk fchip, dat afvaart, heeft insgelyks iets. Daar is ook geene wet, welke den uitvoer van het geld verbiedt. Waaruit men kan afneemen, hoe fterk de uitvoer van het geld jaarlyks zy. 't Is buiten kyf, hoe meer men de circuleerende masfa van geld vermindert, dat 'er het volk des temeer bylydt, en'sVorften Schatkamer des te minder voordeel heeft. Dit hou- de De diamam-handel en uitvoer van het geld nam, in myn tyd, merklyk af, om dat het Turkfche veel flegter was geworden.  B Ë R 1 d H f Ë N, fekz. 515 de ik voor ééne der voornaamfte oorzaaken van het verval der Staats-huishoudinge des Ryks. Ik heb, vooraf, reeds van 't gebrek aan bergwerken gehandeld. De Zilvermynen kunnen by gebrek aan hout, en de Göudmynen wegens gebrek aan menfehen niet bevorderd worden. Dit is de tweede reden, welke de Staatseconomie zeer verzwakt. De derde oorzaak is het tegenwoordige fyftema der regeering. Alle magt is in hartden der Gefneedenen, welke eene onbefehryvelyke begeerte naar geld hebben, en 'er zo weinig van, als maar mogelyk is, onder de menfehen laaten ko^ men. Zy blyven geftadig in het Serail opgellooten, en bekreunen zig zeer weinig over het Volk. Gevolglyk blyven de groote fommen, in hunne handen vallende, begraaven, en hebben geenen invloed op het wezenlyk beloop des Staats. En zo kan 't volk, even als te vooren, de Keizerlyke laften onmogelyk betaalen. Den voornaamften en doodelykften fchok krygt, e.ndelyk, de Regeering door zo veele oorlogen, die de Porte met groot verlies heeft gevoerd. Zelden of noojt maakt ze zulken buit* als voordezen, en welke de voordeeligfte bron dezes Ryks was. De Perfiaanfche oorlog inzonderheid heeft onmeetbaare fommen verflonden, welke de inkomften verre te boven gingen, eü de Staats-oedonomie in den naarften toeftand Kk2 brag*  5i6" HISTORISCHE bragten. Verandert het geluk dezes Ryks niet; dan moet het, geftadig, meer en meer in de war raaken. Ten minften zie ik het in zulken Raat, dat het zig, zonder eene geheele omkeering van den tegenwoordigen toeRand,bezwaarlyk weer zal kunnen herftellen. Hierdoor kan men een denkbeeld van den ongelukkigen Raat der huishoudinge des Turkfchen Ryks vormen, en de reden afneemen, welke het inden tegenwoordigen flegten toeRand hebben gebragt. XLI. Van den ftaat des Oorlogs van het Turkfche Byk in 'f algemeen. Het Turkfche Ryk heeft begonnen, zig door de wapenen te verfterken, en door dezelve is het tot dien top van magt gekomen, welke het voor andere Mogendheden geducht maakte. De ftoute en moedige daaden, mitsgaders de byna ongeloovelyke Ongemakken , welke de Turkfche militie heeft uitgeftaan, bewyzen ook in de daad, dat ze van natuure en door oefening ongemeen fterk en dapper was. Maar, dewyl zy, even als alle menfehelyke zaaken,de verandering onderhevig was, begon zy haar eerfte aanzien te verliezen, en de ingefioopene ongeregeldheden hebben haar allengs zo bedorven, dat ze nu voor haare nabuuren zo geducht  BERICHTEN, enz. 517 dacht niet meer is. Men kan zeggen, dat alle foorten dezer militie ontaart zyn, en dat, in plaats van de oude Krygstugt, de ondeugden en fpoorloosheden de overhand hebben gekreegen. Daar zyn by de Turken veele foorten van militie , zo wel by het voetvolk, als by de ruitery. Tot het voetvolk behooren de Janitfaaren, (JenTtfchjery,} de Thopdfchjy, de Kumbarahdfchjy, de Boftandfchjy, de Mehterdfchjy, de Sferradfchjy en dc Leventen. Tot de Ruitery behooren de Spahy, (Sipahy-) de Sfae'yms, de Tymars, de Dfchjebehdfchjy, de Sfeghban en deMaklahdfchjy. Alle worden zeniet op dezelfde wyze betaald; de Sfaeyms en Tymars krygen hunne betaaling van de inkomften der landen, welke de Sultan hen fchenkt, en byna als onze leenen zyn aan te merken. Alle andere worden betaald uit de Myry, dat is, de Rykskasfe. Daar in alle Vorftendommen de Oorlogs-ftaat in drie takken wordt verdeeld, te weeten, Artillcry, Militie en Marine,- zal ik nu van eiken afzondcrlyk fpreeken, ten einde men een juift denkbeeld krygc , wat de Turken voor eene kunde van hunne magt hebben, cn hoe zy ze gebruiken. - Kk 3 XLIL  5*3 HISTORISCHE ' XLII. Van de Thopdfchjys en Kumbarahdichjys, de Artillery en het Buskruid, De Thopdfchjy en Kumbarahdfchjy zyn de Ar-, tillery-militiei de eerften komen met onze Bombardeer ders , en de anderen met onze werpers van Bomben overeen. De Bevelhebber over de eer. Ren is de Topdfchjy-Bafchy , een aanzienlyk; ampt, welke over alles heeft te zeggen, wat tot de Artillery behoort. Het Opperhoofd der tweeden draagt den naam van Kumbarahdfchjy-Bafchy, zynde gemeenlyk een Basfa van twee paardeftaarten, doch welke altoos van anderen afhangt. 't Getal der Thopdfchjy in het ganfche Turkfche Ryk beloopt 18000 man, waarvan 6000 in de hoofdftad leggen, en de anderen in de Provinciën verdeeld zyn. Zy worden in Kamers of Regimenten, gelyk de Janitfaaren , verdeeld, Weinigen hunner verftaan de regte wyze, hoe men met het gefchut moet omgaan, 't QntT breekt hen te eenemaal aan de Theorie ; des doen zy alles naar een zekere ondervinding. Zy weeten de regte lyn niet, naar de Vifierkunft te raaken; zy misten in den diameter der Kanonnen boven en ter zyde; zy kunnen dus ook «iet de hoogte des gefchuts juift rigten ; van de  BERICHTEN, enz. 519 paral'ele vificr-lyn weeten ze niets. Zy mikken dus alleen met het oog op een.avantuur af, ngtende hun oog naar het laadgat; weshalvenook de Kogels, doorgaans, daar alleen treffen, waar ze by geval komen. Dit niettemin exerceeren zy zig zomwylen, en door de gewoonte brengen het eenigen tot eene vafte ondervinding; doch het getal van dezen zal altoos zeer gering zyn. . De Kumbarahdfchjy maaken geene twee duizend mannen uit. Zes honderd daarvan zouden te Conftantinopel zyn; maar hunne Officiers, om de foldy inmiddels te trekken, wagten gemeenlyk, tot dat de oorlog begint, waarop zy hunne manfchap werven. Dit flag van menfehen is dus, natuurlyk, zeer onervaren; en des te meer, wyl ze byna nooit door hunne Officiers worden geoefend. Zo lang als ik te Conftantinopel ben geweeft, hebben ze zig nog niet eens in het werpen van bomben geoefend. Op deze wyze zal dus de Sultan voor de Kumbarahdfchjy altyd menfehen betaalen, maar hy Zü daar door geene goede Zoldaaten krygen; en, een oorlog ontftaande, zal het alleen op omkoopingen, op menigvuldige oefening, of od blinde toevallen aankomen, wanneer door zulke Heden een meefterftuk zal worden uitgevoerd. Zyn nu zy, die over de Artillery geReid zyn, zo onkundig; dan verdienen m teKk 4 Sen*  S^o HISTORISCHE gcndeel zy, welke by de gefehutgieteryen wor* den gebruikt, minder berisping. De gefehutgieteryen zyn in dit Ryk in waarheid zo gefteld, dat ze hierin de ervarende natiën siets toegeeven. Het mengen der metaalen hebben ze tot eene taamelyke volkomenheid gebragt, en het gieten wordt, mogelyk, met meerder naauwkeurig-en vaardigheid, dan by ons, verrigt. (*) De eenige fout, die ik aan eenige hunner Kanonnen heb kunnen bemerken , beftaat in de weinige betrekking ten opzigte der legging, waar ze de ooren plaatzen, By eenige zyn deze zo ver naar agteren, dat ze vóór een al te groot overwigt hebben. Des moet 't voorfte overwigt de werking voortbrengen, dat de Kanonnen ten nadeele'der affuiten zelve overflaan, waar door de fchooten, natuurlyker wyze, zeer onzeker worden. Het Tin, dat men daarby gebruikt , komt yit Engeland, en dit is een artikel, 't welk niet alleen uit 's Keizers kasfe, maar ook uit den Staat zelv', jaarlyks, zeer veel geld in vreemde Staaten brengt. De beroemde mortieren hebben mede het gebrek, dat ze veel korter zyn, dan de onze; wanneer men. ze dus, inzonderheid op fchepen, vooral onderden wind, gebruikt; dan (*) Busineixo meent de Veneiiaancn alleen, en daq lieeft hy volkomen gelyk.  BERICHTEN, enz. 541 dan moet zulks, ten aanzien van het vuur, met veel .gevaar gepaard gaan. Behalven de oorlogsfchepen, welke nogtans met voordagt zo gebouwd zyn, om van zulke kanonnen gebruik te maaken, bedienen ze zig van dezelve in de Zee-kafteelen, en voornaamlyk in de Kafteelcn Sefto en Abido, die men gemeenlyk de Dar danellen noemt. Zy worden daar op balken geplant, en zyn zo gefteld , dat ze altyd onbeweeglyk ftaan, en horizontaal met het water treffen. Ik heb 'er 32 in het Kafteel van Afïèy en 28 in dat van Europa geteld. By gelegenheid der Artillery moet ik mede ïets van 't buskruid melden. Zo 't niet volkomener is, het evenaart egter 't onze. Doch by deszelfs toebereiding grypen zulke bedriegeryen Rand, welke, volgens de ondervinding en eene naauwkeurige vergelyking , hieromtrent ge maakt, in onze landen ganfch geene plaats kunnen hebben. De buskruidmaakers vermeerderen hier Reeds, by de menging, de deelen van kooien en zwavel, maar neemen 'er minder falpeter toe, welke egter een der voornaamfte ingrediënten is. Dezen gebruiken zy tot hun eigen voordeel , en bedriegen in het werk. Volgens de laatfte verandering moet het buskruid van 5, aas zyn. Op elk aas, dat is, op elk 5: gedeelte van Salpeter wordt één gedeelte van kooien, en één van zwavel gerekend. Kk s  $%% HISTORISCHE Maar nu is my door menfehen, die 'er eene naauwkeurige proef van hebben genomen, verzekerd, dat tot elk 7'- pond niet eens 5 volkome ponden falpeter worden genomen, daar het nogtans 5-i pond moeR wezen. Niettegenftaande dit vuil bedrog, is het buskruid egter goed bewerkt, en wordt zo wél bewaard, dat, zo .het al niet de werking van het onze te boven gaat, dezelve nogtans evenaart. De Affuiten by de Artillery worden van Eu kejihout gemaakt, maar zyn in het geheel niet fraai bewerkt. Het yzer-befiag komt 'er niet mede overeen, en dit is de reden, dat hunne artillery wagens, gemeenlyk, niet lang duuren. Wat de figuur betreft, zo komen zo wel de Zee-, als land-en veiling-kanonnen met de onze overëen. Maar wat betreft de gefehutgieteryen zelve; hiervan kan ik niets zeggen, om dat 't geen' vreemdeling wordt toegeftaan, daarin te gaan. Anders is het een zeer pragtig gebouw, geheel van lleen, en met 17 Koepels, met lood overdekt, voorzien. De ruimte van buiten wyffc aan, dat 'er van binnen talryke werkplaatzen moeten zyn. In de buurt derzelve zyn zeer ruime magazynen aangelegd , om de ligtfte Hukken te be waaren; de zwaarftc dienen totfieraad der ftraat ter zyde, en voor het groote plein voor de gietery aan den oever der Zee. Het ftaat  BERICHTEN, 523 ftaat tegen over 't Serail in eene ftraat, naby Qalata cn Pera, die daarom den naam Thopchaneh naar de gefchutgietery heeft gekreegen, In de nabuurfchap is het Paleis van den Thopdfchjy-Bafchy, die altoos eene talryke wagt van menfehen van zyn beroep heeft. XLIII. Van de Zeemagt in 't algemeen, en de bedieningen by dezelve. Niets is in het Turkfche Ryk in een grooter verval, dan de Zeemagt, Voordezen verfcheenen zeef talryke vlootcn in Zee; maar na den oorlog van Candia, welken de Porte 25 jaaren met de Republiek Venetië heeft gevoerd, is dit Ryk ter Zee zo verzwakt, dat 'er nooit meer eene vloot is verfcheenen, welke zelfs maar een derde gedeelte van fchepen, in vergclyking der vlooten van vroegere tyden, uitmaakt. Het zwaar en geftadig verlies in dien oorlog is by de Turken van die werkinge geweeft, dat ze nog aU tyd vaft gelooven, God heeft 't land voor hen, maar de Zee voor de Chriftenen beftemd. Van dien tyd af is hunne luft tot Zeezaaken mcrklyk verflaauwd, en fchoon zy hunne magt ter Zee, by gelegenheid van den laatften oorlog met de Venetiaanen , wêer eenigzins verfterkten, zyn zy egter, na den vrede, bykans ge-  524 HISTORISCHE geheel van gedagten veranderd. Hiertoe hebben de aanhoudende en langduurige ongelukkh ge oorlogen tegen Rusland en Perfië mede het hunne toegebragt. Want in dezelve hebben zy zo veele koften moeten doen, dat ze byna in de onmogelykheid wierden gebragt, om die goed te maaken, welke tot eene vloot gevorderd worden. Hunne Zeemagt is thans zo zwak, dat ze niet alleen , naauwlyks, zo veele Zeeën,Kuften en afgezonderde Ryken,in welker bezit de Porte is, kunnen befchermen, maar dat zelfs niet eens de noodige bedieningen ter Zee op de fchepen en galeijen welvoegelyk kunnen vervuld worden ; en men ziet byna alle jaaren, dat of niemand, die zulk eene bediening heeft, uit de haven gaat, of, zo hy al uitvaart, geen één fchip agterlaat. Thans heeft dit Ryk flegts elf Galeijen, en elf deels fchepen, deels Caravellen. Ik tel in deze haven niet meer dan twaalf reeds oude ontakelde fchepen,die geen' dienft meer kunnen doen. De bedieningen ter Zee zyn bykans alle gegeevcn aan mannen, die in Zeezaaken heel onkundig zyn. De opperfte Bevelhebber der Zeemagt, te weeten de Kapitein-Basfa, is één van 'sRyks aanzienlykfte perzoonen. Dc tegenwoordige is van eene hooge geboorte, ftamt af van verfcheide Basfas, en is door zyneGcmaajin met de Keizerlyke Familie verwandt. Maar hy is  BERICHTEN, enz. $z$ ïs in Zeezaaken heel onbedreeven, merkende de Zeevaart nooit als zyn beroep aan. Van denzelfden ftempel zyn dé laagere Bevelhebbers. Op de fchepen zyn drie Officiers-ampten. Het eerfte is de Kapitein der Schepen,- het tweede de Patrona, overéénkomende met onzen (Vene*. tiaanfcheu} Admiraal; en het derde 't Koninglyke , inftemmende met onze (Venetiaanfche) Patrona. Elk fchip heeft zyn' Kapitein, Luitenant, en io Officieren, de Stuurlieden mede gerekend, en Matroozen. De Terfchaneh-Emyny commandeert, in afwezenheid van den Kapitèin-Basfa, de kleinevloot, en is zo veel, als onze (Venetiaanfche) Proveditor d'Armaia. De Bevelhebbers over de Galeijen draagen den naam van Begh; zy zyn bykans allen ryk, Zoonen van Edellieden, en meeftal Basfas van twee Paardeftaarten, welken men, ter onderhouding hunner eige Galeijen, de inkomften van zekere landen toelegt, of het bewind over Metelino, Rhodus, Chio en andere eilanden opdraagt. De Sultan fchenkt hen de ganfche Galey, geevende hen nog eenig geld teruitrufting; maar al het andere is voor rekening van den Begh. Deze uitgaaven worden hen, door de inkomften der Stadhouderfchappen, ryklyk vergoed, welke de Porte hen laat genieten; en de oudften hunner worden, gemeen-  $26 HISTORISCHE meenlyk, allengs tot de rykfte Stadhouderfchap^ pen bevorderd. De Turken bedienen zig mede Van Barken cn andere kleine vaartuigen, welke zy Kantfchabasz noemen, en men met onze Brigantynen kan vergelyken. Men gebruikt ze tot fchielyke verzendingen wegens de ondiepten, die aan alle Kuften der zwarte en witte Zee zyn. Deze ftaan onder den Menexis-Bey (*) of Sfer-Askjir der Barken, welken men, op de befte eilanden van den Archipel, de voornaamfte inkomften toelegd. De Bevelhebbers by de Vloot der Galeijen gaan boven de anderen, die het bevel op de fchepen voeren, (f) Eene oude gewoonte en eene zekere hoogagting , welke men voor de Beghs, uit hoofde van hunne af komft en hunnen rykdom heeft, maakt, dat ze den voor* rang hunner bedieningen ftaande houden. XL IV. Vm de foorten van fchepen, en hunne uitrufiingi Drie verfcheide foorten van fchepen worden by de (*) Dit moet welügt wezen Ghemy-Begh, Hoofd der Schepen; want anders heeft het woord, in den ïext ftaande , geen' Zin. (t) Myn Italiaanfch handfehrift zegt: hebben denzeléden rang.  BERICHTEN, enz. 527 de Turkfche vloot gebruikt i fchepen van drie vet* dekken, de Sultana en de KarveeL , De langtö der fchepen van drie verdekken, van den langen grondbalk af gerekend, bedraagt 62 ellen* De Èl dezes Arfenaals heeft 2 en een half geometrifche voeten, het welk de helft onzer fchrede is. Elk dezer fchepen heeft 106 metaalen ftukken Kanon: te weeten op het eerfte verdek lil 15 poorten aan elke zyde, enkel ftukken van 50 ponden; op het tweede verdek ook in 15 poorten Rukken van 30 ponden; op het derde verdek, in 14 poorten, ftukken van 30 ponden ; op de voorfteven in 7 poorten, ftukken van 14 ponden 5 op de agterftevcn twee voor Rukken van 14 ponden, en twee veldflangen tot 30 ponden; welke te zamen 106 ftukken uitmaaken. Om dit zwaar lighaam eene grootere fnelheid te geeven, zo hebben zy het met hooge maften en touwerken voorzien, welke veel grootere zeilen, dan naar gewoonte , kunnen voeren. Doch deze fchepen hebben by Zeelieden hun aanzien verlooren, om dat men ze, zonder een Rerken en heftigen wind, niet kan wenden. De uitrufting dezer fchepen, in oorlogstyden, bedraagt 1200 Leventi , en 100 Griekfche ma* troozen. Leventi zyn de Zeezoldaaten, meeftal jonge Grieken, waarvan veelen de Zeevaart op .Koop*  528 HISTORISCHE Koopvaardy-of rooffchepen hebben geleerds Hunne gagie is op zes maanden tot zeftig Reaalen bepaald,waarop gemeenlyk de fchepen wor* den ontwapend; alsdan krygen zyhun affcheid, gaande in den winter na hunne eigen huizen, om daar van de geleeden ongemakken uit te ruften, Behalven dat geld krygen ze ook nog, tot hun dagelykfch onderhoud, een zekere portie ryft, pekelvleefch, boter, erweten en boonen *, beneffens andere kleinigheden, waar* mede zy heel wel tevreden zyn. Doch wat hen tot zo laftige Zeedienften meeft beweegt, is de hoop tot bevordering, of een penlioen voor al hun Leeven, het welke zy, naar maate van beweezen dienften, krygen. Vóór dat ze aan boord gaan, betaald men hen de drie maanden gagie vooruit, en weer t' huiskomende krygen zy de andere helft. De grondbalk der Sultana is 54 Ellen lang* Eenige hebben 13, veele 14, en de meefte 15 gefchutgaten : en elke heeft op het eerfte verdek ftukken van 50, op het tweede verdek van 30, op de voorfteven van 12, op de agterfte* ven twee ftukken van 12, en twee veldflangen van 30 ponden. Elke Sultana heeft dus om* trent 66 ftukken, 800 Leventi, en 50 Griekfche Matroozen. De Caravellen (Karveeleii) heb. ben by den grondbalk de langte van 40 Ellen, en  BERICHTEN, enz. 529 en komen byna met onze Fregatten overeen. Zy hebben 36 tot 48 ftukken, 200Leventi, en 30 Grieken. XLV. Fan dejuvyze, hoe de fchepen worden gebouwd. De Scheepsbouwmeefters, welke de Turkfche fchepen bouwen, zyn meeftal Grieken uit den Archipel. Hoewel het hen aan alle Theorie ontbreekt, en zy alles alleen naar eene zekere ondervinding bewerken; bouwen zy egter de fchepen met zo juifte afmeetingen , dat de Turkfche fchepen in de proportie en fraaiheid de beroemdfte fchepen van andere natiën niets toegeeven. De kromhouten en het. geheel geftel, dat onder water gaat, is van eiken hout; het bovendeel van dennen hout; het welk ze ligter maakt, en in een gevegt ook minder verlies van menfehen veroorzaakt, om dat het dennenhout minder fplintert, dan het eiken hout. De uiterfte dwarsbalken aan den agterfleven, en de Argana (*), zyn van olmenhout; en de buiten-deelen zyn met die van binnen door fterke houte pinnen verëenigd , om ze duurzaam te maaken- Zo moeften ten minften de fchepen, ten opzigte van de verfcheide foorten van hout, zyn gebouwd. Doch (*) Myn handfehrift maakt het twyfelagtig, of het niet Jrgine, en dus het fckeepsboord, moet betekenen. II. Deel L1  53° HISTORISCHE Doch dit is zo niet, maar de boosheid en winzugt der menfehen, welke daarby worden gebruikt, verandert en verwart alles. Men laat 'er flaaven aan werken. Ik heb van eenigen onzer landsgenooten gehoord, welke, ten tyde hunner flaaverny, by den fcheepsbouw wierden gebruikt, dat ze het zwakke met het fterke hout met voordagt vermengen, om het geftel minder duurzaam te maaken, waartoe hen een zekere Godsdienft-yver beweegt, naar welken zy 'er op uit zyn, om den vyanden, zo veel mogelyk is, fchade toe te brengen. Hierby komt, voorts, nog de gierigheid, om dat men overal, waar 't noodig is, het hout niet met nagels verëenigt; aan veele plaatzen gebruikt men flegts zwakke houten pinnen, om gelegenheid te hebben ,de yzeren bouten te ontvreemden. De perzoonen, over den fcheepsbouw gefteld, verftaan zig met de flaaven , deelen de noodwendigheden en het voordeel zamen, verüorzaakende hierdoor het Ryk een ongemeen nadeel. Dit is de reden, dat de Turkfche fchepen zo ligt berften en aan ftukken ftooten, en het niet half zo lang houden, als de onze. Tot een bewys hiervan kan dienen, dat van de fchepen, in den laatften oorlog gebouwd, geen één meer dienft kan doen. Deze vuile wyze van bouwen maakt ook, dat ze van binnen niet fraai zyn. In  BERICHTEN, ënz. 53* lil de buiten-huid zyn planken van dennen, eiken, en andere' foorten van boomen onderling verëenigd, waar door niet flegts dc fterkte van bet vaartuig zelf verzwakt wordt, maar ook het uiterlyk aanzien des fchips veel verlicfh De Maften beftaan uit verfcheide ftukken, welke men met yzeren banden zamen verëenigd, Welke manier ik voor beter, dan de onze boude, ten minften daarin, dat men ze, by zekere toevallen, ligter weer kan herftellen. De Zeilen kunnen niet fraajer wezen/ Zyzyn alle van fyne boomwolle ftof, vatten den wind ligt, en eifchen veel minder volk, dan onze zeilen. Het touwwerk kon niet fiegter wezen , 't zy dit of van de flegte keuze van den hennip, of van de onbekwaamheid in 't bewerken komt. Alle hunne touwen zyn veel grover, dan dc onze, gevolglyk onbekwaamcr, cn duuren niet half zo lang, als de onze. Men is ongemeen gefteld op het teer en, en by elke reis worden de fchepen eens geteerd, het welk zomwylen in een tusfehentyd gedaan wordt, om de fchepen voor nadeel te bewaaren, cn ze fneller te doen zeilen* XLVI. Van het Tuighuis te Conftanünopeh ■ ■ Het Tuighuis te Conftantinopel legt over de Li 2 ■ fc*  532 HISTORISCHE haven aan den oever van de ftad, juift ter plaatze , waar de haven een' zeeboezem uitmaakt. Een gedeelte daarvan dient voor de groote, een ander voor de kleine fchepen. Tot het bouwen van fchepen zyn veele lootzen opgeregt, maar de fchcepsbouwmeefters bouwen de fchepen, óf uit gewoonte of om 't gemak, altoos in de open lugt. De Galeijen en andere kleine vaartuigen worden onder lootzen , op eene byzondere hiertoe beftemde plaats, gebouwd. Daar zyn veele magazynen, waarin men de tot den fcheepsbouw noodige dingen bewaart. Dc geheele omtrek van eene (Italiaanfche) my\ is met muuren omringd, om het tegen brand en die veryen te beveiligen. Dit niettemin ontftond 'er, vóór eenige maanden, brand in het grootfte en rykfte Magazyn; dit beftond wêer uit 24 Magazynen; het was geheel van ftecn gebouwd, cn met lood overdekt: alles verbrandde, en veroorzaakte een fchade van eenige millioenen. Doch dit gebouw wierd, binnen weinige maanden, veel vafter en fraajer, dan te yooren, wêer herfteld; maar het zal zo gemakkeiyk niet vallen , de verboren bouwftoffen in den voorigen overvloed wêer te herftellen. Want het zal groote koften en eene lange reeks van jaaren vorderen, tot dat alles wêer in ftaat gebragt wordt. De Kapitein Basfa woont in een Paleis in het Ar-  BERICHTEN, enz. 533 Arfenaal, en heeft 'er het eerfte opzigt en be* vel over. Wanneer die afwezend is, dan woont 'er de Terfchaneh-Emyny of Opper-opziener over de vloot in, welke na den Kapitein-Ba fa. de opperfte Amptenaar is. Dit Tuighuis is dus een toereikend en wél geregeld gebouw, om talryke vlooten uit te ruften, 't Ontbreekt niet aan bekwaame Oppcr-bouwmeefters, en Scheepstimmerlieden zyn 'er genoeg. Men heeft hout in overvloed; en, omdat het flegts uit den naby zynde Zeeboezem wordt aangebragt, zo is ook het Transport gemakkelyk. Daar is geen gebrek aan yzerwerk, en uit den ganfehen Archipel krygt men doek genoeg voor zeilen. Het kan niet aan Matroozen ontbreeken, om dat de Kayken-vaarders uit de ftad, en zo veele lieden, die op veele duizende Saiken in de zwarte Zee, aan de oevers der midd.elandfcheZee, en in zo veele byzondere Provinciën vaaren, matroozen genoeg kunnen leveren, om de talrykfte vlooten te bemannen. Niettegenftaande dit groot gemak, welke denatuur en legginge des lands, mitsgaders de ongemeene uitgeftrektheid des Ryks aanbiedt, is dc Zeeftaat in verval, en de vloot bcftïat uit het gering getal van fchepen, die ik boven gemeld heb. Men bouwd thans twee fchepen in deze haven, en zeven andere in de Tuighuizen LI 3 van  534 HISTORISCHE van Mctelino en Sinope, alwaar men mede fraajV fchepen bouwt. Doch de geringe bezolding, welke over 't algemeen de oorzaak van het verval des Zecftaats is, maakt ook, dat deze byzondere werken langzaam voortgaan. Om deze ftof te eindigen, blyft my niets overig, dan dat ik nog toone, hoe aanzienlyk de hulp zy, welke de Porte, in tyd van oorlog, van haare Bondgenooten krygt. XL VII. Van de Bondgenooten der Turken ter Zee,' In een' tyd van oorlog krygt de Porte aanmerkelyke hulp, ter verfterkinge haarer vloot» De hulpbenden komen van twee zyden; van de Cantons van Barbarye , en van Kairo. De Bondgenooten van Barbarye kunnen tien fchepen leveren, te weeten Algiers vier, Tunis drie, en Tripoli drie. Daar deze fchepen met' talryke en ervaren lieden zyn bemand, om dat ze by de Zeeroovery als worden opgevoed; zo,kunnen ze in een' Zeeflag goede dièoiten doen. Zy zyn ook, wegens hunne vaardigheid, tot het kruisfen, ter verhindcringe van toevoer, en ter bcwaakinge der Kuften zeer nuttig. Nog talryker en aanzienlyker is de hulp van fchepen, die Kairo levert. Men telt 'er ge-raeenlyk 24, welke in oorlogstyd d^ Porte dienen;  BERICHTEN, enz. 535 nen; doorgaans noemt men ze Kairinifche (of wel Mexandrynfche). In vredes-tyden dienen zy als Koopvaardyfchepen, en behooren aan byzondere Kooplieden van Kairo. Het was een goede inval van de Vifiers, die deze verfterking bedagten, en daar door de Malthefcr-ridders hinderden, dat ze niet meer zo veeleSaïken en andere kleine fchepen konden wegneemen, met welke men toen den ryken Egyptifchen handel, met zo groot gevaar, dreef. Zy verpligtten daarom de Kooplieden, zig onderling te vcreenigen, en, wie 't niet kon, dien hielpen zy; waar door zy het in weinig tyds zo verre bragten, dat privaat-perzoonen veilig bundel konden dryven. Maar nog grooter was het voordeel voor het Ryk zelf, wegens den dienft, dien ze by voorvallende gelegenheid kunnen doen In prootte evenaaren zy de Sultane, maar noch hetmaakzel, noch de gedaante is zo fraai. In oorlogstyden voeren ze 50 ftukken, en zes honderd Kairiners van de allerdappere heden, die in het Turkfche Ryk leeven. Hieruit kan men zien, hoe zeer de Turkfche Zeeftaat in verval is. Men kan niet ontkennen, dat, by zekere gelegenheden, hem nog meer fterkte kan gegeeven worden, waardoor de Turkfche vloot alleszins aanzienlyk kondeworden. Zelfs by het tegenwoordige verval zoude hy, Nogtans, u]t 45 fchepen van linie, te weeten LI 4  53 HISTORISCHE elf van het Ryk, 24-van Kairo, en 10 van de Barbaarfche Kuft beftaan. XL VIII. Van de Jamt/aar en. (*") Onder alle de Turkfche Militie zyn de Janiu faaren de voornaamften. In dit Ryk zyn ze dezelfden , als onder de Roomfche Keizers de Praetorianen. Hun Stigter was Murad I. Maar volgens 't eéfftè ontwerp zouden 'er flegts zeven duizend, man zyn. Hy nam 'er enkel Christen-kinders toe, en zelfs in laatere tyden gingen Officiers in de dorpen rond, om de fterkfte jonge lieden uit te zoeken. Zy rukten ze uit de handen hunner Ouderen, voedden ze in den Turkfchen Godsdienft op, en maakten hen tot dezen dienfl bekwaam. Doch van deze wreede gewoonte heeft men thans afgezien, en de Janitfaaren worden naar de willekeur der Officiers geworven. Honderd twee en zeftig 'Kamers of Regimenten maaken, voor tegenwoordig, het ganfche Corps Janitfaaren des Turkfchen Ryks uit. Elk Regiment moeft uit 1000 koppen beftaan; maar thans maaken zy, 't één door het an- (*) jen-Tytfchjery, dat is, nieuwe Militie. Doch ik heb Janitfaaren, overal, laaten ftaan, om dat wy door, gaans aan dit woord gewend zyn.  BERICHTEN, enz. 537 andere gerekend, pas 500 uit. Omtrent dertig duizend zyn 'er in deze Hoofdftad; de andere zyn in de Provinciën verdeeld. In hunne Kamers leeven zy met de grootfte geregeld-en ftrengheid. Daar mag geen vrouwsperzoon binnen komen; men mag hen geen' wyn brengen ; gefchillen en alle onbefcheidenheid zyn verboden, en alles wordt flipt waargenomen. Elke Kamer heeft haaren Oda-Bafchy of Overften, haaren Schatmeefter, Vaandrig cn Kok. Behalven de Soldy krygen ze van den Vorft nog in de Kamers zelfs hun onderhoud. De Gagie begint met één Asper 'sdaags, cn klimt naar maate van de jaaren en verdienden. Voor 't overige is dit eene Militie, van welke men met recht kan zeggen, dat ze nog voor het gevoel van Eer vatbaar is. Want 't is niet mogelyk , dat iemand geduld wierd , die flegts den minften diefftal had begaan, of met een allemans-hoer getrouwd ware, het welk onze Militie zo zeer ontëert. Zy hebben veele voorregten, en worden met zulk eene agting aangezien, dat zig de Sultan zelf in ééne der Kamers, met de bepaalde fomme van 7 Aspers 'sdaags, laat infehryven. De verëeniging, onder deze Regimenten heerfchende, maakt hen Eerwaardig,en voor den Sultan zelv' geducht, welke wel ziet, dat zyne eige behoudenis van hen afhangt. LI 5 In  533 HISTORISCHE In de Provinciën hebben de Janitfaaren, in elke haar byzonder Opperhoofd, 't bevel voerende over alle Janitfaaren, die in de Provincie zyn. Hunne wapenen zyn een fnaphaan en een fabel. Zy vegten zonder orde, niet weetendc, wat militaire oefeningen zyn. In vredes-tyd worden ze nergens in geoefend, dan in bet fchietcn naar het doel, en in de lighaamsfterkte, ten einde hun lighaam des te vaardiger werde. Doch voor tegenwoordig bezitten zy die vlug-en dapperheid niet meer, welke zy eertyds bezaten. De gierig-en agteloosheid hunner Officieren hebben gemaakt, dat de oude Krygstugt verviel, en dat jonge Knaapen en onnutte lieden onder hen zyn ingefloopen. Tien aanzienlyke ampten worden fteeds door perzoonen dezer militie bekleed. De eerfte is de Aga der Janitfaaren, welke hun commandeerende Generaal is, en altyd uit de Keizerlyke Kamer des Serails wordt gekoozen. De tweede is de Kul-Kjetchuda, of hun. Generaal-luitenant} de derde is de Sfegkban-Bafchy, de opziender der honden, by eene zo genoemde Janitfaaren-kamcr ; de vierde, de Thurnadfchy-Bafchy, die bet opzigt over de Kraanvogels des Grooten Heers heeft. De vyf de is de Sfansznndfchy. Bafchy, hef Hoofd der geenen, welke de doggen tot des SultansStierenjagtbewaaken; dc zesde, de Sagardfchy-Bafchy , hebbende het opzigt over  BERICHTEN, enz. 539 over de Brakken. Dc zevende is de Solack-Bafchy, of Kapitein over de boogfchutters, het bevel voerende over de Janitfaaren, die met bogen zyn gewapend. De agtfte is de S/u-Bafchy, het Hoofd der Sergeanten, welke, by openbaare plegtigheden, ter zyde van het paard des Grooten Heers gaan. De negende is de Peigk-Bafchy, welke het bevel voert over de loopers des Grooten Heers; en de laatfte is de Muhdhir-Jga, of het Hoofd der Sergeanten van de militie der Janitfaaren. (*) XLIX. Van de Mehterdfchys, Boftandfchys, Sferradfch en de Leventi. Na de Janitfaaren zyn, onder de Infanterie, de voornaamften de Thopdfchy en Kumbarahdfchy. Doch, van deze reeds vooraf § 42. gefproken hebbende , agtc ik niet noodig , my hier in 't breede by hen op te houden; en van de andere militie der Leventi heb ik boven § 44 gefproken, toen ik van de fchepen enz. handelde. Hier zal ik 'er alleen nog by voegen, dat ook deze Militie haare Kamers heeft, maar zy leeft niet naar die fchikkjng cn met die Rreng- (*) De van Honden en Kraanvogels ontleende Titels dienen hier, om zekere Kamers of hoopen der 'Janit[aarcn van andere te onderfchciden,  54° HISTORISCHE ftrengheid, als de Janitfaaren in hunne Kamers leeven. 't Getal dezer Zee-zoldaaten kan niet worden bepaald, om dat het afhangt van 't getal der fchepen, welke het Ryk toegeruftmoet houden. Zy ftaat geheel onder den KapiteinBa fa, en maakt de wagt van 't Tuighuis uit. Van de Boftandfhy heb ik boven mede gefprokcn, toen ik § 12 en 14. van de Wagt des Serails handelde. Ik zeide toen, dat twee duizend van hen de eerfte buiten-wagt uitmaaken, voegende daarby, waarin hun werk beftaat. Maar in oorlogstyd, wanneer de Sultan te veld trekt, maaken zy een foort van Militie uit, welke men tot 12 duizend man vermeerderd; zy houden de wagt rondom de tent van den Grooten Heer. De Mehterdfchy zyn een foort van militie, welke niet wel by de Hoven van andere Vorften wordt gevonden. Hun werk is, eene legerplaats af te fteeken, tenten op teflaan, deze af te breeken, en in geval van optogt ze te vervoeren, 't Is ongeloovelyk, hoe fchielyk deze menfehen eene groote tent oprigten, in eenige oogenblikken ze wêer inpakken, en op hunne laftdieren laaden. Deze militie houde ik voor eene zeer nutte inftelling, voor de Oeconomie zo wel, als goede orde. Daar dit hunne eenige pligt is; zo zorgen zy voor de behoudenis der tenten, welke eiken Vorft veel gelds kosten.  BERICHTEN, enz. 54i ten. Zy maaken ook in de lcgerftede zulk een geregelde fchikking, dat elk ligt vindt, wat hem noodig is; en alles is zo ingerigt, dat elk een, zonder verwarring, het zyne doen, en 't voordeel hebben kan, dat in een leger mogelyk is. 't Getal dezer militie zal omtrent zes duizend man bedraagen. Hun Opperhoofd draagt den naam van Mehterdfchy-Bafchy , een voornaam en aanzienlyk ampt, van 't welke men, gemeenlyk ,tot dat van een Dfchjebehdfchjy-Bafchy geraakt, zynde één der voornaamfte Commandanten der ruitery. De Sferradfch zyn een gedeelte dier troepen, welke elk Basfa, naar gelange van de inkomflen zyns Stadhouderfchaps, verpligt is, in het veld te brengen. Hun aantal kan dus naar de Basfas volkomen worden berekend, en dit zal ik ook doen, wanneer ik de algemeene berekening der Troepen zal ontwerpen, welke het Turkfche Ryk in 't veld kan brengen. Het werk dezer militie beftaat daarin, dat ze op de bagagie agt geeven; zy maaken een foort van Corps de referve uit, en zyn met fnaphaanen en fabels, even als de Janitfaaren gewapend. L. Van de Ruitery der Spahi. De Spahi waren, voordezen , in een groot aan-  542 HISTORISCHE aanzien in het Turkfche Ryk. Zy maakten alleszins het Corps de referve u\t, en dienden den Monarch tot eene wagt. De voorrang en het aanzien, dat ze genooten, maakte hen zo trots cn muitziek, dat ze menigmaal tegen den perzoon des Vorften zelv' opftonden. De liefde jegens hen en hun aanzien veranderde dus in vreeze en haat. Sultan Mahomed III. maakte, op aanraading van den beroemden Vifier, Kiuperli , gebruik van de gefchillen dezer militie met de Janitfaaren, en vondt gelegenheid, haar te vernederen, terwyl hy haare voornaamfte Bevelhebbers aan zynen haat opofferde. Op deze wyze wierd ze by de ganfche natie gehaat en veriigtelyk, en daar is nu geen vooruitzigt meer, dat ze zig, ooit, weer in het voorige aanzien zullen brengen. Deze militie wordt, naar de verfcheide wyze van betaaling,tweezins befchouwd. De aanzienlykften zyn de Sae'yms en Tymarioten, welke hunne Soldy uit de inkomften der landen, hen als een leen tocgeweezen, trekken. De andere foort wordt betaald uit de Rykskasfe, en dit zyn de eigenlyk zo genoemde Spahi, van welken ik hier fpreeke. Hun Corps is 12 duizend mannen Rerk; en deze worden in twee onderfcheide klasfen verdeeld. De oudften, een geel vendel hebbende, draagen den naam Van Silahdari, dat is, Zwaarddraagersde laa- tiT-  BERICHTEN, enz. 543 teren , welke een rood vendel hebben, worden genoemd Spahy-Oglan, dat is, dienaaren der Spahi. Hcewel nu deze, volgens hunne ftigting^en hunnen naam, op de eerften volgen; hebben zy egter op marfchen den voorrang boven hen, als een byzondere gunft, om dat zy onder Sultan Mahomed II. eenen veldflag hervat, en eene volkome overwinning hebben behaald, na dat de Spahi der vroegere «klasfe de vlugt reeds hadden genomen. Het Opperhoofd dezer militie draagt den naam van Spahilar-Agafy, zynde de eerfte Generaal by de ruitery. Zy draagen een lang zwaard met een zeer breede kling, piftoolen en een karabyn. Doch veelen, en vooral die uit Afië, bedienen zig van een fpies, boog en pylen. Dit is eene militie, welke met geen fchietgeweer kan omgaan ; maar tot het houwen met den Sabel in de vuift zyn ze zeer goed : de Spahi uit Afië zyn ook beter bereeden , dan de Europifclx; maar deze zyn veel dappercr, dan geene. Hunne gagie verfchilt, naar maate van de meer of minder ryke Kamers, door welke zy worden betaald. Over het algemeen is hunne minfte foldy 12 aspers 'sdaags, maar kan tot 100 klimmen; doch in dit geval wordt gevorderd , dat een Zoldaat zig in den oorlog byzonder heeft gekvveetcn. De Zoonen der Spahi heb-  544 HISTORISCHE hebben het voorrecht, dat ze zig onder de Spahi kunnen laaten infchryven, wanneer ze willen; doch hunne gagie kan niet hooger,dan 13 aspers 's daags klimmen, terwyl den Vader daarentegen zo veel wordt afgetrokken ; gevolglyk heeft dit voorrecht geen ander voordeel , dan dat men zekerheid heeft , van in dienft te worden genomen. Behalven deze twee foorten van Spahi worden , in geval van nood, nog vier andere foorten geworven, welke zig door de kleuren hunner vendels onderfcheiden, en 'er ook hunnen byzonderen naam van krygen. De eerfte foort heeft een witte en roode; de tweede een witte en geele; de derde een groene, cn de laatfte eene heel witte kleur, 't Getal dezer vier foorten van Spahi kan men niet bepaalen; want het hangt af van de omftandigheden der noodzaaklykheid, maar nog meer van den Wil der onderdaanen, naar gelange zig deze tot dit Corps willen laaten werven. LI. Van de Sae'yms en Tymarioten. Deze beide worden onder de Spahi begreepen, en maaken het grootfte getal van de Rui- • tery des Turkfchen Ryks uit. Zy trekken hunne Gagie uit de landen, hen als een leen toegelegd; weshalven de militie der Sae'yms en Ty- ma-  BERICHTEN, enz. 54$ marroten de Turkfche leen-militie is. De verfcheidenheid hunner benaaminge beftaat in 't onderfcheid der inkomften, vermits de geringfte inkomften der Sae'yms 'sjaars 20 duizend Aspers bedraagen, en tot 100 duizend klimmen; daar voor het tegendeel de geringfte inkomften der Tymarioten 'sjaars zes duizend Aspers bedraagen, en tot 19 duizend 9 honderd en 99 klimmen. Doch onder de Tymarioten zyn twee klasfen. De ééne ontvangt van den Sultan opene brieven wegens haare landen, en deze hebben de vooraf gemelde inkomften van zes duizend Aspers 'sjaars op zyn minft, en van 19 duizend, 9 honderd en 99 op zyn hoogft. De anderen krygen hunne opene brieven alleen van de Stadhouders der Provinciën > hebbende .op zyn minft drie duizend Aspers'sjaars, en op zyn hoogft zes duizend. De Sae'yins.zyn verpligt , tegen elke vyf dui* zend Aspers inkomften, die ze bezitten, één' Ruiter voor het leger te leveren; en de Tymarioten moeten tegen elke vyf duizend Aspers inkomften insgelyks een' man te paard leveren. Doch de Sae'yms moeten grootere koften, ten Dpzigte der Èquipagie, maaken" , als welke by hen, doorgaans, pragtiger en koftelyker moet wezen, dan de uitrufting der TymarioUn. Deze ganfche militie wordt verdeeld in Regimenten , welke aan haar hoofd een' Overften hebben. 11. Deel M m De-  £46" HISTORISCHE Deze Overften Raan onder een' Sandfchjak, en deze ftaat onder een' Beghler-Begh. Om flipt te berekenen, hoe veel ruiters de militie der Saé'yms en Tymarioten uitmaaken, moet men opmerken, dat een Sae'ym niet minder, dan vier man te paard, en op zyn hoogft 20 met zig in den oorlog kan brengen; maar een Tymariot kan niet minder, dan een', en ten hoogften zes man hebben. Doch het is zeker, dat deze leen-militie niet altoos marfchvaardig is; en, wanneer zy al marcheeren, dan brengen ze niet altyd zo veele lieden mede, als de Keizerlyke wetten eifchen. Om nu de waarfchynlykfte berekening van hen te leveren , zo als ik ze van verfcheide perzoonen heb gekreegcn, welke, by verfcheide gelegenheden, deze militie by de Armeen hebben gezien; zo kan .ik rekenen, dat door malkander gerekend, een Sae'ym vier man, en een Tymariot twee levert. Naar deze proportie wil ik eene lyft van alle Saé'yms en Tymarioten ontwerpen, welke in het Turkfche Ryk zyn, en hierdoor zeer waarfchynlyk hun getal bepaalen. In het Stadhouderfchap van Natolie zyn 295 Saé'yms en 7740 Tymarioten, het welk bedraagt voor de eerften 1180 Ruiters — anderen 15480 in alles — — — 16660 Toen de Zetel des Turkfchen Ryks te Burfa, en  BERICHTEN, enz. 54? ien gevolglyk Natolie eene aan de Chriftenen ; aangrenzende Provincie was, leverde het tot 't leger dertig duizend ruiters; maar het Turkfche Ryk zyne veroveringen verder uitbreidende, en gevolglyk met de uitbreiding der landen ook de bevolking toeneemende, welke toen flegts tot Natolie bepaald was; zo levert deze Provincie thans alleen de boven gemelde fomme. In Carmanië zyn 73 Saé'yms en 2165 Tymarioten. De eerften ftellen 292 Ruiters de anderen 4330 ■ In het geheel. — — 4<5ö"2 Diarbekir heeft 106 Saé'yms en 540 Tymarioten. De eerften leveren 424 ruiters de anderen 1080 In het geheel — — I5°4 Damascus heeft 128 Saé'yms en 873 Tymarioten. Geenen ftellen 512 ruiters dezen 1746 —— In alles _ - — 2258 Sivas heeft 108 Saé'yms en 3029 Tymarioten. De eerften ftellen 432 ruiters de laatften 6058 Geheel - - ™ °49° Mm 2 Er-  545 HISTORISCHE Erzerum heeft 122 Saéyms en 5548 Tymarioten. De eerften leveren 488 ruiters de laatften 11096 In het geheel — 11584 Van heeft 185 Saé'yms, en 826" Tymarioten. Geenen ftellen 740 ruiters dezen 1652 In alles -— 2392 Idin heeft 110 Saé'yms, en 4325 Tymarioten, geenen ftellen 440 ruiters dezen 8650 - In alles — — 9090 Muful heeft 27 Saéyms, en 512 Tymarioten. Geenen ftellen 108 ruiters dezen 1024 Geheel — — uj2 Tripoli in Syrië heeft 63 Saé'yms, en 500 Tymarioten. Geenen leveren 552 ruiters Dezen 1140 In het geheel — 1392 Urfa heeft 60 Saé'yms, en 666 Tymarioten , De eerften ftellen 240 ruiters de  BERICHTEN, enz. 549 de laatften I332 ruiters In het geheel — *572 Trebifonde heeft 56 Saéyms, en 389 'Tymarioten. De eerften leveren 224 ruiters- de anderen 796 ■ In het geheel — — 1020 Siliftrië heeft 40 Saéyms, en 1067 Tymarioten. De eerften ftellen 160 ruiters de laatften 2134 ' Geheel — — 2294 'tGebied van Aleppo heeft 117 Saéyms, en 1044 Tymarioten. De eerften leveren 468 ruiters de anderen 2088 • In het geheel 2556 In het diftriét van den Kapitein-Basfa zyn 124 Saéyms, en 1152 Tymarioten. De eerften leveren 49°" ruiters de anderen 23°4 Geheel — — 2800 't Gouvernement van Rumelië heeft 1057 Saéyms, en 8194 Tymarioten. Geenen leveren 43°° ruiters dezen 16388 In het geheel — 20688 5t Gouvernement vmBosnië is het talMm 3 ryk-  fjo HISTORISCHE rykfte van allen, en heeft: 4000 Saéyms en 14000 Tymarioten , waarvan de eerften leveren 16000 ruiters en de laatften 28000 ia alles — , — 44000 Des de geheele Somma uitmaakt 132054 Daarenboven zyn 'er nog Pry willigen, welke op hunne koften, onder de Saéyms en Tymarioten dienen, in hoope , van zig door eene uitfteekende daad de Eere te wege te brengen, dat ze, wanneer één van de anderen het Leeven in den oorlog verheft, met deszelfs land beleend worden. Wanneer een Saéym of Tymariot van Rumelië in den oorlog omkomt; dan wordt zyn Sia'met of Tymar in zo veele .deelen verdeeld , als hy Zoonen nalaat. Laat een Tymar flegts drie duizend Aspers inkomften na; dan krygt het de Eerftgeboorene des overledenen geheel. Maar fterven ze, buiten deze gelegenheid, of wel by het Leger een' natuurlyken dood; dan wordt het Leen aan de willekeurige beflisfing van den Stadhouder der Provincie ovcrgelaaten. Wordt een Saéym of Tymariot oud en buiten ftaat; dan kan hy zyn Sia'met of Tymar aan éénen zyner Zoonen of Nabeftaanden afftaan, ïn Natolïè zyn 'er veele bevoorrechte Sia'mets en  BERICHTEN, enz. 55* en Tymare, welke ervelyk zyn, en van den Vader op den Zoon komen. Wie ze bezit, behoeft niet in perzoon te dienen, maar kan iemand in zyne plaats met den troep zenden, welken zyn leen moet leveren. LIL Van de Dfchjcbehdfchjy , Seghban en Mikladfchjy. Het Corps der Dfchjebehdfchjy bedroeg, in zyne eerfte ftigting, volgens het vroeger Plan, flegts 630 mannen. Hunne beftemming was, het geweer fchoon te maaken en te houden. Zy waren dus meer wapen-fmeden, dan een werklyk Corps van Zoldaaten. Maar thans is het met hen anders gelegen. Hun Corps beftaat Uit 30 duizend mannen, welke in 60 Kamers zyn verdeeld, waarvan elke 500 man fterk zyn moeft, maar die zelden zo fterk is. Hun Generaal, die ze commandeert, draagt den naam van Dfchjebehdfehjy-Basfa, een aanzienlyk ampt, van het welke men, menigmaal, tot een Basfa van drie paardeftaarten opklimt. Voor tegenwoordig merkt men hen aan als een foort van Curasfiers ;zy beryden defterkfte Spahi-paarden, en zyn , even als zy, gewapend. De Seghban maaken een ander foort van ruitery uit, die elk Basfa, naar gelange van zyn Mm 4 Stad"  552 HISTORISCHE Stadhouderfchap , in 't veld moet aanvoeren. Zy komen met onze Dragonders overëcn, cn vegten ook te voet. Hun werk is, dat zy de bagagie des Ryks bewaaken; weshalven ook deze militie, gcmeenlyk , het Corps de referve uitmaakt, 't Getal van dezen zuilen wy, by de volgende afdeeling, in de algemeene lyft opgeeven, wanneer wy zullen bepaalen, hoe veel Zoldaaten elk Basfa, naar maate zyner inkomften, moet leveren. De Makladfchjy worden wel van de Turken als een foort van militie aangemerkt, maar zyn, inde daad, niets anders, dan Bedienden der Beghler-Begh en der Basfas. Even als elk perzoon, die één van deze aanzienlyke ampten bekleedt, gcmeenlyk, een groot getal van bedienden houdt, welke hen niets, dan Lcevens-onderhoud en de kleeding koft, terwyl niemand geld wordt betaald; zo is, doorgaans, 't getal van dezen by het Turkfche leger zeer aanmerkelyk. 't Zyn alle jonge, fterke, welgemaakte lieden , doch meer bekwaam ter oefeninge van den werpfpies, dan ten waare gebruike der wapenen. En men vindt ook in de ganfche Turkfche gefchiedenis geen voorbeeld , dat dit fiag van menfehen eenig werk hebben gedaan, waardig, om tot de nakomelingfchap te worden voortgeplant. UIL  BERICHTEN, enz. 553 LUI. Berekening der troepen, welke de Turkfche Porte, in geval van nood, in 'i veld kan brengen, en van de fchikking nopens den optogt van een Turkfch leger. Van elk foort der Turkfche militie, zo wel ruitery, als voetvolk hebbende gefproken, zal ik nu haar getal berekenen, ten einde men kan oordeelen, hoe veele troepen dc Turken, in geval van nood, in het veld kunnen brengen. Voetvolk. De Janitfaaren moeften in elke Kamer duizend man fterk zyn, gevolglyk maakte hun getal uit 162 duizend. Maar, om dat elke Kamer, thans, veele onbekwaame of oude, dikwyls mede al te jonge lieden heeft; zo gcloove ik, vooral wanneer ik nog de gierigheid der Officiers daarby befchouw , dat elke Kamer pas 700 man fterk is; des zouden 162 Kamers op zyn hoogft bedraagen 113400 De Thoptfchjy of Kanoniers, welke 18 duizend man fterk moeften zyn , zyn wel in die wanorde niet, als dejanitfaaren, maar kunnen naauwlyks bedraagen 15000 Dc Kumbarahdfchjy of Bombardiers moeften, volgens de orde , twee dui- Mm 5 zend  554 HISTORISCHE zend man uitmaaken, maar van dezelve zyn thans flegts 400; doch zy konden , in geval van nood, wêer op 't bepaald getal gebragt worden, dus 2000 De Boftandfchjy, de wagt by 's Sultans tent hebbende, welke in geval van nood, gewis, zelf zoude optrekken, zouden, onfeilbaar, in hun bepaald getal verfchynen, dus 12000 De Mehterdfchjy zouden weinig of in 't geheel niet worden verminderd, indien de Sultan zelf optrok; gevolglyk bedraagen zy 6000 De Serradfch, naar de berekening van de inkomften der Basfas, moeften 3000 man fterk zyn; maar, evenals elke Basfa, in geval van nood, door zynen dienft-yver tragt uit te fteeken, zo zou deze militie, ongetwyfcld, veel fterker zyn, en kon, op zyn minft, gerekend worden op 6000 De militie van Kairo is altyd voltallig, dus 3000 De Leventi of Zee-zoldaatcn kunnen niet worden bepaald, om dat hun getal van dat der vaartuigen en fchepen afhangt. Maar ik reken , dat, in geval van nood, dit Ryk 40 fchepen, elk van 800 man, in Zee kan zenden, hetwelk be-  BERICHTEN, enz. 555 bedraagt 3 2000 Twintig Karveelen, tot 300 man, dus 6000 Veertig Galeijen tot 150man, maakt 6000 Honderd Galjoenen of Kandfchjabas- fen tot 60 man, maakt ■ 6000 Des bedraagt de ganfche Infanterie dezes Ryks 207400 Ruitery. 't Getal der Spahi is bepaald op 12 duizend man ; zy zouden ook, in geval van nood, weinig worden verminderd , des men ze ftellen kan op 10000 De Saé'yms en Tymarioten heb ik vooraf reeds berekend, na eenige vermindering zullen zy bedraagen i32°54 De Dfchjebehdfchjy of Curasfiers kunnen even zo min ftipt worden bepaald, als de Janitfaaren. Elke Kamer moeft vyf honderd man fterk zyn 5 maar men kan ze niet hooger, dan drie honderd man ftellen, het welk van 60 Kamers uitmaakt -8000 Dq Seghban worden, als deSerradfch, door de Basfas aangcbragt, en hun getal zou dus, volgens de inkomften der Basfas, meer vermeerderd, dan ver- , minderd worden. Naar de boven gemelde  55« HISTORISCHE melde rekening zouden zy flegts 2000 man bedraagen; maar in geval van nood moeft men ze nog eens zo hoog ftellen, dus 400o Wanneer men onderfteld, dat by het leger 20 Basfas van drie Paardeftaarten zyn; dan zouden de Mikladfchjy , elk Tasfa tot 300 man gerekend, bedraagen 6000 De Vrywilligen, gelyk ik van veelen heb vernomen, die by de Turkfche Legers tegenwoordig zyn geweeft, bedraagen gemeenlyk vier duizend man; maar in geval van nood konden zy klimmen tot IOOOO By deze ruitery moet men nog de Tartaaren brengen, welke , in geval van nood, 100 duizend man fterk konden zyn, maar ten minften bedraagen 60000 Des bedraagt de Ruitery in 't ganfche Turkfche Ryk 240054 207400 Gevolglyk voetvolk en ruitery, zamen gerekend 447454 Doch alle deze troepen kunnen, om volgende reden, nooit, zamen te veld trekken. De Zee-zoldaaten, welke op 50 duizend man worden gefchat, moeten op de fchepen dienen. Het  BERICHTEN, enz. s$7 Het Garnifoen van Conftantinopel eifcht ten minften 20 duizend mannen; de Garnifc>enen van zo vele andere lieden en vellingen insgelyks 100 duizend mannen 5 dit in 't geheel maakt eene korting van 170 duizend mannen j gevolglyk kan de Turkfche Armee , op zyn hoogft, bedraagen 277454 Doch, wanneer de Sultan, of wel de Vifier alleen optrekt; dan is 't getal der menfehen veel grooter. Want in dit geval volgt hem de Cancellery, het Minifterie , en een gedeelte van elk Gild uit de ftad, welke ten minften zamen uitmaaken 50 duizend perzoonen. Deze lieden vermeerderen wel het getal, maar niet de fterkte van een leger, by 't welke zy, veeleer tot een zeer grooten laft zyn. Nu nog een woord nopens de fchikking omtrent den optogt. Twintig duizend Janitfaaren, met fnaphaanen en fabels gewapend, en de twee Basfas van Dmnascus en Aleppo met de troepen hunner Provinciën , hebben de Eer, de voorhoede uit te maaken. De Beghler-Begh van Rumelië met zyne Sandfchjaken dekt den regten vleugel; de Beghler-Begh van Natolie met zyne Sandfchjaken den linken vleugel; de Basfas van Cartnanie en Erzerum met den SpahiOeglan van het roode vendel maaken den regten vleugel, de Basfas van Diarbekir cn Kars met den Spahi- Silahdary maaken den linken vleugel  Ss$ HISTORISCHE gel uit : de andere Basfas verdeelen zig regts en links, naar maate van den ouderdom, wanneel? hunne Provinciën tot 't Turkfche Ryk zyn gekomen. De vier oudften maaken de agterhoede uit. In het midden is de Sultan met de Tdfch-Oglan, de Standaaren en het Muziek, welke men altyd aan de veiligfte plaats Relt, daar het hoofd-vendel is, dat men met de uiterRe zorg bewaakt. LIV. Van de Staatkunde der Turken in het algemeen. Het zal altoos moejelyk zyn, een denkbeeld van de Staatkunde eener opperhoofdige regeering te geeven, welke nooit vafte grondbeginzels en beftendigheid in de oogmerken en rigtingen in agt neemt. Alles hangt van den inval en de denkwyze des Monarchs, en van de byzondere inzigten der Minifters af, die hem omringen. (*) De Hiftorie leert ons mede ten vollen, dat de meefte en wreedfte oorlogen, en de heftig- fte (*) Dii is zo algemeen waar niet, als 't hier wordt voor•gedraagen. Daar zyn zekere algemeene rechten van den godsdienft, het volk en zekere ftaaten in het zelve, dewelke , byaldien zy uit het oog gefteld en gekrenkt wierden , niet zelden het bederf en den ondergang van den Sultan en zyne Minifters veroorzaakten.  BERICHTEN, enz. 559 fte Staatsveranderingen der Ryken hunne eerRe bron in zeer geringe oorzaaken hadden , en dat of de willekeur en eigenzinnigheid van den Vorft, of de baatzugtige oogmerken der Minifters, rondom hemzynde, het meeft daartoe bragten. Maar is 'er, ooit, eene regeerwyze in de waereld aan onbeftendige grondregels, onverwagte veranderingen van rigtingen en oogmerken, en fpoorelooze ontwerpen der inwendige Staats-gefteldheid onderhevig; dan is't gewis de Turkfche. Gevolglyk is het alleszins onmogelyk, een denkbeeld te geeven van eene ftaatkundige regeering, welke naar allen fcbyn geen Stelzel heeft. In de daad, wie de inwendige fchikking van den Turkfchen Staat kent; die ziet, dat hy alleen uit Slaaven beftaat. De Groote Heer is, altoos, een Zoon eener Slaavin. De broeders en zoonen der regeerende Sultans worden als gevangenen gehouden, tot dat ze den Throon beklimmen. Alle lieden in het Serail zyn daar 30 of 40 jaaren opgeflooten , en de vrouwsperzoonen blyven in eene aanhoudende gevangenis. Het grootfte gedeelte der aanzienlykfte perzoonen worden niet als vrye menfehen gebooren. Want de Turken hebben, gemeenlyk, meer Zoonen van hunne Slaavinnen , dan van hunne vrouwen. Daar nu menfehen, welke het Ryk  Sóo HISTORISCHE Ryk moeten regeeren, doorgaans, eene me£ hunne geboorte inftemmende opvoeding hebben, 't zy dan dat 'er of de gewoonte , of Raatkundige oogmerken deel aan hebben, zo worden de jeugd nooit regeer-regels ingeboezemd, en men verfchaft haar ook geen doorzigt in de oogmerken en ontwerpen van een Staat. Dit mag van dezelfde jaloezy voortkomen , welke maakt, dat ook toekomende VorRcn zo lang in de gevangenis opgeflooten blyven. Op deze wyze zyn de Vorften, zo wel als hunne Minifters, van geboorte flaaven; en, na' dat ze in blindheid en onkunde worden opgetrokken, beklimmen de eerften den Throon, en de laatften worden gefteld over Staatszaaken, waarvan ze geen het minfte denkbeeld hebben. IJierby voegt men nog de onbepaalde magt der TurkfchsK^ïzQvs, welke, hoe weinig verftand en deugd ze ook menigmaal bezitten, dikwyls met een enkel woord, en met eene ook nog zo redelooze daad voorbeelden geeven, en wetten voorfchryven. Zelden wordt de deugd beloond. Menigmaal komen onbekwaame perzoonen, menfehen van laage geboorte, mannen zonder verdienfte, door vleijery, zomtyds zelfs door fnaakfche invallen, tot de voornaamfte Staats-bedieningen. De Staatsdienaaren worden dikwerf veranderd, en  BERICHTEN, enz. 561 en deze zo menigwerf herhaalde verandering heeft een geftadige verwisfeling en verandering van zetregels en inzigten ten gevolge. (*) Uit deze verwarde en ongeregelde Methode kan elk .opmaaken, wat men voor denkbeelden van de Staatkunde der Turken moet vormen. , Ik kan ze nergens beter by vergelyken, dan by eene Zee, waarop gcftadig veele fchepen zeilen, maar geen één daarvan eenig fpoor nalaat, langs welk het is gezeild. Doch dit niettemin , daar 'er geene regcering is, zy mag dan zo verward en fpoorloos zyn, als ze wil, welke geen vafte grondregels heeft, waarop het ganfch gebouw als op een fundament ruft; zo moet ook 't Turkfche Hof zekere vafte grondbepinzels hebben, waarvan ik thans een denkbeeld zal tragten te geeven. Ik zal 'er eenige aanmerkingen by voegen, die ik gemaakt heb, zo lang als ik my in dit land heb opgehouden; want ik heb wegens de onderhandelingen, die ik zelf lub zien uitvoeren, menige proeven verzameld. ®m (*) Dit is waar; maar't grypt byna enkel en alleen (land by de Hoofden van een rang of de Voorftanders van een Collegie. Die perzoonen, van welken de hoofdzaaken afhangen, en W#lke de beraamde zaaken den Hoofden ter beoordeeUnge én beflisfmge derzelve moeten overgeven, hebben doorgaans van onderen af gediend, zo dat, by de veranderingen der Staatsdienaren, de zaaken zelve zo veel verandering niet ondergaan. II. Deel Nn  562 HISTORISCHE Om nu, het geen ik daaromtrent te zeggen heb, tot een S'telzel te brengen , wil ik aller eerft verklaaren, wat de Turken by hunne wyze van regeering, ten opzigte van alle deelen, waarin zig naar 't gemeenft gevoelen der Staatkundigen de Staatkunde van eiken Staat ontleedt, voor zetregels en oogmerken hebben. Voorts zal ik 'er die grondregels der Turken by voegen, welke op andere Staaten niet kunnen toegepaft worden. Hierop zal ik tot hunne Staatkunde ten aanzien van buitenlandfche Vorsten komen, en eindelyk nog eenige aanmerkingen over de kundigheden maaken, die vreemde , by de Turkfche Porte refideerende Minifters moeten hebben, om 'er zig, by voorvallende gelegenheden, naar te rigten. Even nu als ik geloof, dat een Vorft, voornaamlyk, op zeven ftukken agt moet geeven, waarin hy eene volkome kennis van omftandigheden noodig heeft, het welk men juift deStaatkunde noemt; zo wil ik van ftuk tot ftuk een denkbeeld van de Staatkunde der Turken geeven. Des zal ik eerft van de Staats-huishouding, voorts van de Staatkunde zo wel in vredes-en oorlogs-tyden, als ten aanzien der leevensmiddelen, met betrekking op de wetten, en eindelyk ten opzigte van belooningen en ftraffen fpreeken. LV.  BERICHTEN, enz. 563 LV. Van de Staatkunde der Turken, ten opzigte der StaatshuisJioitdinge. Nopens de zorg voor de huishouding heb ik by de Turken alles opgemerkt, wat men, ooit, raakende voorzigtigheid en beleid in de geregeldfte Staaten waarneemen kan. By de Minifters der huishoudinge heb ik beide bemerkt; zy zyn even zo zorgvuldig omtrent de behoudenis , van het geen tot de huishouding behoort, als zy oplettend zyn, om deze bronnen vrugtbaarer te maaken. Hierby komt nog eene volkome kennis, om belaftingen en fchattingen, zonder gevaar van een oploop, op te leggen, en eene bekwaamheid , om de eerRe beginzels van een zelfs maar toefchynend gevaar voort weg te neemen. Zo dat de Turken, in dit Ruk, de trechtmaatigfte en oplettendfte regceringen niets toegeeven. Doch ik merk mede by hen meerder Zetregels in de Staats-huishouding , welke met de ftrengfte rechtvaardigheid niet ftrooken, gevolglyk ook op andere Staaten niet kunnen toegepaft worden. De eerfte is deze, dat ze de Zoonen van de goederen hunner vaderen berooven, wanneer deze fterven. De Sultan neemt bezit van deze goederen, en laat den Zoonen flegts 't noodNn % wen'  564 HISTORISCHE wendige, om te kunnen leeven. (*) Deze zetregel, die de verbetering en vergrooting der Staats-huishoudinge enkel en alleen fchynt te bedoelen, heeft evenwel wezenlyke oogmerken , die op de Turkfche Staatkunde ruften. Haar doelwit is, dat in het Turkfche Ryk geene ryke en adelyke Familien zyn zullen. Dit is den van dc voornaamfte Staatsregels; hy is ook in zulk eene rcgeerwyze byna noodwendig, welke geheel cn al op den despotiken Wil van den Monarch ruft. Alles gaat met gewelddaadigheid gepaard; des moet alles aan een kant worden gedaan, wat de onderdaanen kan aanzetten, om het jok af te werpen. Doorgaans worden de menfehen tot Route onderneemingen , door gemak en rykdom en door 't gevoel van Eer, bewoogen, dat met eenen oorfpronglyken Adel verëenigd is; want daaruit ontftaat ligt de neiging, van zig meer vryheid te verfchaffen. Des dient die Zetregel zeer wel , om al 't gevaar van dien kant te verbannen. Gemerkt nu de Basfas altyd menfehen zyn, die fchatten bezitten, bekwaamheid genoeg hebben, om iets te onderncemen, en zig door hun- (*) Dit is over het algemeen niet waar. By de meefte perzoonen, die een natuurlyken dood fterven, en vooraf van den burgerlyken ftaat zyn , komen de goederen, na kor ling van wettige procenten, aan de Zoonen.  BERICHTEN, exz. 565 hunnen aanhang, en hunne vrienden kunnen verfterken, om welke reden het dikwerf gevaarlyk zoude zyn, hen op te offeren; zo hebben de Turken een ftaatkundig middel, om hen arm te maaken, geduurende den tyd, dat zy hen, naar den uiterlyken fcbyn, van anderen onderfchciden. De Sultan verpligt zulk een' Basfa, of met eene Zuftcr of Dochter van hem te trouwen. De bruidegom moet, vóór de huvvelyks-verbindtenis, zyne Bruid aanzienlyke gefchenken geeven, na de verlooving zwaare koften maaken , en hierdoor verminderen allengs zyne fchatten. Maar, om dat hy den Keizer teffens in den bloede beftaat, zo is zyne eergierigheid voldaan. De Sultan verzorgt eene Prinfes, zonder dat het hem iets koft, gaat ceconomifch te werk, en verzekert de ruft des Staats. De Zoonen, uit zulke huwelyken geboren, klimmen, volgens de wetten, zelden hooger, dan tot het ampt van een Kapudfchjy-Bafchy; eene wet, die zelden overtreeden wordt, om dat zy al te zeer met den grondregel flrookt, van den Adel te vernederen, en de opvolging van groote Familien niet toe te laaten. Een andere ftaatkundigs Zetregel, tot de Staatshuishouding dienftig,beftaat daarin,dat mende Ryks amptenaaren menigmaal veranderd. DaarNn 3 ulC  566 HISTORISCHE. uit trekt de Monarch wezenlyke voordeden. Zo dikwyls als iemand wordt bevorderd, moet hy ryke gefchenken geeven. De kortheid van tyd, welke zy in de groote bedieningen flyten, laat hen, die ze bekleeden, niet-toe, oogmerken door te zetten, met de blinde en flaaffche onderwerping ftrydig, en deze blyft altoos de grondflag der regeeringe. Vooris, daar zulke mannen , ten einde de koften wêer goed te maaken, die ze by het aanneemen hunner Waardigheid moeften doen* in de noodzaaklykheid zyn gefteld, onderdrukkingen , roovcryen en gewelddaadigheden te pleegen; zo komt ook dit met de Staatkunde des Ryl» heel wél overeen, om den moed der onderdaanen en des Gemeens door zwaare belaftingen te dempen, en hen te gewennen, dat ze niet voort, by elke onrechtvaardigheid, aan 't muiten flaan. De zetregel, om door Stadhouders de Provinciën te laaten uitmergelen, heeft dus een dubbeld oogmerk. In de daad, daar is niet wel een foort van onderdrukking noch eenig andere kunftgreep, welken de Basfas en Sandfchjaken niet zouden gebruiken, om zig te verryken. De Regcering weet dit zeer wel, en laat het toe. Zomwylen laat men den één' of anderen den kop afflaan, en leid daar door 't volk om den tuin, op dat het  BERICHTEN, enz. 5*7 het moge gelooven , hoe yverig men 't recht handnafvc; cn hoe vuurig dc liefde jegens de onderdaanen zy. Twee gevallen zyn 'er gemeenlyk, waaiby men de Stadhouders aan dc openbaare wraak opöfferd. Het eerfte is, wanneer het volk der Provincie, uit ongeduld over de afperfingen, aan 't muiten Haat: men ftaat ybngs den Basla d-n kop af, en ftilt het morren van t Gemeen. Het andere is, wanneer de Staatkunde noodig oordeelt, zig door de uitsondering van een Stadhouder te verryken. Dit is we eene wreede, maar tcffens zeer fyne Staatkunde De Vorft mergelt, door middel der Stadhouders het volk uit, en heeft nogtans den fchyn, van geene ongerechtigheid tc pleegen. Maar rn de daad zyn deze Stadhouders niets anders, dan Agenten, waar door de Schatkamer onmeet- baare fommen wint. u'lü^i De onderdaan onderdrukt, en dc fchatkamer verrykt zynde, zo heeft deze middelen genoeg, om de noodwendigheden des Staats goed te maaken; maar de eerfte is buiten ftaat, om de openbaare ruft te ftooren. Gevolglyk bereikt de grondregel der Turkfche Staatkunde haai oogmerk. Nn 4 LVÏ.  S6S HISTORISCHE LVI. Vm de Staatkunde der Turken, ten opzigte van: het Staats-beivind. Eéne van dc voornaamfte bezigheden eener welgeregelde Regeering is het Staats-bewind , en dit vcrftaan de Turken zeer wél. In deze Kunft brengen zy het tot eene groote volkomenheid, om dat ze de kunft, van te veinzen, in den hoogften graad verltaan. Zy zyn zo zeer met de voortreffelykheid dezer eigenfehap, voor een' Vorft zeer noodig, ingenomen, dat ze aan dezelve hunne aangenaamfte en heerfthende driften opofferen. Gierigheid en trotsheid verdvvynen, wanneer ze willen veinzen. Zy weeten heel wél te onderfcheiden , met wien ze in vrede leeven, verbonden fluiten , vriendfehap houden , daaden Zonder woorden bewyzen, en omtrent welken zy goede woorden zonder daaden moeten gebruiken ; ja, hoe, hoe veel, wanneer, hoe verre, by welke gelegenheden, openJyk of in *t vertrouwen, zy zulke middelen moeten beeZigen. Ik zou te breed moeten uitweiden, wilde ik dit alles door byzondere voorbeelden bewyzen. Over het algemeen verzekere ik flegts, dat, ?o ze 'er voordeel by hebben, zy elke heledi, |ing_ weeten te ver haaien. Onder alle denkbeelden,  BERICHTEN, enz. 569 den, welke men doorgaans van de Turken vormd , is wel dit het verkeerdfte , wanneer men gelooft, dat de Turken voor haaftig-en oploopendheid, by de kunft, van wél te regeeren, bloot gefteld waren. 't Is waar, zomwylen gaan ze in zaaken wat ' driftig te werk; maar dit gefchiedt alleen daarom , om dat ze van een vooroordeel gebruik maaken, dat hen wél te ftade komt. Zy weeten heel wél, dat de dreigementen, die ze doen, zomwylen vrees veröorzaaken. Uit de vrees ontftaat altoos eene infchikkelykheid by dc party; en, wanneer ze dit middel gebruiken, dan bereiken zy byna altoos hun oogmerk. Doch het is ongeloovelyk , wat ze voor ccne kunft in den hoogften graad bezitten, om de leugen met de waarheid te vermengen, dezelve, zo het noodig is, onder het volk te verbreiden , en uit de ligtgcloovighcid van anderen voordeel te trekken, om zig van 't uiteriyke te verzekeren. Want ten opzigte van 't inwendige neemen zy twee zetregels waar, van welke zy niet afgaan. Het volk onderdrukken zy, zo als ik boven by de Staats-huishouding aanmerkte, door afperfingen, op dat't door onrechtvaardigheid verflikt gemoed alle elende, waarin men het plaatft, met des te meer gelatenheid verdraage. Den anderen neemen zy waar , ten opzigte van de Stadhouderfchappen N n 5 W  S70 HISTORISCHE en voornaame bedieningen. Geene duureri niet lang, en deze worden niet op de nakomelingen overgedraagen. De Stadhouderfchappen geeft men meeftal aan menfehen,. die in 't Serail zyn opgevoed. Zulke menfehen kennen noch hunne Familie, noch hunne Nabcftaanden; des hebben zy nergens hulp en toevlugt van te hoopen, en kunnen dus ook niets tegen den Sultan onderneemen. Eenige onruftige geeften hebben, zomtyds, wel hun hoofd opgeftoken; maar meeftal hebben ze ook de ftraf voor hunne blindheid moeten draagen, zonder dat de Sultan genoodzaakt was, openbaar geweld te gebruiken. Het is geen werk, iemand door heimelyke liften en laagen in den grond te helpen, wiens aanhang uit menfehen beftaat, die in flaaverny gebooren, en hem allen vreemd zyn, terwyl hy noch ouders noch vrienden heeft, die zyne zaak met ernft en nadruk behartigen. Men kan wel niet ontkennen, dat wel meer dan eens, ftoute en vermetele menfehen onluften in de hoofdftad hebben verwekt, welke voor den Sultan zelv' cn deszelfs Leven gevaarlyk waren. Doch hiervan was de ftaatsregel geene oorzaak, maar 't ongeluk kwam, veeleer, daarvan , dat men deszelfs waarnecming uit het oog had gefteld. Het is zeker, dat de opvolging van gewoone cn vafte grond-  BERICHTEN, enz. 571 grondbeginzels in 't hart der onderdaanen geene verandering veroorzaakt. In tegendeel buitengemeene invallen en 's Vorften eigenzinnigheid , al te blykbaare onrechtvaardigheden, en verwaarloozing der agting voor de militie, zyn de drie klippen, waar tegen de Vorft fchipbreuk kan lyden. Elk van deze ftukken verwekt toorn ; uit den toorn ontftaat de geeft van wraak; de geeft van wraak teelt partyen; uit de partyzugt volgt wanorde en verwarring; en uit de wanorde ontftaat de gcheele ondergang. Wagten zig de Turkfche Monarchen , voor het geen zulke beweegihgen verwekken kan; dan hebben ze, verder, wegens de ruft des Ryks niets te duchten , het welk het andere deel der Staatkunde is. LVII. _ Van de Staatkunde der Turken, ten opzigte van den oorlog. Hebben de Turken eene Staatkunde, met hun Staats-geftcl in Staatszaaken en de Staats-huishouding inftemmend; zy hebben ook zekere Staatsbeginzels ten opzigte van den oorlog. Zy wecten zeer naauwkeurig, wanneer het tyd is , hem te beginnen; door welke middelen zy hem voortzetten, en hoe zy hem ten einde brengen. Maar,  $72 HISTORISCHE Maar, even als de Porte wel begrypt, hoe noodig het zy, wil zy elke omftandigheid in een waar gezigtspunt befchouwen, dat ze het Staatsbelang van alle andere Vorften, niet flegts van haare bondgenooten en nabuuren, maar ook van alle anderen verftaat, welke zig met hen verëenigen of tegen hen kunnen verklaaren; zo ontziet zy ook geene koften, en verzuimt niets, wat haar de zekerfte, bepaaldfte en echtRe berichten daaromtrent kan geeven. Uit dien hoofde houdt zy in alle, zelfs de verft afgelegen landen oplettende befpieders , meeftal Grieken en Jooden , welke malkander helpen , en middelen vinden , om haar de berichten toe te zenden. Gaat men de gewoonte na, van zulke befpieders te houden; dan merkt men hier ligt, de allerfynfte Staatkunde , blykbaar ten opzigte van den Staat en deszelfs huishouding. Het aanzien en de Waardigheid des Sultans is, by zo veele voorvallen, welke zig kunnen opdoen, nooit aan het lotgeval van een Minifter bloot gefteld, welke het Karaéter van een Gezandt bekleedt. De huishouding wint 'er by: want men heeft de pragt niet noodig, waarmede een gekarafterifeerd Minifter moet verfchynen; en men doet alleen die koften, welke voor 't waare Staatsbelang nuttig is, om dat men, deels, berichten met zekerheid, en de oogmerken hoort,  BERICHTEN, enz. 573 hoort, deels mede de zaaken ligt ten einde brengt. Deze bedekte menfehen kunnen zig in alle gezelfchappen mengen, zonder dat men agt op hen geeft. Daar men met hen met minder agterhoudendheid kan-omgaan; zo hebben zy ook minder moeite, in de Geheimen in te dringen, en hooren menigmaal, het geen een openlyk gekara&erifeerd Minifter bezwaarlyk zou ontdekken. Op deze wyze wordt de Porte bediend, zonder dat des Sultans aanzien wordt gekrenkt, cn zonder dat het veel koft. Hy verneemt alles met meerder ftipt-en naauwkeurigheid, dan eenig Vorft in de waereld. Hy weet met alle zekerheid, hoe magtig een Koning zy; wie zig met hem verbinden kan en zal; welke gefchillen een Vorft heeft met anderen; wat 'er voor inlandfche onluften in elk Ryk ontftaan, en hoe een Vorft voor zig zeiven geaart is. Uit deze kennis trekt hy gevolgen voor zyne eige omftandigheden, gedraagende zig omtrent de Gezandten van vreemde Mogendheden, aan zynHofzynde, zo, als hy 't noodig oordeelt. Hy vleit; hy is trots; hy verwekt in den éénen mistrouwen omtrent den anderen, zo als hy dit voor zyne oogmerken raadzaam vindt. Daar nu de Porte zo volledige berichten nopens den toeftand van andere landen heeft; dan is  574 HISTORISCHE is 't niet denkelyk, dat ze zig in eenen oorlog inlaaten, zonder waarfchynlyke hoope , van hem gelukkig en wél te voleinden. En hem eens aangevangen hebbende, weet ze naauwkeurig, wanneer het tyd is, de wapenen neer te leggen. Doch om 'er van verzekerd te zyn, dat de oorlog met allen nadruk gevoerd werde, zo is het een ftelregel: de Turkfche Krygsoverfte moet de veldflagen -winnen , en gelukkig zyn; anders wordt hem de fchuld gegeeven. De Generaals zyn meeftal onfchuldig; maar, derlyk  BERICHTEN, enz. 635 „ derlyk werde onderhouden, en dat deze ge„ fchenken veele jaaren aanhouden,op dat ook „ de vrede ongekrenkt blyve, die van de zyde „ der Porte getrouwlyk onderhouden zal wor„ den. " Ik antwoordde : „zo dit de gevoe„ lens der Porte zyn; dan verzekere ik uwe „ Excellentie, dat de vrede eeuwig zal duuren. „ Voor 't overige wenfche ik mede, dat deze „ gefchenken veele jaaren na malkander aan„ houden, maar dat ze altoos uwe Excellentie „ ter hand gefteld mogen worden, welken ik „ geluk en een lang Leeven wenfche, zo als „ het uwe deugden verdienen, die U, billyk , „ tot een' Gunfteling van den Grootlten der „ Monarchen maaken. " De oude Moor antwoordde met een vrolyk gelaat: „ ik ben te „ oud; maar ik zal vernoegd fterven, wanneer „ ik de vriendfchap mynes Heeren met de Re„ publiek duurzaam zal zien. Inmiddels wen„ fche ik u eene gelukkige reis naar Pera, en „ daar een altyd gelukkig verblyf. " Ik antwoordde : „ om het vernoegd te maaken, zal „ de gunft uwer Excellentie,, ten opzigte der „ zaaken van de Republiek, meeft toebrengen, welke de eenige wenfch van uw'Dienaar is.'' Zo eindigde 't bezoek, en ik wierd door den Tolk der Porte wêer naar de Kaike geleid. Dit Zyn'alle de plegtigheden, welke, by de aanKomft eenes Gezandts van een gekroond Hoofd  636 HISTORISCHE by de Porte gevvoonlyk, in agt genomen worden. LXXIX. Noodige kundigheden van een' aan de Porte rejideer enden vreemden Minifter. Uit het geen ik, tot dus verre, van de Raatkundige maatregels der Turken, en hunne denkwyzc heb gemeld, zal men ten vollen kunnen afneemen, dat zy, thans, heel andere menfehen zyn, dan ze voordezen waren. Zy worden dagelyks befchaafder. Des wordt het altyd noodiger, dat zulke Perzoonen, welke de Europifche Vorften naar de Porte zenden, zulke kundigheden bezitten, die allen niet gemeen zyn. Men heeft met een geheel in ftaatkundige greepen opgevoed Kabinet, en met Ministers van bykans alle dc aanzienlykfte Vorften van Europa te doen. Weshalven veel van een Perzoon wordt gevorderd, wanneer hy, midden onder zo veele omRandigheden, die doorgaans onderling ftryden , met Eere wil verfchynen. Niets is in de daad moejelyker, dan regels te geeven, hoe zig een vreemd Minifter moet gedraagen. Want der menfehen voorzigtigheid moet ze heel dikwyls veranderen, en zig naar dc omftandigheden van tyd, plaats, zaaken en perzoonen fchikken. Uit  BERICHTEN, enz. 637 Uit dien hoofde wil ik alleen van algemeene eigenfehappen en regels fpreeken, welke, wanneer ze al voor een vreemden Minifter te eenemaal noodzaaklyk zyn, nogtans noodiger zyn voor hen, die aan het Turkfche Hof moeten rcfidecren. Hier wil ik eeniglyk van die kundigheden fpreeken, welke ik voor hen noodig oordeele. Vervolgens zal ik regels geeven, welke ik by ondervinding als noodzaaklyk heb aangemerkt. De eerfte kundigheid, die een Minifter aan dit Hof moet bezitten, is de kennis der waereld. Men moet naamlyk haare manieren en grondbeginzels weeten.. Tot de eerfte rekene ik ds Hoflykhëid; tot de laatfte eifche ik weetenfehap. Men moet de manieren der waereld verftaan> alle regels van wellevendheid, in een land gebruiklyk, kennen, en met menfehen van verRand en oordeel omgaan. Men moet de grondbeginsels der waereld, en de dryfveeren haarer daaden verftaan. Verftaat men manieren; dan kan men zig met bevalligheid vertoonen, zig met verfland gedraagen, cn zig een aangenaam onthaal belooven. Verftaat men hunne grondbeginzels; dan kan men nut uit hunne fpoorloosheden trekken, zig voor hunne liften en laagen wagten, cn tegen allerlei toevallen beveiligen. Deze tweevoudige kennis is voor elk' Minister  €38 HISTORISCHE ter noodig; maar allermeeft aan dit Hof, waar geen overvloed van menfehen van groote geleerdheid is. Wanneer iemand maar kennis van de manieren heeft; dan kan hy zyne onkunde verbergen, en dit niettemin al het genoegen der verkeeringe genieten. Even als ook de omgang met menfehen van minder doorzigten menigvuldiger is, dan met perzoonen van groote verdienfïen, welke gcmeenlyk niet flegts zelden, maar ook meer werkzaam zyn; zo is de kennis der leevenswyze aan dit Hof van een dagelykfch nut. NogmoejeJyker, maar even zo noodzaaklyk is de kennis van de grondbeginzels der waereld. Want daar door leert men de karacters der menfehen kenneri, welke gemeenlyk alle even zo verfchillen, als hunne Wezens. Hierdoor leert men zig voorzigtig gedraagen, ten einde men hun wantrouwen of vertrouwen , hunne ongemak-of gemaklykheid, hunne milddaadig-of gierigheid, hunne trots-of befcheidenheid, hunne dubbclzinnig-cn argliftigheid of oprechtheid, hunne domheid of hun verftand, hunne gemaatigdheid of drift, hunne bekwaamheid of onkunde, hunne ongenegen-of genegenheid tot vermaaken, maar vooral hunne baatzugtige of onbaatzugtige denkwyze in de behandeling van zaaken kennen. Het is zeer moejelyk, alle dryfvecren van der menfehen driften te noemen*  BERICHTEN, enz. 639 men. Maar op zyn minft moet 'er een Minifter aan dit Hof eene algemeene kennis van hebben, ten einde hy zig, by zyne eige onderhandelingen , wél weete te gedraagen. De tweede noodige kundigheid voor een' Minister is de kennis van het'belang, niet flegts van zyn eigen Vorft en de Porte, waarby hy rendeert , maar ook van alle Vorften van Europa. In de daad maaken alle verfcheide Staaten van Europa, ten opzigte van het Turkfche Ryk, een foort van Republiek uit; des het belang van alle zulke Staaten onderling zo verwikkeld en zamenhangend is, dat elk een kundigheden en regels geeven kan, hoe men zig met de Turken, in onderhandelingen met hen , gelukkig kunne gedraagen. Uit dien hoofde is het noodig, hunnen Staaten magt, hunne wederzydfche betrekkingen, hunne verbindtenisfen, vriendfchap en de Traftaaten te "weeten, waardoor ze zig onderling hebben verbonden. Met één woord, men moet hun geheel Godsdienft-, Staats-en handels-fyftema kennen, voor zoverre het invloed op Turkye heeft. De derde Kundigheid, misfchien de noodigft© van allen, is de kennis der taaien. Deze ware wel te wenfehen, maar is zelden te vinden, om dat de Turkfche taal in Europa niet in gebruik is. Des zullen de Europifche Vorften altoos het nadeel moeten lyden, waaraan de behandeling  (Ho HISTORISCHE ]ing hunner cigc zaaken, doormiddel van derde perzoonen, bloot gefteld is. Want hoe yve* rig cn bekwaam ook deze mogen zyn , 't is egter niet mogelyk, dat zes. niet of de kragt, of de gronden, ten minften ten opzigte van dc wyze der verklaaring, dier taaie iets zouden beneemen, waarin ze door de Minifters worden voorgedraagen. Weshalven de Vorften , by de keuze der Tolken, buitengemeene oplettendheid moeften gebruiken, waarvan ik thans zal fpreeken. LXXX. Noodige regels voor de Minifters, die aanliepTurkfche Hof reftdeeren. Ik komc nu tot de noodige re gels, welkee èii Minifter aan dc Porte moet in agt neemen. Ik zal alle dezelve niet ontvouwen, die den Minifters aan alle Hoven gemeen zyn. Ik zal flegts melding maaken van de geene, welke de Turkfche Porte eigen zyn. Even als hier deRegcering,altoos, in handen van zulke menfehen is, die in eene byzondere gunft van den Monarch ftaan; cn, dewyl 'er altyd veelcn zyn, die na zulke Ampten dingen, zo moet 'er een Minifter vooral op letten, dat hy weetc, welke gunftelingen van tyd tot tyd meeft zyn gezien. Anders moet hy te werk gaana  BERICHTEN, enz. 641 gaan, wanneer 't perzoonen van het Minifterie zyn, en anders, wanneer ze in het Serail dienen. De eerften moet hy vry en openhartig vleijen, op dat zy hem, in geval van nood, niet ongenegen mogen zyn. Maar de vriendfchap der anderen moet hy, op een gevoegelyke wyze, tragten te winnen, cn daarby heimelyk tewerk gaan, op dat het den Minifters der Porte niet ter ooren kome. Want deze zouden 'er, noodzaaklyk, boos door worden, om dat zy elk, die zig na de perzoonen van het Serail wendt, jaloczy en misnoegen tooncn. Wantzy geloovcn, dat men hen daar door beletten wil, den garv fchen omtrek hunner magt te gebruiken. Wanneer by dit in agt neemt, en met beiden voor-* zigtig omgaat, hun geftcl allengs leert kennen, hunne deugden en ondeugden weet; dan zal 't hem ganfch niet moejelyk vallen, hen te winnen , en hy zal in de uitkomft zyner zaaken, altoos , groot voordeel vinden. In de verkeeringe met hen moet hy , volgens ccn vaft grondbeginzel, altoos het denkbeeld van de magt zyns Heeren, door een verftandige handelwyze, vergrooten, dat is, hy moet zig op eene voegelyke wyze houden, als of hy de veragtelyke manieren niet telde, welke dc trotsheid der Turken eigen zyn, en.ftandvaftig- IL Deel Ss leid.  642 HISTORISCHE heid, zonder de minfte vrees voor hunne be. dreigingen, toonen. Een Minifter moet volkomen moed hebben, om zig te verzetten, maar te gelyk eene edele veinskunde bezitten, om op zyn tyd te kunnen toegeeven, op dat hy de zaaken nooit tot fpitsvinnigheden laate komen, en het gevaar moge ontgaan, van de agting, zyn Karacler vcrfchuldigd, gekrenkt te zien. Om zig tegen zulke draajen te beveiligen, moet hy, in de onderhandeling van zaaken, vafte en fterke bewyzen gebruiken, zig op hunne wetten en gewoonten beroepen, en op de voorbeelden, tot eigenzinnigheid toe, blyven ftaan. Waarlyk, geen Minifter zoude by de Turken *'er erger aan zyn, dan zodanig een, die gaarne toegaf, en ligt inwilligde. Want het gaat vaft, dat, wanneer men den Turken flegts ééne zaak toeftaat, zy voort wêer eene andere begeeren, en dit is zomtyds al genoeg, om eene gewoonte te maaken. Uit dien hoofde agte ik het noodig , dat men nooit al te veel begeerte laate blyken, om de vertrouwde vriendfchap der Turken te zoeken. Veel voorzigtiger gaat men te werk, wanneer men met hen in eene toefchynende vriendfchap leeft, en zig altyd bedekt houdt. Want, daar men van de Turken niets zonder geld pf gefchenken kan krygen, zo is hunne vertrouw?  BERICHTEN, enz. 643 trouwde vriendfchap voor vremde Minifters heel nutteloos, als welke in geval van nood, al hadden ze zelfs talryke, ja alle Grooten en Lievelingen tot Vrienden , niets nogtans zonder geld zullen verkrygen. Des is hunne gemeenzaamheid , by zekere gelegenheden, van geen voordeel en ongemeen laftig, om dat ze den zetregel ^hebben, dat het vry ftaat, van zyne vertrouwde vrienden zo veel te vorderen, als ze willen. Een derde regel is, insgelyks, voor de Minifters, by de Porte refideerende , zeer noodig. Zy moeten met alle foorten van menfehen vriendelyk omgaan. Want men heeft het reeds meer dan eens beleeft, dat een gemeen en armhartig Kaiken-vaarder Groot Vifier is geworden. Doch deze vriendelykheid moet men met. maate gebruiken, cn zyne agting altoos bcwaaren; met één woord , zig zo gedraagen, dat men de menfehen wel verpligte, maar hen teffens in ontzag houde, Met alle Chriften-minifters in het grootfte vertrouwen te leeven, zal alleszins zeer nuttig zyn. Want zulk eene verceniging kan den Turken inzonderheid gemaatigdheid en agting by alle onderhandelingen inboezemen. De laatfte en voornaamfte regel is deze, dat men zyne eige Tolken kieze cn gebruike. Daar worden, in de daad, al te veel eigenfehappen Ss Z £c-  ö*44 HISTORISCHE gevorderd, om een' Tolk uit te maaken, dien men, met recht, goed kan noemen. Moed, onbefchroomdhcid,wysheid, vaardigheid en welfpreekendheid zyn wezenlyk noodzaaklyke eigenfchappen, ten einde hy de gedagten zyns Minifters met de noodige ftandvaftigheid weete te verklaaren. (*) Nu zal 't onmogelyk zyn, deze eigenfehappen te vinden, zo lang als dc Vorften niet daartoe komen,dat zy hunne eige onderdaanen gebruiken, en menfehen van goede afkomft met eene zo gewigtige bediening voorzien, Thans zyn dc perzoonen, welke men daartoe kieft, meeftal onderdaanen des Turkfchen Keizers, die in de Turkfche landen zyn gezeeten, waar ze gevolglyk ook hunne Familien en goederen hebben. Des hebben zy eene natuurlyke hoogagting voor den Vorft, die goederen en vrienden in zyne magt heeft; en dit maakt, dat ze zelden, ja nooit met y ver en ftandvaftigheid hunnen pligt doen, wanneer 't de omftandigheden cifchen, om ftandvaftigheid te toonen. Immers is het natuurlyk, dat het menfehen van deze afkomft en zulken ftaat, zo niet (*) Dit en het volgende is alle oplettendheid der Christen-vorften waardig, om dat, in zekere gevallen, de Tolken of zo veel nut, of ook wel meer nadeel kunnen doen, <$m mogelyk de Gezandten zelve, -  BERICHTEN, ènz. niet meer, nogtans even zo veel daaraan gelegen legge,de gunftdcr Turken te verwerven en te behouden, dan dat ze 's Vorften zaaken zouden behartigen , in wiens dienft zy zyn. Zy Zeggen den"Turken altyd niet, wat men hen heeft belaft; ten minften zeggen zy het zo niet, als men het heeft bevolen. Zy verzoeten da hoofdzaak; zy verzagten de kragt der uitdrukkingen ; zy geeven ook niet altyd getrouw op, wat hen de Turken voor een antwoord hcbbeil gegeeven. Zy zyn onredelyk in het eifehen, en willen, dat men hen geftadig groote gefchenken geeve. Uit dien hoofde maaken zy, eindelyk, geene zwaarigheid, om zomtyds 't Staatsbelang van den Vorft, welken zy dienen, aan hun eigen belang, hunne vrecze cn eigc bedenkingen op te'offeren. Des zal het diénftig, en voor het Staats-belang van eiken Vorft zeer noodig zyn, zyne eigc onderdaanen eeniglyk als Tolken te kiezen, welke door hunnen Godsdienft, de wet der natuur, hunne afkomft en gewoonten zyn ver-" •pligt, den Vorft wél te dienen, en in geval van nood zonder bedenking zig op te offeren, en verzekerd te zyn, dat in alle gevallen hunne eige Familien van 'seigen Vorften gunft ryke belooningen zullen ontvangen. Elk een kan deze waarheid erkennen; maar om ze regt cn in den grond te kennen., moet men te Conftan* Ss 3 tim'  646 HISTORISCHE, enz. tinopel zyn, waar men 'er, dagelyks, bewyzen genoeg van heeft. Nu heb ik genoegzaam van den Godsdienft, het Hof, de Regeering , den' Staat, de Huishouding, de Militie en Staatkunde der Turken gehandeld. Deze verbergen hunne zaaken zeer zorgvuldig. Weshalven ik alleen getragt heb, het wezenlyke te verzamelen ; en het gelukte my, meerdere en echtere berichten te krygen3 dan ik by anderen nog heb gevonden. Einde des tweeden en laatften Deels. IN-  INHOUD 64? der HISTORISCHE BERICHTEN, enz, I. Inleiding. » • • 33°" H. Van den Stigter van den Mahomedaanfchen Godsdienft, en de beweegreden, die hem ter ftigtinge van dien hebben aangezet. * • • 339 III. Van de Godsdienft-ftellingen der Turken. .... • 345 IV. Van denBeyram,dehuwelykenen echtfcheidingen der Turken ; hoe verre zy het Bywyffchap uitftrekken, en van hunne zedelyke werken. . • 35^ V. Van de Godsdienft-beftierers onder de Turken. . . 3^3 VI. Van de Monniken-orde onder de Turken. ... .37° VII. Van de Moskeën, haare inkomften en voorrechten. ' * • • • 37 8 VIII. Van de verdeeldheden in den Mahomedaanfchen Godsdiénft, en de twee Setten, van O'mer, die ie Turken, en van Ae'ly, die de Perfianen volgen. 382 S s 4 IX<  048 INHOUD der HISTORISCHE bladz, IX. Van andere Secten onder de Turken. 386 X. Van 't ongeloof der Turken. 1 397 XI. De Godsdienft, der Turken ruft alleen op ftaatkundige inzigten , en wordt met 't Staats-belangheel infteminend beoordeeld. . . 400 XII. Vm de burgerlyke regeering der Turken. Van het Serail, deszelfs- bewaaking en bevolking. . . 408 XIII. Van de perzoonen, tot de paardeftal- len en ftoeteryen behoorende. . 412 XIV. Van de Boftandfchjy en Baltahdfchjy- • 414 XV. ■ blanke en zwarte Gefneedenen. . .... 417 XVI. Kamers der Ydfch-Oglans of Pagen des Serails. . . 41 p XVII. Vm de wyze, hoe men de jonge lieden in het Serail in de weetenfehappen onderregte. . . , 424 XVIII. Van de Stommen en Dwergen in het Serail. . . . 427 XIX. Van het vertrek der Vrouwen in 't Serail. - . . . , 429 XX. Van de luft, die in 't Serail tusfehen perzoonen van eenerlei geplacht heetfcht. 434 XXI. Van den eerften Viller des Osmanfchen Ryks, en deszelfs Kjetchuda. 436 XXII.  BERICHTEN, enz. 640 bladz. XXII. Van de Vifiers der Bank, tózDefterdar , Nifchandfchjy, Reis-Efen- • dy en den Teskjerehdfchjy. . 442 XXIII. Van de bedieningen voor de burgerlyke regeering, en de goede orde in de ftad. . . • 447 XXIV. Van de Natiën, die onderdaanen der Turken zyn, en te Conftantinopel woonen,te weeten Je Jooden, Armeniërs en Grieken. . 45° XXV. Van de regeeringe der ftad, en de ■ handhavinge van 't recht. . 454 XXVI. Van de Ryks-ampten, waar door de Ryks-provincien worden geregeerd. 458 XXVII. Van den Basfa en de regeering van Kairo. ... 464 XXVIII. Van de regeering van Wallachië. 467 XXIX. ■ Moldavië. 471 XXX. Van de Tartaaren en Bondgenooten der Porte op de Barbaarfche kuften. 474 XXXI. Van de cynsbaare volken des Turkfchen Ryks. ■ • 477 XXXII. Van de huishouding des Turkfchen Ryks, de openbaart Kas/en, en hen, die 'er het beftier over hebben. 480 XXXIII. Van de Myry ofi Ryks-kasfe, en van de Chafyneh of kasfe des Grooten Heers, haare ontvangst en uitgaave. . .482 Ss s XXXIV,  6so INHOUD der HISTORISCHE aaaiv. a^/ï «era Koophandel ier Turken e?2 hunner onderdaanen te Conftantinopel, era over 't algemeen. 48$ XXXV. V%n den Koophandel der Venetianen te Conftantinopel. . 493 XXXVI. V%n den Koophandel JerFranfchen. 500 XXXVII. Van den Koophandel der Engelfchen en Hollanders. . 504 XXXVIII. Van den Koophandel der Rusfen en Duitfchers. . . 508 XXXIX. Van den Koophandel der Zweeden en Napelfchen. . 510 XL. V272 de oorzaaken des vervals der huishoudinge des Turkfchen Ryks. 512 XLI. Vrn den Oorlogs-ftaat des Turkfchen Ryks in 't algemeen. 516 XLII. Vin de Thopdfchjys en Kumbarahdfchjys, de Artillery en het Buskruid. . : . ^jg XLIII. Van de Zeemagt in 't 'algemeen, en de bedieningen hy dezelve. 523 XLIV. Van de foorten van fchepen, en hunne uitrufting. . 526 XLV. Van de wyze, hoe de fchepen worden gebouwd. t „ 529 XLVI. Van het Tuighuis te Conftanti- nopel. ... 53r XLV II. Van de Bondgenootenier Turken ter Zee. , -534 XL VUL  BERICHTEN, enz. 6st bladz. XLVIII. Van de Janitfaaren. . 536 XLIX. Van de Mehterdfchjys , Boftand- fchys, Sferradfch en de Leventi. 539 L. Van de Ruitery der Spahi. 541 LI. Van de Saé'yms en Tymarioten. 544 LIL Van de Dfchjebehdfchjy, Seghban en Mikladfchjy. • . 551 LUI. Berekening der troepen, welke de Turkfche Porte, in geval van nood, in 't veld kan brengen, en van de fchikking nopens den optogt van een Turkfch Leger. . . 553 LIV. Van de Staatkunde der Turken in het algemeen. . . • 558 LV. Van de Staatkundei«rTurken, ten opzigte des Staats-huishoudinge. 563 LVI. Van de Staatkunde der Turken, ten opzigte van het Staats-bewind. 568 LVII. Van de Staatkunde der Turken, ten opzigte van den oorlog. 57r LVIII. Van de Staatkunde der Turken, ten opzigte der Leevensmiddelen te Conftantinopel . • 576 LIX. Van de Staatkunde der Turken, ten opzigte van de wetten. 578 LX. Van de Staatkunde der Turken, ten opzigte van ftvajfen. 580 LXI. Van de Staatkunde der Turken, ten aanzien van beleningen. 5§2 LXII.  6p INHOUD der HISTORISCHE bladz* LXII. Van de mtuwderTüïkkhe Staatkunde. . ^§4 LXIII. i/oe ie Turken omtrent Perfië ge- zind zyn. . . 588 LXIV. üfoe de Turken van de Mogolers en Usbeken denken. . 591 LXV. Gedrag der Turken omtrent Rus- land 593 LXVI. omtrent Pruis- fen en Zweeden. . . 596 LXVII. Wat ie Turken van Polen denken. 597 LX VIII. ■ — van het OoRenryk- fche Huis denken. . 599 LXIX. Wat de Turken van Frankryk ie72- ken. . . .601 LXX. ■ . yan Engeland en Holland denken. . . 603 LXXI. • yan de Koningen van Spanje en Napels denken. ■ 605 LXXII. ■ , yan de Republiek Venetië denken. . . 606 LXXIII. — —i yan de Vredes- traclaaten en verdragen met vremde Vorft:n voor gedagten voeden. 610 LXXIV. Hoe ie Turken de Gezandten van*' vreemde Mogendheden aanmerken. 61% LXXV. Plegtigheden by den intogt van een gewoon Gezandt der Republiek Venetië . . . 615 LXX VI.  BERICHTEN, enz. 653 bladz. LXXVI. Plegtigheid by het bezoek van den eerften Vifier. . • 618 LXXVII. Plegtigheid' by de Audiëntie yan den Grooten Heer. . . 621 LXXVIII. Plegtigheden, wanneer men den Sultan de gefchenken brengt. 630 LXXIX. Noodige kundigheden van een' aan de Porte refideerenden vreemden Minifter. . • .636 LXXX. Noodige regels voor de Ministers, die aan het Turkfche Hof refideeren. . • • ^4° BLAD»  BLADfYZER OVER ■/^almocfen, uitdeeling van deze, by de Mahomedaanen. I 366 enz. Aardbeeving, fchynt in Turkye als t'huis te hooren. I 105 enz. Aardvrugten in het Ooften. I 82 enz. Abdul-IJawed,zicAchmetTV. Abydos. I 14 Abysfiniërs , hunnen Godsdienft. I 57 Achnet I. I 50, 51, II, I 53 III. I 54. IV. I 55. Adriampel, ligt in Roinanic, door wie geftigt. I 13. Adfchjam-eglans, hunne bediening. I 437. Aé'lcmdar, Vaandrig. I 394 Afmeïdan, wat het zy. I 140 Aga, Opperhoofd. I 455 Akkerbouw in het Ooften. I 5=9, Akre, haven van Paleftina. I 26 Aladin, Sultan. 1.46.60,61. BEIDE DEELEN. Aleppo, hoofdftad van Syrit, I 20. daar is eene Engel. 1 fclie Kapél. 312 A/exandrette. I 21. Alexandrië', in Egypten. 130 Algiers. I 35. Amurat I. I 48 ■ II. I 49. 62, III en IV. I 51. Ananes, klein Eiland. I 34. Anderfen en Iverfen, hunne reisbefchryvingen beoordeeld, II 127 Andros, eiland. I 33 Angora, Koopftad, I 10. daar vindt men Geiten, waarvan het Kameels-hair komt. 88 Antcrmony , Qfean Bell reis enz. bcöordecld.II 205 Antilibanon , befchreevenI 11. Antimilo, klein eiland. I 34. Antiparos, eiland. I 33,34, Arabiërs, befchreeven. I 62 Ararat, berg aan de Berfi- fche grenzen. I 10. Archipel en deszelfs eilanden. I 3 enz. 32 enz. Ar,  BLAD WYZE R. 655 Argentiera , klein eiland. I 34- 'Armeniërs, hunne Kerken, I 149. hunne gefteldheid. 273 enz. Arnaud, zo noemen de Turken Macedonië en Albanië I 13- Arnauteni,l)efcSréev<èn. 161. Arraba, wat. I 90. Arvieux, {Lor ent d'') werken beoordeeld. II 124 enz. Afchafchjy-Bafchy , eerfte Kok. I 433 Afiatifch Turkye. I 17 Asper in Turkye, wat. I 521 Atheen, deszelfs puinhoop, wat vertoone. I 17 Jthos, berg. I 17. 203 Auiïinticn der Europifche Gezandten en Confüls by de Turken. I 167 Avarnien, wat by de Turken. I 4<53, 5Ó5- Av.il, {T.~) voï'agt, beoordeeld. II 176. Baard, van hem houden de Turken ongemeen veel. I 536 Babyion. I 20. Baden, zyn tcOjtiftantinopel veele en pragtige, I 145. behooren tot de tydverdry- ven der Turken. 552. Bacchfchysch, een gefchenk, I 558. Bagdad, ftad. I 20 Bajezet I. I 48. — II. 1,49 Bairak , vendel. I 496 Balkan, de groote, een berg. I 10. Balfum, een boom. I 37 Baltahdfchjy , Heliebardier. I 437- Baltintore, deszelfs reize in het Ooften bccTordceld. II 314 enz. Banduri , D. A. deszelfs werk beoordeeld. II 193 Baradaeus, Jacob. I 308 Barbiers by de Turken, hoedanige. I 515. Baruth, handelplaats. I 22. Bajars of Èafejfane , wat zyn. I ui. 143 Bafchi, Opperhoofd. I 455 BasJ'a, wat betckene. I 447 Basfora, ftad. I 20 Bediünen, wie. 1 62. Begh, Vorft. I 448 Beglerbeg, Vorft der Vorften. I 448. hunne inkomften. II 263 Begraafplaatzen der Turkfche Keizers, waar. I 138 Bei ram, offerfeeft by de Turken. I 365 Bekkafige, een kleine trekvogel. I 87, Tic-  656 BL ADWYZER. Bektafchi, wie by de Turken. 1392. Belon, Pierre, deszelfs ferratieus &c. beoordeeld. II 58. Beloofde land, zie Paleftina. Berat, een vryheids - brief I 163. 476- aanm. Berber-Bafchy, lyf-heelmecs- ter. I 433 Bergen in het Turkfche Ryk. I 10. Bynardino deszelfs werk beoordeeld. II 105 Befchryvinge der ftad Conftantinopel en der Dar danellen, I 121 enz. beoordeeld. II 331 enz. Befeftcitis, of verwelfde winkels te Conftantinopel. I H3. Befiktasch , voorftad van Conftantinopel. I 127. 392 Beurs , in eene gaan 500 Piafters in Turkye, I 522. goudbeurzen, ald. Bey, zie Begh. Beytul-Maldfchjy, wat betekent. I 468 aanm. Bisfchopp'en in de meefte fteden. I 216. Boekdrukkery in Turkye. I 508. ffoktfchi , zo noemen de Turken d • deeld. II 144. Hadfchi Bektasch. I 392 Haemus, berg in Remanie» " I 10. Haerem, verblyfplaats voof de vrouwen. I 544. Haeremeyn, drukt Mekka tri Medina uit, I 544 aanm. Hagcdisfen, menigerlei foorten. I 93 Harah, berg naby Mekka* I 324' HaHm, wooniug der vrouwen. I 414 Hasfelquifts iter Palteftinunt, inhoud beoordeeld. II 240 . enz, Hattagan, eeu mes, 'm de ge-  BLAD WYZE R. 661 gedaante van een fabel, t I 536. Havufe , gemetzelde bak, I o2. IJegire, wat het zy. 1317- 513 Heilige berg , zie Athos. , , poort, I 249, Heiligen, by de Mahomedaanen. I 393- 39<5Heiman, zie Egwond. Hei.nendorf (Fuhrer WW») reifebefchreibung enz. beoordeeld. II 67. Hekim-Bafchi, een opperfte Arts by de Turken. I 514 Hekim-Efendi, I 434' Hellespont. I 3Herbelot Bibl. oriënt. I 314. 323. in het 0#?«. I 79- Hernhutters iu de Z,ev*«# verdigt. I 312- Hippodromus te Conftantinopel. I 140 Hidfcha, Leermeefter des Sultans. I 434- thenigers werk beoordeeld, II 87. Hooi wordt in het Ooften niet gewonnen. I 77 liudfchjet , rechtsgeleerde (chriften. I 46"1 Humajun, Aehd Namek, openbaare Keizerlyke brieven. I474 Huw elftzen ter Turken. I 53a Uyeuen, een mi Jdenflag tusfehen Vosfen en Wolven. I 9=- Ilyfterifche toevallen. I 97 •Jaffa, haven in Paleftina. I 26. Janitfaaren, I 486. (Aga der) I 442- 455- , . Kaap, I 3. Jafydfchy-Efendy. I 43°Jauer , ongeloovigen , zo worden de Chriftenen van de Turken genoemd. 1197. 397- Ibrahim I. I 52' Ibrykdar en Ibrykdar-Aga. \ 433Idfchoglans. I 139- 437Jerufalem , hoofdftad van Paleftina , befchreeven. I23. Jefyden, befchreeven. I 69 Illyrië, (hetTurkfche,') I %& Imam, al Priefter. I 64. %m Effendi. I 391- Imarets, ;gaftbu^W I 375 Imbat, Zeewind. I 79' Imbrahor. I 437Intereften , by de. Turken.. I 522 enz. Jooden zyn door geheel Tur-. kye verftrooid. I70, Joppe, zie Akre.. Tt 3 ?ar"  662 B L A D W Y Z E R. 'jfordaan, loopt in de doode Zee. I 7. IJlanbul-Efendy , fecretaris van Conftantinopel. I 442. Julfa , voorftad voor Ispahan. I 279. Iverfen, zie Anderften. hes reizen , inhoud en beoordeeld. II 250 enz. Kaaba, Tempel, Moskee. I384. Kabul, wat betekent, 1367. aanm. Kadhy, rechter over één of meerder eilanden. I 200. 388. Kadhy Lesckkjer , opperfte des legers. I 177, 388.442. Kadri, wie by de Turken, I 3S3. Kafar, een tolgeld op de wegen. II 40. Kaftan, een gewaad hy de Turken. I 174. Kaike en Kaikfcki, I 151. Mackam, plaatshouder yan den Groot Vifier, I45Ó. Kairo , (oud) I 28. Kalam, (Cl) deszelfs werk heoordeeld. II 126'. Kalis, een Kanaal. II 30. Kalpak by de Grieken, wat, I 301. Kanuelcn, verfcheide foorten, I po., ^ i Kameelshair komt van dg Geiten. I 88. 524. Kameleon behoort onder de Hagedisfen. I 93. Kampvegters by de Turken, I 55°- Kanaal by de Dardanellen, I 3- H- by Conftantinopel, 122. 154. Kannobin, zetel van den Armenifchen Bisfchop. I 59. Kantemir, (Demetr.) hiftoire beoordeeld. II 199 Kanthar, gewigt by de Turken , hoe veel bedraagt, 15=4- Kanum Snltanen , vrouwetj van den bloede. I 427 Kapi-Aga , opperhoofd der blankeGefneedenen. I429, Kapin, wat zy. I 244 Kapot, lang opperkleed by de Grieken. I 268 ,7/?«;;.'. Kapitein-Paeha. I 169. 452, 493- Kapri, klein eiland. I 35 Kapudfchjy, deurwagter. 14 361 ' ; Bafchy, Kamer- heeren. I 436. Kapudfchjylar- Kjetchudasz.y, opper - ceremoni eraeefter I 436. Kapuszics, menrchen buiten, de Porte. I 450. Karabumo, Kaap. I 117.  B L A D W Y Z E R. 663 Karavaan vasx Mekka. I386 , ._ ten Koophandel, I 5=5- Karavanfera, zyn een foort van herbergen in Turkye. I 144 . Karavellen , oorlogfcbepeq. I 492- ' Karipi, lyfwagt te paard, I487. Kar mei, berg , befchreeven. I 11. Kamadar-Bafcbi , fchatbewaarder des Sultans. I 45". Kasfum-Pafchi. I 126. Kafteelen hy Conftantinopel, 1 I3' Kitifcherif, antwoord des Keizers. I 180. ■Katoen-druk keryen te Smyrna. I 52S. Kaviaar. I a$6<; Kayk, klein vaartuig, I verfcheide foorten, ald. Kaym-Maekam, Vicaris van den Sultan of Groot Vifier. 1 442. Kcbia, wat zogenoemd wordt. 1 377- . Keizerlyke Moskeen te Cm- ftantinopel, I I37> 375- vrouwen. 421. Kihaja, bewindsman, I 447 voorfpraak. 455. Kija-Aleb, wie. I 4j£ Kjetchuda-Begb, voornaamfte bewindsman. % 447. Kindc-en der Turkfche Keizeren, I 425 enz. Kindertugt, 533- Kioske, een foort van Balkons. I 134- Kislar-Aga. I 378- 4=9- Kismet , volftrekt noodlot, I 498. Kimden, befchreeven. I 69. Kjurdiftan. I I/- 69Kjutfchuck, wat 'by de Tur. ken. I 3Ö5Klccmans reizen beoordeeld. II 320 enz. Klooftersby deCrieken.l 251, Koffi, Turkfche, komt uit 21'I 84. ho.e gebruikt. 547- Kogni, Koopftad. I 19. KoÜuk-lVefyr , Viziers der fchouderen. I 434" Konak, legerplaats , I 449« een weg , die afgelegd wordt. 525. Koortfen, I 96. Kopten , befchreeven. I 57. 278. Koran , vérflag van den Ko. ran, I 323 enz. wat bete kent. 327- 457Korkud. I 5°Koron. I 17- Kortes, reis beoordeeld.  664 BLADWYZER. beoordeeld. II 196 enz. Lutherfchen in Turkye. I31J enz. Maanden, hoe de Turken berekenen. I 512. Madras, openbaare fchoo. len. I 375. 507. Mahmud, I 54. Moskee van. hem. 137. Mahomed I. I 49. ■ — //.bouwer der Ka,'. teelen, I 13. van een Se-. rail. 135. ///. I 51. IV. I 52. Mahomet \ ( Leeven van ^ I 313 enz. Mahomedaanen, verfcheide feften onder dezelve. I 344 Mahraman, witte doek der Griekfche vrouwen ovec het hoofd. I 273. Maiücïs befchryving van E- gypten beoordeeld. II ioq enz, Mainoten. I 56. Makelaars in Turkye , wie. 15=3. Mangala , een fpel by de. Turken. I 551. Manna. I 81. Maria, (P.Angel:) deszelfs werk beoordeeld. II 204' Marktplaatzen in Turkye^ l Ho. Mar- II 207 enz. Krim , of klein Tartariê. I 35- Kubbe, een Koepel. I 138. 441; Kudileskiers , opperden des legers. I 434. Kun , wat by deTurken. 1518. Kuprogli, Groot Vizier. I 52. Kurban-Beyram, wat by da Turken. I 355. Kutaja, Koopflad. I 19. 'Kwartels zyn,in Griekenland, in menigte, I 87. Lampfacus. I 15. Lacdicea, hoe thans. I 114 Lente, hoe lang duurt. I 76 Leo Allatius, op hem kan men weinig aangaan. I223. Leunclavii annales, inhoud yan dit werk en beoordeeld. II 82 enz, Levant. I 35- Levdnté, een klein eiland. I 35- Leventi, Zeelieden. I 493. Libanon, befchreeven. I 11. Licht enflein, CH.von) reife auf enz. beoordeeld. II 85 Lingua frahck, waar geiproken wordt. I 74 L'ithgow, discourfe fifè. beoordeeld. II 96. Lugtftreek in Turkye. I 74. Lukas,Paul, deszelfs reizen  BLADWYZER. 66$ Marmora, Zee en eilanden, I 4. Zee van Marmora. 122 t Maroniten, befchreeven. 158 Maundrels reizen , beoordeeld. II 183 Mazelen. I oo\ Mechkjeme,Rtad\m\s. I455 Mcdicinaale kruiden in Turkye. I 80. Medina, I 36 daarheen vlugtte Mahomet. 317. Mcimar-Aga, Oppcr.bouw■ ineefter. I 455. Mekka, I 36 dflar is Mahomet gebooren, 315. daar heen doen de Mahomedaanen hunne bedevaart. 383- ' ' ■Melaatsheid,™™ meeft plaats heeft. I 97. Meles, rivier. I 10. 114. Melifanen. I 83. Meloenen. I 83, Mcltons Zee-en landreizen beoordeeld. II 127. Memoires des misfions au Levant. I 306. Menaret, toren eener Moskee. I 137- 376Mennoniten in Turkye. I312 Merkwaardigheden, dit werk beoordeeld. II 317 enz. Mesdfchjid, Moskeën by de Turken. I 375Meubilenby de Turken. 1543 Mevelevi, me by de Turken. I 380. Wkjas, opgeregte peilftok voor den Nyl.' I 8. Tf/sby de Grieken. I 241. Mocqtiet,Qoh. deszelfs) werk beoordeeld. II 113 enz. Modon. I 17. Moldavië, I 37- heeft Chriften-vorften. 198, Moldaviers. I 56. Monconys,(Balth.ysmgebte\&\ en beoordeeld. II 113Monniken by de Grieken, I 219. by de Ar meniën. 282. Monophyfiten,l 278enz.hunne Kerk. 308 enz. Mont, (du) hifl. critique, inhoud beoordeeld. II 156 enz. Mont, (du) voïages &c. beoordeeld. II 158 enz. Montague, haare brievenbe<- oordeeld. II 209 enz. Montalbani Commentariui beoordeeld. II 126. Mont anus, Arias, heeft het itinerar. Benj. del. uitgegeeven. II 46. Mortraye, (A. de la) voïages, beoordeeld. II 184. Matyfon , Fynes itinerary, beöoraeeld. II 87. Moskeën te Conftantinopel, I 135. Keizerlyke,wxuïan T t 5 > keu-  666 BLADWYZER. kenbaar, 137. zyn II. plaatzen. 375. Moslim, wie het is. 1455. Moful. I 19. Muedfiii, wie by de Turken. I 39* - Mufti. I 442. de groot Mufti. I 389. Mulla, ftadhouder. I 388. Munedfchjim-Bafchi, eerfte Waarzegger. I434. 515 Munten in Turkye, waar, l5=o. Sfufa, Zoon van Bajazeth, I 48. Mufchawaret, buiteng-ewoone raadsvergadering, I 442 Mufelmannen, willen de Turken genoemd worden. I61. 34<5. Mujlapha I. I 51. - //. I 53. ' UI- I 55- 515. Mutrfcrrikeh, wie ze zyn by deTurken. I 489. , Bafchy. 1489 Mutewelly. I 439. Muthpaech-Emyny , opperhoofd der Koks. I 433. Muziek der Oofterfchen. I 277. 518. Myry, iinancie-kamcr. I 139 471. Mytilene, eiland. I 32. Naïb, plaatshouder. I 455. Nakyb, wie daar onder ftaan> I 394- Nakybul, Efckraf, 11. Opziener. I 394- Namas-Kjah , bidplaatzen, I376-. Napoli dl Malyafia. I 17. ■ Romania. I 17. Natolie. I 17. Naxia, eiland. I 32. Neizfchitz (,G. C. von) inhoud van deszelfs werk en beoordeeld. II 114 enz. Neflorianen. I 309 enz. Nicea,Zeeboezem van. 1122. Nic. di Nicoiai, inhoud van zyn werk, navigazioni &c. en beoordeeld. II 66. Niebuhrs Reize beoordeeld^ II 304 enz. Nieuw Kairo. I 28, Nieuwe Kafteelen. I 4. 15. Nifchan, wat betekent. I 345 aanm. Nifchandfchjy. I 177. Nifchandfchjy-Pafcha. 412. Noorderlicht is niet te Smyrna. I 80. Norden , QFred, Lou) voïage &c. beoordeeld. II205 enz. Nouveau voïage de Grece, beoordeeld. II 203 enz. Nyl, befchreeven. I 7 enz. Obelisken te Conftantinopel, I 141. Oda,  BLADWYZER. 667 Oda, een Regiment. I 487. Bafchy. 1437- 487- Oefiers-, waar gevifcht worden. I 95. Ogufalpes. I 46. Ogufiaanfche Tartaaren. 1 47- 59- Ojevaars. I 87. Okke , (eene) is twee en een half pond. I 524. Olearii befchreibimg. beoordeeld. II 123. Olympus, berg in Natolie'. I 10. 18. Oogst, wanneer in Turkye begint. I 76. ■ Opium by de Turken. I. 548. Orchanes. I 18. OpQoSoijog 0(J.o?.oytix &e. een fymbolifch boek der Grieken. I 223. Osman I. I 48. II. I 51. —- ///• I 55- Osmannen, I 47. 61. Osmanfche Porte. I 61. 420 Otters voïage , beoordeeld. II 221 enz. Oudheden in Turkye, hoe het daaromtrent thans gefteld is. I 511. Paarden , ([Turkfche)- I 88 enz. Arabifche, 89. van paarden houden de Turken veel. 561, Paardeftaarten , oorfprong hiervan by de Turken. I448. Paafcheijeren by" de {Arme' niërs. I 293 en aanm. Paafchfeeft der Grieken. I 235- Padifchach, Ti'tel, I 50. A03. Paleftina , hoe vergeleeken, I17. Palmboom , hoort eigentlyk in Egypten t' huis. I 85. Papas, zo worden de Priesr ters in Turkye genoemd. I 218. Para, wat in Turkye, I 521 Pafcha zie Basfa. Patmos, eiland. I 33- 35- Patriarchaaten van Conflantinopel, Alexandrië, Ar.' tiochië en Jerufalem. ■ I 2.09 enz. Peigk, wie zyn. I 487. Pelgrims by de Turken. I 386 enz. Pera, voorftad van Conftantinopel. I 123. 127. Pergamus is, thans, een foort, van een vlek. I 113- Permes, kleine vaartuigen. I 151- Peft het grootfte kwaad in Turkye, verder befchreeven. I 98 enz. oorzaaken daarvan. 103 enz. Phi-  66% BLADWYZER. Philadelfhia, hoe thans gefteld. I 113. Piafter, wat in Turkye. 1521 Pigafetia , inhoud van zyn werk, itinerario, en beoordeeld. II 70 enz. Pillau, of ryft. I 179. 488, 545- Piftacie-boom, I 85. Pocock , deszelfs werk beoordeeld. II 211 enz. Pokken. I 96. Porte, Turkfche, waarom zo genoemd. I 420. Tolk der Porte. I 170. 199. JPcrte, (Abt de ld) deszelfs nieuwe reiziger beoordeeld, II 3-15 enz. Porter, aangehaald , II 44. aanm. zyne aanmerkingen - beoordeeld. 307 enz. Pricfters in de meefte fteden van Turkye. I 217. Primaaten by de Chriftenen, I 197. by de Jooden. I 71. Prinfen-eilanden. I 154. Prufia, zie Brusfa. Purchas pilgrimage, beoordeeld. II 113. Pylaar van Pompejus. I 146. Pypen der Turken. I 548. Oiiaresmii dilucidatio be ■ oordeeld. II 123. Raaja ,wie ze zyn by de Turken. 1365. 479. aam». Rabbynen, by de Jooden Ï3 Turkye. I 70. Radzivilii princ. hierof. pe? regrinatio. II 51 aanm. Ragufa Republiek. I 37. fiagufer-Jlukken , zilvergeld, I 521. Ramafan, Vaften by de 73wv ken. I 143. 364. Rantzow, inhoud van deszelfs reifebuch beoordeeld, II ui, Raugah, eiland in den Nyl, I 28. Rauchwolf, deszelfs werk eij beoordeeld. II 74 enz. Regen in Egypten. I 75, Ipa? de en vroege. 79. Regenbakken te ConpJantino- pA. I 1461. Regtspleeging der Turken, I 46b. zonderlinge. 460". Reife door Sicilië enz, be« oordeeld. II 321. Reisbefcbryving, nieuwfte, beoordeeld. II 321 enz. Reisboek des H. Lands en be» oordeeld. II 48 enz. Reis-Efendy , opper-ftaatsfe- cretaris. I 442.' — -Kital, directeur der Cancellary. I 453. 454. Reizen in Turkye. II 37. Reland aangehaald wegens een ontwerp van den Ma.  feLADWYZER. <*ó> . homedaanfchen Godsdienft I 355- Remonftranlen in Turk-je. I 312- Rhodus, eiland. I 32. Ricaut étdt prefent £rV. beoordeeld. II 1C6 enz. Rif en. I U7- Rikjahdar-Aga, Stygbeugel- houder. I 433' Roepers, wie by AtTurkem I 383- Rdode loop, zeer gemeen. I 97 Roode Zee, waarvan haareri naam heeft. I 6. Roomfche Kerken in Pera en G*&/«. I 149- '£ r«'"*ftheRyk; 304 enz. JbfKff, (V Hga. I 433. Tunis. I 35. Tura, naam des Sultans. 1 434- Turbe, een Koepel. I 138. Turken, waarvan zy hunnen' naam hebben, I 59. maa¬ ken geen onderfcheid tuffchen een gewoon of buk tengewoon gezandt, 166. hunne lange kleeren. 534. Turkmen, I 59* befchreeven» 67: Turkfche Ryk 's voOrdeclig gelegen , I 1 enz. Paarden. 88.' Uë'lema, by de Turken. I 3'8p. 541 - Vrla, (eilanden van) I Vakuf. I 43?.. Validé, Moeder van' Ma'keU med IV, haare Moskee* I 13?. Faiidc-Chan,\vzt\ici\s, I 144 Falie, Pedl-o della, voïagcsj inhoud Van zyn werk en beoordeeld. II 97 enz. Vartabet betekent eene Kerk- lyke Waardigheid. I 281 aanm. Vaftendagen 1 der Grieken + I 236 enz. der Armeniërs, 294. der Turken. 363. Verkent in Turkye. 1 88.' Viaggi per Tlfola di Cipr* aangehaalde II 315. Vifier, wat betekent. I \i$ Aga. I 476. ■ Afem , groot Vifier.» I 443- Viziraat of Paleis des groot Vifiers. I 140.. 1%  BLADWYZER. €73 Voiage litteraire , beoor. deeld. II 297 eflz' Volike, een fchip, hoedanig- I 5*G\ Vygebootn , wanneer uitbot. I 76. Walidet-Kjetchudaszy. I 42a Wallachië, 1 37- heefc zyne Chriften-vorften. 198. Wallachiers. I 56. Warner] remarques beoordeeld. II 329 £«2. Wregluizetu I 94. Wheler en S/ww reizen beoordeeld. II 146 enz. Wisfel in Turkye. I 522. Wither, Rob. deszelfs werk beoordeeld. II 104. Woeker, den Turken verboo- den. I 369. Woord, goed des Heeren, van Zinzendorf. I 312Wynftok, wordt veel geplant. I 85. 529. Wyzen, wie by de Drufen. I 66. Tlam, een gerechtelyk getuigenis. I 532- aanm. Tefiden, zie Jefyden. Zaims, wie by de Turken. I 490. Zechinen, I 47°- ducaaten in Tnrkye. 521. Zee, witte. I 32Zeelier, vifch. I 95. Zeemagt der Turken, hoedanig. I 492Zcmzem, bron. I 385Zeven Torens. I 125. 139. Zomer, hoe mTurkyc. I 76 Zwaardvifch, wordt by G>«flantinopel gevangen. I 95 Zwaluwen, hoe geagt. I 87. Zwarte Zee , waarvan haaren naam heeft. I 5. Zwêeden hebben geene openbaare Kerk. I 31 !• Zydebouw, waar beft flaage. 15=7- U. Deel Vv