LEVENSBESCHRIJVINGEN VA H BEROEMDE KINDEREN.   LEVENSBESCHRIJVINGEN VAN BEROEMDE KINDEREN, OF VOORBEELDEN VOOR i)E JEUGD, O M TE ■ikHi-Jf tot e£n leesboer" EW tot onderwijs voor kin de rek, DOOI. F. J. FR E' V I L L E, UIT HET FRANSCH. in d r i s deelTJE5. m e t v l ,ute w. TWEEDE DEEL. TE AMS7ERDAM, KlJ JOHANNES ALLART. MD CC C.   INHOUD. x v i r. Ambrosius de Bouflers , en wel uit den tak van Remiancomt, gebooren te Parijs in 't Jaar 1734 » overleden in het Jaar 1744 » i» een yeldjlag, maar tien jaren oud zijnde. gl, x XVIII. Volneij Beckner , te Londonderi, ene ftztd in Ierland, gebooren in 't Jaar 1748 , en, toen hij twaalf jaren oud was, door een Haaij verjlondsn, 18 X I X. Valentlya d'Herouville, gebooren in Bau» ce in 't Jaar 1749. 31 X X. Losewijs , -Hertog van Bourgogne , kleinzoon * 3 vau  I t8' XXV. Hal-Mehi Cantimire , gebooren te Mendêli tn Curdi(lan3 van ÊUUabeth t een Perfide» Generaal. 4 _ _ De  BERICHT VOOR DEN BINDER. De PLAATJES te plaatfen : Stortte onder zijn paard neder, tegen over bi. 14 Hem eene lange beurs fchonk, —— — 148 Spottede zo met hem —— —— 204 Klom neder op een zeker «eken — — 33a AAN  LEVENSBESCHRIJVINGEN VAN BEROEMDE KINDEREN XVII. Ambrosius de Bouflers (*), en wel uk den tak van Remiancourt , gebooren te Parijs in 't Jaar 1734, en overleden in het Jaas 1744, in een veld/lag, maar tim jaren oud zijnde. Moed en ftandvastigheid zijn niet enkel en alleen eigen aan volwasfen menfehen. Men heeft in de vorige eeuwen voorbeelden gezien , en men ziet ze nog , van kinderen , welke bewijfen gegeven hebben van waaren hel- (*).Van dit geflacht zie men Hoogstatsns Woordenboek, op dat woord. II, Deel. A  2 LEVENSBESCHRIJVINGEN heldenmoed , en ook van koelbloedigheid in 't raidden van de dringendfte gevaren. Het gene Plutarchus , en andere Gefchiedfchrijvers ons verhalen van de jonge Lacedemorüërs, het gene eiken dag de jongens van onze foldaten doen durven, wanneer zij geheel onbezorgd, en vrolijk eten brengen aan hunne vaders , te raidden van het fchicten met het klein geweer, en met kanon, dat alles ftrekt ter bevestiging van het gene wij ftelden, dat men ook moed bij kinderen aantreft. De opvoeding, de gewoonte, en het voorbeeld van anderen doen hier onbegrijplijk veel toe. Ambrofius, Ridder, van Bouflers , zoon van enen Heer van den zelfden naam , zullen wij hier niet op het toneel voeren, als een Geleerden. Offchoon hij met zeer veel zorgvuldigheid was opgevoed , en ook van zijne eerfte jeugd af gene geringe vorderingen in de wetenfehappen , waar in men h«m onderwijs gaf, had gemaakt, is hij echter meer beroemd wegens zijne krijgshaftigheid , dan door zijne geleerdheid. Bij onze oude Franfche Natie , waar men de fterkte des lichaams vrij verre boven ene •verlichte ziel ftelde, had men ene ftandvastige gewoonte om kinderen van geboorte, wanneer  VAN BEROEMDE KINDEREN. 3 neer zij den ouderdom van agt, of negen jaren bereikt hadden, de wapenen in handen te geven , en hen zo in de krijgskunde te oefFenen. Men heefc gezien, zegt FroUfard , dat zulke kinderen zich ook bevonden in de bloedigfte veldflagen , dat zij, te midden van het nardnekkigfte gevecht, in de ene hand een vaandel hielden , en met de andere de fabel voerden, en geweldige Hagen toebrachten. Tegen een mastbosch van gevelde bajonnetten intelopen , om. een of ander gebroken wapentuig, 0f piek weder te krijgen, of om een duim of wat land te winnen, — het onophoudend vuur van het klein geweer onbeweeglijk uitteftaan, en zo den vijand zelfs tot in zijne verfchanfingen te gaan opzoeken, . onverfchrokken op zijnen post te blijven ftaan, onder het gedonder van een groot aantal doodbrakende muilen, welke aan alle kanten fchrik verwekken, — kogels, welke zo digt als hagel op het flagveld nedervalien, te gaan oprapen, en ze vrolijk en wel bij de*t kanonniers te brengen, waren daden, welken men zag uitvoeren , van kinderen van twaalf of dertien jaren oud, als waren zij de moedigde Grenadiers. Die jonge Krijgsheld, wiens gefchiedenis wij A 2 hier  4 LEVENSBESCHRIJVINGEN hier fchetfen zullen , zal ons genoegfaam bevestigen het gene wij van zulken heldenmoed gezegd hebben. Jofeph Maria , Hertog van Bouflers, en Gouverneur van Vlaanderen, was zijn Grootvader. Geheel vervuld met hooge denkbeelden van de daden, welken onze oude Ridders , en zo ook zijne Voorvaders gedaan hadden , nam die uitmuntende krijgsbevelhebber dit bijzonder ter harten , dat zijn kleinzoon hen eens mocht evenaren , en dat die zo de. eer van zijn geflacht zou ophouden. Om die reden gaf hij hem ene opvoeding, welke zeer gefchikt was om zijn jeugdigen moed aantewakkeren , en hem de fterkfte begeerte tot het verkrijgen van roem inteblafen. Men gaf hem daarom de veldflagen van Alexander, de Ch'ropedie, het leven van Dus.uescï'm, van den Ridder Ba'^ard, van Hendrik den IV; boventd de overwinningen van Turenné, en de Gefchiedenis van den grooten Condé , van Lo* dtwijk den XIV, en van Vil/ars te lefen. Toen de jonge Ambrofius nog maar zeven jaren oud was, wist hij niet alleen het leven , en de bedrijven van de eerfte oorlogshelden: maar hij was ook zo ervaren in den wapenhandel , dat hij alle krijgsverrichtingen met zo Veel naauwkeurigheid , en deftigheid deed, als een  van BEROEMDE KINDEREN. s éen oud foldaat. Onder anderen is dit een be.„ wijs, met hoe veel bracht hij zijne leden wist gefloten te houden , dat hij de wapenen droeg behandelde, en 'er alle krijgsverrichtingen mede ten einde bracht, zonder dat een van de zes kronen , welke men tusfchen zijne ellebogen en zijden geftoken had, hem ontviel. In zijn negende jaar getreden zijnde , bezat hij insgelijks ene zeer uitgebreide kunde van allerlei foort van krijgsoefeningen , en was niet weiuig ervaren in het gene nodig was tot het verdedigen , en belegeren van plaatfen. Hij voerde fpelende , op ene uitmuntende wijs, het bevel bij verfcheidene krijgsverrichtingen, en fchikte onder anderen met zeer veel oordeel , naar de beste regels , een klein legertje volmaakt in dagorde. Hij toch had van zijne •vroegfte jeugd aan hier in altoos zijn grootfte vermaak gevonden , om ftukken kanon van dik papier, dan op deze , dan op gene wijs, te plaatfen, en in beweging.te brengen. Zo ook had hij zijne papieren-ruiters , en voetvolk, welken hij op allerleie wijfen rangfchikte. Voor een mensen, bijzonder voor een oorlogsheld is niets zo vol gevaar, en kan hem daarom meer verlegen maken , dan wanneer hij zich in een vreemd land bevind, waar hij A 3 ©n-  € LEVENSBESCHRIJVINGEN onbekend is met de zeden, cn vooral de taal «iet verftaat. Men kan om deze reden het aanleren van alle levendige talen de jeugd niet genoeg aanprijfen, vooral die genen, welke in den krijgsdienst gaan. Deze taalgeleerdheid is ene bekwaamheid, welke, even gelijk alle andere, ook recht van aanfpraak geeft op de hoogachting der menfchcn. Zij is een zeker middel om onze vermaken , en genoegens te vermeerderen , cn zo ons leven te verlengen. Met een woord! Als wij de taal kennen , worden wij , in een vreemd land , door de inwoonders fchielijk gerekend, als iemand van hun hun eigen land, waar uit zelfs vriendfehap met hen gebooren wordt, met welken wij , door/ die kennis der taal, gemaklijk in onderhandeling kunnen komen. Maar als men de menfehen niet verftaat, en van hen niet verftaan wordt, zijn wij voor hen niet veel beter dan dooden , en zo zijn zij op hunne beurt cok wederom voor ons. Dewijl de Ouders van den jongen Bouflers hier van levendig overtuigd waren , verfuimden zij niets van dat alles, 't welk hem zulke kundigheden verfchaffen kon, welke voor den krijgsman, wanneer hij zich in 't geval bevind ©m onder vreemde volken te verkeren, en aldaar  van BEROEMDE KINDEREN. f ■aldaar krijg te voeren , zo hoogst belangrijk zijn. Zij gaven om deze reden aan den jongen Ridder onder anderen een duitfchen Meester, en bedienden. Op dezelfde wijs leerde hij het Engelsch, en Italiaansch. In wei. nige maanden was hij zo ver gevorderd, dat hij die talen gemaklijk fpreken, uit de zeiven in het Fransen overzetten , en die ook fchrij. ven kon. 'Er is toch geen beter en eenvoudiger middel om iemand ene taal te leren, dan die van het gebruik, en het wederzijdsch onderhoud , 't welk een levendige les mag geheten worden. x* De Ridder van Bouflers had naauwlijks zijn tiende jaar bereikt, of hij werd verplicht het beoefFenen der talen, en wetenfehappen voor eenen tijd te laten varen, om zijnen eerften veldtocht te doen. Wij (Franfehen,waren toen in oorlog met de Engelfchen, en het huis van Oostenrijk. Het toneel van den oorb g was in Duitschland. De kleine Ambrofius trok met zijnen Vader, cn Oom uit. Zulk een voordeel brengt ene , volgens het oogmerk geregelde , opvoeding aan, zo veel invloed heeft de gewoonte op den mensen, dat het dit kind even min vreemd voorkwam , toen hij beftendig in 't veld. verkeerde , als wanneer hij in zim A 4 Va-  8 LEVENSBESCHRIJVINGEN Vaders huis zich ophield. Hij begon met de wacht waartenemen , gelijk een gemeen foldaat. Daarna klom hij van trap tot trap op , tot dat hij ftandaarddrager werd onder de ruiterij. Dien eigen dag, op welken onze jonge Officier in dezen zijnen post werd ingehuldigd, moesten zijn moed, en dapperheid ene fterke proef uitftaan. Men was verplicht voorraad te gaan zoeken , en ophalen. Dewijl het aan alle kanten vol gevaar was , oordeelde men ene bende van honderd en twintig ruiters daartoe nodig te hebben. Toen zij op weg waren, ontmoetten zij een troep Ulanen, welke op hen aanvielen , en hen 'wilden dwingen te rug te trekken. Men was genoodzaakt met hen handgemeen te worden. De fchermutfeling werd zo heet , dat onze jonge Ruiter, uit den zadel werd geh'gt , en onder zijn paard viel. Hij had het geluk om wederom fchielijk op de been, en op zijn paard te wcfen, terwijl hij" ook genoeg tegenwoordigheid van geest bezat, om voor zijnen ftandaart zorg te dragen. Hij fchoot zelfs met de pistool, en trok de fabel, waar mede hij zo ftoutmoedig toehieuw, als of hij reeds zedert jaaren aan zulke ontmoetingen gewoon geweest ware. De-  van BEROEMDE KINDEREN. 9 Dewijl hij als overwinnaar wederkeerde maar evenwel ligt gewond was aan de rechterband, liep hij zijnen Oom begroeten , om hem van het gebeurde kennis te gevet]. Die krijgsheld nam hem tusfchen zijne armen drukte hem met de grootfte tederheid aan zijne borst, en kon zich niet. bedwingen tranen van •vreugde te ftorten. Verder ontdekkende dat het kind drie kogels door den rand van zijn hoed gekregen had, en nog verfcheidene anderen door de onderfte gedeelten van zijne klederen , en dat hij daar van geen woord fpfal;, kon de Marquis zich niet genoeg over het een en ander verwonderen. Hij kon van zijne verba/mg met te rug komen. De Vader kwam onder het gefprek, 't welk zijn Zoon met den Oom hi ld aan, vernam het gebeurde, vloog het kind om den hals en zeide : „ Gij ziet 'er wel zeer » vrolijk uit, mijn üeve.Zoon , ha du gtj het „ vuur zo van nabij gezien hebt." — ., Mim i, lieve Vader !» was aanftonds het antwoord van het kind : „ ik heb volftrekt aan mij zei, „ ven niet gedacht, toen ik in het vuur kwam » en was. Ik had maar ene vrees , dat ik »; mijnen oppasfer ongelukkig zou verloren „ hebben : want die heeft wel twintigmaal .üija ■» leven gewaagd , om het mijne te &m?L A i a Waar*  io LEVENSBESCHRIJVINGEN „ Waarlijk! zonder hem zou ik het vermaak „ niet hebben , om u of mijnen waarden Oom, .„ in dit tijdftip hier te zien!" Gedurende de zeven maanden, dat de jonge Ridder van Bouflers in het veld was, en mede de hardfte ongemakken van den krijg doorftond , hoorde men hem nooit ene enkele reis klagen. Geftreng voor zich zeiven, edelmoedig , eh de goedheid zelve voor den fdldaat, liet hij zich nooit iets, boven hen , voorftaan op zijne hooge geboorte : waarom hij ook met de grootfte naauwkeurigheid alle de bevelen , welken gegeven werden , en de krijgstucht , zonder welke men volftrekt geen leger beftieren kan, in acht nam. Offchoon hij meermalen in den nacht langs eenfaame wegen , en door fombere bosfehen trekken moest, en hij niet zeldfaam zich digt bij de vijandlijke -voorposten bevond , nooit kon men in hem enige vrees of angst bemerken , welke anders aan kinderen van die jaren zo natuurlijk eigen zijn. Eindlijk viel die beruchte flag voor , welke bij Ettingen, een dorp aan den Main , in het Keurvorftendom Mentz , geleverd werd. Op dien ongelukkigen dag vertoonde de jonge Ridder nog veel meer moed , en vrolijker gelaat,  van BEROEMDE KINDEREN, n gelaat, dan te voren. Dewijl hij meende zekere trekken, welke ongerustheid tekenden, op het gelaat van zijnen Vader, den Marquis van Bouflers> te ontdekken: zeide hij tot hem 8 „ waarde Vader ! wij gaan dezen dag roem „ behalen : maar de Engelfchen zullen flecht „ fpel fpelen." — „ ft wenschte, dat gij de „ waarheid gefproken had," antwoordde hem Mijnheer de B-jvflers op een toon , welke de beklemdheid van zijn hart duidliik aan dm dag legde ; „ ik geloof dat het 'er van daag „ vrij warmtjes zal toegaan. Daar het moog■>■> hjk is, dat wij elkandereu niet wederom „ zullen zien , Iaat ik u , mijn waarde vriend „ en zoon 1 nog eens omhelfen. Doe voorjs „ uwen plicht." Een half uur omtrend na dit aandoenlijk fchouwfpel, kwam het ernftig tot een treilen. De jonge Ridder van Bouflers lag met zijne ruiters in een hinderlaag , langs een. beek, alwaar de kogels hen over het, hoofd vlogen , en hen zeifs troffen. Dat duurde zo drie groote kwartier uuren. Het zwaar gcfehut donderde van alle kanten op de vrees ujkfte wijs. De dikfte wolken van rook maakten de legers voor eikanderen onzichtbaar. Elk ogenblik vielen gehele gelederen dood, of zwaar A 6 ge_  ia LEVENSBESCHRIJVINGEN gewond neder , zo dat de grond met lijken geheel bedekt was. Tegen het einde van den flag , welke tot dien tijd toe ten voordeele van de Franfehen was geweest, deden de Engelfchen , met George den II. aan het hoofd, op ene p!aa-s, waar men ze niet verwacht had, een aanval. De Veldmaarfchalk de Noailles , welke de eerfte Generaal was van 't Fraufche leger, werd door hen om den tuin geleid. Hij gaf wel aanftonds ordre om zich te-herftellen, en den aanval te verijdelen : maar die bevelen kwa> men niet tijdig genoeg, waar zij wefen moesten. De vijand viel toen met het gevelde geweer 'er op in , zo dat de voorfte batterijen geheel tot zwijgen werden gebracht, en de fchrik en verwarring hand over hand vrij algemeen toenamen. In dat rampzalig ogenblik , moest de jonge Ridder de Bouflers , welken men vergeten had bevel te zenden, om met zijne ruiters die gevaarlijke plaats, waar hij zich bevond , te verlaten, zien, datomtrend al zijn volk, de een voor, de ander na , dewijl zij wond op wond kregen , dood rondom hem nederviel. Zijn rechter been werd insgelijks verbrijfeld. Hij geraakte door de pijn van zich zelve, cn Hortte  va n BEROEM D-E KINDEREN. 13 te onder zijn paard neder. Een foldaat had moeds genoeg om hem op zijne fchouders te nemen, en bracht hem met allen mooglijken fpoed, na de eerfte plaats , waar men halte hield, en veilig was. Hoe veel hebben verdiensten, en bekwaamheden niet voor nit ! Hoe gelukkig zijn die voorwerpen niet , welke zo gelukkig gebooren worden , dat zij bekwaam hebben kunnen worden , of welke , zonder zulke gelukkige geboorte , in 't vervolg van tijd pogingen doen om daartoe te geraken. Deze voordelen zijn veel duurfaamer , en daarom in allerleie opzichten van oneindig meer waarde , dan de onzekere goederen van het fortuin : want, wanneer wij zulke voortreflijkheden bezitten' welken men zeggen kan ons eigen te zijn,' gelijk ze ook niet ontnomen kunnen worden] boefemen dezelve bij onze vrienden de groosfte hoogachting voor ons in , en bij onzen vijand zeiven verwekken zij eerbied. De roem van het verftand , de wijsheid en moed van den jeugdigen Ridder had zich zelfs onder de Duitfchers verfpreid. De foldaat , welke ■het kind, zo geheel beweegingloos , en met bloed bedekt , op zijne armen droeg werd drie onderfcheidene reilen door de Oostenrijk A 7 kers  14 L E V E N S B E S C H II Ij V INGE N kers tegen- , ja , vast-gehouden : maar ook driemaal , uit aanmerking van het gewonde kind , zo dra hij den naam van Bjuflers genoemd had , wederom losgelaten , en kwam zo eindlijk in het Franfche leger. Na dat de jonge oorlogsheld een weinig rust genoten had , en tot zich zeiven gekomen was, werd de wond naauwkeurig befchouwd. Men was eenftemmïg van oordeel , dat zij ongeneeslijk was , en de heelmeesters verklaarden , dat zij hem het been moesten afzetten. Men ontveinsde voor hem niet , dat deze .fmertlijke kunstbewerking noodzaaklijk was, en zelfs allen fpoed vereischte. Met de gewoone luchthartigheid van den Franschman gaf hij daarop ten antwoord : „ Dewijl het „ niet anders wefen kan , is 't mij wel ! Ik „ wil veel liever mijn been, dan de kop vcr„ liefen." In dezen akeligen tocfland , in dat gevaar, ondervond het verftandigc kind, 't welk zijne Ouderen de tederfte hoogachting toedroeg, meer dan ooit de fterkfte aandoening van genegenheid, welke men voor dczelven hebben kan. Hij verzocht daarom een half uur uttftel. Liet zich papier , pen , cn inkt brengen , en had krachten , en tegenwoordigheid van ' geest    van BEROEMDE KINDEREN, ts geest genoeg, om den volgende brief te fchrijven: „ Lieve Moeder! „.Ik heb een' wond aan mijn been gekre,, gen. Ik mag voor ü niet verbergen , dat „ het volftrekt noodzaaklijk is, dat men mij „ het been afzette. Ik lijde meer fmerten, „ dan ik met mooglijkheid zou kunnen uit„ drukken. Maar deze fmert wordt zo zeer „ niet veroorzaakt door de pijn van mijne „ wond : als wel door de aandoening, en droef„ heid, welke het u verwekken zal, wanneer „ u zulks ter oren komt. „ Ik heb wel hoop. dat ik bij de kunstbe„ werking het leven niet zal infchieten. Maar ,, indien zulks ongelukkig mijn lot wcfen mocht, kan dit ten minilen mij nog enigzins verkwikken , dat ik door dezen brief „ verïdare u nog in mijne gedachten te om„ helfen , en dat dit gefchrift van enen Zoon , „ welke u zo hartlijk lief heeft, als hij u ,, hoogachting toedraagt, voor u , mijne lieve Moeder ! een nieuw bewijs zal blijven van„ het teder aandenken aan u , en van zijne „ erkentenis, wegens alle uwe weldaden. » Mijn  iö LEVENSBESCHRIJVINGEN „ Mijn hartlijk geliefde Moeder ! zijt toch „ niet ongerust over mij. Ik hope in weinige „ dagen herftcld te zullen zijn. Omhels voor M mij mijne Zuster, en mijnen waarden j, Vriend." Nadat de jonge held dezen brief geëindigd had , beval hij wel uitdruklijk , dat men met alle mooglijke zorgvuldigheid op denzelven zou acht geven , op dat die ten allereerften aan zijne Moeder gezonden werd. Zijne oplettendheid op dit ftuk was zelfs zo groot, dat hij den brief-brenger in zijne tegenwoordigheid, en wel zeer rijklijk , liet betalen. Dit een en ander afgelopen zijnde, verklaarde hij gereed te zijn , om de kunstbewerking te ondergaan. Zij werd met geen minder handigheid , dan fpoed en zorgvuldigheid verricht. Met dat al echter kon dat onverfchrokken , maar teftens al te gevoelige kind, die fmert niet overleven. Hij zeide op het laatst met een doffe Hein ; „ Vader lief ! ik fterve. Ik ga u verlaten ! „ Breng , wat ik u bidden mag , deze mijne „ laatfte kusjes, welke ik u.voor mijne Moe„ der geven zal, aan haar over." . Terwijl de Vader in tranen zwom , en zich *00E overboog om nog voor het laast door zijnen j  Van BEROEMDE KINDEREN. 17 zijnen Zoon omhelsd te worden, voegde deze «laar bij: „ M$h dierbaare Vader! Het is zo „ zeer niet het verlies van het leven, 't welk » ik betreure. Maar deze is wel de voornaa„ me oorzaak van mijne -droef hcid, dat ik U „ dat ik mijne lieve Moeder niet weder zal m zien, en vooral dit verdriet, dat ik beden- " u A de EnscJfchen *» foë gewonnen aj hebben," XVIIk  18 LEVENSBESCHRIJVINGEN XVIII. Volneïj Beckner , te Londonderi , ens Jlad in Ierland, geloor en in 't Jaar 1748, en, toen hij twaalf jaren oud was , door een llaafj verflonden. Het kind , van 't welk wij hier gewag maken , had het geluk niet, dat het te voorfchijn kwam van een rijk of beroemd geflacht. Maar wat voordeel brengt de geboorte op haar zelve aan ? Wat kunnen de rijkdommen te weeg brengen? Maar al te dikwerf ftrekken die tot bederf der zeden. Hij, die braaf, vroom, eerlijk, en als een verftandig man leeft, heeft den roem van zijne voorouders niet nodig. Volneij Beckner werd van een armen Ierlandfchen matroos gebooren. Hij kreeg gene andere opvoeding, en onderwijs, dan die, welke betrekking hadden op het beroep van zij* nen Vader. Evenwel, offchoon hij zulk ene opvoeding , als men eigentlijk dien naam geeft, niet genoten had, verdient hij niet minder,  van BEROEMDE KINDEREN. 19 der, dan anderen , een plaats onder deze Ievensbefchrijvingen. Van natuure was hij begaafd met ene zonderlinge gefchiktheid, om zijn lichaam vlug te bellieren, gelijk hij ook vatbaar voor alles was , waar bij verftand en doordringend oordeel in aanmerking komen. Hij bezat daarenboven ene frerkte van geest, welke men niet algemeen aantreft. Men ontdekte , van zijne vroegfte jeugd af, in hem enen moed , ondernemenden aart, verheven en ftoute denkbeelden, welke hem ongetwijffeld zouden aangevuurd hebben om de grootfte ondernemingen te doen , indien hem een lasger loopbaan ware vergund geworden. Een nöndzaaklijk vereischre-in een zeeman, en zelfs in elk, welke in het geval komt van te moeten reifen , is zonder bedenking de kunst van zwemmen. Bóven en behalven, dat die oeffening voor de gezondheid zeer bevorderlijk is , en zij het lichaam voor alle bewegingen gemaklijk vatbaar maakt , is zij vooral van de uiterfte noodzaaklijkheid, wanneer men fchipbreuk lijdt. 'Er is toch wanneer zulk een onheil treft, geen middeji weg : men moet dan of derven , of kunnen zwemmen. Elk kind, van het vrouwlijk of manlijk gedacht, wam zulks maakt hier gene uit-  20 LEVENSBESCHRIJVINGEN uitzondering, moest dierhalven de kunst verftaan om zich boven water te kunnen houden* Zeer vroeg moest men daarin reeds bekwaam zijn , zelfs voor men nog de letteren kende. Het is immers uitgemaakt, dat de voornaamfte, cn eerfte wetenfchap voor den menscli wefen moet, de kunst om zich zeiven te kunnen redden. Niet zo dra was de kleine Beckrer gefpeend, of zijn Vader leerde hem zich te bewegen , boven te houden en te beftïeren midden in de baren , zelfs al waren zij zeer onftuimig. Hij wierp het kind van het achterfchip in zee. Dan ftortte hij zich ook in deze trouwloofe Jhoofdftof, welke zo veel menfchen en fchatten verzwelgt , neder , om zijn kind optezoeken. Bij het zelve gekomen zijnde, hield hij het met zijne ene hand meer of min vast , en leerde het zijne kleine armtjes en voetjes van een te flaan , en tot zich te halen : waar door het, van zijne wieg af, gewoon werd het gevaar te trotferen, daar ter plaats, waar 'thet groot* -fte is. Het kind , 't welk hij op zulke wijs opkweekte , werd tegen alles zo gehard , zo Iterk , en daar bij zo handig^ dat het, nog maar  van BEROEMDE KINDEREN. *i maar vier jaren oud zijnde , het fchip, waar in het opgevoed was , de lengte van een , of zelfs, van twee uuren, zwemmende, kon bijhouden. Wanneer het te zeer afgemat geraakte , en van tijd tot tijd na beneden begon te zinken, fprong de Vader, welke het oog beftendig op het kind hield, in zee , nam het op zijn rug , en bracht het zo aan het fchip. Eenmaal, wanneer de kleine lieve jongen buitengemeen vermoeid was, greep hij met al zijne macht na het eind van het touw, 't welk men hem toewierp , en klom tegen het zelve als een rat op, om in 't fchip te komen. Toen dit kind een weinig grooter was geworden, wist het zich, als fcheepsjongen bijzonder nuttig en dienstbaar te maken bij de fchepelingen. Wanneer het boos weer was, wanneer de wind met een ijsliik geweld woei, en zelfs de zeilen van een reet, wanneer het regende, even of het met bakken uit den hemel gegoten werd , en 'er dus wat te doen viel , was hij geen van de laatften om ook handen uit de mouw te fteken. Het eekhorentje is niet in ftaat met meerder, vlugheid tegen de bomen opteklouteren , dan Volntij opvloog tegen de touwen en masten. Wanneer hij in den top van de groote mast was, te  ié LEVENSBESCHRIJVINGEN te midden van het geduchtfte onweder, ftond hij daar zo min aangedaan , was hij zo min verlegen, als een fchepeling, [welke bij goed weer, in zijne kooi, gerust nederligt. Zo veel doet gewoonte en voorbeeld. Het is dierhalven van harte te wenfchen, dat men nooit andere , dan goede voorbeelden voor zich zien moge. Dewijl het grootfte gedeelte van onze kinderen , in de fteden , opgewiegd Wordt in alle gemak , en derzelver opvoeding overgelaten wordt aan weetnieten , of zwakke zielen, beven de meesten als een blad, wanneer zij een geweer horen afgaan: ja! als hen een muisje voor de voeten loopt, fchijnen zij in zwijm te zullen vallen. Geheel anders gaat het met die gene, welke in 't midden van den arbeid zijn opgevoed , en gene andere voorbeelden zien , dan van onverfchrokkene, en föerke menfchen. De geheele levenswijs van den jongen VolTieij kwam hier op neder , dat hij niet anders at dan fcheepsbifchuit, welke zo hard was, dar men ze met een bijl kloven moest. Zijn drank was een weinig troebel water , 't welk van wormen , die nog al wat lengte hadden , wriemelde. Voor zijne kleding had hij niet anders, dan een lap neteldoek of lijnwaat, *t  van BEROEMDE KINDEREN. 23 •c welk hem maar half bedekte. Al zijne rust beftond hier in , dat hij een uur of wat op de planken mocht liggen, terwijl hij dan nog meermalen , op het onverwachtst, gewekt werd, en wel in het ogenblik, als hij in zijn dicpften \ en zoetften flaap was. Niettegenftaande zulke levenswijs werd de jonge grof, en fterk. Hij wist niet, wat verkoudheid was. Ook was hij met de koorts in 't geheel niet bekend, noch met die menigte van ziekten, welke ontftaan of door een week leven , 't welk men leidt , of om dat men de matigheid niet betracht. Een manlijke en geftrenge opvoeding is ongetwijffeld de beste. Zij is het, welke de g.roo.tfte mannen heeft voortgebracht. De gefchied?nisfen van alle eeuwen hebben ons deze v/aarheid door een menigte van voorbeelden bevestigd. Onze jonge Beckner was daar door op zijn twaalfde jaar zo fterk , handig, en ijverig, dat men hem toen reeds waardig keurde om in rang verhoogd te worden , en een dubbel maandgeld te genieten. De fcheepsbevelhebber van het fchip , waar op hij dien, de, haalde hem altoos aan als het beste voorbeeld voor alle matrofen , cn fchepelingen. Hij aarfelde zelfs niet op zekeren tijd, in de tegen-  44 LEVENSBESCHRIJVINGEN ' tegenwoordigheid van al het fcheepsvolk , te" zeggen : „ indien dit jonge mensch voortgaat „ zich met zo veel ijver , en verftand , op „ het gene hij doen moet, toeteleggen, twijf„ fel ik niet, of hij zal eens eene plaats be„ kleden, verre boven die , welke ik waarneme." De jonge Volnej was in 't geheel niet ongevoelig voor de loftuitingen, welken hij waarlijk verdiende. Offchoon hij van de gelegenheid beroofd was , om te vorderen in de letteroefeningen , welke de ziel befchaven, onze kunde vermeerderen , en ons met meerder juistheid over alles leeren denken , fcheen hem de natuurlijke trek na roem ingefchapen te wefen , waarom hij ook alle middelen beproefde om die te behalen. Men vroeg hem eens , waar in de waarc roem gelegen was. Zijn antwoord was op ftaanden voet: de „ grootfte roem wordt verkregen , wanneer men zijn Vaderland wel dient, en alle zijne „ plichten, welken men , elk in zijnen kring , „ te betrachten heeft, met ijver en juistheid ,, volbrengt." —— Uit ene groote menigte blijken en bewijfen van zijne ftoutheid, en moed, welken hij aan den dag legde , ook in de gevaarlijkfte umftan- dig-  van BEROEMDE KINDEREN, as digheden, zullen wij enkel dit volgende Haaltje aanvoeren : dewijl het alleen genoegfaam is, ora de gedachtenis van dezen jongen zeeheld voor altoos beroemd te doen blijven. Het Dochtertje van enen rijken Amerikaan, welke van Pori-au-Prince na Frankrijk overvoer , had zich van hare opzichtfter, welke Wat ongefteld was , en daar door zich-te rust begeven had , verwijderd. Dat jonge en onvoorzichtige kind maakte gebruik van het flapen van hare braave opzichtfter , en ging op het dek van het fchip. Terwijl het kind daar met open mond en ogen, geheel verbaasd ert nieuwsgierig, bleef ftaren op dfc ont>verzienlijke waterplas, cn de eikanderen gedurig opvolgende baren , kwam 'er een onverwachte fchok , welke haar het evenwicht deed verliefen , zo dat zij in zee ftortte. De Vader van Folneij zag het gelukkig , fprong eensklaps bij haar neder , en haalde het kind bij deszelfs overtrek op, toen hij niet meer, daa vijf of zes flagen , al zwemmerfde , gedaan had. Terwijl de matroos zo met de ene hand voortzwom, om het fchip wederom te bereiken, en hij met de andere hand de lieve kleine tegen zijn lijf ftijf vasthield, bemerkte hij II. Deel. B op  gó LEVENSBESCHRIJVINGEN op enigen afltand een' Haaij, welke recht op hem aankwam. Wee mij ! riep Beckner uit. Het gevaar was waarlijk zeer groot. Ieder liep wel op het dek na dien kant heen : maar. niemand had ftoutheid genoeg om zich buiten het fchip te water te begeven. Men vergenoegde zich verfcheidene fnaphaanfchoten op. het dier te doen : doch het zeemonfter kreunde zich daar aan niet. Het doorkliefde vrij gerust de baren, en kwam met alle fnelheid aanftuivcn, terwijl het met den ftaart de geweldigfte beweging maakte. Het was reeds nabij het voorwerp, 't welk het najaagde , en ftond zo gereed zijne prooi in den opgefperden , en ijslijken muil in te flokken. In dat afgrijslijk gevaar deed de Ouderliefde van den jongen Volneij , om toch zijnen Vader van den dood te redden , hem de ftoutfte daad ondernemen , waartoe de fterkfte fchepelingen geen moeds genoeg hadden. Hij voorzag zich van een lange en fcherpe fabel. Zo gewapend wierp hij zich van boven neer in zee. Toen zwom hij , met de fneldheid van de fnelfte visch , achter het zeegedrocht om , liet zich een weinig nederzinken onder de buik van den Haaij, en ftak hem het zwaard in het lijf, zo lang het was.  yan BEROEMDE KINDEREN. s7' De Haaij, welke zich zo onverwacht aangevallen en zwaar gewond gevoelde , hield toen wel van den matroos af: maar keerde zich, in zijne woede , tegen zijnen ftoutmocdigen aanvaller, welke hem met verdubbelde Hagen afkeerde. Welk een hartroerend fchouwfpel ! Hoe verbaasd - ftond elk hier niet ! Aan den1 enen kant zag men den Amerikaan van fchrik en angst beven , daar hij niet anders rekenen kon, ofhet laatfte ogenblikje van zijne lieve Dochter was daar. Aan den anderen kant ontroerde liem de edelmoedigheid, en menschlievendheid van dezen zeeman, welke zijn leven in gevaar ftelde om een kind te redden , waar op hij in 't geheel gene betrekking had. Voorts zag men al het fcheepsvolk de handen ten hemel opheffen , terwijl de jonge Volneij in zulken tweeftrijd was met enen vijand , welker hem zeer verre in krachten overtrof. Het verbaasde elk, dat dit kind zich in zulk gevaar begeven had, waar door het enen onvermijdelijken dood tartte, om het leven van zijnen Vader te redden. Zulk een fchouwfpel zou niemand met droge ogen een ogenblik hebben kunnen aanfehouwen. B a Daax  28 LEVENSBESCHRIJVINGEN Daar dc ftrijdende partijen zo geheel ongeli k aan elkandcren waren , zat 'er voor den jongen zeeman niet anders op, dan zich met ailen fpoed wegtepakken , en, ware het mooglijk , zijnen vijand te ontvluchten. Terwijl men ene menigte touwen na den Vader,en den Zoon uitwierp , hadden zij het geluk 'er elk een te vatten. Zij floegen die onder hunne armen, waar na men ze ophaalde. Zij waren reeds meer dan vijftien voeten boven de oppervlakte van het water : men rekende ze reeds volkomen behouden : waarom 'er een algemeen gejuich van blijdfehap opging , en men uitriep: Daar zijn ze ! Daar zijn ze ! Zij z jn behouden l Zij zijn behoudt n ! •——-• Maar — helaas!' Neen ! Zij waren nog niet behouden. Althans het was, of'era?» ilachtoffer voor alle de overigen wefen moest. Dewiil het gedrocht woedend was , vooral om het misfen van zijne prooi, welke het zich zo onverwacht zag ontfnappen, dook het onder, om 'er een geweldigen fprong na te doen. Wederom boven komende , gaf de Haai zich een vaart met ene fnelheid , gelijk aan die van den blikfem, bereikte het onverfchrokken, en ongelukkige kind, 't welk als tusfehen he- rrel  VAN BEROEMDE KINDEREN. 20 mei en aarde hing, en beet het midden door. Het bovenfte gedeelte van het lichaam, 't welk nog wel enige beweging overig behouden had : maar echter zonder leven was , werd gelijktijdig met den Vader, en de jonge Americaanfche Dochter, offchoon die geheel van haar zelve was , binnen boord gehaald. Zo ftierf deze jonge zeeheld van de grootfte verwachting , zijnde nog maar enige maanden boven de twaalf jaren oud , terwijl hij ongetwijfeld een beter lot en uiteinde had verdiend. Wanneer men de daad gadeflaat , welke hij zo kloekmoedig ondernam: wanneer men bedenkt , welke heilige drijfveer hem daartoe bewoog , kan het niet anders, of men moet de bitterfte droefheid, en "fpijt ontwaar worden over het mislukken van zijne onderneming. Wat hier van zijn moge , zulke uitmuntende voorbeelden ter navolging zijn niet in eens , voor altoos , in allcrleie opzichten verloren. Offchoon de perfoon , welke zo voorbeeldig is , vergaat de gedachtenis van zijne deugd wordt niet vernietigd. Het getrouw verhaal van zulk ene daad moet immers volftrekt den naijver B 3 van  So LEVENSBESCHRIJVINGEN ,van alle gevoelige kinderen gaande maken, en hen aanfporen, om door alle eeuwen heen ook zulke voorbeeldige trekken opteleveren, welke niet minder prijfeuswaardig zijn. XIX.  van BEROEMDE KINDEREN. 3ï X I X. Valentina d'Herouville , gelooren in Bauce in 't Jaar 1749. Het jonge mensch , van 't welk wij nu gewag zullen maken, was gebooren van een rijk, maar ampteloos burger in den omtrek vau Chartres. Het zij men haar natuurlijk lichaamsgeitel , het zij men de gefteldheid van hare ziel in aanmerking neemt, de natuur had haar in beiderlei opzicht de zeldfaamfte bekwaamheid medegedeeld , om een groot mensch te worden'. Doch hare Ouders dachten aan niet anders , dan om haar te doen uitmunten in alles , wat fchitterende is , terwijl zij op het nuttige zo zeer geen acht gaven. Dewijl dat gene , 't welk niet meer , dan aangenaam, en ftrelende is, geen hooger aanfpraak heeft,dan op zekere verwondering, en dierhalven niets meer waardig is, dan een middelmatigen trap van achting , daarom kan men 'Valentina niet rangfehikken onder de fchoonfte voorbeelden, in alles navolging.waardig voor de jeugd. Daar wij evenwel dit kind ook hier B 4 ene  & LEVENSBESCHRIJVINGEN ene plaats inruimen, doen wij zulks tot geen ander oogmerk , dan om door dit voorbeeld aantetonen , dat men , zelfs in de vroegfte jeugd , vatbaar is om onderwijs te omfaiigen , en in de Wetenfchappen vrij aanmerküjke vorderingen temaken. Vooral hebben wij dit treffend voorbeeld hier opgehangen , om elk te doen gevoelen, welk een gebrek doorgaans plaats grijpt in de opvoeding van jonge menfehen , beftaande nameutlijk hier in , dat men 'er zich op toelegt , om enkel en alleen zulke bekwaamheden bij hen te ontwikkelen , en aantekweken, welke meer uitwendig zijn, terwijl men onachtfaam de zielsvermogens verwaarloost, welker aankweking van zo veel belang is , en dat wel aan alle plaatfen , in eiken levens-ftand , en in allerleie omftandigheden. Fraai te danfen , zich in de gezelfchappen wellevend, en bevallig te gedragen, enige rollen uit een toneelfpel wel uittevocren, op de harp, of Forte-piano te fpelen, maakt omtrend alles uit, wat men tot de opvoeding der jonge Juffrouwen rekent te behoren. Men laat ze verder in een of ander kerkelijk Genootfchap inwijden , en daarmede is hare opvoe■ding, gelijk men meent, voltooid. Na zulke ver-  v A N B E R O E M D È K1N D E R12 S. 33 verkregen volmaaktheid denkt men ook na enen man voor haar te kunnen uitzien, en ze in ene huishouding te plaatfen. Ondertusfchen is de man ten uitcrften te beklagen, welke in zijne vrouw niets meer, dan zulke bekwaamheden aantreft! • Hoe verregaande is zijne misrekening niet ! Met zulk ene toch kan hij nooit recht gelukkig wefen! Om tot onze Fakntii,a wedertekeren : men kan" het aan niet anders , dan aan lichtzinnigheid, en ijdelheid van hare Moeder toefchrijven , dat die , tegen de vrij behendige gewoonte aan, begeerde, dat hare Dochter eerst moest kunnen danfen , om dan te leren lefen. Ingevolge dit befluit werden de eerfte dansmeesters van alle kanten opgefpoord, en aangezocht om de jonge Juffrouw in die kunst te komen onderwijfen. Het kind beantwoordde volmaakt aan het brandend verlangen van hare Moeder. Zij was nog maar vijf jaren oud , wanneer zij de moeiüjkfte pasfen in het danfen reeds maken kon. Door de gewoonte en de gedurige oefieuing was de lastigfte houdingvan het lichaam voor haar in korten tijd niet anders, dan fpel. Dewijl toch wegens de jonkheid, alle de leden zo teder, en buigfaam waren, plooiden die zich zeer gemaklijk. B s Men  34 LEVENSBESCHRIJVINGEN Men kan niet ontveinfen, dat Valentina een ongehoorfaam , ja zelfs hardnekkig kind was. Zij was daar bij zogulfig, dr.t zij hier door zich menige ongefteldheid op den hals haalde. Ook was zij buitengemeen fnapachtig, en hoogmoedig. Zij vond vooral een van hare grootfte vermaken hier in , om menfchen te plagen. Zo halfterrig, en opvliegend van aart zijnde, ftoof zij als buskruid op, het minst dat men haar maar wilde beftraüen, of iets van hare verkeerdheden onder het oog wilde brengen. Om de geringfte bagatel , dorst zij zelfs hare Moeder flaan. Had iemand moeds genoeg om in haar bijzijn zulk gedrag te berispen , en aftekeuren , dan maakte zij zich zo kwaadaardig , dat zij zelfs in flaauwte- viel , of liever zij wist zulke rol volmaakt natebootfen. Intnsfchen werd dat alles enkel voor kinderachtigheid , zelfs voor geestigheid gehouden , al was zij nog zo wederftrevig. Men vond alles in haar fraai, en dat alleen om dat zij met ene onbegrijplijke vlugheid danste. Zij toch wist zich verwonderlijk te bewegen, en rond te draaijen, dan op beide de voeten, dan op ene hiel , zo dat het elk verbaasde. Men fprak overal van haar , als van de grootfte zcidfaamheid in het- danfen. De eerfte Vrouwen van rang  van B E R O E IYID E KIN DE R E N. 55 rang uit Pavjs betwistten eikanderen bet geluk te mogen genieten van dat kind aanteha« len , te lief kofen , en allerieie fraaiheden te fchenken. Tot het gene 't welk bij vele menfehen opvoeding wordt geheten, behoort vooral ook , als het wefentlijkste gedeelte, de mufiek. De Gcfchiedenisfcn , de Zedekunde , de Talen , zelfs die van zijnen geboortegrond , deze alle worden niet geacht, in het tegendeel voor nietigheden gehouden. Bij de kunst van fpringen , welke men eigemiijk danfen noemt, moest het kind , zo men meende met alle reden , ook zo vroeg het maar wefen kon, onderwefen worden in de toonkunst. Men begon met haar de noten, of tonen te leren. Vervolgens zogt men van alle kanten de eerlte meesters op , welke haar met veel geduld de vingers op het klavier deden leggen , en bellieren. Men ging hier in met veel behoedfaamheid tewerk, dewijl men wel wist, welke nadelige gevolgen het hebben kon, als men haar iets tegen haren zin wilde leren, of wanneer zij aan verkeerde grepen gewoon werd. Het is zo geheel zeklfaam niet kinderen aantetrerfen, welke in deze kunst voor wonderen mogen doorgaan. Inderdaad toch* wantij 6 , neer  $6 LEVENSBESCHRIJVINGEN neer een kind een goed gehoor heeft , is het onbegrijplijk veel vroeger in ftftat om de juiste overeenftemming der klanken optemerken , dan de ziel vatbaar is voor de bovennatuurkundige overeenftemming in denkbeelden. Wanneer men hier bij nog voegt, dat menfchen , welke oppervlakkig denken , nan de toonkunst ene hoogachting toedragen, welke gene andere kunften of wetenfehappen , zo als men waant, zouden verdienen; wanneer men daar bij ook bedenkt de onnoemlijke kosten, welken men, zonder enige zwarigheid , aan zulke onderrichtingen befteedt , op dat een kind zelfs zijne meesters zou voorbij ftreven, dan zal men minder verwonderd ftaan , als men een kind van agt jaren, in weinig tijds, bekwaam ziet om op het klavier alles te fpeleu, offchoon het nog geen enkel woord goed fpéllèri kan. Befteudige oplettendheid , aanhoudende zorg en arbeid, fchijnen iemand zelfs alle natuurlijke zwarigheden te boven te doen komen. Hier aan moet men toefchrijven, dat men, in zulke kunst, meermalen de grootfte zeldfaamheden der natuur, gelijk men zeggen zou, ziet te voorfchijn komen , vooral wanneer de eigenliefde daar bij komt , cn deze den msasch  VAN BEROEMDE KINDEREN. 37 mensch armprikkclt om alle zijne krachten intefpaunen. Dat kleine kind, waar van hier gefproken wordt, werd door alles , wat men daartoe aanwendde , een van de bckwaamfte meesteresfen op het klavier, in de hoofdftad van Frankrijk. Zo leest men, dat zij onder anderen te Ver Tailles is gekomen , toen zij nog maar negen jaren oud was, en aldaar de moeilijkfte ftukken , welken men haar voorlegde, volmaakt fpcelde. Het fpelen van deze jonge toonkunstenares overtrof niet alleen in alles verre het middelmatige : maar vooral was dat gene, 't welke zij bij elk ftuk vooraf fpeelde (de preludiums) enig in zijn foort. Zonder dat zij , in het fpelen van een vreemd ftuk, zich flaafachtig aan de noten verbond , wist zij volkomen aan alles ene fchoonheid, en juiste overeenftemming te geven, terwijl zij ook met den grootftcn fmaak over al verfcheidenheid in kon te brengen, en, met i cn woord , aan het minfte , wat in een ftuk voorkwam, de grootfte fraaiheid bijzettede. De Hovelingen , welke deze VoedfterJing van Euierpe (een der negen Zanggodinnen) aanhoorden , lieten niet na haar te bewonderen , en toetejuichen. Maar zij ftonden nog vrij meer verbaasd , wanneer zij zagen, B 7 dat  33 LEVENSBESCHRIJVINGEN dat Valentina. eensklaps alle ftukken, welken men haar voorgelegd had , aan een' zijde fchoof, en uit het hoofd , zelfs volgens eigen vinding, begon te fpelen! Dewijl zij van het ene tot het andere op de verwonderlijkfte wijs overgangen maakte, van het deftige tot het vrolijke , van het zachte tot het verhevene , van het ijslijke tot het tedere, fpcelde zij zo , wel een uur lang , voor de vuist weg , waar door zij zelfs de Kapelmeesters van den Koning over haar verfteld deed ftaan. Zulke zeldfaame bekwaamheden kunnen niet onbekend blijven : maar moeten iemand beroemd maken. Zo ging het ook hier. De Koningin gaf, aan deze jonge kunstenaares op •het klawier, de fprekendfte blijken van genegenheid , zo dat zij haar, uit hare eigene inkomften , ene Jaarwedde toelegde van vijf honderd Livres. Daarenboven fchonk zij haar een volkomen ftel klederen van allerlei foort, vooral de uïtmuntendfte tabbaarden, Onder anderen nog kreeg zij een klawicr tea gefchenke, 't welk verwonderlijk kundig befchildcrd, en teffens voorliet oogmerk een eerst mecsterftuk was. Zij begeerde eindlijk, dat Valentina na Italien zou reifen, om zich daar nog meer in de toonkumt re volmaken 2gfc . - bij  van BEROEMDE KINDEREN. 3* bij de Romeinen, welke ongetwijffeldmeesters boven meesters zijn zo wei in het zingen, als in het famenftellen van mufiekftukken, vooral ook in de wijfe van uitvoering. De toonkunst is , in allerleie opzichten, ene vcrruklijke , en begeerlijke kunst: maar zij is van weinig betekenis , wanneer men daar mede gene andere kundigheden paart, welke het verftand vormen , en het gedrag regelen. Echter is niets zo algemeen , dan dat men jonge lieden aantreft, welke buitengemeen ervaren zijn in de muliek : maar dan verder zo diep onkundig zijn in alle andere wetenfchappen, zelfs in de allernoodzaaklijkfte , dat. zij meermalen met moeite lefen kunnen. Geheel de werkfaamheid van hunne ziel , en zoook alle hunne verdiensten, ftrekken zich niet verder uit, dan de lengte van een klawier. Verwijderd gij ze van dat toneel, zij verftommen, en zijn gelijk aan visfehen , welken men uit hunne hoofdftof neemt, of aan werktuigen , welke eens in beweging gebracht zijnde, zich enigen tijd voortbewegen: doch uit zich zelve gene beweging maken kunnen. Ondertusfchen wat is nuttiger, wat is aan» genaamer, dan de kunst van wel te fpreken, ei  4« LEVENSBESCHRIJVINGEN cn zich gelukkig uittedrukken ! Wat is fchoonder, dan darmen dc bekwaamheid bezit om zijne denkbeelden juist voortedragen! De mensch is met zijne gezellin niet gefchikt om eeuwig den tijd door te brengen in een foort van Confert. Duizende omftandigheden doen zich in het leven op , 't zij om zich zeiven wel te gedragen , 't zij om anderen bellier te geven, waar voor het van het grootfte belang is te kunnen denken , fchrijven, en redeneren. 'Er is toch een vrij wefentlijk onderfcheid tusfehen een luchtigen dans. een airtje , en tusfehen een geregelde redenering en een plan, 't welk juist, en met wijsheid gevormd is. Schoon Valentina de geheele wereld verruk, te , wanneer zij zong of /peelde , moest men zich even zeer over haar onbekwaamheid, in allcrleie andere opzichten, verbaden , zo dra zij van haar fpeeltuig verwijderd was. Zij was even zo ongefchikt om zich met woorden uittedrukken , als bij gefehrift. Zij had geen het minfte denkbeeld van de Gefchiedenis, van de Zedekunde , van de Aardrijkskunde j zelfs niet van hare Moedertaal. Zij fprak geen enkel woord , c: men ontdekte 'er een of meer misdagen in, tegvn dc uitbraak , Of tegen de regels der taal. Schreef  van BEROEMDE KINDEREN, Sdreef zij aan ene of andere van hare vriendinnen , niets was zo onbeduidend , als de denkbeelden, welken zij op papier bracht: niets was zo onnatuurlijk, als de uitdrukkingen , welken zij bezigde, niets zo verward, als hare ftijl. In haar fchrijven had zij ene fpelling , welke even zo gebrekkig was , als haar fpreken, en de wijs van zich uittedrukken. Door zulke gebrekkige fpelling werd alles dikwerf onverftaanbaar, leverde een geheel anderen zin op , en werd zo belachlijk, als 't maar wefen kon. Aan tafel of in gezelfchap zijnde , voerde zij altoos het hoogfte woord, en wilde over alles medefpreken, offchoon zij nergens kennis van had. Dewijl zij geen onderfcheid wist te maken tusfehen plaatfen en plaatfen , en geen begrip, had van onderfcheidene tijdsomftandigheden, had zij vooral gene kennis hoegenaamd van haar eigen land : zo dat zij zeer verlegen zou geftaan hebben , als zij den naam eens; had moeten noemen van die rivier , welke midden door Parijs loopt, nog meer als men haar na den oorfprong, en den loop van dezelve gevraagd had. Met haar vijftiende jaar werd Valentina reeds uitgehuwlijkt. Eer nog een jaar verlopen  42 LEVENSBESCHRIJVINGEN pen was , had zij 'er de muüek al geheel aan opgeofferd, om zich enkel en alleen aan ene grillige levenswijs te kunnen overgeven , cn volmaakt ene flavin van hare neigingen te wefen. Het bijwonen van Bals en Operas, het over en weer houden van Maaltijden, de optöoifels , duizend kostbare nietigheden , en vodderijen hadden haar huwlijksgoed, 't welk zeer aaumerklijk was geweest , reeds opgeholpen. Dewijl zij geen denkbeeld hoe genaamd had van de plichten , welken zij verfchuldigd was aan haren man , of aan andere menfchen, of aan zich zelve: dewijl zij gedurig tegenftrijdig handelde , hoogmoedig , fpijtig , brutaal was , en zo alles , wat haar in het hoofd kwam , wilde doordrijven, werd zij onverdraaglijk voor geheel de wereld. Haar man, welke in het eerst nog al ingenomen was met hare fchoonheid , kreeg wel dra, om haar flechten aart en handelwijze, zulk een afkeer van haar , dat hij voor altoos zich van haar fcheidde. Door zulk gedrag dan gebeurde het , dat dit wonder , 't welk op haar tiende jaar bij elk geacht was , en ieder een' van haar had doen fpreken 3 op haar zeventiende van elk vergeten, en in 't geheel niet geteld werd. Hare  van BEROEMDE KINDEREN. 43 Hare eigene meesteresfe door de fcheiding geworden zijnde , maakte zij het nog erger, door het bedrijven van de lompfte zotheden. Zij werd eindiijk zelfs het voorwerp van algemeene verachting, en verviel tot den ongelukkigften toeftand, en doodlijkfte armoede , 't welk het natuurlijk gevolg wefen moest van ene verkeerd aangelegde , en flecht beftierde opvoeding , en van een brein , waar in gene gezonde denkbeelden aantetreffen waren. Tot ongeluk van het menschdom , hebben wij daaglijks zulk foort van menfchen , als Valentina was, in menigte voor ogen. Waaraan nu moet men toefchrijven, dat deze voorbeelden zo menigvuldig zijn ? Laten wij de waarheid onbewimpeld zeggen! Het komt van de Hechte opvoeding , welke men aan de Dochters geeft. Vele Moeders maken in het opbrengen van hare Dochters volftrekt van niets anders haar werk , dan van de mufiek, en het danfen. Zij hebben niets op met de braafheid van het hart, en de bekwaamheden van de ziel. Al het onderwijs, 't welk zij bezorgen, is voor de Forte-piano, terwijl zij de bekwaamheid , in dit vak , voor de grootfte verdienften van hare Dochters rekenen. Zij trekken zich daarom in 't geheel niet aan, of hare  4* LE VENSBESCHR IJ VINGEN hare kinderen enig zedelijk denkbeeld hebben , dan niet. Zij zijn volfl-rckt onvcrfdiillig , of hare Dochters in ftaat zijn te denken , zich wel uittedrukken, te fchrijven , of zelfs maar te lefen. Als zij op een of ander mufickttiig wat ipelen kunnen , zijn zij wonder wel in haar Tchik met zulke , in haar oog , uitmuntende verdienften. s Het is 'er met zulke Moeders verre van af, dat zij naar enige waare beginfelen zouden handelen. Men moet in het tegendeel van haar zeggen , dat zij voor het geluk van hare hinderen volflagen blind zijn. Of zou men op zulke wijs goede huishoudfïers, en rechtgeaarte huismoeders kunnen vormen ? Bijaldien men nog kon zeggen , dat die jofige lieden , van welken men het beste gedeelte van haar leven opofferd aan uitfpanningen van weinig of gene betekenis , in de kunst, waar inzij zich oeffenen.,. het zo verre brachten, dat zij het middelmatige overtroffen, men zoude nog enige toegeeflijkheid kunnen gebruiken Maar dat is in 't geheel het geval niet. Onder honderd kinderen , welken men in de imifiek iaat onderwijfen , zal men doorgaans, op zijn meest , vijf of zes aantreffen , welke bewijfen geven kunnen van meer dan gemcene vór-  van BEROEMDE KINDEREN. 45 vorderingen, waardoor zij aanfpraak hebben op den naam van meesters, of meesteresfen, in de kunst te zijn. Al wat, voor het overige de meeste kinderen fpelen, voeren zij zonder enigen fmaak uit. Alles bepaalt zich doorgaans bij enige Sonates , terwijl de rest voor hen zo duister is, of het de Algebra was. Men kan inderdaad niets begrijpen, 't welk zo verkeerd is , als zulken handelwijs. Wat moet toch het gevolg wefen van die dwaling, welke aan den enen kant veroorzaakt wordt door de verwaandheid, en diepe onkunde van de Ouders, en aan den anderen door de toegeeflijkheid der meesters aan den rang hunner leerlingen, waarom zij zich wel zorgvuldig wachten de waarheid te zeggen, en van het waar belang der kinderen te fpreken ? Geen ander kan hier van het gevolg zijn, dan dat ene jonge dochter, na dat 'er veel tijd en geld verfpild is geworden, terwijl zij omtrend niet anders gezien , of behandeld heeft, dan , een of ander mufiektuig , bij flot van rekening volftreht onbekwaam is voor huishoudfier. Zij is daarenboven ook naauvvlijks ge» rouwd, of de muöek kan haar niet meer vermaken. Zij laat dezelve fpocdig varen. Het is onder dat alles nog een groot geluk , bij aldien zul-  4<5 LEVENSBESCHRIJVINGEN zulke kinderen gene Hechte zeden aannemen 4 welken zij maar al te dikwerf overerven van die genen , in welker handen zij vallen , of die haar, als de beste voorbeelden ter navolging, zijnvoorgefteld geworden door Moeders ^elke op den opfchik gefteld , verkwistend zijn , cn lxaar leven geheel in beufelingen Hij ten. XX,  van BEROEMDE KINDEREN. 4? X X. Lodewijk, Hertog van Bourgogne, kleinzoon van Lodewijk den XV, gebooren op hetjlot te Verfailles, in't Jaar 1751 » *» w 3tf//rfe 7?aa gejlorven; toen hij negen jaren oud was. Deze is misfchien de eerfte reis, zegt dfr Marquis van Pornpignan , dat men ene levensbefchrijving geeft van een kind van negen jaren. Maar ongetwijfeld is het dan ook de. eerfte reis, dat een kind van die jaren dezelve zo verdient. Gene Iaage vleierij is de oorzaak van deze levensbefchrijving. Zij zal in tegendeel blijken in allerleie opzichten belangrijk te wefen. Een uitmuntende imborst, leerfaamheid , liefde tot onderzoek , en de letteroefeningen , edelmoedigheid, infchikkelijkheid , ouderliefde , heldhaftig geduld , en gelatenheid in de grootfte fmerten, ene zeldfaame gevoeligheid van hart, ene verhevene ziel, en wat men meer voortreflijks zou kunne)*  jrg LEVENSBESCHRIJVINGEN nen noemen, verënigden zich in dit verwonderlijk kind. Deze bekwaamheden, en goede geneigdheden hadden den hoogst mooglijken trap van volmaaktheid in hem bereikt, door ene uitgezochte , en aan het oogmerk beantwoordende opvoeding. De Hertog van Bourgogne , zo drukt zich Villermet over hem uit , was reeds zeer gelukkig bij zijne geboorte. De natuur toch had hem zo rijklijk bedeeld , dat, zo hij zelfs in een middelmatigen kring ware gebooren geworden , hij ongetwijfeld allen , welke hem in afkomst gelijk waren , verre de loef zou afgeftoken hebben, en zich zou verheven hebben tot den eerften rang. Ondertusfchcn is dit zeer bemoedigende voor die genen , welke minder begaafd zijn geworden, dat de zorgen, welken men voor de opvoeding van den jongen Vorst aangewend heeft , niet minder te weeg gebracht hebben, dan de natuur. Wanneer men toch door die goede Moeder niet geheel rijklijk is bedeeld, is het echter zeker , dat, naar maate men zich met ijver op bekwaamheden toelegt, men niet onbemerkt, of vergeten zal blijven onder den grooten hoop van weinig betekenende wefens, maar zekerlijk fchitteren zal. H3U On-  van BEROEMDE KINDEREN. 40 Ongelukkig grijpt onder de menfchen een vooroordeel plaats, 't welk nog al wat veld gewonnen , en zijne betrekking heeft tot het tijdperk, waar in men met de opvoeding der kinderen een aanvang maken moet. Men meent gemeenlijk , dat zij niet gefchikt zijn om zich ergens met ernst op toeteleggcn, voor dat zij den ouderdom van zeven of agt jaren bereikt hebben, althans dat het hen ras vervelen zal , wanneer zij voor dien tijd gezet onderwijs ontfangen. Dit intusfehen is een ongelukkig vooroordeel. Het is toch zeker, dat men , zelfs in de vroegfte jeugd, hen met vrucht infpannen kan , zonder dat het hen walging veroorzaken , of hunne gezondheid enigzins krenken zal. Ene menigte van menfchen, welke llousfeau in dit ftuk kwalijk begrepen hebben, kan zeer gerust aanzien, dat hunne Zonen , of Dochters volftrekt zonder enige bezigheid, en infpanning blijven, tot dat zij den ouderdom van negen of tien jaren bereikt hebben. Wat zijn deze lieden niet geheel blind voor de kennis van de waare gefteldheid van den mensch , welke, zelfs van zijne wieg af, enigen trek, en ook gefchiktheid heeft om onderwijs te ontfangen. th Deel. c Hier  $a LEVENS D ESC II R IJ V IN GEN Hier in is cigentlijk de waarc konst gelegen , dat men met die natuurlijke neigingen voordeel weet te doen» Daartoe is hoogst nodig , dat men de nieuwsgierigheid van zijne jeugdge kwedelingen zoekt optewekken, waar bij men vooral altoos onder het oog houden moet, dat men ze genen afkeer tegen de infpanningen verwekt door dwang , of a^te groote gcftrengheid. Allermeest moet men hunne harten niet van de onzen verwijderen door ene ongefchikte, en ruwe behandeling. , Even gelijk andere kinderen , was de jonge Hertog van Bourgogne gebooren met ene natuurlijke begeerte na kennis. Bij hem fproot daaruit voort de grootfte genegenheid om allerlei foort van onderwijs te ontfangen. Zag hij een of ander voorwerp: het eerfte, wat hij deed, was zijne hand daar bij brengen , om het te betasten. Dan was aanftonds zijn woord : wat h dit ? Wel ras volgde daar op : waar toe dient het s hoe is het ? Om zo na het ontfangen antwoord over de zaken te kunnen oordelen. Het was een groot vermaak te zien, hoe hij, van zijn vierde jaar af, onder de vermaaklijkheden, en uitfpanningen, voor zulken leeftijd gefchikt, ene fterke begeerte openbaarde na bezigheden , en oeffeningen, wejke  van BEROEMDE KINDEREN. 5£ Welke uit haren aart meer gefchikt warcu , dan het fpel, om de onbegrijplijke vlugheid van zijnen geest voldoening te verfchaffeu. De Hertog van Bourgogne was gewis nog al te jong om onderwijs te ontfangen in letter* oeffeningen, welke grooter en ernftigcrinfpannig vorderen. Echter , daar hij meermalen , te midden van zijn vermaak, in het fpelen een tegenzin kreeg , en dan met een leergierig oor luisterde na gefprekken, welken men, hield over onderwerpen van allerleien aart, nam men het befluit om hem al fpelende , en vermakende in het een en ander onderwijs te geven. Men las hem ingevolge dat befltiit van tijt tot tijd iets voor, 't welk hij met de grootfte aandacht aanhoorde. Zo ook liet men hem uitgezochte prenten , en af beeldfels van dingen zien , welken men hem daarna met alle mooglijkc duidlijkheid , tot de minfte bijzonderheden toe , ontwikkelde , en verklaarde. Door deze manier van onderwijfen, welke zo eenvoudig , ais vernuftig uitgedagt was, verkreeg het kind , binnen zeer korten tijd , ene menigte van denkbeelden , en begrippen over duizend dingen, welker kennis van groot belang voor den mensch is. Hij' hoorde met C a het  54 LEVENSBESCHRIJVINGEN het grootfte vermaak aanmerkingen maken, en het een en ander uitleggen. Hij liet ook 'niet na gedurig vragen te doen , en bedenkingen te opperen, omtrend dingen, van welken hij nog gene kennis had. Het begrijpt zich van zelve , dat men aanftonds gereed was om zijne vragen te beantwoorden. Het gebeurde maar zeer zeldfaam , dat men hem enig antwoord gaf, 't welk hij niet begreep : want het was een zeer vcrftandig en vlug kind , waar bij kwam dat hij nooit naliet ene ingefpannen aandacht te vestigen op dat alles , wat men hem leren, en beduiden wilde. Na dat men op zulke wijs twee of drie maanden doorgebracht had , begon men den jongen Hertog van Bourgogne de eerfte figuren van de Meetkunde voortetekencn. Bij deze gelegenheid vooral bemerkte men allerduidlijkst zijne verbalend groote vatbaarheid. De voornaamfte figuren en fprcekwijfen , welke bij deze wetenfchap gebruikt worden , waren hem in weinig tijds zeer gemeenfaam bekend. Hij wist ook , uit zich zei ven, daar van een zeer goed gebruik te maken , zonder dat hij het ene met het andere verwarde. Dewijl de jonge kwekeling altoos onverduldig was om ten eerften natedoen, 't welk zijne .  van BEROEMDE KINDEREN. 51 He meesters hem voordeden , bad hij met allen nadruk , dat men ook hem zou vergunnen , op zijne beurt , cirkels en lijnen te trekken. Zo begon hij zelve de pasfer te gebruiken , en wel met zulke handigheid , vaardigheid , en netheid , dat die eerfte Meetkundige , uit wiens fehriften wij deze bijzonderheden ontlenen , zich daar over niet genoeg verwonderen kon. Eens had hij een cirkel getrokken, en, wilde 'er de middenlijn doorhalen. Maar toen hij zag, dat de lijn, welke hij trok, niet door het middenpunt ging , zeide hij ogenbliklijk: 9, Dat is mis ! Ik wilde een middenlijn trek„ ken ; maar nu gelijkt het, of ik een ge„ fpannen koord getekend had : want mijne „ lijn loopt niet door het middenpunt." Indien men hier bij bedenkt, dat dit kind, toen zulks gebeurde , nog onder het opzicht van vrouwen ftond , en dat men nog maar zedert twee maanden begonnen had met hem te arbeiden, of liever, om mijn gewoon gezegde) ook hier te bezigen , dat men aanvang gemaakt had, om met hem te fpelen, dan zal men niet nalaten kunnen met ons Van liet zelfde begrip te wefen , en toeteftemmen ,. dat men de kinderen van de vroegfte jeugd, af, C 3 kan  *4 LEVENSBESCHRIJVINGEN kan infpannen, en hen leren zich toetelegge* op zulke letteroefeningen , waarbij verftand, en overleg te pas komen , en dat dierhalven onberekenbaar veel afhangt van de wijfe, waar op men het onderwijs inrigr. Men had niet nodig aan dezen nieuwen Meetkunstcnaar te leren , wat hij doen moest, om een punt te vinden , 't welk, op gelijken aflland, van twee andere punten af was. Hij toch vond dit wel fpocdig zelve uit. Zo veel doet de .hebbelijkheid , welke men zich eigen gemaakt heeft, om het een met het andere te vergelijken. Zo veel brengt het doordenken te weeg, om veerkracht, en iterkte aan de ziel bij te zetten. Hij maakte op zekeren tijd een cirkel. De ene punt van de pasier, welke in het midden was, gleed op het papier uit, zonder dat men enig overblijffel, of indrukfel ontdekken kon. Het zette dat been van de pasfer toen eerst op ene, en vervolgens nog op ene andere plaats van den boog van den cirkel, voor zo verre die reeds gemaakt was. Vit die twee punten, als middelpunten gerekend , trok hij toen twee cirkels , welker bogen eikanderen doorfneden in het onzichtbaare middelpunt van den begonnen , maar onvoltooiden cirkel. t> Na  YAN BEROEMDE KINDEREN, ss Nu heb ik het gevat," zeide hij daar op, „ dat ik de punt van mijne pasfer niet ver- plaatst heb, en dat het punt, waar de bo- gen eikanderen doorfnijden, op gelijken af„ Hand verwijderd zijn van alle de punten •„ van den omtrek." Het is mij een innig vermaak in mijn verhaal hier te blijven ftilftaan bij de eerfte beginfelen, en verderen voortgang van de letteroeffeningen van den jongen Hertog van Biurgogne, -om dat ih alles zo veel juist overleg, doordraalt. Al ware dit zo niet, dan nog zou alles , wat 'enige betrekking op de opvoeding van kinderen heeft, mij nooit ouverfchillig 'kunnen'wefen. Het is vooral van het grootfte ■belang alle dé onderfcheidene manieren te kennen, Waar op men onderwijs geeft, om de beste uittekippen , welke met den meesten fpoed, en op de gemaklijkfte wijs, het oogmerk doet bereiken. - "De vorderingen, welken dit beminlijk kind •maakte , waren volmaakt gelijk aan den fmaak, •Welken hij in dë wetenfehappen betoonde te hebben. Van'het trekken van lijnen , en cirkels ging hij wel ras over tot het maken van rechtftandige lijnen, en hoeken. Men maakte hem recluftandige-lijnen voor, welke enigzins C 4 na  56 LEVENSBESCHRIJVINGEN na eikanderen overhelden, en , om hem te beproeven, zeide men , dat ze rechtftandig, en dierhalven overal even verre van eikanderen af waren. Maar hij floeg 'er niet zo dra het oog naauwkeurig op, of, enkel door het gezicht , bemerkte hij, dat de lijnen niet rechtftandig waren. Als men van hem begeerde, dat hij zijn gezegde zou bewijfen, gaf hij de proef door den winkelhaak, of op ene andere duidlijke wijs. Wanneer men op zekeren tijd hem voorflelde om ene rechtftandige lijn te maken op ene dwars-lijn , welke geheel van onderen op het papier getrokken was, en men zich hield, of men aan zijne bekwaamheid twijifelde, om dat voorftel wel uitte.voeren , vroeg men hem, hoe zult gij dat maken. „ Gij ziet wel," was het antwoord , „ dat 'er gene plaats is on„ der de lijn om 'er die bogen te trekken, „ welke vereischt worden om uw voorftel , zo als het behoort, uittewerken." -—— Hij ftond toen enige ogenblikken verlegen, hoe hij het aanvatten zou. Hij zette 'er zich toe om op het ftuk een ogenblik doortedenken , en fprak intusfehen geen enkel woord. Na dat hij dan het voorftel , van alle kanten, bedaard overwogen had , vond hij», juist gelijk  van BEROEMDE KINDEREN, 5? lijk het wefen moest, dit uit, dat het volmaakt op. een uitkwam, of men de bogen boven dan of men ze onder de gegeven lijn maakte Verrukt door deze ontdekking, werkte hij het voorftel, », welk hém opgegeven was , geheel alleen , zonder de hulp van iemand , af. Zo ging het hem insgelijks met het vinden van de wijfe , om .een rechtftandige lijn op te trekken op het uiterfte eind van ene lijn, welke zich tot aan den rand van >t papier uitlekte. Hij maakte een' gelijkzijdigen driehoek, op dat gedeelte van de lijn, gelijk men gevorderd had, en* zonder dat het nodig was hem te doen opmerken , welke de rechtftandige lijn was, van welke hij zich bedienen moest, met opzicht tot het opgegeven voorftel , ontwikkelde de verftandige leerling bet zelve volkomen, en voerde het alles zo naauwkeung.uit, als of de lijn juist midden op het papier getrokken ware geweest. Door diergelijke voorbeelden , en door redeneringen , welke zo veel duidlijkheid , als eenvoudigheid hadden, had men het geluk zijn oordeel op te fcherpen, en te verfterke». Her aan moest men toefchrijven, dat een kind , 't welk nog aan dc leiband liep, mi$ in ftaM ^ 5 wan  58 LEVENSBESCHRIJVINGEN was om zijne denkbeelden in ene juiste orde, en met naauwkeurigheid te regelen. Deze is ook dc vrucht, welke men verwachten kan van de eerfte beginfelen der Meetkunde, wanneer die onderwefen wordt met al de behoedfaamheid, en de nodige uitleggingen , welken zulke tedere jaren vorderen. Gelijk de figuren , zo als een beroemd Meetkundige zeer wel aangemerkt heeft , de aandacht opwekken , en gaande houden, wordt de geest door dezelven , als door ogen beftierd en geleid. De indrukfelen , welken de ziel daar van ontfangt, zijn meer onmidlijk , en veel vatbaarder. Zij worden ook veel dieper ingedrukt ; waar door die indrukfelen niet zo lichtlijk kunnen uitgewischt worden , als die gene, welke alleen door redeneringen verwekt worden. Deze laatfte toch blijven, hoe duidJijk zij mogen voorgefteld worden , niet .zo vast in de ziel hechten , als de eerstgenoemde. liet onderwijs, en het verkrijgen van kennis kosten , helaas! aan de onftandvastige en lichtzinnige jeugd veel moeite cn verdriet: maar, gelijk wij reeds aangemerkt hebben , de afkeer , welke daar door verwekt wordt, fpruit doorgaans alleen voort uit de flechte manier van  Van BEROEMDE KINDEREN. 59 van onderwijfen , en vooral uit het verkeerd voord-ellen van dat gene, 't welk men behandelt. De Hertog van Bourgogne leerde ene •afgetrokken wetenfchap , welke , gelijk men niet ontkennen kan , uit haar zelve niet veel bekoorlijks beeft. Hij leerde ze op zulke wijs, dat hij'er zich, met een zonderlingen vlijt, op toelegde. Hier uit moet men afleiden , dat hij , wanneer hij een of ander moeilijk ftuk begreep, en zo de zwarigheid te boven kwam , met zijne ogen en gebaarden, de vergenoeging uitdrukte, welke zijne ziel gevoelde. Me» zou gezegd hebben , dat hij reeds al dat kalme en zoete vermaak , en die onvergelijklijke genoegens fmaakte , welken het geftadig verkeer met de Zanggodinnen , boven alle andere dingen , aan derzelvcr uaarftige kwekeluagcn, welke in hare geheimen reeds zijn ingewijd , verfchaft. Met een woord! Zodanig was het onafgebroken aanhouden , zodanig was de ijver van dezen jongen leerling, dat hij elk ogenblik aan zijne leermeesters een genoegen verwekte, 't welk benijdenswaardig was , en . hen teffens ene zo vroegtijdige beloning voor hunne zorgen en arbeid gaf. Men moet volftrekt erkennen , dat dit leerfaame kind. met een groot verftand begaafd c é was.  €o LEVENSBESCHRIJVINGEN was. Het kwam 'er alleen op aan , dat men daar van bet beste gebruik wist te maken. Men flaagde het allergelukkigst in de aangewende pogingen, wanneer men hem die voorflellen , welken hij uit de Meetkunde reeds op zijn duim had, nog eens herinnerde, cn 'er bijvoegde, dat die herinnering.alleen ftrekte om hem wederom nieuwe optegeven. Het liep ook niet lang aan , of hij ontdekte uit zich zeiven die verwonderlijke aaneenfchakeling van Hellingen en waarheden, welken men insgelijks in alle andere wetenfchap, als zijnaanwkeurig behandeld wordt, aantreft. Wanneer hij deze ontdekking gedaan had, riep hij vrolijk uit: „ Ai „ lieve ! wat is dc Meetkunde ené belangrijke „ wetenfchap , en hoe veel vermaak vinde ik „ daar in ! " ~- Ondcr de aangenaame uitfpanningen van dat verftandig, en beroemd kind, was 'er gene , welke hem meer genoegens verfchafte , dan de Wiskonst. Het is niet mooglijk volkomen uitdrukken , met welk een verlangen hij dat uur te gemoet zag , wanneer hij daar in les zou krijgen. Als die tijd daar was, rekende hij het een uur,, waar in hij zich alleen te vermaken had. „ Wel aan !" riep hij dan met de grootfte vreugde uit : „ wat ,» zul-  van BEROEMDE KINDEREN. 6l » ZuIke 2es betreft» cleze moet men voor geen » arbeid rekenen i maar voor ene bezigheid, „ welke wonderlijk vermaakt." -r— Wanneer de eigenliefde, die anders zo ge. vaarlijk kan worden , wel beftierd wordt en m onderwerpen valt , welke waardig zijn, dat de eigenliefde hen prikkelt, dan heeft zij de gelukkigfte uitwerkingen. Zo was het met dezen jongen Vorst. Zijn moed en ijver toch wakkerden meer en meer aan, naar maate zijne eigenliefde hem begrijpen deed , dat hij deze en gene zwarigheid te boven was gekomen. Bovenal ftreclde het hem , wanneer hij het een of ander doen kon , 't welk men hem met had voorgedaan. Hij had ten vollen nog geen vijf jaaren bereikt , wanneer hij zonder fnoeverij zeggen kon , dat hij een volmaakt vierkant wist te maken, zonder daar toe een pasfer te gebruiken. Men hield zich, of men daaraan twijffelde. Dit trof hem. Hij greep aanftonds na de liniaal, en trok een lijn in de lengte. Voorts Jegde hij het eind van de limaal op de beide uiterfte emden van die getrokken lün , waar door de liniaal hem voor een winkelhaak diende. Op deze wijs maakte hu het vierkant geheel af, en liet 'er toen op Volgen: J9 dit is ongetwijffeld een vierkant, C 7 „ want  €l LEVENSBESCHRIJVINGEN want de beide zijdlijnen zijn gelijkftandig, en de hoeken, zijn rechthoeken." Even gelijk het met de natuurkunde is , zo is het ook met de Meetkunde, dat deze' wetenfchap van geen betekenis , en nutloos zou wefen , wanneer men van dezelve gene toe* pasflng, en gebruik maakt bij wefentlijke dingen. Zo ging men met den Hertog van het meer befpiegelende tot dat gene over, 't welk in gebruik te pas moest komen, Na de voorftellen over de cirkels , de regtftandige lijnen, de hoeken , de evenwijdige lijnen, en de fchilboogs-raaklijnen , ging men met hem over tot de veelhoekige figuren. Dewijl deze jonge Meetkundige , welke in het maken van de veelhoekige figuren de nodige onderfcheiding met veel oordeel wist in acht te nemen , in korten tijd ook hier in volkomene vorderingen had gemaakt, leerde men hem deze wetenfchap in de uitoeffening brengen , zo dat hij de Meetkunde werl^fijk beoeffende. Hij was zo vast op alle de voorftel» len, welken hij geleerd had , hij had daar omtrend, alles zo in zijne macht, dat hij het een na het andere werkftellig maakte in de lente van het Jaar 1756, op; een groot ftuk Lands te Meudon. Toen zag men dit kind, Koftfens het  VAN BEROEMDE KINDEREN. 6$ het verhaal van zijn Meester in de "Wiskunst, .de meetlijn, de liniaal, en de pasfer, met geen mindere handigheid gebruiken , dan of hij een van de eerfte Landmeters was. Wanneer men dit een en ander, ja! nog veel meer andere ftukken , welken wij hier, om dat wij alles alleen kort te famen trekken, zouden kunnen opnoemen , in een kind van elf of twaalf jaren aantrof, zou men 'er zich zo zeer niet over verbafen. Evenwel zou men zich gedrongen gevoelen om te erkennen , dat zulke kunde het verftand van zodanig een kind veel eer aandoet. Maar welk denkbeeld moet men zich vormen van dezen buitengemeen jongen leerling , welke naauwlijks vijf jaren bereikt had 3 en reeds zo vele blijken van gezond verftand, endoordringend oordeel aan den dag legde , en dit juist op een' leeftijd , wanneer de meeste andere kinderen op zijn best lefen kunnen. Met dat zelfde vermaak en infpanning bleef de jonge Hertog van Bourgogne zich nog toeleggen op de Meetkunde , tot in het Jaar 1-58. Toen had hij volkomen duidlijke denkbeelden van alle die lichamen waar op de Meetkundige zijne proeven te werk fielt , en was genoegfaam in ftaat om van  tf4 LEVENSBESCHRIJVINGEN Van alles de naauwkeurigfte befchrijving te geven. Doch de leergierige ziel van dit kind, welke hare kunde beftendig begeerde uittebreiden, was niet minder gefclnkt om alle andere voorwerpen , welke bij zijne letteroeffeningen te pas kwamen , te bevatten , ea ook daar van het rechte gebruik te maken. In de Hemelkloot-, of Sterre-kunde , de Aardrijkskunde , cn de Gefchiedenisfen moest men de jonge Hertog insgelijks fpoedig onderwijs geven, om aan zijne natuurlijke nieuwsgierigheid , en leergierigheid voedfel te kunnen verfchaffen. Hij leerde zonder moeite , als in een ogenblik , de onderfcheidene cirkels, welken men bij de Sterrekunde op den hemelkloot, en op den aardrijkskloot in aanmerking nemen moet. Hij befchouwde en behandelde die kloten niet anders , dan als nieuw fpeelgoed om zich te vermaken. Men was 'er toch verre van af, om dat kind ooit iets te willen opdringen , of hem enigen taak ftellig te geven. Want al het onderwijs , 't welk men hem mededeelde, werd hem zo gegeven, als of men zich alleen bezig hield, om hem wat te vermaken. Om met hem tot de Aardrijkskunde overtegaan , bracht men ds aardglobe van zijn ftcl,  van BEROEMDE KINDEREN. 65 ftel, waarna men denzelven wederom in zijne tegenwoordigheid ftelde, en hem deed opmerken, waar, en hoedanig elke cirkel geplaatst moest worden. Men had hem zulks niet zo dra voorgedaan, of hij kon 't nadoen, en de Globe ook zelve ftellen , zo als 't behoorde. Hij hield teffens de namen , en de wijfe van ftellmg allergemaklijkst in het geheugen, zonder dat hij 'er enige moeite toe deed. Meermaal draaide men in zijne tegenwoordigheid den kloot, als een bal, in 't ronde : maar men kon hem daar door in gene verwarring brengen. & Op dezelfde wijs leerde het kind in zeer korten tijd het onderfcheiden gebruik en de verfehtllende richtingen van den Hemelkloot. Hu wistop denzelven aantewijfen, wanneer dag en nacht even lang waren, insgelijks hoe dieT voor en na de nachtevening , aan eikanderen ongèhjk werden , terwijl de gelijkwijdige af«»nd hem, met een opflag van't oog, de dagen en nachten gedurende zes maanden deed L merken. ^ Men volgde met hem het ftelfei van Ptole- ZT m \Ct VerkJaren ™ den Hemelkloot. Maar toen de jonge leerling had horen zeggro, dat er nog een ander ftelfel was, volgens  t6 LEVENSBESCHRIJVINGEN 91 welk de aarde rondom de zon wentelde, ruste hij niet, of hij moest ook daar van enig denkbeeld hebben. Men hield zich in het eerst , of men daar aan niet wilde , onder vcorweiidfel, dat het hem te veel moeite zou baren , om het te vatten. Gij zijt nog te jong , voerden zijne Leermeesters hem te gemoed i wij zullen liever nog wat uitftel nemen , eer wij ir dit leren , op dat wij uwe jeugdige ziel niet te veel vergen. Maar — door dit bijbrengen van zwarigheden , juist overeenRomftig het oogmerk, 't welk men had, werd hij nog veel vuuriger om het te weten , zo dat hij 'cr mfet alle geweld op bleef aandringen, en zelfs met allen ernst daarom bad. Meh was hem dan eindlijk ten wille , en verklaarde hem het ftelfel. Om het hein wel te-doen begrijpen , bediende men zich van ene kaars, welke men veronderftelde de zon te zijn , en deed hem verder opmerken , wat 'er bij zulken bol zou moeten voorvallen, wanneer die ronddraaide. Men leidde daar uit dit befluit af, dat 'er dezelfde hemelverfchijnfels, bij het opgaan , en ondergaan der zon , uit volgen moesten, 't zij de zon'rondom de aarde, of de aarde rondom de zon bewogen wierd. Het-kind fcheen voldaan  van BEROEMDE KINDEREN. ó> daan te wefen over deze gegevene verklarin. gen j eigentlijk was het nooit volkomen te vrede, voor dat zijne ziel in zulk ftuk genoegfaam verlicht was, en hij de dingen naauwkeung begreep. Enige weken na dit onderwijs , wanneer de Zon fterk in die kamer fcheen , waar hij met leren bezig was , verzocht hij, dat men hem de aardglobe haalde , zonder juist te «eggen, welk zijn oogmerk met denzelven was. Hij ftelde dien op den grond , zo dat 'er de zonneftralen op vallen konden. Toen deed hij den kloot op deszejft as draaien, en op«erken , hoe alle de bijzonderen delen van den aardbol , de ene na dc andere , op deze Wijs door de zon verlicht werden , zo wel die delen , voor welken de zon kon gezegd worden optegaan , als die gene , voor welken zij ondergaat. Alle deze aanmerkingen , volgens de getuigenis van Pompignan , maakte de jonge Hertog met ene fchranderheid , welke men in geen kind zou verwacht hebben. 'Er bleef dierhalven na zulke proef de minfte twijffelijg «fef over, of hij wel een volkomen begrip had van 't gene men hem omtrend dit ftuk geleerd had. Wat de Aardrijkskunde betreft, de Hertog v8i5  08 LEVENSBESCHRIJVINGEN van Bourgogne leerde, door middel van afgezette, en uitgebreide Landkaarten, niet alleen de kunst-fpreekwijfen kennen , welke bij die wetenfchap te pas komen ; maar vooral ook de ligging van de ond^rfcheidene plaatfen. Na dat hij een volkomen begrip had van 't gene men bij de Aardrijkskunde door lengte en breedte verftaat, nam hij 'er ogenbliklijk de proef van , en toonde op de kaarten aan, welk denkbeeld hij 'er van had. Hij wees de onderfcheidene ligging der Koningrijken , der Keiferrijken, der Gemeenebesten, volgens de vier hoofdwinden , of hoeken , waar uit die winden voorkomen , aan. Op gelijke wijs deed hij aanwijfing van het gene men het vaste land noemt, van de eilanden , van de fchiereilanden, van de kusten, van de duinen, van de landengten, en van de voorgebergten. De jonge Vorst had maar twee of drie maanden in de Aardrijkskunde les gehad, wanneer hij niet alleen de vier groote hoofd ver delingen , en de onderverdelingen van den Aardrijdskloot volkomen kende : maar het koste hem ook gene moeite om de hoofftedcn , de rivieren, en zelfs dc mindere fteden aantewijfen. Niet alleen kon hij zulks op de Kaart doen: maar het een en ander ook uit het hoofd  tan BEROEMDE KINDEREN. 0 hoofd opnoemen. Welke vragen men hem op dit ftuk doen mocht, hij was , zonder aarfelen , aanftonds gereed om daar op juist te antwoorden. Nu of dan zocht men hem te verftrikken. Men veronderftelde , bij voorbeeld, dat ene of andere plaats in een deel van den aardbol lag, waar men het niet aantrof. Zo dra men hem diergelijk voorftel deed, begon bij te lachen, en antwoorde dan ook op een lachenden toon : „ ai iieve ! ik kan mij even min „ te binnen brengen , dat de Teems voorbij „ de Louvre loopt, of de Donau door Mar5, feille." . De Aardrijkskunde is het oog van de Gefchiedkunde. Zij heeft deze wetenfchap vooral nodig om dat drooge wegtenemen, 't welke daarbij anders vrij natuurlijk plaats grijpt. Men verfuimde daarom niet , den Hertog van Bourgogne prenten voor te leggen j op welken men de af beeldfeh; vond van voornaame perfonen , of gewichtige en groote gebeurtemslen. Men verzorgde hem ook prenten van de platte gronden der fteden , van de voornaamfte geftichten, van de onderfcheidene gewoonten der volken , van de voortbrengfeIcn van den grond , en van de dieren , welken  ?Ö LEVENSBESCHRIJVINGEN ken men in de verfchillen.de landltrekcn aantreft. Al pratende , en zonder dat het den fchijn had van hem onderwijs te geven, gaven de verftandige meesters van den jeugdigen kwekeling hem een naauwkeurig bericht van alle de omwentelingen, welke in de rijken waren voorgevallen. Men gaf hem de oorzaken op, door welken die rijken hun aanwefen gekregen hadden. Men deed hem vooral gadeflaan, welke hoogte zij bereikt hadden , en hoe zij wederom waren gedaald , en waar door dat alles was veroorzaakt. Men bleef met den leerling insgelijks ftil ftaan bij den koophandel, dezeden, en den bijzonderen aarten imborst van elk volk. Men verfuimde ook niet hem voor den geest te brengen , welken invloed de Konden en Wetenfchappen, en niet minder groote Mannen gehad hadden op den voorfpoed, en den luister der volken. Boven alles maakte men 'er werk van , om , door het verhalen *;an roemrijke daden , in zijne ziel waare menfchenliefde , en de zachte neiging tot mildadigheid aantekweken. Men vergat teffens niet hem te doen opmerken, welke fchadelijke gevolgen de vleiërij na zich fleepte, en boefemde hem een billijken afkeer in tegen  tan BEROEMDE KINDEREN. J|L tegen het liegen. 2ulk beIangrijk ond " - ke treffende verhalen maakten groeten ! vJoedoP zijnhart,en men kon van dag toe oagdmakjk bemerken, hoe hij daar na z ju verftand en oordeel regelde , welk een en anmp hem gelijk was aan dat van een man van jaren, en daarbij van de eerfte kunde |% de piaats dat men de kinderen dikwerf befchouwd, en behandeld, als marionettenPoppen, en ze enkel bezig houdt met kinderachtige dingen, moest men ze op zulke wijs onderrichten. Maar waar treft men Ouders, waar treft men zelfs de Onderwijfers aan welke m ftaat zijn omde raoog]ijkhci ' de waardij van zulk onderwijlen te kunnen beoordelen , en fchatten ! Van dat foort heeft «en maar weinigen. Alle die Voorwerpen, welken men voor zeldfaamheden in de Z menleving^erkent, en roemt, zijn inderdaad het grootfte gedeelte van hunne voortred^ •heid verfchuldigdaan de onvermoeide zorgen, welken men aanwendt, en de verlichting, welKe me„ door ene verftandige opvoe[]i weeg brengt. Hoeveel hangt van zulke opvoedmg niet af! Welke verbaafende verandering ook kan een enkel mensch , 't welk ver■toncbg opgevoed is geworden , bij een geheej volk,  j% LEVENSBESCHRIJVINGEN volk , en zelfs bij een groot deel van het menschdom te weeg brengen ! Bij aldien de Hertog van Berrij geftorven ware , in.de plaats van zijnen broeder, den Hertog van Bvuhogne , men zou hoogst waarfchijnlijk de omwenteling in Frankrijk , met al derzelver ijs. lijkhedeu , niet hebben zien gebeuren , en men zou niet moeten betreuren, dat een geheel gedacht van menfchen eensdeels in de diepfte duisternis der onkunde is geftort geweest , anderdeels met den zwaarden tegen* fpoed heeft moeten wordelen. Al wat onmidlijk invloed heeft op onze ogen, en andere zintuigen , maakt altoos den grootften indruk op het hart. Deze aanmer- king fchiint aan het grootfte gedeelte van die menfchen, welke de jeugd opkweken, en on. derwijfen , ontfnapt te zijn. Het is immers zeer zeldfaam , dat men in de gewoone ; en openbaare fcholen boeken, om de eerfte beginfelen te leren, aantreft, waar in men de nodige platen heeft. Ondertusfchen zijn het zulke prenten , en dierhalven de voorwerpen zelve, welken men den leerling moet voorhouden , door welker befchouwing men het onderwijs befpoedigt, gelukkig doet uitvallen, en men ongemerkt van het ene tot het andere kan overgaan. De  van BEROEMDE KINDEREN. 7% De Leermeesters van den jongen Vorst waren overtuigd van het nut, 't welk daarin gelegen is. Zij deden de zorgvuldigfte navorfchingen , om alle boeken over de Gcfchiedenisfen en de Wetenfchappen , welken men met platen vinden kon , te verfamelen. Deze voorzorg , welke men meestal geheel heeft verwaarloosd gehad in de gewoone manier van onderwijfen , deed onder ande. ren dit kind ook de duidüjkfte denkbeelden vormen van alle de oorlogstuigen , zo bij de legers der ouden, als bij die van den tegenwoordigen tijd. Men gaf bem teffens een naauwkeurig begrip van de planten, de dieren , en duizend andere dingen , Zo in de vrije, als in de'handwerks-konsten, om zime nieuwsgierigheid gaande te houden. . De onder^eidene bevelen , en de uitvoering van dezelven in het leveren van een veldflag welken men hem in tekeningen voorftelde hadden bij den jongen Hertog daarenboven duidhjke denkbeelden verwekt van alle de krijgsverrichtingen , van het ftellen van een leger of bende in dagorde, met een woord vanalledefchikkingen, welke bij een leger in aanmerking komen. Hij wees onder het oog van mannen aan, welke die konst verH. D£EL. D ft0>.  74 LEVENSBESCHRIJVINGEN ftonden , of de vleugels van een leger wel gedekt waren , dan of zij bloot lagen , of de bijzondere gedeelten van het leger elkandereu genocgfame onderfteuning konden bezorgen, of de ftreken, waar men gelegerd was , tot de omliggende plaatfen , wel zo gelegen waren, dat ze de nodige gemakken , • en veiligheid verfchaftcn. Met een woord ! zegt de Schrijver , van wien wij ons verhaal ontlenen , men zou met alle reden, in een zekeren zin, hebben kunnen zeggen, dat deze jonge Vorst een Follard tot Leermeester had gehad. Hij toch kende, om het te famen te noemen , alle de krijgsverrichtingen , en wist die met de grootfte naauwkeurighcid te befchrijven , vooral dat gene, 't welk men bij de ouden bezigde in het belegeren , en verdedigen van plaatfen. Dat alles toch had hij dikwerf in afbeeldingen met de grootfte aandacht befchouwd, en in zijn geheugen geprent. Hij had de voornaamfte werken over de Krijgskunst, welken men in dc Franfche taal had (*) j gelefen, en zich volkomen eigen gemaakt. O Wij moeten de titels, welke hier opge-  yan BEROEMDE KINDEREN, rj maakt. De beroemdfle Krijgsbevelhebbers ftonden meermalen opgetogen van verwondering, als zij zagen, dat een kind van zes jaren met zo veel bedaardheid, en oplettendheid luisterde naar hunne krijgskundige gefprekken. Méérmalen genoten zij zelfs het onverwacht vermaak , dat zij het kind het een of ander hoorden aanhalen, of zulke aanmerkingen maken, waar over de ervarendfte krijgskundigen zich niet zouden hebben behoeven te fchamen. '£r is nog iets, 't welk niet minder lofwaardig was in den Hertog, dan al het gene wij tot hier toe aangehaald hebben: wij bedoelen zijne nedrige ingetogenheid, en den zedigen toon , op welken dit beminlijke, en verftandige kind zijn gevoelen zeide , of zijne bedenkingen opperde. De opmerkfaame, en diepdenkende ziel van den jongen Hertog van Bourgogne werd hé genoemd worden, in de Franfche taal opgeven, , dewijl dc werken in die taal gefchreven voorhanden zijn. Zij zijn deze : La milice Francaife. Uart de la guerre du Mareehal de Puyjégur. Les travaux de Mars. Les Mémoires d''artillerie de Saint-Remy. Vattaque des places, par le Marichal de Vauban. D %  75 LEVENSBESCHRIJVINGEN in 't bijzonder getroffen door de befdiouwing van grootfche gebouwen, zo van vroegeren , als ' ïateren tijd. Hij kon bijzonder zijne verwondering niet verbergen over de ftoute bouwkunde bij het aanleggen van bruggen , vooral over fterk dromende rivieren, en over de zwarigheden , welken men in dit opzicht had wc. ten te overwinnen. Op zekeren tijd gaf hij een zeer overtuigende proef van den natuurlijken fmaak , welken hij had in de bouwkunde. Men liet hem alle de plannen , grondtekeningen en andere afbeeldingen van het Koninklijk Slot de Louyre zien , zo als die gevonden worden in het vierde Deel van de Franfche bouwkunde (*). Na dat hij die naauwkeurig had bezien , vroeg men , wat hem van dat alles het meest behaagde. Dewijl het fchoone van zelve dat alles medebrengt, wat indruk maakt, en het dierhalvendoorgaans met den eerften opflag van het oog bemerkt wordt, zonder dat daartoe enige oeffening, of kunde vereischt wordt; zo ook werd het kind , (*) Het werk heet in het Fransen *i& L'Architeëlure Fran$aife.  van BEROEMDE KINDEREN. 77 kind , zonder dat het zich daar op behoefde te bedenken, door die van Perraait, offchoon au 'er in >t geheel nog niet van had horen fpreken , zodanig getroffen , dat hij aan dezelven de voorkeur gaf. Hij was bijzonder ingenomen met de verwonderlijk fchooue galderij van den Fitruvius van onzen tijd en befchouwde dezelve met een zeker foort van eerbied. Toen men te kennen bad gegeven , dat de berocmdfte bouwkundigen van zijne eeuw daar over het zelfde oordeel geveld hadden , a!s hij , kon men de blijdftL UU ,2iJne °Sen ^ Deivijl hij niet on Jvoehg was omtrend den roem van ziin Vaderland, en vaderlandfche Kunstenaars, verfchaf *ehet hem geen gering vermaak, h- nog verhaald had , dat zelfs de plans van Bemint , welke door Lodewijk dea XIF onder toezegging van de rijkfle beloning , na Frankrnk was ontboden geworden , beneden che van den Franfchen Bouwkun'^ naar waren gefield. vviainste- Bijaldien men, i„ h onderwijfen j£ eugd m de Kunsten en Wetenfchappen , alleen ahhenmen zich vergenoegde, bij de kinderen ««I en alleen hunne nieuwsgierigheid^ D 3 A 0 doen,  78 LEVENSBESCHRIJVINGEN doen, zouden de beftierders der volken, ja! de volken zelve daardoor, in de gevolgen, zeer vele bevvijfen ontdekken van ene voor de maatfchappij gevaarlijke misrekening. Het onderwijs en de letteroerreningen moeten bij den mensch een geheel ander oogmerk hebben. Om den heilfaamen voorfpoed van landen en volken te bevorderen , moet men alle pogingen aanwenden, niet zo zeer om alleen verftandige , en kundige vernuften voorttebrengen, en te vormen : de eigenliefde toch zal ten allen tijde van dat foort van menfchen nog al enigen te voorfchijn doen komen: maar het kom: hierop eigentlijk aan, dat men ze opleidt tot nuttige leden van de maatfchappij , en dierhalven vernuften fchept , welke ene ftaatkunde bezitten , en uitoeffenen , die zo vele blijken oplevert van bezef van waare vrijheid, als van ftandvastigheid, en begeerlijke verlichting. Deze moet vooral een der hoofdbedoelingen zijn, dat zij, welke bij enig volk het beftier in handen krijgen, hetzelve weten te bellieren met de grootfte deugdfaamheid , cn het innigfte gevoel van menfchenliefde. Juist was dit het oogmerk van dien wijfen Vorst, welke Vader was van dat zeldfaam kind, welks leven wij befchrijven, Hij wendde  van BEFvOEMDE KINDEREN. 70 de daartoe alle mooglijke pogingen aan , en had het geluk in deze zijne.edele bedoeling allerbijzonderst te flagen. De jonge Hertog van Bourgogne bezat wel , gelijk wij opgemerkt hebben , ene zo geoeftende en in de wetenfchappen zo ervarene ziel, als men op die jaren maar weinig aantreft. Ondertusfchen was dit nog het minfte van de groote verdiensten, welken het kind had. Bij deze geleerdheid ontdekte men in het zelve teffens het naauwkeurigfte bezef van dat gevoel , en die aandoeningen , welke het mensehdom eer aandoen. Het beste daarvan was nog dit , dat hij zich niet vergenoegde met zulke gevoeligheid te bewonderen , cn met ophef van dezelve te fpreken : maar dat hij 'er zich op toelegde , om door fprekende en roemwaardige daden te doen zien , dat ook hij zulk een edel hart bezat. Men kan ons gezegde uit de volgende Haaltjes beoordelen. Zij kunnen in ons verhaal tot ene dubbele nuttigheid ftrekken. Zij toch betogen , aan den enen kant, zonder enige bedenking , het gewicht en de waardij van ene zorgvuldige opvoeding, en aan den anderen kant dienen zij ter bevestiging van 't gene geloofwaardige Gefchiedfchrijvers aangetekend hebben. D 4 Om  33 LEVENSBESCHRIJVINGEN Om zekere orde in hunne bezigheden te houden , en naauwkeurïg te kunnen weten , wat zij vermogen te doen , houden die perlonen, welke op hunne zaken bijzonder acht geven, een foort van boek, waar in zij aantekenen , welk gebruik zij van hunne inkomflen maken. Door de balans , welke zij daarvan opmaken , kunnen zij met een enkelen opflag van het oog hunne uitgaven en inkomften overzien , om te zorgen , dat de evenredigheid niet uit het oog verloren worde, en de eerfte de laatften niet overtreffen. Bijaldien de menfchen , met betrekking tot hunne zedelijke verplichting, insgelijks zorg droegen een foort van boek te houden van hunne plichten , en verrichtingen, dan is het niet te vermoeden , dat men zo vele misflagen zou begaan. Men zou toch meer opmerkfaamheid zien gebruiken, om zich door zijne misdagen niet gedurig blootteftellen voor onaangenaamheden. Uit zulk een beginfel, had de Leermeester van den Hertog van Bourgogne hem de gewoonte geleerd, en doen onderhouden, om een klein dagboek van zijne letteroeffeningen, en gedrag te maken , waarin hij zijne plichten , en bedrijven aantekende. Elke maand las men hem dat  van BEROEMDE KINDEREN. 8l dat register eens voor, waar door hem al het goed en kwaad , 't welk hij gedaan had , herinnerd werd. Door zulk een verftandig uitgedacht , en eenwudig middel genas men den jongen Vorst van kwade neigingen , en heblijkhcden , welken men in hem ontdekte: want de vrees alleen , dat ze bekend en ruchtbaar zouden worden door het dagboek, zijner daden , was genoegfaam om hem tegen dezelven op zijne hoede te doen zijn. De Hertog van £;rrij, welke van een driftigen aart, en zeer oplopend was , daar bij ook niets bezat , 't welk hem aangenaam maakte , dwarsboomde zijnen broeder bijna elk ogenblik. Dewijl het onzen jongen Vorst geweldig tegen de borst ftiet , zo veel onaangenaams van zijnen broeder te moeten lijden , en hij innig' verlangde denzelven te overtuigen van zijne verkeerdheden, en het ongelijk, 'c welk hij hem aandeed , zonder evenwel zich over hem te willen beklagen , zeide hij o.p zekeren tijd met de grooffle bedaardheid tegen hem : „ waarde broeder! ai lieve ga eens „ met mij om te zien, hoe men omtrend mij te „ werk gaat, om mij van alle mijne gebreken , cn misdagen te genefen. Dat zal u ook j» goed kunnen doen."  LEVENSBESCHRIJVINGEN Hij had vooraf verzocht , en bezorgd, dat men de aantekeningen van zijn gedrag voor hem gereed zou houden. Met zijnen broeder in zijne kamer gekomen zijnde , begeerde hij van Mijnheer vanSinetli, zijnen tweeden Opziender, henalles overluid voortelefen. Toen die aan een zeker ftuk genaderd was , 't welk niet zeer tot eer voor den kwekeling diende , begon hij onder het voorlefen van tijd, tot tijd, zachter en zachter toon aantenemen , en hield zelfs eindlijk op met lefen. Doch toen voerde hem de jonge Hertog van Bourgogne te gemoed : „ ga voort ! ga gerust „ voort , ten einde toe : wat die misdag be„ treft: ik meene , dat ik van zulk kwaad ,, reeds genefen ben." Om te kunnen oordelen over de fterke én bijzondere liefde van den jongen Vorst tot de waarheid , zullen wij het volgende aanvoeren. Op zekeren tijd las men hem enige le« vensbefchrijvingen voor van beroemde man* nen in Frankrijk. Men deed hem toen opmerken , dat de daden der Vorften niet bedekt konden blijven. Vooral bracht men hem onder het oog , dat het voor hen van veel grooter belang was hun gedrag wel te regelen, dan voor alle andere menfchen : want, liet men  van BEROEMDE KINDEREN. 83 men 'er opvolgen , de Faam laat nooit na, mot duizend monden, hun kwaad en hun goed ruchtbaar te maken. . Welk ding is die Faam , vroeg het kind? Zijn Leermeester, welke op dat tijdftip voor hem las, bedacht niet,waarop zijn leerling ei* gentlijk gefield was. In de plaats van ene letterlijke befchrijving tc geven, bleef hij hangen in dat gene, 't welk de Dichters van deze Godin gezegd hebben. Doch teffens wilde hij den jongen Hertog doen begrijpen , ^dat men de verdichtfelen , fabelachtige denkbeelden , en vertelfels, welke in de oudheid voorkomen, niet letterlijk moet opvatten : maar dat die' verhalen, volgens de Godenleer der Ouden, een geheel anderen zin hebben, en in zekere omkleedfcls ingehuld zijn. Na dat een en ander met bedaardheid aangehoord te hebben gaf hij eenvoudig ten antwoord : „ Wel nu! „ laten wij de Dichters met hunne verdicht„ fels daar laten. Zeg gij mij de letterlijke ,, waarheid." Hoe geweldig zijn afkeer va^ï vleiers , en zijn affchrik van alle leugentaal was, kan ui c het volgende verhaal blijken: waaruit men ook zien zal, hoe veel invloed de opvoeding heeft, cn wat de eerfte indrukfelen, welken D 6" 's men-  84 LEVENS BESCHRIJVINGEN 's menfchen ziel ontfanjt , doorgaans nalaten. Dat verftandige kind fpaarde nooit de waarheid. Hij loog zelfs niet uit boertcrij. Hij droeg daarom die menfchen nooit een goed hart toe , welke de waarheid voor hem bed.dct hielden , en niet vrijmoedig bij hem uitkwamen. Om deze reden nam hij niemand in zijnen vriendenkring aan , dan die rondborftig in alles met hem fprak , en handelde. Hij hield zich wel eens , om ze te beproeven , of hij in flaap gevallen was. Hij deed zulks in hoop en verwachting, dat zij dan met meer vrijheid over hem zouden fpreken, en hij zo zijne gebreken ontdekken zou. Onder de groote menigte van bedienden , welke hem omringden, trof men verfcheidene laage pluimftrijkers aan, welke hem nooit over iet anders onderhielden , dan over zijne grootheid , zijne macht, zijne voorouders, en zijn rang. Het gebeurde maar zeer zeldfaam, dat hij aan zulke loftuitingen het oor leende. Althans nooit gaf hij daar over enig genoegen te kennen. Gelijk hij zulke vleiers, welke vooral hun eigen belang in 't oog hebben, verachtte , zo had hij aan den anderen kant de hoogde achting voor een van zijne kamerdienaars , Tourol geheten, welke zeer rond voor alles  VAN BEROEMDE KINDEREN. 85 alles uitkwam. Van dezen zeide men eens tot hem : die. Tuurol is wel hoogst geluk„ kig, om dat hij altijd bij u is , en gij hem „ in alles bijzonder begtinftigt, en voortrekt.'' „ Dat is zo ," gaf hij ten antwoord: „ ik be„ minne hem : daar van is deze de voornaame „ reden , om dat hij mij nooit te zeer ont„ ziet , en het mij met de grootfte vrijmoe„ digheid onder het oog brengt, wanneer ik „ enig kwaad heb bedreven." Dewijl hij niet minder een vijand was van de leugentaal, als van de vleierij, erkende hij zonder enige bewimpeling zijne gebreken, en kon niet dulden , dat iemand die wilde verdraaien, om ze in een beter daglicht te plaatfen. Eens gebeurde het, dat de Hertog juist niet met het grootfte genoegen ene les nam , en ook met de taak, welke men hem had opgegeven , niet volkomen gereed was. juist op dien tijd vroeg ene Mevrouw, welke mede aan het Hof verkeerde , den Leermeester van den jongen Hertog, of hij met zijnen leerling wel te vrede was. Altijd, was het antwoord van den man, welke zijnen kwekeling zocht te behagen. Maar niet zo dra was deze Mevrouw vertrokken, en zag het kind zich alleen met zijnen LeerD 7 meester,  Ï6 LEVENSBESCHRIJVINGEN meester, of hij zeide tot hem: „ Hoe heb ik „ het , Mijnheer ! Gij fpoort mij gedurig aan „ om niet te liegen , en intusfchcn gij liegt „ in mijne plaats , ten mijnen voordele , en „ in mijne tegenwoordigheid." Wij moeten nog een ogenblik ftilftaan bij de leerfaamheid van den jongen Hertog van Bourgogne , en van zijne pogingen om zijne Moeder te behagen. De leerfaamheid van dat beminlijk kind is zo veel te meer lofwaardig, daar hij zeer wel wist, Welken hoogen rang hij volgens zijne geboorte bekleden zou, welk zijn vermogen was , en wefen zou , gelijk hem ook niet onbekend was , dat zijne Ouders hem met al de tederheid , welke mooglijk is , beminden. Doch hij bezat te veel gezond verftand om zich op die voorrechten iet onbehoorlijks te veroorloven, of zich daa>r op te vcrhcfTen. Nooit was het nodig, om hem door bedreigingen tot de betrachting van zijne plichten te dwingen. Wanneer zijne groote vlugheid hem nu of dan in overijling van het waare fpoor afbracht , en enen misdag deed begaan , dan was een enkel woord, zelfs een opüag van het oog veoór hem genoeg, en deed meer uit, dan de ftrengftö ixltraffiingcn bij andereu , terwijl hij aan ftunds  VAN BEROEMDE KINDEREN. S? ftonds tot inkeer kwam, en berouw over zijn misdrijf had. Hij betoonde vooral den hoogfton eerbied en de hartlijkfte liefde voor zijne Moeder, de 'Bauphine van Frankrijk. Dit ging zo verre dat, wanneer zij in hare gefprekken met hem minder gul fcheen : wanneer hare woorden • niet zo teder waren, als naar gewoonte , dat kind aanftonds daar door zo getroffen werd , dat het met moeite zijne tranen verbergen kon. „ Lieve Moeder," riep hij op zulken tijd eens uit, terwijl hij zijne kleine handjes famengevouwen hield, in ene biddende houding : „ vergeef het mij. Zïjt niet „ onvergenoegd op mij. li zal alles doen, ,j wat u maar behagen kan." Hoe jong de Hertog van Bourgogne ook ware , hij was niet onverfchillig : maar had reeds veel gevoel van de achting der menfchen , in 't bijzonder was hij zeer gefteid op ene meer dan gemeene hoogachting. Waarom hij ook nog al eens iets deed, om enen goeden naam te verkrijgen. Op zekeren tijd vond hu m zijn zakboekje een briefje , waar op hem de verdiende lof wegens zijne naarftigheid" en goed gedrag in de afgelopene week door zijne Meesters gegeven werd. Na dat hij het  8S LEVENSBESCHRIJVINGEN bet papiertje gelefen had , wierp hij het op den grond , in ene gaanderij, waar veel volk door moest. De Opziender over zijne opvoeding vroeg hem de reden daarvan: „ Het is " zeide hij , „ cp dat dc menfchen weten mo« „ gen , dat ikniij wel gedrage, en het Fran„ fche volk mij beminnc." Op een anderen tijd was men bezig hem ene les te geven: doch toen maakte hij zich enige berisping waardig: waarop men hem te gemoed voerde : „ De Faam zal alles ruchtbaar „ maken, wat gij doet, en men zal u voor „ een flecht mensch houden." Geheel verfiagen gaf hij hier op ten antwoord : „ Ach ! laten mijne Opzicnderesfen „ Nini, en Hotbots 'er niet van fpreken te„ gen iemand, dan zal 'cr de Faam niets van „ weten. Wat zijne mildadigheid betreft. Hij vernam op zekeren tijd , dat een eerlijk pachter, in den omtrek van Ramboullht , van alles beroofd was geworden door een brand, en dat de man een zwaar huisgezin had van nog zeer jonge kinderen. Toen hij het ongeval hoorde verhalen , trof hem dc akelige to eiland van die menfchen geweldig. Doth hïj liet 'er in die ogenblikken zijnen geest niet over uit. Den  van BEROEMDE KINDEREN. 89 volgenden dag , reeds vroeg in den morgenftond , zonder dat hij met iemand vooraf geraadpleegd had, of tot zijne onderfteuning mede nam, ging hij bij zijne Ouders en Nabeftaanden geld ophalen. De Hovelingen, en ene groote menigte van Krijgsbevelhebbers zelfs, welke zich aan 't Hof ophielden , werden door dat gedrag zo aangedaan , dat zij insgelijks niet nalaten konden om rijklijk bijtedragen. Zo dat door het een en ander zijne infameling hét verlies van den pachter verre overtrof. Dewijl hij deze zo loflijke , en voor hem bekoorlijke daad niet ten halve wilde laten fteken, maar zelve geheel wenschte uittevoe- ren , en vooral harthjk verlangde al dat edel vermaak volkomen te genieten , 't welk de betrachting van weldadigheid verfchaft , begeerde en vroeg hij met allen ernst, dat men hem de vrijheid zou vergunnen om in eigen perfoon het verfamelde geld aan die genen te gaan brengen, voor welken hij het vergaderd had. Het begrijpt zich van zelve , dat men geen ogenblik aarfelde hem zulke begeerlijke vrijheid toeteftaan. Hij ging dan, opgetogen van blijdfchap, na Rambjuille\ Hij verfcheen op het onverwachtst bij die ongelukkigen, welken de vlammen li dc diepfte armoede ge-  po LEVENSBESCHRIJVINGEN gedompeld hadden , en gaf hen het ingefamel* de gefchenk met aandoening en vreugde óver. Deze braave menfchen , welke de minfte rekening niet gemaakt hadden op zulk een bezoek , werden daar door zo geroerd, dat zij van blijdfchap begonden te wenen De jeugdige weldoender mengde zijne tranen met de hunnen , en zeide tot hen met ene hartlijkheid, welke hem eer aandeed : „ Ach! wat }, vermeerdert het mijne genoegens UI. in „ uwen bedrukten toeftand enige hulp te kun„ nen bewijfen ! Ik wéét, dat Gijl. onder de „ nuttigfte maar teffens , in deze ogenblik„ ken , onder de ongelukkigfte menfchen van „ het rijk zijt." Verftandigc onderwijfers , en rechtgeaarte huisvaders fporen de kinders wel aan om giften aan den armen te geven: maar, gelijk Koning Stavislaus zegt, deze giften hebben zeldfaam die uitwerking, welke men daarvan verwachten moest , dewijl zij niet altoos voortfpruiten uit het rechte beginfel , en de mildadige, eigentlijk gezegd, zelve doorgaans gene opoffering doet, dat is, van *t zijne , 't welk hij niet wel misfenkanofwil, iets fchenkt. Geheel anders was het met den Zoon van den Dauphin* Mm had hem toch geleerd , dat hij zich  van BEROEMDE KINDEREN. 91 zich gewennen moest weldadig te zijn, vooral ten zijnen eigen kosten. Hij beantwoordde hieraan op de voortreflijkfte wijs. Een geruimen tijd had hij een fterk verlangen gehad, dat men hem een artillerieperk in het klein zou bezorgen, om zich daar mede te vermaken. Eindlijk had men 'er een gevonden , 't welk zeer aardig en volmaakt was, gelijk hij het begeerde , en op honderd gouden Louifen te ftann kwam. Het geld was da-u* voor al gereed gelegd , en het kind ftond dierhalven op het punt om deszelfs vurige begeer^ te vervuld te zien. Maar in dat zelfde ogenblik viel in zijne tegenwoordigheid het gefppek op enen braaven Officier, welke onverwacht afgedankt, en daar door in den deerniswaardigften toeftand gekomen Was. Zo dra hij zulks Vernomen had , vroeg hij nog na enige bijzonderheden, en kreeg dit naricht, dat deze ongelukkige Krijgsman, welke de braafheid zelve was , in zulke diepe armoede was geftort, dat hij verplicht was op een zolder, en wel op een ftroozak te flapen , en dat alle zijne klederen beftonden in het gene hij aanhad. Dit trof hem zo, dat hij uitriep: „ Kom , kom , de artillerie zullen wij daar „ laten." «- Hij liet op ftaanden voet aan den  LEVENSBESCHRIJVINGEN den armen, en deugdfaamen krijgsbevelhebber de twee duizend vier honderd Livres, voor de artillerie beftemd , brengen , en nog twee valiefen vol linnen. mUmnm de Schrijver van de Iijkreden op den Hertog van Bourgogne, uit wiens aantekeningen wij de belangrijke bijzonderheden, welken wij mededelen , ontlenen , heeft gezegd , dat de kunst van zwijgen in een man verdiende is: maar. in een kind een wonder mag genoemd worden. Ondertusfchen de ionge Hertog van Bourgogne was volkomen in Raat alle geheimen bij zich te bewaren. Hij deed het ook zonder enige gemaaktheid , zo dat men aan hem niets bemerken, of enig vermoeden opvatten kon, dat hij eengeheim had. Wet zij hij op openbare plaatfen was , of in een bijzonder gezelfehap , nooit ontüiptc hem een woord van het gene hij zwijgen moest. Hij maakte zelve niet alleen niet veel vertoning van zijne fïilzwijgendheid , maar was ook een dood vi.ïand van al dien wind , welken zwakke zielen maken , om elk toch te doen zien, dat zij enig geheim hebben, 't welk zij niet openbaren mogen. De jonge Hertog van Bourgogne had voor een iklregel aangenomen , dat het zeer ge-  van BEROEMDE KINDEREN. oS gevaarlijk was aan iemand geheimen toetevertrouwen, wanneer die zich zo'veel moeite fehijnt te geven om zijn geheim te bewaren, en zijne angstvallige zorg vertoont, als of hij vreesde , dat het ontdekt zoude worden. Hij was ook overtuigd, dat niemand een groot man , en voor het uitvoeren van gewichtige zaken berekend mag genoemd worden , dan ^e gene , welke met ene foort van onverfchilhgheid over zaken fpreken , bij welken zij het grootfte belang hebben , zo dat zij het minfte vermoeden niet verwekken, dat zij iets verbergen willen. De Dauphin , Vader van den jongen Hertog , fchreef en fprak de Engelfche taal zeer wel. Hij gaf zich vooral de moeite om in die taal het een en ander opteftelleu, zo wel wat den ftaat van zijne huishouding betrof, als de Slangen van het rijk. Dewijl de Dauphine zeer begeng was den inhoud van deze papieren van haren man te weten, ontbood zij ene Leermeesteres in >t Engelsch na Ferfailles, • en hield haar aldaar onder den naam van ene kamerjurrrouw. Omtrend een jaar lang flooi ,rVorftin zich ract haren Zoon, en die En*elfche Leermeesteres gedurende een uur van eiken  94 LEVENSBESCHRIJVINGEN eiken dag op , en deed alles om de voornoemde taal machtig te worden. De jonge Hertog van Bourgogne maakte 'er zelfs zijn werk van , om het Engelsch met zijne Moeder te fpreken. Onder dat alles vertelde hij nooit iets van dit geheim van de Dauphine aan zijnen Vader , den Dauphin. Wanneer het gebeurde , dat zijn Vader met den een of den anderen een gefprek in het Engelsch voerde , was het voorzichtige en verftandige kind wel deeglijk op zijn hoede, om het minfte blijk niet te geven , waar uir men op het vermoeden zou hebben kunnen vallen , dat hij iets verftond van den inhoud van liet gefprek. De jonge Vorst was ook zeer groot in het beheerfchen van zijne driften. Wij mogen niet verbergen, dat hij zeer levendig van aart, en zelfs «iet vrij was van oplopendheid. Het is meermalen gebeurd, dat hij door zulke opvliegende drift een of anderen misftap deed, en zich in ongelegenheden wikkelde. Doch , daar hij met een groot verftand was begiftigd, en de gevolgen der dingen zeer wel berekenen kon, was het niet nodig, in zulke ongelukkige ogenblikken , hem lang en breed te onder- hou-  VAN BEROEMDE KINDEREN. 95 houden, over het verkeerde van zulke drift. Hij verbeterde doorgaans zonder uitftel de misdagen, welken hij begaan bad. Zelfs bezat hij de konst om zijne gebreken en misdagen nog eindlijk tot zijne eer te doen uitlopen , om dat hij ze op zulke onbewimpelde, en edelmoedige wijs erkende , en zo oprecht daarvan te rug kwam. Op zekeren tijd vergat hij zo verre zijnen plicht, dat hij tegen zijne Opzichtfter zich niet gedroeg, gelijk het betaamde: maar haar fcherp bejegende. Toen zij hem hier over ene billijke beftraffing gaf, joeg hem zulks nog meer in het harnas , en hij liet de ene on« vriendiijkheid op de andere volgen. Maar het duurde niet vele ogenblikken , of hij hervatte zich, nam zijne gewoone befcheidenheid, en vriendiijkheid wederom aan. Toen greep hij de hand van de Prinfes van Mar fan , kuste dezelve , en voerde haar op de innemendfte wijs te gemoed: „ Neen ! neen ! mijne waarde „ Vriendin ! ik ben niet waardig, dat gij zo „ veel zorg aan mij hefteed. Ik heb verdiend „ geftraft te worden." Somtijds fpeelde de jonge Vorst met zijne Moeder, en verloor dan ook ivel eens wat veel met  9B LEVENSBESCHRIJVINGEN met fpelen. Offchoon hij niet inhalig was, viel het echter zijne eigenliefde niet aangenaam , als hij de verliefendc partij was Bit maakte , dat hij dan zijn ongenoegen vrij duidhjk deed bemerken ; 't geen ten gevolge had , dat de Dauphin, of zijnen Gouverneur , hem als dan over zijn misnoegen be. fpotteden. Hij had in het eerst dc grootfte moeite des werelds om het nieuw verdriet 't welk zulks hem baarde te verbergen De' tranen ftonden hem meermalen in de ogen Doch na dat het hem vrij wat gekost had en hij meer dan ene reis, of rood van boosheid, • of bleek van nijdigheid was geweest { begon hij aanmerklijk te bedaren , en meer meester te worden over zich zeiven. Een allerdtudlukst bewijs , hoe veel ftrijd hij met zijne eigenliefde en hooghartigheid in dit geval had openbaarde zich hier in , dat men , daar hij bezig was zich zeiven te overwinnen , het zweet van zijn aangezicht zag druppen , op dat hij toch niet langer voor zulke verkeerde drift zwichten zou. Is dit geen blijk van de grootfte fterkte van geest in een kind ? Welke zegepraal op die jaren ! Wij hebben te voren reeds doen opmerken, dat  van BEROEMDE RlNBÉRËN. 97 dat de jonge Hertog van Bourgogne onder anderen ook de Gcfchiedenis van Frankrijk leerde , en wel, even gelijk de andere wetenschappen , door gemeenfaarae gefprekken-, welken men met hem hield. Hij had toen nog maar den ouderdom van vijf jaren bereikt. Dewijl men hem vertelde , dat 'er ene lange reeks , van zesenzestig Koningen, in Frankrijk was geweest, van Pharamond af tot op Lodemjk den KV\ zijnen Grootvader , fcheen hij daar mede nog al wat optehebben , en 'ér zelfs enigzins hoogmoedig op te wcfen. Hij verbeeldde zich, dat alle die gekroonde hoofden uit een en den zelfden ftam lijnrecht waren afgedaald. Maar men bracht hem van deze dwaling te recht. De Hertog van Vau~ guijon, zijn Opziender, deed hem -opmerken, dat men gene bewijfen in handen had , dat de derde ftam van den eerften afkomftig was, ja ! zelfs dat men nog niet volkomen zekér was , of die derde ftam wel eens van den tweeden kon afgeleid worden. De jeugdig kwekeling begreep zeer wel het oogmerk van deze aanmerking, en zeide daarop: „ welnu „ Mijnheer ! ik ftamtne althans van Lode! « wijk, den heiligen , en van Hendrik den „ IV. af." < II.> Deel. E 0m  98 LEVENSBESCHRIJVINGEN Om nog iets van zijne buitengewoone vlugheid van ziel medetcdelen. Vesting - bouwkundigen gaven den jongen Vorst ook les in deze wetenfchap , en leerden hem vooral alle die krijgsverrichtingen kennen , welke bij het berennen , en verdedigen van plaatfen te pas komen. Dewijl hij daar bij gedurig vragen deed , of zijnen geest over het een of ander uitliet , gaf hij hier door ten duidlijkftcn te kennen, hoe zeer hij op alles doordacht, en hoe fijn zijn oordeel was. Men liet hem eens een plan van ene verfterkte vesting zien. Hij merkte na deze befchouwing aan , dat de weg, op de Glacis, om in de fterkte te komen, niet regtwas, maar met ene kromte liep. Hij vroeg daar van de reden. Men gaf hem ten antwoord : Gij zult ze aanftonds zelve ontdekken , als gij 'er maar een weinig op denkt. De zaak is toch zeer natuurlijk. Hij fchikte zich dan om 'er zijne gedachte wat nader over te laten gaan, en gaf toen deze duidlijke verklaring: „ Wanneer de weg regt uit liep, „ zou men het gefchut , 't welk aangevoerd „ werd tegen de fterkte, ook regt tegen over „ zich hebben , en daar aan dierhalvcn, in het „ belegeren van de plaats door den vijand, „ van alle kanten bloot ftaan." Merk-  van BEROEMDE KINDEREN. 99, Merkwaardig is nog de bijzonderheid aans gaande zeker ftandbeeld in hec Perk van Verfailles. Zo groot was de natuurlijke fmaak van dit kind in de konften en wetenfchappen, zo veel gevoel h?d hij van het fchoone , dat hij met den eerften opüag van het oog al de fchoonheden van een of ander ftuk ontdekte, en hem vooral het bijzondere van de bekwaamheid van den kunstenaar aanftonds in *t oog viel. Hij ontdekte even fpoedig de ge! ringfte gebreken., ..zelfs die gene , welke zo i ligtlijk niet zichtbaar zijn. Op zekeren tijd, getuigt Mijnheer de Pompignan, bleef hij in den tuin te Verfailles• ftil ftaan voor het beeld van den vrijgelatenen flaaf Sevinus , die , terwijl hij een offermes ftaat te flijpen, ene menigte menfchen , welke tegen Nero ene famenfpanning gemaakt hadden, en daar over fpraken, beluistert; waarop hij het voornemen , en de faamgezvvoornen aan dien Vorst ontdekt. De jonge Hertog van Bourgogne fcheen zeer getroffen te zijn door deze befchouwing. Hij bekeek de groep meer van nabij , en liet op het onverwachtst enige verwondering blijken: waarna hij zich keerde tot die genen , welke hem in zijne wandeling vergezelfchapten , en E 2 tot  '09 LEVENSBESGH RIJ VI NGïN tot hen. zeide : „. Ongetwijfeld is diteen zeer „ fchoon. ftuk : maar met dat al gelove ik „ niet, dat hecsondergebrek is. Mij dunkt, .„ dat die vrijgelatene flaaf het hoofd te veel naar de faamgezwoornen wendt, en de ogen te ftiJf op hengedagen houdt. Zulke groo., te oplettendheid,.als hij daar door ontdekt, „ moest bedenklijk zijn bij menfchen , wel. h ker Hecht voornemen hen nog meer wan- n maaut , aan andere.zijn,, welke geen kwaad, in den zin hebben;" Op zekeren tijd fprak men met den jongen .Vorst over de krijgslisten , en de overwinningen van Jlannibal, den-beroemden KrijgsoverRen der. Carthaginienfers. Een van het gezelSchap zeide bij die gelegenheid , dat deze groote Veldheer de konst verftond , om zo .wel de Vosfen- als de Leeuwenhuid te dra. gen. ^Dewijl hij .deze zinbeeldige manier van fpreken in het eerfte ogenblik niet begreep., -vroeg hij , wat die uitdrukking betekende. Zijn leermeester antwoordde hem , let maar eens .op den aart van deze dieren, en gij zult de Spreekwijs vatten : „ Dat is waar," herhaalde .hij, zonder dat hij zich lang behoefde te be,<-nken | „ ik ben 'er, achter. Üet wil zeg- „ gen,  va n' B" E R O É M D È KI N D E R EX icï> 3!> gen, dat llanr.lbal, bij zijnen moed enkracht , zich ook van list bediende." 'Er gebeurde niets van enig belang, 't welk de aandacht van dit verftandige kind ontflipte.' Het merkte op alles , en begon verder te redeneren f en door te denken , zo dra hem iets opmerk lijks' voor kwam. In een vair zijne wandelingen , welke hij gewoon was des' namiddags te doen bemerkte hij-, dat' de'" fchaduw , welke zijn lichaam maakte , hoe' laater het wierd , zo veel langer was , danin het eerst. Toen hij des avonds op het Hotte rug gekomen was, vroeg hij na de oorzaak, van dat verfchijnfeL Ai wat men hem toe antwoord gafy was >dat"meri ene' waschkaars ' aandak , en ene liniaal recht overeind op de tafel hield. Daarop hief men het licht, dan* eens in de hoogte , dan liet men het na de laagte dalen Naar maate van die verhoging, of verlaging van de kaars , zag hij de fcha-duw van de liniaal of meer famengedron-gen, of meer lang. Oordeelt nu zelve, voeg» dc merr 'er bij : hier hebt gij het antwoord ' o-p uwe vraag. „ Heel wel , zeide hij , ik „ begrijp het. Hier komt het op uit , dat* * mijne fchadtiw veel korter is. wanneer de ; E 3~ „ zo:x  102 LEVENSBESCHRIJVINGEN „zon hooger Maat, en dat zij langer wordt, „ naar maate de zon meer daalt." De Hertog van Bourgogne was in alles even . vlug en vaardig. Dit veroorzaakte , dat hij in zijn lopen en fpelen mede zo levendig , en voortvarende was als in zijn leren ; 't geen; hem het volgende ongeluk berokkende. Hij kwam met te veel drift ene trap af, ftruikelde *. cn viel zeer zwaar op zijne rechterknie-, 't welk hem al ras fterke pijn baar¬ de; noen un vieub , «ij der verlegen zou maken , en dat die bedienden >. welke eigentlijk op hem hadden moeten pasfen, enige berisping zouden ontfangen , verbergde hij zijne groote fmert s en loosde gene enkele klacht ondertusfchen werd zijn verborgen ;■. ongemak van dag tot dag. erger , nam zelfs zeer fterk. toe, .en zettede zich tot een groot gezwel. Men raadpleegde .daar over de Geneesheren en Heelmeesters. Na dat-die met eikanderen een lang . gefprek gehouden , . cn het ongemak van alle kanten bezien , en overwogen hadden, waren zij cenftemmig van gevoelen , .dat 'er niet anders opzat , dan ene infnijdiïig te ..doen j wanneer de etter genoeg- iacim  van BEROEMDE KINDEREN. 103 f;ram rijp zou blijken te wefen. Men gaf in de ftilte dit bericht aan zijne Moeder de Dauphine, zonder dat de jonge Vorst daar van iets weten mocht, waarom men hem met opzet in het naastgelegen vertrek had doen gaan; maar de Qimme kleine, merkte op , dat de deur met een reet open ftond , ging 'er ftil naar toe, legde zijn oor te luisteren , en hoorde zo den gehelen uitflag van de raadpleging. ' Toen twee maanden verlopen waren, rekende men , dat de etter in het gezwel rijp genoeg zou wefen ; de Heelmeesters zouden nu den tijd der opening bepalen. Men meende den jongen Vorst geheel voor zichtig , en allengskens te moeten voorbereiden tot de kunstbewerking, welke men ftond te verrichten. De Hertog van f'auguijon kwam tot dat einde aan zijn bed, in den vroegen morgen , en gaf hem met de grootfte behoedfaamheid van het noodzaaklijke voornemen kennis , en eindigde met hem moed intebc-czemen tot het ondergaan der kunstbewerking. Het verftandige kind begon te glimlachen, en zeide s „ Mijn waarde Vriend! ik „ heb 'dat alles al voor twee maanden gewe« '„ ten. Ik heb het overleg, en belluit van de , Geneesmeesters gehoord. Ik' heb 'er niet E 4 » van  io4 LEVENSBESCHRIJVINGEN „ van willen /preken , op dat men niet ver„. moeden zoude, dat ik enigzins opzag tegen. , zodanige kunstbewerking." j Wanneer dan .eindlijk dag en - uur vast-, gefield , en daar was , kwam de Opzien • der van den jongen Vorst om hem gezelfchap te houden , cn , zo veel mooglijk, bijtefiaan ., . gedurende de, kunstbewerking. Het' noodlottig ogenblik is nu daar, zeide het kind. Mijn dierbaare Vriend ik verzoeke een kwartier uurs uitftel , om mij wat voortebe-; reiden. Hij was evenwel fpoedig, gereedToen men tot het> werk -.zou overgaan , verzocht hij , dat men hem eerst de werktuigen* zou laten zien, welken mn. bezigen zou., Men .raf ze hem in handen. Hij befchouwde, ze-allernaairwkenrigst., cn zeide..toen op een, bedaarden toon : „ Web aan J Jaat-ons- aan den* „ gang gaan. 'Er is niets, 't welk ik niet,. ,,.volkomen .bereid ben-,te ,ondergaan , om,' „.mijne waarde-Moeder van hare ongerust-, „,heid te verlosten, en haar-te troeften." De.; kunstbewerking was gewichtig, en van, vrij veel betekenis. Want men moest in de. dije van het.lieve .Jund ene infnijding en opening maken van wel drie vingeren diep, zo dat een volwasfen mensch daarvan wel in zwijm. zou  TA-N B ER Ó-EMDE KIN DERENf 105. zou zijn geraakt. Al wat hij deed was, dat hij tweemalen enig geluid gaf. Wanneer allesten einde gebracht was, zette hij zich overeind op zijn rustbed, cn vroeg-met veel hartlijkheid na zijnen Vader en Moeder. Zij kwamen beide op -zijne begeerte tot hem, terwijl zij .een vloed van tranen ftortten. Zij; vlogen hem om den hals , en hielden njet pp> hem te kusfchen. Met- zjne lieve armtjes omhelsde hij hen ook , mengde zijne tranen mét de hunnen : doch zeide teffens tot den „ 'Dauphin ': het is eigentlijk van vreugde , „ mijn lieve Vader! dat ik weene." Door al de zorgvuldigheid ,' -welke' men1 in acht nam, en den bijftahd van 'de kunst, be-< gon de jonge Hertog Bourgogne enigzins te herftellen 'Er was iéts ," 't wélk hem gedurende zijne ongeftcldhéid kwelde." Men zou* niet wel gisfen kunnen, wat het eigenlijk was. Dat hij zijneHIetteroeffemngen niet' kon voortzetten , was de oorzaak van zijne'" kwelling. Hij hield daarom niet op na boeken te vragen. Wei duizend én duizendmaar drong hu met den grootften ernst hierop aan dat' zijne Leermeesters in de Aardrijkskunde en« m dc Gefchiedenis hem les zouden kornets geven, - Ë s 5 b&  rog LEVENSBESCHRIJVINGEN: De wond begon een weinig te fluiten ,• wanneer dat leergierige kind bad, dat men hem toch nu niet langer van zijne gewoone bezigheden zou afhouden : maar met hem wederom tot zijne letteroefeningen zou overgaan. Dewijl men gezorgd had, dat hij geen pen en inkt onder zijn bereik had , nam hij een potloot, en,:- fchreef het volgend briefje , aan den Dauphin , zijnen Vader: WAARDE VADERl ik begin veel beter te worden, Ik fmeeke van ti ene gunst. Gij bemint mij te zeer , dan dat gij ze mij zoudt weigeren. Geef mij vrijheid om mijne letterkundige bezigheden wederom yoorttezetten. Ik toch heb ene flerke vrees, dat ik het weinigje , wat ik weet, vergeten zah Ook is 'er nog zo onbegrijpljk veel, 't welk ik yerlange te leren. Kinderen , welke zich met alle kracht op het,leren toeleggen, zijn niet algemeen. In het tegendeel, men heeft 'er maar weinigen, weike , zelfs als i zij volmaakt gezond zijn 9 vermaak vinden in het doorfnuffeien van boeken,  van BEROEMDE KINDEREN. 107 ken , en dierhalven de al te vluchtige ogenblikken van den jeugdigen leeftijd nuttig wenfehen te berieden. Wat den jongen Hertog van Bourgogne aangaat; hij vond zijn grootfte lust hier in } om altoos te lefen. Het ontfan- ; gen van onderwijs was ene behoefte voor hem geworden : zo dat hij zelfs, wanneer zijne ziekte op het hoogst was, nog verzocht te mogen leren. Niettegenftaande zulk verlangen , hadden zijne Geneesheren, welke zijnen geest van alle infpanning afhouden , en hem zo te beter in itaat wilden ftellen, om zijne krachten te hervatten , alle letteroefeningen, met al wat van dien aart was, hem verboden. ■ Dewijl de jonge Vorst door zulke verordening zeer getroffen was, bedacht hij 'er alles op om dezelve gene volkomene uitwerking te doen hebben , en teffens de verfchuldigde onderwerping niet te krenken. Op deze wijs zocht het ' kind zich nog iets te bezorgen. Hij zeide „ Ik verzoeke vriendlijk , dat men mijne si Leermeesters bij mij laat komen', Het is „ niet om ene les te nemen: maar alleen om „ hen wat te horen praten over verfcheidene „ dingen, welken zij mij geleerd hebben, cn E 6 * . ,j om  2c& : LEVENSBESCI1RIJVINGEN"' „ jom -rnij wat optebeuren door zulke gefprek»; „ ken." Dewijl men hem deze begeerte niet weige- ' ren kon : en dierhalven inwilligde , trachtte ■ man daar door aan den enen kant de edele neiging van deze dierbaare fpruit voldoening te l verfchaffen , en aan den anderen kant te gelijk , deo behoorlijke zorg te dragen voor den le- • vensregcl, welken zijn zorglijke toeftand ver- ■ erschte/ M?.ar welke behoedmiddelen men bezigde , welke verzachting men trachtte te* weeg te brengen, het kind kon maar niet her- i Held en genefen worden van de gevolgen van zijnen val. Na dat de jonge Hertog verfeheidene maark¬ een lang droevig hacl liggen uitteren, hervatte 2ieh vooral de koorts met ene hardnekkigheid , welke veel grooter was, dan nog immer te voren. 'J oen was men volftrekt in de uoodzaaklijkheid , om , zonder enige oogluiking ^ hem alle boeken te onthouden , en de minfte infpanning zelfs te verbieden. Zulk verbod, en daar op gevolgde verhindering van letterkundigen arbeid , .was een foort van voorafeaanden dood voor zulk een werkfaame siej als. die.van dit kind. .. Hij zeide eens \ ., wat  vanBERO E M D ERIN D ERE N.T tfi$c ,r.wat mij het meeste fmert is dit : niet zo* „ zeer dat ik lijde: maar vooral, dat ik zonder* „ hoeken ben j dat ik niet mag horen lefen, <■ . , en niets doen mag." De jeugdige Vorst onderging de vreeslijkfte < pijnen in zijne dije, en inde ongeftelde knie:doch hij verhardde zich al* wat hij kon , tegen v de fmert, welke hij leed. Slaakte bij al eens' enige zuchr, het was niet dan na aanhoudende ï tegenkantingen , en tegenworftelingen. Niettegenftaande zulke droevige gefteldheid, was zijne ziel altoos opgeklaard. Zijn beminlijke ; en zachte aart verloor ook niets van zulke . edele goedheid. Het was 'er verre van af, dat hij ongemaklijk en lastig van aart werd, s zelfs niet in de geweldigfte folteringen. Hij* zeide meermalen tot de bedienden , welke» hem oppasten : „ Ik lijde geweldig veel., „ Doch ik weet wel, dat het uwe «fchuld niet. ,, is. Het is niet mooglijk, dat ik met meer- -ijver en genegenheid zou kunnen gediend. .worden." Ondenusfehén werd' dar moedige - kind het ongelukkige llachtolfer van ene vètflirf* dende koorts , waar door hem alle zijne krachten werden benomen j terwijl «zijn klein lichaamtje nog door pijnen? gefolterd E 7 werd, 4-  H6 LEVENSBESCHRIJVINGEN" werd. Gedurende alle de hem zo langvallende uurea van den dag , ja , gedurende de nog veel langer unren van den akeligen nacht genoot dat kind geen enkel ogenblik verademing. Onder dat alles echter bleef hij zo moedig , dat hij zich weerhield van fchrceuwen en zuchten , uit vrees dat hij die menfchen , welke wat uitrustten , om hem wederom te kunnen bewaken, in hunne rust ftoren mocht. Had hij iets nodig , 't welk hij moest ge- j bruiken , dan riep hij , met ene zeer zachte flem , een of meer van zijne bedienden, om de anderen niet te hinderen. Vooral had hij medelijden met zijnen Tourol. Van tijd tot tijd zeide hij tegen dezen, welken hij tot zijnen eerften kamerdienaar had verheven: mijn lieve Tourol : gij vermoordt u om „ mijnen wil ! — Kom — kom — ga eens „ een luchtjen fcheppen. Ik zal alles doen, j, wat ik kan, om het een uur twee, drie zon„ der u te Hellen." Men heeft, zegt zeker Gefchiedfchrijver, nog al een groot getal berichten van menfchen , \velke een voortreflijk leven geleid hebben , maar men vindt mindere voorbeelden van zulke welke grootmoedig geftorven zijsi Wat treft men ene  van BEROEMDE KINDEREN, iiï ene menigte ■ roemruchtige * na«»n van' den vorigen , en den tegenwoordigen tijd aan , wier roem bij hun fterven geheel bezwalkt is geworden ! Het heerlijkfté ogenblik van 't leven, gelijk het wefen moest voor fterke en moedige geesten , het einde van hunnen loopbaan, is helaas ! dikwerf, bij de grootfte mannen, niet anders, dan een ogenblik van zwakheid en fchande. Terwijl de Gefchiedfchrijvers breed uitwijden in den lof, welken de eerfte mannen door hunnen fchitterenden levensloop behaald gehad hebben, bedekken zij derzelver gedrag, in hunne laatfte ogenblikken , met een dikken fluier. Men vergeeft hen hunnen onedelen dood , wegens den roem van hun uitmuntend leven. Voor onze eeuw was het bewaard, een jong kind ook als een held te zien fterven. Bijaldien zijne loopbaan verder uitgeftrekt, en minder roemrijk ware geweest , ja ! al ware die door enige vlekken ontluisterd geworden, dan nog zou de heldhaftigheid , waar mede deze jonge Vorst zijn leven eindigde , aI3e vlekken hebben «itgewischt. Zijn dood alleen zou vergoeding gedaan hebben voor alle de zwakheden , welken men in zijn levensloop mocht hebben aangetroffen. Het  l m, L E V E N S B E S C H R IJ VING'E" N Het was met hem gedaan ! 'Er deed zicfe gene hoop meer op om dit kind. voor Frank* rijk zo dierbaar , te kunnen behouden. Vöi* gens de oude gewoonte , werd een Bisfchop-; gelast om den Hertog van Bourgogne zijn na** derend fterfuur aantekondigen. Al zedert cemgeruimen tijd had hij daarvan gevoel, en be-* zef genoeg gehad; Hij was tot fterven volko-men bereid. Maar hij fprak 'er nLtoit van, uit vrees dat hij de droefheid van zijne Moeder de Dauphine, welke niet te troosten was ,,nog vermeerderen zoiu Na dat de daartoe verkorene Kerkvoogd' san het oogmerk van zijne zending beantwoord, en de boodfehap verricht had , riep-, het verftandige kind zijnen Opziender , endrukte deszelfs hand met alle hartlijkhcid in de ?.ijne. Na dat -hij hem eni0e vragen gedaanr had, welken hij voor denzelven belangrijk rekende , fprak hij hem aldus op een bedaarden en- veel uitdrukkenden toon aan : „ Vaar~ wel voor altijd ! Vaa wel ! mijn waarde» 5T Vriend !..... Laten wij eikanderen nog eens, ,,. omhelfen i -Ik - bedanke u uit grond van mijn • ,y hart voor alle uwe-aangewende zorgen..,» ,v Ik ■ verzoeke - nog deze ene gunst van u„ „ Troost, bid ik u, mijnen Vad.r9 cn. mijnsU lieve Modder!" loei"  v -a-n BEROEMD E KI ND E R BüSl i -3 _ Toen het laatfte ogenblik naderde , verhief zich zijne ftem eensklaps, welke anders zeden een geruimen tijd al meer en meer verzwakt, . en bijna ouverflaanbaar was geworden. MeL zijne ogen zocht hij de Dauphine op , welke men van zijn rustbed had moeten affcheuren, dewijl het fterven . vooral van zulk eén kind* een al te aandoenlijk fchouwfpel is voor ene gevoelige Moeder.. Hij herhaalde- t dan vlug in hare werkfaamheden , was zij in (laat hier uit het nodig onderhoud voor haar , en haar broertje te vinden , terwijl zij ook van niemand af> hanklijk werd. De arbeidfaamheid , de handigheid , en het verftandig overleg moeten vrij natuurli k bij de menfchen hoogachting verwekken. Wanneer wij ons daarvan bedienen , leveren die deugden mede niet weinig voordeel op. Deze jonge Dochter , nog maar twaalf jaren oud zijnde , in een gering boeren hutje afgezonderd en alleen levende, voorziende in alle hare behoeften , en verzorgende zelfs haar broertje, in zijnen eerden leeftijd, of zij zijn moeder ware, leverde dierhalven een belangrijk , en zeldfaam fchouwfpel op. Het duurde niet lang , of zij verwierf ene algemeene hoogachting en verwondering. Al wat leefde bijna, uit de omliggende (treken, kwam 'er op aan , om zulk een meisje te zien , en elk deed zijn best om haar werk te verzorgen. De Moeders vooral rekenden het haar plicht, en vonden 'er vermaak in , om haare kinders , bijzonder haare Dochters , bij dit meisje te brengen , wanneer zij tot haar zeiden;  120 LEVE NSB E S C HRIJVIN GRN zeiden : ,, 'Ziet eens! Befchouwt deze jonge Dochter van twaalf jaren , welke zich zo ,, gedraagt , dat ene huisvrouw van dertig ^•het niet beter doen kan terwijl zij zelfs des nachts arbeidt om haar broertje toch te kunnen voeden." 1 De voorfpoed , welke doorgaans de vrueht is van vernuft en naarftigheid , begon van dag tot dag ongemerkt in de hut van Franchca -roetenemen :-zo dat zij zich zelf in ftaat zag om ene braave oude vrouw in huis te nemen, welke op de huishouding agt geven, en haar broertje oppasfen moest, terwijl zij 't werk, H welk men haar bezorgd had , in de omliggende dorpen en kastelen, ging 't huis brengen. Zo rolden hare dagen in onfchuld en vrede door. ja ! het geluk van dit verftandige kind zou men volmaakt hebben mogen noemen , bijaldien zij haren braaven Vader nog bij haar had mogen hebben. Zij kon dat verlies niet vergeten. Gedurig ■zweefden haar de denkbeelden van dat gemis voor den geest , welke haar beroerden , en deden treuren. Zo wel élk uur van den nacht, als geheel den dag door , gevoelde en -zag zij iets ledigs , welks befchouwing haar een bitter verdriet'baarde. Meermalen riep zij  van BEROEMDE KINDEREN. 1*1 zij uit : „O lieve Vriend en Leidsman van ,, mijne kindsheid , waarom zijt gij niet bij „ uwe, u zo teder beminnende , Dochter ge- bleven! Met welke vergenoeging en vreug„ de zou ik u de vruchten van mijnen arbeid komen opofferen ! Ach ! wat zou het mij „ een innig vermaak wefen uwe zorgen te ,, te kunnen vergoeden, welken gij in mijne „ vroegfte jeugd voor mij gehad hebt! ■ „ Maar neen! Nooit! Nooit zal ik mij kunnen vertroosten over zulk een zielgrievend ver,3 lies. Niets kan mij dat ooit vergoeden." Terwijl Francisca onafgebroken haren tijd verdeelde tusfehen de zorgen, welke zij aan haar jong broertje befteedde , en tusfehen de herinneringen van het gene zij in haren lieven Vader verloren had , waren reeds drie jaren verlopen, welken zij in deze eenfaame plaats had doorgebracht. Daar zij niet minder welgevormd was nahet lichaam,dan voortreflijk van ziel , zag men haar in ene geftalte en vlugheid van ziel, welke hare jaren te boven gingen. Hare lichaams-fchoonheid behoefde niets onder te doen voor die van haren geest. De rijkfte landlieden vroegen haar met allen aandrang ten huwlijk, voor hunne Zoons. Deze zouden het hun grootfte geluk gerekend hebben, wan- JL Deel. F neer  iU L E VE NS B ES C H jR ÏJ VING EN • neer zij haar j zonder enige huwlijksgift, hadden mogen verkrijgen. • Doch zij befchouwde deze vrijers vóórhaar te jong. Zekere' voorzichtigheid , welke niet algemeen aangetroffen wordt, was de oorzaak , daf Francisca dia landlieden bedankte , en de voorkeur gaf aan een koopman , welke reeds enige jaren had, doch juist op geen grooten rijkdom roemen kon. „ Zo behoort het,'' zeide zij, „ op dat hij teffens mijn broertje, en mij ten „ Vader zal kunnen wefen, en hij mij zal „ kunnen helpen, om het gebrek, 't welk ik „ aan ondervinding heb , te vergoeden.,' Het was toen in het midden van een langen en ftrengen winter, waarom de braave Fran~ cisca, welke alles met bedaard overleg deed, de fchoone lentedagen inwachtte , om zich te verenigen , lót- en deelgenoote te worden van dién gelukkigen man , aan welken zij befloten had haar hart , en beminlijken peribon té fchenken. Maar — helaas ! dit dcugdfaame kind werd ongelukkig in hare verwachting te' Jeur gefteld door het ijslijkst ongeval, 't welk ïnen zou kunnen begrijpen! Zedert vijf weken was dc grond zeer hoog met fneeuw» bedekt geweest. De Wolven zworven met geheele benden overal heen. Zij waren zelfs Mout genoea  yan BEROEMDE KINDEREN, isj genoeg om in woningen , en dorpen te komen. De menfchen , welke 'niet gewapend waren, werden overal hun prooi. Op zekeren morgenftond , wanneer Francisca bezig was het brood uit den oven te halen , liep ene Wolvin , met vijf jonge Wolfjes , in hare woning. Zij ging 'er op af, verdedigde zich onophoudelijk met een knocstigen ftok , en betoonde zo veel voorzichtigheid, als bedaardheid van geest. Ongetwijffeld zou zij haar leven wel hebben gered gehad, bijaldien zij alleen voor zich zelve had moeten zorgen. Terwijl zij geduchte flagen aan dat verfcheurend en bloeddorftig dier toebracht, zag zij, dat een tweede vijand op haar broertje aanviel. Zij ontftelde zo op dat gezicht, dat zij een fchreeuw gaf: maar teffens greep zij het kind bij het lijf, opende een baktrog, en beveiligde het kind daar in tegen alle gevaar. Doch terwijl deze moedige jonge Dochter hier door hare ene hand nlec tot haar gebruik had, en zij met de andere hand de jonge Wolven afkeerde, vloog haar de woedende Wolvin na de keel , en worgde haar in een ogenblik. Terwijl de goede oude Vrouw bevende weg vloog om hulp te gaan zoeken, werd ook zij verfcheurd, en aan ftukken gereten, F % Z«  sa* LEVENSBESCHRIJVINGEN Zo ftierf deze jonge Dochter , welke in allerleie opzichten een veel beter lot had verdiend , in den jeugdigen ouderdom van ruim veertien jaren. Wie kan weigeren een traan over haar te ftorten ! Zij toch was een rechtgeaart voorbeeld van zuivere kinderliefde, van moed , en van de tederfte broederliefde, gepaard met wijsheid, waar gevoel, en bevalligheid , waarom zij waardig was te hebben blijven leven, en moeder te zijn geworden van een gezin. Hoe volmaakt immers volbracht zij deze heilige plichten , zonder dat zij die jaren had , of in dien kring verkeerde , van ■welken men het verwachten moest. De broeder van dit jonge mensch leefde nog in 't Jaar 1796. Van hem heeft men deze gewichtige bijzonderheden.  van BEROEMDE KINDEREN, uy XXII. Nichols, of de kleine Koopman in Wol, gebooren te Fermeri, in de landjlreek Korke, in Ierland. Gaudeant bene nati! Gelukkig zijn zij, welke weibegaafd gebooren zijn , zegt het Latijnfche fpreekwoord! Waarlijk de onfchatbaare gaven der natuur zijn van dien aart, dat de menfchen , welke daar mede begiftigd worden, aan zich zclven genoeg hebben , zonder zo zeer de hulp van anderen te behoeven. Alles lacht hen toe. Zij bereiken doorgaans hunne oogmerken bij de ondernemingen van hun werk faam vernuft , en het gene ene onoverkoomlijke zaak is voor gewoone menfchen, wordt door hen met ene niet meer dan middelmatige infpanning van krachten, en vermo-, gens ter uitvoer gebracht. Het gene de meeste menfchen niet leren kunnen , dan door een langdnurig , en lastig ouderwijs te ontfangen: het gene zij niet durven ondernemen , dan na een langwijlig voorafgaand overleg , of niet zonder bijiland van F $ mi.  ïiÖ LEVENSBESCHRIJVINGEN anderen , of het gebruik van vreemde middelen , dit blijkt den. gunstelingen der natuur van zelve -te gelukken. Zij toch hebben ene bron van voorfpoed in zich zelve. Zij blijven ook niet twijffelmoedig en verlegen ftaan , als zij iets bij de hand nemen. Zij hebben daarom reeds een hóogc vlucht genomen , wanneer de eerstgenoemde nog met kruipenden tred zich bewegen langs de doornagtige paden der wetènfchappen, of voortwaggelen op den glibberigen loopbaan van het blinde fortuin. Doch zulke boven andere rijk bevoorrechte vernuften zijn 'er niet dik gezaaid. Al trof men ze in de grootfte menigte aan , dit zou daarom die genen den moed niet moeten doen verliefen, welke minder begunftigd zijn. De opvoeding, dat uitmuntend middel , 't welk de natuur bijftand biedt, daarbij de zorgen en tijd, welken befteed worden , en vooral een verftandig en voorbeeldig gedrag brengen ongetwijlfeld ook veel te weeg. Indien al deze middelen niet zo fpoedig werken , als wanneer men van de natuur de bron meer in zich zeiven heeft, zij zijn echter niet minder zeker, cn zijn teffens voor de vatbaarheid van elk enen gefchikt. Deze hulpmiddelen zijn ia ftaat ons boven  van BEROEMDE KINDEREN. Kf boven den grooten hoop der menfchen te ver? heffen, en ons het doelwit, waar op wij mikken , te doen treffen. Dikwerf fiaagt men daar in zelfs beter, dan zij, welke de voortreflijkfte vermogens bezitten: maar hier door zich dwaasujk laten ;vervoeren tot hoogmoed, of .een ongelukkig misbruik , waarvan het geVolgds, dat, het gene zij vooruit hadden, hen nidts. baten kan. Te Fërmeri, in Ierland , was een braave Pachter , welke verfcheidene kinderen had. Zijn gezin beftond uit drie meisjes, welke nojj Zeer jong waren, en drie jongens , welke wat meer jaren hadden» De jongfte van zijne, Zoons was Nichols geheten. Hij was na zijne jaren niet zeer. opgefchoten fprak weinig , was zeer diep doordenkende , bezat een juist oordeel , en paarde daarmede een zeldfaam vernuft. Dewijl hij begreep , dat zijn Vader zijne Broeders, welke ouder waren, dan hij, in dé pachterij zou opbrengen, en dat hij, wilde hij door den tijd zijn beftaan vinden, wel genoodzaakt zou wefen om bij anderen tg gaan dienen , bedacht en befloot hij zich zeiven enig middel van beftaan te verfchaffen. Dit volgende was de aanleidende gelegenheid. Hij hoorde eens verfcheidene Kooplieden F 4 met  is» LEVENSBESCHRIJVINGEN «iet eikanderen fp reken over de fchoone Wol , welke te Connacie , ene groote landftreek van Ierland , valt. De kleine Nichols luisterde naauwkeurig na alles , wat zij hier omtrend met eikanderen behandelden. Dewijl zij vooral breed opgaven van de groote winst , welke men in dezen tak van koophandel zou kunnen doen , gevoelde hij eensklaps het denkbeeld, en de fterkfte begeerte in zich rijfen , om zich op dien handel toeteleggen. Schoon hij volftrckt gene geldmiddelen had, op welken hij enig uitzicht kon vestigen, had hij evenwel moeds genoeg om in de ftilte alles te overleggen, en te befchikken, om zich aan hei volbrengen van zijne begeerte met alle kracht te kunnen overgeven. Naauwlijks den ouderdom van elf jaren bereikt hebbende, geheel in een boersch gewaad gekleed, met een paar klompen aan de voeten , en een ftok met ijfer voorzien wg de hand, om zich tegen de Wolven te kunnen verdedigen, met een beurs, waar in niets te vinden was , en ook zonder enige koopmanfehap bij zich te hebben , verliet dit kind, op zekeren dag in de maand Maij , zijn Ouders huis om zijn oogmerk te gaan nit- voe-  VAN BEROEMDE KINDEREN. 119 voeren. Dewijl hij vreesde^, dat men zijne bedoeling zou willen verijdelen , had hij zich wel gewacht om iemand, wie die ook wefen mocht , iets van zijn voornemen te zeggen, Hij had , op dat men te minder vermoeden op weggaan opvatten zou, met opzet , den avond te voren, zijnen Vader, zijne Moeder, zijne Zusters en Broeders , meer dan gewoon omhelsd, en geliefkoosd. Alzo uitgedoscht, gelijk wij opgegeven hebben , en geen anderen voorraad met zich voerende , dan een brood en een ftuk kaas, ging Nickols opweg , en begaf zich na het Graaffchap van Gallowai. Hij kwam in de hoofdplaats , welke den zelfden naam voert, aan, en vernam aldaar , dat 'er een voornaam man was van Mommonie , welke niet minder bemind , dan geëerbiedigd werd door geheel de landftreek. Deze was de Baron van Baithnore , welke den grootften roem behaalde , zo door zijne kundigheden in den koophandel, als door zijne edelmoedigheid, en weldadigheid. Door al het goede, wat men hem van dien Heer vertelde, aangemoedigd, nam dit jonge mensch het befluit zich aanftonds na denzelven te begeven , zich aantemelden als een arm kind uit de Provintie Mommonie , 't welk een F 5 weinig  ISO LEVENSBESCHRIJVINGEN weïnig Wol wilde kopen : maar geen geld hoegenaamd bezat om den handel, welke in deze ftreken daar in gedreven werd , te ondernemen. Het geestig voorkomen , en de vrijmoedige toon, op welken dit.boeren kind fprak, behaagden den Baron heel zeer. Vooral ftond hij hier over verbaasd , een kind te zien cn te horen, 't welk het voorkomen had van een Koopman, en over den handel redeneerde , als of hij reeds door ene langduurige ondervinding geleerd was. Gelijk het hem een zonderling vermaak verfchafte dien kleinen jongen te horen fpreken , cn hem over het een en ander te onderhouden , om dat hij in denzelven meer dan gewoone vatbaarheid , gezond verftand , en een ondernemenden aart ontdekte , zo ook vatte de Heer van Baltimore zekere genegenheid voor dien knaap op. Uit het goed en heusch voorkomen , uit de gepastheid van deszelfs antwoorden kon hij genoeg opmaken, dat deze jongen geen zwerver was. Daarenboven trof hem de geestige en eigenaardige wijs , op welke dit boertje *ich uitliet over züne hoop, en verwachting , op grond van welken hij ook de fchoonfte ber ioften deed , en als een man redenkavelde over  van B-EROEMDE KINDEREN. 131 over dat gene, 't welk hij voornemens was in 'e vervolg te doen ; waarom, de Baron bewogen werd hem zekere fom gelds te lenen. Ik.rekene het vpljïrekt voor een gefchenk , was het antwoord van dezen Heer aan die genen, welke hem fpraken van de buitengewoone jonkheid van den fchuldenaar, én het gevaar, dat de Baron liep van zij» geleend geld kwijt te zullen wefen. Behalven dat — voegde hij 'er bij — ik zal rekenen, dat ik leergeld voor hem betaald heb ? om hem van dien handel iets tèS laten leren. Op die wijs in het bezit gerakende van honderd en dertig kronen , t welk ene fom was onbegrijplijk veel grooter, dan hij ooit zou hebben durven wenfchen , was onze Nickols uitgelaten van blijdfchap , bedankte zijnenwekloendcr wel duizendmaal, en ftaptemet alle drift heen om voor het eerst koopmanfehap te doen. Hij ging daar in met ene voorzichtigheid, cn oordeel des onderfcheids zo te werk, als men in menfchen van zijnen jaren maar zeldfaam of niet aantreft. 1 Zijn proefftuk was een meesterftuk. — Na dat hij zijn eerfte koop gedaan had , begaf hij zich met zijne koopmanfehap na die plaatfen , waar men weinig fchapen had, en waar dus die handel F 6 zeer  I3i LEVENSBESCHRIJVINGEN zeer in bloei was, namenthjk , te Kildare, en te Balaclai, alwaar hij zijne Wol verkocht met ene winst van zeventig ten honderd. Zulke gelukkige uitflag maakte den jongen Nichols zo veel te vuuriger, en deed hem tef fens ftoutmoediger in zijne ondernemingen zijn. Toen hij nog te Balaclai was, vernam hij , dat Mijnheer van Baltimore aldaar ook voor enige dagen aangekomen was. Dewijl hij van verlangen brandde Om hem zijne dank» baarheid op nieuw uittedrukken , en zijne eigenliefde hem insgelijks prikkelde om dien l-Ieer te doen zien, met welke gefchikte orde hij zijne zaken deed, en handeldreef, begaf hij zich na den Baron r Mijnheer t zeide hij t 3, het gene gij de goedheid gehad hebt mij te „ lenen, heeft reeds vruchten voortgebracht! „ wat ik u bidden mag , neem de hoofdfom te rug , en verwaardig mij , dat ik mijne „ oprechte dankzeggingen daar mede blijve „ paren. Voor het vervolg zal de winst y „ welke ik al gedaan heb, genoegfaam wefen- om mijnen handel voortrezetten. De hemel „ zegene , en vergelde u, dat gij medelijden „ met mij hebt geoeffend." De Baron van Baltimore was verrukt, toen iiij zulk gelukkig gevolg vernam van de onder-  van BEROEMDE KINDEREN. 253 derneming van dat jonge mensch, 't welk hij wel had willen begunstigen. Maar hij verwon* derde zich niet minder over deszelfs buitengemeene braafheid , dan over zijn vernuft ^ en zijne bekwaamheid. Hij wilde hem om dit een en ander het geld , het gene hij hem die eerfte reis geleend had , fehenken , en hield daarop zelfs met allen mooglijken aandrang aan. Folftrekt nkt , was het antwoord van Nichots , '„ ik heb enen ftap voorwaards ge„ daan. Doch zo ik nu uw geld behield, ging ik wederom achter uit. Ik heb alleen deze ene bede , dat gij mij veroorlooft, waar ,, ter plaatfe gij ook wefen moogt, dat ik ü, mijn dierbaare weldoender! mijnen eer,, bied , en hoogachting kome betuigen , om u „ te gelijk rekenfehap te geven van het geluk , ,, 't welk mij te beurte valt." Op zulke verklaring werd de Baron nog meer getroffen door de wijsheid, en de eerlijke begiufelen van den kleinen Koopman in Wol, en deed hem om die reden andere aanbiedingen. Hij voerde hem daar bij te gemoed : „ Ga voort ! Ga voort ! mijn braaf ,, kind! zo te denken , en te handelen , als ,, gij tot hiertoe gedaan hebt. Ik belove u, „ dat ik mij altoos aan u zal laten gelegen F 7 », liggen-  134 e e V E N,S B E S CH R fJ VT N G E n ,, liggen. Met mijnen raad wil ik u altoos „ bijftaan. Ook ben ik bereid u, zo lang ik M leve j als het noodig is t met geld te onder, fteunen." De jonge Nichols nam bier op de hand. van zijnen edelmoedigen weldoender , kuste dezelve met allen eerbied, en bedankte -hem nogmaals met zijn ganfche hart. Hij riep hem bij herhaling op. de tederfte wijs Vaarwel toe., en vertrok, terwijl hij, tranen van.vreugde ftortte. Nog al roos met zijne klompen aan de voeten, en in het zelfde boersch pakje gekleed 't welk hij aanhad , toen hij zijn Vaderland verliet, zettede hij zijnen handel voort. Hij ging ten eerften wederom na Connacis, om.andere Wol te kopen. Dewijl hij zo fpoedig weder kwam , vermeerderde zulks het vertrouwen , 't welk men in hem ftelde : zo dat de voornaamfte en rijkfte Leenmannen , aan welken de Wol door de boeren moest opgebracht worden , hem onbegrijplijk veel grooter partijen Wol toevertrouwden , dan hij uit zijne kleine beurs kon betalen. Zij deden dit enkel en alleen op zijn woord , dat hij ze eerlijk en op zijn' tijd betalen zou. De fchrandere en eerlijke Wolkoper bracht deze keer een groote menigte Wol mede. Of- , Rhoon  van BEROEMDE KINDEREN, 135 fchoon zij van de beste foort was, welke 'er Viel, had :hij ze echter tot een vrij redelijken prijs gekocht , en was daar door in ftaat om ze aftezctten zonder juist den uiterften penning te eifcheu. In zeer korten tijd hadhij alles verkocht, gedeeltlijk in het vi]k La^énie, en gedeeltlijk te Balaclai. Na dat hij .deze tweede winst gedaan had , welke zijne verwachting verre overtrof, keerde Nichols op nieuw te rug na de groote ftapelplaats van de Wol, namentlijk, na Connacic. Hij betaalde alles , wat hij fehuldig gebleven was , en kocht andere Wol, waar voor hij zijn geheclen fchat befteedde. Hij behoefde toch. geen geld overtehouden : want aan een Engelfchen penning, voor de eerfte noodwendigheden , had hij tot zijn onderhoud genoeg, Ondertusfchen werd het vertrouwen , 't welk men in hem ftelde , volkomen gevestigd. Hij werd beroemd zelfs op een vrij grooten afftand. Het gevolg hier van was, dat elk,. zonder dat hij het vroeg , zich moeite gaf om hem alles te komen aanbieden , wat zijnen handel betrof. Zo werd de kleine boeren jongen van Fermeri een voornaam Koopman. Wel haast werd hij in de noodzaaklijkheid gebracht om ver- fchei-  I3(5 LEVENSBESCHRIJVINGEN fcheidene paarden aantekopen : waarvoor hij een fterk rijdtuig liet maken , 't welk juist gefchikt was om zijne Wolbalen te vervoeren. Na dat hij zijne op nieuw gekochte goederen geladen had , begaf hij zich op weg na Mommonie. Het is van belang hier te herinneren , dat deze jongen nog maar vijftien jaren oud was , en toen reeds omtrend zo veel bezat, als de eigendommen van zijnen Vader bedroegen, welke anders een pachter was , welken het zeer wél ging , en die dus geenzins onder de minften moest gerekend worden. Onze Koopman reisde deze keer dag en nacht door om op de kermis te^ Waterford te wefen, waar hij zijne geheele lading Wol binnen vier en twintig uuren had verkocht. De kleine Nichols werd zo van ogenblik to€ ogenblik rijker. Doch zulke fchielijke voorfpoed' maakte hem niet verblind en opgebla* fen. Hij begon te begrijpen, dat hem andere rijkdommen ontbraken, rijkdommen van veel grooter waarde , dewijl zij de bron zijn , en den grondflag uitmaken van alle andere fchatten, van beftendigen voorfpoed , en waar geluk. Om deze reden bleef hij in deze plaats zo lang vertoeven, als hem maar enigzins moog»  van BEROEMDE KINDEREN. 137 mooglijk was. Hij nam in dien tusfchentijdt drie meesters daags. Hij bracht het vrij ver in het lefen , rekenen en fchrijven. Hij kocht nog verfcheidene nuttige boeken over de Rekenkunde , den Koophandel, de Aardrijkskunde , en befloot daarop wederom zijne handeltochten voorttezétten. Ten tijde dat hij zo zo van Waterford zou vertrekken , vernam hij , dat zijn begunstiger in die hoofftad van Mommonie aankwam. Bij het ontfangen van deze zo aangenaame tijding fprong de jonge Koopman van vreugde op. Hij vloog aanftonds na hem toe , en riep uit: „ Ontfang toch wederom mijne dankzeggingen, „ Mijnheer dc Baron! Het gaat mij voordelig. „ Ik heb geld en vertrouwen. Ik vergeet het „ niet , en zal het nooit vergeten , dat ik al,, les aan uwe genegenheid jegens mij verfchul„ digd ben." Mijn lieve kind ! Was het antwoord van den Heer van Baltimore, op wiens gelaat de vriendiijkheid , en genegenheid te lefen was : n houd toch altoos onder het oog , dat gij „ door geld uw vertrouwen bewaren moet. „ Zonder geld is 'er geen vertrouwen." . Dat hoope ik mij altoos te herinneren, hervatte  ÏS8 -LEVENSBESCHRIJVINGEN te de jonge Koopman; intusfchen blijve ik met mijn ganfche hart u dankbaar. Na zulk een kort , maar veel betekenend onderhoud, 't welk aan de gevoelige en rechtfchapene ziel van den Baron zo. veel voldoening verfehafte ,..maakte de ijverige Nichols alles gereed om den volgenden morgen wederom afterelfen-na-het Graaffehap .van Gallowai. Aldaar toonde hij , welk een indruk de vaderlijke les van zijnen weldoender op hem' had gemaakt. Hij ftelde dezelve zich' voortaan ook tot een vasten ftelregel. Hij .betaalde ailes, wat hij inkocht, met gereede penningen; cn wilde niets borgen. ' Door dat middel kreeg hij 'de-waren, nog -iéts minder , 't welk , over de groote menigte' gerekend zijnde , hem nieuwe voordelen bezorgde. .Na dien tijd doorreisde hij de omliggende Landen. Hij bezocht de Burgten,. en Kastelen van de landftreek , op welken de Leenmannen ■woonden. Hij kocht de Wol van de beste foort. Zijn voertuig brak eens ouder het gewicht en menigte der balen. Hij nam toen zijne reis na Ultoate en Belfast, alwaar hij in weinige dagen wederom alles verkocht. ïn deze laatstgenoemde ftad vond de jonge Koop-  VAN BEROEMDE KINDEREN. n% Koopman in Wol den Baron weder. Hij be«. gaf zich met den eerften na zijn Paleis om hem zijne hoogachting te betuigen. Dewijl hij nog altoos zijne eigen boeren kleding aanhad, en met zijne klompen aan de voeten te voorfchijn kwam, zeiden.de bedienden , welken hem inlieten, en wel kenden , al lachende tegen hem. „ O ! arme Nichols.l. Gij fchijnt ,, niet heel voorfpoedig te wefen." Ik ben wel te vrede ', was zijn antwoord ik ben wel te vrede. Toen hij in de kamer van zijnen begunftiger gekomen was, maakte deze dezelfde aanmerking , als de bedienden gedaan hadden , en zeide tot hem: ,„ Maar mijn Vriend! zeg mij j,eens , waarom kleed gij u niet beter?"—— Het jonge mensch gaf daar op met veel verftand dit'antwoord : „ Mijnheer! ik ben door „ de klederen, welken ik aan heb , gedekt. „ Deze is immers de hoofdzaak bij de kle„ ding. Zoudt gij begeren kunnen, dat ik „ door mooie-klederen de begeerlijkheid van „ de rovers , van welken het krielt in de „ bosfchen , en overal op de groote wegen „ opwekte ? Indien ik op ene andere wijs ge„ kleed ware , zou ik daar door de herber„ giers mede in verzoeking brengen , om „ hunne  X4o LEVENSBESCHRIJVINGEN „ hunne fchaar aan mij te beproeven. Wan,. neer een reifiger wel gekleed is , moet hij 9, ook eten, drinken , flapen, en betalen, na „ dat hij uitgedost is. Op die wijs zou het „ haast gedaan werk zijn met de winst van „ den Koopman in Wol. In mijn pakje ben „ ik te vrede, en vergenoege mij op reis met „ een ftuk fpek, wat brood, en bier. Voorts „ flaape ik in de ftal bij mijne beesten , welke „ mij zo veel geld kosten. Ik ben dan bij de „ hand, als hen in den nacht iets mocht over„ komen." Gij hebt gelijk, gij helt gelijk , was het antwoord van den Baron : „ Op mijn woord! „ Gij betoont meer verftand te bezitten , dan „ die gene, welke u willen bedillen. Waar„ lijk ! Het zal u wel gaan. Zelfs zult gij nog „ aanOenlijker voorfpocd verkrijgen kunnen, „ wanneer gij nieuwe winften zoekt te doen „ door ook goederen op uwe tcrugreifen „ medetenemen. Intusfchen — wanneer u „ enig onheil mocht overkomen , reken al„ toos op mij. Ik zal tonen , dat ik u niet „ verlegen wil laten." Nichols gevoelde het welmenende , en belangrijke van zulken raad van den Baron. Uil was 'er door getroffen, en bedankte hem voor den-  van BEROEMDE KINDEREN. j4r denzelven met een geroerd hart, terwijl hijhem ia alles, gelijk enen Vader , eerbiedigde. Hij vergat vooral de laatfte woorden van den Baron niet, welke hem had willen doen begrijpen , dat hij op de terugreis ook waren met zich voeren moest, om dubbele winst te hebben. Hij vernam daarom met alle naauwkeurig na het gene, wat te Gallowai in trek was, en voorzag zich daar van te Bel/ast. Het duurde niet lang, of hij was te rug gekeerd in de eerstgenoemde ftad met zijne nieuwe waaren. — Hij bood dezelven ter verkoop aan, waarin hij zo gelukkig Haagde, dat zijne winst nog tienmaal grooter was, dan te voren. Ach ! riep hij eens uit: „ wat doet „ die Baron mij wel. Ik vermeerdere mijne » bezittingen dubbel door zijnen raad. Ook worde ik op die wijs meer bekend , dan « wel ooit te voren. Alle menfchen in den „ omtrek brengen mij Wol, terwijl zij van 39 mijne andere goederen komen kopen. Ik „ zal dierhalven de helft van den gewoonen „ tijd niet nodig hebben om mijne inkoopen a> te doen." Het was juist zb. Hij bleef maar acht dagen te Gallowai, wanneer hij reeds met zijne mkoop gereed wa«, en ook daadlijk vertrok na  tyt LEVENSBESCHRIJVINGEN ; na Balaclai. De deugd van zijne Wol, gelijk de ondervinding in het gebruik geleerd had, deed derzelver prijs vrij wat fteigen op die plaatfen , waar hij ze verkocht, gelijk de aftrek ook veel fpoediger ging, dan immer te voren. In deze voordelige gefteldheid , dewijl hij de gunsteling van het Fortuin fcheen, gebeurde 'er iets, 't welk op den jongen Koopman enen ongelukkigen invloed had. Hij verviel zelfs in ene groote verdrietlijkheid. Zijn edelmoedige begunftiger toch , welken hij altoos bij de hand gehad had, en had kunnen ontmoeten , was na ene andere Provintie vertrokken. Dit maakte 7V/c//o^zeerneerflagtig: want nu genoot hij dat llrelend genoegen niet om hem elke reis , welke hij deed , te bezoeken , en bericht te geven van zijne nieuwe ondernemingen. Ondertusfchen was de jonge Koopman allengskens een Handelaar geworden van den eerften rang. Zijn verftandig gedrag, en overleg , zijn ijver , zijn vooruitzicht, zijne eenvoudige levenswijs, zijne braafheid, de moed, welken hij bij zijne ondernemingen deed blijken , en de voorfpoed , welke menfchen navolgt, die met orde te werk gaan, hadden al meer en meer zijnen naam en roem verbreid.  van BEROEMDE KINDEREN. 14S breid. Men fprak geheel Ierland door vaif den jongen Koopman in-WoU Niehols Vader fprak op zijne beurt ook van hem : maar dacht weinig, dat het zijn kind was , van 't welk hij voorlang, vastgefteld had , dat het van honger of ongemak omgekomen %f aê.. bt>ob jyisffrorf 00 t i vminVVoJ nsab^aau Zedert een geruimen tijd had dit jonge mensch een fterken trek gevoeld , om zijnen Vader en Moeder eens weder te zien. Doch, dewijl hij van de gunftige gelegenheid van hei onzekere Fortuin gebruik wilde maken, befloot hij die veranderlijke en bedrieglijke Go* «Tin zo lang vasttehouden, als hij kon, om zo Veel te beter in ftaat te wefen zijne Broeders eens wel te doen , en zijne Zusters een goed beftaan te bezorgen. Zo lang het hem dierhalven voor den wind ging , zette hij alle zeilen bij. Daarom was zijn voornemen zijnen handel nog veel meec uittebreiden door de ftoutfte ondernemingen. Hij deed wederom verfcheidene inkoopeu, die al vrij wat bedroegen. Hij trok door Tippefari, door Kilkenni, en kwam zo te Vexford. De last, welke hij met zich voerde y was aanfienlijk door hare grootte , en waarde. Daar ging hij te fcheep met zijne Wol, zeilde va»  *44 LEVENSBESCHRIJVINGEN van den hoek van Karufoc af , en ontfcheepte nog dien eigen avond te Chester. Wat was het hier een gelukkig tijdftip voor den ijverigen en fchranderen Niehols ! Alles lachte hem zo zeer toe , als maar mooglijk was. Zijne eerfte vraag , welke hij bij zijne aankomst te Chester in de herberg deed, was na den Baron van Baltimore. Het was of deze begunstigende geleigeest zijnen jongen gunsteling overal navolgde. Niehols vernam toch tot zijne innige vreugde, dat zijn weldoender op het kasteel was. Hij begaf zich derwaards met geheel zijnen fchat, welke in een groote fom van goede gouden munt betond. Welk een ftrelend vermaak was het hem niet dit alles aan zijnen begunftiger te vertonen, en denzelven voor dat bezit al wederom zijn dankbaar hart toetewijden. De Baron zag het met verwondering aan , en luisterde met alle bedaardheid na Niehols terwijl die hem vertelde, welke nieuwe inkoopen hij had gedaan , en welke verwachting en gegronde uitzichten hij had. Daarop zeide hij tot hem : „ Mijn waarde Vriend ! ik ,, voorfpelleu, dat gij eens een der grootfte „ Kooplieden wefen zult. Ik ben van het w zelfde gevoelen, als gij, over die waaren, „ welken  van BEROEMDE KINDEREN, ijs welken gij hier wederom inkopen wilt. Ech„ ter is 'er nog het een en ander, 't welk te ,, C/tester veel in zwang,en vrij algemeen is ; „ maar dat men onder de zeldfaame dingen in * Evinlande tellen moet. Neem uitmuntende „ lakens , en zijde ftoffen, Batayitn geheten, „ mede. Geloof mij op mijn woord, gij zult „ 'er zeer wel bij ftaan." De jonge Ni liüs kon over dè zaken zeer naauwkeurig oordelen. Zonder juist zich zeiven te wantrouwen, hoorde hij echter gaarne , welken raad verlichte mannen hem gaven. Hij verlangde altoos hunne raadgevingen te vernemen , en wist van dezelven het beste gebruik te maken. De raad van den Baron beviel hem dan ook nu wonder wek Hij nam wederom affcheid van denzelven, met de tranen in de ogen. Toen hij te Evinlande te rüg gekomen was , verkocht hij aldaar zijne ge» meene Lakens. Maar wat zijne fijne zijden' Stoffen betreft : dezen bracht hij na Balaclai, na JFaterfold , na Dunnaghall, en na Thuan. Na dat hij ze verkocht had aan de Mevrouwen, de cerflen van het land, maakte hij zijne rekening op , en ftond zelve zeer verbaasd over den gelukkigen uitdag van zijne onderneming , cn over zijne buitengemeehc winst. ïl. Deel. G I-j |  146 LEVENSBESCHRIJVINGEN Hij nam toen het befluit om zijn geluk te voltooien , door eens een tochtje na Fermeti te doen, en zijne naastbeftaanden te verblijden. ak 5oböc>- itm nh 'ïatto- t Welke vreugde voor een rechtfchapen kind, wanneer 't hetzelve gebeuren mag de zijnen, na ene lange afwcfighcid , wedcrtezien. Wel-, ke zegenpraal voor zulk een edel hart, wanneer het kind bewijlen geven kan van. een braaf gedrag , en zijne Ouders de hulde mag toebrengen van ene dankbare ziel, cn daar bij de vruchten van zijnen arbeid ! Zulke voldoening ging dc fchrandcre en wijfe Nickuls thans volkomen fmaken. Men houtle hierbij onder het oog , dat hij bij zijne wederkomst met opzet zijn grove pije-rok aanhad, met welke hij zijn Ouders huis had verlaten. Hij toch was in dien tijd weinig of niet grooter geworden , waar door hij dat pakje Sog dragen kon. Hij kwam tegen den avond ia de woonplaats van zijne naastbeftaanden. Hij liet zijne paav.ien , zijnen wagen, en enen bedienden, welken hij zedert enigen tijd in zijnen dienst genomen had , in de herberg , en ging tegen het avond-eten na het huis van zijne Ouders. Dewijl hij neg in alles zijne eigen houding had,  van BEROEMDE KINDEREN. 147 had , herkende hem een van zijne Broeders , welke hem de deur aan de voorplaats opendeed, aanftonds , en vloog hem om den hals, terwijl hij uitriep : Waarlijk ! het is mijn Broeder l Waarlijk ! het is Niehols!.... Op dien uitroep fprongen zijne Moeder, en Zusters ook van de tafel op. Elk fpoedde zich , om -hem te zien, en te omhelfen. De Moeder ftond in 't eerst geheel verftomd. Zij voelde hare benen knikken onder het lijf, terwijl de tederfte liefde herleefde. Zij riep met een -afgebrokene ftera uit: Ja i waarlijk t het is. mijn arm kind. Hij is het zelve.' Zij viel, wegens het onverwachte van zijne verfchijning, en hare verregaande vreugde, in zwijm , na dat zij hem om den hals gevlogen , en aan hare borst gedrukt had. Deze tederhartige Moeder kwam wel ra* tot haar zelve. Toen zij wat bedaard was geworden , nam zij haar verloren kind bij de hand, bracht het zo bij haren Man, en zeide: „ Zie daar J mijn waarde Vriend ! het is al s, veel te lang, dat wij hem niet gezien heb* 5Ï ben, dan dat hij nu nog bekeven zou wor- den." Zij liet inmiddels haar oog op zijn rok vallen, en voegde 'er op een toon , welke het gevoel van haar hart uitG i druk.  143 LEVENSBESCHRIJVINGEN drukte , bij : Die arme jongen ! Hij heeft nog zijn eigen pak aan. Zijn Vader, fprak hem op zijn beurt ook, maar niet zeer vriendlijk, aan. Hij zeide tot hem : Zijt gij daar , knaap! Wat hebt gij uitgevoerd ? „ Mijn lieve Vader! hervatte „ de Zoon aanftonds met allen eerbied : ik bidde u ootmoedig , verledig u na mij te ,, horen. Maar — eer ik u rekenfchap geve , „ verzoeke ik,, dat het mij geoorloofd zij „ enige kleine gefchenkcn te doen aan mijne „ Zusters, en Broeders." Enkel op dat woord — gefchenken — wist de Vader niet, wat hij 'er van maken zoude. Hij veranderde gedurig van kleur : was dan rood , dan bleek. Maar hij ftond nog vrij meer verfteld, wanneer hij zag, dat zijn Zoon hem ene lange beurs fchonk met honderd Hukken, gouds (*) , een met vijftig aan zijne Moeder: voorts een van vijfentwintig aan elk van zijne Broeders en Zusters. Hij ftond verftomd , cn als een fteenen beeld te kijken , op het zien van zulk ene machtig groote fom.gclds. Hij kon zich niet anders voorftellen, d an dat zijn Zoon aan al dat geld op gene eerlijke tido t\> 3t%3©v «3 , n ftsv iöi n'itètfQl ■ CV Guinees»  -Jiem eeiie lange beur» XdhonJk . hl. 14.8.   van BEROEMDE KINDEREN. 149 wijs kwam: dat hij het derhalven met ftelenen roven had verkregen. Hij werd wanhopig, en riep uit : „ Wat heb ik toch tegen den hemel „ misdaan ! Ach ! Mijn Zoon, mijn ongeluk,, kige Zoon, is ongetwijfFcld een rover t Mijn lieve Vader ! was het eerbiedig antwoord van Niehols. „ Laat toch zulke ver„ fchriklijke denkbeelden varen , dewijl zij „ zo geheel ftrijden met mijne manier van „ denken. Geloof, dat ik altoos waardig gc„ weest ben, en nog ben uw Zoon te heten. „ Luister maar eens na mijnen levensloop* „ Dan zult gij aanftonds zelve beoordelen kunnen , of Gij, of mijne Moeder, of mij„ ne Zusters , zich over mij zullen behoeven te fchamen." Be jonge Koopman zettede zich toen aan tafel , tusfehen zijne Moeder en Zusters, welke niet anders deden, dan tranen van blijdfehap ftorten. Hij begon te vertellen , hoe hij zich na Gallotvai had begeven, hoe hij den Baron van Baltimore had aangetroffen , hoe die Heer hem in zijne befcherming had genomen, hem ene zekere fom gelds had geleend , om den Wolhandel te beginnen , en hoe hij door den tijd zo voorfpoedig was geworden, terwijl hij intusffchen alle naarftigheid had aangewend, en G: 3, mes  /5o LEVENSBESCHRIJVINGEN Biet zijnen ijver een. verftandig overleg had zoeken te paren. Tot hiertoe had de Vader van Niehols bebaard geluisterd na het verhaal van zijnen Zoon». De tranen werden hem nu ook uit de ogen geperst, zo bewogen werd hij. Hij viel .zijnen Zoon in de reden, en vroeg: Hoe — 3, hoe zoudt gij dan die jonge Koopman in s, Wol wefen , van wien wij zo dikwerf heb- j, ben horen fpreken?" Ja! Vader! was het antwoord van den Zoon , welke zijnen Vader aan den hals kleefde. Ik behoeve u gene andere bewijfen aantevoeren , dan mijne koopwaren , welke gij in de herberg zien •kunt, en verder de papieren van mijne onderhandelingen met de eerfte en rijkfte perfonen jn die ftreken , in welken ik wegens mijnen handel gewoon ben te reifen. Het braave huisgezin ftond opgetogen van verwondering. Het gene zij hoorden, konden zij naauwlijks geloven.. Het was hen , of zij droomden,. Zo veel voorfpoed fcheen hen bijna ene onmooglijke zaak. Om dan alles zeker te weten, liet men van de. herberg halen al, wat de jonge Niehols opgaf. Toen men zijnen bedienden, paarden ?. wagen ,. en koopwaren zag, juichten allen  van BEROEMDE KINDEREN. 151 Ten hem eenparig van blijdfchap toe. Zo verliepen verfcheidene dagen , dat men niet anders deed dan feestvieren , en zich vrolijk maken. Maar na veertien dagen, een veel te korten tijd voof zulke onderlinge , en dankbaare vreugde , fcheurde zich deze braavc Zoon uit de liefderijke armen van zijne naastbeftaanden, welke nog altoos opgetogen bleven van verwondering. Volgens het oogmerk van dit Werkje, moeiten wij alleen fpreken van de eerfte en jeugdige jaren van dezen gelukkigen koopman. Vee! gelukkiger toch dan de andere voorbeelden, welken wij aangevoerd hebben, heeft dit kind een vrij langen leeftijd mogen gemeten. Wij zullen hem niet blijven vólgen in dc overige' tochten , welken hij ondernam, terwijl hij beftendig en overal een zeldfaam vernuft omtrend dat alles , wat den Koophandel betreft, aan den dag legde. Het zal volgens ons plan voldoen, wanneer wij nog melden, dat hij na enige weinige jaren, bij den dierbaaren naam van een groot, en eerlijk Koopman te wefen , ook ene fom verfameld had van zes maal honderd duizend livres franfche munt. Dewijl hij zo veel middelen bij een had, dat hij rijklijk kon beftaan, befloot de jonge G 4 Koop--  i?.2 LEVENSBESCHRIJVINGEN Koopman in Wol zijne begeerte na winst paal en perk te ftellen , en van zijne inkomfteu te gaan. leven. Offchoon hij nog jong genoeg was, verlangde hij echter zijne overige levens* dagen in Mille rust onder zijne naastbeftaanden doortebrengen, om aldaar, de vruchten van zijnen arbeid te plukken. Hij kocht tot dat einde een zeer fchoon landgoed., in. den omtrek van zijnen geboortegrond.. Ondertusfehen waren al omtrend tien jaren verlopen, in welken Niehols het vermaak niet genoten had van zijnen edelmoedigen weldoender te mogen zien. Dit baardl hem veel verdriet. Hij bracht hierom, bij alle zijne genoegens, menig uurtje door vol ongerustheid en fmert. Dit denkbeeld vooral viel hem bang, dat hij wellicht voor zijnen dood zijnen begunstiger niet meer zou zien > en misfebjen nooit meer zou mogen omhelfen. Hij was bereid hem in de verst afgelegene oorden te gaan opzoeken,, om hem nogmaals de dankbaare hulde van zijn gevoelig hart toetebre.ngen». Onze jeugdige Koopman deed alle navorfchingen om te weten, te komen., waar zich de Baron toch mocht ophouden. Hij ontdekte eindlijk , dat hij zedert enigen, tijd te Londen was,, Hij. ondernam de reis derwaards zonder *it-  tan BEROEMDE KINDEREN. 153 uitftel. Zij was voor hem de aangenaamfte en voor zijn hart de verërendfte, welke hij ooit in zijnen leeftijd had gedaan,. Hij kwam blijmoedig in die machtige koopftad aan. Op zekeren morgen ging hij,, met een klein doosje onderden arm. na het paleis van den braaven Heer van Ralümore.. Niehols werd binnengelaten. Zijn eerfle woord was: Zie daar y Mijnheer ! een gefchenk , t welk ik u home brengen. Hij opende met een he,t doosje , en haalde daaruit een gefchilderden doek , en voor denzelven een lijst van welriekend hout, welke eenvoudig en niet verguld was. Na dat hij den doek ontrold had, zag men daarop den jongen Niehols allernatuurlijkst afgebeeld, en wel met: zijn pije-kleed, met zijn houten, met ij fer heilagen , ftok in de hand,. en zijne klompen aarv de voeten. Met een woord ! hij was 'er volmaakt zo afgetekend , als hij de eeiftemaal was bij den Baron, toen die bewogen werd hem geld te lenen. Bij de overgaaf voegde dë ncdrigc en verftandige Koopman 'er bij. —„ Aan u mijn edelmoedige weldoender! ben. „ ik verfchuldigd al, wat ik ben,.en heb. Zon„ der u, zou ik niets wefen, zonder u zou. ,, ik niets bezitten,. Wanneer men bij u zien» „ zal- het afbeeldfcl van een armen boeren; G 5 » jongen^  154 LEVENSBESCHRIJVINGEN 3, jongen, zal men u ongetwijffeld vragen , 3) wat die fchilderij betekene. Zeg dan, bid„ de ik u, dit is ISichols, wien ik zijn eerfte 5, geld heb geleend , 't welk van zulke geze>, gende uitwerking is geweest, dat hij tegen„ woordig zijne koets en paarden rijdt, Mijn 5, rijtuig toch ftaat hier op het plein van uw „ paleis. Niehols en al, wat hij bezit, is het 3, het werk van uwe handen. Niehols heeft zijn 3, geluk en welvaren aan u geheel te danken." De Baron , wiens ziel niet minder gevoelig was , dan edelmoedig en groot, werd zéér getroffen , en was bijzonder ingenomen met het eenvoudig bewijs van erkentenis. Hij gaf dit af beeldfel van Niehols ene plaats in zijn geheim vertrek , en zeide tot denzelven: 3, Mijn waarde Vriend! Dit ftuk zal het voor- naamfte fieraad van mijn kabinet uitmaken. „ Het zal het kostbaarfte wefen, 't welk mijne 5, erfgenamen van mij erven zullen. Ach i Dat zij aan u gelijk konden werden !.... 3, Onder alle die deugden, welke de mensch» 5, heid eer aandoen , verdienen de nedrigheid J, en dankbaarheid ongetwijffeld een eersten ^.rang." Wie. ftaat niet opgetogen van verwondering §nder het lefen van d«. levensgefchiedenis van dezen  VAN BEROEMDE KINDEREN. 155 dezen jongen mensch ! Welk een treffend voorbeeld van wijsheid , edelmoedig gedrag, en deugdfaamheid ! Terwijl men nier. volkomen beflisfen durft, wat meer verwondering en hoogachting waardig is, of de edelmoedigheid van den begunstiger, of de erkentenis van den gunsteling, bcfchouwtmen met het grootste genoegen en zekere belangneming den enen zo wel, als den anderen! Elke gevoelige ziel is 'erdoor geroerd , als hij aan den enen kant ziet, welk een gezet werk dit jonge mensch 'ervan maakte om zijnen weldoender geduurig te bezoeken, en aan den anderen kant opmerkt de edelmoedigheid , menschlievendheid en de weldaden van dezen Ierlandfchcn Heer ! Welk een aandoenlijk fchouwfpel levert de terugkomst van zuiken braven Zoon bij zijnen Vader ook niet op! Wie kan vooral zonder de innigfle aan» doeningen het oog vestigen op de wijs , op welke Niehols zijne beeltenis den Baron aanbiedt! Zou'er wel zulk een ongevoelig hart wefen kunnen,'t welk bij al die treffende-tonelen ijskond bleef! '# G 6 XXtlli  «8* LEVENSBESCHRIJVINGEN XXIII. Adelaide van Fürville , gebooren të Rouen in 't Jaar 1760, en te Parijs geftorven in 't Jaar 1774:. Wij' hebben in onze uitgegevene werken meer, dan eenmaal, doen opmerken , van welk een groot belang het voor. het menschiom is, dat men naauwkeuriger zorg. draagt voor de opvoeding van het vrouwlijk gefiacht. Wij hebben ook aangetoond ,. dat het vooral van de gezegendfte uitwerking, en het grootfte voordeel is voor die jeugdige hanen zelve. De levensbefch ijving van de jonge. Adelaide van Fierville zal onze gemaakte aanmerkingen nieuwe kracht bijzetten. Offchoon dit jonge mensch door de Natuur met de edelfte vermogens, en natuurlijke bekwaamheden was begunftigd geworden, zal men daar bij echter opmerken, hoe veel die gene, aan welke zij het leven verfchuldigd.was, toegebracht heeft, door hare bekwaamheden, als door haar erfland ? om dit kind te vormen, Be*  VAN BEROEMDE KINDEREN. 157 Dewijl deze Moeder in de volmaaktfte eensgezindheid leefde met enen Echtgenoot,. welke ookvrijklijk voorzien was van verftand, het braaffte hart bezat , en, bij zijne lichaams fchoonheid, buitengemeen rijk was, ontbrak Mevrouw van Fieryille niet anders , dan ene Dochter , om haar geluk het hoogfte toppunt te zien bereiken. Zij verkreeg haren wensen,, en beviel in de Stad Reuen van ene Dochter.» welke in de kerk van. Notre Dame.de la Ronde in het Jaar 1760 gedoopt werd. Om dat Mevrouw van Fieryille niet zo zeer gewenscht had alleen den naam van Moeder te dragen, was zij met denzelven ook nu niet te vrede : maar rekende het haar grootfte voorrecht dezen eernaam te verdienen, als zij haar kind ene gefchikte opvoeding gaf. Alle hare. pogingen wendde zij dierhalven hiertoe aan, en deed zulks op ene. wijs, welke, niet genoeg geroemd kan worden. Daar zij ene Moeder was, welke het zo min aan bekwaamheid , als verftand ontbrak , was zij in ftaat zich voor enen misdag te wachten, welke vrij algemeen bij de opvoeding plaats grijpt. Zij dwaalde niet door. met dc menigte te begrijpen, dat de eerfte kindsheid voor alle opmerking onvatbaar is. Verre was het 'er G 7.  15* LEVENSBESCHRIJVINGEN van af, dat zij hare Dochter met allerlei foort van beuzelingen , welke de kinders in hunne onwetendheid, en kinderachtigheid doen voortleven, zou bezig gehouden hebben. Zij maakte in hare onderrichtingen mede de vertoning niet van lesfen te geven , gelijk een onderwijfer der jeugd doet. Zij ging insgelijks met gene geftrengheid te werk. In het tegendeel legde zij 'er zich op toe om de natuurlijke vrolijkheid, cn ftrelende aanvalligheden van hare kwekeling niet te onderdrukken of te dwarsbomen : maar tot het beste einde te beftieren. Zij handelde met haar kind , als met een redelijk wefen , en ving de opvoeding , welke zij hare Dochter wilde geven, reeds aan, toen die nog in de wieg lag. Deze verftandige wijs van opvoeden beantwoordde volkomen aan de verwachting van Mevrouw van Fierville. Zij verheugde zichbinnen aeer korten tijd in den gelukkigen uitflag van hare Oplettendheid, en aangewende zorgen , niet alleen wat het lichaamsgeftel: maar teffens wat het zedelijk? beftaan van haar kind betrof. Toen hare kleine nog maar negen maanden oud was, liep die geheel alleen, en was in ftaat om ene menigte van woorden 2eer duidlijk uittefpreken. Zij verftond daarenboven  van BEROEMDE KINDEREN. 159 boven omtrend alles , wat men haar zeggen wilde, en gaf hare antwoorden zo verftandig, dat het elks verwondering gaande maakte.. 'Er is zekere hoedanigheid, welk bij menfchen, van welke jaren zij ook wefen mogen, zeer te waarderen is: doch bij kinderen zeldfaam aangetroffen wordt, ik bedoele de zindelijkheid. Adelaide was tien maanden oudP wanneer zij reeds betoonde , dat deze zeldfaamheid haar bijzonder eigen was. Zij at toen aan tafel zo zindelijk, als een mensch van jaren. Het minfte vlekje , 't welk zij op hare klederen ontdekte, zelfs wanneer zij maar bemerkte, dat hare kleine vingertjes enigzins vochtig waren , kon men aanftonds aan haar zien, dat zij 'er over misnoegd was. Zij deed alle moeite om het te herfteilen , en zou ook volftrekt opgehouden hebben te eten, zo men haar geweigerd had een fchoo* tafelbord te geven. Even gelijk alle andere kinderen, was Ade^ laide nu en dan onverduldig. Zij had ook gaarne haren zin, en was niet gefticht, als men haar tegenftand bood. Ondertusfchen was dit iet zonderlings in het kind , dat zij nooit grimmig was. Zij zettede het nooit op een fchreien, 't welk anders bij de kinderen zo alge-  i6o L E V E N S B E S C H R IJ V I N G E N algemeen is. Men hoorde haar nooit fchrecuwen , wanneer haar iets niet aanftond , zelfs niet als zij pijnen had. Het kind bezat ene ftandvastigheid , die verwonderlijk was : maar aan den anderen kant ook was zij ogenbliklijk gereed om zich te laten overhalen. Op- zekeren tijd liet hare Moeder haar tot God bidden. Zij was niet boven de elf of twaalf maanden oud. Bij deze gelegenheid zeide Mevrouw van Fieryille tot haar: mijn lief kind L Draag u. hart aan God op. De kleine gehoorfaamde aanftonds, en droeg in het gebed haar hart aan God op. Toen voegde hare Moeder 'er bij : draag Hem ook nu uw lichaam op. Neen! Neen! ik wil niet, was het antwoord van Adelaide.. Men bleef hier op aandringen : doch het was vergeeffche moeite. Gezwind greep zij het onderfte van haren tabbaard , en bedekte zo haar lichaam., terwijl zij uit al hare macht riep : mijn lichaam is voor mij. Dewijl de Moeder van Adelaide veel memfchen, vooral van rang, zag: om dat zij verr maak fchepte in de aangenaame verkering met braave lieden,, en het geluk had ene algemeene hoogachting te hebben verworven , begon zij,, en riet zonder reden, te vrefen, dat het gaan op  ' van BEROEMDE KINDEREN. j,6~ï op gczelfchappen , cn het ontfangen van dezelven aan haar buis , haar te veel aftrekken zouden, om niet met die gezetheid aan den taak te arbeiden, welken zij zich zo gewillig opgelegd bad, hierom nam zij het be fluit om alle verkering te laten varen,, en cenfaamvoor haar kind te leven.. Zij verklaarde dierhalven onbewimpeld aan hare kennisfen , dat zij beflotcn had, voortaan het vermaak niet racer te genieten van haar te zien, tenzij men mij, liet zij 'er op volgen , vergunnen wilde mijne Dochter altijd bij mij te hebben , zo. wel buiten, als in mijn huis*. De omgang met Mevrouw van Fieryille was te le.erfaam ,, en in allerleie opzichten te aangenaam , dan dat hare vriendinnen niet gereedlijk haar verzoek zouden ingeftemd hebben., Zij allen waren aanftonds genegen . en maakten 'er haar werk van om haar met hare Dochter te onthalen. Dit kind werd hier. door reeds vroegtijdig gewoon, aan. den omgang met menfchen , en, in alles zo gevormd,. dat zij alle andere kinderen verre overtrof. De meeste van die moeders , welke geen waar gevoel hebben van zulke betrekking s maar leven om op de Saletten te pronken,, weten niet , hoe ras zij zich na, de. geboorte: mm  itfa LEVENSBESCHRIJVINGEN van hare kinderen , van dezelven zullen ontdoen , om zo veel te vrijer te wefen , en zich ongeftoord te kunnen vermaken. Wanneer zij ze hier of daar in de kost hefteed he'-ben, vooral in ene of andere fchool , menen zij voor hare kinderen alles gedaan te hebben, wat men vergen kan» Zij vertrouwen zich, met alle getrouwheid', gekweten te hebben van de heiligfte plichten , welken dc natuur haar heeft opgelegd. De Moeder van Adelaide openbaarde in haredenkwijs en handelingen vrij wat meer oor-' deel, en beter gevoel. Offchoon zij jong was, allerleie aangeboorne bekwaamheden bezat, uitmuntend fchoon mocht heten , en nog in die jaren was- , in welken de vermaken 't meest aanlokken, offerde zij alles op aan de opvoeding van hare Dochter. Het is waar , dat zij zich hier door wel beroofde van het een en ander , 't welk men aangenaam vindt: maar zij genoot daar voor dezen troost, dat zij haar kind altoos onder hare oogen had, hetzelve onderwees , en in deszelfs omhelfingen alle voldoening vond. Zij kon dSaren. boven verzekerd zijn , dat hare Dochter , wanneer zij over dezelve zo het opzicht bleef Mouden, gene ongefchiktc gebreken van anderen  tan BEROEMDE KINDEREN. 16$ ren zou aanleren, gelijk het droevig geval met die kinderen is , welken men met den grootcn hoop laat verkeren en opwasfehen, of overgeeft aan dienstboden , welke vol van de gevaarlijkfte gebreken zijn, hen eigen geworden , en door onwetendheid , en als een noodzaaklijk gevolg van hunnen minderen ftand in de wereld.. Men zal doorgaans zién , darde goede uit-flag en voorfpoed in het onderwijs der jeugd juist beantwoordt, en geëvenredigd is aan dezorgen en moeite, welken menbeftced , en het overleg , waar mede men te werk gaat. Deze waarheid is hoogst belangrijk vooral met betrekking tot liet vormen van de zeden en het hart. Op die jaren , in welken de meeste kinderen bijna niet anders doen , dan fchreeuwen, buitengemeen lastig, en ongefchikt zijn, vertoonde de kleine Adelaide zich geheel anders. Zij was gefchikt , bedaard , beleefd , vriendlijk , en in alles even beminlijk, Dewijl zij ene heblijkheid kreeg van het verkeer met menfchen van jaren , welke eikanderen in alles. te gemoed kwamen, en beleefd behandelden, werden deze bekoorlijke hoedanigheden haar ongemerkt eigen. Goede: voorbeelden toch aijn van'meer uitwerking, dan de treffendfte reden»  1*4 LEVENSBESCHRIJVINGEN redenvoeringen, en lesfen van de eerfte Meesters in de welfprekendheid. Wanneer dit lieve kind met twaalf of meer perfoonen aan tafel zat, verfchafte zij aan alle de gasten het grootfte vermaak , en was bij allen het voorwerp van verwondering. Wanneer het gefprek van de ene tot de andere ging over zekere bijzondere onderwerpen , hield zij een eerbiedig ftilzwijgen. Zij wachtte zich wel tusfehen het gefprek intevallen, en vertoonde dezelfde behoedfaamheid omtrend elk enen, wie die ook wefen mocht. Maar fprak men haar aan, vroeg men haar iets , dan verrukte zij ieder een , door het verftandige enwel gepaste van hare antwoorden. Diende men van ene of andere fchotel voor, ging iets rond , zij zou niet alleen nooit de eerfte hebben gevraagd i maar zelfs niet de eerfte hebben genomen» In alles openbaarde zij ene voorbeeldige matigheid. Dewijl hare oogen niet begerig langs de tafel rondzworvcn , las men uit dezelven die deugd. Van zulk verkeer was het gevolg , dat Adelaide , toen zij nog maar achttien maanden oud was, den omgang met menfchen in de groote wereld, in zeker opzicht, verenigde met de aardigheid, en nar tuurlijke aanvalligheid van. hare jaren.. Het  tan BEROEMDE KINDEREN. 165 Het gene de kinderen doorgaans zo verdrietig valt, zo veel moeiteen tranen kost, was voor het kind van Mevrouw van Fieiyille niet racer, dan fpelen. Daar toch hare verftandige, en oplettende Moeder het rechte gebruik wist te maken van de natuurlijke nieuwsgierigheid der kinderen , leerde zij haar kind de letters door kaartjes , op welken , bij de letters, plaatjes en af beeidfels van het een en ander gevonden werden. Dit was van zulk een gelukkig vruchtgevolg, dat de aangenaamfte tijd voor Adelaide die was, wanneer zij leren mocht , en zich met hare boeken en tekeningen vermaken kon. Zij was hier in geheel anders , dan de meeste kinderen , dewijl zij geen trek had om met poppen , of tinder fpeeltuig te fpelen. Zelfs had zij daarvan een grooten afkeer. Zij ftelde het grootfte belang, en reikhalsde na het verkeer en het onderhoud met menfchen van jaren en kunde. Het hart van die lieve kleine fprong daarom van vreugde op, wanneer haar iets verteld werd, "t welk waar en nuttig was. . Een van de gewichtigfte ftukken, welke tot de opvoeding behoren , is het ontwikkelen, aankweken , en beftieren van het gevoel bij den mensch , in het toenemen van zijne jaren. 'Er  tfó LEVENSBESCHRIJVINGEN 'Er zijn toch zo vele gevaarlijke voorwerpen, zo vele ongeregelde hartstochten , zo veel Rechte voorbeelden , welk een en ander onophoudlïjk arbeidt om den, mensch te bederven, cn zijn gevoel ene verkeerde richting te geven , waar door de mensch eindlijk een wefen wordt, 't welk zich rekent geheel voor zich zeiven te leven , zelfs een boosaardig en wreed fchepfel wordt. Ongetwijffeld levert een kind, 't welk zo niet geheel aan zich zelve overgegeven is: maar anderen leert beminnen, een bewijs op van de gelukkigfte opvoeding, die het heeft genoten, en is boven allen beminlijk. Dewijl Mevrouw van Fieryille hier van volkomen overtuigd was, gaf zij onder anderen :aan hare Dochter een witte duif, en een klein lief hondje , om dezelven te bellieren , en te verzorgen. De Moeder had niet nodig haar kind opzetlijk aantebevelen , die diertjes met zachtheid en oplettendheid te behandelen. Zij Relde het grootfte belang in dat alles , wat voor die diertjes nuftig wefen kon , en droeg voor dezelven zulke zorg , dat hen volftrekt niets ontbrak. Altoos bewaarde zij iets van 't beste zelfs, wat zij kreeg , om haar duif en hondje daar op ook; te vergasten. Hier van was het gevolg, dat de kleine, hond zijne jeug-  VAN'BEROEMDE KINDEREN. 16? jeugdige meesteres overal navolgde , en de duif haar insgelijks navloog , en op allerleie wijfen liefkoosde. De jonge Adelaide groeide zo wel in deugdi faamhcid van hart, als in wetenfchappen , en fchoonheid op. Zij werd van dag tog dag zo aanmerklijk grooter, dat het elk enen in de cgen viel. In de muiiek , het danfen, en tekenen , had zij op haar tiende jaar de verwonderlijkfte vorderingen gemaakt. Op dien tijd fchreef zij ook meesterlijk , al wat hare Moeder maar begeerde. Daar zij geen minder vermaak fchepte , en niet minder vatbaar was voor de Natuurkunde , dan voor de Zedekuude , fcheen zij door hare vorderingen in die eerstgenoemde wetenfchap, toen reeds den ouderdom van veertien, of vijftien jaren te hebben bereikt. — Alle de kennisfen evenwel van Mevrouw van FierviUe fprakcn haar geduurig van hure Dochter in een Klooster te hefteden. De ene drong 'er al fterker op aan, dan de andere. In dien tijd toch was het ene bepaalde gewoonte, dat alle jonge Juffrouwen, ten minnen enige jaren, in een Klooster moesten doorgebracht hebben. Anders waren 2ij in gene achting ; dewijl men meende , dat zij  168 LEVENSBESCHRIJVINGEN -zij buiten de Kloosters gene recbt goede opvoeding krijgen konden. Offchoon deze de algcmeene en heerfchendc gewoonte was , voor welke elk fchcen tc moeten bukken , was Mevrouw van Fiervïlle te zeer verlicht, dan dat zij aan zulke ongerijmde vooroordelen het oor zou geleend hebben. Zij begreep te wel, dat de onkunde, de geveinsdheid , het bijgeloof, dwaafe,beufelingen , en het verborgen zedenbederf van de Kloosters, in den tijd van drie maanden, al haren arbeid van verfcheidene jaren vruchtloos zouden gemaakt hebben. Wat men haar daar over dan zeide , zij bleef onafgebroken voortgaan in hare prijfenswaardige onderneming, en betoonde moeds genoeg te hebben , om zelve hare Dochter optekweken tot dat ogenblik toe , wanneer een of ander waardig perfoon hare hand en hart zou komen vragen. Het was 'er dierhalven zo verre van af, dat deze tederhartige Moeder zich zou hebben laten overhalen door alle die lastige aanzoeken , om dat zij al het gevaar doorzag , 't welk in de Klooster-opvoeding gelegen was, dat zij in het tegendeel zich nog meer , dan ooit te voren , met haar dierbaar kind afzonderde ,  yan BEROEMDE KINDEREN. ,6* derde , om hetzelve optckweken. Het waren hare aangcnaamfte ogenblikken-, wanneer zij arbeiden kon aan het vormen van het hart, en het vermeerderen van bekwaamheden in %aarkind. Zij verenigde, en verdubbelde alle •hare welmenende pogingen tot dat gewenscht •einde. Daar zij vuurig verlangde, dat de bron ■van het geluk van Adelaide niet mogt gelegen zijn in hare aanftaande crfnis : maar in hare •verdiensten , en dat zij dierhalven in eiken -levcnsftand gelukkig zou kunnen zijn , oordeelde zij het nodig en voorzichtig voor hare ■dochter zorgvuldig te verbergen , welke de rijkdom was , die zij te wachten had. Zij bracht haar daarom geduurig onder het oog, dat zij juist op gene groote fchatten rekenen moest. Meer dan eenmaal zeide zij tot Adelaide : „ mijn lieve kind ! leg u met allen „ ernst op de arbeidfaamheid, en het overleg „ toe , op dat gij ten enigen tijde uw eigen „ beftaan zoudt kunnen vinden. Tracht ene ,, heblijkheid, en vaardigheid te krijgen vanal„ le de handwerken, welke uwe kunne tot ,, fiernad verftrekken ; vooral leg u met mij geheel en al hier op toe om u bekwaam te „ maken voor de bezigheden , welke in ene „ Moeder des huisgezins gevorderd worden." II. Deel. H Door  i?o X;E VENSBES C H R IJ VING EN Door de geftadige ©effening van lichaam en z'cl.verwief de jeugdige A fel.iide allerleie kundigheden , bovenal kreeg zij kennis van alles,, wat ene bekwaame huishoudfter noodzaaklijk is. Dewijl zij, op de volmaaktfte wijs , het aaugcnaamc met het nuttige wist te verönigen, zag men haar zo wel in het danfen , als in het naaien en borduuren uitmunten. Zij was zo wel in ftaat om gezelfchap optewachten, als. om lieflijk op de harp te fpelen. Zij gaf bijzonder ook behoorlijk acht op alles , wat de huishouding betrof. Zij berekende de nodige uitgaven, terwijl zij niet minder elks verwondering opwekte door het ftrelende van haar gezang. Dewijl zij door haren arbeid fterk van lichaam was geworden , en zelfs meer zwaar, dan rank was, zeide het geestige kind meermaalen tot hare Moeder , onderwijl zij haar mede hare gezonde , dikke, en teffens bevallige armen vertoonde: ,, Zie eens, lieve „ Moeder! Met zjulke armen kunnen wij al- toos rijk zijn." De verftandige leidsvrouw van de jeugdige Adelaide zag haren zorgvuldigen arbeid rijklijk geloond. De beminlijkhcid van dat kind, deszelfs buitengewoone bekwaamheden , hec gepast gebruik van hare redelijke vermogens,, .jaaci .jlpre  van BEROEMDE KINDEREN. 171 hare vatbaarheid voor alles , beaeflfens haar uitmuntend chara&er veroorzaakten, dat Mevrouw van Fieryille zieh , met alle reden, de gelukkigile van alle moeders rekenen mocht. Zij zou insgelijks dc gelukkigfte der vrouwen zijn geweest, zonder het onhcrftelbaar verlies van haren Echtgenoot, welke haar aanbadt: maar — helaas ! ook in een ogenblik ontviel. J&iettegenftaande dit verlies, zou zij nog on; eindig gelukkiger zijn gebleven, wanneer zij niet tot een tweede huwlijk ware overgegaan waar toe zij zich alleenlijk liet bewegen om hare Dochter te behagen, en aan dezelve, gelijk zij meende , het verlies, 't welk die geleden had, te vergoeden. Het fchijnt , dat tweede vaders die waare genegenheid en zucht voor kinderen niet hebben , welke de gene , aan welken zij hun aanwefen verfchuldigd zijn , hen toedragen Althans deze tweede man van Mevrouw van Fieryille begunstigde in 't geheel de oogmerken van,zijne Echtgenoote niet met betrekking tot de opvoeding van hare Dochter. In het tegendeel hij fcheen 'er opzetlijk zijn werk van te maken om haar in dien nuttigen arbeid geRadig te dwarsbomen : want, in de plaats van W&m lesfen ta Seven aan dit jonge mensch,  r7i LEVENSBESCHRIJVINGEN was hij onophoudend bezig met hare goede hoedanigheden te prijfen. Hij onderhield haar gcduurig over beufelachtige onderwerpen. , Hij maakte haar hoogmoedig , en bedierf haar zo geheel en al door het doodlijk vergif van Zijne trouwloofe loftuitingen. Welke zwakheid toch van het menschlijk hart 1 Welke verderflijkc aanblafingen, en vervoeringen van de eigenliefde t Wij zijn zo zeer j genegen ons oor cn hart t» geven aan die genen , welke ons vleien : terwijl wij, helaasi A wel ras verkoeling ontwaar worden, en betonen tegen die edelmoedige en oprechte menfchen , welke moecis genoeg hebben om ons j het oog te doen vestigen op onze gebreken, én onvolmaaktheden. "Mlaide leende zo ook j zeer genegen het oor aan den vriend, welke niet bedoelde haar beter'en gelukkiger te ma- j ■ ken, cn haar te verlichten , maar die 'er alleen op uil was om hare achting en genegenheid te winnen. Het deed haar van dien tijd af moeite de liefderijke raadgevingen, en vermaningen k van ene wijfé Moeder , welke met de grootfte ö hartlijkheid alles, wat in haar vermogen was, aanwendde om haar kind gelukkig te maken, j aantehoren. . H Toen de ionge Melaidc in haar dertiende Jaar}  van BEROEMDE KINDEREN. i73< Jaar was, kreeg zij de purperkoorts. Door het gebruik van de beste geneesmiddelen , en de nodige zorgvuldigheid, welke in die ziekte van zo veel belang is , kwam zij vrij fpoedig het gevaar te boven. Maar de gevolgen vandie kwaal zijn dikwerf meer te vrcfen , dan dc ziekte zelve, wegens de doordringende •fijnheid van de ziekte-ftof: waarom men niet genoeg op zijne hoede wefen kan, om datdreigend gevaar voortekomen.- Mevrouw van Fieryille begeerde , dat hare' Dochter van tijd tot-tijd iets tot ontlasting innam. De aart der kwaal prees zulke wel beredeneerde voorzorg aan. liet jonge memch r \ welk anders , vooral in vroegeren tijd , zo greetig goeden raad had aangenomen, betoonde in dit geval de ongelukkigfte wederftrei vigheid. In de plaats dat hare aangehuwde Vader dat" wederftreven zou tegengegaan hebben , dreef hij opentlijk den fpot, en met de geneeskunde , en met de middelen , welken zij in zulke emftandigheid voorfchrijft. Hij had zelfs zulk vermogen op de Geneesmeesters, om die overtéhalen , dat zij zich naar zijnen zin uitlieten. — Om hem te behagen fpraken zij , tot een toe-, •P den zelfden toon, en hielden, tegen hun beH 3 ter-  m LEVENSBESCHRIJVINGEN ter wefén aan, ftaande, dat middelen tot onrlastingin dit geval geen nut zonden doen. De Moeder van Adelaide was , niet zonder reden, zeer aangedaan over zulk gedrag: doch had evenwel geen mocds-genoeg om zulke geleerde mannen opentlijk tegentefpreken. Zij vreesde toch, dat die , om haren Man té believen, bij hun gevoelen zouden blijven. Aan den anderen kant was zij ook in vrees, voor het verlies van datgene, 't vveik haar het dierbaarfte op den aardbodem was. Zij riep , daarom den beroemden Geneesheer Bótdmave alleen , en vroeg hem met allen ernst af, of hij de gevolgen voor zijne rekening nam. Ja ! was zijn Heilig antwoord, ik necrae alles voor mijne rekening., Ondertusfchen , niettegenftaande deze verzekering, duurde het niet lang , of zulke verfchijnfelen openbaarden zich, welke den toeRand van dit kind bcdenklijk maakten. Het Jcreeg aanhoudende binnenkoortfen, welke haar uitteerden. Adelaide ondervond ook beftendig. ene loomheid door alle hare leden. Hare natuurlijke levendigheid van aart nam. van dagjet dag af. Het was alleen dc fterkte van haar jeugdig lichaam , waar door zij nog niet verplicht werd het bed te houden. Ach 2!  i v A N B ÉR O E M D E KINDE R EN. tifê Ach! hoe reder is het gevoel der Vrouwen, vooral van ene rechtgeaarte Moeder ! Me-" Vrouw van -Fiërvitte voorzag reeds het onheil,> 't welk haar naderde,- eer nog iemand daar van het minfte denkbeeld had. Begrijp nu eens hr welken ziclgrievenden' toefta d deze braave Vrouw zich Bevond; Aïl^s verenigde zich om tcgenftand te bieden aan het gebruik dier' middelen , welken het dreigend gevaar nood-' zaaldijk maakte, zou het verlies van het kind nog voorgekomen worden. Dewijl zij dan-' aan den enen kant weerhouden werd door de ftellige verzekering van enen zeer beroemden Geneesheer , en het aan den. anderen kanthaar moeite deed om zich zo ftreng tegen" haar geliefd kind te verzetten , had deze braave Moeder de zwakheid om meer te luisteren na het bidden en fmeken vatvhare dochter , dan dat zij haar moederlijk gezag zou hebben doen gelden. Evenwel bad zij haar duizend-, en duizend-maal , met tranen in de ogen , om toch die middelen te gebruiken , welken hare toeftand vorderde. De jeugd is onvoorzichtig. Z j is zelfs buitengemeen roekeloos in het verwerpen van goeden raad. Zo was het thans ook met Adelaide.' Welke redenen hare dierbaarc Moe-' H 4 ; der  3 76 L E V E N S B E S C l i RI j V IN G £ N der aanvoerde , wat die bad cn fmcekte , de dochter weigerde volilrckt. daar na te luisteren. Denk niet, was geduurig haar antwoord, dat ik ziek ben* ik zal wel blijven leven, om u te beminnen. Ongelukkige jonge Dochter-! Zij verbergde zelfs voor haar eigen de doodlijke kwaal , welke haar inwendig verteerde. Zij fcheeu dezelve, te trotferen. Zij ging zo verre,.dat zij met kracht en geweld zekere welvaart, cn fterkte wilde vertonen,,welke zij niet bezat. Hare krachten namen van dag tot dag af. Zij vroeg evenwel , of zij mocht uitgaan om te wandelen , gelijk zij te voren , wanneer zij volmaakt gezond was, de. gewoonte had. Ik moet hierbij herinneren , dat de zeldfaame 1'choonheid van deze jonge dochter haar nog altijd bijbleef. Men zal het niet ongepast rekenen kunnen, wanneer wij hier iets omtrend hare voortduurende fchoonheid mededelen, te meer daar dat verhaal teflens zal doen zien, hoe groot hare eenvoudigheid en nedrigheid was , niettcgenftaandc haar tweede Vader in dit opzicht, haar reeds vrij wat bedorven had. Dc Dauphine , Marie Anto'neUe van Oostenrijk, was te Parijs aangekomen, en zou plcchtig geleid worden naar het Koningrijk Kasteel, de.  V-AJ* BE ROE MD E' K IN D ERE N.- m de Tuileries. — Adelaide , op dat het haar wat verzetten , en opbeuren zou , verzocht die ftatige inhaling ook te mogen bijwonen, Hare Maeder ,..wrelke op alles bedacht was, wat haar kind kon. vermaken , was aanftonds gereed haar dat verzoek inteftemmen, cn geleidde zelve haar derwaards. Hoe zeer nu de famengevloeide menigte enkel nieuwsgierigheid fcheen om de Vorftin te aanfehouwen, kon evenwel de fchoone Juffrouw van Fieryille het oog der-aanfehouwers niet ontfnappen. Zij was het , welke alle dc aandacht: trok. Zij was het, welke in het mid.'.en van zulken onbegrijplijkcn toevloed van menfchen , door hare fchoonheid, boven alles iu> ftak. Zodanig, toch was de ongemaakte deftigheid van hare houding y. zodanig was de netheid van hare geftalte , zulke fijne en fchoone trekken had zij : met een woord: hare engelachtige, gedaante vertoonde de deugdfaamfte zuiverheid van zeden , ene ftrelende zachtheid, en betoverende innemendheid: zo dat elk uitriep ! Dat fchoone mensch l Ach ! welke fchoone maagd ! Dewijl Móeder en Dochter- zich-e-nkel en alleen bezig hielden om te ftaren, of Marie Anioineue ook kwam , konden zij zich'nier; H 5 ver--  ^LEVENSBESCHRIJVINGEN' verbeelden , dat dit geroep haar betrof. Zij meenden, dat het de Dauphine aanging. Dewijl zij door zulk gefchreeuw in 't vermoeden kwamen, dat dezelve aankwam, kóken zij na' alle kanten, heen om haar in het oog te krijgen. Ondertusfchen drong de menigte rondom de jonge Adelaide te famen , en ontdekte vrij duidlijk, door de vleiendfte loftuitingen, dat zij de bedoelde fchoonheid was , welke de verwondering van alle de verbaasde aanfehou:vers opwekte. Zo dra zij dit bemerkte, verjpreidde zich een blos van edele fchaamte (Dver haar aangezicht. Zij floeg hare ogen verlegen nederwaards, greep bare Moeder bij den arm , en zeide : ,, Kom ! lieve Moeder! Iaat ons toch heel fchielijk gaan ! Nooit mijn „ leven wil ik mij meer begeven in zulken gedrang van menfehch." Ongelukkig kwam hare voo'rfp'èllirfg juist 20 uit; want dit jonge en fchoone kind is na dien tijd niet meer in het openbaar verfche3)cn. Hare kwaal nam toch van dag tot dag zo zichtbaar toe , dat 'er gene twijffel omtrend hei gevaarlijke van haren toeftand meer overbleef. Men pleegde wederom opzetlijk raad xet de. Geneesheren. Deze onderzochten ha• qefteldhcid , en konden het gevaar, waar.  V A N B E R O E M D E K I Z\T D E R E N. i. g in het kind verkeerde , niet meer ontveinfen. Zij kwamen 'er rond voor uit. Zij verklaarden, dat zij geen kans tot gerfpürtg Zagen, en dierhalven de miiifte hoop op hcrftelling niet hadden. Alhoewel de tedere Moeder dien doodlijken flag lang vooruit gezien had , werd zij echter door zulke tijding geweldig gefehokt, Zij begon bitter te fchrcien , cn gaf zich geheel aan wanhoop over. ■ Adelaide deed haar uiterftc best om hare Moeder van die wanhoop te rug te brengen , cn haar te vertroosten. Zij riep uit : „ Och ! lieve Moeder ! Gij hebt gene reden om te geloven, ., dat mijn leven in gevaar is ! Wie kan mijnen toeftand beter kennen, dan ik ze:\e V. 5. Ik ben maar een weinig ongefteki. Dit kan ik u verzekeren. Kom! Laten wij ons reisvalies gereed maken , om na Konen te trekken, Die lucht van mijnen geboorte„ grond zal mij wel ras alles: herfteüen j cn „ volkomen genefen." — Dierhalven maakte dit kind ene vertoning van gerustheid , welke het in 't geheel niet bezat; dewiü zij hare verzwakking zeer wel gevoelde. Doch de eerbied cn liefde voor hare Moeder deden haar vol moed blijven, zelfs nu op den rand van het graf. Zij bleef ■zich1 zo H- 6 moedigt  L' EVEN S B E S C IIR IJ VIN G E N moedig gedragen , dat het van hare kunne vooral op die jaren , niet verwacht kon wor" den. Zijleed de ijslijkfte fmerten: maar wist hare klachten geheel te onderdrukken. Hare ziel befweek van treurigheid: maar met dat al vertoonde zij, in haar uiterlijk voorkomen, de grootfte bedaardheid , cn helderheid van geest. Dewijl dit doodlijk kranke kind hare treurige Moeder, welke dag en nacht niet van haar aftefcheuren was , maar haar bleef oppasfen , niet meer wilde bedroeven, fprak zij met dezelve over niet anders, dan over harenaderende beterfchap. Zo bleef zij fpreken wanneer zij met-den enen voet reeds in het graf was. Niettegenftaande alle die fterk e pogingenom haren toeftand te verbergen , moest Adtlinde eindlrjk voor het geweld der ziekte? wichten. Het was haar door- toenemende, zwakheid niet meer mooglijk zich zo te bedwingen.- Dc kwaal had het hoogfte toppunt bereikt-, en zulk een eerfte meesterftuk in de natuur geheel misvormd, en van alle heerlijkheid beroofd. De jonge Juffrouw van Fiiryille was niet meer-, dan een geraamte. Haar lichaam • fehean niet meer te leven.- Alleen iféheen - haar har* nèg-enig leven- te hebben' over-  VA-N E E R O E M DE KINDEREN. 18Ï, overgehouden, en zulks wel alleen voor hare redergeliefde Moeder , de andere-oorzaak vaa haar beftaan op dit wereldrond. In die ogenblikken herinnerde zij zich met gevoelige fthaamte al- den tegenftand , al het weigeren van geneesmiddelen , met een woord , al dat gene , wat zij hare Moeder aangedaan had. Zij riep daar over met de grootfte aandiening uit: „ Ach! mijne dierbaare Moeder! Mijne „ waardfte Vriendin i Wat heb ik mij „ niet veel te verwijten ! Het is wel bil- „ lijk en rechtvaardig, dat ik.voor mijne ftijf. „ hoofdigheid Zo boete." Hare zwakheid nam zichtbaar, en hand over hand toe. De ftem van deze fchoonheid , in den bloei van haar leven ,. werd van ogenblik tot ogenblik minder. Ene doodlijke. bleekheid had op hare wangen de plaats ingenomen van het aangenaamfte rofenr-ood. Welk een , aandoenlijk fchouwfpel voor ene Moeder! — Ja! vooral voor ene Moeder, welke vecrtic-i jaren lang dit zo kostbaar, haar-zo dierbaar', fpruitje, onder hare ogen ha.1 opgekweekt.'-! Be dood, de: onverbidlijke dood, grhnda reeds , zonder voor- ouderliefde,- vatbaar ts wefen , dit beminlijk kind aan. Zijn feisfen was tegen het zelve reeds opgeheven^ om < dc»  M L E V E N S B E S C H R IJ VIN G E N ■ den levensdraad zo zo aftefnijden , wanneer de jonge Juffrouw de handen van hare Moeder nog aangreep, in de haren legde, en zeide i L Dierbaare Moeder ! ik bid u , fchik mijne „ hairen wat in orde ! — Gij zult die im5, mcrs, als een laatst overfehot om aan mij „ t£ gedenken, wel willen bewaren !" ' Adelaide kon 'er niet meer bijvoegen. Haar hoofd hong op den hijgenden boefem van hare Moeder , welke in tranen zwom , cn zelve fcheen te fterven. Zo blies zij den laatftcn adem uit. Zo ftierf dit jonge, en in velerleie opzichten hoogst prijfenswaardige mensch. Zo ftierf zij in het beste van haar leven. Dewijl zij alle bevalligheden, en allerleie natuurlijke bekwaamheden bezat, en opgevoed was op ene wijfe , van welke weinig voorbeelden zijn, kon men niets bedenken , of in haar bcfchouwen , *t welk haar niet behaaglijk deed voorkomen. Vooral mocht zij roemen op alle zulke goede hoedanigheden, welke haar tot het beste kind van de wereld deden zijn. bijzonder om den roem van ene deugdfaame Moeder te verbreiden , en dezelve den besten troost en voldoening te verfchaffen. Niet minder was zij berekend voor alles . wat een Echtgenoot iü'Zijne wederhelft zou kunnen begeren.. • Niets  VA N BE R OEMDE KINDER EN, 183 Niets eindlijk ontbrak haar om een eerfte Ceraad van de Maatfchappij te worden. Mevrouw van Ftc/viLle was ontroostbaar over het verlies. Zij liet'het hart van haar kind in een lijkbus doen van iEgijptisch marmer , waar op zij h$t borstbeeld deed plaatfen , en op de lijkbus verfcheidene tekeningen maken, welke de tederfte ouderliefde uitdrukten. Eindlijk nog las men op dit kleine gedenkftuk , 't welk haar eiken dag het zielvcrfcheürende gemis van haar kind herinnerde , een vierregelig vers , 't welk op de duidlijkfte wijs de kenmerken opleverde van bet verftand : maar teffens van de grievendfte fmert van deze Moeder. Dit ftond 'er te lefen : Ut fa fitte au tombeau la douce & tendre image, En Vattrijlant, fat te une mere en pleun ; Et ce touchnnt fpeiïacle éternife & foulage Le fentimens de fes malheurs. C*) (*} De zin komt hier op neder, dat de afbeelding van ene afgeftorver.c Dochter ent recht-geaarte Moeder wei telkens bedroeft: maar teffens aangenaam is, dat de befchouwi;:^ daarvan het denkbeeld-van haar. ongeluk wei ü ver-»''-  ï. S4, LE V E N S B E S G H R Ij V IN G1N Wij laten hier nog op volgen de fmert en klachten van deze Moeder over den. dood van hare enige Dochter. Ik wenschte , dat ik de. ganfche natuur kondoen horen , dat ik de ongelukkigfte ben van alle Moeders!.... Maar — wat bezige ik dien naam nog!.... Dewijl ik geen kind meer heb v ben ik ook geen Moeder meer Gisteren kon die aangenaame naam mij nog verkwik» ken. Maar — heden ben ik niets ! .... Ik had ene Dochter. Zij was het fieraad , de vreugde , en het gehele geluk van mijn leven. Maar — de hemel heeft ze mij ontrukt! Mijn dierbaar kind! Gij zult niet meer ci? mijnen fchoot komen vliegen, om uwe lippen op den mond van uwe Moeder te drukken-.! Neen ! Ik zal mijne Dochter niet meer zien. Zij zal aan mijnen boefem niet meer hangen. Ik zal het edel vermaak niet meer genieten om voor haar zorg te dragen en haar optekweken !..... Ach ! Wie toch , of zij moest ook vereeuwigt : maar dat zij teffens daar in ver» «roosting vindt..  v AN BEROEMDE KINDERE N. iSs: ©ok ene tedere Moeder zijn kan zich enig; denkbeeld vormen van dat ledig en onoveiv zicnbaar ruim., waarin ene Moeder ziek bc_vindt, welke hare. enige Dochter, de vreugde van haar leven, verloren heeft! AclU Wie kan mijne fmert bezeilen ! Niemand ,. die mijn eigen hart niet bezit... . die mijne Dochter niet gezien,.niet gekend heeft! Ai te dierbaar" kind ! De natuur had u-nicts< laten ontbreken ! De fchoonheid wasr nog maar de minfte van hare natuurlijke gaven. jviaar die zejfde natuur iieeft hct fehoonfle voortbrengfel van hare hand verbrijfeld. Mijne.Dochter! mijn dierbaar kind!Moet het mijn lot- zijn u te overleven.,, uwe» dood te betreuren ! Jeugdig kind ! Gij hebt: het leven reeds verloren. Ach ! Gij wist nog. naauwlijks , wat leven was.. Gij waart voortgebracht, en gevormd om hoogst, gelukkig te wefen ! De Echtgenoot , welke ik voor u beftemd had , was uwe hand zo waardig. Die ongelukkige ! Hij heeft mij verlaten om zijne zielsfmert en klachten voor mij te verbergen , en dezelven i,i de een^ i'aamheid bot te vieren. Zij zullen door den tijd wel minderen, waarfchijnlijk eens op* houden. Maar mijne. droefheid, mijne klachten":  Hó LEVEN SB ESCHRJ) VINGEN' ten en tranen zullen geen: einde nemen, dan met het' einde van mijn leven. Hij kan , hij Zal nog wel ene andere beminde wedervinden : maar ik — kan ik ooit dé hoop voeden van nog eens ene Dochter te zullen heb" ttfh?* bncHiorft U^Tfc>*8jd p8tt& mitm «til Ach Moeders .'• ongelukkige Moeders , welke ene enige Dochter verloren hebt; wat zift gijlieden te beklagen ! Maar — indien het kind , welks fterven gij betreurt, aan mijn kind is gelijk geweest, indien het zo zacht van aart 5 zo kundig , zo fchoon , cn' zo in ftaat om geheel de ziel intenemen ,• geweest is , als het mijne , indien hare natuurlijKe bekwaamheden u zo veel verkwikking hebben verfchaft, en u de eenfaamheid zelfs zo aangenaam gemaakt hebben , indien gij in de tegenwoordigheid van uw kind nooit enig verdriet , enige verveling hebt gekend , indien gij ondervonden hebt, dat zij tot hare laatfte ' ogenblikken toe nog blijken- gaf van hare eerbiedige hoogachting i indien zij nog op het laatst haar zwakke en bevende handen heeft trachten opteheffen , om u te omhelfen: indien hare laatfte zucht. Ach! mijne lieve Dochter ! dierbaar kind ! Helaas! Ach ! dwaafe . Moeder ! Waartoe zulke hart- ver« ■  van BEROEMDE KINDEREN. xir vcrfchcurende herinnering! Gij bezit haar niet meer ! Zie daar ! Zie daar ! dit is het . «slijk denkbeeld, >i welk mij de ziel van een rijt. Gij mijne Vriendinnen ! al te lastige Vriendinnen ! die mij wilt komen troosten: gij vieidt U dat gij de gedaehtnis van mijn kind-: «it mijn hart zult kunnen uitrukken ! Doch — denkt gij, dat ik ooit vergeten kan, dat ik hare Moeder , dat ik hare Vriendin- was,. en dat zij m allen , nadruk de, mijne was t He;aas ! het is alles vruchtloofe arbeid , we'. 5j op zekeren tijd deszelfs afbeelding Kc. -vraagd hebbende, dezelve met de grootfte ^«d kuschte , en meer dan SS ■deze woorden herhaalde : „ Wat deed mijn « jonge Oom dan toch, dat hij in zijne jeugd .„reeds zo veel kundigheden, en wijsheid 9) bezat." , Lodewijk de XVI. had wel die uitgebreide .bekwaamheden niet , welke in. iemand gevorderd worden, die een-groot rijk regerenmoet: maar  i 94 'LEVE N S B E S CU R IJ V IN G ETS ■maar hij was aan den anderen kant ook zo bot en onkundig niet, als men hem wel nageeft. Hij arbeidde zelve aan de opvoeding van zijnen Zoon. Want, bchalven de lesfen, welken deze van zijne Meesters ontfing, was 't het grootfte vermaak van zijnen braaven Vader hem ook onderrichting te geven in de Talen, en de Gefchiedenisfen. Daar deze Vorst bijzonder ervaren was in dc Aardrijkskunde -, welke hij voor zijne aangenaamfte bezigheid "hield , waar door hij alle plaatfen , zelfs de minfte kastelen in zijn rijk kende , maakte hij "er vooral zijn werk van om zijne kinderen in deze wetenfchap mede te onderwijfen. Hij zelve vervaardigde tot dat einde algemeene , -en bijzondere landkaarten. Hij gaf zich de moeite om dezelve aftezetten , en deed zulks met veel fmaak , en naauwkeurigheid. Deze kaarten waren zo duidlijk, zo volkomen, en zo onderfcheiden , dat de jonge Capet in vijftien maanden alles van ene wetenfchap, wel. ke zo droog is, als de Aardrijkskunde, leerde , waar voor iemand op die jaren met mooglijkheid vatbaar is. Dewijl de Koning eens wilde beproeven, welke vorderingen zijn kwekeling in deze wetenfchap gemaakt had, bracht hij zijnen Zoon  van BEROEMDE KINDEREN. i9i op zekeren morgen een heel eind ver van het kasteel van Rambouillet. Toen zij beide in het open veld waren , zeide zijn Vader tot hem: , Mijn waarde Zoon ! ik denke wel, „ dat gij altoos menfchen genoeg gereed zult „ vinden om u te dienen, en u overal te ge„ leiden , werwaards gij wefen wilt. Echter „ weet men nooit, wat 'ergebeuren kan. Ik „ zelve ben meer, dan eenmaal, verdwaald „ geweest; doordien ik niet kundig genoeg „ was van de plaats , waar ik mij bevond. „ Dit zou u ook kunnen overkomen, het zij „ bijgelegenheid van de jacht, of door ande„ re omftandigheden. Dan ftaat het niet zeer „ aardig, wanneer men in'zijn eigen land, in „ 't midden aan zijne bezittingen , aan 'het „ dolen geraakt. Gij kent de vier hoofddelen , „ of hoofdftippen van den hemelkloot. Laten „ wij nu eens zien , hoe gij u daar van weet „ te bedienen om den rechten weg te vinden „ Zie daar is mijn kompas. De ligging van „ het oude flot is u bekend. Zeg mij, welken » weg gij oordeelt te moeten inflaan , om 'er ten fpoedigften te komen. Ga langs dien „ weg derwaards. Ik zal enen anderen wc* „ gaan Wij moeten eikanderen wedervinden j, op het oude Rambouillet." II. Deel. t ^ * Deze  194 LEVENSBESCHRIJVINGEN Deze was de eerfte reis, dat de jonge Capet alleen en zonder leidsman was , althans voor zo verre hem bekend was. Men had toch , uit vrees dat hij fomtijds niet wel flagen mocht in zijne poging, lastgegeven aan zekere bedienden, welke te voet, cn als boeren verkleed waren , om hem van verre te volgen, en zo een wakend oog op hem te houden. Het was voor den jongen Aardrijkskundigen niet gunftig , dat de lucht door dikke wolken zeer beneveld was. Dit maakte zijne navorfching enigzins moeilijk. Wel twintigmaal geraakte hij daar door meer of min van den weg af: maar telkens kwam hij wederom op denzelven door behulp van zijn kompas. Eindlijk en ten laatften , na dat hij -omtrend vier of vijf uuren omgezworven had, was hij nagenoeg bij de plaats , waar hem zijn Vader befcheiden had, hebbende het Kasteel niet verder, dan een kwartier uurs, aan zijne (linkerhand , van zich af. Hij ging 'er toen recht op aan , door wijngaarden , en haagen heen. Zo bereikte hij, in volle zweet, de bepaalde plaats zonder nodig gehad te hebben om iemand den weg te vragen. De tijd om te eten was reeds lang voorbij, toen hij aankwam. De Koning begon al zeer on  van BEROEMDE KINDEREN. I0J ongerust te worden. Zo dra deze zijnen Zoon, door een verrekijker , in het gezicht gekregen had hep hij hem te gemoed , en zeide tot hem al lachende : „Waarlijk, mijn waarde s, Zoon .» ik begon al te denken , dat gij ver» doold waart» — Mijn lieve y woorddehet kind met zo veel bevalligheid, als geesughexd: „ begrijpt gij niet, dat mijn „ hart vrij zekerder na u trekt, dan mijq „ Kompas na de Noordpool ?" De jonge Capet had, even als zijn Vader, veel behagen in het tuinieren. Om hem dierhalven aantemoedigen bij zijne Iet teroeffeningen, welke de kinderen doorgaf zo lastig vallen, gaf men hem een fpade f ee„ hark, en gieter , na zij lijf, en verder alles wat men voor het bewerken van een tuin no! dig heeft. Dit gefchenk , >t weIk juisf ° *jnen fmaak viel , vuurde hem zo tot leren aan, dat hij binnen weinig tijds kon lefen en fchnjven. Zijne vorderingen waren toen i» ene maand zo groot, ais te voren ineen gl! Op zekeren tijd zag hem een Hoveling zij. «en hof fpitten , terwijl hem het zweet met g oote droppels van het aangezicht afliep De «de tot hem:,, Hoe dat toch, Mijnheer! 1 * » gij  196 LEVENSBESCHRIJVINGEN „ gij zijt al te goed*, dat gij u zo afwerkt! „ Waarom fpreekt gij niet ? Een tuinier zou „ u in een ogenblik al dien grond omzetten." Dat kan wel wefen , was het antwoord van het -kind: „ maar de bloemen , welken ik „ zelve wilde laten groeien , zouden mijne „ Moeder op verre na zo aangenaam niet we„ fen, indien een ander den grond bewerkt, „ of 'er iets aan gedaan had." Als hij den grond geheel bereid , en bloemen geteeld had, maakte hij 'er ook zijn werk van om alle morgen , als het goed weer was in het voorjaar , die bloemen te gaan plukken, welken hij voor een ruiker nodig had. Hij maakte de aangenaamfte ruikers, en zorgde , dat zij op de kaptafel van zijne Moeder ftonden , eer zij op was. De Koningin was door zulke verrasfingen niet weinig getroffen. Zij zeide eens tot hem : waarom doet gij de bloem Souci ^*) nooit in uwe ruikers? Wei, lieve Moeder ! was aanftonds het antwoord van het kind : hebt gij die builen dat niet genoeg ? Mtoineite , welke ene zeer gevoelige ziel (*) Deze Franfche naam betekent, zorg, hêmmer»  VAN BEROEMDE KINDEREN. ro7 ziel had, was zo geroerd door het gepast antwoord van haren Zoon , dat zij , terwijl zij hem aan haren boefem drukte , van aandoe, ning meer of min ongefteld was. Men begaat ene onvergeeflijke onrechtvaardigheid , dat men , wanneer de kinderen van Vorften het een of ander misdrijven, hen nimmer ftraft : maar wel anderen in derzelvcr plaats. Zo gebeurde het ook met den Dauphin. Hij was zedert een geruimen tijd daaglijks gewoon zijne wandelingen te doen. Hij wandelde eens , en het uur was 'er , op 't welk hij zijne lesfen nemen moest. Zijn Leetmcester zeide hem , dat het tijd was om na zijne kamer te gaan. In de plaats van te gehoorfamen , vroeg hij aan enen Hofjonker, hoe laat het was Deze haalde zijn horologe uit. De Dauphin rukte het hem uit de hand , en wierp het in een waterkom. Zo als hij dit gedaan had , begon hij hartlijk te lachen , zo wel over de aardigheid , die hij meende bedreven te hebben, als over de verlegenheid van den Hofjonker , wien hij fpottende te gemoed voerde : „ mijn lieve Dar„ mincourt! ik verzekere u, dat het thans een „ goede teug drinkt." Toen hij met zijnen Mentor, welke het op* 3 zicht  tpS LEVENSBESCHRIJVINGEN zicht over hem had , in het Kasteel te rug gekomen was, had die de zwakheid , en dwaasheid om zijnen kwekeling niet te ftraffen: maar zijn hondje Moufflet in deszelfs plaats boete te laten doen. Het was een lief klein hondje, 't welk den overledenen broeder van den Dauphin toebehoord had. Moufflet was in het geheel niet in zijn fchik over deze behandeling , begon te huilen , te rafen , en met veel ongeduld aan de deur te krabben. Men wilde den onfchuldigen Moufflet met de zweep flaan. Maar de jonge Vorst , wiens hart niet kwalijk geplaatst was, zeide bij zich zeiven: „ Wat zou dat wefen ! Moufflët heeft geen „ kwaad gedaan : dierhalven moet dat arme „ beest ook niet gefiraft worden." Zo als hij dacht , handelde de Dauphin ook. Hij verzocht deze gunst, dat men zijnen hond in vrijheid ftelde. Men deed het op ftaanden voet. Hij begaf zich toen zelve, in de plaats van Moufflet, in gevangenis, en bleef 'er goedwillig twee uuren lang. Hij was hier mede niet te vrede. De fchade , welke hij den Hofjonker veroorzaakt had, door het wer# pén van zijn horloge in het water , wilde hij ook nu herflellen. Hij ging na hem toe , en gaf hem het zijne , 't welk veel fchoonder cn kost-  TAN BEROEMDE KINDEREN. 199 kostbaarder was. Toen had de Hofjonker 'er twee: want deze had het zijne , 't welk verloren was geweest, reeds uit de kom doen opvisfchen. Wat had men van zulk een kind , 't welk op die jaren reeds zo veel gevoel van redelijkheid, en rechtvaardigheid hai , en dat in een rang, waar in zij doorgaans denken, dat hun alles geoorloofd is , niet mogen verwachten ! Doch die ommekeer van zaken, welke het gehele gedacht van den ongelukkigen Lodewijk van deszelfs hoogte heefc ter nedergeftort , heeft het onmooglijk gemaakt, dat die geiukkige zaden, welken de opvoeding van dag tot dag in het hart van den jongen Vorst aankweekte, meer ontwikkeld zijn geworden. Lodew'jk de XVI. toch, van zijnen hoogen troon geftoten zijnde, werd in de gevangenis, in den Tempel, geworpen, en werd daar door van de gelegenheid beroofd om zijnen Zoon en Dochter zo optevoeden , als hij wel gewenscht had. Ondertusfchen, om zich in zijne gevangenis wat te verzetten en bezig te houden, vooral uit vrees , dat zijne kinderen dat gene, wat zij reeds wisten, mochten vergeten , gaf hij ze nog zo veel onderwijs, als I 4 zijne  soo LEVENSBESCHRIJVINGEN zijne treurige toeftand maar enigzins gedoogde. Hij vroeg ene kleine verfameling van de beste boeken in de wetenfchappen, en atlasfen met afgezette landkaarten , en vermaakte zich dan met zijne kinderen om op die kaarten allerleie tochtjes te doen. Dan eens liet hij ze gedeelten lefen van redenvoeringen van de eerfte Redenaars , en ftukken uit de werken van Dichters : dan eens oeffende hij hun geheugen , door ze rollen te laten leren, en opzeggen uit de toneelfpelen van Corneille , of fabels van Lafontaine. De jonge Dauphin had een zeer goed geheugen. Hij was zo wel geoeffend, dat hij honderde verfen achter een kon opzeggen, zonder eens te misfen. Men heeft hem meermalen het gedicht van Philémon , en Baucis met veel vuur horen opzingen. Dit verdient te meer opmerking, daar het begin van dit gedicht ene zedekunde behelst, van welke het hoogst aangenaam is , als men voor dezelve enigen fmaak ontdekt in zulke tedere jonkheid. De aanvang is aldus. Ni Por ni la grandeur ne mus rendent keu» reux, Ces deux Divinitès n'accordent a nos yceux Oue  tan FEROEMDE KINDEREN, sox £ue des Mens peu certains, qu'un plaifir pen tranquille: Desyautoursdeyoransc-eft i'éternel afyle. C) Lodewijk de XVI. had niet lang genot van dat zoet vermaak, en aangenaame uitfpanning, welke hem nog overgebleven was in zijn «slijk ongeluk, zijn laatfte uur naderde , en hij moest voor eeuwig vaarwel zeggen aan dat gene, wat hem het dierbaarfte was. Welk een verbafend onderfcheid is 'er tusfehen een kind, 't welk onder het wakend oog Tan enen braaven Vader ftaat , en tusfehen een kind, >t welk dien onwaardeerbaaren fteun in zijne zwakheid mist .' Volgens de befluiten van de regering van dien tijd , welke in *Hes Revolutionair was, werd de. jonge erfgenaam O Deze verfen hebben den volgenden zin: Het waareheil is niet inhoogen ftand of goud Ueez' valfehegoon geven op eerbiedig fmeken Vluchtig en onzeker goedV bedrieg'ü'jk vee* maak, 't Loerend roofgediert vindt fchuilplaats in hun tempels. I s  aoa LEVENSBESCHRIJVINGEN genaara van een Koninkrijk , *t welk men ver. nietigd had , van zijne Moeder , en van zijne Zuster afgefcheiden , en in ene kamer , van alle de anderen afgezonderd, opgefloten. Ingevolge de vreeslijkfte barbaarschheid, welke men bedenken kan , liet men hem geen onderwijs meer geven , maar gaf hem tot gezelfchap, of oppasfer enen fchoenlapper, Simon geheten , welke niet minder onkundig , dan ©nheusch en ruw was. Deze Mentor (*) van een nieuw foort, beantwoordde in alles volmaakt aan het oogmerk en de bevelen der dwingelanden van die rampzalige dagen. Hij gaf zich de grootfte moeite van de wereld, om alle zedelijke beginfelen uit het hart van zijnen kwekeling nitteroeien. Hij boezemde het kind , zo veel hij maar kon , de hoogfte verachting in tegen de oorzaken van zijn leven. Hij maakte hem vooral wijs, dat alle kunde, en wetenfchappen niet anders waren, dan nutloofe vodderijen. (*) Met dit Latijnfche woord, van Griekfchen oorfprong , wordt iemand aangeduid, welke het opzicht over de opvoeding, en 'het onderwijs van een kind heeft.  van BEROEMDE KINDEREN. aoS rijen. Voorts was alles, wat hij hem leren liet, een klein ftukje . D$ Rech£m ^ » mensch. In de plaats van gebeden , liet hij hem des morgens en des avonds de Carmagnole en Madame Veto zingen. Als de ongelukkige leerling maar de minftc ongenegenheid betoonde, beftrafte die wreede opziender over zijne opvoeding hem op de ruwfte wijs. Een der eertitelen , welken hij den jongen Capet dan na het hoofd wierp, was — Koninklijke tVolfijong (*;. Daar de jonge Vorst 'er zeer opgeheld was om netjes gekleed te wefen , had Simön de wreedheid hem te ftrarfen door hem hier in tegcnteftaan. Hij verdichte met het grootfte vermaak allerleie verongelijkingen , en baldadigheden , waar tan de jonge Prins zich zou fchuldig gemaakt hebben, en dan kleedde hij dat jonge onfchul. dige kind , tot zijn ftraf, als een fchoorfteenveger, hij deed hem een kleed van oude vodden aan, liet hem verlieten fchoenen dragen en fpottedezomet hem in zulken verachten ftand. O Dit duidde aan , dat hij het jong was van een Koning , welke, als een Wolf, zijna onderdanen verflonden had. 2 6  tC4 LEVENSBESCHRIJVINGEN Bij gebrek van goede voorbeelden , en gepaste gelegenheid tot opvoeding , gaan de beste kinderen , welke van natuure den gelukkigften aanleg hadden , achter uit, en zijn binnen weinig tijds geheel bedorven. Dan kan men eerst recht oordelen over het verbalend onderfcheid, 't welk 'er is tusfehen ene goede , en Hechte opvoeding : tusfehen bekwaame, verlichte meesters , en tusfehen boerfche wcfens zonder enige kunde. De grootfte verandering zag men ook bij dit kind. Daar hij te voren voor zijne jaren wel ouderwefen was , lust had in het leren , innemend was van aart, beminlijk in zijn voorkomen , en zich van uitgezochte woorden en uitdrukkingen wist te bedienen, zijnde in alles een voorbeeld van beleefdheid , en befchaafdheid r werd hij in alles volftrekt het tegendeel van het gene hij geweest was. Daar hij gene andere , dan ruwe woorden hoorde , wist hij ook gene andere te bedenken , om zich uittedrukken. Hij bad geen' lust meer tot oeffeningen., of bezigheid. Hij trok zich niets aan , was onverfchillig , en bijna zonder enig gevoel. Met een woord hij verfchilde weinig van die onwetende menfchen , welke hem moesten onderwijlen, en niet veel beter waren ,,, dan redenloofe dieren. De.  fpoltede zo met hein „ ]y_ o xo   ya nf BEROEMDE KINDEREN. aoj De volgende bijzonderheden zullen dat gene bevestigen , wat ik alhier aangevoerd heb. loea ik het ongeluk had , dat ik met zo vele andere braave lieden ook op de lijst gefteld W3S v*n de huldigden , en gedagvaard was voor de revolutionaire rechtbank , maakte ik m de gevangenis kennis met een lid , uit de Stadsregering <*), welke van tijd tot tijd mede de wacht, of het toezicht gehad had in den Tempel. Deze mensch, welke meer mensen* ftjkheid bezat, dan zijne medeleden , werd hierom juist in ftaat van befehuldiging gefteld en m de gevangenis geworpen, enkel en alleen om d,t hij geklaagd had over het lot van den jongen Capet. Dat kind had zelfs ene bijzondere genegenheid voor dien man betoond wegens zijne menschlievenheid , waarom het alnjd, wanneer het iets nodig had , en vragen moest, de gelegenheid waarnam om daar over denzelven aantefpreken. Maar reeds gewoon geworden zijnde aan den ftij], welken hij, i„ t Ipreken, aldaar alleen hoorde bezigen meende het kind ook , dat het nodig was, of aardig ftond bij elke uitdrukking te vloeken, ©f te zweren. Daarvoor den B zeide hij C*) MunicipaJireir,  toó LEVENSBESCHRIJVINGEN tot den Municipaal : daar is mijn waterfles ! voorden B geef mij water I Ik bedanke u voor den D De Zoon van Lodewijk de XVI. werd eindlijk geheel alleen gelaten , en zijn rampftaa: werd daar door zo vreeslijk, dat de menschlijkheid daar van een afgrijfen heeft. Onder de regering van de wilde Cannibalen , liet men dit kind, even gelijk zijne Zuster , dag en nacht volftrekt alleen. Offchoon het in allerleie opzichten nog veel te jong was om voor zich zelve genoegfaame zorg te dragen, mocht hij zelfs het voorrecht niet genieten, dat iemand zijne gevangenis kwam vegen. Wilde hij zijn bed opgemaakt hebben , hij kon het zelve doen. Zijn hoofd en geheel zijn lichaam waren zo ongehavend, dat het onaangenaam was nabij hem te wefen. Daar hij nooit een levendige ziel zag , gene andere ftem hoorde , dan die van de bedienden der helfche gevangenis , wanneer zij in de holle gangen raasden, kreeg hij zijn bepaald gedeelte fpijs en drank voor eiken dag door een klein deurtje. Den volgenden dag gaf hij de fchotels te rug, om op gelijke wijs wederom jandere te krijgen. Men kan zeer geniaklijk opmaken , hoedanig »  van BEROEMDE KINDEREN, «tor nig , in weinig tïjds , de akelige gefïeldheid was van een zwak kind , 't weik zo wreed aan zich zélve overgelaten was. Dewijl hij met m de mooglijkheid was om van tijd toe tijd fchoon linnen aantedoen , dewijl hij zich met kon reinigen , en wasfehen , werd zijn jong hchaamtje door het gedierte opgegeten cn van het hoofd tot de voeten zat 'er een korst van morfigheid op hem. Van dag tot dag vermeerderden hopen van vuiligheid . en imwerpfeis der natuur rondom hem. Hij kon gene andere lucht inademen, dan die Hinkende en bedorven was. Met een woord ! Hij had gene andere rustplaats , dan in 't midden van de onaangenaamfte morsfigheid. Zijn bloed werd hier door allengskens meer en meer verhit. Zijne gezondheid nam daaglijks af, en hu kreeg van al de onreinigheid en kwaade lucht ene ziekte , tegen welke men gene andere geneesmiddelen gebruikte , dan die haar flepende hielden , of noch goed noch kwaad deden. Of het door ene bijzondere gunst van de Natuur is, dan of men het meer aan den bijmand , welke de opvoeding verleent, moet toefchrijven , wil ik niet beflisfen: maar dit m zeker , dat dochters veel meer gefchikt zijn ©na  ft«8 LEVENSBESCHRIJVINGEN om voor zich-zelve zorg te dragen , kwaad voortekomen, iets vernuftigs uictedenken, en vooral de zindelijkheid te bewaren , dan wel de jongens. Maria Charlotta, zuster van den jongen Capet, genoot geen meerder hulp, dan haar broeder: maar zij , hoe jong zij ook ware, en offchoon te voren tot het toppunt van grootheid verheven geweest , wist zich beter te behelpen , en te redden. In hare akelige gevangenis trok zij eiken morgen haar bed af, en maakte het op. Zij veegde eiken dag het vertrek tot in de minfte hoekjes toe. Zij kamden zich zeer gezet, naaide hare klederen , waschte haar linnen, en zettede daag- • lijks haar kapfel. Zij deed dit alles zo , als of zij ene burger-vrouw gebooren ware geweest. Insgelijks om het verdriet te vermijden , 7t welke haar gevangen ftaat haar natuurlijk verwekken moest, en het diep gevoel van haren rampzaligen toeftand wat te verzetten, hield die Prinfes zich altoos bezig , dan met tekenen , dan met lefen. Zij borduurde klederen voor haar zelve , en maakte met de naald allerleie aardige handwerken. Bijaldien het haar had mogen gebeuren om haar jong broertje h\\ haar te hebben, zou zij hem ook 'm  van BEROEMDE KINDEREN. «, • Sn"' ent 7 ^ m°eder hCb"™ zun en zou hem h„ogs, marfchijnlijk door IZ^'u^ nMuwl<«'»S° optatendhdd net leven hebben gefpaard. Maar wat.dien ongejukkigen crf-gc„Mm troonsopvolger van MtwlJt „en £££ bü bradn e,ke„ dag van den m„rge„ „ d ,i avond m ene rolftreIi[e Ied < < hij al iets deed , was n», ^ ders H,nH doorgaans niet an- ZZlJr 1 genC hCm Voor de gezondheid fchadehjk was. Wanneer men hem den voor, raad van fpijs en drank voor den gehelen Z £ach^hij in eens dat alles op A welk hen. Zo was hij de oorzaak , dat zijne maag hare werking verloor, en dat gebrek van v ! rwlhmtd0°dJijk Werd* H^ie^etwater, c welkhij kreeg, meermalen omvallen in zijne iamer, en dan fmoorde hij omtrend van dorst het overige van den dag. Hij brak zijne glafin, en haalde de öenen van zijne kamer uit den grond, om 'er mede te fpelen. Hij fcheur, de zijne klederen aan ftukken. Zo deed hij ook met zijne matrasfen, oP welken hij lag, die hij aan ftroken trok, om daar over te bul celen, of te fpringen. j Deze zijn de droevige , en doodlijke gevolgen  aio LEVENSBESCHRIJVINGEN volgen van de ledigheid , wanneer een kind aan zich zelve overgelaten wordt , en gebrek aan opvoeding heeft Dat zelfde kind toch, 't welk zich met zo veel lust oeffende, toen het nog bii zijnen Vader was , kwam door onverfchilligheid en lusteloosheid zo verre, dat het de weinige boeken , welke hem nog overgebleven waren , verfcheurde. Hij had 'er de bladen uitgerukt, en die zo wel, als de prenten, bij voorbeeld, uit het fchoone werk van Tekmachus , en van Lafontaiue , m een gerold, en 'er een foort van rottingen van gemaakt. Hij had geen lust meer in het tekc nen, geen lust in het fchrijven , gene nieuwsgierigheid , ja! zelfs geen lust in'het lefen. Niets was hem meer overgebleven van dat gene , 't welk hij van de Aardrijkskunde geweten had. Alles was bij hem vergeten. Het Comité van Algemeen Welzijn (zo toch werd die Vergadering geheten) had bijzonder twee revolutionaire perfonen benoemd om het opzicht te hebben over den jongen Vorst. Zij waren voor hem op hun hoofd verantwoordlijk. Terwijl zij zich in % geheel niet bekommerden over al dat gene, wat zijn zedelijk beftaan , en gezondheid betrof, bepaalde Zich al hunne zorg enkel en alleen om zijn per- foon  van BEROEMDE KINDEREN, air foon te bewaren. De ongerustheid , welke zij in dit opzicht doorftonden, was onbegrijplijk. Uit vrees , dat de jonge gevangene eens onverwacht onzichtbaar mocht worden, fpeelden die twee ombarmhartige wachthonden , elk op zijne beurt, allerleie rollen om van den gevangenen zeker te wefen. Zelfs midden in den nacht, wanneer dat onfchuldig kind zich te rusten had gelegd, en door de rust voor een ogenblik zijne ongelukken vergat , nep een van de twee met de ftem van enen Stentor (*) : Capct! — Capet! Capet aan — waar zijt gij ? Dan vloog-dat ongelukkige kind ijlings overeind , fprong geheel ontfteld van zijn bed , hep zo naakt het was na den toren , en zeide met ene nedrige en bevende ftem : hier ben ik, wat belieft u, burgers! — Tj zien was het onbefchoft antwoord van een van die' helhonden : nu is 't wel , B d. ... j — Maar - hoe toch ! mag men'met'reden vragen, (*) Deze was bij- Homerus in het leger der Gneken iemand, welke vijftig andere overfchreeuwde. Van daar is hij een fpreekwoord  *is LEVENSBESCHRIJVINGEN yragen, was dit kind een hond, dat men het op zulke wijs aanfpraak, en behandelde ! Of was hij niet een zwak kind. De onfchuld, en eenvoudigheid der kinderen heeft meermalen zelfs de wilde dieren hunne woeste wreedheid doen afleggen. O ongelukkige eeuw, welke wij beleefden! Bittere gevolgen van de wanorde , van de regeringloosheid , van de verkwisting, van den hoogmoed, vooral van de zedenloosheid! Welk een fterk bewijs van de ijslijke vernedering van den mensch! In de plaats van roemwaardig bevonden te worden, is de rol, welke hij fpeelt , hoogst fchandlijk. Welke verachtering van een anders edelmoedig volk , gelijk het franfche'is! Helaas! Om dat men geen denkbeeld, geen gevoel had van het gewicht, en de waarde van ene manlijke , ene kloeke, van ene waare opvoeding, daar deze toch de bron is van den voorfpoed , en den grondflag uitmaakt , waarop het heil van rijken en volken rust , zag men al zulke onheilen gebooren worden. Dit gebrek baarde het grootfte onheil voor menfchen van rang , en voor die van minderen ftand! Wanneer 'er geen zeden meer plaats grijpen, dan dalen alle rannen van menfchen bij een volk, en nei¬ gen  van BEROEMDE KINDEREN. 21$ gen na den ondergang. Men zal in zulke tijden niet anders ontdekken , dan twist over rijkdommen , dan een foort van actiehandel. Men vergaapt zich aan beufelingen , en veroorlooft zich de verregaandfte verkwistingen. Men zal den hoogmoed , met de laagheid en lafheid van ziel zich zien verenigen , dewijl hij , die voor den enen kruipt, zulks doet om enen anderen den voet op den nek te zetten. Met een Woord! Bij het flot van zaken zal het 'er alleen op aankomen, welke fchelmen, die zich voor dwingelanden bij een volk , willen laten gebruiken, de overhand weten te krijgen. Zo ging het met het romeinfche volk, toen het ontaard was. Het werd het flachtof' fer van den foldatenftand. De legers met derzelver bevelhebbefen fchreven de wet voor, gaven keifers. Het volk bleef niet meer in ftaat de verbaafend groote fchattingen optebrengen. Zij verfcheurden zich door verfcheidene partijfchappen , en rukten met de grootfte woede alles van een , zonder enige hoop van herftel. De omwenteling van den negenden Thermïdor eindlijk ftelde die moordenaars paal en perk , welke aan het hoofd der regering geplaatst waren geweest. De franfche koppen, welke  ai4 LEVENSBESCHRIJVINGEN welke men als het hout in een bosch of laan zo op een rei gefchaard had , dat men met enen flag velen te gelijk kon aflaai» , rolden niet meer daar heen. De gevangenen, met welken de voornaamfte gebouwen te Parijs opgepropt waren , kregen wat lucht, gelijk ook teffens het lot van den kleinen Capet ten eerften verzacht werd. Bij deze nieuwe orde van zaken dorst eindlijk de ftem der lang verdrukte menschheid zich laten horen. Men begon te handelen over het in vrijheid ftellen van Mevrouw Charlotta yan Bourbon , Dochter van den overledenen Koning. Verfcheidene onderhandelingen vielen daar over voor tusfehen den Keifer , en het uitvoerend Bewind in Frankrijk. Men was eigentlijk hier over bezig , om de jeugdige gevangene in handen van hare naastbeftaanden overtegeven. Dit gelukte. De dag van hare verlosfing lichtte eindlijk aan. Zij werd in vrijheid gefteld, en vertrok na het hof van Weenen. Maar hare vreugde werd vrij wat gematigd , en geftoord door een nieuw en allerfmertlijkst verlies , namentlijk dat van haren Broeder, welke door kwalen en fmerten overladen den geest gaf. Gebrek aan bezigheid, de ongezonde lucht, de  vak BEROEMDE KINDEREN. m de morflgheid , waar in de jonge Capet, ver» fcheidene maanden achtereen, verkeerde hadden zijn bloed geheel en al bedorven' Scherpe en kwaadaartige vochten hadden bijna alle de delen van zijn lichaan aangeftoken De neerflachtigheid kon men op zijn bleek * en vermagerd aangezicht lefen. Hij bleef al' toos op zijn bed liggen , in ene volflagene en treurige onverfchilligheid. Men verzocht, na die omwending van zaken, de beroemdfte Geneesmeesters wel om het kind te komen zien, en te genefen: maar alle hunne bezoeken en pogingen waren te vergeefsch. Dat onfchuldige llachtoffer van de ondeugden van zijnen tijd , ftierf toen hij in zijn tiende jaar was Veel gelukkiger, zal iemand zeggen, zou dit kind geweest zijn , zo het nooit het daglicht had aanfchouwd , of althans zo het verre van een troon, welke van misdaden , en afgronden omringd was, gebooren ware geworden. Dewijl hij noch zijnen Vader, noch zijne Moeder zag, van welker rampzalig lot hijgene kennis droeg: dewijl hij afgefcheiden was van al, wat mensch was : dewijl hij zelfs de vrijheid niet had mogen genieten om een klein hondje , Thisbé geheten, 't welk met de Koningin in hare gevangenis gegaan was, bij zich t§  4l6 LEVENSBESCHRIJVINGEN te hebben , had de jeugdige gevangene volftrekt niets geweten van alle die groote gebeurtenisfen , welke rondom hem , in Parijs , waren voorgevallen. Zelfs had hij niet kunnen vernemen , dat de ruwe fchoenlapper, welke hem zo veel kwellingen had aangedaan , met ene menigte anderen van zijn foort mede ter dood gebracht was. Op zekeren tijd had hij een lid van de nieuwe Stadsregering bij zich: Het ongelukkige find'vroeg denzelven ,'wat'er van zijnen gewaanden leermeester was geworden , terwijl hij met een'groote zucht , en aandoenlijke item 'er bijvoegde : Ach ! Wat heeft hij mij veel kwaad gedaan. Wel! was het ant¬ woord van den nieuwen Municipaal, wat zoudt gij hem doen, indien gij Koning waart ? „ Ik zou," zeide de jonge Capet, „ vergeten „ al, wat hij mij heeft aangedaan : maar ik „ zou wel wenfehen , dat hij tot een voor„ beeld voor anderen geftraft werd." De volgende bijzonderheid zal ons nog een duidlijk denkbeeld geven kunnen van de wijfe, waar op die jonge Vorst in zijne vroege jeugd is opgevoed geworden. Hij leefde toen nog te midden van den grootiien voorfpoed, en de fchitterendfte grootheid. Maar zelfs in dien  van BEROEMDE KINDEREN. u? dien tijd vertoonde hij niets van die bitsheid en trotsheid , welken men maar al te dikwerf aantreft bij menfchen van den minderen ftand, wanneer het hen voor den wind gaat. Hij was op het flot van Saint-Cloud opgekweekt onder het oog der Koningin. Eiken vreemdeling, welken hij daar aantrof, fprak hij beleefd aan , en liefkoosde hem. Wanneer hij nog maar vijf jaren oud ivas, 0iK. braken hem nooit beleefde woorden om antwoord te geven aan allen , welken met hem in gefprek kwamen. Mevrouw Morcaa, nabeftaande en waardig* opvolgfter van Mevrouw dePrhfes van Bcaumont, wandelde eens op een fchoonen nadenmiddag in den herfsttijd met hare jeugdige kwekelingen in den tuin. Dewijl zij begerig was met den jongen Vorst te fpreken, welke zich gaarne met ieder een inliet, en zij vooral door zijn gunftig uitzicht, 't welk oprechtheid , openhartigheid, ea de natuurlijkfte vrolijkheid aan den dag legde, zeer was ingenomen , naderde zij tot hem. De Dauphin begon haar zeer bevallig aantelachen. Zij -wilde hem toen de hand vatten om die te kusY^Jet kind trok de hand te rug, en zeide op  218 LEVENSBESCHRIJVINGEN op den beminlijkften toon: Ai', kusch mij, wat ik u bidden mag, de wang. Daarop verzocht hij de jeugdige kwekelingen van de verftandige Mevrouw van Moreau, om met hem te fpelen. Hij vermaakte zich toen zo gemeenfaam met dezelven, als of zij zijne Zusters waren geweest. Laten wij deze lieve hartlijkheid vergelijken met den hoonenden hoogmoed van Bodewijk den XV. Wanneer deze ook maar vijf jaren oud was, veegde hij met verachting zijne wang af, welke de jonge Hertog van Brancas al fpelende , uit genegenheid , gekuscht had. Het onderfcheid is verbaafend groot , en moet ieder een treffen. Men zal zelfs bij de befchouwing van dit ene ftaaltje van het character van den Zoon van Bodewijk den XVI. niet nalaten kunnen toeteftemmen, dat hij een beter lot waardig ware geweest.  van BEROEMDE KINDEREN. 219 XXV. Hal - Méhi Cantimire , gebooren te Mendéli , in Curdijlan (*) , van Meliabeth , een Perjifchen Ge • neraal. Waare heldenmoed fpruit voort uit de verhevenheid van ziel, en uit deugdfaame gevoelens. Men heeft in alle tijden heldhaftige voorbeelden van beiderlei kunne aangetroffen. Clelia te Rome , de jonge Misfapfa te Carthago , Elvira in Andalouflen, Hachetta te Beauvais, en Johanna van Are te Dom-Remi zijn luisterrijke voorbeelden om te betogen , dat ook het vrouwlijk gedacht, zelfs in den vroegften leeftijd, zo wel in ftaat is om.heldendaden uittevoeren , als het manlijk genacht. Hul-Méhi Cantimire „ te Mendéli, in Curdijlan gebooren, mag ook in den rei dezer vrouw- (*) Een Aflatisch landfehap na den kant vaa Bagdad. K a  2o0 LEVENSBESCHRIJVINGEN vrouwlijke helden geplaatst worden. Juist, niet om dat zij in veldflagen heeft uitgemunt, of het eerst , in het beltonnen van ene ftad, de wallen heeft beklommen: maar om dat zij, uit een bcginfcl van liefde tot haren Vader, de ftoutfte en gevaarlijkfte onderneming heeft gedaan. Méliabeth , haar Vader , een Generaal der Perfen, had met ene getrouwheid, welke in allerleie opzichten de toets had doorgeit aan , den Sop bi (*j van Perfen , Mirza Abbas , voorganger van den beruchten Koutikan , gediend. Offchoon deze man , zo door zijne krijgskundige bekwaamheden , als door zijne huislijke deugden , prijfenswaardig was , onderging de oorlogsheld ook k t lot van vele beroemde Mannen. De -nijd viel met de grootfte woede op hem aan om hem te vervolgen. Men verzon duizend gruwUjke bcichuldigingen ten zijnen nadeele. De Vorst , welke niet opgehouden had hem te liefkofcn cn te begimftigen , zo lang hij hem nodig had , vergold zijne dien- (*) Döze is de naam van den Koning , of jBcheerfcher der Perfen.  van BEROEMDE KINDEREN, aai dienften met de trouwlooste ondankbaarheid, toen hij meende zijnen dienaar te kunnen misfen. In dat zelfde ogenblik , wanneer deze andere Belifarius de vruchten van zijnen arbeid dacht te zullen plukken, en zijne rust te gaan nemen onder de fchaduw van zijne verkre* gene krijgslaurieren, werd hij befchuldigd, dat hij s'Lands geld geftolcn , en zich aan vele knevelarijen fchuldig gemaakt had. Eer de Sophi de zaak enigzins onderzocht had, zelfs zonder dat hij den befehuldigden verwaardigde te willen horen , liet hij hem in ketenen klinken. Zo veroordeeld liet hij zijnen getrouwen, en veeljarigen dienaar opfluiten in een toren, welke van alle kanten door den Tiger befpoeld werd. Daar deze Man omtrend half gekleed was met een flechte (Cafak of; overrok , daar al zijne fpijs en drank beftond in een kruik water, en wat zwart brood , en hij zijne pijnehjke leden moest nederleggen op brokken van vochtige matten , zijnde verwijderd van geheel het menschdom, ja! omtrend van geheel de Natuur, betreurde de ongelukkige Mèttaheth dag en nacht het harde van zijn wreed lot. Het gene h-m des te meer dezen toeK 3 fi-aai  22S LEVENSBESCHRIJVINGEN ftand akelig en onverdraaglijk maakte , was, dat hij teffens afgefcheurd was van zijne enige Dochter. Hij toch was reeds derden jaren van zijne Vrouw beroofd geweest, en had , eer hij in de gevangenis geworpen werd , gene andere Vriendin , geen ander gezclfchap begeerd, en gehad, dan zijn kind Cantimire. Deze ongelukkige , maar liefderijke Dochter , welker uitmuntende fchoonhei i nog maa'r de minfte van hare verdienften was , had zedert vijf jaren van haren Vader , welken men onverwacht weggevoerd had , niets gehoord. Zij had wel alle moeite aangewend om te vernemen, waar hij zich bevond; doch alles was te vergeefsch. Zij begon zelfs te wanhopen , of zij wel ooit iets van hem ontdekken zou. Maar welk oogmerk bereikt een rechtgèaart, een gevoelig , een volftandig hart niet ! Een der Hovelingen , welke getuigen was van het verdriet, en de innerlijke kwijning van Hat- Méhi over het gemis van haren Vader , en welke te voren ook door den band van vriendfehap ten naauwften aan den gevangenen Méilabeth verbonden was geweest, kon voor dat kind niet langer het geheim verbergen: maar openbaarde het haar. Dit was ene* ontdekking , welke hem het hoofd zou gekost  van BEROEMDE KINDEREN. 223 gekost hebben, bijaldien het bekend geworden ware. Hij berichtte aan Hal-Méhi, dat haar Vader verbannen was na een oud gevangenhuis , gelegen op den top van een rotftcen, Welke door den Tiger rondom befpoeld wordt, niet verre van de ftad Bas fora. Cantimire was opgetogen van vreugde , dat zij dit zeker nieuws aangaande den genen, welke haar het dierbaarfte was, van 't gene zij op den aardbodem kende , vernam. Zij vloog dien edelmoedigen man , welke haar het nieuws mededeelde , om den hals, dankte hem met de grootfte gevoeligheid van hart, cn zwoer hem , dat zij eer den wreediten dood zou doorftaan , dan hem enigzins aan gevaar bloot ftellen, dat zij dierhalven zijne ontdekking nooit bekennen, of bekend maken zou. Had aan den enen kant de vreugde van dit kind het hoogfte toppunt bereikt, aan den anderen kant knaagde haar nog een pijnlijk verdriet. Zedert'al dien tijd, welken haar Vader van haar afgefcheurd was geweest, leefde zij bij ene oude Moei , welke haar, toen zij in haar ongeluk zo diep geftort was, aangenomen had. Hoe zou zij, was hare bedenking , zulk eene weldoenfter in ftiltc durven verlaten ? Of hoe zou zij van dezelve de K 4 vrij-  254 LEVENSBESCHRIJVINGEN vrijheid verkrijgen om iets voor haren Va deite ondernemen , 't welk verre fcheen van te ftroken met de welvoeglijkheid, het gezond verftand , en de voorzichtigheid ? Deze braave, deze eerlijke, deze gevoelige ziel bevond zich dierhalven in de grootfte verlegenheid. Het was of Cantimire eensklaps in haren boefcm een ijslijk onweer voelde ontftaan , zo werd hare ziel gefchokt. Zij vierde hare bittere fmert den ruimften tengel, en deed een vloed van tranen vlieten. Eindlijk behaalde de liefde tot haren Vader de overwinning oy* alle zwarigheden. Zij fchreef den volgenden brief: Dierbare Moei ! „ Zou ik uwe zorgen, en blijken van goed„ heid, aan mij bewefen, ondankbaar rao„ gen belonen ! Maar — wat fprcek ik van „ ondankbaaheid! Die afgrijslijke ondeugd „ kon in mijn hart zich nooit vestigen , zelfs „ geen ogenblik. In het tegendeel — ik be„ minne u , draag u de grootfte hoogachting '„ toe. Ik gevocle ten uwen opzichte voor „ ajle uwe weldaden de oprechtfte ,«en fterk„ fte erkentenis. Ondcrtusfchen — voor een „ ogen-  van BEROEMDE KINDEREN. % ■ „ ogenblik verlate ik u, alleen met dat oog„ merk om mijnen Vader te gaan opzoeken. „ Ik denke nergens aan , dan aan hem , ilc „ droome nooit , dan van hem. Het is mij „ volftrckt onmooglijk zonder hem langer te „ leven. Vaarwel, dierbaare Moei ! Nooit zal ik uwe weldaden vergeten, nooit zullen „ uit mijne geheugenis uitgewischt worden die edele denkbeelden en gevoelens , wel•r, ken gij in mijne ziel hebt ingeftort, en aan„ gekweekt." —— Na dat Caniimire dezen Brief gefehreven # hare tranen afgedroogd, en zich gewastenen had, legde zij denzelven op ene plaats, waar die gewis in het oog vallen moest, vertrok in den vroegften morgenftond , hebbende genen anderen voorraad bij zich , dan een ftuk brood , en een weinig geld , bijna van gene betekenis. Zij moest twee en dertig mijlen afleggen om van 't huis van hare bloed, verwante te Basfora te komen. Zij had enen weg te bewandelen , welke zeer veel moeite , en hinderpalen opleverde , die zij te boven worstelen moest. Doch zij wist door hare kloekmoedigheid in twee dagen alle die zwarigheden te overwinnen. Zo dra zij K 5 ia  az6 LEVENSBESCHRIJVINGEN in de nabijheid van die ftad , bij welke haar Vader gevangen zat , gekomen was , begaf zij zich in dienst van een fabrikeur van zijden ftoifen, welke veel achting voor haar kreeg, zo wegens hare handigheid , en naarftigheid, als wegens haar vernuft. Dewijl hare gehele ziel zwanger ging van de uitvoering van het floute ftuk, 't welk zij in den zin had, kon zij niet nalaten haren meefter daar van kennis te geven. Deze- vernam het niet zo ras, of ftond verbaasd over haren moed, beloofde haar allen mooglijken bijftand , en bewees haar alle die dienften , welke in zijn vermogen waren. Dm het onderfte gedeelte der rots, waar op de gevangen-toren van MeUcétlh gebouwd was, te bereiken.» moest men meer , dan ene zwarigheid te böven komen , meer dan een gevaar tarten, 't welk den ftoutmoedigften mensch zou hebben doen beven. Men moest een gedeelte van de fnelvlietende rivier, den Tiger, overzwemmen. Men moest het fcherpziend oog weten te ontduiken van fchildwachten , welke met bogen gewapend waren, en altoos gereed ftonden om met den doodlijken pijl die genen te doorboren , welke zich zouden verftouten binnen den omtrek van  van BEROEMDE RINÓERen. sa? van zestig pasfen het gevangenhuis te naderen. Niets fchrikte deze kloekmoedige jonge Dochter af. Niets kwam haar onmoogiijfc voor, daar zij het oogmerk had haren Vader te verlosfen. In vier maanden tijds leerde zij zwemmen , en befteedde zelfs met het grootfte vermaak aan deze gevaarlijke oeffening den tijd , op welken zij anders moest gcflapen hebben. Na dat zij proeven genoeg genomen had , en in ftaat was geworden om het geweld van den ftroom te wederftaan , begaf zij zich van tijd tot tijd al verder de rivier in , tot dat zij eindlijk het zo verre bracht, dat zij op een fteenvvorp na de rotsfteen bereikt had. Terwijl de moedige Bal* Méhi nu zo van nabij dien toren befchouwdc , welke dat gene bevattede , 't welk zij voor haar het dier. baarfte in de wereld rekende, kon zij naauw- " lijks hare ogen geloven. Maar welke vergenoeging , welke ftof van vreugde verfchafte het haar niet, toen zij zelfs zeer duidlijk MeUabeth ontdekte. Hij zat aan een klein ven*, tertje, voor 't welk traliewerk was. Hij befchouwdc daar de majestueufe pracht en heerlijkheid van de rijfende zon , welke me* K 6 hare -  228 LEVENSBESCHRIJVINGEN hare eerfte draaien de bosfchen en velden verguldde. ' Dat zien van haren Vader deed Cantimire zich zelve , en het gevaar, waar in zij zkh Horten kon , vergeten. Zij luisterde geheel na de onweerdaanbare neiging der natuur, en febreenwde tot haren Vader. Zij herhaalde dit verfcheidene raaien in die hoop , dat hij eers zijne oogen na dien kant heen wenden zoude : maar hij was te diep verzonken in zijne fombere overdenkingen , dan dat enig geluid hem daar uit zou gewekt hebben. De eerbiedwaardige grijsaart hoorde niets , cn bleef in zijne befpiegelingen onafgebroken voortgaan. De dag begon al vrij fterk aantebreken. De visfehers begonden van verre hare vischfchuiten reeds van den oever in het water te brengen , waarom de voorzichtigheid Cantiinire aanraadde zich wegtemaken , gelijk zij ook aanftonds deed : doch met het ftellig voornemen om hare onderneming wel fpoedig tc hervatten. Zij herhaalde den volgenden nacht, en zo nog verfcheidene andere nachten dezelfde pogingen : maar altijd met den, zeifden ongelukkigen uitflag. Het laat zich ' s«ch gemakiijk begrijpen, dat zij in haar oog-  van BEROEMDE KINDEREN, oogmerk niet wel flaagde om de aandacht van haren Vader te wekken, dewijl zij, wanneer zij op de rivier zwom , op die uitgeftrekte vlakte van verre maar een ftip fcheen , en hare zwakke ftem boven het geweld der baren , welke met een ijslijk geraas tegen de rots, waar op de toren gebouwd was, aanklotsten , niet kon gehoord worden. Op de rots zelve te komen kon haar ook nu nog nkt helpen, dewijl haar Vader haar dan nog minder in het gezicht kon krijgen. ' Zo verliepen verfcheidene weken , in welken deze jonge Dochter haar oogmerk volftrekt niet bereiken kon. Is het dan mijn lot , riep zij meermalen uit, dat ik zo digt bij mij Vader komen kan , en dat hij mij . echter niet ziet ! Is het mijn lot, dat mijne 1 ftem tot 'zijne oren niet mag doordringen! .... Eenmaal, toen zij geheel eenfaam zat, gaf zij zich bijna aan de wanhoop over, en aan hare tranen den vrijen loop. Evenwel ontzonk Cantimire de moed niet geheel en al. De liefde tot haren Vader blies denzelven wederom aan, deed haar op andere middelen denken , en bracht haar een nieuw' cn veel eenvoudiger middel voor den geest, 't welk ook met zo veel gevaar niet gepaaid ^ 7 zou  2So LEVENSBESCHRIJVINGEN zou gaan , als dafgeen , 't welk zij tot hiertoe gebezigd had. Zij befloot met groote letters den naam van Hal-Méhi op een ftuk witte zijden - ftof te borduren. Zij zwom daar mede wederom de rivier over , en kwam op een* hoek van de rots aan , welken haar Vader zien kon. Daar plaatfte zij dit uitgefpannen ftuk doek, met de daar op gefchreven letters. Zo kon het niet wel misfen , of het moest Mèliëbeth in het oog vallen, zo dra hij aan dien kant de rivier langs wilde zien. Deze uitvinding had den gelukkigen uitflag, op welken Cantimire hoopte. Wanneer zij in den volgenden vroegen morgenftond weder kwam , zag zij ten eerften haren Vader aan het venster van zijne gevangenis. Hij ftaarde onafgebroken op den hem zo dierbaaren naam van Hal-Méhi. Eensklaps zag hij* na dien zelfden kant, haar in eigen perfoon uit alle hare macht zwemmen, en zo de ;rots bereiken , waar op zij klom. Op zulk een onverwacht gezicht, daar Meliabeth aan den enen kant verbaasd ftond, en aan den anderen kant van vreugde opgetogen was , hief hij zijne handen van verwondering ten hemel op. Daarna ftrekte hij ze recht na het venfter uit , als wilde hij zijne Dochter aan-  VAN BEROEMDE KINDEREN. 231 aangrijpen, legde dezelven toen kruislings, en drukkende tegen zijne borst , als of hij zijn geliefd kind daaraan drukte. Wat is de taal, welke de natuur leert, niet vvelfprekend en van groote kracht ! Dewijl deze ongelukkige Vader het minfte geluid niet geven durfde uit vrees , dat het de aandacht wekken zou van de fchildwachten, welke hem zorgvuldig bewaken moesten , hield hij, terwijl hij van aandoeningen beefde, een gefprek door tekenen met zijne Dochter. Hal-Méhi onder anderen toonde hem enen brief, en deed hem begrijpen , dat hij een koordje , of iet diergelijks zou nederlaten, waaraan zij den brief zou vastbinden. Meliabeth had aanftonds begrip van hare mening. Hij maakte ogenbliklijk van ene neusdoek een koord, en liet het neder. De jonge Dochter was zo verre genaderd als haar mooglijk was, op de rots , bij den toren. Zij bereikte eindlijk het koord , 't welk haar Vader nedergeiaten had , legde daar in een fchuif knoop , bond 'er zo het papier aan vast, 'r welk haren Vader getrouw zou overbrengen het gevoel van lief., de, welke zij hem toedroeg , en de zorg, en bit-  asa LEVENSBESCHRIJVINGEN bittere fmert, welke zijne gevangenis baaiveroorzaakte. Op zulke wijs bleef ene onderhandeling voortduuren tusfehen den ongelukkigen Meliaheth, en zijne braave Dochter, zonder dat zijne wachters 'er iets van ontdekten. In dc briefwisfeüng handelde men vooral over de gepaste middelen om den Grijsaart uit de gevangenis te verlosfen. Cantimire wist platte en zeer fijne vijltjes te krijgen. Zij bezorgde die op dezelfde wijs aan haren Vacter, gelijk zij met haren eerften brief gedaan had. Toen vijlde hij zeer behendig het traalien-werk aan zijn venster door. Voorts maakte hij door het verenigen van dunne touwtjes een dik touw , overal met knopen voorzien , om daar van gebruik te maken , wanneer hij zich ncderlaten zou. Na dat dan alles met de hoogst mooglijke naauwkeurigheid vooraf gereed gemaakt , en de dag tot dc vlucht bepaald was , kwam HalMéhi in het midden van den nacht haren Vader halen. Deze bediende zich zonder uitftel van het gunftig ogenblik , en klom neder, op een zeker teken , 't welk te voren ook afgefproken was geweest. Toen deze ongelukkige  Juom neder, op een zeker teken . bi.   van BEROEMDE KINDEREN. «35 ge Grijsaart beneden aan den voet van den k toren ftond, ging hem van aandoening ene huivering door alle de leden heen, dewijl hij zich nu bij zijne dierbaare Dochter bevond , welke hij in zulken geruimen tijd niet had kunnen omhclfen. Vooral zweefden hem de vreeslijke gevaren , waar aan dat lieve kind zich bloot ftelde, mee alle levendigheid voor den geest. Hij drukte haar met alle tederheid aan zijne borst, en bezwoer haar , dat zij hem toch wederom in den toren zou laten klimmen. Wie zou in ftaat zijn deze ontmoeting tusfehen Vader cn Dochter na waarde te befchrijven , en vooral den onderlingen ftrijd recht uittedrukken ! Men moet volftrekt Vader wefen om 'er iets van te gevoelen. Men moet vooral de gevoeligheid van Cantimire bezitten, om 'er zich het waare denkbeeld van te vormen^ ,. Mijn lieve Vader, zeide zij, Neen» „ Gij zult niet langer in ketenen kwijnen! „ Ai lieve ! Zijt niet twijffelmoedig. De „ gunftige Goden hebben u aan mij, en mij „ aan u niet wedergegeven , dan op dat gij ont„ komen zoudt. Zij beveiligen de onfchuld » Vrees niets. Het grooüïc gevaar zijn wij reeds  134 LEVENSBESCHRIJVINGEN reeds te boven gekomen. Welke heerlijke j, nacht is 't niet. Wat fchittert de fterrënhe- mei helder ! De fterren begunftigcn onze „ vlucht. Binnen een kwartier uurs zullen „ wij de waakfaamheid der wachters ver- fchalkt hebben, en in veiligheid we- Ach ! mijne lieve Hal- Méhi, was het antwoord van Meliabeth , terwijl hij een diepe zucht loosde , mocht de almachtige befchermer der rechtvaardigheid u verhoren, en ons onder zijne gunstige hoede nemen. Ach , mijn dierbaar kind ! omhels mij. ■ Ik ben gereed! Op dat woord Horteden zij - zich beiden in de rivier , en zwommen uit alle hunne macht na het vaste land. Na dat zij reeds een goed eind wegs met zwemmen gevorderd waren , werd de ongelukkige Grijsaart door dc koude van het water bevangen , geraakte aan het zinken , en verdween in een ogenblik onder het water* Mijn Vader ! Schreeuwde de wanhopige Cantimire uit, mijn Vader De al te getrouwe Echo herhaalde wel twintigmaal dat gevaarlijk geluid , zo dat het zelfs de op- ; zichters en bewaarders van het gevangenhuis in  van BEROEMDE KINDEREN. rSs in de oren klonk. Ogenbliklijk was 'er een floep gereed , die afvoer , om de vluchtelingen na te zetten. Ondertusfcfaen was Meliabeth wederom boven de oppervlakte van 't water gekomen , 't welk geheel vlak en effen was. Terwijl de kloekmoedige Hul Méhi met ene hand zwom , hield zij met de andere haren ongelukkigen Vader , welke weder adem gekregen had, en nog zo goed zwom, als hij kon , bij \ hair vast. Vruchtloofe pogingen! Rampzalig noodlot' Wreedc wisfelvalligheid van de ondcrmaanfche dingen! Maar al te dikwerf ziet men de misdaad voorfpeedig, en zegevieren. Zij beklimt ftout en gelukkig den zetel der overwinning , terwijl dc deugd haar flachtoffer Wordt., en voor haar zwichten moet. De Vader had met zijne Dochter den naasten o.ver reeds bereikt. Zelfs waren zij al aan een roofen-boschje gekomen, waar in zij zich zouden hebben kunnen verbergen , wanneer een pijl Cantimire in de linker-aria trof, en ene zwaare wond toebracht. Dewijl de pijn haar belettede voorttefpoeden , te meer daar zij zeer veel bloed verloor, werd zij heel fchie-  £36 LEVENSBESCHRIJVINGEN fchielïjk gevat, en met Meliabeth , welke van fchrik bezweken was , na den toren gevoerd. Vroeg in den morgenftond werd de ongelukkige gevangene met 'zijne Dochter in ene overdekte bark gezet , en zo onder een goed geleide na den Gouverneur van Bas fora gebracht. Deze was «cn oude krijgsbevelhebber zonder enig gevoel , en volftrekt onvatbaar om enigzins de hooge waarde te bezeffen van ene deugdfaame daad. De Oosterfche dwingelandij geeft geen lang uitftel , en maakt geen omflag in het onderzoeken cn behandelen van zaken, van welken aart die ook wefen mogen. s'Morgens ten tien uuren werden de gevangenen en befchuldigden ondervraagd , en ten twaalf uuren waren zij reeds fchuldig verklaard, veroordeeld, en ter dood gebracht. Toen men te Ispahan het belangrijk bericht van deze gebeurtenis gekregen had, was men gedrongen den moed , het geflepen vernuft , en de hartlijke liefde van Hal-Méhi voor Meliabeth ten hoogften te bewonderen, Elk een had medelijden met het ongelukkig lot, 't welk haar getroffen had. De Perfifche vrou-  van BEROEMDE KINDEREN. 23? vrouwen en jonge dochters beweenden Cantimire , de ene als of zij haar eigen kind, de andere of zij hare zuster ware geweest. De Sophi zelve was 'er door getroffen , en veroordeelde zeer de haastigheid van den Gouverneur van Bas fora. Het is zeer zeker, verklaarde hij ronduit, dat ik Meliabeth vergifnis zou gefchonken hebben , om de kloekmoedigheid , en braafheid van zijne Dochter. Waarlijk! Onder den hemel kan men geen aandoenlijker fchouwfpel zich verbeelden , dan dat van een kind , 't welk zijn leven in gevaar Helt om zijne Ouders te redden. Op bevel van den Vorst moest men zelfs een ftandbeeld van wit marmer ter ere van die jeugdige heldin oprichten , waarop zij afgebeeld werd zo als zij , aan den voet van den toren, op de rots, haren Vader in hare armen drukte. Ook werd 'er een prachtig feest ter harer eer gevierd. Alle jaren, voegt 'er M. de Guigne , van wien wij dit zondering verhaal ontleend hebben , bij , kwamen de perfiaanfche Vrouwen en jonge Dochters in bedevaart dat ftandbeeld bezoeken. Zij beftrooiden hetzelve met bloemen, kusch-  228 LEVENSBESCHRIJVINGEN ENZ. kuschten het met zekeren heiligen eerbied , en keerd&n van daar te rug met geroerde harten , vol hoogachting en verwondering. Einde van het Tweede Deel,