N I E U W ^ g e s c h £ n k VOOR DE j e u g 'n IIde Deel. k 15 Si.  EX BIBLIOTHECA F.G.WALLER 1933    IN" T E II V G ESC H E N' K v o o n r> B JEUGD. TE AMSTERDAM, BÏj JOHAOES ALLAXT, JM U C CXCII.   AAN KATRIJNA; — WILLEMIjNA — LÖUIZA HESTER. en WINOLDA ROZELIJNA: kinderen van wijlend den HEER LOUIS SERRURIER D. Z. PREDIKANT te ARNHEMi Ka a t j e, die al wie u kennen , Nu met zoo veel hoop reeds ftreelt; Wimpje, in uwe wezenstrekken, Geest en imborst vaders beeld; wiesje; NOLDAjdie, noch jonger, Nu reeds lieve blijkjes geeft, Dat het bloed der serrurieren En der buddes in u leeft: Lieve kindren! neemt dit boekje t 't Leert u, hoe ons hart u mint. Neemt het, tot een liefdepandje Van uw leeraar en uw vrind! * Kaat-  kaatje, die, door vlugheid, oordeel En door vlijt, elks hart bekoort, Leer vooral uw plichten kennen, En Gods heilweg uit zijn woord !j Wees, bij al uw andre gaven, Met zagtmoedigheid bekleed; Win door ootmoed ieders harte, Als uw vrome vader deed! Wees uw zusters tot een voorbeeld! Op den weg van eer en deugd, En het teder moederharte Eiken dag tot nieuwe vreugd! KAATJE, WIMPJE, WIESJE, NOLDA, Kroost van vromen, denkt altijd, Uit wat oudren, wat vooroudren, Gij te faam gefproten zijt! . 63 . ... 76 Delfland. . . . 82 Schiedam en Rotterdam. . . 89 Schieland. ... 94, 'f Lanrf wwï Voorne, Briel, Goeree, 't tand va?z Putten. . . 95 Dordrecht. • . . 106 Polders en Dorpen tusfchen Rotterdam en Dordrecht. . . 111 Hoekfche tVaard, . • 112 Langjlraat. . . . 114 Heus den. . • .118 't Lfl?2d vflw Altena. . . 122 Gorinchem , 'f Lowi ^r^eZ j Al- blasferwaart, Krimpenerwaard. 1 27 Gouda, Schoonhoven, Vianen, Oudewd' ter, Woerden. . • 235 Gooiland» • . . 145 M E N-  LIJST der STUKJES. MENGELWERK. Van eene Zeejlar. » • 153 Bet oog van een Zeékreeft en een Duizendpoot. • • . 161 Vaderlandfche trou in het houden van Zijn gegeven woord. * * 1^4 Verklaring van eenige vaderlandfche Jpr eekwoorden. L Acht uwen vijand niet te klein. 166 II. Meid in huis, Juffrouw op Jiraat. 168 Het jonge hoorntje, dichtjiukje. 171 Aan mijns vaders geest dichtjiukje. 172 DE PLAATEN TE ZETTEN. £)e N. Kaart van Zuidholland tegen over . . . bladz 150 I. Plaat. De Zeefter. . . 16b II. De Kxeeftsoogen . . 163  GEOGRAFIE Van ZUID-HOLLAND. INLEIDING. Manier van reizen. Met Holland begin* nen. Deszelfs ligging. Havens. Duinen. Dijken* Qverftroomingen* Vraag. O welk eene vreugd voor mijn hart! Ik heb de aangenaame vergunning , van ons lieve Vaderland te gaan bezigtigen , eindelijk., van mijne goede Ouders verkreegen. Antwoord. Het is mij zeer lief, om dat het IJ zo veel vreugde geeft. V. Dan, hoe zeer ik het Vaderland , volgens de Kaart, heb leeren kennen, zal ik egter, vooraf, uwe onderrigting zeer noodig hebben* A. Het is van belang, dat gij niet reist, gelijk veelên doen, die, vliegens, door de onA der-  MANIER van REIZEN. derfcheiden' Gewesten heen loopen, en, daarpp t'huis komende , meenen zich wonder wél gekweeten te hebben. V. Mogt ik op eene zo nuttige als aangenaame wijze reizen, en dus aan het oogmerk van mijne verftandige Ouders voldoen! V. Dit doelwit kan bereikt worden, wanneer gij niet alle Provintien te gelijk , maar de eene na de andere gaat bezien, en dan acht geeft . . • V. Waarop? A. Men geeve acht op de verfchillende lig. ging van elke Provintie; op de wijze hoe de Zee dezelve1 befpoelt; op de groote Rivieren en mindere flroomen; op de Regeeringsvorm; op den aart des Volks ; op deszelfs Zeden, Gewoonten, Konfien en Weetenfchappen. V. Welke Provintie behoor ik dan eerst te doorreizen ? A. Daar gij in Holland woont, moet gij, al. lereerst , dat Landfchap bezigtigen. Het zou eene fchande zijn, dat te laaten liggen, en anderen vooraf te bezoeken. V. Wat zal mij, ten aanziene van dit Ge* Üpest, voorkomen? A» Dat dit Gewest het uitgeftrekfte, volkrijkfte en magtigfte der zeven verecnigde Provintien  LIGGING van HOLLAND. % tien is , naar het welk de bewooners der anderen met den gemeenen naam van Hollanders benoemd worden door de Vreemdelingen. V. Van waar komt de naam van Holland ? A. Dit weet men niet zeker. V. Hoe is de gedaante van deeze Provintie? A. Zij is langwerpig, hebbende ten Westen de Noordzee, ten Oosten de Zuiderzee, nevens Utrecht en Gelderland ten deele. V. En ten Zuiden ? A. Ten Zuiden Zeeland en Staats - Brabant, en ten Noorden de Zecga.en. V. Hoe is dit Gewest gelegen ? A, Zeer gunftig, dewijl het aan dc Zee ligt, en dus uitneemend gefchikt voor de Visfcherij, voor den Koophandel, en de Zeevaart; maar in een ander opzigt ...» V. Hoe in een ander opzigt ? A- Zeer gevaarlijk wegens de rustloo?e woe. de van geweldige Zeegolven, en den aandrang van zwaare Rivieren. V. Holland heeft egter veele Havens 9 A. Wel verfchciden*; maar geene , die men nu volkomen goed kan noemen. V. Maar dit Landfcbap is beveiligd door Duinen tegen de woelende Zee? A. Ja; het heeft Duinen tegen de Noordzee, A % die  4 DUINEN, DIJKEN. die gij natuurlijke Zeedijken kunt noemen; doc^h deeze zijn, met den tijd, op eene verbaazende wijze, afgenomen. V. En welke befcherming aan de Zuiderzee ? A. Geene Duinen ; maar Aard- of Wierdijken, welker glooingen belegd zijn met zwaai e fleenen , die men uit het Noorden heeft gehaald. V. Wat is een Wierdijk ? A, Een Dijk, van Wier gemaakt, het geen eene lange Plant is, groeiende in de Zuiderzee des zomers, meest bij 't Eiland Wieringen. V. Hoe krijgt men dezelve ? A. Deeze Plant, rijp zijnde , fchiet los van baaren wortel, drijft dan, wordt opgevischt, en,tot her maaken van eenen Dijk gebruikt. V- Hoe dan verder? A. Men pakt veel Wiers opeen, fomtijds negentien voeten diep , cn dan kan zodanige Dijk veele Eeuwen ftaan, wordende zo vast door 't zakken des Wiers, dat geen kanonskogel dien kan doorbooren. V. Dus is het Wier voor ons van veel belang? A. Deeze Plant was oulings zo hoog geacht, dat men Bededagen hielde, om eenen rijken Wieröogst. van , ö o p te^ verkrijgen. V. Ge-  W I E R D IJ K E N. 5 V. Gebruikte men, voorheen, geene-zwnare houten paaien tot verzekering onzer Dijken ? A. Ja; maar men heeft er van moeten afzien, om dar, na den jaare 1730, eene zekere foorc van Wormen, zeer in getal vermeerderd zijnde, op de Paaien aanviel, en zo doorboorde, dat ze, op den minften flag van 't water, braken, waardoor gansch Noordliolland gevaar liep. V. Wat heeft men daartegen bedagt ? A. Twee Vaderlandfche Mannen, pieter straat en pieter van der deuren, wilden, dat men alle houten Paaien zou wegdoen , en de glooingen der Dijken mee zwaare fteenen beleggen. V. En dit wei k kostte veel gelds ? A. Ja: want de Zeedijk van Enkhuizen tot Amfterdam, dus belegd, kostte zei en vijftig tonnen gouds. V. Welk een fomtne! A. Ja; dit was wel een zwaar uitfehot in 't begin; maar, in het vervolg, gaf het voor* deel , dewijl men, federt, geene duure Paaien behoefde te koopen. V. En tegen de hooge Rivieren moet men ook zorgen ? A. De aarddijken, die, ter beteugelinge van derzelver overloopen , daartegen zijn aange» A 3 legd ,  6 RIVIEREN. OVERSTROOMINGEN.1 legd, kosten al mede niet minder zorg, dan zvvaare uitgiften. V. Waarom zorg en arbeid op den duur ? A. Om dat men die Dijken» van tijd tot tijd, moet verhoogen, vermids de bodems of bedden der Rivieren , door het zinken der afgevoerde fiibbe, hoe langer te booger worden. V. En komt er nog iets bij? A, Ja; dat de Stroomen, door 't raeaigvul. dig leggen van kribben, fmaller worden, het geen den aMoop des waters zeer vertraagt. V. Heeft ons Land veelc zvvaare overftroo* ming< n, vroeg en laat, geleeden ? A. Zeer veel bij het afkomen van geweldige wateren uit Duitschland , bij ijsverftoppingen , en bij zwaare ftormen , wanneer de Rivieren geene fpoedige loozing in Zee kreegen. V. Maar heeft God ons Land ook niet wonderlijk bewaard? A. Zeer wonderlijk en zeer dikwijls > vooral in de jaaren 1672, 1775, en nog onlangs op den 2 Februarij van 't voorige jaar 1791. V. Hoe dan op dien dag? A. Zo het Water, dat, naar de beste berekening, 's middags, tot één uur moest wasfen, daarin hadt aangehouden, zou Noordholland en hoe veel meer verlooren zijn geweest; maar.... V. Wac  GRONDEN van HOLLAN(D* 7 V. Wat gebeurde er ? A. g o n deedt toen geen wonderwerk; maar hij toonde ons een zeer verbaazend wonder, dewijl het water twee uuren vroeger, dat is, ten eif uuren begon af te loopcn," en hoe zeer de woedende ftorm van dien dag na dit uur toename, bleef het vallen. GRONDEN. Verfchll van gronden. Voortbreng fels. Veen* gronden. Bedijkte Meer en- Laage lig' ging. Lucht. V. Hoedanig is Hollands grond? A. De grond van Holland is vlak, effen, en laag, behalven aan de Duinen, en aan de heide bij Naarden. V. En daardoor heeft men . . . ? A. Daardoor vindt men er zeer veel wei. land , 't welk aanleiding geeft, om veel fchoon Vee aan te fokken, en dus, veel melks hebbende, boter en kaas in overvloed te verkrijgen. A 4 V. Welt.  BOTER. KAAS. GRAANEN. V. Welke foorten van Boter? A. Al voert men zeer veel in uit Friesland en uit de Meijerij van 's Hertogenbosch, blijft de DeHtfche en Leidfche Boter, verre weg, dé overhand houden. V. En welke foorten van Kaas? A. Men maakt meestal onderfcbeid tusfcbert de Texelfche, of groene; de Noordbollandfche ofroodkorst; de Leidfche of komijne, en de uitmuntende vette Goudfche Kaas. V. En daarin drijft men handel? A. Men drijft er eenen zeer aanmerkelijkcn handel in: want op drie Noordhollandfche markten, te Alkmaar, Hoorn en Purmerend, zijn, in den tijd van zeven jaaren , bijna negenënnegentig millioenen ponden gewoogen. V. Teelt men geene Graanen in Holland? A. Niet van belang , ten minften niet aan Noordhollands Oostzijde; maar veel op de Zuidhollandfcbe Eilanden,die door de Maas gevormd zijn , als de Zwijndrechtfche en Strijenfche Waarden, het Eiland van Dordrecht, Beijerland, Voorn en Overflakke'. V. Hoedanig zijn de gronden in het midden deezer Provintie ? A. Zeer laag; en daarom vindt men bij den Ouden Rhijn veele uitmuntende Veengronden» wel-  M E EREN van HOLLAND. 9 welker bagger, ter diepte van twaalf of meer voeten opgehaald en wel bereid , de beste turf levert, V. En die wij niet kunnen ontbceren ? A. Voorzeker niet , om dat wij geen houts genoeg in ons Land bezitten, en, tot nu toe, geene Steenkoolen gevonden hebben. V. Maar een uitgebaggerde Veengrond Iaat eenen onnutten Waterplas of Meer agter? A. Onze kloeke Voorvaders wisten daartegen goeden raad: want zij hebben die plasfcn droog gemaalen , en in fchoone polders van heerlijke weilanden veranderd , die eiken Vreemdeling verbaazen. V. Waar heeft men in Zuidholland zulke uitgemaalen Waterplasfen of Meeren 9 A. De Diemer- Boskooper- en Zoetermeerfche Meeren of Polders zijn daar niet de minfte. V« En in Noordholland '? A. De Rijpe, de Woggemer, de Heer Huige» waard, de Schermer, de Wormer, de Purmer, en vooral de verrukkelijke Beemfter, zijn uitmuntende proeven van den onderueemzieken aart onzer Voorouderen. V. Dus won men veel kostbaar Land . . . ^ A. Indedaad zeer veel, en die allen zamert genomen zijn van zo graot belang, dat ze bijna den halven grond van Noordholland uitmaaken. A5 V. Moet  ld LUCHT. LIGGING. * V. Moet niet het zo laag liggend Land deezer Provintie eenen zeer tosfen grond hebben ? A Ja, en daarvan ziet men, hier en daar, het water in de flooten langs de rijdwegen trillen , wanneer er een wagen overgaat. V. Maar zulk een laag wateragtig Land moet eene koude vogtige lucht veroorzaaken? A. Dit is ook zo; maar het was nog erger, toen de nu drooge Polders, voorheen, waterplasfen waren. V. En die vogtigheid wordt vermeerderd? A. Zij wordt vermeerderd door de Noord- en Zuiderzee, door de groote Rivieren, Kanaalen, en door alle Winden, die, van over de Zee, landwaards aan waaien. V. Wat zegt een Uitlander van dat alles ? A. Hij verwondert zich, dat wij in zulk een vogtig, laag liggend, koud en gevaarlijk Land kunnen , wi'len en durven woonen, V. Wat moet men hem antwoorden? A Dat, wil iemant zich een weinig in acht neemen, men in hetzelve zogezond kan lee* ven, als een ander in een hoog en droog Land. R I-  RIVIEREN. Rhijn en Maas. Verdeeling van dczehetu Mindere flroomen, V. Van waar toch ontvangen de Hollandfche Rivieren haar water? A. Uit den Rhijn en de Maas te zamen f want één tak der eerfte vereenigt zich bij Loeveftein met de andere, en wordt dan ééne Rivier, genoemd Merwede, of Merwe bij ver« korting, welke naar Dordrecht voortloopt. V. En daar gekomen zijnde . . . i A. Dan verdeelt zij zich in twee takken, die beiden den naam van de Maas weêr aanneemen;, doch met dit onderfcheid, dat de eene, regts. af, flaat naar Rotterdam onder den eenvoudige» naam van de Maas. V. En de andere . . . ? A. De andere, zich naar de linke zijde wen> dende , voert den naam van de oude Maas ï doch die beiden zich vereenigd hebbende bij Vlaardingén , vak de heele ftiooni vervolgens, ia de Noordzee» A met andere Godsdienflige Geftigten; de nieuw verbeterde en verfraaide Plantagie, de Amftelfluis met 35 boogen , waarvan geen weergaê in ons Land is, en- nog veel meer. V. Die een goed Vriend mij wel zal aan wij • 2en? A. Ja : maar drie der nuttigde Stigtingea moet gij niec vergeeten; ik meen het Nieuw Werkhuis, zo grootsch gebouwd, als van be* lang voor de Maatfchappij. V. Daarna? L A. De Zeefchool, welker grond!egg«rg men aan den ijver voor de Zeevaart, gloeiende in 'i hart van den braaven g. titsingh, moet toekennen. V. En dan nog . . . ? A. Het pragtig Gebouw voor 1 Genootfchap Fellx Mer'uis , eene Eer 'voor Amfterdam, en een bewijs, dat Vaderlandfche Kooplieden ook de Weetenfchappen beminnen. V. En wat geeft rog meer roems t A. De Maatfchappij tot den Landbouw, en bo«  AMSTERDAM. 31 boven al die tot redding van Drenkelingen gefttgt is in den jaare 1765» de eerfte in Euro« pa, en in veele Koningrijken nagevolgd. V. En eindelijk . . . ? A. Zo gij u in den wintertijd hier bevindt, moet gij tragten te hooren de fchoone Redevoeringen , welke in het Gezelfchap, con* cordia geheeten, gedaan worden in de Ne* derduitfc -V Niets meer , . . ? A, Ja; ten zelfde tijde des jaars, de Teken* Academie , waar zo veele Jongelingen zich Oefenen in deeze fchoone konst naar een levend beeld, onder het oog van kundige Beftierders. V. Nu is al het merkwaardige opgenoemd? ' A', Maar ten deele; doch ik wil dat gij veel meer zult zien, dan anderen, die, als V era* delingen, in deeze Stad komen, en zich met de opgenoemde dingen vergenoegen. V. Wat dan ? A Ik wil wel, dat gij een pragtig huis, zo als dat van den Heer van briknne, gaat zien ; maar ook mindere huizen. V. Waarom mindere huizen i A. Om dat men, misfehien nergens in de Waereld , wegens eene ontbrcekende ruimte, B 4 zo  32 AMSTERDA M» zo veel voordeels van het eng bcftek heeft weeten te trekken, dan hier, en daarbij alles zo fraai, zo zindelijk en zo gemakkelijk heeft gebruwd. V. Nog zegt gij mij niet wat verder te zien, dat anderen niet gaan befchouwen? A. Gj moet alle plaatzen bezigtigen , waar men fchoone Konften oefent , bij voorbeeld, kanonbooren , gefchutgieten , plaatfnijden , catoendrukken, kabelflaan, lettergieten, plaat» en boekdrukken, en veel meer anderen. V. Hoe zal ik die vinden ? A. Vraag maar aan kundigen; want er is aelfs geene Stad in ons Vaderland, waar groo» ten en geringen gereeder zijn, om eenen onweetenden of verdoolden den weg te wijzen, «lan hier de beleefde Inwooners. — Dan kat ons nu de Stad verhaten» AM STEELAND. Beftier. -Gronden» Rivier, Do-rpctt» • V. En waar heen dan?, A> Als  A RISTELL A NDi 35 A. Als gij de Stad ten Zuiden zult verlaa» ten t komt men in Amftelland , 't geen een Baljuwfchap of Bailjuagie is, draagende dier» naam naar de Rivier de AmfteU welke bij den Uithoorn begint, midden door Amflellani loopt , en vervolgens door Amfterdara in *t JJe ftrootnr. V. Wat is een Baljuwfchap in Holland? A. Een Land , waarin een aanzienlijk Perfoon , de Baljuw gcheeten , nevens c-enigft Schepenen en zo genoemde welgebooren Mannen , het burgerlijk en het halsregt oefenen. V. Zijn er veele, zulke Baljuwen in Holland? A. Zeer veeien, gelijlr gij in het vervolg hooren zult, die, voor hun leven, door de Staaten tot dien post worden aangefteld, uitgezonderd de hooge Heerlijkheden, die zelve dat regt oefenen. V. Hoe is 't met Amftelland gefield? A Het beftaat meestal uit laage weilanden, uit eenige veengronden, en uit vvaterplasfen, die reeds uitgebaggerd zijn. V. Is deeze ftreek groot ? A. Amftelland bevat fkgts vier Dorpen, naamelijk het fraaie Dorp Diemen, zo gcheeten naar het water Diemen, dat daar in ds 9 5 Zui-  34 AMSTELLAND. Zuiderzee loopt, waar de geringde Jooden uit Amfterdam hunne doodcn begraaven. — Ook behoort daarbij de fchoone Buurtfcbap Diemerbrugge', en' de nog fchooner D/iemermeerv V. Waarom is deeze zo genoemd ? A. Om dat de Meer, daar gevonden, in* den jaare 1629 droog is gemaakt, waarna mee voortreffelijke Weilanden, fchoone Moestuinen, en veele lustige Buitenplaatzen aangelegd heeft j doch 't getal der Iaatften vermindert thans ona de bevonden ongezondheid van dien fraaier? oord. v V. Welke Dorpen behooren verder tot At», ftelland? A. Ouwerkerk, of eigenlijk Ouderkerk öan den Amftel, groot,, volkrijk, lustig, levendig wegens de menigvuldige rijrftuigen , fchuiten er* fehepen. De' Amfterdamfche Porrugeefche Jooden hebben hier hun open Kerkhof. V. En dan nog . . . ? A. Amftelveenj zo geheeten naar de bijliggende groote veenen, in welks Kerk de GraJ. tombe van den Dichter, janus bro'ekhï. siu s, gevonden wordt. — Dan, Waverveen , zo genoemd naar het water de Waver en de Veenen, waaruit men turf haalt is 't laatfte Dorp van Amftelland» V. Wat  AMSTELLAND. LOOSDRECHTEN. 35 V. Wat merkt men aan omtrent Amfrelveen en Ouwerkcrk ? -A. Dat. die Dorpen eenen naam in de Historie des Lands voortaan zullen hebben we-1 gens de gevegten, die met de Pruisfchen, niet lang geleeden, daar gehouden zijn, in welke de moedige Heer de wilde, eei Amfterdamsch Koopman,'1 deedt zien, dat hij bekwaam was het bevel over een ganseh Leger te voeren. V. Wat vindt men ten Oosten van AmïM» land # A. Het Baljuwfchap der beide Loosdrechtcn, het oude en het ■ .nieuwe, twee aanzienlijke Dorpen , liggende in de veenen , voerende dien naam naar het water de Drechc , en, bijna rondom, door de Provintie Utrecht in* geflooten. V. Wat telt men nog daaronder? A. Een gedeelte der Nieuwerfbis, zo vermaak'elijk wegens de menigte der Trek- en andere fchuiten, die van Amfterdam op Utrecht.,en terug, daardoor, vaaren; maar de Schans behoort aan de gezegde Provintie. V. En eindelijk . . . ? A. Het fraaie Dorp Loenen, dat ten deele op Hollandfchen en ten deele op Ucrechtfchen bodem ligt, bekend door zijn bisr , aangoB 6 naam  3$ AMSÏERDAMSCHE POORT. naam door-zijne Lustplaatzen, en begeerd o» zijne Herbergen , waar menig vischje aan zicli uitfpannende Amfierdaramers wordt opgadischt. HAARLEM, 'Amfterdamfche Poort. Halfwege. RaarlettK Gebouwen voor Geleerden, De Hout, Bleekerijcn* V. En wanneer ik dien oord bezogt heb » en naar Amfterdam wederkeer, waarheen dan. gewend ? A. Alle uuren kunt gij dan naar Haarlem vertrekken, (gaande door eene Amfter» damfche Pooit, die opzettelijk gebouwd is ü> de juiste gedaante van de letter S-, naar buiten) in eene der gemakkelijke Trekfchuiten, die alle uuren van daar vaaren. V. Waarom alle uuren ? A. Om dat zeer veele menfchen deezen weg neemen. Een Schipper heeft mij gezegd, dat meo daar tagtig duizend' menfchen in één jaar EQ09C  Ii A L F VV E G L s? moet overbrengen , zal elk Trekfchuitvoerder zeshonderd guldens winnen. V. Wat valt er onder weg te zien? A Behalven Sloterdijk niets dan vlakke Weiden, tot dat gij komt aan de kleine Buurt, Ilalfwege genoemd , om dat men dan ter halver wege is tusfchen Amfterdam en Haarlem, waar zwaare (luizen liggen, die het hooge water uit de Haarlemmermeer in 'c IJe loozen. V. Verdient iets mijne aandagt aan dat Half» wege? A. Ja; een oud deftig gebouw, zijnde het geraeene Landshuis van Rhijnland, bewoond door den geleerden Heer bruinings. V. Waarom woont hij daar? A. Hij , die daar ook de weerkundige Waar* neemingen maakt voor de Hollandfche Maatfchappij der Weetenfcbappen , heeft opzigt over Rhijnland , en tevens over de Sluizen» die aan Halfwege liggen^ V. Wat valt daar te zien? A. Op een heusch verzoek, zal bij u niet weigeren het plat van dat hooge Huis te be. klimmen, om u daar te vermaaken met hei allerfchoonfte gezigt op Zaandam, op Amfter£ 7 dam 8  33 HA ARLE M. dam, op het Haarlemmermeer, op uitgebreide Weilanden , op Haarlem en de Zeeduinen. V. En daarna de reis voortzettende , . . ? A. Ziet men eene andere Stad, Haarlem genoemd, zijnde eene der luchtigfte en fchoonfte Steden van Holland , reeds in den jaare 1132 bekend, buiten van een deftig aanzien; V. En binnen . . . ?' A. Binnen met fchoone Gebouwen, zindelijke' ftraaten, zo ongemeen gemakkelijk geplaveid, dat men de weergaê, vrugtloos, in ons Vaderland zal zoeken. • V. En buiten . . ♦ ? A. Buiten de Stad, vooral naar den kant' der Duinen, wordt men vermaakt door fchilderagdge Gezigten van allerlei foort, nergens zo te vinden. V. Wat geeft veel beweeging in de Stad? A. De menigte van doorvaarende Schepen, van doorloopende reizigers uit en naar de Trekfchuiten, en van rijdtuigen, uit Zuidholland komende, of derwaards gaande. V. Wat munt in de Stad uit? A. De groote Kerk, de ruimfte van geheel Holland, en daarin een heerlijk Orgel, waaron^ der  *' men eene fcoi,dcrfj- 2tet vm „. y — V<*8 * bij het defdg Raadhuis wegens cien „„den bo„w,ra„t, WM° tón £ «rüe taekdrnkken, Spiegel der behoudenis genoemd, bewaard worde. V. Wefke Gebouwen verder? A. Her feboone Huis, waarin de Leden van de Holtadfche Maatfchappij der freetenfchan. pen d,e de eerfte is van ons Vaderlandje, ftgt m den ,aare , d heden Kabi"et VM &5 V. En dan? A Het rüet min heerlijk zo genoemd Fundane-Hu-s van tbiler van der hulst ook veel fraais te 2ie„ foZ^ 21Jne fCh-0m fehilde"ien, e„ de beroemde Eetterg.eterij der Heeren ENSCHEDé «et de zeventig verfchillende matrijzen van den grooten plbischmam. V. En eindelijk nog .... P A; Nog een huis op de markt, waar alleen te zten valt in den gevel het beeld van lalRens jans2 koster, die daar gewoond> en t boekdrukken, de nuttigrte van alle konften omtrent den jaare i4ao uitgevonden en geoefend heeft, • V. Is  43 BUITEN HAARLEM. V. Is er nog iets bezienswaardig? A. Betreurenswaardig zijn de geringe overblijffels van de oude zijde- katoen- wolle- en vlasweverijen, toen de Stad eens zo veel in« woonefs dan nu telde. V Wat maakte men daar in oude tijden ? A. Men maakte daar fchoon linnen van elf guldens de elle; lijwaad-damast, 75 ellenlang, dat maar drie ponden woeg; en gaf tweehonderd guldens voor 't weeven van een Ruk van vijftig ellen, en tagtig guldens voor fpin» nen. V. Wat moet ik buiten de Stad gaan zien? A. Den fchoonen Haarlemmerhout , een» aangenaame wandelplaats voor de Burgers , mogelijk een overblijffel van de oude Bosfchen, die men hier vondt, welke tot jaagen aanleiding gaven. V. Nu niet meer? A, Neen, nu niet meer: want fchoon men den 15 van Oogstmaand vrijheid tot jaagen heeft in de duinen, mogelijk oudtijds ook op Harten , en daarom Hartjesdag feheeten, zo krengt het gemeeue volk thans dien dag door niet wandelen en zich te vermaaken. V. En bij de fcbooj.e natuur buiten de Stad» • • » • A Daar»  BUITEN HAARLEM. 4, A. Daarbij bomen zo veele Tuinen, waarin de heerlijkfte Bloemen geieeld en gekweekt worden , met welken een aanzienlijke handel gedreeven wordt in veele oorden van Europa. V. En geene Konstftukken? A. Alleen één, naamelijk, het pragtig Kuis, 't welk de Heeren hope in den Haat lemmerhout hebben doen bouwen. V. Wat ontmoet men al meer? A. Uitmuntende Bleekerijen, aan den duinkant vrolijk gelegen, van vuil linnen, dat herwaards van Amfterdam gezonden wordt, dewijl daar geene zo gunftige gelegenheid is, om het fchoon te wasfehen en wit te bleeken. V. Maar ook ? A Ook van gaaren en nieuw linnen, orn dat men het elders 1 iet zo wit gebleekt kan krijgen, het geen men, deels aan het heldere duinwater, deels aan de zuitere lucht toefchrijft. V. ïs de lucht te Haarlem zo gezond? A. Ja ; en zo gij er in den zomer vertoeft, kunt gij opmerken, dat men er weinig onweders heeft, dewijl de buien naar de Zee of naar 't Haarlemmermeer worden gedreeyeE,  Dorpen hnten Hmrltm onder een bijzonder Baljuwfchap. Andere hooge Heerlijkheden naar den kant van Leiden. Leiden en deszelfs merkwaardig heden. V. Wanneer ik zo veel in en buiten deeze Vrolijk gelegen Stad zal hebben gezien . .. ? A. En wanneer gij dezelve verlaaten zul't hebben, om zuidwaards verder te gaan , zuft gij, op dien weg, vier Dorpen ontmoeten, die onder een bijzonder Baljuwfchap ftaan. V. Welken toch? A. Noord wijk er hout ten westen der Trekvaart van Haarlem op Leiden, waar men ver. moede een groot bosch gedaan te hebben, dat met den Haarlemmerhout vereenigd was , of ■daar begon. V. En dan volgt? A, Ter linke zijde het Dorp Voorhout, dat is, vóór of aan den ingang van dat Bosch of Hout aangelegd —— ook het groot Dorp Lis- fe  NOORD W IJ K. , 43 fe bij '{ Haarlemmermeer , en het vcrmaakelijk gelegen Ilillegom met zijne fehulpkalk brandende ovens, langs de Trekvaart, V. En al voortvaarende . . . ? A. Wanneer gij, één groot uur van Leiden, zult gekomen zijn , fiaa dan regts af, waar gij zien kunt den zwaaren tooren van Nooidwijk, één der fraaifte Vlekken, met zijne Cerlijke Kerk, en goede huizen. V. En dan . . . ? A. Een half uur verder, Noordwijk aan 2ee , alleen door Visfchers bewoond ; een Dorp , 't welk veel door de Zee geleeden heeft. V. Draagt niet zeker beroemd Man den naam van het eerfle Dorp? A. Jaj jan van der does,' anders Janus dousa, Historiefchrijver", Dichter, en moedig Bevelhebber in het belegerd Leiden, die ook eenen zesr geleerden Zoon van denzelfden naam gehad heeft, en wiens nagéfiagt nog in wezen is. V. Valt hier ook iets opmerkenswaardigs te zien? A. Niets dan verre uitgebreide welriekende Kruidtuinen, bearbeid door Lieden, die een aanzienlijken handel drijven met derzelver voort-  44 K A T W JJ K. voortbrengfels, welke, wijd en zijd, door het Vaderland verfpreid worden. V- En als men van daar Zuidwaards naar elders ziet ? A In de nabuurfchap , ten Zuiden , zult gij zien , onder andere hooge Heerlijkheden , het zeer fraaie Katwijk binnen , zo genoemd om dat de Oude Katten , een Volk uit Hes* fenland , herwaards weeken, en er hunnen naam aan nagelaaten hebben : Katwijk zegt toch een wijk, of wijkplaats der Katten. V. Heeft het nog niet eenen anderen naam ? A ]x ; men noemt dit fierlijk Dorp ook Katwijk a-m den Rhijn, dewijl die Rivier öulings door hetzelve ftroomde, en in de Zee uitwaterde V. Hoe lang? A In den jaare 86b, meent men, is die uitwatering geflopt door eenen hoogen zee» vloed; nu verliest zich de min fterke frroora in de duinen. V. Wat valt daar te zien? A. Lijnbaanen , linnenbleekerijen , kalk- en fteenovens; en, niet verre van daar, het Dorp Katwijk aan Zee, door V/sfchers bewoond; . doch zeer beroemd is aldaar ♦ . , . V. War*  HUIS te BRITTEN. 45 V. Wat? A. Het Huis te Britten, een oud Slot, door den Romeinfchen Keizer kaligula , in den jaare 40, meent men, op ftrand aan de Zee gebouwd, en daarna tot een wapenhuis vergroot; maar, in laater tijd, door de Noormannen verwoest, en nu ... # V. Nu niet meer te zien? A. Thans onder de golven bedekt, en met te zien, dan bi} eene ongemeene laage ^ee, gelijk in de jaaren 1753 en 1755 gebeurde. V. Hoe weet men dat? A. Voorheen heeft men daar penningen der Romeinen, pannen , en veele tegels gevonden ; doch de fondamentfteenen en eenig paalwerk heeft men alleen in die beide jaaren ont, dekt. V. En van ftrand terug keerende . . . . ? A. Moogt gij u wenden naar het Dorp Valkenburg , waarfchijnlijk zo geheeten naar eenen Burg of oud Slot, gefchikt tot de Valkenjagt , welke in vroege tijden zeer bemind werdt ; maar het Dorp is nu meest bekend door zijne witte tarw en paardemarkt. V. En dat Dorp gezien hebbende . „ . ? A. Bezoek dan Rbijnsburg , zo genoemd 21 aar  46 RHIJNSBUR G. naar eenen Burg, gebouwd door de Romeinen bij den daar voorbijflroomenden Rhijn, waarvan men meent nog eenige grondllagen, vóór twee Eeuwen , gevonden te hebben. V. Heeft het Dorp nog eene andere vermaardheid ? A. Ja; wegens eene aïonde Abtdij , vóór of na de Beeldftormerij verwoest , waarvan STEvina van ROssuM, Dogter van den berugten Gelderfehen Veldoverften , maarten van rossum, Abtdis is geweest, en waarin veele oude Graaven en Gravinnen van Holland begraaven zijn. V. Romeinen en Monniken zijn nu van deeze plaats verdweenen?. A. Ja ; mair nu vergadert hier, jaarlijks, ^ene afzonderlijke Christen Gezindheid, Collegianten of Rhijnsburgers genoemd , om elIcanderen te ftigten, en bij indompeling te doopen, gelijk een Vader foms zijne Dogter doet, waarna zij het Avondmaal gebruiken. — •Wanneer gij daar zult zijn, denk dan . . . i V. Aaii welke zaak? A, Denk dan, dat de beroemde Dichter, joACHtM oudaan hier gebooren is, en dat er de ongeloovige spinozA eenigen tijd ge-  WASSENAAR. VOORSCHOOTEN. 47 gewoond, en den kost gewonnen heeft met het ilijpen van Verrekijkers glazen. V Liggen hier meer fraaie hooge Heerlijkheden ? A. Zo zult gij zeker noemen het Dorp Wasfenaar , Zuid waards van Leiden gelegen , waar, onder veele Hoflieden, als Zandhorst', Raaphorst, Perfijn en anderen, het oude Lust'huis^ Zuidwijk meest uitmunt , welks plantaadjen, tuinen en vijvers gij met verrukking zult bezien. V. Liggen daar geen meer Buitenplaatzen ? A. Ja ; veelen in of onder, het fierlijke Dorp Vuorfchooten, dén uur van Leiden; doch het oude en praguge Slot Duivenvoorde fpant er de kroon , en de Kerk praalt met de Begraaf, plaats van. dat edel Geflagr. V. Hoe verre raaken wy naar 't Zuiden ? A. Gij kunt u fpoedig, na dat alles bezien te hebben, langs eenen anderen weg , naar het Noorden van Leiden wenden, en het geen uitgefteld werdt daar bezien , bij voorbeeld h Dorp -Warmond, bekend door riddermaatige Hoflieden, als oud Alkemade, en- oud Tellingen, beroemd in de Vaderlandfche Historie. V. Valt er niers van Warmond te zeggen ? A. Gij kunt er het huis zien, waarin een Lando  48 OUDE WETERING. RAAGE. Landman» genoemd jacob van der kob« d e , gewoond heeft, die verfcheiden Zoontn hadt, kundig in veelerleie Taaien, van welken één (c. coddeus) is geweest Hoog. leeraar in de Oosterfche fpraaken te Leiden, V. Een woord van Alkemade? A. Onder die Heerlijkheid behoor en twee Dorpen, de Oude Wetering, zo genoemd naar een water van dien naam, waar een zeer groote doorvaart van Schepen is. V. Van welken ? A. Van zulken, die uit Zuidholland, Zeeland en Brabant naar Amfterdam, en terug vaaren ; des er veele zeilmaakers , touwllagers eri fcheepstimmerlieden woonen. V. Hoe noemt men het ander Dorp? A. De Kaage, gelegen op een Eiland, dat in de Leidfche en Haarlemfche Meer gevormd is, en door veele Schippers en Visfchers bewoond wordt. V. Zijn deeze alle de hooge Heerlijkheden, die in deeze ftreek te vinden zijn? A Neen: want gij moet er nog bijvoegen en bezien het zeer levendige Dorp Woubrugge wegens eene gelijke doorvaart van veele Schepen; waarbij de fiuurtfehap Jacobswoud gevonden wordt,  JACOBSWOUD. HOOGMADE. 49 wordt, die u eene zo aangenaams als treurige Gebeurtenis te binnen zal brengen. V. Welke? A« Vóór de Vaderlandfche Hervorming pre. dikte aldaar jan arendsz, voorheen een mandemaaker van Alkmaar, maar zeer kundig in het zuiver Evangelie. V. Op welk eene wijze? A. Zo nadrukkelijk , dat de Roomfche Priester, jan de bakker, deszelfs Leer met zijne Gemeente omhelsde, (en dit was immers aangenaam?) maar,om die braave daad, weidt hij, in den jaare 1525, in 's Haage verbrand ("en is dat niet treurig ?) V. En als ik dat Jacobswoud, met eene aangeuaame en; treurige nagedagtenis, wél zal be« fchouwd hebben . . . ? i A. Zet dan uwen voet in het kleine Dorp Hoogmade, waar gij iets zult hooren, 't welk gij in geene andere plaats onzes Vaderlands Zult aantreffen. V. Wat dan? A. Dat niemant hier een voet breed lands bezit, zelfs niet den grond, waarop de huizen ftaan, zijnde alles een eigendom van den Heer des Dorps. , V. Zijn hier meer fchoone Dorpen* C A.Ja;  50 KOUKERK ene. A. Ja; bij voorbeeld Koudekerk , meestal Koukerk genoemd, in eene fraaie vrugtbaare landftreek langs den Rhijn, waar 't kleine Hot Poelgeest nog kin orde flaat, terwijl er van het oude weinig meer te zien is. V. Waarom gedenkt gij aan 'c oude Slot? A» Om dat gij, hier zijnde, moogt gedenken f, uit het voorbeeld van aleid van Poelgeest, die in 's Haage vermoord werdt, welke gevolgen ééne afwijking van de deugd kan hebben. V. Mogten alle menfchen dit leeren! A. Hier ftaat een Huis , treurig in 't aanzien, maar in veele gevallen nuttig, waar men zulken , die deczes les zeer verzuimd hebben, wil verbeteren, draagende dat Huis den naam van 't Koukerkfche Verbeterhuis. V. Welke Dorpen liggen daar nog in de na. buurfchap ? A< Daartegen over liggen 't fraaie Hazarswoude, Boskoop, Zwammerdam, Langeraar, Rewijk, Nieuwkoop en Noorden.' V. Welk van deeze allen verdient meest be» zien te worden ? A. Zwammerdam zou u kunnen herinneren de euveldaaden der Franfchen in den jaare  B Ó S K O O P. 5I hoewel men ze zeer vergroot heeft op. gegeeven. V. En verder . . . ? A. Boskoop, groot, welvaarend, en vrolijk wegens de fterke doorvaart van Schepen, kol «end* van Gouda, zal „ iets |aatèn t geen duizenden weeten ; maar niet befchomvd hebben, V. Wat dan? A. Zeer groote zindelijke Kweektuinen van . je beste jonge Vrngtboomen van allerlei foort, d>e voor tanen geringen prijs verkogt wor. ^n, en, m duizend Vaderlandfche Boomvar, den en Tuinen verplant, welig tieren, en°we! fmaakend Ooft leveren. V. Weike heerlijkfte inkomfïen der Natuur geeft god uit éénen oord aan duizenden.' A. Zeg dit veelmaalen met diepe erkentenis ter eere van den god der Natuur; maar ge. denk nu, dat wij hier gezworven-hebben bijna geheel om eene Stad. V. Om welke ,. , ? A. Om eene Stad, die, voorheen, der Wae. Teld grooter inkomften geleverd heeft, en nogden Vaderlande blijft geeven, dan zeer veele •anderen. V. Ten blijke, dat god een kleine ftreek C z land»  5» LEI D E Ni Iands als bezaaid heeft met veele nuttige plaatzen? A. Ja; dit is wel aangemerkt; en gij moet de bedoelde Stad met oplettendheid zien : want wie er flegts, in zijne jongheid, vier, vijf of zes jaaren woonde , en ze daarop verliet, ziet ze nooit wéér, dan met het allergenoeglijkst en dankbaarst aandenken, gelijk ik meermaalen ondervondt. V. Gij bedoelt Leiden, en de jonge Lieden, die er geftudeerd hebben? A. Wel geraaden I Ik bedoel eene Stad, die ééne der oudften is, reeds ia wezen, meent men , ten tijde van Christus, toen de Romeinen hier te lande verkeerden. V. En toen . . . ? A. Toen de Maarezaaten hunnen naam aan de Maare, een water in de Stad , nalieten, en de fchoone Rhijn met vollen fnellen ftroom er doorliep, dat nu alleen met loomen gang ge» fchiedt om de reeds gezegde- verftopping te Katwijk. V. Waardoor is zij in laater tijd beroemd geworden ? > A. Door haare grootte: want zesmaal uitgelegd zijnde, was zij al, in den jaare 1515, de groot-  LEIDEN. 55 grootfte Stad van Holland; maar nu volgt zij op Amfterdam. V. Waardoor is zij meer beroemd? A. Door een moedig doorgeftaan beleg —• door haare Academie en door haare We» verijen. V. Hoedanig is haar voorkomen ? A. Ik ken geene zo luchtige Stad met fchooner graften en ruimer ftraaten. De weergaê van haare fraaie Breêftraat moet men ons nog aanwijzen; en, onder haare agt Poorten, zal de Rhijnsburgfche alle Poorten des Vaderlands, in Bouwkunde, overtreffen. V. Hoedanig zijn er de Kerken? A. De zeer hooge Pieterskerk , waarin men een Gedenkteken vindt van twee hooggeleerde Mannen , coccejüs en eoerhave, is zo treffelijk, als de Lootskerk Onaanzienlijk is, en der Stad onè'er aandoet. V. En de anderen ? A. De Maarekerk is ddne der grootfte Koepelkerken; en de Hooglandfcbe is wet groot en fchoon, maar, zegt men, niet voltrokken volgens het beflek. V. Waarom niet? A. De arbeiders édne duit daags minder krijgende , dan die aan de Kerk van Ha,irC 3 km,  54 L E I D E N. tem , welke tenzelfde tijde gebouwd werdt, werkten , verliep het meeste volk naar de laatfte, en de Leidfche Kerk miste daardoor de beoogde heerlijkheid. V. Welke Gebouwen vallen daar meer op 't oog ? A. Vijf voorraame , van welke de Burg, een oud Graaflijk Gefticht tegen de Westfriezen , het eerfte is , waarvan niets dan de hoogte , waarop dezelve ftondt, is overge* bleeven. V. Dat kan men dat niet meer zien? A. Schoon gij dit mist , het uitneemend} fraai gezigt, 't welk men daar heeft over de heele Stad en de omliggende Landsdouw, zal alles vergoeden. V. Het tweede Gebouw is? A. Een zeer breed , groot en aanzienlijk Raadhuis, waar in bewaard wordt eene overheerlijke Schilderij van het laatfte Oordeel , door lucas van leijden gemaakt. V. Wat meer? A. De oorfprongl jke Stukken van de Overzetting des Bijbels, die, in den jaare 1633, binnen deeze Stad tot ftand is gebragt op kosten der Provintie, waarom dezelve de Staaten-Bijbel wordt genoemd. V. Welk  LEIDEN. 51 • V. Welk is het derde Gebouw ? A. Het zo genoemde Staaten-Collegle, eenGebouw, waarin veertig Jongelingen, gefehikt tot den Predikdienst, aangenomen worden, en voor rekening der Provintie, de inwooning en den kost ontvangen. V. En het vierde Gebouw is ? A. De Engelfche Kerk, boven welke de uitmuntende Bibliotheek der Academie en de Zaal der Ontleedkunde gevonden worden , flaande de eerfte , tweemaalen 's weeks, voor ieder open , om begeerde Boeken in te zien , te leezen , of iet daaruit op te fehrijven. V. Wat ftaat c'aar meer? A". Op de graft digtbij ftaat een Huis , waarin de Duiven verbeeld zijn, die de briefdraagers waren , toen de Stad belegerd werd: , en er niets in of uit kon komen. V. Welk is het vijfde Gebouw? A. De Academie, voorheen het Klooster der witte Nonnen , met een plat Dak , om Sterrekundige Waarneemingen te doen, en beneden ... V. Wat beneden ? A. Beneden een groot Vertrek, waarin het Kabinet van Natuurlijke Zeldzaam- en OudheC 4 den  56* LEIDEN. den ftaat, agter't welk de fchoone Kruidtt/m van u moet bezien worden. V. Waardoor verkreeg de Stad deeze Academie ? A. Na de aanbieding van Voorregten , ter vergelding van de dappere verdediging der Stadin 't beleg , verkooren de wijze Burgers eene Academie te mogen ontvangen. V. ïs die ingewilligd? A. Jaj de Staaten hebben ze hun gegeevetï in 't jaar 1574, welke daarna eene der beroemdften van Europa is gewerden wegens veele geleerde Mannen , die er Onderwijs gegeeven hebben , of nog geeven. V. Waardoor is de Stad zeer beroemd geworden ? A. Door de talrijke weverijen van uitmunten* de lakens, zijden ftoffen, kamelotten, baaien r faaijen, greinen en dekens, die, na de overkomst der Franfche Vlugtelingen, welk uit \mn vaderland verjaagd werden in den jaare 1685 p zeer gebloeid hebben V. En riog bloeien ? A. Mogt men dit kunnen zeggen! Alles is daar in een deerlijk verval Alken houden, bier, boter en kaa* nog hunnen roem. Y. Is dit nu alles? Am A/-  LEIDEN. RH IJ N. s? A. Alleen voeg ik er bij , dat hier eene zeer nuttige Maatfchappij van Letterkunde gevestigd is, welke meer roems heeft, dan andere mindere Genootfchappen van Dichtkunde , hoewel zij lof behaald hebben* R H IJ N L A N D. Derpen onder hei Baljuwfchap van Rhijnlanfr ■ V. Maar zijn er buiten Leiden geene andere Dorpen, dan de opgenoemde Hooge Heerlijkheden ? A. Ja wel; maar zij ftaan onder het Baljuwfchap van Rhijnland, welke het grootfte van alle Baljuwfebappen is, en dien naam draagt naar den zo genoemden ouden Rhijn, die er midden doorloopt. V. Welke Stroom thars niet zwaar gaat ? A. Gelijk hij niet kan, om dat men, na és verftopping bij Katwijk in den pare 860, verpügt was het menigvuldig aanpersfend water ie Wjk bij Duurftede te loozen door de Lek. V. Hoe was deeze nu zo zwaare Stroom.? A. De Lek was. toen flegts een kleiu. ge* C 5 gra*.  5$ L E K. R n IJ N. graaven binnenwater; maar dat ten dien tijdezeer noodig werdt, om het zwaare Rhijn water af te leidsn , en bij IJsfelmonde in de Maas te ïoozen. V. En dus beeft de oude Rhijn . . . ? A. Geen ander water, dan dat uit de binnenlanden en vooral uit de Veengronden komt» het welk egter zulk eenen aanzienlijken flroom maakt, dat men , van Utrecht naar Leiden vaarende , ten laatften eene zeer fchoone Wijde Rivier aantreft. V. Eene zeer fchoone wijde Rivier? A. Ja; zo fchoon en bezoomd met zo fraaie Dorpen , Buitenplaatzen en Gezigten , vooral bij Alphen , dat gij u niet beklaagen zult,, deeze reis , vroeg of laat, eens te doen. Be herinnering daarvan verrukt mij nog. V. Waar blijft al dit water des Rhijns? A. Men heeft de oude loozing willen herftellen, in de jaaren 1571 en 1572, door een kanaal te graaven van Katwijk binnen tot Katwijk aan Zee, het geen het water met groet geweld naar Zee jaagde ; doch welke opening daarna geflopt is. V. Kan men dat kanaal nog zien? A. Ja ; de voetftappen zijn er nog vsn te binden en de plaats aldaar draagt thans den.  RIIIJNLANDSCHE DORPEN. 5f den naam van Mallegat , ter aanduidinge van de dwaasheid of malheid van zulk eene door. graaving. V. Maar , waar blijft nu het overtollig water van den Rhijn? A- Ik heb u reeds gezegd, dat het zich fcost in de Leidfche en HaarJemfche Meeren. V. Maar hoedanig zijn Rhijnlands gronden* A. Waar men de laagen aantreft, zijn deezen zeer wel gefehikt, om turf te leveren 5 maar de hoogen geeven uitneeniende wei- en -bouwlanden. V. Hoe veele Dorpen liggen er in Rbijnland f A. Negentien , waaronder behoort het ver*iaaklijke Leiderdorp met zijne Éérlijke Bui. tenplaatzen — Zoetermcer, waar men het adelijk Huis Roomburg voor eenen oude» Burgt der Romeinen houdt — en Oestgeest- V. Van zonderlings heeft het laatfte? A. Dit/dat deszelfs- Kerk geacht wordt de eudite van geheel Neêrland te zijn , toegewijd aan willbb e.or d , eénen der eerfte Evangelie-Predikers hier te lande. V. Wat meer? A. Niet verre van daar ligt het Slot Poel. geest , overbekend in cie tijden der Hoek&Ü*B i maas in deeze Eauw de Buitenplaats: ^ & Vfl33J  éb- ANDSCHE DORPEN. van den beroemden bobrhave en 'b Slot Endegeest, waar cartbsius zich eenigen tijd heeft opgehouden, V. Nu her vierde Dorp van Rhijnland? A. Dat is 't fraaie en levendige Sasfenheim> ©f eigenlijk Saxenheim , een naam van .de Saxen over behouden — ook het aangenaams Voorburg bij 's Haage — en deLeidfcben Dam , waar alle doortrekkende Reizigers' van. Trekfehuit verwiifelen. V. Nu het zevende Dorp? A. Het kleine Wilsveen, naar de veenen', waarin het ligt, genoemd — 't groot en vermaakelijk Zoetermeer , zo 'geheeten naar 't 2oete water aldaar ; doch meer beroemd ... V. Waardoor meer beroemd? A. Door eene meeting, welke, in den jaare 1622 , de Hoogleeraar snelliüs daar ge daan heeft , om den afftand tusfehen den Stadshuistooren van Leiden en dien van de Zoecermeerfehe Kerk te kennen, en daaruit de grootte des onxreks van den heelen Aardbo» dem te bepaalen. V. En zijne rekening beliep op ♦ . . ? A. Op ie97 Rhijntendfehe roeden , en ruim iéiien voet, welks berekening, naderhand-, doos  RïHJNLANDSGHE DORPEN*- 6- door den vermaarden musschenbroek .verbeterd is* V. Wat is tocli de Rhijnlandfche Maat, van welke men zo dikwijls hoort fpreeken ? A. Zij bevat roeden, voeten en duimen , draagende den naam naar de Landftreek Rhijn. land, om dat ze daar eerst .in trein kwam., en vervolgens boven andere njaatrekening is voorgetrokken. V. Waarom toch? A. Dewijl ze , ten aanziene der grootte , met den zeer ouden Romeinfchen voet gelijk ftaat. V. Nu verder ? A, lk roer alleen aan het Dorp Zegwaard — het groot Noord en Zuid-Waddinxveen, om» ringd van veenplasfen — en Sluipwijk, V. En die gezien hebbende . . . Y A. Dan raade ik u een weinig ie rusten inliet vermaakelijke fchoone Alphen , éen der fraaifte en grootfte Hollandfche Dorpen, halverwege tusfchen Leiden en Woerden gele* gen. V. Wat is daar te zien ? A. Behalven eene oude legerplaats der Romeinen, zeer veele fchoone Bi^enplaatzen, ïtijduiigen en Sclepen , van Gouda naar het C 2 Haas--  «2 RHÏJNLANDSCÏIE DORPEN. Haarlemmermeer willende: voorts fcheepstim* merwerven, lijhbaanen, zaag- en trasmolens.— Ook is er een Posthuis. V. Welk Posthuis? A. Het groot algemeen Hollandseh Posthuis , naar 't welk de Hollandfche Steden, alle avonden, haare brieven zenden, die naar andereplaatzen gaan, en de brieven voor haar, van elders daar gekomen , laaten af haaien, om» *$ morgens, in de Steden befreld te wor«* 'den. V. Bij Alphen vindt men ook? A. Oudshoorn , roemende op de fraaiffe Kerk, die men in Holland, ten platten lande» vindt , — verder Gneephoek — jAarlanderVeen, midden in de veenen gelegen — Zevenhoven in de uitgeveende Waterplasfen. V. En daarbij? A. Nieuwveen — Kalsflagen — Rbijnzaterwoude — Leimuiden — Vriezekoop — en Kadelftaart. V. Zijn deeze dan alle de Dorpen, die in het Baljuwfchap Rhijnland liggen? A. Ja; en die allen geheel of ten deele gezien hebbende, moet gij over Leiden terug'komen,| en naar 's Gravenhaage gaan. *1 G-BlA»  ^ GRAAVEN HAAGE. *s Graayenhaage. Lotgevallen. Ligging, bouwen. Haager-Ambagt, V. Van waar is de naam 's'Giaavenbaage ge» komen? A. Onlings vondt men daar een wildgroeiend Bosch of Haage , waarin de Hollandfehe Graaven ter jagt gingen , en van daar is deeze plaats 's Graaven-Haage genoemd. V. Maar hoe is dat Bosch in eene zo fchoo» ne plaats omgekeerd ? A. Graaf willem de TI, die, gelijk de voorige Graaven , zijn Hof te 's Graavezande hieldt , deedt hier* in den jaare 1230 > ee» Slot flichten* V. Niets meer? A. Op zijn voorbeeld, Heten ©ok zijne Edelen huizen daarbij zetten, waarna de Graaven ©p dat Slot gingen woonen. V. Dus is het, van langzaamer hand , geworden gelijk het nu is? A, Ja; maar een deel van dat oude Bosch H  *S| *s GRAAVENIIAAGE. gebleeven, cn wordt nu het Haagfchc Bosch genoemd; doch fchoon 's Haage ( gelijk men bij verkorting fchrijft) het fchoonfte Vlek der Wacrefd thans is, moet gij, daar zijnde, dien naam niet gebruiken. V. Waarom niec?' A. Om dat het met Stadsgeregtigheden befchonken is, komt aan veelen de naam van een Vlek te laag voor ,* en willen dus hunne woonplaats eene Stad genoemd hebben ; doch de inwoonders fpreken nooit van de ftad of van het vlek ; maar altijd van den Haag. V. Onderging *s Graaven-Haage, oulings, verschillende lotgevallen? A Ja; men heeft die plaats vernederd en verhoogd : want maarten van rossum heeft ze deerlijk geplonderd, en 't Hof naar Delft verlegd zijnde in de Spaanfche onlusten , hielden er de Spanjaards jammerlijk huis. V. Is dat de ganfche vernedering? A. Mij dunkt, zij is diep genoeg; en nog. 'thans he>.ft men haar met eene geheele vernieling bedreigd: want Delft afgunftig of bezorgd (dit zullen wij niet bcpaalen) zou gaarne gezien hebben in den jaare 1575 , dat men 's Haage geheel plat gebrand hadt» V. Dit is niet gebeurd ? A Puias  *s GRAAVEN HAAGE. 6g A Prins willem den I dat belet hebbende, zijn de Staatsvergaderingen en het Hof daar weer belegd m den jaare 1575. Dus is die plaats weer verhoogd, en zo gebleeven. V. De zetel der Regeering? A. Ja; de zetel der regeering van Holland, en, in zekeren zin, van alle Provintien, de. wijl elk Landfchap zijne Afgevaardigden daar heeft in de Vergadering van Hunne Hoog Mogenden. V. En verder is daar? A. De Hofhouding des Erffladhouder» , es de verblijfplaats der vreemde Gezanten. V. Hoe is de ligging van 's Graaven Haags F A. Indedaad ongemeen, en tevens verwonderlijk lustig naar de verfchillende luchtftreeken : want ten Zuiden heeft ze weilanden y ten Westen bouwlanden, boomgaarden en Lusthoven; ten Noorden duinen; en ten Oosten bosfchen: dus aan drie zijden land, en aan de vierde de Zee agter de duinen. V. En dit is aangenaam voor veelen ? A. Al wie zich daarbuiten wil verlustigen , kan , naar zijnen fmaak , hier eene wandeling verkiezen, welke hem best bevalt, 't geen elders weinig of niet gebeurt. V. Hiêi valt gewis veel te befchouwen? . A Op  t6 *s GRAAVENHAAGE, A. Op 'c binnenhof kan men zien des Erfftadhouders vvooning —— op 't einde van 't bijzijnde plein de Groote Zaal, waarin Vaandels, Standaarden en Keteltrommen, in tijden van Oorlog op de vijanden veroverd , zijn opgehangen. V. En verder? - A Daar agter de plaats , waar de trekking der Hollandfche Loterij gefchiedt, . en eindelijk een kamer , waarin de Rechtsgedingen bepleit worden. • V, Er zullen wel meer audere vertrekken zijn ? A. Ja veel meer: want alles maakte, voorheen , het woonhuis der Graaven uit; maar nu dienen zij tot Vergaderplaatzen voor de Staaten van Holland, voor de Gecommitteerde Raaden, voor de Staaten Generaal, voor den Raad van Staaten , en voor meer andere Collegien. V. Hoe zijn die alien ? A. De zo genoemde Treveskamer is de fchoonfte en grootfte : anders is alles zouder hedendaagfc'ie pragt , het geen deeze vertrekken te deftiger en aanzienlijker maakt. V. En zij geeven dus . . ? A. Zij geeven dus eene les , indedaad , aan  's CRAAVENHAAGE. 6^ san de geheele Natie , en vooral aan 's Haa. ge, waar het voorbeeld van nederigheid eerst behoordt te beginnen. V. Wat vindt men daar meer? A, De Hofkapel der oude Roomsehgezïnde Graaven, waarin veelen van dezelven, ook de ongelukkige Graavin jacoba, rusten. V. Waar toe dient zij nu? A. Die Kapél is , in den jaare 1592 , tea d'ienfte der Walfche Gemeente ingeruimd, en laater, wegens de aankomst van talrijke Fiai> fche Vlugtelingen , vergroot. ■ V. Zij heeft niets zonderlings ? A. Op haar fpits toorenije ftaat de best» Windwijzer van ons Vaderland, draaiende op een gladden Agaath , gemaakt op last van den, Raadpcnfionaris jan de wiït. V. Tot welk einde.? A. Op dat hij, in zijne kamer gezeeten, zou weeten, of 's Lands Vloot in Texel kor* invallen, of uitzeilen, hei geen hij, uit de naauwkeurige kennis der waare windftreek, kon ©pmaaken. V. Heeft men aanzienlijke Kerken in 's Haa» ge ? A Tiet fchijnt mij toe, dat de NoordhoN bndfche Keiken in de S.eden die van Zuidhol. land t  6*8 's GRAAVENHAAGE. land, ten minden van 's Haage, verre over* treffen. V. Evenwel is er mogelijk ééne fraaie Kerk? A. Laat de Nieuwe Keik een meesterftuk van Bouwkunde zijn , zij is te eng voor veel volks, en verwekt dus benaauwdheid, gelijk men geduurig ziet. V. Maar de Oude Kerk? A. Deeze is ruim; maar (omber, en , nevens de Klooster-Kerk, moeilijk voor de predikende Leeraars. V. Wat ziet men in de eerfte? A. In de eerfte ziet men de marmeren Graf. tomben van den Ridder en Raadsheer, gerRit van assendelft, en van den Admiraal jacob van wassenaar; doch deeze is ledig, om dat hij, in den Zeedag van *t jaar j666 , met zijn Schip , in de lucht Iprong, en nimmer gevonden is. V. Welke andere zijn de voornaamfte Gebouwen ? A. Het zo genoemde Huis van Prins mau» rits, in leven Gouverneur van Brafil, buiten Clcef in de open lucht begraaven — het Oude Hof, tot het houden van Feesten gefcbikt, en waarin 's Prinfen heerlijke Schilderijen bewaard worden —— en een Huis op 't Buitenhof. V» Waar-  's GR AAVENHAAGE. 69 V. Waartoe dient dit laatfte ? A. Dat is gefchikt voor 's Prinfen Bibliotheek , en voor het overfchoone Kabinet van Natuurlijke Zeldzaamheden, die in verfcheiden kamers ie zien zijn. > V. En verder? A. Verder treft men hier aan de fchoone Logementen voor de Leden der ftem hebbende Steden van Rolland • de Gefchutgieterij — het Raadhuis — en 't zogenoemde Huis der Vrouwe van Renswoude, ingerigt ter opkwee» king van bekwaame Jongelingen tot allerleie Konden. V. En dan nog ? A. Het Groene Zoodje , waar de Geregtsplaats van 't Hof is t berugt door 't vennoorden van twee bekende Staatsmannen door 'c graauw, in de voorige Eeuw. V. Wat munt; er bijzonder uit? A. De zogenoemde Sociëteit, of een gezelfchap van Heeren , die een fonds hebben tot werken van weldaadigheid. V» Wat meer ? A. De Natuur- en Geneeskundige Corres." pondentie - Sociëteit , in 't jaar 1779 'opgerigt, welker herftel uit de tegenwoordige kwij. ning 

l geen met zonder vergelding bleef. V. Wat volgt daarop? A. Het aanzienlijk Dorp de Lier , en he& Overoud, vermaakelijk en net bebouwd Naaldwijk, waar de Leuvenfche Hoogleeraar dor>luSf en de beroemde Geneesheer, Pi«* ter van naaldwijk, gebooren zijn*' V. En daartegen? A Daartegen geeven twee zittende marmerten treurbeelden in de Kerk de begraafplaats van den Baron van smettao te kennen. V. Zal hier meer treurigs bijkomen? A* Neen; maar üw daardoor getroffen treurt* oog zal oplaiktn, bij het zien van 't digt 3 èwim  s GRAAVE Z A NL>Er $5 daarbij gelegen Hondfelaardijk , en de Lustplaats Endeldijk. V. Waarom? A. Om dat het laatfte, voorheen de lustplaats van den braaven oldenbarneveld, laater bezongen werdt door den Dichter vvulem van der pot; doch het eerfte is ... . V. Wat is het? A. Een wel gelegen Lusthuis van den Erffiadhouder met zeer vrolijke uitzigten,. en binnen met fraai befchüderde vertrekken , voor» zien met eenige handwerken van de beroemde Koningin mar ia, Gemaalin van willem den III. V. Hierop volgt rn die ftreek? A. 's Graavezande , oulings eene beroemde Stad, en de zetel der Hollandfche Graaven 9 naar welken deeze plaats, nu Uegts een groos en aanzienlijk Vlek, zijnen naam voert. V. Wat valt daar te bezien ? A. Zeer fchoone tarw- en bouwlanden 3 fraaie Lusthuizen, en een tooren van enkele gebakken' fteenen , die geacht wordt den hoogften van alle Hollandfche Dorptoorens tï zijn. V. Eene hoogte, mogelijk zonder nut ? A. Eene hoogte van groote nuttigheid, die7 nen-  $6 POLANEN. MONSTER. nende tot een baaken voor de Zeelieden , Welke den mond der Maas ligtlijk kunnen vinden , wanneer zij denzelven, in eene regte lïïn met den tooren der Nieuwe Kerk van Delft , zien ftaan. V. Wat zal men digt daarbij ontmoeten ? A Eene Heerlijkheid, eertijds Polanen genoemd , gelijk men meent, waarin drie Dorpen liggen, naamelijk het vermaakelijk Monfter aan de Zeeduinen , in het midden van fraaie Lusthuizen. V Alles van laater tijd? A. Vindt gij vermaak in *t zien van Oudheden, (en waarom liet?.) gaa dan, niet on« oplettend , voorbij den beroemden Mijlpaal, döor de Romeinfche Keizers, aureliüs *ntoninus, en aureliüs v k r u s, aldaar opgerigt; of zo ... . V. Wat wilt gij er bijdoen? A. Of zo gij de laate Graftombe van den Admiraal pietehson, in de Kerk gefteld, met een fraai vaars van den Dichter s. van hoogstraaten, zien wik, treedt dan in dat Gebouw. V. Het tweede Dorp is . . . ? A. Het zeer verminderd Zeedorp Ter Heide door het geweld der golven» die oorzaak zijn  LOOSDUINEN*. g? z?Sn geweest, dan' men deszelfs Kerk, drie. maaien m dene Eeuw, landwaards in» hee& moeten verzetten. V. En het derde Dorp heet . . ? A. Loosduinen , zo aangenaam gelegen, ts midden van wei- en bouwlanden , met veele hoven, die 's Haage van groeten voorzien. V. Wat verhaak men daar? A. Dat de Graavin van henneberg, Zuster van Graaf Willem den II, van 365, kinderen, ter eener dragt, in den jaare 1276, beviel , gelijk op een bord in de Kerk gsfehreeven ftaat. V. Hoe verklaart men dat vreemd VerteiM? A Dat zij niet van 365 kinderen te gelijk beviel; maar van zo- veelen, als er toen dager* in dat jaar waren. Dat is dan? A Dewijl men toen met Paafchen eene niet* we jaartelling begon, en zij, op goeden Vrij. dag, dat is, twee dagen voor dat Feest, be» viel van twee kinderen, dan bragt zij er immers zo veelen te gelijk ter waereld, als ex toen dagen in het jaar warem V. Welke zijn de andere Dorpen buiten Po* lanen f &. Be»  M WATBRINGE. RIJSWIJK. A. Bezie Watermge , een fraai Dorp met veele hoven en veenen Rijswijk , één der heerlijkfte Dorpen van geheel Holland om zijne zeer fchoone Luisthuizen, vooral bekend door één Gebouw, dat onlangs geüoopt is. V- Welk toch ? A. *t Huis, door Prins frederik hen» d'rik aangelegd, in het welk de vrede geflooten werdt, in den jaare 1697 , tusfcb.cn ons Land en de magtigfte Koningen van Eu* ropa. V. Dus zal de gedagtenis van dien gedooten Vrede met het floopen van het Gebouw, daar ter ftede, vergaan ? A. Om dit voor te komen , denkt men , zal daar een Kolom of een ander Gedenkteken opgerigt worden , op dat die gewerschte Gebeurtenis niet uit het geheugen moge gaan. V. Welke zijn de andere Dorpen van Delfland? A. Nooddorp te midden der veenen ook Pijnakker en Berkel , wel eer be- zeeren door 's Lands Advocaat, den be* roemden oldenkarneveld. V. En dan nog? A Dan het lustige Overfchie, vervuld met fine. derijen, en vermaakclijk wegens de «jpeuigfe 4tf  OVERSCHIE. 1$ der doemarende fchepen en fchuiten en •Melijk 't fraaie Dorp Ketel. SCHIEDAM en ROTTERDAM. Welvaart van Schiedam. Ligging van Rou terdam. Gebouwen. Bijzonderheden. V. Wat fchiet hier nog over ? A Alleen Schiedam , 20 geheeten naar de» Dam aan de Sehie ; zijnde eene ftad im vier poorten , die handel drijft in giaanen en Schotfl-he kooien. V. Geeft dat alle welvaart? A. Dat Schiedam boven alle andere Hol landfche Steden welvaart , n.oet gij toefebrij. ven aan de Geneverftookcrijen, die, in ééne week, wel tienduizend ankers genever maaken , en die te meer aanmerking vorderen , om dat een groot deel van deezen voorraad naar buiten verzonden wordt. V. Hoe aangenaam is deeze welvaart? A. Maar hoe onaangenaam is de rook de*. zet  f o SCHIEDAM. zer flookerijen , welke de boomen ia de hoven doet fterven, de huizen onder den wind zwait maakt, en de bewooners belet dezelve te luchten ! V. Deezen hebben dan geen fraai aanzien? A. Neen; maar daar tegen zijn ze van binnen zeer zindelijk , en met kostbaare fieraadieu zo verfraaid, dat ik niet weet, dergelijken, zo algemeen, in eene ftad gevon• den te hebben. V. Wat behoort er nog bij ? A. Dat den Inwooneren de roem van vricn* deüjkhetd niet mag betwist worden. • V. Waar heenen nu? A. Naar eene andere Stad in de nabuur» tchap , naar het lus'ige Rotterdam , zo geheeten , naar eenen Dam bij den ftroom de Rotte , die keurig bezongen is door den Dichter DIRK SMITS. V. Is Rotterdam van boogen ouderdom ? A. Niet zo oud, als andere Hollandfche Steden ; maar , naast Amfterdam , bloeit zij , ^oven andere grooten , door allerlei handel, die zeer begunftigd wordt. V. Waar door? A. Door haare goede ligging aan de Maas, welker vloed de zwaare Schepen, die niet dieper  R OTTERDAM. px rinsan V£er,,'en V°£ten' in de ^vens , tot vóór de pakhuizen , doet aandrijven, en daar veilig „ggen! ° ' V. Van waar komen die Zeefchepen? A sommige Zandplaten in den mónd der Maas belemmeren de doorvaart aan de zwaarften d,e daarom verpligt 2:jn , door be£ Haringvliet en de Dortfche Kil op te naar deeze Stad. P 15 V. Hoe is Rotterdams gedaante? met til 'S ^ 3**3* driehoek , *et tien poorten , waronder de .^ Westerpoon één der fchoonfte gebouwen is y Welke zijn haare aangenaamheden ? A. Dat gelijk ik zeide, zwaare Schepen tot vóór de pakhuizen kunnen komen • J ^t zij boven Amfterdam, altijd met'zoet water is begunftigd. ^ V. Niets meer? A. Ja, dat men, langs de Maas , of, |eh,k men ftet noemt, cnder ^ Boompjes, bij . genot van het Vchoo^e ge! doen. ^ Z£er aanSe"aame kl. V. Heeft die Stad fchoone Kerken? A. Verfcheidcn', en, onder anderen moet gij 2,ende GrPOteK^ waarin uw dankbaar va! der-  ffl ROTTERDAM. derlandsch hart nog een traan kan ftorten bij de rustplaatzen en Graftomben der oude Zee helden. V. Der oude Zeehelden? A. Ja , bij die van mooi la meert, de witte, de liefde, korte" naar, de betde van nessen, en van brakeL) die in de voorige Eeuw zo be« wonderd als gevreesd was wegens zijne kloeke daad te Chattam, welke u bekend moet zijn. V. Welke andere Gebouwen verdienen mij ne bezigtiging ? A. Het Oostindisch-Compagniebuis, het ge« meene Landshuis van Schieland , het Admiraliteitshuis , 's Lands Magazijn, het Prinfenhof en meer anderen ; doch aan geene zijder der Maas zult gij zien het Pesthuis , dat eene groot fche vertooning maakt. V Zal mij hier niets meer bevallen ? A. Ja; twee verfchillende dingen, een ftol» Beeld , en een werkend Genootfchap. V. Welk een Beeld ? A Een ftandbeeld van desiderius t> rasmus, het eenige , dat men in 't ganfche Vaderland vindt, van gegooten koper gemaakt , door wien weet men niet, dat vreemd is* V. Waai  ROTTERDAM. 93 V. WMr 2,j ik het vindcn/ baat pLdS S'T m"i'' a,TOr de ■"»*■ ™ Lk 8 g, ' SeP'aatSt "ecft in « fileerden rv f g,enis ™ ek" CeKerkftraat, den 28 oaober yan ,; V. In welke gedaante heeft de ervaaren iie. ter d,en grooten Man verbeeld ? 8 A.EnASM„s wordt vmoond van eenen leraar , in een ,ang eft , «eed van dien ,ijd ; het hoofd me, ee« "nUIS. SM* 5 e" ™ "e hand ee» bo k Waarin bij leest. * ,tV;Je,k „erkend Genootfchap hadt gij op A. Het Bataaftch Genootfchap, hetwelk' ■»•«»» U«. en nu heftaat nit een aan. tal van zeer Geleertie Mannen. Jcrnoemt§ijdat V. Hoe veele 2ulke Genootfcbappen beeft men in Holland? w etf A. Voornaamelijk drie, dén te Haarlem, éé* te Leiden, en één te Rotterdam. SCHISa  $ CHIE LAND. Dorpen van Schieland» V. Na deeze Stad bezien te hebben .. ? A. Gaa dan naar buiten, waar gij voet zult sxtten in het Baljuwfchap Schieland , ruim twaalf uuren in den omtrek groot , en zo geheeten naar de Schie , een ftroom, die ten deele door deszelfs midden loopt. V. Hoe is daar de Landftreek? A. Men vindt er ukgegraaven, en tot weien hooiland droog gemaakt veenland ; maar ook groote waterplasfen, en dus niet het aangenaam Westland, te vooren van u gezien. V. Welke Dorpen kan ik daar zien? A. Bleiswijk en Kralingen, beide groot, nevens Hillegondsberg , Bergfchenhoek , Moerkapelle, Kapelle aan den ljsfel, Nieuwkerk, en Zevenhuizen. V. Zo veele Dorpen geeft gij mU> in ee" nen adem, op? A Dewijl mijne aanwijzingen kort moeten mallen, , en van deezen niet veel bijzonders kan  MOORDRECHT. hn opgegeeven worden, moet ik er niet lang Aftaan, h een ^ ^ ^ J ^KS? de2e,ven seen één üitA,iliil 0ndeI dCZe,Ven m"nt Moordrecht ««• gelijk g>j,daar komende, zult zien. V. Waarom Moordrecht bovenal * A Om dat dit Dorp ééa der besten aldaar ' *em*1 er veele fteenbakkerijen zijn en een fterke doortogt van rijdtuigen, we j * Rotterdam op Goudagaan; zo ook van ^ Zeeland 'Rh" Uh H°I,and »» 't LAND van VOORNE. Rtzeniurg Met. Oonyoor». ffeUer^u. Geervliet, enz. i V. Schieland dus bezien hebbende 2 A. Keer dan naar Rotterdam tem/ ' 1 ' san  2& B R I E L. wn beide kanten, de heerlijkfte gezigten te hebben. V. En men belandt dan . . ? A. Gij moet eerst het klein vrugtbaar Eiland Rozenburg , dat in de Maas opgeflikt is, welks Kerk in den Polder Blankenburg ftaat, voorbij vaaren, en dan te Briel voet aan land zetten. V. In welken oord komt men dan ? A. In 't Land van Voorn, een groot Eiland, dat oulings ook door de Maas gevormd is, nevens de Eilanden Overflakkeé en Goereê , wel voorheen een aaneengehegt Land, doch nu gefcheiden. V. Welke Stad ligt op dat Eiland ? A De zindelijke Stad Briel, welke drie poorten, negen bolwerken, eenige krijgsbezetting , een Arfenaal, en eene fraaie groote Kerk heeft; en handelt in graanen , meekrap en visch. V. En wordt bewoond? A. Door veele visfehers en lootzen; óoth voorheen was zij aanzienlijker , dan r.u , door den handel: zij blijft evenwel wonder wel geïeegen, om den mond der Maas te befcher* cien. ' V. Het geen van veel belang is ? A. Ge*  A. Gewis voor ons, en daarom werdc zij ook, don iften April des jaars 1572, door de zo genoemde Watergeuzen , aangevallen en op de Spanjaards veroverd , waardoor de grond gelegd is tot de Vaderlandfche Vrijheid, *t geen u niet onbekend kan zijn. V. Tndedaad eene groote gelukkige Gebeur» tenis? A. Ën hierom moet gij deeze Stad nooit bezien, dan met flilïe dankbaare aandoeningen over gods beftier, die eenen wind gebruikte tot de uitvoering, welke zo heerlijke gevolgen beeft gehad. V. Zijn ook hier geene groote Mannen ge. foooren? A. Twee groote Zeehelden martenhar. huz tromp en witte cornsm* be witte. V. En hier ligt begraaven ? a. De Admiraal, philips van at« monde , ligt hier begraaven. V. Hoedanig is de grond deezes Eilands? A. De grond is hier allerwege vrugtbaar" en levert veele graanen , peuivrugten, aardapp*. ien , vlas en meekrap. V. Wat is meekrap? A. Een wortel, die hier geteeld 1 fo Rootf M ee»  98 OOST-VQORN. ven gedroogd en verder bereid wordt tot rood verwen , in welk zwaar werk veele Uit» landers gebruikt worden. V. Hoe verdeelt men dit Eiland? A. In Oost- Zuid- en West-Voorn , (taande onder dénen Baljuw, en tien Leenmannen, die op het Raadhuis van de Briel vergaderen. V. Welke plaatzen liggen in Oost-Voorn? A. Het Dorp Oostvoorn, op des Eilands noordelijken hoek aan den mond der Maas, waar de Oorlogfchepen, in tijden van oorlog, op de reede , 's Landsdiep genoemd, bijeen tomen. V» De reede is daar goed ? A» Goed en veilig, kunnende ligt gevonden «orden, dewijl de Keiktooren der Stad Briel eene banken voor de Zeelieden is, om ook de mond der Maas te herkennen. V. Hoe is het Land aldaar ? A. Het Land is daar ook goed, dewijl het Veel wild en vooral houtgewas levert. V. Hoe noemt men het tweede Dorp? A. Rakanje, waar gij zien moet het water de Waal, 't welk veele dingen, gelijk biezen en fteenen, ledert anderhalve Eeuw, omkorst met eene harde (toffe, bet geen nergens anders in ons Vaderend gebeurt. V. En  ÏIELLEVOETSLUfS. 99 V En de overige Dorpen zijn? A. Hellevoet of Nieuw Hellevoer, een klein» plaats, en de Fortres Helievoetlluis, zo genoemd naar eene SluisA door welke het binnenwater zijne toezing heeft in het Haringvliet. V. Wat valt er in die Fortres te zien ? A. Zij heeft eenige bolwerken , magazijnen en krijgsbezetting, nevens eene werf, en een dok ter veilige ligging van 's Lands Schepen, behoorende tot de Admiraliteit van de Maas. V. Niets anders ? A Hellevoetfluis is levendig door eene Engelfche Paketboot, die , tweemaal 's weeks , met brieven en reizigers, heen en weer, naar Harwich in Engeland vaart. V. En dan volgt? A. Het fraaie Zwartewaal, meest door Visfchers bewoond , die inzonderheid bedreeven zijn op het vangen van Tarbot, welke zij in Engeland duur verkoopen, om dat de Engel* fchen de konst, om dien Visch te vangen, niet verftaan. V. Wat volgt daarop? A. Nieuwland; maar het onbemuurd Steedfe Heenvliet en Abbenbroek behooren niet onder het bovengemelde Baljuwfchap. E * V. Waar.  OVERFLAKKEE, V. Waaronder dan? A. Het zijn vrije Heerlijkheden : Abben* broek heeft zelfs zeer groote voorregten , en is thans in bezit ';vaiv de beroemde Vrouwe Van SCHA FFELAARé V. Gij hebt ook van Zuid-Voorn gefproo* tten ? A. Ja; maar dit Eiland wordt meest Overflakkée genoemd, daar het aan geene zijde van het water Flakkée ligt, anders het Haringvliet gelieeten. V. Welke Dorpen ftaan onder dit Baljuwfchap? A. Het fchoone Duksland, het kleine Melis,aanu , het middelmaatige Herkinge, ook het fraaie en volkrijke Sommelsdijk , dat ten deele tot Zeeland behoort, en de Oude en Nieuwe Tong. V. En het overige . . ? f. A. Het overige ftaat onder de hooge Vier* fchaar van den Ruaard van Putten, gelijk het groote Ooltgensplaat, *t welk de toevlugt der Schepen is, die het, bij eenen ftorm, op 't gevaarlijke water vóór de Willemftad, niet kunnen hou d. V. Is er nog meer, dat daaronder behoort? A. Ja; het welvaarend de Bommel, Stad I9i  G O E R E Ë. Ie* aan 'r Haringvliet, en het volkrijke Middelbamas, meest door Visfchers bewoond. V. Hoe is met West-Voorn geleegen? ^ A. West-Voorn, ook wel Goereê genoemd, liggende noordwestwaards van Zuid-Voorn, eo eertijds door een breed water daarvan afge* fcheiden , is thans , wegens de verhoogde fiiï> , bij laag water, van daar te genaaken. V. En daar moet ik bezoeken? A. Goereê , of Goedereede, afkomfHg van Goede Reede, dewijl daar eertijds, toen de Zee nader bij en cr minder opflikking waren, een bekwaame of goede reede tot eene ankerplaats voor in- of uitloopende Schepen gevonden werdt, is een oude Stad, waar men, nagt cn dag, het gebruis der Zee hoort. V. Hoedanig was zij voorheen, en hoe nu ? A. Voorheen bloeide zij door visfcberij en fcheepvaart ; maar zij is nu in verval , en moet, buiten de visfcherij, een begaan zoeken in wei- en graanvelden. V. Niets meer van dit vervallen Steedje? A. Daar is, zegt men, eerst uitgedagt visch in tonnen te zouten; doch vóór den tijd van Paus AbR,AAN de VI, die, als pastoor, de Rooniicbe Gemeente aldaar bediend heeft. V*. Wat ligt hierbij? fi i A. Het  ios PUTTEN. GEERVLIET. A. Het Eiland Putten , wiens Baljuw den naam van Ruaard voert, en meer plaaczen onder zijn gebied heeft, dan Putten eigenlijk bevat. V. De Hoofdplaats is ... ? A. Geervliet, nu klein en onbemuurd, roei eene verzande haven , welke in de Bomisfe uidiep; doch eertijds breed, diep, en wel te bevaaren was voor groote Schepen, die den handel tusfchen Holland en Zeeland itaande hielden. V. Wat is er door het verzanden der haVen gebeurd ? A. Daardoor is de berugte Geervlieifche Tol, waaraan de nog daar ftaande Tolpoort doet gedenken, en waarover oudstijds zo veel te doen viel, te niet gegaan, en daarmede de weivaart deezer plaats. V. En waar is de Tol gebleeven? A Deeze is naar Dordrecht verplaatst, en worde daar nog geheeven tot fmert van Geervliet. V. Hoe treurig zijn zulke herinneringen ? A. Een oud Slot, genoemd 't Hof van Putten, groot, en uwer opmerking waardig, zab ze vermeerderen, wanneer gij het in oogenfebijn neemt.. V. Was.  ANDERE DORPEN. 103 V. Wat telt men er onder? A. Spijkenes, HekeÜnge, 't aanzienlijk Zuidland , Koorndijk, Piershil, Pernisfe , Hoogvliet, Portugal en Charlois. V. Is dit liet Dorp, het welk 't gemeen Sjaarloos uiifpreekt? A. Ja ; maar de waare naam is Charolois , naar Karei van Bourgondie, in wiens tijd, toen hij nog Graaf van Cbarolois was, dit Land bedijkt, en naar zijn Graaffchap benoemd is. V. Wat ligt cr^tusfehen Portugal en Charo* lois? ■ A. Tusfchen de beide laatfie plaatzen liggen Rhoon en Pendreclit , twee fraaie lleerlijklieden. BALJUWSCHAP van ZUfDHOLLAND. Het verdrinken van den Zm&hollandfctten Waard. V. Als dat alles, kort af lang, bezien zal zijn . . . ? A, Bezoek dan het Baljuwfchap van ZuidE 4,  S«4 VERDRONKEN DORPEN. holland, dat is , al wat bij of rondom Dor* drectit geiecgen is, het geen , na den geweldigen Su Eh'fabeths vloed, tusfdien den 18 er* 79 November des jaars i^ai, eene heel an« dtre gedaante heeft verkreegen. V. Gij wilt zeggen? A. Dit! dat, na het treurig verdrinken va» 72 Borpen en veele Ridderhofsteden door dienvloed , de groote en fchoone Züidboilanfthe Waard lang onder het water Verzwolgen is? ftbleeven» V. Hoe larg?1 A. Tot dat een gedeelte , bij het ophoog&i der flibbe,, bedijkt is geworden , terwijl hnr overige bedekt gebkevtn is in dien grooten terpias» V. Waar h die te zien? A. Gij zult dien zien tnsfehen Dordrecht cfr 'Geertruidenberg; doch die nu , van tijd tot tijd, kleiner wordt door het aanflibben, en geduurig bedijken. V.. Hoe wordt dezelve al meer genoemd? A. Naar de laatfte Stad her Bexgfche Veld, vi de verdronken ZnidhoUandfehe Waard , of de. Biesbosch wegens de menigte der aldaar groeiende biezen, waarvan veejen, jaarlijks> afgemaaid, ea verkogt worden. V. Waai-  B ï E S B O S C H. &s V. Waartoe dienen de overige plekken? A. Tusichen de ovengen nestelen , des zowiers, mogelijk twee of drieduizend Scholfers, eene foort van Zee- of Watervogels , die de Mcrwe en Maas dermaate berooven van visch, dat men thans* zeer klaagi over deszelfo fchaarschheid. V. Welk eene geweldige vloed moet de gemelde geweest zijn? A. Gewis, ons hart moet nog wegkrimpen bij bet herdenken van de onuitfpreekelijke ellende, in dien naaren nagt en daarna gelee* den. V, Onuitfpreekelijke ellende ï A. Ja; want zo veel vee en menfchen, ver* dronken aldaar, en zo veel goed en baave gingen er verboren, dat de ontkomen Edellieden het brood aan de huizen moesten bedelen. V. Waar? A. Allerwege; maar eerst te Dordrecht, cf. bij verkorting Dort genoemd, welk, 's morgens, 't allereerst, dit jammer van zijne hooge vesten vernam, en zich, afgeicneu.ru vaja '5 imë land j als een Eiland beicaouwiie* S 5 » C T?  DORDRECHT; Jtigging. Gefleïdheid* Gthoumn* Handeï, V. Wat weet men van deeze Stad? A. Dat zij de oudftc Stad van Holland is», leeds in de VIII Eeuw begonnen , en daarna boog in mngt en aanzien opgeklommen, heb«~ Ibende nu twaalf poorten , fchoone havens ei* deerlijke uitzigten. V. Maar zij is op een Eiland gelegen? A. Zeker is dit wegen? het overvaaren on* aangenaam , en het aankomen gaat foms moeilijk ; maar zij ligt uitneemend wel voor den handel en de Scheepvaart van en naar Holland, Zeeland, Brabant, Vlaanderen , Duitsch* Jind, en naar Zee* V. Wat valt er van aan te merken? A.. Dat zij lang behouden heeft huizen va»; een oud deftig aanzien , terwijl men den fchat van binnen bergde ; maar zodanige gevels zijn thans bijna allen hervormd, in dien van de sjieuwfte bouworde, des men ze nu ééne on3e£febecn&2 Steden aiag noemen, ¥,.Wat  D'ö R D Pv E C H T. V. Wat meer? A. Dat de eerfte Vergadering van Hollands Staaten alhier gehouden is in den jaare 1575, en de Nationaale Synode in de jaaren 1618 en t6ig V. Waar? A. In een vertrek van de Colveniersdoele, deftig ten dien tijde, doch 't welk, federt» meerrnaalen, tot onwaardige gebruiken gediend heeft, zijnde daar nu niets meer te zien als eene voortreffelijke Schilderij* V. Wac is hier meer bijzonders? A. Dat de Regeeringsform alhier verfehilt vaa die, welken in alle andere Steden der Provintie plaats heeft; dat de Stad, «evens Haarlem het voorregt bezit van een' eisen' Scherp! regter te mogen houden $ dat zij de Munt van Holland heeft, met het Stapelrege. V. Wat is het Stapelregt? A. Dat oulings- alle goederen, de Merwe op©f afkomende, daar moesten ontlaaden, en eenige dagen geveild worden j maar dat regtj raakte wegens moeilijkheden in onbruik , ten, «nnften het kan nu met geld worden afgekogu V. Wat moet ik in die Stad bezien? A.. Het Raadhui», het "s Lands Magazijn, en de Mafte, * é V. la  let DORDRD'C » T. V. En ook de Kerken? A. Ja; gewis de Groote Kerk, ccn oud 9 kondig, en bij ukftek rege'matig Gebouw, dat vee! geleeden heeft in de beeidftormerij, hebbende eenen zwaareu dikken tooren. V. Wanneer gefticht ? A. Men meent in den jaare 1008 ; maar "Waarop men "t fpus, 't welk men voorbad" niet durfde zetten om de zwaarte , waardoor de fchoonheid, van den tooien thans minder is. V Binnen dat Gebouw moet men zien? A Eene trotfche ruimte; een pragtig kope* ren Choorhek ; eenen witmarmeren overfchoonen predikftoel; een bekken tot den Doop-* .fchotels, bekers en kannen tot het Avondmaal, allen van zwaar louter goud, en door weldaa* «ligen aldaar gefehonken. V. Van waar komt de rijkdom dier Stad? A» Van den handel in zout, graanen, ce»ent, flokvisch, levertraan, meekrap, vlas , kalk r Rbijnfche wijnen , en hout, welk laatfte men., te water, uit Duitschland met houtvlotten afbreng--. V. Houtvlotten zag ik nooit? A« Gij kunt ze ook nergens dan hier zien? irelke foms vetnigduisend guldens en mar Mbtia  DORDRECHT. l0f waardig zijn, wonderbaar aaneengcliegt, konSlk beftierd en bewoond van honderde menfchen,. die, na dat het vlot losgemaakt en hec hour geleverd is , te voet naar Stiermark en Tij rol terug keeren. V. Daar Dordrecht zo rijkelijk bewaterd wordt, moet. men er veel visch hebben? A. De Zalmvisserij heeft er oulings zeer gebloeid : want , van den ai April des jaars 1620 tot den 28 Februari] van 't Jaar 1621, hragr men daar ter markt 8921 Zalmen; maar Eu is zij zeer verminderd. V.. Vangt men d«ar geen anderen Visch ? A. Ja wel , en onder anderen worden er vrij Wat S.euren, die fomtifds honderde ponden wee* gen, gevangen; die, gekookt ingelegd, alomnre verzonden worden, en eene aangenaame verfnaapering geeven. V. Welke beroemde Mannen zijn in die Statf begraaven ? A. De vermaarde jan en cornelis db witt; in de handen van wiens nageflagt de Beker bewaard wordt» wanrop de Overwin, m'ng, te Chattam behaald, geëmailleerd, vei;» beeld ftaat. V. Hoe krijgt men dien te zien T A. Op een hcyscb verzoek, zal het h nise  110 ÜORDREC H T. geweigerd worden, 't geen gij te minder móét nalaaren , om dat dit Gedenkftuk een gefchenk is van Hollands dankbaare Staaten, aan den tweeden gegeeven. V. In eene andere Kerk liggen . . . 9 A. In de Nieuwe Kerk rusten frans vaU breoerode , arend van groene* veld, en willem v A n B e v e r e N. V. En zo fchoone Stad ftaat op een klein» Eiland? A. Na den zwaaren vloed van *ï jaar 14.21, was er mogelijk niets meer op *t Eiland dar* deeze Stad te zien; maar naderhand, bij het verhoogen van den grond en het aanuijken, is er één Dorp biigekomen , en nog geduurig wordt dir Eiland grooter. V. Welk D-orp ? A. Dubbeldam , een groot en zeer uit een verfpreid Dorp, daar Wieldrecht en een gedeei* ie van de Heerlijkheid , Merwede , kerkelijk , #ader behoor^ 1 m s*  TUSSCHEtf ROTTERDAM en DORDRECHT. Verftheiden Polden in een Eiland, neyew de Dorpen. ^ V. Wat vindt men beneden Dordrecht, da* w, tusfehen die Scad en Rotterdam % . Verfcheiden Polders in een Eiland, welke allen ftaan onder het Bailjuwfchap^van Zuid holland: want, van die eerde ftad overvaarende_ zet men voet in het fraaie volkrijke Zwijndrecht, bekend door veele Zoutkeeten , en Warmoezierslanden. V. En verder gaande ? A. Dan ziet men de Dorpen Hendrik-ldoAmbacht, en het aanzienlijk Ridderkerk ter eene zijde, en, aan den anderen kant, deLiiid Heer-Oudelancs Ambacht, Heer-Jansdam, Kijft hoek, en, binnen in 't land, het aangenaam* Rijsoort. V. En nog verder? A. Het fierlijke Barendrecht, en her nnnge. aaara gelegen IJsfelmond* „ zogenoemd, om,  tfia STRÏjEN. MOERDIJK. dat de mond van den IJsfel aan de overzijde der Maas gezien wordt. BOEKSCHE WAAR D. Ligging. Verfchéld'en Dorpen. Moerdijk» V. En dit alles gezien hebbende . . . ? A. Dan kunt gij , ten Zuiden , de Maas overvaaren, waarna gij voet zult zetten in defï Hoekfchen Waard, een ander Eiland, onder het Baljuwfchap van 3 rijen, zijnde een oud Graaffehap, dat, vóór den vloed van het jaar 14c i, aan 't vaste Land gehegt was. V. Waar aan 't vaste land ? ■ A Ten Zuiden aan den Moerdijk , zich üuftrckkende tot voorbij Bergen op den Zoom 5 waaruit gij: zien kunt , hoe dit ganfche land eene andere gedaante verkreegen heeft doos dien ouden geweldigen vloed» V. Hoe veele Dorpen kan men darr, zien ? A. Zeven, naamelijk , het groot en volkrijk Strijen , nevens -de Buurtfchap '1 Sirijer Sas „ wa*r de overvaart h » cir voorts Numans,. toto,  HOEKSCHE WAARD. iT| dorp , Klaaswaai , Wcstnms . CiJIershoek Sr. Amhonypolder, en 's Gravendeel. V. Liggen daar alleen zeven Dorpen? A. Ten Noorden van dit Eiland aan de Maas, %gen vier Heerlijkheden, onder het gezag van den ZuidhoHandfcfaen Baljuw, naamelijk, Maas. dam, ruttcrshoek, Heinenoord en Goidfchaiksoord. V. En anderen ten Westen? A. Drie andere Dorpen, >t fraaie en groote Oud Beierland aan de oude Maas , 2eer aan* genaam en vrugtbaar gelegen , nevens Nieuwen Zuid-Beiferiand, anders genoemd de Hit. 2ert. V. Van wien komen die Landen ? A. 2>j waren voorbeen eene bezitting va» ta»ó*AAt, Graaf van Egmond , die, in den jaare ,568, met m veel onregts te Bruü, fel onthoofd is door den ongenadigen Hertog " van Al va. V. Maar naar wien zijn zij zo genoemd? A. Deeze ongelukkige Graaf, welke dien Polder hadt laaten bedijken , liet denzelven Mjerta noemen ter eere 2,jner Gemaalin 5 Am na van Bejjerer*. * V. Gij noemt die plntzen vrugtbaar? A. Niet zonder reden: want men teel* er zeef  114 M O E R D IJ K. zeer goed vlas, koorn, zwarte kerslèn, en andere voortbrengfels. V. En wil men dezelven zien? A. Dan moet gij, aan 't Strijer Sas, of bij 't naauw van het Hollandsch Diep , 'c welk gemeenfehap heeft met den Rie^bosch, op den Moerdijk (dat alleen een gehugt van eenige huizen is) overvaaren, waar, gelijk gij weet, Prins f r i s o zo jammerlijk verdronk , in den jaare 17ii. VERSCHEIDEN HEERLIJKHEDEN. en LANGSTRAAT. Klundert, Witlemflad. Zevenbergen, Hong* tn laage Zwaluwe. Geertruidi nberg Dar» pen der Langflraat, V. En dan komt men ? A In veiTcheiden Heerlijkheden , die , bij erfenis, gekomen zi)n, tot de bezitting van het Huis van Oranje V, Welk is de eerfte? A. Ten'  KLUNDERT. WILLEMSTAD. ll$ A. Ten Westen ligt het Dorp Niervaart, 't welk , na de verkreegen verfterkir.g in den jaare i585 door willem den I, de Klundert genoemd is. V. Is het nog zo? A. Ja; het heeft eene krijgsbezettmg, welke afhangt van den Gouverneur der Willeinftad j doch het is negt bebouwd; dewijl, j» fommige open vakken, huizen ontbreeken. V. Maar hoe is de Willeraftad ? A. Een Steedje , naar dien Prins genoemd, en ook, in het zelfde jaar, door hem"tot dek. king van Holland verfrcrkt, met eene krijgsbe* zetting, tot heden toe, daarin gehouden. " - V. Wat meer daarvan? A. Het foms zeer hol ftaar.de water van het Hollandsen Diep vóór het zelve wordt niet wel vergeeten van zulken, die, fcheep zijnde, bij eenen zvvaaren wind, dat ondervonden hebben. V. Nu verder? A. Verder komen we niet, dewijl men daar duit tegen de Zeeuwfche ftroomen ; doch terug komende vindc men,* in den weg, de derde Heerhjkheid, Zevenbergen genoemd, eene kleme Stad van dien naam, welke veel leed. door den vloed van 't jaar 1421. V. Sa  Ii6 GEERTRÜIDENBERG. V. En daarna heriïeld is? A. Neen; maar daarna ontmanteld is ten tijde der Hoekfche twisten, en federt onbemunrd gebleeven. Door deeze plaats rijden de Hollandfche postwagens naar Antwerpen , heen en weer. " V. Zijn nu deeze alle de hier liggende Heerlijkheden ? A. Nog "twee anderen, naamelijk , de laage Zwahuve aan den Biesbosch, en de hooge, meer naar binnen geleegen, blijven er overig. V. En eindelijk ♦ . . ? A. De Heerlijkheid Geertruidenberg met de kleine Stad van dien naam , en de Dorpe» Mide en Drimmelen, die er onder behooren. V. Van waar komt de naam Geertruiden* berg ? A. Van eene haven, toegewijd aan de heilige gerRtruijda, waarin men fchepen koe bergen. V. En Oostwaards aan voortreizende . . . ? A- Dan komt men in de Langftraat , een 2amengef!eJd woord van Lange Straat, om dat zes Dorpen in ééne Westelijke Straat liggen; doch, naar men zegt, fbnden, vóór den bekenden vloed, derzelver Kerktoorens. in eene regte lijn. V. E»  LANGSTRAAT. tip V, En deeze Dorpen zijn? ^ A. He: groote Raamsdonk, Groot - Waspik , t fraai en volkrijk Kapelle Cwaar het Veer «ver de Oude Maas is voor alle rijdtuigen , die, heen en weer, uit Holland naar Brabant willen), nevens Bezoijen, Sprangen 's Gravemoer. V. Wat heeft vandaar eenen naam? A. Het Langftraats hooi, dat er fti men?*tt gewonnen wordt, en 't Langftraats. werk. ° E V. Wat is \ laatfte? A. Men verftaat daardoor zulke fchoenen e» tntulen, die er in grooten getale gemaakt zijn, *n elders , zelfs buiten 's Lands , verkogc gorden. " V. En alle die Dorpen ftaan? A. Deeze zes zijn bijzondere Heerlijkbeden i doch onder Zuidhollands hooge Vierfchaar ftaan twee anderen. V. Welke? A. Dusfen beneden de Oude Maas , en 't volkrijk Werkendam , tusfchen Workum ea Dordrecht, :  LAND van HEUSDEN. Be Stad Heusden. Gelegenheid van dezelve, [De beneden en hoven Dorpen. V. En van daar kan men overgaan? A. Als men in Holland blijven wil , moer. men in het Land van Heusden overgaan, het geen door de Maas afgefcheiden is. V. Waar door meer van andere plaatzen f A. Het is ook afgeflooien van de Meijerij van 's Hertogenbosch door den zo genoemden Hollandfchen dijk , welken men tegen overftroomingen gemaakt heeft, en door den Bof* jfchen Scheifioot. V. Hoe veele Steden vindt men hier ? A. Er is niet meer, dan de Stad Heusden san de Maas, die den naam aan de gantfche Landftreek gegeeven heeft, ftaande onder het beftier van eenen Hollandfchen Drosfaard. V. Loopt de volle ftroom langs deeze Stad? A, Oulings kromde zich de volle Maas langs der Sads vesten, en liep, beneden Geertruidc.nbcrg, naar zee , toen de tegenwoordige zwaa-  HEUSDEN. IT9 zwaare afleiding naar Woerkum nog niet in wezen was. V Maar nu . . . ? A. Nu ziet men vóór de Stad niets meer overig, dan de oude Kil, die met de Maas een klein Eiland maakt, waarop het Geldersen Dorp Neder-Hemert ligt. V. En deeze Kil . . . ? A. Deeze Kil blijft met de Maas vereenigd, waardoor de aankomst van Schepen tot de Stad nog gelukkig open gebleeven is» V. Hoe vertoont zich de Stad Heusden ? A. Als eene wel 'verfterkte Vesting met fcrijgsbezetting , dewijl ze de fieutel van Hol-} Jand , aan die zijde, is. V. Wat valt daarbinnen te zien t A. Een overgebleeven tooren van een oud Slot, dat door buskruid, in een kelder geraakt van den blixem, ten jsare 1680, in de lucht fprong, en veele huizen in eenen flag tevens omkeerde. V. Wat meer? A. In het Choor der Kerk kan men zien eene fraai Grafcombe, door wijlen den Gouverneur friesheim voor zich zeiven gefheht. V. Hoe veele Dorpen liggen er in het Land van Heusden? A. Me»  ito LAND van HEUSDEN. A. Men onderfcheidt ze in zevenden, zo beneden als boven Dorpen. V. Waarom maakt men dat onderfcheid ? A. Alleen, om dat de laatften op boogeren grond liggen, en dus ter onderfcheidinge van de anderen. V. Wcike zijn de beneden Dorpen? A. Het groot en aanzienlijk Wijk met veele adelijke Slooteu, en 't vermaakelijk Veen aan de Maas, waar de afkomende Schepen den tol betaalen, dien men voorheen te Heusden voi« deedt, toen er de Maas nog voorbij liep. V. En de andere zijn ? A. Aalburg, Heesbeen, Doeveren aan de oude Maas , Genderen, Ethen of Etten, Meeu* Wen, Babijloniebroek en Drongelen. V Welke zijn de boven Dorpen? A. Hedikbuizen , of Hekefe aan de oude Maas, die hier begint, cn zigtbaar is in eene Kjl —— en verder de Oostelijke Dorpen van de Langftraat. V. Hoe noemt men deeze Dorpen? A. Baartwijk, waar gij een treflijk werk moet tUn , naamelijk de Overlaat , tusfchen dat Dorp en Drunen gemaakt in den jaare 1766, 'ter lengte van 465, en ter breedte van 169 toederj, V, Tot  ANDERE DORPEN. 121 V. Tot wat einde dient dat werk? A. Om het van boven komende Water, dat telkens een groot deel der Meijerij van 's Hertogenbosch, en foms bijna die geheele Stad overftroomde, naar den Biesbosch afteleiden, het geen aan de verwagting voldoet. V. Welke zijn de andere Dorpen ? A. Elshout, Oudheusden, Hondsoird of On» zenoord, en Vlijmen, van waar eens een brand begon en tot Nieuwkuik overfloeg, welken ik, in anderhalf UUr tijds, bijna driehonderd huizen zag in de asfche leggen. V. En dan nog . . . ? A. Engelen, een klein Dorpje aan de Dieze, vermaakelijk wegens de Schepen, die, door hetzelve, van en naar 's Hertogenbosch vaaren, en daar moeten vertollen. Van eene oude Schans is daar niets meer, dan eenige hoogten, te zien. V, En eindelijk . . . ? A. Het Dorp Bokhoven , dat geheel door het Hollandfche gebied is ingellooten; doch ftaat onder de befchenning van den Bisfchop van Luik. V. En bewoond wordt door . . . ? A. Dat Dorp is geheel bewoond door Roomscbgezïnde Lieden, welke een vrijen F Gods-  122 A L T E N A. Godsdienst hebben , en , op Sacramentsdag, eenen openlijken omgang of procesfie houden, die veel toevloeds van rondom heeft. LAND van ALTENA. fpQtfkum, Loevefiein, Werkendam. Overblijffels der 72 verdronken Dorpen. Het Huis le Merwe. V. Waar belandt men, als men het Land van Heusden verlaat, en zich ten Noordoosten wendt? A. Dan daalt men af in het Land van Altena , zo genoemd naar een Slot van dien naam, ftaande op eenen ouden heuvel, die bij het Dorp A'mkerk nog te zien is. V. Welk lot onderging dat Slot? A. Om de Hollandfche Edelen, die, in den moord van aleid van Poelgeest hadden deel gehad, en derwaards gevlugt waren, is hetzelvc, in den jaare 1393, verwoest. V. Door wien wordt dat Land beftierd? A Door eenen Baljuw, die het bewind voert  W O E R K ü M» laj voert over de eenige Stad, welke rer in ligt, en over alle de daaronder behoorendc Dorpen. V. Hoe heet die Stad? A Woud; ichem, of meestal Woerkum , wel klein , maar uitneemend aangenaam geleegen, hebbende het heerlijkfte uitzigt op Gorinchem, Loevefiein en twee Rivieren , de Maas en Waal, welke zich hier vereenigen. V, Dus is Woerkum de hoofdftad deezes Lands ? A. Ja -% en het is tevens een fleutel, of eene dekking voor Holland, waarom het vestingwerken nevens eene kleine krijgsbezetting heeft, die dit Steedje moeten bewaaren. V. Daar valt niets bijzonders te zien? A. Vóór eenige jaaren voorbij de Stad zeilende, zag ik aan de muuren zwaare opgehangen beenderen, die door de Visfchers, zeide men, uit de rivier gehaald waren. V Welke beenderen? A. Den afftand te ver zijnde ter naauwkeurigè bezigtiging, giste ik, dat het Glijphantsbeenderen waren, welke men meer in onze rivieren vindt. V. Welke Derpen zijn hier geleegen? A. Sleeuwijk aan de Merwe, waar een fterFa ke  Is4 L O E V E S T E I N. ke overvaart van en naar Gorinchem is ——» Almkerk, landwaards in, groot en volkrijk; voorts Uitwijk, Rijswijk , Qiesfen , Op en Neder-Andel, en Hik 'V* Woerkum heeft een fchoon gezigt, zeide gij, op Loeveftein ? A. Ja; op Loeveftein , dat eertijds als in een Bosch geleegen was; maar nu een kaale Fortres is wegens de omgehaalde boomen. V. Waar is het geleegen? A. Het is gelegen op 't westlijk punt van den Bommelerwaard, hebbende een Slot, zijnde een grootsch en fterk Gebouw , welks Stichter onbekend is. V. Hoe is het aangelegd? A. Uitneemend wél, dat is, op den hoek , waar Waal en Maas zamenvloeien : en dus bewaakt deeze Fortres , met zijne fchoone vaste wallen en eene krijgsbezetting, de beide toegangen te water naar Holland. V. En het ftaat onder het bevel van ... ? A. Van eenen Commandant, die op 't Slot woont, welks voorhuis tevens tot eene Kerk dient, gevaarlijker dan alle anderen , om dat zij juist boven den buskruids-kelder is. V. Wat vindt men boven in 't Slot? A. Boven in 't Slot met zijne geweldig dik. ke  WERKENDA M. tl5 ke ruuuren vindt men zeer ruime vertrekken tot gevangenisfen van Staat, waarin voorheen h. db groot, hogerbeets, ale- wijn, de gevingen Engelfche Admiraal *sk ü b , en laatst de Gouverneur van hulst, de Generaal l, A rocque, bewaard zijn geworden. & V. Wat treft men verder aan ? A. Van Woerkum naar Dordrecht zeilende, Jgt, beneden en aan dezelfde zijde van Slee* U;i f°0te Vendam Creeds genoemd bad,. } veel£ kfibbaa2cn5 aanneemers vanD,ken, visfchers en haepelmaakers woonen. V. Welke Visfchers? A. Visfchers, die in de Maas, de Waal en Merwe intgaan op de vangst van Prikken, wel, ke Z1J, als het beste aas om Kabeljaauwen te vangen, verknopen aan Zeelieden, die deswege naar de Noordzee gaan. a V- Liggen er verder geene Dorpen aan die zijde tot Dordrecht toe? A. Neen; alleen vindt men daar treurige ouerblijffels van de ?2 verdronken Dorpen naarnelijk, veele Eilandjes, onbedijkt en dus onbewoond, door veele Killen van elkandere* 'gefcheiden. V. En waarom naar men er geene hand F * *> aan ,  ia<5 M E R VV E. aan, om ze te vereenigen, en er goed vast land van te maaken? A. Dit durft men niet meer onderneemen, dewijl zij het zwaare bovenwater .afvoeren van dc Merwe naar den Biesbosch. V. Heeft men dan dat beproefd ? A. Men heeft zulks ondernomen , en eenigen toegedamd in de jaaren 1728—1730 en 1736, cok om tevens meer febuuring in dc Merwe te brengen. V. T.n de uüflag was . . « ? A. Deeze Rivier , de gewöone ontlasting toen misfende, rees zo geweldig, dat de tegenoverliggende Alblasfèfwaard in gevaar Rondt van door te breeken. V. Dus is daar alles zo gebleeven, als 't te vooren was ? A Dit geboodt de ondervinding ; cn dus moest alles onbedijkt", onbewoond, én woest blijven, zo als het nog is. V. Meent gij woest in den volften zin? A. Ja; zo men daardoor doelt op ontbrcekende wooningen van Menfchen: maar. buiten dat, is alles ui zekeren zin niet geheel verlooren, dewijl men er nog aantreft eenige «utiige rietvelden , rijswaarden , Eendvogelkooien, die veel opleveren, en eenfg land, dat zomers fgeweid wordt. V. Du&  HUIS te MERWE. V. D-is is daar geen huis, geen hut te 2ien ? A. Van daar tot Dordrecht toe fiaat niet meer dan een groot, onbewoond , zeer vervallen Gedicht, genoemd het Huis te Merwe, een achtbaar overblijffel der oudheid , reeds bekend vóór 12.o jaaren. V. Door wien en wanneer is 't gebouwd ? A. Dit is zo onbekend, als het zeker gaat, dat het door den ouden treurigen vloed veel geleeden heeft; maar of er nog ankers zonder roest in de nuturen zitten, heeft mij niet mogen gebeuren te onderzoeken. GORINCHEM, enz. Gelegenheid van Gorinchem. Land van Ar* kei. Henkelom. Jlsperen, Alblaifer- en linvjpener-Waard. V. Waar belandt men , als aan deeze woeste ftreek vaarwel gezegd is ? A. Wanneer gij terug keert, cn te Sleeuwiik dc breede Merwe overvaart, zult gij eerst eene E 4 groo»  **8 G O R I N C II E M.' groote fchaadelijke Zandplaat, de Middehvaard geheeten, befcbouwen .... V. En die voorbij zijnde . . . ? A Dan zult gij voet aan land zetten te Go» rincbem, of, bij verkorting, Gorkum, eens Stad met vier poorten, elf bolwerken en eenige krijgsbezetting , devvj! zij Holland, aaa de Gclderfche zijde, moet dekken. V. Zij heeft geene andere vijanden af te Wecren ? A. Nog éénsn, naamelijk 't Water: want de rivier de Linge , door de Stad Joopende, wordt foms, bij iisverftoppingen in de Merwe, dermaate opgeftuvvd, dat de halve Stad onder Joopt, terwijl de andere helft door eene kon* ftige kisting vrij blijft- V. Hoe is anders de Stad gelegen? A. Luchtig, zindelijk, en met heerlijke uitzigten voorzien op Loeveftein, Woerkum en de aanvaarende Schepen der Merwe , welke den Graaflijken tol aldaar moeten betaalen» V. Wat valt in de S:ad te bezien? A. In de poort een bewijs der ongelooflijke kragt van jan van arkel, die, door de* zelve rijdende, en zijne hand aan een boven« kout flaarjde, den hengst, waarop hij reedt, mot  GORINCHEM. ia9 met de knieën opügtte, en zo kneep, dat hij Schreeuwde. V. Wat meer? A. Een Gedenkteken in de Zervetfleeg vaa den aldaar gefneuvelden willbm van arkel in de Hoekfche rijden, die.de laatfte was van dat beroemd Geflagt , welks Graftombe 5 de groote Kerk te vinden is. V. En dat gezien hebbende, is mogelijk al? les gezien ? A. Gij weet misfchien, dat hu co de groot in eene boekenkist ui' de gevangenis van Loeveftein ontfnapte in den jaare iö>r* dewijl die kist door de meid veilig befteld werdt ten huize van den Koopman* dutze laar in Gorinchem. V. Wel nu? A. Dat huis ftaat er nog , en wordt thans bewoond door Mejuffr. brouwer. Weduwe van den Heer appeltern, \ geeu gjj volftrekt moet zien. V, Zo ik 't zien kan en mag? A. Een heusch verzoek wordt daar, gelijk \k ondervondt, met gelijke minnelijkheid beantwoord , en men zal dan in dat huis u wij zen de trap. V. Welke trap ? F 5 A. De  33o' GORINCHEM. A. De trap, langs we!ke de kist naar bove» werdt gedragen; en het vertrek, waar men ze opende, om den wijd vermaarden Man daaruit teverlosfen; en de kast, waaragter men hem daarna verborg, tot dat hij in een vreemd ge* waad uit de ftad wegraakte. V. Wat meer ? A. Eene agterkamer met drie fraai gefcbilderde glazen , in den ouden fcïioonen fmaak , welke deeze Gebeurtenis verbeelden. — Dit alles is vce'e Reizigers onbekend, en dus niet van hun gezien, 't geen wij, uit eerbied voor den grooten Man en zijne nagedagtenis, fchuldig zijn te gaan bcfchouwen. V Hoe vreemd is het, dn men nooit deeze befchilderde Glazen in Plaaten verbeeld heeft ? A. Toeft een weinig, en men zal het verzuimde herftellen in zeer fchoone Piaa-en, welke men, binnen kort, daarvan zal geeven, V. Wat is verder hier aangemerkt ?' A. ï>at de lekkere Voorns, hier en te Dor» drecht met haft gevoed, zeer beroemd zijn,. v;as lang bekend ; maar het is eene laatere aanmerking , dat men hier % Lands fehoonfte Bogters vindt. V. Hoe noemt men de Fandilreek builen de Stad I JL Wt  LAND van A R K EX. i&i A. Het Land van Arkel , zo geheeteii rwar de Heeren van Arkel, die, oudstijds, deszeifs voornaanrfte bezitters waren; maar nu is het (Oosterwijk uitgezonderd) in eigendom van Gonnchem, en wordt bcflierd door den Bros-aard en Schepenen van die Stad. V. V/at behoort tot 't land van Arkel ? i A. Eenige Dorpen, welker voorftc letter* juist den naam van Arkel uirraaaken- , gelijk A. Arkel (één der voornaamflen) R. Rietveld, k. Kedtehem, E. Eterwijk of nu Oosterwijk en L. Leerbroek, welke vijf de eerfte aangelegde Dorpen dee2cr LMdflreek gcweest ^ • V. Welke zijn de anderen A. Nieuwland, Hoornaar, Hoog Blokland er» Schelkunet. zijn de overigen; doch. aan de linke oever der Linge, liggen drie hooge Hceriijkheden, langs den dijk uugeftrekt, het Dorp Spijk bet vervallen Beukelom met m Vflrb * o'ot, en Asperen. V. Voegt gij Asperen daarbij? A. Ja; het Steedje Asperen, eene Baronnie, aecr oud, en dat veel geleeden heeft in de vroege oorlogen tusfehen de Hollanders- en Gelderfchen in den jaare 15*7, gelijk in. de Kerk u zal worden aangeweezer*. V. Waar belang men , zo- men westw^ds*.* daos het Land van Arkel, terug komt? 9 6 JL  I3S ALBL ASSERWAARD. A. Dan zult gij voet zetten in den grooten AlbSasferwaard, zo genoemd naar de rivier AlWas, die bij Alblaslerdam in de Maas valt, doch thans de Graafflroom genoemd wordt. V. Welke gronden vindt men daar? A, Zij zijn hier weinig gefchikt tot zaai- of weilanden ; maar de laagfte fireeken leveren £eer veel Willigenhottt: men Vindt op veele plaatzen zeer veel hennip: de boter van dezen Polder is altijd lager in prijs, dan die van de bij gelegen Waarden. ' V. Waartoe dient dat hout? A. Men noemt het, meestal, Hoephout, dienende om hoepels voor tonnen en vaten te maaken, welke naar veele oorden des Lands vervoerd worden , en goede inkomften geeven. V. Zijn daar zulke laage fireeken ? A. Den grond van deezen Waard wdl beziende , zult gij dien laager vinden, dan de gedugte voorbij ftroomende Merwe en Maas, waarom veele watermolens het daarin gevallen regen- en kwelwater, twee voeten hoog, met geweld moeten uitwerpen. V. De dijkbreuken moeten dan in zulk een ïaag land zeer fchadelijk zijn ? A, iiadt men zulks maar niet zo dikwij's on« dei»  DORPEN. hervonden! dan er is, zo veel den mensck mogelijk is, daarin voorzien. V. Hoe dan? A. Vermids deeze laagte der gronden voortgaat, van daar af, tot boven Arnhem en Nieuwwegïn, heeft men de Dorpen van deezen Waard door twee zwaare dijken, den Zouwenen Diefdijk genoemd, tegen het waterdier bovenlanden afgeflooten. : V. Welke Dorpen ? A. Deeze volgende, naamelijk Papendrécht, Sliedrecht, een zeer volkrijke plaats, (beide in de lengte langs de Merwe uirgeftrekf) en verder Giesfendam, Hardinksveld, Giesfen, Ou. derkerk, Giesfen-Nieuwkerk, alle aan de Vliet, de Giesfen geheeten. V. En vervolgens ? A. Noordeloos, Goudriaan , Neder Blokland, Molenaaarsgraaf ,. Gijbeland , Bleskingsgraaf , Alblas, Alblasferdam ('t fraaifte Dorp in deezen Waard , doch de vijf laatften aan den ' Graafftroom ) met Brandwijk, Wijngaarden en Nieuw-Lekkerland. V. En verder? A« Streefkerk, Gioot • Ammers, Offerland, en het Steedje Nieuwpoort , over Schoonhoven geleegen . eertijds een Vlek, maar in & , F 7 den  §S4 KRIMPE NER-WAARD. den jaare 1673 verfterkt, en voorzien va» een Remonftrantfche Kerk en Predikant. V. En nu blijft hier niets meer overig? A. Hierom kimt gij voortreizen en overgaan in de meer naar beneden geleegen Kiimpercrwaard, een Eiland, ingeflooten door de Maas, de Lek en den ÏJsfèl, welke Waard op 1400^ morgen lands begroot wordt. V. En daarin komen voor ? A. Alleen negen Dorpen , naamelijk het fraai en vermaakelijk Krimpen aan de Lek, van 't welk de ganfehe Waard zijnen naam ontleend heeft, en waar de voornaamfte overtogt van ïijdtuigen , die uit Holland komen, of der-waards willen , gefchiedt» V. Welke andere Dorpen volgen nu ? A. Eerst Lekkerkerk, waar men u vertoornen zal dêne der muilen van gerrit bastiaansz, die agt voeten en drie duimes lang was. V. Daar op volgen . . . ? A. Ammers Tol, Berkhoude (de Heerlijkheid van den beroemden Overften van der case l, l e n , die in zijne Wezclfche pevangenis. zo kwalijk voer,) en Stolwijk, dat 20 bekend is om zijne fchoone Kaas. Y. Waarbij^ nog komt. ? A Iïmï  HAASTRE C, H T. ï3ï A. Het fraaie en rijke Haastrecht, dat ais een Steedje geregeerd wordt, bet vermaakel jk Gouderak, nevens Krimpen en Ouderkerk, beiden aan den IJsfel; het laatfte zo genoemd om de daar ftaande oude Kerk. ■ V, Niets is daar opmerkelijk ? A. Niets dan oudheid en laate roem , dat ■is, er ligt begraaven GimF iiendrik va» na ss au-ouderder ic, die Êêb onzer beloemdfte Generaals geweest is, en in het leger vóór Rijsfel ftierf ten jaare i?e8* COUDA, SCHOONHOVEN, VTA NE N^ OUDEWATER en WOERDEN. Gelegenheid van Gouda- en Schoonhoven», ' Lopiker Waard. Vianen. Oudewater*, Wo er den. E ode gra ve r en z. V. Nu verder . . ? A. Zo gij te Haastrecht komt, en nimmer Gouda, of bij verkorting Ter Gouw geheeten 9 ©m dat ze bij de Gouwe ligt % gezien hebt „. moet gij. deeze &*ad bezoeken*  136 GOUDA. V. Wat is de Gouwè ? A. Eene gegraaven Vaart met zeer veele fcog| ten, om den IJsfel cn ouden Rhijn , die van Utrecht naar Leiden, loopt, te vereenigen. V, Hoe is Gouda? A. Het zindelijk Gouda met zeven poorten is bijna rond, en zo met graften doorfnceden, dat bijna elk huls, voor of agter, eenig uit* zigt op water heeft- - V. En het oog valt daar ligthjk . . . ? A. Op de fterke doorvaart van groote Schepen met vastftaande masten, die uit Vlaanderen, Brabant, Zeeland en andere oorden vaaren op Amfterdam, Noordholland, Friesland en Groningen; of van daar naar de eerstgenoemde,, plaatzen gaan, V. Hoe neemen zij den weg? A Door de genoegzaame wijde fchutfluizen der Gouwe naar de Haarlemmermeer, en verder door het Spaaren en het IJe naar Amfterdam en de Zuiderzee, dewijl de doorvaart te Delft wegens de fteenen bruggen belet is. V, Wat valt er in Gouda te zien? A. Eene ongemeene fchoone groote markt, en eene ruime pragtige Kerk, oulings voorzien van 52 altaaren , doch nu , « . V. Hoe nu ... ? A, Nu  GOUDA. ^ IcLïïl an,ee" Pr°nkende met b* «childerde glazen door wouter en dirk WC!ke lHln - ^d »>et hebben, en onlang, door eenen zvvaaren hagel zeer befchaadigd werden, >t geen in!„ egter wonderwél herfteld heeft. V. En verder . . 2 A. Een heerlijk Orgel, een fCn00n fc Hek, de Graftombe van den beroemden Staart »^ hierdnimus van b bvb r n i k k, en de gedenktekens van twee Zeehelden, I)E W*m£ïT*' nevens ecne 2eer fraaie 'ötacJs-Bibiiotbeek. V, Wie zijn hier gebooren ?< A coRN2Lls en frêderik houtman, d!e het eerfte den togt „aar Oost-In. *«. om de Kaap de Goede Hoop, onder«omen , en dus den grond gelegd hebben tot verknjgmg van onze aanzienlijke bezittingen in die Gewesten. 6 V. Welke handel heeft hier plaafs ? A. Een handel in fcheepsvlaggen , in vlas "zogenoemde Goudfche Kaas, doch die £ buuen komt, en in millioenen Tabakspijpen. V. Geene andere Stad virdt men hier meer? A. Ten Zuidoosten van Gouda san de Lek «'< g'J de vesting Schoonhoven met vier poor-  I38 SCHOONHOVEN. poorten, agt bolwerken, fierlijke wallen, zindelijke graften , en een 's Lands Magazijn aantreffen. V. En van binnen? A. Een tamelijk Stadhuis met zijne fierlijke Tapijten , zijnde de konstwerken der Vlamingers, die zich hier in den jaare 1600 nederzetteden ; nevens een fraai gefchilderd afbeeldfel van jacoba van b e ij eren. V. En dan is er nog te zien ? A. Bij de Kerk ftaat een fchoone hooge tooren ; doch op de Regeeringsbanken in de Kerk zult gij gedenktekenen der oude Beeldhouwkonst vinden, naamelijk, veele afbeeldingen van je sus lijden. V. En niets meer ? A. Ook de begraafplaats van den Kapitein Admiraal der eerfte Vloot, die uit ons Vaderland, door de Straat van Magellanes, de ganfche Waereld, in diie jaaren, omzeilde, gelijk op zijn grafzerk is uitgebeeld. V. Hoe was zijn naam? A. olivikr van noort, die deezen togt volbragt in den jaare 15"%* welk jaartal gevonden wordt op de klokken, die verbeierd en gegootcn zijn. V. Waarvan ? A, Van  SCHOONHOVEN. ,39 bad:. " VAN ***** ^icI5d te^En ten ,aatfïen is er, mogelijk, ROg iets A- Ja ; een ft£enen kr.ng o? ^ ^ vwiai marrigje ariaans verbrand is, i„ B« jaar ,59?i wegens toverij, dat is, gelift "en be£ lbans met grond noemt, wegens ontHelde hersfenen. V, En buiten de Stad . . . ? A. De plaats, waar de Bevelhebber bei. ï1"6! 0ln het ,a»g verdeedigen der Siad, •-na de inneeming , Ieevend begraaven is, bet geen hij hadt kunnen ^ ^ ^ woord hadt willen breeken. V. Waarin wordt hier handel gedreeven 9 A. In tabakspijpen, koperen ketels, pannen goud- en zilverwerk en hennip. De schoon! hovemche fonteinkoek en gerookte Zalm zijn zeer beroemd. J V. Gaan wij thans naar eenen anderen oord ? A In den b.jliggenden Lopikerwaard , die voor een groot gedeelte aan Utrecht behoort, en alleen twee Dorpen heeft, Polsbioek en jaarsveld, zult gij u niet lang ophouden, en Itóvcf ter zijde afüaan naar Viancn. V. Via.  HO V I A N E N. V. Vianen was . . . ? A Oulings eene hooge Souvereine Heerlijkheid der bredeuode's, laater door Hollands Staaten gekogt, en nu beftierd door eenen Drosfaard nevens zes gevvoone Raaden. V. En de S:ad Vianen is . . ? A. Eene Stad van zeer hoogen ouderdom , regelmaatig vierkant, aan de Lek geleegen, waar men vrije wooning geeft aan lieden , die om fchulden of andere zaaken derwaards de wijk necmen. V. Heeft men daar geen fchoone Kerk? A. Da Kerk , waarin voorkomt de Graftombe van reinoud van brede rode, Vader van hendrik van brederode, die, in den jaare 1556, te Brusfel, der Landvoogdesfe een fmeekfehrift aanboodt, is een zeer luchtig Gebouw. V. En her overige . . . ? A. Da grootfte en voornaarnfte ilraat der Stad is ongemeen breed; maar zo liegt geplaveid, dat geen rijdtuig zonder geweldig hotzen, en geen reiziger zonder zwaar klaagen daardoor trekt : nu fpreekt men egter van deeze flordigheid te willen verbeteren. V. Wat bevat het land van Vianen ? A. Vijf Dorpen, Tienhovén, Ameideof anciens  OUDE WA TER. ^ tZ\Tr feij gCn0emd' Heik0°P> ^nd «n de Lek, en het fraaie Meerkerk op 't midden van den Zouwendijk. V. Waarheen nu ... 2 tttZï 2""e". e" Montfoort ,« <'fc™ en „aar bet kleine Oudewater «,„ *£ v.er poon» , vesti„gwctken £n KiUgsbezettwg heeft. * V. En niettemin is' het zeer bekend * A. Ja in onze Historie, door den brand en g ouwe^ de„ der SpanMrden ^ J en »5?5. t welk eene fchoone fchilderij op het Raadhuis treurig verbeeldt. V. Waardoor meer ? A Door eenen vierkanten tooren , die men I-udt voor eenen wagrtooren der Romein! waarom de naastgelegen brug de R ^fl brug genoemd wordt. romeins- V. Verder . . , 2 A Door de geboorte van geleerde Mannen, snellik, m leven Hoogleeraars te Lei**; en nog ziet men in de ruime Kerk ee" marmeren gedenkftuk voor den laatften. Is er niets meer aldaar merkwaardig 2 A'Ja, de Stadswaag, waarin men, voor- ,hee»  BL* Ol'DEWATE R. heen, en nog in den jaare 1729, eenen man en vrouw uit Meerkerk, van toverij befchuldigd, gewoogen heeft, 't geen zes gulden en tien ftuivers kostte. V. Hoe kwam dat wegen in de waereld ? A. In de oude blinde tijden ping zeer in Ewang iemant van toverij te befcbuidigen ; doch de proeven, die men daarvan nam , waren valsch en gevaarlijk; des men zeer verftandig het weegen bedagt, om het leven van onfchuldige menfchen te reuden. V. Hoe gefchiedde dat? A. Wanneer het gewigt van befchuldigde Mannen of Vrouwen, gewoogen in hun ondergewaad, evenredig was aan de lengte en dikte der lichaamen , waarover de Regecring moest oordeelen , dan hieldt men dezelven onfchuldig. V. En dat weegen kwam altijd wdl uit ? A. Dit kunt gij denken: want wie heeft immer gehoord, dat het lichaam van eenen zo genoemden toveraar zwaarer of ligter was, dan dat van een ander mensch. V. Wat deedt men verder na dat weegen? A Men tekende de naamen en het gewigt van zulke gewoogen lieden op in het Boek der Stads-  OUDEWATER, , 43 Stads Secretarij , om hen tegen alle verdenking en vervolging te dekken. V. Wat ligt buiten de Stad ? A.Het Baljuwfchap Van Oudewater bevat niets meer dan de Stad met haar Regtsgebicd. V. Welke dingen teelt men daar? A Daar buiten teelt men veel hennip , waarvan men dunne lijnen maakt , die naar elders gaan, om tot zwaare touwen gellaagen of tot netten gebreid te worden. Ook maakt men er zeer gemeen aardenwerk. V. Nu gaan wij verder? A. Nu naar Woerden, welke Stad, nevens twee Dorpen, ftaat onder eenen Baljuw, die den titel voert van Kastelein van Woerden. V. De Stad ligt . . . ? A. Aan den Rhijn, die er door oopt, en heeft haare opkomst te danken aan een oud Slot» daar nog te zien, 't welk, zegt men, in den jaare 1153 , door den ütrechtfchen Bisfchop godefried, gedicht te zijn tot eenen voormuur tegen de Hollanders. V. En nu is Woerden? A. Een voornaame, maar niet groote vesting is zy geworden in den jaare 1702; doch van tijd tot tijd verbeterd, en met twee fckansfen ver»  Ï44 WOERDEN' verkerkt, om de Provincie Holland , aan die zijde, te dekken. V- En men vindt daar . . ? A. Eene fterke doorvaart der Trekfchuiten van Utrecht op Leiden , en van Leiden op Utrecht, als ook van Schepen, die naar de fteen- en pannebakkerijen gaan. V. Welke zijn de twee onderhoorige Dor» pen ? A, Bodegraave, dat wel veel geleeden heeft in den jaare 1672; maar niet zo erg geplonderd of mishandeld is, ais men voorgegeeven heeft, en verder het Dorp Waarder; maar de bijliggend* Schans noemt men de Wierikkerfchans, die met eenige oude foldaaten bezet is in tijden van vrede. GOOI-  GOOILAND. Haarden. Weesp. Muiden, Marhum. La> ren. Hilyerfum. *s Graayeland. V. Nu gaan wij naar . . . f A. Naar het Baljuwfchap van Gooiland, hijna ingeflooten door de Provintie Utrecht, geleegen aan de Zuiderzee; en naderen dus de plaats, van waar uwe reis door Holland kan beginnen en eindigen. v. Van waar komt de naam van Gooiland? A. Van goedelEj Abtdis van Elten , die hetzelve met zijne heuvelen en bosfchaadjen heeft opgedraagen aan Graaf floris den V. V, En dat nu beftïerd werdt . . . ? A. Door den Baljuw of Drosfaard van Muiden, die, in naam der Staaten, het bewind voert over drie Steden, welke tot dekking va» Amfterdam moeten dienen. V. De eerfte is , . . ? A. Naarden, aan de Zuiderzee, de zindelijke Hoofdftad van Gooiland, welke, met de «Wee anderen, Weesp en Muiden, gemeen. & fchafi  146* N A A R D E N. fchap heeft door trekvaart en rijdweg, en zeer vertier kt is door willem den III, dewijl ze, vóór zijnen tijd, van weinig belang gerekend werdt, en er dus niet aan gedagt was. V. Heeft zij ook eenen naam ? A. Zij is veel en lang beweend geworden ©m den geweldigen moord en verwoesting , welke de Spaanfche Veldheer, Don f re derik van toledo, daar aangerigt heeft in den jaare 1572. V. Wat bijzonders vindt men daar? A. In de Kerk een Graffchrift op den geleerden lam bert us hortensius, Rector der Latijnfche Schooien, die ook bijna in dien moord was omgekomen , en nog onder ons bekend is door zijne Schriften. V. Welken handel drijft deeze Stad? A. De Inwooners geneeren zich van het Ia« ken- en fluweel weeven; doch buiten de S.ad heeft men fraaie boomkweekerijen, en eenige Amfterdamfche Heeren laaten nu veel lands van de heide tot bouwland omzetter. V. De grond beftaat dan ... ? A. De grond van den Naarderberg, die- zo hoog geleegen is, en dus de fchoonfte gezigten levert, is goed voor Sshaapen, Bijen, en, wel b«'  1 WEESP. MÜIDEH. i4f behandeld, tot bouwland: van hier wordt ook veel zands gehaald tot ballast voor fchepen. V, Van Naarden komt men te ... ? A. Te W esp, een vermaakelijk Steedje aan de Vecht, eenigermaate verfterkt, hebbende drie poorten, oulings zeer vermaard door zijne bierbrouwerijen, Jakenweeven , eg nog bekend door de geneverftookerijen. V. De Vechtftroom maakt dat vermaakelijk? A Ja; maar die geeft nog meer nuts door zijn zoet water , 't geen daaruit gehaald worde voor Amfterdam, zelfs des winters, wanneer een IJsbreeker, welk een geweldig werktuig is , den weg daarheen openen moet. V. En de derde Stad van Gooiland is? A. Muiden aan de Zuiderzee , waarin de Vecht door zwaare (luizen altijd uitvvatert, en waar door men, des noods, zeewater kan inlaaten, V. En hier is ... ? A. Een fterke doorvaart van Schepen, die van den Boven-Rhijn komen, en langs Utrecht door de Vecht naar Amiterdam willen, voor welken de Trekvaart op die Stad te ondiep is: ook rijden hierdoor alle Pos wagens van Amfterdam op Gelderland , op Hamburg, en andere plaatzen. Ga V. Wat J  148 SLOT te MUID E N. V. Wat is hier meest bezienswaardig? A. Het oud aanzienlijk S!ot met heerlijke Zeegezigten, waar de Drosfaard, die men daar ook Kastelein van Muiden noemt, kan woon en, gelijk er de vermaarde piet er cornelis hooft zijne meeste Boeken gefchree» ven heeft.? V. Wat is er verder te zien? a. Niets meer dan de kerker, waarin de ongelukkige Graaf floris de V gezet wcrdr, jpen hij door gerrit van velsen gevat was. V. Zonder iets verder van deezen Graaf mij te zeggen ? A. Indien gij iets meer van hem, of van de Historie der Provintie, welke wij nu bezien hebben, weeten wilt, dan wijze ik U naar JHet Verè'enigd Nederland yefkort , het geen tot dat einde, opzettelijk, voor u gefchreeven is. V. Zonder dan desaangaande iets meer te vraagen, zeg mij, hoe veele Dorpen er liggen jn Gooiland ? A. Zeven, van welke het eerfte is Muiderfcerg, hoog en fraai gelegen, waar men een Kerkhof der aaazienlijkfte Jooden uit Amfterdam aantreft, V. Wat  Huizen. Hilversum. h9 V. Wat meer? A Daar men ook vindt den verwonderlijken Echo die befchreeven- is in den Katechlsmus dtr Natuur IV Deel bladz. 37g enz. V. Be andere Dorpen zijn ? A. Busfum , meest bewoond door Roormdi. gezmden, waar het hoofdkwartier was van Do* FREDRIK VAN TOLEpo bij het bek* van Naarden. v. En dan . . . ? A. Huizen, waar veele Visfchers van bot en droogers van bokkem woonen , «elegen «iet verre van den Tafelberg, die zo gcheeten naar eene aldaar geplaatfte tafel. V. Welke tafel? A. Waar een blaauwe fteen ligt, op welken de naamen der Sleden en omliggende plaatzen T lnsehakf' Noem ze de Landkaart van Gooiland. V. Al verder. . . ? A. Blaricum en Laren, van 't welk de tal. r.jke Roomschgezinden een open hoog geacht kerkhof hebben op eenen heuvel in de hei. de, waar voorheen hunne Kerk ftondt. V. Verder? A Hilverfutn, een zeer aanzienlijk Dorp, bel Itod door ,w ge„eeven katoenen en uieuw G 3 M.  J5ö 'iGRAAVILAND» nagevolgde fraaie Tapijten, welke arbeid aldaar veel bloei aanbrengt. V. Eindelijk het . . . f A. Eindelijk het aanzienlijkfie en vermaakelijkfte Dorp van Gooiland, 's Graavcland genoemd, eertijds drasfig en met heide gemengeld, 't welk, na moeilijk afzanden en ophoogen in den jaare 1625, nu 20 fiaa* V. Dat er ... ? A. Dat er thans veele Lustplaatzen gevonden worden, waaronder Trompenburg aan den xijdweg verdient van u bezigtigd te worden» V. Waarom? A. Om dat het de Buitenplaats geweest is van den Admiraal kornelis tromp, hebbende de vreemde gedaante van een Ooriogfchip. V. Wat bedr jft men hier ? A. Men bouwt er land; men bleekt er lin* ren, en veele ongeftelde lieden van Amfterdam zoeken en vinden hier hei Helling», V. En wat nu nog meer? A. Van 's Graaveland te Amfferdara ter»g gekomen zijnde, is onze reis geëindigd : wij willen nu uitrusten , en daarna Noord - Holland bezien. EINDE.  MENGELWERK.   *5* VAN EENE Z E E-S T E R. ^ mij, -naar welk ding is deeze AfbeeJd. *P P-tI gemaakt? _Dat isk]aar:het^ e ster met vijf punten. - Hebben dan d* sn rten ? -ik weet * * genfrjke Sterren aan den Hemel punten hebben: Z'J z>jn, zo veel ik kan zien, rond, en mij is ook wel gezegd, dat zij zodanig zij„. .M.n neemt evenwel dat geen eene Ster, het wdk punten of ftraalen heeft: want wat geene punten heeft, 13 een bol of cirkel? - Ik heb ZQ e altoos zo zien afbeelden. .— Maar wat 4ft dan de Tekenaars doen befluiten, om de Ste^ ren met punten af te beelden? Dit weet ik niet. - Mogelijk heeft het nikkeren der Sterren daartoe aanleiding gegeeven; maar hoe dat 2U, zeg mij fleges, welke Ster is deeze 2 . Raad eens? - Hoe zal ik dat raaden ? 1 Raad maar Het is misfchien een afbeeldfel van eene Ster, welke de Vorften oP de linke zijde hunner rokken draagen Dat is mis -L. Dan wil ik het houden voor eene vêr» ge. iaantc — Dit is ook niet getroffen ; &fs 1 J eet  154 ZEE-STER. $ het dan eene b!oem met vijf punten? ' Ook niet Dan weet ik het niet — Hierom zal ik het u zeggen: het is een Dier — Een Dier! neen dat kan het niet zijn: nooit zag ik een zodanig Dier op de aarde Het is ook geen Landdier — Ook geen Luchtdier? ■ Nog minder : het is een Zeedier — Van waar toch ? — Van onze Stranden — Dar kan, dunkt mij, niet Het is door de Noord¬ zee te Katwijk op den oever geworpen, waar ik het ieevend heb opgeraapt; doch daarna is het geftorven, gedroogd, en in den gedroogden ftaat dus getekend — Het heeft, is dat zo9 egter geene gelijkheid met onze Landdieren — Mogelijk zegt gij dit, om dat men u, in uwe jeugd, heeft wijs gemaakt, dat men in de Zee aile Dieren aantreft, die op het Land ons voorkomen , gelijk Zeepaarden , Zeekoden , Zeekalveren en dergelijken —— Is dat dan zo njtE2 Neen; maar dewijl fommigen iets hadden», dn naar zulke Landdieren zweemde, ef dewijl zij e^nen naam moesten hebben, heeft men hun zodanige naaraen, en dikwijls zeer ten cnregte gegeeven — Van welke koleur is dit Zeedier ? G*j ziet, het is vaal, of aschgranuw; maar de onderzijde, die gij hief ïüet kunt zien, is *en weinig witter — Doch VMMj  ZEE-STER, iy5 niet zo fchoon, als die zes lieve Hoorntjes, of Slangevelletjes, welke gij mij te vooren (IDeel Plaat Iï bladz. no.) liet zien Het is zo; maar hebben alle Landdieren, Vogelen, Vis« fchen en Jnfekten dezelfde fchoone gedaanten en koleuren? , Dat geef ik toe Maar kan het, ten aanziene der uiterlijke fraaiheid, nie< haaien bij de fchoone Slangevelletjes, het is uit-en inwendig verwonderlijker geformeerd door den Almagtigen Schepper, Mogelijk! _ Neen, ik zeg zeker Waarom ? 0m dat «jit Dier vijf punten of ftraalen heeft, en elke ftraa! of punt maakt eenen driehoek uit: dus heb gij hier een Dier met vijf driehoeken • maar de Slangevelletjes hadden geen één punt: zij waren rond Wat nu meer ? * Deeze heeft maar vijf punten ; maar er zijn ook Zeefterren met drie, vier, zes, agt en twaalf punten Dan is er meer dan eene foort in de Zee? Als ik u zeg, dat men reeds tweeënzeventig foor ten van Zeefterren heeft; moet gij dan niet bekennen, dat derzelver Geflagt zeer groot is; dat de Schepping hier zeer uitgebreid en rijk is; dat dit in Landdieren geen plaats beeft j of vindt men paarden met. vut, zes, agt en fcwtatf pooien? - i Ma8f hoé is ue hevenuuid. van deeiff Zstfter ? - Net  f5ü ZEE-STER. Niet vlak, niet glad, niet gepolijst, gelijk de hoorns der Slangevelletjes; maar ruuw, als chagrijnieder, met knobbeltjes bezet — En hoe die, als men ze vergroot beziet? ——- Gij ziet bier dit Zeedier gerekend in zijne natuurlijke groot'e; maar, wanneer men het door een goed Microscoop befchouwt, dan is de bovenhuid bezaaid met duizend knobbeltjes, waarvan elk een opengaande bloemkool, of roosjes fchijjien te weezen, welke de tekenpen in dit klein beftek onmooglijk kon afmaaien. —— Maar zo zijn de randen der punten niet f Neen, die zijn geribd, 't geen eene groote fierlijkheü aan het Zeedier geeft; en leeze ribben zij\i zo wonder aartig gemaakt, dat gij, dezelve ziende door een vergroofglas, verbaasd zult ftaan— Maar aan de zijden der vijf punten zie ik nog jetsr't fchijnen fijne veertjes te zijn? Dit zijn zo veel als handen, welke het Zeedier gebruikt , om een gegreepen voedfel naar den mond te brengen, tot welk einde de vijf punten niet Rijf Haan, maar buigzaam zijn gemaakt, gelijk onze armen -— Maar , waar is des Diers mond? Dien kunt gij niet zien; maar ze wordt gevonden , aan de andere zijde, juist in het midden: want daar hetzelve altijd plat ligt, en gij in de tekening alken den rug ziet,  Z £ E • S T E R. l5T ziet, moet de mond onder zijn, om te kun- nen eeren Hoe weet men, dat de mond daar is ? Wanneer men het Dier laat fterven, en vóór 't droogen de punten ombuigt, kan men de maag door den mond, die eene ronde opening is, naar buiten drukken Dan, op welk eene wijze maalt de mond de fpijze klein ? Men ontdekt eenige beentjes in den mond, die, waarfchijnlijk, de tanden zijn—— Eu hoe zijn de binnenfte deelen 9 — Alsmen met eene fchaar de punten open fnijdt, en 'tvel naar de beide zijden ombuigt, dan ziet men in het midden een been, loopende door dc lengte van dat punt, 't welk beflaat uit honderdëntwintig beentjes, die zo veel zijn als de wervelbeenderen van onzen ruggegraat, op dat het Dier zijne punten zou kunnen buigen — En het heeft ook Darmen ? z&* kcrhjk heeft het Darmen : zij liggen aan beide zijden van dat been; maar zijn zo klein, dat gij een vergrootglas zult moeten neetnen , om ze te zien En dat is het al ? - Neen, onder de darmen liggen de Eitjes, die men, in de maanden van Maart, April en Maij, bij grooten getale, daa-in vinden kan—— Maar hoe raait t het Dier het verteerde voedfel kwijt? Dat weet men nog .niet rcgos G 1 mis-  158 ZEE-S-TER. misfchien is er eene opening in den rug, die door *t droogen zamen is getrokken , gelijk men dezelve op den rug van andere Zeedieren geplaatst vindt. » Dienen de punten ook tot zwemmen ? Neen en evenwel kan het Dier van den bodem der Zee tot allerlei hoogten opkomen, ja zelfs tot de oppervlakte der wateren ——— Hoe dan2 —— Door een zeer eenvoudig middel En dat is ? —— Djor hun lichaam uit te zetten worden zij ligter, en verheffen zij zich in alle hoogten van het water; en door zich te zamen te knijpen , zinken zij. ■ Maar dit is maar ééne beweeging van beneden naar boven, en van boven naar beneden Ik begrijp u: gij wilt zeggen, dat zij, daardoor, niet voor- of ag- terwaards kunnen komen ? Dat bedoelde ik indedaad Laat mij u dan zeggen, dat het onderdeel des lichaams der Zeefterren alzo verwonderlijk is, of nog verwonderlijker, dan het bovendeel: thans kan ik er u geene tekening van geeven, zonder welke men u alles niet wel kan beduiden; alleen dit maar, dat op elke punt vier reien met talrijke voeten ( zo zal ik ze noemen : Want zij zijn de voeten van eene Zeefter> gezet zijn, waar mede zij zich ©p andere dingen kunnen zetten, of van de ee-  ZEE-STER. jr9 eene plaats naar dc andere voortkomen : het overige hierna En nu nog iets - Wat dan nog te vraagen ? Waar ftaan de oogen van dit Zeedier? — Zoek ze nergens; want gij zult ze niet vinden: het dier heeft geene oogen, gelijk er meer zodanigen in de Zee zijn; egter is het Dier, naar zijnen ftaat, volmaakt : want het behoeft ze niet te hebben , om dat het , op het fijn gevoel, waar mede het voorzien is, zijne fpijs kan vinden; en voorts niet geroepen is, om alle Afgronden der Zee te gaan befchouwen, of, op de oppervlakte der wateren, de hemelfche Jichaa- men te gaan waarneemen Dit is vreemd! En daar is nog iets , dat U nog vreemder zal voorkomen, ik meen, dar het ongeluk van een punt of ftraal te verliezen het Dier kan overkomen; doch dat de goede Schepper gewild heeft, dat, in zulk een geval, niet alleen een ander punt of ftraal aan de verminkte plaats zoude uitgroeien, waardoor de Zeelier haare volle gedaante wederkrijgt; maar ook dat het verlooren punt kan uitwafchen tot een geheel Dier: wat zegt-gij- van dit vreem. de? Ik ftaa verbaasd! — En ik befiuit daaruit, dat elk deel der Zeefter zijne eigen ingewanden mott htfbhen, die tot voeding vai*  Ifjo ZEE-STER. vereischt worden , en dat elk deel op zich zelve moet kunnen befïaan, ja, bij afknotting, tot een geheel dier worden O welk een wonder! En voeg er bij, welk eene goede voorzorg des wijzen Scheppers ! want niet alleen wordt de vermenigvuldiging in zulke gevallen bevorderd, maar ook de ondergang van het ongelukkige fehepfel daarddor voorgekomen, dewijl hei, gewoon zijnde vijf punten te hebben, niet wel met vier zijn beftaan kan vinden. Zie daar eer?e proef van (Gods eeuwige Kragt en Goddelijkheid, ook in den cfgrond der wateren , waar gij dit Dier niet zoud gekend, veel min het gezegde daarin vermoed hebben. V    i6i HET OOG VAN EENE ZEEKREEFT en een DUIZENDPOOT. In de eerfte Figuur van de II piMf tkt git een ovcrfchoon deel van het Oog eener Zeekreeft, welk verwonderlijk Dier ik u befchrcef (m den Katechismus der Natuur, 2 Deel bladz 398) zeggende, dat derzelver Oogen in vierkan•e vakjes beftonden. Dewijl men er nooit, zo veel ,k weet, eene Afbeelding van gegeeven beeft, vertoon ik u hier een fraai ftukje, gefce* den uit het Oog van dit Zeedier , door eenen Vnend, den Heer abraham ij p e l a a r. . Makelaar te Amfterdam , wiens konftige hand ongemeen bekwaam is in het vervaardigen van Voorwerpen voor het Microscoop. Dit ftukje is toch zo klein en zo dun , (maar hlei zeer vergroot getekend) dat het, ergens op gelegd zijnde, waarfchijnlijk, door uw bloot oog niet zou ontdekt worden. Men heeft het zo ken.  ifo OOGEN van een KREEFT, rig uitgeknipt, dat het bevat vierhonderd volkomen vakjes, of, gelijk men ze noemt, facetten , zijnde zo veele waare Oogen. Vier zodanige fluitjes tnaaken een vietkant van eene Franfche lijn, gerekend op tien in een' duim, door 400 met is te multipliceeren, geevende dus 1600 vakjes, en deeze met 100 gemultiph. ceerd, om een vierkanten duim te hebben, een getal van 160,000; doch daar het Oog deezer Kreeft in zijn vierkant alleen een agte van een duim groot is, moet men dit van 160,000 afnecmen. zo dat eene Kreeft, het zij groot of klein, twintig duizend Oogen zal hebben. Dat de Land;-Inkeren ook veele Oogen bezitten, is bekend; doch zij zijn van eene andere ge, daante Vierkantige Oogen heb ik egter, dus verre, onder hen niet gevonden. Wy moeten des bier niet alleen lover het groot getal, maar ook over de vierkantige onbedenkelijke juistheid der Oogen in Kreeften verbaasd ftaan. Dan, men weete, dat dit ftukje gefneeden u uit den bol van het Oogvlies, waar de Oogen. b«t grootlte vallen; doch dat de anderen, hoe nader .ij aan 't hoofd des Diers komen, te kleiner worden. Bet tegengeflelde in vijf ormgten ziet gij, Fia a, in "het Oog van een Duizendbeen of &' Dui-  r^-T-r , , . . . . rl.n.  %€% OOGEN van een KREEFT. rig uitgeknipt, dat het bevat vierhonderd volkomen vakjes, of, gelijk men ze noemt, fa cetten , zijnde zo veele waare Oogen. Vief zodanige (tukjes maaken een vierkant van eene Franfche lijn, gerekend op tien in een' duimdoor 400 met 1® te multipliceeren, geevenc dus iöoo vakjes, en deeze met 100 gemultipi ceerd, om een vierkanten duim te hebben, ee getal van 160,000; doch daar het Oog deeze Kreeft in zijn vierkant alleen een agte van ee duim groot is, moet men dit van 160,000 af neemen. zo dat eene Kreeft, her zij groot o. klein, twintig duizend Oogen zal hebben. Dr de Land;-lnfecten ook veele Oogen bezitten is bekend; doch zij zijn van eene andere ge daante. Vierkantige Oogen heb ik egter, di verre, onder hen niet gevonden. Wij moetf des bier niet alleen (over het groot getal, maa ook over de vierkantige onbedenkelijke juistheid der Oogen in Kreeften verbaasd ftaar Dan, men weete, dat dit ftukje gefneeden i uit den bol van het Oogvlies, waar de Oogt het grootlte vallen; doch dat de anderen, hc nader zij aan 't hoofd des Diers komen, i kleiner worden. liet tegengeftelde in vijf opzigten ziet gij Fig a, in het Oog van een Duizendbeen < Düï  TP>1 W   oogen van een kreeft. 165. Duizendpoot (fcolop endrad in den Katechhmus der Natuur 3 Deel bladz. 98 of 100, aangeroerd, en hier mede zeer vergroot getekend. In deeze A/beelding ziet gij flegts, wegens het ombuigen van 't afgefnteden ftukje, a? Oogen, doch dit doet er niets toe. Merk alleen op, dat gij hier, gelijk in de Kreeft, niet vindt zeer veele, maar alleen weinige ; geen vierkantige , maar ronde Oogen ; |Feene kleine digt bij het hoofd en de groote verre af, maar groote bij het hoofd en kleine verre af; geene Oogen van gelijke groore, maar zeer ongelijke, groote en kleine; niet geplaatst in de reifte orde, maar veel eer verward, doch alken in fchijn, zijnde alles ingerigt naar de wijze, wauop elk Diet in zijnen ftaat best kan zien Zo dit alles, zo deeze vijf opmerkelijke verfcheidenheden u niet in verrukking brengen over des Scheppers Alvermogen, Wijsheid en Goedheid, in deeze geringe dingen, wat zal ,het dan doen? — Laat ze u verbaazen en vermaaken, gelijk ze mij gedaan hebben 1  JÓ4 VADERLANDSCHE TROU, IN HET HOUDEN VAN ZIJN GE GEEVEN WOORD. Men maakt zulk eenen verbazenden ophef,5 in de Romeinfche Gefchiedenis, van de trou var* Regulus , die , om aan zijn gegeven woord te voldoen, uit Romen, naar Karthago, tot zijne vijanden wederkeerde, fchoon hij zeker wist, dat hij daar het zwaarst lijden en den imertelijkften marteldood te wachten had. Waarom is de naam van zulken onzer land» genoten, die, om de oefening van dezelfde deugd, even zoo doorluchtig zijn, als de Romeinfche Regulus, niet meer algemeen, althans onder ons zei ven, bekend en beroemd? Wij kennen Regulus, en wij roemen hem, maar——• hen kennen wij naauwljjks , of in 't geheel niet. Een van deze doorluchtige Nederlanders is geweest arnold bèiling. H'j bevond zich in het kasteel van Schoonhoven, en hielp dat in 1424', vooi Gravinne Jakfrba van BeTje- tep ,  VADERLANDSCHE TROU. ren, verdedigen. Bij de overgave van de ves«ng, werdc aan alle de manfchappen in de elve behoudenis van lijf en goed toegedaan. Doch van deze gunst was arnold bei» l i n g uitgefloten. Hij werd veroordeeld m 'evendig begraven te worden. Evenwel gaf men hem, op zijn W00rd van eer, een maand 'ang verlof, om zijne huislijke zaken te bezorgen. Wat ander man zou zich van die geregenhetd niet bediend hebben, om zijn leven te redden, en, zonder aan zijn gegeeven woord te denken, dat hij in al!e gevalle ,js afgedwongen kon aanmerken, het wederkomen vergaten hebben. Maar daar toe was de naauwgezetheid van den eerlijken beilïng veel te groot. Wat beweegredenen, wat gebeden en fineekingen, er ook door de zijnen mogten voorgebracht en in 't werkgeld worden," hij bleef onverzettelijk. Hij keerde weder, en z-jne vijanden waren laag e. onmenschlijk genoeg, om hem op eene molenwerf even buiten Schoonhoven, levendig te begraven. (*J (*) Dit dient tot opheldering van t £ei feier voor bl. 139 kortelijk is aangeteekend. VER.  i$6 VERKLAARING VAN EENIGE VADERLANDSCBE SPREEKWOORDEN. I. ACHT UWEN VIJAND NIET TE KLEIN. De meenig van dit fpreekwoord is voor eik begrijpelijk, die het leest. Den geringften tnensch in de wereld komen dikwijls gelegenheden voor, om den grootilen aanmerkelijke voordeden , of nadeelen , toe te brengen. Zo gij hem U ten vijand maakt, en hem als zoodanig, veracht, als iemand, die U geheel onverfchillig is, dan kunt gij alle de voordeden verliezen, die hij u bezorgen, en alle de nadeelen vreezen , die htj u kan veroorzaaken. Het is nu ons oogmerk niet, om dit met voorvallen uit de gefchiedenis der menfchen op te helderen. In de historie der dieren zijn ontelbare voorbeelden, dat een zeer klein diertje een zeer gevaarlik vijand, voor een veel grooter gedierte, is. Dit volgende is ons daar van verleden Jaar uit Groningen bericht. Ze»  VADERLANDS. SPREEKWOORDEN. 167 Zekere Landlieden te Usquert, in de Provintie van Stad en Lande, verrichten , in de laatstleden maand van Augustus, op het land hunnen arbeid. Vermoeid van werken, gingen zij op eenige fchoven nederzitten, om wat .te rusten , en hoorden toen van verre een gekermg niet ongelijk aan het fchreien van een kind , dat gedurig nader bij hen kwam. Doch ztj merkten wat later , dat dit geluid van eenig dier moest komen, en daar in hadden aij niet mis. Een haas kwam, vrij langzaam, verbij hen , met een geelachtig wezeltje op zijnen ïug. -—- Een wezeltje , een diertje zeer klein, in vergelijking van een haas , maar des niet te min zeer verfchenrend, en daar toe voorzien, van zeer fcherpe tanden f was de vreeslijke vijand , die den haas in een zeer zwaar lijden gebragt hadde. -— De landlieden fprongen in aller ijl toe, en grepen hu afgemartelde dier, doch zijn vijand nam in haast de vlucht. Hij had een groot gat in den rug van den armen haas gevreten, en zelfs deszelfs rugge beenderen zo verre doorknaagd, dat de haas in zeer korten tijd eenen gewisfen dood zou hebben moeten ondergaan. Leer hier uit dat gij uwen vijand, hoe klein hij is, niet te klein achten moet. MEID  I ï. meid in huis, Juffrouw op straat. De gulden tijd, waarin deeze Spreuk] in treia kwam, is, helaas 1 verdweenen , en waarom is die voorbijgegaan? Wij hebben de Spreuk behouden; maar de navolging is meestal weg. In eenige weinige huizen, in huizen, waar de oude Vaderlandfche Zeden bij deftige Burgers niet geheel vergeeten zijn , wordt ze alleen gehoord. En hoe gelukkig zijt gij, Vaderlandfche Dogtersl zo gij dezelve van uwen Vader en uwe Moeder nog hooren moogt! In de dagen onzer Voorvaderen dagt men rier aan eene menigte van dier.stbooden. Gelukkig kon men ze ook niet krijgen. Dewijl er veele handen noodig waren tot de thans verdweenen Fabrieken, Ambagten en andere bezigheden, waren de meiden minder in getal, en huwden vroeg. De Moeders der Huisgezinnen deeden zeiven haar huiswerk, en men hadt geene meid ; of zo men er eene hadt, en kon zij het niet afdoen, dan hielpen haar de Dogters. Het was toen geene fchande , dat zij met opgeflroopte mouwen, met een grijzen gro-  VADERLANDSCHE ify groven fchortddoek voor, niet een paar trippen aan de voeten, 's morgens, in de keukeis verfdieenen , zaturdags den gang fchrotden, eene kamer doften, en de wasch opdeedenj maat wanneer zij op ftraat verfcfaeenen, of naar de Kerk gingen, zag men baar hi orde, liaar den trant dier tijden , niet zwierig, maar deftig gekleed. Het was toen tn&id in huis% Jufrouw op ftraat, Het fpinnewiel was ia die dagen een algemeen bekend huismeubr-l., en zelve maakten de Moeders en Dogteri het noodige linnen en kleederen. Nog heb ik een fpinnewiel in huis, dat door de Grootmoeder van eenen Burgemeester, dia in eene voornaame Stad van Holland woonde, en door haare Dogters gebruikt is geworden. Dan., na dat men de Vaderlandfche leefwijze heeft verlochend, en de weelde laaten indringen in de Huisgezinnen, is het Dame in huis, en Damt cp Jlraat geworden. Vraagt, braave Dogters, .die nog meid in huis, en Jufrouw pp ftraat door de goede voorzorg uwer Ouderen gebleeven zijt: vraagt aan zulken, of zij meer ge,, leerd hebben dan complimenteren, obedieren% paroisferen; of zij op haare Schooien onderweeën zijn. in het huishouden; qf zij meer |reeteo, dan eene goudbeurs knoopen voor pX H Pi,  ï?d SPREEKWOORDEN. pa; of zij een lap kunnen zetten op een oust kleed ; of zij ooit geleerd hebben linnen en v/olien naaien; of zij eene kamer kunnen ftof. fen, en meer dergetijken? Vraagt haar, ef zij, ten huwelijk verzogt zijnde, niet tellen onder de eerfte zwaan'gheden, waar krijg ik een goede ervaaren Huishoudfter V —— Vraagï haar, of zij , bij alle haare fentimenteele Schrijvers^ ooit cats door en door geleezen heb» ben? — Vraagt haar, of haar huis , gefchrobt door drie mekten , en eenen water aandraagenden knegt, zindelijker , dan het uwe, is f - Vraagt haar, of zij bij al haar Dame in huis, en Dame op ftraat, vrolijker, verge» noegder, en gezonder leeven , dan gij, die banden uitfreekt, om- meid in huis en alleen Juffrouw op ftraat te zijn? En wat zult gij ten antwoord krijgen ? Men zal u een bleek zieklijk gelaat vertoonen ; handjes, die, bij dagen en nagrcn met handfchoenen gsdekr, geen luiwagen kunnen aangrijpen; voeten, dié zonder koets geene ftraat ver kunnen komen, en in trippen zouden zwikken ; onlust en zwaarmoedige uuren , waarin men zelfs van alles walgt; diepe verzugtingen, van welke men geene reden weet; een kwijnend leven, dewijl ft  VABERL. SPREEKWOORDEN. m de bon ton dat niet wil veranderen ———_ Gij (Jan r !>raave Vaderlandfche Dogters , op welke de weelde minder vermogt , dan de raad en liet voorbeeld uwer Moeders, blijft meid in huis Jufrouw op- ftraat; bewaart de oude deugden; licht anderen voor, op das zij u volgen; beftraft de verdorven zeden door «we daaden ; en hebt de hooge eer van het bovenftaande S reek woord te doen blijven tot ww geluk, en tot nut van 't Vaderland. HET KLEINE BOOMT JE. Als dit hoorntje, dat mijn zuster Steeds begiet en fnoeit en bindt* Zoo word ik Reeds onderwezen, Trou verzorgd, gehoed als kind.. Maar gij. boom, gij hebt geen ziele: Neen ! gij ziet, noch hoort. noch. denkta Nochtans kost gij zoo veel moeite ; Wordt gij fteeds gemest, gedrenkt. Mij moet men tot wijsheid leiden. Ras vergaat de kindfche droom. Dan moet wijze vlijt mij fieren „ Ais de vruchten dezen boom. " Z AA. ES  AAN MIJ NS VADERS GEEST. Daar daalt, in gouden avondwolken, De zon in onze dalen neer. Daar haar faffranen glans de fchaduw Der bergen uitbreidt op den grond. Geen luch:je waait, en filomele Fluit eenzaam haren avondzangZwaarmoedigheid, de huiswaardinne Der ftille fmerr, treedt ginds en weer. fjfier ftond ik jongst aan uwe zijde, Mijn vtder, 'k zag het gouden licht Der zon, die , als de morgenbode. M'üdlachend hare tent verliet, Ik las de blijdfchap in uwe oogen, Een onverklaarbaar voorgevoel, Wanneer uw geest, met beldre blikken Ten hemel, zijnen oorfprong, zag. Zaagt gij verrukt die betre wereld, Waar uwe zon nooit ondergaat; Geen middag brandt, en geene wolke Het voorhoofd van den dag bedek: ? Nu ft* ik eenzaam hier te wec-nen. De fchepping om mij been is leeg . En een vriendin van mijne fmerten Is zelfs de zonne, want zij zinkt. ■ c. w. j.