W. UUR D> GESCHIEDENIS VAN ALLE GODSDIENSTEN. VIERDE DEEL.   OUDE en TEGENWOORDIGE STAAT e n GESCHIEDENIS VAN ALLE GODSDIENSTEN, Van de Schepping der Waereld tot op den tegenwoordigen Tijd. DOOR W IL LI AM HU R D, D, D. uit het emgelsch vertaald. VIERDE DEEL; Behelzende een berïgt wegens Het leb V BH Va» MaHOMET. l/*? godsdienst de.y KAFFERS- De a l k o r a n van mahumei*. \Dc godsdienst der m o n o m oDe plegtighe de n der maho-I tapaanen. metaanün. \Da godsdienst der i n w o o n e« J)e godsdienst der tartaa- ren vxn agag, tococka en ren. q_xjiteve. De godsdienst der lahas~\De godsdienst der sofolaa- de r s, j ' N e n. De godsdienst der hedew-'J?^ godsdienst der volken; d a a o s k H e g a V r s N. VMM qjj ij.imanca, i. o R a n g a De godsdi iiiTEK van afrika.I en q_u i z u w g o. De godsdienst der nigriticr s-'De godsdienst der ethioï i ëss De godsdienst der g u i n e e- en g a u l i c r s. z f, No godsdienst der socoto» De g o d s d i e nsT der beniners, raanek. enz. De codsdienst madacas. De godsdienst der conqoaa- ka reezen. nen, angolaane» eit JA- De GODSDIENST VMM de o p g eg e e z e N o/ GAü tKEZEK. zeetenkn der kan arischs De godsdienst der guaouas. eilanden. De pijE gtighe drn der maho- m e t a a n e n. De godsdienst der tartaa ren. De godsdienst der Laplan¬ ders, De godsdienst der h e d e w d a a o s k h e g a u r ë n. i^e godsdiensten Van afrika. De godsdienst der nigriticr s-'De Verfierd met een prachtig Stel Kunstplaaten. Te A M S T E R D A M, Bij MARTINÜS de BR U V N, mdcclxxxiii.   GESCHIEDENIS VAN ALLE GODSDIENSTEN. VIEK.DE DEEL. De MAHOMETAANSCHE GODSDIENST. De hartlijkfte aandoeningen van medelijden verdienen die Heideniche Natiën , welke niets weetcn aangaande God en jezus Christus. Doch wanneer wij een geheel volk aantreffen, 't welk , in de daad, in eene Godlijke Openbaaring gelooft, doch zich meer laat gelegen zijn aan bedrog dan aan de waarheid, dan vinden wij ons genoopt om met knowles uit te roepen: „ ö, Waarom wilt gij in leugens „ gclooven?" De oordeelkundigften onzer Christen Schriftuurverklaardcren, zo wel onder de ouden als onder de hedendaagfchen, zijn van gevoelen, dat de Sprinkhaanen, OpenbJX. 3. vermeld, in allen opzigte, op deMahometaanen zinfpeelen. Ja, 't zou kunnen fchijnen dat de waarheid deezcr uitlegginge aan geenen twijfel onderhevig ware, inzonderheid wanneer wij de gelijkheid van omftandigheden in aanmerking nccmen. De Sprinkhaancn, zo als de geleerde Dr. shaw ons verzekert, koomen IV. deel. A van Het LEEVEIÏ van M A H OMET.  Het 1EEVEIX van MAHOW E T. ( < j i i t d J 2 GODSDIENSTIGE van het Noorden en het Zuiden van A/ie* in zulk eene verbaazende menigte, dat zij zelf de lucht verdonkeren; en 't is eene bekende zaak, dat eerst de Arabiërs, en daar naa de Turkomannen, welke te gader het Mahometaandom vestigden, in zulke talrijke Legers te zamen optrokken, dat zij het verderf voor zich heen voerden. Even gelijk het Leger van ,\erxes, verduisterden zij de Zon; 't welk de Athe? ners deedt zeggen: tFy zullen in de Schaduw yegten. Nog eens, om in de zelfde Leenfpreuk voort te gaan : Sprinkhaanen worden voortgebragt door een bederf in de lucht; en alle onze Kerkelijke Gefchiedfchrijvers verzekeren, dat geduurende de Zesde Eeuw, de Christlijke Kerk zo zeer bedorven was, voornaamlijk in het Oosten, dat 'er weinig meer dan de bloote naam was Dvergeblccven. De Dichtkunde zelve ïceft haare kragten beproefd om deeze naarheid aan het Jicht te brengen: want )ver dit befchreienswaardig onderwerp', chreef de Heer hughes het Beleg van Uamascus, een der fraaifte ftukkcn, wel:e Groot - Britannie ooit heeft uitgeleverd. ö Gelijk de zwermen Sprinkhaanen al het ;ras des velds vernielen, en voor mensch loch beest voedzel overlaaten , eveneens •ernieldcn ook de Mahometaanen de meese overblijfzels der Aloudheid, en veranerden de Christen Kerken in Moskeen, ï, zij vernielden zelf het noodzaaklijk voed-  GESCHIEDENIS. 3 vocdzel ter onderhoudinge der verftandlijke vermogens : te weeten, Boeken en 1 de zetels der geleerdheid. Veel verder zouden wij, in de daad, de vergelijking: kunnen uitbreiden; doch 't geen wij in 't vervolg zullen melden, maakt zulks onnoodig. In onze Verhandeling over den Mahometaanfchen Godsdienst, zullen \vij eerst een verhaal geeven van het leeven des Aardsbedriegers mahoMet, en vervolgens een berigt mededeelen wegens zijnen Godsdienst. Ma home t wierdt gebooren te Mekka 9 eene ftad in Arabie, en was af komftig uit de oude Itaramen der Korashiten, dié langen, tijd de Koninklijke waardigheid bekleed hadden. Geenzins , dcrhalven , wierdt dccze Bedrieger gebooren van zo onaanzienlijke Ouderen , als men doorgaans heeft verhaald. In de daad, zelden gebeurt het , dat menfehen, die in gcencrlci betrekking ftaan met doorluchtige gcflagten , dat vuur van eerzucht in hunnen boezem voelen branden , welk hun eenen naam doet verwerven. Doch, wanneer men iemand heeft te kennen gegceven dat zijne Voorouders , om bedrijven en verrigtingen, geëerbiedigd wierden, welke hunne naamen vermaard gemaakt hebben, worden zij geprikkeld oni in hunne voetfhppcn te treeden, of althans daar toe hunne poogingen aan të wenden. Ma homets Vader was a b n o l e e c h van het Koninklijk geflagt van Arabie j A 2 dë Het -EEVET* van \l A H O21 ET.  Hei l E E V e ï van w a h o- m e t. I ( I 1 I t 1 i c e c i A GODSDIENSTIGE de naam zijner Moeder was amen a. Hij wierdt gebooren in den jaare DLXXI van de Christen Jaartellinge, terwijl justinus de II op den Keizerlijke throon te Conftantinopole zat, en c her os de I den Koninklijken Scheptcr over Perfie zwaaide. Een zamenloop van omftandighedenhadt, cgter, ten gevolge, dat hij, in zijne jeugd, in zeer bekrompenen Haat leefde. Want, eer hij nog den ouderdom van twee jaaren hadt bereikt, zijnen Vader hem door den dood ontnomen wordende, wierdt hij, in zekeren zin, van noodig onderhoud ontbloot gelaaten; en wat eene geleerde opvoeding aangaat , 't blijkt dat hij dezelve niet gehad heeft. Zijne Moeder ftierf toen hij omtrent acht jaaren oud was. Thans wierdt hij ovcrgelaatcn aan de zorge van zijnen Grootvader, die een jaar daarnaaoverlecdt. Toen nam zijn Oom tal eb hem onder zijne Defcherming, om hem op te voeden tot jen Koopman : een naam, heden ten dage rader ons zeer geagt, doch welke, ten lien tijde, een Roover betekende. Aldus wierdt ma home t opgevoed, ot dat hij den volwasfen ouderdom bèeikt hadt. Het eerfte werk, waar toe hij hans wierdt gebruikt, was eene Karavaan \aSijrie te geleiden. Tc Bostra, eeneftad n Sijrie, wierdt op mahomet, voor e eerfte maal, cenige agt geflagen, door en NestoriaanfcW Monnik , welken de :hristenfcheGefchiedfchrijvers sergius, ochde Arahifche bahira noemen, 't Zij hier  GESCHIEDENIS. 5 hier mede zo als het wil, noodig is het aan te merken, dat deeze Monnik, die een allerondeugendst onverlaat fchijnt geweest te zijn, mahomet onder de menigte Kooplieden begroette , en hem zeide dat hij het derde licht der vvaercld worden zoude. „ De Wet van jiozes, zeide hij, is nu geheel afgefchaft; de „ Christenen hebben hunnen heiligen „ Godsdienst bedorven; en daarom heeft „ God u verwekt, om de wacrcld te hcr„ vormen en een zuiveren Godsdienst in ,, te voeren." 't Lijdt geen twijfel of deeze aankondiging ontftak in het gemoed van onzen jongen gelukzoeker een vuur van eerzucht. Nogthans verbergde hij eenigen tijd zijne weezenlijke gevoelens, tot dat hij den ouderdom van vijfentwintig jaaren hadt bereikt. Toen tradt hij in 't huwelijk met cedigha, eene rijke weduwvrouw te Mekka, die alle haare bezittingen in zijne handen ftelde. Nog drie jaaren lang deedt hij, van tijd tot tijd, met zijne Karavaan een togt na Damascus. Ten einde van dezelve begon hij eenige hoop op te vatten om zich aan het hoofd van alle Arabifche Stammen te zullen ftellen; doch hij moest met verfcheiden zwaarigheden worftelen : de voornaamfte was die, welke hij van den kant van den Godsdienst, of liever het Bijgeloof, ontmoette. Naa dat hij alle omftandigheden rijplijk ovcrwoogen hadt, was hij van oordeel dat geen ontwerp hem zo veel goeds beA 3 loof- Het leeven van MAIIOJU E T.  6 GODSDIENSTIGE Het LEEVEN van HAHOMET. loofde, als het invoeren van een nieuw ontwerp van Godsdienst. Veele omftandigheden liepen te zamen, om zijn oogmerk te begunftigen. Want de■ Arabieren , zijne landgenooten, hadden ten dien tijde weinige of geenc kennis van den Godsdienst. En , dewijl hij zelve hadt verkeerd met Jooden en verdorvcne Christenen, terwijl hij met de Syriërs en Egyptenaaren koophandel dreef, hadt hij zo veel geleerd als hem kon in ftaat Hellen om een nieuw ftelzel te fmeeden, zamengeraapt uit alle de dwaalingen der Jooden en Christenen, met een aanzienlijk gedeelte van het Heidendom vermengd. Hij hadt opgemerkt, dat zijneArabifchelandgenoot ten , die hem verzelden, kennis hadden van zommige begrippen, welke de Sijrifche Christenen aankleefden, als mede van die der Jooden ; 't welk eigenaartig hunne gemoederen aftrok van de Afgoderij, en hen vatbaar maakte voor allerhande bedriegerijen, hoe valsch en dwaalcnde ook in haaren aart, of hoe verderiiijk in haare uitwerkzels. Thans hadt hij den ouderdom van achtendertig jaaren bereikt. Doch , vermids hij een zeer ondeugend leeven hadt geleid, befchouwde hij, als een loos Bedrieger, zich zclven als iemand, die zich in zeer netelige omftandigheden bevondt. Diensvolgens nam hij het befluit, om zich van de gemeenfehap der waereld af te zonderen , en een gedeelte van zijnen tijd in de wildernis door te brengen, onder voorwend»  GESCHIEDENIS. 7 wcndzel van zich met hemelfchc oeffeningen bezig te houden. De plaats , wer-1 waarts hij zich begaf, was een Hol nabij Mekka, het Hol van Hira genaamd. Al-1 lcreerst ontwierp hij hier zijnen Alkoran, dien hij in gefchrift deedt Hellen door zommigen zijner aanhangeren , vóórnaamlijk door den reeds gemelden Monnik sergius. 's Avonds keerde hij na huis, en verhaalde zijner Huisvrouwe , welke Openbaaringen hij gehad hadt; hij bedoelde hier mede om langs deezen weg de Vrouwen in zijne belangen over te haaien. In 't eerst floeg zijne Vrouw geen geloof aan deeze vertellingen. Geweldig bedroefde dit ma ho met. Doch alzo hij den rol eens Bedriegers cenpaarig fpcelde, haalde hij een voortvlugtigen ondeugenden Monnik over om haar te berigten, dat de zelfde openbaaringen aan hem gedaan waren. Dit maakte zo diepen indruk op de Vrouw, dat zij haaren voorgaanden Godsdienst verzaakte, en eene aankoomelinge wierdt van het ontwerp van Bedriegerije, eerst door haaren Man verzonnen. Dus verre in zijn oogmerk geflaagd zijnde, volhardde hij nog twee jaaren in zijne ftrenge leevenswijze, tot dat hij den ouderdom van veertig jaaren bereikte, Thans was hij zo vermaard geworden om zijne heiligheid , dat hij den naam van Gods Apostel aannam; hij liet het gerugt loopen, dat hij gekoomen was om de waereld te hervormen, door het vastftellen A 4 ee. Het ,EE VEN van IAHOM ET,  Het tEEVEP van 1\I A H 0M E T. 1 2 I C r a x 8 GODSDIENSTIGE eener Godlijke Openbaaringe , hem van den Hemel gedaan. In de vier volgende jaaren durfde hij het nog niet waagcn , zijne begrippen gemeen te maaken ; hij vergenoegde zich met het houden van verkeeringe met eenige weinige vertrouwde vrienden; hierdoor verkreeg hij zulk een invloed op hen , dat zij zijne Leerlingen wierden: zij geloofden dat alles, 't geen hun door hem wierdt geleerd waarheid was. Za gad, een zijner flaaven, deezen nieuwen Godsdienst omhelsd hebbende, fchonk hem ma hom et zijne vrijheid. Van hier dat de Makometaanen het als een grondregel hebben aangenomen , dat wanneer een flaaf, die van een anderen Godsdienst is , zich aan de Befnijiemsfe onderwerpt, en den Alkoran aanneemt, op vrije voeten moet gefield worlen. Hier door wierden de bcginzels van mjheid tot grooter uitgeftrektheid uitgeleid , dan onder de Jooden van ouds plaats ïadt. Doch 'er is zulk eene verfchcidenleid van verfchillende omftandigheden in iet zedelijk beftuur der waereld, dat wij onder op dezelve zorgvuldig agt te gee-en , nimmer een behoorlijk denkbeeld unnen vormen. En hier is het noodig aan te merken at mahomet den grondflag van zijen Godsdienst leide , ten zelfden tijde Is de Bisfchop van Rome, uit kragt eener ergunninge van den Dwingeland phoas , den tijtel van Algemeen hoofd der -erke aannam, en zich daar op die opper. hoof.  GESCHIEDENIS. 9 hoofdigheid aanmaatigde , welke hij en zijne voorzaaten bcflendig hadden getragt over de Kerk van Christus vast te Hellen. Ja, wij mogen 'er nevens voegen, dat beiden zich bcnaarftigden om de opperhcerfcbappij door bedrog te vestigen, cn zich zelve door dwangmiddelen te hand. haaven. Het Malwmetaandom wierdt voortgeplant te vuur en te zwaard, cn de Paapfchc Afgoderij door de zelfde middelen. Maiiomet , een aanzienlijk getal Leerlingen verkreegen hebbende, begon zijne begrippen openlijk te verkondigen aan de inwooners van Mekka. De cerfte of grondlcering , welke hij hun predikte, was dat 'er niet meer dan Eén God is, en dat Hij alléén moet worden aangebeeden; dat alle Afgoden weggenomen, cn hunne Eerdienst volftrekt moet worden afgefchaft; en dat de zulken , die zeggen dat God Zoonen of Dochters heeft, of dat 'er eenige andere Goden zijn, Hem toegevoegd, godloos zijn cn in verfoeijing moeten gehouden worden. Door zijne ontkenning, dat God Zoonen of Mcdegenooten heeft, hadt hij het oog op de leer der Driecenheid. Want, hoewel de Mahometaanen erkennen dat Christus een Profeet geweest is , ontkennen zij nogthans, dat hij Gods Zoon was. Door zijne ontkenning dat God Dochters heeft, duide hij aan dat de Arabicrs Afgodendienaars waren, omdat zij geloofden dat eenige aanzienlijke Vrouwen, welke onder A 5 hen liet L e e v e n van HAHOMET.  io GODSDIENSTIGE Het 1eeven van jma homet. ( 2 r 1 C hen geleefd hadden, godsdienftig moeten vereerd worden. Hij erkende de Schriften zo van het Oude als van het Nieuwe Testament; doch hij hieldt tevens flaande, dat zo wel de Jooden als de Christenen God hadden vcrlaaten, zodat zij verworpen waren. Gelukkig zou de waereld geweest zijn , ware niet deeze Helling , voornaamlijk met opzigt tot de Christenen, al te waar geweest. Hij waande alle zijne Openbaaringen te ontvangen van den Engel g a b r i ë l , ^n dat deeze van God gezonden was, met Dogmcrk om hem dezelve ter hand te Helen. En, gelijk hij aan de Vallende Ziek, :e onderhevig was, gaf hij voor, zo dikmals hem daar van een toeval overkwam , sich in eene verrukking van zinnen te bebinden , en dat als dan de Engel gabricl net eenigc nieuwe Openbaaringen van ?od tot hem kwam; dat hij niet in Haat :ijnde om den luister vandeszelfs verfchijïingen te verdraagen, dit de oorzaak was, vaar door hij in deeze zinverrukkingen serviel, in welke de Engel met hem fprak, m die tijdingen of narigten van God hem er hand Helde , om welke aan hem te >penbaaren hij van den Hemel was gezonen. Zijne gewaande Openbaaringen bragt hij mder verfcheiden Hoofdflukken , de verameling van welke zijnen Alkoran uitlaakt, zijnde zo veel als de Bijbel der ■dahometaanen. Hij leerde hun dat het Jorfpronklijke van dit Bock bewaard wierdt  GESCHIEDENIS. ir wierdt in de Archiven des Hemels, cn dat de Engel gabricl hem daar van eeni Affchrift hadt gebragt, Hoofdftuk voor Hoofdftuk, naar gelange het de gelegen-1 heid vorderde dat zij aan het Volk wierden verkondigd. Een gedeelte daar van maakte hij gemeen te Mekka, vóór zijne vlugt van daar, en het overige gedeelte te Medina. Dit deedt hij op de volgende wijze. Wanneer hij een nieuw Hoofdftuk hadt ontworpen, welk hij voor hadt waereldkundig te maaken , dikteerde hij het eerst aan zijnen Geheimfchrijver, en gaf vervolgens het gefchreeven papier aan zijne naavolgers te leezen, tot dat zij het van buiten geleerd hadden. Naa dat dit gefchied was, liet hij zich het papier wederom brengen, en leide het in een Kist, welke hij de Kist van zijn Apostelschap noemde. Dit deedt hij , onderftellen wij, in naavolging van de Ark of de Heilige Kist onder de Jooden, in welke het echte Affchrift hunner Wet bewaard wierdt. Deeze Kist liet hij in bewaaring van eene zijner Vrouwen, en uit dezelve wierdt, naa zijnen dood, de Alkoran zamengeraapt, even eens als de Rhapfodiën van homerus uit de losfe papieren diens Dichters. Abu beker maakte de eerfte Verzameling; doch othman, dezelve naderhand overziende en van nieuws fchikkende, bragt dezelve in die gedaante, als vvij ze thans bezitten. Toen hij 't eerst als een Profeet openlijk in de waereld zich vertoonde, fpotte J het Het .EEVEtJ van I A H 0W E T.  Het LEEVE] van tl A H OMET. I ( 1 ( 1 t 2 12 GODSDIENSTIGE het volk met hem om de belachelijkheid «zijner voorvvendzelen. Zommigen noemden hem een Tovenaar cn Waarzegger; anderen een Leugenaar, een Bedrieger, en een Sprookjesverteller. Dikmaals klaagt hij hier over in zijnen Alkoran; zo dat hij, geduurende het eerfte jaar, niets op hen vcrmogt, cn door zijne uitgaave der Hoofdrukken van den Alkoran , welke hij hadt zamengefteld, en zijne verkondiging van deszelfs leerflellingen , niets anders dan befpotting cn veragting behaalde. Doch dit fchrikte hem niet af om te volharden in zijn ontwerp, welk hij met groote behendigheid handhaafde. Want hij was een man van een vlug verftand, cn een zeer inneemend voorkoomen. Hij verdroeg alle ongelijken, zonder den fchijn te vertoonen van daar van eenig gevoel te hebben. Hij vervoegde zich bij allerlei Qag van menfchen, zonder de minst aanïienlijken te veragten; hij was zeer welleevend in het gecven en ontvangen van bezoeken. De Grooten ftreelde hij met kleiende lofredenen, cn de Armen onderleunde hij met gelchenken en aalmoezen ■ egens alle menfchen gedroeg hij zich net die kunst van indringinge, (waarin hij ille menfchen van zijnen tijd overtrof,) lat hij, ten langen laatfte, alle zwaarigledcn te boven kwam, aan welke zo Hout :ene bedriegerij, in den cerften aanvang, loodzaaklijk moest bloot ftaan. Verfchei:en andere nieuwe aankoomelingcn kooen zijne zijde , onder andere omar  GESCHIEDENIS. 13 e b no 'l chattab, een zijner Op volgeren, en ten dien tijde een man van groot aanzien in de ftad. Wel dra wierdt zijn voorbeeld van veele anderen gevolgd :1 zo dat hij , in het vijfde jaar van zijne gewaande zendinge , zijnen Aanhang tot een getal van negenendertig [hoofden ] hadt doen aangroeien; hij zelve was het vcertigftc. Thans begonnen vcelen , ziende den opgang, dien hij hadt gemaakt, ongerust te worden. Zy, die de Afgoderij hunner Vaderen aankleefden, ftonden op om hem te beftrijden als een vijand hunner Goden, en een gevaarlijk'drijver van nieuwigheden in hunnen Godsdienst. Doch anderen , welke zijne ontwerpen verder doorzagen , oordeelden het tijd te zijn, om dezelve te keer te gaan, ter zaake van de openbaare veiligheid der Regeeringc, welker ondermijning derzelver eigenaartigc ftrekking was, om de dwingelandij over hen te vestigen. Hier om fpanden zij gezamcntlijk tegen hem aan, met oogmerk om hem van kant te helpen. Tut abu tal eb , ma homets Oom , de llicllt van hun ontwerp gekreegen hebbende , verijdelde hetzelve; en door zijn vermogen, als zijnde het hoofd van den Stam, bewaarde hij hem voor andere diergelijke aanflagen, welke naderhand tegen hem gemaakt wierden. Want, hoewel tal eb zelve den Heidenfchen Godsdienst zijner Vaderen bleef aankleeven, hadt hij, nogthans, zo veele genegenheid voor den Be- Het .EE VEN van iIAHOM E T.  Het Lee veis van SIAHOme t. 14 GODSDIENSTIGE Bedrieger, als zijnde zijnen bloedver^ want, en iemand, die in zijn huis was opgevoed , dat hij hem trouwhartig bijitondt tegen alle zijne vijanden, en niet wilde gedoogen, zo lang hij leefde, dat iemand hem eenig leed toebragt. Veilig fchuilende onder de fchaduw eener zö veel vermogende befcherminge, ging hij ftoutraoedig voort met prediken onder het Volk op alle openbaare plaatzen deiStad , alwaar het gewoon was zamen te koomen, en verkondigde nog meer Hoofdftukken van zijnen Alkoran, in die orde, in welke hij voorwendde dat zij, door den Engel gabriül, hem waren medegedeeld. Het voornaame onderwerp Van dezelve, was, aan te dringen op de onderhouding van eenige zedelijke Geboden , het geloof van Gods Éénheid, en de waardigheid van zijn eigen voorgewend Apostelfchap. Hier in, in de daad, behalven eenige Joodfche en Heidenfche plegtighedcn, welke hij behieldt, beftondt Zijn nieuw gefmeedde Godsdienst. De heerfchende bewijsredenen , van welke hij zich bediende, om de menfchen tot deeze Bedriegerij te verleiden , waren zijne beloften en dreigementen , als zaaken, welke op de neigingen van bet gemeene volk den gereedften invloed lebben. Zijne beloften waren voornaamlïjk die van een Paradijs, 't welk hii zo kun-» [tiglijk befchreef naar den fmaak der AraHeren, dat hij het geheellijk deedt beftaan n zulke vermaaken , in welke zij het mees-  GESCHIEDENIS. 15 meeste vermaak fchepten. Want, naardien zij in de Verzengde Luchtftreek leefden , waren zij, door de natuur van het klimaat, zo wel als door de overmaatigc verdorvenheid hunner zeden, ten uiterfte overgegeeven aan de liefde tot de Vrouwen; en dewijl, om de fchroeiende hitte en droogte des gewests, ïtroomende rivieren , verkoelende dranken , lommerrijke tuinen en fmaaklijke vrugten, voor hun zeer verfrisfchende en aangenaam waren , helden zij uit dien hoofde over om hunne hoogfte genieting in dingen van deezen aart te Hellen. Om derhal ven aan den hoogften wcnsch hunner vleeschlijke neigingen te voldoen, deedt hij de genietingen des Hemels, welke hij voorftelde als eene bclooning van allen , welke in hem zouden gclooven, geheellijk beftaan in deeze bijzonderheden. Want hij leert hun , op veele plaatzcn van zijnen Alkoran, dat zij zullen ingaan in vermaaklijke lusthoven , alwaar veele rivieren ftroomen, cn veele keurige bronnen geduurig de aangenaamfte beeken opgeevcn , bij welke zij zich ter ruste zullen nederlcggen op zagte bedden, verfierd met Goud en Edelgcfteenten, onder de fchaduw der boomen van het Paradijs, die hun geduurig allerlei lekkere vrugten zullen voortbrengen; en dat zij aldaar het genot zullen hebben van de fchoonfte Vrouwen , die rein en onbevlekt zijn, hebbende zwarte oogen, en aangezigten, altoos helder en wit als gepolijste paerlen, die op niemand Het tEEVSN van SIAHOM E T.  Het IEEVEK van M A H 0M F. T. V C 2 C c \ 16 GODSDIENSTIGE mand dan op hen het oog zullen flaan met welke zij de aanhoudende vermaaken der liefde zullen genieten, en zich zelve in haar gczclfchap vertroosten met verliefde vermaaklijkhedcn tot in alle eeuwigheid; drinkende met haar de lekkerfte dranken, cn de fmaaklijkfte en aangenaamfte wijnen , zonder immer door dezelve bedwelmd of overlaadcn te worden , die hun zullen toegediend worden door fraaie jongelingen, welke geftadig rondom hunne bedden zullen loopen, om hun dezelve in te fchenken in gouden bekers, cn glazen op diamanten gezet. _ Gelijk hij nu zijne beloften van beloomngen in het toekoomende lecven in zulker voege inrigtte, als best ftrookte met ie zinnelijke lusten en begeerten van hun, lan welke hij dezelve voorftelde, dus be[chreef hij, van den anderen kant, dehelchë ftraffen, welke hij dreigde aan allen, lie in hem niet wilden geloovcn , als jeftaandc in.zulke pijnen, het verdraaien van welke hun als allerzwaarst en inartlijkst zou toefchijnen: onder andere, lat zij niets dan kooieend en ftinkend waer zouden drinken, cn niets anders dan eer heetc winden inademen: dingen, zeer rerfchriklijk in Arabie ; dat zij tot in eeuwigheid in een geduurig zeer hevig branend vuur zouden leeven , en van een wartcn, heeten en zouten rook als een ekzel omringd worden ; dat zij niets dan istels en doornen zouden eeten, en de rugt van den boom Zacon , welke in hun-  GESCHIEDENIS. t? hunnen buik zou branden als gefmoltcn pek. Bij aanhoudenheid cn met grooten ernst Helde hij deeze beloften en dreigementen aan het Volk voor; hij deedt het dezelve, bij alle gelegenheden, in deoorenklinken; hier door gelukte het hem zijn oogmerk te bereiken , om zommigen door hoop, anderen door vreeze, in den ftrik te lokken , welken hij voor hun gefpannen hadt. En opdat hij niets mogt verzuimen , waar door hij kon werken op hunne vreeze, welke veelal de meestvermogendc drift der onkundigen is, jaagde hij hun ecnen fchrik aan, door de bedreigingen van zwaare ftraffen in dit lecven , zo wel als in het tockoomendc , indien zij niet naar hem wilden luisteren. Ten dien oogmerke vertoonde hij hun, bij alle gelegenheden, welke verfchriklijkc onheilen en rampen waren neergedaald op dc hoofden der zulken, die niet wilden onderwcezen worden door de Profeeten, die vóór hem gezonden waren; hoe de oude waercld wierdt verdelgd door water, omdat zij niet wierdt hervormd door de prediking van noach, en Sodom door vuur van den Hemel, omdat zij niet hadt geluisterd naar loth, toen hij aan haar gezonden wierdt. Hoe de Egijptenaars geplaagd waren , om hunne veragting van mozes; cn hoe Ad en Thamod, twee oude Arabifche Stammen, om de zelfde reden, geheel verdelgd waren. Zijne vertellingen wegens deeze IV. deel. B Stara- Het LEEVEN van M A HOMET.  Het LEEVEl van M A H 0ME ï. ( 1 18 GODSDIENSTIGE Stammen waren verdichtzels van zijne ei(gen uitvindinge, welke hij op de volgende wijze verhaalde. Ad, de Kleinzoon van aram, den Zoon van sem, flocg zich, naa de verwarring der Taaien, neder in de Zuidlijkfte Gewesten van Arabie , alwaar zijn naageflagt tot Afgoderij vervallen zijnde, de Profeet hud, door welken de Uitleggers van den Alkoran heber verftaan, tot hen gezonden wierdt, om hen tot den waaren Eerdienst te rug te brengen; doch, dewijl zij niet naar hem luisterden, zondt God een fterken hecten wind, welke, in den tijd van zeven dagen, hen allen verdelgde, behalven alleen den Profeet, en eenige weinigen, die door hem hervormd wierden. Wat aangaat de Thamod, zijne vertelling luidde, dat zij een aloude Stam Arabieren waren, op de grenzen van Sijrie woonagtig, en dat, naa hunnen afval tot Afgoderij, God hun den Profeet saleii zondt; dat, op hunnen eisch om een wonderwerk, ter bekragtiginge van zijne [godlijke] zendinge, hij, in hunner aller tegenwoordigheid, eenen rots een Kameel deedt voortbrengen; dat zij, dit niettegenftaande, met veragting den Kameel kwetlten, en dat God daar op verfchriklijke donders zondt, welke, in den tijd vm drie dagen, hen allen verdelgden, uitgezonderd saleh, en eenige weinigen, üe in hem geloofden. Diergelijk een verdichtzel vertelde hij mn wegens chaib, een' ander' Profeet der  GESCHIEDENIS. 19 der aloude Arabieren, aan den Stam Madian gezonden, en hoe deeze Stam even eens wierdt verdelgd, door den donder, om dat dezelve naar hem niet hadt geluisterd. Ter Oorzaake van deeze voorvallen , welke hij het volk bij aanhoudenheid inprentte, en die hij in zijnen Alkoran zeer dikmaals herhaalt, noemden hem de zulken, welke niet in hem geloofden, een Verteller van oude fabelen. Dit niettegenilaande wrogten zij op de vreeze van andc ren; en door deeze en andere foortgclijke kunftenaarijen gelukte het hem om zijnen Aanhang verder uit te breiden , tot welken twee zijner Oomcn, hamza en al abbas, ten langen laatfte, overgingen. Doch zijne andere Oomen keurden zijne ontwerpen niet goed; en hoewel zyn Oom abu taleb volhardde in hem vriendfehap te betoonen, uit hoofde der genegenheid, welke hij hem toedroeg, beweezen hem de overige negen deeze gunst niet, maar koozen de zijde van zijne vijanden, en kantten zich tegen hem overal daar zij konden, als een perfoon, die onder het valsch masker, welk hij hadt aangenomen, gevaarlijke ontwerpen verborg, tot nadeel van zyn land. Doch, 't geen hem allermeestin 't naauvv bragt, was, dat zijne vijanden van hem een Wonderwerk begeerden te zien. Want, zeiden ze, mozes en jezus, en de overige Profeeten, hebben, volgens uwe eigen leer, wonderwerken gewrogt, ten B s be- Het LEEVEN van m ahomet.  ao GODSDIENSTIGE Ha e. eeven van MAKOMET. i I J ] ] ( I t c \ f c li bewijze van hunne godlijke zendinge; en, daarom, indien gij een Profeet ziit, en grooter dan iemand, welke vóór u wierdt gezonden, gelijk gij u beroemt, verrigt dan diergelijke wonderwerken , om het ons te doen openbaar worden. Wek gij de dooden op, doe de Hommen fpreeken, de dooven hooren ; of ook, doe gij bronnen uit het aardrijk voortkoomen , en maak dat deeze plaats een tuin worde , yerfierd met wijngaarten en palmboomen, en befproeid met rivieren, en onderfcheiden kanaalen door denzelven ftroomende; of ook, doe gij eenigen dier ftraffen van den Hemel nederdaalen, welke gij ons gedreigd hebt, of vervaardig gij voor u e&cn huis van goud, verfierd met edelgefteente en kostbaare huisgeraaden; of vertoon ons het Boek, welk gij ons wilt doen gclooven uit den Hemel af komftig te zijn, ran daar op ons nederdaalen met leesbaare etteren gefchreeven, of den Engel, weieen gij zegt het u gebragt te hebben : en lan zullen wy in uw woord gelooven. Door verfcheiden antwoorden tragtte nj deeze tegenwerpingen te ontwijken. STu eens zeide hy hun, dat hij alleenlijk Ie perfoon was, gezonden om de beloolingcn van het Paradijs , en de ftraffen Ier Helle aan hun te verkondigen. Dan weerom, dat hunne voorzaaten de wonderwerken van saleh, en de andere Profeten veragtten, en dat, om deeze reen, God onder hen niet meer wilde weren. Op andere tijden wendde hij voor, dat  GESCHIEDENIS. 21 dat den geenen, welke God geordineerd hadt te zullen gelooven, zouden gelooven zonder wonderwerken, en dat de zulken, welke hij niet hadt geordineerd te zullen gelooven, niet zouden overtuigd worden, hoewel alle de wonderwerken, welke zij eischten, in hunne tegenwoordigheid gevvrogt wierden; en dat zij, uit dien hoofde, volftrekt noodloos waren. Doch, vermids dit antwoord niet voor voldoende wierdt gehouden , als zijnde cene duidelijke belijdenis dat het hem ontbrak aan dat wonderwerkend vermogen, welk alle andere Profeeten hadden bezeetcn , om hunne [godlijke] zending te bewijzen , wierdt hij van veelen, welke dus lang zijne naavolgcrsgeweest waren, verhaten. Dikwijls klaagt hij hier over in zijnen Alkoran. Ziende, dcrhalven, dat dit zijne zaak niet zou goed maaken bij zijne komst te Medina, en aldaar het zwaard in de hand genomen en een Leger op de been gebragt hebbende, om zijne belangen te onderfchraagen, begon hij op een anderen toon te zingen. Want toen leerde hij, dat God mozes cn jezus met wonderwerken hadt gezonden, en , egter, de menfchen hun woord niet gehoorzaam zijn wilden ; en, om deeze reden, hem nu in de laatftc plaats hadt gezonden zonder wonderwerken , om hen te noodzaaken door de fcherpte des zwaards tot het doen van zijnen wille. In gevolge hier van verboodt hij zijnen Leerlingen , zich in te laaten in eenige verdere twistgedingen B 3 over Het l e e ven van SlAHOm e t.  Met ÜEEVEI van M A H 0MET. 22 GODSDIENSTIGE over zijnen Godsdienst, maar beval hun, [ in de plaats daar van, voor denzei ven te vegten, en allen te verdelgen, welke zijne Wet zouden tegenfpreeken, onder belofte van groote belooningen, in het toekoomende leeven, aan de zulken, welke in deeze zaak het zwaard zouden opvatten, en de Martelkroon aan allen , die met de wapens in de hand voor dezelve zouden fterven. Zeer fijn redeneeren zommige Mahometaanfche Leeraars over dit onderwerp. Want, zeggen ze, Gods Profeeten zijn van verfchillcnden aart, naar gelangc van de onderfcheidene eigenfehappen der Godlijke Natuure, om welke te verkondigen zij gezonden zijn; dat je zus Christus was gezonden om Gods regtvaardigheid, magt en kennis aan het licht te brengen: dat hij Gods Regt vaardigheid openbaarde, als daar in gelegen dat hij niet kan zondigen; zijne Kennis daarin, dat hij de geheimen van des menfchen harten wist, en toekoomende dingen voor. fpelde; en zijne Magt in het verrigten van die wonderdaadige Werken , welke niemand dan God doen konde. Verder; dat s al om on was gezonden om Gods Wys heid, Heerlijkheid en Majefteit te openbaaren, en mozes zijne Voorzienigheid en Bermhartigheid; dat niemand hunner het vermogen medebrengende, om de menichen tot het geloof te noodzaaken, de wonderwerken noodzaaklijk waren in hunne zendingen om hen daar toe te beweefjen. Doch mahomet was een Profeet, voor.  GESCHIEDENIS. 23 voornaamlijk gezonden om Gods Sterkte aan het licht te brengen, door de kragt van het zwaard; 't welk uit zich zelf alleen genoeg zynde, om alle menfchen tot het geloof te noodzaaken, zonder dat eenig ander vermogen daar mede gepaard ging, m ah o met, zeggen ze, om deeze reden, geene wonderwerken verrigtte, omdat hij dezelve niet noodig hadt; de kragt van het zwaard, met welke hij was gezonden, uit zich zelve alleen hem genoegzaam in ftaat Hellende om zijne zending te vervullen, en de menfchen te noodzaaken om daar in te gelooven. Van hier is het de algemeene Leer der Mahometaanen geworden, dat hun Godsdienst door het zwaard moet voortgeplant worden, en dat zij allen verpligt zijn voor denzclven te flrijden. Dit is de reden dat het onder hunne Predikers eene gewoonte is geworden, onder het uitfpreeken van hunne Leerredenen, een bloot zwaard aan hunne zijde te hebben , om daar mede aan te wijzen , dat de Leer, welke zij hun verkondigen, door hen met het zwaard moet verdeedigd en voortgeplant worden. Ondertusfchen moet het niet ontkend worden, dat 'er verfcheiden wonderwerken worden verhaald, welke maho met wordt gezegd gewrogt te hebben : bij voorbeeld, dat hij de Maan in twee nukken kloofde; dat 'er boomen hem te gemoete kwamen; dat 'er water van tusfchen zijne vingers ftroomde; dat de fteeneu B 4 hem Het leeves van MAHO» MET.  Het £eevei van 5iah01uet. I j i t c \ e \ I o l *4 GODSDIENSTIGE hem groetten; dat hij een groot gezelfchap' 'met een vremig fp3JZe voedde ; dat een Paa tegen hen zuchtte ; dat een Kameel bij hen kwam klagtig vallen; dat een fchaapenbout hem zeide dat hij vergeeven w?s, en nog veele andere. Doch zij, welke ze vernaaien , zyn alleenlijk de zulken, welke van hun zeiven voor fabelagtige en Legendenlchnjvcrs worden gehouden Hunne geleerde Schrijvers verwerpen zê allen, gelijk masómet zelve doet, die, op verfcheiden plaatzen van zijnen Alko! ZlfA hï gCCne wonderwerken heeft verngt. Doch wanneer men bij hen aanhoudt, hoe zij, zonder wonderwe" ken, zijne [Godlijke] zending kunnen bewijzen geeven zij doorgans tot antwoord, dat de Alkoran bij hen de plaats van alle wonderwerken bekleedt. Want dat ma homet, die een ongeletterd per-' oon was, die leezen noch fchrijven kon, of dat iemand anders, doormensen" « n lKldf ]CCn' i0 feat ziJ'n ^ -en B,°rck cf Rijven, zo voortreffelijk n welfpreckcndl cid? en zo ui£ n leere, als zij beweeren den Alkoran te ;yn, befchouwqn zij als iet onmogelijks; n daarom haaien zij de voortreflijkheid icns Boeks aan als een bewijs van de naarheid van 't geen daar in begrccpen is n beweeren dat dit een bewijs is van even eel kragts als de wonderwerken van alle lofeeten, welke vóór hem zijn geweest m te doen blijken dat het van Godlcvvam! lier op dringt de Bedrieger zelve dik- wyls  GESCHIEDENIS. 25 wijls aan in zijnen Alkoran, op verfcheiden plaatzen van denzelvcn alle Menfchen en Duivelen uitdaagende, om door hunne zamengevoegde poogingen een Boek zamen te Hellen, gelijk aan hetzelve in wclfpreekendheid cn leeringen, ja, zelf een eenig Hoofdftuk, welk met het geringfte Hoofdftuk van hetzelve in uitmuntendheid kan vergeleekcn worden. Dit voor toegeftaan houdende , dat zij beiden te gader [menfchen cn duivelen] het niet kunnen volvoeren , befchouwen zij dit als een allerduidelijkst bewijs boven alle tegenfpraak, dat dit Bock van niemand anders dan van God zeiven kon afkomftig zijn, cn dat mahomet, van wien zij het ontvingen, dcszclfs Bode was , die het hun gebragt heeft. Wat aangaat de bijzonderheden, in deeze bewijsreden aangevoerd, moet het erkend worden dat de Alkoran, de dwaasheid, verwardheid cn gebrek aan zamen hang der ftoffc daar in begreepen ter zijde gcfteld zijnde, de regelmaat van welfpreekendheid in de Arabifche taal is; en wat mahomet belangt, dat hij, in de daad, zo als boven wordt gezegd , een ongeletterde Barbaar was, die leczen noch fchrijven kon. Doch dit was niet zo zeer een gebrek in hem, als in den Stam, uit welken hij gefprooten was , bij welken het eene gewoonte was, ten aanzien van allerlei geleerdheid, in de zelfde onkunde te volharden, waar mede zij ter waereld kwamen, tot aan het einde hunner dagen. B 5 Van Het i.eeveh van maho- : met.  Het XEEVEt* van MAHOMET. 1 < j i t t d n j 1< o k di 26 GODSDIENSTIGE Van hier dat 'er, ten tijde als mahomet zich eerst voor een Profeet uitgaf, niet een cenig Man te Mekka was, die leezen of fchrijven kon, uitgezonderd alleen w arak ah, een bloedverwant van gadag ah, die eerst den Joodfchcn , en vervolgens den Christlijken Godsdienst hebbende aangenomen , geleerd hadt het Arabisch met Hebreeawfche letters te fchrijven. Om deeze reden wierden de Mannen van Mekka de Ongeletterden genaamd , in tegenftelling der Invvooncren van Medina, die half Jooden cn half Christenen zijnde, konden leezen en fchrijven; van hier dat zij den naam droegen van het Volk des Boeks. Van hier ook, dat irerfcheiden van mahomets naavolgers, ïaa dat hij te Medina was gekoomen, insgelijks leerden leezen cn fchrijven, 't welk :ommigen al voorheen hadden begonnen e leeren van bas har den Cendiër, die,, e Anbar, eene ftad in Erac, nabij den ïufraat, gewoond hebbende, zich aldaar n die kunst hadt geoeffend; van waar hij e Mekka gekoomen, en met de Zuster van busophian in den echt getreden zijne, zette hij zich aldaar met der woon cdcr. Van hem worden de Mannen van Mka gezegd allereerst de kennis der itteren te hebben ontvangen. Onder mahomets naavolgers, hadt THMANde grootfte vorderingen in deeze mst gemaakt; 't welk ten gevolge hadt, tt hij vervolgens tot den post van Ge:imfchrijver des Bedriegers wierdt be- vor-.  GESCHIEDENIS. 27 vorderd. Doch bij gebrek aan papier , gelijk cigenaartig het geval zijn moet in: eene plaats, alwaar van hetzelve geen gebruik wierdt gemaakt, waren zij in 't eerst1 genoodzaakt, zich te bedienen van de beenderbladeren van fchaapenboutcn om 'er op te fchrijven ; 't welk het hulpmiddel was, oudtijds in gebruik bij andere Arabifche Stammen, welke letters hadden , doch geenen handel dreeven om hen van voegzaamcr ftoffen ten dcezen oogmerke te verftrekken; van hier dat hunne Boeken, in welke hunne gcdigten , en hunne andere geliefde onderwerpen, bcfchreeven wierden, niets anders dan zo veele van deeze beenbladeren waren, aan een fnocr zamengcbondcn. Barhas, boven vermeld , wierdt naaderhand een van maho mets Leerlingen, cn volgde hem in zijne krijgstogten, tot dat hij vergeeven wierdt te Chaibar, gelijk wij in 't vervolg zullen vernaaien. Doch deeze bijzonderheden tocgeftaan zijnde, dat de ftijl van den Alkoran der Mahomeiaanen zo ficrlijk is, cn dcszclfs ondcrftelde Schrijver zulk een ruuw en ongeletterd Barbaar was , zal men hier vraagen, wie de handlangers waren, door wier behulp het Boek zamengcraapt, en het bedrog gefmeed wierdt ? Te meer reden is 'er om dit te vraagen, om dat het Boek zelve zo veele bijzonderheden van den Joodfchen en Christlijkcn Godsdienst behelst, als duidelijk onderftellcn dat da Opftellers in beide Godsdienftcn grondig be« Het vEeveU van iIAHOME t.  Het 3LEEVEI ■pan »I A H OMET. 28 GODSDIENSTIGE bedreeven waren; iets, 't welk niet kan i onderlïeld worden plaats gehad te hebben in m ah om et, die als een Afgodendienaar was opgevoed, en de eerfte veertig jaaren van zijn leeven onder een volftrekt ongeletterd Volk verkeerd hadt. Doch dit is eene vraag, welke niet zo gemaklijk kan beantwoord worden, om dat de natuur der zaakc vorderde dat zij geheim wierdt gehouden. De Mahometaanfche Schrijvers , welke in den Bedrieger gelooven , gelijk zij niets van dit alles willen erkennen, dus zullen zij 'er ook gcwisfclijk weinig van zeggen ; en de Christenen, welke een afgrijzen hadden van zijne fnoodheid, kunnen zeer ligt'er te veel van zeggen. Want het was onder hen gebruiklijk, gelijk, in de daad, onder alle andere fïrijdende aanhangen plaats heeft ,, ieder voorval aan te grijpen , welk tot kleinagting kan verftrekken van den Godsdienst , welken zij beftreeden, en het te gelooven, 't zij met of zonder reden, indien het met hunne belangen ftrookte. Hier door is het ontftaan, dat 'er onder ons zo veele fabelagtige en belachelijke dingen, raakende mahomet en zijn Bedrog , verteld worden , welke eeniglijk dienen om ons bloot te ftellcn aan de uitjouwing der Mahometaanen, wanneer zij onder hen verhaald worden. Daarenboven , het tooneel deezes Bedriegers geiveest zijnde ten minfte zeshonderd mijlen van de buitenfte grenzen van Arabie binnenwaarts gerekend, midden onder die bar-  GESCHIEDENIS. 29 fearbaarfche Natiën, alle welke in hem geloofden , en naderhand niet wilden gedoogen dat iemand van een anderen Godsdienst onder hen woonde; om deeze reden kon de Godsdienst van mahomet, op dien afftand, niet zo naauwkeurig on~ derzogt worden door de geenen, welken 'er meest aan gelegen lag de bedriegerijen van denzclven te ontdekken. Een naauwkeurig berigt ten dcezen opzigte kan derhalven niet vcrwagt worden. Opdat wij , egter, alle de voldoening mogen geeyen, welke in ons vermogen is, zullen wij bijeen zamelen en voordragen, 't geen wij, raakende de bovengemelde vraag, bij de geloofwaardigfte Schrijvers vinden aangetekendDat mahomet met behulp van anderen zijnen Alkoran zamenftelde, was eene zaak, welbekend te Mekka, toen hij allereerst zijne Bedriegerij aldaar voordroeg; ook wierdt het hem meer dan eens voor de fcheenen geworpen door zijne vijanden, gelijk hij zelve meermaalen klaagt. Dus fprcekt hij, in het vijfentwintigfte Hoofdftuk van zijnen Alkoran: „ Zij „ zeggen dat de Alkoran niets anders is „ dan een leugen van uwe eigen uitvin* „ dinge , en dat anderen u daar in ge. „ helpen hehben.', Volgens de Alkoranverklaarders, waren de perfoonen, hier bedoeld, de knegts van zekeren Zwaardvceger te Mekka, die Christenen waren, met welke mahomet gewoon was dikwijls verkeering te houden 3 met oogmerk . ' om Het lee ven van kïA HOm e T.  Het LEEVEI van JU A HOME T. j 30 GODSDIENSTIGE om door hen te beter te worden onderiwcezcn in het Oude en Nieuwe Testament. Van hier dat bellonius ons berigt , dat mahomet te Mekka twee Christenen vondt, welke Affchriften hadden van het Oude en Nieuwe Testament, en dat deeze hem veele hulpmiddelen toebragtcn in het opftellen van zijnen Alkoran. Doch, dit was een te openbaare handel voor zulk een heimelijk Ontwerp. Zij, welke hem befchuldigdcn dat hij de' hulp van anderen genoot, bedoelden niet de zulten, met welke hij openbaare verkeering hicldt, maar de beimeliike declgcnooten, van welke hij in 't verborgene geor-uik maakte in zijn eigen huis tot het fmecden van het gantfchc bedrog, en om voor hem dat Boek te fchrijven, welk hij waande hem, door den Engel g a b r i ëL, van den Hemel gcbragt te zijn. 't Geen hij, op eene andere plaats van zijnen Alkoran, zegt, heeft bijzonderlijk zijn opzigt op eenen derzulkcn, welke toenmaals wierdt gehouden , de voornaamftc hand in dit werk gehad te hebben. Want, in het zestiende Hoofdftuk,zegt hij: „ Ik weet „ dat zij zullen zeggen , dat een ander „ Man hem den Alkoran heeft geleerd ; „ doch dien zij bedoelen hem dien geleerd „ te hebben, is van geboorte een Perfi„ aan , en fpreekt de Perfifche Taaie „ Maar de Alkoran is in de Arabifche „ Taal gefchrceven , vol van welfprec„ kendheid en leeringe." Wie deeze Perlaan ware, geeft de Monnik richard, in  GESCHIEDENIS. 3r in zijne Wederlegging der Mahometaanfche Wet, te verftaan. Want, in het Dertiende Hoofdftuk dier Verhandelinge, berigt hij ons, dat mahomet, een ongeletterd: perfoon zijnde, tot het fmecden van zijn Bedrog tot medeftander hadt, onder anderen , eenen abilia ben salon, een Perfifchen Jood, wiens naam hij naderhand veranderde, om denzelvcn met den Arabifchen tongval beter te doen ftrooken , in abdollah ebn salem. Het zelfde wierdt verzekerd door cantacuzenüs, en den Kardinaal cusa. Daarenboven maaken de meesten , welke over deeze Bedriegerij gefchrecven hebben, melding van dien Perfiaan, als den voornaamften Werkmeester, van welken m ah o m e t , tot het meergemelde oogmerk, zich bediend heeft. En dat het de Perfiaan was, in de kiatstaangehaalde plaats van den Alkoran bedoeld, geeft de zelfde Monnik richard, in het Zesde Hoofdftuk zijner Verhandelinge, uitdruklijk te kennen. Hij is de zelfde perfoon, welken elumazinus noemt salman den Perfiaan , die door zijne bedreevenheid in het opwerpen eener verfchanfinge, in den flag van Ditch , mahomet en zyn geheel Leger bewaarde, daar hij anderzins, door het getal zijner vijanden, noodzaaklek zou overwonnen en geheel verflagen geweest zijn. Want hij was een zeer vernuftig en listig perfoon, en zo dooroeffend in alle de geleerdheid der Jooden , dat hij den post van Rabbi onder hen bekleed Het .eeves van H A H 0« ai e t,  Het LEE VET van m a h 0jm f. t. i ( < < 1 1 1 J 1 d ï 32 GODSDIENSTIGE kleed hadt. Van hem fchijnt derhalven r mahomet ontleend te hebben, al wat hij van de gewoonten en plegtighedcn der Jooden m zijnen Godsdienst hadt ingevoerd. Want, vermids dezelve een aanzienlijk gedeelte van zijnen Godsdienst uitmaakt, en veele bijzonderheden van denzelven ontleend.zijn van de afgetrokkener gedeelten der Talmudifche Geleerdheid blijkt hier uit, dat hij zo bekwaam een handlanger tot het gehecle zamcnftclzel noodig hadt. 't Geen wij dus lang beweerd hebben, wordt nog duidelijker aangewcezen door het getuigenis van Joannesandreas, *£facki> of Zeeraar der Mahomet aanIche Het, die naderhand tot het Christlijk Geloof overging. Want hij berigt ons uit de echte getuigenisfen van Arabijche Schrijvers , in welke hij door en door bedreven was, dat deeze abdolr^Aii ebn salem, welken hij, of liever zijn Vertaaler, verkeerd abdue :elen noemt, tien jaaren agter clkaner de perfoon was, door wiens hand alle e gewaande Wonderwerken des VerleiIers eerst gefchreeven wierden ; en dat iet, gevolglijk, geen twijfel leedt, of uj hadt de voornaame hand in het verzieen van dezelve. Agter den Latijnfchen Ukoran, door bibliander in 't licht egeevcn, ontmoet men eene Verhandeng, uit het Arabisch Wt Latyn vertaald OOr hermannü3 dalmata, welke \ i de gedaante van eene Zamenfpraak tusl fchen  GESCHIEDENIS. 33 fchen mahomet cn deeze abdollah, eene groote menigte der zotternijen van den Mahornetaanfchen Godsdienst aan den dag legt; Deeze Verhandeling kan van nut zijn ter verbetcringe van den naam, welke in de Verhandeling van den Monnik richard zeer gebrekkig gefchreeven is j als zijnde flegts eene vertaaling over de derde hand. Want die Verhandeling van den Monnik richard, wel* ke wij thans bezitten, is niets andets dan eene Vertaaling van het Griekfihe Affchrift Van demetrius CYDONlUS* welke dezelve in die taal Overzette ten dienfte \ran Keizer cantacuzenus, uit het oorfpronklijk Latijn , 't welk thans verloorcn is. Bchalven deezen Jood, hadt de Bedrieger insgelijks tot handlanger een Christen Monnik; de menigvuldige bijzonderheden in zijnen Alkoran, den ChristlijkenGodsdienst betreffende, toonen duidelyk dat hij zulk eene hnlpgenooten heeft; Theo- p hanes, zona ras,cedrenus,anas- TASlus, en de Schrijver van de Historia Miscella, maakenvan hem gewag, zonder' hem bij een anderen naam dan dien Van Nestoriaanfth'' Monnik te noemen. Doch de Schrijver van het twistgeding tegen een Mahomet aan, verkort in het Specitlum Historicum Van vincentiüs bellovacensis, en van daar overgenomen en gedrukt agter biblianderS Latijnfchen Alkoran, noemt hem sergius; van hier is het, dat de WesterfcheSchrijIV, de e e. G vers Het IlEEVElfo van MAHOMET.  Het LEEVEI van bi &. a o~ WET. I I J H GODSDIENSTIGE vers van hem zo dikmaals onder dien ! naam gefproken hebben. Maar in het Oosten is hij onder dien naam volftrekt onbekend; wordende hij , zo veel ons gebleeken is, door geen der Schrij veren van dat gewest, met den naam van s e rgius ooit genoemd. Allen, welke van deezen Monnik hebben gefproken, noemen hem bahira; en de Monnik richard, welke, in het jaar onzes Heeren MCCX, na Bagdad toog, met oogmerk om de geheimenisfen van het Maboinetaandom te onderzoeken, door het leezen der Arabifche Schriften, cn bij zyne wederkomst de oordeelkundige wederlegging van hetzelve fchrecf, welke wij boven genoemd hebben, noemt uitdruklijk deezen bahira, als eenen van ma homets handlangers in het fmceden zijner Bedriegerijen: zo doen ook can- tacuzenus, bartholomeus edes- senus, en de andere Griekfche Schrijvers, welke mahomet wederlegd hebben, door le moyne in 't licht gegeeven. Doch niemand hunner zegt iets van sergius; waar uit blijkt dat sercfius en bahira flegts twee verfchillende naamen zijn om den zelfden perfoon aan te wijzen. Hij was een Sij. risch Monnik, van de Gezinte der Nes'.oriaanen. De Mahometaanen beweeren lat hij 't eerst kennis kreeg aan maho! viet, toen deeze nog een kind was, )p die profeetifche wijze, welke wij vooriccn vermeld hebben ; doch, volgens dat  GESCHIEDENIS. 35" dat berigt, zal hij te oud geweest zijn, om zo veele jaaren agter elkander, in dit Be-1 drog zijnen rol te fpeelen. De waarheid der zaake is, dat mahomet met hem1 bekend wierdt eerst eene wijle tijds daar naa, toen hij met zijn ftout ontwerp in zim hoofd te beraamen reeds bezig was. Öm het zelve te beter te fchikken en te plooien, zeer begeerig zijnde om in de kennis van»den Joodfchen en den Christlijken Godsdienst bedreeven te worden, was hij zeer naauwlettende in het onderzoeken van dezelve, zo dikmaals hem de gelegenheid voorkwam om deswegen onderrichting te ontvangen. Op eenen zijner reistogten na Sijrie, 't zij te Bostra, gelijk zommigen , of te Jeruzalem, gelijk anderen verhaalen, deezen bahira aantreffende , en in hem veel genoegen vindende , ten aanzien van verfcheiden dier onderwerpen, aangaande welke hij nader wenschte onderricht te worden, floot hij deswegen met hem eene naauwc vriendfehap. Toen deeze Monnik, niet lang daar naa , om eene zwaare misdaad , in den Ban gedaan en uit zijn Klooster was verdreeven, vlugtte hij na Mekka, bij mahomet; en aldaar in zijn huis ontvangen zijnde , wierdt hij zijn handlanger in het fmeeden dier Bedriegerije, welke hij naaderhand in de waereld ventte; hij bleef hem zo lang bij, tot dat de Verleider hem niet meer noodig hebbende , om het geheim te bewaaren, hem ter dood bragt. Indien sergius de C 2 naam Bet .EB VEÏï van JAHO« METi  Het l E E V E van MAHOMET. ] < 1 J I 7 r d 36 GODSDIENSTIGE naam ware , onder welken hij in zijn Kloos* ter bekend was, dien van bahira nam hij zedert aan in Arabie } en onder deezen naam is hij zedert vermeld geworden in deeze Oosterfche Gewesten, door allen, welke van hem gefchreeven of gefproken hebben, t Woord Bahira betekende in de Arabifche taal een Kameel, welken, naa de eene of andere ongemeene verdiende, Tn gevolge van het gebruik der aloude Arabieren, de ooren gefplceten waren, en die van de overige benden afgezonderd in eene vrije weide wierdt gejaagd , om voortaan niet meer te werken. En 't lijdt geen twijfel, of deeze Monnik, de zaak zijner uitdnjvinge uit zijn Klooster zo zeer tot zijn voordeel verhaald hebbende, dat hij het te Mekka deedt geloof vinden, dat deeze ramp hem was overgekoorncn door iets, 't welk aldaar als verdienstltjk wierdt aangezien, verkreeg hier door deezen naam, als overeenkoomende met het denkbeeld, welk zij van zijnen ftand onder zich voedden. Wat aangaat ma homets overige hel pers, indien hij 'er cenigen haddc, 't geen «regens hun wordt verhaald, is zo onze ter, en van zo klein belang, dat het der >pmerkmge niet waardig is. Uit de na uur van zijn ontwerp, 't welk was om iet. menschdom een leugen of bedrog on e dringen, mogen wij befluiten, dat hii 0 weinigen als mogelijk was in zijn geheim ara; en vermids de twee bovengenoem en genoeg waren tot dat oogmerk, koomt het  GESCHIEDENIS. 37 het niet waarfchijnlijk voor dat hij aan een grooter getal pcrfoonen zijn geheim: toevertrouwde. Ook kon een grooter getal daar toe niet gevoeglijk gebruikt worden. Want, daar zijn Godsdienst was zamengcfteld uit drie deelen, van welke het eene ontleend wierdt van de Jooden, het tweede van de Christenen , en het derde van de Heidenfche Arabiers, leverde abdollah het eerfte gedeelte, bahira het tweede, en mahomet zelve het laatfte gedeelte : zodat 'er gcene andere hulp noodig was om het Bedrog te voltooien. 't Is ons bekend dat 'er veele andere bijzonderheden aangaande dit onderwerp verhaald worden, zo wel ten aanzien van het eerfte ontwerp van het Bedrog, als van de wijze van de eerfte voortplantinge van hetzelve: bij voorbeeld, dat de Verleider een Stier onderwees om den Alkoran op zijne hoornen in eene openbaare Vergadering tot hem te brengen, even als of hem dezelve langs deezen weg van God gezonden wierdt; dat hij Duiven leerde , hem aan de ooren te koomen, om daar mede den fchijn te vertoonen als of de Heilige Geest met hem fprak, en veele andere diergelijke gevalletjes. Doch vermids dezelve van allen grond en waarfchijnlijkhcid ontbloot zijn, flaanwij dezelve over, als loutere verdichtzels, welke geen geloof verdienen , hoewel wij vinden dat zommige zeer groote Mannen te gereed aan dezelve het oor geleend hebben, in 't C 3 hij» Het .eeven van a a 11 o- M E ï.  Het IEKVEN van MAHOMET. i i ( I 1 J i 1 < ï x c b V Z ij I 4 33 GODSDIENSTIGE bijzonder scaliger, hugo de groot en sionita ten aanzien van de Duiven. Dusdanige trekken zouden de Arabiers zeer ligt in 't oog hebben geloopen, als zijnde uit den aart zo fchrander en doorzigtig als eenige lieden ter waereld. Van hier dat mahomet nimmer iets van deezen aart onder hen ondernam; maar alle wonderwerken ter zijde Hellende, vermijdde hij daar door de noodzaaklijkheid, om zijn Dntwerp aan zulke openbaare treken te ivaagen, door welke het, door de ontdekking , zo ligt geheel zou hebben kunlen verijdeld worden. Het geheele Bedrog was een ongemeen !oos ftuk, met alle mogelijke kunftenaarij ;n omzigtigheid ter uitvoer gebragt. Het )ntwerpen van den Alkoran, in welken de ;rond van het bedrog lag, wierdt geheel )innenshuis volvoerd, op eene zo heinelijke wijze als mogelijk was, en niets n't openbaar gewaagd, dan de uitflag der >redikinge voor het Volk. Ten deezen ipzigte wierdtgeene kunst of listgcfpaard, »m dezelve aan het bedoelde einde zo :ragtdaadig te doen beantwoorden als moelijk was. Welke voorvalletjes dan ook zegens deeze zaak mogen verhaald woren, die met zulk een beleid van zaaken oneftaanbaar zijn, mogen wij wel verzekerd reezen, niets anders te zijn dan verdichtels , dwaaslijk verzonnen door zommige verjge Christenen, om de Verleiding te 3er te_ gaan, welke door dusdanige midden niet behoefde wederleid te worden. In  GESCHIEDENIS. 39 In het twaalfde jaar van maho mets gewaande Zendinge, wordt zijne Mesra geplaatst, dat wil zeggen, zijne berugtc nachtreize van Mekka na Jeruzalem, en van daar na den Hemel, waar van hij een verhaal doet in het Zeventiende Hoofdftuk van zijnen Alkoran. Want het Volk bij hem aanhoudende om een Wonderwerk ten bewijze van zijne Godlijke Zendinge, en hij niet in ftaat zijnde om 'er een te verrigten, verzon hij, om de zaak goed te maaken , deeze vertelling wegens zijne reize na den Hemel; welke, in de daad, moet erkend worden, wonderdaadigs genoeg in zich te bevatten voor allen, welke de kragt bezitten om daar aan te kunnen geloof flaan. Ondertusfehen wordt deeze gebeurtenis geloofd van allen, welke belijdenis doen van den Mahometaanfchen Godsdienst, als een hoofdartikel var hun Geloove ; en , hoe ongerijmd ooi deeze vertelling zijn moge, men vindt dezelve getrouwelijk verhaald in alle boeken, welke hunne aloude Overleveringet bevatten. Hier om moeten wij, in gcvolgi van ons Ontwerp , inhoudende een z< uitvoerig berigt te geeven van 's Man: Bedrog als in ons vermogen is, ook hic ter plaatze van de gewaande Hemelreiz melding maaken. Zijn verhaal wegens de zelve luidt dus. Op zekeren nacht, terwijl hij te bedd lag met zijne best beminde Huisvrouw aijesha, hoorde hij aan zijne deur klor pen. Opftaande, vondt hij voor dedeu C 4 ftaa Het LÏEVEN van MAHOMET. I I r Q  Het E.EE VEI van SI AHOWET. ] i ] ] 1 ] 1 t I t Z h G v k k b< kl lai ci ?ei fel 4e Ao GODSDIENSTIGE ftaan den Engel gabkiël. met zeven 'tig paar vleugelen, aan zijne 3de S' fpreid Witter dan foeeuw,^FfaS' Ssfehen Ln F T"' gCme"gde natuur , cusicnen een Ezel en een Muilezel • ak e d d'at Jiin " ZUlk eene °»gemeenefnelia de andeie zo foei was als de blixem • v-m ner dat het den naam Alborak hecft'ont eend betekenende in de 5Jixem. Zo rag mahomet aan de deur erfcheen , omhelsde hem de GT R ieL op de vriendlijkfte wijzé eroer" ï hem, uit Gods naam, met ecne^ *ame en bekoorlijke houding e zSde" an, dat hij gezonden was om hem hl od m den Hemel te brengen, alwaar h -eemde verborgenheden zien zcuw ? ï het eenen anderen menfehe niet%o?r fd was te mogen zien. Dit gezegd Lb P"w tot °P mahomet, ziinde .eé'nerwafChent?d gee° P^et leenen, was zo wild en fchigtig gewor- M het met zo lang wilde ftif dat  GESCHIED EN I S. 41 dat mahomet op hetzelve kon klimmen; zo dat hij ten langen laatftc genoodzaakt was, het daar toe om te koopen, door de belofte van eene plaats in het Paradijs. Toen hem bedaardelijk op zijnen rug genomen , en den Engel gabriül den teugel gegrecpen hebbende om den weg te wijzen, wierdt hij in een oogenblik tijds van Mekka na Jeruzalem gevoerd. Bij zijne aankomst aldaar , vertoonden zich alle de afgcftorvcne Profeeten en Heiligen aan de deur van den Tempel om hem te begroeten, en hem van daar verzeilende na de voornaamfte Gebedeplaats, verzogten zij hem om voor hun te bidden , waar naa zij terftond vcrdwecnen. Ma hom e t met den Engel GABRiëL ftraks daarop buiten den Tempel treedende, vonden aldaar een Ladder des lichts voor hun gereed gezet, langs welken zij ftraks na boven klommen, hatende den Alborak aan den voet van dcnzelven ftaan, aan een rots vastgebonden, tot op hunne wederkomst. Bij hunne aankomst voor den eerften Hemel, klopte de Engel gabricl aan de deur, en den deurwagtcr gezegd hebbende wie hij was, en dat hij mahomet, den vriend Gods , op Godlijk bevel, mede bragt, wierden de deuren terftond geopend , welke hij befchrijft als van eene vervaarlijke grootte. Deeze eerfte Hemel, zegt hij, was van louter zilver; hij zag de ftarren aan denzelvcn hangen, aan gouden ketens; ieder ftar was van groot, c 5 te liet LEUVEN van M A H 0M E ï. s  Het leeven van m a H o- met. 42 GODSDIENSTIGE te als de berg Noho, nabij Mekka in Arabie ,• in elke ftar hieldt een Engel de wagt, om den Hemel te bewaaken, en zorge te draagen om de Duivels van daar te houden , op dat zij denzelven niet zouden beluisteren , en gewaar worden wat aldaar omging. Bij zijne eerfte aankomst in deezen Hemel, ontmoette hij een oud' afgeleefd' Man ; deeze was onze eerfte Vader adam, die hem terftond omhelsde , dankende God voor zo groot een Zoon, en beval zich daar op in zijne gebeden. Verder voorttreedende , zag hij eene menigte Engelen van allerlei geftalte: zommigen in die van Menfchen, eenigen in die van Vogelen, en anderen in die van Dieren van allerleien aart. Onder de zulken, welke zich in de vcrfchillende gedaanten van Vogelen vertoonden, zag hij eenen ftaan, zo wit als fneeuw, en van zulk eene vervaarlijke grootte , dat zijnen voet op den eerften Hemel ftaande, zijn hoofd tot aan den tweeden Hemel reikte, zijnde een afftand van vijfhonderd jaaren reizens van daar , gerekend naar de fnelheid , met welke wij gewoon zijn hier op aarde te reizen. Doch andere Mahometaanen, deeze leevensbijzonderheid van hunnen Profeet verhaalende , geeven 'er een veel breedfpraakiger berigt van; zij zeggen dat het hoofd van deezen Haan door alle de zeven Hemelen uitftak tot aan den throon Gods , welke zeven maaien hooger is. Zij befchrijven hem als hebbende vleugelen, geheel  GESCHIEDENIS. 43 heel bedekt met karbonkels en pacrlen , en dat hij den eenen vleugel uitfprcidde na het Oosten, den anderen na het Westen, tot op eenen afftand evenredig aan zijne hoogte. Aangaande alle deeze Weezens, berigtte hem de Engel GABRiëL, dat zij Engelen waren , welke van daar hunne voorfpraak gebruikten bij God, voor alle leevende fchepzels op aarde; dat de zulken , die voorfpraaken der Menfchen waren, hier de gedaante van Menfchen hadden , die ten beste fpraken voor de dieren, de gedaante van dieren; cn die de belangen der Vogelen handhaafden , zich vertoonden onder de gedaante van Vogelen , naar hunnen onderfcheidenen aart. Wat aanbelangt den grooten Haan, deeze was de voornaamfte Engel des Heeren; doch wanneer God eiken morgen een heilig lied zong , deeze Haan beftendig door zijn kraaien zijne ftemme met die van God vereenigde, welke zo luid is , dat allen, welke in Hemel en op Aarde zijn, dezelve kunnen hooren, uitgezonderd de Menfchen en de Nimfen, en dat alle andere Haanen, welke in den Hemel of op de Aarde zijn, dan insgelijks kraaien. Doch, wanneer de dag des Oordeels aanftaande zijn zal, dan zal God hem gebieden, zijne vleugelen in te trekken, en niet meer te kraaien, 't welk een teken zijn zal, dat die dag op handen is voor allen, die in den Hemel en op de Aarde zijn, uitgezonderd wederom de Menfchen en de Nimfen, welke voorheen doof geweest Het LEEVHM van MAHOMET.  Het £EEV EI van MAHOMET. ] 2 l •l 44 GODSDIENSTIGE weest zijnde voor zijn kraaien, ook zijn rftilzwijgen niet zullen opmerken. De Mahometaanen zijn van gevoelen, dat deeze Haan bij God zo diep in gunst ftaat, dat, gelijk 'er volgens een gemeen zeggen onder hen, drie ftemmen zijn , welke God altijd hoort , de ftemme van hem, die den Alkoran geftadig leest, de ftemme van zulk eenen , die vroeg in den morgen om de vergiffenis zijner zonden bidt, en de ftemme van deezen Haan wanneer hij kraait, zij beweeren dat de laatstgemelde ftemme Gode meest behaaglijk is. Aan alle deeze vertellingen wegens den Haan, hielp abdollah mahomet uit de Talmudisten. Want alles is uit dezelve overgenomen, met eenige kleine veranderingen, alleenlijk om het niet geheel als het zelfde verhaal te doen voorkoomen. Want in de Verhandeling Bava Bathra in den Babilonifchen Talmuci, ontnoeten wij eene vertelling wegens zulk ;en vervaarlijk grooten Vogel, Ziz geïaamd, die met zijne voeten op de AarIe ftaande , met zijn hoofd tot aan den demel raakte, en door zijne uitgefpreide derken den geheelen Zonnefchijf bedek:ende, eene volkomene Zonsverduistering veroorzaakte. Deeze Vogel was , naar iet zeggen van den Chaldeeawfche Uitbreier der Pfalmen, een Haan, welken hij efchrijft onder de zelfde gedaante ; hij egt_ daarenboven dat hij voor den Heere raaide. De Chaldeeuwfche Uitbreider van ; Boek Job fpreekt insgelijks van dien Haan,  GESCHIEDENIS. 45 Haan, en van deszelfs kraaien eiken morgen voor den Heere, en zegt dat God hem ten dien einde wijsheid geeft, 't Geen de Talmudisten verder wegens deezen Vogel] vernaaien, kan men vinden bij buxtorf, in zijne Sijnagoga Judaica, Cap. 50.en bij purchas, Pilgrimage, Book 22. Chap. 20. Doch, om den Bedrieger, op zijne gewaande reize , verder te verzeilen; uit den eerften klimt hij op tot den tweeden Hemel, welke vijfhonderd jaaren reizens boven denzelven verheven was; als even hoog boven elkander verheven, befchrijft hij den afftand van ieder der zeven Hemelen. De poorten hem hier geopend zijnde , gelijk in den eerften Hemel , ontmoette hij bij zijne intrede noach, die, hem ziende, zich zeer verheugde, en zich zijner Voorbiddingc aanbeval. In deezen Hemel , die geheel van zuiver goud gemaakt was , zag de Verleider tweemaal zo veele Engelen als in den eerften, en onder deeze eenen van eene vervaarlijke grootte. Want, terwijl hij met zijnen voet op deezen tweeden Hemel ftondt , raakte zijn hoofd tot aan den derden. Van deezen tweeden reisde hij na den derden Hemel, welke gemaakt was van Edelgcfteenten ; bij zijn intrede ontmoette hij abraham, die insgelijks om zijne Voorbidding bij hem aanhieldt. Hier zag hij wederom eene nog grooter menigte Engelen dan in den voorgaanden Hemel, en onder andere insgelijks eenen van zo ver- Hit !iïEVE8 van tl a h 0- M E T.  46" GODSDIENSTIGE Het leiïve: van maho" 1*1 e t. verbaazcnd groote geftalte, dat, gerekend *naar onzen fpocd van reizen op Aarde, zijne twee oogcn zeventigduizend dagreizen van elkander Honden. Doch hier beging mahomet eene misrekening. Want, vermids de afftand tusfchen de oogen van eenen mensch tot . zijne hoogte ftaat, in evenredigheid als één tot tweeënzeventig , zou , volgens deeze rekening, de hoogte deezes Engels hebben moeten weezen omtrent vcertienduizend jaaren reizens, zijnde viermaal zo veel als de hoogte van alle zijne zeven Hemelen te zamen genomen: wcshalven het onmogelijk was dat een deezer Engelen in éénen zijner Hemelen ftaan konde. Maar, dit niettegenfhaande plaatst hij hem hier, en berigt ons, in de befchrijving, welke hij ons van hem geeft, dat hij eene groote tafel voor zich hadt, op welke hij geduurig fchreef en wederom uitwischte; en dat hij den Engel gabriël na eenig berigt wegens hem gevraagd hebbende, tot antwoord ontving, dat deeze de Engel des Vredes was; dat hij geduurig fchreef op de tafel, welke hij voor zich hadt, de naamen van allen, die zullen gebooren worden, en aldaar de dagen huns leevens berekent; dat wanneer hij bevindt dat zij het getal, hun toegeweezen , vervuld hebben, dezelve wederom uitwischt, en Jat een iegelijk , wiens naam dus door tem wordt uitgewischt, op ftaanden voet ïerft. Van hier klom hij op tot den derden He-  GESCHIEDENIS. 47 Hemel, die geheel van Smaragd was; aan den ingang ontmoette hij hier jozef,] den Zoon van jakob, welke zich zijner Voorbiddinge aanbeval. In deezen Hemel1 zag hij wederom een veel grooter getal Engelen dan in den naastvoorgaanden, en onder dezelve ook een grooten Engel, die zijn hoofd tot aan den vijfden Hemel uitllak; hij deedt niets dan fchreien, en geduurig een akelig treurgefchal aanheffen: dit gefchiedde, zo als de Engel gaBRiëL hem berigtte, om de zonden der menfchen, en om het verderf, welk zij daar door op zich deeden nederdaalen. Deezen vierden Hemel verhaten hebbende, klom hij op tot in den vijfden, van Diamanten gemaakt; hier vondt hij mozes , die zich zijner Voorbiddinge beval. Het getal der Engelen , welke hij hier aantrof, ging wederom dat van den voorgaanden Hemel te boven. Thans vervolgde hij zijne reize na den zesden Hemel, geheel zamengefteld uit Karbonkelfteenen. Hij ontmoette aldaar joannes den doopêr, die om zijne Voorbidding verzogt. Hier zag hij van nieuws , dat het getal der Engelen merkelijk toenam, naar gelange hij hooger klom. Eindelijk klom hij op tot den zevenden Hemel, geheel van Godlijk licht gemaakt; hier ontmoette hij jezus christüs. Merkwaardig is het dat hij hier van ftijl verandert. Want hij zegt niet, dat j ez us •Christus zich zeiven zijner Voorbid- din- Ha -EEVEMj van iahomet.  Het Ï.ee ven van maiiom e t. j 1 I 1 ] I 1 c \ 'i i t \ t h \ cl c z 48 GODSDIENSTIGE dfnge aanbeval , maar dat hij zelve zich bij jezus cjiristus vervoegde , met verzoek dat hij voor hem wilde bidden : hier door eene ontwijfclbaare bekentenis doende van de meerderheid van jezus ciiristus boven hem zeiven. Doch het was zijne gewoonte, geduurende het gehpele beloop zijner Redriegerije, de Christenen bij alle gelegenheden dus te fleicn. Hier vondt hij een veel grooter jetal Engelen dan in alle de andere voorbande Hemelen , en onder dezelve een :eer ongemcenen Engel, hebbende zeven* ügduizend hoofden , en in ieder hoofd zeventigduizend tongen , en ieder ton«r :event]gduizend verfeheiden Hemmen op ten zelfden tijd voortbrengende , waar ncdc hij God dag en nacht onophoudelijk >rees en loofde. De Engel GAfiRié'L hem dus verre se* eid hebbende, gaf hem te verftaan dat iet hem nietgeooiiofd was verder te gaan • n wees hem diens volgens den weg, langs zeiken hij voortaan alleen cn onverzeld ïoest opklimmen tot aan Gods Throon.Iet groote moeite leide hij dien weg af' rekkende door wateren fneeuw, en langs eele andere diergelijke moeilijke wegen, 3t dat hij kwam op eene plaats, alwaar ij een Item hoorde, tot hem zeggende < ö mahomet, groet uwen Schepper '*' an hier dan hooger opgeklommen ziini, kwam hij op eene plaats , daar hij me groote uitgeftrekthcid lichts zag,- van alk een o verheerlijken luister,, dat zijne oo-  GESCHIEDENIS. 49 öogen dezelve niet konde verdraagen. Hier was de wooning des Almagtigcn, alwaar zijn throon ftondt. Ter rechter zijde van denzelven , zegt hij , was de naam Gods en zijn eigen gefchreeven met deeze Arabifche woorden: la ellah ellallah mohammed resul o l- lah; dat wil zeggen: „ 'Er is geen God ,, behalven God, en maho m e t is zijn j, Profeet." Deeze woorden, welke de Geloofsbelijdenis der Mahometaanen behelzen, vondt de Bedrieger, volgens zijn eigen zeggen, insgelijks gefchreeven bo= ven alle de poorten der zeven Hemelen * door welke hij ging. Tot op twee boogfchooten na in de tegenwoordigheid Gods gekoomen zijnde, zag hij hem zitten op zijnen throon, met een dekzel van zeventigduizend vloerzen op zijn aangezigt. Hy voegt 'er nevens, dat hij dus verre genaderd zijnde , God , ten blijke zijner gunfte, zijne hand uitftrekte, en dezelve op hem leide , welke zo overmaatig koud was, dat het zelf door het merg van zijnen rug drong, en hij het niet kon verdraagen ; dat vervolgens God, met hem in een gemeenzaam gefprek getreeden zijnde , hem eene groote menigte diepe Verborgenheden openbaarde , den geheelen inhoud zijner Wet deedt verliaan , ten aanzien van veele ftukken onderrichtte aangaande de manier om de menfchen in de kennis van dezelve te onderwijzen, en ten befluite hem verfcheiden IV. deel. D voor* Hei L E E V E M van MAHOMET.  50 GODSDIENSTIGE Het E.EÉVE: van ftï A W O- M E T. voorregten fchonk boven de rest des * menschdoms : onder anderen, dat hij het volmaaktfte der fchepzelen zijn zou; dat hij, in den dag des oordeels, boven alle andere menfchen, zou vereerd en bevorderd worden; dat hij de Verlosfer zijn zou van allen, die in hem gelooven; dat hij de kennis van alle taaien zou bezitten ; en, eindelijk, dat de buit van allen, welke hij in den Oorlog zou overwinnen , aan hem alleen zou behooren. Thans keerde mahomet van daar, cn vondt den Engel gabricl op hem wagtende, ter plaatze daar hij hem hadt gcfaaten; die hem vervolgens te rug geleidende , door alle de zeven Hemelen, langs den zelfden weg, dien zij eerst betreeden hadden, hem wederom op den Alborak zette, welken hij te Jeruzalem vastgebonden hadt gelaaten; en voorts de hand aan den toom gcflagen hebbende, geleidde hij hem te rug m Mekka, op de zelfde wijze, als hij hem van daar gebragt hadt. Dit alles gefchiedde binnen het tijdverloop van het tiende gedeelte van eenen nacht. Toen hij dit buitenfpoorig verdichtzcl aan het Volk verhaalde , den volgenden morgen naa dat hij voorgaf dat c?e zaak gebeurd was, wierdt het van hun aangehoord, gelijk het verdiende, met een algemeen gejouw. Zommigcn fpottcden met de belachelijkheid der vertcllinge; anderen, met verontwaardiging vervuld zijnde , zeiden hem aan dat hij zich moest fchaa-  GESCHIEDENIS. 51 fehaamen om dat hi j hun eene zo verfoeieÜjke Jeugcn vertelde. Bij wijze van ver-: wijtende uitdaaginge, gebooden zij hem ten Hemel te klimmen bij dag, in hunner1 aller tegenwoordigheid, opdat zij het mogtcn zien met hunne eigen oogen, en dat zij dan in hem zouden gelooven. Veelen zelf van zijne Leerlingen fchaamden zich derwijze over hem, van wegen deeze vertellinge, dat zij hem vervolgens verlieten. Een grooter getal zou ongetwijfeld hun voorbeeld gevolgd zijn , ware' niet abo 81|ker daar bij gekoomen öm een einde te maaken aan den afval, door de waarheid van alles, 't geen mahömëx hadt verhaald , te bekragtigen , en zijn vast geloof in het zelve te betuigen. Zedert dien tijd kreeg hij den eernaam vari Assadik, dat wil zeggen, den llegtyaardigen, uit hoofde der ongemeenc verdiende van zijn geloof in deeze leevcnsbijzonderheid. Ook moet een iegelijk welke den Mahometaanfchen Godsdienst aannèemt, het zelfde geloof belijden. Allen, Welke deezen Godsdienst belijden, gelooven 'er zö vasten zeker in, als iets, *t welk in de Euangeliön wordt verhaald , door de Christenen wordt geloofd. Alleenlijk heeft men onder hen deeze vraag geopperd, of deeze Reistogt een Nacht, gezigt, of eene weezenlijke reize geweest éij ? Zij, die' de ongerijmdheid van het verhaal willen bewimpelen, beweeren dat D 2 d «' IM -EEVEtf van tl a n 0- MET.  Bet JjfEEVEN van MAHOMET. 5!2 GODSDIENSTIGE de togt in een gezigt gefchied is, en datde meeste bijzonderheden van hetzelve als Zinnebeelden en Gelijkcnisfen moeten worden opgenomen. Doch de meerderheid befchouwt het als eene weezenlijke reize. En , dewijl het verhaal in deezen zin is te boek gefteld, is 'er thans niemand onder de Mahometaanen , die de zaak durft in twijfel trekken. Tot zulk een fteen des aanftoots diende ondertusfchen deeze leevensbijzonderheid, zelf voor de leden van zijnen eigen Aanhang, dat de Verleider zich nooit in grooter gevaar bevondt, om geheellijk verworpen te worden, dan door dit belachelijk verdichtzel. Hierom moest hij al het vermogen zijner loosheid te werk ftellen , om het gezag daar van te handhaaven. Ten dien einde hadt hij niet alleen zijnen Vriend abu beker gewonnen om het te bekragtigen, maar voert ook, op twee plaatzen van zijnen Alkoran , God zeiven in om aan het zelve getuigenis te geeven: te weeten, in het Hoofdftuk ever de Kinderen Israè'ls, en in het Hoofdftuk over de Star. In het laatstgemelde Hoofdftuk doet hij God, bij de Star, de waarheid daar van bezweeren , dat m ah o m e t in dit verhaal niets meldt, dan 't geen hij zelve hadt gezien; dat hij was toegelaaten in de hoogfte hemelen , om op den afftand van twee boogfehooten hem te naderen; dat hij aldaar de groote won- de^  GESCHIEDENIS. 53 deren des Hemels hadt gezien; dat hem veele verborgene geheimenisfen geopenbaard waren; en dat, diensvolgens, de menfchen niet meer over de waarheid daar van met hem moesten redentwisten. Doch, hoe belachelijk ook deeze vertelling moge fchijnen , mahomet hadt een verder oogmerk, dan blootelijk zulk eene wonderdaadige gebeurtenis wegens hem zeiven aan het Volk te verhaalen. Tot nog toe hadt hij aan zijne Leerlingen fiegts den Alkoran gegeeven , welke zijne gefchreevene Wet was, en zich zeiven niet hooger voorgedraagen dan als den bode of gezant van God, om hun denzclven ter hand te Hellen. Hij zeide dat de Alkoran hem gebragt was door den Engel GABRiëL; en dat gelijk hij dien hadt ontvangen, hij hun denzelven ter. hand Helde, zonder eenige uitlegging, verklaaring of bijvoegzcl van zijn eigen maakzel. Wanneer hij, derhalven, door eenige tegenwerping , van den kant zijner vijanden , tegen denzelven, wierdt bezwaard, gelijk dikmaals gebeurde, terwijl hij zich te Mekka ophieldt, alwaar hij, door deeze engeene zwaarigheid, geduurig wierdt in 't naauw gebragt, was zijne gewoone uitvlugt, dat de Alkoran Gods boek was, cn dat hij alleen de meening van hetzelve kon verklaaren. En, in de daad, het was van hem eene wijze daad, dat hij zich niets meer aanmatigde. Thans, egD 3 ter, Het leeve» van MAHO- [ MET.  Het ïf eé ve van M a h o- met. 54 GODSDIENSTIGE ter, van zijnen vriend abdollah vernd^ men hebbende, dat de Jooden, behal ven de gefchreevene Wet, door God zeiven opgegeeven, daarenboven eene andere Wet hadden, de Mondelinge Wet genaamd, en, zoals zij beweerden, nevens de eerfte, aan mozes zei ven, terwijl hij zich op den bert? onthielde, en door hem aan de Oudften des Volks ter hand gcftcld, en zo vervolgens, door mondelinge overlevering, tot de volgende geflagten afgedaald; en daarenboven verftaan hebbende, dat deeze Wet onder hen even groot gezag hadt als de eerltc, en dat zij al haaren grondflag hadt in de gezegden en voorfchriften , welke yoorgegeeven wierden van mozes afkomftig te weezen, en in het geheugen bewaard door de geenen, welke met hem verkeerd hadden: om alle deeze redenen begeerde hij, in het toekoomende, zijn gezag tot de zelfde hoogte te doen klimmen , en zijne gezegden en voorfchriften voor Geloofsartikelen te doen doorgaan onder zijne Muzelmannen, gc)ijk, ten aan zien der gewaande gezegden en voorfchriften van m o z e s, onder de Jooden plaats hadt. Om dit oogmerk te bereiken, was het inzonderheid , dat hij de vertelling wegens zijne reize na den Hemel hadt verzonnen, Want, indien hij het, onicr zyne naavolgers, eenmaal kon doen geloof vinden , dat hij aldaar zulk eene ^rkeenng met God hadt gehad, als mozes  GESCHIEDENIS. 55 zes op den Berg gebeurd was, en aldaar door hem volkomen onderweezen was in: de kennis van alle godlij ke waarheden , meende hij daar in een genoegzaamen grond-; flag te zullen vinden, om zijne voorgeevens daar op te bouwen, en door eene rechtmaatigc gevolgtrekking zich alles mogt aanmatigen , waar na hy ftondt. En ten deezen opzigte wierdt hij niet bedroogen : want , hoe belachelijk ook de zaak in zich zelve mogt fchijnen te weezen, bereikte hij, egtcr, in 't einde zijn doelwit, en verkreeg alles, 't geen hij in zijn ontwerp zich hadt voorgefteld. Het verhaal zijner gewaande Hemelreize vondt ten langen laatfte ingang bij de geenen, welke de overige bijzonderheden zijner bedriegerije verzwelgd hadden; en zints dien tijd wierden alle zijne uitfpraaken cn gezegden ais heilige waarheden aangezien, van den Hemel neder gedaald. Ieder woord, welk ten ccnigen tijde van de lippen eens zo verlichten perfoons vloeide , zo als deeze vertelling hem onderftelt te weezen , als mede elke daad, welke hij, met opzigt tot zijnen Godsdienst elders verrigtte, wierden allen zorgvuldig door hen opgemerkt. Alle deeze dingen, naa ma homets overlijden, uit het geheugen bij een verzameld door de zulken, welke met hem verkeerd hadden , maaken uit, de Boekdeelen van Overleveringen hem betreffende, welke zij.de Sannah noemen, D 4 en Het -EE VEN van il A H 0M E T.  Het lee ve van ei a h omet. i $6 GODSDIENSTIGE en die bij de Mahometaanen dezelfde plaats n a tedej?> met °Pzigt tot den Alkoran, als de Mondelinge Wet bij de Jooden, met betrekking tot de Gefchreevene Wet . Gelijk de Jooden veele boeken hebben, in welke de Mondelinge Wet herhaald! uitgeleid en gebragt is onder verfcheiden Afdeehngen en Hoofdtakken, door verfcheiden Rabbijnfche Schrijvers, welke hunne poogingen en oeffeningen daaraan beneed hebben ; dus ontmoet men een even groot getal boeken onder de Mahometaanen, betreffende hunnen Sonnah, m welke alle de gezegden en verrigtingen van mahomet, betreffende zijnen Godsdienst , als mede de Vastftellingen der Oudften dat wil zeggen, der eerfte cl w/*? welke hem zijn opgevolgd, bijzonderlijk de yier eerften, insgelijks den Godsdiens raakendc, bijeenverzameld, ver- S^w^i f ebragJ Zijn °nder ^^rfcheiden Hootdltukken, of gemeene plaatzen, dooide verzamelaars van dezelve. Deeze Boeken behelzen gezamentlijk het Zamenftelzel hunner zo Befchouwende als Werkdaadige Godgeleerdheid. Men vindt, in de daad, in dezelve hunnen geheeien Godsdie"st' 20 als dezelve thans door hen geoeffend wordt. Dewijl 'er dan zo veel van het Bedrog, met het geeven van een berigt van 't welk wij thans bezig zijn n deeze Overleveringen wordt gevon! m , en zij allen gegrond zijn op deeze  GESCHIEDENIS. s? reize van mahomet na den Hemel, alwaar hij voorwendde door God zeiven te zijn onderweezen, dient zulks ter gcnoegzaame verdediginge van ons lang flil Haan op het verhaal van deeze fabelagtige gebeurtenisfe. Naa zijne wacreldkundigmaaking van dit verdichtzcl, en den afval van zo veelen zijner Leerlingen, als daar op voorviel , namen zijne vijanden zo zeer op hem de overhand, dat hij de zulken, welke hem bleeven aanklecvcn, niet meer die befcherming kon verlccnen, welke hij hun dus lang hadt betoond. Zommigen onder hen , ten getale van ongeveer honderd pcrfoonen, zich meer dan gemeen bij de Regeering verdagt gemaakt hebbende, door eenige bedrijven en aanflagen tegen dezelve, waren genoodzaakt uit Mekka te vlugten , en eene fehuilplaats te zoeken bij nagash, Koning van Ethiopië, wiens gunsten befcherming zij verwierven, door middel van mahohets brieven , van welke zij gefterkt waren, nicttcgenftaande de ingezcetencn van Mekka twee van hunne voornaamfte medeburgers naa hen zonden in gezantfehap aan dien Koning, met verzoek dat zij aan hun mogten worden overgeleverd. Daarenboven hadt mahomet nevens de gecnen , welke met hem te Mekka waren geblcevcn, groote moeite orn zich aldaar langer te handhaaven: want, naa het vertrek van zoo veelen zijner getrouwe aanhangers na de plaats D 5 hun. Het leeven van bi a h 0met.  Het LEE VEI van Ï1AH0MET. i \ \ i i ( i i z 58 GODSDIENSTIGE hunner ballingfchap, deedt de nog meer Uoeneemende vermindering van het getal zijner naavolgeren hem meer en meer onbekwaam worden om tegenftand te bicden aan de beleedigingen, weike zijne vyanden hem geduurig en bij alle gelegenheden aandeeden. Doch, 't geen hij verloor te Mekka, vondt hij weder te Medina, toenmaals Tathreb genaamd, eene ftad in hetNoordl lyk gedeelte van Hagiuz gelegen, tweehonderdenzeventig mylcn van Mekka. Deeze ftad wierdt bewoond deels van Jooden , deels van Kettcrfche Christenen , welke in eene en de zelfde plaats niet in onderling goed verftand fcheenen te kunnen zamen wooncn; de gefchiilcn en onecnigheden tusfehen hen on titaan, deeden een der Aanhangen maho mets zijde kiezen, In het dertiende jaar zijner gewaande zendinge, kwamen van daar tot tam drieënzeventig Mannen cn twee Vrouwen , welke zijne Leer omhelsden, en ^em trouwe zwoeren. Uit deeze koos hij :waalf perfoonen, welke hij eene wijl tijds )ij zich te Mekka hieldt, om hen in zijlen Godsdienst te onderwijzen, en zondt ïen vervolgens te rug na Tathreb, om altaar de plaats en het ampt van zijne twaalf \postelen te beklecdcn, en zijnen GodsÜenst in die ftad voort te planten. Zo iverig en met een zo gelukkigen uitflag :weeten zij zich van hunnen pligt, dat ij in korten tijd eene groote menigte deiin".  GESCHIEDENIS. 59 ingezeetenen ter omhclzinge van den nieuwen Godsdienst overhaalden. Mahqmetj hier van de tijding ontvangen hebbende ,. nam het befluit om derwaarts te vertrek-1 ken, dewijl hij bevondt dat het te Mekka hem te'heet begon te worden. Want de voornaamfte burgers der ftad , verneemendc, dat, in weerwil van alle hunne aangewende poogingen, n a h o m e t , door zijne onvermoeide naarftighcid cn fchranderen list, zijnen Aanhang fteeds deedt Hand houden, namen zij het befluit om zonder uitftel den bijl aan den wortel des booms te flaan, en de verdere vcrfpreiding van het kwaad zonder uitftel te voorkoomen, door den voornaamftcn Werkmeester van kant te helpen. Mahomet hier van volkomcne cn zekere kundfehap ontvangen hebbende, cn geen ander middel ziende om de ftrikken, hem gefpannen, te ontwijken, dan zich door de vlugt van daar weg te pakken, beval hij aan alle de zulken van zijnen Aanhang, welke hij kon bewecgen om hem op de vlugt te verzeilen, heimelijk in den avond de ftad 'te verlaaten , en na Tathreb te wijken. -Zo dra hij vernam dat zij allen vertrokken waren , volgde hij hen eerlang, verzeld van aru bekkr ; laatcnde aldaar niemand dan a l i , welke, naa eenige zijner bijzondere 'zaniken , die hem nog ophielden, in order gebragt te hebben, op den derden dag zich bij hem vervoegde. Naauwlijks was zijne vlugt openbaar ikt ,eeves van »i a n o- met.  6o GODSDIENS TI G E Het leeve van m a h 0met. i 4 ] 1 t 1 r J baar bekend geworden , of 'er wierden «hem krijgslieden naagezonden om hem te agterhaalen; met groote moeite ontweek hij hen, door zich een tijd lang in een hol verborgen te houden , tot dat de hitte der vervolginge was overgewaaid. Naa dat hij nu een genoegzaam getal onder het dom en onkundig gemeen tot zijne dwaalingen hadt overgehaald, begon hij zich in zijn waar karakter te vertoonen, te weeten, dat van een wellustige en een dwingeland. Hij wist dat de Godsdienst van jezus was voortgeplant geworden zonder eenige hulp of bijftand van den waereldlijken arm; maar hij wist tevens dat de zuiverheid diens Godsdiensts, vóór zijnen leeftijd, cenigermaate verdoofd was. Vermids hij den vastgeflelden Godsdienst van zijn Vaderland op eenmaal moest veranderen , was hij hier door overtuigd dat dwangmiddelen ten dien einde noodzaaklijk waren. Omtrent deezen tijd woonden in Arabis jeér veelcn van die Ketterfche Christenen , velke bekend zijn bij den naam van Nesoriaanen; en gelijk deeze dagelijks meer :n meer verdorven wierden ten aanzien ran hunnen Godsdienst, viel het hierom liet moeilijk hen over te haaien om te beijden 't geen zij niet geloofden, en te be, ragten 't geen zij niet goedkeurden. Doch , 10e groot ook de dwaalingen der Christeen mogen geweest zijn, ten tijde als het iahomüaandom allereerst ten voorfchijn kwama  GESCHIEDENIS. 61 'kwam, ééne omftandigheid was 'er, egter , van nog grooter vermogen, om deszelfs werking op onkundige lieden , en deszelfs voortgang onder de Heidenen, te begunftigen. Deeze was het ondeugend leevensgedrag der Christenen: want, gelijk de Apostelen het Euangelie voortplantten door de zuiverheid hunner zeden, en de heiligheid van hunnen wandel, dus baande het gebrek aan deeze verheevene deugden den weg ter invoeringe van den Godsdienst van mahomet. 'Er zijn tijden, in welke de Menfchen rijp zijn tot het verderf, en dan onttrekt God aan hun alle zijne Vaderlijke zorge. Hij laat toe dat zij misleid worden door de listigfte menfchen; en deeze is eene der doorluchtigfte bedrijven zijner regtvaardigheid, in het zedelijk beftuur deezer waereld. Uit het geen wij reeds vermeld hebben wegens de kunftenaarijen, door maho met te werk gefield, mogen wij befluiten dat hij een zeer loos bedrieger moe) geweest zijn. Hij vergenoegde zich niel met het verhaal zijner verzierde gezigten; maar nam daarenboven de toevlugt tot an dere middelen, als bewijzen zijner [god lijke] zendinge. Hij beriep zich op d< verftrooijing der Jooden, als een bewij dat de Godsdienst van mozes was afge fchaft ; en de boosheid der Christenei was een voldoende reden dat zij niet mee de gunftelingen des Hemels waren. Overbe kend is het, dat de eerfte Christenen gelooi den Bet LEEVEt* van MAHO" ftl E T. 1 t i  Het Lee ven van m a ii 0me t. ( 1 1 ] | J i . c e e ï g I e. Vi di » w te GODSDIENSTIG É den, dat dc algcmegne Opftandingeer-Jan» zou voorvallen. En, nogthans, hadden onze Z-aligmaakcr cn zijne Apostelen hun deswegen niets anders geleerd, dan dat dezelve zou gebeuren in een oogenblik wanneer zij dezelve niet vcrwagttén mol oogmerk opdat zij ten allen tijde op hun ne hoede zijn zouden. Maar gelijk veeje Ketters het geloof in de voornaame grond waarheden van den Christlijken Godsdienst verzaakt hadden , om dat Christus tweede komst nog niet gebeurd was, be hende zich bier om imuümet van dec' SC omftandigheid; hij verklaarde zijne" Leerlingen, van den Jlemel te zullen wcterkecren, naa verloop van een zeker sa "H^&rtiW^* CilKle jLiist i»«It W iet jaarisIDCW van de Gemecnc Jaartel Inge. 1 en dien tijde wierdt zijne komst Igcmecn te gemoet gezien , doch zijne -ecrlingcnzijn dus lang in hunne verwring bcdroogen. Hij beleefde den tijd at hij zynen Godsdienst zagaangenooinen n bevestigd in bijkans geheel Arabie ■ n hij leide wijders den grond van eenen -egeenngsform , onder welken de Hoo priester met de opperfte magt bekleed is 'ahomv.t ftierf in den jaareDCX YYJT' ï wierdt te Mekka begraaven. * * * Ten aanzien van zijn zedelijk karakter as hij een der losbandigffc Jigtmisfen e er ooit geleefd hebben ; en zijne' icht tot het gemengd gebruik der Vronen bewoog hem om zijnen naavolgercn de?  GESCHIEDENIS. 0*3 èe Veelwijverij te veroorlooven. Alle zijne driften wier den ondergefchikt aan de bevordering der oogmerken , welke hij zich hadt voorgelleld. Den Arabieren verboodt hij het drinken van wijn, om dat het gebruik van denzelven met zijne lichaamsgeftcldheid ftreedt. Wij hebben reeds aangemerkt, dat het Paradijs, zijnen naavolgeren beloofd, van een vleeschlijken aart was; niets kon eigenaartiger ftrooken met de verdorvcne begrippen van menfchen, welke plompe Afgodendienaars waren. De Christenen zelve hellen te zeer over, om zich vleeschlijke denkbeelden te vormen aangaande God, den Hemel en godlijkc zaaken; en dit zo zijnde , kan het ons niet vreemd fchijncn, dat het zelfde onder de Heidenen plaats heeft. In de daad , wanneer alle omftandigheden in aanmerking genomen worden , deezen ongemeenen Bedrieger betreffende , is 'er geene reden om ons te verwonderen, dat zulk een nieuwe Godsdienst ten voorfchijn kwam en veld won. Eene algemeene verdorvenheid van begrippen , gepaard met eene volftrekte verbastering van zeden, en door onkunde aangekweekt, maakte het karakter uit van die menfchen , welke , in die eeuwe , in Afie den naam van Christenen voerden. Even gelijk de kinderen Israëls van ouds, wanneer zij zogten weder te keeren na Egijpte, verlangden zij na die toegeevingen , welke het Heidendom hun aan- LEEVE» va» IIAHOM E T.  6-4 GODSDIENSTIGE Het LEEVEN van MAHOMET. 6 E* aanboodt. Dus was het dat een zamenloop van voorvallende gebeurtenisfen * gepaard met krijgsmagt, meer toebragt ter voortplantinge van den Godsdienst van mahomet, dan eenige andere omftandigheid, van welke wij een behoorlijk denkbeeld kunnen vormen.  GESCHIEDENIS. 6$ BERIGT WEGENS DEN ALKORAN van MA H O ME T, *%WJÏ) hebben reeds aangemerkt, dat de \y Alkoran, als een fchriftlijk opftel' aangemerkt, ten aanzien van den fchsijfftijl, zeer fraai is, cn eenige zeer voortreffelijke Zedenfpreukcn behelst, veele van welke getrokken zijn uit de Wet van mo7. es, doch voor het meercngcdeclte uit de Christen Kerkvaders. Noodzaaklijk is het dat wij hier agt geeven op eene omHandigheid van zeer groote aangelegenheid, naamehjk, dat, in alle eeuwen cn onder alle Natiën, altoos het een of ander Zamcnftclzcl heeft geheerscht, op 't welk de vastgcftcldc Godsdienst van een land gebouwd was. Voor dat het gebruik van letteren in de wacrcld bekend was, wierden de bcginzels dier Zamcnftclzels van het eene gcflagt tot het ander overhandigd door mondelinge overlevering; en dit heeft nog heden ten dage plaats onder veele Heidenfche Natiën. Doch het gebruik van letteren gaf eene nieuwe cn duurzaamer gedaante aan de beftendigheid der Zamenflelzels. Wij zijn het volko• men eens met den geleerden paRKhurs t, bewcerende dat de Wet van mozEs het «udfte gefchreeven opftel der wacrcld k, É Te- De \L'«3RAS*  Be ALK.OK.AN, 66 GODSDIENSTIGE Tevens is het boven alle tegenfpraak zeker, dat in China, en veele gewesten der Oostindïën, gefchreeven godsdienftige Zamenitelzels gevonden worden, welke ontwijfelbaar van laatere herkomst ziin dan de Wet van wozes; en de dwaalingen , in dezelve voorhanden , kunnen ten bewijze dienen, dat zij niet het werk eener godlijke Ingeevinge waren. Het Euangelie van Christus, zo als het begréepen is in het Nieuwe Testament, en 't welk de waarheid derBedeelinge van het Oude Testament opheldert en bekragtigt, is in uitmuntendheid boven alle andere Zamenftelzels zeer verre verheven, en mag met regt het beeld van God zeiven genoemd worden. Het behelst alles wat een mensch moet weeten, wat hij moet gelooven, cn het fielt ter neder een onfeilbaaren regel ter beftuuringe van zijnen wandel. Het verheft de deugden der godvrugtigen niet boven haarc waarde, noch het verbergt de gebreken van hun, die als voorbeelden ter naavolgingc worden voorgeftcld. Dit is het groote onderfcheidende Kenmerk der Godlijke Opcnbaaringe; aan deeze merktekens weeten wij dat zij van God kwam, en wij worden aangemoedigd om te vertrouwen op het geen als de naakte waarheid voorkoomt, zonder eenig bedrog of valfche vernisfen. Mahomet, een der loosfte Bedriegers, welke ooit den aardbodem hebben betreeden, was hier van overtuigd; hier om  GESCtilËDENIS. 6> om benaarftigde hij zich om in zijn Zamcnfteizcl over te planten alles 't geen hij van een zedelijke ftrekkinge ontmoette in de gewijde fchriften. Doch, met dit alles hadt hij de gewoonte, in het zamenraapen van zijnen Alkoran, de dingen onder elkander te mengen; zo dat dezelve bevat een mengelmoes van gevoelens, welke tot aankoomelingen zijner Leere konden doen aanneemen, beide jooden en Kctterfche Christenen; als wel overtuigd zijnde dat de Heidenfche Arabiërs niet afkeerigzyri zouden van iets, 't welk hunne eerzucht voedde, cn hunne lusten ftreelde. Van de wijze, op welke dit Werk wierdt zamengevoegd, hebben wij reeds gefproken ; thans moeten wij clen Lcezer den inhoud mcdedcelen. Onnoodig is hetj dat wij, ten dien einde, den geheelcn inhoud overfchrijven , maar alleen de voorhaamfte bcginzels melden, in zo verre zij alle de LecrftcHingen bevatten van dat berugte Zamenftelzel van godsdienftig bedrog' (1;-é , De gehecle Alkoran is verdeeld in honderdveerticn lloofdftukken ; zommigé Van dezelve zijn langwijlig en verdrietig om te leezen , andere beknopt en zaaklijk. Om dezelve behoorlijk te verftaan, zullen wij ze verkorten, in die orde, in welke zij in het Boek op elkander volgen; zorge draagende om 'er die beginzéls in te lasfehen, op welke dat valsch Zamenftelzel gebouwd is. Ieder Hoofdftuk begint Hiet eene aanfpraak tot het Godlijk OppérE 2 we»^ De  68 GODSDIENSTIGE De £LKOK.A2< weezen, altoos met de zelfde woorden. . Een enkele proeve hier van zal genoeg zijn; en 't is niet noodig dat wij dit telkens herhaalen. ,, In den naame Gods, genadig en „ bermhartig; geloofd zij God, genadig „ en bermhartig; Koning van den dag des Oordeels. Gij zijt het, wien wij aan„ bidden; gij zijt het, wien wij om hulp ver- zoeken. Geleid ons op het rechte pad, „ op het pad van hun, welke gij bege- nadigd hebt, op welke gij niet mis,) noegd geweest zijt, en wij zullen niet j, misleid worden." „ 'Er is geene dwaaling in dit Bock; „ het geleidt tot den rechten weg; de „ zulken, die regtvaardig zijn, die gcloo,, ven 't geen zij niet zien, die met vuu- righeid en ernst hunne gebeden doen, j, en in aalmoezen uitdcelen een gedeelte „ der goederen , welke hun gegecven „ wierden. Zij , die gelooven de din„ gen, welke u van boven zijn ingegee„ ven, en de zulken, welke gepredikt >, zijn vóór u, en van het einde der wac„ reld niet onkundig zijn , deeze worden >, geleid door den Heere, cn zullen geze,, gend worden. Rampzaligheid koomt „ over de Ongeloovigen. 't Zij gij hen beftraft, of hen niet bcflraft, zij zul-' „ len niet bekeerd worden; God heeft ,, hun hart, hunne ooren en hunneoogen ,, toegeflooten, en zij zullen zwaarc foli, teringen lijden. Veele menfchen zeggen, ' , wij gelooven in God, cn in den dag des » Oor-  GESCHIEDENIS. 69 „ Oordeels, en gelooven niet; zij meenen „ God te bedriegen, en de geenen, welke a „ in God gelooven, en gewisfelijk be„ driegen zij zich zei ven, en weeten het niet. God zal de zwakheid vermeerderen, welke zij in hun hart hebben, en „ zij zullen de ftrenghcden eener oneindi„ ge fmarte ondergaan, uit hoofde van hun „ liegen. Toen tot hen gezegd wierdt: „ Bevlekt de aarde niet, zeiden zij: wij ,, zijn rechtfehapene betragters van Gods ,, Wet; dit niet tegenftaande waren zij „ het, die de aarde bevlekten, en wisten „ 't niet. ,, Zegt niet dat God een medgezel heeft, „ hem gelijk, vermids gij het tegendeel weet. Indien gij twijfelt of ik mijnen „ dienstknegt gezonden hebbe , koomt „ herwaarts , en brengt te voorfchijn eeni,, ge Hoofdftukkcn, gelijk die van den Al„ koran, en roept tot getuigen de Afgo„ den, welke gij aanbidt; indien gij goede „ menfchen zijt, indien gij het niet ge„ daan hebt, of het niet kunt volvoeren, ,, vreest dan het helfche vuur, voor dc „ Ongeloovigen en de Afgodendienaars „ bereid; en verklaart aan waarc Geloo„ vigen, die goede werken doen, dat zij „ zullen genieten de onmeetelijke ver„ maaken van het Paradijs, waar in vec'o „ rivieren ftroomen- Daar zullen zij aller„ lei foorten van fchoone cn lekkere vrug„ ten vinden, welke God voor hun bc„ reid heeft ; zij zullen overleggen, of es zÜ gelijk waren aan de zulke, welke E 3 „ zij De LKOK.AN.  JU ALK.ORAK i 70 GODSDIENSTIGE „ zij voorheen in de waereld hadden. Zij .„ zullen aldaar Vrouwen hebben, fchoon „ en teder, en zullen in eeuwigduurende „ gelukzaligheid woonen. God lchaamt „ zich niet, eene kleine zaak te vergelij„ ken met eene verbaazende grootheid. „ De zulken, welke in hun hart over„ hellen om van de waarheid af te wijken, „ volgen dikmaals hunne neiging, begee,5 rig na oproerigheid, en om de uitleg„ ging van den Alkoran te verftaan; doch „ niemand verftaat deszelfs uitlegging dan „ God, en de zulken, welke in geleerdheid diep ervaaren zijn. Zij zeggen, j, wij gelooven in God; alle dingen koo„ men voort van zijne godlijke wijsheid; ,, doch alleen de wijzen verftaan het. Hce,, re, doe onze harten niet dwaalen, naa v dat gij ons geleid hebt op den rechten „ weg. Schenk ons uwe bermhartig„ heid: gij zijt zeer goeddaadig jegens „ uwe fchepzelen. Heere, gij zijt het ?, die de waereld zult vergaderen op den „ dag des Oordeels, op welken dag niets >, twijfelagtig zal bevonden worden , „ wanneer gij niet zult aangaan tegen „ uwe beloften , en wanneer rijkdom en >, kinderen den boozen niets zullen baaten, dan om het vuur der helle te ontftee-! ,, ken. Het ongeloovig gellagt van pha„ RA o, en zij die vóór hem geweest wa, ren, lasterden en zwoeren de Wet Gods , af; maar hij overviel hen in hunne zon, de; hij is zwaar in zijne kastijdingen. 5 Zeg tot de Ongeloovigen, zij zullen jj over-.  GESCHIEDENIS. 71 «,, overwonnen worden, en zij zullen te „ zamen vergaderd worden in het helfche „ vuur, 't welk voor hun bereid is. ,, Gij hebt een voorbeeld in de twee „ benden, welke ftrijd voerden voor ,, Gods heerlijkheid; zij zagen met hunne „ oogen de Ongeloovigen waare Geloovü „ gen worden, gelijk gij lieden. God ,, verfterkte met zijne hulp, welke het ,, hem behaagde; deeze zullen een voor„ beeld zijn voor dezulken, welke duide„ lijk zien. De liefde en begeerte na ,, vrouwen, kinderen, rijkdommen,over' ,, vloed van goud en zilver, paerden, vee, ,, en den landbouw, zijn bekoorlijk voor de menfchen; deeze zijn de rijkdommen „ der tegenwoordige waereld ; maar de ,, verzekerdfte toevlugt is in God. Zeg tot hen: ik zal u dingen verklaaren , ,, die veel beter zijn voor hun, welke de vreeze Gods in hunne oogen hebben. Zij zullen tot in eeuwigheid weezen „ in het Paradijs, alwaar veele rivieren „ ftroomen, nevens vrouwen, fchoon en ,, teder, en allerlei wijze van vergenoe„ ginge. God aanfehouwt ze, die hem ,, aanbidden, en die zeggen: Hcere, wij gelooven in uwe Wet; vergeef onze „ zonden, en verlos ons van de pijnen „ des vuurs. De lijdzaame, de volflan„ dige, de waare gcloovigen; de gehoorzaam , me, de goede menfchen; zij welke in „ den morgenftond God om vergiffenis „ aanroepen; de Engelen, de geleerden, „ welke de geregtigheid lief hebben, geE 4 „ tuv De \LKORAN#  72 GODSDIENSTIGE De ALKORAN ) ] i i i „ tuigen dat 'er maar één God is. De .,, Wet der zaligheid, is eene Wet, wel, „ behaagende voor zijne Godlijke Maje„ fteit; geen menscb wederfpreekt deeze „ waarheid, onder de geenen, welke de „ Gefchreevene Wet kennen , dan uit „ nijdigheid. Hij, die de geboden Gods ,, niet zal gehoorzaamen , zal zijne Godlijke Majefteit zeer naauwkeurig vinden om hen tot rekenfehap te vorderen. Indien de Ongodsdienftigen met u twis„ ten, zeg tot hen : Ik ben geheellijk „ overgegeevcn aan den wille Gods, met „ alle de geenen, die mij gevolgd heb, „ ben. Vraag de zodanigen , welke de „ gefchreeven Wet kennen , en de gec„ nen, welke ze niet kennen, of zij zich „ aan God overgeeven. Indien zij het „ doen, zullen zij den rechten weg vol„ gen,-indien zij afzwerven, dan rust op „ u geen andere verpligting, dan voor hun „ te prediken. God ziet ze die hem aan„ bidden. Verkondig zwaare folteringen „ aan de geenen, welke zijne geboden verbergen, die de Profeeten dooden, en de zulken hoonen , die het Volk , in de Regtvaardigheid onderwijzen. De , goede werken, welke zij doen, zullen , voor hun onvrugtbaar zijn op de aai% , de, en zij zullen, in de andere waereld, , van befcherming beroofd zijn. Ziet gij , niet een gedeelte van hun, die de Ge, fchreevene Wet kennen, hoe zij geroe, pen waren tot het leezen van het boek i Godsj ten einde opdat zij zouden oor- „ dee-;  GESCHIEDENIS. 73 „ deelen met regtvaardigheid, de onder„ fcheiden, welke onder hen plaats heb„ ben? doch veelen zijn wedergekeerd tot „ hunne zonden. Zy veragtten de Schrif„ ten, daar mede dat zij zeiden : Het vuur „ zal ons niet aanraaken, dan gcduurende „ een zeker getal van dagen. Zij zijn bc„ droogen in hunne lasteringe: wat zal 'er „ van hun worden, wanneer wij hen zul„ len verzamelen ten dage des Oordeels, „ op welken niets twijfelagtig zijn zal , „ en ieder een zal vergolden worden zo „ als hij zal verdiend hebben ? Geen on„ regt zal hun worden aangedaan. Zeg: „ Hecrc, gij bezit de Koninkrijken der „ waereld ; gij fchenkt de koninklijke „ waardigheid aan wien het u behaagt. „ Uit uwe hand, Heere, komt alles goeds „ voort. Gij zijt Almagtig; gij doet den „ nacht dag , en den dag nacht wor„ den 5 gij doet het leeven uit den dood, „ en den dood uit het leeven voortkoo„ men; gij verrijkt booven maate,wien „ het u goed dunkt. „ De Jooden fpanden te zamen aan te* „ gen jezus, en God deedt hunne za„ menzweering tegen hen zelve uitloo„ pen; hij kent de ontwerpen der zamen„ zweerders. Gedenk gij, hoe de Heere „ zeide: ö je sus, ik wil u doen fterven; „ ik zal u tot mij zeiven opneemen, en „ u wegneemen verre van de Óngeloovi„ gen, en de zulken, welke u gehoorzaamd ,, hebben, Hellen boven de OngelooviP, gen, ten dage des Oordeels. Die dag E 5 zaj De alkoran*  De alkoras 74 GODSDIENSTIGE „ zal u allen voor mij verzamelen; ik zal . „ het onderfcheid tusfchen u verdeelen, „ en ik zal de Ongodsdienftigen ftrafFen, „ in deeze waereld, en in de toekoomcndc. „ Niemand onder hen zal magtig zijn om „ hen te befchermen. Ik zal ze beloonen , „ die in mijne Wet geloofd, en goede wcr„ ken gedaan hebben. God heeft de On„ regtvaardigen niet lief. Ik verhaal u „ deeze verborgenheden, cn leere u den „ Alkoran. Jezus is met God, gelijk „ adam is; God fchiep hem uit de aar„ de; hij zeide: wees gij, en hij was. Dec„ ze waarheid koomt voort van uwen „ Heere, uit het getal der geenen, die „ twijfelen. Indien iemand met u twis„ te over uwe leer, zeg tot hem: Koom , „ en roep te zamen uwe kinderen en de „ onze, uwe wijven en de onze; laatcn „ wij bijeenvergaderen, en onze gebeden „ tot God opzenden; ik zal den vloek „ der Godlijke Majcftcit leggen op de lcu„ genfpreekers. Deeze waarheid is aller. „ zekerst: 'er is geen God, dan God al„ leen , de Almagtige en de wijze. Indien „ zij afwijken van zijne geboden, bij zal de „ Ongeloovigen wel gade flaan. Zeg tot „ hen: Wel hem, die de Schriftuur ver„ ftaat! Koom met woorden, even waar „ tusfchen u en ons. Dien ik eenen an„ deren, behalven God? Ik voeg geenen „ anderen nevens hem, en erken geen an„ deren Heer behalven hem. Maar in„ dien zij zijdelings afwijken van den weg t; des geloofs j God kent ze die de aarde „ zul-  GESCHIEDENIS. 75 „ zullen befmetten. Zeg tot hen : zijt gij „ getuigen dat wij in God gelooven. ö Gij die de Schriftuur verftaat, twist niet over de Wet van abraham, om te weeten, of hij het oude Verbond onl derhieldt, of het Euangclic; zij waren „ naa hem onderwcezen; misfehien zult „ gij uwe dwaaling bemerken, ö Gij die „ getwist hebt over 't geen gij niet ver* „ ftaat! Abraham was geen Jood, geen „ Christen; hij belccdt Gods Eenheid; hij „ was een waar geloovige, en niet van het „ getal der Ongcloovigen. „ Het Volk, en bijzonderlijk de gee„ ncn, welke hem naavolgden, in zijnen _ leeftijd, als mede de Profeet m a h o si e t , „ nevens alle waare geloovigen, hebben „ de waarheid zijner Wet gekend. Eer „ gedeelte van hun, aan wien voormaak gegeeven wierdt de kennis der Schrif l tuure, welke zij begeerden, leidden u af van den rechten weg; doch zij zelve ., dwaalden, en wisten het niet. ö Gij die „ de Schriften kent.' Verbergt niet boos aartiglijk de Geboden Gods; bedektnici " de waarheid met de leugen, noch houd) „ dezelve willens en weetens verborgen Veelen van hun, die de Gcfchreeveni Wet kenden, zeiden van het aanbree l ken van den dag : gelooft in 't geen hut geleerd is, die in de Wet Gods gcloo ' ven. En, nogthans, waren zij zei ven ^ in den avond, onder het getal der On geloovigen. Misfehien zullen zij be „ kcerd worden. Gelooft geene anderei » da; De ALKOaAKTt t » 1 \  De ALKORAN X x X « » 35 » 76 GODSDIENSTIGE ; dan die uwe eigen Wet volgen; zegt tot „ hen: de waare leidsman, is de leidsman „ van God. De kennis, welk u wierdt „ gegeeven, wierdt aan niemand dan aan » u gegeeven. Indien de Ongeloovigen „ tegen u zullen twisten, voor uwen „ Heere, ten dage des Oordeels, zeg tot „ hen: De genade koomt voort uit Gods „ hand. Hij is goedertieren cn alwee„ tend; hij vergeeft dien het hem be„ haagt, cn is geheel bermhartig. Indien „ gij uwe rijkdommen vertrouwt in de , handen van veelen, die de Gcfchrcevene , Wet kennen, zullen zij dezelve getrou, welijk aan u wedergeeven. „ Ik vermeerder de bezittingen der On, geloovigen om hunne fmart te vermeer, deren; in het einde zullen zij zwaare , folteringen gevoelen. God zal de ge, trouwen niet laaten in den Haat, in , welken gij u bevindt; ten eenigen dage , zal hij de goeden van de kwaaden fchei, den. Hij leert u niet het geen toekoo* , mende is; Hij kiest ten dien einde onder de Profceten welke het hem behaagt. Gelooft daar om in God, cn zijne Profceten; indien gij in God gelooft, vrees dan hem te belcedigen, en gij zult beloond worden. Gelooft gij dat de zulken, welke te fpaarzaam zijn, en gierig op de goederen, welke God hun heeft gefchonken, wel doen V integendeel, zij handelen zeer kwalijk; 't geen zij zonder reden bezuinigen, zal hen in den dag des Oordeels verwurgen. Het erfdeel des  GESCHIEDENIS. 77 des hemels en der aarde is Gods; hij kent " alle dingen. Gewisfelijk hoorde God de. " redenen van hun, welke zeiden: God „ is arm, en wij zijn rijk. Hij heeft ge„ zcgd: Ik zal aanfchrijven, 't geen zij „ hebben gefproken, en zal naauwkeunge aantekening houden van de doodüagen, „ welke zij onregtvaardig gepleegd hebben „ tegen de perfoonen der Profecten. Ten dage des Oordeels zal ik tot hen zeggen: „ Proeft en fmaakt de pijnen van het hcl„ fche vuur, welke gij verdiend hebt God leidt niet in de duisternis de gec" nen, welke hem dienen. Zijn 'er, die „ zeggen: God heeft ons bevolen de 1 ro" feeten niet te gelooven, voor dat hunne offerande door het vuur verteerd zij; l zeg gij dan tot hen: Voormaals zijn 'er " Profecten tot u gekoomen, met won" derwerken, welke gij begeerd hebt; gij zoudt hen niet geflagen hebben, indien. gij regtvaardig geweest waart. Indien " zii u beliegen, weet dat zij ook beloor gen hebben de Profecten, welke voor " u geweest zijn, die kwamen met wonl derwerken, het pfalmboek en het boek _ des lichts. , , , _ . Ieder mensch zal den dood imaaken, ên uwe vergelding zal betaald worden " ten dage des Oordeels. Hij die het hel" fche vuur zal ontwijken, en ingaan m het " Paradijs, zal gelukkig zijn. De rijkdom M van deeze waereld is flegts eene ftoffe " van hoogmoed, opdat gij in uwe bezit" tingen en perfoonen naoogt beproefd » 6 « wor- De ILKOKAX.  78 GODSDIENSTIGE Be ALKORAN s i 5 i 4 „ worden. Luistert niet na de Jooden en i „ Christenen , welke de Gefchrecvene Wet „ vóór u gekend hebben, noch na hen, „ Welke in veele Goden gelooven i zij be„ leedigen God door hunne lasteringen ; „ indien gij lijdzaamheid, en de vreeze „ Gods bezit, zult gij een zeer goed be„ fluit genomen hebben. God heeft de redenen van hun aangehoord, die zijne ■„ Gefchrecvene Wet kennen, wanneer zij „ hem beloofden san het volk zijne geil, boden te verkondigen, cn dezelve niet „ verbergen. Nogthans hebben zij de„ zelve veroordeeld, cn ze veranderd in „ een voordeel van geringe waarde, en „ hebben niet dan elende gewonnen. Denkt ,, niet dat de zulken , die zich verblij„ den in het kwaad, welk zij gedaan hebb ben, en te wege brengen dat zij gepree„ zen wórden om het geen zij niet gedaan „ hebben, de ftraffé hunner misdaaden zijn „ ontvlooden; gewisfelijk zullen zijzwaa, re folteringen lijden. „ Het Koninkrijk des hemels en der' , aarde is Gods: hij is Almagtig. De' , fchepping van hemel en van aarde, het , onderfcheid tusfchen dag cn nacht, zijn , in 't oogloopendc bewijzen zijner Al, magt, voor de zulken, die met oordcel , zijn begaafd. De zulken gedenken aan i God, ïlaande, zittende cn ncdcrliggeni de; cn de fchepping Van hemel en van aarde in aanmerking neemende , hebben zij gezegd: Heere, gij hebt deeze dingen niet te vergeefs gefchapen! gezc- * gend  GESCHIEDENIS. 79 „ gend zij uw naam. Verlos ons Van de te pijnen van het helfche vuur. Gij zult hem ongelukkig maaken, dien gij in het■„ zelve zult doen nederftorten;endeBoo„ zen zullen van befcherming ontbloot „ worden ten dage des Oordeels. Heere, „ wij hebben ze gehoord, die zeggen: Ge„ loof in uwen Heer; wij gelooven in „ uwe Eenheid; vergeef onze misdaaden; ,, delg onze zonden uit, en fchenk ons te genade om te Hervcn onder het getal „ der Regtvaardigen. Schenk ons 't geen „ gij hebt beloofd door de Profeeten, en „ laat niet toe dat wij rampzalig zijn in „ den dag des Oordeels. Gij wederfpreckt „ niet 't geen gij hebt beloofd. „ Indien gij vreest ongelijk te doen aan „ de Weczen, fchroomt dan ook de vrou„ wen te verongelijken; treedt in hethu■„ welijk met de zulken, welke 11 behaagen, „ het zij twee, drie of vier. Indien gij ,, beducht zijt, niet te zullen in fbaat zijn „ om ze allen gelijkelijk tc kunnen onder„ houden, neemt dan flegts écne terecht» „ genoote , of de flaavinnen, welke gij „ zult verkreegen hebben. Dit is aller.,, noodzaaklijkst, om God niet te belcedi„ gen. Geeft de vrouwen haar huwelijks„ goed met een goeden wil. Indien zij u w iets gecven, 't geen welbehaaglijk is in „ uwe oogen, neemt het dan aan met ge* „ negenheid en beleefdheid. „ Deelt niet mede aan de zotten het •„ vermogen, welk God tot uw onderK houd u heeft gefchonken. Helpt de „ Wee-  De •fiLK.OR.AI1 » 80 GODSDIENSTIGE „ Weezen; geeft hun de klederen, welke .„ zij zullen noodig hebben, en onder„ houdt hen betaamelijk. Onderwijst hen „ tot dat zij de jaaren van onderfchcid „ zullen bereikt hebben, en in ftaat zijn „ om in het huwelijk te trccden. Indien » gij denkt dat zij zich verihmdiglijk ge„ draagen, ftelt dan hunne goederen in hun„ nc handen, en verfpilt dezelve niet on» regtvaardig, terwijl zij minderjaarigzijn. , Die rijk is, zal hunne goederen niet , aanraaken; en hij, die arm is, zal regt, vaardiglijk ncemcn , naar gclangc der , moeite, welke hij voor hun zal gedaan , hebben. Wanneer gij hun hunne goe, deren wederom ter hand ftelt, neemt , dan getuigen van uwe daaden; God heeft goede rekeningen lief. De kinderen zullen een goed gedeelte hebben van 't geen hun vader, of moeder, of de ouders bij derzclver overlijden nalaaten; van het veele of het weinige behoort hun toe een gedeelte, bij de Wet bepaald en vastgefteld. Wanneer zij hunne goederen verdeelcn, zullen de bloedverwanten zorge draagen voor de armen en de weezen; doet hun wel,, en onderhoudt hen eerlijk. De zulken, welke vreezen een zwak naagcflagt van kleine kinderen te zullen naalaaten, bchooren te vreezen de Weezen te verongelijken; zij moeten God vreezen, om hen minzaam te onderhouden. De zulken, welke derzelvcr lijftogt onregtvaardig verfpillen, zwelgen vuur in ,, hun-  GESCHIEDENIS. gt 5, hunne ingewanden, en zullen in een grooten oven branden. God beveelt, aan u uwe kinderen. De zoon zal zo veel hebben als twee dochters; Indien ,, 'er meer dan twee dochters zijn, zullen „ zij twee derde deelen hebben van de „ naalaatcnfchap van den overleedene ; „ indien 'er ééne zij, zal zij de1 helft heb,, ben, cn haare maagfchap een zesde gedeel„ te van het geen door den overleedene ,, zal zijn naagelaaten. Indien 'er gcene „ kinderen zijn , en de bloedverwanten „ de goederen erven, zal de moeder van ,, den overleedene een derde gedeelte heb,, ben. Indien 'er broeders zijn, zal de ,, Moeder een zesde gedeelte hebben, naa ,, dat alvoorens de Legaten, bij uiterften wille befproken, en de fchulden, zullen j, betaald zijn. „ ö Gij die in God gelooft! 't is u niet geoorloofd te erven 't geen uwen vrou„ wen door geweld toebehoort. Neemt niet tegen haaren zin weg 't geen gij ,, haar hebt gegeeven, ten zij ze in open„ baar overfpel betrapt zijn. Ziet haat' „ aart met beleefdheid, indien gij eenen „ afkeer van haar hebt; misfehien haat „ gij eene zaak, in welke God grootlijks „ een welgevallen heeft. Maar indien gij „ begeert uwe Vrouwen te verflooten, om andere te neemen, en gij haar 't een en ander ten gefchenke hebt gegeeven , „ neemt dan niets van haar, 't geen haar. „ toebehoort. Wilt gij haaren rijkdom 5, neemen door een leugen cn eene IV. deel. F „ open" De 1LKOR.AW4  De ALK.OHAN i j 5 5 5 5 5 s 5: 5! 53 53 J) 55 53 5» 55 55 55 Sa GODSDIENSTIGE „ openbaare zonde? Hoe zult gij het nee,„ men, dewijl gij eikanderen zijt gena„ derd, en gij beloofd hebt haar vriende„ lijk te behandelen? Trouwt niet de „ huisvrouwen uwer Vaderen: dit ware „ bloedfchennis, vervloeking, en een boo„ ze weg. Uwe moeders zijn u ver„ booden, als mede uwe dochters, zusters, moeien, nichten, uwe minnen, „ én uwe zog-zusters, de moeders uwer „ vrouwen , de dochters , welke uwe „ vrouwen gehad hebben bij andere man„ nen, voor welke gij eene bijzondere „ zorge zult draagen. De dochters van „ vrouwen, welke gij bekend hebt, zijn , u insgelijks verbooden; indien gij haar , niet hebt bekend, zal 't geene zonde , weezen. De vrouwen uwer zoonen , zijn insgelijks verbooden, als mede twee , zusters. Wat het voorleedene aangaat, , God is genadig en bermhartig. Getrouw, de vrouwen zijn u insgelijks verboo, den, uitgezonderd de flaavinnen , welke , gij zult verkreegen hebben. Godheeft het ü alzo gebooden; uitgezonderd 't geen boven is verbooden, is het u geoorloofd te trouwen naar uw welgevallen. Indien gij vrouwen voor geld begeert, en geene hoererij noch overfpel bedrijft, geef haar het loon, zo als gij zult overeen gekoomen zijn, zo zult gij God niet verftooren; hij is alweetend, en alwijs. Hij, die niet vermogen zal , vrijgeboorene vrouwen te trouwen, zal in den echt tree. 55 den  GESCHIEDENIS. 83 $, den met vrouwen of maagden uit den „ flaaffchen ftand, zo als hij zal goedvin„ dern God kent het geloof van beiden. ,, Trouwt uwe vrouwen met de toeftem* 5, ming haarer Ouderen, en fehenkt haar „ een eerlijk huwelijksgoed. Indien vrij„ geboorene vrouwen, welke noch hoe,, rerij, noch overfpel bcdrecven hebben, „ in 't heimelijk noch in het openbaar , ^, tot een tweede huwelijk de toevlugt „ neemen, cn daar naa overfpel begaan * „ zullen zij het tweevoudige van de firaf^ fs fo der openbaare Ligtekooicn draagen.. Het huwelijk der flaavinnen is voor „ hun, die vreczen, hoererij; indien gij ,, u onthoudt van haar te trouwen, zult „ gij niet kwalijk doen. God is bermhar„ tig en genadig; hij is genegen om u „ zijne Wet te lecren, cn u te geleiden „ op den weg, welke u zijn voorgegaan* „ Hij is bermhartig en genadig jegens zijn 5, Volk. „ De zulken, welke de lusten der boo3, zen naa volgen, wijken verre af van dd „ waarheid. God wilde dat zijne Wet ,, voor u een licht zijn zou, omdat de 5, mensch zwak wierdt gefchapen. ö Gij die „ in God gelooft, verfiindt uwen leeftogt „ niet onder u met woeker; maar indien gij handel drijft, zijt vreedzaam en flil in uwe zaaken; flaat elkander niet. God „ is bermhartig jegens de gec-nen, welke „ hem gehoorzaam zijn. Hij, die hem on- gehoorzaam is, door boosheid en on„ regtvaardigheid, zal branden in het helF 2, fche? tic  U GODSDIENSTIGE De ALKORAN „ fche vuur; het is eene gemaklijke zaak „ voor God, hem te flraffen. Indien gij „ afwijkt van dood-zonden, zal ik uwe ,, misdaaden bedekken, en u doen ingaan „ in het Paradijs. Regeert niet door nij„ digheid 't geen God aan uwen Naasten „ heeft gefchonken. Mannen en vrou„ wen zullen den rijkdom bezitten, wcl„ ken zij gewonnen hebben. Bidt God „ om genade; Hij kent alle dingen. Geeft „ uwen dcelgenooten 't geen hun toe- koomt. Wij hebben een bepaald aan„ deel voorgefchrceven, eikeenen tocbe„ hoorende, in de erfopvolging van uwen „ Vader, Moeder en bloedverwanten. ,, God ziet alles. De mannen zullen ge-1 „ zag hebben over de vrouwen ; zij zul3, len haar in hunne bewaaring hebben; 5, zij zullen in hunne magt hebben den „ rijkdom, dien God haar heeft gefchon„ ken; en zij zullen zorge draagen voor „ 't geen oorbaar is voor haar uit te gee„ ven. Befcheidene en gehoorzaame „ vrouwen onderhouden, in de afweezigr „ heid haarer mannen, de geboden Gods. „ Verzet u tegen de zulke, welke ongc„ hoorzaam zijn zullen; verftoot haat „ uit uw bedde, cn kastijdt haar. „ Indien iemand zich in den nood be„ vinde, en eete van hetgeen verbooden „ is, zonder den wil te hebben van te „ zondigen, God zal hem bermhartig en „ genadig zijn. Zij zullen u vraagen , ,, wat hun vrij ftaa te mogen eeten ? Zeg „ hun dat het geooriofd is te eeten van. „ al-  GESCHIEDENIS. 85 ,, allerlei foorten van dieren, welke niet „ onrein zijn, en al wat u van God ge„ leerd is, raakende de dieren, welke gc„ wond waren van Leeuwen of Honden, ,, eet de beesten, welke gij zult neemen, „ en gedenkt aan God in het dooden van „ dezelve. Vreest God, hij is naauwkeu„ rig in het houden van rekeninge. Dee„ zen dag is het u geoorlofd te eeten 't „ geene niet onrein is, en de geregten van „ hun, welke de Gefchreevene Wet ken'„ nen; hunne gerechten zijn geoorlofd ?, voor u, en de uwe voor hun, „ Het is u geoorlofd, vrijgeboorene „ maagden en vrouwen te trouwen, wel„ ke van uwen Godsdienst zijn, en vrij3, geboorene maagden en vrouwen, die „ de Gefchrecvene Wet kennen, geevende „ haar haar huwelijksgoed met beleefd„ heid. Pleegt geene hoererij, noch over„ fpel njet haar, zo min in het verborge„ ne als in het openbaar. ,, De goede werken van hem, die uwe 5, Wet zal verzaaken, zullen onvoordee„ lig zijn; ten dage des Oordeels zal hij „ onder het getal der veroordeelden geteld „ worden. „ ö Gij die in God gelooft, wanneer gij ,, uwe gebeden doen wilt, wascht uwe , aangezigten, en uwe handen tot aan den elleboog, en brengt uwe hand boven „ uw hoofd, en over uwe voeten tot aan „ uwe enklaauwen. Indien gij befmet „ zijt, reinigt u zeiven. Indien gij krank ,» zijt, ot Op eene reize> of den aandrang F 3 „del De ALK.OR.AIf»  fcLKOHAN > 9 5. 3 y 3: s: »' P 85 GODSDIENSTIGE ,, der natuure opvolgt, of eene vrouw • „ bekend hebt, en geen water vindt om. „ u te wasfchen, legt dan de hand in het „ zand, brengt dezelve over uw aangc„ zigt, en wascht daar mede uwe handen „ af. God beveelt u niets verdrietigs , „ maar wil dat gij rein zijn zult, en be„ geert zijne genade over u te vervullen; „ misfehien zult gij hem dankbaar zijn. ,, ó Gij die in God gelooft! herroept „ in uw gemoed zijne genade, cn de be„ loftc, welke hij u gedaan heeft, wan„ neer gij zeide: wij hoorden, en gehoor» zaamden. Vreest hem, hij weet alles „ wat in uwe harten is. „ 6 Gij die in God gelooft! gehoorzaamt „ zijne geboden, en zijt waaragtig in uwe „ getuigenisfen. Draagt zorge dat nic„ mand u beweege om God te bcleedi- * gen ? door u af te trekken van 't geen „ regtvaardig is. Doet regt aan 'allen ; , zijne vrceze nodigt u daar toe. Houdt , ftceds voor öogen, dat hij alle uwedaa, den kent, dat hij zijne genade heeft be, loofd, cn groote belooningen aan de , waare Geloovigen, welke goede wer, ken doen zullen, in deeze waereld, en , dat hij de helle heeft bereid om de On* , geloovigen te ftrafFen. „ ó Gij die in God gelooft! gedenkt aan , zijne gunstbetooningen jegens u, wanneer zommige perfoonen hunne handen tegen u wijden hebben uitgeftrekt, en hoe hij u verloste van hunne boosheid. Vreest hemj alle waare geloovigen moe? p ten  G E SC HIEDENIS. 87 ten zich aan zijnen wille overgeeven. God nam de belofte aan van dekinderen, Israëls om zijne Geboden te onderhouden. Hij ftelde onder hen twaalf Over-' „ ften aan, en zeide tot hen: Ik zal met ,, u zijn, wanneer gij zult bidden. Betaalt „ uwe Tienden; gelooft in de Profeeten; „ befchermt ze, en leent mij eenige aal„ moezen. Ik zal uwe zonden bedekken, „ en u doen ingaan in het Paradijs, al„ waar veele rivieren ftroomen; en hij, welke onder ulicden een Ongeloovige zijn zal, zal van het rechte pad volko, men zijn afgeweeken. Wanneer zij af,, zworven van 't geen zij beloofd hadden, „ zonden wij hun onzen vloek, en ver„ hardden hunne harten. Zij hebben de „ woorden der Schriftuure veranderd , „ en afgezwooren 't geen zij hadden goed„ gekeurd. „ Wij hebben u de Schriftuur gezon,, den, óp parkement gefchreeven. ,De Ongeloovigen hebben dezelve met hun„ ne handen betast; en, nogthans, zeg„ gen ze, dat het klaarblijkelijk kunfte„ naarij en toverkunde is; dat zij in de„ zelve niet zullen gelooven, ten zij ze „ eenen Engel zien nederdaalen, om ze „ te bevestigen. Hadden wij eenen En„ gel gezonden, zij waren omgekoomen „ door zijne tegenwoordigheid , ten zij ,, wij hem hadden gezonden onder de ge„ daante van eenen mensch, hun gelijk , „ en even als zij gekleed. Zij befpotte„ den de Prpfeeten en de Apostelen, uwe F 4 „ voor* De  8S GODSDIENSTIGE De ALKORAH I 3 3 3 S » 5 s' 5' j; 55 SI V. ,, voorzaaten. Befpotting is nedergedaald „, op de geenen, welke hen veragtten. „ Zeg tot hen: Treedt uit door de wae,, reld, en befchouwt het einde van hun, die de Wet Gods afzweeren. Zeg tot ,3 hen : Wiens is het al wat in den hemel cn op de aarde is ? 't Is Gods. Hij zal „ zijne bermhartigheid befteeden om u te 5, behouden; ongetwijfeld zal hij u allen „ verzamelen in den dag des Oordeels, 3, Nogthans gelooven de Ongeloovigen „ niet in zijne Éénheid. Zij bedenken 3, niet, dat al wat zich beweegt des nachts, „ en over dag, en al wat in de Waereld „ is, toebehoort aan zijne Godlijke Maje„ ftcit, welke alle dingen verftaat en weet. „ Zeg tot hen: Begeert gij andere befchei> ,, ming dan die van God den Almagtigen, , Schepper van hemel en aarde, die alle , dingen voedt, en door niemand gevoed , wordt ? Zeg tot hen: Ik heb een gebod , ontvangen om de Wet der zaligheid te , omhelzen. Wcest gijlieden niet onder , het getal der Ongeloovigen. Ik fchroom , mijnen Heere ongehoorzaam te zijn, en , vrceze de folteringen, den boozen toebereid in den dag des Oordeels. Hij , , die zich zeiven zal verlosfen, zal de genade Gods genieten, welke de hoogfte gelukzaligheid is. Indien God u wil ftraffen, zal niemand u van zijne ftraffe verlosfen. Indien 't zijn wil zij, u goed te doen, Hij is almagtig, altoos zegepraalende, en bezit alle magt over zijne fchepzclen. Hij is alwijs en al, v we den, en erkennen dat het leeven dee„ zer waereld niets meer is dan bedrog en ijdelheid, en het leeven der toekoomen„ de waereld vol van gelukzaligheid voor „ de regt vaardigen. Nogthans worden de „ boozen niet bekeerd. Ik weet, dat gij „ vertoornd zijn zult op de zulken, die » zeggen zullen: zij verlangen u te gehoor- zaamen, en zullen uwe leer verzaaken. „ Zij, die Gods geboden vcragten, zijn „ godloos. Zij hebben de Profee ten, uwe Voorzaaten, beloogen. De Profeeten „ verdroegen hunne leugens, en waren „ geduldig, tot dat wij hen verdelgden. „ God wijkt niet af van het geen hij heeft », beloofd. Gij weet wat de Profeeten (, voorfpeld hebben: Indien de menfchen „ u verlaaten, kunt gij begeeren op aarde „ te blijven, om hen te onderwijzen, en „ ten zelfden tijde in den hemel te zijn, om „ wondertekens te doen ten voorfehijn , koomen, getuigenisfen uwer zendinge ? , Indien het Gode dus behaagd hadde , , zou hij hen allen op den rechten weg , gebragt hebben; en zij zouden niet be, hoord hebben onder het getal der On- „ wee-  GESCHIEDENIS. 91 'n weetenden. Zekerlijk hoort hij de ge„ beden der Regtvaardigen, welke naar ,, zijn woord luisteren. Hij zal de opftan„ ding aan de dooden geeven, en hen bij„ een verzamelen om belooning te ontvan„ gen naar hunne verdienften. Zij heb„ ben gezegd: wij gelooven niet in den Profeet, indien hij ons geene wonder„ werken vertoone van zijnen Heere. Zeg ,, tot hen r God heeft u veele wonderwer„ ken doen zien, doch de meesten uwer „ verftaan ze niet. De dieren, welke op „ de aarde wandelen , en de vogels die in „ de lucht vliegen, behoorcn onder het „ getal zijner ichepzelen. Wij hebben „ niet verzuimd iets te fchrijven van het „ geen gefchreeven ftaat in het boek, „ welk in den hemel wordt bewaard. Al„ le menfchen zullen ten cenigen dage voor „ God verfchijnen. De zulken, die in „ zijne Wet niet geloofd hebben, zullen „ doof en ftom zijn, en in de duifternis „ wooncn. God misleidt dien het hem j, behaagt, en geleidt op den rechten weg ,, dien hij goed vindt. Zeg tot hen .* hebt „ gij de ftraffe van God gevoeld ? „ 't Is God die de winden zendt, om ,, den regen te verdrijven, wanneer zij de ■ wolken voeren; zij drijven ze voort „ met water belaaden, na plaatzen, dor, „ dood, en verwoest, en doen den regen „ aldaar nedervallcn, opdat zij de kruiden „ en vrugten mogen voortbrengen. Alzo „ zullen wij de dooden wederom doen op„•ftaan. Misfehien zullen de menfchen 5) ge* De ALKORAN,  De ALKORA> 92 GODSDIENSTIGE „ gedenken, dat het goede land goede vrugten voortbrengt, door de toelaating „ van zijnen Heere, en dat het flegteland „ alleenlijk Dolik voortbrengt. Ik leer „ mijne geboden den zulken, die niet on,, dankbaar zijn. Zekerlijk zonden wij „ noach om de menfchen te onderwij* „ zen. Hij zeide: ó Gij volk, dient flegts „ éénen God; indien gij een anderen be„ halven hem aanbidt, zult gij geftraft „ worden in den dag des Oordeels. Hun„ ne Overften antwoordden: ö noach, „ gij zijt in eene groote dwaaling. Hij „ hervatte: ik dwaal niet; ik ben een bo* „ de, van God gezonden om zijnen wil te „ prediken. Ik geef den allerheilzaamflen „ raad; God heeft mij geleerd 't geen gij „ niet weet. Dunkt het u vreemd , dat „ hij tot u zijn gebod heeft gezonden , „ door de tong van eenen mensch, u ge„ lijk, om u de pijnen der helle aan tekon,, digen? Vreest God, hij zal uwe zonden vergceven. Maar zij beloogen noach. „ Wij bewaarden hem in de Ark, met de ■, zijnen, en verdronken ze, die onze Wet , veragtten. _ Zij waren ten eenemaal , blind. Wij zonden hod tot zijnen , broeder aad, en tot zijn gezin. Hij , fprak: ö gij volk, dient flegts eénen God; , wien zult gij aanbidden, of wien vreezen , , dan God? De onderwijzers antwoord, den; gij zijt in eene zeer groote dwaa, ling ,• wij gelooven dat gij behoort onder , het getal der leugenaaren. Hij ant, woordde; ik ben geen leugenaar,- ik ben „ een  GESCHIEDENIS. 93 . een bode van God gezonden, om zijne geboden te verkondigen. Ik geef goeden; " en heilzaamen raad. Verwondert u niet *' dat God ü Zijne inzettingen leert door " de tong van eenen mensch, gelijk gij, " welke aan u zijn welbehaagen verklaart. *' Gedenkt dat hij u naa noach opdeaar*' de heeft gelaaten, dat hij u heeft doen toeneemen in getal, fterkte en magt; !' herdenkt in uw gemoed aan zijne gena, de, en gij zult gelukkig worden. Zij ' antwoordden: zijn wij daar toe gekoo* men dat wij flegts éénen God zullen " dienen, cn verlaaten 't geen onze Va" cfers hebben aangebeeden? Toon ons de " waarheid van hetgeen gij predikt, in„ dien gij waaragtig zijt. Hij zeide: De toorn en de verontwaardiging Gods zul9\ len op u nederdaalen. Wilt gij met ons ' redentwisten over de naamen, welke gij , en uwe Vaderen aan uwe Afgoden hebt " gegeeven? God geboodt u niet hen te " dienen; ook hebt gij geene reden om het ' te doen. Verwagt uwe ftraffe; ik zal '' dezelve met lijdzaamheid verwagten. ' „ Een opene brief van God, en zijnen „ Profeet, aan de Ongeloovigen, met wel, ke gij een beftand hebt geflooten. Reist in veiligheid den tijd van vier maanden. " Weet dat gij God niet onvermogende zult maaken, en dat hij fchande op uw , voorhoofd zal leggen. Raad aan het \, volk, op den grooten dag der pelgrimaadje, van God en zijnen Profeet. Goc L keurt niet goed de daaden van hun, die De iLKORAV»  De ALKORAN 5 5 3 > 9j 5 •1 >: sJ 55 5» }> S> 3» 5> 3> 94 GODSDIENSTIGE „ dc -Afgoden aanbidden; zijn Profeet is ,,, onfchuJdig aan de zonden. Indien gij " 3 weei> Z,uIt gij wel docn- Indien gij „ de Wet Gods verlaat, weet dat gij de >, ftraffe uwer zonde niet zult ontvlieden. „ Verkondig den Ongeloovigen , dat zii „ zwaare pijnen zullen lijden, behalven » die geene, met welke gij een beftand ge„ maakt hebt, welke niet afwijken van 't „ geen zij beloofd hebben ; en dieniemand » tegen u belchermen. Volbrengt naauw», Keurig, tot aan den voorbeitemden tijd » t geen gij hun beloofd hebt. God heeft ■ ze hcJJle hcm deezen. Wanneer de „ maand Hcran zal vcrloopen zijn, doodt ' hc" overal daar gij Zc zult ontmoeten; , maakt hen tot flaaven; houdt hen ingc- ' huieï,mA' fn merkt °P waarzi' gaan om , hun hmderlaagcn te fpannen. Indien zij ' Hf2SCrCn' iSCn/y tenbeitemden , tijde bidden, en Tienden bctaalen, laat , hen dan met rust: God is genadigjegens de geenen, welke zich bekeeren In , dien de Ongeloovigen u om kwartier verzoeken, geef hun dan kwartier, ten einde opdat zij het Woord Gods mVen leeren. Onderwijs hen in zijne gebo den, want zij zijn onkundig. Hoe zouden zij vrede hebben met God en zij nen Profeet; indien zij in den eenen , noch in den anderen gelooven , tnW zonderd de geenen, met welke gij een jSt n o^ï gemaakt in den TerSpei te Mekka? Indien zij hunne belofte jegens u volbrengen , volbreng dan ook't geen » gij  GESCHIEDENIS, 95- „ gij hun beloofd hebt. God heeft ze lief, „ die zijne vreeze in hunne oogen heb-; „ ben» Hoe zullen zij vrede met u heb„ ben ? Indien zij voordeel over u bezit„ ten, zullen zij uwe verbintenis noch za„ menlpanning eerbiedigen. „ Zü zullen wél van u fpreeken, en u „ in hunne harten veragtcn. De meesten „ hunner zijn godloos; zij hebben de rijk„ dommen deezer waereld gefchat bovTen „ Gods geboden, en hebben het volk be„ let zijne Wet naa te volgen, als of zf y, niet wisten wat zij dccdcn. Zij draigen „ geen ontzag toe aan de waare geloovi„ gen, waar in zij grootlijks te berispen „ zijn. Indien zij zich omkceren, en op „ den beflemden tijd hunne gebeden doen, „ indien zij Tienden betaalen , zullen zg uwe broeders in God zijn. Ik onderwijs „ de Verborgenheden des Geloofs aan de „ zulken, die het verftand hebben om de„ zelve te kunnen begrijpen. Indien zij „ hunne belofte breeken, en de leden van „ uwen Godsdienst verontrusten, doodt „ dan hunne leidslieden, als perfoonen zon„ der geloof; misfehien zullen zij een einj, de maaken aan hunne godloosheid. Slaat „ inzonderheid de zulken, die hun Geloof „ verzaaken, die getragt hebben den Pro„ feet uit Mekka te verdrijven, en begon„ nen hebben u te flaan. Zult gij hen vree„ zen? zult gij door hen verfchrikt wor„ den? 't Is redelijk dat gij God vreest. „ Indien gij in zijne Wet gelooft, beftrijdt v hen; God zal hen kastijden door uwe „ han¬ ig*  De ALKORAN 96 GODSDIENSTIGE „ handen; hij zal hen onaanzienlijk maa„ ken, en u tegen hen befchermen; hij zal „ het hart der waare Geloovigen verfter,, ken, en de droefgeestigheid uitdrijven. Hij vergeeft dien het hem behaagt; hij „ weet alle dingen, en isallervoorzigtigst „ in alles wat hij beveelt. Denkt gij van „ God te zijn verlaatcn , cn dat hij nieton„ derfcheidt de geenen, welke kloekmoe,,, diglijk hebben ge vogten voor zijne Wet, „ van de zulken, welke de Afgoden heb„ ben aangebeeden, en zijnen Profeet ori„ gehoorzaam zijn geweest ? „ Zij, die in God geloofd hebben, van „ de boozen zijn afgeweeken, en hunne „ goederen cn perfoonen gebruikt hebben ,, om voor zijne Wet te ftrijden, zullen een bijzonderen trap beklimmen, cn eene „ bijzondere plaats beklcedcn, nabij zijne ,, Godlijke Majefteit ,• zij zullen te geluk„ zaliger wcezen. God, door zijne goed- heid, heeft hun verklaard, dat zij zul„ len ingaan in aangenaame lusthoven, in „ welke zij ceuwiglijk zullen blijven. Bij „ God is een zeer groot loon. „ ó Gij die gelooft! gehoorzaamt niet „ uwen vaderen, noch uwen broederen , „ die liever verkiezen de godloosheid dan „ het geloof te volgen. Zij, die dezelve „ gehoorzaam zijn, zullen zwaarlijk mis^, doen. Indien uw vader, uwe kinderen, „ uwe broeders, uwe huisvrouwen, uwe „ bloedverwanten , uwe vrienden, de „ rijkdommen, welke gij hebt gewonnen, „ de vreeze van uwe fchatten te zullen „ ver-  GESCHIEDENIS. 97 „ verliezen, en de fchroom voor armoede, „ grooter vermogen op u bezitten dan „ God cn zijn Profeet, cn u beletten voor j, het geloof te ftrijden, dan zal het gebod „ Gods tegen u volvoerd worden. Hij „ geleidt niet de boozen en, Hij heeft, bij „ menigvuldige gelegenhcden,ubefchermd. „ Gedenkt aan den dag des ftrijdens bij „ HAHiM, toen gij u verheugde in de „ menigte uwer manfehap; zij deedt u j, geen voordcel: vreeze deedt u de plaats ,, te eng worden om te vlugten, en gij ,, keerde te rug als overwonnenen. Ge■„ denkt dat God, ten dien tijde, zijnen » Profeet en de waaré geloovigen bragt op „ eene plaats van veiligheid , en onzigt„ baarc Krijgsbenden zondt om de Onge„ loovigen te tuchtigen. Hij vergeeft de „ zonden zo als het hem behaagt; Hij is „ bermhartig cn genadig. j, Waare geloovigen zullen zich niet ver„ ontfchuldigen van te vegten, of hunne „ bezittingen en perfoonen tendicnfle van ,, Gods Wet te gebruiken; Hij kent de gee„ nen, welke hem vreczen. Zij, die niet „ in God gelooven, noch in den dag des „ Oordeels, weigeren met u te gaan. Zij „ twijfelen aan de verborgenheden des „ Geloofs; maar zij zullen in hunne twijj, feling volharden tot hunne befchaamin„ gei Hadden zij genegenheid gehad om „ tegen den vijand op te trekken, zij hadj, den wapens om zulks te volvoeren. God „ veragtte hun optrekken, maakte hert „ onagtzaam, en deedt hen blijven bij de' IV4 deel* G «, kran* De .ALKOK.AN»  De ALKORAN. 98 GODSDIENSTIGE „ kranten, dc vrouwen en de kinderen, „ Indien zij met u waren opgetrokken, „ zij zouden meer verwarringe dan gene- „ genheid mede gebragt hebben voor den „ dienst van zijne Godlijke Majcftcit. Zij „ haaten u; nogthans luistert gij naar hen. „ God kent ze die te berispen zijn. Zij „ haatten u voormaals, befchuldigden u „ van alle hunne misdrijven, tot dat, door „ de godlijke toelaating, de waarheid aan „ den dag kwam, tegen hunnen wil. Vec- „ len hunner zeiden : verontfchuldigtons, „ en ergert ons niet, en zij zei ven ver vie- „ len in ergernis en godloosheid. Maar „ de helle is dc woonplaats dier boozc „ lieden. Indien u iets goeds wedervaa- „ re, zijn ze onvergenoegd; indien u iet ,, kwaads overkoome, zeggen zij: zij ga- „ ven agt op zich zei ven en voorzagen „ het, cn fchcidden van u af met blijd- „ fchap. Zegt tot hen: niets wedervoer „ ons, dan 't geen God beftemd hadt; hij „ is onze Heer. Alle waren Geloovigen „ gcevcn zich over aan den wil van zijne „ godlijke Majefteit. „ 'Er is geene vcrontfchuldiging voor „ u; gij zijt waarlijk godloos. Indien God „ iemand uwer vergeeve, hij zal geftreng- „ lijk ftralfen de geenen, welke voortgaan „ met hem te beleedigen. Dc boozenlee- „ ren onder hen godloosheid aan hun naa- „ geflagt; zij wijken af van de waarheid. „ Zij gaan hand aan hand , en fpannen zamen „ in ongehoorzaamheid tegen God. Zij ver„ geeten God, cn God vergeet hen. Hij heeft  GESCHIEDENIS. 95 „ heeft voor hun de Helle bereid, in wel„ kc zij ceuwiglijk zullen blijven. Hij ,, heeft hen vervloekt, cn zij zullen de „ foltering van oneindige pijnen gevoe„ len. De boozen, welke vóór u geweest „ zijn, zullen ze ondergaan gelijk gij. Zij „ waren magtiger dan gij; zij bezaten een „ voorraad van goederen, en hadden veele „ kinderen. Zij bezaten een deel van hun„ nen lijftogt, en gij bezit het uwe, ge„ lijk uwe voorzaaten deeden. Gij waart „ in godloosheid gedompeld, gelijk zij daar „ in gedompeld waren; doch de goede wer„ ken, welke zij in deeze waereld gedaan „ hebben, zullen hun geen voordeel aan„ brengen, cn ten dage des Oordeels zul„ len zij geteld worden onder het getal dei" „ rampzaligen. Hebben zij niet gekend „ de gefchiedenis uwer voorzaaten , de „ gefchiedenis van het volk van noach, „ van aad, van temod, van aüra„ ham, en de Heden, welke verdelgd „ Wierden ? „ De Profeeten verkondigden hun de „ geboden Gods, die hun geen onregt „ aandcedt. Zij deeden fmarte op zich „ zclven nederdaalen, door de gruwelijk* „ heid hunner misdaaden. De waare ge* „ loovigen gehoorzaamen eigenaartig aan „ elkander; zij gebieden te doen dingen , „ welke eerlijk zijn; zij verbieden te doen „ 't geen niet is goedgekeurd. Zij doen „ hunne gebeden ten beftemden tijde, dee„ len Tienden uit, en gehoorzaamen God „ cn zijnen Profeet. God zal hen hunne G 2 „ zon- 3e ALKOIIAWj  ioo GODSDIENSTIGE ALKOllAK. „ zonde vcrgeevcri ,• hij is Almagtig, en „ heeft hun lusthoven beloofd, in welke j, veele rivieren itroomen, en eene woo„ ning vol vergenoeginge in Eden. Hij „ heeft hun zijne genade beloofd, welke „ de volmaaking der gelukzaligheid is. „ ö Profeet! ftrijd tegen de Ongcloo„ vigcn; verfterku zeiven tegen hen. Do „ helle zal hunne wooning zijn. Zij zul-. 3, len zwecren bij den naam Gods dat zij ,-, u niet gehekeld hebben. Nogthansheb„ ben zij u gelasterd, en woorden gefpro- ken vol van godloosheid. Zij hebben „ ontkend, verrijkt te zijn geworden door ,, de genade Gods, en van zijnen Profeet. „ Indien zij wederkeeren, zullen zij wel „ doen. Indien zij het geloof verhaten , 5, God zal hen ftraffen, in deeze Waereld, en in dc toekoomende, met zwaare fol„ teringen. Op aarde zullen zij geenen ,, befchermer vinden. 'Er waren 'er on„ der hen, die genegen waren om met God „ in een verdrag te trecden, cn hebben „ gezegd: Indien God ons goed doe, zullen „ wij in Hem gelooven. Toen hij hun „ wel deedt, waren zij vrekken cn gieri„ gaarts. Zij hebben gedwaald, en zijn zijnen geboden ongehoorzaam geweest; „ doch hij ftrafte hen, ter oorzaake van „ hunne Öngcloovighcid. Hij heeft het „ in hunne harten geprent tot aan den dag „ des Oordeels , omdat zij hem ongc„ hoorzaam geweest zijn , hunne be- loften fchonden, en om reden van hun«, nc leugens: weeten zij niet dat God » ver-  GESCHIEDENIS. 101 „ verftaat 't geen zij in hunne harten ver„ bergen, en dat hij kent 't geen tegen„ woordig, voorlceden en toekoomende -> is? „ Verwonder u niet, noch over de „ grootheid hunner bezittingen, noch over „ het getal hunner kinderen; God zal van „ dezelve gebruik maaken, om hen indee„ ze waereld te kastijden, cn zal ze in hunne „ godloosheid verdelgen. Toen hun het gc„ bod wierdt gezonden om in God te geloo„ ven, en met zijnen Profeet ten ftrijde te ;„ trekken, verzogten u devermogendften „ onder hen om verfchoond te mogen „ worden, en zeiden: Laat ons bij dc gee„ nen, welke in hunne huizen blijven, bij „ de kranken, dc vrouwen en dc kleine „ kinderen. God verhardde hunne har„ ten, en zij zullen nimmer het vertrou„ wen leeren. De Profeet en de waare „ geloovigen, welke met hem waren, en „ ftrceden, cn hunne perfoonen en goede„ ren in den dienst Gods gebruikten, zul„ len gezegend worden; hij heeft vooi „ hun lusthoven bereid, in welke veele „ rivieren ftroomen, met volmaaking van gelukzaligheid. „ Zommigen der Arabieren kwamen om „ zich te verontfchuldigen van ten ftrijde „ te trekken, en de zulken, welke Goc „ en zijnen Profeet verzaakten, blccven „ in hunne huizen ; doch zij zullen zwaa„ re folteringen gevoelen, uit hoofde van „ hunne ongeloovigheid. De kranken. de onmagtigen, en de zulken, v/ienhet G 3 •> aar De ALK011AN>  De ALKORAI* « ge- 102 GODSDIENSTIGE „ aan de middelen ontbreekt om den krijg t» te volgen, mishaagen God niet door in „ hunne huizen te blijven, mids zij ge„ trouw zijn aan zijne godlijke Majefteit „ en den Profeet. Dc Regtvaardigen zijn „ niet verpligt meer te doen dan in hun, „ ne magt ftaat; God zal hun bermhartig „ en genadig zijn. De zodanigen, welke „ zich bij u vervoegden om te vegten, en „ welke gij liet heenen gaan, om gebrek „ aan moed en dapperheid, belccdigden God „ niet; zij keerden weder in hunne huizen „ met traanen in hunne oogen, misnoegd ■>, op zich zeiven, omdat het hun ontbrak „ aan middelen, welke zij konden gebrui„ ken ten dienfte der godlijke Majefteit. „ De Oorlog is beftemd voor de zulken , „ welke u verzoeken om hen te verfchoo,, nen, welke rijk zijn, cn middelen hebben „ om te kunnen beftaan; zij verzoeken „ verlof om bij hunne vrouwen cn kindcv ren te mogen blijven. God heeft hunne „ harten verhard, en zij weeten 't niet, « Zij zullen koomen om zich te veront„ fchuldigen ; wanneer gij hun zult ont, „ moeten, zeg dus tot hen: verontfchul„ digt u niet, ik geloof u niet; God „ heeft ons uw nieuws te verftaan gegee„ ven; Hij, als mede zijn Profeet, heeft uwe goede werken ijdel en onvoordcclig „ gemaakt. Ten eenige dage zult gij ver„ fchijnen voor hem, die weet, wat te„ genwoordig, voorlceden en toekoomen„ de is; Hij zal u doen herdenken al wat » gij gedaan hebt, en zal u ftraffen naar  GESCHIEDENIS. 103 gelange van uwe wanvcrdienftcn. Bij den naam Gods zullen zij u bezwceren, 1 wanneer gij hen genaderd zijt om van " hun te wijken. Wijk af van hun, zij „ zijn vol onreinheid; de helle zal hunne wooning zijn, in welke zij zullen gepijnigd worden orn hunne misdaaden. „ Zij zullen u fmecken hen lief te hebben ; indien gij hen lief hebt, weet dat God eenen afkeer heeft van de geenen, welke Hem ongehoorzaam zijn. ö Arabi'èrs, welke niet onderhouden de gebo„ den, welke God zijnen Profeet heeft gezonden , zijt gij godloozer cn ondankbaarder ? God weet alle dingen , cn is alwijs. Men vindt 'er onder n de Arabier s, die het geld voor vcr" looren rekenen, welk zij in den dienst van God beflecden, cn verfchuiven hun „ vertrek om het uwe te vertraagen, en " doen u wagten. Het lot der rampzalig* " heid is op hun; God verftaat al wat zij W zeggen, cn kent alle hunne bedrijven. n 'Er zijn zommigen onder u , welke in God gelooven, en in den dag des Oor^ deels. Zij zijn van mecninge dat hunne uitgaven in den dienst van God hen doen naderen tot de Godlijke Majefteit , en zij nodigen den Profeet om voor hun te " bidden. God zal hun zijne bermhartig',' heid fchenken ; Hij is genadig en goeder„ tieren jegens de geenen, welke hem gc„ hoorzaam zijn. Zij die allereerst teMe„ dina aankwamen, de eerften van hun, „ welke Mekka verlieten, om zich af te G 4 fchei. De lLKOKAN.  Be i i I Ï04 GODSDIENSTIGE „ fcheiden van de boozen; de zodanigen, .„ welke tegenwoordig waren in den flag „ van Beder, en zij, welke hen naavolgp den in goed doen, zullen Gods genade „ genieten. Hij heeft voor hun lustho., ven bereid, waarin veele rivieren ftroo„ men, nevens de hoogfte gelukzaligheid, „ De zulken, die van gedagten waren, ?, dat de Tempel, door de Ongeloovigen, „ gebouwd , om de Regtvaardigen te „ verleiden, om de boozen van de goeden „ te onderfcheiden, en de zulken gade te „ flaan, welke voorheen tegen God ge„ ftreeden hadden, en tegen zijnen Pro- feet in den Tempel zijner Godlijke Ma„ jefteit, zweeren dat zij wenfehen wel te „ doen, en dat hunne oogmerken eerlijk zijn. Maarzij zijn leugenaars, en God „ zal getuige zijn van hunne valsheid. Doe „ uwe gebeden niet in dien Tempel. Doe uwe gebeden in den Tempel, opdevree„ ze Gods gebouwd; dit is redelijk; 'er », zijn perfoonen in dien Tempel, welke begeeren gereinigd te worden. God be„ mint de geenen, welke eene reine ziel „ hebben. Wie is de man, die allerbest ,, bouwt; hij die zijn gefligt grondvest op , de vreeze Gods, of hij, welke degrond, flagen van zijn gebouw legt op den kant , van een zandbank, die inflort en zich' , zeiven verwoest? Zij, welke meencn, , den Tempel, door de Ongeloovigen ge, bouwd, met oogmerk om het volk te , verleiden, den Tempel Gods te wee, zen, zullen met dien Tempel, en met de » On-  GESCHIEDENIS, rog Ongeloovigen, welke denzelven gebouwd hebben, verbrand worden in het helfche i „ vuur. God geleidt de onrcgtvaardigen niet; hun gebouw zal alleenlijk dienen „ om hen te pijnigen. God kent hunne „ ontwerpen, en is alwijs. Hij koopt van _ de waare Geloovigen hunne zielen en „ hunne goederen, en geeft hun het Pa„ radijs. Indien zij verflagen worden, of „ indien zij flaan wanneer zij voor het gc„ loof zullen ftrijden, zullen zij hebben 't „ geen hij hun heeft beloofd in het Oude „ Testament, het Euangelie en den Alko„ ran. Wie voldoet beter aan hetgeen hij „ heeft beloofd, dan God ? Verkondig „ hun, dat zij eenen goeden koop hebben „ gcflooten; zij hebben het hoogfte top„ punt van gelukzaligheid beklommen. Zij _ die vast zijn in hun Geloof, die God „ bidden, eeren cn dienen, die zijne ge„ boden onderhouden, en alle waare Gc„ loovigen, zullen dc vermaaken van het „ Paradijs genieten, met allerlei vergenoe- p ging- „' J , . „ De Profeet en de waare geloovigen „ moeten God niet om vergiffenis bidden „ voor de ongeloovigen,'niet tegenftaande „ zij hunne bloedverwanten zijn, dewijl „ zij weeten dat zij, ter oorzaake van „ hunne ongeloovighcid, verdoemd zijn. „ Abraham badt niet voor zijnen Va„ der, voor en aleer hij flegts ééncn God „ hadt beleeden. Toen hij wist dat zijn „ Vader een vijand Gods was, verklaarde w hij zelve een vijand van zijne zonde te G 5 wee- £!e LKOllA^t É  De ALKORAN' lo6 GODSDIENSTIGE „ weezen. Hij hieldt op met voor hem „ te bidden, hoewel hij uitermaate liefdc„ rijk en geduldig was in zijne verdrukkin„ gen. God misleidt hen niet, welke hij „ op den rechten weg gebragt heeft. Hij „ geeft hun te verftaan, wat zij behooren „ te doen. Hij kent ze, welke verdienen ,, verleid te worden, en de zulken, wel„ ke verdienen geleid te worden langs den ,, rechten weg. Het Koninkrijk des he„ mels en der aarde is Gods; hij geeft het „ leeven en den dood wien het hem be„ haagt. Wie, behalven God, zal u bc,, fchermen? Hij heeft zijne genade den „ Profeet gefchonken, en de zulken, wel, „ ke hem in zijne verdrukking volgden, „ alhoewel het 'er weinig af ware, of de ,, harten van veelen onder hen helden over „ tot de zijde der Ongeloovigen. Doch „ God vergaf het hun. „ ö Gij die in God gelooft! ftrijdt tegen ,, de geenen , welke u zouden willen „ inwikkelen in godloosheid. Wecst „ wakker; en weet dat God is met de „ geenen, welke zijne vreeze voor „ oogen hebben. Toen God het een „ of ander Hoofdftuk des Alkorans „ van den hemel deedt nederdaalen, zeiden ,, zommigen hunner, uit veragting: Dit „ zal het geloof deezes volks doen aan„ groeien. Zekerlijk, het vermeerderde ,, het geloof der waare geloovigen ; het „ verheugde hen, en ontftak den toorn ,, zijner Godlijke Majefteit tegen de On„ geloovigen, die in hunne befmettingen „ vol-  GESCHIEDENIS. 107 „ volharden, en in hunne boosheid fterven. Zij weetcn niet dat God de goc- j ,, den beproeft, eens of tweemaal in 't „ jaar: zij zullen niet bekeerd worden; 't „ is verlooren tijd voor hen te prediken. „ Wanneer God van den hemel zondt een „ Hoofdftuk van den Alkoran, zagen zij „ elkander aan, en zeiden: ziet iemand „ ons ? 7A) keerden weder tot hunne god„ loosheid, cn God keerde hunne harten „ af van den rechten weg, omdat zij de ,, waarheid niet wilden leeren. God heeft „ u een Profeet gezonden van uwe eigen „ Natie, welke vuuriglijk verlangt u van „ uwe hardnekkigheid te verlosfen, en „ zeer genegen is om u te onderwijzen in „ den weg der zaligheid, God is weldaadig „ en ontfermende jegens de waare geloo„ vigen. Indien zij 'het geloof verlaatcn, „ zeg tot hun: God is mijn befchermcr, „ 'Er is maar één God. Ik beveel mij ,, zeiven aan den wil zijner Godlijke Ma„ jeftcit; Hij is de Heere van den luister„ vollen throon. „ God helpt de Ongeloovigen niet, wel. „ ke dienen 't geen hun geen voordeel kan „ aanbrengen, noch hen befchadigen, cn „ zeggen: Hunne Afgoden zullen voor „ hun ten beste fprecken. Zult gij God „ onderwijzen in eenige zaak, welke Hij „ niet weet, van 't geen in den hemel of „ op de aarde is P Geloofd zij God! Hij „ heeft geen deelgenoot. Alle menfchen „ waren van eenen zelfden Godsdienst, „ vóór dat dc ongcloovighcid plaats nam; „ en De iLKOHAK'  De J&LKORANi i ip8 GODSDIENSTIGE » en indien God niet gezegd hadde, dat Hij de ilraffe der boozen zou uitftcllen „ tot den dag des Oordeels- zou hij hen „ reeds verdelgd hebben in deeze waereld, „ ter oorzaake van hunne Godloosheid. „ Zij zeggen: Wij willen niet gelooven in „ den Profeet, indien God niet eenige „ wonderwerken in hem doe te voorfchijn „ koomen. Zeg tot hen; God weet het „ geen zijn zal; verwagt, ik zal met u „ wagten, Wanneer wij hun vergenoe„ ging gaven te fmaaken, naa hunne ver„ drukking, bedilden zij onze gebeden. „ Zeg tot hen: God is behendiger dan gij; „ zijne boden zullen uwe behendigheden „ opfchrijven. Hij is het, die dc menfchen „ doet reizen op de aarde en over de zee; „ Hij is het, die hun een voordecligen >, wind zendt, om zich te verheugen op „ hunne fchepen. Wanneer hen een ori„ weder overvalt , gelooven zij dat de „ baaren hen zullen bedekken. Dan roe„ pen zij God aan met het verlangen om „ zijne Wet te omhelzen, cn zeggen: In., „ dien God ons uit dit gevaar verlosfe, „ zullen wij in zijn Eenheid gelooven, en „ hem dankbaarheid betooncn voor deeze „ bermhartigheid; doch , verlost zijnde uit „ het gevaar, volharden zij in hunneboos, heid. ,, ö Mijn volk! gij haalt elende over u „ zeiven; gij begeert niets dan den rijkdom , deezer waereld. Gij allen zult voor ons , verfchijnen, om geoordeeld te worden , naar uwe werken. Het leeven derwae-  GESCHIEDENIS, iccj « reld is gelijk aan den regen, welken wij „ van tien hemel doen nederdaalen; hij „ doet allerlei kruiden en planten ten voor„ fchijn koomen, tot voedzel van men„ fchen en dieren. Wanneer de aarde met „ bloemen verfierd, en met haare vrugten ■„ verrijkt is, geloovendikmaals de inwooners het vermogen te bezitten om dcr„ zeiver uitfpruiting te veroorzaaken. i, Dan zenden wij onze kastijdingen dag H en nacht op de aarde, en maaken haar „ zo kaal als of zij den voorgaanden „ dag geene vrugt hadt voortgebragt. Al„ dus openbaar ik verborgenheden aan de zulken, die het verftand bezitten om i, dezelve te kunnen begrijpen. Zij fraec„ ken hunne zaligheid van God. Hij maakt „ zalig, en brengt op den weg der zaligheid, „ wien het Hem behaagt. Hij zal niet be.., dekken het aangezigt van hun, die goede „ werken gedaan hebben. Zij zullen zon„ der fchaamte verfchijncn, cn in het Part radijs woonen, alwaar zij eeuwiglijk zullen blyven» En dc zulken, die kwaad „ hebben gedaan, zullen geftraft worden „ naar hunne wanverdienften; zij zullen " met fchande bedekt worden , en niemand „ zal in ftaat zijn om hen te befchermen. rt Zij zullen even eens zijn, als of een groot gedeelte van de donkerheid des nachts " hun aangezigt bedekt hadde; zij zullen " veroordeeld worden tot het helfchc vuur, alwaar zij eeuwiglijk zullen blijven. Denk aan den dag, op welken wij i de echcelc wacrcld zullen verzamelen, De  ito GODSDIENSTIGE De At. KOU.AS' x X 5) » xt n » „ en tot dc Ongeloovigen zeggen: Dc „ helle zal uwe wooning zijn. Waar „ zijn dc Afgoden, welke gij hebt aange„ beeden ? Wij hebben u van elkander af„ gefcheiden. Hunne Afgoden zullen tot „ hen zeggen: gij hebt ons niet gediend; „ God is getuige. Was "'er iets tusfchen „ u cn ons,'t welk ons deedt onkundig „ zijn van uwe aanbiddinge? Zijn uwe Af„ goden bekwaam om u op den rechten weg „ te geleiden ? God leidt het volk op den „ weg der zaligheid. Wien moet men „ meer volgen, hem, die het volk op den » rechten weg leidt, of die het misleidt? „ Welke reden hebt gij om den kwaaden ;, weg te volgen ? De meestcn hunner vol„ gen flegts hunne eigen begrippen ; maar „ hunne begrippen zijn niet overeenkomftig met dc waarheid. God kent alle , hunne bedrijven. 'Er is geene valsheid , in den Alkoran; hij bevestigt dc aloude , Schriften, en verklaart dezelve duide, lijk. Het lydt geen twijfel of dezelve is , afkomftig van den Heer des Heelals. Zij , zeggen; mahomet heeft dit boek verzonnen. Zeg tot hen: koomt cn brengt iets te berde, 't welk denzelven in lecre en wclfpreekendheid gelijkt, en roept de Afgoden aan, welke gij aanbidt. Wij zullen zien of gij oprecht zijt. In tegendeel, zij hebben gelasterd, en hebben gefproken van 't geen zij niet verbonden , wanneer zij de uitlegging van den Alkoran hoorden. Aldus handelden hunne voorzaaten; doch neem in opmerking, » hoe-  GESCHIEDENIS, iir n hoedanig het einde des onregtvaardigen „ zij. 'Er zijn 'er onder hen, welke in „ dit bock zullen gelooven, en anderen, „ welke niet zullen gelooven. Uw Heer „ kent ze, die de aarde bevlekken. Indien ., ze u klein agten, zeg tot hen: Ik zal „ met mijne daaden antwoorden, cn gij „ zult de uwe verantwoorden; gij zijt on„ fchuldig aan hetgeen ik bedrijf, en ik „ ben onfchuldig aan hetgeen gij doet. 'Er „ zijn perfoonen onderhen, die gencgen„ heid hebben om naar u te hooren; maar ,, zijt gij bekwaam om de dooven te doen „ hooren? Waren zij niet doof, zij zou„ den niets leeren. Anderen zijn 'er, wel„ ke na u uitzien; maar zijt gij bekwaam „ om de blinden te leiden ? Zagen zij dui„ dclijk, zij zouden den rechten weg niet n volgen. God doet den menfchen geen ,, onregt; zij verongelijken zich zelve, „ door de grootheid hunner overtreedin» gen. Ik zal hen wederom doen opftaan ■„ ten dage des Oordeels, even als of zy „ flegts éene uur van een dag in het graf „ gebleeven waren. Zij zullen elkander „ kennen; en de boozen, welke in de op„ ftanding niet geloofd hebben, zullen ver„ doemd worden. „ Ik zal hun veelcn toonen van de gee„ nen, welke ik zal kastijden. Ik zal u „ doen fterven, vóór dat zij gekastijd zijn, „ en zij allen zullen voor mij verfchijnen „ om geoordeeld te worden. God is gew tuige van hunne daaden; hij zal hen ftraf„ fen naar hunne wanverdienften. Ieder P Na- De \LKOÜANi  iï2 GODSDIENSTIGE De ülkor.a „ Natie der wacrcld is een Profeet toegci„ zonden van God, die geoordeeld heeft „ met reden, en zonder ongeregtigheid, „ de verfchillen, welke tusfchen hen plaats „ hadden, raakende den Godsdienst. Zij „ hebben gezegd: wanneer zal de toorn „ Gods openbaar worden? Zeg tot hen ; „ Ik kan, uit mij zeiven, goed noch kwaad „ aanbrengen , indien God het niet toclaa„ te. Ieder een heeft zijn bepaald lot. „ Wanneer de tijd zijner beftemminge ge„ koomen is, kunnen zij hun lot geen en„ keld uur vertraagen of vervroegen. „ Hebt gij overwoogen de ftraffe, welke „ God voormaals, bij dag en bij nacht, „ gezonden heeft over de boozen V Wan„ neer gij dezelve gevoelde, geloofde gij, „ en ftörtte hals over hoofd in dezelve ne„ der. Aan de boozen zal gezegd wor„ den, ten dage des Oordeels: Proeft de' „ eeuwige pijnen; zult gij niet geftraft „ worden volgens uwe wanverdienften 'i h Bedroef u niet over de woorden der Un„ godsdienftigen. De deugd is afkomftig „ van God,- Hij verflaat, cn kent alle din„ gen. Al wat in den hemel en op de aar„ de is, behoort hem toe. Zij, welke de „ Afgoden dienen, volgen flegts hunne „ eigen begrippen, en zijn leugenaars. God „ heeft den nacht gefchapen voor de rust, „ en den dag voor den arbeid. Zij, welke „ naar zijne woorden hooren, befpeuren „ daar in de merktekens zijner Almagt. „ Zij hebben gezegd: gelooft gij dat God ,, eenen Zoon heeft? Geloofd zy Godi. Hy  GESCHIEDENIS. 115 ö Hij is zeer rijk, én heeft niemand noo- dig: Hij bezit al wat in den hemel eh, „ op de aarde is. Gij hebt geene reden i, voor 't geen gij beweert: Zult gij van „ God fpreeken 't geen. gij niet verftaat? „ God onderftcunt in deeze waereld niet de zulken, welke tegen Hem lasteren ; ,, Hij zal hun , naa hunnen dood, zwaaré „ pijnen doen gevoelen, uit hoofde vari 5, hunne Ongodsdienftigheid; Onderwijs hen in de gefchiedenis van noach, hoe „ hij tot zijn volk fprak, en zeide: ö Volk! „ indien mijn verblijf onder u, cn de pre„ diking" van Gods geboden, voor u las„ tig zij, weet dat alle mijne Iterkte iri „ God is. Vergadert uwe Leeraars, met t, uwe Afgoden , en verbergt niets wat gij „ doet. Gaat werwaarts gij wilt, gij zult „ niemand vinden, die u kan befchermen, „ indien gij mijne onderwijzingen vert, fmaadt. Ik vorder van u geene beloo„ ning voor mijne moeite. Ik begeer van „ niemand te ontvangen dan van God denAl„ magtigen, en beveel mij zeiven aan den „ wil zijner Godlijke Majefteit. Zij ver„ fmaadden noachs Daar naa bewaarden „ wij hem in de Ark, nevens de geenen, 5, die met hem waren; Wij bewaarden j, hun naagefiagt op de aarde, en deeden „ de boozen verdrinken; Let op het ein3, de der zulken, die het woord Gods ge- hoord hebben , en het veragten; Wij 5, zonden tot hen andere Profecten nas fe noach5 zij deeden hun wonderwerker ü zien, cn gaven hun zeer hcilzaame on- IV. DE.BL» H dfe'f- De U.KOR.AÏTS i  De ALKORAN i 3 9 114 GODSDIENSTIGE ,, derrichtingen; doch zij geloofden niet , „ in 't geen zij voorheen ongenegen waren „ te gelooven. „ Indien gij tot de boozen zegt, dat zij „ naa hunnen dooden wederom öpftaan „ zullen, zullen zij zeggen: Het is tove- rij en bedrog. Indien ik eenigen tijd „ vertraage met hen te kastijden, zeggen „ zij: 'Er is geene ItrafFe voor hunne mis- daaden. Doch zij zullen haar niet „ ontgaan, in den dag wanneer dezelve „ zal geopenbaard worden; en zij zullen „ gevoelen de flrengheid der ftraffen ,wel„ ke zij veragt hebben. Indien wij den „ godloozen rijkdommen en gezondheid ,, fchenken, en hun naderhand van dezcl„ ve berooven, wanhoopen zij in hunne „ godloosheid. Indien wij hun het goede „ fchenken, naa het kwaadc, welk zij ge„ daan hebben, dan zeggen zy dat de elen„ de hen heeft vcrlaaten; zij verblijden „ zich, en worden laatdunkende. „ Zij die nederig zijn cn lijdzaam in hun„ nc verdrukkingen, cn goede werken „ doen , zullen vergiffenis hunner zon, den verkrijgen, en eene groote beloo„ ning wegdraagen. „ Misfehien zult gij vergeeten iets tc , verkondigen van 't geen ik u heb ingc, geeven, en bedroefd worden, om dat , zij zeggen dat hetgeen gij fpreckt, 11 , geen voordeel zal aanbrengen. Gewis, lelijk, gij zijt alleenlijk gezonden om hen , wegens hunne zonden te bcftralfen. Uw » Heer  GESCHIEDENIS. 115 „ Heer is Almagtig, cn zal hen kastijden „ naar hunne wanverdienftcn. „ Zekerlijk, zij zullen zeggen, dat gij „ den Alkoran hebt verzonnen, en datde„ zelve een werk'- van uwe vindingc is. „ Zeg gij dan tot hen; Koomt tot mij en „ brengt tien Hoofdftukkcn van uwe vin„ dinge, gelijk aan den Alkoran, in lee„ ring cn wclfprcekendhcid, en roept ter „ uwer hulpc de Afgoden, welke gij aan„ bidt. Indien zij uwe gebeden niet vcr„ hooren, noch u hulp toebrengen, weet „ dan dat de Alkoran van den hemel is ne„ dergedaald door Gods toelaating, en dat „ 'er maar een éénig God is. Zult gij op „ hem niet vertrouwen? Ikzaldcrijkdom„ men en waardigheden deczer aarde fchen„ ken aan veele perfoonen, die hen ver„ drukken; in het einde zullen zij gewor„ pen worden in het hclfchc vuur; en de „ goede werken, welke zij in deeze wae„ reld zullen doen, zullen hen in de ande„ rc wacrcld geen voordcel aanbrengen. „ Zij welke onderhouden 't geen God „ hun heeft bevolen, onderzoeken den „ Alkoran, en gelooven dat dezelve af„ komftig is van de Godlijke Majefteit, „ om hun den rechten weg teleeren, en „ zijne bermhartigheid te verkrijgen, ge„ lijk voormaals het oogmerk was des ,> boeks van mozes. „ De zulken, die in den Alkoran geloo„ ven, zullen gelukzalig zijn. Ongetwijiy feld is het hclfche vuur bereid voor de II 2 „ On- ALKOR.AK»  ïi6 GODSDIENSTIGE De ALKORAN'' „ Ongeloovigen, die daar in niet willen „ gelooven: maar het grootfte gedeelte' ,y der waereld is ongeloovig. Wie is god„ loozer dan de zulken, die tegen God „ lasteren ? Deeze menfchen zullen zijn „ aangezigt niet aanfchouwcn. De Enge„ len zullen zeggen, ten dage des Oor„ deels : Ziet, deeze waren godloos; de „ vloek is over hen, en over de onrcgt„ vaardigen, die het volk van den rechten „ weg hebben afgetrokken. Zij waren, „ in de daad, ongeloovig. Zulke men„ fchen zullen de ftraffe hunner misdaa-. „ den op aarde niet ontgaan. Zij zullen „ niemand vinden, bekwaam om hen te „ befchermen, behalven God. Hijzalhun„ ne fmarten vermenigvuldigen , omdat „ zij hunne boosheden niet wilden verzaa„ ken, noch het licht des Geloofs binnen „ laaten. „ Zij, die clendig zijn op aarde, zullen „ van hunne Afgoden geene hulp ontvan„ gen; ongetwijfeld zullen zy tot in ecu„ wigheid verdoemd worden. Maar de „ zulken, die in God gelooven , goe„ de werken doen en zich bekeeren, „ zullen voor altoos in het Paradijs woo„ nen. „ De boozen zijn als de dooven enblin„ den, en de waare Geloovigen als de zul„ ken, die een goed gezigt hebben , en vol„ maakt wel hooren. Kunnen deeze met „ elkander vergelceken worden ? Zult gij „ het onderfchcid tusfchen beiden nooit , in aanmerking neemen? Wij zonden „ noach  GESCHIEDENIS. 117 _ noach om de menfchen te beftraffcn l over hunne zonden. Hij zeide tot hen: 1 „ Aanbidt een éénig' God; anderzins vree„ ze ik dat gij ten dage des Oordeels zult " geftraft worden. De Leeraars der On„ geloovigen gaven hem tot antwoord : "„ Wij zien dat gij een mensch zijt, ons ,' gelijk; en zij, die u volgen, zijn onge„ lukkigc menfchen, blinden en zonder „ raad. Wij bemerken niet dat gij eenige genade bezit, welke u boven ons moet „ doen Hellen. Integendeel, wij gelooven „ dat gij een leugenaar zijt. Hij zeide: o „ Volk! weet gij niet dat God my geleerd „ heeft 't geen ik u verkondig? dat hij mij „ de genade der Profectfie heeft gefchon,, ken, en u van dezelve beroofd heeft ? „ Zal ik u vermaanen, zijne genade te er„ kennen, ziende dat gij van hem eenen „ afkeer hebt? ö Volk! ik eisch van u „ gecne vergelding voor mijne moeite; God , zal my rvklyk bcloonen. Ikbegeerniet „ dat gij de waare geloovigen uit mijn gem zelfchap zult verbannen; zij zullen ten „ eenigen dage verfchijnen voor hunnen 1 heere. Maar ik bemerk dat gij on„ weetendc zijt. ö Volk! wie zal God „ verhinderen om mij te ftraffen, indien "„ ik dc waare geloovigen mishandele ? " Zult gij dit niet in aanmerking neemen? „ Ik zeg niet dat ik Gods fchatten bezit. 'I Ik weet niet wat 'er gebeuren zal. Ik " zeg niet dat ik een Engel ben. Ik zeg „ niet tot de geenen, welke gij vcragt, M dat God hen zal verrijken. God. west H 3 » wat Be XK.OR.A  De ALKORAN j | ti8 GODSDIENSTIGE „ wat in hunne zielen omgaat. Indien ik •„ zulke redenen de mijne maakte, zou. ik „ grootlijks te berispen zijn. Zij zeiden: „ 6 noach! langen tijd hebben wy te ,, zamen geredentwist; indien gij oprecht „ zijt, laat ons de pijnen zien, welke gij „ ons predikt. God, zeide bij, wanneer „ het hem zal behaagen, zal ze u doen „ zien; gij zult ze niet ontvlieden. Mij„ ne onderwijzingen zullen u geen voof., deel doen. Indien God het u wil bewij„ zen, hij is uw Heer; en gij zult ten ce„ nigen dage voor hem verzameld worden, „ om geoordeeld te worden. „ Bid God 's morgens cn 's avonds, en „ een gedeelte van den nacht. De Gebe„ den wisfehen uwe zonden uit; dit is de „ Leer der Predikers. Weest geduldig en „ volhard; God zal den rechtvaardigen hu n „ loon niet onthouden. Hij verboodt „ uwen voorvaderen cn dcrzelvcrnaakoo„ mclingfchap de aarde te verontreinigen. „ Nogthans waren 'er weinigen onder hen, „ die zich onthielden. De onregtvaar„ digen deeden al wat hun behaagde, cn „ waren fchuldig voor God. HijzalMfc* „ ka niet verdelgen, indien dcszelfs ingc„ zcetenen zijne geboden onderhouden. In, dien het hem behaagde, zou dc gcheele , waereld van éénen Godsdienst zijn. „ Zij, welken hij zijne genade fchenkt, , overtreeden zijnen wil niet. Zyn woord , zal vervuld worden. De Hel zal opge, vuld worden met Duivels, en de booze , menfchen van alle Natiën. p Wij  GESCHIEDENIS. 119 „ Wij hebben den Alkoran van den hc„ mei doen nederdaalen , in de Arabifche. „ taal gefchreeven. Misfehien zult gij „ deeze taal leeren. Ik lever u in den Al„ koran eender beste zaaken, welke ik u „ heb ingegeeven. Voor dat dezelve ne„ derdaaldc, behoorde gij onder het getal „ der onweetenden. Herrinner u dat jo„ ze f tot zijnen Vader zeide: Mijn Va„ der, ik zag in mijnen droom elf Harren, „ de Zon en de Maan; ik zag dat ze mij „ aanbaden. Mijn Zoon, antwoordde zijn ., Vader, vertel uwen droom niet aan uwe „ broeders; zij zullen tegen u zamenfpanncn. De Duivel is een openbaare vijand " der menfchen. Gij zult van den Heere in deeze waereld verkoozen worden ; " hij zal u dc uitlegging der droomen lee„ ren. Hij zal zijne genade over u ver" vullen , en op het gcflagt jakous, w gelijk hij dezelve vervuld heeft over uwe Vaders, abraham en izaak. " De heere weet alle dingen, en is vol„ maakt wijs. Jozefs gefchiedenis zal dc naakoo„ melingfchap tot een voorbeeld dienen. 1 Herinner u hoe zijne broeders zeiden : " Onze Vader heeft onzen broeder joz ef " lief, meer dan ons allen gezamentlijk. " Hij ftcekt in eene zeer groote dwaaling: laaten wij jozef dooden, en hem in eene verborgene plaats werpen, verre „ van ons afgelegen. Zijne afweezigheic „ zal het gelaat onzes Vaders vnendlijkei " jegens ons doen worden. Naa zijner H 4 » dooc De VLK.OKAI7. I 1  Dc ALKO&A ï2o GODSDIENSTIGE „ dood zullen wij bekeerd worden. Een (J»„ hunner zeide: Gij zult niet wel doen met „ hem te dooden, maar werpt hem in de „ Put; deeze of geene voorbijgangers zul„ len hem daar uit neemen, en na een oi> bekend gewest voeren. Zij zeiden tot „ hunnen Vader: Vader, waarom zendt ,i gij jozef niet tot ons in het veld ? wij „ zullen op hem pasfen; hij zal fpeclen en „ zich vermaakcn. Omdat ik vrcczc, ant, „ woordde de Vader, dat gij zult verzui„ men op hem te pasfen. Vreest gij , „ hernamen ze, dat een Wolf hem in on, 'p ze tegenwoordigheid zal verfcheuren, „ en dat het ons aan kragten mangelt om „ hem te befchermen? In eenen morgen5 Hond namen zij hem mede na buiten, en „ wierpen hem in een Put. Wij gaven hem „ in om aan hun te profeteeren,wat hun zou „ wedervaaren om het kwaad, welk zij deer „ den; doch het ontbrak hun aan kennisfe „ om het te begrijpen. Indcnavondkeer„ den zij weder na huns Vaders huis, met „ oogen overloopende van geveinsde traa„ nen, en zeiden tot hem: Vader, wijwa„ ren op de jagt, en liepen uit alle onze » magt; jozef bleef bij onze pakkaadje; „ er kwam een Wolf en verfcheurde hem. „ Gij zult ons niet gelooven, hoewel wij „ de waarheid fprceken. Toen toonden p zij hem zijn hembd, welk zij met bloed „ befprengd hadden. Gij zijt het, fprak » de Grijzaart, die het gedaan hebt; gij B zult het voor God verantwoorden. Hij  GESCHIEDENIS. iaï ;, is mijnbefchermer. Jakob wasgcdul „ dig, en weende niet. i " „ Op den zelfden dag trok voorbij de Put eene Karavaan, welke begeercnde „ te drinken, een Emmer nederliet, welke jo z e f aangreep om uit de Put te ge^raaken. Zij gaven hem klederen, voeiv '', den hem heimelijk weg, en verkogtcn _ hem voor een hoogcn prijs om gereed geld. Zij wilden hem niet dooden ; en in deezen opzigte waren zij eerlijke lia„ den. De perfoon, die hem in Egijpte „ bragt, beval zijner huisvrouwe zorge voor hem te draagen, opdat hij, ten cq„ nigen dage, nuttig mogt zijn voor hun„ nen dienst, cn hun in de plaats van een _ Zoon verftrckken. „ Aldus hebben wij jozef in het land „ van Egijpte gevestigd, en hem de uitleg„ ging van droomen geleerd. Uwe heer „ is Almagtig, doch weinige menfchen kennen hem. Toen jozef de manne„ lijke jaaren hadt bereikt, fchonken wij „ hem kennis en beleid. Aldus beloonen _ wij de regtvaardigen. „ Zijns Meesters huisvrouw wierdt op „ hem verliefd. Op zekeren dag floot zij „ hem pp in haare flaapkamer, en zogt „ hem aan tot eenen minnehandel. God „ behoede mij, fprak hij, dat ik mijnen „ Meester zou verraaden, en onkuisch „ zijn. Hij behoorde onder het getal der „ regtvaardigen, en vlugte na de deur. Zijne Meesteres liep hem naa, en om H 5 „ hem De  De ALKORAN I « I 122 GODSDIENSTIGE „ hem te doen Itilftaan , fcheorde zy „ zyn hembd op zynen rug. Haaren „ Man ontmoette zij buiten de deur, en „ zeide tot hem: Wat anders heeft hij ver„ diend, die uw huis wilde ontccren, dan „ in de gevangenis geworpen , cn zwaar „ geftraft te worden? Heere, fprak jo„ z ef, zij zogt mij aan; het kind , welk in „ dc wieg legt, en van uwe maagfchap is, „ kan het getuigen. Toen zeide het kind, „ welk in de wieg lag: Indien jozefs „ hembd van vooren gcfcheurd zij, daii „ heeft zijde waarheid gefprooken, en jo„ z e f is een leugenaar. Indien het hembd „ van agteren gefchcurd zij, dan heeft „ jozef de waarheid gezegd, en zij een „ leugen. Toen zag haar Man jozefs „ hembd van agteren gcfcheurd, en wist „ dat het eene zeer groote boosaartigbeid , was, en zeide tot jozef: Geef agt op „ u zeiven, cn draag zorgc dat deeze daad „ niet rugtbaar worde. Verzoek gij, , fprak hij tot zijne huisvrouw, om vcr, giffenis voor uwe misdaad: gij zijt waar, lyk fchuldig. „ De vrouwen van de Had zeiden tot „ elkander, dat de vrouw van den rijken , man verliefd was op haaren flaaf; dat , zij hem om zijne liefde gefmeekt hadt, , en van het rechte pad was afgedwaald. , 't Welk zij vernomen hebbende, deedt , zij een pragtigen maaltijd voor haar aan, richten, en liet jozef in de Eetzaal , koomen daar zy zaten. Terwijl zy haar , vleesch fneedeiij ftonden zy dermaate „ ver-  GESCHIEDENIS. 123 „ verbaasd, en in verwondering opgctoo„ gen over jozefs fchoonheid , dat zij,j „ in ftcde van het vlecsch , zich zelve in „ de vingers fnecden: ö God, riepen ze „ uit, dit is niet een mensen, maar een £n„ gel. Daar naa zeide zij totdc vrouwen: „ Ziet den jongeling, op welken ik zo zeer „ verliefd was. „ Op een anderen tijd zogt zij hem wc„ derom aan om haaren lust te voldoen ; „ en verncemende dat hij haar niet ten wil„ le zijn wilde, dreigde zij hem met dege„ vangenisfe, en dat zij hem ongelukkig „ zou maaken. ö God, riep jozef, lic„ ver wil ik een gevangene zijn dan doen „ 't geen zij van mij cischt. Verlos mij „ van haare boosheid! Behoed mij voor „ overhelling tot haare lusten, en opdat „ ik niet onder het getal der boozen mag „ geteld worden! Zijn Heer hoorde zijne „ gebeden; Hij verftaat en weet alle din- „ Deeze vrouw j o z e fs bepaald befluit „ bemerkende, oordeelde het noodig,hcm cenigen tijd in dc gevangenis te werpen. Hij wierdt'in den Kerker geworpen, nevens twee andere menfchen. Een van ,', dezelve verhaalde hem, gedroomd teheb„ ben dat hij druiven perfte om 'er wijn van te maaken. De andere zeide hem n„ gedroomd te hebben dat hij brood op zijn " hoofd droeg, 't welk;de vogelen aten. „ Zij verzogten van hem de uitlegging hun„ ner droomen, dewijl zij hem als een goed w man befchouwdep. Hij antwoordde; „ Voor De llk.or.an»  De AI.KORA! fU GODSDIENSTIGE „ Voordat gij ontbeeten hebt, zal ik uwe i'„ droomen verklaaren. Eerst zal ik u bewij„ zen wat God mij geleerd heeft, en hoe ik „ de Wet der Ongeloovigen verlaaten, en „ de Wet onzer Vaderen , abraham, „ izaak en jakob heb aangenomen. „ Wij moetenniet veele Goden dienen. Zij, „ die Gods Eenheid gelooven, zijn met zij„ ne genade begiftigd; doch weinige men„ fchen betoonen hem dankbaarheid. 6 „ Gevangenen! wie bezit de meeste magt: „ de Afgoden , of een éénig God, die Al„ magtig is ? De Goden, welke gij aanbidt, „ zijn flegts Afgoden, welke gij en uwe „ Vaderen benoemd hebt met zulk een „ naam, als het u goed dunkt. Gij hebt „ geene reden om hun te dienen. Godhecft „ het u niet bevolen; Hij gebiedt u Hem „ alleen te dienen. Dit is de rechte weg, „ Doch het meerendeel der waereld is hier „ van onkundig. „ ö Gevangenen! een van u zal zijnen „ Meester wijn geeven om te drinken; de „ andere zal gehangen worden; de vogCr „ len zullen zijn hoofd uitpikken. De uit„ legging, om welke gij gevraagd hebt, zal „ vervuld worden. Hij verzogt hem, die „ behouden zou worden, zijns gedagtig te „ zijn, wanneer hij Haan zou voor zijnen „ Meester. Doch de Duivel deedt hem „ jozef vergeeten, die negen jaaren lang „ gevangen bleef. „ Hoe veele tekenen zijn 'er, in denhe. „ mei en op de aarde, van Gods Éénheid ? _ Nogthans gelooven de volken dezelve „ niet*  GESCHIEDENIS. 12? ■ niet; de meesten hunner aanbidden de f Afgoden. Gewisfelijk, God zal hen ftraf- fen in een onverwagt uur, en in een tijd, " welken zij niet weeten. Zeg tot hen: Ziet den rechten weg; ik roep tot den weg der * zaligheid en des lichts de geenen, die - mii volgen. Ik dank God dat ik niet bc55 hoor onder het getal der Ongeloovigen. * Voormaals hebben wij geene andere dan " menfchen gezonden om het Volk te on" derwijzcn. Zullen de menfchen metbe- * denken, welk het einde der boozen ge" weest zij, die vóór hen geleefd hebben? " Het Paradijs is voor de Regtvaardigen; * zult gü niet bekeerd worden? Zij deeden " den Profeeten alle hoop op hunne bc" keering verliezen, en geloofden dat zij " leugenaars waren. Maar wij befcherm- * den hen, en verlosten van hunne boos- * heid de geenen, die goed fcheenen 111 " onze oogen. Niets zal de boozen ont" flaan van de ftraffe hunner fmarten; den * menfchen van verftand zullen zij tot een * voorbeeld dienen. De Alkoran bevat " geene Godslasteringen; hij bevestigt de "s aloude Schriften, en onderwijst de waare Geloovigen in den weg der Zaligheid. " „ Deeze geboden zijn de onderrichtin. gen van het Boek, van den Heere tot u " gezonden. Het is eene allcrzekerfte zaak. * doch weinige menfchen zijn genegen orr dezelve te gelooven. Het is van Goc 1 gezonden, die de hemelen uitbreide zon j, der een ftaak en zonder een kolom; di< m zich vertoont en zijnen zetel heeft oj *** „ zijner Be \LK.08.AïT» I t  De ALKORAN' 3 3 3 3 y X 33 33 33 5) 33 33 33 33 33 33 125 GODSDIENSTIGE „ zijnen throon, befchikkcndc over alle „ dingen. Hij doet dc Zon cn de Maan „ zich bewecgcn, tot aan den beftcmden „ dag. Hij bclchikt alle dingen naar zijnen „ wil, en openbaart den menfchen de te„ kenen zijner Almagt. Misfehien zult gij „ in dc opftanding des vlccschs gelooven. „ Hij is het die de aarde heeft uitgebreid, , de bergen zich doen verheffen, cn de ri, vieren ftroomen; die alle foortcn van , dieren heeft gefchapen, man cn wijf, cn , den dag met de duisternis des nachts be, dekt. Deeze dingen zijn tekens zijner , Eenheid voor de zulken, die op dezelve . agt gcevcn. Hij heeft veele velden ge, fchapen van vcrfchillenden aart, en tui, nen met druiven vervuld, en veelerhandc vrugten. Hij heeft dc Dadclboomen gefchapen, zo dik als bosfehen , en andere, welke door dc velden verfprcid zijn. Zommigen zijn met water bcvogtbd ,* en anderen hebben een lieflijken fmaalc. „ Al wat in den hemel en op de aarde is, de fchemering van den morgen , de donkerheid van den nacht, vernedert zich voor God, door geweld of uft genegenheid. Zeg tot hen: Wie is de Heere de§ hemels en der aarde, behalven God ? Wie behalven God, zal u befchermen ? Uwe Afgoden kunnen u fchaaden noch baaten. Is de blinde gelijk aan hem, die duidelijk ziet? Is de duisternis als bet licht? Zullen wij de fchepzels in ftcde van den Schepper aanbidden ? God heeft alle dingen gefchapen en is Almagtig; Hij doet 3, deu  GESCHIEDENIS. 127 ^ den regen nederdaalen van den hemel, _ cn de rivieren in dcvalcienvlieten. Het, „ Goud, het Zilver en de Metaalen, wel„ ke gij fmclt om u zeiven te verrijken „ en te verüeren, zij n gelijk aan het fchuim. Aldus onderwijst God wat nuttig of na„ deelig zij. Het fchuim verdwijnt fpoe„ dig, en is van geen nut voor de menfchen : „ aldus verdwijnt de valsheid voor de waar„ heid. Dus fpreekt God door eene Ge„ lijkenis tot de geenen, die hem gehoor„ zaam zijn, cn fchenkt hun het Paradijs. „ Alle de rijkdommen der aarde, en nog eens zo veel, kunnen de Ongeloovigen „ niet vrijkoopenzij zullen tot in eeuwig„ beid gepijnigd worden in het helfche vuur. Wie weet, dat de waarheid, in dit „ Boek begreepen, niet van God aan u ge_ zonden wierdt? Die twijfelt, is blind.- menfchen van verftand twijfelen niet. „ Zij, die volbrengen 't geen zij Gode be„ loofd hebben ; die zijne geboden niet „ overtrecden; die zijne vreeze in hunne _ oogen hebben; die voorden dagdesOor„ deels fchrikken,- die lijdzaam zijn onder 5> de verdrukkingen, uit liefde voor zijne „ Godlijke Majefteit; die ten beftcmden n tijde hunne gebeden doen; die aalmoezen „ mededeelen in 't verborgen en openbaar, „ en hunne overtreedingen uitwisfehen „ door goede werken: deeze zullen welge„ lukzalig worden. Zij zullen ingaan in 'n den Hof van Eden, met hunnen Vader, _ hunne Vrouwen en Gezinnen. De Enp gelen zullen hen bezoeken, hen groeten, „ en Be ilkora:»  ' De ALKORAN, 128 GODSDIENSTIG! „ en zeggen: Ziet de belooning uwer vol„ hardinge; ziet de eeuwige genade. Zij, „ die afdwaaien van hunne belofte, en de' „ geboden Gods ongehoorzaam zijn, en de „ aarde befmetten, zullen van God ver„ vloekt, en zwaar gekastijd worden. Hij „ fehenkt den menfchen rijkdom, of ont,, neemt hun dien, naar dat Hij zulksgocd„ vindt. Dc Ongeloovigen verblijden zicli „ in de rijkdommen der Aarde; doch deeze „ rijkdommen zijn van geringe waarde, in„ dien ze met die van de andere waereld „ vergeleeken worden. ,, De Godlijke kastijding is niet verre af; „ bid niet om dezelve vóór den bekwaa„ men tijd. Geloofd zij God! Hij heeft geenen medgezel. Hij doet de Engelen „ nederdaalen, cn zendt zijne aanblaazin- gen aan wien het Hem goeddunkt. Ver„ kondig zijne magt en de fmarten dpf „ helle aan de Ongeloovigen. 'Er is geert „ God behalven Hem. Vreest Hem. Hij „ heeft de aarde en de hemelen gefchapen. „ Hij is magtigcr dan uwe Afgoden, efï „ heeft den mensch uit het fiijk der aarde geformeerd; nogthans is deeze hardnek9 kig in zijnen hoogmoed. Hij heeft de „ reine dieren gefchapen ten uweh nutte} „ gij trekt van dezelve veel nuts en voor„ deels, om u te voeden en te kleeden. „ Gij ziet hunne fchoonheid wanneer zij „ graazen , en wanneer gij hen na de wei„ de brengt. Zij draagen den last, en al„ wat gij na de Heden wilt zenden, 't geeü „ gij zelve zonder hun niet dan met de ui-  GESCHIEDENIS. 129 » terfte moeite kunt draagen. God is „ bermhartig en weldaadig jegens u. Hij jd fchiep Paerden, en Muilezels, en Ezels om u te draagen. Hij fchiep veele heer- lijke zaaken, van welke gij geene kennis „ hebt. Hij onderwees in den rechten weg ^ de geenen, die zijne geboden onderhouw den. Hadde het Hem behaagd, Hy zou „ allen op den weg zijner Wet geleid heb„ ben. Hij zendt u water van den hemel „ om den dorst te verdrijven, en doet de „ planten uitfpruiten, en boomen, die uwe „ Kudden voeden. Hij doet de Olijfboop men vrugten draagen, nevens de Da„ dclboomen, de Wijnftokken, cn allerlei j, vrugten» Deeze dingen zijn bewijzen s, zijner Eenheid, voor dc geenen, die op „ dezelve agt geeven. Hij fchiep den „ nacht, den dag, dc Zon, dc Maan, en f, de Starren, die naar zijn goeddunken „ zich bewcegen. Deeze dingen zijn te„ kens zijner Almagt voor de veritandi„ gen. Hij fchiep al wat op dc aarde is, „ van vcrichillende kleuren, fcorten en „ gcflagten. Hij fchiep de Zee, welke u „ visfehen, paerlen en andere kostbaare „ geileen ten geeft om u te verfieren. Gij „ ziet hoe de Ichepen op het water zeilen, „ en de golven klieven, ten nutte van den s, Koophandel. Misfehien zult gij Gode „ dank geeven voor deeze weldaaden. „ Hij verhefte de bergen om de aarde „ vast te maaken, en te beletten dat zij „ zich beweege. Hij fchiep de rivieren „ en Helde wegen om u te gelei Mi. Hij IV. deel. I. „ maak- Dg ALtC0H.AN4  De alkoran 130 GODSDIENSTIGE „ maakte de Harren, om u bij nacht den „ weg te wijzen over de Zee, en de ber„ gen om bij dag naar dezelve uwen koers „ te richten. Wie behalven Hem kon ge„ fchapen hebben, 't geen Hij gemaakt „ heeft? Zult gij nooit bier op agt gee„ ven? Gij zijt niet magtig om rekening „ te houden van zijne weldaadigheden. „ Hij is genadig en bermhartig, en kent de s, geheimenisfen uwer ziele. De Afgo„ den, welke gij aanbidt, kunnen niets „ fcheppen, maar zijn doodc' dingen, zon„ der bevveeging, en weeten niet, in wel„ ken tijd de waereld wederom zal opftaan^ „ Üw God is een éénig God. Zij, die 4, het einde der waereld niet gelooven; zij, „ die zijne Eenheid Ioehenen, en op hun „ valsch geloof pochen, worden verfoeid „ van zijne Godlijke Majefteit. Wanneer „ zij ondervraagd worden aangaande 't „ geen God m a hom et heeft ingegeeven, „ geeven zij tot antwoord, dat hij ver„ dichtzels der Aloudheid predikte. Doch „ zij zullen hunnen last draagen ten dage t, des Oordeels, die hen van den rechten iy weg hebben afgetroond, en het niet gc„ weeten hebben. Zij, die vóór hen geA weest zijn , waren bedriegers. God „ floopte hunne wooningen; derzelver „ puinhoopen vielen op hun, en hij kas„ tijde hen wanneer zij 'er minst op ver„ dagt waren. Hij zal hen befchaamdmaa„ ken ten dage des Oordeels, en zal hun „ vraagen, waar de Afgoden zijn, om wel» ke zij tegen de waare Geloovigen getwist » hek  GESCHIEDENIS. 131 ,, hebben? Zij ,die kennis hebben van Gods „ geboden, verzekeren dat 'er fchaamte „ zijn zal op de voorhoofden der Ongej, loovigen, en dat de Engelen hen zullen „ doen iterven, ter oorzaake van de af% fchuwelijkheid hunner zonde. _ Zij zullen zeggen, in de uure des doods , „ dat zij in God gelooven , en berouw „ hebben van hunne zonden. God weet „ wat ze gedaan hebben; Hij zal hun ge„ bieden ter helle te gaan, alwaar de vvöon„ plaats is der hoogmoedigen; De geenen? „ die zijne vreeze voor hunne oogen heb„ ben, zal hij doen ingaan in het huis der „ Eeuwigheid, en in de hoven van Eden* „ alwaar veele rivieren ftrooraen 5 aldaar „ zullen zij eeuwiglijk Woonen, in het vol„ le genot hunner wenfehen- Zullen de „, Boozen in hunne zonde blijven , tot dat „ de Engelen hen doen fterven, óf tot aan „ den dag des Oordeels ? Aldus deeden „ hunne Voorzaaten* God was niet on~ p regtvaardig tegen hen. Zij haalden het „ Verderf over zich door hünne ongereg„ tigheid. Zij wierden getuchtigd en ge* „ voelden hunne firarfe, welke zij veragt 5, haddeni Zij hebben gezegd: Hadde het „ Gode behaagd, onze Vaders en wijzou„ den Hem alleenaangebeeden hebben. Zo ., fpraken hunne voorzaaten. „ Dc heere heeft der Bije ingegee„ ven, om te woonen in de velden, te „ huisvesten op de boomen, öp de heiden} „ en allerleie vrugten te eeten. Zij brengt „ honig voort van verfchillende kleuren 3 l i „ wel* Èi ALKORAK4  De JJLKOU.AN 132 GODSDIENSTIGE „ welke tot een geneesmiddel dient tegen <„ de ongemakken der menfchen, Deeze „ dingen zijn tekens van Gods Almagt voor „ de geenen, welke 'er agt op geeven. „ God heeft u gefchapen, enzalu doen fter„ ven. 'Er zijn perfoonen onder uliedcn, die „ in hun leeven met fchande zullen zijn be„ laaden, opdat zij mogen verftaan dat God „ Almagtig is, en aan zommigen meer wel„ daaden fehenkt dan aan anderen. „ De Slaaven hebben geen deel aan de „ eigendommen hunner Heeren, noch zijn „ zij derzelver declgenooten. Nogthans „ voegen zij Gade een anderen God toe, „ Hem gelijk, en lasteren tegen zijne Ge„ nade. God heeft u gefchapen, mannen „ en vrouwen; Hij heeft u kinderen ge„ geeven, en kinderen aan uwe kinderen. ,< Hij heeft u verrijkt met de rijkdommen „ der aarde. Zult gij, naa deeze genade, „ in uwe Afgoden gelooven , welke onbe„ zielde, ijdele en onvoordeelige dingen „ zijn? Zult gij ondankbaar zijn voor Gods ,, weldaaden? Zult gij dienen 't geen u (, voor- noch nadeel kan toebrengen ? Ge„ looft niet dat 'er een andere God is , „ medgezel en deelgenoot van God. Hij , weet 't geen gijniet weet; Hij leert u , eene Gelijkenis. Een arme flaaf kan gee, ne aalmoezen medcdeelen; en hij, die , rijk is, geeft aalmoezen in't verborgene , en in 't openbaar, naar dat het hem goed , dunkt. Zijn zij beiden gelijk? Kunnen , zij met elkander vergeleeken worden ? j» God zij geloofd ! Gewisfelijk, het „ groot-  GESCHIEDENIS. 133 4, grootfte gedeelte der menfchen kent zijne bermhartigheden niet. Hij leert u „ eene Gelijkenis. Ziet.' van twee menm fchen was de eene ftom en doof geboo„ ren, en der zorge van zijnen Dppasfer „ aanbevolen. Hij weet niet hoe hij hem „ werk zal verfchaffen. Hij is onbe„ kwaam om wel te doen en te fpreeken. „ Is hij gelijk aan hem, die fpreekt, ver„ ftaat, den menfchen geregtjgheid leert, „ en den rechten weg volgt ? Al wat in „ den hemel of op de aarde is, behoort „ Gode toe. Wanneer Hij iets gebiedt, „ gefchiedt het in een oogenblik, ja nog „ fpoediger. Hij is Almagtig. Hij is het, „ die u ujt den fchoot uwer Moeder doet „ voortkoomen, die u het gehoor , het „ gezigt en het gevoel geeft. Misfehien %) zult gij hem dankbaar zijn. Ziet gijniet „ de vogelen, die in de lucht vliegen? „ Wie anders dan God voedt hen ? Dit is s, een in 't oogloopend bewijs zijner Al„ magt voor de Geloovigen. Hij heeft u „ huizen gegeeven om te be woonen, en de „ huiden en vellen der beesten om u te „ dekken. Hij heeft u hun hair en wolle .„ gegeeven om uwe huizen op te neren, „ en u zeiven te verrijken. Hij fchiep bco„ men en wolken om u te overfchaduwen. „ Hij maakte de bergen en fpelonken om n u tegen den regen te befchutten. Hij „ fchiep klederen om u tegen de hitte der „ Zonne te dekken, en tegen de ftreng„ heid der koude. Hij heeft zijne Genade 0 over u vervuld. Misfehien zult gij u I 3 „ on- Dt ALKORASt  De &LKORAN *34 GODSDIENSTIGE „ onderwerpen aan den wille zijner God>„ lijke Majefteit, en zijne Éénheid belij„ den. „ ZACHARIA3deknegtUWSHEEREN, „ was gedagtig aan zijne Genade, wan„ neer hij in 't verborgene tot zijnen hee„ re badt, en zeide: heere, mijne been„ deren zijn zwak geworden, en mijn hoofd s, is wit van ouderdom. Heere, mijne' „ gebeden worden nooit verworpen. Ver„ hoor mijn verzoek. Geef mij eenen „ zoon om mij op te volgen, die mijn erfs, genaam zijn kan, erfgenaam van het ge~ „ Aagt j a k o b s, en opdat hij welbehaag,3 lijk zij voor uwe pogen ! „ ó Z ach ar ia, [was hetGodlijk ant„ woord], ik verklaar u dat gij eenen Zoon „ zult hebben, jqannes genaamd; geen s, mensch is tot nog toe bij dien naam ge„ noemd. — Hij zeide: heere, hoe zal „ ik eenen Zoon hebben ? mijne huisvrouw „ is onvrugtbaar, en ik ben te oud. Hij „ kreeg tot antwoord: de zaak zal gefchie„ den zo als ik u gezegd heb; het valtge„ maklijk voor den hee re , die u gefcha„ pen heeft. Hij zeide : heere, geef s, mij eenig teken van de zwangerheid mij„ ner huisvrouwe. Hij zeide tot hem: „ gij zult in drie nachten niet fpreeken. 3, Daar naa ging hij uit zijn Bidvertrek, en 5, maakte tekens aan het volk, om 's mor„ gens en 's avonds te bidden, ó Joan. „ nes, lees de Schriften met een genegen 3, hart. Wij gaven hem, van zijne kindsa heid af, kennis, goedertierenheid, lief- » de,  GESCHIEDENIS. 13* v de, godsvrugt, genegenheidjegenzijnen „ Vader en zijne Moeder, en geen geweld < „ of ongehoorzaamheid. Wij zegenden „ den dag zijner geboorte, den dag, op „ welken hij zalfterven, enden dag, op „ welken hij zal opftaan. „ Gedenk aan 't geen gefchreeven ftaat „ wegens mar ia. Zij week na het Oos„ ten, na eene plaats, verre afgelegen van p haare maagfehap, en nam een fluier om 'v haar te bedekken.- Wij zonden tot haar „ onzen Geest in de gedaante van een p mensch. Zij was bevreesd, en zeide: „ God zal mij voor u bewaaren, indien gij p zijne vreeze voor uwe oogen hebt. Hij p zeide: ö maria, ik ben de bode van „ God uwen heere, die u eenen Zoon „ zal geeven, werkzaam en voorzigtig. p Zij antwoordde: hoe zal ik eenen Zoon „ hebben zonder de aanraaking eens Mans? p Ik begeer niet onkuisch te zijn. Hij „ zeide: de zaak zal gefchieden zo als ik u p gezegd heb; zij is gemaklijk voor den „ heere. Uw Zoon zal een teken zijn van Gods Almagt, en van zijne bijzon,, dere genade over de geenen, die in zijne „ Godlijke Majefteit zullen gelooven. _ Zij „ wierdt zwanger, en week, vooreenigen „ tijd, na eene plaats, afgefcheiden van „ het volk , alwaar haar de baarensweecn overkwamen, aan den voet van eenen „ Dadelboom. Zij zeide: waarom ben ik niet geftorven? waarom ben ik niet on',' der het getal der perfoonen, die vergee^ ten zijn ? De Engel fprak tot haar: be* I 4 „ droe: De lLKOüAN»  De ALKORAN 3 I | J36 GODSDIENSTIGE „ droef u niet; God heeft een beek onder .„ u geplaatst. Schud aan de takken van „ deezen Palmboom, en de Dadels zullen „ vallen. Verzamel dezelve, eet en drink, „ en wasch uwe oogen. Zeg tot de geenen, „ welke gij zult ontmoeten , dat gij vast, „ en eene gelofte gedaan hebt om tot nie.„ mand te fpreeken, voordat uwe vasten „ vervuld is. „ Haare Ouders ontmoetten haar, ter-. „ wijl zij haar kind droeg, en zeiden tot „ haar iomaria ! ziet, eene vreemde zaak.' „ ó Zuster aSrons, uw Vader heeft u „ niet geboden kwaad te doen; ook was „ uwe Moeder niet onkuisch. Zij gaf „ haar kind een teken om te antwoorden. „ Zij zeiden: hoe zal een kind in de wieg » fpreeken? Toen fprak haar kind, en „ zeide: ik ben de dienstknegt Gods. Hij „ heeft mij de Schriftuur onderweezen;, „ Hij heeft mij tot een Profeet gemaakt; 3J Hij heeft mij gezegend op alle plaatzen , „ en mij bevolen hem te aanbidden. Hij „ heeft mij de reinheid aangepreezen door „ mijn geheele leeven, en belast mijnen „ Vader en mijne Moeder te eercn. Hü „ heeft mij gewelddaadig noch kwaadaar,, tig gefchapen. De dag mijner geboorte , zal gezegend zijn, en de dag, op wel, ken ik zal fterven, en de dag mijner op, } flandinge. „ Gedenkt aan 't geen wegens en och > gefchreeven is. Hij was een regtvaar. dig man, en een Profeet, en wij voer. den hem op tot eene zeer hooge plaats. » Gotï  GESCHIEDENIS. 137 „ God fchonk zijne genade aan deezemen„ fchen, onder de Profeeten van adams „ geflagt, onder de geenen, welke wij ne„ vens noach deeden te fcheep gaan, on„ der de geneen van het geflagt abra„ h a ms en 1 zr Aë ls, en ónder de gee„ nen, welke wij verzamelden en op den „ rechten weg geleidden. Wanneer de won„ derwerken des bermhartigen aan hun „ verhaald wierden, vielen zij ter aarde3 „ en aanbaden hem met traanen in hunne „ oogen. Derzelvernaageflagt verliet hun„ ne voetftappen, verzaakten de Wet, en „ volgden hunne eigen begeerlijkheden. „ Doch zij zullen in de helle geworpen „ worden, uitgezonderd de geenen , die „ zich bekeeren, en goede werken doen. „ Deeze zullen gaan in het Paradijs, en ., geen onregt zal hun gefchieden; zij zul„ len ingaan in den hof van Eden. 'tGeen „ de bermhartige God beloofd heeft, is on„ feilbaar. Zij zullen niets in 't Paradijs „ hooren fpreeken, 't welk hun onaange„ naam zijn zal. Zij zullen de begroeting „ der Engelen hooren, en 's morgens en „ 's avonds hebben 't geen zij begeeren. „ Zodanig is het Paradijs, 't welk God „ aan zijne fchepzelen geeft, die zijne vree„ ze voor hunne oogen hebben. „ Ik ben niet van den hemel nedergedaalc „ zonder de toelaating des herren. Hij „ is meester van onze daaden, in den he„ mei en op de aarde, en van al wat tus„ fchen dezelve is. Hij heeft u niet ver3, geeten,- dient Hem, en volhardt in uwe I 5 » aa® De alkoran» !  pe ALKORAN : 3 i ) : 138 GODSDIENSTIGE „ aanbidding. Kent gij eenigen perfoon«, t„ die gelijk Hij genaamd is? De mensch '„ zegt: zal ik fterven en weder opftaan? „ Hij bedenkt niet dat God hem uit Niets „ heeft gefchapen. Ik zal ten eenigen da„ ge de Ongeloovigen en de Duivelen ver„ zamelen; ik zal hen voor de poort der „ Helle op hunne knieën doen verfchijnen, „ en zal allerlei elende op hen werpen, om„ dat zij hunne Godloosheid tegen hunnen ï heer vermeerderd hebben. 'Ik ken ze, „ die verdienen in de Hel te branden; zij M zullen hals over hoofd in dezelve gewold ,, pen worden. Dit 'is een allerregtvaar„ digst vonnis,door den heere geveld. Ik * zal de regtvaardigen behouden , en de „ Ongeloovigen verbieden om voor de Af. s, goden op de knieën te vallen. „ Wanneer de Ongeloovigen en veele. „ der Geloovigen mijne geboden hoorden >, verkondigen, zeiden zij onder elkander, „ dat zij op een beter weg waren dan hun»> ne Naasten. Hoe veelen hebben wij , vóór hen verdelgd, in voorgaande eeu, wen, rijker dan zij, en huichelaars gelijk , zij ? Zeg tot hen: God verlengt het lee, ven der dwaalenden, op dat zij hunne , dwaalingen mogen verftaan, enleerende , kennis der pijnen, voor hun bereid. Zij. , zullen verftaan, wie de elendigfte zijn , zal, en wie de zwakften geweest zijn in , hun Geloof, en minst genegen tot den , dienst zijner Godlijke Majefteit. God , zal hun Geloof vermeerderen, die den , rechten weg zullen volgen; en die Hem. * ge*  GESCHIEDENIS. 139 5, gehoorzaam zijn, zullen zijne Genade 3, genieten. „ Zij zeggen: zekerlijk, mahomet „ heeft gedroomd, 't geen hij fpreekt;hij „ heeft het verzonnen, en is een Poeët. 3, Wij willen hem niet gelooven, tot dat hij „ eenig wonderwerk verrigte, gelijk de 3, Profeeten gedaan hebben, die vóór hem ,, geweest zijn. Wij hebben veele fteden „ verwoest, omdat haare inwooners on„ geloovig waren. Wij hebben vóór u „ niet dan bloote menfchen gezonden, die „ van ons waren aangeblaazen. Onder„ vraagt de geenen, aan wien dus lang de „ kennis der gefchreevene Wet gegeeven L was, indien gij dezelve niet kent. Zij „ waren menfchen, die aten cn dronken, „ en fterflijk waren. Wij hebben volbragt j, 't geen wij hun beloofd hadden. Wij l, bewaarden hen met de Geloovigen, en „ verdelgden de Ongeloovigen. Wij heb- ben u een boek gezonden om u teonder„ wijzen. Wilt gij het verftaan? Hoe „ veele ongeloovige Heden hebben wij „ verwoest? Hoe veele nieuwe volken heb,, ben wij in haare plaats gefield? Toen „ zij onze ftraffe gevoelden, vlugtten zij. „ Vlugt niet, en keert weder tot hetgeen „ u vermaakt heeft. Keert weder in uwe „ huizen; misfehien zult gij nog de rijk„ dommen der aarde begeeren. Zij zeiden: „ elende is op ons; wij zijn te befchuldi„ gen. Aldus fpraken zij, tot datzij ver„ delgd wierden. „ Wij hebben den hemel en de aarde niet De ALKORAN»  140 GODSDIENSTIGE Dt : l „ niet gefchapen om met dezelve tefchert.„ zen. Ware het onze wil geweest dat zfj „ zouden fpotten op aarde, zij zouden ins„ gelijks fpotten in den hemel. In tegen3, deel, ik Hel de waarheid tegen de vals. 3, heid, om dezelve te befchaamen; en zij befchaamt ze in de daad. Elende zal op „ u zijn, ter oorzaake van uwe lasterin„ gen. 3, Al wat in den hemel en op de aarde 3, is, behoort Gode toe. De Engelen 3, fchaamen zich niet Hem te dienen; zij „ prijzen Hem dag en nacht, en verheffen „ zijne heerlijkheid zonder lastering* De Ongeloovigen dienen Goden van aarde 3, gemaakt. Hebben zij dc magt om iets „ te fcheppen ? Ware 'er in den hemel en 3, op de aarde een andere God, zij zouden „ 't niet eens zijn. Geloofd zij God, heer. 3, des Heelals ! al wat de Ongeloovigen ver„ haaien, is onwaar. Hij vraagt geenen „ raad, wanneer Hij iets doen wil, gelijk „ de menfchen. Zullen zij eenigen ande„ ren God behalven Hem dienen ? Zeg tot „ hun : meldt uwe bewijsredenen. Luis„ tert naar 't geen wij u te zeggen heb„ ben, Let op onze redenen, en die van „ onze Voorzaaten. Gewisfelijk, de mees„ ten hunner zijn onkundig van de waar, heid, en zwerven ter zijden af. Alle , de Profeeten, welke wjj hebben gezon, den, hebben wij ingegeeven, dat'er niet , meer dan één God is, die gediend moet , worden. Zij zeiden : gelooft gij dat de , Engelen de Zoonen Gods zijn ? God zij » ge*  GESCHIEDENIS. 141 geloofd. Integendeel; zij zijn zijne „ fchepzels; Hij bemint hen. Zij fpreeken „ niet dan 't geen ze van Hem gehoord „ hebben, en zij gehoorzaamen aan 'tgecn „ Hij hun bevolen heeft. Hij kent alle „ hunne daaden, voorleedene en toekool mende. Zij bidden voor niemand dan ,' met zijne toelaating, en fchroomenHem 5, te mishaagen. Wie van hun zalzeggen: „ Ik ben God, in de plaats Gods? Hij zal „ plotzcling in de Helle geworpen worden,„ dit dreig ik den Ongeloovigen. „ Weeten zij niet dat de hemelen en de „ aarde geflooten waren ? Wij openden de„ zelve, en gaven leeven aan alles, door „ middel van den regen, dien wij deeden l nederdaalen. Zullen zij niet in mijne Eenheid gelooven ? Wij fchiepen de ber" gen om de aarde te beletten dat zij zich 1 beweegen. Wij maakten in dezelve we" gen, ruim en breed voor onze fchepze"„ len. Wij overdekten dezelve met den 1 hemel, en hebben hem behoed voor ne" dervalien. Nogthans veragten zij ons l Gebod. 'Er zijn 'er, die met onkunde over de „ Godheid redentwisten, en den wil des „ Duivels naavolgen, vrijwillig en hardn nekkig. Daar ftaat gefchreeven: Hij zal "„ ze verleiden die hem gehoorzaam zijn, en zal ze na de helle voeren. ö Gij volk! indien gij aan de Opftan- ding twijfelt, bedenkt hoe wij u uit het 'l ftof der aarde gefchapen hebben; met l een weinig waters op het ftof gefprengd , „ met De ILKOK-AS,  De ALKOllAN, i 7. r. 35 33 33 33 33 142 GODSDIENSTIGE » met geiToId bloed, en een weinig vleesch, „ geheel en niet geheel gevormd. Ik for„ meer in den fchoot der vrouwen 't geen * g°ed is in mijne oogen, ten beftemdcn „ tijde. Ik doe u kinderen gebooren wori, den; dan geef ik u het leeven, en doe u „ den mannelijken ouderdom bereiken. b Zommigen lTerven jong, anderen belee„ ven den verften eindpaal des ouderdomst „ ten einde opdat zij mogen leeren wel te „ leeven. „ Eefchoüwt de aarde, dor, droog en h onvrugtb'aar; wanneer wij den regen doeri nederdaalen, zal zij van gedaante veran-s „ deren, zal zij allerlei foorten van vrug„ ten voortbrengen en koesteren, bckoor, lijk voor 't gezigt en aangenaam van » fmaak. Omdat God de Waarheid zelve , is , doet Hij de dooden weder opiTaan, , en is Almagtig. Het lijdt geen twijfel , of de dag des Oordeels genaakt, en dat • God de dooden wederom zal doen op, Haan, » 'Er zijn menfchen, die wegens God , redentwisten, zonder kennis, zonder re, den, zonder gezag, en van het pad zijner Wet zijlings afzwerven, Zij zullen ip deeze waereld met oneere en fchaamte bedekt worden, en in de andere waereld de pijnen der helle gevoelen. God doet zijn volk geen onregt. 'Er zijn 'er, die Hem met bekommernisfen aanbidden. Indien hun goed wedervaare, volharden zij om Hem te aanbidden; indien kwaad, keeren zij weder tot hunne God- „ loos-  GESCHIEDENIS. 143 j, loosheid, en verliezen de rijkdommen „ der aarde, en de rijkdommen des hemels., Onbefchrijflijk zwaar zijn deeze beide „ verliezen. Zij roepen de Afgoden aan, „ in de plaats van God,- zij roepen aan,'t „ geen hun voedzel aanbrengen, noch na„ deelig zijn kan. Zulke gebeden wijken „ zeer verre af van Gods geboden. Zij „ dienen 't geen hun tnecr nadeel dan voorj, deel aanbrengt. „ Gewisfelijk zal God de waare Geloö», vigen, die goede werken betragten, doen „ ingaan !in de hoven, alwaar veele rivie„ ren ftroomen. Hij doet hetgeen Hem i, behaagt. „ Hij, die misnoegd is, omdat God aan mahomet hulp en bijiland verleent in .„ deeze waereld, en in de toekoomende, „ laat deeze een touw binden aan den balk » van zijn eigen huis, en zich zeiven daar aan ophangen. Hij zal ondervinden of „ zijn toorn vermindere. „ God heeft zijnen Alkoran gezonden , „ gelyk Hij voormaals zijne andere Schrift. „ ten zondt. Dezelve behelst zijne Gc„ boden, klaar en verftaanbaar; Hij geleidt „ op den rechten weg, dien het Hem be„ haagt. Ten dage des Oordeels zal Hij jb Uitwijzen het onderfcheid, welk 'er plaats „ heeft tusfchen de Geloovigen en Onge„ loovigen; tusfchen de Samaritaanen', de „ Christenen en de Afgodendienaars. Hij „ is AlWeetend. „ Ziet gij niet dat wat in den hemel en £ op de aarde is, de Zon, de Maan, de Star De \LKORASk,  De ALKOR/V! '.. I s ) j I Ï44 GODSDIENSTIGE „ Starren, de Bergen, Boomen en Bees« [„ ten, Hem aanbidt? Vcelen dienen Hem „ met vuurigen ijver, doch vcelen insge„ lijks verdienen geflraft te worden. „ Niemand zal hem agten , die God „ veragt. Hij doet zo als Hem goeddunkt. „ Deeze twee flrijdende partijen, de Gc„ loovigen en de Ongeloovigen, hebben „ gezintwist aangaande de Godheid doch „ de Ongeloovigen zullen omringd worden „ van de helfche vlammen. Vuurigehemb„ den zullen hunvvordenaangetrokken;koo„ kend water zal over hunne hoofden wor„ den uitgegooten. Het vuur zal branden, „ 't welk zij in hunne ingewanden hebben, „ en zal hunnen huid braaden. Zij zullen „ gegeesfeld worden met ijzeren roeden. „ Wanneer zij denken uit het vuur tezul„ len verlost worden, zullen zij verder „ in hetzelve opgaan, en ecuwig gepijnigd , worden. „ God zal de waare Geloovigen, welke , goede werken gedaan hebben, doen in, gaan in de hoven, alwaar veele rivieren , iiroomen. Zij zullen verfierd worden , met Armringen van goud en paerlen. , Zij zullen bekleed worden met Zijde, en , de eeuwige Gelukzaligheid genieten, om, dat zij zijne Eenheid beleeden hebben; , maar de Ongeloovigen zullen zwaarefol, teringen lijden, omdat zij de volken ver, hinderd hebben het Geloof te omhelzen, , en den Tempel van Mekka te bezoeken, , welken God gefield heeft om aldaar van , de geheele waereld te worden aangebee- „ den.  GESCHIEDENIS. 145 * den. Hij, die zal aangezogt worden om „ denzelven te bezoeken, en daar in zal t, gaan , met oogmerk om weder te keeren „ tot zijne Ongeloovigheid, zal zwaar ge„ ftraft worden. „ Wijkt af van dc befmetting dct Afgo., den. Wagtu voor het geeven van valsch getuigenis ; gehoorzaamt Gode. Hij, „ die zegt, dat God een medgezel heeft, i, is gelijk aan hem, die plotzeling uit den j, hemel viel, Weiken de vogelen aten , en ,, dc wind na eene afgelegene plaats vocr■„ de, .vol van elendej „ Hij, die dc tekens van Gods magt zal „ eerbiedigen, zal niet. twijfelen aan zijne „ Wet, en zal beloond worden voor zijne ,, goede werken ten beftcmden tijde, in„ dien hij den ouden Tempel van Mekka, i, bezoeke. . . ', „ Aan alle. Natiën der waereld hebben é wij eene Wet gegeeven, om haare ofFer„ anden te offeren, en dankbaarheid te bch toonen aan haaren heere, omdat Hij' ,-, haar boven alle beesten bevöorregt heeft. „ Uw God is ccn éénig God. Gehoor„ zaamt zijne geboden. Roep eene groo„ te vergelding uit over de geenen, die „ Hem gehoorzaam zijn , die van vrec» ze beeven , wanneer zij zijns naams „ hooren gewag maaken; die geduldig zijn „• in. hunnen tegenfpocd ;• die tenbeftemd.ert - tijde bidden , en aan aalmoezen befteedeqj g een gedeelte.van den rijkdom, dien wij „ hun gefchonken hebben. „ Wij hebben het Wijfje van den Ka- meel gefchapen tot een teken van onze IV*. deel.- I\ Èêai Dn VLKORA»,  De ALKOU.AÏ 146 GODSDIENSTIGE „ Eenheid; zij zal u voordeelig zijn in r.„ deeze waereld. Weest gedagtig om Gods „ naam uit te fpreeken, wanneer gij haar „ zult olferen, ftaande op haaren voet, ,, Wanneer zij dood zal nedervallen op den h grond, eet van haar vleesch, indien gij 'er trek toe hebt, en geeft te eeten aan „ de geenen, die 'er u om verzoeken. Wij „ hebben haar u onderdaanig gemaakt; mis* „ fchien zult gij jegens mij dankbaar zijn „ voor deeze genade. God verhoogt voor t, hem zeiven, noch het vleesch vah dit beest, noch het bloed, maar alleen de „ goede werken, welke gij verrigt. Hij „ heeft het aldus onderworpen, opdat gij „ het moogt verhoogen , en Hem dan„ ken, omdat Hij u op den rechten weg ge- leid heeft. „ Verkondig onder de Regtvaardigen, „ dat God verre van hun zal doen de boos„ heid der Godloozen. Hij heeft een af„ grijzen van de verraaders, en van de on„ dankbaaren. Betuig aan de geenen, die „ tegen de Ongeloovigen ftrijden, om het „ ongelijk te vergoeden, welk zij hun heb- ben aangedaan, dat God magtig genoeg „ is om hen te befchermen. Toen zij uit „ hunne huizen wierden verdreeven zon„ der reden, zeiden zij: God is onze „ Heer. „ Hadde God niet de volken tegen el„ kander opgezet, de Kloosters der Geest„ lijken, de Kerken der Christenen, de „ Sijhagogen der Joodenen de Tempels der i, Geloovigen zouden verwoest zijn,door „ de  GESCHIEDENIS. 14? „ de menigte der boozen en hunne boos„ heid. Dc naam Gods is verhoogd in den. Tempel der Geloovigen, en aldaar wordt g zijne Wet gehandhaafd en verdeedigd. „ ö Gij waare Geloovigen! volgt niet 5, de voetftappen des Duivels; hij zal u tot misdaad en zonde vervoeren. Hadde God niet u met zijne bermhartigheid be„ genadigd, niemand uwer zou van die be„ driegerije gezuiverd zijn. Maar God ,, reinigt dien het Hem behaagt. Hij hoort ■„ allen, en kent alle uwe voorneemens. „ De rijkften en de magtigften onder li „ hebben niet gezwooren om geen goed „ te doen aan hunne Ouders, aan dc ar„ men, of aan hun, die voorde Wet Gods j, ftrijden. Nogthans doen zij hun geen „ goed, cn vlieden hen. Bcgeeren zij niet dat God het hun vergeeven zoude ? Hij is vriendlijk noch mededogend, dan jei, gens de waare Geloovigen; „ Zij, die van oneerbaarheid befchuldi„ gen de kuifche, onfchuldige en geloovi„ ge vrouwen, zullen in deeze waereld j, vervloekt worden 5 en zullen zwaare pijnen lijden in den dag, wanneer hunne „ tongen, hunne handen, en hunne voe5, ten tegen hen zullen getuigen; Ten „ zelfden tijde zalGodhünbetaalen'tgeeii „ hun zal fchuldig zijn, zonder onregtvaar„ digheid, en zij zullen weeten dat God de waarheid zelve is. „ De booze Vrouwen zullen fpreeken gelijk de booze Mannen, en de booz» Mannen gelijk de booze Vrouwen. De K 2 jj goe- Èé iLKORAfT*  14$ G O D SDIENSTIGÉ De ALKOKAV „ goede Vrouwen zullen fpreeken gelijk de „ goede Mannen , en de goede Mannen ge„ lijk de goede Vrouwen. De goeden zijn „ pnfchuldig aan de bedriegerij der boozen. Zij zullen Gods genade genieten, en de fchattcn van het Paradijs. „ ö Gij waare Geloovigen! treedt niet „ in eens anders huis zonder verlof. In„ dien gij hen groet die daar in woonen , „ zult gij wel doen. Misfehien zult gij * gedagtig zijn, indien gij niemand van het „ huisgezin vindt, treedt niet binnen zont, der verlof. Indien zij fpreeken van te „ rug te gaan, zult gij te rug gaan; dit is „ beter dan aan de deur te ftaan. God „ ziet al wat gij doet. Gij zult God niet „ verftooren door te gaan in onbewoonde „ huizen, indien gij aldaar iets te verrig., ten hebt. God kent alle uwe oogmer„ ken» „ Zeg tot de waare Geloovigen, dat zij „ hun gezigt in bedwang houden, dat zij ,, kuisch zijn, dat zij goed doen, en dat, ., God alle hunne bedrijven weet. Zeg „ tot de waare geloovige Vrouwen ,dat zij «, haar gezigt in den teugel houden, en dat ,, zij kuisch zijn, dat zij- niets van haare y, fchoonhcid laaten zien , dan 't geen moet „ gezien worden; dat zij haaren boezem „ bedekken, als mede haar gezigt; dat zij é dezelve aan niemand laaten zien dan aan „ haare Mannen, haare kinderen, de kin„ deren van haare Mannen, haare brocde„, ren, haare neeven, haare zusters, haare i, vrouwen, haare dochters, haare flaa- » vin-  'GESCHIEDENIS* 149 s, vinnen en huisbedienden , welke niet „ bekwaam zijn tot het huwelijk, en aan „ kinderen,'die geene agt geeven op de „ fchoonheid der vrouwen; en dat zij haa„ ren voet niet beweegcn, om te doen zien „ dat zij fraai gefchoeid zijn. „ Bidt God om vergiffenis; misfehien „ zult gij gelukkig zijn. Veele maagden „ van uwen eigen Godsdienst, de doch,, ters der regtvaardigen, van uwe flaa„ ven, indien zij arm zijn, zal God ver,, rijken met zijne genade. Hijisweldaa- dig en alweetend. ,, Zij, die geene vermogens hebben om „ te trouwen , zullen kuisch leeven, tot „ dat God hun de middelen gefchonken „ hebbe. Zij, die begcerig zijn om met „ hunne flaavinnen te trouwen, zullende 9, magt hebben om een huwelijksverdrag ,, aan te gaan, indien zij weeten dat zij „ wijs zijn, en zullen haar een deel gee„ ven van den rijkdom, welken God hun „ heeft gefchonken. „ Vcragt uwe Vrouwen niet,die kuisch „ zijn, door het pleegcn van hoererije. ,, Indien gij het goede in deeze waereld „ begeert, indien gij haar veragt, God „ zal haar bermhartig en genadig zijn. „ Wij hebben u deeze geboden gezon„ den, duidelijk cn verftaanbaar, gelijk aan die, welke aan uwe Voorzaaten geleerd „ wierden, om verkondigd te worden aan, „ de regtvaardigen. „ God verlicht den hemel en de aarde, „ gelijk de lamp, die in den lantaarn yajj K 3 „ kris- De ALKORA»  Be ALKORAN. iSo GODSDIENSTIGE „ kristal hangt, opgevuld met olie van den „ gezegenden olijf. „ Zij, die in de Opftanding niet geloo„ ven, hebben gezegd: de Engelen zijn niet „ nedergedaald van den hemel; wij hebben „ God niet gezien. Zij zijn hoogmoedig „ geworden , en tot eene zeer zwaare „ dwaaling vervallen. Doch de boozen „ zullen ten eenigen dage zonder vertroos„ ting zijn. Wanneer zij den Engel zien, „ zullen zij, Help ! Help! roepen. Wij zul-. „ len hun voor oogen ftellen alle de zon„ den, welke zij gepleegd hebben. De „ goede werken, welke zij zich zullen ver„ beelden gedaan te hebben, zullen gelijk „ zijn aan het ftof, welk de wind weg„ blaast. De gezegenden zullen het ze„ kerfte goed genieten; zij zullen van niets „ anders hooren, dan waar bij zij belang „ hebben. „ Wanneer de hemel en de lucht zich „ zullen klieven , en de Engelen zullen ne„ derdaalen, dan zal de waarheid aan het „ licht koomen, en de bermhartige^ zul„ len heerfchen. Die dag zal verdrietig „ zijn voor de Ongeloovigen. Zij zullen ,, op hunne vingers bijten, en zeggen: „ Ach, dat ik den Profeet en zijnen Apos>, tel gevolgd hadde / ö Elende.' Ach dat ? ik geene vriendfehap hadde gemaakt met „ zulk een Ongeloovigen / Hij leidde mij ? van het rechte fpoor; hij verhinderde mij , om in den Alkoran te gelooven, welken , God gezonden heeft. Gewisfelijk, de JQuivel heeft de menfchen verzogt. Dan  GESCHIEDENIS. 151 „ zal de Profeet zeggen: h e e re, de zul„ ken, die mij gevolgd zijn, hebben gehoor„ zaamd in 't geen in den Alkoran ge- fchreeven Haat, en de Ongeloovigen „ hebben het verworpen. Wij hebben ee„ nen vijand onder de boozen gefield, aan „ eiken Profeet van hun, die vóór u gep weest zijn; doch 't is u genoeg dat God „ uw leidsman is. „ De Ongeloovigen hebben gevraagd, „ of de Alkoran in zijn geheel op eenmaal „ wierdt gezonden; dus heb ik gedaan om „ de waarheid in uw hart te verflcrken ; „ ik heb dien ftuk voor ftuk gezonden. „ Zij zullen u niets toonen, 't welk daar aan „ gelijk is, Ik heb u in de waarheid on- derweezen, duidelijk en verftaanbaar. „ Dc Ongeloovigen zullen opgeflooten „ worden in het helfche vuur, en zullen „ zeer elendig zijn. „ Zekerlijk, wij gaven mozes het boek „ der Wet; wij zonden hem zijnen broeder „ a a r o n , om hem behulpzaam te zijn, en „ zeiden tot hun: Gaat beiden heenen, „ predikt onder de Ongeloovigen ; wij zul_ len hen verdelgen, indien zij zich niet „ bekecren. „ Zij, die in God gelooven, en goede wer„ ken doen, zullen de vermaaken van het „ Paradijs genieten; en de boozen zullen „ geftraft worden naar hunne wanverdien„ ften. „ Looft God; aanbidt Hem, 's morgens „ en 's avonds; de Lof behoort Hem toe p in den hemel en op de aarde. Aanbidt K 4 jjHerii De ALKOllANt  $ . Dc dwaalingen, betreffende het Oude Testament, zijn de Overleveringen der Jrabiërs. Want gelijk dezelve afkomftig waren van abraham, door zijnen Zoon isMAëL, dus bewaarden zij veele Overleveringen, alle welke wij in den Alkoran vinden. Die bijzonderheden , welke zo fterk aandringen op Gods Éénheid, fchijnen afkomftig te zijn van de Jooden, die ten allen tijde dc Christenen befchuldigd hebben dat zij drie Goden dienen. Het laatfte gedeelte, welk de Gefchiedenis van het Nieuwe Testament vervalscht, moet opgefteld zijn door Nestoriaa?ien, en eenige andere Kcttcrfche Christenen. Eene andere aanmerking, welke wij hier moeten voordraagen, is, dat wij, in alle berigten, welke wij aangaande den toeftand van vastgeftelde Godsdienften bezitten, de Zedelcerernftig vinden aangedrongen, zelf in dezulke, die dc belacheüjkfte plegtigheden hebben. Dc reden hier van is klaarblijkelijk deeze, omdat God zo veele vreeze in dc harten der menfchen heeft ingedrukt, dat zij zich fchaameneert volkomen Zamenftelzel van Zedeloosheid Vast te ftcllen. Dc flcgtfte foort van menfchen, van welke wij leezen, waren de Ada-  De ALKORAN PLËG- 158 GODSDIENSTIGE Adamiten, in dc derde Eeuwe der Chris" \ ten Tijdrekeninge. Doch, gelijk de Heer bayle aanmerkt, zij waren flegts een handvol volks, en verdweenen fpocdig. Van hier dat wij met groote omzigtigheid moeten leezen de berigten aangaande de Turken, bij die Reizigers, welke geringe , indien eenige gelegenheid, gehad hebben om met hun te verkeeren. Van fchrijflust worden zij niet zeer flerk gedreevcn; Dit is de reden dat zij nooit iets hebben in 't licht gegeeven over hunne Godsdienftige plegtigheden. Weinigen, [die van een anderen Godsdienst belijdeirs doen,] mogen in hunne Kerken of Moskeen koomen ; aan lieden van hoogen rang, nogthans, wordt zomtijds daar toe verlof gefchonken. Mevrouw wortly montague bezag van binnen eene hunner Moskcën, en de Heer n anWay hieldt een mondgefprekmet eenen van hunne Priesters. La motte geeft eene breedvoerige befchrijving van hunne Moskeen, en aan picart wierden deswegen de naauwkeurigfle berigten medegedeeld. Door dit alles zijn wij overvloedig in flaat gefield om een uitvoeriger berigt te geeven aangaande den Mahometaanfchen Godsdienst , dan tot nog toö het licht gezien heeft*  GESCHIEDENIS. 159 PLEGTIGHEDEN DER M A II O M E T A A N É N. De Befnijdenis koomt hier 't eerst in aanmerking, als zijnde de eerfte plegtigheid van een Godsdienftigen aart. Zelden befnijden de Mahomtaanen hunne kinderen , vóór dat zij den ouderdom van zes of zeven jaaren bereikt hebben. Doch hier van kunnen de Ouders zich ontflaan. Want zomtijds doopen zij hen op den ouderdom van vier jaaren, en zomtijds niet voor het negende of tiende jaar hunnes ouderdoms. De dag der Befnijdcnisfc is een dag van Vreugdebedrijf, voor alle de bloedverwanten van het kind. Het wordt te paerd gezet , omringd van Keteltrommels en Tamboers, in zijn beste gewaat uitgedoscht, gevolgd van zijne Schoolmakkers, die met luider ftemme eenige plaatzen uit den Alkoran leezen. Aldus wordt hij na de Moskee gevoerd, alwaar hij, op de gewoons wijze, befnceden Wordt. Wanneer een volwasfen perfoon den Mahometaanfchen Godsdienst heeft aangenomen, wordt hij te paerd door de ftad geleid, houdende in zijne flinkerhand een Lans, met de punt na zijn lichaam gekeerd; om daar mede aan te wijzen, dat hij een gewelddaadigen dood zalfterven, in- PLEGTIG*.. HEDEN der MAIIOME* TAANfiN*  j6o GODSDIENSTIGE PT.EGTIG- HEDEN der MAHOMETAANEN. dien hij immer van zijnen nieuwen Godsdienst afvallig worde. Niet eenerlei zijn ondertusfehen deeze plegtigheden in alle gewesten, daar dcMahometaanfche Godsdienst is aangenomen. Té Algiers, bij voorbeeld, wórden alle Griekfche Rencgaaten befneeden , cn door de ftad geleid, te midden van eene Wagt van Barbaaren, met uitgetoogen Sabels, om bun hier mede aan te kondigen, welke ftraffe zij te verwagten hebben, indien zij ooit de geringfte genegenheid laaten blijken, om weder te keerèn tot het Christendom. De Jongens krijgen een naam op den dag der Befnijdenisle; doch deezé gewoonte, even gelijk de andere, is aan eenige verr fcheidenheid onderhevig. In Perjie geeft dc Vader aan het kind een naam, dien hij wij , op den dag zijner geboorte. Hij houdt het in zijne armen en draagt het op aan Gode. Daar naa legt hij het zout in zijnen mond, cn geeft het eenen naam onder het üitfpreeken van eenen zegenwensen. Wanneer een kind fterft, vóórdat het befneeden is, breekt men hem zijnen kleinen vinger, eer men hem ter aarde beftelt. Dit, verbeeldt men zich, zal eene verzoening bij God te wege brengen voor het verzuimen der Bcfnijdcnisfc. De Turken zijn het niet eens in hunne gevoelens omtrent de kragt der Befnijdcnisfe. Zommigen befchoüwen dezelve als niet volftrekt noodzaaklijk ter zaligheid. Een*?-  GESCHIEDENIS. 161 Eenigen flaan zo. vast in het begrip van haare noodzaaklijkhcid, als de Rooraschgezinden ten opzigtc van den Kinderdoop. Anderen zijn van gedagtcn dat deeze plcgtigheid Genade en Godsvrugt aanbrengt, en dat God de gebeden eens onbcfneedenen niet zal verhoorem Niettegenflaande alle deeze verfohcidenheid van begrippen , redentwjsten zij zelden over den Godsdienst;, iets, 't welk hun tot groote eere verftrekt. , Menigmaalen neemen de Mahometaanen kinderen van andere Ouders voor de hunne aan. In zommigc opzigten mag deeze gewoonte als gemeen door. het gehecle Oosten worden aangezien. Wanneer Prinsien of andere groote Kecrcn kinderen gebooren worden, wordt het oogenblik hunner geboorte diep geheim gehouden; dit gefchiedt om Toverij cn Bezweering te* voorkoomen, en te beletten dat deStarrcwichclaars hunnen geboortedag aantekenen, en kwaade dingen voorfpellem Ja, zo zeer zijn zij met dit zinneloos begrip ingenomen, dat alhoewel zij weeten dat de Starrewichelaars geene enkele omflandigheid, hen z.elve betreffende, kunnen voorfpellen, zij, nogthans, gelooven dat zij die magt over anderen bezitten. Ondertusfehen zijn de Mahometaanen niet de' eenige lieden, die door beuzelagtige vreeze en ongegronde hoop gezwaaid worden. Wanneer een vreemd kind als eigen wordt aangenomen, trekt zijn zogenaamde Vader zijn eigen hembd uit, cn doet het jongetje IVv DEEL, L CiÓOT PLEOTIO HEDEN j der MAHOMETAANEN.  164 GODSDIENSTIGE PLF.GTIO HEDEN der MAHOMETAANEN. door hetzelve doorgaan. Dit noemen zij Akhrat. 't Zij de Mahometaanen eigen of flegts aangenomene kinderen hebben, zij zijn zeer zorgvuldig om dezelve zodanig op te voeden, dat zij allerlei mismaaktheid voorkoomen: want het is onder hen een aangenomen grondregel, dat eene zuivere ziel niet kan woonen in een mismaakt lichaam. Dit is de reden, waarom wij onder de Turken zo weinige lieden aantreffen , die eenige mismaaktheid aan hun lichaam hebben. Hun gedrag ten deezen ópzigte behoorde tot een voorbeeld en waarfchuwing te verftrekken aan alle de zulken onder ons, wien de zorge voor de opvoeding der kinderen is aanbevolen. - De Veelwijverij een gedeelte van den Mahometaanfchen Godsdienst zijnde, is het niet ondienflig hier aan te merken, dat in alle landen, alwaar deze gewoonte heerscht, de Bevolking veel talrijker is dan daar een Man niet meer dan ééne Vrouw heeft. De Veelwijverij verwijdert de harten der Ouderen, en verhindert hen in het volvoeren der pligten , welke zij den kinderen fchuldig zijn. Zij veroorzaakt jaloersheid onder de Vrouwen; en indien de Man geen dwingeland zij, moet hij in zijn gemoed ongelukkig weezen. Wij mogen hier nevens voegen, dat de begunftigde Vrouwen zekere geneesmiddelen toedienen aan haare rfiedcdingflers, om haar te doen misdraagen.  GESCHIED É N I S. 16$ In groote hoögagting worden onder hen de huwelijksplegtigheden gehouden. Nogthans wordt het huwelijk niet door een Priester ingezegend, noch als een godsdicnfiig bedrijf aangezien. Zij befehouwen bet in een burgerlijk licht* Dit zelfde heeft plaats onder veele Oosterfche Natiën. De Mahometaanen vervoegen zich bij den Cadi, of burgerlijken Rcgter, en de Man verklaart zich verbonden te hebben om een Vrouw te zullen neemen» Naa deeze verklaaring, doet deCadi eene aanfpraak tot de jonggehuwden en derzei ver bloedverwanten, flaande op den gehuwden fhat. De Bruidegom, in plaats van een huwelijksgoed met de Bruid te ontvangen, ichenkt haar een bruidfehat; in de tegenwoordigheid des Regtcrs moet hij haar dien ter hand liellen. Dc Bruid belooft haaren aanmaanden Man gehoorzaam te zu'len weezen. Van het huis des Regters wordt zij na huis gedraagen in een Draagzetel, onder een verhemelte, ver* zeld van haare Bloedverwanten, Vrienden , Slaavcn cn eenige Muzikanten. De Vrouwen worden hier gehouden geregtigd te zijn , ten minfle eenmaal ter wceke in het bed haarer Mannen te worden toegclaaten. Bij nalaatigheid hier van mogen zij zulks op den Donderdag der volgende weeke eifchen,, en zelf hunne Mannen desweg'en bij dc Wethoudcrfchap aanklaagen, Indien zornffiigen te fchroomagtig zijn om dus openlijk regtsvergoeding te vorderen, zijn zij L 2 be« PLÈr.TXG HEDEN der MAHOME' TAANENs  PLEOTIGII EDEN der MAHOAIETAANEN. 164 GODSDIENSTIGE bedagt op andere middelen om dit nadeel te vergoeden. Wanneer Jongens of Meisjes mondig verklaard worden, brengt men hen voor den Rcgtcr, die hun vraagt : „ Of de „ Duivel op hun lichaam gehuppeld heb„ be?" „ Meer dan eens" is doorgaans het antwoord. De reden deezer vraage is, om dat zij gelooven dat de Duivel op onze eerfte Ouders huppelde in de gedaante van een Slang, en 't eerst in hun vlceschlijke lusten verwekte. . Het ftaat den Mahometaanen vrij , vlecschlijke gemeenfehap te mogen houden met hunne flaavinnen. En hier moeten wij aanmerken, dat zij in 't huwelijk mogen trecden met Vrouwen van allerlei Godsdienften, wier Leerftcllingen in gefchrift bekend zijn. Alle da kinderen, *t zij uit getrouwde Vrouwen of bij Slaavinnen verwekt, deelen gel ij lelijk in huns Vaders nalaatenfehap, indien de Vader , bij uiterften wille of anderzins, hen vrij verklaard hebbe. Bij gebrek hier van, blijven de kinderen der Slaavinnen als zodanig aan den oudfteu Zoon van het gezin. Nooit trecden zij in 't huwelijk met iemand hunner bloedverwantfchap , of zij moeten hun in den achtftcn graad , indien niet verder, beftaan. Om dc Echtfcheidingen zo veel mogelijk te voorkoomen, mag de Man eene Vrouw, welke hij eenmaal heeft verftooten, niet wederom neemen. Wanneer de Man zijne Vrouw van Over-  GESCHIEDENIS. i6S Overfpel befchuldigd hebbende, deeze aantijging niet kan bewijzen , moet hij met ftokflagen geftraft worden. Doch deeze Wet wordt gemaklij k ontdooken. Wanneer 'er bewijzen noch getuigen voorhanden zijn, zweert de Man vijfmaalen dat zijne befchuldiging waar is. Bij den laatften Eed voegt hij eene vervloeking, behelzende dat hij van God en menfchen mag vervloekt worden indien hij liege. Van den anderen kant wordt de Vrouw geloofd, indien zij even zo veele maaien zweere, en bij den laatften Eed een Gebed voege, dat God haar uil verdelgen, indien haar Man de waarheid fpreeke. Van eenfehrikwekkenden aart is deeze gewoonte : want, dewijl de beide partijen geene waarheid kunnen fpreeken , opent zij een ruim veld voor Meineedigheid. Indien het Overfpel duidelijk bcweezen worde, mag de Man de Vrouw ter dood brengen; dit gefchiedt door haar in een toegenaaiden zak met lteencn in het water te werpen. Doch dc gelieven zijn veelal zo omzigtig in hunne minnaarijen , dat zij zelden ontdekt worden. Wat den Overfpclcr betreft, hij wordt veroordeeld om te rijden op een Ezel, met zijn aangezigt na den ftaart gekeerd, draagende op zijn hoofd een kroon van Osfedarmen, en een Das van de zelfde ftoffe; voorts wordt hij aan zijne voctzoolen en op de lendenen gcgeesfeld. Indien de Man erg vermoeden hebbe op zijne Vrouw, en zij 'er in bewillige om van hem te fcheiden, laat hij doorgaans haai? L 3 in PLEOTTG HU DEN der SÏAHOMK' TAANfiN  ï66 GODSDIENSTIGE PLECTIG- HKDEN der MAHOMETAANEN. I < | 1 < ] | I in vrede gaan. In de daad , zelden ge? beurt het dat een Vrouw ter dood gebragt wordt. Wanneer de Groote Heer zijne dochters aan zommigen Hofgrooten wil ten huwelijk geeven, gefchiedt zulks veelal uit een beginzel van jaloersheid, welke de Keizer tegen derzelver magt heeft opgevat; en het is dikmaals een voorbode van hun verderf. Wanneer hij beducht is voor de te zeer toeneemendc magt van eenen Basfa, geeft hij hem eene zijner zusters of dochters ten huwelijk, onder voorwendzel van hem te grooter eere te willen aan-r doen. Dan, in ftede van in aanzien en vermogen te klimmen, wordt hij de verïgtlijkfte flaaf van de hooghartigheid en dwingelandij eener Vrouwe, welke hem sven als een Lakei behandelt, zonder dat hij zich daar tegen durve verklaaren, of Jenfchijn vertooncn dat hij zijns Meesters ^unst behoorlijk op prijs fchat. Hij moet ach geheellijk aan deeze Vrouwe overgeven , en afzien van alle andere Vrou wen ;n Slaavinnen, die zijne genegenheid zoulen kunnen aftrekken. Indien hij reeds :ene zagtaartige Vrouw, en kinderen bij laar verwekt hebbe , is hij genoodzaakt lezelve buiten zijn huis te zetten , negens alle andere perfoonen, die mishaagd ijk zouden kunnen weezen aan deeze Sulane, bij hem nog onbekend. Indien zij, vóór de plegtige huwelijksamenkomst , van hem laate verzoeken ;eld, edelgefteentcn, kostbaare pelterijen of  GESCHIEDENIS. 167 of iet anders, zendt hij haar dezelve ten , gefchenke met eene blijmoedige houding, 1 of althans moet hij het voorkoomen daar van aanneemen. Daarenboven is hij ver-1 pligt haar te verzekeren van zulk een' Bruidfchat, als dc Huwelijksmakelaars goedvinden hem op te leggen. Deeze fomme , in tegenoverftaan van een Regter, bepaald zijnde , wordt hij , door twee Zwarte Gefncedenen, geleid na het vertrek der Sultane, alwaar hij haar zijne dankbaarheid betuigt voor de eere, welke zij hem aandoet. Terwijl hij in de kamer treedt, trekt de Prinsfes in allerijl haaren Dolk, en vraagt hem, meteen trotfehen toon , wie hem zo ftout gemaakt hebbe van haar te durven naderen. Hij antwoordt haar met de diepfte eerbiedigheid, en toont haar het verlof of bevel van den Grooten Heer om haar te trouwen. Dan rijst zij op van haaren zetel, ontvangt hem vriendelijk cn gedoogt dat hij gemeenzaam met haar verkeere. Straks neemt eèn Gefncedcne zijne Muilen, en zet dezelve aan de deur, tot een teken dat hij gunftig ontvangen is, Naa dat de Rasfa eenige oogcnblikkcn in de kamer der Prinsfesfc vertoefd heeft , maakt hij eene diepe buiging tot aan den grond, en agterwaarts trecdende , doet hij eene aanfpraak, waar in hij zijn genoegen verklaart over de eere, welke zij hem zal aandoen. Vervolgens blijft hij ftil ftaan in eene nederige houding, met zijïie handen kruiswijze over zijnen borst L 4 gc- 'LEGTIG- IF.DEN der JAHOMfi'AANEN.  168 GODSDIENSTIGE ^LEGTIGHEDEN der MAHOMETAANEN. gcflagen, tot dat de Sultane hem bevecle haar een weinig waters te brengen. Gereedlijk gehoorzaamt hij haar , en voor haar knielende, biedt hij haar een beker aan, ten dien einde toebereid. Dan ligt zij een rooden fluier op, met goudenen zilveren bloemen geborduurd, welke dus lang haar aangezigt bedekt hadt, en drinkt. Terftond hier op brengen haare vrouwelijke dienstboden eene kleine tafel binnen, op welke twee gebraaden Duiven flaan, nevens een weinig witte Suiker op een fchotel. De Minnaar verzoekt haar om te eeten, doch zij weigert zulks, totdat hij haar eenige kostbaare gefchenken gedaan hebbe. Hier in bewilligt hij , verdrijft haare fchaamte, e,n zich aan dc tafel nederzettende, ontvangt zij gunftiglijk uit zijne hand een poot van een duifje; cn naa 'etiets van gegeeten te hebben , fteckt zij hem een ftukje Suiker in den mond , ftaat op van de tafel, en keert weder na haare plaats. Straks vertrekken alle dc aanweczenden, en laaten dcnBasfabij de Sultane alleen, geduurende den tijd van een uur, op dat hij gelegenheid moge hebben om ongedwongener met haar te verkeeren. Dan koomen zijne vrienden binnen met fpeeltuigen , en nodigen hem in een zijvertrek , daar hij, met drinken cn andere vermaaklijkheden, den nacht nevens hun doorbrengt. Dit zelfde doet ook de Sultane met haare Vriendinnen in haare kainer. De  GESCHIEDENIS. 169 De Prinfes met het aanbreekcn van den dag vermoeid zijnde, geeft zij voor ziek te weczen, en legt zich neder in haar bed, 't welk kostbaar toegerust is, zijnde met goud geborduurd, en bewierookt, overeenkomftig met dc tegenwoordige omftandigheid. Een der Gefnccdcncn geeft hier van kennis aan den Bruidegom door ccn teken, en leidt hem ftiiletjes in het flaapvertrek. Hij legt zijn opperkleed af, knielt eenigen tijd aan het voeteneinde van het bed, en de plcgtighcid neemt een einde. Het treuren over dc dooden begint met zulk een luid jammeren en fchreicn, door de Vrouwen aangericht, dat het aan dc verstafvvoonende buuren het overlijden aankondige. Behalven deeze gewoone traancn en wceklagten, befmeeren zij in Afrika hunne aangezigten met vet en olie, met zwartzcl gemengd. Dertig of veertig Vrouwen , met loshangende hairen, cn met het vleesch van haaren boezem, door middel van haare nagelen of met naalden van een gereeten, treeden binnen om de noodige tocbercidzels te maaken tot de Begraafenis. De gewoonte, om een luiddruftig gefchrci en jammerklagten aan te heffen over de verftorvene vrienden, zich in het ftof te wentelen, of het aangezigt met asch tc bedekken, is van eene hooge oudheid in het Oosten. Geringe verandering is in deeze gewoonte voorgevallen, onder de bcwooners dcczer gewesten , zints den leeftijd der Patriarchen. Een lange zwarte Mantel en andere zwarte onL 5 der, PLECTIG- HEDEfi der MAHOMETAANEN.  170 GODSDIENSTIGE PLEGTIG- beden der MAHOMETAANEN. i i i i i ] ] 3 4 ( I | | r c 1 ( g e i derklederen zijn de uitwendige tekens van rouwe van een Kind , een Broeder, een Man, of een Vrouw, of over het overlijden van Ouderen. Allerlangst duurt de rouwe der Weduwen over haare Echtgenooten. Dit gefchiedt, 't zij dc droefheid over hun affterven weczenlijk of gemaakt zij. Thevekot verhaalt dat de Turkfche Vrouwen uitfcheiden met fchreien , wanneer 'er *cene getuigen van haare traanen zijn, iroordagtlijk ten dien einde gehuurd. Iets lergelijks hebben wij voorheen ten aan:ien van de Grieken aangemerkt. Vercheiden dagen duurt het treurend fchreien ; m indien de overleedene een perfoon van Lanzienlijken rang zij, wordt het vercheiden jaaren agter elkander jaarlijks ïcrhaald. Om het Lijk tot de Begraafenis te beeiden, wordt het ge was fchen en gefchooen. Men brandt wierook rondom hetlelve , om den Duivel en andere booze ïeesten te verdrijven, welke, zo als de /lahometaanen en veele andere Volken elooven, rondom de dooden waaren, even eer en lang als omtrent de lecvenden. /"ervolgens 'wordt het Lijk omwonden iet een Doodkleed zonder naaden , op at het, gelijk men voorgeeft, te gemakjker moge knielen, wanneer het in het iraf zal onderzogt worden. Want zij elooven, dat, naa deszelfs Begraafenis , sn Engel wordt gezonden om het te onerzoeken. Dq  GESCHIEDENIS. 171 De Kist wordt met een zwart Kleed bedekt. Eenige Imans, van welke in 't vervolg nader, gaan vóór het Lijk biddende ; de Bloedverwanten en Vrienden van den overleedene volgen, nevens de Vrouwen , die weenen en traanen Horten. Bij het Graf wordt het Lijk uit de Kist genomen en in de aarde geleid, terwijl de Vrouwen 'er rondom ftaan, een groot misbaar maakende. 'Er is eenig ondcrfcheid tusfchen de Begraafplaatzcn der Mahometaanen in Perfie, cn die van Turkije. De Perfiaanen 'leggen een plank over den kuil in eene hellende richting, zo dat het eene einde van denzelven den grond van het Graf raake, en het ander tegen het boveneinde leune. De Turken plaatzcn een ftcen aan het hoofdeinde van het Lijk, ten dienfte der Engelen, die den Overleedene moeten onderzoeken. Zij gelooven dat deeze beleefdheid hen toegeeflijker zal maaken. De Lijkklceden zijn verfchillende, cn de Doodkisten zijn onderfchcidenlijk vcrfierd, naar gelange van den rang, ftanden het vermogen des Overlecdenen; men onderfcheidt ^an deeze uitwendige tekens den Priester, den Soldaat, den Rijke en den Arme. Alle hunne Bcgraafplaatzen zijn aan de openbaare wegen, om de Reizigers te doen gedenken om hunne Gebeden voor dc overleedenen hemelwaarts te zenden ; in vergelding waar van op hen een zegen van boven zal nederdaalen. Van hier dat de- zuU PLEGTIO IIEDEN der MAHOMETAANEN,  FLEOTIG- HEDEN der MAHOMETAANEN. : 1 j 1 1 ■\ c 172 GODSDIENSTIGE zulken, welke een Brug aanleggen, of eenig ander openbaar gcftigt bouwen, uit een beginzel van goedwilligheid jegens hunne Landgenootcn, naa hun overlijden, nabij of in dezelve begraavcn worden. Zulk eene menigte groote en z waare fteencn wordt op hunne Begraafplaatzen opgericht, dat van dezelve geheclc ftcden zouden kunnen gebouwd worden. Naa de Begraafenis, koomen de vrienden des Ovcrlcedenen , verfchciden dagen agter een, bij zijn Graf om aldaar te bidden. Zij fraeeken God dat Hij hem wil verlosfen van dc folteringen der zwarte Engelen; den geftorvcnp bij zijnen naam noemende, zeggen zij tot hem: „ Vrees „ niet, maar geef hun een onbefchroomd „ antwoord." Op den Vrijdag daar aan volgende, welke de Sabbat der Mahometaanen is, wordt 'er eeten en drinken bij iet Graf gebragt; al wie 'er voorbijgaat, nag daar van gebruiken. Zeer oudisdee^e gewoonte om fpijzc bij het Graf zamen :e brengen; wij ontmoeten daar van verscheiden voorbeelden in de Gewijde Schrifen. Een zeer vreemd en zonderling begrip roeden de Perfifche Mahometaanen: te veeten, dat de Engel, die het bewind -oert over de geboorte der Kinderen, een reinig aarde mengt met de ftoffe, uitwcle zij geformeerd worden, en deeze aarde -oert in den fchoot der Moeder, op het ogenblik der ontvankenisfe. Hier uit efluïten zij, dat ieder een zijn best moet doen  ■ GESCHIEDENIS. 173 doen om te iïerven op dezelfde plaats, van waar de Engel deeze aarde genomen heeft. Verftandiger en redelijker gewoonte is onderhen in gebruik, gegrond op beginzels van Mcnschh'evendheid. Al wie eene Lijkftaatfie ontmoet, moet zich onder dezelve bcgeevcn, en het Lijk ter aarde zien hertellen. In hunne Rouwbedrijven hebben de zelfde Perfifche Mahometaanen de aloude gewoonte behouden, om hunne klederen te fcheuren, als een teken hunner boezemfmarte. Maar nog roemenswaardiger is een ander gebruik, om zeven dagen agter een, onmiddelijk naa de Eegraafenis, Aalmoezen uit te deelen. Doch, ter nadere onderriehtinge van onzen Leezer, oordeelen wij het niet ondienftig, hier aan te wijzen het onderfcheid tusfchen de Begraafenisplegtigheden der Perfifche en Turkfche Mahometaanen. Want men merke hieraan, dat de Mahometaanen, al voor langen tijd, in twee Aanhangen of Gezinten zijn verdeeld. De Turken zeggen dat 'er niet meer dan één Profeet is ; terwijl de Periiaanen twee Profcetcn erkennen. Ali , maho mets Schoonzoon, wordt van de laatstgenoemden voor een groot Profeet gehouden, en voor een vriend Gods. Bij het opzeggen hunner Geloofsbelijdenisfe zeggen zij : „ 'Er is niet meer dan één God: maho„ met is zijn Profeet, en ali is zijn „ Vriend." De Turken daarentegen zegoen. „ 'Er is niet meer dan één God, er „ MA- PLEGTIG- UEDEN der UAHOMErAiNEN.  174 GODSDIENSTIGE f»LEOTIG HEDEN der Mahometaanen. < 1 1 ] . „ mahomet is zijn Profeet." Eenige5 ter dood verweezenc misdaadigen hoorde hakway op de Geregtspiaats in Per-1 fie de eerfte Geloofsbelijdenis opzeggen. Zodra zich aan een kranke de eerfte tekens van den naderenden dood vertoonen $ worden'er Lampen ontftoken, en op het platte dak van het huis gezet; dit dient den buuren tot eene waarfchuwing om voor den kranke te bidden. Vervolgens zendt rnen in Perfic om een hmn, of Priester. Deeze vermaant den zieke tot boetvaardigheid, melding maakende van zulke misdaaden, aan welke hij zich verbeeldt dat de kranke zich heeft fchuldig gemaakt. Bij het noemen van ieder zonde, antwoordt hij: ff Ik heb berouw''. Doch, wanneer defpraakhem heeft begeeven, wordteen gedeelte van den Alkoran naast zijn bed voorgeleezen , tot dat hij den geest geelde. Wel haast wordt dit de gcheelc Buurt aangekondigd, door een luid misbaar cn akelige jammerklagten. De bloedverwanten en Vrienden lcheuren hunne klederen van den hals tot aan den gordel, trekken sfch het hair uit het hoofd, krabben hun» ie aangezigten, flaan op hunne borftcn, ;n vertoonen allerlei uitwendige tekens Pan droefheid cn Wanhoop. Doch in het >etoonen van rouwe, gaan de Vrouwen die maate en paaien te buiten. Onder anlere richten zij haar aanfpraak tot den Overcedene, met jammerlijke weeklagten en lartbrcekende woorden. Zo ras de kranke den jongften adem heeft uit-  GESCHIEDENIS. 17$ nitgeblaazen, wordt ftraks een bode aan den Cadi, of Regter, gezonden, om hem te doen wceten, dat zulk of zulk een man overleeden is. De boodfchap wordt gedaan aan des Regters Deurwagter, die tot den bode zegt: „ Mogt uw hoofd gezond „ zijn.'" Daar naa vervoegt hij zich bij den Regter, die hem een verzegeld papier ter hand ftelt, waar bij hij verlof geeft om het Lijk te mogen wasfehen. Het papier kost niets, maar de Deurwagter, die het overlevert, ontvangt een gefchenk, *t welk grooter of kleiner is, naar gelange van den rang en de omftandigheden van hun, die 'er om verzoeken. Vervolgens, wordt dit papier ter hand gefteld aan den Mondahour , of Lijkwasfcher; dit is eene afzonderlijke bediening, welke hij alleen kan bedienen, of laaten waarneemen door anderen, door hem daar toe aangefteld. Onder de Mahometaanen heeft men deeze bediening uitgedagt, om naauwkeurig te weeten het getal der geftorvenen, als mede aan welke ziekten zij overleeden zijn. In alle landen behoorde dit gebruik plaats te hebben, om alzo te heter te voorkoomen , dat niemand op eene gewelddaadige wijze aan zijn einde koomc, terwijl de misdaadige voor het geregt verborgen blijve. De Mondahour zendt etlijke mansperfoonen om de Mannen, en vrouwsperfooncn om de Vrouwen te wasfehen. De Lijkwasfchers neemen de klederen van het Lijk, en ontvangen dezelve als een gefchenk ?LEGTIG« HE OEN der MA HOME-» rAANEN.  If6 GODSDIENSTIGE HEDEN der MAHOMETAANEN. 3 ] 3 fchenk of fchaêvergoeding; want niemand kan een dood lichaam aanraaken, zonder daar door befmct te worden. In ieder ' ftad zijn waschplaatzen , in de afgclcgenfte oorden. De ftad Ispahan , bij voorbeeld, in twee deelen verdeeld zijnde, heeft twee Mondahonrs; onder haare Waschplaatzen is'er eene, die zeergroot' en ruim is, op een Plein van' dc Oude Moskee, twintig treden beneden den grond,' Ondcrtusfchen moeten wij hier aanmerken , dat alleen dc bchoeftigfte Ingezeeteneh op deeze' plaatzen gewasfehen' worden: want aan de vermogendften wordt die plegtigheid verrigt in hunne eigen huizen, in een Kom, met eene Tent overdekt, om dus te beletten dat geen vreemde het Lijk zien zal. Naa dat het gewasfehen is, worden alle dc openingen van het Lichaam zorgvuldig geflopt met Katoen , om door dit middel de nadeeüge dampen binnen te houden, Dit verrigt zijnde, wordt het Lijk omwonden met een nieuw Lijwaat y waar op de zulken, die het kunnen bekostigen, eenige plaatzcn van den Alkoran laaten fchrijven. Op het Doodkleed van sa-routaKVjj Groot-Vizir, onder de regecring van abbas den II. vermoord, wierdt de geïeclc Alkoran met Gom gefchreeven. —■■ Doch, om weder te keeren tot dc gemeeic Bcgraafcnisfen. Naa dc wasfehrng van het Lijk, wordt iet in een afgelegéner hoek van het huis icdergeleid. Indien het moet begraaven wor»  GESCHIEDENIS. 177 worden op eene plaats 5 op een aanmerkelijken afftand van het huis gelegen, wordt het geplaatst in een houten Kist, opgevuld met Zout, Kalk en Specerijen, om het voor het bederf te bewaaren, Geene andere wijze van balzemen is in het Oosten in gebruik: want het wegneemen der Ingewanden befchouwen zij als eene onreine enbarbaarfche gewoonte. Perjieeen heet en droog gewest zijnde, worden de Lijken aldaar fpoedig gekist; indien men hier mede eenigen tijd vertoefde, zou het onmogelijk zijn , dewijl zij, naa verloop van acht of tien uuren , tot eche vervaarlijke dikte zwellen. Niet zeer omflagtig en onkostbaar zijn de Begraafenisplegtigheden der Perfifche Mahometaanen. De Doodkist beitaat uit flegts drie planken met een plat dekzei, 't welk óp ccn pen draait. Het Lijk wordt in dezelve geleid , en indien de overleedene behoeftig was, wordt het Lijk zonder eenige verdere plegtlgheden in ftilte bijgezet. De Draagers loopen 'er fpoedig mede heen, bijkans zo ras als zij kunnen, van tijd tot tijd met een zagte ftemme herhaalende de woorden aélah, allah! datis,god.' god! Veel omfiagtiger is de toeftel ten aanzien van dc Begraafcnisfe van lieden van aanzien en vermogen. De Standaarten óf Banieren der Moskee worden vóór het Lijk gedVaagen. Deeze zijn lange Pieken van verfchillenden aart. Aan het eene einde van zommige ziet men eene kope- IV. deel. M ' ren ^LEGTIÖ* rlEDEN der «AHOMSfA ANENo  FLECTIG- HEDEN der mahometaanen. 178 GODSDIENSTIGE ren. hand , al i's Hand genaamd; andere hebben eene halve Maan , andere mahom ets naamen, die van zijne dochters, of van zijne twaalf eerfte wettige opvolgers, in cijfer uitgedrukt. Nog andere dokken worden 'er gedraagen , aan wier toppen zijn vastgemaakt koperen of ijzeren plaaten, drie duimen breed en drie of vier voeten lang, doch zo dun dat zij door de gering, fte beweeging van de lucht buigen. Hier aan zijn vastgemaakt lange ftrooken Taf, die tot op den grond neder hangen» De perfoonen , welke deeze Standaarten cn Hokken draagen, worden gevolgd van vijf of zes paerden, met de Wapens en den Tulband van den Overleedene verfierd. Agter in den ftoet wordt de Alkoran gedraagen, verdeeld in dertig deelen, allen met groote Karakters gefchreeven ; ieder letter is een duim groot. Elke froote Moskee bezit zulk een Alkoran, )eeze deelen worden gedraagen door Jongelingen , die zich in de kennis der Wet van mahomet oeffenen, en tot het Priesterfchap worden opgeleid. Elk Jongeling leest eene bijzondere afdeeling met luider ftemme, en zo fchielijk, dat de gehcele Alkoran geleezenis, voor dat men aan het Graf koomt. Bij dc Begraafenis van Vrouwen, wordt een" Lijkkleed, op vier ftokken rustende, boven de Doodkist geplaatst. De luisterrijkfte en pragtigfte ftaatfie is deeze, tvelke bij eene Begraafenis kan worden in tgt genomen. De buuren of dienstboden des  GESCHIEDENIS. 179 des overleedene draagen het Lijk, alzo 'er geene gehuurde Draagcrs gebruikt worden om deezen laatften pligt te volvoeren.. De Mahometaanen begraaven geëne Lij-: ken in hunne Moskeen. Want, hoewel dezelve gezuiverd en gereinigd zijn , wordt, egter, alles wat zij aanraaken, als befmet aangemerkt. In de kleine lieden in Perfie zijn de Begraafplaatzen naast de openbaare wegen buiten de poorten, om voor de leevenden ,tot eene zedelijke onderrichting te verltrekken. Doch in de groote lieden , óp een hoogen Cn droogen grond gelegen, Ontmoet men veele deezer Vergaderplaatzen binnen de muuren: zo dat ook ten deezen opzigte een aanmerkelijk onderfeheid plaats heeft tusfchen de Perfifche en Turkfche Alahometaanen; In Perlie zijn de Graven kleiner dan in andere landen, in welke de Mahometaanfehe Godsdienst door de Wet is vastgelteld. Zij zijn flegts twee voeten wijd, zes lang en vier voeten diep. In den omtrek van Mekka graaven de Landzaaten eeii fchuins afloopend gewelf, even lang en breed als een Graf. Hier in plaatzen zij het Lijk zonder een. Doodkist , niet het aangezigt gekeerd na de p.laats, daar mahomet gebooren wierdt. Twee tichelfteenen leggen zij op het hoofd, om te beletten , dat de aarde het niet aanraake. Indien de overleedene een Man van middelen, of een Krijgsman geweest zij, worden zijn Tulband, Boog en Koker vol Pijlen bij hem geM % leid i 'I.EGTTG-3EDF.N der UAHOME» rAANENó  iSa GODSDIENSTIGE plkrtig- HÈDEN der MAHOMETAANEN. i 3 < i j i i i 1 I leid , en het gewelf met fteenen dichts gemetzeld. DcSahieds, die voorgeeven aframmelingen van mahomet te zijn, worden niet met aarde bedekt; hunne Graflieden worden geflooten met een ftcen, of een ftuk zwart Marmer, in Perfic zeer gemeen. Aan het einde van ieder Graf worden Graffteencn geplaatst, met een Tulband gedekt, indien de overleedene een Mansper foon zij. Niet hooger dan vier voeten mogen deeze Graffteenen zijn; doch neestal zijn ze flegts twee voeten hoog. De Opfchriften van dezelve behelzen niet :1e naamen en waardigheden des overleedene, maar beftaan uit eenige Spreuken van den Alkoran. Naa verloop van acht dagen begint het lemeene Volk het Graf te bezoeken, inzonderheid de Vrouwen, die hier omtrent selden in gebreke blijven. Van den morden tot den avond zijn de Begraafplaatzen ioorgaans daar mede opgepropt: want laauwlijks zijn zommigen heen gegaan , )f andere vervangen haare plaats. Op sekere bijzondere feestdagen brengen zij ïaare Kinderen mede , en betreuren het rcrlies hunner Vrienden met traanen en ammerklagten , flaande op haare borlten, laar hoofdhair uitrukkende, haare aange;igten mismaakende, en herhaalende vercheiden zamenfpraaken, welke zij voornaals met de Overleedcnen gehouden icbbcn. Elk van haar zegt , van tijd ot tijd: „ Ziel, geest, waar heen zijt >i SU  GESCHIEDENIS. i8r ?5 gij gegaan ? Waarom bezielt gij dit ,, lichaam niet? En gij, ö Lijk, wat re- den hadt gij om te fterven ? Ontbrak ,, het u aan goud, zilver en klederen, of „ een minzaam onthaal ? " Zomtijds worden zij door hunne Vrienden vertroost cn na huis geleid. Zomtijds laaten zij fuikergebak , vrugten en lekkernijen bij -het Graf, als eene offerande aan de Engelen , Befchermers der Begraafplaatzen , om hen tot gunst jegens dc overleedenen te beweegen. Lieden van aanzien begraaven doorgaans hunne bloedverwanten bij de Grafftedcn van deezen of geenen hunner Heiligen : want de Mahometaanen hebben zo wel hunne Heiligen als de Roomschgezindem Zelden worden zrj na Mekka gevoerd, als zijnde te verre van dc hand; maar, indien dc afftand der plaatzen niet te groot zij, nabij de Graflieden der Leerlingen van ali, den grooten Profeet der Per, itaanen, begraaven. Terwijl zij de noodige tocbereidzels maaken tot deeze lange reize, wordt de Kist in de eene of andere groote Moskee geplaatst, in welke, ten dien einde gewelfzels gemaakt zijn , met muuren -omgecven, om alzo te beletten dat het Lijk niet gezien worde. Niet cerdci wordt het van daar gehaald, voor dat alles tot de reize in gereedheid is. De Perfiaancn gelooven dat zulk een Lijk geene verandering ondergaat. Want, zeggen ze, eer zij verrotten, moeten zij M 3 re PLEGTTffi HEDEN der mahome-'  K.EGTIGHEDhN der MAHOMETAANEN. < i | i t 1 T l t e e ï n o » ïi V' 182 GODSDIENSTIGE rekenfchap doen aan de Engelen, die bij het Graf ftaan om ze te onderzoeken. Nimmer trekt de Lijkftaatfic door eene ftad; dit zou, volgens hunne gedagten, een kwaad voorteken zijn. De dooden , zeggen ze, moeten uitgaan, maar niet binnen koomen. _ De Rouwe duurt veertig dagen. Doch niemand der rouwdraagersldeedt zich in't zwart; dit befchouwen zij als de kleur des Duivels, en als een helsch gewaat. Een luiddruftig fchreien en jammerklaagen, 't zij geveinsd of weezenlijk; neder te zitten , ils of zij bijkans dood waren, omhangen net een bruinen mantel of van eene blee> en van den overleedene wordt zelden ietg  GESCHIEDENIS. 183 iets meer gehoord. Ondertusfchen heeft; dit alleen plaats ten aanzien van de Man-: nen: want de Vrouwen laaten zich niet zo fpoedig vertroosten, omdat de Weduwftaat in het Oosten veelal het geheele leeven duurt. De troostredenen, welke de Perfifche Mahometaanen, bij gelegenheid van het overlijden van bloedverwanten of vrienden, aanvoeren, zijn verftandig, en op de beginzels der gezonde Wijsbegeerte gegrond. Zij vergelijken dit leeven bij eene Karavaan, of Reisgezelfchap; allen bereiken, ten langen laatfte, de Karavanzera, of Herberg, zommigen vroeger, anderen hater. De Heer addison verhaalt, in den Guardiaan, het volgende voorval, getrokken uit een aloud' Perfifch' Gefchiedichrijver. Het gebeurde dat eene Karavaan in Pcrfie, op zekeren avond, ftil hieldt in eene ftad, alwaar een Vorst diens lands zijn Hof hieldt. Een bejaarde Dervis, of Mahometaanfche Monnik, bij misvatting, in het Paleis, in ftcde van in de Karavanzera, getreeden zijnde, leide zich aldaar neder om 'er zijne nachtrust te neemen. !t Leedt niet lang of hij wierdt ontdekt door de Lijfvvagt, die hem voor den Prins bragt. De Vorst, met al de trotsheid van een Oostersch' Opperheer, vraagde hem hoe hij de ftoutheid durfde gebruiken van in zijn Paleis te koomen. Met een zedig gelaat en houding gaf de Dervis tot antwoord: „ Ik meende dat het de KaraM 4 > van- 'LEGTIG- IEDF.n der WA HOMErAANEN.  PLEGTIG HEDEN der MAHOMETAANEN. i < 2 < X k d I 184 GODSDIENSTIGE .„ vanzera was; doch indien ik mij hierin „ bedriege, heb de goedheid van mij te „ onderrichten , welk gebouw dit zij : „ want jk had geen oogmerk om leed té „ doen." „ 't Is mijn Paleis/'antwoordde de Prins. „ En wiens was het," hernam de Dervis, „ voordat gij het in bezit * kreeg?" „ Des Konings , myns Va' „ ders, was het wederantwoord. En wien; zal het zijn," fprak toen de Dervis, „ naa uw Overlijden"? „ On"e„ twijfeld," hervatte de Vorst, „ zal het „ op mijnen Zoon koomen." „ Ach , 3, mijn Heer," gaf hier op dc Dervis tot antwoord , „ een Paleis , welk zo dik„ maals van Eigenaar verandert, mag » voorwaar wel voor eene Karavanzera „ gehouden worden." Deeze zijn de voornaamfte Lijkplegtig. heden der Turken in 't algemeen, gelijk ook van de Perfifche Mahometaanen. Onaer beiden befpeuren wij menigvuldige blijden van 't Heiden- en Joodendorn: ja , sommigen van dezelve fchijnen van de fVardsvaderlijke Eeuwen te zijn overge )Ieeven. Doch op deeze bijzonderheid rallen wij thans niet blijven ftilftaan /an meer aangelegenheids is het antwoord >p de Vraage, waarom den Overleedene o groote Eere beweezen worde? en waarin 'er geveinsde Rouwklaagers gebezigd morden, wanneer 'er geene weezenlijke unnen gevonden worden? Men verhaalt at, m de voorgaande Eeu we, de Zoon van skeren Vorst in Europa, bij de Begraa. fe,  GESCHIEDENIS. 185 fenis van zijnen Vader, weigerde zich in den rouw te klceden, voor reden gcevendc dat hij geen gehuurd maar een weezenlijk rouwdraagcr was. Op de eerfte Vraage merken wij aan, dat, zo als wij, in het beloop deezes Werks, mecrmaalen hebben doen zien, eerbied jegens de afgeftorvenen gevoelens van menschüevcndheid inboezemt, omdat de afgeftorvenen Gods beeld gedraagen hebben. Het antwoord op de tweede Vraag, waarom, onder zommige volken, verzierdc rouwkiaagers, die bij den dood des afgeftorvencn geen weezenlijk belang hebben, gehuurd worden, is insgelijks klaarblijkelijk. Dc Mcnsch bezit eene kragtigwerkenda geneigdheid om verheven te fchijnen boven 't geen hij met 'er daad is. Van hier gebeurt het menigmaalen, dat de menfchen, bij hun leeven, toebereidzels maaken tot eene pragtige en kostbaarc begraafenis hunner lichaamen naa hunnen dood, die nimmer behoorlijk agt gaven op hunne onfterfhjke zielen. De vernuftige Wapendraager moge de Lijkkoets opfchik» ken ,enmet de luisterrijkfteoptooizelsveiv lieren ,• de Lijkbezorger moge, met de agtbaarfte ftaatelijkheid, het Lijk na het ijskoude Graf geleiden; de Redenaar moge alle de kragten zijner Wclfpreckendheid uitputten, en den Overleedene vertoonen als de doorluchtigfte perfonaadje van 't menschlyk geflagt, terwijl de ziel, het gewigtig onfterflijk deel, vooreengeduclï$en Regthank verfchijnt. „ Dit alles is M 5 „ ïjdek PLEGTIG- HEDEN der MAHOMETAANEN.  586 GODSDIENSTIGE FLEGTÏGEEDEN der MA HOMETAANEN. „ ijdele lofverfpilling , dewijl de jongfte „ dag alleen het zal doen blijken, of de„ zelve geveinsd of oprecht ware." Geene boeken op den gcheelen aardbodem vertellen grooter Waarheden of Leugens, dan Graffteenen, Een geruimen tijd geleeden, wierdt een vermogend man begraaven, die alle misdaadcn hadt gepleegd, voor welke de verbasterde natuur vatbaar was; en, nogthans, maakt het Opfehrift van zijn Graf van hem nog iets meer dan een Heilige, In de zelfde week wierdt eene Godvrugtige Vrouwe van groote verdienfle bijgezet a en op haar Graf las men niets anders dan? haaren naam en ouderdom. Laat alle betaamelijke eerbied betoond worden aan de Lijken onzer bloedverwanten en natuurgenooten, doch laaten wij nimmer Gode leugens vernaaien. Laaten de Begraafenisfen gefchieden met zulk eene welvoeglijkheid, als gefchikt is om indruk te verwekken op de gemoederen der aanfehouwers, doch laaten wij nooit overflaan tot zulke uiterften, welke eerst ongerijmd zijn, en vervolgens belachelijk, worden. Behalven de twee reedsgemelde hoofdverdeelingen van [Turkfche en Perfifche} Mahometaanen, zijn 'er nog verfcheiden kleine Aanhangen , die als Ketters worden aangezien. Deeze zijn zeer talrijks doch kunnen in twee foortcn onderfcheiden worden, Rechtzinnigen en Ketierfchen. De eerfte zijn bekend bij den algemee1"  GESCHIEDENIS. 18? meenen naam van Sonniten, of Överieveringvoorftanders, omdat zij het gezag van de Sonna erkennen, zijnde eene Verzameling van de Overleveringen of Zedeïpreuken en bedrijven van hunnen Profeet. De Sonniten worden gefmaldeeld in vier hoofdgezinten: te wee ten, i.Dc Hanifiten. tt 2. De Malekiten. — 3. De Shaffeïten. — 4. De Hanbaliten. Ketterfche Aanhangen zijn de zulke , welke onrechtzinnige begrippen voor> Haan, de grondleerftellingen van het Geloof betreffende. De eerfte gefchillen, raakende de Grondwaarheden, namen eenen aanvang, naa dat het meerendeel van mahomets onmiddclijke Leerlingen en Medgezellen overleeden was. Want, de aanhoudende Oorlogen en onlusten, geduurende de kindsheid van deezen Godsdienst, lieten de Arabieren weinig of geen tijd om zich met diepzinnige naafpooringen en fijn uifgeplqozenc onderfcheidingen onledig te houden. Doch zo dra was de hitte der Overwinningc niet een weinig bekoeld, of zij begonnen den Alkoran met een naamver toeziend oog te doorloopen. Verfchillende begrippen waren hier van het onvermijdelijk gevolg; door lengte \ran tijd wierden dezelve zo zeer vermenigvuldigd , dat het getal hunner Aanhangen , volgens de algemeenc berekening , niet minder dan drieënzeventig was. Deeze verfchillende Aanhangen waren cle.meprpf min onmiddclijke afftammelin- PLEGTÏG- HEDEN der MAHOMETAANEN.  188 GODSDIENSTIGE pleotig- heden der •mahometaanen. 1 ] i I gen der gevoelens van vier hoofdgezinten: te weeten. i. De Motazaliërs. — 2 De Sefotiamen. — De Kharejiten. — 4 De Schiiteh. De Motazaliërs wierden gefmaldeeld in vcrfcheiden mindere Gezinten, bedraagende, volgens de optelling van zommigen, twintig in getal. De merkwaardigffce van dezelve waren dc volgende: i. De Hodeiliaanen. — 2. De Jabbaiaanen. — 3. De Hashemiaanen. — 4. De Nodhamiaanen. — 5. De Haijetiaanen. — 6 De Jahediaanen. — 7. Dc Mozdariaanen. — %. De Bashariaanen. — 9. Dc Thamamiaanen. — 10. De Cadariaanen. De voornaamftc Gezinten onder de Scfatiaanen waren deeze: 1. De Aschariaanen. — 2. De Moshabbehiten. — 3. Dc Keramiaanen. — 4. De Jabariaanen. — 5. De Morgiaanen. Uit den Aanhang der Kharejiten , was die der Waidiaanen gebooren. Onder de vijf Gezinten, uit den Aanhang der Schiiten gebooren, waren de merkwaardigfte: 1. De Gholaiten. — 2. De Nofairiaanen. Gelijk het gelukkig flaagen in de volvoering van een ontwerp zelden mist naavolgers te wekken, was het eigenaartigte /erwagten, dat m a h o m e t s bevordering ;ot zulk een hoogen trap van magt en vernaardheid andere in de verbeelding moest >rengen, dat zij, door de zelfde middelen, le zelfde hoogte beklimmen zouden. Zijie meest noemenswaardige mededingers in he£  GESCHIEDENIS. 1S9 bet Profeetisch werk, waren mos ei lama en al aswad. Moseilama gaf voor, gelijken Last als m a h o m e t te hebben ontvangen, en gaf openbaaringen in 5t licht, in naavolging van den Alkoran. Geduurende de weinige maanden, welke m a h o m et leefde, zints het ontftaan dcezer nieuwe Godsdienstbedriegerije, wierdt moseilama zeer geducht. Doch abubeker, maho mets Opvolger, zondt een Leger op hem af; de val fche Profeet bekwam de nederlaag in eenen Veldflag, en zijne aanhangers wierden verftrooid. Al aswad maakte zijnen naam bekend , in 't laatfte jaar vóór maho mets dood. Doch eene bende Krijgsknegten, door dien Profeet, tegen hem uitgezonden, drong bij nacht met geweld in zijn huis, en hieuw hem het hoofd af. De Mahometaanen noemen deeze beide valfchc Profeeten dc twee Leugenaars. Dc Arabifche Gefchiedfchrijvers maaken gewag van een groot getal diergelijke Bedrie gers , op onderfcheidene tijden, zints dc opkomst van den Mahometaanfch.cn Gods dienst, opgeftaan. Een zeer uiegebreid veld bcflaat de Ma hometaanfche Godsdienst, gelijkblijktuil de volgende opgaave der Volken en V or Hen, welke van denzelven belijdenis doen De voornaamfte zijn, In Europa, de Turken en de Cham dc Krimfche fartaaren. In Afic, de Turken. De Arabïers. u Perdaaneiu De Groote MogoL Dc K.0 J nu: PLEGTIS- HEDEN der mahome- TAANIïN* f  igo GODSDIENSTIGE PLEGTIGHEDEN der MAHOMETAANEN. 1 1 ] < j t l i c c f d 1 i ningen \ran Visnapour, Golconda en Malabar. Dc Groote Cham van tartarije. De Koninkrijken Sumdtra, Java en de Maldivifche Eilanden. In Afrika, dc Turken. De Ingczeetenen van Tunis, Tripoli, enz. Aan dé kust van Barbarijen de Koningen van .Fes en Marokko. Wij moeten bier aanmerken, dat, uitgezonderd den Grooten Heer, den Koning van Perfie, de Arabifche Prinsfen en den Cham van Tartarije, de onderdaanen en ingezeetenen van de meeste andere Vbrften cn landfchappen Hcidcnfche AfgodenJienaa*J zijn; wordende de Mahometaanèhe Godsdienst alleen beleeden van de Prinsfen cn aanzien!ijklïe mannen. Zomnigen hebben aangemerkt, hoewel wij foor dc naauwkcurighciddeezerrekeningé liet willen inftaan, dat, indien wij de becende gewesten der waereld verdeelden iri fertig even groote deelen, de Christenen :ouden bevonden worden te bcwoonen' ajf deelen , de Mahometaanen zes , en dé \fgodendienaars of Heidenen negentien' celen. De Mahomctaanfche Godsdienst •eflaat, derhal ven, een weinig meer uitgebreidheids dan de Christlijke. Dit, ondertusfehen, is geen bewijs van eszelfs waarheid en hemelfchen oo'rfprong, ewijl het Heidendom, zelf van de grof;e foort, onder een grooter getal Natiën es Heelals wordt beleeden,dan deChristjke en de Mahometaanfche Godsdienst te amen genomen. Indien de waarheid vart eeni*>  GESCHIEDENIS. 191 eenigen Godsdienst naar het getal van deszelfs belijderen moest beoordeeld worden,: dan zouden de volgende zaaken als zekere waarheden moeten worden aangemerkt. ] Vooreerst; God zou de Oude Waereld , door haar te verdelgen > ongelijk hebben aangedaan: dewijl alle haare bevvooners van één gevoelen waren, uitgezonderd noach met zijn huisgezin. Ten tweede; God verdelgde Sod-om en Gomorra, wordende flegts drie perfoonen uit dezelve behouden; alle de verdelgden waren van één gevoelen, en allen aan eene zelfde affchuwelijke misdaad fehuldig. • Ten derde; de Jooden waren flegts een handvol volks, in vergelijking van de overige waereldbewooners ; en , nogthans, waren de eerstgenoemden Gods uitverkooren Volk. Eindelijk, ten vierde; Toen de Apostels het Euangelium verkondigden , was de gehcele Waereld, behalven de Jooden > Heidensch. Alle de Mahometaanfche Aanhangen, welke wij boven hebben opgenoemd, onderhouden de zelfde godsdienftige plegtigheden; doch hunne Feesten zijn onderfcheiden, gelijk uit het vervolg nader zal blijken. Thans zullen wij eenig berigt geeven aangaande hunne Priesters, welke zij hnans noemen. Een Iman is het hoofd of de beftuurdcr hunner openbaare Zamenkomflen in de Moskeeën. Het woord betekent Leidsman 'legtig- 1EDEN der JAIIOMErAANENi  iq2 GODSDIENSTIGE fckBGTIG HEDEN der WAHOME TAANENi .man, of Bevelhebber, en wordt, bij wijze van uitfteekendheid , insgelijks toege-s past op een perfoon, die het hoogfte be' wind voert in tijdlijke en gecstlijke zaakcn. In ieder ftad ontmoet men ondergcfchikte Imans, die den perfoon van den Opper-Iman verbeelden', doch alleenlijk in zaakcn den Godsdienst betreffende.Wanneer de Iman van den Mitzulmanfchen Godsdienst onbepaald en zonder eenige bijvoeging wordt genoemd, dan wordt altoos daar mcdcaangcwcezen de echte en wettige Opvolger van mahomet , dc bron en fprinkader van allen tijdlijk en gccstlijk regtsgebied. De Caliphs namen den tijtel aan, en volvoerden de amptsverrigtingen van den Iman, cn waren zo gcfteld op deeze waardigheid, dat Sultan al ma mo n, op zekeren dag in eene Moskee koomende, het zeer euvel nam dat een amptloos perfoon de openbaare Gebeden las; hij bcfchouwde dit als eene indringing op het openbaar gezag; Niet volkomen eens zijn het de Mahometaanen, omtrent de waardigheid, en eenige omftandigheden, deczer bedieningen Zommigen beweeren dat het Imanfchap, even gelijk onder de Jooden het Aaronitifche Priesterfehap door het godiijk regt, aan een bijzonder geflagt bepaald was. Anderen zijn van oordeeldat het niet zo onaffchcidbaar aan gcflagtrekening of bloedverwantfchap is verbonden, dat het van het eene geflagt tot het andere niet zou kunnen overgaan. Deeze beweeren da6  GESCHIEDENIS. 193 dat een Iman, om zijn ergerlijk gedrag, af-] gezet, en zijne waardigheid aan eenen an-1 deren kan worden opgedraagen. De Schiiten, of de Leerlingen van ali, beweeren' dat dit voorregt, met uitfluiting van alle anderen, aan het geflagt van ali behoort, zijnde deeze mahomets eenige erfgenaam geweest. Hierom willen zij niemand erkennen als het Opperhoofd van hunnen Godsdienst, die zijne afkomst van deezen eerften Iman in eene rechte Linie niet kan bewijzen. 'Er zijn Imans j die tot bijzondere Moskeeën behooren; deeze hebben eenige overeenkomst met onze Kerfpcl-Priesters. Zij verrigtcn hunnen openbaaren Kerkdienst, in welken zij bidden voor hunnen Vorst, en eene foort van Redevoering tot het Volk doen. Een der pligten des Caliphs was, het ampt van Iman te bekleeden, op elken Vrijdag, in de Hoofd - Moskee , daar hij zijn verblijf hieldt. Wanneer hij in eigen perfoon den dienst niet kon verrigten , deedt hij door een perfoon van aanzien zijne plaats vervangen. Het opperfte hoofd derTurkfche Geestjijkheid, is dc mufti, die altoos zich onthoudt ter plaatzc daar de Groote Heer zijn Hof houdt. Met onderfcheid van eenige bijzonderheden , is hij in Turkije het zelfde als de Paus ten aanzien van de' Roomsch-Katholijken. Terwijl de Paus zich aan geene magt op aarde, hoe ook genaamd, onderworpen rekent , befchouwt de hu ft 1 zich zeiven niet hooger dan als IV. deel; N deü 'LEGTIG1 iEDEM der 1AHOME-  194 GODSDIENSTIGE PT.F.GTIO- der mahometaanen. den tweeden perfoon onder dën Grooteft Heer in het Keizerrijk. Wederom; wanneer de m u f t r over zaaken, het Gewecten betreffende, geraadpleegd wordt, verklaart hij altoos zijne gevoelens op eene zedige wijze, met deeze bijgevoegde bepaaling : God weet wat best zij ; een zeker bewijs, dat hij zich zeiven niet als onfeilbaar befchouwt, noch van dc Mahometaanen als zodanig wordt aangemerkt. Een voorregt, ondertusfehen, welk de Paus zich zeiven aanmatigt, en hem door de Roomsch-Katholijken wordt toegefchrecvcn* Groot gezagheeft de m u f t i in denGrooten Raad van 't Keizerrijk, of den zogenaamden Divan; zijn gevoelen heeft zeer veel invloeds op de Raadsbefluiten. In voorgaande tijden hadden de Perfifche Mahometaanen insgelijks hunnen Opperpriester, dien zij Sedre noemden, een Arabisch woord, betekenende het binnenfte gedeelte des lichaams. Doch onder hen wierdt dit woord gebruikt om eene aanzienlijke waardigheid aan te duiden. Hij was in Perfie de opperfte Regter in Kerkelijke zaaken , en zelf in zulke burgerlijke aangelegenheden , die eenige betrekking tot den Gods dienst hadden. Doch , ter oorzaake der Oorlogen, welke Perfie geruimen tijd beroerd hebben, is dit Ampt al voor lang afgefchaft. De Moskeen in Perfie en Turkije hebben veel overeenkomst met onze KerfpelKerken. Op gezette tijden doen de Imans in de-  GESCHIEDENIS. 195 dezelve met luider ftemme hunne gebeden.; Op eiken Vrijdag leezen zij een gedeelte van ; den Alkoran. Zomtijds doen zij Leerredenen; voormaals beftonden dezelve in alge-; meene vermaaningen tot gehoorzaamheid aan alles, wat in den Alkoran bevolen wierdt; doch tegenwoordig z'rjn ze meer kunstmaatig ingerigt, cn verdeeld naar de wijze van onze openbaare Redevoeringen. In Turkije zijn de Imans of Geestlijken niet de eenige Predikers : de Hodgiaanen, zijnde zo veel als Regtsgelecrden of Leeraars der Wet, verrigten insgelijks, op bijzondere feestdagen, dit werk. De Mahometaanen maaken niet zo veel onderfcheid als wij tusfchen de Kerk en den Staat. Zeer talrijk zijn de Mahometaanfche Monniken. Zommigen hunner leeven in Kloosters; anderen, om nog meer afgefcheiden te zijn van de Waereld, in eenzaame wildernisfen. Zij onthouden zich van alle zinnelijke vermaaken, zijn geflagene vijanden van alle partijfchappen, en, in zekeren zin , veele genietingen deezer waereld afgeftorven. In 't algemeen worden zij Dervisfen genaamd: een woord, in de Perlilche taal betekenende een zeer arm man. Zij mogen in 't huwelijk treeden , en, wanneer zy willen, de gewijde Orde verlaaten. Zij genieten, derhalven, grooter voorregten dan de Christen Monniken. Van deeze toegeeflijkheid jegens hunne Dervisfen, of Monniken, geeven de Mahometaanen eene reden, die hun zeer veel eere doet: te weeten, dat de menfchen Na te >LEGTIS«. UiDEN . der rfAHOMEfAANEX.  PLEOTIG HEDEN (hr MAHOMETAANEN. 196 GODSDIENSTIGE .te onbeftendig van aart zijn, om langen tijd bij eene zelfde neiging en Ieevenswijze te blijven. Hadden de Roomfche Geestlijken dit bedagt, nimmer zouden hun zo veele euveldaaden te laste geleid zijn, als men hun heeft aangewreeven. De menfchen wierden voor de zamenleeving gefchapen ; cn het is ftrijdig en onbegaanbaar met hunne natuur, dat de beide Sexcn afgezonderd van elkander leeven. De voornaamfte Dervisfen worden Maveloviten genaamd, die belijdenis doen van lijdzaamheid, nederigheid, . gemaatigdheid en weldaadigheid. Zij zijn gelmaldeeld in verfcheiden klasfen. Die van den laagften rang onderhouden een naauwkeurig ffilzwijgen in tegenwoordigheid van hunne Overften, ftaan met neergeflagene oogen, met hun hoofd op hunnen borst leunende , en het lichaam voorwaarts geboogen. Zij draagen grove, en dc ftrengilen onder hen in 't geheel geene hembden , maar op het naakte vel een bruinen wollen pijrok, welke hun tot op de hielen hangt, Deeze ftoffe wordt gemaakt teCogna, in Natolie, de plaats, daar de Opperftc van hunne Orde zijn verblijf houdt. Zomtijds hebben zij dit kleed dicht geknoopt, doch draagen het meestal open tot aan den middel, daar zij het met een lederen Riem omgorden. Om hunne onderdaanighcid aan^Gode te vertoonen, en het te doen blijken hoe veel heiliger zij zijn dan anderen, branden zij zich met een glocijend ijzer op de borst, en pleegcn veels  GESCHIEDENIS. 197 le andere lichaamsftrengheden, te menig- ] vuldig om hier te worden opgeteld. ï 't Lijdt geen twijfel, of zij gelooven dat zulke Lichaamsftrengheden gefchikter mid- ] delen zijn om de gunst des hemels te verwerven , dan de vuurigfte gebeden van andere Mahometaanen , die een geregeld leeven leiden , cn, zonder eenige bijzonderheid, in een betaamelijk gewaat gekleed gaan. . Doch, om voort te gaan met ons berigt wegens de Turkfche Monniken, die bij groote hoopen inzonderheid in Alle zwerven , cn meer of min geagt worden, naar gelange van het gevoelen, welk het volk van hunne heiligheid heeft opgevat. Over hunne fchouders draagen zij doorgaans een ftuk Laken, cn op hunne hoofden een Kap van Kameelshair, in dc gedaante van een Suikerbrood; eenige gelijkheid, egter, heeft dezelve met een Tulban , van wegen het ftuk Linnen, waarmede hij omwonden is. Zij gaan blootvoets. Hoewel Dervis de algemeene benjamins is, met welke zij benoemd worden, zijn zij, nogthans, in verfcheiden Rangen onderfcheiden, ieder van welke zijnen bijzonderen naam heeft. Die van den eerften rang draagen dep naam van Santons; zij zijn een aller* fnoodst geboefte van menfchen. Zij gaan blootshoofd en barrevoets, half bedekt met het vel van een Beer, of eenig ander wild beest, zonder hembden, draagende alleenlijk een lederen gordel om hunnen N 3 mid- 'lf.ottg- ieden der TAIJOMEr l'AANKN. I  PLEGTIO HEDEN der MA r-Ti >METAANEN. I ( 3 i i t i io8 GODSDIENSTIGE . middel, waar aan een Does hangt. Zommigen hunner draagen aan hun lichaam een ftuk koper, in de gedaante van een flang, door hunne Leeraars, als een getuigenis hunner geleerdheid, aan hun gefchonken. Ten aanzien van hunne gevoelens zijn ze eene foort van Vrijgeesten, of Epicuristen, cn zeer gevaarlijke Leden, zo der kerkelijke als burgerlijke Maatfchappije. Want zij beweeren dat alle daaden cn bedrijven onverfchillig zijn; dit opent eene wijde deur voor allerlei ongeregeldheden. In hunne handen draagen zij eene foort van knods even gelijk onze Gocdgclukzcggers hunne Roeden. En , in de daad, zij zijn niet beter dan Kwakzalvers cn Bedriegers. Want zij venten Overblijfzels aan de Bijgeloovigen, bij voorbeeld , het hair van mahomet, en dikmaals brokken aarde, welke zij voorgeeven van Mekka gebragt te zijn. Eene andere Orde van Dervisfen voert den naam van Edhcmiten. Doch deeze ontmoet men inzonderheid in Perfie, in de Provincie Chorazan. Zij leiden een hardvogtig zelfverzaakend leeven, en verbeellen zich van een hooger geest bcftraaldte vorden; hunne gemoederen worden vernt door de ftrengheden hunner leevensvdjze. Zo wel in andere gewesten, als n deeze warme klimaaten, ontmoet men ulke geestdrijvende begrippen. Dit, onertusfehen, is zeker, dat wij in alle lanen menfchen aantreffen, die als godsdien-    GESCHIEDENIS. 199 dienftiger dan anderen willen worden aangezien. Nooit beginnen de Mahometaanen hunne openbaare Gebeden , zonder alvoorens zich zelve gereinigd te hebben. Ook treeden zij in geene Moskee, zonder hunne fchoencn uit te trekken: eene gewoonte van zeer hooge oudheid, en, ongetwijfeld, gegrond op de woorden der godlijke verfchijninge aan mozes: Trek uwe fchoenen uit, want de plaats, op welke gij jlaat, is heilig. Hoewel zij eenen afkeer hebben van don Beeldendienst, maaken zij, evenwel, zo dra zij in hunne Moskeeën koomen, eene diepe en eerbiedige buiging voor dc plaats, daar de Alkoran legt; vervolgens hunne oogen na den hemel flaande, hunne ooren met hunne duimen Hoppende, en eene zedige en nederige lichaamsgefhdte aanneemende. Hunne gebeden worden tot God alleen gericht, als zijnde alleen beminnelijk , alleen waardig om te worden aangebeeden; den eenigen Heer en behoeder van het hart en de gedagten; en den eenigen, die de zonden kan vergeevcn cn bermhartigheid betoonen. Zij hcfchuldigen zich zeiven, dat zij Hem niet al den eerbied betoond hebben, aan zijne Eeuwige Majefteit verfchuldigd. Het Gebed, welk van deeze Godsdienftige eerbetooninge een groot gedeelte uitmaakt, hebben wij vermeld in het begin van ons Uittrekzel uit den Alkoran , in de voorgaande Afdeeling • het behels! N 4 See PLEGT1G- UEDEN der MAIJOMEfAANEN.  ÏLEGTIG IIEUEN der MAHOMETAANEN. S j 1 i 1 s i 200 GODSDIENSTIGE ■ geene ijdele herhaalingen, noch duistere Spreuken , gelijk het geval is van zeer veele andere Gebeden, 't Verdient onze opmerking, dat het uit alle berigten blijkt, welke wij aangaande de aloude Natiën bezitten, en uit hetgeen ons wegens de laatere Volken is bekend geworden , dat ieder Godsdienst voormaals hadt , en no^ heeft, zijne bijzondere feesttijden. Noodig was het, derhal ven, dat mahomet zich naar deeze algemeene gewoonte fchikte. Behalven den zevenden dag in ieder week ,f Helde hij verfcheiden plegtige feesten in' Dit gefchiedde niet flegts uit beginzcls van Staatkunde, om zijne naavolgers naauw vcreenigd te houden ; maar ook uit het Godsdienftig beginzel, dat God, op den eenen of anderen tijd, op eene meer plegtige en ftaatelijke wijze, moet gediend cn vereerd worden. Het eerfte Mahometaanfche feest draagt den naam van Bairam; het wordt gevierd in dc tiende maand, Siewal genaamd, en heeft eenige overeenkomst met ons Nieuwfaarfeest. Even gelijk wij op den genoem-ion tijd, hebben de Mahometaanen de gewoonte, om op dit feest elkander allen iel], voorfpocd cn genoegen te wenfehen 3e Bairam wordt afgekondigd op het eerte gezigt der Nieuwe Maane der gemelde aaand; of, indien de lucht met wolken •edekt zij, zodat de Aiaan niet kan gezien /orden, vieren zij het feest op den volenden dag: want, in dat geval, onderzien zij dat de Maan veranderd is. Menig-  GESCHIEDENIS. 2or njgvuldig zijn alsdan de Vermaaklijkheden., Op dc ftraatcn worden Hutten of Tenten j opgeflagen, indiervoege vervaardigd, dat dc geenen, welke in dezelve zitten, in1 de lucht heen en weder kunnen flingeren.' Met kransfen van bloemen zijn deeze zitplaatzcn. verfierd. Ook hebben zij Raderen , op welke zij, die 'er op zitten, beurtelings boven, in 't midden en omlaag zijn: een bekend zinnebeeld van het Geluk, welks kanswisfelingen , hoewel ze menigmaalen in Rijm en Onrijm befchreeven zijn, ons zo dikmaals onverhoeds overvallen, wanneer wij op dezelve minst verdagt zijn. Dc volgende feestijd draagt den naam van Rhamadan; het duurt twee maanden. Gelijk de Roomsen-Katholijken bun Karneval en Vasten gelijktijdig vieren, dus zijn ook, onder de Turken, in dit plcgtig feest beiden opgcflooten. Het is een mengzcl van Godsdienftigheid en losbandigheid. Volgens het verhaal van theven ot, die 'er een ooggetuige van geweest is, neemt het eenen aanvang op de volgende wijze. Op den twaalfden van Zomermaand , zegt hij, was het Karneval der Turken , of het begin van hunne Vasten. Het draagt den naam van de Nacht der Magt, omdat de Mahometaanen gelooven dat in den nacht diens dags de Alkoran van den hemel nederdaalde. Naa zonncnondergang \vorden alle de Lampen op dc Straaten ontftooken, doch voornaamlijk in de Straat N 5 Be- 'LEGTIG- iEDEN der iJAHOMJS* L'AANEN.  PEEGTIG HEDEN der MAHOME TAANENi 202 godsdienstigI .Bezar, zijnde eene lange, rechte enbreede ftraat, langs welke de plegtige ommegang optrekt. Telkens op den afftand van " tien fchreden hangen touwen, om welke ijzeren hoepels en kleine manden zijn vast gebonden, ten minften dertig in getal. Alle deeze Lampen in eene rechte lijn geplaatst, maaken eene luisterrijke vertooning, en geeven zeer veel lichts. Daarenboven zijn de torens van alle dc Moskeeën verlicht. De Straaten krielen van eene onnoemelijke menigte menfchen, vcrzeld van zommigen der Monniken of Dervisfen, Santons genaamd. Zodra het berigt is ingekoomen dat dc Nieuwe Maan gezien, en dat dit de nacht is, ter vieringe der plegtigheid beftemd, beginnen de Santons, ten twee uuren inden morgen, den optogt, met knodzenin hunne handen: elk van hun draagt een Waschkaars : andere lieden verzeilen hen, Lampen draagende. Dc Santons zingen, of liever, raazen en tieren, als uitzinnige menfchen. Op hen volgen eenige luiden op Kameelcn, met allerlei Veldmuzijk; en op deeze wederom andere in Masqueraade-Klcdcrcn , te voet, draagende lange ftokken, en aan het einde van dezelve groote ijzeren hoepels, gevuld met voetzoekers, en andere vuurwerkjes, welke zij onder den hoop werpen. Agter deeze rijden de voornaamfte bedienden des Beijs, met hunne Handroeren. De Optogt wordt beflootcn door eenige Santons, danzende, singendc, loeiende en een allerverfchrik- lijkst  GESCHIEDENIS. 203 lijkst geraas rnaakende, niet ongelyk aan dat van wilde beesten. Om kort te gaan , de gehecle optogt beftaat uit eene menigte zamengefchoolde guiten, die zich op hunne wijze vermaaken. Zodanig is het TurkfchcKarneval,'t welk,fchoon een gedeelte van den Rhamadan uitmaakende 3 nogthans een afzonderlijk feest is. Het Karneval geëindigd zijnde, volgt de Rhamadan; deeze duurt eene maand. Geduurendc al dien tijd mag niemand, van het opgaan der Zonne tot aan haaren ondergang , niets in den mond fteeken; docli vervolgens mogen zij den geheclen nacht eeten en drinken wat zij willen, wijn alleen uitgezonderd. Alle Mahometaanen moeten dit feest onderhouden. Want, indien iemand hier in nalaatig bleef, zou hij niet flegts voor een Ongeloovigc worden aangezien, maar zelf zijns leevens niet zeker zijn. Dalhaggaia is dc naam van het laatfte feest. In voorgaande tijden mogten de Mahometaanen, geduurendc hetzelve, niet ten ftrijde trekken; zelf mogten zij geenen Moordenaar, of eenigen anderen Kwaad, doender ftraiTcn. Doch gezonder begrippen hebben de plaats deezerdweeperije vervangen , en men heeft niet meer op met deeze beuzelende denkbeelden. Na genoeg op de zelfde wijze als de Rhamadan, wordt dit feest gevierd, Wanneer wij in aanmerking neemen deeze ijdele tijdvcrfpilling , zal het blijken dat de Turken weinig meer dan de helft van hunnen leeftijd aai PLEGTIG- HEDKN der MAHOMETAANEN. t  PLEGTIG' HEDEN der MAHOMETAANEN. 1 ( r l '1 \ V 204 GODSDIENSTIGE aan den arbeid toewijden. Doch verfcheiden omftandigheden fpannen te zamen om hen tot ledigheid te vervoeren. De voornaamfte van dezelve zijn deeze : de geringe agting voor den Koophandel, de' bron desrijkdoms; verdeelde naakoomelingen, onder welke zij hunne bezittingen bezwaarlijk kunnen verdeden; en eindelijk dc onzekerheid van den eigendom, hebbende de Regeering ten allen tijde de magt omhen van denzelven te bcrooven. De Perfifche Mahometaanen hebben feesttijden, hun bijzonder eigen; de voornaamfte zijn deeze : de eerfte dag naa hunne Vasten, de opoffering van izaak, en de Marteldood van hunnen grootcn Profeet ali. Bij deeze drie hebben zij ïw pen vierde feest gevoegd, 't geen, nog! thans, meer van een burgerlijken dan godsdienfb'gcn aart is. Het is een feest van pligtpleegingen , met den aanvang van iet Nieuwe-Jaar, en duurt flegts drie dajen. Het voert den naam van het Kalinklijke of Keizerlijke Nieuw-Jaar , in )nderfchciding van het weezenlijke Nieuwjaar, 't welk onder de Pcrfiaanen eenen anvang neemt van den dag van mahoiets vlugt uit Mekka. Hunne Vasten behelst niets merkwaarigs, dan dat de Perfiaanen eene 'groote ïenigte belachelijke plegtigheden onderouden , en in veel grooter getal dan de "urken. Zommigen geesfelen zich zele; eenigen gaan barrevoets over fchere fteenen anderen krabben zich zelve aan han-  GESCHIEDENIS. 205" handen en voeten, dat 'er het bloed uit loope. In den tijd van vierentwintig uuren doen zij flegts éénen maaltijd, en drinken niets anders dan water. Het feest, of liever de ftaatelijke rouwbedrijving, ter gedagtcnisfe vanden Marteldood der kinderen van ali, wordtin de daad zeer plcgtig gevierd. Ali nam tot huisvrouwe fatima, de dochter van mahomet, bij welke hij verfcheiden kinderen verwekte. Twee van hunfneuvelden in eenen veldflag, terwijl zij flreeden voor dc waardigheid van Caliph, welke, in die dagen, de zelfde was als die van Mufti tegenwoordig. Met zeer veclftaatelijkheids, wordt de Verjaaring dcezer Helden, Profeeten, of hoe men hen ook verkieze te noemen, gevierd. Zommigen befmecren zich over 't geheelc lichaam met bloed, ter gedagtenisfe van hun treurig einde. Anderen maaken hunne aangezigten zwart en laaten de tonguitden mond hangen; gaande dit alles gepaard met ftuiptrekkende beweegingen des lichaams, omdat de Perfifche Legenden verhaalen, dal de twee Broeders zo fmagtenden dorst lee den, dat zij zwart wierden, en de tongen hun uit den mond hingen. Waar fchijnlijk is het, dat zij deeze plegtighe den hebben overgenomen van de Pheni ciërs en Sijri'érs , den dood van adoni: "betreurende: eene gewoonte, naderhanc gcbruiklijk onder de"Grieken, die Volkplanters van de Phenicicrs waren, en vai dezelven hunne Wetten on tvingen. Zom PLECTIO- UEDEN der JU A HOMETA* N EN* l l  PLEOTIC HEDEN der MAHOME TAANEN 206 GODSDIENSTIGE . migen begraaven zich in een rots , en blijven een. gcheelen dag in die lichaamshouding leggen , hebbende hunne hoofden " bedekt met een aarden pot. Anderen , 1 niet minder belachelijk, trekken op met flaande trommels en vliegende vaandels , tergedagtenisfevan den Veldflag, in welken de betreurde Helden fneuvelden. 'Er worden Eijkkoetzcn aangevoerd, met dc bccltenisfen der overleedenen ; het volk fpringt, danst en zingt rondom dezelve. Dit zijn ongetwijfeld belachelijke dwaasheden ; doch deeze zijn niet de eenige, welke men in deeze waereld ontmoet. Eene andere godvrugtige plegtighcid, bij deeze gelegenheid gebruikelijk, is, het doen eenerRedevoeringe, ter eere en naagedagtenisfe der twee broederen. Een geestdrijvend Prediker klimt op een geftoelte, cn doet eene zinnebeeldige Aanfpraak, met alle de belachelijke gebaaren van een Kwakzalver. Zijne "Redevoering duurt doorgaans twee uuren, cn hij verzuimt niets dat in zijn vermogen is om den Toehoorderen de traanen uit de oogen te perzen. De Vrouwen fpcelen haaren rol , flaande op haare borffcen , krijtende cn kermende , om anderen ter naavolginge van het betoonen haarer boezemfmarte aantefpooren. Dit is al het voordeel, ontftaande uit de uitwendige blijken van ootmoedige droefheid, die zelden oprechte en duurzaame bekeeringen werkt. Zulke hartstogtlijke aandoeningen duuren zelden langer dan dc Redevoering; en worden wijders  GESCHIEDENIS. 207 ders vervangen van eene andere foort van driften, begeerlijkheden en dwaasheden, die verfchillende voorwerpen tot doelwit hebben. Het volgende feest is dat der Offerande , welke abraham, op godlijk bevel, hadt toebereid. Wij moeten hier aanmerken dat de Turkfche en Perfifche Mahometaanen, noch eenige andere naavolgers van den valfchen Profeet, willen erkennen dat izaak abrahams oudfte Zoon was, maar gelooven dat hij gebooren wierdt langen tijd naa 1 s m a ë l, , wiens Moeder hagar, zeggen ze, de wettige Vrouw van den ouden Patriarch was; zijnde s ara niets meer dan een Bijwijf. Dit niettegenftaande, betoonenzij groot ontzag en eerbied voor izaak, als zijnde een der Zoonen van den gcagten a b r a h a m. Ter gedagtenisfe der offerande van ismaël, (niet izaak, zeggen ze ,) koomen dc Mahometaanen , in de meest bewoonde oorden der ftad, ingrooten getale tc zamen. Te Conftantinopole ftelt zich de Groote Heer aan het hoofd der menigte, verzeld van alle zijne eerfte Staatsdienaars, cn omringd van zijne Janitzaaren, of Lijfvvagtcn. Een groot getal Gefheedenen, allen rijklijk cn kostbaar uitgedoscht, treedt vóór en agter hem. De geheele weg, van het Serail tot aan de Moskee van mahomet, is met eene ongelooflijke menigte volks bedekt. De buitenlandfche Gezanten mogen hem tot aan de deur van de Moskee verzeilen, doch PLEGTIG- HEDEN der MAHOMETAANEN.  so8 GODSDIENSTIGE PLEGTIG HEDEN der MAHOME TAANEN, .doch niet verder, ten zij hij daar toe zijne bijzondere toeflemming verleene. In de zelfde orde keeren zij te rug. Al- ' le jaaren wordt deeze plegtigheidherhaald. Hoewel zij de naagedagtenis vanisMAè'l dus met bijzonderen eerbied behandelen , betoonen, egter, de Mahometaanen insgelijks hunne hoogagtingaan izaak,en, in de daad, aan alle de Heiligen van het Oude Testament. Want zij zijn van gevoelen dat de Mozaïfche en de Christlijke Bcdeelmg vvierden afgefchaft, in gevolge van de boosheid en verdorvenheid van het volk, aan 't welk zij verkondigd wierden. Verfchciden befchuldigingcn heeft men ingebragt tegen de befpiegelende Lccrflcllingen van .mahomet; de voornaamfte van dezelve zullen wij thans optellen, en tevens onderzoeken, of zij waar dan valsch zijn. In 't algemeen moeten wij vooraf aanmerken, dat niets op mahome ts rekening moet gefield worden, dan 't geen in den Alkoran begreepen is. Vooreerst heeft men beweerd j cn vcelen hebben met vertrouwen flaande gehouden , dat maho 11 r t ontkende dat de Vrouwen eene Ziel hebben , cn leerde daÉ zij geene plaats zullen verkrijgen in zijn Paradijs. Laaten wij deeze befehuldiging onpartijdig overweegen. Indien wij over ma homets geloof moesten oordeelen, wegens den toekoomenden flaat der Vrouwen , uit de hoogagting, welke hij haar in zijn leeven betoonde, zouden wij niet ai-  G E S C H I.E D E N 1 S. ao? alleen moeten gelooven dat hij haar een i Paradijs toeftondt $ maar ook dat hij haar i de bekoorlijkfte borden in hetzelve hadt toegevveezen. 't Is waar, 'er is eene plaats in den Alkoran, welke deeze befchuldiging (chijnt te wettigen, alwaar gezegd wordt: „ De Vrouwen zullen niet bij „ hen zijn in het Paradijs." Doch hier wordt niet geleerd, dat de Vrouwen volftrekt niet in het Paradijs zullen koomen. Waarfchijnlijk is de. meening dier woorden deeze, Dat gelijk de Vrouwen onder de Arabiërs [in deeze waereld] afzonderlijke vertrekken hebben, het ook alzo in den hemel zijn zal. Dit ftemt volmaakt overeen met zijne overige begrippen ; want zijne denkbeelden van den toekoomenden Haat in den hemel waren geheel en al ontleend van de lichaamlijke dingen hier beneden. Dit antwoord , hoewel op eene gisfing rustende, zou voor voldoende mogen gehouden worden. . Doch Wat kantegen eene ftclling klaarblijklijker .worden ingebragt? In het Elfde Hoofdftuk van den Alkoran zegt m a h o met, met uitgedrukte woorden:.,, Alwie gelooft, en „ goede werken doet, het zij hij Man of „ Vrouw zij , zal ingaan in het Paradijs." Óp verfcheiden plaatzen van den zelfden Alkoran zegt hij, dat de Mannen zeer fchoone Vrouwen zullen hebben; doch nergens geeft hij te kennen dat deeze Vrouwen voorbedagtelijk ten dien einde zullen gefchapen worden. Want , gelijk hij eene, algemeene Opftanding van liet IVi deel. O mensch- 'LEOTIÖ* IE DEN der MAHOMErAANENo  2io GODSDIENSTIGE PI.ECTIOHliDbN der MAHOMETAANEN. menschlijk geflagt erkent, das leert hij ook dat alle menfchen zeer luisterrijke lichaamen zullen hebben , uitgezonderd de Ongeloovigen. Wat aangaat de tegenwerping, dat de Vrouwen niet in de Moskeeën verfebijnen, niets kan belachelijker weezen. Want, in alle de openbaare Vergaderplaatzen der Mahometaanen, is aan de Vrouwen eene afzonderlijke plaats aangeweezen, doch daar zij van de Mannen niet kunnen gezien worden, om alzo de reinheid haarcr harten, en de heiligheid der plaatze te bewaaren. Men heeft beweerd dat mahomet allen zijnen naavolgcren bevolen heeft, eenmaal in hun leeven zijn Graf te Mekka te bezoeken, met bedreiging dat al wie hier in nalaatig blijft, geen deel zal hebben aan het Paradijs. Doch dit wordt ontkend door de beste Reizigers, die het Oosten bezogt hebben. Want in alle de Turkfche heerfchappijen ontmoet men niet meer Bedevaartgangers, die ma hom ets Graf bezoeken, dan Roomschgezindcn in Europa , die eenen togt doen na dc Kerk van Loretto in Italië. De Turken kunnen niet anders dan in Karavaanen reizigen; en gelijk veclcn op eenen afftand van duizend Mijlen van Mekka woonen, kunnen geene andere dan lieden van aanzien en vermogen dien Bedevaart doen. Ja, 't is dikmaals gevaarlijk zelf met Karavaanen te reizigen , wanneer 'er niet ten minfte ruim tweeduizend menfchen bij een zijn. Want de wilde Arabieren, hoewel zeiven van den Ma-  GESCHIEDENIS. 211 Mahometaanfchen Godsdienst belijdenis doende, leiden hen dikmaals van het rechte fpoor, tot dat zij hen in eene Wildernis gevoerd hebben, daar zij ze vervolgens berooven en uitplunderen» De waarheid der zaake is, dat 'er drie foorten van menfchen zijn , welke Mekka bezoeken. Vooreerst, de Godvrugtigen in den Lande, welke derwaarts trekken uit bcginzels van Godsdienst; deeze zijn veelal lieden, welke niets anders te doen hebben» Ten tweede , Kooplieden , die derwaarts zich begceven om 'er Koophandel te drijven, 't zij door 'er hunnen goederen te verkoopen , of 'er hunnen inkoop te doen. En hoewel men niet mag twijfelen of deeze Kooplieden hunnen Godsdienftigen eerbied betoonen bij het Graf van den Profeet, bedoelen zij, nogthans, met hunne reize, nog andere oogmerken , te weeten, het verkrijgen van rijkdommen, als het loon hunner naarftighcid. Eindelijk, lieden van aanzien uit verfchillende gewesten des aardbodems,inzonder* heid uit Europa, die in Arabie reizigen * niet alleen om dit wacrcldvermaardc Graf, maar ook om den berg Sinaï te bezoeken, en andere merkwaardigheden te bezigti- gen- Het laatue, welk tegen mahomet wordt ingebragt, is, de Leer der Godlijke Voorbefchikkinge, in den volftrektftenen uitgebreidften zin des woords genomen» Dat de Turken Prcdcftinatarisfcn of Voorbefchikkingdr ij vers zijn, kan niet ontÜ 2 kend PEEOTtG* HEDEN der MA HO ME* lAANliN»  212 GODSDIENSTIGE PLEGTIG- HEDEN der BIlHOMETAANEN. kend worden; zelf moet het voortoege* ftaan gehouden worden dat zij de hardnekkigfte Fataliften of Noodlotvoorftanders van de geheele waereld zijn. Zy geeven voor, door eenige geheime treken en kunflenaarijen , te kunnen voorfpellen al wat hun zal overkoomen. Hoe verre zommige Christen Godgeleerden de leer der volftrekte Voorbcfchikkinge getrokken hebben, is hier de plaats niet te onderzoeken; in een ander gedeelte deezes Werks zullen wij daar toe gelegenheid vinden. Indien zommigen, welke eene bcfchaafde Opvoeding hebben genooten, cn het vrije gebruik der gewijde Schriften hebben , deeze Leer verder getrokken hebbenj dan met de reden beftaanbaar is, behoeven wij ons niet te verwonderen dat zulks gefchied is door menfchen , welke nooit de ftemme des Euangeliums gehoord hebben. Hobbes, een Engelsman,ging hier in zo verre als de hedendaagfehe Mahometaanen, indien niet verder. Want hij maakt God tot den Autheur der zonde, door te beweeren dat alle daaden der menfchen , zelf de fnoodfte , volftrekt noodzaaklijk zijn, omdat zij door een volftrekt befluit bepaald cn vastgcfteld zijn. In 't algemeen mag men aanmerken dat de Leer wegens het Noodlot geene nieuwigheid is ; zij was bekend onder de Grieken en Romeinen , en , misfehien, onder dc Jrabiërs, vóór dat mahomet onder hen gebooren wierdt. Als een Aanhangzel op onze befchrij- ving  GESCHIEDENIS. 213 ving van de Mahometaanfche feesten, zullen wij nog een woord zeggen van zo.nmige bijgeloovigheden, onder het gemeene Volk gêbruiklijk. De Indiaanfche Mahometaanen onderhouden een feest , Choubret genaamd, beginnende met vreeze en droefheid, en eindigende met hoop en blijdfchap. Op dien dag vieren zij de gedagtenis van het onderzoek der afgcfcheidene zielen, door de goede Engelen, die alle de goede daaden optekenen, welke zij in dit leeven verrigt hebben, terwijl de kwaade Engelen van alle de booze bedrijven aantekening houden. Zij gelooven dat deeze aantekeningen voor God worden open geleid: om deeze reden zijn zy zeer bevreesd, bidden , onderzoeken zich zelve en doen aalmoezen. Doch zich vleiende dat hunne rekeningen goed gekeurd en in het boek des Leevens zullen worden aangefchreeven, befluitcn zij de plegtigheid met Verlichtingen en Vreugdevuuren , met elkander over en weder te onthaaIcn en het doen van gefchenken. Behalven de Bedevaart na Mekka, zijn 'er verfcheiden andere gêbruiklijk onder de Mahometaanen na de Graven der Heiligen , alle welken hunne bijzondere Legenden hebben. Schoon alle deeze pelgrimmaadjen meer of min in eere gehouden worden, niets , egter, kan den eerbied evenaaren, welke aan de Mekkaanfche Bedevaartgangers betoond wordt. Zij ontvangen zondvergiifenis van ajle O 3 Se' PLEOTIG- HEDliN ■ der MAHOMETAANEN.  PLEGTIG- HEDEN der MAKOME* TAANEN, '. \ ] 3 I < 214 GODSDIENSTIGE gepleegde misdaaden; ze3f bckoomen zij daar door verlof om nieuwe misdrijven te pleegen. Want, volgens de aanmerking van thevenot, „ mogen zij, „ volgens de Wet, niet ter dood ge„ bragt worden. Zij worden aangezien j, als onverdcrfiijkc, onbefmcttelijke en „ volmaakte Heiligen in deeze waereld." Deeze fpoorbijjftere begrippen zijn niet bepaald tot de Mahometaanen; voorbeelden van dezelve hebben wij ontmoet, in de laatstvoorgaande eeuwe, onder zo genaamde Christenen, Men verhaalt dat zommigen deezer Bedevaartgangers zich zeiven de oogen uitrukken, opdat zij niet zouden verontreinigd worden door het zien van waereldfche voorwerpen, naa het heerlijk gezigt der heilige plaatzen te Mekka. Zelf worden de kinderen, op die godvrugtige reize gebooren , als heiligen aangemerkt. Als zo verdienstlijk wordt het geoordeeld, behulpzaam te zijn ter bcvolkinge van de waereld met zulke Uitverkoorenen , dat de Vrouwen zich zeer gereedlijk aan de Pelgrims ten beste geeven , om tot dit goede werk dc hand te leenen, Nog moeten wij onzen Leezercn een ienkbeeld geeven van de Mahometaanche Heiligen, en van de eere, die hun getoond wordt. Ali, de eerfte Marteaar van het Perfifche Geloof, zal ons lier ten voorbeelde dienen. Zij verwelden hem met een tweefnijdendzwaard, fj) zijn aangezigt met een groen floers be«  GESCHIEDENIS. 215 bedekt, terwijl de andere Heiligen een wit 1 floers draagen. Thevenot, van wicni wij dit ontleenen, meldt de reden niet van dit onderfcheid; hij zegt alleen, dat de 1 witte Sluier dient om te doen zien dat de ' yolheerlijke en verwonderlijke gelaatstrekken van een Heilige niet in de verbeelding kunnen begreepen noch gefchildcrdworden. DcezeSluier heeft eenige overeenkomst met de ftraalén der heerlijkheid, rondom het hoofd onder de Christen Heiligen, en nog meer met den Nimbus, of de Wolk, welke het hoofd der aloude Hcidcnfche Godheden bedekte. 't Is een hoofdartikel van 't Perfifche Geloof, dat ali Gods Stedehouder is. Zommigen hunner Leeraaren hebben hem zelf boven den menschlijken ftand verheven , en door hunne onbefcheidene godsdienftige eerbetooning grond gegeeven aan het algemeen zeggen : Ik geloof niet dat ali God is; maar ik denk ook niet dat hij yerre beneden God is. Wij zullen geene haatlijke vergelijkingen maaken ; zulke dvvaaze uitdrukkingen worden met reden afgekeurd, door alle verflandige en waarlijk Godvrugtige menfchen, die een recht denkbeeld van het Oppcrfte Weezen hebben. Behalven ali, zijn 'er veele andere Heiligen, die gelijktijdig met, of naa hem geleefd hebben. Zommigen van deeze worden in waarde gehouden door de Mahometaanen in't algemeen, anderen alleen bij de Turken, of Perliaanen, of IndiaaO 4 pen, LEGTIG- [EDEN der IAIIOME'AANEN.  PLEGTIG- HEDEN der MAHOMETAANEN. 1 2i<5 GODSDIENSTIGE nen, of Arabiè'rs. Zij worden gezegd wonderwerken verricht te hebben. Zij hebben hunne Legenden, of Leevensverhaalen opgefteld, tot ftigting der Mahometaanen , welke hunne Graven bezoeken, en aldaar hunne Godsdienftigheid' betoonen- zonder, egter, volgens het zeggen van cha r niN, hen onmiddelijk aan te roepen. Op eene andere plaats, evenwel, erkent hij dat zij de Heiligen vereeren en aanroepen, omdat het de wil Gods is dat zulks gefchiede. De Leerlingen en naavolgers van ali waardeeren eene pelgrimaadje na het graf Van fathme, of fatima, weinig minder dan een togt na Mekka. Zij was een dochter van mouza-ca lem, den zevenden fcheurmaakenden Opvolger van m ahomet, volgens het gevoelen der Turken. Zonder een uitvoerig verflag te doen van haare gewaande Wonderwerken, of van de Godsdienftigheid, welke op deezen Bedevaart verrigt wordt, zullen wij alleenlijk aanmerken, dat eene der Inleidingen tot deeze plegtigheid, is , den drempel en het zilveren Traliewerk van dit Gedenkteken 'driemaal te kusfen. Dag en nacht houdt een Priester bij het graf zijn verblijf, de Bedevaartgangers woord voor .voord zekere Gebeden voor zeggende , in welke zij genoemd wordt de Meesteres van de ziel en het hart der Geloovigen, de Leidsvrouw der waarheid, de vlekkelooze Maagd, enz. Het Graf wordt verlicht Joor eene groote menigte zilveren Lampen,  GESCHIEDENIS. 217 pen. De Godvrugtigen onder de Maho-] metaanen doen hunne offeranden in zilver 1 en andere dingen, welke neergeleid worden in een Kist, en eiken Vrijdag daar uit1 genomen worden, om onder de Priesters' 'te worden uitgedeeld. Voor een halven Pistool ontvangt de Pelgrim een echt getuigfchrift, dat hij deeze Godsdienftigheid heeft verrigt. De geheele Alkoran wordt geleezen bij de Graven der Heiligen, en van andere aanzienlijke Mahometaanen; eene foort van Geestlijken, Mollcfs genaamd, worden gehuurd om bij nacht en dag dit werk te verrigten. Iet diergelijks gefchiedt ook in andere landen; doch vergelijkingen zijn haatlijk, en worden dikmaals te verre getrokken. Van nog andere gewoonten moeten wij fpreeken, die bij de Christenen van alle Gezintheden als bijgeloovig zullen worden aangezien. Zij maaken hun werk om het getal der letters in den Alkoran naauwkeurig te tellen. Niemand mag dat boek aanraaken, zonder alvoorens zich gereinigd te hebben. Chardin verhaalt, dat wanneer lieden van een anderen [dan den Mahometaanfchen] Godsdienst voor de Regters onderden Eed zullen genomen worden, dezelve, [omdat zij als onrein worden aangezien] , op den Alkoran niet mogen zwceren, in welken dc Perfiaanen zeventigduizend wonderwerken vinden; dat wil zeggen, even zo veel als zij woorden in denzelven tellen. O 5 Veel 'LEGTIG- iËDEN der IAHOME'AAN'EN.  PLEGTIG- HEDEN der MAHOMETAANEN. I i l t 7 < t 1 I 2 2 l eiS GESCHIEDENIS. Veel werks maaken zij wijders van de Starrewichelaarij , bezweeringen , Talismanen, enz. Zij bedienen zich, ten dien oogmerke, van de Verzen van den Alkoran , en van de Hadiths. Als niet vreemd zullen dezodanigen dit befchouwen, die weeten dat de Mahometaanfche Leeraars gelooven dat de Alkoran een fchat is van Verborgenheden, voor de menfchen verholen; en dat dezelve ontelbaare geheimenisfen bevat, die alleenlijk kunnen uitgevonden worden door de verfchillende zamenvocgingen der woorden en letteren van dat o verdierbaar boek. Anderen, nog naauwgezetter van Gcweeten, beweeren dat men niet mag indringen in deeze verborgenheden en geheimenisfen; dat de fpitsvindigheden der AlkoranverklaarJers misdaadig zijn, en dat bij de verfehijaing van den laatftcn Iman (door deeze litdrukking verftaan zy den jongften dag) die hunne werken ten vuure verweezen, )f in 't water zullen geworpen worlen: ten bewijze dat die Schrijvers dit >oek niet verftonden. Verfcheiden oule en hedendaagfche [Bijbel]-verklaaringen ;ouden wel waardig zijn het zelfde lot te mdergaan. Niet zo algemeen, als het in voorgaanie dagen plagt te weezen , is hunne bijgeaovigheid ten aanzien van de Eklipzen, tfogthans wordt het gemeene Volk nog omtijds verfchrikt op het zien van dcc e verfchijnzels, inzonderheid wanneer ij van bijzondere voorvallen verzeld gaan 3  GESCHIEDENIS. 219 gaan, of gevolgd worden. Deczc fchrik; of vreeze rust op het gevoelen der Per-: fiaanfche Leeraaren, die, volgens de aanmerking van c hard in, flaande houden dat; de taaning van het licht der Zonne of Maane eene ïlraffe js, door den Aimagtigen God aangedaan, welke daar toe last geeft 'aan den Engel gabricl. Doch dit is eene bijgeloovigheid, welke door het Oosten vrij algemeen verfpreid is. Daarenboven gelooven deMahomctaanen, dat dc verfchijnzcls, bij ons bekend onder den naam van het verfchieten van flarren , zoo veele pijlen zijn, door de Engelen op de Duivels geworpen, welke alsdan tragtcn wederom in den hemel te koomen, uitwclr ken zij voormaals verdrecven wierden. Zommigen verzekeren dat dc Turken, Periïaanen en Mahometaanen in de Indië n gebruik maaken van zegenfpreckingen en gebeden, cn veele bijgeloovige plcgtigheden, om hunne huizen te beveiligen tegen de aanvallen van booze Geesten. De Schrijver van het werk, gctijtcld Krijgsfiaat van het Ottomannifche Keizerrijk verhaalt dat hij Talismannen en Toverbriefjes hadt zien gebruiken, om de Tent van den Groot-Vizir te beveiligen. Tot bijgeloovigheid toe, gelijk wij, in 't voorbijgaan, reeds gemeld hebben, zijn ,zij liefdaadig jegens de beesten. Ric ault verhaalt, dat zij vogels koopen, in kooijen bcflooten, met oogmerk om dezelve in vrijheid te flcllen; dat zij brood koopen om de honden te voeden, die niemand 'LEGTÏG- 1EDEN, der VIAIIOMEfAANEN.  220 GODSDIENSTIGE PLEOTIG HEDEN der MAHOMETAANEN. mand toebehooren, en het als eene klei' ner zonde befchouwen, eene aalmoes te weigeren aan eenftervenden Christen , dan brood aan eenen hond, die langs de ftraat zwerft. Een wreed en onmenschlijk gevoelen , in de daad; doch het gewoone uitwerkzel van den geest van partijzucht! Wijders verzekert men dat zij ec-> ne foort van godsdienftigen eerbied voor de Kameelen hebben, en het als eene misdaad befchouwen, hen te zwaar te belaaden. „ Zij worden dus ontzien," het zijn de woorden van den ftraks aangehaalden char din, ,, omdat zij zeer gemeen zijn in de heilige plaatzen van Arabie , en „ op de Bedevaartgangen den Alkoran na ,, Mekka draagen. Zelf heb ik opge„ merkt, dus vervolgt hij, dat de Oppas,, fers van dit dier het fchuim opraapen, „ welk hem, naa dat hij gedronken heeft, ,, uit den mond loopt, en daar mede zeer „ godvrugtig zich den baard befmeeren; „ midlerwijl zeggende : Hadgis-baba, ó* „ Vader Pelgrim !" De nuttigheid der Koeien is oorzaak geweest dat de Indiaanen dezelve godsdienfliglijk vereerd hebben. De zelfde reden heeft mahomet bewoogen om den Kemel voor te nellen als een zinnebeeld van Gods Wijsheid; en s lom o, in zijn Spreukenboek , wijst ons na de Mieren om wijsheid te leeren. Naa dus veel gezegd te hebben wegens den Godsdienst van mahomet, kunnen wij deeze Afdeeling niet befluiten, zonder eenige aanmerkingen voor te draa.- genj  GESCHIEDENIS, aai pen welke wij hoopen onzen Leezeren i liet' ondienftig te zullen weezen. i " De Mahometaanen zijn Heidenen, Jooden noch Christenen. Heidenen zijn ze. niet, omdat zij geene beelden dienen ; geene Jooden , omdat zij de Wet van moIfs verwerpen; geene Christenen, omdat zij weigeren het Euangehe aan te neemen Wat naam zullen wij hun dan geeven? Het antwoord is klaarblijkelijk; zij zijn voorwerpen van medelijden , die door een lisrigen Bedrieger verleid zijn , en nog in leugens blijven gelooven. Menigvuldige gelegenheden hebben zich aangcbooden om het Euangelie onder hen te doen bekend worden; doch de volgende redenen hebben deeze heuchclijke gebeurtenis verhinderd. ,. Vooreerst, de Jezuiten , die getragt hebben hen tot het Pausdom, in ftede van het waare Christendom , te bckeeren , hebben met zich gevoerd geheele laadineen van Paternosters, Beelden en gewijde Ouwelen, welke de Mahometaanen veragt hebben. Zij antwoordden de Jfzuiten, dat zij eenen afkeer hadden van den Beeldendienst; en de Paternosters of Gebedekraalen befchouwden zij als fpeeltuigen voor de Kinderen. Hunne gewijde Ouwels , zeiden zij , waren geene Goden , omdat 'er niet meer dan één God, en mahom- t zijn Profeet is. De Jezuiten leerden hun, dat ten zij zij hunne lichaamen op zes onderfcheidene plaatzen zalfden, eer zij ftierven, zij niet konden ingaan LEGTIG ik den' der IA HOME" :aanün.  rt-egtu heden der ma hom; taanen 222 GODSDIENSTIGE gaan in het Koninkrijk der hemelen. Hier op antwoordden de Mahometaanen, dat ^ indien zij met morsfige olie befmeerd wier*den, zij zich zuiver moesten baaden, voor ' dat zij in bet Paradijs kwamen. Maar, dus vervolgden zij, laat daar uwe Olie, uwe Kooralen, en gewijde Ouwels, en toomt dan en fpreekt met ons als redelij* kefchcpzcls: dan, misfehien, zullen wij in u gelooven. Hierin, egter, wilden de Jezuitcn in geenen deele bewilligen; en veeleer dan van hunne Paternosters, en Olie, cn gewijde Ouwelenaf te zien, keerden zij wel vergenoegd weder na hun eigen land. _ Ten tweede, de Christen Kooplieden , die in Turkije gehandeld, en de Mahometaanen van nabij gekend hebben , zijn te zeer ingenomen geweest met hun doelwit om rijkdommen te verzamelen, dan dat zy immer zich zouden hebben tocgcleid om de Landzaaten tot het Christlijk Geloof over te haaien. Zeker Heer, onlangs geftorvcn, die veele jaaren in de Levant zijn verblijf heeft gehouden, verhaalde mij op zijn Sterft bedde, dat? de Engelfche Confuls onder een flreng verbod lagen om zich met zaaken van een godsdienftigen aart te bemoeien. ^ Dit is ongetwijfeld waar. Doch waarom'zou men de waarheid verborgen houden ? Is het uit vreeze voor ltraffe ? Dan is het gedaan met allen Godsdienst. Want zij, die de tijdlijkc belangen lief liebben meer dan de waarheid, zijn niet waar-  GESCHIEDENIS. 223 waardig den naam te draagen dat zij eenigen Godsdienst hebben. Om kort te gaan; het lijdt geen twijfel, of God heeft eenen tijd vastgefteld, op welken de Mahometaanen het Euangelie zullen aannccm.cn, en zich na zijnen Tempel begceven, als Duiven na haare kooijen. Met een reikhalzend verlangen zien wij deeze gelukkige gebeurtenis te gemoet. PLEGTIC* HEDEN der MAHOMETAANEN.  S34 GODSDIENSTIGE d e GODSDIENST DER T A R T A A R EN. De godsdienst der tartaa ren. Naadat wij, in de' voorgaande Afdecling, een naauwkeurig berigt hebben gegeeven wegens den Godsdienst der' Mahometaanen, zullen wij nu wederkeeren tot de Heidenen, die alle andere Godsdienstgezinten in menigte zeer verre té bovengaan. De Tartaaren, van welke wij nu, in de eerfte plaats, zullen handelen ^ zijn een bijkans ontelbaar volk. In overoude tijde droegen zij den naam van Scijthiërs, die mars, den God des Öorlogs, dienden, onder de gedaante van een verroesten Sabel. Aan deezen Sabel offerden zij jaarlijks eene groote menigte bokken, fchaapen en osfen. Daarenboven offerden zij paerden, en de vijanden, welke zij krijgsgevangen gemaakt hadden, in wier bloed zij hunne klederen verfden. De oude Scijthiërs , welke wij nu Tartaaren noemen, zonden volkplantingen na verfchillende gewesten des aardbodems, welke door hen bevolkt wierden. Zij bragten hunne Godsdienftige plegtigheden derwaarts met zich, en men ontmoet aldaar nog zommige overblijfzels van dezelve. Tegenwoordig zijn de Volken , Tar-  GESCHIEDENIS. 225 Tartaaren genaamd, zo talrijk en in zo veele Horden of Stammen verdeeld, dat alle bijzonderheden, hen betreffende, met geene volkomene zekerheid kunnen bepaald worden. Corp in zegt dat zij in niet meer dan cénen God gelooven, Schepper van alle zigtbaare en onzigtbaare dingen , die de menfchen beloont of fïraft j naar gelange van hunne goede of kwaade daaden in deeze waereld. Maar^ voegt hij 'er nevens, nimmer betoonen zij hem eenigen Godsdienfligen eerbied. Dit, evenwel , fchijnt een misflag te weezen. Want zij hebben een groot getal Beelden , welke zij zeer luchtig opfchikken met al wat hun Land oplevert. Zij merken hen aan als Wcezens, die hen tegen allerlei kwaad en ongeluk moeten befchermen , als dc Befchermheiligen van hunne kudden, welke zij gcdeeltlijk hun als eene offeran-? dc opdraagen. Ook offeren zij aan deeze Afgoden een gedeelte der eerfte brokken* welke zij in den morgen in den mondfteeken. Zij verbranden de beenderen der beesten, welke zij ten offerande opdraagen , omdat zij niet gebroken mogen worden. Wanneer een vreemdeling onder hen verfchijnt, moet hij en de goe* deren, welke hij mede brengt , tusfchen twee vuuren doorgaan, om gereinigd té worden. Streng wordt hun belast, geen Mes in het vuur te fteeken, noch het met een Mes aan te raaken. Daarenboven betoonen zij een bijzonderen eerbied aan IV. deel, P den Dè GODSDIENSTder TARTAAREN.  2-2ó" GODSDIENSTIGE De GODSDIENSTd geweld; veel natuurlijker is het, zulks te denken, dan den Eerdienst van den ' Grooten lama, en deszelfs ingebeelde 1 Godheid, af te leiden van eenige verdorvene begrippen der Christenen , voormaals, door de Nestoriaanen, de gemoederen van dit Volk ingedrukt, dewijl 'er tusfchen beiden geene de minfte overeenkomst plaats heeft. De Opfteller der Onderhandelinge, welke kwaadaartiglijk onderhield wordt gehouden te zijn tusfchen een Tartaar en een Roomschgezinde, maakt geenerhande vergelijking tusfchen den dalai-lama en den Paus. De laatstgemelde noemt, in de daad, zich zeiven onfeilbaar, cn matigt zich, indien wij deeze uitdrukking mogen gebruiken, de hoedanigheid aan van eenen Onder-God; doch niemand is ooit zo verre gegaan, dat hij aan zijne Heiligheid, zo lang hij op aarde leefde , eene plegtige Vergooding toekende. Indien 'er, ten aanzien van den Roomfchen Paus, eenige plegtigheid worde in agt genomen, welke het voorkoomen van Godlijken Eerdienst heeft, en hem, ten deezen opzigte, in den zelfden rang plaatst met den dal ai-lama, 't is die foort van plegtige en ftaatelijke aanbiddinge, welke, bij zijne eerfte verheffing op den Pauslijken Zetel, hem altoos wordt betoond. Voor 't overige is het waarfchijnlijk, dat de onfterflijkheid van den dalai-laUa, in de daad, niets meer betekent, dan de  GESCHIEDENIS. 233 de vastgeftelde gewoonte in Frankrijk , inhoudende dat de Monarch nimmer fterft. In gevolge van deeze gewoonte, wordt, in dat Koninkrijk, in de plaats des Overleedenen, ftraks een nieuwe Koning uitgeroepen. Geene Regtbanken of Gerigtshoven worden aldaar geflootcn, of in hunne gewoone amptsverrigtingen opgefchort, bij mangel van het Koninklijk gezag, waar door derzelver uitfpraaken of beflislingen moeten bekragtigd worden. Naastdenkelyk wordt het godsdienftig gezag onder de Lama's op de zelfde wijze gehandhaafd. De onmiddelijke plaats vervuilers van deneenen Opperpriester in flede van eenen anderen, zal, misfehien, de duurzaamheid der Onder-Godheid in Tartaarije handhaaven , welke, onder andere Natiën, onmogelijk zijn zou. Veel waarfchijnlijker is het dat de Godsdienst deezer Lama's een tak der Indiaanfche Leerflellingen is, dan een overblijfzel van het Christendom. Waren de Tartaaren befchaafder, en minder ongeletterd , wij zouden een naauwkeuriger en onderfcheidener denkbeeld van hunne Geloofsartikelen kunnen vormen. Het gemeene Volk , over 't algemeen genomen, heeft in 't geheel geene kennis aan hunne Godsdienflige boeken, welke of in de Tanchutifche, of in eenige andere taal gefchreeven zijn ; en, wat den Godlyken Eerdienst belangt, ten deezen opzigtezijn zij blinde naavolgers van hunne Lama's. P $ A] De GODSDIENSTder TARTAAREN.  234 GODSDIENSTIGE De CODSDILINST(kf TARTAAREN. Al wat men van hun kan verneemen, zijn eenige weinige beuzelagtige vertellingen en plegtigheden; verder ftrekken hunne kundigheden niet. Daarenboven zijn de beginzels en leerftellingcn van hunnen Godsdienst zo duister en geheimzinnig , dat de Lama's zelve niet in ftaat zijn, deswegen eenige verftaanbaare ophelderingen te geeven. Zo veel fchijnen wij te mogen vastftellen, dat zij, met betrekking tot de beftuuring van hunnen zedelijken wandel, zich zei ven de volgende grondregels voorfchrijven: de Godheid te dienen en te eerbiedigen; ■— niemand te verongelijken ; — fchatting te bctaalcn, dien men fchatting fchuldig is. Indien wij , ondcrtusfchen, het leven en de bedrijven deezer Tartaaren aandagtig gade floegen, zouden wij hen zeer gebrekkig vinden in het onderhouden van deeze gewigtige grondregels Met opzigt op de Godheid, koomen hunne begrippen, met weinige woorden, hier op uit. Zij beweeren, dat zij niet meer dan een éénigen God aanbidden, die, nogthans, zeer gemeenzaam is met, en zijne geheimen openbaart aan den dalailama, tot ftigting van zijn Volk. Hunne beelden zijn de fchilderijen van hunne Godheid, en van zommige hoog gefchatte Heiligen, welke openlijk ten toon gefield worden, om de menfchen te doen gedenken aan hunne pligten jegens God, en aan de deugden, welke zij geftadig behooren te betragten.  GESCHIEDENIS, k&g Bij'deezen zigtbaaren God, deezen da1'ai-lama, van wien wij gefproken hebben , moeten wij etlijke Koningen voegen, die, even gelijk hij, zijn vergood geworden, doch niet voor dat zij dcczer waereld overleeden waren. Han, Koning van Taneluith, wierdt voor onfterflijk verklaard, uit kragt van zijne ongemecne zagtmoedigheid en regtvaardig Landbeftuur. Hij verliet deeze aarde met eene reuk van heiligheid, en wierdt onder het getal der Goden aangenomen. De va, insgelijks Koning van ■Tanchuth , wierdt vergood , uit hoofde van zijne uitfteekende deugden. Manipa , eene Godin der Ingezeetenen van het ftraks genoemde gewest, heeft negen hoofden, die eene foort van Pijramide uitmaaken. Ook wordt zij onder eene gewoone menschlijke gedaante afgebeeld. Een onverzaagde jonge knaap, door eene geestdrijvende woede vervoerd, even gelijk de perfoon , die onder de Indiaanen Amok! roept, en in volle wapenrusting Uitgedoscht, loopt, op zekere dagen van het jaar, als een raazende dolleman, dooide ftad, ter eere van de Godin eenen iegelijk, die hem voor koomt, dood flaande. Deeze jonge Dweeper wordt "p h v t h , of èuth, geheeten. Door deeze en foortgelijke misdaadige offeranden verbeelden zich de Godsdieiiftigcn in den lande, de Godin te verpligten, en zich in haare gunst ih ie dringen. Wij. De GODSDIENST der t ar» taauen,  De GODSDIENSTder TAR TAAKEN I ] 236 GODSDIENSTIGE Wijders onderhouden deeze Tartaaren de bijgeloovige gewoonte, om verfcheidea Zegetekens op hunne hoogfte bergen op " te richten, ter behoudenisfe van hun zel" ven en van hunne paerden, en betoonen aan dezelve godsdienftige aanbidding. Den zelfden eerbied als de Tartaaren in het algemeen aan hunnen dal ai-lasi a , betoonen de Kalmukken en de Westerfche Mongallen aan hunnen Opperpriester, kutuchta genaamd. Voormaals plagt deeze zijn verblijf te houden aan de oevers van de rivier Amur; doch tegenwoordig houdt hij doorgaans, met eene bende zijner getrouwe naavolgeren, zich gelegerd in dc nabuurfchap van de rivier Orchon. In voorgaande dagen was bij de Plaatsbekleder of Afgevaardigde van den dalai-lama, ter verrigtinge van alles wat den Godsdienst betreft onder de Noordlijke Tartaaren : dewijl deeze Volken op een zo verren afftand van de gewoone verblijfplaats diens lama's woonden. Doch in vervolg van tijd maakt deeze kutuchta eene fcheuring in de Kerk , ftelde zich zeiven onaf hanklijk , vergoodde en verklaarde zich zeiven voor pnfterflijk, ten koste van zijnen ouden Meester. Thans is de Godlijkheid van kutuchta zo volkomen gevestigd in Ie gemoederen zijner naavolgeren, dat in gevalle iemand eenige zwaarigheid maakte m dezelve te gelooven , hij van zijne -andgenooten met de .uiterfte yerfoeijing en  GESCHIEDENIS. 237 en afgrijzen zou befchouwd worden. Volgens het berigt van een anderen Gefchiedfchrijver, is de fcheuring van kutuchta eene nieuwigheid van laatere tijden. „ Niet veele jaaren geleeden, dus „ fchrijft hij , ftelde de dalai-lama ,, den kutuchta aan tot zijnen Stede5, houder , of Afgevaardigde, onder de ,, bewooners van Mongallie en Ajuka , „ die voormaals onder het Regtsgebied ,, van Contaisch en Buchanie plagten te „ ftaan." Deeze Stedehouder, zich bedienende van den verren afftand, op welken hij van zijnen Opperpriester woonde, wierp zich op tot Geestlijk Opperhoofd van alle de Landzaaten. Nu houdt hij zijn verblijf op de eene, zomtijds op eene andere plaats; doch wordt altoos omringd van eene talrijke bende Lijftrauwanten. Wijders voert hij altoos met zich de Afgoden, die meest geëerbiedigd worden, en laat, ten hunnen bijzonderen gcbruike, afzonderlijke Tenten opflaan. Wanneer deeze ingebeelde Godheid van legerplaatze verandert, koomen haare getrouwe aanbidders met dcrzelver gezinnen van alle kanten toevloeien , om haar te ontmoeten en zich aan haare voeten neder te werpen, met oogmerk om haaren hemelfchen zegen te ontvangen. Ondertusfehen ontvangen zij deezen zegen niet om niet , maar moeten denzelven, elk naar zijnen rang en vermogen, betaalen. De voornaamfte Amptenaars, en andere lie- ■ den van. hoogen rang, zijn de eenige per- foo- De GODSDIENSTder TAR* rAAREN.  238 GODSDIENSTIGE De GODSDIENSTder TARTAAR EN. 1 ] 1 J c 1 t foonen , welke den geheiligden perfoon van kutuchta durven naderen. Wanneer hij hun zijnen zegen geeft, fluit hij zijne hand, en legt dezelve op hun voorhoofd; ten zelfden tijde houdt hij daarin een kransje, in de zelfde gedaante als die der lama's gemaakt. Nimmer vertoont zich de kutuchta in het openbaar, dan op eenige bijzondere daar toe gezette dagen- Dit gefchiedt met alle pragt en ftaatelijkheid, die men zich kan verbeelden. Onder het flaan op Trommels en het gefchal van Trompet^ ten, wordt hij in ftatclijken optogt gedraagen na zijne Tent, met Chineesch fluweel bekleed, en aan de voorzijde open. Hier set hij zich neder, met de beenen kruislings onder het lichaam, op eenen throon, opgericht op een ruime vierkante hoogte, net fluweel bedekt, in 't midden Van eene p-oote menigte kusfens, allen rondom den 3riester geplaatst, maar op een voegzaapen afftand, en beneden hem, ten diente der mindere l a si a's. Bij deeze ftaatelijke plegtigheden zit gemeenlijk de Zuster van deezen Opperprieser aan zijne rechterhand, en verrigt hetperk van eenen Lama. Het hoofd is haar nsgelijks kaal gefchooren, tot een openaar bewijs dat zij insgelijks tot de Orde er Priesterfchap behoort. Nog andere berigten, aangaande deeze ewesten, verzekeren ons, dat aan weers-. anten van deezen Priester, of Onder-God, wee Afgoden ftaan, verbeeldende het God-  GESCHIEDENIS. 230 Godlijk Wcczen; dat de andere of mindere Lama's aan weerskanten op den vloer op 1 kusfens zitten , van den throon of de 1 hoogte af, op welke de Opperpriester zij- \ nen Zetel heeft, tot aan den voet van het verhemelte; als mede dat zij in deeze houding of lichaamsgeftalte ieder een'boek in hunne handen hebben, waar in zij, al* thans zo als zij uitwendig vertoonen, met groote ingefpannenheid van Godsvrugt fchijnen te leezen. Zo dra de kutuchta zijne plaats heeft genomen, zwijgen alle de fpeeltuigen, welke den Optogt verzelden. Straks valt de geheele Vergadering ter aarde, en berst vervolgens uit in luidruftige toejuichingen, ter eere van de Godheid,'en in beeldfpraakigc lofredenen van hunnen kutuchta. Alle de Lama's werpen eenige welriekende kruiden in hunne Wierookvaten , en bcreukwerken daar mede eerst hunne Afgoden, vervolgens hunnen Opperpriester, en eindelijk de geheele Vergadering der Geloovigen. Zo dra deeze plegtigheid verrigt is, zet ieder Lama zijn Wierookvat neder aan de voeten des Opperpriesters; en het hoofd of de voornaamfte der Lama's neemt zeven Porceleinen Kommen, vol Melk, Honig, Thee, en Brandewijn, cn offert dezelve aan de Afgoden. Daar naa neemt hij zeven andere Kommen , gevuld met de zelfde dingen, en biedt dezelve den kutuchta ten gefchenke aan. Alle deeze offeranden en gefchenken gaan gepaard met.de luide toe- De ;or>shenst Ier tab :aaiusn  24o GODSDIENSTIGE De GODSDIENSTder TARTAAREN» toejuichingen der geheele Vergadcringe, die, met een Godsdienftigeri ijver, verfcheiden maaien herhaalt deeze en dierge* lijke woorden: Onze kutuchta is een fchijnend Paradijs l Eerst gebruikt de kutuchta zelve een weinig van de vrijwillig toegebragte offeranden, en deelt vervolgens het overige uit onder de hoofden der onderfcheidene Stammen. Dit verrigt zijnde, keert hij weder, onder het flaan der Trommen en het blaazen op de Trompetten, in de zelfde plegtige en kostbaare ftaatfie als hij gekoomen was. Zommige Gefchiedfchrijvers vernaaien, dat de Chineefche Staatkundigen zeer veel hebben toegebragt ter Vergoodinge vart deezen kutuchta, en de Scheuring dee* zer Tartaaren heimelijk begunfligd en ge* voed hebben. Doch vermids dit niet behoort tot ons tegenwoordig onderwerp, wijzen wij onzen Leezer tot het berigt, welk wij aangaande den Godsdienst van China gegeeven hebben. .Aan het denkbeeld van onfterflijkheid, 't welk deeze Volken ten aanzien van hun* nen kutuchta voeden, is nog een an* der verknogt, niet minder bijsterzinnig en buitenfpoorig , en , zonder twijfel , in hunne verbeeldingen even diep geworteld als het voorgaande: te weetcn, dat naa dat de kutuchta, met het afneemen der Maane , is oud geworden, hij, met de verandering en wederkomst diens Planeets , zijne jeugd vernieuwt. Het geheele geheim van dit harsfenbecldig ge* voe-  GESCHIEDENIS. 241 voelen is hier in gelegen, dat de heilige Vader zijn hoofdhair laat groeien, van de eene Nieuwe Maan tot aan de andere, en ; dat hij nooit zich laat fcheeren dan by de ; eerfte verichijning van dat geftarnte. Op dat tijdftip kleedt hij zich in zijn pragtigst en kostbaarst gewaat, fchildert zijn aangezigt, cn befmeert het, volgens de gewoonte der TartaarfeheVolken, met wit* te en roode Verf. Wat aangaat het denkbeeld wegens de Onfterflijkheid van deezen Opperpriester, de oorfprong cn gfondflag van hetzelve fchijnt deeze te zijn. De Tartaaren in 't algemeen gelooven in de Zielsverhuizing; en dit algemeen erkend gevoelen doet hen gelooven , dat de ziel des overleedenen kutüchta, opftaanden voet,naa zijnen dood, in het lichaam zijns Opvolgers overgaat; of, ten minftc, dat de ziel des laatstgcmelden alle de werkingen ontvangt, en begaafd wordt met alle de vermogens en bekwaamheden, welke de ziel des overleedenen heeft bezeeten. Om deeze reden moet de benoemde Opvolger des Opperpriesters hem geftadig verzeilen , op dat de ziel des Heiligen Vaders die zijns Opvolgers, indien wij ons dus mogen uitdrukken i in ftaat ftclle cn bevoegd maake tot zijne aanftaandc Godüjkheid; op dat alzo de jonge ziel dagelijks gemeenzaam moge verkeeren met de oude, alle haara begaafdheden ontvangen, en, als 't ware, de zelfde worden. De Oosterfche Mongalhn, in de GeIV. deel, Q fchiec£ 1ienst ier tartaaren,  toe GODSDIENSTder TARTAAREN. 242 GODSDIENSTIGE fchiédverhaaïen wegens dien landaart, bekend bij de naamen van Tartaaren van Niuclie, Oosterlyke Tartaaren, cn andere, vereeren noch den dalai-lama, noch den Opperpriester der Chineezen ; maar hun Eerdienst is een zamenraapzel van beiden, beftaande in eenige weinige Nacht-plegtighcden, die, in de daad, meer het voorkoomen van Toverije dan van Godsdienstoeffcninge hebben. De Tartaaren , die, in het berigt, door ysbrand ydes, wegens hun gegeeven, den naam van Daores draagen, en dus een tak zijn van de Oosterhjke Tartaaren, vergaderen ter middernacht, Mannen en Vrouwen te gader, op eene voegzaame plaats. Een uit den hoop valt plotzcling ter aarde, cn blijft aldaar in zijne gantlche lengte leggen , terwijl ondertusfehen de geheele bende een afgrijzelijk gefchreeuw maakt, onder het fombergeluit van een Trommel, ter vieringe deezer bijzondere plegtigheid met voordagt gemaakt. Naa verloop van twee uuren , of daar omtrent, rijst de dus uitgeftrekt leggende perfoon, als in eene zinsverrukking, op, en deelt zijne gezigten mede aan de geheele Vergadering. In deeze verrukking wordt hij naauwkeurig onderricht aangaande de onheilen, welke zulk eenen zullen overkoomen, en in welke onderneemingen een ander gelukkig zal flaagen. Naar ieder woord, welk hij fpreekt, wordt met aandagt geluisterd ; iet wordt voor even heilig als eene Godspraak gehouden. Al-  GESCHIEDENIS. 243 Alie hunne Godsdienfh'ge Ecrbetooning, bndertusfchen, is hier in niet geheel gelegen ; zo wel ais andere Tartaaren, hebben zij hunne bijzondere offerandem Op' de grenzen van China legt een kleine berg, die als een heilige grond wordt aangezien. De Oosterfchc Tartaaren verbeelden zich dat hunne reistogtcn niet voorfpoedig zullen ailoopcn , indien zij, dien heiligen berg voorbij trekkende, verzuimen een klein gedeelte van hunnen üjftogt en verderen voorraad hem op te draagen. Deeze offeranden hangen zij aan de takken der Berkcnboomen , welke op dien berg in groote menigte groeien. Diensvolgens ontmoet men aldaar een groot aantal van hembden , tabberten , kappen , in één woord, zulk eene verfchcidcnhcid van oude klederen, dat de Reizigers, die van de heiligheid der plaatze onkundig zijn zich ligt verbeelden dat de Oude - KleereMarkt der nabuurige Tartaaren hier gehouden wordt. Waarfchijnlijk is deeze gewoonte van de zelfde natuur, als het oprichten van Zegetekens op de bergen, daar wij , op het getuigenis van Vader kirCheh, reeds van gefproken hebben. Het zij hier mede zo het wil; niemand durft het waagen om een van deeze verfleeten lappen aan te raaken ; en indien iemand de ftoutheid hadde om zelf het geringfte en niets waardigfte van deeze lappen en leuren te fteelen, zou hij als een on* Verlaat en heiligfehendende booswigt worden aangezien. Q 2 Doch Dè 30DS3IICNST Ier tarj fAAREN*  244 GODSDIENSTIGE De GODSDIENSTlier TARTAAREN. Doch om voort te gaan en iets aangaande Siberië te melden. De Jukogaieezen, die dc gewesten, aan Lena grenzende, bewooncn , betoonen godsdienftig eerbewijs aan hunne dooden, naa dat zij derzelver geraamten in de lucht opgehangen en gedroogd , en dezelve met glaazen armringen verfierd hebben. De Jukutzcezen fchijncn overtuigd te zijn van het aanweczen cn beftaan van eenen God, als hunnen Schepper cn Onderhouder, als mede den alwijzen UitdeeIcr van goed en kwaad. Zij hebben een jaarlijksch feest, 't welk zij telkens in de Lente met groote ftaatelijkheid vieren. Zij vervaardigen een groot Vuurwerk , 't welk zo lang moet branden als het feest duurt. Geduurende dien tijd onthouden zij zich van het gebruik van alle foorteu van fterke dranken, als die alleenlijk tot offeranden moeten dienen. De wijze, op welke dezelve worden toegebragt, beftaat in hunnen gewoonen drank Oostwaarts in het vuur te werpen. In deeze plegtigheid fehijnt eene foort van godsdienstige aanbiddinge van dit Element te leggen opgcflooten. Eene zekere Natie onder de Tartaaren, Calmoues - Barabinsko genaamd , vereert als haaren God een morsfigen houten Afgod, in een veelkleurig gewaat, even als eenHanfop, uitgedoscht. Wanneer zij ledig cn zonder iets te verrigten in hunne huizen zitten , wordt de Afgod in een klein kamertje opgeflootcn; doch zij neemen  GESCHIEDENIS. 245 tnen hem daar uit en met zich, wanneer zij te velde of op de jagt gaan. Bij dusdanige gelegenheid, wordt hij, als in ftatelijken ommegang , in een open rijtuig rond gevoerd , 't welk ten dien einde voordagtelijk gemaakt is cn bewaard wordt. Het eerfte" dier , welk zij ontmoeten , wordt ter zijner eere opgeofferd. Indien zij op de jagt gelukkig gedaagd zijlij wordt de Afgod, bij hunne wederkomst, in eene Nis geplaatst, op den top van eene Tent, van boven tot beneden , van vooren, van agteren en aan beide zijden, verfierd met Marter- en Sabel vellen, de vrugten van de Jagt. Deeze optooizels blijven aldaar hangen, tot dat zij door wind en weder geheel verteerd zijn. Als eene ontheiliging en Kerkroof zou het worden aangezien , dezelve tot de dagelijkfchc behoeften des leevens aan te wenden, of ze te verkoopen aan Vreemdelingen, die dezelve ten hunnen eigen gebruike zouden doen dienen. De Tonguzeezen , die het meerengedcelte der Oostlijke ftreeken van Siberië bewoonen, plecgen de zelfde foort van Afgodifche Eerbctooninge. Onverfchoonlijk zou de verzwijging zijn, indien wij, van de Lama's der Tartaaren handelende, van den sahamaman deezer Tongnzeezen geen gewag maakten. Zij erkennen eenen God, Schepper aller dingen; doch nimmer bidden zij hem aan, in tijden van algemcene of bijzondere wederwaardigheden. Zij betoonen dit eerbewijs aan etO. 3 De GODSDIENSTder TARTAAREN.  De GODSDIENST der tartaaren. «246 GODSDIENSTIGE ïijfce houten Afgoden, van anderhalven voet lang, en alieen met een Mes zeer ruuw uitgefneeden, Zij behandelen dezelve met eerbied of veragting, naar gelange zij hunnen aanbidderen reden geeven orn hen met veragtingen te overiaaden, of hun lofbetuigingen toe te zwaaien. De Burateezen lchijnen aan de Zon en Maan godsdienftige aanbidding te betoonen; althans wordt ons verzekerd dat zij van geene andere Godheden willen hooren fpreeken. Nogthans verrigten zij, tweeof driemaal 's jaars, eene fooxt van offerande. Deeze beftaat in het doorbooren van het lichaam van een Bok en Schaap, met een ftok of paal, terwijl ze nog leeven , en dezelve voor hunne hutten te plaatzen. Hunne hoofden houden zij gefladig voor over geboogen na deeze offerande gekeerd, tot dat zij fterven. Daarenboven hebben zij hunne Priesters, welke zij, zonder van hun eenig leed of ongelijk te hebben ontvangen , vermoorden, wanneer zij zulks geraaden vinden; daar van geene andere reden geevende, dan dat het noodzaaklijk is dat zij na de andere waereld gaan, om hun Middelaar of Voorfpraak te zijn, cnvoor hun te bidden. Vervolgens begraaven zij deeze flagtoffers , en voorzien hen rijklijk van geld en klederen, op dat zij, in de andere waereld, te beter nvgen onthaald worden, Een bijzonderen eerbied betoonen zij aan zekeren berg, op de grenzen vanBailal gelegen. Dikmaals verrigten zij hier  GESCHIEDENIS. 247 hunne plegtige offeranden, en neemen de zulken onder den Eed, die hun wegens zaaken van aangelegenheid onderrigting zullen geeven. De perfoon , die onder den Eed zal genomen worden, wordt na den top diens bergs geleid, en Ipreckt aldaar het formulier van den 1 I • eene hoorbaare ftemme. Z hoi verzekerd, dat ingcvallc hij een valfchen Eed doe, hij nooit icevende zal beneden koomen. De Wogulzeezen, zo wel al* de Tongti' zeezen, hebben eenigdenkbeeld van cenen God, die alle dingen heefe gefchapen. Daarenboven gelooven zij in de Opftanding der dooden , cn dat dc boozen geftraft, en de regtvaardigen zullen beloond worden. Hunne openbaare Godsdicnstoeffening beftaat in het houden van eene plegtige zamenkomst, eenmaal 's laars , omtrent den Herfst, en in een nabuurig bosch een dier van ieder geflagt te offeren. Naa het toebrengen deezer offeranden , hangen zij de vellen deezer dieren aan de fchoonfte boomen van het bosch, en vallen voor dezelve ter aarde neder. Dit jaarlijksch feest wordt bcflootcn met het gebruiken van het vleesch deezer offeranden. Dan keeren zij weder na hunne wooningen , en oordeclen zich , gcduurende het toekoomende jaar, van alle godsdienftige pligtsbetragtingen ontflagen. De Cirkasfifche Tartaaren beftaan deels uit Mahometaanen, deels uit Grieken ,• verfchciden belijders van beide deeze GodsQ, 4 dien- De GODSDIENSTder TARTAAREN.  248 GODSDIENSTIGE Be godsdienstder tartaaren. dienftcn worden onder hen gevonden. Dit niettegenftaande fchijnen zij aan het euvel der Afgoderije krank te weezen. Wanneer onder hen een perfoon van hoogen rang fterft, offeren zij een Bok, hangen dcszelfs vel op aan een paal midden in de ftad, en koomen, een voor een, om hetzelve godsdienftige aanbidding te betoonen. Niet eer wordt dit vel weggenomen, voor dat eene andere aanzienlijke perfonaadje fterft; dan wordt 'er een nieuw vel in dcszelfs plaats gehangen. Lu ca verhaalt dat zij Rammen offeren, en deeze flagtoffcr Curbans noemen. Wijders, dat de plaats, op welke deeze offeranden gefchicden , als zo heilig wordt aangezien, dat zelf de fnoodftc booswigt of dief het nimmer zal beftaan, om iets aan te raaken van 't geen derwaarts wordt gedraagen. Hij voegt 'er nevens, dat 'er boogen, pijlen en fabels worden gehangen aan de boomen, op deeze gewijde plaatzen ftaande, als openbaare gedenktekens, dat zij hunne geloften vplbragt hebben. Indien wij , AJïe doorloopende , ons na het Noordlijke of Noord - Oostlijke gedeelte van dat Waerelddeel wenden, zullen wij eene reeks van Natiën ontmoeten, die zo weinig bekend zijn , dat het bezwaarlijk zou vallen , wegens haar een draaglijk berigt te geeven. 'Hierom zullen wij den Leezer niet lastig vallen met eene niets betekenende lijst van haare barbaartche naamen. In 't algemeen wordt ons verzekerd, dat zij aan de Zon en de Maan gods*  GESCHIEDENIS. 24.9 godsdicnitig eerbewijs toebrengen; als mede aan eenige bijzondere Afgoden, of liever ronde blokken hout, op den top van welke men een knods ziet, cenigzins in de gedaante van een hoofd uitgefnceden, met neus, mond en oogen, doch alles zeer ruuw cn onbefchaafd. Want de Beeldhouwerij is eene kunst, van welke zij geringe kennis hebben. Wijders vinden wij aangetekend, dat deeze Afgodendienaars tweederlei Afgoden hebben, Algemcene enBijzondere. De eerstgenoemde worden door het gantfche lichaam des Volks geëerbiedigd; dc andere dienen ten gebruike van bijzondere perfoonen, en zijn alleenlijk de voorwerpen van den Eerdienst en dc aanbiddingc der gezinnen , aan welke zij behooren. Hunne offeranden beftaan in het befmeeren van den mond hunner Afgoden met het vet van Visfchen, cn het aanbidden van het warme bloed van deeze of geene dieren , oogcnbliklijk naa dat zij dezelve op de Jagt gedood hebben. De Ostiakken, welke de Zuidüjke ftrceken van het Land der Samojeeden bcwoonen, van de Irtis cn de Obij, tot aan de Rivier de Jenitzca , hebben insgelijks tweederhandc Afgoden. Dit geeft grond om te vermoeden dat dit eene algemeen aangenomenc gewoonte door geheel Tartarye is. Dit, ondertusjchen, is niet weezenlijk onderfcheiden van het gebruik van alle bekende Afgodendicnaaren, die nimmer in gebreke blijven, om nevens hunQ.5 ne Dt GODSDIENST isr tar> rAAREN.  De OOBSB1ENSTder TARTAAREN. ] I 1 r H 2 f % z d 31 250 GODSDIENSTIGE ne openbaare, hunne Huis- of Beicherrav goden te voegen. De aigemeene Afgoden der Volken , daar wij th«ns van handelen , worden meestal geplaatst op dc toppen der vermaaklijkfre bergen, welke zij kunnen vinden, of in het midden van hunne bosfehen, in kleine houten huisjes, met voegzaame vertrekken naast dezelve, in welke zij de beenderen van zulke beesten plaatzen, als ter eere van deeze Afgoden zijn geofferd. Zij hebben geene bepaalde of vastgeffelde «uren of dagen, ter geregelde tocbrenginge van hunne offeranden. Nimmer zenden zij hunne fmeekingen op tot de Goden, dan in gevalle zij, in eene dringende behoefte, hunnen bijfhind nooiig hebben. Doch wij moeten hier bij lanmerken dat dc Priesters hunne uiterfte )oogingcn aanwenden , om het Volk deeie fchandclijke onverfchilligheid te doen ui eggen. _ Deeze Priesters hebben geene regelmaaige aanftelling of roeping; ieder bejaard luisvader heeft het regt om op zijn eigen ;ezag het Priesterfchap te bekleeden. In evolge hi er van is de Eerdienst van hune aigemeene Afgoden een weinig regelmatiger, als zijnde ingefteld door een geag, van ouder herkomfte en beter ge:aafcl. Zeer gefteld zijn zij op deeze Afoden, en de goede oude luiden prijzen e hunnen kinderen aan. Hunne offeranen beftaan in de Lever van Visfchen, en ï veelerhande foorten van dieren. Het agtoffcr wordt den Goden aangeboöden p met  GESCHIEDENIS. 251 met zamcngcbondcne voeten. Vervolgens draagt hun dc dienstvcrrigtende Priester hunne ootmoedige fmeckingen en gebeden op, in dc aandoenlijkftc bewoordingen- Geduurendc deeze fmecking, ftaat een der bijftanders, met zijnen boog op het flagtoffer mikkende. Zo dra de Priester het Gebed geëindigd, cn het dier met de hand op het hoofd geflagen heeft, fchict hij zijnen boog af, terwijl een ander hetzelve een ftok of paal door het lichaam drijft. Daar naa vatten zij het bij den ftaart, en fleuren het driemaalcn heen en weder, in de tegenwoordigheid van «Jen Afgod. Het bloed wordt bewaard in een Vat, voorbcdagtclijk ten dien einde geheiligd. Een gedeelte van dit bloed wordt gebruikt om de Hut of Tent des Afgods te befprengen ; dc offeraars drinken een gedeelte van hetzelve; met het overfchot wordt des Afgods mond bcflrcckcn. Bijkans algemeen is de gewoonte onder de Tartaaren, het hoofd, de voeten, den ftaart en den huid der offerdieren aan eenige bijzondere boomen op te hangen , zich zelve op hun vleesch te vergasten, en vóór en naa deezen plegtigen maaltijd een vrolijk lied aan te heffen. Dit verrigt zijnde, befmeeren zij andermaal den mond des Afgods met het ovcrgcfchootcn vet van het flagtoffer. Den zelfden eerbied en hoogagting betoonen zij menig, maaien aan hunne bijzondere of Huisgoden. Nas De GODSDIENSTder TARTAAREN.  De godsdienst der tar TAAREN I ( I 1 \ 1 c Ê % 252 GODSDIENSTIGE Naa dat de plegtigheid een einde heeft genomen , heft de geheele Vergadering een vreugdegefchal aan , en zwaait- met haare ftokken in de lucht, ter eere van de * ziel des Afgods; welke ziel, volgens de bevatting deezer Volken, na huis wederkeert, naa dat zij dit ftaatelijk feestmaal heeft bijgewoond. Met regt mogen en moeten wij hier uit befluiten , dat boe woest en onbefchaafd ons deeze Volken mogen vertoond worden, zij, egtcr, niet zo onzinnig zijn van zich te verbeelden. dat een paal of Heen het uiterfte voorwerp is, 't welk zij moeten aanbidden. De Beer heeft insgelijks eenig aandeel in hunne Godsdienftige Eerbctooningen. Zo dra zij dit dier gedood hebben, ftrooperi zij hem den huid af, en hangen dien, in de tegenwoordigheid van hunnen Afgod, aan een zeer hoogen boom. Vervolgens betoonen zij aan denzelven hun eerbewijs, cn flijten den tijd met jammerlijke weeklagten, even aks of zij berouw hadden van het godloos bedrijf. Zij brengen ie belachelijke verfchooning in 't midden, ht het de Boog was, en niet zij zelve' lie de doodlijke wonde toebragt; en dat 1c pijlen , in haare ongelukkige vlugt deugelen kreegen. Dit buitenfpoorig 'oorgeeven rust op een gevoelen, onder len aangenomen, dat de ziel van het dier oor de bosfehen waarende, van het eene inde tot aan het ander , de eerfte geleenheid , die haar zal voorkoomen, zal ingrijpen om dit bedrijf betaald te zetten.  GESCHIEDENIS. 253 ten, indien zij niet bij tijds op hunne hoede zijn, om haar misnoegen te bevredi- 1 gen, en eene behoorlijke vergoeding te J doen. [ Uit dc befchrijving van de Afgoden der O stiakfche Tartaaren kunnen wij duidelijk afleiden, dat zij eenige overeenkomst met de Talismannen of Waarzeggers hebben. Meer dan eenmaal hebben wij onze Leczers doen opmerken, dat, volgens de meeste waarfchijnlijkheid , de oneindige menigte der aloude Afgoden, in 't algemeen genomen, aan dc Talismannen hunnen oorfprong zijn verfchuldigd; 't cn zij wij, veelligt, meer overhellen tot het gevoelen, welk onderfielt dat de Talismannen zelve oorfpronklijk Afgoden geweest zijn. Wij vinden aldaar aangetekend dat een der Ostiakfche Afgoden een koperen Gans was, met uitgebreide Vlerken, wiens post het was, zorge te draagen voor de jonge Ganzen , Eendvogels , enz. en dezelve tegen allen onheil te beveiligen. Een anderen zeer merkwaardigen Afgod hebben dc Reizigers befchreeven, onder de benaaming van den Ouden Man van Obij. Zijne aanbidders noodzaaken hem , eens in de drie jaaren van vcrblijfplaatze te verwisfelen, en met veel plegtigheids over den Obij te vaaren , in een Vaartuig , voorbedagtelijk ten dien oogmerke vervaardigd. Deeze Oude Man van Obij, is de Befchermgod van hunne Visfcherij. Hij is van hout gemaakt. Aan zijnen neus, die De 50DS)IENST Ier tartaren*  De GODSDIENST der tartaaren. i ( i 1 c I I g 6 z ü h fl 11 In li ki bi m 254 GODSDIENSTIGE die naar een Varkcnsfnuit gelijkt, is een ijzeren vischhoek vast gehegt, aamvji. zende dat hij de Visfchen uit de Zee in den Obij brengt. Zijne oogen zijn van glas gemaakt, en zijn hoofd is verfierd met een paar kleine hoorns. Wanneer het Ys begint te fmeltcn, en de rivier haare oevers ovcrfïroomt, vergaderen de Oytiakken rondom hem, om hem gezamentlijk te fmeeken dat hij hunner Visfeherije gunftig zyn wil. Indien het faifoen aan hunne verwagtmge niet beantwoorde, &vcrlaaden zij hem met duizend fcheld ivoorden, en doen hem allerlei befpottin- flMaarinJ"en «j, in tegendeel, gelukkig flaagen, dan ontvangt de God! >ij wijze van dankerkentenfslë, een se leelte van den vangst. Zelf worden hem, n zulken gevalle, de eerflelingen hunner /isfcbenje aangebooden. Want, vootat zij op hunnen algemeenen vreugdeJaaltyd, een fchotel aanraaken , wordt eji de mond met het uitgeleezenlte edeclte van het vet befmeerd Naa at de maaltijd geëindigd is, geleiden ij de ziel des Afgod.6 te rug f door iet hunne knodzen of knuppels in cle icht te flaan. Doch indien zij eenen ügten vangst gehad, of eenige te leurellingen of wederwaardigheden ontmoet iobcn, bcipotten zij hem niet flegts, j dat 'er Booze Geesten, of Demons , zijn, de geflagenfte vijanden van 't menschhjk geflagt, en die vermaak fcheppen in de menfchen te pijnigen, zo lang zij leeven. Om deeze reden offeren zij aan dezelven flagtoffers, met oogmerk om hunne gramfchap te bevredigen, en, ware 't mogelijk, hen te be weegen om hun geen leed te doen. Inzonderheid maaken zij hun werk om in bedevaart te trekken na eene zekere plaats, bij den lïraks gcmelden Reiziger Nemda genaamd , om aldaar , ter hunner eere , verfcheiden Godsdienstpligten te volvoeren. Derwaarts brengen zij hunne offeranden en gefchenken voor die kwaadwillige Weczens, en durven 'er nooit met ledige handen verfchijnen. Zij houden zich vastlijk overtuigd, dat de zulken, die orivoorzigtig genoeg zijn van niets met zich te brengen, onfeilbaar zullen verkwijnen , en ten langen laatlte aan eene uitteerende Ziekte fterven. De offeranden, welke inzonderheid aan hunne Gódheid worden opgedraagen , zijn Osfen of Pacrdcnj Op de volgende wijze wordt het vleesch deezer dieren gebraaden. Eerst werpen zij groote ffcukken van hetzelve in een fchotcl met de eene hand, terwijl ze een fchaal metMeede, of anderen foortgelijken drank, in de andere hand houden. Beiden te gader worden in een groot vuur geworpen, aan den voet der plaatze, alwaar het vel van een offerdier hangt, aangeleid. Dit vel is uit- ge-  GESCHIEDENIS. 257 gcfprcid aan een paal of flaak , tusfchen twee boomen ftaahde. Dit vel fmeeken zij , hunne nederige verzoeken op te draagen aan hunnen God* en hun tot een 1 Voorfpraak of Middelaar te dienen, 't Gebeurt ook zomwijlen dat zij regelrecht, en zonder verdere bedoeling, dit Beestenvel aanbidden. De Zon en de Maan, als de veroorzaakers van de voortbrengzels der aarde , zijn insgelijks dc voorwerpen hunner Godsdienfh'gc aanbiddinge. Altoos verrigten deeze Tartaaren hunne gewijde Godsdienstpicgtighcden in de nabuurfchap eener fnelvlietcnde riviere. Het geen wij dus lang vermeld hebben, is alles, wat, met eenige naauwkeurigheid en waarfchijnlijkheid, kan gezegd worden aangaande den Godsdienst deezer bijkans1 woeste Natiën, 't Is geene gemaklijke zaak , de berigten van zommigen onzer oude Rcisbefe.hrijvers te Ontvouwen, en hunne aanmerkingen over een te brengen met die wij in de (chriften der laatere Reizigers ontmoeten: De onkunde der eerstgenoemden , ten aanzien Van de Aardrijksbefchrijvinge; de verwisfeh'ngen der naanren van zommige landffcreeken, welke zij befchrijven; de onvolledige en,weinig betekenende berigten, welke zij aangaande den Godsdienst deezer Volken gegeeven hebben : deeze en meer andere oorzaaken zijn de voornaame bronnen, deezer ongelukkige verwarringe. De hedendaagfche Reizigers, fchoon een weinig naauwkeuriger , zijn, nogthans, te bcichuldi- IV. deel; ^R gen? Bi GODSDIENST icr TAR.5 FA AREN.  258 GODSDIENS.TIGE De godsdienst der tar> taaken. gen, om dat zij zommige bijzonderheden niet met de vereischte aandagt behandeld hebben. Vrugtloos zou de pooging wcezcn den Godsdienst der hcdendaagfchc Tartaaren onder de aloude Scijthen op te fpooren. Op loutere en onzekere gisfingen zou zulk een geleerd onderzoek rusten. Dc Ouden zelve hadden flegts eene zeer gebrekkige kennis en onvolkomen denkbeeld van de Scijthen. Alles wat wij des aangaande met zekerheid weeten, is, dat de Scijthen een zwervend Volk waren, die, even gelijk hunne afftammelingcn dc Tartaaren, door de velden kruisten ; dat dc Ouden onder clen naam van Scij* then veele Natiën verwarden even gelijk wij. ten opzigte van de Tartaaren doen; dat beiden een gedeelte van Europa en Afie, als mede het Noordlijk gedeelte van Perfie en van de Indien, bewoonden; en, eindelijk, dat de aloude Scijthen , even gelijk de hedendaagfche Tartaaren, zich wijd en zijd in het lOosten veripreid hebben. De Lama's, zijnde de Reguliere Priesters van het grootfle gedeelte van Tartarije, draagen zo wel hun hoofd als hunnen kin geheel kaal gefehooren. Ondertusfehen zijn deeze niet de eenige tekens of kenmerken hunner waardigheid. Zij draagen , daarenboven, eene ioort van geeIcn hoed, en een geelen tabbert, met Jange mouwen , welke zij met een gordel van de zelfde kleur vast binden. In hun- -* ne  G ESCHIËDËNIS. 259' ftê handen draagen zij een geel kransje , t welk zij bij aanhoudcnheid in 't rond draaien , om dat zij, volgens hunne regels , moeten bidden zonder ophouden.; De zelfde Regels en Voorfchriften gebieden hun zich van den gehuwden ftaat te Onthouden, en zich aan de betragting Van alle goede Werken toe te wijden. Zommigen willen dat, onder deeze Orde van Lama's, Nonnen gevonden vvorden , die aan de zelfde Wetten verbonden , en vcrpligt zijn de zelfde gelofte te volbrengenDe Priesters der' Ttmguzeezeri hebben een Opperhoofd , of Overfte, dien zij scha m m a n noemen ; zij leggen zich geheellijk toe op de kennisfe en betragtinge van de Zwarte Kunst; terwijl de Lama's hier van weinige of geene kennis hebben. In dit volvoeren zijner Toverkunftenaarijen, gaat de schamman op' dc volgende zonderlinge wijze te werk. Naa dat hij de voorafgaande of voorbereidende boetedoeningen heeft ondergaan trekt hij eene foort van Mantel, of Overrok, aan, gemaakt van verfchciden Hukken Oud ijzer , zömmige in de gedaante Van Vogelen, andere in die van dieren en Visfchen ; allen hangen aan ringen van' het zelfde metaal. Hij trekt kousfen aan, insgelijks van ijzer j en handfehoenen van de zelfde ftoffe , hebbende de gedaante van Beeren klaaüwen. Wijders zet hij ijzeren hoornen op zijn hoofd. R z Ah De godsDIENST ier taö fAAEEN  26o GESCHIEDENIS, godsdienst der tartaaren. Aldus uitgcdoscht, neemt hij een Trommel in de eene , en een klein Rijsje met Muizcnvellcn verfierd, in de andere hand. Dus loopt en fpringt hij in 't rond; nu zwaait hij zijne beenen na de eene, dan na de andere zijde, tevens den toon van het fpeeltuig volgende, cn zijne fprongen en huppclingen doende gepaard gaan met de akeligfte uitroepingen, _Ondcr alle deeze beweegingen houdt hij zijne oogen, onwrikbaar, gevestigd op een gat in den top van zijne hut. Zo dra hij een zwarten Vogel ontdekt, die, gelijk men voorwendt, op het dak pikt, en in een oogenblik wederom verdwijnt, valt hij neder op den grond in eene 'foort van zinsverrukkinge, en blijft ongeveer een vierendeel uurs in een roerloozen ftaat leggen, naar allen fchijn van alle aandoeningen en veritand beroofd. Wanneer hij wederom tot zich zeiven koomt, beantwoordt hij de vraagen der zulken, die hem koomen raadpleegen. De Priesters der Samojeeden, die insgelijks Toveraars zijn , wanneer zij geraadpleegd worden , binden een touw om hunnen hals , en haaien het, volgens de fiRUYN, met zo veel kragts aan, dat zij als dooden op den grond nedervallen. Wanneer zij eenige toekomitige gebeurtenis voorfpellen , gudst hun het bloed uit verfcheiden plekken van hun aangezigt^ en zij houden op met bloeden, zo ras zij hunne voorzeggingen hebben voort*ebragt. Tje  GESCHIEDENIS. 261 De ftraks genoemde Schrijver fchijnt, in het overige gedeelte zijner befchrijvin- < ge, aan te kondigen, dat 'er geen wee-1 zenlijkonderfcheid is tusfchen deeze luiden ' en de Schammans^èn tusfchen andere Tartaarfche Priesters. Wij hebben reeds aangemerkt, dat dc Burateczen, wanneer iemand onder een plegtigen Eed moet genomen worden, den perfoon na een hoogen berg geleiden , en hem aldaar met eene hoorbaare ftemme doen zweeren ; hem tevens verzekerende, dat, indien hij valschlijk zweere , hij nooit leevende zal beneden koomen. De Ostiakfche Tartaaren ftellcn alle hunne Krijgsgereedfchappen ten toon voor den perfoon , die den Eed zal afleggen ; hiermede aanwijzende, dat, indien hij zich aan Meinccdigheid fchuldig maake , het een of ander deezer wapenen , binnen weinige dagen , ontwijfelbaar het werktuig van zijn volftrekt verderf zal worden. De Tonguzeezen zuiveren zich van eene aangetijgde misdaad , door het dooden van eenen hond. Zij ftecken hem een Mes in de flinker zijde, en fnijden hem het lichaam open tot den mond toe; waar naa zij al zijn bloed , tot den laatftcp droppel, uitzuigen. De Ostiak legt zijnen Eed af op een Beerenhuid , langs den grond gefpreid , waar op een bijl, een mes en een ftuk brood leggen ; dit laatfte wordt hem aangebooden. Eer hij het opeet, openbaart hij alles wat hij weet, raakende de zaak R 3 in ;ods- 3ienst ier ta 11* fAARE,N.  Be godsdienst der tartaaren, I 3 < l 262 GODSDIENSTIGE in gefchil, en bevestigt de waarheid van zijn getuigenis, door deezen plegfigen vloekwensch: „ Mogt deeze Beer mij ver„ fcheuren; dit ftuk Brood mij doen flik,, ken; dit Mes mijn dood zijn, en deeze „ Bijl mij het hoofd van het lichaam fcheiden, indien ik niet de waarheid „ fpreeke !" In twijfelagtige gevallen , ftellen zij zich voor een Afgodsbeeld, en doen den zelfden Eed, met deeze bijgevoegde omftandigheid, dat hij , die den Eed doet, den Afgod met een Mes een ftuk van den Neus affnijdt, onder het fpreeken van deeze woorden: „ Indien „ ik mij aan Meineedigheid fchuldig maa„ ke, mogt dan dit Mes mij op de zelfde wijze den Neus affnijden!" Zeer weinig bekommeren zich de Mongalfche cn Kalmukfche Tartaaren over de trappen van bloedverwantfchap , in het aangaan van hunne huwclijksverbintenisfen: want zij maaken geene zwaarigheid om bij hunne Moeders te leggen. De vrugten deezer bloedfchendende zamenkoppelingen worden als wettig aangezien, en hehben, zo wel als andere kinderen, regt om van hunne Ouderen te erven; doch ingevalle zij de kinderen van eenen Chan , of eenigen anderen perfoon van •ang zijn, wordt hij, die uit een ander ïerlijk huwelijk gefprooten is , hun voorgetrokken. Men verhaalt, dat in;evalle de Zoon zijne Moeder fpaare, de /ader minder naauwgezet is ten aanzien fan zijne Dochter, Van dit hun gedrag gee-  GESCHIEDENIS. 263 geeven zij de volgende reden, Dat, naamlijk, eene Vrouw even eens is ais de aarde t en dat de grond van beiden moet bebouwd worden. Dit is een ftaal der Tartaarfche wijze van redekavelen, Overeenkomftig met dezelve, zijn zij zeer naauwlettende om jonge Vrouwen tot hunnen wil te krijgen. Want, naa dat zij boven de veertig jaaren zijn, befchouwen zij haar alleenlijk als haare huishoudfters, ofzelfblootelijk als haare dienstboden. Onder het meerengedeelte der woeste Amerikaanen is de zelfde gewoonte gêbruiklijk. Even weinig agts geeven de andere Tartaaren op de trappen van Bloedverwantschap , als die wij nu befchrecven hebben, 't Is waar, zommigen van de naauwstgezetften onder hen willen niet met hunne Schoonmoeders of Zusters in 't huwelijk treeden; doch de Czercmisfifche Tartaaren maaken, ten opzigte van de laatstgenoemden, geene zwaarigheid. Bij het bovenflaande hebben wij niets weezenlijks te voegen, dan, naa dat een kind zes maanden oud is , zij het zelve noemen naar een voorwerp, welk het ook zijn moge , 't welk hun allereerst voorkoomt. Niets merkwaardigs vertoont ons de Vrijerij deezer Volken. Liefde, bij her en huns gelijken, bevat niets dat naai bedwang of befchaafdheid zweemt. Dc Vrouwen, die, ongetwijfeld, geen denk beeld hebben van eenen ftaat, beter oi II 4 voor De GODSDIENSTier TARTAAREN.  2Ó4 GODSDIENSTIGE Be GODSDIENST der tartaaren. voortreffelijker dan den haaren, zijn zö wel voldaan over haar lot, als haare fexegenooten in andere gewesten der waereld. Gebrek aan kennisfe, en eene.bekrompene verbeelding, maakt het grootite gedeelte uit der menschlijkc gelukzaligheid in dit leeven. Dit zo zijnde, zijn de zulken, wier Reden door de grootfte lichaamlij ke behoeften is belemmerd, veel gelukkiger dan andere Volken. Doch, om weder te keeren tot den Tartaarfehen Minnehandel. Hunne Vrijerij na eene jonge Maagd beftaat in het koopen van dezelve. Onder de Ostiakken, zendt de Jongman iemand zijner Vrienden aan den Vader zijner Minnaaresfe, om het met hem over den prijs eens te worden. Wanneer dc Koop geflooten is, maakt de aanftaande Schoonvader affpraak om zijne Dochter over te leveren, ten einde van een zeker bepaald tijdverloop. Geduurende den tijd der Vrijerije, mag de Vrijer, om geene redenen hoe genaamd, zijner Minnaaresfe een bezoek geeven. Wanneer hij zijne pligtplecgingen bij den Vader of de Moeder aflegt, treedt hij rugwaarts in het huis; hij durft dezelven niet openlijk in 't aangezigt zien. Als een verder bewijs van zijne hoogagtinge en onderwerpinge , wendt hij zijn hoofd na een anderen kant, terwijl hij met hun fpreekt. Zo dra het tijdperk der Vrijerije verloopen is, levert de Vader, in gevolge van  GESCHIEDENIS. 265 van het geflooten verdrag, zijne Dochter aan zijnen aanftaanden Schoonzoon over, en prijst hun ten zelfden tijde eene gelukkige Eensgezindheid aan, als den grondflag van een aangenaam huwelijk. De Ostiaifche Tartaar, om de Eer zijner huisvrouwe op de proef te Hellen, fnijdt een hand vol hair van een Beerenhuid, en biedt het haar aan. Indien zij eerlijk en zuiver zij, neemt zij de aanbieding aan, zonder eenigen den minfr.cn tcgenftand. Doch, indien zij haarer eigen onftandvastigheid en trouwloosheid bewust zij, weigert zij onbefchroomd het aan te neemen. Terftond hier op wordt zij van haaren Echtgenoot verftooten. Geene andere nadeelige gevolgen heeft haare ongeoorlofde Minnehandel. Het flaat haar vrij, naa deeze Echtfcheiding, te trouwen dien zij wil. De oorzaak deezer openhartige bclijdenisfe der Tartaarfche Vrouwen, moet gezogt worden in haare vreezc van verIchcurd te zullen worden door de klaauwen van den zelfden Beer, het hair van wiens huid gebruikt wordt als een middel om haare kuischheid of oneerbaarheid te beproeven. Volgens haar begrip, herleeft de Beer, naa verloop van drie jaaren, met oogmerk om de Bruid te verfcheuren , die op de proef mcinecdig of onftandvastig wordt bevonden. Zo gering en gemaklijk om te draagen is de ltraffe van haare oneerbaarheid, dat het naauw? Jijks der moeite waardig zij , haaren R 5 pligt De] GODSDIENST der tartaaren.  266 GODSDIENSTIGE Be GODSDIïNSTdhr TAR TAAREN pligt te overtreeden, om dezelve te vermijden. Het rouwdraagen der kinderen over ? hunne Ouders, onder de Tartaaren, beftaat, doorgaans, in het wecnen over dezelve verfcheiden dagen agter elkander 5 cn geduurende al dien tijd zich te onthouden van allerlei uitfpanningen, en van de gemcenrchap met de Vrouwen versheiden maanden. Het kind moet zijnen Vader of zijne Moeder begraaven met alle de pragt en flaatelijkheid, welke zijne omftandigheden toelaatcn. Wijders moet hij jaarlijks zijnen eerbied bij hunne Bcgraafplaatzen afleggen ; dit moet niet alleen van traanen, maar ook met luiddruftige weeklagtcn verzeld gaan. Deeze Volken, zo wel als de Indiaanen , Chineezen en anderen , verzorgen hunne dooden van leevensmiddelen, en allerlei wapenen en optooizels. Dc JVogulskeezen breiden hunne liefde zcif tot de honden uit. Zij verzorgen hun eene eerlijke begraafenis , en bouwen ter hunner eere eene kleine hut, om hunne gedagtenis bij de naakoomelingfchap te doen duuren. Geen ander vertoon van eerbiedenisfe wordt door hen verrigt , ter hunner gedagtenisvieringe, dan het aanheffen van een ftaatelijk rouwgeklag rondom hunne Graflieden. De Tonguzeezen hangen hunne dooden op aan zekere boomen, en laaten hen aldaar, tot zo lange, dat'er niets anders dan bet vel en de beenderen van hun zijn over*  GESCHIEDENIS. 167 overgcblccvcn 5 waarnaa zij hen begraaven. Eveneens als deeze handelen de Jukogaieezen met de Lijken hunner bloedverwanten, Zo dra derzclver geraamten geheel droog zijn , verficren zij dezelve met koraal, cn kleine fcukjes gcfchildcrd glas. Vervolgens draagen zij hen, in ftaatelijken ommegang, rondom hunne wooningen, cn eerbiedigen hen als Afgoden. De Ostiakkcn begraaven hunne dooden, pf verbergen dczelven nevens hunne boogen, pijlen, huisgeraaden en leevensmiddelen, in dc fnceuw, uitliet zelfde beginzel, uit het welk alle anderen te werke gaan , die aan deeze gebruiken gewoon zijn. Eene Wcduw, haare boczemfmart, over het verlies van eenen teder beminden Echtgenoot, willende betoonen , neemt eenen Afgod, trekt hem des betreurden goeden Mans klederen aan, legt dien nevens haar te bedde, en benaarftigt zich om het beeld altoos voor haare oogen te hebben , met oogmerk om haare droefheid te verzagten, en den afgeftorvcnen Echtgenoot haar voor 't geheugen te brengen. Kan 'cr iets natuurlijker verzonnen worden? Na genoeg op dc zelfde wijze zouden onze Europeaanfche Weduwen zich gedraagen, indien zij de afbeelding van haaren overleedcncn Echtgenoot liefkoosden , dezelve kusten, haar duizend Jiefkoozende vraagen deeden, en over de- D: 30DSJIliNSTIer TARFA AU EN,  De godsdienst der tartaaren. I ] ( i 1 e t 1 d g a 268 GODSDIENSTIGE dezelve weenden. Voorbeelden van dit ftreelend rouwbedrijf zouden wij kunnen aanvoeren. De Ostiakfche Weduwen kusfen de Afgodsbeelden van haare geftorvene Mannen , en vereeren dezelve als haare Bedgenooten een geheel jaarlang. Naa deezen tijd worden zij als overtolligheden aangemerkt , en veragtlijk in den eenen of anderen hoek van het huis geworpen. Daar naa wordt 'er van haare geweezene Bedgenooten niet meer gefproken , en hun rouwbedrijf neemt een einde. De Samojecden, volgens de bru ijn, hangen hunne geftorvene kinderen , die den ouderdom van een jaar nog niet bereikt hebben, aan boomen; doch begraaven, fusfehen twee planken, dezulken, welke meer in jaaren zijn gevorderd. Door verdrinken of op eene andere wijze helden zij van kant de zulken, hunner Bloedverwanten, die hoog bejaard, zwak ;n voor hun zeiven en allen, die hen om•ingen, tot een last verftrekken. Nabij le plaats , alwaar zij hunne dooden be[raaven , hangen zij hun Schietgeweer, mnne Bijlen , Hamers , in één woord , 11e die gereedfehappen op, welke zij gebuikt hebben , terwijl ze in het land der :cvenden verkeerden. 't Verdient onze opmerking , dat alle e opgetelde Tartaarfche Volken, nietteenflaande hunne verfchillende begrippen ingaande verfcheidengrondwaarheden van den,  GESCHIEDENIS. 269 den Godsdienst, allen, egter, in dc Leei der Zielsverhuizinge gelooven. Zommigen zijn van gevoelen, dat dc eigen weezens of zelfstandigheden der zielen met 'er daad in andere lichaamën overgaan ; terwijl anderen zich verbeelden dat flegts de hoedanigheden cn vermogens Worden overgebragt, om een ander lichaam te be< zielen. Waarfchijnlijk zijn de laatstgenoemden in de verbeelding, dat 'er cene uitvloeijing van deugden of bcgaafdheder plaats heeft, dewijl zij het Lichaam cn dc Ziel onder elkander verwarren. Iets van deezen aart ontmoeten wij zeil in Frankrijk. Wanneer, bij voorbeeld, aldaar een Priester fterft , vermaard oir zijne heiligheid, of een ander perfoon var ongemeene verdienffce, brengen zommiger hunne kinderen voor het fterfbedde, er beweegen ze over den mond des overlee denen, om zijnen laatilen leevensadem tc vangen, op dat zij deelgenootcn mogcr worden van zijne vermaardheid cn deug. den. Nog verder gaan zij in hunne bij gcloovigheid: want zij zetten alle hunne deuren en venfters open, op dat de Zie een vrijen en onbelcmmcrden uittogt mo ge hebbpn. Dusdanige begrippen en praktijken on der de aloude Heidenen te ontmoeten kan ons niet vreemd te vooren koomen dewijl de onkunde van den waaren Got den weg baant tot Afgoderij, en de Af godcrij cene menigte ongerijmdheden baart Wi De GODSDIENSTder TARTAAR EN. t » !. !  De •GODSDIENST der T /iR' TAAKEN. i-7ö döDSDlEKSTIGÈ Wij behoeven, dcrhalven, ons niet te' verwonderen , dat wij dusdanige fpoorbijstere begrippen en zulke bijgeloovige' praktijken ontmoeten onder de hecféndaagfche Tartaaren, die veel barbaarfeher eri becstagtiger zijn, ten aanzien van hunne zeden cn gewoonten, dan de meeste aloude Hcidenfchc Natiën. Doch dat wij dezelve in Frankrijk ontmoeten, geeft, inde daad, ftoffe tot verbaasdheid. Een bcfchaafd Volk is dan een flaaf van het Bijgeloof! 't Is zo. Doch laaten wij ons te binnen brengen, dat dc Geleerden aldaar Deïsten; en de onkundigen Geestdrijvers zijn. Niets dan de Godlijke genade kan de mcnschlijke' verbeeldingen paaien ftellcn j niets minder dan de Godlijke Almagt kan de menschBjke Natuur onder het vercischt bedwang houden. De VerbeeJdingskragt waart van het eene voorwerp na het andere j cn , overcenkomftig met hunnen grifligen aarty Vestigt zij zich doorgaans Op het flegtfte. Het gezegde kan met zeer groot regt op' dc Hcidenfche Natiën in 't algemeen, doch bijzonderlijk op de Tartaaren , worden toegepast. Zij zijn een zeer talrijk Volk,; in een groot getal Horden of Stammen verdeeld. Ieder Stam heeft iets, 't welk lan zijnen Godsdienst bijzonder eigen is. Volgens hunne gewoone Jeevenswijze" zwerven zij van de eene plaats na de andere, zonder een vast bepaald verblijf te" lebben. In hunne verfchillende Ontwerpen van Godsdienst dwaalen zij verre be? zi>  GESCHIEDENIS. 271 tijden het fpoor van alles, 't geen waarheid raag genoemd worden. Zommigen onder hen verecren en aanbidden dc Duivelen , eenigen de Afgodsbeelden ; anderen zijn zo onkundig, dat zij van het Opperftc Weezen naauwlijks een denkbeeld hebben. Uier zal dc godvrugtige Leezer eene heimelijke boczemfmarte gevoelen, wanneer hij verneemt dat zo vcelen zijner Medcichepzelen cn Natüurgenooten, onkundig van het Euangelie van c 11 r 1 st u s, en Vreemdelingen van het Verbond der belofte, verftoken zijn van de vreeze Gods, die allen verftand te bovengaat, geen vooruitzigt hebbende van een toekoomenden ftaat, geene hoop op eene gelukkige Onfterflijkheid. Bij dit alles mogen wij nog voegen, de menigvuldige eislijke barbaarschheden,welke de eene Stam dagelijks tegen den anderen pleegt, en dat dit alles moet worden tocgefchreven aan de onkunde van den waaren Godsdienst, die, behoorlijk aangekweekt zijnde, zijnen invloed verfpreidt over den geheelen leevenswandcl. Daar , tot nog toe, door de Europifche Christenen, geene poogingen gedaan zijn, ter bckeeringe van deeze Heidenen, cn wij , nogthans, reden hebben om te gelooven , dat, vóór dc tweede komst van Christus , de geheele waereld den Christlijkcn Godsdienst zal aanncemen , zo mogen wij ons verzekerd houden dat 'er nog eene zeer gewigage gebeurtenis moet Dt GODSDIENST Ier T^R- tAAHEN.  De GODSDIENSTder TARTAAREN. 27a GODSDIENSTIGE moet vervuld worden. Hoe, wanneer ei door welke perfoonen, als de Werktuigen, dit aanmerkelijk voorval zal te wege gebragt worden, kunnen wij onmogelijk bepaalen;.zelf kunnen wij deswegen geene aanneemelijkegisfingen voordraagen. Doch 't geen ons van de Godlijke Goedheid bekend is, geeft ons grond om te gelooven dat het met 'er daad zal gebeuren. Eh wat aangaat de middelen, welke, ter volvoeringe van dat gewigtig doeleinde, zullen gebruikt worden, laaten wij ons des aangaande vergenoegen met de overweeging, dat de Regter de geheele Aarde zal regt doen. Laaten wij ^ ondertusfehen, onze vlijtigfte poogingen aanwenden , om het gepaste gebruik te maaken van de onwaardcerbaare zegeningen, die wij genieten. Want, dien veel gegeeven is , van dien zal ook veel geëischt worden,  GESCHIEDENIS. 273 d e GODSDIENST der LAPLANDÊ r s. De Heer smollet noemt elders dé Inwooners vran Lapland, het Staarteinde der menschlijke Scheppinge. Waarfchijnlijk zou hij deeze haatlijkc en vernederende uitdrukking niet gebruikt heb^ ben , indien hij bedagt hadt j dat deeze lieden de zelfde verllandlijke en redelijke vermogens bezitten als de andere menfchen, en alleenlijk beroofd zijn van de middelen om dezelve aan te kweeken. Laaten wij ons zeiven afvraagen, of deeze Volken, jn zulke omflandigheden, de bevoegde voorwerpen zijn van fcherts en befpottinge. Zijn ze niet veel meer voorwerpen van medelijden , inzonderheid wanneer wij in aanmerking neemen, dat onze Voorzaaten voormaals even onkundig als zij geweest zijn, en, waarfchijnlijk, nog barbaarfcher ? Met barbaarsheid worden de Laplanders niet betigt, zelf niet van hun , die een wreed vermaak vinden in hen te befpotten, om iets, 't welk zij niet kunnen helpen. Dat zij flaaven zijn van het Bijgeloof, wordt niet gelochend; doch het Bijgeloof vervoert nimmer iemand tot het geen wreed of barbaarsch is. GeIV. deel, S rust De GODSDIENSTder LAPLANDERS*  274 GODSDIENSTIGE De GODSDIENSTder LAPLANDERS rust en veilig gezeeten in hunne eenvoudige hutten, leeven zij zonder aan iemand hunner Landgenooten eenigen aanftoot of ergernis te geeven; en, indien zij ge■ ringe kunde bezitten, hebben zij ook weinige ondeugden en zonden, van welke zij rekenfchap zullen geeven. Ik reken het mij zeiven tot geen gering vermaak, eenige jaaren kennis gehad te hebben aan een gebooren Laplander, die thans onder de vernuftige kunftenaars te Londen , geene onaanzienlijke plaats bekleedt. In zijne vroege jeugd wierdt hij, uit het land zijner geboorte, gebragt na Stokholm , in Zweeden. Hier genoot hij het voordeel eener befchaafde opvoedinge; hier wierdt hij gedoopt, en leide zich toe op de kennis van het befpiegelend en werkdaadig gedeelte der Muzijk. Van Stokholm vertrok hij na Engeland, en houdt thans zijn verblijf te Londen, Zijne bedrevenheid in de kunst, welke hij oeffent; zijne gefpraakzaamheid in den omgang ; zijne zagtmoedige geaartheid , en boven al, zijne ongeveinsde Godsvrugt, heeft hem veele vrienden verworven; doch, in de daad, is het getal van deeze niet grooter, dan waar toe zijne verdienften hem geregtigd maaken. Dit voorbeeld kan ons leeren, dat het alleen aan gebrek van aankweekinge der verItandelijke vermogens moet worden toegefchreeven, dat de Inboorlingen van zulke min bekoorende wildernisfèn in eenen ftaat van onkunde volharden. Laaten de Vor-  ÖESCHIEÖENiS. ifj Vorftcn i die zich de opperheerfchappij over dezelve aanmaatigen , eenige godvrugtige en deugdzaalne Mannen ónder hen izenden, met oogmerk om hén in de bcginzels van Godsdienst en Geleerdheid te onderwijzen , en dan zullen zij even nuttig en bcfchaafd worden als hunne overige Onderdaancn. Lapland bcflaat cenë groote uitgebreidheid , ftrckkende van den Westlijken uithoek van Noorwegen in 't Noorden, tot aan don Oostlijken uithoek van dat gedeelte Van Rusland, 't welk in Europa legt. Geduurendc de eene helft van 't jaar, is het gewest geheel bcvroozen; en in zommige flreeken heerscht, den tijd van vier maanden, eene volflagenë duisternis 5 'er fchijnt aldaar geen ander licht dari 't geen van de Maan voortkoomt. . Het te rug kaatzende licht van dat geftarnte óp dc fneeuw, i'crgoedt eenigèrmaate deeze ongelegenheid. Wanneer de arme Ingezectcnen elkander gaan bezoeken, worden zij in fleden door Rendieren, over bergen van fneeuw en ijs, getrokken. Zodanig is, over't geheel genomen, de natuurlijke gefteldheid van hun gewest. Doch dc nadere bcichrijving hier van voor anderen overlaatende, zullen wij, volgens öns voorgeftelde plan, een berigt geeven van hunne godsdienstige begrippen en plegtigheden. De Ingczcetcnen van Lapland, indien men eenige weinige bewooners van de ZuidS % W m GODSDIENST'kr LAPLANDERS  De GODSDIENSTder LAPLANDELIS : ] i 1 i 276 GODSDIENSTIGE lij ke flreeken uitzondere , zijn Heidenen en plompe Afgodendienaars. Hunne Opperfle God is thor, de zelfde die van de Angel-Saxen wierdt gediend. De Naamsoorfpronklijkheid van het woord Thursdaij, Dingsdag, moet, waarfchijnlijk, hier aan worden toegefchreeven. Deeze Afgod wordt verbeeld in de gedaante van een Krijgsman , geplaatst op een voetftuk, gelijkende naar eene vierkante Altaartafel, ongeveer drie voeten boven den grond , omtrent een Pijlfchoot van hunne huizen, en omringd van Pijnboomen, die 'er de gedaante van een Heiligdom aan geeven. Ondergefchikt aan deeze Godheid , of liever Afgod, is stokjunkark, die de Onderkoning of Plaatsbekleder van thor is. Zij gelooven dat in en door zijne bemiddeling alle tijdlijke zegeningen worden medegedeeld, cn dat hij de Öpziender en Befchermgod van alle de dieren der velden is. In gevolge van dit begrip, zenden zij tot hem hunne gebeden op, om :enen voorfpoedigen uitflag op de Jagt. Storjunkarr is eene foort van Huisgod : want ieder gezin heeft zijn eigen Afgodsbeeld. Zij gelooven dat hij diknaals in eigen perfoonlijke gedaante onder len verfchijnt. Zij vertoonen hem onder ie afbeelding van een vierkanten Heen , :onder eenig beeldhouwwerk. Want zij vergenoegen zich met de ruuwe onbechaafde lleencn, welke zij op de bergen vin.  GESCHIEDENIS. 277 vinden; en zij verbeelden zich dat storjunk arr hen beftuurt in het opzoeken van dezelve. Deeze Steencn God wordt dikmaals aangebeeden, te gadcr met een talrijk gezin van kinderen; dat wil zeggen, zij plaatzen eene groote menigte kleine fteenen rondom hem; een van dezelve verbeeldt zijne huisvrouw, de andere zijne kinderen cn dienstboden. Hunne naaste God in rang wordt beywe, of de Zon, genaamd. Doch in de aanbidding, welke zij hem betoonen, ontmoeten wij niets bijzonders. Deeze God wordt insgelijks verbeeld onder de gedaante van een fteen, zonder eenig fnij werk. De offeranden , welke zij hem toebrengen, beftaan uit hunne fpijze en drank, een gedeelte van welke zij op den Heen nederleggen. W1 r e h u-a r c h a is eene Godin, wel ■ ke bij hen als de Godin der Oude Vrouwen wordt aangezien. Zo wel als de overige voorwerpen van hunnen Eerdienst, wordt zij onder de gedaante van een ruuwen fteen vertoond. Behalven deeze Godheden , vereeren zij eene menigte Geesten , Engelen en Duivels, als mede de zielen hunner geftorvene Bloedverwanten. Nevens de Tartaaren gelooven zij dat de zielen uit het eene lichaam in het ander overgaan. Doch van dit aloud gevoelen hebben zij zeer verwarde denkbeelden. Ongetw ijfeld hebben zij het oorfpronklijk ontleend S 3 van De GODSDIENSTder LAPLANDERS.  Be GODSDIENSTder LAPLANDERS, 3 < | 3 2f8 GODSDIENSTIGE van de Tartaaren, van vyelke zij blijken afkomftig te weezen. Zij hebben onder hen een groot aantal Bedriegers, die waanen de Toverkunst te verftaan; hier door misleiden zij de onweetenden, en doen hun alles gelooven wat zij willen. Het Rendier is de gewoone flagtofferande, welk zij hunnen Goden toebrengen. Want, vermids dit het nuttigftc beest is j welk zij hebben, verbeelden zij zich dat het hunnen Godheden meest behaaglijk zijn zal. Zomtijds, in de daad, offeren zij andere dieren, als Honden, Katten, Hoenders en Kuikens; doch eer zij dezelve Aagten, ftellen zij de volgendeplegtigheden te werke, om te vernoemen, of dezelve al of niet zullen worden aangenomen. Naa dat zij het flagtoffer agter hunne hut hebben vastgebonden, plukken zij het dier onder den hals eenige hairen mt, en hangen ze vervolgens aan de ringen van een Trommel, ten dien oogmerke gemaakt, en waar op een van hunne Priesters flaat, terwijl ondertusfehen de geheele zamen vergaderde menigte des irolks epn kort gehcd zingt. Indien de •mgen, aan welke het hair van het flagt)ffer is gebonden, cn die tot nog toe ftil m onbeweegelijk hingen, oogenbliklijk ond draaien, en na hunnen God thor njzen, befchouwen zij dit als een teken at de offerande dien God welbehaaglijk ?. Doch, indiens integendeel, de ringen  GESCHIEDENIS. 279 gen vast en onbeweeglijk blijven hangen, niettegenftaande het flaan op den Trommel , offeren zij het dier aan eenen anderen God, terwijl de Trommel wordt geroerd , en de menigte een ander Gebed of Lied zingt, In alle hunne Godsdienstvcrrigtingen flaan zij de ondcrfcheiden getijden van het jaar zorgvuldig gade; doch aan den Herfst wordt boven alle anderen de voorkeuze gegeeven: waarfchijnlijk omdat de vrugten der aarde ten dien tijde rijp zijn, cn zij zelve als dan toebereidzcls maaken om zich in hunne hutten op te fluiten. Ten deezen tijde, wanneer zij dc Winterkwartieren betrekken, richten zij een nieuw ftandbeeld op, ter eere van hunnen God thor, Vervolgens Aagten zij een Rendier in zijne tegenwoordigheid, en befmeeren het geheele beeld met het bloed en vet van het Aagtoffer. Deeze plegtighcid verrigt zijnde, begraaven zij, op de zelfde plaats, de overblijfzels van het beest, Behalven deezen Afgod, zijn ze verpligt, zo dikmaals zij een Rendier tot eene offerande Aagten, een ander Afgodsbeek op te richten, Naa dat alle deeze beef den op eene rije agter hunne hutten zijr geplaatst, fnijden zij het offerdier den kee af, en draagen het ten Aagtofferande op. Wanneer zij aan storjunkarr of feranden toebrengen, rijgen zij een draa* door het rechter oor van het flagtoffer S 4 ei De GODS- , DIENST der LAPLANDERS» i ! [ l >  Be GODSDIENST(kr LAPLANDERS i i ] ] i ï aSo GODSDIENSTIGE en neemen alle de bovengemelde plegtigheden in agt, alleen met deeze uitzondering, dat de Offerpriester de hoornen en beenderen van het hoofd en den nek van ' het offerdier neemt, als mede de klaauwcn en voeten, en dezelve op eenen berg brengt, aan storjunkarr toegewijd. De Priester nadert den ge wij den fteen, ftaat met ongedekten hoofde , en maakt eene diepe buiging voor denzelven. Naa het verrigten van deeze Godsdienstpleegingen , befmeert hij den geheelen fteen met het bloed en vet van het offerdier, legt de hoornen voor den Afgod neder, bindt zijnen ftaart aan den rechter hoorn, en aan den flinker hoorn een rooden draad, loopende door eene koperen plaat, met eene dunne laag Zilver gedekt. Zomtijds vieren zij plegtige Feesten ter eere van hunnen God storjunkarr. Op dezelve offeren zij het een of ander dier, in de tegenwoordigheid des Afgods , welken zij, op hunne wijze, zeer pragtig optooien. Elk der aanweczenden eet een gedeelte van het offerdier. Doch geen inder vleesch mogen zij gebruiken dan van iet hoofd en den nek. Het vel fpreiden :ij uit op de plaats, daar het dier geoferd wordt, alwaar het eenige jaaren bliift eggen.^ _ Zomtijds, wanneer de berg fteil en moeiLjk te beklimmen is, gefchiedt de opoffeing aan den voet des bergs. Daar naa teemen zij een fteen, in het bloed van het Ren,  GESCHIEDENIS. 281 Rendier gedoopt, en houden zich even eens, als of zijdeezen fteen op den top des bergs wilden werpen. Het beeld deezes Afgods véreeren zij op de zelfde wijze als dat van thor ; doch vermids het flegts een doode en onvermogende fteen is , dus wordt 'er niets meer vereischt, dan den ouden Afgod uit den weg te ruimen, cn een anderen van de zelfde gedaante daar voor in de plaats te ftellen. De takken van jonge boomen plaatzcn zij rondom het Afgodsbeeld. Tweemaal in 't jaar wordt deeze plegtigheid verrigt: naamlijk, in 't midden van den Zomer, en in 't midden van den Winter. Indien zij bevinden, ten tijde als zij deeze Takken nederlcggcn, dat de fteen , die het voorwerp van bunnen Eerdienst is, gemaklijk kan verplaatst worden, dan verbeelden zij zich dat de God hun gunftig zijn zal; doch indien dc verplaatzing bezwaarlijk en niet dan met moeite kan gefchicden, dan zijn ze in den waan dat de God op hen verftoord is, en zij vreezen voor de uitwerkzcls zijner wraake. In zulk een ongelukkig geval zijn ze bedagt op allo mogelijke middelen, om zijnen toorn te bevredigen en zijne oordeelen af te weeren ; van dat oogenblik af ftellen zij zich zeiven onder de verpligting om hem nieuwe offeranden toe te brengen. De Laplanders offeren nimmer aan de Zonne andere fchcpzclcn dan Rendieren. £ij onderhouden alle de bovengemelde S 5 pleg- De GODSDIENSTIer LAPLANDERS.  De GODSDIENST der L -- P- LANDEP.S 282 GODSDIENSTIGE plegtigheden , en voegen 'er deeze nevens , dat zij een witten draad rijgen door het rechter oor van het Offerdier , om daar mede aan te wijzen, dat het opge' draagen is aan den dienst der Zonne. Daarenboven heeft 'er nog dit onderfchcid plaats , dat daar zij in alle andere offeranden Berkenhout gebruiken , zij zich in deeze van het hout van den Wilgenboom bedienen. Van dit Wilgenhout maaken zij twee Cirkels , hebbende den omtrek van ongeveer twintig voeten ; rondom dezelve hangen zij kleine ftukjes vleesch, welke zij van alle de lcdemaaten des flagtoffers fnijden. Vervolgens leggen zij de. zelve neder op een tafel agter hunne hutten, als mede de voornaamftc beenderen van het Offerdier, in de gedaante van een Cirkel. Wat aangaat de zielen hunner afgeftorvene Bloedverwanten, nimmer maaken zij afbeeldingen van dezelve, maar betuigen haar hunnen eerbied en hoogagting door bijzondere offeranden. Bij zulke gelegenheden flaat een Priester op een Trommel, Dm daar door te verneemen, of de Afgod behaagen fcheppe in de offerande. Zo ras zij zich verbeelden, dat de Afgod genoegen neemt in de offerande, die hem zal worden toegebragt, haaien zij het Hart, ie Lever en de Longen uit, doopen ze in het bloed van het flagtoffer, en verbranden ze voor het Altaar. Al van vroede herkomfte is deeze foort van Afgode■ije; zij was in gebruik bij de Grieken en  GESCHIEDENIS. 2S3 Romeinen, bij dc Hcidenfchc Natiën, die dc Romeinfche heerfchappij overweldigden; en zelf nog ten huidigen dage ontmoeten wij verfcheiden 0 ver blij fzels van dezelve onder de bewooners dier landen , over welke het licht van befchaafde kennisfe tot nog toe niet is opgegaan. Betreffende de Geesten of Weezens in de lucht, van welke zij eene groote menigte vereeren, zij maaken geene afbeeldingen van dezelve, doch zij bidden ze aan, onder boomen, dicht bij hunne huizen geplant. Hunne Godsdicnstverrigting beftaat in het offeren eener offerande aan deeze Geesten, omtrent het laatftc gedeelte van Wintermaand. Dezelve wordt voorafgegaan van een Vasten, cn het onthouden van het gebruik van Vleesch. Alle de brokken , die van het Feest overfchieten , worden gcflooten in een Doos, van Berkenhout gemaakt. Deeze Doos wordt gehangen aan een boom agter het huis , om tc dienen tot onderhoud van zulke Geesten, die in de bosfehen en op de bergen rondom hetzelve waaren, Bezwaarlijk valt het te bepaalen, van waar deeze foort van bijgeloovigheid haaren oorfprong heeft ontleend, dewijl dezelve bijzonder eigen fchijnt te wcezen aan dc bewooners van dit gedeelte des Lands. Doch wij moeten hier aanmerken , dat 'er een aanmerkelijk verfchil plaats heeft tusfchen den Eerdienst van alle Heidenfchc Natiën. Alles heeft zijnen grond in deeze omftandigheid, naam- De GODS- . DIENST der LAPLANDERS. \  a84 GODSDIENSTIGE De GODSDIENSTder LAPLANDERS. I i } ( ] i c \ i z t '< lijk, het vergeeten van den Waaren God, en het ftellen van hunne eigen Af beeldinge in dc plaats van zijne Geboden. De Laplanders zijn zo zeer aan het Bijgeloof verflaafd, dat zij hunne aanbidding betoonen aan het eerfte voorwerp, welk hun in den morgenftond ontmoet. Nimmer laaten zij hunne Vrouwen eerst aan de deur gaan, uit vreeze dat zich aan dezelve een Rendier zou vertoonen: want in zulk een geval zouden zij verpligt zijn y den geheelen dag ter jagt te gaan. Ieder huis, elk Geflagt heeft zijne eigen bijzondere Goden. Zij hebben zekere plaatzen, ter eere van dezelve afgezonderd; en vermids hunne Priesters zeer talrijk zijn, zijn ze nooit om dezelve verleegen om den dienst voor hun waar te neemen. 't Zij ze offeranden Aagten, of Dp eene andere wijze hunne Godsdienftige ;erbetooning verrigten, altoos gebruiken dj Trommels; want zij gelooven dat dit verktuig eene zekere Toverkragt bezit, dierover hebben wij ons niet te verwonleren, vermids alle de Noordfche Vol:en, bij hunne Godsdienftige offeranden, ran Trommels zich bedienden, en dezelve n hunne Legers mede voerden. Deeze is e oorfprong der Trommels. En , hoepel zij, heden ten dage, in onze Legers, i algemeen gebruik zijn, nogthans waren ij in den beginne niets anders dan werkuigen van Bijgeloof en Afgoderije. Nog eenige andere bijzonderheden zijn ;r, ten aanzien van welke de Laplanders van.  GESCHIEDENIS. 285 van alle bekende Volken des Aardbodems onderfchciden zijn. Zij gelooven dat 'er twee Oppcrlte Weezens zijn. Doch , zo onbefchaafd zijn hunne begrippen , dat zij gelooven dat het eene van deeze Weezens fterflijk, het ander onflerfiijk is. Zij gelooven dat het fterflijk Weezen fterft, wanneer iemand van. agteren tegen hem een wind laat, cn dat het daar naa van een ander Weezen wordt opgevolgd , 't welk zo lang regeert, tot dat aan het zelve het zelfde ongeluk bejegene. Het onflerfiijk Weezen , daarentegen, houdt altoos zijn verblijf in den Hemel, en wordt gcenzins aangedaan van de driften der menfchen. Het is onverfchillig ten aanzien van hunne behoeften; het bemoeit zich niet met hunnen fland in deeze waereld. Is dit niet Epikuristerij in den hoogften graad? In de daad, wij zijn van oordeel, dat ondanks alles, 't geen men tegen epikurus heeft gezegd, als een Zedelijk Wijsgeer, hij, nogthans, niet de Vader of Autheur was van die begrippen, welke naar zijnen naam genoemd worden. Indien hij het ware, waarom zouden wij ze dan aantreffen onder Heidenfche Natiën, die nooit eenige Geleerdheid bezaten? Weet een onkundige Laplander iets van rpikurüs of lucrktius? Neen; zij hebben zelf hunne naamen niet hooren noemen, en , nogthans, alle hunne begrippen ingezoogen. Uit welke bron is dit alles voortgekoomen ? Het antwoord is klaarblijkelijk. Zo diep Be GODSDIENST4er LAPLANDERS»  De GODSDIENSTder LAPLANDER.' 1 j < < i r sS<5 GODSDIENSTIGE diep is het bederf der Mcnschlijke Na* tuiire doorgedrongen , dat het de bemoederen van het geheele geflagt van menschlijke Weezens heeft befmet. Allé * menfchen zijn zeer gefield om meer te weeten, dan aan hun geopenbaard is; eh hier door zijn zc in ftaat, om wegens God de zelfde begrippen als ten aanzien van hun zelve te vormen. Dit is de grond der dwaahngen in alle Godsdienftige Bedeehngen; het is een vergif, welk het geheele lichaam aanfteekt. — Doch laaten wij, van deezen uitflap, tot ons verhaal wederkeeren. Alle Godsdienftige plegtighederi Worden min of meer beftuurd door het flaan op rrommels; en het verdient onze opmerking, dat deeze Volken nimmer iets onderneemen, zelf niet aan hunne gewoone mtfpanningen gaan, zonder alvoorens den frommel raad te pleegen. Alle deeze 1 rommels hebben niet eene en de zelfde gedaante. Waarfchijnlijk moet als de reden hier van worden aangemerkt, om dat zommigen beter bevoegd zijn tot Toveramdige verrigtingen, en kwaadfpellenJef zijn dan anderen. Twee vereischten zijn 'er, volftrekt noodzaaklijk om deeze 1 rommels volkomen te doen zijn ■ het Vlerk en de Hamer. Het eerfte wijst'aan !e zaak , of het geheim, waar omtrent mderzoek gedaan wordt, op de gefchil lerde afbeeldingen op den Trommel; de ndere wordt gebruikt om op den Tromiel te flaan. 't Geen zij het Merk noe+ mens  GESCHIEDENIS. s>g> men, is een groote koperen Ring , aan welken zij verfcheiden andere kleinere Ringen \rast maaken ; maakende te zamen een grooten bondel uit. Ondertusfchen is de gedaante deezer Ringen niet altoos de zelfde. De eene wordt gemaakt van een zeer dikke koperen plaat, met een vierkant gat in het midden, met kleine kopere Kettingen, in plaats van Ringen, aan dezelve hangende, die elkander in een ronden kring ontmoeten. De andere is een koperen Ring, met eene kleine ronde koperen plaat, met kleine Kettingen aan denzelven hangende. De Hamer of ftok, waar mede zij op deezen Trommel flaan, is van den hoorn van een Kendier gemaakt. De Laplanders maaken niet veel geraas met hunne Trommels, maar, gelijk wij reeds hebben aangemerkt, geeven inzonderheid agt op de beweeging der Ringen , op dat zij, uit derzelver ftand, een naauwkeurig denkbeeld mogen vormen van de geheimen , wier kennis zij wenfchen dat hun geopenbaard worde. Zulk een buitengewoonen eerbied hebben de Laplanders voor hunne Trommels, dat zij niet gedoogen dat eene huwbaare Maagd dezelve aanraake. Wanneer zij van de eene plaats na de andere verhuizen , is de Trommel het laatfte ftuk huisgeraad, welk vervoerd wordt; en naa dat elk lid van het gezin vertrokken is, zijn ze zeer zorgvuldig om dien na hunne nieuwe wooning over te brengen. Aan den Huisvader, als zijn bijzonder werk, wordt 3è GODSDIENST'Ier LAPLANDERS»  a88 GODSDIENSTIGE De GODSDIENSTder LAPLANDERS. wordt de zorgc hier van aanbevolen: want de Vrouw mag 'er zich niet mede bemoeien. Inzonderheid geeven zij naauwe agt, om dit geliefde ftuk huisgeraad langs eenen bijweg, verre van den grooten weg, te vervoeren : want zij vreezen dat indien cenig mensch , bijzonderlijk eene getrouwde Vrouw , of eene huwbaare Maagd, binnen het tijdverloop van drie dagen, naa dat de Trommel vervoerd is, den zelfden weg liep, zij of op de plaats zelve zou fterven, of dat haar eenig ander droevig ongeluk zou overkoomen. Een koperen Ring , nogthans , op eene plegtige wijze, ten dienfte van den Trommel aangebooden, dient ter verzoeninge van dusdanig een ongeluk. Bij alle zijne Tovcrkundige raadplcegingcn van den Trommel, moet de Laplander , nevens allen, die hem verzeilen, op zijne knieën leggen; de uitwerkzels hier van, zegt men, zijn verbaazende en bovennatuurlijk. Doch vermids dezelve nadere bevestiging vereisfehen, zullen wij best doen, ons oordeel deswegen op te fchorten. De Trommel, die inzonderheid tot Toverkundige verrigtingen dient, verfchilt eenigzins in gedaante van dien, welke bij andere gelegenheden gebruikt wordt. Het gedeelte van denzelven , welk eigenlijk het Handvatzei mag genoemd worden, is gemaakt in de gedaante van een Kruis, en verdeelt hem in vier gelijke deelen. Doorgaans is deeze Trommel verfierd met de klaau-  GESCHIEDENIS. 28? klaauwen en beenderen van zulke dieren, als zij op de Jagt gevangen hebben. Wanneer zij eenige Toverkundige verrigtingen zullen in het werk ftellen, gaan zij op de volgende wijze te werk. Om, bij voorbeeld, de bedrijven van eenig vreemd land tc wceten, Haat eender raadplcegendenop den Trommel op deeze wijze. Eerst legt hij cene groote menigte koperen Ringen, zamen gebonden, nevens verfchcidenkleine koperen Kettingen, op die plaats, alwaar de Zon is afgebeeld. Daa* naa flaat hij op den.Trommel, met zijnen hoorns hamer of ftok, in zulker voege, dat de Ringen in beweeging gebragt worden. Geduurende deeze verrigting, heft hij een rczang.aan, welk, in de taal der Laplanders ■> Jonke wordt genaamd; alle Landzaaten, daar bij tegenwoordig, zo Vrouwen als Mannen, paaren hunnen zang daar nevens $ dien zij Duvra noemen. De woorden, welke zij voortbrengen, zijn zo onderfchciden , dat zij zelf de plaats noemen, aangaande welke zij eenige nadere tijding wenfehen te verneemen. , Naa dat hij een geruimen tijd op 'der Trommel heeft geilagen, brengt hij dier aan zijn hoofd, en valt daar naa oogenblikkelijk tegen den grond , even gelijk iemand , die in een vasten flaap , of ir eene flaauwte valt. Zijne gewaarwordin gen ftaan ftil; zijn pols flaat niet meer in één woord , naar het uitwendig aan zien, gelijkt hij volmaakt naar eenen doo de. Hierom heeft men £edagt dat de zie IV. DEEL, T GODSDIENSTder LAPLANDERS» t i  Dè GODSDIENSTckr LAPk ANDERS, j I I 1 1 I i 290 GODSDIENSTIGE des Toveraars zijn lichaam in de daad voof cene wijl tijds heeft verlaaten, en, door behulp van eenige onzigtbaare Geesten , gevoerd wordt na die gewesten, aangaande welke zij de begeerde tijding wenfchetl te vernccmen. Terwijl de dienstverrigtende Laplander zich in deezen ftaat van gevoelloosheid bevindt , gevoelt hij, nogthans , zegt men, zulk cene ondraaglijke fmart, dat het zweet hem langs het aangezigt en over het geheele lichaam uitbreekt. Midlerwijl gaat de gantfche Vergadering voort met zingen, tot dat hij van zijne bezwijming bckoome, en zijner zinnen wederom magtig worde. Want, zegt men, indien zij if.il zweegen, of eenige poogingen aanwendden, door hem aan te raaken, om hem te doen ontwaaken, zou hij onvermijdelijk ftervcn. En dit is, misfehien, de reden, waarom zij, bij zulk eene gelegenheid, ongemeen zorgvuldig zijn, om te beletten, dat geene Vliegen of eenige mdcre Infekten zich op hem nederzetten. Wanneer hij volkomen ontwaakt en tot rich zei ven is gekoomen , geeft hij een ïaauwkeurig berigt aangaande de bekoonene onderrigtingen , en antwoordt op die de vraagen der Vergaderingc. De duurzaamheid deezer zinverrukkende fluime* inge is zeer onzeker; doch, gelijk verzegd wordt, op haar langst duurt zij nooit neer dan vierentwintig uuren. Doch, t zij de Bezweerder vroeger of laater zijler zinnen magtig worde, altijd vertoont lij  GESCHIEDENIS. 291 hij het een of ander teken van de zaak of het landfehap , waar omtrent onderzoek gedaan wordt, om te dienen tot een onlochcnbaar getuigenis zijner bovennatuurlijke bekwaamheden. Het gezegde oordcelen wij genoeg, om den Lcczer een naauwkeurig denkbeeld te geeven van het gebruik, welk de Laplanders van deezen Trommel maaken. Wij zuilen 'er, derhalven, alleen deeze aanmerking, in't voorbijgaan, nevens voegen , dat hunne .Gcneesheeren zich insgelijks van den Trommel bedienen, met oogmerk om de oorzaak en de hoedanigheid van .dc ongcftcldhcid hunner Lijdcren te ontdekken; dat wil zeggen," ,öf zij de blootc uitwerkzels van het geval, óf van de .Natuur zijn , en om de bekwaamfto middelen cn wegen uit te vinden , om hunne Goden bij dusdanige gelegenheden te bevredigen, Eénc zaak , ohdertusfehen , die zeer merkwaardig is, moeten wij niet verzwijgen :.. te weetcn, indien, de . Ringen van den Trommel zich van de flinker- na de rechterhand bewecgen , wordt zulks als een gunftig voorteken aangezien, als zijnde ovcrcenkomflig met den loop der Zonne , dié de groóte uitdeelfter is van de onderfcheiden zegeningen der Natuure , en de onuitputbaare bron van alle behaagclijke voorwerpen.' Doch indien zij zich., daarentegen, van dc rechter- n:' dc linkerzijde beweégen, zijnde het tegchovergeftelde van den loop dér Zonne. T 2 voor- De GODSDIENSTder LAPLANDERS*  De oons- nfENST der LAPLANDERS 292 GODSDIENSTIGE voortelt zulks eenige groote rampen j kwaadaartige ongeftcldhcden, of.depiaagen van armoede en elende. Iet bijzonders heeft 'er plaats ten op'zigte van hun verkoopen van de winden. De Noorwegers , Noordlijke Laplanders en de overige Volken, die langs dc oeversvan dc Bothnifche Golf woonen, verkoopen zc aan dc Reizigers cn Zeelieden. Het geheim van deeze Tovcrwaare beftaat in een touw met drie knoopen, welk zij zo duur als zij kunnen aan hunne kalanten flijten. Zo dra de eerfte knoop wordt los gemaakt, koomt 'er een zagt vvindtje op. Bij het los maaken van den tweeden knoop, begint de wind wakker op te blaazen, en doet dc baaren zwellen. Doch ftormen en onweders vervullen dc wolken, wanneer zij het durven beftaan den derden knoop te ontbinden. Zij zijn hunner Schenen niet langer meester, en fchipbreuk is hun onvermijdelijk lot. Dit geheim , gelijk scheffee ons verzekert, hangt geheellijk af van de geboorte des Toveraars. Hij bezit eene volftrekte magt over dien wind, welke waaide in het oogcnbliksls hij gebooren wierdt. Dus is dc cene de Heer en Beftuurder van den Oosten, en de andere van den Westen wind. En, gelijk zij het geheim bezitten om een Schip te doen onder zeil gaan, dus kunnen zij het insgelijks ftil houden, terwijl het zeilt. Daarenboven , gelijk ons verzekerd ivordt, bedienen zich de Laplanders van ze-  GESCHIEDENIS. 293 eekere To verpij len, welke zij op hunne vij mdcn werpen , om hen te kwetzen ; en door deeze daad van Toverkunde, zijn ze zomtijds in flaat om hunne vijanden met zeer zwaare ongefteldheden te plaagcn. Doch, indien zij mislukken in hunne kunstgreep, in hetperfoonlijk aandoen van dusdanige beleedigingen , zullen zij ten minfro al het nadeel toebrengen , welk in hun vermogen is, cn fchroomlijke verwoestingen onder hunne kudden cn klein vee aanrichten. De meeste Schrijvers maaken, in de daad , geen gewag van deeze bijzondere omftandigheden ; doch allen koomen hier in overeen , dat 'er eenige gemeenzaame Geesten , of ingebeelde Demons zijn , welke deeze Noordfche Volken Gans noemen, van welke zij, zo veel hun vermogen toereikt , zich bedienen, om alle hunne ontwerpen van boosaartigheid en wraaklust ten uitvoer te brengen, Een ander Tovcrkunflig werktuig noemen dc Laplanders Tijre. Volgens onze Gcfchicdichrijvcrs , is het, althans zo als het zich uitwendig voordoet, niets anders dan een Bal, omtrent van grootte als een Galnoot , of kleine Appel, cn gemaakt van dc Mest van 't een of ander dier. Dit klein werktuig is rond cn glad, en zo ligt dat het van binnen hol fchijnt te wee. zen. Het heeft verfcheiden kleuren , geel, groen cn graauw; doch het gcele heeft de overhand. De Laplanders vei, len ze te koop, cn befchouwen ze, in zekeren zin , als bezielde weezens. Do T 3 be- De godsdienst der l a Pr LANDEftS,  De GODSDIENSTder LAPLANDERS i j 1 ] ( | i 294 GODSDIENSTIGE beweeging van deeze Tijre, is gelijk aan dien van een Dwarlwind, en deszelfs hëilooze uitwerkzels, welk eene perfoonlijké bedoeling zij ook hebben, daalen altoos neder op het eerfte beest, welk zijnen weg belemmert. Wij zullen deeze Afdeeling eindigen, met een kort berigt wegens hunne bijgëloóvigheden ten aanzien van de Jagt. In dc eerfte plaats moeten wij aanmerken, dat zij zeer naauwkcurig agt gecven op gelukkige en ongelukkige dagen; dat zij, om de laatlte te vermijden, en de eerfte te ontdekken , hunnen Trommel raadpleegen • en , dat wanneer zij een bepaalden dag hebben vastgefteld, zij altoos, in 't vervolgen van hunnen prooi, een Bijweg kiezen, ten dien einde aangeleid, op dat zij' niet de cene of andere Vrouw aan de ftraatdeur ontmoeten , 't welk zij als cene kwaadipellcnde gebeurtenis zouden aanmerken. De Bccrenjagt gaat met zulke ongemeene plegtigheden gepaard, dat iemand zich ligt zou verbeelden, dat zij dit i/crflmdend dier eene bijzondere hoogae;ing toedraagen. Zo ras zij de Jagt heb3cn geopend, door het raadpleegen van ïunncn Trommel, in gevolge der gewoone, welke zij, bij deeze gelegenheid, in igt neemen, treedt hij, die een Bccren10I ontdekt heeft, aan het hoofd van 'ene talrijke bende Jaagers, zonder eenig nder geweer, dan een langen ftok met en koperen ring aan het einde van denelven ; naa hem, volgt een TrommelHa-  GESCHIEDENIS. 295- {lager. Ieder perfoon , die de Jagt bijwoont , heeft zijnen bijzonderen post. ( Naa dat zij het fchrikdier gedood hebben, 1 zingen zij eene foort van Triumflicd over' hetzelve , wenfehen het daar in geluk1 over zijnen dood, en betuigen het hunne dankbaarheid, omdat het hun geen leed gedaan heeft. Vervolgens liaan zij hem met een bondel fleutels, en brengen hem vervolgens na een hut, ten dien einde opgcflagen, alwaar zij hem ontvvijen cn opzetten. De geheele ftoet van Jaagers verzeilen de Slee, of het rijtuig, waar op dc prooi legt, en zingen , geduurendc den optogt, eenen zang, op dc gelegenheid toepasfclijk; waarin zij hem bidden, niet kwalijk te willen neemen de kwaade behandeling, hem aangedaan, of dc zulken ccnig leed te doen, die, in eenigen opzigt, de hand gehad hebben in zijn verderf. Het Rendier , welk de flee heeft getrokken, mag, geduurendc het gantfche jaar , tot geenerlei werk , hoe genaamd , gebruikt worden. De Vrouwen vergaderen bij de bovengemelde hut, en wagten aldaar op de wederkomst van haare Mannen, die, ftraks naa hunne aankomst, haar, op een zingenden toon, verzoeken, den bast van een Elzenboom te kaauwen , en dit kaauwzei hun in 't aangezigt te fpuwen. Ieder Jaager, naa dat de Beer in dc hut gebragt is, alwaar zij zal ontwijd worden, is, volgens gewoonte, verpligt, zich te begeeven in een ander gemaklijk vertrek, ï 4. naast De ;ods- (1iïn8t? kr LAP.anueüs.  Be GODSDIENSTder LAPLANDERS 296 GODSDIENSTIGE naast de hut, daar hunne Vrouwen zich bevinden; deeze haare monden vol hebbende met gekaauwden bast, Ipuwen dien in hunne aangczigten, opdat zij ten min' fte den fchijn mogen hebben als of zij met het bloed van het fchrikdier bemorst waren. Hier onthaalen hen de Vrouwen op de vrugten haarer naarftighcid. Nog veele andere omftandigheden worden op de Beerenjagt in agtgenomen, welke wij met voordagt zullen ovcrflaan, ons alleen tot dc voornaamfte bcpaalcndc. Allen, welke op de Jagt tegenwoordig geweest zijn, of op het ontwijen van den Beer tóekoomen , zijn verpligt de drie volgende dagen zich van alle gemcenfehap met hunne Vrouwen te onthouden ; de voornaamfte of het hoofd van dc Troep moeten het vijf dagen doen. Het vel van het beest wordt gehangen aan het boveneinde van een paal, en de Vrouwen fchieten daar op met haare pijlen en boogen. Groote eere ftelt men in het treffen van het Wit, omdat zij , die daar in flaagt, zeer hoog geagt cn geëerbiedigd wordt.' Dit treffen wordt gehouden voor een gelukkig voorteken, dat haar Man, op de volgende Jagtpartij, de voornaamfte zijn zal. Volgens scheffer, is het insgelijks de pligt deezer Vrouwen, verfcheiden ftukken ftof te neemen, en op ieder van dezelve zo veele kruisfen vast te maaken, als zij Bceren overwonnen hebben , en deeze fieraaden te hangen om den hals van allen, welke op de Jagt tegenwoordig gawees!;  GESCHIEDENIS. 297 weest zijn; zij zijn vcrpligt dezelve drie agtereen volgende dagen te draagen; dat wil zeggen , tot Zonncnondergang van den laatften dag. Een Kruis , op dc zelfde wijze gemaakt, worde om den hals van het llendjcr gehangen, welk-de Beer uit het bosch na de hut floepte. Naar alle waarfchijnlijkheid , heeft de verkecring, welke deeze Laplanders met Christenen gehad hebben, hun deeze Kruisfen doen befchouwen als behoedmiddelen tegen de Demons, of Geesten der bosfehen, die, veelligt, aandoening hebben van de belecdigingcn, hunne verlcheurendc onderdaancn aangedaan. Gelijk de voornaamfte rijkdommen deezesgewests gelegen zijn in de menigte van Rendieren , heeft dc Vrijftcr , wier Ouders van deeze dieren rijklijkst zijn voorzien, de meeste Vrijers. Rendieren zijn de volftrckte eigendom der jonge lieden van beide fexen; als zijnde het gêbruiklijk dat hunne Ouders hun dezelve ten gefchenkc geeven, zo ras zij gebooren zijn. In de keuze van een Vrouw, gaat de La/)lander inzonderheid met haaren rijkdom te raade; t:n deezen opzigte handelt hij even eens als alle andere Natiën. Nimmer vrijt de Minnaar in eigen perfoon na zijne Vrijster , maar gebruikt ten dien einde eene oude Vrouw als Koppelaarftcr; eveneens als in China, Tartarye en in andere Landen , plaats heeft. Eenige vellen van wilde dieren , en veders van fraaie Vogelen, worden deraanftaande Bruid ten gcT 5 fchen- Bs GODSDIENST der Lap.-' LANDEUS.  De GODSDIENSTder LAPLANDER s. < ] ] 1 I 1 •\ c V e 1( a h v V O d; zi 298 GODSDIENSTIGE fchenke gezonden. Naa dat 'er eenige plegtigheden zijn voorafgegaan, mag de Bruidegom de Bloedverwanten van zijne Bruid bezoeken. Indien hij vrijheid hebbe om met zijne Minnaaresfe te fpreeken, wordt zulks voor eene groote gunst gehouden; doch dit gebeurt zelden, voor dat hij eenige bezoeken bij haare Ouders heeft afgeleid. Bij de eerfte zamenkomst groeten zij elkander met eenen verliefden kus , en sen bloedig blaazcn uit hunnen neus op alkander; dit is cene wcezenlijke verachte , het verzuim van welke als een bewijs van koelheid cn veragtinge wordt u-ingezien. Hunne licfdebctoningen worlen vuuriger, door de gefchenken, wel:e de Minnaar mede brengt; onder andee beftaan deeze uit Tongen van Rcndieen, van welke zij een lekkeren fchotel lerciden. De jonge Dochter , die van laare Bloedverwanten wordt omringd, ertoont den fchijn, uit fchaamtc of ze'igheid, dat zij zijne gunften van dc hand rijst; doch ten zelfden tijde geeft zij hem en geheim teken om te vertrekken; en, 'anneer zij alleen zijn, neemt zij ze alin met vermaak aan. Van dit oogenblik F oordeelt dc Laplander zich geregtigd tot et gebruiken van grooter vrijheden, en iert zijne driften den ruimen teugel. Hij erzoekt zijne Minnaares om de gunst m bij haar temogen flaapen; doch,, in! en zij met zeer verliefd zij, werpt zij jne gefchenken met veragting tegen den grond.   HITWELYKSmPLEGTIGHEID ONDER »E LAPLANDERS.  GESCHIEDENIS. 299 grond. Een aanmerkelijke tijd verloopt 'er, eer alle de voorafgaande voorwaar-co den zijn yastgefteld , vermids dc Bloed-DI1 verwanten van het Meisje lang draaien, cn den febijn vertoonen van afkecrig tc zijn _ van het geeven hunner toeftemminge; doch dit is loutere kunftcnaarij, cn het uitwcrkzcl van'gierigheid. Want de Minnaar, zo lang zijne Vrijerij duurt, doet hun dagelijks eenige gefchenken van waarde, met oogmerk om zich in hunne gunst in te wikkelen, en hunne toeftemming te verwerven. Zij zijn loos genoeg om te weeten , dat zij, naa het huwelijk, weinige gefchenken zullen ontvangen. Wanneer men het van weerzijden eens is, wordt een bepaalde dag tot het vieren van het Bruiloftsfeest yastgefteld; de Bruidegom moet ais dan nog meer gefchenken mede brengen ,' zommige vo.or de Bruid, andere voor haare Bloedverwanten. Dc huwelijksplègtigheid is hier in gelegen, dat dc Priester met een Vuurftaal op een fteen flaat, cn de Bruidegom en Bruid daar bij Waschkaarzcn ontftccken. Daar naa gaan zij te voet na hunne hutten. Dc Bruidegom is vcrpligt, zijnen Schoonvader een geheel jaar naa het huwelijk tc dienen; naa verloop, van hetzelve , neemt hij zijne V-rou w en haare goederen met zich na huis. Wanneer eene Vrouw zwanger is, geeven zij voor tc weeten, of zij een Zoon of eene Dochter zal ter waereld brengen; ten dien einde piccgen zij dc Maan raad. Wan- LM JS- . NST LAPSiDIUlS,  De godsdienstder laplanders j 1 i 1 c z X I b d ii v B Soo GODSDIENSTIGE Wanneer eene ftar zich boven die Planeet vertoont, wijst zulks aan de geboorte van een Zoon; cn wanneer eene ftar dicht daar bij fchijnt, en haar fchijnt vooruit tc loo'pen, is zulks een gelukkig voorteken, dat het kind gezond, kloek en werkzaam zijn zal. S c h f ffkr verhaalt, dat wan neer een Inboorling ziek wordt, hij iemand ontbiedt, welken hij meent in het gebruik van den Trommel meest bedreven te zijn. Om den kranke te herftcllen, offert hij eerst een Rendier, tot een flagtoffer, aan eenen hunner Afgoden op. Dan roert hij den Trommel, en valt in eene weezeniijke of ingebeelde bezwijming. Omtrent een uur lang blijft hij in deezen ftaat van gevoelloosheid. Die 'cr bij tegenwoordig zijn, zingen al dien tijd den Toverzang welke hem bij zijne zinnen herftelt. Hij rijst op, neemt zijnen Trommel, cn dien ' tan zijn oor brengende, flaat hij 'er zagtos op. Vervolgens ftaat hij een korten ijd, even als iemand, die in diepe bcpiegeling opgetoogen is; daar naa vcrlaalt hij alles, wat aan hem, geduurendc c zins verrukking, geopenbaard wierdt. Wanneer een Huisvader fterft, verlaat ijn geheele gezin het huis: want zij zijn an verbeelding, dat de Ziel rondom het ,ijk des overlecdenen waart. Doorgaans sgraavcn zij de Lijken hunner overlee, ;nen in donkere holen , en fluiten den igang van dezelve met fteenen. Behab. ;n het Liik, fluiten zij in het hol een jl, een Vuurftaal en een Tojiteldoos; voor  GESCHIEDENIS. 301 voor reden van deeze vreemde plegtigheid fceeven zij , dat vermids de overleedene , misfehien licht, zou noodig hebben, hij, door dit middel, het kan ontfteeken, indien hij het begeere. Men berigt ons dat de aloude Deenen en Saxen , voor dat zij tot den Christlijken Godsdienst bekeerd wierden , nevens hunne dooden, Krijgsgereedfehappen begroeven, veele van welke , in onderfcheiden oorden van Britannie, uit den grond zijn opgedolven. Waarschijnlijk volgden alle Heidenfche Natiën der waereld deeze gewoonte. In Lapland wordt een Bijl naast den ovcrleedenen geleid, op dat, in gevalle hij, in zijnen weg, mogt ontmoeten distels cn doornen, cn Hammen van boomen, welke hem den doortogt beletten door dichte bosfehen, hij dezelve moge om verre houwen. Want zij gelooven, dat niemand naa zijnen dood in den Hemel zal tocgelaaten worden, 't en zij hij met geweld zich den weg derwaarts baane. Dit denkbeeld fchijnt zijnen grond te hebben in de natuur van het klimaat, welk zij bcwoonen. Dewijl hunne nachten lang cn donker zijn, gelooven zij dat hunne dooden dc zelfde ongemakken op hunnen weg na den Hemel zullen ontmoeten. Bij hunne Begraafenisfcn dooden zij de Rendieren , die" het Lijk des ovcrlcedenen na het Graf getrokken hebben , cn richten vreugdebedrijven aan over het Lijk , om daar mede aan te wijzen dat hur Vriend is weggenomen uit eene waerelc var L% GODSDIENSTder LAPLANDERS. i  Be gddsDiENST der lap i.ander: i ( ( | l 1 -302 GODSDIENSTIGE yan droefheid cn zorgen. Nog eene au dcre zonderlinge gewoonte neemen zij in . ^> mct °PZIgt OP hunne afgcitorvencn, .. L\) fprengen Brandewijn op het gelaat van liet Lijk, en dansfen rondom het zelve zingende hunne Lijkzangen ter eere des' ovenccdenen: ^Wanneer zij een Eed doen, wenfehen zij dat de Duivel hen zeiven, nevens hunne Vrouwen , Kinderen cn Rendieren we* haalej indien zij zien aan Meineedïgheid" ichukhg maaken. Eenige verwarde begrippen hebben zij van dc Schepping der waereld. Wanneer zij de Maan zien verduisteren, gelooven zij dat dc Planeet van booze Duivels wordt aangerand; en in zulk een geval oordccJcn zij zich verplfet mar alle mogelijke hulp. te moeten toebrengen. In deezen toeftand' van zaaken ' vatten zij hunne wapens op, cn fchfeten na de Maan, daar mede aanhoudende zolang de verduistering geheel voorbij is. Wanneer het dondert, verbeelden zich dc Laplanders dat God de Duivels kastijdt; cn dat deeze, eto zich tc verbergen, cene Ichuilplaats zoeken onder den buik hun oer honden: om deeze reden fluiten zij fedeuV CrCnj Z° d°'ndcit' buite« Wanneer zij zich' nederzetten om' te :eten, roepen zij hunne Afgoden aan >m hunne fpijze ten hunnen nutte te ze enen. Zij verzamelen de beenderen hunter Rendieren , cn werpen . dezelve op mnnen morsfigen vloer. Dit befchou- weri  GESCHIEDENIS. 303 wen zij als volftrckt noodzaaklijk, omdat, indien het verzuimd wierdt, dc Rendieren onwillig en traag zouden worden. Aan hunne Toveraars fchrijven zij dc kragt toe, om de koude van het weer te kunnen Vermeerderen; doch geene anderen zijn hier toe bevoegd, dan die in den Winter gebooren zijn. Deeze Tovercsfen neemen eene kleine mcnschlijke afbeelding , van fneeuw gemaakt, en befmeeren het hoofd van dezelve met fpeckzel, rood geverfd met het zap van een Elzenboom; deszelfs bast kaauwen zij in haaren mond , wanneer zij zich tot deeze kunstverrigting zullen begceven. Wanneer zij genegenheid hebben om de overmaatige koude te verzagtcn, neemen zij een Beerenhuid , cn hangen dien een gantfehen nacht in de open lucht. Zo ras de Laplander opflaat, neemt hij een bondel roeden, cn geesfelt daar mede den huid : want zij verbeelden zich dat de koude naar gelange van het getal der flagen vermindert. In deeze verrigting bedienen zij zich van verfcheiden Toverwoorden. Ten zelfden oogmerke fnijden zij het vel van een jong Hert in kleine ffcukjes, en werpen dezelve in 't vuur, onder het uitfpreeken van een vastgefteld gebed. Naauwe zorge draagen zij, wanneer zij gezelfchap hebben, dat niemand der huisgenooten vóór eenen anderen gaat, die het huis verlaat; als mede dat niemand door ÉÈ GODSDIENSTder LAPLANDERS»  De GODSDIENSTder LAPLANDERS,. - 304 GODSDIENSTIGE door cenig gedeelte van het vertrek wan* dele, dan in dc ledige ruimte tusfchen het vuur en het gczelfchap. Indien eene Vrouw over den voet eens Mans tradt , om bij hem tc koomen , zou deeze ongemanierde daad eene waereld van onheilen baar.'n. Doch, 't is niet nóodig dat wij meer van hunne bijgeloovigheden zeggen, omdat, indien wij alle de bijgeloovigheden onzer eigen verlichte Natiën wilden vernaaien, wij een gantsch Boekdeel zouden kunnen vullen. Wat aangaat de Laplandersi die van den Christlijken Godsdienst belijdenis doen i het getal van deeze is niet zeer groot. Zij zijn Grieks chgezinden , of Lutherfchen ; doch geen van beiden bezitten vaste gronden van Godsdienst. Ten aanzien van da cerstgcmelde kan ons dit niet vreemd dunken: want hunne Godsdienst, even gelijk die der Roomsch-Katholijken, is niet gefchikt om eenigcrlci foort van kennisfc in te boezemen. Betreffende de Lutherfche Leeraars, 't is bekend dat zij zeer getrouw zijn in het waarneemen der Herderlijke pligtcn, in dc landen, in welke zij' gebooren wierden ; ook blijkt het niet dat zij zich in Lapland flap aanftellen. Doch, zij trekken geene jaarwedde, evenredig aan hunne moeite; of, 't geen waarfchijnlijker is, geen gezelfchap hebbende * waar mede zij kunnen verkeeren, worden zij droefgeestig en verlangen weder te keeren na hun Vaderland. Zodanig is de tegenwoordige ftaat van Lap-  GESCHIEDENIS. 305 Lapland met opzigt op den Godsdienst; en hoe akelig hun gedrag zich moge vertoonen, zij zijn inooder noch bijgelooviger dan zommigen, die beter voordeden hebben genooten. Het eenig middel, om hen over te haaien tot de kennis en het geloof van den Christlijken Godsdienst , zod zijn, dat men zommigen hunner jongelingen bewoog , eenige weinige jaaren hun verblijf te houden in Zweeden en Deenetnarke. Hier zouden zij in allerlei nuttige geleerdheid kunnen onderweezen, en zommigen hunner tot Leeraars, anderen tot Schoolmeesters worden opgeleid. Indien zulks op 's Lands kosten gefchiedde, zou de jeugd in 't alge meen naijverig worden; hunne zeden zou den befchaafder worden: en, indien mer onder hen Steden bouwde, zouden zij oj dc zamenleeving gefteld worden. IV. DEEL: V DE Él GODSDIENSTder LAPLANDERS.' t )  305 GODSDIENSTIGE HEDENDAAG- SCHE •AUREN. D E GODSDIENST DER HEDENDAAGS C II E G A U R E N. Toen wij een berigt gaven van den Godsdienst der aloude Perfen, hebben wij tevens verhaald wat deeze Volken geloofden en betragtten. Dan, vermids de Mahometaanfche Godsdienst eene groote verandering, in verfcheidene zaaken, in dat wijd uitgeftrekt gebied, heeft te wege gebragt, zullen wij nu overgaan, om een gefchiedkundig verhaal te geeven van de Gauren, die, hoewel weini"- in getal, nogthans een onderfcheiden Lichaam blijven uitmaaken. Te noodzaaklijker zal dit bevonden worden , om dat het ons eigenaartig den weg zal baanen, om een naauwkeung en zeker berigt te geeven wegens den Godsdienst der Heidenen in Afrika. Perfie legt, in de daad, verre van Afrika ; doch, met dit alles , ontmoeten wij altoos eenige gelijkheid tusfchen de Godsdienilcn van alle de oude Heidenen. Zij verfchillen , in de daad , in veele zaaken; doch zij koomen allen in het flegtfte overeen, het beftrijden deiwaarheid. De  OËSCHÏËDËNlS. 307 Dc Gauren roemen op eene onafgebrokcne opvolging van hunnen Godsdienst, zonder eenige tusfehenpoozing. En, hoewel veelen dit voor eene loutere verziering mogen houden, het is , nogthans, in den ftriktften zin, waar en eene gebeurde zaak. De Godsdienst der Magi heeft > bijkans zedert den Zontvloed, ftand gehouden ; en, hoewel dezelve $ van tijd tot tijd, aan verfcheiden ketterijen en vervolgingen bloot geftaan hebben: en hoeWel zij, zedert de vestiging der Mahometaanen in Perfie, tot op een klein getal geloovige leden, verminderd zijn, onregtVaardig en partijdig zou 't, nogthans *, Weezen, hen te berooven Van den roem dat zij hunne leerbegrippen met önbezweekene ïtandvastigheid hebben Voorgeftaan, zelf te midden der vcrfchrikkelijkflc fiormen , die hen ooit dreigden tö verdelgen* Indien de Gauren hunne waereldlijke heerfchappij verlooren hebben f zij kunnen evenwel roemen op eene onaf» gebrokene opvolging Van Priesters, eenen gcregelden en cenpaarigen Kerkdienst, zonder de minfte Verandering, zedert zoroasters leeftijd, en eene onfehendbaarö verknogtheid aan dc Leeringen, welke hij verkondigde. De Gauren klceven onverzettelijk aan zoroastèrs hervormingc. Zij erkennen een opperst beginzel, verheven boven de twee bovengemelde Beginzels van goed en kwaad, welke de P erf en, naa dat zij van den Godsdienst hunner Vaderen V 2 wa* HEOEft» • DAAG- SCHE GaUREW»  DAAG- SCflE ga UREN'. 308 geschiedenis; waren afgeweeken, invoerden , als dö eenige oorfprongcn van licht en duisternisfe. De Gauren waren van oordeel , dat door de zamenvoeging van deeze twee Beginzelen, God ieder Weezen in de natuur gefchapen hadt. Een zeer vermaard Schrijver is van oordeel, dat zoroas ter dit denkbeeld van de Jooden hadt ontleend ; en, naar alle waarfchijnlijkheid, is zijne aanmerking zeer naauwkeurig. Ondertusfchen zullen wij, in 't voorbijgaan , alleen dit aanmerken, dat deeze groote Hervormer, voorziende de zwaarigheden, aan een zo geheimzinnig en onbegrijpelijk Leerftuk verknogt, flaande hieldt, dat, hoewel alle dingen goed zijn , welke God gefchapen heeft, nogthans de duisternis of bet kwaad hen onaffcheidbaar verzelde, even gelijk de fchaduw alle lichaamlijke zelfftandigheden volgt. In gevolge van zijne natuure, kan God niets dan 't geen goed is voortbrengen; doch het kwaad volgde uit deeze voortbrengzelen, als eene berooving van het goede, Zoroaster was niet geheel onkundig van het berigt, welk mozes heeft gegeeven wegens de Schepping der Waereld, den Val der Engelen en dien der eerfte Ouderen. Doch toegeftaan zijnde dat hij deeze merkwaardige gebeurtenisfen in de boeken van mozes heeft gelcezen> moet het tevens erkend worden, dat hij, 't zij moedwillig of uit onkunde, eenige aanmerkelijke veranderingen in dezelve heeft gemaakt. Dus, bijvoorbeeld, be* weer»  GESCHIEDENIS. 309 weerde hij, dat de Waereld gefchapen t wierdt in zes onderfcheidene tijdperken, 1 ieder beflaande uit een zeker getal dagen, s Het eerfte tijdperk beftondt uit vijfen-c veertig dagen, in welke God de Hemelen fchiep; het tweede uit zestig dagen, in welke hij de Wateren formeerde; het derde uit vijfenzeventig dagen, in welke hij de Aarde maakte ; het vierde uit dertig dagen , welke hefteed wierden aan de Schepping der groeiende Waereld ; het vijfde uit tachtig dagen , welke doqrgebragt wierden in het formecren van allerlei leevende Schepzelen, den Mensch alleen uitgezonderd ; het zesde en laatfte Uit vijfenzeventig dagen, in welke hij onze eerfte Ouderen fchiep. Van deeze opgaave verfchilt ondertusfehen eemgzins het berigt, welk wij, bij andere Schrijvers, ontmoeten. Daarenboven beweeren de Gauren, dat gelijk de waereld flegts door twee menfchen moest bevolkt en vermenigvuldigd worden , God genadiglijk befloot, dat i:va eiken dag een paar kinderen zou ter waereld brengen ; als mede, dat geduuT rende het tijdverloop van duizend jaaren, de Dood geene heerfchappij over hun Zaad zou oeffenen; dat de Duivel onze eerfte Ouders verzogt , met oogmerk om hen gehaat te maaken in de oogen van hunnen Schepper ; dat God, der kwaadaartigheic van deezen Geest der duisternisfe bewust, het niet geraaden vondt , dit kwaad ge heellijk uit te rqoien, maar de volgend? "y* 3 maat edenaag- ,auren,  heden- paag- sche GAUREN, i j l 3iq GODSDIENSTIGE maatregels beraamde, om deszelfs heilloaze invloeden te beteugelen. Hij ftelde eene intgeleezene Bende van Engelen aan, om zijnen fchepzelen te dienen tot lijfbehoeders en befchermers. Ha mul ftelde hij aan tot Opziener der Hemelen; akrob tot Opperbeftuurder der Engelen; de Zon, Maan, Aarde, de Wateren, de Mensch, de planten en alle leevende fchepzels, van hoedanig een aart of fpraak zij ook mogten weczen, hadden hunne bijzondere Befchermcngelen. In weerwil, nogthans, van alle deeze wel overieide behoedmiddelen , nam het kwaad toe ; de menfchen wierden boos en verkeerd in alle hunne wegen ; daarom zondt God de wateren van den Zont vloed, om hen, en hun geheel godloos Geflagt, op eenmaal te verdelgen. De Duivels worden gefield tegen de goede Engelen, Bij hijde, [in zijn Werk, getijteld, De Godsdienst der aloude Per/en,] kan dc Deezer eene uitvoe, rige Lijst vinden van hunne onderfcheidene benaamingen en Amptsverrigtingen; doch wij zullen onze Leezers hier mede met lastig vallen. Zeer Godsdienftig zijn de Gauren. Nimmer fpreeken zij van de Godheid, dan met dien mogelijken eerbied en omzigtigheid Zij fchrijven hem de zelfde volheerlijk© ugenfchappen toe , als wij Christenen. ti] belhouwen hem als den Opoerften legter, en den weldaadigen Belooner van iet geheele Menschdom, regtvaardig, >erra.hartig en vergeeflijk. Zo wel de Enge*  GESCHIEDENIS. 311 gelen als de Duivelen, van welke wij ge-, fproken hebben, zijn Gods Dienaars; de 1 eerften tot het uitdeden van het goede,' de anderen van het kwaade. Wijders zijn de Gauren van begrip, dat ieder mensch onder het opzigt ftaat van een goeden en een kwaaden Geest, die hen geftadig verzeilen. Ook is het onder hen een algemeen erkend gevoelen, dat de invloed van een zeker algemeen licht, op eene buitengewoone wijze, indien wij ons zo mogen uitdrukken, ingeftort wordt in zekere bijzondere perfoonen, welke de gunftelingen des Almagtigen zijn. Volgens hen is het dit licht, welk zommige menfchen een beroemden naam doet verwerven wegens hunne grondige bedrevenheid in alle Kunften cn Weetenfchappen, cn den Geest der zulken vormt, die gebooren worden met de bekwaamheid om aan het roer van Staat te zitten; en, mogen wij 'er nevens voegen, hen in ftaat ftelt ter bcwcrkinge van de onderfcheidene omwentelingen, die geheele heerfchappijen eene andere gedaante doen aanneemen, en om desgelijks dezelfde verwarring in de gemoederen der menfchen te wege te brengen. Ongetwijfeld is dit geen ongerijmd begrip. Ook is het niet onredelijk, zich tc verbeelden, dat dit licht zich zomtijds in zulk eene ongemeene maate verfpreidt , over een zeker getal perfoonen in een geflagt, dat deszelfs voordeden aan hetzelve partijdiglijk fchijnen befteed te zijn, tot * V 4 ir. 1EDEN)AAG- ;che jAUREN.  3i2 GODSDIENSTIGE £IEDENPAAG- $CHE GAUREN in 't oogloopend nadeel en fchade van de overigen. Onbetwistbaar is dit eene zeer gegronde aanmerking, hoewel men van • dit verfchijnzel, door de Natuur- of Starrekunde, geene reden kan geeven. Ieder een. die flegts de geringfte oplettendheid gebruikt, zal ras bemerken, dat aan bijzondere geflagten een zekere hoeveelheid van verdienfte, zo wel als van tijdlijke voordeden, wordt gefchonken. Op"de zelfde wijze wordt het insgelijks aan de Koninkrijken gegund , geducht en magtig te zijn, te bloeien, en in het bezit te zijn van Kunften en Weetenfchappen in de hoogfte volkomenheid, geduurende een zekeren tijd, om naa verloop van denzelven in een zigtbaar verval te geraaken. En, in de daad, alle dingen in de natuur, zo wel als het menschlijk geflagt, hebben hunne gefchikte tijden om op te groeien, rijp te worden en weder, om te vervallen. De Regeeringen van Keizer augustus en van looewyk den gr o o ten, Koning van Frankrijk, die in hun leeven en regeering zo volmaakt overeenftcmden , zijn onlochenbaare bewijzen van de waarheid deezer aanmerkinge. _ De Gauren hebben eene foort van eerbied en hoogagtinge voor de Haanen uit hoofde dat zij hen zo vroeg in den morgen opwekken, en, door hun kraaien, hen doen gedenken aan de pligten van den aanftaanden dag. Hunne Boeken béyeelen hen in de gunst en genegenheid zich ^huldig In zommige gewesten Van de Indien , worden de gelooyige vooronders van den Magifchen Godsdienst zamen geroepen loot het luiden van een kleine Schel of Clok. Doch de Gauren in Perfte hebben laar toe gecne vrijheid ; zonder eenige voorafgaande p cgtigheid, koomen zij op ezette uuren bij een. In ïtede van Vuur ebben zy in hunne Tempels niets anders an eene brandende Lamp. Hoewel zl eduurende den Godlijken Eerdienst, hun! e monden cn een gedeelte van hun aan. pzigt bedekt hebben, mogen zij, egSr iet dan tot op een bepaalden afftand het Wijde Vuur naderen. De Priesters alen mogen er zo nabij koomen, als ee>eg is om den Dienst tc kunnen waaromen, zonder ccnig nadeel voor hun zcl. :n, of ontheiliging van het Vuur Dc takkebosfehen, welke gebruikt worn om het heilig vuur te Üooken, worn met zeer veel ftaatelijkhcids gefnecden van  GESCHIEDENIS. 3tq ■van een boom , bij de Perjiaanen onder den naam van Hawii bekend, zeer veel gelijkende naar den Tamarindeboom. Indien zij zulk een boom niet kunnen vinden, bedienen zij zich van den Granaatappelboom. Het Mes, welk bij deeze gelegenheid wordt gebruikt, moet vooraf, door eene zeer zorgvuldige afwasfehing , geheiligd worden; als mede door verfcheiden Gebeden, die met eene zagte ftemme worden uitgefproken, tot lof en verheerlijkinge van God, en van het gewijde Vuur. Deeze takken worden geleid in eene bijzondere Doos, voordagtlijk daar toe gemaakt. Zo dikmaals zij eenige der Gebeden leezen , in hunnen Zendt begreepen, of wanneer zij eenige andere godsdienftige daad verrigten, moet 'er eene gepaste hoeveelheid dier takken uit de Doos genomen , en in gereedheid voor hen geleid worden : want deeze gewijde Werktuigen zijn even onontbeerlijk bij deeze plegtige gelegenheden, als voor onze Roomschgezinde Godsdienftigen de Roozekranzen. Nogthans is het getal van dezelve niet vast bepaald. Zommige Gebeden vereifchen vijfendertig, andere flegts vierentwintig. Vijf takkebosfehen zijn genoeg tot eene dankzegging vóór den Maaltijd; doch, vermids zij, naa het Gebed, van geen verder gebruik zijn, moeten zij aan de vlamme worden opgeofferd. Hoewel de Perjiaanen een bijzonderen eerbied voor het Vuur hadden, betoonden zij , nogthans , cene zo ongemo^ne hoog- HEDEN» DAAG- 3CUE GAUREN.  DAAG- SCHE GAUREN, 320 GODSDIENSTIGE hoogagting voor de drie andere Elementen, dat zommige aloude Gefchiedfchrijvérs hen belcbuldigd hebben, dat zij aan allen godsdienftige eere toebragtcn. Doch deeze aantijging is ongegrond. Alle hunne zorge en ömzigtigheid was voormaals, én is nog heden, om deeze zuivere Elementen tegen alle befmetting te bewaarcn. Zij befchouwen ze als heilig ; de beginzcls en zaaden van. alle dingen, zö als zij zich verbeelden , daar in begreepen zijnde. Om deeze reden ftellen zij onderIcheidene Opzieners over ieder van dezelve aan * wier post het is , dezelve voor alle befmetting öf ontheiliging tebewaaren. Deeze zuiverheid is het beginzel, waar op de Gauren hunne plegtigheden ten aanzien van de dooden gebouwd hebben. Het water is , ondertusfehen , de hoofdftoffe $ welke onder hen, naast het vuur, meest vereerd wordt. Scharlaken en donker geel zijn hunne meest geliefde kleuren 5 en zij verkiezen dezelve bij voorkeuze voor alie andere kleuren, rri alles wat zij draagen, als zijnde, in zekere maate, zinnebeelden of afbeeldzels van het Vuur. Om.deeze zelfde reden zijn de Robijn, de Karbonkel, en de Granaat onder hen jn hooger agting, dan eenige andere Edelgcfteenten. Niettegenftaande deezé hunne bijzondere hoogagting voor de Scharlakenkleur, enz. is het zeker, dat hunne Priesters verpligt zijn, geduurende den Eerdienst, in het wit gekleed te De  GESCHIEDENIS. 321 Dc Gauren hebben hunne BefchermÈngelen voor ieder maand en dag van het gantfchc jaar; tot deeze zenden zij hunne Gebeden op, volgens de voorfchriften in hunne Gebedeboeken begreepen. Hier fchijnen wij cene tegeriftrijdigheid te ontmoeten , met het geen wij boven hebben aangemerkt, dat zij niet meer dan éénen God erkennen. De waarheid der zaake is, dat zij, even gelijk alle andere Heidenen, flegts in écnen God gcloovende, ten zelfden tijde, egter^ hunne Gebeden opzenden tot ondergefchikte weezens, welke zij als Middelaars of Voorfpraaken befchouwen. Onder de Grieken van ouds. zo wel als onder de Romeinen, was dit gebruikelijk. Wij mogen 'er nevens voegen, dat de Roomscli-Katholijken de zelf dc gewoonte hebben; Want, waarop; anders roepen zij de Heiligen aan , on hunne Voorfpraaken te zijn bij God? Nieuwjaarsdag is bij hen een grootf feestdag, zo wel als onder veele anderf Volken. Daarenboven vieren zij zes feest dagen i ter gedagtenisfe van het zesdaag fche werk der Scheppinge. Ieder deeze feesten duurt vijf agtereenvolgende dagen Behalven deeze hebben zij een groot geta gelukkige en ongelukkige dagen ; zijnd zij , gelijk de meeste andere Heidenen zeer bijgeloovig* Wijders vieren de Gau ren, eenmaal in elke maand, het gantfeh jaar door, de naagedagtenis hunner doo den ; bij zulke gelegenheden richten zi een pragtigen Maaltijd aan, ter eere va JV. deel» X hur HEDENDAAG- SCHE GAUREN i I ( i ) 1  322 GODSDIENSTIGE HEDP.NDAAGSCIiüGAUK.EN. hunne afgeftorvene Vrienden en Bloedverwanten. Dit maandelijksch feest is ingefield cn wordt onderhouden, in gevolge van een uitgedrukt gebod van den Sadder, of de Liturgie der Gauren, van deezen inhoud : „ Gedenkt aan de zielen uwer afgeftorvene Vaders en Moeders." De eerfte dag van elke maand is tot het ftaatelijk verrigten van den Godlijken Eerdienst afgezonderd , en zo vervolgens , de achtfte, de vijftiende, enz. even gelijk een van de zeven dagen door de Jooden, Christenen cn Mahometaanen, als heilig wordt onderhouden. De Leerredenen, welke op deeze dagen worden uitgefproken , beftaan voornaamlijk uit zedelijke Geboden , en vermaaningen tot het Volk, tot het naauwkeurig onderhouden van de gewoonten en plegtigheden van hunnen Godsdienst. Onder het leezen hunner Gebeden , gebruiken zij den zelfden toon, als de Jooden in hunne Sijnagogen; en, in de daad, tusfchen de plegtigheden van beiden heeft eene aanmerkelijke overeenkomst plaats. Hun zingen gelijkt insgelijks naar dat der Jooden. Waarfchijnlijk is de reden hier van, omdat zommigen der Kinderen Israëls onder hen gebleeven zijn, naa dat de overigen waren wedergekeerd na Jeruzalem, om hunne Stad en Tempel te herbouwen , onder hunnen Leidsman ZERUBABEL. Zij onderhouden verfcheiden gezette feesten , en eene foort van vastentijd , vijf dagen agtereen, naa het afioopen van de-  GESCHIEDENIS. 32^ dezelve : zodat een groot gedeelte van bunnen tijd in godsdienftige plegtigheden wordt doorgebragt. Op alle feestdagen brengt ieder perfoon, een gedeelte van 't' geen hij eet, na den Tempel, als eene offerande aan het Vuur.. Dit gefchiedt om een zegen van den Hemel te verwerven over de Vrugten der Aarde j en alles wat hun tot leevensonderhoud verftrekt. Waarfchijnlijk is het, dat zij deeze gewoonte ontleend hebben van de Baniaanen, welke niet verre van hun woonden: Want zij heeft geene overeenkomst met dë plegtigheden der aloude Petfin. In den morgen van hunne feestdagen, begeevcri zij zich vroegtijdig na hunne Heiligdommen of Tempels, welke flegts kleine hutjes zijn , en brengen hunne fpijzen met 'zich. De vermogenden deelen van hilnneri Overvloed mede aan de behoeftigen $ en allen eeten als broeders gemeenfchappelijk te zamen. De Godsdienftigen in den lande blijven nimmer in gebreke, om eenmaal 's daags het gewijde Vuur in eenen hunner Tempels te vereeren ; hier belijden zij hunne zonden aan den friester, na genoeg op de zelfde wijze, zegtDr. hyde, als in de Roomfche Kerk gêbruiklijk is. Zij, dié te verre woonen van eene plaats , ter' openbaare Godsdienstoeffeningè afgezonderd, Vergenoegen zich met het verrigten hunner Godsdienftigheid bij hun eigen Vuur in hunne huizen. Ten dien einde brengt ieder Gaure, eenmaal 's jaars, ns zijn eigen wooning eene Lamp, aan het X 2 hei 3AAG- )CHE ÏAURESB  324 GODSDIENSTIGE REDENDA AG- SCHE GAUKEN heilig Vuur ontlloken, in den naastgelegen Tempel aan zijne wooning, en houdt die geftadig brandende. Op lichaamlijke weinigheid wordt onder hen naauwc agt gegeeven ; ten deezen opzigte zijn ze niet minder naauwgezet dan de Jooden en Mahometaanen ; zij willen eeten noch drinken met iemand, die nevens hun niet van den zelfden Godsdienst belijdenis doet. Of de Gauren 'er op gefield zijn , dan niet, gelijk de belijders van de meeste andere Godsdienftcn, om Gcloofsiiankoomelingen te maaken, blijkt niet uit de berigten, die wegens hun voor handen zijn. Doch, verrnids aan deeze bclijdenisfe geene tijdlijke voordcelen zijn verknogt, maaken zij, diensvolgens, een zeer klein getal uit. De Heer hanway berigt ons, dat zij een armoedig vcragt Volk zijn , die in afgelegene oorden woonen, en van de Mahometaanen zeer wreed behandeld worden. Doch , nicttegenftaande deeze armoede , en de menigvuldige hardigheden , die zij lijden , worden zij van de zelfde Eerzucht als andere Volken beheerscht. Zij hebben hunnen Opperen mindere Priesters; de verkiezing van dezelve gaat gepaard met dc zelfde kuiperijen, als in andere landen , alwaar aanzienlijke voordeden aan deeze bedieningen zijn verknogt. Geene anderen, ondertusfehen, dan de Zoonen van Priesters, kunnen tot de Priesterlijke waardigheid bevorderd worden; dit is eene der redenen, waarom alle Priesters verpligt zijn,       GEMTTEUBE GAUüIg CHE PHIESTERS.  GESCHIEDENIS. 325 zijn , zich in 't huwelijk tc begeeven. Alle Priesters draagen een langen baard aan den Kin; doch hunne Wangen fcheeren zij, en houden hunne Knevels kort. Hunne Hoeden of Kappen eindigen in een punt, cn de flrooken van dezelve hangen neder tot aan den hals. Hun hair laaten zij doorgaans zeer lang groeien , en zij mogen het nooit affmjden, dan wanneer zij in den rouw zijn over eenen nabeftaanden Bloedverwant. Terwijl zij den Godlijken Eerdienst verrigten, houden zij een (luk Linnen voor den mond, opdat het Volk de bewecging hunner Lippen niet zien zal. Hun Opperkleed is van een roode kleur, doch het is zodanig gcfcheurd en gelapt, dat wij het niet van de ftraat zouden opv raapen. Van den hals ftrekt het nederwaarts ter halver been , en wordt om den middel met een gordel van kemelshair vastgebonden. Deeze gordel wordt door den Hoogepriestcr gewijd, en aangemerkt als veelerhandc kragtcn bezittende. Ieder gcloovig Gaure is vcrpligt zorge te draagen voor zijnen Gordel: want, indien hij 'er eenen veiiooren hebbe, mag hij eeten, drinken, noch flaapen , voor en. aleer hij eenen anderen van de Priesters heeft gekogt, die 'cr altoos eenigen in voorraad hebben. Zij verbeelden zich, dat al wie eenen Gordel verliest, te gelijk alle de kragten verliest, daar aan verknogt; cn zij hebben een fprcekwoord: „ Eenmensch „ zonder eenen gordel, is zonder.zijneu zer X 3 ^gcn." HEDEN» DAAiï- SCI1E GAUREN.  HPDEN- DAAGt SCHE PAPE.EN, 326 GODSDIENSTIGE „gen." Zij beginnen dien te draagen, wai> neer zij tusfchen de twaalf en vijftien jaaren oud zijn: want zij zijn van begrip dat zij, op dien ouderdom, alle de beginzels van hunnen Godsdienst kunnen begrijpen, en alle dcszelfs voorfchriften betragten. De Leeken moeten zeer zorgvuldig en naauwkeurig in hun gedrag zijn, cn de pligten, hun voorgcfchrccvcn, naarftig en ijverig betragten. Schaamte en vrecze zijn , volgens dc Gauren, de grondflag van alle deugden. Zij moeten alles naauwkeurig wikken cn weegen, 't geen zij voorneemens zijn tc doen, cn niets ten uitvoer brengen, voor dat zij van deszclfs regtvaardigheid cn billijkheid ten vollen zijn overtuigd. Wijders zijn ze verpligt, wanneer ze 's morgens uit gaan, Gode hunne dankbaarheid op te draagen voorde Schepping van alle Dieren, van welk; een aart ook, welke zij op hunnen weg ontmoeten. Tot nog grooter ftrengheden zijn de Priesters gehouden. Behalven de verpligting, welke op hun rust, om volkomen bedreven te zijn in alle de beginzels van hunnen Godsdienst, en alle de gewoonten en plegtigheden, bij den Godlijken Eerdienst gebruikelijk, moeten zij zich wagten voor alle yleeschlijke lusten en begeerlijkheden , en zich zelve zuiver bewaaren, voor God en voor de Menfchen, Zij mogen geene leugen fpreeken, omdat Geelde Waarheid is; ook mogen zij niet  GESCHIEDENIS. 327 al te nieuwsgierig zijn , opdat zij niet 1 indringen in zaaken, welke hunne be-i vatting te boven gaan. Zij mogen niets * aanraaken 't geen onrein of befinet is; en ' zij zijn verpligt, allen, wier huwelijk zij inzegenen , te doen belooven , niet te zullen afwijken van hunne Godsdienftige beginzels, den Godlijken Eerdienst beftendig te zullen bij woonen, zich overgecven aan de betragting van lijdzaamheid, regtvaardig en gefpraakzaam te zullen weezen, en zo veel in hun vermogen is te zullen naavolgen de volmaaktheden der Godheid, die altoos bermhartig en genadig is jegens het geheele Menschdom, niettegenftaande hunne menigvuldige zonden, ongcregtigheden en ondankbaarheden, Wijders hebben zij eene inftelling van een bijzonderen aart, in gevolge van welke het hunnen Hoogepriester verbooden is, eenen waereldlijkcn perfoon aan te raaken, bijzonderlijk iemand, dien zij voor een Ketter of Ongeloovige houden. Hij is verpligt zich te wasfehen, en de hand te flaan aan alle zijne leevensnoodwendigheden, 't zij om te dienen tot een bewijs van zijne nederigheid en infchikkelijkhcid, of ter betere handhaavinge van zijne lichaamlijke zuiverheid. Hij moet zich onthouden van al wat overtollig is, een ge dccltc zijner inkomften aan aalmoezen er andere liefdewerken befteeden , en ziel voor allerhande knevclaarijen in het gaa ren zijner Tienden wagten. Hij moe zich gewennen aan befpiegcling en oeffe X 4 ning IEDENIA t\G- CHE iAUREN. I l  PEDENPAAG- SCHE QAUREN, 1 | ] J { 3*8 GODSDIENSTIGE ning, en zonder eenige tusfchenpoozing de geboden van zijnen Godsdienst overdenken , de ondeugenden bcftraffen , en geene vreeze hebben voor eenig weezen, hoe doorluchtig cn magtig ook, behalven God alleen. Eindelijk, hij legt onder de verphgting, om zorge te draagen dat het gewijde Vuur nooit uitgaa, cn toe te zien dat niemand het verontreinige. Gelijk de Gauren zeer arm zijn, dus zijn zij genoodzaakt allerlei middelen in 't werk te ftellen , om hunne Priesters te onderhouden , die een zeer elendig cn behoeftig geflagt van weezens zijn. Ieder Godvrugtige is verpligt, op den vijfentwmtigften van Grasmaand, zijne Lamp uit te blaazen , en aan den Priester de waarde van eenfchellingtebctaalen, voor dat hij dezelve aan het gewijde Altaar wederom ontftccke. De Zon en het gewijde Vuur, welke de Gauren befchouwen als Zinnebeelden der Godlijke Tegenwoordigheid , hebben eenige overeenkomst met het Vuur, waarvan zich de iloude Jooden bedienden op hun Brandaltaar, 't welk in weezen bleef tot op de eerfte verwoesting van hunne Stad en lompe!. In de daad, het heilige Vuur n den Joodfchen Tempel wierdt 'ten allen ;ijde aangemerkt als een zinnebeeld der Uodheid, hoewel aan hetzelve geen Godijk eerbewijs betoond wierdt. Heden ten dage mogen de Priesters niet neer dan écne Vrouw hebben , ten zij lezelve qnvrugtbaar zij; om kinderen te ver-  GESCHIEDENIS. 329 verwekken, mogen zij, in dat geval, nog eene andere Vrouw neemen, niet zonder toeftemming, egter, van de eerfte. Nergens op draagen de Gauren zulk een hoogen moed als het hebben van een talrijk naageflagt; dit noemen zij, toe tc voegen tot het getal der Geloovigen: want, volgens hunne begrippen, zal zulk eene vermeerdering van hunne Kinderen , ten dage des Oordeels , als verdienstlijk befchouwd worden, mids zij flaande huwelijk gebooren zijn. Hunne huwelijken worden ingezegend in de plaats , ter openbaare Godsdienstoeffeninge afgezonderd, alwaar de Priester hunne handen zamenvoegt, met hun bidt, en hun zijnen zegen fchenkt. Onder de Gauren is het een aangenomen gevoelen , dat het Huwelijk de aanzienlijkfte ftaat der waereld zij , inzonderheid wanneer het met Kinderen gezegend is. Wanneer de handen van Bruidegom en Bruid zijn zamengevoegd, geeft de eerstgenoemde aan ciceze eenige kleine Hakjes geld, als een onderpand dat alle zijne tijdlijke goederen de haare zijn. Volgens hunnen Godsdienst zijn ze verpligt zeer jong in 't Huwelijk te treeden ; en de Vrouwen, welke zij zich verkiezen, moeten met hun in gevoelens overeenftemmen. De Gauren befnijden hunne Kinderen niet, maar wasfehen ze; deeze plegtigheid, welke eene foort van Doop is, heeft ten oogmerke om de Ziel te reinigen. Plet X 5 jong HEDEN» DAAGSCHEGAUREN.  330 GODSDIENSTIGE HEDEN- DAAG- SCHE GAUREN. | i i ( i ] ] i < jong gebooren Kind wordt na den Tempel gebragt, en voor de Zon en het Vuur den Priester aangebooden. Naadat de Priester den tijd, op welken het Kind gebooren wierdt, naauwkeurig heeft vernomen , berekent hij wat hetzelve in deeze waereld zal overkoomen. Dewijl deeze bedriegers dikmaals moeten misrekenen, zou men eigenaartig zich verbeelden, dat deeze omftandigheid het Volk de oogen zou openen, en hetzelve voor bedriegerije behoeden. Doch het is het groot ongeluk der menfchen, dat wanneer het gemoed eenmaal door bijgeloof ver, blind is , alle hoop ,op hervorming verboren is, en zelf de looze treken, welke door listige bedriegers worden in 't werk ?efteld, als het weezen en de zelfftandigaeid der waarheid worden aangemerkt. Naa dat de Ouders het Kind eenen naam lebben gegeeven , noemt de Priester dien net eene hoorbaare ftemme , en werpt laar naa een weinig water op een ftuk ïout, Holm genaamd. Vervolgens bcprengt hij het Kind met gewijd water, ;n bidt dat het moge gedijen tot een midlel ter zijner reinigmaakinge. Dan doopt nj het geheele lichaam van het Kind in iet water; en hier mede wordt de pleg;igheid beflooten. Wanneer het Kind den ouderdom van :even jaaren heeft bereikt, wordt het tot len Priester gebragt om bevestigd te worlen, als zijnde dan bevoegd om in hunne rempels te worden toegelaaten. De Pries-    GUEBREN, IN PERSIE. • /?•'< • meinfche Schrijvers, zouden wij de denkbeelden der oude en hedendaagfche Afrikaanen kunnen overeen brengen; doch, om den fmaak van zommigen onzer Leezeren niet te mishaagen, zullen wij ons hier mede niet ophouden.  GESCHIEDENIS. 341 P E GODSDIENST DER INWOONEPvEN VAN NIGRITIE. ~\Tigritie bevat de onderfcheidene heerfchappijen van Gualata, Genehoa, Tomhut, Melli, Soufos, Madigna en Sanfara, als mede de Koninkrijken Senegal, Gambia, enz. Zommigen deezer Nigritiërs doen belijdenis van den MaJiometaanfchen Godsdienst. De Gualataaren, zegt men, betoonen Godsdienftige aanbidding aan het Vuur; en wat de overigen aangaat, deeze kunnen eigenlijk niet gezegd worden eenigen Godsdienst te hebben. De bewooners van Senegal, en der nabuurige gewesten, betoonen hunnen eerbied aan de Maan met een luid geroep. Hunnen Godlijken Eerdienst verrigten zij in de holle ftammen der grootfte boomen. De Afgoden , die het bewind hebben over deeze Tempels, worden vereerd met verfcheiden offeranden , beftaande veelal uit Boonen, Erwten, Kruiden, en allerlei Koorn; zomtijds offeren zij ook het bloed van dieren. Deeze Eerdienst ftaat Y 3 on- De GODSDIENST der NiGni- TlëRS.  De godsdienst TJëas. i < 1 i I c c § c z d dl bl Ol t er 34* GODSDIENSTIGE onder bet bewind van eene foort van Priesters, die kleine lederen beurzen aan de Negers verkoopen, vol ftukjes papier , met geheimzinnige Karakters befchreeven, die van de zelfde kragt zijn als de Abraxas of Toverringen. De Priesters treeden in geenerlei verbintenis met de Leeken; zij mogen geene Vrouw trouwen buiten hunnen Priesterlijken Stam. Wijders berigt men ons dat deeze Negers de Eenheid en Almagt der Godheid gelooven; zij befnijden hunne Kinderen wanneer zij den ouderdom van zes of zeven jaaren bereikt hebben. Ondertusfchen zijn alle deeze en andere jengten aangaande de Afrikaanfche Lan, ien zeer onvoldoende en onzeker, en vol egenltrijdigheden. Indien wij ons op de:elve mogen verlaaten, waren de Inwooters van Nubie voormaals Christenen, en tog lieden ten dage ontmoeten wij aldaar enige oude overblijfzels van jezus iiristus, en van verfcheiden Heilien. Zij doopen met een gloeijend ijzer; t, om meer naar waarheid te fpreeken, y drukken een teken, in het een of anïr gedeelte van het Lichaam , met dat erktuig, als van even veele waarde met ;n Doop. De Inwooners van Gambia, en de nawrige Landen, hebben eene flaauwe en ivolkomene kennis van jezus chrisus behouden, dien zij nare noemen, ■ van welken zij zeggen , dat hij de >on vanmaria, en een groot Profeet was.  GESCHIEDENIS. 343 was. Indien dit waarheid zij, zijn ze aan de Mahometaanen dat denkbeeld verfcbuldigd. De Kafamanfifche Negers vereeren eenen Afgod, dien zij china noemen; hunne Priesters, welke zij Aracani hecten, draagen hem in flaatelijken ommegang, op zekere dagen van het jaar, tot deeze plegtigheid afgezonderd. Hunne Banier, of Standaart, is eene foort van witte zijden Sluier, waar op verfcheiden doodbeenderen gefchilderd zijn. Naa dat de ommegang geëindigd is, plaatzcn zij den God in een hollen boom en offeren hem aldaar Honig , en andere goede dingen , welke zij oorbaar agten. Onder de gedaante van een Takkebosch wordt deeze God china verbeeld. De Eerdienst van het Volk van ManMgna, is een mengelmoes van Afgoderij cn Mahometaandom. Hunne Bexerins, of Priesters, zijn zeer gefield op de beoeffening der Toverkunde. De groote bexerin, die zo veel als hun Opperpriester is, houdt zijn verblijf in de Hoofdflad van dat Koninkrijk. Alle Priesters geeven onderwijs in het bijgeloof en de Toverkunde. Zij deelen zekere papiertjes uit onder hunne Leerlingen en het Volk, welke, zo als zij voorgeevcn, onfeilbaare behoedmiddelen zijn tegen allerlei gevaaren en ongefleldheden. Zommigen onder hen zijn zo onkundig, of boos, dat zij weigeren, de zegeningen , welke zij genieten, aan Gods goedheid toe tc fchrijY 4 ven. De GODSDIENST&7-NIGE.IT1CUS.  De GODSDIENST TJCRS. j ( < 2 2 1 h h b, tc yi m g£ na te; $a: 344 GODSDIENSTIGE de^acT3"'', ZCggen ZG' indi*n % ia de daad, g0ed en genadig ware hi ™ > » toelaaten, dat wi/zo veele moeite Alle deeze Negens ocffenen de Veelwij, De Inwooncrs van Siirw r„ T , ben in alle hunne Steden óf hS*r foort van KostfehÓÓfof K,oo™;'IC" o wel als van een onbefprokerÖ *n 't einde van het jai word , z JÏ' aare gevangenis geflaakt, en Sen n iar beste gewaatiiitgcdoscht n 1 ' 1 -regezelfehappen SSfe^ÏÏ" Bloedverwanten ,• T as" l^^i^eSS? be.  GESCHIEDENIS. 345 behoedmiddelen, verkiezen zij zulk eene, die haar best behaagt, en doen niet flegts aan haare Ouders een aanzienlijk gcfchenk, maar ook aan haare oude Meesteresfe , voor de ongemeene zorge cn onkosten , aan haare opvoeding befleed. De Senegalfche cn Jaloffeefche Negers geleiden hunne dooden na het Graf, onder het flaan op een Trommel, aan het hoofd der Lijkftaatfie; alle de Bloedverwanten, Mannen en Vrouwen, volgen het Lijk. Nevens hunne dooden begraaven zij alle de gereedfehappen cn huisgeraaden , welke zij bij hun leeven gebruikt hebben; vervolgens fluiten zij de Graven, en richten cene foort van Gedenkteken bij dezelve op. Indien de overleedene een Krijgsman was , wordt altoos een witte Vlag of Standaart op zijn Graf geplaatst. Ten opzigte van de Trommelflagers van beroep, voeden de Negers een zeer zonderling begrip; zij verbeelden zich dat de grond, in welken zij begraaven worden, op ftaanden voet zijne natuurlijke kragt verliest, en onvrugtbaar wordt ; en in gevalle zij hen in eene Rivier, of in dc Zee werpen, de Visch zou befmet worden, en onbekwaam om kuit te fchieten. Om zulke heilloozc ongevallen te voorkoomen , zegt dapper, begraaven zij hen in de hoflc ftammen der grootfle hoornen. Deeze Begraafenisplegtighcden leiden ons eigenaartig tot een berigt wegens de denkbeelden, welke zij aangaande Jiunne Y5 'Sla* GODSDIENST iertiiGSLÏi nëas.  De GODSDIENSTJerNIGRI TlëRS. I ( I < ] ] ( \ £ a 346 GODSDIENSTIGE Slangen voeden. Dewijl zij zich volkomen verzekerd houden, dat hunne Vrienden en Bloedverwanten, naa hun overlijden, in deeze kruipende dieren herfchapen worden, kunnen zij op geenerhande wijze worden overgehaald , om dezelve eenig leed te doen , of te dooden, hoe gevaarlijk en verderfh'jk zij ook mogen weezen. Vast gelooven zij dat de eene of andere perfoon in de nabuurfchap op ftaanden voet zou fterven, ter plaatze, alwaar zulk een dier het leeven verloor. Verfchciden Negers bezitten dc kunst om deeze vergiftige dieren tc bezweeren, en behandelen dezelve zo als zij willen, zonder eenigen fchroom of vreeze. Deeze Toveraars verftaan wijders de kunst, om, door hunne bezweeringen, diegecnen tc geneezen, welke het ongeluk gehad hebben van door deeze dieren gevaarlijk gekwetst tc worlen. Om kort te gaan, zij bezweeren zelf hunne paerden , in dc verbeelding dat zij uit kragt hier van geenerlei gevaar rallen loopen met op dezelve te rijden, ;n dat zij in den Oorlog hen uit de hanien hunner vijanden zullen verlosfen. Na genoeg de zelfde kragt fchrecven de Oulen toe aan de Pfijlla's, die weleer woonlen in de gewesten, thansBarca genaamd. Doch, ondanks deeze gewaande overeen ;omst, en de getuigenisfen, welke onze Jefchiedfchrijvers aanhaalen, van het beTedigen deezer Slangen door bezweerinen, en het kragtloos maaken van de kwaadar tighcid van hun vergif, is het, egter, waar-  GESCHIEDENIS. 347 waarfchijnlijk , dat de verbaazende uitwerkzels deezerbezwecringcn moeten toegefchreeven worden aan eenige geheimen in de Natuur, welke ons heden ten dage volftrekt onbekend zijn. De Inboorlingen van Gambia begraaven hunne dooden , nevens al hun goud en kostbaarheden; en hij, die het rijkffcc Graf heeft, is, naar hun oordeel, dc gelukkigfte mensch. Wanneer de Koning van GuineÜa fterft, maaken twaalf Amptenaars, in een veelkleurig gewaat uitgedoscht, onder het geklank van fpeeltuigen, bij openbaare uitroeping, het overlijden van zijne Majefteit aan het Volk bekend; ftraks omringen alle de Onderdaanen, in 't wit gekleed, het Lijk, en gaan terftond over tot de verkiezing van een nieuwen Vorst. Zij wasfehen den overleedene over het geheele lichaam; waarnaa zij zijne ingewanden uit het lichaam neemen , en verbranden dezelve, in dc tegenwoordigheid van den God des gcwests; de asch bewaaren zij, en balzcmen het Lichaam. Eene maand daarnaa vieren zij zijne ftaatelijke Begraafenisplegtigheid, en brengen van wijd en zijd reukwerken, ter zuiveringe van het Lijk. Zes perfoonen, in witte zijden tabberten gekleed, draagen hem na het Graf; geduurende den Optogt wordt 'er een Moorsch Treurmuzijk aangeheft, van zang en fpeeltuigen, Alle de Lijkgangers , uitgezonderd de Prinsfen van den bloede, gaan te voet; deeze alleen zitten te paerd, in 't wit gekleed; De GODSDIENSTf&TNIGIUT1CRS.  De GODSDIENSTder NIGRI TlëRS. ( 1 1 7 \ c \ F d 348 GODSDIENSTIGE kleed, 't welk hier, zowel als in China. het gewoone ronwgewaat is. Alle zijne Vrouwen , getrouwfte Vrien"den en Bedienden, zelf zijn meestgeliefd paerd, worden bij het Graf geofferd, om hem na de andere waereld te verzeilen. Onder ons zijn dusdanige voorbeelden van getrouwheid onbekend. Ook is 'er geene reden om te twijfelen, dat de onderdaanen van zijne Majefteit allen niet even zeer gefield zijn op de eere, om den Vorst op deezen togt gczelfchap te houden : althans maaken veelen hunner zich te zoeken, zo dra zij verneemen dat zijne Majefteit in leevensgevaar is. Men voegt 'er, nogthans, nevens, dat deeze ongelukkige medgezellen, nog vóór hunne opoffering , met eene ongemeenc barbaarschheid behandeld worden. Hoe 't hier mede zij, deeze woeste MoorenjqnjAet half zo heldhaftig en onverzaagd, als onze aloude Gallen en Gsrmaanen eertijds waren; nimmer sezweeken deeze in hunne getrouwheid, loch fchrikten op de gedagten van hunne ^orften te moeten verzeilen na Vahalla, lat wil zeggen, de andere waereld. Zo :eer bezorgd waren deeze, dat zij niet rroeg genoeg zouden aankoomen in die geresten der gelukzaligheid, daar zij zich ouden verlustigen en vermaaken , onteven van alle de angftige zorgen, welke e genietingen des tegenwoordigen leeens bezoedelen, dat hunne Grooten te ost derwaarts reeden; en, om deeze resn, wierden hunne paerden vervolgens ge.  GESCHIEDENIS. 349 gedood, en nevens hunne Meesters begraaven. ' Verdient het niet onze hoogfte verwondering, dat deChristlijkeGodsdienst,' welke ons voor oogen ftelt een zo bekoorlijk vooruitzigt van den toekoomenden ftaat, niet bekwaam is ons te fpeenen van een driftig, of althans te fterk hunkeren na het tegenwoordige leeven ? Kan een zo zuivere en heilige Godsdienst uitwerkzels voortbrengen, zo onbeftaanbaar met het oogmerk en doelwit onzes wijzen Wetgeevers ? Van waar toch zou dit ontftaan ? Ongetwijfeld heeft het daar in zijnen grond, dat de Christlijke Godsdienst niets dan geestlijke voordeden belooft; en beloften van deezen aart hebben geen kragts genoeg om indruk te maaken, zelf op de Leeraars en Voortplanters van dezelve. Want, in 't algemeen fchrikken zij even zeer , en , naar alle waarfchijnlijkheid , meer dan andere menfchen, op de gedagte van den dood. Misfehien hebben zij een duidelijker bezef van de zwaarigheden, waar mede de godsdienftige grondftellingen gepaard gaan. De Landzaaten van Beni en Sou/os voegen, bij hunne akelige en fchrikwekkende weeklagten, verfchciden gefchenken, welke zij, wanneer ze na eene Begraafenis gaan, mede brengen, cn in drie deelen verdeden. Een deel wordt beftemd ten dienfte des Konings; het tweede voor de nabeftaanden des geftorvenen ; het derde voor den overleedene zdvcn, met wier De 30DS5IENST/«•NIGR.I- riÜRS. t  De GODSDIENST tlermovu TICRS. I 1 ] 1 350 GODSDIENSTIGE wien het begraaven wordt. Doorgaan* flaan zij te deezer gelegenheid een hut op, op een kleinen afftand van het Graf, waar" in de Bloedverwanten des gcftorvenen te zamen koomen, om hem teondervraagen welke onlusten en zorgen hij ontmoete in de andere waereld, en om den Almagtigen God hunne oprechte en hartlijke gebeden op tc draagen, om hem van alle zijne bezvvaarnisfen te verlosfen. Wat aangaat de Koningen en de Grooten van hun Land zij begraaven dezelve met alle mogelijke omzigtigheid en geheimhouding, en ver bergen ze zelf dikmaals in den fchoot van hunne diepfle Rivieren, op dat niemand in ftaat zijn moge, dc onmeetelijke fchat ten te rooven, die nevens hun begraaven worden. De Koningen van Sierra-Leona worden begraaven aan de openbaare wegen; om reden dat de zulken, die bij hun leeven ;en openbaare bediening bekleed, en de tanzienJijkfte posten hebben waargenonen, volgens de begrippen deezer Negers, ma hun overlijden, insgelijks cenigermaa* e in het openbaar moeten verfchijnen. t> E  GESCHIEDENIS?. 351 D E GODSDIENST DER BEWOONEREN VAN DE KUST van G U I N E J. TP\e Slaavenhandel , welke in Guinea JL/ gedreeven wordt, heeft den Euro•peaanen menigvuldige gelegenheden aan de : hand gegeeven, om naauwkeurige kennis' te ontvangen van deszelfs bewooners. Gelukkig ware het, indien onze Kooplieden zo veel werks gemaakt hadden van dc voortplantinge van Christlijke kennisfe, cn de eeuwige gelukzaligheid der onlterflijke zielen, als van het verzamelen van rijkdommen, door middelen, welke niet kunnen verdcedigd worden. Dit treurig onderwerp is uit het vercisebte gezigtpunt befchouwd, door den Heer granv 1 le sharp, niet minder uitmuntende door zijne geleerdheid, als om zijn onbefproken karakter, aigemeene goedwilligheid en ongemaakte Godsvrugt. Hij plaatst het in een licht, waarin niemand het vóór hem hadt befchouwd: te weeten, dat gelijk Jeruzalem door de Babijloniïrs wierdt verwoest, uit hoofde van dc onderdrukking De ïons51ENSTIer Gur- «IEEZEN.  De GODSDIENST der g\:i- neezen, I 1 552 GODSDIENSTIGE king der armen , dus ook de voortduuring , en zelf de aanmoediging van den Slaavenhandel, de Godljjke oordcelen op' zondige Natiën zal doen nederdaalen; Vergeefs wendt men voor, dat deeze lieden in dc Westindien, even goed als in hun Vaderland, behandeld worden; dit doet niets tér zaake: want het is zeker, dat geen fterveling regt heeft, om zijne medefchepzelcn van hunne vrijheid te berooven, dan ter oorzaake van gepleegde misdaaden. Maar worden deeze rampzaligs Afrikaanen, naa dat zij in de Westindiën zijn aangèkoömen, in den Godsdienst oriderweezen 1 Geenzins; met voordagt houdt men de kennis daar van voor hun herborgen. Ja, het is niet lang geleeden, dat zij in Engeland even als Lastbeesten gekogt en verkogt wierden. Niet te hoog kan de Heer sharp geroemd worden, die dc zaak voor de wetgeevende Magt bragt , en eene plegtige uitfpraak verwierf, dat 'er geen Slaaf in Engeland zijn mag; dat ieder Vreemdeling, 't zij hij een Afrikaan, of uit een ander gewest zij; vrij is van het oogenblik dat hij in Enge. land voet aan Land zet. Met vermaak kunnen wij 'er nevens voegen , dat het Gerigtshof in Schotland, onlangs, een befluit van den zelfden inhoud, als dat van Engeland, heeft genomen. Deeze aanmerkingen oordeelden Wij loodig te laaten vooraf gaan , om daar loor den Leezer te beter te onderrichten langaande deeze Volken, en hunne Godsdien-  GESCHIEDENIS. 353 dienftige Leerftellingen. Zommigen onder hen onderhoudende Befnijdenis, zonder dat zij eenige reden kunnen geeven van deeze gewoonte, welke, misfehienj op eene blootc noodzaaklijkheid is gegrond. Doch 3 wanneer zommigen eenige andere gebruiken daar nevens voegen, als het aanbieden van hunne uitgelcezcnfte vrugten aan een bijzondcren God, bellij genaamd, en aan de zielen hunner Bloedverwanten; het onthouden Van het eeten van Osfen- of Kalfsvlcesch, of van allerlei Scbelpvisfchen, dan ontdekken wij duidelijke fpooren van het Joodendom, en van het Heidendom der aloude Egijptenaaren. Deeze herinnering is , onzes oordeels, genoeg voor de zulken , die 'er op gefield zijn om gisfingen te maaken , waar door de wijdst afgelegene voorwerpen kunnen worden overeen gebragt. Purchas heeft eene menigte keurige aanmerkingen verzameld , raakende den Godsdienst deezer Volken ■> en hunne gewoonten en vplegtigheden. Hoewel zij boeken noch fchriften, en zelf geene burgerlijke wetten hebben, zeker is het, egter, dat zij van allen Godsdienst niet ontbloot zijn. Den Dingsdag zonderen zij af tot het vereeren van hunne Fetiches, gelijk wij den Zondag om God te dienen. Deeze Rustdag wordt zeer zorgvuldig hefteed aan het dansfen, enz. en op deezen dag worden insgelijks hunne kinderen befneeden; Aan eenen hunner Fetiches fchij- IV. deel. Z neri De OODSDIF.NST der gutnee2bnj  De GODSDIENST der GUI' neezen. 354 GODSDIENSTIGE nen zij den voorrang boven alle de overigen te geeven. Wanneer men hen vraagt, welk denkbeeld zij zich van de Godheid vormen , geeven zij tot antwoord, dat hij zwart is, gelijk zij zeiven; en dat hij, in ftedc van hun goedertierene weldoener te zijn, als een Dwingeland en Onderdrukker handelt. Hierop antwoorde purchas, in de taal van eenen Zendeling, dat God blank is gelijk wij, goedertieren en bermhartig, en dat hij groote en wonderlijke dingen voor ons gedaan heeft; dat hij, om onzent wille, van den Hemel op de Aarde nederdaalde , en tot onze Zaligheid door de Jooden gekruist wierdt; dat naa de ontbinding van deeze onze aardfche Tabernakels, onze zielen de vlugt zullen neemen na de hemelfche gewesten. Doch dit klonk als bloote wartaal in de ooren deezer Negers , die inzonderheid de Godlijke Voorzienigheid wederfpraken, beweerende dat zij in geenen dcele verpligt waren aan de Godheid, maar aan de Aarde, het Water, de Planeeten, enz. voor de menigvuldige zegeningen, welke zij genooten. En, in de daad, het moet ons niet vreemd dunken, wanneer wij hen dus hooren redeneeren. Indien wij flegts de geringfte oplettendheid gebruiken, zullen wij gereedlijk opmerken, de zwakheid en ongenoegzaamheid van zulke bewijsredenen, ten opzigte van de Negers; inzonderheid de ongerijmdheid van te blijven  GESCHIEDENIS. 355 ftilftaan op de blanke kleur van den God der Christenen, in tcgenoverftelling van hunne zwarte Godheid. Zou 'er geen beter weg kunnen ingcflagen worden om de Negers te wederleggen , dan hun eenen God aan te prijzen, van eene andere kleur dan den hunnen? De Fetiches zijn de bijzondere Godheden der Negers. Elk heeft eene bijzondere foort, naar gclange van de aanwijzingen hunner Mafoucki; dat Wil zeggen * volgens ovington, een Gcfchiedïchrijvcr, die veel geloof verdient, de Priesters van Guinea-. Hun goed geluk, en dë gelukkige bevrijding van alle hunne rampfpocden, fchrijven zij toe aan deeze Fetiches ; cn waren zij minder ongeletterd * dan zij waarlijk zijn , zou men vcelligt zich kunnen verbeelden dat zij de Talismans der Oosterfche Natiën hadden uitgefchröeveni welke $ uit kragt van hunne zinnebeeldige tekens, invloed hadden op dc werken der Natuuré, en cene dreigende hagel- of regenbui konden afweeren.) of eenige andere gebcurtenisfen, welke zij Voorzagen, hUn nadcclig tc zullen weezen* Doch, volgens alle waarfchijnlijkhcid, zijn hunne Fetiches de zelfde als de' Manitous der Noordlijke Jmerikdanen,wc\ke veel overeenkomst hebben met de Genii der Ouden, bijzonderlijk dc Faunen en Boschgoden. Deeze Negers betoonen hun alle tekens van den diepften eerbied en hoogagtinge. Een glas Palmwijn wordt ter hunner eere geplengd, en heeft der Z 2 voor Dé godsDIENST der gui- NÈEZENi  De GODSDIENST tier cui- NEEZF.N. 356 GODSDIENSTIGE voorrang in alle hunne openbaare vcrmaaklijk heden. Zomuiige bijzondere Vogelen, als mede den Zwaardvisch, houden zij voor Fetiches ; aan hunne boomen geeven zij de zelfde eerwaardige benaaming: zommigen van deeze worden aangemerkt als de befchermers hunner heuvelen en bergen. Hunne flagtoffers offeren zij aan den voet deezer boomen. Zij zijn in het vaste be.grip, dat indien iemand een van dcrzelver takken affcheurde, hij de onmiddclijke oorzaak zijn zou van het flerven van alle hunne vrugten. Wanneer zij deeze boomen, als Godfpraakcn, raadpleegen , zeggen zij dat de Fetiche, of, misfehien, de Duivel, dc gedaante van een zwarten Hond aanneemt. Zomtijds vernedert hij zich niet zo verre dat hij in zijne eigen gedaante verfchijne; maar dan deelt hij zijne antwoorden op eene onzigtbaare wijze mede. De hooge bergen , die van den Donder getroffen zijn, als mede de heuvelen, die het zelfde lot ondergaan heb. ben , worden aangemerkt als de woonplaatzen van den een of anderen Fetiche. Nimmer durven de Negers dezelve nadederen zonder eene offerande of gefchenk ; zij plengen Palmwijn, en flrooien verfcheiden foorten van Koorn rondom dezelve. Wijders worden eenige bijzondere fleenen onder de Fetiches gerekend. Dewijl deeze fleenen onder hen de plaats van Landfcheidingcn bekleeden , mogen wij lier opmerken eenige gelijkheid tusfchen de-  GESCHIEDENIS. 557 dezelve en den God terminus, of Mijlpaal, der aloude Romeinen. Doch hier zou, veelligt, een fcherpzinnig Oordeelkundige eene tegenwerping kunnen opgeeven, en vraagen, waarom wij niet liever deezefteenen vergelijken met de zulken, welke zij aan de openbaare wegen plaatften, om den Reizigers tot wegwijzers te dienen, Laat dit zijn zo als het wil: zij plaatzcn Fetiches aan de deuren hunner huizen. Deeze Befchermgoden zijn gemaakt in de gedaante van Haaken, waar mede wij de Vrugten van onze boomen fchudden. De NegerPriesters maaken dezelve vast aan de fteenen Fetiches boven gemeld, welke zij zeggen zo oud te zijn als de waereld; vervolgens verkoopen zij ze aan de Negers, zo duur als zij kunnen, als een bewaarmiddel van hunne huizen. De Fetiches, waar van wij dus lang gefproken hebben , zijn van de grootfte foort. Behalven deeze hebben zij nog kleinere, welke zij op hun lichaam draagen; zij beftaan uit kleinigheden van geringe of geene waarde. De Priesters verkoopen dezelve aan de Negers, naa dat zij ze alvoorens, op hunne wijze, ftaatelijk gewijd hebben. Zomtijds draagen zij dezelve om hunnen hals , zomtijds ook onder de Armoxels. Deeze aanbidden zij geftadig dag en nacht; aan deeze geeven zij de lekkerfte brokken van alles wat zij eeten; zij kleeden ze in het kostbaarfte sewaat, welk zij kunnen magtig worden. Z.3 °f De 30DS- QIEKST ier GUI- NEEZEN.  De GODSDIENST der gui- JNEEZEN. 1 i 358 GODSDIENSTIGE Op den dag, welke bij hen de plaats van onzen Zondag bekleedt, vergaderen dc Negers in eene ruime vierkante plaats , in 't midden van welke een gewijde boom ftaat, de boom van Fetiche genaamd. Aan den voet diens booms plaatzen zij een tafel , van onderen verfierd met takken, in de gedaante van een Kroon gevlogten. De tafel is voorzien van Palmwijn , Rijst , enz. om het, naa het eindigen van hunnen Eerdienst, ter eere van hunne Fetiches, te eeten en te drinken. Dc geheele dag wordt doorgebragtmet dansfen rondom den boom van Fetiche, als mede met zingen en het fpeelen op verfcheiden koperen fpeeltuigen Van tijd tot tijd zet zich de Priester neder, in het midden der Vergaderplaatze, nabij een Altaar, waarop hij eenige offeranden aan dc Fetiches offert, Eenige Mannen, Vrouwen en Kinderen zitten onder elkander, rondom den dienstdoenden Geestlijke , die hun sene foort van Leerrede voorleest. In 't sinde neemt hij een bosch ftroo, vast zanengewonden, cn doopt het in een pot net eenig vogt, waar in een Slang legt. De kinderen befprengt hij met dit gewijd vater, onder het mompelen van zekere voorden. Eveneens doet hij ten aanzien fran het Altaar, waar naa hij het vogt lit den pot werpt. Thans befliiiten de anweezenden den Dienst met het voort>rengen van eenige onverftaanbaare klan:en, luide uitroepingen cn het klappen a hunne handen» Op  GESCHIEDENIS. 359 Op deezen plcgtigen dag wasfehen zij hun aangezigt en lichaam zorgvuldiger, dan op andere dagen: want de wasfehingen zijn onder hen in gebruik. Eiken morgen wasfehen zij zich , en droogen vervolgens hun aangezigt af met een linnen doek, met een brok aarde of kalk beftreeken; dit is eene Godsdienftigheid ter eere van hunnen Fetiche. De Priester, van twee Vrouwen verzeld, begeeft zich, van tijd tot tijd, na den boom van Fetiche , met oogmerk om zich aldaar in zijne Toverkundige bezweeringen te oeftenen. Een zwarte Hond, gelijk wij reeds hebben aangemerkt, verfchijnt aan den voet diens booms, en antwoordt op alle zijne vraagen. De meergemelde boom is hun groot Orakei. Wanneer de Koning in zijne regter en inkomften benadeeld wordt, neemt hij de toevluat tot den boom, dien hij vooi zijnen Fetiche houdt, en biedt hem hei een en ander aan om te eeten en te drin ken , bij wijze van offerande. Vervol gens naderen de Priesters den boom, on hem op de plegtigfte wijze te bezweerei en hunne vraagen op te losfen. Om ii deeze gewigtige raadpleegingen te geluk kiger te flaagen, richten zij eene klein pijramide van asch op, waar in zij dc tak van een boom planten. Vervolgen neemen zij een pot met water, drinken 'e een teug uit, en befprengen vervolgen den tak. Deeze plegtigheid gaat gepaard me een zeker formulier van woorden, well; Z 4 .2 De 10DS- JIBNST der gui- NEuZEN. 1 I I 1 g r $ t e I  Be (GODSDIENST der gui- JJtEZEN. 5 > » ? 5 ?: ?: ?3 )i 360 GODSDIENSTIGE zij onder elkander prevelen, die, naar al1 waarfelnjnlijkheKl, zeer^ geheimzinnig Si , n rS berPrengen zij andermaal den tak, en befmeeren hun aangezigt met een d7SdofaD-- f^Rnaamdd? woord ofDu1^ zijnlaatfte ant- ee^IhI;rtULT DE BeLLEF0Nnheeft eene befchrijving gegeeven van eene andere offerande deezer Negers aan eenen deezer booze Fetiches, welke wij reeds meeraaa en vermeld hebben: „ Ik ZJ » dus fehnjftbij, „ een Man'en Vrouw „ aan de deur van zeker huis ]n een van „ hunne Gewesten, of Provinciën; z " tt Tmkfkm ged00d' ^droogden „ dcszelfs bloed op eenige bladeren, wel» ke zrj op den grond geftrooid hadden. » lotn het bloed niet meer vloeibaar „ was, fneedon zij het in kleine ftukjef . zagen op de bladeren, en het cene op „ het ander leggende, cn hunne handen „ kusfende, nepen zij uit: Mecufa,Ms» euja.' Atjt ons genadig ' Geduurendc de , plegt,gheid wilde ik hen niet ftooren, doch naa dat dezelve geëindigd was > yerzogt ik hen mij de mccnin|te n el , den van 't geen zij verrigt hadden » Het antwoord was: de tóe vïïdaÉ . gewest hadt hen zwaar geuagen en , zeer mishandeld; hierom hadden zii hem eenige fpijze bezorgd , om zijne gramfchap te bevredigen! Deeze Fe tiche was niets anders dan een gebak ken fteen, met ftroo omwonden? ft « 53 brak  GESCHIEDENIS. 361 „ brak een fteen, en plantte een Kruci,, fix in deszeifs plaats." De Schrijver -van dit verhaal behandelde op de zelfde oneerbiedige wijze alle de overige Fetiches, en plantte Kruisfen in de plaats van dezelve, naa alvoorens de Zwarten beduid te hebben, dat een Kuiken, dus opgeofferd, geene fpijze was voor eenigen fterveling, zo als zy zich ijdel verbeeldden. Wyders vermaande hy hen, indien deeze Fetiche het ooit wederom mogt onderneemen hen te plaagen, eenige kleine Krucifixen tc neemen, dezelve te kusfen, en daar naa het teken van het Kruis te maaken. Vcelen onder hen luisterden naar deeze heilzaame vermaaningen , en verruilden hunne Fetiches tegen Kruisfen. Onze ijverige Reiziger waagde het, de Hervorming, welke hy dus gelukkig hadt begonnen, verder voort te zetten: ,, Ik nam eenen God, verhaalt hy, om my „ by hunnen Opper-Fetiche te brengen, „ die in eene vlakte ftondt, cn aldaar ge,, plaatst was tot het verrigten hunner ,, offerande. Dcczc Afgod was een groo,, te fteen , met aarde bedekt. Deeze „ aarde nam ik eerst weg , waar naa ik „ ruim vyfhonderd haaken brak , waar „ mede hij behangen was. Vervolgens „ wendde ik mij tot eenen hunner Pries„ teren, en vraagde hem of hij eenige Fe„ tiches te koop hadde. Hij antwoordde „ dat ik 'er eenen hadt, mecnende een der „ bovengemelde haaken , welke ik had weggenomen, en dat hij vcrwagtte, daar Z 5 „ voor De GODSDIENS r der glt- NEEZEN,  De GODSDIENSTder GUTNEEZEN ( 1 ( \ € j l a b b h 362 GODSDIENSTIGE „ voor te zullen betaald worden Ifc „ haalde hem over, om zich nevens mij „ na den bovengcmelden Opper-Fetiche te ( „ begeeven. Doch hij zag niet dat ik dien " uJ*£? brak' of hjJ' ricP »"e zijne „ Mede-Priesters te zamen, cn gaf hun „ kennis van t geen ik gedaan had; met „ eenpaange ftemmen riepen zij allen uit, „ dat t het grootte wonderwerk der >, waereld was, dat ik dit bedrijf niet met " *en onmiddehjken dood bekogt had 3, Om «lieden eene rijklijke vergoeding te' » doen, dus fprak ik hier op, plant ik „ te deezer plaatze dit Kruis; en indien „ iemand uwer het aanraake of nadere „ zonder den diepten eerbied in zijn hart „ te voeden , en op eene andere wijze „ dan met geboogenc knieën , zal hij „ oogenbhklijk terven. Straks liepen zij >, onder het maaken van een groot mis! " b?ar ' e]Ic na zijne wooning , jn de " "ltei;lre verwarring en ontfteïtcnis," bewislehjk moeten wij onderftellen, dat leeze ijverige Hervormer, nevens dituitwendig bednjf,andere onderrigtingen voeg- : S^'r fO0der dezch'e zo"den de Necrs Heil.gfchennis met Afgoderij gepaard, n de Knusfen als nog meer te duchten mienes dm hunne eigen befchouwd heb£\ir, ,nden deeze onkundige en fgodifche menfchen zich een ander denkeeld vormen van twee fokken hout, ier ingefebapene kragten volteekt ontkend zyn aan de geheele waereld, be« uven de Paapistcn? Dee-  GESCHIEDENIS. 363 Deeze Priesters hebben geenerlei tijdlij k bedrijf bij de hand, maar worden geheel onderhouden door hunne Lcckebroeders; deeze betoonen hun alle mogelijke goedwilligheid en milddaadigheid, om zich in hunne gunst in te wikkelen, en in hunne gebeden door hen gedagt te worden. In vergelding van deeze beleefdheid, verkoopen zij aan dezelve kleine Fetiches , vooraf door hen gewijd of geheiligd, door het aanraaken van den hoorn van Fetiche, Volgens het berigt van villault de bellefond, gelijkt de kleederdragt der Priesters zeer veel naar een Wapenrok, vanSersje, of grof Linnen, gemaakt. Zij draagen een Sluier of Gordel om den mid-r del, verfierd met beenderen van Kuikens, welke , volgens di?n zelfden Schrijver, veel overeenkomst hebben met de fchelletjes of klokjes der Pelgrims van st. m ic h 1 e l. De overige deelen huns lichaams zün geheel naakt. Zij draagen banden om hunne beenen, van den bast van den boom van Fetiche gemaakt. Van hunne plegtige Eedzwcering zullen wij een berigt geeven, met de woorden des ftraks genoemden Schrijvers, die bij deeze plegtigheid tegenwoordig was. „ Een Moor, die, op vermoeden van „ dieverije, in hegtenis was genomen , „ wierdt voor den Moorfchen Generaal gc, „ bragt, met oogmerk om eenen plegti„ gen Eed af te leggen, en, zo als zij „ het noemen, zijnen Fetiche op te eeten, =, Ik was zeer nieuwsgierig, zegt hij . »• on: Be GODSDIENST der GUI NEEZEN-  De GODSDIENST der gui- NEEZEN. J 3 i 3 3 3 2 t t t 3*4 GODSDIENSTIGE „ om deeze plegtigheid te aanfchouwen. „ Vooreerst merkte ik op, dat een Slaaf „ een grooten bondel doornen en ftrui„ ken , leggende in een Mand, binnen „ bragt. Deeze geesfels waren overdekt „ met Leder, en in het midden van de^ „ zelve lag eene kleine hoeveelheid Talk, „ Wasch, Papegaaisvederen, beenderen „ van gekookte Kuikens, de veders van „ hunnen Inlandfchen Vogel, Fetiche ge„ naamd, enz. Dit alles te zamen onder „ elkander gemengd, maakt een Fetiche „ uit, dien zij verpligt zijn op te eeten. „ Indien zij daar van niet berflen, wor„ den zij op vrije voeten gefield en als „ onregtvaardig bcfchuldigd aangemerkt. „ Een der Priesteren, daar bij tegenwoor„ dig, verklaarde dat hij het mengzel zo „ kragtig hadt gemaakt, als in zijn ver„ mogen was, en zeide tot den Moor, ,, dat indien hij zich aan Meinëedigheid , fchuldig maakte, hij op het oogenblik , zou flerven als hij den Fetiche hadt , doorgezwelgd. Wijders beflondt de , Eed in het drinken van een teug van , zeker vogt , zijnde een aftrekzei , van zekere droogerijen en kruiden, , die een weezenlijk gedeelte van den , Fetiche uitmaaken." Nog eene andere plegtigheid hebben ij, die zomwijlen, om der waarheid geuigenis te geeven, verrigt wordt; zij eflaat in het flooten met hun voorhoofd ;gen de voeten , borst en armen des erfoons, die voldoening eischt, onder  GESCHIEDENIS. 3*65 liet driemaal uitfprceken van een zeker formulier van woorden, het klappen in hunne handen en het ftampen met hunne voeten tegen den grond. Wanneer de Negers van Kaap-Mcmte de eene of andere verbintenis zullen aangaan, fnijden zij eenige Kuikens den keel af, drinken derzelver bloed , en bieden hunnen bondgenoot den beker aan. Vervolgens laaten zij de Vogels gereed maaken , en gebruiken dezelve te gader tot fpijze. Om deeze gelukkige eensgezind^ heid te voltooien en in het Ciment te leggen , verdeelen zij de beenderen, en bewaaren dezelve zorgvuldig van weerkanten, als een gedenkteken hunner verbintenisfe. Wanneer het verdrag aan de eene zijde verbroken wordt, zendt hem de beleedigde zijne Kuikenbeendcren t'huis, om daar mede aan te wijzen, dat hij zijne eer verbeurd heeft, door eene fchandelijke verbreeking zijner belofte. Wanneer de Negers, tusrchen Kaap Formofo en Ambofine woonagtig, eenen Eed doen, om zich te zuiveren van eene opgetijde misdaad, maaken zij cene infnijding in eenen hunner armen, en zuigen vervolgens het bloed uit de wonde. Om in hunne Visfcherij gelukkig te flaagen, en zich in de gunst en genegenheid van hunnen Fetiche in te dringen, werpen zij Rijst, Gierst, en ander Koorn in de Zee. Om eenen grooten hoop Gouds te vinden, lokken zij hem door offeranden, beftaande in het ftrooicn van vcr- fchei- De GODSDIENST der our- NEEZEN.  Be GODSDIENSTder GUTNEEZEN. i ] i ] j 2 l I $6$ GODSDIENSTIGE fcheiden eetbaare Waaren rondom hunne' bergen cn gewijde boomen, Naa hunnen Zaaitijd, verbranden zij, met veel pleetigheids , de ftruwellen, enz. welke zij in hunne velden vinden. Deeze plegtigheid gaat gepaard met zingen, dansfen eri het plengen van Palmwijn in het vuur, ter eere van hunnen Fetiche. De verjaaring der krooninge van hunnen Koning, is een van hunne flaatelijkfte feestdagen Deeze dag draagt den naam van het feest djr Fetiches. Zijne Majefteit nodigt op dien dag het geheele Hof op een pragtig onthaal. In vergoeding van deeze gunst, doen hem dc Hovelingen aanzienlijke "e^ fchenken, Het feest wordt geopend met offeranden, en wordt befïooten met allerlei ongebondenheden. . De aanltelling van eenen Rijksgroote of Edelman, is insgelijks eene zeer merkwaardige heilige dag. Zulk een jong Edelman, pm zich van de pligten zijner Leenbezitfcinge te kwijten, is verpligt aan den gantfchen Adel een gefchenktedoen, beftaanie in een Hond, een Schaap cn een Koe dot feest wordt geopend met een praeti" gastmaal. Het Volk begeeft zich bij troelen na dc plaats, daar dc plegtigheid zal gevierd worden 5 zommigen flaan op hunïe Irommels, of roeren hunne fchellet* es ; anderen zijn met Werpfpiezen en .childen gewapend, hebbende hun aange:igt en het geheele lichaam met gcele verf iclmeerd. Derwaarts begeeft zich ook de anteifellene Rijksgroote ; hij wordt in flaat-  GESCHIËTJENIS. 367 ffcaatfie gedraagen, gezeeten in eene foort van Draagfloel, met twee Slaaven onder 1 zijne voeten kruipende , en verzeld van i vcrfcheiden jonge Negers van aanzienlij-' ken huize. Een Paadje draagt een Itoei,1 op welken hij moet zitten, wanneer hij verpligt zijn zal, bij deeze of geene gelegenheid, eene plegtige aanfpraak te doen. De Adel, welke aldaar zamen koomt, om hem geluk te wenfchen met zijne bevordering, neemt een bosch ftroo, en legt het onder zijne voeten; dit wordt gehouden voor een blijk van den diepften eerbied en hoogagtinge. Wijders betoonen de Hofjonkvrouwen dc verfchuldigde eere aan de Echtgenootc des nieuw aangeftefden Edelmans ; zij tooien haar op het kostbaarst en pragtigst, vertieren haar hoofd met kleine gouden Fetiches, hangen haar een gouden Keten om den hals, bieden haar een Pacrdcnftaart aan, om dien bij wijze van een Waaier te gebruiken, welken zij geheel wit verwen, en werpen Zout in haaren fchoot. Naa dat de geheele Vergadering zich neder gezet heeft, in dc orde hier te Lande gêbruiklijk, wordt 'er cene Koe ingeleid, in flaatelijken optogt, door eene menigte dansfende en zingende Edellieden. Vervolgens wordt het dier aan een paal gebonden, cn van veele Negers omringd, die op Trommels flaan, en op vcrfcheiden fpeeltuigen fpeelen; terwij] andere, leevendiger en vlugger, dansfen en het ge- De :ods- HENST Ier gui- jï5ezen.  36-8 GESCHIEDEN! S. Dè cnns- DIENST der oin- PJEEZEN. j ( ] gczelfchap met krijgsocffcningcn vcrmaaken. Na genoeg op de zelfde wijze vermaaken zich de Jonkvrouwen. Haare post is het, den nieuwlings aangeftelden Rijksgroote nevens zijne Vrouw na hunnen Wagen te geleiden, hen in den optogt te verzeilen , hunne aangezigten met bloemen te beftrooien, en in den avond met veel luisters en ftaatelijkheids na huis te verzeilen. Het feest wordt beflooten met de op-; offering van de Koe , welke verdeeld wordt onder alle de aanweezenden , de nieuwverkoozene Rijksgroote en zijne Huisvrouw alleen uitgezonderd: want, indien zij 'er het geringfte deel van genooten , zouden zij , aan 't einde van het jaar, onfeilbaar flcrven. Nogthans neemen zij het hoofd mede na hun huis, en naa het met verfcheiden kleuren befchilderd te hebben, verfieren zij het met kleine Fetiches , en hangen het op in nm huis, als een openbaar Gedenkteken hunner waardigheid en bcvordcringe. De Moorfclie Adel blijft nimmer in icbrcke om de verjaaring hunner bevorieringe telkens te vieren, Op dien dagwordt het hoofd van de Koe op het ïerlijkst getooid, en openlijk ten toon rcfleld. Nog een anderen feestdag vieren zij, >p welken de Edellieden, om zich van iet gemeene Volk tc onderfcheiden, hurt ge-  GESCHIEDENIS. 3^9 geheele lichaam met witte en roode ftrecpen bcfchilderèn , en om hunne halzen kleine kransjes hangen , met ilroo en eene menigte groene takken omwonden. VlLLAULT DE BELLE fond Verhaalt , dat de Negerinnen om dc halzen haarer kinderen kleine gouden fchellctjes hangen, zamengebonden met takjes van den Fetiche - boom ; zij verbeelden zich , hen door dit middel tc zullen bevredigen tegen allerlei rampfpoedem Hij voegt 'er nevens, dat, naar gelange zij den ouderdom van vier jaaren naderen , rondom hunne armen en beenen kleine rond gedraaide Takjes binden, welke zij van hunne Priesters koopen , als behoedmiddelen tegen allerlei ongelukken. Pur> chas verzekert, op het gezag van zommigc Reizigers, dat zij haare kleine kinderen zwagtelen in windzcls, van den bast van boomen gemaakt, welke zij met eene menigte Fetiches verfieren , in de vaste verbeelding, dat, naa zulke voorzigtige behoedmiddelen, de Duivel geen gedeelte van hun lichaam kan aanraaken. Daarenboven befchouwen zij dit als een middel van uitfteckenden dienst, om het gebrek aan lichaamsfterkte te baat te koomen. Wijders is het onder hen zeer gêbruiklijk, beide Sexcn te befnijden. Aan kinderen van het Mannelijk oir wordt, op hun zestiende jaar, deeze plegtigheid met veel ftaatelijkheids verrigt, met zang en dans en het branden van vreugdevuuren* Doch, bovenal draagen de Negers naauw* IV. deel. Aa keu- De GODSDIENST der GUI* NEEZEN. '1  Be €ods- DIENST der gui- weezen. 370 GODSDIENSTIGE keurig zorge, om eene menigte van allerlei leevènsmiddelen te verzamelen, opdat de Vijand, of de boozen Geest, iets moge te eeten, en geenen tijd hebben om hunne kinderen eenig leed of nadeel toe te brengen. Doch, ongetwijfeld, is dit een loos bedrog van baatzuchtige Priesters. Wegens hunne Huwelijksplegtighedcn, ontmoeten wij, bij be llefond , het volgende berigt. Zo dra hunne Jongelingen in ftaat zijn om voor hun beftaan te zorgen, beginnen hunne Ouders bedagt te zijn om hen in de waereld te vestigen, en Vrouwen voor hun te zoeken, meest met hunne neigingen ftrookende. Indien de jonge lieden in elkander behaagen fcheppen, wordt de Maagd ftaatelijk ten huwelijk verzogt. Thans koomen de Ouders te zamen, verzeld van een Priester, die hun eenige Fetiches aanbiedt, en voor het geheele gezelfchap , daar bij tegenwoordig , de plegtigfte betuigingen van liefde en ftandvastigheid doet aan haaren aanftaanden Echtgenoot; waar naa zij elkander de hand geeven. Onder geene verdere verpligting ftelt zich de Bruidegom, en de geheele plegtigheid is hier in alleen gelegen. Hoewel de Veelwijverij onderhen in gebruik is, wordt, nogthans, de Vrouw , dus getrouwd , aangemerkt als de eenige perfoon, die op haaren Man een wettig regt heeft. Ook mag, volgens den ftraksgenoemden Reiziger, de Man geene tweede Vrouw neemen , zonder toeltemming van de eerfte. Zijne andere Vrou-   ^IVERINGmn GUINEKSCHE VROUWEN,^ OVERSPEL BETIGT.  GESCHIEDENIS. 371 Vrouwen zijn, eigenlijk gefproken, niets anders dan Bijwijven , cn leggen , naar gelange van den tijd, dat zij met hem getrouwd zijn, beurtelings bij hem. Doch: zijne wettige Vrouw legt drie nachten agter elkander bij hem. Dc Vader des Jongmans geeft hem niets mede ten huwelijk; hij bezit niets in eigendom , dan 't geen hij door eigen naarftigheid wint ; ten aanzien van het onderhoud van zijn gezin, moet hij geheel op zijne eigen vlerken drijven. Het huwelijksgoed van de Bruid bedraagt zelden meer dan de waarde van zes of zeven Kroonen, of daar omtrent. Zomtijds, in de daad, wordt daar nevens gevoegd, tot een gefebenk , een jonge Slaaf, om het jonggetrouwde paar te bedienen. Zo ras de echte en wettige Vrouw oud wordt, vervangt het begunftigde Bijwijf haare plaats. Van dien tijd af wordt de eerstgemelde eene dienstbode , draagt zorge voor het huishouden, en bemoeit zich, alle de overige dagen baars leevens, met geene andere zaaken van haaren Echtgenoot. Overfpel wordt met eene boete geftraft. Indien de Vrouw zich aan onkuischheid fchuldig maake, geeft men haar op ftaanden voet een Scheidbrief. Indien op haar eenig vermoeden valle , is zij verpligt , om haare onfchuld te doen blijken, en haar gedrag te zuiveren, plegtig bij haaren Fetiche te zweeren , een weinig Zout te eeten, of een teug van zekeren drank te Aa 2 drin- De 30DSDIRNSTier GUIVEEZEN.  De GODSDIENST(lef GUINEEZEN. 372 GODSDIENSTIGE drinken. Wanneer zij , egtcr , haarer misdaad bewust is, durft zij het niet beftaan , zulk een Eed te doen, in de vaste verbeelding dat de Fetiche dien hoon zou wreeken, en op ftaanden voet, om haare trouwloosheid en ontheiliging, haar verdelgen. Wat aangaat haare Begraafenisplegtigheden ; zij wasfehen hunne dooden, en leggen hen in eene foort van Doodkist, van den bast van boomen gemaakt. Eigenlijk gefproken , is deeze Doodkist niets meer dan een groote Mand. De bloedverwanten , vrienden en buuren des Overleedcnen koomen in zijn huis te zamen, cn vraagen hem , met veele zuchten en traanen , na dc oorzaak van zijn overlijden. Daar naa dansfen en zingen zij verfcheiden Treurliederen; gaande wijders, in ftaatelijken optogt, rondom zijn huis, onder het maaken van een luid geraas met hunne koperen Pannen en Ketels. Midlcrwijl loopt cene vriendin bij de huizen rond, om aalmoezen te verzoeken voor den Overleedene ; voor het dus opgehaalde koopt zij een Os of Schaap voor den Priester, die deeze plegtigheid bijwoont , met oogmerk om de gunst te winnen van den Fetiche, die den Overleedene na de andere waereld moet overvoeren. Naa dat de Priester het dier , hem ten bovengemelden oogmerke aangebooden, geflagt heeft, plengt hij het bloed ter eere van alle zijne Fetiches, die vervolgens in rang dicht aan elkander geplaatst    GESCHIEDENIS. 373 plaatst worden, dc grootfte in liet midden , ieder verfierd met kraaien, boonen cn pluimen. Ten zelfden tijde dooden zijne naaste Bloedverwanten cene Hen; met het bloed van dezelve befprengt de Priester alle deeze Fetiches, terwijl zijne Vrouwen of nabeftaanden den Vogel kooken of braaden. Vervolgens doet de Priester een halskraag om, van zekere Kruiden gemaakt, en begint zijne Tovcrkundige bezwecringen, onder het mompelen van zekere geheimzinnige woorden. Dan neemt hij een weinig water of Palmwijn in zijnen mond, cn fpuwt dien op de Fetiches. In de volgende plaats neemt hi j eenige van de Kruiden, van welke dc Halskraag gemaakt is, en bindt ze te zamen in de gedaante van een kleinen bal, welken hij twee of driemaal onder zijne beenen doorwerpt. Geduurendc deeze plegtigheid , legt hij zijnen eerbied af bij de oude Fetiches, en neemt van hun op eene plegtige wijze affcheid. Hij gaat voort met het overfchot der Kruiden te drukken tusfchen zijne handen te kneeden. Naa dat hij ze met het vet en fmeer der oude Fetiches gemengd heeft, maakt hij van alles een grooten klomp, welken hij tegen zijn eigen voorhoofd werpt. Dan verdeelt hij dien in kleine ftukjes, welke hij deels op den bast van den gewijden boom bindt, deels onder het gezelfchap uitdeelt. Het overfchot van den klomp wordt met den Overleedenen begraaven, en als de Befcherm* Aa 3 Fe- Dt GODSDIENST ter oui-  De CODSDII.NST der gui- NEEZEN. i ] ] l i f f ( 374 GODSDIENSTIGE Fetiche aangemerkt, die hem op de reize na de andere waereld verzclt. Naa alle deeze voorafgaande plegtigheden, wordt de Overleedene een halven dag ten toon gefield, hebbende het hoofd omwonden , en zijne handen van een gefpreid. Straks brengen hem de Vrouwen na het graf, zijnde het begraaven der dooden haaren bijzonderen post; alle de Vrouwen uit de buurt volgen het Lijk. Nimmer woonen de Mannen de Lijkflaatfie bij , dan in gevalle de Overleedene na eene andere flad moet gevoerd worden: want zij zijn 'er zeer op gefield, om in hunne geboorteplaats begraaven te worden. Zo ras het Lijk op de Begraafplaats is aangekoomen , delven zij een Graf, vier of vijf voeten diep. Zij leggen het Lijk daar in, en bedekken het zo zorgvuldig met hout, dat geen het geringfle kluitje narde het zelve kan aanraaken. Zijne neestgcliefdc Huisvrouw werpt zijne Fetiches op hem, legt de gereedfehappen of werktuigen, welke tot zijn beroep in de vaercld gediend hebben, naast hem; en ndien 'er nog iet anders ware, waar van lij bijzonder werk maakte, wordt het 'er [oorgaans nevens gevoegd om hem te verrigten. Alles dus befchikt zijude, wandelen de anweezenden, in flaatelijken ommegang, ondom het Graf, en neemen, met een :hroomlijk misbaar, van hem hun jongde affcheid. Wanneer het Lijk in het iraf geleid is, kruipen de Vrouwen, die het  GESCHIEDENIS. 375 het hebben bijgezet, voorwaarts en agterwaarts, over hetzelve. Daar naa liaan zij op, en keeren na huis, alwaar zij het overige gedeelte van den dag met drinken en andere vermaaklijkheden doorbrengen. Over het Graf bouwen zij een klein huisje; niemand durft de leevensmiddelen of gefchenken aanraaken , den Overleedene toegebragt, en nevens hem in het Graf geleid , uitgezonderd de perfoonen, die het werk der begraavinge verrigt hebben; deeze mogen van daar hunne gewoone fteekpenningen neemen. Jaarlijks verzorgen zij den Overleedene van een nieuwen voorraad van leevensmiddelen. Wanneer een Koning flerft, wordt hij, verfcheiden dagen agter elkander, openlijk ten toon gefield. Geduurendc al dien tijd maaken zij bij hem hunne opwagting, met de zelfde betooningen van eerbied, als of hij nog in leeven ware. Doch, zo haast hij begint te rieken en fchadelijk te worden, brengen hem eenige zijner Slaaven weg, en begraaven hem op eene onbekende plaats, nevens zijn fchietgeweer cn andere krijgsgereedfehappen, en zulke leevensmiddelen, als zij oorbaar agten. Terwijl deeze Slaaven dus heimelijk bezig zijn met het ter aarde beflcllen van zijne Majefleit, doodt het gemeene Volk ctlijke Vrouwen, Maagden, Jongens cn Slaaven , om den overlcedenen Monarch , o; deszelfs reize na de andere waereld, tc verzeilen. Doorgaans , egter , worder zij bij verrasfing overvallen, vermoedeAa 4 lij! De GODSDIENST'kr GUI JiEEZEIs  De GODSDIENST der gui- NEEZEN. ( jj 1 376 GODSDIENSTIGE lijk opdat hun ontijdige dood hun als minder verfchrikkelijk moge voorkoomen. De hchaamen deezer Togtgenooten worden te gader met hem begraaven, en hunne hoofden, rondom zijn Praalgraf, op flaaken gezet, terwijl twee Soldaatcn op fchildwagt ftaan, om op zijne eigendommen en leevensmiddelen te pasfen. Zij wenden voor , zich te zullen befchermen door middel van hunne Fetiches , en groote koperen Halskraagen , zo dik als een arm; zij verbeelden dat deeze in ftaat zijn om hunne vijanden te betoveren , en dcrzelver flagcn af te weeren. Ieder lid der zamenlcevinge, Man, Vrouw of Kind, begeeft zich op het Slagveld: want het is onder hen eene vaste gewoonte , bij zulke gewigtige gelegenheden, het huis ledig te laaten. Ja, wanneer zij voor een bloedig gevcgt bedugt zijn, fleckcn zij alle hunne lieden, dorpen cn wooningen in brand, onder het fchoonfehijnend voorwcndzel, dat zij, door dit middel, hunne vijanden zullen bcrooven van het voordeel, welk zij, veelligt, zouden mogen verwagten, in gevalle zij de overwinning behaalden, en de Soldaaten te beletten dat zij niet denken noch verlangen Dm na huis te keeren. Alle hunne krijgsgevangenen verkoopen zij tot Slaaven ; ie Lijken hunner vijanden, welke zij in len Slag gedood hebben, eeten ze op. Alle misdaaden, van welk een fnooden tart zij ook mogen weezen, kunnen door iet betaalen van eene geringe boete afge- kogt  GESCHIEDENIS. 37? kogt worden; doch, in gevalle hij onvermogende zij, worde zijn hoofd afgehouwen , en zijn lichaam gevierendeeld. Alle deeze lichaamsdeelen worden gegeeven' aan de nabeftaanden des Overleedcnen, die het hoofd kooken, en het dicht bij hunnen Fetiche op een ftaak zetten; de Vrouwen, naa dat zij de vierendeelen met haare traanen bevogtigd hebben, begraaven ze in haare tuinen. Zo diep zijn, misfehien, deeze Volken in Afgodcrije verzonken, als eenige Natie, van welke wij tot nog toe gefproken hebben, 't Is niet genoeg , te zeggen dat zij onkundig zijn van den waaren God; want, zelf ten aanzien van hunne eigen Afgoden, voeden zij de onwaardigfte ber grippen. Zij fchrijven hun geene andere eigenfehappen toe, dan die vernederende zijn, zelf voorde menschlijkcnatuure, en verre beneden dc waardigheid van eenen Monarch. Hoe kunnen zij zich verbeelden, dat een onbezield Weczen hunne behoeften kan vervullen , hunne zorgen verligten , hun kennis inboezemen, hen in 't leeven behouden, of in de eeuwigheid gelukkig maaken ? De voornaamfte mensch op den aardbodem moet overtuigd zijn dat hij een afhanklijk fchcpzel is, en gevolglijk opzien na een hooger Weczen, als een voorwerp zijner aanbiddingc. Doch, hier zien wij de menfchen godlijke eere betoonen aan hetgeen, waarop zij met hunne voeten treeden, en hetgeen van de eene plaats na de andere wordt vervoerd. Aa 5 Wij De GODSDIENST Ier Gui' SEEZEN.  De GODSDIENSTder GUINEEZEN. D Ë 378 GODSDIENSTIGE Wij zullen deeze Afdeeling befluiten met de woorden van st. cijprianus, Bisfchop vanKarthago, die zelve een Inboorling van Afrika was, en om hetEuangelie den Marteldood leedt: „ De Afgo„ derij, zegt hij, is de Moeder van alle „ Ongebondenheid, eenen flrik fpannen- de niet alleen voor de Christenen, maar „ zelf de zeden der Heidenen bederven„ de. Zij ftreelt hen met valfche belof„ ten, voedt hen met valfche hoope. en „ verleidt hen door eene foort van To„ verkunde. De Duivel is de Autheur „ van dezelve, die, om haar een te innee55 mender voorkoomen te doen hebben, „ met haar zulke geile vermaaken ver„ bindt, die wel aangenaam zijn voor de „ zinnen, maar verderflijk voor de ziel/*  GESCHIEDENIS. 379 D E GODSDIENST DER LANDZAATEN VAN BENIN, ARDRA, enz. Bijgelooviger, onkundiger en barbaarfchcr, zijn, misfehien, in zommigc opzigten, deeze Volken, dan eenige andere , die wij duslang vermeld hebben. Zij erkennen, in de daad, één Opperst Weezen, doch verecren tevens verfcheiden andere, aan hetzelve ondergefchikt. Men vindt 'er zelf die willen, dat zij den Duivel aanbidden; doch dit hebben zij vcclligt gemeen met andere Heidenfche Natiën, die in twee Beginzels gelooven, het eene goed, het ander kwaad. Dit begrip fchijnt zijnen oorfprong ontleend tc hebben van de befchouwing van deugd en ondeugd in de waereld. Dit bewoog eenige Epikurifche, of liever Godverzaakende Wijsgeeren, twee Goden te verzinnen , den eenen in tcgenoverftelling van den anderen; en 't fmart ons dat wij te veel blijks hier van ontmoeten , zelf onder de zulken, die den naam van Christenen draagen. Deeze bc- De GODSDIENSTder B EMMERS, enz.  De GODSDIENSTder BENT ÏJEllE,fi»2 ( < < 1 e 380 GODSDIENSTIGE bedenkingen doen ons eigenaartig overhellen, om een gordijn te fchuiven voor de zwakheid deezer Volken, cn medelijden te hebben met hunne onkunde, dewijl zij geene gelegenheid hebben om in dc dingen, hunne eeuwige gelukzaligheid betreffende, beter onderricht te worden. Alle deeze Volken hebben hunne Fetiches, en een Priester, die een foort van Biegtvader , en altoos gereed is om hun raad te geeven in zaaken van een twijfelagtigen aart; dit doet hij door hunneGodfpraak raad te pleegcn. Om het bedrog een glimpig aanzien te geeven , wenden de Priesters voor, dat hunne Afgoden, of Fetiches, met eene hoorbaare ftemme tot hen fpreeken. Ten dien einde hebben zij een Pijp aan den Afgod vast gemaakt ; tegen denzelven houden zij hun oor, naa dat zij alvoorens offeranden geofferd hebben. Zij hebben eenig flaauw denkbeeld van den dag des Oordeels. Zij zijn van begrip dat de zielen der Overleedenen kennis neemen van 't geen hier beneden ombaat : en, om deeze reden, offeren zij aan lezelven hunne plcgtigfte geloften, gehelen en offeranden op. Zo dikmaals zij op de Jagt gaan , of iet mders zullen onderncemen , draagen zij ïaauwe zorge, om vooraf het een of anler gefchenk te doen aan de zielen hunner fgeftorvene Bloedverwanten. Wijders ichten zij kostbaare maaltijden aan, ter ere van de dooden, bijzonderlijk hunne naas-  GESCHIEDENIS. 381 naaste en dicrbAarfte Bloedverwanten , die, zo als zij zich verbeelden, de befchermers hunner gezinnen zijn. Want, om in hunne eigen taaie te fpreeken, ieder ziel is de befchutter haarer Bloedverwanten. Van hier dat hunne Koningen nimmer eenige ontwerpen beraamen , zonder alvoorens de zielen hunner Voorzaaten te hebben aangeroepen. Zij zijn in de verbeelding , dat deeze Zielen, of Geesten, doorgaans haar verblijf houden in de bosfehen; hierom begeeven zich de zulken, die naar het lichaam of den geest bezogt worden, na die eenzaame verblijfplaatzen , en fmecken aldaar nederig om haare hulp en bijftand. Tempels of Kapellen, of eenige andere gebouwen, tot het handhaaven van den openbaaren Eerdienst, hebben zij niet. Alle hunne openbaare zamenkomflen . tot het oeffenen van den Godsdienst, worden gehouden in de bosfehen, aan hunne hutten grenzende; hier offeren zij hunne offeranden , cn brengen hunne gefchenken aan de geesten des afgeftorvenen. De plegtigheid der Befnijdenisfe is onder alle deeze Heidenen in gebruik. En, in de daad, deeze fchijnt algemeen te zijn door geheel Afrika. Ondertusfchen is deeze verrigting aan geen gezetten tijd bepaald. Onder zommigen worden de kinderen befneeden , onder anderen de jongelingen , wanneer zij den volwasfen ouderdom bijkans bereikt hebben. Ieder gezin heeft zijnen eigen bijzonderen Dg GODSDIENST der beni- NEUS,e»2.  De godsdienst der ben] kers,e«2 ] 3 382 GODSDIENSTIGE ren Fetiche, of Afgod; en de Priesters koomen bij hen, zo dikmaals zij het goed vinden. Wanneer een Neger ziek wordt, ■ontbiedt hij een Priester, die de Fetisfe• ro wordt genaamd; hij offert ten zijnen behoeve eene offerande, en befprengt den Fetiche, tot het gezin behoevende, met het bloed van het flagtoffer. In 't algemeen offeren zij hunne offeranden om de zes maanden. De Priesters, die de Jistigfte bedriegers zijn, tragten, bij dusdanige gelegenheden, het Volk diets te maaken, dat de Afgod met hun fpreekt, en hun een gunfhg antwoord geeft. Ten aanzien van de dooden , gelooven zij, dat geene anderen, dan die in een gevegt zijn gefneuveld, wederom zullen opftaan. Dit begrip wordt hun ingeprent , met oogmerk om de Mannen boven alle vreeze voor gevaar te verheffen. De Inwooners van Biafara offeren al wat zij bezitten, zelf hunne meestgeliefde kinderen , aan den Duivel. Zij zijn zeer overgegeeven aan de Zwarte Kunst, of Bczweeringen ; zij verbeelden zich , door deeze geheimzinnige verrigtingen, invloed te zullen hebben op de Elementen en alle de voortbrengzels der Natuure. ' Wanneer wij hier van den Duivel fpreeken , bedoelen wij niet dien boozen Geest, van welken onze Christen Godgeleerden 'landelen; maar een zeker iets-, een Weezen , een Geest, waar van wij geene bezaaiing , noch een evenredig denkbeeld :unnen geeven. Doch, naar alle waar- fchijn-.  GESCHIEDENIS. 383 fcbijnlijkheid, kan 't het eenige voorwerp van den Eerdienst van eenig Volk weezen ; en dikmaals is 't niets meer dan een harsfenbeeld van der Priesteren uitvin-1 dinge, of een fterke aandrang, of eene begocheling van hunne eigen ongeftelde verbeeldingskragt. Wij zullen hier melding maaken van eene zonderlinge gewoonte, welke zo ijdel als buitenfpoorig » en , naar alle waarfchijnlijkheid, zeer moeilijk is. De Inboorlingen van Rio-Real en de aangrenzende gewesten, als mede de Negers van Ardra, verwerpen de Befnijdenis haarer Vrouwen, zo wel als verfcheidcn andere Afrikaanen; doch in de plaats van deeze hebben zij eene andere plegtigheid gefield, niet minder lmartlijk en ongemaklijk. Omtrent den tijd dat hunne dochters huwbaar zijn geworden, plaatzen zij een klein houten werktuig, rijklijk met Bijen gevuld, in haare fchaamdeelen, welke zij geduurig aanhitzen , opdat deeze Infekten, door den tijd, hunne ingefchapene kragt niet zouden verliezen , en onbekwaam worden om naar den eisch te fleeken. Deeze harde beproeving duurt ongeveer drie maanden, en wordt niet geitaakt voor dat zij tot het huwelijksbed bekwaam zijn geworden. Van de geheimzinnige Befnijdenis der Negerinnen zullen wij, in eene andere Afdeeling, nader fpreeken. In de Huwelijksplegtigheden der Negers van Kabo de Monte en de nabuurige De GODSDIENST ier beni- vers,e«z.  384 GODSDIENSTIGE De CODSDIENST der be ni KERS,f»2 \ \ ( c ï § gewesten, ontmoeten wij niets bijzonders , uitgezonderd dat de gefchenken, welke de Minnaar aan zijne Beminde geeft,' ■aangezien worden als een zeker onderpand, en ben een foort van regt op haar geeven. Bij voorbeeld , wanneer eene Maagd tc jong , en nog niet volkomen huwbaar is, kan haar Minnaar, door gepaste gefchenken , haar aan zich verbinden. Indien hij haar geene gefchenken kan aanbieden , mag hij voor haar arbeiden, voor haar eene hut bouwen, of haaren grond bewerken. Ingevalle zijne Minnaares van alle haare Bloedverwanten onafhanklijk zij, cn volftrekt onverbonden, is het de gewoonte dat dc Vrijer haar in zijn huis nodigt, cn dat zij de aanbie. ding aanneemt, hoewel meteen voorkoomen van zedigheid cn tegenzin : waar naa zij hem dc laatfte gunften betoont, tien 3f twaalf nachten agter elkander, voorlat zij aandringt op de gefchenken, welke de verbintenis moeten bekragtigen. Indien een Zoon de vrugt hunner zamen* comfte zij , moet de Vader voor hem morgen ; indien het cene Dochter zij, vordt zij geheel aan de zorge en het opligt der Moeder overgelaaten. Dusdani;e minnaarijen hebben geene nadeelige gevolgen, en ftrekken geenzins tot nadeel Ier fchoone fexe: want, 't zij ze Maagen zijn of niet, zij krijgen altoos eenen /ïan. Indien de Minnaar , naa eene proeve enomen te hebben, in zijne Beminde be- haa-  GESCHIEDENIS; 385 haagen fchept, doet hij een ftaatelijk aanzoek bij haare Ouders, en zendt haar eenige voegzaame gefchenken. Zij neemt ze aan, indien haar Bedgenoot haar behaage ; en indien niet, zendt zij ze terftond te rug. Het naamgeevcn aan een kind gaat met veel plegtigheids toe. Doorgaans gefchiedt de plegtigheid vroeg in den morgen, met zang en fnaarenfpel. De Priester neemt het kind, wanneer het den ouderdom van acht of tien dagen heeft bereikt, uit de handen van zijne Moeder, en legt het,op een Schild, in 't midden der. geheele Vergaderinge, welker leden allen gewapend zijn. Dan grijpt hij een kleinen boog in zijne hand, cn doet eene Aanfpraak, welke ongeveer een half uur duurt. Volgens de erkende beginzels, der Negers , ontvouwt hij in zijne Redevoering de pligten, welke van den jonggeboorenen ger vorderd worden, om in het toekoomende een gelukkig mensch , en een Man van' Eere te worden. Naa deeze vermaaning, geeft hij het kind te rug in de armen van zijne Moeder. Plet naamgeeven aan eene Dochter gefchiedt na genoeg dp de zelfde wijze, doch gaat minder plegtig toe. De Vrouw, welke deeze plegtigheid verrigt, neemt het Meisje, legt het neder midden in de geheele Vergadering van Vrouwen. en geeft het in de handen een Pollepel welken zij gebruiken dm haare Brij ge reed te maaken. Vervolgens doet hr eene.Aanfpraak , volgens hunne grond IV; deel. Bb be GODSDIENSTder BENINEllS,e»2.  386 GODSDIENSTIGE De godsdienstder bentxsks, enz. 1 beginzels, over de pligten eener goedo huishoudfter. Zommigen derLandzaaten van de Goudkust 3 niettegenftaande de Veelwijverij onder hen, zo wel als bij hunne nabuuren, gêbruiklijk is, zijn zeer geneigd tot vleeschlijke gemeenfehap met uitlandfche Vrouwen. In gevalle hunne heimelijke Minnehandel uitiekke , wordt de zaak fpoedig gezust, door aan de beleedigde Vrouwe eene kleine vergoeding of boete te betaalen. Doch indien zij, van haaren kant, ftruikelde , en , omtrent het huwelijksbed, trouwloos wierdt bevonden, zou zij groot gevaar Ioopen van eene Echtfcheiding te ondergaan, oftotSlaaVin verkogt te worden. De Vrijerij onder deeze Volken is niet zeer omflagtig. Dc Jongeling doet den voorflag en wordt zelden afgeweezen, indien hij geen Slaaf zij, of zijne huwclijksgefchenken vergeete , die veelal beftaan in eenige geringe beuzelingen. De Bruid wordt in den avond na het huis van haaren Bruidegom geleid. Hier wordt een Speelnoot benoemd om haar op te pasfen, en acht dagen lang alle nachten tusfchen iet jonge paar te leggen, om alzo de hevigheid van des Bruidegoms drift te beteugelen , tot den tijd toe dat zij nadere kennis aan elkander gekreegen hebben. Terwijl wij van huwelijken fpreeken, uillen wij de vrijheid gebruiken om gewag te maaken van eene bijzondere plegigheid, die, hoewel , in den eigenlijken zin 3  GESCHIEDENIS. 387 zin, piet van een godsdienftigen aart, nogthans onze opmerking verdient,- en hier gevoegiijkst plaats kan vinden. Ieder Dorp der Negers onderhoudt twee of drie gemeene Vrouwen, welke zij tot haaren post aanflellen, in tegenwoordigheid eener talrijke Vergadcringe. Die hier na flaan , worden openlijk ten toon gefield, en zitten op een Mat. Midlerwijl fnijdt de oudfle een Vogel den keel af, en laat het bloed op haar hoofd, fchouders en armen druipen : waar naa zij een plegtigen Eed doet, eenen iegelijk Dorpeling, op redelijke voorwaarden, haar lichaam te zullen ten beste geeven. Vervolgens ontvangt zij eenen van het gezelfchap in haare armen, en gaat wijders heenen, met eene van haare Medgezellinnen , om zich te wasfehen. Naa de wasfehing, hervat zij haaren post , en wordt over de armen, borst en fchouderen met witte Kalk beflrceken. Ten befluite van de plegtigheid, neemen twee jonge Knaapen haar op hunne fchouders , en draagen haar in zegepraal door de ftad. Daar naa is zij verpligt, acht dagen agter elkander openlijk op haare Mat te zitten , daar zij zich der edelmoedigheid haarer Minnaaren aanbeveelt. De Hovelingen in het Koninkriik Benin mogen hunne naaktheid niet bedekken , noch in 't huwelijk treeden , zonder alvoorens daar toe verlof van zijne Majefteit verworven te hebben. Het voorregt om klederen te draagen, is yolftrekt Kb 2 af« De GODSDIENST . ■Ier beni- NERS,e«S^  388 GODSDIENSTIGE De GODSDIENSTder BENI RERS,f7;2 afhanklijk van des Konings welbchaagen; en wanneer hij hun die gunst fchenkt, begiftigt hij hen tevens met eene Echtge' noote. Nimmer kleeden zich de Vrouwen , dan naa vooraf bekoomen verlof der Mannen, die, wanneer zij haar deeze gunst betoonen, tevens bij haar gaan inwoonen. Eene Weduw, die eenen Zoon heeft, mag buiten diens bewilliging nooit hertrouwen. Zelf wordt zij zijne volftrekte Slaavin. Indien iemand bij haar aanzoek doe, met haars Zoons kennis en bewilliging, verbindt zich altoos de Minnaar om hem eene kostwinning te bezorgen , en voor hem eene Vrouw naar zijnen fmaak te zoeken. Naa dat de Dochters in 't huwelijk zijn getreeden , laaten dc Ouders zich niet verder aan haar geleegen leggen. Van verfcheiden andere gewoonten, als der opmerkinge niet waardig , zullen wij hier geene melding maaken. Doch één begrip , hun bijzonder eigen, moeten wij hier aantekenen. Twee kinderen tevens ter waereld te brengen, wordt onder hen voor fchandelijk gehouden; en gelijk zij volkomen overtuigd zijn dat Tweelingen de vrugten zijn van de onkuischheid en trouwloosheid haarer Vrouwen, verftooten zij niet flegts een der beide kinderen, maar dooden hen ook zomtijds. Welke gedagten zouden zij hebben van eene Vrouw, welke drie kinderen ter ééner dragt voortbrengt ? Thans zullen wij een berigt geeven van hunne Begraafenisplegtigheden. De Negers  GESCHIEDENIS. 389 gcrs van Cabo de Monte befchreiën het verlies eens overleedencn Vriends, en onder hunne treurklagten maaken zij gewag van zommigen zijner prijswaardigfte verrigtingen. Naa dit getuigenis van hunnen eerbied, wasfehen zij zijn lichaam, tooien zijn hair, kleeden hem aan, en om hem recht op zijne beenen te doen ftaan, binden zij hem van agteren en onder zijne armen vast. Zij voorzien den Overleedene van pijl en boog, en verfieren hem met de fraaifte kostbaarheden, welke hij in zijn leeven heeft bezeeten. Elk geeft hem, dus getooid, een gepast gefebenk. De Bloedverwanten en Vrienden zitten rondom hem op hunne knieën, met hunne ruggen na hem gekeerd, en hunne boogen in hunne handen , zo ftijf ge, fpannen, dat zij fchijnen te zullen breeken. Deeze plegtigheid, zeggen ze, be-, tekent hunne bereidwilligheid om wraake te neemen van eenen iegelijk, die tot zijnen dood eenigzins heeft medegewerkt. Wanneer zij hem in het Graf leggen, begraaven zij niet flegts nevens hem de gefchenken, hem gedaan, maar ook eenige van zijne waardigfte bezittingen. Indien een Prins of Edelman fterve, wordt een goed getal Slaaven met hem begraaven , om hem in de andere waereld te bedienen. Hunne Rouwe beftaat in het doen eener plegtige gelofte , onder de verbintenis van eenen Eed, dat zij acht of tien dagen naa elkander zullen vasten. Indien 'er een perfoon van ongemeene verdienfte Bb 3 fter- Dt godsdienst 'Ier beni- NERS,e«2,  De GODSDIENSTder BEN KERSrw; 39ö GODSDIENSTIGE fterve , welks verlies als zeer gewigtig wordt aangezien, duurt het vasten zomtijds eene geheele maand. Geduurende al ■" dien tijd houden zij geene gcmeenlchapmet '" hunne Vrouwen , noch met iemand van de Vrouwelijke fexe. Zij draagen geene gekleurde kleederen ; zij fcheeren hunne hoofden, en leggen op den blooten grond. Naa dat hun Vastentijd verloopen is,ontllaan zij zich van hunne gelofte, door het herhaalen van de zelfde plegtigheid, welke zij in het begin onderhielden; dat wil zeggen, het uitbreiden van hunne handen in tegenwoordigheid van den Fetiche; waar naa zij eenpragtigen maaltijd geeven, ter eere van den Overleedene. Wanneer iemand wordt verdagt gehouden van een onnstuurlij ken dood geftorven te zijn, wecnen zij niet over het Liik; zij wasfehen noch kleeden het, voor 'dat hun vermoeden weggenomen, en de zaak opgehelderd is. Want, zeggen ze, indien wij eerst rouwe bedreevcn, zouden wij de ongelukkige oorzaak nimmer kunnen ontdekken: dewijl de Geest, dien wij , bij deeze treurige gelegenheid , zouden raadpleegen, zou ftilzwijgen, en geene onzer vraagen beantwoorden. Om in dusdanig een geval agter de waare oorzaak te koomen , neemen zij een klein ftukje van het kleed desOverleedenen, het fchraapzel zijner nagelen, en een lok van zijn hair; dit alles binden zij te zamen, en bedekken het met het zaagzel van zeker rood hout, Vervolgens hangen zij dit klein pak»  GESCHIEDENIS. 391 pakje aan een ftok, wiens einden rusten op de hoofden van twee Mannen. Een ' van hun, die voor den besten Redenaar i wordt gehouden, neemt twee ijzeren werk-1 tuigen, bij voorbeeld, twee Bijlen, of] iet diergelijks, en dezelve tegen elkander flaande , bezweert hij den Overleedcnen om te zeggen, of zijn dood het gevolg ware van geweld, of van een voorval der Natuure. Indien het laatfle waar zij, dan noodzaakt de Geest, welke de twee Mannen bezielt, hun het hoofd te buigen; indien het eerfte, dezelve te fchudden. Op de zelfde wijze gaan zij voort met hem te onder vraagen, om volkomen overtuigd te weezen , waar aan hij geftorven zij, en of de gifte, hem toegediend , te fterk ware voor zijn geftel? of hij vergeeven wierdt ? wie hem het vergif toediende ? en diergelijke vraagen meer. Wanneer zij , zo als ze zich verbeelden, den fchuldigen ontdekt hebben ,befchuldigen zij hem met het misdrijf, en doen hem, 's morgens in het nugteren, drie of vier bekers van zeker fterk Vogt drinken, getrokken uit de basten van zekere boomen. Deeze drank, zeggen ze, doodt onfeilbaar den befchuldigde, indien hij fchuldig zij; doch indien onfchuldig, raakt hij den drank tot den laatften droppel kwijt. Zomtijds is de Geest betoverd, 't welk hem belet om op alles , 't geen hem gevraagd wordt, te antwoorden. Tn dat geval vervoegen zij zich bij een Tovenaar, met oogmerk om Bb 4 de De ÏODS)IENSTter IiENI-  De godsdienst Ber beni $ERS,enZ 392 GODSDIENSTIGE de Bezweering weg te neemen: waar naa zij tot de bovengemelde proeve overgaan. Bij het overlijden van een Vader, erft • de oudfte Zoon alle zijne goederen. In"dien hij jonger broeders hebbe, wordt hij hun Voogd. Tot beiden is hij geregtigd, al hadde hij den ouderdom van twintig jaaren nog niet bereikt. Nogthans moet hij, in de tegenwoordigheid des Konings, proeven van zijne bekwaamheden geeven , op de volgende wijze. Hij begeeft zich ha de gewoone plaats, daar zij zich in het fchieten oeffenen, in 't midden van een ftoet van Bloedverwanten, met zijns Vaders Boog in de hand , en zijnen Pijlkoker op den rug. Hij fpant zijnen boog als een ervaren Boogfchutter, en in'die lichaamshouding beweert hij, dat hij oordeelt bekwaam te zijn een gepast gebruik te kunnen maaken van de wapens, welke zijn Vader hem heeft nagejaaten. Naa deeze plegtige Verkiaaring, vertoont hij eene proeve van zijne kunst, en doet vervolgens eene foort van Redevoeringe, in welke hij zijner Majefteit verzekert, dat hij zijne familie wil befchermen, dc regten en voordeden zijner broederen vcrdeedigen, en, zo veel in zijn vermogen is , zorge draagen voor hunne landerijen *n bezittingen. In de afgelegene Gewesten van Guinea, lan geene zijde van het Koninkrijk Benin, ontmoeten wij niets merkwaardigs in de Be-  GESCHIEDENIS. 393 Begraafenisplegtigheden der Negers, uitgezonderd dat zij, bij het overlijden van eenen hunner Helden of Veldoverflen, eenen boom uithollen, en eenen jongeling leevende daar in opfluiten, om deszelfs flaaf en medgezel te zijn in de andere waereld. Met de-Ovcrleedenen wordt in Benin altoos een aanzienlijk getal flaaven bijgezet. Zo ras het Lijk in het Graf is geleid, dansfen en zingen zij over hetzelve, zeven of acht dagen naa elkander; dan neemen zij zomwijlen het Lijk wederom uit het Graf, om het met eene nieuwe offerande van dieren en flaaven te vereeren. Voor een overleedenen Koning wordt een Graf van merkelijke diepte gedolven, midden in zijn Paleis. Zijne Hovelingen zijn ?er zeer op gefield om hem te verzeilen; doch deeze eere wordt alleenlijk aan zijne bijzondere gunflelingcn beweezen. Wanneer zij hunne tijdlij ke zaaken befchikt hebben, worden zij leevende met hem begraaven ; waar naa een groote lleen op het Graf geleid wordt. Die van deeze gunflelingcn \ eerst flerft, wordt altoos met den meesten eerbied vermeld. Eindelijk laat de nieuwe Koning een pragtigen maaltijd gereed maaken voor het gemeene Volk op het Gedenkteken bij het Graf; dit is zo veel als de plegtigheid zijner krooninge; dikmaals worden, bij deeze gelegenheid, verfebeiden zijner onderdaanen vermoord, ter eere van zijne komst tot den Throon. Bb 5 Nfa^ Ik GODSDIENST der BENi-i NEKS,enz±  394 GODSDIENSTIGE De CODS- DIIÏNST der ben] neus, enz Nimmer was 'er een Godsdienst in de waereld , die niet zijne bijzondere Verborgenheden hadt, tot welke geene an" dere behalven eenige uitgeleezene Gods' dienftigen konden toegclaaten worden. Om deeze hoogte der volmaaktheid te bereiken , hebben 'er altijd zulke huitenfpoorige plegtigheden moeten onderhouden worden, als genoegzaam waren om de laagere rangen van Godsdienftigen te verbaazen, te verblinden, tc ergeren, en zelf te doen verftomd ftaan. Onthoudingen, boetvaardigheden en duizend andere lichaamsftrengheden , waren , indien ik mij zo moge uitdrukken, veelal de voorboden van die geheimzinnige plegtigheden; en ieder mensch van ondervindinge weet zeer wel, dat de vcrbeeldingskragt van eenen Godsdienftige verhit wordt, inzonderheid wanneer hij zich oeffent in eene zaak, welke hij als eene gewijde Verborgenheid befchouwt. Dit blijkt uit hetgeen wij vinden aangetekend van de Inwijdingen der Ouden ; en in onze berigten wegens den Godsdienst der Afgodendienaaren in de Oostindiën, hebben wij dit meer dan eens opgemerkt. Op de zogenaamde Wedergeboorte der Negers van Cabo de Monte kan dit worden toegepast. Om eene gemeenzaame verkeering te hebben met de Geesten, cn tot derzelver gemeenfehap te worden toegelaaten , moet de perfoon, welke na deeze eere ftaat, fterven en wederDm gebooren worden. De verborgenheden  GESCHIEDENIS. 395 den van dusdanige Vergaderingen worden bedekt voor de oogen van Vrouwen en kinderen; ook mogen geene Vreemdelingen daar bij worden toegelaatcn. Indien de perfoon, dus bevorderd, de onbefcheidenbeid hadde om eenige van deeze Godlijke Verborgenheden te openbaaren, aan den Vriend dien bij meest beminde, en op wien hij meende te kunnen vertrouwen , zouden , meenen ze, de Geesten dat rugtbaar maaken zeer euvel opneemen , en ze beiden onvermijdelijk dooden: den eenen om zijne onbefcheidenheid, en den anderen om zijn nieuwsgierig en onvoegzaam vraagen. Deeze plegtigheid der Inwijdinge wordt in de twintig of vijfentwintig jaaren flegts eenmaal gevierd. De Negers fpreeken 'er altoos van in cene geheimzinnige taaie. Niet meer wceten wij van deeze zogenaamde Wedergeboorte, dan dat dezelve moet beftaan in eenige verfoeilijke gebruiklijkhcden, over welke zij zei ven zich fchaamen: want waarom zouden zij dezelve zo zorgvuldig verborgen houden? Misfehien ftaan zij gelijk met zommigen dier verfoeilijkheden, welke zo dikmaals in het Oude Verbond vermeld worden ; dat het dus met de zaak geleegen is, hebben wij voldoende redenen om te gelooven, omdat hunne Afgoden gelijke naamen als die der Kananieten draagen. Dus noemen zij hunne Wedergeboorte , of hun fterven en van nieuws gebooren worden tot een nieuwen ftaat van beftaanlijk- heid; GODSDIENSTder BENI-  De GODSDIENSTder BKN NEU.S,£» < 396 GODSDIENSTIGE heid, belli-paaro, 't welk ongetwijfeld het zelfde is als de baal-peor der Heidenen. Nu is het eene bekende zaak „ dat 'er veele affchuwelijkheden gepleegd "Vierden in den Tempel van baal-peor• want van hun ontleenden de Grieken, en naderhand de Romeinen, hunnen fchandelijken God priapus. Dit geeft gronds genoeg om deeze Afrikaanfche Verborgenheden te befchouwen als zeer affchuwelijk, en niet voegzaam te befchrijven. De tekens. of kenmerken , deezer Wedergeboorte, of belli-paaro, zijn ethjke langwerpige infnijdingen langs den nek en fchouderen; de zulken , die met deeze barbaar fche kenmerken zijn vereerd beweeren, eene veel uitgebreider kennis te bezitten dan hunne nabuuren. 7\\ fpannen den Vierfchaar over burgerlijke en lijfftraffelijke misdaaden. Die zich nog niet bevinden in den ftaat der Wedergeboorte , worden gerekend onder de onheiligen, de onreinen en ongeJettcrden en befchouwd als onbekwaam om in eenige zaak van aangelegenheid een regtvaardig vonnis te vellen, en als onwaardig om in de openbaare Burgerlijke en Kerkelijke Vergaderingen te worden toe'elaaten. Doch hoe geheim ook deeze Verborgenïeid gehouden worde, nogthans is 'er 't :en en ander van dezelve uitgelekt, 't velk wij hier onzen Leezer zullen medeleden. Met 's Konings uitdrukkelijk verlof, kie-  GESCHIEDENIS. 397 kiezen zij eene afgezonderde welgeleegene plaats in de bosfehen, rijklijk voorzien van Olijven en andere Vrugten, en beplant met allerlei gewasfen, dienftig tot 's menfchen onderhoud. Na deeze gewijde afzondering worden dc Jongelingen , doch tegen hunnen dank , geleid: Want zij befchouwen het als eene treurige omftandigheid , met den dood te kampen. Eer zij zich op weg begeeven , verdcelen zij alle hunne goederen onder hunne Vrienden en Bloedverwanten; daar mede aanwijzende , dat zij afftand doen van 'alle vermaakenen ijdelhedendeezes leevens. Zij worden verzeld van eenige bejaarde godsdienftige perfoonen, die al vóór veele jaaren in de geheimenisfen wierden ingewijd; deeze blijven bij hen in het bosch , als hunne Opzieners en Onderwijzers. Zij onderhouden hen over alle gewoonten en plegtigheden, welke godsdienftig moeten onderhouden worden. Door geduurige oeffening gewennen zij hen aan een bijzonderen Dans, die hun lichaam geweldig fchudt en fchokt; en zij leeren hun eenige Dichtftukkcn, in welke de lof van hunnen belli-paaro breed wordt uitgemeeten. Alle deeze Kandidaaten of Proevelingen ontvangen,bij hunne Wedergeboorte , een nieuwen naam. De plegtigheid of proeftijd duurt ten minfte vijf jaaren: zodat dezelve als het tijdverloop eener befchaafde Opvoedinge mag worden aangemerkt. De Koning zelve vereert hen, De GODSDIENST ier beni- NERS,e7!2.  De GODSDIENST der REM- NERS,£tfZ, i 3 < j c I 398 GODSDIENSTIGE hen, verfcheiden maaien, met zijne tegenwoordigheid; wanneer zij telkens een openlijk onderzoek moeten ondergaan. De Jongelingen mogen niet buiten hun afgezonderd verblijf koomen, noch onder de onheiligen verfchijnen : want als zodanig befchouwen zij de niet ingewijden. De nabuurige oorden van het Bosch, drie of vier mijlen in het rond, worden als heilig aangemerkt; geen onheilige, of ongewijde, mag binnen dezelve koomen. Ook zijn 'er de Vrouwen van uitgeflooten ; en indien het gebeure dat zij de geftelde paaien overfchreedden, moeten zij zo luid beginnen te zingen, als zij uit haaren keel kunnen voortbrengen. Indien ze dit verzuimden, gelooven zij dat de Booze Geesten met haar zouden wegloopen. Naa dat de Nieuwelingen in dc Verborgenheid der Wedergeboorte genoegzaam Duderweezcn zijn , geleiden hunne Opzieners hen na eene bijzondere plaats, alwaar Ie Vrouwen bij hen mogen koomen; dit s de eerfte maal dat zij gelegenheid hebben om met de fexe te fpreeken. Mier vorden zij insgelijks onderweezen in hetgeen de Zeden en Staatkunde betreft. Van ïier^dat deeze bosfehaadjen dc Akademiën* >f Kollegiën, der Negers mogen genoemd vorden. Bij hun vertrek van hier, mati;en zij zich den fchijn aan van perfoonen, ie onlangs in de waereld zijn gekoomen. n zekeren zin kan dit met waarheid gezegd  GESCHIEDENIS. 399 zegd worden : want zij kennen Vader, Moeder, Vrienden noch Bloedverwanten ; het vergeeten van alle voorlecdene zaaken, is het eerfte gevolg van dit nieuw; leeven. Zij geeven voor, zich niets te herinneren van hun voorgaande leeven. Zij zijn geheel in Dons gekleed, met een kap op hun hoofd, van den bast van zekeren boom gemaakt, die hun gedeeltlijk over het aangezigt hangt; zij hebben kleine fchelletjes aan hunne voeten, en een ftel Luipaards tanden, bij wijze van een kraag, om hunnen hals. Dus uitgedoscht, verfchijnen zij in de openbaare Vergaderingen, om hunne ftaatelijke danspartijen te houden, en voor de menigte des Volks dat geen te verrigten, 't welk bijzonderlijk aan den dienst van hunnen belli gewijd is, en 't geen hun, door hunne Onderwijzers, geleerd wierdt, geduurende den tijd hunner Wedergeboorte. Zulk eene onontbeerlijke vereischte is deeze begaafdheid, dat zij, die ongelukkig genoeg zijn om in 't openbaar daar van geene duidelijke proeven te kunnen geeven, met alle tekens van ichande en vcragtinge behandeld worden. Aan het einde van den Dans, geeven de Onderwijzers aan hunne Kweekelingtn nieuwe naamen, en leiden hen in bij hunne Bloedverwanten. De magt en het gezag, welke aan de dus ingewijden worden opgedraagen, zijn de gevolgen van Staatkunde en Bijgeloof, on- Di GODSDIENST ier iseni- VERS,f Konings van Matambo. De Landzaaten van het Koninkrijk^. o aanbidden een Dier met flegts twee •ooten, een langen ftaart, en een naar •leugelen; een Dier, om kort L g an ehjkende naar een Draak, volgens de bedinjving, welke ons van datdenkbeelig Weezen gegeeven wordt. En, dewijl en zeer zelden znlk een Dier aantreft, o.dt het, waarschijnlijk, om deeze re- ïê' d CCne ,heid aangemerkt en De Negers van de Provincie CWo, dG •armns en andere nabuuren der AHzikaan aanbidden de Zon en de Maan, welke vertoonen onder de gedaante van een m en een Vrouw. Behalven deeze hebn zij nog andere kleine Godheden, welzij insgelijks godsdienftige eere toe ingen. Doch de Zon , en haare Echtioote de Maan, (want dit denkbeeld ïden zij aangaande deeze twee glans-  GESCHIEDENIS. 4*3 rijke Hemellichten) zijn de voornaame voorwerpen van hunnen Eerdienst. Op het Eiland Guantalla ontmoet men eenen Afgod, van de Landmunt gemaakt; de Landzaaten doen aan denzelven vrijwillige offeranden van hunne waardigfle bezittingen, welke niemand, om welke reden ook, mag aanraaken. Zij laaten zc, in eene afgefchootene plaats, leggen, tot dat zij door den tijd vergaan of verrotten. Eén Priester alleen ontvangt de vrijwillige offeranden der Godsdienftigen , en biedt hunne huldebetooningcn den Afgod aan. Deeze Plaatsbekleeder verbergt zorgvuldig voor ieder een de geheime toegangen tot deeze Godheid: want nimmer gaat hij tweemaal den zelfden weg. Deeze zonderlinge voorzorge is, naar alle waarfchijnlijkheid , niets anders dan een trek van Priesterlijk bedrog, om den ijver des Volks te wekken, welk hij dus onkundig houdt van den God, dien zij aanbidden. De Landzaaten van Congo betoonen dus godsdienftige aanbidding aan Draaken , Slangen , Bokken en Tijgers; als mede aan eene groote menigte Vogelen en Planten; gelijkende, ten deezenopzigte, naar de aloude Egijptenaars, wier Godsdienst in Zinnebeelden en Beeldfpraakige tekens voornaamlijk wierdt uitgedrukt. Daarenboven hebben de Congoaanen eene menigte van afbeeldingen , van fteen of hout gemaakt, welke zeer veele overeenkomst fchijnen te hebben met de Fetiches of Talismannen , bovengemeld. Doch, ver- mida De GODSDIENST der congoaanen ,enz.  De godsdienst der con. goaa- Nen , enz* I i j ] ] 1 ( 414 GODSDIENSTIGE mids zij een Opperst Weezen erkennen, moet het onderiteld worden, dat zij deeze Afgoden aanmerken als ondergefchikte Godheden, hoewel der hoogagtinge enden eerbied der menfchen waardig, uit hoofde van hunne betrekkelijke magt en gemaklijke toenaderinge tot dat Hoogfte Weezen. Hoe 't hier mede zij, de beelden deezer Afgoden worden zekerlijk vereerd met de opzigtelijke naamen der Godheden, welke zij vertoonen, en ontvangen, als derzelver Afgevaardigden, of Plaatsbekieeders , de geloften der Godsdienftigen in den Lande. Wanneer de Gangas, of Priesters, de kranken bezoeken, bieden zij dczelven deeze beelden aan, en houden ze hun voor oogen, met oogmerk om hunne gezondheid te herftellen, en het vuur hunner Godsvrugt te doen ontvlammen. Nogthans ontmoet men 'er zommigen onder deeze Negers, die verftands genoeg bezitten, om met de uiterfte zorgvuldigheid zich te wagtcn voor het aanbidden sn dienen van veele Goden, en alleenlijk iet Opperst Weczen aanroepen ; zij nocnen het destjcata, den éénen God, ;n deso, den God des Hemels. Hunne Godsdienftige Eerbetooningen jeftaan voornaamlijk in het buigen hunler knieën , het nedervallen ter aarde , iet toejuichen of het klappen in hunne landen. Bij deeze bedrijven moeten wij iog voegen hunne Gebeden, Geloften en )fferanden ; als mede eenige bijzondere ge-  GESCHIEDENIS. 415 gebaaren, als zigtbaare blijken en betooningen van nederigheid en godsvrugt. Alle hunne Priesters zijn Waarzeggers en Tovenaars. De waarzeggerij uit de Vogelen , is inzonderheid in algemeen gebruik onder de Ingezeetenen van het Koninkrijk Angola. Hunne vlugt en de onderfcheidene geluiten , welke zij flaan , befchouwen zij, even gelijk de Heidenen bij ouds, als voortekens van eenig toekoomend heil of onheil. De Mokisfos, of Fetiches, van Angola , zijn van hout of fteen gemaakt. Eenige weinigen ftaan in Tempels of Kapellen , doch de meesten in de openbaare itraaten of aan de wegen. Zij draagen onderfcheidene benaamingen, naar gelange van hunne bijzondere verrigtingen. Aan deeze doen zij hunne geloften en offeranden, 't zij om hunne gramfchap te bevredigen , of om hunnen zegen te verwerven. Zommigen deezer Mokisfos hebben de gedaante van viervoetige dieren, anderen die van Vogelen. Het zijn hunne Godfpraaken; doch het zijn niet de eenige voorwerpen, welke deeze Afgodendienaars in Angola raadpleegen. Zij hebben een godsdienftigen dans, welken zij ten dien oogmerke gebruiken ; hoewel, naar alle waarfchijnlijkheid , dezelve alleenlijk beftaa in de kunst om eene verrukking van zinnen te verwekken, door de hevigheid der Jichaamsbeweegingen. Het is in deezen toeftand van zaaken dat de De godsdienst der con- 30 aa- nen , enz.  De godsdienst der con- GOAA- nen , enz, i •< ( 1 i 416" GODSDIENSTIGE de eerfte aangeblaazenc of van den geest vervulde dansfer, in eene verheven taal, zijne toehoorders begint aan te fpreeken, en met even veel oplettendheids als een Orakel wordt aangehoord. Op eene andere plaats zullen wij gelegenheid hebben, van de godsdienftige dansfen deezer Barbaaren nader te fpreeken. De Mokisfos, van welke wij gefproken hebben, zijn ondergefchikt aan een Opperst Weczen, 't welk van de Landzaaten van Angola zamban-pongo genaamd , en voor den God des Hemels wordt erkend. In de Provincie Miambo worden de1 zulken, die zich aan den dienst van m ar a m b a plegtig toewijden, door de Gangas opgeflooten in een klein, donker vertrek, alwaar zij een geruimcn tijd in de ftrengfte onthouding moeten doorbrengen. Naa deeze afzondering moeten zij, verfcheiden dagen agter eikander, een diep ftilzwijgen in agt neemen; dit gebod mogen zij om geenerhande reden over. treeden, hoe zeer ook hun geduld op de Droef gefield worde, om hen daar van af :e trekken. Naa dat het tijdperk deezer 3oete verloopcn is , worden zij gebragt n de tegenwoordigheid van hunnen Afgod, ilwaar zij de pijnlijke kunstbewerking onlergaan van twee infnijdingen, die, in Ie gedaante van eene halve Maan, in hun-, ie fchouders gemaakt worden. Vervol;ens worden zij befprengd met het bloed, reik uit de kwetzuuren loopt. Hier me-  GESCHIEDENIS. ^7 mede wordt de laatftc hand geleid aan hunne Toewijding van m1 r a m b a , aan wien zij zich dus pïegtig verbonden hebben getrouw te zullen weezen, en altoos een zijner afbeeldingen b'ij zich te draagen. Naa deeze ftaatelijke opdragt, moeten zij zich onthouden van eenige bijzondere fpijzen; doch deeze zijn aan allen niet even zeer verbonden ; deezen mogen eenige, zommigen andere fpijzen niet eeten. Hier in beftaat de Inwijding hunner jeugd van beide fcxen, zo ras zij den ouderdom van twaalf jaaren bereikt hebben. Dc Congoaanfche Afgodendienaars befchrijven hunne Goden als aan verfcheiden driften onderhevig. Indien wij hun mogen gelooven , zien zij met een jaloersch en nijdig oog neder op de partijdige aanbiddingen hunner dienaaren. Wanneer een Neger zich verbeeldt, aai: deezen of geenen Afgod meer dan gemcene verpligtingen te hebben , dient hij hen met een buitenge woonen ijver en Gods vrugt. Hij richt ftandbeclden op, er maakt afbeeldingen, ter eere van die be gnnftigde Godheid. Deeze partijdige eer bied wordt niet alleen kwalijk genomen maar ook ftreng geftraft door de anden Goden, die zich hier door rekenen ver ongelijkt te weezen. De aanbidder kaï zich verzekerd houden, in tijd en wijle de droevige uitwcrkzels van dit misnoc gen te zullen ondervinden; dit noodzaak hem , een beeld ter zijner eere te' ver IV. deel. Dd vaal GODSDIENST der coN* GOAA- nen , etiZi l » t  De godsDlfïNST der con- GOAA- ken, enz, « 1 c c f \ t c e C 418 GODSDIENSTIGE vaardigen, om zijne gramfchap te bevredigen. > Doch dit is 't niet alles. Want, indien er een andere God tusfchen beden koome, en een deel zijnerEerbetooninge vordere, moet diens eisch geenzins van de hand geweezen worden: zo dat de Godsdienftige aanbidder verpligt is, een veel grooter getal beelden te vervaardigen, dan hij in 't eerst ten oogmerke hadt. 'tls de bijzondere post van een'der Congoaanfche Gangas, of Priesters, deeze beelden te wijden, in de tegenwoordigheid van het geheele gezin, vrienden en buuren der godsdienftige aanbidders. Deeze plegtigheid is eenigzins geheimzinnig. De aanbidder is verpligt zich daar toe behoorlijk voor te bereiden, door eene afzondering van veertien dagen, in eene kleine hut, van palmhout gemaakt, en een diep ftilswijgen van negen dagen. Naa deeze /oorbereiding, begeeven zich de Ganga, le_ Aanbidder en een talrijke ftoet van menden en buuren na eene ruime vlak:e. Aldaar geplaatst zijnde rondom een 1 rommel, begint de Ganga uit te weilen in den lof van den Mokisfo ; waar naa e gantfche Vergadering danst, op het laan op den Trommel, ter eere des nieuwen Afgods. Aan het einde van den weeden of derden dag, begint de Duivel ogfchnnbjk den Godsdienftige te bezitten ti te bezielen. Vervolgens prevelt de 'anga eenige toepasfelijke gebeden, en te-  GESCHIEDENIS. 41$ tekent zich zeiven aan de flaapen van het hoofd, in dc hoeken der oogen en op den borst, met roode cn witte vlekken. Op de zelfde plegtige wijze fchildert hij den Godsdienftige, wiens bezectenheid nu klaarblijkelijk wordt, door zijne veelvuldige lichaamsverdraaijingen, het draaien van zijne oogen, zijne wilde gebaaren, en ftuiptrekkende beweegingen. Men verzekert dat hij, in deeze geestdrijvende verrukkingen, vuur in zijne handen houdt en eet, zonder dat hem daar door eenig leed of ongemak wedervaare. De wonderwekkendfte omftandigheid, ondertusfehen, van dit alles, is, dat de Duivel den perfoon, in welken hij dus gevaaren is , dikmaals overvoert na eene afgelegene wildernis , daar hij drie uuren agter elkander wordt op gehouden, zonder dat eenig leevend mensch weete, wat van hem geworden zij. Hierom zoeken de Tovenaars en zijne Bloedverwanten , met alle toeziende oplettendheid , door het gantfche land, in de hoop van hem te zullen vinden; en hem gevonden hebbende, geleiden zij hem, met veel plegtigheids , na huis ; doch thans is hij zo vermoeid door zijne bezeetenhcid , dat hij naauwlijks een lid van zijn lichaam kan beweegen. Met reden mogen wij ondcrftellen, dat door lang aanhoudende afzondering, fpijsonthouding en eenige bijzondere dranken , welke de Godsdienftige verpligt is te drinken , zijne verbceldingskragt door kunst Dd 2 ver- Ds godsdienst der coN' goaa- nen , enz  420 GODSDIENSTIGE De godsdienst der con- G0AA- ken, enz. ■ vervoerd wordt tot zulke geestdrijvende? verrukkingen , en geweldige beweegingen, als de geheele Vergadering zich doen verbeelden, dat de Duivel hem waarlijk bezielt en in beweeging brengt. Dc looze kunfienaarijen van den Tovenaar, het ftaatelijk roeren van den Trommel, en de overmaatige lichaamsbeweegingen onder het danzen: dit alles voltooit de volkomene beroering van zijne reeds ontftelde harsfencn. En indien het waar zij, dat de toehciliging van deeze beelden, in't algemeen genomen , het gevolg is eener plegtige gelofte, in dagen van lichaamszukkclingc , in tegenfpocd of den afgeleefden ouderdom gedaan, wat is dan beter gefchikt ter uitwerkinge eener volkokomene bezeetenheid, en om den armen Geestdrijver in een volflagen dolleman te veranderen ? Maar, wat zullen wij zeggen van het Vuur, 't welk de perfoon, dus van den Duivel bezeeten, te lijve flaat, zonder daar van eenig ongemak te lijden? Het antwoord is klaarblijkelijk ; alles is bedrog en gaauwhandigheid, doch zo wel beleid , dat dc onkundige en onnaadenkende Negers daar door ligtelijk kunnen Dedroogen worden: even gelijk onze Voorvaders voormaals misleid wierden door de berugte Vuurproeven. Geduurendc den tijd , dat de Neger in de magt des Duivels is, wordt hem ifgevraagd, onder welke flaatclijke veraligting hij voorneemens is zich zeiven :e ftellen. Zo dra hij hier omtrent zijne mee-  GESCHIEDENIS. 421 meening of voorneemen openlijk heeft verklaard, wordt hem terftond een Ring of Brazelet om den arm geflooten. Van deezen tijd af, zo dikmaals hij eenen Eed' aflegt, of iets ftellig bevestigt, mag zijne waarfpreckendheid niet in twijfel getrokken worden, mids hij bij zijnen Armring zweere. Ontelbaar zijn dc Godsdienftige vcrbintenisfen of verpligtingen der Negers. Niemand is 'er onder hen, die zich met onder de ftaatelijkc verpligting legt, zich te zullen onthouden van zekere bijzondere foorten van Fruiten, Kruiden, Planten, enz. Daarenboven leggen zij zich zeiven eenige vrijwillige bepaalingen op, zo openbaare als bijzondere , ten aanzien van hunne Klederdragt. Bij voorbeeld, de Mannen zijn verpligt , het vel van het ccn of ander dier rondom hunnen middel te draagen, 't welk zo lang moet neder, hangen, dat het de helft van hunne dijen bedekke. Ten allen tijde moeten zij een Kap , of iets van diergelijken aart , op hunne hoofden, of ten minfte een band om den flaap van hun hoofd draagen. De Vrouwen, daarentegen, gaan altoos met ongedekten hoofde en loshangende hairen. Nog vreemder en der opmerkinge waardiger is de volgende gewoonte. Indiër iemand zich nederzette op den kant eenei Slaapftcde, in welke twee perfoonen var verfchillende fexen , hoewel wettig ge trouwd , leggen , wordt hij befmet, er " Dd 3 d( De GODSDIENST ier coN- GOAfl- nen , enz, t  De GODSDIENST der CON' 'GOAA- nen , enz, i 1 i in 422 GODSDIENSTIGE de meester des huizes moet zulk eenen misdaadige, op eene vriendlijke cn lief. der.jke wijze , vermaanen , dat hij op ftaanden voet hecnen gaa en zich rei. mge. Diensvolgcns worden zijne Klederen nedergeleid voor het Vuur; cn dc Man, die het werk der reinigmaakinge verngt , vervolgt de plegtigheid , door zijnen kiemen vinger te fteeken in dien van de flinker hand des bezoedelden. Dus vereenigd, heffen beiden hunne handen boven hunne hoofden, en draaien zich rond Vervolgens neemt de perfoon , die de zaak der zuiveringe verrigt, twee ijzeren werktuigen , flaat dezelve drie of viermaalen tegen elkander, en blaast vervolgens m den palm van zijne eigen hand, en daar naa in dien des Mans, welken hij reinigt. Geduurendc deeze ftaatclijke poetzen en gebaarmaakingen, mompelt hij een douzijn geheimzinnige woorden, die aan het werk der reinigmaakinge de laatfte hand leggen. Een perfoon, die eenig onwettig Kroost heeft , is verpligt zich van den adem van den Buffel, of een wilden Os, te wagtcn. Doch van deeze boetedoening wordt uj ontheven, en verkrijgt een wettig •egt op zijne kinderen, door zich in een vettigcn Echt te verbinden. Alle deeze godsdienftige gewoonten m plegtigheden worden geftaafd en be:ragtigd, door eene geftadige vreeze van trengelijk te zullen geftraft worden door unne mokisso's, die zelden of nooit  GESCHIEDENIS. 423 in gebreke blijven, de zulken te kastijden , die in het onderhouden van dezelve nalaatig zijn. Zingen en danzen zijn tvvee hoofdbedrijven van de Godsdienftige Ecrbctooningen der Negers: want onder de ftaatelijke verrigting deezer plegtigheden bezielt en bemagtigt de Geest hunne Gangas, nevens het meerengedeelte van dezelve , die nevens hun drinken. Verdrietig zou het vallen, indien niet onvoegzaam weezen, eene befchrijving tc doen van alle hunne dwaasheden en poej:zerijen, welke, in zeer veele opzigten, groote overeenkomst hebben met de zinsverrukkingen cn lichaamsvcrdraaijingcn van onze aloude Goedergclukzeggers. Chitombe is de naam van den Hoogepriester, of het opperfte hoofd der Kerkelijke hecrfchappije van Congo. Op eene zeer zonderlinge wijze wordt hij geëerbiedigd , en aangemerkt als eene Godheid . of althans als een Weezen, een weinig hooger in rang dan een fterveling. De Eerftelingen van alle de voortbrengzekder aarde worden hem aangebooden; ftaa^ telijke gebeden en fmeekingen worden tol hem opgezonden om zijnen Geestlijken zegen over hunnen Oogst; diensvolgens zegent hij altoos het zaad, en den grond voor dat het in denzelven geworpen wor de. Indien hij zelve deeze plcgtighek niet verrigte , doet hij het ten minftc door middel van zijne Stedehouders o: Handlangers. Dd 4 Wij De GODSDIENST der congoaanen , enz. I  De godsdienst der con- qoaa- ^ en, enz. i 1 i 9 ■\ C I z Jl i e 4H GODSDIENSTIGE Wijders onderhoudt deeze chitombe een gewijd Vuur, aan hetwelk eene aanzienlijke menigte brandftoffen worden ont, ftooken , die vervolgens worden uitgedeeld onder de Sovisfen , of Gouverneurs der Provinciën , die dezelve ontvangen met alle uitwendige betooningen van den diepften eerbied en hoogagtinge; zij mogen geen begin maaken met hunne openbaare Amptsverrigtingen, voor en aleer zij dezelve ontvangen hebben. Zo zeer zijn de Negers met vooroordeel ingenomen ten behoeve van hunnen chitombe, of Opperpriester, en betoonen hem zulk^eene gemoedelijke hulde, dat zij hunne Sovisfen niet willen erkennen, noch dczelven gehoorzaamen, voor dat deeze hunne opwagting gemaakt hebben bij zijne Heiligheid o:r\ zijnen hemelfchcn zegen, ïn hunne pligtsbetooning afleggen bij deezen zigtbaaren God , eer zij hunne bijzondere posten aanvaarden. Zo nederig s deeze betooning van onderwerpinge van mnne Sovisfen, als men zich kan ver)eelden. Zij zijn tegenwoordig bij het opftaan "an hunnen chitombe, en buigen zich klaar voor hem ter aarde ; de Negers , l-clke hen verzeilen, ten zelfden tijde op en grond ncdervallende, fmecken zijne lejligheid , hunne Landvoogden onder ijne befchutting en befcherming te wil:n aanneemen. Vervolgens befprengt de Opperpriester deeze Sovisfen met water tï ftof, en hen op den rug hebbende doep  GESCHIEDENIS. 425 nederleggen, wandelt hij over hen, ver fcheiden reizen , voorwaarts en agterwaarts , treedende hun op den borst, en hen, in die vernederde geftalte , doende zweeren, dat zij, ten allen tijde, afhanklijk zullen blijven van, en eene ingewikkelde onderdaanigheid betoonen aan zijne uitfpraaken en bevelen. Wanneer de chitombe, onder het verrigten deezer plegtigheid, zich beroemt, dat hij op den Slang gewandeld, cn den Bafilisk met zijne voeten heeft vertreeden, zou, veelligt, iemand den inval kunnen krijgen van te gelooven, dat hij deeze hooghartige en eerzuchtige plegtigheid van eenen der Roomfche Paufen heeft ontleend. Ondertusfchen zullen 'er wel eenigen gevonden worden , die, veclligt, de welfpreekendheid des Zendelings, welke deeze befchrijving heeft gedaan, in twijfel zullen trekken ; de aanmerking, welke hij onmiddelijk daar op laat volgen, geeft gronds genoeg tot dit vermoeden. Zo men op de voordeeligfte wijze over hem wil oordeelen, moet men zeggen, dat hij de gevolgen niet bemerkte, welke zouden kunnen afgeleid worden uit eene aanmerkinge, zo vreemd van zijn onderwerp. Doch, om voort te gaan met ons verhaal. Al gebeurde het dat de chitomb e zich hadt fchuldig gemaakt aan de hemeltergendfte misdaad, welke men zich kan verbeelden, heeft, egter, niemand, \vie hij ook zij, de magt om hem te oordeelen of te beftraffen. Vrugtloos zou Dd § het De godsdienst der con- goaa- Nen , enz.  De GODSDIENST der cow GOAA- nen , enz ( ] 5 \ \ tl k ii t( g 426 GODSDIENSTIGE het hier weezen , zich op eene toekoomendc Kerkvergadering te beroepen. Wan neer zijn pligt vordert, dat hij zijn Sticht hezoeke, moet 'er eene aigemeene Voor bereiding gefchicden, door cene ftrenge onthouding van alle ongeoorloofde vermaaken , om hem te ontvangen. Zelf moeten de gehuwden zich onthouden van alle vleeschlijke gemeenfchap met hunne Vrouwen , terwijl hij eenen herfchouw over zijne kudde houdt, cn, door hunne voorbeeldige maatigheid en kuischheid , het hunne toebrengen , ter bewaaringe van hunnen .eestlijken Herder. Daarenboven zijn de Negers van gedagten, dat indien het gebeurde dat hun Opperpriester een natuurlijken dood ftierf, de gevolgen daar van, voor het geheele menschdom, zeer heilloos zijn zouden; van hier dat wanneer alle hoop op hcrftelling wordt opgegecven, zijn Opvolger gemagtigd wordt hem te wurgen , of, op zulk ïene voegzaame wijze, als hij zal ge•aaden vinden, na de andere waereld te :enden. Hun ne go mbo, hoewel minder ontïen en geëerbiedigd dan hun c h i t o m b e rordt, egter, zeer hooggefchat, en te! ens als een Priester en Profeet aangejerkt. Niet alleen wendt hij voor, toeomflige gebeurtenissen te kunnen voordellen, maar matigt zich zeiven ook eene ïgefchapene kragt aan, van allerlei ziek:n en hchaamsongefteldheden te kunnen ïneezen. Ten allen tijde is hij rijklijk 'voor-  GESCHIEDENIS. 427 voorzien van een verbaazenden voorraad van allerlei geneesmiddelen , van wier heilzaamheid en kragt de Negers zich zo volkomen overtuigd houden, dat de wangeneezing van den Tovenaar altoos den Lijder zeiven gewecten worde. Ondertusfehen behoeven wij niet heel in Congo te zoeken, om voorbeelden van foortgeUjk cene buitenfpoorige vooringenomenheid te vinden. De Priester, die den tijtel van negos cr aanneemt, moet altoos elf Vrouwen hebben ; ieder van dezelve wordt naar den naam van den eenen of anderen mokisso genaamd. Zij branden ftroo in de tegenwoordigheid deezer Afgoden; en hunne aanbidders draagen naauwkeurige zorge om hunne hoofden boven den rook te houden. De grond deezer gewoonte is, een onder hen algemeen aangenomen gevoelen, dat hoe zij zich zwarter laaten worden en meer met den rook wrijven, hoe zij zich dieper dringen in de gunst cn genegenheid van hunne Afgoden. De zulken, die op wraak bedagt zijn tegen hunne vijanden, vervoegen zich bij den Negosci, die hun eenige hairlokken affnijdt; naa dat hij dezelve heeft zamengebonden, werpt hij ze in 't vuur. MidJerwijl fpreekt de Tovenaar eenige ftaatelijke vervloekingen uit tegen den vijand, die bij naame wordt genoemd, en tegen zijn gantfche geflagt. De De godsdienst der con- goaanen , enz.  428 GODSDIENSTIGE De godsdienst der con- goaa- nen , enz 1 i < ( I j De Ncpindi noemt zich zeiven Heer of Meester der Elementen, en geeft voor, eene oppcrmogende heerfchappij en bedwang te bezitten over donder, blixem, ftormen en onweersvlaagen. Met oogmerk om zijne magt zigtbaar te doen worden , werpt hij groote hoopen aarde op naast zijne wooning; en naa dat hij de gewoone offeranden en toverkunftige verrigtingen heeft volbragt, koomt 'er, zeggen ze, een klein diertje uit den voet van eenen der aardhoopen kruipen, 't welk langzaamerhand om hoog klimt, en ten langen laatfte na den Hemel vliegt. Straks wordt de lucht bedekt met zwaare wolkens, die terftond gevolgd worden van blixem, donder en regen. Onder de Congoaanfche Negers ontmoet men eenen Aanhang, die hunne Godsdienftige Verborgenheden vieren op bijzondere zeer donkere en afgelegene plaatzen ; Vader cavazzi noemt hen Nequiti. Al wie genegen is een lid van dit Lienootfchap te worden, is verpligt langs :en gefpannen touw of Koord zo dikmaals teen en weder te loopen, tot dat hij, iaa verloop van eenigen tijd, op den n-ond valle, door de kragt van een toverniddel, of liever, door de behendige kuntenaarij van 't een of ander lid, of, om le waarheid te zeggen, door de duizeling )f bedwelming van zijn eigen hoofd. Hoe t hier mede zij, zo dra hij op den grond 5 gevallen, wordt hij van eene zinsverruk  GESCHIEDENIS. 429 rukking bevangen , en in dien ftaat gedraagen na hunne^ openbaare Vergadering. Zo dra hij nier tot zich zeiven is gekoomen, noodzaaken zij hem te zweeren, nimmer hunne Broederfcbap te zullen verhaten of verzaaken. Die deeze verbintenis verbreeken, worden aan hunne Befchermgoden opgeofferd. De Priester, of Ganga, die insgelijks Mutinu genaamd wordt, en zich den tijtel van Koning der Wateren aanmaatigt, doet de Negers gelooven, dat hij van de wateren een aftrekzei maakt van onfeilbaare geneesmiddelen en tegengiften tegen de kwaadaartigfte lichaamsongefteldheden. Allen, die met de eene of andere ziekte zijn bezogt, doet hij te zamen vergaderen aan de oevers eener riviere, in welke hij een ledigen Emmer werpt; tevens mompelt hij een zeker getal geheimzinnige woorden. Straks haalt hij den Emmer boven, vol met water; in denzelven bevinden zich de gewaande geneesmiddelen, welke hij vervolgens uitdeelt onder dc aanfehouwers, daar bij tegenwoordig. Doch, waar toe zou het dienen, verder uit te weiden over de Toverkunftcnaarijen der Neger-Priesteren , daar het berigt, welk wij reeds gegeeven hebben, overbekwaam is om den Leezcr een naauwkeurig denkbeeld te geeven van derzelver kragt, welke, in de daad, eeniglijk gelegen is in de listige treken en kunftenaarijen van Kwakzalvers en Bedriegers ? De GODSDIENST der con- GOAA- NEM, enz.  De godsdienstder congoaa- men , enz. 430 GODSDIENSTIGE De Provincie Sondi heeft haaren eigen Chitombe; hij houdt zijn verblijf op den top eens bergs. Hij laat zijn hoofdhair zeer lang groeien, en verfiert het met eene menigte kleine fchelletjes, die de voorwerpen zijn van den godsdienftigen eerbied deezer Negers. Zo diep eene onderdaanigheid betoonen zij hem, dat zij nooit durven waagen om tot hem te fpreeken, zonder met hunne aangezigten ter aarde te vallen. Als eene daad van de onbefchaamdfte vermetelheid wordt het opgenomen , deezen eerwaardigen Priester in het aangezigt te zien, ten zij hij, door eene bijzondere infchikkelijkheid, daar toe verlof gceve. Zo dikmaals hij in 't openbaar verfchijnt, maakt ieder een voor hem eene godsdienftige buiging; en wanneer hij uitgaat, wordt een houten Afgodsbeeld, op eene draagberrij, hem voor uit gedraagen. Aan eiken Ganga is zijn bijzondere post of amptsverrigting toegeweezen. Amob o n du is de Befchermgod van hun koorn, door de hulp en bemiddeling van eenen Mokisfo, of Fetiche, van kleine vederen gemaakt, welke hij begraaft midden in zulke velden , als onder zijn opzigt en befcherming ftaan. A mo loc o herftelt de zodanigen in hunnen voorgaanden ftaat van gezondheid, die dezelve, door de kragt van toverkunftige bezweeringen , verlooren hadden. Want het is een algemeen aangenomen gevoelen onder de Inboorlingen van Congo, dat  GESCHIEDENIS. 43r dat niemand ziek wordt, of fterft, dan door de kragt van toverkundige bezweeringen. In 't vervolg deezer Verhandelinge zullen wij gelegenheid hebben , breedvoeriger te fpreeken over de heillooze gevolgen van dit begrip. Molonga voorfpelt den gelukkigen of ongelukkigcn üitflag van alle hunne ongefteldheden. Necoimi en nezali bezitten den invloed of magt van de zieken te herftellen. Negodi geneest de dooven. Nesambi reinigt de mclaatfchen. Embungula bezweert de Slaaven, en doet hen hunne opwagting bij hem maaken, door het blaazen op een fluit. Eindelijk, de gang a-met ambola, indien wij geloof mogen flaan aan het verhaal van Vader cavazzi, wekt, door zijne toverkunftige bezweeringen , de dooden op. Den zelfden eerbied betoonen de Afgodendienaars van Angola aan hunne Gangas ; zij gelooven dat hun leeven, gezondheid, geluk, cn de bewaaring van alle hunne bezittingen in hunne magt Haan. Wijders hebben zij eene Orde van Tovenaars, Chibados genaamd, die altoos in Vrouwcngewaat gekleed gaan. In onze Verhandeling over de Godsdienftige gewoonten van Guinea, hebben wij eene befchrijving gegee ven van hunne proefneeming op de Quoni. Die in Conga , door middel van de Imbondo, of Bonde, in algemeen gebruik is, is van den zelfden aart. De gevangene is verpligt, eene vastgeftelde hoeveelheid van het zap dee- De godsdienst der con- GOAA- men, enz.  432 GODSDIENSTIGE De GODSDIENST der con- goaa- ken , enz. deczes Wortels te drinken; en indien hij, kort naa het gebruik vaii deezen drank, onbelemmerd zijn water kan loozen, wordt hij vrij gefproken , en voor onfchuldig verklaard. Doch indien hij de koude pis krijge, en ter aarde valle, wordt zulks aangemerkt als een onwcderfpreekelijk bewijs dat hij waarlijk fchuldig is, en hij, als zodanig, oogenblikkelijk ter dood verweezen , zonder eenige hoope op vergiffenis of ftraffeloosheid. Deeze openbaare en flaatelijke procfneeming gefchiedt in dc tegenwoordigheid des Konings, of van den Moni-Boma, die, in lijfftraffelijke misdaaden, het Rcgterampt bekleedt. Vooraf moet 'er eene belasting of gefchenk aan zijne Majefteit worden opgebragt. Daar naa vergaderen de Regters, de aanklaagers en hunne Bloedverwanten in eene ruime vierkante vlakte, of aan den gemeenen weg, alwaar de gevangene, nevens alle zijne Vrienden en Bloedverwanten , insgelijks vérfchijnt. De laatstgenoemden zitten allen te gader in één hoop: want, indien de aangeklaagde of verdagte perfoon dc proefneeming doorftaa, moeten zijne Vrienden, Bloedverwanten en bekenden dezelve op hunne beurt ondergaan, tot dat de Imbondo den gewaanden kwaaddoener ontdekt hebbe. Een ander Reisbefchrijver voegt 'er nevens , dat zo ras de gevangene deezen Imbondo heeft gedronken, de Regter van zijnen zetel oprijst, en hem eene kleine roede op het hoofd werpt; tevens gebruikt  GESCHIEDENIS. 433 hruikt hij het volgende formulier van woorden,, die ongetwijfeld eene vervloeking of bezweering behelzen : „ Indien ,; gij fchuldig zijt, val dan neder; indien „ niet 5 ftaa dan op, en maak uw water." Daar naa fnijdt hij den Imbondo, in verfcheiden kleine leukjes , en fmijt ze op den grond. Allen die verdagt, worden gehouden, zijn verpligt over deeze kleine leukjes.van den Imbondo te wandelen; en de zulken, die het ongeluk hebben onder deeze proefneeming te vallen , worden als volkomen overtuigd aangezien. Niettegenftaande de veelvuldige bedriegerijen en misbruiken , welke bij deeze gelegenheden gepleegd worden ,, maaken de Negers zeer veel ftaats op de onderhouding deezer proefneemingen. Ja , fchoon zij volkomen overtuigd zijn geworden van de bedriegelijkheid en dwaasheid deezer proefneemingen, gaat het hun even eens als veele anderen: het bedrog, zelf naa dat het ontdekt is, wordt daarom met gelijken uitflag gepleegd. Zeker Koning van Macoco, zeer begeerig zijnde om te weeten , of dusdanige proefneemingen waarlijk kragtdaadig waren , en of men zich op dezelve kon verjaaten, wendde, op zekeren dag, voor, dat de eene of andere gaauwdief hem ontftolen hadt eene aanzienlijke menigte fijne fchelpen , zijnde de gewoone gangbaars Munt diens gewests. Op twee zijner huisbedienden viel een fterk vermoeden , en op ftaanden voet in hegtenisfe geno- IV. deelj Ée men Be GODSDIENST der CON- GOAA- nen , enzu—•  De GODSDIENST der con- GOAA- Nen, enz, i i ] 434. GODSDIENSTIGE men zijnde, ondergingen zij, kloekmoedig en met groote bedaardheid, een ftreng onderzoek. De Koning , die , met een fchijnbaar leedweezen, hadt beflooten, alles te willen in 't werk ftellen, om, indien het mogelijk ware , agter de waarheid te koomen, beval dat zij de gewoono proefneemingen ondergaan zouden , en belastte den Priester, die het bewind over deeze plegtigheid voerde , zijne uiterftc poogingen in het werk te ftellen, om hem regt te doen wedervaaren en den kwaaddoener op te fpooren. De gifte van den drank wierdt vervolgens gereed gemaakt, doch zo fterk gemengd, dat hij de zelfde uitwerking deedt op den fchuldeloozen, als hij zou gehad hebben, gelijk zij beweeren, indien hij met 'er daad fchuldig geweest ware. Op ftaanden voet wierden de aangeklaagde perfoonen veroordeeld , en agter af geleid, met oogmerk om geftraft te worden naar hunne wanverdienften. Doch de Koning, die daar bij tegenwoordig was, in allerijl oprijzende, openbaarde openhartiglijk den list, van welken hij zich bediend hadt, voor het geheele gezelfchap, en beval dat de Regter , Dnmiddelijk, in de plaats zijner onfchuliige huisbedienden, zou ter dood gebragt worden. Zeer naauwgezet zijn de Congoaanfche Negers in het naakoomen van hunne Eelen. Indien het, evenwel, door het een }f ander toeval, gebeurde, dat zij, in de ïitte hunner drift, dezelve fchonden , heb.  GESCHIEDENIS. 435 hebben zij dc gewoonte om eene foort van zondbelijdenis af te leggen aan eenen hun-1 ner Gangas, en zijne zondvrijfpraak te verzoeken. Indien het flegts eenmaal ge-' beurd zij dat de Eed dus onbezcfnnen ver-, broken is , is eene enkele zondbelijdenis genoeg ; doch, indien de misdaad verzwaard zij door cene veelvuldige herhaaling , moet de zondfchuldige zich verfcheiden reizen vernederen, voor dat hij eene volkomene kwijtfchelding kan verwerven. De Ganga floot eene bijzondere foort van wortels tot een poeder, welk hij in een fles fluit: waar naa hij verfcheiden vervloekingen uitspreekt tegen den perfoon, die zich dus aan meinëedighcid heeft fchuldig gemaakt. Daar naa beveelt hij den boetvaardigen neder te vallen op den grond, en uit den grond zijns harten zijne misdaad te verfoeien en te verzaaken ; dit verrigt zijnde, doet hij hem opliaan , en geeft hem een glas water te drinken. Naa het drinken van deezen heilaanbrcngcndcn drank, met een verbrijzeld hart, keert de Zondaar weder na zijn huis, met eene volkomene zondvergiffenisfe: naa alvoorens den Ganga zijne erkentelijke dankbetuiging gedaan te hebben voor zijne geestlijke vertroostingen» Het gebeurt wel eens dat de Ganga den meinê'edigen de tong beftrijkt met Dadelolie , en deeze zalving met ftaatelijke vervloekingen doet gepaard gaan. Wij zullen deeze Afdeeling befluiten met een berigt wegens de plegtigheid , Ee 2 on- Di ;ods- 3ienst ter con* MAAIEN' , f«3»  De GODSDIENST der con GOAA- nen,ern - % 43^ GODSDIENSTIGE onder deeze Volken gebruikelijk, voordat zij zich op eene krijgsonderneemingbegeeven. Regeerig , en zeer gefield om te weeten, hoedanig de uitflag zijn zal van den volgenden Veldtogt, zetten zij een ketel, vol met water en verfcheiden andere inmengzels, op het vuur; het een en ander moet vooraf door een Ganga gewijd en behoorlijk worden toebereid. Zo dra de pot begint tc kooken, maaken zij eenen aanvang met hunne toverkundige bezweeringen, welke, zo als zij zich verbeelden, op ftaanden voet, denBefcherragod hunner vijanden derwaarts lokken , en hem noodzaaken om zich in den ketelmet het koofcende vogt te dompelen. In deezen pijnlijken toeftand houden zij hem een tijd lang opgeflooten; doch wanneer hij genoegzaame boete gedaan heeft, zo als zij zich verbeelden, en de folteringen, welke hij heeft doorgeftaan , hem onbetwistbaar moeten vernederd hebben, ftellen zij hem verfcheiden vraagen voor, raakende den uitflag van den aanftaanden Oorlog. Of hij hun een uitdrukkelijk antwoord geevc dan niet, vinden wij niet aangetekend; nogthans gisfen zii altoos, dat zij zullen overwinnen of overwonnen worden, uit de onderfcheidene opborrelingen deezer toverkundige inmengzelen ; en , naar alle waarfchijnlijkheid , geeft hun de Geest geene andere voldoening of antwoord. Ook vinden wij aangetekend, dat zij zomwijlen een ledigen pot op het vuur zetten, en wanneer dc- zel-  GESCHIEDENIS. 437 zelve gloeiende is geworden, den bodem na boven leeeren, en over denzelven Jeu- c nende, de warmte inademen, welke, zo* als zij zich verbeelden, hun een onver-a winnelijken moed inboezemt, 't Kan zijn c dat eene vooringenomenheid van deezen R aart, bij wijlen, van de bedoelde uitwerking agtervolgd worde : eene tallooze menigte voorbeelden van foortgelijken aart zouden wij, uit de Gefchicdenisfen, kunnen aanvoeren ; doch dit zou cene onvoegzaame uitweiding, en met den aart deezes werks onbeftaanbaar zijn. Hoewel de Portugeezen den Christlijken Godsdienst onder de Inwooners van Congo hebben ingevoerd, zijn zij, egter, niet in ftaat geweest, dc Veelwijverij onder hen af te fchaffen en uit te rooien. He Negers, zo wel Christenen als Afgodendienaars , hebben niet flegts verfcheiden Vrouven, welke vrij gebooren zijn, maar ook een goed getal Bijwijven , in flaavernij gebooren. Dc eerstgemelde woonen in een vertrek, van dat der Mannen onderfcheiden ; de voornaamfte onder haar heeft het opzigt en beftuur over het geheele gezin, en zij heeft de vrijheid om zich eene Plaatsbekleedfter toe te voegen , die haar de behulpzaame hand biedt. Wanneer eene der vrijgeboorenc Vrouwen onftandvastig of ongetrouw bevonden , of flegts verdagt gehouden wordt, laat de Man haar gaan , zonder dat daar door eenige fchandc of oneer op eenen der Echtbreekers ncdcrdaale; zelf. Ee 3 vind£ De ons- ienst er cokoaa- EN, enz<  De GODSDIENSTder CONGOAA- Pen, enz. j J 3 ] ] ( i 438 GODSDIENSTIGE vindt dc Vrouw zeer gemaklijk eenen anderen , die haar ten Huisvrouwe neemt. Wat aangaat haare Bijwijven, die hunne Slaavinnen zijn, doorgaans koopen zij dezelve , wanneer zij nog zeer jong zijn, Zomtijds fluiten zij den Koop, terwijl de Moeder nog zwanger is; indien zij een Jongetje ter waereld brenge, is zij verpligt den Kooper een Meisje in de plaats te bezorgen. Om kort tc gaan, zij trouwen, bij wijze van proefneeminge, overeenkomftig met de gewoonte , bij verfcheiden andere Volken aan de Kust van Guinea gebruikelijk. Dit is de zaaklijke inhoud van hetgeen wij inzonderheid der opmerkingc waardig, bij den bovengenoemden Schrijver, hebben aangetroffen. Wij moeten hier nog nevens voegen dat zij zo beleefd en hoflijk zijn jegens eenen vriend en bekende, of ?enen vreemdeling, die hen toevallig koomt bezoeken, dat eene hunner Vroiirwen hem altoos ten beste wordt gegeeven. Thans zullen wij overgaan tot een uitvoeriger berigt wegens zommige hunner gewoonten. Zo dra hunne Dochters den /olgroeiden ouderdom bereikt hebben , vorden haare hoofden geheel kaal gechooren , uitgezonderd aan het voorïoofd , alwaar voordagtelijk een kleine ok, bij wijze van een Kroon, wordt geaaten. Thans beginnen hunne bewonr leraars haar met verrukking te aanfehouYQU) en zijn zeer geduurig en zorgvuldig in  GESCHIEDENIS. 439 in hunne oppasfingen. Indien eene jonge Maagd haare Eerbaarheid fchende, voordat zij haarer natuurlijke zuiveringen bewust zij, moeten zij en haar minnaar een onderzoek ondergaan, eenigzins gelijkende naar 't geen de Franfchen het Congres of de zamenkomst noemen, in de tegenwoordigheid des Konings en van zijn geheele Hofgezin. Ongemeen groot en verregaande is hier de onderdaanigheid der Vrouwen aan haare Echtgenootcn; en indien wij mogen geloof flaan aan het getuigenis van zommige Schrijvers , zijn de zulken , welke de meeste vrijheid hebben in Lovoango, of Congo, nog meer dienstbaar en lijdelijker , dan onze geringfte huisbedienden. Ja, zelf des Konings Echtgenootcn, hier te lande, zijn volkomene flaavinnen, en verpligt, hoe buitenfpoorig dit ons moge voorkoomen, door haarer handenwerk, haar dagelijksch brood te winnen. Deeze Vrouwen worden opgeflooten, en leeven als Nonnen, tot dat het zijner Majefteit genadiglijk bchaage, eene derzelven uit den hoop te kiezen , om hem tot eene Bedgenoote te verftrekken. Doch, niettegenftaande deeze veelheid van Vrouwen , is de Ko. ning, zo min als zijne onderdaancn . fchootvrij voor de folteringen van der Minneijver. Wanneer de laatstgenoemden eenig vermoeden hebben van de onstandvastigheid en het wangedrag hun ner Vrouwen, zenden zij ze opftaandei Ee 4 voe De 30dsdienst3'er con30aa- men , enz. i  Be PODSDIKNST der con- GOM- j J j i 440 GODSDIENSTIGE voet heenen; doch de Vorst is ftrenger in zijn misnoegen: de dood is het zeker gevolg van ongetrouwheid. Ja, tot zulk eene buitenfpoorige hoogte klimt hunne m ongegronde jaloersheid , dat wanneer eene hunner Vrouwen zwanger wordt bevonden, zij verpligt zijn, geftadig van oe, Imbondo te drinken , om alzo een openbaar bewijs te geeven van haare kuischheid en onbevlekte eerbaarheid. Indien zij het ongeluk mogten hebben, gelijk dit het geval van eene menigte önfchuldige perfoonen is, in zulk eene proefneeming, fchuldig te worden bevonden , dan is 'er voor haar geene hoop op genade overig; zij moeten verbrand, en haare gewaande Minnaars, zonder eenige genade, leevende begraaven worden. Zodanig is het heilloos lot der Bijwijven van deeze Oppervorften ! Doch de Vrouw, welke zij de macunda noemen , geniet een bijzonder voorregt te Lovango: want zij is eene der oudfte Matronen van wijlen zijne Majcfteits Serail ; zij wordt verkoozen tot Regentes van het Koninkrijk, of, om meer naar waarheid te fpreeken, tot Opperbewindbebberesfe over de daaden van den Vorst, iie op den throon zit. Deeze macunda, die den naam voert van Moeder des Konings , mag zo veele bewonderaars ïebbcn als haar goed dunkt, en, indien laar zulks oorbaar fchijne , dezelve de aatfte gunften toeftaan. Daarenboven is ij Voorzitfter in hunne Raadsvergadering  GESCHIEDENIS. 441 ringen; zij is de Schutsvrouw van den Vorst, en bezit eene onbepaalde magt en gezag, om aan alle kwaaddoeners vergiffenis te fchenken , hoe gruwelijk ook hunne misdaad zijn moge. Het zelfde voorregt genieten des Konings eigen Moeder, zijne Zusters cn alle de verdere Hofjonkvrouwen. Zo verre is 't 'er af dat zij eenige ltraffe zouden ondergaan, in gevalle van onkuischheid, en het verbreeken van haare huwelijksverbintenisfe, dat zij hunne Echtgenootcn ftrenglijk berispen, in gevalle deeze aan andere Minnaaresfen de voorkeuze geeven. Om kort te gaan, als geen klein ongeluk moet het worden aangezien, hier te lande getrouwd te zijn aan eene Juffer van Koninklijken bloede. Mani-Mombanda , of Opperfte der Vrouwen, is de naam van de voornaamfte der Vrouwen des Konings van Congo; ten haaren behoeve wordt eene aigemeene fchatting gevorderd, welke zeer zonderling en der opmerkingc waardig is. Op haaren Trouwdag wordt ieder Bed, door het gantfche Koninkrijk, bezigtigd door daar toe gefielde Amptenaars, en naar derzelver onderfcheidene afmeetingen gefchat. Deeze Koningin woont in een vertrek van het Koninklijk Paleis, met haare Staatr juffers, die volkomen vrijheid hebben, de nachten buitens huis met zijne Majefteit door te brengen, of met andere leden van het Hof, die haar best behaagen. Deeze toegeeflijkheid moet toegefchreeEe 5 ven De GODSDIENST der con- GOAA.- nen, enz»  442 GODSDIENSTIGE De godsdienst der con- goaa- ïjen , enz, I ven worden aan de Minnekoozing haarer Koninklijke Meesteresfe, die alle mogelijke middelen tragt te bedenken om haar te behaagen. Dewijl het duidelijk blijkt dat de belijdenis van den Christlijken Godsdienst in Congo oppervlakkig en van weinig betekenisfe is, zullen wij daar van geene melding maaken , maar, tot vermaak onzer Leezeren, overgaan tot de befchrijving van hunne Huwelijksplegtighcden. Het moet, in de daad, erkend worden, dat zij, bij hunne intrede in den ftaat des Huwelijks, de gewoonten in agt neemen, door de [Roomscli] - Katholijke Kerk voorgefchrceven; doch uit hetgeen wij reeds verhaald hebben, en nog vervolgens, ten aanzien van dit onderwerp , zullen vermelden, is het klaarblijkelijk, dat zij zeer weinige, indien eenige, agt geeven op haare Wetten en Inzettingen. Bij voorbeeld , indien 'er drie Broeders waren , allen van het zelfde gezin, en een van hun kwam te overlijden, zullen de twee overblijvenden de Bijwijven des Overleedenen gelijkelijk onder zich verdeden. Nog eens; in gevalle een van deeze twee dit leeven verlaate, maatigt de langstlevende zich alle de Bijwijven als zijn regt »n eigendom toe. Naa het overlijden van ieeze , koomt de naaste Erfgenaam , al tvare hij ook de Zoon des jongstgeflorveicn, in het vreedzaam bezit van den geleden voorraad. Dc Vrouwen in Lovango zijn zo onder- wor-  GESCHIEDENIS. 443 worpen aan de Mannen, als het Vee aan ons is. Zij allen in 't algemeen zijn verpligt, in de eerfte maand des jaars in-eigen perfoon te verfchijnen in het Paleis des Konings, om gebruikt te worden tot het bearbeiden en bezaaien zijner landen. De Mannen maaken te gader met haar aldaar hunne opwagting elk hunner is voorzien van de noodige gereedfehappen tot zijn dienstwerk; geenzins, ondertusfehen, om zelve te werken, maar om de Vrouwen te tuchtigen, die haaren pligt niet behoorlijk waarneemen, en om alzo het werk van opzieners en beftuurders te verrigten. Voor 't overige flijten zij hunnen tijd in zulke vermaaken, waar toe zij den meesten lust hebben. Lovango legt ineen dier ongelukkige klimaaten, alwaar dc Mannen volftrekt geen denkbeeld hebben van die believinge, tederheid en inschikkelijkheid , welke wij aan de zwakke Sexc eigenaartig toedraagcn. Het moet, in de daad, erkend worden dat de Vrouwen genoegzaame reden hebben tot klaagen over de onedelmoedige behandeling , die haar wordt aangedaan. En, nogthans, is het hoogstwaarfchijnlijk, dat zij zich zeiven gelukkig rekenen , en nimmer over haaren veragten ftaat klaagen of murmureeren. Dapper verzekert, dat wanneer de jonge Maagden in Congo het draagen van dien zwaaren last, den Maagdom, begint te verveelen, zij zich begeeven na eene bijzondere eenzaame plaats, naar Lands ge- De godsdienst ier coN- goaa- nen , enz.  De godsdienstihr congoaa- ken , enz. % i 1 ! ] { c t d d g d d g' di E ra V< 444 GODSDIENSTIGE gebruik op het voordeeligst opgefchikt; dat wil zeggen, met haar Vel rijklijk met vet befmeerd, en fraai geverwd; als mede haare wangen, en alle andere lichaamsdelen, welke doorgaans meest open zijn voor het oog, met roode verf befchilderd. In dit akelig vertrek houden zij doorgaans drie weeken , of eene maand lang, haar verblijf. Zelden, indien ooit, keeren zij van daar te rug, zonder iemand te hebben aangetroffen, genegen om haaren zwaaren last van haare fchouderen tc neemen. Hoe 't zij, hier verkiezen zij zulke wakkere Jongelingen, als zich meest n haare gunst zoeken in tc dringen, door mlke dienstbetooningen en minnekoozcijen , welke doorgaans het Huwelijk vooraan. Ten deezen opzigte ftemmen de kwarten overeen met de rest van het ilenschdom. Eene Vrquw in Angola, wanneer zij en kind ter waereld heeft gebragt, heeft eene gemeenfehap met haaren Man, voor at haar Zuigeling tanden begint te febieen. Nog eene andere gewoonte gaat oner de Angolaanen in zwang, welke, in e daad , onder alle Barbaarfche Natiën smeen, en tot op den huidigen dag onïr de Jooden in gebruik is: te weeten, it Man en Vrouw niet te gader leggen, ïduurende den tijd dat de laatstgenoemd : haare maandelijkfche ontlastingen heeft, aarenboven mag de Vrouw niets aanaken van 't geen den Man tot fpijze zal irftrekken; zelf mag zij, in dien tijd, niej;  GESCHIEDENIS. 44? niet met hem onder één dak flaapen, veel min zijn Bed naderen; om thans niet te 1 fpreeken van de kentekens, door welke] zij verpligt is zich te onderfcheiden van' de zulken, die eenen ftaat van volkomene, gezondheid genieten $ en vrij zijn van de befmetting. Onder andere kentekens, draagt zij een krans om haar hoofd, geduurende al den tijd van haare reiniginge. De Befnijdenis is in algemeen gebruik, overal daar de Christlijke Godsdienst niet beleeden wordt. Zo ras de Angolaamn bemerken dat een kind zijne eerfte tand heeft gefchooten , fchikken zij het zo fier lijk op , als hunne omftandigheden toelaaten. De Vrouwen en Bloedverwanten draagen het rond j van huis tot huis, om zo veele gefchenken te verzamelen als zij kunnen bekoomen. In die gewesten, alwaar de Afgoderij nog de heerfehende Godsdienst is, zo dra 'er een kind ter waereld is gekoomen , wordt terftond een Priester ontbooden, die het onder eenige ftaatelijke verpligtingen legt; naar alle waarlchijnlijkheid moeten dezelve worden aangemerkt als behoedmiddelen tegen de ontelbaare toevalligheden, aan welke het menschlijk leeven dagelijks is bloot gefteld ; of ook wel, als godsdienftige geloften en pligtsbetragtingen , door de onderhouding van welke deeze lieden waanen , in de gunst en genegenheid hunner Godheden zich te zullen indringen. De Priester maakt inzonderheid zijn werk, om dit begrip De JOD9HENST Ier CON- ÏOAA- «en , enzi  De godsdienst der con- GOAA- nen, enz. J I l i r li v fa h ö v 44ö GODSDIENSTIGE grip te bevestigen en te doen veld winnen, 't welk, door het gros des Mensendoms , zo gretig wordt ingezoogen, en voor het Priesterlijk beroep, over 't geheel genomen, zo voordeeJig is. Diensvolgens mompelt hij eenige geheimzinnige woorden, door hunnen Kerkdienst voorgefchreeven, en legt vervolgens het kind zodanige phgtcn op , als hij welvoegehjkst oordeelt ; men luistert naar zijne uitfpraaken en bepaalingen, als naar de ftemme van een orakel; en even godsdienftig worden dezelve naagekoomen. Thans zullen wij een berigt geeven van hunne Begraafenisplegtighedcn. Geen van ille de wanbegrippen en vooroordeelen, onder deeze Volken aangenomen , heeft zulke heillooze gevolgen, als het onder ïcn algemeen heerfchend denkbeeld, dat iet geen doorgaans een NatuurlijkeTJood ;enoemd wordt, geene plaats heeft, enlat het overlijden van alle menfchen, wie :e ook mogen weezen , het uitwerkzel is ran de betoveringe of bezwecringe hunler vijanden. Zij zijn van begrip° dat de [ovenaars den Overleedene opwekken em na eene eenzaame Wildernis overvoe' en, en aldaar als een Slaaf doen werken, aj zijn zeer naauwlettende om hem al:enlijk met verfche fpijze te voeden: ram, indien de geftorvene flegts een klein orreltje zout in zijnen mond kreeg, zou ij in gramfchap ontftoken worden, en den loordenaar met de uiterfte ftrengheid ervolgen. Uit kragt van dit ongegrond en  GESCHIEDENIS. 447 en dwaas begrip, wordt de dood van éénen Mensch doorgaans gevolgd van het ontijdig einde van eene menigte fchuldeloozen. De Inboorlingen van Lovango beginnen hunne naafpooringen, raakende hunne dooden, met bezweeringen; inzonderheid bcftaan dezelve in het hard drukken op een Mes , in de tegenwoordigheid van eenen hunner Gangas, en in hunne handen , uit alle hunne magt, tegen elkander te wrijven. Geduurende deeze kunstverrigtingen maaken zij eenen aanvang met hunne ondervraagingen. „ Zulk of zulk „ een perfoon, zeggen ze, is geftorven „ en begraaven ; was hij betoverd ? of „ heeft zijn Mokisfo zijn leeven van hem „ weggenomen?" Indien, naa deeze ondervraaging, de perfoon, welke de proef neemt, zijne handen niet tot zijnen wil hebbe , wordt zulks voor een onwederfpreekelijk bewijs gehouden , dat zijns vriends overlijden het uitwerkzel was eener boosaartige betoveringe. Van deeze ondervraaging gaan zij over tot eene andere; en het onderzoek wordt altoos beflooten met de proefneeming door den Imbondo. Zeer verfchillende zijn de gevoelens der Inboorlingen van Lovango, ten aanzien van den ftaat der menschlijke ziel, naa dat zij van het lichaam is geichciden. Zij, die tot het Koninklijk geflagt behooren, gelooven in eene foort van Zielsverhuizinge , en verbeelden zich dat de zielen var De GODSDIENST der con- goaa- nen , enz.  De GODSDIENST der con- goaaken,ff»2. i < < i € l ï O O z n b m fa 448 GODSDIENSTIGE van hun, welke dit leeven verlaaten, in de hchaamen hunner kinderen overgaan. Andere gelooven dat de zielen fterflijk zijn. Doch de meesten zijn van begrip, dat zij in Befchermgodcn veranderen. In de vaste overtuiging hier van bouwen zij kleine Kapellen, naast of nabij de plaatzen , daar zij geftorven zijn. Derwaarts begeeven zij zich om hen te aanbidden, en eene offerande te doch, voor dat zij zich aan tafel nederzetten, 't zij om te' eeten, of om te drinken. Chicockaj van wien wij reeds een berigt gegeeven hebben, is de Befchermgod hunner dooien; zijn ftandbeeld, van hout gemaakt, wordt, op een kleinen afftand van hunne Begraafplaatzen * opgericht. Hij draagt cragtdaadige zorge , dat geen Tovenaar le dooden heimelijk wegvoere, hun eenige fmaadheid aandoe, of hen noodzaake >m te werken , te jaagen of te visfehen.Niq weet, of niet deeze Befchermgod het lijstergroot vertrouwen , welk de Neers in hem ftellen, verdiend hebbe door en even natuurlijk uitwerkzel, als 't geen oratius zijnen Vijgeboom priau s verwijt ? Misfehien zou het niet nmogelijk zijn, door een naauwlettend nderzoek, foortgelijke wonderwerken in Dmmige oorden van Europa te vinden ? De meergemelde Negers begraaven hun2 dooden in alle hunne klederen. De dioeftigen vervoegen zich bij de verogenden , om hunne hulp te verzoe:n in het draagen van de noodige kosten  GESCHIEDENIS. 449 ten hunner Begraafenisplegtigheden. Bij het overlijden van den Koning van Conga, wordt aan allen en een iegelijk ftrengelijk gcbooden, zijnen dood niet te betreuren , nicttegënftaande het treurig pieuws ftaatelijk wordt afgekondigd; door het geheele Koninkrijk, onder het blaazen op eene foort van hoorn. Voor 't overige Wordt de ftaatelijke Begraafenis van eenen Vorst volvoerd naar de wijze der Roomsehgezinden. De zulken, egter, welke nimmer in goeden ernst aankoomelingen van den Ghristlijken Godsdienst geweest zijn, of het flegts in den uitwendigen fehijn waren , volgen zeer haauwkeurig de gewoonten en plegtigheden hunner Voorouderen; Te gadcr met hunne döoden, begraaven zij een aanzienlijk gedeelte hunner bezittingen, verfcheiden zeer kostbaare gefchenken, en andere goederen van waarde. Daar deeze gewoonte voormaals in algemeen gebruik geweest is, en nog heden is, bij alle Afgodifchc Natiën, zo wel ouden als hedendaagfehen, zou het overtollig, indien niet onvoegzaam weezen , voorbeelden , ter bcvestiginge van deeze waarheid, aan té voeren; Bij het overlijden van eenen Rijksgroote , gaan zijne gunflelingcn, afhangelingen en flaaven, in hunne ro'uwbetooningen ,• veel verder, dan doorgaans gebruikelijk is. Behalven de kostbaare gefchenken en uitheemfche goederen, wélke neyens hem begraaven worden, voorzien zij IV; deel, Ff htm D's GODSDIENST der con- COAA- nen, enzi  De GODSDIENST der con- goaa- ken, enz I i < 450 GODSDIENSTIGE hem van dienstboden, om hunne opwagtmg te maaken bij zijne Koninklijke Hoogheid , en verfcheiden jonge Juffers, om zich met haar te verlustigen op zijne reize na _ de andere waereld. 't Zij het een uit. werkzel van dwang, of een gevolg zii yan vooroordeel, haar listigliik dooide Pnesters ingeboezemd, zij zijn ijverige mededingflers, en betwisten elkander de eere , om met haaren overleedcnen Monarch leevende begraaven te worden _ Verfcheiden Godsdienftige gewoonten zijn er insgelijks in Lovango gebruikelijk, die even zeer der opmerkinge waardig zijn! Hunne Begraafenisplegtigheden gaan altoos gepaard met het Horten van een vloed van traanen, en het uitboezemen van on ophoudelijke jammerklagten. Zo dra zii het Lijk buiten het fterfhuis hebben gedraagen , beginnen zij rondom het zelve te danzen. Gcduurende die ftaatelijke plegtigheid fchreien zij allerbitterst, en vervullen dc lucht met akelige weekh* ten. Bij voegzaame tusfehenpoozen, ftcl len zij den Overleedene, met groote dcf. tighcid, duizend onvoegzaame vraaecn voor: bij voorbeeld, of hij zijne wooning verhaten hebbe, door gebrek aan de ge! rieflijkheden des leevens, en diergelijke En, hoewel de Overleedene hen nimmer net een antwoord verpligte , fchrijven zij, egter, altoos zijn overlijden toe aan Ie eene of andere misnoegdheid. Dit Lijkmuzijk, en deeze treurige onlervraagingen, duuren eenige uuren. Daar  GESCHIEDENIS. 451 Daar naa verzamelen zij alles, wat de Overleedene zal medevoeren; cn zo dra zijne pakkaadje gereed is ; brengen zij zijn Lijk en alle zijne goederen weg, met zulk een overhaasten fpoed j als of zij het een en ander geltolen hadden. Dc eene helft der gemelde goederen mag met hem begraaven worden; de andere helft wordt opgehangen, en openlijk ten toon gefield, aan paaien , rondom zijn Graf geplant. Om evenwel te voorkoomen, dat deeze goederen door fchamele bedelaars niet. Worden weggenomen, fcheuren zij dezelve in Hukken , welke dus worden ten toon gehangen. Tegen den avond herhaalcn zij hun fchreien en jammcrklaagen 5 deeze uitwendige betooningen van droefheid cn boczemfmarte worden eikei! avond herhaald, zes wecken lang, zonder eenige tusfehenpoozing; De maate hunner rouwbetooninge is onderfcheiden, naar evenredigheid vart den rang en ftand der Ovcrleedcncn. Eij het fterven van eenen Pajksgroote , zijn hunne jammcrklagten luiddruftiger' dan naar gewoonte, en hunne opwagting bij het Graf flaatelijkcr cn talrijker. Want, bij zulk eene gelegenheid, verzamelen de Inwooners uit alle de omliggende lieden en dorpen. De Tovenaars ftellen alle hunne bekwaamheden in 't werk, cn laater geene kunftenaarijen noch bezweeringen onbeproefd, in de hoope van eenen kranken Rijksgroote tot voorgaande gezondheid te hei-Hellen* Ook blijven dc Land F f % godsdienst ■ der corïa GOAA- nen , en%*  De godsdienst (kr con- goaa- nen, enz. i < ] j i f 2 ï E II d d 452 GODSDIENSTIGE zaaten in 't algemeen niet in gebreke, om hunne uiterfte poogingen aan te wenden, ter verlenginge van zijne leevensdagcn. Doch hier zo wel als bij ons te lande is de waereldgrootheid het voornaamfte lokaas ; en het gefchiedt alleen in de zelfzoekende hoope op eene goede belooning voor hunne moeite, dat zij dus naauw agtgeevende en vlijtig zijn. 't Lijdt, derhalven, geen twijfel, of de zulken, die in toverkunftcnaarijen wel ervaren zijn, zeer kwistig zijn met hunne allergeheimfte en kostbaarfte toebereidzelen , wanneer het leeven van zulke aanzienlijke en hooggefchatte perfoonen in oogfchijnlijk ge. vaar is. Zij waaren rondom het Lijk, 't welk op een Doodbaar legt uitgeftrekt, of, loor eenen uit de menigte, in eenezittenie houding onderfteund wordt, of zom:ijds ook i*echt overeindc wordt gehoulen, door middel van onderfchraagers y tunftiglijk onder zijne armen geplaatst, 'n eene deezer lichaamshoudingen, wordt :ijn hoofd gefchooren, zijne nagels ge:ort, zijn lichaam gcwasfchen, gezalfd :n rood gefchilderd. Zijne naaste Blocd-crwanten, dat wil zeggen, zijne nabctaanden van het Mannelijk oir, zetten ich neder op een kleinen afftand van het «ijk: want de Vrouwen, die haare traaen altijd tot haaren wil hebben, cn van atuure bevoegd zijn om de driften gaane te maaken, worden gebruikt om door ?ezc geweldige aandoeningen en gemoeds» be-  GESCHIEDENIS. 453 beweegingen, de geheele Vergadering gaande te maaken. Zij danzen , of liever , zij vliegen in 't rond, als uitzinnige lieden , van de rechter na de {linkerhand, in de uiterfte verwarring. Doch bij tusfchenpoozen vermelden zij in gezangen den lof des Overleedenen, vernaaien alle zijne deugdelijke bedrijven, en haaien zijne Geflagtrekening op. Dit is zo veel als eene Lijkrede. Ten befluite begraaven zij het een of ander gedeelte van zijn Erfgoed nevens hem, te gader met alle de kostbaarheden, welke zijne Bloedverwanten en Vrienden hebben bijeen gebragt, om hem een aangenaamer verblijf te doen hebben in de andere waereld. "Kienga is de gewoone benaaming van de Begraafplaatzen deezer Zwarten. In eene voegzaame orde worden, op ieder Graf, de Boog en Pijlen des Overleedenen opgehangen, als mede zijn houten fchotel, kalebas of drinkbeker, om daar uit te gemaklijker te kunnen drinken, wanneer hij het geraaden vindt, en een bekwaame voorraad van Pijpen en Tabak om te rooken, enz. De zelfde plegtigheden worden ten aanzien van hunnen Koning in agt genomen , doch met meerder pragts en ftaatelijkheids: want zij verfieren het lichaam des geftorvenen met de gewoone tekens der Koninklijke waardigheid, naar evenredigheid van den rang deezer zwarte Prinsfen. Hij is gezeeten op eenen ftoel Ff 3 van De godsdienst der con- goaa- nen , enz.  De godsdienst der con- goaa- #en, enz i ] 3 1 454 GODSDIENSTIGE van Staat , onder een Verhemelte geplaatst, gefchikt voor de ftaatelijke ontvangst van zulke doorluchtige perfbnaadjen; nevens de afbeeldingen, in hout of klei, van de zulken, die, bij zijn leeven, meest bij hem in gunst ftonden. Voor hem ftaat eene groote menigte Keukengereedfehappen , welke ten dienfte van de tafel zijner Majefteit gebruikt plagtcn te worden : als Tafellakens, Handdoeken , Schotels, enz. Ten zijnen bijzonderen gebruike wordt 'er eene aanzienlijke menigte Slaaven geofferd, of liever vermoord, en nevens hem, of in eene afzonderlijken Grafkelder, begraaven, met oogmerk om te gader met hem te herleeven, en hunne opwagting te maaken bij zijne Majefteit, op zijne reize na de andere waereld: want zij hebben eenig, hoewel zeer verward en onvolkomen, denkbeeld van de Opftandinge der Dooden. Voormaals plagt het gebruikelijk te zijn, twaalf jonge Maagden, nevens den Koning van Congo , leevende te begraaven; en deeze jonge Juffers waren zo gehoorzaam en onderdaanig, dat zij haar leeven aanbooden als cene vrijwillige offerande ten henfte van haaren Monarch. Met mede]i ngende n ij ver bet wis t ten zij elkander d e n •ang van voorkeuze; en elk haarer was er op gefield om de eerfte tc zijn, eiihaa•e mededingfter den weg af tefnijden. Zq ar tig en kostbaar , als. haare omftandig. ïeden toelieten, tooiden zij zich bij deeze reurige en ftaatelijke gelegenheden. Haa-  GESCHIEDENIS. 455 re Bloedverwanten verzorgden haar rijklijk van allerlei huisgeraaden, en de gerij flijkheden des leevens, welke zij oordeelden haar van dienst te zullen kunnen weezen in de andere waereld. Nogthans is deeze gewoonte, zo als ons berigt wordt, heden ten dage afgefchaft, als ftrijdig met de beginzels van den Natuurlijken Godsdienst. In de plaats van dezelve, als een gedeelte hunner Lijkplegtigheden, heeft men gefield een pragtig onthaal, 't welk acht dagen agter een dagelijks herhaald wordt, op het Graf van den overleedenen Monarch. Onder het deelneemen aan dit Koninklijk Gastmaal , geeven zij , bij tusfchenpoozen , zich toe in het betoonen van de innigfle droefheid en de diepfle boezemfmarte ; dit mag , onzes oordeels , met regt den naam draagen van eene Godsdienftige plegtigheid. Luttel onderfcheids heeft 'er plaats tusfchen de Begraafenisplegtigheden, welke in Angola , en tusfchen die in Lovango en Congo gebruikelijk zijn. Allen wasfehen en kammen hunne dooden, fcheeren hen, bewinden hen in een foort van Doodkleed, en leggen hen vervolgens op eene kleine Lijkbaar. De Overleedene wordt altoos getooid op debevalligfle wijze , welke zij kunnen uitdenken. Tevens worden 'er verfcheiden dieren geofferd, en zijn bloed geplengd ter eere van hunnen afgeflorvenen Vriend. In het Koninkrijk Matamba, wordt het Ff 4 Lijk. Dt gods31enst der con- SOAA- >jen , enz.  Be godsdienst'der congoaa- i 1 ] I ,1 p r, V X k 450 G O D S D I E N S T I G E Lijk geheel met harst bedekt, en dus ge. balzemd , of, om meer naar waarheid te fpreeken , over 't geheele lichaam befmeerd, in een diep Graf ncdergeleid, en , door Slaaven bewaakt, tot dat hij geheel in ftor en asch veranderd zij. Deeze voorzorge, vinden wij ergens aangetekend , wordt gebruikt tegen de Landzaaten zelve, die zeer geneigd zyn om deeze Graven te pionderen, en de Lijken hunner overleedene Landgenooten te verminken met oogmerk om dcrzelver ledemaaten heime ijk weg te voeren , en als gewijde Ovcrblijfzeh op te zetten , welke van meerdere of mindere waarde zijn , naar gelange der vermaardheid van den Overleedene. Wanneer de Bloedverwanten en Slaaven in den rouwe zullen gaan, fcheeren sij huune hoofde:, en befmeeren hunne langezigten met olie, en verfcheiden foorten van poeder, welke de plaats van ftjjf. lel beklceden, om in dezelve de onderchcidene foorten van Veders vast te maaien , waar mede zij, op zulke tijden , iunne hchaamen befteeken. Uit het aan iQoren van hunne akelige zuchten cn weehgten, zou men zich verbeelden dat roefheid en boezemfmarte hen van hune zinnen hadt beroofd. Doch, indien ry ons mogen verhaten op de geloof, -aardigheid van den Schrijver, uit wel an wij dit berigt ontleend hebben, ftor' mzy niet een eenigen traan. Wn z^Uen deeze Afdeeling befluiten  GESCHIEDENIS. ^7 met eene aartige bijzonderheid, raakende de Weduwen van Congo. Zij ftaan in het1 begrip, dat de zielen haarer overleedene] Echtgenooten hunne lichaamen van nieuws' bezielen, 't en zij 'er behoorlijke zorge* gedraagen worde , om dezelve op een voegzaamen afftand te houden; en zulk eene nieuwe bezieling zou eene onover. koomelijke hinderpaal zijn tegen eene nieuwe verbintenis. Qm, derhalven, eene zo fmartlijke gebeurtenis te voorkoomen? vervoegen zij zich bij eenen haarer Pricsteren , die haar verfcheiden maaien in een fnelvlietenden ftroom dompelt. Naa deeze plegtigheid geene angstwekkende bekommernis hebbende wegens de wederkomst haarer Mannen, begeeven zij zich onbefchroomd in een tweede Huwelijk. Onze hoogfte verwondering verdient het, hoe dusdanige begrippen immer in het hart der menfchen zijn opgeklommen; of dat dezulken, die met redelijke vermogens zijn begaafd, in hunne bedrijven tot een laager peil zouden daalen , dan zelf de dierlijke fchepping. Alles moet aan onkunde geweeten worden: en te regt mogt de Profeet zeggen : Mijn Folk gaat verlooren, bij gebrek aan kennisje. De grondbeginzels, op welke de befchaaving van het Menschdom gebouwd is , beftaat ip kennis; en op deezen grondflag wordt een gebouw van befchaafdheid, menschlievendheid, goedwilligheid en godsvrugt opgetrokken. Bij dit alles mogen wij nog voegen, dat agtgeeving op deeze dingen Ff 5 dep He ïods)ienst 'er con- !oaa- jen, enz.  De godsdienst der congoaa- nen , enz. ï) E 458 GODSDIENSTIGE den weg baant ter aanneeminge van het Euangelie. Want, hoewel de voortplanting van het Euangelie niet afhange van menschhjke middelen, heeft God, nog thans, bevolen, dat dusdanige middelen in t werk zullen gefteld worden. Diensvolgens mogen de menfchen dezelve niet gering agten , maar moeten ze op cene i'ocgzaamc wijze te werk ftellen.  GESCHIEDENIS. 459 d e GODSDIENST der G U A G U A S. Deeze Volken bcwoonen het Koninkrijk Matamba. P u r c 11a s , een Engdschman, en Vader cavazzi, een Italiaan, verzekeren beiden, dat zij niet flegts het vleesch hunner vijanden mogen eeten, maar het zelf, gelijk onze Vleeschhouwers hunne Waaren , opentlijk te koop veilen. Hoe fchrikwekkend en tegennatuurlijk dit ook moge toefchijnen aan zommigen, die geene gelegenheid gehad hebben om vreemde landen te bezoeken, vinden wij, cgter, geene reden om aan de waarheid te twijfelen, Zommige Amerikaanfche Wilden eeten hunne gevangenen op ; en 't is flegts weinige jaaren geleeden, dat eenige Engelfchen gedood en gegeeten wierden, op een Eiland in de Zuid-Zee. Doch om voort te gaan met ons verhaal. De opperfte God deezer Volken wordt quisango genaamd, en afgebeeld onder de gedaante van een Reus, twaalf voeten hoog. Deeze Afgod wordt opgeflooten binnen een ftaketzel of omheiping, van Elefants-tanden gemaakt; ieder van De 30DSDIENST ier gua- 5UAS.  De GODSDIENST der GUA' GUAS. < 1 ] I c d I Y I n di d« VI di V fn: 4^o GODSDIENSTIGE van dezelve is verfierd met het Pan- S,aaf' of bevangene , welke geofferd wordt ter eere van deeze Woeddorfüge Godheid. Doch, behalven deeze, WOrden hem nog andere offeVan ieis van Palrmvijn , met het bloed van Bokken, Herten en andere dieren De perfoon, die het hoofdbewind voert ZZt \°iïWfPi van Va,fche» Gods-" dienst, bekleedt het ampt van Opperpriester en Veldoverfte van hunne Krijg magt. Zyn hair, 't welk ongemeen lang is, is verfierd met eene bijzondere foor? van Schelpen, welke zij Bamba noemen n die zy een bijzonderen eerbied toe! Wn om zijnen hals draagt hij een Halsband, van eene andere foort van chelpen gemaakt , doch niet van zulk ;cne waarde als de voorgaande. Aan zijlen Gordel hangt een Roozekrans, wiens .raaien befiaan uitEijeren van Struisvogels disfchien ontmoet men de weergaê van eezen Roozekrans in geen ander gewest es aardbodems: want verfcheiden van de gaaien zyn zo groot als de bol van een oed De Priester draagt een kor ijfiokje om zijnen middel, lang genoeg Verhangende, om te verbergen 't geel ! Eerbaarheid gebiedt verholen te hou:n. Wat zijn lichaam betreft , het is :rfierd met eene groote menigte afbeel ngen, ruuw en kunfteloos vervaardigd 3orts is hun Opperhuid geheel en al be' eerd met roode en witte verf, gcdeel  GESCHIEDENIS. 461 telijk gemaakt van het bloed van geftorvene Menfchen j met derzelvcr Vet gemengd. Een ftuk koper, ongeveer een duim lang, hangt aan zijnen Neus, entwee andere ftukken aan zijne Ooren. Doorgaans heeft hij twintig of dertig Vrouwen ; cene van dezelve draagt zijnen Boog en Pillen; eene andere bedient hem wanneer hij lust heeft om te drinken, en biedt hem zijnen Beker aan. Terwijl hij drinkt, vallen zij allen op de knieën, klappen in haare handen, en zingen zo lang tot dat hij gedaan heeft met drinken. Nog tot op den huidigen dag zijn deeze zelfde gewoonten in gebruik onder zommige van de woeste bewooners van Florida. Voor dat de Oppervorst van Gaagua zich op een Krijgstogt begeeft, offert hij eene ftaatelijke offerande aan zijnen Afgod, vóór het opgaan der Zonne. Twee Tovenaars zijn bij deeze plegtigheid tegenwoordig : de eene ftaat aan zijne rechter, de andere aan zijne flinkerhand, met ongeveer veertig Vrouwen van aanzienlijken huize rondom hem; ieder van haar houdt den ftaart van een wild paerd in haare handen. Aldus toegerust, zingen zij een plegtigen dienst, onder het fpeclen op verfcheiden fpeeltuigen, naarLands gebruik. In 't midden der Vergaderingê ftaat een groot vuur, met een aarden pot over hetzelve hangende. Deeze pot bevat een zeker mengzel, waar mede zij haare voorhoofden, den borst en den buik beüneeren ; tevens onderhouden zij zekere De GODSDIENST Ier GUi 3UAS.  De GODSDIENST(Ier GUA GUAS. J 1 j I I t b e fc V d< Vl li 452 GODSDIENSTIGE marfe'n^ > toverbal naanjcn en bezweer ineen, welke me 7 > nenondergang duuren t0tZon" Dit verrigt zijnde , bieden dn t mars den Veldheer de ftSSS, S/^" antwoordinge van deeze Les , ieft ha zo als hij zich verbeeld „ J -ronrl L J0I?gehnS levenloos op den grond te hebben nedereelcid nnrW vier Slaaven het zelfde onti^ E t^vee van hun worden op de plSiwi en, en tien Honden. Her hi™3a lagtoffers wordt gcpJenetenrf °Zer mnnen AfVmri. ? T ,Sa ter cei'e van ^ÏÏÜ *? Jfrijgsbe"^n zijn bijeen srgaderd, doet hij tot dezelve eene aan enhjke aanfpraak, en geeft daar op te 1 om op te trekken. bDeezc rcdevoc *. *elke ten oogmerke heeft £Td£ Sol-  GESCHIEDENIS» 46*3 Soldaaten een hart onder den riem te fteeken , wordt uitgefproken met eene ver- < heffing der ftemme, en met zo veel na-j druks, bevalligheids en deftigheids, dat' wij dezelve mogen vergelijken met de Aan-' fpraaken, welke wij ontmoeten in de oirkonden der aloude Griekfche Krijgshelden. De Kapiteinen volgen het voorbeeld van hunnen onverzaagden Veldheer. Langs deezen weg boezemen deeze Barbaaren den Soldaaten eene woeste wreedheid in. Indien een Soldaat eenige de geringfte blijken van blohartigheid vertoone, of eenige geneigdheid om in de hitte van het gevegt zijne ftandaarten te verlaaten, wordt hij, op ftaandenvoet, in ftukken gehouwen, en voorts, door zijne fpitsbroeders , opgegeeten. Die van den vijand krijgsgevangen gemaakt worden , dienen, vroeg of laat, den overwinnaaren tot fpijze. De magerften worden eenigen tijd in 't leeven gefpaard, om vet gemest te worden , even gelijk wij ten aanzien van onze Slagtbeesten doen. Zomtijds, egter, vergenoegen zij zich met hen tot Slaaven te verkoopen. Nimmer, ondertusfehen, dooden of eeten zij hunne gevangenen, voor en aleer zij den volwasfenen ouderdom bereikt hebben. Dit niettegenftaande zijn zij zeer gefteld op gevangenen, die nog zeer jong zijn: want zij voeden hen op in de onderhouding van hunne eigen onmenschlijke en barbaarfche gewoonten. Te De ;ods- )ienst Ier guaïuas.  GODSDIENST der gua- GUASi I I i i i ï I \ I b c Z te *M GODS'DIENST !GÊ Te weeten, wanneer zij eenigen, die nog in de vroegfte kindschheid zijn, op den vijand veroverd hebben , binden zb hun eenen band om den hals, als een zinnebeeld van hunne gevanklijkheid. Niet eerder wordt deeze band hun afgenomen, voor dat zij het hoofd van eenen hunner vijanden voor de voeten des Veïdhecrs hebben neergeleid. Dan worden zij vrij verklaard, en vereerd met den tijtel van rong o, betekenende zo veel als Soldaat , of Krijgsman. Den krijgsmoed hunner jonge gevangenen Hellen zij op den toets, door een Pijl recht over hunne hoofden te fchieten; hij, die daar van verïchrikè wordt, of de geringfte blijken van vreezc vertoont, wordt oogênblikkelijk gedood m te lijve geflagen. Zij mogen niet genaturahzeerd worden, zonder de magtigfte m in 't oogloopcndfte bewijzen hunner iapperheid vertoond te hebben ; en dan log moeten zij daar toe hunne genegenïeid betuigen; want dezulken, die weigeren daar in te bewilligen, worden met !e uiterfte afkeerigheid behandeld. De ilegtighcid der Naturalizatie of Volksïnjvmge beftaat in het uittrekken van vier an hunne voorfte tanden, twee uit het' loven-, en twee uit het Beneden - kakeeen. Wijders worden hun de Neus cn dei •oren doorboord, door het maaken van ;er wijde gaten in dezelve. Niet onvoegzaam zal het weezen, hier r plaatze het een en ander aan te tekens ri  GESCHIEDENIS. 465- hen raakende eene Amazoonfche Prinsfesfe, die ten eenigen tijde onder hen geregeerd heeft. De Gefchiedenis der aloude Amazoonen is overbekend. Zij bewoonden een gedeelte dier wijdfcrekkendelandftrecke , voormaals Scijthie genoemd , doch heden ten dage onder den naam van Tartarije vermaard. Eene van haare Koninginnen maakte haare opwagting bij alexander. den groote n. Men verhaalt dat die Held zeer gemeenzaame verkeering met haar hieldt ; misfehien heeft zij hem de laatfte gunst ingewilligd. De Afrikaanfche Prinsfes s van Welke wij thans een kort berigt zullen geeven, verboodt het opvoeden van kinderen van het mannelijk oir binnen de paaien van haar Rijksgebied; en gaf, daarenboven, ftreng bevel aan alle Ouders, om dezelve te vermoorden, of aan de wilde beesten ten prooi te geeven, zo ras zij gebooren wierden. Wijders geboodt zij, dat alle kinderen, die in 't leeven gefpaard Waren, bastaart verklaard > en met een bijzonder kenmerk zouden gebrandmerkt worden. Aan de Vrouwen fchonk zij de vrijheid, om in 't huwelijk te mogen treeden methunne Krijgsgevangenen, aan welke zij5 in gevolge dier verbintenisfe, alle devoorregtcn van den Staat verleende. Dit gefchiedde om het Vrouwelijk geflagt in weezen te houden. Aan alle zwangere V-rouwen verboodt zij, onder bedreiging IV. deel, Gg van goösdi&nst der gw guas.  De GODSDIENST der gua GUAS. ; i [ c i ó F x n d 466 GODSDIENSTIGE 1^1°°^^^ k™bedde niet tc m oZarn-bo/em vanhaar**** - bLetten Tni den/rond niet zouden Dennetten. Indien, door ongehoorzaamheid en veragting van haare bevelen een kind van het Mannelijk oir in V lee ven wierdt gefpaard , gaf zij Venten Jast hem niet in haar Rijksgebied te ont vangen, ten zij alvoorens twee vazfne tanden waren uitgetrokken; en wanneer het gebeurde dat de bovenfte vier t?nden over de andere heen groeiden, wierdt S op ftaanden voet ter dood gebragt 3 Zij ftelde bevoegde Regters aan, nevew andere mindere Amptenaars, om toe te zien dar deeze haare Wetten behoorlik geëerbiedigd en volvoerd wierden f I me den dood te ftrafïèn zulke VrouVen? welke een of meer kinderen haddei ver borgen gehouden, en om de jeugd te lee ren , het onderhouden der gewoonten en plegtigheden van haaren Godsdienst Om aan deeze Wetten te meer kragts en in den waan te brengen en te doen [elooven, dat zij de Inzettingen en Ge .oden haarer Voorzaaten waren; dat zit foor het onderhouden van dezelve, een chrrk voor haare vijanden zouden woren ; dat haare magt en gezag moest beaald en vastgefteld worden door zulke oorbeelden, als ten bewijze konden dil eS fe»c P^gtigc verzaakinge der teerhartigheid co genegenheid, zo natuurlijk  GESCHIEDENIS,. 46? lijk bij dc Ouderè $ en van welke de wilde dieren de in 't ooglóopendfte blijken verte-enen, Wij mogen hier opmerken , wat tijdÜjke magt kan uitwerken , wanneer zij gepaard gaat met die valfche vreCze voor de Godheid , welke Bijgeloof genaamd wordt. Op den grond van een ingewikkeld gelöove aan haare Oppervorftinne-j verbeeldden zij zich , zó diep te zullen indringen in de gunst van haaren Afgod, dat zij het voorregt zouden verkrijgen van onkwetsbaar te zullen worden, indien zij moeds genoeg bezaten Öm haare kinderen te vermoorden , en zich zelve met hun bloed te befprengen. De Prinsfes zelve gaf het eerfte voorbeeld van deeze nooit gehoprdeBarbaarschhcid. Want zij vermoordde haaren eigeii Zoon, ert deedt zijn lichaam hakken tof een poederwaar mede zij zich over 't geheele lichaam beflreek; om alzo haare rampzalige misleide Önderdaanén tot eert voorbeeld te vcrftrêkken. Hoe lang dit Monitor van barbaarsere heid geregeerd hebbe , vinden wij niet aangetekend; doch, naar alle waarfchijnlijkheid; zal haare regcering van geen langen duur geweest zijn.- Want, hóe bai1b'aarsch en woest haare omierdaanen ook mógen geweest zijn, kan het, nogthans., niet önderfteld worden, dat zijrleeze ontnenschlijkheden lang zullen geduld hebben.' Gg* 1 Wj De Godsdienst'der gv&t güas.  De godsdienst der gua- guas. < i za- 4ö8 GODSDIENSTIGE Wij moeten hier nevens voegen eene aanmerking, raakende de aloude Kanahniten, door josua uitgerooid. De Schriftuurbeltrijders hebben hier tegengeworpen , dat josua geen regt hadt om in hun land te vallen en hen te verdelgen Vergeefs antwoorden wij hier op, dat josua [van Gods wegen] gelastigd was, hen uit te rooien: want dit doet bij hen niets af; op andere beginzels moeten wij hun antwoorden. De Kanaaniten hadden zich fchuldig gemaakt aan de fchrikwekkendfte tegennatuurlijke euveldaaden, van gelijken aart als wij nu verhaald hebben. En 't was, diensvolgens, niet meer dan billijken regtvaardig, dat zulke cuveldoenders van het gelaat des aardrijks wierden uit gerooid. Ondcrlteld zijnde dat een Heirleger Europifche Christenen zulke tegennatuurlijke barbaarschheden zag bedrijven , als wij zo even vermeld hebben , zou niet een ieder Soldaat, daar bij tegenwoordig, bet als zijnen pligt befchouwen, de wreede bedrijven van dezelve te ftraffen ? Gewisfelijk zou hij van zulk een gevoelen zijn; en de Menscblijke Natuur kent geene andere ltraffe van den Moord dan het dooden van den Moordenaar. — Doch om weder te keeren tot ons onderwerp. Wat aangaat de Huwelijksplegtiffbeden Ier Guaguas, deeze behelzen niets zeer bijzonders. Daar zij zo wreed en woest :ijn , vermengen zich veelen hunner te  GESCHIEDENIS. 469 zamen, even als zo veele wilde beesten: zonder eenige agtgecving op ouderdom; kunne of welvoegzaamheid. Zommigen onder hen, bijzonderlijk de Jages, die de Provincie Majiko bcwoonen, begraaven hunne dooden niet, maai eeten ze op, of begraaven hunne kran ken, voor dat zij den laatften adem heb. ben uitgeblaazcn. Vóór de Begraaving worden de lichaamen rein gewasfchen, er in eene zittende houding na het Graf gedraagen. Hunne Vrouwen, indien zij ze hebben, worden te gelijk met hun [leevende] begraaven. De plegtigheid wordt beflooten met een luid gefchreeuw er fchrikwekkende jammerklagten , die verfcheiden dagen duuren. Meer dan eens hebben wij, in het beloop deezes Werks, gelegenheid gehad om tc betreuren, dat zo vcelen onzer Natuurgenooten ontbloot zijn van de kennisfe van christus. Maar wat zullen wij zeggen van zulke Afrikaanfche Volken , die minder zijn dan de dieren des Velds ! Dient dit niet ten in 't oogloopenden bewijze, dat de menfchen, heden ten dage, niet meer zijn, 't geen hun eerfte Vader was, toen hij uit de handen van zijnen Maaker kwam ? Uit het geen wij, in deeze Afdeeling , verhaald hebben , blijkt duidelijk, dat hij tot alles bekwaam is , hoe ongerijmd, belachelijk, wreed, barbaarsch of tegennatuurlijk het ook zijn moge. Dit toont duidelijk dat onze Natuur, verdorven is. Indien dit niet erkend Gg 3 war 1 De GODSDIENST der Gut OUAS.  Be CQDSPIKNST der gua- {3uas. 4 i i ? ? 47° GODSDIENSTIGE worde, zullen wij nooit in ftaat zijn om reden te geeven van de bedrijven yan veelen onzer Natuurgenooten, die, zelf als een geheel Nationaal lichaam aangemerkt, misdaaden pleegen, of liever, in dezelve leeven, en ze bij openbaar gezag bekra*tigen, van welke het enkel vermoeden doet zidderen. Hier uit mogen wij befluiten, dat, hoewel wij veele voortreffelijke dingen ontmoeten in de Schriften der Grieken en Romewen , het, egter , tevens blijke , pat zij op eene verregaande en aanftootwekkende wijze verdorven waren in hunne zeden, ten tijde als het Euangelie eerst onder hen verkondigd wierdt. Tevens blijkt hier uit duidelijk, dat niets'dan de Christlijke Godsdienst in ftaat is om onze Geesthjke ongefteldheden te geneczcn Wjj zullen deeze Afdeeling "befluiten met de volgende aanhaaling uit eene Leerrede van wijlen Dr. connibear, jn leeven Bisfchop van Bristol: „ Reed$ „ hebben wij vermeld (dus fprak zijne „ Lordfchap) dat de Zonde in de waereld „ is gekoomen door onze eerfte Ouders; , van welke op ons is nedergedaald eene , verbasterde en verdorvene Natuur. , Hier door zijn zo wel on?e yerftande> hjke als zedelijke vermogens merkelijk , verzwakt, En gelijk wij, in veele op, zigten , niet weeten wat wij moeten l doep, heeft, in andere opzigten, zelf , daar wij geene onkunde kunnen voor, Wenden, plaats eene aanmerkelijke af. ,} keg.  GESCHIEDENIS. 471 „ keerigheid, ja zelf, verkeerdheid van „ den wil. Deeze gebreken moeten, in „ zekere maate, verholpen worden; anderzins kunnen wij geen voordeel doen „ met de vergiffenis, welke God, om den „ wille van Christus, aanbiedt. Want „ het is onredelijk te verwagten, dat de,, zelve zich zou uitftrekken tot eenige „ anderen, behalven dezulken, die haar, ,, met eene Godsdienftige dankbetooning „ aanGode, omhelzen." Dus verre zijne Lordfchap, Vol. I. Sernu ƒ. p. 22. Gg 4 d e De GODSDIENST der GUi GUAS.  472 GODSDIENSTIGE De godspiekstder kappers. i d e GODSDIENST der IN W O O NE R EN van Z U I D-K A F F R A /, of de K A F F F R S-K U S T, De Heer kolbe, een Duitfcher-. die eenige jaaren aan de Kaap de Goede Hoop zijn verblijf gehouden , en verfcheiden Koninkrijken van Afrika b%zogt heeft, is van gevoelen dat 'er eene in t oogloopende overeenkomst plaats heeft tusfchen de Kaffers en de Jooden Om zijn gevoelen als aanneemelijk te doen voorkoomen , meldt hij verfcheiden gewoonten , die onder beiden in gebruik zijn. De Kaffers offeren zeer veele of feranden, cn regelen den tijd hunner feestdagen naar de Volle en Nieuwe Maan Op zekere gezette tijden hebben zij geene gemeenfehap met hunne Vrouwen , cn [lellen altoos de reiniging te werk. Diknaals maaken zij gebruik van ongezuurde jrooden, en onthouden zich van het eeten van  GESCHIEDENIS. 473 van allen ingezouten Vleesch. De plegtigheid der Befnijdcnisfe, of iets daar aan < gelijk, is onder hen in gebruik. Zij eeten] niets dat venvorgd is, noch eenige on-1 gefchubde Visfchen. Nimmer laaten zij' Vrouwen toe in hunne Raadsvergaderingen. Zij mogen hunne Vrouwen eenen Scheldbrief geeven, zelf bij de beuzelagtigfte gelegenheden. Wijders' vermeldt hij nog verfcheiden andere gewoonten en plegtigheden , naar die der Jooden zwecmende; onder anderen , het geeven van de naamen van dieren , heuvelen, bergen, rivieren, boomen, vrugten, kruiden , en , in de daad, van alles wat de Natuur oplevert, aan hunne kinderen, in ftede van dezelve naar hunne Ouders of Bloedverwanten te noemen. Doch alle deeze bewijsredenen, door den genoemden Duitfcher, ter onderfchraaginge van zijn geliefkoosd flclzcl,aangevoerd, zijn van geene kragt altoos; dit zal blijken , wanneer wij de volgende aanmerking in nadere overweeging neemen. Hun gebruik maaken van ongezuurde Broodcn heeft geene overeenkomst met eenige gewroontc, onder de Jooden gebruikelijk, om dat deeze Afrikaancn de kunst van broodmaaken niet verftonden, voor en aleer zij, door de Europeaanen, daar in onderweczen wierden. ^ Wat aangaat het geeven van een Schcidbrief aan hunne Vrouwen, uit verfcheiden bijzonderheden, in het voorgaande gedeelte, deczes Gg 5 W«rks, Ds ÏODS3IENST ier KAl 'ER.S.  De godsdienstder wai fers. < \ \ \ i 474 GODSDIENSTIGE Werks, zal het den Leezer zijn gebleeken dat het_ zelfde onder veele' HeSf he Natiën in gebruik is. De Befnijdenis is he ft dlernC gT°°nte' bij^nsJover de • he|itrdes bewoonden aardbodems fchnW? !j' ?ï VCeIe a«dereReisbeichrijvers, de Kaffers te laste leet dat zij den dood hunner nabeftaande Bloed verwanten verhaasten, wanneer zii niet meerkunnenwerken,ftrijdttegendendoor gaanden inhoud en de bij2on£ret?b0den der Mozatfche Wetgeevinge. Hij |ee° S ze zeer afgericht z|n op de Jagl god ten deezen opzigte behoorde h| hen met de H^nmm, liever dan met de S dra, te hebben vergeleeken J Met dit alles zyn wij het eens met deezen Schrijver , dat het niet geheel on waarschijnlijk is, dat deeze AfSfS «crx, die, in overoude tijden, het Zuidhjk gedeelte van Afie verlieten, en hunne eigen bijzondere gewoonten en pittigheden medevoerden. P g .Doch, hoe 't hier mede ook geleeen iet ï? ^JJen th3nS °rr&™ om een be igt te geeven van de Godsdienftige beJinzels en plegtigheden deezer Volken Zij bezitten een flaauw denkbeeld van len Algemeenen Zontvloed. Want 5 jeerseht onder hen eene overlevering f, TuXader tot Zoon overhandifd mrdt, behelzende, dat hunne Voorouers , gaande uit een deur, of venfter ich hebben nedergeflagen op deezen plek de§  GESCHIEDENIS. 475 des aardbodems ? welken zij tegenwoordig bewoonen , en hunne kinders in de Landbouwkunde hebben ondcrwcezen. De overlevering voegt 'er nevens, dat de naamen hunner vroegfte Voorouderen waren n oh en hing nou. Noach en zijne Huisvrouw kunnen hier mede bedoeld worden; want den naam van. noachs Huisvrouwe vinden wij in de Schriftuure niet aangetekend. Alle deeze Reisbefehrij vers zijn zeer tegenftrijdig met elkander in hunne berigten wegens den Godsdienst deezer Volken. De reden hier van is, om dat de Kaffers verdeeld zijn in Stammen of Horden, en de onderfcheidene Stammen verfchillende begrippen voeden. Nogthans vinden wij geene zwaarighcid, uit alle deeze berigten de waarheid op te maaken, om dat verfcheiden Schrijvers van naam dezelve zorgvuldig hebben naagefpoord; en wij hebben geene reden om derzclver waarheidliefde in twijfel te trekken: te meer, zints deeze berigten zijn béftempeld geworden met het zegel van goedkeuringc, door de Koninklijke Maatfcuappij [te Londen.] Zij aanbidden één Opperst Weezen , hoewel hunne begrippen wegens hetzelve zeer duister en verward zijn. Zij flagten eene menigte Koeijen en Schaapen, ter pere van hunnen Afgod , en doen vrijwillige offeranden van hun Vleesch en Melk, als erkentelijke dankbetuigingen voor alle zijne bermhartigheden , van tijd fxst tijd aan hun beweezen; want zij verbeef- De GODSDIENSTder KAFFERS.  De GODSDIENSTder KAFFERS. 3 i 2 V t 476 GODSDIENSTIGE beelden zich, dat hij alleen hun Regen en Zonnefchijn zendt, en de veroorzaaker is van de wederkeeringe der Jaargetijden. Weirug of geen denkbeeld fchijnen zij te hebben van een toekoomenden ftaat • en , nogthans, bezitten zij veele goede' hoedanigheden , welke hen behoorden te beveiligen tegen de veragting, waar mede zij veelal behandeld worden. In veele op zigten zijn zij eerlijk en licfdaadig jegens elkander. Dieverij en Overfpel befchouwen zij als misdaaden, die de doodftraffe verdiend hebben; en dc zulken , welke daar aan fchuldig worden bevonden, worden op ftaandcn voet ter dood gebragt Dit niettegenftaande heeft ieder Man de vrijheid, om zo veele Vrouwen te mogen trouwen als hij kan onderhouden: hoewel er weinigen onder hen gevonden worden, die meer dan drie Vrouwen nee men. Zeker Duitsch Protcftantsch Zendeling, op zekeren tijd, eenen deezer Kaffers gevraagd hebbende naar zijn geloof in de Godheid, ontving dit verftandig antwoord : „ Laat hij, die niet kan geloo„ ven dat 'er een God is, de hemelen, „ de aarde cn alles wat hem omringt, aan„ fchouwen, cn laat hij dan het'beftaan , van een Opperst Weezen ontkennen, , indien bij kan." Wij hebben eenige eden om te gelooven , dat de ijverige .endehngde woorden van den Kaf er eenigins heeft opgefchikt, en 't is daarom eihgst, dezelve in eene gemiddelde breed2 te hefchouwen: te meer, dewijl deJeT  GESCHIEDENIS. 477 zuiten hen vertoond hebben als rechtfchapene Godverzaakers. • J Zeker is het, dat dc Nederlanders de be-J kwaamfte gelegenheid hebben, om aangaan- ] de deeze Kaffers, of Ilottentotten, onderricht te worden ,- om dat geene andere Kurobeaanen Vastigheden hebben aan de Kaap de Goede Hoop. Want verfcheiden Mijlen landwaarts hebbende Nederlanders Proteftantfchc Kerken geftigt; en gelijk hunne Leeraars Mannen van verftand en eerwaardije zijn, behooren wij ten minlte eenigen ftaat te maaken op de berigten, welke zij ons gegeeven hebben. Kolbe verhaalt, dat zij den onzigtbaaren God g o u n r a t i c qu o a noemen, een woord, betekenende zoo veel als den Kapitein of Leidsman der Goden. Zij zijt: verre af van eenpaarig te zijn in hunne Godsdienftige gewoonten cn plegtigheden; de reden hier van is, om dat zij zi zeer verdeeld zijn in onderfcheidene Holden, of Stammen, welke zij Kraaien noe men De waarheid der zaake is, dat e geene beftendigheid plaats heeft in de be Irippen , welke door de Barbaaren gevoeworden, in eenig gedeelte des aardbodems Alles is onkunde en verwarring, en w zoeken vergeefs na eenen Leidsman , di ons den weg kan wijzen; deeze omitai diaheid alleen behoorde genoeg te zijn 01 . de Godlijke Openbaaring voor ons die baar te doen worden. De Kaffers, of Hottentotten, me hu verblijf houden in de nabuurfchap van < J Ka; De ;ods- iienst Ier kaffers i | i j e int- n Ie '■?  De GODSDIENSTder KAFFERS. j ] i t c d i: ii Ss Z< h< fa de tv 473 GODSDIENSTIGE %caanbidding aan de Maan, door h"houden van danspartijen, ter haam eere" Wanneer zij begint te wasien , óf wS neer z,j vol geworden is. Deeze S dienftige plegtigheid duurt den geheelen nacht en gaat gepaard met veel ÏÏSf opfchuddinge en verwarringen ZifS/ gen » de lucht, klappen fn hun e C der ,itrekken hunne handen hemel waai , Zla-Y°Tkoomen van ftWinbaare GöS d enihgheid, en mompelen vervolgens eenige wooraen, welke niemand behalven zij zelve kan verftaan. Zomtijds 2 3 ? °Jcr7,Ifdch0'len' aïwaafzijifihnS ne handen klappen, en verfcheiden u " boczemmgen herhaalen. Dit alles gefchiedt geduurendc den acht, terwijl de Maan in haaren volk m ter praalt Dikmaals werpen zij zich ieder ter aarde; ifraks tfaan zij we erom' •p,. en op de Maan fiaroogende nShSÏ ruftige toejuichingen, doen zij aan X e volgende aanfpraak: Wij, uwe d e naars * groeten u. Geef ons overvloed van Melk en Honig; vcrmenS V^digonze kudden en 4de^f|j w j zullen u dienen." Geduurendc decplegtigheid, tekenen zij hunne voorlofden met roode verf, eene gewoonte • rn£meen gebruife onder dc Wm» 5t Blijkt dat zij', even gelijk eenige van andere Afrikaanfche Heidenen , eert eezen vereeren, 't welk, zo als zij zich ver»  GESCHIEDENIS. 479 Verbeelden , hun goed noch kwaad kan doen. En , 't geen nog meer onze opmerking verdient, is, dat zij nog een ander Weezen aanbidden , minder in rang dan het voorgemelde, 't welk zij gelooven hun veel kwaads te kunnen doen * ten zij zijne gramfchap bevredigd worde. Zij verbeelden zich dat dit Weczen dik^ maals aan hun Verfchijnt onder de ichrikwekkendite gedaanten , eenigzins gelijkende naar de aloude Satijrs of Bocshgodcn der Grieken* Wanneer hun gevraagd wordt, hoe zij kunnen gelooven in dusdanige ongerijmdheden t zo onbeftaaribaaf met de Godlijke Eigenfchappen, geeven zij na genoeg het volgende antwoord: j, Wij Volgen de overleveringen onzer „ Voorvaderen, wier eerfte Ouderen, te„ gen den grootcn Leidsman gezondigd „ hebbende , vervielen tot zulk eene „ verwaarloozing van zijnen dienst, dat „ zij niets van hem wisten , noch hoe „ zij hem moesten aanbidden ? Dit kan ten bewijze dienen, dat hoe onkundig zij ook mogen weezen in andere opzigten , zij, nogthans , in deeze duistere overlevering, een flaauw denkbeeld hebben van 's "Menfchen Val, welke, in de daad, erkend wordt door de geheele waereld, uitgezonderd eenige geleerde fiedel: onder ons [de Èngelfchen.~] Daarenboven betoonen zij eene foorl van Godsdienftige aanbiddinge aan eer foort van Weegluis. Op het zien vat dit Mekt, 't welk, zo als zij ziel ver De GODSDIENSTder KAF FERS. I S ! i  De GODSDIENSTder RAFTERS. 480 GODSDIENSTIGE verbeelden, altoos eenig heil aan het gezin voorfpelt, en alle de zonden uitwischt van hun, welke daar toe behooren , zingen en danzen zij ter zijner eere en ftrooien rondom het zelve , en, in de daad , rondom het geheele huis, het poeder van zekeren plant, welken zij Buchu noemen, en het kruid Spirea. Ten zelfden tijde offeren zij twee Schaapen aan deeze kleine Godheid. Deeze plegtigheid wordt uitgedrukt door een woord , Wedergeboorte betekenende. Indien het geluk wil dat dit fnfekt iemaud van het gezin fteeke , wordt zulks als een zeer waarfchijnlijk voorteken aangezien, dat zulk een perfoon een nieuw fchepzel is geworden. Hij wordt als een eerwaardig Heilige aangezien. Twee Schaapen worden ten zijnen dicnfte geofferd. Een Os wordt ter zijner eere geflagt, en hij zelve met de Ingewanden van het dier opgefchikt, Het Ingewand wordt eerst wel gepoederd met Buchu, en daar naa rookende heet rondom zijnen hals geflagen. Deezen Halsband moet hij nacht en dag om zijnen hals draagen, tot dat hij verrotte; of ten minfte tot dat een ander Weegluis hem aflosfe, door zich neder te zetten op den eenen of anderen wedergeboorenen perfoon, tot het huisgezin behoorende. Wat aangaat het vleesch van den dusgeofferden Os, de Mannen gebruiken het tot fpijze, zo dra het gereed gemaakt is ; doch de Vrouwen, die bij het onthaal tegenwoor-  GESCHIEDENIS. 4^ dig zijn, mogen niets dan het vleeschnat aanraaken: , Indien, daarentegen, dit gewijde Infekt zich op eend Vrouw nederzette, wordt zij op (taanden voet door dc Hottentotten voor heilig verklaard. In dat geval vergasten zich de Vrouwen met het vleesch van den Os , die geofferd en toebereid wordt ter eere der Vrouwelijke Heiligen; de Mannen hebben op niets anders eenig regt of aanfpraak, dan op het vleeschnat: zij draagen alle mogelijke zorge om te be» letten, dat de Europeaan-en dit hun geliefde Infekt geen hinder of nadeel toebrengen. Alle onheilen, die hetzelve overkoomen, doen, onvermijdelijk, even zc veele rampfpoeden op hun zelvcn en huivee nederdaalen. Zij hebben verfcheiden eenzaame plaat zen, dié zij als' heilig befchouwen: bijzonderlijk hunne heuveltjes, en de kleine verhevene plekken gronds aan den kam hunner rivieren; zij verbeelden zich, zt als de bovengemelde Dmtfche Reiziger he Uitdrukt, dat zij dc verblijfplaatzen vai zekere bijzondere Heiligen zijn. Doch öp zeer voldoende gronden, mogen vvi daar tegen aanmerken, dat zij van begri zijn , dat dc zielen hunner afgeflorven Voorouderen in deeze heilige wooninge haar verblijf houden. Naar alle waai fchijnlijkheid heeft 'er eenige ovcrcei komst plaats tusfchen deeze hunne vei beelding en de meening der aloude Afg'c dendienaaren, die de woonphatzen hui IV.' deel. Hh n< GODSDIÉNST(kï KAFFERS. I 1 > j i t-  De G0D5PIQlVSTder KAFFERS. J j ] t I \ \ n V V 482 GODSDIENSTIGE ner A^m/en, te en Boschgoden fielden nabij fonteinen , rivieren, heuvels en bosfehen. J a Hoe 't hier mede zij, nimmer trekKen de Hottentotten over zulke gewijde gronden, zonder, onder het voorWn de eene of andere daad van Godsdienftigheid te verrigten ; deeze beftaan inzonderheid in het doen van eenige kromme cn wonderlijke fprongen, en het zingen van buitenfpoonge loffpraaken, ter eere van den gewijden plaatsbewooner. Indien zii hem als een meer dan gemeenen Heilige be. fchouwen,zijn hunne Godsdiehftme DIee t.gheden ftaatelijker en van langer duur In dat geval blijven zij Ail flaan om in hunne handen te klappen, en hunne Godsdienftige Liederen met meer aandagts en bevalligheids te neuriën. In 't kort, zii allen, welke door dit ruuw en onbefchaafd gedrag heenen zien, waar in het onderIcheid tusfchen onze handelwijze en die vm deeze woeste Natiën inzonderheid ijds vindt men twee van den laatstgenoemden ftand; zomtijds ook neemen de on7vfn/eeZCn ,p0St lvaar> e" Sneven oorfchnftcn aan haare buuren. Dc Ge eesheer wordt door de oudften der Kraal erkooren. Zijne bediening of amptL 2rngting is niet overerflij'k,: want bij zijn  GESCHIEDENIS. 483 zijn overlijden wordt een ander in zijne plaats verkoozen. En indien 'er, in hunne eigen Kraal, niemand gevonden worde, die bekwaam geoordeeld wordt tot,het bekleeden van dien gewigtigen post, doen zij elders onderzoek na een geoeffend' en ervaren' perfoon , om de opengevallene plaats aan te vullen; Aan geene andere draagen de Hottentotten deeze eeraanbrëngencle bediening dp, dan aan maatigê en befcheidene Mannen ; aan Mannen van gevorderden leeftijd, of die ten minfte den ouderdom van vijftig jaaren bereikt hebben : want anderzins willen de Landzaaten geen vertrouwen ftellen in hunne óppasfing, noch hunne voorfchriften volgen. Zeer weinige Lijders , zegt mep , haaien deeze Geneesheeren, die onder hunne handen flerven ; doch indien het gebeure dat zulk een ongeluk hun wedervaart , hebben zij altoos een voorwendzel gereed, om reden te geeven van den ongélukkigen uitflag.. De Lijder,- zeggen zë dan, was ongetwijfeld betoverd : eene omfbandigheid, die , ten allen tijde, voor genoegzaam wordt gehouden, om het gezag en aanzien hunner kunst te handhaaven. Thans gaan wij over tot den Furi, zijnde de Geestlijke Medicijnmeester der Hottentotten, en wiens ampt insgelijks bij het opneemen van flemmen wordt vervuld. Hij is aigemeene Opziener van hunne zeden gewoonten en godsdienftige plegtigheden.- Of hij de zelfde behendigheid H h i tiï És GODSDIENSTder KAF' FER3.  484 GODSDIENSTIGE De GODSDIENSTder KAFFERS. en gaauWheid bezitte , als zijne Landgenootcn de Geneesheeren , of de bedreevenheid en kwakzalverij der Boias-, en allen die de Priesterlijke bediening onder dc'Wilden waarneemen, kunnen wij men geene zekerheid bepaalen. Doch , naar alle waarfchijnlijkheid , hoe onbefchaafd deeze Furis den Reisbefchrijveren ook mogen voorkoomen, zij bezittende kunst om zich noodzaaklijk te maaken, zo wel als andere lieden van hun beroep. De belooningen deezer Medicijnmecsteren, zo waereldlijke als geest lij ke, bcltaan in de gefchenken , die hun gedaan worden , 't zij van Lammeren , of van Schaapen. De waardigheid en het aanzien van beide beroepen maakt hen geregtigd om onbefchroomd deel te neemen aan alle de openbaare vermaaklijkheden van hunne Kraal. Thans zullen wij onze Leezers zoeken te vermaaken met een kort berigt van de wijze hunner inlijvinge, en toelaatinge tot de Burgerlijke Maatfchappij ; veel vreemder en buitenfpooriger gaat dit toe, dan iets 't geen wij dus lang verhaald hebben. De Hottentotten fnijden hunne kinderen van het mannelijk oir, zo dra zij, ten minfte, den ouderdom van negen of tien jaaren bereikt hebben , den flinker Zaadbal uit. Dit is de reden , waarom Vader tachard, ter pTaatze daar hij van deeze Volken fpreekt, hen eene foort van Half-Gefne'edenen noemt. Ondertusfchen leggen zij onder geene onverbreck- baa-  GESCHIEDENIS. 485 baare verpligting, om deeze kunstbewerking op den bovcngemelden ouderdom te ( verrigten: zommige perfoonen ondergaan > dezelve in meer gevorderden leeftijd ; ' doch nimmer gefchiedt het beneden den ouderdom van acht jaaren. De Inleiding tot deeze plegtigheid is dat den Lijder de armen en beenen wel vast gevleugeld worden. Daarenboven gaat de kunstbewerker op zijnen borst met de knieën leggen , om hem dus te beter in zijne magt te hebben, en tevens te beletten dat hij geen aanfehouwer zij van eene kunstbewerking, aan welke men zich onder ons [Europeaanen] met den uitterften tegenzin zou onderwerpen, en die, naar alle waarfchijnlijkheid, zou worden aangezien als een inbreuk op den ftaat van Manbaar- De kunstbewerkcr dus zijnen Lijder volkomen in zijne magt hebbende, liaalt zijn Lanzet uit , maakt de noodigc infnijdin-, gen, neemt den bedoelden Zaadbal weg, en legt bchendiglijk in de plaats eenen kleinen bal van de zelfde grootte, gemaakt van Schaapcnvet en het poeder van de Buchu : hier naa fluit hij de wonde. Deeze Stccnfnijder is altoos een van hunne Ccestlijke Leidslieden, bovenvermeld, cn de 'Ceremoniemeester van de eene of andere Kraal. Voor dat deeze kunstverrigtjng eenen aanvang neemt, flagtcn zom* mige Hottentotten een Schaap, ter onthaalinge van het gezelfchap, naa dat de nlegtighcid volbragt is. —- Eéne omftanr 1 6 Hh 3 diS" De ;ods- henst Ier kaf- rliP.s.  godsdienstder kaffers. 1 j l 486 GODSDIENSTIGE digheid hadden wij bijkans verzuimd te melden, hoewel dezelve een weezenlijk deel van dit bedrijf is, en niet behoort verzweegen te worden. Tcrftond naa de kunstverrigting, wordt de Lijder , over het geheele lichaam, rijklijk gezalfd; en om de laatfte hand te leggen aan zijne Inlijving in dcMaatfchappij, vereert hem de eerwaardige Geneesheer met hem rijklijk te bewateren; waar naa hij hpm,' zo lang als hij gewasfen is, op den grond laat leggen. Doch zo dra de folterende pijn , welke hem is aangedaan, eenigzins begint te bedaaren, moet hij, zo goed en zo ipoedig als hij kan, kruipen in pene kleine hut, ten zijnen behoeve opgeflagen • alwaar hem belast wordt drie of vier da' gen agter elkander te blijven. Het onthaal , gelijk wij boveq gemeld hebben , t welk, bij deeze gelegenheid, voor het' aanweezende gezelfchap, wordt gereed gemaakt, beftaat uit een Schaap; doch zo wel de Ingewijde, als de Vrouwen, die daar bij tegenwoordig zijn, mogen van het toebereide beest niet een enkelen mondvol proeven. De reden, welke zommigen, hoewel zonder eenigen den minften grond, van de onderhoudinge deezer belachelijke gewoonte gegeeven hebben, is deeze, dat ne Hottentotten daar door vaardiger en eeyendiger, en beter bekwaam worden :ot de Jagt. Wij, daarentegen, zijn van )ordeei, dat in deeze gewoonte duideiii\% W?n van Godsdienftigheid voorhai i.pn  GESCHIEDENIS. 4S? den zijn. Het Schaap, 't welk geflagt en gegeeten wordt, met uitfluiting van de Vrouwen, is, klaarblijkelijk, eene foort '■ van offerande. De tijd, tot het verrigten van deeze kunstbewerkinge doorgaans beftemd, is , wanneer de Jongeling, die in de Maatfchappij zal ingelijfd worden, den manbaaren ouderdom bereikt heeft. En de naauwlettende zorge , welke de Vrouwen draagen, om geene gcmeenzaame verkeering te houden met dc zulken, die dezelve niet ondergaan hebben, dient, onzes oordeels, insgelijks ten in 't oogloopenden bewijze, dat'er, in deeze bewerking , cene foort van godsdienftige geheimzinnigheid plaats heeft. Nog eene andere reden, doch die, in de daad, verdient belacht te worden, geeft men van de onderhouding deezer gewoonte : te wectcn, dat de Vrouwen daar door bevrijd zijn voor het gevaar van Tweelingen ter waereld te brengen. Hoe 't hier mede ook gelegen zij, van goeder hand zijn wij onderricht , dat geen Jongeling het mag beftaan om in 't huwelijk te trecden, voor en aleer hij een deezer dierbaare lichaamsdeelen verlooren hebbe. Nog eene andere gewoonte, insgelijks van een zonderlingen aart, is, hetaannecmen van eenen Jongeling, die den Manbaaren ouderdom bereikt heeft, in hunne Burgerlijke zamenleeving. Geen Jongeling heeft de vrijheid, voor dat hij zich aan deeze plegtigheid onderworpen heeft, gczclfchap te houden met de geenen, die Hh 4 reed* Be ■JODSMENSTier KAFFERS.  De godsdienst der kaf FER.S. i 488 GODSDIENSTIG E reeds tot leden zijn aangenomen ; zelf ftaat het hem niet vrij, met zijnen eigen Vader te eeten. En hij, die verzuimt • deeze toelaating te verkrijgen, naa dat hij , mondig is geworden , ftelt zich zeiven bloot aan de befpotting en veragting van alle zijne Landgenooten. Tot het behoorlijk vieren der bedoelde plegtigheid , roept een der oudften van de Kraal eene aigemeene Volksvergadering te zamen, die een ronden kring fluit. Ieder lid der Vcrgadcringc rust met zijn lichaam op zijne knieën , in dier, voege, dat zijne agterfte deelen den grond niet moge aanraaken. De Jongeling, welke aangenomen zal worden, verfchijnt tot nog toe niet in de doorluchtige Vergadering, maar plaatst zich zeiven, op een vocgzaamen afftand, in de zelfde gcftalte als de overigen. De voornaamfte, of oudfte , opent de Vergadering met eene korte aanfpraak, waar in hij terftond begint te fpreeken over de ftaatelijke verrigting van dien dag; waar naa hij de toeftemming der geheele Vergaderinge verzoekt tot het aanncemen van den Jongeling. Naa dat hij de aigemeene toeftemming heeft verkreegen, treedt hij na den Jongeling, en doet, met groote deftigheid, dat geen aan hem, 't welk rancune met meer aartigheids, doch minder ftaatelijk, aan den Koopman verrigttc. Vóór deeze gewijde befprenging, ïgter, verwittigt hij hem, in zo beknopte bewoordingen als hen doenlijk is, dat van, .  GESCHIEDENIS, 489 van nu voortaan zijne bedrijven den Man moeten aankondigen; dat hij nu niet lano-er onder zijn Moeders oog is, en dat hij moet ZQi'ge draagen , om door zijn verftandig gedrag de eere tc verdienen, welke hij verworven heeft, van als een Lid hunner Vcrgaderinge tc zijn aangenomen. De Jongeling , die het natuurlijk water des gewijden Leeraars met alle uitwendige tekenen van den diepftcn eerbied ontvangt , beftrijkt, onder de bcfprenging, zijn geheele lichaam met hetzelve. Dc plegtigheid wordt bcilootcr met dc hartlijke gclukwenfchin^cn var den Oudfte aan d=n Jongeling, uit naan: van de gantfche Kraal, en met de betui gingen zijner vriendlijke hoope , dat ds dagen zijns leevens verlengd, cn zyn ge fla^t mag vermenigvuldigd worden. Tei befluite wordt dc Gemeente vergast op cei geheel Schaap, op kosten van het nieu wc Lid; 't welk, cgter, geen mondvo ma' proeven, voor en aleer de geheel Vergadering haar genoegen heeft gegee ^Wanneer dc cene Hofteniot den ande ren befpot, cn hem met hoonendeen las terende taal aanrandt, berooft hij hem -volgens hunne begrippen, van zijne eert Diensvolgens is dc bclccdiger verpligt hem vergoeding van ccre tc bezorgen door zijnen njedgezellen een vet Schaa ten beste te geeven; de aanzittende ga: ten fmullen op zijne kosten , cn laate niets voor hem over , dan het vet va HI15 GODSDIENSTder KAFFERS. 1 > I » p 11 u t  De GODSDIENST der kaf FERS. \ I < < 1 i f | 49° GODSDIENSTIGE Jet beest, om daar mede zijn lichaam te bermeeren, en de klaauwen, om zich daar _ mede te yerfieren. Indien de beleedigeweigeragtig ware tot het doen van lij. , gefchenk des Vredes, 't welk zekerli k als eene reimgmaaking wordt aangezien men zou hem laaten loopen , en hij voort aan tot een voorwerp der aigemeene ver- &m^Ó!Tnj Hier wordt het klaarblijkelijk, dat het punt van eere se heel iet anders is onder de Kaffers dan bij ons, hoewel het op het zelfde oogmerk uitloope ; met dit onderfcheid al leen, dat^ de Hottentotten wijs genoeg zijn om elkander den keel niet af te SÉ den, ter voldoeninge van hunnen wraa£ Wanneer zij op hunne vijanden eene luistervo le overwinning behaald, of eene aanzienlijke menigte verflindende dieren verdelgd hebben, of wanneer zij van eene fleepende ziekte herfteld, of een dreigend pvaar ontkoomen zijn, houden zij, Lar Lands gebruik , een ftaatelijk feest, on ie gedagterns van den gelukkigen uitfla? :e vieren De eerfte plegtigheid, b? dus! ianige gelegenheden gebruikelijk is, het >pflaan van eene Hut of Tent, in 't mid len van de Kraal. Dewijl dezelve, naar iiinne begrippen, tot een zinnebeeld vertrekt van de wedergeboorte of reinigmaainge der ftigters, moeten de bouwftof sn volmaakt nieuw, en nimmer tot eeni? oorgaande gebouw, van hoedanig een M ook, gebruikt geweest zijn. De fundi,.  GESCHIEDENIS. 491 damenten worden altoos vóór het opgaan der Zonne geleid. De Vrouwen, als mede zulke Jongelingen, die de plegtige inlijving onder het genootfchap der Mannen tot nog toe niet ondergaan hebben, houwen de kleine cn grootere takken van de boomen, en verzamelen cene groote ver1'cheidenheid van bloemen, om tc dienen ter optooijinge van de nieuwe Hut; waai naa zij een zwart Schaap Aagten, om dei vergaderde menigte ten beste te worder gegeeven. Wie kan het in twijfel trekken, of di plegtigheid, van welke wij nu fpreeken na "genoeg dc zelfde is, als onder on f Europeaanen ] het inwijden eener Ker ke f En 't is, daarenboven, zeer waar fchijnlijk, dat het opflaan van zulk ee Hut gelijk ftaat met het volbrengen ec ncr gelofte onder zommige Christenen om eene Kapél te bouwen. De zelfde plegtigheid onderhouden zr wanneer zij zich in eenen nieuwen pk eronds met der woon nederfiaan. V o< dat zij, egter, hunne oude woonplaa verbaten, Aagten zij een beest, om dienen ter volbrenginge van hunne g woone offerande. . „' Indien 'er onder hun Vee de fteri heerfche, houden zij zich drie agterci volgende dagen onledig met het otter van plegtige offeranden , met oogme om alzo het drukkend oordeel af te wc ren. Indien, naa deeze ftaatelijke go< dienftige verrigtingen , de aanfteeker GODSDIENST der kaffers. 1 » 1 J, » k >r :s :e c- te m :n rk eIsde  De GODSDIENSTder KAF' 1'EKS. ; ( i < c I V I a z 4 49^ GODSDIENSTIGE ziekte niet ophoude, of althans oogfchiih. hjk vermmdere , breeken zij doorgaans op van het tegenwoordige verblijf, cn brengen hunne Kraal over na eenigè andere woonplaats, in de hoop van aldaar gezonder welgronden te zullen vinden Voor dat zij, egter, zich aldaar met der woon nederflaan, heiligen of wijden zij dezelve, op de wijze, welke wij boven befchreeven hebben. Daarenboven doen zij hun Vee door het Vuur doorgaan , bij manier van reinig maakmge of zuiveringe. Bij overlevering, zeggen zij , hebben ze deeze gewoonte van hunne Voorouders ontvangen: dit befchouwen zij als cene genoegziame verdeedigmg van hun gedrag ten deezen opzigte. * Een Hottentot , die meer gezond vertand bezat dan het gros zijner Landgenooten, verzekerde den Schrijver, van wel een wij dit berigt hebben overgenomen, lat deeze yerngting dient als cene bezwee! •mg of behoedmiddel tegen de wilde Honien , die anderzins hunne kudden zouden 'erfcheuren, en onder dezelve meer na cel cn verwoestinge aanrichten, dan zelf c 1 ijgers of Leeuwen. Voor dat dc bovengemelde reinigmaa mg wordt tc werk gefield, zijn de Vrouwen verphgt, de Koeien zo droog te melen als in haar vermogen is, en de Melk m de Mannen om te drinken te geeven ander dat zij zelve het durven beftaan om' lar van een enkelen droppel te proeven. Even  GESCHIEDENIS. 493 Even gelijk alle de nabuurige Volken, 2iin deeze barbaarfche ongeletterde lieden van begrip , dat de leevenden dagelijks ziin blo°otgefleld aan het ongeluk van betoverd tc worden, en de dooden fteeds gevaar loopen van door Toverkunfhge bezweeringen te worden opgewekt Ieder bedrijf, welk hunne bekrompene bevattingen te bovengaat, befchouwen zij als een «evolg of riitwerkzel van Toverij er bezweeringe. De meest geregelde ge. wrogten der Natuure fchrijven zij toe aaide onweerftaanbaare kragt der Toverkun de. Geene bewijsredenen, hoe onwedcr fpreekelijk en dringende ook, kunnen hei bcwecgcn , om bij cene volgende foort gelijke gebeurtenisfe, hunne aangenome ne begrippen te verzaaken. Doch , waarom zo hevig uitgevaare tegen de averechtsheid en ftijfzinnige on verzettelijkheid van een Volk, 't welk «rnduurendc zo veele Ecuwen, ontbloc geweest is van dc voordeden eener bc fchaafde oDvocdinge: daar wij, naderb ons, in 't oogloopendc voorbeelden nee ben van menfchen , die in eene ftomj vcrftandcloosheid als in de wolle geveri ziin, cn oneindig minder reden ter hu ner verontfchuldiginge hebben ? Een w onderleid Paerd, 't welk eenige wonde wekkende kunften hadt geleerd, wierd nOT niet veele jaaren geleeden, om zijl dieppaande geleerdheid, en als een go loos oefFenaar der Zwarte-kunst, ter do veroordeeld, door het opperfle Gerigl De GODSDIENSTder KAFFERS. > t ij )- ié d 1- ïl r- - •> re :i)dsof  De GODSDIENSTtier KAF FEllS. ] 1 ( I I t b n h V 53 33 33 494 GODSDIENSTIGE hof van het Roomfcke Gp!o„f j t, bank der Inquiutie. £ & • ^ het e«^Ar- Testament J i WIerdt ■ Refters • dio n£? Y » door de zelfde ivlölcis, die niets anders dan hunne nn of bezweringen hunn"- ISTTS" volge ven deeze verbeelding,Söete/dê Geneesheercn, bij u-elte .if.U , £ vervoegen', *J Toverkunde mgéhjfij zijn. j de "ent zmg van den Lijder is aIIe4ï?wg gelegen, dat eene z^t^t\ ^^ Doorgaans, nogthans , neemen 7tf I * Er^o;"^^^3^^^^- :ut!l V; ^iP^^elen de toevlugt ree Sei^-i pIcstf§e S ucn einde, is-, het nffpmn 6 Jamek Zo dra hetS ? er.oek.de Geneesheer! n^0S def" igheid, het Darmvet van het oÏÏefïrnftif- lint- c Ulrerdier, f en W?S? ra£t P°eder van ^ , cn hangt Let voorts , terwijl her- og rookende warm is, denLijder om den fis, met bijvoeging van deeze plegttf erkiaanng: , Zekerlijk zijt gfi fe f verd; doch ik wil wedden, dat ^ binnen korten tijd, wederom zult^e' neezen zijn: want de bezweering, welk* 11 fcfit* ls W gering belangden zal » ge-  GESCHIEDENIS. 495' „ gemaklijk worden weggenomen." Den Lijder wórdt bevolen, deezen Halsband 1 te draagen, tot dat hij aan zijnen hals ver-' rotte , en van zelve afvalle. Doch ,' indien dit geneesmiddel de gevvenschte uitwerking niet hcbbe, bedient zich de Geneesmeester van een ander redmiddel; hij ftelt, op eene andere wijze, alle zijne kunst en bekwaamheid tewerk, en neemt de toevlugt tot de verborgene kragt van eene groote menigte geneeskundige kruiderijen , welke hij op zommige afgelegene en weinig bezogte plaatzen verzamelt. Uit hunne Toverkunftige handgrecpen, als mede uit hun vast geloof in Geesten, mogen wij met reden befluiten , dat zij eenig verward denkbeeld hebben van de onfterflijkheid der ziele, een toekoomcnden ftaat naa dit leeven, en de Opftanding der Dooden. Want, het fchijnt onmogelijk dat zij zich eenig begrip kunnen vormen van de wederkeering der geftorvcnen in dit leeven, ten zij ze tevens gelooven dat de zielen onfterflijk zijn. Nogthans, indien de Hottentotten eenig denkbeeld hebben van een toekoomenden ftaat, moet het zeer onvolkomen en duister zijn : dewijl een hunner onbefchaamd, of iievei onkundig genoeg was, om aan eenen Reiziger te vraagen, Of 'er ook Koeijen-, Osfen en Schaapen in het Paradijs zijn ? Doch wat aangaat de Opftanding der Dooden . zo als deeze Leer doorgaans van de Chris, tenen wordt begreepen, men ontmoet on dei ;ods- HENST Ier KAF- rERS.  De öodsd1f.xst tfer kaf fers. 496' GODSDIENSTIGS der hen geene de minfte blijken of voet-flappen van dezelve. Eenige weinige aigemeene cn onbepaalde uitdrukkingen, bij ■ toeval bun uit den mond gevallen, of van de Christenen overgenomen, en door de Reizigers verzameld en verder uitgebreid ,< zijn niet toereikende om de gevoelens eener barbaarfche Natie vast te ftellen of te bepaalcn; Het verdient onze opmerking, dat indien wij aandagtig letten op de bewijsreden , van welke het gfootfte gedeelte der Afgodiléhe Volken in Afrika, de Indien en elders zich bedienen , wij bevinden zullen dat alle hunne Begraafenisplegtigheden haaren oorfprong zijn Verfchuldigdaan dit begrip: te Weetan', dat de Ziel, hoewel op fterflijk, eene ftollijkc zeliflr.ndigheid zijnde, onderworpen is aan dc zelfde ongemakken cn toevalligheden, welke het lichaam overkoomen; en dat zij, ingevolge hier van , zelf naa haare fcheiding van het lichaam, noodig heeft, of althans kan gébruikmaaken van dc zelfde gerijfiijkhoden en geneugten des lecvens ,• als toen zij op aarde nog met het lichaam was verecnigd. De Hottentotten, op hunne wijze volkomen overtuigd zijnde van de behoeften cn noodwendigheden der geftorvenen , laaten de Hutten flaan, zo als zij waren, toen zij dezelve bij hun leeven bewoonden , en neemen niets weg van de huisgeraaden, welke zij in eigendom bezaten, op dat zij, bij hunne wederkomst, niet noodig hebben om te zwerven y  GESCHIEDENIS. 497 ven, om nieuwe woonplaatzen op te zoeken , of de zulken, die hen overleefd hebben, heimelijk te befteelen. Wanneer eene zwangere Vrouw haaren tijd begint te naderen, neemen twee of drie deftige Matroonen, haare vriendinnen en goede bekenden, de moeite op zich , om haar op te pasfen en van het noodige te verzorgen, tot dat zij van de Baarensweeën overvallen worde. Thans is de Echtgenoot verpligt zich weg te pakken; of indien hij bij ongeluk daar bij tegenwoordig zij, moet hij zich reinigen; dat wil zeggen , hij moet twee Hamels, of twee Lammeren offeren , op de wijze, als wij voorheen befchreeven hebben. Indien het gebeure dat zij eene moeilijke Verlosfing hebbe, fchrijven zij een afkookzel voor van Melk cn Tabak, 't welk eene zeer verwonderlijk heilzaame uitwerking doet bij deeze Afrikaaninnen ,* hoewel dit hulpmiddel , voor onze Europifche Vrouwen, even fchadelijk zijn zou als vergif. Indien het kind dood ter waereld koome, wordt zulks aangemerkt als een be^ fchreienswaardig ongeluk, en als eene bezoeking over de geheele Natie; en voor nog grooter wordt deeze ramp gehouden, wanneer het kind een Jongetje is. Naa deszelfs begraaving , reinigt, of liever, heiligt zich de Vader, met de gewoone plegtigheden. De Hut, waar in hij zijn vcr-^ blyf hieldt, wordt verlaaten, en de grond van dezelve ten beste gegeeven ten gebruike alleen van het ongelukkig kind % IV» deel. li ötéö Di GODSDIENSTder KAFFERS.  De GODfel DMiNST der kaf FERS< W% GODSDIENSTIGE men gaat voorts een meer heilfpellenden plek gronds opzoeken , om 'er eene nieuwe wooning op te flaan. ■ Terftond naa zijne geboorte wordt het . kind op den grond nedergeleid, op het vel van het een of ander beest, en voorts, biji wijze< van reinigmaakinge , over het geheele lichaam met Koedrek befmeerd. in dit gezegend omkleedzel wordt het aan de opene lucht bloot gelegd, zonder eenige de mmfte befchutting tegen de ongemakken van wind en weder. Dit ftinkend befmecrzel, door de Zon gedroogd zijnde, valt gemaklijk af, zonder dat het kind daar door eenige fmart of ongemak Jijde. Vervolgens neemen de Vrouwen zekere bladeren, en perzen het zap uit dezelve tusfchen twee fteenen. Met dit vogt wasfehen zij het nieuwgebooren kindover het geheele lichaam, met oogmerk, zo als zij zich verbeelden, om het kloek en fterk , en tegen allerlei ongemakken gehard te maaken. Naa deeze afwasfèhing, befmeeren of zalven zij het rijk. lijk met Schaapen- of Lams vet, en bepoederen het voorts met het ftof van Buchu. Het eerstgemelde , zeggen ze , maakt zijne ledemaatcn niet alleen fterk en buigzaam, maar beveiligt ook zijnen opperhuid, dat dezelve geene fchadelijke indrukzels kan ontvangen van de overmaatige hitte der Zonne. Het teatfte dient voornaamlijk tot een fieraad, of tot eene foort van kleed, hoewel het tevens voor sene vaste waarheid wordt gehouden, dat het  GESCHIEDENIS. 499 het eene ingefchapene verfterkende kragt bezit. Wisfelvallig en twijfelagtig is het lot van Tweelingen. Indien zij beiden Jongetjes zijn , wórden zij niet alleen in het leeven gefpaard, maar de blijdfchap van de geheele Kraal daar door ten hoogften toppunte gevoerd. De Vader en de Moeder ontvangen de aigemeene gelukwenfchingen over hunne uitfteekende en Ongemeene bekwaamheden ; de eerstgemelden kost dit doorgaans eene offerande van twee of drie Osfen. Indien ,. daarentegen , de nlcUWgeboorene Tweelingen Meisjes zijn, worden zij zeer koel ontvangen; het minftë en magerfte fchaap dei' geheele kudde befchouwt men als eene genoegzaame offerande, ter dankbetuiginge van zulk een aanwas van hun gezin. Indien de Moeder geen genoegzaamen voorraad Van Zog hebbe, om haar beiden te voeden; of indien een van beiden 'er zwak, teder en zieklijk uitzie, of, eindelijk, indien de Vader ongenegen zij , om de kosten haarer opvoedinge te draagen, worden zij, zonder eenige gemoedszwaarigheid, in het open veld rieergeleid, of ter halver lijve begraaven , of aan den tak eens booms Vast gebonden. Gebeurt het ondertusfchen dat de Tweelingen van verfchillende fexen zijn , dan wordt het Jongetje altoos in 't leeven gefpaard, en het Meisje ten vondeling ge* leid , ten zij het laatfte , zonder dat he£ li a eerst- De GODSÖIENSTder KAF1* FERS.  De GODSDIENSTdei KAFFERS. J ! J 1 500 GODSDIENSTIGE eerstgenoemde 'er eenig nadeel door hlde, kan worden opgetrokken. Zo hard en befchreienswaardig is het lot der zwakkere kunne hier te lande! 't Is eene bekende waarheid, dat de Ouden hunne Tweelingen met de zelfde partijdige barbaarschheid behandelden. Zelfde Grieken en Romeinen, in weerwil van hunne wijsheid, kennisfe en befchaafdheid, maakten nimmer zwaarigheid om hen te vondeling te leggen, wanneer zij zich m bekrompene huislijke omftandigheden bevonden, en het hun bezwaarlijk viel, de kosten hunner opvoedinge te draagen Wat, ten deezen opzigte, onder de Chineezen en Japanneezen gêbruiklijk zij , hebben wij, in het voorgaande gedeelte deezes Werks, reeds verhaald. Voorheen hebben wij vermeld, hoedanige naamen de Kaffers of Hottentotten aan hunne kinderen geeven. Hier mogen wij 'er nevens voegen, dat de Huisvader verpligt is, zich buiten zijn huis te onthouden, geduurende al den tijd, welken zijne Vrouw in het Kraambedde legt; indien hij deeze vastgeftelde wet of gewoonte overtreede, moet hij zich zei ven reinigen, door het toebrengen der gewoone offeranden. Zo ras haar Kraamtijd verfreeken is, en hij de vrijheid heeft beroomen om haar wederom te mogen bekeken , zalft hij zich zeiven over het jantfche lichaam, en bepoedert zich met iet ftof van Buchu. Bij zijne eerfte inrede in het Huis, neemt hij een Pijp Da-  GESCHIEDENIS. 501 Dacha, zonder een enkel woord te fpreeken; hij onderhoudt een diep ftilzwijgen, tot den tijd toe dat de rook zijne harsfens begint te bedwelmen, en hem luchtig en vrolijk maakt. In deezen vrolijken luim vliegt hij in de armen zijner onverduldig verlangende Huisvrouwe. Een Minnaar en Minnaaresfe, voor dat zij eene plegtige huwelijksverbintenis mogen aangaan, zijn verpligt, hunne naaste Bloedverwanten om hunne toeftemming te vraagen; of, bij ontftentenis van deeze , hunne meest vertrouwde Vrienden raad te pleegen. Volftrckt noodzaaklijk wordt het ten minfte vereischt, dat de toeftemming der wederzijdfehe Vaders vooraf verworven worde. Vóór dien tijd heeft 'er geene gemeenzaame verkeering plaats; geen grond is 'er om te vermoeden dat zij eenige de geringfte gemeenfchap met elkander hebben. Ja, men verzekert dat zij , ten deezen opzigte , op hunne eere cn goeden naam zo zeer gefield zijn , dat zommige beter gemanierde cn meer befchaafde Volken, dan de Hot-, tentotten, over derzelver ingetoogen gedrag met reden mogen bloozen. Zo dra een jonge Hottentot het oog heeft laaten vallen op het geliefd voorwerp zijner tederfte genegenheden, koomen de wederzijdfehe Vaders , nevens eenige andere Bloedverwanten , te zamen: en de jonge Minnaar onthaalt het gantfehc gezelfchap op hunne zo zeer geliefde Da {ha. Wanneer de rook deezer plant, di< li 3 bi De GODSDIENSTder KAF FER.S. I  De QODSBIliNSTder KAFFERS. I ] i c I 502 GODSDIENSTIGE bij hen de plaats van Tabak bekleedt, hunne geesten begint te verlecvendigen, en hen vrolijk maakt, dan treeden de Ouders terftond ter zaake, en doen hunne wederzijdfehe voorflagen. De Vader van het Meisje, welk gevrijd wordt, raadpleegt eenige weinige oogenblikken met zijne Huisvrouw, in tegenwoordigheid van het geheele gezelfchap, en verklaart daar naa openlijk zijne' vrijwillige toeftemming aan , of zijne volftrekte van de handwijzing van het voorgeflagen huwelijk. In het laatstgemelde geval ftaan allen onmiddelijk op, en begeeven zich na hunne huizen , zonder eenige verdere plegtigheid. Doch, in gevalle des Minnaars voorftel worde ingewilligd, wordt hij, op de volgende wijze, aangefproken ; „ Mijn Heer; neem „ het Meisje : zij is tot uwen dienst." Thans ftaat het hem vrij om met zijne Minnaaresfe te mogen fpreeken, en haar zulke fterke verklaaringen van zijne drift sn verliefdheid te doen , als hij zal ?eraaden vinden. Hier in beftaan alle le voorafgaande verbintenisfen; de huwelijksvoltrekking volgt onmiddelijk. . Maar, in gevalle de jonge Maagd zijne iefdeverklaaringen koelzinnig en met vermaading ontvange , moet hij het hart ijner wreede fchoonheid door de kragt er wapenen winnen, en alle zijne meeminnaars beftrijden, tot dat zij kamp eeve, en zich aan zijne overmagt onerwerpe. Met regt , derhalven ,' mag be$  GESCHIEDENIS. 503 het van deeze Hottentotfche Minnaars gezegd worden, dat zij vrijen gelijk rechtfchapene Zoonen van mars, met het Zwaard in de handen. I Wat aangaat de openbaare vermaaklijkheden, bij het vieren hunner huwclijksplegtigheden; dc Bruidegom onthaalt het geheele gezelfchap op één , twee of drie Osfen, naar gelange zijne huislijke omftandighcden medebrengen. Alle dc Gasten befmeercn zich met het vet van het beest , en bedekken zich daar naa over het geheele lichaam met ftof van Buchu; hier in is hunne voornaamfte lichaarastooijing gelegen. Doch dc Vrouwen , die , over 't algemeen genomen , meer op fieraad en tooizcl gefteld zijn , bcfmeeren zich niet alleen met vet, maar befchilderen ook haare voorhoofden, wannen en kin met groote plekken en dikke laagen van Scharlaken , of eenige andere verf, meest na het zelve gelijkende, Deeze zamenkomst van Bloedverwan ten en Vrienden fcheidt van elkander, er verdeelt zich in twee gezelfchappen. Ir de Vergadering der Vrouwen neemt dc Bruid haare plaats op een kleinen afftanc van de overigen. De Bruidegom volg) haar voorbeeld, en zet zich neder, afgc fcheiden van de Mannen. De voornaam ftc, of het Hoofd van de Kraal, wien post het is , de plegtige huwelijkszege ning te verrigten, wandelt hier op, dn onderfcheidene reizen, in het rond, doei dc, ten aanzien van elk hunner, de zei: li 4 * De ÏO0S31ENST ier Kf*F* ?ERS. I l t s c 1- 6  Be godsdienstder kaf ?ers. i 1 504 GODSDIENSTIGE de plegtige befprenging, als wij vermeld hebben ten opzigte van een Jongeling . _ die voor meerderjaarig of mondig wordt verklaard. Deeze befprenging gaat ver- nmgemet Cene f°°rt VM huwe^'kszegeDoorgaans treeden de Kaffers, of Hottentotten , in het huwelijk met zo veele Vrouwen, als zij, van wegen hunne huislijke omftandigheden , in ftaat ziin te onderhouden. Bloedfchande of Overfpel nogthans , wordt met een onmiddeliiken dood geftraft. De misdaadigen worden aan handen en voeten gebonden, en aho. m een Graf gcfmeeten ; vierentwintig uuren lang laat men hen in dien rampzaligen toeftand leggen. Den volgenden dag wordt de Minnaar opgehangen aan den tak van eenen hoorn, en aldaar hem het eene lid vóór, het andere naa, in Hukken geflagen en geknot. De Vrouw, op de bovengemelde wijze gebonden, wordt, vol gens het berigt van dapper, van een grooten hoop drooge Takkebosfehen omringd, en leevende verbrand. Die zich aan manflag hebben fchuldig gemaakt, worden de knieën uit de gewrigten gewron E;en, en met dezelve aan de fchouders ge bonden; in deezen hefchreienswaardigen sn pijnlijken toeftand legt men hen neder :n laat ze alzo fterven, ~ Uit alle deel ie ftrenge handelingen en ftrafoefteningen Jhjkt het ten allerduidelijkfte, dat dee:e Barbaaren , niettegenftaande hunne verregaande onkunde , eenige agtgee- ving  GESCHIEDENIS. 505 ving op deugd en geregtigheid behouden hebben. c Plegtige Echtfcheidingen zijn insgelijks 1 onder hen in gebruik, wanneer zij zulks j geraaden oordeelen. Wanneer eene Weduw zich in een tweede Huwelijk zal begeeven , fnijdt zij zich een lid van een haarer vingeren af. In gevalle zij meer Echtverbintenisfen aangaat, herhaalt zij telkens de zelfde plegtigheid, beginnende van den kleinften vinger. Ieder gewrigt, dus afgefneeden , is een onderpand , of pligtpleeging , welke zij verpligt is aan haaren nieuwen Echtgenoot af te leggen. En indien wij, bij dit barbaarsch cn onmenschlijk getuigenis haarer genegenheid, no°- voegen de hardigheden en vermoeijcnisfen, welke zij ondergaan in het waarneemen van alle haare huislijke bezigheden , die alleenlijk ten haaren laste koomen , haaren veragten ftand , haare flaavernij en lijdende gehoorzaamheid, welke haar noodzaaken, in de bosfehen te werken, en haaren Echtgenoot van het noodige lecvensonderhoud te verzorgen, zonder iets van hetzelve, dan de brokken of het overfchot, temogen proeven, zal het gereedlijk erkend worden, dat of de aan* prikkelingen tot het huwelijk, of de denkbeelden van de zulken, die dc onbefchrijflijke vermaaken van deezen Maat nooit gefmaakt hebben , zeer geweldig cn onwederftaanbaar zijn. Beide willen wij gaarne gelooven y dewijl de beproefdfte P li 5 We, De ODS1ENST'er KAF" EK.S.  De GODSDIENSTder KAFFERS. ( { c O X z d ' d Ia di ri xv ne So6 GODSDIENSTIGE derf WVH £ei' ?ïWmZ haarc *ho"deis ondei het Huwelijksjuk buigen. t Verdient onze opmerking, dat de Kaffers, of ten minfte die geenen hun mtl fakend zijn bÜ dei naam van Hottentotten, Varkensvleesch, noch on gefchubde Visfehen eeten. Doorgaf befluit men uit deeze bijzonderheid f d deeze Barbaaren afkom/lig zijn van C den of Mahometaanen. Doch het Z. len van deezen heeft geen anderen grond, flag dan de Overlevering, voor de onderhouding deezer gewoonte: gelijk ook van een ander gebruik, dat naam ijk de Mannen geen Schaapsmelk drinken7 set ne Haanen noch Konijnen eeten. De Vrouwen, van den anderen kant, lessen onder een ftreng verbod van geen elke, en mondvol te mogen proeven van iets t welk bloed in zich heeft. Doch wat' angaat zulke dieren, die van ouderdom »f ziekte fterven, zij eeten dezelve zoner fchroom of zwaarigheid, even gelijk e aloude Troglodijten. Nimmer eeten e Mannen te gader met de Vrouwen: de oornaamfte reden hier van, is, de vree V wafr.onder de eerstgenoemde leggen, it zij bij toeval mogten befmet worden ^or de maandlijkfche ontlastinee der atften Want den Mannen is wel uil ykkelijk bevolen, 't zij bij overleveag, of anderzins, om met de Vrouen, zo lang zij in dien ftand zijn, gee> de geringfte gemeenfehap of verkeeig te hebben, Zij  GESCHIEDENIS. 50? Zij zingen en danzen naar het Muzijk van hunnen Gomgam, als mede naar een ander Speeltuig, in de gedaante van een Pot gemaakt. Het eerstgemclde (dc Gomgain) is vervaardigd in de gedaante van een Boog, van eene bijzondere foort van hout, 't welk zeer hard cn zwaar is. De fnaar van het zelve is een dunne darm van een dier, zo als wij op onze Vioolen gebruiken. Aan het einde van deezen fnaar is een Riet vast gemaakt , door 't welk zij blaazcn ; houdende zij , ten zelfden tijde, den top of het uiteinde van den fnaar in hunnen mond vast: met oogmerk dat het geluid aldus geformeerd door het hlaazen in het Riet, op deeze wijzeden Snaar moge treffen, en de zamenftemming, indien wij ons dus mogen uitdrukken, welke 'er tusfchen beiden plaats heeft, den klank nog zocterluidcndc moge maaken. Wanneer zij ten oogmerke hebben, om hunne Gomgams een nog meer zangkundigen toon te doen flaan , dan naar gewoonte, neemen zij de helft van den bast van een Kokosnoot, zeer effen cn glad gepolijst, en plaatzen dien in zulkcrvocge op den Snaar, dat dezelve, hoogcr of laager geroerd wordende, eene verfcheidenheid van Toonen of Luchtgolvingen flaat. Dit heeft eene niet ongevallige uitwerking, zelf op de ooren van hun, welke bevoegde Regters zijn van beter Muzijk dan dat der Kaffers. Nog een ander Speeltuig, gelijk wij reeds hebben aangemerkt, is onder hen in De ROOSDIENST der icoffers.  De godsdienst der kaf ïers. I K c 2 d li e h e< ft JvC 508 GODSDIENSTIGE . gcfpaSnen, W anneer zij over eene Rivier of ft™ mend water moeten trekken bjHven ^ nooit in gebreke om zien Te wasfcL J i £~ Srvóór dat «« **& fchijnlijkheid ziin deeze ftaateiiX gingen zo veeiezinnebeelg^ hunner dankbaare erkentcnisfe aan W Opperfte Weezen, voor hm ne gnukk£ verlosfinge uit de dreigende geg^ Zo lang de hoogbejaarden onder h™ ie bekwaamheid bezitten om eenig we J e kunnen verrigten, moedigen lij hen jnom daar mede te volharden; zii on waïheS- ff "nd£,r lic^" waKneden, ja, zij onderfteunen hen lief adighjk, mdien zich eenige waShijn- n%HÏ°P ^i'00"6 d3t Z* zich welven sn tijd lang kunnen geneeren , zonder «me Vrienden en goede bekenden tot men last te verftrekken. Nietten! «nde de fchandehjke behandeltag 'Tet de Vrouwen doorgaans wordt daan.,  GESCHIEDENIS. 509 daan, niettegenftaande zij algemeen veragt worden onder de Barbaaren, wordt, nogthans, de zelfde lijdzaamheid en ver-: draagzaamheid ten haaren opzigte geoef-' fend, hoe hoogbejaard, mismaakt en zwak zij ook mogen weezen , mids zij flegts haar hout kunnen hakken, en haare wortelen en Moeskruiden verzamelen. Doch wat de zulken aanbelangt, die zo verre in jaaren gevorderd, zo ongeIteld en zwak zijn, dat zij het vermogen niet meer bezitten om eenig werk te kunnen verrigten, en 'er zich geene waarfchijnlijke hoop opdoe, dat zij in 't toekoomende iets ten algemeenen nutte zullen kunnen toebrengen, zij neemen kragtdaadige maatregels om zich van deezen last te ontflaan, door eene daad, welke zij als liefdaadig befchouwen, hoewel wij dezelve, en niet zonder voldoende redenen , als zeer barbaarsch enonmenschlijk zouden aanmerken. Voor zulk een afgeleefden en nutteloozen Grijzaart bouwen zij eene Hut, op eenigen afftand in het open veld, en voeren hem vervolgens , gezceten op eenen Os, na zijne laatfte wooning. De geheele Kraal vereelt en begeleidt hem, bij deeze gelegenheid , in ftaatelijken optogt; en naa hem een kleinen voorraad van leevensmiddelen te hebben gelaaten, bij welke hij eenige dagen het leeven kan houden , neemen zij hun laatfte affcheid van hun, zonder zich immer verder met dit arm ongelukkig fchepzel eenigermaate te bemoeien. Het De 30DS3IENSTIer KAFFERS.  De GODSDIENST der kaf FEllS. I 1 1 5ro GODSDIENSTIGE Het gelukkigfte, welk hem, indeezen ftaat kan te beurt vallen, Is, dat hij, door het een of ander wild beest, fDoe! • dig verlchcurd en verfiondcn worde Rijken zo wel als armen, wanneer zii door jaaren afgeleefd, en door ouderdom tot allen arbeid onbekwaam ziin geworden, ondergaan het zelfde lot. De Iroglodijten, egter, indien dit mogelijk zij, waren nog önmenschlijker dan de Hottentotten. Deeze aloude Afrikaan, fche Wilden hadden de gewoonte om hunne oude heden, wanneer zij niet meer konden arbeiden, met den ftaart van een Roe te wurgen; dit, nogthans, gefchiedde met, voor dat zij bewilligd hadden om hunne eigen Scherpregters te zijn. Eene •ftaatelijke vermaaning verzclde het ombrengen deezer arme rampzaligen: want zij befcnouwden het dooden van een Mensen , wanneer hem het leeven tot een last begon tc verftrekken, als eene uitredding en vcrlosfmsr uit alle zijne moe]ten en zorgen. De zulken, die zeer geiteld waren op het leeven, wanneer zij dc zoetigheid van hetzelve niet meer konden fmaaken , wierden van hun als zeer ongelukkig aangemerkt. In gevolge Iran dit algemeen aangenomen gevoelen, doodden zij liefdaadiglijk alle kranke helen , die geoordeeld wierden aan eene ^geneeslijke ziekte te zukkelen. 't Zij ons geoorlofd, in 't voorbijgaan, ner deeze aanmerking te maaken , dat root hoe barbaarsch deeze handelwijze van  GESCHIEDENIS. 511 van ons ook moge gehouden worden, zo als dezelve ook, ongetwijfeld, in de daad» en waarheid was, dezelve, nogthans, ge-) grond was op een fchijnbaar beginzel van' Menschlievendheid , en ten oogmerke1 hadt, om hunne Natuurgenooten op eenmaal te ontheffen van alle de zorgen , angflen en bekommernisfen deezes leevens. Tot het geneezen hunner ongefteldheden, bedienen zij zich zomwijlen van zekere enkelvoudige geneesmiddelen, wier ongemeene deugden en kragten hun overbekend zijn. Op andere tijden neemen zij de toevlugt tot zalving en wrijving: ten welken oogmerke zij gebruik maaken van het zelfde vet of fmeer, waar mede zij hun vel beftrijken en glad maaken. Zomtijds wederom neemen zij eene proef van de uitwerkzels der zalvinge met het zelfde vet, waar mede zij hunne lichaamen zalven en vernisfen, of van de Infnijdinge en Heiligmaakinge; 't welk op de volgende wijze toegaat. Zij neemen een Osfenhoorn , welke aan het boveneinde zo glad en effen gepolijst is, dat zij denzelven op het vereischte lichaamsdeel kunnen leggen, en daar op zo fterk cn hard drukken , als zij geraaden oordeelen. Vervolgens maaken zij verfcheiden Infnijdingen in het Vleesch, 't welk, door het fterk drukken met den Hoorn, zodanig is verdoofd geworden , dat de Lijder geen het minfte gevoel hebbe van de kunstbewerking. Dit wordt zomtijds twee De JODS)IENSTIer KAF 'ERS.  De GODSDIENSTder KAF FERS. ] 3 I 1 t h 512 GODSDIENSTIGE twee uuren agter elkander herhaald, tot dat zich eene zigtbaare beterfchap vertoo, ne Ondertusfchen is deeze tijd Janeer of korter, naar gelange de Inwijdingen , dieper gemaakt worden, of de Lijder, uit hoofde zijner lichaamsgefteltenisfe, in itaat zij te kunnen verdraagen. Geduurende de kunst verrigting wordt hij op zijnen rug geleid; en indien hij geene ver* hgting gevoele, neemen zij de toevlugt tot eenen drank, uit zekere geneeskruiden getrokken. Wanneer , in weerwil van alle deeze kunstmiddelen, des Lijders pijn blijft duurcn, neemen zij eene proef van de kragt der wrijvinge ; en indien deeze insgelijks de begeerde uitwerking niet hebbe, wordt zij gevolgd van eene nieuwe offerande. Wij zullen hier geene melding maaken van hunne wijze van Aderlaaten, dewijl dezelve niets bijzonders behelst, of 'e welk onzer opmerkinge waardig is. Alle aanfteekende beeten van dieren , en alle vergiftigde wonden geneezen zij door Tepngiften, welke zij zeer kunftiglijk toebereiden, en waarvan zij den Lijder noodhaken een gedeelte door te zwelgen;- ten selfden tijde gebruiken zij den drank uitwendig, door'er eene bekwaame hoeveelïeid van over het lichaam, inzonderheid ïaby het hart, uit te gieten. Deeze :unstbewerking gefchiedt door middel van nlnijdinge. Jn deeze versch gemaak3 wonde gieten zij eene genoegzaame oeveelheid van hun Tegengift, op da* het  GESCHIEDENIS. 513 het zich moge vereenigen met het bloed, door middel van deszelfs rondloopende bewceginge, van welke zij, ongetwijfeld, eenig begrip hebben, hoewel zij niet zo goed als wij in ftaat zijn , om over dit keurlijk onderwerp op eene wijsgeerige wijze te fpreeken. Het middel van wrijvinge en zalvinge ftellen zij te werk, wanneer eenig lichaamsdeel ontwrigt is ; als mede eener geweldige beweeginge of fchuddinge van het dus ontwrigte deel of lid: zij houden het in eene geduurige bewceging, tot dat het in zijnen natuurlijken ftand wederom geplaatst is. De Hottentotten, en, in de daad, alle dc bewooners der Kajferkust , fcheeren hunne hoofden en hunnen baard, als een openbaar zinnebeeld hunner droefheid en boezemfmarte over het affterven hunner naastbeftaande Bloedverwanten. Doch deeze gewoonte wordt alleen in agt genomen van de zulken, welke zich in bekrompene omftandigheden bevinden, en zo behoeftig zijn , dat ze het vermogen niet bezitten, om zulk eene geringe offerande, als die van een Schaap, bij wijze van flagtoffer , of reinigmaakinge, te kunnen toebrengen. " Om met zekerheid te weeten, of een kranke zal fterven , of van zijne kwaaie herfteld worden, neemen zij een Hamel, of een Ooilam, en ftroopen het leevende den huid af, waar naa zij het loslaaten, en in volkomene vrijheid laaten loopen, IV. deel. Kk wer- Si GODSDIENSTier KAFFERS.  De GODSI) IF.NST der KAF' FERS. I J 1 514 GODSDIENSTIGE werwaarts het wil. Indien het geene poogingen aanwende om weg te loopen, wordt zulks vooreen kwaadïpellend voor1 teken aangezien, en des Lijders leeven geoordeeld in een wanhoopigen ftaat te zijn. In dat geval laaten zij hem aan het believen van zijn noodlot over: want zij fchrijven daar naa geene geneesmiddelen meer voor, maar laaten hem eeten cn drinken alles waar toe hij eenigen trek gevoelt. Doch, indien het Ooilam, of de Hamel, naa dat het beest gevild is, weg loope, wordt zulks gehouden voor een gelukkig voorteken der aanftaande herftellinge van den kranke. Wanneer een Lijder als ongeneeslijk wordt opgegeeven, neemen zij, ten zijnen behoeve, dc toevlugt niet tot het Opoerfte Weezen, noch tot eenige Godsdienftige verngting, hoe genaamd. Zij vergenoegen zich met rondom hem zamen te vergaderen, en het jongfte oogenblik zijner ontbindingc af te wagten. Dit niettegenftaande vleien zij den armen Man, hoewel hij op «erven legge, en ftreelen hem met de hoope van eenige verligting te zullen vinden, 't zij door behulp van een onfeilbaar geneesmiddel, of door de kragt sener onweerftaanbaare bezweeringe Want, gelijk wij boven reeds hebben aangemerkt, deezen naam geeven zij aan alle de geneesmiddelen, door hunne eigen Geneesmeesters toebereid, of die hun door le Europeaanen worden voorgefchreeren. b In  GESCHIEDENIS. 515 In het oogenblik dat de kranke geoordeeld wordt zijnen laatften adem nit te blaazen , begint de geheele Vergadering te fchreien, te huilen en zulke jammerlijke weeklagten aan te richten , dat de Lijder, door middel van deeze fchrikwekkende klanken , zomwijlen herfteld worde. Doch, welke ook de oorzaak zijner beterfchap zijn moge, in gevalle van herftellinge is hij verpligt, de gewoone offerande te offeren. Indien de Lijder een Mansperfoon zij, krijgen alleen zijne Bloedverwanten en goede bekenden, die van het Mannelijk oir zijn, deel aan het vleesch van het Offerdier , en de Vrouwen moeten zich met het Vleeschnat vergenoegen. 1— Maar indien, integendeel, de dus tot voorgaande gezondheid herftelde perfoon eene Vrouw zij, moeten de Mannen hunnen maaltijd doen met het Vleeschnat, en de Vrouwen eeten het Vleesch. Om te befluiten; wanneer de kranke met 'er daad gcftorven is, wijden zij flegts een vierendeel uurs aan hunne rouw- en jammerklagten; doch deeze zijn zo buitenfpoorig luiddruftig, en gaan met zulk een geraas gepaard, dat zij, op een aanmerkelijken afftand , onderfcheidenlijk kunnen gehoord worden. De geheele Kraal fchreit , fteent en huilt op zulk eene verregaande wijze, en de droefheidbetooningen gaan gepaard met zulke buitenfpoorige lichaamsverdraaijingen , en zulk geweldig klappen in de handen, dat Kk 2 een Dt GODSDIENSTder KAFFERS.  Be GODSDIENST der kaf FERS. 516 GODSDIENSTIGE een Vreemdeling, daar bij tegenwoordig, om door dit geraas niet doof te worden, verpligt is zijne ooren met zijne handen " toe te floppen. Geen voorbeeld kunnen . wij ons herinneren van zulk een uitwendig veel misbaar maakend rouwbetoonen, dan dat der Vrouwen in Languedok. Zonder thans een breedvoerig onderzoek te doen na de oprechtheiden hartlijkheid van eene van beiden, [merken wij alleenlijk aan, dat] de laatstgemelden, in haare uitwendige betooningen van droefheid , gelijk in 't algemeen, in alle andere opzigten, uitgelaaten , ijdelzinnig en op de verregaandfle wijs gemaakt zijn. De zulken, welke onkundig zijn van haar huichelagtig gedrag, zouden, uit de fchijnbaare hevigheid haarer geweldige gemoedsaandoeningen, gereedlijk befluiten, dat zij gezind waren om, nevens haare overleedene Echtgenooten, zich leevende te doen begraaven. En, 't is hoogstwaarfchijnlijk, dat wanneer petronius dat beruchte geval befchrijft, hij deeze in 't oogloopende Origineelen gekopieerd heeft. Doch , om weder te kccren tot het rouwbedrijven der Kaffers ; eene zeer gelukkige omflandigheid is het, zegt de Duitfche Schrijver, uit wien wij alle deeze bijzonderheden, raakende hunne Begraafenisplegtigheden , ontleend hebben , dat deeze verregaande droefheid niet langer dan een vierendeel uurs aanhoudt. Want ieder een leent de behulpzaame hand tot het fpoedig ter aarde beftellen van den ge- flor-  GESCHIEDENIS. 517 ftorvenen; blijmoedig maakt men gebruik van alles wat hij in zijne Hut heeft, 't welk ten dien einde van dienst zijn kan , en ten bewijze kan dienen van zijnen eerbied en hoogagtinge voor zijnen afgeftorvenen Vriend. In de eerfte plaats vaardigt het Hoofd, of dc voornaamfte, van de Kraal eenige Kaffers of Hottentotten af om zijne laatfte wooning gereed te maaken, en inzonderheid om zorge te draagen dat alles zodanig befchikt worde, dat wanneer de afgeftorvene in den grond geleid is, de wilde dieren hem niet kunnen opdelven, en zijn Lijk tot fpijze gebruiken. Terwijl deeze buitens huis bezig zijn, om hunne goede dienften in 't werk te ftellen , vouwen de geenen, die binnens huis zijn , het lichaam te zamen, leggen zijne armen kruiswijze over zijn borst, en zijn hoofd op zijne knieën; of, om de zaak nog duidelij'ker en natuurlijker uit te drukken , zr doen den Overleedene de zelfde lichaams gcftalte aanncemen, in welke hij eenmaa: in den fchoot zijner Moeder gelegen heeft In deeze houding wordt hij omwonden ïr het zelfde beestenvel, welk hij bij zijr leeven heeft gedraagen. Niet meer dan ze: uuren verloopen 'er zints zijnen dood to dat zij hem begraaven. Drie of vierDraa «ers, welke, ten dien einde, door dei voornaamfte van de Kraal, aangefteld o benoemd worden, neemen hem op hunm fchouders, en draagen hem regelrecht n; Kk 3 ' d De GODS- DIENST der KAFFERS, t (  De GODSDIENSTder KAFFERS. ( I i I j S. z t p 518 GODSDIENSTIGE de plaats, in welke hij zal worden bijgezet Zeer merkwaardig is de gewoonte, welke zij, ten aanzien van het draagen van hunne dooden, in agt neemen, hierin beftaande: nimmer draagen zij hem uit het Huis of de Hut door de gewooonc deur, maar maaken, ten dien einde, eene opening, in het agterfte gedeelte, recht tegen over de deur. Onze Hoogduitfche Schrijver is van oordeel, dat deeze plegtigheid haaren oorlprong is verfchuldigd aan de fchrikwekkende denkbeelden, welke zij aangaande de afgefcheidene zielen voeden. Want zij verbeelden zich, zegt hij, dat zij zeer kwaadaartige neigingen koesteren, en se negen zijn om de lee venden - overal daar zij kunnen, nadeel toe te brengen: ver delgende hunne Kudden, die den gehee len nacht over gelaaten worden in eene ruime grazige weide, midden in de Kraal plegen. Om, derhalven, zulk eene on*efëgenheid te voorkomen , laaten zij d^en Overleedene uitdraagen uit dat gedeelte fan het Huis, 't welk aan het open Veld jrenst. Terwijl het Lijk dus wordt weegevoerd, verdeden zich de Bloedverwanen van beide fexen in twee hoopen, en jehjk algemeen gêbruiklijk is, zo nabij len toegang tot de deur als mogelijk is )e Mannen ftaan te huilen en jammeren a" de eene, en de Vrouwen aan de andere ijde. leder een viert zijner boezemfmarï den ruimen teugel; en 't valt niet gelakhjk te beflisfen, of het gezehchap der Man,  GESCHIEDENIS. 519 Mannen, dan dat der Vrouwen, ten deezen opzigte , de verregaandfte buiten- < lpoorigheid pleege. ' Zo ras het Lijk is weggedraagen, flui- j ten zij de Hut onmiddelijk dicht, en verlaaten dezelve voor altoos 5 dit gefchiedt uit vreeze, dat iemand, welke 'er bij toeval mogt intreeden, de ziel des Ovcrlecdenen zou ontmoeten. De geheele Kraal volgt het Lijk na de plaats , daar het zal begraaven worden , zonder , nogthans, eenige geregelde orde of welvoeglijkheid in agt tc neemen. In de plaats hier van , indien wij mogen geloof flaan aan het verhaal van den meergemelden Duitfchen Rcisbefchrijver, treeden zij voort als récht* fchapenePoetzemaakers, en flaan tot grooter buitenfpoorigheid over in hunne lichaamsgcbaaren en zonderlinge kuuren , dan men zich met mogelijkheid kan ver. beelden. .. , Op de Begraafplaats gekoomen zijnde . laaten zij het Lijk neder in het Graf, 't welk zij voorts overdekken met groote en zwaare fteenen, en geheele boomen i dit gefchiedt, gelijk wij reeds hebben aan gemerkt, om te beletten dat de wilde die ren het niet uit den grond opdelven. On der het wederkeeren van het Graf, her haaien zij hunne luiddruftige jammerklag ten, hunne buitenfpoorige gebaarmaakin gen en lichaamsverdraaijmgen , onder hc geduurig en herhaald noemen en aanroe pen van den naam dcsOverlcedenen; eve F Kk 4 al Dg ;ods- (ienst Ier kaffers. 1 s  De CODSBIENSTder KAFFERS. ] 1 ] I 520 GODSDIENSTIGE ukLfdtf °°Fmerke hadden' uit het Graf wederom op te roepen Dan, dit is het niet alles. Bij hunne wederkomst in de Kraal, zetten zS . neder rondom het Huis'of de tiTdt Overleedenen, en herhaalen aldaar, met eenige regelmatigheid, hunne bejamme- ZeT,Vh We,ek;,agtCn Cn g^aarmaakn gen. Zelf gebeurt het nu cn dan, dat zij acht ÏÏJiilV?,êï':dc daSen in dit'ha telijk rouwbedrijvcn doorbrengen • dit heeft inzonderheid plaats , wanneer de geftorvene zeer gezien en bemind was bij zijne Vrienden cn Bloedverwanten Ongeveer een uur naa de terugkomst der Lijkftaatfie, ftaat de oudfte of voor naamfte van de Kraal op, en begenadW goedgunftiglijk alle de aanweezende Lk gnngers met de meermaalen gemelde be" iprcnging, als een blijk van dankbaarheid voor de goede dienften, aan hunne, 0vér-' leedenen Landgenoot beweezen. Deeze eerfte befprenging wordt gevolgd vanTe ne tweede, welke de Le!zer,bgeJij? wfi vermoeden zich ligt zal verbeelden\7e zo overvloedig te zijn, en meer overeen komfeg met het geen bij eenige andere" Vatien plaats heeft. De eerwaardige Grij! :aart ftrooit de asch, welke hij, Ltz ie eigen handen, in het huis des Over eedenen, heeft bijeen verzameld , ovS .et hoofd van alle de aanweezenden a™r?C Befire^g, zo onbeftaan, aar met de welvoeglijkheid en goede zeden.  GESCHIEDENIS. 521 den, heeft geenen anderen grondflag, op welken zij bij aanhoudenheid in gebruik blijft, dan haare oudheid. Ondertusfchen is deeze plegtigheid bijzonder eigen aan de Kaffers cn Hottentotten; ten deezen opzigte zijn zij volmaakte Origineelen. Doch in de tweede plegtigheid, het beftrooicn met asch , zijn in 't oogloopcnde voetftappen voorhanden van eene gewoonte, welke, in tijden van droefheid en algemeenen rampfpoed, godsdienftiglijk onderhouden wordt van alle Oosterfche Volken. Onder de Kaffers en Hottentotten gaan, egter, zommigen van de mistroostigften nog verder; zij voegen Koemest bij hun rouwbedrijven in zak en asch. 's Daags naa de Begraaving breekt de geheele Kraal op ; ieder een pakt zijne goederen en huisgeraaden bijeen, en breekt zijne Tent of kleine Hut af. Men laat niet eene eenige wooning ftaan, dan die van den Overleedene ; deeze laaten zij ongemoeid en onaangeroerd, als mede de huisgeraaden en alle de overige dingen , daar toe behoorende: dit gefchiedt, op dat, in gevalle het den geftorvene mogt behaagen weder te keeren onder de leevenden, hij zijne eigen wooning mag gereed vinden, om in dezelve ontvangen te worden. Zonder deeze voorzorge zou het veelligt kunnen gebeuren, dat hij in arren moede wierdt ontftoken overdeflegte behandeling, hem aangedaan , en op de Kk 5 vap De GODSDIENSTder KAFFERS.  De GODSDIENST(lef KAFFERS. » i 522 GODSDIENSTIGE van nieuws opgeflagene wooningen met geweld aanviel. Voor dat zij van woonplaatze veranderen, draagen zij zorge om zich zeiven te reinigen, door het een of ander dier, groot of klein, naar gelange hunne omftandigheden toelaaten, ten flagtoffer op te draagen. Gekoomen zijnde ter plaatze, uitgezogt en algemeen goed gekeurd, om op dezelve hunne Hutten van nieuws op te flaan, en 'er zich, althans voor eenigen tijd, te onthouden , reinigen zij zich andermaal. Het vleesch der Offerdieren wordt gebruikt tot het houden van een plegtigen maaltijd, even gelijk bij alle andere openbaare gelegenheden, boven gemeld, gebruikelijk is. De naastbeftaande Bloedverwanten vanden Overleedene, bij voorbeeld, zijne Kinderen, zijn verpligt het Darmnet van het Offerdier te draagen, inzonderheid indien het een Schaap zij, bij wijze van een Halsband. Dit is hun gewoon rouwgewaat over een zo nabcftaandcn Bloedverwant. Boven hebben wij reeds aangemerkt, dat de zulken, die zich in bekrompene omftandigheden bevinden , en het vermogen niet bezitten om, bij wijze van reinigmaakinge, eenige offerinde toe te brengen, zich vergenoegen net neder te zitten en hunne hoofden :n baarden te fcheeren , als een opensaar zinnebeeld hunner droefheid en boezem fm arte. Zodanig is het berigt, welk wij bij de  GESCHIEDENIS. 52-3 de Schrijvers vinden aangetekend, aangaande de zogenaamde Hottentotten, die hun verblijf houden in de nabuurfchap van de Kaap de Goede Hoop. Zommigen hunner zijn, door Nederlandfche' Leeraars, bekeerd tot het Christlijk Geloof. De zulken onder hen, die de ftad aan de Kaap bezoeken, zijn zeer beleefd en verpligtende. Veelen hunner worden tot het een of ander werk gebruikt; en zij zijn zeer getrouw in het bevvaaren van het geen hunner zorge wordt aanbevolen. Dit kan ten bewijze dienen van de heilzaame uitwerkzels , welke zouden voortvloeien uit de verkondiging des Euangeliums, in deszelfs oorfpronklijke eenvoudigheid, zonder den noodloozen en belachelijken overlast van plegtigheden. De Nederlandfche Geestlijken zijn, over 't algemeen genomen, zeer godvrugtige en arbeidzaame Mannen; en het zou tot geene geringe eere verftrekkcn voor de Aigemeene Staaten [der Vereenigde Nederlanden, ] indien zij, in de ftad aan de Kaap, een School oprichtten ter opvoedinge van de [ Hottentotfche~\ Jeugd. De Zoonen der vermogendften onder de Hottentotten zouden aldaar , binnen korten tijd , befchaafd , en uitgezonden kunnen worden ter verkondiginge van het Euangelium van christiis , onder hunne ongelukkige verblinde Landgenooten. Christus verfchccn in het vleesch, op De SODS3IENSTIer KAF' ?ERS.  De GODSDIENSTder KAFFERS. < I .1 ■J ( 1 < c I 2 i ê Z d 524 GODSDIENSTIGE op dat hij het Koninkrijk des Satans zou verdeigen; en hij heeft allen zijnen naavolgeren last gegeeven, om de kennis van zijnen Naame voort te planten, in zo verre hun invloed kan toereiken. Langen tijd hebben de Nederlanders den zegen van het hclderfchijncnd licht des Euangehums genooten; en de dankbaarfte wedervergelding, welke zij doen kunnen voor zulk eene onfchatbaare gunstbetooning, is, dat zij het insgelijks doen opgaan over de Heidenen. In de daad, het zal ter hunner fchuldverzwaaringe henen , indien zij hier in nalaatig zijn. Ja, wij durven hier nevens voegen, dat dien, die de aangelegenheid en waarde ran den Christlijken Godsdienst kennen, lartlijk zullen verlangen om anderen nevens hun in het zelfde geluk te doen leel hebben. En welk geluk is zo groot, lat het kan vergeleeken worden bij de voortplanting der belangen van de lierbaare onftermjke zielen! bij het welerbrengen van dezelve uit de duisterïisfe tot het licht, en uit de magt des latans tot God! Welke verbaazende voreringen zijn 'er, geduurende de jongsterloopene dertig jaaren, gemaakt in de looge Landen en de Eilanden van Schot, mdl Ja, wat heeft men niet al gedaan ï de bekeering van veele Wilden in imerika ! Beide deeze goede werken ijn volvoerd, door Genootfchappen in it Koninkrijk [Engeland.] De Neder, lan*  GESCHIEDENIS. 52? landers zijn hier van niet onkundig; en laaten zij zich fpiegelen aan onze weldaadige Landgenooten, die , om hun medelijden met de zielen hunner Natuurgenooten, de goedkeuring van Christus, ten jongften dage, zullen vvegdraagen. d r De GODSDIENSTder KAFFERS.  MONOMOTAPA. » j ( < < 52<5 GODSDIENSTIGE D E GODSDIENST D 12 R INWOONERS VAN MONOMOTAPA. Alle de Inwooners deezes Köninkrijks zijn Afgodendienaars. Want, hoe wel zij God erkennen voor den Schepper van t Heelal, en hem onderfcheidene benaamingen toevoegen, naar gelange van de hoedanigheden, welke zij hem toefchrfiven hebben zij, nogthans, verfcheiden Afgoden. Bijzonderlijk aanbidden zii eene zekere Maagd , onder hen bij den naam van perü bekend. In ieder maand vieren zij eenige bijzondere dagen, welke zy als meer plegtig en heilig dan de overige befchouwen. De Geboorteverjaaringvan hunnen Oppervorst vieren zij altoos lis eene foort van feestdag : wij mogen ner nevens voegen, de eerbiedige hulle en diepgaande hoogagting, welke zij ïem betoonen, door het aanfteeken van jene groote menigte vreugdevuuren. Dat eeze landen niet overal eene vastgeftel le gedaante van Eerdienst hebben, zal dui.  GESCHIEDENIS. 527 duidelijk blijken aan eenen iegelijk, die in aanmerking neemt, dat zommigen hunner den eenen , eenigen een anderen Afgod vereeren. Dat zij godsdienftigen eerbied betoonen aan hunnen Oppervorst, zal ons niet zeer vreemd te vooren koomen, wanneer wij ons te binnen brengen, dat de Romeinen , die zo zeer op hunne verhevene kennis roemden, in de daad hunne Keizers godsdienftiglijk vereerden. Wat aangaat het ontfteeken van zo veele Vreugdevuuren op den Geboortedag van hunnen Oppervorst, dit gefchiedt ter betooninge van hunnen eerbied, hulde en onderdaanigheid, welke van ieder Onderdaan verwagt wordt. De Koning laat jaarlijks, door zijne ondergefchikte Amptenaars , in alle zijne heerfchappijen , eenig hout, ten dien oogmerke, aan zijne Onderdaancn , uitdeelcn : zo dat de brandfloffe hun niets kost. Ieder onderdaan legt onder de onverbrcckelijke noodzaaklijkheid, om al het vuur in zijn eigen huis uit te blusfehen , geduurende den tijd dat de vuuren ter eere van den Koning branden. 't Is in deezen tijd, dat alle de Staatsbelastingen aan den Koning betaald worden : en ware het niet om deeze reden, hij zou, naastdenkelijk, niet zo mild zijn met het uitdeelcn der brandfloffe. De onkundige Vorflcn in Afrika , die weiniger beter dan Wilden zijn, verftaan al. zc MONOMO» rAPA.  MONO-MO' TAPA. 1 1 1 ] 1 i 528 GODSDIENSTIGE zo de kunst om even gemaklijk geld te knevelen uit de beurzen hui ner Onderdaanen , als de geldzuchtigften en ftaatkundigften van onze Europifche Monarchen. Niettegenftaande dit alles, is het zeker dat zij , even als de aloude Perjiaanen , het Vuur als eene gewijde Hoofd/toffe befchouwen. Want onmogelijk zouden zij aan hetzelve zo bijgeloovig verknogt zijn, ter eere van hunnen Oppervorst, ware het niet dat zij het aanmerkten als in zekere maate met eene Godlijke kragt begaafd; misfehien als eene der hoedanigheden van het Opperfte Weezen. Wanneer de Koning zich hier of daar m het Veld met zijn Leger nederflaat, wordt 'er terftond eene Hut of Tent opgericht, waar in een Vuur ontttooken en met alle mogelijke omzigtigheid brandende wordt gehouden. — Niet ondienftig zal het zijn, hier aan te merken, dat den Perfifche Sophis altijd een Vuur wierdt vooruit gedraagen; en in onze berigten aangaande de Guareezen hebben wij onzen Leezer doen opmerken, dat alle de Ooserfche Volken den diepgaandften eerbied letoonden voor dit hun geliefkoosd en gevijd Element. De eenige reden, welke vij , in naavolging der beste berigten , :unnen aanwijzen van deeze hunne beooninge van hoogagtinge aan het Vuur, 5, dat het wordt aangemerkt als een uitloeizel van de Zon; als mede de over- groo-.  GESCHIEDENIS. 52^ groote nuttigheid , welke het den Menfchen aanbrengt. Altoos -buigen zij hunne knieën, wanneer zij hunnen Monarch naderen , en fpreeken nooit met hem dan in eene overeindftaande lichaamsgestalte. Zonder verlof mag niemand in zijne tegenwoordigheid den mond openen ; doch wanneer hij het glas aan zijnen mond brengt, met oogmerk om te drinken, maaken alle de aanfehouwers luiddruftige toejuichingen , met wuifen en hoezee roepen. Deeze toejuichingen worden beantwoord door de geheele plaats ^ daar hij zijn verblijf houdt, cn het nieuws wordt fpoedig medegedeeld aan de nabuurige dorpen. Tot eene buitenfpoorige hoogi te, in dc daad, wordt hier door de vleierij uitgerekt. Doch wij moeten hier aanmerken , dat alle dc Volken , die de heetë gewesten bewooncn , ten aanzien van hunne flaatkundige begrippen, weinig be* ter dan flaaven zijn. Even eens als de bewooners van veciè andere Heidenfehe gewesten, zijn de Ko* ning en zijne onderdaanen flaaven van heÊ Bijgeloof, en ftellen een ongemeen vertrouwen in droomen en bezweeringen; Op 's Konings bevel is 'er een gebouw vervaardigd, waar in hij doet ophangen de Lijken van alle kwaaddoeners , die openlijk de doodftraffe ondergaan hebben* En, Wie ijst niet op het verhaal! deeze doode lichaamen worden niet begraaven , zo lang 'er eenig leevensvogt in hun overblijft,, 't welk ontvangen wordt in een IV. deel» LI Vatj MONOMÓ* TAPA.  MONOMC TAPA. i 1 1 1 530 GODSDIENSTIGE . Vat, voordagtelijk ten dien einde vervaardigd. Uit het dus opgevangen vogt bereiden zij een overheilzaam Elixir, ten dienfte van zijne Majefteit, 't welk, zo als zij zich verbeelden , niet alleen een onfeilbaar behoedmiddel is tegen de kragt der Toverkunde, maar ook een onwaardeerbaar geneesmiddel om bet leeven te verlengen. In Monomotapa. gaan de jonge Maagden moedernaakt, tot den tijd toe dat zij zich in 't huwelijk bcgeeven; uitgezonderd alleen dat zij die lichaamsdeelen bedekken, welke de Vrouwen onder alle Natiën verholen houden. Wanneer zij getrouwd zijn en kinderen hebben , bedekken zij haare borften, en draagen verder zulke klederen , als bij haaren landaart in gebruik zijn. Hoe onkundig ook deeze lieden zijn mogen, zij hebben, nogthans, geestlijke geftigten, even gelijk de Nonnenkloosters in de Roomsch -Katholijke landen; doch deeze dienen eeniglijk ten gebruike van jonge Vrouwen, om in dezelve haar verblijf te houden, tot dat zij zich in den Echt begeeven. De Veelwijverij is hier geoorlofd; doch, gelijk ook onder veele andere Natiën gebruikelijk is , onder de Vrouwen wordt er altoos eene gevonden, die boven de mdere in rang en aanzien uitmunt. Gee. ie Maagd mag in 't huwelijk treeden, 'oor dat haare Moeder, of eenige andere /■rouw, verklaard hebbe, dat zij bekwaam is  GESCHIEDENIS. 531 is om kinderen ter waereld te brengen. De verleiding is onder hen niet zeer bekend: en de reden hier van is, om dat zij zeer vroeg trouwen. Wat aangaat de oude Vrouwen, deeze zijn onder hen niet zeer gezien: want, gelijk het onder veele andere Volken gaat, zij agten de Vrouwen niet langer, dan de bloei haarer fchoonheid duurt. Wanneer deeze Volken in den Oorlog zijn ingewikkeld, wasfehen zij zich nimmer, voor en aleer de Vrede geflooten zij. Waarfchijnlijk is deeze gewoonte het gevolg eener plegtige gelofte, of verbintenisfe, welke zij vrijwillig zich zeiven opleggen , uit het beginzel eener prijswaardige deelneeminge in de eere en de welvaart van hun Vaderland. Nog eene andere plegtigheid is 'er onder hen gebruikelijk, van welke zommige blijken in de aloude gefchiedenisfen voorhanden zijn; zij is, het maaken van Gefneedenen van hunne gevangenen, en het doen van gefchenken aan hunne Vrouwen uit den buit, welken zij op hunne vijanden veroverd hebben. De Vrouwen ftellen veel roems in het draagen van dezelve , als doorluchtige kenmerken van de krijgsdapperheid hunner Echtgenooten. Eigenaartig doet deeze gewoonte ons gedagtig zijn aan die merkwaardige omftandigheid in de gewijde Gefchiedenisfen van Koning david, dat saul hem niet wilde erkennen voor zijnen Schoonzoon, voor en aleer hij als een huwelijksgefchenk hadt Ll 2, aan- monomo» tapa.  MONOMOTAPA. i £ i 2 t 532 GODSDIENSTIGE aangebragt honderd Voorhuiden der PhU liftynm. Flavius jozefus, die verIcheiden gedeelten der gewijde Gefchiedemsle heeft veranderd en vervalscht, met oogmerk om eenige gebruiken en bedrijven zijner Landgenooten te verbergen verhaalt, dat, in ftede van honderd Voorhuiden, david zeshonderd hoofden van Philiflijnen saul aanboodt. Wat aangaat de Begraafenisplegtigheden deezer Volken, weinig onderfcheids heeft 'er plaats tusfchen deeze en die van de overige Heidenfche Afrikaanen. Met de naauwlettendfte omzigtigheid bewaaren zij de lichaamen hunner afgeftorvene Landgenooten , en betoonen aan dezelve, geduurende den tijd van acht agtereenvolgende dagen, eene foort van aanbiddingc. Bij zulke plegtige gelegenheden kleeden zij zich in het wit, en zetten den afgeftorirenen eene groote menigte leevensmidlelen voor, op eene zeer bevallige wijze )p een tafel uitgefpreid. Vervolgens 'meeken zij om zijnen zegen over de ge ïeiligde Majefteit van den Koningen over ïen zeiven. Straks daarop zetten zij zich ieder, en vergasten zich op de opgedische lekkernijen. Hierop wordt het Lijk ntgedraagen om ter aarde befteld te worlen, 't zij in de bosfehen, of op eenige ndere donkere plaats. De laatfte godsdienftige gewoonte der mnomotapaanen, van welke wij melding uilen maaken, is de Eed , welken zijt jj de plegtigfte gelegenheden, afleggen. Wan-  GESCHIEDENIS. 533 Wanneer iemand eene misdaad te laste geleid wordt, en de klaarblijkelijkheid tegen hem niet fterk genoeg is, om hem te overtuigen , is hij verpligt een geneesmiddel te gebruiken, ten betooge van zijne onfchuld. Indien hij het geneesmiddel uitbraake , wordt hij voor fchuldig verklaard; doch in gevalle het in zijne Maag verteere, wordt hij als onfchuldig befchouwd , en diensvolgens vrijgefprokcn. Voormaals was deeze gewoonte in gebruik onder veele Heidenfche Natiën, en zij houdt nog heden ftand in verfcheiden andere gewesten der waereld, behalven Afrika. Ondertusfchen is deeze gewoonte zeer barbaarsch : want nimmer behoorde men bedagt te zijn op eenig ander middel, omeenigen misdaadige te overtuigen, dan eigen vrijwillige bekentenis, LI 3 » E MONOMOTAPA.  534 GODSDIENSTIGE AGAG, enz. D E GODSDIENST DER INWOONEREN van AGAG, TOCOCKA en QUITE VE. In onze Verhandeling over deeze Volken, zullen wij ons niet inlaatcn tot net gefchd, of zij onderdaanen zijn des Konings vanMonomotapa, dan of zij hunne eigen en afzonderlijke Oppcrvoriten hebben, 't Kan zijn dat de gedaante van hunnen Regeeringsvorm meermaalen verandering ondergaan heeft, gelijk dit geen zeldzaam verfchijnzel is onder andere Barbaarfche Volken des aardbodems. En 't is noodloos en onveilig, gisfingen voor te draagen, wanneer 'er geene voldoende gronden voorhanden zijn, op welke wii dezelve kunnen bouwen. F u r c h a s verzekert, dat de opgei noemde Volkén een zeker verward denkbeeld hebben van een Hoogfte of Opperite Weezen, onder hen bij den naam van mqt-uwGO bekend. Nimmer, egter roepen zij hem aan om eenige gunstbetoomng; en 't gevolg is klaarblijkelijk, dat g»J hem nooit hunne dankbetuigingen toe- bren»  GESCHIEDENIS. 535 brengen voor genootene weldaaden. Wan- a neer hen eenige aigemeene of bijzondere onheilen drukken, vervoegen zij zich bij hunnen Oppervorst, met ootmoedige fmeekingen ter afwendinge van het drukkend leed. Hem roepen zij aan om alle de weldaaden en zegeningen der Hemelfche Voorzienigheid ; dit kan ten voldoenden bewijze yerftrekken, dat zij allerlompfte Afgodendienaars zijn. Eene langduurige en verveelende droogte wordt meestal gevolgd van zwaare en geweldige ftortregens ; de zelfde fpoedige veranderingen gebeuren 'er ten aanzien van de overige Getijverwisfelingen. Van hier dat de Onderdaanen , traag van aart en door geenen weetlust gedreevcn , zich gereedelijk verbeelden, dat hun Monarch alle deeze verwonderlijke zaaken ten hunnen behoeve verrigt, zonder eenig verder onderzoek te doen na redenen of oorzaken. Hun Koning wordt ten allen tijde omringd van eene bende Pluimftrijkers, beftaande uit Dichters en Muzikanten, die 'cr eeniglijk hun werk van maaken, om hem in het geloove te brengen dat hij een God is. Zij zingen lofgedichten ter zijner eere; en in hunne Dichtftukkcn overJaaden zij hem met alle dc ftaatelijke bcnaamingen en hoogdraavende ecrtijtcls, welke hunne vcrbeeldingskragt hun kan aan de hand geeven. Zij noemen hem Heer van de Zon en de Maan, Koning der Zee en der Aarde. En gelijk zij, naar alle waarfchijnlijkheid, in de verbeelding zijn, dat LI 4 ie- GAfr, enz.  AGAC, enz. i 53ö GODSDIENSTIGE ieder bedrijf, ch hier worden zij overgelaaten, of om ra honger en kommer te fterven , of i van de wilde dieren verfcheurd te 3tden. Ja, de rampzalige hulpeloor zen,  GESCHIEDENIS. 54* zen, hunnes naderenden rampfpoeds be-, wust, frneeken om de genade, dat men fpoedig een einde maake aan hun leeven, zonder in leevenden lijve den wilde beesten tot een prooi te veritrekken. Het begraaven hunner dooien wordt geheel aan het goedvinden en de befcheidenheid der overblijvenden overgelaaten. En , in de daad, zij worden veelal op eene betaamelijke wijze ter aarde befteld. In het Graf leggen zij eenige verfchillende foorten van ïcevensbehoeftcn, om den geflorvenen tot fpijze te verflxekken , op zijne reize na de andere waereld. Dan wordt op het Lijk een weinig aarde geworpen; waar naa de Stoelen en het Bed van den overleedene op het Graf worden op elkander gcfhpeld. Zo biigeloovig zijn ze , dat zij, om geene reden, van welk een aart zij ook moge weezen, aan zulke Stoelen, of Bedden, noch, in de daad, aan iet anders, de handen durven flaan, 't welk ten eenigen tijde het doodeiicuaam heeft aangeraakt. Hun rouwbedrijven duurt acht agteteen volgende dagen, van den opgang der Zonnc tot dat zij wederom onder gaat. Deeze tijd wordt doorgebragt met danzen , zingen en luiddruftig fchreeuwen. Naa het eindigen van het ftaatelijk rouwbedrijven, eeten en drinken zij ter eere van hunne afgeftorvene Vrienden en Bloedverwanten. Wanneer de Nieuwe Maan haar ee,-fie fchijnzel vertoont, in Herfstmaand, verlaat enz.  AGAR, enz. 532 GODSDIENSTIGE laat de Koning, die de zigtbaare Godheid des Lands is, de ftad Simbaoe, welke zijne - Hoofdftad is, verzeld van een talrijken ftoet. Dan begeeft hij zich na den top van zekeren heuvel, zijnde de Begraafplaats van de Koningen des gewests, en brengt aldaar negen dagen door in godsdienftige yerrigtingen, ter gedagtenisfe van zijne doorluchtige Voorzaaten. Zo dra zij ter bedoelde plaatzezijn gekoomen, wordt de plegtigheid geopend met een pragtigen Maaltijd. Zij bedwelmen aldaar hunne harsfens , door het drinken van een vogt, welk zij Rombo noemen. Naa dat hunne dagen van vrolijkheid en vreugdebetoomnge zijn geëindigd, brengen zij nog twee dagen door in het betoonen van droefheid en boezemfmarte. Zij verbeelden zich dat op den laatften van deeze twee dagen , de ziel des jongstoverJeedenen Konings in het lichaam van eenen der Hovelingen vaart. De bedoelde perfoon , naamlijk, valt ter aarde , en wentelt zich in het ftof Thans laat zich de Duivel, door zijnen mond , in eene onbekende taal hooren Kort daar naa, egter, koomt hij wederl om tot zich zeiven, wordt zagtaartiger en handelbaarder, en fpreekt in de taal en den ftijl van den jongstvoorgaanden Koning. Zijne Koninklijke Majefteit, zich verbeeldende dat hij zich zijnen Koninklijken Voorzaat volkomen herinnert, nadert en groet hem. Terftond daar op deinst de geheele Vergadering te rugge,, en  GESCHIEDENIS. 543 en betuigt haaren eerbied op een voegzaa-, men afftand. Zijne Majefteit zich dus alleen bevindende met den perfoon, die van den Duivel bezeeten is, raadpleegt hem, als eene onfeilbaare Godfpraak, over alle zaaken van eenige aangelegenheid, zo wel het aigemeene welzijn, als zijne bijzondere belangen raakende. Zo ras deeze Godfpraak zulke antwoorden heeft gegeeven , als zij geraaden vindt, vertrekt de Duivel; en de arme Bezeetene zit, over 't algemeen genomen, wel vergenoegd neder, zijn geheele leeven lang: hij rekent zich genoeg vergoed voor alle zijne vermoeijenisfen , door de eere, die hij genootcn heeft, van zulk een wonderdaadig mondgefprek te hebben gehouden met zijnen Koninklijken Meester. Naar alle waarfchijnlijkheid is dit bedrog zijnen oorfprong verfchuldigd aan de begocheling van den eenen of anderen perfoon , die zich voor een geoeffend' Tovenaar uitgeeft. Dit is alles, wat wij hier van met eenige zekerheid kunnen zeggen. ,— 't Is eene bekende zaak, dit mogen wij hier, in't voorbijgaan, aanmerken, dat uit de Ouden duizend voorbeelden kunnen bijgebragt worden van gewaande Geesten, door hunne Zwarte-Kunftenaars of Duivelbezweerders, uit den dood opgewekt. Wanneer de Koning fterft, neemen zijne Vrouwen, in het oogenblik als hij den jongften adem uitblaast, vergif in; dit gefchiedt met oogmerk om te gelijk met hem IGAG, enz. *  AOAC, , enz. I 3 i i c I 544 GODSDIENSTIGE hem te fterrtn, en bij hem haare opwag* ting te maaken, op zijnen overtogt na de - andere waereld. Zo ras zijne zie&l he li! chaarn heeft verkaten, wordt hij onmid* dehjk gedraagen na de Begraafplaats ziiner Voorzaaten Zijn Throonsopvolgerneemt den volgenden morgen bezit van de Koninklijke waardigheid, en van alle de Bijwijven des overleedenen. Dan vertoont hij zich openlijk; doch in zulker voege dat een gordijn belet dat hij met zijne vrouwen van het gemeeuc Volk niet duidelijk kan gezien worden. Straks wordt hij, door het geheele Koninkrijk, openlijk uitgeroepen , ten einde op dat de Groote en Kleine Adel zijn gezag tnoZ erkennen, en hem hunne huldebetooning toebrengen Deeze plegtigheid gaat ge? paard met die lijdende gehoorzaamheid en ondervverpehjke houding, welke, door het geheele Oosten, zo zigtbaar is, en zo welgevallig voor de heerszuchtige Monarchen, die zich zelve aanmerken als S M cl °f' tCn minlle' a]s insmeer dan Menfchen, wanneer zij hunne onderdaanen , met zulk eene onderwerp*Iiike vreeze , zien kruipen aan den voetbank van hunnen Throon, en met alle nederigheid zich bij hunne perfoonen vervoe jen , zonder het te durven beitaan om ïunne hoofden op te heffen en hun in 't angezigt tc aanfehouwen. Aldus betoo'enu ,j AfrikcLcln™ bunne onderwerping n hulde aan hunnen xMonarch, die zich enadighjk vernedert om hun te antwoorden»  GESCHIEDENIS. 545 dén, doch fteeds van agter het Gordijn; 't welk, cgter, kort daar naa, wordt ter zijde gefchooven; en nu begenadigt hert zijne Majefteit met het Onbelemmerd gezigt van zijnen geheiligden perfoon; Onmiddelijk daar op klapt ieder een in de handen , en vervult de lucht met lüidruftige toejuichingen. Naa verloop van weinige oogenblikken wordt het gordijn wederom toegefchooven; en de Groote ert Kleine Adel vertrekt, kruipende in de zelfde ootmoedige en onderwerpelijke geftalte, als zij den Vorst genaderd Waren. De geheele ftad viert het feest van zijné gelukkige komst tot den Throon, en vertoont haare blijdfehap door luide toejuichingen; en eene groote verfcheidenheid van Veldmuzijk; Den volgenden dag laat zijne' Koninklijke Majefteit eene openbaare afkondiging doen van zijne komst tot den Throon , door gepaste Staatsampfenaars, die; ten zelfden tijde, eene aigemeene uitnodiging doen aan lieden van allerleien rang, zonder onderfcheid, om hunnen nieuwen Oppervorst den Boog té zien breeken. Zomtijds wordt deeze plegtigheid Onderhouden, wanneer 'er verfcheiden perfoonen te zamen na de Koninklijke waardigheid dingen. Eene menigte voorbeelden van diergelijke Koninklijke zamendingingen ontmoeten wij onder de aloude bewooners van Europa en Afie; Waarfchijnlijk Is hetdat de nieuwe Monarch zieh tot deeze plegtige verrig- IV4 deel. Mm ftngj enz.  aoag, enz. J4« GODSDIENSTIGE ting vernedert, met oogmerk om aan zijne onderdaanen eene proef te geeven van ■ zijne lichaamsfterkte en ongcmeene bekwaamheden. Zo veele voorbeelden zou men uit de Ouden kunnen aanvoeren, om te doen zien, dat de zulken, welke aangefteld wierden om den post van Oppervorften en Beheerfchers der Volken te bekleeden, onder de verpligting lagen, om eene grooter maate van lichaamsfterkte, zo wel als fchranderheid en vernuft te bezitten, dan het gros des Menschdoms, dat het overtollig, indien niet onvoegzaam zijn zou, dezelve aan tc haaien. Hierom zullen wij ons vergenoegen met het aanvoeren van één kiaarfpreekend voorbeeld, uit de Jaarboeken van Frankrijk, om te doen zien dat de Franfchen [van ouds] in het zelfde gevoelen Honden, en in de verwagting leefden van in hunne Vorflen de zelfde begaafdheden te zullen vinden. Pepyn de korte, verneemende dat hij het voorwerp der veragtinge was van een bijzonderen Aanhang zijner Hovelingen, die, uit hoofde van zijne lichaamsgeftalte, welke kort en dik was, laage denkbeelden wegens zijne perfoonlijke bekwaamheden voedden, nodigde hij hen, als ware het om hun eenig vermaak aan te doen, ter bijwooninge van een gevegt tusfchen een Stier en eenLeeuw. Naauwlijks hadt hij vernomen dat de laatfte den eerften meester was geworden , en gereed ftondt om hem te verfeheuren, of riep hij uit: Welnu, Hee• • . ren:  GËSCHIËDENIS. 547 pen : wie van u allen heeft moeds genoeg,. om tusfchen deeze twee bloedgierige Kampyegters in het Strijdperk te treeden? Wie van u allen durft den Stier verlosfen, en den Leeuw dooden ? Niemand van het groot getal van aanfchouwers durfde het waagen, om zo eene gevaarlijke taak op zich te neemen. Straks fpringt de Koning in het Strijdperk , trekt zijn Zwaard , en houwt, niet eenen flag, den Leeuw het hoofd van het lichaam af. Met volkom mene bedaardheid en zonder eenige aandoeningen van vreeze op zijne plaats wedergekeerd zijnde, gaf hij de zulken, dië laage gedagten wegens hem gevoed hadden j boertende te verftaan, dat hoewel david klein van geftalte was, hij, nogthans , goliath hadt verflagen} en hoewel alexander [de groote] een klein perfoon was , hij, evenwel $ meer heldendaaden verrigtte, dan alle zijne rijzigfte Amptenaars en Krijgsbevelhebi bers zamen genomen. Hoewel david j bij diergelijk eene gelegenheid, de zelfde veragtende behandeling door Koning sauo wierdt aangedaan ,was bij, niettegenftaande dit alles, merkwaardig om zijne lichaamsfterkte , en wierdt onder de kloeke Mannen van Israël gerekend. Hij zelve zegt, in eenen zijner Pfalmen, dat hij, door de fterkte van zijnen arm, een ftaalen Boog hadt gebroken. De Heer le clerC fchijnt, in dc daad, in zijne Aantekeningen, van meening te zijn , dat deeze uitdrukking niets meer dan eene Dichterlijke Mm a Groot- \gaS$ enz.  enz. ] < 1 c X 548 GODSDIENSTIGE Grootfpraak is. Nogthans ontmoet men andere Schriftuurverklaarders, die aan deeze plaats eene andere uitlegging geeven , en dezelve befchouwen als eene waare gebeurtenis, en een openbaar getuigenis, 't welk david aan het Volk wel heeft willen geeven van zijne ongemeene bekwaamheden. Wanneer de Quitevees verftaat dat 'er verfcheiden mededingers zijn, en dat zijn regt op den Throon betwistbaar is, moet hij, uit alle zijne magt, zijne belangen inbrengen bij de Vrouwen van den jongstoverleedenen Monarch: want hij alleen, welken deeze Vrouwen in het Koninklïk Paleis toelaaten, is zijn eigenlijke en wettige Throonsöpvolger. Door geweld bezit van den Throon te neemen, zou in 't geheel van geenen dienst kunnen weezen want alle geweldenaarijen , in dit geval' gepleegd , ftrijden tegen de Wetten van den Lande. De mededinger, wie hij ook zijn moge, die zich aan zulke oproerige handelingen fchuldig maakt, verbeurt al zijn regt en aanfpraak op de Kroon. De beste weg, derhalven, welken hij kan inflaan, om zijnen eisch te handhaaven, is, dat hij zijn Hof maake, en, zo veel hem ioenlijk is, zich indringe in de gunst der bovengemelde Hofjonkvrouwen. Boven hebben wij reeds aangemerkt, lat een aanzienlijke menigte van 's Konngs Vrouwen, in 't oogenblik als deeze len laatften adem uitblaast, op eene gefelddaadige wijze haare dagen eindigen. Be-  GESCHIEDENIS. 549 Behalven deeze wordt een talrijke ftoet, Hofgrooten uitgezogt, om bij hem hunne opwagting te maaken, onder voorwendzei dat hij derzclver dienst in de andere waereld noodig heeft. Doorgaans valt de keuze des Throonsopvolgers op de zulken, aangaande welke hij een gegrond vermoeden heeft, dat zij .muitzuchtig van aart en zijner heerfchappije ongezind zijn. Voormaals was de Koning zelve niet uitgezonderd van de barbaarfche en onmenschlijke Wet, bij welke bevolen wierdt, dat alle de zulken, die met ongeneeslijke lichaamskwaaien worflelden , hun einde moesten verhaasten, door geweldige handen aan zich zeiven te flaan. In dat geval onderwierpen zich-- hunne Koningen aan hun noodlot, zo dra zij den perfoon gevonden en benoemd hadden , dien zij begeerden dat hun op den Throon zou opvolgen. Eenige in 't oogloopende mismaaktheid, kruizen, ongelukken, tegenfpoeden , of ook het verlies van twee van hunne voorfte tanden , verpligtten hen tot diergelijk eene vrijwillige onderwerping. Een Koning, zeggen ze, behoorde geene natuurlijke onvolmaaktheden te hebben. Indien het zijn ongeluk zij, zou hij dan niet beter gedaan hebben, deeze waereld met verfmaading te hebben verhaten, en na eene andere te zijn gevlooden , daar hij , voor altoos , zal bevrijd zijn van allerlei lichaarnszwakhcT den? Mm 3 Doo? enz.  AGAG, enz, j j i ï$o godsdienstige; Door verloop van tijd, nogthans, wier, den hunne Monarchen meer gefteld op het leeven, en kantten zich aan tegen zulke verkeerde beginzels, welk een heldhaftig voorzoomen zij, in den eerften opflae, ook mogten fchijnen te hebben, E^n hunner, de zekere genieting deezes tegen, woordigen leevens fchattende boven de hoop op eene volkomene volmaaktheid in het toekoomende , liet een Bevelfchrift of Afkondiging uitgaan, inhoudende dat hoewel hij het ongeluk hadt gehad van een zijner tanden te verliezen, hij, nogthans, hadt beflooten in 't leeven te blijven, ten beste en tot heil zijner onderdaanen , en den dag zijner lichaamsontbindingc met lijdzaamheid af te wagten. Verfcheiden bijzondere dagen worden door deezen Vorst ingefteld en afgezonderd tot de Koninklijke uitfpanning, het houden van eene Jagt: de Leeuw alleen mag op dezelve gedood worden; iets, t welk, op alle andere tijden, wordt aangezien als eene doodwaardiee misdaad om reden dat de Koning van Quiteve] den doorluchtigen tijtel voert ^an de Groote Leeuw. Nimmer beginnen deeze Volken eene ?aak van gewigtige aangelegenheid, ten zij ze alvoorens geraadpleegd hebben, of jij eenen gelukkigen uitflag zullen ontnamen j deeze raadpleeging gefchiedt door iet Lot , met eene foort van Dobbelden; pf p,pk wel door middel van ge* heiqj.  GESCHIEDENIS: 551 heimzinnige ftreepen p£ karakters, in den ; grond afgetekend. Niettegenftaande de Toverij verbooden is op ftraffe van den dood, of althans van verbeurdverklaa, rinae van hunne Vrouwen, kinderen, ja, zelf hunne Vrijheid, bezitten zij ^ nogthans , eene overhellende geneigdheid tot dezelve Op Overfpel en Dieverij ftaat de zelfde ftraffe als op Toverij. Wanneer de Koning een Verbond wil •rangaan, of iet anders heeft te verrigSn met de nabuurige Volken, benoemt hii ten dien einde vier Afgezanten. De eerfte alleen vertegenwoordigt zijnen geheiligden perfoon; hij moet met hetzelfde ontzag en eerbetooning worden bchand"ld, als de Koning zelve. De tweede wordt des Konings Mond genoemd; zijr D0St is, den inhoud van zijnen Last tc verklaaren. De derde is des Koning: Ooe- • zijn werk is het oog te houden en alles te befpieden wat 'er omgaat f)e vierde en laatfte draagt den naan van des Konings Oor; hij is verpligt. 2t de uiterfte oplettendheid tc luiste «n naar alles wat 'er van weerkante: wordt gefproken, en daar van onparti; dig verflag doen aan zijnen Koninklijke MTn dit berigt aangaande deeze Volken z\in zo veele blijken voor handen vn tl fchrikwekkende verdorvenheid d< Menschlijke Natuure, dat wij memgma len in verbaasdheid worden weggeruk Mm 4 1 .gag, - enz. t l > l tl > n ;r a. ■\  fGAO, enz. 55? GODSDIENSTIGE en indien zij niet rustten op het geloof, waardigfte gezag, wij zouden aan dezel■ ve geen het minfte geloof flaan. Doch, naa zulk eene klaarblijkelijkheid, aan dezelye te twijfelen, zou eene even groote dwaasheid zijn, alsof wij beweerden, dat de Roomsch - Katholieke Godsdienst an Italië niet openlijk beleeden wordt. Onwaardige begrippen wegens het Godli]k_Opperweezen tc voeden, hem zich voor teitellen onder eene lichaamliike gedaante, baant den weg tot barbaarchheid in de betragting. Want wanneer wij ons God voorftellen als heilig, onbevlekt, regtvaardig, bermhartig en weldaadig; wanneer wij hem aanmerken als oneindig eeuwig en onveranderlijk, worden wi daar door op den weg geleid om te onderzoeken , hoedanig eenen dienst wii hem verfchuldigd zijn, wat hij als hem meest behaaglijk van ons verwagte, en wat onze zeden hier kan befchaaven , terwijl het ons voorbereidt tot de Ecu wigduurende Gelukzaligheid. Maar wat kan men zeggen van die rampzalige fchepzelen, die niets beter weeten, die overgelaaten worden aan hunne eigen onbetoomde verbeeldingen en zelf flegter denken over de voor.' werpen van hunnen Eerdienst, dan zïï pyer zich zeiven kunnen denken? Ge lijk ons. bevolen wordt, voor alle Mentenen te bidden, dus behoorden wijnimmer ffeeze yercluisterdefchepzels te vergeeten, in  GESCHIEDENIS. 553 jn onze aanfpraaken aan den Throon deiGenade. God keurt het goed, wanneer zijne fchepzels hunne goede wcnfchen betuigen om hun wederzijdsch geluk; en wanneer wij, ten dien opzigte , onzen pligt betragten , moeten wij vergenoegd zijn, en dc uitkomst der Gpdlijke Wijsheid aanbevolen laaten. Mms D E ACAO, enz,  554 GODSDIENSTIGE D E SOFOLAü JVEN. GODSDIENST DER INBOORLINGEN VAN 5 O F O L A. "'fc (T^-T" Wij aa"gaande deeze Volken Vjr kunnen vcrneemen, koomt hier op uit, dat zij Afgodendienaars zijn. Hunne HuwehjkspJegtigheden zijn na genoeg van den zelfden aart, als die van hunne mbuuren, de volgende omifandigheid die zeer merkwaardig is en onze opmerking verdient, alleen uitgezonderd De Bruidegom voorziet zich van een Vriend om hem op zijnen rug te draagen na de' plaats , alwaar de Huwelijks - Inzegening zal gcfchieden. Deeze vriendlijke dienst moet zonder tusfchenpoozing verrigt wor den. Want, indien hij ruste , wordt het als een kwaadfpellend voorteken aan gezien, en moet dc huwelijksviering tot cene bekwaamer gelegenheid worden uitgciteld. Indien 'er, op een anderen tijd wederom zulk een rampfpoed gebeure wordt het Huwelijk zomtijds geheel onjcfchort. ^ Wat aangaat hunne Lijkplegtigheden • 9 dè  GESCHIEDENIS. 555 dc Sofolaanen, zo wel als alle de andere Volken , van welke wij dus lang gefproken hebben, voorzien hunne dooden van eene menigte leevensmiddelen. Wijders richten zij twee fteencn op , den eenen aan het hoofd, den anderen aan het voeteneinde van het Graf, cn fchuuren dezelve met Sandelhout. Veel geloof flaan zij aanDroomen. En, hoewel van de ligtgcloovigheid deezer Volken veeleer een misbruik gemaakt worde, kunnen zij, nogthans, op geenerhande wijze bewoogen worden, om van dit hun geliefkoosd bijgeloof te worden afgetrokken. Doch, 't is niet noodig heel na Sofola te reizigen, om menfchen van der zelfden flempel en van gelijke gemoedsneigingen te vinden. Êene zekere bijzondere foort van Kaffers, die hun verblijf houden in deeze gewesten , draagen hunne dooden na eer hol, welk bewoond wordt van cene menigte Krokodillen , met oogmerk op dat dt zielen der afgeftorvenen in deeze diere* mogen vaaren, en zich door dat midde reinigen. Zulk een diepgaanden ccrbicc voeden zij voor deeze Krokodillen, dal zij gepaste leevensmiddelen voor dezelvei ovcrlaaten aan den mond van hunne Spa lonken, welke als een heilige grond wor den aangezien. Wij hebben deeze Afdeeling, zo vee Ons doenlijk was, bekort, om alzo te ver mijden herhaalingen en ontelbaare onge rijmdheden, tot welke een uitvoerig be 'v ' rig SOFOLAANEN. I [ l l l  SOFOLA, KEN. ] J ( 8 c fc t V h di dj dc zi zo 555 GODSDIENSTIGE t-rigt wegens dezelve ons onvermijdelijk zou vervoeren. Geene moeilijkXk£ JnfP'l^ne ?rzamelinS te maai en van de ontelbaare tegenzeggelijkheden , welke wij, in de vernaaien der Reisbefchriiv.fr nakende dit onderwerp, Soluiï diïZ 'er wordt een welwikkend^ oordeel vet ss&ïïirwaare ™ he£ **** talSk "en311? deeZe V°IJcen z}j" ni'et **r talrijk en, ten aanzien van het mecren deel hunner godsdienftige plegtigheden verfchil en zij weinig vanV^SS' vanwïïfGofr AM^nfckTmZ\ van wiei Godsdienst wij reeds verflag pp aan hebben. _ De En elfche Ge ee^n ] die, eenige jaaren gcleedcn , dooi den thans regeerenden Koning [ van G,Z? Bntann e , J wierden uitgezonden , met jogmerk om Planten, in den omtrek van de gap de Goede Hoop, te verzamelen ver tonden van de Ncderlandfche Geestlijtalie hen verzelden , op'eene re ze van e en^dat 1^ ft*** eeaen , dat deeze heden onder de hm- aarschften der Hottentotten moeten £ ïld worden, en zo ongezellig zijn dat % - iNaticn, die hen omringen. Doch een jaard die den cU^fcïfc£ Mrthadc aangenomen, verzekerde hun t zij leevende begraaven alle hoog be aar' ■heden, die niet meer in ftaat zj? om :h zeiven van noodig onderhoud te ver rgen. Dit kan ten bewijze.dienen, da? zij  GESCHIEDENIS. SS? zij ontbloot zijn van alle innerlijke beweegingen van bermhartigheid. En, 't geen nog verder gaat, zij verbeelden zich dat zulke barbaarfche bedrijven Welbehaagende zijn aan de Afgoden , of liever, aan de Duivelen, welke zij dienen. In meerdere of mindere maate heeft de Afgoderij deeze uitwerking gehad in alle Eeuwen en onder alle Natiën. Dit dient ten in 't oogloopendenbewijze, dat befchaafdheid* menschlievendheid, goedwilligheid en alle andere gezellige deugden alleenlijk kunnen gevonden worden, ter plaatze daar het menschlijk gemoed door weezenlijke kennis uitgebreid, en met rechtfehapene godsvrugt verfierd is. Alle andere dingen baanen den weg tot barbaarschheid, en helpen de Natuur nog meermismaaken, welke reeds zo zeer bedorven is» D £ SOFOLAA» NEN.  558 GODSDIENSTIGE D E GODSDlENST DER VOLKEN, Bk de Kusten van OU 1 LIMA NCA LORANGA, OUIZUNGO, * en heel tot aan C UMA bewoo- ' nen, na den kant der Grenzen van S OFO LA. «JUILIMANCA, enz. De zulken, welke hun verblijf hou. den nabij de eerstgemelde Rivier maaken een gedeelte uit der aloude Trog. lodijten. Zommigen deezer Volken hebben geene Afgoden; en indien zij'erzifn vindt men, nogthans, Verfcheiden onde? hen, die meer dan éénen God vereeren en zijne Godlijke Voorzienigheid erken' n V nnen n?, ?ijne" ^cdheid, en de Onftermjkheid der Ziele. Daarenboven gelooven zij in het aamveezen van Booze Geesten. Dit alles, egter, belet niet dat zij de Godheid lasteren, wanneer de zaa ken deezer waereld hun tegen loopen , cn hun de germgfte ïloffe tot misnoeg geeven. ° 1 Zij onderhouden eenige bijzondere Feeten, als mede eenige Vastendagen, met de"  GESCHIEDENIS. $S9 uiterfte ftrengheid; doch den volgenden dag verhaalen zij hunne fehade door buitenfpoorig drinken. Zij gaan zich te buiten in den hoofdberooijenden drank van Maïs, en eene foort van zoeten Wijn, van hunne eigen Land vrugten gemaakt. Mombaza wordt bewoond van Mahometaanen en Afgodendienaars. 'Er heeft zo weinig onderfcheids plaats tusfchen den Godsdienst deezer Volken , en dien der andere , boven reeds befchreeven , dat het der opmerkinge niet waardig is. De Koning is , als 't ware , een zigtbaare God , die zich hier op aarde eene vol ftrekte magt aanmatigt. Hem wordt Vuui vooruit gedraagen, wanneer hij te velde trekt. , , De Volken van Melinia betoonen hun nen Oppervorst een onvoorbeeldelijkei eerbied. Zij draagen hem op hunm fchouders, en werpen zich ter aarde voo: zii nen Rosbaar , zonder hem in *f aan cezigt te durven zien. Verfcheidei Krijgsbevelhebbers , rijklijk voorzie: van de uitgeleezenfte reukwerken, tree den vóór hem ; en uit vreeze dat hei eenige wederfpoed op zijnen weg zal bc iegenen, hebben zij de gewoonte, op he eigenfte oogenblik als hij zijn Paleis ve: laat, eene jonge Hinde open te fnijden wier Ingewanden hunne afgodendienenc Priesters zeer naauwkeurig onderzoeker om daar uit het gelukkig of ongelukk flaagen van zijnen Krijgstogt af te leide JUlLtVlANCA, enz. t l 1 (1 t »' e g i. )e  OUILIWANCA , enz. i J I a i d g ei Zi w ZÉ di de lai bri *6*o GODSDIENST I G E De Onderdaanen doen de lucht weergalmen van een veel geraas maakend vreug. degefehah De fchoonfte Vrouwen vè?toonen zich voor zijne Moorfche Majefteit, zommigen zijnen lof en roem zingende, anderen ter zijner eere, welde-kende reukwerken offerende en bran- Wanneer zij gereed ftaan om een gewigtigen Veldflag te leveren, draagen zii altoos zorge om eene Hinde open te fni den , en doen in haare Ingewanden een naauwlettend. onderzoek, gelijk wi hn .en gemeld hebben. Zijnf Majefteit % rerphgt, dne onderfcheidene reize" over et Dier te wandelen. De Priesters, naa lat zij de noodige infnijdingen of openingen gemaakt hebben, ftellen verfcheiden loverkunftigè proefneemingen tewerk iet oogmerk om zekerheid te erlangen angaande den gelukkigen uitflag In 't algemeen genomen, zijn deeze Vol en zeer oyergegeeveh aan de beoeffening sr Toverkunde, welke, inzonderheid! Plegen zijnde m zekere bezweeringen l i verzeld gaande van eenen Dans, die :ei- vermoeiende is, en het lichaam geeldig afmat, altoos eenen van het gcIfehap buiten zich zeiven voert,2, m deezen ftaat van zinsverrukkin-e geheimen openbaart, welke men ver' igt te wceten. De Veelwijverij is hier insgelijks in ge-«k. Op den Trouwdag treeden twee 'of  GESCHIEDENIS. 561 of drie Buurvrouwen, of Bloedverwan-1 ten van den Bruidegom, ter deure.uit,i aan het hoofd van een talrijken ftoet. Vroeg in den. ogtendftond vervoegen zij zich voor de deur van het huis der Bruid, en zingen en danzen aldaar zo lang, tot dat het geheele gezelfchap , Mannen en Vrouwen, de gewoone huwelijksgefchenkcn gedaan hebben • deeze beftaan inzonderheid uit Maïs en bloem van Meel. Voor dat zij nog hunne pligtpleegingen hebben afgeleid, wordt de Danzeresfen een handvol Maïs aangebooden, en haar het flinker oog , als mede de wang , met Meel bepoejerd. De dag wordt beflooten met vreugdebetooningen , en in den avond geleidt de Bruidegom zijne Wederhelft na zijn eigen huis; en hier mede eindigen de plegtigheden van dien dag. Wanneer de jonge Maagden, aan dé oevers van de Ouixungo woonagtig, op het trouwen ftaan , verlaaten zij haare wooningen, en begeeyen zich na de eene bf andere woeste wildernis , om aldaar * geduurende het tijdverloop van een uur; rouwe te bedrijven overliet treurig vopruitzigt, dat . zij afftand zullen doen van haare Maagdelijke eere. Bij het klaare daglicht gefchiedt deeze plegtigheid, in het bijzijn van eene groote menigte Bloedverwanten en Vrienden , die haar, bij deeze gelegenheid , koomen bezoeken* Tegen den avond keeren zij te rug na huis ; en j zo ras de Nieuwe Maan haar eerfte fchijnzel vertoont, neemt het Hu- IV. DEEL, Nll tWM JUILFIANCA $ enz.  qümr- manca, enz. I 1 $6*2 GODSDIENSTIGE welijksfeest eenen aanvang. Den onmiddelijk daar op volgenden morgen wordt de Maagd overgeleverd aan haaren Minnaar, die vervolgens , zonder eenige verdere plegtigheid, met haar zijne lusten boet. Het plegtig rouwbedrijven gaat gepaard met langduurende jammerklagten en met huilen en gebaar maaken, zo veel zij, met alle hunne magt, uit den keel kunnen voortbrengen. Zij bedekken hunne dooden; of liever, zij bewinden dezelve in zwarte rouwklederen. Zij begraaven nevens hen hun Schietgeweer, lijfstoebehooren, en verdere gerijdijkheden, welke zij op de reize mogten noodig hebben. De Mat, op welke de Overleedene plagt te leggen; de Stoel, op welken hij gewoon was te zitten; de Huisgeraaden, welke hij, bij zijn leeven, plagt te gebruiken; ja, zelf zijne Wooning: dit alles wordt, onmiddelijk naa zijne ter aardebcftelling, verbrand. Doch deeze fchade is van gering aanbelang: want deeze luiden maaken geen werk van het ftigten van pragtige wooningen. De zelfde plegtigheden worden , door het meerendeel der Kustbewooneren, in agt genomen; en het is een van hunne Grond-artikelen, dat de leevenden de dooden niet mogen aanraaken, noch tets , 't welk hun heeft toebehoord, Want zulk eene aanraaking zou eene onniddelijke befmetting ten gevolge hebben. En iemand, die dus is befmet geworden, mag niet wederom in zijn huis koe*  GESCHIEDENIS. 5H koomen, noch eenigen gemeenzaamen omgang of eenigerhande verkeering met: zijne Landslieden hebben, voor en aleer hij zich gewasfehen en gereinigd heeft. De asch van alle verbrande goederen* welke den Overleedeneh hebben toebehoord, worden bijeenverzameld, en nevens hem in het Graf geworpen. Hun rouwbedrijven duurt twee uuren dagelijks , acht dagen naa elkander. Omtrent middernacht heft iemand van het gezelfchap den toon van rouwklaagen aan ; ftraks wordt hij, van de geheele Vergadering, in den zelfden droevigen Treurgalm, gevolgd. In den morgenftond bezoeken zij het Graf, met oogmerk öm den Overleedene van behoorlijke leevensmiddelen tc verzorgen. Zij , die deezen Vriendendienst verrigten i bepoeieren hun flinker oog en wang met bloem van Meel, op de zelfde wijze als bij hunne Huwelijksplegtighedcn gebruikelijk is. Zij mompelen zekere woorden over het Graf van den Overleedene; Doch of deeze een Gebed behelzen , om van de dooden te verzoeken den gelukkigen uitflag van hunnen Oogst, of een verzoek om bij hen in gezegend aandenken te mogen blijven, kunnen wij piet bepaalen. Nimmer wasfehen zij hunne aangezigten, tot dat de tijd van hun rouwbedrijven verloopen is. Aan de Kust van Melinda, en de aan^ grenzende gewesten, draagen de jongeHingen $ ia zelf dc kinderen Van zever & " Nn % tt V1ANCA 9 enz. jr  OUTLT- W.ANCA, enz. i < i < 564 GODSDIENSTIGE of acht jaaren oud, een gewigt van zeven of acht ponden klei} of aarde rondom hunne hoofden , tot den tijd toe dat zij een in 't oogloopend bewijs hebben gegeeven van hunne dapperheid in den Oorlog, of in een Tweegevegt. Zij zijn verpligt eenige tekens hunner Overwinninge, en eenige goederen of eigendommen hunner nabuuren, ten voorlchijn te brengen. Onder de zelfde onvermijdelijke verpligting, als de Inboorlingen van Monomotapa, leggen zij, om het een Df ander onwederfpreekelijk getuigenis van hunne verovcringe en moed te vertoonen. Zulk een Getuigfchrift is onontbeerlijk. Dit uitdrukkelijk gebod, nevens de fchandc, welke die geenen aankleeft, die lafhartig en werkeloos zijn, en den pligt, Dp hun rustende, verwaarloozen, zijn, Dngetwijfcld, onweerflaanbaare drangredenen , tot het geduurig pleegen van iloutmoedige en heldhaftige bedrijven. Wij zullen de tegenwoordige Afdeeing befluiten met deeze korte aanmerking, dat tusfchen Angola en Monomo■apa zekere losbandige en veragtelijke ■Cnaapen woonen, die zich fchuldig maacen aan de Tegennatuurlijke Zonde, en :en fchandvlek hunner fexe zijn , door iet inwilligen der ongeregelde lusten cn Iriften hunner beestagtige Landgenooten. Naar alle waarfchijnlijkheid zijn deeze vervijfde onverlaaten eene foort van Florilaanfche Hermaphrodijten of Halfllagten. D E  GESCHIEDENIS. 565 d e GODSDIENST der MTHIOPIËRS, GA ULIËRS, enz. Niettegenftaande deOpgezeetenen van Ethiopië onder een Christen Regee. ( ringsvorm ftaan, worden 'er, nogthans,J ontelbaar veele Afgodendienaars , in dit j wijdftrekkend gebied, gevonden. Zij zijn, volgens het zeggen van ludolphus, Landloopers en Barbaaren, die in 't geheel van geenen Godsdienst belijdenis doen , onder geene wettelijke bepaaiingen ftaan , noch aan eenigen Koning onderworpen zijn. Zij zijn, om kort te gaan, eene foort van Troglodijten, Hunne fpraak is zeer verward , ruuw en onbefchaafd. Deeze barbaarfchc Volken worden ondei» de Kaffers geteld. Doch , behalven deeze Volken , ontmoet men nog de Agawas, die de hooge Landen van Goiam bewoonen ; de Gongms; de Gafateezen; de Gaulïèrs; die, naastdenkelijk,de zelfden zijn als de Guagas, of Jageezen, van wien wij reeds een berigt hebben gegeeven, en verfcheiden andere , het opnoemen van wier naamen zelf verdrietig zou vallen. Wij zullen eenen aanvang maaken met de Gaulïèrs. Zij hebben geene Afgoden, noch eenir Nn 3 §Q De 10DS>IENSTIer ETHIIP1ÜRS, enz.  De GODSDIENSTder ETHf OPiëas, enz. I J | ] 1 ( \ I | S66 GODSDIENSTIGE ge uitwendige gedaante van openbaaren Godlijken Eerdienst; ten minften onderhouden zij geene gewoonten , waar in eenige zigtbaare voetftappen van Godsdienftigheid voorhanden zijn. Zij maaken geen onderfcheid tusfchen de Hemelen en het Opperfte Weezen , den Schepper en Onderhouder aller dingen. Hoewel hij het is, gelijk zij zich uitdrukken, die alle dingen omvat met zijne eigen oneindige onmeetelijkheid, betoonen zij hem, egter , geenerlei foort van aanbiddinge. Nogthans vinden wij elders aangetekend, dat zij zeer handelbaar zijn, en met geringe moeite ter aanneeminge van het Christlijk Geloof zouden kunnen bewoogen worden. De Inboorlingen van Zender vereeren zekere Afgoden, of Duivels, en zijn zeer gefteld op de beoeffening en betragting deiZwarte - Kunst. Wat aangaat de overige Volken, wegens deeze hebben wij niets te melden, des Leezers opmerkinge waardig. De Gaulïèrs onderhouden de plegtigheid Ier Befnijdenisfe. De Veelwijverij is onler hen in algemeen gebruik. Hunne jon;e Heden mogen zich het hair niet affnijlen, voor en aleer zij proeven van dap>erhpid gegeeven hebben in eenen Krijgsogfc, door het dooden van eenen vijand, >f op de Jagt, door het vangen en neder'ellen van een verfcheurend fchrikdier. vief de hoofden hunner vijanden vertoorn zij, als getuigenisfen hunner Krijgs-  GESCHIEDENIS. 567 dapperheid, maar een ander zeer aanmerkelijk lichaamsdeel, 't welk de Leezer < ligtelijk zal gisfen , wanneer wij hem doen1 weeten, dat zij verpligt zijn, oogfchijn-1 lijke bewijzen voort te brengen van de fexe des verflagenen vijands. Deeze eeraanbrengende zinnebeelden hunner Manhaftigheid, worden als zegetekens opgehangen aan het hoofd hunner Legerplaatzen. Eens in de acht jaaren verkiezen zrj eenen nieuwen Veldheer, of Bevelhebber , die verpligt is, zijne komst tot het bewind aan te kondigen, door een vijandelijken inval in het een of ander gewest van Ethiopië. De Inboorlingen van Zender maaken jagt rondom hunne bosfehen , met oogmerk om een Koning, of Bevelhebber op te zoeken , onder de wilde dieren , die, door den overheerfchenden invloed zijner bczweeringen, hen tot zich lokt , eVen gelijk van ouds orpheus deedt, door de zoetluidendheid van zijn Veldmuzijk. Geene anderen , behalven de Rijksgrooten, of de Edellieden van het Koninkrijk, hebben regt tot het verkiezen van eenen Koning, om de opengevallene plaats zijns overleedenen Voorzaats te vervullen. Om de plaats zijns verblijfs in de bosfehen op te fpooren, bedienen zij zich van een Arend, om hun tot Leidsman te vernrekken; door zijn geluit er roepen wijst deeze den veelvermogende^ Held aan, die over hen moet heerfchen Men heeft voorbeelden gezien van VolNn 4 ke": Dg ;ods- HENST ier ETUI» JPlëïiS, enz. 1  Be godsdienstder eth OJPiëns, enz. i I i 568 GODSDIENSTIGE ken, meer befchaafd en beter onderweezen dan deeze die zich verlieten op even Jigtfaalende Leidslieden, ter bepaalinge van hunne keuze. Darius, Koning van Perfie, de eerfte van dien naam, hadt het geluk van tot de Koninklijke waardigheid verheeven te worden , om geene andere reden, dan om dat zijn Paerd eerder grinnikte dan die zijner mededingeren tot de Kroon, alle welken , naa den dood van smerdis, den Rijks ver weldiVer, gezamenlijk waren afgefproken, dat hij, wiens Paerd t eerst brieschte , zonder eenige verdere plegtigheid, op den Koninklijken Zetel zou geplaatst worden. > Doch om weder te keeren tot den Koning van Zender. De aangeboorene zedigheid, of liever, de vastgeftelde gewoonte onder deeze Wilden, welke hem noopt om zich verborgen te houden, verpligt hem om zich te verzetten tegen de Ve nen, die gezind zijn om hem te verkie* zen. Zo verre gaat hij in deeze uitwendige vertooning, dat hij tegen hen vegt, en, indien t mogelijk zij, hen tragt te kwetzen. Om deeze reden zijn de Kiesheeren genoodzaakt, hem hard te behandelen , te zarren en te pijnigen, met pogmerk om hem ter bewilliginge, en tot het aanneemen van de Kroon, tenoodzaaken. Doch hij zelve moet niet gedoogen, at hem eenige de geringfte kwetzuure, oor zijne fterkdnngendeKiesheeren, wor! Ie to^gebragt. Want, in dat geval' zou n aan|emerkt worden als een voorwerp, diep  GESCHIEDENIS. 56*9 dier uitfteekende waardigheid gantsch en al onwaardig. Ja, gelijk ons wordt verzekerd , zijne onderdaanen hebben volle 1 vrijheid om hem te vermoorden, in ge-^ valle het gebeurde dat hij, in deeze gemaak-' te worfteling , gekwetst worde, 't Zij hier mede zo het wil, naa dat hij zich aan zijne Kiesheeren heeft overgegeevcn, is hij, van nieuws, blootgeftcld aan de beipottingen van hun, die hem op den weg ontmoeten , en dip met geweld tragten hem op hunne fchouders te neemen; deeze gewoonte heeft haaren grond in de eere, welke zij 'er in ftellen, om hem na zijnen Throon te geleiden. Deeze Koninklijke Zetel, kunnen wij ligt gisfen , is niet een van de pragtigftc en kostbaarfte. Ook is zijn Paleis niets meer dan een met ftroo gedekt huis, of, op zijn best genomen, dan eene gemeene Tent of Verhemelte. Nn 5 de De ÏODS3IENST Ier r.THI)Piëns,enz.  S7° GODSDIENSTIGE De SOCOTORAANEN. i < V E I D E GODSDIENST DER OPGEZEETENEN van het eiland SOCOTORA. De opgezeetencn van Socotora zijn Beduinen, en de naavolgers, of Aframmelingen , der Troglodijten : want, even gelijk deeze, houden zij hun verblijf in fpelonken, en holle rotzen. Men vindt eenige Schrijvers, die hunne poogingen hebben aangewend om hen tc doen voorkoomen als bekeerlingen van denH. thömas. Ondertusfchen , gelijk ons , uit geloofwaardige berigten , is gebleeken , bezitten zij geene kennis van jezus Christus, of van den Christlijken godsdienst: hoewel het waarheid zij, dat lij eene ongemeene hoogagting fchijnen te >etoonen aan het Kruis, en het op hunne \Itaaren plaatzen. Zij aanbidden de Afaan, als den Vader m de oorzaak aller dingen. Wanneer zij ran eene langduurige droogte bezogt forden, zenden zij tot haar hunne ootïoedige fmeekingen op om regenwater. )it gefchiedt op de volgende plegtige wijze.  GESCHIEDENIS. 571 ze. Uit het midden hunner Vergadérinv pc kiezen zij zekeren perfoon, welken zij, '■ als 't ware, opfluiten in eene foort van1 omheininge , buiten welke hij niet mag koomen, op ftraffe des doods. Deeze dus opgeflootene Godsdienftige is verpligt,, zijne ernftige verzuchtingen op te zenden tot de Maan, tien dagen agter elkander, om den zegen van haaren verfrisfehenden regen van haar af te fmecken. Indien het waarheid zij, dat zij zulk een' Godsdienftige de handen afhouwen , wanneer het gebeurt, dat , naa verloop van gemelde tijdperk , de Maan zijne gebeden verwerpt, en geenen regen fchenkt, kunnen wij ons ligt verbeelden, dat de ijver van deezen aanbidder zo vuurig en in 't oogloopende is, als die van eenige andere godsdienftige aanbidders , die, bij diergelijke dringende gelegcnheden, om den bijftand en bemiddeling der Hcmelfchc Weezens fmeeken , onder het pleegen der wonderwekkendfte lichaamsftrengheden, en het draagen van het prangend juk der barbaarschfte en on. menschlijkfte tuchtoeffeningen. Doch wi; zijn niet duidelijk genoeg onderricht aangaande alle de omftandigheden, welke mei deeze buitenfpoorige en wreede plegtig heid gepaard gaan , om over dezelve tt kunnen redeneeren, zonder gevaar te loo pen van in misdagen te vervallen. In zekere bijzondere Jaargetijden , ei vóór eenige aanmerkelijke Feesttijden , d onderhouding van welke wel ernftig e nadruklijk is aanbevolen, vergaderen d Be iocotoIAANEN, 1 1 e !-  De SOCOTORAANEN. I I 1 1 X z V n rr a m XV ft; 57* GODSDIENSTIGE Efden'ef % vooraaamften van het of Gei'fen f C1'e" h0nderd Bo»en oLa 'n, J w'JzVan openbaare offerande. Dit is eene foort van Heca tombe [of Honderdöffer, bij de atoufe Gr,rt«, gebruikelijk.] Met deeze bijge! Jooyige gewoonten paaren zij eenfee ChmtUjke plegtigheden: onder and re het vieren van het Kersfeest, 't Welk bii hen zestig agtereen volgende dagen duurt? als mede het onderhouden van eene foort lil Muen'p°f godsdie«%e onthouH van Melk, Boter, Visch en Vleesch. 7o geftreng en naauwgezet zijn ze, ten dee zen opzigte, dat indien het gebeurde dat ongelukkiglijk iemand betrapt wierdt 0D het verwaarloozen en verLekendel zer Inftellmge, zijne eerfte overtreeS ■et het verlies van de twee voorfte S ïers van zijne rechter hand, de tweede riet het verlies van de hand zelve, en dlerde met het afkappen van den geheelen irm zou geftraft worden. S^^ien , Zij hebben eene zeer aanzienlijke meiigte Moquamos: eene benaaming, waar ede zij hunne Tempels of Kerken a nyzen Deeze Moquamos, of Kerken, zfn eei klein in den omtrek, en laag van erdiepinge. Aan dezelve zijn drie klei ■ deuren; zo klein, dat een voïwaslen ensch , die door cene van dezelve wil i binnen gaan, bijkans langs den grond oet kruipen. In ieder deezer Kerken elke men ook Kapellen kan noemen iat een Altaar; op dezelve leggen eea Krui§  GESCHIEDENIS. 573 Kruis en verfcheiden ftokken, geplaatst in de gedaante van Lischbloemen, die in ge-: daante insgelijks eenigermaate naar een: Kruis gelijken. Ieder Kerk of Kapél heeft haar eigen Opperhoofd, Opziener , of Priester , Hodamo genaamd. Zijn Ampt duurt flegts een jaar, of moet, althans, jaarlijks vernieuwd worden. De zinnebeelden of tekens zijner bedieninge zijn een Staf en een Kruis. Om geenerhande reden, van hoedanig een aart zij ook zijn moge, mag hij dezelve aan een anderen overgeeven, of gedoogen dat iemand dezelve aanraake , op verbeurte van eene zijner handen. De gewoone tijd, afgezonderd ter yerrigtinge van hunnen openbaaren Godlijken Eerdienst, in hunne Kapellen, is, wanneer de Maan ondergaat, of wanneer zij opkoomt. De zigtbaare tekens, of de uitwendige betooningen hunner Godsdienstverrigtingen, zijn, onder anderen, het doen van een zeker vastbepaald geta van flagen, driemaalen 's daags, en ever zo veele reizen in den nacht, op een langen rietftok, met een anderen , die eei weinig korter is ; als mede , het drie maal rond wandelen om hunne Kapél en het driemaal ronddraaien van hui lichaam, bij ieder omwandeling. Deezi plegtigheid gaat verzeld met het toebren gen eener offerande van het een of ande welriekend hout, geworpen in een ijze ren fchotel, welke, aan drie ketens, ove een groot vuur hangt. Naa deeze wijz va De iOCOTOIAANEN. [ l > l r r e tl  De 50C0T0ÜAANE.Y, I i 2 f j; n ti in bi w da 574 GODSDIENSTIGE van opofferinge, wordt het Altaar driemaal bewierookt, en voorts de deuren van den Tempel even zo veele maaien Dc Godsdienffcigen in den Lande doen de pkgögfte geloften aan, cn zenden d° ootmoedigfte fmeekingen op tot de Maan! met vcrheffang van hunne ftemme, niet alleen binnen, maar ook in den gcheelei omtrek van het Kerkhof, of den gewij" den grond. Z,j verzoeken om haare be. fcherming, enlmcekcn dat zii haare gunstbetooningen aan hun alleen wilbepfalcn Geduurcnde dit gedeelte van hunnen ftaatehjken openbaaren Eerdienst, plaats ^ Hodamo op het Altaar een bindende Kaars , van Boter gemaakt. Van Boter bedienen zij zich ten dien einde, omda het gebruik van alle andere vettigheid hun verbooden is. Naatzwe zorge draagen zi óm ten allen tijde een vat met Boter in dè Kapel in voorraad gereed te hebben. Doch leeze Boter dient niet alleen tot kaarzen < vant hunne Kruizen en Staven , Welke' :il , onder het verrigten hunner godsdien; bge plegtigheden, gebruiken, befmeeren li lel? bij he" zo ho°S&o- Op zekere vastgefteldc dagen van het ar houden zij een ftaatehjken Ommegang radom den Tempel. Bij zulk eene pleg! ge gelegenheid, wordt een van de ver ogendften of aanzienüjkften des Lands moemd en verzogt, om den zwaarsteegenden gewijden Staf te draagen. Naa t de Ommegang geëindigd is, worden hem  GESCHIEDENIS. s?S hem de Vingers afgehouwen, en hem een kleiner Staf in de handen gegeeven; uitsc kragt en door middel van zekere geheim-»■ zinnige karakters , verftrekt hem deeze ■ Staf tot een fchild en befchutmiddel tegen allerlei onaangenaamheden ; om nu niet te fpreeken van de zonderlinge eerbetooningen, welke hem worden aangedaan, uit hoofde dat hij de bewaarder of eigenaar is van zulk een geheiligd werktuig; als mede, den reuk van heiligheid, welken de gelegenheid, om het, in ftaatelijken Ommegang, rond te draagen, op hem doet nederdaalen. Uit het tot hier toe gegeeven berigt, en de omftandigheden, welke wij gemeld hebben, zal de Leezer, met geringe moeite, duidelijk kunnen afleiden, welk een gedrogtelijk mengelmoes van Mahometaanfche, Christenfcke en Heidenfche begrippen en plegtigheden, de Godsdienst der Socotoraamn zij. Men vindt Schrijvers, om dit nog verder aan te merken, die beweeren, dat zij insgelijks verfcheiden hunner gewoonten en plegtigheden van de Nestoriaanfche Christenen ontleend hebben. Naa het verflag van zo bijsterzinnigen Godsdienst, kan de Leezer niet anders verwagten dan eene optelling van eene menigte nietsbetekenende cn belachelijke plegtigheden. Zij treeden in het huwelijk met zulk een aantal Vrouwen, als hunne tijdliike omftandigheden hen in ftaat ftellen te kunnen De COÏO \ ANENi  De SOCOTORAANEN. 3 1 '1 l 2 1 § b n h g z le h te o is 576 GODSDIENSTIGE nen onderhouden ; en zij verftooten ze wederom, wanneer zij zulks godvinden: dat wil zeggen, zij laaten ze loopen, cn breeken alle gemeenfchap en betrekkin? met haar af, zonder dat daar mede eenige Plegtigheden gepaard gaan. Daarenboven hebben zij de gewoonte van te ruilen van Ecdgenooten, en de Vrouwen van andere Mannen tot zich te neemen, tot opeen zekeren bepaalden en vastgeflelden tijd t misfehien tot den tijd toe, dat hunne geile lusten geboet zijn. Doch niets, gewisfelijk, kan in vreemJigheid evenaaren , de wiize , op welke een Vader zijn kind aan eenen Vriend of goeden bekende overdoet. Wanneer hij gezind is om zich van zulk eenen last te ontdoen, benoemt hij den eenen of ande■cn perfoon, om zijn kind tot een Leidsnan tc verftrekken; en, in dat geval, is iulK een aangenomen Vader verpligt, het :ind te onderhouden en op te voeden als ijn eigen. Dus overgedraagene kindeen worden de Zoonen van Vuur en Rook enaamd: om reden dat deeze rampzaligs arbaarfche fchepzcls, in aanmerking neelende dat de voorttceling van kinderen et natuurlijk gevolg is van die vereenimge , tot welke de opvolging hunner mnelijke lusten en begeerlijkheden alen hen aandrijft, befluiten, naa dat zij .inne driften verzadigd hebben, de vru°-n hunner poogingen aan een anderen /er te draagen; en hij, die dus gezind , ten dien oogmerke, een groot vuur in zijn  GESCHIEDENIS; $77 fcijn hol ontfteckt, en eene bijzondere foort van groen hout op hetzelve werpt, i Zo dra de vlam begint om hoog te rijzen, 1 loopt hij buiten zijne kleine Hut of Hol, en roept, zo hard hij kan fehréeuwen ; dat het kind, van 't welk zijne Huisvrouw bevrugt is, het regt of de eigendom van zulk of zulk een Buurman is. Diensvolgens voedt hij het kind op, 't welk hem op deeze wijze is toegebragt, cn maakt » op zijne beurt, diergelijk eene pligtpleeging aan een anderen goeden bekende. Volgens het gevoelen deezer Eilandbewooncren, is'ergeenerlei onderfcheid tusfchen ccn Mcnsch , die zicltoogende op het krankbedde nederlegt, cn eenen anderen , die reeds geftorven is. Om deeze reden , wörden de zulken, die met den dood worflelen, terftond en regelrecht na hunne begraafplaatzen gedraagen ; hunne naastbeflaande cn meestgeliefde Bloedverwanten verrigten aan hun deezen laatflen liefdedienst. Eh, gelijk de zulken , welke dus ten Grave gaan, gelijk wij met re^ den mogen ondcrftellcn, dezelfde infehikkelijkheid aan anderen betoond hebben * dus murmurceren zij nooit over zulk eene behandeling, noch befchouwen dezelve als eenigzins wreed of onregtvaardig. Zo dra zij hunne jongfte oogenblikkeh met gewisfe fchreden voelen naderen , Toepen zij hunne Bloedverwanten rondom zich te zamen , met oogmerk om hun ta vermaanen, nimmer den Godsdienst hun< ner Voorouderen te verzaaken; nimmer IV. DEEL* ÖO m iOCOTÖIAANEN;  De SOCOTORAANEN ] 578 GODSDIENSTIGE eenigerhande gemeenzaame verkeering, onderhandeling of gemeenfchap te hebben ■ met Vreemdelingen, en om hun van hunne vijanden wraake te verfchaffen Ja 't gebeurt zomwijlen , dat de perfoon l welke dus gereed ftaat om den laatften adem uit te bJaazen, zijnen Bloedverwanten eene geheele lijst ter hand ftelt van de zulken, die hem beleedigd of verongelijkt hebben , met aanwijzing der bijzondere redenen en oorzaaken van zijn regtmaatig misnoegen. Naa dus zijnen wraaklust te hebben bot gevierd, verlaat hij deeze aarde met alle de bedaardheid van geest, welke men zich kan verbeelden. Zodanig is doorgaans het lot der geenen, die onkundig zijn van den waaren Godsdienst, en onbekwaam tot het maaken van ernftige aanmerkingen. Zij vallen in de armen van den Dood, zonder eenige de minfte wederftreeving of aandoening, wanneer het leeven hun tot eenen last wordt. Dus handelen alle de geenen, die zukkelen met eene ongeneeslijke lichaamsongefteldheid, gedompeld leggen in onöverkoomelijkezwaarigheden, of gefchokt en gefleurd worden door onverzoenlijk woedende vervolgingen De plegtigheid der Befnijdenisfe is onder hen in gebruik; en, indien 'er onder hen iemand wierdt gevonden, die ongelukkig genoeg was van de Befnijdenis niet :e hebben ondergaan, zou hem, zo dra sulks rugtbaar wierdt, de hand worden igekapt; zijne eigen Huisvrouw zou, in zulk  GESCHIEDENIS. 579 feulk een geval, geene zwaarigheid maaken om hem tc verraaden. Geen onbefnecdcne mag in hunne Moquamos , of Tempels, koomeni Wanneer iemand zich aan de eertë of andere burgerlijke misdaad heeft fchuldig gemaakt, wordt hem de verdiende ftraffe aangedaan, door hunne Hadomas, naar evenredigheid van de natuure en fnoodheid hunner overtreedingei Een Dief, hoewel hij agterVolgd wörde, is Veilig, indien het hem gelukke eene fchuilplaats te vinden in eene Moquamo j en aldaar den eenen of anderen Vriend té ontmoeten, die genegen is zijne befcherming op zich te neemen; zulk een perfoon Wordt als een Gevader of Borg van den mis^ daadige aangemerkt. Doch, indien er zo^ danig een Vriend in den Tempel niet gevonden worde, wordt hij uit zijne Wijkplaats gefleurd, en hem de hand, opftaandenvoet, afgehouwen. De hoogstftijgende betooning van böleefdheid, onder de Socotoraanen gêbruiklijk, is, het kusfen van den fchouder van den perfoon , dien zij willen eeren. In Verfcheiden Provinciën Van Abijsjïnie is de zelfde plegtigheid in gebruik. Het zij ons geoorlofd, bij het geen wij reeds hebben aangemerkt, nog te mogen Voegen, dat, indien wij aan het verhaal Van zommige Jefuitfche Zendelingen mogen geloof flaan , onder den Godsdienst deezer Volken veel van het joodcndoml gevonden wordt. Ondertusfchen zou '£ Oo fl diefi- Êè SOCOTORAANËNi  580 GODSDIENSTI GE De ■s0cot0raanen. ] ] 1 ] 1 i i dienftig geweest zijn , dat deeze Vaders-zich over eenige bijzonderheden verder hadden uitgelaaten: want, onder de Beduinen, vinden wij geene andere Joodfche plegtigheden in gebruik, dan de Befnijdenis. De Jefuiten voegen 'er nevens, in hunne vernaaien, dat de Beduïnen onder een {breng verbod leggen, om geene Hoenders , of cenigerlei andere foorten van Vogelen, te mogen eeten, ja, zelf niet aan te raaken. Een ander Reisverhaal voegt 'er nevens, dat zij de Wet van 't Euangelie onderhouden; dat de H. t hom as hen tot het Christlijk Geloove overhaalde; dat zij zeer handelbaar en leergierig zijn; en dat zij zeer genegen zijn tot, cn eene groote hoogagting hebben voor den \_Roomsch\- Katholijken Godsdienst, en de plegtigheden der Roomfche Kerke. Eindelijk vinden wij nog in dit Reisverhaal aangetekend, dat deeze Eilanders het Kruis =ene bijzondere hoogagting toedraagen ; lat zij allen het om hunnen hals draagen; in, eindelijk, dat zij, in hunnen openbaren Eerdienst, zich van de Chaldeeuwrche Taaie bedienen. • 't Verdient onze hoogfte verwondcïng , dat de Jefuiten zo verre gaan in umne misleidingen , -dat zij de zulken , velke niet beter onderrigt zijn, tragtcn ;e doen gelooven, dat openbaare Heide* icn den Christlijken Godsdienst een gelegen hart toedraagen. Veelligtzou de belending of misleiding tot heden toe beben ftand gehouden, ware de waereld niet be-'  GESCHIEDENIS. 581 beter verlicht geworden, door de naauwkeurigfte berigten, haar ter hand gefield door Engelfche en Franfch Reizigers. Dat, in voorgaande dagen, in verfcheiden deezer gewesten, Christen Kerken gevonden wierden , kan niet in twijfel getrokken worden; doch dit geeft geenen grond om te gelooven, dat aldaar eenige fpooren van den Christlijken Godsdienst zouden naagebleeven zijn; als zijnde zulks volftrekt onbeftaanbaar met de erkende waarheid, dat deeze Volken plompe Afgodendienaars zijn. In 't zekere zijn wij onderrigt, dat de Christlijke_ Godsdienst , in de vroegfte Eeuwe, onmiddelijk naa , of nog geduurende het leeven der Apostelen, wierdt verkondigd en voortgeplant in de landen, in welke tegenwoordig het Heidendom de overhand heeft genomen. Doch, wanneer de menfchen een misbruik maaken van de weldaaden, hun gefchonken , en de gedaane aanbiedingen van bermhartigheid en genade gering agtcn, dan mag God , in zijne oneindige wijsheid en regtvaardigheid, het licht des Euangeliums van onder hen weg. neemen, en toelaaten dat de Heidcnfche duisternis hen overfchaduwt. 't Is dc rampzalige toeftand der gevallene Natuurc, dat zij nimmer de kragt en waarde van eenige zaak kenne, vooi en aleer zij van dezelve beroofd zij. Deeze waarheid heeft niet alleen plaats in hel Godsdienftige ; op alle omftandigheder des leevens kan dezelve worden toege O o 3 past De SOCOTORAANEN. I \  Be SOCOTQRAANEN, i J c h g n "V ai /. zt m. 58s GODSDIENSTIGE ken'J'^ï f menfchen van aanzie^Ken ar van laagen rang, 't zii 7e VJ weJlustjge de vvaardye en voordeden der gezondheid met, tot dat hij, door een geftadig rondloopen in den kring van los" feWttn' Zidl Zelven b^ten ftaat geStenH"' r deZdVe tC kunn<* gemeten Hij kan, in de daad, hartlijk dTÏeen °? ^ ^ aat geen , t welk hy zo gering fcbat te, en waar van hij'zo weinf werks" zat; doch vrugtloos zijn ten dien einde zijne wenfchen. Wan zijn aeSaaS ™ uitgemergeld lichaamsgefte & dcï draak met de kragt der geneesmiddelen n hy bezwijkt op het Krankbedde Is en rampzalig hulpeloos fchepze], 'ZOl? dei dat iemand zijner Natnurgenooten iet vermogen bezitte, om hem een ge vertroosting toe te dienen. g cinjnlijk, dat de zulken, die eenmaal de ■oordeelen desEuangeliumsgenooton en ai zulk f.e» onwaardeerbaar^ zegen een behoorlijk gebruikgemaakthebben" een nof n?'^ kUnnCn hebben * enot, naa dat het van hun is weggeno- T 1 b.eke,nd> dat ingevallc het hun dermaal wierdt gefchonken, zij, me del 'ond, zouden „ederkeeren toAuluUWaat h en, metdegewasfchene Zeuge, tot de wenteling in het JlijL \ Lijdt  GESCHIEDENIS. 5S3 't Lijdt geen twijfel, of God heeft tijden en gelegenheden bepaald en vastgefteld, in welke hij een medelijdend oog zal nederflaan op de Heidenfche Natiën, en het licht des Euangeliums, van nieuws, over haar doen opgaan. Doch alzo deeze tijden en gelegenheden voor ons verborgen en onbekend zijn , behooren wij daar mede ons te vergenoegen en gerust te ftellen, dat, door de nimmerfaalende Wijsheid , alles zal te recht gebragt worden. Ondertusfchen behoorden de Je/uiten nimmer ons met loutere fprookjes en vertelzeltjes gepaaid te hebben, omdat niets zich in beminnelijker en fchooner gedaante vertoont, dan de Waarheid, wanneer zij, in haare oorfpronklijke eenvoudigheid, verhaald wordt. Oo 4 D E De SOCOTORAANEN.  De SXADAPASKAJIEEZEN. 584 GODSDIENSTIGE d E GODSDIENST PER OPQEZEETENEN VAN HET EILAND, ¥ A p A G A S K A R, f\p cene andere plaats dcezcs Werks \J hebben wij reeds aangemerkt, dat £1? ?drfwccstis> i" welken', op ctiïEiland, Christenen gevonden wierden als mede, dat aldaar nog heden ten dage eenige overblijft varf hunne* £g dienst voorhanden zijn. Even als eene verrnsichende cn vrugtbaarmaakende Pvc- S^nVSre,d£ de.Chfis£'Pe Godsdienst znnen heilzaamen invloed ginds cn verre. De Menfchen zoeken eene fchuilplaats onder dcszelfs vleugelen. De dm, hjk veiftand bedekt en overfchadu wd hadt wierdt weggenomen; het licht brak aan va de plaats van dezelve; en zij, die voor maals waren zonder God in de waereld gaven, uit eigen beweeging, zich gevan iums0nDer h* Verkond&4 des Efan^ Na*. Doch te moedbeneemend en treu. 'ig is dit onderwerp, om daar over breed- yoe-  GESCHIEDENIS. 585 voerig uit te weiden. Wij zullen, derhalven, overgaan om het naauwkeurigfte: cn meest geloof verdienend berigt te gce-1 ven, aangaande deeze Eilanders , welk wij1 hebben kunnen opfpooren. Hoewel wij niet zullen blijven ftilftaan op het verwonderingwekkende, zullen wij, egter, der Waarheid hulde doen en getrouwelijk aankleeven, Niettegenftaande de Opgczeetenen van het Eiland Madagaskar Heidenen zijn, ontdekt men, evenwel, onder hen de duidelijke voetftappen van den Joodfchen en Mahomet aanfehen Godsdienst. Zij gelooven in Eéncn God , Schepper aller dingen. Zij verheerlijken, cn betoonen hem godsdienftig eerbewijs. Zij fpreeken van hem in bewoordingen , welke den dicpften eerbied en hoogagting aankondigen. Schoon zij Afgoden , noch Tempels hebben, offeren zij, nogthans, offeranden en flagtoffers aan het Hoogde Weezen. Met dit alles , om zich in de gunst van den Duivel in tc dringen , bic, den zij hem den eerften brok hunner offeranden aan, cn ftellen hem alzo tot eenen deelgenoot der Godheid. Hier uit is het klaarblijkelijk , dat deeze Eilandbewooncrs in twee Beginzels gelooven, van welke het eene goed, het ander kwaad is. Dit denkbeeld wierdt hun medegedeeld door de Opperpriesters van het Vaste Land, die het, naar alle waarfchijnlijkheid, hadden ontvangen van de Inwoojiers van AJie. O 0 5 Hoe De VlADAJAS1CAlEEZEiV.„ 1 I  Be MADAGASKAREEZEN. J t < t 1 Z 1 h e h h 586* GODSDIENSTIGE Hoe 't hier mede ook gelegen zii • de Madagaskareezen gelooven, dat God de Hemelen, de Aarde, de Geesten en ille leevende fchepzels heeft gefchapen Vol? gens faun berigt wegens de Hemelen, ziin dezelve zeven in getal. J Zij gelooven dat God de oorzaak van alles goeds, en, van den anderen kant de Duivel de veroorzaaker of Werk meester is van alle rampen en ongelukken welke den Menfchen in dit leeven overkoomen. 't Is om deeze reden dat zij hem vreezen, hem hunne offeranden toebrengen, en zelf, ten opzigte van het offeren hunner Slagtoffers, hem den voorrang geeven boven de Hoogfte Godheid. t Is een algemeen erkend beginzel, gelijk wij boven reeds hebben aangemerkt t welk wij allerwege zien betragt wor-' ten* dat, naamlijk, de menfchen niet zo jveng en kloekmoedig zijn in hetnaajaajen van het goede, als naauwlettende en jmzigtig in het vermijden van het kwaa- Dian-mananh is insgelijks het 'oorwerp hunner Godsdienftige Eerbe ooninge. Hij is dc Befchermgod der riien en aanzienlijken; gevolglijk heeft hii ;er veele overeenkomst met den plu us der aloude Heidenen. Het Goud is et zinnebeeld deezer Godheid. On het ïrfte gezigt van dit Metaal, neemen zii -t terftond in hunne handen, en houden ït: boven hunne hoofden, met al den irbied en hoogagting, welke men zich kan,.  GESCHIEDENIS. 587 kan verbeelden ; en groeten vervolgens hetzelve. Ja, men vindt 'er onder deeze Eilanders, die, in hun gemoed overtuigd zijnde, dat zij zich aan deeze of geene misdaad hebben fchuldig gemaakt, een ftuk Gouds in een Beker met water doopen, cn het water vervolgens opdrinken, in de verbeelding dat, door dusdanig een godsdienftig bedrijf, hunne zonde verzoend en vergecven is. Zij zijn van meeninge, dat 'er onderfcheidene Orden of Rangen van Genii, of Geesten, beftaan ; dat zommigen van dezelve het bewind voeren over de bewee. ging der Hemelen, der Starren en Planeeten; dat anderen heerfchappij voeren over de lucht, de luchtvcrhc velingen, de Zee en het geheele menschlijk geflagt. Deeze leere, aangaande de Genii, of Geesten, was reeds bekend cn aangenomen bij dc geheele aloude Heidenfche waereld. 0{ eene andere plaats hebben wij bcweczen dat deeze zelfde leere , heden ten dage het algemeen aangenomen gevoelen is dc: Afgodendienende Natiën , zelf onder & Noordlijkfte Volken van Europa, en d nog onbekeerde Wilden in de Nieuwi Waereld. Behalven deeze Genii, gelooven zij ij nog eene andere Orde van Geesten, di even onzigtbaar zijn als de voorgaanden doch een lichaam aanneemen, wanneer z zulks geraaden vinden. Met dit lichaai bekleed, verfchijnen zij aan dezpdanigen we De MADAEASKA- REEZENo ► I 1 a a »  De J/ADAGASKA- RliEZEN, i < 9 i e \ V n i; n è d rr] ui Pi 588 GODSDIENSTIGE welke zij lief hebben en hoog waardee. ren. Onder deeze Geesten vindt men 'er, die van bet Mannelijk , en andere , die van het Vrouwelijk geflagt zijn. Zij treeden onder elkander in het Huwelijk verwekken kinderen , en deelen dus in de behoeften en nooddruftigheden deezes Jeevens; doch, met dit alles, zijn ze niet onderhevig aan de zwakheden ónzer Na tuure. Dit nicttegcnftaande ftcrven zij, en worden, naa hunne aflijvigheid, geftraft of beloond, naar gclange zij zich in dit tegenwoordige leeven, kwalijk of vve gedraagen hebben. Wijders voorspellen deeze Geesten toekooroendc gebeurten isien, cn verrigten cene meni-te wonderwekkende zaaken , die zeer veec overeenkomst hebben met hetgeen wij nj onze aloude Romanfchrijvers, wegens le Toverkollen verhaald vinden. Daarenboven verbeelden zij 'zich dat es Kaboutermannetjes, Spookzels of Verleningen zijn. Zeer bang zijn ze voor en SACCAREj dat wil zeggen, denDuiel, en alle andere booze Geesten, alle -eiken bij hen, onder verfcheiden benaanngen , bekend zijn. De saccaee, ïdien wij aan hun verhaal mogen geloof aan, verfchijnt aan hun, onder de geënte van een vuurigen Draak, vaart kmaals in hun, en houdt hen in zijne agt, vijftien dagen agter elkander. Om t zijne kiaauwen ontflagen te worden, ' althans om zich onder hunne weder» fpoe.  GESCHIEDENIS. 589 fpoeden op te beuren , neemen zij een Werpfpies, of eene lange Speer in hunne » handen, danzende en fpringende in hete rond , hunne lichaamen in duizend vreemde en zeldzaame bogten wringende. De gantfche itad danst naar het flaan op den Trommel, rondom zulke perfoonen, die dus van den Duivel bezeeten worden ; de zelfde lichaamshoudingen, als zij zel^ ven, in agt neemende, onder voorwendzei van hun, door dit middel, eenige opbeuring of vertroosting toe te dienen. Eenige oppervlakkige kennis bezitten zij van 's Menfchen Val, het Aardfche Paradijs en den Zontvloed; doch hunne denkbeelden aangaande deeze onderwerpen zijn beneveld en verdonkerd, door eene menigte van belachelijke verdichtzelen. Even ongelukkig zijn zij, ten opzigte van eenige andere onderwerpen, welke hunne Voorzaaten, misfehien, hebben overgenomen van den waaren Godsdienst; doch die, langzaamerhand en onmerkbaar, op eene allerfchandelijkfte wijze verbasterd zijn. Zij zijn van begrip, dat de Duivel de veroorzaaker is der zonde , en van de verdorvenheid der Menschlijke Natuure. Hun geloof, dit bijzonder onderwerp betreffende , is begreepen in eene foort van Geloofsverdeediginge, de waare mee ning van welke hier op uit koomt, Dal de Duivel zeven kinderen hadt, die zc veele euveldaaden en mishandelingen Qf Aar Bz rADAASKAEEZEN.  De MADAGASKAHEEZEN» ( 1 i \ 4 a 4 e Zl w v; zi te to vc he: 3t Geen ^GODSDIENSTIGE Aarde pleegden, dat de Menfchen dP rnA God verhoorde t »„" Onkuischheid. ' Hoo8ni°ed en De Madagaskareczen hebbpn Feest- en Vastendagen, di ïondor f °e -n honden alsdan een fnhnf 6 zamen» gaande uit eïï*£jfe^, nj tot Middernacht va,L J ' ^ ar naa chentijd ho^^S^**» erhaalen en zinacn der hnUu cï- , c rijven hunner \Cro„de?en 2Chtef <•<*» «ro? eSgt )XJze, en betoonen daar «o., , J*>e -•rbied aan den DuivS enl StaS"* » en verbintenis*/, me™Êrefl ° 'eenige bijzondere omi'gSn dl ' «hun van de dringend/te fang*^  GESCHIEDENIS. 59* 't Geen in deeze Feest- en Vastendagen bijzonderlijk onze opmerking verdient, is, dat zij eenen Os offeren, en de geheele Vergadering met deszelfs bloed befprengen. Naa deeze plegtigheid, doen zij hunne kinderen de handen op het Offerdier leggen, in de verbeelding dat zulk eene plegtige verrigting , in 't naastvolgende jaar, hen tegen alle lichaamsongemakken zal behoeden. De Offerpriester fnijdt het geheele Offerbeest in Hukken , en het eerfle ftuk in zijne rechter hand neemende, zegt hij: Dit is des Duivels aandeel. Vervolgens neemt hij een ander ftuk, en werpt het in zijne flinker hand, onder het fpreeken van deeze woorden: Dit wordt opgedraagen aan den dienst der Godheid. Ten befluite neemen zij een klein gedeelte van het hair desSlagtoffers, en binden het om hunne halzen, tevens eenige geheimzinnige woorden voortbrengende , welke zij drie agtereenvolgendcreizen herhaalen. Indien wij geloof mogen flaan aan dc berigten der Reisbefchrijveren, fchijner deeze Eilandbewooners insgelijks eene foort van Plengoffer toe te brengen, tei eere van God en den Duivel, eer zij drin ken; ook offeren zij Dankoffers , in d< hoop en het vooruitzigt van een voor fpoedigen Oogst. Wanneer hunne Rijsi rijp is om ingezameld te kunnen worden offeren zij eene zwarte Koe, en werper een gedeelte van dezelve in het veld, on de De MADAGASICAR.EEZEN. j H [ > t f  De mXda- GASKAREEZEN. ] 'é t 2 ji C % 592 GODSDIENSTIG-Ë der het uitfpreefcen van eene foort van dankzeggmgc. Geduurende deeze Feest* dagen , vergieten zij nimmer eenig Menfchcnblocd; doch, ingevalle iemand cene doodwaardige misdaad pleege, wordt hij gevonnisd om verdronken te worden. Om dc eere waardig geoordeeld te worden van eene offerande te mogen offeren, moeten zij een zeker Formuliergebed leeren , en eenige bijzondere woorden over het Speeltuig uitfpreeken , tevens hunne oogen ten Hemel flaande; 't welk ten leevendigen zinnebeelde dient van het oogmerk des offeraars. Zo omzigtig en naauwgezet zijn zij, in het waarneemen van deeze bijzonderheid , dat zii liever van honger willen fterven, dan iets gebruiken van een beest, 't welk dooreen Christen geflagt is. Daarenboven hebben zij de gewoonte om offeranden te offeren, wanneer zij besit neemen van een nieuw huis , wanneer zij met eenige lichaamsongefleldheid Dezogt zijn, wanneer zij in 't Huwelijk tullen trecden, wanneer hunne Huisvrouven in het kraambedde leggen, of wanieer iemand hunner Vrienden of Bloedverwanten begraaven wordt. Voordat ij uit dit leeven fcheiden, doen zij eene imftandige en hartlijke belijdenis hunner onden. De zulken, die reeds verre in laren zijn gevorderd, en den tijd hunner ntbindinge zien naderen, doen eene zo olkoracne en bijzondere Zondbelijdenis, dat,  GESCHIEDENIS; 593 dat zij bijzondere zorge draagen; om de eene zonde naa de andere op te noemen, Hier naa geeven zij bevel tot het doen eener offerande , bcftaande uit verfcheiden Osfen, ter verzoeninge van alle hiiiine overtreedingen. Dit alles gaat gepaard met eene plegtige zegenfpreeking over hun geheele gezin, en eene vermaaning tot beterfchap: gelijk dit de gewoonte is van alle bejaarde lieden, en van menfchen, die het Graf zich zien aangrimmen, om een beter leeven te leiden, dan zij voormaals gedaan hadden. , , , ■ De verwarde en onvolkomene denkbeelden, welke zij voeden wegens noach, abraham, mozes, davidco jezus christus; hunne onderhouding der Belhijdenisfe en van den Sabbat; hunne Vastendagen cn Zondbelijdenis; hunne bovengemelde gemoedszwaarigheden: dit alles dient ten onwederfpreekelijken bewijze, dat hun Eerdienst eene verbastering is van den Joodfehen en den Christlijken Godsdienst, doormengd met MahometaaPerij, Afgoderij en Bijgcioof. .; Zij leggen ten vondeling alle die kinderen , welke gebooren worden op een Dingsdag, Donderdag of Saturdag; of in Gras. maand; of in hunne Vasten; of op der achttien dag der Maand; of, over't geheel genoment op ieder uur, 't welk dooi een kwaaden Planeet beftuurd wordt. De plegtigheid der Befnijdenisfe wordi doorgaans onder hen verrigt in Bloei IV; deel. Pp maand Dè NTADA- , 3ASKA- *EEZENi  De MADA- GASKAREEZEN. i i < 594 GODSDIENSTIGE maand, in de tegenwoordigheid der Vrienden en Bloedverwanten van hun, die befneeden zullen worden. Een Stier is het gewoone gefchenk voor ieder kind, 't welk dus befneeden wordt. Verfcheiden dagen, onmiddelijk vóór deeze plegtigheid , de Nachtwaaken alleenlijk uitgezonderd, worden in verfcheidenerlei uitfpanningen doorgebragt, en doorgaans beflooten met rinkelrooierijen en buitenfpoorigheden: want het wordt voor eene eere gehouden , zich, bij dusdanige gelegenheden, in den drank te buiten te gaan. Die 't werk der Befnijdenisfe verrigt, neemt deel aan alle deeze plaifierpartijen. Doch de dag, welke onmiddelijk vóór het Feest gaat, wordt in deeze onmaatigheid en buitenfpoorigheden niet doorgebragt. De Vaders en Moeders fpeenen zich van de wettige vermaaken van 't Huwelijksbedde, en bereiden zich, nevens hunne kinderen, ter behoorlijke vieringe van deeze plegtigheid. De Moeders leggen zich neder bij de kinders in de Lapa, zijnde eene foort van Hut, welke hunne Bloedverwanten oprichten, en vervolgens inwijden, door het volvoeren van zekere bijzondere plegtigheden , een maand vóór den dag tot de Befnijdenis beftemd. Het verbod , om :ich te onthouden van de Huwelijksvernaaken, bepaalt zich niet alleen bij de doedverwanten der kinderen, die befneelen moeten worden; maar alle Maagden )f Vrouwen, getrouwde Mannen ofjong- mans,  GËSCHiÈDËNiS. 595 mans; die bij zich zeiven overtuigd zijn, hunnen lust geboet te hebben in het opvolgen van dusdanige zinnelijke vermaakcn, mogen de vrijheid niet gebruiken, om tegenwoordig te zijn bij deeze heilige inftelling, of dé plaats te naderen, daar zij onderhouden Wordt. Want deeze Eilanders verbeelden zich, dat indien iemand, dus bevlekt, deeze gewijde plegtigheid ontheiligde j het bloed des Voorhuids van hun , die befneeden moeten worden, nimmer zou geftempfe wórden, en dat eert gewisfe dood het rampzalig gevolg zijrt zou van dusdanig eene vermetelheid. Eene andere van hunne bijgelöovige gewoonten , is, bij deeze plegtige gelegenheden ; niets, 't welk met cene roode kleur geverfd is, aan hun lichaam te draagem Op den dag, ter, tocdicninge van de ■Bclhijdcnisfe vastgeftcld, moeten zij allen, welke bij dc plegtige verrigting zullen tegenwoordig zijn, Vroeg in den morgenftóiid, zich baaden cn wasfehen. Hunhe aangezigten wenden zij na het Oosten. en onder het liaan op hunne Trommels, en het blaazen Op hiinnc Veldhoorns , fpreeken zij een zekér formulier van woorden uit, dén zin en de betekenis van welkt wij niet kunnen mcdedeelen. De kunstverrigterj öf de perfoon, die de Beinijdenis toedient, doet eeh kort gebed, Of de ftaatelijke verrigting Van dien dag pasfehde; Vervolgens een zwagtel van wii katoenen gaaren rondom zijnen midde Pp % ge' «ADA-ÏASIiA- i  De MADAGASKAREEZEN. i S96 GODSDIENSTIGE gewonden hebbende, als mede eenen Doek . van de zelfde flofFe, om zijnen flinter arm, om het werktuig, waar mede hij de Befnijdenis verrigt, daar mede fchoon te maaken, nadert hij de kinderen. Daar naa neemt ieder Vader zijn eigen kind in ziU ne armen, en houdt daar mede eene foort van ftaatehjken ommegang, rondom de Lapa ; zij gaan de Oostlijke deur uit en treden door de Westlijke deur na binnen. _ Hier naa doen zii een tweeden Plegtigen ommegang, vóór "de Osfen, welke afgezonderd zijn om te dienen tot eene offerande bij deeze plegtige gelegenheid. De offerdieren worden op den grond nedergeleid, met hunne vier pooten zamen gebonden. Vervolgens raakt ieder kind het een naa het ander, den rechter hoorn van elk Offerdier aan met zijne hand, en zit eenige oogenblikken op den rug der Osfen, die geofferd zullen worden. Naa dat de bovengemelde ftaatelijke ommegangen gehouden zijn, neemt de OffeiWs ter den Voorhuid der kinderen weg De oom, of de naastbeftaande bloedverwant van ieder kind, neemt hier op den Voorhuid van zijnen neef, en zwelgt dien door, gemengd in den dooijer van een ei] Dee ze naastbeftaande bloedverwant van den befneedene bekleedt, als't ware, de plaats van Gevader van het kind. Doch de Voorhuiden van de zulken, die geene naastbcftaanden hebben, worden op den grond jeworpen. De perfoon, die de Befnijdenis  GESCHIEDENIS. 59? nis verrigt, dus zijn werk volbragt hebbende , fnijdt de Offerpriester zo veele i Haanen den keel af, als 'er kinderen be-1 fneeden zijn, en laat het bloed dier voge-1 len loopen over het verminkte lichaamsdeel , mengende het zap van Drieblad of Klavergras met het bloed. Wanneer de bevrugtc Vrouwen den tijd haarer bevallinge beginnen te naderen , doen zij eene plegtige belijdenis van alle haare zonden, aan welke zij, geduurende haare zwangerheid , zich hebben fchuldig gemaakt. Deeze belijdenis doen zij aan eene vertrouwde vriendinne. Zommige Reisbefchrijvers verzekeren , daarenboven , dat zij de gezegende Maagd maria aanroepen, in de hoop van derzclver hulp en bijftand te zullen ondervinden in den tijd der baarensfmarten, en dat zij haar gunftig en behulpzaam zijn zal, ter bevorderinge van eene fpoedige en gemaklijke Verlosfinge. De Madagaskareezen zijn wijders verpligt, de bekwaame tijden en ftonden, tot het bouwen hunner huizen, af te wagten; als mede tot het hakken van het timmerhout, en het leggen der daken op hunne wooningen. Wanneer het timmeren hunner huizen is afgedaan, wagten zij op de .verfchijning der Maane, en op een gunftig uur ter inwijdingc* van dezelve ; dit noemen zij Misfavatfi. De eigenaar nodigt alle zijne Vrienden en Bloedverwanten, om de plegtigheid bij tc woonen, er Pp 3 d« De iIADA- - ÏASKA- LEEZEN.  598 GODSDIENSTIGE Be MADAGASKAÏIEEZEN. de bezitneeming of inwijding zijner woob ninge met hunne tegenwoordigheid te vereeren, Elk der genodigde Gasten doet hem 't een of ander gefchenk, van meer of minder waarde, naar gelange van zijne omftandigheden. Allen gezamentlijk doen drie ftaatelijke ommegangen rondom de nieuw gebouwde wooning. Vervolgens treedt de geheele Vergadering in het huis, legt haare pligtpleegingen af bij den eigenaar , bij deeze heuchelijke gelegenheid, enwenscht hem allen zegen en geluk, welke hij kan begeeren of verlangen. Deeze plegtigheid gaat verzeld van de opoffering van een of meer Hamels, wier vleesch onder het gezelfchap wordt uitgedeeld , om te dienen tot het houden van een vriendlijken maaltijd. De Veelwijverij is onder deeze Eilanders in algemeen gebruik'. Zonderling is het en onzer opmerkingeoverwaardig, dat het hebben van veele Vrouwen, in hunne Taaie, wordt uitgedrukt dooreen woord , zo veel betekenende als Vijand-en fclieppen. De reden deezer benaaminge, is, omdat verfcheiden Vrouwen van eenen en den zelfden Man geene hartlijke liefdeen genegenheid voor elkander kunnen hebben. Misfehien is deeze waarheid zo onlochenbaar en zeker, als eenig Axioma van euk l i n e §. Men verhaalt wijders, dat de Vrouwen der Madagaskareezen zich even pningetogonen oneerbaar gedraagen, vóór jds, n^a haar Huwelijk : want zij over- fchree-  GESCHIEDENIS. 599 fchreeden de paaien van alle dezodanigen, die 'er op toeleggen om haare gebreken te bedekken, en flaan geene de minfte agt op vvelvoegelijkheid en befchaafde zeden. De herhaalde bedrijven van ontuchtigheid eener dartele en wellustige Vrouwe, met één of meer jonge knaapen, worden als zo veele blijken haarer gaauwigheid of loosheid aangezien. Geene van allen wil zich met een Mansperfoon in 't huwelijk begeeven, zonder alvoorens verfcheiden proeven van zijne fterkte en mannelijkheid te hebben ondervonden; ongetwijfeld met oogmerk om wel verzekerd te zijn, dat hij nooit zal ontaarten of verzwakken, maar tot het laatfte de zelfde blijven. Het Overfpel wordt bij hen als eene foort van dieverij aangemerkt, en als zo danig behandeld en geboetftraft; doch aai de betaaling van zulk eene boete is geen< fchande of eerloosheid verknogt. De kin deren, welke eene Vrouw ter waercli brengt, naa dat zij van haaren eerften Mai gefcheiden of verftooten is, zijn de eigen dom van deezen ; ten minfte indien z hem niet wederom heeft uitgekeerd zij: Taque; dat wil zeggen, den koopprijs welken hij, op den dag der plegtige hl welijksvoltrekkinge, betaald heeft. Onder de bewooners van het Eilan Madagaskar, ontmoet men eene menigt verwijfde of magtelooze Mansperfooner dit ontftaat uit eene natuurlijke zwa, Pp 4 hei< De VI AD ACASKAR.EEZEN» 1 l 1 j 1 S d e » E-  Be MADAPASKAJ1EEZEN. 1 | 600 GODSDIENSTIGE heid, welke zij met zich ter waereld gebragt hebben, of uit eene misdaadige gemeenzaamheid en verkeering met andere Manlieden. Wat hier van ook de oorzaak zijn moge, deeze Half-Mannen, deeze Liberhams, wien zij den naam van Tfecats geeven , handelen, in allen opzigte, onbeftaanbaar met hunne kunne; zij kieeden zich in Vrouwen ge waat, cn lokken de jonge knaapen , door kunftcnaarijen, liefkoozingen en gefchenken, tot hunne tegennatuurlijke omhelzingen. Meer dan eenmaal hebben wij gelegenheid gehad om voorbeelden te melden van diergelijke onkuischheid en onreinheid: want zagter benaamingen kunnen wij daar aan niet geeven, althans indien wij dezelve befchouwen uit het oogpunt, waar in zij, in den eerften opflag, zich vertoonen. De eenige veronÈfchuldiging, welke, voor dusdanig eene leevenswiize, kan worden aangevoerd, is die, welke deeze Eilanders voor dezelve hebben uitgedagt • te weeten, dat deeze Tfecatt, of HalfMannen, een flag van menfchen zijn, die zints hunne kindschheid, eene plegtige gelofte gedaan hebben, uit liefde voor de Godheid, om hun geheele leeven lang hundagen te zullen flijten in den ongehuwdcn ftaat ; dat de Vrouwen de voorwerpen ü)n zullen van hunnen afkeer; dat zij net alle mogelijke omzigtigheid, alle gel neenzaame verkeering met dezelve zullen /ermijden; en dat zij, in hunne liefkozingen van perfoonen van hunne eigen fexes  GESCHIEDENIS. 601 fexe, zich aan geene oneerbaarheid zullen fchuldig maaken. Naar alle waarfchijnlijkhcid kan deeze hunne onderlinge gemeenzaamheid van den zelfden aart zijn, als de Athenvofera , van welke Vader de la fit au fpreekt, en waarvan wij verfcheiden voorbeelden uit de Oudheid zouden kunnen aanvoeren. Slegts ter loops bobben wij melding gemaakt van het ten Vondeling leggen der kinderen onder dc Madagaskareezen: eene barbaarfchc gewoonte, die te veel' in gebruik was, cn met te veel oogluiking wierdt tocgelaaten onder de Ouden. Dc Ombiasj'es, zijnde de Starrewichelende Geneeshccren , en, volgens de naaste waarfchijnlijkheid, insgelijks de Priesters onder de Opgezeetenen van Madagaskar , bckragtigen met hun gezag deeze ongeregelde gewoonte, door hunne gewaande kunde of bedreevenheid, om den vloek uit te fpreeken over dc kinderen, onmiddelijk naa dat zij het leevenslicht aanfehouwd hebben , of zelf terwijl zij nog in de Baarmoeder beflooten, en kort naa dat zij ontvangen zijn. Dit gefchiedt door middel van hunne voorgewende voorfpellingen, en hunne waarneemingen omtrent de Pkmeeten, bij zulke gelegenheden. Niet altoos , nogthans , is deeze barbaarschheid zonder uitzondering: want zommige Ouders, naa dat zij hunne kinders ten vondeling geleid hebben , beweegen hunne flaaven of naaste Bloedverwanten om hen op tc voeden; en in zulPp 5 ker. De MADA- . fiASKA- IEEZEN.  De MADACASKARÜEZEN. 602 GODSDIENSTIGE ken gevalle zijn deeze kinderen de eigendom van hun, die hen hebben groot gebragt. Anderen verrigten hunne Sali? ten behoeve van zulke kinderen, die onder een kwaadfpcllenden Planeet gebooren zijn, en uit dien hoofde het ten Vondeling leggen verdiend hebben; dat wil zeggen, zij offeren, ten hunnen behoeve, offeranden van Haanen , of eenige andere leevende fchepzelen , bij wijze van verzoeninge. Vervolgens fluiten zij zich een hal ven dag op in een Hoenderhok, met oogmerk om hunne rcinigmaaking te voleindigen, en zich vrij te maaken van de kwaadaartigheid van eenig onheilfpellend geftarnte , of de heilloozc invloeden hunner ongelukkige geboorteftarren. Zonder het aanwenden deezer volftrckt noodige behoedmiddelen, vreezen zij dat het kind een Vadermoorder, een Dief en de grootfte onverlaat op den aardbodem zou worden. Vrijwillige misdragten zijn zeer gemeen op dit Eiland. Doch, hoe kunnen wij iet anders verwagten van eqn Volk, 't welk zo onkundig cn onbefebaafd is, daar zulke middelen maar al te dikmaals worden in 't werk gefteld onder de Christenen zelve , die veel meer licht en kennisfe van hunnen pligt bezitten dan deeze Barbaaren? Maar, zodanig is de uitwerking der misdaad , welke de vrouwelijke fexe tot dit uiterfte vervoert 5 zij ftelt haai bloot aan de altoosduurende veragting ir-an het Menschdom, welke eene zwaarder  GESCHIEDENIS. 603 der ftraffe is voor losbandige Vrouwen, dan het verlies haarer deugd en eerbaarheid. Van nog ééne gewoonte zullen wij, ten befluite , melding maaken , niet minder barbaarsch en onmenschlijk dan de voorr gaande. Wanneer eene Vrouw in het kraambedde fterft, wordt het kind te gelijk met de Moeder begraaven: want, zeggen ze , is het niet veel beter dat het kindtje fterve, dan dat het geene Moeder hebbc, om het te zoogen en op te voeden "? Wanneer iemand onder hen fterft, wordt het Lijk, in de eerfte plaats, gewasfchen, en vervolgens zo fraai cn kostbaar aangekleed, als de omftandigheden des Qverleedcncn , of zijner naablijvende Bloedverwanten, toelaaten. Hunne gewoone optooizcls zijn, koraalen Halsbanden, gouden Penningen en gouden Oorringen. Aan eiken geftorvene fchenken zij zeven Pagnes ,• dat wil zeggen , Lijfrokken, van katoen gemaakt, van den middel tot op de voeten hangende, op dat zij de noodige verandering van klederen mogen hebben. Het Lijk , dus naar behoorcngcwasfchci: en verfierd zijnde, wordt het in een groo. te Mat berold , ten einde om het aldus m het Graf tc draagen. Voor dat, egter. deeze laatfte liefdedienst verrigt wordt, vergaderen alle de Bloedverwanten, goe de bekenden en flaaven van den Ovcrlee dene rondom het Lijk, met oogmerk oir b,ij hetzelve een ftaatelijk rouwbedrijf t< ver Da MADAGASKAREEZEN, I  De mada- gaskaEERZEïv. ( i 1 c c r c z z ti n; di ec 604 GODSDIENSTIGE verngten En vermids 'er zo we] aan het hoofd- als aan het voeteneinde een groo te brandende kaars geplaatst is„ kan M met te onrcgt gezegd worden op een Praalbedde te leggen. . , Terwijl de bovengemelde perfoonen in traanen zwemmen , zijn 'er nog andere heden bij de plegtigheid tegenwoo di>! tl ^ lnidJe"^jl onledig houden, met het flaan op eene foort van Trommel, t we k eenige getrouwde Vroinvenen jonge Maagden doen gepaard gaan met een ïtaatclijkcn dans: waar naa zij, od haare beurt, den Overleedene beweenen Haa re zuchten en traanen worden afgebroken door het vermelden van den lof des Overlecdencn, en het herhaald jammerkkwen over haar verlies. Wij mogen hier nie? oaalaaten, met een woord gewag te maaven van dc menigvuldige vraagen, welke jij hem voortellen, raakende zijn overlijden: vraagen, welke zij gemeen hebben et veele andere Volken, voornaamlijk •cftaande in het doen van onderzoek bij en Overleedene, of hij gebrck hadde aan e noodwendigheden, en zelf aan de gcleflijkheden des Icevens; in dén woord, f hij vvcl voldaan en te vreden ware over ijnen Hand in de waereld, of niet? Dee 5 ondervraagingen worden, van tijd tot id, herhaald tot aan den avond toe: waar ia zij verfcheiden Hamels Aagten, om tc enen tot eene offerande, en tevens tot nen Begraafenismaaltijd. Den volgenden dag leggen zij het Lijk ui  GESCHIEDENIS. öoj in een Kist, van de ftompen van twee Boomen gemaakt, uitgehold en kunftiglijk: zamengevoegd. Dan wordt het na het Graf gedraagen, gelegen in eene houten1 Hut, voordagtelijk ten dien oogmerke opgeflagen; het Graf is zes voeten diep in den grond uitgegraaven. Hier begraaven zij het Lijk, nevens een genoegzaamen voorraad van leevensmiddelen in eene Mand, een weinig Tabak, een Tafelbord, een aarden fchotel, eenige Pagnes, of Wisfelklederen, en verfcheiden gordels. Naa dat alles dus verre in gereedheid is gebragt, fluiten zij de Hut digt, en plaatzen voor de deur een grooten fteen, van twaalf of vijftien voeten in de breedte, en even zo veel in de hoogte. Vervolgens offeren zij eenige leevende fchepzels, en verdeelen dezelve in drie even gelijke deelen; het eene deel is beftemd voor den Duivel, het tweede voor de Godheid , het derde deel voor den Overleedene. Volgens gewoonte worden de hoofden deezer Offerdieren opgehangen aan ftaaken of paaien , rondom dit Maufoleum , of Praalgraf; en verfcheiden dagen agter eb kander naa zijne ter aarde beftelling, zenden hem zijne Bloedverwanten een ruimen voorraad van allerlei leevensmiddelen, leggen hunne pligtpleegingcn en be; tuigingen van eerbied bij hem af; zelf offeren zij hem verfcheiden offeranden, er raadpleegen hem over hunne eigen bij zondere aangelegenheden. In dagen var ziekte en wederfpoed vervoegen zij ziel bi Dé tfADA* " ÏASICA- IEEZENV t I i  Madagaskareezen. I i i < i t 2 foei GODSDIENSTIGE bij hem 3 door de bemiddeling van eeneri Ombiasfe. Naa eene kleine opening in de' Hut gemaakt te hebben, bezweert deeze den Geest des Overleedenen, en lmeekt hem om zulk eene hulp en onderiteunine als hij van oordeel is t met reden van hem te mogen verzoeken 4 uit kragt van de naauwe vriendfehap en verkeeringe , welke hij voorgeeft dat tusfchen het Opperfte Weczen en den Overleedene heeft plaats gegreepem Wanneer een perfoon van hoogen ran<* fterft, op eene plaats, een aanmerkelijken afftand van zijne Bloedverwanten geleegen, wordt hem het hoofd afgehouwen en hetzelve gezonden na de ftad, in Welke hij het eerfte leevenslicht aanfehouwd heeft; doch wat zijn lichaam aangaat, dit Wordt begraaven ter plaatze, alwaar hij' geftorven is, waar het dan ook zijn moge. De Mannen worden, bij deeze treurige gelegenheden, gefchooren, en gaan met ongedektcn hoofde ; doch de Vrouwen mogen Hoeden of Kappen draagen. Hunne Geneesheeren, die bij de Reisbefchrijvers den naam van Ombiasfes draaien, zijn Starrewichelaars; en, volgens ie meeste waarfchijnlijkhcid, bekleéden dj insgelijks den post van Priesters, Goelergelukzeggers en Tovenaars. Want ale deeze ampten worden, Onder Verfcheilen Afgodifche Volken, zo bij de Ouden :ls de Hedendaagfchen, doof een eenig' Man lekleed. De geneesmiddelen , Welke dee^ e Ombiasfes hunnen lijderen toedienen f be*  GESCHIEDENIS. 607 beftaan inzonderheid uit de afkookzels van zekere geneezende kruiden of wortelen. Doch, behalven deeze natuurlijke middelen, bedienen zij zich ook van {tukjes papier, met zekere vreemde karakters befchreeven, welke zij hunne kranken om den hals hangen, of aan hunne gordels binden, ten einde om door dit middel hunne folterende pijnen te bezweeren en te doen ophouden. Zij trekken verfcheiden figuuren, en maaken gebruik van eene menigte ftarrewichelende gisfingen, 't zij om den tijd te ontdekken, wanneer de Lijder tot voorgaande gezondheid zal herfteld worden, of om uit te vinden, welke geneesmiddelen, ten zijnen behoeve, met de meeste vrugt kunnen in 't werk gefteld worden. Bij al dee ze kwakzalverij voegen zij de raadpleegingen van zekere Julis, van welke wij ftraks een nader berigt zullen geeven , en hel gebruik van zekere Talismans. Onder de Ombiasfes telt men verfchei den klasfen of rangen. Zonder, egter ons thans in te laaten in een uitvoerif verflag wegens hunne Kerkelijke Heer fchappij , zo als flacourt dczelvi noemt, zullen wij alleenlijk aanmerken dat de onderfcheidene Rangen van Om biasfes fchijnen ondergefchikt te weeze; aan éénen Ópperften Priester. De Made gaskareezen hebben, op hunEiland, oper baare Oeffen- of Kweekfchoolen, in we ke alle de zulken, die begeeren toegelaf ten te worden in den Rang der Ombiasfes 0 Be MADASASKA5.EEZF.N. t 1 1 f  De AlADACASKAREF.ZEN. I < ] £ C t> Z h g a è in dc A 6ö 8 GODSDIENSTIGE' of de Priestcrfchap , onderweezen worden m alie de geheimenisfen van hun Ke* wijd beroep'. Men vindt 'er eenigen on der hen, die zich inzonderheid beroemen op hunne kennis van ,• en oordeelvelling over de verfchijningen der ftarren, en den invloed der Planeeten. Men ontmoet onder hen eene menigte Verhandelingen over de kragtdaadigheid en overheerfchende vermogens van eiken bijzondoren dag in de maand. ° De verborgene kragt der bovengemelde befchreevene Hukken napieré welke zii als zo veele geneesmiddelen, hunnen Lij' deren voorfebrijven, beftaat in het nederItellen van zekere geheimzinnige karakters 3f letters, cn vervolgens het afwasfehen Ier Inkt van het papier. Den Lijder word' icvolcn, het water te drinken, welk to* leeze kunstbewerking is gebruikt. Indien uj, op ftaanden voet, niet tót den voorbanden ftaat van gezondheid herfteld wor e, moet, zo als zij zich verbeelden, de ■orzaafc hier van eenigiijk daar in gezo-o morden, dat hij de eene of andere nood" 3ak ijk vereischte plegtigheid verzuimd eeft. De Ombiasfeis, derhalven, altoos ïdekt, en loopt geen gevaar om zijne jting te verliezen, door de eene of an ;re onverwagte teleurftelling.- Zeer veele overeenkomst hebben de ults, boven genoemd, met die Weezens de lucht, welke veelal bekend zijn bij n naam van Gmeenzaame Geesten De üis worden beflooten in kleine doosjes» ver-  GESCHIEDENIS. 609 verfierd met eene groote menigte glazen Schelletjes, cn Krokodilstanden. Zom-1 migen van dezelve zijn van hout gemaakt, J en vertoonen eene menschlijke gedaante. In ieder doosje fluiten zij eene genoegzaame hoeveelheid van poeder van eene zekere bijzondere foort van Wortel , met fineer en honig gemengd, welke zij, naar gclange het de gelegenheid vereischt, van tijd tot tijd aanvullen. Zij draagen deeze Attlis aan hunne Gordels , en begceven zich nimmer op eenen togt of reize, zonder van dezelve voorzien te zijn. Eiken dag raadpleegen zij dezelve drie of viermaaien, en fpreeken zo gemeenzaam met deeze beeldtjes, als of zij een voegzaam antwoord van dezelven verwagttcn. Doch ingevalle zij eenige teleurftelling ontmoeten, of een antwoord ontvangen, 't welk met hunne begeerten en zinlijkheden ftrijdt, overlaaden zij dezelve met allerlei fcheld, woorden, welke zij kunnen bedenken. De gewoone wijze, bij het raadpleegen van deeze Aalis gêbruiklijk , is deeze : naa eene gemeenzaame zamenfpraak met dezelve, leggen zij zich, geduurende den tijd van twee of drie uuren, neder om te flaapen ; en de inhoud van den droom , welke de verbeeldingskragt van den raadpieeger, geduurende dc tusfehenppozer zijner fluimcringen , meest treft, word! als het antwoord der Godfpraake aange merkt. De Hiridzi zijn Gordels of Draagban den , met eene' groote menigte geheim IV. DEEL. Q.q Z.in Ds ,1AD A« 5ASKAIEEZEN.  Be MADAGASKAREEZEN. I 1 i 610 GODSDIENSTIGE zinnige karakters of zinnebeelden. Deeze bijgeloovige Eilanders fchrijven aan dezelve eene bijzondere kragt toe. Deeze onverltaanbaare karakters zijn de handtekening van zommigen hunner Ombiasfes, die zich bedienen van de gunftige gelegenheid van zekere bijzondere dagen in hejaar , en van zekere heflfpellende uuren op deeze dagen, tot het zamenftellen van dezelve. _ Daarenboven zijn zij verpligt, een aanzien ijk getal Osfen van eene zekere bijzondere kleur te offeren. Hier uit blijkt, dat er eene aanmerkelijke overeenkomst plaats heeft tusfchen deeze hunne Aulis en de /altsmans. Hoe 't hier mede ook zijn moge, zij bewaaren dezelve met de naauvvlettendffe omzigtigheid in hunne bijzondere familiën, en overhandigen ze, van Vader tot Zoon, als een allerwaardigst erfgoed. b 1JDe,.Madaga**areezen . hebben hunne iluurdichters, die de heldhaftige bedrijven hunner Rijksgroote» en onverzaagde Oorlogshelden zingen. Over 't geheel genomen zijn hunne Dichtdrukken1 leer mm en vol fpreuken, naar de wijze en 111 den ftyl der Oosterlingen. Met dit alles maaken zij geene zwaarigheid , om »J bijzondere gelegenheden, eene groote nemgte Minnedichten te vervaardigen. Verfcheiden wijzen van Eedzwcerinaen :ijn onder hen gebruikelijk. Wanneer zii en perfoon onder eene plegtige verbinteusie zullen leggen, noodzaaken zij hem om  GESCHIEDENIS. 6iï om eene kleine hoeveelheid Osfenlever te eeten. In zommige oorden van het Eiland, befprengen zij de getuigen met water; deeze zijn van begrip, dat ingevalle zij, met zulk eene befprenging, een valsch getuigenis gaven , op ftaan den voet het een of ander zwaar oordeel over hun zou koomen. Om eenen dief, of anderen kwaaddoener, uit te vinden, hebben zij de gewoonte om de Tong van den perfoon , die verdagt wordt gehouden, zeven maaien agter elkander met een gloeiend ijzer aan te raaken. Indien hij, naa deeze herhaalde proefneeming, geene pijn gevoele, wordt hij onfchuldig verklaard , en op vrije voeten gefteld. Zomwijlen is de gevangene genoodzaakt, Stierenlever te eeten , nevens een zekeren vergiftigden wortel; van de zelfde foort, naar alle waarfchijnlijkheid , welke, bij diergelijke gelegenheid en ten zelfden oogmerke, aan de Kust van Guinea en op Congo, worde gebruikt. Het gebeurt ook dat den verdagten perfoon de verpligting wordt op-' geleid, om zijne hand te fteeken in een pot met kookend water, en een fteen, die op den bodem legt, van daar op te neemen. — Zouden alle deeze en meer andere foortgelijke gewoonten, welke wij Vuur- of WHerproeven noemen, niet mo-' gen worden aangezien als zo veele middelen , om dusdanige misdaadigen op den Pijnbank te bréngen , en hun langs dien* Qq 2 weg De MADAGASKA- R.EEZEN*  6i2 GODSDIENSTIGE Dt MADAGASKAREEZEN. weg af te perzen de bekentenis der misdaaden, die hun ten laste geleid worden ? Zij zweeren bij den Stierenlever, ter bekragtiginge van den Vrede. Op den dag, als dezelve zal geflooten worden, vergaderen de Krijgvoerenden , in volle wapenrusting, aan den oever eener Rivierc. Van weerkanten wordt een Stier geflagt ; een ftuk van den Lever des Slagtoffers wordt wederkeerig uitgewisfeid ;■ dit wordt geëetcn in de tegenwoordigheid hunner wederzijdfehe Gezanten, of Afgevaardigden, onder het uitfprceken van deezen plegtigen Eed of Vloekwensch : ,, Mogt de Lever, dien wij hebben ge,, è'eten, ons doen berften, ingevalle wij „ onze beloften fchenden." Indien het eene Leger het andere in de noodzaaklijkheid brenge, om den Vrede te moeten verzoeken, moeten de overwonnenen alleen den Lever eeten; dit is een zinnebeeld van hunne gehoorzaamheid en trouwe omtrent den Overwinnaar. De Tinlouchenu der Madagaskareezen is een Verbondfchrift, of fchuldbekentenis, uit kragt van welke de eene belijdt iets fchuldig te zijn aan den anderen. De volgende plegtigheden gaan daar mede gepaard. Een Eilander flagt bet een of ander vet gemest dier, verdeelt het in zo veele ftukken als hij geraaden vindt, en verdeelt vervolgens dezelve. De zulken, welke daar van een gedeelte ontvangen, zijn verpligt, naa dat 'er een jaar verloo- pen  GESCHIEDENIS; 613 pen is, den eigenaar een Kalf ter hand te ftellen. ,. . ■ Hunne Krijgskunde beftaat inzonderheid in het leggen van hinderlaagen, en : hunne vijanden onverhoeds op 't lijf te vallen. Zij zenden hunne Spions pf Verfpieders na alle kanten uit, niet alleen rijklijk voorzien Van de noodige wapens om zich te kunnen verweeren, maar ook van Bezweeringen, vergif en Toverbiljetten. De Maagdenen gehuwde Vrouwen danzen dag en nacht, zo lang de Oorlog duurt, in de verbeelding van hun Soldaaten moed en krijgsdapperheid te zullen inboezemen. . Hoewel wij reeds verfcheiden ftaalen van hunne bijgeloovigheden hebben aangevoerd , de volgende , nogthans, verdient nog meer bijzonderlijk onze opmerkirtge, dan eene Van allen 5. die wij duslang gemeld hebben; zij is de uitwerking eener omzigtighcid, welke wij nooit zouden verwagt hebben van Vrouwen , zo ongebonden en övergegeeven, als die der Madagaskareezen befchreevcn worden* Zij gedraagen zich, naamlijk, kuischen zijn op haare hoede, geduurende den tijd dat haare Mannen te velde of in den Krijg dienen, om dat zij vreezen dat haare Minnaarijen nadeelige gevolgen zoude hebben ten hunnen opzigte* terwijl ze Van huis zijn, niettegepftaande de.geringe liefde en genegenheid, welke zij hun betoonen, wanneer zij bij haar zijn. Of deeze bijzonderheid met de waarheid overeenkom* Qq 3 ftii VIADA5ASICA- lEEZENi.  De MADAGASKAREEZEN. j 1 \ 1 9 f c d d v f< w 614 GODSDIENSTIGE ftig zij of niet, zullen wij niet bepaalenwant wie zou voor zijne rekening willen neemen om alles te verdeedigen, 't geen de Rcisbefchnjvers ons vernaaien ? Dit ondertusfchen, durven wij ftaande houden, dat onze Vrouwen, in de afweeg, beid haarer Echtgenooten, niet zo voorzigtig en op haare hoede zijn. _ Dus hebben wij een zo naauwkeurig berigt gegeeven, als in ons vermogen was, wegens de godsdienftige plegtigheden deezer Eilanders, en van eenige andere ge. woonten, welke ons dunken van een godsdienftigen aart te weezen. 't Kan zijn dat allen niet met even groote naauwkeungheid, noch op de zelfde wijze, over het geheele Eiland onderhouden worden om reden dat het bewoond wordt van verfcheiden kleine Natiën, alle welken haare bijzondere gewoonten hebben. Wij mogen 'er nevens \-oegen dat onier alle de Heidenfche Natiën zo weinig jnderfcheids plaats heeft, dat wij alleenijk den naam der omftandigheid behoeven e veranderen, en de zaak zal de zelfde 'Ujven als zij te vooren was. Wat bete :ent het voor iemand, die de waarheid in llen ernst naafpoort, of de eene Heidense Natie merkwaardig zij om haare godslenftige vereering der Beelden, en de anere om het betoonen van aanbiddinge aan e veragthjkfte kruipende dieren? De oornaame vraag is deeze: zoekt de per»on, die dusdanige dingen tot de voorerpen zijner aanbiddinge ftelt, de waarheid  GESCHIEDENIS. 615 heid uit te vinden, en heeft hij rechtmaatige begrippen aangaande het Godlijk Opperweezen gevormd? Heeft hij zicü God voorgefteld als iemand hem gelijk; of heeft hij de onwaardigfte begrippen wegens zijne Eigenfchappen gemaakt ï Zo veel is zeker, dat zo dikmaals wij dat gedeelte van het Gebed onzes Heeren herhaaien : Uw Koninkrijk koome , wij ten zelfden tijde behoorden te wenfchen en te bidden , dat het Koninkrijk der Genade moge vastgefteld worden in de harten der Menfchen, en de vervulling van het Koninkrijk der heerlijkheid verhaast worden. Jezus, de voormaals vernederde, maar nu verhoogde en verheerlijkte Verlosfer eener verloorene waereld, heeft geleedcn voor onze zonden, en is opgewekt ter onzer regtvaardiginge. Kunnen wij ons dan verbeelden dat Gods goedheid alle deeze heilzaame gevolgen niet zal uitbreiden tot alle kinderen der menfchen ? Gewisfelijk, God zal het doen: want even groot als zijne regtvaardigheid, is ook zijne bermhartigheid. qq 4 De MADA[JASKAXEEZEN.  tfïtf G O D SDIENSTIGÉ De KANARISCHE EILANDEN, D E GODSDIENST VAN DE OPGEZEETENEN DER KANARISCHE EILANDEN 't Ts onze zaak niét, onderzoek te doen; J, wie de eerfte bewooners van dit gedeelte van Afrika geweest zijn. Alles ,■ wat wij, met zekerheid, des aangaande, kunnen zeggen* is, dat deeze Volken voormaals Afgodendienaars waren ; of , gelijk zeker Reisbefchrijver zich uitdrukt y geenen anderen God erkenden dan de Na^ tuur. Hij voegt 'er nevens, dat zij geen bloed vergieten , zelf niet van beesten, ©m tot offeranden te dienen. Zij waren ten hoogften bijgcloovig. Zij leefden in gemeemchap van Vrouwen. Zij hadden twee Koningen, van welke de eene nog leefde, de andere geftorven was. Deezen vertoonderi zij in eene recht overeinde ftaande geftaltc, in een hol, met eenen ftaf in zijne hand, en een pot met melk aan zijne zijde, om hem tot fpijze te dienen in de andere waereld. Heden ten dage zijn de Guanchos de overblijfzels deezer aloude Eilandbewooners ; en , naar S I * 0 iU  GESCHIEDENIS, oif alle waarfchijnlijkheid, onderhouden zij, in't verborgene, eenige van hunne aloude gewoonten. '. Hoe 't hier mede gelegen zij, zij vermenden zo veel bijgeloovigheids onder den eerbied en hoogagting, welke zij betoonen aan hunne Voorouders en derzelvcr Begraafplaatzen , dat geene Vreemdelingen het durven waagen, ten zij dan met hun uitdruklijk verlof, dezelve te bezoeken , zonder gevaar huns leevens te loopen. Zomwijlen balzemden zij hunne dooden; doch het mengzel, waar van zij, bij dusdanige gelegenheden, zich bedienden, en uit kragt van het welke zij hunne Lijken verfcheiden Eeuwen tegen de verrotting konden bewaaren, was een geheim , alleenlijk aan zekere familiën bekend, die Onder een ftreng verbod lagen, om geenerhande gemeenzaamheid of verkeering te houden met de overige Eilanders. Hunne Priesters wierden altoos uit deeze familiën gekoozen. Naa dat zij hunne Lijken gebalzemd hadden , bewaarden zij dezelve kunftigiijk in Bokkenvellen , ter dien oogmerke vooraf toebereid. De Kanarifche Eilanden waren bij dc Ouden bekend onder den naam van d< Gelukkige Eilanden. Zij waren van be grip, dat de deugdzaamen, naa hunne af lijvigheid , derwaarts overgebragt wier den , en in die gewesten hun verblij hadden. Hier mede eindigen wij onze medege deel De JANARISCHE EILANDEN,-  ï)e kanari> sche ei landen i ( 1 r t d 4 ei Ci 8 GODSDIENSTIGE StTg^^WCgensden Godsdienst der Afgodifche Volken van Afrika. Alle mo- ^ fP d tMaalnVkCün'gheid en ^tijdig, heid hebben, in het verzamelen en opftel len deezer berigten, onze pen beftuurd En ten bewijze dat wij geen oogmerk hadden om onzen Leezeren eenige valfche verhaalen voor waarheid op te disfehen hebben wij dikmaals de Schrijvers aange! haald , met welke wij geraadpleegd hebben Gelijk wij ons zeiven dus den weg hadden afgefneeden, om de voorkoomende ver haaien met Hukken en brokken van eigen mtvindinge te vermengen , of liever0 te vervalfchen, hebben wij, evenwel, ons verpligt geoordeeld, onze Verhandelingen te verfieren met eenige tusfehenkoomende aanmerkingen, in welke wij onze waare gevoelens openlijk gemeld hebben, zonder ons aan eenig menschlijk gezag te verbinden Ons Werk, zo verrediet dus ra-re m afgedaan, is niet geheel zonder jebreken; hier van zijn wij overtuigd, m het kan niet anders weezen: hartliik venschten wij deeze gebreken te hebben unnen vermijden , en onzen Leezeren og naauwkcuriger en uitvoeriger narig sn mede te deelen. 6" Naa dus veel gezegd te hebben raakene de onderfcheidene Godsdienftige zamenelzels der Afrikaanfche Heidenen, zullen ij, in het volgende Deel, overgaan tot ï nog onverlichte Amerikaanen. Thans ndigen wij, met den ernftigen en hart ondigen wensch, dat alle de opgemelde Vol-  GESCHIEDENIS. 6ix> Volken eenmaal mogen koomen tot de kennis der Waarheid. Gods goedheid is groot, en zijne bermhartigheden zijn oneindig. Wanneer de kinderen der menfchen Hem vcrgecten, ziet hij dikmaals met meedogenheid op hen neder. Gelijk zijne oneindige goedertierenheden over hen waren uitgebreid, toen zij zich in eenen verlooren ftaat bevonden, ten tijde der verfchijninge van Christus in het Vleesch, dus zijn 'er redenen om te hoopen, dat het zelfde medelijden nogmaals zal geoeffend worden: en zo lang wij waardige begrippen wegens God voeden, zullen wij nimnier grond hebben om Hem tc wantrouwen. In de daad, zij allen, die op God vertrouwen, kunnen zich van zijne gunst verzekerd houden, in zo verre, met zijne heerlijkheid en hun aardsch geluk, beftaanbaar is. En welk vertrouwen kan der lijdzaamheid evcnaaren, met welke wij op de bekeering der Heidenen wagten? Het gemoed van een oprecht' Chsisten wordt zomvvijlen ontrust en beroerd, op de befchouwing van zo vcelen zijner medefchepzelcn en Natuurgenooten, nog zittende in duisternis, cn in de fchaduwe des doods; doch agt geevende op de Godlijke belofte, zit hij vergenoegd terneder, cn roept dikmaals uit, met de woorden van een Godvrugtig'Schrijver: „ De mensch, die zijn „ vertrouwen vestigt op U, ó heere, „ is vast als de Rotzen, en onbeweegbaar „ als de Bergen! " De KANARISCHE EILANDEN.  uitrekening van den Prijs van het vierde deel, voor de Heeren Intekenaars op dit Werk. 40 BLADEN, niethetomflagvandePlaaten.al^ft./3 IO KUNSÏPLAATElM, a 6 ft. 3 . Prijs van de best papieren Exemplaaren. 40 BLADEN, op Schrijfpapier, a 2 ft. f a. iO KUNSTPLAATJE, a IO ft. y. f9~