IV. H U R D, GESCHIEDENIS VAN ALLE GODSDIENSTEN. VIJFDE DEEL.   OUDE en TEGENWOORDIGE STAAT "^Qj. E N .« GESCHIEDENIS ^ VAN ALLE £ 0 GODSDIENSTEN, Van de Schepping der Waereld tot op dm tegenwoordigen Tijd. DOOR W1L LI AM HU RB, I). D. UIT HET ENGELS CH VERTAALD. V IJ F D E DEEL; Behelzende een ber-igt wegens Vf cnDsniEssT der aloude. Of V1LDI amerika ank n. De CüDtnlEssT der flo&i< d1a>i>< Vf godsdienst der wilden VA/1 K c Ti s O n s-B a a i. Dt godsdienst mn de o p a e- Z K kt enen der caribische eilanden. Dr godsdienst der wilden sin de oroho^u e, f» der 1 n- ttOOMIKIH lia» GU Al ja na. V.1 Cf'DSnlEHST ^ H'IEÖEH jm ^cf au Aio n e. .lV godsdienst der su AZ i* L i a a n e n. ix> godsdienst volken jjjj de rivier de la f lata. De godsdienst der per u- v i a a n i h. Verjierd met een prachtig Stel Kunstplaalen. Te A M S T E II D A M, Bij M ARTINUS d e B R U Y N. WDCCLXXX1V. Ve GoDsDinssr aer hudeit tm» k a n a d A. Ve oooiDiENir rfer califor- N i a a n e H. .Dt? &ODSDIBSST VIRGI» niaakbs. _Z)(? godsdienst ^if T HISPAKIO" li avi nI?** godsdienst «ffer MEXN k a a n >: n . De* gods i> irnst ^<ï** DAKICKSf De godsdienst ^c?r iiidw AVDALDttëa s. Inleiding tot de geschil l) E n' i s l'i» «:* m motb stam t* s c h e n godsdienst, LEER, rLBOTIGHBDEtt, qewoontRN ?»ke kkelijrü TUCHT Jer i.UTHERSCHEI-. De GEWOüNTKN €fl pugtigHKDEN der £KG£LsCUE K. L &k e.   GESCHIEDENIS van alle GODSDIENSTEN. VYFDE DEEL. De GODSDIENST der ALOUDE , of WILDE AMERlKAANENi Doof dé aloude, of wilde Jmcrikaanen, verftaan wij de zulken, die voormaals Afgodendienaars waren, of nog heden zijn. Hoogstwaarfchynlijk is het, dat de Volkplantingen, welke' zich 'teerst in Amerika gevestigd hebben, te lande derwaarts zijn getrokken; en indien eenige ter zee aldaar zijn aangekoomen, zulk' veeleer aan het geval, dan aan een bepaak ontwerp moét worden toegefchreeven, Verfcheiden Geleerden zijn van gcvoeler geweest, dat Amerika allereerst bevolkt wierdt door de Pheniciërs en Karthagers, zij bouwen hun gevoelen op de lange zeetogten , welke deeze Volken plagtcn tc doen ; naa dat zij eenc talrijke Viool hadden uitgerust, zonden zij dezelve dooi de Straat van Gibraltar , en vervojgen: na de Kanarifche, én Van daar na de 'Kaap Verdifche Eilanden, bij de Ouden, gelijl geloofd wordt, onder den naam van Gor V. deel. A ga aloüdë AMERlKAANENs 1 1  2 GODSDIENSTIGE ALOUDE AMERIKA AM-V gadifche Eilanden bekend. Zeker is bet, in de daad, dat de Kaap-Verdifche Eilanden het naaste land aan Amerika zijn; doch dit bewijst niet, dat de Pheniciërs de Amerikaan/die kusten bezogt hebben: want hunne kruistogten, aan gecne zijde van de Gorgadifche Eilanden , kunnen zij even goed na het Zuiden, als na het Westen hebben voortgezet. Wij mogen, derhalven, in dat geval, ons oog vestigen op die zuidlijkc gewesten van Afrika, welke wij bij de Ouden vinden vermeld als door de Pheniciërs ontdekt. Aan den anderen kant, indien het waar zij dat de Antilies bij hen bekend waren , onder den naam van tïesperides, en dat de reize na de Gorgadifche Eilanden en na de Hesperides, welke thans niet boven de vijfentwintig of dertig dagen zcilens is, toenmaals veertig dagen heeft vereischt, ('t welk flegts een korte tijd is, de geringe ondervinding in de fcheepvaart van dien tijd in aanmerking genomen zijnde) zullen wij bevinden dat geen ander Volk, behalven de Karthagers, in ftaat geweest is om zulk eene reize te onderneemen. De ligging van hun land, hunne bedrevenheid in, en zucht voor den Koophandel , kunnen, veelligt, hen genoopt hebben, de groote uitgebreidheid waters , tusfehen Afrika en Amerika, op en neder te roeien, naadat zij alvoorens eene tamelijk geregeldê gemeeniehap hadden gevestigd tusfehen Kadix en de Casfiterides, nu de Azorifche of Vlaamfche Eilanden genaamd. Indien dit  GESCHIEDENIS. 3 dit alles op de waarheid gegrond ware, zouden wij met eenige waarfchijnlijkheid mogen onderftellen, dat de Karthagers, en de andere Pheniciërs, die zich in Spanje en Afrika hadden gevestigd, Volkplantingen hadden gezonden na de Vlaamfcht Eilanden, na de Antilies, en van daar na de Vaste Kust van Amerika. Naa dus eenige honderden Mijlen gezeild te hebben , van de Kust van Afrika tot in de Golf van Mexiko, is het niet onmogelijk dat dceze Zeelieden hunnen togt verdej landwaarts vervolgd hebben. Met dit alles mogen wij ook eigenaartij onderftellen, dat eenige Phenicifche ei Karthaagfche Zeelieden, door een flora op de Kust van Amerika vervallen zijnde en door den nood gedwongen gewordei zich aldaar te vestigen , door den tijd zullen vergeeten hebben hunne eigen taal nevens de geringe kennis, welke zij va de kunften en weetenfchappen van hu Vaderland bezaten. 't Geen aan deez gisfing eenige waarfchijnlijkheid bijzet, is dat de Zecvaarenden, ten allen tijde, zee onkundig, en weinig beter dan Barbaare geweest zijn. De Peruviaanen hadde voormaals eenige berigten aangaande de< re onvrijwillige Zeetogten; en de Spaai rche Schrijvers, die de hier en daar ve fpreide overblijfzels hunner Gefchiedeni fen verzameld hebben , gewaagen van ec zeker Volk, 't welk voortkwam uit d; gedeelte van hun Keizerrijk, 't welk ai b A 2, * ALOUDS AMERIKAANEtf* f l 1 5 1 > * 1 1 e » r n H I» r- ■ n it m  AL.OUDE AME KIKKANEN 4 GODSDIENSTIGE den Zeekant legt, en dat het naderhand hun land veroverde. - De overlevering deedt de bovengemelde Schrijvers deeze lieden, wier afkomst een zo ongemeen voorkoomen hadt, als zo veele Reuzen befchouwen. En , in de daad, 't is niet onwaarfchijnlijk dat zij het weezenlijk geweest zijn : want wij vinden aangetekend , dat 'er beenderen van eene vervaarlijke grootte zijn opgedolven omtrent Puerto Viejo , en in de Valei van Tambcz. Men vindt verfcheiden geleerde Mannen, die, in de hitte hunner verbeeldinge , en verrukt over zulk eene ontdekking, deeze Reuzen wel zouden willen gehouden hebben voor de kinderen van a n a k , waar van in het Boek Deuteronomium wordt gefproken , en voorts eenige vergezogte gisfmgen voorftellen, om te bewijzen dat de Ka. naaniten, welke josua uit hunne wooningen verdreef, na Peru gevlugt waren ' ,om aldaar eene fchuilplaats te zoeken. Doch , om ernftig te fpreeken ; 't is naauwlijks mogelijk, eene reize van flegts eenige weinige Mijlen te doen met Balfeni, Pr aanwen en Kanoes. Nooit hebben de Afiaanen , Afrikaanen of Earopeaancn moeds genoeg bezeeten, om zich met zulke kleine Vaartuigen op een wijden Oceaan te waagen. En dewijl het, van den ah» deren kant, niet blijkt, dat de Amerikaanen ooit eene andere foort van Vaartuigen gekend hebben, mogen wij eigenaartig ort-  GESCHIEDENIS. 5 onderftellen, dat indien het geval, ten eenigen tijde, zommige ongelukkige fchipbrcukelingen op de woeste Kusten van Amerika hebbe doen vervallen, in eene Eeuw, toen het Menschdom in de Scheepsbouwkunde luttel ervaren was, deeze lieden wel haast genoodzaakt zullen zijn geworden, hunne oude zeden en gewoonten te vergeeten, en zich over hun verlies te vertroosten , door de voortplanting van hun geflagt, in die gewesten, in welke het geval, tegen hunnen wil, hen hadt doen aanlanden. Eigenaartiger is het, ondertusfchen, te onderftellen dat de eerfte Volkplantingen , welke zich in Amerika hebben gevestigd , te lande aldaar zijn aangekoomen. Op deeze onderftelling vermijden wij de zwaarigheden, welke, aangaande den overtogt van wilde dieren derwaarts, kunnen geopperd worden. Onmogelijk is het, ondertusfchen, het juiste tijdftip te bepaalen, wanneer deeze gebeurtenis is voorgevallen. Misfchien moet dezelve geplaatst worden omtrent den tijd van den Zont vloed, waar van de Peruviaanen eenige weetenfchap behouden hebben. Dit is het eenige fpoor, wegens de afgelegenfte oudheid onder hen bewaard : want, in alle andere opzigten, bevatten de Peruviaanfche Jaarboeken naauvvlijks het tijdverloop van vier Eeuwen. En wat zijn dan nog deeze Jaarboeken ? Niets anders dan Guappas of Qidppos; dat wil zeggen, zekere touwen • A 3 met ALOUDE' AMERIKA ANP. N.  6 GODSDIENSTIGE ALOUDE AMEK.IKAANEN met knoopen , welke de onderfcheidene gebeurtenisfen aankondigen. In 't ver■ volg deezes Werke zullen wij van dezelve een nader berigt geeven. Eer wij, egter, iets beflisfends vastftelIcn, ten aanzien van den oorfprong der Amerikaanen , zal 't niet kwalijk voegen te onderzoeken , of de overeenkomst , welke zommigen meenen tc: vinden tusfehen de zeden en gewoonten der AmerU kaanen en Pheniciërs, eene gegronde aanleiding geeve om tebcfluiten, datdeeerstgemelden van de laatstgenoemden zijn voortgefprooten. Wij zullen geene melding maaken van de overeenkomst, welke men heeft gevonden tusfehen de gewoonte van onder Tenten te woonen, en van de eene plaats na de andere met fchuitjes te roeien. Ten deezen opzigte gelijken de Amerikaanen even zeer naar de zwervende Horden der Arabieren , Scijthen en andere Volken, als naar de Pheniciërs. De vergelijking, welke tusfehen de Afgoderij dier Volken zou kunnen gemaakt worden , zou even zeer gelden ten aanzien van andere Natiën van ons Halfrond. De overeenkomst der taaien, indien deZelve konde beweezen worden, zou onzer opmerkinge oneindig meer waardig zijn. Doch zonder hier den fchijn te vertoonen van eene diepe Taalgeleerdheid, waar mede onze woord-afleiders doorgaans ZO kwistig zijn, zullen wij ons vergenoegen met aan te merken, dat een douzijn Woorden, wier klank en betekenis de zelfde  GESCHIEDENIS. 7 de zijn, inde taaJen van twee afgelegene Natiën, bezwaarlijk als een voldoend bewijs kunnen worden aangemerkt, dat beide Natiën van de zelfde Voorouders zijn voortgefprooten. Doch genomen dat het zeker ware, dal de Karthagers, naa dat zij de Hesperide: ontdekt hadden , kennis hadden gekree gen aan het Vaste Land, kunnen zij, veel ligt, hunne Taal met eenigen hunner Land zaatcn agtcr gelaatcn hebben; en deeze Taal kan onder de Amerikaanfche fpraaker zodanig vcrfmolten zijn, dat 'er niet meej dan twaalf woorden overbleeven. Laa ten wij eene proeve neemen, om dcczi foort van wonderfpreuk ilaande te hou den, hoewel, om de waarheid te zeggen wij genoegzaam overtuigd zijn dat deerne rikaanfche vastigheden allereerst te landi gevestigd wierden , en dat de Phenicifch taal, in vervolg van tijd, zo zeer verbas terd wierdt in Afrika, dat zij in een vol flagen mengelmoes veraartte, gemeng met de Libifche en andere woeste taalci der nabuurige Natiën ; en dat, vervo] gens , deeze taal, dus verbasterd, doo een klein getal menfehen na Amerika over gebragt zijnde, die zich aldaar nederzette den, natuurlijk tot zo verre moet verloc ren geraakt zijn, dat 'er zeer weinige fpoc ren van overgebleeven waren. Misfchien zal de Leezer deeze ondei ftelling befchouwen als een louter voori brengzel onzer verbeeldingskragt; doel] indien dezelve naauwkeurig worde ing< A 4 zien ALOUDE AMERIKAANEN. i > r > »  8 GODSDIENSTIGE Ai-OUDE AMERI- K.AANEN, zien, zal zij niet geheel onwaarfclujnlijk voorkoomen. Om voor de vuist te handelen , wat man van geleerdheid zal durven ftaande houden, dat de taaien dier gewesten, welke naast aan Afrika grenzen , niet doormengd' zijn met Punifche, Libifche, of zelf gebrokene Cantabrifclit woorden V Wie zal zich durven beroemen , zo oaauwkeurig en in den grond befchouwd te hebben den aart en de woordoorfpronklijkheid der Amerikaanfche taa* len, dat hij zal kunnen ftaande houden,, dat in dezelve geene voetftappen te vinden zijn van de Afrikaanfche Afgodendie, naars, en van die plaatzen, welke de Kar* thagers in Spanje in eigendom bezeeten hebben? Veel verder zouden wij deeze gisfingen kunnen uitbreiden , ware niet de taal der Antilies verloeren gegaan, naa dat de Spanjaards de Opgezeetenen dier Eilanden verdelgd hadden. Zommige Schrijvers zijn van meening ; dat de Amerikaanen hunnen oorfprong verfchuldigd zijn aan de verfpreiding der tien Jsraëlitifche Stammen. Zeker is het, in de daad, dat men eenige fpooren van den Joodfchen Godsdienst heeft gevonden in Jucatan, en aan de Kusten van de ZuidZee ; bij voorbeeld, eene foort van Befnijdenisfe, welke wij, met zeer veel waarfcbijnlijkheids , mogen toefchrijven aan [natuurlijke of lichaamlijkej noodzaaklijkhejd; zo verre is *t 'er af, dat wij zouden genoodzaakt zijn om derzelver oorfprong jjn, den Joodfchen Godsdienst te zoeken.  GESCHIEDENIS. 9 Emmanüel de moraes, een Portu-1 gees , die vcrfcheiden jaaren lang door t f4tmrika hadt gereisd, heeft zoeken aan' te toonen dat de Jooden en Karthagers te gader de gemeene Voorouders der Amerikaanen zijn. Elders geeft hij reden , waarom hij gelooft dat de Karthagers na verre afgelegene gewesten verhuisd zijn. Zie hier zijne redenen, welke hem doen denken dat de Jooden na Brazil zijn overgeitoken. De Braziliaanen, zegt hij, trouwen alleenlijk in hun eigen gezin, even gelijk de Jooden voormaals alleen uit hunne eigen Stammen zich Huisvrouwen verkoozen. Beiden geeven aan hunne Oomen den naam van Vader, en aan hunne Moeien dien van Moeder; beiden noemen hunne Neeven Broeders. Beiden draagen den zwaaren Rouw eene maand lang, en gaan gekleed in Mantels, die tot op den grond hangen. Doch deeze overeenkomften zijn van klein belang; zommige zijn verre gezogt, andere volftrekt ongegrond. Maar het oordeel hier over zullen wij aan den Leezer overlaaten. De doorluchtige grotius is van gedagten, dat de Amerikaanen van Panama. oorfpronklijk afkomflig zijn uit Noorwegen. De Noorwegers begaven zich eerst na Tsland; van daar wendden zij den Heven na Groenland ; uit Groenland verfpreidden zij zich wijders na Staaten - Eiland, zijnde een gedeelte van het Vaste Land van Noord- Amerika; en van daar zonden A 5 zij iLOUDE aa.nf.If.  io GODSDIENSTIGE ALOUDE AMERIKAANEN. zij Volkplantingen na de Zecëngte van Panama. Wij moeten erkennen , dat 'er eene bijzonderheid voorhanden is, welke fchijnt te bewijzen, dat deInwooners van Panama en Mexiko oorfpronklijk uit het Noorden afkomflig zijn: ik heb het oog op de overleveringen der Mexikaanen, welke voormaals aan de Spanjaarden berigtten, dat hunne Voorouders uit dien waereldoord waren voortgefprooten. Wat aangaat Staaten-Eiland, men verhaalt dat aldaar eene ftad legt, bij den naam van Norumbegue bekend , welke , in haaren naam, nog eenige overblijfzels van den overtogt der Noorwegers heeft behouden. Doch, tot ongeluk van dit gevoelen, zijn 'er geene de minfte voetftappen van eenige ftad , in de Noordlijke gewesten van Amerika, te vinden; en de Landzaaten, indien wij de zulken uitzonderen, welke de fteden, door de Enropcaanen gebouwd, bewoonen, beflaan op zijn meest eenige kleine Dorpen, flegts uit eenige weinige huizen beftaande. Daarenboven , al wat zeni, die het Staaten - Eiland 't eerst ontdekt heeft , van zijne ontdekkingen verhaalt , heeft in allen opzigte het voorkomen van een verdichtzel, ten minfte zo veel als de ontdekking van het Onbekende Zuidland, door sa de uk. De laat fchijnt, in zijne Verhandeling over den oorfprong der Amerikaanen, volkomen wederlegd te hebben de bewijzen , door crotiüs aangevoerd, om te doen zien  GESCHIEDENIS, ir zien dat de Inwooners van Panama en Mexiko oorfpronklijk uit Noorwegen afkomflig zijn. Wat aangaat de Peruviaanen en andere Natiën van het Zuidlijk gedeelte van Amerika , grotius heeft zoeken te bewijzen, dat zij oorfpronklijk uit China zijn voortgekoomen. Het fnedig en doordringend vernuft van beide deeze Natiën; de Afgodifebe Eerdienst der Zonne aan beiden gemeen ; de Hicroglijphifche karakters van beiden; en bovenal de reizen van mancocapac, die van geene zijde der Zeeën kwam om Peru te bevolken, cn zich tot Wetgeever van dcszelfs inwooners opwierp: alle deeze redenen te gader befchouvvde die groote Man als genoegzaam , om hem te doen befiuiten zijn gevoelen ftaande te houden. De laat antwoordt hier op, dat de Peruviaanen nimmer zulke vernuftige kunftenaars als de Chineezcn waren ; en dat de best gewerkte Hukken uit Peru veel minder zijn dan die van China. Dan met reden mogen wij hierop aanmerken, dat hier uit met geene mogelijkheid kan worden afgeleid , dat de Peruviaanen geene naakoomelingcn der Chineezen zijn kunnen. De Peruviaanen zouden het eerfte volk niet geweest zijn, 't welk van de Voorzaatcn merkelijk ontaart is. Hij voegt 'er nevens, dat zij, voor dat de Spanjaards onder hen verfchcenen, van het gïbruik van zeilende fchepen voltrekt onkundig waren ;cn dat het gantsch on- aloude amkrikaanen  ALOUDE AMERIKAAN EN. ] ] 1 ia "GODSDIENSTIGE onwaarfchijnlijk voorkoomt, dat de Peruviaanen alle geheugen van het land hunner afkomst, en van de fcheepvaart geheel zouden verlöoren hebben ; inzonderheid indien wij in aanmerking neemen ,dat, de winden onder den Evenaar meesal uit het Oosten waaiende , het gevaarlijker valt, uit Peru na China, dan uit China na Peru te ftevenen. Doch wij antwoorden hier op, dat de Chineefche Jonken in geenen deele bevoegd zijn , den uitgebraden Oceaan, tusfehen China en Peru ge. leegen, over te fteeken. Om nu niet aan te merken dat het eigenaartiger was voor de Chineezen , volkplantingen na Mexiko te zenden, als zijnde dat gewest nader aan China geleegen. De aanbidding, welke de Peruviaanen aan de Zon betoonen, heeft geenerhande overeenkomst met de Afgoderij ter Chineezen , welke die Planeet niet godsdienftigfijk vereeren. Vcrfcheiden Natiën in de Noordlijkfte gewesten van Amerika aanbidden dezelve ; waar uit wij natuurlijk dit gevolg moeten afleiden, dat de Peruviaanen langs de Zeeëngte van Panama zijn aangekomen. 't Verdient onze verwondering dat de loorluchtige hugo de groot van gevoelen was, dat de inwooners van Peru 'Ach van ichrijfietters bedienden: daar de rnca garcilasso uitdrukkelijk verzekert, in zijne Gefchiedenisfe, dat zij die cunst niet veritonden. Mancoc&pac vzs geen Chinees : want de Peruviaanen ver-  GESCHIEDENIS. 13 vcrhaalcn, dat hij gebooren wierdt uit een Hots , welken zij nog heden nabij Cusco vertoonen. Uit dit alles mogen wij bcfluiten, dat de oorfprong der Anierikaanen in een diepe duistcrnisfe begraaven legt. Dit zou geen plaats gehad hebben, indien zij, in hunne kindsheid , minder barbaarsch en onbcfchaafd geweest waren, en naderhand gekend hadden de middelen , van welke de inwooncrs der oude waereld zich bedienen , om hunne gcfchiedenis over te leveren aan het laate nageflagt. Doch Amerika levert geen Gedenkftuk van deezen aart uit. Deeze volken, naamlijk, waren alleen bedagt op het tegenwoordige oogenblik, en braken zich het hoofd niet met de voorlecdene en tockoomende tijden. Nog heden heeft dit plaats onder de Wilden, die de landen bcwoonen,welke door de Europcaanen nog niet bezogt zijn. Doch laaten wij niet te zeer ingenomen zijn met ons zei ven. Kennen wij [Engelfchen,~] met volkomcnc zekerheid, onze afkomst ? Weetcn wij die der Franfchcn, Spanjaarden en Duitfchers? Zou't geen onmogelijk werk zijn, den oorfprong der eerile bewooners van Europa naa te fpooren ? Al het ondericheid , welk 'er plaats heeft tusfehen ons en de Anierikaanen, is hier in gelecgcn , dat de Christlijke Godsdienst het tijdflip onzer Gefchiedenisfen heeft bepaald, en ons als 't ware genoodzaakt, aan ALOUDE AMRRIKAANEN'.  ALOUDE AMERIKAAN EN. 14 GODSDIENSTIGE aan de ontwikkeling der oordeel kundiger! over te laaten de verdichtzels en wondertekenen van het Heidendom, welke dezelve zijn voorafgegaan. De Eeuwen der Europifche Afgoderije zijn eene onuitputtelijke bron van verzieringen en gistingen , waar van , gelijk wij meer hebben aangemerkt , de Grieken en Romeinen niet vrij geweest zijn. De geloofvcrdienende Gefchiedenis der Grieken gaat niet hooger dan tot de eerfte Olympiade , en die der Romeinen klimt niet hooger dan tot aan de bouwing van hunne ftad. Thans zullen wij onze eigen gisfingen voordraagen, omtrent den oorfprong der Amerikaanen. Zeer waarfchijnlijk is het, dat Amerika, eenige weinige Eeuwen naa den Zontvloed, even fterk bevolkt was als tegenwoordig. Zcdert dien tijd wierden 'cr fpoedig Staatcn en Koninkrijken opgericht. Ondertusfchen zal dit allcngskens en langzaamerhand zijn toegegaan , naar gclange de gezinnen van elkander fchcidden, en de kinderen zelve Ouders van een talrijk kroost geworden zijnde, genoodzaakt waren , het land hunner geboorte te verhaten. Deeze vaneenfeheidingen leiden den grond der Staaten; Eerzucht en de begeerte om de Oppermagt te bekleedden, kunnen, zelf in deeze vroegfte tijden , daar in eenigzins de hand gehad hebben. Waarfchijnlijk is het, ondertusfchen , dat AJie geene Volkplantingen heeft gezonden, voor dat het genoodzaakt was, uit  GESCHIEDENIS. 15 üfc zijnen fchoot te verdrijven de jonge Manfchap, die bekwaam was om op zich zelve te kunnen beftaan. Met geringe moeite wierden, in die vroege tijden, deeze vastigheden tot ftand gebragt. De Landbouw was toen het eenige bedrijf. De menfchen fleeten hunnen tijd met het weiden van hun Vee; en het waren de gelegenheden , welke de akkerbezigheden verfchaften aan menfchen, wiei driften nog in haare kindsheid waren, die de eerfle aanleiding gaven tot landveroveringen in AJie , en het zenden van de vroegfte volkplantingen. Een Herder, die zich aan het hoofd van een talrijk gezin, en meester zag van eene talrijke kudde, in de lustige en grasrijke weiden van Chaldea, zondt een zijner kinderen of flaaven. eenige Mijlen dieper in het land, of elders heenen,met eene kudde Osfen, Ezeh en Kameelen. De kudde trok langzaam voort, onder hel voorttrekken graazende, en verwijderde zich ongevoelig al verder en verder van der eerften eigenaar. Midlerwijl groeide he Vee in getal; en uit deeze kudde kwan eene andere voort. De Herder , die ii den beginne niets meer dan een zendelinj was, wierdt zelve de Heer en Vader vai een gezin. Thans zonderde hij een gedeel te van zijnen rijkdom af, en fchonk he als een erfdeel aan dien Zoone, welken bi in een vreemd land wilde vestigen , o aan eenen bediende, dien hij nog verde Van de hand wilde zenden. Honderd jaa ren ALOUDE AMEU.IKAANEN. I l l r l t i f r »  16 GODSDIENSTIGE ALOUDE AMEHI- KAANEN. » ] ren, mogen wij onderftellen, was tijds genoeg om Europa, Afie en Afrika, en we* derom andere honderd jaaren om Amerika, op deeze wijze, te bevolken. Laaten wij, ten dien einde, ondenftek Jen, dat, naa den Zontvlocd, sem, cham en japhet, ieder twaalf kindcrs hadden, en dat, vijftien of achttien jaaren naa den Vloed, alle deeze kinderen huwbaar waren. Zeer waarfchijnlijk is het, dat zij allen, naa dat zij twaalf jaaren getrouwd geweest waren, een naageflagt hebben kunnen zien van vierhonderdtweeëndertig perfoonen. Op deeze wijze kan noach,in den tijd van dertig jaaren, de Stamvader zijn geworden van vijfhonderd kinderen. En indien wij wijders ondcrfrcllen dat elk van noachs agterkleinkinderen twee kinderen hadt, kunnen de gemelde vierhonderdtweeëndertig perfoonen , in den tijd van tien jaaren, vierduizend-drichonderd-twintig kinderen verwekt hebben. Dit alles kan voorgevallen zijn in het tijdverloop eener halve Eeuwe. Indien wij, derhalven, dezelve telkens met tien vermenigvuldigen,en een tijdverloop van twintig of vijfentwintig jaren tusfehen ieder Geilagt (Generatie') laaten verloopen , zullen Afie , Afrika en Europa , londerdvijflig jaaren naa den Zontvloed , lebben kunnen bevolkt zijn met vierhonierdtweeëndertig Miljoenen inwooners. Deeze rekening kan, onzes oordeels, liet betwist worden , zelf op de onder- M.  GESCHIEDENIS, tf Helling van de gewoone wijze en maate? van voortplantinge des menschlijken Geflagts. Wij geeven, in de daad, aan ieder hoofd des huisgezin* tien kinderen $ hoewel het zeer mógelijk is, dat 'er onder dezelve wierden gevonden, die niet zo veel hadden. Maar hoe veele Vaden zijn 'er, zelf in onze dagen, dié meer dar tien kinderen hebben? In de réizen var bur.net vinden wij twee voorbeeldei van een zeer talrijk naagcflagt, te wee ten die van de Heeren tronchin ei calanr)rin van Geneve. In den ou derdom van vijfenzeventig jaaren, telde d éerstgemelde honderd vijftiën kinderen of die aan zijne kinderen getrouwd wa ren , en hem Vader konden noemen; d laatfte telde, op den ouderdom van zc venenveertig jaaren, honderdvijf perfot nen onder zijn geflagt , allen zijne Nee ven of Nichten uit zijne Broeders en Zu ters. Indien wij deeze twee voorbedde in aanmerking neemen , zal het blijke dat onze berekening gemaatigd genoeg voor eene Eeuw, toen armoede en c zorgen des leevens 's menfchen lichaam Iterktc nog niet verflondcn, noch hem : de noodzaaklijkheid gebragt hadden, z: nen lust tot het huwelijk , de wettig wijze van voortteelinge, te beteugeld uit vreeze van onvermogen om zijn gez te onderhouden* Doch gefteld zijnde dat devoortplai ting van ons geflagt, geduurende den ti van honderdvijftig jaaren naa den Zor V. deel, B vloei Atoubt AlMERlKAANBN, : ï l 1 71 ■ I- u 1 1 is e snh h tl i- \t u h  x8 GODSDIENSTIGE AfiOUDB AM8tt.lt KAAN EN. | •] < J J ( i < vloed, niet zo fterk geweest zij, als wij onderhield hebben; en dat 'er niet meer dan vierhonderd miljoenen menfchen zijn ter waercld gekomen ; ja , genomen dat wij, van deeze fomme, nog dertig miljoenen aftrekken , voor de ontijdig of een geweldigen dood geflorvenen, of die door ziekte of in de Oorlogen omkwamen, welke , naar alle waarfchijnlijkheid , in die vroegere Eeuwen, niet zo bloedig waren ils zij zedert zijn geworden: is het, nogthans, zeer eigenaartig te denken, dat eenige miljoenen zich van de nog overige driehonderdzeventig miljoenen zullen hebben afgefcheiden , om hun fortuin in Amerika te zoeken. En hoewel wij vervolgens toeftaan , dat de voortplanting nerkelijk is vertraagd geworden door de vermoeijenisfen, welke zij op hunne reize Liitftonden , als mede door de verandering van Luchtiïreeken , zal het, nogmans , blijken dat tien of twaalf miljoenen menfchen zullen in ftaat geweest zijn, m in den tijd van vijftig jaaren Amerika net veertig miljoenen inwooners te bevolken. 't Geen wij hier beweeren, moet niet ils eene wonderfpreuk worden aangemerkt. 3ok kunnen tegen onze berekening geeïe zwaarighedcn worden ingebragt; zwaaigheden, die geen anderen grond hebben !an de gewoone leevenslengte der menchen in onze dagen. De menfchen hadlen , in die vroege Eeuwen , nog niet -erzonnen alle die heilloozc kunflen, welke,  GESCHIEDENIS. 1£ ke s terwijl zij het leeven verkorten j tevens de voortplanting hinderen- Het landlceven , welk de menfchen in die vroegfte tijden leidden ; de weekelijkheid en traagheid der Amerikaanen, welke van Vader tot Zoon is overgegaan tot in het laatfte naageflagt, en de gelijkmoedigheid dier volken,niet geftoord of ontrust door de zorgen, welke ons nu verteeren, Watert niet bekwaam om hunne gezondheid te krenken, of hen vóór den tijd te doert oud Worden* Doch wij zullen ons niet dieper begeeven in dit onderwerp, 't welk ons te ver-^ re bezijden ons oogmerk zou vervoeren. Genoeg is het tot ons doelwit, de moge^ tijkheid * ja, zelf de waarfchijnlijkheid te hebben beweezen, dat dit gedeelte der waereld begon bevolkt te worden omtrent honderdveertig jaaren naa den Zontvloed, en eenige jaaren naa de verwarring der taaien te Èabel. DecZe volkplantingen Haken over rta Amerika , langs het Noordelijk gedeelte Van Afie, door Tartarye. Verfcheider redenen doen ons dit gelooven. Vadei hennëpin Verhaalt, dat vier Wilder als Gezanten verfcheenen onder de Isfatii én Nadoüesfanen , terwijl hij onder her Verkeerde. Zij kwamen uit een gewest, ruim vijfhonderd mijlen ten Westen diei plaatze geleegen, en waren vier maan del óp hunne reize geweest. Zij voegden 'e: nevens * dat hun land in het Wes ten* è& het onze , ten opzigte van het B £ 2eJ aloude! AMERIKAANEN» | I L ■ i m  sa GODSDIENSTIGE ALOUDE AMERIKAANEN zelve, in 'c Oosten lag; dat zij, geduurende al dien tijd, geftadig hadden voórt■ gereisd ; uitgezonderd den tijd, dien zij noodig hadden om te flaapen , en met de jagt den kost te zoeken. Uit dit alles befluit Vader hennepin dat 'er zulk iets als de Straat van Arnicm niet beftaat: want deeze Wilden verzekerden , dat zij over geen groot Meir waren gckoomen : want dus noemen zij de Zee, Zij berigtten verder, dat alle Natiën , met welke zij bekend waren, ten Westen en ten Noord-westen van de Isfatis gevestigd, geene Meiren in de nabuurfchap "van hunne wijdftrekkende landfchappen hebben, maar alleen Rivieren, welke uit het Noorden koomen , en de gewesten dier volken doorftroomen, welke nabij de grenzen woonen. Naar dien kant legt het groote Meir, 't welk, in de taal dier Wilden, Zee betekent. Ongetwijfeld bewoonen deeze Volken het Noordlijke gedeelte van Califomia , en breiden zich, misfchien, uit, tot aan degrenzen van Oost-Tartarye, Japan en 't Land van Jesfo. Noodig was het dus breedvoerig te handelen over de eerfte bevolking van Amerika, omdat de Ongcloovigen zich aier van bediend hebben als een bewijs, Jat het geheele Menschdom niet van èénen Man en ééne Vrouw is voortge[prooten. Wij behoeven hier niet ftil ;e ftaan op het geen de Heer de volC/ure hier over gefchreeven heeft, in zijne'  GESCHIEDENIS, at zijne Philofophie de VHistoire; want deeze Schrijver, om ons te bedienen van de woorden van lijttleton, is de oppervlakkigfte Gefchiedfchrijver , die immer de pen op het papier heeft gezet. Eene ijdelzinnige, vlugtige en losfe geestgcIteldheid , zucht tot vrolijkheid, en een gezette haat tegen al wat ernftig is, bewoog hem om allerlei vooroordeelen greetig aan te randen , en dezelve der waercld als waarheid op te disfehen. Onnaauwkeurig in alle zijne naafpooringen, heeft hij de waarheid met verdichtzelen doormengden van zijne fchriften een weezenlijk wanfchepzel gemaakt. Lord kames, een nog leevend Schrijver, is nog verder gegaan, en heeft getragt te bewijzen, dat 'er oorfpronklijk veele menfchen tevens moeten gefchapen geweest zijn, uit hoofde der verfchiilende kleuren, welke onder het Menfchelijk geflagt plaats hebben. Zijn Lordfchap is een agtenswaardig Schrijver: want hoewel'er reden zij om te gelooven , dat hij eenige vooroordeelen tegen de Schriftuurlijke Gefchiedenis heeft opgevat, bezit hij ,nogthans , te veel gezond verftand om zich te kanten tegen icts,'t welk ten oogmerke heeft, zedelijke deugd en godsdienftigc verpligting voort te planten. Zeer diep is hij in het weezen en de natuur der dingen doorgedrongen; en wel verre van zijn eigen gevoelen hardnekkig aan te kleeven , in tegenftelling van alles 't geen een voorzoomen van waarheid heeft; herriep hij-, B 3 in (VLOUDB AMERI- KAANEN.  ALOUDE AMERÏKAANEN. i I 1 < j 22 GODSDIENSTIGE in de daad, zijne gevoelens wegens de vrijheid van 's Menfchen wille , naa dat hij het vermaarde Werk van edward over dat onderwerp geleezen hadc. De waarheid der zaake is deeze ; alle oude Gefchiedenisfen laaten iet twijfelagtigs over; en op geene, behalven de gewijd de Gefchiedenisfen, kunnen wij ons met zekerheid verlaaten. De aloude Gefchiedfchrijvers verhaa. Jen,op een deftigen toon,de voorvallen van romulus. Anderen twijfelen of hij wel immer beftaan hebbe; en, nogthans , is 'er niets verwonderlijks in zijne Gefchiedenis , wanneer wij den aart en geestgefteldheid van 't Romeinfche Volk in aanmerking neemen, Xenophoist geeft een gantsch ander berigt van den dood van cyrus, dan wij, bij andere Schrijvers , ten aanzien van dien doorïuchtigen held ontmoeten. Doch waar zuhlen wij de waarheid vinden ? De bovengemelde tegenwerping van Lord k a m e s , tegen de waarheid der Schriftuurlijke Gefchiedenisfe , van de verfchillende kleuren der menfchen in verfchillende landaarten ontleend, is te jwak dan dat een Man van zijne kunde laar van gebruik zou maaken, 't Is eene rekende zaak dat de invloed van het flimaat altoos de kleur der menfchen sal doen veranderen ; hier door zal zij, iaa verloop van eenige geflagten, het tegen)vergeftelde worden, van 't geen zij voorrjaals plagt fe weezen. Wij zouden hiep kur*  GESCHIEDENIS. 23 kunnen gewag maaken van een zeker A Boek , door zijne Lordfchap gefchree- a ven, waar in hij, zonder oogmerk , dat k. bcginzel heeft vastgefteld. En het fmart 1 ons dat wij hier moeten zeggen , dat groote bekwaamheden en gezonde redekaveling niet altoos te zamen gevonden worden. Het wordt toegeflaan van de Christenen , dat de Schriftuurlijke Gefchiedenis eene bovennatuurlijke Openbaaring is : zo dat zij zich geene moeite geeven omtrent eenige vitterijen tegen dezelve. Doch toegeflaan zijnde dat wij vcrpligt zijn ons te verhaten op cenen Heiden , of eenigerlei menschlijk getuigenis , zou , egter, van de ontdekkinge van Amerika, op de redelijkfle gronden , reden kunnen gegeeven worden. Dit hebben wij reeds eenigermaate doen zien. Thans zullen wij dcrhalven ecnen aanvang maaken met de befchrijving der plegtigheden , onder deeze Afgodendienaars, in dat gedeelte der waereld, gebruikelijk- Eerst zullen wij handelen van de Floridaanen, en vervolgens overgaan tot de bewooners van andere gewesten der nieuwe waereld, om daarnaa te fpreeken van denProtestantfchen Godsdienst in alle oorden des bekenden aardbodems. B 4 DE !.OUDE MEDU\ANEN.  Be godsdienst der flo- rida&wen. i 't < 4 24 GODSDIENSTIG^ d £ GODSDIENST PER FLOKIDAANEN* De Inwooners van jRo«" eene zo woeste en dreigende "lichaams„ houding , dat de Spanjaarden langen „ tijd ftonden om dezelve te befchou„ wen. En, inde daad, deeze Beelden „ waren der bewonderinge van oud Rome , waardig. Ligt zou iemand op de gedagte 3, kun-  GESCHIEDENIS. 3* <, kunnen vallen dat deeze Reuzen aldaar „ geplaatst zijn om de deur te bewaaken: „ want zij ftaan op een rije aan weer„ kanten , en neemen allengskens af in grootte. De eerfte zijn acht voeten „ hoog, en de andere een weinig kleiner; „ allengskens afneemende, even als dePij„ pen vari een Orgel. „ Zij draagen wapens , evenredig aan „ hunne geftalte. De voorften aan weer„ kanten draagen knodzen met koper be„ flagéh, welke zij opgeheeven houden» even als of zij gereed ftonden om de zul" ken aan te vallen, welke de ftoutheid durven hebben om na binnen te treeden. " De tweede hebben Heirbijlen , en de ■„ derde eene foort van Riemen; de vier„ de koperen Bijlen, de randen van welke „ van vuurfteenen zijn gemaakt; de vijf* ., dc ftaan met overgehaalde Boogen, gereed om de Pijlen af te fchieten. Deeze „ Boogen zijn zeer keurlijk gewerkt; de punten zijn gemaakt van een ftuk Herts„ hoorn, zeer fraai gepolijst; of ook wel van Keifteenén, zo fcherp als een Zwaard geflecpen. De laatfte hebben zeer lange Pieken , aan beide einden met koper " beflagen; even gelijk de anderen, ftaan zij in eene dreigende lichaamshouding , allen , hoewel in eene verfchillende j j, nogthans in eene natuurlijke geftalte. „ Het bovenfte gedeelte der Muuren, „ aan den binnenkant van den Tempel, j, is verfierd overeenkomftig met de bui- V. DEEL. G Ié» bi GODSDIENSTder FLO-UIDAANEN.  De godsdienst der flo- RIPAA- NEN. 34 GODSDIENSTI GE „ tenzijde van het Dak. Want 'er vcr„ toont zich eene foort van Hoornwerk , „ van groote Zeefchelpen gemaakt , in „ eene zeer goede orde geplaatst , met „ Festonnen van Paerlen tusfehen dezel„ ve, van het Dak nederhangende. In „ de tusfehenruimte tusfehen de Schelpen „ en de Paerlen, vertoont zich in de hollig„ heid, aan het Dak verknogt, eenegroo„ te menigte veders van verfchillende kleu99 refl, in eene fraaie orde geplaatst. Be„ halven de fchikking, boven aan het „ Hoornwerk in agt genomen , hangen „ aan alle kanten van het Dak verfchei„ den vederen en fnoeren Paerlen, allen „ zamengevoegd met onzigtbaare draaden , x boven en beneden vast gemaakt , op „ zulk eene wijze, dat deeze'ftukkcn ieder „ oogenblik fchijnen te zullen op den „ grond vallen. „ Onder dit Dak en Hoornwerk , en „ rondom den Tempel aan de vier zijden, „ ftaan twee rijen Beelden, de eene boven „ de andere, de eene van Mannen, de „ andere van Vrouwen, van de gewoone „ grootte der Landzaaten. Hunne onder„ fcheidene Nisfen, welke alleenlijk als „ een fieraad aan den Muur zijn gemaakt, „ zijn aan elkander verknogt, om dat 'er „ anderzins te veele ruimte zou gelaaten „ worden. De Mannen hebben wapens in hunne handen, met Paerlfhoercn om„ geeven, beftaande ieder uit vier of vijf „ inoeren, met franjes aan de einden, van „ zeer  GESCHIEDENI 3. 35 zeer fraai veelkleurig garen gemaakt. De „ Vrouwenbeelden hebben niets in de „ handen. „ Aan den voet van deeze Muuren ftaan „ houten Banken , zeer fraai gewerkt,op „ welke de Doodkisten van de aanzien„ lijkften der Provincie, als mede die Van „ derzelver naaste Bloedverwanten, ge„ plaatst worden. Twee voeten boven ., deeze Doodkisten, ftaan de afbeeldin., gen der bcgraavcnen in Nisfen in den „ muur; zij worden even eens afgebeeld, „ als zij, ten tijde van hun overlijden, „ zich vertoonden. De Vrouwenbeelden „ hebben niets in de handen ; doch de ,, Mannen zijn gewapend. „ De tusfehenruimte tusfehen de ftand„ beelden der ovcrlcedenen en de twee „ rijen beelden , welke een begin neemen „ beneden het Hoornwerk, is opgevuld „ met Schilden van verfchillende grootte, „ van Riet gemaakt , zo vast zamenge„ vlogten, dat zij vooreen Pijlfchoot, „ of Musketkogel, ondoordringbaar zijn, „ Deeze Schilden zijn verfierd met Paer„ len en Kwasten van verfchillende kleu„ ren , welke dezelve nog fraaier maa„ ken. „ In 't midden van den Tempel ftaan „ drie rijen Doozen of Kisten, op ban„ ken, die op eenigen afftand van elkan„ der zijn geplaatst. De grootfte van 5, deeze Kisten dienen tot voetftukken „ voor die van de tweede foort; en deeze r, wederom voor de kleinften. Doorgaans Ca „ be< GODSDIENST der flo- ridaanen.  De godsdienst der flo- ridaanen. 36 GODSDIENSTIGE „ beftaan deeze Pijramiden uit vijf of zes » Kisten. Dewijl 'er ruimte tusfehen de „ Banken is gelaaten,is de doorgang open, „ zodat ieder een zien kan, wat 'er in den „ Tempel omgaat. „ Alle deeze Kisten zijn vol Paerlen ; „ de grootlle Paerlen leggen in de groot„ fte Kisten , en alzo vervolgens naar „ evenredigheid tot aan de kleinften, wel„ ke alleen met Zaad-Paerlen gevuld zijn. „ De voorraad van Paerlen was zo ver„ baazend groot, dat de Spanjaards ver„ zekerden, dat negenhonderd Mannen, „ met driehonderd paerden , niet in ftaat » zouden geweest zijn alle de Paerlen , „ die in den Tempel bewaard wierden , „ op eenmaal weg te voeren. Hier over * moeten wij ons niet verwonderen, ciea wijl ons verzekerd wordt dat de Ameri„ kaanen van deeze Provincie alle Paer„ len, welke zij, geduurende het tijdver* „ loop van eenige Eeuwen, gevonden had> den , in deeze Kisten geplaatst hebben. „ En hier uit mogen wij befluiten, dat de „ Spanjaards, indien zij al het Gouden „ Zilver bewaard hadden , welk zij uit „ Peru hebben overgevoerd, ten deezen „ tijde genoeg van deeze Metaalen zout, den gehad hebben , om een groot gc„ tal van hunne Kerken daar mede te „ dekken. Ook vonden zij eene menigte „ wilde Bokkenvcllen van verfchillende „ kleuren, nevens veelerhande Huiden, „ met het hair, met verfchillende kleuren „ geverfd; eene menigte Pelzen met ver- ■ fchil-  GESCHIEDENIS. 37 T, fchillende foorten van Bontwerk ge. „ voerd , allen zo fraai gemaakt, als in „ Duitschland of Muskovie kan gefchie„ den. „ Rondom deezen Tempel, die overal „ zeer net en zindelijk was , ftondt een „ groot Pakhuis of Magazijn, verdeeld in „ acht Kamers , allen even groot. De „ Spanjaards, in dezelve getreeden zijn, „ de , vonden ze opgevuld met wapens „ en krijgsgcreedfchappen. „ In de cerfte kamer waren lange Pie„ ken, met zeer fraai koper aan de einden „ bcflagcn, en rondom bezet met ringen „ van Paerlen, welke drie of viermaalen „ daar om loopen. Dat gedeelte van de „ Piek , welk op den fchouder legt, is „ vcrfierd met eene veelkleurige zijden „ (toffe , met kwasten van Paerlen aan „ het einde, die 'er te meer fieraads aan , geeven. „ In de tweede kamer waren Knodzen, „ gelijk die van Reuzen, met ringen van „ Paerlen omzet, en van hoven tot be< lieden getooid met kwasten van ver „ fchillende kleuren , met Paerlen omzet In de derde kamer zag men Hcirbijlen „ even gelijk al het overige verfierd; ii s de vierde eene foort van Speercn, aar „ den kling en het handvatzc] met kwas „ ten beleid; in de vijfde eene foort var „ Riemen , met Paerlen en franjes ver fierd; en in de zesde kamer zeer fraaie „ Boogen en Pijlen." Tot dus verre hei C 3 b? a GODSDIENST der Yto- RIDAAf NEN. I  De godsdienst der flo- ridaanen. 33 GODSDIENSTIGE berigt van garcilasso wegens den bovengeraelden Tempel. Zommige Wilden op Florida offeren hunne eerstgeboorene kinderen aan de Zon, of liever, aan hunne Oppervorften. Zeker is het ten minfte, dat deeze onmenschlijke plegtigheid volvoerd wordt, in de tegenwoordigheid van eenen dier Prinsfen of Caciquen, welke zij Paraoustis noemen. _ Terwijl de Moeder van het rampzalig kind haar gelaat bedekt , kermende en fchrecuwende boven den fteen, tegen welken het ongelukkig flagtolfer zal vermorzeld worden, en de Vrouwen, die haar verzeilen, in 't rond danzen en zingen, ftaat een andere Vrouw in 't midden van den kring, houdende het kind in haare armen, en het, op ecnigen afftand, verfoonendeaan den Paroustz. Deeze Vrouw danst even eens als haare overige medgczellinncn , zingende midlerwijl den lof van den Paraousti. Naa dit alles ftaat de Priester, van zes andere Floridaanen omringd, des kinds harsfcns te mor.zclen. Wij merken hier nog aan, dat het kind altijd van het mannelijk oir zijn moet. Aan de Zon offeren de zelfde Wilden, met veel plegtigheids , het vel van het grootfte Hert , welk zij kunnen vinden. Eerst vullen zij het met allerlei kruiden; vervolgens verfieren zij het met vrugtcn en bloemen ; aldus hangen zij het aan den top van een hoogen boom, met het hoofd na de opgaande Zon gekeerd, AI-  GESCHIEDENIS. 39 Alle jaaren wordt deeze plegtigheid gevierd, omtrent het einde van Sprokkelmaand. Zij gaat altoos verzeld van gebeden en gezangen, welke aangeheft worden door den Paraousti en eenen der voornnamfte Jouanas, aan het hoofd der godsdienftige vereerderen. De Floridaanen fmeeken de Zon om de vrugten der aarde te zegenen, en derzelver vrug^baarheid te doen voortduuren. Het Hertevel laaten zij, tot aan het volgende jaar , aan den boom hangen. Nog een ander plegtig feest vieren zij. De Floridaanen vergaderen op hetzelve, onder hetopzigt van eenen Paraousti, met oogmerk om hunne godsdienftige eerbetooningen aan toia te verrigten. Zommige Reizigers, niet weetende wat door het woord toia wierdt aangeduid, heb ben 'er den Duivel door verftaan. Bover hebben wij reeds aangemerkt, dat, waar fchijnlijk, hier mede het kwaade Bcginze wordt aangeweezen. Hoe 't ook zij ,dcez< plegtigheid heeft, in allen opzigte, he! voorkoomen eener diepgaande boetvaar dighcid, of gemoedsverbrijzelinge, waa: door zij zich verbeelden, de gunst dien, Afgods te zullen verwerven. De Flori daanen vergaderen in eene groote ruim< onene plaats, welke de Vrouwen, 's daag vóór de plegtige verrigting , in gereed heid gebragt en verfierd hebben. Naauwlijks heeft zich de gantfche Ver gadering in een kring gefchaard, of dri jouanas, van het hoofd tot aan de voe J C 4 ten De GODSDIENSTder FLORIDAANEN. ï h S  4o GODSDIENSTIGE Be godsdienst der flo- ridaafiR n. ten, met verfcheidenerlei kleuren befcbilderd, vertoonen zich in het midden met Trommels , danzende en zingende naar het geluit van dezelve , maakendc zeer buitengewoon grimatzen, en zich in duizenderhande vreemde bogten wringende. De geheele Vergadering antwoordt , Choorswijzc, op de Muzijk der Priesteren, dje niet zo haast drie of viermaalen gedanst hebben, of zij verlaaten in allerijl de vermaaklijkheid, en vlugten na de bosfchen. Hier raadpleegen zij toia. Door deeze geheimzinnige viugt wordt de Godsdienflige verrigting afgebroken, uitgezonderd dat de Vrouwen den geheelen dag, met fchreiën en het maaken van een groot misbaar , daar in volharden. Zij kerven en fnijden de handen en armen van jonge Meisjes met Mosfelfchelpcn, en werpen in de lucht het bloed, 't welk, bij geheele ftroomen , uit de wonden gudst, als eene hulde aan toia yerfchuldigd. Onder het drievoudig aanroepen van dien Afgod, gefchiedt deeze offerande. Drie dagen daar naa keeren de Jouanas weder uit de bosfchen; ftraks beginnen zij van nieuws te danzen, op dezelfde plaats, welke zij zo onverhoeds verlaaten hadden. De dans wordt met eenen Maaltijd beflooten: want, daar zij nu reeds drie dagen gevast hebben, zouden zij het niet gcmaklijk langer zonder fpijsgebruik kunnen uithouden. Het vasten, in dien tusfchentijd, wordt voor een onvermijdelij&en pligt geho.uden, dewijl de Goden ge- pqr.  GESCHIEDENIS. 41 oordeeld worden , zich onbepaalder te openbaaren aan de zulken, welke dien pligt betragten. De harsfenen worden , in zulk een lichaamstoeftand, niet bedwelmd door de dampen, welke uit de fpijze oprijzen, en zijn meer vatbaar voor de indrukzels der Geestdrijvcrijc. Even geliik onder alle andere Amerikaanfche Natiën , bckieeden de Priesters der Floridaanen het ampt van Gcneesheeren, en hunne Paraoustis den post van Raadsheeren en Staatsdicnaaren. In deeze drievoudige hoedanigheid gedraagen zij zich zeer deftig en ingctoogen , en zijn zeer maatig in hunne leevenswijze. Vóór hunne bevordering tot de Priesterlijke waardigheid, zijn zij verpligt , zich te onderwerpen aan eene langduurige tuchtocffening , onder het opzigt van andere Priesters, die hen onderwijzen in de Verborgenheden van den Godsdienst, en derzeiver gemoederen, als 't ware, voorbereiden tot het ontvangen van die denk. beelden, welke naderhand het Volk moe. ten worden ingeprent. Zij moeten der tijd hunner voorbercidinge doorbrenger in vasten, afzondering en onthouding var zinnelijke vermaaklijkhedcn. Doch deeze lichaamsftrengheden worden getemperc door verfchijningen, en eene allernaauw ftc gemeenfehap met de Godheid. Zodanig is het berigt, welk wij,bij di Rcisbefchrijvers , aangaande deezen fha van voorbercidinge en onderrigtinge,Qnt moeten; 't welk, in allen opzigte, vei C 5 dien De godsdienst der floridaanen. L l i t t  De godsdienst der Plo- 1udaanen. 42 GODSDIENSTIGE dient geloofd te worden. Zekerlijk behoeven wij het niet in twijfel te trekken, of de bejaarde Priesters hunne toekoomende Ordebroeders zoeken in te prenten, dat zij althans den fchijn moeten vertoonen van . volkomen overtuigd te zijn van de heiligheid huns beroeps , 't welk hun eerlang de magt zal fchenken over het lichaam en de ziel hunner Landgenooten. Drie jaaren verloopen 'er met deeze voorbereidende tuchtocffening. Aan- hunne Gordels hangen zij eene Doos,gevuld met allerlei heilzaamc Kruiden en andere geneesmiddelen. Onder de Priesters in Virginu is dit insgelijks in gebruik. Zij zijn vrij wel bedroeven in het gebruik van enkele geneesmiddelen, en in de eigenfehappen der planten. Wijders bedienen zij zich van braak- en zweetmiddelen ,en van aderlaatingen. Het bloed, welk uit de wonden loopt, wasfchen zij niet af, maar zuigen het uit met hunne monden, meestal door middel van een riet of ftroo. De Floridaanen voeden geen den minften twijfel, of de aanblaazing of aanraaking der Geneeskundige Priesteren voor de kranken van dienst zijn zal. Een hedendaagsch Schrijver verhaalt, dat de Priesters, bij deeze kunstverrigtingen , zekere woorden mompelen. Indien alle de aangewende geneesmiddelen kragteloos worden bevonden, neemt men de tocviugt tot het Bad ; en indien dit insgelijks van geene uitwerking zij, wordt de kranke aan de deur van zijn hut geplaatst ,  GESCHIEDENIS. 43 plaatst, met het aangezigt na de opgaande Zon gekeerd; fmeekende midlerwijl de i Priesters met grooten ernst, dat zij, door i den lcevenvvekkcnden invloed haarer ftraa- j lcn, den kranke tot voorgaande gezond-, hcid wil herftellen. Zo wel van den Geneesheer als van den Priester is deeze de laatfte tocvlugt. De Priesters gaan gekleed in een Mantel van beestenvellen gemaakt, in Hukken van ongelijke grootte gefnecden. Zomtijds is dit gewaat gemaakt in de gedaante van een langen Tabbert, die om den middel met een lederen Gordel wordt vastgebonden , aan welken de Doos met geneesmiddelen hangt. Zij gaan met de armen en voeten naakt, en draagen op het hoofd een kap, kegels wijze gemaakt. Zomtijds zijtt hunne hoofden bedekt met Vederen, die bij hen de plaats van een Muts bcklccdcn. De Floridaanen zijn zeer wraakzuchtig van aart ; als eene algemeene eigenfehap van alle de /Imerikaanfehe Natiën moet deeze geaarthcid worden aangemerkt. Om elkander tot het oeffencn van wraake aan te hitzen , houden de ingezectenen van Florida zekere Vergaderingen , in welke een hunner op cenigen afftand van alle de overigen wordt geplaatst. Straks rijst 'er de eene of andere in de Vergadering op; en een Werpfpies genomen hebbende , treft hij daar mede, uit alle zijne magt, den eerstgemelden ; durvende de eekwetfte perfoon geenen voet agtcruii ** dein De ;ods- )1enst Ier flo* udaa  De CODSIMENST der bxo- RIDAAKEN. 46 GODSDIENSTIGE pleegen. De gewaande Tovenaar, of Waarzegger , legt zich neder op een Schild , in de vrecmdfte Lichaamshouding. Een vierendeel van een uur blijft hij in dezelve leggen , in de hevigfte lichaamsbeweegingen en verdraaijingen , welke de geweldigfte fluiptrekkingen zouden kunnen veroorzaaken. Dan verlaat de Geest zijnen dienaar, welke nu ijlhoofdig geworden zijnde , opflaat, zich bij den Paraousti vervoegt en hem den uitflag der geestlijkc ondcrhandeliagc verhaalt. Hij meldt het getal zijner vijanden, de wijze hunner Veldlcgeringe , en den uitflag van den Veldtogt. Even gelijk dc andere Noord-Amerikaanfche Natiën, ligten de Floridaanen hunne vijanden het Panvlies af, en hangen de armen en bcencn der gefneuvelden aan Hokken, ten dien einde in den grond geplaatst. Eene groote menigte Volks vergadert rondom deeze Hokken, om te aanhooren de vervloekingen, welke een Jouana tegen hunne vijanden zal uitfpreeken. Drie Mannen-knielen voor den Priester, die een klein Afgodsbeeld in zijne hand houdt. Een van deeze drie fiaat eenige maaien met een knods op een Heen, in antwoord op de Priesteren ; midlerwijl zingen de twee andere naar het geluit van hunne Trommels. De Vrouwen, die haare Mannen in den Oorlog hebben veriooren , verfchijnen met fchreiende oogen voor den Paraousti, en fmeeken om zijnen bijftand. Of dee- ■  GESCHIEDENIS. 47 deeze droef hcidsbetooning oprecht of geveinds zij, behoeven wij niet te onderzoeken ; zeker is het dat deeze traanen van veel dienst zijn om den wraaklust deiKrijgslieden te wekken. Eene foort van zo genaamde Hermaphroditen, welke men onder de Landzaatcn van Florida ontmoet, worden gebruikt om de Krijgs- en Mondbehoeften te velde te brengen ; daarenboven is hun werk , de zieken en gekwetften op een verzekerde plaats te brengen. Deeze Hermaphroditen draagen, even als de Vrouwen , lang hair, en zijn in groote veragting bij de Krijgslieden. De bovengemelde Floridaanfche Vrouwen vergenoegen zich niet met het Horten van traanen , aan de voeten van haaren Koning of Opperhoofd, om hen tot wraakneeming van den dood hunner Echtgenooten aan te hitzen; maar weenen en kermen , daarenboven , boven derzclver bcgraafplaatzen. Als eene laatfte betooning haarer huwelijksliefde, fnijden deeze mistroostige Weduwen het hoofdhair geheel af, en fpreiden het over de Graflieden. Zommige lieden , welke dwaas genoeg zijn van zich te verbeelden, dat de dood 'van eenen Echtgenoot tot aan het einde des leevens verdient betreurd te worden. zullen van meening zijn dat deeze Vrouwer nooit van leevensftaat zullen veranderen Doch deeze dwaalen grootlijks: want hiei te lande, zo wel als bij ons, hebben de Vrou- 30ds3ienst ier flo- iidaa>jen. I  De godsdienst tier fi.o fclDAAKEN. %% godsdienstige: Vrouwen een gezetten tijd , gedüurende welken zij het Wcduwenkleed moeten .draagen. De Floridaanfche Weduwen moge niet hertrouwen , voor en aleer haar hoofdhair wederom zo lang geworden zif > , als het te vooren was ; dat wil zeggen, tot dat het over de fchouders hangt. De Floridaanen begraavèn hunne Pardcustis met alle mogelijke ftaatelijkheid. Het Graf wordt omringd met Boogen, met de punten in den grond vast gezet. Boven hetzelve ftaat de drinkbeker, welken de Vorst, bij zijn leeven, hadt gebruikt. Bij wijze van eerbetooninge aan zijne naagedagtenisfe, brengen zij drie dagen door met weenen en vasten bij 't Graf. Met de zelfde plegtigheid betreurt de volgende Paraousti, te gader met zijne Bo'ndgefiooten, den dood van den overleedene ; zij fcheeren hunne hoofden, als een zinnebeeld van inwendige boezemlmarte. Gehuurde rouwdraagfter betreuren zijn overlijden, driemaalen eiken dag, 's morgens , middags en in den avond, zes maanden agter elkander. Alles wat hen in zijn leeven toebehoorde, wordt verbrand. Bij het overlijden van hunne Priesters worden de zelfde plegtigheden in agt genomen. Zij verbranden hen in hunne huizen ; waar naa in de huizen zelve , en alles wat 'er in is, insgelijks de brand ge', ftoken wordt. Elders vinden wij aangetekend, dat de Floridaanen, naa deeze gewijde Lichaamen verbrand te hebben, de beenderen tot een poeder ftooten, er, naa  GESCHIEDENIS. 49 naa verloop vaneen jaar, dit poeder onder de naaste bloedverwanten uitdeelen, om het metzuuren drank te drinken. De Floridaanen in de Provinciën, door ferdinand de soto bezogt, begroeven leevende Slaaven te gelijk met hunne Monarchen , om dezelven in de andere waereld te bedienen. De inwooners van Apalachi balzemen de Lijken hunner overleedene Bloedverwanten en Vrienden, en laaten dezelve; in dien ftaat, drie maanden ftaan. Vervolgens worden zij met welriekende krui derijen gedroogd , in kostbaare Pelzei omwonden , en alzo geleid in Cederei Kisten, die,door de overblijvende Bloed verwanten, twaalf maanden in hunne hui zen bewaard worden. Naa verloop vai dien tijd draagen zij het Lijk na een nabij geleegen bosch, en begraavèn het aan de voet van eenen boom. Met groote eerbetooning, egter,woi den de Lijken hunner Paraoustis behai deld. Eerst balzemen , daarnaa kleede zij dezelve in hun kostbaarst gewaat, e tooien ze met veders en halskettingei Dus uitgedoscht bewaaren zij ze dr jaaren lang in het vertrek, waar in zij g< ftorven zijn. Al dien tijd leggen zij in ( houten Kisten, bovengemeld. Naad; deeze tijd verftreeken is, worden zij b gezet in de begraafplaatzen hunnerVooro deren, aan den voet van den Berg Oh my. Zij worden nedergelaaten in ei Hol, welks mond zij fluiten met groo V. deel. D Ki Dt GODSDIENSTder FLORIDAANEN. 1 1 I- n n ï. ie ie it 0j» i:nte ?i-  $o GODSDIENSTIGS De GODSDIENSTder FLORIDAANEN. Keifteenen. Aan de takken der nabijftaan*. de boomen hangen zij de Wapens, welke zij in den Oorlog gebruikt hebben, als zo veele zinnebeelden hunner Krijgsdapper-. heid. Wijders planten de naastbeftaande Bloedverwanten een Cederboom nabij het Hol, ter eere van den overleedene. Wanneer deeze boom fterft, planten zij, in dcszelfs plaats, eenen anderen. De Apalachiten gelooven de Onftcrflijkheid der Ziele, en dat de zulken , die een deugdzaam leeven geleid hebben, in den Hemel opgenomen en onder de Starren geplaatst worden. Van den anderen kant zijn ze van gevoelen, dat de boozen hunne woonplaats hebben in de fteilten der hooge Bergen in het Noorden, onder de Beeren, en in 't midden van Ys en Sneeuw. De andere Natiën van deeze wijdftrekkende gewesten gelooven insgelijks, dat, ineen toekoomenden ftaat naa dit leeven, de goeden beloond, de kwaaden zullen geftraft worden. DenHer mei noemt hij de bovenfte waereld, en geeven, bij wijze van tegcnoverftellinge, den naam van de benedenfte waereld aan de plaats, welke, door de boozen, tot in Eeuwigheid zal bewoond worden. Cup ai, de Booze Geest, wien de overige Floridaanen toia noemen, en wij Duivel , regeert in de laatstgemelde plaats. De ingezeetenen van Carolina gelooven in de Verhuizing der Zielen. Wanneer iemand hunner Landzaaten fterft, wor-  GESCHIEDENIS. #1 worden , ten zijnen behoeve, leevensmiddelcn en huisgeraaden nevens hem begraavèn. Thans moeten wij melding maaken van eene gewoonte der Floridaanen van Hirriga, welke met die der Apalachiten eenige overeenkomst heeft. Deeze Wilden begraavèn hunne dooden in de Bosfchen , en leggen derzelver Lijken in houten Kisten, met Planken overdekt, welke niet aan elkander zijn vastgemaakt, maar alleen nederwaarts worden gehouden door het gewigt van eenige fteenen of Hukken hout, welke op de Kist geleid werden. En vermids de Provincie Florida overvloeit van eene groote menigte van allerlei wilde Dieren, worden 'er Slaaven bij het Graf geplaatst oir op de Lijken agt te geeven. De Floridaanfche Indiaanen trouwer doorgaans niet meer , dan ééne Vrouw welke haaren Echtgenoot moet getrouw blijven , onder bedreiging van fchand vlekkende ftraffen te zullen ondergaan ja , zelf een wreeden dood te fterven Ondertusfchen bepaalt zich de Eenwij verij voornaamlijk tot de lieden van dei laagilen ftand: want de vermogendflen e: aanzienlijkften neemen zo veele Vrouwe; als zij willen. Niet meer dan ééne va: dezelve is, egter, de wettige Huisvrouw alle de overige worden als Bijzitten aar gemerkt. Van hier dat de Kinderen va de laatstgemelde, met die der eerfte, nie D 2 g« De GODS- . DIENST der flt« R1DAA.NEN. i ! i r i 1 1 1 n t  $2 GODSDIENSTIGE De GODSDIENSTdlf FLORIDAANEN. gelijkelijk deelen in des Vaders nalaatenfchap. De Apalachiten trouwen niet buiten hun geflagt. Dikmaals gebeurt het dat de Ouders voor hunne Kinderen een wederhelft zoeken , terwijl zij nog in de wieg leggen ; wanneer deeze tot jaaren \Tan onderfcheid zijn gekoomen , bekragtigen zij de gemaakte verbintenis. Dien van Broeder en Zuster uitgezonderd, mogen zij in alle trappen van Bloedverwantschap in 't Huwelijk treeden. Hunne Kinderen van het mannelijk oir noemen zij naar de vijanden , welke zij gedood hebben, naar de Dorpen, welke zij verbrand hebben, of naar de zulken hunner gevangenen, die in den Oorlog zijn gefneuveld. De Meisjes worden genaamd naar haare overleedene Moeders of Grootmoeders: want nimmer gedoogen zij , dat twee perfoonen van het zelfde geflagt, op één tijd, den zelfden naam voeren. De Jongetjes zo wel als de Meisjes Haan onder het opzigt der Moeder, tot aan hun twaalfde jaar. Naa dien tijd zorgt de Vader voor de opvoeding der Zoonen. De Mannen houden geene gemeenfchap met hunne Vrouwen, zints den tijd haarer bevrugtinge tot dat zij verlost zijn. Zelf gebruiken zij de voorzorge van niets te eeten, 't welk zij , gcduurende den tijd haarer Zwangerheid, hebben aangeraakt. Niet  GESCHIEDENIS. 53 Niet zeer vroeg trouwen de Floridaanen , welke in de nabuurfchap van Panuco woonen. En , nogthans , wordt ons verzekerd, dat zij, op den ouderdom van tien of twaalf jaaren , naauwlijks Maagden zijn. De Vrouwen van de Lucaifche Eilanden draagen , zedigheids halve, een Katoenen voorfchoot. De jonge Maagden, bedienen zich van dit bedekzels der fchaamte, zo dra zij rijp zijn tot het Huwelijk. Tot het vermelden der voorvallende gebeurtenisfen , bedienen zich de Floridaanen van Carolina van Beeldfpraak en zinnebeeldige Tekens. Zij onderrigten hunne Kinderen in alles , wat tot hunne gezinnen en de geheele Natie eenige betrekking heeft, met oogmerk op dat derzelver Gcfchiedenis moge overgeleverd worden aan het laate naageflagt. Zij richten eene kleine fteenen Pijramideop, ter plaatze daar een Krijgsgevegt is voorgevallen , of eene Volkplanting zich heeft neergezet. Het getal der verflagenen, of dat derStigters, of van dezulken, die de plaats, alwaar de Pijramide is opgericht, eerst bewoond hebben, blijkt uit het getal der fteenen. Eer wij dit berigt aangaande de aloude Floridaanen befluiten, zal 't noodig zijn, gewag te maaken van den tegenwoordigen ftaat des gewests, omdat, in zommige oorden van hetzelve , eene D 3 merk? Dt GODSDIENSTder FLORIDAANEN.  54 GODSDIENSTIGE De godsdienst der flo- IUDAA- JSEN. merkwaardige verandering is voorgevallen. In den jaare 1761 verklaarde Spanje den Oorlog aan Engeland. 7^eer heilloos was deeze gebeurtenis voor de Indiaanen, dewijl veele van hunne waardigfte Bezittingen bcmagtigd wierden. Bij den Vrede van Verfailles , in den jaare J763 ■> kreegen de Engelfchen Florida, of althans een gedeelte van hetzelve, in eigendom. Zints dien tijd hebben veele Britfche onderdaanen zich aldaar gevestigd. Dit heeft den weg gebaand ter befchaavinge diens Volks ; en 'er zijn Zendelingen benoemd om onder hen het Euangelie te verkondigen. Alle deeze omflandigheden bijeen genomen, hebben een ruim veld geopend tot het doen van nieuwe ontdekkingen; en het lijdt geen twijfel, zo dra de Vrede zal herfteld zijn , of deeze onze [Engelfche] Volkplanting zal tot een middel verflrekken om aan veele Heidenen in Amerika de kennis van den Christlijkcn Godsdienst mede te deelcn. Dat, in de daad, behoorde altoos te zijn een van de groote oogmerken, welke de Protestanten zich moeten voorftellen met het oprichten van Bezittingen onder de Heidenen. Indien de Roomschgezinden geene moeite gefpaard hebben, ter voortplantinge van hunne bijgeloovigheden, waarom zouden zich de Protestanten flap aanstellen in het bekendmaaken van de zuiverheid van hunnen Hemelfchen Godsdienst? Gee-  GESCHIEDENIS. 55 Geene verfchooning kan voor zulk een verzuim worden aangevoerd , omdat o het vrijwillig is, en daar in zijnen grond- d ilag heeft, dat wij niet behoorlijk op prijs Hellen de kostlijke onfterflijke Zie- N len onzer Natuurgenooten. Wie kan zonder afgrijzen leezen de berigten, welke wij, aangaande de wilde Floridaanen, boven hebben medegedeeld ? En welk mensch, die de voordeden van den Christlijken Godsdienst kent , moet niet wenfchen dat zij nevens hem in een even groot geluk declen. Laaten wij, ten dien oogmerke , zommige takken onzer Weelde befnoeien , opdat wij mogen gelegenheid hebben om fchatten te vergaderen in de Hemelen , door het verfpreiden van de kennisfe des Euangeliums onder de verstafgelegene Natiën. God heeft ons de middelen gefchonken, en hij zal van ons rekenfehap vorderen van het gebruik, welk wij van dezelve gemaakt hebben. Hoognoodig , derhalven, is het, dat wij naauwlettend agt geevcn op deeze dingen, omdat het verzuim van dezelve niet alleen is eene verongelijking van dezulken, die onzen bijftand behoeven; maar het, daarenboven, onze fchuld zal verzwaaren, omdat wij ontbloot waren van beweegingen van bermhartigheid, jegens de zulkcn, die, van alle anderen, onzen bijftand allermeest noodig hadden. Da o e De godsdienstder floridaanen. 1 3 1  HUDSONSBAAI. 5ó GODSDIENSTIGE D E GODSDIENST DER WILDEN VAN HUDSONS-BAAL ~TTJT udfons - Baai legt zo verre in het . #. ƒ. Noordlijk gedeelte van Amerika, üac, ware het niet om den Koophandel, welken wij [de Engelfchen] aldaar gevestigd hebben, wij aangaande dezelve zeer bezwaarlijk een draaglijk bcrigt zouden kunnen mededeelen. Haar grondgebied wordt onderfteld aan dat van Rusland of Siberië te grenzen; doch ten deezen opzigte heeft men, dus lang, geene zekere ontdekkingen gedaan. Zommigen hebben, in de daad, hier omtrent iets ondernomen. Doch wij fchroomen niet te beweeren, dat zo lang de Regecring geene gepaste belooning toezegt aan deeze onderneeming, weinigen zich zullen getroosten de gevaaren , daar mede verknogt. Doch dit overlaatende aan de Voorzie, nigheid, om de raadflagen der Vorften te beftuuren, zullen wij een berigt geeven van den tegenwoordigen ftaat van den Godsdienst der Volken in deeze gewesten, die lm  GESCHIEDENIS. 57 het Christendom tot nog toe niet hebben: aangenomen. 3 Zeer duistere en verwarde begrippen hebben de bewooners van Hudfons - Baai van den Godsdienst; want zij hebben eene groote menigte van verfchillende Godheden, of liever Afgoden, welke zij vereeren naar hunne grilligheden. In de daad, de losbandige, zwervende leevenswijze deezer Wilden is een kragtige hinderpaal , dat zij geene agt kunnen flaan op betaamelijke begrippen van Godsdienst, of van den waaren God. Even als de Manicheen, in de vroegfle tijden van het Christendom, fchijnen zij twee Beginzels, het eene goed, het andere kwaad, te aanbidden. De Zon houden zij voor het goede, en de Maan voor het kwaade Beginzel. Dit fchijnt eenige overeenkomst te hebben met het gevoelen der Ouden, welke alle fchadelijke en heillooze uitwerkzels aan de Maan toefchreeven. De Wilden, van welke wij thans handelen, fchijnen de Zon aan te merken als den Opperheer van het Heelal: want zij offeren haar Tabak, in plaats van Wierook; dit noemen zij de Zon rooken. Op de volgende wijze wordt deeze plegtigheid volvoerd. De hoofden der huisgezinnen vergaderen, met het aanbreeken van den dag, ten huize van eenen der aanzienlijkere Landzaaten. Deeze ontfteekt den Tabak, en offert denzelven aan de Zon. Met beide handen dit kruid beweegende met den D 5 loop rUDSONSJAAI.  HTJDSONSJ5AAI. 58 GODSDIENSTIGE loop der Zonne, zendt bij, ten zelfden tijde, tot baar zijne gebeden op, fmeekt om haare befcherming, bidt haar, dat zij hem het verftand wil verlichten en beftuuren, en draagt alle de gezinnen van het gewest aan haare zorge op. Naa dit alles rookt het Opperhoofd den Tabak, en deelt dien , aan elk der aanweezendcn , beurtelings mede. Calumet is de naam van het werktuig, waar van zij, tot het godsdienflig rooken, zich bedienen. Het is eene foort van zeer langen Pijp, van roode aarde gemaakt, verfterd met de hoofden vanHoutfnippen, en eene foort van Eendvogels, die op de boomen nestelen. De hoofden deezer Vogelen zijn van defchoonfte fcharlaken kleur, welke men zich kan verbeelden ; niet minder fraai zijn alle hunne overige vederen. Midden op den buis , of het lichaam van de Calumet, maaken zij zekere vederen vast, genomen van den Vlerk eens Vogels, Kibon bij hen genaamd, die veele gelijkheid met een Arend heeft. Altoos wordt de Calumet gebruikt , zo dikmaals zij een Krijgstogt zullen onderneemen. Eene naauwkeurige befchrijving van de Calumet ontmoeten wij bij Vader hennepin, een geleerd' Je/uit, die deeze gewesten bezogt, en 'er eenige jaaren heeft vertoefd. Het is, dus fchrijft hij, een groote Tabakspijp , van rood , wit of zwart Marmer, veel gelijkende naar een Heirbijl, met een zeer gladden kop. De buis^  GESCHIEDENIS. 59 buis, die ongeveer derdehalf voet lang is, is gemaakt van fterk riet of rotting, met veeren van allerlei kleuren bezet, doorweeven met vlegtzels van Vrouwenhair. Hier aan binden zij vast twee vleugels, die het werktuig, eenigermaate, doen gelijken naar dat geen, van 't welk de Gezanten van ouds, bij het fluiten van den Vrede, zich plagtert te bedienen. Dit Riet fleeken zij door den Nek van zekere Vogelen, met zwarte en witte vederen gefprenkeld, en ongeveer van groote als onze Ganzen, of door den hals der bovengemelde Eendvogelen. Ieder Natie geeft aan de Calumet zulk een gedaante, en aanbidt dezelve op eene wijze, welke haar meest behaagt; of liever, allen volgen, ten deezen opzigte; de aloude vastgeflelde gewoonte. De Calumet is een vrijgeleide voor de geenen, welke van de eene plaats na de andere zich begeeven. En vermids het een zin nebeeld des Vredes is, zijn zij allen var oevoelen, dat eene in 't oogloopende wraa ke zou nederdaalen op het hoofd der gee nen, die vermetel genoeg waren om di teken van goede trouwe te fchenden. 't I het zegel van alle openbaare ondernee mingen, van alle gewigtige onderhande lingen, van alle gewijde plegtigheden. Doch laaten wij wederkeeren tot d overige plegtigheden deezes Volks. Nin mer, dan bij zeer buitengewoone gelegei heden, wordt de plegtigheid , van h HUDSONS» HAAI. I t 5 It  6o GODSDIENSTIGE HUDSONS BAAI. i ■ rooken der Zonne onderhouden. Want, doorgaans, zenden zij hunne gebeden op tot zekere kleine Beelden, welke zij bij zich draagen, en die gemeenlijk door hunne Gochelaars hun worden ter hand gefield. Zommigen hunner zijn van gedagten, dat de ftormwinden worden veroorzaakt door de Maan, die, volgens hunne begrippen, zomwijlen haar verblijf houdt op den bodem der Zee. Om haar , derhalven, te vrede te Hellen, offeren zij haar het waardigfle, welk zij in hunne Kanoe hebben, en werpen alles in de Zee, den Tabak niet uitgezonderd. Deeze offerande wordt voorafgegaan van een gezang en zekere andere plegtigheden , die de kragt bezitten om den boozen Geest te verjaagen. Weinig onderfcheids fchijnt in dit alles plaats te hebben tusfehen deeze gebruiklijkheden en de gewoonten der Ouden : want zij zijn op verre na niet zo wild en onbefchaafd als de Floridaanen. Om den uitflag van eenige zaak te weeten, vervoegen zij zich bij hunne Gochelaars , die met veel plegtigheids en kunstbetooningen hunne antwoorden voortbrengen. De Gochelaar plant Hokken in de aarde, en bouwt op dezelve eene ronde Hut, welke hij bekleedt met de vellen van beesten. Boven in den top laat hij ïene opening, wijd genoeg voor een mensch om daar door na binnen te kruipen. Hier fluit zich de doortrapte Gocheaar alleen op ; bier zingt hij, Hort bij traa^  GESCHIEDENIS. <5i craanen, tuimelt op en neder, pijnigt zich zeiven, en brengt eene menigte bezweeringen voort. Naa dit alles ontvangt hij een antwoord met eene donderende ftemme. Dit alles is zeer overeenkomftig met de begrippen, welke de Heidenen aangaande het Godlijk Opperweezen voeden. Deeze begrippen, naamlijk, doen hen gelooven, dat hunne Goden de antwoorden op hunne gebeden, altoos met eene donderende ftemme moeten voortbrengen. Ja, zij zijn in het denkbeeld, dat geen antwoord van de Goden zou koomen , ten zij het, meer of min, de wetten dei Natuure opfchorte. Ongetwijfeld is zulks waarheid. Doch het geen deeze verdwaalde Volken voor de ftemme des Opperften Weezens houden, is- niets anders dan een trek , door hunne Gochelaars gefpeeld . met oogmerk om het Volk te misleiden. en hun eigen gezag te handhaaven. Zo dra "het gerugt wordt gehoord, begint des Gochelaars zinverrukkende ver beelding zich te openbaaren in een mom pelend geraas, gelijk dat van een neder vallenden rots. Alle de ftokken fchuddei met zulk een geweld, dat het fchijne als of het geheele gevaarte tegen den grom zal vallen. Te midden van deeze gewij de beroeringen , openbaart de Gochelaa zijne Godfpraaken. Niets kan listiger over leid zijn dan deeze: want hij neemt de ge legenheid waar, dat des Volks gemoederd door vreeze en angst bevangen en ont fteld zijn. Wij HUDSONl,' BAAI. 1 l r 1 d  62 GODSDIENSTIGE ^UDSONS^AAI. Wijd en breed verfchillen zij, in hunne Huwelijksplcgtighcden, van de Floridaanen. Zij trouwen zo veele Vrouwen als zij kunnen onderhouden. Niet is gemeener, dan dat vijf of zes Zusters gezamentlijk écnen Man hebben. Die het eerftc kind ter waereld brengt, geniet boven de andere verfcheiden voorregten. Naast den Huisvader, wordt zij als het hoofd van het huisgezin aangemerkt. Dit heeft meestal plaats, overal daar de Veelwijverij geduld wordt. In 't oogenblik dat een Wilde op eene Vrouw verheft, openbaart hij zijne drift, en, om het doelwit zijner wenfchen te bereiken , onthaalt hij haare Bloedverwanten op een plegtigen Maaltijd. Aan haaren Vader doet hij eenige gefchenken; en naauwlijks heeft hij deszelfs toeflemming verworven, of hij geleidt zijne Beminde , zonder eenigen verderen omiïV of plegtigheid, na zijne eigen wooning! Nimmer treeden zij in 't Huwelijk, met oogmerk om geduurende hun geheele leeven aan elkander verbonden te blijven: want zij woonen niet langer te zamen, dan zij in elkander behaagen fcheppen. De zelfde gewoonte beeft plaats onder de meeste Noord- Jmerikaanfche Natiën , van welke wij, in 't vervolg , nader berigt zullen geeven. Met zo veel llaatelijkheids, als hunne omftandigheden gedoogen, begraavèn zij hunne dooden. Zij kleeden hen aan, befchilderen hunne wangen en het geheele li-  GESCHIEDENIS. 63 lichaam met verfchillende kleuren, en leg- Hi gen het vervolgens in eene Kist, van den b/ 'bast van hoornen gemaakt, welke zij van buiten met puinfteenen glad polijsten. Daar naa planten zij paalwerk in de aarde rondom het Graf, ter hoogte van zeven of acht voeten boven den grond. Daarenboven richten zij maaltijden aan ten behoeve van de dooden , overeenkomftig met hunne zeden en gewoonten in andere opzigten. Alles vertoont een treurig en droevig gelaat, naar evenredigheid van de omftandigheden des tijds. De naastbeftaanden van den Overleedene onderhouden een diep ftilzwijgen, en gedoogen niet dat 'er gezongen of gedanst wordt. Alle de gasten doen gefchenken aan de Ouders en Bloedverwanten van den Overleedene, en werpen dezelve neder aan hunne voeten, onder het fpreeken van deeze woorden: Dit dient om hem te bedekken; dit om eene Hut voor hem te houwen ; dit om zyn Graf te omheinen. Alle zijne nooddruftigheden worden aldus opgenoemd. Wij mogen deeze Afdeeling niet befluiten, zonder alvoorens te hebben aangemerkt , dat verfcheiden van deeze Volken meer befchaafd zijn geworden in hunne zeden , zints de Engelfchen eene Maatfchappij van Koophandel voor deeze gewesten hebben opgericht. Hier uit blijkt het groot nut van den Koophandel, en het gebruik, welk van denzelven altoos be- iudsons- IAAI.  HUDSONSBAAI. D E 64. GODSDIENSTIGE behoorde gemaakt te worden; naamlijk, de befchaaving der gemoederen van een ruuw onkundig Volk, op dat zij de voordeden der zamenleevinge , en de zegeningen van den Godsdienst, mogen genieten.  GESCHIEDENIS. 6$ d e GODSDIENST van de OPGEZEETENEN der CARIBISCHE EILANDEN. TpVe Caribifche Eilanden , even gelijk \_Jr alle de andere gewesten van Amerika , waren den Europeaanen onbekend, of althans, zij wierden door hen niet bezogt, vóór den leeftijd van kolumbus, omtrent het einde der Vijftiende Eeuwe. Op dat tijdftip bleek het, dat zij van zeer veele Opgezeetcnen bewoond wierden ; doch zij allen waren Afgodendienaars. Het kan met geene volkomcne zekerheid bepaald worden, of deeze Eilanden , of althans zommigen van dezelve , door het een of ander toeval, niet vroeger zijn bevolkt geworden, dan de Vaste Kust van Amerika. Doch, misfchien, zal, bij eene nadere befchouwing, het tegenoverftaande gevoelen zommigen waarfchijnlijker dunken. Het is een genoegzaam algemeen aangenomen gevoelen, dat Amerika, ten minfte voor het grootftc gedeelte, wierdt bevolkt van de Vaste Kusten van Europa. V. deel. E In- De CARIBISCHE EILANDEN.  66 GODSDIENSTIGE De CARIBISCHE EILANDEN. Indien dit gevoelen gegrond zij, moet de bevolking gcfchied zijn uit de Noordlijke gewesten diens waerclddcels. De eenige zwaarigheid, welke hier tegen kan worden ingebragt, is, dat zommige Geleerden beweerd hebben, dat derwaarts Volkplantingen uit Afrika gezonden zijn. Doch hier over hebben wij, in het begin van dit Deel, breedvoerig gehandeld. Noodloos is het, het daar gezegde hier te herhaaien. Genoeg is het, tot ons oogmerk, aan te merken, dat koltjmbus, toen hij de Nieuwe Waereld ontdekte , aldaar zeer veele Inwooners vondt. En , dewijl de Noordlijke gewesten van Rusland zeer na aan de Noordlijkfte ftreeken van Amerika, grenzen , worden wij eigenaartig opgeleid om vast te ftellen, dat de Vaste Kust van dat wijdftrekkend waerclddeel vroeger is bevolkt geworden dan de Eilanden. Niet moeilijk viel het voor de Opgezcetenen van de Vaste Kust, van daar over te fteeken na de Eilanden, doormiddel van hunne Kannes, of Schuitjes, een van welke nog heden wordt bewaard in het Britfche Mufeum, die aanzienlijke verzamelplaats van zeldzaamheden der Kunst en Natuure. Zeer keurig zijn deeze Kanoes gemaakt, en zeer bekwaam om Menfchen van de eene na de andere plaats over te voeren, wanneer de togten niet groot zijn. Waarfchijnlijk is het, dat de ligging der Eilanden in elkanders gezigt, de Menfchen 't eerst op het denkbeeld  GESCHIEDENIS. 6? beeld van den Scheepvaart deedt vallen; als mede, dat het vervaardigen van Kanoes , of kleine Schuitjes , de aanleiding heeft gegeeven tot het bouwen van grootcr Schepen. Te breedvoeriger zijn wij geweest iri onze gistingen , raakende den oorfprong deezer Volken, om reden dat wij, als Britfche onderdaanen, tot dezelve tegenwoordig in eene zeer naaüwe betrekking ftaan. Zo verre gaat de hebzucht dei Enropeaanen, dat zo menigmaal de Oorlogsvlam uitbreekt, het een of ander deezerEilanden de eigendom wordt van nien we Meesters. Aan deeze omftandigheic moet het worden toegefchrceven , dat deeze lieden zo langen tijd in eenen ftaat var onkunde zijn gebleeven. Want de Roomsch Katholijken hebben niets onbeproefd ge laaten , om hun den bijgeloovigen Eer dienst van Heiligen en Beelden in te pren ten. De Proteftanten, die zich bevlijtigt hebben, om hen te bekeeren tot eenei redelijken en geestlijken Godsdienst, ont moetten eene kragtdaadige te leurftellinj hunner poogingen , in de Eerzucht de Vorften, die over en weder den Oorlo; voerden, voor dat zulk een heilzaam doel einde kon bereikt worden. Thans zullen wij derhalven eenen aan vang maaken met een berigt, wat deez' Eilanden waren, toen de Spanjaards de zelve veroverden; in hoedanig een ftaa zij zich nog heden bevinden, aangemerk als een Afgodisch Land, en welke verar E a . d€ De CARIBISCHE EILANDEN. I l L r 5 C r > t t  68 GODSDIENSTIGE De cAruiu- SCHE IU1.ANDEN deringen aldaar ontdaan zijn, door middel van den Koophandel. De Spanjaards hebben het grootfte gc■ declte der Opgczeetenen van de Caribifche Eilanden uitgerooid; en de overige Enropeaanen , welke naa hen deeze gewesten hebben bezogt, hebben hen niet veel beter behandeld. Allen te gadcr, egter, zijn niet in ftaat geweest om deeze rampzalige Wilden te beroovcn van de vrijheid, om zich met woorden te verzetten tegen deeze ongeregtigheid, en tegen de wreedheden, welke zij gcleedcn hebben onder de heerfchappij van hunne nieuwe Meesters. „ Gij lieden, zegt de ,, Caribees, hebt mij verdreeven uit mij- ne wooninge , waar toe gij geen het „ minfte regt hadt; zelf kunt gij daar „ voor geen het minfte voorwendzel aan„ voeren. Geduurig dreigt gij mij te ftooten uit het weinige , welk mij is „ overgelaatcn. Moet dan de arme Cart„ bees genoodzaakt worden, zijne woo- ning te nccmen bij de Visfchen in de „ Zee ? Zeer armoedig moet gewisfelijk „ uw eigen land zijn, dewijl gij het ver- laat om mij uit het mijne te verjaagen. „ En wat is de reden dat gij zo veel ver„ maak fchept in mij te folteren?" Eerzucht en gierigheid hebben allé de grondregels des Euangeliums in onze gemoederen bijkans verdoofd. Met ée% fchoonfehijnend voorwendzel kunnen gewisfelijk onze veroveringen bewinpeld worden : te weeten, het overbrengen var?  GESCHIEDENIS. 69 van de zielen der Amerikaanen tot Christus. Doch, op dit voorgeeven, zal een bekeerde Indiaan antwoorden: ,, Waar„ om befchouwt gij mij dan niet als eenen Broeder , dewijl de Christlijke Godsdienst de Menfchen in eenen ftaat van ,, vrijheid fielt , en terwijl dezelve ons „ tot Nederigheid vermaant, onze ge„ moederen- met den geest van bermhar„ tigheid en menschlievcndheid vervult; „ een geest, welken gij, ten onzen op„ zigtc, nooit hebt geademd?" Geen ander antwoord kunnen wij hier op geeven, dan dat ons belang hunne onderwerping noodzaaklijk maakt; dat wij flaaven noodig hebben om onze Landerijen te bearbeiden; en dat wij deeze Landen van Inwooncrs ontbloot hebben, met oogmerk om dezelve te verbeteren, en in derzelvcr ingewanden te zoeken na fchatten , van welke zij volftrekt onkundig waren. Zo groot is onze bijsterzinnighcid ,dat wij ons zei ven diets maaken, dat deeze cigenbaatige beweegredenen ftrooken met den minzaamen en zagtmoedigen geest des Christlijken Godsdiensts. Dit, in de daad , kan ons niet vreemd voor koomen, wanneer wij in aanmerking neemen, dat zommigen getragt hebben, de wreede plonderingen, onder de Amerikaanen gepleegd, te regtvaardigen door bewijzen van den Godsdienst ontleend, en zich verbeeld hebben, dat het gedrag der Jsraëliten omtrent de Kanaaniten eene geE 3 noeg- De CARIBISCHE EILANDE Nf  De CARIBISCHE EILANDEN 70 GODSDIENSTIGE noegzaame verfchooning was voor deeze barbaarfchc bedrijven. De bijkans volkomene verdelging of 1 uitrooijing der Caribeezen, gaf ons aanleiding tot deeze uitweidinge. Met meerder woede en grooter geweïddaadigheid fchijnen zij verdelgd te zijn , dan de overige Amerikaanfche Volken. Om hunne onmenschlijke flagtingen te vergoelijken , hebben derzelver Veroveraars hun best gedaan om hen te doen voorkoomen, als de onnatuurlijkfte wanfchepzels , die Wet noch Godsdienst hadden, en, in één woord, niets menschlijks, dan de uitwendige gedaante, vertoonden. Indien wij rochefort mogen gelooven , is 't 'er zo verre af dat de Caribeezen eenen God aanbidden, dat zij zelf in hunne taaie geen woord hebben om hem aan te wijzen: zodat wanneer iemand tot hen fpreekt van het Opperfte Weezen, hij genoodzaakt is , eene breedvoerige omfchrijving te gebruiken, om hen daar van een denkbeeld te geevcn. Zij befchouwen de Aarde als eene goedertierene Moeder, die haare kinders voedt; doch zij hebben geen begrip, wat wij verftaan door het Godlijk Weezen, of de andere Verborgenheden van den Godsdienst. Dit zelfde kan ook gezegd worden van het grootfte gedeelte der overige Amerikaanen; en 't is hoogstwaarfchijnlijk, dat zij, die het onderneemen om deeze Bar- baa-  GESCHIEDENIS. 71 jbaarcn tc onderwijzen , hen door eene groote menigte denkbeelden en bewijsredenen overlaaden en in verwarring brengen. Zij zijn 'er op uit, om hun zich de Godheid te doen voordellen, even gelijk wij gewoon zijn te doen. Men wil dat zij oogenbliklijk en bij de eerde aankondiging zullen geloof flaan aan eene foort van menfchen, die aan hun zekere ver, borgenheden verklaaren, van de waarheid van welke zij zeiven niet overtuigd wierden, dan door eene langduurige ondervinding, en eene herhaalde oeffening en overdenking. Indien het waarheid zij , dat deeze Wilden geene genoegzaame bekwaamheid bezitten om afgetrokkene onderwerpen te kunnen verdaan , moeten wij , vóór alle andere dingen , hunne gemoederen befchaaven , hen opleiden tot overdenking : in één woord , hen tot Menfchen vormen, eer wij hen tot Christenen maaken. De Caribeezen gelooven in een God, en een kwaad Beginzel; dit noemen ze maboia. Roe he fort verhaalt, dat zij in eene menigte goede Geesten gelooven, en dat ieder Wilde zijnen bijzonderen Geest heeft, dien zij Chcmen noemen. Andere Reisbefchrijvers bcrigten ons, dat zij aan den eerden mensch den naam geeven van louquo of Looko, van welken alle menfchen zijn voortgefprooten ; dat hij de Visfchcn heeft gefchapen, en drie dagen naa zijn overlijden wederom opdondt, en vervolgens E 4 tei De CARIBISCHE ei* LANDE!». \  72 GODSDIENSTIGE De carii:i- sche eilanden. ten Hemel voer; en dat, naa louquo's vertrek, de dieren der aarde gefchapen wierden. Zij gelooven dat de Aarde en de Zee gefchapen zijn , doch dat de Hemelen nooit een begin gehad hebben. Zij hebben eenig denkbeeld van den Zontvlocd, en fchrijven de aanleiding tot denzelven toe 'aan de boosheid der menfchen in de eeuwen , in welke hij is voorgevallen. Maboia, zeggen ze, is de veroorzaaker der Eklipzcn. Ondanks hunne overtuiginge van de magt en kwaadwilligheid van deezen Boozen Geest, bidden zij hem, egter, aan. Doch dit gefchiedt op eene zeer onregelmaatige wijze, als zijnde de Eerdienst aan geen vasten tijd of plaats verbonden. De reden deezer Eerbetooninge aan den Boozen Geest, is, om te verhoeden dat hij hun geen leed toebrenge. Den goeden Geest aanbidden zij niet, om dat, zeggen ze, deeze, zonder hunne gebeden , zijne hulp en bijftand zal betoonen. In de zelfde begrippen ftaan ook de Wilden, in de voorgaande Afdeelingen vermeld. De Caribeezen zijn voorts van gevoelen, dat de Zon over de Starren heerscht , en dat de laatstgemelde zo veele Chemens zijn, die onderfteld worden het bewind te voeren over de luchtverhevelingen en ftormen. Wij moeten hier nog aanmerken , dat deeze Wilden hunne Helden hebben, of liever Hal,  GESCHIEDENIS. 73 Halve-Goden, welke, naa hunnen dood, onder de Starren en Chemens geplaatst worden. Aan deeze Chemens offeren zij Casfave, en de eerftelingen hunner vrugten. Zomtiids vieren ^ij een Feest ter hunner eere. Rochefort verhaalt , dat deeze Offeranden niet gepaard gaan met gebeden en fmeekingen. Alleenlijk plaatzen zij hunne Offeranden, op den hoek van hunne Hut, op een Tafel, van Biezen en Latanier gemaakt, een Boom, die op hunne Eilanden groeit. Hier vergaderen de Geesten , om de toegebragte gefchenken te eeten en te drinken. De Caribeezen verzekeren , dat zij de Vaten of Schotels, in welke de Offeranden geleid worden, hooren op- en nedergaan , als mede het geraas, welk de Goden, onder het eeten, met hunne Monden maaken. De zelfde Reisbefchrijver verzekert, dat zij kleine Beelden vervaardigen, gelijkende naar de gedaante , onder welke maboia zich aan hun openbaart , om daar mede te voorkoomen dat hij hun eenig nadeel doe. Zij draagen deeze Beelden om hunnen hals, en geeven voor, dat het hun verligting toebrengt: en dat zij, om deeze reden, vasten en zich zeiven met zweepflagen geesfelen. Wij moeten te deezer plaatze aanmerken, dat rochefort, Vader labat, la borue, en eenige anderen, zo wel Protestanten, als Roomsch-Katholijkcn; E '5 een- De aAEIUt3c he eilanden.  De CARIBISCHE EILANDEN. 74 GODSDIENSTIGE eenflemmig verklaaren,dat die Volken ge? folterd worden door een Boozen Geest, die hen flaat, krabt, ja, zelf hun diepe wonden toebrengt, met oogmerk om hen te noodzaaken tot het naauwkeurig volbrengen van alle zijne bevelen. Zo veel wij weeten, kan dit alles waarheid zijn. Boven hebben wij reeds aangemerkt , dat de Noord-Amerikaanen insgelijks vree-, zen, van den Duivel te zullen geplaagd worden. In 't vervolg deezes Werks zullen wij gelegenheid vinden om op te merken, dat de Zuid-Amerikaanen aan de zelfde vervolging zijn blootgefteld. Vader labat verzekert, dat de magt van deezen Engel der duistcrnisfe niets vermag op die plaatzen , alwaar een Kruis geplant is. Rochefort berigt ons, dat de Duivel de magt niet bezit om de Wilden te folteren , wanneer zij in het gezelfchap van Christenen zich bevinden. Wanneer die groote tegenftreever des Menschdoms de Wilden begint te kwellen, loopen zij zo fchielijk als hun doenlijk is in de naastbij gelegen Christen wooning , alwaar zij eene veilige fchuilplaats vinden tegen alle de aanvallen diens verwoeden befpringers. Hij voegt 'er nevens, dat de Doop deeze Wilden onfeilbaar behoedt tegen de flagen van den Duivel. Uit deeze twee getuigcnisfen van perfoonen , die in beginzcls zo wijd en breed van elkander verfchillen, mogen wij, nog- thans,  GESCHIEDENIS. 7S thans, dit gevolg afleiden, dat de Duivel even bang is voor de Protestanten als voor de Roomsch-Katholijken. Zij flaan geloof aan eene oneindige menigte voortekens , en voeden zeer veele bijgeloovigheden; van dit groot getal zullen wij flegts twee aanhaalen. Zij beweeren dat Vleermuizen zo veele Chemens Zijn , wier post het is , geduurende den nacht de wagt te houden. Dikmaals bewaarcfi zij het hair of de beenderen hunner overleedene Bloedverwanten, in eene Fles, van een Kalbas gemaakt, en raad* plcegen dezelve bij voorkoomende gelegenheid. Hunne Boias doen hun gelooven dat de Geesten der Ovcrleedenen hen onderrigten aangaande de ontwerpen hunner vijanden. Ieder der gemelde Boias, welke de Priesters en Geneesheeren der Caribeezen zijn, heeft zijnen bijzonderen Geest, welken zij voorgeeven te kunnen oproepen of bczweeren, door het prevelen van zekere woorden , en het rooken van Tabak. Nooit dan bij nacht roepen zij deezen Demon of Geest op, en altoos op eene plaats. alwaar vuur noch licht voor handcr is. Men verhaalt dat deeze Boias Waarzeggers zijn , en het geheim verftaan var hunne vijanden te kunnen dooden, dooi de bezweeringen, welke zij tegen hen tc werk Hellen. De oude Boias doen de zulkcn, die n; het Pricfterfchap dingen , eene flrengi tuchtoeffening ondergaan. Van zijne jeug< a De CARIBISCHE EILANDEN, i f  76* GODSDIENSTIGE Be CARIBISCHE EILANDEN. af is deCandidaat verpligt zich tc onthouden van verfcheiden foorten van fpijzen, ja, zelf van water en brood te leeven in eene kleine Flut, daar hij van niemand wordt bezogt dan van zijne Leermeesters , die infnijdingcn maaken in zijn vel. Zij laaten het hier bij niet berusten : want zij geeven hem te drinken een aftrekzei van Tabak; dewijl deeze drank een allergewcldigften afgang verwekt, zuivert hem dezelve , zo als zij zeggen, van alle aardfehc onreinheid, en bereidt zijn gemoed ter ontvangingc van den Chemen. Vervolgens wrijven zij zijn Lichaam met Gom , en bedekken het daarnaa met Vederen, om hem dus aan te fpooren tot^ naauwkeurigheid en naarftigheid in zijne raadpleegingen van de Genii, of Geesten, en tot bereidwilligheid in het gehoorzaamen aan hunne bevelen. Zelf onderwijzen zij hem om de geftorvenen tegeneezen, en den Geest op te roepen. Aan Mabfiia fchrijven de Caribeezen hunne ongcfteldheden toe. En dewijl men heeft opgemerkt dat deeze Volken van eene zeer droefgeestige gemoedsgefteldheid zijn, mogen wij, met zeer veel waarfcbijnlijkheids, onderftellen, dat de nachtvcrfchijnzels van den Duivel, en de folteringen , welke hij hun aandoet, in dc daad niets anders zijn dan de verbijstcringen van harstenen , zeer vatbaar voor de indrukzels van vrecze. Aan de zelfde oorzaak mogen wij de toverkunftige verrigtjngen der Jmerikaanfche Priesters, voor eerj  GESCHIEDENIS. 7? een groot gedeelte , toefchrijven : want wij zouden te verre gaan , indien wij ze alleen op deeze rekening willen Hellen. Wanneer zij willen weeten den uitflag van eenige ziekte of ongcfteldheid, waar mede zij bezogt worden, leggen zij eerst de Offeranden voor Maboia beftemd, op eenMatoutous; vervolgens ontbieden zij, bij nacht, eenen Boia,die terftond al het vuur laat uitdooven , en alle perfoonen van daar verdrijft, omtrent welke hij eenigen agterdogt voedt. Daar naa begeeft hij zich in eenen hoek, daar hij den Lijder bij zich laat brengen. Thans ontfteekt hij eenige bladeren van Tabak, waar van hij een gedeelte in zijne handen wrijft;en tevens op zijne vingers kloppende, blaast hij het in de lucht. De geur van het Reukwerk wekt den Chemen, die op de vraag van den Boia antwoordt. Hierop nadert deeze tot den Lijder , betast en drukt verfchciden maaien dat gedeelte van zijn lichaam , daar de pijn gevoeld wordt, indien het een uitwendig ongemak zij. Hij geeft voor,door dit middel de oorzaak der fmarte te kunnen wegneemen. Ook bedient hij zich zomtijds van zuigen. Wijders roepen deeze Wilden het middel van het Bad en het Lancet te hulpe. Indien deeze raadpleeging met den Geest den Lijder geen baat doe, neemt de Geneeskundige Boia de tocvlugt tot zijne Priesterlijke bediening; en naa den Lijder eenige vcrligting te hebben toe. ge- De ÏCHE EILANDEN.  De CARIBISCHE EILANDEN. ?8 GODSDIENSTIGE gebragt, om hem tot zijn reize na de andere Waereld voor te bereiden , verkondigt hij hem, dat zijn God, of, indien de Leezer liever wil, zijn Duivel, na zijn gezelfchap verlangt, en genegen is, hem van de rampzaligheden des tegenwoordigen leevens te verlosfen. Wanneer het gebeurt dat de kranke herfield wordt , richten de Caribeezen, ter eere van Maboia, eenen maaltijd aan, en plaatzen, ten zijnen gebruike , fpijze en drank op een Matoutou. De Casfave en Ovicou, welke zij hem aanbieden , blijven den gantfehen nacht op de Tafel ftaan. En vermids, om de taal deezer Wilden te gebruiken, de Geest alleenlijk op eene geestlijke wijze eet en drinkt,wordt alles, 't geen, ten zijnen behoeve, in den avond was opgedischt , den volgenden morgen onaangeraakt bevonden. De Boia neemt bezit van deeze Offeranden; en de Caribeezen befchouwen dezelve met zo grooten eerbied en hoogagting, dat geene andere, dan de oude Lieden endeaanzienlijkften des Lands dezelve mogen aanraaken. Aan het einde van het Feest, wordt de herflelde Lijder befmeerd met Jeneverbesfen ; dit doet 'er hem zo lelijk uitzien, als de Dui\rel zelve doorgaans wordt verbeeld. De Caribeezen onderhouden verfcheiden Feesten, of liever Drinkgezelfchappen. Op deeze wijze vieren zij de wederkomst van eenen Krijgstogt, de geboorte hunner Kinderen, den tijd tot het afstrijden van hun hair beftemd, als mede den.  GESCHIEDENIS. 79 den aanvang eener Krijgsverrigtinge. Het houden van eenen Krijgsraad, de vcrkookooping van Hout of van een Bosch, het uitgraaven van een ftuk Gronds, het timmeren van een Kanoe, of Schuitje: alle deeze zijn zo veele gelegenheden, in welke de Beker, op hunne wijze en naarLands gebruik, dapper rond gaat. Zij onderhouden een Vasten ten tijde als zij den huwbaaren ouderdom bereiken, wanneer zij tot Kapiteinen bevorderd worden , bij het overlijden van een Vader of Moeder, Man of Vrouw. Met regt mogen wij ons hier over verwonderen, uit aanmerkinge, gelijk wij boven verhaald hebben, van de geringe genegenheid , welke de Man zijner Huis vrouwe, en, gelijk wij met reden mogen vastftellen, de Huisvrouw haaren Man toedraagt. Indien het waarheid zij , dat Vriendfchap altoos eene evenredige wederkeerige vergelding ontmoet, en de grondregel van den Graave de eussi rabutin doorgaa, dat alle de geenen, die beminnen , kunnen verzekerd zijn , wederom bemind te worden; kan het, van den anderen kant, even waar zijn, dat haat met haat zal beloond worden. Desgelijks onderhouden de Caribeezen een Vasten, naa dat zij eer Jrouague, of vijand, gedood hebben. Het houden van hunne Krijgsvergade ringen is aan geen vastgezetten tijd be paald. En wat aangaat alle hunne ove rï^e zamenkomften, wij hebben reeds aan gemerkt, dat zij in dezelve eeten cn ziel dron De CARIBISCHE EILANDEN. l  8o GODSDIENSTIGE De CARIBISCHE EILANDEN. dronken drinken. Bij het gezegde voegen wij hier nog, dat zij, in de uitfpoorigheid van hunnen overmoed, in deeze vergaderingen , elkander in koelen bloede in ftukken houwen. Wanneer zij zich op een Krijgstogt zullen begeeven, wordt het geheele ontwerp van den Veldtogt door eene oude Vrouw beraamd. Zij doet eene aanfpraak voor de vergaderde Natie , om dezelve ter wraakneeminge aan te fpooren. Wanneer zij bemerkt, dat door de welfpreekendheid haarer redevoeringe en de werking van de Ovicou , welke de gewoone drank der Caribeezen is, de vergadering in 't oogloopende tekens begint te vertoonen, dat zij in gramfchap en woede begint te blaaken, werpt zij, onder de menigte, eenige geknotte Leden van dezulken, welke zij in den Krijg gedood hebben. Naa dit alles koomt een Kapitein der oude Matrone te hulp, en doet eene redevoering over het zelfde onderwerp. De wijze van hun Oorlogvoeren beHaat in het onverhoeds verrasfen hunner vijanden, en het overvallen van dezelve uit eene hinderlaage. Zij bedekken hun geheele lichaam met Takkebosfchen en bladeren van Boomen. Bij wijze van een Masker, draagen zij voor hun aangezigt een blad van zeker Indiaansch Riet, Balifter genaamd ; met eene opening alleen voor de oogen, om te kunnen voor zich zien. Dus gewapend, plaatzen zij zich wel  GESCHIEDENIS. Sr wel ftijf en vast tegen eenen Boom , en wagten de komst hunner vijanden af,met oogmerk om, in éénen flag, hun het hoofd met hunnen Knods of Knuppel te verbrijzelen,of,naa dat zij hen zijn voorbij getrokken, hun met den boog in het lichaam tc fchieten. Wanneer zij eenen aanval doen op een Huis, met bladeren van Riet- of Palmboomcn gedekt, fteekén zij het Dak in brand, door op hetzelve te fchieten met Pijlen , aan welke zij vastbinden een handvol Katoen, welk zij, in het oogenblik als zij de Pijlen zullen werpen , in brand Hoeken. Hunne Pijlen zijn altoos vergiftigd. Zij «.zijn rondom bezet met kleine Knobbels , als zo veele weerhaaken, zeer aartig gewrogt, en in zulkervoege gefneeden, dat zij den Pijl niet verhinderen om in het lichaam door te dringen , maar wel dat hij 'er niet kan uit getrokken worden , zonder de toegebragtc wonde aanmerkelijk te verwijden. Altoos maaken zij tevens infnijdingen in dat gedeelte» alwaar het Riet aan het fcherpe einde is ingezet, met oogmerk opdat wanneer het in het lichaam is doorgedrongen , het overige gedeelte van den Pijl ter aarde vallc , en het vergiftigd gedeelte in de gemaakte wonde laate. Bijkans even eens als de Canadaanen, behandelen de Caribee-, zen hunne Krijgsgevangenen. Zeer jaloersch zijn de Caribeezen op hunne Vrouwen; de geringfte agterdogt, 4at zij de Huwelijkstrouwe omtrent haare V. peel. - F Mqu> De CARIBISCHE EI-  82 GODSDIENSTIGE De CARIBISCHE EILANDEN. Mannen gefchonden hebben , geeft deezen het regt om zonder eenige verdere Regtspleeging hunne Vrouwen te dooden. Den Man kan, om dusdanig eene ontrouw , geene rekenfehap worden afgevorderd, om reden dat de Vrouwen, op deeze Eilanden, de Slaavinnen haarer Echtgenooten zijn. In weerwil van de hardigheid deezer flaavcrnije , gehoorzaamen zij met zo veel naauwkeurigheid, llilzwijgendheid, zagtmoedigheid en eerbied, dat de Mannen zeer zelden genoodzaakt zijn , om haar den verfchuldigden pligt onder het oog te brengen. Een voorbeeld , in de daad, overwaardig om gevolgd te worden door de Christen Vrouwen, die dagelijks , hoewel vrugteloos, van den Predikftoel worden onderhouden over de pligten van gehoorzaamheid en Huwelijkstrouwe. Waarfchijnlijk zal deeze Leer haar worden ingeprent, zo lang de waereld ftaan zal; doch zij zal op haar even weinig invloed hebben, als de verkondiging van het Euangelie onder de Caribeezen. Om kort te gaan, de Vrouwen zijn, in dit gedeelte der nieuwe waereld , zulke volkomene Slaavinnen van haare Echtgenooten , dat zij metdezelven, zelf niet in hunne tegenwoordigheid,nimmer mogen eeten. Op de Caribifche Eilanden beginnen de Meisjes, op den ouderdom van twaalf jaaren , een Voorfchoot te draagen ; dit is een kenmerk van eerbaarheid, ingetogenheid en kuischheid. Wanneer, op de Lucaifchï Eilanden, eene Moeder, uit ze-'  GESCHIEDENIS, 83 zekere natuurlijke verfchijnzcls, ontdekt, dat haare Dochter den naam van Vrouw kan voeren, koomen de Bloedverwanten te zaamen om een Feest te houden. Naa dat dit geëindigd is, gecven zij haar een Net, van Katoen gemaakt, en met Kruiden gevuld, om het vervolgens om haare lendenen te draagen: want tot nog toe heeft zij moedernaakt geloopen. Moedernaakthcid maakt, in de daad, geene indrukzcls op hunne zintuigen; en men verzekert dat zij zo veele.deugd bezitten dat zij gewoon zijn te zeggen, dat zo lang zij naakt loopen, zij alleen in het aangezigt moeten gezien worden. Ook vinden wij elders aangetekend, dat wanneer eene jonge Dochter den huwbaaren ouderdom bereikt heeft, verpligt is, tien dagen agter elkander van drooge Casfave te leeven. Indien zij, in dien tusfehentijd, niet van honger fterve, wordt het voor een voorteken ge» houden, dat zij eene goede Huisvrouw zijn zal. De Caribifche Maagden, welke tot huwbaarheid zijn gekomen, mogen geenerhande gemeenfehap houden met de Jongelingen ; want hunne Moeders gedoogen nimmer, dat zij van onder haare oogen gaan. Nogthans bereikt eene Maagd, volgens het getuigenis van Vader lab at, zelden dien ouderdom, zonder de aandagt te hebben getrokken van eenen jongen Wilde,die terftond, naa dat hij zich heeft verklaard , haar aanmerkt als zijne toe» fepomende Echtgenoote, om het met "er F * daad Dg CARIBISCHE EILANDER  84 GODSDIENSTIGE Be CARIBISCHE EILANDEN. daad te worden, zo ras zij den voegzaamen ouderdom bereikt heeft. Zomtijds gefchiedt deeze voorafgaande huwelijksverbintenis op den ouderdom van vier of vijf jaaren. De huwelijken tusfehen Broeders en 'Zusters , Moeder en Zoon , zijn, onder deeze Wilden , niet geoorlofd, en worden met afgrijzen befchouwd ; doch , ten aanzien van alle andere trappen vanBloedverwantfehap, volgens 't getuigenis van rochefort, en in veelheid van Vrouwen , veroorloven zij zich zo eene uitgeftrekte en onbepaalde vrijheid , dat een Man dikmaals drie of vier Zusters trouwt, die, ten zelfden tijde, zijne Broeders of Zusters dochters, of zijne volle Nichten zijn. Zij gceven hier van voor reden, dat vermids zij gezamentlijk zijn opgevoed, zij elkander tederder liefde toedraagen, en in meerdere eensgezindheid zullen leeven. Van eene zeer zonderlinge gewoonte moeten wij hier melding maaken. Zomtijds gebeurt het, dat een Caribees vooraf de vrugt eener zwangere Vrouwe bedingt, in de onderftelling dat het een Meisje zijn zal. Indien hem zijn verzoek worde ingewilligd, tekent hij den buik der Vrouwe met Rocou. Zo dra het Meisje den ouderdom van zeven of acht jaaren heeft bereikt, neemt hij haar tot zich ter zijner nadere gemeenfehap. Bij de ter waereldkomst van zijnen eerstgeboorenen Zoon, onttrekt zich de Vader aan de zamenleevinge, en onderhoudt een zeej-  GESCHIEDENIS. 85 zeer ftreng Vasten, geduurende den tijd van veertig dagen. Bij een ander Rcisbefchrijver vinden wij aangetekend, dat de Man zich nedcrlegt op een Bed, en zich even als eene Kraamvrouw gedraagt. Den oorfprong en de reden deezer gewoonte vinden wij nergens vermeld. Nog eene andere niet minder bijsterzinnige gewoonte wordt, door den Kraamheer, in agt genomen. Naa dat de voorgefielde tijd van vasten verflreeken is, worden twee jonge Caribeezen benoemd , om zijnen huid met geesfelflagen te teisteren, en hem, over het geheele lichaam, tc hakken en te kerven. Daar naa worden de wonden met Tabakswatcr gewrecven, en hij zelve in een rood geverfden floel geplaatst. De Vrouwen brengen fpijze binnen , welke de oude Mannen den gewonden perfoon aanbieden, en voeden hem daar mede even als een Kind. Op de zelfde wijze wordt hem het drinken in den Keel gegooten , terwijl iemand hem den Nek vasthoudt. Zo dra hij zijnen maaltijd heeft geëindigd , bieden hem de oude Mannen twee Hukken Casfave aan, welke de arme gefolterde Vader in zijne handen houdt. De plegtigheid wordt verrigt in eene groote opene plaats; geduurende dezelve zit hij fchiïjlings op twee Casfaves, welke hij verpligt is vervolgens te eeten. Met regt mogen wij deeze plegtigheid voor bloedig houden. Want des Kinds aangezigt wordt vervolgens met bloed beftreeken , 't welk, zeggen ze, van dienst F 3 « CARIBISCHE EILANDEN.  85 GODSDIENSTIGE De e ARIBN SCHE EILANDEN, is om hem moedig en dapper te maaken. Hoe lijdzaamer de Vader zij ,hoe zijn Zoon grooter Krijgsheld zal worden. Doch dit is het niet alles. Zes maanden lang moet hij zich onthouden van verfcheiden dingen, zo dikmaals eene zijner Vrouwen een Kind ter waereld brengt. Op het oogenblik als het Kind gebooren wordt, moet hij zich in water baaden; zelf moet hij dit verrigten, al ware het dat de bevalling bij nacht voorviel. Straks begint de Moeder des kinds voorhoofd, als mede het geheele aangezigt, plat te drukken; dit gefchiedt met oogmerk om, volgens hunne begrippen ,deszelfs fchoonheid te bevorderen. Met regt mogen wij onderftellen , dat de geheele opvoeding met deeze verbeelding uit één ftuk is. Veertien dagen naa de geboorte krijgt het Kind eenen naam; deeze wordt ontleend van den eenen of anderen der Voorouderen, van eenen boom, of eenig ander voorwerp, waarin zij behaagcn fchep. pen. ^ Met groote plegtigheid en ftaatfie gefchiedt deeze Naamgeeving. Het Kind heeft zijne Gevaders, die 'er voor in ftaan zorge te zullen draagen, dat de jonggeboorene, volgens Lands gebruik,behoorlijk zal worden opgevoed. Zij maaken gaten in des Kinds ooren, benedenfte Lip en Neusgaten. Door deeze openingen haaien zij draaden, aan welke zij ringen of andere verfierzels hangen. Nogthans wordt deeze plegtigheid eenigen tijd uitgefteld , in gevalle het Kind te zwak  GESCHIEDENIS. 87 2wak van lichaam zij om dezelve te kunnen ondergaan. In veele opzigten koomen hunne Begraafenisplegtigheden overeen met die van andere Heidenfche Natiën. Zo dra een Caribees overleeden is, worden alle zijne Bloedverwanten zamen geroepen, om te doen zien dat hij een natuurlijken dood geftorven is. Indien het gebeurde dat flegts een van dezelve den aflijvigen niet gezien hadt, zou het zamengevoegde getuigenis van alle de overigen niet toereikende zijn om hem te overtuigen dat zijn bloedverwant, volgens den gewoonen loop der natuure , aan zijn einde is gekoomen. Hij zou zich verbeelden dat allen hadden zamengefpannen tot zijnen dood, welken hij zich zou verpligt rekenen te moeten wreeken , door ten minfte een van hun van 't leeven te berooven. Zij leggen den overleedene neder in een Kuil, welken zij graaven in den hoek van eene Hut, ongeveer vier voeten in den middellijn wijd , en zes of zeven voeten diep. Hij wordt hier neergeleid in eene zamengeboogene lichaamsgeltalte ,met zijne Elleboogen op zijne Kniën, en de palmen van zijne Handen tegen zijne wangen. Hem worden roode Knevels gefchilderd, afgezet met zwarte ftreepen van een kostbaarder verf, dan doorgaans gebruikelijk is. Zij binden zijn hair aan het agterhoofd te zamen, en zijn Boog, Pijlen, Knods en Mes worden naast zijne zijde nedergeF 4 leid. CARIBISCHE EILANDEN*.  88 GODSDIENSTIGE De CARIBISCHE EILANDEN. leid. Ter diepte van een Knie wordt he& Lichaam in het zand begraavèn ; dit gefchiedt alleen om het Lichaam in de bovengemelde geftalte te houden: want de Kuil wordt niet tot aan den rand met zand gevuld. Naa dat alle de Bloedverwanten het Lijk onderzogt hebben, wordt de Kuil gcllooten. Bij denzelven wordt altoos een Slaaf geplaatst om hem te bedienen, en zijn Hond om hem te bewaaken. Gegronde reden hebben wij, uit al het voorgaande, te befluitcn, dat hunne wijze van rouwbedrijven zeer bijsterzinnig is. En zo is het met 'er daad. Naa dat zij het Lijk in den kuil geleid hebben, ontftccken zij naast daar aan een groot vuur, daar zij allen zich rondom fchaaren. De Mannen neemen hunne plaats agter de Vrouwen , en nodigen haar om te weenen , door haar een tik op den arm te geevcn. Straks beginnen zij allen een Juiddruftig gefchreeuw aan te heffen, met bittere en herhaalde wccklagten , vermeldende het geleedene verlies, aan het overlijden van haaren Bloedverwant. Zodanig was, van vroegere dagen, de toeftand deezes Volks; cn zodanig is nog heden die der zulken, welke nog Heidenen zijn. Wij zullen deeze Afdecling befluiten met een berigt van de veranderingen, binnen de laatfte twintig jaaren onder hen voorgevallen. De Vrede van den jaare 1763 veroorzaakte, op deeze Eilanden, eene gewigtiger ftandsverwisfeüng , dan 'er immer, was  GESCHIEDENIS. 89 was voorgevallen. De Franfchen verflagen , en hunne meeste Eilanden en Volkplantingen veroverd zijnde , hadt Groot - Britannie het in zijne magt , om wetten voor te fchrijven aan alle de ftrijdvoerende Mogendheden. Of wij [de Eugelfchen] voorzigtig en veritandjg handelden, in de verdeeling van den eigendom, toen gemaakt, behoort niet tot ons tegenwoordig onderwerp; dit laaten wij over voor de Staatkundigen, wier zaak het is, dit te onderzoeken. Zommige deezer Eilanden zijn tegenwoordig in de handen vanBritfche onderdaancn. Mannen van uitfteckendc hoedanigheden en bekende eerlijkheid zijn aldaar tot Landvoogden aangefteld. De Landzaaten zijn , van dag tot dag, befchaafder geworden; cn, indien,het Godc behaagde, ons, in den tcgenwoordigen Oorlog , gelukkig te doen flaagen, hebben wij reden om te hoopen, binnen weinige jaaren Christen Gemeenten te zullen oprichten in alle plaatzen , daar wij veroveringen gemaakt hebben. Aan ééne zeer aanmerkelijke ongelegenheid moeten de opgezcetencn deezer Eilanden altoos onderhevig zijn: naameiijk, dat zij zulk een klein bellek land;; bcwoonen, dat het niet der moeite cn kosten waardig is , om aldaar Bezettingen van Krijgsvolk te houden. Zo dikmaals, derhalven, het Oorlogsvuur tusfehen ons en de Franfchen en Spanjaards uitbreekt, looF 5 pen De CARIBISCHE EILANDEN.  De CARIBISCHE EILANDEN. 90 GODSDIENSTIGE pen de zulke deezer Eilanden, die in een weerloozen ftaat zijn gelaaten, altoos gevaar om met kleine moeite in 's vijands handen te vallen. Dit, cgter, heeft den moed niet benomen aan de zulken van onze goedhartige en menschlievende Landgenooten, die het wel meencn met alle menfchen , bijzonderlijk met de zulken, die nog gedompeld liggen in den nacht van Heidenfche duisternisfe. Verfchciden vermogende lieden, die aldaar vastigheden hadden , hebben derwaarts gezonden eenige Leeraars , die zelf boven verwagting geflaagd zijn. Gelukkig was het voor de opgezeetenen deezer Eilanden, dat de eerfte Volkplanters, naa het fluiten van den Vrede, lieden waren , die eenig gewigt fielden in de belangen van den Godsdienst. Zij kenden de voordeden , voortvloeiende uit de kennis des Euangeliums; en zij wenschten vuuriglijk, dat allen, die nevens hun het zelfde beeld draagen , met hun de zelfde zaligheid declagtig wierden. Dit deedt hun bedenken, dat zij niet alleen troor zich zeiven gebooren wierden, maar tot het onderlinge welzijn. Zij wisten, of hadden althans reden om te verwagtcn , dat 'er groote voordeden zouden voortvloeien uit de vergunningen, hun gedaan. Doch, gelijk zij overtuigd waren, dat alle de weldaaden , welke de menfchen , in deeze waereld, genieten, de "onverdiende gaave Gods zijn, be- flecd-  GESCHIEDENIS. or fteedden zij een gedeelte dier voordeelen, ter bevorderinge van het geluk van arme ongelukkige fchepzelen. Hier door wierdt meer weezenlijk nut gedaan, dan met het bouwen van een Paleis, of het veroveren van een Koninkrijk. Het was, de eerftelingen hunner inkomflen toe te wijden aan God , den geever van alles goeds; het was, Hem te eeren uit de milddaadigheid, welke hij hadt gefchonken , cn een zeker middel om een zegen te doen nederdaalen over alle hunn» ondernecmingen. Dt CARIBISCHE EILANDEN.  De ORONOQÜEEZEts enz. 02 GODSDIENSTIGE d e GODSDIENST der WILDEN, Woonende aan de Oevers van de Rivier de ORONOQUE, en der IN WO ONEREN van GUAIJANA. Niettegenffaande de menigvuldige ontdekkingen , in de Jaatstverloopcn , jaaren, in verfchillende gewesten der waereld , gedaan, is_ het, nogthans, zeker, dat wij zeer weinig wceten van de volken, aan het hoofd deezer Afdeelinge vermeld. Dat zij Wilden en Afgodendienaars zijn , kan niet in twijfel getrokken worden ; en 't is in 't geheel niet onwaarfchijnlijk, dat zij eene menigte Afgoden dienen. Want, onder alle de Heidenfche Natiën , ontmoeten wij 'er geene , die den Eerdienst van het Godlijk Opperweezen aankleeven, noch het voorbeeld van een enkelen Afgod, welken zij aanmerken als eene volftrekte oppermagt bezittende. Purchas verzekert, dat zommigen hunner watipa aanbidden; hier door verftaan zij den Duivel. Anderen betoo- nen  GESCHIEDENIS. 9$ nen godltjke eere aan de Zon cn de Maan. Zommige Wilden in Guaijana vereeren godsdie nflig] ijk alles, wat de Priesters hun gebieden te aanbidden. Eenigen betoonen godsdienftige aanbidding aan een fleenen Afgod, in de gedaante van een Man, zittende op zijne hielen, met zijne knieën van een gefpreid, zijnen mond wijd open, leunende op zijne beide elleboogen, met zijne handen open en uitgefpreid. Zeer nederig is deeze Afgod: want hij houdt zijn verblijf in eene hut, die hem tevens voor eenen Tempel verflrekt. Zommigen deezer Wilden hebben eenig denkbeeld van de aanweezigheid van Hejnelfche Weezens; doch hunne begrippen wegens dezelve zijn vleeschlijk en onbefchaafd. Aan een van deeze ingebeelde Weezens geeven zij eenen naam, zo veel betekenende als den Ouden des Hemels. Als een eertijtel, aan de voorwerpen van Godlijken Eerdienst gegeeven, is deeze benaaming al van vroege herkomfle, en niet tot de Afgoden alleen bepaald. Want wij weeten dat de Profeet d a n 1 ë l den messias den Ouden van dagen noemde. Alle deeze Wilden hebben eene groote menigte biigeloovige begrippen, en belachelijke plegtigheden, gegrond op leugenwonderen en vreemde vertelzeltjes. Hunne Priesters, even gelijk onder alle andere wilde Amerikaanen, zijn insgelijks Genecsheeren. Voor en aleer zij de geneezing van eenen kranke onderneemen, raad- De ORONOQUEEZEM, enz.  OR.0JVJ04JU1SEZEN, enz. 1 ] ! 1 e J 94 GODSDIENSTIGE raadplcegen zij met de Godfpraak van hunnen Afgod. Wanneer de listige bedriegers de kwaaie voor ongeneeslijk houden, gebruiken zij geenerhande geneesmiddelen. Doch wanneer zij geen gevaar vermoeden , bedienen zij zich van hunne geneesmiddelen en bezweeringen. Van de geneezinge van den Lijder wordt alle de eere en verdienfte hun toegefchrecven. Zommigen deezer wilde Stammen verkiezen eenen Overftc, die over hen het opzigt houdt, terwijl zij aan tafel zitten. De keuze valt altoos op den grootften dronkaart. Deeze Overfte , zo dra hij verkoozen is, legt zijne beide handen op zijn hoofd. Terwijl hij in deeze lichaamshouding ftaat, wordt aan hem eene breedvoerige aanfpraak gedaan, in welke hem Zijn pligt wordt voorgehouden. Vervolgens wordt van zijne dapperheid eene proeve genomen, door hem zo lang te geezelen, tot dat het bloed langs zijn lichaam Iroome. Voordat hunne Priesters tot hunne gevijde bediening geordend worden , zijn rij verpligt, eene zeer ftrengc beproeving ;e ondergaan ; even gelijk veele andere nn hunne gewoonten, is dezelve ongeijmd en belachelijk. Zij pletten groene rabaksbladeren, cn het zap uit dezelve jedrukt hebbeude , gieten zij het in een >eker , van grootte als onze gewoone Irinkglazen; dit vogt gecven zij te drin;en aan hem, die tot Priester of Boia zal wor-  GESCHIEDENIS. 95- worden aangenomen; hij moet het geheel uitdrinken. Bij hunne Huwelijksplegtigheden wordt niets anders in agt genomen , dan het doen van een flaatelijk verzoek aan de Ouders der jonge Maagd. De Jongman ontvangt haar in zegepraal, en geleidt haar na zijne eigen Hut, daar een Maaltijd voor haare Bloedverwanten is toebereid. Terflond naa de geboorte worden de kinderen nedergeleid in een modderigen goot; hier moeten de ongelukkige ichepzeltjes ruim vier uurenblijven liggen, tot dat de Ouders den zegen der Afgoden over dezelve hebben afgefmeekt. Welk een wreed voorkoomen deeze gewoonte ook hebbe, zij kan, nogthans, niet vergeleeken worden bij die der Grieken en Romeinen, onder welke het zeer gemeen was, de kinderen te vondeling te leggen en aan een gewis verderf bloot te Hellen, Onze Wilden, daarentegen, Hellen hunne kinders ftegts eenige uuren aan het gevaar bloot ; en de flerkte en gezondheid van hun geluk behoudt hen doorgaans. Wanneer iemand der Landzaaten flerft, hangen de naastbeflaanden het Lijk op in eene Hut, en verfieren het met pluimen en halskettingen, naa dat al het vleesch 'er is afgerot. Op zommige plaatzen begraavèn zij hunne dooden. De Vrouwen drinken elders, in hunnen gewoonen drank, de beenderen hunner Echtgenooten , fijn De ORONOQUEEZEN, enz.  "os GODSDIENSTIGE De ORONO•O.UEEZEN. enz. 0 I s 1 K geftooten. Aldus, zegt de Heer picart, begraavèn zij, in haare eigen lichaamen, 't geen haar in deeze waereld dierbaarwas. Eigcnaartig zou iemand hier uit befluitcn , dat deeze gewoonte haaren grond heeft in eene zeer fterke natuurlijke genegenheid. Doch deeze Wilden hebben, zo wel als wij, hunne eigen denkbeelden van fatfoen. Mannen zo wel als Vrouwen verftaan de kunst van ftaatelijkrouwbedrijven; en, even gelijk onder de Enropeaanen plaats heeft, krijgt zij, welke meest bedroefd fchijnt over het verlies van haaren Echtgenoot, te eerder aanzoek om een tweede Huwelijk. Zommigen deezer Wilden bedrijven groote vreugde , bij het overlijden hunner Bloedverwanten- en de Mannen'drinken zich vol en zat, terwijl de Huisvrouw van den Overleedene een rouwmisbaar maakt, als of het haar in het verftand gcflagen ware. Het is onder hen een vast gebruik, ccnigcn hunner Slaaven te dooien ; zij verbeelden zich dat deeze den afijvige na de andere waereld zullen verhellen. Want zij gelooven in een toezoomenden ftaat van belooninge en ftraf*en : een gevoelen, 't welk, misfchien, rooit in twijfel wierdt getrokken, dan in le Eeuwe , in welke wij thans leeven. In door wie is deeze hoofd- cn grondeerftelling van den natuurlijken en gc>penbaarden Godsdienst gelochend ? Door de  GESCHIEDENIS, de Heidenen? In geenen deele: want de b'arbaarschfte, de onverlichtfte Heidenen gelooven dezelve. Wierdt zij ontkend door openbaare Deïsten ? In geenen deele : de Deïsten Hellen hunnen roem in het beitrijden van den Christlijken Godsdienst, om dat, zeggen ze, alle de oude, zo wel als de hedendaagfche Heidenen, voormaals geloofden, en nog gelooven in de Leer van toekoomende belooningen en ftraffen, en dit geloof niet tot eenen grondflag hadt de aanwijzing eener bovennatuurlijke Openbaaringe. De waarheid der zaake koomt hier op neder; 'er zijn poogingen aangewend ter ondermijninge, zo wel van den natuurlijken als den geopenbaarden Godsdienst, door Mannen, dooroeffend in de waereldwijsheid, en wier karakter en bediening , als openbaare verkondigers vafi het Euangelium, hen eigenaartig opleide om zich daar voor in de weer te ftel len tegen de aanvallen van deszelfs vijanden. Onze zaligmaaker voorfpeldej dat 's Menfchen grootfte vijanden zijr zouden, die geenen, welke met hem var het zelfde huisgezin Waren; en wij heb ben den tijd beleefd dat deeze voorfpel ling letterlijk is vervuld geworden. Dee ze luiden gaven voor, te behooren to de huishouding des Geloofs; en, met di alles , ontkenden zij deszelfs hoofdbe ginzels. Doch laaten deeze en foort gelijke begrippen de gemoederen van god V. deel. G vnuj De DRÖNOLTJUEEZENj enz. I  Dt ORONO^JUEEZEN enz. I 98 GODSDIENSTIGE vrugtige en nederige Christenen nooit ontrusten. Gelijk het geheele gebouw y van den Christlijken Godsdienst gegrondvest is op een ontwerp, beftaanbaar met. de Godlijke Eigenfchappen, en met den ftaat der gevallene natuure ftrookende, dus vertoont het ook de kenmerken van oneindige wijsheid, onbeperkte bermhartigheid, onveranderlijke liefde, kragtdaadige liefde en altoosduurende heerlijkheid. En zal God gedoogen dat zijn eigen beeld vertreeden worde? Geenzins; hij zal zijne Kerk onderfchraagen om zijns Zoons wille, die zijn bloed heeft vergooten ter herflellinge van ongelukkige fchepzelen in zijne gunst. En wat ook de boozen en ongeloovigen mogen lasteren , de heerlijkheid des Koninkrijks van christus zal allerleien tegenfland nedervellen; de menfchen zullen in hem gezegend worden, en alle Natiën zullen hem gelukzalig noemen. Jezus Christus zelve verklaarde, dat de Poorten der Helle zijne Kerk nooit zullen overweldigen. Door de Poorten moeten verftaan worden de Heerfchers of Regeerders: want van ouds zaten de Regters in de poorten der ftad om regtfpraak te doen, gelijk nog heden, onder zommige Natiën in Afin, gebruiklijk is. Maar 'er kan leen naam worden gevonden, zo wel voegende voor die menfchen, welke , ander den fchijn van Christenen te zijn, Se-  GESCHIEDENIS. & ■getragt hebben ons te doen gelooven, Dt dat de onfterflijkheid der ziele een bloot oronoverdichtzel is, dan die van helfcke #eg. Queezen, ters. Maar, gelijk de Kerk wierdt ge- e"z' u kogt door den dood van christus, dus zal Gods alvermogende kragt het Koninkrijk zijns doorluchtiger! Zoons on» derfchraagen. Ga di  ïoo GODSDINSTIGE d e De AMAZONEEZEN. GODSDIE |N S T der* WILDEN, Die aan de Rivier der /Imazoonen woonen. Alle deeze Volken zijn Afgodendienaars ; en , in veele opzigten , heeft 'er weinig onderfcbeids plaats tusfehen hen, en de Volken, van welke wij, in de jongstvoorgaande Afdeeling , een bcrigt gegeeven hebben. Zij hebben eene groote verfcheidenheid van Afgoden, en fchrijven dezelve zo veele hoedanigheden toe als zij goedvinden. Zij gelooven dat zommigen van dezelve het bewind voeren over de Wateren - deeze worden verbeeld met Visfchen in hunne handen. Anderen zijn gefield over den Zaaitijd. Anderen wederom dienen om hun Krijgsdapperheid in te boezemen. Zij zeggen dat hunne Goden opzettelijk van den Hemel nederdaalden,met oogmerk om onderhen te woonen, en hun bij te Haan. Nogthans betoonen zij hun geen het minfte godsdienftig eerbewijs. Zij voeren hen met zich in een Doos, of laaten hen op de eene of andere plaats leggen, tot dat zij derzelven bijftand be-  GESCHIEDENIS, xor ■behoeven. Van hier dat wanneer zij op eenen Krijgstogt zich begeeven , zij aan den voorfteven van hunne Kanoes dien Afgod hangen , in welken zij het meeste vertrouwen ftellen. Onder diens begunftiging ftreeven zij der overwinninge te gemoet. De zelfde gewoonte onderhouden zij , wanneer zij ter Vischvangst gaan; bij die gelegenheid hijzen zij den Afgod op , welken zij gelooven het bewind te voeren over de Wateren. In allen opzigte is deeze gewoonte gelijkfoortig met die, welke onderhouden wierdt door de aloude Grieken en Romeinen; deeze hadden hunne Befchermgoden over alle hunne onderneemingen. Wanneer zij op reize gingen, riepen de Zeelieden neptunus aan, als den God der Zee; zij voerden zijne afbeelding met zich. Zomtijds , egter , hadden zij aan hunne Schepen de afbeeldingen van andere Goden. Want wij leezen, Hand. XXIII. n, dat wanneer de Apostel pa ijlus en zijne medgezellen gevanklijk na Rome wierden gezonden, het Schip, welk hen overbragt, het teken droeg van castor en pollux. Wij mogen hier aanmerken, dat de Rooms ch - Katholieken , overeen kom frig met de gewoonte der aloude Heidenen, hunne Beschermheiligen hebben, even gelijk de Heidenfche Volken voormaals hunne Befchermgoden hadden. Anthomius, bij voorbeeld, is de Heilige, tot welken de Zeelieden, in alle gevallen van G 3 §e' De AMAZONEEZEN.  Jö2 GODSDIENSTIGE De amazo neezen, gevaar , zich vervoegen. Wanneer zij behouden t'huis koomen, hangen zij, in de eene of andere Kerk, hem gewijd, een teken op ter zijner eere, als eene dankbetooning voor de verlosfing, hun gefchonken. Deeze Wilden, van welke wij gefproken hebben , verdeelen de heerfchappij over de Natuur onder hunne Goden, of Afgoden, en wijzen elk van dezelve zijnen post aan. Nimmer bidden zij hen aan , dan in gevallen van noodzaaklijkheid. Misfchien hebben zij , in dit geval , te veele naavolgers onder de Christenen. Alle de Afgoden, welke zij vereeren, worden aangemerkt als ondergefchikt aan één Opperst Weezen. Doch van dit Weezen hebben zij zeer verwarde denkbeelden. Groot ontzag hebben zij voor hunne Priesters, en houden dezelve in den hoogften eerbied. Zij hebben een bijzonder huis, of liever eene hut, alwaar zij hunne plegtigheden vieren; dit gebouw bekleedt onder hen de plaats van een Tempel of Kerk. Hier vervoegen zich hunne Priesters bij hunne Goden, en ontvangen antwoorden van derzei ver Orakelen. Groot gezag voeren de Priesters over de arme misleide menigte; dewijl de gemoederen van deeze in een ftaat van duisternisfe gedompeld zijn, kunnen zij dezelve zulke trekken fpeelen, als zij goedvinden. Ook vervoegen zij zich bij hen, als Cafuïsten, ter opiosfinge van hunne |wij-  GESCHIEDENIS. Ï03 twijfelingen en gemoedszwaarigheden. Ten deezen opzigte handelen zij op de zelfde wijze, als zommigen van hun, die zich Christen Godgeleerden noemen. De Roomfche Priester is de Heer des gewcetens van alle de Leden zijner Gemeente: zo dat hij hen kan leiden werwaarts hij wil. Misfchien zijn 'er te veelen onder onze Proteftantfche Geestlijken, die zich het zelfde oppermogende gezag aanmatigen. Doch hier blijkt het, dat de roem van te doen, 't geen nimmer in de Schriftuure bevolen wicrdt , niet volkomen de hunne is: want de Heidenen matigen zich daar in een gelijk aandeel toe. Veelligt hebben de Heidenen daar toe meer regts dan zij zelve: want, dewijl het oorfpronklijk hun eigendom was, kunnen wij niet zien, met welk regt de Roomschgezinden de Heidenen daar van berooven, Nimmer heeft Christus hun iets diergelijks geleerd, 't zij met gebod, of voorbeeld ; en in 't geheele Nieuwe Testamenl ontmoeten wij geene enkele plaats, welke den Leeraaren het gezag geeft omGewce tensgevallen op te losfen, uitgezonden in Hukken, de zedelijke pligten betreffen de. En, ten deezen opzigte, is het een< gemaklijke zaak: want 'er heeft een al toosduurend onderfcheid plaats tusfchei regt en onregt. Doch om voort te gaan. Wanneer dee ze Wilden ten ftrijde trekken , vervoe gen zij zich bij hunne Priesters om bijftan tegen hunne vijanden, 't Eerfte, wel 6 G 4 d De amazoneezen» l 1 1 t ■ e  De AMAZONE EZEN. < 1 c t l a 704 GODSDIENSTIGE de Priester verrigt, is,de vijanden te vervloeken. Zulk eene in 'toogloopende overeenkomst heeft deeze gewoonte met het geen van bileam wordt verhaald, dat wij ons verwonderen, dat iemand, die de WaereJdlijke Gefchiedenis heeft geleezen, de waarheid der Godlijke Openbaaringe kan in twijfel trekken. Wanneer, in de vroegfte Eeuwen der waereld, de eene Natie aan de andere den Oorlog verklaarde , was de eerfte zaak, welke zij bij de hand namen, zich, wegens de regtvaardigheid haarer zaake, op de Goden te beroepen. Indien de Priesters voldaan waren met de gedaane betuigingen, begaven deeze zich na de grenzen van hun gewest, en fpraken een plegtigen vloek uit over die geenen, welke den openbaaren Vrede gefchonden hadden iets diergelijks ontmoet men nog heden ten dage onder zommigen van onze hcdendaagfche Vorften, die nimmer den Oorlog verklaaren, zonder alvoorcns zich te bevlijtigen om hunne nabuuren te doen gelooven, dat zij de eerfte aanvallers niet geweest zijn. Behalven den vloek, dien over hunne vijanden uitfpreeken, hielen deeze Priesters den Soldaaten vergifige Kruiden aan voor hunne Pijlen, en ndere wapenen. Wanneer hunne Priesters flervcn, beoonen zij zulk eenen diepgaanden eerïed voor de waardige overblijfzels, die an hun behoord hebben, dat zij hunne eenderen bewaaren , en dezelve neder, leg-  GESCHIEDENIS. 105 leggen in de zelfde katoene bedden, op welke zij, bij hun leeven, gewoon waren te flaapen. Zommigen onder hen bewaaren de Lijken hunner overleedene Bloedverwanten in hunne huizen, om alzo eene geduurige herinnering van hun fterven voor oogen te hebben. Anderen begraavèn de Lijken in ruime graflieden, te gader met alles, wat bij hun leeven hun toebehoorde. Allen vieren hunnen Uitvaart verfchciden dagen agter elkander; deeze tijd wordt doorgebragt in buitenfpoorig drinken en rouwklaagen. Zij gelooven dat de ziel onfterflijk is. Doch hier moeten wij aanmerken, dat zij zich dezelve voorftellen als eene lichaamlij kc zelfftandigheid. Dit moet toegefchrecven worden aan de verdorvenheid der Menschlijke Natuure, welke de menfchen noopt om dat geen te verwerpen, 't welk zij niet kunnen begrijpen. Dit, misfehien , is de bron der dwaalingen , welke inde waereld ooit hebben plaats gegreepen. Groote ontdekkingen zijn 'er in de Starrekunde gedaan, geduurende de tegenwoordige Eeuwe; doch de eene helft van dezelve is niet beter dan waarfchijnlijke gisfingen; terwijl de andere helft twijfelagtig, en in duisterheid omwonden is. Groote ontdekkingen zijn 'er insgelijks gedaan in de Natuur-en Geneeskunde; doch wie durft beweeren, dat de menschlijke kennis volkomenis? De menfchen, ondertusfchen, behoorden, door alle middelen, zich te benaarfligen, om G 5 zich AMAZONEEZEN.  De AMAZO- PJEEZEN. Tt>6 GODSDIENSTIGE zich te ontklceden van hoogmoed, en ten allen tijde gereed te zijn, zo wel hunne zwakheid als onkunde te belijden. De grondflag van alle onze gelukzaligheid , 't zij in den tijd of in de Eeuwigheid , moet geleid worden in de Nederigheid. De wijsfte van alle menfchen, die ooit geleefd hebben, verklaarde : Hoogmoed gaat vóór de vernedering, en hoogheid des geests vóór den val. En Christus, die grooter was dan salomon, zeide: Die zich zeiven verhoogt, zal vernederd worden; doch die zich zeiven vernedert, zal verhoogd worden. Waren de menfchen eenmaal gebragt tot de crkentenisfe van hunne eigen zwakheid , hunne eigen onkunde, en hunne eigen onwaardigheid, in vergelijking met de Rechtheid van het Godlijk Opperweezen , zij zouden in hunne gemoederen geene bezwaarende twijfelingen voeden aangaande de waarheid der Christlijke Bedeelinge. Wij zullen deeze Afdeeling befluiten met de woorden van den vermaarden shakespear, welke hij legt in den mond van den grooten Kardinaal wolse y, toen hij affcheid nam van Lord cromwell. „ Ik beveel u, crom„ well, doe de Eerzucht verre van u „ vlieden. Door die zonde vielen de En„ gelen; hoe kan dan de Mensch, het „ beeld zijns Maakers, hoopen, daar door „ te zullen zegepraalen ? Bemin u zeiven „ minst; liefkoos de harten, welke u haa- „ ten,  GESCHIEDENIS. 107 ten. Omkooping was niet meer dan " Eerlijkheid. Draag fteeds in uwe rech" ter hand den lieflijken Vrede, om de nij', dige Tongen tot zwijgen te brengen. Wees regtvaardig, en vrees niet. Laa„ ten alle de oogmerken, welke gij be, doelt, die van uw Vaderland, Gods en „ der Waarheid zijn. Indien gij dan „ valt, ö cromwell, zult gij vallen als een gezegende Martelaar. Dien der „ Koning. ■— Maak eene lijst van alle; ls wat ik bezit, tot aan den laatften pen „ ning; 't behoort den Koning. Mijt „ mantel, en mijne oprechtheid, 6 He „ mei, is alles wat ik mijn eigen durvi noemen, ö Cromwell, crom " weu! hadde ik mijnen God met hal \\ zo veel ijver als mijnen Koning ge „ diend, hij zou, in mijnen ouderdom „ mij aan mijne vijanden niet blootgc „ Held gelaaten hebben." d e De AMAZONEEZE1C. L \  io8 GODSDIENSTIGE De BRAZIEI AANEN. ( 1 i i ï •\ \ D E GODSDIENST DER BRAZILIAANEN. Toen deeze Volken, door de Europeaanen, 't eerst ontdekt wierden, hadden zij Tempels noch Gedenktekens ter eere van eenige Godheid opgericht: zeer veel verfchilden zij dus, ten deezen opzigte, van de Peruviaanen en Mexicanen. Nog heden ten dage hebben zit zeer duistere en verwarde begrippen wegens de fchepping der Waereld: want in hunne Tijdrekening bedienen zij zich alleen van Maanden. Nogthans fchijnen zij eenige flaauwe begrippen van de Godheid te hebben ; dikmaals fteeken zij hunne handen op na de-Zon en de Maan, als een uitvverkzel van verwonderinge Ee mg begrip hebben zij van den Zont vloed; zij verhaalen dat een zeer vermogend uit. lander, die hunnen Voorouderen den eenre digften haat toedroeg, hen allen deedt jmfcoomen door eene zwaare overftroo mng, alleenlijk uitgezonderd twee per oonen , welke hij jn 't leeven fpaarde, net oogmerk op dat zij mogten voort! 'lanten een nieuw geflagt van fchepzelen, 'an welke zij zelve rde Braziliaans) zijn oortgefprooten. Wij vinden hier de uiter-  GESCHIEDENIS, ioj Cerfte einden der waarheid, hoewel door verdichtzels verdonkerd. Doch zelf deeze duisterheid wijst, in zekeren opzigte, de waarheid aan. Zeer bang zijn ze voor den Duivel, welken zij agneian noemen. Nogthans betoonen zij hem niet het geringfte eerbewijs. Even bcfchroomd zijn ze voor den Donder; zij onderftellen dat dezelve ftaat onder het beftuur van eenen hunner Goden, tou pan genaamd. Wanneer zij vermaand worden, den God te dienen, welke den Donder heeft gefchapen, geeven zij tot antwoord , dat het zeer vreemd luidt, dat God, die een zo goed Weezen is, zich van den Donder zou bedienen, om het Menschdom eenen fchrik aan te, jaagen. Grooten eerbied betoonen zij aan eene zekere Vrugt, omtrent van grootte als het Eij van een Struisvogel, en van gedaante als een groote Kalbas; zij noemen dezelve Tamaraca, door zommige Reisbefchrijvers verkeerd Maraca genaamd. Wanneer de Priesters het land doorgaan, voeren zij altoos deeze vrugt mede, en noodzaaken het Volk om dezelve met groote (hatelijkheid te aanbidden. Zij maaken deeze vrugten vast aan het einde van eenen ftok, welken zij in den grond plaatzen. Daar naa verfieren zij dezelve met fraaie vederen, en gebieden den Inwooneren der Dorpen, rondom dezelve fpijze en drank zamen te brengen: want, zeggen de Priesters, dit is haar aangenaam. er De SRAZII.I(VANEN.  Be BllAZILIAANEN. 1 I '< \ ïio GODSDIENSTIGE en zij fcheppen vermaak om op deeze wijze onthaald te worden. De hoofden der Stammen, en de Huisvaders offeren een gedeelte hunner leevensmiddelen aan deeze Tamaracas; en het dus toegewijde aan deeze Afgoden weg te neemen, wordt als eene groote misdaad aangezien. De Priesters verzekeren de godsdienftige aanbidderen, dat de Geest zijne godfpraak voortbrengt door den mond van de Tamaraca. Dus ontmoeten wij hier het voorbeeld van eene fpreekende vrugt Zij befchouwen de Tamaracas als Huisgoden; hierom is elk Braziliaan verpligt, eene Tamaraca in zijn huis te hebben om dezelve, bij voorkoomende gelegenheid, te raadpleegen. Doch deeze Godfpraaken zijn hun van geenen dienst, ten zij ze van de Priesters gekogt worden. De weezenlijke deelen van hunne féésten beftaan in danzen en zingen. De on derwerpen hunner gezangen, zijn hunne doorluchtige krijgsverrigtingen. Zij die. nen, derhal ven, insgelijks om de naaeedagtems hunner Oorlogshelden over te leveren aan de laate naakoomelingfchap. Een der voornaamfte van deeze feesten is ,het Aagten van hunne vijanden, die het ongeluk hebben gehad van in hunne hanien te vallen. Naa dat zij deeze ramp. zaligen, onder de grievendfte folteringen lebben ter dood gebragt, zitten zij neder in doen hunnen maaltijd met derzelver /leesch. Eene fchrikwekkende gewoon:e, in de daad, en op de aandenking van wel-  GESCHIEDENIS, ut •welke de menschlijke Natuur te rugge deinst. Nogthans is zij aan geene de minfte twijfeling onderhevig. Deeze gewoonte in twijfel te trekken, kan niet gcfchieden , zonder alle onze Reisbefchrijvers , onder welke men Mannen van onbetwistbaare eerlijkheid aantreft, van voorbedagte logentaale te befchuldigen. Alle hunne Boias , of Priesters, zijn Goedergelukzeggers , en uitleggers van droomen; zij maaken het Volk diets, dat de Duivel hun deeze weetenfchap mededeelt. De Boia raadpleegt de Godfpraak, in een hut, voorbedagtelijk ten dien oogmerke gebouwd, alwaar eene Maagd, van tien of twaalf jaaren oud, voor hem een Hangmat vervaardigt, nevens een aanzienlijken voorraad van leevensmiddelen. De Priester, die verpligt is, negen dagen agter elkander, zich te onthouden van alle gemeenfchap met de Vrouwen, wascht zich, voor dat hij te bedde gaat; hier raadpleegt hij den Geest, die zo goedaartis is,dat hij nimmer in gebreke blijve om op zijne Gebeden te antwoorden. Doch wi; moeten hier aanmerken, dat hij nooit ie. mand bij zich heeft, wanneer hij der Geest om raad vraagt. Nimmer treeden de wilde Braziliaanet in het huwelijk met iemand hunner nabe ftaanden, binnen die trappen van bloed verwantfchap, welke wij bloedfchenden de noemen. Ten deezen opzigte, althans fchijnen zij, derhalven, eenige denkbeel den van zedelijkheid te bezitten. Zo dn eer De brazilV aanen. i L \ t l  De SR AZ'LI. i 3 I I v n z h t( n bi ïi2 GODSDIENSTIGE tSL/^ngel-ng, WOrdt aa"ffemcrkt als bekwaam om in het huwelijk te kunnen treeden, wordt hem de vrijheid gegeeven om na eene Vrouw te mogen uitzien. Want nimmer wordt het in bedenking genomen, of hij de vereischte middelen bezitte om een huisgezin te kunnen onderhouden, of de bekwaamheid om zich zeiven in de waereld voort te helpen. In vroegere dagen mogt geen Jongeling in het huwelijk treeden, voor en aleer hij eenen vijand hadc gedood. Doch tegenwoordig, wanneer een jonge Wilde zijn oog heeft laaten vallen op eene Maagd van zijnen eigen Stam, vervoegt hij zich bij haare Ouders en verzoekt derzelver toeflemming om baar te mogen trouwen. Deeze Wilden hebben volftrekt geen denkbeeld van eenige voorafgaande Huwelijks - voorwaarden : ftf zy kennen geene verklaaringen van ZtT]fhe ^genheid, of minnekoo. •enjen. Zo ras de nabeftaanden der jonge Uaagd^ haare toeflemming hebben gegeejen, is hij, van dat oogenblik af, haar ch genopt. Weinig betekenende zijn de Jegtigheden, die daaraan volgen Pn^f vk f alêemeen g^ruik is onder zn Afie. Ln, hoewel de Vrouwen dikï S Zfmen ]eeven in groote eens^e- ■ndifche Man het regt om haar te verftf . n , wanneer hij zulks goed vindt. Waneer eene Vrouw een kind ter waereld engt, worden 'er verfcheiden bijgeloo- vi-  GESCHIEDENIS. 113 vige plegtigheden in agt genomen. Indien het een Jongetje zij, legt de Vader naast den jonggeboorenen neder een Boog, een Pijl en een Mes, en vermaant hem tot moed cn krijgsdapperheid. De plegtigheid wordt bcllooten met het kind eenen naam te geevcn, naar het voorwerp, 't welk den meestcn indruk op zijn gemoed maakt. De Meisjes worden in het huisbeftuur opgevoed , en doorgaans al vroeg in den Echt beftecd. De Braziliaancn hebben eenige flaauwe denkbeelden van de onlterflijkheid der ziele. Want zij gelooven dat wanneer iemand hunner Landgenootcn fterft, zijne ziele overgevoerd wordt na het Paradijs, agter hunne hooge bergen. Wanneer iemand van eene ziekte wordt aangetast , valt een zijner Bloedverwanten met zulk eene woede op hem aan, dat hij de weinige leevensgeesten, welke hij nog heeft behouden, bijkans verdoove. Indien de kranke in den avond fterve, wordt de nacht doorgebragt in rouw» bedrijven en jammerklagten. De nabuurcn van beide fcxen worden genodigd , om deel te neemen aan de treurige plegtigheid. Terftond naa het uitblaazen van den laatften adem, wordt de geftorvene gewasfchcn en gekamd, en in een kleed omwonden. Indien de overleedene een van hunne opperhoofden zij, dient zijn Hangmat hem tot een doodkleed, verfierd met zijne pluimaadje en andere tooizels. Zij JV. deel. H leg» De SRAZIH- AANEN.  De BRAZILIAANEN. 3 i i P E 114 GODSDIENSTIGE kggen hem in eene foort van Kist, doch in zulkervoegc dat geen gedeelte van het lichaam van de aarde worde aangeraakt Alle dagen brengen zij hem nieuwe Jeevensmiddelen, om aldus te voorkoomen dat hy, naa zijnen dood, niet van hon ger ftcrve. Ja, zij gelooven dat hij, in de andere waereld, door danzen zich zo zeer vermoeit, dat hij blijde is, wanneer hy op de aarde wederkeert, om eeniee rust te genieten. b Uit al het geen wij, aangaande de Brahmanen cn, hi de daad, alle andere Heidcnfche Natiën, verhaald hebben, kan het duidelijk blijken, dat de kennis van icn Eenen Waaren God, cn het leeven ïn de onverderflijkheid, nimmer aan het icht gebragt wierden, vóór de verkondi png van het Euangelium. Dit behoorde, voor alle andere dingen, ons te lee en , deeze meer dan onfehatbaare zege ung op behoorlijken prijs te fchatten "  GESCHIEDENIS. 115 D E GODSDIENST DER VOLKEN, Welke in de Nabuurfcliap der Rivier e DE LA PLA TA woonen. De Rivier de la Plata is, misfchien, de grootfte in de geheele waereld, en eene onuitputbaare bron van rijkdom voor de Spanjaarden, 't Was deeze Rivier , alwaar de vermaarde francois drake een groot getal Spaanfche Schepen verdelgde, en van waar hij eene bijster groote menigte Zilverwerk na Engeland voerde. Van eene groote menigte Volks worden de oevers deezer waereldvermaarde Riviere bewoond ; doch de Spanjaards wenden hunne uiterfte poogingen aan , om de andere Enropeaanen daar van onkundig te houden. Nogthans is deswegen zo veel ter onzer kennisje gekoomen, als noodig is om ons een denk. beeld te geeven van de godsdienftige ge, voelens deezer Volken. Zommigen hunner ftellen het vel hun ner vijanden, als zo veele zegetekens, ter toon aan zekere huizen, welke fchrjner beftemd te weezen ter handhaavinge var den openbaaren Godlijken Eerdienst. An H 2 de DE LA PLATA» t l l  DE LA TL ATA. J ] I 3 3 3 3 3 1 V h 1 ƒ< v n: m tc 21 Of di( lei de W zij ïiö godsdienstige; deren aanbidden de Zon cn de Maan 7om of VoiÏm1' Volkenr^"> Nieuwe of Volle Maane, zekere infnijdingen in hun vel , door middel van beenderen welke zij fcherp flijpen, en in plaats van Mesfen gebruiken. ioS,nn^gCnaflde- Tucuma»Me Wilden ebben eenig begnp aangaande eene Godleid. Zij hebben Priesters, die den post ran Goedergelukzeggcrs beklcedcn Co ™nI; »Ik ben van oordeel , dus , fchryft hij , dat overal daar Priesters , zijn, noodwendig eenige fchaduvv van , Godsdienst moet weezen; en dat her ■ een , altoos betrekking heeft tot het an. der. Ondertusfchen loopt het eefchil 1£t Trh WaWe betckems vaf het Ta Godsdienst, maar alleenlijk over t denkbeeld daar van. De Wilden van araguaij en Uragha, die, door de %. nten tot nog toe niet befchaafd zijn, srfchdlerr in deeze bijzonderheden, er. van de lucumannen. Hunne Priesters zijn insgelijks Geneesasters , gelijk in veele andere gewes n, en geneezen hunne kranten, door te" ;igen aan het ongeftelde lichaamsdeel, door den rook van Tabak ' Zï^ÜaTl\ CCnJen A]Semcenen Geest, i 1 af* , doord"ngt» e" op alle deel i van dezelve werkzaam is. Doch dit akbeeld is te wijsgeerig voor deeze üden. Laaten wij liever zeggen, dat zich verbeelden, dat ieder voorwe% be-  GESCHIEDENIS. 117 bezield wordt van zijnen bijzonderen Genius , of Geest. Dit denkbeeld is een eigenaartig uitwerkzel van hunne plompe onkunde; hoewel het, met dit alles, zeker is, dat zommige zeer befchaafdc, zo oude als hedendaagfehe Natiën , onderfteld hebben de onmiddelijke werking van een algemcenen Geest, cn van bijzondere Geesten op alle aardiche lichaamen. Ovcrccnkomllig met dit begrip , wordt ons verzekerd , dat de bewuste Wilden hunne godsdienftige aanbiddingen tot deeze Genii, of Geesten, opzenden. Zommigen hunner vcreeren een gewaanden onzigtbaaren Tijger. Die na het Priesterfchap en de waardigheid van Geneeshecren dingen, zijn vcrpligt, dikmaals, en lang agterecn, tc vasten. Zij moeten verfcheiden maaien tegen de wilde dieren, bijzonderlijk tegen de Tijgers, hebben gevogtcn, cn ten minften eenmaal door dezelve gebeeten of anderzins gekweld zijn. Vervolgens kunnen zij tot de Priesterlijke waardigheid bevorderd worden. Want zij befchouwen de Tijgers als bijkans godlijke dieren; cn gegriefd te zijn door zijnen ge wijder klaauw, wordt onder hen voor zulk eene groote eere aangezien, als het ontvangen van den Doktoraalen Kap aan de Univerfiteit te Salamanca , in Spanje. Straks wordt het zap van zekere overgehaalde kruiden over hunne oogen uitgegootcn; dit is de Priesterlijke zalving. Thans verliaan de nieuw aangeflclde Priesters dt H 3 kunst De DE LA P L ATA. I  de la TL ata, j 1 ( ] ( t t 118 GODSDIENSTIGE kunst, om de Geesten van alle weezens, zo bezielden als onbezielden, tot bedaaren te brengen; zij houden heimelijke gemeenfchap met deeze Geesten, en krijgen deel aan derzelver deugden. 'Er zijn nog andere Geneeskundige Priesters , boven de reeds gemelde verheeven; het ampt en de bediening van deeze gaat niet verder, dan dat zij de geesten bevredigen, en derzelver Godfpraaken ontvangen. Nimmer worden zij bevorderd tot deezen hoogften trap van-eere , dan naa alvoorens, een lange reeks van jaaren de Geneeskunde te hebben geoeffend' Wijders zijn ze verpligt, een geheel jaar te vasten; en hunne fpijsonthouding moet kenbaar zijn aan hun vervallen en verbleekt gelaat. In zekere getijden van het jaar, bijzonderlijk ten tijde van de Nieuwe Maane , roepen zij het geheele Volk te zamen, op eenen heuvel, op een kleinen ifftand van de ftad. Met het aanbreeken van den dag trekt de geheele Vergadering aa de_ beftemde plaats , onder een diep [lilzwijgen. Doch op het oogenblik als :ij ter beftemde plaatze is aangekoomen, left zij een fchrikwekkend misbaar aan, net oogmerk, zeggen ze, om de harten ler Godheden te vermurven. De geheee dag wordt doorgebragt met vasten en en verward geraas. Tegen het vallen ;an den avond, worden de volgende pJegigheden in agt genomen. Eerst mijden e Priesters het hair af, 't welk onder hen een  GESCHIEDENIS. 1I9 een zinnebeeld is van groote blijdichap en vreugdebetooningen , en bedekken hun lichaam met roode en gcele pluimen. Daar naa worden tot hen gebragt zekere groote Vaten, in welke zij het vogt gieten, voor de plegtigheid toebereid. Dit vogt ontvangen zij, als de Eerilelingen, aan hunne Afgoden geofferd, waar van zij tot buitenfpoorighcid toe drinken. Wijders deelen zij het mede aan alle de aanweezenden , die het met groote teugen te lijve flaan. De gantfche nacht wordt doorgebragt met drinken en danzen. Een van de Vergaderinge heft eenen zang aan: flraks beginnen alle de overigen zich ir eenen kring te fchaaren, naar eene zeke. re maat hunne voeten te bewcegen, er met hunne hoofden van de eene na de an derc zijde te fchudden; tevens, met hun ne lichaamen, zeer onvoegzaame bewee gingen maakende. De vuurigheid var hunnen Godsdienstijver wordt bcrekenc naar de lichaamsverdraaijingen , welki zij aanncemen. Zommige Volken, in de gefchiedver haaien der Je/uiten onder den algemecne naam van Moxes bekend, vcrecren d Zon, Maan en Starren; anderen betoonc godsdienflige aanbidding aan de Rivieren Eenigen draagen altoos bij zich een groo getal kleine Afgodsbeelden, in eene zee belachelijke gedaante vervaardigd. Ieder daad van Godsdienftigheid heel tot haaren grondflag een beginzel van vre( ze Onder eene zo groote menigte \ o H 4 ker DE LA PLAT A. I l 1 1 t f 't J  t)E LA 1'LATA i ] < J S d I ii d d V d( pi ar ge Ï20 GODSDIENSTIGE ken , door de Zendelingen en Spanjaards, onder de algemeene benaaming van Moxel begreepen, heeft men flegts eene of twee Natiën kunnen ontdekken, bij welke cenigerhande offeranden gebruiklijk zijn. Hunne Priesterlijke Geneesheeren , Toveraars of Kwakzalvers, fchrijven huhnen dnrh h\l)%eh}ks geneesmiddelen voor; doch het blijkt met, dat zij, even als de Pricj;ers:in P-r^yS tot hunne w aï öigheid bevorderd worden. Hoe 't hier bi?nV Zij' Wan?eer de eerstgemelde by de zieken ontbooden worden, mompelen zij over hun zekere bijgcloovige ge- wille te zullen vasten, en eiken dag een zeker bepaald getal Pijpen Tabak rooken. Doch men zou hier kunnen vraagen of la.thjkheid doen, als zij voorgeevcn $ daarenboven zuigen zij aan het ongeuW'e lichaamsdeel; 't welk als eene uitftceende gunst wordt aangezien. Naa dit at zij voor hunne gedaanc dicnft.cn, rijkjk zullen betaald worden. J ■ ïnn!, Hu.^bjksplegtigheden beftaan 1 de wederzijdfche toeftemming van bei 2 zijden, en in eenige gefehenken van -n üiuidegom aan den Vader of de RIoeri ^yanten van de Bruid. Nogthans wordt bewilliging van de Bruid in delaatfle aats in aanmerking genomen. Nog eere dere vreemde gewoonte is onder hen iri bruik: te weeten, dat de Vrouw mag woo-  GESCHIEDENIS. i2r woonen waar zij wil, en de Man vcrpligt is, haar overal te volgen. Indien deeze Volken niet meer dan ééne Vrouw trouwen, gefchiedt zulks alleen uit gebrek: want zij zijn zeer gezind tot de Veelwijverij, cn dezelve is gebruikelijk overal, daar de gelegenheid zich daar toe aanbiedt. De ontuchtigheid der Vrouwen befchouwen zij als eene allerfchreeuwendfte misdaad. Indien eene Vrouw, ten deezen opzigte, haaren pligt tc buiten gaa, wordt zij aangemerkt als een eerloos fchepzcl, cn loopt gevaar van met den dood geftraft te worden. Indien de Mannen, in ecnigen opzigte, zich aan onregtvaardigheid fchuldig maaken,'t is zeker bij deeze gelegenheid : want waarom zouden de Vrouwen de geilheid der Mannen niet mogen ftraffen ? Want waarom vergunnen wij het niet aan eene fexe , wier broosheid het dagelijksch onderwerp onzer fpotternije is, om zich tc vermaaken ten koste der Mannen , die veel broozer zijn dan de Vrouwen ? vergeetende honderd maaien op eenen dag, aan haare voeten, hunne zo hoog geroemde fterkte van geest, cn al wat dierbaar is aan haare bekoorlijkheden opofferende. De Vrouwen bereiden den drank,welken hunne Mannen drinken, en draagen zorge voor de kinderen. Wanneer een Vrouw fterft, hebben zij de barbaarfohe gewoonte van haare kleine kinderen nevens haar tc begraavèn. Wanneer zij Tweelingen tci waereld brengt, begraaft zij een van deH 5 zei DE LA PI. AT A.  DE LA ÏLATJI i j 4 122 GODSDIENSTIGE zelve; zij geeft hier van voorreden, dat . het haar onmogelijk is , twee kinderen behoorlijk groot te brengen. Een zeer duister begrip hebben zij van de onfterflijkheid der ziele, en begraavèn hunne dooden met zeer weinige plegtigheden. De naastbeftaanden van den overleedene delven een Graf, werwaarts zij het Lijk volgen onder het in agt neemen van een diep ftilzwijgen, 't welk alleen door het fnikkend huilen wordt afgebroken. Zo dra het Lijk in de aarde is bijgezet, verdeelen de Lijkgangers de klederen of zwagtels, in welke het omwonden was. Vader sepp verhaalt, in eenen Brief, te vinden in de bekende Verzameling van keurige en ftigtelyke Brieven , dat eenige Volken in Paraguay, telkens wanneer iemand hunner Bloedverwanten deeze aarde verlaat, zich eenen Vinger, en vervolgens eenen Toon affhijden. Zeer ongelukkig is, derhalven, iemand daar te lande, die veele hoogbejaarde Bloedverwanten heeft: want hij loopt gevaar van zeer vroeg, aan handenen voeten, verminkt te worden. Doch, niet 't onregt zou men aan Vader sepp mogen vraagen, of hij immer geweest zij een ooggetuige van zulk een redenlooze verminkinge ? De waarheid der zaake, is, dat de Jeluiten, in alle hunne berigtenaangaan.de leeze Volken, bijzondere bedrijven als alïemeene gewoonten befchouwd hebben. En vermids eenigen onder deeze Volken :o bijsterzinnig waren, dat zij zich zei ven de  GESCHIEDENIS. 123 de Vingers en Toonen afhieuwen, hebben zij verhaald dat zulks eene algemeen aangenomene gewoonte was. In de Oostindïén, gelijk wij boven reeds hebben aangemerkt, ontmoet men veele Vrouwen, die zich met haare overleedene Mannen leevende laaten verbranden. Doch 't is 'er wel verre af dat dit eene vastgeftelde wet zij, aan welke niemand zich mag onttrekken. In de daad, wanneer wij agt geeven op de natuur van den SpaanfchenRegeeringsform, en op de bijgeloovigheid des Volks, hebben wij geene reden om ons te verwonderen, dat deeze Volken zo langen tijd gebleeven zijn in eenen ftaat van onwectendheid. De Heidenen merken niets op in de plegtigheden der Roomschgczinden, dan eenige weinige omflagtige en zwierige optooizels; en,veelligt, zal een mensch van kunde en ondervindinge van gering belang oordcelen het onderfchcid, welk 'er plaats heeft , tusfehen rauwheid en befchaafdheid in den Godsdienst, indien beiden in Afgoderij beftaan. r> e DE LA1 ? L AT A.  De PERUVIAANEN. i **4 GODSDIENSTIGE D E GODSDIENST DER PERUVIAANEN, Langen tijd was Peru een vermaard Keizerrijk. Indien wij zommige Schrijver mogen gelooven, waren Goud en feilt. r,Z° ra.eniSvuk% ^ > voor te geeven dat hij en zijne Huisvrouw het Kroost der Zonne waren, en dat hun Vader hen van den Hemel hadt gezonden. Om dit gevoelen te gereeder ingang te doen vinden bij de Peruviaanen, verfcheen hij onder hen in eene glansrijke gedaante, en onderfchcidde zich inzonderheid dooide grootte zijner Ooren. Zo ongelooflijk groot waren dezelve, dat wij het verhaal dienaangaande nooit zouden hebben kunnen aanneemen, indien wij daar van niet gezien hadden de duidelijke ovcrblijfzels bij zijne Naakoomelingen. Aldus hebben de aloude Wetgeevers ten hunnen nutte aangenomen het gunflig gevoelen , 't welk hunne Onderdaanen of Medeburgers van hun voedden. Zommigen onder hen zijn zelf loos genoeg geweest , om zich als eene verdienfte toe te rekenen zekere in 't oogloopende gebreken van lichaam of van geest. De Iangduurende en herhaalde afzonderingen van nu ma pompilius, geduurende welke hij, waarfchijnlijk , van hevige vlaagen van droefgeestigheid wierdt aangetast, en de  GESCHIEDENIS. 129 de Geestverrukkingen van ma hom et, zijn overbekend. En vermids mangocapac aan het verdichtzel wegens zijne geflagtrekening kragt en gezag gaf, dooide groote voordeden, welke hij zijnen onderdaanen aanbragt, geloofden zij, in de daad, dat hij een zoon der Zonne was, en dat hij was nedergedaald van den Hemel, om hun zijne hulp te betoonen. Dit zou ons bijkans Op de gedagte doer vallen, dat zij door een even verheever beginzel, als dat der Natuure , beftuurc wierden , indien wij niet overtuigd wa ren, dat verfcheiden aloude Wetgeever: vertoond hebben in 't oogloopende proe ven van de kragt van natuurlijke waarhe den. De deugdzaame mango-capac wierd kort daar naa vergood. Zijne onderdas nen bouwden Altaaren ter zijner eere, e: voor zijne opvolgers naa hem. Dit gc fchiedde niet om dat zij hen als iets mee dan flerflijke menfchen aanzagen; maar z betoonden die eerbewijzen aan deeze h cas, uit een beginzel van dankbaarheid voor de gunften, welke zij hadden on vangen van den zoon der Zonne, welk zij, gelijk ons wordt berigt, alleen dier den. Om dit zamenflelzel van Godsdienst a te minder ongerijmd en belachelijk te doe voorkoomen , moeten wij onderftellen dat zij hunne Incas befchouwden in hf zelfde licht, als de aloude Grieken hunr Helden, en de Romeinen romulus ( V. deel. I 2011 De PERUVIAANEN. [ t 1 r > e L« Is n * :t ;e n U  De PERuviAANSi*. 130 GODSDIENSTIGE zommigen hunner Keizeren. Zij kunnen van meeninge geweest zijn, dat de kinderen der Zonne de Befchermgoden des Keizerrijks wierden, cn, in vergelding der deugden, welke zij, in dit fterflijkc leeven , betragt hadden , het voorregt genooten van de bewaarders hunner gebeden te weezen , en dezelve dien Planeet voor te draagen. Vrij ernlïig, nathans , ontkenden de Peruviaanen de Gevolgen, welke uit hunne gewoonte zouden kunnen afgeleid worden. Garcilasso verhaalt, dat de bovengemelde Volken, in vervolg van tijd, Tempels voor de Zonne bouwden , en dezelve met kostbaarheden van eene onnoemelijke waarde verfierden. Niet de zelfde eere, egter, betoonden zij aan de Maan. Want, hoewel zij dezelve aanmerkten als de Huisvrouwe en als de Zuster der Zonne, ja, zelf als de Moeder der Incas, ontmoeten wij, evenwel, geen voorbeeld, dat zij aan die Godinne ecnigen Eerdienst betoond, of op haare Altaaren geofferd, of ter haarer eere Tempels gebouwd hebben; hoewel het tevens waar is, dat zij haar den hoogften eerbied toedroegen; zij noemden haar de algemeene Moeder aller dingen. Doch hunne Afgoderij ging niet verder. Donder en Weerlicht noemden zij de uitvoerders van de geregtigheid der Zonne; en, in die hoedanigheid, wierden zij ui zo verre godsdienffigliik vereerd , dat hun een vertrek in den Tempel der Zonne,  GESCHIEDENIS. 131 nc, te Cusco , wierdt ingeruimd. Doch hier uit volgt niet, dat zij gefield wierden onder het getal der Goden, gelijk een Spaansch Gefchiedfchrijver ons wil doen gelooven. 't Is 'er zo verre af, dat wanneer een huis, of eenige andere plaats , van den Donder wierdt getroffen , hetzelve van hun derwijze wierdt verfoeid , dat zij, op flaanden voet, de deur met modder en fleenen toeflopten, om aldus te beletten, dat in 't vervolg nooit iemand daar binnen kwam. Indien een Donderflag op het platte land nederviel, weezen zij de plaats aan door middel van Hokken, of andere kenmerken, om te voorkoomcn dat nimmer iemand over dien plek gronds wandelde. In één woord, zij gaven altoos den toenaam van heilloos en vervloekt aan zodanige plaatzcn, en voegden 'er nevens, dat de Zon dit vloeken op hen nederzondt, door middel van den Donder, welken zij befchouwden als haaren Lijfknegt, en Geregtsdienaar. Niettegenflaande zij den dienst der Zonne dus "ijverig aankleefden, erkennen, nogthans, de verftandigflcn onder de hu diaanen eene ziel der waereld, of liever, een cerften bcweeger der floffe , onder hen bekend bij den naam van pachacamac: een woord, volgens het berigt van garcilasso, zo veel betekenende als Hij, die de waereld bezielt. Hij voegt 'er nevens. dat zij voor dit woord een zo diepen eerbied voedden, dat zij het niet durfden uitfpreekcn. Wanneer het gebeurI 2 dt De PERUVIAANEN.  De PERUVIAANEN. 332 GODSDIENSTIGE de dat zij zulks niet konden vermijden, fpraken zij het altoos uit met de in 't oogloopendfte tekens van eerbied en onderwerpinge ; zij trokken hunne fchouders om hoog , floegen zich zeiven op hunne voorhoofden en op den borst, hieven hunne oogcn hemelwaarts, en floegen ze in het zelfde oogenblik na de aarde \ zij leiden hunne vlakke handen op hunnen rechter fchoudcr, en kusten de lucht. Een aanmerkelijk gedeelte van deezen Eerdienst betoonden zij aan de Zon, ja, zelf aan de Incas. Nogthans verhaalt garcilasso, dat zij, in de daad, een diepgaander eerbied beweezen aan pachacamac , dan aan de Zon. Zij erkenden dat hij alleen het Heelal bezielde , en het deedt in weezen blijven. Doch alzo zij met hunne oogen hem nooit gezien hadden , merkten zij hem aan als den onbekenden God, of liever, als een onzigtbaar en onftoffelijk weezen. Uit een antwoord, welk de Inca athahualipa , op zekeren tijd, gaf, zou, veelligt, iemand befluiten, dat het woord pachacamac eene van de Eigenfchappen der Zonne was. De Peruviaanen waren van oordeel, dat het karakter van cupai tegen dat van pachacamac regelrecht overftondt; en wanneer zij verpligt waren hem te noemen , waren zij gewoon op den grond te fpuwen, als een bewijs van hunnen onverwinnelijken afkeer van dat booze weezen. Een blooten eer-  GESCHIEDENIS. 133 eerbied betoonden zij flegts aan de Maan, in de hoedanigheid van de Zuster en Huisvrouw der Zonne. Zij vereerden de Star- ■ ren, welke zij de Staatjonkvrouwen van het paleis dier Planeeten noemden. Thans zullen wij een berigt geeven van de Huacas, of Guacas. Wij volgen hier de opgaave van garcilasso, welke naauwkeuriger en geloofwaardiger fchijnt te weezen , dan die door purchas is voorgedraagen , op het gezag van verfcheiden Spaanfche Schrijvers. Garcilasso verhaalt, dat het woord huaca betekent Afgooi en heilige zaaken ; van deezen aart waren de afbeeldingen der Zonne ; de offeranden, hem toegebragt; de afbeeldingen van menfchen, vogelen, viervoetige dieren , in goud, zilver en hout; niet uitgezonderd rotzen , hoornen , fteenen, holen, tempels en graflieden, welke God,door zijne tegenwoordigheid, of door zijne Godfpraaken, heiligde. Wijders gaven zij den naam van huacas aan de Genit, of Geesten; aan de Helden, welke geplaatst wierden onder de onfterflijke Goden; aan alle die voorwerpen , die in hunne foort fchoon en voortreffelijk waren ; zomtijds zelf aan mismaakte en wanftallige dingen. De Spanjaarden , dus vervolgt garcilasso, die onkundig waren van deeze onderfcheidene betekenisfcn , waren van begrip, dat de Indiaanen als Godheden aanzagen alle die voorwerpen, aan v/elke zij den naam van Huacas gaven.' I 3 Wij- Dt 'ERUVIiANEN.  De PERUVIAANEN. < 134 GODSDIENSTIGE Wijders verbeeldden zij zich , dat de Peruviaanen de rotzen en heuvelen dienden , onder den naam van Apachitas: de reden hier van was, om dat zij onkundig waren, dat het verminkte woord Apachetta , 't welk zomtijds betekent, Hy , die eenen anderen eene zwaarigheid doet overwinnen of te boven koomen , in de Laconifche wijze van fpreeken, bij de Indiaanen gebruikelijk, de volgende zegenfpreeking uitdrukte: „ Laaten wij „ onze dankbaarheid betoonen aan hem, „ die ons heeft in ftaat gefteld om de „ vermoeijing te verdraagen, welke wij „ ondergaan hebben, in het bekloute„ ren van deezen heuvel." Deeze gebeden wierden opgezonden tot pachacamac, wien zij als dan gemoedelijk vereerden, voor zijnen bijftand , in hunne vermoeijenisfen hun bewcezen. Wanneer zij den top des heuvels bereikt hadden , leiden zij aldaar neder den Jast, welken zij torsten; en naa hunne oogen hemelwaarts te hebben geflagen , floegcn zij dezelve neder ter aarde, en vertoonden de zelfde tekens van aanbiddinge, welke zij, ten aanzien yan pachacamac, hadden laaten blijken. 3 Wijders hadden zij nog de gewoonte, om een zeker kruid, Cuca genaamd, in nunnen mond te neemen, en het vervolgens in de lucht te fpuwen; dit was :en zinnebeeld , dat zij de dingen , in «relke zij de meeste waarde ftelden, aan pa-  GESCHIEDENIS. 135 pachacamac offerden. Tot zulk eene overmaate van bijgeloovigheid floegen zij over, dat zij hem zelf fplinters van hout, en fijn gefneeden ftroo offerden, of ook wel eenige keifteenen, in gevalle zii niets van hooger waarde ontmoetten. Bij mangel van dit alles, gebruikten zij een handvol aarde. Groote hoopen van deeze offeranden vindt men op de toppen der heuvelen. Nimmer wendden zij hunne oogen na de Zon , terwijl zij deeze plegtigheden verrigtten, om reden dat zij, op dien tijd, niet dien Planeet, maar pachacamac vereerden. De Incas, nevens hunne onderdaanen de Peruviaanen, plagten voormaals verfcheiden foorten van dieren, ter eere van de Zon, te offeren. Daarenboven offerden zij hem Cacao , koorn, katoene klecderen, en een zekeren drank, uit Water en Maïs bereid. Het toebrengen van de laatstgemelde offerande aan de Zon, deeden zij altoos gepaard gaan met de volgende omftandigheden. Naa dat zij zich behoorlijk gewasfehen en gedroogd hadden, gingen zij aan het eeten, en doopten vervolgens de toppen hunner vingeren in het Vat, waar in de drank bewaard wierdt. Vervolgens floegen zij hunne oogen op na den Hemel, in eene ootmoedige houding, bewoogen den vinger, aan welken de droppel hing, en offerden dien aan de Zonne. als eene dankbetooning voor haare goedheid, door hen van drinken te verzorgen. Naa vervolgens de lucht twee of driemaa I 4 ge De PERUVIAANEN.  135 GODSDIENSTIGE De WRUVIAANEN. 1 1 gekust te hebben , dronken zij allen zo veel hun behaagde. Zo dikmaals zij in hunne Tempels traden , leide de voornaamfte van het gezelfchap zijne hand op een van zijne wenkbraauwen, en eenige hairtjes daar uit geplukt hebbende, blies hij dezelve in de lucht, voor den Afgod, als een zinnebeeld eener offerande. Den zelfden godsdienftigen eerbied betoonden zij aan de boomen, en alle verdere voorwerpen , welke zij zich verbeeldden, door het ontvangen van eene godlijke kragt, godsdienftige eerbetooninge waardig te zijn. De Peruviaanen betoonden eene foort van godsdienfligen eerbied aan de ftad Cusco, om reden dat dezelve door mango-capac was gebouwd. Elders zullen wij aanmerken , dat aan het Heidcnfche Rome, in overoude tijden, de zelfde eere, door zijne Inwooners, wierdt beweezen. Te Cusco ftondt de verwonderlijke Tempel van de Zon, wier fraaiheid en rijkdommen alle verbeelding te boven gingen. De Inca garcilasso geeft daar van de volgende befchrijving. „ Het hoog Altaar van dit pragtig ge„ bouw ftondt in het Oostlijke gedeel„ te van hetzelve. Het Dak was van „ hout gemaakt, en zeer dik. De vier ,, muuren waren, van boven tot bene, den, met gouden plaaten bekleed. Op , het hoog Altaar ftondt de afbeelding , der Zonne, welke insgelijks wierdt ver, toond op een gouden plaat, tweemaal » zo  GESCHIEDENIS. 137 „ zo dik als de bovengemelde. Deeze „ afbeelding, welke uit één ftuk gemaakt „ was , wierdt vertoond met een rond „ gelaat, omringd van ftraalen en vuur„ vlammen : op de zelfde wijze als zij „ door onze Schilders doorgaans wordt „ verbeeld. Van zulk eene verbaazen„ de uitgeflrektheid was dezelve, dat zij bijkans de geheele oppervlakte van den „ muur bedekte. Niets anders wierdt „ hier vertoond of afgebeeld , behalven „ deezen Afgod; de reden hier van was, „ om dat deeze de eenige Afgod was , welken de Indiaanen in deezen, of in „ eenigen anderen Tempel hadden. Ook „ vereerden zij geenerhande andere God„ heid behalven de Zon, wat ook zom„ mige Schrijvers hier tegen mogen in„ brengen." Aan weerkanten van het Zonnebeeld, waren de Lijken hunner overleedene Monarchen geplaatst, in de orde des tijds, in welke zij geregeerd hadden. Zij waren in zulkervoege gcbalzemd, dat zij nog fcheenen te leeven. De wijze van deeze balzeminge wierdt als een diep geheim bewaard. Zij zaten op gouden throonen, rustende op plaaten van het zelfde metaal, houdende hunne oogen ftijf en flerk op den grond des Tempels gevestigd. Mango-capac, de meestgeliefde van alle de kinderen der Zonne, genoot het bijzonder voorregt boven alle de anderen, dat hij geplaatst was recht tegen over het beeld van den Planeet. I 5 De De PERUVIAANEN.  138 GODSDIENSTIGE De PERUVIAANEN. De reden deezer onderfcheidinge was, om dat hij, geduurende zijn leeven, de eere _ van godsdienftige aanbiddinge hadt verdiend; als mede, om dat hij, zints zijne vroege kindsheid, de verhevenfte deugden betragt en hoedanigheden hadt doen blijken, den grootften Monarch waardig. Ten tijde als de Spanjaards zich in de Nieuwe Waereld vertoonden, verborgen de Peruviaanen deeze lichaamen en de overige fchatten, met de uiterfte zorgvuldigheid; ondanks het naauwlettendfte onderzoek, zijn ze naderhand nimmer gevonden. Deeze Tempel hadt verfcheiden deuren , allen met gouden plaaten overtrokken. De voornaamfte deur was aan de Noordzijde van het gebouw. Dit heeft nog heden plaats. Daarenboven liep rondom de muuren van deezen Tempel een gouden plaat, in de gedaante van een Kroon of Krans , ruim een el breed. Aan de eene zijde van den Tempel ftondt een Klooster, in eene vierhoekige gedaante gebouwd. Rondom dit Klooster Ronden vijf groote vierkante huisjes , in de gedaante van eene Piramide overdekt. Het eerfte deezer gebouwen diende tot eene wooninge voor de Maan , als de Echtgcnoote der Zonne, en ftondt naast aan de groote Kapél van den Tempel. De deuren en muuren waren overdekt met zilveren plaaten. De witte kleur van dit metaal duidde aan, dat het diende tot een  GESCHIEDENIS. 139 een verblijf voor de Maan , wier afbeelding aldaar gefehilderd was, even gelijk die der Zonne; doch met dit onderfcheid, dat zij vertoond wierdt op een zilveren plaat, en met eene Vrouwelijke tronij. Hier zonden deeze Afgodendienaars hunne gebeden op tot de Maan , welke zij zich verbeeldden de Zuster en Huisvrouw te zijn van de Zon, de Moeder van hunne Incas, en van derzelver geheele naakoomelingfchap. In de laatstgemelde hoedanigheid noemden zij haar mama-quilca; dat wil zeggen, Moeder-Maan. Zij offerenden haar geene offeranden, gelijk aan de Zon. Aan beide zijden van deeze af beeldinge ftonden de Lijken hunner overleedene Koningen , in de orde van den tijd, in welken zij geleefd hadden. Mama-oello, Moeder van huaija-capac, hieldt haar aangezigt na de Maan gekeerd. Zij genoot het voorregt van boven alle de anderen uit te fteeken, om dat zij de Moeder van een zo waardigen Zoone was. Naast het verblijf der Maane, ftondt dat van venus, de Pleiades, en van alle de overige geftarnten. Aan venus gaven zij den naam van chasca; haai lang en gekruld hair wordt door deeze benaaming aangeduid. In groote eere wierdt venus onder hen gehouden, om reden dat zij zich verbeeldden dat zij de Staatjuffer der Zonne was, vermids zij nu eens vóór, op andere tijden agter haar ging Grooten eerbied betoonden zij wijders aar dc De PERUVIAANEN.  14.9 GODSDIENSTIGE De PERUVIAANEN. de Pleiades, uit hoofde van derzelver bewonderenswaardige fchikkingen ; en om dat zij zich allen even groot vertoonden als de overige geflarnten, droegen zij in 't algemeen den naam van Dienstmaagden : om deeze reden is haar eene verblijfplaats aangeweezen nabij haare Mevrouwe, om altoos gereed bij de hand te weezen, wanneer zij haar noodig heeft. Zij verbeeldden zich dat de Starren aan den Hemel waren vastgemaakt, ten dienfle van de Maan, en niet van de Zon, om dat zij alleen bij nacht zigtbaar zijn. Even gelijk dat derMaane, was dit vertrek en deszelfs groote deur overtrokken met zilveren plaaten; het Dak fcheen de lucht te verbeelden, als zijnde verfierd met Starren van verfchillende grootte. Het derde vertrek , aan het laatstgemelde belendende, was aan den Donder en den Blixem toegewijd. Deeze befchouwden zij niet als Goden, maar als Lijfknegten van de Zon. Zij hadden 'er het zelfde denkbeeld van als de aloude Heidenen , die den Donder aanmerkten als een werktuig van jupiters gramfchap. Om deeze reden gaven de Incas eene afzonderlijke wooning, met goud gedekt, aan den Donder en Blixem, welke zij befchouwden als Bedienden van de Zon , en die daarom in haar huis hun verblijf hielden. Zij vertoonden deeze Luchtverhevelingen niet in verheven werk, of platte fchilderij. De reden was, om dat zij de Natuur zo naauwkeurig als mogelijk was, in hun*  GESCHIEDENIS. 141" hunne afbeeldingen, willende volgen, dezelve niet naar 't leeven wisten naa te p bootzen. Den Donder en den Blixem A vereerden zij onder den naam van yllapa. Tot heden toe hebben de Spaanfche Schrijvers de betekenis deezer benaaminge niet kunnen uitvinden. Zommigen van hun hebben zich benaarltigd om eene vergelijking te treffen tusfehen de Peruviaanfche Afgoderij en onzen heiligen Godsdienst, ten deezen opzigte. Doch hier in hebben zij grovelijk misgetast, zo wel als in verfcheiden andere bijzonderheden, in welke zij, hoewel met minder gegrondheids, gezogt hebben na zinnebeelden , of tekens, van de gezegende en aanbiddelijke Drieëenheid, door het geeven van zulk eene uitlegginge, als zij geraaden vonden, aan de inlandfche benaamingen, en door den Indiaanen toe te fchrijven zulk een geloof, hoedanig zij nimmer gehad hebben, gelijk wij, op eene andere plaats, reeds hebben aangewee-zen. Het vierde Vertrek was gewijd aan den Regenboog, om dat het hun bleek, dat dezelve aan de Zon zijnen oorfprong verfchuldigd was. Deeze kamer was rijklijk met goud verfierd. De Regenboog wierdt naar het leeven vertoond, op plaaten van het zelfde metaal, met alle de onderfcheidene kleuren , aan een der muuren van het gebouw. Zo verbaazend groot was dit verfchijnzel vertoond , dat het een geheelen muur befloeg. Zij noemden het De PERUVIAANEN. t  He PERUVIAANEN. 142 GODSDIENSTIGE het cuijciiu, en betoonden aan hetzelve een zeer diepen eerbied. Zo dra het zich in de lucht vertoonde, flootcn zij op flaanden voet hunne monden, en leiden hunne handen op dezelve; zij verbeeldden zich,dat indien zij dezelve flegts een weinig openden, hunne Tanden onfeilbaar zouden verrotten. Het vijfde en laatfte Vertrek was dat van den Hoogepriestcr ,en van de andere laagere Priesters , die het heilige dienstwerk in den Tempel verrigttcn. Alle deezen moesten van het Koninklijk geflagt der Incas wcezen. Dit vertrek , even gelijk de andere, van boven tot beneden met goud verwerd , mogt niet tot een eet- of flaapkamer gebruikt worden, maar tot eene gehoorzaal, en om raad te pleegen wegens de offeranden en andere dingen, tot den Tempeldienst bchoorende. Wij moeten hier niet verzwijgen eene merkwaardige bijzonderheid, hier in beftaande, dat in den Tempel te Cusco eene menigte Goden bewaard wierden, bchoorende tot de Natiën , die door de Incas veroverd waren. In de tegenwoordigheid der Zonne wierden deeze aldaar gediend en aangebeeden. Doch hun Eerdienst was voorwaardelijk. Eerst en vooraf moesten de Peruviaanen hunnen godsdienftigen eerbied betoonen aan de Zon, in de hoedanigheid van den grooten of opperften God. Op deeze voorwaarde hadden zij vryheid om ook de andere Godheden te vereeren. Zodanig was de Staatkunde der  GESCHIEDENIS. 143 der Incas, die het geweeten der menfchen geen fchroomwekkend geweld aandeeden, door dezelve met vuur en zwaard tc dreigen. In tegendeel waren zij van gevoelen, dat men ecnigen eerbied moest bctoonen aan den Godsdienst van een t'ondergebragt Volk; als mede, dat deeze Godsdienst ongevoelig zou uitfterven, op het gczigt van eenen Eerdienst, die, terwijl hij minder ongerijmd was , ten zelfden tijde door het Koninklijk gezag geflut en onderfchraagd wierdt. In deeze vermoedens of gisfingen wierden zij niet te leur gefield: want de Zonnedienst wierdt meer en meer algemeen aangenomen , cn zou den dienst der vreemde Goden geheel verflonden hebben, ware het niet gebeurd dat de heerfchappij der Incas , door de Spanjaards, verdelgd was. Doch, wij zullen deeze aanmerkingen niet verder uitbreiden , maar het voor den Lcezer overlaatcn, om uit het reeds gemelde zodanige gevolgtrekkingen af tc leiden, als hij zal gegrond cn gcraaden vinden. Wij zullen hier geene befchrijving geeven van den pragtigen Tempel te Titicaca, maar thans een berigt mcdedcelen wegens zommige openbaare feesten en ftaatelijke plegtigheden. Een van de plcgtigftc feestdagen der Peruviaanen was die, welke gevierd wierdt ter eere van de Zonne, invallende in onze Zomermaand. Dit dient ten bewijze van 't geen wij boven beweerd hebben : te De PERUVIAANEN.  144 GODSDIENSTIGE De PERUVIAANEN. te weeten, dat pachacamac eene van de eigenfchappen der Zonne was , die hclderfchijnende Pianeet ,die, door de Perfiaanen en Chaldeenwen van ouds, godsdienftiglijk vereerd wierdt. De Peruviaanen beweerden dat zij op dit plegtig feest bijzonderlijk vereerden den Vader des lichts, als den eenigen, opperften en algemeenen God, wiens licht en kragt het beftaan en den wasdom gaf aan alle aardfche weezens. Ook vierden zij dit feest als eene openbaare erkentenis , dat de Zon de Vader was van den eerflen Inca, en van deszelfs geheele naakoomelingfchap. Het feest wierdt geopend met offeranden. Zij befchouwden het als ongeoorlofd, in deeze offeranden ecnig ander vuur tc gebruiken, dan 't geen hun door de Zon met eigen hand wierdt aangebooden. Ten dien einde gebruikten zij eene groote Brazelet, Chipana genaamd , gelijk aan die , welke de Incas aan hunne flinker hand droegen; met dit onderfcheid alleen, dat die, welke de Opperpriester droeg, grooter was dan de overigen. In plaats van een Spiegel, bedienden zij zich van een holrond Vat, ter grootte van omtrent een halve Oranjeappel, zeer glad geflcepen. Dit werktuig plaatftén zij recht tegen de Zon, in een brandpunt, alwaar alle de ftraalen wierden bij een verzameld, en in dit brandpunt een ft uk katoen , 't welk onmiddelijk vuur vatte. Door middel van dit aan deZonontftokenvuur, plag-  GESCHIEDENIS. 145 plagten zij hunne flagtoiTers te verbranden, cn al het vleesch, welk zij op dien dag aten, te braaden. Vervolgens namen zij een weinig van datzelfde vuur, en bragten het na den Tempel der Zonne; hier wierdt hetzelve het gantfche jaar bewaard. Het uitgaan van dit vuur wierdt voor een kwaadfpellcnd voorteken aangezien. Indien het gebeur* de dat de Zon niet fchcen 's daags vóór het feest, op welken dag alles moest in gereedheid gebragt worden tot de offerande van den volgenden dag, en 'er, diensvolgens, geene mogelijkheid was om op de gemelde wijze vuur te verzamelen , dan bedienden zij zich van twee kleine {fokjes, omtrent zo dik als een Mans duim, en een halve el lang, gemaakt van eene foort van hout, Fijaca genaamd; door het fterk tegen elkander wrijven van deeze Hokjes, bragten zij vuur tcvoorfchijn, waar mede zij den brand in het llagtoffei' ftaken. Nicttegcnfraandc dit een zeer gefchikt middel was om vuur te verwekken, nogthans , wanneer zij genoodzaakt waren , tot de offeranden op hunne feestdagen zich daar van te bedienen , vertoonden zij eene diepgaande droefenis , en befchouwden het als een zeer ongunftig voorteken. Zij plagten te zeggen , dat de Zon gewisfelijk op hen zeer misnoegd en vertoornd zijn moest, dewijl zij weigerde, met eigen hand hun vuur toe te reiken. V. DEEL, K D© Dè PER U VI(VANEN»  De PERUVIAANEN. 146 GODSDIENSTIGE De opperfte Kapiteinen van het Keizerrijk, en de Curacas, of Caciquen, vereerden altoos deeze feesten met hunne tegenwoordigheid. Wanneer het, egtcr, gebeurde dat zij, door dringende bezigheden , of door hoogen ouderdom , verhinderd wierden om in eigen perfoon den gewijden dienst te verrigten, blecven zij niet in gebreke om derwaarts te zenden hunne Zoonen of Broeders, verzeld van de aanzienlijkften hunner Bloedverwanten, als hunne plaatsbekleeders. De Inca, in de hoedanigheid van Zoon van de glansrijke Planeet des dags, opende altoos het feest. Hier van kon hij niet ontflagen worden, dan in gevalle hij zich op een Krijgstogt bevondt, of verpligt was eene reize door het Keizerrijk te doen. De geheele Adel van het Keizerrijk trok op in flaatelijken optogt, om der Zonne hunne offeranden aan te bieden. De Curacas verfcheenen in een zeer kostbaar , doch tevens zeer zonderling gewaat. Zommigen waren uitgedoscht in Mantels, verfierd met gouden en zilveren plaaten, en kranzen van het zelfde metaal om hunne hoofden; anderen waren met Leeuwenhuiden omhangen. Naa deeze volgden eenige anderen; ten aanzien van hun gewaat, zullen wij de vrijheid neemen om hen te vergelijken bij Engelen: op hunnen rug droegen zij vleugelen van eenen Vogel, welken zij Cimtur noemden. Deeze vleugels waren zwart en wit gefpikkeld, en van het eene einde tot  GESCHIEDENIS. 147 tot het ander zestien voeten lang. Die zich met de vederen deezer Vogelen opfchikten, deeden het enkel en alleen om het te doen blijken, dat zij van dezelven afkomflig waren. De Tuncas plagten zich te vermommen onder zekere fchrikvvekkende Grijnzen ; door middel van deeze maakten zij de akeligftc vertooningen, welke de verbeelding met mogelijkheid kan verzinnen. Op het zien van de Aapekuuren en de lichaamsverdraaijingen op deeze feesten, zou iemand hen voor dollemans gehouden hebben. Om zulk een voorkoomen te natuurlijker te vertoonen, waren zij veelal gewoon , een verward gedruis te maaken, met ongclijkflagtige Speeltuigen, als Fluiten en Trommels; houdende gefchcurde beestenvellen in hunne handen, met welke zij allerlei vreemde gebaaren aanrichtten. Op deeze Curacas volgden nog anderen , op eene verfchillende wijze gekleed. Ieder Natie voerde de wapens , onder haar in den Oorlog gebruikelijk : als Boogen, Pijlen, Lanzen, Werpfpie* zen, lange en korte Bijlen, om dus met ééne, of met beide handen, te kunnen ftrijden. Nog andere verfchcenen 'er, welke zekere fieraaden droegen, op welke waren afgebeeld de doorluchtige bedrijven, welke zij verrigt hadden , ter eere van de Zonne, en van hunne Incas. Nog anderen wierden verzeld van een talrijken Itoet van bedienden, die op fnaarentuiK 2 gen De PERIJVl4ANEN.  De PERUVIAANEN. 148 GODS-DIENSTIGE gen fpeeldcn, en op Trompetten blaasden. In één woord, ieder Natie verfcheen hier met zo veel klisters en ftaatelijkheids, en met zulk een talrijken naaflcep van bedienden , als zij in ftaat waren bij een te verzamelen. Allen benaarftigdcn zich om haare nabuuren in pragt en kostbaaren toeftel den loef te winnen. Het was eene beftendige gewoonte , zich tot de plegtigheid van dit feest voor te bereiden, door een allerftrcngst vasten. Om den derden dag gebruikten zij geene andere fpijze dan ccn weinig raauwe Maïs, en zekere kruiden, Chucan genaamd. Geen anderen drank gebruikten zij dan water. Geduurende al dien tijd onthielden zij zich van alle gemcenfehap met hunne Vrouwen. Ook wierdt door de geheele ftad nergens eenig vuur ontftoken. Naa deeze Vasten, op den avond van den dag vóór het Zonnefeest, befteedden de Inca - Priesters, wier post het was de offerande toe te brengen , den geheelen nacht in het toebereiden der Schaapen en Lammeren, welke geofferd moesten worden. Wijders maakten zij de fpijze cn drank gereed, welke der Zonne als eene offerande moesten worden toegebragt. Niet eerder, egter, wierden alle deeze toebereidzels gemaakt, dan naaalvoorens, zo naauwkeurig als doenlijk was, te hebben opgenomen het getal der perfoonen, welke op het feest zouden verfchijnen. Want niet alleen de Curacas, de Gezanten, derzelver bloedverwanten, hujsbe- dicn.  GESCHIEDENIS. 149 dienden en onderdaanen namen deel aan de offeranden, maar alle Natiën in 't algemeen , die bij de plegtigheid tegenwoordig waren. In den zelfden nacht wierden de Vrouwen der Zonne gebruikt, om eene foort van Deeg te kneeden , Cancu genaamd; dit bereidden zij in kleine ronde bladeren, ter grootte van ongeveer een appel. In 't voorbijgaan moeten wij hier aanmerken, dat deeze Indiaanen nooit van hun Koorn brood plagten te bakken, dan op deezen plegtigen feestdag, en op nog een anderen , Citua genaamd; zij aten 'er niet meer van dan twee of drie kleine leukjes. Het gewoone brood droeg den naam van Gara, 't welk een foort van Pap was. Geene andere, behalven zulke uitgeleezene Maagden, die zich der Zonne hadden gewijd, ten einde om derzelver Vrouwen te weezen , mogten het Deeg kneeden, waar van dit brood gemaakt wierdt; inzonderheid het brood, 't welk gegeeten wierdt van de Incas en deleden van Koninklijken bloede, of de andere fpijzen te bereiden, welke op dit feest zouden gebruikt worden: om reden dat op dien dag de kinderen der Zonne hunnen Vader niet aten, maar integendeel de Zon een maaltijd aan haare kinderen gaf. Het gemeene Volk wierdt bediend door eene ontelbaare menigte andere Vrouwen, die de fpijzen bereidden, en alle noodige zorge droegen om het brood gereed te maaken, 't welk ten hunnen behoeve vervaardigd, en altoos van K 3 ► 8  i6"4 GODSDIENSTIGE De PERUVIAANEN. Om deeze onheilen te verhoeden, maakten zij, in het oogenblik als dc verduistering eenen aanvang nam , een lchrikwekkend geraas met Hoorns, Trompetten en Trommels. Zij bonden honden aan boomen vast, cn gccsfeldcn dezelve met felle (lagen, met oogmerk om dezelve zo hard te doen blaffen, dat de Maan, welke zij meenden, door de hevigheid der fmarte , te zijn in zwijm gevallen , en die zeer veel liefde hadt voor deeze dieren, om de uitfteekende dienflen, welke zij voormaals haar gedaan hadt, zou genoodzaakt worden , door derzelver janken , te ontwaaken. Geene anderen dan dc Incas , die van Koninklijken bloede waren , mogtcn als Priesters der Zonne worden aangenomen. Zodanige Incas, egter, die door eene bijzondere vergunning, cn van wegen hunne gedaane dienflen, in dien fland waren aangenomen , mogten de laagfle pligtcn van het heilig dienstwerk verrigtcn. Van de offeranden, welke de Priesters aan de Zon offerden, hebben wij reeds een berigt gegeeven. Bij het bovengezegde zullen wij nog voegen, dat zij niet altoos op de zelfde plaats offerden, maar meestal in het Voorplein van den Zonne-Tempel; doch dat de offerande van het voornaamfle feest der Zonne op het groote Plein tc Cusco gefchiedde. Met bloote beenen en ongefchoeid moesten de Priesters in den Tempel der Zonne treeden. Een van 's Konings Oomen of Broeders wierdt  GESCHIEDENIS. 165 wierdt altoos tot Opperpriester verkoozen; bij ontftentenis van dezelve, moest een zijner gewettigde Bloedverwanten tot dien hoogen post worden aangefleld. De Priesters droegen geen onderfcheidend gewaat. In alle Provinciën, alwaar de Zon een groot getal Tempels hadt, mogten geene andere dan Landzaaten, en die den aanzienlijkften perfoon van het gewest in den bloede beflonden, tot den Priesterftand verheven worden. De voornaamfte of Opperpriester, die onder hen de plaats van Bisfchop bekleedde , moest een Inca weezen. En op dat zij, met hunnen Metropolitaan, in hunne offeranden en plegtigheden, mogten overeenflemmen, wierden hunne Incas altoos tot Overflen verkoozen, in tijden van Oorlog en Vrede. Doch de Landzaaten wierden niet voorbij gegaan, om alzo te voorkoomen dat deeze geene reden zouden hebben om te kunnen zeggen, dat zij veragt, of op eene willekeurige wijze behandeld wierden. De Opperpriester gaf aan het Volk berigt van de dingen, over welke hij de Zon geraadpleegd hadt, en wat deeze hem bevolen hadt aan de menigte te verkondigen, volgens de leer van hunnen Godsdienst. In één woord , hij openbaarde hun die dingen, welke hij ontdekt hadt door wichelaarijen, offeranden, cn foortgelijke bijgeloovigheden, welke onder hen in gebruik waren. De Priesters voerden eenen naam, afkomflig van een woord, zo veel betekenende als gisfm of raaden. L 3 li Dt PERUVIAANEN. I  De PERUVIAANEN. 166 GODSDIENSTIGE Inden Zonne-Tempel waren verfcheiden vertrekken , gefchikt voor de Priesters en bedienden; alle welken, gelijk wij boven hebben aangemerkt, Incas bij vergunning waren. Want geen Indiaan , welk een hoogen rang hij ook bekleedde, kon in dien frand worden aangenomen , 't cn zij hij een Inca ware. Gcenerhandc vrouwen, zelf niet de Echtgenooten cn Dochters der Koningen, mogten daar toe bevorderd worden. De Priesters verrigtten beurtelings het heilig dienstwerk in den Tempel; dit duurde eene week, welke zij verdeelden naar de kwartierftanden der Maane. Geduurende al dien tijd onthielden zij zich van alle gemcenfehap met hunne Vrouwen, en bleeven dag cn nacht in den Tempel. Terwijl de Priesters inden heiligen dienst onledig waren, wierden zij onderhouden uit de inkomften der Zonne. Dus noemden zij de voortbrengzels van zekere landerijen, welke de Planeet, als haar erfgoed, in eigendom bezat. Dit bedroeg veelal een derde gedeelte der landerijen in ieder Provincie. Onder de Peruviaanen vondt men ook Nonnen, die der Zonne een altoosduurenden Maagdom toewijdden. De aanftcllers met oogmerk om niet misleid te worden * waren ten deezen opzigte zo omzigtig , dat zij altoos Meisjes beneden dc acht jaaren verkoozen. Eene meer bijzondere zorgc droegen zij omtrent de Maagden van den Zonne - Tempel te Cusco, dewijl  GESCHIEDENIS. 167 wijl deeze beftcmd waren tot Huisvrouwen van de Zon. Om deeze reden mogten geene anderen in dat Klooster worden aangenomen, dan de Dochters der Incas van Koninklijken bloede , 't welk met geen vreemd bloed vermengd was. De meest bejaarde van deeze wierden tot Abt-, disfen verkoozen; deeze hadden het opzigt over de min bejaarden, leerden haar allerlei Naaldwerk, onderweezen haar in den Godlijken Eerdienst, en hielden het oog over haare zwakheden. Zo naauw wierden zij opgeflooten gehouden , dat zij nooit gelegenheid hadden om Mannen of Vrouwen tc zien. Geen Draaibus o£ Spreekvertrek hadden zij in haar Klooster. Men verhaalt dat deeze regels met de uiterfte naauwkeurigheid onderhouden wierden, en dat de Wet, volgens welke dc zulken, die haare gelofte aan de Zon, haaren Echtgenoot, gedaan , overtraden, geftraft wierden, onuitfpreekelijk lïreng was. Bij garcilasso vinden wij deswegen het volgende berigt. „ Indien , „ onder zo een groot getal Geestlijken, „ iemand de regels van kuischheid fchondt, was 'er eene wet voorhanden , wel„ ke beval dat de dus misdoende Non 3, leevende begraavèn, cn haar Minnaar „ moest gehangen worden. Doch, de'„ wijl het ter dood brengen van een eenig „ Man befchouwd wierdt als onevenredig '„ aan eene zo zwaare misdaad , als het „ fchenden van eene Maagd, gewijd aan " L 4. „ éi De PERUVIAANEN.  De PERUVIAANEN. i < 16*8 GODSDIENSTIGE ,, de Zon, hunnen God , cn den Vader ,', hunner Koningen, wierdt door de zclf„ de wet gebooden , dat niet alleen de „ misdaadige zou geftraft worden, maar „ ook zijne vrouw, kinderen, dienstbo„ den, bloedverwanten, en alle de ingc„ zeetenen der plaatze, alwaar hij woon„ dc, de zuigelingen niet uitgezonderd. Ten dien einde wierdt de ftad geflegt, „ en de grond met fteenen gevloerd. Door „ dit middel bleef ieder gedeelte van de„ zelve woest, vervloekt en in den ban ,, gedaan , ais een openbaar getuigenis dat ,, deeze ftad een zo vloek- cn doemwaar. „ digen booswigt hadt vóortgebragt. „ Daarenboven tragtten zij tc beletten, „ dat deeze grond ooit van eenig lecvend „ fchepzel, zelf niet van wilde dieren, „ wierdt betreeden. Doch, hoewel 'er „ zulk eene wet voorhanden ware, 'er „ is geen voorbeeld dat zij immer wierdt „ ten uitvoer gebragt, om dat nimmer „ iemand in dat gewest zich aan deeze „ misdaad heeft fchuldig gemaakt." Zij hadden Kloosters , gelijk die van Cusco, in alle dc voornaamfte Provinciën van het Keizerrijk. Maagden van allerlei rang en orde wierden in dezelve aangenomen, 't zij van Koninklijken bloede sn uit een wettig huwelijk gebooren, of kastaarten en van uitlandfche afkomftc, Somtijds, doch dit was eene zeer groote ;unst , wierden in dezelve aangenomen te dochters van zulke Heeren, die Leenaannen onder zich hadden; ja, zelfde doclu  GESCHIEDENIS. 169 dochters van de minst aanzienlijke Burgers , mids dat zij fchoon waren: want op die voorwaarde wierden zij opgevoed, dat zij, ten cenigen dage , de dochters der Zonne zouden worden , of de Minnaaresfen der Incas. Even als de overigen , wierden zij bediend door jonge vrouwen , cn onderhouden op 's Konings beurs, in de hoedanigheid van zijne Vrouwen. Zo wel als de Maagden der Zonne, bragten zij doorgaans haaren tijd door met fpinncn, en het maaken van Tabberts of Mantels voor den Inca , die altoos een gedeelte van dezelve uitdeelde onder zijne Bloedverwanten , en de Curacas; als mede, onder de beroemdfte Veldheeren, en alle de zulken, wien hij blijken zijner gunfte wilde betoonen. ■ De bovengemelde vrouwen hadden insgelijks haare Mamacunas, gelijk aan die van Cnsco; doch met dit onderfchcid, dat deeze altoos echte kinderen van het Koninklijk geflagt, en verpligt waren hun leeven in dc Kloosters door te brengen. Aan alle deeze voorwaarden moesten de Vrouwen der Zonne zich onderwerpen. Doch in de andere Kloosters van het Keizerrijk wierden Maagden van alle rangen en Handen aangenomen, mids zij fchoon en Maagden van onbevlekte kuischheid waren. Zij waren de eigendom der Incas, aan welke zij, op het eerfte opöntbod, wierden overgeleverd. Deeze mogten haar als hunne Matresfen houden, in gevalle sij aangenaam cn gevallig in hunne oogen E $ wa* PER WI-  ïro GODSDIENSTIGE De PERUVIAANEN. waren. De Kloosters waren dus , in de daad, als zo veele Serails, even gelijk die van het Oosten. Die het ondernamen om de eere van de Vrouwen der Incas te fchenden, wierden met even veel ftrengheids geftraft, als de zulken, die de Maagden , aan de Zon toegewijd, fchoffeerden. Want de Wet hadt zulks bevolen, dewijl demisdaad, in beiderlei geval, even fnood was. Zodanige jonge Vrouwen , welke eenmaal in den rang van des Konings Matresfen geplaatst waren, en eenige gemecnfchap met hem gehad hadden , mogten , zonder zijn verlof, niet in het vaderlijk huis wederkeeren, maar bleeven woonen in het Palcis , in de hoedanigheid van Staatjuffers van de flaapkamer der Koninginne; dit duurde tot den tijd toe dat haar verlof wierdt gegceven om weder te keeren na haar geboorteland. Hier wierden zij met de uiterfte beleefdheid behan deld, en met een godsdicnfligen eerbied opgewagt: dewijl de Landzaaten het als eene groote eere befchouwden, eene van des Incas Vrouwen onder hen te hebben. Wat aangaat zulke Nonnen, die door den Koning niet tot Matresfen gekoozen wierden, deeze bleeven in het Klooster, tot dat zij in jaaren gevorderd waren. ( Naa 's Konings overlijden, vereerde zijn throonsopvolger deszelfs Matresfen met den eernaam van Mamacana, om dat zij wierden aangefteld tot opzieneresfen van zijne Matresfen, welke zij onderwee»  GESCHIEDENIS. i?r weezen , zo als eene Stiefmoeder haare Stiefdochters zou onderrichten. Wij zouden geen berigt hebben gegeeven van alle deeze bijzonderheden, beter voegende als eene uitweiding in een Roman, dan om den Godsdienst deezes Volks te verderen, indien niet de Peruviaanen alle de omftandigheden, hunne Oppervorften betreffende , befchouwd hadden als zo veele godsdienftige gewoonten of plegtigheden. Nog verfcheiden andere Vrouwen van Koninklijken bloede waren 'er, die, in haare eigen huizen, een afgezonderd leeven leidden, en eene afzonderlijke gelofte van kuischheid deeden, zonder zich in een Klooster tc begeeven. Indien zij ooit in 't openbaar verfcheencn , gefchiedde het alleen met oogmerk om een bezoek te geeven aan haare naastbeftaande vrouwelijke bloedverwanten, wanneer deeze ongefteld of in arbeid waren, of wanneer zij derzelver oudfte kinderen het haii moesten affnijden, of dezelven een naarr geeven. Zo beroemd waren deeze Vrou wen om haare kuischheid, en de ftreng. hcid haarer leevenswijze, dat zij vereerc wierden met den tijtel van oello's eene gewijde benaaming in hunnen Afgodifchen Eerdienst. Deeze Vrouwen moesten in oprecht heid en goeden ernst kuisch zijn, en die deugd niet met valsch blanketzel vermom men : want, indien in haar gedrag d< geringfte kunftenaarij of geveinsdheii wierd PK15.uvi»AANEN. . I I  i?t GODSDIENSTIGE De frÏRUVIAANEN. wierdt ontdekt, wierden zijleevende verbrand , of in een Leeuwenkuil geworpen. Eene Weduw verfcheen, in het eerfte jaar van haaren rouw, nimmer in het openbaar , en zelden tradt zij in een tweede huwelijk, dan indien zij geene kinderen hadt. Indien zij ze hadt, fleet zij haaren volgenden leeftijd in altoosduurende onthouding , en begaf zich nimmer andermaal in den gehuwden ftaat. Zulk eene algemeene hoogagting verwierven zij door dit deugdelijk bedrijf, dat haar, om diens wille, verfcheiden zeer aanzienlijke voorregten wierden toegeftaan. Onder andere wierdt, bij een aantal van wetten en bepaalingen, uitdrukkelijk bevolen, dat de landerijen der Weduwen, vóór alle anderen, vóór die der Curacas, ja, zelf vroeger dan die der Incas, moesten geploegd worden. Eer wij de tegenwoordige Afdeeling beiluiten, zal het dienftig zijn , eenig verflag te doen van de zondbelijdenisfen der Peruviaanen, en van de boetebedrijven daar op volgende. Door de reden en door de vermaaningen huns Ge weeten overtuigd, dat de zonden der menfchen eenige onheilen naa zich fleepen , en de kastijdende hand des Hemels op hen doen nederdaalen , oordeelden zij zich verpligt, hunne misdaaden uit te wisfehen , doormiddel van offeranden en boetvaardigheden. In alle oorden van het Keizerrijk waren Biegtvaders aangefteld, die altoos een$  GESCHIEDENIS. 173 eene kastijding of boete opleiden, evenredig aan de grootheid van het wanbedrijf. Zelf vondt men 'er Vrouwen, die mede de hand hadden in het volvoeren van dit godsdienftig werk. In de Provincie Collafiiio wierden bezweeringen te werk gefield, ter ontdekking der zonden. Zomtijds wierden zij openbaar, door het raadpleegen of bezigtigen van de ingewanden der offerdieren: want hij, die zijne misdaaden cn overtreedingen verholen hieldt, wierdt gefteenigd. Zij beleeden hunne zonden, in alle gevallen , en bij alle gelegenheden, in welke de onmiddelijke bijftand des Hemels noodzaaklijk wierdt vereischt. Doch de groote en plegtige zondbelijdenis gefchiedde, wanneer een Inca krank was. De Inca beleedt zijne misdaaden aan de Zon alleen: waar naa hij zich in eene loopende rivier baadde, dezelve tevens aanfpreckende met de volgende woorden: „ Ontvang de zon. „ den, welke ik aan de Zon heb belee„ den , en voer dezelve na de Zee !' Hunne boetedoeningen beftonden in vasten, offeranden, afzonderingen in de wijc afgelegenfte bergen , geesfelflagen , ei diergelijke lichaamsftrengheden. Thans gaan wij over tot een berigt we gens de huwelijksplegtigheden der Peru viaanen. Wij zullen eenen aanvang maa ken met de wijze, op welke het hu weiijl der zulken plagt gevierd te worden, dii de Incas meer of min in den bloede be ftonden. Gakcilasso geeft daar vai he De. PERUVIAANEN. t l 1 t  De JE RU VIAANEN. 174 GODSDIENSTIGE het volgende verhaal. Jaarlijks, of ook ■ wel om de twee jaaren, op een zekeren vast bepaalden tijd, deedt de Koning alle huwbaare Jongelingen en Maagden , te Cusco woonagtig, te zamen koomen. De ouderdom , voor dc Maagden bepaald was die van achttien of twintig, en voor de Jongelingen van vierentwintig jaaren. Beneden dien ouderdom mogten. zij niet in 't huwelijk treeden ; voor reden hier van gaven ze, dat het oorbaar was, dat de gehuwden een bekwaamen ouderdom bereikt hadden, om hunne huisgezinnen behoorlijk te kunnen beftuuren; en dat het loutere dwaasheid was, hen vroeger in den Echt te verbinden. Zo dra het huwelijk was vastgcfteld plaatfte zich de Inca in het midden van hun; ftaande zij allen rondom hem. Hij noemde ze vervolgens bij hunne naamen, en naa hen bij de hand genomen te heb' ben, deedt hij hun de huwelijkstrouwe belooven. Dit verrigt ziinde , leverde hij hen in de handen hunner Ouderen over. Straks begaf zich het jonggetrouwde paar na het huis van den Vader des Bruidegoms. Het huwelijksfeest wierdt drie of vier dagen, of zomtijds langer, gevierd, naar gelange het de naastbeftaande bloedverwanten geraaden vonden. De jonge Maagden, welke dus in den Echt verbonden waren, wierden naderhand genoemd wettige Vrouwen , of de Vrouwen door de hand van den Inca gefchonken': een eernaam, welke haar gegecven wierdt \ al-  GESCHIEDENIS. 175* alleen met oogmerk, om haar te grooter eere aan te doen. Naa dat de Inca aldus zijne bloedverwanten in den Echt hadt zamengevoegd, vereenigden dc Dienaars, daar toe aangefteld, op den volgenden dag, de overige Jongelingen, zoonen der ingezeetenen van Cusco, op de zelfde wijze, naar gelange van de vcrdeelinge der onderfcheidene Wijken, Opper-en Laager-Cusco genaamd. De bloedverwanten bezorgden de huisgeraaden ; elk bragt het zijne toe : ten deezen opzigte waren zij zeer naauwgezet. Bij het aangaan van een huwelijk, gefchiedden nimmer eenige offeranden of andere foortgclijkc plegtigheden. Dc Landvoogden cn Curacas waren amptshalvcn verpligt , dc Jongelingen en Maagden , in hunne onderfchcidene gewesten , op de zelfde wijze, in 't huwelijk zamen te voegen. Zij waren gehouden , in eigen perloon , bij deezeHuwelijksverbintcnisfen tegenwoordig te zijn, of, in de hoedanigheid van Heeren cn Vaders van hun gewest, dezelve in te zegenen. De Gilden van ieder ftad lagen onder dc verpligting om aan hunne nieuw getrouwde Medeburgers huizen te bezorgen, en de naastbeftaande bloedverwanten om hen van huisgeraaden te voorzien. De Inwooners van de eene ftad of provincie mogten niet met die van eene andere trouwen, maar moesten onder elkander huwelijken aangaan, en met hunne eigen bloedverwan- De PERUVIAANEN.  Tim u yi- AANEN. ^GODSDIENSTIGE wanten, even gelijk de aloude Stammen Israëls. Dit gefchiedde om te voorkoomen, dat de Natiën en gezinnen verbasterden en onder elkander vermengd wierden. Nogthans waren de Zusters bier van uitgezonderd. Alle de Inwooncrs van eene zelfde ftad, of van de zelfde provincie , noemden zich bloedverwanten , in gevalle zij tot de zelfde Natie behoorden, en de zelfde taal fpraken. Wij mogen hier nevens voegen, dat het hun niet gcoorlofd was, hunne provincie of ftad te verlaaten, of van de eene wijk in de andere over te gaan, opdat de wijken, door de Burgers bepaald, niet onder elkander zouden vermengd worden. Daarenboven bepaalden de Gilden de huizen; dit, nogthans , mogten zij niet meer dan eenmaal doen, en zulks in hunne eigen wijk, en met de bewilliging der bloedverwanten. In naavolging van de Zon en van den cerften Inca, plagt de erfgenaam der Kroone met zijne eigen Zuster in 't huwelijk te treeden. Want, zeiden ze, dewijl de Zon met de Maan, haare eigen Zuster, zich in den Echt begaf, en derzelver twee eerfte kinderen Man en Vrouw wierden, was het niet meer dan redelijk , dat de zelfde orde, ten aanzien van des Konings oudfte kinderen , wierdt in agt genomen. Zij voegden 'er nevens , dat het bloed der Zonne met het bloed der menfchen niet moest vermengd worden; dat de Throonsopvolging op hen beiden, van Vaders en van Moeders zijde, moest nederdaalen, en dat  GESCHIEDENIS, 17? dat hij anderzins zijn regt verbeurde: want zij waren zeer naauwlettende, ten aanzien van de opvolginge tot de Kroon. De ouder broeder was de wettige erfgenaam der Kroone, en nam zijne eigen Zuster tot Vrouwe. Doch, bij ontftentenisfe van eene eigen Zuster, trouwde hij met die vrouwe van Koninklijken bloede, die naast aan hem vermaagfehapt was; 't zij dan dat hij zijne halve Zuster, Neef of Moei ware; en, even gelijk in Spanje, mogt deeze bloedverwante opvolgen op den Throon, bij mangel van mannelijk oir. Indien het gebeurde dat des Konings oudfle Zuster hem geene kinderen baarde, trouwde hij met haare tweede of derde Zuster, tot zo lange dat hem kinderen gebooren wierden. De Huisvrouw voerde den naam van Coija; dat wil zeggen, Koningin of Keizerin. Boven en behalven de echte Vrouw, hielden, doorgaans , deeze Koningen verfcheiden Matresfen; zommige van deeze waren uitlandfche: anderen beftonden den Vorst in den vierden graad van bloedverwantfchap, en zelf nog verder. De kinderen, welke zij bij hunne bloedverwanten verwekt hadden , befchouwden zij als wettig, om dat zij van hun eigen bloed waren. Doch de zulke, welke de Incas bij uitlandfche Vrouwen verwekten, wierden voor bastaarden gehouden. Want, niettegenstaande den eerbied, welke aan hun betoond wierdt, als fpruiten van Koninklijken bloede , V. deel. M wier- De PERUVIAANEN.  De FERUVI- AANI!\'. i ï?8 GODSDIENSTIGE wierden zij, nogthans , niet zo hoog geagt als dc wettige afftammelingen van het Koninklijk geflagt. Deeze vereerden zij als Goden, doch de andere eerbiedigden zij als menfchen. Op het gezag van Spaanfche Schrijvers , verhaalt purchas, dar de Bruidegom na het huis van de Bruid plagt te gaan, en haar de Otoia , zijnde eene foort van fchoen, aan te trekken. Indien de Bruid eene Maagd was, wierdt de fchoen van Wolle , doch indien eene Wed uw, van eene foort van Riet gemaakt. Het Koninklijk gewaat der Incas verdient bel'chreeven te worden. De Inca droeg doorf aans om zijn hoofd eene foort van vlegtzcls, Laata genaamd, omtrent een duim breed, en genoegzaam vierkant van gedaante. Vijf of zes maaien wierdt het rondom zijn hoofd gewonden , met een gekleiirden rand, welke van den eenen flaap van 't hoofd tot aan den anderen reikte. ■ Zijn gewaat was een Wambuis, 't welk tot op de knieën nederhing, bij de Landzaaten Uncu, en bij de Spanjaards Cusma genaamd. In de plaats van een Mantel, droegen zij eene foort van O verrok, Tacola geheeten. De Nonnen maakten eene foort van vierkante Buis voor de Incas, welke zij, als 't ware, in een fluier droegen , aan een keurlijk gewerkt vlegtzel vastgemaakt, en omtrent twee vingers breed. Deeze Buizen, Chuspa genaamd, iienden alleenlijk om daar in te draagen het  GESCHIEDENIS. 179 het kruid Cuca of Cocoa, 't welk de In* diaanen veelal plagten te kaauwen. In voorgaande tijden was dit Cuca niet zo algemeen als in ortzedagen; want niemand behalven den Inca hadt vrijheid om het te eeten ; zijne bloedverwanten en zekere Curacas alleen uitgezonderd , aan welke de Koning jaarlijks, bij wijze van gefehenk , eenige Manden plagt te zenden ; dit wierdt als een uitfteekend eerbewijs aangemerkt. ... Van hunne huwelijksplegtigheden gaan wij over tot de gewoonten, welke hunne kinderen betreffen , en de opvoeding y welke zij aan dezelve gavem De Incas waren gewoon , pragtige gastmaalen aan te richten , en groote blijdfehap te betoonen., bij het fpecnen Van hunne oudfle kinderen. De reden hier van was, omdat het regt van eerstgeboorte, bijzonderlijk van kinderen van het mannelijk oir, ,iri groote waarde wierdt gehouden bij de j»i cas, en, in naavolging Van dezelve, bij alle hunne onderdaanen. Doch bij de geboorte van hunne dochters of jongere kinderen j bedreevcn zij weinig vreugde. Zij fpeenden hunne kinderen in den oiv derdom van twee jaaren, en fneeden huri bet hair af, welk zij mede ter waereld gebragt hadden. Voor. dien tijd raakten zij hen nimmer aan; ook gaven zij hun geenen naam,, bij welken zij vervolgens zouden bekend zijn. Wanneer deeze plegtigheid zöu verrigt worden, kwamen alle de bloedverwanten te zamen. Die tot GeM z va PERUVIAANEN.  De PERUVIAANEN. 180 GODSDIENSTIGE vader wierdt verkoozen, fneedt het eerst des kinds hair af met zijne fchaar, indien wij dus mogen noemen eene foort van Scheermesfen , van Keifteenen gemaakt, welke zij ten dien oogmerke gebruikten : want de Schaaren, onder ons in gebruik," waren onder de Indiaanen niet bekend! Naa den Gevader, fneeden de overigen op hunbe beurt, naar gelange van hunnen rang en ouderdom, een gedeelte van des kinds hair af. Dit verrigt hebbende, gaven zij het eenen naam, en bragten het hunne gefchenken toe. Zommigen gaven klederen, deezen vee, geenen allerlei wapenen, anderen goudenen zilveren drinkbekers ; doch deeze wierden aan geene anderen dan van Koninklijken bloede aangebooden: want de gemeene lieden mogten ze niet gebruiken, dan bij bijzondere vergunning. Naa het toebrengen der gefchenken , dronken zij allen met volle teugen: want zonder dit zou het feest van geene kragt geweest zijn; zij dansten en zongen tot aan den avond. Dit duurde drie of vier dagen, naar gelange van het aanzien van des kinds bloedverwanten. Genoegzaam de zelfde plegtigheid onderhielden zij bij het fpeenen van den Erfgenaam der Kroone, en fneeden hem insgelijks het hair afindien wij hier van uitzonderen dat dit! eene Koninklijke plegtigheid was, en dat de Opperpriester der Zonne altoos tot zijnen Gevader wierdt verkoozen. Te deezer gelegenheid waren alle de Curacas van het  GESCHIEDENIS. 181 het Keizerrijk, in eigen perioon, ofdoor hunne Gezanten , tegenwoordig bij de plegtige verrigtinge, welke twintig agtereenvolgende dagen duurde. Zij deeden kostbaare gefchenken aan den Vorst, als goud, zilver, edelgefteenten, en de uitgeleezcnfle kostbaarheden van hunne onderfcheidene provinciën. Gelijk dc onderdaanen veelal gereed zijn om hunne Vorften naa te volgen, bedreeven de Curacas, en, in't algemeen, alle de Ingezeetenen van Peru, groote vreugde bij deeze gelegenheid, naar gelange van hunnen rang en vermogen. Dit was een van hunne plegtigfle feesten. Zeer zorgvuldig waren zij om hunne kinders niet te teder op te voeden. Dit wierdt in agt genomen, van den Koning tot op den Bedelaar. Zo dra het kind gebooren was , wierdt het gewasfchen in koud water, en vervolgens in doeken of luijers gewonden. Alle morgens wierdt dit herhaald, naa dat het water den gantfchen nacht in den daauw geftaan hadt. Wanneer de Moeder 'er op gefield was om haar kind zeer zagt te behandelen en te flreelen, nam zij water in haaren mond, en fpoog het over zijn geheele lichaam , alleenlijk uitgezonderd de kruin van het hoofd, dien zij nimmer aanraakte. Wanneer deezeluiden na de reden vanditbedrijf gevraagd wierden , gaven zij tot antwoord , dat zij het deeden om hunne kinderen aan koude en hardigheid te gewennen , en om derzelver ledemaaten te verM 3 Her- De PERUVIAANEN.  182 GODSDIENSTIGE Be 1PER O VIAANEN. ftcrken. Nimmer zwagtelden zij hunne armen, voordat zij den ouderdom van drie maanden bereikt hadden ; zij meenden anders dezelve te zullen verzwakken. Doorgaans leiden zij de kinderen in een Kribbe, zijnde eene foort van Bank met vier pooien , een van welke korter was dan de overigen , op dat zij ze te gemaklijker kondeii wiegen. Het Bed, waar op "het kindtje lag , was eene foort van grof Net, waar in dé zuigeling aan beide zijden van de Kribbe omwonden wierdt, om het vallen op den grond te beletten. Nimmer namen de Moeders haare kinders in de armen, zelf niet wanneer zij hen aan de borst leiden : want , zeiden ze, de kinders eenmaal daar aan gewoon zijnde, zouden altoos in haare armen willen blijven; waar door het moeilijk zou worden , hen aan hunne Kribben te gewennen. Wanneer zij het , egter, geraaden vonden, hen daar uit te neemen, groeven zij een gat in den grond, en plaatften het kind recht overeinde in hetzelve. Thans leiden zij onder hen eenige oude lappen en 1uuren , met oogmerk om hen zp veel te zagter te doen leggen ; tevens gaven zij hun het een ofander fpeeltuig, om zich daar mede te vermaaken. Doch in de armen wierden zij nooit genomen, al waren het de kinders van de grootfee Heeren van het Keizerrijk. Wanneer eene Moeder haar kind wilde aan de borst leggen, was zij gewoon zich 9P, hetzelve neder te leggen. Nooit zocg-  GESCHIEDENIS. 183 de zij het meer dan driemaal 's daags, te wceten, in den morgen, op den middag en tegen den avond. Nooit leiden zij het aan de borst dan op die tijden; liever wilden zij het dorst laaten lijden, dan het gewennen om den geheelen dag aan de borst te zuigen. Dit deeden alle vrouwen van het gewest. Voor reden hier van gaven zij , omdat het tegenovergelteld gebruik hen misfelijk en aan braaken onderhevig maakte; dat zij, grooter wordende, daar door gulzig wierden; dat de dieren des velds zelve hun hier van een voorbeeld gaven; dat deeze hunne jongen alleen op zekere gezette tijden van den dag, en nooit den geheelen nacht door, te zuigen gaven. De aanzienlijkfle vrouw van het land voedde haare eigen kinderen op , en gaf ze nooit aan anderen, of aan eene Min, dan in gevalle zij, door eene zwaare ongefleldheid, daartoe genoodzaakt wierdt. Ook hadt zij geene gemeenfehap met haaren Man, al dien tijd dat zij haar kind zoogde, uit vreeze van haar zog te zullen bederven, of haaren zuigeling de Teering aanzetten. Naar gelange het kind opgroeide, verflerkten zij deszelfs lichaam door oeffening en beweeging; waar naa het gefield wierdt onder het oozigt der Amautas, zijnde zo veel als de Peruviaanfche Wijsgeeren of Leeraars. Deeze Amautas vormden de zeden der Jongelingen, onderweezen hen in de plegtigheden en geboden van den Godsdienst, in de wetten van het Keizerrijk , en in de pligten, welke de Mensch M 4 aan De PERUVIAANEN.  184 GODSDIENSTIGE De PERUVIAANEN. B E- aan zijnen naasten is verfchuldigd. Genoegzaam van hunne vroegfte jeugd wierden de harten der kinderen gevormd; op den ouderdom van zes of zeven jaaren wierdt hun eenig bedrijf aangeweczen, altoos met hunne jaaren ftrookende. In één woord, zo groot was de zorge, welke zij droegen, om de luiheid te vlieden, dat oneindig meer verlichte Natiè'n met reden daar van mogen bloozen. Niet minder zorgvuldig waren zij om den wellust te vlieden, nog gevaarlijker dan de ledigheid, als zijnde deszelfs eenige bedoeling om de zinnen te ftreelen, voedzel te geeven aan dc trotsheid, en in ons te verwekken een gevoel van vermaak, naar gelange het in ons verzwakt, en die onze geesten in eene geduurige beroering houdt, tot aan den jongftcn fnik, niettegenftaande derzelver onvermogen om de geringde vrug, ten van alle onze poogingen voort te brengen.  GESCHIEDENIS. 185 B E R I G T WEGENS DEN GODSDIENST DER WILDEN, Welke KAN AD A en deszelfs Nabuurfchap bewoonen, Veele bijzonderheden hebben dc Jefuiten verhaald aangaande deeze Volken , welke voor geloofwaardig zouden gehouden zijn, ware het niet gebeurd dat een groot gedeelte van dat gewest, in den jaare 1763, gekoomen was onder de heerfchappij der Engelfchen. Hier door heb. ben wij de onlochenbaarfte berigten aangaande dezelve gekreegen. Te zeggen dat zij Afgodendienaars zijn, fluit niet in dat zij erger zijn dan de leden van andere Heidenfche Natiën. En, in de daad, men moet bekennen, dat zij, in zommige opzigten, minder ruuw en onbefchaafd zijn dan eenige Afrikaanfche Volken. Doch zij zijn verdeeld in zo veele onderfcheidene Clans, Stammen, Horden, enz. dat zij. in etlijke bijzonderheden, veel van elkan. der verfchillen. Wij zullen ons benaar. Itigen, om zulke getrouwe en naauwkeu M 5 ri De KANADAANEN, enz.  De kana- Daanen enz. I i < 2 \ ï a n x \ d ï86 GODSDIENSTIGE rige berigten mede te deelen, als wij hebben kunnen magtig worden. » Verfcheiden van deeze Natiën betoonen godsdienftige eere aan de Zon. Zo ras zij den dag zien aanbreeken, zenden zij de eerfte rookwolk, die uit hunne Calumets koomt, na dat hemellicht; tevens prevelen zij zekere woorden, als hunne eerfte Morgengebeden. Vervolgens rooken zij na de vier hoeken der waereld. Zommigen hunner befchilderen hunne li-' chaamen met de afbeeldingen van wilde dieren, om alzo een meer fchrikwekkend voorkoomen bij hunne vijanden te hebben. Al van vroege herkomfte is deeze gewoonte: want het blijkt dat dezelve in gebruik was bij de aloude Britten. In andere gewesten deezer wijdftrefckende Landftreeke wordt het geloofd, dat de waereld gefchapen wierdt door eene Vrouw, die, te gader met haaren Zoon, 5ver dezelve het bewind voert. Zij zeg. jen dat de Man het beginzel van alles ;oeds , en de Vrouw het beginzel van dies kwaads is. Verder gelooven zij, dat Ie Vrouw, die de aarde heeft gefchapen, wanger zijnde, van den Hemel neder'iel, en op den rug van een Schelppad leef leggen. Duidelijk zal het blijken bij He onbevooroordeelden, dat wij hierontïoeten eenige ruuwe trekken van de Moaïfche gefchicdenisfe van 's Menfchen 'al; en dat dezelve, hoe zeer met verichtzels doormengd, nogthans niet fabel, ag-  GESCHIEDENIS. 187 agtiger is , dan zo als dezelve door de Griekfche en Romeinfche Dichters wordt verhaald. Andere Kanadaanfche Wilden zijn van gevoelen, dat de waereld wierdt gefchapen door eenen Geest, en dat zekere m1 s s o n dezelve naa den Zontvloed herftelde. Zij verhaalen ons, dat op zekeren dag, terwijl misson op de jagt was, zijne honden verdronken in een groot Meir, 't welk zijne oevers overftroomcnde , zich fpoedig over den geheelen aardbodem verfpreidde. De Wilden, die nabij den oorfprong van de rivier St. Laurens woonen, gelooven dat eene Vrouw eenigen tijd in de lucht zweefde , en ten langen laatfte op den rug eener Schelppadde nederviel; dat'er cenigflibber uit de zee rondom de Schelppad vergaderde, en alzo de aarde formeerde. Doch alzo deeze Vrouw geen behaagen fchepte in de eenzaamheid , daalde een geest van boven neder, en haar vindende flaapen, naderde hij haar. Het gevolg hier van was, dat zij zwanger wierdt, en van twee Zoonen beviel, die uit haare zijde voortkwamen. Naa dat deeze Zoonen waren groot geworden, oeffenden zij zich op de Jagt. En, dewijl de eene veel kundiger Jaager was dan de andere, baarde de jaloersheid tweedragt. De onvernuftige Jaager, die van een woesten inborst was, behandelde zijnen broeder zo wreedaartig, dat hij deeze waereld verliet en ten Hemel klom. Dit 34 KANADAANEN', enz.  De KANA- ÜAANEN. enz. 188 GODSDIENSTIGE Dit begrip fchijnt toepasfelijk te weezen op adams beide Zoonen, kaïn en abel. Zij hebben eenig denkbeeld van den Zontvloed, en gelooven dat de waereld, ten dien tijde, eenen aanvang heeft genomen. Zij zeggen dat mischapous, dien zij als het opperst Weezen befchouwen, eerst de Hemelen fchiep, en vervolgens alle de dieren, die zich op drijvende bosfchen onthielden. Van deeze maakte hij een brug; doch voorziende dat alle deeze dieren niet lang in dien ftaat konden leeven, en dat zijn werk onvolkomen zijn zou, indien hij geene zorge droeg om hen voor onheilen en voor fterven te behoeden, en, ten dien tijde , alleen gebied voerende over de Hemelen, wendde hij zich tot michinisi, den God der wateren, om van hem eenig Land te leen te vraagen, waar op hij zijne fchepzels kon plaatzen. Doch michinisi weigerde zijn verzoek in te willigen. Dus te leur gefield, zondt michap o u s den Beever , den Otter en den Rot, den eenen naa den anderen , om land te zoeken op den bodem der Zee; doch geen van allen bragt iets mede dan de Rot; deeze hadt eenige korrelen zand in den mond. Michapous kneedde dit zand tot een klomp Deeg, die tot een grooten Berg uitdijde. De Vos kreeg bevel om rondom deezen Berg te wandelen ; doch deeze was zo groot, dat hij  GESCHIEDENIS. 189 hij wel haast moede wierdt. Michapo us deedt den Berg tot een grooten Aardbol uitdijen. Zommigen hunner zijn van gevoelen, dat de menfchen in den beginne hunnen oorfprong namen uit de verrotte krengen van beesten. Bij vircilius ontmoeten wij het zelfde denkbeeld wegens den oorfprong der Bijen. Verder verhaalen deeze Wilden , dat zommigen van deeze dieren onder elkander verfchilgekreegenhebbende, micha. pous hen doodde, waar naa een Mensch uit de verrotting te voorfchijn kwam. Deeze nieuwe mensch was de uitvinder van Boog en Pijl, van welke hij ziek tegen de wilde dieren bediende. Het gebeurde , op zekeren dag, dat een var hun , van de overigen afgedwaald zijnde, eene hut ontdekte; hier vondt hi micha pous, die hem eene huisvrouw fchonk , en de onderfcheidene pligter voorfchrecf, die wederzijds van hui moesten betragt worden. Den Man vie het jaagen en visfehen ten deel;jdle d< huislijke bezigheden wierden der Vrouwi aanbevolen. Uit dit paar kwamen men fchen voort, die in een onafgebrokei geluk te zamen woonden, magt hebben de over de wildfte dieren; doch, naa gelange zij begonnen te vermenigvuldi gen, waren zij genoodzaakt nieuwe lan den om te jaagen op te zoeken. Te langen laatftc begon 'er twist en naijve te ontfhan tusfehen dc Jaagors; dit bc fchoutf De kana daanem, enz. i l [ j ■ l t t  De KANAI»AANEN. enz. t ! -1 ] x$o GODSDIENSTIGE fchouwden zij als den oorfprong der Oorlogen. Te naauwkeüriger zijn wij geweest in onze berigten,aangaande deeze verfchillende gevoelens aangaande de fchepping der waereld, om reden dat Lord kames, uit deeze verfchillende gevoelens, heeft beflooten, dat 'er in dc geheele waereld geene zekere berigten voorhanden zijn, op welke men zich kan verlaaten. Van geheel andere begrippen was zijn Lordfchap, toen hij zijne Proeven over den Godsdienst fchreef; maar, helaas! in zijne meergevorderde jaaren veranderde hij van gevoelens. Zommigen van deeze Wilden hebben Tempels , ter eere van de Zonne opgericht. Van eenen derzelver ontmoeten wij de volgende befchrijving. Hij wordt omringd van een hoogenMuur. Het plein van binnen dient tot eene wandelplaats voor het Volk. Boven op den Muur ftaat eene groote menigte ijzeren Pennen ; op dezelve worden de hoofden hunner vijanden, als mede die van groote boosdoeners, gezet. Tegenover den voorgevel legt een groot blok hout, op eene ioogte, van hair omringd, en met Harsenpannen, als zo veele zegetekens, beiekt. Van binnen is de Tempel met een ;root aantal afbeeldingen befchilderd. In t midden ftaat eene foort van haardflede, velkehun tot een Altaar verftrekt. Twee 'riesters, in 't wit gekleed, fteeken den brand   PLEGTIGE OFFERANDE DER CAKABAANEN, TKR EERE VAN QTJITCHI MANITOü  GESCHIEDENIS. 191 brand in de blokken hout, terwijl de Vergadering bezig is met het uitdorten van haare gebeden. In den muur is een klein vertrekje, welk zij Gods Tabernakel noemcni Twee Arenden, na dc Zon ziende, hangen met uitgefpreide vlerken boven hetzelve. Driemaal 's daags doen zij hunne gebeden, met ZonUenopgang, op den middag en met Zonnenondergang. De Kanadaancn geeven den naam van Groot en Geest aan het Opperde Weezen, 't welk zij insgelijks quitichi manit 0 u noemen. Ter zijner eere offeren zij plegtige offeranden* Niet alleen gelooven zij in het Opperde Wcezen, maar ook in de onfterfiijkheid der ziele. Alle zielen befchouwen zij als uitvloeizeis van den algemeenen Vader der Geesten. Dit zelfde begrip vinden wij aangenomen onder de Grieken en Romeinen, en, in de daad, onder alle Natien der waereld, uitgezonderd de zo genaamde Materialisten * of Stofdrijvers ; maar, gelukkiglijk, is derzelver getal niet zeer groot. Doch, hoewel deeze Wilden flegts een eenig Opperst Wee/.en aanbidden , nogthans hebben zij, even gelijk de overige Heidenen, hunne Afgoden; dat wil zeggen, zij hebben afbeeldingen, onder welke zij de Godlijke eigenfehappen en werkingen vertoonen. Niet vreemd kan om deeze geneigdheid tot Afgoderij voorkoomen, wanneer wij in aanmerking neemen, dat De kana daanen, enz.  De KA NADAAN EN , enz. 192 GODSDIENSTIGE dat dezelve van zommigen onder de zo go naamdc Christenen wordt naagcvolgd. Het onderwerp van alle hunne Liederen, zijn, de lof der fchoonheden van de werken derNatuure; de goedheid van het Opperde Weezen; hunne behaalde overwinningen , en de nederlaagen hunner vijanden. De Vrouwen doen aanfpraaken tot de opgaande Zon, en bieden dezelve tévens haare kinderen aan. Uit dit alles mogen wij befluiten, dat het 'er verre af is, dat deeze lieden Godverzaakers zijn. En, misfehien, zou het kunnen in twijfel getrokken worden, of 'er een Godlochenaar in de waereld zij. Seneka, een Heiden, zegt, dat hoewel de menfchen het aanweezen van God met woorden lochenen , hunne harten, nogthans , deeze gedagte wraaken. En het is zeker, dat zonder eene vaste overtuiging van de aanweezigheid eener alvermogende kragt, de mensch ongelukkiger zijn zou dan de dieren des velds. Want de mensch hoopt of vreest iets in het toekoomende; 't welk onder dc dieren geene plaats heeft. Men verzekert dat deeze Volken zeer bezwaarlijk kunnen bekeerd worden tot den Christlijken Godsdienst. Aan flcgts twee oorzaaken kan dit worden toegefchreeven: Vooreerst, de bijgeloovigheid der Roomsch-Katholijken, wier plegtigheden, in zekeren opzigte, even belachelijk sijn als de hunne j — Ten tweede, het gebrek  GESCHIEDENIS. 193 brek aan menschlijke geleerdheid. Noodig is het evenwel hier aan te merken , dat zints deeze Volken gekoomen zijn onder de heer'chappij van Groot-Britannie, hoewel zij nog befhmrd worden volgens de Franfche wetten, aanmerkelijke verbeteringen onder hen zijn ingevoerd. Doch jn 't vervolg zullen wij hier over breedcr handelen. Ten aanzien van hunne Huwelijksplcg» tigheden verfchillen zij weinig van de Wilden, aan Hudfons-Baai woonagtig. Wanneer een Jongeling op eene Maagd verheft, verzoekt hij haar ftaatelijk ten huwelijk van haaren Vader, of van de naastbeftaande bloedverwanten. Naa dat zij het eens zijn geworden, roept de Vader des Jongelings alle zijne bloedverwanten te zamen, en openbaart hun zijn befluit, om zijnen zoon in 't huwelijk tc doen treeden. De bloedverwanten brengen zo veele dingen in de hut bijeen, als zij kunnen misfen , om te dienen tot gefchenken voor de jonge Wilden. Des bruidegoms Moeder draagt een gedeelte van deeze gefchenken na de hut der aanftaande Bruid ; waar naa de Moeder van deeze aan haar berigt, dat zij haar aan zulk of zulk eenen , tevens zijnen naam noemende , heeft uitgehuwd. De Maagd mag hier tegen niets inbrengen : want dit zou voor eene groote fchande gehouden worden. Elk geeft aan de Bruid een zeker hu- V. deel. N we- Pe KANAOAANEN, enz.  T94 GODSDIENSTIGE De KANADAANEN enz. welijksgefchenk. Een haarer bloedverwanten legt bij haar neder , voor dat >de Bruidegom met haar nadere gemeenfchap mag hebben. Nog verfcheiden andere bijzonderheden, raakende hunne huwelijken , zouden wij kunnen melden ; doch deeze zijn van een burgerlijken aart, en behooren daarom niet tot dit Werk. Alleenlijk zullen wij aanmerken, dat de Man het regt heeft om zijne Vrouw te verftooten, indien zij onvrugtbaar'zij. Doch hij is verpligt, vooraf daar van aan haar behoorlijk kennis tc geeven, opdat zij zich van eenen anderen Man mag voorzien. Wanneer, in Kanada, een Man cn Vrouw bellooten hebben eene Echtfchciding aan te gaan, brengen zij in de hut, in welke de huwelijkszamenvoeging was gefchicd, te zamen alle de kleine ftukjes van een Roede , bij die gelegenheid gebruikelijk. Zij verbranden dezelve, zonder aarzeling ; en hier mede wordt de huwclijksfchciding, zonder eenig gefchil voltooid. Wanneer zij zich verbeelden dat eene Vrouw den tijd van kinderbaaren heeft gehad, wordt zij nimmer aangezogt. Want zij befchouwen de voortplanting van het menschlijk geflagt, en, in de daad, met reden, als het groot einde en doelwit des huwelijks. Dus leezen wij, dat de Joodfche vrouwen, wanneer zij geene kinderen hadden, als voorwerpen van verag- tin-  GESCHIEDENIS. 19* tinge wierden aangemerkt. Iet diergelijks ontmoeten wij onder alle Volken des aardbodems; In alle landen, alwaar de volken, welke wij Wilden noemen, in den ftaat der Natuure leeven , worden zij weinig gekweld van lichaamsongefteldheden, zodanige uitgezonderd , welke eerder het gevolg zijn van de gcfteldhcid der luchtftreeke dan van onmaatighcid. En, gelijk onder hen zeer weinige ziekten bekend zijn, mo^cn wij met reden vastftellcn dat zij weinige Geneesheeren noodig hebben. Want, gelijk zeker Schrijver met regt aanmerkt: „ Gnmaatrgheid en wellust fchiepen de eerfte Geneesheeren. Onmaa. ' tigheid lcide den grond tot hunne kost. " winning , en de ledigheid verbeterde dezelve. Door den arbeid wonnen on " ze vroegfte Voorvaders hun brood; d( a-beid verfterkte hunne lichaamen ei " zuiverde hun bloed. Doch wij, hunn< " zoonen , een verbasterd geflagt, ziji " «redaald tot den ouderdom van zeventi; " jaaren. Beter is het, de gezondheid 11 de velden omniet te zoeken, dan de: Arts een walgenden drank té betaaler. " De wijze zoekt de gezondheid door li ï chaamsbeweeging. God maakte zijn werken niet om van de menfchen vei " beterd te moeten worden." In weerwil van deeze heilzaame regelï blijkt het, egtcr, dat zelf die Wilden weike in den ftaat der Natuure leeven hunne Artzen, of He ver, hunne Bedrn N a ëe De KANADAANEif j enz. t i ■ i i * i j i fi  De kanadaanen, eriz. ] i i i 1 i \ \ i * z a k li v v li ïo6 GODSDIENSTIGE gers hebben: want geenen beter naam verdienen zij. Hunne Gocdergelukzeggers of Kwakzalvers waancn allerlei ongefleldheden te kunnen geneezen, door middel van toverkunftenaarijen en bezweeringen. Doch weinige van deeze dus geneezen ongefleldheden zijn verouderde kwaaien. Het zweeten is een der meest gebruikeIijke geneesmiddelen, van welke zij zich bedienen. Nog een ander hulpmiddel is onder hen in gebruik, te meldenswaardig om hier trerzweegen te worden. Zij bereiden een icet Bad, waar in de Lijder moedernaakt redcrklimt, verzeld van eenige andere perfoonen, insgelijks moedernaakt. Dee:c doen niets anders dan hem over het gcïeele lichaam wrijven. Dit bad bedekken zij met de hoofden van wilde flieren , minfteenen, en brokken van een rots, Hen heet gemaakt. De lijder, aldus in iet bad opgeflooten, is verpligt, zolang :em doenlijk is , zijnen adem binnen te ouden. Terwijl de Kwakzalver, zo luid ij kan fchreeuwen, zingt, wordt hij daar q verzeld en geholpen, door de pérfooen, welke nevens den lijder in het Bad ich bevinden. De ongefleldheden aan de beenen en de rmen worden geneezen, door het maaen van eene openinge in de befmette chaamsdeelen , door middel van een Mes, an fleen of ijzer gemaakt. Vervolgens 'orden deeze infnijdingen befmeerd met eerenvet, of met het vet van eenige an- de-  GESCHIEDENIS. 197 dere wilde dieren. Om het vergif der Hangen te verdrijven, bedienen zij zichi van veelerhande bezweeringen. Allen, die het ampt van Geneesheeren bckleeden, zijn insgelijks van den Priesterfland. Vooraf moeten zij een langen proeftijd ondergaan, welke op de volgende wijze wordt doorgebragt. Negen dagen lang fluiten zij zich op in eene hut; geen ander voedzel dan water mogen zij in dien tijd gebruiken. De aankoomeling, eene foort van vies in zijne handen houdende , vol keifteentjes, waar mede hij een geduurig geraas maakt, roept den Geest aan, bezweert hem om te fpreeken, en hem onder het getal der Geesten aan te neemen. Dit alles gaat gepaard met de fchroomwekkendfte uitroepingen en beweegingen van lichaam en geest, en het fchuimbekken, even als een dolleman. Zo ras dit belachelijk gedeelte der plegtigheid verrigtis, koomt hij uit zijne hut ten voorfchijn, en roemt over zijne verkeering met den Geest, en dat hij van denzelven de magt heeft ontvangen, om alle ongefleldheden te geneezen. Vader henne pin voegt 'er nevens, dat niets meer fchrikwekkende zijn kan, dan de uitroepingen en lichaamsbeweegingen deezer Kwakzalvers , ten tijde als zij hunne gewaande bezweeringen in 't werk Hellen. Zeker is het dat zij hunne bedriegerij met grooten list en behendigheid volvoeren; doch, in 't algemeen, zijn de bedriegerijen, welke zü pleegen, te belachelijk, dan dat zij N 3 dö Dt ;ana- , MANEN, enz.  De KANA- D/\ANEN enz. 198 GODSDIENSTIG^ de opmerking van een mensch van gezonde harsfenen verdienen. Wij mogen hier 5 nevens aanmerken, dat de meeste van hunne gewaande geneezingen veeleer dc uitwcrkzels zijn van het geval, dan dat zij aan de kennisfe van de gefleldheid des menschlijken lichaams moeten worden tocgefchreeven. Nogthans bezitten zij eenige kennis van de kragtcn van zommige geneeskruiden. Ongetwijfeld was deeze de oorfpronklijke en vroegfte wijze om alle ongefleldheden te geneezen. Wanneer de zogenaamde Geneesheer den lijder bezoekt, fielt hij hem eene groote menigte vraagen voor , en belooft hem tevens, den boozen Geest te zullen verjaagen. Op het oogenblik begeeft hij zich na eene kleine Tent, ten dien oogmerke opgeflagen. Hier zingt, leest en danst hij, even als een dolleman. Daar naa zuigt hij aan de wonden van den lijder, •en eenige kleine beentjes , welke hij in zijnen mond verborgen hieldt, ten voorfchijn brengende , zegt hij , dat hij dezelve uit zijn lichaam heeft gehaald. Vervolgens gebiedt hij hem, dankbaar te zijn onder zijn Jijden, dewijl hij het in zijne magt heeft om hem te geneezen. Thans vraagt de Kwakzalver zijn loon ; en zo ras dit hem betaald is, zendt hij etlijke Jongelingen in het veld om eenige dieren te vangen. Wij mogen hier aanmerken, dat verfcheiden kunflenaarijen , door onze Kwakzalvers in Europa te werk gefield, niet min-  GESCHIEDENIS. 199 minder belachelijk zijn , dan die wij nu befchreeven hebben. Dikinaals gebeurt het ook, dat de Arts, ziende dat hij den lijder niet kan geneezen , hem het een of ander doet gebruiken, om hem na de andere waereld te zenden. In dat geval geeft hij voor, dat de Geest hem geopenbaard hadt dat de ziekte ongeneeslijk was. Dit handhaaft het gezag des Bedriegers, en verzekert hem van zijn loon, 't welk zijn groot oogmerk was. Stemt dit niet volmaakt overeen met het gedrag van veelen onzer Europeaanfche Geneesheeren , die de bloedverwanten van den lijder op den tuil houden, terwijl zij bezig zijn om hem, volgens de regels van de kunst, te dooden? Zomtijds tragt de Bedrieger zijnen lijder diets te maaken dat hij betoverd is In zulk een geval legt hij zijn lichaam uit geftrekt neder langs den grond, met Beversvellen, of met de huiden van anden dieren bedekt. Vervolgens betast de Art: alle de deelen van zijn lichaam, tot da hij koomt aan het geraakte lichaamsdeel Dan fpreekt hij zijne bezweeringen uit die de bedoelde uitwerking hebben, on dat de ongefteldheid niet weezenlijk was maar flegts in verbeelding beftondt. Hoewel deeze Wilden de Oniterflijk heid der ziele gelooven, hebben zij, eg ter , deswegen zeer verwarde denkbcel den Want zij gelooven dat de zielen ui het'eene lichaam in het ander overgaar N 4 E De KANADAANEN, enz, l > t i  De KANaD.4ANEN enz. ( ( J C £ T X 11 li 200 GODSDIENSTIGE En, gelijk wij dikmaals gelegenheid gehad hebben om deeze begrippen te melden , , dus mogen wij hier eens voor al aanmerken , dat vermids zij niet in ftaat waren om reden te geeven van de fehijnbaarc ongelijke bedeelingen van belooningen en ftraffen in dit leeven, en geene voegzame begrippen koesterden aangaande eenen toekoomcnden ftaat, geloofden zij bier om, dat de zielen der boozen overgevoerd wier' den in andere Jichaamen om gepijnigd te worden. 6 F J ö Met groote pragt en ftaatelijkheid begraavèn zij hunne dooden. Zij kleeden hen aan, en befchiideren hun aangezigc en het geheele lichaam met verfchillende kleuren. Vervolgens leggen zij hen in doodkisteni , van den bast van boomen gemaakt, die zij aan den buitenkant zeer glad maaken, door ze met puinfteenen te wrijven. Daar naa zetten zij paaien in den grond rondom het graf, \ welk al, ioos zeven of acht voeten boven den jrond verheeven is. Dc vrouwen draagen acht jaaren agter jjkander het reuwgewaat. Geduurende lit tijdverloop mogen zij niet trouwen Joch dit is niet vreemd, omdat, onder eezc Wilden, eene weduw zelden door en Man wordt aangezogt. Verfcheiden an deeze Volken vieren feesten ter eere an de dooden. Bij zulke eelcpenheden eomen zij de beenderen uit de gr.Tn en Ken ze m nieuwe graflieden, met Beenhuiden verfierd, m  GESCHIEDENIS. 20] Het jaagen wordt van deeze volken als eene godsdienftige oeffening aangezien. Eenige weinige dagen voor dat zij zich op dc Stierenjagt zullen begeeven, worden, door de oude lieden, eenige jongelingen uitgezonden, om de plaats te bezigtigen, alwaar de jagt zal gehouden worden. Zo dra de Jaagers hier zijn bijeen gekoomen, danzen en zingen zij naar lands gebruik. Bij hunne wederkomst Hellen zij drie agtereenvolgende dagen ten toon, verfcheiden groote potten, met vederen gevuld. Geduurende deeze drie dagen , wandelt eene vrouw van aanzienlijken huize in ftaatelijken optogt, met een ketel op haaren rug , aan het hoofd van een groot getal Jaagers. Het gezelfchap wordt vooraf gegaan van een oud man , die , met groote deftigheid, een Huk Laken draagt, bij wijze van een Vaandel of Standaart. Voor dat een jong Jaager de eerfte reize op de jagt gaat, is hij verpligt een godsdienftig vasten te onderhouden, waar toe hij zich met de uiterfte zorgvuldigheid voorbereidt. Dit vasten duurt drie dagen; geduurende dezelve is de aankoomeling verpligt, zijn aangezigt zwart te verwen: dit befchouwt hij als eene hulde, aan den grooten Geest verfchuldigd. Wanneer zij, voor de burgerlijkeRegtbanken, eenen Eed afleggen, doopen zij hunne hoofden in het bloed van het offerdier, 't welk als een flagtoffer zal worden opgedraagen, en ftrijken vervolgens een gedeelte van hetzelve voor hunne N $ voor- KANADAANEN^ enz.  De KANADAANEN, 202 GODSDIENSTIGE voorhoofden. Dit gefchiedt als een zinnebeeld hunner bcroepinge op het hoogfte Weezen, dat zij de waarheid fpreekem En gevolglijk, indien zij onwaarheid voortbrengen , zouden zij zich zeiven aanmerken als veroordeeld tot eene eeuwige ilraffe. Dit kan ten bewijze dienen, dat de Godlijke wijsheid de gemoederen der minst verlichte Heidenen heeft ingedrukt, een gevoel van verpligtinge om de waarheid te fpreeken. Zodanig was de toeftand deezer Wilden, ten tijde als de Franfchen zich 't eerst onder hen nederfloegen. De zulken , die niet bekeerd wierden tot den Roomfchen Godsdienst, kleeven nog heden de zelfde gevoelens aan. Zeker is het, dat de wetgeevende magt van Groot- Britannie ten oogmerke hadt, de Kanadaanen over te haaien tot de kennis en belijdenis van den Christlijkcn Godsdienst. Doch tegen dit ontwerp openbaarden zich onöverkoomelijke zwaarigheden. Van den eenen kant, wanneer Kanada aan de Engelfchen wierdt afgeftaan, wierdt het befchaafde gedeelte van hetzelve bewoond door bijgeloovige Roomschgezinden, en waren de Priesters van dien Godsdienst fteeds ijverig bedagt om aankoomelingen te maaken. Van de andere zijde waren de Zendelingen , uit Groot - Britannie overgekoomen, verpligt zeer zorgvuldig op hunne hoede te zijn, omdat, bij het fluiten van den Vrede, bedongen was, voor het befchaafde gedeelte der Kanadaanen, de vrije oeffening van hunnen Godsdienst. Om.  GESCHIEDENIS, 203 Om deeze reden konden de Britfche Zendelingen geene hoop voeden, dat zij veel opgangs zouden maaken. Ook wierdt hier te lande [in Engeland'] eene Akte vastgesteld, waarbij alle de voorregten, zo wel in het burgerlijke als in het godsdienstige , welke deeze Volken ooit genootcn hadden, bekragtigd wierden. Het Genootfchap, opgericht ter voortplantinge van den Christlijken Godsdienst, wierdt, egtcr, door alle deeze zwaarigheden, niet afgcfchrikt. Vier zendelingen wierden gezonden na Kanada, en worden aldaar tot heden toe onderhouden , op eene Jaarwedde van tweehonderd ponden fterlings. Wanneer wij in aanmerking neemen de onlusten , welke dat gedeelte der waereld beroerd hebben , is 'er geene reden om .ons te verwonderen , dat de poogingen der Zendelingen tot nog toe de bedoelde uitwerkinge niet gehad hebben. Een ander oogmerk, door het bovengenoemde Genootfchap bedoeld, was, de bckeering der Wilden. Doch hier in openbaarden zich veele zwaarigheden. De zendelingen waren onkundig in dc taal, welke deeze volken fpraken ; gevolglijk konden zij hunne gevoelens niet aan dezelve mededeelcn. Waarfchijnlijk zouden deeze zwaarigheden uit den weg zijn genomen , indien het vuur des Oorlogs niet ware uitgebroken. Eigenaartig mogen wij onderftellen , dat de Roomfche Priesters liever zoude zien dat de Kanadaanfche Wil. den in den ftaat der Heidenfchc onkunde vol- De KANA- enz.  De KANADAANEN enz. 204 GODSDIENSTIGE volhardden, dan in de beginzels van den Proteftantfchen Godsdienst wierden ingelijfd. Alle belijders van een valfchen Godsdienst zijn geflagen vijanden van de zulken, die de Christlijke pligten betragten. Uit al het gezegde mogen wij dit gevolg afleiden, dat onder de bedeeling der Britfche heerfchappije niets in ftaat zijn zal om de bekeering deezer Wilden uit te werken , dan het godvrugtig gedrag der zendelingen. Laaten zij flegts in aanmerking neemen , dat zij aanlpraaklijke weezens zijn. Laaten zij bedenken, dat zij niet gebooren wierden alleen voor hun zeiven: en dan zullen zij blijmoedig volharden in het werk, hunner zorge aanbevolen. Zij zullen de Heidenfche Natiën verlichten, en de onfterflijkheid genieten, te gader met die zielen , van wier bekeeringe zij de werktuigen geweest zijn.  GESCHIEDENIS. 205 D E GODSDIENST DER C A L I F O R N I A A N E N. Grootlijks is het te bejammeren, dat niettegenstaande de menigvuldige ontdekkingen, in de laatlle tijden, in den Koophandel en de Scheepvaart gedaan , wij, nogthans, onkundig zijn gebleeven aangaande den Godsdienst, ja , zelf dc burgerlijke zeden en gewoonten der Inwooneren van Califomia. Te meer verdient dit onze verwondering , wanneer wij in aanmerking neemen, dat veelen onzer Zeelieden dit gewest bezogt hebben. Doch wij moeten hier aanmerken dat Zeelieden flegte Gefchiedfchrijvers zijn. Hierom moeten wij te raade gaan met zulke Schrijvers, die, van wegens hunne eerlijkheid en kunde, het meest geloof verdienen. Zodanig is de Regecringsform der Califomiaamn , als duidelijk toont , dat zij niet geheel onkundig zijn van die bijzonderheden, welke noodig zijn ter handhaavinge van geregeldheid en orde. De weinige Godsdienst, egter, dien zij fchijnen te bezitten, is zeer vreemd en zonderling. Met dit alles, in zo verre ons gebleeken is, zijn ze niet zeer bijgeloo^ig. Groo- De 2ALIFOR«AANEN.  De CAL1F0RKIAANEN. I ( ( to6 GODSDIENSTIGE Grooten eerbied betoonen zij aan het water, a]s het voornaamfte middel ter bevorderinge van den wasdom van koorn en andere leevensbehoeften, de voornaamfte hulpmiddelen des leevgns. Hunne meeste klederen zijn gemaakt Van konijnenvellen, met vreemde kleuren befchilderd. De Koning zelve verfchijnt in het openbaar, in zulk een bijsterzinnig en vreemd gewaat uitgedoscht; Doch, veelligt, zal hier iemand vraagen, wat dit alles met den Godsdienst te maaken hebbe ? Het antwoord is gereed. Deeze volken hebben geene onderfcheidene begrippen van den Godsdienst. Zij onderhouden zo veele belachelijke plegtigheden , dat alle gevoelens van een verftandelijken aart Van hunne gemoederen vervreemd zijn. Gelijk zij Afgoden aanbidden , dus hebben zij Tempels, ter hunner =ere en gedagtenisfe opgericht, in welke z\] hunnen zo genaamden Godlijken Eerdienst verrigten. Zij verbeelden zich dat ie Duivel zich hier koomt verlustigen , to dikmaals hij genoodzaakt is, van de ;ene plaats na dc andere te zwerven. Doch , ten deezen opzigte, moeten wij niet te voorbaatig zijn in ons oordeelvelen, omdat de Reisbefchrijvers dikmaals le dingen vernaaien op een bloot hooren leggen , zonder dat zij aangaande den waa•en toeftand van zaaken behoorlijk onierrigt zijn. De jezuiten, welke dit landfehap beoogt hebben, waren in de verbeelding dat het  GESCHIEDENIS, iof het eenig middel, om zich in de genegenheid deezer Volken te dringen, was, hun te doen gelooven dat zij uit de Zon gekoomen waren. Want, zij waren van gevoelen, met geringe moeite, de Zon dei geregtighcid te zullen Hellen in de plaats van dat fchitterende geftarnte, 't welk de waereld verlicht. Eenige Indiaanen, de waarheid deezer zendinge verdagt houdende , vraagden, waarom deeze Zendclingcr niet vroeger uit de Zon gezonden waren < Zij gaven hier op tot antwoord dat zij te jong waren. Dit antwoord was voldoende genoeg voor eenen Wilde; het befluit der onderhandelinge was , dat zij eener der zendelingen voor den zoon der Zonne erkenden. Om het getal der gelooviger te vermenigvuldigen , richte deeze gewaande zoon der Zonne een houten kruk op, en beval zijnen togtgenooten, de Span jaar den, om het tc aanbidden, als een voor beeld ter naavolginge voor dc ongeloovigen. Deeze fchreef hij den tijd en de plaats der aanbiddinge voor; en gelijk willet voor toegedaan mogen houden, dal zij de opgaande Zon in den morgenftonc aanbaden, dus moesten zij, op den zelf den tijd, het kruis vereeren. Niets merkwaardigs ontmoeten wij ir hunne Huwelijksplegtigheden. De jong man geeft eene zekere fomme gelds vooi de Bruid, die als een onderwerp van koophandel wordt aangemerkt. Wanneer hel koopverdrag geflooten is, begeeft zich de naastbeftaande bloedverwant des Bruide- goms De CALIFOR-» NIAANEN*  De CALIFOR* MAAN EN, 1 1 i I t t 1 l I l ó li 208 GODSDIENSTIGE goms na het huis van de Ouders der Bruid, om haar flaateJijk ten huwelijk te verzoeken. Hij verhaalt, hoe veel gclds en andere dingen hij als een koopprijs heeft op de hand gegeeven. Indien de Ouders hier mede voldaan zijn, geeven zij hunne toeftemming. Naa dat alle deeze dingen beraamd zijn, wordt dc Bruid in zegepraal na huis geleid, alwaar voor haar en alle haare bloedverwanten een maaltijd wordt toebereid. De Veelwijverij is onder deeze volken geoorlofd; zij mogen zo veele Vrouwen trouwen, als zij kunnen onderhouden: doch het ftaat hun niet vrij, om bcuzclagtige voorwendzels dezelve te verftooten. In de daad, de huwelijkstrouwe wordt hier te lande niet als zeer heilig aangemerkt, Dmdat aldaar eenige misdaaden in zwang *aan, welke niet behoorden genoemd te ■vorden. Zoveel, nogthans, mogen wij er van vermelden , dat de vermogende nansperfoonen, in dit gewest, een groot ;etal jongens onderhouden, in vrouwen;ewaat gekleed. Waar toe zij deeze jongens gebruiken, behoeven wij niet te zeg;en. Alleenlijk wekt het onze verwonlering , dat de Wilden de zelfde tegenlatuurlijke zonden pleegen, als de zul:en, die onder de zogenaamde befchaafde ïatièn leeven. Is het niet ten hoogften ergerlijk! Zulm de zulken, die befchaafdgenoemdworen, meer verflaafd zijn aan tegennatuurjke misdaaden dan de Wilden ? 't Is zo; en  GESCHIEDENIS, 209 en het ftrekt tot fehande voor het menschdom, cn tot onecre der menschlijke natuure, dat overal, daar de geleerdheid veld wint, en gekweekt wordt, de ondeugd doorgaans de overhand neemt. Moet de fchuld hier van aan de geleerdheid geweeten worden ? In geenen dcclc; in 't misbruik van dezelve moet de reden hier van gezogt worden. Zodanig is de verdorvenheid der menschlijke Natuure , dat de menfchen zelden groote vorderingen maaken in de geleerdheid, zonder tevens zich zei ven te onteeren , door eene verflaafdheid aan die ondeugden , welke hunne karakters fchandvlekken, en hen veragtlfjker maaken dan de dieren des velds, die vergaan» Wanneer wij in aanmerking neemen, de oudheid van dit fchrikwekkend wanbedrijf, deszelfs verfpreiding onder de Heidenfchc Natiën, dc aanmoediging, welke het nog heden ontmoet in Italië, en den opgang, dien het heeft gemaakt in Groot-Britannie, verliezen wij, als 't ware, ons zeiven in verbaasdheid, op de ontdekking van de drift, welke daar toe de aanleiding heeft gegeeven. Het is eene zeer gegronde en gepaste aanmerking van Aardsbisfchop fenelon: ,, Dat niettegenstaande alle de gewaande befchaafdheid der Grieken ,, en Romeinen, zij, nogthans, ten aan* „ zien van zedelijke deugd en godsdien„ ftige verpligtingen , niet beter waren „ dan de wilde Amerikaanen." Doch om voort te gaan met ons ver- V. deel. Ö haal. De CAI.TFOR. NIAANEN,  De CALlFOaNIAANEN ( < < 1 \ i c 210 GODSDIENSTIGE haal. Wanneer iemand der landzaaten fterft, is het geheele dorp als in oproer. • De vrouwen koomen te zamen en maaken een fchrikwekkend misbaar. Zij rukken zich het hair uit het hoofd, cn ftrooien het over haar opperkleed, om het Volk te doen gelooven, dat zij in oprechtheid en goeden ernst rouwe bedrijven. Het Lijk wordt gewasfehen cn openlijk ten toon gefteld, cn vervolgens gedraagen na een houtmijt , in de nabuurfchap opgericht. Hier wordt een groot getal Liederen gezongen, ter cerevan den overleedene , behelzende een berigt van alle dc heldhaftige bedrijven zijns leevens. Deeze Liederen worden gezongen onder het maaken van allerlei Jichaamsgcbaaren. Dit gedeelte der plegtigheid verrigt zijnde , wordt eene groote menigte welriekende kruiden cn bloemen na den houtftapel gebragt. Zo dra de Priesters een zeker getal Gebeden hebben gemompeld , wordt de brand in den houtftapcl geftooien, en alle debrandftoffen, tegadermet iet Lijk van den overleedene, verbrand" Delichaamen der Vrouwen, egter, worIcn niet, gelijk in de Oostindiën, te gaIer met hunne Mannen, verbrand. Uit leeze bijzonderheid kunnen wij lecren lat alle Heidenfche Volken niet even bar! >aarsch zijn. Eéne omftandigheid, raakende deeze /olken, moeten wij niet verzwijgen ; zij s de aanneeming van kinderen. Lieden ie geene eigen kinderen hebben, om hunne  GESCHIEDENIS. 211 nc naamcn over tc leveren tot de naakoomelingfchap, om dc voorregten van hun ge- < zin in ftand te houden, kiezen den Zoon van eenen Slaaf, dien zij als hun eigen kind opvoeden, naar hunnen naam noemen, cn bij hun overlijden alle hunne goederen nalaaten. Dit hooghartig bedrijf ging zeer algemeen in zwang onder de aloude Romeinen; cn 't was onder hen zeer algemeen, zo veele aangenomene als eigen kinderen te hebben. Misfchien moet het hier aan worden toegefchreeven, dat de Romeinen zo dikmaals vermeld worden als ontbloot van natuurlijke liefde. Een Vader kan een menschlievend mensch zijn; hij kan veele dingen verrigten, ter verligtinge van den nood en de behoeften zijner Natuurgenóotcn: doch, met dit alles , kan hij eens anders kind niet als zijn eigen befchouwen. Zeker is het, ondertusfchen, dat deeze gewoonte, in overoude tijden, mAfi'è heerschte. Ook kunnen wij, met kleine moeite, daar van reden geeven. Gelijk dc Veelwijverij de Vrouwen koelzinnig en onverfchillig maakt omtrent haare Mannen, dus doet zij dc Vaders de pligten vergeeten , welke zij hunnen kinderen fchuldig zijn. De Man, die meer dan ééne Vrouw heeft, heeft geen oprecht vriend in de waereld; en de Vader, die kinderen heeft bij verfcheiden Vrouwen, is, in 't algemeen , partijdig ten aanzien van de zulke, die gebooren zijn uit zijne gunftelingcn. T O 2 d< De MLlFOR-t «1AANEN»  De CAL1F0RNIAANEN. I I 1 < 1 ] ] 1 i 1 t 5 r c 1 212 GODSDIENSTIGE Te regt zegt de Dichter gray: Een Gunfteling heeft geen Vriend. Haddc hij de woorden omgekeerd , en gezegd dat gunftelingen doorgaans in hunne opvoeding bedorven worden, zou hij, misfchien, meer beftaanbaar hebben gefproken met zijn karakter van een bekwaam' Schrijver. Zo veel mogen wij ftaande houden, dat overal, daar de Veelwijverij plaats heeft, ^een Vader zijnen pligt jegens alle zijne kinderen kan betragtcn. Zijne genegenbeid is als 't ware verdeeld. Hij bemint sijn kroost, doch is verpligt zijne begunligde Vrouw te mishaagen , indien hij iaare kinderen, met uitfluiting van de snieren , geene vooringenomene liefde toeIraage. ^ Het tegenwoordige berigt, wegens den godsdienst der Calij'omiaanen, zullen wij )cfluiten met aan te merken, dat indien mze hedendaagfehe Zeelieden zo veel verks gemaakt hadden van de bevordering 'an de belangen der Wilden, alszijnaauw:eurig zijn geweest in de befchrijving van iet land hunner inwooninge, zij eene onterflijke eere behaald, en een altoosduuenden roem ophun Vaderland zouden hebien doen nederdaalen. Doch op welk een ;rond zouden wij iet diergelijks verwagen van zommige menfchen, die eene bijondere Voorzienigheid ontkennen? Stoutïoedig en onverzaagd onderneemen zij erre reizen, zonder om den dood of de euwigheid te denken. Zij lachen om alis wat ernftig is in den Godsdienst, en be-  GESCHIEDENIS. 213 beweeren ftoutmoedig, dat de Voorzienigheid zich niet laat gelecgen zijn aan de zaaken van deeze bcncdenfte waereld. Zodanig is het uitwerkzcl van misbruikte begaafdheden ; zodanig is het gebruik , 't welk veelal wordt gemaakt van menschlijke geleerdheid. Doch laat het, egter, nimmer vergceten worden, dat alle liefhebbers en hoogfehatters van den Godsdienst, ten allen tijde, zich zullen benaarftigen, om alle menfchen zo gelukkig te maaken, als zij zeiven zijn: want het is het werk van weezenlijke kennisfe, goed te doen aan allen, die onzen bijftand behoeven, O 3 B É- De CAKIFORSIAANEN.  214 G O D S D I EN S T I G E De VIRGINIAANEN. i l B E R I G T wegens den GODSDIENST der VIRGIN I AA N E Ni In onze Verhandeling over den Godsdienst der Virginiaanen, bedoelen wij niet de onderdaanen van Groct-Britannie, thans in het gedeelte van Amerika, Virginie genaamd, vvoonagtig, maar de aloude Wilden, cn bijzonderlijk dezulken, die nog heden dc wijdstafgeleegene oorden be woonen. Deeze Indiaanen zijn zo vasthoudende ten aanzien van dc geheimen , hunnen Godsdienst betreffende', dat het als heiligfchennis wordt aangemerkt, eenige van dezelve openbaar te maaken. Wanneer de Engelfchen, onder dc regeering van Koninginne elizabeth , zich hier 't eerst nederflocgen, vonden zij een Tempel, dertig voeten lang en achttien breed; in het dak was een gat of opening, om den rook door te laaten. De deur van den Tempel was aan het eene einde. Op eenigen affland aan dc buitenzijde Honden paaien in den grond, in de rondte gefield. De boveneinden waren geverfd, en vertoonden menschlijke aangezigten. In den  GESCHIEDENIS. 215 den geheelen Tempel vonden zij niet een eenig venfter, noch eenige andere plaats, om lucht tc fcheppen , uitgezonderd de deur , en het gat van den fchoorftcen. Aan het ander einde , tegenover de deur, was eene afgezonderde plaats, afgefchooten door matten , zeer vast in elkander gewerkt. Dc ruimte, daar binnen beflooten, bcflocg tien voeten in de lengte, en was zo donker, dat 'er geene enkelelichtstraal binnen kwam. In 't eerst fchroomden de EngelfcheGe. lukzoekers, om binnen die plaats te treeden. Tenlaatfte, nogthans, waagden zij bet. In het midden der omheininge vonden zij eene plaats, van paaien omringd, op de toppen van welke planken lagen, van welke de matten hingen, die opgerold en aan elkander genaaid wierden. Op een van dezelve lagen eenige beenderen ; op eene andere een Indiaansch werktuig van verwoestinge en verderf, Tomahawk genaamd. Aan een van deeze Tomahawks hadden zij de lellen van een kalkoenfchen haan, als mede de twee langste veders van zijne vleugelen, gebonden. In eene derde mat lag eenig ingeleid Indiaansch werk; dit hielden zij voor den Afgod deezer Indiaanen. Aan hunnen Afgod geeven dc Virginiaanen verfcheiden benaamingen. In 't algemeen wordt hij afgebeeld met ceneTabakspijp in zijnen mond. Nog opmerkelijker dan dit is het, dat hij met de daad rookt. Dit gefchiedt door de tusfehenkomst van penen Priester, die zich heimelijk agter O 4 • hem De VIROINI- AANEN.  Ée VIRGINI AANEN. 2ie> GODSDIENSTIGE hem verbergt, en van de godsdicnfti■ ge vereerders niet kan gezien worden. De duisternis , van welke deeze Afgod wordt omringd, is oorzaak dat de onkundige aanbidder den Priester niet kan zien, die het bedrog volvoert. Want, indien de verborgenheid des bcdrogs eenmaal wierdt geopenbaard, zouden de verleide aanbidders niet meer hunnen eerdienst willen betoonen aan onbezielde weezens die door fchelmcn beftuurd worden. ' * In 't voorbijgaan mogen wij hier aanmerken , dat wij hier eene eigenaartige opheldering van verfcheiden Schriftuurtex, ten ontmoeten, in welke de Afgoderij altoos bij de duisternisfe, en de waarheid, of de waare Godsdienst, bij het licht wordt vergeleeken. Met regt heeft Lord king aangemerkt, dat door de duisternis niet alleen verftaan wordt de onkunde derH'eidenfche Natiën aangaande godlijke zaaken, maar insgelijks de ontelbaare verfoeilijkheden , welke gepleegd wierden onder het dekzel van weezenlijke duisternisfe. Zommigen van deeze zijn van dien aart, dat ze niet behooren genoemd te worden. Even gelijk veele andere Hcidenfche Volken , aanbidden de Vhginiaanen de Zon. Met het aanbreeken van den dag bcgeevcn zich de godsdienftige vereerders' van beiderlei fexe na den Tempel hunner Afgoden, om 'er den tijd met vasten door te brengen, en wasfehen zich vervolgens in eene loopende riviere. De afwasfehing duurt tot aan den opgang der Zonne. De kin?  GESCHIEDENIS. 217 kinderen, die flegts den ouderdom van tien jaaren bereikt hebben , mogen zelf deezen godsdienftigen pligt niet verzuimen. Zo dra de Zon boven den gezigteinder is gcreezcn, offeren zij haar Tabak. Zij zijn van begrip dat de geheele Natuur gefield is onder de befluuring van hunne Afgoden. Hoewel zij Afgodendienaars zijn, verdienen zij, nogthans, ten deezen opzigte, lof en aanprijzing boven zeer veclen , die , hoewel zij zich Christenen noemen , evenwel eene bijzondere Voorzienigheid godslasterlijk ontkennen. Zo dikmaals zij eenen reistogt zullen onderneemen, branden zij Tabak, ter eere van de Zon, met oogmerk om derzelver bijftand te verwerven. Wanneer zij eene rivier of meir zullen overfleeken, werpen zij Tabak in het water; dit gefchiedt met het inzigt, opdat de Geest, welke het be. wind voert over die plaats, hun een veiligen overtogt moge verleencn. Bij hunne wederkomst van de jagt, uit den oorlog , of van eenig ander gewigtig bedrijf of gevaarlijke onderneeming , offeren zij het beste gedeelte van hunnen buit of overwinst aan hunne Afgoden. Onder de Ouden ontmoeten wij ver. fcheiden voorbeelden van deeze gewoonte. Nog heden ten dage, niet alleen onder de Roomsch-Katholijken, maar zelf onder de Proteftanten, is het een algemeen gebruik, de vaandels en krijgsftan daar ten, als zo veele zegetekens, in de vermaardfte O 5 Ker De /IRGINï\ANEN.  De VIRGINI AANEN. I 1 < 218 GODSDIENSTIGE Kerken openlijk ten toon te hangen. ■ Van waar deeze plegtigheid ? welk is de' grond van deeze zo algemeen hcerfchende gewoonte? Het antwoord is klaarblijkelijk. In het gemoed der menfchen is zeer diep ingeplant een beginzel, 't welk hen zich zelvcn doet aanmerken als afhankelijk van een hooger weezen. Zij erkennen hier mede aan dat weezen hunne verpligting voor de behaalde overwinning ; en als eene dankbaarc wedervergelding draagen zij aan hem op, het waardigfte gedeelte van den buit, op den vijand bemagtigd. Slegts een zeer verward en oppervlakkig denkbeeld hebben deeze Wilden van de fchepping der waereld; doch allen erkennen dat 'er is een Godlijk Opperweezen , aan het welk alle hunne Goden, of Afgoden, onderworpen zijn. Zij gelooven dat deeze Opperfte God de menfchen volkomen overlaat aan de vrijheid van hunnen eigen wille, terwijl hij zelve beftaat en leeft in eenen ftaat van werkeloosheid, welken alle de eerdienst, dien zij hem toebrengen, hem nimmer zal doen verlaaten. Dit gevoelen ftemt volmaakt overeen met het geen voormaals, door de naavolgers van epikurus onder de Heidenen, en door de Sadduceeuwen onder de Jooden, wierdt beweerd. Wij zullen hier 3ver alleen dit aanmerken, dat, door dit jevoelen, de nuttigheid van allen openbaren en bijzonderen eerdienst, geheel len bodem wordt ingeflagen. Want indien  GE SCHIEDENIS. 219 dien God geene kennis neeme van de daaden en handelingen der menfchen in dit leeven, dan worden alle banden van den Godsdienst los gerukt. 'Er zijn dan geene beweegredenen ter pligtsvolvoennge; niets kan ons wederhoudcn van het pleegen der fchrikwckkendfte en tegcnnatuurïfjkfte wanbedrijven. Wij zullen hier alleen nog aanmerken., dat de zulken, die den Godsdienst ijverigst beftreeden hebben , hunne begrippen bouwden op de ongelijkmaatigheid van belooningen en ftraffen. Indien de boozen eene' evenredige ftraffe leeden in dit leeven , en de deugdzaamen naar waarde beloond wierden, welke aanleiding zou 'er dan weezen tot een toekomftig Oordcel? Schoon niet bij alle gelegenheden, in zeer veele gevallen, ogtcr, heeft God de blijken vertoond van zijne opperbeftuurende Voorzienigheid, om dc menfchen tc overtuigen, dat hoe verhard in dc boosheid zij ook mogen weczen, terwijl zij in deeze waereld leeven, 'er, nogthans, een tijd zal koomen, wanneer hel masker der geveinsdheid zal worden afge ligt, wanneer de verharde Zondaar za befchaamd ftaan voor de Vierfchaar vai het hemelfche gerigt. Van den andcrei kant behoorde de onderdrukte godvrugti ge zich op te beuren en gerust te ftellen met deeze overtuiging , dat God, tei jongftcn dage, zijn vriend zijn zal, niet tegenftaande de menigvuldige rampen e onheilen, welke hij dn deeze waereld heef De AANEN. I  Be VIR.GINI' AANEN. 1 1 ] I l 220 GODSDIENSTIGE geleeden. Want het is eene grondwaar■ hcid, zo wel van den natuurlijken als van dengeopenbaarden Godsdienst, datdercgtvaardige Regter van 't Heelal zijne fcheV zelen niet zal misleiden. . pete* williamson, die, in den jaare 1758, in t licht gaf een verhaal van zijne gevangenneeminge en verblijf onder de Virginiaanfchs Wilden, heeft eene naauwkeurige befchrijving gedaan van hunne Priesters , die tevens eene foort van landzwervende kwakzalvers zijn. ZS bedienen zich van eene groote menigte toverkunftenaarijen en bezweeringen - én hoewel zij niet onbedreeven zijn in de kragt van verfcheiden planten en kruiden ter geneezinge van een aantal üchaams! ongefleldheden, zijn zij, nogthans, zulke Inoode en doemwaardige Bedriegers dat zij hunnen lijderen doen gelooven, dat zij met kunnen geneezen worden, voor en aleer zij eenen hunner Afgoden om zijne hulp en bijftand hebben aangeroepen Dit, in de daad, is eene verborgenheid der ongeregtigheid ; doch het verfchilt nets van het geen men onder eene meni*:e andere Heidenfchc Natiën aantreft. Wanneer zij in eene krijgsonderneer.mg gelukkig zijn geflaagd, en met buit >elaaden in hunne wooningen vvederkeeen, roepen zij hunnen geheelen Stam te amen. Straks ontfteeken zij een groot mur, endanzen rondom hetzelve, door lkander en zonder eenige orde of regelmatigheid. Hunne Priesters, in hunne  GESCHIEDENIS. 221 plegtige fcestgewaaden uitgedoscht, neemen deel aan deeze plegtigheid, en hef-' fen eenen lofzang aan. Niets is in ftaat. om grooter en diepgaander fchrik aan te jaagen, dan het aanfchouwen hunner plegtigheden ; zij raazen en tieren, en maaken zulk een akelig en angstwekkend misbaar, dat zelf den wilde dieren daar door eene vreeze zou worden aangejaagd. Wanneer zij zich op een krijgstogt zullen begeevcn, voorziet elk zich van een Bijl of Tomahawk, welken hij in zijne hand draagt. Bij het fluiten van den Vrede, wordt de Bijl begraavèn. Waarfchijnlijk moet het aan deeze gewoonte worden tocgefchrceven, dat in Virginie zo veele Bijlen uit den grond zijn opgedolven. Zommige van deeze Bijlen worden nog heden bewaard in het Mufeum Britannicum. Voorts befchouwen de Virginiaanen de huwelijksverbintenis als een zeer plegtig bedrijf; zij zijn van oordeel, dat de geloften, bij die gelegenheid gedaan, heilig cn onfehendbaar zijn. De Man en de Vrouw, indien zij niet in liefde en eensgezindheid kunnen zamenleeven, mogen ieder op zich zelve gaan woonen; doch de Echtfchcidingen worden onder hen voor fchandvlekkende gehouden. Hunne kinderen worden, terftond naa de geboorte, in het water gedompeld, en voorts , na genoeg als de kinderen van andere Noord-Amerikaanfche Volken, opgevoed. Hoe- De /1RGINIIANEN.  222 GODSDIENSTIGE Be VIRGINIAANEN. ( 1 Hoewel deeze Wilden de onfterflijkheid der ziele gelooven, fchijnen zij, nogthans, deswegen zeer vreemde cn bijsterzinnige begrippen tc voeden. Den afgefcheidenen ftaat der zielen befchouwen zij als eene woonplaats, aan geene zijde der bergen ; zij verbeelden zich, dat de ziel, naa den dood des lichaams, na die eenzaame en zelden bezogte verblijfplaatzcn verhuist. Dit kan ten bewijze dienen, dat hoewel deeze Volken barbaaren en wilden in hunne zeden zijn, zij, nogthans, de eerfte beginzels van den natuurlijken Godsdienst hebben behouden. Een onuitwischbaare vlek zal hier door voor altoos den zulken [onder de Christenen] aanklccven, welke dit heerfchende beginzel ontkend hebben. Of hunne begrippen , aangaande de onfterilijkhcid der ziele, van een lichaamlijken aart zijn dan niet , kan niet ligt ontdekt worden. Dit, waarfchijnlijk, is de reden, waarom de Heidenen zijn vervallen tot zo veele grove begrippen en denkbeelden, aangaande zaakei/van dc uiterfte aangelegenheid. Het laatfte , waar van wij een berigt zullen geeven, is, hunne toebereiding tot Jen dood , als mede hunne Begraafenisslegtigheden. Wanneer iemand krank ivordt, ontbiedt hij eenen Priester. Terlond naa zijne aankomst begint hij over len kranke eene groote menigte woorden ;e prevelen, welke niemand behalven hij :elve verftaat. Men flaat op Trommels, :odat de zieke 'er doof en als bedwelmd van  GESCHIEDENIS. 223 van worde. Indien hij den geest geeve , zeggen zij dat hij gewisfelijk langer zou < gefeefd hebben, indien hij zich niet aan' eenige onvergeeflijke misdaaden hadde fchuldig gemaakt. Dit is, in de daad, een loopje, zulk een Priester waardig , die zijne eere bewaart, hoewel de Lijder fterve. Tusfehen hunne Begraafenisplegtigheden cn die der andere Amerikaanen, is luttel onderfcheids. Den eerften dag naa het overlijden, wordt het Lijk in een linnen kleed, of in een beestenvel, omwonden. Den volgenden dag wordt hem het vleesch van de beenderen gefneeden, cn in het vuur verbrand. Daar naa gefchieden de tocbereidzels tot den uitvaart, welke gepaard gaat met een fchrikwekkend misbaar, 't welk door de vrouwen rondom het Lijk wordt aangericht. Het Lijk wordt in een houten kist geleid, en voorts gcdraagen na de plaats , alwaar het zal begraavèn worden. Het Lijk wordt nedergelaaten in het graf, 't welk meestal in een bosch is. Van nieuws hoort men hier een groot misbaarmaakend rouwgeluit, 't welk verfcheiden dagen , zonder tusfchenpoozen , aanhoudt. Ter eere van den overleedene worden eenige Schaapen en Bokken geofferd. Bij deeze offerande betuigen zij hunne blijdfehap, dat de ge florvene verlost is van alle de angsten; droefenisfen, rampen en zorgen eenei kommervolle waereld. De vrouwen zijl in 't wit gekleed , en de mannen, naai landi De 'Irgini* lANEN. I !  De VIRGINl AANEN. gen. De plegtigheid wordt met eenen maaltijd beflooten. Ten befluite merken wij nog aan , dat de Virginiaanen eene jaarlijkichc gedagtenis vieren van het overlijden hunner vrienden. Hier uit mogen wij leeren , dat deeze Heidenen niet zo onkundig zijn van den natuurlijken Godsdienst , als wij te gereed zijn ons te verbeelden. Ê E- 224 GODSDIENSTIGE lands gebruik, op het kostbaarst uitge- doscht. Zo dra het Lijk is bijgezet, wor- flpn t*an*rra-r. „,r^,„  GESCHIEDENIS. 22-5 k E R I G T wegens den GODSDIENST der. INGËZEETENEN van HISPANlOLA. A angaande dit gedeelte van Zuid-Amejr\_ rika bezitten wij zeer uitvoerige bèrigtcn, en zijn daar door in ftaat gefield, om een naauwkeurig verflag te doen aangaande de godsdienftige gevoelens van deszelfs ingezeetenen. Dat hunne begrippen na genoeg de zelfde zijn, aïs die wij reeds vermeld hebben, in onze berigten wegens Peru, zal uit derzelver vergelijkinge duidelijk kunnen blijken. De Peruviaanen aanbaden de Zon ; dit deeden ook de bewooners van Hispaniola. De Zon was het groote voorwerp van den Eerdienst Van zeer veele Heidenen; en het kan ons daarom niet vreemd voorkoomen * dat zo veele lieden daar aan waren overgegeeven. Welke beweegredenen den Heidenen aanleiding gaven om de Zon te aanbidden , is onze zaak niet te onderzoeken* Alleenlijk merken wij aan, dat de dienst V. deel. ï* der: De H1SPA- NIOLAA* NEN.  225 GODSDIENSTIGE De HTSPA- NIOLAA" NEN. der Zonne in zulk eene eere en waarde wierdt gehouden onder de Afgodendienaars, dat zij eenen iegelijk, welke daar tegen eenige bedenkingen of zwaarigheden inbragt, in geen voordeeligcr licht dan als een Godslasteraar befchouwden. Dit, nogthans, was een zeer gevaarlijk begrip. Want niets kan als het voorwerp van godsdienftige eerbetooninge worden aangemerkt , dan 't geen in de Godlijke openbaaring als zodanig wordt voorgcdraagen. De Hispaniolaanenbczoedchten zich met de fchrikwekkende misdaad van het opofferen van menschlijke flagtofters; hunne mcdogenlooze harten waren doof voor het jammergefchrei der onnozele kinderen. Dikmaals , dit moeten wij, tot onze eigen diepgaande fmarte, den Leezcr herinneren , hebben wij , in het beloop deezes werks, gelegenheid gehad, om deeze zelfde tegennatuurlijke gewoonte , ten aanzien van andere Volken, op te merken. Hoe fchrikwekkende, nogthans, deeze gruwelijke gewoonte ook weezen moge, zij klimt op tot eene zeer hooge oudheid: zij was in gebruik onder de aloude Kana'diiiten; en, indien wij dc vroegfte gefchicdkundige vernaaien mogen gelooven, was zij niet onbekend onder de aloude Britten. Doch, om over deeze gewoonte uit te weiden, gaat buiten ons beftek. Hierom zullen wij alleenlijk aanmerken , dat gelijk de Volken, over welke wij thans han-  GESCHIEDENIS. 227 handelen, aan de Zon offeranden toebragten, zij cigenaartig van dezelve eenige gunden cn voordeden vervvagttcn. Dit geféhiedde, niet omdat zij eenigen wcezenmken grond voor deeze hoop hadden 5 maar omdat zij door het gebied des bijgeloofs överheerscht wordende, niet verkoozen het geliefde voorwerp hunner cerbctoohinge tc verlaaten. , Zij hebben Tempels, aan dc Zon toegewijd: doch het zijn, in de daad, zeer geringe cn weinig kostende gebouwen, be openbaare GodsJicnstoeffenmg Wierdt, door'de Caquies, vooraf aangekondigd bij openlijke afkondiging. Op den dag dei ülöetiee eerbctooninge traden de Caquies. in ftaatelijken optogt, onder het geluic van Trommels, aan het hoofd van hunne onderdaanen van beiderlei fexc , allen ir hunne beste klederen Uitgedoscht. Op merkelijk is het, dat de Maagden, bij dcc ze gelegenheid , naakt gingen. Het ge hecle eeaclfchap begaf zich vervolgens n; de Tempels der Afgoden, die aldaar ver ♦oond wierden in eene rcusagtigegeltaltc na genoeg in de zelfde gedaante als onz Schilders den Duivel verbeelden. De Priesters plagten insgelijks deeze A goden te vereeren, en dezelve aan te bic den. met zo veel vuurs en ij vers, O h< ver met zo veele misbaarmaakende uitroi pingen, dat dezelve noodwendig met ang en fchrik moesten vervullen, eene ve "adering van rampzalige weetnieten, d |ecn doorzigts genoeg bezaten j om 1 De HISPA- MOLAA- NEN. i l i » 1- ;Ê riele  De HISPA- MOLAA- nen. i i l 228 GODSDIENSTIGE loopjes ën kunftenaarijen te ontdekken welke deeze listige Priesters verholen hielden onder hunne gewaande Godsdicnici*heid. 0 Terwijl de looze bedriegers, op de Gezegde wijze , hunne aanbidding ven-iet ten , offerden zij aan hunne Goden de offeranden der aanbiddercn, welke gedeelthjk beftonden uitmeelkoekjes, aangebran door de vrouwen in kleine mandtjcs, met bloemen verfierd. Naa het toebrengen deezer offergefchenken, en op een gegecven teken van den Priester, begonnen zij te danzen, en gezangen aan tc heffen ter eere van zemes, voorheen door ons onder den naam van c h e m e n s vermeld De plegtigheid wierdt beflooten met het'vermelden van den roem hunner aloude Ko Dingen, en met het opzenden van gebe den om den voorfpoed der Natie. De Priesters hadden de gewoonte, deeze koekjes in verfcheiden flukken te fnijden, en" dezelve te verdeden onder de mansperfoonen ; deeze waren verpligt dezelve het geheele volgende jaar te bewaaren in hunne lunzen: de reden hier van was, omdat zij_ als heilig aangemerkt, en gchou* den wierden de kragt te bezitten, om als tegengiften te dienen tegen verfcheiden ïchaamsongefteldhcden en andere kleine :oevallen. Zo dra de verzamelde menigte aan de leur des Tempels was gekoomen, zette te guagua, die aan het hoofd van den >ptogt was, zich neder aan den ingang Straks  GESCHIEDENIS. 229 Straks begon de geheele vergadering te zingen , en trok hem voorbij, als ware het om over dezelve eenen herfchouvv te doen. Elk der aanweezenden, in 't oogenblik als hij den Afgod was genaderd, ftak zich zei ven een klein ftokje in de keel, om hem tot een braakmiddel te verltrekken. Want zij waren verpligt, zich zeiven zuiver en onbevlekt voor de Godheid te vertoonen, en, als het ware, met hunne harten op hunne lippen. Hunne zemes openbaarden zich aan de Priesters; en deeze Priesters wisten hunnen rol zo wel te fpeelen, dat zij het gemeene Volk diets maakten, dat de Afgoden met hun fpraken. In allen opzigte Itemde dit overeen met dc bedriegerijen, welke de Priesters van ouds onder dc Grieken en Romeinen pleegden. Indien de Afgod danste en zong, wierdt zulks als een heilfpellend teken opgenomen. Doch, in dien hij een treurig gelaat aannam, warer de aanbidders treurig en neerflagtig, gaven zich over aan de droefheid, ftortter eenen vloed van traanen, en bragten dei tijd met fpijsonthouding door , tot dai zich eene waarfchijnlijke hoop vertoonde dat de Godheid met hun verzoend was. Het berigt, welk zij geeven aangaan de den oorfprong van het menschdom is zeer vreemdluidend, en zo bijsterzin nig, dat het naauwlijks eene plaats ii dit Werk zou verdienen, indien wij on zeiven niet onder de verpligting geitel hadden, om een naauwkeurig verflag t p 3 doe De HISPA- NIOLAA- NEN. i t l » > 1 5 1 1  De ïUspa- nioi.aa nen'. 230 GODSDIENSTIGE doen van alle de godsdienftige begrippen der Hispantolaanen, De menfchen, dus luidt hun bcrigt, kwamen voort uit twee holen van zekeren berg. Uit het eene hol kwamen de zodanigen, welke wij de goeden mogen noemen; dat wil zeggen, de bloem en het uitgeleczenfte gedeelte des menschlijken gcflagts: uit het ander hol kwamen ten voorfehijn dc onwaardigftcn en minst geagten van het menschdom. De Zon, hier over zeer misnoegd, veranderde zich zelve in cenen ftccn , cn plaatfte zich voor de openingen van den berg , om alzo de verdere geboorte des menschdoms te voorkoomen. De reeds voortgebragte menfchen herfchiep zij in kikvorfchen, padden en foortgelijke fchepzels. Niet minder belachelijk is dit denkbeeld „ dan dc begrippen van zommigen onder de ouden , die geloofden dat de menfchen uit eikenboomen gebooren waren, ja, 't geen nog meer verdient belacht tc worden, de inwooners van Hispaniola geloofden , dat de Zon en dc Maan beide uit bergfpelonken waren voortgekoomen. In eene zo. groote hoogagting waren deeze fpelonken, dat de landzaaten jaarlijks in ftaatelijken optogt zich derwaarts begaven. Want wie zou zich niet genoopt gevoelen, om eenen bedevaart te doen na eene plaats, alwaar het voorwerp van godsdienftige eerbetooninge het eerfte leevcnslicht aanfchouwd hadt ? Deeze fpelonken waren verfierd met fchilderijen, in den lndiaan- fclizu  GESCHIEDENIS. 231 fchen fmaak. Voor dat, egtcr , de aanbidders na binnen traden, betoonden zij altoos hunnen eerbied aan twee Duivels, die aan dc ingangen op fchildwagt ftondcn; of, om meer naar waarheid te fpreeken, aan de afbeeldingen van twee Duivelen. Want wij moeten niet gelooven, dat zij geesten waren,. gelijk alle Duivels van natuure zijn. De veelwijverij was, volgens de wetten des lands , gcoorlofd : want dc Mannen mogten zo veele Vrouwen trouwen, als zij konden onderhouden. Dewijl deeze gewoonte , in allen opzigte , onbestaanbaar is met den natuurlijken cn geopenbaarden Godsdienst, dus moet zij aanleiding hebben gegeeven tot het bedrijven van tegennatuurlijke misdaaden. 'Er zijn ccnise driften, welke door geene menschlijke'wetten beteugeld of in onderdaanigheid kunnen gehouden worden. De Spanjaards waren hier van overtuigd. Hierom bedienden zij zich, van de gemelde gewoonte, als een voorwendzel om eene menigte deezer rampzalige Afgodcndienaa ren , onder het uitftaan der gricvendftc folteringen, ter dood te brengen. _ Dit was het bevoegde middel niet, on deeze ongelukkigen tc bekecren tot dei Christlijken Godsdienst, gelijk blijken za uit de volgende bijzonderheid. Een be jaard Cacique, uit de provincie Nicara gua, op zekeren dag in gefprek zijnde me eenen Spanjaard, fprak hem in deezervoe «e aan: „ Zeg eens, Christen, wat ver & P 4 » ftaa De HISPANIOLA. A.NEN. I l [ t  De HISPA- MIOLAA- jfKN. J 232 GODSDIENSTIGE ftaat gij door den Cbristlijken Gods„ dienst? Dc Christenen aazen op onze „ leevensmiddclen; zij leggen neder met „ onze vrouwen; zij zijn luij, dobbe„ laars en lasteraars; zij zijn kwaadaar„ tig, geftadig dorftende na goud en zil„ ver ; zij gedraagen zich onbehoorlijk „ cn ongodsdienftig in de Mis; zij zijn „ twistziek cn vegtcn onder elkander. v Ik ben van gevoelen dat zij, over 't „ geheel genomén, eene flegte foort van j, menfchen zijn." Misfchien vertoont zich meer gezond yerftand en weezenlijke waarheid in de woorden van deezen Heiden, dan 'er te vinden is in duizend Boekdcelen, ter verdeedigingevan den Christlijkcn Godsdienst gefchreeven. Want hoe 'kan een Heiden èene Leere als waaragtig aanncemen, terwijl hij tevens , met de uiterfte verontwaardiging, ziet, dat deperfoon, welke die Leere verkondigt, onbeftaanbaar handelt met hetgeen hij anderen aanprijst ? Toen de Spanjaards de onderfcheidene gewesten der nieuwe waereld bemagtigden, hadden zij geene andere bedoeling , dan* fchatten en rijkdommen bij een te fchraapen. En deeze rijkdommen zijn, in zekeren zin,, het verderf geweest van hunne Europeaanfche heerfchappijen. De invoering van goud en zilver, uit Zuid-Amerika, in Spanje, heeft de bewooners diens [Coninkrijks tot een kwijnenden ftaat van uiheid en werkeloosheid doen vervallen, [n plaats van de landzaaten onledig te hou-  GESCHIEDENIS. 233 houden in de nuttige kunften en werkzaamheden van den vrede, door het aanmoedigen van handwerken en fabrieken, hebben zij hunne miljoenen gouds gezonden aan andere Europeaanfche Natiën, om in betaaling daar voor te rug te ontvangen de noodwendigheden des leevens. Dit heeft hen met fchande en vreeze bedekt; en wij fchroomen niet te beweeren, dat indien de Spanjaards, ten eenigen dage, zo dapper en kloekzinnig worden, als hunne voorzaaten plagten te weezen, zij dan zullen moeten afzien van hunne veroveringen in Zuid-Amerika, en zich tevreden houden met hunne Bezittingen in Europa , die, in de daad zeer uitgebreid, zijn. Noodloos is het bijkans, aan te merken dat de Hispaniofaanen geloofden in de onfterfiijkheid der ziele, cn eenen ftaat van belooningen en ftraffen naa dit leeven. Dewijl dit gevoelen algemeen is onder dc Heidenen, zullen wij alleenlijk aanmerken , dat de wijze , op welke zij hunne afgestorvenen begraavèn, tot een fpree. kend bewijs dient van hun geloof in dit Leerftuk, en hetzelve aanmerken als hei troostaanbrengendfte gevoelen, welk var hun kan worden aangenomen. Gelijk zij geloofden dat de Zon het op perst weezen was , dus begroeven zij hunne dooden in het zelfde oogenblik , als dil fchitterende geftarnte zich boven de kim men vertoonde, en altoos met het aange zigt na hetzelve gekeerd. Indien, dit nie; P 5 eei De HISPA- NIOLAA» NEN. I I  De H1SPANIOLAA- NEN. b e: 234 godsdienstige een flaauw begrip van de opftandingc des lichaams aankondige, weet ik niet wat wij daar van zullen maaken. Gelijk het aangezigt der geftorvenen zodanig geplaatst wierdt, dat het na de opgaande Zon was gekeerd, dus moet deeze gewoonte ingevoerd zijn, in gevolge van een overtuigd geloove, dat de Zon , ten ecnigen dage, hunne lichaamen zou doen verrijzen. Bijkans onmogelijk is het, op eenïgen anderen grond , daar van reden te geeven. Want, waar toe diende alle deeze omzjgtigheid omtrent de dooden, indien zij tot in eeuwigheid zouden vergaan ? Hoe meer en naauwkeuriger wij de begrippen der Hcidcnfche Natiën befchouwen, hoe wij hartlijkcr worden ingenomen mcthctEuangclic, 't welk dc wolken der duisternisfe ■ voor onze oogen heeft doen opklaaren, en ons een pad gebaand heeft, 't 'welk uitloopt op de eeuwige gelukzaligheid.  GESCHIEDENIS. 235 B E R I G T WEGENS DEN GODSDIENST DER. M E X I K A A N E N. 't X ijdt geenen twijfel, of de inwoo1^ ners van Mexiko plagten menschlijke llagtoffcrs op te offeren. Want, niettegenstaande de Spanjaards veele dingen wegens hen verhaald hebben , die , waarfchijnlijk, onwaar zijn, fchijnt dit, nogthans, in geenen twijfel te kunnen getrokken worden. Doch , hoe barbaarsch ook hunne bedrijven mogen geweest zijn, (en barbaarsch waren zij ongetwijfeld) dit, evenwel, gaf geen regt aan de Spanjaarden tot die gruwelijke en fchrikwekkende wreedheden, welke zij tegen hen gepleegd hebben. De Heidenen voedden alleenlijk verkeerde begrippen van Godsdienst, of liever Afgoderije, en offerden menschlijke flagtoffcrs aan hunne Afgoden; doch de Spanjaards, door een valfchen ijver bezield , verdelgden duizenden van menfchen, omdat zij Afgodendienaars waren. De vraag is niet, wat deeze Indiaanen gedaan hadden, maar hoedanig zij hadden behooren behandeld tc worden door Christen gelukzoekers, 't Was de pligt der Span. jaar. De MEXI[CAANEN.  Be mexikaanen. I i 1 1 1 c t 236 GODSDIENSTIGE jaarden, hen te overtuigen van hunne dvvaalingen, maar geenzins de woede eener ftrafoeffencnde magt los te laaten tegen menfchen , die meer voorwerpen van medelijden , dan van ftrafoeffeninge waren. In de daad, de Spanjaards hadden gee'n regt om hen te ftraffen. Want, hoewel j o s u a , van ouds, de Kanaaniten verdelgde , dit, nogthans , kan op het tegenwoordige onderwerp niet worden toegepast. Josua was met een godlijken Jast bekleed; doch de Spanjaards konden iet diergelijks niet voorwenden , ten zij ze dien naam gaven aan den last, welken zij van den Paus hadden ontvangen. De waarheid der zaake is, dat de Spanjaards geld noodig hadden. Hierom gaven zij geene agt op de dringendste eifchen van zedelijke verpligtinge, maar, even gelijk zommige Engelfche gelukzoekers, in dc tegenwoordige eeuwe, vermoordden zij duizenden en tienduizenden, op dat zij eene gelegenheid mogten hebben om rijk en raaetig tc worden. In de hoofdftad van Mexiko Honden icht Tempels, allen even pragtig, cn dien bijkans eveneens gebouwd. Een ïgter, muntte boven alle de andere uit 11 grootte en uitgeflxektheid; in het /■oorplein van denzei ven zou men eene tad van vijfhonderd huizen hebben kunnen touwen. Langen tijd was dit gebouw iet middelpunt der Mexikaanfche Afgolerije: hierom zullen wij daar van eene jjzondere befchrijving geeven. Eerst  GESCHIEDENIS. 237 Eerst kwamen de aanbidders in een ruim Vierkant plein, van een boogen ftcencn: muur omringd, alwaar de afbeeldingen van 1 verfcheiden Slangen den aanfchou weren eenen killen fchrik aanjaagden. Bijzonderlijk hadt dit plaats bij de eerfte deur, welke vervuld was met deeze afbeeldingen, onder welke zommige zeer geheimzinnige bctckenisfen verborgen waren. Eer zij nog bij deeze voorpoort kwamen , ontmoetten zij eene foort van Kapél, die niet minder fchrikwekkende was. Zij was van fteen gebouwd , dertig fchreden boven den grond, hebbende een Terras op het dak, waar op verfcheiden ftammen van hooge boomen ftonden, allen op gelijke hoogte afgehouwen , op eene rije , op gelijke afftanden , geplant; hier op lagen ftokken, van den eenen boom tot den anderen. Aan elk van deeze ftokken hingen de hoofden van ongelukkige menfche, voormaals geofferd, wier menigte niet zonder ontroering kon geteld worden. Aan ieder der zijden van het vierkant plein was eene deur, recht tegen elkander over geplaatst, en na de vier hoofdpunten der aarde wijzende. Tegenover ieder deur ftonden vier fteenen ftandbeclden, die den weg fcheenen aan te wijzen, en het wederkeeren te gebieden aan de zulken, die met een ongodsdienftig hart zich derwaarts begeeven hadden. Deeze wierden aangemerkt als de deurwagtende Goden; dit was de reden dat zij De J1EXI- KAANEN".  De MEXIKdANEN, 238 GODSDIENSTIGE zij van de binnengaanden gegroet wierden. De vertrekken der dienstverrigtende Priesters eh Meesters waren gebouwd binnen den muur van het plein, midsgaders eenige kraamen of winkels, die buiten alles rond liepen; doch deeze namen niet veel plaats weg, dewijl de uitgeftrektheid van het plein zo groot was , dat, op de plegtigftc feestdagen, acht- of tienduizend menfchen op hetzelve plagten te danzen. In het middelpunt van dit vierkant plein, was een groot fteenen gebouw geftigt, 't welk, bij helder weer, boven de toppen van de hoogde gebouwen der ftad uitftak. In dc hoogte wierdt het allengskens dunner, tot dat het eene halve pijramide uitmaakte, drie kanten van welke fchuins afliepen, terwijl de Vierde van een wenteltrap onderfteund wierdt. Het was een allerkostbaarst geftigt, volgens de regels der bouwkunde, daar tc lande gebruiklijk. 't Was vierhonderd voeten hoog , cn zo vast en ftevig gebouwd, dat dc top of fpits, die plat was, een vierkant uitmaakte, aan ieder zijde veertig voeten lang. Deeze top was fraai geplaveid met vierkante fteenen van allerlei kleuren. De pilaars , welke dit geftigt omringden, in de gedaante van traliën, flingerden even als de fchelp van een flek; beide zijden waren met zwart marmer overtrokken. Aan weerkanten van het traliewerk of de Balustrade , daar dc wenteltrap eindig-  GESCHIEDENIS. 239 'diede, onderfteunden twee pilaarcn even zo veele oude kandelaars. Op eenigen afftand van daar zag men een Heen van eene groene kleur, vijf voeten hoog, fcherp van onderen; hier wierdt dc rampzalige Indiaan, die geofferd zou worden, op zijnen rug geleid; waar naa hem het lijf open gefnecden, en het hart daaruit gebaald wierdt. Boven deezen Heen, en tegenover den wenteltrap, waseenegroote zwaare Kapel, welker dak gemaakt was van fraai hout; hier onder zat de Afgod op een zeer hoog Altaar, met gordijnen omringd. Tot nog toe hebben wy flegts ter loops gewag gemaakt van de offeranden, welke door dc Mexikaanen plagten geofferd te worden. Noodig is het dat wij hier van een omftandiger en naauwkeuriger bcrigt mcdedeelcn. Van heeler harte wenfehen wij, dat hetgeen wij thans zullen vernaaien, nooit gebeurd was, hoewel de hulde, welke wij der waarheid fchuldig zijn ons verpligt daar van gewag te maaken. Dc bloedige offeranden der Mexikaanei wierden geofferd met de volgende omftan ■digheden. De flagtoffers wierden gelei< na de Altaarcn, die met regt zouden heb ben mogen vergeleeken worden bij zo vee le vleeschhuizen, of begraafplaatzcn. Hie wierden zij zorgvuldig bewaard door etlr ke Mexikaanfche Soldaaten , die over he: de wagt hielden, tot den tijd toe , dat d rampzalige flagtoffers zouden ter dood gc bragt worden. Om hunne elende te vei groc Di MEXIKAANEN. I r 1 e  240 GODSDIENSTIGE De MEXIKAANEN, I 1 grooten , en hunne gemocdsangften nog hooger te doen klimmen , wierden hun vertoond veele duizenden hunner natuurgenooten, welke voormaals op dezelfde wijze aan hun einde gekoomen waren: Een Priester, een beeld in zijne hand houdende , naderde hen , en riep ten zelfden tijde uit: Ziet hier uwen God! Dit gezegd hebbende , vertrokken de Priesters , en begaven zich na de andere zijde van het Terras. Straks wierden de flagtoffers op hetzelve gebragt, als zijnde dit de plaats, alwaar de opoffering moest gefchieden. Zes bedienden der Priesters verrigtten hier het werk der flagtinge. Twee van hun greepen het flagtoffer bij de beenen $ twee anderen hielden zijne armen vast; een vijfde hieldt zijn hoofd, en de zesde opende hem het lichaam. Hij haalde 'er het hart uit, en hieldt het, terwijl het nog rookte, tegen de Zon. Vervolgens zich na den Afgod wendende, wierp hij hem het hart in het aangezigt. Het flagtoffer aldus ter dood gebragt zijnde, wierdt het lichaam van het Terras na beneden op den grond geworpen. Men verzekert, dat de Mexikaanen hunne krijgsgevangenen niet alleen op deeze wijze opofferden , maar hen zelf tot fpijze gebruik :en. Nooit offerden zij, op éénen tijd, ninder dan veertig of vijftig van deeze ampzaligen. De Natiën , welke in de ïabuurfchap der Mexikaanen woonden .j >f aan dezelve onderworpen en fchattingchuldig waren, volgden deezen Moedigen  GESCHIEDENIS. 5141 gen Eerdienst naa. Bij plegtige gelegenheden washetdepligt, of liever het ampt, Van den Hoogepriester des Tempels, het lichaam van het flagtoffer met eigen handen te openen. Dit deedt hij met zo groote vlugheid , dat alle aanfehouwers daar van verwonderd ftonden , uitgezonderd zijne eigen leerlingen , die zeer ervarene menfehenflagters waren. De Mexikaanen hadden de gewoonte > op zekere feestdagen, een mensch te klceden in den bloedigen huid, op het oogenblik van het lichaam van een hunner flagtoffers getrokken. En het wordt verzekerd, dat zommigen van hunne grootfte Vorften en Landvoogden het zich niet tot fchande rekenden, met zulk een vel bekleed te worden, mids de geofferde een perfoon van aanzien ware. Wanneer een arm man dus in een vel bekleed was, liep hij de ftraaten op en neder, als een uitzinnig mensch, allen, die hem ontmoetten , om een aalmoes biddende. Al wie weigerde aan zijne bede te voldoen, kon verzekerd zijn, tegen den grond te zullen geworpen worden. Deeze bloedige masquerade duurde zo lang, tot dat het vel begon te bederven. Thans keerde de j-ondlooper weder in zijn eigen huis, om zich in allerlei wellustigheid den teugel te Vieren. , Wijders was het gebruikelijk onder de Mexikaanen, eer zij zich nederzetten om te eeten ofte drinken, een gedeelte van V. deel. Q. hun* Be MEXIKAANEN*  De MRXlKAANEN. 242 GODSDIENSTIGE hunne fpijze of drank aan de Zonne te offeren. Nog veele andere plegtigheden waren onder hen in gebruik , welke, hoewel niet minder belachlijk dan de reeds gcmelden, nogthans niet ongerijmdcr waren dan veele foortgelijke gewoonten, bij de geleerde Grieken en befchaafde Romeinen gebruikelijk. Even gelijk die van alle andere barbaarfche Volken, die valfche Godsdicnfr.cn waren toegedaan, waren hunne boetedoeningen ten uiterfle flreng. De Priesters wierden gehouden, gelijk onder zommige Christlijke genootfchappen, voor middelaars tusfehen God en de menfchen : zodat Zij met eene volftrekte magt bekleed waren. Wanneer de plegtige boetedoening zou gefchieden, kwam het Volk ter middernacht te zamen in den Tempel van den Afgod. De Vergadering plagt zamen geroepen te worden, tot den plegtigen eerdienst , door het blaazen op eene foort van hoorn, hoedanig een nog heden te Londen wordt bewaard in het Mufeum Bri'tannicum. Terwijl op den hoorn wierdt geblaazen , was een ander perfoon onledig om den Afgod te beweegen. Thans deedt een derPriesteren een weinig bloeds voortkoomen uit den enklaauw van den boeteling, door denzelven te prikken met een doorn of fteenen lanzet. Vervolgens wreef hij hem den flaap van 't hoofd en den arm met dit bloed, en wiesch daar naa zich zeiven in eene zekere fontein of loo-  GESCHIEDENIS. 243 ïoopend water; 't welk, om alle deeze zamengevocgde redenen , het water des hloeds genaamd wierdt. DeezeMexikaanfcheVnestevs onderhielden een aïlerftrengJft vasten, 't welk zomtijds zeven agtcreenvolgende dagen duurde. Hunne plegtige feestdagen wierden altoos voorafgegaan van dusdanig eenë fpijsonthoudinge. Geduurende deeze vastendagen onthielden zich de getrouwden van alle gcmccnfchap met hunne Vrouwen. Misfchicn zou deeze onthouding een voorkoomen van verdienstlijkheid gehad hebben, ware dezelve gebouwd geweest op een redelijken grondflag. Doch de menschlijke natuur wierdt hier medé onderworpen aan eene beteugelinge, die onbegaanbaar was met de Godlijke vastftellingen. Wij mogen hier nevens aanmerken , dat zij, geduurende deeze vastendagen , zich bezoedelden met misdaaden, °te haatclijk om genoemd te Worden: waarom wij dezelve met ftilzwijgen zullen voorbij gaan. Alle deeze Mexikaanfche Priesters bezaten groote inkomften; en door hunne bedriegelijke kunftenaarijen bragten zij het gemeene Volk in den waan, dat zij daartoe geregtigd waren. Gelukkig ware het, in dien dit beginzel nooit hadt veld gewon nen onder dc Christenen, die belijden naa Volgers te zijn van den Zoon eens Tim mermans , én wiens leerlingen, door de: arbeid hunner handen, den kost wonnen Doch Priesters en Dienaars-des Euange Q 2 Hum De MEXIKA'ANEfJS t s  244 GODSDIENSTIGE De MEXIKAANEN. 4 liums zijn twee verfchillende foorten van menfchen. Ten opzigte van de eerften kan het met regt gezegd worden: ,, Do „ Priesters van alle Godsdienften zijn „ overal de zelfde , en bedoelen , hoef3 wel langs verfchillende wegen, het „ zelfde oogmerk." Behalven deeze Priesters , hadden de Mexikaanen hunne Vestaalfche Maagden of Nonnen. Als een zinnebeeld van haare kuischheid en onfchuld, droegen zij allen een wit gewaat. Maar, helaas ! bij de ondervinding is het geblccken , dat geene Mantels of Tabberten , met welke het menschlijk lichaam wordt omhangen , den Haat der verdorvene natuure kunnen veranderen , of de ziel met onfchuld beklceden. Even gelijk onder de Roomsch-Katholi]ken, worden zij in zo eene vroege jeugd in de Kloosters aangenomen, dat zij onkundig zijn , in hoe verre de kragt der menschlijke natuure op haar zal werken. De Mcxikaanfche Nonnen ftonden onder het opzigt of beft uur eener Gouvernante of Abtdisfe ; haar post was, den Tempel zuiver en zindelijk te houden. De jonge Nonnen bereidden de gewijde maaltijden, die den Afgoden wierden opgeofferd. Ter middernacht moesten zij den gewijden dienst aan de Goden betoo•nen, en zekere Artikelen onderzoeken, ■welke zij, volgens de regels haarer orde, verpligt waren te onderhouden. Bovenal lagen zij onder de verpligting, om haare kuischheid onfehendbaar te bewaaren 5 het ver-  GESCHIEDENIS. 245 verbreeken van dezelve wierdt met den dood geflraft. Ondertusfchen was deeze verbintenis niet aanhoudende of voor haar geheele leeven. Want, vermids zij na de Kloosters wierden gezonden, alleenlijk ter volbrenginge eener gelofte , door haare ouders aan de Goden gedaan, dus mogten zij, naa het verloop van een zeker getal van jaaren , zich in het huwelijk begeeven. Zeifis het van waarfchijnlijkheid niet ontbloot, dat deeze Abtdis, of Opzieneres, het bewind voerde over eene foort van Kweekfchool, alwaar de jonge dochters wierden opgevoed , even eens gelijk in onze Kostfchoolen. Zeker is het dat zij, door haare ouders, zo dra deeze het geraaden oordeelden , wierden t'huis ontbooden. Wijders hadden de Mexikaanen een Kweekfchool voor de opvoeding van jongelingen ; zij wierden daar in aangenomen, zo dra zij den ouderdom van zeven of acht jaaren bereikt hadden. Geduurende den tijd dat de jongelingen in deeze Kloosters of Kweekfchoolen woonden , waren zij verbonden aan een zeker getal voorfchriften, na genoeg even eens als de aankoomelingen in de Kloosters derRoomsch. gezinden. De kruin van het hoofd deezer jongelingen wierdt kaal gefchooren, en het overige gedeelte van hun hoofdhair zo kaal afgefneeden, dat het naauw lijks de ooren bedekte. Van agter evenwel lieten zij het groeien, zodat het ovei Q.3 d{ De MEXIKAANEN.  246" GODSDIENSTIGE De KAANSN. de fchouders hing, behalven wanneer zij het in een lok zamen bonden. Zij droer gen een linnen kleed, en leidden een zeer voorbeeldelijk leeven. Verfcheiden aankoomelingcn waren 'er onder hen, wier post medebragt, alle de gewijde vaten van den Tempel zuiver te houden. Het gebeurde, nogthans, dat onder deeze laagere bedienden perfoonen van wcezenlijke verdienfte wierden gevonden, die naderhand tot de aanzienlijkftc waardigheden opklommen. Verfcheiden feestdagen wierden door de Mexikaanen onderhouden; doch allen gingen gepaard met de fchrikwekkendfte bloedige offeranden. In de daad, 't fchijnt onder deeze Volken een aangenomen ffcelregel geweest te zijn, dat de Godheid, of liever , de Afgod, welken zij dienden, volmaakt gelijk was aan hun zeiven. Uic den aart barbaarsch, wreed en onmeedogend zijnde , bragten hunne eigen verdorvenheden dit mede; en zo verre is 't 'er af, dat zij zagtaartigc begrippen aangaande het Godlijk Opperweezen voedden , dat zij met 'er daad tot de verdorvenheid overfloegen, van zich te verbeelden, dat de God, welken zij aanbaden, vermaak fchiep in menschlijke flagtoffers. Op alle hunne feestdagen huurden de Priesters eenige rampzaligen, die zich met geesfelroeden lieten teifteren, om alzo de misleide menigte te doen gelooven, dat zij oprechte boetelingen waren. Doch $it moet ons niet vreemd dunken, daar ik zei-  GESCHIEDENIS. 247 zelve, in Zomermaand des jaars 1756, te Antwerpen , in Vlaanderen , gezien heb eenige knaapen, door de Roomsch-Katholijke Priesters gehuurd, die zich zelve gcesfelden , onder het fchoonfehijnend voorwendzel, dat zij zulks verrigttcn uit een beginzel van boetvaardigheid. Dus blijkt het datPaaperij en Bedriegerij te gader hand aan hand gaan; en wij kunnen duidelijk opmerken , dat de eerfte van de laatfte wierdt ontleend. Eén God of Afgod was 'er, welken de Mexikaanen met ccn meer bijzonderen eerbied dienden. Deszelfs naam is niet tot ons gekoomen; doch dit weeten wij dat hij als een groot jaager wierdt verbeeld. Hier over hebben wij ons niet te verwonderen , om dat de Wilden van alle Natiën jaagers waren: hierom fchreeven zij deeze hoedanigheid toe aan de zulken , die de meest beroemde vertooning maakten. Het jaagen was, in de daad, in vroegere dagen, gcdeeltiijk eene godsdienftige oeffening. \Vant, gelijk de menfchen vóórnaamlijk van de jagt moesten beftaan, was het eigenaartig dat de Heidenen aan hunne Goden hunne dankbaarheid betuigden voor een gelukkigen vangst. Niemand kan gezegd worden te gelooven in een Opperst Weezen , zonder tevens aan hem toe te fchrijven hoedanigheden, aan zijne natuure voegende, en in allen opzigte beftaanbaar met zijne eigenfehappen, in de zedelijke regeering van deeze waereld. Q 4 Groo- De MEXIKAANEN.  Dg MEXIKAANEN. i 2 V 248 GODSDIENSTIGE Grooten invloed hebben de Priesters op. hunne huwelijksplegtigheden : want zij regelen alles, zelf \ geen van een bur^ gerljjken aart is. De Man heeft hier het regt om zijne huisvrouw te verflooten , indien zij hem geene kinderen ter waereld brenge; doch in zulk een geval moet haar wederom worden uitgekeerd, 't geen zij mede ten huwelijk heeft gebragt, In deeze fchikking ontmoeten wij iets , 't geen met de natuurlijke billijkheid volmaakt ovcrecnftemt. Want de Man, die affland doet van het voorwerp zijner bel geerte, behoort insgelijks over te draagen , al wat op haar eenige betrekking heeft. Naa dat de kinderen gebooren en van hunne natuurlijke onreinigheden gezuiverd zijn, worden zij gebragt na den Tempel hunner Afgoden, en aldaar met eenen naam genoemd. De Priesters wasfehen de kinderen over het gantfche lichaam , en leveren hen alzo over aan hunne ouderen Nog verfcheiden andere plegtigheden zijn pnder hen in gebruik; doch deeze hebben 10 veele overeenkomst of gelijkheid met iet geen wij reeds gemeld hebben, in on'Jd befchrijving van de onderfcheidene jodsdienften , in andere gewesten van Amerika, dat wij van dezelve geene verlere melding zullen maaken. Hunne bcgraafenisplegtigheden behelen insgelijks niets merkwaardigs , boven ; geen wij reeds, ten aanzien van die der Hts.  GESCHIEDENIS. 249 Hispaniolaanen, hebben opgemerkt: want 'er heerscht tusfehen dezelve zulk eenei gelijkheid, dat, vcelligt, iemand op de gedagte zou kunnen vallen , dat deeze Volken den zelfden oorfprong gehad hebben. Gelijk zij in de onfterflijkheid der ziele gelooven , dus betoonen zij, diensvolgens , grooten eerbied aan hunne afgeftorvene bloedverwanten. De vrouwen kleeden zich in het wit; 't welk fchijnt aan te kondigen, dat de overleedene gereinigd wierdt van alle zijne onzuiverheden, en dat alle zijne zonden hem vergceven zijn. Het Lijk wordt gedraagen ha een ft uk gronds, ten dien einde afgezonderd ; hier wordt het bijgezet, midden onder alle zijne vrienden en nabeftaanden. De rouw- en jammerklagtcn over den overleedene duurèn verfcheiden dagen; doch deeze zijn eer door kunst gemaakt dan wee zenlij k. Het aangezigt van den overleedene wordt tegenover de Zon geplaatst; dit fchijnt aan te kondigen, dat zij de zelfde begrippen als de opgezeetencn van Hispaniola voeden. Zij richten fteenen op aan beide einden van het graf, als eene betuiging van hunnen eerbied voor den afgeftorvene. Ook plagt het in algemeen gebruik te weezen , het graf met bloemen te beftrooien. Doorgaans plagt deeze plegtigheid herhaald te worden , ieder maand van het eerfte jaar; daar naa nam de rouw een einde. Over 't geheel genomen is dit zeker, Q. 5 dat De tlEXIIAANEN.  De MEXIKAANEN. 250 GODSDIENSTIGE dat dc Mexikaanen een zeer wreed Volk waren, die geene aandoeningen van menschHjk mededogen voedden : anderzins zouden zij hunne natuurgenooten niet op zulk eene wreede wijze hebben zien flagtcn. Doch dit kan ons leeren, dat overal daalde Godlijke Openbaaring niet bekend is, de menfchen de elendigfle voorwerpen der waereld zijn. Overgelaaten aan de verdorvenheid hunner eigen natuure , verdijken zij onder dezelve, en flerven mar:e!aars van die driften, welke, behoorlijk langekweekt zijnde, hunne eeuwige gelukzaligheid zouden bevorderd hebben.  GESCHIEDENIS. 25* D E GODSDIENST DER WILDEN, Welke aan de Zeeëngte van DJRIE woonen. Een berigt zullende geeven van den Godsdienst deezer Wilden , zijn wij in de noodzaaklijkheid van te moeten gewag maaken van eene der gewigtigfle geheurtenisfen, welke ooitin Groot-Britannie zijn voorgevallen. In den jaare 1603, naa het overlijden van Koninginne elizabeth, beklom jakobus de VI, Koning van Schotland, den throon van Engeland: zodat de beide kroonen op het zelfde hoofd vereenigd wierden. Doch, tot het groot ongeluk der beide landen, wierdt 'er geene volkomene vereeniging tot ftand gebragt. Want ieder Natie hadt haar eigen afzonderlijk Parlement; en gelijk zij tegenftrijdigc inzigten en bclanger hadden, bleeven 'er geduurige tegenkantingen tusfehen haar heerfchen. Dc Schotten, uit den aart dapper, doch hoogmoedig, eigenzinnig en arm, volgden hunnen Koning na Engeland ; en, gelijk dc daadlijke tot ftandbrenging eener vereeni ginge langen tijd gewenscht was, dus wielden 'er verdichte voorzeggingen gefmeed zom De GODSDIENST der DARiëas.'  De GODSDIENST der DARlëütS, 1 1 1 ( ] I t 452 GODSDIENSTIGE zommigen van dezelve zijn door Lord hales bewaard. Onder anderen ontmoeten wij de twee volgende kreupele regels: „ Wanneer HEMPE isgekoomen, en we„ der is heen, „ Zullen Engeland en Schotland worden j, één." Deeze hempe wierdt gehouden voor een doorluchtig perfonaadje, van welke niemand in ftaat was eenig berigt te kunnen geeven. En, nogthans, kwam het geheele geheim hier op neder. De letter H van het woord hempe wees aan hendrik de VIII; E eduard de VI; M maria de I; P philippus de II. Koning van Spanje, Echtgenoot van maria; en E elizabeth. Hierdoor is de gantfche verborgenheid geopenbaard, en wordt de verzierde voorzegging verftaan , als gefchreeven, naa dat zij reeds Joor de uitkomst vervuld was. Zints dien tijd wierden 'er, bij herhaaling , bij onderfcheidene gelegenheden , nenigvuldige voorflagen gedaan, om eene /ereeniging te wege te brengen; en hoevel de gelegenheid der beide Koninkrijken voor de voegzaamheid en nuttigheid 'an dusdanig een ontwerp pleitte, was, ïogthans, de nationaale hoogmoed aan bei-. Ie zijden de oorzaak dat het niet tot ftand' :wam. Eindelijk verwierven, onder de egeering van Koning willem den III, enige Schotfche Kooplieden oktrooi, om eene  GESCHIEDENIS. 253 eene Vastigheid in de Zeeëngte van Darie op te richten. Niet zonder verbaasdheid kunnen wij herdenken aan de hoogflfjgende hoop, welke de inwooners van Schotland voedden , wegens de voordeden , welke dit ontwerp zou te wege brengen. Allerlei Handen van menfchen leenden de hand om het ter daadlijke uitvoeringe te brenge ; ten welken einde eene talrijke Vloot wierdt uitgerust. Doch hier openbaarde zich de nationaalenaijver, enflelde eenen hinderpaal inden weg. De Engelfche Kooplieden konden met geene goede oogen aanfchouwen dat de Koophandel van Schotland zich zo verre uitbreidde, en een zo wijd veld beftoeg. Hierom fielden zij alle middelen te werk, welke zij konden verzinnen, om denzdven te dwarsboomcn. 't Is onze zaak niet, eene uitfpraak te doen over dit Nationaal gefchil. Dit is zeker, dat bijkans alle Schotfche Kooplieden bedorven wierden , en dat de Vastigheid, welke zij hadden opgericht, te niet ging. Dit veroorzaakte veele murmureeringen in Schotland , die waarfchijnlijk zeer hcillooze gevolgen zouden gehad hebben, ware het Koninkrijk niet in Oorlog geraakt met Frankryk, waardoor alle onlusten geflildj en de partijen vereenigd wierden. In wederwraake , egter, van het ongelijk, welk de Schotten zich verbeelden, hun door de Engelfchen aangedaan te weezen , weigerden zij Engelfche Lakens en andere klederen te draagen. In deeze on« De GODSDIENST der D ARIËRS.  2'£4 GODSDIENSTIGE De GODSDIENSTder DARlëRS ongunftige gefteldheid van zaaken bleeven de beide Natiën, tot op den tijd dat Koningin anna, in den jaare 1702,den thrbon beklom. Ieder gewest hadt eene bijzondere bedoeling. Het Engelfche Parlement eisch^ te dat de Akte van Vereeniginge, door het Parlement van Schotland, zou bekragtigd worden» Om twee redenen wierdt dit als volftrekt noodzaakelijk geoordeeld: Vooreerst, omdat alle gefchillcn tusfehen de beide Natiën, in het tockoomende, hier door zouden geweerd worden ; ten andere, omdat 'er zich geene waarfchijnlijkheid vertoonde, dat Koningin anna immer kinderen zou ter vvaereld brengen* De Schotten, van den anderen kant, bragten hier tegen in: in de eerfte plaats, dat in gevalle zij de Akte van Vereeniginge bekragtigden , zij genoegzaame verzekering voor de vasthrclling van hunnen Godsdienst moesten hebben; ten tweede, dat zij, uit de Engelfche fchatkist, fcha* deloos moesten gefteld worden voor de nadeden, in de Zeeëngte van Darie geleeden. Een ruim veld hadden hier de Staatkundigen om hunne wijsheid en doorfleepenheid te vertoonen; en hoewel de Dienaars van den Staat niet altoos deugdzaams mannen zijn, kan, nogthans, dc godlijke wijsheid, en doet het met 'er daad dikmaals , uit hunne oneenigheden heilzaame gevolgen doen' gebooren wor^ den-. Naa veel en -lang twistens, wierden  GESCHIEDENIS. 255 den de gefchilvoerende partijen van weerkanten eens , dat Engeland eene zekere ( fommc zou betaalen , om de Schotfche i Kooplieden de fchade , in de Zeeëngte van Darie geleeden, te vergoeden. En terverzekeringe van hunnen Godsdienst, moest de Vorst, in 't oogenblik als hij den throon beklom , en nog voer dat hij openlijk wierdt uitgeroepen , zich met een plegtigen Eed verbinden. Op deeze grondbeginzels en voorwaarden is de vcreeniging tusfehen de twee Natiën tot Hand gebragt; welke, indien zij behoorlijk wierdt aangekweekt, op het wederzij dsch nut der beide Koninkrijken moet uitloopen. Te noodiger oordeelden wij het, een naauwkeurig verflag te doen van deeze bijzonderheden, omdat zeer veelen onder de inwooners van Schotland, nog heden ten dage , in het begrip Haan dat hunne Voorouders in Darie grootelijks verongelijkt zijn geworden. Doch, indien wij alles naauwkeurig naagaan, zal het blijken, dat indien 'er misflagen bedreeven zijn , beide partijen zich daar aan hebben fchuldig gemaakt. Het gemelde zal insgelijks van nut weezen, ter ophelderinge van zommige bijzonderheden, welke wij gelegenheid zullen hebben ten opzigte van de Kerk van Schotland te melden, ie het vervolg deezes werks.—■ Doch laater, wij tot ons voorgeftelde doelwit over gaan. De Dariërs bewoonen eene groote uit. Ds 30DS)IENST I der )AK.lëRS.'  25Ö GODSDIENSTIGE De GODSDIENST der DAiuëus. « \ 1 J l G geftrektheid lands , tusfehen Noord- cn Zuid- Amerika gelegen. Zij zijn Afgodendienaars; doch hunne Tempels zijn niets anders dan flegte en geringe Hutten , en hunne Afgodsbeelden flegts ruuwe fteenen, in dezelve opgericht. Even gelijk veele andere Amerikaanfche Wilden , gelooven zij dat de Zon en Maan Man en Vrouw zijn. Zij aanbidden dezelve, als voorwerpen van godlijken Eerdienst. Nogthans erkennen zij een Opperst Weezen , boven dezelve verheeven. Zij gelooven in het beftaan van een kwaad Beginzel, 't welk de kinderen der menfchen bezoekt en pijnigt. Om deeze reden hebben zij ter zijner eere Tempels gebouwd, alwaar zij offeranden van bloemen en welriekende kruiden en andere dingen offeren , door middel van welke zij zich verbeelden, deszelfs gunst te zullen verwerven. Ieder ongewoon verfchijnzcl in dc Natuur befchouwen zij als sene verfchijning en als de ftemme van God. Hunne Priesters zijn zogenaamde Tovenaars , en de grootfte bedriegers, die >p den aardbodem woonen. Zij pleegen ille hunne kunftenarijen in het verborgene; en de onkundige hoop wordt ligt >ewoogen om aan dezelve geloof te flaam De Priesters maaken een fchrikwekkend oisbaar , met verdraaijingen van hunne angezigten, onder welke deeze of geene verborgenheid verholen is. Want, ge. jk de waare Godsdienst zijne verborgen- he-  GESCHIEDENIS. 25? heden heeft, dus matigen ook de valfche Godsdienflen zich dezelve aan. Gantsch buitengemeen is hunne manier om de kranken te geneezen. Zij plaatzen den Lijder op eenen fteen. Straks neemt de Priester-Arts een kleinen Boog met eenige kleine Pijlen , en werpt dezèlve zo vlug als hij kan op den Lijder, die geheel naakt is uitgekleed. Zo wel afgericht zijn zij op deeze oeffening, dat de boogfchutter nooit zijn doel mist. Door een zeker behoedmiddel wordt ondertusfchen belet, dat de Boog niet verder dan tot eene zekere diepte in het lichaam kan doordringen. Wanneer het gelukt dat dé Boog eenen Aderopene, en de lucht nevens het bloed daar uit voortkoome *. fpringen de Geneesheer en allen, die 'er tegenwoordig zijn, op van blijdfchap, en geeven door hunne gebaaren te kennen, dat zij gelooven dat de Kunstbewerking eene gelukkige uitwerking heeft gedaan-. Alle deeze bedriegende Priesters, die tevens den post van gewaande Geneesheeren bekleeden, doen eene gelofte van kuischheid ; en indien zij ooit dezelve overtreeden, worden zij dood gefteenigd > of verbrand; Geduurende hunne vastendagen, zijn de godsdienftige vereerders verpligt, zich van alle gemeenfchap met hunne Vrouwen tè onthouden. Doch zij kunnen andere midi delen bedenken om hunne vleeschhjke lusten te boeten. V. DEEL* R £ej Bt GODSDIENST der DARlëRS.  B5$ GODSDIENSTIGE De GODSDIENST der DAK1CRS. Eer zij zich in den Oorlog begeeven, offeren zij Haazen en Faifanten aan de Zonne, en befmeeren delichaamen hunner Afgoden geheel met bloed. Nimmer onderneemen zij eene zaak van eenige aangelegenheid , zonder alvoorens te hebben te raade gegaan met hunnen Afgod , welke een beeld der Zonne is. Ten dien oogmerke ondergaan zij eene boete van twee maanden; geduurende dien tijd, onthouden zij zich van het gebruik van Zout en van de gemeenfchap met Vrouwen. Zij vraagen het gevoelen hunner Priesteren, in alle zaaken, den Oorlog of den Vrede betreffende ; zij raadpleegen met hunne Goden in bosfchaadjen en eenzaa? me plaatzen. Ter volvoeringe van hunne toverkunftige plegtigheden, verkiezen zij boven al de nachten ; hoe donkerder deeze zijn , hoe beter. Zij bezweeren den Duivel door hunne uitroepingen, door het maaken van een groot misbaar, en door hunne tovergezangen, in de tegenwoordigheid van verfcheiden jonge lieden. De perfoon , welken zij beveelen het Orakel des Afgods raad te pleegen 9 zit neder ; alle de overigen, daar bij tegenwoordig , ftaan overeinde. De Tovenaars zwijgen ftil, wanneer zij de aankomst van den Duivel, hunnen Meester, verwagten. In het oogenblik als hij zich vertoont, fielt de bezweerder zich voor hem, en geeft het zein tot het doen van de hulde, welke.aan hem moet betoond worden. Eea  GESCHIEDENIS. 259 Een zeer aartig voorval verhaalen de Spaanfche fchrijvers ,raakende deeze Priestfers en Duivelen. Zij zeggen dat eenige Monniken, op zekeren dag, het ondernamen den Priester te bezweeren , die den Duivel zou oproepen, en dat, door de kragt van het kruis en van gewijd water, beide welke, op eene wonderdaadige Wijze, onderfteund wierden door een priesterlijken Mantel, die den bezweerder over de fchouders wierdt gehangen, hij zeer boetvaardiglijk antwoordde op alle de vraagen , welke de Monnik aan den Duivel deedt. Onder andere vraagden zij hem, waar heen de zielen der Indiaas nen, naa hunnen dood, wierden overgebragt? Het antwoord was, na de Helle. De zulken, die tot het Priesterfchap beHemd zijn, worden,van hunne kindsheid af, in hunne verborgenheden opgevoed. Zulke kinderen zijn verpligt, twee jaaren lang zich te onthouden in de afgelegenfte plaatzen hunner bosfchen; hier mogen zij niets eeten, 't geen eenig bloed in zicf heeft, noch ook eenige Vrouw zien. Zij moeten hunne maagfehap vergeeten , er mogen niet uit hunne holen koomen. D< oude Priesters bezoeken en onderwijze! hen bij nacht. Wanneer de proeftijd dee zer jonge aankoomelingen verloopen is ontvangen zij eert getuigfehrift, 't well hun de waardigheid verfchaft van gewij de Priesters, en Leeraars in de Genees en Toverkunde. Deeze Wilden verbranden alle hun» R 3 Kxijgs Dt GODS- ' DIENST der DARlëRS» l l I ï .  De GODSDIENST der DARIËK.S. £60 GODSDIENSTIGE Krijgsgevangenen; doch, voor dat deeze regtspleeging eenen aanvang neemt, breeken zij elk hunner eenen tand uit. Als zeer barbaarsch mogen wij , en, in de daat, met zeer groot regt, dit bcfchouwen. Doch, wanneer wij de aandagt vestigen op den ftaat der Heidenfche Natiën, zullen wij hier over ons niet verwonderen : te meer , daar wij , op verfcheiden plaatzen, in het Oude Verbond, leezen, dat alle Krijgsgevangenen , onder het doorftaan der uitgezogtfte folteringen, wierden ter dood gebragt. De Grieken ■ en Romeinen flagtten hunne gevangenen , of verkogten ze tot flaaven. De aloude Britten waren gewoon , een groot getal tevens te verbranden. De Veelwijverij is onder de Dariërs geoorlofd , hoewel met zekere bepaalingen. Zij mogen hunne Vrouwen niet ver. ftootcn , dan in gevalle zij zich hebben fchuldig gemaakt aan het verbreeken der huwelijkstrouwe. Zo dra de jonge dochters als huwbaar worden aangemerkt, worden zij uitgeflooten van alle gemeenzaamheid en verkeeringe met de Mannen ; niemand mag haar bezoeken, zonder het uitdrukkelijk verlof haarer Ouderen. Met weinig plegtigheids gefchieden hunne huwelijksverbintenisfen. Zo dra de wederzijdfche Ouders de zaak zijn eens geworden , valt 'er niets meer te bepaalen. Elk bloedverwant brengt een gefchenk, naar gelange van zijne vermogens en omftandigheden. Dee-J. i. } ze  GESCHIEDENIS. 261 ze gefchenken Hellen het jonggetrouwde paar in ftaat om eene huishouding te beginnen. Des Bruidegoms Vader doet eene aanfpraak aan het volk, raakende de pligten van den gehuwden ftaat, en danst vervolgens als een dolleman. Den dans geëindigd zijnde,knielt hij neder,en biedt zijnen Zoon der Bruid aan, wier Vader, in de zelfde lichaamsgeftalte leggende, zijne dochter bij de hand houdt. De Va» der van de Bruid danst insgelijks op zijne beurt, en maakt de zelfde vreemde gebaaren, voor dat hij nederknielt. Hunne Lijkplegtigheden koomen over een met die van de andere wilde Ameri* kaanfche Volken. Zij gelooven in de onfterfiijkheid der ziele ; doch wegens de natuur der ziele voeden zij bijkans even zulke vleeschlijke begrippen, als onze En* gelfiche Materialisten. Zij gelooven, dat wanneer de ziel van het lichaam is gefcheiden, zij een vermaaklijk leeven begint te leiden, en allerhande kostbaare en fmaaklijke lekkernijen eet. Om deeze reden begraavèn zij, nevens hunne dooden, een voorraad van mondbehoeften, opdat zij, in de andere waereld, zich van dezelve mogen bedienen. Uit het geen wij tot nu toe verhaald hebben aangaande deeze Volken, mogen wij leeren, dat 'er reden is tot treuren, dat de voorgenomenVastigheden der Schotten onder hen niet tot volkomenheid gebragt zijn. De Schot fiche gelukzoekers R 3 had- D» GODSDIENST ' der ' DARIËRS.  Dt GODSDIENST der DAR leus 2é*a GODSDIENSTIGE hadden in hun reisgezelfchap verfcheiden Leeraars , en onder andere den Heer spalding. Hadde de Vastigheid de noodige aanmoediging gevonden , 'er is ' reden om te gelooven, dat in dit gedeelte der nieuwe waereld heden ten dage geen Heiden zou gevonden worden. De Protestanten alleen zijn de lieden, die behoorden gezonden te worden om de Heidenen te belteeren; hierom behoorde aan deeze onderneemers alle aanmoediging te zijngegeeven. Doch, gelijk wij dc oogmerken der Godhjkc Voorzienigheid niet behoorden in twijfel te trekken, dus zullen wij ons vergenoegen met deeze aanmerking, dat indien dat heilzaam oogmerk niet bereikt wierdt , nogthans een ander even voordeeh'g ontwerp tot Hand kwam, naarnelijk, de vereeniging der twee Koninkrijken. Gods wegen zyn niet onu wegen.  GESCHIEDENIS. atfj D £ GODSDIENST DER WILDEN, I N N I E U W-A N D A L U S I Ë, De eenige bijzonderheden, welke wij weeten aangaande den Godsdienst deezer Volken, zijn deeze, dat zij, even als de meeste andere aloude Amerikaanen , de Zon en de Maan , doch bovenal eenen boozen Geest, welken zij den Duivel noemen, godsdienftiglijk vereeren. Zommigen hunner betoonen godlijken eerdienst aan de gedroogde geraamten hunner Voorouderen. Zij gelooven dat de Zon rondom de waereld haaren reistogt volvoert, gezeeten in eenen wagen, welke van Tijgers wordt getrokken. Dit is de reden, om welke zij aan die verflindende dieren grooten eerbied betoonen, en aan dezelve de Lijken hunner bloedverwanten zomtijds ten beste geeven. Zij hebben eene overlevering , inhoudende dat het land hunner inwooninge, in vroegere dagen, door de Zon wierdt in brand geftooken; om reden dat zij aan derzelver dienaaren, de Tijgers, geenen behoorlijR 4 kcn De ANDALB» SlëRS.  Dg *KDALU < 5 l j j j: V tl b te 264 godsdienstige ken eerbied betoonden. Dit vuur, zejrgen ze, was zeer geweldig, en verflondt; fwi,STte, der "gezeetenen. Doch zulke belachelijke vertelseltjes verdienen naauwelijks onze opmerking. Zij onderhouden eene zekere plegtigheid, welke zij noemen, Het weggeeven van den geest der kloekmoedigheid. Deeze Zang en dans; onder dezelve fcbuimbckt jen «gehjk als een hond, en tu/melt in het rond als een dolleman. Al wie be deeld, door de bemiddeling des PiïeV ters, geeft zijnen buurman de band en gaat geftadig voort met danzen Wan jeer drie of vier Priesters binnen den kring treeden, koomen alle Duivels bin len Huiven, zommigen met een fles jan het einde van een flok vastgebo^ len, anderen met een lang riet, opluid met rockende Tabak , waar méde IJ de danzers Haan , ten zelfden S itroepende: „ Ontvangt gjj alleen In ■ geest der fterkte, door welken gij ^ , 2 ftaat gefield worden om uvve^vhan! den te overwinnen." J Uit dit formulier van uitnodiging zou eelhgt iemand befluiten, dat S iet' eezenhjks onder deeze uitdrukking ver "gen is; doch niets van dien aart heeft andeie Wilden, gelooven zij in twee wezens, het een goed, het ander ïwaad? Nim-  GESCHIEDENIS. 265- Nimmer fpreeken zij het goede weezen aan , dan bij wijze van lofbetuiginge en, dankzegginge; doch tot het kwaade weezen! zenden zij hunne gebeden op, met oogmerk om deszelfs misnoegen af te wenden. Wanneer iemand onder hen krank wordt, dompelen zij hem in eene rivier, en laaten hem vervolgens zo lang loopen,tot dat hij genoegzaam agter zijnen adem is. Dit voortdrijven gefchiedt rondom een groot vuur. Naa dat hij genoeg geloopen heeft, wordt hij in zijn hangmat geleid. Indien men aan zijne herftellinge wanhoope, neemen zij hem uit zijne hangmat, en draagen hem na een bosch, daar zij hem tusfehen twee boomen ophangen; waar naa zij een geheelen dag rondom hem danzen. Zo dra de nacht is aangekoomen, geeven zij hem ieevensmiddelen voor vier dagen , en laaten hem wijders aan zijn noodlot over. Indien hij herfteld worde, is het zo veel te beter; doch indien hij het befterve, wordt het verlies door zeer weinigen betreurd. Noodloos zou het weezen, hier te herhaaien, dat onder de inwooners van Andalufie, zo wel als onder de meeste Volken van Amerika, Afie' en Afrika , de Veelwijverij algemeen in zwang gaat. De Priesters geeven 'er een voorbeeld van; deeze hebben altoos eene groote menigte vrouwen; ja, zo zeer zijn zij aan vleeschlijken wellust verflaafd, dat wanneer zij, R 5 op Bi \NDALU* ilëllS.  466 GODSDIENSTIGE 0e siëus. op reize gaan , vooraf belast worde, vrouwen ten hunnen dienfte gereed te houden, op alle plaatzen, daar zij vertoeven. Deeze wellustigheid ontftaat uit de werkeloosheid , aan welke dit volk zo zeer verflaafd is. Gedeeltlijk heeft dit zijnen grond in het klimaat, 't welk heet en vogtig zijnde, de geesten verflapt, en dezelven tot werkzaamheid eenigermaate onbekwaam maakt. Wanneer een jongeling het oog laat vallen op eene Maagd; of, liever, wanneer hij eene vrouw noodig heeft, vervoegt hij zich bij haare bloedverwanten: want hij ziet haar niet voor dat het huwelijk voltrokken is. Zo dra de voorwaarden beraamd zijn, koomen de bloedverwanten van de Bruid te zamen ten huize van haaren vader, daar een pragtige maaltijd bereid is. Ten zelfden tijde verfchijnen hier de nabeftaanden van den Bruidegom. Naa dat 'er twee of drie uuren in de grootlle vrolijkheid zijn doorgebragt, begeeven zich alle de bloedverwanten op weg , om de Bruid na het huis van haaren Echtgenoot te geleiden. De ftaatfie wordt voorafgegaan van Muzikanten, die op hunne plompe fpeeltuigen fpeelen. Op dezelve volgen de Priesters, een mengelmoes van onverftaanbaare gebeden tot uïnne Afgoden opzendende. Wijders det men de bloedverwanten, welke gevolgd worden van den Bruidegom, die te yoet gaat. Op hem volgt de Bruid, geseeten in een Draagftóel, die door vier man-  GESCHIEDEN I S. \6? mannen wordt gedraagen, en zo dicht geflooten is, dat niemand haar zien kan. De optogt wordt beflooten door bedienden en flaaven. Naauwlijks is de flaatfie het huis des Bruidegoms genaderd, of de jonge Maagden koomen te voorfchijn om dezelve te ontmoeten. Dewijl dit omtrent middernacht gebeurt, draagen de jonge Maagden lampen in haare handen met olij gevuld; en dit kan dienen ten bewijze van dc groote overeenkomst, welke 'er plaats hadt tusfehen de aloude Heidenfche Natiën , als mede dat eenige deezer gewoonten door de Jooden behouden wierden. Overbekend is de Euangelifche gelijkenis der tien Maagden; zie Matth. XXV: i—13. In het berigt aangaande het Volk3 waar van wij tegenwoordig handelen, ontmoeten wij een bewijs van den oorfprong der Afgoderije. Ja, 't kan verder ten blijke verftrekken , dat al wat kwaad was onder de Heidenen, door de Jooden wierdt verworpen , met voorbehouding , nogthans, van de onfchuldige plegtigheden. Wanneer zij gekoomen waren ter plaat' ze, daar de Bruidegom zijn verblijf hieldt, en het huwelijksfeest zou gevierd worden, wierdt de Bruid geleid in een vertrek, U gader met de Vrouwen, en de nacht, naai jands gebruik, in allerlei vermaaklijkhe den doorgebragt. Op de zelfde wijz< wierdt de Bruidegom, van zijne manlijk) nabeftaanden verzeld, geleid in zijne kamer alwaar hij den nacht op de zelfde wh> door. De ANDALU- siëas. t  De AND AL USlëftS. t i ] 9 I •\ 1 I c \ V ii &6*8 GODSDIENSTIGE doorbragt. Met het aanbreeken van deri morgenftond fcheide het gezelfchap, en de Bruidegom kreeg verlof om met zijne Bruid zich ter ruste te begeeven. Ver-; volgens wierdt'er een vasten onderhouden van zeven dagen; naa verloop van dat tijdperk, verlaaten de nieuw getrouwden hunne bloedverwanten, en begeeven zich tot het waarneemen.van hunne bijzondere pligten als Man en Vrouw. Hunne Lijkplegtigheden zijn ten uiterfte belachelijk. Wanneer iemand krank wordt, zendt hij om eenen Priester, die, even als een uitzinnige, twee of driemaalen rondom zijn bed danst. Dit gefchiedt met oogmerk om den Geest op te wekken.' Wij mogen hier aanmerken , dat dit veel overeenkomst heeft met de gebruiken van sommigen, die zich zeiven Proteftanten noemen. Wij herinneren ons bij deeze gelegenheid, dat een zeker perfoon, eenige jaaren geleeden, te Londen geftorven, )p zijn Doodbed verklaarde dat hij betoverd was, in de verbeelding dat 'er een Muis hem over de borst liep, en dat dee;e Muis de Duivel was. Zommige Godsdienften eifchen als eenen digt, en fchrijven eenige kunftenaarijen -oor, om de menschlijke driften te vereffen tot eenen ftaat van Geestdrijverijs )e onnozele zwakheid wordt dus het flagtffer van eigenbaatige Priesters, of lieer van listige fchelmen. De mensch, dié 'aarhjk en in goeden ernst godsdienftig , behoeft geeneijdele vertooning temaak ken  GESCHIEDENIS. aé"9 ken met zijne Godsvrugt; dit is alleen het werk van huichelaars. De eerfte weet dat, hij alleen te doen heeft met God; de andere bemoeit zich niet met God , maar zoekt alleen den roem der menfchen. Wanneer iemand in Nieuw - Andalufie fterft, wordt het lichaam rein gewasfchen en voorts in een Bokkenvel omwonden, en alzo geleid in een houten kist; zeven dagen blijft het aldus boven de aarde ftaan. Geduurende deezen tijd, koomen de bloedverwanten te zamen, drinken en zwelgen op eene allerbuitenfpoorigfte wijze , en werpen elkander tegen den grond, even gelijk onder de Grieken plagt te gebeuren-, geduurende hunne plegtige Lijkdienften. Naa den zevenden dag begeeven zij zich na de begraafplaats, op de volgende wijze. De Priesters gaan vooraan, gevolgd van alle de geenen, welke zij hunne Leerlingen noemen , gezamentlijk liederen zingende. Dan volgen de bloedverwanten van den overleedene , in een treurigen optogt voorttreedende. Het Lijk wordt gedraagen agter de bloedverwanten , en de optogt wordt beflooten door de bedienden en flaaven. Bij het graf gekoomen zijnde, mompelen de Priesters zekere gebeden, waar naa het Lijk in het graf wordt nedergelaaten; in het welk de Lijkgangers eenige bloemen werpen. Zo dra het Lijk met aarde bedekt is, keert de Lijkftaatfie te rug na het Sterfhuis, en brengt daar den nacht door in zulke buitenfpoorighe- deni) Be INDALU*> ilëRS.  De ANDALUSlêRS. ] t I I l s?ö GODSDIENSTIGE den, dat zij zomtijds, eer het licht aan1 5^5*5' 20 dronken zijn, dat zij elkander de leden in Hukken flaan; anderen keeren kreupel na huis. De agting , welke deeze Volken dén overleedenen toedraagen, eindigt niet met hunne begraafenisfe; want , niettegenftaande deeze rinkelrooijerijen, bij den uitvaart , koomen zij wederom te zamen om een gedenkteken op te richten ter eere van den perfoon, welke bij zijn leeven onder hen in waarde wierdt gehoudenDit is eene natuurlijke en rechtmaatiee aandoening. Zij, die de asch der geftorvenen onwaardig behandelen, zullen den leevenden nooit veel goedwilligheids betoonen. Gods beeld is in den mensch ingedrukt , en hij, die een menschlijk lichaam mishandelt, mishandelt het beeld Gods Met de volgende aanmerkingen zullen wrj nu onze berigten wegens de Heidenfche Natiën befluiten. Zijn de Heidenen gelaaten in eenen Haat van onweetendheid? zijn ze zonder God in de waereld? aaten wij bedenken dat onze Voorouders iroormaals Heidenen waren , en dat wij iet insgelijks zouden geweest zijn, indien de pdlijke goedheid ons niet hadt medegedeeld ie zegeningen des eeuwigen Euangeliums Is het Heidendom een fcheldnaam geworden ? en worden de Heidenen met reragting aanfehouwd ? laaten de Clirisenen bedenken, dat niets hen aaneenaaaer kan maaken bij het GodlijkOpperweeen, of hen meer van hunne fchulden ont- Jas-  GESCHIEDENIS* 27Ï tasten, dan de uitbreiding van de voordeeIcn der verlosiinge tot hunne Natuurge- a nooten. Worden 'er onder de Heidenen si tegennatuurlijke misdaaden bedreeven ? ' laaten de Christenen bedenken, hoe zeer zij verpligt zijn, hun een goed voorbeeld te geeven: Leeringen wekken, maar voorbeelden trekken. Is Godsdienst het groot gedenkteken van bermhartigheid? laaten wij dan ons benaarltigen, om deszelfs heilzaame voordeelen wijd en zijd te verfpreiden. Is 'er eenige mogelijkheid om goed te doen ? laaten wij dezelve betoonen in de zorge, welke wij draagen om de Heidenen te verlichten. Thans zullen wij befluiten met onzen vuurigen wensch, dat de Zon der geregtigheid moge opgaan met geneezing onder haare vleugelen; dat de begeerte aller Natiën haare vijanden moge vertreeden, opdat de menfchen in dezelve mogen gezegend worden, en alle Volken haar mogen zalig noemen. De iJDALtf» ërs.  272 GODSDIENSTIGE De 1>R0TESTANTSCHEGODSDIENST. INLEIDING TOT DE GESCHIEDENIS VAN DEN PROTESTANTSCHEN GODSDIENST, De befchouwing van uitkomflen en gewrogten, ontftaan uit oorzaaken, in het eerfte aanzien zwak en niet toereikende , moet ons eigenaartig leiden tot dit befluit, dat 'er eene Godlijke kragt voorhanden is, door welke deeze benedenfte waereld wordt beftuurd. De wellustigen en onkundigen laaten alle deeze dingen onopgemerkt voorbij gaan; doch de verftandigen geeven agt op dezelve, en leiden , uit alle deeze voorvallende gebeurtenisfen, bedenkingen af, die eenert duurzaamen indruk verwekken op hunne gemoederen. De Gefchiedcnis , zonder aandagtig opmerken op het verhaal,is van geen nut; doch de Gelchiedenis, tot de gepaste doeleinden aangewend, wordt het luisterrijk fieraad dés menschlijken leevens. De Gefchiedfchrijver, die een weezenlijk gebruik maakt van deeze weeten* fchap, klimt op van trap tot trap, totdat hij in verwondering worde weggerukt. De wonderen der Voorzienigheid befchou wt hij  GESCHIEDENIS. 273 hij als zo veele verbaazende gebouwen, door ongeziene handen opgetrokken; en wanneer hij het geheel niet kan bevatten, zit hij neder in een eerbiedig ftilzwijgen, erkent zijne onkunde, doch haakt tevens na meerder licht. De kennis der Gefchiedenisfe is niet gclecgen in het bloot verhaal van gebeurtcnisfen: want een dwaaze kan dit verrigten, en een fchoolkind kan vernaaien, wat 'er voorgevallen zij, eer hij gebooren wierdt. Dit is geene Gefchiedkundej maar een dorre opnoeming van gebeurde zaaken, in de orde des tijds, in welke zij zijn voorgevallen. De Gefchiedenis is een bcrigt Van zulke uitkomften, die op het tooneel deezer benedenfte waereld hebben Hand gegreepen. Doch wanneer wij ons verledigen öm dezelve op de vereisch* te wijze aan het algemeen mede te deelen, moeten wij altoos bedagt zijn, öm onderrichting met vermaak te paaren; dat wil zeggen , wij moeten de oorzaaken aanwijzen , welke de uitWerkzels vóortgc^ bragt hebben,als mede de gevolgen, daar1 uit voortgevloeid. Wij moeten Onze aandagt vestigen op den bijzondereri toeftand der gewesten, van welke wij een berigfc mededeelen 5 wij móeten in aanmerking neernen alle de mede gepaard gaande omftandigheden , en met eene Zedige vrijmoedigheid onze gevoelens Voordraagen. Wij moeten in aanmerking neemen , het onderfcheid van tijden en omftans digheden $ en het vöörleedene met het V* deel. S te=> Be PtlOTE STANT. SCHE GODSDIENST. ■rï' r—*  274 GODSDIENSTIGE De PROTESTANTSCHEGODSDIENST. tegenwoordige vergelijken. Door het op* volgen van deeze regelen, kunnen wij wcezenlijke Gefchiedfchrijvers worden; maar indien zij verwaarloosd worden , zullen wij gelaaten worden in eenen ftaat van Egijptifche duisternisfe. Thans zullen wij eenige aanmerkingen mededeelen over dc Kerkhervorming, in de Vijftiende Eeuwe ; in deeze opgaave zal de onpartijdigheid onze pen beftuuren. In het Eerfte Deel deezes Werks hebben wij reeds gefproken, van de trapswijze inkruipingen des bederfs in de Christlijke Kerk , zints de Eeuw van constantinus den groot en, tot op den leeftijd van martinus lutherüs. Doch wij hebben toen ons vei% haal afgebroken, en zullen thans den draad hervatten , om een berigt te geeven aangaande de Hervorming der Kerke, en vervolgens befchrijven de bijzondere Aanhangen en Gezinten, welke daar uit zijn gebooren. Met regt en waarheid heeft Bisfchop hall elders aangemerkt : „ Dat wan„ neer de dingen op het ergst zijn geloo- pen, God doorgaans eene merkwaardi„ ge verlosfing werkt, en eene gewigtigQ „ verandering doet voortkoomen." In de daad,alle gewelddaadigheid baant den weg tot veranderingen: want, zodanig is de toeftand der menschlijke Natuure , zodanig is het beftuur deezer waereld , dat al wat tot een meer dan gemeen uiterfte is overgeflagen, fpoedig een einde  GESCHIEDENIS. 275 de neeme. Zodanig was de Heidenfche duisternis, ten tijde der komfte van Christus in het vleesch , dat de verftanden der menfchen door dezelve geheel verdonkerd waren, en de 'Zon der geregtigheid op eene luisterrijke wijze doorbrak om de Natiën tc verlichten. Doch , laaten wij befchouwen den ftaat der Europifche Natiën, vóór den leeftijd Van lutherus., die , geholpen door eenige Duitfche Vorften, in de hand der Voorzienigheid het gelukkig werktuig was, om de geheele magt van het huis van Ootenrijk, en.alle de kunilenaarijeri Van het RoomfcheHof, te beft rijden. Nimmer, in de daad, gelijk Dr. newton, Bisfchop van Bristöl, heeft aangemerkt, was 'er eene Eeuw, zints.den dood van Christus, of men .vondt 'er eenige Mannen, die aan de Euangelifche Waarheid getuigenis gaven. De leerftellingen j door den waereldvermaarden joannes wiCLiff verkondigd, wierdert wijd eri zijd verfpreid; en dertig jaaren naa zijri overlijden, ontmoeten wij joannes hüs en hieronijmus van praag, door de Kerkvergadering van Conjïam veroordeeld, om het verfprciden van zij neleerbegrippen. Paülus craw, tei zijner eigen lijfsbeveiliginge, uit Boheemen na Schotland gevlugt, vondt zich al daar blootgefteld aan de zelfde gevaaren als in zijn eigen Vaderland; teSt.Jndrew wierdt hij leevende verbrand. De Ge kerdheid begon in dien tijd te herleeven S 2, e De PROTE5TANT5CUEGODSDIENST. > r t 4  De PITOTE- STANT- ECHE CODS- DIENST. ! ' < ^GODSDIENSTIGE en de Geestlijkheid beducht te zijn voof den ondergang van haar gebied. De Kerkdijken zagen de pilaaren van hetzelve waggelen, en zij waren overtuigd , dat hunne leerbegrippen niet beftand waren tegen het licht van een redelijk onderzoek. Dit deedt hen dermaate in arren moede blaaken tegen alle die geenen , welke voor hunne gevoelens openlijk uitkwam , dat zij op ftaanden voet wierden ter dood gebragt. Doch het was de Geleerdheid niet alleen, die den weg tot de Kerkhervorming baande. Veele redenen van ftaat liepen 'er te zamen om deeze groote omwenteling te wege te brengen. Zommige Vorften wierden de gelukkige werktuigen ter voortplantinge van den vvaaren Godsdienst, hoewel zij mannen van deugdzaame beginzeJs waren, maar een losbandig leeven leidden, en over hunne onderdaanen als dwingelanden heerschten. De ergerniswekkende zeden der Kerkehjken dienden insgelijks als middelen om de Hervorming voort te brengen; en terwijl zij zelve in flaap lagen in de armen van vlceschlijkc zorgeloosheid; terwijl zij zich zelve verheeven waanden boven het vermogen, om in hunne wooningen ontrust te worden ; in één woord , terwiil u\ waanden het geweeten des Volks aan sanden geleid, en de burgerlijke magt genoegzaam in hunne handen te hebben gecreegen: toen begonnen zij uit hunne beHvelminge een. weinig te worden opge. wekt;  GESCHIEDENIS." 277 wekt; zij begonnen te bedenken dat zij te doen hadden met zeer vermogende vijanden, welke zij voorheen met veragting befchouwd hadden. Naa dat leo de X. op den Pauslijken throon verheven was , vondt hij de Kerkelijke fehatkist uitgeput , door de wijdftrekkende ontwerpen zijner twee eerzuchtige Voorzaaten,alexandkr den VI. en julius de II. En dewijl hij uit den aart milddaadig was en geneegen tot groote onderneemingen , was hij hier door onbekwaam tot die ftrenge bezuiniging , welke de ftaat zijner geldmiddelen vorderde. In tegendeel,zijne ontwerpen , om het huis van de medicis grootte maaken, zijne liefde tot pragt, zijne zucht tot vermaak , en zijne milddaadigheid in het beloonen van Mannen van vernuft: dit alles, vervoerde hem dagelijks tot het doen van groote uitgiften. Om deeze goed te maaken , wierden allerlei middelen, welke het vrugtbaar vernuft der Priesteren kon verzinnen, te werk gefteld. Onder andere nam hij de toevlugt tot het verkoopen van Aflaaten : eene gewoonte , zeer gemeen inde RoomfcheKerk, doch die, tot op deezen tijd, nimmer tot die buitenfpoorige hoogte was geklommen, 't Zal dienftig zijn,deeze verborgenheid der ongeregtighcid aan onze Leezers te openbaaren. Volgens de leer der Roomfche Kerke,, worden alle de goede werken der Heiligen % S 3 wet De PROTESTANT- SC HE GODSDIENST. ,  278 GODSDIENSTIGE De PROTESTANT» SC HE GoiJS- DIliNST, welke zij betragt hebben, boven en behalven 't geen noodzaaküjk is ter hunner, eigen regtvaardiginge en zaligheid, te gader met de oneindige verdienften van j ezus Christus, weggeleid en bezwaard . in eene onuitputbaare fehatkist. De fleutels van deeze fehatkist wierden in bewaaring gegecven aan den H. petrus , en aan zijne Opvolgers de Pausfen , welke dezelve , naar goedvinden , kunnen openen ; door het overdraagen van een gedeelte deezer overtollige verdienften aan deeze of geene bijzondere perfoonen , voor een zekere fomme gelds, kunnen zij aan hun bezorgen de vergiffenis van hunne eigen zonden, of de flaaking van andere, tot welke hij eenige betrekking heeft, van de pijnen van het Vagevuur. Deeze Aflaaten wierden allereerst uitgevonden, in de Elfde Eeuw, door Paus iiRBANus den II. als eene belooning voor de zulken, welke deel namen aan de, zotte onderneeming om het Heilige Land te veroveren. Naderhand wierden zij gefchonken aan de geenen, die een Krijgsknegt ten dien einde in dienst namen. In vervolg van tijd wierden zij uitgedeeld aan hun, die penningen verfchooten, ter volbrenginge van eenig godvrugtig werk, door den Paus bevolen. Julius de II. hadt Aflaaten uitgeloofd aan allen, welke , op de eene of andere wijze, de hand leenden tot het volbouwen van de St. Pieters-Kerk te Rome. En vermids Paus Ho den opbouw van dit pragtig geftigt voort-  GESCHIEDENIS, tyo voortzette, was zijne vergunning op het zelfde voorwendzel gegrond. i De afkondiging deezer Aflaaten in £ Duitschland, nevens een zeker aandeel,* uit het verkoopen van dezelve voortkoo- ] mende, wierdt opgedraagen aan albert, Keurvorst van Mentz en Aardsbisfchop van Maagdenburg. Als zijnen voornaamen bewindsman, om dezelve in Saxen te venten, bediende deeze zich van zekeren tetzel, een Dominikaaner Monnik, een mensch van een liegt karakter, doch van een werkzaamen aart, en zeer beroemd om die foort van welfpreekendheid , welke de driften gaande maakt, zonder het verftand te verlichten of tegen dooling te behoeden. Geholpen door de Monniken van zijne Orde , volvoerde hij zijne taak met grooten ijver en een gelukkigen uitflag, doch; met weinig omzigtigheid en weivoegzaamheid. Hoewel zij, door het buitenfpoorig verheffen van de waardije en voordeden deezer Aflaaten, cn door dezelve voor een kleinen prijs te verkoopen, den aftrek grootlfjks bevorderden en voor eenigen tijd aanzienlijke winften behaalden onder de ligtgeloovige menigte; hunne buitenfpoorigheid, egter, in het aandringen van de aangelegenheid en waarde, en de ongeregeldheid van hun eigen gedrag, verwekte, ten langen laatfte, eene algemeene ergernis. De Vorften en Edelen wierden misnoegd, ziende dat hunne Onderdaanen en Leenmannen van zo veel gelds geplonS 4 derd De r.otet \ntc he !odshenst,  De P TESTA NT- SC HIJ CODS- PJENST. i 1 280 GODSDIENSTIGE derd wierden, met oogmerk om de fehatkist eens kwistzieken Paus te vullen. ManT nen van waare gods vrugt betreurden de misleiding der gemcene lieden , die geleerd wordende, ten aanzien van de vergiffenisfe hunner zonden , zich te verlaaten op Aflaaten, welke zij gekogt hadden, niet gedagtig waren aan de verpligting, op hun rustende, om overvloedig te worden in het geloof en ,n de hetragting der heilig, heid. De onbedagtzaamften zelveereerden Zich aan het meer dan aanftootrervvekkend gedrag van tetzel en zijner medgezellen, die, dikmaals, in dronkenfehap , dobbehpcl en vieeschlijken wellust verfpilden de fommen , welke aan hun wierden uitgeteld , in de hoop van de eeuwige zaligheid tc zullen deelagtig worden. Allen begonnen te wenfehen dat 'er een paal mogt gefield worden aan dien ergerlijken handel, niet minder nadcelig voor de menschlijke zamenleeving, dan verderfljjk voor den waaren Godsdienst. '■ Dewijl het formulier deezer Aflaaten en de voordeden , welke zij onderfteld wierden aan te brengen , veelal onbekend eijn m Proteifantfche landen, en heden ten dage niet recht begreepen worden od j/erfcheiden plaatzen, daar de RoomschSathohjke Godsdienst bij openbaar gezag, s vastgefteld, zullen wij hier, tot narist ran onze Leezers , mededeelen het f0r nuher van zondvergiffenisfe , waar van ■ etzei. zich plagt te bedienen „ Mogt onze Heere jzzus chris* ai TUS  GESCHIEDENIS. %8i „ tus zich onzer ontfermen, en onze zon„ den vergeeven , door de verdienften „ van zijn allerheiligst lijden! En ik, „ door zijn gezag, dat van zijne gezegen„ de Apostelen petrus en paulus, }, en van den allerheiligften Paus, aan mij opgodraagen en medegedeeld in dee„ ze gewesten, fpreek u vrij: vooreerst „ van alle Kerkelijke tuchtigingen , op hoedanig eene wijze gij aan dezelve on- derworpen zijt geworden ; en vervol„ gens van alle uwe zonden, overtree- dingen en buitenfpoorigheden , hoe „ gruwelijk zij ook mogen weezen, zelf „ van de zulke, die voorbehouden wor„ den tot de kennisneeming van den Hei„ ligen Stoel ; cn in zo verre de Sleutels „ der heilige Kerke zich uitftrekken ,ont„ flaa ik u van alle ftraffe, welke gij,uit „ hoofde van dezelven , in het Vagevuur „ verdient; en ik herftel u bij de heilige „ Sakramenten der Kerken, en de eenig„ heid der Geloovigen ,en in die onfchuld „ en zuiverheid, welke gij bij den Doop „ bezat: zodat, wanneer gij fterft, de „ poorten der ftraffe zullen geflooten,en ,, de poorten van het Paradijs des leevens „ zullen geopend zijn ; en indien gij nu „ niet oogenbliklijk fterft, zal deeze ge„ nade in haare volle kragt blijven , wan„ neer gij Ü in doods gevaar bevindt. In den naam des Vaders , des Zoons, en „ des Heiligen Geests. Amen." Uit dit formulier , 't welk wij uit sec^ kendqrf, een geloofwaardig' Schrijver, S 5 woord- Dfi PROTfcSTANT-*SCHS GODSDIENST^  De PROTESTANT'SBC HE GODSDIENST 282 GODSDIENSTIGE woordb'jk hebben overgenomen , blijkt het duidelijk, dat de woorden, van wel. ke tetzel en zijne medgezellen zich bedienden, zo buitenfpoorig warén, dat ( indien zij niet volkomen van elders wier. den bevestigd, wij aan de waarheid van dezelve zouden mogen twijfelen. Indien iemand eene deezer Aflaaten kogt , kon zijne ziel gerust blijven ten aanzien van haare eeuwige behoudenisfe. De zielen sb het Vagevuur opgeflooten , wierden* zo ras het geld betaald was, geflaakt, en klommen ten Hemel. De kragt der Aflaaten moest zo groot zijn , dat de gruwelijkfte zonde wierdt voorgegeeven kwijtgefcholden te zijn ; en de daader moest ontheven worden van allerlei ftraffe , zelf van de fchuid , daar aan verknogt, Het Priesterlijk bedrog fteeg hier door tot eene ongewoone hoogte ; doch zelf dit baande den weg tot deszelfs val en ondergang. Bijkans ieder een befchouwtle deezen handel met een ftilzwijgende veragting , of met eene eerlijke verontwaardiging. Zij zagen den Natuurlijken Godsdienst als met voeten treeden , cn het doorluchtig gebouw der Kerke een afzigtclijker voorkoomen hebben, dan het aloude Heidendom. Zij zagen eene orde van baatzoekende lieden , die het regt van eigen onderzoek langen tijd met voe. ten hadden getrecden, thans hunne poospngen aanwenden , om hunne medemenchen te berooven van derzelver natuur■ - lijke  GESCHIEDENIS. 285 Iljlte vermogens , en zelf den naam van het Christendom gehaat te maaken in de waereld, door het heffen van penningen , door middel van praktijken , over welke zelf de minst verlichte Heidenen zich zouden gefchaamd hebben. Dus gunftig waren de omftandigheden der tijden, en dus gezind waren de gemoederen zijner Landgenooten, om het oor te leenen aan zijne vertoogen, wanneer MARTINUS LU THE RTJ S eei'St be- gon in twijfel te trekken dc kragtdaadigheid de Aflaaten, en uit te vaaren tegen het ongebonden leeven en de valfche leer,, ftellingen der zulken , die ze verkondigden. Hij wierdt gebooren tc Ensleben, in Saxen, in den jaare 1483, van onvermogende Ouderen. Dit niettegenftaande hadt hij eene geleerde opvoeding genooten , naar gelange van den ftaat van kennisfe in die Eeuwe. Geduurende zijne leerjaaren gaf hij doorflaande proeven van eene ongemeene kloekheid en fnedigheid van veVftand. Gelijk zijn gemoed uit den aart vatbaar was voor ernftige indrukzels, en iets hadt van de godsdien, ftige zwaarmoedigheid , welke bchaagen fchept in de eenzaamheid en godsdienftige heid van het Kloosterleeven , begaf hij zich in een Klooster van Augustijner Monniken; en, zonder door de vermaaningen en fmeekingen zijner Ouderen zich te ïaatcn aftrekken van hetgeen hij aanmerkte als zijnen pligt,Gode verfchuldigd,nam hij het gewaat dier Orde aan. ■ ■ Wel PROTESTANT- SCHE GODSDIENST.  Be PROTESTANT- ECHE GODSDIENST, 284 GODSDIENSTIGE Wel haast verwierf bjj hier een zeer beroemden naam , niet alleen om zijne Godsvrugt,maar ook uit hoofde van zijne zucht tot kennisfe en onvermoeidheid in deLetteroeffeningcn. Hij hadt zich geoef. fend in dcSchoolfche Wijsbeerte en Godgeleerdheid, welke toen in gebruik waren, onder zeer bekwaame Leermeesters en het ontbrak hem niet aan genoegzaame vatbaarheid , om te begrijpen alle de onderfchcidingen , van welke zij overvloeien. Doch zijn eigen verftand uit den aart zeer gezond en boven alle beuzelenarijen verhecven, kreeg welhaast eenen tegenzin in deeze fpitsvindige en onleerzaame weetenfehappen ; hij zo^t na een weezenlijken grondftag van kennisfe en godsvrugt in de gewijde Schriften. Naadat hij gevonden hadt een affchrift van den Bijbel, 't welk langen tijd was over 't hoofd gezien, cn Uil gelcegen hadt, in de Boekerij van het Klooster, liet hij alle andere oeffeningen vaaren , cn gaf zich over aan de beoeffening van hetzelve, met zo veel ijvers en geduurigheids, dat het de Monniken verbaasde die niet gewoon waren, hunne godgclcer! de kundigheden uit die bron te fcheppen. De groote vorderingen, welke hij maakte in deeze ongewoone ocffening, deedt den roem zijner heiligheid en geleerdheid zo wijd klinken , dat fr ede rik , Keurvorst van Saxen, eene Univerfiteit te Wittemherg gefligt hebbende, lutherus verkoos, om eerst de Wijsbegeerte,, eii  GESCHIEDENIS. 285 'en vervolgens de Godgeleerdheid in de fchoolcn te onderwijzen. Hij wierdt als het hoofdfieraad dier Maatfchappije aangemerkt. Terwijl de vermaardheid van lutherus dus ten hoogften toppunt was gefteegen, begon tetzel, in de nabuurfchap van Wittemberg, de Aflaaten te prediken , en daar aan de zelfde gewaande kragtcn toe te fchrijven, welke, op andere plaatzen, aan de ligtgeloovigheid des gemcene volks waren opgedrongen. Dewijl Saxen niet beter verlicht was dan andere landfehappen , ontmoette tetzel aldaar eenen even grooten opgang. Met het gricvendfte leedweezen aanfehouwde 1.utherus de kunftenarijen der zulken; die Aflaaten verkogten, en de uitzinnig beid van hun, die ze kogten. De begrip pen van veele der oudfte cn fpitsvinnigffc Schoolgeleerden , die de leer wegens de Aflaaten hadden vastgefteld, waren thans in minagting gekoomen ; en de Schrif tuur, welke lutherus begon aan t< merken als de onfeilbaare regelmaat et toctsfteen des Geloofs, verfchafte geënt aanmoediging aan een zamenftclzcl, ' geen verderflijk was voor de natuurlijki gezonde Reden , en gefchikt om de ge wigtigfte zaaken in het Christelijk zamen ftelzel tot een louter klugtfpel te maaken Zijne driftige en geweldige geaartheic liet niet toe , zulke gewigtige ontdek kingen lang verborgen te houden , o een ftilzwijgende aanfehouwer te blijven ter De protestant* sche godsdienst* [ f  285 GODSDIENSTIGE Dt PROTESTANT SCHE GODSDIENST. terwijl hij zijne Landgenooten zag bedroogen worden. Van den predikftoel in de Groote Kerk te Wittemberg voer hij hevig uit tegen de ongeregeldheden van hun , die de Aflaaten Verkondigden. Mij ging zo verre, dat hij de natuur der leerftellingen , welke zij predikten , onderzogt, en het volk onder het oog bragt het gevaar van , ten aanzien van de eeuwige zaligheid, zich tc verlaaten op andere middelen, dan die in Gods Woord waren voorgefchreeven. De ftoutheid en nieuwheid deezer begrippen wekte eene algemeene opmerking 5 aangepreezen wordende door het gezag van lutherus perfoonlijk karakter,ert voorgedraagen met eene volkbehaagende en overtuigende welfpreekendheid , maakten zij eenen diepen indruk op zijne toehoorders. Aangemoedigd dooide gunflige bejegening , welke zijné leerftellingen bij het volk ontmoetten, fchrecf hij aan ai.bertus, Keurvorst van Mentz en Aardsbisfehop van Maag-, denburg , aan wiens regtsgebied dat gedeelte van Saxen onderworpen was, eii voer geweldig uit tegen de valfche leerbegrippen en ongebonden zeden van de predikers der Aflaaten. Doch hij ondervondt dat die Kerkvoogd te veel belang hadt bij het gelukkig flaagen van deezert handel, om iets te onderneemen ter ver* hindêringe van deszelfs voortgang. Zijne volgende pooging was, de goed. keuring van geleerde Mannen te verwerven*  GESCHIEDENIS. 28? ven. Ten dien einde gaf hij in 't licht niet minder dan negenenvijftig onderfchei-: dene Stellingen , raakende dc beginzcls deiGodgeleerdheid. Deeze droeg hij voor, niet als volkomen vastgeftclde waarheden en van een ontwijfelbaar gezag, maar als onderwerpen van twijfelinge, onderzoek en redcwisfelinge. Hij bepaalde eenen dag, tegen welken hij de Geleerden uitnodigde , om zijne Hellingen of in eigen perfoon, of in gefchrift te beftrijden. Hij voegde hier nevens, plegtige betuigingen van zijnen eerbied voorden Apostolifchen Stoel, van zijne ondcrwerpinge aan deszelfs gezag , in gevalle de tegenwerpingen , tegen hem geopperd , ter zijner voldoeninge konden worden opgelost. Geen beftrijder verfcheen 'er op den geflelden tijd ; doch het gerugt zijner Stellingen verfpreidde zich door geheel Duitschland met den uiterllen fpoed. Met de grootfle gretigheid wierden zij geleezen; alles bewonderde de ftoutheid van den Man, die het hadt durven waagen , in twijfel te trekken de volheid der Pauslijke Magt, en de Dominikaancn aan te tasten , gewapend met alle de magt van het gezag der Inquifitie. De Augustijner Monniken, de Kloosterbroeders van lutherus, hoewel met geene minder gedienftigheid en gezeggelijkheid, dan de overige Kloosterdweepers , aan de Pauslijke magt verknogt, fielden zich niet te weer tegen de verfpref ding van deeze ongewoone begrippen. Dooi De >ROTEiTANT» iCHE 30ds- MENSTa  ï>e PROTESTANTSCHEGODSDIENST. 288 GODSDIENSTIGE Door zijne godsvrugt en geleerdheid hadt lutherus een ongemeen gezag onder zijne broederen verworven. Hij betuig de, uit beweegreden, ons onbekend, den hoogften eerbied voor 's Paufen gezag; en, waarfchijnlijk, waren, ten dien tijde, zijne betuigingen oprecht. En gelijk 'er eene heimelijke vijandfchap, uit belang cn naijver gebooren, onder alle de Klooster^ Orden in de Roomfche Kerk plaats heeft, dus fchiepen de Augustijner Monniken ongemeen behaagen in zijn uitvaaren tegen de Dominikaanen ; zij hoopten, hen eenmaal het voorwerp van den haat en de veragtinge des volks te zullen zien worde. Ook was zijn Vorst, de Keurvorst van Saxen, ten deezen tijde de wijsfle Prins van Saxen, niet weinig voldaan over de hinderpaalen, welke lutherus flelde tegen de afkondiging der Aflaaten. Heimelijk begunftigde hij zijne pooging, ert vleide zich, dat de gefchillen tusfehen de Geestlijken een teugel zouden ftellen aan de poogingen van het Roomfche Hof, welke de waereldlijke Vorften , langen tijd, zonder een gelukkigen uitflag,hadden ge' tragt te verijdelen. Eene menigte van moedige Kampveg* ters traden eerlang in het ftrijdperk, ter verdeediginge van leerbegrippen, op welke de rijkdom , de magt en het aanzien der Kerke gebouwd waren, tegen de Stel* lingen, door lutherus voorgedraagen. Onder deeze bevondt zich tetzel, eeft Man, wiens karakter wij reeds befchree. ven  GESCHIEDENIS. 289 ven hebben. Hij gaf in 't licht een even groot getal Stellingen als lutherus. 'Zij wierden verdeedigd met alle de drógredenkunftige loopjes eener valfche Redeneerkunde, door eckiüs ., een Godgeleerde , bchóorendc tot dc Hoofdkerk van yiugsbürg. Prïanias.j een Dominikaaner Monnik,, fchreef tegen lutherus, met alle de bitterheid eens Schoolgeleerden gefchil voerders. Doch de wijZe , op welke zij hunne zaak voorftonden i deedt kleine eere aan hunne redeneeringen. Lutherus ondernam het, zo wel de leer als de gevvoonte van het vcrleenen van Aflaaten te beftrijden \ met bewijsredenen, deels uit de gezondd Reden , 'deels uit de Schriftuure ontleend. Zij, daarentegen, ter onderfchraaginge van dezelve, bragten niets anders ter baane,dan de .gevoelens dcrSchoolgé jeerden, dc vastftellingen der Kanonijkc Wet, en de bcfluiten der Paüsfen; Uit, fpraaken van regters, zo partijdig en verdorven, voldceden niet aan dc gemeene Lceken, die zelf begonnen in twijfel te trekken liet gezag deezer eerwaardige Leidslieden, toen het hun begon te blij ken, dat z'rj regelrecht óver ftonden teget de infpraak der Reden , en de voorftel lingen der Godlijke Wet. De nieuwigheden, welke zich in d< Leere van lutherus vertoonden, ei de geheele Oplettendheid van al het vol! zo zeer fcheenen te wekken , baarden midlerwijl, geene onrust of bekomme V. deel. T rin De PROTEST ANT5CHGGODSDIENST. t t 9 i 3  De PROTESTANTSCHEGODSDIENST. scjo GODSDIENST IG E ring aan het Roomfche Hof. Paus leo de X, zeer gefield op fchittercnde en uitgeleezene vermaaklijkhcdcn, het hoofd vol hebbende van wijdflrekkende Staatkundige ontwerpen, zich niet bemoeiende met de gefchillen der Kerkdijken , en genegen om dezelve te veragten , bef'chouwde, met de verregaan dfle onverfchilligheid, de werkzaamheden eens onbekenden Kloosterlings, die, in het hart van Duitschland, een fchoolgeleerdcn twist voerde, in een barbaarfchen flijl. Luttel vermoedde hij, of kon lutherus zelve droomen, dat de uitwcrkzcls van deezen twist een heilloozen uitflag zouden hebben voorden Roomfchen Zetel. Leo flclde alles op rekening van vijandfehap en naijver tusfehen de Monniken , en fchcen genegen, zich met het gefchil niet te bemoeien , maar de Augustijnen en Dominikaanen, met hunne gewoonc hevigheid over de zaak te laaten kibbelen. ° ' De aanzoeken en vertoogen, cgtcr, der vijanden van lutherus, in verregaande woede ontflokcn, door de floutmocdigheid en flrcngheid, met welke hij hunne fchnften hekelde, nevens de verbaazende voortgangen, welke zijne begrippen , in verfcheiden gewesten van Duttschland, maakten, wekten, ten langen laatile, de aandagt van het Roomfche Hof en noodzaakten leo, maatregels te bc' raamen tot veiligheid der Kerke , tegen eenen aanval , welke nu een te erniïig voorkoomen hadt om veragt te worden. Om'  GESCHIEDENIS. &91 Öm deeze reden dagvaarde hij lutherus, om binnen den tijd van zestig dagen te vcrfchijr.cn te Rome, voorden Verhoorder van zijne Kamer ; prianias wierdt te-! gen den zelfden tijd gedagvaard, om zijne ^ Stellingen tc verdcedigen. Ten zelfden tijde fchreef de Paus aan den Keurvorst van Saxen, met verzoek om geene befcherming te verkenen aan ten Man, welks Ketterfche cn openbaare begrippen zo aanfloorelijk waren voor godvrugtigc ooren. Aan den Provinciaal der Augustijnen beval hij , door zijn ge^ zag, den mond te itoppen aan eenen trotfchen cn vermctelcn Monnik, die de Augustijner Orde met oneere bedekte , ert in de geheele Kerk ergernis en onrust baarde. Uit den inhoud deezer Brieven, als mede uit dc aanïtelling van eenen Rcgter,Zó vooringenomen en partijdig als prianias, kon Lutherus ligtelijk opmaaken, hoedanig een vonnis hij te Rome hadde te wagtcn. Öm deze reden betuigde hij zijn verlangen , dat zijne zaak in Duitschland, cn voor eenen min verdagten Regtbank j mogt onderzogt worden. De Univerfiteit van Wiltenberg, bekommerd over de veiligheid van eenen Man, die haar tot zo groot een fieraad verflrekte, zóndt brieven aan den Paus* en naa het voordraagen van verfcheiden voorwendsels, om lutherus Van het verfchijnen te Rome tc verontfchuldigen j Verzogt zij leo, het onderzoek zijnet: Ta Eeë- PROTE- iTANT- iCHE JODS- )IË.\'ST;  292 GODSDIENSTIGE Dt PROTESTANTSC HE GODSDIENST. I Leere te willen ovcrlaaten aan eenige mannen van geleerdheid en aanzien in Duitschland. Dc Keurvorst van Saxen, zijn Vorst, verzogt de zelfde gunst van 's Pausfen Legaat op den Rijksdag tcAugsburg. En vermids lutherus zelve, die, ten deezen tijde, 'er zo verre af was van eenig oogmerk te voeden om het Pauslijk gezag te ver vverpcn,dat hij zelf niet den geringften agterdogt voedde wegens deszelfs godlijken oorfprong,aanLEo eenen alleronderdaanigften brief hadt gefchrecven, waar in hij een onbepaalde bclieving van zijnen wille beloofde; dus Hemde de Paus in zo verre in alle deeze verzoeken, dat hij, tot het onderzoeken cn bcflisfen van de zaak van luthe rus, volle magt gaf aan zijnen Legaat in Duitschland, den Kardinaal ca jet anus, een Dominikaan; beroemd om zijne Schoolgeleerdheid, en een ijverig aankleever cn vooritander van den Roomfchen Zetel. Lu The rus, hoewel hij voldoende reden hadde om eenen Regtcr te wraaken, uit het midden zijner openbaare en erkende vijanden gekoozen, maakte,nogthans, geene zwaarighcid om voor cajetamjs te verfchijnen ; naa vrijgeleibrieven van den Keizer te hebben ontvangen , toog hij op ftaandenvoet op weg mAugsburg. De Kardinaal ontving hem met voegzaatnen eerbied, en tragte in 't eerst hem in djne belangen over te haaien, door eene mnzaame behandeling; doch het beneden le waardigheid van zijnen ftand rekenende,  GESCHIEDENIS. 293 de, met hem in een ftaatelijk twistgeding te treeden,eischte hij van hem,uit kragt van de Apostoliiche magt, met welke hij bekleed was , te herroepen de dwaalingen, welke hij hadt verfpreid, ten opzigte van de Aflaaten, en de natuur van het Geloove ; als mede , zich in het toekoomende tc wagten voor dc verkondiging van nieuwe en gevaarlijke begrippen. Lutherus, volkomen overtuigd van de waarheid zijner leerftellingen, en bevestigd in het geloof van dezelve,door de goedkeuring, welke zij ontmoet hadden , onder perfoonen, beroemd om hunne geleerdheid en godsvrugt,ftondt verbaasd over deeze fpoedig gewagmaaking van herroepinge, eer 'er nog eenige poogingen waren aangewend om hem te overtuigen dat hij dwaalde. Hij vleide zich zeiven, in eene zamenkomst en onderhandeling , over de Hukken , welke in gefchil ftonden, met eenen Kerkvoogd van de fchitterendfte bekwaamheden, te zullen in ftaat zijn om uit den weg te ruimen verfcheiden dier aantijgingen , met welke de onkunde of de boosheid zijner vijanden hem gebrandmerkt hadt. Doch de hooge toon van gezag, welken de Kardinaal aannam , vernietigde , op eenmaal, alle hoop van deezen aart, en benam hem alle waarfchijnlijk. heid, uit deeze zamenkomst eenig voordeel te zullen trekken. Nogthans verliet hem zijne aangeboorene onverzaagdheid niet. Hij verklaarde, met de uiterfte T 3 kloek- D* protestant*sche god.sdienst,  De PROTESTANT;SCHEGODSDIENST %?4 GODSDIENSTIGE kloekzinnigheid , met geen goed gewcetcn te kunnen verzaaken leerbegrippen, welke hij geloofde waar tc zijn; e'n dat geenerhande bedenking hem ooit zou overhaaien om iets te doen , 't geen in zich . zelve zo lafhartig, en zo mishaaglijk bij God zou weezen. Ten zelfden tijde volhardde hij bij de betuigingen van geen minder eerbied voor het Pauslijk gezag,dan hij voormaals hadt gedaan, cn gaf te kennen zijn ernftig verlangen, dat de geheele twist beflist mogt worden door de uitfpraak van verfcheiden ynivcrliteitcn ; beloovende, tevens, nimmer te zullen fchrijven of prediken tegen dc Aflaaten, mids zijne tcgcnflrccvers aflieten van de voordeden derzelver te prediken. Vcelligt zullen zommigen het vreemd oordeden, die in aanmerking necmen de Eeuw, in welke lutherus 't eerst openlijk te voorfchijn tradt,als mede zijne kloekmoedige verdcediging van de waarheden des Euangeliums, en zijne ernftigc tegenkanting van de Pauslijke inkruipmgen, dat hij zijne zaak onderwierp aan het onderzoek van de Leeraaren der Univcrfiteitcn , die niet beter dan luijaarts waren , gewoon om in Kloosters te leeven, en ten allen tijde gehoorzaam aan de hoomsch-Katholijke magt. Men antwoordt hierop, dat hoewel de dageraad der Geleerdheid toenmaals, begon haare leevenwekkende en verkwikkende ftraalen te verfprcidcn over de waereld, in duisternis?  GESCHIEDENIS. 295 nis cn onkunde verzonken,zij, nogthans, dien ftaat van volmaaktheid niet hadt bereikt, dat zij alle vooroordeelen hadt verd ree ven. 't Was het rampzalig begrip der menfchen in die donkere eeuwen,dat hier of elders de onfeilbaarheid huisveste onder dc menfchen , ter bewaaringe en handhaavingc van den Christlijken Godsdienst, 't Was hun niet genoeg, zich te verlaaten op de Godlijke belofte, maar zij zagen uit naar onfeilbaarheid onder hen zelve. Eenigcn ftelden dezelve in dePausfen, zommigen in de Algemeene Kerkvergaderingen , anderen in de Univerfiteiten; zij bedagten niet, dat God nimmer eene magt van deezen aart heeft opgedraagen aan deezen of geenen mensch, noch ook aan eenig Genootfchap van menfchen. 't Was het gebrek der tijden, niet het gebrek van den eenen of andere mensch in 't bijzonder. Doch om voort te gaan met ons verhaal. Niettegenftaande, volgens de maate en uitgebreidheid des menschlijken verftands in die Eeuwe , de voorflagen van lutherus in allen opzigte redelijk waren, nogthans wees cajetanus dezelve van de hand, en drong ftellig aan op eene eenvoudige herroeping ; dreigende hem met de Kerkelijke tuchtigingen, en hem verbiedende , immer in zijne tegenwoordigheid te verfchijnen', 't en zij hij oogenblikkelijk bewilligde in't geen hij herr bevolen hadt. Deeze hoogmoedige er gewelddadige handelingen, gepaard mei * T 4 ver De protestant? sche Godsdienst.  Be PUOTESTA N T - SC HE Gnns- i 1 ( I ( e ti i 295 GODSDIENSTIGE verfcheiden andere omftandigheden, ven. lèhafteo aan de vrienden van luthir us zulke kragtige redenen om te vermoeden , dat zelfs het Keizerlijke Vrijgeleide niet zou tn ftaat zijn om hem tegen de magt en het misnoegen van den Legaat tc be. veihgen, dat zij hem bevvoogen, Aütiburg heimelijk te verlaaten , en weder te keeren na zijn Vaderland. In gevolge van eene gewoonte, egter, welke langen tijd hadt plaats gehad op alle -Rijksdagen van bet Dmtfche Keizerrijk, cn de algeraeene Kerkvergaderingen, fteldehij, nog vóór Zijn vertrek , eene plegtige beroeping op van het gedrag des tegenwoordigen Paus op deszelfs opvolger, welken hij geloofde. beter onderricht, cn aandagtiger op zijne zaak te zullen weezen. ' Ga jet anus, die een rechtfehapen dweeper was, in arren moede ontdoken over hetonverwagt vertrek van lutherus, en over dc uitgave van zijne bcrocpinge, fchreef brieven aan den Keurvorst van 6axen, m welke hij over 't een en inder klaagde, en op hem begeerde, zo icf als hij den vrede der Kerke , en het ^ezag van den Paus hadt, dien muitzuchten Monnik gevankelijk na Rome te zenlen , of althans hem uit zijne hcerfchapajen te bannen. p 't Gefchiedde, ondertusfchen, niet uit godgeleerde beweegredenen , dat freer ik, Keurvorst van Saxen, tot nog ^Lü.,TH^RLTS ondei' ziJne belcherminl -dt gehouden ; hij fchijnt onbedreeven _ ge-  GESCHIEDENIS. £97 geweest te zijn in deeze gefchillen, en in dezelve weinig belang gefield te hebben. Zijne befcherming ontflondt uit Staatkundige beweegredenen, en wierdt heimelijk en met omzigtigheid toegebragt. Nimmer hadt hij lutherus hooren prediken, noch zijne fchriften geleezen': en hoewel gantsch Duitschland weergalmde van zijne vermaardheid, nimmer hadt hij hem in zijne tegenwoordigheid toegelaaten. Doch, naa dit verzoek van den Kardinaal, wierdt het noodzaaklijk voor den Keurvorst , zijne voorgaande agterhoudendheid een weinig in te trekken. Groote kosten hadt hij gedaan, en veel vlijt bcfleed aan het oprechten eener nieuwe Univcrütcit ; en voorziende , welk een hcilloozen flag het vertrek van lutherus voor dien zetel van geleerdheid zijn zou, weigerde hij des Kardinaals verzoek in tc willigen. Hij flelde belang en nam deel in de veiligheid van lut h e r us, en begon zich voor een begunfliger van zijne leerflcllingen te vcrklaaren. De onbuigzaame flrenghcid, met welke cajetanu-S' aandrong op eene eenvoudige herroeping, verwekte groote ergernis bij de naavolgcrs van lutherus, in die Eeuwe, en is zedert, door verfcheiden Roomsch-Katholijke Schrijvers , als onvoorzigtig , afgekeurd ; doch , overeenkomflig met de natuur van zijnen last, kon de Kardinaal onmogelijk anders te werk gaan. De Regters , voor welke lutherus te Rome was gedagvaard. ï 5 brand- De PROTHSTANT" SCHE GODSDIENST,  De protestantsche Gods- DIENST. I I t { I l Ij n z i 298 GODSDIENSTIGE brandden zo zeer van verlangen om hunnen ijver tegen zijne dwaalingen te betoonen, dat zij, zonder den afloop van zestig dagen , in de dagvaarding hem toegeftaan, af te vvagtcn, hem reeds als eenen Ketter veroordeeld hadden. Paus leo de X hadt, in verfcheiden zijner brieven, hem gebrandmerkt als een kind der ongeregtigheid, als een mensch van een verworpen gemoed. Niets minder, derhal ven, dan eene eenvoudige herroeping was in ftaat om de eer der Kerke te handhaaven , van welke het een grondregel is , nimmer op te geeven het geringfte punt , welk zij eenmaal heeft vastgeftcld, en 't geen zelf in haare aanmatiging van onfeilbaarheid legt opgeflooten. Want indien eene Kerk nooit iets verkeerd kan doen, dan zou dc vernietiging van een haarer vastftellingen zo veel zijn, als eene erkentenis van haare feilbaarheid. Midlerwijl was de toeftand, in welken lutherus zich bcvondt, zodanig, dat iezclve cenigen anderen perfoon dendiep^aandften angst zou hebben aangejaagd. Hij :ag geene reden om te verwagtcn , dat en Vorst, zo omzigtig fchroomagtig als c Keurvorst frederik was , ten zijlen behoeve den donder der Kerke zou litdaagen, en de Pauslijke magt, welke ïcer dan eens verfcheiden der kloekloedigfte Duitfche Vorften hadt verplet, arren. Hij kende den eerbied , wele, ten dien tijde, aan de Kerkelijke be- flui-  GESCHIEDENIS. 299 fluiten wierdt betoond, den fchrik, welken de Kerkelijke tuchtigingen aanjaag-1 den , en hoe ligt dit alles konde invloed ! hebben op eenen Vorst , die eerder zijn j befchermer uit Staatkunde, dat zijn Leer- ] ling uit een beginzel van gemoedelijke overtuiginge was. Indien hij genoodzaakt wierdt Saxen te verlaaten, hadt hij geen vooruitziet,ib wat gedeelte der bewoon* de waereld hij eene fchuilplaats zou vinden , cn zou hij bloot ftaan aan de ftraffe, welke de woede of het bijgeloof zijner vijanden zou goedvinden hem aan te doen. Hoewel gevoelig voor zijn gevaar, vertoonde hij, nogthans, geene blijken van befchroomdheid of bczwijkinge, maar volhardde in het verdeedigen van zijn eigen gedrag cn leerbegrippen , cn uit te vaaren tegen die zijner vijanden , met fterker kragt van bewijsreden, dan hij dus lang hadt gedaan. In zo verre gedroeg lutherus, in dc daad, zich als een rechtfehapen held, en als iemand die wist, dat de waarheid altijd moet gehandhaafd worden, al ware het ook dat Mannen , meest vermaard om hunne heiligheid,zich vereenigden in het beftrijden van dezelve. Doch, gelijk ieder ftap , door het Roomfche Hof gedaan, bijzonderlijk het onregelmaatig vonnis, waar door hij, met zo veele verhaasting, voor een Ketter was verklaard, lutherus overtuigde dat leo de X wei baast tot de gewelddaadigfte maatregels tegen hem zou overflaan, dus nam hij dc toe De 'rote- tant- iCHE jODS- henst.  Be PR0TE" 6TANTSCHEGODSDIENST 300 GODSDIENSTIGE toevlugt tot het eenige redmiddel, 't welk hem nog was overgebleven , met oogmerkom het uitwerkzel van den Pauslijken Ban tc vo.orkoomen. Hij beriep zich op eene , Algcmeene Kerkvergadering, welke hij be. weerde dc perfoonverbeeldfter der Algemeene Kerke te weezen, en in magt verheven boven den Paus, die, een feilbaar mensch zijnde, kon dwaaien, even gelijk de H. petrus hadt gedwaald. Deeze beroeping van lutherus geeft ons een naargeestig denkbeeld van de gevoelens welke door het volk, in dieEcuwe, om', hclsd wierden. Waren de Algcmeene Kerk vergaderingen onfeilbaar? Het antwoord is klaarblijkelijk, niet onfeilbaarër dan de Pausfen zelve. Hadden alle de Algcmeene Kerkvergaderingen overcengcitemd in de zelfde begrippen , zou 'er eenige grond geweest zijn voor het gevoelen, makende derzelver onfeilbaarheid. Doch, daar het ccne bekende zaak is, dat de eene Al gemeene Kerkvergadering de andere heeft rn den Ban gedaan , waar zullen wij dan haare onfeilbaarheid vinden? Ja, Vis bekend , dat de Kerkvergadering van Trente welke , eenigen tïjd naa den dood van lutherus, zamenkwam, niet alleen alle de leerftellrngen, welke van de Proteftanten omhelsd worden , veroordeelde maar daarenboven eenige nieuwe Léeringen bckragtigde, welke, vóórdien tijd ils twijfelagtig en aan gefchil onderworpen , wierden aangemerkt. Het bleek wel haast, dat lutherus geene  GESCHIEDENIS. 301 ne ongegronde gisfingen hadt gemaakt ten opzigte van de gezindheid van het Roomfche Hof. Eene Bulle, die eene vroeger dagtekening droeg dan zijne beroeping, wierdt door den Paus afgekondigd, in welke melding wierdt gemaakt van de kragten en voordeden der Aflaaten, in bewoordingen, niet minder buitenfpoorig, dan eenige zijner Voorzaatén hadden durven gebruiken , zelf in de vroegftc Eeuwen. Zonder zich te bedienen van de voorwendzclen , of zulke vergunningen toe tc ftaan , als de omftandigheid des tijds zou hebben kunnen fchijnen te vorderen, eischte hij dat alle Christenen de toeftemming zouden geeven aan hetgeen hij hadt voorgedraagen als dc Leer der Katholijke Kerke , en verklaarde dat allen , welke eenige andere begrippen voedden , zouden geftraft worden met de ftrengfte Kerkelijke tuchtigingen. Weinig indruks maakte deeze Bulle op de naavolgers van lutherus, die dezelve in haar waare licht befchouwden, te wecten, als een werk^ tuig om penningen tc verzamelen ter onderfchraaginge der Pauslijke buitenfpoorigheden. "Ten deezen tijde gebeurde 'er eene zaak, zeer voordcelig voor Lutherus; dit was het overlijden van Keizer maximilianus , die door belang en eigen overtuiging wierdt genoopt ter handhaavingc van het aanzien der Roomfche Kerke. In gevolge van deeze gebcurtenisfe, wierdt de magt en het aanzien de: Be ?rotestant- iCHÉ Godsdienst.  De pr0testantsche Godsdienst. t i 302 GODSDIENSTIGE des Keur vors ts van Saxen merkelijk uitgebreid; en lutherus leefde, onder zijne befcherming, niet alleen in vrede, maar zijne leerftelüngen wierden bijkans door het geheele Keizerrijk verfpreid. Geduurende de tusfchenregecring, vóór dat 'er een nieuwe Keizer verkoozen was , begon het Roomfche Hof te bedenken, dat de toeneemende Ketterij van Lutherus de ondergang der Kerke zijn zou. Leo de X, die thans op den Paushjken Stoel zat , was een Maft van de waereld ; bij maakte veel werks van vertooningen en vrolijkheid , doch verftondt niets van den Godsdienst. Hij was een wellustige en ligtmis, in den cigcnliiken zin des woords; cn indien wij voltaire mogen gelooven,ftierf hij aan de Venus - ziekte. Leo wist niet, hoedanig hij, in den tcgenwoordigen toeftand Vm zaaken , zich haddc te gedraagen Hij nadt eenen aanftoot gegecven aan de Duitjchers , en aan verfcheiden andere Christen Natiën, door het uitdeden der1 Aflaaten op de allerergerlijkfte wijze Feri arme Monnik hadt zich openlijk verklaard voor dc verdeediging van GodsdicnftiVe vrijheid; en een aanzienclijk getal menIchen , die tnans de oogen fchecnen te openen, hadden verklaard, dat indien dë afkondiging der Aflaaten niet wierdt in getrokken, zij zich voor lutherus Jouden verklaaren. Aangemoedigd door le onderfchraaging, welke hij, bij deeze doekmoedige landgenooten ontmoette , be*  GESCHIEDENIS. 303 begon lutherus verder te gaan , en zelf het godlijk gezag des Pauslijken Zetels in twijfel te trekken. Te Leipzig wierdt hier over een openbaar twistgeding gehouden; waar van de uitüag was, dat eene breuk met het Roomfche Hof als noodzaaldijk wierdt geoordeeld. Het bleef niet bij deezen geest van tegenkantinge tegen de lcerftellingen en overweldigingen der Roomfche Kerke; dezelve openbaarde zich , ten zelfde tijde , in verfcheiden andere gewesten van Duitschland. Een aanval, niet minder geweldig, cn door de zelfde oorzaaken te wege gebragt , wierdt, omtrent deezen tijd, op dezelve gedaan in Zwitzerland. De Franciskaanen gelastigd tot het verkoopen der Aflaaten in dat gewest, volvoerden hunnen last met de zelfde onbefcheidenheid en roofzucht, welke de Domlnikaanen in Duitschland zo gehaat ge. maakt hadden. Nogthans gingen zij voort, met eenen nooit afgebrookenen voorfpoed, totdat zij in Zurich aankwamen Zwinglius , een Man, die, in ij vei en onverzaagdheid, voor lutheru; niet behoefde te wijken, waagde het hie; om dezelve te beftrijden; bezield wordend< door eene Republikeinfche onverzaagd heid, en bevrijd van de banden,aan wel ke de onderwerping aan de wet van zij nen Vorst den Duitfchen Kerkhervormei boeide, tradt hij voort met ftoute en rasfe fchreden, om het geheele gebouw van der vastgeftelden Godsdienst om verre te wer pen De PKOTE- * STANT- scue Godsdienst.  . De protestantschegodsdienst. 304 GODSDIENSTIGE pen. De verfcbijning van zulk een wakkeren helper, en de opgang, welken hij maakte, diende, in 't eerst, tot ftoffe van groote vreugde voor luthekus} hoewel, van den anderen kant, dc uitfpraaken derUniyerfitcitcn van Keulen crt Leuven, welke zijne gevoelens voor dwaal lende verklaarden, ftoffe ter zegevieringe aan zijne vijanden uitleverden. Doch de onbetoomde geest van lutherus verzamelde nieuwen moed en wakkerheid uit allerleien tegenfpoei; en zijne onderzoekingen en aanvallen van de eene leerftelling tot dc andere uitbreidende , begon hij aan te tasten dc eerfte grondllagen,op welke de rijkdom of magt der Roomfche Kerke was gebouwd. PauÜ eeo wierdt ten langen laatfte overtuigd; dat alle middelen, om hem door verdraagzaamheid te recht te brengen, vrugtloos waren. Verfcheiden Kerkvoogden voeren geweldig uit tegen 's Pausien zagtheid , zonder in aanmerking te neemen j dat hij niets kon verrigtfen tegen lutherus, zonder de medewerking der Duitfche Vorften; cn bij zommigen van dcczè was het Roomfche Hof verdagt geworden; De Paus wierdt , als 't ware , uit zijne fluimcring gewekt > en hij begon eenig vertrouwen tc ftcllen in den nieuw verkooren Keizer kareldenV; hij geloofde tevens, dat de Keurvorst van Saxen niet zo blind zou zijn voor zijne belangen j dat hij zijne befcherming verleende aan een onverbeterlijken Ketter, die nu drie jaa-  GESCHIEDENIS. 305 jaaren lang den vrede der Kerke hadt geftoord, in tegendelling van de Kerkelijke Kanons , de befluiten van Algcmeene Kerkvergaderingen , de brieven of vastdellingent door de Pausfen gezonden , cn dc gevoelens der Leeraaren aan de vermaardde Univerfiteitcm Dikmaals vergaderde het Genootfchap der Kardinaalen, ten einde om het vonnis met alle mogelijke omzigtigheid op te maaken ; en de bekwaamde Kerkelijke Regtsgeleerden wierden geraadpleegd, hoe het in woorden, aan de minde uitzondering onderhevig, best konde worden uitge drukt. Eindelijk wierdt, op den Vijftien den van Zomermaand des jaars 1520, de Bulle, zo heilloos voor de Roomfche Kerk. afgekondigd. Eenenveertig Stellingen. getrokken uit de Werken van luthe rus, wierden in dezelve veroordeeld,al: kettersch , aandootelijk en ergerniswek kende voor godvrugtige ooren. Aan al len en eenen iegelijk wierdt verbooden, zij ne fchriften te leczen, op draffe van dei Ban; en de zulken, die eenige van dezel ve in bewaaring hadden , wierden gelas dezelve aan de vlammen op te offeren. Ja hij zelve, indien hij, binnen den tijd va: zestig dagen , zijne dwaalingen niet her riep , moest in den Ban gedaan, en over geleverd worden aan den Satan tot vei dervinge des vleeschs. Aan alle waereld lijke Vorden wierdt bevolen, onder be dreiging van de zelfde draffe , zich va zijn perfoon te verzekeren,opdat hij mo{ V, deel. V g< Dt PR.OTE SÏANT. SCHE GODSDIENST. i t c * 1 n ;c  De PROTEST ANTSCIIEGODSDIENST. 306 GODSDIENSTIGE geftraft worden in zulker voege,als zijne misdaaden verdiend hadden. Verfchillende aandoeningen verwekte de afkondiging van deeze Bulle , in onderfcheiden oorden van Duitschland,. De , vijanden van lutherus verheugden zich, even als of zijn aanhang en leerbegrippen, door zulk een beflisfenden flag, op eenmaal ter aarde geveld waren. Zijne naavolgers , wier eerbied voor het Paushjk gezag van dag tot dag begon te verminderen , lazen l e o's Banblixems met meerder verontwaardiginge dan fchrik. In zommige Heden kantte zich het volk gewelddaadiglijk tegen de afkondiging der Bulle; elders wierden die geenen, welke de afkondiging ondernamen, met veragting behandeld. De Bulle zelve wierdt in Hukken gefcheurd en met voeten getreeden. Al eenigen tijd hadt lutherus dit vonnis te gemoet gezien; doch, toen het nu met 'er daad voor 't licht kwam, jaagde het hem geen de minfte vreeze aan Verheeven boven alle Kerkelijke dreigementen, zegepraalde zijn gemoed, en hij fteeg te hooger, naar gelange zijne vijanden zich bcnaarftigden om hem te doen daalen. Overeenkomftig met het wanbegrip der Eeuwe, vernieuwde hij zijne beroeping op eene Algcmeene Kerkvergadering, en gaf in 't licht eenige aanmerkingen op de Pauslijke Bulle. Zeker is het, dat men, in deeze aanmerkingen , ontnoet een goed deel Schoolgeleerde wartaal,  GESCHIEDENIS. 307 taal, meestal ontleend uit de Schriften van augustinus. Doch, gelijk wij reeds hebben aangemerkt, dit was meer de fchuld der tijden dan die van den fchrijver. De Geleerdheid liep toenmaals aan den leiband; en de verfoeielijke wartaal der Schoolfche Godgeleerdheid hadt naauwlijks eenig gezond verftand in de waereld gelaaten. Lutherus toonde, in dat geval, een Man van vernuft te weezen; en zonder eenige blijken te vertoonen van die laaghartige, fchroomvallige trotsheden, zo bijzonder eigen aan de laagheid der huichelaaren, behieldt hij eene verhevenheid van begrippen , welke zijner naagedagtenisfe , door alle tijden , tot eere zal verftrekken. Hij hadt te doen met het gantfche gewigt der Pauslijke magt, en hem waren niet onbekend, de onkunde en de vooroordeelen zijner eigen landgenooten. Gelijk de Paus bevolen hadt , dat de Schriften van lutherus te Rome zouden verbrand worden, dusriep deeze onver» zaagde held de leden der Wittenbergfche Univerfiteit te zamen. Op eene ftaatelijke wijze wierpen zij de Pauslijke Bulle in de vlammen. Door verfcheiden fteden in Duitschland wierdt dit voorbeeld naagevolgd. Meer zarrende, dan de daad zelve , was de wijze, op welke hij dit bedrijf zogt te verdeedigen. Uit de Kahonikaale wet verzamelde hij eenige van de buitenfpoorigfte Stellingen, raakende de V 2 vol- De PRÓTE-* STANTSCHEGODSDIENST.  De PROTESTANTSCHEGODSDIENST. ( i 1 ( 308 GODSDIENSTIGE volheid der magt en het onbepaalde gezag der Pausfen,en de ondergcfchiktheid van alle mindere Geestlijken aan hem in het Kerkelijk regtsgebied. Nevens deeze voegde hij eenige aanmerkingen , welke de magt der Roomfche Kerke eene gevoelige neep gaven , omdat zij gerigt waren om de burgerlijke magt te onderwijzen. Zodanig was de opgang, welken lutherus hadt gemaakt, en zodanig was de toeftand van zijnen Aanhang, ten tijde als kar el de V tot Keizer van het Duitfche Rijk wierdt verkoozen. Geen waereldlijk Vorst hadt, tot nog toe, de begrippen van lutherus aangenomen ; geene verandering was 'er ingevoerd in den vastgeftelden Godsdienst; geene inbreuken waren 'er, tot nog toe, gemaakt op de inkomften of vastigheden der Geestlijkheid. Geen Aanhang hadt zich dus lang openlijk verklaard ; en het gefchil, hoewel het , van beide zijden, met groote hevigheid en drift wierdt uitgehouden, wierdt bij aanhoudenheid gevoerd bij wijze van redentwistcn. Nogthans hadt de zaak een diepen iniruk gemaakt op de gemoederen des volks • deszelfs eerbied voor aloude leerftellin?en en inzettingen wierdt aan bet wancelen gebragt, en de brandftorTcn waren ;inds en verre verfpreid, welke de vlamne veroorzaakten,die eerlang uit gantsch Duitschland opging. Uit alle provinciën /an hetKeizerrijk fchoolden Studenten op ie Univerfiteit van Wittenlerg te zamen; zom-  GESCHIEDENIS. 309 zommigen van de grootftc Mannen, die een fieraad en eere van den Proteftantfchen Godsdienst geweest zijn , leiden hier de eerfte gronden hunner opvoedinge. Het veld voor Godgeleerde gefchillen wierdt nu geopend. De Pauslijke magt wierdt onder eene foort van bedwang gebragt. De menfchen begonnen op te merken, en, 't geen hun nog grootcr eere doet, zij begonnen hunne gevoelens vrijmoedig voor te draagen; iets, 't geen hunne Voorouders in geene duizend jaaren hadden durven doen. Het Roomfche Hof, midlerwijl, hoewel aan het hoofd van hetzelve een van deszelfs bekwaamfte Pausfen was, beraamde, nogthans , zijne ontwerpen niet mee die fchranderheid , noch volvoerde dezelve met die nooit aflaatende kloekmoedigheid , welke hetzelve langen tijd hadt doen dienen tot het volmaaktfte modél van Staatkundige Wijsheid , voor alle de Hoven van Europa. Ten tijde als l ut he rus zich tegen de Aflaaten begon te verzetten, lagen voor den Paus twee onderfcheidene middelen om tegen hem te handelen. Indien hij het eene middel hadt gekoozen , zou de onderneeming, veelligt, verijdeld, en indien het ander, misfehien, van geringe uitwerkinge zijn geworden. Indien de eerfte afwijking van lutherus van de leerftellingen der Kerke, op ftaanden voet, ware gevolgd geworden door het vonnis van den Ban , in desV 3 zelfs De PROTESTANTSCHEGODSDIENST.  De protestantsc he godsdienst. j j ] 1 r c 2 i l e % C 310 GODSDIENSTIGE zelfs volkomene uitgeftrektheid, zou de vreeze hier voor den Keurvorst van Saxen hebben kunnen te rugge houden van hem zijne befcherming te betoonen. Het volk zou hier door hebben kunnen worden afgefchrikt van het oor te leenen aai? zijne Redevoeringen. Lutherus zelve zou daar door bedremmeld hebben kunnen worden; en zijn naam, even gelijk die van veele andere braave en deugdzaame mannen , die vóór hem geleefd hadden, zou nu alleen bekend geweest zijn bij de waereld , door zijne welmeenende doch ontijdige pooging, om het bederf der Roomfche Kerke te geneezen. Of, van den anderen kant, indien de Paus al vroeg eenig misnoegen hadde laaten blijken tegen de ondeugden en buitenfpoorigheden der zulken, die te werk gefield waren Dm de Aflaaten te prediken ; indien hij hadde verbooden het gewag maaken van jefchilftukken in bijzondere zamenfpraafen; indien hij den gefchil voerenden van meerkanten ftilzwijgen hadde opgeleid; ndien hij de voorzigtigheid hadde gebruikt, iet gezag der Kerke niet in dc. waagfchaal e ftellen , door te bepaalen 't geen ïen tot nog toe onbepaald hadt gelaaten: lanzou lutherus, waarfchijnlijk, bij ïjne eerfte ontdekkingen hebben blijven rilftaan. Hij zou zich wel gewagt heben om op zijne eigen vlerken te drijven; n het geheele gefchil zou, waarfchijnjk, ongevoelig hebben uitgefleeten; of, ;niglijk tot de Schooien bepaald zijnde, zou  GESCHIEDENIS. 311 zou het hebben kunnen gevoerd worden met even weinig nadeels voor den vrede en de eenigheid der Kerke , als het gefchil , welk de Franciskaanen en Dominikaanen tegen elkander voeren over de onbevlekte Ontvankenis, of 't welk tusfehen de Janfenisten en de Jezuiten in gefchil flaat, over de werking der Genade. Doch leo , tusfehen deeze twee tegenoverftaandc middelen dobberende , en nu het een, dan het ander omhelzende, vernietigde de uitwerkzels van beiden. Door eene onvoegzaame gezagoeffening, wierdt lutherus verbitterd,maar niet beteugeld. Door eene kwalijk geplaatftc betooning van zagtheid, wierdt aan zijne gevoelens de tijd gegeeven om zich te verfpreiden , maar geen voortgang gemaakt om hem met de Kerk te verzoenen. Zelf het Banvonnis , 't welk, in andere omftandigheden , beflisfend zou hebben kunnen weczen , wierdt zo lang intgefteld , dat het, ten langen laatfte , naauwlijks een voorwerp van verfchrikkinge was. Zulk eene opcénftapcling van misdagen, in de maatregels van een Hof, 't welk zelden kon betigt wórden met het over 't hoofd zien van zijn eigen waar belang, verdient niet meer onze verbaazing, dan de wijsheid, welke in het gedrag van lutherus doorftraalde. Hoewel volftrekt onbedreeven in de grondregels van menschlijke voorzigtigheid,, enT V 4 door De PROTEST ANTSCHfeGODSDIENST.  3i2 GODSDIENSTIGE De PROTESTANTgCHEGODSPIENST. door de heftigheid zijne geaartheid , onbekwaam om dezelve in agt te neemen, wierdt hij, door dc wijze, op welke hij zijne ontdekkingen hadt gedaan , eigenaartig geleid om zijne werkzaamheden voort te zetten, op eene wijze, welke meer hielp om dezelve gelukkig te doen flaagen , dan indien elke flap, welken hij deedt, hem ware voorgefchreeven geworden door de fijnst uitgeploozene Staatkundige wijsheid. Ten tijde als hij zich tegen tetzel begon te verklaaren, hadt hij nog in 't geheel geenen inval gehad omtrent de Kerkhervorming, welke hij naderhand uitwerkte; van vreeze zou hij gezidderd hebben , op de gedagten van hetgeen, in welks volvoeringe hij in 't einde zijnen roem flelde. De kennis der waarheid wierdt niet op éénmaal, door eene bijzondere openbaaring , in zijn gemoed uitgeflort; hij verkreeg dezelve door naarfligheid en overdenking : zijne vorderingen waren , diensvolgens, langzaam. De leerflellingen van het Pausdom zijn zo vast zamengchegt en als in elkander geweeven, dat het ontvouwen van de eene dwaalinge hem eigenaartig leide totdo ontdekking van eene andere. Alle de ftukken van dit kunstgebouw hangen zo wel zamen, dat het aanraaken van één deel de grondflagen van alle de overigen deedt wankelen, en de afbreuk zo veel te gemaklijker maakte. In de wederlegging van de buitenfpoorige begrippen wegens de Af-  GESCHIEDENIS. 313 Aflaaten , was hij verpligt in een onderzoek te treeden na de waare oorzaak onzer regtvaardiginge en aanneeminge bij God. Het verftand hier van openbaarde hem allengskens de nutteloosheid van pelgrimaadjen en boetedoeningen ; de ijdelhcid van zich tc verlaaten op de tusfehenfpraak der Heiligen ; de godloosheid van het aanbidden van dezelven; de misbruiken van de Biegt; cn de harsfenbeeldige aanweczigheid van het Vaagevuur. De ontdekking van zo veele dwaalingen gaf hem vervolgens aanleiding ter befchouwingc van het karakter der Gcestlijkheid, die dezelve verkondigde; derzelver overgrootcn rijkdom; de ftrenge aanbeveciing van den ongehuwden ftaat en de ondraaglijke hardigheid der Kloostergeloften befchouwdc hij als de voornaame bronnen van het zedenbederf, 't welk onder haar heerschtc. Niet meer dan ééncn ftap hadt hij te doen , om in twijfel tc trekken, den godlijken oorfprong der Pauslijke magt, welke zulk een zamenftclzel van dwaalingcn wettigde cn fchraagde. Als een onvermijdelijk gevolg van dit alles, verwierp hij de onfeilbaarheid van den Paus , dc beflisfingen der Schoolgeleerden, en allen ander mcnschlijk gezag, en beriep zich op het Woord Gods, als de eenige regelmaat en bron van Godgeleerde Waarheid. Aan deeze trapswijze vorderingen was lutherus zijnen opgang verfchuldigd. Zijne toehoorders wierden in den beginne niet geërgerd, V 5 door PROTE5ÏANT5CHHGODSDIENST.  De PROTESTANTÊCI1EGODSDIENST. 314 GODSDIENSTIGE door eenige Helling, te zeer ftrijdig tegen hunne aloude vooroordeelen, of te verre afwijkende van de vastgeftelde leerbegrippen. Ongevoelig wierden zij van de eene leeringe tot de andere geleid. Hun geloof en overtuiging konden zich met zijne ontdekkingen vereenigen. Aan de zelfde oorzaak moet worden toegefchreeven de onoplettendheid , zelf de onverfchilligheid, met.welke leo de eerfte maatregels van lutherus befchouwde. Een regelrechte of gewclddaadige aanval op het gezag der Kerke zou op éénmaal op hem hebben doen ncderdaalen, het geheele gewigt van derzelver wraakoeffeninge. Doch gelijk hij hier omtrent in 't geheel geenen inval hadt , gelijk hij langen tijd volhardde in de betuigingen van zijnen diepen eerbied voor den Paus, cn herhaalde aanbiedingen deedt van onderwcrpinge aan deszelfs uitfpraaken , fchcen 'er zich geene reden te openbaaren om te vermoeden, dat hij de vcroorzaakcr eener volkoomene omwentelinge zou worden. Men liet hem van ftap tot ftap voortgaan, in het ondermijnen van het gebouw der Kerke, tot dat het ftcunmiddcl, 't welk eindelijk wierdt toegcbragt, te laat kwam, om eenige uitwerking voort te brengen. Doch , welke voordeden de zaak van lutherus ook ontmoette, 't zij van de misflagen zijner vijanden, of van zijn eigen voorzigtig gedrag, de fpoedige voortgangen der ftevige vastftellinge zijner  GESCHIEDENIS. 315 ner leerbegrippen moeten hier aan niet alleen worden toegefchreeven. De zelfde gebreken , in de Roomfche Kerk, welke hij veroordeelde, waren, al lang voor dat hij gebooren wierdt, beflreeden; de zelfde begrippen, welke hij nu verfpreidde, waren, in verfcheiden gewesten, verkondigd , en door de zelfde bewijsredenen gefchraagd. Petrus waldus, in de Twaalfde Eeuwe , wickliff , in de Veertiende, en joannes hus, in de Vijftiende Eeuwe , hadden , met groote ftoutmoedighetd, uitgevaaren tegen de dwaalingen van het Pausdom, en dezelve wederleid, met meer vernufts en geleerdheids, dan men zou hebben kunnen verwagten van de ongeletterde tijden , in welke zij bloeiden. Doch alle deeze vroegtijdige poogingen, tot het te wege brengen cener Hervorminge, mislukten, Zulke flaauwe lichten , onbekwaam om de duisternis te verdrijven, welke toenmaals de Kerk bedekte, wierden fpoedig uitgcbluscht; en hoewel de leerftellingen deezer godvrugtige Mannen eenige uitwcrkzels hadden, en eenige fpooren naalietcn , in de landen, in welke zij predikten, zij waren, nogthans, niet zeer uitgebreid noch aanmerkelijk. Verfcheiden veel vermogende oorzaaken fpanden te zamen. tot het gemaklijk maaken van den opgang van lutherus: oorzaak en, welke of niet in weezen waren , of niet in haare volle kragt in die dagen werkten, In het hachelijk en rijp ge- De PROTEST NTSCHEGOD* DIENST.  De PROTESTANTSCHEGODSDIENST, 316 GODSDIENSTIGE geworden oogenblik, waar in hij zich vertoonde, hepen allerlei omftandigheden te zamen, om eiken ftap, welken hij deedt, gelukkig te doen flaagen. De langduurigeen ergerlijke fcheuring, _ welke de Kerk verdeelde, geduurende het Jaatfte gedeelte der Veertiende, cn het begin der Vijftiende Eeuwe , was van veele kragt ter verminderinge van den eerbied,met welken de waereld zints Jan? gewoon was, de Pauslijke waardigheid te befchouwen. Twee of drie twistvcerende Pausfen, op den zelfden tijd door Europa omzwervende , de Vorften op. ftookende, welke zij in hunne belangen wenschten over te haaien; de Janden uit. zuigende, die hun gezag erkenden; hunnc mededingers met den Banblixem flaande, en vervloekende de geenen , welke hun aankleefden: dit alles bragt hunne aanmatigingen van onfeilbaarheid in kleinagting, en ftelde zo wel hunne perfoonen als hunne bediening bloot aan veragtino-. De Lecken , op welke alle de partyen zich beriepen, ontdekten , dat hun eenig regt van eigen onderzoek toekwam, en gingen zo verre in de oeffening van hetzelve, dat zij, onder deeze onfeilbaare leidslieden, de zulken verkoozen, welke het hun behaagde te volgen. De handelingen der Kerkvergaderingen van Cndeugden, welke de gewoone gevolgen zijn van overgrooten rijkdom. Hoewel de Predikers, door hunne armoede en berooidheid , wierden verhinlerd om de veelkostende weelde hunner Dverften naa te volgen, eene grove on- kun-  GESCHIEDENIS. 310 kunde, nogthans, en Jaage losbandigheid maakte hen zo veragtlijk , als de andere gehaat waren. De harde en tegennatuurlijke ftaat van ongehuwdheid, aan welken beiden even zeer onderworpen waren, veroorzaakte zulke ongeregeldheden, dat, in verfcheiden gewesten van Europa, de Priesters vrijheid hadden , om Bijzitten tc mogen houden. Dit hadt niet alleen plaats in de warmer Klimaaten, alwaar de driften onderfteld worden geweldiger te zijn dan in de Noordlijke ftreeken. Het breidde zich zelf uit tot in het Noorden van Schotland, alwaar men oude Bisfchoppen vondt, welke drie of vier onechte kinderen hadden. Lord ha les maakt gewag van zekeren hepburn, Bisfchop van Murray, die vijf natuurlijke kinderen hadt, die allen op den zelfden dag gewettigd wierden. Misfchien zou men de verbastering der zeden , onder de Kerkdijken, met meer toegeeflijkheids hebben gedraagen, indien hunne buitenfpoorige magt en rijkdommen hen niet hadden in ftaat gefteld , om onder het pleegen hunner euveldaaden, tevens alle andere rangen en ftanden van menfchen te onderdrukken, 't Is de eigenfehap van het Bijgeloof, gefteld op al wat pragtig en luisterrijk is, geene paaien te ftellen aan zijne milddaadigheid, jegens perfoonen, welke het als heiligen aanziet , en deszelfs betooningen van hoogagtinge als gebrekkig te befchouwen, indien het dezelve niet heeft verheeven tot . De PROTliSTANTSCHEGODSDIENST.  320 GODSDIENSTIGE De PROTESTANTSCHEGODSDIENST tot het hoogde toppunt van rijkdom cri gezag. Hier uit ontfïonden de uitgebreide inkomften, en het regtsgebied, welke de Kerk, in alle oorden van Europa, bezat, cn die ondraaglijk waren geworden 'm voor de Lceken , van wier onberedeneerde goedwilligheid zij in den beginne ontleend waren. Nogthans drukte delast met eene ongemeen* zwaarte op de fchouders van Duitshland. Want hoewel de ingezeetenen van dit wijdflrekkend Keizerrijk uit den aart dapper zijn, en niet zeer genegen tot ligtzinnigheid,vast verkleefd aan hunne aloude gewoonten, en ijverige voorftanders van hunne vrijheden cn voorregten ; waren zij evenwel in de heerfchende dwaaling \'ervallcn, en wierden geregeerd door het Roomfche Hof, niet als kinderen onder een Vaderlijk regtsgebied, maar als rampzalige Slaaven, die van alle hunne bezittingen moesten ontkleed worden , met oogmerk om een groot getal niets doende Priesters te doen leeven in weelde, blijheid , wellust en allerlei losbandigheden. , Terwijl de Kerkdijken hunne eigen aanmatigingen met zo veel ij vers ftaande hielden, maakten zij dagelijks eenen inbreuk op de regten der Leeken. Alle bepaalingen, raakende de huwelijken , de uiterfte willen, het woekeren, het wettigen van kinderen, en zelf hunne eigen inkomften, moesten voor hunnen Regtbank beflist worden. Nog vergenoegden zij  GESCHIEDENIS. $2t zij zich niet met deeze hoogklimmende magt , maar waren daarenboven bedagt om de kennisnceming van alle burgerlijke zaakcn aan zich tc trekken , en Regters te worden tusfehen de Burgers , in gefchillen, raakende de tijdlijke bezittingen. Al wat geleerdheid mogt genaamd worden, hadden zij zich toegeëigend: want deLeeken waren meer bedagt op krijgsverrigtingen, dan op het aankweeken van hunne verftandlijke vermogens. Dit was een der middelen, door welke zij in eenen ftaat van onkunde wierden gehouden. De flraffen , welke door dc Kerkelijke Gcrigtshoven wierden opgeleid, gaven, in het oordeel der menigte, groote waardigheid aan de Regters, en vervulden de gemoederen des volks met verfchrikking. De ftraffe van den Ban was oorfpronklijk beftemd ter handhaavinge van de zuiverheid der Kerke , met oogmerk opdat dc hardnekkige Zondaars , wier godlooze lcerftellingen of ongebondene zeden het Christendom tot een fchandvlek dienden, mogten afgefneeden worden van de Maatfchappij der Geloovigen. De bedorvene Kerkdijken waren naauwlettend bezorgd om deeze gewoonte tot hun eigen voordeel te doen uitloopen , en fchooten hunnen Banblixem om de beuzelagtigfte voorwendzels. Al wie zich hun misnoegen op den hals haalde, wierdt uitgeflooten Van alle voorregten der Christenen, en beroofd van de regten , welke hem als mensch en burger toebehoorden. ' De V. deel, X vree- Dt PR.OTE- STANT- iCHIi GODS- DIENSTé  De PR.OTESTANTSCMEGODSDIENST. 322 GODSDIENSTIGE vreeze hier voor maakte zelf de onrustigften en muitzuchtigften gehoorzaam aan het gezag der Kerke. Hoe zwaardrukkende ook deeze inkruipende aanmaatigingen der Geestlykheid . mogen geweest zijn, veel langer zouden de Duitfchers deezen last hebben kunnen draagen , indien de inkomften waren befteed geworden ten behoeve van hunne eigen landgenooten. Doch hier van hadt het tegenovergeftelde plaats. Al zints eenige Eeuwen , hadden de Pausfen zich het regt toegeëigend om alle openftaande Bisdommen te vervullen. Ten dien einde verzekerden zij zich van de regten der waereldlijke Vorften in Duitschland, door het zenden van eenigen hunner Italiaanfche gunftelingen , om bezit te ncemen van de voordeeligfte Kerkelijke Proven. Hier trokken deeze Italiaanen groote lommen gelds , zonder dat zij eenig werk vcrrigtten, welk hen tot zodanig eene belooning geregtigd maakte. Zij oeffenden daarenboven zulk een onbepaald geza°dat geene anderen dan llaaven het konden verdraagen. Der Pausfen begunftigde Matresfen verkogten de Kerkelijke Proven aan de zulken , die 'er het meeste geld Voor booden. Want het heilig hoofd der Kerke hieldt even zo veel van de Vrouwen , als de Groote Heer. Deeze aanftootelijke praktijken gefchiedden niet'in het verborgen , maar openlijk voor het Oog der geheele waereld; cn de gierigheid der Roomfche Kerke, over haare vroegere voor-  GESCHIEDENIS. 323 Vooroordeelen zegepralende, befchouwden de godvrugtigen , met een ftilzwijgend leedweezen, deezen Geestlijken handel, zo omvvaardig het karakter van de zulken, die waanden Dienaars te zijn van eene Christlijke Kerke; terwijl de Staatsmannen klaagden over den uitvoer van zo veel gelds , ter onderhoudinge van luije Priesters, wier aanftootelijk en ergernis wekkend leeven hen gehaat maakte bij alle Handen van menfchen ,door het vernederen van hun karakter beneden den laagften peil der menschlijke fchcppinge. Zodanig waren de losbandige zeden, de buitenfpoorig hoog geklommen rijkdom, magt en voorregten der Geestlijkheid,voor dat het licht der Kerkhervorminge doorbrak; zodanig was de zwaardrukkende hardheid der heerfchappije, welke de Pausfen over de Christen waereld zich aangematigd en tot Hand gebragt hadden; zodanig, eindelijk, waren de gevoelens, welke, aangaande dezelve,heerschten, in Duitschland en de overige gewesten van Europa, omtrent het begin der Zestiende Eeuwe. Wij hebben deeze fchets niet ontleend van de gefchilvoerende partijen in dien leeftijd, die, door het vuur en de hevigheid van het twisten , veelligt zouden kunnen onderfteld worden tot vooroordeelen vervoerd te zijn. Dezelve is gebouwd op den grondflag van meer geloofsverdienende berigten :te weeten, op de Verzoekfchriften en Vertoo- gen, ingeleverd op de Rijksdagen van het X 2 Kei- De PROTESTANT»SCI1E GODSDIENST.  De PROTKSTwVNï- ECHK godsDienst. i 324 GO DSDIENSTIGE Keizerrijk, in welke de bezwaarnisfen, onder welke het Keizerrijk zuchte, bedaardelijk opgeteld wierden , met ernfb'o-e bede om beternis en hcritelling. Tot een zeer hoogen trap moet het misnoegen zijn geklommen, wanneer deeze agtbaare en eerwaardige Vergaderingen de misdaaden met zo veel Icherpheids doorftreeken; en indien zij de affchaffing deezer wanheblijkheden met zo veel ernst vorderden , mogen wij ons wel overtuigd houden, dat zij haare gevoelens en befluiten in ftouter en Iterker bewoordingen zullen hebben voorgcdraagen. ■ Aan lieden , dus voorbereid om het juk der Pauslijke overheerfchinge van hunne halzen te werpen , vervoegde zich lutherus, met het bijkans zeker vooruitzigt van eenen gelukkigen uitflag. Gelijk zij deszelfs zwaarte een gcruimcn tijd gevoeld , en met onverduldigheid getorst hadden, dus leenden zij met blijdfchap de ooren aan den eerftcn voorllag ter hunner verlosfinge. Dit was de oorzaak van de minzaameen bereidwillige be. jegeninge, welke zijne leerftellingen ontmoetten, en van den fpoed, met welken zij, door alle de gewesten van Duitschland, veripreid wierden. Zelf de driftigheid en oploopenheid der geaartheid van lutherus, zijn ïtoutmoedig vertrouwen in het aandringen van zijne eigen begrippen, en de veragting, met welke hij gehandelde allen die van hem verfchilden , velke, in meer gemaatigde tijden, aange. merkt  GESCHIEDENIS. 322 merkt zijn als gebreken in het karakter van deezen Kerkhervormer , veroorzaakten geene ergernis bij zijneTijdgcnooten, wier gemoederen in eene geweldige beweeging waren , ontftaande uit de gewigtige gefchillen , welke hij ter baane bragt, en die zeiven het zwaardrukkend juk der Pauslijke dwingelandije gedraagen hadden, en ooggetuigen geweest waren van het verderf en de gebreken der Kerke, tegen welke hij zo hevig uitvoer. Doch behalven de middelen, reeds opgeteld , welke van dienst waren ter begunftiginge der onderneemingc van l ut he rus, om eene Kerkhervorming te wege te brengen , waren 'er nog eenige andere voorhanden , van welke wij tot nog toe niet gefproken hebben. Eene zeer voornaame plaats bekleedt onder deeze middelen de Drukkunst, ruim eene halve Eeuw, voor dat hij zich openlijk vertoonde , uitgevonden. Door deeze gelukkige ontdekking, wierdt de gelegenheid, om kennis van zaaken te verkrijgen en voort te planten,op eene verwonderlijke wijze bevorderd ; en de Schriften van lutherus, die anderzins een zeer langzaamen en onzekeren opgang zouden gemaakt hebben, wierden verfpreid tot in de verst afgelegene gewesten van Europa. Niet alleen wierden dezelve geleezen van de vermogenden en geleerden , welke , vóór die uitvinding, alleen Boeken konden magtig worden; maar zij kwamen ook in de handen der gemeene Leeken, die« x 3 in Dt PROTE- ' STANT- SCHB GODSDIENST. •  De PROTESTAiN'TSCHEGODSDIENST. 325 GODSDIENSTIGE in de heerfchende gefchillcn als Regters ingeroepen wordende, het nu durfden waagen, om ter toetze te brengen en te verwerpen verfcheiden leerftellingen , wier geloof, onder de zwaarfte bedreigingen van ftraffe, hun was opgeleid. De oogen des volks begonnen zich allengskens te openen ; zij zagen de treken , welke hun gefpeeld waren door listige Priesters; en •met blijdfehap verleenden zij hunne befcherming aan een Man, die het voorkoomen hadt van hen te zullen herftellen bij hunne natuurlijke vrijheid. Doch lutherus was niet de eenige perfoon, welke zich tegen de maatregels van het Roomfche Hof verzette. Het licht zijner Eeuwe , het ficraad van Hol land, de groote desiderius erasmus van Rotterdam, hoewel geen openbaar Protcftant, liet de geheele kragt zijner hekelzucht los tegen de dwaalingen en bijgeloovigheden van het Pausdom. Zijn fcherpzinnig oordeel en uitgebreide geleerdheid ftelden hem in ftaat tot het ontdekken van eene reeks van dwaalingen,zo wel in de leerftellingen als in den Eerdienst der Roomfche Kerke. Zommige van deeze wederleide hij met ontegenzeggelijke redenen en overreedende kragt van welfpreekendheid; andere behandelde hij als voorwerpen van befpottinge, en wendde tegen dezelve den fnellen ftroom van volkbehaagend en fcherphekelend vernuft , welken hij volkoomen in zijne magt hadt. NaauwJijks was 'er eenige lecrfteJIing of gewoonte  GESCHIEDENIS. 327 tc in de Roomfche Kerk aangenomen, welke lutherus zogt te hervormen, of dezelve waren reeds vooraf door erasmus opgemerkt, en hadden hem ftoffe tot berispinge of fpotternije verfchaft. Verfcheiden omftandigheden liepen te zamen, die e ras mus verhinderden, den zelfden weg in te flaan, welken lutherus bewandelde. De natuurlijke befchroomdheid van zijn karakter; het gemis van die fterkte van gemoed, welke alleen in ftaat is iemand te noopen om de hoedanigheid van eenen Kerkhervormer aan te necmen ; zijne overbodige onderdaanigheid en believing van menfchen in hoogen ftand gezeeten ; zijne vreeze voor het verlies der jaargelden en andere voordeden , met welke hunne milddaadigheid hem hadt begiftigd ; zijne verregaande vredelievendheid, en de hoop om de misbruiken allengskens, en door zagte middelen , te zullen hervormen: alle deeze oorzaaken liepen te zamen om in hem te beteugelen den ijver, welken hij ten zekeren tijde tegen de dwaalingen der Kerke hadt betoond, en om aan te necmen het karakter van eenen middelaar tusfehen lutherus en deszelfs beftrijders. Een Rijksdag van het Duitfche Keizerrijk was beftemd te Worms, eene Keizerlijke ftad,om aldaar de leerbegrippen van lutherus te overweegen. Voor die Vergadering was deeze groote en doorluchtige Hervormer gedagvaard, om aldaar in eigen perfoon zijne opwagting te maaken^. X 4 ' Ver- De PROTEST ANT- SCHE GODSDIENST.  De P'AOTESTANT£C HE GODSDIENST. i ] i 1 J I ) C j i 328 GODSDIENSTIGE Vergeefs wierdt hem, door zijne vrienden, onder 't oog gebragt, het gevaar, waar aan hij zich bloot ftcide; hij toog op reize in de bewustheid zijner onfchuld, en lachte met de dreigementen zijner vijanden. De bejegening , welke hij te Warms ontmoette , was van dien aart, dat dezelve zijn gemoed in hoogmoedzou. hebben kunnen doen zwellen, indien hij uit eenige andere dan zuiver Euangelifche beginzelen werkzaam geweest ware. Grooter was de toeloop des volks om herri te zien , dan bij de openbaare intreede van den Keizer. Doch hier over hebbe men zich niet te verwonderen. Hier verfcheen een arme Monnik, die zich tegen den donder van het Vatikaan verzet, de Keizerlijke magt, in zo verre dezelve de zaaken der Kerke aanging, getart, en den draak hadt geftoken met de bijgeloovigheden van de Kerk en het Hof van Rome, met alle de fcherpheid dergrievendfte hekelzucht. De Keizer bezat, in de daad, genoegsaamen invloed op de Rijksvergadering, Dm een zeer ftreng befluit tegen lutheius te doen neemen. Doch de Keur/orst van Saxen , zijn Oppervorst , in vien hij al van den beginne eenen vriend ladt gevonden, beveiligde hem door zijlen bijftand tot aan het einde. Gereedij k wierden zijne gevoelens aangenomen, oor veele voornaame perfonaadjen in duitschland; wijd en zijd wierden zij oner de Gemeente verfpreid. Geleerde Ker!  GESCHIEDENIS. 325 Kerkdijken koozen zijne zijde; en Prinsfen ontleenden eene onverganklijke eere van de befcherming , welke zij verleenden aan 't geen zij in goeden ernst geloofden , de leerftellingcn der Godlijke Openbaaringe te weezen. Op deeze wijze, en door een zamenJoop van omftandigheden , welke geen menschlijke wijsheid ooit kon voorzien hebben , ontving de Pauslijke magt een gevocligen llag in Duitschland; en wierden de oogen van andere Europifchc Natiën in zo verre geopend, dat de zucht tot kennisfe doordrong tot veele gewesten. Zommige Vorften , genoopt , in de daad , door de fnoodfte beweegredenen, deeden alles wat zij konden om den voortgang der Kerkhervorminge te beteugelen ; doch burgerlijke dwingelandij , noch Kerkelijke Banblixems waren in ftaat om aan hun doeleinde te beantwoorden. De Duitfchers gaven, in de daad, een voorbeeld , en allen , die de meer zuidwaarts geleegene gewesten bewoonden, bezaten ijvers noch moeds genoeg om hen naa te volgen. En, nogthans, wierdt de uitfpruitendeplant gevoed door dc hand der Godlijke Voorzienigheid; deeze overwon allerleien tegenftand; de kleine Staatcn van Zwitzerland zelve verzetteden zich tegen de de Pauslijke magt, en verkoozen de gewijde Schriften tot hunnen leidsman , in alle zaaken, den Godsdienst betreffende. Zweeden en DeeneX 5 mar¬ lis PROTESTANT- seiiH GODSDIENST.  330 GODSDIENSTIGE De PROTEST ANTSCHEGODSDIENST. marken [en de Vereenigde Provinciën] volgden eerlang hun voorbeeld; als mede Engeland en Schotland, aangedreeven door beweegredenen , welke wij, in 't vervolg van dit Werk, zullen melden. De voortgangen , welke lutherus hadt gemaakt in het werk der Hervorminge, fcheenen flegts den weg te baancn tot iet meer volledigs ; de Godgeleerden onder andere Natiën breidden verder uit het Plan , welk hij ontworpen hadt. Doch zonder ons in te laaten tot eene breedvoerige ontvouwing van deeze zaaken, zullen wij thans opgeeven het ontwerp van het moeilijkfre gedeelte des werks, welk wij thans hebben te verrigten. Eerst zullen wij fpreeken van zulke Godsdienften, welke onder den naam van Proteftantfche, onder verfchillende Natiën, zijn vastgefteld, —• daarnaa van de zodanige , welke doorgaans bekend zijn bij den naam van Difenters , of anders denkenden. Onder de eerften zullen wij eenige verfcheidenheid in de Kerkelijke tucht, doch weinig in de leerftellingen, ontmoeten ; onder de andere zullen wij, in beide opzigten , meer verfchils aantreffen. Met alle mogelijke naauwkeurigheid en onpartijdigheid zullen wij deiwaarheid hulde doen. De Roomschgezinden hebben ons verweeten, dat wij verdeeld zijn in eene groote menigte Aanhangen en Gezintheden ; door dit middel hebben zij getragt , hun  GESCHIEDENIS; 331 hun voordeel te doen met de onwcetendheid der zodanigen , welke zij in hunne begrippen zogten over te haaien , zonder hen tevens te laaten weeten , dat de Proteftanten nooit met die bitterheid, 'als de Dominikaanen en Franciskaanen, elkander vervolgd hebben. Gcreedlijk erkennen wij,in alle beuzelagtigeomftandigheden niet even eens denken ; doch ten aanzien van de ftukken, van welke de zaligheid afhangt, heeft 'er niet dan onlangs eenig gefchil plaats gegrecpcn. En zelf daar deeze gefchillen ontftaan zijn, wierden dezelve gevoerd door menfchen , die zich niet zo zeer toeleiden op het onderzoek der waarheid,als eene gelegenheid zogten om hunnen hoogmoed tc voeden cn hunne aangelegenheid te vestigen. Gaarne willen wij erkennen , dat wij \Engelfchen\, in zommige opzigten, niet overcenftemmen met onze opgaave wegens dc eerfte Christen Kerke. Doch geene deezer afwijkingen, overal daai eene godsdienftige Vastftelling bij openbaar gezag is ingevoerd, kan eenen nadccligen invloed hebben op de zaligheic der menfchen. Wat aangaat die geenen . die van de openbaare vastftellingcn zijr afgeweeken, de gevoelens van deeze zul len wij onpartijdig voordraagen, en hei oordeel over dezelve aan den Lcczei pverlaaten. Gelijk het Latherdom, vóór alle anden Pro De PROTESTANT"SCHE GODSDIENST. I  De PROTESTANT8CHEGODSDIENST. D E 332 GODSDIENSTIGE Proteftantfche Gezinten in Europa, bij openbaar gezag vastgefteld, en meest algemeen wierdt aangenoomen , zal het voegen met hetzelve te beginnen; ons bepaalende tot deszelfs Leerftellingen , Kerkelijke Tucht, Openbaaren Eerdienst en wijze van beltuur als eene Christlijke Kerk; om vervolgens aan te wijzen , in hoe verre de onderfcheidene Proteftantfche Gezinten daar van verfchillen , 't zij in geheele Koninkrijken, of in bijzondere Provinciën.  GESCHIEDENIS. 333 D E LEER,PLEGTIGHEDEN, GEWOONTEN en KERKELIJKE TUCHT DER LUTHERSCHEN. Het algemeen berigt, welke wij, aangaande de Kerkhervorming , hebben gegeeven, zal, eigenaartig , elk oplettend' en weetgierig' onderzoeker doen verlangen na een vollediger berigt wegens eenige bijzonderheden. Hierom zullen wij thans., in de eerfte plaats, gewag maaken van den tijd , wanneer, en de plaatzen, op welke de Proteftantfche Godsdienst , volgens het ontwerp door l utherus uitgedagt, wierdt ingevoerd. Want ten tijde der Kerkhervorminge wierden des Profeets woorden vervuld: Vorfien zullen uwe Voedfterheeren zijn. Saxen en het Graaffchap Mansfeld namen den Lutherfchen Godsdienst aan, in den jaare 1521; in dat zelfde jaar begeerde de Keurvorst van Saxen, die van den beginne lutherus gunftig was geweest, dat hij Predikers zou aanftcllen, om de onderdaanen, in alle de gewesten zijner heerfchappijen , te hervormen. In dat zelfde jaar wierdt hij aangenoomen te Gastar, Rojïok, Riga in Lyfland, Rent- iïng , De LUTHERSCHEN.  De LUTHER.SCHEN. S34 GODSDIENSTIGE ling , en te Halle in, Zwaaien. In den jaare 1522 wierdt hij vastgefteld teAugsburg, Hamburg, Treptow, Puineren en Prinsfen. In den jaare 1523 gcfchiedde zulks in het Hertogdom Lunenburg , te Neurenberg en Breslaw. In den jaare 1525 in het geheele Landgraaffchap Hesfen. In den jaare 1528 , te Gottiugcn , Limgou en Eimbach. In den jaare 1530, te Munfter en Paderborn in Westfalen. In den jaare 1532, te Ulhm en Ethlingen. In den jaare 1533, te Grubenhagen en Hanover. In den jaare 1534 , in het Hertogdom Wittenberg. In den jaare 1535, te Cothus, inden Neder- Elzas. In den jaare 1536, in het Graaffchap Lippe. In den jaare 1538, in het Keurvorflendom Brandenburg, te Bremen, Halle in Saxen, Leipzig, in Misnie en Ojiedlinburg. In den jaare 1539, te Embden in Oostfriesland , te Heilbron , Halberjïad en Maagdeburg. In den jaare 1540, in het Palatinaat van het Hertogdom Nieuwburg, te Regensburgen Wismar. Inden jaare 1542, tc Hildesheim en Osnabrug. In den jaare 1543 , in de Neder - Paltz. In den jaare 1546, te Mecklenburg. In den jaare 1552, in het Markgraaffchap van Durlach cn Hockburg. In den jaare 1556 , in het Graaffchap Benthem. In den jaare 1564, te Haguenau, cn in het Neder-Markgraaffchap van Baden. In den jaare 1568, in het geheel Hertogdom Maagdeburg. Sneller was deeze voortplanting der Hervormde Leere, dan de menschlijke wijs-  GESCHIEDENIS. 335* wijsheid ooit kon voorzien hebben: want, behalven de reeds gemelde gewesten, wierdt het Lutlierfche Geloof aangenomen en vastgefteld in Zweeden , Deenemarken en Noorwegen. Het wierdt niet, gelijk de Godsdienst van ma hom et, door het zwaard voortgeplant , noch , even als het Pausdom , door brandltapels en galgen onderfchraagd. De voortplanting gefchiedde door middel van redelijke voorftellingen aan de verftanden der menfchen ; en de Godlijke Voorzienigheid bereidde dezelve om de gezuiverde begrippen aan te neemen. Het Geloof, bij dc Lntherfchen aangenomen, wierdt ontworpen en tot een geregeld zamenftelzel gebragt, door philippus melancthon, een boezemvriend van lutherus, in den jaare 1530 , en aan Keizer kar el den V Overgeleverd. Het hadt ten oogmerke, alle de lecrftellingen der Hervorminge te verdeedigen, als mede om de heerfchende begrippen en de verdoiwene praktijken van het Pausdom te beftrijden. Het draagt den naam van de Angsliirgfcht Confesjie , of Geloofsbelijdenisfe , omdat melancthon het in die itad aan de Keizer overleverde. Deeze Geloofsbelijdenis was verdeeld in twee Afdeelingcn. De eerfte Afdeeling behelsde de volgende Artikelen. Het eerfte Artikel erkende, en ftemde overeen met de beflisfingen der vier eerfte Algemccne Kerkvergaderingen , raa. ken- LUTHER- scuen.  De Ï.UTHER.SCHEN. I ] t I ( j C ï \ 4 33<5 GODSDIENSTIGE kende de leer der Drieëenheid. Het tweede erkende de Erfzonde, doch bepaalde dezelve op eene wijze, verfchillende van die der Roomfche Kerke, doende dezelve ecniglijk beftaan in de Begeerlijkheid. —- Het derde behelsde den zaakJijken inhoud van de Geloofsbelijdcnisfe der Apostelen. Het vierde beweer¬ de, in tegcnflelüng der Pelagiaanen, dat de mensch niet kan geregtvaardigd worden door de bloote kragt en vatbaarheid der Natuure; en, tegen de Roomschgezinden , dat dc Rcgtvaardiging het üitwerkzelis van het Geloove, met uitfluiting van de goede werken. —- Het vijfde Remde daar in zamen met de Roomfche Kerk, dat het Woord Gods, en de Sakramentcn, dc middelen zijn, door welke de Heilige Geest wordt toegebragt; doch het verfchilde van die Kerkgemeenfchap , door te beweeren , dat deeze godlijke werking nimmer aanweezig is of daadlijk beftaat zonder het Geloof. Het zes- ie hieldt ftaande, dat het Geloof de goeie Werken moet voortbrengen, enkel en xlootlijk uit gehoorzaamheid aan Gode, :n niet om onze eigen Rcgtvaardiging laar door uit te werken. ■ Het zevenIe deedt de waare Kerk befiaan uit geene nderen dan regtvaardigen. Het achtte erkende de echtheid of kragtdaadigheid er Sakramenten, hoewel zij wierden toeediend door huichelaars of booze men- :hen. Het negende beweerde, tegen e Doopsgezinden , de noodzaaklijkheid van  GESCHIEDENIS. 337 van den Kinderdoop. Het tiende erkende de aanweezigheid des lichaams en bloeds van christus onder de gewijde verbondtekens ; 'er nevens voegende, dat deeze geheimzinnige tegenwoordigheid in het heilig Sakrament alleenlijk zo lang plaats hadt onder de gewijde Tekens, als dezelve daadlijk genuttigd wierden; en dat het Avondmaal onder de beide Tekens [ van Brood en Wijn ] moet worden toegedeeld. ■— Het elfde beleedt de noodzaaklijkheid der Abfoiutie, of Vrijfpraake , aan de boetvaardigen ; doch het ontkende hunne verpligting tot het doen eener afzonderlijke belijdenisfe van hunne zonden. — Het twaalfde veroordeelde de Wcdcrdoopers , beweerende, dat alvvie eenmaal geregtvaardigd is , niet wederom kan uitvallen van de genade; als mede de Novatiaanen ,die de vrijfpraak weigerden aan zonden, naa het ontvangen van den Doop gepleegd: doch met dit alles ftaande houdende, tegen de Roomfche Kerk, dat een berouwhebbend zondaar der vergiffenisfe niet deelagtig wordt, door eenige bedrijven van boetvaardigheid , hoe ook genaamd. — Het dertiende vorderde een daadlijk geloof van de zulken, welke deel ncemen aan de Sakramenten. — Het veertiende verboodc aan de niet wettig geroepenen, het openbaar onderwijzen in de Kerk, en het bedienen der Sakramenten. — Het vijftiende wees aan, de onderhouding der Feestdagen , en bepaalde de Kerkelijke plegtigV. deel. Y he- De LU7HER- 5CHKN.  338 GODSDIENSTIGE De LUTTJER.SCHE.V. I ] heden. — Het zestiende ftaafde dc vcrRligting der burgerlijke wetten , en bekragtigde het Overhcids-ampt, den eigendom der bezittingen , en den gehuwden ftaat. —■ Het zeventiende erkende de Opftanding, Hemelen Hel, veroordeelde de twee volgende dwaalingen der VVedcrdoopers , en vijfde Monarchiedrijvers: te weeten , dat dc ftraffe der Duivelen en der veroordeelde menfchen een einde zal neemen, en dat de Heiligen met Christus duizend jaaren op aarde zullen regeeren. — Het achttiende verklaarde dat onze wil niet volkomen vrij is, in de bedrijven, betreffende de bevordering onzer zaligheid.— Het negentiende hieldt ftaande, dat niette ,er,ftaandc God den mensch heeft gefchapen, cn hem nog dagelijks onderhoudt en doet in weezen blijven , hij , cgter , noch is , en ook niet zijn kan, de werkmeester der zonden. -- Het twintigfte leerde , dat de goede werken niet vo ftrekt onvoordeelig zijn. — Door het eenëntwintigfte Artikel , eindelijk, wierdt de aanroeping der Heiligen verbooden. Het tweede deel der Jugsburgfche Gcloofsbelijdenisfe is geheel en ai ingerigt in tegenoverftclling van de Roomfche Kerke; het bevat de zeven voornname misaruiken, op welke de Lutkerfchen bouwden, de noodzaaklijkheid om zich van dc ïcmeenfehap dier Kerke af te fchciden, Set eerfte Hoofdftuk beval dc viering van iet Avondmaal onder de beide gedaanten, en  GESCHIEDENIS. 339 en vcrboodt liet rond draagen van dat heilig Sakrament. — Het tweede veroordeelde den ongehuwden ftaat der Priesteren. —* Door het derde wierden de afzonderlijke Misfen afgefchaft , en vastgefteld, dat althans een gedeelte der Vergaderinge verpligt was, te gader met den Priester,het Avondmaal te \ i:ren. — Het vierde verklaarde zich tegen de noodzaaklijkheid van het doen eener afzonderlijke belijdcnisfe van zonden aan den Priester. "— Het vijfde verwierp de Overleveringen. — Het zesde kantte zich tegen de Kloostergeloften. — Het zevende en laatfte Hoofdftuk beweerde , dat de magt der Kerke alleenlijk beftondt in de verkondiging van het Euangelium, en de toediening der Sakramenten. Deeze Geloofsbelijdenis was ondertekend door den Keurvorst van Saxen, en zijnen oudften Zoon, den Markgraaf van Brandenburg, den Landgraaf van Hesfen, den Vorst van Henegouwen, en de Republijken van Neurenberg en Ruilingen. Zij wierdt beredeneerd in de tegenwoordigheid van Keizer karel den V, doch verworpen; de Roomsch - Katholijken hadden de meerderheid van ftemmen in den Raad.' Hier op volgde eene zamenkomst of onderhandeling tusfehen zeven afgevaardigden van de beide Kerkgemeenfchappen. Bij afweezigheid van lüthE1 rus, bragt melancthon, dooi zijne verzagtende verklaaringen, te wege. eene overeenftemming tusfehen de beid< Y 2 par De LETIIER.* SCHEN.  340 GODSDIENSTIGE De IUTHERSCHEN. partijen , ten opzigte van vijftien der eenentwintig eerstgcmelde Artikelen. Doch dc onderhandeling wierdt afgebroken , voor dat alle gefchillen tusfehen dezelve waren bijgeleid. Uit eene oplettende befchouwing van deeze Artikelen, blijkt het, dat ten aanzien van de meeste grondleerftcllingen van den Godsdienst, van welke de zaligheid afhangt, weinig gefchils plaats hadt tusfehen de Lutherfchen en Kalvinistm. De voornaamfte ftukken, omtrent welke zij verfchilden, waren de Confubjlantiatie, da Abfolutie en eene meerderheid van de dienstverrigtende Geestlijkheid. De waarheid der zaake is, dat de meeste Kerkhervormers , door bijkans geheel Europa, in de zelfde begrippen ftonden met den H. augustinus, die zich met zo veelijvers verklaarde voor de leer der volftrekte Voorverordineeringe, en der kragtdaadige Genade, tegen de Pelagiaanen. Hoe 't hier mede ook zij, zeker is het, dat hoewel lutherus, in zijne Verklaaring over den Brief van pa ul us aan de Galatiërs, ter verdeediginge der vrije Genade fchreef, zijne naavolgers, egter, niet lang in dit gevoelen ftonden. Blijkbaar is het immers, dat, vóór het midden der jongstverioopene Eeuwe, hunne Leeraars openlijk begonnen te prediken, de Leer van den vrijen Wil, welke thans een algemeen aangenomen beginzel is op hunne predikftoelen , hoewel niets diergelijks is ingelascht in hunne gedrukte Ge-  GESCHIEDENIS. 311 Geloofsbelijdenis. Doch, ten deezen opzigte, vcrfchillen zij niet zeer veel van eenige andere Proteftantfche Kerken , als zijnde , misfehien, van gevoelen, met Bisfchop burnet, dat iemand een zamenftelzel van leerbegrippen kan ondertekenen , hetwelk hij niet naar de letter gelooft , en daar aan zulk eene uitlegging geeven, als hij goedvindt. Dit gevoelen van Bisfchop burnet is niet zeer ongelijk aan het gedrag van zekeren Monnik, die, in de Vasten, trek gevoelende om een Vogel te eeten , zijn mes aangreep, en het met de hand zwaaiende,zeide : Kapoen, word Kabeljaauw ; voorts met de uiterfle gretigheid den visch geworden vogel te lijve flaande. De Heer blackburn, Schrijver van het Boek the Confesfional, is van gevoelen , dat wanneer de menfchen geen ander middel hebben om aan brood te koomen, dan door het ondertekenen van een Formulier of Gcloofslcuze , welke zij niet goedkeuren , zij dan mogen tijkavelen en plooien. ■ Dit ftaat eenigermaate in overeenkomst met de handelwijze des Duitfchen Keizers , die een vrijgeleide fchonk aan j o a n- nes h u s en h i e r o n ij mus va n praag, na de Kerkvergadering van Conftans, doch hen vervolgens na den brandftapel deedt geleiden, onder voorgeeven dat men den Ketteren geen woord moest houden. Zonder om-echtheid en goede trouwe kan 'er geen Godsdienst plaats hebben; cn indien S Y 3 de De I.UTUEÉ»" SCHEN,  342 GODSDIENSTIGE De I-UTIIER. 6CHEN. i ! de Godgeleerde Zamenftelzels niet kunnen gefchreeven worden in eene taal, welke ieder kan verftaan, dan is het gedaan met alle eenpaarigheid van gevoelens. De bovengemelde uitvlugt, van welke zo veele Proteftanten zich bediend hebben , heeft meer nadccls toegebragt aan hunne zaak, dan alle de kunftenaarijen der Roomfche Priesters. In alle Proteftantfche landen mogen de menfchen verfchillen van den vastgcfteldenGodsdienst, indien zij niet voldaan zijn over de voorwaarden van overeenftcmminge. En het ftrekt een mensch meer tot eere, te leeven in eenen armoedigen toeftand , dan zijn geweeten te kwctzen, door zijne toeftemming voor te wenden aan 't geen hij niet voor waarheid houdt. Doch om weder te kecren tot ons onderwerp. De volgende zaak, welke onze opmerking vordert, is, dc openbaare Eerdienst der Lutherfchen. Want de openbaare Eerdienst moet altoos worden aangemerkt als een wcezenlijk gedeelte van den Godsdienst. De openbaare Eerdienst in de Lutherfche Kerk heeft eene naauvve overeenkomst met hetgeen wij reeds vermeld hebben, in ons berigt aangaande de vroegfte Christenen; met dit onderfcheid alleen, dat de Lutherfchen [in Duitschland ïn elders] Mantels en Koorkleeden draaien, welke niet vroeger in gebruik kwanen , dan een geruimen tijd naa con- i tantin vs den groote n. Indien Wij  GESCHIEDENIS. 343 wij in ftaat zijn om ons een begrip te vormen van den Eerdienst, welke, geduurende de Vijfde Eeuw, in de Kerk gebruikelijk was, zullen wij, na genoeg, indien niet volkomen, een denkbeeld hebben van den thans in zwang gaanden openbaaren Eerdienst onder de Lutherfchen. Van dit gevoelen was althans de geleerde moshei m, een Luthersch Godgeleerde, in zijne Kerkelijke Gefchieclenis ; en deeze beroemde Man erkent vrijmoedig , dat zij, in hunne Kerken , nog tc veele plegtigheden , zo wel als een te groot aantal Feestdagen, hebben. Alle hunne Kerken (*) zijn gebouwd in de lengte, van het Oosten na het Westen ; eene bouworde, die van vroege herkomfte is , en door de Proteftanten in 't algemeen wordt in agt genomen , uitgezonderd onder de Schotten, die hunne Kerken in allerleie gedaanten bouwen. Wanneer de Lutherfchen in hunne Kerken koomen, blijven zij ftian, ziende na het Altaar, 't welk altoos in het Oosteinde ftaat. In deeze lichaamshouding verrigtcn zij hunne afzonderlijke Godsdienftigheid. De Vrouwen zitten midden in de Kerk, en de Mannen rondom en op de Gaanderijen. (*) 't Geen de Schryver hier en vervolgens meidt, ziet inzonderheid op de Lutherfchen in Duitschland. Want het is beleend , dat hunne openbaare Godsdienstoeftening in dc Nederlanden minder pmflagtig is. De Fcrt. Y 4 De f.UTill-.R3CHIÏN.  De Ï-UTHERCCHEN. I l j i i i n b e v 2 m d< 344 GODSDIENSTIGE rijen. De openbaare Eerdienst begint altoos met het fpeelen op het Orgel; waarnaa de geheele Vergadering opftaande, een Lied of Pfilm zingt , die door den Leeraar,of den Voorzanger, wordt opgegeeven Vervolgens klimt de Leeraar, gekleed m eenen Mantel, op den Predikitocl, ^en bidt; ziende midlerwiil de geheele Gemeente na het Oosten, en zommigen zich na het Altaar buigende. Aan het einde van het eerfte Gebed, *t welk een formuliergebed is, hoewel het niet gelcezcn worde, valt de Leeraar op zijne Knieën, en zwijgt eenigen tijd ftil. Daar naa rijst hij overeinde, en al het volk houdt het oog op hem gevestigd. Dan eest hij, uit hunnen Kerkdienst, voor, bet Euangelie van dien dag, en doet daar aver uit zijn geheugen eene Leerrele. Want van alle Christenen , door de ;eheele waereld, 't zij Grükfchen, Roomschuitholtjken of Proteftamfchen , leezen [eene anderen hunne Leerredenen voor faa dat de Leerrede u geëindigd, doet de rediker een kort gebed , terwijl de Ge ïeente na het Oosten ziet. Het Orsreï egint hier op te fpeelen, en 'er wordt m ander Lied gezongen. Ten befluite an den Dienst, fpreekt de Leeraar den Jgen over de Vergadering. Zodanig is het beloop van den Voor iddag-dienst: want zelden wordt 'er in in Namiddag bij hen gepredikt; de geele dienst beftaat njt bidden en zingen, ZQ'  GESCHIEDENIS. 345 Zodra de Leeraar, in den naamiddag,binnen de traliën van het Altaar is gekoomen,met zijn Koorkleed omhangen, kondigt hij het Lied af, 't welk zal gezongen worden , en leest den eerften regel van hetzelve. Straks heft het Orgel aan, cn de Vergadering begint te zingen. De Leeraar ftaat met zijnen rug na het volk, bijkans op de zelfde wijze als dc Roomfche Priesters , wanneer zij de Mis vieren. Doch bij den aanvang van ieder nieuw Lied , keert hij zich pm, en leest het eerfte Vers. De Lutherfchen maaken veel werks van de Muzijk. En , in de daad , een voornaam gedeelte van hunnen openbaaren Eerdienst beftaat in zingen en Orgelfpeelen. Zij maaken het teken des kruizes niet, gelijk de Roomschgczindcn; ook is het gewijd water onder hen in geen gebruik. Nogthans moeten wij hier aanmerken , dat, onder alle de Proteftantfche Christenen, dc Lutherfchen, [in hunnen openbaaren Eerdienst] dc meeste overeenkomst hebben met de Roomschgezinden. Lutii Ejius hadt ten oogmerke, eene volkomene verandering in tc voeren in de gedaante van den openbaaren Eerdienst, welken hij in de Roomfche Kerk vondt vastgefteld. Doch , hier in ontmoette hij een kragtigen tegenftand van de zijde van verfcheiden Duitfche Prinsfen. Dit kan ons niet vreemd te vooren koomen, wanneer wij in aanmerking necmen, dat Y 5 de De .UTHERiCHEN.  346 GODSDIENSTIGE De LUÏHER ECHEN. de inwooners van Europa, in dien tijd, • weinig beter dan barbaaren waren. In de viering van bet Avondmaal, befchouwde hij den Wijn als genoegzaam , zonder dat onder denzei ven water wierdt gemengd. De Zielmisfen voor de afgeftorvenen wierden afgefchaft. Hij vermaande alle rechtgelovige Christenen , voor dat zij tot de Tafel des Heeren naderden , zich voor te bereiden tot die heilige plegtigheid, door vasten en gebeden. En hoewel hij verklaarde , dat de Biegt niet noodzaaklijk was, en dat op dezelve niet fterk moest gedrongen worden , nogthans befchouwde hij die als eene heilzaame gewoonte , cn die in geenen deelc moest"verworpen of veragt worden. Hij was niet tegen de bepaalde Bedcftonden, maar beval, dat de Gemeente eiken Zondag tweemaal den openbaaren Eerdienst moest bijwoonen; dat 'er, in den voormiddag, eene Leerrede gehouden en gebeden gedaan, en in den naamiddag zou gezongen worden; dat het Euangelie in den voormiddag-dienst verklaard zou worden en de Brieven in de Vespers ; als mede dat de heilige dagen zouden gevierd worden. Nog heden wordt de Vasten door de Lutherfchen onderhouden ; en allen, welke, op het Paaschfeest, deel zullen necmen aan het Avondmaal , vervoegen zich , geduurende dien tijd, bij den Leeraar , met oogmerk om hunne zonden te belijden. 't Is zeker, dat de Zondbelijdenis of Biegt, kort naa den leeftijd van Keizer CON-  GESCHIEDENIS. 347 coxst antinus D f-n groot en, ter Christlijke Kerke wierdt ingevoerd; doch 'er verliepen verfcheiden honderden van jaaren , eer dezelve fteeg tot dien trap van buitenfpoorige hoogagtinge, in welke dezelve , heden ten dage , onder de Roomsch-Katholijken, wordt gehouden. De Biegt is het voornaame fchraagpunt van dc magt der Geestlijkhcid; cn lutherus behieldt dezelve in zijn Ceremonieboek, hoewel zij geenen grond hebbe in de Heilige Schriftuur. De Lutherfchen wijden hunne Kerken op de volgende wijze. De Leeraar en het grootfte gedeelte zijner Gemeente koomen bijeen, voor de Predikantswooning, of op eenige andere voegzaame plaats, nabij de Kerk, die ingewijd zal worden. Van daar begeeven zij zich , in ftaatelijken optogt,twee aan twee, en wandelen,ten minlt.cn eens, zomtijds twee- of driemaal. rondom het nieuwe geftigt , zingende . onder het voortgaan, gecstlijke liederen Naa het eindigen van dit godsdienftig be. drijf, trecden zij ter Kerke in , alwaai de openbaare Eerdienst met een gezant geopend wordt. Thans wordt 'er eer Schriftuurtext voorgcicezen , cn daai over eene Leerrede gehouden , op dc plegtige zamenkomst flaande. Indien d< inkomften der Kerke toereikende zijn wordt de Super-Intendent genodigd, or de plegtigheid met zijne tegenwoordigheii te verecren , zijnen zegen over de Kerl uit te fprceken, en dezelve in te wijden doe De LUT liF.K- I I 1 l c r  De LUTHER.fiCHEN. "I 1 ] t C \ £ d c d h B r< Ci ti tc Z( 348 GODSDIENSTIGE door het uitfpreeken ecner Leerrede Deeze beleefdheid wordt doorgaans erl kend,met een gefchcnk en een vriendliiken maaltijd. J 't Is eene zaak ,aan geen den minften twijfel onderhevig, dat daar de Lutherfche Godsdienst, in verfcheiden gewesten , door openbaar gezag is vastgefteld , en elders geduld wordt, of'er moet., tusfehen de verfchillende gewesten, eenig onderfcheid plaats hebben in de plegtigheden; doch dit onderfcheid betreft geene ftukken van tveezenhjke aangelegenheid. Wij vinden ïMers het volgende berigt, aangaande de .nwijding eener Kerke, in de nabuurfchap /an Dresden, in den jaare 1730 voorgevallen. De optogt nam eenen aanvang van de >laats , alwaar de Lutherfchen 't eerst nmnen Eerdienst verrigt hadden. De Itudenten en Scholieren liepen zingende mgs den weg. Zij wierden gevolgd van en Super-Intendent, zijnde eene foort an Bisfchop onder de Lutherfchen, draaende een grootcn Bijbel, en den Leeraar er plaatze, met een Kelk in de eene, en :n Schotel in dc andere hand. Zij wieren gevolgd van twee Diakenen. Een van un droeg het klein kistje, in 't welk het oek, behelzende hunne Kerkelijke Tuchttgels, wordt bewaard; de andere droeg ;n affchrift van dat zelfde Boek. De ein wierdt beflooten door een groot aan1 Lutherfchen van allerleien rang. In dee; orde traden zij voort na de Kerk, alwaar  GESCHIEDENIS. 349 Waar verfcheiden liederen wierden gezongen , onder het geluit van eene menigte 1 fpeeltuigen. Vervolgens hieldt de Super-s Intendent eene Leerrede, op de gelegenheid pasfende. De geheele verrigting wierdt met een pragtigen maaltijd beflooten. De Super-Intendent deedt eenige korte gebeden over den grond van het Kerkgebouw ; en , ongetwijfeld , is dezelve zedert als eene gewijde plaats aangemerkt. 't Is zeker dat de heiligheid van tijden en plaatzen het onderwerp geweest is van veel gefchilvoerens ; en 't is even zeker, dat dezelve geenen grond heeft in het Nieuwe Testament. De H. stephanus, de eerfte Christen Martelaar, verklaarde voor het Joodfche Sanhedrin: God woont niet in Tempels, die met handen gemaakt zijn. Doch laaten wij zien, 't geen wij hier omtrent vinden aangemerkt door den Heer herveij, een Schrijver, die hooggefchat en bewonderd wordt door Proteftanten van allerlei Gezintheden. Van de Dankbaarheid fpreekende,zegt hij: „ Hier „ herinnerde ik mij 4 en was opgetoogen „ over de fierlijke aanfpraak van salo„ m o n tot den Almagtigen , bij de In„ wijding van zijnen Tempel. Met on„ noemclijke kosten en geen minder kunst, „ hadt hij geftigt het kostbaarfte en „ fchoonfte gebouw, 't welk ooit van de „ Zon aanfehouwd wierdt. Bij eene ovei „ ziening, nogthans, van zijn werk, en „ de De i-UTHERÏCHEN.  De l.UTHER.SCHEN. ] 350 GODSDIENSTIGE „ dc herdenking aan de alles overtreffen! „ de volmaaktheden der Godheid , hoe „ verhoogt bij het eene en verlaagt het „ ander. Het geftigt was te pragtig voor „ den vermogenciften Monarch om het „ te bewoonen, te heilig voor ongewijde „ voeten om daar binnen te trecden, „ evenwel oneindig tc gering voorde God„ heid om daarin haar verblijf te houden. „ Het was, en de Koninklijke aanbidder „ erkende het te vveezen, eene allervcr„ wonderlijkffe nederdaalcndc infehikke„ Jijkhejd in dc ongcfchapcnc voortref. ,, felijkheid , om aldaar haaren naam te „ ftelüeri. „ De geheele fchriftuurplaats ademt „ zulk eenekieschheid,en zulk eene ver„ hevenheid van gevoelens , dat ik van „ mij zeiven niet kan verkrijgen, dezelve „ onaangehaald over tc flaan : Maar zal „ God waarlijk op de aarde woonen? Ziet! „ de hemel en de hemel der hemelen kunnen „ U niet bevatten , hoe veel minder dit „ huis,'t welk ik gebouwd heb. I. koning. „ VUT: 27." Ongetwijfeld zijn deeze gevoelens van den Heere iierveij zeer verheven , en, in allen opzigte , ovcreenftemmende met ie Euangelifche Bedeeling; ja, met de zuiverheid van den Godsdienst in 't algemeen. Want, welke heiligheid kan ser zijn op eenige plaats, daar het hart bcfmet, het geweeten verontreinigd, en de del niet met God vereenigd is ? Wanleer de uitwendige plegtigheden met ijver wor-  GESCHIEDENIS. 351 worden aangekleefd, gaat het leeven van den Godsdienst doorgaans verloorcn, em alles verwandelt in bloote pligtpleeging. s Een merkwaardig voorbeeld hier van ontmoeten wij in een gefchil, 't welk gevoerd wierdt door middel der Londenfche Nieuwspapieren, in den iaare 176.6. De volgende omflandigheid gaf de aanleiding tot hetzelve. De Heer jozef butler, de vermaarde Schrijver van het Werk , ten tijtel voerende : Analogy between Natural and RevealedReligion, of „ Overeenflemming „ tusfehen den Natuurlijken en Geopen„ baarden Godsdienst," bragt eene belchuldiging in tegen de Geestlijkheid van Durham, waar in hij de volgende uitdrukking gebruikte : „ 'Er kan eene gedaan„ te van Godsdienst zijn, daar geen Gods„ dienst beftaat; doch 'er kan geen Gods„ dienst zijn, zonder eene gedaante van „ denzelven." Niets vertoont zich in deeze woorden , t welk bij een man van gezond verftand van biigeloovigheid kan betigt worden. Want, geïijk wij fchepzels zijn , uit vleesch cn bloed zamengefteld , moeten wij eenige uitwendige gedaanten of plegtigheden hebben in onzen Godlijken Eerdienst, of wij moeten Oiiietisten worden. Dit niettcgenftaande maakte de Heer blackburne, Schrijver van de Confesfio?ial, eenige aanmerkingen op deeze uitdrukkingen ; cn zich niet vergenoegende met Bisfchor. butler befchouwd te hebben als eer bijgeloovigen, befchuldigde hij hem, daar en De -uther.' chen. I ) 1  De l UTHER.' SCHEN. I I "1 < < ] C 2 d a e $$% GODSDIENSTIGE enboven, dat bij als een Roomsen-Katkif. ■ lijk geltorven was. m Doch laaten wij voortgaan om een berigt te geeven van de Kerktucht der Lutherfchen. Men heeft in twijfel getrokken de kragt en wettigheid der Engelfche Kerkelijke aanftellingen, hoewel op de Bisfchophjke wijze gefchied; doch dezelve heeft een bekwaamen voorftander gevonden in Vader le coüraijer, die zelve Roomsch-Katholijk was. Maar, indien dusdanige tegenwerpingen zijn ingebragt tegen de Engelfche Kerk, hebben wij geene reden om ons te verwonderen dat zommigen de Lutherfchen befchouwen als niet wettig of regelmaatig geordend. Want, hoewel zij Bisfchoppen, of Super-Intendenten, hebben, nogthans hebben zij geene Bisfchophjke Ordening of Aanftclling t is een algemeen aangenomen regel bij ille Proteftantfche Kerken , behalven de Engelfche, nimmer een perfoon in de hoedanigheid van Leeraar te bevestigen, voor lat hem een beroep worde opgedraagen • voor reden geeven zij , omdat een Herder van geen nut zijn kan zonder eene kudde Dm deeze reden geeven de Lutherfchen ' ven gelijk de Kahinisten, aan de Ton, Hecre je zus christus, tot Her„ der en Geestlijken onderwijzer der Heili, gen, behoorende tot de Kerk van N. ■■ N. cn dezelve tc beftuuren in de vrce„ ze Gods, cn als een getrouw Herdcv „ over zijne kudde , over dezelve eer „ waakend oog te houden." Zodra dc Super-Intendent de vermaa ning heeft uitgefproken , treedt hij var het Altaar, cn een dienend Leeraar na Z 2 der De LUÏHF.ttSCUEN.  De LUI HER. SC HEN. ( 356 GODSDIENSTIGE dert hetzelve , in zijn Kerkelijk gewaat ■ uitgedoscht, om den Kerkdienst teleezen, en het brood en den wijn te zegenen, om dezelve toe tc dienen aan den nieuwen Leeraar, die ze op zijne knieën leggende ontvangt. Met het zingen van eenige Liederen en het fpreeken van den gebruikelijken zegen , wordt de plegtigheid beflooten. Naa het verrjgten van den dienst, begeeven alle de Leeraars zich na de Confiftorie , alwaar den nieuw geordenden Kerkelijke geluk gewenscht wordt. Naderhand herinnert hem de Super-Intendent de gewigtige aangelegenheid der Herderlijke bedieningen , en dringt bij hem aan op de menigvuldige vcrpligtingen, onder welke hij zich geleid heeft; de voornaamfte van dezelve zijn de volgende. Als een Herder, moet hij zich zei ven aanmerken als den oppasfer cn vader zijner kudde. Hij moet de heilige Schriften ftellen tot den grondflag van alle zijne redevoeringen, en geene nieuwe Icerftellingen verfpreiden. Hoedanig ook zijne bijzondere gevoelens zijn mogen , aangaande de vastgeftelde leerbegrippen , moet hij, nogthans, naauwkcurige zorge draagen, om deeze begrippen niet als twijfelingen wacreldkundig te maaken Dpdat hij de zwakken in geene verzoeking brenge. Hij moet met geene verigting nederzien op zijne vergadering, en iezelve niet verlaaten, zonder daar van :ene reden te geeven, welke den SuperIn-  GESCHIEDENIS. 357 ïntcndent voldoet dat hij eerlijk en oprecht handelt. Hij moet zich met gecne Staatszaaken bemoeien, noch zich in bijzondere gefchillcn mengen, dan alleen met oogmerk om dc twistenden te verzoenen, door den 'post van Middelaar te bekleeden , gelijk de gewoonte was der ccifte Christenen. Hij moet gcenerlci handwerk of bedrijf bij de hand hebben , noch zich met den koophandel bemoeien. Indien hij een tuin, wijngaart of een klein ftukje lands hebbc , mag hij dezelve tot het meeste nut en voordcel aanleggen, mids zulks in gecnerhanden opzigte zijner Kerkelijke bedieninge bcnadeele. Hij moet in vrede leeven met zijne broeders , de Kerkdijken, en over hunne daaden in befcheidenheid en'liefde oordeclcn en denken. Eindelijk is hij verpligt, onder zijne Gemeente te woonen; doch hij mag, om geenerbande reden , meer dan één beroep hebben. De aldus geordende Leeraar wordt gefield in het daadlijk bezit van zijne Gemeente, en van alle dc tijdlijke voordcelen, daaraan verknogt. Dc Super-ïntcndent fielt hem in dit bezit, in de tegenwoordigheid van de geheele Gemeente, over welke hij tot Herder en Leeraar is aangefleld en geordend. In Saxen zijn de Geestlijken Vrij van het betaalen van alle belastingen. Dit heeft ook plaats in eenige andere gewesten. De Supcr-Intendentcn , welke wij reeds dikmaals gemeld hebben, voeren, in Zwee. Z 3 den De .UTHER' iCHEN.  De LUTHER SC HEM. i j 1 \ S58 GODSDIENSTIGE den en Deenemarken , den tijtel van Bis- ' ^Tl- de ***** ziJ *Mok met de Bisfcnophjke raagt bekleed; doch zij waancn met, volgens een Godlijkregt, regelrecht cn onmiddclijk, hunne agtereenvolgmg van de tijden der Apostelen ontleend te hebben, fa Deenemarken benoemt de Koning dc Bisfchoppcn, en de üisichop van Koppenhagen ordent de ovengen Deeze ordening of bevestiging gefchiedt m de Kerk van. st. m a r ia,in de gemelde Hoofdftad, in dc tegenwoordigheid van een Bisfchop en verfcheiden Leeraaren. De Super-Intendent van Zeel*nd, diemsgelyks Bisfchop van Koppenhagen is, wordt bevestigd door den naastge.eegenen Bisfchop. Hunne Bisfchoppcn worden gekoozen uit de andere Geestiijken, en zijn doorgaans lieden van uitmuntende hoedanigheden. Tweemaal 's jaar» woonen zij dc algemeene Vergadering der Gccstiijkheid bij; deeze beftaat uit den Super-Intendent der fvXnCir^en d£ gCW00ne Leeraars, welke , ten dien einde , door het volk worden afgevaardigd. De waereldlij- lnnt] °êd Pj-°vi"cie zit voor in alle deeze zamenkomften ; doch hij be. noeic zien niet met hunne gcfchillen, dan mdien het gebeure dat zijnet burgerlij >eftuur gispen: in welk geval hij de Ver jadenng doet opbreeken Deeze Bisfchoppcn, of Super-IntendcnThJF SercgV'Sdom een waakend oog e houden over het leeven cn den wandel der  GESCHIEDENIS. 359 der Geestlijken,en onderzoek tcdoen omtrent de vorderingen der ftudeercnde jeugd op de Schooien. Alle de Schooien in Deenemarken zij-n door Koninklijk gezag opgericht, cn worden, met een Vorftelrjke wcldaadigheid, onderhouden, uit de inkomften der Kroonlanden. Dit kan eene der redenen zijn , waarom men zelden iemand van dien landaart ontmoet, die in den Godsdienst niet grondig ervaren is. Dc Zweedfche Kerk wordt beftuurd doot eenen Aardsbisfchop cn tien Bisfchoppcn: over ieder tiental Kcrfpels of Gemeenten is een Opziener gcfteld, welke, van de overige Gcestlijkhcid, viermaalcn in 't jaar, berigt laat toekoomen aan den Bisfchop. In Duitschland , en in zommige oorden van Zwitzerland , daar belijdenis wordt gedaan van den Lutherfchen Godsdienst, kan zulk eene naauwkeurigc regelmaatigheid niet plaats hebben ten aanzien van de Kerkelijke heerfchappijc ; veele Staatcn zijn zo klein, dat zij eenen Superintendent niet kunnen onderhouden. Nogthans is de openbaare Eerdienst en cÖ Kerkelijke tuchtoeüening , zo veel doen lijk is, op een eenpaarigen voet gebragt Want, uitgezonderd eenige weinige bijzon derheden , dc lecrftellingen betreffende zijn de Lutherfchen nagenoeg de zelfden welke zij waren , ten tijde als hun groot< ftigtcr hen vestigde. Alle hunne gefchillen worden overwoo een en bellist in de Vergadering der Geest b Z 4 lijk De LUTHFR- SCHIiN. t >  De Ï.UTHEllgC HEN. j I ] ( s 2 i b k x fl K n E 360 GODSDIENSTIGE lijkheid. Want vermids de Luthtrfihe Leeraars onder het verbod leggen , van zich met geene Staatszaaken te mogen bemoeien , neemt ook zelden de burgerlijke Rcgccring kennis van hunne oneenigheden. Wanneer, in 't een of ander op. zigt, eene nieuwe fchikking wordt beraamd , wordt doorgaans dezelve bekragtigd door den waereldlijken arm ; zonder die bekragtiging kan zij niet worden ingevoerd , zo dat zij van eene verbindende kragt worde voor de Geestlijkheid of den Lcekcftand. De Schoolmeesters,of onderwijzers der jeugd, onder de Lutherfchen, zijn Jonge, hngen, die aan de Univerfiteit een gere. »cld onderzoek hebben doorgeftaan. Zij draagen den naam van Expehtanten, (Afvagters,) dewijl zij vervolgens tot den predikdienst worden geordend, indien zij foor het volk tot Leeraars worden verkozen. Zodanig behoorden, in de daad, le hoedanigheden en vermogens te wee. en van allen , die dc jeugd onderwiien. En, misfehien, moet het toe^e :hrecven worden aan het gebrek deezer evoegdheden,dat 'er zo veelen zijn, wel. e het onderneemen om onderwijs te gee en in zaaken, in welke zij zei ven vol, rekt onbedreeven zijn. De Lutherfchen hebben menigvuldiVcr aaien openbaare Gebeden en Leerredem, dan eenige andere Proteftanten in uropa. Dit is, misfehien, eene van de ïgttte gewoonten , die in hunne Kerk plaats  GESCHIEDENIS. 361 plaats hebben. Want, gelijk God aan zijn oude volk, de Israëliten, het heiligen, oD godsdienftig vieren, van niet meer dan8 éénen dag onder de zeven beval , dus kwamen ook de eerfte Christenen nooit dan op den eerften dag der weeke tc zamen. Alles is fchoon , in de befchikkingen der Voorzienigheid; en wanneer dc menfchen hunnen dagelijkfchen arbeid verlaaten, tot bijwooninge van den openbaaren Eerdienst, op andere dan zulke tijden, welke de heilige Schriften hebben vastgefteld , dan handelen zij onbeftaanbaar met de orde Gods, cn benadeelcn, in 't algemeen , grootlijks hunne huisgezinnen. Ja, 't gebeurt menigmaal, dat de zulken, die meer dan gemeen bezorgd zijn omtrent de uitwendige verrigtingen van den Godsdienst, zelden eene waarc oprechtheid bezitten , maar veeleer een fchandvlck van den Godsdienst zijn. Dit heeft allereerst den Deïsten den mond geopend. Want het verdient met regt onze opmerking, dat onze vcrmaardftc'Deïstifche Schrijvers de zulken waren , welke vooroordeelen tegen den Christlijken Godsdienst opvatteden, omreden dat dc Kerkelijkcn twee- of driemaal 's daags baden en predikten als Engelen , terwijl zij leefden als Duivelen. Hier van zouden wij een menigte voorbeelden kunnen aannaaien; doch, in een ander gedeelte deezes Werks , zullen wij gelegenheid vinden om hier van verder gewag te maaken. 'fis zeker, dat in de Lutherfche Kerk Z 5 nor. De ,UTHERCUEN.  De LUTHER.SCIIEN. J < C c e v 362 GODSDIENSTIGE nog verfcheiden bijgeloovige gewoonten plaatshebben, onbeftaanbaar met de zuiverheid van het eerfte Christendom. Dus itel en zij het begraavèn hunner dooden veelal uit tot den Zondag, om alzo gelegenheid tc hebben tot het doen eener Lijkrede, welke hunne Leeraars altijd doen, bij het overlijden van eenen hunner ledemaaten, 't zij oud of jong, rijk of arm. Meestal zijn deeze Leerredenen eene aaneenfcbakeling van vleiende loftuitingen niets dan welke nutteloozer en weinig beduidender zijn kan. Want, hoe veel hcils wij onzen afgeftorvene vrienden ook mógen toewenfehen, nogthans worden wij, ten hunnen opzigte , tot aan den Oordec dag, in eenen ftaat van onwectendheid gclaaten. Boven hebben wij reeds aangemerkt, dat de Lutherfchen, in hunne Kerken,' Altaars hebben, ter vieringe van het heilig Avondmaal. Daarenboven gebruiken zij, in hunne Kerken, brandende Waschiaarzen, nevens het Krucihx op het Al:aar; zomtijds gebruiken zij ook wierook [Joch zommige van deeze dingen zijn niet ilgcmcen , maar aan zekere bijzondere ilaatzen verbonden. Zommigen hunner godgeleerden bcwecren, dat deeze dinm Juister en waardigheid bijzetten aan en Godlijken Eerdienst, door de aandaet es volks te vestigen. Anderen, daartegen , klaagen dat de Priesters te veel verks maaken van en te groot belang ellen 111 deeze plegtigheden , door ze te be-  GESCHIEDENIS. 363 bcfchouwen als wcezenlijkc deelcn van den Godsdienst. Zeker is het, dat vceIcn onder hen te veel op hebben met noodlooze, of liever ongerijmde bcuzelingeöj.ja, wij mogen ze wel gevaarlijk noemen. Want wanneer het volk, onder het bij woonen van den openbaaren Eerdienst, wordt opgewekt omeenigen den minften bijftand tc zoeken bij vleeschlijke voorwerpen , dan wordt de Godsdienst zelve voor hun eene vleeschlijke zaak, cn de zuiverheid van het geestlijk Christendom wordt ontluisterd en bevlekt. Hunne gemoederen, zegt een godvru0ng Schrijver , worden afgetrokken van de befchouwing van den grooten God hunner zaligheid. En wij mogen het voor eene zekere waarheid houden, dat de invoering van dusdanige plegtigheden in dc eerfte Kerk , kort naa de regeering var Keizer constantinus den grogten, den weg baande tot alle de belachelijke en Heldenfche plegtigheden dei E-Oomschgezinden. Dc Lutherfchen hebben een groot geta van de plegtigheden der Roomsch-Katho lijken behouden ; in de waarnceming va: dezelve zijn zij zeer naauwkeurig. Du worden zij, door het luiden der klokken zamengerocpen tot de openbaare Ge'oc den cn liet aanhooren der Leerredenen doch niet tot de Morgen- en Avondgebc den. Want, welk een vreemd voorkoc men dit ook moge hebben , de Luthet fck 3CÜLX. I l 1 s > 1 u n  De I-UTHELlSCHEN. i 1 ] ( \ I 364 GODSDIENSTIGE fchen onderhouden , op zommige plaatzen, de zogenaamde Kanonikaale Uuren, of Bedeftonden. In zommige landen wordt een gedeelte van den Dienst in de Lat ij nfche taaie gedaan. In alle hunne Kerken vindt men Orgels, niet alleen om het oor daar mede te aangenaamer te ftreelcn, maar ook om de Gemeente, in het zingen , een meer zamenftemmend akkoord te doen houden. Behalven de Orgels , hoort men, in alle hunne Kathcdraale, of Hoofdkerken, het geluit van eene menigte andere Speeltuigen, bijzonderlijk op hunne plegtige Feestdagen. Doch het eenvoudige gedeelte der Gemeente ergert zich hier aan dikmaals. Noodig is het, hieraan te merken,dat men nog heden Nonnen-Kloosters ontmoet, in verfcheiden gewesten, alwaar het Lutherdom door de Wet is vastgefteld. Nogthans zijn deeze Nonnen niet verbonden door de bepaalingen eener ftaatelijke gelofte; zij mogen het Klooster i-erlaaten, wanneer het haar goeddunkt, teder Godsdienftig geftigt ftaat onder eene' \btdis. De Nonnen flaapen twee entwee n één Bed , in zeer zindelijke flaapverrekken. Elk heeft voor zich zelve een :lein kamertje, om tc werken, te leezen >f tc bidden. Wijders zijn ze voorzien anecne Kapél, alwaar de openbaare Eerdienst, op Zondagen Vrijdag, wordt errigt. Haar Priester of Leeraar draagt eene  GESCHIEDENIS. 3penbaaregcfchiedverhaalen,zichvertoont tene menigte van gedagten ontmoet men n zijne Schriften, die eenen vreedzaamen 'eest fchijnen te ademen. Doch wanneer le menfchen eenmaal overtuigd zijn geworden, dat de zuiverheid des Christlijkcn Gods-   sT. Vast v^Wv met luider ftemme, zo wel de gebeden als de woorden der inftellinge. Vervolgens ontvangen zij de Communie, na genoeg op de zelfde wijze, als in de Engelfche Kerk gcbruiklijk is, tc weeten, knielende voor het Altaar. In zommige oorden van Saxen , luidt dc Leeraar , met veel deftigheids , eens of tweemaal, met een klein fchelletje: Aa 4 eene De LUTMI'.R- SCHIÏ.N.  De Ï-OTHER SC HEN. | i i f •ï1 376 GODSDIENSTIGE eene gewoonte, zo wel noodeloos als on■ voegzaam; bijzonderlijk onder de geenen, die waanen Proteftanten te weezen , en de Hostie niet aanbidden. In de daad zij befchouwen alles van dien aart als Af! goderij : en, nogthans, is het zeker dat de menfchen de Afgoderij met woorden kunnen veragtcn, terwijl zij, ondertusfchen, in de praktijk waarlijk Afgodendienaars zijn. In de meeste Luthérfehe Kerken, vóór dat de Leeraar het Avondmaal uitdeelt, trekt hij zijn Koorkleed aan , en over hetzelve een gewaat, met verfcheiden Kruizen daar op vastgemaakt. Van de Stola der Roomsch-Katholijke Priesters moet, nogthans, dit kleed onderfchciden worden, dewijl tusfehen dezelve geenerhandc overeenkomst plaats heeft. Op zommige plaatzen, naa dat de Leeraar het Euangelie op het Altaar heeft geleezen , werpt hij het gemelde gewaat over zijn hoofd, en legt het op de tafel neder Naa dat het Geloof is gezongen, klimt hij op den Predikftoel, en predikt in zijn Koorkleed ; waar op hij tot het Altaar, wederkeert, daar hij het gemelde boven?ewaat wederom aantrekt. Zommige ernligen onder de Lutherfchen, zo wel als onler de Roomschgezinden, befchouwen het 'chenken van klederen aan de Priesters ls een zeer verdienstlijk werk; in zom' nige Kerken zijn acht of tien ftellen kleeren voorhanden. Zo mild is het Bijgeef in het vereeren van iets, 't geen van gecrj  GESCHIEDENIS. 377 geen nut kan zijn voor het rrjenschdom; en zo ijdelzinnig is de menschlijke trotsheid, 1 in het Hellen van eenig vertrouwen in 't£ geen blootlijk gelccgen is in eene niets afdoende vertooning. Werktuiglijke Godsr dienst is het nadeeligftc dat 'er immer kon verzonnen worden; en niet tegenftaandc de ftoutc beweeringen van denHeere hum e , mogen wij ftaande houden, dat dezulken, welke denzelven aanmoedigen, geene vrienden van het Christendom zijn. Boven hebben wij reeds aangemerkt, dat, op verfcheiden plaatzen, waschkaarzen op het Altaar branden, terwijl de gewijde plegtigheid gevierd wordt. Doch kan 'er in de waereld iets dwaazer bedagt worden, dan kaarzen te branden op den vollen middag ? Maar de kragt van dit ons bewijs tragt men door Allegorié'n te ontzenuwen. Men zegt, dat gelijk Christus het heilig Avondmaal bij nacht in? ftelde, wij het ook alzo bij het branden van de kaarzen behooren te onderhouden, Met het zelfde regt zouden zij in 't midden kunnen brengen, dat gelijk de eerfte Christenen genoodzaakt waren, 's nachts tc vergaderen , om dus de hevigheid der vervol ginge te ontwijken, dus ook onze bijcenkomften, zelf in een vrij land, nachtvergaderingen behoorden te weezen. Ongetwijfeld is dit een van de minstbetekenendc bewijzen, welke ooit wier-den aangevoerd. Doch, wanneer de menfchen de waarheid flegts tenhalven hebben aangenomen , kan het niet vreemd voorkooAa 5 men, De UTHERCHEN.  De kBT-HERi ECUEN. i 2 c 1 n g z h •P 378 GODSDIENSTIGE men, hen tot de dwaaling te zien wederkceren. Zó dra de Avondmaal vierende Christen de gewijde tekens heeft gebruikt, valt hij zelve op zijn knieën, om Godc zijne dankbaarheid te betuigen voor het genot van geestlijk voedzel. Op zommige plaatzen wenfchen de Communikanten elkander over en weder geluk, met die blij, de gelegenheid. Hoe veele maaien het Avondmaal moet gevierd worden, is niet vast bepaald, maar ftaat aan eens ieders verkiezinge. Zommigen doen het eiken Zondag; doch deeze zijn dc zo genaamde Fijnen. Geen Leeraar kan de Communie uit zijne eigen handen ontvangen ; door de leere van lutherus is dit volftrekt verbooden. 's Daags vóór dat het Avondmaal zal gevierd worden, wordt 'er altoos in den Avond eene voorbereidingspredikaathe gehouden: deeze gewoonte wordt ook in igt genomen in verfcheiden andere Hervormde Kerken. In deeze zamenkomst nocten zij allen verfchijnen, welke deel uilen neemenaan de gewijde plegtigheid; ie zulks verwaarloozen , zonder wettie verhinderingen , worden door de kerelijke tucht geftraft. Hoewel het Avondlaal meestal knielende wordt ontvan, en, ftaan , cgter, op zommige plaat, sn,de Communikanten overcindc. Doch ier omtrent heeft geene vaste bepaaling laats ; 't welk zomtijds geene geringe ver-  GESCHIEDENIS. 379 verwarring veroorzaakt, in de openbaare zamenkomfr.cn. 1 De Lutherfchen bedienen zich, in hct! Avondmaal, van rooden of van witten wijn , naar gelange het hun best fchikt. Nimmer dienen zij het Sakrament den kinderen toe ; doch het gebeurt zeer dikmaals dat zij het uitdeden in de eigen huizen van de zulken, die ziek zijn, of op fterven leggen; verfcheiden plegtigheden worden, bij die gelegenheid, in agt ge. nomen. 't Is noodig, hier aan te merken, dat de Communie, welke dus aan de kranken of zieltoogenden wordt bediend , zeer naauwe overeenkomst heeft met het Via, ticum der Roomfche Kerke , uitgezonderd in het werk der aanbiddinge. Ja, deeze hunne Communie mag met den zelfden naam, als die der Roomschgezinden, genoemd worden. Want de Lutherfche Leeraar zegt tot de Communikanten, dat de gewijde tekens hun tot een bekwaamen voorraad dienen, op hunne reize na de andere waereld. Het woord , welk de Lutherfchen, in de plaats van het Viaticum derRoomsch-Katholijken, gebruiken, drukt het zelfde denkbeeld uit, en doet ons denken aan de van ouds gcbruiklijke vrartpenningen, welke de Heidenen aan ciiaron betaalden. Van de Heidenen hebben de Pausgezinden deeze plegtigheid overgenomen ; en de Lutherfchen dezelve ten grootfr.cn deele behouden. Of het woord Viaticum, door de Lutherfchen , De .U'l HERiCHEN.  De XtJTHER ECHEN. i | 1 380 GODSDIENSTIGE fchen, als te bijgeloovig wierdt befchouwd - als zijnde van Paapfche afkomfte , kunnen wij niet bepaalen. Dit ondertusfchen is zeker , dat zij het uit hunnen Kerkdienst hebben gelaaten, en het thans de Communie der kranken noemen. Met deeze Communie gaan dc volgende plegtigheden gepaard. Vooreerst,belijdt de Communikant zijne zonden; dit wordt voorafgegaan van een gebed, en gevolgd van de Zondvergiffenisfe, welke door den Leeraar wordt uitgefproken, in den naam der altoos gezegende Dricé'enheid. Ten tweede , de Communie , aan den kranke toegediend , wordt insgelijks vooraf gegaan van een Gebed, en verzeld van het zingen van een Pfalm of Lofzang, zijnde meest den drieëntwintigffen of honderd-derden Pfalm, volgens de overzetting, bij de Lutherfchen gebruiklijk, gelijk ook onder veele anderen Protefbnten • als mede een Gebed, 0p de plegtige gelegenheid flaande. Ten derde cn eindelijk , wordt op de plegtigfte wijze de zegen uitgefproken, onder het aanbeveelen van den zieltoogenden Geest in de armen van den Heere je zus, ter genietinge van de eeuwigduu•ende gelukzaligheid in den hemel. In die gewesten en landen, alwaar het neeste hijgcloof onder de Lutherfchen leerscht, neemt de Leeraar, zo ras hij in le ziekenkamer is gekoomen, eene tafel, :n plaatst dezelve in de gedaante van een AI-  GESCHIEDENIS. 38r Altaar, door haar te bedekken met een tapijt, en een fraai karmozijn Laken, eni twee brandende waschkaarzen daar op teJ plaatzcn.Tusfehen de kandelaars fielt hij een Krucifix, en andere dingen, welke onder hen tot voorwerpen des bijgeloofs verftrekken. De Communie moet toegedeeld worden , in de tegenwoordigheid van eenige bloedverwanten van den zieke 5 of, wanneer deeze niet voorhanden zijn, worden eenige van de naaste buuren daar bij genodigd. Elk een, daar bij tegenwoordig , mag nevens den kranke het Sakrament gebruiken; doch zij moeten eenigen tijd vooraf gewaarfchuwd worden, opdat ze gelegenheid hebben om zich behoorlijk voor te bereiden. Niet alleen brengen de Lutherfchen de Communie aan de huizen van zieken, maar ook aan die der hoogbejaarden en zwakken , en die hier door onbekwaam zijn om den openbaaren Eerdienst bij te woonen. Aan dusdanige perfoonen doet de Leeraar eene ernftige vermaaning, welke niet ongepast eene huislcerrede, naa de Huis-Communie, mag genoemd worden. Thans zullen wij overgaan om een berigt te geeven van hunne wijze van biegtcn,of zondbelijden,'t welk als een werk van dc dringendfte noodzaaklijkheid wordt aangemerkt, overal daar de Lutherfche Eerdienst door de wet is vastgefteld. Wij moeten hier aanmerken, dat deeze gewoonte ten natuurlijken gevolge heeft, dat de magt der Geestlijkheid hier door aan- De .UTI1ERS CHE'N.  §8ü GODSDIENSTIGE De SC HEBT* aanmerkelijk wordt uitgebreid. Indien • zij , van den eenen kant, de folterende zielpijnen verligte, en aan een gegriefd geweeten eene waare en zuivere vertroosting geeve 5 zij baart, van den anderen kant, eerbied en ontzag voorde Leeraars, die, door het afneemen der zondbelijdenisfe, de geestlijke leidslieden cn heelmeesters van hun volk worden.- Zij dienen hunne geestlijke 'geneesmid* delen toe in den naam des Heeren; doch kondigen, inden zelfden naam,den vloek aan dezulken , die weigeren gebruik te maaken van't geen zij voorfchrijven. Hoe groot, nogthans, het gezag der Lutherfche Leeraaren of Biegtvaderen ook zijn moge, het kan op verre na niet vcrgeleeken worden bij hetgeen de Roomfche Priesters zich •weeten te verwerven. Door een aanzienlijk' en zeer geagt' Leeraar onder de Lutherfchen , thans nog in leeven, wierdt mij het volgende berigt ter hand gclleld. ,, Voor dat de zieke, of ook wel de „ hoogbejaarde of zwakke, het Sakrament ,, ontvangt, belijdt hij zijne zonden aan „ den Leeraar, die, overeenkomftig met „ de heilige fchriftcn , eene volkomc„ nc belijdenis van zonden aankondigt „ aan allen, die waarlijk boetvaardig zijn. Deeze zondbelijdenis llrekt zich niet „ uit tot bijzonderheden , gelijk die der „ Roomsch-Katbolijken : want de Leeraar „ maakt zijn werk niet om in de gemecn„ fle verrigtingen door te dringen. Ge* nocg is het, indien de boetvaardige in w t  GESCHIEDENIS. 383- „ 'c algemeen verklaare , gezondigd te „ hebben. En welk mensch zou die ont-i „ kennen? Dit legt in den aart van den* ,, Godsdienst opgeflooten. Want waar „ toe zou het dienen, dat de menfchen de openbaare dienstverrigtingen bij„ woonden , God om vergiffenis fmeckten, om zijnen bijftand baden , en „ hem voor zijne menigvuldige weldaa„ digheden loofden en dankten, indien ?, zij geene zondaars waren ? dat wil „ zeggen , indien zij den Godlijken wil niet hadden overtreeden. Nogthans is de daadlijke verrigting van het werk der Zondbelijdenisfé zelve on„ der de Lutherfchen niet eenerlei; men befpeurt daar omtrent eenig onderfcheid 5, tusfehen verfchillende landen en plaatzen, naar gelange de vooroordeelen de ,, overhand bezitten, en de vrijheid van eigen onderzoek tot den laagflen ftaat van veragtinge is gezonken. Op zommige plaatzen, begeeft zich eene geheele bende volks na den Leeraar, om geza„ mentlijk hunne zonden te belijden; een ,, van hun leest eene algcmeene zondbe„ lijdenis: waar naa de Leeraar vraagt, ?, of zij allen in gevoelen en begrippen „ overcenftemmen ? Naa dat de Leeraar ,, een toeftemmend antwoord heeft ontvangen . doet hij eene ernftige vermaa„ ning, die langer of korter is, naar ges, lange hij zulks goed vindt; hier mede, en met de zondvrijfpraake, wordt de „ plegtigheid beflooten." Dit is het doorgaande De .UTHER-» CHEN.  De 6CHEN. : 3 &4 Godsdienstige gaande gebruik in de voJkrijklte ftcdcn, ; daar het bijkans onmogelijk zijn zoude, de Leden der Gemeente, één voor één, de biegt af te neemen. Op zommige plaatzen ftelt de Leeraar aan hun , die de zonden zullen belijden, drie Vraagen voor. Vooreerst vraagt hij hun, of zij een waar berouw hebben van die zonden, van welke hun Ge weeten hen bcfehuldigt? Ten tweede, of zij in oprechtheid gelooven en belijden, dat het Lichaam en het Bloed van onzen Hcere je zus Christus weezenlijk en daadelijk tegenwoordig zijn in de tekens van brood en wijn ? Ten derde, of zij belooven, in het Lutherfche Geloof tc zullen blijven en volharden, tot aan het einde huns leevens? Deeze laatfte vraag fluit in,een beginzel, onbegaanbaar met de verdraagzaamheid, cn gevolglijk met het Christendom. Doch, het is overbekend, dat de Lutherfchen, ovcr't algemeen, op dit ftuk zeer fterk aandringen, niet alleen met betrekking tot de Roomsch-Katho'lyken ,-maar ook ten opzigte van de Kalvinisten , die menigmaalen jegens hen dc edelmoedigfte verzekeringen gedaan hebben van broederlijke' liefde. J Te Neurenberg, en op eenige andere plaatzen, gaat het uitfprceken der zondvergiffenisfe verzeld van de oplegging deihanden. Van eene zeer hooge°oudheid is deeze gewoonte; zij fchijnt eenen aanvang te hebben genomen omtrent het ïiidden der Vijfde Eeuwe, toc^q .de ' Christ-  GESCHIEDENIS. 385 Christlijke Godsdienst zijnen weezenlijkcn aart met eene blootc gedaan te ver tooning begon te venvisfelen. Dit gebruik gaat op de volgende wijze toe. De Leeraar j dien wij den naam van Biegtvader mogen geeven, legt driemaalen zijne handen op het hoofd des boetelings ; herhaalende j bij elke vermaaning, op eene ftaatelijke wijze, den naam van eenen der perfoonen der gezegende Drieëenhcid. Vervolgens zegt hij tot den boeteling: „ Gaa heenen in vredej en de Genade van onzen Heere je zus „ ciiristus zij met u!" Tevens maakt hij het teken van het kruis. De Biegt, of Zondbelijdenis , wordt ftaande, zittende of knielende afgeleid, naar gelange zij het goed vinden. Zij zijn, derhajven, op verre na niet zo bijgeloovig als de Roomschgezinden. En, nogthans, neemen bijkans alle de LutherfcheLeeraars geld aan van de leden hunner Gemeente, wanneer zij bij hen ter biegt koomen. Dewijl hun hier om de misdaad van Simonie, of'Geestlijken handel, is te laste geleid, hebben zij die befchuldiging zoeken te keer te gaan , en voorgewend , dat dit geld een gedeelte van hun inkoomen uitmaakt. Een Roomsch Priester , die zo wel goederen als geld aanneemt, zou het zelfde,ter zijner verontfchuldiginge,kunnen voorwenden. Wanneer, voor eene Geestlijke gaave , geld wordt aangenomen, is de gaave niet meer geestlijk; er veelen , die zich Euangeliedienaars noe- V, deel. Bb men. De LUTHIÏR»  De LUTHERSCHEN. i ( J ( i f l c ii F moet 386 GODSDIENSTIGE men, doen der waereld duidelijk zien, datde begeerte, om hunne driften op tc volgen, allen eerbied, welken zij voor den Godsdienst kunnen hebben, vernietigt _ Gelijk de Lutherfchen eene groote menigte Feest- en Vastendagen hebben , dus oeffenen hunne Super-Intendenten, bii dusdanige gelegenheden, een hoog gezag' Want zij hebben de magt om deiLew Kerkdijken tc gebieden , over zodanige onderwerpen te moeten prediken, als zij geraaden vinden, cn hun regelen van se. drag voor te fchrijven, geduurende ieder gedeelte der plegtigheid. Op hunne Feestdagen zijn hunne winkels geflooten cn alle hunne handwerken en kostwinningen ftaan ftïtjhoewel zij op deeze,cn ook op Zondagen , niet fchroomen , in den agtermiddag, op de kaart te fpeelen. Thans moeten wij een berigt geeven van hunne wijze van Exkommunizeeren, of m de Ban doen. In Deenemark >n eti Zweel len gaat dit yerzeld van een ftreng boetesedpgf. In het ecrstgemelde Koninkrijk, vordt de perfoon, die in den Ban zal L laan worden, zo ras hij in de Kerk is vel cheenen, met tekenen van vcragtin-e laar buiten geflooten door den Predikci n de tegenwoordigheid der geheele Ver;aderinge. Indien evenwel , de Ban -an langen duur zijn zal, wordt hij niet itgeflooten van het voorregt, om den penbaaren Eerdienst te mo en bfwGO en, als mede de overige verrfgtingen der tegtïge GodsdienstoefTeninge- doch  GESCHIEDENIS. 387 moet op eene bijzondere plaats zitten, op eenigen afftand van de overige leden der Vergaderinge; én wanneer de Leeraar van den predikftoel koomt, wordt hij door eenen Kerkdijken bediende buiten de Kerk geleid. Dit heeft eenige overeenkomst met de gewoonte der vroegere Christenen, toen de Kerk in 't verval begon te koomen. Niet minder Rreng gaat het bannen onder de Zweeden toe. Een Reiziger, welke, dat Koninkrijk bezogt heeft, verzekert , te Lincoping gezien te hebben, een jong vrouwsperfoon , die zich aan eenig wanbedrijf hadt fchuldig gemaakt, en daarom aan de Kerkelijke tuchtoeffening onderhevig was geworden , openlijk ten toon gefield, op haare knieën leggende, Van het aanbreeken van den dag tot aan den middag, in het Kerkportaal, op eene hoogte, bij wijze van ceii Kaak, ten dien einde voordagtelijk opgericht, 't Kan , ondertusfchen, weezen, dat dit eene burgerlijke , en niet eene Kerkelijke kastijding geweest is. Jonge vrouwlieden, weike zich niet fchaamen, zich openlijk te fchande te maaken door buitenfpoorig drinken, of het plcegen van eenige andere fchandvlekkende misdaad , worden in *s Grdavenhaage even eens geftraft. Hierom kunnen wij van deeze foort van Zweedfclie rtrafoeffeninge geen behoorlijk denkbeeld vormen, omdat wij niet w£eten, of zij van een burgerlijken of kerkdijken aart ziï. Rb 2 Hoe De LUTHEIfc* SCHEN.  388 GODSDIENSTIGE EÜTHER.SCHUN'. ■ Hoe ftreng ook de Lutherfche Kerktucht zijn moge, moeten, nogthans, de kerkelijke tuchtoeffeningen niet ge* pleegd worden door de dwangoeffcncnde magt van den waercldlijken arm. Dit dient grootlijks ter hunner eere ; en het fmart ons tc moeten zeggen, dat 'er niet meer dan ééne Proteftantfche Kerk in de waereld is, alwaar deeze gewoonte plaats heeft. In één woord; de Lutherfchen oeffenen den zo genaamden kleinen Ban; doch nimmer, hebben zij eenen inval g.ekrecgen om den overtreedcren eenige burgerlijke ftraffen of kastijdingen aan te doen. Misfehien wijkt de burgerlijke m'ïgt, onder eigendunkelijke beerfchappijen, zomtijds ccnigzins af van 't geen wij hier hebben ncdergeftcld; doch niets ontmoet men in hunne Kerkelijke inftellingen , 't geen aan zulk eene gewoonte gezag kan bijzetten. Het in den Ban doen, is het uitwerpen van een perfoon uit de gemeenfehap der Geloovigen; doch, uitgezonderd de Roomfche, en eene eenige Proteftantfche Kerk, houdt de ftraffe op met de verklaaring des Leeraars, welke, volgens den geest des Christendoms, altoos van een geestlijken aart behoorde te weezen. Lutherus heeft een Formulier van den Doop opgefteld in de gewoone landtaal e, met oogmerk, dat een iegelijk, bij de plegtige verrigting tegenwoordig, het zou kunnen verftaan. Veele plegtigheden, bij deRoomsch-Kathoiijken gebruik- Kjk,  GESCHIEDENIS, 389 lijk, zijn daar in ovcrgeflagen: inzonderheid de gewoonte van te ademen of tei blaazen over het kind; welke gewoonte,'■ nogthans, uit eene verkeerde opvatting , in overoude tijden plaats hadt. De Exorcismus, of het Duivelverjaagen , is nog in gebruik, en het teken des kruizes wordt daar bij gemaakt. Gelijk de Lutherfchen een groot deel van de Paapfche bijgejoovigheden hebben behouden, dus hebben zij het ook tot een. r^gcl gefield, hunne kinderen, zo dra mogelijk naa de geboorte, tc doopen. Indien het kind te zwak zij om in de Kerk te kunnen gebragt worden , wordt het aan. huis gedoopt; een of meer Doopgetuigen, moeten daar bij tegenwoordig zijn. Wanneer de jonggeboorene geoordeeld wordt in leevensgevaar te zijn, mag de Vroedvrouw hem doopen, zo wel als onder de Roomschgezinden. Indien 'er een kind op de ftraat of bij den weg worde gevonden , met bijgevoegde kennisgecving dat het. reeds gedoopt is, wordt hier op geene agt geflagen, maar dc vondeling na de Kerk gebragt, om in het openbaar gedoopt te worden. Zinncloozen worden onderhen niet gedoopt, ten zij ze, tot volwasfenheid gekoomen zijnde, daadclijke blijken van redenmagtigheid v.ertoqnen. Allo wettige kinderen worden vóór het aangaan van den openbaaren Eerdienst, doch de Bastaartcn naa het eindigen van den* ^elven, gedoopt. In zommige, hoewel niet in alleLuther* Bb 3 fchi De .UTHER* CUh.M.  De LUTHER ÊCHEN, I 39ö GODSDIENSTIGE fche Kerken, ontmoet men Doopfonten ■ In eenige Kerken in het Keurvorstendom Saxen, koomt een Enge], met een Doopbekken in de hand, van het gewelfzei der lierke nederdaalen, door middel van een katrol , of eenig ander verholen werktuig , en biedt den Bekken aan den Leeraar, die den Doop moet bedienen. In andere Kerken wordt 'er een Tafel uit de Kerkekamer gebragt, en voor het Altaar, met een Bekken op dezelve, geplaatst Meer dan in andere lieden of plaatzen, is dit te Augsburg in gebruik. Naa de voorafgaande vraagen , altoos brj de Doopbediening gebruiklijk, doet de Leeraar eene aanfpraak, bij wijze van opwekkende vermaaninge; voorts verjaagt hij den Duivel , met de volgende woorden: „ Vanhier, gij onreine geest, en maak plaats voor denHeiligenGeest'" len zelfden tijde maakt de Leeraar het teken des kruizes over het kind, zeggende : „ Ontvang het teken des krnizès , „ en wees een getrouw krijgsknegt van >, Je zus Christus, inden naam des „ vaders , des Zoons en des Heiligen ,, Geests! Hierop doopt hij het kind, door het driemaal in het water te dompelen m den naam der gezegende Dricëenheid Met eene ftigteïijke en opwekkende Aanfpraak en het fpreeken van den Zegen, wordt de geheele plegtigheid beflooten T.lt r ?r$mr°rQt?n Wij n°g aanmerken, dat de LutherfcheLeeraars Steekpenningen af gefchenken eifchen van de zulken , dfé hiu>  GESCHIEDENIS. 3or hunne kinderen ten doop houden. Doch , in een ander gedeelte deezes Werks , zullen wij gelegenheid hebben om nader te fprceken van deeze gewoonte, als gebruiklijk in eenige andere, en, in de daad, zeer veele Hervormde Kerken. De volgende zaak, van welke wij moeten gewag maaken, is, hunne wijze van bevestiginge ( of aannceminge tot leden der Gemeente); deeze heeft geene overeenkomst met die der Roomschgczindcn. Want zij gebruiken geene olij; cn elk gewoon Leeraar cener Vergadcringc mag deeze plegtigheid verrigtcn. Dc perfoon , welke bevestigd of aangenomen zal worden , moet een voldoend antwoord geeven op de vraagen, welke hem , door den Leeraar, worden voorgesteld. Zeer veel overeenkomst heeft dit gebruik met de gewoonte der eerfte Christen Kerke. Naa dat zij alle vraagen, hun voorgehouden, beantwoord hebben , doet de Leeraar eene gepaste vermaaning;de Vergadering zingt een lied , en de plegtigheid wordt met een gebed en het fpreeken van den zegen beflooten. Geregeld en eenpaarig is dc Lutherfche Kerktucht, met opzigt tot het Huwelijk. Ter voltrekkinge van een Huwelijk, daar zich geene wettige verhinderingen vertoonen, vervoegen zich Bruidegom en Bruid in dc Kerk van hunnen Leeraar; deeze vraagt hun , of zij het onderling eens zijn , zich in den gehuwden ftaat te begeeven. Hier op geeven zij elkander Bb 4 de De LUTHERSCUEN,  De f.UTHEl! SCBEN. i ( 1 f % 392 GODSDIENSTIGE de rechterhand , en vcrwisfclen hunne -ringen. Daar naa zegt de Leeraar: „ A „ en B. begeerig zijnde , zich tc begee„ ven in den heiligen ftaat des Huwelijks „ voor de geheele Vergadering hier to„ genwoordig, verklaar ik hen door dee„ zen voor Man en Vrouw, in den naam „ des Vaders, des Zoons, en des Heili„ genGeests, één God. Amen." Vervolgens herhaalt hij etliike piaatzen der Heilige Schriftuure, behelzende de plinten der Mannen en Vrouwen. De geheele plegtigheid wordt bcflooten met een gebed, om hunnen voorfpoed in den tijd, cii hunne zaligheid in de Eeuwigheid. — 't Is noodig hier aan te merken , dat de Lutherfchen nooit op hunne Vastendagen trouwen: als mede dat het Huwelijk alleen van de gcringfte lieden in de Kerk wordt ingezegend: die eenigzins in goeden doen zijn, trouwen in den avond in hunne eigen huizen. Met de plegtigheid nogthans, gaan dc zelfde omftandigheden gepaard. ö In zommige oorden van Duitschland, aaar de heden in 't openbaar trouwen, worden de ftraaten met bloemen beItrooid; nog een goed deel andere noodooze praalvertooningen gaat daar mede jepaard , met waardig om hier vermeld .e worden In den morgen van den lag, als het Huwelijk zal ingezegend vorden, zijnde meestal op een Zondag aat de Bruidegom uit zijn huis, om aan e Lruid een bezoek te geeven. Eer hij uit,  GESCHIEDENIS. 393 uitgaat, worden de deuren en venfters van zijn huis met bloemen verfierd; dit is eene leuze voor de ftad- of dorpgenoo-1 ten dat hij zal trouwen. Naauwlijks is hij op de ftraat gekoomcn, of een jong Meisje werpt hem eenige bloemen in het aangezigt; waar naa hij in een koets of op een chais klimt , naar gelange zijne tijdlij ke omftandigheden medebrengen ; de pacrden zijn pragtig opgefchikt. Zo dra hij aan het huis van de Bruid is gekoomen, klimt hij uit zijn rijdtuig; te zamen rijden zij, in een anderen wagen, na de Kerk, daar de Huwelijksknoop wordt toegehaald , om niet dan door den dood te worden losgemaakt. Eindelijk zijn wij gekoomen tot hunne Be^ graafenisplegtighèden, dat laatfte tooncel, welk een einde maakt aan de menschlijke bcftaanlijkhcid. Den zieltoogcnden Lutheraan wordt geen laatfte Oiijzel toegediend, noch eenig gewijd ovcrblijfzel voorgehouden ; hij ontvangt geene vertroosting, door hem een Krucifix in de handen te geeven. Hij wordt met gecne hoop gevoed , gebouwd op dc kragtcn , voortvloeiende uit de hcilighicd van een Monniksgewaat; cn hij verwagt geene gelukzaligheid naa den dood van eene menigte Zielmisfen , welke voor hem zullen gedaan worden. Zijn geheele vertrouwen rust op de verdienften van je z v s chr istus, en hij ontvangt geestlijke vertroostingen uit dc opwekkingen cn vermaaninRb 5 gen, He .UTHER'j iCUüiV- i  De LU'I BEK.. SCHEN. I j 394 GODSDIENSTIGE gen, welke hem door zijnen Leeraar worden voorgehouden. Dit niettegenftaandc zijn de Lutherfchen zeer bijgeloovig. Trouwens , 't is geene gemaklijke zaak, het gemoed van Bijgeloof tc ontkleeden, zonder over te flaan tot Deïsterij. Op den dag, tot de begraavinge vastgefteld, koomen de bloedverwanten en vrienden in het fterfhuis te zamen. De Leeraar der Gemeente begeeft zich insgelijks derwaarts , verzeld van eenen ftoet van Leerlingen , waarfchijnlijk om den aart der plegtigheid te leeren kennen: want aan het leeren van den werktuiglijken Godsdienst is nog al eenige moeite vast. Deeze Jongelingen zingen twee of drie liederen voor het huis van den overleedene. Vervolgens treeden zij aan het hoofd der Lijkftaatfie; een groot Kruis of Krucifix wordt hun voor uit gedraagen. Een jong Leerling, ten dien einde benoemd, gaat naast het Lijk, houdende in zijne hand een klein Kruis, 't welk ver, volgens in dat gedeelte der Kerke, of van het Kerkhof, wordt geplaatst, daar het Lijk begraavèn is. De bloedverwanten en vrienden des geftorvenen volgen het Lijk, eerst de Mannen , en vervolgens de Vrouwen. Geduurende den optogt der Lijftaatfie, worden meestal de klokken geluid, ter eere van den overleedene, ;n verfcheiden liederen gezongen. Daar?nboven is het onder hen gcbruiklijk, bij iet Graf de doodkist te openen, om van den  GESCHIEDENIS. 39$ tfen overleedene affcheid te neemen, onder het zingen van liederen , op de gele- i genheid flaande. i ]NTaa dat de Doodkist voor de laatftemaal is dicht genageld , leest de Leeraar een Gebed, en fpreekt eenen zegen uit. Indien 'er eene Lijkrede moet gedaan worden , wordt het Lijk na de Kerk gebragt. De Lijkrede beftaat meestal uit breedfpraakige vleitaal, omdat de Leeraar 'eivoor betaald worde. Gelijk in veele andere opzigten , das verfchillen ook de Lutherfchen, ten aanzien van hunne Bcgraafenisplcgtighcdcn, merkelijk van elkander. Doch hier over hebbe men zich niet te verwonderen, wanneer wij in aanmerking neenen, hoe veel verfchils 'er plaats hebbe op onze Britfche Eilanden. In zommige oorden mag geene Vrouw bij cene Lijkftaatfie tegenwoordig zijn ; doch in veele andere ftrecken wordt haare tegenwoordigheid als volftrckt noodzaakfrjk aangemerkt. Wat zullen wij dan inbrengen tegen de verfcheidenheid, welke onder de Lutherfchen plaats heeft? Het antwoord is gereed; hunne gebruiken hangen veelal af van plaatzclijke omftandigheden en aloude herkomften, zonder met den Godsdienst iets gemeen te hebben. 't Is noodig hier aan tc merken , dat hoewel van den Lutherfchen Godsdienst, in veele gewesten van Europa , belijdedenis wordt gedaan, het, nogthans,niet ongemeen is, dat de Vorst der eene, en de Di An HESLCHEN.  De I4JÏHER6CHEN. 396 GODSDIENSTIGE de onderdaanen eencr andere Godsdienst» belijdenisfe zijn toegedaan. Dus , bij voorbeeld , is de Keurvorst van Saxen Roomsch-Katholijk, en alle zijne onderdaanen zijn Luthersch. De Koning van Pruis/en en zijn geheele Hofgezin zijn Kalvinisten, en bijkans alle zijne onderdaa? nen Lutherfchen. Die doorluchtige Monarch heeft de volgende Geloofsbelijdenis opgefteld, welke hem, ten allen tijde, groote eer zal aandoen. Zij wierdt gefchreeven in een tijd, toen hij zich in zeer netelige omftandigheden bevondt; doch men kan uit het geheel zien,de helderheid van zijn hoofd, en de goedheid van zijn hart. Zij wierdt overgeleverd aan de Rijksvergaderinge te Regensburg , in den jaare 1744, en was van den volgenden inhoud. I. ,, Ik geloof niet in de inftellingen „ van den Paus, zelf niet in de fchrifteii ,, Van LUTHERUS, BEZA üf KALVI- „ kus ; maar-ik geloof in dc aanbiddc„ lijke Dricccnhcid, cn ik ftel haar heilig „ Woord tot den grondflag van mijn Gé„ loove: ook zal ik nooit iets gelooven, ,, 't geen daar tegen aanloopt, al ware „ het ook dat een Engel van den Hemel „ het openbaarde. II. ,, Ik geloof ook dat ik zal zalig „ worden , te gader met alle waare Chris„ tenen,door het bloed van Christus, zijn lijden en fterven voor ons. III. „ Gelijk ik belijd dat 'er geene za, lighcid is in eenen anderen naam, dus „ be,  G E S C H l E D E N I S. 397 ' begeer ik niet Luthersch, Kalvinist of Pausgezind, maar een Christen genaamd ] te worden. . • IV. ,, Wat aangaat de eeuwige yerkie,, zing, of Predestinatie, mijn gevoelen \, koomt hier op neder, dat dc bermhar„ tigc God alle menfchen tot de zaligheid „ heeft geroepen ; en het gefchiedt niet bij gebrek van niet geroepen tc zijn, „ dat ze niet zalig worden , maar door „ hunne eigen boosheid en hardnekkig. „ heid , in het wederftreeven der godlijke „ genade , en uit hoofde van hunne ver„ dorvene harten, en hunne zonden,dat zij veroordeeld worden. V. „ Ten aanzien van de goede Wcr„ ken , is mijn gevoelen, dat dezelve „ noodzaaklijk moeten gedaan worden, ,, daar het waare Geloof is : want Geloof „ en goede Werken kunnen even weinig „ gefchciden worden, als licht en vuur. „ Nogthans is het een dwaalbegrip , te „ gelooven, dat een mensch den Hemel „ kan verdienen door goede Werken, of i} dat hij op eene andere wijze, dan door ',, het waare Geloof, kan behouden wor„ den. Hoe kan dan de verdienfte der „ goede Werken ons zalig maaken ? VI. ,, Omtrent den Doop en des Hec„ ren Avondmaal, ben ik van gevoelen, „ dat ik van de zonde gewasfehen ben in den Doop; niet door water, maar door „ het bloed van onzen Hecre je zus „ christus,cn door hetzelve ben aan„ genomen in het eeuwig verbond der, ,ÜT1IER-' ICHEN.-:'  Be i. ut her » 393 GODSDIENSTIGE „ genade met God den Vader, den Zoon - ij en den Heiligen Geest. lV wSdfc' , „ gevoed ,n het heilig Avondmaal aai » de tafel der genade van JEZLfs chr i s » tus, en ben, uit kragt van dit Sakra" * aTV SeYfn,Pn een Celgenoot van." » alle dc weldaadten , welke mijn Zalig! * maakcr gekogt heeft door zijn wonden , cn dood, en ben geworden een erfee„ naam des eeuwigen leevens. Hierom „ geloof ik, dat hij, die in God gebóft » en zijne zaligheid zoekt in het bloed * van jezus Christus, en een on „ recht Christlijk leeven leidt, za"ftT „ ven den dood des regtvaardigen, en be-" „ houden worden. ' Zn'Zilt kat eGnen vrijheid » voor Gods aanfehijn, dat ik voornee. mens ben, te leeven en te fterven in „ deeze eenvoudige belijdenisfe des ge" °°a NoSthans kat ik aan alle goede „ menfchen het oordcel over, of ik koud! , heet, of laauw ben. Ik ben zeer verre , van te gelooven , dat de dienst der , Roomsch-fvatholijkePricsteren de zah> , heid der zielen bevordert; door de ondervmding heb ik geleerd, dat alle hunne yerngtingen ftrekken, niet tot eém Gods en de zaligheid der menfchen maar alleenlijk tot hunne eigen" eere' en om** de menfchen geëerbiedigd te VIII. 't Is met reden dat ik fchroomde , een Paapi,t, een Lutheraan, of » eea  GESCHIEDENIS. 39? 'n een Kalvinist genaamd te worden : om„ dat, volgens de gewoonte en het be- grip der waereld , het niet genoeg is, „ den naam van Christen aan te neemen, „ maar ons bij deeze of geene bijzondere „ Kerk moeten voegen, en belijdenis des „ geloofs doen. En vermids de zuivere „ Hervormde Godsdienst best met mijnen „ Godsdienst overeenftemt, denk ik het „ niet onvoegzaam, mij zeiven een Gerc„ formeerde of Hervormde te noemen; „ hoewel ik geene reden zie om te zeg* „ gen, dat 'er het geringfte onderfcheid „ plaats heeft tusfehen mijne Geloofsbe„ lijdenis en den zuiveren Lutherfchen „ Godsdienst. Nogthans zou ik mij geen „ Kalvinist willen noemen, maar ik ben, „ en zal altoos blijven, een Hervormd „ Christen; dat wil zeggen, iemand, die „ ontflagcn is van alle dwaaling in de lee„ re des Geloofs, en die alles gelooft, 't » geen ik boven gemeld heb : maar een „ Kalvinist is iemand, welke de Leer van „ kalvinus tot eene regelmaat zijns „ Geloofs ftelt. IX. „ Dewijl kalvinus een mensch „ was , kon hij dwaalen. om dat geen „ mensch volmaakt is. Maar ik befchomv , „ kalvinus, lutherus, en ande- ' „ ren, als uitverkorene werktuigen Gods, „ door de kragt des Heiligen Geests ge. „ trokken uit de duisternis desPausdoms, „ en dat zij den waaren weg ten leeven „ hebben aangeweezen; doch, dewijl zij „ feilbaar waren, noem ik hen geene Mees- » ters. De LUTHER.» iCUEN.  De tUTUERfcCHEN. 400 GODS DIE N STI GE „ ter-s * Ik belijd, geene Leere te geloo„ ven , welke niet ovcreenltemt met Gods „ Woord; geloovende het mijnen piigt te „ weezen , gelijk de H. paulus ver5, maant, alle dingen te beproeven, en het goede te behouden" Zeer algemeen is het gerugt vérfpreid, dat de Koning van Pruis/en voormaals een Deïst was* of nog is; veelen hebben dit geloofd. Doeh laaten wij de aandagt vestigen op de onderfcheidene Gcloofsftukken, zo aanftonds voorgedraagen. Elk Proteftantsch Christen, indien ze hem wierden voorgeleid, zon dezelve kunnen ondertekenen. Men zal hier vraagen, dewijl 'er geen twijfel is, of zij wierden nedcrgcfteld door den doorluebtigen held, uit welke beweegreden zij voortkwamen ? Wij antwoorden hier op, dat in alle gevallen , daar geene fehaduw van twijfelinge overblijft , wij het gedrag onzer' natuurgenoot-en altoos van de gunftigfte zijde behooren te befchouwen. liet blijkt niet , dat dc Pruisfifche Held de waarheid der Godlijke Openbaaringe ooit heeft ontkend: want, wat aangaat de menigvuldige fchandclijke fchriften , welke op zijnen naam gaan , 't lijdt weinig twijfel , of zij wierden gefehreeven door eenige onheilige vernuften , die zijne Majefteit nimmer gezien hebben, noch zijne gevoelens kennen. Van het waereldberugte boek, tot tijtel voerende, Eikon Bafilikon , wierden, in den tijd van twee jaaren, aeht uit-  GESCHIEDENIS. 4©r gaaven vervaardigd , elk van tweeduizend afdrukzels , enkel en alleen omdat het gezegd en geloofd wierdt, gefchreeven te zijn door Koning kar el den I; en, nogthans, zijn 'er ontegenzeggelijke bewijzen voorhanden, dat het uit de pen diens Konings niet is voortgevloeid. Een Boekverkooper , die ter goeder naam ftondt, fchrecf, etlijke jaaren geleeden, een klein boekje , 't welk een verbaazenden aftrek hadt, omdat men elkander in 't oor luisterde, dat een Edele Lord , onlangs overleeden, de Schrijver was. Dus zenden geleerde en vernuftige Franfchen dikmaals boeken in de waereld, op den naam van Prinsfen, of Staatsdienaaren, die ,hoewel in een leevendigen en aangenaamen ftijl gefchreeven,egter, weinig waarheids behelzen. Even eens is het ook gegaan met den Koning van Pruisfen. Voltaire en d'argens bragten eene groote menigte vlugtelingcn aan zijn Hof; en dewijl deeze lieden te liegt van karakter waren, om aanmoediging van een deugdzaam' Monarch te verwagten, weeken zij na Hollandden lieten aldaar eenige vrolijke ftukjes op zijnen naam drukken; of zogten althans de waereld te doen gelooven , dat hij de Schrijver was. De Algemeene Staaten lieten ze door Beuls handen verbranden. En, waarlijk, ware zijne Pruisfifche Majeftcit de Schrijver geweest , hij zou deeze hoonende behandeling niet ongeftraft hebben gelasten. Want het is over- V. deel. Cc al De LUI HER- SCHEN.  De tUTIIEKSCHEiV. i 1 t t t i 1 402 GODSDIENSTIGE al bekend,dat bij,meester van Oost-FrieslanaI zijnde, ten allen tijde gelegenheid heeft om eenen inval te doen op hun grondgebied. ö Op deeze wijze kunnen de aanzienlijklte mannen gefchandvlekt, en vertoond worden als de verfpreiders van gevoelens, van welke zij eenen afkeer hebben, t Wordt algemeen erkend, dat de Pruisfifche Monarch de Schrijver was van de Gedenkfchriften van hei Huis van Brandenburg; maar wie zal bewceren , dat in dit Werk iets voorkoome ten nadecle van de waarheid of de eere van den Christlij. ken Godsdienst ? Hij onderhoqdt een Lu-, therfch Leeraar in alle zijne Regimenten' die te velde trekken. Dit gelijkt niet naar eenen Vorst, die zo weinig werks van den Godsdienst maakt, als zommige lieden , in de tegenwoordige Eeuwe, hem vertoond hebben. rPi°Cb .W„ie Waren liet' die zijne PruUfifche Majefteit 't eerst voor een Deïst hebben uitgemaakt 9 De zelfde lieden welke zatnenftelzels van losbandigheid [ehreeven, en naderhand verfpreidden, dat 56 door hem gefchreeven wierden Menchen , welke eenige gunften van hem ladden genooten, doch omdat zij de volicid van magt niet konden bekoomen, er voldocninge van hunne Eerzucht, en er fchraaginge van hunne toomlooze bui enfpoorigheden , griefden zijn karakter aan e gcvoehgfte zijde , door hunne bastaart ïttervrugten hem op te dringen. Te  GESCHIEDENIS. 403 Te langer hebben wij op deeze omftandigheid ilil geftaan , ter handhaavinge van de eere van ons eigen Jand [Engeland,'] omdat, hoewel wij veele Deïsten onder ons hebben, niemand hunner, egter, zich aan zulke laage bedelagtige bedrijven fchuldig maakte, 't Waren Franfchen , die de bedoelde blaauwe boekjes fchreeven ; cn gelijk onoprechtheid en valfche befchaafdheid de kenmerken dier Natie zijn , zijn ze zeer gefield op dé eere, uit zulk een onedel en laag gedrag voortvloeiende. Wij verlangen geene Franfche' ondeugden in te voeren ; wij hebben reeds genoeg, ja, tc veele van ons eigen; doch de waardigheid van on3 land, de eere onzer Natuure , de oprechtheid onzer geaartheden, en bovenal de hoogagting, welke wij , zo wel als onze Voorouders, der waarheid toedraagen , doen ons met veragting behandelen alles , 't geen onbeflaanbaar is met den pligt, welken wij vcrfchuldigd zijn aan die geenen, welke, om hunne doorluchtige bedrijven , als flonkerende Harren zullen praaien in de Jaarboeken van Europa. Dus hebben wij een onpartijdig berigt gegcevcn van dc opkomst der vroegfle Proteftantfche Kerke in Europa. Met de volgende aanmerkingen zullen wij deeze Afdeeling befluiten. Vooreerst; hoewel de L\utherfche Kerk tot nog toe te veele Paapfche plegtigheden heeft behouden, is het, nogthans, Cc z al. Dg L UT HER- • SCIIEN. ;  4ij zich in het Kapittel-huis, om hun het opbrengen eener fchattinge voor te laan; hij hoopte , in gevalle hij de bevilliging van eenigen hunner hadde verdorven , dat de overigen hun voorbeeld ;Oiïden volgen. Doch alle de Priesters van  GESCHIEDENIS. 409 van Londen , van zijn oogmerk en ontiverp de lucht gekreegen hebbende, begaven zich derwaarts met veel oproerigheids, verzeld Van eene groote menigte volks, allen verklaarende niets te zullen betaalen. Zij hadden de deur reeds open geloopen, en het gevolg was, eene bloedige handgemeenfchap tusfehen hen en des Bisfchops bediende. Doch zijne Lordfchap liet de oproermaakers gaan met zijnen zegen, en de verzekering,dat hun van deeze bewecgingen nooit rekenfehap zou gevorderd worden. In weerwil van deeze belofte , viel hij, over het gebeurde, klagtig bij den Kanzelier, op wiens bevelen vijftien Priesters en vijf Leeken in verzekering wierden genomen. De Koning, over deeze opfchudding ontdaan , wierdt te raade, zijne onderdaanen te overtuigen, dat, hoewel hij het Pauslijk juk hadt afgefchud , hij , nogthans, geenzins ten oogmerke hadt, de regten der vastgcftelde Kerke te fchenden. Hierom beval hij, dat de wetten tegen de Ketters flrengelijk zouden ter uitvoer gebragt worden; een gebod, 't welk ten gevolge hadt den marteldood van twee Priesters en één Leek : alle drie wierden op Smitfield verbrand. De Leek, zijnde een Regtsgcleerde, was genaamd jakob ba inham, een Lid van de Middle-Temple; bij eene voorgaande gelegenheid in verzekering genomen zijnde, was hij in hegtenis gefield in Cc 5 het Dg ENGEL- SCHE HER. li. '  De ENGEL' SC HE KEU K. 3 c j l t r x d 410 GODSDIENSTIGE liet luns van Heere thomas morus, en gegeesfeld in zijnen tuin, aan eenen boom , de Boom der waarheid genaamd Deeze ftraffe wierdt hem opgeleid, omdat hij weigerde aanwijzing te doen , waar hij zijne boeken verborgen hadt, en zijne Leerlingen niet wilde :befchuldigen. Hij wierdt naar de Tour gezonden, en aldaar zo zwaar gepijnigd dat hij lam wierdt. Hij verzwoer zijne misdaad en wierdt op vrije voeten gefteld; doch hier over was hij zo mistroostig, dat hij zijn berouw betuigde, in eene zamenkomst, in een burgerhuis , in Bow-lane gehouden. Op den naastvolgenden Zondag begaf hij zich na de Auguftijner-Kerk, dragende eene Engelfche Overzetting van het Nieuwe Testament in zijne hand, en de gehoorzaamheid eens Christens in zijn hart. Hier wierdt hij in verzekering genomen , en, naa driemaal verhoord te zijn, veroordeeld en ter dood gebragt. Vrij algemeen waren foortgelijke Regtspleegingen onder ieeze Regeering; en, nogthans, ftondt, omtrent deezen tijd, h end rik de Luherfchen bij, in Duitschland , tegen den >aus en den Keizer : een gedrag, eenen loorfleepenen Staatsman waardig. In Zomermaand des jaars 1533 , riep Coning hendrik het Parlement te zalen , met oogmerk om den inwendigen oeftand van het Koninkrijk naauwkeuig tc befchouwen. De ' Gemeenten, ooraf door het Hof onderricht , booen een Adres aan, behelzende een verzoek  GESCHIEDENIS. 411 .zoek aan zijne Majcftet, om tc bewilligen in de hervorming van zekere misbrui-1 ■ken, welke, zints geruimen tijd, ingc-; floopcn waren in de voorregtcn, welke dc Gccstlijkheid genoot. Dc Koning gaf tot antwoord, eer hij zijne toeftemming ■kon geeven aan eenen voorflag van zo eene gewigtige aangelegenheid, vooraf $e zullen verneemen, wat deGeestlijkhcid ter haarcr verdeediginge hadt in te brengen. Dit wierdt alzo onderleid, om de Kerkdijken te doen zien , daar zij zo zeer in den haat van het Parlement waren, hoe zeer zij zijne Koninklijke befcherming noodig hadden. In dat zelfde jaar tradt de Koning heimelijk in't huwelijk met anna boleik, welke hij tot de waardigheid van Markgraavinne van Pembroke hadt verheeven. Zeer voldaan was de Natie over deeze echtverbintenis, om dat de [nieuwe] Koningin der Hervorminge gunftig was. Doch het groot oogmerk , welk de Koning bedoelde, was, het bewerken eener Echtfcheidingemet katharina: want, fioe veele poogingen, ten dien einde,dus iang gedaan waren, de zaak bleef tot nog toe onbcflist. Dr. cranmer was de man ,in welken de Koning zijn meeste vertrouwen ftclde ; en dewijl hij zich in .Duitschland onthieldt, toen het overlijden van wareham, Aardsbisfchop van Canterbury, voorviel, wierdt hij ontbooden,om de amptsverrigtingen dier gewigtige waardigheid te volvoeren. Op Bc ! N G E L- C HE i. E U K.  De ENGEL SCHE KEK K. 412 GODSDIENSTIGE Op den vijfden van Grasmaand, hieldt • de Geestlijkheid eene plegtige zamenkomst, en verklaarde dat de Paus geen regt hadt om ontflagverlceningen te fchenken, ftrijdig tegen de wet ; en dat, uit dien hoofde , des Konings huwelijk met katharina kragteloos en van geene waarde was. In gevolge van deeze uitfpraake, begaf zich de Aardsbisfchop cranmer na Dunftable ,werwaa.rts katharina gedagvaard was om te hooren het vonnis, over haar uitgefprookcn; doch zij weigerde, de dagvaarding aan te neemen. Toen fprak cranmer het vonnis uit, verklaarende haar huwelijk met den Koning voor van geene waarde , als flrijdende tegen de wet Gods. Door een ander vonnis bekragtigde hij des Konings huwelijk met anna bolein ; op den eerften van Zomermaand daar aan volgende wierdt zij gekroond, tot geene kleine blijdfchap der Natie. Dit gedeelte van Koning hendrik's gedrag deedt den Paus derwijze in arren moede ontfteeken tegen hem en Aardsbisfchop cranmer, dat hij dreigementen, uitfloeg , in gevalle alle het beflootene niet op ftaanden voet wierdt vernietigd, te zullen overgaan tot het vonnis van den Ban. Omtrent deezen tijd ftondt de Hertog van orleans, de naaste erfgenaam der Franfche Kroone , in 't huwelijk te treeden met de Prinsfesfe anna de medicis; de ftaatelijke echtverbintenis zou ver,  GESCHIEDENIS. 413 vereerd worden met 's Pausfen tegenwoordigheid, die het Vorstlijk paar te Mar- 1 feilje zou ontmoeten. Franciskus' de I, Koning van Frankrijk, fchreef' eenen brief aan Koning Hendrik, waar in hij hem verzogt, eenen Gezant te zenden om met den Paus in onderhandeling te treeden. Niettegenftaande Koning hendrik wel begreep dat hij te verre was gegaan om te kunnen te rug treeden, zondt hij, egter,den Hertog van norfolk als Gezant aan franciskus den I, om, te gader met deezen, den Paus te Marfeilje te ontmoeten. Te gelijk met den Hertog Haken over zee stephen gardiner, Bisfchop van Winchester, Heere johan wallop en Heere prancis brijan, als mede edmund bonner, een Geestlijke van groote onbefchaamdheid en welberaadenhcid. Naa dat de huwelijksplegtigheden een einde hadden genomen , verzogt franciskus den Paus, aan de begeerte des Konings van Engeland te willen voldoen; doch zijne Heiligheid, om de eere van den Heiligen Zetel te handhaavcn, ilondt 'er op, dat de zaak in eene zamenkomst der Kardinaalen moest beoordeeld worden. Bonner, niets weetende van dit befluit, verzogt gehoor bij den Paus , cn berigtte hem dat Koning hendrik zich hadt beroepen, op eene toekoomende Algcmeene Kerkvergadering, van allerlei Pauslijke vonnisfen , welke reeds tegen hem geveld waren, of in het toekoomende zou- De iNGEL" CUE i E II K.  De ENGEL SCHE KEU IC. 414 GODSDIENSTIGE zouden geveld worden. De Paus gaf tof • antwoord, met de Kardinaalen te zullen raadpleegen ; en berigtte hem , eenige dagen daarnaa , dat de beroeping niet kon worden aangenomen. Doch bonner, zonder door dit antwoord eenigzms vervaard te worden, gaf hem voorts kennis van Aardsbisfchop cranmer's beroepinge van het vonnis, welk hij geveld hadt. Zo zeer vertoornde bonner's vermetelheid den Paus , dat hij dreigde, hem in een ketel met gcfmolten lood te zullen doen werpen. Even misnoegd was Koning franciskus over bonner's onbefcheidenheid, en beloofde den Paus, de hand te zullen leenen in het oeffeneri van wraake van deezen hoon; dit niettegenftaande liet hij hem ontvlugten. 't Was deeze zelfde bonner, die, onder de Regeering van Koninginne makia, een zo wreed vervolger wierdt. Op den vijftienden van Louwmaand des jaars-i534,vergaderde het Parlement,cn herriep de Akte tegen de Ketters, onder dc Regeering van hendrik den IV vastgefteld. Ondertusfchen hadden de Koning eri het Parlement geenzins ten oogmerke, de befchuldigden van Kctterijc van de vlammen te ontheffen: want, volgens de nieuwe wet, moesten de mis! daadigen nog de zelfde ftraffe als voorheen ondergaan. Doch , om te voorkoomen 3at deKerkelijken de eenige regtersin zulke zaaken waren, wierdt vastgefteld, dat Jé Ketters zouden geoordeeld worden'volgens  GESCHIEDENIS. 415 gons de wetten van het Koninkrijk, zonder eenige agt te flaan op de Kerkelijke 1 wet. Bij eene andere Akte wierdt be-s flooten dat geen Sijnode, of Kerkelijke za-1 menkomst,zou gehouden worden, zonder de Koninklijke toeflemming; dat de Koning tweeëndertig perfoonen zou benoemen, uit de Leden van het Parlement cn de Gcestlijkheid, om de Kanons en vastftellingen der Kerke te onderzoeken; en dat de zodanige, welke noodig geoordeeld wierden, behouden, doch alle de overige zouden verworpen worden. Dit Parlement bekragtigde deAktc,raakende de Annates, of Eerftelingen der Kerkelijke inkomften , verbiedende dat den Paus, in het toekoomende, eenig geld uit Engeland mogt worden toegezonden. Daarenboven wierdt het befluit genomen , dat de Paus voortaan geen deel zou hebben in de verkiezing of bevestiging van Bisfchoppen ; maar dat wanneer 'er een Zetel open kwam , de Koning zijne toeftemming zou zenden aan den Deken en het Kapittel, om een nieuwen Bisfchop te verkiezen. Indien de verkiezing, twaalf dagen naa de dagtekening van het Koninklijk verlof, niet gefchied ware, zoude magt om te verkiezen aan den Koning vervallen. Wat aangaat het uitwendig beftuur der Kerke, hadden deeze dingen eenigermaate het voorkoomen van een naderenden ftap tot de Hervorming. Doch , hoewel de Koning.de Pauslijke magt- hadt" Ver- De CHE : 11 r ic.  De KN GEL" SC HE KERK. 'i 41Ö GODSDIENSTIGE vernietigd, hij hadt, nogthans,geen oogmerk om de plegtigheden af te fchaffen. Midlerwijl ontbrak het den Paus niet aan Zendelingen in Engeland,- veele van dezelve deeden al wat zij konden , om opfchuddingen onder de Natie te verwekken. Elizabeth barton, doorgaans bekend onder den naam van de Maagd van Kent, was onderweezen door Dokter bocking, Kanunnik van Christus-Kerk', te Canterhurij, en richard ma ster, Priester te Addington , daar hij woonde. Deeze vrouw was met toevallen gekweld , en opperde zomwijlen weinig zamenhangende uitdrukkingen , welke de twee Bedriegers beflooten, tot hunne oogmerken te doen medewerken. Zij zeideri haar, dat zij bezield wierdt door den Heiligen Geest , en leiden haar in den mond wat zij zeggen moest, wanneer zij in gewaande , in ftede van weezenlijke, ftuiptrekkingen viel. Eene groote menigte volks liep haar naa; aan deeze berigtte Zij, dat de Koning door een in 't oogloopend oordeel Gods zou verdelgd worden om zijne verwerping van het Pauslijk ge. zag. Eenige mannen van geleerdheid en aanzien begingen de zwakheid, van deeze Pedriegfler naa te loopen , welke haare kunstjes hadt geleerd van looze Priesters. Bisfchoppen , Abten en Monniken hiell ien met haar geheime zamenkomlten, onier voorgeeven van geloof te flaan aan alle  GESCHIEDENIS. 417 alle haare lasteringen. De zaak wierdt in 't einde van een ernftigen aart. Zekere peto, te Greenwich voor den Koning predikende, zeide hem dat hij bedroogen was door veele valfche Profceten; maar een andere waarfehuwde hem, dat de honden zijn bloed zouden lekken, gelijk zij achabs bloed gelekt hadden. Hendrik verdroeg deezen hoon met groote gemaatigdheid; doch, om de oogen des volks te openen, benoemde hij Dr. corzen,om den volgenden Zondag voor hem te prediken. Toen verdeedigde deeze Priester des Konings .handelwijze, en brandmerkte peto met de fcheldnaameri van hond, oproermaaker, moordenaar eri verraader. Hij wierdt in de reden gevallen van zekeren els ton, een Monnik, welke hem een valfch'Profeet noemde,die de throonsopvolging op overfpel bouw-i dc; hij fprak wijders met zo veel bitterheids , dat de Koning genoodzaakt was i tusfehen beiden te koomen, en hem het ftilzwijgen op te leggen. Zo onbefchaamd wierden ten langen laatfte deeze verleiders, dat de Koning bevel gaf, elizabeth barton, met haare medepligtigen , voor de Starren - kamer te roepen,Hier openbaarden zij de geheele verborgenheid der ongcregtigheid, en wierden, kort daar naa, gebragt op het fchavot op St. Paulüs Kerkhof, daar de punten hunner bekentenisfe openlijk wierden voorgeleezen. Vervolgens wierden zij na de Tour gevoerd , en , zo dra het Parlement V.- deel, Bé fty en Q È L» sc h e Kerk.  De engelsche li LR K. 418 GODSDIENSTIGE vergaderde , gezamentlijk van hoog verraad bcfchuldigd. Op den twintigften van Grasmaand,daaraanvolgende, wierdt elizabeth barton, nevens vijf Priesters, haare medepligtigen, op Tijbttrn, ter dood gebragt; hier beleedt zij, door deeze listige bedriegers verleid te zijn. Zo dra het Parlement gcfeheiden was, wierden door het gantfche Koninkrijk bevelfchriftcn afgevaardigd , om den Eed van getrouwheid en opperhoofdigheid" af f c leggen. Het meerengedeelte der Geestlijkhcid leide deezen Eed af; doch fisher, Bisfchop van Rochester ,en Heere t H o M a s Mö R üs, weigerden dien volItrektelijk ; om deeze reden wierden zij beiden na de Tour gezonden , cn vervolgens, als fchuldigaan hoog verraad, met den doodgeltraft.THOMAs moküs,1iocwel een verftandig en geleerd man, was, cgter, een hevig vervolger: want terwijl hij Kanzelier was, wierdt een groot aantal menfchen, zo uit de Gecstlijkhcid als uit den Leekeftand, om het Euangclie ter dood gebragt. # Vermids de Monniken den Koning in zijnen perfoon met hoonende fmaadredenen aangetast, en zijne onderdaanen hadden afgetrokken van de gehoorzaamheid, hem verfchuldigd, nam hij een befluit om met ftrengheid tegen hen te werk te gaan. Ten dien einde wierdt 'er eene Commisfie' benoemd om alle Kloosters te bezoeken. Cromwell wierdt aangefteid tot Algel mee-  Geschiedenis. 4fp meenén Opziener; deeze ftelde eenige perfoonen aan, öm onder hem en in zijnen naame het werk der Kloosterbezoekinge tc volvoeren. Zij ontdekten tooneelen van wanbedrijven, losbandigheid en onbefchaamdheid, welke den Godsdienst tot onecre én der menschlijke natuure tot eene ergernisfe verftrekten. De Kloosterbczoekers , verre van vrienden te zijn van het Monniksle'even , bleeven niet in gebreke om veele dingen te vergrooten, door de Monniken te vertoonen als allen even misdaadig; terwijl 'er, ondertusfchen, onder hen gevonden wierden, die een onergerlijk leeven leidden. Zij berigtten hun, dat zij j om ftraffe te ontgaan, hunne geftigten aan den Koning moesten overleveren , die hen, geduurende hun leeven, van behoorlijk onderhoud zou voorzien. Veelen hunner bewilligden in dien voorflag, doch weigerden den Eed van Opperhoofdigheid. Kort hier naa vergaderde het Parlement, én maakt eene Akte, bij welke alle Kloosters wierden vernietigd , die niet meer dan tweehonderd ponden jaarlijks opbragten. Dit was een doodüjke flag voor het Pausdom: want 'er waren zeer veele Kloosters in het Koninkrijk. Niet minder dan driehonderdzestig godsdienftige geftigten wierden door des Paiiements beftuit vernietigd, en de Koninklijke inkomften jaarlijks met eene fomme van tweeëndertigduizend ponden fterlings vermeerderd; behalven een kapitaal Van meer dan honi)d 2 derd- De EN GS.U- 5CHE KERK*  De ÏNOELSC HE 'HE&Ké 420 GODSDIENSTIGE derdduizend ponden aan Zilverwerk en Kerk- cn Klooster-fieraaden. Geduurende de tegenwoordige zitting van het Parlement, wierdt de voorflag gedaan, om eene naauwkeuriger Engelfche Overzetting van den Bijbel te vervaardigen, dan die van tindal; doch de Pausgczindcn kantten zich met allen ernst daar tegen. Dit nicttegenftaande wierdt ten dien einde een Verzoekfchrift ingeleverd bij den Koning , welke daar toe de noodige bevelen gaf. Drie jaaren daar naa wierdt de nieuwe Overzetting te Parijs ter drukperfe gegeeven; doch wie de Vertaalers geweest zijn , is met geene volkomene zekerheid bekend. De nieuwe Overzetting wierdt vervaardigd volgens de Gemeene Latijnfche Vertaaling; zo als blijkbaar is uit het oorfpronklijk affcrift, 't welk nog bewaard wordt in 's Konings Boekerij in het Britfche Mufeütn. In het begin dcezes jaars, overleedt de ongelukkige Koningin katharina, in het Kasteel van Kimbolton, in Huntingdonfhire, en wierdt begraavèn in de Abtdij, thans de Hoofdkerk van Peterborough. Zij verviel in een kwijnenden ftaat, naa dat de Koning haar zijne liefde en genegenheid hadt onttrokken ; doch nimmer wilde zij haaren tijtel van Koninginne afleggen, hoewel de Koning ten dien einde dikmaals bij haar aanhieldt. Toen zij haar einde voelde naderen , deedt zij eenen brief opftellen aan den Koning, vol van de tederfte uitdrukkingen en iiefdebetui• * gin-  GESCHIEDENIS. 421 gingen; zij verweet hem niet de behandeling , welke hij haar hadt aangedaan, maar badt voor hem, fmeekende dat God hem wilde zegenen. Zij beval haare dochter maria in zijne naauwlettendfte en te, derfte zorge, als mede alle haare bedienden. Aan dit alles voldeedt de Koning getrouwelijk. Want, hoedanige gemoedszwaarigheden zijne Majcftcit, aangaande de wettigheid van zijn Huwelijk, voedde, nimmer, egter, befchuldigde hij die Vorftin van iet onbetaamlijks of haar karakter niet voegende. Zekerlijk was zij, in menigvuldige opzigten , eene godsdienftige Prinsfes, volgens de denkbeelden dier tijden; doch zij was bijgeloovig en gemelijk van aart: hier door wierdt des Konings genegenheid eenigermaate van haar vervreemd. Hendrik fcheen getroffen te zijn door haar overlijden; doch zijne tegenwoordige Koningin, anna bolein, was zo onbefcheiden in haar gedrag, dat zij, in openbaare gezelfchappcn, van deezen dood met losfe vreugdebetooningen fprak. Thans begon zijne Majcftcit des genots van anna bolein zat te worden; de bekoorlijkheden van jo 11 anna seijmour hadden een leevendigen indruk gemaakt op zijn onftandvastig gemoed. A nna was hier van niet onkundig. Om zijnen minnenijd gaande te maaken , pleegde zij eenige onvoegzaame ligtvaardigheden , welke als misdaaden wierden uitgelegd. Zij wierdt in de Tour opgeÜooten, als- fchuldig aan Overfpel met Dd 3 twee Dt ENGEL» 5 C 11 E K E li li,  De engel sc he PP»*-. I 422 GODSDIENSTIG^ tweeHeeren van de Bedkamer, westqn ■ en b rerton,als mede met zekeren smeton, een Muzikant. Het getuigenis tegen haar bezat naauvvlijks de kragt van een bloot vermoeden; nogthans wierdt zij fchuldig geoordeeld aan hoog verraad dewijl zij des Konings bed hadt gefchoncten, en vervolgens veroordeeld om leevende verbrand te worden; zedert, egter, wierdt dit vonnis verzagt, en zij ge doemd om onthoofd te worden. Dit vonnis wierdt aan haar volvoerd binnen dc wallen van de Tour, en haar Lijk in eene ledige Kist geworpen , daar het etlijke dagen bleef leggen. Aldus viel anna bolein; over haar Jot heeft men zeer onderfcheidenlijk *e, lproken. Zommigen vernaaien dat zij ee. ne\rouw was van ongeveinsde godsvrugt; zekerlijk bezat zij een zeer liefdenik gemoed; zij was eene begunftiger van geleerde Mannen en van gezond verfrand Uit den aart was zij wuft cn los, en, in zommige gevallen , onbefcheiden. In frankrijk opgevoed, hadt zij zich eene foort van leevendigheid aangewend, niet ftrookende röet de zeden van het Engel. Iche Hof, en nog minder met de heftigheid van des Konings geaartheid , van welke Zij ongetwijfeld het flagtoffer wierdt. Al len, die befchuldigd wierden met haar te doen gehad te hebben, wierden ten zelfden tijde ter dood gebragt. Haar broeder en Mg twee anderen wierden onthoofd,doch iM^TON opgehangen, Niets diende zc, zeer  GESCHIEDENIS. 423 zeer ter regtvaardiginge van anna bolein, dan des Konings eigen gedrag,die, reeds op den eerstvolgenden dag naa haare regtspleeging, in 't huwelijk tradt met Ladij johanna seijmour. Zo weinig agts floeg hij op de gemeene welvoeglijkheid, of de gevoelens zijner onderdaanen, over welke hij het eigendunkelijkfte gezag hadt vastgefteld, en met 'er daad ocffendc, Om, egter, zijne onderdaanen te overtuigen , dat hij geen oogmerk hadt om den Roomfchen Godsdienst te verlaaten, hoewel hij de Pauslijke magt hadt afgefchaft, kondigde Koning hendrik ftrenge bevelen af, dat het plegtige gedeelte der Openbaare Godsdienstoeffcninge, in verfcheiden opzigten , op den ouden voet zou blijven. De Mis moest in de Latijnfche taal gevierd, en dc Beeldendienst behouden worden. De gebeden voor de dooden moesten in ftand blijven, en dc zeven Sakramenten , op dc zelfde wijze als voorheen, gevierd worden. [Men moest als van ouds gebeden tot dc Heiligen opzenden. De leere wegens het Vagevuur en de overtollige werken moest in eere gehouden worden. En, in de daad, de geheele Leere der Roomfche Kerke moest haare kragt behouden , uitgezonderd de gehoorzaamheid aan den Paus, Allen, welke deeze lcerftellingen beftrceden, 't zij bij monde of in gefchrift, moesten als ketters met den dood geftraft worden. Met de uiterfte ftrengbeid wierdt deeze Dd 4 vast- De ENGELS C H E KERK.  Be ENGELS CHE KERK. GODSDIENSTIGE vastftelling,door het geheele Koninkrijk, ter uitvoer gebragt. Veelen, zo Kerkelijken als Leeken, wierden leevende verbrand , of gewurgd. De Engelfchen, die langen tijd gezucht hadden onder dc magt der Gecstlijkheid en der Pauslijke knevelaarijen, waren niet \yeinig m hunnen fchjk met de affcbaffing van s Pausfen opperhoofdigheid. Doch niet zo wel waren zij voldaan over de vernietiging der Geestlijke geftigten; zij befchouwden het als onregtvaardig, dat zij allen wierden uitgeroeid,om de misdaaden van eenige weinigen, cn dat hetgeen de godsvrngt der voorvaderen Gode hadt gewijd, tot wacreldfche oogmerken zou befteed worden. De kleine Adel plagt hunne kinderen en behoeftige bloedverwanten in deeze huizen aan een beftaan te helpen; zij zeiven wierden onthaald aan de tafels der Abten. De Reizigers namen aldaar hunnen intrek,en de armen leefden van de aalmoezen, welke in de Kloosters dagelijks wierden uitgedeeld. De Akte van het Parlement, welke deeze geftigten vernietigde , beval dat de huurders de zelfde herbergzaamheid als voorheen zouden bctragten , en de Ko ning verkogt, ten dien einde , de Jan dcrijen aan de Edellieden tot een laagen prijs. Doch deeze herbergzaamheid raakte in t verval, en wierdt , binnen korten tijd , in 't geheel niet betragt. In openbaare gefchriften wierden de zeden m bedrijven der Monniken ontvouwd; doch.  GESCHIEDENIS. 425 doch dit belette niet dat zij gcftraft wierden, wanneer geheele benden van dezelve, met een berooid en bedelend voorkoomen, van de eene plaats na de andere zwerven de, hunne eigen zaak bepleitten, en klaagden over de wreedheid en godloosheid der bchandelinge , welke hun wierdt aangedaan. Om te voorkoomen dat zij herfteld wierden, oordeelden de nieuwe eigenaars 'tgeraaden, hunne nesten uit terooien. Kerken en Kloosters wierden afgebroken; de klokken , lood en andere bouwftoften verkogt. Deeze plondering, in 't oogr loopendc in alle gewesten desKoninkrijks, ergerde eene groote menigte lieden, bovenal de eenvoudigen en godsdienftigen, die klagtig vielen dat waarfchijnlijk hunïie bloedverwanten langer in het Vaagevuur zouden moeten blijven, bij mangel aan Zielmisfen, welke ter hunner verlosfinge gedaan wierden. Om de algemcene klagte een weinig te ftillen, herftelde de Koning vijftien Mannen- en zestien Vrouwen-Kloosters, op wier gedrag het minst te zeggen viel. Deeze bleeven in weezen, tot op de algcmeene vernietiging der geestlijke Geftigten. 1 Hier mede namen, egter, alle onlusten en muiterijen nog geen einde. De eerfte brak uit in Lincolnfhire. Zekere Dokter mackrrl, Prioor van Borlings in dat gewest,zich zeiven Kapitein Schoenflikker noemende, bragt twintigduizend man te zamen, die zich onder Eede verbonden, Gode en den Koning te zullen getrouw blijDd 5 ven, ÏN GE iCHE (ER IC  De ENGELSC H E KERK. J < ï 425 GODSDIENSTIGE ven. Zij fielden hunne bezwaaren op in weinige Artikelen, welke zij ten Hove zonden. Zij erkenden in deeze bezwaarmsfen des Konings opperhoofdigheid , en verzogten hem, den raad van den Adel te willen inneemen , en hunne bezwaaren herflellen. Zij voegden 'er nevens, hevreesd te zijn , dat nog meer geestlijke geftigten vernietigd, hunne Kerken afgebroken en de zilveren kleinoodiën zouden verkogt worden. Kar el brand on, Hertog van Suf folk, wierdt aan hun afgevaardigd, om hun, uit 'sKonings naam, aan te zeggen, dat geen van hunne verzoeken zou worden ingewilligd; tevens beval hij hun, de opperhoofden over te leveren. Door dit antwoord wierden zij verwoed, en zij fcheenen eenige genegenheid te vertooncn om op Londen aan te trekken. Doch eenige Heeren uit het Graaffchap, welke Zij genoodzaakt hadden hunne zijde te kiezen, beteugelden hunne woede , en heten den Hertog weeten, dat niets kragt, daadiger zou werken om hen te verftrooien, dan eene algcmeene vergiffenis. b In gevolge hier van , wierdt 'er van nieuws eene bekendmaaking afgekondigd, urn beveelende dat zij na hunne huizen noesten wederkeeren , indien zij op genale wilden hoopen : verroids 'er, zo lang :ij onder de wapens bleeven, voor hun [eene kwijtfchelding van misdaad was te loopen. De meesten hunner wierden hier door  GESCHIEDENIS. 427 door overgehaald, om na hunne wooningen weder te kecren; doch Kapitein S-choenftikker , nevens de overige belhamels, wierden in verzekering genomen en ter dood vervveczen. Tot het betoonen en oeffenen van deeze infchjkkclijkheid en genade wierdt de Koning overgehaald, door het berigt, hem gegecven , van eene veel geduchter en talrijker bende van oproermaakers , ten getale van veertigduizend, in Yorkfhire, bijeen gcfchoold. Uit het zelfde beginzel en dc zelfde beweegredenen , hadt deeze zamenrotting haaren oorfprong genomen ; doch zij was geduchter, omdat zij in dc nabuurfchap van Schotland haaren zetei hadt gevestigd. Zekere rorert asicew, een ampte, loos aanzienlijk burger, doch van eer miiitzuchtigen geest, plaatllc zich zeiver aan het hoofd der oproermaakers, die toi zinfprcuk voerden : de Pclgrimaadje dei Genade. Eenige Priesters trokken op, aan het hoofd van dezelve, met kruisfer .in hunne handen. In hunne flandaartei voerden zij de afbeelding van een Krucifix met vijf wonden en een beker. Elk droeg oj zijnen mouw, als eene leuze van de Mui terij, het zinnebeeld der vijf wonden vai Christus, met den naam jezus in '1 midden geborduurd. Gelijk het veela gaat met dc oproermaakers, die de een of andere reden voorwenden,dus beweer den zij opgeftaan te zijn , om de kwaad Raadslieden uit des Konings tegenwoordig hei De ESGELSC II lï K E U li. : 1 1 l 1 > l L 3 I  De ENGELS C IJ E KERK. < 1 \ € I X s C h r tc m 428 GODSDIENSTIGE heid te verdrijven; of, met andere woorden , zij zouden hem leeren , op hoedanig eene wijze hij de Natie moest regeeren. L e ii, Aardbisfchop van York, en t h om a s, Lord n a r c ij , leverden het Kasteel J ontefrakt over aan de muitelingen , die kort daar naa, zich van de fteden York en Huil verzekerden ; doch Scarborourh en bhpton wederflonden hunne aanvallen Het voorbeeld van den Aardsbisfchóp , en van Lord da r c ij , hadt, ondertusfchen, tengevolge, dat de inwooners van D«rham, Richmond, Lancafhire en Westmo» reland, daar door gemoedigd wierden, om de zijde der muitelingen te kiezen George tal rot, Graaf van Shrewtburij, trok tegen hen op, met zo veel fpoeds en ijvers, dat hij des Konings bedelen niet afwagttc; hij twijfelde niet of tijne dienflen en getrouwheid zouden hem vergiffenis voor zijne voortvaarendheid loen verwerven. En, in dc daad, de Koling benoemde hem tot Opperbevelhebber ran alle zijne Legermagten in hetNoorden, n deedt den voorOag om zich in eigen erfoon met hem te * vereenigen ; doch an dit voorneemen wierdt hij , door h r e ws burij zei ven, als mede door den rraaf van nor folk ,'welken hij na et Leger hadt gezonden , afgetrokken, leeze Edelheden lieten den Koning ween, dat het eene gevaarlijke onderncemg zijn zou , tegen dc oproermaakers n gefchaarden veldflag te waagen ; en het  GESCHIEDENIS. 4*9 het veiligfte middel ware, hen door draaiende onderhandelingen te winnen :; dewijl hun getal zo groot was, dat zij niet lang vereenigd konden blijven , maar, door gebrek aan leevensbehoeften , wel haast zouden moeten verloopen. Vervolgens vaardigde de Graaf van shrewsburij eenen Wapenkoning aan hen af, met eene Koninklijke afkondiging, inhoudende dat zij hunne wapens nederleggèn en zich aan de genade des Konings moesten onderwerpen. Doch askew, die zich het aanzien en de waardigheid , meer van een Vorst, dan vail een Veldheer,aanmatigde, den inhoud der Bckendmaakinge vernomen hebbende, gedoogde niet dat zij openlijk wierdt voorgeleezen. Het Koninklijk Leger was niet veel fterker dan vijfduizend man; met deeze geringe magt vatteden de Edellieden post bij Doncaster, alwaar zij de brug ver* ilcrkten, en eene verfchansfing langs de rivier opwierpen , om alzo de muitelingen te beletten verder Zuidwaarts te trekken. Askew, aan het hoofd van een Leger, 't welk ten minfte zesmaal talrijker was , hadt beflooten, zich eenen doortogt te baanen. Doch, vermids 'er, op de beide dagen, welke hij , ter volvoeringe van dit voorneemen, hadt bepaald, bij aanboudenheid zwaare regen viel, wierden de ondiepten hier door onbruikbaar. Norfolk bediende zich van deeze gelegenheid, om met hem in onderhandeling te treeden. Dit gaf hem een middel De engel-* iCHE i er ic. 4  toe ENGELSC H 8 KER K. 43° GODSDIENSTIGE del aart de hand, öm door eenige zendelingen , welke hij onder de muitelingen te werk Helde, het gerugt te doen loopen, dat hunne aanvoerders voorwaarden voor zieh zelve bedongen,en de overigen aan zich zelve zouden overlaaten, öm gehangen of van alle hunne goederen ontzet te worden. De behoeftigften onder de zamengezwoorenen, wien askew geene vrijheid wilde geeven, om, ter bckoomingc van noodig leevensonderhoüd, het land te pionderen, waren reeds tot de dringendfte uiterften gebragt: hierom leenden zij gerceder het oor aan deeze opftookingen ; en in grooten getale verloopende, keerden zij Weder tot hunne eigen gezinnen. De Hertog van nor folk? den gelukkigen uitflag zijner maatregelen vernomen hebbende, deedt den muitelingen den voorflag, om afgevaardigden ten Hove te zenden met hunne verzoeken ; tevens boodt hij aan , hen te willen verzeilen , en ten hunnen behoeve zijne goede voorfpraak aanwenden. Hij wist dat hier mede eenigen tijd zou verloopcn, en , voor dat hij te rug keerde, de meesten zouden verftrooid cn verloopen zijn.' RoBERT e h E r ic i n cu robert bowes , twee vermogende burgers , die te Huil in verzekering genomen , en gedwongen Waren, met dc muitelingen op te trekken , wierden na Windfor gebonden ; doch zij ontvingen geen antwoord van den Koning, voor en aleer de mees-  GESCHIEDENIS. 431 meeste oproermaakers verloopen waren. Ten langen laatfte fchonk de Koning eenen algemeene vergiffenis aan het geheele re- s hellecrende Leger, uitgezonderd zes per- k foonen, wier naamen niet gemeld wierden. Vermids de muitelingen geene hoop hadden om herftelling van bezwaarnisfen te bckoomen, cn elk een zich verbeeldde dat hij zelve, veelligt,een der zes perfoonen zijn konde, verwierpen zij hierom de voorwaarden met verontwaardiging; Om dit alles wierdt het noodig geoordeeld , in edne nieuwe onderhandeling te treeden. Driehonderd muitelingen wierden van Doncaster ontbooden, om met des Konings Gelastigden te fpreeken. De allerbuitenfpoorigfte eifchen, welke mert zich kan verbeelden, wierden door deeze lieden gedaan. Hoofdzaaklijk beftonden ze hier in, dat hij de Geestlijke geftigten in het bezit en genot van hunne aloude inkomften zou herftellen , des Pausfen Opperhoofdighcid erkennen , en , in één \voord, alle dc bcfluiten en vastftellingen vernietigen , tegen de groffte misbruiken in het Pausdom gemaakt. Zij voegden *er nevens , dat de Koning alle zijne Staatsdienaars moest van de hand zenden, en, in de plaats van dezelve, zodanigen verkiezen, die den Roomsch-Katholijken Godsdienst waren toegedaan. DeKoning, naa alvoorens met den Hertog van no rfolk enden Graave van shrewsburij te hebben geraadpleegd, gaf hun, in algemeene bewoordingen, tot antwoord, dat De ïn gel" sc ii e 11 e r k. I l l t l »  De EN GE I SCHI! K E K K. 432 GODSDIENSTIGE dat hij een Parlement zou beroepen, om - hunne verzoeken in overweeging te neemen. Om hen midlenvijl eenigzins te vrede te ftcllen, deedt hij eene algemeene vergiffenis afkondigen : waar haa zij allen verliepen. Uit het geen wij dus lang verhaald hebben , raakende de twee opftanden in Lincolnfkire en 1 orkfhire , mogen wij dit gevolg^afleiden , dat de tegenkanting tegen de Kerkhervorming niet zo zeer haaren oorfprong nam uit beweegredenen , aan het Bijgeloof paaiende , als uit tijdlijke inzigten. Te weeten, de behoeftigftcn onder dé Natie hadden, langen tijd, veele tijdlijke voorregten genooten, door de aanweczigheid van Geestlijke geftigten. De Landhuurders betaalden zelden eenig geld, alzo de Abten zich vergenoegden met een gedecJté van de opkomften der aarde „ der veekudden en der rivieren. Thans,egter, waren de landerijen gekoomen in de handen van een fchraapzuchtigen Adel, die dezelve van de Kroon ten gefchenke hadt gekreegeh. En gelijk zij, bij Akte van overdragt, het regt hadden ontvangen, om naar goedvinden over dezelve te befchikken, kwamen de landgoederen in vreemde handen. Het gebeurde meT nigmaalen , dat ieder nieuwe Landheer den huur verhoogde, welken de huurders verpligt waren in geld te betaalen. Geen wonder is het, derhal ven, dat eene vertedering , zo fpoedig en onverwagt ont- ftaafly  GESCHIEDENIS. 433 ftaan , onder het volk misnoegdheden ten gevolge hadt en oproerigheden verwekte. Ook hebben wij alle deeze bijzonderheden te uitvoeriger verhaald, omdat, zonder een duidelijk denkbeeld van dezelve, de Gcfchiedenis der Kerkhervorminge van Engeland niet behoorlijk kan verftaan worden. Doch laaten wij wederkeeren tot ons onderwerp, 't Zij het volk niet genoegzaam overtuigd ware, dat de afgekondigde vergiffenis önfchendbaar zou naagekoom'en worden, Of dat de Geestlijkheid misnoegd was , omdat alle haare verzoeken niet wierden ingewilligd, zeker is het dat een nieüwe opftand in het Noorden zich openbaarde, hoéwei minder gevaarlijk dan de voorgaande. Twee Heeren uit CumIerland; niicolaas musgravé en thomas t i r, b ij , bragten een Leger van achttienduizend man op de been, en deeden een aanval op Carlijle; doch door de burgers te rit'g gedreeven zijnde, wierden zij, in wedervergelding, verflagen, door den Hertog van norfolk, die alle de Bevelhebbers, volgens de Krijgswet; deedt ter dood brengen,nevens ongeveer Zeventig gemeenen. Van alle de aanvoerders , was musgrave de eenige , die. het gevaar ontkwam. Sir f r a n £ o i s biggo't, en zekere hkllam ,. eené pooging gedaan hebbende om Huil te overrompelen , wierden gevangen genomen en ter dood vcrweezen. Het voorwendzel deezer tweede, muiterije, in het ■ V.- deel,' E-e Nöo¥- De ENGELSC HE KERK. _  Di eng elsc he kekk, I i i ] ( 1 r i 434 GODSDIENSTIGE Noorden, was, des Konings belofte om een Parlement te IV* te beroepen, om alle gclchillen uit den weg te ruimen: het met naakoomen deezer belofte was de reden , waarom zij andermaal te velde toogep._ Dereden, welke van de zijde des Konings wierdt ingebragt, was,"dat zij de trouwe der verbonden hadden overtreden, en dat, diens volgens, in hun geen vertrouwen kon gefield worden. Hierom weigerde hij een Parlement te beroepen, ter herflc hnge van hunne bezwaarnissen, tot der tijd toe dat zij zich flil en bedaard zouden houden. Dc Hertog vmnokfolk, den Konink, Jij kei:i ftandaart hebbende laaten waaien, volvoerde de Krijgswet, overal daar hij het noodig oordeelde. Askew wierdt te Huil ter dood gebragt , ep eenige Abten cn ïngqrs te 7ork gevonnisd. Lord darci wierdt op Tomr-hill, en Lord husseif te Lincoln onthoofd. Bij zijne teregtfteling befchuldigde de eerstgenoemde den iertog van norfolk, de muitelingen te hebben aangemoedigd om bij hunne nfchen te volharden. Doch de groote ?n gewigtige dienften van deezen Edelman telden hem boven allen vermoeden. De iertog ontkende de aantijging, en boodt an, zich door een Tweegevegt te willen wveren; doch de Koning verklaarde, iver zijn gedrag voldaan te zijn. Dcregts' •leegingen namen geen einde, vóór Zomer laand j en m Hooimaand kondigde de Ko ing eene algemeene vergiffenis af, voor alle  GESCHIEDENIS. 435 alle dc muitelingen in het Noorden. Met algcmeene blijdfehap wierdt dezelve aangenomen; cn dewijl zij de vrceze der onderdaanen deedt hedaaren , herftelde zij den vrede in het Koninkrijk. Op den twaalfden van Wijnmaand deezes jaars 1534, wierdt gebooren Prins édoard, naderhand de Zesde van dien naam onder de koningen van Engeland. Eene önbcfchrijflijke blijdfehap verwekté deeze' gebeurtenis onder de gantfche Natie, inzonderheid bij den Koning zeiven i die onverduldig verlangde na een manneJijken Erfgenaam. Deeze Prins was de zoon zijner geliefde Koninginne johAnsa setjmoüu , die twaalf dagen naa haare bevalling oveiieedt. Zommige Engelfche Gefchiedfchrijvers , 't zij uit Onkunde of kwaadaart igheid, hebben beweerd dat Koning iiéndrik bevel gaf aan de Vroedvrouwc , welke de Koningin bediende, haar van kant te helpen. Doch dc valschheid van dit voorgeeven zal eenen iegelijk blijken , die de Koninklijke brieVen doorbladert, welke bewaard worden in het Mufeïïm Britannicuvii Ondet dezelve vindt men eenen brief, door de Koningin eigenhandig gefchreeven , weinige dagen vóór haaren dood , waar in zij Verklaart, dat de Koning haar altoos groote' liefde hadt betoond. Koning h end rik, in den jaare 1538, vernomen hebbende, dat de Abtdijen, die nog in weezen waren geïaaten, niet an «feri k-onden bcfehouwd worden dan ah Ee 2 kweek Se engel'- SCHE kerk.  Be ÉNGEL' SC H E KERK. ] ï c c c d b O V V 43ö GODSDIENSTIGE kweekfchodlen van muiterije, en dat za■ menfpannigen tegen zijne Kroon en Koninklijke waardigheid dagelijks in dezelve wierden uitgebroed, wierdt te raadc,cend tweede Kloosterbezoeking te beveelen De Gelastigdcn, ten dien einde benoemd " ontvingen last om een naauwkeurig onderzoek te doen na alle de bijzonderheden, raakende de bezittingen, amptspligten leevenswijze en gebreken der Kloosterbroederen. Zij moesten onderzoek doen, hoe groot een aantal beelden zij hadden, en met welke naamen dezelve benoemd wierden ; hoe veele Bedevaarten gers jaarlijks de Overblijfzels der Heiligen bezogtcn, en hoe veel gelds zij betaalden* Verder moesten zij een naauwkeurig verflag doen van alle de wonderwerken, die gezegd wierden bij de beelden ier Hehgen gewrogt te worden. Van dit dies moest berigt gegeeven worden in s Konings Raad, opdat hij van dezelve mauwkcung mogt onderricht worden: illcs met oogmerk, opdat de onderdaanen , :o als in voorgaande tijden hadt plaats geiad, 111 het toekoomende niet meer zooien misleid worden. Hit onderzoek hadt ten gevolge,dc ontekkmg van een bijkans oneindig aantal nkuischhedcn, als mede van zogenaame heilige bedriegerijen en gewaande overhjfzelen, welke gebruikt wierden, meer m de bijgeloovighcid dan om dc Godsrugt des volks aan te moedigen en te Deden , en ora hen te noopen tot het doen  GESCHIEDENIS. 437 doen van Bedevaarten, met oogmerk om hun op dezelve de beurs te ligten. Men verhaalt dat dc doemwaardige zonden van Sodoma en Gomorrha gepleegd wierden in Battel- Abbeij, in Christus• Kerk tc Canterburij, en in verfcheiden andere Kloosters. De Kloosterbezockers vonden ontelbaare voorbeelden van hoererijc, overfpel en tegennatuurlijke zonden, welke niet behooren genoemd te worden; zij ontdekten , daarenboven, dat de Monniken den Nonnen de kunst geleerd hadden om misdragten te veroorzaaken. Niets buitenfpoorig vergroot fchijnt zich in deeze opgaave te vertoonen. Het opfluitén van zulk een groot aantal menfchen, cn het verbinden van dezelve, door de plcgtigfte geloften en Eeden, tot den ongehuwden ftaat, moet eigenaartig den weg gebaand hebben tot het pleegen van tegennatuurlijke misdaaden. Want daar God eene geregelde wijze heeft vastgefteld, op welke de menschlijke driften moeten geboet worden, kan het niet anders weezen, of de zulken, welke hunne driften onder eene onnoodige beteugeling leggen, wederftreeven de fchikking der Godlijke Voorzienigheid , en openen een nieuw veld tot het bedrijven van éuveldaaden , regelrecht ftrijdig tegen de Natuur. Wat aangaat dc Klooster-afgoderij en bedrog, fchijnt het Klooster Reading de algemeene bewaarplaats der Natie geweest %e zijn. Men vondt aldaar het beeld van £e 3 eenen De ENGEL» 5 C HE K E ft K,  De ENGEL SC HE KERK. 1 ] \ 1 I \ k h P 438 GODSDIENSTIGE eenen Engel met één vleugel, volgens ■het verhaal der Monniken, uit Palestina daar heen overgevoerd j dc Speer, met welke de zijde van onzen Zaligmaakcr dooritoken was, nevens zulk een verbaamm aantal van gewaande Overblijfzelen , dat men vier vellen papier noodig hadt om derzelver naamen op te fchrijven. Te ^clmunsburij wierden eenige doove kooien vertoond, welke gezegd' wierden ovejgeblceven te zijn van die, op welke st. laurentius gebraaden was;'de fnipocls van de nagels der toonen van st. eduakd; liet pennemes en de laarzen van thomas bekket; een Huk van het waare kruis, aan t welk Christus gclecden hadr nevens eene groote menigte andere gewijde Overblijfzelen. Een geheel boekdeel zouden wij noodig hebben om ze alle te befchniven: want het getal van dezelve was bijkans oneindig. Zij wierden na Londen gezonden , en dc zulke van dezelve, welke van geen gebruik waren, na Smtthfield gebragt, al waar van dezelve een vreugdevuur gemaakt wierdt. Zekere 'Ount, een graauwe Monnik, wierdt e gelijk met dezelve verbrand, omdat nj des Konings Opperhoofdighcid ontend hadt. Eigenaartig zou iemand op de gedagte 'allen, dat de Monniken, naa de ontdeking van dusdanige bedriegerijen, als door en.gepleegd wierden, liever alles, dan me openbaare te regtftelling, zouden ontgaan hebbenden hunne Geftigten over- le2  GESCHIEDENIS. 439 leveren, om alzo tè ontgaan het misnoegen des Konings,encRoiiWELu's grafie lcbap, die, in de hoedanigheid van Algemeen- Kloosterbezöeker, hun geenzins gunftig was. En, in de daad, zommigen hunner euveldaaden liepen bij al de waereld zo duidlijk in 't oog, dat vormids 'er geene voorwendzels kondon worden ingcbragt, om derzelver fnoodheid té vergoelijken , veclcn hunner bekentenisfen ondertekenden , welke aan den Koning wierden gezonden. Onder de Abten cn Prioors der gemijterde Kloosters vondt men 'er eenigeft, die hunne bevordering hadden bekoornen zcdert de vredebreuk met het Roomfche Hof ; zeer gereed waren deeze met het doen van afftand, 't zij om dat Zij hoop hadden tot deBisfchoplijkc waardigheid te zullen bevorderd worden , of omdat zij eene Kerkhervorming als eene wcnschlijke zaak befchouwden. Eenige anderen wierden tot het nederleggen Van hun ampt bewoogeu, door de jaargelden , hun vergund. De voomaamfte oorzaak, nogthans, van het vernietigen der Abtdijen, was, het gedrag van derzelver Overften; deeze, eene verandering van Godsdienst en den ondergang hunner Gènootfchappen te gemoete ziende , hadden fteekpenningen aangenomen, en huurceduls van landerijen uitgCgccvcn, voor den tijd Van tweemaal negenennegentig jaaren, tegen een kleinen of geheel geen huur. Daarenboven hadden zij een groot gedeelte der Ee 4 ei- RNÖEL- 5 C H E KERK.  De engel sc he Kerk. i 3 3 c i i d h éi 440 GODSDIENSTIGE eigendommen van hunne Geftigten ver■ vreemd, en zich fcbuldig gemaakt aan allerlei rooverijen en plonderingen , van welke hun nu rekenfchap wierdt afgevorderd. De Abt van Glqstmburij brak een huis open , waar in de zilveren kleinoo- dien, tot zijn Klooster behoorcndc,bewaard wierden, en zondt ze vervolgens aan de muitelingen; hierom wierdt hij eerst gehangen , en daar naa gevierendeeld : de Regtcrs befchouwden deeze zijne handelwijze als eene misdaad van hoog verraid Dc Abten' van Reading cn Colchester deelden in het zelfde lot. En, in de'daad zo groot was het getal der Monniken er? andere laagcrc Geestlijken , die met dc koorde geftraft wierden , dat men zich niet hebbe te verwonderen , dat de Rausgezinden Koning henbrik als een bloedaorftigen dwingeland befchouwden. Want gelijk geen Paapist immer genade zal be' toonen aan een Proteftant, dus, om mij /an de woorden van den Heere stet-r :e bedienen, „ zal elk een, die een val, fchen Godsdienst bezit, haat toedraa, gen aan de zulken, dje van den waaren , Godsdienst belijdenis doen." Eigenaardig zou iemand denken , dat eeze ftrengheid des Konings tegen de ■lonniken hem zou bewoogen hebben om et oor te leenen aan eenige Hukken oor dc Hervormers Voprgeflagen; doch st tegendeel hier van gebeurde: hij hadt m vast befluit genomen om te vervol 19», ajlen, die de Pauslijke Qpperhoof-  GESCHIEDENIS. 441 jdigheid erkenden ; als mede alle dc geenen, welke de echtheid der Paapfche plegtigheden in twijfel trokken. Een treffend voorbeeld hier van ontmoeten wij in het geval van zekeren lamJiEKT, die voormaals Leeraar geweest was in Engelfche Faktorij te Antwerpen, in Vlaanderen', doch zedert van zijn ampt verlaaten wierdt, omdat hij eenige der Paapiche Lcerftcllingen ontkende. Te Londen wedergekoomen zijnde, hieldt hij, ctlijke jaaren, een fchool op. Op zekeren Zondag Dokter taijlor hebbende hooren prediken, over de weezcnlijke tegenwoordigheid des lichaams van Christus in hetSakrament, zondt hij hem vervolgens eenen brief, inhoudende zijne redenen, om welke hij van hem in gevoelen yerfchilde. Deeze brief wierdt vertoond aan cranmer , die nog ftondt in zijn oud gevoelen raakende de Transfubftantiatie ; deeze ontboodt lambert om met hem een mondgefprek te houden. Cranmer deedt al wat in zijn vermo: gen was, om den man van zijne begrippen af te trekken ; doch alles vrugteloos: want lambert, zijne redeneerkundige vermogens willende vertooncn, beriep zich op den Koning. Dit was zoveel, als uit den regen in een floot te fpringen. Zeer behaagde lamberts beroepin^ aan den Koning , dewijl dezelve hem de gelegenheid verfchafte om zijne bcdreeyenheid in dc Godgeleerdheid te vertooEe 5 nen. De ENGE Lit'HEi E R K.  De ENGEL SC HE KERK, I J ] C I a r v 442 GODSDIENSTIGE nen. Want zodanig was diens Vorften - geaartheid, dat indien hij gedagt hadde, dat 'er een geleerder Man dan hij zelve in het Koninkrijk geweest was, hij denzelven zou hebben doen ophangen, in Terro. rem, om anderen eenen fchrik aan te jaagen. Welk een groot geluk is het, zulk een geleerd' Koning te hebben ? Om eene zo luttel betekenende zaak, wierden de Rijksgrooten , de voornaam. Re Staatsdienaars cn de Regters zamen beroepen in Westminfter-Hall, al waarde Koning zelve het ampt van Voorzitter bekleedde. Hier wierdt de arme man gebragt, en de regtspleeging geopend, met eene aanfpraak door Dokter da ij, waar in hij aan de Vergadering berigtte, dat het oogmerk hunner zamenkomRe was, den Koning den gevangene van kettcrijeto hooren overtuigen. Hier was regtfpraak vóór klaarblijkelijkheid, en vonnis vóór de overtuiging: zo dat wij, met de woorden van een Edelen Lord, mogen zeggen : „ Vegeefs zijn de 1, Regters geleerd ; vergeefs tragten zij „ oprecht te handelen, indien de kanaa, Jen, door welke de geregtigheid moet , ftroomen, verftopt zijn." Deeze fpotegtspleeging, welke zeven uuren duurc, liep af, zoals men reeds van den beinne mogt verwagten. De arme lamert wierdt overfchreeuwd , en hem angezegd,dat indien hij zijne dwaalingen iet wilde herroepen , hij ten vuure zou er weezen worden. L a m b e r t weigerde  GESCHIEDENIS. 443 ■de tc gchoorzaamcn: cn het gevolg was, dat hij opSmithfield wierdt verbrand,met omftandigheden van dc fchrikwekkcndfte wreedheid. Zijne jóngftc woorden waren : Niemand dan c ij r 1 s t u s ! niemand dan Christus] In gevolge van de vernietiginge der Kloosters , ontving de Koning, kort daar naa, ccne vermeerdering van jaarlijkseh inkqomen van tweehonderdduizend ponden fterlings , boven cn behalven ccna groote menigte gemaakt zilverwerk; dat van de Abtdij van St. Edmonsburij bedroog alleen vijfduizend marken gouden zilver. Dit alles, cgtcr, verrijkte hem niet: want zijne eigen kwistagtigheid, gepaard met dc inhaalende fchraapzucht zijner Hovelingen , deedt hem deeze inkomften verfpillen, welke van veel diensts zouden hebben kunnen wTeczen, ter bevorderinge Van de opvoedinge der Jeugd, en de onderfteuningc van hoogbejaarden en zwakken. Omtrent deezen tijd verwierf c k a n> M f. r verlof van den Koning, tot het afkondigen eencr Bekendmaakingc, bij welke eenen iegelijk, die zulks verkoos, dö Vrijheid wierdt gefchonken, om een Bijbel in zijn huis tc mogen hebben» 'sjaars te vöoren waren 'cr Engelfche Bijbels, op de incest -toegankelijke plaatzcn in de Kerken, voor het volk ten toon geleid, om hl dezelve te mogen leczen; doch thans mogten zij ze in hunne eigen gezinnen hebben. Tot De E N O E lSC II E KE K IC.  De en gel" sche eer k. ! l 444 GODSDIENSTIGE Tot hier toe hebben wij eenige der voornaamftcgebeurtenisfen vermeld,door welke de Kerkhervorming in Engeland wierdt te wege gebragt : want Koning Hendrik, hoewel een meedogenloos eigendunkelijk dwingeland, was, nogthans, een werktuig in de hand der Godlijke Voorzienigheid , en baande den weg tot de Hervorming, welke hij nimmer voorgenomen hadt tot volkomenheid te brengen. De fnoodfte zijner driften bevorderde het doorluchtig ontwerp; en God, de algemeene Heer der natuure, der voorzienigheid en der genade, maakte hem tot een uitfteekend werktuig in zijne handen , om den weg te bereiden ter vastftellinge van dien Godsdienst, welke thans onder deeze Natie [de Engelfche] openlijk is aangenomen. Hier uit mogen wij leeren, dat terwijl de menfchen hunne eigen zinnelijke lusten boeten , God hun zijn werk doet verrigten. Eer wij voortgaan, moeten wij een kort berigt geeven, wegens cromwell, Gfaave van essex. Men verhaalt dag hij de Zoon was van een Hoeffmid tc Putneij; doch dit zekerlijk is even ongegrond , als dat de Kardinaal wolseij 3en Slagcrszoon van Ipswich was. Cromwell was een geleerd Man , en hadt, ils zodanig , de voornaamfte gewesten van Europa bezogt. 't Huis gekoomen lijnde van zijn reizen , wierdt hij aangenomen onder het gezin van Kardinaal vol se ij, die hem bij den Koning bekend  GESCHIEDENIS. 445 fcend maakte. Met foelie fchreden vorderde hij langs het pad der eere,en wierdt eerlang Koning hendriks eerfte Staatsdienaar. Even gelijk andere Hovelingen, was hij zeer gefleepen in de hooffche ftreeken; het zij regt of onregt , alles was hem even veel, mids hij zijnen Vorst behaagde: Eene oppervlakkige kennis van den Godsdienst verkreegen hebbende, en een ooggetuige geweest zijnde van de ongebondene leevenswijze van deszelfs belijders, befchouwde hij alles als bloot bedrog, en tradt, diensvolgens, met voeten alle zedelijke verpligtingen , uit infchikkelijkheid en believinge aan den wil zijns Oppervorsts. Hij was zo min Paapist als Proteftantsch; doch gereedlijk wierdt hij van den eenen of den anderen aanhang, naar gelange het de omftandigheden medebragten. Hij fprak het doodvonnis uit over lambert den Schoolmeester; en het was eene gemeene zaak, hem de Paapisten ten vuure te zien geleiden, om de ontkenning van 's Pausfen Opperboofdigheid. Geene misdaad befchouwde hij als tc zwaar, indien hij door dezelve zijnen Koninklijken Meester konde bchaagen; en hoewel hij onvermoeid was in het afdoen van zaaken, fchijnt, nogthans , zijne Eerzucht geene paaien gekend tc hebben. Het wordt doorgaans onderfteld , dat hij in de ongenade des Konings viel, door het bewerken van een huwelijk tusfehen dien Vorst en mar ia van cleef, Hoe De ENGELSC HE K E II K.  De ENCEES C tl £K E R, li, 1 j 1 \ ( 446GODSDIENSTIGE Hoe 't hier mede ook zij, dit is zeker, dat ten tijde als hij in verzekering wierdt genomen, hij zo groote kleinmoedigheid en neerflagtigheid van geest vertoonde, ais geenzins beftaanbaar was met de waar digheid van eenen êerften Dienaar van den Staat. In t eerst wierdt de voornV gedaan om hem in een gewoon tekmi. dmgtc betrekken; doch alzo zijne vijanden van oordeel waren, langs deezen we? het niet m hunne magt te zullen hebben om hem te overtuigen, namen zij de toevlu"t tot een veel korter middel ; dit was, het inbrengen Van een RtlJ van hoo» verraad; met geringe moeite ging deele bij de beide huizen door: cromwell wierdt veroordeeld, en op eene wijze,die cenigzms barbaarsch was, ter dood gebragt. Het in beflag neemen der landerijen , tot de groote Abtdijen behoorende, en de gefchillen onder de Hovelingen over de' yerdechng van dezelve > willende elk van deze ve een aandeel hebben , veroorzaakten bijkans overal muiterijen,- bijzonderlijk m het Noorden,- alwaar het bijgeloof' dc dicpftc wortels fchijnt gefchootcn te: :iebbcn, Vcclcn onder den Adel gingen ïamsnzweeringcn aan; cn zommigen hunicr, omdat zij briefwisfelmg hadden gehouden met Kardinaal poEus, welkende' woning vogelvrij verklaard hadt,wierden net den dood geffraft. Kardinaal Poius vas een kleinzoon van den Hertog v ■larenge , en agterneef van den Koning,  GESCHIEDENIS. 447 ïiing» De Paus hadt beloofd, hem van zijne Priesterlijke gelofte te zullen ont-i flaan, indien het Engelfche volk hem ops den Throon wilde plaatzen. Dit deedt1 de Natie van bloed ftroomen ; de regtspleegingen waren zo menigvuldig, dat het volk op dezelve weinig agt fcheen te flaan. Eéne gewigtige bedoeling was 'er* welke Koning hbndrik, omtrent deezen tijd, inzonderheid ter harte nam: te weeten , zijnen neef, jakobus den V, Koning van Schotland, te beweegen,met hem. aan te fpannen om het Pauslijk juk af te fchudden. Ten dien einde zondt hij Sir r alph sadler na Edenburg , met brieven aan Koning jakobus, om hem over te haaien , Kardinaal beaton buiten zijnen Raad te zetten, en de landgoederen der Abtdijen in verzekering te neemen. De Schotfche Geestlijkheid hadt zo veel invlocds op den Koning, dat zij hem bewoog om deeze voorflagen van zijnen Oom van de hand te wijzen; doch tevens deedt hij hem de belofte, om hem te York te zullen koomen begroeten* Zo groote ongerustheid baarde dit onder de Schotfche Geestlijken, dat zij eene aanzienlijke lamme gelds zamenbragten en dezelve hunnen Koning aanbooden. Dewijl deeze een kwistziek Vorst was, wierdt hij hier door overgehaald om zijn woord, raakende de beloofde zamenkomst met zijnen Oom tc York, te breeken. Koning hendrik, in arren moede ont- De NGEL* CHE ïEJLJf»  De RN C, E L- S C ft É K E II K. I J t J \ 1 i ] n v tt r 443 GODSDIENSTIGE ontftoken, over deeze te Jeurffcellinq- door Zijnen Neef, keerde weder na Londen* een diepen wraaklust in het hart voedende. Doch naauwhjks was hij in zijn Pa' leis wedergekeerd 5> .of hem wedervoer een ander ongeluk,- 't welk hem bijkans zijner zinnen bijster maakte. Boven hebben wij verhaald, dat anna bolein, enkel op eenige geringe vermoedens , wierdt ter dood gebragt. Naa haar hadt de Koning eene Echtgcnoote verkoozen; die zich fcbuldig gemaakt hadt aan herhaalde bedrijven Van ónkuischheid f alle welke zij bcJcedt. Deeze' was ka t h a rt n a h o w a r d , nicht van den Hertog vannorfolk, en wierdt binnen de Wallen van dc Tour ter dood gebragt.- Zij Wierdt in géén gewoon regtsgeding betrokken , maar veroordeeld, te gader met dat fnood Vrouwsperfoón , de Sraaviti van rochefort, die tegen' na bolëIn getuigd hadt. Naa dat Koning hendrik een Legef ladt op de been gebragt, zondt hij het egen de Schotten om hen te tuchti°en ; )e beide Legers ontmoetten elkander bij hlwaij ,< eenige mijlen aan geene zijde an Carlifiê. Het Sch'otfche Leger bekwam icr de nederlaage, en de bloem van den Ldel wierdt gevangen genomen door de' '.ngelfchen. Zo diep trof deeze ramp Koing jakobus, dat hij in eenen ftaat an bijsterzinnigheid overlèedt , nalaamde eene nog onmondige dochter, maia genaamd. Op5  GESCHIEDENIS. 449 Op bevel van Koting h end rik, wierden dc Schotfche gevangenen met allerlei cerbctooningen behandeld en onthaald ; en dewijl hem niets zo zeer ter harte ging, als het bewerken eener vereeniginge tusfehen de beide Koninkrijken, fioeg hij een huwelijk voor, tusfehen zijnen zoon Prins eduard cn de jonge Koningin van Schotland. Veel fmaaks vonden de gevangenen in dit ontwerp; en de Koning liet hen edelmoedig wederkecren na hun Vaderland , met gefchenken overlaaden , opdat zij het beraamde ontwerp aan het volgende Parlement zouden voorflaan. De Kardinaal david beaton hadt een uiterften wil gefmeed , op den naam van wijlen Koning jakobus den V, In welken hij tot Regent van Schotland wierdt aangefteld. Alle verbintenis met Èngcland wierdt hier door onmogelijk gemaakt,zo lang deeze Kerkvoogd het hoog bewind van zaaken in handen hadt. Doch' in 't vervolg zullen wij hier over breeder handelen. 1 Kort hier naa nam Koning hendrik het befluit om in een zesde huwelijk te treeden. Doch alzo onder de adelijke Jonkvrouwen van het Koninkrijk niemand wierdt gevonden , die haar leeven aan zijne agterdogtige vermoedens durfde vertrouwen, gaf hij zijne hand aan Mevrouwe de weduwe latimer , gemeenlijk kathakina par genaamd, dochter van Heere thomas p ar, wiens t: déelV Ff fïafmr Di ENUELSC II E K E R K.  De ENGELKEK K. 450 GODSDIE N S TI G E naam zij, naa het overlijden van haaren cerften Echtgenoot, wederom hadt aangenomen. Deeze Mevrouwe was eene boezemvriendin van cranmer. Onder deeze twee agtenswaardige perfoonen maakte de Kerkhervorming een gelukkigen opgang, in weerwil der hevigheid van 's Koning! driften. Koning 11 end rik, hoewel een gezwooren vijand der Pauslijke magt, was, cgter, niet minder een vijand vari allen, die de Roomfche plegtigheden bcftrèedcn. Niets was gemeener, dan een heethoofdig' Paapist , om de ontkenning van des Konings Opperhoofdigheid, eii een Proteftant , om zijne weigering van het bewilligen in de Roomfche plegtigheden, gczamentlijk ten vuure te zien geleid worden. Niettcgenftaande dit alles begonnen dc gemoederen des volks meer en meer verlicht te worden. Door het leezen van den Bijbel, ontdekten zij dat 'er een wijclgaapend onderfcheid plaats hadt tusfehen 't geen in het Nieuwe Testament en doof het Pausdom wierdt geleerd; Cranmer deelde korte opftellcn van Godsdienftige onderwijzingen uit, onder de laagere ftanden van menfchen ; en hadde de Konin* zijne toeftemming willen geeven, de Kerkhervorming zou tot volkomenheid gekoornen zijn. Zodanig was de toeftand van den Godsdienst in Engeland, wanneer Koning he ndrik de VIII, op Vrijdag, den achten-  GESCHIEDENIS. 4£* entvvintigit.cn van Zomermaand des jaars 1548 , overJcedt. Kort vóór zijnen dood hadt hij zijnen waarden vriend cranmer bij zich ontbooden , die iia Croijdon was gewceken, om hem te vermaancn om toch geen deel te neemen in den aanilag des I lertogs van n o r f o l k , die zijn geflagen vijand was. In een gantsch Verfchillend licht hebben deGefchiedfchrijvcrs het karakter vart Koning hendrik geplaatst, naar gelange de menfchen door hunne driften gezwenkt en gezwaaid worden om de waarheid te misduiden.. Onder de gefchilvoe* rende aanhangen zien wij te vergeefs uit na eene echte afbeelding. Voor dat hij in jaaren gevorderd, en eenigzins zwaarlijvig was geworden, waS hij een zeer fchoon mensch , hoog en welgemaakt van geftalte, met een bevallig voorkoomen, opgetooid door de klederdragt, indien tijd gebruikelijk. In zijne jeugd in de fchoolfche wartaal ondervveezen zijnde, Waar door hij de bekwaamheid hadt verkreegen om met zijne Gecstlijkheid te kunnen redentwistcn, wierdt hij onverdraaglijk trotsch op dit vermogen , en omhelsde alle gelegenheden om met zijne geleerdheid tc pronken. Zijne langduurige verknogtheid aan Kardinaal w o l s e ij kan ten bewijze dienen, dat hij niet altoos van eene gemelijke geaartheid was; cn uit zijnen voorflag, om zijnen y^oon met de Koningin van Schotland in het huweliik te doen treeden, kan dufdeFf z hjfe fis EN O Kli* • SC HE KEU K»  452 GODSDIENSTIGE De ENüELSC II E }I E R K. lijk genoeg blijken, dat hij omtrent de belangen zijner onderdaanen niet onkundig was. Zwaar waren de tergingen , hem dooiden Paus en deszelfs aanhangers aangedaan ; doch hij nam des wegen rijklijke wederwraake. Het in verzekering necmen van dc inkomften der Kloosters Helde bemin ftaat, om zijne gunftelingen te beloonen cn zijne buitenfpoorigheden tc draagen. Het wierdt doorgaans geloofd y dat hij al het geld, aan de Kloosters behoorende , verfpilde. Het tegendeel is waar. Hij ftigtte cn begiftigde rijklijk dat edel geftigt, JDrieëenlieids - ÈoHegie te Cambridge, nevens verfcheiden andere gebouwen , voor de opvoeding der Jeupd beftemd. Het merkwaardigste gedeelte' van zijn karakter,is,dat hij met kathar i n a [zijne eerfte Gcmaalin] achttien jaaren in t huwelijk leefde, geduurende welken tijd zij hem verfcheiden kinderen baarde, en daar naa eene Echtfcheiding met haar aanging. Bijgeloovigc begrippen, cn niet dc redenen , welke doorgaans hier van gegceven worden, waren gcwisfclijk hier van de oorzaak. In hoe verre de Godlijke Voorzienigheid de hand gehad hebbe in het ftraffen van deezen Koning, is onze zaak niet te bepaalen. Dit ondertusfchen is zeker,'dat hij, naa zijne Echtfcheiding, nooit gelukkig leefde met eenige andere Koningin, althans niet zeer lang. A nn a b olei n , door de ligtzinnighcid van haar gedrag zijnen minnenijd gewekt hebbende, wierdt on f.  GESCHIEDENIS. 4^3 onthoofd. Joh anna sf.ijmour ovcrJeedt twaalf dagen naa de geboorte vam haar eerfte kind. Anna van cleef: wierdt verftooten , den volgenden dag naa dat de Koning haar getrouwd hadt. Katharina howard was eene gemeen* ligtekooi, en leedt hierom dc doodftraffe; katharina par hadt bijkans het zelfde lot ondergaan, omdat zij met den Koning over Godsdienftige onderwerpen hadt gcredentwist. Over 't geheel genomen, was Koning 11 iin n r 1 k een van die foort van menfchen, wier karakter met groote ondeugden is befmet , terwijl ze tevens veele luisterrijke hoedanigheden bezitten. Hij was een gezegend werktuig , in de hand der Godlijke Voorzienigheid, in het leggen van den grondflag van den Proteftantfehen Godsdienst, hoewel hij nooit verlangde, dat gebouw voltooid tc zien. Hij ftierf in het vaste geloof van een toekoomenden ftaat van belooningen en ftraften, en met een fchijnbaar gemoeds» berouw over zijn voorgaande leeven. Hij wierdt opgevolgd door zijnen zoon ïiDuard, een godvrugtig' jongeling, in het tiende jaar zijns ouderdoms. Het eerfte bedrijf van deezen Vorst, zints zijne Throonsbeklimming , den Godsdienst betreffende, was, eene algemeene Kcrkbczoeking. De Hervorming wierdt thans in goeden ernst bij de hand genomen. Dc Reliquien-kasfen en beelden, nog in da Kerken voerhanden,wierden weggenomen, Ff 3 e;i De iNCELi C II E ;erk,  De engelechek e h K. 454 G O D S D I E N S T I G E en de Brieven der Apostelen in \Engehch voorgelcezen. Alles ging geregeld toe. Het groot oogmerk, door Aardsbisfchop cranmer bedoeld, was, het geheele zamenftelzel der Paapfche kerkgewoonten en plegtigheden te vernietigen. Veel hulp hadt hij hier in van den Hertog van somerseï, Oom des jongen Konings. Nimmer ging de Kerkhervorming gemaklijker en met rasfer fchreden voort, dan onder deeze Regeering. Het gedrag van denProtektor, Hertog van somerset, en van Aardsbisfchop Cranmer, moet tot een voorbeeld dienen aan allen, die de zaaken met gemaatigdheid wenfehen te volvoeren, cn allerlei gcwclddaadighcid te voorkoomen. Het leezen van de Brieven en Euangeliën in 't Engehch was van de hoogstgaande nuttigheid voor de onderdaanen , dewijl hier door hunne ge-, moederen, door de kennis der waarheid, verlichtten de Paapfche dwaaiingen wierden ten toon gefield. Onze vermaarde Kerkhervormers lieten het hier bij niet berusten. Zij gaven vervolgens last, dat de geheele Kerkdienst jn de Engelfche taaie zou geleezcn worden. Ter volvoeringe van dit oogmerk, wierdt aan eenige geleerde mannen last gegeeven , om de Paapfche Liturgie te herzien, en eene andere te vervaardigen beter met dep inhoud des Euangeliums #rookende. Van verfcheiden andere fchikkingen, wierdt  GESCHIEDENIS. 455 wierdt deeze eerfte ftap gevolgd. In .ieder Wijk of Kcrfpel wierdt een Boek aangeleid, waar in aantekening moest gehouden worden van de geboorten, huwelijken en fterfgevallcn. Zonder een uitdrukkelijk verlof, mogt geen Priester op eenige andere plaats buiten zijn eigen 'Kcrfpel prediken. In de Kerken, welke niet voorzien waren van een grbotcn Engdfch'en Bijbel, moest binnen den tijd van drie maanden' eene gekogt worden. Binnen het tijdverloop van een jaar, moest-de Uitbreiding van erasmus over dc vier Euangeliën, cn de Handelingen der Apostelen , onlangs in 't Eugdsch vertaald, in ieder Kerk openlijk ten toon geleid worden,opdat het volk dezelve mogt leezen. Ieder Kerkelijke, beneden den trap van Bacalaureus in dc Godgeleerdheid, wierdt insgelijks onder de verpligting gebragt , om, ten'zijnen eigen gebruike, zich van diergelijk een Uitbreiding tc .voorzien. De Bisfchoppcn moesten , van tijd tot tijd , onderzoek doen na dc vorderingen , welke de Geestlijken gemaakt hadden in de beoeffening der gewijde Schriften. Vermjds de Priesters zeer flegte predikers waren, en nog minder van de waare natuur der Godgeleerdheid ver.ftonden, wierdt het noodig geoordeeld, eene verzameling van Leerredenen in 't licht te geeven, opdat op eiken Zon- of Feestdag eehe van dezel ve in de Kerken mogt voorpcleezen worden. Tc noodigcr wierdt fa Ff 4 dit Ds ENGEL» S C II E K F. % IC.  De ENGEL- SCHE k Eg. k. 1 i 45ö GODSDIENSTIGE dit geoordeeld, omdat het volk tot zeer bijsterzinnige uitèrften overfloeg. Zommigen befchouwden de Priesters, als bezitters en bewaarders van een geheim, door t welk zij de zaligheid konden fchem ken aan wjcn zij wilden. Eenigen, van' den anderen kant, verbeeldden zich, doof den dood van chrisTus te zullen behouden worden , zonder aanzien van het leeven, welk zij leidden. Ter wegheemfhge van deeze misbruiken, wierdt in de Leerredenen ingeprent, dat de zaligheid alleenlijk kan verkreegen worden dooide toerekening der verdienften van Christus; doch dat evenwel geen zondaar kan verwagten, bij God té zullen geregtvaar: digd worden , ten zij hij Iceve inzulkcr voege, als met de regels, in het Euangehc voorgefchreeven/ overeenftemt Veele boeken wierden , omtrent deezen tijd, gefchree ven tegen den Beeldendienst • en Aardsbisfchop cranmer gaf een Ca' techismus in 't licht, 'behelzende de waa" te beginzels van het Christlijke geloove en pkgtsbetragtingen. & De volgende zaak,-welke in overwecging wierdt genomen, was, het dèèigeë: v-en aan de Leeken aan het gebruik van den jJe er in het Avondmaal. Zints langen tijd was hun' dezelve onthouden. Ihans, egter, wierdt 'er een bevel afgekoi Jigd , waar door eenen 'iegelijk Priester wierdt gebooden, aan de Dlschjenooten het gewijde Bondteken onder lebeide gedaanten [van Brood en Wijn] to?  GESCHIEDENIS. 457 Joc tc deelen. Ook wierdt 'er een nieuwe Kerkdienst voor het Avondmaalvicren; ontworpen. " De ongehuwde ftaat der Gcestlijkheid] wierdt vervolgens in overweeging genomen. De uitflag hier van was, dat gelijk biet alleen vcelen onder dc aloude Kerkvaders gehuwde'mannen'waren, maar ook zommigen van de Apostelen eene Vrouw "hadden, het, dicnsvolgchs, zo wel onregtvaardig als onwettig was, de Gecstlijkheid van dit voorregt tc berooven. Dit hadt ten gevolge, dat aan dc Geestlijken dc vrijheid van te mogen trouwen wierdt gefchonken. Vcelen onder dczclven maakten gebruik van eene vergunning , zo bvereehkomfti'g met de gezonde reden cn de natuurlijke billijkheid. Doch, terwijl dus de zulken, die het wel meenden met dc belangen van den Godsdienst , iri de bevordering van het werk dcKcrkhcrvormingc gelukkig voortgingen , pleegden zommigen van den grooten en kleinen Adel, wier bezittingen, door eene vergunning van de Koornlanden, vermeerderd waren, groote wreedheden tegen hunne leenmannen. De huurpenningen wierden eens zo hoog gcfteld als in voorgaande tijden. In plaats van koorn , moester, zij den huur in baaren gelde betaalen. Het volk wierdt berooid en 'uitgemergeld'. Eene deerniswekkende fchilderij vertoonde Engeland , ten dien tijde,, aan elk cdelaartig gemoed. Landhuurers, die voormaals in goeden doen Ff 5 ge. Qe iNGEL>CH E v E R IC.  De enge l' sc h e kerk. i j i 1 ] c 458 GODSDIENSTIGE gezeetcn en onbekrompen geleefd bad■ den, moesten een viervoudigen huur opbrengen. De jjzere hand der verdrukkinge was zwaar op hun; en hoe welgezind zïl ook mogten weezen jegens denProtcftantfchen Godsdienst , zucht tot onbekrompenheid en de geneugten des leevens deedt hen eigenaartig wenfehen om de wederkomst dier gelukkige dagen , welke zij onder den gevestigden ftaat van het Pausdom hadden genooten. Deeze murmureeringen wierden, ten langen laatfte, van eenen ernftigen aart Bijkans door _ het gantfehc Koninkrijk hoorde men mets anders dan van onlus ten en muiterijen, inzonderheid in Tork fhire, daar zij reeds in vroegere daeen ontftaan waren , zelf tot in Cormvallü. Alle deeze misnoegde muitelingen eischtcn, dat de oude Godsdienst zou herfteld worden; doch de bewilliging in de cifchen deezer zamenrotters , zou geweest zijn een in 't oogloopend bewijs van dè zwakheid der Regeeringe, en een teken dat zij gereed was, ten allen tijde, wanneer zulks met haare eigen omftandiVhe. len overeenkwam , weg te fchenken de /oorregten en vrijdommen , welke door Je Opperhoofden haar waren opgedraaicn. De ingezeeten van Cornwallis rottcden n grooten getale zamen , en hadden de :oenhcid om de ftad Exeter aan te taster, -ord russel wierdt op hun afzezonen, en kwam tijdig genoeg om de ftad te ont  GESCHIEDENIS. 459 ontzetten. De meeste hoofden der zamenfpanninge wierden na Londen gevoerd en 1 ter dood gebragt, De Vikaris van St.: Thomas , in zijn Kannunik-gewaat uitge- 1 doscht, en met zijne Paternosters aan zijnen gordel hangende, wierdt aan den toren van zijne eigen Kerk opgehangen. Na genoeg omtrent den zelfden tijd, brak 'er een geduchte opftand uit in Norfolk. Aan het hoofd van dcnzelvcn vertoonde zich zekeren robert ket, cc11 Tingieter, maar nogthans een zeer rijk man: want hij was eigenaar van drie land-, goedcren, liet voorwendzel, waar van deeze oproermaaker zich bediende, was , dat het volk onderdrukt wierdt door de influiting of afperking der gemeene weiden. Hierom gingen hij cn zijne medcpligtingen het land door, vernielende alle deeze "ftakctzcls., welke gefield waren om de landhuurders van het gcmccnc regt uit te fluiten. Zij namen dc ftad Norwich in 't bezit; doch 'dudleij, Graaf van warwick, tegen hen gezonden, hcr.overde dc ftad ftormenderhand. Honderdendertig wierden over den kling gejaagd, zestig anderen gevangen genomen en met de koorde geftraft. Dc muitelingen, in arren moede ontftoken, omdat zo veeicn hunner vrienden waren opgehangen,floegen ecnigzins tot wanhoop over, en vielen op den Graaf aan; doch de Koningsgezinden deeden tweeduizend over den kling fpringen , cn jaagden de overigen op de vlugt. Ket cn zijn broeder wier dei De !NGELiCHEi E |< K. . t  De ENGELS C H E KEK K. 4&> GODSDIENS TIGE den den volgenden dag gevangen gena el- men ; zij hadden zich in ccn Schuur i verfchoolen: de eerfte wierdt aan dc muu. ren opgehangen, en dc andere boven aan • den toren van fFijmundham. Negen anderen ondergingen de zelfde ftraffe, wordende allen opgehangen aan een boom, welken de muitelingen den Eikeboom der Uervorminge noemden. Zommigen der Jandzwervende Priesters van het Graaf fchap Norfolk hadden eene zo genaamde voorzegging verzonnen , inhoudende dat de landlieden, met knodzeh gewapend Daf ferdale eerlang van bloed zouden'doen ftroomen en met vermoorde Lijken vervullen. De aanmoediging, welke de oproermaakers van de zijde der Pausgczinden ontvingen, deedt de Regeering befluiten, een waakend oog te houden od de zulken! die verdagt wierden gehouden. Van hier dat bonner, Bisfchop van Londen, in verzekering genomen, en gezonden wierdt m Maijhaljea, daar hij geruimen tijd be waard wierdt: want zodanig was zijne geaartheid, dat zo dikmaals hij voor den Raad wierdt gebragt, hij denzei ven met dc noonendftc taal bejegende. Geduurende deeze Regeering, kwamen verfcheiden vreemdelingen, mannen van aanzien en geleerdheid, in Engeland over Zij waren derwaarts genodigd door Aardsl bisfchop cranmer, die bij alle Proteftanten in Europa geëerbiedigd en bemind wierdt. Onder deeze bevondt zich p.e- ïr us  GESCHIEDENIS: 46r trus mart ij r , een man zeer bedreeven in de Schriften der Kerkvaderen, van eene zagtzinnige geaartheid en gemaatigdc begrippen, en die niets vuuriger vvenschte, en zijne uiterfte pöogingen aanwendde om dc Leer en Tucht der Kerke in haare oorfpronklijke zuiverheid te berftellen. Hij wierdt verzeld van verfcheiden anderen ; de meest vermaarde van dezelve was martinus bucerus, een geleerd man, doch van eene ftrenge geaartheid. .Deeze geleerden floegen een bezoek der Univerilteiten voor : want zommige Kollegiën waren zodanig benadeeld, dat zij, tot hun onderhoud , niet genoeg hadden overgehouden. Ongetwijfeld waren deeze vreemdelingen mannen van verfland in hun eigen Vaderland; doch het was een onvoorzigtigeftap, hen in Engeland te doen overkoomen , in een tijd , wanneer de gemoederen des volks in hunne godsdienstige begrippen nog niet volkomen bevestigd waren. Te meer óvereenkomftig met de waarheid zal dit worden aangemerkt, wanneer wij overvveegen, de wijze, op welke zij zich gedroegen. Naa dat zij de begrippen van lutherus, raakende de weezenlijk-e tegenwoordigheid des Lichaams van c u r i s t u s in het Avondmaal, hadden aangenomen, redentwistten zij bij aanhoudenheid ten voordeele van dezelve; dit verwekte hun veele vijanden in Engeland. De Engelfchen wierden, in hun eigen land, overtuigd van de valschheid deezer Leere: er De ENGEL3 C H E KEU. K. [  Éê SC II B KERK.. I é c l e li 46a G O D S D I £ N S T r G E err gelijk de groote cranmer. zijncn■ Catechirrnus hadt in 't jfclft gegeeven" £„Natfe5 vreemdelingen wier- den zeer veragtlijk behandeld Vermids wij thans handelen, van de maarregels en ontwerpen, welke den webaanden tot de Hervorming der EngelËl Kerke, dus zijn wij tevens verpligt /né ding te maaken van de bfefcteSrf weS derzelver voortgang verhinderden , niet alleen van de zijde der zodanigen, welke openbaare Papisten waren , maar ook v'an de zulken, die den naam van Pro™ ftanten voerden. Voor te noodiger zal dit gehouden worden , wanneer wij h aanmerking neemen,dat zommige der Aan' hangen, ten deezen tijde ontitaan,sedert eenen naam hebben verkreegen onder ve feheidpn Luropitchc Natiën, en in het laat ie gedeelte deezes Werks'zuhen ver meld worden. In de vérhandeling van eeze onderwerpen , moeten wij tot de serfïe bronnen opklimmen ; want zonder a& eene naauwkeurige kenniskamen «mmereen onderfcheiden denkbeeld van siaken vormen. Genoegzaam ten zelfden tijde . als de .ovengenoemde gekorde mannen fn Fn ylmd overkwamen, vertoonden z;ch alaar eenige Geestdrijvers ; in ftede van unne dankbaarc erkentenis te betuuren oor de giinftigc bejegening, welke zij in at Kpmnknjk ontmoetten, toonden S unne te onvredenhcid over alle de in- rich-  GESCHIEDENIS. 4^ «richtingen der Engelfche Kerke: zij veroordeelden de Hervorming, als niet gezui-1 Vcrd van de dwaalingen des Pausdoms. In 1 dé kindsheid eener Kerkhervorminge kan1 niets eene heilloozer ftrekking hebben, of derzelver opgang kragtdaadiger wederltrecvcn, dan zulk eene wanftemming en verdeeldheid onder haare belijders. Want Omtrent deezen tijd ontftonden 'er groote verdeeldheden en onlusten onder de Hervormden in Duitschland. De voornaamfte deezer uitlanderen was joannes l aud,een PoolfcheBaron,die met verfcheiden van zijne landgenootcn, en een groot getal Duitfche vlugtelingen, na Engeland overftak , onder welke hij hetLccraarampt bekleedde. Hij hadt ecnigen tijd zijn verblijf gehouden te Emhden , in Oostfriesïand; doch de vreeze voor vervolging hadt hem van daar verdreeven, en in Engeland eene fchuilplaats doen zoeken. Hij vervoegde zich , ten behoeve van zijne leudde , bij den Hertog van som er set, die toenmaals den post van Protektor des jongen Konings waarnam. Dicnsvölgens wierdt hun de vrijheid' gefchonken om hunnen intrek tc mogen neemen in het Auguftijner Klooster te Loniteh. Desgelijks wierdt 'er eene Akte gemaakt , en met het groot Zegel bekragtigd, waar bij deeze" uitlanders gefield wierden tot een ftaatkundig lichaam , onder het opzigt van joannes laud,hunnen opperbeftuurdcr, en» vier andere Leeraars, met het vermogen om hun getal te vci*- mecr- De :N GiiL» c UE CERK.  . De EN GEL S C HU K E li X. 1 < j 1 t 1 b a k 464 GODSDIENSTIGE meerderen en hunne opvolgers te berioe• men, indien dc Koning zulks goedkeur-' r7 •, n zclfden tijde vestigden zich verfcheiden andere vreemdelingen in Engeland; doch zij voedden zulke vreemde cn hijsterzinmge begrippen aangaande den Godsdienst, dat zij, zo veel hun doenlijk was, alles m verwarring zogten tc brengen. Terwijl deeze dingen voorvielen , zon een groot gclal tTederdoópers [Doopsgezinden], door de hevigheid der vervolgingen int Duitschland verdreeven, in Engeland eene fchuilplaats. Hoe ohfchuldig de gevoelens deezer luiden, ten aanzien van godsdienftige beginzelen , ook mogten weezen, en hoe weinig ook de aardfche magten van hun te vreezen hadden,. zo onverdraagzaam, nogthans., waren de godsdienftige begrippen dier tijden, Jat zy als voorwerpen der ftrafoeffenende magt.wjerden aangezien. 'Er wierdt èeriê ^astftelling gemaakt, om deeze menfchen ;e vefvpigen , welke de Wet, ten dien ijde, Ketters noemde. Vcelen hunner loor de dienaars van 't ge'regt in verze :ermg gènomen , herriepen hunne dwaal mgen; doch anderen, bij hunne gevoe5ns volhardende, kwam deeze ftandvas igheid op een pijnlijken dood te ftaan. ^Naa dat de Liturgie of Kerkdienst der engelfche Kerke door het Parlement was ekragtigd, wierdt het als noodzaakliik mgemerkt, dat 'er vervolgens eene Ge'ofsbelijdenis , of zamcnftclzel van Gód-  GESCHIEDENIS. 46*5 geleerde artikelen, wierdt opgefteld. Dit Hemde overeen met het algemeen gebruik der Hervormde Kerken, in andere gewesten van Europa. Want, vermids de Roomschgezinden haar venveeten, dat zij begrippen voedden, welke ftrijdig waren tegen het zamenftelzel der Christlijke Leere^ was het hoog noodzaaküjk, deezen weg in te flaan, om haare onfchuld voor de waereld bloot te leggen. 't Was omtrent deezen tijd,dat de vermaarde,.of liever de berugte en eerlooze, Kerkvergadering te Trente wierdt gehouden. Ondanks al den ijver, welken zij betoonde, was zij niet in Raat om het licht der waarheid te verdonkeren, of den Protcftantfchcn Godsdienst uit te rooien» De leden dier Kerkvergaderinge konden niet ten oogmerke hebben , aan dien Godsdienst eenige aanmoediging te geeven; het waren lieden , welke belang hadden bij het lot des Pausdoms, en zij wisten, dat zij met hetzelve moesten Raan of vallen. Van hier dat zij, verre van eenige der aloude plegtigheden of Kerkgebruiken af te fchaffen, niet alleen nieuwe gewoonten voorfchreeven, maar ook het volk noodzaakten ter ondertekeninge van nieuwe geloofs-artikelen, welke voorheen als Rukken van bloote befpiegelinge waren aangezien. De handelingen der Trentefche Kerkvergaderinge bedorven de Pauslijke belangen ; terwijl zij, behoorlijk overleid en beraamd zijnde, dezelve op den ftevig- V. DEEL. Gg Ren De !NGEU. iC HE KERK.  De ÉNtfg£. SC HE JlilïX, \ I < 466 GODSDIENSTIGE ftcn cn duurzaarrift.cn grondflag hadden ■ kunnen vestigen. ö Het voornaamc doelwit deezer algemeene Kerkvergaderinge, was, het doen ophouden van zekere onlusten en beroerten, welke, inde Christen waereld, hadden plaats gegreepen. De terging van de zijde van het Roomfche Hof wasmot die hoogte gcitcegen,dat zij niet meer konden vermomd worden ; en de bewilligingen, door de Proteftanten gedaan, wierden me vcragting behandeld. Hadden de Bisfchoppcn , cn de overige leden deezer Kerkvergaderinge, naauwkeurig gewikt cn gewoo- ifefi 4 pilgt' weJken zi-> Caiï «efkè veifchuldigd waren, zij zouden de Paushjke magt befnoeid, het Jeezcn der Misfe in ^ Fngefche taaie bevolen, aan de Geesthjkheid dc vrijheid van te mogen trouwen toegedaan , en de viering des Avondmaals , onder dc beide gedaanten van brood en wijn,hebben ingevoerd. Wij mogen hier nevens voegen , dat indien zij hun volk het voorregt hadden gefchonken van een vrij en onbelemmerd onderzoek vanzaaken, het geloof en hunnen piigt betreffende, zij hun eigen géza'g zondon gehandhaafd hebben; eng,veSllS,zo d Roomsch-Katholijkc Godsdienst onde? jemge weinige verzagtingen en bepaalinen, de heerlchcnde en vastgeftelde Gods- m Engelfchen] thans bcwoonen in den jaare 1553, begon Koning  GESCHIEDENIS. 467 É'Duard de VI, het grootlte wonder, misfehien, dat 'er immer leefde, zijnen weinig gevorderden ouderdom in aanmerking genomen zijnde, in gezondheid en kragten zigtbaar af te neemen. En, hoewel verfcheiden lieden van de kunst hem verzekerden, dat hij de kwaadaartigheid zijner kwaaie zou kunnen overleeven, vestigde hij, nogthans, zijn gemoed op den hemel, zonder daarom te vergeeten de pligten, welke hij zijnen onderdaanen fchuldig was. Allernaast lag hem aan 't hart, zijne diepgaandehoogagtingvoor den Proteftantfchen Godsdienst. Hij hadt het in zijne magt, zijns Vaders laatften wil te veranderen. Van hier dat hij, naa rijp beraad cn overleg, in aanmerking genomen hebbende, dat zijne zuster maria eene harde Paapist, en,voor zo veel hij wist, de opvoeding van zijne zuster e l i z a b e t h verwaarloosd was , eenen uiterften wil maakte , ten voordeele van joanna o ra ij, kleindochter van maria, Koninginne van Frankrijk, jongde zuster van Koning hendrik den VIII. Dit was eene der in 't oogloopendfle blijken van flegte ftaatkunde ; joanna graij was kort geleeden in 't huwelijk getreeden met Lord dudleij; en zij zelve was niet gefield op eene zo hooge waardigheid. De blinkende Kroonen en Vorstlijke kleinoodiè'n waren beneden haare opmerking. Haare ziele was verfierd met menschlijke wijsheid en kennis; ha3r gemoed blaakte van ongeveinsde gods vrugt; Gg 2 haai De ENGEL* >CHE KERK,  De engelsc he kerk. j ] j I j \ c jf r. v v d k e( Ja h<- .o1 ha 468 GODSDIENSTIGE haar hart was warscb en afkeerig van se. fchillenen oneenigheden. Doch een eerzuchtige Schoonvader haalde haar over tot het aanvaarden der Koninklijke waardigheid, welke haar en haaren echtgenoot op het fchavot bragt. De Pausgezinde aanhang hadt tot nog toe een Herken arm m Engeland; de zuurdeesfem der aloude vooroordeelen was nog niet volkomen weggenomen; verfchillende driften bedoelden verfchillende oogmerken; de bijgeloovige maria wierdt ten Engelfchm throonc verheeven. Hadde deezePrinsfês een greintje algemeene gocdwilhgheid en menslievendheid «zeeten, zij zou Ladij joanna g r a 1 r 'efcbouwd hebbende als een voorwerp van nedehjden; doch, overeenkomftig met de [eaartheid van het geflagt, uit hetwelk jaare moeder , eene ongevoelige en mceogcnlooze dwingelandin , was voortgcprooten, liet zij haaren haaren Echtteoot ter dood brengen, onder het lijden an folteringen, welke een fchandvlekziin oor de menschlijke natuure. De oorzaak van Koning edljards ood, was een verval van kragten, wel2 met naar behooren wierdt behandeld aor eenige lieden, die de natuur zijner waale niet kenden. Gcwisfelijk was hii m zeer godvrugtig Vorst ; en uit het atftc gedeelte van zijn rijksbeftuur fchijnt ■t te blyken, dat hij , een jaar vóór zijn oerlijden, alle hoop op een lang leeven dc qpgegeeven. Hij was een vijand van  GESCHIEDENIS. 469 Van vervolginge om den Godsdienst; in geleerdheid overtrof hij zeer veelen, eens j zo verre in jaaren gevorderd. In niets: anders, dan in weldoen , fchecn hij ver-1 maak tc fcheppen. Mannen meest beroemd om hunne geleerdheid , kwamen over om deezen meer dan doorluchtiger! Vorst te bezoeken. Kardanus, een beroemd Geneesheer, uit Schotland tc rug keerende, wenvaarts hij zich hadt begeeven , om hamilton, Aardsbisfchop van St. Andrews, van eene fchandclijkc ziekte te geneezen, maakte zijne opvvagting bij Koning eduard, en vondt hem zo verbaazendgeoeffend in de taaien,dat hij verklaarde, nimmer zijns gelijken ontmoet te hebben. Om kort te gaan, hij was een dier doorluchtige perfonaadjen, hoedanigen zelden eenen Koninklijken throon bezitten. Bij zijnen dood liet hij de Kerk van Engeland na genoeg in zo verre her.•vormd, als zij nog heden is. Zo dra zijn overlijden rugtbaar was geworden, cn inzonderheid geduurende zijne begraafenisfe, befpeurde men eene algemeene verlla-genheid door het gantfche Koninkrijk; even als of de Natie hier mede wilde te kennen geeven , volkomen overtuigd te zijn, hoedanig een rol maria zou fpeelen. Naauwlijks hadt deeze Prinfes bezit van den throon genomen , of zij befloot,den Godsdienst op den voorgaanden voet te herftellen. Zij deedt de I\lis in haare eigen Kapél vieren. Van een wraakzuchtiger! Gg 3 ' aart De !NGE & CHE LEUK. «'  Be ENGELSC HE KERK. ] C i i t J '\ b 470 GODSDIENSTIGE aart zijnde, zag zij Reeds uit na voegzaame gelegenheden, om aan haare boosheid op te offeren, welke der Hervorminge de geringde aanmoediging hadden gegeeven. Bij haars Vaders leeven hadt zy den Eed ■van opperhoofdigheid afgeleid; doch haare Priesters fchonken haar gereedlijk zondvergiffenis van dit bedrijf. Naa dat zij een Parlement hadt zamen-gcrocpen, vondt zij dat de leden zo gereedlijk van haare hand vloogen , dat het Pausdom met kleine moeite wierdt herReld. Aan alle Graaffchappen, en, in de daad , aan allen, welke eenig burgerlijk bewind bekleedden, wierden bevelen afgevaardigd om in hegtenis te neemen allen , welke niet ter Misfe gingen. De gevangenisfen wierden hier door fpoedig opgevuld. De befchreienswaardige wreedheden , de onfchuldige flagtoffers aanslaan, zijn over bekend aan allen, welke de Gefchiedenis van Engeland geleezen hebben. Doch, indien de Regcering deezer Koïinginne gewelddaadig was, God wilde lat zij van korten duur zou weezen. Het eleek naar die duisternis, welke dooraans het aanbreeken van den dag voorafaat, om plaats te maaken voor de opgaande :on. In de meeste Reden van Engeland eerden brandftapels opgericht en takkeosfehen ontflooken. De landzaaten 'ierden niet voor burgerlijke vierfchaa:n, maar voor den Bisfchop te regt geeldj en naa dat hij hen voor Ketters hadt ver-  GESCHIEDENIS. 471 verklaard, zondt hij een getuigfehrift na de Kanzelaarij ; waar naa een bevel aan den Schepen wierdt; afgevaardigd, inhoudende dat zij leevende moesten verbrand worden. Deeze Prinsfes volhardde in haare wreedheid, tot aan het einde haars lecvens , cn flierf, verlaaten van j?inlippus van Spanje , haaren Echtgenooten, vcragt van haare nabuuren, en verfoeid door haare onderdaanen. De komst van el'ïzabbth tot den Kngelfchen throon , naa het overlijden van haare zuster maria, is het gewigtige tijdftip der Engelfche Kcrkhervormingc. Met groote zorgvuldigheid was deeze Prinsfes opgevoed onder ascham , wiens fchriften nog heden bekend zijn. Zij verftondt niet flegts het Fransch en Italiaansch, maar was ook in het Latijn en Grieksch wel bedreevcn. Het afgezonderd leeven, welk zij , geduurende de regeering van haare zuster , hadt geleid , gaf haar gelegenheid om haare zielsvermogens aan te kweeken; cn de geduurige vrceze, in welke zij leefde, om als eene Ketterin tc zullen ter dood gebragt worden , noopte haar ter befchouwinge cn bcbeffeninge der waarheden, van welke de zaligheid afhangt. Den ouderdom van vijfentwintig jaaren bereikte zij, toen zij den throon beklom; doch bezat niets uitlokkends of inncemends in haar voorkoomen. Een doodlijken flag hadt haar Vader der Pauslijke magt toegebragt, door den Paus vin dc Gg 4' Op De V. N g e l■iC he k E r k.  De ENGELsc he kerk. i . j s c i \ d e E d( fc Vfthi ee be de ve 20 m GODSDIENSTIGE Opperhoofdigheid der Kerke te berooven De gemoederen des volks begonnen al' lengskens, en, als 't ware, ongevoelig verlicht te worden; en haa/ broker SXfV-i adC den Prote^ntfchen Godsdienst bijkans vastgefteld, Het grooto werk was, nogthans, voor haar gefpaa. d en zij volvoerde hetzelve volglns zulke gemaatigde beginsels, als haarcSgS g! tenisfe ten allen tijde tot eere zullen ftrei Naadat zij haaren Raad hadt doen veraderen, deedt zij den voorflag om een Parlement zamen te roepen, waar in iOLa as b a con, Groot-Zegelbewaarder et voorzittersampt bekleedde. ï d t arlernent wierdt beflooten, hoewel niet onder merkelijke tegenkanting der ioomschgezinden , dat 'er eene Verea enng zou beleid worden, om in dezeke i overweeging te neemen, de leerftel in en van den Godsdienst, en den ftaat van e Liturgie of Kerkdienst, zo als he S n ander,onder dc Regeering van KonhS ouard DEn VI,w1lSvaSbtgefteirS Geestlijken wierdt bevolen, geene gehilftukken op den predikftoel te h-fn n, voor en aleer men het gevoelen dPr dt. Het gevolg hier van was, dat W mge Gelast.gden uit de GeestlijkheS noemd wierden , ter herziening? Liturgie, en om in dezelve zodan^e -andenngen te maaken , als zv oi £ Jden rekenen 5 étende aÜcs ove " aan  GESCHIED'ENIS. 473 aan de nadere bekragtiging van het Parlement. Naa dat deeze dingen aldus waren vast-: gefield, befloot men, in het Koninkrijk1 te rug te ontbieden alle Proteftantfche Leeraars, welke, onder de Regeering van Koninginne maria, buitenslands eene fchuilplaats gezogt hadden. Zommige van deeze waren mannen van kunde en geleerdheid , en wierden, uit deezen hoofde , tot de aanzienlijkfte waardigheden bevorderd. Doch dit geeft ons aanleiding om een berigt te geeven van den toeftand van den Godsdienst in Engeland omtrent deezen tijd. De geleerdheid begon nu haar hoofd om hoog teftecken;doch zij hadt nog te worftelen met veelvuldige zwaarigheden. Verouderde en diepgewortelde vooroordeelen wierden niet gemaküjk uitgerooid; en van den Godsdienst,het luisterrijk fieraad des menschlijkcn leevens, maakten zommigen zo luttel werks , dat zij zich niet zeer bekommerden , wat zij geloofden. Zij, welke , zints langen tijd , aan de Afgoderij gewoon waren, lieten zich node van den Beeldendienst aftrekken ; anderen , die eene Hervorming als noodzaaklijk befchouwden, koesterden des wegen zeer verwarde denkbeelden. Niet ligt viel het, derhalven, tusfehen deeze twee uiterften, den dierbaaren middelweg te houden. Nogthans overwon de kloekmoedige onverzaagdheid der Koninginne alle deeze zwaarigheden , en zegevierde over alle tegenGg 5 kan- De ïngel- iCH E i E & Ki  He ENGEL SC HE K Ë R K, I j i C C t c v d h V k dc 474 GODSDIENSTIGE kantingen. Een zamenftelzel vanGeloofs■ artikelen wierdt 'er ontworpen, ten getale van negenendertig, welke, in veelvuldige: opzigten, weezenlijk en zaaklijk verfchilden van die, welke, onder de Regeering van Koning eduard den VI waren opgefteld. Wij zullen deeze Geloofsartikelen optellen, in de zelfde orde, m welke zij ons voorkoomen. Dit zal .eigenaartig ftrooken met onze oorfpronkhjke bedoeling,in bet berigt aangaande de Proteftantfche Kerken : te wecten, een naauwkeurig verflag te doen van het Geloove den Eerdienst, de Kerktucht cn het Beftuur van elk Protcftantsch Kerkgenootfehap, in Europa, door de Wet vastgefteld. Veele zwaarigheden heeft men geopperd , veele tegenwerningen zijn 'er genaakt, wakende de echtheid der Artikeen van de Engelfche Kerke; doch het is mzQ zaak, dezelve met gemaatigdheid te >efchouwen. Wij zullen ons tot geene fefchillen mlaaten , maar vrijmoedig cn mpartijdig onze eigen gevoelens voorraagen, zelf ten opzigte van de meest ctwiste ftukken. Dit, hoopen wij, zal ns met ten kwaade geduid, noch als eene crmctele aanmaatiging befchouwd worm. In ftukken van deezen aart, voegt st aan de waardigheid eensGcfchicdfchrijïrs , zonder partijdigheid of vooringesmenhcid tc fprceken, en eere te behaan, zonder den fchijn te vertoonen van zelve te bedoelen. Hierom zullen wij nu  GESCHIEDENIS. 375 nu voortgaan om deczc Artikelen, ftiik voor Huk, te onderzoeken, cn zulke aan-1 merkingen op dezelve voor te draagen,als ; ons meest beftaanbaar zullen voorkoomen met het gezond verftand, en met den Christlijken Godsdienst. Het eerfte Artikel der Engelfche Kerke, is, hetgeen de grondllag behoorde tc zijn van allen Godsdienst, hoe ook genaamd, het beftaan en aanweczen van eenen God, .en de waarheid der altoos gezegendeDrieëenheid. Het tweede Artikel betreft de Godheid, zo wel als de menschlijke Natuure van Christus. Dit ftcmt volkomen overeen met de rechtzinnigfte grondbeginzels. Het derde Artikel raakt de nederdaah'ng van Christus ter helle. Dc gemaatigdheid, met welke de Schrijvers zich hier over hebben uitgedrukt, kan nooit genoeg geroemd wrorden. Onder dc Rcgecring van Koning eduard den VI verfchilde dit Artikel zeer aanmerkelijk van hetgeen het tegenwoordig leert, en riekte Rerk naar Paapfche bijgeloovigheid. Het woord Hel wordt hier blootelijk genoemd, zonder nadere aanwijzing van 't geen daar mede wordt bedoeld; wordende het oordeel hier over aan elks vrijheid overgclaaten. 't Woord Lhl betekent nergens , in dc fchriften der aloude Kerkvaderen, eenen Raat van ftraffe , maar eenvoudig den ftaat der afgefcheidene zielen. In deezen zin moet het ook genomen worden in het zestiende Iloofdftuk des De CHE i F. li K.  De ENGELSCHEK E K K. 1 ] 476 GODSDIENSTIGE des Euangeliums van luk as, daar wij leezer), dat lazarus en de rijke Man ja, zelf abraham, in de Helle warendat wil zeggen, zij bevonden zich indé plaats, in welke alle zielen, zo wel die der regtvaardigen als der godJoozen, zullen blijven, tot aan den dag der Opftandinge : hoewel geenzins in den zelfden toeftand, dewijl de boozen in eengeduurigen angst zijn, en de regtvaardigen eene vrolijke en blijmoedige hoop voeden. Doch , vermids aangaande des Zaligmaalm was , geflagt 'van de grondlegging derwi? reld. Doch, op hoedanig ccfe wèIcod' clien zegen zal mcdedeclcn , hier mede hebben wij ons niet angstvallig te bekommeren. Laat het ons genoeg zijn dTL [legter der aarde doen lal 't f eS^eS ƒ * Het veertiende Artikel beftrijdt het .-oe en der Roomschgczindcn , beweerd" ie dat de menfchen in ftaat zijn , eengooer getal goede werken te ventten d,» oor het Euangeliumhun bevolen'wordt Dit gevoelen, waar over een verftanc^ leiden zich zou gefchaamd hebben, was "bekend & dè Christlijke Kerk, eene reeks  GESCHIEDENIS. 483 reeks van jaaren naa den leeftijd van constantikus den grooten. Niet vroeger dan in de Tiende Eeuw, wierdt het openlijk aangenomen. Alle Proteftantfche Kcrkgenootfchappen, tot welk een Aanhang ook behoorende , ftaan in het zelfde begrip, ten aanzien van dit Artikel , met de Kerk van Engeland. Het vijftiende Artikel bevat eene der fundamenteele lecrftellingen van den Chris tlijkenGodsdienst: te weeten,dat christus in alle dingen ons is gelijk geworden , de zonde alleen uitgezonderd. Voor zo veel ons bekend is, wierdt deeze_ leere nooit wederfproken door Roomsch-Katholijken, of Proteftanten, of eenige anderen, die den naam van Christenen voerden , uitgezonderd eenige aloude Ketters. — Noodig is het, hier aan te merken, dat de vroegfte Kerkhervormers de rcgtvaardiging der zondaaren , door dc toerekening der gcregtigheid van christus, aanmerkten als een gevolg, onmiddeüjk en noodzaaklijk daar uit voortvloeiende, dat hij onze natuur heeft aangenomen. Ook ontmoeten wij niets, in het beloop der Schriftuurlijke Leere, 't welk ons grond geeft om te denken dat het anders zijn kan. Want indien christus tot ons ware nedergedaald in zijne heerlijkheid , zouden wij van hem geen nut of voordeel hebben kunnen trekken. Maar het was de wil van den Heere onzen God , den overften leidsman onzex Hh 2 za- De E N G E L- iCHE iKRK.  De ENGEL" SC II li KERK; 4S4GODSDMNSTIGE ' zaligheid, door Jijden volmaakt te doen worden. Het zestiende Artikel handelt over dc zonde , naa den doop gepleegd, cn bcilrijdt het gevoelen der Koomscbgezinden, aangaande de vergeeflijke en doodzonden, 't Is overbekend, dat ieder over* trecding tegen de wet Gods, eene zonde is. Doch de Roomsch-Katholijkenopdat zij eene voegzaame onderfcheiding zouden maaken, ter bevorderinge van de magt eri het aanzien hunner Geestlijkhcid, zoeken ons diets te maaken, dat deeze vergeeflijke, of liever bcuzclagtige zonden , kunnen afgekogt of verzoend worden, door het bedrijven van boete; terwijl, van den anderen kant, de grovere misdaaden, welke zij doodzonden noemen,nooit kunnen vergeeven worden. Dit is eene onderfcheiding zonder een bepaalden regel • en eene gevolgtrekking, zonder dat&de onderwerpen behoorlijk zijn vastgefteld De Kerk van Engeland is zeer duidelijk en beihsfende in haare beftrijding van dit Roomschgezind begrip. Want, gelijk alle zonden en overtreedingen mishaag hjk zijn bij God , dus is het bloed van christus genoegzaam om den onrein. Ren zondaar te zuiveren van alle boosheid, en welbehaagelijk te doen worden bij het Godlijk Opperwcezen. Het zeventiende Artikel handelt eeniglijk over.de Predestinatie, of Godliike \ oocbefchikking. Men moet bekennen, 'dat  GESCHIEDENIS. 485 dat dezelve hier bepaald en befchrcevcn wordt in een meer gemaatigden en fchriftuurlijken zin, dan in eenig ander Godsdienftig zamcnftelzcl, door de andere Kerkhervormers van Europa ontworpen, 't Is zeker, dat eenige andere buitenlandfche Hervormers, over dit onderwerp handelende, zich bediend hebben van zeer onvoegzaame uitdrukkingen , welke zommige perfoonen, anderzins van eenegodvrugtige gemoedsgefteltcnisfc, tot wanhoop vervoerd hebben ; terwijl het den onheiligen den weg heeft gebaand tot verwerping van den Christlijkcn Godsdienst. De Engelfche Kerk heeft hier tusfehen twee uiterlt.cn een gepasten middelweg gekoozen. Zij erkent de leere zelve, (aangaande dc Godlijke Voorbefchikking ) voor Schriftuurlijk; doch der zwakheid en verdorvenheid der menschlijke natuure bewust, waarfchuwt zij haare leden, op hunne hoede te zijn tegen een te naauwlcttend onderzoek na dezelve. Het achttiende Artikel behelst, in dc daad, een zeer edelmoedig uitgebreid gevoelen; want het verklaart dat «iemand kan zalig worden , enkel cn alleen omdat hij behoort tot deezen of geenen bijzonderen Aanhang onder de Christenen; maar dat de zaligheid alleen kan verkrecgen worden, door de verdienften en de bemiddeling van jezus christus. Hoognoodig was het, dat dit Artikel met de grootfte naauwkeurigheid gefteld wierdt: pm reden dat ten tijde van het aanbree* Hh 3 ken, De E"NG1!L? SC 11 p KERK.  De INBEL" EC HE KEU ff. I t < i f I Z %2€ GODSDIENSTIGE ken van het licht der Kerkhervorming, zeer veelen onder het volk zo onkundig waren, dat zij zich verbeeldden , doof de verdienften der Heiligen, te kunnen" zahg worden Tot haare^too duurenSe eere , heeft hier de Kerk van Engelmd de heerlijkheid van 's menfchen eeuwge behoudenisfe gegeevcn aan den VerlosTel! welke voor hun vrede en zondvergifi heeft gekogt met zijn eigen bloed. Indien christus niet in dc waereld kwam om zondaars zahg te maaken, waarom £ Z dan geftorven op den berg Kalvarië ? In dien jezus christus niet de Verlosfer van het verlooren menschdom zij, en deeenigchoop, op Weike de zondaar ee" mg vertrouwen kan vestigen, dan is het gedaan met onzen Godsdienst, en onze prediking ,s, in de daad, ijdel Het negentiende Artikel beweert, dat de Kerk van christus beftaat ui een genootlchap van menfchen, die gereed" yk bewilligen in de gehoorzaamheid aan ch eevenS V" *£• Eu^e,ie V00^icmeeven. Te noodiger was deeze om fchnjving omdat de Roomschgezindcn" geweerd hadden, dat zij allen ge^ament- e trk SÜ1]ken Godsdic™ , leden daC SeLcne Kerk onfeilbaar «, of kan weezen; behalven dat van Rol w,fte t het drie voorbeelden voor Ze fiVlu ?dat CHRIST"s inde waereld al hebben een genootfehap van menfchen, wel-  GESCHIEDENIS. 48.7 welke, hem zullen dienen , door alle eeuwen, tot op zijne tweede komst; cn wij mogen 'er nevens voegen, dat de poorten der helle zijne Kerk niet zullen overweldigen. Doch dan moeten wij ons tevens herinneren, dat 'er geene belofte voorhanden is, volgens welke deeze Kerk , aan eene zekere plaats zal bepaald zijn. Menigmaalcn heeft God zijne Kerk op plaatzen., daar zij van de menfchen niet wordt opgemerkt. Het twintigfte Artikel beweert de magt der Kerke, ten aanzien van het vastftellen en uitfehrijven van gewoonten en plegtigheden. Ên, hoewel dit Artikel in de omzigtigfte bewoordingen is uitgedrukt, heeft het, nogthans, aanleiding gegceven tot zeer veel twistens. De Dis-, /enters wierden ontflagen van de verplig-, ting om dit Artikel tc onderfchrijven; hoewel wij niet kunnen begrijpen, om welke reden. Ware hier eene verklaaring voorgefteld, dat de Kerk eene volftrckte magt bezit, dan zouden wij ons in den zelfden toeftand als de Roomschgczindcu bevinden. Dan, dus is het niet met de zaak gclecgcn : want de Kerk bezit de magt niet om tc verkiaaren, dat iets voor het volk een verbindend gezag bezit, 't geen tegen de Schriftuure aanloopt. In. dc daad, dc bewoordingen van dit Artikel fchijnen geenerhande dubbelzinnigheid te behelzen: want het bevat eene zorg'vuldige waarfchuwing tegen,alle de dwaalinccn der Roomschgezinden. & Hh 4 IIct Da ÏNGEL" i C II E i E K K.  De ENGELS C HE K ER K. m. \ I j 488 GODSDIENSTIGE HeteCTto^^tfArtikélhande|t ov dc Algcmeene Kerkvergaderingen, welke, oorfpronkhjk en in den beginne, door dé Roomfche Keizers wierden zamengeroepen. Doch, opdat in haare belluiten niet te heeft de Kerk van Engeland verklaard, dat zij niets , t welk onfeilbaar mag genoemd worden, ,n zich behelzen. Dë Kerkver! gadenngen bejaande uit feilbaare menfchen zijn der dwaalingen onderworpen'; en alle haare befluiten moeten diensvol' gens aan den proefftcen der heilige Schrift tuurc getoest worden. Zeker is Rct, dat dcAlgemeeneKerk vergaderingengedwaald hebben of,?t geen wij althans met volle zekerheid mogen beweeren , dat zij nier volmaakt onfeilbaar geweest zijn. Zo ver'. re is het vandaar, dat wij, integendeel jenigyuldigevoorbeèldenlWmS,;tal den vloek heeft uitgefproken. En , indien dit het geval zij, waar zullen wi dan de waarheid vinden ? Algcmeene KerZ vergaderingen zijn niets anders dan Ko f. kehjke bullebakken. Doch , het aio d gebruik heeft aan dezelve bpgedraS eene foort van heiligheid , omhelsd la Jo\%ol%lTintigJl'e ArtikeI handelt: 3ver het Vaagevunr : een gevoelen bi e Roomschgezinden aangenomen ' deels «ndat zij de fchriften der vroegfte Kerk! 'acjeren niet behoorlijk verftonden: deels ook  GESCHIEDENIS. 489 ook om de gunst der Heidenen tc bcjaagcn. Noodzaaklijk was het dat de Kerk-: hervormers, wilden zij zich zclven gelijk blijven en als Proteftanten'handelen, deezer leere te keer gingen : want, hoewel llezelvc , in dc gemeenc opvat'ting des woords , eenige gemcenfehap met' het Christendom moge hebben, over 't geheel genomen, nogthans, is zij volftrckt onbeftaanbaar met hetzelve. Deeze leere vijlt rijklijk de beurs der Priesteren, wier ïleidenfchë kunstftreeken, voordeel doende met de onweetendheid des gemeenep volks , ten allen tijde dezelve kunnen doen medewerken ter bevordcringe van hunne oogmerken. Het (hieëntwintigfte Artikel handelt cc. niglijk over de Ordening; bcweerende da! niemand het ampt eens Leeraars mag aan vaarden , voor en aleer hij op eene regel maatige wijze daar toe is aangcfteld. Bis fchop stïllingfleet , over dit Ar tikcl fpreckende, beweerde dat het niet: dubbelzinnigs behelsde: want hij geloofd* dat onze Kerk haare Leeraars mogt orde nen, pp zulk eene wijze als zij zou ge raaden vinden. Gcwisfclijk en volltrek noodzaaklijk moet 'er eene geregelde op volging van Leeraars in de Christlijk Kerk plaats hebben; cn, in weerwil vai dc hevigheid der vervolgingen, in d vroegfte tijden , wierdt dezelve nimme afgebroken. Nogthans kan hier omtren eene bijgeloovige naauwgezetheid plaat hebben; cn -t is om deeze reden, dat d IIh 5 # De '. n q e LiC H B i e U lv. t i v t s e  De ENGEL' SC H E KERK. ] 1 t g V z g' V) A d; is tc 490 GODSDIENSTIGE Engelfche Kerk zich deswegen in zeer al gemeene bewoordingen heeft uitgedrukt Het vierenuvintigfte Artikel beftrijdt de gewoonte der Roomschgczinden, om den openbaaren Eerdienst fn eene onbe kende taaie te vieren. De tijd, wanTcr deeze vcrfoeielijke gewoonte 't eers wierdt ingevoerd en tot Rand kwam! is ons met gebleeken; dit, nogthans , s zeker, dat zulks niet gebeurd is vóórt Tiende Eeuw. Ten bewijze hier van „o gen wij ons beroepen op verfcheiden Li turgien, nog voorhanden, in de Zesde Eeuwgefchreevcn,en wel in de eigen taal der volken ten dienfte van welke zij wLrden opge leid. Ik zelve heb gezien Z. icheiden Liturgiën,in \SaxiSch gcfcbrcT ven, „gen tijd Voor ^ dc jg™** üyn in de Kerk wierden eere'dertïfef^^ 4*^1 raakt de eere der Sakramenten in 't algemeen, en 'ehelst zulk eene duidelijke vcrS-in" ;an dezelve, als nimmer door SS?ft? fwoïïe^ -IJ woiden, en, in de daad, met zeer root regt, befchreevcn als zinnebeelden an een onzigtbaar voorwerp. Zij ziin ïgt de Kerk, afbeeldingen van iets 't *n voorgevallen is, maar niet het voor erp.zelve. Ondertusfchen wordt?fog rtikel, niets als een Sakrament erkend n t geen in de Schriftuure als zodank aangekondigd De bevestiging en boe? , het huwelijk en het laatfte olijzel, wor-  GESCHIEDENIS. 491 worden van dit getal volftrckt uitgeflooten. Dit kan ten bewijze.dienen , dat het n oogmerk der Engelfche Kerkhervormers 8 was , hunne geheele fterkte aan te voe- h ren tegen dc vaste bolwerken van het Pausdom , en den bijl te leggen aan den wortel dier grond beginzelen, op welke het langen tijd gedeund hadt, en in deszelfs plaats te voegen een zamenftelzel van Godsdienst , ovcreenftemmendc met de leere, welke in het Nieuwe Testament wordt voorgedraagen. Het zesëniwintigfte Artikel houdt ftaande , dat de kragtdaadigheid der Sakramcntcn , aan de zijde van den Christen, welke ze in 't gcloove ontvangt, niet afhanklijk is van de verdienfte des perfoons, welke ze toedient. Tot een duidelijk en ondcrfcheiden begrip van dit Artikel, 't welk niet in 't geringftc tegen dc Roomschgczinden gcrigt is, moeten wij agt geeven op de volgende omftandigheden. Omtrent den aanvang der Kerkhervormingc, toen het licht in dc gemoederen der menfchen begon op te gaan, vondt men eene menigte menfchen in Europa , welke zeer verkeerde begrippen aankleefden. Onder deeze waren eenige Duitfchers , welke overftaken na Engeland, en aldaar leerden dat de Sacramenten van geene nuttigheid waren, cn den Christen , welke dezelve ontving, geen voordeel konden toebrengen , 't en zij dc Leeraar, welke dezelve toediende, een waar gcloovige ware, Dit was een allerhcilloost -begrip : want. des De N c; 'c l- • chk" c e |< k.  De ENGEL SC H E KEU K. ] ( | 1 c V n a A ü "^GODSDIENSTIGE deszelfs gegrondheid onderfteld zünde • zal het gedaan zijn met alle godlijke inzet1 tingen -Wanneer een godvrugtig Chris-" ten verzoekt, het Sakrament tc mogen ontvangen, hoe kan hij weetcn, of niet deperfoon, welke het toedeelt, een huichelaar zij ?En moet Gods gunstdaar door ver ooren gaan ? In geenen deele : God verhoede dit >t Was met oogmerk om dit wangevoelen te keer te gaan , dat di? Artikel wierdt opgeftcld. fiet is Sree pen in de gemaatigfte ,doch tevens vrijmoe-' digfte bewoordingen. Terwijl het de be yattingen der menfchen bcftuurt,om geen verdienfte of vertrouwen te ftellcn in den perfoon, welke het gewijde Bondteken bedient drjngt het tevens aan op de noodzaakhjkheid der Kerkelijke tucht en bepaalt, inde duidelijkfte bewoordingen, den phgt der Leeraaren. Alle Proteftanten koomen overeen ten aanzien van den in'ioud van dit Artikel: doch in geene van mijne Gcloofsbelijdenisfen vinden wij julks met zo veel gemaatigdheids uitgeIrukt, als door de Engelfche Kerk, die ichvan geene eenige leerftellige uitdruking heeft bediend. Het zevenëntmntigjie Artikel dringt aan p de leere van den Doop, door middel an water, als een teken onzer aanncennge in de Kerk, als kinderen Gods door 5 wedergeboorte. De woorden van dit rtikel zijn zo duidelijk en onderfcheiden [tgedrukt, dat zelf een kind dezelve kan irftaan , zo dra hij zijnen Kathcchismüs heefij  GESCHIEDENIS, 493 beeft geleerd. Het wordt beflooten met bet aanbeveclcn van den Kinderdoop, niet f alleen als nuttig cn overeenkomftig mets Godswoord, maar als noodzaaklijk. Dit * fchijnt de grondflag geweest tc zijn, op welken de afdeeling in den Kerkdienst, over de begraaving der geftorvenen ,,wierdt ingclascht, welke verbiedt dat dezelve geleczen worde over de zulken ^ die ongedoopt zijn overleeden. Het achtëntwintigjïe Artikel handelt over het Avondmaal des Heerën, als een van de Sakramenten der Christlijke Kerke. In deszelfs eigenaartige betekenisfe wordt het aangemerkt als een teken dier liefde, welke de Christlijke Kerk altoos behoorde te onderfcheiden. De Roomschgezinde leere, raakende de Transfubftantiatie , wierdt volkomen afgefchaft, en verklaard ftrijdig te zijn met de natuur van een Sakrament. Overeenkomftig met de waare meening der gewijde fchriften, wierdt 'er nevens gevoegd, dat gelijk een Sakrament niets meer of anders is, dan een zigtbaar teken van deeze of geene zaak, welke moet aangeweezen worden, dus ook het brood en de wijn moeten ontvangen worden, als zinnebeelden van het lichaam, 't welk verbroken, en van het bloed, 't welk vergooten wierdt voor dc zondaars. Het negenëntwintigfte Artikel is een noodzaaklijk aanhangzel of gevolg van bet voorgaande, als zijnde onaffcheidbaar daar mede verknogt. ,Hct behelst, dat geen De n g e l" c h e e a K.  De frN GE&KERK. I 1 C c 2 f t< b r« -tc in ni aa br ïe« 494. GODSDIENSTIGE ^cn mensch eenig voordcel kan genieten door het declueemen aan het SakraS ^^^0^^ Verdek: ncist dit Artikel eene Crnifige waanchu wmg aan de zulken, die begeererfSel è neemen aan het Sakrament,bom op tinne hoede te weezen, en alle naau^S heid te gebruiken in liet onderzoeken en beproeven van zich- zeiven : opdat het geen hun wierdt toegedeeld , cn beft-md \oideien, hunne verdoemenis niet more verzegelen. Niets is , in de daad ge! vaarhjker, dan te beuzelen mèefen\4£ nia werks te maaken van godsdienftw inzettingen. Het verhardt het gemoed ^ baart doorgaans den weg tof Enge'. Het deftigjk Artikel behelst het ont rangen van het Sakrament des Avond ,aa s der dc gcd evan uJ ri 1 f..,waTs hcc flaadvastig gebruik er Christlijke Kerke, zints den dood v™ «istüs tot aan de Tiende Eeuw h elf toen wierdt het niet volkomen afie' -•haft: want nog tweehonderd jaaren fat -f ontmoeten wij verfcheiden SdK elke zich voor dit gebruik verklaaJdI heb! -n. Zeker jshet, dat zij, welke in do ere der Transfubftantiatfe g ooven vens moeten erkennen, dat het bloed den gcw.jden Ouwel is. En ware het ct geweest, dat deeze leere zo eigen rtig ftrektc ter vermeerderinge en int  GESCHIEDENIS. 495 gezinden zouden , waarfchijnelijk , ten tijde der Kerkhervorminge, het gebruik van het Sakrament onder beide gedaanten aan de leeken hebben toegeftaan. Het eeriêndertigfte Artikel verfchilt een weinig van het zeventiende; het behelst, dat christus geftorven is voor de zonden der geheele waereld, zo wel Erf- als daadelijke zonden; welk gevoelen naderhand,'door jajkobus arminius, verder wierdt uitgebreid. Gelijk dit Artikel cenigzins verlchilt van de gevoelens van den H. augustinus, dus is het waarfchijnlijk dat onze Hervormers dit denkbeeld hebben overgenomen van de Leeraars der aloude GriekfcheKerke. Althans is het zeker, dat men dit gevoelen allerwege aantreft in de fchriften van joan- kes chr ijsostomus , gregorius n azianzenus , bazilius en veele andere. Ook wordt het algemeen toegeftaan , dat gelijk de dood van christus alle menschlijke bevatting te boven gaat, dezelve dus ook van eene oneindige kragt zijn kan. Doch het oordeel hier pvcr laaten wij aan den Leezer zelvcn. Ilct tvteee'ndertigfteArtikel handelt over den gehuwden ftaat der Geestlijkheid, en veroordeelt de leere der Roomschgezinden over dat onderwerp. De echteloozc ftaat of het ongehuwde leeven der Geestlijkheid wordt nergens in het Nieuwe Verbond aanbevolen; en, geduurende de v\cv eerfte Eeuwen, koomen de Kerkelijken allerwcge voor als gehuwde lieden. fn. De ENGELSC II E K E R K.  De ENGÊt S C H li KERK. ] ( i t h 49<5 G O B SDIENSTIGE Indien eènigen buiten den Echt leefden - deeden zil het altoos uit eigeq verkiezing? zonder dat zij , door een ftellig gebod! daar toe verpligt waren. De echtllooze ltaat-ot het ongehuwde Jeeveh der Geest hjkheid begon eerst tc worden aangepree zen omtrent de Zesde Eeuw, wanneer bet Kloosterleeven begon in zwang te koomen. Doch zelf toen wierdt het no- niet als een gebod opgeleid. Ja, 2'èlf 5n de J lende Eeuw vinden wij, dat dvhstan, AardsQisfchop van Canterburij , ccn he vigen twist voerde met de waereldlijke Geestlijken , die zich wcigeragtig toonden m hunne vrouwen te yerftootem Deeze tcgcnflandbicding duurde tot aan de Iwaalfde Eeuw, wanneer Koning hendrik de I. zich een voorriandër be'. toonde, van het ongehuwde leeven der Geestlijken, Dit hadt ten gevolge dat zij Bijzitten hielden. J Het êrïeendertigjïe Artikel' heeft opziet tot het vonnis van den Ban; doch dit Is niet zo duidelijk, als eenige andere Artikelen i uitgedrukt. Door den bevoegden Regter, welke regt heeft om dit vonnis it tc kondigen, moet, ongetwijfeld, vertaan worden des Bisfchops Kanzël'ïer, die loorgaans een Leek is, ten minfte als :odamg voorkoomt. Door zijn gezag lier vermeld, moet verftaan worden hel ezag, welk hij van dc Lands wet ontsent: want, in de vrocgfte Christen Lerk, wierdt het bannen als een gccstliik ednjf aangemerkt, Het-  GESCHIEDENIS. 497 Het vierendettigfte Artikel handelt over de Kerkelijke Overleveringen, en behelst eene duidelijke bepaaling van dezelve. Veelerhande bedenkingen heeft men ingcbragt tegen het laatfte gedeelte van dit Artikel," -t welk verlof geeft aan alle Nationaale Kerken, om haare gewoonten en plegtigheden te veranderen, zo dikmaals zij het goedvinden, mids het tot ftigtinge gcfchicdc. Het woord Sligting hebben zommigen befchouwd als te algemeen en onbepaald , omdat de Roomschgezinden bewecren , dat hunne belachelijke Kerkgebruiken ten dien oogmerke zijn ingericht. Doch onze Hervormers fchijnen niets meer bedoeld te hebben , dan vast tc ftellen , 't geen overeenkomftig was met dc waarheid. Al het overige befchouwden zij als ongerijmd en noodeloös. Het vijfè'ndertigfie Artikel gebiedt dat de Homüiui, of Kerkredenen , moeten geleezen worden. Dewijl deeze eerwaardige redevoeringen in deeze dagen niet zeer bekend zijn, zullen wij over dezelve, met een kort woord, het volgende aantekenen. De onkunde van vcelen onder de Geestlijkheid, en de ongevestigde ftaat der Kerke, ten tijde der Hervorminge, deedt zommigen der geleerdfte en ijverigfte mannen van dien tijd befluiten om op te ftellen een zeker getal van redevoeringen , in de gedaante van Leerredenen , over de voornaamfte onderwer- V. deel. Ii pen De ! N G lï L* iC HE IC E li K.  De engel- sc he keek. I 498 GODSDIENSTIGE pen van den Christlijken Godsdienst. Zii waren de volgende. 1. Over 't rechte gebruik der Kerke. 2. legen t gevaar der Afgoderije. 3. Over t verbeteren en zuiver hou¬ den der Kerke. 4. Over de goede Werken. 5- Tegen brasferij en dronicenfehap. 6. legen onmaatigen pra<*t ?. Over 't Gebed. ' 8. Over de plaats en den tijd des Ge- beds. 9. Dat de openbaare Gebeden en de Eondtekens in de gemeene taal moeten gedaan en bediend worden. ir. Over de Aalmoezen. 12. Over de geboorte van christus. 13- Uver t lijden van christus 14. Over de opftanding van chris¬ tus. 15. Over 't waardig ontvangen der Bond- tekens van het lichaam en het bloed van christus. I6\ Over de gaaven van den H. Geest I 17. Over de Biddagen. KJ^.J 18. Over den ftaat des huwelijks, 19- Over.de Bekeering. 20. Tegen'de Ydelheid. 21. Tegen Oproer. :ene deezer Redevoeringen moest op el-  GESCHIEDENIS. 499 eiken Zondag in de Kerken worden voorgcleczcn, tot den tijd toe dat de Geestlijken zelve zouden leeren , Leerredenen te kunnen opftellen. Dit was van veel diensts voor de zaak der waarheid, ten tijde der Hervormingc: want deeze Kerkredenen, door mannen van geleerdheid en godsvrugt met veel oordeel zijnde opgebeld , wedcrhielden het volk van weder te keeren tot het Pausdom , en vestigden de beginzels van Godsdienst in hunne gemoederen. Het 'zesendertigfie Artikel beweert de noodzaaklijkheid en nuttigheid der Bisfchoplijke'Ordeninge. Dit gevoelen is gegrond op het denkbeeld, dat 'er, ten allen tijde, in de Kerk heeft plaats gchad cenc rcgclmaatige agtereenvolging der Gecstliikheid, zints den leeftijd der Apostelen. Nogthans ftonden , ten tijde als deeze Artikelen wierden opgeftcld, eenige vermaarde Godgeleerden in een ander gevoelen : inzonderheid je wel, Bisfchop van Salisburij , en grindal, naderhand Aardsbisfchop van Canterburij. Onder de laagere Geestlijkheid vondt men 'er veelen, die beweerden , dat het voor voldoende mogt gerekend worden , indien Ouderlingen door Ouderlingen wierden geordend. Vermids deeze den fchijn vertoonden van eene zuiverder Kerkhervorming te willen invoeren, dan tot nog toe hadt plaats gehad, kreegen zij , bij wijze van befpottinge, den naam var. Puriteinen, of Zuiveraaren.— Niet zc Ü » zee] De eng el* 5che kerk, i  De ENGEL S C II E KERK. I I 500 GODSDIENSTIGE zeer als zommigen zich verbeelden, wordt - dit Artikel door de Disfenters afgekeurd: want zij erkennen de genoegzaamheid of kragt der Engelfche Ordeningen , hoewel zij het niet als noodzaaklijk befchouwen, dezelve in hun genootfehap te volgen. Het zevenëndertigfte Artikel beweert de Opperhoofdigheid der burgerlijke Overheid , in alle dingen, cn over alle perfoonen , zo kerkelijke als burgerlijke. Tot veel twistens heeft dit Artikel aanleiding gegceven. Zeker is het, ondertusfchen, dat deeze fchikking , ten tijde der Kerkhcrvorminge,cenigzins noodzaaklijk was, dewijl de Geestlijken, zints langen tijd, waren gewoon geweest, den Paus hun opperhoofd te noemen. Zommige Vorftcn maakten, in de daad, een kwaad gebruik van deeze vastftclling , door het afzetten van Bisfchoppcn, zo dikmaals het hun goed dagt ; doch , zints geruimen tijd, is niets van deezen aart voorgevallen. De Kroon wordt hier met een wijdftrekkende magt bekleed; doch zo lan«r deeze magt niet misbruikt wordt, hebben wij gecne reden tot kiaagen. Al de magt welke, door dit Artikel, aan den Koning over de Gcestlijkheid wordt opgedraagen is van een burgerlijken aart: want het ftaat hem niet vrij, godlijke inftellingen toe te dienen; maar zijn post brengt alleen mede , den uitwendigen vrede der Kerke te handhaaven, en te beletten dat *eene muitzuchtige Kerkdijken het land icwoonen. Het  GESCHIEDENIS. 501 Het achtëndertigfte Artikel is ingericht tegen de Duitfche Wederdoopers, welke \ ten dien tijde bekend wierden , en veele : van welke , gelijk wij reeds hebben aangetekend, na Engeland overftaken. Deeze lieden beweerden, dat alle Christenen in gemeenfchap van goederen behoorden tc leeven, cn dat de een niet rijker zijn moest dan de andere. Dit begrip nam zijnen oorfprong uit eene verkeerde bevatting van den ftaat der eerfte Christenen te Jeruzalem. Nimmer hebben de Apostelen iet diergelijks bevolen: want petrus verklaarde uitdrukkelijk aan anakias en sap 11 ira, dat zij het hunne mogten behouden hebben. Wij leezen wel dat zij alle dingen gemeen hadden; doch nergens wordt geleerd, dat zij dit deeden in gevolge van een uitdrukkelijk gebod. De Jeruzalem/de Christenen brandden van liefde tot de waarheid; zij hadden elkander lief; hunne goederen en bezittingen ftonden op een wankelen voet, terwijl zij van de Jooden gehaat en van de Romeinen vervolgd wierden. Groot waren dc verdrukkingen en wederwaardigheden van vcelen hunner broederen ; de Jooden befchouwden hen als Godslasteraars , en van de Romeinen wierden zij als muitelingen behandeld. Noodig was het, diensvolgens , dat zij over en weder elkander bijftand verleenden; doch de oorzaak weggenomen zijnde, hieldt het uitwerkzel eigenaartig op. Een kragtig bewijs hier van ontmoeten wij in verfcheiden li 3 Apos- De ;nqe l- iCHC £ E R K.  De ENG El SC UE KEK IC, < 502 GODSDIENSTIGE Apostoïifchc Brieven, in welke de weldaa• digheid jegens de armen den vermo?enden wordt aanbevoolen. Waren alle Chris tenen even rijk geweest, dan, voorwaar, zou deeze vermaaning nutteloos geweest hebben. Het negenëndertigfte en laatfte Artikel handelt over den Eed van eenen Christen. Hoewel het niet uitdrukkelijk daar nevens gevoegd worde, fchijnt, egter, dit Artikel ook zijn opzigt te hebben op de Wederdoopers. Deeze, de mecning der woorden van christus, zweert gantfchelijk niet, niet behoorlijk verftaande, beweerden dat alle Eeden, in hunnen eigen aart, zondig zijn : terwijl de bedoeling van christus geene andere was, dan een einde te maaken aan twee zaaken, welke toenmaals, door de Pharizecuwcn,fterk wierden aangemoedigd : Vooreerst, het veelvuldig zweeren in de dagelij kfche gefprekken, wanneer zich daar toe geene noodzaaklijkheid aanboodt; — ten tweede, het zweeren bij den hemel, bij den tempel, bij het altaar, bij eene offerande, en andere foortgelijke dingen , welke geene Voorwerpen van godlijken eerdienst waren. De Apostel, in zijnen brief aan de Hebreeuwen, neemt hier omtrent alle twijfelingen uit den weg. God zwoer bij zich selven, omdat hij bij niemand, die hooier was , kénde zweeren , naamelijk dat le mrssias Priester zijn zou tot in Eeuwigheid, volgens dc ordening van mejl. rniZhDEK. De zelfde Apostel voegt 'er  GESCHIEDENIS". 503 'er nevens, dat een Eed noodzaaklijk is om een einde te maaken aan de gefchillen tusfehen de menfchen. Indien de plegtigheid van den Eed het niet verhoedde, zou 't gedaan zijn met de onderlinge zamenlecving. Want, zodanig is de toellanc der menschlijke natuure, dat hoewel de menfchen zich zomwijlen aan meinëedigheid fchuldig maaken , hunne gemoederen , nogthans , doorgaans, van vrceze bevangen worden, wanneer zij voor eenen Rcgtbank moeten verfchijnen om eener Eed tc doen. Zodanig zijn de Artikelen der Engelfch Kerke. Wanneer wij in aanmerking neemen alle de omftandigheden , welkt met het opftellen van dezelve gepaard gin gen , hebben wij eigenaartige aanleiding om dezelve te bewonderen. Laaten wi flegts ons tc binnen brengen,dat de opftel Iers van dezelve waren opgevoed in d( Paapfche bijgeloovigheden; dat ^ij vogel vrij verklaard waren en vervolgd wierder door Koningin maria, en genoodzaakt eene fchuilplaats te zoeken in vreemdi landen, alwaar zij lieden van verfchillen de begrippen ontmoetten. En, nogthans keerden dccze luiden te rug, en ftcldei een zamcnftclzel van Godgeleerdheid op even weinig, indien niet minder, aan tegen werpingen en zwaarigheden onderhevig als eenige andere zamenftclzels, door on derfcheidene Proteftantfche Kerken ont worpen. Uit eene aandagtige befchou wing van dccze Artikelen blijkt het, da li 4 te: De EN GE E.SC H E KERK, ï l » > 1 » » t 1  Di SNOK] SC H E KRU K. I ( ( i l a 0 504 GODSDIENSTIGE ten aanzien van alle deeze ftukken, welke een onderwerp van gefchil geweest zijn, en tot veel tvvistens aanleiding hebben . gegeeven, de Engelfche Hervormers zich met de grootfte gemaatigdheid gedraagen hebben. Indien eenige uitdrukkingen zommigen dubbelzinnig mogen voorkoomen , deeze dubbelzinnigheid verfebaft vrede des gemoedsaan den ondertekenaar omdat hij, ingevolge hier van, aan dezelve zulk eene betekenis kan hegten, als hi] goed vindt. De Engelfche Kerk erkent geene onfeilbaarheid in menschlijke weezens; en, gevolglijk, gelijk haare fundamenteele Artikelen wierden opgcfteld door menfchen , dus heeft de per, loon, indien eenig gevoelen , welk hij moet ondertekenen , hem mishaagc , de vrijheid van herroepinge , mids hij afzie van alle aanfpraak op de tijdlijke voordeelen , aan de ondertekening verknogt De volgende zaak, van welke wij nu moeten fpreeken, is, de Eerdienst der Engelfche Kerke. Eerst zuilen wij hier pwaagen van de Liturgie, of Kerkiienst, of het gemecne Gebcdcbock, Comnon Praijer in de landtaale genaamd • en aar naa voortgaan ter overweeginge van cszelfs onderfcheidene deelen, uitgezon icrd alleen den Katechismus, dewijl wij des' ,elfs inhoud , in ons berigt wegens de* Vrtikelen , genoegzaam ontvouwd heb en. Want alle Katcchismusfen zijn niets nders dan Godsdienftige Artikelen of penbaare Geloofshelijdenisfen, op èene ge.  GESCHIEDENIS. 505 gemaklijke en eenvoudige wijze opgefteld, ten dienfte der jeugd, om in de fchoolen 1 in dezelve te worden onderweezen. j Eer nog de Hervorming wierdt inge-1 voerd, was de Liturgie in de Latijnfche taaie alleen voorhanden , en behelsde eene verzameling van gebeden , getrokken, gedeeltlijk uit eenige aloude formulieren, in de Eerite Christen Kerk gebruikelijk, gedeeltlijk uit eenige andere van laatere herkomfte, gefchikt naar den Roomfchen Godsdienst , toenmaals de heerfchende Godsdienst van Engeland. Doch, wanneer de Natie, onder de regeering van Koning 11 e nu rik den VIII , genegen cn gefchikt was voor eene Kerkhervorming , wierdt het noodzaaklijk geoordeeld, den Kerkdienst in dc Engelfche of algemeen bekende landtaale te vieren , als mede dc Liturgie naa te zien cn te verbe. teren, door dezelve te zuiveren van die grove misbruiken en gebreken, welke van lieverlede in dezelve waren ingefloopen. De Kon'.'okatie, of de Kerkelijke Vergadering, benoemde, in de ecrile plaats, in den jaare 1537, eenige afgevaardigden, tot het zamen (tellen van een Boek, 't welk tot tijtel kreeg: Het godvrugtig en ftigtelijk Onderwijn van een Christen , behelzende eene uitlegging van het Gebed Onzes Hccren , het Ave l\laria, het Geloof, dc Tien Geboden , en de zeven Sakramenten. Andermaal wierdt dit Boek ia 't licht gegcevcn , in den jaare 1510, li 5 met De ; N O E IA" CHS ; e 11 iv.  De &NGEI fc. ll i; K. i 506 GODSDIENSTIGE met veranderingen en verbeteringen, on- der den tijtel: Noodzaaklijke leering en onderwijzing van een Christen. Nog in het zelfde jaar, wierdt, door Koning h enduik df.n VIII, eene vergadering van Bisfchoppen en andere Godgeleerden benoemd, om de gebreklijke Kerkelijke Formulieren en Gebeden te verbeteren. In 't volgende jaar, wierden, op bevel des Konings en der Gccstlijkheid, verfcheiden Gebeden in dc Engelfche taal overgebragt, en ten openbaaren gebruike ter Kerke ingevoerd. Naderhand, in den jaare 1545, kwam in 't licht des Konings zo genaamde Primer, behelzende den geheelen Morgen- en Avonddiensten 't Engelsch,niet zeer verfchillende van het thans bekende Common Praijer. Dus verre ging de Hervorming van dc Liturgie der Engelfche Kerke , onder de Regeering van Koning II E ND R i IC O i: M VH1. fn dm jaare 1548, het ccrfïe jaar der Regecringe van Koning eduard üi-:n VI, verklaarde dc Konvokatie eenpaarig, dat de Kommunic, of het H. Avondmaal, onder de beide gedaanten van brood eg; wiju behoorde bediend te worden; diensvolgens wierdt 'er eene Akte door het Parlement gemaakt, waar bij de bediening op die wijze bevolen wierdt. Vervolgens wierdt 'er een zeker getal Bisfchoppen , cn andere bekwaamc Godgeleerden, benoemd , tot het vastftelien van ccne ïenpaarige wijze van Avondmaalvicren , ïvereenkomilig met de regels der Schrik tuu-  GESCHIEDENIS. 507- tnure, en het gebruik der eerfte Christen Kerke. De Vergadering hieldt haare bijcenkomften in het Kasceel van Windfor, en beraamde ,het bedoelde ontwerp. Dit baande den weg tot eene nieuwe lastgeeving, aan de zelfde perfoonen volle magt geevende om de geheele Liturgie of Kerkdienst te voltooien , door het opflellcn van openbaare Formulieren voor de Zon'en Heiligedagen, voor den Doop, de Bevestiging, het Huwelijk, de Begraaving en andere bijzondere gelegenheden. De bovengemelde Vergadering beftondt uit de volgende perfoonen: 1, Thomas cranmer, Aardsbis- fchop van Canterburij. a. Thomas goodrick, Bisfchop van Elij. 3. Henrik holbeck , Bisfchop van Lincoln. 4. George da ij, Bisfchop van CM- chestcr. 5. John skip, Bisfchop van Herj ford. 6. Thomas t hiel bij, Bisfchop var Wiistmunfter. 7. Ni kol aas ridletj , Bisfchof van Rochcster y naderhand van Londen. 8. Dr. wileiam maij , Deken var St. Paulus-Kerk. O. Dr. john t a ij lor , naderhanc Bisfchop van Lincoln. 10 De e n g e P sche k e h k. 1 I  De ENGEL SC HU K K 11 K. 1 1 < 1 ï t ; h 508 GODSDIENSTIGE 10. Dr. simon haijnes, Deken van Exeter, en Leeraar in het Koninginne-Kollegie, te Cambridee. n. Dr john redman, Deken van Westmunfter , en Leeraar in het Drieeenheids.Kollegie , te Cambridge. 12. Dr richard cox, Deken van Christus Kerk, te Oxford 13. Mr thomas Robinson,Aards. deken van Leicester. Onze voortreffelijke Liturgie, dus za mcngefteld , wierdt naagezien en goedgekeurd, door de Aardsbisfchoppen, Bisfchoppen en de Gcestlijkhcid der beide Provinciën van Canterburij en York en vervolgens, door den Koning cn de drie Staaten,m het Parlement bekragtigd, in den jaare 1549. ö ö ' 111 Ondertusfchen wierden , omtrent het' sinde des jaars 1550, eenige bedenküikicden ingebragt tegen eenige gedeelten randit boek, welke geoordeeld wierden c veel naar bijgeloof tc finaaken. Diens 'olgens floegdeAardsbisfchop cranmer ene nieuwe herziening voor, cn ver ogt, ten dien einde, de hulp van m a r t i ius bucerus Cl! petrus martitr wee uitlanders , welke hij uit Duitsci md ontbooden, en tegen de onlusten, aÏ lfXf, h^rs<*ten,eene fchuilplaats adt beloofd. Dewijl deeze der Engelfche ale met magtig waren, wierden hun La*.  GESCHIEDENIS. 509 Latijnfche vertaalingen van de Liturgie ter hand gefield. Dc voornaame veranderingen , door dccze tweede naaleczing veroorzaakt, waren dc volgende: de bij voeging der Spreuken, de Vermaaninge, dc Belijdenisfe cn Abfolutien, aan het begin van den Morgen- en Avond-dienst, welke, in het eerfte Cotmnon- Praijer, beginnen met het Gebed Onzes Heeren ; de bijvoeging van dc Tien Geboden aan het begin van den dienst bij het Avondmaal; het affchafTen van zommige gebruiken cn plegtigheden, welke in het voorgaande boek behouden waren: onder andere het gebruik van olij bij de Bevestiging , de zalving der Kranken, gebeden voor afgefcheiden zielen, de aanroeping van den H. Geest bij dc wijding der Eucharistie of het Avondmaal , en het gebed der opofferinge, 't welk daar naa plagt te volgen; het affchaffen der Orde, beveelendc dat onder den wijn water moest gemengd worden: nevens verfcheiden andere min gewigtigc veranderingen. Daarenboven wierden de gewijde klederen , in het eerstgcmeldc boek voorgefchrceven , door het laatfte verbooden ; en ten laatfte aan het flot van den dienst voor het Avondmaal, eene verklaaring gevoegd, behelzende eene redengeevirtg van het nederkniclcn bij het Sakrament. Deeze Liturgie, aldus overgezien en veranderd, wierdt van nieuws bekragtigd door het Parlement , in den jaare 1551, met deeze bijgevoegde ver- klaa- De SC HE v E tl K.  De HNGELSC HE KERK, 510 GODSDIENSTIGE klaaring, dat de gemaakte veranderingen meer ontftaan waren uit keurigheid, dan uit eene weezenlijke noodzaaklijkheid. Doch deeze Akte, zo wel als die van den jaare 1538, wierdt herroepen in het eerfte jaar der regecringe van Koninginne maria,alshoonende voor denRoemfchen Sftdlen^ welken Zij hadt beflooten te Naa de komst van Koninginne ei tza beth tot den throon , wierdt de Akte yan herroepinge vernietigd, en verfcheiden bekwaame Godgeleerden benoemd om deLiturgiën van Koning eduard van nieuws naa te zien. Volgens cambde» en strijpe, waren deeze de volgende. i. Dr. mattheus pareer, naderhand Bisfchop van Canterburij £ rR,ICHARD "x, naderhand Bisfchop van Kiij. 3. Dr. m a ij. 4. Dr. bul. 5. Dr. jakob pil rington, nader¬ hand Bisfchop van Durhcwu 6. Sir thomas s m 11 ii. 7. Mr. david whitkhead. 8. Mr. edmund grindal,' nader* hand Aardsb fchop van Canterburij. 9. Dr. edwijn sandijs, naderhand Aardsbisfchop van York. 10. Mr edmund ouest, naderhand Bisfchop van Roehester. Ia  GESCHIEDENIS. 511 In 't eerst wierdt in overleg genomen, welk van Koning eöuards beide boe u ken zou aangenomen worden?Ten langen» laatfte wierdt het tweede gekoozen, cnK door het Parlement bekragtigd , 't welk beval,dat het zou gebruikt worden „met „ ééne verandering of bijvoeging van zc„ kere lc-sfen, om gebruikt tc worden op „ eiken Zondag in het jaar , en het for„ muiier van de Litanie veranderd en ver„ beterd, en twee fpreuken , 'er nevens „ gevoegd bij dc toediening van het Sa„ krament aan de Kommunikanten, en „ geene andere, of op eene andere wijze." De verandering in de Litanie, hier vermeld, was het wcglaatcn der affmeekinge om bevrijding van de dwingelandij van den Bisfchop vznRome, en alle zijne verfoeilijke fnoodheden , en het bijvoegen van deeze woorden bij het gebed voor den Souvercin , begreepen in de woorden: ,, Verfterk hem in uwen waaren dienst, „ in geregtigheid des leevens." De twee fpreuken, bij de toediening van het Sakrament 'er nevens gevoegd , waren : „ Het lichaam van onzen Heere jezus „ christus, enz. en het bloed van on„ zen Heere jezus christus, enz." welke overgenomen wierden uit het eerfte boek van Koning eduard; terwijl, in het tweede boek, deeze fpreuken ovcrgeflagen , cn , in dc plaats van dezelve, gebruikt wierden : „Neem, eet, of drink." Doch naderhand wierden, in het boek van Ko- De N GHL- C HE lï il Iv.  De kn gel1 s c he KfiR k. 512 GODSDIENSTIGE Koninginne elizabeth , beide deeze • formulieren zamèngevoegd. Nog eenige andere veranderingen wierden in dit bock gemaakt , overgenomen uit bet tweede boek van Koning edüard. De eerfte regel, raakende de plaatzing van het Koor en dc voegzaame plaats tot het leczen van den godlijken Eerdienst, wierdt veranderd; de klederen, door het eerfte boek van Koning eduard voorgefchrcevcn, en door het tweede verboodenf, wierden thans herfteld. Aan het flot van de Litanie wierdt een gebed geplaatst voor den Sou'verein, en nog een ander gebed voor de Geestüjkheid. Eindelijk, het formulier, aan het einde van den dienst van het Avondmaal geplaatsten het tweede boek van Koning eduard, tegen de lichaamelijke tegenwoordigheid van onzen Zaligmaaker in het Avondmaal, wierdt hier overgeflagen. Dit gefchièdde met oogmerk, opdat het bovengemelde begrip daar mogtgelaaten worden , als een onderwerp van bloote befpicgelinge, zonder daar omtrent iet zekers te bepaalen ; als hebbende de Koningin ten oogtnerke, de geheele Natie, zo veel doenlijk was, in een en het zelfde geloove te vercenigen. In deezen ftaat bleef de Liturgie, zonder dat zij eenige verandering onderging, tot in het eerfte jaar der Regeeringe van Koning jakobus den I; toen wierdt 'er eene zamenkomst gehouden te Hamp- ton-  GESCHIEDENIS. 513 toncouft, tusfehen dien Vorst, nevens den Aardjbisfchop whitgift, eli an-1 dere Bisfchoppcn en Godgeleerden, aan de^ eene, en Dr. reijnolds, met eenige andere Puriteinen , aan de andere zijde. Deuitflagwas, dat 'er eenige formulieren van, dankzegginge gevoegd wierden aan het einde der Litanie, en een bijvoegsel bv den Catechismus wierdt gemaakt, raakende de Sakramenten. Daarenboven wierden in het formulier , bij de bediening van den afzonderlijken Doop, inge* lascht de woorden Wettige Dienaar, om dus te. beletten dat geene Vroedvrouwen of Leeken zich het doopen aanmatigden; nevens eene of twee andere kleine Veran* deringen. Doch, onmiddeüjk naa dc Herftëlling, benoemde Koning kar el de II, op het verzoek van verfcheiden PresbijteYiaanfche Leeraaren, eene Kommïsfte tot eene nieuwe naleezing van de Liturgie, volte magt gcevende aan twaalf Bisfchoppcn, en even zo veele Presbijteriaanfche Godgeleerden , om zulke redelijke cn noodzaaklij ke veranderingen te maaken , als zij gezamentlijk en eenpaarig zouden geraaden vinden. Aan weerkanten \vierden negen Handlangers toegevoegd , ter aanvullinge van de plaats van den eenen of anderen der voornaamftcn of hoofden , welke , om deeze of geene reden , afweezig zijn mogten. Hunne naamen waren deeze. V. deel. Kk dm De :n <; elc 11 e ; e r k.  De ENGEL» SCHE KERK. 514 GODSDIENSTIGE Aan de zijde der Bisfchoplijken. hoofden. 2' ^rJk*"*** Aardsbis£hop vari 2. Dr. s held en, Bisfchop van Lor» den. 3. Dr. coüsins, Bisfchop van Dur- ham. 4- Dr. warner, Bisfchop van Rachester. 5. Dr. king, Bisfchop van Chichester. 6. Dr. h e n ch m a n , Bisfchop van oahsburij. 7. Dr. morleij, Bisfchop van Wor- cester. 8. Dr. sanderson, Bisfchop van Lincoln. 9- Dr. laneij, Bisfchop van Peter* borough. 10. Dr. walton, Bisfchop van Chester. 11. Dr. stern, Bisfchop van Carlifle. 12. Dr. gauden,BisfchopvanExeter. helpers. 1. Dr. earles, Deken van West- munjter. 2. Dr. he ijl in. 3. Dr. hackets. 4- Dr. barwick. 5. Dr. gunning. é. Dr. pear.son. 7.  GESCHIEDENIS, 515 7< Dr: pierce. 8. Dr. sparrow. 0. Dr. TH ORNDIKE; Aan de zijde der PresbijteridAnen-, H O o F D E Ni 1. Dri RÉIJNOLDS. 2. Dr. TUCKNEIJ1 3. Dr. conant. 4. Dr. spürston. 5. Dr; WALLIS. 6. Dr. MARTIN; 7. Dr. CALAMIJ; 8. Mn baxter. 9. Mr. JACKSON. 10. Mr. case. 11. Mr. clark; 12; ML NEWCOMÉN; H E L P E R ëi 1. Dr. hörton* 2. Dr. JACOB. 3. Mr. BAT ES. 4. Mr. RAWLlNSONi 5. Mr. Co op er. 6. Dr. LIGHTFOOT. 7. Dr. COLLINS. 8. Dr. WOOD'BRIDGE; 9. Ml'. DRAKE. Deeze gelastigden hielden verfcheiden zamenkomften, doch met zeer weinig vrngts 3 Kk 2 de 3e e n o e U- SCHE KERK!  Si6 GODSDIENSTIGE De ENGE LS C II E -K E 11 K. de Presbijteriaanen kwamen van nieuws ter baane,met alle de oude zwaarigheden der Puriteinen, tegen de Liturgie , en voegden 'er nevens verfcheiden nieuwe van hunne eigen uitvindinge. Baxter. hadt de ftouthcid van te verzekeren , dat de Engelfche Liturgie of Kerkdienst te ilegt was om tc kunnen verbeterd worden , en deedt met veel vermetelheids den voorllag om eene nieuwe op te ftellen, welke hij dienftig oordeelde den Bisfchoppcn aan te bieden. Hier op wierdt de onderhandeling afgebroken , zonder dat in dezelve iets was uitgevoerd, uitgezonderd dat door de Godgeleerden van de zijde der Bisfchoppen eenige bijzondere veranderingen wierden voorgeflagen, welke , in Bloeimaand daar aan volgende, in overweeging genomen en goed gekeurd wierden, door de geheele Geestlijkheid, ftaatelijk vergaderd. De voornaamfte deezer veranderingen waren, dat verfcheiden lesfen in den Kerkelijken Almanak verwisfeld wierden tegen anderen, beter gefchikt voor de bijzondere dagen; de gebeden voor bijzondere gelegenheden wierden uit de Litanie weggenomen , en de twee gebeden , om gebruikt te worden in de Quatertempers , het gebed voor het Parlement, het gebed voor alle rangen en ftanden van menfchen , en de algemeene dankzeggingen wierden daar toegevoegd. Verfcheiden Koliekten wierden veranderd; de Brieven en Euangeliëu wierden overgenomen uit dejongfte overzetting  GESCHIEDENIS. s*7 ting van den Bijbel , welke nu wierden voorgcleezen volgens de oude overzetting. De dienst voor den Doop der zulken, die den volwasfen ouderdom bereikt hadden, en de formulieren van gebeden, op zee gebruikelijk, wierden'er ingelascht. Om kort te gaan , de geheele Liturgie wierdt toenmaals gebragt in de gedaante, in welke zij zich nog heden bevindt, en met eenpaarigheid ondertekend door de beide huizen der Konvocatie van beide Provinciën , op Vrijdag, den twintigften. van Wintermaand des jaars 166ï. In Lentemaand des volgenden jaars in het huis der Lords gebragt zijnde , namen beide buizen zeer gcreedlijk een beduit ter bekragtiginge van dezelve. De Graaf^vAN cla hendon , toenmaals Lord Kanzelier, kreeg last om de Bisfchoppen en de Geestlijkheid , int naam der Lords, te bedanken, voor hunne moeite cn vlijt, in het naazien der Liturgie genomen. Wij zullen hier nevens voegen het getuigenis van Dr. combkr, raakende de Liturgie der Engelfche Kerke. „ Geene „ Kerk ( dus fchrijft hij ) was immer gezegend met eene zo veel bevattende, „ zo naauwkeurige en weinig aanftoots „ geevende Liturgie, als de onze; welke zo oordeelkundig is zamcngefteld, „ dat de verftan.ügften hier tevens voor „ hunne kennisfe en voor hunne gods„ vrugt werk kunnen vinden; en,nog„ thans, zo klaar en duidelijk, dat de on„ kundigften met verftand kunnen bid" Kk 3 denj Dt ï N G F. Uf ■ 5 C H H { Bil K.  De BK GE L' ÏCHE £ e a k. 518 GODSDIENSTIG! h den; ra zo omftandig en breedvoerig, ■ „ dat zij de meeste dingen bevat, waarom " W,J ^.^ wjzonder voor ons zeiven kun" "en b!dden' e«» nogthans, zo kort, „ dat zij niemand vervcelc,die wcezenlii„ kegodsvrugt bezit. Haare leere is zuiver „ en van vroege herkomfte; haare pleg- " rï 5 f",Z1in z,° wei"jg ^ getal en on„ fchadehjk,dat het meerendeel der Chris„ ten waereld daar omtrent overeenftem» me? Haare leerwijze is naauwkeurig „ en natuurlijk; haare taal nadruklijk en „ duidelijk, zynde de meeste woorden en „ lpreekwijzen overgenomen uit de Schrif,:, tuure, en de overige de uitdrukkingen „ van de eerfte en zuiverfteeeuwen En „ volgens het gevoelen van den zeer on! „ partijdigen en voortrefFelijken hugq „ de groot, die geen lid was van, » "och/rcf ^ verpligting hadt aan de „ Engelfche Kerk, koomt haare Liturgie „ zo nabij aan het aloude voorfchrifc,dat „ geene der Hervormde Kerken daar mede „ kan vergeleeken worden " Op eene andere plaats drukt hij zich aldus uit: „ In de Gebeden kan de Ge, „ leerde opmerken ftrikte rcdeneerkun, 3> de , gevalhge welfpreekcndheid , zui, „ vcre Godgeleerdheid, cn het merg zei » ve van aloude leere cn tucht; en dat " at\t° ^ C,ijk ^'gedraagen ^dat de „ ongelecrdften veilig Amen kunnen zegj> gen. o VnnS in ?G °erfte Christen Kerk de VQQHeezer alfoqs eenige woorden iprak tQÏ  GESCHIEDENIS, 519 tot het volk, voor dat hij den dienst begon , dus wordt ook , in dc Engelfche Kerk, een Vacrs der H. Schriftuure herhaald, 'Er is iet prijswaardigs in de gewoonte, dat van den Openbaaren Eerdienst een begin wordt gemaakt met het een of ander gedeelte der Heilige Schriftuure , dewijl hier door, boven al het menschlijke, aan de inblaazingen van Gods Geest de voorrang wordt gegecven. Dit is zo veel als aan God de hoogfte eere te geeven; en 't is bekend dat de fpreuken der Schriftuure met zeer veel oordcel zijn verzameld. Allen behelzen iets, 't welk aanleiding geeft tot het doen der Zondbelijdcnisfe; en deeze wordt gevolgd van de vermaaningen. De daar op volgende ' belijdenis wordt uitgedrukt in eene zeer kragtige taal,en die gemaklijk in 't geheugen kan bewaard worden. Onder verfcheiden andere Proteftantfche Godgeleerden is het een onderwerp van veel twistens geweest, of een Leeraar de Zondvergiffenis kan uitfpreeken?' Doch , indien iemand het formulier der Engelfche Kerke leeze, zal hij bevinden, dat hét niet meer behelze dan eene verklaaring , dat God aan de oprechte boetvaardigen hunne misdaaden zal vergeevon..Hct onderftelt, dat de zulken, welke op hunne kniën belijdenis hebben gedaan van hunne zonden, verbrijzeld en boetvaardig zijn; 't welk hun grond geeft om op bermhartigheid te hoopen. Men heeft tegengeworpen, dat het Ge Kk 4 bed De ÏNGELJCHEKR IC.  De E N G li h S C li li KEU K. ] gen- 520 GODSDIENSTIGE bed onzes Heeren te dikwijls wordt her. ■ haald even ais 0f het als een bezweer. middel gebezigd wierdt. Doch in deezen . tvvist zul]cn wij ons thans niet inlaaten maar eenen iegelijk de vrijheid geeven om daar over te oordeelen, Noodig is het, ondertusfchen, hieraan te merken dat elk Leeraar ,q de Engelfche Kerk voor de Leerrede, voor de vuist mar bidden , indien hij zulks goedvinde; maar dat het alleenhjk als noodzaaklijk wordt Z houden, zijne bede met het Gebed onzes Heeren te befluiten. Indien dit beter wierdt m t oog gehouden, zou de grond worden weggenomen van veele tegenwer pingen , welke tegen gezette gewoonte en herhaahng geduurig worden ingebragt! DeMarqms van halifAx-, welke,on " der vier Koningen, in de gewigtfgfte Staats ampten, heeft gediend, prees deeze gel woontc aan; en hij plagt te ze™ wanneer hij wist daVeen LeerLfecn gS vrugtig leeven leidde, en hem de uitbot zemingen van zijn hart, vóór deLcen-ede n een gebed voor de vuist zag uMorten' bij er altoos door geftigt wierdt, en bet altoos een duurzaamen indruk maak c o, gn gemoed , door in hem de liefde tot den Godsdienst te ontftccken zich\d?^Vn Soci™a<™n hebben «nb^elgke Drieêenbeid in hetzelve at mvege wordt beweerd; doch hunne te-  GESCHIEDENIS. $it genwerpingcn zijn met veel bekwaamheids opgelost, door verfcheiden uitmuntende Godgeleerden , als mede door zommige Leeken. Eene tegenwerping van een anderen aart hebben de Pres-bijteriaanen, in eene ftaatelijke zamcnkomst, tegen de Litanie ingebragt: inzonderheid tegen de woorden: Van hoererij en alle andere doodzonden, enz. Door doodzonde heeft men doorgaans verftaan de Pausgezinde leere raakende dit onderwerp; doch zekerlijk wierdt deeze nooit bedoeld , door. de opftellers der Litanie. Te aanneemclijker zal dit voorkoomen, wanneer wij in aanmerking neemen, dat hoererij hier eene doodzonde wordt genaamd. Want welk mensch zal bewecren, dat dccze zonde onvergeeflijk is ? De meeaing fchijnt geene andere te weezen, dan dat gelijk dc hoererij eene ©vertreeding is van een volftrekt gebod, het dus ook voor den mensch zeer gevaarlijk is , deeze zo wel als eenige andere misdaad van foortgclijken aart te ploegen. .Doch wij befchouwen bet als onnoodig, hier over breeder uit tc weiden. Alleenlijk zuilen wij hier nog aanmerken, de tegenwerping van zommigen, dat eenigen der Koliekten zijn overgenomen uit het Roomfche Misboek. Indien de Koliekten in haaren eigen aart goed cn nuttig zijn, dan verdwijnt de geheele tegenwerping: want met even veel regts zou men' kunnen tegen werpen, dat de Proteftanten zich Kk 5 gce- Be ÏNGF.L» 3CH E (EB K.  De E N O E L' SC H E K ü R K. 522 GODSDIENSTIGE geene Christenen behooren te laaten noemen ; als mede duizenderlei foortgelijke voorbeelden. Laaten wij alle? , wat zij goeds en nuttigs hebben, van hun overneemen, en het nuttelooze of fchadelijke voor hun overlaaten, In eenige bijzondere ftukken kan de Hervorming te verre getrokken worden. Waarfchijnlijk waren de eerfte Hervormers in dit gevoelen; en, om deeze reden, fteldcn zij zommige dingen uit tot een bckwaamcr gelegenheid. _ Ten opzigte van de Litanié'n zullen wij hier nevens voegen, 't geen door zommige geleerde mannen deswegen is aangemerkt. In de Christlijke betekenis des woords, is eene Litanie eene ftaatelijke wijze van bidden en fmeeken tot God. Eusebius, fpreekende van de gewoonte, welke constantinus hadt, om in zijne Tent zijne plegtige verzuchtingen aan God op te draagen, zegt, dat hij Gods gunst en genegenheid zogt te verwerven, door zijne fmeekingen en Litanie'n. Arc-adius, in eene zijner Wetten tegen de Ketters, verbiedt hun het houden van onheilige vergaderingen in de ftad, 't zij bij nacht of bij dag, om hunne Litanie te houden. Indien tijd wierden de openbaare gebeden, liederen en pfalmgezangcn , gczamentlijk begreepen onder de algemeene benaaming van Litanie. Naderhand wierdt de betekenis diens woords bepaald tot eene biizondere foort van gebeden, in de Kerk ge- brui-  GESCHIEDENIS. 523 bruikelijk. Omtrent den oorfpong van dezelve zijn de geleerden het niet volko-1 men eens. £ In den beginne , was het gebruik der 1 Litaniën niet aan zekeren vastgeftcldcn tijd bepaald5 maar zij wierden te werk gefield, naar gelange de nood ende omftandigheden het vereisebten. In naavolging dc Nifiiviten, wierden zij onderhouden met vuurige fmeekingen cn vasten, ter afwendingc van de dreigende oordcclen van brand, aardbeevingen, overftroomingen of vijand? hjke aanvallen. Dc dagen, op welke zij wierden waargenomen,wierden Kruisdagen, genaamd. Door de Kanons van onderfcheidenc Kerkvergaderingen , wierden 'er verfcheiden dusdanige dagen uitgefchrceven, tot op den ti jd der Zeventiende Kerkvergaderinge, te Toledo gehouden, welke beval dat in ieder maand, geduurende het geheele jaar, Litaniën zouden gedaan worden. Hier door gebeurde het , dat, allengskens , deeze ftaatelijke fmeekingen wceklijks onderhouden wierden, op WoensT dag cn Vrijdag, de aloude vastgeftelde dagen in alle Kerken. Wat "aangaat de gedaante der Litaniën, beftaande, naamlijk, in korte fmeekingen door denmand des Priesters, met daar op ftaande antwoorden van het volk, de II. CHR.YSOSTQMUS ontleent deeze gewoonte van de vroegfte eeuwen , wanneer de Priester door den geest voortbragt eenige dingen,oorbaar om gebecden te worden, en het volk daar tusfehen inval» De NOiii, ClfE . li I» K.  De ÉNGEL SCHE kEU K. ï 5*24 GODSDIENSTIGE vallende, badt: „ Goede God, verhoor • „ ons , bidden wij u!" Toen de wonderdadige gaven van den Geest begonnen op te houden , Helden de Kerkdijken in gefchrift verfcheiden formulieren van zulke gebeden ; dit was de oorfprong van onze hedendaagfehe Litaniën. Amb rost ü$ heeft ons een formulier naagelaaten , in verfcheiden opzigten met dat van onze eigen [Engelfche] Kcrkovereenkoomende. ' Omtrent het jaar 400 begonnen de Litaniën in gebruik te geraaken bij de ftaatelijke omgangen , in welke de Geloovigen barrevoets gingen , cn dezelve met groote godsdienftigbeid opzeiden. Verfcheiden gewesten, verhaalt men , door dit middel, van zwaare rampen en drukkende onheilen verlost te zijn. Omtrent het jaar 600, vervaardigde gregorius de groote, uit alle Litaniën , toenmaals voorhanden, de vermaarde zevenvoudige Litanie, door middel.van welke Rome gezegd wordt bevrijd te zijn van eene zwaare fterfte , welke toenmaals in de ftad heerschte. Alle Westerfche Kerken hebben zedert dit voorbeeld gevolrd, met welke die der Engelfche Kerke °nadere overeenkomst heeft, dan die van het Roomfche Misboek , in welk laatstgenoemde de Pausfen hebben ingelascht de tanroeping der Heiligen, door onze Hervormers met groot regt verworpen. Doch vermids de Litaniën bij de openbaare Omgangen aanleiding gaven tot groote ergerïisfefl, wierdt het befluit genomen, dat de  GESCHIEDENIS. 525 xle Litaniën voortaan alleen binnen de muuren der Kerke zouden gebruikt worden. De dagen, door den vijftienden Kanon onzer [Engelfche] Kerke bepaald, tot het houden van Litaniën, zijn de Woensdagen cn Vrijdagen, de aloude Vastendagen der eerfte Christen Kerke; bij welke naderhand zijn gevoegd de Zondagen , als zijnde de dagen, op welke de meeste Christenen opkoomen ter verrigtinge van den, openbaaren Eerdienst. Vóór de laatfte herziening van hetGemeene-Gebede-Boek, was de Litanie een afzonderlijke Kerkdienst, geheel op zich zeiven ftaande, en die gehouden wierdt , eenigen tijd naa het doen van het Morgengebed. Tegenwoordig is de Litanie zamengcfmolten met den Morgendicnst,moetende geleezen worden naa de derde dankzegging , in plaats van de voorbiddende fmeekingen in den dagelijkfchen dienst. Volgens den vijftienden Kanon , wanneer de Litanie wordt geleezen, moet ieder Huisvader, niet verder dan eene halve [Engelfche] mijl van de Kerk woonende, in eigen pèrfóon verfchijnen, of iemand van zijn huisgezin zenden, om zich met den Leeraar in den gebcde te vereenigen. Eén groot voordeel trekken de Christenen uit den Eerdienst , in de Engelfche Kerk gebruikelijk; dit is, het voorleezen van pfalmen en lesfen: en wij hebben reden om ons te verwonderen, dat dit in alle De ENGE 3 CUE  De S C II li KER K. i I ] 5 2 1 t G O ÖS* Ö ï É N S! f 1 G È alle Prötcflantfche Kerken niet in gebruik is. De zulken, welke niet kunnen leezen, zijn niet de eenige, welke hier door worden bevoordeeld; maar het dient ook om de godsdienftige kundigheden in het geheugen der geleerdfte en geoeffendfte lieden te yerverfchen. Ja, men heeft beweerd,^dat indien de gewijde fchriften in onze Kerken niet wierden voorgeleezen, wij, binnen korten tijdf zulke Barbaaren zouden worden , als onze Voorvaders vóór tweeduizend jaaren Waren; Doch laaten wij hier in aanmerking neemen , het gebruik der aloude Christen Ker ke,en daar naa fïil ftaan op het geen thans bij ons in gebruik is ; op dat de Leezer Worde in ftaat gefteld tot het maaken eener vergelijkinge. . In dc eerfte Christen Kerk , Was het leezen der Schriftuure een gedeelte van den dienst der Catcchunieenen, of Geloofsleeringen , waar bij perfoonen van aller" leien rang en ftand, ter hunner leeringe' m onderrichtingc, mogten tegenwoordig ïïïn. Altoos waren de Iesfen ten minfte' :wee , en zomtijds drie of vier in getal 3e Opfteller van de Apostolifche Vanfleltngm fpreekt van vier lesfen , twee uit ïozes en de Profeeten, en twee uit de uiangelien en Brieven. De Roomfche Ccrk fchijnt, ten deezen Opzigte, eemV ms bijzonder geweest te zijn; tot op den seftijd van Paus celesTinus, omrent vierhonderd jaaren naa de geboorte an christus, lazen zij geene lesfen uit het  GESCHIEDENIS. 52? het Oude , maar allen uit het Nieuwe Testament; terwijl, in alle andere Kerken , afdcelingcn uit beide Testamenten wierden voorgeleezen. De orde van het voorleezen der Schrif. tuure fchijnt altoos aan eenige bepaalde regels verbonden geweest te zijn , hoewel, tusfehen verfchillende Kerken , ten aanzien van deeze regels, eenig onderfcheid mogt plaats hebben. De H. augustinus berigt ons, dat zommige afdeelingen aan zekere gezette en vastgeftelde tijden zodanig bepaald en verbonden waren, dat, in de plaats van dezelve , geene andere mogten geleezen worden. Inzonderheid maakt hij gewag van het Paaschfeest, wanneer , vier agtereenvolgende dagen , de geichiedenis der Opitandinge van christus, uit de vier Euangeliè'n, wierdt voorgeleezen. Desgelijks wierden, op alle andere Feesten, die gedeelten der Schriftuure voorgeleezen, welke tot het Feest, welk gevierd wierdt, betrekkelijk waren. Bijzondere boeken der Schriftuure waren verbonden aan bijzondere tijden van het jaar, in welke zij meer bijzonderlijk geleezen wierden. Dus wierden de Handelingen der Apostelen geleezen, onmiddelijk vóór het Pinxterfeest, en in de Vasten doorgaans het boek GeneOs. Het boek Job en de voorzegging van jona wierden geleezen in de Pasfie-week, en de Profeet hosea 's daags vóór 's Heilands lijden. Hoewel 'er heden geen volledig Leclio- na- tis ENGEL- SC HE KERK.  ' Dt iNGEt SCHE «ERK. 528 GODSDIENSTIGE nariüm, of orde der voorleczinge, voor- handen is, mogen wij, egter, ons verzekerd houden , dat het voorleezen der Schriftuure onder zekere regels gebragt en aan eene bepaalde orde was verbonden! De Canon Pafchalis van hippolytus wordt bij zommigen voor den eerden Almanak van deezen aart aangezien; scaliger en go t 110 f r e dus waren van gedagten dat het eene Leesorde was voor de Feestdagen. Doch Bye meimus, en anderen, hebben hier omtrent eenige bedenkingen; de zaak fchijnt in 't midden te moeten gelaaten worden. 'Er is een LeStionarïum, of Leesorde , voorhanden, op den naam van h i f, r o n y m u s ; doch dc bekwaamftc Oordeelkundigen houden dezelve voor verdicht. Eenigen tijd hater wierden 'er verfcheiden boeken vandeezen aart opgcfteld , ten dienfte der Franjche Kerken.. Ondertusfchen moeten wij aanmerken, dat de leezingen of afdeelingen der Schriftuure, door de Bisfchoppen, naar goeddunken, wierden opgegeevcn. Uit de fchriften van augustimus en CHRijsoLOGcs, worden,door fe rea rius , verfcheiden voorbeelden van deeze gewoonte aangevoerd. Wat aangaat de perfoonen , wier pligt het was, de afdeelingcn der Schriftuure voor te leczen , waarfchijnlijk waren deeze , geduurende dc twee eerfte Ecuwen der Kerke, de Diakenen, of,in naavolgmg der Joodfche Kerke, de zodanijen , welke, door den Bisfchop, of den Voor-  GESCHIEDENIS. 529 Voorzitter, daar toe benoemd wierden. Doch, ten tijde van cijprianus , was zulks dc bijzondere post der Voorleezcrs, welke eene afzonderlijke en mindere Orde cier Gccstlijkhcid waren geworden. Eer de Voorleezer zijn werk begon, was hij gewoon tc zeggen •: Vrede zij ulieden! Dit was het geWoonc formulier van bcgroctingc ,bij den aanvang der openbaare Godsdienstöeffeninge in dc Kerk. Deeze gewoonte hieldt ftand, tot den tijd toe,dat de derde Kerkvergadering van Karthago een ander beflüit nam , beveelende dat deeze woorden, door eenigen anderen Die* naar der Kerke, zouden gefproken worden. De H. ciirij sos to mus maakt gewag van twee andere gewoonten, welke tot eene inleiding dienden tothetvoorleezen en aanhooren der Schriftuure ; dc eerfte was, dat dc Diaken ftiltc en aam dagt beval, eer de Voorleezer een begin maakte ; de andere , dat de Voorleezer ieder afdeeling of vooiieczing begon met de woorden: Dus fpreekt de Heere-. Zommigen maaken eene önderfchciding tusfehen de lange en korte voorlezingen* in de aloude Christen Kerk gebruikelijk De lange voorleezingen worden gezegc gebruikelijk geweest te zijn in den langer Nacht- of Voordaagfchen dienst; dc kor te in de overige vastgeftelde Bcdeftondcn Doch deeze onderscheiding kon geeni plaats hebben , voor dat de Bedcftondei waren ingevoerd; 't welk niet vroeger i trefchicd, dan in de vierde of vijfde Een V. deel. LI we De enge L' s c 11 e k e u k. t I l s f  De engels c iie Kerk. < 2 i < 1 ■\ c f 53o GODSDIENSTIGE we. Waarfchijnlijk is het, dat dccze korte yoorleczingen niets anders waren, dan Pfalmcn , of Liederen , uit de Pfal men bijeen verzameld , ten dienfte van zekere uuren, ter godsdienstplceginge afgezonderd, f 0 b Ul 't Verdient onze opmerking, dat, in zommige Kerken, bij manier van voorleezinge of onderwijzinge , nog andere boeken mogten geleezen worden , behalven de bekende Kanonijkc fchriften. Van deezen aart waren, de handelingen der Martclaaren op bijzondere Feestdagen • de Homiliën, of Kerkredenen, der Kerkvade ren ; de Brieven en Verhandelingen van godvrugtige Mannen; de Brieven, wede», zijdsch tusfehen de onderfcheidene Kerken gewisfeld ; nevens andere fchriften van foortgelijken aart. Eusebius verhaalt, dat het boek, de fierder van hekma s genaamd, van ouds in de Kerk wierdt geleezen. Volgens het berigt van oio nysius, Bisfchop van Korinthus, plaat nen te leezen den eerftcn brief van c 1 l mens den Romein aan de Korinthiërs\ icvcns eenen anderen brief, gefchreeven loor soter, Bisfchop van Rome. So:omenus getuigt, dat de Openbaart», [en van petrus, eenmaal in't jaar, 0D roeden- Vrijdag, in verfcheiden Kerken 'an Palestina, geleezen wierden. No? >eel andere voorbeelden van deezen aart ntmoeten wij bij de Kerkelijke Gcichiedmnjvers. De Leesorde, intmze eigen [de Engel. fche]  GESCHIEDENIS. fche~] Kerk gebruiklijk, is deeze. Tot de eerfte voorleezing , op de gewoone dagen, gebiedt zij, een begin te maaken, in den aanvang des jaars, met Genefis, en alzo te vervolgen, tot dat alle de boeken van het Oude Testament geleezen zijn; de boeken der Kronijken alleenlijk uitgezonderd, als behelzende, voor 't grootftc gedeelte , het zelfde , als de boeken van samuel en der Koningen; als mede eenige bijzondere Hoofdftukken in andere boeken: 't zij om de zelfde reden var gelijken inhoud, of omdat zij niets anders behelzen dan Geflagtrekeningen, naamer van perfoonen en plaatzcn , of andere min gewigtige dingen voor het gros dei toehoorderen. De orde der eerfte voorlcezinge voo: de Zondagen wordt naar eene onderfchei dene wijze ingericht. Van Advent tot aai den Zondag van Septuagefima, moetei zekere Hoofdftukken uit jesaia gelee zen worden, omdat dit boek de duidelijk fte voorfpellingen aangaande christu bevat. Op den Zondag van Septuagefim wordt het boek Genefis begonnen , or reden dat dit boek, 't welk handelt ove 's menfchen val , en het ftrenge oorde( Gods over de waereld om de zonde,mees gefchikt is voor eenen tijd van boetcdoc ninge en zelfsverbrijzelinge. Op Genef, voken uitgezoete Hoofdftukken uit c boeken van het Oude Testament, zo a y\) in orde op elkander volgen; met i ag-tneeming, nogthans, dat op de Zond. H 2 g< De ENGEL' SC HE KERK. I t t z 1 r ■f t 's e Is n *-  De ENGEL SC H E KER K. ( I 532 GODSDIENSTIGE gen der Hoogtijden, als Paasch, Pinster • enz. de gefchicdenis , dien Feestdag betreffende, geleezen wordt. Ten aanzien van de Feestdagen der Heiligen, Heiligedagen genaamd, heeft de Kerk aangeweezen bepaalde voorleezingen uit de Zede kundige boeken, als de Spreuken salo^ Mons , de Prediker, Ecclefiasticus cn het boek der Wijsheid , als behelzende uitmuntende keringen en onderrichtingen ter beftuuringe des leevens. Ten opzigte van de tweede voorlcczinge , onderhoudt de Kerk de zelfde orde zo wel op dc Zon- als Weekdagen ; de Euangeliën cn de Handelingen der Apostelen worden in den voormiddag, en de Brieyen in den avond geleezen, in de zelfde orde , als zy in het Nieuwe Verbond voorkoomen ; uitgezonderd de Heiligedagen en dc Hoogtijden, waarin zulke voorleezingen beflemd zijn, die de Verborgenheid vcrklaarcn , de Gefchicdenis verhaaien , of bet voorbeeld ter onzer lee nnge toepasfen. - Dus wordt, door een wel beraaden overleg onzer Kerke , het Uude Verbond s jaars eens, en het Nieu we Verbond driemaal geleezen, eenige bijzondere afdeehngen van beiden,om voldoende redenen, uitgezonderd. Terwijl wij handelen over den geheelen Openbaaren Eerdienst der Engelfche Kerke, vinden wij ons verpligt, gewa* te naaker. van alle de tegenwerpingen, welke ioor Christenen van andere Gezinten doordans tegen denzelvcn worden ingebragc. Dit  GESCHIEDENIS. 533 Dit is te noodzaaklijken, omdat deeze dingen in een behoorlijk en onpartijdig licht befchouwd zijnde, zulks tot een middel kan verftre' • „ de onfchuld des leevens, opdat gij naa „ dit rasvoorbijgaande leeven, een deel_ „ genoot moogt worden des eeuwicen „ leeyens Amen.» Zo ras bij deeze woorden hadt gefprooken, moest hij het hoofd des kinds zalven , zeggende tevens„ Almagtige God, Vader van onzen Hee. „ re jezus christus, die u heeft we„ dergebooren door het water en den „ Heiligen Geest , en u heeft gefchon„ ken de vergeeving van alle uwe zon„ den; mogt het hem bchaagen, u te zal „ ven met de zalving van zijnen Heiligen „ Geest, en u doen koomen tot de beër- ï?,,VilS.., f..,eeawi8en lcevens. Amen." Klaarblijkelijk gefchieddc dit in naavolging van het gebruik der aloude Christen Kerke. De gewoonte van het befprengen der kinderen , in plaats van hen in de Doodvont inde dompelen, welke in 't eerst wierdt veroorlofd , in gevalle het kind zwak of ziek was, heeft in zo ven- de overhand genomen, dat de onderdompeling, ten langen laatfte, gantsch en al in onbruik is gekomen, 't Geen inzonderheid diende , ter bevestiginge van de se woon te der befprenginge, was, dat verfcheiden van onze Engelfche Godgeleerden, na Duitschland en Zmtzerland sevlugt zijnde, geduurende de bloediee regeering van Koninginne mart a , bij hunne wederkomst in het Koninkrijk" zo ras elizabeth.-den throon hadt be! , klom»  GESCHIEDENIS. 54? klommen , mede bragten eene hartlijke genegenheid en ijver voor de overzee-1 ichc Proteftantfche Kerke, alwaar zij j eene fchuilplaats en gunftige bejegening hadden gevonden. En gemerkt hebbende , dat te Geneve , en op eenige andere plaatzen, de Doop bij wijze van ondcrdompelingc wierdt bediend, waren zij van oordeel, der Kerke van Engeland geen grootcr of gewigtiger dienst te kunnen betoonen , dan door het invoeren van eene gewoonte, door eene zo geëerbiedigde Godsfpraak, als toanïjes kalvinus, voorgefchreeven. Dit, gevoegd bij de koude van onze Noordlijke Klimaaten , was de gelegenheid , bij welke de gewoonte van het onderdompelen der kinderen in de Doopvont, geheel wierdt afgefchaft. Tot het bedienen van den Doop door eenen Leek, wierdt vrijheid gegeeven,zo door het Gemeene-Gebede-boek van Koning eduard, als door dat van Koninginne elizabeth, wanneer een kind zich in dreigend doodsgevaar bevondt, en een wettig Leeraar niet fpoedig genoeg kon ontbooden worden. Deeze vrijheid rustte op het verkeerd begrip, raakende de onmogelijkheid van behoudenisfe , buiten het Sakrament van den Doop. Doch, in vervolg van tijd, wanneer de begrippen aangaande het Sakrament duidelijker en uitgebreider wierden, wierdt , in eene ftaatelijke Kerkelijke bijeenkomst, gehouden in den jaare J575, met eenpaarigheid Mm 2 be- Di : n ii £ lcheerk.  548 GODSDIENSTIGE De ENGEL- SCHE KERK. beflooten, dat zelf de afzonderlijke Doop, in gevalle van noodzaaklijkheid , eeniglijk moest bediend worden door een wettigen Leeraar. De volgende tegenwerpingen heeft men ingebragt, tegen den dienst van den Doop. De eerfte is , het gebruik van Gevaders en Gemoeders. In 't begin der Hervorminge wierdt het volftrekt noodig geoordeeld , dat 'er getuigen over den Doop der kinderen ftonden , om dus te voorkoomen, dat hunne Ouders hen opvoedden in den Roomfchen Godsdienst. Hetzelfde geval hadt plaats in de eerfte Christen Kerk, gelijk wij, ter zijner plaatze, hebben aangemerkt, om te beletten dat de kinderen in het Heidendom wierden opgevoed. In den tegenwoordigcn tijd , wanneer wij de aandagt vestigen op de bijkans algemeene verdorvenheid van zeden , zo zeer heerfchende onder het gros des volks, hebben wij gegronde reden om te wcnfchen, dat 'er godvrugtige mannen mogten gevonden worden, die de zorge wilden op zich neemen om naauwkeurig toe te zien , dat de kinderen in de vreeze Gods wierden opgebragt. Van den anderen kant, wanneer wij het oog flaan op het gedrag dier perfoonen , welke de hoedanigheid en het karakter van Doopgetuigen dikmaals aanvaarden , dronkaarts en ijdelzinnige maagden, die nimmer den inval krijgen , om naar behooren hunne aandagt te vestigen op de plegtige gelofte, welke zij gedaan hebben, als 't ware, voor  GESCHIEDENIS. 549 voor God en eene Christlijke Vergadering , krijgen wij aanleiding om te wen-1 fchen, dat geene anderen wierden toege- ■ laaten, dan die gezind waren hunnen pligt1 tc betragten. Niet meer dan ééne wet in de Engelfche Kerk is ons bekend, welke verbiedt dat een Vader als getuige over den Doop van zijn kind ftaa ; doch eene langduurige gewoonte heeft de tegenwoordige gewoonte bekragtigd. Laaten, ondertusfchen , de Doopheffers op hunne hoede zijn, om niet met God den fpot te drijven; maar, indien zij deezen post willen op zich necmen, laaten zij dan, door den godlijken bijftand, zich benaarftigen om zich van hunnen pligt te kwijten. De tweede tegenwerping betreft het ge bruik van het teken des Kruizes, in de bediening van den Doop. Op eene andere plaats hebben wij reeds aangemerkt , dat het Kruisteken gebruiklijk was in de eerfte Christen Kerk: Lord king is van oordcel , dat het zijnen oorfprong nam omtrent het midden der Tweede Eeuwe. Zints dien tijd begon het in algemeen gebruik te koomen ; doch het wierdt niet volftrekt bevolen, maar eenen iegelijk de vrijheid gegeeven , om het tc moger volgen of nalaaten. Kort naa den leeftijc van constantinus den grooten was het zo algemeen geworden , dat hei wierdt aangemerkt als een pligt, onver mijdclijk op de Geestlijken rustende, d< kinderen, bij de toediening van den Doop met het Kruis te tekenen. Mm 3 Ui De : N G E L-i C II E [£RK< ) t  De ENGEL" ECHE KER K, 55o GODSDIENSTIGE Uit hetgeen wij voorheen hebben aangetekend , blijkt het , dat het Formulier van den Doop, in den beginne der Regcennge van Koning eduard den VI gebruikelijk , niet geheel zuiver was van bijgcloovigheid. Iu het maaken van Kruistekens, op zich zelve befchouvvd,is niets misdaadigs of nadeeligs , mids de Christenen deeze gewoonte niet aanmerken als eene inwendige heiligheid bezittende, of aanbrengende. Zij, welke dit gebruik volgen als eene gewoonte, in da heerfchendeKerk aangenomen, behoorden deze ve aan te merken als eene onverschillige zaak; doch de zodanigen, welke deeze gewoonte aanmerken als onbeftaanbaar met Gods Woord, zijn verpligt, de zelve zorgvuldig tc vermijden. Ondertusfchen hebben wij hier te lande Tin ingeland 2 weinige reden tot klaageh • want voor dc naauwgezette Confciëntien wordt zo veele vrijheid gelaaten , dat hoewel een Leeraar geen ontflag kan verkenen van de Jkte van Eenpaarigheid, nogthans, een iegelijk, die in het begrip ftaat, dat de Doop volftrekt noodzaaklijk is voor de kinderen , zich kan vervoegen bij de Dis/enters, bij geene van welken het Kruisteken in gebruik is. De volgende zaak, van welke wij thans moeten handelen, is te Bevestiging. In de vroegfte tijden was deeze eene ftaatehjke plegtigheid in de Christen Kerk Dikmaals_ volgde dezelve onmiddciijk op tfe bediening van den Doop, wanneer de  GESCHIEDENIS. 551 gedoopte perfoon eene plegtige belofte deedt, ten overftaan en in tegenwoordig- 1 heid van den Bisfchop en de geheele Ver- s gaderinge, voortaan te zullen leeven vol-1 gens de voorfchriften des Euangeliums. Vervolgens wierdt hij toegelaaten tot de gemeenfehap , naa dat de Bisfchop voor hem gebeeden, en hem de handen hadt opgeleid. Volftrekt noodig was het, dat dusdanig eene verklaaring wierdt gedaan, inzonderheid wanneer de gedoopten eerst onlangs het Heidendom verlaaten, en het Christlijk geloof hadden aangenomen. De zelfde omftandigheid hadt hier plaats, onmiddelijknaahet aanbreeken van het licht derHervormingc. Noodig was het, dat de Wijkpredikcrs wisten, aan wien zij dc Kommunie toedeelden. Diensvolgens wierdt wel uitdrukkelijk bevolen , dat de zulken , welke begeerden deel te necmen aan die gewijde inftellinge , vooraf onderweezen wierden in de beginzels cn waarheden van den Christlijkcn Godsdienst: want met eene ftaatelijke verborgenheid, in het Nieuwe Verbond voorgefchreven, moet niet gebeuzeld worden. Om deeze reden wordt, door de Kerkelijke Kanons, en verfcheiden openbaare Bevelfchriften, nadruklijk gebooden, dat alle de geenen, welke zullen bevestigd worden, [of tot Leden der Kerke aangenomen,] moeten vertoonen een Getuigfchrift van hunne kennisfe en bedreevenheid, van den Leeraar van de Wijk, 111 welke zij woonen. Door de Lutherfchen Mm 4 wor- De : N G E L* C H E L E R li.  De ENGEL- SCHE KEUR. I t i 552 GODSDIENSTIGE wordt deeze inftelling onderhouden ; en hoewel veele Proteftantfche Christenen dezelve verwaarloozen, zullen wij, no-. thans, gelegenheid hebben om aan te wijzen , in wat opzigt zij iets van foort^clijken aart in agt neemen. En , in de daad, t is ons niet gebleeken , dat ooit een Proteftant tegen de Bevestiging met woorden of met de pen zich heeft aangekant. Alleenlijk ontmoeten wij in de fchriften van zommigen hunner eenige klagten over misbruiken, in dc bedienin" deezer plegtigheid ingefloopen; onder andere, dat met dezelve niet gepaard gaat dat eerbiedig ontzag, welk, in de eerfte en beste tijden van het Christendom,zich zo duidelijk vertoonde. Alles wat wij ten dien opzigte kunnen aanmerken, is, dat wij het onzen Bisfchoppcn in bedenking geeven, of het niet veel nutter zijn zou, hunne Stichten eenmaal 's jaars, dan flegts eenmaal om de drie jaaren te bezoeken. Bisfchop je wel plagt te zeggen: Een Bisfchop behoorde predikende te (Ierven. En, gewisfelijk, zeer gereedlijk zullen de poorten des hemels geopend worden voor dien Dienaar, welke deeze waereld verlaat, te midden van zijne pligtvolvoennge. J * ö Thans gaan wij over tot de Eucharistie , of het Bondzegel van des Heeren Avondmaal, 't welk , in alle Christen ierken , uitmaakt een gedeelte van den Jpenbaaren Godlijken Eerdienst. Dit Sa :rament, zo wel als dat van den Doop, wierdt  GESCHIEDENIS. 553 wierdt door christus zei ven ingefteld. Veele Godgeleerden hebben het den naam gegeeven van christus laatfte maakinge of nalaatenfchap aan zijn volk. Het wierdt ingcfteld , om onderhouden te worden ter zijner gedagtenisfe, tot aan de voleindiging der waereld. P l ixius, in zijnen vermaarden brief aan Keizer tr a janus , verhaalt, dat de Christenen eenmaal in de zeven dagen zamen vergaderden, en een feestvierden, Geen ander was dit feest, dan 't geer wij, heden ten dage , het H. Avondmaa noemen. In de vroegfte tijden van het Christen dom , kwam de geheele Kerk, of he gantfche lichaam der Christenen, te zamen en de zulken, welke den Doop haddei ondergaan, wierden tot de Gcmeenfchap of het Avondmaal, tocgelaaten. Doch, naa aclangc de Christenen in getal begonnen te groeien, wierdt eene geftrenger Kerk tucht noodzaaklijk geoordeeld. De Ka techumeenen , of Geloofsaankomelingen de Boetelingen, en allen, die fchuldi ftonden aan ergerlijke wanbedrijven, wiei den van de Gcmeenfchap uitgeïlooten : c eerstgemeldcn, tot dat zij behoorlijk 01 derwcezen waren; de laatften tot den tij toe, dat zij voldoende blijken van bete fchap vertoond hadden. Dc Bisfchop, voor dat hij.de Teket van brood en wijn heiligde, wiesch altot zijne handen, volgens de woorden d Pfalmdichters: lk zal myne handen wa Mm 5 fch Be ï N a K L- SCH R i E n R. i [ > 1 » C 1 > g 1- d IS )S IS J- en  De enge-x- Bc li e eek k. 1 ] r t i r F fl t u g' O' ft m 554 GODSDIENSTIGE /r/;era «» onfchuld, en rondom des Henen altaar gaan. Doch, dewijl wij van deeze en andere gebruiklijkheden reeds breedvoeng gehandeld hebben, in ons berigt wegens de eerfte Christen Kerk, zullen wij te deezer plaatze alleenlijk melding maaken van eenige Overleveringen, betreffende de kragtdaadigheid van het Avondmaal, welke wij, uit verfcheiden Gefchiedfchnjvers , zorgvuldig hebben bijeen verzameld. Vooraf moeten wij aanmerken, dat wij deeze Overleveringen niet melden als weezenlijk gebeurde zaaken, maar enkel als verzierde gebeurtenisfen', uitgedagt in tijden, toen dc ^on van de zuiverheid des Christendoms reeds begon te taanen. Optatus verhaalt, dat zommige Dolatisten, in hunnen uitzinnigen ijver egen de Rechtzinnigen, de gewijde Te:ens des Avondmaals, door de laatsteenelden gewijd, voor de honden heen werpen ; doch dat de hemelfche voorzienigheid, over dit wanbedrijf, od taanden voet, door een zigtbaar teken aare wraake oeffende ; de honden, in laats van de gewijde Tekens te lijve te aan, vielen aan op hunne eigen Mees;rs, en verfchcurde hen. Aangaande den H. laurentius vindt en aangetekend, dat hij uitgeftrekt legmde op een gloeienden Rooster, met Jgmerk om hem den Marteldood te doen ïrven, bet brood en de wijn des Avondlals, welke hij kort te vooren hadt gebruikt,  GESCHIEDENIS. 555 bruikt, hem volftrekt gevoelloos maakten voor de kragt en hevigheid van het: vuur; en dat deeze verbaazende gebeurtenis eene groote menigte menfchen, welke bij de regtsplecging tegenwoordig waren, tot het Christlijk geloof bekeerde. In de Handelingen van den H. step hakus vinden wij verhaald een zonderling geval, ten aanzien van de Eucharistie, betreffende zekeren tharsicus. Deeze, zijnde een Akolijth, op zekeren dag eenige gewijde Verbondstekens na huis draagende , en op den weg etlijke foldaaten ontmoetende, wierdt van hun gevraagd, wat hij droeg. Op zijne weigering, om de gewijde-verborgenheden aan de ongeloovigen te vertoonen, wierdt hij van hun zwaar mishandeld en dood geflagen. De vertelling voegt 'er nevens, dat God de gods vrugt en het beleid van tharsicus door een wonderwerk bekragtigde: want de foldaaten, hem over zijn geheele li chaam onderzögt hebbende, waren niet ir ftaat om te kunnen vinden , 't geen hi voor hun wenschtc te bedekken. Macedonius, Bisfchop vanKonftan tinopole, in de Vierde Eeuwe , en cci hevig vervolger der Novatiaamn , lan gen tijd eenen geweldigen haat hebbend toegedraagen aan zommigen van deez ongelukkigen , noodzaakte hen , tcge: hunnen wil , met hem het Avondmar te onderhouden , door hun den mon open te breeken, en de Verbondsteket hun met geweld in de keel tc brengen ; wc De £ n g k l- iCHE KEK K. 1 1 1 1 i s 't k  De en gel' sche KERK. I 556 GODSDIENSTIGE welk voor hun de onverdraaglijk He van . alle ftraffen was. DeGefchiedfchrijver sozomenus verhaalt , dat zekere vrouw, van den aanhang der Macedoniaanen, door de dreigementen van haaren man genoodzaakt , haare geneigdheid ter omhelzinge van het rechtzinnige geloof te ontveinzen , in de Kerk verfcheen, met oogmerk om het Avondmaal te gebruiken. Doch, in plaats van het gewijde brood door te zwelgen, droeg zij het heimelijk weg, en ftak een ander ftuk brood , 't welk zij van huis hadt medegebragtjin haaren mond. Maar, door het oordeel Gods , toen zij het nu wilde eeten , bevondt zij dat het in een Heen was veranderd. Dit hadt ten gevolge, dat zij eene oprechte voorftanderes van het rechtzinnige Geloove wierdt. Wegens zekeren acacius verhaalt de H. aügustinüs , dat hij ter waereld kwam, met zijne oogleden zo vast op elkander geflooten,dat hij nietskonde zien; doch dat zijne Moeder,door de Verbondstekcns,in de gedaante van een pleister, op dezelve te leggen, hem op ftaanden voet bij het gebruik van zijn gezigt herftelde. Dc zelfde augustinus verhaalt het geval van een jong Meisje, welk van den Duivel bczeeten zijnde, en achtentwintig lagen geleefd hebbende , zonder het geDruik van eenigerlei voedzel, van de bezee:enheid verlost en bij haare volkomene reznndheid wierdt herfield, door hetgcKiiiken van het Avondmaal. Al-  GESCHIEDENIS. SST Alle deeze vertellingjes haaien wij aan, ten dienfte van onze Proteftantfche Lee'zers, en om hen te waarfchuwen op hunne hoede te zijn , onder het leezen van de fchriften der aloude Kerkvaderen. En hier is het dienftig aan te merken, dat kort naa den leeftijd van constant inus den grooten, de Priesters de plegtigheid des heiligen Avondmaals zo buitcnfpoorig begonnen te verheffen, dat daar door de grond wierdt geleid tot het leerftuk der weezenlijke tegenwoordigheid van het lichaam van christus. De verheffing van eenige zaak boven haare weezenlijke verdienfte, of boven het oog merk, waar toe zij wierdt ingefteld, is: in de eerfte plaats , bijgeloovigheid, er eindigt, doorgaans,in afgoderije. Altooi is dit het uitwerkzel van eigenwilligei dienst, of van het waarneemen van iets 't geen niet bevolen is. En indien wi hier aantreffen een man, van zulk een vermaardheid als den H. augustinus aanmoediging geevende aan dusdanige be grippen, hebben wij geene reden om on te verwonderen, wanneer wij in Schri vers van iaatere tijden iet diergelijks om moeten. De zamenftellers van ons Gemeene-G( bede-boek verzamelden, in den beginne het Formulier van het H. Avondmaal u verfeneiden aloude Liturgiën, onder ai dere die van den H. basilius, den I ambrosius , den H. gregoriu: en anderen. Doch eucerus, groote g bi Be ENGEL' SCHE K. E ft IC. [ l > i » s !- » it 1I. ' i ee-  De ENGEL SCHE KERK. i 1 1 ] 1 558 GODSDIENSTIGE breken en misnagen in dit Formulier heb• bende opgemerkt, onderging het diens volgens verfcheiden veranderingen. In 't eerst was dit Formulier befiemd om te dienen tot een afzonderlijken dienst en gevolglijk om geleezen te worden op eenen tijd, van dien van het Morgengebed onderfcheiden. Bisfchop overall verhaalt , dat deeze gewoonte , in znnert tijd, in lork en Chichester, nog onder houden wierdt; en hij wijt het aan de onagtzaamheid der Leeraaren, en de zorgeloosheid der Gemeen te, dat zij in cénen zamengevoegden dienst wierden in elkander gefmoltcn. Volgens de jongfte fchikkingen, moet een gedeelte van dit Formulier geleezen worden op eiken Zondag en Heiligendag, hoewel'er geene Kommunikanten bij de hand zijn. Misfehien was de reden deezer bepaaünge, opdat de Kerk zou betoonen haare bereidwilligheid, om het Avondmaal op deeze dagen uit te deelen, en dat het niet haare , maar de fchuld der Gemeente is, dat het niet daadlijk wordt uitgedeeld. Of veelligt kan ook hier van de reden geweest zijn, om gelegenheid te geeven tot het leezen der Tien Geboden, ie Koliekten, de Brieven,de Euangeliën ' ;n de Nicefche Geloofsbelijdenisfe; als' nede van eenige fpreuken der Schrif. uure, en het gebed voor de CbristJfke £erk. J Dewijl men veel getwist en gefchreeren heeft, over de voegzaamheid van het heb-  GESCHIEDENIS. SSO hebben van Altaaren in Kerken, in welke geene offeranden worden toegebragt, e oordeelen wij het niet ongeraaden, eenig s berigt te geeven van de plaats, op welke ,8 volgens het voorfchrift der EngelfcheKerke, het Avondmaal moet gevierd worden. Vooraf, nogthans, moeten wij verflag doen van de opkomst en voortgang der Altaaren in de eerfte Christen Kerk, en vervolgens de aloude gewoonte vergelijken met het tegenwoordige gebruik der Hervormden. Bij de vroegfte Christenen was deeze heilige tafel bekend onder den naam van Altaar: en de Heer mede is van gedagten, dat geduurende de twee eerfte Eeuwen geen andere naam bekend was ; en dat het woord Tafel, in deeze betekenis , bij niemand der aloude Schrijveren, welke nog voorhanden zijn , gevonden wordt. Ondertusfchen verftonden zij niet door het woord Altaar het zelfde,'t geen bij de Jooden en Heidenen daar mede wierdt bedoeld : 't zij een Altaar, verfterd met Beelden en Afgoden , zo als onder de Heidenen plaats hadt; of een Altaar van bloedige offeranden , waar toe, zo wel onder de Jooden als onder de Heidenen , de Altaaren gebruikt wierden. Maar voor hunne eigen geheimzinnige, onbloedige offerande , zo als zij het H. Avondmaal noemden , hadden zij insgelijks eene afgezonderde plaats , welk zij niet fchroomden met dc algemeene benaamïug van Altaar te benoemen. De De engel' sche kerk. 1 L l t I t I  De engel sche k e k jc. 56b GODSDIENSTIGE De Kommunie-tafcis, of Altaaren, der . vroegfte Christenen fchijnen flegts van hout gemaakt geweest te zijn; dit duurde tot op de Regeering van constantinus den grooten; thans wierden fteenen Altaaren ingevoerd , als meer overeenftemmende met de kostbaarheid en ficraadièn der Kerken. Elders vindt men gewag gemaakt van zilveren Altaaren, door constantinus gewijd. En,lelijk de bouwftoffen, van welke de Altaaren gemaakt wierden , verandering ondergingen , dus begon ook iet diergelijks plaats te hebben ten aanzien van hunne gedaante en maakzel. Want, daar zij oorfpronklijk de gedaante van Tafels hadden, begonnen zij, nu meer naar Altaars gelijkende , om hoog te ftijgen , 't zij dan dat ze op een enkelen ftecn of pilaar rustten , of op een voetftuk, als eene Tombe vervaardigd. Nimmer hadden de Christenen meer dan één Altaar in dc Kerk. Eén Bisfchop en één Altaar, is de bekende fpreuk van den II. i g n a t x u s. Zommigen zijn van gevoelen , dat 'er, van ouds, niet meer dan één Altaar was in eene geheele ftad, of in het Sticht, onder eenen Bisfchop ftaande, niettcgenftaande in hetzelve verfcheiden Kerken waren. Doch dit ftuk is te duister, om over hetzelve, zonder veel naazoekens, het vereischte licht te verfpreiden. In zommige der vermaardfte Kerken, onder andere in de Kerk van de H. s o- phia,  ■ GESCHIEDENIS. 5ó"r rniA, te ConflantUiopole, wierdt het Altaar overdekt, en als befchadinvd, door i eene foort van Verhemelte. Het klom om ■ hoog, in de gedaante van een klein To-1 rcntjc, rustende op vier pilaaren , eene op eiken hoek van het Altaar. De hoofden of toppen der pilaaren waren verüerd met zilveren bollen; deeze hadden de gedaante van een Sphecr, met gegraveerde bloemen verfierd. Boven op de Sphecr ftondt het Kruis. De boogen beneden het verhemelte,tusfehen de pilaaren, waren behangen met klecden of gordijnen, dienende om het geheele Altaar te bedefc» ken , en vcor het oog der Gemeente te verbergen. In zommige Kerken zweefde de Heilige Geest, afgebeeld onder de gedaante van een zilveren Duif, boven het Altaar. Dc gewijde Vaten , Welke gebruikt wierden tot de bediening van het heilig Avondmaal, maakten uit, een ander gedeelte der ficraadiën van de Kommunie-tafel, of het Altaar. Hier en daar waren zij, in de daad, flegts van glas of hout gemaakt; doch , in de pragtigite Kerken $ beftonden zij uit goud of zilver. Uit welke Hukken deeze gewijde toeftel was zamengeftcld, kunnen wij afleiden uit eene lijst van het zilver gereedfehap, tot de Kommunie-tafel behóorende , door p a ufeüS, Bisfchop Van Cirta, aan de vervolgers overgeleverd. Op deeze lijst vinden wij vermeld twee gouden bekers of kelken, zes zilveren bekers, zes zilveren « V. Deel. Nn wa- Be N G E Ui C H E : E U K.  De E.N G E L- SC HE KERK. ] ! 1 i ( J 562 GODSDIE NSTIGE watervaten, zeven lamoen, en nog eenige andere Hukken. Wat aangaat de plegtigheid van zich te buigen voor de Altaaren , bij de eerfle intrede in de Kerken, de Heer mede is van gevoelen, dat van dezelve,bij de oudHe Schrijvers, geene duidelijke blijken voorhanden zijn; maar dat 'er zich eenige waarfchijnlijkheid opdoet , dat de Christenen deeze gewoonte ontleend hebben Van de Jooden, die zich plagten te buigen voor de plaats, daar de Genadeflocl, of het Verzoendekzel, flondt. Zeker is het, dat onder de Christenen, zo wel van de Griekfche, als van de Oosterjche Kerke , zints onheugelijke tijden , en zonder dat de oorfprong deezer gewoonte kan worden aangeweezen , het buigen voor het Altaar in gebruik geweest is,onder het fpreeken der woorden van den Tollenaar in het Euangelie : Heere, wees mj zondaar genadig ! Dit blijkt duidelijk uit de Liturgiè'n van den H. chritsosTOMus en den H. basilius. £n vermids deeze gewoonte niet gegrond is pp eenig bekend hefluit, of Kanon van menige Kerkvergaderinge, en zij, diarcn3oven,ovcreenftemt met het gebruik der foodfche Kerke, op welke de Christlijke Kerk gevolgd is, mogen wij hier uit niet ;'onregt befluiten, dat deeze gewoonte volgens eene zeer oude overlevering van Ie Jooden tot de Christenen is ovèrge;aan. 6 De Kommimie-tafel, of het Altaar» Hondt,  GESCHIEDENIS. 563 ftondt, in dc aloude Christen Kerk, aan het boveneinde van het gebouw , niet vast aan den muur, gelijk tegenwoordig in gebruik is,maai- op een kleinen afftand van dcnzelven : zo dat des Bisfchops throon daar agter kon ftaan, en 'er genoegzaame ruimte wierdt overgelaaten, om tusfehen het Altaar en den muur te kunnen doorgaan. Dit is de meening van eusebius, daar hij, fpreekende van de Kerk van PAULiNus,zegt: „Hij plaatst „ het Heilige der Heiligen, het Altaar, „ in 't midden;" niet in 't midden van het fchip, of het lichaam, der Kerke, gelijk zommigen deeze uitdrukking verkeerd hebben opgevat; maar in het midden van het Bevia , of het Heiligdom , op zulk eenen afftand van het boveneinde, dat de zetels van den Bisfchop en der Ouderlingen daar agter konden ftaan. Dr. hammond, en andere geleerde mannen, zijn van gedagten, dat deeze plaatzing van het Altaar in de Christlijke Kerken gefchiedde, in naavolging van het Altaar in den Joodfchen Tempel; waar op de Pfalmdichter zinfpeelt, in deeze woorden: lk zal mijne handen wasfehen in onfchuld ,en rondcm des Heeren Altaar gaan. Ten tijde van het aanbreeken van het licht der Kerkhervormingc, in Engeland, ontftondt 'er gefchil , of de Kommunietafels, in de gedaante van Altaaren , welke in de Roomschgezinde tijden in gebruik geweest waren, en op welke men de Mis plagt te vieren, voortaan zouden behou- De e n G e l«r ;chi! kerk, l  De engel sche kerk. 1 564 GODSDIENSTIGE den worden. Dit gaf aanleiding tot eenen ■ brief, op naam van den Koning en zijnen Raad gefchreeven , en gezonden aan alle Bisfchoppen, in welken hun bevolen wierdt, alle Altaaren af te breeken. Toen de Liturgie , in den jaare 1551, wierdt naagezien, wierdt'er tevens verandering gemaakt in de wijze van bedieninge , en den Priester gebooden, zijne plaats te neemen en te ftaan aan de Noordzijde, niet van het Altaar, zo als voorheen de Kommunie-plaats genoemd wierdt, maar van de Tafel. Onder de Regeering van Koninginne ELizABRTH, toen de Hervorming 't eerst de kragt van burgerlijke ftaavinge en vastftellinge ontving, gaven deEngelJche Kerkhervormers de in 't oogloopendftc blijken van gemaatigdheid en verdraagzaamheid. Zij beraamden , dat de Kommumc-tafel ftaan zou in het lichaam der Kerke, of in het Koor; doch zij fpreeken geen woord van Altaaren. Op deezen voet bleeven de dingen ftaan, tot op de komst van karei, den I tot den throon; toen was de eene helft met een dolzinnigen ijver ingenomen voor de Puriteinenj, terwijl de andere helft niet minder doldriftig tot bet bijgeloof overhelde. De driften zucht voor de plegtigheden zegevierde over de liefde tot de waarheid; en tegenkanting tegen de Regeering wierdt als eene deugd befchouwd. 't Was in deezen tijd dat Dr. latjd deedt in 't licht geeven het ;oek, tot tijtel voerende: Over de Korts- wij-  GESCHIEDENIS. 565 'wijlen. In dit gefchrift wierdt aan het volk de vrijheid gegeeven , om zich des 1 Zondags, naa het eindigen van den Open- f baarcn Godlijken Eerdienst , met allerlei' fpelen en tijdkortingen , te verlustigen. Zeer heillooze gevolgen hadt, ten dien tijde , deeze omftandigheid voor de Engelfche Kerk. Doch wederfpoed leerde haare hoofden en beftuurders wijsheid. In den jaare 1634, deedt laüo een bevel afkondigen, inhoudende dat alle de Tafels, aan welke het volk het Avondmaal gebruikte, uit het midden der Kerke weggenomen , cn geplaatst zouden worden agter traliën, in het Oostlijk gedeelte van het Koor; de tafel,hier geplaatst, moest den naam van Altaar voeren. Onmogelijk is het, eene befchrijving te geeven van alle de verwarringen en opfchuddingen , welke , bij deeze gelegenheid, ontftonden. De Puriteitifche Leeraars hadden , door hunne gemaakte leevcnsftrengheid, dc harten des volks gewonnen; het volk was even zeer hunne ilaaven geworden , als het ooit voorheen van de Roomfche Priesters was geweest. Zij zeiden, dat het oprichten van Altaaren even zo veel en het zelfde was, als het invoeren van het Pausdom. En dewijl zommigen onder dc Geestlijkheid met het ftigten van Altaaren meer fpoeds maakten dan anderen, ontftonden hier uit menigvuldige onaangenaamheden cn opfchuddingen, onder welke de Puriteinen ftookten, cn Nn 3 waar De n g E L- c he  566 GODSDIENSTIGE De engelsc !ie kerk. waar mede de Roomschgezinden den fpot dreeven. Te Grantham, in het Graaffchap Lineolnfhire, liet de Wijkprediker eene fchildcrij neemen uit de overblijfzels van eene Abtdij, en op het Altaar plaatzen. Alle zijne toehoorders waren Puriteinen , en de plaatzing van het fdniderlr.uk deedt hen bijkans tot dolzinnigheden overflaan. Te regt mogen wij hier , met de woorden eens vermaarden Schrijvers, zeggen, dat hier pek en vuur waren zamengevoegd. De Wijkprediker hieldt veel van plegtigheden , en zijne toehoorders droegen dezelve een doodlijken haat toe. Een goed getal der Ledemaaten begaf zich na de Kerk om het Altaar te vernielen; doch de Prediker verfchcen ter zelfde plaatze, om het heiligdom tcbefchermen.'t Gevolg hief van was, een hevig gevegt, waar in de Prediker , die een man vanmoed fchijnt geweest te zijn , een bank op zijne fchouders nam, en daar mede vijf of zes van dc aanvallers nedervelde. Eene fraaie gelegenheid boodt zich hier aan, voor de Roomschgezinden, om te lachen metLAua's eenvoudigheid en zwakheid, die, om de woorden van Bisfchop burnet hier de onze te maaken , „ alles in „ verwarring bragt.'1 Ward, die een Boek heeft gcfchrccvcn , getijteld: de Hervorming van Engeland, zinfpeclt op dit voorval, wanneer hij zegt: „ Welke misi, drijven wierden 'cr gepleegd in deKer* „ ken,  GESCHIEDENIS. $67 „ ken, toen de Kommunie-tafels in de „ gedaante van Altaaren geplaatst wier„ den ! Hoe wierdt de Vikaris van „ Grantham door het graauvv afgerost, rondom de Kommunie-tafel! " Volgens de Akte van Eenpaarigheid, mag niemand elders in het openbaar het Avondmaal gebruiken , dan aan het Altaar. De gewijde Tekens moeten knielende ontvangen worden. Deeze plegtigheid, om knielende het Avondmaal te gebruiken, wordt alleen onderhouden door dc Lutherfchen en door de Engelfche Kerk; bij de andere Proteftanten , zo veel wij weeten, is zij in geen gebruik. Hier te lande [in Engeland'] heeft deeze gewoonte aanleiding gegeeven tot zeer veel twists en oneenigheids. Zo veel is zeker,dat het knielen , bij het gebruik van het H. Avondmaal , niet vroeger dan naa den leeftijd Van CONSTANTINUS DEN GROOTEN, in de Christlijke Kerk, in gebruik kwam» Ondertusfchen fteekt 'er geen kwaad in de plegtigheid , mids dezelve tot geene bijgeloovige oogmerken worde aangewend. Wij mogen hier aanmerken, dat de Kerkenordening de Gemeente waarfchuwt tegen het overflaan tot bijgeloovigheid En, om de waarheid te belijden , voor dc verftandigen zal het overeen uit koomen, of zij den dood des Verlosfers knielende of ftaande vermelden. In alle zaaken var een onverfchilligen aart , behoorden d< menfchen overgelaaten te worden aan hui eisen befcheiden oordeel: want, daar he b Nn 4 Ge De 11NGHL' 5CHE KERK. . I [  De ENGEL SCHE K B R K. < < | I 568 GODSDIENSTIGE Geweten eenmaal gekwetst is, kan geen ■ vrede des gemoeds blijven. Laaten wij, ten hefluite van ons berigt wegens het heilig Avondmaal, aanmerken, dat deeze gewijde inftclling een Liefdemaaltijd is, en van de eerfte Christenen als Zodanig wierdt aangemerkt. Met hoo groot eene zorgvuldigheid behoorden wij dan ons zeiven te onderzoeken , of wij eenige gemelijkheid of boosheid voeden tegen onze naasten : want wij behoorden ons niet neder te zetten aan de Tafel des Heeren, dan alleen met de zulken, met welke wij zouden willen aanzitten aan den bruiloft des Lams 'in de Hemelen. Het Huwelijk , gelijk in alle anders Proteftantfche landen, één uitgezonderd, moet in Engeland door een Gecstlijk perfoon worden ingezegend. Dat het! luwelijk, volgens de wet of het regt der natuure , eene burgerlijke iufteUmg is-, i& bekend aan alle Gefchiedfchri>crs ; ook is dit gevoelen algemeen aangenomen van, alle hedendaagfche Schrijvers , die over de wetten der natuure en der volken gehandeld hebben. De Joodfche huwe, ijken waren burgerlijke verbintenisfen' velke gepaard gingen met eenige onfchul* lige plegtigheden. Nimmer bemoeiden zich le Bisfchoppen, in de vroegfte eeuwen -an het Christendom, met deeze dingen;ij droegen alleenlijk zorge, om de Chris! enen te beweegen in ccnen ftaat van yischheid tc leeven, vojgens de yitlpraak des  GESCHIEDENIS. 569 des Apostels : Laat ieder man zijne eigen vrouw , en elke vrouw haaren eigen man hebben. De tijd, wanneer de Christen Priesters Bieb allereerst het voorregt begonnen aan te matigen om de huwelijken in te zegenen, is niet ten vollen bekend; dit alleen is zeker, dat deeze gewoonte reeds plaats hadt, vóór de Regeering van Keizer justinianus , die in de Zesde Eeuw leefde. Deeze Keizer deedt een Bevelfehrift afkondigen , gebiedende dat geen ander perfoon, dan een Kerkelijke, dc plegtigheid der huwclijksïnzegcninge mogt verritten. Ter ftaavinge cn vermcerderinge van de Kerkelijke magt, wierdt deeze ichikking tot eene wet gemaakt, en in de Pandekten gevoegd. Zints dien tijd tot op de Kerkhervorming, was dit eene rijke bron van groote voordeden voor de Pries ters , die de plegtigheid bedienden , er voor de Pausfen, die zich de magt toeeigenden , om de huwelijken te verbreeker. of te vernietigen,wanneer zij zulks geraa den vonden. Ten tijde der Hervorminge, volgden dc Lutherfchen het voorbeeld der Roomsch gezinden niet, door het huwelijk als eer Sakrament te befchouwen ; doch zij behielden overal een goed getal der plegtig heden, daar bij gebruiklijk. Dc Kerl van Engeland verklaart insgelijks , hei Huwelijk niet voor een Sakrament tc hou den; doch het voorregt van deszelfs in zegeninge blijft, egter, tot de Geestlijkhek ö Nn 5 be Be ENGEL"" SCHE KERK, [ l i  De engel- sche kerk. d h 11 n v d, h d< dc 570 GODSDIENSTIGE bepaald. Volgens de zo genaamde Huwelijks-Akte van den jaare 1754, wierdt deeze band van vereeniginge onder verfcheiden bepaalingen gebragt, die voorheen onbekend waren. Deeze Akte heeft haare eigen bedoeling verijdeld, welke was, te voorkoomen dat geene jonge lieden in 't huwelijk treeden , buiten de toeltemming hunner Ouderen of Voogden. Gierigheid gaf het gevoelen aan de hand, en hoogmoed fchraagde deszelfs werkingen. In gevolge van deeze Akte, welke de natuurlijke regten van 't mensch. lijk geflagt verwoest, zijn 'er de fchrikwekkendfte fhoodheden gepleegd. Zij , die zich bevonden in de onmogelijkheid, om de kragt deezer Wet in Engeland te ontluiken , deeden een reisje na Schotland, kar zij in 't huwelijk traden,tegen debevilliging hunner Ouderen ; en deeze huwelijken worden, door het zo genaamde Hof'der Zittinge, het hoogfte Gcrigtshof n dat gedeelte des Eilands, voor wetti« 'erklaard; en deeze uitfpraak is bekragigd door het Hoogerhuis , of het Huis er Edellieden,van wiens befluiten geene ooger beroeping plaats heeft. Doch gelijk de meeste van deeze huwe|ken voormaals geflooten wierden , ert og heden aangegaan worden, in de hitte m jeugdige onbeftuurde drift,en deOu;rs hun dikmaals onttrokken, 't geen zij in anderzins als een huwelijksgoed hadin toegeleid, dus veroorzaakt de armoegemelijkheid, welke ten gevolge heeft, ver-  GESCHIEDENIS, ift verkoeling van liefde tusfehen de gehuwde : zo dat zij zelden gelukkig leeven. i Doch dit is nog niet deheilloosfte uitwer ! king der Huwelijks-Akte; zij heeft aan-ftootelükc gevolgen , en eenen heilloozen invloed" op de zeden der zulken, die een hoogen rang bekleeden. Jonge Juffrouwen, door haare Ouders gedwongen wordende , zich te begeeven in den gehuwden ftaat, met de zulken, die niets anders bezitten, 't geen hen bij haar kan aanprijzen dan geld , worden in de verzoeking gebragt om deel te neemen in ongeoorlofde vermaaken. En hier aan moeten toewefchreevcn worden de veelvuldige Echtscheidingen, welke in dit Koninkrijk zijn voorgevallen. In de daad , zints de laatfte jaaren zijn deeze Echtfcheidingcn derwijze toegenomen , dat de laagcre ftanden van lieden, het voorbeeld hunner meerderen volgende , als 't ware , den fpot gedreeven hebben met alle zedelijke verpligtingcn , en den grondflag der menschlijke zamcnleevinge zogtcn te ondermijnen- Wijd en zijd heeft zich het kwaad verfpreid; en wij zouden over dit onderwerp niet zo breedvoerig gehandeld hebben, indien daar tegen geene geleerde bedenkingen waren ingebragt, door eenige leden van de beide Huizen van het Parlement, welke, ten aanzien van hun burgerlijk karakter en openbaare amptsbedieningen, een fieraad der menschlijke zamenlcevinge zijn. 'Er zijn eenige middekn voorgeflagen, om-een einde te maaker F - aai Be !NGE£" C HE IER K. t  De CN GEI SCHE KR U. K. i 1 t S?z GODSDIENSTIGE aan het inkruipende kwaad ; doch allen - hebben eene geweldige tegenkanting ontmoet ; en God alleen weet, waar het kwaad een einde zal neemen. Hoewel de Kerk van Engeland het Huwelijk niet befchouwt al een Sakrament, merkt zij het, nogthans, aan als eene zo heilige inftclling, dat dezelve altoos door een Kerkelijk' perlbon moet ingezegend worden. Verfcheiden Kanons dier Kerke verklaaren het als niet minder dan eene openbaare ten bestegee ving, indien iemand zijne dochter in 't huwelijk doe treeden zonder den zegen van eenen Priester! Doch dehuwclijkcn,zonder deeze ftaaving* zijn daarom niet kragteloos en van geene waarde. Want,hoewel de Heilige menschlijke wet gebiede,dat het huwelijk moet ingezegend worden door een Priester maakt, nogthans, deeze wet de huwelij! ken, op eene andere wijze gevierd, wel onrcgelmaatig, doch ontbindt of vernietigt dezelve niet. 'Er beftaat geen Kanon, of gewoonte, in het Koninkrijk Engeland, welke eenigen tijd uitzondert, op welken de huwelijken niet mogen ingezegend worden. De Kerkelijke Gerigtshoven beweeren, in de laad, dat 'er eene ontflagverleening noolig is , om vrijheid te geeven om in 't luwclijk te mogen treeden,geduurende die :ijden, welke verbodene of geflotene ;ijden genoemd worden: te weeten, van Idvent- Zondag tot de O&ava van Epihania ingeflooten; van Septuagefima- Zon-  GESCHIEDENIS. 573 Zondag tot den Zondag naa het Pinxterfeesc ingeflooten 3 en van den Maandag e vóór Hemelvaartsdag tot den dag vóór* Drieëenheids- Zondag ingeflooten. Geduurende deeze zo genaamde verbodene, of beflotene tijden, geeven zij niemand de vrijheid, om alleen naa voorafgaande huwelijksafkondigingen te trouwen , gelijk in andere tijden van het jaar gebruiklijk is. . Ter meerdere voorkoommge van alle heimelijke huwelijken , gebiedt de Kerk, dat alle huwelijken bij dag moeten gevierd worden. Volgens den tweeénfeestigften Kanon , moet het gcfchiedcn, geduurende den Openbaaren Eerdienst; doch,door eene algemeene overeenkomst, is deeze gewoonte bijkans geheel en al afgefchaft en in onbruik gekoomen. De Kanonikaale of vastgeftelde uuren , ter inzegeninge van het huwelijk , zijn , in den voormiddag, van acht tot twaalf uuren. Voormaals plagt het gebruikhjk te zijn, dat de Bruidegom en Bruid eene Vasten onderhielden , naa dat zij hunne huwelijksgelofte gedaan hadden; dit Helde hen in ftaat , in eene zo volwigtige onderneeming, zich met de vereischte welvoeglijkheid en betaamelijkheid te gedraagen. De beletzels van het Huwelijk worden, in den honderdtweeden Kanon der Engelfche Kerke, opgenoemd; zij zijn de volgende. Vooreerst, een voorafgaand huwelijk, of huwelijksverbintenis, of, eenig. De ngel- c he e k.k.  De ENGEL' SCHE K E R. K, i i 1 c 1 I 574 GODSDIENSTIGE gefchil of pleitgeding, daar door ont■ ltaan. — len tweede, verzwagering of bloedverwantfchap. Ten derde, gebrek aan de toeftemminge van Ouders of Voogden. Onder de Regeering van hgndrik a ï IJ'W rf,d£ ei' een° Akte S^naakt, dat de huwelijken, ingezegend en voltrokken zijnde, voor kragtig zouden gehouden worden , niettegenftaande eene voorafgaande verbintenis , welke niet voltrokken was Doch dit gefchiedde alleenlijk om den Koning te believen; van hier dat deeze Akte , onder de volgende Regeering, herroepen wierdt. Wat aan gaat de beletzeis aan de zijde van verzwai geringe of bloedverwantfchap, 'er is noe voorhanden een tafel van de verbodr-në trappen, opgelteld door Aardsbisfchon parker, en, bij openbaar gezag, in den jaare 1563, afgekondigd. b5 n Eéne tegenwerping heeft meningebragt tegen de wijze van inzegeninge van 't Huwelijk, inde Engelfche Kerk gebruik lijk; deeze tegenwerping betreft het g~ Jruik van den Ring. De aloude Heidenen sefchouwden den Ring als een zinnebeeld Ier Eeuwigheid, omdat aan een Ring ;een einde is. Verfcheiden voorbeelden mtmoeten wij hier van in de oude Ge chiedenis, bijzonderlijk onder de Egiit. enaars. 't Was om de Heidenen te be aagen , dat de Christen Geestlijkheid. mtrent het laatfte gedeelte der Zesde .euwe, deeze plegtigheid heeft over-e-' omen... Zints dien tijd tot op. de Her-; VOSm  GESCHIEDENIS. 57* vorming, is deeze gewoonte in Hand gebleeven. Doch in de Griekfche Kerki vcrwisielen de perfoonen, welke in'thu-' welijk zullen treeden , de Ringen tegen elkander; zodat de Bruidegom en de Bruid elk eenen Ring hebben. Ten tijde der Kerkhervorminge, hebben de Lutherfche en de Engelfche Kerk deeze plegtigheid behouden; doch van alle de overige Proteftantfche Kerken is zij verworpen. Doch , vermids de Engelfche Disfenters verpligt zijn, hun huwelijk in de openbaare Kerk te doen inzegenen, gebruiken zij den Ring , even gelijk alle de andere inwooners van het Koninkrijk, de Vrienden, doorgaans de Kwakers genaamd, alleenlijk uitgezonderd; deeze gebruiken nooit den Ring. Al wat wij, met betrekking tot dit gefchil, kunnen aanmerken, is, dat wij het naauwlijks der meldinge waardi<* en als geen onderwerp van ernftig onderzoek befchouwen. Indien de vrouwen een man willen hebben, zullen zij. ongetwijfeld, den Ring te gader met der Bruidegom aannecmen. Want, gelijk dcHeer graij zegt: „ Wat vrouwelijk hart haatte ooit he „ goud?" Dit brengt ons in gedagten het zeggei van cartwright, den Puriteinfclm Leeraar, die gevraagd zijnde, wat hij te gen een vierkanten hoed hadde, tot ant woord gaf, omdat hij geen vierkant hoof hadt. 'Er zijn nog andere gefchillen, we, £ De iNGEL-, C HE C E K. K. 1 l i I  De ENGEt SCHE KERK. 3 576 GODSDIENSTIGE ke op diergelijk eene wijze zouden kunnen - bijgcleid worden. Wij zijn verpligt, hier melding te maaken van eene andere tegenwerping, door zommigen geopperd; deeze betreft de volgende woorden: „ Met mijn lichaam die„ ne ik u." Deeze waren een verfchrikkelijke bullebak voor zommige Geestdrijvers, in dc naastvoorgaande Eeuwe, welke niet verftonden, wat door het woord dienen betekend wierdt. Zij verbeeldden zich, dat dienen en Godlijke Eerdienst even veel betekenende woorden waren. Oi> dèrtusfehen is dc eenvoudige betekenisdier uitdrukkingc gecne andere, dan dat, gchjk de Christen zich geheellijk toewijdt aan God , de man ook , die zich in 't huwelijk begeeft , zich zeiven behoorde aan te merken als zo naauvv verbonden aan zijne huisvrouw, dat hij met de hoeren niets te doen hebbe. Gelijk het Huwelijk, in menigvuldige opzigten,noodzaaklijk,en eene der inftelHngenis, welke bevolen zijn in de Kerk te moeten onderhouden worden , dus behoorde daar omtrent de uiterfte zorgvull digheid te worden in agt genomen. Geene" anderen dan de Vrijgeesten veragten deeze inftelling. De genoeglijkheden der zamenleevinge; de wederzijdfche ondersteuningen , welke de beide fexen elkander Dver en weder moeten toebrengen ; de iroortplanting van het menschlijk geflagt* ie zorge voor de opvoeding der kinderen J en  GESCHIEDENIS. 577 en om dezelve in de waereld voort te helpen: dit alles legt in den naam van Huwelijk opgeflooten. De wellustige moge een kortftondig vermaak genieten; doch dit wordt veelal gevolgd van een fnerpend naaberouw : de deugdzaame mensch alleen , die in den gehuwden ftaat leeft, kent de zoetigheden des menschlijken leevens. Indien hij worftele met tegenfpoed of kwelling, hij heeft eene hulp, welke medelijden met hem heeft : geniet hij eenen ftaat van voorfpoed en genoegen , dan neemt zij deel in zijne blijdfehap. Hunne kinderen zullen te zamen opgroeien , als fieraadcn der menschlijke zamenleevinge, als heiligen, die gereedgemaakt worden voor den hemel;en op hun krank- en doodbedde zal het hun tot eene vertroostinge dienen, dat zij niet vergeefs geleefd hebben. Met de woorden van mie ton, zullen wij dit berigt befluiten : „ Welkom," dus fchrijft hij, „ gehuw„ de liefde ! geheimzinnige wet! waare „ bron der menschlijke beftaanlijkheid! „ eenige eigendom in het Paradijs, daar, „ voor't overige, alle dingen gemeen wa„ ren. Door u wierdt de overfpelige „ wellust onder de menfchen verdreeven, „ en hem eene verblijfplaats onder de „ beesten aangeweezen. Dooru, op de „ reden gegrond, wettig, regtvaardig en „ zuiver, zijn eerst bekend geworden de s, dierbaare betrekkingen van Vader, Zoon , en Broeder. Altijdfpringende fontein ' van huislijke zoetigheden! Hier zweeft V. d ë £ i». o o da De ENUEb sche kerk.  Be engelSCHEK e R K. -uvi vv/^.i , AviimugK wooraen, welke 5?8 GODSDIENSTIGE „ de liefde op gouden vlerken; hier brandt „ haare nimmer uitgaande lampe, en ver„ fpreidt glansrijke ftraalen." Vervolgens moeten wij nu fpreeken van het bezoeken der kranken ; een pligt, welke onder alle rangen en gezintheden van Christenen wordt waargenomen. Dezelve onderftelt een vastgeloof in de'Eeuwigheid : want, welke reden zou 'er zijn tot het bezoeken van eenen kranke,indien 'er niet plaats hadde eene vaste overtuiging aangaande eene geduchte ftaatsverwisfeling, welke eerlang zal voorvallen Niet meer dan ééne tegenwerping is ons bekend, welke men heeft ingebragt tegen het Formulier wegens het bezoeken der kranken; en deeze betreft de Abfolutie, of Zondvergiffenis. Ongetwijfeld koomen hier voor, zommige woorden, welke duidelijker zouden hebben kunnen uitgedrukt worden , zo dat alle dubbelzinnigheid voorkoomen, en alle twijfelingen zouden verbannen zijn. Doch , waar ontmoet men de volmaaktheid onder de menschlijke zaaken ? Uit het Formulier blijkt het, dat de Leeraar de Abfolutie of Zondvergiffenis, moet uitfpreeken in gevolge eener volkomene overtuWnge, dat de kranke een waare boetvaardige is • en, dewijl hij zulks doet door het gezag van christus, kunnen wij, diensvolgens, geene andere gedagtcn voeden, of geen waar Proteftantsch Christen kan dit bedrijf in een onvoegzaam licht befchouwen. Wij hebben geenen lust om te tree' ■ ' - .den  GESCHIEDENIS. 579 den in gcfchillen van deezen aart; dit, nogthans , durven Wij verzekeren , dat de Abfolutie van de kranken al zeer vroeg in de Christlijke Kerk gebruiklijk was, zelf vóór den leeftijd van c onstan tinus den gr o o ten. Doch, indien deeze gewoonte zedert in bijgcloovigheid veraart is , zijn wij daar voor niet aanfpraaklijk, als zijnde overtuigd dat de Engelfche Kerk het bijgeloof niet begunftigt, 't en zij eenige weinige woorden in zulk een zin worden uitgeleid. Ei^enaartig volgt de Begraaving der dooden op-het bezoeken der kranken. De Kerktucht gebiedt, dat deeze zal aangedaan worden omtrent niemand, welke ongedoopt fterft, of terwijl hij onder den Ban legt, of die gewelddadige handen aan zich zeiven heeft gefbgen. Tot veel twistens hebben deeze woorden van den Kerkdienst aanleiding gegeeven. Want zij onderftellen, in de eerfte plaats, dat de zulken, die ongedoopt fterven,niet kunnen zalig worden. Nimmer wierdt dit gevoelen , door de Christlijke Kerk, aangenomen, vóór de Tiende Eeuw; toen wierdt het vastgefteld en in eene wet veranderd, dooreen befluit der Kerkvergaderinge van St. Jan Lateraau. b Wat, vervolgens,'aangaat de perfoonen, die, door de Engelfche Kerk, met den Ban zijn gcflagen , dit kan gefchicd ziin om burgerlijke misdaaden jen dezelven de Christlijke begraafenis te weigeren, overeenkomftig met de plegtigheden hun. Oo 2 ne; De ÏN G EtSCn E i R R Kt  De ENGEL SC HE KERK. 580 GODSDIENSTIGE ner eigen Kerken, dit is zo vee], als de • burgerlijke en kerkelijke Gerigtsoeftening zamen te paaren. Ten opzigte van de zulken , eindelijk, die gewelddaadige handen aan zich zeiven hebben geflagen, heeft de algemeene gewoonte van dat Koninkrijk de barbaarschheid deezer vastftellinge weggenomen, en gefteld op de lijst van gemeene doodflagen, omdat het onderfteld wordt, dat geene anderen, dan die hunner zinnen bijster zijn, de handen aan zich zelve zullen flaan. Het leeven te veragten , geeft te kennen een gebrek of ontblooting van oordcel; en van hier zien wij veel al, dat onze Gerigtshoven het vonnis van Uitzinnigheid vellen. Doch dit is het niet alles; volgens den zin van het Formulier , ontftaat het gevoelen uit de overtuiging, dat dc zulken, die gewelddaadige handen aan zich zeiven flaan, geenen tijd kunnen hebben om zich te bekeeren, en, diens volgens , tot in eeuwigheid verlooren zijn. Dat de zelfmoord eene verfchrikiijke en fchroomwekkende misdaad is, kan niet in twijfel worden getrokken ; en God verhoede, dat wij immer deszelfs verdeediging op ons zouden neemen. Doch wie kan der Godlijke Almagt perk of paaien ftellen ? Zeer omzigtig behoorden wij altoos te werk te gaan , in het vormen van onze begrippen aangaande den ftaat onzer afgeftorvene vrienden. Gewisfelijk bedoelt de Allerhoogfte,in zijne beftieringen en de intoeftening zijner volheerlijke ei-  GESCHIEDENIS. 581 eigenfchappen , zekere oogmerken die ons geheel onbekend zijn; en het belijden onzer onkunde , is de zckerfte weg om tot wijsheid te geraaken. Nog eene andere tegenwerping, egter, heeft men ingebragt tegen deeze plegtigheid, op welke de Dis/enters dikmaals met ernst hebben aangedrongen ; deeze tegenwerping is gegrond op de hcrhaahng der woorden : „ In de gewisfe en zekere „ hoop op de opftanding tot het eeuwig leeven." Door eene gewisfe en zekere hoop kan alleen bedoeld worden eene wel gegronde hoop; dat wil zeggen , zodanig eene hoop, welke haaren grondflag heeft in redelijke bcginzcls. Indien, derhalven, deeze uitdrukking eenige dubbelzinnigheid behclzc , fchijnt dezelve met ontftaan te zijn uit eenige bijgeloovigheid bii onze Kerkhervormers , maar veel eei uit een liefderijk en alles goeds onderftef lend beginzel. De volgende plegtigheid der Engeljclu Kerke, is het openbaar betuigen van dank baarheid aan den grootcn God der Natuu re en der Voorzienigheid, voor de geluk kio-ebevallingc eener vrouwe in het kraam bedde. Op de eene of andere wijze word deeze gewoonte onderhouden, door alk Proteftantfche Kerken , 't zij ze de vast geftelde Kerken van den lande zijn , o van dezelve verfchillende , door de ver draagzaamheid der Overheid geduld wor den Kan 'er op den geheele aardboder eene billijker en redelijker gewoont O o 3 P^at Be l N G E L- 3 C II E KERK. f 1 S,  De INOELECII E KEK. K. » ] I ] < C \ I t 582 GODSDIEN S TI G E plaats hebben? De Natuurlijke Godsdienst eert ons, dat wij, voor alle de gunstbetooningen, welke wij van God ontvangen, aan hem onze dankbaarheid bchooren op te draagen; de Christlijke Godsdienst dringt deeze vcrpligting nog nader aan,door de kragtigfte beweegredenen In zoverre onze vermogens toereiken, behoorde altoos onze dankbaarheid evenredig te zijn aan dc weldaacien en zegeningen , welke wij ontvangen hebben Welke ongemakken dcezes tegen woordigen leevens kunnen vergeleeken worden bilde ftnartèn , welke eene vrouw in het onderbaaren ondergaat ? En indien dit leed zo groot en zwaar zij; indien de Moeder bet dreigende gevaar veilig ont, kooroe; en, 't geen nog meer is , indien zij een leevend kind ter waereld brenge • net welk eene blijmoedigheid en dankbaarheid behoorden allen , welke toü aar eenige betrekking hebben, en in hair gelang ftellen, na 't huis des Heeren te gaö, en aldaar te erkennen de grootheid leF/jWting^ welke zij aan zijne goedheid hebben. Voor zo veel om bel end s , heeft nog nimmer iemand van onze )rocQCren de JPisfenterf eenige bedenkijkheden ingebragt tegen eene enkele uitrukking van het Formulier, betreffende Ie Kraamvrouwen. De plegtige cn openbare dankzegging voor dezelve, is ontsend en eene naavolging van de Joodfche ,erke; deeze beval het offeren eenerTorelOwve, of van twee jonge Duiven ; de Christ-  GESCHIEDENIS. 583 Christlijke Kerk, daarentegen, vordert en gebiedt de offerande van het hart. i De Bedreiging , zijnde de laatfte pleg- j tigheid, van welke wij moeten fprecken, ■ heeft haaren oorfprong ontleend van eene gewoonte, in de eerfte Christen Kerk gebruiklijk. De Bisfchop, of, in deszelfs afweezigheid, een ander wettig Dienaar, verklaarde, dat de zulken , welke zich niet bekeerd hadden van hunne zonden of andere ongeregtigheden,zich niet moeten verftouten , tot de Tafel des Heeren te naderen. Dat dusdanig eene gewoonte in de eerfte Christen Kerk met er daad plaats hadt, wordt in het Formulier van deezen Dienst toegeftaan. Zeer eenvoudig is de geheele plegtigheid; en de mensch, die zich zijner misdaad en overtreedinge bewust is, mag vrijmoedig zich zeiven erkennen als vervloekt in de oogen 'des Heeren, om de ongeregtigheden, welke hij gepleegd heeft, zonder daarom te verliezen alle hoop op de Godlijke gunst, welke , ongetwijfeld , hem zal gefchonken worden, indien hij de zaligheid aanneeme , op de voorwaarden , op welke dezelve , in het Euangelie , hem wordt aangebooden. , Zodanig is de Openbaare Eerdienst dei Engelfche Kerke. Alwie denzelven onpartijdig onderzoekt, zal bevinden, dat: in het oog der Reden, zeer weinige zwaarigheden en bedenkingen daar tegen kun nen ingebragt worden. De volgende zaak, van welke wij than b Oo 4 moe De !NG ELiCHEUï UK,  De E VGEL- SCHE KERK. i i i 584 GODSDIENSTIGE moeten handelen, is, de Regeering der • Engelfche Kerke; deeze is onderfcheiden van die van alle andere Proteftantfche Kerken , welke ons bekend zijn. Dit zelf. de kan ook gezegd worden van haare J. ucht. _ Van beiden moeten wij den Leezer eenige nadere berigten onder 't oog brengen. b In Kerkelijke zaaken wordt Engeland geregeerd of beftuurd, door twee Aardsbisichoppen, en tweeëntwintig Bisfchoppen; en, onder deeze, door de Dekens der KathedraaIe of Hoofdkerken , Aartsdekens , Rektors en Vikarisfen. Dit alles moet behoorlijk worden opgemerkt ■ te meer, dewijl wij, eerlang , in het volgende Deel deezes Werks, zullen fpreeken^van den Kalvinifchm Godsdienst en de Schotfche Kerk. Hoewel alle de Bisfchoppen, in de eerfte Christen Kerk, de zelfde waardigheid bekleedden, wierdt het, nogthans, bij de verdere voortplanting van den Christlijken Godsdienst, noodig geoordeeld, de Bisichophjkc magt uit te breiden. Geliik derhalven, in de vroegfte tijden , ieder groote ftad haaren eigen bijzonderen Bisfchop hadt, dus wierdt, vervolgens, in ieder Metropolis, of Hoofdftad van élke Irovincie, daar burgerlijke regtbanken zaten, een Metropolitaan , of Aardsbis chop aangefteld, die het Kerkelijk regt jebiedoeftende over alle de Bisfchopjen her Provincie. Zijn regtsgebied beftondt n het ordenen, of bekragtigen van, de ver-  GESCHIEDENIS. 585 verkiezingen en aanftcllingen van alle andere Bisfchoppen. Eenmaal 's jaars mocsti hij hen allen doen zamenkomen in een* Sijnode, of Kerkelijke Vergadering, in1 welke hij hetVoorzittersiimpt bekleedde, om onderzoek te doen naar derzelver gedrag , het ftrafvonnis van opfchortinge of afzettinge te vellen, en om uitfpraak te doen in de gefchillen van twistende Bisfchoppen. Dr. bingham is van gevoelen , dat Aardsbisfchop en Primaat, in de vroegfte tijden en oorfpronklijk, twee gelijkluidende benaamingen waren, hoewel, in vervolg van tijd, derzelver regtsgebied onderfcheiden wierdt. Indien wij mogen geloof flaan aan het zeggen van beda, een der oudfte Schrijvcren onder de Engelfche Natie, zou de aanftelling van Aardsbisdommen in Engeland gefchied zijn,ten tijde van lucius, die gehouden wordt voor den eerften Christen Koning van Engeland. Naa de bekcering zijner onderdaanen, ftigtte deeze drie Aardsbisdommen, te weeten van Londen, York en Landaff, ten dien tijde Caerleon genaamd. Honderdtachtig jaaren lang bleef de Londenfche Zetel in het bezit der Aardsbisfchoplijke waardigheid, tot op de Regeering der Saxen, wanneer dezelve wierdt overgevoerd na Cant er burij , daar dezelve , zedert dien tijd, tot heden toe , beftendig haare plaats heeft behouden. Ook is Tork tot op den huiO 0 5 digei De :nrel- ch e ; e \x ic. i  Be BN GEL; SCHE KX R K. ( i 1 t I I 586 GODSDIENSTIGE digen dag een Metropolitaanfche, of AardsbisfchopJijke Zetel gcbleeven. Aügustinus, de Monnik,die,ónder de Regeering van ethelbert, Koning van Kent, door Paus gregorius, wierdt gezonden om de Engelfche Natie te bekeeren, was de eerfte Risfchop van Canterburtj. Theodortjs, naa hem de 2esde Bisfchop in dien Zetel, was de eerfte , die met de Aardsbisfchoplijke waardigheid wierdt bekleed. In de vroegfte tijden bezat de Aardsbisfchop van Canterburij de opperhoofdigheid, niet alleen over Engeland, maar ook over Ierland; alle de Bisfchoppen in het laatstgemelde Koninkrijk wierden door hem gewijd, of bevestigd. Paus urbanusde II noemde hem Alterius orbis Papa, Paus van eene tweede waereld. Met zijne Aardsbisfchoplijke waardigheid was de magt van Pauslijke Legaat voor altoos verknogt. Hij bezat eenige tekens van de Koninklijke waardigheid , als de magt om geld te munten en andere. Zedert de Hervorming heeft hij nog den naam van Primaat en Metropolitaan van Engeland behouden. Aardsbisfchop cranmer was de eerfte,* lie met deezen tijtel wierdt begiftigd. Ten aanzien van den voorrang, heeft er voormaals eenig gefchil plaats gehad usfchen de twee Aardsbisfchoplijke Zeels , als mede over den Eed van Kanoni:aalc gehoorzaamheid. Zommige. oudheidkundigen bcvveeren, dat de Aardsbisfchop  GESCHIEDENIS. 587 fchop van York voormaals Primaat der Engelfche Kerke was : want Londen is nooit geweest eene Romeinfche Volkplanting, of de verblijfplaats van de Roomfche Keizers, gelijk York geweest is, alwaar severus en constantinus chlorus geruimen tijd verkeerd hebben engeftorven zijn, en alwaar constantinus de groote wierdt gebooren. En hier uit belluitcn zij , dat hoogstwaarfchijnlijk die plaats, alwaar de Keizers hun verblijf hielden , boven de andere den voorrang zal gehad hebben. Hoe 't hier mede ook zij, onder de Regeering van Hendrik den I verwierf william corbal, Aardsbisfchop van Canterburij, van den Paus de waardigheid van Legaat ; hier door matigde hij zich aan eene meerderheid over den Zetel van York, welken hij Jure Legationis, uit kragt van Legaatfchap, bezogt. Met zijnen dood nam het gefchil nog geen einde. Want wij leezen , dat onder dc Regeering van Koning hendrik den II, door 's Pausfen Legaat, te Westmunfter, een Sijnodc beroepen zijnde , de Aardsbisfchop var Canterburij, eerst in de Vergadering gekomen zijnde, zijne plaats nam ter rech ter zijde van den Legaat; doch dat d< Aardsbisfchop van York , laater in de Ver gadering verfcheenen zijnde , weigcrdi ter flinkerhand plaats te neemen , cn d< plaats van Cajiterburij ehchte^t wclkdoo deezen geweigerd zijnde, zette York ziel agter-hem neder.. Bit? hadt ten gevolge dz De ÏN G EtSCH E KERK. I >  De ENGEL' SCHE HER K. i 588 G O D S D I E N S T I G E dat de Sijnode in verwarring fcheidde. De ■ twistende Aardsbisfchoppen beriepen zich op den Paus , welke uitfpraak deedt ten voordeele van den Zetel van Canterburij, die ook, tot op den huidigen dag, den voorrang heeft behouden. De voorregten des Aardsbisfchops van Canterburij zijn , onder andere , dat hij den Koning kroont; dat hij Bisfchoppen tot zijne Amptenaars heeft: als den Bisfchop van Londen tot Provinciaal-Deken ; den Bisfchop van Winchester totKanzelier; den Bisfchop van Lincoln tot Onder-Kanzelier; den Bisfchop van Salisburij tot Voorzanger ; den Bisfchop van Worcester tot Kapellaan ; en den Bisfchop van Rochester tot Stafdraager : zints de affchaffing van het Pausdom in Engeland, is, egter, deeze laatfte bediening vernietigd. Wijders is hij, naast de Koninklijke Familie, de eerfte Pair van Engeland. Naast den Koning , oeffent de Aardsbisfchop van Canterburij het hoogfte regtsgebied in Kerkelijke zaaken. Bij het overlijden van eenen Bisfchop, koomt de bewaaring van zijnen Zetel op den Aardsbisfchop. Hij heeft de magt om over ieder Bisfchop in zijne Provincie de Kerkelijke :ucht te oeffenen. Hij bezit een aloud •egt om voor te zitten in alle Provinciaae Kerkvergaderingen van zijne ondcrhoo■ige Bisfchoppen, die voormaals eenmaal sjaars wierden gehouden, doch zints lan;en tijd buiten gebruik zijn geraakt: zo dat  GESCHIEDENIS. 589 dat zijne magt, om onderzoek van zaaken' te doen in zijne Provincie, aan zijne Ge-1 rigtshoven is gekoomen , hoedanigens *er verfcheiden in getal zijn. Eindelijk 1 ftaat aan hem de bekragtiging der Uitcrfte Willen. „ , De Aardsbisfchop van York voert tegenwoordig den tijtel van Primaat en Metropolitaan van Engeland, en heeft den voorrang boven alle Pairs van 't Rijk,uitgezonderd den Aardsbisfchop van Canterburij,en den Lord Kanzelier. Oorfpronklijk bekleedde hij de meerderheid, of Opperhoofdigheid , niet alleen over twaalf Engelfche Zetels, maar ook over alle ^de Bisdommen in Schotland. Doch dit Koninkrijk heeft, al zints veele jaren, zijne meerderheid gewraakt; en het Aardsbisdom zelve heeft verfcheiden van de kleiner en min aangeleegene Bisdommen verzwolgen. De geheele Provincie beftaat nu alleen uit de vier volgende Bisfchoplijke Zetels: Durham, Chester, Carlijle, en Mann. Schotland , zo lang de Bisfchopbjke Kcrkrcgeering in dat gewest in kragt was, hadt twee Aardsbisfchoplijke Zetels : St Andrews en Glasgow ; aan den eersfge noemden was het Primaatfchap van Schotland verknogt. Voormaals plagt het Prinsdom Wala insgelijks roem te draagen op een Aards bisfchop , die zijnen Zetel hadt te Caer leon, van waar hij naderhand na St. Da vids Wierdt verplaatst. Doch bij gelegen hei De ;N G E LCHliL E R. IC. 1  De ENGEL SC H E KERK. i ] i 59° GODSDIENSTIGE «heid dat de Pest in dit gewest lievig woed■ de , Wlerdt de Aardsbisfchoplijke Stoel overgebragt na Z)^, in Bretagi, alwaar ..deeze waardigheid een einde nam. Dit niettegenftaande begonnen, in volgende tijden, te Bruten, of dc ingezetenen van Wales mt deezen hoofde, eenregtsgedinï tegen den Aardsbisfchoplijken Zetel var? Canterburij ; doch verlooren het ee ding. &c- In Ierland telt men vier Aartsbisdommen: van Armagh, Dublin, Casjil en ruam; onder deeze bekleedt de Aardsbisfchop van Armagh dc waardigheid van Primaat van Ierland. h 1 De vroegfte berigten , welke wij ont* moeten, aangaande de Britfche Bisfchoppen ,ftrckken niet verder dan tot de Kerkvergadering van Arles, gehouden op bevel van Keizer constantinus dev grooten, in de Vierde Eeuw. In deeze Vergadering verfcheenen de Bisfchoo pen van Londen, Tork en Caerleon Vóór den tijd der Veroveringe', door de Normannen, wierden de Bisfchoppcn verkoozen door de Kapittels, beftaande uit Monniken of Prcbendarisfen. Zints den leeftijd van william den veroveraar tot op de Regeering van Ko nng joannes, was hetgebruiklijk, de" Bisfchoppen te verkiezen, in eene ojen>aare zamenkomst van Bisfchoppen en baronnen. Bij deeze plegtigheid was de Con.ng .n eigen perfoon tegenwoordig, ■Is die zich het regt aanmatigde om de Bis-  GESGHIEDEN1S. 591 Bisfchoppen aan te ftellen, door hun den Ring en den Bisfchoplijken Staf ter hand te ftellen. De Pausfen zogten in de daad de verkiezing der Bisfchoppen aan zich te trekken; dit veroorzaakte veele twisten en oneenigheden tusfehen het Roomfche Hof en de Engelfche Koningen. Doch , naa dat hier over langen tijd getwist was, tusfehen Koning joannes en den Paus, ftondt de eerstgemelde, bij een Handvest van den jaare 1215, het regt van verkiezinge af aan de Kathedraale Kerken. Volgens eene vastftelling, onder de Regeering van Koning hendrik dek VIII gemaakt, wierdt de verkiezing dei Bisfchoppen bepaald, op de volgends wijze: „ Bij het openvallen van een Bis' „ fchoplijken Zetel , moest de Koning „ zijn Congé d,élire3of verlof tot de ver kiezing, zenden aan den Deken en he „ Kapittel, of den Prioor en het Kloos „ ter; en, in gevalle deeze de verkie zing langer dan twaalf dagen uitftelden „ was de Koning gevolmagtigd om dei ,, perfoon te benoemen bij opene brie '„ ven. En, naa dat de dus verkoozen „ Bisfchop den Eed van getrouwhej „ aan den Koning hadt gedaan, gaf zijn Majefteit , door zijne opene brieven „ onder het groot zegel, kennis van d „ verkiezing* aan den Aardsbisfchop „ met bevel om de gedaane verkiezing t „ bekragtigen, en den verkoozenen Bi ^ fchop in te wijden, of te bevestigd En, eindelijk , indien de perfooner » t< De 5che kerk. 5 l i e » e © >\f i> )t  De EN CEL SCHE K E ft K. 592 GODSDIENSTIGE „ tot de verkiezinge en bevcstiginge be- „ noemd, het volvoeren van hunne bij,, zondere amptsverrigtingen twintig da„ gen uitftelden,ondergingen zij de ftraffe van Pramiinire." Naderhand , egter, wierdt, door eene vastftelling van Koning eduard den VI, op nieuw verandering gemaakt in de wijze van de verkiezinge der Bisfchoppen ; van de Dekens en dc Kapittels , wierdt, door deeze vastftelling , de verkiezing geheel overgebragt op de Kroon. In de Inleiding worden, in de eerfte plaats , opgeteld de ongelegenheden van de voorgemelde wijze van verkiezinge , ontleend van de mede gepaard gaande kostbaarheid en langwijligheid. Vervolgens wordt, in dezelfde Inleiding, 'er nevens gevoegd : „ Dat de gezegde „ verkiezingen in de daad zelve geene verkiezingen zijn, maar alleenlijk, door „ een gefchrift van Congé cPélire, verlof„ geevinge tot de verkiezing, eene ge,, daante , fchaduw en vooroordeel van „ verkiezinge hebben ; dat zij nergens „ toe dienen, en nadeelig fchijnen voor het Koninklijk voorregt, tot het welk alleen behoort de begeeving en op„ dragt van alle Aardsbisdommen en „ Bisdommen, en onderhoorige Bisfchop„ pen, in de heerfchappijen van zij„ ne Hoogheid." Diensvoïgens gebiedt deeze vastftelling: „ Dat, in het toe„ koomende, geen Congé d'élire ver„ gund , noelf eenige verkiezing zal » ge-  GESCHIEDENIS. 593 „ gefchieden door den Deken en het Kaj, pittel , maar dat het Aardsbisdom of i " Bisdom zal begeeven worden , volgens ' des Konings benoeming en zijne opene ■ , brieven." Ondertusfchen heeft deeze verandering, door de vastftelling van Koning eduard ingevoerd, heden ten dage haare kragt verlooren; en de gewoonte van het afvaardigen van een Congé d'êlire, is wederom in gebruik gekoomen. Bij het openvallen van een Bisfchopjijken Zetel, verleent de Koning eene Vergunning, of veiiofgeeving, onder het Groot Zegel, aan den Deken en het Kapittel , tot het verkiezen van den perfoon, welken hij , door zijne toegezondene brieven, heeft benoemd ; geenen anderen dan deezen mogen zij verkiezen. Naa dat de Deken en het Kapittel het werk der verkiezinge verrigt hebben, volgens de gedaane opgaave; geeven zij, onder hun gewoon Zegel , daar van kennis aan den Koning , aan den Aardsbisfchop der Provincie, en aan den aldus verkoozenen Bisfchop. Vervolgens geeft zijne Majefteit zijne Koninklijke toeftemming, onder het Groot Zegel , gerigt aan den Aardsbisfchop, hem gebiedende, den dus verközenen Bisfchop in te zegenen en te bevestigen. Dan ondertekent de Aardsbisfchop het Koninklijk gefchrift met zijn Fiat Confirmatio, (dat de Bevestiging gefchicde,) én zendt last aan den Vikaris Generaal, of Algemeenen Stedehouder, tol het verrigten van alle de plegtigheden 3 V. deel. Pp wet- De : N G È LIC HE tEUK.  De ENGELSC HE KERK. 594 GODSDIENSTIGE welke daar bij vereischt worden. Hier op laat deeze afkondigen, eene dagvaarding aan elk en eenen iegelijk, welke iets tegen de verkiezing mogt hebben , om zich ter beftemde plaatze te vervoegen. Aan de deur van de Boog-Kerk wordt vervolgens deeze dagvaarding aangeplakt. Ten beftemden tijde en plaatze, vertoont de Prokurcur van den Deken en het Kapittel de Koninklijke toeftemming, nevens den Lastbrief des Aardsbisfchops; beide deeze gefchriften worden geleezen , en gefteld in handen van den Algemeenen Stedehouder. Vervolgens wordt de nieuw verkozene Bisfchop voorgefteld aan den Stedehouder; en, naa dat 'er drie afkondigingen zijn gedaan aan de beftrijders der verkiezinge, om hunne bezwaaren in te brengen, en 'er niemand zich geopenbaard beeft, bevestigt en bekragtigt de Algemeene Stedehouder de verkiezing van den verkozen Bisfchop, die hier op den Eed doet vair Opperhoofdigheid , Kanonikaale gehoorzaamheid, en tegen de Simonie. Zo lang dit werk der Bevcstiginge zijn beflag niet heeft gekreegen, mag de verkozene Bisfchop worden afgeweezen : omdat 'er redenen en bewijzen zouden kunnen worden aangevoerd , om welke hij niet tot Bisfchop behoorde bevorderd te worden. Dit is de reden der voorheen gemelde dagvaardingen en afkondigingen. De zaak, welke op de Bevestiging volgt, is de Wijding: deeze wordt verrigt, dooiden  GESCHIEDENIS. 595 den Aardsbisfchop, met de oplegging der handen en het gebed, volgens het Formulier, in het Gemeene-Gebede-boek daar i van voorhanden. Naa dat dit alles is verrigt , is de Bisfchop volkomen in zijne waardigheid aangefleld ,zo wel ten opzigte van zijne Geestlijke amptsverrigtingen,als van de tijdlijke voordeden. De Regter doderidge zegt elders : „ 'Er heeft „ een geestlijk huweliik plaats tusfehen „ den Bisfchop en de Kerk; het neemt „ zijnen aanvang door de Verkiezing; het „ wordt geflooten door de Bevestiging, ,', en het wordt voltrokken door de Wij» ding." Een Engelfche Bisfchop is Pair van t Koninkrijk, en heeft, als zodanig,zittinr en item in 't Hoogerhuis. In drieder leien zin is hij een Baron: te weten, eet leenroerig Baron, met betrekking tot d< tijdlijke waardigheden en voordeelen, aai zijn Bisdom verknogt; door gefchrift, al wordende fchriftclijk in het Parlement be fchrecven; en bij opene brieven en aan Helling. In gevolge hier van heeft hl rang voor alle andere Baronnen, en ftem als Baron en als Bisfchop. Doch , niettegcnilaande het Pairfcha der Bisfchoppen nimmer wierdt ontkend heeft men het, nogthans, in gefchil gc trokken, of de Bisfchoppen het regt het fcen om in lijfftraffelijke misdaaden te ften men. Reeds zo vroeg als onder de R< seering van Koning hendrik den 1: Pp 2. wiep De ingel* > c h e l t | I i ( p •> ii i- it  De B n o e l- SCHE KERK. t t ] 1 J C A 2 e r I: f 596 GODSDIENSTIGE wierdt hier over getwist, Wij vinden in dit gefchil de volgende üitfpraak: Aardsbisfchpppen , Bisfchoppen , enz. op die zelfde wijze als de overige Baronnen, moeten tegenwoordig zijn bij de regtspleegingen voor 's Konings Regtbanken, tot dat het gekoomen is op eene vermindering van Leden, of het vellen van het doodvonnis. De reden , welke de Kerkelijke Rcgtsgeleerden geeven , waarom dc Bisfchoppen niet behoorden tegenwoordig tc zijn bij doodvonnisveilingen, is, omdat zij daar door eene onregelmatigheid pleegen. En, nogthans, tekende Aardsbisfchop cranmer, een der leden van den Geheimen Raad vanKoning eduard den VI, het doodvonnis van thomis 5 e 1 j m o ü r , Groot - Admiraal van Engeland. De Aardsbisfchop van Canterburij was aan het hoofd der Afgevaardigden :ot de Regtspleeging van maria, Kounginne van Schotland. In het geval van len Graave van strafford, onler de Regecring van Koning karei, >en I, wanneer williams, Aardsbischop van York ,het als zijn gevoelen verjaarde, dat de Bisfchoppen niet behoor!en tegenwoordig te zijn bij het fluiten -an de Akte van hoog verraad , wierdt ulks aangemerkt als een fchending van, en en inbreuk op een hoofdzaaklijken grondegel der geheele Orde. Tegen woordig ebben de Bisfchoppen Item in de te regt:elhng en veroordeeling van eenen Pair; . , voor  GESCHIEDENIS. 597 voor dat, egter, het doodvonnis wordt geveld, vertrekken zij, en geeven hunne j item bij volmagt. _ 1 Het regtsgebied van eenen Bisfchop in Engeland is geleegen,in het begeeven van Kerkelijke beroepen ; het verleencn van toeftemminge op de voorftelling van andere Patroonen ; het beveelcn van inductie ; het zorge draagen voor de voordeden van opengevallene beroepen, ten dienfte der opvolgeren; het bezoeken van zijn Sticht eenmaal in de drie jaaren ; het opfchorten , afzetten , ontwijden cn in den Ban doen ; het aanftellen van be. Huurders over goederen , cn het waaken over de bekragtiging van Uiterfte Willen. Alle deeze deden zijner amptsverrigtinge zijn afhanklijk van de Kerkelijke Wet. Volgens de gemeene of Lands Wet, moet hij de Regters verhooren, raakende de wettigheid of onwettigheid van geboorten en huwelijken. En, volgens de Wet der Statuten, behoort tot zijn regtsgebied , het aanftellen van Geneesheeren, Heelmeesters en Schoolmeesters, en het zamenvoegen van kleine Itandplaatzen, of beroepen. Aan den Bisfchop van Arorvich, egter, is dit laatfte voorregt thans bijzonder eigen. Boven de burgerlijke Regtbanken genieten de Bisfchoplijke Gerigtshoven dit voorregt, dat, uit de laatstgemelde, Ge, fchriften worden afgevaardigd in den naam van den Bisfchop zeiven, en niet op des Konings naam, gelijk in andere Regtban, Pp 3 ken De : N r, e L- iCHE i E II K. I  598 GODSDIENSTIGE De engelschek e r ic. I ken. De Regter van des Bisfchops Gerigtshof is zijn Kanzelier, weJke oudtijds den naam voerde van Ecclefice Caujidicus, Advokaaat , of Regtsgcleerde der Kerke. Van ouds oeffenden de Bisfchoppen in Schotland hunne Bisfchoplijke amptsverrigtingen, overal daar zij zich bevonden; de Stichten of Bisdommen waren , in dat Koninkrijk, niet onderfchcidcn, vóór de Regeering van Koning mal co lm den III, omtrent het jaar 1070. Zo lang de Bisfchoplijke Regeering in het Koninkrijk Hand hieldt, was de uitwendige gedaante van het Kerkbeftuur aldus. In ieder Wijk of Kerfpel , behoorde de kennisneeming van zommige misdrijven aan de Zitting, een Gerigtshof, in het welk de Leeraar amptshalven voorzat. Doch , indien het gebeurde dat het geval te ingewikkeld was, wierdt het gebragt voorde Presbijterie, een hooger Rcgtbank , beftaandc uit een zeker getal Leeraaren, doorgaans tusfehen de twaalf en de twintig. De beftuurder deezer Vergaderinge droeg den naam van Bisfchop. De hoogfte of aanzienlijkfte van alle deeze zamenkomlten was die, in welke de Aardsbisfchop van St. Andrews het ampt van Voorzitter bekleedde. Daarenboven hadt ieder Bisfchop, tot het onderzoeken van de gefchillen over Uiterfte Willen en andere Hukken, zijnen Ge. lastigde, welke Regter was voor dien Etegtbank in het Bisdom. Wij moeten uer nog aanmerken, dat de Bisfchoppen van  GESCHIEDENIS. 599 van Schotland Leden van het Parlement' diens Koninkrijks waren. Onder de Regeering van Koning Hendrik den II, in den jaare 1177 ■> ftelden de Schotfche Bisfchoppcn en Abten zich zelve onder de vcrpligting, door een Led bekragtigd, om den Aardsbisfchop van York voor hunnen Metropolitaan te erkennen, en gaven de toeflemming dat hunne Opvolgers zich zouden begeeven na York , om aldaar gewijd tc worden. Doch , onder dc Regeering van Koning eduard den IV, in den jaare I471* maakte de Paus de Schotfche Kerk onafhanklijk van den Zetel van York. Hij wierdt tot dit befluit bewoogen, door eene klagte van Bisfchop gr a ham, behelzende, dat wanneer de Koninkrijken Engeland en Schotland met elkander overhoop lagen, dc Schotfche Bisfchoppen geene gelegenheid hadden, zich bij hunnen Metropoli, taan te vervoegen, en hunne klagten cn bezwaarnisfen bij hem in te brengen. Zints oude tijden wierdt de Kerk var Ierland insgelijks beftuurd door Bisfchop. pen , welke gewijd wierden door der Aardsbisfchop van Canterburij , of we derzijds door elkander. Doch , in dei jaare 1152, gelijk wij , bij philippu; van flattesburij, vinden aangete kend , hieldt christianus, Bisfchoj van Lismore, Legaat van Ierland, een vermaarde Kerkvergadering te Meath waar in de Bisfchoppen, Abten, Prins fen, Hertogenen burgerlijke Overhedc Pp 4 Va De l n o e l>c h e k e W k. L l I > tl  De ENGEL SCHE KFRK. ] 1 600 GODSDIENSTIGE van Ierland tegenwoordig waren. In dee-ze Vergadering, wierden, op het gezag van den Paus, met overleg en raad der Kardinaalen, en met toeftemming van de Bisfchoppen, Abten en anderen , aldaar zamen gekoomen , vier Aardsbisdommen in Ierland aangefteld: te weeten, van Jlrmagh, Dublin, Casfil en Tuam. De Bisfchop van het Eiland Mann, is een Baron van het Eiland. Hij geniet dit bijzonder voorregt, dat, ingevalle iemand zijner Landhuurders zich hebbe fchuldi" gemaakt aan eene lijfftraffelijke misdaad t en deswegen moet te regt gefield worden , des Bisfchops Stedehouder hem mag opeifchen van den Regtbank van den Lord, en hem te regt ff ellen voor des Bisfchops Gengtshof, door eene Jurij (een twaalftal Gezwoorenen) uit zijne eigen hoevelingen gekoozen; indien hij overtuigd worde, worden zijne landerijen verbeurd verklaard ten voordeele van den Bisfchop. Wanneer de Bisfchoplijke Zetel is opengevallen , benoemt de Heer van het Ei, land een perfoon, en fielt hem den Koning van Engeland voor, ter' verwervinge van zijne Koninklijke toeftemmingp en vervolgens aan den Aardsbisfchop van York, om gevrijd te worden. Hierdoor wordt hij aan hem, als zijnen Metropolitaan, onderworpen. De naaste Kerkelijke Dienaar, aan den Bislcnop, is de Deken ,• met groot regt en n een eigenlijken zin mag deeze genaamd yorden de Meester van de Kathedraale el  GESCHIEDENIS. 601 pf Hoofdkerk, of de Voorzitter van het Kapittel. Zijne amptsvcrrigting is de zelfde als die van de Diakenen in de eerfte Christen Kerk: want zijn pligt brengt mede , het opzigt en beftuur te oeffenen over alle zaaken van een huishoudclijken aart, tot de Hoofdkerk bchoorcndc. Hij bekleedt de waardigheid van Voorzitter onder de Kanunniken en Prehendarisfen. Zijn naam wordt in dc eerfte plaats gemeld, in alle vergunningen, door het Kapittel toegeftaan , cn in de Koninklijke fchriften , welke afgevaardigd worden , ter verkiezinge van eenen Bisfchop. Dikmaals gebeurt het, dat zij bevorderd worden tot de Bisfchoplijke waardigheid ; althans wordt hunne bediening aangemerkt, als daar toe den weg baanende. ' Gelijk 'er in Engeland twee ftigtingen zijn van Kathedraale Kerken , de oude en de nieuwe, van welke de laatfte haaren oorfprong is vcrfchuldigd aan hen o rik den VIII, dus zijn 'er ook twee wijzen, op welke de Dekens worden verkoozen, 'Die van de oude ftigtingc, als de Dekens van St. Paulus, van York, en ande. re, worden, na genoeg, op dc zeilde wijze als de Bisfchoppcn, tot die waardigheid verheven : te weeten , dc Koning zendt eerst zijne verlofgccving; het Kapittel doet de verkiezing , en de Koning bevestigt deeze verkiezing. Du van de nieuwe ftigtingc , wier Deken fchappen gebouwd zijn op de puinhoopor der Prioorfchappen en Kloosters, ondc: Pp 5 an De ïn O li liCH & i E li. k.  De EN GEI SCHE KERK, 1 ( I 602 G O D'S DIENSTIGE andere de Dekens van Canterburij, Dur- ham, Elij, Norwich , Winchester, en andere , worden begeeven , en langs een veel korter weg, naamelijk door des Konings opene brieven, zonder eenige verkiezing of bevestiging. 'Er zijn eenige Kathedraale, of Hoofdkerken , die nimmer een Deken gehad hebben, en in welke de Bisfchop hoofd is van het Kapittel, en, bij deszelfs afweezigheid, de Aardsdcken ; tot deeze foort behooren de Kathedraale Kerken van St. Davids en Landaff. Ook zijn 'er Dekens zonder een Kapittel; onder andere de Deken van Battle in Sus/ex. Wijders zijn 'er Dekens zonder regtsgebied : als de Deken van dc Koninklijke Kapclle, enz. Een Deken, zonder een Kapittel , heeft regtsgebied in Kerkelijke zaaken, welke voorvallen in de onderfcheidene Kerfpels binnen zijn gebied. LandDekens, die, oorfpronklijk, regtsgebied oelfenden over de Dckcnfchappen, en naderhand flegts des Bisfchops Stedehouders wierden, in het verlcenen van brieven van beftuur over goederen, het onderzoeken van Ui terfle Willen, enz. zijn thans geheel afgefchaft; hunne bediening is in die van Aardsdckenen enKanzelicren verfmoltcn. Een Deken en Kapittel zijn de Raadsvergadering van den Bisfchop, om hem bij :e ftaan in zaaken den Godsdienst betreffenle, en om hunne toeftemming te geeven an elke vergunning, welke de Bisfchop , den  GESCHIEDENIS. 603 den eenen of anderen tijd, mogt doen, om zijne Opvolgers tc verbinden. En ei gelijk een Dekcnfchap eene geestlijke se Waardigheid is , zo kan niemand De- ^_ ken cn Prebendaris van dc zelfde Kerk ZjHocwel de Kerkelijke Genootfchappen, in dc Hoofdkerken, in Et) .■ '1 • ■, van eene zeer vroege herkomst zijn , blijkt het, nogthans, niet, d:it zij, geduurende de Saxifche Regcuring , een afzonderlijk Regtsgebied oelfemten , hun bijzonder eigen. Eduard coke zegt , dat 'er twee Kapittels waren, welke den Bi:fchop tot eenen Raad verftrekten, voca dat zij onderfcheidene bezittingen hadden ; maar dat dc Bisfchoppen afftand deeden van zommige hunner bezittingen aan d ezel ven, en alzo Patroonen wierden van de Kerkeliike Prebenden. Onder de Regeering van Komng karel den I, wierdt, bij het Parlement, ingeleverd een Verzoekfchrift, door den Presbijteriaanfchcn Aanhang, vertoonende de overgroote inkomften, cn de geringe nuttigheid van Dekens en Kapittels. In het zelfde jaar, zo heilloos voor de Bisfchoplijke Waardigheden en de Hiërarchie, braet het Huis der Gemeenten, met meerderheid van ftemmen, het gevoelen uit, dat alle Dekens, Dekens en Kapittels Domheeren, Kanunniken, enz. moesten 'afgefchaft , en hunne landerijen gebruikt worden, ter bevorderingc van geleerdheid en godsvrugt. ƒ> ING Et ;c 11 15 v F. R IC. 1 l  De en gel sche k e 11 k. 1 ! j c e c v 1 604 GODSDIENSTIGE Dc volgende hooge amptenaar in de ■ Kerk van Engeland, is de Aartsdeken. Met regt mag hij den naam voeren van des Bislchops Vikaris, of plaatsbeklederdewijl hij volvoert een groot gedeelte van 't geen voormaals de pligt des Bislchops plagt te weezen. En , hoewel de Aardsdekens, in de jongstverloopene eeuwen der Kerke, doorgaans hebberj behoord tot de Orde der Ouderlingen , ' of Priesteren, waren zij, nogthans , in vroegere dagen, niets meer dan Diakenen, of Dekens, zo als de naam zelve medebrengt Doch, langs welk een weg de Aardsdeken zijne waardigheid beklommen hebbe, en op hoedanig eene wijze hij in dezelve verheergewaad zij, hier omtrent zijn de Geleerden het niet volkomen eens. Salmasius, nevens eenige anderen, is van gevoelen, dat hij, oorfpronklijk, niets Beer dan de oudfte Diaken was. Anderen meenen , dat die waardigheid altoos bij verkiezing, en wel voornaamlijk door den invloed des Bisfchops , wierdt begeeven Hieronijmüs geeft duidelijk te vertaan , dat dc bediening van den Aardsde:en , niet volgens meerderheid van jaaen , maar door verkiezing, wierdt veraild. Ten allen tijde was het ampt van Aardzieken eene bediening, aan welke groote ere en aanzien was verknogt. Hij was « geduurige handlanger en medeftander an den Bisfchop ; door dit middel verderf hij doorgaans zo veel gezags en invloed? ,  GESCHIEDENIS. 6o? vlöeds, dat hij, bij het overlijden of verplaatzen van eenen Bisfchop , voor de i Ouderlingen, tot deszelfs Opvolger wierdt; verkoozen. Het werk van den Aardsdeken was: Vooreerst; zijne opwagting te maaken bij den Bisfchop voor het Altaar, en den Beker toe te dienen, wanneer dc Kerkvoogd het Avondmaal uitdeelde. Op hem berustte de fchikking en beftuuring van alle andere dingen, raakende de mindere Geestlijkheid: als het aanftellen van Voorleezers, Acolijthen, Onder - Diakenen , en anderen. _ Ten tweede; hij moest den Bisfchop de hand leenen in het beftuuren der Kerkelijke inkomften, het uitwijzen van de onderfcheidene aandeden aan de behoeftigen, de Weezen, enz. Vanhier dat prudentius, in zijne befchnjving van de amptsverrigtingen van la ure ntius, welken hij tot een Aardsdeken der Kerke te Rome maakte, onder andere dingen , hem in bewaaring geeft de neutels van de Kerkelijke fehatkist, en hem toewijst de zorge over de uitdeehng van de offeranden of gefchenken des volks; als n^de den Heidenfchen Vervolger invoert, als van zijne hand deeze fchatten eifchende; 't welk hij diensvolgens beloofd hebbende tc zullen doen , binnen korten tijc in zijne tegenwoordigheid bragt de armen■ de verlamden, de blinden en de zwakken: hem tevens te gemoete voerende , dat dee. ze de fchatten en rijkdommen waren,wel ke hij in zijne bewaaring hadt. — Tei der De iN OEL« iCHE <. E li. K.  De ENGELSC H E K. E R K. 606 GODSDIENSTIGE derde ; een ander gedeelte zijner ampts- ' verrigtingen was, den Bisfchop te önderfteunen in het prediken, en het ordenen der mindere Geestlijkhcid. — Ten vierde • hij was bekleed met de magt om de Kerkelijke tucht uit te fpreeken over de Diakenen, cn de laagere Geestlijkhcid, doch niet over de Ouderlingen. — Ten vijfde; wat aangaat de uitgeftrektheid van des Aardsdekens regtsgebied , de Kerkelijke Schrijvers zijn het niet volkomen eens, of het van den aanvang zich hebbe uitgebreid over het geheele Bisdom, dan of het tot de ftad of Hoofdkerk bepaald ware. Ten aanzien van de Middeleeuwen der Kerke, lijdt het geen gefchil, of zijne magt zich uitrftekte over het geheele Sticht. — Ten zesde; valesius heeft ergens aangemerkt, dat de Aardsdekens insgelijks Cor Episcopi genaamd wierden. In den eerften opflag zou dit kunnen gehouden worden voor eene verbastering van Chorepiscopus, omdat, in de laatfte eeuwen, de magt der aloude Chorepiscopi in die der Aardsdekenen verfmolten is. Doch, wanneer wij in aanmerking necmen, dat de Diakenen voormaals genoemd wierden des Bisfchops oogen , ooren , mond of hart, zal het zeer waarfchijnlijk voorkoomen, dat de Aardsdekens, bij wijze van iiitfteekendheid , den naam voerden van Cor Episcopi, of het hart des Bisfchops. De tijd, op welken deeze waardigheid, in Engeland, haar begin heeft genomen, kan met geene volkomene zekerheid worden  GESCHIEDENIS. Goj den aangeweezen ; doch , .hoogstwaarfchijnlijk, geruimen tijd vóór de Norman-] nifche bemagtiging. Tegenwoordig (ifcs den jaare 1780) zijn 'er zestig Aardsdekens , om reden dat zommige Bisdommen, van te groote uitgeftrektheid zijnde, om door éénen beftuurd te worden, 'meer Aardsdekens noodig hebben. Niet volkomen is dit ampt een Sinecnra; dat wil zeggen, zulk eene bediening, welke de tegenwoordigheid des bewindmans niet volftrekt behoeft; doch het verfchilt 'er niet veel van; en 'er zijn voorbeelden voorhanden, dat de Bisfchop van het eene Sticht den post van Aardsdeken in het andere waarneemt. Het verftrekt hun niet tot een hinderpaal om nog andere beroepen te bezitten , zelf in den tegenwoordigen tijd; eene ontflagverleening wordt daar toe niet noodzaaklijk vereischt. Zommigen hunner zijn bevorderd tot de Bisfchoplijke waardigheid , zonder eenige andere bediening in de Kerk bekleed te hebben; en tegenwoordig, moe tcnzii de Geestlijkheid zamenroepen, orr voor hun te verfchijnen op eene bepaalde plaats , tot het aanhooren van een( Leerrede. Bij dusdanige gelegenhedei wordt aan den Aardsdeken eene vrijwilli ge gifte ter hand gefteld ; en hij zelvi doet vertoogen , aan den Bisfchop of aai het Geestlijk Gerigtshof, ten opzigte vai alle die dingen, in welke hij iet verkeerd of gebrekkigs vindt. Eindelijk is het d post van den Aardsdeken , onderzoek t ■ doe De EPCGÈLCHECE1UC. I 1 1 s & n  De E„N CEL' S C fl E fil!R IC. I ] 1 i i 6gS godsdienstige doen na de bekwaamheden en vorderingen der zulken, welke na het predikambt ftaan. Ondertusfchen wordt dit gedeelte zijner bcdicninge doorgaans door de Bisfchoplijke Kapellaanen waargenomen. De Hektors en Vikarisfen, zijn de volgende Kerkelijke amptenaars, welke hier onze opmerking verdienen. - Hektors zijn de zulken, welke alle de voordeden van Kerkelijke beroepen trekken, zonder van dezelve eenige uitkeering te doen aan anderen. De Vikarisfen * van den anderen kant, zijn de zodanigen, wier beroepen onderworpen zijn aan dc Kathedraale Kerken, of aan Godsdienftige Geftigten,Veele van deeze worden door den Koning, andere door Eïgenérfde Landheeren aangefteld. Volgens de Conftitutié der Engelfche Kerke, behoeft geen Geestlijke, die een beroep heeft, en Tienden trekt, op eiken Zondag meer dan eens te prediken ; in den agtermiddag moet hij flegts Gebeden leezen. Dit was de reden, waarom, in het laatfte gedeelte der Regeeringe van Koninginne elizabeth, eene nieuwe fchikking onder de Geestlijkhcid wierdt ingevoerd ; dit was het iocn van zo genaamde Voorleezingen. Voor t mecrengcdcelte beftonden , ten dien ;ijde, de Kerkdijken uit Purileinfche Leertars, welke zich bezwaard \'onden over '£ eezen der gebeden , uit hoofde van de plegtigheden. Zij waren luiden van eene luurfche geaartheid, zeer ftreng in hunte zeden , uitermaate hoogmoedig , eii'  GESCHIEDENIS. 609 voeren geftadig co geweldig uit tegen de zulken onder de Bisfchoppcn, die meest gcftcld waren od de plegtigheden. Hunne : meeste en voornaamfte naavolgers hadden zij onder de laagfte rangen des volks, over wélke zij eene onbepaalde magt oerfenden. Daarenboven hingen zeer veele vrouwen van aanzien hun driftig aan; en de Edellieden, niet voldaan over , en misnoegd op dc Regeering des Lands , namen hen in hunne gezinnen , als Opzieners over hunne kinderen. Naa dat Dr. lauo verheeven was op den Aardsbtsfchoplijkèn Zetel van Canterburij , wierdt hij te raade, verfcheiden veranderingen in te voeren in veele fchikkin* gen, welke, zints geruimen tijd, hadden plaats gehad in de Proteftantfche Kerk van Engeland. Hij maakte eenen aanvang met het affchaffen der Lectoffchappen, of het ampt van Vdorleezers. Niets onregtvaardiger kon 'er bedagt worden : want het volk betaalde den Voorleezer, voor wiens onderhoud, volgens de Landswet, niet gezorgd was-. . Ten tijde der herftelHngé van Koning kar el den II op den throon van Engeland, in den jaare 1660, wierden de Leftorfchappcn 'herfteld. Zints dien tijd zijn ze, tot heden toe, op den zelfden voet gebleevcn. Wij moeten hier aanmerken, dat gelijk deeze Voorleczcrs befoldigd worden door de inwoonersvan het Kerspel, dus ook de verkiezing van de zelve aan de huiszittenden in 'c algemeer V. DEEL. Qq Wüvdl De .c II li <: e r k.  . De ENGEL' SCHE K £ R 610 G O D'S DIENSTIGE wordt overgelaatcn. Van regtswegen ■ kunnen zij niets eifchen. Doch wij hoopen, dat 'er weinige heden , die eenige godsvrugt bezitten, gevonden worden, 't zij onder de leden der Engelfche Kerke, of onder de Disfenters, welke hun een zo gering beftaan zullen weigeren: inzonderheid daar zij zich van hunnen pligt kwijten , zich verlaatende op de goedwilligheid en milddaadigheid der Kerspelleden. Eéne klagte is 'er, welke, door 'de Kerspelbroeders , menigvuldige maaien , tegen de Leeraars der Kerspels wordt ingebragt; zij is hier in gcleegen, dat hoewel zij hunne Voorleezcrs betaalcn , de vaste Leeraar, nogthans, hun, ten allen tijde, den predikftoel kan weigeren. Dat de vaste Leeraar, door de gemeene Landswet, hier toe geregtigd is, kan in seen gefchil getrokken worden; niettemin hebben verfcheiden mannen van welmeencnde godsvrugt het als eene zeer harde zaak befchouwd, dat terwijl de wet niet gezorgd heeft voorNaamiddag-predikaatfien, en het volk genegen is, eenen Prediker te onderhouden , het eene foort van wreedheid is, hetzelve hier omtrent in den wc te flaan. ö Gewisfelijk en zonder tegenfpraak is het de pligt van den Reftor van ieder Kerspel , zijnen predikftoel te weigeren aan een man, die een aanflootgeevend leeven leidt, en wiens zedelijk karakter is bezoedeld door de fnoodfte wanbedrijven poch wij gelooven in goeden ernst, dat de  GESCHIEDENIS. 6*11 de keuze van het volk zelden,indien ooit, op dé zulken valt, maar dat veeleer het tegendeel plaats heeft. Eenige geringe yerfchillen in gevoelens behoorden den Leeraar van een Kerspel niet tot eene beweegreden te verftrekken , om zijne Gemeente tc mishaagen; want, in dusdanige gevallen , zal hij luttel agtinge bij zijne toehoorders inleggen; en, indien de Leeraars niet in eere cn agting worden gehouden, zo zullen ook hunne openbaare dienstverrigtingen van weinig nuttigheids of invloeds zijn bij de leden hunner Gemeente. Wij kunnen, met ons begrip en bevattingen , niet tot rllc zaaken indringen ; doch , in alle Godgeleerde gefchillcn, behooren wij al:oos zorge te draagen, dat der Gemeente reene verwarde denkbeelden worden ingeprent , dewijl, in foortgelijke onderwerpen , verwarring den weg baant tot ongcloovigheid. De laagfte Orde onder de Kerkdijken, zijn de Kapdlaancn. Deeze hebben geene vaste ftandplaatzen. Volgens eene vastftelling van het cenè'ntwintigfte jaar der Pvcgeeringe van Koning hodrik den VIII, mogen onbeampte perfoonen dezelve houden. Nogthans wordt, bij deeze vastftelling, het getal van dezelve op de volgende wijze bepaald. Een Aardsbisfchop mag acht Kapellaancn hebben: een Hertog,'zes; eene Hertogin, twee: boven cn behalven dc zes , welke haai echtgenoot heeft: naadat zij weduw v ö Qq z ge De ENGE L3 C H E SLR iik.  De ENGEL- SCIIH kerk. 612 GODSDIENSTIGE geworden , heeft zij het regt om twee te mogen houden , zeif naadat zij wederom hertrouwd is. Een Markgraaf mag vijf Kapellaanen hebben; een Graaf insgelijks vijf; de Lord Aalmoezenier, twee"; een Burggraaf, vier ; een Baron , drie ; de weduwe van Burggraaven en Baronnen, elk twee; een Bisfchop, drie; de Kanzelier, zés; de Oppérregter,één,- deGeheimfchrijver van het Kabinet, twee; de Bewaarder van de Registers der Kanzelarij, de Boekhouder van 's Konings Hofhoudinge, twee; een Ridder van den Kotizeband , drie ; de Geheimfchrijver val Staat, twee,- de Schatbewaarder der Hofhoudinge, twee; en, eindelijk, de Op. zieners van de vijf Havens, één. Volgcns eene Akte van het vijféntwintigfte jaar der Regeeringe van Koning hendrik den VIII, mag elk Regter van 's Koning Bank , en de burgerlijke pleitgedingen, de Baron van de Exchequer, des Konings Prokureur en Solliciteur-Generaal, één Kapellaan houden, ieder van welken zijne opwagting maakt bij zijnen Patroon, en een beroep mag hebben,zonder op zijne ftandplaats een vast verblijf te houden. En volgens eene andere vastftelling van den zelfden Koning, wordt de zelfde vrijheid vergund aan den Opziener van des Konings Kleerkamer , aan den Schatbewaarder van 's Konings Huis, en ïan den Kanzelier van het Hertogdom. Voor dat wij ons tegenwoordig berigt, vegens den ftaat der Engelfche Kerke, be-  GESCHIEDENIS. 613 befluitcn, oordeelen wij het noodig, hier het een en ander aan te merken, raaken-: de de Kerkelijke Vergadering, bekend bij den naam van de Convocatie. Want, nïettegenftaande deeze Vergadering, geduurende de zestig jongstverloopene jaaren , geene vrijheid heeft gehad tot het afdoen van zaaken, koomt zij, egter, nog heden te zamen, op den tweeden dag van elke zittinge van het Parlement. Het is eene vergadering der Geesthjkheid van Engeland, door derzelver afgevaardigden , om te raadpleegen over Kerkelijke zaaken. Even eens als het Parlement, beftaat zij uit een Hooger- en Laagerhuis. In het Hoogerhuis hebben de Aardsbisfchoppen en Bisfchoppen zitting , en in het Laagerhuis, de laagere Geestlijkheid, die vertoond wordt door derzelver Afgevaardigden , of Gemagtigden ; deeze bcftaan uit alle de Aardsdekens en Dekens. Ieder Kapittel zendt één' Gemagtigde , cn de Geestlijkhcid van ieder Kerfpel, twee. Gezamentlijk_ bedraagen zij een getal van honderddrieënveertig Godgeleerden: te weeten, tweeëntwintig Dekens, drieënvijftig Aardsdekens, vierentwintig Kanunniken, en vierenveertig Gemagtigden van de Geesthjkheid ten platten lande. Het Laagerhuis verkiest zijnen Spreeker , en ftelt hem voor aan de Aardsbisfchoppen en Bisfchoppen van het Hoogerhuis. Zijne amptsbezigheid brengt mede, zorge te draagen dat de Ieden der Vergaderinge ftil en aandagtigzijiij Qq 3 & Dt N O E L- iUHB { E R K.  De V. N li E LECU li KEU K. 614 GODSDIENSTIGE de ftemmen op te neemen , en den uitflag hunner raadpleegingen voor het Hoogerhuis te brengen. Voormaals plagt der Convocatie zamen geroepen te worden, in gevolge van twee onderfcheidene fchriftlijke bevelen. Het eene was de fchriftlijke order van het Parlement; of de Koninklijke Ordonnantie, aan de Bisfchoppen van ieder Sticht, hen dagvaardende om te verfchijnen in het Parlement, nevens een bijvoegzel op hetzelve, eifchende van ieder Kapittel om eenen uit het midden hunner te zendep , en aan dc Geestlijkhcid van ieder Sticht tot het afvaardigen van twee Gemagtigden , met oogmerk om hunne perfoonen in het Parlement te verbeelden. Hier uit hebben zommigen beflooten, dat de Geestlijkhcid , te gadcr en in zamen voeging met de Leeken, zitting hadt in het Parlement, tot op de Regeering van Hendrik den VIII, wanneerzij de ftraffe van Prccmunire, of verbeuringe van haar voorregt, onderging, door zich te onderwerpen aan Kardinaal wolseij, en hem te erkennen in de hoedanigheid en magt van Pauslijkcn Legaat ; hier door verbeurde zij haare zitting in het Parlement. Zeker is het, dat het Laagerhuis der Convocatie , onder de volgende Regeering, vermoedde het regt te hebben om in het Parlement te zitten ; en hierom leverde het een Verzoekfehrift in bij het Hoogerhuis , om een goed woord te doen bij den Koning en  GESCHIEDENIS. 615 en den Proteftor , opdat het bij het van ouds gcnootene voorregt mogt herfteld worden. Van nieuws wierdt dit beproefd , -in het laatfte gedeelte der Regeeringe van Koninginne elizabetii, als ook onder de Regeering van Koning jakobus den I; doch telkens met een even ongelukkigen uitflag. De tweede fchriftlijke order, door welke de Geestlijkhcid wierdt zamen geroepen , droeg den naam van Provinciaal bevel. Volgens de eerfte fchriftlijke order , waren zij eene bloote Staatsvergadering j en niet eene Kerkelijke Sijnode. Het oogmerk hunner zamenkomfte, was , raad te pleegen over hunne burgerlijke belangen en aangelegenheden, en een gedeelte hunner bezittingen af te ftaan, ter onderfchraaginge der Regeeringe. Doch, de Kerkdijken, zich zelve niet aanmerkende als ftaande onder de verpligtmg om te gehoorzaamen aan deeze dagvaardingen, vermogt Aardsbisfchop winchelsea zo veel op Koning eduard den II dat hij hen van dien last ontfloeg, •Zints dien tijd, zo dikmaals dc Koning zijn Parlements-fchriftlijk bevel afvaar digde aan de Bisfchoppen, zondt hij' eci ■ander diergelijk bevel aan den Aardsbis fchop, hem gebiedende alle zijne Provin ciaale Bisfchoppen te dagvaarden om in d« Convocatie te verfchijnen. Deeze twee de fchriftlijke order hadt ten oogmerke zorge te draagen dat zij aan de eerit< gehoorzaamheid betoonden, en.de Verga De ENGEL" SCHE KER K. L >  De E n g g £. SCilli KlHiK. 616 GODSDIENSTIGE dering een meer Kanonikaal of Regelmaa■ tig voorkoomen te doen hebben , als za-. men gekoomen zijnde uit kragt eener da•  De ENGEL- SCHE KERK. I ] 1 I ] t 1 1 i ( l t I 6z2 GODSDIENSTIGE kobüs de I gaf bevel aan de Bisfchoppen , om daar nevens te voegen eene korte en eenvoudige verklaaring der Sakramenten. Deeze uitlegging wierdt diensvolgens opgefteld door Bisfchop overall, toenmaals Deken van St. PaulusKerk , en door de overige Bisfchoppcn goedgekeurd. Het wordt eenpaarig erkend en toegeftemd, dat deeze Katechismus bevatte hoofdfomme of een kort begrip der Christlijke leere ; dezelve is van die beknoptheid , dat de jonge kinderen den inhoud van het boekje in hun geheugen kunnen prenten ; cn, nogthans , zo volkomen, dat hij behelze alle noodzaaklijke leerftellingen en waarheden , welke moeten gekend en betragt worden , ter bevordcringe der toekoomende gelukzaligheid. De dagen, ter mededeeh'nge van gódslienftig ouderwijs beftemd, zijn de Zoniagen en Heiligedagen. Volgens het eerIe Gemeen. Gebede- bock -van Koning sduard den VI behoefde zulks niet neermaalcn tc gcfchieden, dan eenmaal in le zes weeken. Doch, verraids bü'cetus hier tegen in bragt, dat zulk een ijdvcrloop te lang was, wierdt de vast* telling veranderd , maar , nogthans , in ulke onbepaalde bewoordingen uitga* [rukt , dat de vrijheid wierdt gelaaten >m zulks te doen,zo dikmaals de gelegen* ieid vcreischte , of de omftandigheden oclieten. In de daad , de negenenvijftig, te Kanon gebiedt, dat ieder Prediker of Vi-  GESCHIEDENIS. 623 Vikaris,op eiken Zondag of Heiligendag, de jeugd en alle andere inwooners vani zijn Kerspel, moet onderwijzen in en on-s derhouden over den Katechismus, welke' is ingelascht inhetGemeene-Gebede-boek; en zulks onder bedreiginge van eene Urenge beftraffinge over de eerfte , van opfchortinge in zijnen dienst over de tweede, en van afzettinge en den Ban over de derde nalaatigheid. Wijders is, volgens de Kerktucht der Engelfche Kerke, elk Leeraar verpligt, de kranken te bezoeken, en den Doop toe te dienen aan zulke kinderen, welke zich bevinden in een dreigend en in 't oogloopend gevaar, van zonder den zegen dier plegtigheid te fterven. Al wie weigert, deeze dienstverrigtingen te volvoeren , is aanfpraaklijk voor het Geestlijke Gerigtshof, en kan, door den Bisfchop,in zijnen dienst gefchorscht worden. Ondertusfchen is het geene gemaklijke zaak , de Geestlijken, over dusdanige misflagen en overtreedingen, geregtlijk te vervolgen; en hoe minder gefcbilicn van deezen aart tusfehen de Leeraars en de leden hunner Gemeente voorvallen, hoe't, misfehien, beter is. Althans behoorde men altoos in 't oog te houden, dat uit de nalaatigheid der Dienaaren geene ergernis of aanftoot tegen den Godsdienst zeiven worde opgevat. De Geestlijken mogen niet meer dan .één beroep hebben , waar aan de zielbqs zorging verknogt, is., uitgezonderd wan neej De NGEL> CUE .EIUC.  '624 GODSDIENSTIGE De en gel sche kerk. neer zij, door eene uitdruklijke ontflag. verleening van ,den Lord Kanzelier, de vrijheid bekoomen om een tweede beroep tevens aan te necaien. In de Kathedraale Kerken, nogthans, mogen zij, ten zelfden tijde , meer dan ééne Prove zonder zielbezorging hebben. Veel en geweldig heeft men geklaagd over het bezitten van verfcheiden beroepen tevens, als iets, 't welk onbegaanbaar is met, en regelrecht aanloopt tegen dc inftelling der Christlijke Kerke. Dr. newton, aan de eene, en de Heer wharton, aan de andere zijde, hebben, over en weder, hier over verfcheiden gefchriften gewisfeld. Zeker is het, dat deeze gewoonte niet vroeger dan in de Middelecuwen in dc Christlijke Kerk bekend wierdt. Engeland, is het eenige Proteftantfche gewest, alwaar dit gebruik veroorlofd wordt, hoewel het bezitten van een beroep , zonder op zijne ftandplaats een bepaald verblijf te houden, een geduurig onderwerp van gefchil geweest ziu Bisfchop burnet , in zijne Aanfpraak tot zijne Geestlijkhcid van 't Bisdom Salisburij, verhaalt het merkwaardig zeggen van eenen der aloude Kerkvaderen, bij gelegenheid dat zeker Jongeling zich bij hem vervoegde om geordend te worden, en zijne begeerte te kennen gaf om twee beroepen tevens te hebben. Dc vroomc Bisfchop hem gevraagd hebbende, wie de amptsverrigtingen van beide ftandplaatzcn zou waarneemen > kreeg tot antwoord,dat hij  GESCHIEDENIS. 625 hij dc eene ftandplaats in eigen perfoon zou bedienen , en de andere door eenen Vikaris , of plaatsbekleeder , zou laaten waarneemen. „ Dat kan aangaan," hernam hier op de Bisfchop ; ,, gij kunt, in „ de daad, het werk dooreenen anderen „ laaten waarneemen ; doch gij zult ,, in eigen perfoon verdoemd wor„ den." Dit zeggen hadt zulk een kragtdaadigen invloed op het gemoed van zekeren Heer kelseij, een godvrugtig' Kerkelijke , dat hij van de twee beroepen , welke hij bekleedde , het eene afftondt: een bedrijf, waarom hij bij Bisfchop burnet zó hoog gefchat wierdt, dat hij hem bevorderde tot de waardigheid van zijnen Aardsdeken, met oogmerk om hier door een voorbeeld te geeven aan alle zijne Broederen. Wij zullen ons niet inlaaten ter overwecginge of befiisfinge van alle deeze gefchilftukken: om reden dat ter plaatze, alwaar zulk eene algemeene verdraagzaamheid heerscht als wij genieten , weinige reden tot klaagen zijn kan. Geene Proteftantfche Kerk is 'er op den geheelen aardbodem, of zij moet erkennen , haare onvolmaaktheden te hebben. Indien dit niet het geval ware, dan zouden wij, even als de Roomsch-Katholijken , ons het regt van onfeilbaarheid kunnen aanmaatigen ; waar tegen wij ons nu met reden aankanten. Om tcbeflüiten; geene Proteftantfche V. deel. Rr Kerk De a n r. ii l- SC HE K E R li.  626 GODSDIENSTIGE De r v G e l êc he k b r ic. Kerk heeft grooter geleerden , voortref• felijker Schrijvers, of godvrugtiger Christenen uitgeleverd, dan de Kerk van Engeland; en daar de hulpmiddelen van genade voorhanden zijn , is het onze eigen fchuld , indien wij dezelve niet tot de gepaste oogmerken aanwenden. Hoe hard en ftreng de Kerkelijke wet zommigen ook moge toefchijnen , de onfchuldigen hebben geene reden om voor haare bedreigingen te vreezen. En wat aangaat de zulken , die Kerkelijke beroepen hebben, zonder dezelve te bedienen in eigen perfoon , indien deeze zich weezenlijk fchuldig maaken , dc leden der Gemeente verliezen 'er doorgaans weinig bij, omdat zij veelal bediend worden door Vikarisfen , die bij de toehoorders het gebrek van hunnen eigenlijken Leeraar vervullen. Daar, derhalven, geen nadeel wordt geleèden, behoorde ook geene klagte plaats te hebben. Hierom behoorden wij genoegen te neemen in alle die omftandigheden , welke zomwijlcn verfcheidenheid van begrippen veroorzaaken. De leden der Engelfche Kcrké leeven in vrede met de zulken, die in godsdienifcige begrippen van hun verfchillen; laatendc eenen iegelijk mensch de vrijheid om God te dienen volgens de infpraak' van zijn eigen geweeten. Zij worden niet zijlings afgetrokken door die vooroordeelen , welke in vroegere dagen heerschten; zij befchouwen hunne Prote- •  GESCHIEDENIS. 627 teftantfche Broeders als reisgenooten naden Hemel; en zij verdienen hierom groote eere. Lang moge de waare Godsdienst onder hen bloeien! Mogten hunne Leeraars een fieraad van hun beroep worden, en de leden der Gemeente eene eere voor het Euangelium! Mogten allen te zamen, om mij van de woorden des Apostels te 'bedienen, die den naam van christus noemen, af ft aan van ongeregtigheid. De ENGEL* )C HE KERK.  uitrekening van den Prijs van het vijfde deel, voor de Heeren Intekenaars op dit Werk. 40 bladen, nietbetomflagvandePlaaten.al^ft./3 10 kunsxplaaten, a 6 ft. ' 3 - ƒ6™ Prijs van de best papieren Exemplaaren. 40 bladen, op Schrijfpapier, a 2 ü, ƒ4IO künstplaaten, a io ft. 5- ƒ ~