W. H U R Ds GESCHIEDENIS VAN ALLE GODSDIENSTEN. ZESDE DEEL.   OUDE en TEGENWOORDIGE STAAT GESCHIEDENIS GODSDIENSTEN, Van de Schepping der Waereld tot op den tegenwoordigen Tijd. DOOR W IL LI AM H U R D, D. D. uit het engelsch veutaald. ZESDE DEEL; Behelzende een r, erigt wegens De geschiedenis van den KiW] vikischeh godsdienst. De geschiedenis der s c h o t* j sche kerke. De geschiedenis der akwij» kers. De b ü r g k r s. De tegen-burgers. De klas!!! der vertroosting e. De came roniaanen, "f bergbewooners. De glassiten, of sandeman i 4 a n ié n. De opkomst, toortqang en tegenwoordige staat der j engelsche dissenters. De prbsbijte&iaanen, in 't algemeen. De Kil. vinistische pres* b ij t R r i a a n e n. De a r m i n i a a n sche presbij- teriaanen. De ariaansche presbijte- Verfierd met een prachtig Stel Kunstplaten. Te AMSTERDA M, Bij MARTINUS de BR U Y N. MDCCLXXXV. De sociniaansche pre 5*" b IJT E r I a a n e n. De independente n. De reguliere indefes- d enten. De irreguliere indepen» dentek. De anabaptisten, 10 E»gï« land. De kaltinistischb AJi« baptistew. De ariaansche en socm- aansche anabaptisten. De sabb ATA rissen. De kalvinistiscue s a b b A- t a r i s s E x. De a r i A -\ n s c II S S4BBAT4" rissen. De kwaker s. D: n i E T" zw éérders. De engulsche ni ET-zweer» d er s. De schotjche ki et-zw eerde r s.   GESCHIEDENIS van alle GODSDIENSTEN zesde deel. de geschiedenis van den k al vin i sc hen godsdienst. De Godsdicnftige Gezinte , onder de Proteftanten, van welke wij nu een berigt moeten mededcelen , is die der Kalvinistcn, eerst gevestigd in het kleine Gemeenebest van Geneve , naderhand in verfcheiden Kantons van Zwitzerland, en welke bijkans de helft deringezeetenen vau het Koninkrijk Frankrijk openlijk was toegedaan, tot op de herroeping van hcc waereldvermaarde Edikt van Nantes, in den jaare 1685. Zij wierdt gevestigd in Schotland, in den jaare 1560, gelijk ter bekwaame plaatze zal verhaald worden. Tegenwoordig is zij de Nationaale of openbaar aangenomene Godsdienst der zeven Vereenigde Provinciën ; en van bijkans alle de dmerikaanfcfa Provinciën wordt het leerflelzel dier Gezinte openlijk belceden. In ons berigt wegens dezen Godsdienst, welk wij met alle mogelijke onpartijdigVI, düel. A heid De KALVINI- SCHE GODSDIENST.  De KALVINISCHEGODSDIENST. i GODSDIÉNSTIGE heid zullen voordraagen, zullen wij aanwijzen het verichil, welk 'er plaats heeft, in de openbaare belijdenis van den Kalvinifchen Godsdienst , tusfehen de onderfcheidene gewesten, alwaar dezelve is aangenomen. Vooraf, egter, zullen wij eenig verflag doen van het leeven van deszelfa doorlucheigen ftigter. Joannes kalvinus wierdt gebooren te Soisfons, eene ltad in Frankrijk, op den zesden van Zomermaand des jaars 1509. De naam zijns Vaders was gsrarpus kalvinus, die zijnen Zoone eene befchaafde opvoeding gaf. Naa dat hij de laagere fchoolen was doorgeloopen, zondt hij hem na Parijs, en llelde hem onder het opzigt en onderwijs van maturjnös corderius, een man, bekend en beroemd om zijne godsvrugt en geleerdheid. Al zints zijne vroegfle jeugd fchikte hem zijn Vader tot de beoeffening der Godgeleerdheid , waar toe hij in hem eene overhellende genegenheid befpeurde: dewijl, zints zijne kindsheid, in zijn gedrag een godsdienftige ernsthaftigheid doorftraalde. Van den Bisfchop verwierf hij voor hem een Kerkelijke Prove te Soisfons, in welke ftad de jonge kalvinus> vóór zijne ordening, verfcheiden Jeerre^ dencn voor het volk deedt. Doch zijn vader veranderde naderhand van ontwerp. Want verneemende, dat de beoeffening der Regtsgeleerdheid een zekerder weg tot rijkdommen -en eeramp- ten  GESCHIEDENIS. J ten baande, veranderde hij van ged.agten> en beval hem, zich op de kennis der Wetten toe te leggen. • Terwijl hij zich tot deeze weetenichap bevlijtigde, verzuimde hij, egtcr, de beoeffening der Godgeleerdheid niet. Nadere kennis gemaakt hebbende met eenen zijner bloedverwanten , wierdt hij door deezen onderwcezcn in de kennis van den waaren Godsdienst, en inzonderheid ook in de kennis der gewijde Schriften. Hier door begon hij de oogen te openen, en met verfoeijing te aanl'chouwen de bijgeloovigheden der Roomfche Kerke. Hij maakte hier in zo groote vorderingen,dat hij, in eene nabuurige ftad, verfcheiden maaien predikte. Terwijl hij zich hier mede onledig hieldt, ontving hij de tijding van zijn Vaders overlijden; die noodzaakte hem , zich ns zijne geboorteftad te begeeven. Doch naauwlijks hadt hij hier de zaaken op een geregclden voet gebragt, of hij keerde weder na Parijs. Thans hadt hij bereikt den ouderdom van vierentwintig jaaren. Naa een verblijf van eenige maanden te Parijs, raakte hij in kennis met allen, welke van den Hervormden Godsdiensi belijdenis deeden ; onder deeze was ook stephanus foroeüs, een beroemt Koopman , die zedert de waarheid met zijl bloed verzegelde. Van deezen tijd a£ n.an, op het nadruk lijk en aanhoudend verzoek van alle di< 4enen , welke te Parijs geheime gods A 2 dien De KALVINISCHEGODSDIENST. l  De lfALVINI- SCHE GODSDIENST. 4 GODSDIENSTIGE dienftige zamenkomften hielden , leide hij ter zijde alle andere lctterocffeningcn ,ora zich met den borst op de beoeffeninge der Godgeleerdheid toe te leggen. Zekere nikolaas cope was, ten deezen tijd , Rector of Bcftuurder der Univerfiteit te Parijs. Deeze , op het feest van Allerheiligen , eene redevoering moetende doen , fprak , op aanraaden van joannf.s k al vi n us , zuiverder en duidelijker over den Godsdienst, dan hij voormaals plagt te doen. Dit ter ooren der leden van het Parlement gekoomen zijnde , namen zij het zo euvel op, dat zij den Redenaar deeden dagvaarden. Doch , zo als hij gereed ftondt om zich voor de doorluchtige Vergadering te ftellen , wierdt hij, door zijne vrienden, gewaarfchuwd, op zijne hoede te weezen tegen zijne vijanden. Dit deedt hem befluiten om thuis te blijven,en kort daar naa Frankrijk te vcrlaaten , zijnen weg neemende na Bazel. De bedienden, door het Parlement uitgezonden , om cope op te fpooren, kwame ten huize van kalvinos. Deeze gevallig zich elders bevindende, doorfnuffelden zij zijne papieren, en vonden onder dezelve verfcheiden van zijn vriends brieven. Zeer ligt zou hier door het leeven van zeer vcelen hebben kunnen in gevaar geraakt zijn. Doch het behaagde Gode, datonweder te doen overdrijven, door de wel overleide en godvrugtige naarftïgheid der Koninginne vanNavarre, eenf-  GESCHIEDENIS, 5 eenigc Zuster van Koning francois den I, eene vrouwe van meer dan geracene bekwaamheden, en den belijdcren van den Hervormden Godsdienst van heeler harte toegedaan, Zij ontboodt kalvin us ten haaren Hovc, betoonde aan hem eeneminzaame herbergzaamheid, en hoorde hem gaarne fprecken. Doch kalvinus Parijs te heet vindende, om hem tot eene verblijfplaats te dienen , begaf zich na Zaintonge, daar hij , bij ecnen vriend inwoonende, op dcszclfs verzoek, opftelde korte vermaaningen ; deeze wierden vervolgens verfprcid onder zekere Priesters , met oogmerk om hunne toehoorders daar over te onderhouden , opdat deeze, langs dien weg , allcngskens mógten opgeleid worden om de waarheid naa te fpooren, Omtrent deezen tijd vernam kalvinus , dat 'er zeer veelen in Frankrijk waren , die de waarheid kenden , en in gemoede van dezelve overtuigd waren ; doch die tevens in het begrip Honden, dat zij volftaan konden met hunne harten Christus toe te wijden, hoewel zij bij het verrigten van den openbaaren Eerdienst, naar de wijze der Roomschgczinden, tegenwoordig waren. Dit bewoog kalvin us tot het opftellen en verspreiden van twee zeer voortreffelijke brieven. In eenen dier brieven vermaande* hij deeze inwendig overtuigden, de Afgoderij te vlieden ; de andere liep over de Pvoomschgezindc, Priesterfchap. A 3 Ter, Dt CALVINI- SCHB GODSDIENST.  De KALVINI SCllE GODSDIENST. 6 GODSDIENSTIGE Terwijl kalvinus dus wakker en kloekmoedig zijnen vlijt en tijd bcfteedde, ontftonden elders zwaare onlusten. Het Euangelie was, in de daad, te Geneve omhelsd, en hetPausdomafgezwooren. Doch veclen waren nog niet hervormd van de onheilige en aanftootwekkende zeden, welke zij van de Roomschgezinde Geestlij kheid* geleerd hadden. De aanzienlijkfte Familiën hadden de aloude Leengoederen nog niet afgeftaan. In den beginne wierden deeze met zagtheid vermaand, en, toen deeze vriendlijke middelen niets baatten, met meerder "ftrengheid gegispt. En , wanneer zij, in weerwil van dit alles, hardnekkig bleeven , en de ftad, door de oneenigheden van bijzondere perfoorien ,in verfcheiden aanhangen wierdt verdeeld, betuigden farrellus, kalvinus en carodus openlijk, in geenerlei maniere het Avondmaal te kunnen üitdeelen , onder lieden , welke dus overhoop lagen en in openbaare vijandfchap leefden. Omtrent deezen tijd gefchiedde de verkiezing der Schepenen voor het naastvolgende jaar, te Geneve, welke deeze waardigheid, geduurende den tijd van één jaar, bekleeden , en, zo lang zij in 't bewind zijn, de hoogfte Overheid vertoonen. De voornaamfte aanvoerders der muitelingen verfcheencn in hunne vergadering, en bragten te wege, dat deeze drie waardige'Dienaars van christos wierdt aangezeid, binnen den tijd van twee dagen de ftad  GESCHIEDENIS. 7 ftad te moeten verhaten. Toen kalvinus ditbefluit geboodfchapt wierdt, gaf hij kloekmoedig tot antwoord : Gewisfelijk, indien ik den menfchen hadde gediend, ■zonde ik een zeer jlegten dank behaalen. Maar dit is mijn troost, dat ik hem gediend heb , welke- zijnen dienaar en altoos zijn woord houdt, H geen hij hun eenmaal heeft beloofd. Geneve verlaaten hebbende, begat kalvi mus zich na Bazel , en vertrok van daar na Straatsburg; op verzoek van den Raad, wierdt hij hier aangefteid tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid. Met groote toejuiching der geleerden bekleedde hij deezen post. Met toefteraming van den Raad , richtte hij aldaar eene l-ranfche Kerk op, en beraamde het ontwerp van de Kerkelijke Tucht. Kal vin us van hier na eene andere Had verhuisd zijnde, wierdt aldaar insgelijks eene Kerk ge- ftigt. , . Terwijl dit voorviel, gebeurde er eene zaak , welke voor de Hervorming zeei heilloos zou hebben kunnen alloopen -Kardinaal sadolet, een zeer welfpree kend man , ziende dat de kudde wierdl beroofd van zulke bckwaame en waakzaa. me Herders , oordeelde den tijd rijp tc ,z(m om hen te verftrikken. Ten dier oogmerke fchreef hij brieven, gengt aar zijne waarde vrienden , zo als hij ze noem de den Raad en het Volk van Geneve, 11 welke hij geenerhande bedenkingen of be wijsredenen onaangeroerd liet >. om hej A 4 De KAL V INI" SC HE GODSDIENST. [ l I 1  8 GODSDIENSTIGE De KS1.V1NISCHIiGODSDIENST. te beweegen tot wcderkeeren in den fchoot der Roomfche Kerke. Niemand was 'er in geheel Geneve , die het durfde onderneemen om hem te antwoorden. Du$ ftondt het gefchapen, dat deeze brieven zeer veel kwaads zouden uitwerken. Doch kalvinus hadt dezelve niet geleezen, of, vergeetende alle de mishandelingen, hem door de ftad Geneve aangedaan, vervaardigde een antwoord, met zo veel fpoeds, en in zo wclfprcekendc taal gefchreeven, dat de Kardinaal, nu alle hoop ter zijde ftellende, in zijn oogmerk gelukkig te zullen flaagcn, van zijn ontwerp geheel lijk afzag. Kalvinus vertoefde te Straatsburg, :.ot in den jaare 1541, wanneer Keizer karel de V twee Rijksvergaderingen beriep, de eene te Worms, de andere te Regensburg , met oogmerk om een einde temaaken aan de gcfchillen over den Godsdienst. Op beide vergaderingen was kalvinus , tegenwoordig , tot zeer groot voordeel der Kerke. Met gcdicnflige minzaamheid wierdt hij hier bejegend en behandeld, door philippus melanc- t h on en gaspar cruciger. Dik- maals hieldt hij, met deeze wakkere voorvegters der goede zaak, afzonderlijke gefprekken over het Sakrament des heiligen Avondmaals, waar omtrent zij niet konden nalaaten zijne denkbeelden goed te keuren. Thans ftelde de ftad Geneve haare poogingen te werk, om farrellus en kal-  • GESCHIED E NIS. 9 KAL vin u s te rug te ontbieden. Vrugtioos flaagden haarc aanzoeken bij den eerstgcmciden: waarom zij alle haare poogingen te werk ftelde, om ten minfte kalvinus magtig te worden; ten welken oogmerkeeenc ftaatelijke bezending na Straatsburg wierdt afgevaardigd. Gantsch onwillig was de Raad der ftad Straatsburg om aan deeze voorlkigcn het oor te lecnep. Kalvinus zelve , eenen afkeer hebbende om zich in nieuwe onlusten te begecven, en voor oogen ziende dat zijn dienstwerk te Straatsburg grootcn opgang maakte, wees volftrckt van de han'd° om te willen wederkeeren. Daarenboven betuigden bucerus en de overige Euangeliedienaars groote ongenegenheid om van hem te fcheiden. Doch toen de Geneveezen niet aflieten van het doen van kragtigen aanzoek en fterke Vertoogcn , was eucerus ten langen laatftc van vcrftand,,dat hun verzoek moest worden ingewilligd. Maar vermids dit voorviel op den'tijd , dat kalvinus gereed ftondt, om met b ucerus na de Rijksvergadering te Regensburg te vertrekken, wierdt zijne wederkomst een tijd lang uitgefteld. Hierom verkoozen die van Geneve, midlerwijl, petrus viret. Te genegener wierdt kalvinus tot zijne wederkomst, wanneer hij verftondt, zulk eenen Amptgcnoot te zullen hebben. Op den dertienden van Herfstmaand des A 5 jaars De KALVINI- >CHE ROOSDIENST.  De SCHE GODSDIENST. io GODSDIENSTIGE iaars 1541, kwam kalvinus tc rug te Geneve; met blijde toejuichingen wierdt hii verwelkomd door 't volk m t algemeen , en bijzonderlijk door de leden van den Raad, die de verwonderlijke goedertierenheid Gods jegens hen erkenden, m het wedergeeven van een zo doorlucntigen inwooner. En vermids de Raad van Straatsburg hadt beflooten, dat kalvinus, naa eenigen tijd afweezigheids ,zou wederkeeren, weigerden die van Geneve, bij aanhoudenheid, in 's Mans vertrek tc bewilligen: Hierom wierden de btraats/,™rf eindelijk tc raadc, het genomene bcfluit te vernietigen, doch met deeze bijvoeging, dat kalvinus de Jaarwedde , hem toegeleid , geduurende zijn ceheele leeven , zou genieten; op geenerhande wijze kon hij, egter , worden overgehaald, deeze Jaarwedde aan te neemen, als zijnde hij op niets minder dan op rijkdommen bcdagt. Kalvinus, op deeze wijze, aan zijne Kerk wedergegeevcn zijnde,en vernomen hebbende dat de ftad een fterker breidel noodig hadt, verklaarde hij openlijk, zijn heilig dienstwerk met gecne vrugt of genoegen te kunnen waarnecmen, tenzij de imvooners, te gader met de leere des Euangcliums,het Presbijtcriaanfche Kerkbcftiuir aannamen , ter behoorlijke regelinge en handhaavingc van de tucht der Gemeente. Dit voorftcl wierdt gehoord en aangenomen;men verkoos,op ftaanden ö voet,  GESCHIEDENIS. n Toet, Ouderlingen,en 'er wierdt een ontwerp van Kerkelijke tuchtoeffeninge beraamd. Kalvinus verdeelde zijnen tijd engewoone verrigtingen, op de volgende wijze. Om den anderen Zondag predikte hij tweemaal. Op Maandag, Dingsdag en Woensdag hicldt hij openbaare voorleezingen of lesfem over de Godgeleerdheid. Eiken Donderdag verfcheen hij in de Confiftoric , of Kerkeraad, om de Kerkelijke Tucht te helpen handhaaven. Op Vrijdag hielde hij eene openbaare vooiicezing, waar in hij, van tijd tot tijd,ecnigc duistere Schriftuurtextcn verklaarde, en dc tegenwerpingen zijner tegenüxeevers oploste ; het overige gedeelte van den dag befteedde hij aan het fchrijven van brieven aan zijne vrienden. Reden 't over hebben wij , dcrhalven , om ons te verwonderen, dat een ccnig mensch zo veel werks kon verrigten, en zo onderfcheidene zaaken afdoen. Bchalvcn den gcmclden arbeid , rustte nog op hem dc zorgc en de beftuuring van een huisgezin ; als mede , verfchciden andere bezigheden. Want het behaagde Gode, zijn dienstwerk zodanig tc zegenen, dat hij, uit vcelcrhandc gewesten der Christen waercld, wierdt aangezogt. deels om zijnen raad in te ncemen ovci Godgeleerde onderwerpen , deels ook orr hem te hooren prediken. Van hier dat tc Geneve, op één en den zelfden tijd, eene ftaliaanfche, eene Engelfche en eene Spaan fch De KAl.ViNISCHBGODSDIENST,  12 GODSDIENSTIGE De kalvinisc he <;odspienst. fche Kerk was. De ftad fcheen te klein, om allen, welke om zijnentwille derwaarts toogen , te kunnen bevatten. In den jaare 1542 wedervoeren kalvinus veclerhande rampfpocden en droefenisfen, zommige binnenslands, doch de meeste door de woede van de vijanden der waarheid buitenslands , in Frankrijk en Italië, uit welke gewesten zij een groot getal belijders des Euangclhims vcrdreevcn. Ter vertroostinge van deeze gaf hij zich zeiven ongelooflijke moeite; hij fchreef een aantal opbeurende en mocdgecvende brieven na alle gewesten , zo wel aan de geencn, die het gevaar ontwecken waren , als aan de zulken , die n0d in de klaauwen van den Leeuw gevangen waren gcblecven. In den jaare 1545 wierdt het verfoeilijk en met bloed gefchreeven Bevelfchrift afgekondigd , door het Parlement van Aquitanie , tegen de ongelukkige Waldenzen van Merindol, 'Cabrieres en aangrenzende oorden. In gevolge van hetzelve wierden 'er ongehoorde wreedheden gepleegd, niet flegts tegen eenige weinigen , maar teren de geheele Gezinte, zonder aanzien 0fJ0ndericheid van ouderdom of kunne. Met zommigen van deeze , den dans ontlprongen, en na Geneve gevlugt, was kalvinus te meer begaan , en droeg voor hun dies te grooter zorge, om reden dat hij, korten tijd geleeden , troostbrieven aan hun gefchreeven, en getrouwe zielzorgers hadt tocgefchikt; behalve ri  GESCHIEDENIS. r3 ven dat hij nog, toen zij, in vroegere dagen , zich in gevaar bevonden , hen bewaard hadt,door zijne voor- en tusfchenfpraak bij de Duitfche Vorften. 't Gebeurde, in den jaare 1546 , dat een der Raadsheeren, in eene algemeene Volksvergadering, kalvinus over den hekel haalde, als iemand,die valfqhe leerbegrippen verkondigde; hij was, onderHelde men , tot die aantijging , opgeitookt, door twee leden van het Gcnootlchap der Leeraaren , die beiden , dikmaals, zich in den drank verliepen, en, uit deezen hoofde , dc ftrengheid der wetten vreesden. Kalvinus liet zich dit luttel aanleunen. Dit niettegenftaande wierdt de perfoon, welke de befchuldiging tegen hem hadt ingebragt, gedagvaard voor den Raad; en naa dat zijne zaak gehoord was, hij van lastertaal veroordeeld : de twee dronkene Leeraars, die hem hadden opgeftookt, wierden van hunne bedieningen verlaaten. Nog veel heilloozer was het jaar 1547; geen rampfpoediger jaar aanfchouwde de Zon, geduurende het tijdverloop dier gehcele Eeuwe. De Kerken van Duitschland fcheenen gantsch en al onder den ' voet gehaald te zijn , de Proteftantfche Vorften den moed te hebben laatcn vaa^ ren, en de Heden zich zelve over te gee ven, naa het aanwenden van zo kloeke poogingen, en het doorworftelen van zc veele en groote swaarigheden , ter plantin ge van de zaaden des Euangeliums. Hoi ban; De SALVINISCHEGODSDIENST. 1 r >  T4 GODSDIENSTIGE De KALVINISCHEGODSDIENST. ( < i i 1 i i 2 l < I \ r c I 1 \ bang het kalvinus viel , bij de aanfchouwing of de aandenking van de verwoestingen der Kerken , kan ligter bedagt, dan gezegd worden: bijzonderlijk, wanneer wij in aanmerking neemcn de iiartlijke genegenheid, welke hij dezelven toedroeg, op hoe verren afftand ook van !iem verwijderd. Gcene andere was zijne jorge, dan alsof hij ze allen te zamen op lijne ichouderen hadt gcdraagen. In de iaad, een knellende angst benaauwde zijn gemoed, toen hij vernam dat de godgesinde mannen, zijne hooggefchatte vrien- len , philippus melancthon, b u- ;erus, petros martijr , en veele mdcren, zich in een zo dreigend gevaar gevonden , dat de dood hun nader was lan het leeven. Te midden van alle deeze onlusten en verwarringen, maakte de Kerk van Gene•e een ongemeenen opgang; om dien nog neer te doen toeneemen , was kalvilus (leeds bedagt op middelen, ter ver,orginge van een beftaan en onderhoud an de zodanigen , die, om de zaak van : h r i s t u s en der waarheid , gebannen raren. Gcduurende het jaar 1550 genoot de [erk van christus eene tusfehenpoos 'an vrede. Thans wierdt in den Kerkeaad te Geneve het befluit genomen, dat e Leeraars, niet alleen in het doen van .eerredenen , die van veelen verwaar^osd, en van anderen met luttel vrugts /ierden aangehoord, maar ook in het. be- zoe-  GESCHIEDENIS. 15 zoeken der ledemaaten aan derzelver huizen , de geheele ftad in wijken verdee-: ]en , en van de bijzondere huisgezinnen! rekenfchap huns geloofs zouden vorderen, 't Gaat bijkans het geloof te boven, hoe veel nuts en ftigtinge , van deeze fchikking, op de ftadbevvooners afdaalde. Diep grievende was de boezemfmart, welke kalvinuS)eenigen tijd daar naa, gevoelde, door de tijding, wegens eene zwaare vervolging , te Parijs, tegen de voorftanders van het gezuiverde geloove, aangericht. Van eene vergaderinge, ter onderhoudinge van het hoogwaardig Avondmaal , in de St. Jakobsftraat, bijeengekoomen , wierden tachtig perfoonen in verzekering genomen ; de overigen ontwecken het gevaar, door gunst der duisternisfe van den nacht. Die gevat waren, wierden, den volgenden morgen, na de gevangenis geleid, onder de ver wijtingen en uitjouwingen van het gepeupel , hoewel onder de gevangenen zich eenige vrouwen van goeden huize en eerlijken naam bevonden. Eij den fpijt, over het derven der vrijheid , kwam nog het ongelijk, dat tegen de gevangenen wierden opgemaakt eenige valfche getuigen, aan welke de ligtgeloovige menigte een gretig oor en geloof leende. Zeven dier ongelukkigen wierden , diensvolgens, veroordeeld om leevende verbrand te worden. Eene vrouw van doorluchtige geboorte onderging, met haare zes lotgenooten, de doodftraf- De CALVINIiCHEÏODS3IENST.  i6 GODSDIENSTIGE De KALV1NI-' SC* HE GODSDIENST. fe, met eene verwonderlijke lijdzaamheid. De aantijging, hun gedaan , van het pleegen van gemengde vleeschlijkc gemeenfchap in hunne godsdienftige zamenkomften, wierdt, met kleine moeite, wederleid door een geleerd' man, welke onder hen het Leeraarampt bekleed hadt. Gelukkig dreef het onweder over, zonder merkelijke fchade, door de tusfehenfpraak der Duitfche Vorften, welke kalvinus, met ongemeenen fpoedj wist te bewerken. 't Jaar 1559 was zeer vernaamd , van wegen het verbond , aangegaan door de twee rnagtigfte Vorften van Europa , de Koningen van Frankrijk en Spanje , gefchraagd en bckragtigd door de zuilen en banden van zwagerfchap. 't Stondt gefebapen , dat deeze gebeurtenis voor Geneve doodliike gevolgen zou hebben. Midlerwijl wendde kalvinus , hoewel met lichaamsongefteldheid worftelende, zijne klockfte poogingen aan, om de Kerken onder het kruis op te beuren, deels door zijne vermaaningen en troostredenen , deels door zijne vuurige en veelvuldige gebeden tot den God der hulpe en vertroostingc. Terwijl dus alles rondomme het beeld van angst en fchrik vertoonde, gebeurde *er een zonderling voorval. De Koning van Frankrijk, onder andere vermaaklijkheden van het huwelijksverdrag, ter bekragtigingc van den vrede geflooten, zich in een fteekfpel verlustigende , ontving eene  GESCHIEDENIS. li qcne doodlijke kwetzuure , van de hand des Hoofdmans zijner Lijfwagt,door welken hij , korts geleeden , vcrlcheiden Raadsheeren in verzekering -neemen en na de gevangenis hadt doen leiden. . Omtrent deezen tijd zonden de Bohemiërs drie uit het midden hunner broederen aan kalvinus, met oogmerk om zijne gedagten te weetcn omtrent eenige godsdienllige onderwerpen, welke onder hen in gefchil ftonden. Met den geest van zagtmocdige liefde gaf hij hun de begeerde oplosfmg, en raadde hun wijders, eene nadere vereeniging aan te gaan met dc andere Hervormde Kerken. Terwijl dit te Geneve voorviel, overjeedt , in Engeland, Koningin mauia; haare Zuster elizabkth volgde haar op in het Koninklijk bewind. Dit bewoog vcele Franfclie vlUgtelingen , zich op haare godsvrugt en. menschlievendheid verlaatende , eene fchuilplaats te zoeken in dat Koninkrijk. Zij wierden in dit befluit gerugfteund , door dien eerwaardigen Godgeleerde, edmund grind al, Bisfchop van Londen, die voorts van de nieuwe Koninginne verlof verwierf, dat *er iemand na Geneve wierdt gezonden, óm aldaar eene Franfclie Kerk te planten. Omtrent het einde deezes jaars overleedt,zeer fchielijk en onverwagt, franco is de I, Koning van Frankrijk; dit fterfgeval viel voor in eenen toeftand van tijd, en eene gcftcldheid van omftandigheden , toen alles een wanhoopig gelaat VI. deel. B ¥«f« De KALVLNISCHEGODSDIENST.  i8 GODSDIENSTIGE De KALVIN! SC HE GODSDfliNST. vertoonde. Naauwlijks was Koning ka■ rel de IX, nog een kind, aan de Regeering gekoomen, of 'er wierden, door eenen YVapenbode, brieven, met zijnen naam ondertekend , te Geneve gebragt , waar in hij klaagde, dat vecle luiden van daar waren gezonden, welke zijn Koninkrijk bezoedelden; met verzoek dat zij, op ftaanden voet , moesten te rug ontbooden worden , met bedreiging , in gevalle van nalaatigheid, wederwraake te zullen neemen. K a l v i n u s, op deeze dagvaarding,vooï den Raad der ftad ontbooden zijnde, antwoorde, in zijnen eigen , en den naam zijner Amptgenooten , dat zij, op aanzoek der Kerke in Frankrijk, zekere perfoonen, gezond in dc leere, en Van een heiligen wandel, vermaand hadden, zi] wilden niet in gebreke blijven , dc behulpzaame hand te bicden aan hunne landgenooten, in eene zo heilige zaak ; dat zij deezer vermaaninge hadden opgevolgd, geenzins om dat Koninkrijk te ontrusten of te beroeren, maar opdat de ingezeetenen zouden onderweezen worden in de leere van het Euangefie des vredes j en, indien hun iet anders wierdt te laste geleid, zij gereed waren, in de tegenwoordigheid des Konings , zich tegen hunne befchuldigcrs te verantwoorden. Doch deeze zaak hadt geen verder gevolg. ' In den jaare 1562, fchonk God vrede en vrijheid aan de Franfche Kerken, door een openbaar Edikt of Bevelfchrift des Ko-  GESCHIEDENIS. 19 Konings van Frankrijk. Doch de Koning van Navarre, onmiddelijk naa dat de Hertog van GütsÉ dien doemwaardigen moord te Vasfij hadt gepleegd, deedt, kort daar naa, den brand van een burgerkrijg Opgaan, welke eene lange reeks van jaaren aanhieldt, en befchreïenswaardige verwoestingen in Frankrijk aanrichtte. Een grievende wonde veroorzaakte dit in het gemoed van kalvinus, welke merkelijken invloed hadt op cenc lichaamskwaaie, aan welke hij zukkelde , en dezelve dermaatc deedt toeneemendat veelen de angst bekroop, dat hij, tot htfri verlies, maar zijn eigen heil, niet lang meer bij hen zou vertoeven, maar eerlang overgaan in een beter vaderland. Hij Zelve' liet daarom niet af van elk eenen te vermaanen en te vertroosten, noch van prediken en het houden van zijne gewoons openbaare Voorleezingen. ... Op deeze wijze volhardde kalvinus in de getrouwe waarneemirtg der piigten van zijn beroep, tot dat hij, ten langen jaatfte , bezweek onder eene reeks van iichaamsongefteldheden, en den jongften adem uitblies, op den derden dag van Zomermaand des faars 1563; draagende met zich ten grave dc liefde der burgers van Geneve, en dc hoogagting van alle Proteftantfchë Kerken.. Menigvuldig zijn zijne Schriften 3 ó'fs der dezelve munt uit eene verklaarir^ óver den Bijbel, in fraai Latijn gefchreé" ven. Onze vcornaamfte opmerking, nog B % thans vALVINI >C H E GODSDIENST. t  %o GODSDIENSTIGE De KAL VI NI" SCI IE GODSDIENST. I 1 thans, verdienen zijne Onderwijzingen inden Christlijken Godsdienst , met eene fraaie Opdragt aan francois den I, Koning van Frankrijk. In 't eerst was hij opgeleid tot dc beoeffeninge der Romeinfche Regtsgelecrdhcid ; van hier dat hij van oordeel was, of zich verbeeldde, dat alle weetenfchap in den vorm van een geregelde zamenftelzel moetgcgooten worden. Om deeze reden ontwierp hij zijne waereldvermaarde Onderwijzingen in den Christlijken Godsdienst, volgens het zelfde plan, als Keizer jüstinianüs in zijn Wetboek hadt nedergefteld, en alle Regtskundigen zedcrt gevolgd hebben. 't Is zeker, dat de voordragt van zaaken, bij wijze van zamenftelzel, uit eigen aart gefchikt is, om den menfehen te geeven een duidelijker en onderfcheidener denkbeeld van de waarheid, dan eenige andere leerwijze , welke men ook moge volgen; doch, met dit alles, is het niet minder zeker, dat de menfehen te veel cn ü te fiaafsch zich aan zamcnftelzels kunnen vergaapen. Indien de zamenftelzels befchouwd worden, als bevattende ir.uk. ken van bloote befpiegeh'nge , en niet ïangemerkt als van eene volftrekt verbiniende kragt voor het Gewceten der menchen, mogen zij, in de daad, voor onchuldig doorgaan. Doch , wanneer zij vorden voorgedraagen , als bevattende iep waaren en eigenlijken zin des Woords ran God, kwetzen zij zomvvij'en het edcr Gewceten, en leggen een ftruikel- blok  GESCHIEDENIS. '21 blok vóór den voet der zwakken en welmcenenden. Bisfcbop bur net, de Heer gerard brandt en andere Kerkelijke. Gefchied-1 fchrijvers hebben erkend, dat alle dc' Kerkhervormers geftaan hebben in de gevoelens van augustinus, Bisfchop van Hippo. Dat dit waarheid is, ten opzigte van lütherüs , kan blijken uit zijne verklaaring over den Brief van paulus aan de Galatiers ; cn dat de EngeU fche Hervormers van de zelfde begrippen waren, kan afgeleid worden uit de negenendertig Artikelen der Engelfche Kerke. Doch kalvinus was dc eerfte, die de gevoelens van augustinus in den vorm van een geregeld zamenftelzel heeft gegooten; en allen, welke, met een onbevooroordeeld gemoed, zijne fchriftcn leczen, zullen ondervinden dat hij dien vernaamden Kerkvader regt heeft doen wedervaaren. Dat augustinus alle de Griekfche Kerkvaders van zijnen tijd tegen hadt, is overbekend ; doch dit behoort niet tot ons tegenwoordig onderwerp. Alleen is het thans onze zaak, aan te wijzen de groote onderfcheidendc kenmerken, welke de leere van a u, gusïinüs kenfehetzen, en den zamenitelkundigen vorm , in welken dezelve door kalvinus is gegooten , en nog heden ten dage , in zommige ,- hoewel niet alle bijzonderheden, geleerd en geloofd wordt bij dc Christenen , welke men Kalvinisten noemt. B 3 Voor* De ULVINI>CHE30DS3IENST.  .%% GODSDIENSTIGE He KA.LVINI- sc he Godsdienst. Vooreerst, leeren zij, dat God alle diqgen heeft gefchapcn in eenen ftaat van volkomenheid, en met onze eerfte Ouders een Verbond gemaakt, dat zij het eeuwige leeven zouden genieten , als een gevolg hunner gehoorzaamheid aan de Wet, welke hij hun , als een regelmaat huns gedrags,hadt voorgefchrceven ; dat indien zij in de gehoorzaamheiden deeze Wet volhard hadden , onfterflijk zouden zijn geworden als de Engelen , en de dood geene hcerfchappij over hen zoude geoeffend hebben; doch, in gevalle zij deeze Wet overtraden , zij onderworpen zouden worden aan alle de rampzaligheden deezes leevens , en aan den dood zeiyen, tijdlijIc en eeuwig; dat op de ongehoorzaamheid der eerfte Ouderen aan dit gebod, de godJijke vloek zou nedcrdaalen op alle hunne naakoomelingen, en de aarde, om hunnentwille , vervloekt worden;dat wil zeggen , zij zouden niet meer genieten de van zelf voortkoomende voortbrengzels , welke de Hof van Eden opleverde , maar een zwaaren arbeid doen, om zich zelve yan het noodige te verzorgen. Ten tweede, dat onze eerfte Ouders de godlijke gunst verbeurden,door het ectcn van de verboodene yrugt, en, door den Almagtigen Heer der Voorzienigheid en der Genade, fchuldig verklaard zijnde, wierden zij verftooten van zijne gunst, en alle hunne naakoomelingen betrokken in de algemeenen fchrikwekkenden onfpoed. peeze overtreeding der vroegfteOuderen,  GESCHIEDENIS. 23 bij de Godgeleerden onder den naam van de Val bekend, maakte ons niet flegts deelgenooten van hunne fchuld, maar, volgens de gewoone wijze van voortteelinge, bragtzij ons eene natuurlijke geneigdheid ten kwaade aan. AUe de vermogens der menschlijke ziele wierden in-wanorde gebragt;dat doorluchtig zamenftelzel, welk God "hadt ontworpen en voortgebragt , naar zijn eigen beeld, verviel, in zekeren zin, in een puinhoop; en de mensch,die zuiver uit de hand zijns Maakers was gekoomen, wierdt, door de hecrfchappijvoerende flaavernij zijner driften , als een der beesten , welke vergaan. Dit was de oorfprong des kwaad ( wij fprceken met de woorden der Kalvinisten,) en zints dat fchroomwekkend tijdftip, is 'er weinig meer of anders dan zonde in de waereld geweest. Alle dc onheilen en rampen , het menschdom wedervaaren, zijn veroorzaakt en ontftaan door 's menfehen val; hij is ftraffchuldig geworden bij zijnen Maakcr , en de beesten des velds, over welke hij tot algemcenen Hecre was aangefteld, zijn nu zijne vijanden geworden. Toen hij viel, wierdt hij ontbloot van allehoope, dewijl hij wist, dat de eeuwige raad Gods zou beftaan: want deeze is de fontein van alle waarheid en kan niet liegen. Ten derde, augustinus leerde, eq kalvinus leerde naa hem, dat geen mensch in zijne magt heeft, zich tot God te bekecren, wanneer hij zulks goed. ■ B 4 vindt; De KALVINI- sciie Godsdienst.  24 GODSDIENSTIGE De KALVINISCHEGODSDIENST. i I vindt, maar, ten dien einde , de werr king der kragtdaadige genade moet verwagten. Tot veel twistens heeft dit gevoelen aanleiding gegeevenj en, hoewel in de Apostolifche Brieven , eenige uitdrukkingen voorkoomen , welke dit gevoelen fchijnen te onderfchraagen, moeten zij, nogtbans,met veel omzigtigheids geleezen worden. Onze begrippen aangaande God behoorden altijd gegrond te zijn op de beginzcls van zedelijke Rechtheid; doch hier vervallen wij ligt tot aanmerkelijke zwaarigheden, wanneer wij nader willen uitpluizen, wat zedelijke Rechte heid zij. De menschlijke natuure brengt hier tegen in , dat het onbeftaanbaar is met de godlijke Eigenfchappen, gehoorzaamheid te eifchcn van den raensch , die het niet in zijne magt heeft die te volbrengen; en deeze gewaarwordingen, aan de menfehen, als redenmagtige weezens, bijzonder eigen, leeren hun, dat dc bermhartige Heer des Heelals niet het werk van een dwingeland kan pleegen. Van eenen anderen kant beweerde dit gevoelen, dat God het regt heeft om befchikking te maaken over zijne fchepzelen, zo als het zijn vrijmagtig welbchaagen zal goed dunken , en gehoorzaamheid van hun mag eifchcn , zonder eenige reden te ?eeven va,n zijn bedrijf. Ter fchraaginge van dit gevoelen , worden de woorden vm Profeet jesaia aangevoerd, zeggende , uit naam van jehova, den Heere Ier Heirfchaaren: Mijne ge dagten zijn niet uwe  GESCHIEDENIS. tS uwe gedagten , en mijne wegen zijn niet uwe wtgen. 't Gaat vast , dat der Godlij ke Alraagt geene paaien kunnen gefield worden; en 't is godslastering, indien de menfehen de Godlijke volmaaktheden binnen zekere grfensfeheidingen omheinen. Onze Opperfte Lceraar zegt : Bid, en u zal gegeevtn worden; zoek, en gij zult vindenj klop, en u zal open gedaan worden. En de Profeet jesaia gebruikt deeze bemoedigende taal: De zondaar verlaat e zijnen weg, en de ongeregtigc man zijne gedagten, en hij bekeere zich tot den lïeere: zo zal hij zich zijns ontfermen.Deeze en vcele andere uitdrukkingen der gewijde Schriften,fchijnen geenenden minfteq twijfel , ten opzigtc van de oprechtgezindheid van den Godlijken wille, aan te kondigen. Nogthans worden , ter handhaavinge dei gevoelens van augustinus, en zijnen rmavoiger k >\ l vinus, eenige tegen werpingen aangevoerd. Dus bedient men zich , onder andere, van het zeggen van c li r i s t u s : Niemand kan tot mij koomen , 't en zij de Vader , die mij gezonden heeft, hen trekke. Volgens ons nederig gevoelen , want wij zoeken niet het iemand op tc dringen, hebben deeze woorden hun ppzigt niet op de beroovingof magtelooshcid van 's menfehen wille , maar zij fchijnen te bevatten eene zinfpeeling op de woorden des Profects :' lk zal hen tukken in de Woestijn, en zal aldaar vertroostende woorden tot hen fpreeken. Gods uitlok. B 5 ken. CALVIML- SCI1E GOOS- 04ENST,  26 GODSDIENSTIGE De KALVJNI- sche Godsdienst. ] ] ] l < t kende goeddaadigheden leiden de menfehen tot bekeeringe: want welk ongehoorzaam zoon zou zijnen vader geene gehoorzaamheid betoonen, indien deeze hem met tedcrlievendheid behandele ? Herhaalde reizen wordt ons in de Schriftuure verzekerd : Dat niemand ooit den, Heere te vergeefs gezogt heeft. Laat , daarom, ieder een het gepaste gebruik maaken van de vermogens , die hem gefchonken zijn; en dan zal gewisfelijk dc Allerhoogfte zijnen zegen over hem gebieden. Het volgende Artikel, in het Icerkundig godgeleerd zamenftelzel van kalvinus, 't welk onze opmerking verdient, betreft de Predestinatie , of Godlijke Voorbefchikking. 't Is hier mede gegaan, ils met het leerftuk raakende den vrijen '.Vil;veel heeft men daartegen jngebragt, sondcr het, veelligt, naar den eisch verElaan te hebben. Onder de tegenwoordige Afdceling kunnen wij over hetzelve liet in zijne volfte uitgeftrektheid handccn, maar moeten ons bepaalen tot den :in daarvan, welken st. augustinus uitgebroed, en kalvinus verder leeft aangekweekt. Wij houden het voor zeker , dat de revvijde Schriften, zo wel des Ouden als les Nieuwen Testaments, eenigen grond :n aanmoediging geeven aan de leere der /oorverordineeringe. Doch , de gewigige vraag is deeze : is deeze Voorvcrorineering toepasfelijk op eenen iegelijk mens ch,  GESCHIEDENIS. 27 mcnsch,hoofd voor hoofd? of is zij eene 'voorbefchikking Gods omtrent de menfchen in 't algemeen? Zommigcn hebben beweerd , dat deeze lcerftelling in den eerstgemelden zin moet genomen worden; zij bouwen en fchraagen dit gevoelen op deeze redekaveling: „ God, nederziende op „ het mcnschlijk geflagt, zag, dat geheel „ het menschdom ongehoorzaam zijn zour „ de aan zijne geboden; en hierom bcpaal,] de hij voorshands, welk hun toekom' ftig onvermijdelijk lot zijn zoude. Hij l\ beichikte het iridiervoege , dat deeze „ menfehen nimmer magtig zijn zouden, „ een voegzaam gebruik te maaken van „ de middelen der genade , 't welk hen „ zou opleiden tot de eeuwige gelakza, ligheid; of althans zouden deeze midl, delen hun niet op eene kragfcdaadie werkend wijze worden medegedeeld. „ En , nogthans , wierdt , ten -/elfder „ tijde, vastgcitcld, dat de Gecstlijkheic „ het volk zou leeraaren, te berusten vt ,, net ontwerp, in het Euangeiie voorge ,, draagen, zonder in aanmerking te nee \, men, dat de ocffening van den vrijer l, wille, hun, ten zelfden tijde, wierdi ontzegd.'' De leere der Godlijke Voorverordmee ringc fchijnt kalvinus in het volgen de licht befchouwd te hebben. Hij ge loofde dat God, van alle Eeuwigheid,he yoornecmen beraamd en vastgeftcld hadt om een zeker gedeelte van het menschlij geflagt te behouden en zalig tc maaken De KAI.VINJSCHEGODSIMENS T. » z  De KALV1NISCHEGODSDIENST. ] < i ] i < aS GODSDIENSTIGE het andere te verwerpen; doch verrokte dit een geheim was, 't welk geen menschlijk verftand kon uitvinden , was het, diens volgens, de piigt der Leeraaren, alle hunne toehoorders even eens aan te fpreeken. Merkelijken grond fchijnt dit gevoelen te hebben in verfcheiden uitdrukkingen der gewijde Schriften , bijzonderlijk die des Nieuwen Testaments. En dit, waarfchijnlijk, is de reden, dat zommige rechtzinnige Kalvinisten hunne toehoorders vermaanen tot het betragten van pligten, zonder in te dringen in de Godlijke raadsbesluiten. Dat het Gode vooraf bekend is, wat zijnen fchepzelen in deeze wacreld zal wedervaaren, kan niet gclochend worden; doch dat hij hunnen wil kragtdaadig en onwederïïandelijk bewerkt, was al van ouds een onderwerp van ge fchil. 't Lust ons niet, ons in dit twistveld te begeeven: want hier van zijn wij Dvertuigd, dat 'er ftoffe genoeg in de ge-" tvijde Schriften voorbanden is, om v'olioening te geevcn aan elk' redelijk''en /erftandig' onderzoeker, en de menfehen vijs te maaken tot zaligheid. Het moet erkend worden , dat het Godijk Opperweezeh alles doorziet, wat ia len loop deezes leevens voorvalt , en [Hes, als 't ware, voor zich heeft, van iet begin des tijds tot op den aanvang der Eeuwigheid. God van dc voorweetcnchap te berooven , is zo veel als hem te mtblootcn van eene zijner eigenfchappen, )och dan mogen wij tevens gelooven, da;  G E S C H 1 E D E N I S. ao dat God dc dingen voorweet, zonder te beweeren dat hij onze redelijke verraogens aan den band legt. Met zeer veel oordeels heeft Dr. edvvards van Nieuw-Jerfcij over dit onderwerp gefchreeven ; en zodanig was de kragt en klaarblijkelijkheid zijner Vcrhandelinge , dat Lord kaimes daar dooi4 wierdt bewoogen tot het invoegen van aanmerkelijke veranderingen in dc tweede uitgave zijner Redevoeringen over den Godsdienst en Zcdekunde. Doch geen Schrijver , ons bekend, mag bij den geleerden Lord stair vergelceken worden. Deez' Edelman , die zo veel van de waereld gezien, en vijftig jaaren lang der Kroone gediend hadt, zegt, in eene zijner Overdenkingen : „ Te gelooven in „ Gods voorkennis , of voorweeten„ fchap, is eene en de zelfde zaak,als te „ "elooven in de Godlijkc Voorverordi„ neering: want, indien God voorziet 't „ geen 'er zal gebeuren, en het niet ver,', andert, zo is het uitwerkzel even het „ zelfde, alsof hij het bepaald hadt." Plij voegt 'er nevens: „ Dat het eene troost„ lijke zaak is, te gelooven in eene Lee. „ re, welke de Godlijke Almagt in zulk 5, een verheeven oogpunt plaatst. Heeft ,1 mijn genadige God (dus vervolgt zijr „ Lordfchap) mij gefchapen en in deeze „ waereld uitgezonden ? Heeft hij mij ,', geplaatst in het licht, en onder het ge„ luit des eeuwigen Euangcliums ? Hcefi „ hij mij het vermogen gefchonken on da De ftALVlNISCHEGODSDIENST. [  De kal vist ïci1e godsdienst. 30 GODSDIENSTIGE „ dat Euangclie aan tc neemen ? En zaf ,', hij mij iaaten verlooren gaan ? Dat zij' „ verre ! ik zal met luthérus zeg„ gen : Ik kan mijne ziel aan God ver„ troüwem" Eene andere leerftell'ing der Kahinifclie leere, en welke dezelve van die der Arminiaanen onderfcheidt, raakt de bijzondere Verlosfing, of Genade. Volgens dit gevoelen, hadt de dood van Christus' ten oogmerke, om alleenlijk een uitgeleezen getal des mcnschlijkengcflagts te behouden. Een eigenaartig gevolg is die gevoelen van de leere der volftrekte Voorvcrordinceringc- Want indien God heeft bcflooten, dat alleenlijk een zeker getal van het menschdom zou behouden worden, en geene anderen, dan kan, gevolglijk, chkistus alleenlijk voor dat getal zijn geftorven, en de kragtdaadighcid zijns ftervens zich niet verder noch tot andere uitftrekken.- De natuur dce?es werks brengt ons in dc noodzaaklijkhcid, om melding te maaken van alle betwiste leerftellingen in den Godsdienst; doch, met dit alles, wenfehen wij dat dc Leez'er voor zich zclven oordeclc. Dat kalvinus het gevoelen,' wegens de bijzondere Verlosfing, of Genade , heeft geleerd en voorgeitaan, kan! niet gelochend worden; het ftraalt door' in het gebéele werk zijner Chrisilijke Onierwijzingen, En, nogthan's, fchijnt 'er' Den tijd geweest tc zijn, dat deeze vernaai-de Hervormer in andere begrippen  GESCHIEDENIS. 31 pen (tonde Want^ in zijne Verklaaring over de Gelijkenis, daar de Koning zijnen Zoone een Bruiloftsfeest toebereidt , zegt hij, dat de perfoon, die geen Bruiloftskleed hadt, veroordeeld wierdt door het getuigenis van zijn eigen Geweeten, dewijl hij , indien hij gewild hadde , zulk een kleed konde bekoomen hebben ; en dit kan ten bewijze dienen, dat de menfehen het vermogen bezitten om de voorwaarden aan te neemen, in het Euangelie aangebonden. Hier uit blijkt, hoe bezwaarlijk het vallc , zich tc houden aan de bcflisfende woorden van een zamenftelzel , terwijl het gevoelen betwistbaar is. Gewisfelijk kunnen 'er verfchillcnde gevolgtrekkingen worden afgeleid uit verfcheiden duistere Schriftuurtcxten; en in alle gevallen behoorden wij de nederigheid te betragten, zonder door te dringen in de geheimenisfen des Almagtigen. Een andere, en zeer gewigtige leerftelling in het zamenftelzel van den H. a uoustinus, betreft de volharding deiHeiligen. Ook dit gevoelen is door kalvtnüs overgenomen. Eene menigte Schriftuurtcxten ontmoeten wij in de gewijde bladeren , welke kunnen genomen worden in eenen zin, welkedeczer leerflcllinge niet flcgts begunftigt, maar dezelve kragt en fterktc geeft. Dus leezen wij: Hst pad der regtvaardigen is als een fchijnend licht, voortlichtende tot op den vollen middag. En wederom: Die hij lief hadt, beminde hij tot hei einde toe. Nog andere uit- De KALVIN!" BCHE GODSDIENST.  Be fat-VINISC he GODSUfENST. 32 GOD SD I E N S T I G E uitdrukkingen, ftcrker dan deeze, ter beguuftiginge van het bovengemelde gevoelen , ontmoeten wij elders. Doch, om niets te ontveinzen , 'er koomcn ook gezegden voor, welke een tegcnovcrgefteld gevoelen fchijnen aan te kondigen. Dus leezen wij: Die ftaat, zie toe dat hij niet valle. Vecle voornaamc en gewigtige mannen hebben geloofd, dat hoewel God zijne dienaars, welke hem lief hebben en dienen, niet zal verlaaten, deeze , egtcr, hem kunnen verlaaten, cn voorwerpen zijns wanbehaagens worden. Dc zwaarstweegende bedenking, welke tegen deeze lecre wordt aangevoerd, is, dat dezelve den weg baant tot vleeschlijke gerustheid, de menfehen te nigge houdende van die heilige omzigtigneid err naauwlcttende agtgeevinge , welke alle hunne daaden behoorde te beftuuren. Wijders wordt tegen deeze Jecre ingebragt, dat dezelve de gemoederen van hoogmoed doet zwellen, door den menfehen te doen gelooven, dat zij zeiven der Godlijkc gunfte beter waardig zijn dan andere. Misfebien is 'er te veel gronds voor deeze tegenbedenking: want, gewisfelijk, mogen wij ons verlaaten op de Godlijkc waarheid, zonder over tc flaan totvermetelheid. De Heer néale, in zijn bcrigt wegens den dood van 0livikr c r omwellj verhaalt een geval, 't welk wij ils geloofwaardig zullen aanncemen, omiat het gevloeid is uit de pen van een zo eer--  GESCHIEDENIS. 33 eerlijken Schrijver, flij verhaalt, dat ten tijde als cromweli, op zijn doodbeddc lag, hij wierdt opgewagt door de vermaardftc Godgeleerden van den Aanhang der Indepmdenlen. Onder deeze bevondt zich Dr. t hom as go d win, toenmaals Voorzitter van Magdalma- Collegie, te Oxford. Deeze Godgeleerde, wiens fchriftcn zo langwijlig en verveelende zijn, was, fchijnt het, een van des Protectors voornaamftc gunftelingen. Want ckomw b l l, hem in goeden ernst gevraagd hebbende, ,, of een Christen kan uitval- len uit dc Genade ," kreeg tot antwoord, „ dat niemand daar van kan uit„ vallen;" waar op cromwell hem te gemocte voerde : „ Ik weet zeker, „ eens dc Genade gehad te hebben." En in deeze gevoelens ftierf de Protector. Om kort te gaan, deeze betwiste Jeerftellingen zijn hoogstgevaarlijlc, wanneer zij niet met de noodige omzigtigheid en gemaatigdheid worden behandeld; doch de verftandigen van alle Gczintheden hebben zij, onder 't in agt neemen van den fchuldigen eerbied , onledig gehouden. Veel oneenigheids en verwarringe hebben zij veroorzaakt; en, nogthans , zou, veelligt, iemand zich kunnen verbeelden, dat tot iets van dien aart geene voldoende reden was. God heeft ons zaaken genoeg geopenbaard, om ons wijs te maaken tot. zaligheid, zo wel in het tegenwoordige als in het toekoomende leeven. Om deeze reden is het een blijk van oneerbiedig- VI. deel» C heid, De KAI.VINI* 3CHE GODSDIENST.  De KALVINISCHEGODSDIENST. 34 GODSDIENSTIGE hcid, en tevens onbetamelijk en godloos, indien wij zoeken door te dringen in geheimenisfen, welker kennis voor ons van geene nuttigheid zijn kan , noch ons behulpzaam weezen ter bevorderinge van onze tockoomende zaligheid. _ Het vernuft des onheiligen, de vuilaartigheid des fpotters , en de uitjouwing des waereldlings , hebben zich vereenigd om in een belachelijk licht te plaatzen , de begrippen,welke de H. augustinus uitgebroed en kalvinus verder heeft opgekweekt. Een beroemd Engelsch Schrijver heeft hier over de volgende bedenkingen : „ Met veel drifts 5, hoort men de Godgeleerden zin- en re3, dentwisten. Zommigen bcwecren eene „ volftrekte Voorverordcneering van alle „ Eeuwigheid; anderen houden ftaande, j, dat God alle toekoomendc dingen voorj, ziet, en in gevolge deezer voorwee„ tenfehap zijne befluiten neemt. Dit zo ,, zijnde, dan boeit de voorweetenfehap „ den wil; en de menfehen zijn niet vrij ^, om goed of kwaad te doen : want 't „ geen hij eerst voorzien heeft, moet hij 3, vastftellen, of zijne eeuwige voorwee- „ tenfehap zou ijdel kunnen weezen. ■ ,, En,in dat geval, is God de werkmees- ter van de zonde. En die dit beweert, „ hoe kan hij iet fnooders van den Dui- vel ftaande houden ? Want, volgens „ welke regels van regt en billijkheid kan „ hij dien mensch ftraflen, die zondigde, „ omdat hij moe^t zondigen ? Of, hoe 5, kan  GESCHIEDENIS. 35 5, kan hij eene deugdzaame daad be5, loonen , welke niet door ons ver-1 j, rigt wierdt , maar vooraf befloo-s „ ten? Ik kan dit ftuk niet za fijn uit- * 5) pluizen, als de H. augustinus en 5, andere gedaan hebben, of de Godlijke „ voorweetenfchap de daaden zodanig 5, kan bepaalcn, dat wij dezelve moeten „ verrigten, omdat God ze heeft voor5, weeten ? Of dat onze keuze, hoewel „ voorwceten , nogthans vrij is, niet genoodzaakt tot de zonde door eene vol,, ftrekte noodzaaklijkheid ? Deeze vola, ftrekte noemen zij eene eenvoudige }, noodzaaklijkheid; nog eene andere is j, 'er , die den naam draagt van voorwaardelijke, De eerfte verbindt den „ wil in diervoege, dat de voorweetene 5, dingen, door eigenwilligheid,niet door 5, keuze, volvoerd worden. Dus zwoe5, gen de Galeiboeven eigenwillig over' f, hunne Riemen, hunne handen roeren„ de in het vooruitzigt van den oever; 5, doch zij zouden in 't geheel niet roeien f ,, indien zij voorshands 'daar toe niet ge„ dwongen waren. De andere noodzaakj, lijkheid beteugelt de Vrijheid niet; maar de mensch kan werkzaam zijn , of ftil j, zitten. De hemel heeft ons gefchapen 3, tot vrij Werkende weezens, om goed oi 5, kwaad te doen , en noodzaakt ons „ niet, hoewel hij de werking van den ,,, wil voorzien hebbe. Da vrijheid „ wierdt in de eerfte plaats gefchonken ■w aan het menschlijk geflagt, ert de voorCï ?j wee- De AL VI NI« 2 HE (ODSIIENST.  36" GODSDIENSTIGE De KALVINISCIIEGODSDIENST. '-3 weetenfchap bekleedde flegts de twee„ de plaats. Of hij zodanige weezens „ volkomen vrij konde fcheppen , zal „ ik niet beflisfen; dat ftuk is voor mij „ te diep. Want welk ftcrveh'ng kan de „ diepte der grondlooze magt des he„ mels peilen, of aan zijne Almagt paa„ len ftellen ? God heeft ons naar zijn beeld gefchapen. Allen erkennen, dat „ dit beeld beftaat in de ziel; en die ziel „ moet vrij zijn, of zij kon niet het beeld haars Maakers vveezen. Doch, of het „ den menfche beter ware, van natuure „ ten goede genoopt, en tot kwaad doen niet vrij geweest te zijn, hier over zal „ ik mij niet uitlaaten , uit vreeze van „ vrugtloos werk te doen." Naa dus lang gefproken te hebben over de hoofd- en grondbeginzels der Kalvinisten, moeten wij nu over hunnen openbaaren Eerdienst handelen. Alle de Kerkhervormers vertoonden den fchijn,datzij de Eenvoudigheid zogten; doch allen zijn in dit zoeken niet even gelukkig geflaagd. Een in 't oogloopend voorbeeld hier van ontmoeten wij jn de Lntherfchen , die eene menigte van de Roomsfche Plegtigheden hebben behouden. Van den anderen kant, heeft de Engelfche Kerk eenen middelweg gehouden tusfehen de twee uiterften, terwijl de Kahinisten getragt hebben, den Godsdienst te ontblooten van alle die veel vertoonmaakende fieraaden, welke dezelve van het bijgeloof heeft overgenomen. Te Geneve) alwaar de Kalvinlfche leere 't - ,. eerst  GESCHIEDENIS. 37 eerst wierdt voortgeplant , in Holland, in zommige gewesten van Duitschland, en, in dc daad, allerwege, beha!ven in Engeland en Schotland , is de uitwendige gedaante van hunnen openbaaren Eerdienst dc zelfde, 't Kan zijn dat 'er eenige weinige verfchillen plaats hebben ; doch deeze zijn van zulk een beuzelagtigen aart, dat zij naauwlijks verdienen genoemd te worden. Te Geneve en in Holland , zo wel als in de gewesten van Duitschland , en in Zwitzerland, alwaar dc Kalvinifche leere openlijk wordt beleeden, gefchiedt de openbaare GodsdienstocfTening op de volgende wijze. De Leeraar klimt op den Leezenaar; en naa de Gemeente vermaand te hebben , hunne harten hemelwaarts te heffen, opent hij den Dienst met een kort gebed, waar in hij God fmeekt om zijne Godlijke tegenwoordigheid bij de ftaatclijke dienstverrigting. Dit verrigt zijnde, leest hij twee of drie hoofdftukken uit het Oude of Nieuwe Testament , naar zijn eigen goedvinden, waar naa een Pfalm of Lied wordt gezongen (*). Vervolgens leest hij de Tien Geboden , welke gevolgd worden van de Geloofsbelijdenisfe der Apostelen : waar naa wederom een ander Lied of Pfalm wordt ge- zon- (*) Elk weet, dat veele bijzonderheden, hier en in 't vervolg vermeld , in onze Nederland' fche Hervormde Kerk niet worden in agt genomen. De vert. C 3 De KALVINISCHEGODSDIENST.  38 GODSDIENSTIGE De KALVINI- SC1IE Godsdienst. zongen. En hier moeten wij aanmerken, dat men, in de meeste Kalvinifche Kerken , buitenlands, Orgels ontmoet, nevens eenige andere fpeeltuigen. Dit gedeelte van den Eerdienst verrigt zijnde , klimt de Leeraar op den predikftoel, en doet, uit zijn geheugen of voor de vuist, een gebed, voor'den toeftand van het geheele menschdom op den aard. bodem. Op het gebed volgt eene Redevoering, zijnde eene Leerrede over den eenen of anderen Schriftuiirtext, of eene uitbreiding van deeze of geene gebeurtenis der gewijde Gefchiedenisfen. Naa dat dc Leerrede geëindigd is , wordt 'er van nieuws een Lied gezongen; waar naa de Vergadering fcheidt met eenen zegenr wcnsch, Wat aangaat het Sakrament van den Poop, zij bedienen het aan hunne kinderen ; doch het teken des Kruizes is onder hen niet in gebruik: ook hebben zij geene Gevaders of Gemoeders; als zijnde ieder Vader verpligt om als borg over den Doop van zijn kind te ftaan. Hij verbindt zich bij die gelegenheid, zorge te zullen draagen, dat het in de vreeze des Heeren worde opgevoed. Bij de viering van het hoogwaardig Avondmaal zijn ze niet verbonden aan een bepaalden regel, met opzigt tot de wijze dar toedeelinge van hetzelve ; ook hebben zij geene Altaars. Eenigen der Avond, maalvierders gebruiken de gewijde Tekens knielende 5 zommigen zittende, anderen ftaan-   BEDIENING- VAN HET H. AVONDMAAL BY BE  IKVOHMBEN, IN BE OUDE KEMK,TE AMSTERDAM.   GESCHIEDENIS. 39 ftaande. 'Deeze infchikkelijkhcid, omtrent zwakke en naauwgezette gemoederen, verdient' grootlijks gepreezen te worden: want, 't geen de eene menseh als beuzelagtig befehouwt, kan bij den anderen een zeer ernftig voorkoomen hebben. De Kalvinisten onderhouden insgelijks verfcheiden heilige dagen : als Kerstijd, Paasch, Pinster, en eenige andere; doch zij betoonen aan dezelve geene bijgeloo. vige hoogagting. Nogthans ontmoeten wij, in de handelingen van de Algemeene Vcrgadcringe der Kerke van Schot land, gehouden in den jaare 1594, iet merkwaardigs, dit ftuk betreffende. Koning jakobus verklaarde, aan de Algemeene Vergadering der Gecstlijkheid,dat,, het volk van Geneve het Kers- en Paaschfeest onderhieldt ; doch, ik bid u, voegde hij 'er nevens, welk gezag hebben zij. 5, voor dit bedrijf? 't Is niets anders dan s, eigenwillige dienst , en even gelijk de „ dienst der Engelfche Kerke, niets ans, ders , dan eene kwalijk opgezeide Mis „ ia 't EngeUcfiJ" Ondertusfchen veranr derde Koning jakobus zedert van gevoelen, en wierdt een vervolger van die zelfde lieden, wier Godsvrugt en GodsT dienftighcid hij voormaals zo hoog geroemd hadt. De Kerktucht der Kalvinisten heeft,in zekere opzigten , eene naauwe overeenkomst met dc eerfte Christen Kerk. leder Gemeente heeft haaren eigen Leeraar, en onder hem ccn zeker getal eerwaardige C 4 per- De kalvini? sc 1112 Godsdienst.  De KAl.VINI SCHR GODSDIENST. 40'godsdienstige perfoonen , Ouderlingen genaamd. Deeze . Ouderlingen worden bevestigd, door de oplegging van de banden des Leeraars; hun post is, de kranken van huis tot huis te bezoeken, en met bun te bidden. Zij moeten luiden zijn, die ter goeder naam ftaan , tegen welke geene bczwaarnisfen zijn ingebragt. Bij afweczigbeid des Leeraars, moeten zij alle de zulken onderzoeken, die tot leden der Gemeente worden aangenomen. Zij moeten kennis gecven aan dc Leeraars van zodanige perfoonen » welke een ergerlijk cn onheilig leeven leiden, opdat zij van de gemcenfehap der geloovigen mogen worden afgefcheiden. Wijders moeten zij zorge draagen, dat geen gedeelte van hun eigen zedelijk gedrag ergernis of aanfèoot verwekke, waar door het Euangelium een lak zou worden aangewrecven. Ten allen tijde moeten zij gereed [zijn, om den Leeraar van hunnen goeden raad te dienen. Onder de Kalvinisten fchijnt deeze Orde van menfehen de plaats vervangen te hebben der Presbyters in de aloude Christen Kerk, die, ten allen tijde, den Bisfchop de behulpzaame hand booden , zo wel door hunnen raad , als anderzins. Deeze lieden worden niet voor eenen tijd verkoozen, maar voor hun geheele leeven; en zij kunnen om geene andere reden van hunnen diénst verlaaten worden, dan om eenige wanbedrijven van eenen aanftoótgeevenden aart. De andere Orde van Kcrkendienaaren, on-  ■  CP. 'h>/tz^ienCHE GODSDIENST.  42 GODSDIENSTIGE De kalvini- SCBIÏ GODSDIENST. i ! I I ] j { 1 1 1 i 1 r • r I De aanftelling van eenen Diaken , in de eerfte Christen Kerk, verfchildè van die van eenenPresbijter of Ouderling, zo wel ten aanzien van de gedaante als de wijze van dezelve; als mede omtrent de vermogens , welke daar bij wierden medegedeeld. De aanftelling of bevestiging van den eerstgemelden mogt door denBisfchop alleen gefchieden ; bij deeze gelegenheid badt hij, in algemeene bewoordingen, „ Dat God zijn aangezigt wilde lichten „ over deezen zijnen dienstknegt,die thans „ tot het Diakenampt was verkoozen, „ en hem vervullen met zijnen Heiligen „ Geest en met kragt, gelijk hij s t e p h a, n u s, den eerften Martelaar,gedaan hadt: opdat hij zich welbehaagelijk, eenpaa, rig en onberispelijk hebbende gedraa, gen , waardig mogt geoordeeld wor, den , een aanzienlijker ampt te bc, klceden." Wat aangaat het ampt of de verrigting /an Diakenen, de voornaamfte of meest rewoone was, den Bisfchop of de Ouderingen te verzeilen cn de hand te bieden nden dienst van het Altaar, zorge te draa;en voor de gewijde Tafel, en alle de fieaadjen en gereedfehappen , daar toe beloorcnde. In de volgende plaats moesen zij dc offeranden des volks ontvancn,en dezelve den Dienaar ter hand ftel2n, tevens meldende de naamen der geer en, welke ze geofferd hadden. In zomlige, doch niet alle, Kerken, lazen de )iakenen het Euangelie , zo wel vóór,  G E S C.H I E D E N I S. 43 als bij den dienst van bet Avondmaal. Te Jlexandris, las de Aardsdiaken alleen de Euangeiicn, en, in zommige Kerken, op de hooge Feestdagen, de Bisfchop zelve; gelijk, bij voorbeeld, te Conftantinopole, op het Paaschfeest, Doch bijzonderlijk behoorde het tot de amptsverrigting der Diakenen, denBisfchop cn de Ouderlingen de hand te bieden in de bediening van bet H. Avondmaal : hun werk was, bij deeze gelegenheid , de gewijde Tekens uit te dcelen onder de geloovigen, welke deel namen aan dc heilige plcgtigheid, en dezelve tc brengen aan de huizen der zulken,die,om wettige verhinderingen, in de Kerk niet konden verfchijnen. Doch de Diakenen mogtcn de Tekens niet wijden bij het Altaar; gelijk blijkt uit de geT tuigenisfen van hilarius, hieron ij mus en den zamenfteller der Apostolifche Inftellingen; voor reden van deeze uitzonderinge geeven zij-, dat de Diakenen niet gerekend wierden onder de Priesters, of althans in den Jaagfr.cn rang van dezelve. Wat aangaat het Sakrament van den Doop, 't is blijkbaar, dat zij, in zommige gevallen, vrijheid hadden om het toe te deelcn : gelijk blijkt uit tertulli anus, hier on ij mus en de handelingen der Kerkvcrgaderinge van BlPheris. Een ander gedeelte van het ampt der Diakenen, was, dat zij eene foort van vermaaners en handlangers voor het volk waren, in de verrigting van hunne openbaare De KA1.VINI* sci-ia GODSDIENST. •  44 GODSDIENSTIGE De KALVINI6CHEGODSDIENST. i re Godsdienftigheid in de Kerk. Ten deezen oogmerke bedienden zij zich van zekere bekende Formulieren, om daar mede den aanweezenden kennis te geeven, wanneer ieder gedeelte van den Dienst een begin nam. De Diakenen hadden de magt om te prediken; doch hier toe wierdt vereischt een bijzonder verlof van den Bisfchop: want , zonder deeze toelaating was het ongcoorlofd. Dit hadt insgelijks plaats ten aanzien van de magt om de boetvaardigen tot de gemeenfehap der Kerke wederom toe te laaten, en de Zondvergiffenis uit te fpreeken. Zulk een voorregt wierdt hun alleenlijk toegeftaan , in gevallen van de dringendfte noodzaaklijkheid, wanneer 'er Bisfchop, noch Ouderlingen bij de hand waren om dit werk te verrigten. Wijders mag het ook nog gerekend worden onder hunne buitengewoone amptsverrigtingen, dat zij zomtijds, dooide Bisfchoppen, gebruikt wierden om hunne plaats en perfoonen te verbeelden in de Algemeene Kerkvergaderingen. Doch in de Provinciaale Sijnoden hadden zij, 10 wel als de Ouderlingen , de magt en vrijheid om in hunnen eigen naam hunne ftem te geeven. Nog twee zaaken moeten wij hier aanmerken , raakende het ampt der Diakenen , in de Kerkelijke Vergaderingen. De eerfte is, dat zij de magt hadden, om de zulken te beftraffen en boete op te legden, die zich in de Kerk ongeregeld ge- droe-  GESCHIEDENIS. 45 droegen. De andere is , dat, vóór de inftelling der mindere Orden in de Kerk, als Onder-Diakenen, Duivelbezweerders, Onderwijzers, enz. de Diakenen gebruikt wierden tot het volvoeren van alle die pligten, welke in vervolg van tijd aan de gemelde Orden wierden opgedraagen. Doch , behalven deeze amptsverrigtingen, welke eigenlijk behoorden tot den dienst der Kerke , hadden de Diakenen hun bijzonder werk buiten dezelve. Eene van deeze was , den post van des Bisfchops Onder-Aalmoezenier te bekleeden, zorge te draagen voor de noodlijdenden, als de weezen, weduwen, maagden, gevangenen, nevens alle andere behoeftigen en kranken, die eenig regt of eisch hadden, om uit de algemeene Kerkelijke inkomften onderhouden te worden. Tot deeze bijzondere verrigtingen behoorde insgelijks, onderzoek te doen na het zedelijk gedrag en de verkeering der geloovigen, en daar van berigt te geeven aan den Bisfchop. Van hier dat de Diakenen doorgaans den naam droegen van des Bisfchops oogen, oor en , mond, zijne rechterhand y en zijn hart: om reden, dat hij, door middel van dezelve, kennis kreeg van de daaden der menfehen , even alsof hij zelve die gezien of gehoord hadde : als mede, omdat hij door hen zijne bevelen en onderrichtingen afvaardigde aan zijne kudde, en de nooden en gebreken der behoeftigen vervulde. Dewijl 'er dus eene groote verfcheiden- heid De KALVIN ISCHEGODSDIENST.  Be fïALVINISCHBGODSDIENST. 46 GODSDIENSTIGE heid van amptsverrigtingen op het Diakenfehap rustte , was het doorgaans gebruikelijk , verfcheiden Diakenen, in éeiie en de zelfde Kerk, aan te ftellen. In zommige Kerken waren zij zeven in getal, in naavolging der eerfte Jeruzalem/die Kerke. Doch, in andere Kerken, wierdt deeze regel niet in agt genomen; het getal der Diakenen was onderfcheiden , naar gelange de zaaken of omftandigheden eener Kerke het vereischten. Te Conjlantinopole, in 't bijzonder, was het getal zo groot , dat wij dezelvcn bepaald vinden op een getal van honderd, alleenlijk ten dienfte der groote Kerke, en van nog drie andere. Dc hoedanigheden, welke in de Diakenen vereischt wierden , waren na genoeg dc zelfde , als die in de Bisfchoppen en Ouderlingen moesten plaats hebben; alleenlijk was 'er eenig onderfcheid in hunnen ouderdom. Dc Diakenen mogten op den ouderdom van vijfentwintig jaaren, doch niet vroeger , geordend worden j terwijl de Bisfchoppen en Ouderlingen, niet vroeger dan op den ouderdom van dertig jaaren, in hun ampt mogten worden ingewijd. De piegtighcid der bcvestiginge van Diakenen, in de Roomfche Kerk, was kortlijk deeze. De Kandidaat werpt zich neder voor den Bisfchop, die hem den Heiligen Geest mededeelt; leggende zijne rechterhand op zijn hoofd, om daar meda aan te kondigen, dat hij dien niet in die vol*  GESCHIEDENIS. 47 volkomenheid als de Priester ontvangt. Een Jcolijth trekt hem de Stola en Dalmatica aan, waar naa de Bisfchop hem het boek der Euangeliën ter hand fielt. De plegtigheid wordt beflooten met-de gebeden des Bisfchops en der Gemeente. De post van den Diaken is, den dienstverrigtenden Priester of Kerkvoogd tebewierooken, den Lijfrok op het Altaar te leggen, den fchotel of beker te ontvangen uit de handen van den Onder-Diaken, en te langen aan den perfoon, welke den Dienst waarneemt; het Koor te bewierooken; de Pijx aan te neemen van den dienstdoenden Prelaat, en over te brengen aan den OnderDiaken ; en, bij de Priesterlijke Misfe, wanneer de Bisfchop den zegen uitfpreekt, hem de Mijter op het hoofd te zetten, des Aardsbisfchops Pallium af te neemen, en op het Altaar neder te leggen. De Maroniten van den berg Libanon hebben twee Diakenen, welke evenwel niets meer of anders zijn dan bcftuu-rders van de tijdlij ke goederen. DANDiNi,die hun den naam geeft van il Signori Diaconi, Heeren Diakenen, berigt ons dat zij vvaereldlijke Heeren zijn, die overliet volk het bewind voeren, in alle hunne gefcbillen en oncenigheden regtfpraake doen, en mee de Turken in onderhandeling tree» den , over het opbrengen van belastingen, en andere zaaken afdoen. In Engeland, kunnen de Diakenen in het Kerkelijke tot geen hooger post of waardigheid bevorderd worden; sJs kun- nen- De KALVINI- SCHE GODSDIENST.  48 GOD S *D IENSTIGE Be KALVINI- SC HE GODSDIENST. nende geene Kerkelijke Prove bezecten worden door iemand, welke niet tot den Priester- of Geestelijken ftand flaatelijk is aangefteld. Dit niettcgenftaande mag hij den post bekleèden van Kapellaan in een gezin, van Vikaris van een aanzienlijk' Kerkelijke , of van Voorleezer in eene Kerspel-Kerk. Zo dra iemand in het drieè'ntwintigfte jaar zijns ouderdoms is getreeden , mag hij tot Diaken geordend worden; doch 'er is wel uitdrukkelijk bedongen, dat de Bisfchop den zelfden perfoon, op een en den zelfden dag, niet mag ordenen tot Diaken en Priester tevens. Volgens het Formulier van aanftellinge of bevestiginge van de Diakenen, brengt hun Ampt mede, den Priester de behulpzaame hand te bieden in het toedeelen van het hoogwaardig Avondmaal; in gevolge van het gebruik der aloude Kerke, moeten zij alleenlijk den Beker aan de Avondmaalvierende Christenen overhandigen. Volgens de aanwijzingen van Apostel padlus, moeten de volgende vereisen» ten in eenen Diaken plaats hebben : hij moet kuisch,maatig en onberispelijk zijn; niet genegen tot den wijn , geen vuil gewinzoeker ; de verborgenheid des Ge[oofs in eene reine Confcientie bewaaren; een goed getuigenis hebben van de geenen, die buiten zijn ; ééner vrouwe man , en zijn eigen huis wel regeeren; i t t m. III: i, enz. De laatfte zaak, welke, ten aanzien der  GESCHIEDENIS. 49 der Kalvinifche Kerke , onze opmerking vordert, is, de wijze en gedaante van het Kerkelijk beftuur. Te Geneve, en in Holland, hebben de Kalvinisten hunne Kerkenraden , Klasfcn en Sijnode , doch geene algemeene Kerkvergaderingen, gelijk in Schotland. De Gcmeenebesten zijn doorgaans afkeerig van godgeleerde gefchillen ; en dit is de reden, waarom zij zorge draagen , dat dc Gcestlijkheid, zo zelden als mogelijk is, vergadert. Hadde men , in de Middeleeuwen der Christlijke Kerke, deezen regel in agt genomen ,• misfehien zouden wij nimmer gehoord hebben van zo vcele twisten en gefchilftukken , als zedert de waereld ontrust hebben, en tot op den huidigen dag bekend zijn gcbleeven. Alle gemeene en dagelijks voorvallende overtreedingen en pligtverzuimenisfen worden, in de eerfte plaats, overwoogen door den Leeraar en de Ouderlingen. Indien de bcfchuhligde niet verkieze in dcrzelver uitfpraake of vonnis te berusten , mag hij zich beroepen op eene Klasfikaale Vergadering. Indien hij ook in het bcfluit of vonnis dcezcr Vergaderinge geen genoegen neeme, mag hij zijne zaak trekken voor de Sijnode, wier ujtfpraak beflisfende en onwedcrroepelijk is. Wij moeten hier aanmerken, dat den overtuigden overtreeder, niet gelijk in Engeland, eenige burgerlijke ftraffen worden opgeleid; alleenlijk wordt hij uitgeflooten van VI. CEEL, D d« De KALVINI3CHEGODSDIENST.  So. GODSDIENSTIGE De KAtVINISCHEGODSDIENST. de gemeenfchap der Kerke> en de Kerkelijke voorregten. Zodanig is de natuur van den KalvinU fchen Godsdienst. Wanneer wij in aanmerking neemen, dc naauwe betrekking, in welke wij [de Engelfchen] tot deszelfs belijders ftaan, zullen wij eigenaartig op de gedagte vallen, dat wij hen als broeders behooren te behandelen. Hebben zij den wacreldberugten michiel serveTüs tot den dood toe vervolgd ? de Engelfche Kerk heeft Protcftanten doen verbranden , die voor Ketters verklaard waren. Zijn zij ontbloot van de Bisfchoplijke Ordcninge ? de Schotfche Kerk kent ook geene Bisfchoppen. Verwerpen zij het gebruik van den Ring bij de inzegening van het Huwelijk ? dit verdient onze opmerking niet: want, om mij te bedienen van den geestigen inval des vernuftigen Schrijvers van het Fertelzel van de Ton, petrus behieldt alle zijne vrolijke fieraadjen aan zijn lichaam;martinus liet 'er eenige weinige vaaren, doch liet, evenwel, zijne klederen eene voegzaame gedaante behouden ; doch j akobus ging nog verder, en liet zo wel zijn tooizel als zijne klederen vaaren. Zeker is het , dat de Kalvinifche Godsdienst, zo als dezelve, aan de vaste kust van Europa , geleerd en beleeden wordt , alle de middelen van genade verfchaft, en den weg opent tot de ceuw-igduurende. hemelfche gelukza- Hg-  GESCHIEDENIS. 5* lighcid. In die godsdienftige bclijdenisfe zijn veele godvrugtige Christenen, veele doorluchtige Godgeleerden, opgevoed ; en daar God zijnen zegen heeft gefchonkcn en uitgcftort over de aan de hand gegeevene middelen, behoorden de menfehen te zwijgen. Re KALVINÏ» SCHE GODSDIENST.  52 GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCHE KERK. D E GESCHIEDENIS DER SCHOTSCHE KERKE. In ons berigt wegens den Kalvinifchen Godsdienst, in 't algemeen , hebben wij reeds overwogen den aart en hoedanigheid dier gevoelens, over welke men zo veele twisten en gefchillcn heeft gevoerd. De tegenwerpingen, welke men tegen dezelve heeft ingebragt, hebben wij voorgedraagen , en daar tegen over geiteld de antwoorden , door welke men dezelve heeft zoeken te ontzenuwen. Met de uiterfte onpartijdigheid, hebben wij aangeweezen de bronnen , uit welke deeze betwiste leerftcllingcn en begrippen hunnen oorfprong hebben genomen ; en, ongezind zijnde om ons in het ftrijdperk der gefchilvoeringe te begeeven, ons enkel en blootlijk bepaald tot eene gefchicdkundigc opgaave. De Kalvinisten hebben wij uit een algemeen oogpunt befchouwd , als een Aanhang van Christenen , onder eenige bijzondere Natiën van Europa gevestigd. Thans zullen wij hen befchouwen, als eene Nationaale Kerk , door de oneindige wijsheid begonnen,door de alvermogende kragt gefchraagd en geftut, door de nimmer  GESCHIEDENIS. 53 mcr faalende Voorzienigheid geregeld, en lot op den huidigen dag een der heerlijkheden en ficraaden der Proteftantfche waereld. En hier kunnen wij niet nalaaten, in 't voorbijgaan, met innige droefheid,aan te merken, hoewel de jnwooners van het Koninkrijk Engeland met die van hef Schotjche Rijk onder de zelfde heerfchap, pije vereenigd zijn,en gezamcntlijk écnen Oppervorst gchoorzaamen, veelen der cerstgcmelden , nogthans , volftrekt onkundig en onbedreeven zijn in de gods» dienftige begrippen der laatstgenoemden. Niets is gemecner in Engeland, dan de Schotten te hooren beftempelcn met den naam van Dis/enters ; dat wil zeggen, anders gevoelenden , dan de leden der vastgeftelde Kerke des Lands of Koninkrijks; terwijl het, ondertusfehen, zeker is, dat zij hunne eigen afzonderlijke Kerk hebben, door de Wet bekragtigd en vastgefteld. Ja , zulk eene lievige vastigheid bezit de Schotjche Kerk, dat zij niet kan overhoop geworpen worden, zonder eene volkomcne Staatsomwenteling in het gehcele Koninkrijk, Ten zekerfte zal een iegelijk hier van overtuigd worden, wanneer wij in aanmerking neemen, de wijze, op welke de Koning van Groot - Britannie bezweert, de Schotfche Kerk te zullen voorftaan en onder zijnen fchut en feherm neemen. In het eigen oogenblik , als het overlijden des Koning aan den Erfprins is be.kend geworden, neemt dc throQUSopvob D 3 ge? Dz SCHJT» SC1IE KERK.  De SCHOT- SCtlE KERK. 54 GODSDIENSTIGE ger zitting in den Raad. Hier wordt bent aangekondigd, dat hij niet voor Koning kan worden uitgeroepen, 'tenzij hij alvoorens, in de handen van hunne Lordschappen , bezwooren hebbe , de Kerk van Schotland te zullen handhaaven, zodanig en in diervoege , als zij door de Wet is vastgefteld. Naar de wijze, in Schotland gebruikhjk, wordt deeze Eed afgeleid; houdende de Koning zijne rechterhand omhoog, en plcgtiglijk zweerendc, niets te zullen doen of onderncemen, 't geen ftrekken kan tot nadeel der Schotfche Kerke; maar, integendeel, dezelve handhaaven bij alle haare regten, vrijdommen en voorregten. Een affchrift van dcczen Eed wordt in de Registers van den Geheimen Raad geboekt, en voorts een Bode na Edenburg afgevaardigd, om wan het voorgevallene kennis tc geeven aan de Rijksvcrgaderinge , daar de Eed vervolgens geleezen en in dc Registers wordt aangetekend. Üit dit alles blijkt, derhalven, dat de Schotfche Kerk een uitfteckend voorregt geniet boven de Engelfche: want tot de handhaaving van deeze verbindt zich de Koning niet , door een plegtigcn Eed, voor dat hij ftaatelijk gekroond is. De Schotten hebben zich dit voorregt toegeëigend, in de vergadering der Staaten, gehouden in den jaare 1689, welke den Rijksthroon voor openftaande en ledig verklaarde, en haare Item gaf ten voordele van william en maria. Nader»  GESCHIEDENIS. 55 derhand drong de geheele Schotfche Natie daar op aan, bij de vereeniging [tusfehen Engeland en Schotland,'] in den jaare 1707 tot Hand gebragt. Zij eigende zich dit voorregt toe, niet als eene gunst, maar als een regt; de Koning van Groot-Britannie mag daar op geen inbreuk maaken, noch 'er iets tegen onderneemen , alzo min als tegen eenige andere fundamenteele Wet der Conftitutie. Met voordagt hebben wij deeze bijzonderheid dus uitvoerig vermeld, opdat onze Leezers daar van niet onkundig zouden blijven , en tevens opdat zij den grond van dit voorregt mogen weeten. _ Want, gelijk te regt een vermaard Schrijver het uitdrukt: „ Wij behoorden niet alleen „ alles te kezen, maar wij behoorden ook „ naauwkeurig omtrent alles onderricht tc worden." Thans zullen wij overgaan tot een naauwkeurig verflag wegens de Schotfche Jverk; hier in zullen wij een anderen weg inflaan , dan de Gefchiedfchrijvers , welke deeze taak op zich genomen hebben. Want wij fchroomenniet tebevveeren ,dat de Gefchicdenis deezer Kerke, tot heden toe , nog nimmer behoorlijk is te boek geiteld, niettegenftaande zo veelen daar aan de hand geflagen hebben. Jn dc behandeling van dit onderwerp, zullen wij de volgende orde in agt neemen , om tot een leiddraad van ons verhaal te dienen. D 4 Voor* De SCIIOT- SCHE KEEK.  Ds —fCHOT- 8CHE KER.IC. 56 GODSDIENSTIGE Vooreerst, zullen wij voorftellen eene algemeene fchets van de gefchiedenisfe der Schotfche Kerke. Ten tweede, een meer bijzonder en omHandiger verflag doen van haaren tocftand, zints den tijd der Kerkhervorminge. Ten derde, haare verfchillende gedaanten van Eerdienst vernaaien, geduurende dat tijdperk. Ten vierde, haare verfcheiden ontwerpen van Geloofsbelijdenisfcn in dien tijd optellen. Ten vijfde, en eindelijk, een berigt geeven van den tegenwobrdigen ftaat haarer Leere, Eerdienst, Tucht, en Kerkelijk beltuur. Een algemeen berigt wegens den ftaat der Schotfche Kerke , en haare gefchiedc. nisfe, verdient hier, in de eerfte plaatze, onze opmerking. Vol gens de uitftaande vernaaien en eigen ondervinding , is de Godsdienst de eerfte zaak, welke, in Schotland, iemands opmerking wekt. Wanneer wij het woord Godsdienst noemen, bedoelen wij daar mede, niet, die geneigdheid om zich te begeeven in het ftrijdperk van Godgeleerde gefchilftukken, welke, ten allen tijde, de heerfchende liefhebberij was der Geest, lijkheid van meest alle gewesten en ecu, wen ; maar wij hebben het oog op dat ontwerp van leerftellingen en Kerktucht, welke, in alle geregelde Maatfchappijcn , behoorde geëvgnredigd, en ingericht te zijn  GESCHIEDENIS. 57 zijn naar de gefteldhcid van den Regeeringsforrn, zonder agt te flaan op de droomcn der fijmclaars, en de voorgcevingen der Geestdrijvers. Ondertusfehen is het onmogelijk, zich een denkbeeld te vormen van den tegenwoordigen ftaat van den Godsdienst in Schotland, in den zin der woorden, welken wij zo aanftonds hebben voorgedraagen, zonder eene naauwkcurige opgaavc der Kerkelijke Conftitutie. Dit berigt zal ons in ftaat ftellen , om een duidelijk en onderfchciden begrip te maaken van den alouden Regeeringsform diens Koninkrijks , niet alleen ten aanzien van het Kerkelijke, maar ook van het Staatkundige. De eerfte invoering of verkondiging van den Christlijken Godsdienst in Schotland, gefchiedde door Monniken, die de vereischtc middelen niet bezaten , om Gecstlijkc Orden van eenigerhanden aart over tc leveren aan hunne naakomelingen, op dc wijze en in diervoege , zo als dc Kerken van Engeland en Rome heden ten dage voorfchrijven. De naam des mans, die zich aan het hoofd dcczer Euangeliepredikers bcvondt, was RegüLüs; deeze wordt doorgaans geloofd, van geboorte een Griek geweest te zijn. Door een toeval wierden zij te fcheep gevoerd tegen de kust van Schotland. Naa het overlijden van REGutus , verkoozen de Monniken , uit het midden hunner, eenen , dien zij vervolgens met de magt bekleedden, om over de overigen het bewind te D 5 voe- De SCU >Ti SCHE KERK,  58 GODSDIENSTIGE Pt SCHOT- SCHE KEU.K. voeren , in hunne voornaamfte Kerk te Kilrimont, thans St. Andrews , zonder daar toe verlof te vraagen aan het Hof of de Kerk van Rome. Dat het dus, in de daad, met de zaak geleegen zij, blijkt onwederfpreekelijk uit de Kanons der Kerkvergaderinge van Calcluith in Engeland, gehouden in den jaare 816; bij den vijfden Kanon wordt verbooden,dat eenig Schotsch Geestlijke zijne amptsverrigtingen in Engeland oefFene: om reden, zeggen de opftellers van deezen Kanon, dat het ons niet zeker is gebleeken, door wien, en of hij geheel wel geordend zij. Desgelijks wordt, in den vijfënzestigften Kanon der Capitularia der Franfclie Koningen, gehandeld over de Schotten, die zich zelve Bisfchoppen noemen , cn zekere perfoonen ordenen, zonder daar toe verlof van hunne Overften te hebben bekoomen. Wij zijn niet onkundig, dat zommigen in "t midden zullen brengen, dat de Schotten , van welke hier gefproken wordt, eigenlijk deleren waren. En, in de daad, onder veele Geleerden, is het een algemeen aangenomen denkbeeld, dat wanneer, in dc Gefchicdvcrhaalen dier tijden, van Schotten wordt gefproken , de inwooners van het Koninkrijk Ierland bedoeld worden. Wij erkennen dat op eenige weinige, maar ook zeer weinige voorbeelden , na, op de vrocgfte Gefchiedenisfen deeze aanmerking kan worden toegepast. Doch ten opzigte der tijden , van welke wij thans fpree*  GESCHIEDENIS. §9 fpreekcn , lijdt het geen twijfel, of de Noord - Britannifche landzaaten, Schotten genoemd wierden. Dat hunne Godsdienst ontheven was van veele dwaalingen en bijgeloovigheden, welke, in dien tijd, in zwang gingen ; dat hunne zeden onberispelijk waren, hunne Godsdienstijver onvermoeid, hunne gods» vrugt ongemaakt , en hunne onderweiv ping aan hunne Overlten van dien aart, als goede Christenen en onderdaanen betaamde , zou , door veele onwederfpreekcJijke gelijktijdige getuigenisfen , kunnen bcv weezen worden ; doch zulk eene uitweiding zou hier kwalijk geplaatst weezen. Zij waren bekend bij den naam van CuU dues,of Culdees;deeze bcnaaming is niet, zo als de Schotfche Gefchiedfchrijvers, door onkunde, zich verbeelden, eene zamentrekking der woorden Cultorcs Dei, Gods* dienaars, maar van twee oude Piktifche en Ccltifche woorden: Cul, een hoed, en Did, zwart: om reden dat zij zwarts hoeden droegen. Uit hoofde van dit gebruik wierdt aan alle de inwooneren des lands deeze algemeene benaaming gegecven. De eenvoudigheid, eerlijkheid cn gods vrugt der Culdees, liep in 't oog en verwekte aanftoot bij de Kerk van Rome, wier hoekftcen gegrond is op eene ageereenvolging van Priesteren, welke haarei oorfprong heeft genomen van Bisfchop pen ? die van den Paus afhanküjk zijn r Pau Dt 5CI10TKülUC. 1 s  6o GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCHE KERK; Paus celestinus zondt zekeren pal, ladius, verzeld van een talrijken ftoet van medearbeiders , om het bewind te voeren over de Schotten , omtrent het jaar 430. Elk weet, hoe veel indruks wijdftrekkende aanmatigingen en een pragtige ftoet op zwakke gemoederen hebben. Wel haast kreeg pal ladius op zijne zijde een talrijken aanhang onder de aanzicnlijkfte bewooners dier landftreeke ; deeze verleenden den toegang aan zijne Gecstlijkheid, en wierden geloovig in den naam en het gezag van den Paus. Dit gaf de aanleiding tot eene feheuring. De Culdees wierden begunftigd en gefchraagd dooide Piktifche Prinsfen, en de Pausgezinden door de afftammelingen der aloude Celten , die zich , nog vroeger dan de Pikten, weleer in Schotland hadden neergezet, en door dc Pikten, bij wijze van fcheldnaatn , met de bcnaaming van Schotten beftempeld wierden. Aan zeer veele gelukzoekers en landloopers , uit het Noorden afkomftig, wierdt toenmaals deeze naam, in verfcheiden gewesten van Europa, toegeëigend. Ongetwijfeld was dezelve ontleend en eene verbastering van het woord en den volksnaam Scijthen, de moeder-natie van alle die ondcrfchcidcne zwermen van barbaarfche volken, welke, in die dagen, Europa bedekten. Gelijk zij zelve Celten waren , moest het eigenaartig gebeuren , wanneer ccn goed getal hunner in Schotland voet aan land  GESCHIEDENIS» 61 land zette , dat zij zich voegden bij dc aloude Guidels, of de oorfpronklijke Cale-, doniërs, die insgelijks van afkomfte Celten i waren. De bijzonderheid hunner fpraake en zeden was oorzaak , dat de banden eener naauwe vriendfehap fpoedig onder hen wierden vastgeftrengeld. Dc Pikten, aan den anderen kant, die de Güidels Westwaarts gejaagd hadden , in dc zelfde maniere, als de Romeinen, op hunne beurt, de Pikten Noordwaarts hadden voortgedreevcn, waren de afftammelingen der Éelgifche Gaulen, of Galliërs. En hoewel zij van Celtifche afkomfte waren, hadden, nogthans , hunne onderhandelingen cn gemeenfehap met andere volken , in hunne taal en zeden , merkelijke verbasteringen veroorzaakt van die der Guidels, welke wij de Aborigines, of oorfpronklijke Landzaatcn mogen noemen. Terwijl, daarentegen, de Belgifche Gaaien, de Voorouders der Pikten, zich in Britannie gevestigd hadden , niet vroeger dan tachtig jaaren vóór den inval en bemagtiging van het Koninkrijk, door jultus ces ar. Vermids de Pikten, omtrent den tijd der overkomfte en landinge der Schotten, ongetwijfeld, belijdenis dceden van den Christlijken Godsdienst , was het eene gcmaklijkc zaak voor de Culdees, met hun eene naauwe vriendfehap aan tc gaan. De veraarting der Piktifche Prinsfen groote voordeden bezorgende aan de aloude landbewooners , hadden de Culdees, De ;chot- iCHIi CERK.  tfa GODSDIENSTIGE De SCÜOT- SCHE KERK. dees, van tijd tot tijd, zwaare vervolgingen geleeden , en aan dezelve bloot ge-f Haan, t6t op de Regcering van alexaV der den I. Deeze Vorst, een der verItandigite en beminnelijkfte Koningen, die den Schotfchen throon bezeeten hebben , gezind zijnde om alle haatlijke onderfcheidingen tusfchen zijne onderdaanen af te fchaffen, herftelde, omtrent het jaar iri8, de Culdees bij hunnen aloudcn tijdlijken luister ; hoewel hij niet even gelukkig Haagde omtrent' de heiligheid hunner zeden : hunne vermaardheid, ten deezen opzigte, was merkelijk gedaald. Een zwaare flag was deeze herftelling %'oor den invloed der RoomJ'che Kerke op het Koninkrijk Schotland; geenerhandc poogingen liet zij onbeproefd om de affchaffing of vernietiging der Culdeefche Kerkordeninge te bewerken. Nogthans behielden de Culdees hunne vastigheid, en hunnen Opper-Eceraar, die door hen zelvcn wierdt vcrkoozen en aangefteld, cn zijn verblijf hieldt te St. Andrews. Hij wierdt vereerd met den naam van Episcopus Scotorum, Bisfchop der Schotten; welke bcnaaming , egter, zedert in die van Episcopus Albanice, Bisfchop van Albanië, wierdt veranderd. Koning da vip, broederen throonsopvolger van alexanoer denI, eene naauwe gemeenfehap met Engeland onderhoudende , was een onderdaanig flaaf des bijgeloofs. Hij gedoogde dat een Roomsch Legaat Kerkvergaderingen hieldt in  GESCHIEDENIS. 63 in de zuidlij kfie ftreeken van Schotland. Bij zekeren robert, ten deezen tijde, het hoofd der Culdees, wist hij te bewerken, dat hij eenen Coadjutor, of Medehelper, van den Bisfchop van Chester ontving ; als mede , dat hij de toeilemming gaf, om de inkomften der overige Culdees aan te wenden ter vergoedinge dei kosten van de bijstergroote gebouwen, welke te St. Andrews geftigt wierden, en waar van de eerwaardige overblijfzels nog heden ten dage voorhanden zijn. Hier door begon de invloed van Rome op Schotland van nieuws te herleeven ; er david, verneemende dat de Culdees ts veele voeten in de aarde hadden om gantsch en gaar te worden uitgerooid , was nu alleen bedagt om hen over te haaien tot het aanneemen van Pauslijke aanftellinge en bevestiginge, waar toe zij tot nog toe nimmer hadden kunnen bewoogen worden. Nogthans konden de veritandigften onder de Culdees, door vleiende beloften noch fchrikwekkende bcdrei. gingen , tot het befluit gebragt worden, om zich hunne voorregten en eigendommen te laaten onttroonen. Bij aanhoudendheid booden zij een kloeken tegen, ftand aan de Pausgezinden , niettegenftaande, omtrent deezen tijd, verfcheiden Bisdommen , op wier ftoelen Roomschgezinde Kerkvoogden zaten , hier en elders in Schotland waren opgericht. Doch de Culdees, nu tot een handvol volks verfmolten zijnde, befchouwden het eer. lanj De SCHOT1 sche kerk. r >  64 GODSDIENSTIGE De ycnoT- SCHE KERK, lang als onmogelijk, het hoofd te bicden aan dc eerzucht der Pausfën, geftrecld en geliefkoosd door de zwakheid hunner eigen Koningen. In den jaare 1250, wierdt hun regt van aanftellen en bevestigen wederfproken en in gefchil getrokken. De Paus benoemde den Abt van Dunfermling, nevens eenen anderen Kerkelijke, den Oppcrftc der Culdees te dagvaarden , die in dc Gedenkfchriften van dien tijd, niet den naam van Bisfchop, maar Prcepofilus, ofPrcvoost, voert, om voor hun tc verfchijnen in de Kerk van Inverkeilhen , ter verantvvoordinge der aangetijgdc misdaad van oproerigheid tegen den Roomfchen Zetel; als mede , om onderzoek te doen, of de Culdees het regt hadden om den openbaaren Godlijken Eerdienst te vieren. Met andere woorden, zij moesten tragten uit te vinden , of de Culdees geregtigd en gemagtigd waren om Geestlijke Orden uit te deelen, en de gewijde inftellingen te onderhouden. Ondertusfchen is het blijkbaar, uit dezelfde Gedenkfchriften, uit welke wij dit verhaal ontleend hebben,dat adam MALKARvvisTON,het hoofd der Culdees, en alle zijne broeders, zich wcigeragtig toonden om zich aan 'dien Regtbank te onderwerpen. Ook blijkt het niet, dat 'er iet beflisfends wierdt vastgcfteld, vóór het jaar 1273 , wanneer zekere wishart, naa alvoorens , te Scoon, met dc Bisfchoplijke waardigheid bekleed te zijn , door den Paus en a l e x a n-  GESCHIEDENIS. 65 alexander dün III, Koning van Schotland , de Culdees wierdt opgedrongen. Hij wierdt opgevolgd, eerst door fr aser, en vervolgens door l amb erton , tegen wier aanftelling de Culdees zich geweldig aankantten. Doch hun Opperhoofd, de dwaasheid begaan hebbende, van zich te beroepen op den Roomfchen Zetel, bevestigde Paus bonifacius de VIII de verkiezing van lam. berton. In weerwil van alle hunne poogingen en worftelingen, zedert dien tijd, hebben de Culdees nimmer de vrijheid kunnen bekoomen , om eene ftem te hebben in de verkiezing van eenen Bis^ fchop van St. Andrews. Ondertusfcben hadt het gefchil tusfehen de Culdees en dc Pausgezinden deeze gelukkige uitwerking, dat de Leeken,voornaam lijk de vermogendften en aanzienlijkHen onder hen , nimmer in goeden ernst konden verzoend worden met den Roomfchen Bisfchop. Van hier dat de Pauslijke magt minder invlocds op de Schotten hadt, dan op eenige andere volken van Europa, vóór het aanbreeken der Kerkhervorminge. Van hier ook dat de verftandigften hunner Koningen altoos konden ftaat maaken op hunne hulp en bijftand, in de veelvuldige en kloekmoedige tegenkantingen, welke zij oeffenden, niet alleen tegen de magt, maar ook tegen de overkomst en bezoekingen der Pauslijke zendelingen. De eerfte Vorst uit het Huis van s t u a r t , die van deeze verftandige Staat- VI. deel. ' ê kun' De SCHOTt SC HE KERK.  66 GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCHE KERK. kunde afweek, was jakobus de V. In gevolge van eenen ingewortclden haat tegen Engeland, de heerfchendc drift van zijn geflagt , paarde hij wreedheid met dweeperij, ondeugden, aan het bloed der stuakteN) tot nog toe onbekend. Doch een verkeerd begrip van zijne eigen en zijner onderdaanen belangen, met opzigt tot Engeland,Mde den weezenlijken grond om eenen weg tot de Kerkhervorminge te baanen. Zijne Weduw , die hem in het Rijksbewind opvolgde, eene kléinverftandige en bijgeloovige vrouw , Schotland regcerende door Franfclie Wethouders , Franfclie Soldaaten , en Franfclie Raadslieden , deedt de Hervorming eene gebeurtenis worden, zowel van dringende noodzaaklijkheid, als eigenwillige verkiczinge. Ten allen tijde waren de Koningen van Schotland bepaald geweest in hunne voorregten, niet zo zeer door de vastgeftelde en bezwoorene wetten des Koninkrijks, als wel door de onbegrensde magtoeffening, welke dc leenroerige gefteldhcid der Regeeringe gaf aan de groote Eigenërfden over hunne afhangelingen , welke zij hunne Vasfaalen , of Leenmannen , noemden. Deeze groote Eigenè'rfden, gelijk wij boven hebben aangemerkt, hadden altoos een feilen haat toegedraagen aan de Roomfche Bisfchoppen, wier magt op het Koninklijk gezag gegrondvest was. Dit, waarfchijnlijk, is de oorzaak, dat de Schotfche de eenige Natie in Europa  GESCHIEDENIS. 67 pa is , onder welke de Kerkhervorming wierdt ingevoerd , zonder van de zijde der Leeken cenigen tegenftand ontmoet te hebben. En, 't geen nog meer onzer opmerkinge waardig is, terwijl de Engelfchen, en andere Natiën, langzaam en onvolkomen hervormd wierden , hervormden en zuiverden de Schotten alles op eenmaal en zo volkomen van de dwaalingen der Roomfche Kerke, dat alle afwijkingen, van hunne oorfpronklijke Hervorminge naderhand gefchied, gediend hebben ten voordeele van het Pausdom. Doch deeze Hervorming, hoe doorluchtig en roemwaardig zij ook ware, in zommige opzigten , was, in andere deeIcn, niet ontbloot van befchreienswaardige gevolgen. Want de ijver zich met onkunde zamenvoegende , en belang het vuur van zamenrottinge en oproer ftookende , wierdt alles een tooneel van verwarringe , en ten uitvoer gebragt door lieden , zo volftrekt en geheel van alle geleerdheid ontbloot , dat de Schotfche Presbijteriaanfche Geestlijkheid langen tijd is vermaard gebleeven om haare onweetendheid, en omdat zij niemand heeft uitgeleverd, die eenige geleerdheic bezat, althans een naam gemaakt heeft in het Gemeenebest der Letteren. Te meei verdient dit onze bewondering, naar ge lange zij alle de hulpmiddelen van Geleerd beid in haare magt hadt, en haare inkom flen, over't algemeen genomen, niet al leen grooter en minder wisfelvallig wa £ 2, ren De SCHOT- SCHE KERK. »  68 GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCHE KERK. ren, dan die der uitlandfche Proteftantfche Geestlijkhcid , welke een grooten naam in de geleerde waereld maakten r maar, in allen opzigte, zelf die de Engelfchen , de geleerdfte lieden der geheele waereld, te boven gingen. Van den anderen kant, waren veelen onder de Schotfche Iloomsch-Katholijken , ten tijde der Kerkbervorminge , om hunne Geleerdheid, zeer beroemd door geheel Europa. Nogthans Haagden de Hervormers zeer voorfpoedig in hunne poogingen, door een gedrag, hier tegen rechtdraads overftaande. Doch in dit alles was geenerhande gemaaktheid : zij waren, in de daad, zo onkundig , als zij zich uitwendig vertoonden; en de bijgeloovigheid in hun van kennisfe ontbloot zijnde, vervielen zij tot de gevaarlijkfte misbruiken van het geen wij het werkdaadige Pausdom mogen noemen. Dc Kcrkelijken overweldigden en maatigden zich eene magt aan, niet alleen over het gewceten, maar ook over de perfoonen en goederen der Leeken. Hunne Banvonnisfen gingen gepaard, indien dit mogelijk ware , met nog heilloozer gevolgen dan die van Rome: want zij bragten altoos mede het verlies van allen eigendom, dikmaals dat der vrijheid, en zomtijds van het leeven zelve. De Schotfche Adel, welke, tot op de vereeniging der twee Koninkrijken, misfchien rechtfehapener begrippen van burgerlijke vrijheid hadt, dan eenige andere orde-  GESCHIEDENIS. $ „orde van menfehen op den geheelen aard bodem , bevondt , door deeze handel wijze der Gecstlijkheid , zich gebragt ir het geval van acteon. Zij liepen ge vaar van verfchcurd tc worden, door d< zelfde honden , welke zij tegen anderer hadden los gelaaten, en die zelden wederkeerden, zonder eenen prooi te hebber opgedaan. Ter hunner eigen lijfsbeveiliginge waren zij genoodzaakt, de mensen» Jijke gedaante van nieuws aan te neemen. welke zij , om flaatkundigc redenen er bedoelingen, zints de Kerkhervorming, geduurende eenigen tijd, hadden afgeleid. Zeer gevaarlijk was , middlerwijl, de rol, welken zij in dit alles moesten fpeelen. De eerzucht van het Hof, en die der Geestlijkheid, hoewel langs verfchillende wegen en onder verfchillende gedaante werkende , hadt het, nogthans , even zeer gemunt op den ondergang der openbaare vrijheid. Jakobus de I, kakel de I en karel de II , haatten niet alleen de Presbijteriaanen, maar droegen allegemaatigdeProteftanten,meer dan de Rooïnsch-Katholijken , een geweldigen haat toe; terwijl de Presbijperiaanfche Geestlijkheid allezins de blijken vertoonde, alle de fchrikwekkende tooncclen van een burgeroorlog zich eerder te zullen getroosten , dan zich aan den Koning of aan den Adel onderwerpen. Ondertusfchcn zogt de Adel, door zijnen, invloed, tc bewerken, dat 'er eene E 3 ge- ) De ■ scnoT- SCHlï KERK. i  7o GODSDIENSTIGE De sciigt- SCHE KERK. gemaatigde Bisfchoplijkc Regeering wierdt tot itand gebragt, ten voornaamften deele gegrond op het ontwerp der Culdees. Want ons zijn geene blijken voorgekoomen,dat hunne Bisfchoppen het als noodzaaklij k aanmerkten , tot den Roomfchen Zetel of het Engelfche Hof de toevlugt te moeten neemen , om in hunne waardigheid bevestigd te worden. Doch de dwaashartigheid van den berugten laud hadt zo veel invloeds op het gemoed van ka rel den I, dat dit uitmuntend ontwerp geenen voortgang hadt, door het invoeren van eenige kinderagtige plegtigheden , in den openbaaren Godlijken Eerdienst, welke, in het oog der menigte, het voorkoomen van Paaperij hadden. Over alle hinderpaalen heenen fpringende,keerden zij weder tot deuiterften,van welke zij voormaals wierden afgetroond. Want, zedert het jaar 1640 tot den jaare 1660 , oeffende de Presbijteriaanfche Geestlijkheid over den Leekeftand eene meer dan Pauslijke magt, aan welke de Adel, om den wille der openbaare vrijheid , in gevaar gebragt door de listen en kunftenaarijen van het Hof, en beftrceden door de magt van Engeland, nogmaals verpligt was zich te onderwerpen, tot op den tijd der Herftellinge. Ware het niet toegekoomen door dit bijsterzinnig gedrag der Geestlijkheid, welke daar door verbeurde allen aanzien en agting bij den Adel en de groote Eigenèrfden van Schotland,de Schotten zouden  GESCHIEDENIS. 71 den nooit hebben kunnen bewoogen worden tot het aanneemen, van karel den II, zonder eenige voorwaarden. Zij hadden , in de daad , eenige poogingen aangewend, en, ten dien oogmerke, Gcmagtigden afgevaardigd; doch deeze verraadden het volk van Schotland , even gelijk monk ten opzigte van het . Engelfche volk hadt gehandeld. De Staatsdienaars van Koning ka rel bragten naderhand telkens in 't midden , ter verdeediginge van hun willekeurig en overhccrfchcnd rijksbeftuur, dat hun Koninklijke Meester, zonder eenige voorwaarden herfteld zijnde, het regt hadt om naar eigen goeddunkelijk welbehaagen een volk te regceren, 'twelk, tegen zijn rijksbewind zich oproerig gedraagen hebbende , nu alleen op den wenk zijner goedertierenheid een aanweezen hadt behouden. Niet vast en naauw genoeg waren de Schotten aan elkander verbonden,om deeze leere tc kunnen betwisten ; en de haat, welken de Geestlijkheid zich van alle verftandige en befchaafde inwooners des Koninkrijks op den halze hadt gclaaden,was oorzaak, dat dc affchafllng van het Presbijteriaandom aldaar zonder veel tegenkanting wierdt volvoerd. Te weinige kennis bezat de Graaf van cl aren don van dc gcestgeiteldheid en gemoedsneigingen der Schotten , te zeer was hij gcftcld op zekere uitwendige vertooningen zonder de wcezenlijkheden der-* Bisfchoplijkc waardigheid, dan dat hij een E 4 ge. De SCHOT5CHIÏKEIVÏ.  72 GODSDIENSTIGE De se ilorSC HU KKRK. gepast gebruik konde maaken van eenen toeftand van zaaken,zo hachelijk en kanswaagende voor de belangen zijns Meesters. De Bi'sfchoplijke Regeering, welke thans herfteld wierdt , was , in dc daad, meer gemaatigd, dan die, waar op l aud hadt aangedrongen. Want de Schotten wierden niet geërgerd , door te moeten gebruik maaken van het Gemcene Gebedeboek; en tusfehen hunnen openbaafen Godlijken Eerdienst en dien der Presbijteriaanen, was luttel, indien eenig, onderfcheid. Ondertusfchen wierden 'er verfcheiden, en , in de daad , onherftelbaare misflagen begaan, in de herftelling der Bisfchop°lij. ke Regeeringe in Schotland, welke wijd en breed verfchilde van die der Engelfche, onder welke zeer veele doorluchtige en aanzienlijke Belijders , om de zaak deiEenhoofdige Rijksregceringe en onderdaa» nigbeid aan dezelve, ten tijde van hetuitflaan der vlammen der burgeroorlogen, in leevenden lijve waren , en die regt hadden op de aanzienlijkiTe Kerkelijke waardigheden. In Schotland , eenige weinigen, in de Noordlijkfte ftreeken, alleenlijk uitgezonderd, waren de Kerkdijken "er voor uit gekoomen , dat zij vijanden waren der Eenhoofdige Koninklijke Regeeringe cn der Bisfchoplijkc waardigheid. Overeen» komftig hier mede hadden zij hunne maatregels genomen ; en sharp, nevens eeni£en der gemaatigdften onder hen, hadden hef  GESCHIEDENIS. 73 het vertrouwen gewonnen van veelen onder den Adel, door belofte te doen,door eenen afgevaardigde uit het midden der Geestlijkheid, dat zij zouden aandringen op de voortduuring, en tevens op de bepaaling van het Prèsbijteriaandom in Schotland. Doch sharp misleide alle zijne lastgeevers; hij aanvaardde niet alleen hetPrimaatfehap van Schotland ; maar hij gaf daarenboven de toeftemming, dat hij zelve en zijne broeders in Engeland zouden bevestigd worden. Maar noch deeze ftap, noch de herftelling der Bisfchoppen in hunne zitplaatzen in het Parlement, zou, onder de Schotten, geene aanmerkelijke kwalijkgezindhcid veroorzaakt hebben , tegen de Bisfchoplijke waardigheid, zo min als tegen het Huis van stuart, ware'er niet tusfehen beiden gekomen , dat de meeste lieden , welke tot Bisfchoppen wierden verkoozen , menfehen geweest waren, even ongebonden van zeden, als ontbloot van kennisfc. De Lccken, welken deeze vlek niet aankleefde , bepaalden hunne kennis tot de boeken, zijnde voorts ongenegen en onbekwaam tot openbaare bezigheden, zelf in hunne eigen amptsverrigtingen. Aan haat en veragtinge wierdt dus de gehcele BisfchoplijkeOrde in Schotland bloot gefteld : aan haat, niet alleen ter oorzaake van afvalligheid en verraaderij,maar ook uit hoofde van de wreedheden tegen de Presbijteriaanen, welke zij ftijfden en aanmoedigden; aan wreedheden, E 5 van SCHQTiCHE^EllK.  De SCI-IOT- SCHE KERK. 74 GODSDIENSTIGE van zo verregaande fnoodheid, dat zij zelf de Regeering van eenen 'nero of domitianus zoudengefchandvlekt hebben ; aan veragting, omdat zij zich zelve ftelde in éénen rang met den alouden Adel, zonder dat zij eene eenige goede hoedanigheid bezat, welke haar tot opmerkinge, om niet te fpreeken van bevorderinge, geregtigd maakte. Midlerwijl waren de Adel en de lieden van vcrftand, in Schotland, minnaars van de Bisfchoplijkc waardigheid , hoewel zij het Prelaatfchap haatten ; doch het Hof kon niet bewoogen worden om ze van een te fcheiden. Dit hadt ten gevolge eenige weinige kwalijk overleide onlusten in het Westlijk gedeelte des Koninkrijks ; die, egter, fpoedig beteugeld wierden. Want de Natie, over 't geheel genomen , haatte het Presbijteriaandom ; en het gelukkig flaagen der Regeeringe wierdt bekroond met tooneelen van de fchrikbaarendfte wreedheden , gefchraagd en gcftookt door de Kerkvoogden. Deeze wreedheden wierden verdeedigd door Sir george mackenzie, een voornaam' Regtsgeleerde , en Lord Advokaat of Prokureur Generaal van Schotland, maar een louteren dweeper, zowel in het Godsdienftige als Staatkundige. Thans was het een aangenomen beginzcl geworden in den Raad van Engeland, dat de Koning in Schotland boven dc Wet verheeven was, en het Koninkrijk kon regecren , zo als hij met 'er daad ook deedt, door eene Krijgs-  GESCHIEDENIS. 75 Krijgsmagt. De zelfde leere wierdt den Raad van Schotland aangepreezen, alwaar de eefchillcn en verdeeldheden zo hoog liepen , dat ieder onderfcheidene aanhang zich zei ven zogt te verfterken, door eene ingewikkelde gehoorzaamheid aan den wille van het Hof en der Bisfchoppen. Dit was het hachelijk en veelwaagend tijdftip, 't welk te wege bragt dc Rijksomwenteling onder willem den lil, Prins van Oranje. De Schotten, in 't algemeen genomen , zagen zich, in de daad, gebragt tot eenen ftaat van volflagen flaavernije, onder dc onwaardigfte en veragtfte der menfehen. Deeze overweeging deedt alle andere bedenkingen zwijgen. De lieden van verftand onder hen deeden aanzoek, met meer drifts en ijvers dan de Engelfchen, bij den Stadhouder der Verecnigde Provinciën. Het gevolg hier van was , dat de Staatsomwenteling minder zwaarigheid en tegenkantinge bij het Schot' fche Parlement, dan bij dat van het Koninkrijk Engeland, ontmoette. Naa dat de vastftelling der Kroonc bepaald was, kwam vervolgens die van den Godsdienst in aanmerking. De geneigdheid zo wel van het Hof als van het Parlement helde over na dien kant, dat dezelve zou blijven op den zelfden voet, op welken hij tot nog'toc hadt geftaan. Doch de verbintenisfen , welke de Kerkvoog. den wisten plaats te hebben tusfehen Koning Wit.Liam en dc vijanden meer var hunne perfoonen dan van hunne Orde dee De schot" sc he kerk.  76 GODSDIENSTIGE De SCHOT- sciie keu k. deeden hun zijne oprechtheid wantrouwen. Zij waren van gevoelen, dat Koning jakobus alle hoop niet geheel was afgefneeden om zijne zaaien te berltellen, door de hulp en tusfchenkomst van Frankrijk en der Hooglanders; hadde de Veldheer der laatstgenoemden , de Burggraaf van dundee, der nederlaage overleefd , welke hij de Troepen van het Ministerie, bij Gillicranckij, toebragt, gewisfelijk zou hij het gelaat der zaaken in Schotlandeene andere gedaante hebben doen aanneeinen. Zij waren van verftand, dat ingevalleKoning jakobus op den throon herfteld wierdt, naa dat zij zich aan Koning willtam hadden onderworpen, zij gecnerhande gunst zouden te wagten hebben; en, van den anderen kant, indien zijne hcrftelling geenen voortgang hadde, veelen hunner zouden gedagvaard worden tot eene ftrengc rekenfehap van hun wetteloos gedrag, geduurende de twee jongfte Regecringen. Alle deeze en nog andere beweegredenen deeden hen befluiten om het hoofd te bieden aan de Rijksomwcnteling ; en gelijk de dringende nood der omftandigheden geenen uitftel dnlde , wierdt het Presbijteriaandom , doch niet van dien bloedgicrigen dwingelandifchcn aart, 't welk, bij de hcrftelling van karee den II, wierdt afgefchaft , van nieuws herfteld, volgens eene Akte van het Schotfche Parlement. Doch 't geen hadt plaats gehad ten tijde der Kcrkhervorminge , dit zelfde gebeur.  GESCHIEDENIS. 77 beurde ook naa de Rijksomwenteling. De weinige Geestlijken in Schotland , die, door hunne geleerdheid, de noodige bevoegdheid bezaten tot hunne amptsverrigtingen, waren Bisfchopgezinden, die, opgeftookt door hunne Bisfchoppen, en aangezet door de vooroordeelen, in welke zij waren opgevoed,Koning william's regt tot de Kroon ontkenden. Hierom was de Regcering genoodzaakt, de opengevallene Kerken te voorzien met mannen, die niets bezaten, 't geen hen kon aanprijzen, dan ijver tegen het verbannen Koninklijk geflagt en de uitgezette Geestlijkheid. Onder dit alles was de Natie, over 't algemeen, misnoegd over de herftclling van het Presbijteriaandom. De Bisfchopgezinden hadden eenen fterken arm. Dc lieden van het meeste aanzien en vermogen in Schotland koozen hunne zijde; en de vrienden der Presbijteriaansgezindcn wierden daardoor zo diep vernederd,dat, eenige weinige niets beduidende gevallen uitgezonderd, hun gedrag, zints den tijd der Rijksomwentelinge, verwonderlijk wel is ingcrigt geweest volgens dat ontwerp van burgerlijke magt, 't welk in een vrij kind behoort gevolgd te worden. Ja, wij zouden ongetrouw worden bevonden aan die oprechtheid, van welke wij belijdenis doen, indien wij het niet als ons gevoelen nederfteldcn ,dat de vastgeftelde Geestlijkheid in Schotland meer heeft gedaan, dan eenig ander Genootfchap van menfehen , De SCHOT- SCIIE KERK.  73 GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCHE KEU.K. fchcn', (de wetgeevcndc magt uitgezonderd) in Brita'/tnie , om de Kroon in het Huis van Hanover te behouden. ' Midlerwij], hoewel het, veelligt, van partijdigheid zou kunnen verdagt gehouden worden , een deugdzaam gedrag toe te fchrijven aan eene eigenbaatige beweegreden , kunnen wij, nogthans, niet nalaaten tc melden, dat de voortduurende aanweezigheid hunner Orde met die verknogtheid moest ftaan of vallen. Niets immers is zekerder, dan dat , vóór den jongften opftand,in den jaare 1745 voorgevallen, de Natie, over-'t geheel genomen, meer tot de zijde der Bisfchoplijke dan der Presbijteriaanfche Kerkregeeringe overhelde; en het gaat bijkans het geloof tc boven, de gezindheid, met welke de eerstgemelde geftut en gefchraagd wierdt, zo wel door het Eeddoende als het Eedweigerende gedeelte van hunnen Aanhang, De demping van den opftand liet , nogthans, de vastgeftelde Kerk in het zegepraaiende bezit van alles, 't geen zij zich konde aanmaatigen, uitgezonderd datgeen, om het welk te herwinnen zij geene magt bezat; dat wil zeggen, het hart der landzaaten. De reden hier van, vreezen wij, moet gezogt worden in de verbastering en ontaarting der Kerktucht ; ten allen tijde moet dit plaats hebben onder een genootfchap van menfehen , welks bijzondere leden allen met even veel magts bekleed zijn. Langen tijd wederftondt de Room- fche  GESCHIEDENIS. 79 fthe Raad het verval der zeden,door raiddel van het Zedemeesterfchap. Doch ongelukkig voor de Schotfche Geestlijken,! waren de vermogens , hun bij de oor-1 fpronklijke aanftelling opgedraagen , zeer bepaald ; en hun invloed moest toegefchreeven worden aan het gezag, welk zij hadden verworven over de gemoederen der landzaaten, vooringenomen met een hoog denkbeeld wegens hunne heiligheid. Met het wegvallen dier vooringenomenheid, verdween ook hun gezag; en magt was het ecnig fteun- en fchraagpunt, waar opzij zich konden verlaaten. Ondertusfchen moeten wij ons niet verbeelden, dat in de vastgestelde Kerk van Schotland niet verfcheiden Godgeleerden gevonden worden, wier deugden en prijswaardige hoedanigheden aan eenig Kerkgenootfchap tot eere zouden verftrekken. Maar wij zijn beducht , dat hun getal niet toereikende is, om den eerbied en hoogagting des volks voor hunne Orde te doen herleeven. Ten allerduidelijkfte bleek dit, ten tijde van het beteugelen van den voorgemelden opftand, wanneer zij, aangemoedigd door dc dienften , welke zij den Lords hadden beweezen, het befluit namen om zich te vervoegen bij de wetgeevende magt, met verzoek om eenige gunstbewijzen , welke , in de daad, een zeer redelijk voorkoomen hadden, doch, in het oordeel des volks, ten oogmerke hadden , eene vermeerdering hunner tijdliike in- kom- De SCHOT' iCHE vERK.  8o GODSDIENSTIGE De SGI10T- ECHK KERK. komften. Voor zo veel ons bekend isy was het Ministerie hun zeer geneegen; doch een zo ongelooflijken tegenftand ontmoetten zij, bij alle klasfèn van. menfehen in Schotland , dat wanneer zij, in gevolge van den kwaaden raad , hun gegeeven, hunne zaak in het Parlement wilden doorzetten, het Ministerie het voorzigtig noch geraaden oordeelde , hen te onderfchraagen. Zo verre ging de geest van tegenkantinge tegen hen, dat zij mislukten in alle redelijke oogmerken, welke zij bedoelden , enkel en alleen door een opgevatten waan, dat hetgeen zij bedoelden, onredelijk was. De paaien, welke wij ons, in dit werk, hebben voorgefteld, laaten niet toe, fchoon het ons zeer gemaklijk zou vallen, omftandig aan te wijzen, de oorzaaken, waarom de Schotten , een volk, 't welk voormaals in de Geestlijkheid geloofde, thans dezelve zo gering ichatten. Gebrek aan dc vereischte tuchtoefleninge, geliik wij boven hebben aangemerkt,, is 'er de meest in 't oogloopenue oorzaak van. Ten voornaamften deele is dit veroorzaakt door eene oppervlakkige opvoeding, door welke het jongfte gedeelte der Geestlijken juist zo veel geleerd hebben, als genoegzaam is om hun, in te boezemen eene veragting van alle geleerdheid, welke moeite en infpanning vordert. Van hier dat zommigen tot Ongeloovigheid , anderen tot Geestdrijverij overflaan. De bekwaamheden van beiden, zo wel natuur-  GESCHIEDENIS. 81 tuurlijke als verkrecgcne, ftaan na genoeg gelijk; en de geaartheid van den menschi bepaalt doorgaans den weg, welken hij1 heeft ingeflagen, 't zij het die der Geestdrijverij, of der Ongeloovigheid zij. De eerstgemelde wraakt en verwerpt alle vrijheid van denken ; de laatfte maakt 'er een misbruik van ; de eene doet den Godsdienstijver in fijmelaarij , de andere de vrijheid in losbandigheid veraarten ; bij beiden is de onkunde het heerfchende beginzel. In ftede van zich toe te leggen op de beoeffeninge dier gezonde wijsbegeerte , welke de overeenkomst tusfehen Godsdienst en Reden aanwijst, herkaauwt het eene gedeelte van dezelve de oppervlakkige tegenwerpingen van shaftsbuk ij , de ongeletterde aanmerkingen van Chubb, de valfchc redekavelingen van collins, en de overgenomene zwarigheden van bolingbroke tegen den Christlijken Godsdienst ; het ander gedeelte verwerpt alles, wat den naam van mcnschlijke geleerdheid draagt; en hoewel zij niet minder dan de eerstgenoemden. der veragtinge waardig zijn, nogthans zijn ze minder gevaarlijk, zo lang hunne magt binnen zo eng beperkte grenzen beflooten blijft. Wij zijn verpligt, ons zo veel te duidelijker tc verklaaren over deeze onderwerpen , naar gelange de menfehen, over 't geheel genomen » doorgaans geneigd zijn, om te veel of te weinig aangaande dezelve te gelooven. Indien, bij voor» VI. deel. F beeld, De iCHOT- iCHE (EREC.  82 GODSDIENSTIGE De SCHOTSCIIEKEU K. beeld, een Schotsman ten voordcele van zijne Kerke dweepe, zal hij u, met eene ftoutmoedige onbefebaamdheid, zeggen, dat zijne Kerk nimmer aan eenigerhande dwaalingen konde onderhevig zijn. De Vrijgeest, of de losbandige, van den anderen kant, zal ons tc gemoet voeren, dat alle de Schotten huichelaars zijn. Doch dit in 't voorbijgaan, dewijl de gelegenheid, om hier over brecder te handelen , naderhand zal voorkoomen. In andere opzigten bezit de Schotfche Kerk verfcheiden weezenlijke voortreflijkheden ; doch wij moeten de dingen voordraagen zo als ze waarlijk zijn , zonder in aanmerking te neemen, hoedanig zij behoorden te weezen. Thans gaan wij over tot onze Tweede Afdeeling , in welke wij zullen geeven een uitvoeriger berigt wegens de gelteldheid en omffcandigheden der Schotfche Kerke. Volgens den leiddraad der gefchiedkundige berigten, aangaande deeze Kerk voorhanden, zullen wij den toeftand dier Kerke voor onze Leezers blootleggen. In Engeland ging de Kerkhervorming met langzaame flappen voort ; in Schot, land, daarentegen, fpoedde zij zich met rasfe fchreden. De Roomschgezinde Geestlijken, in aanmerking neemende dat hunne jonge Koningin maria in Frankrijk haare opvoeding hadt ontvangen , vleiden zich met de hoop, dat hun Godsdienst, in alle deszelfs wreedheid, door haar zou geftut en gefchraagd worden. Dit  GESCHIEDENIS. 83 Dit noopte hen om met veragting neder te zien op den ouden Adel, die tc fier en hooghartig'van aart was, om dien hoon te verzwelgen: te minder, dewijl dezelve hun wierdt aangedaan van luiden van laage geboorte, die niets bezaten, 't geen hen der opmerkinge waardig maakte, behalven hun beroep en Kerkelijke inkomften. Knox wierdt ontbooden van Geneve, daar hij, zints etlijke jaren, zijn verblijf gehouden, en joannes kalvinus en theodorus beza de hand gebooden hadt. Dit opontbood gefchiedde in den jaare 1558. Grootüjks dient deeze keuze tot een voldingend bewijs van het gezond veritaild en goed overleg van den Adel. Knox was een man van een ftoutmoedigen aart, en onverzaagd karakter, die niets vreesde, en daar door verftrekte tot een gelukkig werktuig in de hand der hemelfche Voorzienigheid,om den Hervormden Godsdienst onder een onbefchaafd volk in tc voeren. De kweezelarij van maria dr GuisE, Koninginne-Regentesfe, noodzaakte den grooten en kleinen Adel, zich te verbinden in Genootfchappen, ter hunner eigen zclfverdeediginge, Deeze voerden den naam van Lords der Vergaderinge. De Koningin - Regentes bragt een Leger op de been en te velde, met oogmerk om hun flag te leveren; doch zich zelve te zwak bevindende, en haare Krijgshoofden in het zelfde gevoelen met de Lords ftaande, beloofde zij, eene Godsdienftigc verdraagzaamheid jegens hen te F a zul De SCHOT* SCHE KERK.  De fcTHOT- SCHH KEltK. 84 GODSDIENSTIGE zullen oeffcnen, bij voorraad en tot op de zamenkomst van het Parlement. Hadde de Koningin haar woord gehouden , waarfchijnliik zouden de zaaken eenen gunftiger keer hebben genomen,en gemaatigder zijn afgeloopen, dan nu met 'er daad gebeurde. Doch eene gebeurtenis van hoogc aangelegenheid verijdelde deeze uitkomst. Haare broeders, de Kardinaal en de Hertog du guise, openbaare en geflagene vijanden der Kcrkhervorminge, ontwierpen , omtrent deezen zelfden'tijd, in den jaare 1559, het waercldberuchte Eedgenootfchap vanKamerijk, welks leden zich onderling verbonden tot het aanwenden van hunne uiterfte poogingen om den Proteftantfchen Godsdienst van den aardbodem uit te roeien. Een affchrift der artikelen en voorwaarden van dit Eedgenootfchap wierdt overgezonden aan de Koninginne-Rcgentesle, die, niet twijfelende, of haar zou de hand gebooden worden door een talrijken aanhang van Pausgezinden, bevel gaf om leevende te verbranden verfcheiden Kerkdijken, omdat zij de Proteftantfche leerftellingcn gepredikt hadden. Dit ontftak in arren moede de Lords der Vergaderinge, die alle de inwooners des Koninkrijks ten platten lande op hunne zijde hadden. Deeze kwamen eerlang op de been, en trokken op doorFifefhire, den vermaarden knox medevoerende. Uit Sterliug-Kasteel trok de Koningin Oostwaarts aan, met oogmerk om hun flag te leveren; doch zij ftaakte dit  GESCHIEDENIS. 8: dit ontwerp, omdat zij te onmagtig was. Toen nam zij de tocvlugt tot haare voorgaande kunftenarijcn, om de misnoegden door bcdricgelijkc beloften op den tuil te houden; maar thans wilden zij aan dit aas niet bijten. Zij trokken Noordwaarts op na Perth , eene ftad aan de rivier Taij gelegen, niet verre van de grenzen der Hooglanders. Hier was een Karthnizer Klooster, in't welk Koning jakobus de I, in den jaare 1436, wierdt vermoord, 't Is zeker dat de Hervormden, in den beginne, geen oogmerk hadden om eenige gewelddaadigheid te pleegcn ; doch zozeer gezard als zij waren, wierden zij bijkans tot dolzinnigheid gedrcevcn. Weinige dagen vóór hunne aankomst te Perth , waren aldaar twee mansperfoo' nen leevende verbrand , en eene vrouw in het water gefmoord; geene andere mis. daad hadden zij gepleegd, dan dat zij op een Vrijdag een Kapoen hadden gegeeten. Duidelijk zagen dc landzaaten , wat t'avond of morgen hun lot zou worden , indien de Geestlijkheid de magt hadde, om een gewelddaadig gezag te oeflenen, niet alleen over hun gewceten, maar ook ovei hunne lichaamen. Voorzigtig zouden de Roomschgezinde Geestlijken hebben gehandeld, indien zij de ftad, geduurende eenige weinige dagen, verlaaten hadden: te meer, naardien"zij wisten, hoe zeer zi van het volk gehaat wierden. Maar, ever alsof zij hun eigen verderf wilden in der mond loopen , gaf een der Priesteren be F 3 v§ De SCHpT- SCI1E KERK, l |  De SCHOT- SC1IE KERK. 36 GODSDIENSTIGE vel om de deur derKapelle van het Klooster open te zetten, en begon de Mis te vieren. Dit wierdt opgenomen als eene openbaare befpotting van de Lords der Vergaderinge. Straks rukten hunne aanhangers den Priester zijn Kerkelijk gewaat van het lichaam, haaiden alle dc gewijde Kerkgereedfchappen uit de' Kapel op de ftraat, en ftookten daar van een vreugdevuur. De geheele ftad was nu in oproer; de ftedelingen waren ten uiterfte misnoegd en verbitterd op den Priester, en jn weinige uuren wierdt het geheele Klooster tot den grond toe afgebroken en geflcgt. Voorts trok het Leger der misnoegden Westwaarts aan mSterling; in de nabuur, fchap-van hetzelve vernielden zij dc gemijterde Abtdij van Cambus - Keneth , en vervolgens alle Kathedraale- en Kollegie, Kerken, en Kloosters, daar zij aan kwamen. Alleenlijk ftieten zij het hoofd te Glasgow, alwaar de inwooners op hunne hoede en onder de wapens waren, en hunne Hoofdkerk befchermden. De Koninr gin-Regentes zogt eene fchuilplaats in het Kasteel van Edenburg, daar zij, kort daar naa , _ haare dagen eindigde , waarfchijur lijk uit hartzeer en zielsverdriet, veroorzaakt door de tijding, haar gebragt, wegens de piondering en verwoesting der overblijfzelen van het aloude bijgeloof. Van Glasgow vervolgden de Hervormden hunnen optogt Oostwaarts na Edenburg; zij kwamen binnen deeze ftad, op het eigen  GESCHIEDENIS. 87 gen oogenblik als de Priesters de toebereidzelsmaakten tot het houden vaneenen ftaatelijken Ommegang, tereere van st. gil es, den Befchermheilige dier ftad. De Priesters hadden zich bcgceven na de, zo genaamde, Hooge Kerk, met oogmerk om het beeld diens Heilige van daar te haaien; doch, ongelukkiglijk, was het, door eenen gaauwdief, daar uit geftoolen. Van fpijt berftende over deeze te leorftelling, leenden zij een beeld uit eene andere Kerk, 't welk in ftaatelijken optogt wierdt rond gedraagen. Bij wijze van bcfpottingc jgaf het volk daar aan den naam van st. giles den jongen. Naa dat de Ommegang geëindigd was, fchcurde de misnoegde hoop de Priesterlijke Kerkge» vvaaten in ftukken , plaatfte het beeld van den Befchermheilige op cenen Ezel, voerde het beest, met den gewijden vragt belaaden , na de Grasmarkt , de gewoone Geregtsplaats der misdaadigen, alwaar zij • ne Heiligheid aan een ftaak gebonden, en voorts verbrand wierdt. Omtrent deezen zelfden tijd , terwijl Schotland, door binnenlandfche onlusten en beroerten, wierdt geflingerd, en geen Opperhoofd hadt , dewijl zich de jonge Koningin in Frankrijk onthieldt, bij haafenGemaal fra>ciscös denII,wierdt deeze Monarch, in een Stcekfpcl, doodlijic gegriefd; marta wierdt weduw, in den vroegen ouderdom van negentien jaaren. Straks wierdt bij haar aanzoek gedaan tot het beroepen c^ houden eener F 4 Pa* De SCIIOT- SCHE kerk.  83 GODSDIENSTIGE De pc hot" 8che KERK. Parlementsvergaderinge, om in dezelve de gefchillen, raakende den Godsdienst, bij te leggen. De Koningin bewilligde in dit verzoek, en zondt deswegen de noodige bevelen na Schotland, voor dat zij zelve derwaarts overftak. Op den vierëntwintigften van Oogstmaand des jaars 1560 , vergaderde het Parlement te Edenburg. In deeze vergadering wierdt deProteftantfche Godsdienst bekragtigden vastgefteld, niettegenftaande de Koningin, die niet vroeger dan in het volgende jaar in het Rijk kwam, weigerde daar aan haare toeftemming te gee» ven. Nogthans wierdt deeze vastftelling, ten allen tijde, aangemerkt als dc grondflag der Hervorminge in Schotland. En hoewel, in den jaare 15Ó7, eene andere en nadere Akte wierdt vastgefteld , bcfpeurde men, egter, in dezelve zoveel voorbedagte dubbelzinnigheid, zo veele algemeene uitdrukkingen, en zulk een voorkoomen van agterhoudendheid, dat de voorlhnders van den Hervormden Godsdienst door het bedoelde bedrog duidelijk heen zagen , en 'er op aandrongen ,dat de eerst gemaakte vastftelling voorden waarr borg van hunnen Godsdienst zou gehouden worden. Ten zelfden tijde als het Parlement in Oogstmaand des gemelden jaars zijne zittingen hieldt, wierdt 'er een algemeene Vergadering der Geestlijkheid zamen geroepen , in de Hooge Kerk-te Edenburg. De vermaarde suchananus, hoe we] hij  GESCHIEDENIS. 89 li ij geen Kerkelijk perfoon was, bekleedde den post van Voorzitter dcezer zamenkomftc. Maar bet waren thans tijden1 van gewelddaadigheid, en alle regclmaatigheid uit dezelve verbannen. Deeze was de eerfte vergadering der Schotfche Kerke,en haare befluiten van groote aangelegenheid. Dertien gemijterde 'Abten verfcheenen als leden in deeze vergadering; de overigen waren eenige Priesters, die zich bereidwillig aanhielden om de Hervorming aan tc neemen; als mede eenige Godsdienftige ijveraars , die zich zelve tot Predikers hadden opgeworpen , zonder dat zij tot die bediening op eene wettige wijze geroepen waren. Men wierdt het eens, dat zij, in zekeren opzigt,de tucht der Kerke van Geneve zouden aanneemen; doch men vondt zwaarighcid in de bcpaaling van de wijze, op welke het uitwendig beduur der Kerke zou geregeld worden. Door middel van Klasfen en Synoden kon het niet gefchieden , dewijl zij daar toe geen genoegzaam aantal Euangeliedienaaren hadden ; en wat aangaat het Bisfchoplijk beftuur, hier hadden zij eenen afkeer van. Hierom floegen zij een middenweg in : zo veele Leeraars, als zij hadden , zonden zij na dc voornaamfte en volkrijkfte fteden; ten platten lande fielden zij lieden aan, welke zij Voorleezers noemden; deeze moesten dc gewijde Schriften leezen voor het volk, zo dikmaals als het ter Kerke kwam. V 5 Be, De 3CU.iT- iCHE iERK.  De SCHOT- ECHE KEK.K. 90 GODSDIENSTIGE Behalven deeze, benoemden zij nog een ander fiag van menfehen , die in 't geheel geene Kerkelijke Ordening hadden ontvangen ; zij droegen den naam van Superintendenten. Weinig waren zij in getal. S p oteswood wierdt aangebreid om het bewind en opzigt te hebben over alle die Genootfchappen, welke ten Zuiden van Edenburg leggen. Aan winram, welke voormaals Onder-Pripor van het Klooster van St. Andrews geweest was, wierdt het toezigt opgedraagen over Fife en dcszelfs nabuurfchap. Tot Superintendent over dc Genootfchappen, liggende ten Noorden van de Taij, tot aan het Graaffchap Murreij , wierdt aangefteld de Heer erskine, een Regtsgelcerde. Willocks, die voormaals een Auguftijner Monnik geweest was , kreeg het opperbewind over Glasgow en de westlijke Graaffchappen ;cn ca r se wel, een Franciskaaner Monnik, wierdt, met het zelfde gezag bekleed , gezonden na Argijle en de Eilanden. Van de hoogfte aangelegenheid was de pligt, welks volvoering deeze Superintendenten was opgeleid. Ieder Kerspel binnen hun regtsgebied moesten zij, van tijd tot tijd, bezoeken, en, door elkander genomen, ten minfte twaalf maaien in ieder week prediken. Zij moesten onderzoek doen naar het gedrag en de leevenswijze der Geestlijkheid en Voorleezers, en zorge draagen dat de Kerken voorzien wierden van Lceraaren , zo dra de  GESCHIEDENIS. 91 de gelegenheid zich aanboodc om ze te kunnen bekoomen. Zij moesten Sijnoden houden, ter handhaavinge der Kerkelijke tucht. Doch wanneer de Algemeene Vergadering te zamen kwam , moesten zij in dezelve hunne plaatzen neemen als gewoone Leeraars, en, nevens die van laagerc Orde, zich onderwerpen aan de Kerkelijke tuchtoeffeningen. Dit was eene foort van gemaatigd Bisfchoplijk Kerkbeftuur, cn wel van zodanig een aart, als met den ftaat van Schotland in die eeuwe ftrooktc. Daarenboven moesten de Superintendenten tegenwoordig zijn en voorzitten bij alle bevestigingen der Geestlijkheid. In 't voorbijgaan kan dit tot een bewijs verftrekken, dat de Schotten, ten dien tijde, geene de minfte agt gaven op een Jus Divinwn , of Godlijk regt der Kerkelijke Ordeningen. Zij waren van een onbefproken karakter , hunne bezigheden menigvuldig: en nevens den eerbied, welke aan hunne waardigheid wierdt toegedraagen , genooten zij ook de liefde des volks. Zo dikmaals 'er eene Gemeente openviel, wendden zij hunne poogingen aan, zo verre hunne vermogens toereikten , dit ledige , door het zenden van eenen Leeraar , aan te vullen. Onder hunnen invloed, als dien van lieden, welke de belangen van den Christlijken Godsdienst een goed hart toedroegen, groeide cn bloeide de Kerk van Schotland. Hoe zij de opengevallene Kerken fpoedigei vas De SCIJOT- SCüii KERK. 1  De SCUOT- scm; 92 GODSDIENSTIGE van Leeraars konden voorzien, hoe hun arbeid minder wierdt; en hoewel de meesten hunner merkelijk in jaaren geklommen waren, Schroomden zij, nogthans, geencrhande vermoeijenisfen, mids zij de belangen hunner Mede-Christenen konden bevorderen. Zodanig was de toeftand der Schotfche Kerke, tot in den jaare 1570, wanneer 'er eene nieuw omwenteling, hoewel van korte duurzaamheid, voorviel; zij nam haaren oorfprong uit gierigheid, en wierdt gevoed en gekweekt door Eerzucht. De Schotfche Hervormers, even gelijk alle zodanigen, die het ondernecmen om nieuwe Godsdienftcn in te voeren , hadden openbaare betuigingen gedaan van belangeloosheid; doch het bleek wel haast , dat de goedwilligheid hunner ledemaaten niet toereikende was om hen van leevensonderhoud tc voorzien. De Adel, van den anderen kant , zich deeze gunftige gelegenheid ten nutte maakende, floeg geweldige handen aan het grootfte gedeelte der Kerkelijke landerijen, en liet de Geestlijkheid van honger kwijnen. Menfehen , welke als openbaare leidslieden, in Godsdienftige oeffeningen , zijn aangefteld , onmenschlijk en onmeedogend tc behandelen, is onregtvaardig, wreed en godloos; en welke aanmoediging konden deeze lieden hebben in het voortzetten van hunne letteroeffeningcn, en de onderwijzingen des volks, terwijl men hen van honger lietftcrven? De Geestlijk-  GESCHIEDENIS, 93 Ujkheid zag haare dwaasheid, en de Adel zegepraalde over haar onvermogen. Noodzaaklijk was het, ondertusfchen, een fchoonfchijnend voorkoomcn te bewaaren , en zich te omhangen met den mantel der huichelaarjje, terwijl de waarheid, in zekeren zin, was t'onder gebrast. In eene der Parlementsvergaderingen wierdt de voorflag geopperd, dat de Superintendenten begonnen oud te worden, en het, daarom, beter gcraaden zijn zou, in de onderfcheidene Kerspels, Bisfchoppen aan te ftellen , die, nogthans, aan eene algemeene vergaderinge zouden onderworpen blijven. Diensvolgens wierden eenige oude Monniken met deeze waardigheid bekleed, zonder dat zij wisten om°welke reden. Ondertusfchen hadt de Adel zijne eigen belangen op het oog; want hun ontwerp luidde,dat deezelieder den naam van Bisfchoppen draagen, en zi zelve dc voordeden zouden genieten. Aan deeze nieuwe Kerkvoogden wierdi de naam van Tulchan- Bisfchoppen toege vocgd. Tulchan is een Saxisch woord betekenende zo veel als bedrog. Wanne© in Schotland een Kalf van de Moeder word genomen, om gefpeend te worden, ver vaardigt men een beeld , naar een Kal gelijkende ;'t welk voorts geplaatst word aan de uijers der Koe, op dat zij haan melk laate loopen. Dit beeld wordt Tul chan genaamd , omdat het de gedaant beeft van 't geen het niet is. Dewijl deeze gedaante van Kerkbeftuu ha* De SCHOTSCUEKE4K. t | r  De SCHOT» SCHIi KERK, < ] 1 1 94 GODSDIENSTIGE haarcn oorfprong hadt genomen uit beweegredenen, welke niet konden verdeedigd worden,dus kon het ook niet onderfteld worden, dat zij van langen duur zou weezen. De evengelijkheid van magt in de algemeene Vergadering verfchafce aan de.leden gelegenheid om de Bifchoppen te gispen , en te ftraffen. D o ügl a s , die tot den zetel van St* Andrews was bevorderd, wierdt van zijn ampt verlaaten. In de daad, deeze Tulchan- of Naam-Bisfchoppen bezaten geene magt, maar dienden flegts tot werktuigen in de handen van dappere, doch eerzuchtige, Edellieden. Zij waren de voorwerpen der veragtingc van die zelfde perfoonen, welke hen hadden te werk gefield; cn het volk befchouwde hen als afhangelingen , die zich naar den wil hunner aanftellers wisten tc plooien. Op hun dienstwerk wierdt geen agt geflagen ; cn ieder algemeene Vergadering dagvaarde hen tot rekenfehap van hun gehouden gedrag. Geduurende dit geheele tijdperk, Aroomde , als 't ware, het Koninkrijk Schotland van bloed; in deszclfs rampzalige burger:wisten moet de oorzaak daar van gezogC worden. Bijkans alle de inwooners waren 'roteftanten ; doch dewijl zij zich in twee ferfchillende aanhangen fchaarden, volglen en verdeedigden zij onderfcheidene telangen. De eene aanhang koos dc zijde ïunner ongelukkige Koninginne, welke, en deezen tijde, in Engeland in dc £rc'angenis wierdt gehouden; de andere aanhang  GESCHIEDENIS. 95 hang vcrdccdigde dc Adclrcgeering in Schotland, * ; Dc magt en het aanzien van den Adel £ was kragtdaadig aangegroeid en verfterkt,1 door eene volgreeks van minderjaarige Vorften. En wanneer wij in aanmerking neemen, dat de Koning toenmaals ilegts een kind was, zullen wij geene reden hebben om ons te verwonderen, dat de hooghartigheid der Schotfche Edellieden hen de Eenhoofdige Regeering deedt veragten, en de inftellingen des Koninkrijks met voeten treeden. Zeker is het dat zij dus gezind waren. Doch dit geeft ons aanleiding tot het befchouwen van een meer gewigtig tijdperk van de gefchicdenisfe der Schotfche Kerke, 't welk, in zekeren opzigte, den oorfprong gaf aan de gedaante, welke zij heden ten dage bezit. Niet aan éene enkele , maar aan een zamenloop van verfcheidene oorzaaken en omftandigheden, moet dc uitkomst worden toegefchrecvcn. Dc hoogmoed van den Adel; de onweetendheid der Geestlijkheid; de min. derjaarigheid van den Vorst; de ongevestigde ftaat van de zaaken der Natie ; de twistftukken, welke tusfehen de aanhangen in gefchil ftonden: alles fpande te zamen tot het veroorzaaken ecner uitkómfte van zaaken, wclkö, hoeweigering in haar eerfte voorkoomen, nogthans in 't einde zeer gewigtige gevolgen hadt. De Edellieden volhardden in hunne handhaaving der Naam - Bisfchoppen , niette. geja- De CHOT* CHE ' .ERK.  od GODSDIENSTIGE De SCHOT- M.'HE KERK. genftaande zij, in 't algemeen genomen* lieden van zulk een buigzaamen'en plooienden aart waren , dat zij , bij de laagere rangen des volks,allen aanzien verlooren< De Koning was een kind. De Edellieden hielden zich onledig met elkander over en weder te vermoorden. Dc Kerkdijken ftierven van honger en gebrek. Dc Kerkelijke tucht wierdt verwaarloosd. Alles, derhalven, hadt het voorkoomen van te zullen bevorderlijk weezen aan eene hervorminge der toenmaalige Proteftantfche Kerke in Schotland. In den jaare 1574, kwam AJf dries melvill in Schotland te rug van Geneve,alwaar hij eenige jaaren genooten hadt het onderwijs van den vermaarden theodorus beza. Indien wij geloof flaan aan de opgaave der Bisfchopgezinden, bezat hij, in de daad, een zeer ongemeen karakter. Volgens den Heer sage, was hij ,, van natuure fier en moedig, ruste„ loos en onhandelbaar. De opvoeding hadt in hem de natuur niet verzagt, „ maar de natuur dc opvoeding gehard ; „ beide deeze oorzaaken zamenfpannende, ,, maakten een echt origineel uit : een „ ftuk , zamengeftcld uit kwaadaartigheid „ en brooddronkenheid. Even vrij wist „ hij om te gaan met dcnSchepter ais met „ den Herdersftaf, en met de zelfde „ veragting te behandelen het Purper „ ais het Monnikskleed." In een geheel ander gezigtpunt, daarentegen, hebben hem de Schotfche Pres- bij-  GESCHIEDENIS. 9? bijtefiaanön voorgedraagen. Zeker is liet dat hij een pcrfoon was, die eenige geleerdheid bezat; en wat aangaat zijne verknogtheid aan den Godsdienst van Geneve, dit, als zijnde een ftuk van loutere befpiegelingCj moet aan eens ieders bijzondei oordeel worden overgelaaten. Naauwlijks was MeLvilL, in Schots land, te rug gekoomen, of hij wierdt aangcftcld tot Hoogleeraar aan de Univerfiteit van St. Andrews, als mede tot Kerspelprediker. Eigenaartig baande hem dit den weg tot de Algemeene Vergadering der Geestlijkheid ; hier oeffende hij zijne welfpreekendheid, ten voordeeleder Kerktucht van Geneve , welke hij vertoonde als boven alle andere den voorrang waardig. Veel opgang maakte deeze Kerktucht onder het volk; doch de Adel kantte zich daar tegen , welke, om een fchoonfehijnend voorwcndzcl te hebben voor het hek ligfehendend gebruik der Kerkelijke penningen, noodig hadt dat de arme Naam* Bisfchoppen in weezen bleeven. Zes jaaren hadt dit gefchil geduurd, wanneer het, ten langen laatfte, door den Presbijteriaanfchcn Aanhang, getrokken wierdt voor eene Algemeene Vergadering der Geestlijkheid , die, in den jaare j580, te Bundel, wierdt gehouden. Jakobus de VI, Koning van Schotland, hoewel flcgts veertien jaaren oud, Jiadt, egter,de Regeering reeds aanvaard. Zeker is het, dat hij een vriend der Presbijteriaanen was , en nimmer met hun VI. deel. G zou De SCHOT* SCHli KERK.  98 GODSDIENSTIGE De schot- SCH8 KEKK. zou getwist hebben , indien niet hunneonverdraaglijke onbefchaamdheid hem daar toe genoodzaakt hadde. Niet alleen verftoutten hij zich, om alsRoomschgezinde Biegtvaders hem wetten voor te Schrijven , maar zij hoonden hem openlijk in hunne vergaderplaatzen ; en, om mij te bedienen van de woorden van Dr. robe r t so n , die zelve een Presbijteriaansch Leeraar was , ,, de predikftoel wierdt „ onteerd, dewijl dezelve misbruikt wierdt „ als een werktuig om den Souverein te „ befpotten , cn oneenigheid onder het volk tc ftooken." Zekere black, in de Koninklijke Kapel te Edenburg predikende, was onbefchaamd genoeg om den Koning in 't aangezigtte zeggen , dat alle Koningen kinderen des Duivels zijn. Dr. robektsox merkt aan, dat de Prediker, met deeze onbefchaamde uitdrukking , de ftrengfte ftraffe hadt verdiend ; doch dat de Koning zich vergenoegde, met hem, nevens zes anderen, uit het Koninkrijk te bannen. De Hervormde Geestlijken, in alle gewesten , voerden mede onverdraagzaame beginzels. Wanneer, derhal ven, bij den Koning van Schotland, aanzoek wierdt gedaan , om den Protcftantfchen Godsdienst te verdeedigen en te handhaaven, lag, in dit verzoek, Stilzwijgende opgeflooten, dat hij de Roomsch - Katholijken moest verdelgen. Zelden verfcheen Koning jakobus in de Godsdienstige vergadering, of hij -wierdt openlijk gehoond. Omdat  GESCHIEDENIS. 99 dat hij geweigerd hadt, zijnen bloedverwant, den Graaf van i.enox, uit zijne tegenwoordigheid tc bannen en voorts het Koninkrijk tc ontzeggen, ftookte, op zekeren tijd, de Geestlijkheid de inwooners tegen hem op, die den Koning in het Parlementshuis inflootcn, en voorts,met de woorden,uit het boek der Regteren ontleend, uitriepen: Hst zwaard des Heeren en Gideons; de dag zal de uwe of de onze zijn. Gewisfelijk hadt de Koning hier een treurig einde gevonden , ware niet de Graaf van mak, uit het Kasteel, met eene bende Krijgsknegten, ter zijner hulpe, toegefchooten. Zo zeer deedt deeze behandeling Koning jakobus , tegen de Presbijteriaancn, in arren moede ontfteeken , dat hij zedert hun nimmer een goed hart heeft toegedraagen. Hij begon hunne magt in tc korten , en hunne onbefchaamdheid te fnuiken , door afftand te doen van zijn aandeel aan de Kroonlanden, welke voormaals aan de Bisfchoppen hadden behoord 3 en het benoemen van dertien Leeraaren; óm voortaan den naam van Bisfchoppen tc voeren, hoewel zij tot nog toe geene Bisfchoplijkc ordening hadden ontvangen. Zij waren geene Tulchan- of Naam-Bisfchoppen , dewijl zij vaste inkomften bezaten ;doch zij waren lieden van magt ontbloot , cn hunne dienstverrigting bepaalde zich tot enkele vergaderingen. Op deezen voet bleeven de dingen , to! op het overlijden van Koninginne eli G 2 za Be SCHOI- sc11e kerk.  ioo GODSDIENSTIGE De SCHOTSC HE KURK* 'M zabeth, in den jaare 1603 , wanneer Koning jakobus haar den throon van Engeland opvolgde. Toen wierdt deeze Vorst te raade om het BisSchoplijk Kerkbeftuur in te voeren in zijn aloud Koninkrijk Schotland; doeh hij handelde hier in met gemaatigheid, altoos de Bisfchoplijkc landen Schenkende aan zulke mannen, die , om hunne bekwaamheden, meest geagt wierden. 't Blijkt niet dat Koning jakobus immer een oogmerk heeft gehad, om de Schotfche Geestlijkheid te doen ordenen of bevestigen naar de wijze der Bisfchop* gezinden , voor en aleer hij daar toe wierdt overgehaald door bancroft, Aardsbisfehop van Canterburij. Ook mogt het dien Vorst niet gebeuren , dit ontwerp zijn volle beflag te zien bekoomen. Drie Schotfche Bisfchoppen wierden , in de daad, na Londen gezonden, en aldaar geordend; gelijk zij dan ook, bij hunne wederkomst, hunne broeders bevestigden. Doch de meeste Geestlijken weigerden, van nieuws door hen geordend te worden ; maar behielden evenwel hunne Kerken. In den jaare 1616, begaf zich Koning jakobus na Schotland, en hieldt eene Algemeene Vergadering der Geestlijkheid, te Perth. Met eene kleine meerderheid van Stemmen bewerkte hij, dat de volgende Artikelen, als van eene verbindendekragt, ten aanzien der Schotfche Kerke, wierden vastgefteld : Vooreerst, dat het Kruis, bij  GESCHIEDENIS, ioi bij de bediening van den Doop, zou gebruikt worden. Ten tweede, dat de Bevestiging , of aanneeming tot leden der Kerke, zou in gebruik blijven. Ten derde, dat het Kers- , Paasch- en Pinxterfeest, als mede Dricè'enheids-Zondag, zouden gevierd worden. Ten vierde , dat het Safe ramen t des Heiligen Avondmaals knielende moest ontvangen worden. Ten vijfde;, en eindelijk, dat de Doop ook in 't bij— zonder, buiten de openbaare Godsdienstige zamenkomften , zou worden toegediend. In 't algemeen worden deeze de Artikelen van Perth genaamd. In het zelfde jaar wierden zij met eene geringe meerderheid van Stemmen , in het Schotfche Parlement, bekragtigd; doch bij het volk in 't algemeen, en bij de meerderheid der Geestlijkheid, verwekte dit groote ergernis. WaarSchijnlijk is dit het eigenlijke tijdstip, van 't welk wij den oorfprong der burgertwisten en oneenigheden moeten dagtekenen. De Geestlijken , die eenen ,afkeer hadden van de plegtigheden , waren zeer gezien bij het volk. Vóór het aangaan der Leerrede, baden zij twee uuren lang, en de prcdikaatfien duurden zelden korter dan vijf uuren. Dit ontvlamde de driften van het gros der Christenen, die hen bewonderden , omdat zij het meeste gedeelte van hunnen tijd verfpilden met fchelden op den Koning cn hekelen van de Bisfchoppen. Zij wisten zich te dringen in dc gunst der Vrouwen, die doorgaans G 3 van De SCHOTSCUEKERK»  io2 GODSDIENSTIGE De SCHOT" SC HE KER'v. van de Priesters gemaklijkst worden gevangen genomen; en zij gaven voor, dat zij mcnigmaalen antwoorden op hunne gebeden van den hemel ontvingen. Vcefen der arme oude vrouwen, die meest verkleefd waren aan dc Geestdrijverij, wierden uitgenodigd tot bidden, cn een antwoord te bezorgen aan eene dergodvrugtige Juffers. Zommige van deeze waren vrouwen van aanzienlijken rang, cn haare Echtgenooten, die geene groote vrienden der Bisfchoppen waren, wierden met kleine moeite overgehaald om hunne zijde te kiezen. Geduurende den Zomer hielden de Leeraars afzonderlijke zamenkomften met hunne vrienden; in dezelve wierden dc maatregels beraamd, om het volk tegen de Bisfchoppen op te hitzen. Zodanig was het beloop der zaaken , tot in den jaare 1633, wanneer karel de I, verzeld van den beruchten LAun,zich na Ed.-nburg in Schotland begaf, om tot Koning van dat Rijk gekroond te wordon. Lindseij, Aardsbisfchop van Glasgow , die insgelijks te Edenburg kwam, om de plegtigheidder Krooninge bij te woonen, haatte de plegtigheden; laüd ftiet hem met veragting van zich, omdat hij niet in zijne plegtgewaaten was uitgedoscht. 'Er wierdt een Parlement zamengeroepen , om de onderhouding der Artikelen van Perth vast te ftellcn; en naa dat de Klerk van dc Registers de ftemmen hadt opgenomen , verklaarde hij dat de meerderheid tegen de vastftelling was. De Klerk  GESCHIEDENIS. 103 Klerk wierdt onderftcund van Lord b alme rino, den Graave van cassils, en eenige andere Edellieden; dit deedt den Koning dermaate in arren moede blaakcn, dat hij de lijst der naamen eisfchte; vcrklaarende voorts , dat de meerderheid ten voordeclc van de Bill was. Diensvolgens wierdt dc Bill in eene Wet veranderd; en de Koning geboodt den Kanzelier, eenen iegelijk, welke hem zou tegenfpreeken , voor de Balij te dagvaarden en de waarheid, van 't geen de Graaf van cassils hadt gezegd, te bezweeren. Volgens de wetten van Schotland, is, den Koning te heeten liegen, eene misdaad van hoog verraad. Niemand durfde den Eed doen : zo dat dc Akte doorging. Koning karel de I keerde te rug na Engeland; doch liet de Presbijteriaanfche Leeraars in Schotland, op eene geduchte wraakoeffening hunne gedagten laatende fpeelen. Eiken zomer hielden zij afzonderlijke bijeenkomftcn; en gehoord hebbende, dat uit Engeland hun een Gcmecn-Gebedeboek zou worden toegezonden , vaardigden zij eenigen hunner zendelingen af na Londen*, om bij hunne Puriteinfche broeders te bewerken, dat zij alles wat zij konden ten voordeele der Liturgie zouden in 't midden brengen. Want zij wisten , dat indien het Gcbcdeboek eenmaal na Schotland wierdt gezonden, alle de bedoelde oogmerken daar mede zouden bereikt worG 4 den; De ÏCHOT- ' ' 5che kerk,  io4 GODSDIENSTIGE Di gcnor- SCIU! BERK. den: te weeten, de uitroeijing der Bisfchoppen , en den Koning te noodzaaken, de Kerkelijke inkomften ten hunnen eigen voordeele te doen dienen, Alle hunne wenfchcn en begeerten wierden vervuld: want,in den jaare i63ö,zondt laud bet Gebedeboek over , 't welk in 't openbaar moest voorgelcezen worden in de Kerken van Edenburg, op Zondag van Paasch des volgenden jaars 1637. Midlcrwijl hieldt een groot getal Presbljteriaanfche Leeraaren eene afzonderlijke Vergadering te Edenburg; in dezelve wierdt bcflootcn, dat zekere joanna giddis, eene vrouw van veel godsdienftigen ijver, haare plaats zou neemen bij het Voorleezers geftoelte, enden Deken van daar nederftooten , zo dra hij bet boek zou begonnen hebben tc leezen. De Kanzelier, welke, ten deezen tijde, was spotiswood, Aardsbisfchop van St. Andrews, de voornaamfte Staatsamptenaars, de Regters van het Hof der Zittinge, en de Wethouders van Edenburg vergaderden in dc Hooge Kerk dier ftad, om te hooren voorleezen het nieuwe Gebedeboek, zijnde een afdrukzel van de Engelfche Liturgie, Naauwlijks hadt de Deken eenen aanvang gemaakt met het leezen van den Kerkdienst, of joanna giddis greep den ftoel, op welken hij zat , en wierp hem, met éénen ftoot, ter aarde, tevens met luider ftemme roepende: „Weg van „ hier, gij valsaart,gij fnoode dief: durft v gU5  GESCHIEDENIS. 105 », gij, in mijne tegenwoordigheid, de Mis ,, leezen?" Straks ontftondt 'er eene ge weldige opfchudding in de Kerk. De Deken wierdt bijkans halfdood uitgedraagen. Den Bisfchop van Edenburg wierden zijne klederen van het lijf gerukt, en zou 'er gcwisfelijk het leeven bij ingefehooten hebben , hadde niet een Edelman , daar bij tegenwoordig, hem in zijne koets geborgen. Met groote moeite ontvlugtte het de Kanzelier. Dc Regtcrs wierden openlijk befpot en gehoond, en het Gebedeboek , door het graauw, bij het Kruis , verbrand. Het voorleczen , in nog eene andere Kerk tc Edenburg ondernomen , ontmoette den zelfden tcgenftand. Het geheele gewest was thans in oproer ; alle rangen en ftanden van menfehen fehoolden te zamen , en hielden heimelijke zamenkomftcn. De Kanzelier spotiswood fpoedde zich na Londen, om van alle deeze dingen verflag te doen aan den Koning. Deeze gaf hier op bevel , dat het gebruik van het Gemeens Gebedeboek zou geftaakt worden ; hij zondt den Hertog van hamilton na Schotland, met den last en de magt bekleed, om eene Algemeene Vergadering te Glasgow te beleggen. In het Koninkrijk Schotland zijn achtenzestig Klasfen; ieder van dezelve zendt drie Leeraars cn twee Ouderlingen op de Algemeene Vergadering; deUnivcrfiteiten zenden vijf leden; gezamentlijk maaken zij dus G 5 een Di SCUOï- SCHE KÊUK,  10(5 GODSDIENSTIGE De SCIIOT- SCHE KERK. een getal uit van vierhonderdvijfenzestig perfoonen. Bij het onderzoek van de handelingen en gedenkfehriften deezer Vergaderinge is mij geblecken, dat onder de tien Leeraars , welke hier verfchecnen , ten minfte negen gevonden wierden, welke al voor lang afkeerig geweest waren van het Bisfchoplijk Kerkbeftuur. De Ouderlingen waren Edellieden en andere perfoonen van aanzienlijken huize, die dc Bisfchoppen haatten. Van lieden , dus gezind, hadt de Bisfchopgezinde Geestlijkheid alles kwaads te vreezen , en dc Presbyteriaan fche alles goeds te hoopen. De afgevaardigden kwamen bijeen te Glasgow; en henderson, eender gcleerdfte Presbijteriaansgezinde Leeraaren» wierdt tot Voorzitter, of, gelijk zij het noemden, Moderator, of beftuurdcr der Vergaderinge, verkoozen. Dc Hertog van iiamieton prees eensgezindheid cn gcmaatigdheid aan. Tevens verzekerde hij hun, dat de Koning hun alle redelijke verzoeken zou inwilligen, mids zij der vastgeftclde Kerke geen ongelijk deeden. Doch zij bedoelden wijdftrekkender uit* zigten. De eerfte zaak, welke zij bij dc band namen , was , het dagvaarden der Bisfchoppen, om voor hunne Vergadering te verfchijnen. Geen grond was 'erom te verwagten,dat de Bisfchoppen dusdanig eene opöntbieding zouden naakoomen. Hierom floegen zij over tot het uiterftc, om het Banvonnis over hen allen uit te fpree- ken  ■ I GESCHIEDENIS. 107 ken. Ten zelfden tijde verklaarden zij» dat hunne Orde onbeftaanbaar was met het Woord Gods, cn met de geftcldhcid der Schotfche Kerke. Dewijl deeze handelingen ftrijdig waren met de toenmaals vastgcftelde wetten des Koninkrijks, wordende- door dezelve een onbefchaamde inbreuk gemaakt op verfcheiden Akten van het Parlement , begaf zich de Hertog van ha milton na de Vergadering , en deedt dezelve fcheiden in den naamc des Konings ; tevens verklaarde hij aan de leden , dat zij fchuldig zouden gehouden worden aan hoog verraad, indien zij met hunne zittingen voortgingen. Met even groot regt zoude hij het eeten en drinken voor eene misdaad van hoog verraad hebben kunnen vcrklaaren: want zij hadden het graauw op hunne zijde, over wiens gewceten zij heerfchappij voerden , en wiens driften zij zulk eene Strekking konden doen neemen , als zij goed vonden. Dicnsvolgcns gingen zij voort in het houden van hunne zittingen,tot dat zij de geheele gedaante cn het weezen van het Bisichoplijk Kerkbeftuur hadden overhoop geworpen. Paar naa deeden zij een Leger optrekken na Engeland-, ter onderfchraaginge der Puriteinen, die nevens hun de zelfde oogmerken bedoelden. Dc Koning was genoodzaakt, hen te vrede tc ftellcn, en begaf zich, in het volgende jaar, na Edenburg , alwaar hij een Parlement zamenriep, en alle hunne handelingen betrag. De SCHOT»SC HE tERK.  De SCHOTSCHEKEK K. i 108 GODSDIENSTIGE kragtigde. Doch de Engelfchen, niet lang daarnaa, de wapens hebbende opgevat, plantte kar el de I den Koninklijken ftandaart te Nottingham. Hier mede namen de burgeroorloogen eenen aanvang; wegens dezelve zullen wij, voor het tegenwoordige, alleen dit aantekenen, dat de Schotten in dezelve de werkzaame hand hadden. Hunne Geestlijken , die eenen afkeer hadden van de Bisfchoppen, Sloegen gewelddadige handen aan hunne inkomftcn , en regeerden als eigendunkelijke dwingelanden. Onduidelijk, in allen opzigte , was de zarrende behandeling, door'de Schotfche Geestlijken, olivier cromwell aangedaan. Van hier, dat terwijl zij hunne zittingen hielden , in eene Algemeene Vergadering, te Edenburg, in den jaare 16.5a, hij derwaarts zondt zekeren Kolonel cotterel, met twee Regimenten Dragonders, die hun de vergadering declen opbrceken, en de Die ven-mars ch agr ;er hen Haan, tot dat zij de Westerfche Doort dier ftad waren uitgetrokken. Geiuurende de Regeering van den Protek:or, wierdt hun verbooden, het houden /an zamenkomften, uitgezonderd in hunie Klasfen en Sijnoden : want cromv e l l wist, hoedanig hij moest omgaan net lieden, gelijk aan hem zeiven. Ten tijde der herllellinge van Koning carel den II, wierdt het Presbijteiaandom vernietigd, doch wederom herteld met de komst van Prinfe w ille m de n,  GESCHIEDENIS, 109 den IH tot den Ëngelfchen throon, gelijk wij boven hebben aangemerkt. Thans, egter, moeten wij voortgaan tot een berigt wegens andere bijzonderheden , raakende deeze Kerk, welke tegenwoordig eene zo luisterrijke vertooning maakt in het Groot-Britannie, uit hoofde van de geleerdheid haarer Geestlijkheid , en de getrouwe waarneeming van haare amptsverrigtingen. In de derde plaats gaan wij, derhalven, over tot eene nadere befchouwing van de ondcrfcheidene gedaanten van den Eerdienst , welke, van tijd tot tijd, ter Schotfche Kerke zijn ingevoerd, zints de Hervorming, tot op den tegenwoordigen tijd. De omwentelingen, ten deezen opzigte voorgevallen, zijn, in de daad, gewigtiger noch grooter in getal; doch zij verdienen evenwel onze opmerking. Men heeft geenen grond om te onderftellen, dat, in den kindfehen ftaat der Hervormde Kerk van Schotland, de gedaante van haaren openbaaren Eerdienst regelmaatig zijn konde. En, egtcr, in weerwil van dit alles, is bet ons gebleeken, dat de beginzels van het natuurlijk gezond verftand, en de agtgeeving op zommige dee]cn der Godlijke Openbaaringe, de Schotfche Kerkhervormers noopten tot eene, zo veel doenlijk was, naauwkeurke naavolging der aloude Kerkgewoonten, die, vóór den leeftijd van Keizer constant 1 n u s oen groote n , in gebruik wa- 'Ei De scnoT- sche KEU.K.  De sniox- £0 he kerk. ri© GODSDIENSTIGE 'Er is nog voorhanden , een ontwerp van openbaare Godsdienstoeffeninge,doorgaans bekend bij den naam joannf.s knox's Liturgie: doch deeze wierdt fJcgts een korten tijd gebruikt: zij wierdt ingevoerd ten dienfte der Voorleezeren , cn ftierf met dezclven. Zij begonnen met het voorleezcn van het Gebed onzes Heeren , de Tien Geboden en het Geloof: hier op volgde een Gebed vóór de Predikaatfie, 't welk altoos wierdt beflooten met het Gebed onzes Heeren. Deeze Liturgie fehijnt ftand gehouden te hebben tot in den jaare 1580 , wanneer het Presbijteriaanfche Kerkbeftuur openlijk wierdt vastgefteld, en de dingen eene andere gedaante aannamen. Vóór dien tijd wierden, in Schotland, zelden Kerkelijke redevoeringen gehouden. Want de Geestlijken waren zo diep in onkunde verzonken, dat zij in de kennis der gewijde Schriften luttel bedreeven waren. Zommigen hunner waren met Geestdrijverij befmet; anderen waren lieden, die in 't geheel geene geleerdheid bezaten; nog eene derde foort was 'er,die,in vroegere dagen, in de Roomfche Kerk, het Priesterampt bekleed hadden. Weinig joeds zou men van zulk een zamenmeng?el hebben kunnen verwagtcn ;en de verdeeldheden, door welke het Koninkrijk ^eflingcrd cn beroerd wierdt, cn die, in sekeren opzigte, den grondflag der zedeijkheid ondermijnden, hadden de heilloo:e uitwerking op de landzaaten, dat zij ten eene-  GESCHIEDENIS, in eenemaale verwaarloosden de pligten, welke zij zich zeiven, den naasten en Gode fchuldig waren. Nu eens onder de eene, op andere tijden onder eene andere gedaante , wierdt de openbaare Godsdienst in die Kerk verrigt; verwarring in den Staat hadt ten gevolge verwarring in de Ten tijde der openbaare vastftellinge van het Presbijteriaanfche Kerkbeftuur, in Schotland, in den jaare 1580, hoewel dezelve volvoerd wierdt, door een hoop onbefchaafde , bijgeloovige en onkundige ijveraaren,die in 't geheel geen denkbeeld hadden van verdraagzaamheid , ten aanzien van onderwerpen , het Geweeten betreffende , bezaten, nogthans, de hoofdaanleiders verftands genoeg om eene eenpaarige wijze van openbaare Godsdienstoeffeninge aan te duiden. Zij wilden, dat de ftaatclijke Eerdienst in de Kerk zou gefchieden op de volgende wijze. Terwijl de Gemeente in de Kerk zamenkwam, wierden,door den Leezcr, of,zc als zij hem plagtcn te noemen, den Voorzanger, voorgeleezen twee of drie Hoofd ftukken uit het Oude of het Nieuwe Tes tament; de keuze van dezelve wierdt aar zijn eigen doorzigt overgelaatcn. Zo dr; de Gemeente vergaderd was , klom dc Leeraar op den predikftoel, en deedt cei kort gebed; waar naa hij de Gcloofsbe lijdcnis der Apostelen en de Tien Gebo den voorlas : maar de Gemeente gaf geei ftemmelijk antwoord op dezelve. jNaa he ver De SCHOT- SCHE KERK. 5  De JCTIOT- schh Kerk. tli GODSDIENSTIGE verrigten van dit gedeelte der plegtige zamenkomften, deedt de Leeraar eene korte voorafspraak, welke eenige betrekking hadt tot het onderwerp der volgende Leerrede; waar op hij een gebed deedt voor den ftaat der waereld in 't algemeen t en der Natie in 't bijzonder. Thans wierdt de Text voorgeleezen,over welken de Leer* rede zou gehouden worden; waar op voorts het zingen van een Pfalm, en wijders een Gebed volgde. Met een algemcenen ze* genvvensch wierdt eindelijk de ftaatelijke zamenkomst beflooten. Zeer gcmaklijk en eenvoudig was, in de daad, deeze pedaante van openbaareGodsdienstoeffenïnge, en, daarenboven, in veele bijzonderheden , overeenkomftig met de natuur der aloude Christliike Kerke. Van hier ook , dat zo wel Presbyteriaans- als Bisfchopgezinden daar in berustten, en geene tegenwerpingen tegen dezelve inbragten, tot op de Vergadering te Wesmun* fler, in den jaare 1645. In zommige opzigten, doch niet in ftukken van weezen. lijken aart en belang, was deeze manier van Godsdienstoeifcningc van de naastvoorgaande onderfcheiden. Het waren thans tijden van volksbelievinge, in welke de vooroordeelen des ge. meenen volks een vermogenden invloed hadden gekreegen , en de Kerkdijken gezind waren, en hunne poogingen aanwendden, om hen in een goeden'luim te houden. De Schotfche Geestlijken bezaten in dien tijd eene onbepaalde magt over het  GESCHIEDENIS 113 het geweeten der Lcekcn; cn zij bevlijtigden zich om eene uitwendige gedaante: van openbaaren Eerdienst in te voeren,; welke niet meer verfchilde van de voorgaande , dan eene kortstondige believing van het heerfehend bijgeloof noodig maakte. Niet op éénmaal, egter, omhelsden de Schotfche Geestlijken deeze verandering m het ontwerp van openbaare Godsdienstoeffeninge. Doch zommige ijveraars floegen over tot een ander uiterfte. In de plaats van dat redelijk ontwerp van plcgcigen Eerdienst, 't welk voormaals in 'gebruik geweest was, voerden zij in, veelerhande nieuwigheden, welke zelf te boven gingen de zulke , die in hunnen gewoonen Wegwijzer van Godsdienstöeffeninge wierden voorgefchreeven. Deeze nieuwigheden wierden, in de daad, ontworpen, door de Algemeene Vergadering van Godgeleerden te Westmunfler j ook koomen in dezelve voor, verfcheiden bijzonderheden, die in zich zelve redelijk, en met het aloud gebruik der eerfte Christen Kerke beftaanbaar zijn; dit niettegenstaande weigerden verfcheiden Predikers in dezelve te bewilligen. In alle opzigten, en bij alle voorvallende gelegenheden, wanneer de omftandigheden en tijden hun daar toe gunStig waren, weeken zij af van het voorgefchreevene ontwerp. Dusmaal^ ten zommigcn,aan het einde hunnerGods; dienstverrigtinge , gebruik van het Gebed VI. DEEL» H OH- De eHcrr- -CHE IERK.  1*4 G ÖDSDIENSTIGE De schot- StHE KEU IC. onzes Heeren , anderen wederom niet. Zommigcn, in plaats van de Schriftuur voor te leezen , hielden lang uitgerekte redevoeringen voor het volk. Geduurende den tusfehentijd', welke 'er verliep, zints den dood van kareldenI, tot op de hcrftelling van zijnen zoone karel den II, baden zij nimmer voor de Overheid, hoewel, in hunnen Wegwijzer, dit bevolen worde: want, welk menscb, indien hij van 't verftand niet beroofd zij, kan de kragt dier verpljgtinge in twijfel trekken ? Thans zullen wij laaten volgen, den meergemelden Wegwijzer der Schotfche Kerke, in zijne eigen bewoordingen. In 't vervolg zullen wij gelegenheid hebben om aan te wijzen, in hoe verre hij , ten tijde der Rijksomwentelinge , wierdt aangenomen, en welk gebruik daar van heden ten dage gemaakt worde. „ Wanneer de tijd , tot het houden van Godsdienftige zamenkomften be„ ftemd , zal verfcheenen zijn, zal de „ Gemeente, naa zich alvoorens daar toe „ behoorlijk te hebben voorbereid, zich „ na de vergaderplaats begeeven , en zich „ niet afzonderen van de openbaare Gods„ dienstöeffening, door traagheid en on- agtzaamheid , of onder voorwendzel „ van bijzondere bijcenkomften. „ Laaten allen in de vergaderplaats tree5, den, niet oneerbiediglijk, maar in eene „ voegzaameen deftige houding, cn hun- s, ne  GESCHIEDENIS, irj ,, nc zitplaatzen neemen, zonder aanbid„ ding,of zich na de eene of andere plaats te buigen. ,, De Gemeente vergaderd zijnde, zal „ de Leeraar , naa alvoorens zijne toe„ hoorders tot het vereeren en aanbid„ den van Gods grooten naam ftaatelijk te „ hebben opgewekt, eenen aanvang maa„ ken met het Gebed. „ Dit Gebed moet gefchieden in alle ,, ootmoedigheid en nederigheid, erken„ nende dc onbegrijpelijke grootheid en majefteit des Heeren, in wiens tegenwoordigheid zij thans op eene meer bij„ zondere wijze verfchijnen, en hunne eigen geringheid en onwaardigheid om „ aldus tot hèm te naderen; nevens hun„ ne volftrekte onbekwaamheid, uit en „ door hen zclvcn, tot zo volwigtig een „ werk; hem nederig fmeekende om ver„ giffenis, onderfteuning en welbehaagelijkheid, in den geheelen dienst, wel„ ken zij thans verrigten; en om eenen biizonderen zegen over het gedeelte ,, zijns heiligen Woords,'t welk zal voor, n-eleezcn en overwoogen worden: alles in den naam en door de bemiddeling van „ den Heere jezus Christus. „ De openbaare Godsdienstöeffening begonnen zijnde, zullen alledeGeloo", vigen aan dezelve eene onverdeelde 5, aandagt beftceden ; nalaatende iets te " leezen , dan de plaatzen, welke de " Leeraar afkondigt of aanhaalt; en zich !, bijzonderlijk wagtende van alle bijzonJ H 2 r, de De ;c HOT- iCHE ItERK.  ii6 GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCIIE KEltK. ,, dere fluisteringen , zamenfpraaken, eer,, betooningen of begroetingen van eeni„ ge perfoonen, welke inde vergadering zijn , of in dezelve koomen; als mede van alle begluuringen, fJaapen, of eeni„ ge andere onvoegzaame handelingen, „ welke den Leeraar of zijne mede-Chris„ tenen zouden kunnen ftcoren, of hen „ zeiven, of anderen, in den dienst van „ God hinderen. „ Indien zommigen, door wettige verhinderingen, belet worden,, van het „ begin af aan de godsdicnltige zamen„ komst bij te wooncn ,bchooren zij niet, ,, wanneer zij in dc Vergadering koomen , zich tot hunne bijzondere godsdienllig,, heid te begeeven , maar zich eerbiedig„ lijk fchikken om zich te vcreenigen met „ de Gemeente, in de volvoering van die „ inftellinge Gods , welke op dien tijd „ onderhouden wordt. „ Het leezen van het Woord in de Verga„ dering, zijnde een gedeelte van den „ openbaaren Godlijken Eerdienst, waar „ in wij erkennen onze afhanklijkheid van God, en onze onderdaanigheid aan „ hem, en een der middelen, door hem „ geheiligd, tot deftigtinge van zijn volk, ,, moet verrigt worden door de Herders „ cn Leeraars. „ Dit niettegenftaande, mogen de zulken , welke zich op het Leeraarampt toeleggen , bij voorvallende gelegenheid, het Woord leezen , en proeven „ vertoonen van hunne gaave in het pre- „ di-  GESCHIEDENIS. 117 „ dikcn voor de Vergadering,indien hun ,, daar toe verlof gegeeven zij door de^ „ Canfistorie. ! „ Alle de Kanonijke boeken des Ouden „ en des Nieuwen Testaments, doch gecne van de zul ken , welke doorgaans ' bekend zijn onder den naam van Apo„ krijfe boeken, zullen openlijk voorgc, leezen worden , in de gemecne land„ taaie , uit dc best gekeurde Overzct,, ting, met eene duidelijke ftemme, opdat alle dc aan weczenden het mogen hoo,, ren en verftaan. „ Hoe groot of klein eene afdechng der „ Schriftuure telken reize zal voorgelee„ zen worden, moet overgelaatcn wor„ den aan het beleid des Leeraars. „ Nogthans is het oirbaar cn welvoeg„ zaam, dat gemeenlijk één Hoofdftuk uit „ ieder Testament gelcczen worde in , elke zamenkomst;zomtijds meer Hoofd, ' ftukken, wanneer dezelve uit weinige „ verzen beftaan, en de zamenhang det „ zaaken het vordert. „ Het is welvoegchjk, dat alle de Ka „ nonijke boeken agtcr elkander in ord< geleezen worden , opdat de Gemeente ' tc beter bekend worde met het gehee le beloop der Schriftuure; en door " r/aans, daar het leezen uit ieder Testa ment op den eenen dag des Heeren ein „ digt, moet het, op den naastvolgcndei \, Zondag, begonnen worden. " , Ook prijzen wij aan, het vlijtig lec zen van zulke boeken der Schriftuure H 3 » wa De < SCHOTCUECERK. ï »  De SCHOT- SCilE KEUK. 118 GODSDIENSTIGE „ welke de Voorleezer zal oordeelen, „ meest te kunnen dienen tot ftigtinge „ zijner toehoorderen : bij voorbeeld, het _ „ bock der Pfalmcn en diergelijke. „ Wanneer de Leeraar, die voorleest, „ het noodzaaklijk oordeelt, ecnig ge„ deelte van 't geen hij heeft voorgelee„ zen, te verklaaren, laat zulks niet ge„ fchieden, voor dat hij het geheele „ Hoofdftuk, of den gcheelen Pfalm, ge„ leezen hebbe. Altoos moet 'er te raade „ gegaan worden met den tijd, opdat het „ prediken, noch eenige andere Godsdien„ ffige verrigting , tc lang gerekt , of „ verveelende moge worden. In alle an„ dere deelen en verrigtingen van den „ openbaaren Eerdienst moet deeze zelf„ de regel in agt genomen worden. „ Behalven dc openbaare voorleezing „ van de gewijde Schriften, moet ieder „ perfoon, welke kan leezen, vermaand „ worden, de Schriftuur te leezen, afzon„ derlijk in zijn eigen huis. Alle anderen „ welke niet kunnen leezen, indien zij' „ door ouderdom of andere beletzcls, niet „ verhinderd worden, moeten insgelijks „ vermaand worden, te Jeeren leezen, „ en in hunne huizen een Bijbel te heb' „ ben. „ Naa het voorleezen van het Woord, „ en het zingen van den Pfalm, moet dc „ Leeraar, die aan de beurt is om te nre„ diken, zich bevlijtigen om in zijn eigen „ en het gemoed der toehoorderen te ver„ wekken, een leevendig en hartlijk ge- voel  GESCHIEDENIS. 119 „ voel van hunne zonden, opdat zij al,, len in oprechtheid mogen treuren voor , den Heere, cn hongeren en dorften na ' de Genade Gods in jezus chkis„ tus, door over te gaan tot eene meer volledige en uitvoerige belijdenis van ' zonden", met leedweezen cn eene hei„ li ge befchaaming des aangezigts, cn den „ Heere aan tc roepen, op dc volgende „ wijze. „ Te erkennen onze overgroote zond„ fchuldigheid : Vooreerst, uit hoofde „ der oorfpronklijke of Erfzonde, welke, , behalvcn de fchuld, die ons onder wor', pen maakt aan de eeuwige verdoeme, nisfe, het zaad is van alle andere zon',' den, alle dc bekwaamheden en vermogehs onzer ziele en des lichaams heeft bedorven cn bezoedeld,onze beste daa ', den bevlekt, cn, wierdt dezelve met , beteugeld, en onze harten vernicuwc ,[ -door de Genade , zoude oveniaan tol l, ontclbaarc overtrecdingen, en de zwaar ,, fte oproerigheden tegen den Heere, die immer gepleegd wierden, door d< fnoodftcn van dc kinderen der men ' fchen. — En vervolgens, ter oorzaa " ke van onze daadelijkc zonden, de zon " den der Overheden, der Lceraarcn, ei !' der geheele Natie, aan welke wij, opjne " nigvuldige wijzen, medepligtig zijn,— Welke onze zonden menigvuldige gc duchtc verzwaaringen ontvangen; het " bende wij overtrceden alle de gebode " der heilige, regt vaardige en goede Wc * H 4 » Gods De scnoï- scue KERK,. 1 1 t ï  De SCHOT- 8CHIÏ «pa ic 120 GODSDIENSTIGE » Gods; doende 't geen verbooden is, „ ennalaatende 't geen ons bevolen was: „ en zulks niet alleen door onkunde en „ uit zwakheid , maar ook voorbedagte' » üjk? tegen het licht onzer eigen gemoe. „ deren, tegen den aandrang van ons ci„ gen Geweeten, en van zijnen Heiligen „ Geest tot het tegendeel : zo dat wij „ geene verfchooning hebben voor onze „ zonden; ja, niet alleen veragtende de „ rijkdommen van Gods goedertierenheid „ en lankmoedigheid , maar ook weder„ ftaande veelerhande uitnodigingen, en „ aanbiedingen van Genade in het Euan„ gelie ; ons niet bcnaarftigende, gelijk „ wij behoorden te doen , om christus „ aan te neemen in onze harten door het „ geloove,of te wandelen, hem waardig, „ in ons leevensgedrag, „ Te beweenerj onze verblindheid van „ verftand, verharding desgemoeds, on* „ geloovigheid, onboetvaardigheid, zor„ geloosheid , laauwheid , onvrugtbaar„ heid, of het niet ftreevcn na zelfver„ brijzeling of vernedering des leevens }, noch na de oeffening der godzaligheid „ in de kragt derzelver; en dat de besten p onder ons niet gewandeld hebben zo „ ftandvastig met God, en onze klederen x niet zo onbevlekt bewaard hebben „ noch zo ijverig zijn geweest omtrent' „ zijne Eere, en het heil onzer naasten „ als wij verfchuldigd waren; en te be' „ weenen zodanige andere zonden , aan „ welke de Gemeente in 't bijzonder zieh heeft  GESCHIEDENIS. 121 „ heeft fchuldig gemaakt; niettcgenftaan„ de en in weerwil der menigvuldige en „ groote bermhartigheden onzes Gods , der! „ liefde van Christus, het licht des „ Euangcliums, de hervorminge van den „ Godsdienst, onze eigen voorneemens, „ beloftenisfen , geloften , plegtige vcr„ rigtingen, en andere bijzondere verbin„ tenisfen, welke ons tot het tegendeel „ moesten aanfpooren. „ Te erkennen en te belijden, dat gc„ lijk wij overtuigd zijn van onze misdaa„ digheid en fchuld , wij ook alzö, uit „ een diep gevoel van dezelve, ons zel„ ven onwaardig oordeelen de geringfle „ weldaaden, en daarentegen verdiend tc „ hebben Gods grimmigften toorn,en alle „ de vervloekingen der Wet, midsgaders „ alle de zwaarfte oordeelen, welke tegen 5> de oproerigfte zondaars geoeffend wor„ den ; en dat hij zeer regtvaardig var „ ons zou mogen wegneemen zijn Ko„ ninkrijk en Euangelium, ons bezoeken met allerlei geestlijke en lichaamlijke „ oordeelen in dit tegenwoordige leeven: „ cn ons naamaals werpen in de buitenftc duisternis, in den poel, die brandt var „ vuur en zwavel , daar weening dei „ oogen en knerzing der tanden zijn zal, „ tot in Eeuwigheid. „ Niettcgenftaande dit alles te nadercr v tot den throon der Genade, ons zclver 5, opbeurende met de hoop op eene gemr „ dige verhooring van onze gebeden, i: „ den rijkdom cn dc algenoegzaambei. H 5 „ diei De SCHUT- >CHE [\ERK. 1 1  122 GODSDIENSTIGE De ECHOT- SCHlï KlillK. „ dier eenige offerande,de genoegdoening „ ge en voorfpraak van den Heere jezus „ Christus, aan de rechterhand van „ zijnen cn onzen Vader; en in het ver„ trouwen op de uitfleckend groote en •„ dierbaare beloften van bermhartigheid „ en genade in het Nieuwe Testament, „ door den zelfden Middelaar van hetzel„ ve , te verbidden den zwaaren toorn „ en vloek Gods, welken wij niet in ftaat „ zijn te ontgaan , of te draagen; en ne„ derig en vuurig tc fmeeken om berm„ hartigheid , in de vrije en volkomene „ vergiffenis van alle onze zonden, en zulks „ alleenlijk om het bitter lijden endedier„ baare verdienflen van deezen onzen „ eenigen Zaligmaakcr jezus chkis- „ tus. „ Dat het den Heere moge behaagen, in „ onze harten uit te ftorten zijne liefde, „ door den Heiligen Geest, ons te verze„ gelen door den zelfden Geest der aan„ neeminge tot kinderen, dc volkomene „ verzekeringe van onze vergiffenisfe en „ verzoeninge; te vertroosten allen, die „ wecnen in Zion, van vrede te fpreeken „ tot dc gewonden en bedroefden van „ geest, en de verbrokênen van hart te „ verbinden; cn, wat aangaat de zorge„ looze en halftarrige zondaars, dat bet „ hem gelieve, hunne oogen te openen-, hun gewceten te overtuigen , cn bon af „ te trekken van de duisternisfe tot het „ licht , cn van de magt des Satans tot „ God , op dat zij insgelijks mogen ont- „ van-  GESCHIEDENIS. 123 „ vangen de vcrgeeving der zonden, en „ een erfdeel onder de geenen, welke ge„ heilige! wierden door het geloof in j B- „ zus christus. „ Nevens de kwijtfchelding van zon„ den, door het bloed van jezuschris„ tüs , te bidden om de heiligmaaking „ door zijnen Geest; de dooding van de zon„ de, in ons woonende, en menig vuldi„ ge maaien heerfchappij voerende over „ ons ; de leevendigmaaking van onze „ doode geesten door het leeven in je„ zus Christus; om dc genade van ,, ons in ftaat te ftellcn cn bekwaam te „ maaken tot alle dc pligten van onzen „ ftand in dc waereld, cn van onze roe„ pinge tot God en de menfehen , de kragt „ tegen de verzoekingen, het heiligmaa„ kend gebruik van zegeningen en ver„ drukkingen, en volharding in het ge„ loof, en gehoorzamheid tot aan het „ einde. „ Te bidden om de voortplanting var „ het Euangelium en bet Koninkrijk var „ Christus tot alle Natiën, om de be „ kcering der Jooden, de volheid der Hei„ denen, den val van den Antichrist, er „ de verhaasting der tweede komfte onze: „ Heeren ; om de verlosfing der verdruk „ tc Kerken buitenslands , van dc heer „ fchappij des Antichj-istifchen aanbangs „ cn van de wrecdc onderdrukkinge ei „ lasteringen van den Turk; om den ze „ gen Gods over alle Hervormde Kerken „ bijzonderlijk over dc Kerken en he » Kc De sciiot- SC H & KEKK.- [ l > t I.  124 GODSDIENSTIGE De SCHOT- ÊCUE KERK. „ Koninkrijk van Engeland, Schotland en „ Ierland , thans door een naauwer en „ godsdienftiger band vereenigd in eene „ plegtige nationaale verbintenis; cn over ' „ onze volkplantingen in de afgcleegener „ gewesten der waereld: maar bijzonder- „ lijk over die Kerk en dat Koninkrijk, „ van welke wij leden zijn: opdat God in „ dezelve bevestige vrede cn waarheid, „ de zuiverheid van alle zijne inzettin- „ gen, en de kragt der Godzaligheid; te „ voorkoomen en af te weeren ketterij, „ fcheuring , ongodsdicnlb'gheid, bijge- „ loovigheid, zorgeloosheid en onvrugt- „ baarheid onder dc middelen der genade; „ te geneezen alle onze fcheuringen cn „ verdeeldheden , en ons te bcwaaren „ tegen het verbrecken van ons plegtig „ verbond. „ Te bidden voor allen , die in hoog- „ heid z'rjn gefteld, bijzonderlijk voorden „ Koning, dat God hem wil maaken rijk ., inzegeningen, zo wel in zijn perfoon „ als regcering, zijnen throon bevesti- „ gen door Godsdienst cn regtvaardig- „ beid , hem tc behoeden voor kwaaden „ raad, cm hem tc doen verftrekken tot ,, een gezegend en doorluchtig werktuig „ ter handhaavingc cn voortplantinge van „ het Euangelium, ter aanmoediginge cn „ belchcrmingc van allen, die wel doen, „ tot een fchrik voor dc geenen, die het „ kwaade doen , cn tot het grootfte en „ waare heil der geheele Kerke, cn van „ alle zijne Koninkrijken; om de bewaa- » rin^  GESCHIEDENIS, izj „ ring der Koninginne , de godsdienftige l opvoeding van den Prins , en alle de l leden van het Koninklijk Huis; om de vertroosting der bedrukte Koninginne van Bohemen, Zuster van onzen Vorst, " en de herftclling van den doorluchtigen 1 Prins ka rel, Keurvorst van den Paltz , in alle zijne heerfchappijen en waardigheden; om eenen zegen over de "„ hoogeParlementsvergadering, (wanneer dezelve in deeze Koninkrijken haare " zittingen houdt,) over den Adel, de „ onderhoorige Regters cn Wethouders, en verder de lieden van hoogen of laagen rang ; over alle Herders en Leeraars , dat God hen wil vervullen met zijnen Geest, en hen ftellen tot voor" beelden van eenen heiligen, maatigen, regtvaardigen en vreedzaamen wandel; " gezond, getrouw en kragtig in hunne dicnstverrigting;en allen hunnen arbeio te agtcrvolgen van eenen overvloediger! voorfpoeden zegen; en aan al zijn volk tc fchenken Leeraars naar zijn eigen hart: " over de Univerfiteiten en alle andere 1 Schooien en godsdienftige kweekplaat. " zen van de Kerke en het Gemeenebest * opdat zij,in geleerdheid en godsvrugt. meer en meer mogen bloeien ; over dee " ze ftad of Gemeente bijzonderlijk, da l het Gode behaage, eenen zegen uit t< ftorten over de bediening des Woords " de Sakramenten en Kerktucht, over di burgerlijke Wethouderfchap, cn alle d " huisgezinnen en familié'n, daar in woo „ ncr De SCIIOT- SCHE KERK.  De schotscriE KERK, 1 126 GODSDIENSTIGE „ nende; om ontferming over de zulken „ die bezogt zijn met licbaamlijke of „ geesthjke tegcnlpoeden; om gunftig we„ der cn vrugtbaare iaifoenen, naar dat „ het dc tijd medebrengt; om afwende „ van oordeelen, die reeds drukken 0f „ gevoeld worden , of aan welke wij 0u derhevig zijn, als hongersnood, pest „ het zwaard, en andere van diergelijken „ En, met vertrouwen op zijne berm„ hartigheid jegens zijne geheele Kerk, en „ de aanneeming van onze perfoonen, door „ de verdienften en bemiddeling van on „ zen grooten Hoogepriester, den Heere „ jezus, te erkennen , dat het de be„ geerte onzer zielen is, gemeenfehap te „ hebben met God, in het eerbied^ en „ gemoedelijk gebruiken van zijne heilige „ inzettingen; en, ten dien oogmerke, „ ernft.g te bidden om zijne genade en „ kragtdaadigen bijftand tot het onderhou„ den van zijnen heiligen Sabbath , den „ dag des Heeren, in alle de pligten van „ denzelven , openbaare en bijzondere „ zo wel ten aanzien van ons zei ven als „ ten opzigte van alle andere Gemeenten » van zijn volk, volgens de rijkdommen en „ de voortreffelijkheid des Èuangeliums, , welke op deezen dag bevolen en onder„ houden worden. „ En, de wijl wij on vrugtbaare hoorders , geweest zijn, in voorgaande tijden, en , tegenwoordig,uit en door ons zeiven, , niet naar behooren kunnen ontvangen » de  GESCHIEDENIS. 127 „ de diepten Gods, de verborgenheden „ van jezus Christus, welke geest„ lijk moeten onderfcheiden worden, te „ bidden, dat de Heere, die onderwijst „ tot nuttigheid, genadiglijk gelieve uit „ te ftorten den geest der genade, nevens „ de uitwendige middelen van dezelve; „ doende ons verkrijgen zulk eene maate „ van de voortreffelijkheid der kennisfe „ van Christus jezus onzen Heere, „ en in hem van de dingen, welke tot „ onzen vrede dienen, dat wij, in ver„ gelijking van hem, alle dingen als niets „ mogen rekenen ; en dat wij, fmaakende „ de eerftelingen der heerlijkheid, welke „ zal geopenbaard worden , mogen ver„ langen na eene vollediger en volmaak„ ter gemeenfchap met hem: opdat,daar „ hij is, wij ook mogen weezen, en ge„ nieten de volkomenheid dier vreugde „ en vermaaken , welke zullen gefmaakt „ worden aan zijne rechterhand, eeu„ wiglijk. „ Meer bijzonderlijk, dat het Gode bc„ haage , zijnen dienstknegt , thans gc„ roepen om het brood des leevens uit te „ deelcn aan z'rjn huisgezin, op eene meer „ bijzondere wijze tc vervullen met wijs„ heid, getrouwheid, ijver en nadruk, „ opdat hij het Woord Gods recht moge „ fnijden,eenen iegelijk in zijne maate,in „ klaarblijkelijkheid en betooning van „ geest en kragt; cn dat de Heere befnij„ de de ooren en harten der toehoorde„ ren, om te hooren, lief te hebben er ., mei De SCHOT» SCHE KERK.  De schot- SCHE KERK, ia8 GODSDIENSTIGE „ met zagtmoedighcid te ontvangen het „ Woord, 't welk in hun geplant wordt, „ 't welk hunne zielen kan zalig maaken ; „ hen te doen worden als een goeden „ grond, om in denzelven te ontvangen „ het goede zaad des Woords, en hen te „ verfterken tegen de verzoekingen des „ Satans,de zorgvuldigheden deezer wae„ reld, de verharding hunner eigen har„ ten, en alles wat verder hun zou kun„ nen nadeelig zijn , in het heilzaam en „ zaligmaakcnd aanhooren; dat chris„ tus alzo in hun' eene gcftalte moge „ verkrijgen, cn in hun leeven; dat alle „ hunne gedagten moge gevangen geno„ men worden tot de gehoorzaamheid van „ Christus, en hunne harten mogen „ bevestigd worden in allen goeden woor„ de en werk, altoos en eeuwiglijk. „ Deeze befchouwen wij als eene voeg. „ zaamc orde, om in de openbaare gebe„ den te worden in agt genomen: in dier„ voege, nogthans, dat de Leeraar, zo „ als hij, naar zijne eigen befcheidenheid , en wijsheid, zal geraaden vinden, een , gedeelte deezer fmeekingen mag uitftel, len en befparen voor het Gebed naa de , Prèdikaatfie, om aan God op tc draa, gen zommige deezer dankzeggingen, , hier naa te noemen,in zijn Gebed vóór , de Prcdikaatüe. „ Dc prediking van het Woord, zijnde , de kragt Gods tot zaligheid, en een , der kragtigfte middelen en verrigtin, gen, die tot de bediening van het „ Euan-  GESCHIEDENIS. 129 j; Euangelium bchooren , betaamt het, & overzulks, dat dezelve zodanig gefchie„ de, dat dc dienaar niet befchaatnd wor„ dc, maar zich zeiven behoude, en de „ geenen, die hem booren. „ Voorts wordt ondcrfteld , agtervol„ gens de regels der bevestiginge, dat do „ dienstknegt van Christus in eene „ zekere üitfteekende maate bevoegd zij * tot zo gewigtig een dienstwerk, door „ zijne bedreevenhcid in de Oosterfche „ taaien, en zulke kunften en weeten,, fchappë'n, welke mogen gehouden wor„ den voor dienaaresfen der Godgeleerd„ heid; doch bovenal in alle heilige Schrifri ten, hebbende zijne zinhen en zijn hart „ geoeffend in dezelve, meer dan het ge„ mcenc gros der geloovigen; en door de „ verlichting van Gods Geest, en andere „ gaaven tot ftigtinge, welke hij, nevens „ het leezen en beoeiFenen van het Woord, „ van tijd tot tijd , moet zoeken dooi* ,, het gebed, en een nederig gemoed, in „ het voorncemen om binnen te laaten en „ tc ontvangen alle waarheid, welke hij ,-, tot nog toe niet bereikt heeft, wanneer „ God hem dezelve zal bekend maaken. „ Van dit alles moet hij gebruik maaken, „ in zijne afzonderlijke oeffeningen, voor „ dat hij openlijk voqrdraage, 't geen hij „ in ffcille eenzaamheid heeft verzameld. „ Doorgaans moet het onderwerp ziiner * Leerrede zijn, de eene of andere Text „ der Schriftuure, behelzende eenegrond„ Üeiling of hoofdwaarheid van den Gods- VI. BÈÊii t „ dienst* De scuoi'- SCIIE EER IC.  *3° GODSDIENSTIGE De SCÏIOT- SCHE KERK. „ dienst, of ook wel op deeze of geene „ bijzondere gelegenheid doelende. Ook „ mag hij een Hoofdftuk, Pfalm of Boek „ neemen toe het onderwerp van agter„ volgende Leerredenen , zo als hij zal „ goedvinden. „ Laat dc Inleiding tot zijnen Text kort „ en duidelijk zijn, ontleend uit den Text „ zeiven , of den zamenhang, of eenige » gelijkluidende algemeene plaats der „ Schriftuure. „ Indien de Text lang zij, gelijk zom„ tijds plaats heeft in gebeurtenisfen of „ gelijkenisfen, laat hij daar van een be„ knopt berigt geeven: indien kort,eene „ uitbreiding van denzelven, indien 't „ noodig zij ; in beide opzigten naauw„ keurig agt geevende op het oogmerk „ van den Text,en aanwijzende de voor„ naame hoofdftukken en gronden der „ Leere, welke hij daar op zal bouwen. „ In het ontleeden en verdeden van „ zijnen Text, moet hij meer letten op „ de orde der fioffe,dan der woorden, en „ noch in het begin het geheugen zijner ,, toehoorderen te overlaaden met te veele „ afdeelingen, noch hun verftand te be„ lemmeren door onverftaanbaare kunstp woorden. „ Bij het afleiden van eenige leerftellin„ ge uit eenen Text,behoort hij zorgvul» dig te letten: Vooreerst, dat de ftoflfe „ de waarheid Gods zij; — ten tweede, „ dat het eene waarheid zij , begreepen „ in, of gegrond op den Text, opdat de „ toe-  GESCHIEDENIS. 131 toehoorders mogen ondcrfchciden, hoe God dezelve aldaar leere; —■ ten derde, dat hij voornaamlijk aandringe op die leeritellingen, welke inzonderheid bedoeld worden, en meest dienen tot ftigtinge van zijne toehoorderen. „ Dc lccrftclling moet uitgedrukt worden in duidelijke bewoordingen; of indien iets in dezelve verklaaring noodig hebbe , moet dezelve voorgedraagen, en het gevolg, uit den Text voortvloeiende , insgelijks ontvouwd worden.De gelijkluidende plaatzen der Schriftuure , de zelfde leerftelling bevestigende, moeten eer duidelijk en beflisfende, dan menigvuldig in getal zijn; indien 't noodig zij, moet op dezelve een weinig worden ftilgeftaan , en zij tot het voorgcftelde oogmerk worden overgebragt. „ De redenen of bewijzen moeten bondig zijn , en , voor zo veel mogelijk is, overtuigende. De ophelderingen, van hoedanig een aart zij ook mogen weezen, moeten een volkomen licht verSpreiden , cn zodanig zijn, dat zij de waarheid verfpreiden in de harten der toehoordcren, met eemgeestlijk vermaak. „ Indien 'er eenige twijfeling, haaren oorfprong neemende uit de Schriftuur, de reden of het vooroordeel der toehoorderen, fchijne te ontftaan, is het zeer noodig, dat dezelve weggenomen worde, door het overeenbrengen der fchijnbaare tegenstrijdigheden , het beI % „ ant- Da SCHOÏ- SCHE KEEK.  132 GODSDIENSTIGE De SCMüT- SCHE KERK. „ antwoorden der tegenwerpingen , en heÉ „ aanwijzen en wegneemen van de oor„ zaaken des vooroordeels en der verkeer„ de bevattinge. Anderzins is het niet' „ voegzaam , de toehoorders op te hou„ den met het voordraagen of beantwoor„ den van ijdele of bloote vitterijen: ge„ lijk dezelve oneindig zijn , dus dient a ook het voordraagen en oplosfen van „ dezelve meer tot een hinderpaal dan ter ,, bevorderinge van ftigtinge. f> Hij moet zich niet vergenoegen met „ de algemeene leeringe, fchoon nog zo „ duidelijk opgehelderd en kragtig be„ vestigd ; maar ook dezelve overbrens5 gen ten bijzonderen gcbruike, door de „ toepasfing op zijne toehoorders. Hoe* „ wel dit een werk zij, ten uiterfte moei„ lijk voor hem zeiven, als vcreifchende „ zeer veel voorzigtigheids, ijvers en naa* „ denkinge, en voor den natuurlijken en „ verdorven mensch zeer ongevallig; „ nogthans moet hij zijnen vlijt aanwen* den om het in zulkervoege te verrig* ,1 ten, dat zijne toehoorders mogen gc,i voelen, dat het Woord Gods leeVendc „ en kragtig is, cn een onderfcheider der „ gedagten en der overleggingen des har„ ten; en indien 'er een ongelöovig of „ onkundig toehoorder tegenwoordig zij, „ de verborgenheden zijns harten aan hem », mogen geopenbaard worden en hij zelw ve Gode de eere geeven. „ In het gebruikmaaken van onderwij„ zinge of onderrichtinge in de kennis » van  GESCHIEDENIS. 133 ,. van deeze of geene waarheid, welke, „ bij gevolgtrekking, uit zijne leerftcllin„ gen voortvloeit, mag hij , wanneer p zulks welvoeglijk is , dezelve bevesti„ gen, door eenige weinige kragtigc be„ wijsredenen, uit den verhandelden Text, „ en andere plaatzen der Schriftuure, of _ uit de natuur van dc algemeene waar„ beid der Godgeleerdheid, van welke d* „ betoogde waarheid een tak is. „ In dc wederlegging van valfche leer„ ftcllingcn, moet hij geene oude kette„ rij uit het graf opdelven , noch een „ godslasterlijk gevoelen melden , buiten „ dringende noodzaaklijkheid. Maar in„ dien de Gemeente in gevaar van eenige „ dwaalinge zij, moet hij dezelve bondig „ wederleggen, en het verftand cn het „ geweeten zijner toehoorderen tegen al„ le tegenwerpingen tragten te bevestigen, „ en te wapenen, „ In de aanfpooring en vermaaning tot p pligten, moet hij, wanneer hij daar toe „ aanleiding vindt, insgelijks aan de hand „ geeven de middelen, die, in de volvoe„ ring van dezelve, kunnen nuttig zijn. „ In de ontraading, beftraffing en open„ baare vermaaning , welke eene bijzon„ dere wijsheid vorderen, laat hij, indien p dc gelegenheid zich daar toe aanbiede, „ niet alleenlijk aanwijzen en openleggen „ de natuur en grootheid der zonde, ne„ vens de rampzaligheid, welke daar mc„ de gaat gepaard, maar ook ontvouwen k het gevaar, waar in zijne foehoprders I 3 » zicl^ Be 5C110T- iCHH vcragten. 6. „ Met liefde en genegenheid, opdat ., de Gemeente moge overtuigd zijn, dat „ alles zijnen oorfprong neeme uit zijnen _ godlijken ijver , en hartlijk verlangen „ om aan dezelve wel te doen. 7. „ Als van God ondcrweezen, en in „ zijn eigen gemoed overtuigd, dat alles „ wat hij leert, de waarheid van chris„ tus is; en wandelende voor zijne kud„ dc, als een voorbeeld voor dezelve in „ 't bijzonder; vuuriglijk en met ernst, „ zo wel in 't verborgene als in 't open„ baar, zijnen arbeid en poogingen op„ draagende aan den zegen Gods, cn met „ waakzaamheid agt geevendc op zich „ zeiven en de kudde , over welke de „ Heere hem tot eenen Opziener heeft „ gefteld. — Aldus zal dc leere der waar„ heid onbefmet bewaard worden , veele „ zielen bekeerd en opgebouwd worden, en hij zelve ontvangen menigerhande , vertroostingen over zjinen arbeid, zelf „ in dit leeven , en naderhand de kroon w der heerlijkheid , welke voor hem be, I 5 » waard m SCHOTSCHE ' KERK.  De KCHOT- SCIIE KERK. ] Ï38 GODSDIENSTIGE „ waard wordt in de toekoomende wae„ reld. „ Wanneer 'er verfcheiden Leeraars in „ ééne Gemeente den dienst waarneemen, „ en zij verfclrillende gaaven hebben,mag „ elk van hun zich bijzonderlijk toeleggen „ op leeringe of vermaaninge, naar gelange „ der bekwaamheid, in welke hij bijzon„ zonderlijk uitmunt, en zo als zij onder ?, elkander het zullen eens worden. „ De Leerrede geëindigd zijnde, moet „ de Leeraar: „ Dankzeggen voor de groote liefde „ Gods, in het zenden van zijnen Zoone „ jezus christus tot ons ; voor de „ medcdeeling van zijnen Heiligen Geest; „ voor het licht en de vrijheid des glori„ vollen Euangeliums, en den rijkdom en „ hemelfchen zegen,daar in geopenbaard: „ naamlijk, verkiezing, roeping, aannce„ ming tot kinderen, regtvaardiging, hei„ ligmaaking en de hoop op de heerlijk„ heid ; voor de uitfteekende goedheid „ Gods, in de verlosfing van het land van ,, Antichristifche duisternisfe en dwinge„ landije, en voor alle andere nationaale „ verlosfingeui; voor de hervorming van „ den Godsdienst; voor het Verbond; cn „ voor menigerhande tijdlijke zegeningen. „ Bidden om de voortduuring des „ Euangeliums , en alle inftellingen van , hetzelve, in derzei ver zuiverheid, kragt , en vrijheid. „ De voornaamfte en nuttigfte afdeelin, gen der Leerrede zamentrekken in eeni- „ ge s  GESCHIEDENIS. 139 „ gc weinige fmeekingen ; en bidden, dat dezelve in de harten vvoonen, en 1 „ vrugten mogen voortbrengen. • Bidden om voorbereiding tot den1 dood en het oordeel, en waakzaamheid ',' tegen de komst van onzen Heere jezus christus; God fmeeken om de kvvijt1 fchclding van de ongeregtigheden onzer „ heilige dingen , en de aanneeming van „ onze geestlijke offerande, door de ver„ dienflen en bemiddeling van onzen groo„ ten Hoogepricster en Zaligmaaker, den „ Heere jezus christus. „ En vermids het Gebed , 't welk christus zijnen Discipelen leerde, niet alleen een voorfchrift , maar in „ zich zelve een veelbevattend Gebed „ is, dus prijzen wij het aan , om in ,, de gebeden der Kerke gebruikt te wor„ den. „ En vermids bij de bediening van dcSa., kramenten, het houden van algemeene vast- cn dankdagen, en andere bijzon„ dere fmeekingen en dankzeggingen, het vereischt wordt, in onze openbaare gebeden, in bijzonderheden te treeden, gelijk ten allen tijde, dus cischt onze pligt, te bidden om eenen zegen over de „ Kerken, de Krijgsmagt te water en te lande, en de befcherming van den Ko„ ning, het Parlement en het Koninkrijk. Ieder Leeraar moet in zijn gebed, vóór „ of naa dc Predikaatfie , gedagtig zijn aan „ deeze gelegenheden; doch de wijze of „ uitvoering wordt overgelaaten aan zij- p ne De iCHOT,CHECER IC.  140 GODSDIENSTIGE De SCHOT- sche kerk. ,, ne eigen vrijheid , naar gelange God ,, hem zal leiden en bekwaam maaken in „ godsvrugten wijsheid, om zijnen pligt te volbrengen. ,, Het Gebed geëindigd zijnde, laat 'er ,, een Pfalm gezongen worden,indien het „ met welvoeglijkheid kan gefchieden. „ Indien 'er niet deeze of geene andere „ inftelling van christus, de Gemecn„ te betreffende, op dien tijd moet on,, derhouden worden, zal de Leeraar de 3, Vergadering doen fcheiden, met het uit„ fpreeken van een plegtigen zegen3, wensch. „ Vóór de bediening van den Doop, „ zal de Leeraar voordraagen eenige „ woorden van onderrichtinge , raaken,, de de inftelling, de natuur, het gebruik „ en de oogmerken van dit Sakrament. „ Bijzonderlijk aanwijzende: „ Dat de Doop wierdt ingefteld door „ den Heere jezus christus; —r „ dat dezelve is een zegel van het Ver,, bond der Genade , van onze inlijvin- ge in christus, en van onze ver„ ecniginge met hem; van de vergcevin„ ge der zonden, wedergeboorte,aannee,, minge tot kinderen en van het eeuwj- ,, ge leeven; dat het water in den ,, Doop vertoont en betekent het bloed van c nr is t us, 't welk wegneemt alle dc fchuld der zonde , zo overgeërfde 3, als daadelijke , en de heiligmaakende ,, kragt des Geests van christus, te„ gen de heerfchappij der zonde, en de ,, ver»  GESCHIEDENIS. 14* 5, verdorvenheid onzer zondige natuure; 5, — dat het doopen of befprcngen en „ wasfchen met water betekent, de rei- niging van de zonde, door het bloed ,, en dc verdienften van christus, te ,, gader met de dooding der zonde, en de „ opftanding uit de zonde tot nieuwigheid des leevens , uit kragt van den dood ,, cn dc opftandinge van christus; — ,, dat de belofte gedaan is aan de geloo„ vigen en derzelver zaad , en dat het „ zaad en de naakoomelingen der geloo„ vigen, in de Kerk geboorcn, door hun„ nc geboorte, aandeel hebben aan het s, Verbond , en regt tot het zegel van „ hetzelve, en tot 4e uitwendige voor„ regten der Kerke, onder het Euangc,, üe, niet minder dan de kinderen abra- hams ten tijde van het Oude Testa,, ment; koomende het Verbond der Gert nade, wat de hoofdzaak aangaat, over „ een uit; cn de genade Gods, en de ver„ troosting der geloovigen, nu overvioe- diger zijnde, dan in voorgaande tijden; — „ dat Gods Zoon de kleine kinderen toe„ liet in zijne tegenwoordigheid, hen sJ omhelzende en zegenende , zeggende ,, dat der zulkcn het Koninkrijk Gods is; — „ dat de kinderen, door den Doop,pleg,, tiglijk worden aangenomen in den j, fchoot der zigtbaare Kerke , afgefchci„ den van de waereld, en van dc dingen , ,, die buiten zijn , en vereenigd met de „ geloovigen; en dat allen, die gedoopt „ worden in den naam van christus, af- ftand De SCHOTSC HE KERK.  De SCHOT- SCHË KERK. i 5 J J S 5 V, V, 142 GODSDIENSTIGE „ ftand moeten doen van, en door hunnen „ Doop verpligt zijn krijg te voeren tegen ,, den Duivel, de waereld en het vlecsch; „ —dat zij Christenen zijn, en vóór den „ Doop in een heilig verhond ftaan, en „ om die reden gedoopt worden• dat „ de inwendige genade en de kragt van „ den Doop niet verbonden is aan dat „ zelfde oogenblik des tijds, waar in de„ zelve wordt toegediend, en dat de vrugt „ en de kragt van denzei ven zich uitbreidt „ over den gehcelen loop onzes leevens; „ cn dat de uitwendige Doop niet van ,, die noodzaaklijkheid is, dat het kind, „ bij mangel van denzelven, in gevaar „ van verdoemenisfe zijn zou, ofdeOu„ ders misdaadig, indien zij niet verag,, ten of verwaarloozen de inftelling van „ christus, wanneer en waar dezelve ,, kan volvoerd worden. „ In het toedienen van deeze of foort, gelijke onderrigtingen, moet de Leer, aar te raade gaan met zijne eigen vrij, heid en godsdienftige wijsheid, naar , gclange de onkunde of de dwaalingen , zijner toehoorderen in dc leere wegens , den Doop, en de ftigting der Gemeente , hem zullen dunken tc vereisfehen. „ Wijders moet hij alle de aanweezen, den vermaanen: „ Agterwaarts te zien en te gedenken , aan hunnen Doop ; zich te bekeeren , van hunne zonden tegen hun Verbond met God, hun Gelooveop te wekken, hunnen Doop ten goede aan te wenden, ., daar  GESCHIEDENIS. 143 „ daar van het rechte gebruik te maaken, „ als mede van het Verbond, daar door „ verzegeld tusfchen God en hunne eigen zielen. " „ Den Vader moet hij vermaanen: „ Te befchouwen en in zijn hart te over„ vveegen de groote bermhartigheid Gods „ jegens hem en z'rjn kind; zijn kind op te voeden in de kennis van de gronden 11 en waarheden des Christlijken Gods„ diensts, en in de leeringen en vermaa„ ningen des Heeren; en hem doen wee„ ten en verftaan het gevaar van Gods „ gramfchap over hem cn zijn kind, in,, dien hij nalaatig zij ; vorderende ver„ volgens zijne plegtige belofte ter daad„ lijke volbrenginge van zijnen pligt. „ Dit verrigt zijnde , moet insgelijks „ het gebed gepaard worden met het „ woord der onderwijzinge, om de heili. „ ging des waters tot ditgeestlijk gebruik „ De Leeraar moet zijne fmeekingen in„ richten op de volgende wijze: „ Dat het den Heere, die ons niet heeft i9 gelaaten als vreemdelingen, buiten het „ verbond der beloften, maar ons heeft geroepen tot de voorregten der gewij. „ de inftellingen , genadiglijk behaage, 5, zijne eigen inftelling van den Doop, ir l, het tegenwoordig uur, te heiligen er te zegenen ; dat hij den inwendigei „ Doop van zijnen Geest wil voegen bi „ den uitwendigen Doop met water; dee „ zen Doop aan het kind te doen gedijei „ tot een zegel van aanneeminge , ver » gee De SCHOTSCHEKEU IC. I 1 L I l  ^GODSDIENSTIGE Be SCHOÏ- SCHE Kerk; ,, geevinge van zonden , wedergeboorte! ,, en het eeuwige leeven , en van alle „ andere beloften van het Verbond der „ Genade; dat het kind moge geformeerd worden in de gelijkmaaking des doods 5, en der opftandinge van christus,en ,, dat het lichaam der zonde in hem te niete gedaan zijnde, hij God moge die„ nen, in nieuwheid des leevens, alle zij3, ne dagen. „ Vervolgens moet de Leeraar des kinds ,, naam vraagcn; welken hij verfèaan hebbende, zal hij zeggen, het kind bij zijj, nen naam noemde: „ Ik doop u , in den naam des Vaders, des Zoons cn des Heiligen Geests. „ Terwijl hij deeze woorden uitfpreekt, 5, moet hij het kind doopen met water ; ,, 't welk, met opzigt tot de manier der ,, verrigtingc, niet alleen wettig, maar ,, genoegzaam en welvoeglijk is. dat de,, zelve gefchicdc, door overftorting van. ,, of befprenging met water op het aan3, gezigt van het kind, zonder bijvoeging van eenige andere plegtighcid. „ Dit verrigt zijnde , moet hij dankï, zeggen en bidden , in den volgenden >> zin: ,, Erkennende, met alle dankbaarheid, i, dat de Heere waar en getrouw is, ia ,, het houden van het Verbond en bermï, hartigheid ; dat hij goedertieren cn „ genadig is, niet alleen daar in, dat hij , ons telt onder zijne heiligen, maar het t, hem insgelijks behaagt, aan onze kin- „ de--  GESCHIEDENIS. 145 ,, deren te fchenken , dit zonderling te- ken en onderpand zijner liefde in „ christus; dat hij, door zijne waar,, heid en bijzondere Voorzienigheid, dali, gelijks brengt eenigen tot den fchoot zij„ ner Kerke, om dcclgenooten te woi*„ den van de onfehatbaare weldaaden,ge« „ kogt voor het bloed zijns gegeliefden ,, Zoons , tot in ftandhoudinge en aan3, was zijner Kerke* „ En biddende, dat de Heere bij aan* „ houdendheid wil doen ftand houden, „ en dagelijks meer en meer bevestigen, „ dit zijn onuitfpreekelijk gunstbewijs; „ dat hij wil ontvangen dit kind, thans „ gedoopt, en plegtiglijk ingelijfd in de „ huishouding des gcloofs,in zijne vader„ lijke befcherming en bewaaring, en zijns „ gedagtig zijn met de gunst, welke hij „ aan zijn volk heeft beweezen; dat in- dien de gedoopte, in zijne kindsheid, „ uit dit leeven zal weggenomen wor,, den,het den Heere,die rijk is in berm„ hartigheid, moge behaagen, hem op té neemen in zijne heerlijkheid; en indien „ hij in 't leeven blijve, en de jaaren van „ onderfcheid bereike , dat de Heere „ hem zodanig wil onderwijzen door zijn „ Woord en zijnen Geest,en zijnen Doop „ aan hem zo kragtdaadig wil doen wor„ den , en hem in diervoege onderftcu- nen door zijne godlijke kragt en gena„ dc, dat hij, door het geloof, de over„ hand m3g verkrijgen over den Duivel, „ de waereld en het vleesch, dat hij, in VI. deel. K 't De schot* SCHE kerk.  ï4£> GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCHE KERK. „ 't einde, eene volkomene en eindlijke ,, overwinning behaalc , en alzo, in de „ kragt Gods door het geloof, bewaard „ worde tot de zaligheid , door jezus „ christus onzen Heer. „ De Kommunie, of het Avondmaal des Heeren , moet dikmaals onderbou„ den worden; doch hoe menigmaalen, ,, mag overleid en bepaald worden door „ de Leeraars en andere Opzieners van ieder Gemeente, naar gelange zij zullen „ oordeelen, meest te kunnen dienen tot „ ftigtinge der leden , aan hunne zorge toevertrouwd. En wanneer bet wordt „ bediend, oordeelen wij het welvoege„ lijkst , dat het gefchiede naa de voor„ middags Predikaatfie. „ De onkundigen en die van een ergerlijken wandel zijn, zijn niet bevoegd „ om te ontvangen het Sakrament van 3, 's Heeren Avondmaal. ,, Ter plaatze, alwaar dit Sakrament niet gevoeglijk dikmaals kan worden toegedeeld, is het noodig,dat op den naast„ voorgaanden Sabbat, als het zal onder,, houden worden , daar van openbaare „ afkondiging gefchiede ; en dat op dien „ zelfden, of op eenigen anderen dag der „ weeke, het een en ander geleerd en ge,, predikt worde, wegens de natuur dier „ inftellinge, de behoorlijke voorberei„ ding tot, en de onderhouding van de„ dezelve : opdat door het naarftig gebruik van alle de middelen , ten dien einde dóór God geheiligd,zo in 'topen- „ baar  GESCHIEDENIS. 14? baar als in 't bijzonder, allen te beter voorbereid mogen verfchijnen aan dien i hemelfchen maaltijd. „ üp den dag, tot de onderhoudinge 1 van het Avondmaal beftemd , zal de Leeraar, naa zijne Leerrede uitgefproken, en het Gebed gedaan te hebben, eene korte aanfpraak doen: „ Behelzende bet onwaardeerbaar voordeel, welk wij door dit Sakrament genieten , midsgaders de oogmerken en het gebruik van hetzelve;als mede ontvouwende de overgroote noodzaaklijkheid, dat onze vertroostingen cn fterkte daar door vernieuwd worden , in deeze onze pelgrimaadje en vreemdelingfchap ; hoe noodzaaklijk het zij , dat wij tot hetzelve toetreeden met verftand, geloove, bekeering, liefde, en met hongerende en dprftende zielen na christus en deszel'fs voordeelen; hoe groot het gevaar zij van het onwaardig eetcn en drinken. „ Vervolgens moet hij, in den naame van christus, aan de eene zijde, waarfchuwen allen, die onkundig zijn, een aanftootelijk en onheilig leeven leiden, of die leeven in eenige zonde of overtrceding tegen hunne overtuiging of gewceten , dat zij zich niet moeten verftouten om toe te treeden tot die heilige tafel; met aanwijzing, dat hij, die onwaardiglijk eet of drinkt , zich zeiven een oordeel eet of drinkt: en, van den anderen kant, moet hij , op K 2. „ eene De ICHOT- ;che vERK.  148 GODSDIENSTIGE" De SCHOT- SCHB KEKK. „ eene bijzondere wijze, uitnodigen erï „ aanmoedigen alle de geenen , welke „ zuchten onder het gevoel van den last ,, hunner zonden, en de vreeze des toorns, „ en het verlangen om te koomen tot „ eene grooter vordering in de Genade, „ dan zij tot nog toe kunnen bereiken, „ te naderen tot de tafel des Heeren; „ hun , in den zelfden naam , verzeke„ ring doende van rust, verkwikkinge en „ fterkte , voor hunne zwakke en ver,, moeide zielen. „ Naa deeze vermaaning , waarfchu„ wing cn nodiging, naa dat voor af „ de tafel behoorlijk gedekt , en zoda„ nig geplaatst is, dat de Kommunikan„ ten, de een naa den anderen, rond„ om , of aan dezelve kunnen zitten, „ moet de Leeraar de plegtigheid bcgin„ nen met het heiligen cn zegenen der ,, tekenen van brood en wijn, vóór hem „ geplaatst: het brood in betaamelijke en ,, voegzaame fchotels,zodanig toebereid, dat het door hem gebroken en gegce,, ven zijnde, onder de Kommunikantcn mag worden uitgedeeld ; de wijn insgelijks in groote bekers. Vooraf moet hij, met weinige woorden, aanwijzen, „ dat deeze tekens, anderzins tot gemeen „ gebruik gefchikt, thans afgezonderd „ en geheiligd zijn tot dit gewijd oogmerk, „ door de woorden der inftellinge en „ door het gebed. „ Laaten de woorden der inftellinge „ voorgeleezen worden uit de Euangelis- » ten,  GESCHIEDENIS. 149 „ ten, of uit den eerften Brief van Apos„ tel Paulus aan de Korinthers, HoofdlT. „ XI: 23. Want ik heb van den Heere ont„ vangen , enz. tot vs. 27; welke woor„ den de Leeraar, indien hij het noodig 5, oordeele, kan verklaaren en toepasfen. „ Laat het Gebed, de dankzegging, of j, de zegening, van het brood en den wijn „ gefehieden, op de volgende wijze: „ Met nederige en hartlijke erkentenis„ fe van dc grootheid onzer elenden, uit „ welke raensch noch engel in ftaat was „ ons te verlosfen ; en van onze groote „ onwaardigheid tot de geringfte van „ Gods bermhartigheden, God te danken „ voor alle zijne weldaadcn, en bijzon„ derlijk voor de groote weldaad onzer verlosfinge,dc liefde Gods des Vaders, het lijden en de verdienften van den Heere jezus christus, den zoon Gods, 5, door welke wij verlost zijn : en voor 5, alle genademiddelen, het woord en de „ Sakramenten ; en voor dit Sakrament ,, in 't bijzonder, door 't welk chris„ tus en alle zijne weldaadcn op ons j, toegepast en verzegeld worden , wel„ kc , niettegenftaande zij aan anderen „ geweigerd worden , in groote goeder„ .tierenheid over ons beftendig blijven, „ naa een zo veelvuldig en langduurig „ misbruik van alle dezelve. „ Te belijden dat 'er geen andere naam „ is onder den hemel, door welken wij v kunnen zalig worden, behalven den K 3 s, naam, De SCIIOT- SCITE UEli.lv.  150 GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCiJE KERK. naam van jezus christus, door , welken alleen wij ontvangen de vrijheid )5 en het leeven, den toegang hebben tot „ den throon der genade , toegelaaten 9, worden om te eeten en te drinken aan zijne eigen tafel,en verzegeld zijn door , zijnen Geest, tot eene verzekeringe „ van gelukzaligheid en het eeuwige lee„ ven. „ Ernftig te bidden tot God, den Va- der van alle bermhartigheden, den God it van alle vertroostinge , te verleenen „ zijne genaderijke tegenwoordigheid , 9, en dc kragtdaadige werking van zijnen Geest in ons, en alzo tc heiligen deeze 9, tekens beide van brood en wijn, en te zegenen zijne eigen inftelling , opdat 9, wij door geloof mogen ontvangen het „ lichaam en bloed van jezus chris„ tus, voor ons gekruizigd,cn alzo met „ hem gefpijzigd worden , dat hij één „ met ons worde, en wij met hem, en tot hem, die ons lief gehad, en zich zei ven „ voor ons gegeeven heeft. „ Dit alles moet hij tragten te volvoe„ ren met gepaste aandoeningen , over„ eenkoomende met zulk een heilig be„ drijf, en dezelve insgelijks verwekken „ in zijne toehoorders. „ De tekens thans geheiligd zijnde, door „ het Woord en het Gebed , moet de „ Leeraar, ftaande voor de tafel , het „ brood in zijne hand neemen , en zich „ bedienen van deeze of foortgelijke uit- „ druk-  GESCHIEDENIS. 151 „ drukkingen, welke, door christus „ of zijne Apostelen, gebruikt wierden bij deeze gelegenheid. „ In gevolge van dc heilige inftellinge, „ het gebed en voorbeeld van onzen ge- zegenden Zaligmaaker jezus chris„ tus, nccme ik dit brood, en, naa ge„ dankt te hebben , breeke ik het en gee„ ve het aan u. Thans moet de Leeraar, ,, die zelve insgelijks het Avondmaal moet „ gebruiken , het brood breeken cn het „ aan dc Kommunikanten geeven , zeg„ gende : Neemt het , eet het , dit is „ het lichaam van christus, 't welk voor u verbroken is ; doet dit ter zijner ?» gedagtcnisfe. „ Op de zelfde wijze moe*; ookdcLeer„ aar den drinkbeker neemen , en zich 5, bedienen van deeze of foortgclijke uit„ drukkingen, van welke christus of „ zijne Apostelen , bij deeze gelegenheid, „ zich bediend hebben. „ Agtervolgens de inftelling, het ge,, bed en voorbeeld van onzen Heere je„ zus christus, necme ik deezen drinkbeker, en geeve dien aan u. Ver., volgens den beker overhandigd hebhen„ de aan de dischgenootcn, zegt hij: Dee,, ze drinkbeker is het Nieuwe Testamen*; „ in het bloed van jezus christus, .', 't welk vergooten wierdt tot vergee., vinge der zonden van veelen; drinkt „ gij allen daar uit. „ Naa dat allen het brood en den wijn „ gebruikt hebben, mag de Leeraar, met K 4 „ weU De sciiot- SCHE KERK.  De SCHOT- SCHIi KERK. 152 GODSDIENSTIGE „ weinige woorden , hen doen gedenken „ aan „ De genade Gods in jezus chris, „ tus, in dit Sakrament vertoond, en „ hen vermaanen te wandelen, waardig-. „ lijk hetzelve. „ De Leeraar moet plegtige dankbetui-, „ gingen opdraagen aan God, voor den „ rijkdom zijner bermhartigheid en on-r „ fchatbaare goedertierenheid , aan hun „ gefchonken in dit Sakrament, en fmeeken „ om vergiffenis, om de goede uitwerk, „ zeis van den gebeelen dienst , en om „ den genadigen bijfland van zijnen goe, den Geest, waar door zij mogen in ftaat „ gefield worden om te kunnen wandelen „ in de kragt deezer genade , gelijk de „ zulken betaamt , die zo kragtige on„ derpanden der zaligheid hebben ont„ vangen. „ De inzameling, ten dienfle der be„ hoeftigen, moet in diervoege worden „ ingericht, dat geen gedeelte van den „ openbaaren Eerdienst daar door ge. 9) floord worde. „ De dag des Heeren moet voorshands „ zodanig herinnerd en gedagt worden, „ dat alle waereldfche bezigheden van „ ons gewoon beroep in zulkervoege ge. „ regeld, en zo tijdig mogen ter zijde ge„ fteld worden, dat zij tot geene hinder„ paaien verflrekken tegen dc behoorlijke „ heihginge van dien dag, wanneer hij zal s, gekoomen zijn. „ De geheele dag moet gevierd worden „ als  GESCHIEDENIS, 153 „ als den Heere geheiligd, zo in 't open- baar als in 't bijzonder, als zijnde dei „ Sabbat der Christenen. Ten dien ein-s „ de wordt het vereischt, dat 'er, dien.' „ geheelen dag , een heilige ftilftand, of „ rusting zij van allen onnoodigcn arbeid, en eene onthouding , niet alleen van 9, alle uitfpanningcn, vermaaken cn tijd„ kortingen, maar ook van alle wacrcld„ fche woorden en gedagten. „ Laat de huishouding op dien dag zo„ danig worden ingcrigt, dat noch de „ dienstboden, buiten noodzaaklijkheid, 3, worden afgetrokken van den openbaa- ren Godlijken Eerdienst, noch eenige , andere perfoonen verhinderd worden 9, om dien dag te heiligen. „ Laat 'er eene afzonderlijke voorbc„ rciding van ieder perfoon of huisgezin „ gefchieden, door het gebed voor zich „ zelve , cn om Gods bijfland over den „ Leeraar, cn om eenen zegen over zijn dienstwerk , en door zodanige andere „ heilige oefFeningen, welke hen vervol„ gens kunnen 'gefchikt maaken tot eene „ meer vertroostende gemeenfehap met; „ God in zijne openbaare inzettingen. „ Laat dc geheele Gemeente bij tijds„ opgaan tot den openbaaren Eerdienst, „ opdat zij van den beginne af daar bij „ tegenwoordig zij, cn met één hart zich „ plegtiglijk gezamentlijk vereenige in „ alle dc deelender openbaare Godsdicn;„ oeffeninge; en niet van daar fcheiden, „ voor dat de zegen is gefproken. K 5 „ Laat De iCMOÏr CHE ;erk.  154 GODSDIENSTIGE 0$ SCHOT- SCHE KEK.K. ! 3 3 „ Laat de ledige tijd, tusfchen of naa „ de openbaare plegtige zamenkomst der „ Gemeente, hefteed worden met lee„ zen, overdenken, herhaaling der Leer„ redenen; bijzonderlijk met het gezin „ berigt en rekenfchap te doen gee„ ven van 't geen zij gehoord hebben, ?, en het onderwijzen van hetzelve ; voorts met heilige zamenfpreckingen, „ met gebeden om eenen zegen over de „ openbaare middelen , het zingen van „ pfalmen , het bezoeken van kranken , „ het onderfteunen van behoeftigen, en diergelijke pligten van godsvrugt, lief. „ de en weldaadigheid; agtendc den Sab„ bat voor een vermaak. „ Hoewel het Huwelijk geen Sakrament „ is, noch bijzonder eigen aan de Kerke „ Gods, maar gemeen aan het geheele „ menschdom, en van openbaare aange„ legenheid in ieder Maatfchappije, nog- thans, dewijl zij, die een huwelijk „ aangaan, in den echt moeten trcedên „ in den Heere, en bijzonderlijk noodig ,, hebbenonderrichting,beh:iuiringen vcr, maaning, uit het woord Gods, bij hun, nc intrede in zulk een nieuwen ftand, , cn zegen Gods over hen in denzelven; , oordeelen wij het geraaden en dienftig, , dat het huwelijk worde ingezegend , door eenen wettiren Dienaar des , Woords , opdat hij , daar mede over, cenkomftig , hun raad gecve , en om , eenen zegen over hen biddc. „ Het Huwelijk moet geflooten wor- „ den  GESCHIEDENIS. 155 „ den alleenlijk tusfchen éénen Man en „ ééne Vrouw; en wel de zulken, die „ zich bevinden in de graaden van bloed„ verwantfchap, welke door Gods Woord , niet verbooden zijn. Dc aanftaande '* Echtgenooten moeten de jaaren van '' onderfcheid bereikt hebben, bekwaam zijn om hunne eigen keuze te doen,en goede redenen hebben om hunne wederzijdfche toeftemming te geeven. „ Voor dat het Huwelijk wordt inge„ zegend tusfchen twee perfoonen , zal „ hun voornecmen worden afgekondigd, '„ door den Leeraar, op drie onderfchei'„ den Sabbatten, in de Vergadering,op ,, de plaats of plaatzen, daar zij ieder bij„ zonderlijk hun gewoon en beftendig verblijf houden. En van deeze afkon„ diging zal de Leeraar, die hen in 't Huwclijk zal zamenvoegen, ccn voldoenc „ getuigenis hebben , voor en aleer bi '„ tot dc inzegening van het Huwelijl „ overgaat. „ Vóór dcezc Huwelijksafkondiging „ indien de verloofden minderjaarig zijn „ moet de toeftemming der Ouderen , o ,', van anderen, onder wier magt zij ge „ fteld zijn , in gevalle van aflijvighei „ der Ouderen, bekend gemaakt wordei „ aan de Opzieners der Gemeente, om doo „ hen geboekt te worden. „ Het zelfde moet worden in agt gene „ men, ten aanzien van alle andere pci „ fooncn , hoewel zij meerderjaarig zijn „ die nog Ouders in leeven hebben, m( » O] De SCUOT- SCUE KERK. I y f 1 1 r t  156 GODSDIENSTIGE De SCHOTJCHEKERK. „ opzigt tot hun eerfte Huwelijk. En in „ volgende Huwelijken zullen beiden ver. „ maand worden, geen Huwelijk aan te „ gaan,zonder vooraf hunne Ouders daar ' „ van tc hebben verwittigd, indien het „ met welvoeglijkheid kan gefchicden, „ tragtende derzelver toeftemming tc „ verwerven. „ De Ouders moeten hunne kinders „ niet noodzaaken tot het Huwelijk, zon„ der hunne Vrijwillige toeftemming, noch „ hunne eigen toeftemming weigeren, „ zonder regtmaatige oorzaak. „ Naa dat het voorneemen, om zich in „ den echt te begeeven ,dus openlijk is af„ gekondigd,moet hetHuwclijk niet lang „ worden uitgefteld. „ De Leeraar , derhalven , behoorlijk „ verwittigd , en geene wettige verhin„ dcring tusfchen beiden gekoomen zijn. „ de , moet het Huwelijk openlijk in„ zegenen, op eene plaats,door openbaar „ gezag tot de openbaare Godsdienstoef. „ feninge afgezonderd, inde tegenwoor„ digheid van een genoegzaam getal ge„ loofwaardige getuigen , op een voeg„ zaam uur van den dag, in alle tijden des „ jaars, uitgezonderd op eenen dag van „ algemeene vernederinge; cn wij raaden „ dat het niet gefchiede op den da? des „ Heeren. „ En dewijl alle verbintenisfen geze„ gend worden door het Woord cn het „ Gebed, moet dc Leeraar bidden om ceneu „ zegen over hen, in den volgenden zin; » Ej,  GESCHIEDENIS. 15? „ Erkennende onze zonden, door wel„ ke wij ons zeiven geringer gemaakt heb- < „ ben, dan de geringfte van Gods wel- < „ daadigheden , en hem getergd hebben 1 „ om alle onze vertroostingen bitter tc maaken, ernftig, in den naam van chri s"„ tus , den Heere aan te roepen, wiens 1 tegenwoordigheid en gunst de gelukzaligheid is van allerleien leevensftand, en ieder verbintenis aangenaam maakt, hun " deel te zijn , hen te erkennen en aan te " neemen in christus, welke nu zijn zamengevoegd in den eerlijken ftaat des Huwelijks, het verbond van hunnen God. En gelijk hij, door zijne Voorzienigheid , hen heeft zamengevoegd, hij hen wil heiligen door zijnen Geest, geevende hun eene nieuwe geftalte des " gemoeds, voor hunnen nieuwen leevensftand gefchikt; verrijkende hen met al" le genadegiften, door welke zij mogen '', volvoeren de pligten, genieten de ver„ troostingen, ondergaan de zorgen, en wederftaan de verzoekingen , welke met dien leevensftand gepaard gaan, zo als aan Christenen betaamt. Het Gebed geëindigd zijnde , is het oirbaar, dat de Leeraar kortlijk uit de 1 Schriftuure aan hunontvouwe: De inftelling, het gebruik en dc oogmerken des Huwelijks , mitsgaders de " huwelijkspligten, welke zij, in alle getrouwheid, jegens elkander moeten betragten ; hun vermaanende tot het bc" oeffenen van Gods heilig Woord, op- „ da: De CHOT- CHE LILLIK.  De SCHOT- SC11E KEK.K. 158 GODSDIENSTIG E „ dat zij mogen Ieeren door het geloof te ,, leeven , en vergenoegd te zijn, midden „ in alle de zorgen en bekommeringen „ des Huwelijks, heiligende Gods naam „ in een dankbaar , maatig cn heilig gC„ bruik van alle de aangenaamheden des „ Huwelijks, veel biddende met en voor „ elkander, op elkander agt geevende, „ en de eene den anderen uitlokkende tot „ liefde en goede werken , en te gader „ leevende als erfgenaamen van de genade „ des leevens. „ Naa den Bruidegom en Bruid plegtig. „ lijk herinnerd te hebben, voorden groo„ ten God , die alle harten doorzoekt, „ en aan wien zij eene naauwkeurige re„ kenfehap moeten geeven ten jongften „ dage, dat indien een van hun eenige oorzaak hebbe , door eene voorafgaan„ de verbintenis of anderzins , Waarom „ hij niet zou mogen overgaan tot de „ inzegening , dat zij dezelve dan nu „ openbaaren. De Leeraar, geene ver„ hindering vernomen hebbende,zal eerst „ den Man de Vrouw bij de rechterhand „ doen neemen, zeggende deeze of dier- gelijke woorden: „ Ik N. N. neeme u N. N. voor mijne ,, getrouwe huisvrouw , en beloove en „ verbinde mij , in de tegenwoordigheid „ Gods, en voor deeze Vergadering, voor „ u een liefhebbend en getrouw Man te „ zullen weezen, tot dat God ons door „ den dood zal fcheiden. ,j Daar naa zal de Vrouw den Man bij „ zij-  GESCHIEDENIS. 15c) j, zijne rechterhand neeraen , en deeze woorden fpreeken: Ik N. N. neeme u N. N. voor mij- nen wettigen Man, en beloove en ver,, binde mij , in de tegenwoordigheid 33 Gods, en voor deeze Vergadering, voor „ u eene liefhebbende,'getrouwe en ge- hoorzaame huisvrouw te zullen wee,, zen, tot dat God ons door den dood ,, zal fcheiden. ,, Zonder eenige verdere plegtigheden, ,, zal vervolgens de Leeraar , voor het ,, aangezigt der Vergaderinge , hen ver,, klaaren voor Man en Vrouw, volgens ,, de inftelling Gods, en alle deeze ver,, rigtingen befiuiten met een Gebed, van ,, den volgenden inhoud: ,, Dat het den Heere moge behaagen, ,, zijne eigen inftelling te doen agtervolgd ,, worden van zijnen zegen; fmeekende „ hem , de thans in den echt verbondene „ perfoonen te verrijken, nevens de ove,, rige onderpanden zijner liefde, inzon,, derheid met de vertroostingen en vrug,, ten des Huwelijks, tot lof zijner over- vloedige bermhartigheid , in en door „ CHRISTUS JEZUS. ,, 'Er moet naauwkeurige aantekening ,, gehouden worden, waar in de naamen ,, der gehuwde perfoonen , nevens den „ tijd, op welken zij in den echt zijn ge3, treeden, voortaan zorgvuldig worden „ aangefchrceven , in een Boek, voor5, dagtelijk daar toe aangeleid, ten dienfte 35 en De SCHOT 5CHE tERK.  ï6ó GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCHE KERK, „ en gebruike van allen, welke daar bij „ mogen belang hebben. „ Het is de pligt des Leeraars, de le„ den der Gemeente, zijner zorge aanbe„ volen, niet alleen in 't openbaar te on„ derwijzen; maar ook in 't bijzonder-, „ en met naame hen te ftigten, te ver„ maanen , te beftraffen en te vertroos„ ten, bij alle voegzaame gelegenheden, „ in zo verre zijn tijd, lichaamskragten „ en perfoonlijke veiligheid het zullen „ toelaaten. „ Hij moet hen vermaanen, in dagen van „ gezondheid zich voor te bereiden tot „ den dood: en, ten dien einde, moeten „ zij dikmaals met hunnen Leeraar fpree„ ken over den toefland hunner zielen-, „ en in dagen van ziekte verzoeken om „ zijnen raad en bijftand, bekwaamlijk en „ tijdig, voordat hunne lichaamskragten „ en verftand hen begecven. „ Tijden van ziekte eri bezoekingen „ zijn de bijzondere gelegenheden, door „ Godin zijne hand gefteld, om toe te dee„ len een woord ter rechter tijd aan ver„ moeide zielen: om reden dat alsdan de „ geweetens der menfehen meer ont., waakt zijn,of althans behooren te wee„ zen, om te gedenken aan hunnen Geest„ lijken ftaat met opzigt tot de Eeuwig„ heid ; en de Satan dan insgelijks bedagt „ is , om hen met fterker en zwaarcr „ verzoekingen te overlaaden. De Leer„ aar, derhal ven, ontbooden, en bij den „ kran-  GESCHIEDENIS. iSï h kranke gekoomen zijnde, moet zich met „ alle tederhartigheid en liefde benaar„ fi:igen, om zijner ziele eenig geestlijk Voedzel toe te dienen; fpreekende hij „ in den volgenden zin : „ Uit overweeging van de tegenwoor„ dige ziekte, mag hij hem, uit de gewij» „ dc Schriften, onderrichten, dat de on», geftcldbeden niet bij toeval, of door de „ ongemakken van het lichaam alleen, „ maar door dc wijze en heilzaame beftuu„ ring van Gods hand , eenen iegelijk i, menfehe overkoomen , welke van dezel„ ve wordt aangetast; en dat, 't zij hem „ dezelve worden opgeleid, uit misnoe„ gen over zijne zonden , ter zijner be„ keeringe en verbctcringe ,en ter beproe„ vinge en oeffeninge van zijne genade„ giften , of tot andere bijzondere en „ voortreffelijke oogmerken , alle zijne „ lijdingen zullen uitloopen op zijn voor„ deel , cn tot zijn geluk zamenwerken, „ indien hij zich oprechtlijk benaarftige „ om een geheiligd gebruik te maaken van „ Gods bezoekinge , niet veragtende zij„ ne kastijding, noch verdrietig worden„ de onder zijne tuchtiging. „ Indien hij in den kranke eenige on„ kunde vermoede , zal hij hem onder„ vraagen over de beginzels van den Gods„ dienst, bijzonderlijk met opzigt tot de; „ bckeering en het geloove , en, naar ge„ lange hij reden vindt,hem onderwijzen „ in de natuur, het gebruik, de voortreffe„ lijkheid en noodzaaklijkheid deezer ge- VI. deel. L » na- De SCHOT* SCHU KERK.  De scfio r- SCIIE KEKK. 162 GODSDIENSTIGE „ nadegaaven, als mede hem onderhouden „ over het verbond der Genade , over „ christus den zoon Gods, den Middelaar ,, van hetzelve , en over de vergeevjng „ der zonden, door het geloove in hem. „ Hij zal den kranke vermaanen, zich „ zeiven te onderzoeken,zijne voorgaan,, de wegen te overdenken en te beproe„ ven, en zijne gefteldheid ten aanzien „ van God. „ En indien de kranke eenige zwaarig„ heden, twijfeling of verzoeking te kcn„ nen geeve, welke hem op het gemoed ligt, zullen hem onderwijzingen en raadgee„ vingen worden toegediend , om hem gerustheid en fterkte te geeven. „ Indien het blijke, dat hij geen be„ hoorlijk bezef van zijne zonden heeft, „ moeten 'er poogingen worden aange,, wend om hem te overtuigen van zijne „ zonden, van de misdaadigheid en wan„ verdienfte van dezelve, van de onreinig„ heid en befmetting, met welke de ziel „ door dezelve wordt bevlekt, en van » den vloek der Wet, en den toorn Gods „ daar op volgende : opdat hij waarlijk moge getroffen worden , en zich ver„ nederen om dezelve; en wijders over„ tuigd worden van het gevaar van het uit„ ftellen vandebekeeringe,enhet verwaar„ loozen van de zaligheid, ten eenigen tijde aangebooden, om zijn geweeten te „ doen ontwaaken, en hem op te wekken „ uit den ftaat van zorgeloosheid, om te v vreezen Gods regtvaardigheid en toorn, )t voor  GESCHIEDENIS. 163 „ voor wien niemand kan beftaan , dan „ hij , die in zich zei ven verlooren zijndc , christus door 't geloove aan» grijpt. „ Indien hij zich bcnaarftigd hebbe te „ wandelen op de wegen van heiligheid, „ en Godc in oprechtheid te dienen, hoc,, wel niet zonder menigvuldige gebreken „ cn zwakheden, of indien zijn geest ver„ flagen zij, door hetbezef van de zonde, „ of neerflagtig, bij mangel van gewaar„ wordingc van Gods gunst, dan zal het „ voegen, hem op te beuren , hem voor ,, oogen Hellende de vrijheid en volko,, menhcid van Gods genade, de genoeg„ zaamheid der geregtigheid in chris„ tus , de genadige aanbiedingen des „ Euangeliums , dat allen, die berouw „ hebben, en gelooven, met geheel hun „ hart, in de bermhartigheid Gods door „ christus, verzaakende hunne eigen „ geregtigheid, het leeven en de zalig„ heid in hem zullen verkrijgen. ,, Ook zal het nuttig zijn, hem onder „ 't oog te brengen , dat de dood geen 5, gcestlijk kwaad in zich behelst, om ge „ vreesd te worden door de zulkcn , wel„ ke in christus zijn, dewijl de zon„ de, de prikkel des doods, is weggeno„ men door christus, die alle de zij„ nen heeft verlost van de flaavemij dei „ vrecze des doods, over het graf heefl „ gezegepraald,ons de overwinning heefl „ gegeeven, en zelve is ingegaan ir „ heerlijkheid, om plaats voor zijn vol! L 2. „ t< De scnu t- >CHE Ke u K,  i^GODSDIE N S TIGE SCHOT- SCHB KERK. „ tc bereiden : zo dat dood noch leeven „ zal in Haat zijn hen te fcheiden van der „ liefde Gods in CHRisTus,in den wel„ ken zij als de zodanigen zijn, boewei.' „ zij thans moeten nedcrgeleid worden in „ het ftof, om te verkrijgen eene vrolij„ ke cn heerlijke opftanding ten eeuwi„ gen leeven. „ Wijders mag den kranke worden ge„ raadcn,zich te hoeden voor eene onge„ gronde verzekering van bermhartigheid » » of van de gefchiktheid van zijnen ftand „ voor den hemel, om hem alzo te trek„ ken van het zoeken van verdienfte in „ hem ze!ven, en zich geheellijk op God „ te werpen om bermhartigheid , in de „ eenige verdienften van jezus chris„ Tus,die zich beeft verbonden om nim„ mer te verwerpen de zulken , die in „ waarheid cn oprechtheid tot hem koo„ men. Wijders moet 'er zorge gedraa„ gen worden,dat de kranke perfoon niet „ tot wanhoop vervoerd worde , door „ zulk eene harde voorftelling van Gods „ gramfchap,door zijne zonden verdiend> „ welke niet verzagt wordt door eene „ voegzaame en tijdige evenaaring van „ christus en zijne verdienften , als „ eene deur der hoope voor eiken boet„ vaardigen geloovige. „ Wanneer de kranke daar toe meest ge- fchikt is , daar door minst ontrust » wordt, en andere noodige pligten om.., trent hem minst geftoord worden v zal de Leeraar, daar toe verzogt zijnia de,  GESCHIEDENIS. 165 „ de, met en voor hem bidden , in den .„ volgenden zin: „ Belijdende cn betreurende alle zonden, „ èrflijke en daadelijke , den clcndigen toe„ ftand van allen, als zijnde van natuurc „ kinderen des toorns, en onder den vloek; „ erkennende dat alle ongefteldheden , „ ziekten, de dood, en de helle zelve de „ gepaste gevolgen en uitvverkzels zijn „ van dezelve; fineekendc om Gods berm- hartigheid over den kranke door het bloed „ van christus; biddende dat God „ hem de oogen wil openen, aan hem zij„ ne zonden ontdekken, hem zich zeiven „ doen zien, hem doen bekend worden , de oorzaak , om welke God hem kas„ tijde, jezus christus aan zijne zie„ le openbaaren tot regtvaardigheid cn leeven , hem zijnen Heiligen Geest fchen,, ken om het geloof te verwekken cn te ,, verfterken, en christus aan te grij9 pen, in hem tc werken eene vertroos., tende klaarblijkelijkheid van zijne fief„ de, hem te wapenen tegen de verzoe„ kingen, zijn hart van de waereld af te ,, trekken , zijne tegenwoordige bezoe„ king te heiligen, hem te vervullen met _ lijdzaamheid en fterkte om dezelve te „ draagen, en hem te geeven volftandig„ 'heid in het geloof tot aan het einde. „ Dat indien het Gode behaagc , zijne „ dagen tc verlengen, hij de genade wil „ betooncn om te zegenen en te heiligen „ alle de middelen van hcrftellinge , om f, zijne ongefteldheid van hem weg te neeL 3 „ reen, De jChot- ÏCilE (ER IC  De SCHuT- SCUE KERK'. s 3 9 t » y. x » 166 GODSDIENSTIGE „ men, zijne kragten te vernieuwen, en „ hem bekwaam te maaken om te wande„ len waardiglijk Gode , door eene ge„ trouwe herinnering, en naarftigc vol„ brenging van zulke voorneemcns en be„ loften van gehoorzaamheid en hciiig„ heid, welke de menfehen, in tijden van „ ziekte, in ftaat zijn te kunnen doen, „ opdat hij God mag verheerlijken, geduu„ rende het overige gedeelte van zijn „ leeven. „ En indien God heeft beftooten, door „ dc tegenwoordige bezoeking, zijne dagen „ te doen eindigen , hij mag' ondervinden „ zulk eene klaarblijkelijkheid der vergcevinge van zijne zonden, van ziin aan„ deel aan christus, en het eeuwige „ leeven door christus, dat zijn in„ wendige mensch daar door mag ver„ nieuwd worden, terwijl de uitwendige „ mensch verbroken wordt ; dat hij den „ dood mag aanfehouwen zonder vreeze, „ zich geheel aan christus overgec, ven zonder twijfeling, wenfehen om , ontbonden te worden en met chris. , tus te zijn, en alzo tc bereiken het , einde zijns geloofs , de zaligheid zijner ziele, door de eenige verdienften cn bemiddeling van den Heere jezus c hr ist us, onzen eenigen Zaligmaaker en algenoegzaamen Verlosfer. » Insgelijks zal de Leeraar hem vermaanen , wanneer hij daar toe reden en aanleiding vindt, de zaaken van zijn huis te befchikken, daar door onaangenaam- » he-  GESCHIEDENIS. '167 * heden te voorkoomen , zorge te draa„ gen om zijne fchulden te bctaalen, en „ wedergaave te doen of voldoening te „ geeven, daar hij eenig onregt heeft ge„ plecgd , zich tc verzoenen met de gee„ nen , met welke hij eenigen twist of ge„ fchil heeft, en allen menfehen hunne „ misdaaden te vergeeven , even ge„ lijk hij vergiffenis van Gods hand ver» wagt. „ Eindelijk mag de Leeraar van de te- * genwoordige gelegenheid zich bedienen, „ om de zulkcn, welke den kranke ver„ zeilen, te vermaanen, te gedenken aan „ hunne eigen fterflijkhcid , zich te be„ kceren tot den Heere en met hem vrede „ te maaken ; in dagen van gezondheid „ zich te bereiden tot ziekte, den dood „ en het oordeel, en geduurende alle dc „ dagen van hunnen beftemden tijd zoda„ nig te wagten tot dat hunne verande„ ring koomt, dat wanneer christus, „ die ons leeven is, zal verfchijncn, zij „ met hem mogen geopenbaard worden in „ heerlijkheid. „ Wanneer iemand uit dit leeven fcheidt, „ laat het lijk, op den dag der begraave„ nisfe, op eene betaamclijke wijze, ver„ zeld worden, uit het fterfhuis na de „ plaats , ter openbaare begraavinge be„ ftemd , cn aldaar, zonder eenige ver„ dere plegtigheid, terftond worden bij„ gezet. „ En vermids de gewoonte van neder„ knielen en bidden bij, of omtrent het L 4 „ lijk; De SCMOTSf HE  De sciiot- StHïi KERK. ! ! f, K >. f J3 33 83 168 GODSDIENSTIGE „ lijk, en andere foortgelijkc gebruiken, op de plaats, alwaar het legt, voor dat het na de begraafplaats wordt gedraa,, gen, bijgeloovig zijn; en omdat het „ bidden, leezen en zingen , onder het 3, gaan na,en bij het graf,grootlijks mis» bruikt zijn , aan den overlecdcne geen „ voordeel toebrengen , en op meniger„ hande wijzen voor de leevendennadcelig ,, zijn bevonden: laaten daarom alle deeze dingen worden afgefchaft. „ Nogthans oordeelen wij het zeer , dienftig , dat de Christen' vrienden , , welke het lijk verzeilen na de plaats, , ter begraavinge beftemd, zich toe, leggen op overdenkingen en zamen, fpreekingen , op de gelegenheid flaan, de; en dat de Leeraar , gelijk bij ande, re gelegenheden , dus ook in 'deezen , tijd, indien hij op dc begraavenis te, genwoordig zij, hen hunnen pligt in. , dagtig maake. „ Dat dit niet verftaari worde, als of , hier door wierden afgekeurd eenige burgerlijke eerbetooningen of onderfcheidingen op de begraafenis, overeenkoomende met den rang cn de waardigheid, welke de overleedene in zijn leeven heeft bekleed. „ Wanneer eenige zwaare en merkwaardige oordeelen over een volk worden geoeffendjof hetzelve,waarfchijnlijk, boven het hoofd hangen, of, door eenige buitengewoone tergingen , klaarblijkelijk door hetzelve verdiend zijn; 33 als  GESCHIEDENIS. 169 ;.. als mode, wanneer eenige bijzondere „ zegening moet gezogt en verkreegen; „ worden, is een openbaar cn algemeen; „ plegtig vasten , 't welk den geheelen „ dag moet duuren , een pligt , welken „ God van eene natie of volk vordert eu „ vcrwagt. „ Een godsdienftig. vasten eischt eene „ volkomene onthouding, niet alleen van abc 1'pijze , uitgezonderd wanneer lichaam-lij ke zwakheden den mensch. klaarblijkelijk onbekwaam maaken, zich tc kunnen onthouden tot dat het vasten eindigt, in welk geval 'er iets mag genuttigd worden, doch, egtcr, zeer. ipaarzaamelijk, om de natuur te ondcr- 'f, fchraagen , wanneer zij gevaar loopt van bezwijken ; maar ook van allen tijdlijken arbeid, zamenfpraaken cn gedagten , van alle lichaamlijke vermaaken, hoewel op andere tijden geoorlofd, van allen kostbaaren opfchik , neraaden en diergelijken , geduurende het vasten, en nog veel meer van alles, 't geen in zijnen aart,, of gebruik, aanftootelijk of ergerlijk is: als luchtige optoqijing en - verfiering, dartele gebaaren en hondin- . gen , en andere ijdelbeden van beide texen; welke wij aan alle Leeraars, op hunne ftandpiaatzen , aanbevcelen , ernftig te beftrafien , gelijk op andere tijden , dus bi jzonderlijk op eenen Vastcn- _ dag, zonder aanzien van perfoonen, zo als zich dc gelegenheid zal vertoo- „ nen. L 5 „ Vóór De cnox- iCHS  De SCHOT- SCHE KERK. m i-o GODSDIENSTIGE „ Vóór de plegtige zamenkomst , zal „ ieder huisgezin of perfoon afzonderliik „ alle godsdienftige zorge draagen , om „ het hart voor te bereiden tot zulk een „ plegtig werk , en om vroegtijdig in „ de Vergadering te vcrfchijnen. „ Zulk een groot gedeelte van den dag, „ als gevoegelijk kan gefcbieden, moet befteed worden met het openbaar leezen „ en prediken van het Woord .nevens het „ zingen van Pfalmcn, bekwaam om in het , gemoed te verwekken aandoeningen, met , zulk een pligt overcenftemmende ; doch , inzonderheid moet het gebed loopen in , deezen of diergelijken zin : „ Geevende de heerlijkheid aan Gods , groote Majefteit, den Schepper, On, derhouder en opperften Befhiurder der geheele waereld , om te beter ons te vervullen met een heiligen eerbied en ontzag voor hem. Erkennende zijne menigvuldige , groote en tedere bermhartigheden , bijzonderlijk aan de Kerk en de Natie bewcezen, om te kragtdaadiger onze harten voor hem te vernederen. Nederig belijdende onze zonden van allerleien aart, nevens derzelver onderfcheidene verzwaaringen ; regtvaardigendc Gods billijke oordeelen , als zijnde veel geringer dan onze zonden verdienen; nogthans nederig en ernftig fmeekende om zijne bermhartigheid en genade voor ons zclven , de Kerk en de Natie, voorden Koning, en allen, die in hoogheid zijn gefteld, en voor „ alle  GESCHIEDENIS. 171 „ alle anderen , voor welke wij verpligt „ zijn te bidden , naar gelange de tegen- s „ woordige behoefte vereischt, met meer-J „ der aandrang en uitgebreidheid, dan op 1 „ andere tijden , door het geloove aan„ roepende Gods goedheid en beloften „ van vergifFenisfe, hulpe en verlosfinge „ van de reeds gevoelde , gevreesde of „ verdiende onheilen, cn ter verkrijging© „ van zegeningen, welke wij noodig heb„ ben en vcrwagten , te gader met een „ overgeeven van ons zeiven, gehcellijk „ en tot in eeuwigheid, aan den Heere. „ In alle deeze opzigtcn , moeten de „ Leeraars, welke de monden des volks „ tot God zijn , zodanig fpreeken uit hunne „ harten , naa eene ernftige en wel door„ wrogte overdenking van dezelve, opdat „ zij zelvcn cn het volk daar door zeer „ mogen getroffen worden , en zelf in „ traancn fmeltcn: inzonderheid uit droef. „ heid over hunne zonden, opdat het in „ de daad moge zijn een dag van diepe „ vernedcringc en bekommeringe der „ ziele. „ Eene bijzondere keuze moet 'er ge„ daan worden van zulke afdcelingen „ der Schriftuure ter voorleezinge , en „ van zodanige Tcxten, om over dezel„ ve te prediken , welke dc harten der „ toehoorderen meest kunnen bewerken „ tot de bijzondere verrigting van dien „ dag, en dezelve bijzonderlijk gefchikt „ maaken tot vernedering en bekeering; v voornaamlijk aandringende op zulke bij- zon- De CHOT- CHE LERR.  De PCHOT- SCHE PEUK. 172 GODSDIENSTIGE „ zonderheden, welke eens ieders Leeraars „ waarneeming en ondervinding hem kan „ leeren meest te kunnen ftrekken tot „ Itigtingeenhervormingevan deGemeen„ te, voor welke hij predikt. „ Voor dat de openbaare Godsdienst„ oeffcning wordt beflooten , moet de „ Leeraar, in zijnen eigen naam en den naam „ der Vergaderinge , zijn eigen en het „ hart des volks verbinden om des Hee„ ren te zijn, met een opzettelijk voor„ neemen en befluit om te hervormen al„ les wat bij hen verkeerd is, en meer bij, zonderlijk zodanige zonden, aan welke „ zij meer bepaaldelijk zich hebben fchul„ dig gemaakt; en tot God te naderen, en „ met meerder naauwkeurigheid en ^e, trouwheid voor hem tc wandelen, in , eene vernieuwde gehoorzaamheid, 'dan , ooit te vooren. „ Wijders moet hij de Vergadering in , allen ernst en nadruk vermaanen ,°dat , het werk van dien dag niet moet ten , einde loopen met de openbaare Gods* , dienstocffening, maar dat zij het overige gedeelte van den dag, en alle de volgende dagen huns Jeevens, zodanig moeten beftecden , om op zich ze]ven cn hunne huisgezinnnen in 't bijzonder toe te pasfen alle die godgezinde neigingen cn bcfluitcn, welke zij in 't openbaar hebben beleeden, dat zij in hunne harten voor altoos mogen bevestigd worden, en zij zeiven gevoeliger mogen ondervinden, dat God gefmaakt heeft eene » lief.  GESCHIEDENIS. 173 „ lieflijke reuk in christus uit hunne „ verrigtingcn, en met hun bevredigd is, „ door toei'praaken van genade , en het „ vergeeven der zonden, het wegneemen „ van oordeelen , het afwenden of voor„ koomen van plaagen ,en toebrengen van „ zegeningen,overeenkomftig met de toe'„ flanden en gebeden van zijn volk door „ jezus christus. „ Behalven de plegtige en algemeene „ Vastendagen, door openbaar gezag uit„ gefchreeven, zijn wij van oordeel,dat, „ op andere tijden, de Vergadering Vas„ tendagen mag onderhouden , naar ge„ lange dc Godlijke Voorzienigheid daar „ toe bijzondere gelegenheden zal doen „ voorkoomen. Het zelfde mogen ook „ de huisgezinnen in agt neemen , mids „ het niet gefchiede op zodanige dagen, „ op welke de Gemeente, tot welke zij „ behooren, moet te zamen koomen, tot „ het houden van een Vasten of andere „ openbaare Godsdienstpligten. „ Wanneer zodanig een dag zal gevierd „ worden , laat daar van, en van de gele„ geilheiden aanleidinge tot dezelve, ken„ nis gegeeven worden, een behoorlijken „ tijd tc vooren, opdat de Gemeente te „ beter zich daar toe moge voorberei„ den. „ Den dag gekoomen, en de Gemeente , naa afzonderlijke voorbereidin„ gen, bijeen vergaderd zijnde, moet de „ Leeraar beginnen met een woord van „ vermaaninge ., om de Gemeente op te j, wek- De SGHOT- 5CHE KLK.K.  De SCHOT- SCHE KERK. 3 5 5 •> 91 y. 53 >i JJ *74 GODSDIENSTIGE » wekke,n Cot deezen pligt, tót welken „ zij is by een gekoomen , en met een „ kort gebed om Gods biiftand cn zegen „ gelijk in andere zamenkomftcn ter ver' „ ngtmge van den openbaren Eerdienst „ pvereenkomftig met de bijzondere ge! „ tegenheid der zamenkomfte. „ Laat bij daar op een zaaküjk en be„ knopt verhaal doen van de verworvene „ verlosfinge,of van de genootene berm„ hartigheid, of wat het ook zijn moge „ 't welk aanleiding heeft gegecven tot „ het bijeenkoomen der Vergaderinge„ opdat allen het te beter mogen ver" „ Haan, of hetzelve indagtig en te krag „ tiger getroffen worden. 91 En gelijk het zingen van Pfalmen " ondw alle andere inftettingen, het ge! „ fchikfte middel is om onze blijdfchap en „ dankbaarheid uit te drukken, laaten „ ten dien oogmerke, een of meer gefchik' , te Pfalmen gezongen worden, vóór of , naa het leezen van eenig gedeelte des , Woords,overeenkomftig met de te^en, woordige verrigting. „ Laat daar naa de Leeraar, welke het , dienstwerk zal verrigten, overgaan tor , verdere vermaaning en het gebed vóór , de Leerrede,met bijzondere betrekkin** , tot de tegenwoordige verrigting; waar naa hij moet prediken over een Schrif- tuurtext, op de gelegenheid flaande „ De Leerrede geëindigd ziinde, laat hij alleenlijk bidden, gelijk op andere tijden naa de predikaatfie is aangewee- » zen,  GESCHIEDENIS. 175 , zen, met herdenking aan de behoeften „ van de Kerk, den Koning en den Staat, „ indien zij, vóór de Leerrede , niet ge„ dagt waren; maar laat hij uitweiden in „ verfchuldigde en plegtige dankbetuigin„ gen voor voorleedene weldaadigheden l\ en verlosfingen,meer bijzonderlijk voor , die, welke de aanleiding gaf tot de te- , genwoordige zamenkomst en dankbe11 tuiging; met nederige fmeeking om de „ voortduuring en vernieuwing van Gods , gewoone bermhartigheden , en om de heiligmaakende genade om daar van-een ' crepast gebruik te maaken. Naa weder" om een Pfalm te hebben gezongen, op de genootene weldaad paffende,laat hij de " Vergadering doen fcheiden met eenen ', zegenwensch, opdat zij een bekwaamen ', tijd moge hebben tot het doen van den maaltijd of om eenige ververfchingen te gebruiken. ,, Doch de Leeraar, voor dat de Ge. „ mcentefcheidt,moct alle de leden pleg. „ tig vermaanen , zich te wagten vooi „ alle buitenfpoorighcden en optrekkingen , ftrekkende tot onmaatigheid er '„ dronkenfchap, en nog veel meer vooi , deeze ondeugden zelve , in hun eeter l, en gebruiken van verkwikkingen; er , zorge te draagen dat hunne blijdfchaf en verheuging niet vleeschlijk , maai geestlijk zij , welke Gods lof heerlijl ?, kan maaken, en hen zeiven nederig ei „ maatig; en dat zo wel hunne voedim als verkwikking hen blijmoediger maj » maa De SCHOT- SCHE KERK. I i l I l f r >  De SCHOTSC HE XEK1C. n 176 G O D S D I E N S T I G E „ maaken, cn meer uitgebreid om zijnen " 1°/ teJVerkondigen in het midden der „ Vergaderinge, wanneer zij in dezelve „ wederkeeren, in het overige gedeelte „ van den dag. b „ Wanneer de Vergadering wederom „ zal bijeen gekoomen zijn, moet de zelf„ de orde van bidden, leezen, prediken, „ plalmzingen en offeren van lof- cn dank„ betuigingen, welke voorheen, omtrent „ den morgendienst, is aangeweezen her„ haald en zo lang worden uitgerekt, als „ de tijd het zal toelaaten. „ In eene of de beide openbaare zamen„ komften van dien dag moet 'er eene in „ zameling gefchieden ten behoeve der „ armen , en desgelijks op den dag van „ algemeene vernederinge, opdat zij ons „ mogen zegenen, cn zich tè meer"met „ ons verheugen. Aan het einde der laat, fte zamenkomflc moeten de leden der , Gemeente vermaand worden , het ove , rige gedeelte van den dag door te bren, gen in heilige pligtsöeffeningen, en be, tuigingen van Christlijke liefde en wel , daadigheid jegens elkander, cn van meer , dere verheuginge in den Heere , trelijk den zulken betaamt, die de blijd fchap des Heeren tot hunne fterkte ftellen. „ 't Is de pligt der Christenen, God in t openbaar te looven en te prijzen door het gezamentlijk aanheffen van Pfalmen in dc Gemeente , als mede afzonderlijk in hunne huizen. 55 OlJ-  GESCHIEDENIS. 177 „ Onder het zingen van Pfalmen , moet de ftemme naar de maat en geregeld ge„ boogen worden. Doch voornaamlijk „ behoorde men zorge te draagen om te „ zingen met het verftand, en met wel„ luidendheid in het hart, maakende een „ zoet geluit voor den Heere. „ Op dat de geheele Vergadering hier „ in moge zamenfpannen,moet ieder een, „ die kan leezen, een Pfalmbock bezit„ ten; en alle anderen, die, door ouder„ dom of anderzins, niet buiten ftaat ge„ field zijn, vermaand worden om te lec„ ren leezen. Doch voor het tegen woor„ dige, terwijl vcelen in de Vergadering ., niet kunnen leezen, is het oirbaar, dat „ de Leeraar , of eenige ander bekwaam „ perlöon, door hem aangelteld, en de „ andere Kcrkbcftuurdcrs, den Pfalm lee„ zen, regel voor regel4 voor dat hij ge„ zongen wordt." Zie daar eene volledige aanwijzing van het beloop der openbaare Godsdienstoeffeninge. Wanneer wij alle de omftandigheden van perfoonen en tijden in aanmerking neemen , zal een onbevooroordeeld mensch zich moeten verwonderen, dat zodanig een ontwerp vervaardigd ■wierdt, door een gezelfchap van menfehen, in veelvuldige opzigtcn vcrfchillcnde, in hunne begrippen aangaande de uitwendige verrigtingen van den Godsdienst, doch allen in het weezen der zaake overeenftemmendc. Ten zelfden tijde moet het erkend worden , dat deeze Aanwijzing na- VI. deel. M der De SCHOTJCHEKERK.  De srhotsch r kerk. < ( a c 1 178 GODSDIENSTIGE der koomt aan het oórfpronklp ontwerp, dan men aantreft in de Hervormde Kerken in andere gewesten. Doch dit geeft ons aanleiding, om, in de derde plaats, een berigt te geeven van dc onderfcheidene Geloofsbelijdenisfen, ter Schotfche Kerke ingevoerd, en van de veranderingen , welke zij , van tijd tot tijd, ondergaan hebben. - Ten tijde van het invoeren der Hcrvorminge, in den jaare 1560 , bezat de Schotfche Kerk geene geregelde Geloofsbelijdenis, noch eenige vastgeftelde Artikelen van den Godsdienst. Nogthans ftemde zij, in de fundamenteele Geloofswaarheden, overeen met dcProteftantfche waereld; dat wil zeggen, zij befchouwde alle die gevoelens als aanneemelijk cn geloofwaardig, welke omhelsd wierden door de Kerk van Geneve , cn door de Engelfche Kerk , uitgezonderd de Artikelen , welke hun opzigt hebben op het Kerkbeftuur. In den jaare 1561, ftelden knox cn ;enige andere Godgeleerden eene Geoofsbelijdenis op , welke dc eenpaarige fandaart en regelmaat van de leere der 'Schotfche Kerke bleef, tot in den jaare [645. Eisfchopgezinden cn Presbijteriaaien ondertekenden, bij aanhoudenhcid, lit zamenftelzel, 't welk beftondt uit Irieè'nveertig Artikelen. Ten aanzien van 11e Artikelen onder dezelve , welker onlerwerp aan eenig gefchil onderhevig is, ebben de Schotfche Hervormers groote ge-  GESCHIEDENIS. 179 gemaatigdheid betoond: veel grooter dan de Westmunfterfche Godgeleerden. In hun berigt wegens dc Godlijke Voorverordineering fpreekcn zij met dc zelfde gemaatigdheid, als de Engelfche Kerk. En hoewel het geheele beloop overcenftemt niet de leere van den H. augustinus, nogthans wordt hier vermijd de beflisfende toon der lcerftelligc verzekeringe. In zo groote cn algemeene hoogagting wierdt dit zamenftelzel van Godsdienst gehouden, dat de inwooners van Schotland in hetzelve geen gebrek of misdag vonden,tot op den tijd der beroemde Vergaderinge te Westmunfter. Toen was het dat zommige leden , van een geweldige geaartheid, en zeer beflisfende cn hoogvliegende in hunne begrippen , daar tegen in. brasten, dat het aan het ArminlaanfcJu Leerftelzel gunftig was. Doch dit was. in de daad, ongegrond, naardien ondei de Schotfche Artikelen niet een gevonder wierdt, 't welk van eenen iegelijk Kalvi nist niet konde ondertekend worden. Niet zeer bekend, in de tegenwoordig! Eeuwe , is deeze aloude Proteftantfehi Geloofsleuze , uitgezonderd alleen aai de zulkcn, welke hun werk maaken vai het onderzoek van zulke echte ftukker Nogthans is het een voortreffelijk opftel cn dier lieden overwaardig, welke, hoe wel in de waercldwijsheid cn menschlijk geleerdheid weinig gevorderd, egter, d vreeze Gods en de liefde tot den waare M % God De SCHOT- SCHK kerk. i 1 1 J e n >*  De SCBOT- SCHE KEUK. 180 GODSDIENSTIGE Godsdienst in hunne harten hadden ingeplant. Eéne zaak verdient inzonderheid onze opmerking : te weeten , dat ten tijde als het Bisfchoplijk Kerkbeftuur, in den jaare 1662, wierdt vastgefteld, 'er geen enkel woord gemeld wierdt aangaande een zamenftelzel van Geloofsartikelen. Nimmer, misfehien, wierdt 'er, in voorgaande tijden, zulk een gaapende misflag begaan. Eene vastgeftelde Kerk, zonder een Geloofsbelijdenis , is even als een lichaam zonder ziel. En, evenwel, wierdt dit gebrek aan Geloofsartikelen , in dc Bisfchoplijke Kerk van Schotland , nimmer gegispt , vóór het jaar 1682 , wanneer de zogenaamde Proef- Mie wierdt voorgeflagen , cn in het Parlement vastgefteld, door den invloed van den Hertog van york. Deeze eerlooze Akte was begreepen in bewoordingen, welke liepen in den volgenden zin : „ Ieder een zal ,, zwecren , den Proteftantfcben Gocls„ dienst, zo als dezelve door de Wet is „ vastgefteld, te zullen handhaavcn." In deeze woorden lag eene voorbedagtelijke dubbelzinnigheid , ingericht om mede te werken tot de oogmerken , welke de Roomsch-Katholijken bedoelden. Niets konde de bewooners van Schotland bcwoogen hebben, om in deezen Eed te bewilligen, of dien af te leggen, ware het niet geweest om den fchrik, die hen bevangen hadt, van andermaal den hals te moe-  GESCHIEDENIS. 181 rnoctcn buigen onder de ffcrengheid van het juk der Presbijteriaanfche Kerktucht. Zommigen van den Adel onderwierpen; zich aan deezen Eed ; doch toen dezelve aan den Graave van argyle wierdt voorgeleid, vraagde hij, welke de Godsdienst was, door de Wet vastgefteld? De Bisfchoppen waren, ten dien tijde, behoeftige, onkundige, ongeagte lieden; doch dit gefchil bragt hen in eene omftandigheid, in welke zij voorheen zich nooit hadden bevonden , zich te fchaamen en Hoozen. Thans wierdt in den Raad de voorflag gedaan, dat 'er een zamenftelzel der leere zou ontworpen worden ; en naa veelvuldige gefchillen, wierdt dat van den jaare 15Ó1 verkoozen. De Presbyteriaan en hadden het niet zo zeer gelaadcn op het weezen der aloude Geloofsbelijdenisfe, als op haare inrichting ; en wat aangaat de Bisfchopgezindcn, veelcn hunner behandelden alle foorten van Godsdienst met veragting. Doch dit was het niet alles. In de bewoordingen der Akte lag eene dubbelzinnigheid , welke , door eenige zeer listige lieden, fchcen bedagt te zijn. Dus wierden de woorden, de Proteftantfche Godsdienst, niet verklaard, of door dezelve de Bisfchoplijke, of de Presbijteriaanfche Godsdienst wierdt bedoeld. Met voordagt fchcen dit in dcezervoege te zijn ingericht, om alle de zulken te zarren en te tergen, welke'in de Presbijteriaanfche begrippen Honden. Doch den deugdM 3 za* De iCHOT- iCIIE CERK.  De SCHOTKERK. ï&2 GODSDIENSTIGE zaamen onder de Bisfchopgczinden wierdt even zeer een ftrik gefpannen. De Akte, bij welke de Hervormde als de vastgeftelde Godsdienst in Schotland wierdt aangemerkt, wierdt nimmer ondertekend door Koningin maria ; wanneer 'er, derhal ven, gezegd wierdt, door de Wet vastgefteld, hadden de Roomschgczinden ftceds in hunne magt om voor te wenden, dat er geen andere dan hun Godsdienst door dc Wet wierdt vastgefteld. Het verftandiglte gedeelte der Bisfchopgczinden za* door het bedrog hecnen;en de Eed wierdt van hun verworpen, terwijl de Prcsbijtenaancn dien met afgrijzen behandelden. _ De verfchrikkelijkc bloedbaden, welke in Schotland ftroomden , in gevolge van deeze Akte, zijn over bekend"aan hun allen , welke in de Gefchiedenisfen diens HonmknjKs behoorlijk ervaren zijn. Doch onder dit alles behoorde het in aanmerking genomen te worden , dat de Hertog v \ 5 york een mcdogcnlooze dwingeland was, en de Schotjche Bisfchoppen laaghartige en geleidelijke domooren. 't Is waar dat dit zamenftelzel, 't welk aangenomen is door dc Kerk van Schotland, onder alle zijne gedaanten, geduurende ten minften vijfenveertig jaaren, erkend wierdt door de Bisfchopgezinden, tot op de Revohl He , en door zommigen hunner naderhand. Doch dit geeft ons gelegenheid ter bc-chouwinge van hun tweede zamenftelzel fan Godgeleerdheid , of Geloofsbelijdenis-  GESCHIEDENIS. 183 nisfe , welke opgefteld wierdt door de Vergadering van Godgeleerden te JVestmunjier, cn de ftandaart was van de leere der Schotfche Kerke, tot op de Hcrftelling, en zints die gebeurtenis tot het tijdftip der Revolutie. Dit zamenftelzel, of Geloofsbelijdenis. is eene verzameling dier lecrftellingen, Welke door den H. augustinus voortsplant , cn naderhand , door dc meeste Proteftantfchc Hervormers, omhelsd wierden. De gevoelens zijn treffende en de ftijl bekoorlijk. Zij is verdeeld in drieëndertig Artikelen , welke wij m orde zullen optellen. Het eerfte Artikel handelt over de heilige Schriften, cn wijst aan, de noodzaak* Uikheid eener Godlijke Openbaaringe, om dc menfehen op te leiden tot eenen fl&a$ va gelukzaligheid, wanneer het licht der natuurlijke Reden te kort fchiet. Zij doet eene optelling van alle de boeken des Ouden en NieuwenTestaments. Zij verwerpt allen vertrouwen op Kerkelijk gezag, of Overleveringen , en erkent niets als den grondflag, of het fundament van ons Geloove en godsdienftige gehoorzaamheid, hehalven de waarheden, begreepen in dc gewijde Schriften. Het tweede Artikel beweert dc leere rankende dc Drieëcnhcid in Eenheid; een gevoelen, waar omtrent dc meeste Christenen overeenftemmen, uitgezonderd ceni. ge weinige Engelfche Disfenters. Dit Artikel is naauwkeurig uitgedrukt cn .omi\l 4 ftfUree- De SCHOT" 5che KERK.  De SCHOT- 8CHE KERK. I ft ï 84 GODSDIENSTIGE fchreeven, en alle Hellingen worden gefchraagd en geflut door zodanige Schriftuurtcxten, die onwederfpreekelijk zijn. Niet ongepast zal het zijn , hier aan te merken, dat dit Artikel van het Christlijk geloove nimmer in twijfel wierdt getrokken , vóór het midden der Vierde Ecu we. Het derde Artikel handelt over de Predestinatie , of Godlijke Voorverordineering. Dit denkbeeld wordt hier verder uitgebreid, dan in het zeventiende Artikel van dc Geloofsbelijdenisfe der Engelfche Kerke, 't Is zeker , dat in dit Artikel zommige zeer onbepaalde en onnaauwkeurige uitdrukkingen voorkoomen , cn andere, welke, duidelijk aanwijzen eene gedwongene uitlegging der Schriftuure. Het grootfle gebrek van dit Artikel, is , dat de Hellingen te beflisfende cn Jeerftellig zijn. De perfoonen, uit wier penne zij gevloeid zijn, fchijnen zich zclven te hebben aangemerkt als met de onfeilbaarheid begaafd; anderzins zouden zij het zich niet hebben aangemaatigd, om hunne medefchepzelen regels voor te fchrijven , in zaaken van geenerlei aangelegenheid. Het vierde Artikel is een van de zulke welke toegeftemd worden door alle de inwooners der waereld , behalvcn de zulke, welke tot de Godverzaakers of Ebi. knristen behooren. Het beweert, dat'de waereld wierdt gefchapen door eene alvermogende kragt, en dat alle drie perfoonen der altoos gezegende Dricèenhcid daar jn de hand hadden. Zeker is het, dat geen  GESCHIEDENIS. r35 geen voorwerp zich zei ven kan fcheppen, geen weczen zijne eigen beftaan lijk heid voortbrengen. In dit Artikel worde een1 fcheidlijn getrokken tusfchen den natuurlijken en den geopenbaarden Godsdienst: eene omftandigheid , welke men te zeldzaam ontmoet in de hedendaagfche zamenftelzels van Godgeleerdheid. Zeer naauw verbonden met het voorgaande, is het vijfde Artikel, handelende over de Godlijke Voorzienigheid. Zommige gedeelten van dit Artikel zijn hard, en veele van deszelfs uitdrukkingen onbepaald; doch over 't algemeen genomen, vertoont zich in 't geheel iet agtbaars cn edels. God wordt hier erkend voor den oppermogenden Heere der febeppinge; en die, gevolglijk , het regt heeft om befehikking te maaken over zijne fchepzelen, zo als hij goedvindt. Dit Artikel wordt bcflooten met de aanmerking, dat de zelfde Godlijke Voorzienigheid , welke zorge draagt voorde waereld, de zelfde waakzaame zorge en agtgecving oelfent over Gods Kerk. Het zesde Artikel heeft tot onderwerp 'sMenfehen val. Alle de gevoelens, hier voorkoomende, worden met groote zorgvuldigheid cn naauwkeurigheid uitgedrukt. Weinige menfehen zijn 'er in de waereld , die de waarheid en weezenlijkheid der oorfpronklijke verdorvenheid zullen ontkennen : want de algemeene ondervinding dient tot bewijs cn waarborg van dezelve. Waarom zouden de menM s fchen De 5CIIOT- iCHB iEKtC.  ï85 GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCHE KEIlK. fchen zo zeer overhellen tot de zonde, indien 'er in de natuur geene befmetting huisveste ? Waarom zouden alle vermogens cn bekwaamheden bedorven zijn. indien 'er geene oorfpronklijke oorzaak ware? De waarheid der zaakc is klaarblijkelijk en in't oogloopendc, en ftemt overeen met de leere der Engelfche Kerke. Het zevende Artikel heeft tot onderwerp de twee Verbonden : te weeten, het Verbond der Werken en het Verbond der Genade. Dit Artikel beweert, dat het Verbond der Werken was ,eene voorwaardelijke verbintenis, aangegaan tusfchen den grooten jehova cn onze eerfte Ouders , raakende perfoonlijke gehoor, zaamheid. Het Verbond der Genade, was eene verbintenis , aangegaan tusfchen God van den eenen kant, cn zijnen Zoon aan de andere zijde, om ons gevallen geflagt te verlosfcn. De bewoordingen van dit Artikel zijn gedwongen en gezogt; cn men ontmoet 'er, daarenboven , eenige zeer dubbelzinnige uitdrukkingen. Niet zo zeer, cgter, moet hier van de fchuld gegcevcn worden aan de opftcllers der Artikelen , als aan de geaartheid dier luiden , ten behoeve van welke zij fchreevcn. God, cn zijne weldaadige liefde, bevordert de belangen zijner fchepzelen, en het is hem aangenaam, dat alle zijne onderdaanen even eens te werk gaan. Het achtfte Artikel handelt over christus, als Aliddclaar tusfchen God en .den mensch.  GESCHIEDENIS. 187 mensch. Dit is een der fundamenteele Artikelen, of grondwaarheden van het Christlijk Geloovc. Want, welke noodzaaklijkheid zou 'er geweest zijn , dat christus onze natuur hadt aangenomen, indien het niet geweest ware om, door zijne bemiddeling, de breuke, door de zonde veroorzaakt, te geneezen. 't Is door christus, als Middelaar tusfchen de belecdigdc Oppcrmagt en dc beleedigcndc zondaars, dat wij moeten uitzien na hcrftelling en aanneeming. De Roomschgezinden , niettegenftaande zij hunne gebeden opzenden tot de Engelen en Heiligen , erkennen , nogthans , christus voor den Oppcrften Middelaar. Ja , niets is algemeencr , dan een Ariaan van christus te hooren fprceken als Middelaar, hoewel hij, ten zelfden tijde, hem tragt te berooven van zijne heerlijkheid. Het negende Artikel heeft tot onderwerp de vrijheid van 's menfehen wille. Na genoeg ftemt dit Artikel over ccn met dat der Engelfche Kerke, 't welk over't zelfde onderwerp handelt; met dit onderfcheid alleen, dat het vollediger cn meer beflisfcnde is. Het is gegrond .'est op alle die plaatzcn der heilige Schriftuure, welke Gods Almagt aanwijzen. Zeker is het, ondertusfehen, dat verfcheiden dier Schriftuurtextcn hunne betrekking hebben tot Gods algemeene bedeelingcn, cn gniet op den toeftand van bijzondere per- fco. SCHOT- SC11E KERK.  'De SCHOT SC HE KElïK. 188 GODSDIENSTIGE foonen. Ondertusfchen zullen wij ons niet inlaaten in dit gefchil, maar ccneu iegelijk Lcezcr zijn eigen oordeel overlaaten. Het tiende Artikel heeft tot onderwerp, de kragtdaadigc roeping , of, zo als het doorgaans wordt uitgedrukt, de onwederftandelijke Genade, om de menfehen te brengen tot een gevoel der zonde, cn de kennis der noodzaaklijkheid, in welke zij zich bevinden, om geregtvaardigd te worden door de toerekening der geregtigheid van christus. Zo naauw zamenverbonden en onmiddelijk aan elkander verknogt zijn de godsdien. ftige begrippen, in dit kort begrip neergeileld, dat de werkelijke of daadelijkc regtvaardigingdes zondaars,in het elfde Artikel, terftond op de leere raakendc de kragtdaadige roeping volge. Overccnkomftig met het gevoelen van alle de Proteftantfche Kerken , wordt hier beweerd , dat geen mensch kan geregtvaardigd worden voorGod, zo dat hij de eeuwige zaligheid zou beërven , dan door de toerekening der geregtigheid van christus. Zekerlijk is het de vciligfte weg voor den mensch , ten opzigte van zijne toekoomende behoudenisfe, zich eer tc verlaaten op de geregtigheid van christus, dan op iets, 't geen hij zelve heeft gedaan. Volgens het aloude fpreckwoord, heet dit, Dwaalen aan de veiligfte zijde. Want, gevyisfelijk, dc mensch, die een laag en  GESCHIEDENIS. 189 nederig gevoelen van hem zei ven heeft, zal de meeste bereidwilligheid bezitter om goede werken te doen. Zo dat, genomen dat de gevoelens , aangaande dt toerekening der geregtigheid van christus, niet gegrond waren, zal hij nogthans in ftaat zijn, de zaligheid te verwerven op den grond zijner eigen verrigtingen. De Aanneeming van de rampzaligen,waar mede bedoeld wordt, het toelaaten ol aanneemeu van zondaaren, om kinderen Gods te worden , cn erfgenaamen der toekoomende heerlijkheid, is het onderwerp vin het twaalfde Artikel. Het woord Aanneeming is ontleend uit dc burgerlijke Wet der Romeinen , welke aan een Huisvader, die geene kinderen hadt, dc vrijheid gaf, zich uit de kinderen zijner medeburgeren eenen zoon te verkiezen: wicn hij naar zijnen eigen naam noemde, cn zijne goederen naliet. In zulk eer geval konden de zijdelingfche bloedverwanten geen regtsgeding beginnen; moetende de aangenomene zoon dc geheele nalaatenfchap gerust en ongeftoord genieten. Gel'rk dit onder dc Romeinen onderftcldc het regt van bezittinge, zo we als het regt van befchikkingc, dus fluit de Aannccming, in een Christlijken zin. in, Gods volftrcktc magt cn vrijheid, oir ziinc bermhartigheden, gunften en zegeningen te fchenken cn uit tedeclcn, overal daar het hem behaagt. Het dertiende Artikel handelt over dc Iïeiligmaaking , welke op de aanneeminj tqi De SCHOTKERK.  De sc ho r- SCHIi RlilUv. 190 GODSDIENSTIGE tot kinderen eigenaartig volgt, 't Is zeker, dat zonder heiligheid, of goede werken , alle voorwendingen van regtvaardiginge en aanneeminge ijdel zijn. Ondertusfehen is het eene bedroevende overweeging , dat de ijverigfte belijders van den Godsdienst Tzomtijds] de flegtftc menfehen zijn. De mensch , die geregtvaardigd en onder de huisgenooten Gods is aangenomen, is heilig, nederig, zagtmocdig, liefhebbende cn deugdzaam; terwijl de hoogmoedige huichelaar , die den hemel met zijne gebeden vermoeit , en tot de menfehen van zijne bevindingen fpreckt, alleenlijk opgroeit cn rijp wordt voor de helle. Het onderwerp van het veertiende Artikel, is het zaligmaakende Geloovc. Da leere raakende de Tocèigcning wordt hier als een heerfchend cn aangenomen beginzcl voorgedragen, 't Is zeker, dat dit het algemeen gevoelen was , door de Hervormers in geheel Europa aangenomen ; het vloeit noodzaaklijk voort uit de leere van den li. augustinus. Vóór den leeftijd diens Kerkvaders, befchouwdc dc Kerk het Geloovc, als eene vaste overrecding, dat ca ritus die geen was, zodanig als hij in dc Schriftuure wordt afgebeeld : naamelijk, de tweede perfoon in dc altoos gezegende Driccenheid, Goden Mensch; dat hij wierdt gebooren uit de Maagd maria; dat hij ïeedt onder pontius pilatus; dat hij, naa zijn fterven, opftondt uit de dooden, cn  GESCHIEDENIS, ipï en vervolgens is opgevaaren in den hemel. Dit te gelooven, was alles , 't geen gevorderd wierdt van de vroeglte Chris-: tenen; met bijvoeging, nogthans, dat ziji moesten verzaaken en afftand doen van allerlei ongeregtigheden. Naderhand , evenwel, heeft de H. augustinus het denkbeeld ingevoerd , wegens de noodzaaklijkheid van het toeëigenend geloovc; hier in wierdt hij door de Kerkhervormers naagevolgd. De Heer herveij befchrijft de werking of de daad van het toeëigenende geloove in de volgende bewoordingen: „ christus „ is de mijne ; de Genade is de mij„ ne ; de Zondvergiffenis is de mijne. „ En waarom? omdat ik heiligmaakende „ werkzaamheden in mijn hart gevoe„ le." Misfchien hadt de Heer herve ij gelijk: want,gewisfelijk,de mensch, die in zich zeiven gevoelt eene geneigdheid om goed te doen, moet de genade Gods in zijn hart hebben. De zulken, nogthans , die uitgebreide begrippen voe. den, hebben, op eene redeneerkundige wijze, het Geloove befchreeven, in de volgende bewoordingen: 1. Het Geloove is eene toeftemming dat iets waar is , in gevolge van eene vaste overtuiginge, dat dc perfoon, die dc gebeurtenis of dc zaak verhaalt, niet konde liegen of onwaarheid als waarheid voordraagen. 2. Maar God is de Autheur der Godlijke Opcnbaaringe. 3- Der- De ;cnoT- iCHü :erk.  f92 GODSDIENSTIGE De SCHOT- «CHli KEK. K< 3. Derhalven is te gelooven, dat «het Oude en Nieuwe Testament waar is, het zaligmaakende Geloove. Het vijftiende Artikel heeft tot onderwerp de Bekeering, welke altijd moet uitmaaken een gedeelte van den Godsdienst, wanneer de menfehen gelooven dat zij zondaars zijn, Geene Christenen zijn 'er, voor zo veel wij weetcn, welke de leere aangaande de Bekcering lochenen ; zommigen alleen , van welke wij naderhand gelegenheid zullen hebben te fprceken, gelooven dat dezelve voortvloeit uit de vrijheid van 's menfehen wille ; terwijl het tegenwoordige Artikel beweert, dat dezelve wordt gewrogt door de Godlijke genade. Dc Arminiaanen zeggen, dat de Bekecring het geloove voorafgaat; doch de Kalvinisten houden ftaande, dat zij op hetzelve volgt. Het zestiende Artikel loopt over de goede Werken; dit mag met regt een Aanhangzel genaamd worden. Voorheen hebben wij reeds gemeld het Artikel, 't welk over de Heiligmaaking handelt. En, in den naam van het gezond Vcrftand! verwandelen niet de goede Werken, voortvloeiende uit het geloove in jezus christus, in Heiligmaaking? Wat is Heiligmaaking ? Is het niet het uitwerkzel van eiken ph'gt , voortvloeiende uit Euangelifcbe beginzels en gronden? Dc Engelfche Kerk heeft de goede Werken en dc Heiligmaaking behandeld als eene cn de zelfde zaak ; en wij durven vrij, moe.  GESCHIEDENIS. 193 inoedig ftaande houden, dat dezelve van een te fcheiden, weinig beter is dan uitzinnigheid. Wij moeten hier nevens voegen, dat de huichelaar zich bedient van het woord Heiligmaaking , terwijl de waare Christen roemt .in goede werken , zonder in dezelve zijn vertrouwen te ftellen. De volharding der Heiligen tot aan het einde, is het onderwerp , waar over het zeventiende Artikel handelt. Dit is een der grondwaarheden van het zamenftelzel , 't welk augustinus heeft ontworpen, en naderhand, door joannes kalvinus, tot een zamengefchakeld leerftelzel wierdt gevormd, 't Is zeker, dat wanneer wij in aanmerking neemen den tocftand der menschlijke natuure, den hoogmoed der menfehen, en hunne kwalijk gegronde verwagtingen , dit Artikel zal bevonden worden zwanger te gaan van gevaarlijke gevolgen. Dus kan het gebeuren , dat de mensch, die gelooft, niet te kunnen uitvallen van de Genade, overflaat tot die godsdienftige opgeblazenheid in zijne eigen bevattingen , dat hij de zedelijke pligten verwaarloost. Misfchien is deeze de grootfte dwaaling in de hedendaagfche Godgeleerdheid; en wij zouden het bijkans waagen om te beweeren, dat zij den grond tot misdaaden heeft geleid. Terwijl de menfehen op hunne hoede zijn, zal God met hun weezen ; maar wanneer zij zich zeiven in zor- VI. di*el. N ge- As SCHOT- SCHE KERK.  De schot- 6che Kerk. 194 GODSDIENSTIGE geloosheid den teugel vieren, zullen zij aan gevaar onderhevig zijn. Weinig meer in de bewoordingen is het onderwerp van het achttiende Artikel, dan eene herhaaling van het laatstvoorgaande. Het handelt over de verzekering der zaligheid. Wat ook de menfehen mogen gelooven, wat zij ook mogen omhelzen, als hunne eigen bijzondere gevoelens, zeer omzigtig behooren zij te werk te gaan in het gemeen maaken van dezelve aan anderen. Vraag eenen menfche, of hij van zijne zaligheid verzekerd zij, en, misfehien, zal de ftoutmoedigfle belijder van de hand wijze , het geeven van een bevestigend antwoord. Het negentiende Artikel heeft tot onderwerp de Wet Gods. Dit is zeer duidelijk en uitdrukkelijk. Het onderfcheidc de Wet Gods in verfcheiden deelen, en noemt, in de eerfte plaats, de wet, gemaakt met , of gegeeven , aan aoam, welke men doorgaans, hoewel zeer oneigenlijk, de Zedelijke wet genaamd heeft. Ten tweede , de Cerimoniccle of dienstplegtige wet, door welke, door middel van offeranden en andere veel betekenende fchaduwbeelden , de geheele Euangelifche Bedeeling wierdt aangekondigd. Ten derde, de fundamenteele of grondwet der Romeinen , welke haare betrekking hadt tot de veiligheid van burgerlijken eigendom , als mede op de behoudenis des leerais. Ten vierde, en eindelijk, de wet . van  GESCHIEDENIS, 195 van chrts rus, welke behelst alles, waar van in alle de voorgaanden is gebruik gemaakt. Het twintigjlc Artikel handelt over de Vrijheid van gevveeten. Met leedweezen moeten wij hier aanmerken , dat door dit geheele Artikel eene beftudeerde of voor overleide dubbelzinnigheid heerscht. 't Verdient onze opmerking, dat de Proteftantcn, geduurendc meer dan veertig jaaren naa de Hervorming, onverdraagzaame beginzels hebben gekoesterd. Bij eene oppervlakkige befchouwing van dit Artikel, zou het kunnen fchijnen, dat de opftcllers van hetzelve vrienden waren van kerkelijke en burgerlijke Vrijheid; doch iemand, die de dingen van nader bij befchouwt, kan, door zulke fchoonfchijnende voorwcndzels , niet bedroogen worden, 't Geheele Artikel wierdt opgefteld, door een zeer loos mensch, die niet geheel onbekend fchijnt geweest tc zijn met dc fchool van loijola. Over den Sabbat der Christenen , of den dag des Heeren, handelt het eenëntwintïgjie Artikel. Zeker is het, dat deeze pligt in de eerfte Christen Kerk onderhouden wierdt, uitgezonderd door die Christgeloovigcn , welke flaaven van Heidenfehe meesters waren. In dit Artikel worden de denkbeelden duidelijk uitgedrukt, en alle die pligtcn aangeweezen, die van den oprechten Christen moeten betragt worden. Zo veel is onbetwistbaar, dat indien de godsdienftige Xvaarneeming van N % den De schot- sche keur.  De SCHOTSC HE KERK. 196 GODSDIENSTIGE den Sabbat beter wierdt in agt genomen , dan beden ten dage gefchicdt , dezelve van veel diensts voor dc waereld in 't algemeen zou kunnen weezen. Een zeker hemelsch voorkoomen heeft het, dat de menfehen eenig gedeelte van hunnen tijd tot godsdienftige oogmerken afzonderen. Eén dag van de zeven wordt door de Mahometaancn, één door de Jooden , en één door de Christenen onderhouden. Het tweeè'ntwintigfte Artikel handelt over Eeden of Geloften. Ten deezen opzigte hebben de opftcliers zich zeer zorgvuldig gehouden aan den zin cn meening der Schriftuure. 't Is zeker , dat de wijze van zweeren, in Engeland gebruikelijk, niet influit of inboezemt die ontzagverwekkende vreeze , welke op de gemoederen des volks behoorde te rusten. Doch hier wordt de pligt op eene duidelijke, beknopte en bevattelijke wijze voorgedraagen. Het drieëntwintig fle Artikel, handelende over de burgerlijke Overheid, is zeer dubbelzinnig uitgedrukt, 't Is zeker,dat de zamenftelïers van dit Artikel begrippen voordraagen , welke door hun eigen bedrijf wederfproken wierden. Zij bevonden zich en leefden, in dien tijd, in eenen ftaat van oproerigheid ; cn , nogthans, drukken zij zich hier uit als gehoorzaame Onderdaanen. Het vierëntwintigfte Artikel heeft tot onderwerp het Huwelijk. Wanneer wij het geheele beloop van hetzelve in aan- mer-  GESCHIEDENIS. j97 merking neemen , zullen wij bevinden, dat het, in alle opzigtcn, beftaanbaar is met de zedelijke wet der natuure,en het Euangelium van christus. Men ontmoet hier eenige fterke uitdrukkingen tegen de lieden, welke den gehuwden ftaat veragten ; en, misfchien , zou het veel beter zijn, voor de menfehen der tegenwoordige eeuwe, indien zij naauwkcuriger agt gaven op dit gevoelen. Het vijfëntwiniigfte Artikel heeft tot onderwerp de Algemeene Kerk. In het weezen der zaak zelve ftemt het overeen met het Artikel der Engelfche Kerke , 't welk over het zelfde onderwerp handelt. Het verwerpt aanmatigingen van onfeilbaarheid, en verklaart den Pau? van Rome voor den Antichrist. Het beweert, dat christus het opperhoofd der Kerke is, in tcgenftelling van alle de zodanigen, welke zij Erastiaanen noemen, die deeze magt aan de burgerlijke Overheid toefch rijven. Het zesentwintig/Ie Artikel handelt over de gemeenfehap der Heiligen, als vereeniud met jezus christus, hun leevend opperhoofd. Dit is een gewigtig Artikel van het Christlijke Geloove, en in hetzelve wordt deeze leere duidelijk uitgedrukt en voorgedraagen. Zeker is het, dat alle Geloovigen op deeze aarde gezegd mogen worden tc lce. ven in eenen ftaat van gemeenfehap, even als kinderen van het zelfde huisgezin, en erfgenaamen van dezelfde naN 3 laa. De SCHOT- SC HE KERK,  De SCHGT- SCiïE kerk. i 1 ■ 198 GODSDIENSTIGE laarenfchap. Gelijk zij allen deel hebben aan de zelfde uitwerkzels van den zelfden dood van christus, cn allen zijne tegenvvoordighcid tot in Eeuwigheid zullen genieten, dus kan 'er niets noodziaklijker weezen, dan dat zij vcrecnigd zijn, of in gemeenfehap leeven. Het zeyenè'ntwintigfie Artikel betreft de Sak ramen ten; en hoewel de gevoelens van den perfoon, welke dit Artikel heeft opgcfteld, de zelfde zijn als die der Engelfche Kerke, hebben } cgter, de Westmunfterfche Godgeleerden zich met grooter naauwkeurigheid uitgedrukt. Even gelijk in de Engelfche Artikelen, wordt hier verklaard , dat 'er niet meer dan twee Sakramenten , en dat deeze flegts zigtbaare tekens van inwendige onzigtbaare Genade zijn. Het achtëntwintigfte Artikel handelt over den Doop. De Godgeleerden hebben, ten deezen opzigte, een middelweg gehouden tusfchen twee uiterfien. In dit Artikel wordt beweerd, dat het eene zwaare zonde is, den Doop uit te ftellen, sn nog zwaarder, dien te veragten; doch net afkeuring van de Roomschgezinde begrippen, zo wel als die door zommige Proteflantfehe Kerken omhelsd worden, ^e weeten, dat de Doop volftrekt nood. saaklijk is ter zaligheid. Het Avondmaal des Heeren is het onlerwerp van het negeriêntwintigfte Artitel. De zelfde gevoelens worden bier /oorgedraagen, welke de Engelfche Kerk ver-  GESCHIEDENI S. 190 verdeedigt; met dit onderfcheid, dat hier geene dubbelzinnigheid voorkoomt, wordende alles op de duidelijkfte wijze uitgedrukt. ^ Het dertigfte Artikel handelt over de Kerkelijke Tuchtigingen. Doch hier over zullen wij breeder fpreeken, wanneer wij handelen over de Tucht der Schotfche Kerke. Het eenëndertigjle Artikel heeft tot onderwerp, de Sijnoden of Kerkvergaderingen. En hier is bet noodig aan te merken , dat hoewel de Puriteinen het twintigfte Artikel der Engelfche Kerke veroordeelden , 't welk aan de Kerk de magt tocfchrijft om Kerkelijke gewoonten en plegtigheden in te voeren, wij,nogthans, het zelfde gevoelen hier vinden voorgefteld, cn, in de daad, met meerder dubbelzinnigheid, dan in de Artikelen der Engelfche Kerke. Het tweeëndertigfte Artikel betreft den ftaat der menfehen naa den dood, en de opftanding. In dit Artikel moet op twee zaaken noodwendig worden agt gepeeven. De eerfte is deeze, dat de opftellers van dit Artikel het denkbeeld verwerpen, volgens 't welk de zielen der menfehen fiaapen,van den tijd huns overlijdens tot aan de opftanding. Dit gevoelen wordt heden ten dage omhelsd van veelen onder de Engelfche Disfenters, die groote voorftanders fchijnen te weezen van vrijheid, en gefteld op nieuwigheden, N4 Dg De ;chot- iCHE  9.90 GODSDIENSTIGE De scuor- SC1IE KERK. De tweede zaak, welke, in dit Artikel, onze opmerking vordert, is, het algemeen gevoelen, dat de zielen der regtvaardigen, bij bunnen dood, ten hemel vaaren , en de zielen der booze menfehen nederdaalen ter helle. Grootlijks vordert het onze verwondering, dat iemand, welke het zestiende Hoofdftuk des Euangeliums van luk as heeft geleezen, immer zou overflaan tot het ongerijmd begrip, dat de zielen der menfehen, bij hun overlijden, ten hemel of ter helle vaaren. De eigen en uitgedrukte woorden van dat Hoofdftuk leeren , dat 'er twee ftanden zijn, de eene die der regtvaardigen, en de andere der boozen. De Heidenen, gelijk blijken kan uit het zesde Boek der Ene'ïde van virgilius, voedden dit denkbeeld; en christus geeft eene befchrijving van den afgefcheidenen ftaat , welke aanleiding geeft om te denken, dat de gelukzaligen en rampzaligen gelegenheid hadden om elkander te kunnen zien. Dit was het gevoelen der vroegfte Christen Kerke. Want, gelijk christus onze natuur hadt aangenomen , en hij zelve niet verheerlijkt wierdt, voor en aleer hij ten hemel was opgenomen, zo zal, diensvolgens, ook onze gelukzaligheid niet volkomen worden , tot dat onze lichaamen en zielen wederom zullen verëenigd zijn. Het drieëndertig/Ie en laatfte Artikel, handelt over het Algemeen Oordcel. Dit eene waarheid van den natuurlijken Gods-  GESCHIEDENIS. 201 Godsdienst, en wordt kragtdaadig bevestigd en verfterkt door de Godlijke Openbaaring. Het natuurlijk beginzel, op 't welk deeze waarheid rust, is de ongelijkheid der uitdeeiingen van regtvaardigheid en bermhartigheid in deeze waereld. Onze denkbeelden aangaande God, zijn, dat hij regtvaardig is, en dat hij, diens volgens, de deugd zal belooncn, en de ondeugd ftraffen. Terwijl nu de ondeugd dikmaals zegevierend hcerfchappij voert, en de deugd onderdrukt wordt , is het overeenkomftig met de Godlijke Eigcnfcbappen, dat God eenen dag van algemeene vergeldinge bepaalc. Ondertusfchen beeft dc Godlijke Openbaaring, ten opzigte van dit Artikel , ons niet in onzekerheid gelaaten : want christus zelve heeft ons verzekerd , te zullen koomen in heerlijkheid, om eenen iegelijk te vergelden naar zijne werken. En paulus, de groote Apostel der Heidenen, over dit onderwerp fpreekende, in het Gcrigtshof van den Areopagus, zeide: God heeft eenen dag vastgefteld, op welken hij den Aardbodem regtvaardiglijk zal oordeelen, hand. XVII. 32. Deeze is de hoofdzaaklijke inhoud van de Artikelen der Geloofsbelijdenisfe , opgefteid door het gezelfchap der Godgeleerden , in de Westmunfterfche Vergadering, en heden ten dage van de Schotfche Kerk aangenomen. Zeker is bet, 'dat in deeze Geloofsbelijdenis begreepen N 5 is De schot» sc HE këh.k.  2os GODSDIENSTIGE Be SCHOT- SCHE KERK. 1 ( I 1 \ is een volkomen en geregeld zamenftelzel der begrippen van den H. augustinus, en der lcerftellingen van joannes kalvinus. Niet minder zeker is het, dat in dezelve voorkoomen eenige gevoelens, welke niet bekend wierden in de Christlijke Kerk vóór de Vierde Eeuw. Met opzigt tot de burgerlijke Overheid behelst deeze Geloofsbelijdenis eene vooroverleide , of liever , eene gedwongene dubbelzinnigheid; doch de reden bier van moet gezogt worden in den fmark en de geaartheid der eeuwe , in welke zij wierdt zamengefteld. Naa dat de Artikelen ontworpen en in orde gebragt waren, wierdt een afichrift van dezelve , in een fierlijken band gebonden , in bewaaring weggeleid in de Kapél van Hendrik den VII, te Westmunfter; de leden der beide Huizen gaven hier hunne toeftemming aan dezelve : want het Parlement was, op dien tijd, zonder Koning. Het Parlement van Schotland bekragtigde deeze Geloofsbelijdenis , in den jaare 1649; doch, bij dc hcrftelling van ka rel den II, wierdt dj afgefchaft. Naderhand, egter, in den aare 1690 , wierdt deeze Gcloofsleuze ran nieuws aangenomen , en verklaard te •lehelzen de fundamenteelc waarheden van len Godsdienst in de Schotfche Kerk; en egenwoordig moet elk Hoogleeraar aan de Jniverfiteiten, elk Proeveling, en ieder \eeraar , voor dat hij bevestigd worde, de.  GESCHIEDENIS. 203 dezelve ondertekenen. De burgerlijke Overheden, nogthans, zijn daaraan niet verbonden. De Schotfche Kerk heeft twee Katechismusfen, beiden in den zelfden fmaak opgefteld; met dit onderfcheid alleen, in dei bedoeling, dat de eene gcleczen, en de andere moet van buiten geleerd worden. Beide Katecbismusfen zijn ingericht volgens een geregelder ontwerp, dan 'er, mislchien , tot nog toe een opftel van diergelijken aart bekend is. Zij zijn verdeeld in drie Deelcn. Plet eerfte Deel bevat de leeringen , welke de Schriftuure ons gebiedt aangaande God te gelooven. Het tweede Deel behelst een berigt wegens de pligten, welke God van de menfehen vordert. — Het derde Deel wijst, aan al dat geen , waar op de Kerken behooren agt tc geeven. De kleine Katechismus der Schotfche Kerke, is een der voortrcffelijkfte Kortbegrippen van Kalvinistifche Godgeleerdheid , welke ooit gefchreeven wierden. De gevoelens zijn duidelijk voorgefteld; de taal is mannelijk, hoewel geé'venredigd en gefchikt naar de geringde vatbaarheden ; en de leerftellingen zijn van dien aart, dat zij doorgaans uit de Schriftuure kunnen bcweezen worden. De Vraagen worden zo duidelijk en bevattelijk voorgefteld, dat de geringfte verftanden met kleine moeite daar op kunnen antwoorden ; en zij zijn zo naauw aan elkander verbonden , dat zij de gedaante vertoo- nen De SCHOT- SCHE KERK.  De SCUOT- SCHE J(ERK. I 1 t 204 GODSDIENSTIGE nen van zo veele fchakels van een groot keten. Naa dus veel gezegd te hebben van de fundamenteele Artikelen van den Godsdienst der Schotfche Kerke, zullen wij ons thans bevlijtigen om den Leczer een denk. beeld té geeven van den tegenwoordigen Haat dier Kerke, in alle haare onderfcheidene deelen. In de eerfte plaats zullen wij fpreeken van de Kerkelijke Regeeringe. Zedert het tijdftip der Revolutie, tot op den huldigen dag, wordt de Kerk van Schotland beftuurd op de volgende wijze. In ieder Gemeente ftaat ten minfte één Leeraar, en zomtijds twee; doch overal, daar meer Leeraars zijn dan één, hebben allen, egter, eene even groote magt: want, in de Schotjehe Kerk, heeft de eene Leeraar geene magt of gezag over den anderen. J3eialven den Leeraar, worden, in ieder Gemeente, eenige eerwaardige mannen genoemd, Ouderlingen genaamd. Het ge:al -deezer Ouderlingen is grooter of kleiner, naar gelange van de uitgeftrektheid Ier Gemeente. Op eene ftaatelijke wijze vorden zij geordend, of bevestigd, voor mn leeven. Hun werk is, dc kranken ;e bezoeken , en , in de afweezighcid der .eeraars, met hun te bidden; zorge te iraagen dat de Ouders hunne kinders op ■ene betaamelijke wijze opvoeden; onder, :oek te doen na alle aanftootelijke cn on:hriütlijke bedrijven , en daar van verfla°c doen aan den Kerkcraad. De  GESCHIEDENIS. 205 De Kerkeraad beftaat uit den Leeraar en de Ouderlingen. Dezelve vergadert. ten minfte eenmaal 's weeks, en wel, ten 1 platten lande, doorgaans op Zondag,J naa de openbaare Godsdienstoeffening. Deeze Vergadering doet onderzoek omtrent de klagten tegen de leden der Gemeente. Indien deeze klagten hoererij of overfpel betreffen , worden hun de volgende ftraffen opgeleid. In ieder Kerk ftaat een zitplaats of geftoelte, in een in 't oogloopende gedeelte van het gebouw; hier moet de misdaadige drie agtereenvolgende Zondagen zitten, en telkens door den Leeraar openlijk beftraft worden. Doch van dit vonnis mag de overtrecder zich beroepen op de Klasfis, van welke wij ftraks zullen fpreeken. De laagfte rang van Kerkendienaarcn, in de Schotfche Kerk, beftaat uit de Diakenen. Deeze, even gelijl: de Ouderlingen , zijn in getal evenredig aan de talrijkheid van de leden der Gemeente. Zij worden altoos gekoozen uit het midden van deftige en geagte huisvaders. Hun beroep brengt mede, onderzoek te doen na den toeftand der behoeftige ledemaaten , en hun de aalmoezen der Gemeente te laaten toekoomen. Doch zij hebben het regt niet om zitting te neemen in Kerkelijke vierfchaaren. Het Presbijterium of de Klasfis beftaat uit de Leeraars eener zekere landftreeke, welke, naar de gelegenheid des gewests, mag bevatten van tien tot zestien Ge- ir.ee n- De ;ghot* CUE Ui UK.  De 5CH0T- SCHE KERK. ao6* GODSDIENSTIGE meenten. Uit ieder Gemeente verfchijnt, in deeze zamenkomst, zo wel een Ouderling, als een Leeraar. Zij vergaderen om de zes weeken. Zij ontvangen de bcroe' pingen van de Kerkeraaden, en verkiezen, uit het midden hunner, Leeraars, welke op de Algemeene Vergadering hunne perfoonen verbeelden. Van de Klasfis ftaat de beroeping open op de Sijnode; deeze is zamengefteld uit alle de leden van drie of vier Klasfisfen. Tweemaalen in 't jaar koomen zij te zamen, om herziening te doen van de handelingen der Klasfikaale Vergaderinge. In beide deeze zamenkomften, wordt de Prefident,of ,zo als hij hier genoemd wordt, de Moderator , altijd verkooren uit het midden der Leeraaren. Hij ftclt de zaaken voor en neemt de ftemmen op. Zo wel in de Klasfikaale als Sijnodaale Vergaderingen, hebben deProkureurs vrijheid om te pleiten. In rang en aanzien munt boven alle deeze uit, de Algemeene Vergadering, wel-" ke , in een eigenlijken zin gefproken , mag genaamd worden het Parlement der Schotfche Kerke. Deeze hoogc Kerkvergadering beftaat uit driehonderdvijfenveertig leden , zijnde gedeeltelijk Leeraars en Ouderlingen , gedeeltelijk Afgevaardigden der Univerfiteiten. Zints 'de Revolutie heeft zij telkens jaarlijks haare zitting gehouden te Edenburg, in de laatfte weck van Bloeimaand. De Koning zendt derwaarts eenen Gelastigde, welke zij-  GESCHIEDENIS. 207 zijnen perfoon vertegenwoordigt. Bij de aankomst van deezen Gelastigde te Edenburg , begeeft hij zich,in ftaatelijken optogt, na de Hooge Kerk , alwaar eene Leerrede wordt gedaan door den Voorzitter, of Moderator, van het jongstverloopene jaar. Den Godlijken openbaaren Eerdienst verrigt zijnde, begeeft zich de Vergadering na een Vleugel, behoorende tot de Kerk, alwaar een throon ftaat, overdekt met karmozijn fluweel. Op deezen throon neemt de Gelastigde zijne plaats, en drie treden laager de Voorzitter van het naastverloopene jaar; nevens eenen Klerk, of Schrijver, die altoos een Leeraar is, aan eene tafel voorden throon. De Koninklijke Gelastigde, die, geduurende zijneamptsverrigting, den tijtel van zijne Genade voert, ontvangt zijnen Lastbrief uit handen des Stafdraagers, en overhandigt dien aan den Moderator, welke hem voorts aan den Klerk, of Schrijver, overreikt. Hier naa leest de Klerk den Lastbrief voor, eerst in dc Latijnfche, en vervolgens in de Engelfche taaie. Altoos loopt dezelve in den volgenden zin. Hij begint met eene betuiging van zijner Majefteits liefde en hoogagtinge voor de Kerk van Schotland; cn erkent de gunften, welke zijn geflagt van die Kerk ontvangen heeft. Hier op volgt eene vermaaning aan die Kerk , om de belangen van waarheid en deugd voort te planten , en bekwaame Leeraars te zenden onder de arme Hooglanders , opdat zij, als nutte leden der za- De SCHOT- SCHE KERK.  208 GODSDIENSTIGE De 5CHOT- Sf'HF. KEIIK. zamenleevinge , mogen opgeleid worden tot de vreeze des Heeren. Den Lastbrief geleezen en te boek gefteld zijnde, worden 'er twee Kandidaaten voorgefteld, die na den post van Moderator dingen; de verkiezing gefchiedt bij meerderheid van ftcmmen. Straks neemt de nieuwe Moderator zijne plaats in bet geftoelte , en opent de Vergadering met een gebed. Terftond naa het gebed, doet de Koninklijke Gelastigde eene aanfpraak van den throon, waar in bij een berigt geeft van den toeftand der Natie , vrede en eensgezindheid aan de Vergadering aanprijst, en zijn genoegen betuigt over de eere van den perfoon zijner Majefteit te mogen vertegenwoordigen, in eene zo geleerde en eerwaardige Vergadering. Thans vertrekt hij. De eerfte zaak , welke de Vergadering bij de hand neemt, is, het opftellen van een Adres aan zijne Majefteit , 't welk ter hand gefteld wordt aan den Gelastigde, die het voorts behandigt aan den Geheimfchrijver van Staat. Vervolgens maakt zij gereed een Ontvangbrief op de Exchequer , om te betaalen duizend ponden fterlings , ter onderfteuninge der Armenfchoolen in de Hooglanden. Hierop de Afgevaardigden verkoozen zijnde, loopt doorgaans bet werk van den cerftcn dag hier mede ten einde. Den volgenden dag neemen zij zulke zaaken bij de hand, welke, in het naastvoorgaande jaar , onafgedaan gelaaten waren. Ieder lid heeft vrijheid om over de  GESCHIEDENIS. 209 de voorgeftelde zaak zijn gevoelen te zeggen. Regtsgeleerden, alle welken, egter, Advokaaten zijn moeten, mogen, in deeze Vergadering, in alle betwiste ftukken pleiten. Gegrond is, derhalven, het zeggen van een geleerd' Schrijver, dat de Algemeene Vergadering der Schotfche Kerke een oefFenfchool van wclfpreekendheid is. Zo dikmaals hij het goedvindt, mag de Koninklijke Gelastigde in de Vergadering verfchijnen; doch hij mag geen deel neemen in haare gefchilvoeringen; zelfheeft hij geene Item. De zaaken, voor de Vergadering hangende, zijn, beroepingen op dezelve of oorfpronklijke regtsgedingen, welke gevorderd worden door middel van dagvaardingen.Van verfchillenden aart zijn de beroepingen , en onder dezelve eenigcn , welke voor de Kerkeraaden, Klasfen en Sijnoden reeds gediend hebben. Van meerdere aangelegenheid zijn de oorfpronklijke regtsgedingen, en hebben, voor het meerendeel, hun opzigt op de aanftelling van Leeraaren. Zints den tijd der Hervorminge, tot in den jaare 1649, hadden Kerkelijke Patrooncn het regt van begeevinge van opengevallene beroepen; doch, zints dien tijd tot de Herftelling, wierden de Leeraars door het volk verkoozen. Geduurendc het tijdverloop tusfchen de Hcrftelling en de Revolutie, wierdt het regt van Patroonfchap in zijne oude gedaante herfteld; doch, ten tijde der Revolutie , toen de Presbijteriaanerij her- VI. deel. O Held De SC HOT* SCHE KERK.  2to GODSDIENSTIGE De 8CH0T- SCHIi keük. fteld wierdt, in den jaare 1690, wierdt het regt van Patroonfchap afgefchaft. Ten tijde der Vereeniginge [van de twee Koninkrijken Engeland en Schotland,, ] wierdt 'er bevel gegeeven, dat de vastftelling , bij de Revolutie gemaakt , zou voortduuren. Doch de Whigs, door hunne eerzucht, hoogmoed en gierigheid, alle aanfpraak op de Koninklijke gunst verbeurd hebbende , veranderde Koningin axna, in den jaare 17 ro, haar Ministerie , en verkoos zulke perfoonen, welke toenmaals den naam voerden van Hooge-Kerkgezinden. Deeze luiden haatten de Kerk en het volk van Schotland, niet alleen uit hoofde van de eenvoudigheid van hunnen Godsdienst , maar ook omdat zij zich bevlijtigden om te doen, al wat zij konden , om het Pausdom te onderdrukken, en het tegenwoordige Huis van Hanover tot den throon te brengen. Om, derhal ven, den fakobitifchen Aan-, hang te behaagen, en de leden der Schotfche Kerke te zarren , wierdt 'er eene Bill ingeleverd in het Parlement , om het regt van Patroonfchap te hcrftellcn. Ecnigen der Schotfche leden verklaarden zich tegen deeze Bill, als grondig overtuigd zijnde, welke hcillooze gevolgen dezelve zou te wege brengen, door bet volk tot opftand te lokken en den Godsdienst tc onteeren. Anderen, nogthans, hadden meer eigenbaatige oogmerken. En, wat aangaat de Engelfche leden , deeze bekommerden zich deswegen niet: de Bill wierdt,  GESCHIEDENIS, üii wierdt, derhalven, met kleine tegenkanting, aangenomen. Onmogelijk is het te bcfchrijven, hoe groot een misnoegen 'er ontftondt, onder alle rangen van menfehen in Schotland, ten tijde als deeze Akte wierdt werkftellig gemaakt. Dit niettegenftaande moeten wij hier aantekenen , tot iroem en eere van den Schotfchen Adel, dat 'er veele jaaren verliepen, eer zij zich bedienden van het voorregt, welk hun bij deeze Bill gegeeven wierdt. Naa verloop van jaaren , egter, bedienden zij 'er zich van; en dit veroorzaakte veel kwaads. Prijswaardig, in de daad , was , ondertusfehen , het gedrag der Schotfche Kerke , bij deeze gelegenheden. De Patroon moet den Kandidaat aan de Prcsbijteriën of Klasfen voordraagen, binnen den tijd van zes maanden; indien zij hem niet behoorlijk bevoegd oordeelen, mogen zij hem afwijzen. Wanneer zij, integendeel, hem behoorlijk bevoegd agten , doch , ten zelfden tijde, redenen meenen te hebben dat hij niet aangenaam zijn zal bij de Gemeente, zo dat zijn dienstwerk vrugteloos zou worden , doen zij alles wat zij kunnen, om den Patroon te beweegen om eenen anderen te zenden, die, waarfchijnlijk, nutter zijn zal. Ja, in zommige gevallen , zullen de Klasfen haare vertoogen en tegenbedenkingen fchriftlijk inbrengen , cn weigeren tot de Bevestiging over te gaan. Dit veroorzaakt eene menigte beroepingen .op d£ O 2 Al Dg SCHOT- SCHE KERK.  212 GODSDIENSTIGE De SCHOTSC HR KtltK. Algemeene Vergadering , van wier uitfpraaken , nogthans, geene hooger beroeping openflaat. Behalven de Algemeene Vergadering, is 'er eene andere , welke met regt den naam mag voeren van den Geheimen Raad der Schotfche Kerke: om reden dat dezelve is zamengeileld uit eenige weinige Afgevaardigden, welke de zaaken in orde brengen, die voor de volgende Vergadering moeten gebragt worden. Nogthans hebben zij het gezag niet, om op hunnen éigen naam befluitcn te vervaardigen , maar kunnen alleenlijk gefchriftcn opftelicn , en onderzoek doen , of de Klasfen gehoorzaamd hebben aan de bevelen der Algemeene Vergaderinge. Deeze Vergadering draagt den naam van de Commisfie der Vergaderinge, en houdt haare zamenkomllen te Edenburg , zo dikmaals zij het goedvindt: want zij zijn aan geen vasten tijd verbonden. Voornaamlijk beftaat zij uit zulke mannen, welke meest vermaard zün om hunne geleerdheid , wijsheid , godsvrugt en foortgelijke andere hoedanigheden , welke hen meest in Haat Hellen ter voldoeninge van alle dicpligten, welke op hun rusten , als Vaders en Schutsheeren der vastgeftclde Kerke. Weinige verzoekingen vertoonen zich aan de jonge Schotfche Geestlijken , welke hunne Eerzucht kunnen bekooren; uitgezonderd dat één zeer hartftreelend voorwerp , zich te benaarftigen om de harten hunner Toehoorderen te winnen. Naa  GESCHIEDENIS. 213 Naa dat de jongelingen den loop hunner Letteroefeningen aan de Univerfiteit voleindigd hebben, worden zij ondervraagd: door de Klasfen van het gewest, binnen 't welk zij gebooren wierden. Dit gefchiede op de volgende wijze. De Kandidaat, of Proponent, naa eene Thëfis , of Hoofftuk der Godgeleerdheid, overdagt te hebben, levert eene oordeelkundige verklaaring van dezelve over, en antwoordt op alle de tegenwerpingen, welke doorgaans daar tegen worden ingebragt, Vervolgens levert hij in , eene Latijnfche Verhandeling, over eenen der Hebreeuwfche Pfalmen : waar naa hij, op den naast volgenden dag, een Vertoog in 't Engelsen voorleest, bij wijze van eene Leerrede, zo wel van een oordeelkundigen aart, als ter betragtinge dienende. Verfcheiden dagen duuren deeze ondervraagingen. Op den laatften dag gefehiedt het groote Proefonderzoek, in 't welk ieder Leeraar regt heeft om eene vraag voor te Hellen, die hij wil. Indien zijne antwoorden voor voldoende gehouden worden , ontvangt de Kandidaat een Verlofbrief , om te mogen prediken in alle Kerken van Schotland, daar hij verzogt wordt. Doch de Sakramenten mag hij niet bedienen , voor en aleer hij bevestigd zij; en hij mag niet bevestigd worden , voor dat hem een beroep is voorgedraagen. Wanneer een Leeraar fterft, of wan-' neer een Leeraar van de ccne Gemeente O 3 na De 5CHOT- iCUG KERK.  214 GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCUE KER.K. ra eene andere wordt beroepen, vergadert de Klasfis van den Ring, in welken de Gemeente zich bevindt ; zij benoemt iemand uit het midden haarer leden, om eenmaal voor die Gemeente te prediken; deeze Leeraar plakt een gefchrift aan de Kerkdeur, waarop gefchreeven ftaat, dat die Gemeente zonder Leeraar is. Indien de Patroon, binnen het tijdverloop van zes maanden,geenen nieuwen Leeraar voor* dtaage , vervalt het beroep aan de Klasfis ; doch, in dusdanig een geval, ftaat zij altoos haar regt af aan de Gemeente, Wanneer iemand deezer Kandidaaten voorgefteld of verkoozen wordt, moet hij in de volgende Vergadering van de Klasfis verfchijncn; hier moet hij een tweede onderzoek ondergaan, en verrigt hij de zelfde dingen als in de eerfte ondervraaging, Daarenboven moet hij inbrengen een Getuigfehrift van zijn zedelijk gedrag: waar naa een lid van de Klasfis met hem na de Kerkdeur treedt , daar hij een papier voorleest, 't welk hij aan de deur vastmaakt , inhoudende, dat indien iemand, binnen den tijd iran tweeenveertig dagen, eenige bezwaarnis tegen hem kan inbrengen, hij voor de Vergadering verfchijnen en zijne befchuldiging kan goed maaken; zullende men , bij ontftentenis hier van , tot de Bevestiging overgaan. Indien 'er geene bezwaarnisfen inkoomen, vergadert de Klasfis in de Kerk, daar de Kandidaat moet bevestigd worden. Een derLeeraaren cjoet eene Leerrede, over  GESCHIEDENIS. 215 over de natuur en pligten van het Leer- aararapt, en een ander over de noodzaaklijkheid en regelmaatigheid der Bevestiginge. Thans doet de Kandidaat zijne Geloofsbelijdenis, behelzende zijne begrippen over de voornaamtte hoofdftukken der Godgeleerdheid. Vervolgens verklaart hij, niets te zullen leercn, 't welk onbefhanbaar is met de fPeHmunfterfche Gcloofsbelijdenisfe , en ondertekent dezelve, met dc kragt van eenen Eed, in een Boek, 't welk ten dien einde wordt gehouden. Een der Lceraarcn doet het gebed; en de Kandidaat nederkniclende , in 't midden der Vergaderinge, leggen alle de leden van de Klasfis hem de handen op het hoofd. De Moderator , of Voorzitter, verwittigt hem dat hij geordend of bevestigd is tot het werk der bedieninge: waar naa zij allen hem dc rechterhand van gemeenfehap als eenen broeder geeven. Dit gedeelte der plegtige verrigtinge wordt gevolgd van liet zingen van een Lied of Pfalm door de Vergadering; waar naa de Moderator op den Predikftoel klimt, en eene aanfpraak doet aan den thans bevestigden Leeraar, hem vermaanende om te overdenken , hoedanig eenen last hij op zijne fchouders gelaaden hebbc ; liefhebbende en hartlij k genegen te zijn jegens zijne Gemeente; dezelve niet kwel-» lende of ontrustende door nieuwe leerftellingcn, maar inprentende de vaste O 4 waar- De SCIIOTSCIIEK li II K.  2-i6 GODSDIENSTIGE De SCHOTSC HE Kerk. waarheden des Euangeliums, en zo wel door zijn voorbeeld , als door zijne leere te ftigten ; naauwe agt tc geeven op de onderwijzing van de jeugd; de hoogbejaarden cn dc zwakken tc bezoeken; omzigtig te zijn in het verkiezen en houden van gezelfchap , opdat hij niet eenen blaam verfpreide over zijnen ftand en karakter. Hij moet zich zeiven aanmerken, alsof hij aan zijne Gemeente gehuwd ware, en als een genegen Vader, een liefhebbend echtgenoot of een getrouw Herder , zich, in alle geoorlofde zaaken, jegens eenen iegelijk zodanig te gedraagen, dat hij zijne ledemaaten moge opleiden, in de vreeze en den dienst van God, cn hen alzo voorbereiden tot de eeuwigduurende gelukzaligheid. Verder moet hij hem onder 't oog brengen, dat hij in vrede cn eensgezindheid moet leeven met zijne broeders , de Geestlijken, en eene voegzaame gehoorzaamheid betooncn aan alle de inzettingen der Kerke. Van den anderen kant, moet hij de Gemeente venmanen, haaren Leeraar te befchouwen , als door de Godlijke Voorzienigheid over haar gefteld, overeenkomftig met het ontwerp cn de bedeeling des Euangeliums, en agt te geeven op zijn dienstwerk, even als ware hij iemand, die van God gezonden was. Geenzins is dit eene vermetele uitdrukking. Want al wat gefchiedt overeenkomftig met hetgeen in Gods Woord wordt bevolen , mag met regt  GESCHIEDENIS. 217 regt gezegd worden van God te koomen. Ieder Leeraar onder het Nieuwe Verbond , indien hij wettig bevestigd zij, hoewel, misfchicn, onder verfchilJende gedaanten, koomt aldus van God; en hoe liegt naderhand zijn leevensgedrag ook zijn moge , dit, nogthans, heeft geen nadceligen invloed op de genadegiften, welke God, in gevolge van zijne bedieninge, wil fchenken aan die perfoonen , welke nimmer den inval kreegen om hem als een huichelaar te befchouwen. Der Gemeente moet onder 't oog gebragt worden, dat zij verpligt is, zijne onderwijzingen met hart lijk heid aan te neemen; nederig en zagtmocdig te zijn ; zich met hem in geenerhande twistredenen te begecven, maar hem aan te merken,niet alleen als een mensch, die nevens hun de zelfde driften heeft, maar ook als iemand, welke rekenfchap van zijn gedrag zal moeten geeven voor den Rechteritoel van CH iustus. De volgende bijzonderheid, welke in de Schotfche Kerk onze opmerking vordert , is , haare Eerdienst. Boven hebben wij reeds aangemerkt, dat, zints de Hervorming tot op de Revolutie, in denzelven geringe verandering is voorgevallen. Hoewel de Kerkelijke Regcering in Schotland, in het tijdverloop tusfchen de Kerkhervorming cn dc Weslmunflerfche Vergadering, in den jaare 1645, menigvuldige veranderingen heeft ondergaan, gebeurde 'er, nogthans, tot op dat tijdftip, O 5 in Da SCHOT* ïC Hli KliRK.  ai8 GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCHE JSBK.K. in den Eerdienst, niets van deezen aart, Want de zotte onderneeming, om de Liturgie in te voeren, was, in haaren eigen aart , oogenblikkelijk , doch geducht in haare uitwerkzels. Wij hebben reeds een berigt gegeeven aangaande de wijze, op welke het Schotfche Volk den Allerhoogften in het openbaar diende en vereerde, tot op den tijd der Revolutie. Zedert dien tijd zijn 'er geene weezcnlijke veranderingen daar in voorgevallen: want, hoewel de Schotten geene Liturgie hebben, kan het, egter, met reden van hun gezegd worden, dat, volgens het bevel des Apostels, alle dingen onder hen betaamelijk en met orde geichieden, Altoos begint de Dienst met het zingen van Pfalmen ; zomtijds leest de Dienaar den Pfalm, voor dat hij gezongen wordt; doch, in zommige Vergaderingen, wordt; hij geleezen door den Klerk, welken zij, in den ouden ftijl, den Voorzanger noemen. Naa het zingen van den Pfalm, verzoekt de Leeraar aan de Gemeente , zich met hem te vereenigen in gebeden cn fmeekingen. Zelden duurt dit gebed langer dan tien minuten. Nooit, misfehien, behoorde een gebed langer tc zijn, 't en zij de menfehen ten oogmerke hebben , een jjdel verhaal van woorden te gebruiken: 't welk, door den Heere jezus christus, uitdrukkelijk is verbooden. Het Gebed geëindigd zijnde , leest da Leer-  GESCHIEDENIS. 219 Leeraar een gedeelte van een Hoofdftuk der H. Schriftuure, en draagt vervolgens , op ieder vers , eenige aanmerkingen voor. Dit wordt de Voorleezing genaamd , en duurt doorgaans een half uur, Misfchicn kan 'er geen gefchikter hulpmiddel worden uitgedagt, om de Christenen te onderwijzen in de beginzels en waarheden des Christlijken Godsdiensts; en het moet hier aan worden toegefchrecven, dat de Schotten in de kennis van den Godsdienst beter bedreeven zijn , dan eenige andere volken van den aardbodem, Doorgaans verkiest een jong Leeraar in Schotland, ten boven gcmelden oogmerke , het een of ander Boek der Schriftuure , naar welgevallen ; zomtijds begint hij met het Euangclium van maïtheüs , en doorloopt vervolgens het geheele Nieuwe Testament. In 't algemeen genomen , houdt hij zich niet verder op met oordeelkundige aanmerkingen, dan noodig is, ter opheldcringc van zodanige plaatzen, welke duister zijn voor. dc toehoorders , of om licht te verfpreiden over de onderwerpen, in welke zij niet kundig genoeg zijn. Doch de werk, daadige of zedekundige aanmerkinger overtreffen in nuttigheid alles , wat ir ecnig zamenftelzel van openbaare dienst betooninge door dc Wet is vastge fteld: want door deeze worden de men fchen onderweezen , wat gebruik zij moe ten maaken van de 'gewijde Schriften cn door de voorgehoudene bedenkingei mc De sc h o x- SCHlï. t > 1 C  aao GODSDIENSTIGE De 6CH0T- gCHK KERK. met-zich na huis te draagen, en dezelve aan hunne kinderen te herhaalen, worden deeze, om zo te fpreeken, opgevoed in de kweekfchool der genade. Zo ras de voorleezing is geëindigd, worden 'er twee of drie verzen gezongen; waar naa de Leeraar een kort gebed doet. Thans begint de eigenlijk zo genaamde Leerrede, die zelden langer duurt, dan een half uur. Deeze Leerrede beftaat: Vooreerst, uit eene aanwijzing van den zamenhang, en eene verklaaring van den zin van den Text; — ten tweede, eene leerftellige voordragt, uit de Testwoorden zelve ontleend; — ten derde, eene opheldering van de Leere, in eenige weinige bekende algemeene waarheden ; wordende alles befiooten met eenige korte zedelijke en toepasfelijke gevolgtrekkingen. Naa het eindigen van de Leerrede, doet de Leeraar een gebed voor den toeftan d der geheele waereld ; waar naa eenige verzen van eenen Pfalm worden gezongen. Alles wordt befiooten, en dc Vergadering fcheidt, met het uitfprecken van den zegen. Zodanig is het gewoone beloop van den Voormiddag-dienst : die van den naamiddag duurt gemeenlijk flegts half zo lang , omdat men dan geene Voorleezing houdt, In zommige der afgelegenfte oorden ten platten lande , alwaar de Leeraars ijveriger zijn in het waarneemen van hunne amptsverrigtingen , dan in de groote lieden, wordt de Gemeente ten derde maai  GESCHIEDENIS. 2iï maal zamen geroepen, geduurende het zomer faifoen. Dit gefchiedt om voor haar te herhaalen de vobrnaamfte hoofdftukken cn bijzonderheden, welke op dien dag zijn verhandeld. Hier door wordt de Gemeente in ftaat gefteld om zich bijkans alles te herinneren, wat zij op dien dag gehoord heeft. Thans gaan wij over tot de aanwijzing van de bedieninge van den Doop. Doch hier omtrent hebben wij geene bijzonderheden te voegen bij de geene , welke wij boven , in de opgave van den Wegwijzer, reeds vermeld hebben. — Ten aanzien van de bedieninge van het Sakrament des Heiligen Avondmaals, zijn de Schotten eenigzins afgewceken van de regels, i'q dat kort begrip voorgefteld. Op boedanig eene wijze deeze toedecling, volgens het voorfchrift van den Wegwijzer, moet gefchieden, hebben wij boven reeds aangetekend. Doch de veelvuldige herhaaling deezer bedieninge, welke, volgens de Conftitutie der Schotfche Kerke, flegts viermaalen 's jaars moest gefchieden , wierdt , door veelen van de ijverigften onder de Geestlijkheid, naa de Revolutie, aangemerkt als hoonende voor hunne Orde, door de ftaatclijkheid eenigzins te verminderen, welke zij befchouwden als onaffcheidbaar verknogt aan de Kerkelijke Order. Geduurende de hevige vervolging, wel. ke in Schotland voorviel , onder de Re. geering van Koning ka rel den II wier. De SCIIQT- SCIIE KERK-  De SCHOT- SCHE Kr.KIv. 222 GODSDIENSTIGE wierden de Presbijteriaanfche Leeraars veelal verdreeven. Toen vergaderden zij in bosfchen , of op bergen ; en hunne Leerredenen beftonden voornaamlijk uit fcheldnaam op de burgerlijke Regeering en de Bisfchoppen. Zij ondervonden, dat het bekwaamfte middel, om de driften des volks gaande te maaken, was, het Avondmaal zo zeldzaam als moge. gelijk was te vieren , en ecnigermaate in den finaak der Roomfche Ommegangen 'om alzo de leden der Gemeente, wat de gefteldheid hunner gewcetens aanbelandt in eenen ftaat van flaavernije te houden. Dc oude zuurdcesfem der bygeloovi'i-heid gistte nog in de gemoederen dier Lceraaren, welke de eerfte algemeene Vergadering der Schotfche Kerk , naa de Revolutie, uitmaakten. Zij waren lieden van geringe kennisfe, van eene fombere o-e. aartheid ; en hun geheele gedrag wierdt gekenmerkt door een foort van gevoelloozc onaandoenlijkheid. Hierom°ftelden zij voor, dat het bekwaamfte middel, om het volk in onderdaanigheid te houden zijn zou, hunne plegtige gelegenheden' zo als zij dezelve noemden , zo menigvuldig te maaken, als mogelijk zijn zou. Dicnsvolgens beraamden z'rj een nieuw ontwerp van de bedieninge van het Sakrament des Heiligen Avondmaals; hoewel dit ontwerp nimmer , door de handelingen hunner Vergaderinge , als eene Wet wierdt vastgefteld, kwam het,egter, in  GESCHIEDENIS. 223 in gebruik: met eenige kleine veranderingen heeft men het zedert in Schotland behouden, tot op den huidigen dag. Hoofdzaaklijk koomt het hier op uit. Twee Zondagen, vóór dat het Bondteken zal bediend worden , geeven de Leeraars daar van berigt aan de Gemeente; en de Ouderlingen der Vergaderinge moeten aan dezelven verflag doen aangaande de gefteldheid van het zedelijk gedrag der ledemaaten , opdat de gewijde inzettingen niet ontheiligd worden. Op den Donderdag vóór den dag des Avondmaals , vergaderen vijf of zes Leeraars in de Kerk; en de dag wordt als een Vastendag onderhouden. Daarenboven koomen de inwooners van verfcheiden naastgelegene Kerspel insgelijks te zamen, en 'er worden Leerredenen gedaan, niet alleen in de Kerk, maar ook in eene Tent op het Kerkhof, cn zomwijlcn in een naastgelegen veld opgeflagen. Dc menigte volks, welke, bij deeze gelegenheden, te zamen koomt , gaat bijkans het geloof te boven; en 't is niet ongemeen dat de dus zamen vergaderden , even gelijk de bedevaartgangers te Loretto , pleifierpartijen aanrichten. De Vrijdag is eene foort van tusfehenof rustdag. De zulken, die in het Kerspel zelve, of niet verre van daar, woonen, keeren dan na hunne huizen; doch de zodanigen , welke zestien , twintig of dertig mijlen van daar hunne wooningen hebben, geneeren zich zo lang in de boeren- De SCHOT» SCHË KERK.  524 GODSDIENSTIGE De SCHOT- SCHIÏ KEK-K, renhuizen of fchuuren; bier gebeurt bet zomvvijlen , om mij te bedienen van de woorden van den Heere sandiman, dat zij, bij deeze gelegenheden , het getal van 't menschlijk geflagt vermeerderen. Op Saterdag worden 'er etlijke Leerredenen gedaan, zo wel in de Kerk, als in de Tent , op het Kerkhof opgeflagen. Vervolgens fcheiden zij tot Zondag morgen. Thans neemt de groote dag eenen aanvang. De Kerspel-Prediker gaat na de Kerk, en doet eene Leerrede: waar naa hij dc Gemeente voorbereidt tot de plegtigheid, door de zulken te vermaanen om daar aan geen deel te neemen,die zich zeiven bewust zijn van eenige ongeregeldheid in hun gedrag, voor welke zij aan de Kerk geene verzoening gedaan hebben. Midden in de Kerk ftaat een tafel gedekt; en naa dat de Leeraar dc Tekens van brood en wijn gezegend heeft, draagen de Ouderlingen dezelve rond onder de ledemaatcn. Vóór de omdeeling van de Tekenen, fielt ieder perfoon, welke het H. Avondmaal zal gebruiken , aan eenen der Ouderlingen in handen eene kleine looden plaat, dienende ten bewijze, dat hij door den Leeraar ondervraagd, en bevoegd verklaard is om deel te neemen aan de gewijde inftellingen. Die zulk een bewijsteken niet kan vertooncn, wordt afgeweezen, en moet op ftaanden voet uit de Kerk gaan. Zo ras de zulken, welke aan de eerfte Tafel hebben plaats ge-  GESCHIEDENIS. 225 genomen , de gewijde Tekens gebruikt hebben, wordt 'er een Pfalm gezongen, en zij keeren weder na hunne plaatzen, om ruimte te maaken voor anderen. Dikmaals gebeurt het, dat, bij verwisfeling, tien of meermaalen , door onderfcheidene perfoonen, aan deeze tafel wordt aangezeeten. Naa dat alle de aanweezenden het Avondmaal gebruikt hebben, wordt 'er eene Leerrede gedaan, door den Leeraar van het Kerspel; waar naa de Vergadering fcheidt, en na huis wederkeert. Doch dit is bet niet alles. Terwijl deeze plegtige verrigting binnen de Kerk wordt waargenomen, worden 'er Leerredenen gedaan in dc Tent op het Kerkhof, en zomtiids ook op den naastgelegenen akker. Voormaals plagten deeze Leerredenen zomwijlen tot middernacht te worden uitgerekt; doch tegenwoordig zijn ze op een veel geregelder voet gebragt. Op Maandag wordt de geheele plegtige handeling befiooten : want op dien dag wordt 'er tweemaal in de Kerk,en even dikmaals op bet Kerkhof gepredikt. Thans keerer alle de aanweezenden te rug na hunne eigen wooningen. st Is zeker , dat deeze geheele bande ling meer overeenkomftig is met de Proces fi'ên of Ommegangen der Roomschgezin den, dan eenig bedrijf, 't welk den naan van Christlijke pügtsbetragting draagt Van hier dat men , eenige jaaren gelee den, bcdagt geweest is om deeze gewoon .te af te Ichaffen. Doch, dit heeft nie VI. DEEL, P WÏ Di SCHOT" 5CHE KERK. t  22Ó GODSDIENSTIGE He SCHOTSC HE KURK. willen gelukken : de volksvooroordeelerï werkten zo kragtig ten behoeve van dezelve, dat de zulken onder de Geestlijken , die voor de affehaffing ftemden , wierden gebrandmerkt met de naamen van laauwhartigen, oogendienaaren, die geen hart hadden voor de belangen van den Godsdienst : in één woord , zij wierden gehouden voor menfehen , van weezenlijke Godsvrugt ontbloot. In Schotland maakt de Opvoeding een gedeelte uit van den Godsdienst: want 'er zijn algemeene en bijzondere middelen beraamd en vastgefteld, om dezelve te bevorderen, 't Eerfte, welk de kinderen ieeren, is de kleine Katcchismus ; deezen moeten zij niet alleen t'huis van buiten leeren bij hunne Ouders, maar ook in de fchoolen, daar zij, met de Meesters , een Morgen- en Avondgebed moeten bidden. Op Zondag morgen, voor dat de Dienst begint, ftaan 'er twee kinderen op de Gallerij, en een in het Voorzangers geftoelte. Het kind, welk aan de flinker zijde ftaat, doet, aan het jongetje in het Voorzangers geftoelte , de eerfte vraag , uit den Katechismus; naa dat hij geantwoord heeft, wendt hij zich tot zijnen makker aan de rechterhand , en verzoekt hem, het gegeevene antwoord met eene Schriftuurplaats te bevestigen. Zij hebben gedrukte Katechismusfen , in welke deeze antwoorden ftaan uitgedrukt , welke zij •verpligt zijn, naauwkeurig van buiten te 'leeren. Geduurende drie agtcrcenvolgcn- de  GESCHIEDENIS. 327 dc Zondagen doorloopen zij , op deeze wijze, den gehcelen Katechismus. Daar naa worden zij van drie andere kinderen vervangen. Nog een ander gedeelte hunner opvoedinge of ondervvijzinge moet zorgvuldig worden opgemerkt, door eenen iegelijk, die begeert, aangaande de Schotfche Kerk, een naauwkeurig denkbeeld te vormen. Ieder bediende,'t zij knegt of dienstmaagd , is verpligt, zo wel als de jongetjes en meisjes, wanneer zij uit de Kerk koomen, van buiten op te zeggen den Schriftuurtext, over welken de Leeraar heeft gepredikt. Dc zulken , die in jaaren eenigzins zijn gevorderd, moeten, thuis gekoomen zijnde, verflag doen van de hoofdftukken of afdeelingen, over welke de Leeraar heeft gefproken , en 'er zoveel van herhaalen, als zij zich kunnen te binnen brengen. Voor dat zij, des Zondagsavonds, aan tafel gaan , neemt de vader des huisgezins zijne plaats, en ftelt aan zijne kinderen en dienstboden de vraagen voor uit den Katechismus. Dit gedaan zijnde, wordt elk belast, zijnen Bijbel binnen te brengen , en de Huisvader doet een kort gebed , om eenen zegen over 't geen zij vervolgens zullen verrigten. Daar naa zingen zij eenen Pfalm, en een der kinderen leest een Hoofdftuk in den Bijbel; zomtijds worden 'er twee of meer Hoofdftukken gelcezen. De huislijke Godsdienstoeifenir.g wordt befiooten met een gebed, Pi 'c De SCHOT- SCIIK KERK.  Dt scnorsciie KEK K. i%% GODSDIENSTIGE 't welk de Huisvader nevens zijn gezïfl doet; allen knielen op eene eerbiedige en voegzaame wijze. Deeze godsdienstoefeningen gefchieden eiken avond ; doch over den Katechismus wordt alleenlijk op de Zondagen ondervraagd. In verfcheiden gewesten des Koninkrijks koomt bet gezin zo wel des morgens als des avonds bijeen , om hunnen huislijken Godsdienst waar te neemen. Wij kunnen niet nalaaten, bier in 't voorbijgaan aan te merken , dat wij, onder geene Natie , behalven de Schotfche, een voorbeeld aantreffen van deeze hcilzaame cn fh'gtelijke gewoonte. Nog eene andere bijzonderheid verdient onze opmerking , welke insgelijks van geene geringe kragt cn nuttigheid is, ter bevordcringc en handhaavinge van het leeven en de kragt van den Godsdienst: ik heb het oog op het gedrag der Geestlijken. Dewijl deeze hun beflendig verblijf houden bij de leden hunner Gemeente, bezoeken zij hen van huis tot huis, bidden nevens hun, en vermaanen hen, den Godsdienst te behartigen, zorge te draagen voor hunne huisgezinnen, hunne dienstboden lief tc hebben , en in vrede te Jecven met hunne naasten. Dit alles gefchiedt op zulk eene innccmende wijze , dat de Leeraars bijkans worden aangebecden. Nimmer vallen zij hunne leden lastig over onfchuldige tijdkortingen; doch zij zeiven neemen 'er ook geen deel in , als wel overtuigd zijnde van  GESCHIEDENIS. 229 van de gegrondheid der aanmerkinge var» den Heere pennant, dat ,, de geringfte maate van ligtvaardighcid het kerkelijk karakter veragt maakt." In Schotland, zo wel a's in Engeland, worden de dooden in de Kerken, of op Kerkhoven begraaven. Wij moeten hier nog aanmerken, dat voor het doopen, zo min als voor het trouwen, geene ftcckpenningen betaald worden , uitgezonderd eene beuzeling , voor het aanfehrijven van de naamen in de Kerkelijke Registers, Dit is een algemeen gebruik in alle andere Proteftantfche Kerken , bchalven in Engeland, alwaar het trouwen cn doopen dikmaals zeer bezwaarlijk wordt, van wegen de buitenipoorigheid der ftcekpenningen. Voor de Begraafenisfen wordt in Schotland niets betaald, behalven eene kleinigheid aan den Doodgraaver ,cn voor het aantekenen van den naam des overleedencn op de fterflijst, Nimmer woonen de Geestlijken de Begraafenisfen bij , dan daar toe verzogt zijnde. Zij leezen geene gebeden, noch doen eene Lijkrede bij het Graf, gelijk onder de Engelfche Disfcnters gcbruiklijk is. Het Lijk wordt op eene eenvoudige cn betaamclijke wijze na het graf gedraagen , en begraaven zonder eenige verdere plegtigheid, dan dat de mannen, terwijl dc kist in het graf wordt ncdcrgelaaten, hunne hoeden afneemen. In de meeste gewesten desKoninkrijks,kcerenderouw> P 3 draa* De scnoT- SCHE KEIUf,  De SCSIOT- SCHE KERK. 230 GODSDIENSTIGE draagers tc rug na het fterfhuis, alwaar zij den avond doorbrengen met eeten, drinken en tabakrooken; dit noemen zij Dergeij, een woord, 't welk veele overeenkomst heeft met het Dirge der aloude Grieken. Zomtijds gebeurt het, dat ojr deeze Lijkmaaltijden de gemecne lieden zich dronken drinken , en beginnen te krakeelen, misfehien over de verdienfte des overleedenen, over godsdienftige gevoelens, of ftaatkundige aangelegenheden. Dan dit is het gewoone beloop der menschlijke natuure. Zints onheugelijke tijden , plagt het eene gewoonte te zijn onder de Schotten , te waaken en te drinken in de kamer, daar de overleedene lag, van den tijd af dat hij den geest gaf tot op zijne begraaving; en hoewel zij minder belachelijk zijn, in deeze gewoonte, dan de Ieren, lijdt het, nogthans, geenen twijfel, of beiden hebben dezelve ontleend van hunne Heiden, fche Voorouderen. In weinige oorden van Schotland, mogen de vrouwen het Lijk na het graf verzeilen. Ten platten lande vergaderen zij aan dc deur van het huis, op den dag der begraafenisfe, en blijven aldaar ftaan,in eene treurige houding, tot dat de draagers het Lijk hebben weggenomen. Voormaals plagten zij hunne Lijken in wit lijwaat te beklecden ; en tegenwoordig houdt deeze gewoonte nog ftand Onder hen: dikmaals, egtcr, volgen zij de  GESCHIEDENIS. 23* dc Engelfche gewoonte ; en de meesten, •voornaamlijk de Edelen en vermogenden, begraaven in flcnel. . Bij het overlijden van lieden van eenig aanzien, worden 'er brieven rondgezonden aan de bloedverwanten des overleedenen , waarin zij verzogt worden , de begraafenis met hunne tegenwoordigheid te vereeren. Doorgaans zijn de brieven van den volgenden inhoud: „ Mijn Heer, „ Uwe tegenwoordigheid wordt vcrj, zogt, op aanftaanden Maandag, ter bij. ,, wooningc van de Lijkfhatfie van wijlen ,, mijne Echtgenoote N N. om het Lijk ,, te verzeilen van hier na de plaats haa,, rer begraafenisfe, op het Kerkhof van „ C. Hier mede zult gij verpligten uweq vriend en dienaar, „ N. N." In zommige Landfteden in Schotland, is het gebruikelijk, wanneer iemand geftorven is, en begraven zal worden , den Omroeper, met eene fchel in zijne hand, te doen rondgaan , en de volgcude woor* den uitroepen, „ Mijne waarde broeders, ik laat u „ wectcn, dat onze medeburger N. N. „ geftorven is, in zijn huis in de N,> „ ftraat ; en dewijl hij morgen naamid-, „ dag ten twee uuren zal begraaven wor-i . . P 4 ?) den, De SCHOT- SCHE KEIIK.  De SCHGT- SCHE KERK. '232 GODSDIENSTIGE „ den, wordt uwe tegenwoordigheid bij de begraafenis verzogt." Deeze zijn de voornaamftc bijzonderheden in de Schotjche Kerk , welke wij onzer opmerkinge waardig keurden. Indien , in zommige dcelen haarer vastgcftclde leerbegrippen of gcbruiklijkhedcn, gebreken plaats hebben, zij zijn, misfchicn, zo weinig in getal als in eenige Proteftantfche Kerk op den aardbodem; en uit te zien na volmaaktheid onder de menfehen, zou een eisch en verwagting zijn , welke in deeze waereld nooit kan vervuld worden, 't Is zeker, dat, reeds vóór den dood der Apostelen, inde ChristHjke Kerk dwaalingen waren ingefloopen: want, naauwlijks is 'er een brief in het Nieuwe Testament voorhanden, in welken wij van deeze of geene dwaalingen, niet vinden gewag gemaakt. En wanneer wij ons te binnen brengen de onlusten en verwarringen, ten tijde der Kerkher» vorminge , en veele jaaren laater, in Schotland voorgevallen , mogen wij het bijkans als een wonderwerk aanzien, dat de Schotfche Kerk , heden ten dage , zo regelmaatig beftuurd wordt, als met 'er daad plaats heeft. Zij bezit alle die hulpmiddelen van genade , welke noodig kunnen geoordeeld worden , om dc menfehen tot eenen ftaat van zaligheid te brengen; en indien zij, ten aanzien van zommige leerbegrippen , van andere Kerken ver- fghil*  GESCHIEDENIS. 233 fchille, is het, nggthans,zeker,dat veele van dezelve meer overeenkomst hebben met de aloude gedaante. De Heer kenelm b 1 cfbij , hoewel een lid der Roomfche Kerk, onder de Regcerin^ van Koning ka rel den I, plagt te zeggen v tot de Aanhangers van den berugten Bisfchop laud, ,, Dat indien zij hunne „ Kerk op den leest der vroegfte eeuwen wenschten te fchoeiën , zij dan het „ voorbeeld der Schotfche Kerke moesten „ volgen." ^ Eer Wij ons berigt wegens de Schotfche Kerk befiuiten , moeten wij nog fpreeken van twee of drie Aanhangen, welke uit dezelve zijn voortgefprootcn, cn tegenwoordig, in dat Koninkrijk, zeer talrijk zijn. P 5 DE Bi SCHOTSC HE KEK IC.  ?34 GODSDIENSTIGE De AFWIJKERS. D E GESCHIEDENIS DER AFWIJKERS. In onze voorgaande berigten wegens de Schotfche Kerk , hebben wij reeds eenig gewag gemaakt van zommige onheilen, welke in Schotland voorvielen, ter gelegenheid van de Akte van Patroonfchap. Doch vermids de Engelfchen, over 't algcyneen genomen,daar van flcgts eene oppervlakkige kennis bezitten , zullen wij den Leezer over dezelve thans een weinig breedvoeriger onderhouden. Meer dan twintig jaaren verliepen 'er, zints het vastftellen van deeze Akte, eer de groote en kleine Adel , die het regt van beroepinge hadden ; zich bedienden van de vrijheden en voorregten, welke zij , uit kragt van dezelve , genooten. Dc eerfte, welke daar van een voorbeeld gaf, was een Edelman,van welken zulks minst vcrwagt wierdt. Deeze was de groote jonan,Hertog van argijle, een Edelman , wiens Voorouders, eene lange reeks van jaaren , zeer fterk verknogt geweest waren aan de Gezinte der Presbijteriaancn, cn die twee onder zijne Vuorzaaten telde, die, om hunne weder- ftreCf  GESCHIEDENIS. 235 ftreeving van de maatregelen van Koning kar En :n=^ II, openlijk op het fchavót hunne dagen geëindigd hadden. In den jaare 1732, hadt deeze Hertog de onyoorzigtigheid , aan zekeren rannie op tc draagen het beroep van Mukart , waar van iiij Patroon was. De Klasfis weigerde hem te bevestigen. Hierop beriep zich de Edelman op de Algemeene Vergadering, welke, uit het midden haarcr, eenige Afgevaardigden zondt, ter verrigtinge van de plegttgheid der Bevestiginge. Zo zeer wierdt de Gemeente te Mukart hier door verbitterd , dat 'er fiegts één huisgezin was, welk ter Kerke ging. Midlerwijl wierden de leden der Klasfis, die geweigerd hadden rannie tc bevestigen, tot eene ftrenge rekenfehap gedagvaard. Vier van hun wierden voor de Algemeene Vergadering ontbooden, cn, op hunne weigering . van te erkennen, zich ongehoorzaam te hebben gedraagen, van hunne waardigheid verlaaten, cn hunne ftandplaatzen open gevallen verklaard. In 't volgende jaar wierden nog vier andere afgezet. Een algemeene geest, van misnoegdheid heerschte door het gantfche land. De zulken, die het met de afgezette Leeraars bielden, en hun aankleefden, richtten afzonderlijke Vergaderingen op, en wierden het,"ten langen laatfte,eens, onderlinge gemeenfehap tc zullen oeffenen , van de vastgeftqldc Kerke pnderfehelden. Dewijl zij gecric Kcr- \mvrj-  De /F WIJKERS. 236 GODSDIENSTIGE Kerken of Vergaderplaatzen hadden , predikten zij , eenigen tijd , in het open veld; en dewijl hunne zeden volkbehaagende waren, kreegen zij eerlang een talrijken aanhang van naavolgers, inzonderheid onder lieden van dc laagfte ftanden, 't Is zeker, dat deeze mannen niet geheel ontbloot waren van bekwaamheden : althans waren zij ftigtelijke Predikers, volgens het Kalvinistifche zamenftelzel van Godgeleerdheid. Zommige van hunne gedrukte Leerredenen zouden eere doen aan Kerkdijken , die beter gelegenheden dan zij gehad hadden , om zich tc oeffencn en hunne verftandlijke vermogens aan te kweeken. Doch, in zommige opzigten, waren zij zwak, en, in andere , laatdunkend en bijgcloovig. Zij hadden zich aangemaatigd eene onbèfchaafde ruuwheid van karakter , onbeftaanbaar met den Christlpen Godsdienst, en iets, 't geen naar de Stoïcijnfche ongevoeligheid zweemden. Zij waren zwak of laatdunkend genoeg, zich te verbeelden, in gevolge van dc magt en den invloed, welke zij op het volk hadden verkreegen , tc zullen uitwerken eene omwenteling in de Kerk cn den Staat, even eens als hunne Voorouders gedaan hadden , toen zij geholpen cn hijgeftaan wierden door dc Edelen, welke zij, in derzelver kindfche jaaren, hadden opgevoed in de beginzels van oproerigheid! Maar , helaas ! de Edelen waren hunne vijanden geworden; zij doorzagen hunne dubbelhartigheid, cn lieten hen  GESCHIEDENIS. 237 hen daarom volkomen over aan de wraakoefFeninge der burgerlijke magt. Een geest der verbijsteringe hadt de gemoederen bevangen, zonder dat 'er een wettig geneesmiddel voorhanden was; en lieden, welke eene befchaafde opvoeding hadden ontvangen, hadden de zwakheid van zich te verbeelden , uitwerkzels te kunnen voortbrengen , hoewel zij niet in hunne magt hadden de oorzaaken, uit welke zij natuurlijk kunnen voortvloeien. Menigvuldige raadpleegingen hielden zij met hun volk; en een geruime tijd verliep 'er, eer zij een ontwerp konden beraamen, om hunne maatregels ter daadelijke uitvoeringe te brengen. Zij haatten de Bisfchopgezinden, welke, ten deezen tijde, in Schotland zeer talrijk waren; en oenen even grooten afkeer hadden zij van de burgerlijke magt , omdat deeze niets deedt 't geen zij niet in haare magt hadt, zonder tegen dc wet te handelen. Eene gemaklijke zaak was het, de driften des volks te doen ontbranden ; doch niet zo gemaklijk viel het , eene zagte en goedgunlb'ge Regeering met voeten te trecden. Vcelligt wierden zij van eenen boozen Geest bezeetcn : want als dolle lieden liepen zij het land op en neder, predikende van hunne duizenden cn tienduizenden. 't Is eene bekende zaak , dat de Engelfche en Schotjche Presbijteriaancn, ten tijde als zij een verbond aangingen om zich tegen Koning karei, den I aan te AFWlJKERS.  De K.K11S. 238 GODSDIENSTIGE te kanten , den fchijn vertoonden van eene diepe onderdaanigheid; doch deeze onderdaanigheid zou weezen lijk en daadehjk werkzaam zijn, naar gelange de Koning alle hunne eifchcn inwilligde, en hun alle die voordcelen verleende, welke voormaals in het bezit waren der Bisfchoppen , en andere aanzienlijke Geestlijken. Dit bewoog hen tot het aangaan van eene verbintenis , welke zij het plegtig Eed' Verbond noemthm ; doch 't geen met meer regt den naam verdiende van een band 'van oproerigheid. De verbintenis hadt ten oogmerke,dc vastgcftelde Kerk overhoop te werpen , en de magt der waereld3ijke Overheid te bepaalen. En , nogthans, wierdt dit ontwerp, onder zulke fchoonfehijnende voorwcndzels van pligtfcbuldige onderdaanigheid, volvoerd, dat wij gercedlijk overhellen om de toeftemming te geeven aan het gevoelen der zulken , die meenen dat onder de aanvoerders eenige Jefuïten waren. Thans zullen wij enzen Leezer mededcelen een naauwkeurig affchrift van dat waereldvermaard Verbond. „ Wij Edelen , Baronnen , Ridders , „ ftcdelingen, burgers, dienaars des Euan- gcliums, cn ingezcetencn van allerleien ,, rang en ftand , in de Koninkrijken ,, Schotland, Engeland en Ierland, door „ de Godlijke Voorzienigheid, lecvende ,, onder éénen Koning, en van den zelf„ den Hervormden Godsdienst belijdenis 3, doende, niets bedoelende dan de héer- „ lijk-  GESCHIEDENIS. 239 lijkheid Gods, en de voortplanting van het Koninkrijk onzes Heeren cn Zalig,, maakers jezus christus ,den roem „ en het geluk van zijne Koninklijke Ma„ jefteit, en deszelfs naageOagt, en de waare algemeene vrijheid , veiligheid s, en vrede der Koninkrijken , waar in j,, eens ieders bijzondere ftand ligt opge- flooten; en in ons geheugen herroe,, pende de verraaderlijke en bloedige aan„ flagen, zamenzweeringen, ontwerpen en kunftenaarijen van Gods vijanden, „ tegen den waaren Godsdienst en de be„ lijders van denzelven in alle plaatzen, „ bijzonderlijk in deeze drie Koninkrij,, ken , zints de Hervorming van den ,, Godsdienst, en hoe zeer hunne woede, ,, magt en vermetelheid, in voorgaande tijden , en nog heden ten dage, zijn toe„ genomen en te werk gefteld, waar van de befchreienswaardige toeftand van de ,, Kerke en van het Koninkrijk Ierland, ,, de deerniswaardige gefteldheid van de ,, Kerk en het Koninkrijk Engeland, en ,, de gevaarlijke gefteldheid van de Kerk „ en het Koninkrijk Schotland, fpreeken„ de en in 't oogloopende getuigenisfen kunnen draagen : naa andere middelen „ van fmeekingen , vertoogen , remon„ ftrantien en drukkende onheilen, heb„ ben wij , ter verdcediginge van ons „ zeiven, en van onzen Godsdienst, te. gen het uiterlte verderf en ondergang, ,, agtcrvolgens de lollijkc gewoonte dcezei* Koninkrijken in voorgaande tijden, „ en De 1FWIJfv'ERS.  De KHRS. S40 GODSDIENSTIGE „ en het voorbeeld van Gods volk onder ,, andere Natiën, naa rijp beraad en over„ leg, ten langen laatfte befiooten en vast- gefteld , te treeden in een onderling en „ plegtig verbond, 't welk wij allen on„ dertekenen , cn elk onzer voor zich „ zelvcn, met onze eigen handen opge- heeven tot den AUerhoogften God, zo 35 zweeren wij: i. „ Dat wij, in oprechtheid, daade- lijken volftandig, door Gods genade, ,, in onze onderfchcidene ftandplaatzen „ en beroepen, ons zullen toeleggen op „ de handhaaving van den Hervormden „ Godsdienst in dc Kerk van Schotland , „ inlccrc, Eerdienst, Kerktucht en Kcr„ kelijk beftuur, tegen onze vijanden ; „ de Hervorming van den Godsdienst in „ de Koninkrijken Engeland en Ierland, in leere, Eerdienst, Kerktucht en Ker„ kelijk beftuur , volgens het Woord Gods, en het voorbeeld der besteHer„ vormde Kerken ; en ons zullen bevlij,, tigen om de Kerken Gods, in de drie ,, Koninkrijken, te brengen tot denaauw,, fle vereeniging en eenpaarigheid van „ Godsdienst , Geloofsbelijdenisfe , ge„ daante van Kerkelijk beftuur, wijze van „ Eerdienst en van onderwijzinge : op „ dat wij, en onze naakoomelingen naa „ ons, als broeders mogen leeven, om „ geloove en liefde , cn dc Heere mo„ ge behaagen fcheppen om in 't midden .,, onzer te wooncn. a. „ Dat wij desgelijks , zonder aan- „ nee-  GESCHIEDENIS. 241 neeming van perfoonen ,ons zullen toe9, leggen op de uitrooijing van Paaperij, ,, Bisfchoplijkc waardigheid, (datwilzeg„ gen, de bcftuuring van de Kerke, door Aardsbisfchoppen , Bisfchoppen , der„ zeiver Kanzelicrcn , en Gelascigdcn , „ Dekens, Dekens en Kapittels, Aards„ dekens, en alle andere Kerkelijke Amp- tcnaars, aan die Hiërarchie verknogt,) ,, bijgcloove, ketterij, fcheuring , ont- heiliging, en al wat bevonden zal wor„ den ftrijdig tc zijn met de gezonde leere en de kragt der godzaligheid: op„ dat wij geen deel neemen aan de zonden „ van andere menfehen , en daar door ge„ vaar loopen om in hunne bezoekingen ,, en plaagcn te deelen; en opdat de hee,, re één,en zijn naam één zijn moge,in de drie Koninkrijken. 3. „ Met dc zelfde oprechtheid, daa,, (lelijkheid en ftandvastigheid , in onze ,, onderfcheidene beroepen, zullen wij, ,, met onze bezittingen en leeven, ons ,, benaarftigen om wederzijds te handhaa,, ven dc wetten en voorregten des Par„ lements, cn de vrijheden des Konink- rijks, en om te belchermen en te be,, waaren zijner Majefteit's perfoon en „ gezag, in de befcherming en handhaa,, ving van den waaren Godsdienst en de ., vrijheden der Koninkrijken : opdat de ,, waereld moge getuigenis draagen, ne,, vens onze geweetens, van onze on5, derdaanige gehoorzaamheid, en dat wij t; geene gedagten of oogmerken hebben VI. deel. Q „ Oni De af wijkers.  De AFWIJKEN S. 242 GODSDIENSTIGE „ om dc regtmaatige magt en grootheid zijner Majefteit te verminderen. 4. „ Wijders zullen wij, met alle ge„ trouwheid, ons bevlijtigen, ter ont. „ dekkinge van alle die geenen, welke „ voormaals geweest zijn, of nog zijn, ,, brandftigters , kwaadftookers of fnoo. „ de werktuigen , door het verhinderen „ van den voortgang der Hervorminge „ van den Godsdienst, het zaaien van „ verdeeldheid tusfchen den Koning en „ zijne onderdaanen , of tusfchen het eene Koninkrijk en het ander, of het ,, verwekken van aanhangen of verdeeld„ beden onder het volk, ftrijdig met die Verbond: opdat zij openlijk mogen te „ regt gefteld worden, en evenredige „ ftraffe wegdraagen , naar gelange de .,, maate hunner overtreedingen zal ver„ eifchen of verdienen , of het opperfte „ Gerigtshof van ieder Koninkrijk bij„ zonderlijk , of andere mindere Rcgt,, banken, daar toe gclastigd, voegzaam „ zullen oordeelen. 5. „ En vermids het geluk van eenen „ gezegenden vrede, tusfchen deeze Ko„ ninkrijken, in vroegere dagen aan onze „ voorouderen geweigerd, door de goe„ dertierene Voorzienigheid Gods , aan „ ons vergund, en onlangs gcflooten „ en bevestigd is , en door beide Parle„ menten bekragtigd, zullen wij allen, „ en een iegelijk onzer, naar gelange van „ onzen ftand en vermogen, ons bevlij„ tigen , dat zij mogen vereenigd blij- „ ven,  GESCHIEDENIS, 243 s, ven, door eenen beftendigen vrede en j, eensgezindheid , tot het laats naage3, flagt, en dat het regt moge geoeffend s, cn gehandhaafd worden, tegen demoed- willige beftrijders van dezelve, op de ,, wijze , als in het voorgaande Artikel ftaat uitgedrukt. 6. „ Daarenboven zullen wij, naar ge„ lange van onzen rang en beroep , in deeze gemeene zaak van den Godsdienst , den vrede en de vrijheid der }) Koninkrijken , de behulpzaame hand bieden en verdeedigen alle de zodanigen , welke deel neemen in dit Ver„ bond, ter handhaavinge en uitbreidin„ ge van hetzelve ; cn zullen niet ge„ doogen , middelijk of onmiddelijk, door welk eene vcreeniging, overreeding of* verfchrikking het zijn moge , dat wij verdeeld of afgetrokken worden van „ deeze gezegende vereeniging en zamen„ voeging, 't zij om over te loopen tot „ de andere partij, of om ons zeiven over ,, te geeven aan de doemwaardige ottverfchilligheid , of onzijdigheid in deeze „ zaak, welke in eene zo naauwe betrek„ king ftaat tot Gods heerlijkheid , het s, welzijn der Koninkrijken , en de ecre ,, des Konings; maaralle de dagen onzes „ leevens ijverig en volftandig daar in „ volharden , tegen alle tegenkanting, j, en dezelve voortzetten, uit alle onze magt, tegen alle hinderpaalen en te}, genkantingen, hoe ook genaamd; en 't \, geen wij zeiven niet zullen kunnen onQ 2 >, der- De rtFWIj- KEftS.  De afwjjkek.s. ,244 GODSDIENSTIGE „ derdrukken of overmeesteren, zullen ,, wij openbaaren en doen bekend wor- den , opdat het tijdig voorkoomen en uit den weg moge geruimd worden; al „ hetwelk wij zullen doen, als in Gods „ tegenwoordigheid. „ En dewijl deeze Koninkrijken fehul„ dig Haan aan menigvuldige zonden en „ tergingen tegen God en zijnen Zoon „ jezus christus, gelijk niet dan te „ duidelijk blijkt uit onze tegenwoordige „ onheilen en gevaaren, de gevolgen van „ dezelve; zo belijden en verklaaren wij, „ voor God en voor de waereld , onze ,, ongeveinsde begeerte, om vernederd te worden om onze eigen zonden, en „ om de zonden deezer Koninkrijken: „ bijzonderlijk omdat wij niet, gelijk be-. „ taamd hadt, gewaardeerd hebben het onfehatbaar voordcel des Euangeliums; ,, dat wij ons niet hebben benaarltigd tot „ de zuiverheid en kragt van hetzel„ ve,en dat wij geene poogingen hebben aangewend om christus in onze „ harten te ontvangen, of zijns waardig „ te wandelen in ons leeven; welke de ,, oorzaaken zijn van andere zonden en „ overtreedingen, die onder ons zo zeer de overhand hebben genomen, en „ ons waaragtig en ongeveinsd voornee- men , begeerte en pooging voor ons zeiven, en voor alle anderen , die onder onze magt en opzigt ftaan, zo ,, wel in 't openbaar als in 't bijzonder, :„ in alle pligten , welke wij Gode en „ den  GESCHIEDENIS. 242 Hf den Naasten fchuldig zijn , onze levens ,, te verbeteren, en de een den anderen ,, voor te gaan met het voorbeeld eener ,, weezenlijke Hervorminge : opdat dc „ heere van ons moge wenden zijnen toorn en zwaare grimmigheid, en dee,, ze Kerken en Koninkrijken vastffcellcn ,, in waarheid en vrede. Dit Verbond ,, fluiten wij in de tegenwoordigheid van „ den Almagtigen God , den beproevcr ,, van alle harten , met een waar voorj, neemen om hetzelve naa te koomen, ,, zo als wij• zullen verantwoorden op „ dien grooten dag, wanneer de verbor„ genheden aller harten zullen openbaar „ gemaakt worden ; op 't nederigst den s, heere biddende , ons ten dien einde te „ verfterken door zijnen Heiligen Geest, en onze begeerten en poogingen te ze„ genen met zulk eenen uitflag, welke „ kan ftrekken tot verlosfinge en veilig„ heid van zijn volk, en ter aanmocdi- ginge van andere Christlijke Kerken, ,, zuchtende onder of in het gevaar van „ het juk der Antichristenfche dwinge9, landije , zich te vereenigen in het zclf- de , of diergelijk een Verbond : tot „ heerlijkheid Gods, uitbreidinge van het „ Koninkrijk van jezus christus, ,, en gerustheid van de Christen Konink- rijken en Gemeenebesten." 'c Is bekend, dat onder die zagte Regeering, welke, zedert de Revolutie, heeft plaats gehad, geen genootlchap van menfehen , hoe ook-genaamd, dit VerQ_ 3 bond De (\fvv.1j- ' kers.  446 GODSDIENSTIGE De afwijk KEIti. bond openlijk kon bezweeren , of zij wierden onderhevig aan alle de ftraffen , welke gedreigd wierden bij de Akte van Oproerigheid , ja zelf aan de misdaad van hoog verraad. Hunne Leeraars waren volksbehaagende; doch zij waren tevens listig en doorfleepen. Zij verftonden de kunst, om hun eigen belang te doen zamenfpannen met de dweepagtige dolzinnigheid van de driften der menfehen; en, ten zelfden tijde, wisten zij het middel, om zich zelve te beveiligen voor het zwaard der burgerlijke Overheid.. Alwie na hooge en aanzienlijke bevorderingen in den Godsdienst ftreeft, is een listig ftaatsman; en 't gebeurt menigmaalen , dat niets betekenende luiden , die zich gezag over de geweetens der menfehen hebben aangematigd , ontwerpen kunnen beraamen, welke aan het vernuft; van eenen machiavel tot ccre zouden ftrekken. Van hier dat wanneer deeze afgezette Leeraars , zonder eenen ftaatelijken optogt te doen na de Gerigtplaats s de onderhouding van dit ftaatelijk Verbond niet konden bezweeren , zij den inval kreegen, om mij te bedienen van de woorden van san uiman, een beeld te vervaardigen, naar hetzelve gelijkende. De zelfde listige Schrijver voegt 'er nevens, dat het zo veel gelijkt naar het oorfpronklijke, als ooit een kind naar zijnen Vader zweemde. Dit nieuw Verbond is eene foort van band van vereeniginge onder ^cn,  GESCHIEDENIS. 247 hen, dat zij alles wat in hun is doen zullen , ter handhaavinge van de Schotfche Kerk, en, zo veel hun vermogen toelaat, zich benaarftigen om eene Hervorming uit te werken, 't Is zeker, dat al waren de Artikelen van dit Verbond opgefteld in de gclcerdfte kweekfchool der Jefuiten , zij niet dubbelzinniger hadden kunnen worden uitgedrukt. Duizenderlei betekenis kon aan de woorden gehegt worden; en, lieden van allerlei gezinten zouden dezelve kunnen verzwelgen , zonder hun gewceten te kwetzen , gelijk zij deeden, toen zij de Test - Akte in dat Koninkrijk aannamen. Naa dat dit Verbond dus beraamd en vastgefteld was , wierdt het als een verdienstlijk werk aangezien, hetzelve te ondertekenen , alsof de zaligheid daar van hadde afgehangen. Omtrent deezen tijd , .hadden de zwakke misleide Schotten vcrgaderplaatzen gebouwd voor hunne listige Predikers , welke , van elk hunner, eene kleine fomme gelds vraagden., ten voordeele van hun dienstwerk. De volgende zaak, welke nu nog moest gefchieden, was, de vernieuwing van het Verbond , zo als zij het noemden. Ten dien einde vergaderden verfcheiden duizenden harsfenlooze lieden , in de meeste hunner Vcrgaderplaatzen , alwaar zich ten minfte een douzijnvan hunne Leeraaren bevonden: want, omtrent deezen tijd, wierdt hun getal vermeerderd door eenige jongelingen, die, geene beroepen Q;4 in Dg l\ F WIJKEUS.  De AP IV IJKERS. 243 GODSDIENSTIGE in dc vastgeftelde Kerk kunnende bekoomen, zich hij hen gevoegd hadden. Dc volksbehaagcndheid hunner redevoeringen hadt eene kragtige uitwerking op de ruwe gemoederen , en zij zwaaiden een zegepraalenden fchepter over dc gcwcctens des volks. Onmogelijk kan men zich een denkbeeld vormen van den fpocd, met welken deeze lieden , binnen weinige jaaren , zich over verfcheiden gewesten van Schotland verfpreidden. Overal daar een onvoegzaam Leeraar onder de leden der vastgeftelde Kerke was,wierdt een van hunne Predikers genodigd, en voor hem eene nieuwe vergaderplaats gebouwd. Gelijk flegts eenige weinigen van de regelmaatig bevorderden onder de vastgcftelde Kerk verkoozen, zich bij hen te voegen, richtten zij eene Akadcmie op , om aan dezelve onderwijs te doen geeven aan hunne zoonen. En 't mag met regt van hun gezegd worden, dat zij zo veel geleerdheids bezaten, als genoeg was om hen dezelve te doen veragten. Zij waren volftrekt onbedrecven in de Gefchiedenisfen , cn in allerlei andere kundigheden , welke het menfchelijk gemoed uitbreiden . en den mensch zeiven Hellen tot een fieraad der zamenleevinge. En, waarlijk, hun wierdt wel diep ingeprent, zodanige geleerdheid te veragten ; en 't is te denken, dat indien iemand ware betrapt geworden op het leezen van bet beste dichtstuk, 't welk ooit gefchreeven wierdt, hij  GESCHIEDENIS. 3+9 hij groot gevaar zou hebben geloopen van in den Ban gedaan te worden, of/ openbaare boete te moeten betoonen. Het» leezen van Tooncelfpelen en Romans, fchoon in zich zelve onverfchillig en onfchuldlg , zou men uitgekreeten hebben als eene misdaad , niet minder fnoód en affchuwelijk , als het houden van gemeenfehap met den Duivel, 't Stoiidt hun niet vrij, een bock te leezen, gefchreeven door een Godgeleerde van de 'Engelfche Kerk. Wat aangaat de Bisfchoppen, hunne naamen wierden nooit genoemd, dan met veragting, cn als lieden, welke krijg voerden tegen jezus christus. Doch indien zij gecne geleerdheid bezaten, zij hadden, evenwel, Godsdienstijver, cn eene groote maate van vrijpostigheid. Het aangezigt in een lachenden plooi te zetten , wierdt vooronbetaamelijk, en het lachen zelve voor affchuwelljk gehóuden. Hoe zij een droeviger oplhg van het oog vertoonden , hoe zij hooger gewaardeerd wierden; en zij zongen hunne Leerredenen op eenen verveelenden toon. Zodanig was het karakter der eerfte Predikers , welke door de Af wijkers wierden aangefteld; de Leezer houdezich verzekerd , dat wij deeze fchilderij niet met tc fterke kleuren hebben aangezet. Zij begonnen hun Lccraarampt, met het volkin te boezemen, eenen geweldigen haat tegen de Leeraars der vastgeftelde Kerke : zo dat, op verfcheiden plaatzen, Q 5 wan- KVVIJERS.  De AF W IJKERS. 250 GODSDIENSTIGE wanneer de Leeraars rond gingen om d© leden hunner Gemeente te bezoeken , de lieden, welke bet met den nieuwen Gods' dienst hielden , hunne deuren voor dezelven flooten. Niemand hunner wilde lieden in zijnen dienst hebben, welke bij de vastgeftelde Leeraars ter Kerke gingen , indien zij andere konden bekoomen. Doch wanneer zij uit noodzaaklijkheid zich van dezulken moesten bedienen, maakten zij hun het leeven onaangenaam ,\ door het geduurig twisten over den Godsdienst. Dc volgende zaak, welke nu nog mocsc volvoerd worden, was, de gemoederen des volks voor te bereiden, en daadclijk over te haaien,tot de plegtigebezwecring van het Verbond. Een zeer omflagtig en moeilijk werk was dit, in de daad, voor de Leeraars. Hunne huizen konden den grootcn toeloop van menfehen niet bevatten, welke tot hen kwamen om onderzogt te worden over hunne bedrevenheid in den inhoud van het plegtig Verbond; zij waren genoodzaakt, dezelve in hunne Vcrgaderplaatzen te doen bijeen koomen, Hier ontvouwden zij aan hun de natuur van den Eed, welken zij moesten afleggen, en toonden bun wijders de noodzaaklijkheid, in welke zij zich hadden bevonden , tot het aan. gaan van een nieuw Verbond: dewijl het voor hun gevaarlijk zoude hebben kunnen weezen, het eerfte te bezweeren, top dat zich eene gunftiger gelegenheid  GESCHIEDENIS. 251 aanbood::; zo dat het alleenlijk een Verbond was tot wederopzeggcns toe. Naa dat alle die geenen, welke zich aanbooden, ondervraagd waren, ontvingen dezulken, die dóór de Leeraars en Ouderlingen wierden goegekeurd, loodtjes, als een getuigfehrift van hunne bevoegdheid; zij moesten dezelve tc rug geeven, wanneer zij zich aanbooden om het Verbond tc bezweeren. - Op den dag, tot deeze plegtigheid bc, paald , begaven zich tien of twaalf van, hunne Leeraars na dc plaats, alwaar twee Tenten in het open veld waren opgcllagen; de Godsdicnstöeffening wierdt,miJlerwijl , in de Vergaderplaats verrigt, Naa dat hier eene Leerrede was uitgefproken, wierden 'er verfcheiden plcgtigheden in agt genomen; allen, die geene loodtjes konden toonen, wierden bevolen zich af te zonderen : de Leerredenen beftonden uit onbetaamclijke fcheld, naamen op de vastgeftelde Kerk, cn uit gedwongene allcgorifche uicleggingcn cn tocpasfingen van zodanige Schriftuurplaatzen des Ouden Testaments , welke haar opzigt hadden op den tijdlijken ftaat der Jooden, en even weinig doelden op hun nieuw gepaald Verbond, als de Alkoran der Turken. Midlcrwijl wierden de naamen van allen , die zich ter bezwecringe van het Verbond aanbooden , opgeroepen : cn hun wierdt bevolen , hunne rechterhand op te ftecken ; dit gelchiedde , naa dat zij hu,n- Be AI'VVIJ- KEttS.  De AFWIJ- 252- GODSDIENSTIGE hunne loodtjes hadden overgegeevcn. Ongelukkiglijk gebeurde het, dat zommigen der afgeweezenen indrongen tusfchen de mannen en vrouwen, welke loodtjes hadden ontvangen : zo driftig waren zij 'er op gefield om den inhoud van het plegtig Verbond te bezweeren. Doch bij de ontdekking wierden zij van nieuws'afgeweczen;'twelk zomvvijlcn merkelijke verwarring veroorzaakte, en de plegtigheid een geruimen tijd vertraagde. Doch vermids 'er, ondertusfehen, een paar Leerredenen in de Tenten wierden uitgefpro. fproken, hadden zij niets anders te doen, dan zich derwaarts te begeeven. Zo ras de Kwalijkgezinden , 't welk , onder hen, eene zeer verfchrikkelijke benaaming is, waren uitgedreeven, buiten de Vergaderplaats, hieldt de Leeraar een Rol in zijne hand , en las het Verbond voor. Dit gedaan zijnde, vraagde hij de aanweezenden , die nog al hunne hand hielden om hoog geheven, of zij het Verhond wilden ondertekenen ? Met de uiterfte gretigheid wierdt dit volvoerd. Ver • volgens wierdt 'er eene Leerrede, welke twee of drie uuren , en een Gebed , 't welk een uur duurde, gedaan, en eindelijk een Pfalm, in welken het woord Verbond voorkwam , gezongen. De ondertekende Rol wierdt in de Vergaderplaats bewaard; en indien het gebeurde dat iemand der ondertekenaaren bij den vastgefteldcn Leeraar ter Kerke ging, een meisje fchofleerde, in 't openbaar danste, of in de  GESCHIEDENIS. 253 de kroeg liep, wierdt zijn naam eerst doorgehaald , en hij vervolgens in den Ban gedaan. Die zich vast aan het Verbond hielden, waren, veelligt, even zeker overtuigd van hunne zaligheid , als een Roomschgezinde boeteling, die van het geftoelte zijns Biegtvaders wederkeert. Niemand kon zijn kind gedoopt krijgen, of ten Avondmaal worden toegelaaten, zonder alvorens het Verbond bezworen en ondertekend te hebben. Dit was de toetsfteen, zo wel van hun geloovc, als van hunne gehoorzaamheid ; en wanneer deeze lieden zamen vergaderden, was de eerfte vraag: Hebt gij het Verbond aangenomen ? Niet lang daar naa viel de oproerigheid voor; en men moet bekennen, dat deeze lieden menigvuldige in 't oog loopende blijken hebben gegceven van hunne pligtfchuldige onderdaanigheid. Hoe groot ook hunne dolzinnigheid , in andere opzigten , moge geweest zijn , zij waren niet vervreemd van zulk een gedrag, welk hun regt zou gegceven hebben op de gunst van 's Lands Regeeringe. Zij wisten, hoe veel hunne Voorzaaten van de STUARTS hadden geleeden, en zij hadden geene reden om zich te vleien met de hoop op eenige bermhartigheid, indien 'er een Roomsch-Katholijk Vorst op den throon van Briiannie verheven wierdt. Dit deedt hen hunne uiterfte poogingen aan- Di AFW1JKER.S.  Ds AF WIJREUS. tH GODSDIENSTIGE aanwenden, om hunne leden en aanhangers in eenen ftaat van onderdaanigheid te houden: ja, veelen hunner vacceden "de wapens op; en toen de ftad Glasgow een Regiment van zevenhonderd man op de been bragt, beftondt het voor de helft uit Af wijkers, die zich zeer dapper kweeten in den flag bij Falkirk, cn de muitelingen gcwisfelijk zouden verflagen hebben, indien niet de Dragonders "lafhartig dc vlugt genomen hadden. Zodanig was dc toeftand deezer lieden, ten tijde als de opftand gedempt was. Doch zedert wierden zij oneenig onder elkander, bij de volgende gelegenheid, cn om deeze reden. Zekere campbell , een driftig en heethoofdig mensch , beweerde, dat geene leden , welke Burgers , of leden van Gilden waren, moesten tocgclaaten worden om het Verbond aan tc neemen : voor reden geevende, omdat deeze Burgers of Gildeknaapcn, wanneer zij den Eed, daar toe ftaande, afleiden, moesten zwceren, den Godsdienst, zo als dezelve bij de wet was vastgefteld, tb zullen handhaven. Van ■de andere zijde, hoewel zij,op eene listige wijze, zich wisten te onthouden van te zwceren, den vastgefteldcn Godsdienst te zullen uitrooien, waren zij, egter, overtuigd, dat zulks de bedoeling was, zo ras daar toe zich eene gunftige gelegenheid zou aanbieden. Gewisfcfijk was 'er eenige zin en reden in het zeggen deezes mans; en  GESCHIEDENIS. 255 fcn 't is blijkbaar, dat hij tc veel eerlijkheids bezat, om eene zinsagterhouding te, verdeedigen. 1 In gevolge hier van ontHondt 'er onder hen eene verdeeldheid; het getal der aanhangeren aan beide zijden was bijkans even groot. Jongelingen , welke in de Gilden hunne leerjaaren hadden uitgediend, zagen met leedweezen dat zij van hunne Gildregten beroofd wierden;en zij wisten niet, waar zij een beftaan zouden vinden. In de meeste rieden van Schotland, wanneer eene Maagd trouwt met iemand , welke tot geen Gild behoort, kan zij hetGildregt overdoen aan haaren man, indien haar Vader een Gildcbroeder was. Voor veele jonge meisjes was dit zo veel waardig , als een huwelijksgoed ; doch, door het gcvoelert van campbell, wierdt dit kragteloos. Beide aanhangen oordeelden zich verpligt om te moeten zweeren; doch zij vericbildcn omtrent dc wijze. Te driftig waren de Leeraars van geHel , om de zaak in der minne bij te leggen : dit hadt ten gevolge eene onverzoenlijke wederzijdfche afkecrigheid. Hier uit ontMonden twee Aanhangen , Burgers en TegenBurgers genaamd ; van ieder derzelvcn zullen wij afzonderlijk fpreeken. De vfwïj- LERS.  2$ De BURGER*.  De BURGERS. I 3 258 GODSDIENSTIGE geeven , zullen wij bevinden , dat de Presbijteriaanfche Godsdienst, zo als dezelve door de Af wijkers wierdt begreepen, in Schotland niet vroeger wierdt" vastgefteld, dan in den jaare 1640, toen 'er geen Koning was , maar flegts een Junto der beide Huizen van het Parlement. Ondertusfchen gingen de Burgers voort* met het toelaaten van de zulken, die den Gildeed gedaan hadden, om het Verbond te bezweeren, en hunne éigenJefuïtifchë zinsbehouding daar bij te werk tc ftellcn. Zij wierden gevolgd van zulke leden van Gilden , die hen voor hunne Predikers verkoozen; en deeze wierden wederom gevolgd , of naagebootst, door vcelcn, die van de natuur van eenen Eed geene kennis hadden. De Burgers waren dc talrijkften in de fteden , de Tegen-Burgers ten platten lande. Door verloop van tijd, nogthans, is 'er eene groote omwenteling in de begrippen der Burgers voorgevallen. Terwijl de Tegen-Burgers dc dingen in de buitenfpoorigfte uiterften trokken,helden de Burgers over tot gemaatigdheid. Adlengskens en van tijd tot tijd namen zij hier in toe, en zij deeden afftand van de wijze om hun Verbond op te leggen, uitgezonderd aan dc zulken , die weigerlen te zweeren, 't welk nu afzonderlijk ^efehiedt. Zij rekenen het geene zonde , Tenen Leeraar der vastgeftelde Kerke van Schotland-te hooren prediken, indien hij jeene dvvaalende begrippen voede; waar * i - door  GESCHIEDENIS. 259 door zij verflaan, indien hij een rechtzinnig Kalvinist zij. Ja, (wie moet zich hier over niet verwonderen!) zij gaan zelfbij eenen Methodist ter kerke , zonder onder de Kerkelijke tucht te vallen. Te meer moet dit onze verwondering wekken, wanneer wij in aanmerking neemen, dat de Heer whitefield vriendfehap zogt te maaken met de Af wijkers, voor dat zij onderling verdeeld wierden; doch zij wilden met hem niets te doen hebben,^ en zij hij zich zeiven erkende voor eenen misdaadigen zondaar, omdat hij bevestigd was door eenen Antichristenfcben Bisfchop, te weetcn,Dr. b enson, Bisfchop van Gloucester, cn omdat hij in de openbaare Kerke van Schotland hadt gepredikt. Tegenwoordig verfmelten de Af wijkers van dag tot dag; cn, waarfchijnlijk, zullen zij met het tegenwoordige geflagt uitfterven. Hevigheid in den Godsdienst is even gelijk de koorts in het mcnschlijk lichaam ; de lijder flerft fpoedig, of wordt herfteld. Rï BE- De BURGERS.  %6o GODSDIENSTIGE De TEGENBURGEKS, BERIGT W E G E NS D E TEGEN-B U R G E R S. In dc voorgaande Afdecling hebben wij reeJs aangemerkt, dat de Burgers in gemaatigdheid de Tegen-Burgers tc boven gingen; th ans zullen wij den Leezer onder 't oog brengen, het onderfcheid van gcaartheid en neigingen, welk onder hen plaats hadt. De eerfte zaak, welke de Tegen - Burgers verrigtten, was,het in den Ban doen van de Burgers ; dit deeden zij met zo veel ftaate'ijkheids en omflags , als zij voormaals het Verbond hadden bezwooren. Zekere ralph e r sk i n e , een zeer volksbehaagend Prediker, cn een van het tweede viertal Lceraaren , die dooide Algemeene Vergadering waren afgezet, koos de zijde der Burgers, cn de meeste leden zijner Vergaderinge volgden hem. Hij hadt tweezoonen, beiden Leeraars onder dc Af wijkers; zij hadden zich aan de zijde der Tegen-Burgers vervoegd. Even als hun vader, hadden zij beiden het oor des volks; en, nicttegenftaande het verfchil in gevoelens, droegen zij hem, egter, waarfchijnlijk, een kinderlijken eerbied toe. Hoe 't hier mede ook zij > hunne broeders, de Tegen- Bur-  GESCHIEDENIS. sSi Burgerfche Leeraars , namen het befluit om de zelfde proeve te doen , welke de ■ Inquifiteurs neemen, wanneer zij de naas- i te bloedverwanten zenden om den befehuldigden perfoon in verzekering te neemen, en hem aanzeggen, dat hij de Natuur door de Genade moet overwinnen. Deeze twee Jongelingen wierden benoemd, om hunnen eigen Vader in den Bun te doen. Indien 'er eenige noodzaaklijkheid tot een Banvonnis geweest ware, zou het voegzaamer geweest zijn, dat het door den mond eens vreemden, dan door dien van eenen zoone , ware uitgefproken; doch, daar men ijvert voor de uitwendigheden van den Godsdienst , zonder opzigt te neemen op het inwendige, neemt de wreedheid het hart in bezit. De jonge Leeraars waren genoodzaakt te bewilligen, en zij fchecnen de opgeleide taak blijmoedig te volvoeren, Het Formulier van deezen Ban luidt aldus. 'Er wordt een Vastendag bepaald, en eene Tent in 't open veld opgeflagen; hier worden verfcheiden doldriftige Leerredenen gedaan, voor eene zamengevloeide menigte van arme handwerkslieden , die hun beroep hebben verlaaten, om aanfehouwers te zijn van het ftaatelijktooncel. Deeze waarheid, dat deeze heden hun wettig en dageliiksch beroep verlaaten , en zomtijds eene reize doen van twintig of dertig mijlen , om fcheldende Leerredenen aan-te hooren, welke, in ftede van te ftrooken met den geest des R 3 Euan* De rEOENSURGEftS^  iGi GODSDIENSTIGE Be TEGEN" BURGERS. 3 3 3 9 f Euangeliums , veeleer in ftaat zijn om hunne gemoederen daar van af te trekken, geeft ons aanleiding tot het vernaaien van het volgende voorval, bij wijze van uitweidingen Men vindt het in de Gedenkfchriften van johan livings ton, een vermaard' Schotsch' Prediker, in de voorgaande Eeuwe. Zijn verhaal luidt aldus. ,, Euphan m'cullan, in het Kerss, pel van Kinneücher, eene arme vrouw, „ doch rijk in het geloove. Wegens haar „ hebikLadij c ul k oss de volgende zaa,, kenhooren verhaalen: dat zij zelden badt, 5, zonder op haare gebeden een Heilig ant,, woord te bekoomen ; dat zij, op ze„ keren tijd, haar verzogt te bidden voor de tijdlijke omftandigheden van haar „ gezin : en haar gevraagd hebbende , „ wat antwoord zij hadt bekoomen, zei„ de euphan, het volgende: Die zijne huisgenooten niet verzorgt , heeft liet geloove verlociiend. Waarop dc Ladij „ hernam:" , Hier mede hebt gij mij den , doodfteck gegceven: want ik loop bier , en ginds ter preeke cn ter Kommunie, verwaarioozende de zorge voor mijn gezin.' „ Euphan het woord opvat, tende, voerde haar te gemocte: " , Mevrouw, indien gij aan deeze nalaatighcid fchuldig zijt , hebt gij reden om u deswegen te vernederen ; doch in deezen zin wierdt tot mij niet gefproken : want de Heere zeide : Hij, die yoor het zijne niet zorgt 3 is erger dan 3 een  GESCHIEDENIS. 263 , een ongelooyige. Zal ik niet zorgen y voor haar en haar huis, aangezien zij de P mijne is ?' Deeze plaats verfchaft ftoffe tot ernKige o verden kinge. De oneerbiedige gemeenzaamheid , in de aanfpraak tot de Godheid , den grootcn God des hemels en der aarde, is, inde daad, fchrikvvckkcnde. Wat anders vertoont zich hier, dan de droesfcm van Paapfche bijgelovigheid ? Hoe kunnen dc Proteftanten eenige bcdcnklijkhedcn inbrengen tegen de gezigten van st. klara , st. brigltta cn st. theresia, en, nogthans , de gezigten van euphan m'cullan verdeedigen? Naa de Leerrede wordt een lang gebed gedaan; vervolgens klimt de Prediker, die het Banvonnis zal uitfpreeken , op den prcdikftoel , en laat doorgaans den honderdnegenden Pfalm zingen, in welken zo veele verfchrikkelijkc vervloekingen tegen Gods vijanden worden uitgefproken. Overal daar zij Gods vijanden genoemd vinden , pasfeq zij het toe op de vijanden der Kerke , onder het Euangelium ; terwijl het , ondertusfehen , alleenlijk ziet op de Heidenfchc Natiën, welke tegen de Joodcn oorlog voerden. Den Plalm geëindigd zijnde , bidt de Leeraar om eenen zegen over de vervloeking , welke hij zal uitfpreeken ; cn de Gemeente vervolgens opftaande, leest hij de misdaad voor, aan welke de overtreedcr fchuldig is; waar naa hij zegt: „ Oa\ ü 4 » de*- De TEGHN-. BURGERS,  De TF.OÉN- jjuuwiias. i6\ GODSDIENSTIGE „ deeze en alle andere daaden van onge„ hoorzaamheid aan de Kerk, doe ik, zijn„ de een Dienaar van jezus chris„ tus, en van hem magt en gezag ont„ vangen hebbende, in zijnen naame en „ op zijn gezag , in den Ban cn werpe „ uit de w'aare Kerk van God, N. N. en „ geeve hem over aan den Satan, om in „ het vleesch gepijnigd te worden , opdat 3, de ziel moge behouden worden in den „ dag des Heeren." Hij befluit, met God te bidden , dat hij wil bekragtigen, verzegelen en bevestigen het vonnis , welk hij heeft uitgefproken. Dit zijn fraaie woorden, zal, veelligt, de Leezer zeggen, om door eenen Zoon tegen zijnen Vader te worden uitgefproken. Doch het merkwaardigfte in deeze woorden , is, dat dc Satan, de groote tegenftreever van het menschdom, hier gefteld wordt tot een Dienaar van het Euangelium : onder zijn opzigt wordt de in den Ban gedaane perfoon gefteld; en door hem te pijnigen in het vleesch, moet hij hem brengen tot het bezef van de fchrikwekkende zonde, van eenen anderen in gevoelen te verfchillcn. Vcelen waren in de verbeelding, dat de Burgers met gelijke munt betaald, en op hunne beurt het Banvonnis zouden hebben uitgefproken ; doch dit gebeurde niet. Alleenlijk predikten zij, op 'de Bandagen , in hunne eigen Kerken, tegen de r.R vnp TROOS TINGE. 272 GODSDIENSTIGE bcftcmpclen : want nimmer ontkende a rminius de toerekening der geregtigheid -van christus; hij beweerde flegts, dat de mensch' met eeh vrijen wil begaafd is. De jonge Leeraars in Schotland* daarentegen, deeden zomtijds geheele Leerredenen, zonder eene enkele rcize den naam van christus als Middelaar te noemen. Zeer 'groote ergernis verwekte dit bij die lieden, welke opgevoed waren in de beginzels hunner eigen Geloofsbelijdenisfe en Katecbismusfen. Nogthans verkoozen zij niet , zich bij de Jfwijkers te vervoegen. Men verhaalde, dat een gezclfchap van jonge Godgeleerden bijeen kwam, in een huis te Edenburg, om den draak te ftceken met de leerftellingen van kalvikus; zeker is het, dat een onder hen,die flcgts Proponent, en Schoolmeester was, wierdt afgezet, omdat hij over dat onderwerp een klein (hikje hadt gefchreeven. Dr» weatherspoon, Leeraar te Paislei], zes mijlen van Glasgow gelegen, gaf hier tegen in 't licht eene Verhandeling, waar aan hij den tijtel gaf van Kerkelijke Karakterkunde. In deeze Verhandeling zogt hij aan te toonen , dat de meeste Schotfche Godgeleerden niets leerden dan volflagen Heidendom,of,zo als hei worde genoemd , Zedekunde. Hierom wierdt hij gedagvaard voor dc Sijnode van Glasgow ;doch, dewijl 'er geene bewijzen voorhanden waren dat hij dc Schrijver was, hadt  GESCHIEDENIS. 273 hadt de zaak geen verderen voort gang. Verraids vvr.athkrspoon met zijne Gemeente geftadig overhoop lag, en deeze tegen hem een pleidooi van eerroovinge hadt begonnen, vertrok hij na Amerika, daar hij wierdt aangefteld tot Voorzitter van het Kollegie te Nieuw-Jerfeij; tegenwoordig, in het jaar 1780, is hij lid van het Kongres. Nogthans verliet hij Schotland niet, zonder alvoorens beraamd te hebben een ontwerp, ter verwekkinge van eene fcheuringe in de Kerk diens Koninkrijks. Hij bragt tc zamen zo veele volkbchaagende Predikers , die fobere beroepen hadden, als in zijn vermogen was ; aan dee^e verzekerde hij, dat indien zij hunne Kerken wilden verlaaten, zonder zich bij de Afwijkers te Voegen, zij bij veelen van het volk een vermogenden onderftand zouden aantreffen : zij zouden Vergaderplaatzen voor hun ftigten , en hunne Jaarwedden zouden verdubbeld wordep. Diens volgens verlieten zommigen hunne Kerken, en wierden gefteld in Vergadcrplaatzen , welke voor hun gebouwd wierden. Een geruime tijd verliep 'er, eer zij het eens konden worden over den naam, welken zij voortaan zouden voeren. Doch, vermids zij hulpe en onderftand zouden toebrengen aan die lieden, welke geplaagd wierden van de Zedekundige Predikers, namen zij , ten langen laatfte, den naam aan van de Klasfis der Vcrtroostinge. VI. deel. S Niet De tl.ASSIS duk. Ver» ruoos-  274 GODSDIENSTIGE De KLASSI3 DER. VER." TROOST1NGE. Niet vroeger, nogthans, gebeurde dit, dan in dc jongstvcrloopene twintig jaaren. Doch de Leeraars vonden 'er hunne rekening niet bij. Hunne gemaatigdheid evenaarde die der vastgeftelde Kerke en der Burgers, en viel niet in den fmaak des volks. Nog andere otnftandigheden waren 'er, welke grootlijks tegen hen dienden; eene van deeze was , dat hunne meeste vergaderplaatzen gebouwd waren in volkrijke fteden, daar zich geene zedekundige Predikers hadden neergezet. Het volk vondt bij hen niets nieuws; van hier dat vcelen hunner na hunne eigen Kerken wederkeerden. Hier kwam nog bij , dat een hunner Leeraaren zijne kudde verliet, en zich plaatfte aan "het hoofd eencr talrijke Vergaderinge te Londen, omdat zijne Jaarwedde hier viermnalcn grooter was , dan hij voormaais hadt getrokken. 't Is zeker,dat dc Geestlijken even min als andere menfehen zonder geld kunnen beftaan; doch zij behooren bedagt te zijn omtrent de beweegredenen, welke hen eene arme tegen eene rijke Gemeente doen verwisfclen. De Leeken hebben eenen ftokregel,dat een Leeraar nooit uit eene groote na eene kleine Gemeente vertrekt. In 't algemeen is dit eene zekere waarheid, even gelijk dit plaats heeft in alle andere beroepen; en, nogthans, zijn 'er verfcheiden voorbeelden van het tegendeel voorhanden, zo wel onder de Geestlijken als onder de Waereldlijken. Wanneer evenwel  GESCHIEDENIS. 27$ wel een genootfchap van behoeftige lieden welgezind is omtrent den Leeraar, : behoort hij hen niet te verlaaten. De leden van deezen Aanhang, of He-' ver hunne Leeraars , maaken een klein ' getal uit. Eenmaal 'sjaars houden zij eene Sijnode. Hunne Kerktucht is zwak, en zij worden alleenlijk naageloopcn om hunne volkbehaagcndheid. Even als de Afw ij kers', bezoeken zij hunne ledemaaten, van huis tot huis , en doen al wat zij kunnen , om ben in hunne belangen te houden. Vlijtig zijn ze in de waarneenn'ng van hun Herderlijk beroep; doch zij hebben geene Hoogefchoolen , gelijk de Afwijkers, welke talrijker zijn, om hunne Jongelingen aan dezelve tot den Predikdienst op te leiden. Gelijk hunne redenen, om welke zij zich van de Schotfche Kerk hebben afgezonderd,de beuZelagtigfte zijn, welke men zich kan verbeelden, dus hebben zij ook niet veele vrienden onder de aanzienlijkften des volks; en dewijl zij niet veel werks maaken van fchelden cn raazen, worden zij bij het gemeene volk als laauwe Predikers aangezien. Veclcn hunner hebben hunne eerfte beginzels verlaaten, cn keerendagelijks weder in den fchoot der openbaare Kerke. Zommigcn hunner Predikers hebben eenige poogingen gedaan, om zich wederom bij de vastgeftelde Kerk te voegen , cn ftandplaatzen te bekoomen ; doch 'er is voor hun eene deur geflooten, die nooit zal geopend worden. Om kort te gaan, S 2 zij De (L ASSI3 )ER VEU r« oos- ITNGE.  De KLASSIS DER VER TROOSTINOE. B Ë- 276 GODSDIENSTIGE zij zullen nog maar eenige weinige jaaren in weezen blijven: want weinige men• fchen fpeelen fchielijker bankroet, dan de zulken, die in den Godsdienst in 't groot handel drijven. Wanneer de beweegredenen, welke in den beginne iemand deeden bcfluiten van Godsdienst te veranderen, in 't einde blijken onoprecht te zijn, wordt hij van een iegelijk veragt; cn, in de daad, de bekeerlingen zijn doorgaans niet zeer gezien Wij zullen deeze Afdeeling bcfluiten, met dc volgende algemeene aanmerking, dat alle de Gezinten en Aanhangen, welke uit den fchoot der vastgeftelde Kerke in Schotland zijn voortgekoomen , de zelfde godsdienftige Artikels bezweeren , hunne kinders den zelfden Katechismus laaten leeren , cn de zelfde gedaante Van Eerdienst onderhouden : zo dat onder hen geen onderfcheid plaats heeft, dan omtrent het Verbond.  GESCHIEDENIS. 277 BERIGT WEGENS DE C A M E R O N I A A N E N, O F BERGBEirOONERS. Geene der bovengemelde oorzaaken beeft de aanleiding gegceven tot deeze godsdienftige Gezinte; zij beftondt al lang vóór dc Revolutie. Zekere cameron, een Preslijteriaansch Leeraar, weggeloopen zijnde uit den flag bij Bothwell-bridge, in den jaare 1679, vlugtte na het Zuiden; cn gevolgd wordende van omtrent driehonderd menfehen , welko met hem in de zelfde begrippen ftonden , vernieuwden zij andermaal het Verbond, cn begonnen hunnen optogt; vooraf had. den zij eene afkondiging verfpreid, behelzende dat de Koning niet geregtigd was tot den throon , omdat hij eerst het Eedverbond hadt aangenomen , en het naderhand , door de handen van den Scherpregtcr, hadt doen verbranden; dat zij het befluit hadden genomen om de Bisfchoppen mt te werpen, en hen te ftraffen, gelijk van ouds, op Godlijken last, de Amalekiten geftraft wierden; dat zij het Koninkrijk van christus in Schotland herftelleLij cn deszelfs luister van nieuws zouS 3 den De CAMERONIAANEN,  De cameroniaanen. S178 GODSDIENSTIGE den doen herleeven. Hun voorgeeven was, de Regeering, zo wel van de Kerk als van denBurgerftaat; te zullen vernietigen, en alle die geenen ter dood brengen , welke in godsdienftige gevoelens van hun verfchilden. Deeze dolzinnige lieden, die door onderdrukking tot wanhoop vervoerd waren, voedden de ijdelzinnige verbeelding, dat de opgezcetcnen ten platten lande, naar gelange zij Oostwaarts aantrokken, zich bij hen zouden voegen. Maar, helaas! in ftede van nieuwe verfterkingen te vinden, ontmoette hen Sir johan g r a 11 a m , naderhand Lord donder, op eene plaats, Airds-Mosf genaamd,daar zij de dolzinnigheid begingen van zich tegen des Konings magt te verzetten. Zij doorlchootcn twee of drie Dragonders, zonder dat deeze nog op hen vuur gegceven hadden; waar naa Sir johan beval op hen aan te vallen. C a m e r o n , hun hoofd cn aanvoerder, fneuvelde in het gevegt , met dertig zijner aanhangeren; de overige wierden voor 't mecrengedeelte gevangen genomen. De Belhamels wierden te Edenburg, op een barbaarfche wijze, met den dood geftraft; onder deeze bevondt zich zekere hack. stom, een jongeling van aanzien, die de hand gehad hadt in den moord van sharp, Aardsbisfchop van St. Andrews. De overige gevangenen wierden gezonden na de Volkplantingen in Amerika. Zints dien tijd tot aan de Revolutie, ver-  GESCHIEDENIS. '279 vergaderden zommigen van deeze dollcmans op de bergen, van waar zij hunnen c naam van Bergsluiden of Bergbewopnders, * ontleenden. Toen Koning jakobus de II de vrijheid van gewceten afkondigde, wilden zij die aanbieding niet aanneemen, maar volgden zekeren ja koe itENwicK,ecn jong' Proponent, die vervolgens, eenige weinige maanden vóórde Revolutie , wierdt opgehangen te Edenburg. Toen de Revolutie was tot fiand gebragt, weigerden zij dezelve aan te neemen; voorreden gecvende, dat het Eedverbond niet herfteld was, en omdat Koning willem de Bisfchqplijke Kerkregcering in Engeland niet wilde affchaffen. Nog verfcheiden jaaren naa de Revolutie gingen zij voort met op de bergen te prediken, hoewel zij de vrijheid hadden om vergaderplaatzen te mogen bouwen. Ten tijde van de vereeniginge der Koninkrijken , voeren zij zo geweldig uit tegen de Regeering, dat zommjgen hunner in dc gevangenis geworpen, anderen aan de kaak tc pronk gefteld wierden. Een hunner, voor den Rcgtbank, ondervraagd zijnde, door wat gezag hij op de Rcgcering fcholdt, haalde zijnen Bijbel uit zijn zak, cn zeide aan dc Rcgters , dat hij tc werk ging op het gezag van dat bock, 't welk hij niet geloofde dat hunne Lordfchappen ooit geJeezen hadden. Geen minder haat droegen zij toe aan het Huis, welk thans den throon bezit, dan aan de stuarts; en S 4 %_ eene De AMERO1AANEN.  De CAMER.0JNIAANEN, 280 GODSDIENSTIGE eene foort van Vijfde-Monarchiedrijvers zijnde, wilden zij geenen anderen Koning dan jezus erkennen. Eenige leden van de vastgeftelde Kerke, die weinig geleerdheid en nog minder verftand bezaten, koozen hunne zijde ; een zeker Leeraar onder hen, onbefchaamder dan alle de overigen, zeide tot zijne toehoorders, dat Koning glorge de I niet meer regthadt tot den throon dan een Moriaan, Deeze man ontkwam de wraaköeffening der burgerlijke magt, doch hij wierdt veragt en in den Ban gedaan. Hij overleedt eenige jaaren daar naa te Edenburg , en droeg beftendig den naam van Moriaan, In laatere tijden hielden deeze lieden afzonderlijke zamenkomften , in verfcheiden gewesten van Schotland; veele ergerlijke gebeurtenisfen wierden van hun verteld; zommige van welke, misfehien, geenen grond hadden. Grootlijks zijn deeze lieden verfmolten; 'er is nog flegts een handvol van hun overig: doch deeze kleeven hunne aloude gevoelens beftendig aan, Ten aanzien van de voorwaarden van aanneeminge bij God pn van de toekoomendc zaligheid,ftaan ze in de begrippen der Kalvinisten ; doch hunne denkbeelden, raakendc dc burgerlijke en kerkelijke magt, zijn affchuwclijk. Zij bevestigen hunne eigen leden in 't huwelijk, en doopen hunne kinderen. Zij hebben tot nog toe geene vergaderplaatzen dan in burgerhuizen, en zij werpen allen uit, die van hun verfchillen. Zij zijn  GESCHIEDENIS. 281 zijn niet voor de verdraagzaamheid; en indien zij de magt in handen hadden, zouden zij, misfchien,'er een zeer kwaad gebruik van maaken. In 't algemeen worden zij Gehandeld met eene diepe veragting; en zomtijds verdienen zij dezelve, Zommigen hunner voegden zich bij de Afwijken , en wierden daarom, bij een plegtig Banvonnis, aan den Duivel overgegeeven. Hunne bijcenkomften worden in Schotland zo geheim gehouden, als die der Roomsch-KathoJijken ; zo ongelukkig zijn ze van aart en zeden , dat weinige verftandige lieden met hun eenigen omgang willen hebben. Hun openbaare Eerdienst is de zelfde als die van dc vastgeftelde Kerke in Schotland; doch in hunne Leerredenen vaaren zij geduurig uit tegen de Geestlijkheid cn de Regeering. Nogthans zijn ze tc weinig beduidende, om over hunne onbefchaamdbeid geftraft tc worden. S 5 BE- De CAMliRO-  232 GODSDIENSTIGE De OLASSITEN. B E R I G T WEGENS DE GLAS SITE N, DOORGAANS GENOEMD DE SANDEMANIAANEK. Deeze lieden namen hunnen oorfprong niet in Schotland, in gevolge van de Akte van Patroonfchap: want zij verwerpen alle verbintenis met alle openbaare cn door de Wet bekragtigde Kerken op den aardbodem. Doch hier over zullen wij brecdcr handelen, ter plaatze daar wij verflag zullen doen van hunne godsdienftige leerbegrippen. Daar wij alle boeken, door hen in 't licht gegceven, geleezcn, en met veelen onder hen verkeering gehad hebben , zijn wij hier door in ftaat gefteld, tot het mededeelen van een naauwkeurig berigt wegens deezen Aanhang. Want, hoewel zommige lieden,die geringe bedrevenheid bezitten in dc Gefchiedenisfen,en nog minder in de Godgeleerdheid zijn geoeffend, veelligt mogen genegen zijn om te lachen met de eenvoudigheid hunner Godsdienstöeffeninge, en dc gedaante van hun Kerkelijk beftuur , is het daarom niet te minder zeker, dat onder hen veele voortreffelijke zaaken gevonden worden. Jo-  GESCHIEDENIS. 283 Johan glass , Leeraar in eene Gemeente niet verre van Dundèe, in Srhrt- < land, gaf, in den jaare 1727, een Roek' in 't licht, tot tijtel voerende : Het Getuigenis van den Koning der Martelaaren. Zijn voornaam doelwit met dit gefchrift, was, aan tc toonen, dat vermids het Koninkrijk van christus niet van deeze waereld is, het, diensvolgens, door geenerhande burgerlijke ftaaving , kan vastgefteld of bekragtigd worden ; dat het kan vervolgd of verdraagen worden, naar gelange zulks aan de Vorften der aarde zou behaagen; doch dat alle de zodanigen, die den naam van Christen Leeraars voerden, cn, cgter, van den Staat burgerlijke voordeden genootcn, geene kennis hadden aan het Ëuangelie, en vijanden des Koninkrijks van christus waren. Merkelijke opfchudding en onfteltcnis veroorzaakten deeze begrippen onder de Schotfche Geestlijken, niet minder dan dc beroemde Leerrede van Dr. hoadleij opfchudding hadt verwekt onder de Geestlijkheid in Engeland. Zij doorzagen niet duidelijk, welke gevolgen hier uit zouden kunnen ontftaan: want, indien het beginzel , door glass vastgefteld cn aangedrongen, veld hadde gewonnen, zou de Kroon alle hunne inkomften in beflag hebben kunnen neemen , cn hen zeiven nevens hunne gezinnen tot den bedelzak brengen, 't Is zeker, dat Staatsmannen 'niet altoos de godvrugtigfte Christenen zijn; U.ASSlT.N'.  De CLASSI- 284 GODSDIENSTIGE zijn; ook zijn 'er tijden geweest, in wel. ke men , deeze waarheid eenmaal vastge. fteld zijnde , van dezelve een kwaad gebruik zou gemaakt hebben. Deeze man , ondertusfehen , hoewel een voortreffelijk redeneerkundige , was , egtcr, te onbekend om veele verdeeldheid en afval onder zijne broeders te veroorzaaken, indien niet hunne openbaare Regters hem uit zijne afzondering opgeroepen , en openlijk ten toon gefteld hadden op het tooneel der waereld. Hij wierdt gedagvaard voor de Klasfis; met veel bekwaamheids verdeedjgde hij zich: en vermids de leden hem niet konden wederleggen , wierdt hij afgezet. Hier op beriep hij zich op de Sijnode, daar hij , in zijne verdeediging , blijken vertoonde van nog grooter bekwaamheid; doch de Geestlijken waren zijne bitterfte vijanden. Thans was hij genoodzaakt, zich te beroepen op de Algemeene Vergadering; deeze was zeer ongezind, eenen man te verliezen, die in zijne Gemeente geagt , en een fieraad der Kerke was. Zij vernietigde het vonnis der Klasfis en Sijnode, herftclde Glass in zijnen predikdienst, en geboodf ,dat de zaak , ter eerfte overweeginge , voor haaren regtbank zou gebragt worden. De gemaatigdfte lieden, midlerwijl,onder de leden der Vergaderinge, toonden Zich genegen om de zaak hier bij te laaten berusten. Want vermids de predikdienst van gl ass aan zijne Gemeente bepaald  GESCHIEDENIS. 285 paald was , en hij , in zijne doorgaande Leere, niets predikte, 't welk onbegaanbaar was met de grondleerftellingen van hunnen Godsdienst, konden zij, in zijn bijzonder gevoelen, geen gevaar vinden. Hiernevens namen zij in bedenking'smans zedelijk karakter, 't welk onopfpraakelijk en eerwaardig was. Twee jaaren daar naa wierdt de zaak andermaal voor de Algemeene Vergadering gebragt ; vier agtereenvolgende dagen wierdt 'er over gehandeld. Zommige der leden, voornaamlijk de Ouderlingen, waren mannen van aanzienlijken hui* ze en boogen rang in de waereld ; een van dezelve was de vermaarde duncan f o RB ES, Lord-Advokaat van Schotland. Bchalven deezen, waren 'er nog verfcheiden andere Heeren en Edellieden van hooge geboorte, insgelijks zitting hebbende in de Algemeene Vergadering, die zich kragtig verklaarden tenvoordeele van glass. Zij beweerden, dat 'sMans begrippen enkel en alleen in de befpiegcling beftonden , en niets behelsden, 't geen voor den Godsdienst of de goede zeden van eene gevaarlijke of nadeelige ftrekking was". Zij drongen wijders aan , dat de afzetting van eenen man , van zo uitgebreide geleerdheid en erkende deugd , als glass, een onuitwischbaaren blaam op de Schotfche Kerk zou doen nederdaalen. Deeze waardige leden wierden ondcrfteund, door zommigen van de meest cerwaardigen onder de Geestlijkheid , cn door Dg gi.assiten.  Ds OLASSITlïN. 1 1 ] c t i 286 GODSDIENSTIGE door alle de Afgevaardigden der Univer* fitciten. ^ Zij verklaarden , niets fchadelijks te kunnen vinden in de leerfteilingen, welke glass predikte; want, ten opzigte van het voornaame grondartikel, te weeten, de verzocninge, door Christus gedaan, om ons te bevredigen tot zijns Vaders liefde , ftondt hij met hun in de zelfde begrippen. Zij voegden 'er nevens, dat tegen hen te werke te gaan op zulk een afdoende wijze, een gedrag zijn zoude, onbegaanbaar met hun karakter, als verbeeldende de Schotfche Kerk; weshalvep zij verzogten, dat elk verftandig lid der Vergaderinge de gedagte wilde ter zijde Hellen, om deeze zaak verder voort te zetten. Met groot geweld wierden, ondertus. fchen, deeze gemaatigde mannen wederdreefd, door de zulken, die van een driftiger geest gedreeven wierden , en wel inzonderheid om deeze reöen,omdat glass jetragt hadt hen van hunne volkbchaajendheid te berooven , zonder dat hij /oor zich zeiven na de gunst des volks .tondt. In 't voorbijgaan mogen wij hier aam nerken, dat de beide partijen flegte Poli:iken waren: want de menfehen kunnen ia de gunst des volks dingen, terwijl zij len fchijn vertoonen van dezelve te vergten; en zij mogen zich zelve opwerpen ls Afgoden van den grooten hoon , cn evens voorwenden, of liever zich aantellen, alsof zij met nederigheid bekleed W3-  GESCHIEDENIS. 28? waren. 'Er zijn eenige heimelijke beginzeis en fpringvecren der menschlijke daaden , welke alleen de algemeene Oordeeldag zal aan 't licht brengen. 't Is zeker, dat indien de meerderheid der Vergaderinge werkzaam geweest ware uit gemaatigde beginzels, men in de Kerk zou hebben kunnen bewaaren een waardig' Leeraar, die van zijne Gemeente bemind, en geagt wierdt van allen, die hem kenden; doch zo onverdraagzaam waren de beginzels , welke bij zommigen gevoed wierden, dat toen dc zaak in omvraag wierdt gebragt, dezelve met eene groote meerderheid ten zijnen nadeele wierdt beflist. Diensvolgens wierdt hij afgezet, en een ander Leeraar in zijne plaats beroepen. _ Geweldig klaagden hier over dc Schotten in 't algemeen ; doch van een befluit en vonnis der Algemeene Vergaderinge viel geene hoogcr beroeping. b In de naastvolgende Algemeene Vergadering wierdt de voorfiag gedaan , om het gevelde vonnis tc vernietigen ; bet genomen befluit wierdt eenigzins verzagt: want 'er wierdt vastgefteld , dat hij zoü kunnen dingen na eenig beroep, 't welk voortaan in eenige Kerk mogt open vallen. Van dit voorregt, cgtcr , maakte hij geen gebruik : want hij verzamelde een klein getal menfehen, cn ftclde hun een nieuw ontwerp van Godsdienst voor. Nader, misfehien, kwam dit ontwerp van Godsdienst aan de gedaante der vroenderwerp de natuur van het Leeraarimpt, dcszelfs oorfprong, nuttigheid en joodzaaküjkheid. Hierop nog een andeen Pfalm gezongen zijnde, klimt de voorrittende Leeraar op den predikftoel, en loet eene redevoering , die wel in 't algemeen handelt over de natuur der herlerlijke waardigheid, doch meer bijzonder-  GESCHIEDENIS. $20 derlijk over den tcgcnwoordigcn ftaat der Gemeente, in welke de plegtighcid wordt verrigt, den tijd van haare eerfte oprichtinge, de volgreeks van haare Lceraaren,het karakter van den jongstvoorgaan-' den Leeraar, cn den uitflag, welken, geduurende zijn leeven, het werk zijner bedieninge gehad heeft. Dit alles gefchiede, om den nieuwfings verkoozen Leeraar tot een fpoorfJag te dienen, hem ter getrouwe waarneeminge van zijnen pligC aan te fpooren,. cn de Gemeente om haaren Leeraar den vcrfchuldigden eerbied te betoonen. Dit verrigt zijnde , geeft dc beroepene Lcoraar zijne Geloofsbelijdenis over; doch hij is niet verpligt, eenige Artikelen of Geloofspunten , hoe genaamd, tc ondertekenen. Dit ftemt volmaakt overeen met de aloude gewoonte; cn dit is de reden, waarom zulk een groot aantal Gcloofsbelijdenisfen voorhanden is; in de fchriften der Kerkelijke Schrijvers telt men ten minftc vierhonderd, 't Spreekt van zelve, dat daar de Jongeling, v/elke bevestigd zal worden, 'in de Kalvinistifche gevoelens ftaat, zijne Geloofsbelijdenis op de zelfde gronden rust. Naa dat zijne Geloofsbelijdenis gcleezen, en door de Leeraars en de Gemeente is goedgekeurd,knielt hij neder,en wordt bevestigd door de oplegging der handen. Voorts wordt 'er can Pfalm gezongen, en alle de Leeraars, bij de plegtigheid tex 5 gen- De (ALVIN. PR.ESWJ*' riilUAAVEN.  De KALVIN. PRESBIJTERIAANEN. 330 GODSDIENSTIGE genwoordig, geeven hem de rechterhand van broederlijke gemeenfehap. Thans klimt een der Leeraaren op den predikftocl, en doet eene aanfpraak,zo wel tot den nieuwlings bevestigden Leeraar, als tot de Gemeente. Na genoeg ftemt dit overeen met degebruiklijkheden der Schotfche Kerke, alleenlijk met dit onderfcheid, dat de Engelfche aanfpraaken zelden zo veel ter zaake dienen. In het aanncemen van een lid der Gemeente, verfchillen zij wijd en breed van de Sandimaniaanen, en nog veel meer van christus en zijne Apostelen. Christus was niet gekomen, om regtvaardigen, maar om zondaars tot bekeering teroepen; en de Sandimaniaanen verkiezen niet, indien zij het kunnen vermijden, tot leden van hunne gemeenfehap aan te neemen, dan de zulken, die van de allerondeugendfte karakters zijn. Christus kwam met de aanbiedingen van zaligheid aan eene zondige waereld; doch het is waarfchijnlijk, dat de Sandimaniaanen hunne keuze laaten vallen op ondeugende lieden, opdat zij gelegenheid mogen hebben tot het betoonen van hunne magt, in dezelven , zo dra mogelijk is, in "den Ban te doen. De Kdlvinisiifche Presbijteriaanen, daarentegen , neemen geene anderen clan regtvaardigen tot leden van hun genootfehap aan. Zondaars mogen koomen om te hoo?en, doch geene anderen dan regtvaardi- gen  GESCHIEDENIS. 331 gen worden tot hunne gemeenfehap toegelaaten. De aankoomeling wordt afzonderlijk ondervraagd door den Leeraar en de Ouderlingen , welke doorgaans twee of drie in getal zijn. Den naastvolgcnden Zondag , naa de Predikaatfie , geeft dc Leeraar kennis aan de Gemeente, dat zulk of zulk een perfoön ondervraagd is over zijne bcdreevenhcid in de gewijde Schriften , cn in den Christlijken Godsdienst; dat zij onderzoek gedaan hebben omtrent zijn zedelijk karakter, en nu aan de Vergadering in bedenking geeven, of hij niet tot lid behoore te worden aangenomen. Dit wqrdt in omvraag gebragt , en doorgaans, bij meerderheid van Hemmen, goedgekeurd. Een hoog denkbeeld moeten deeze lieden van dc Kerkelijke gemeenfehap , of het lidmaatfehap van een Gemeente, hebben , daar zij , om iets, 't welk weinig meer is dan niets , zich zeiven zo veele moeite geeven. Zij verkrijgen daar door geen nieuw voorregt, dan dc vrijheid om fen Avondmaal te mogen gaan. Zij gedraagen zich niet gelijk dc vroegfte Christenen, die elkander als broeders aanmerkten; noch ook gelijk de Vrienden, doorgaans Quakers genaamd, die nooit gedoogen, dat de behoeftigen onder hen gebrek lijden. De Kalvdnistifche Presbijteriaanen behandelen hunne armen, even gelijk de Univerfiteit den armen Deken swift, Uit bijzondere genade. 2^ij doen, in de daad, De KALVIN, PRESBIJ» TERIAANEN.  332 GODSDIENSTIGE De KALVIN. PR.ESBIJTERIAAÏ1EN. daad, ccnc geld verzameling, ten behoeve van hunne armen ; ten minne beeft het dien naam : doch de uitdceling van de verzamelde penningen wordt geheel overgclaaten aan de befcheidcnheid des Leeraars; deeze geeft aan wien hij wil, en naar zijn eigen goeddunken. Dit is gepne waare Kerkelijke gemeenfehap : want in eene Christlijke Gemeente behoorde het eene lid geen gebrek te lijden, terwijl alle de overige ledemaaten in ruimte en overvloed leeven. Van alle fchandvlekkcn voor den Godsdienst, welke ooit hebben plaats gehad, is deeze eene van de voor. naamften ; 't is oorzaak, dat dc behoeftigen, in de daad, in twijfel trekken de waarheid der gewijde Schriften; cn heeft wijders tengevolge, dat de vermogenden moeten gerekend worden onder de zulken , over welke christus het vlockwce heeft uitgefproken , uit hoofde der menigvuldige ergernisfen, welke zij geeven. Dit is eene 'mocdbcncemcnde bedenking, niettegen ftaande dc dagelijkfche ondervinding daar van voorbeelden oplevere; en wij weeten , dat menschlijke lichaamen , welke tot overkleedzels dienen voor redelijke zielen , zodanige werkftukken zijn, dat gecnerhande raadgeevingen, gecnerhande onderrichtingen, gecnerhande vermaaningen van eenige kragt zijn zullen, indien dc weldaadigheid en het medelijden met de bchoeftigen verzuimd worden. Zei-  GESCHIEDENIS. 333 Zelden gebeurt het, dat de Kalvinistifchè Presbijteriaanen de Kerkelijke Tucht oeftenen tegen de overtreedcrs, 'ten zij hunne misdaaden van een in 't oogloopenden aart zijn; in zulk een geval fpreeken zij het Banvonnis tegen hen uit; doch zij verfchillen hier in van de Af wijkers of de Sandimaniaanen : want zij zenden den overtreeder eene dagvaarding aan zijn huis, om te verfchijncn in eene zamenkomst, die in de week gehouden wordt; hier brengen zij hem de natuur zijner misdaad onder 't oog: en indien hij zijn leedweezen betuige , en beterfchap bcloove , wordt hem zijn misdrijf kwijt gefcholdcn. Doch ingevalle hij hardnekkig blijve , wordt hern een gefchrift ter hand gefteld , door den Leeraar cn de Ouderlingen ondertekend, behelzende dat hij niet meer een lid der Gemeente is. Indien het gebeure , dat de ovcrtreedende broeder weigert, in de bijeenkomst te verfchijnen, wordt hem, door eenen brief, kennis gegeeven van het vonnis , over hem uitgefproken. De gedaante van hunnen openbaaren Eerdienst is niet ongelijk aan die der perfte Christenen. De Godsdienstöéffening wordt begonnen met een kort Gebed , waar naa een of meer Hoofdrukken der Schriftuure worden voorgeleezen; doch op het voorgeleezene worden geene aanmerkingen voorgedraagen, zo als in Schotland gebruiklijk is: dit is oorzaak De KALVIN. P LUiS BIJTE 11 IA ANEN.  De KALVIN. FIIESBIJT Kil JAAREN. 334 GODSDIENSTIGE zaak dat het gros van de leden der Ge^ meente in de kennis van den Godsdienst niet zeer bedrceven is. Naa het voorleezen van de Schriftuure, wordt 'er een Pi'alm gezongen, en vervolgens een algemeen Gebed gedaan , 't welk wederom met een Pfalm wordt befiooten. Thans volgt de Leerrede, welke voorgelcezen wordt uit een gefchreeven opftcl, 't welk de Leeraar tusfchen de bladeren van den Bijbel legt. Zelden' duurt de Leerrede langer dan een uur, en is doorgaans langwijlig en vervcclende. Wanneer het Avondmaal wordt Uitgedeeld , ftaat de Leeraar in een vierkant vak voor den Predikftoel; de Kommunikanten koomen op zulk een korten afftand bij hem, als mogelijk is. Dc Ouderlingen bieden hun het brood en den wijn aan; waar naa een Lofzang gezongen , cn de plegtighcid met een Gebed befiooten wordt. Meestal wordt deeze gewijde plegtigheid verrigt in den agtermiddag, naa de Leerrede; geen ander gezag hebben zij voor dit gebruik dan dc gewoonte. (Jet doopen van hunne kinderen ge-> fchiedt na genoeg op de zelfde wijze * als in de Kerk van Schotland; de Leeraar verrigt de plegtigheid in de openbaare' zamenkomften , of in het huis der Ouderen. Andere bijzonderheden , de KalriniS- tU  GESCHIEDENIS. 335 tifche Presbijteriaanen betreffende , zijn ons niet gebleeken; alleenlijk moeten wij nog aanmerken , dat zij verfcheiden Hoogefchoolen hebben, aan welke hunne Jongelingen tot den Predikdienst worden opgeleid. Hunne Predikers zijn meer volkbehaagende , dan zommige van de andere Dis/enters; doch hun getal is tegenwoordig niet zeer aanmerkelijk. 35 E Dg KALVIN. PRESBIJTERIAANEN.  De aum1n. PK ESRJITEKIAANEN. 336 GODSDIENSTIGE d e ARMINIAANSCHE PRESBIJTERIAANEN. Zeer talrijk zijn nog heden ten dage de Christenen, aan het hoofd deezer Afdeelinge vermeld; hierom , oordcelen wij, zal een berigt wegens dezelven den Leezer niet onaangenaam zijn. Meer dan eens hebben wij reeds gelegenheid gehad aan te merken , dat, ten aanzien der voorwaarden van aanneeminge bij God, alle de Kerkhervormers ftonden in de begrippen van den H. augustinus. Hier van zal een iegelijk overtuigd worden, die de moeite neemt om te doorbladeren de Verklaaring van lutherus over den Brief van paulus aan de Galatiërs , de Onderwijzingen in den Christlijken Godsdienst van kalvinus, de negenendertig Artikelen der Engelfche Kerke, en de aloude Schotfche Geloofsbelijdenis, 't Is beftaanbaar met de onpartijdigheid, welke wij tot nog toe hebben in agt genomen, dat wij, over dit onderwerp, onze eigen gedagten mededeelen. Een tijdverloop van bijkans honderd jaaren, zints den dood der Apostelen, ligt begraaven onder eene, indien dit mogelijk zij , meer dan Egijptifche duistcrnisfe. Indien dc Christenen van dien tijd eeni-  GESCHIEDENIS. 337- eenige fchriften hebben naagelaaten, zij zijn tegenwoordig voor ons verlooren;^ en wat aangaat de Brieven , welke den >' naam van ignatius aan 't voorhoofd1 draagen, deeze zijn ongetwijfeld onecht. N Dit, althans, is zeker, dat de fchriften, zedert den leeftijd van clemens romanus, tot op den leeftijd van den H. augustinus, opgcfleld, cn nog voorhanden , tegen hem zijn. Of 'er, in vroegere dagen, Christenen geleefd hebben, die met hem in de zelfde begrippen Honden, is ons volflrekt onbekend. Tweezins, en met even veel kragts, pleit voor ons dit bewijs. Vooreerst, verdient het onze opmerking, dat hoewel 'er veele Schrijvers vóór augustinus geleefd hebben, niemand hunner, cgter, met hem de zelfde gevoelens heeft aangenomen. Ten tweede, dat indien zijne leere nieuw geweest ware, men eigenaartig zou hebben mogen verwagten, dat hij kragtdaadig zou wederfproken zijn geworden. En, nogthans, blijkt het niet, dat iemand de pen tegen hem heeft opgevat , behalven den vermaarden pelagius. In deezen Haat van onzekerheid laaten wij het aan den Leezer over ,om voor zich zeiven te oordeelen; terwijl wij zullen voortgaan, om eenig berigt te geeven van arminiüs, wiens begrippen aanleiding hebben gegeeven tot de Gezinte , waar van wij thans handelen. VT, deel. Y Ja- EMliV. lUïsiiif- eruabn.  De «R.MIN. PRESBIJTERIAAKEN. 33$ GODSDIENSTIGE Jakobus armintus wierdt gebooren te Haarlem, [te Oudewater] in Holland , in den jaare 1580; zijn Vader was een man van eenig aanzien in die ftad. Van zijne vroegfte jeugd af vertoonde bij de blijken van zulk eene zagtheid van aart, dat hij het voorwerp van de bewonderinge wierdt van allen,die hem kenden. Op den ouderdom van zeventien jaaren , hadt hij reeds zo groote vorderingen gemaakt in de voorbereidende weetenfehappen, dat hij na de Univerfitcit van Geneve wierdt gezonden, daar hij zich op de Godgeleerdheid, Kerkelijke Gefchiedcnisfen en andere kundigheden toeleide. Hier las hij alle de Griekfche Kerkvaders , en zoog hunne begrippen in. Wanneer hij vermoeid was van den Letterarbeid, hadt hij de gewoonte eene wandeling te doen in een boschje, aan het Meir van Geneve behoorende; zedert dien tijd heeft het den naam gevoerd van de Wandelplaats van AR MIN IUS. Naa dat hij bevorderd was tot de waardigheid van Doktor in de Godgeleerdheid, verliet hij de Univerfiteit, den naam naakatende van een godvrugtig Jongeling, en een voortreffelijk Geleerde. En, in de daad , geene reden hebben wij om aan de uitgebreidheid zijner kennisfe te twijfelen, wanneer wij weeten, dat hij, in den ouderdom 'an flcgts eenentwintig jaaren , door de Algemeene Staaten [door dc Bezorgers der Hooge Schoole] tot Hoog-  GESCHIEDENIS. 33? Hooglccraar in de Godgeleerdheid, aan de Üniv«rfiteit te Leiden, wierdt aangefteld. Hij begon zijne openbaare lesfen met Voorlcezingcn over de Brieven aan de Romeinen cn dé Galatïcrs, welke doorgaans worden aangezien als de ftevigfte fteunpilaarcn van het Kalvinifche LeerftelzeJ. Thans begon armimius openlijk te leeren die begrippen , welke hij al zints geruimen tijd in ziin gemoed geloofd hadt! de kragt der overtuiginge , uit de fchriften der Griekfche Kerkvaderen ontleend , hadt hem daar toe genoopt; en 't is een algemeen erkende grondregel, dat de menfehen leeren, 't geen zij gelooven waarheid tc zijn. Ten allen tijde heeft men zijne gevoelens gebragt onder de vijf volgende hoofdpunten. Vooreerst, dat door de Predestinatie, of Voorverordineering, wordt bedoeld. Gods eeuwig voorneemen om het Euangelie, of den Christlijken Godsdienst, te doen verkondigen aail de zulken, wier het hem behaagt; en in deezen zin verftondt hij de woorden, dat God zich ontfermt diens hij zich wil ontfermen er dat hij verhardt dien hij wil. Door hel verharden van een volk, of van menfehen verftondt hij, dat God hun zou onthon den de zegeningen , aan de gclooviger tocgezeid, door de verkondiging van dei Christlijken Godsdienst. Y x Te) De ARM IN. PRESlSlj* TER1AA* NEN. I l  34o GODSDIENSTIGE De ARMIN. PRESIMJTElUAAMEN. < 1 3 Teil tweede, beweerde hij, overeenkomftig met het gevoelen der Griekfche Kerke, dat God eenen iegelijk menlche het vermogen heeft gegeeven , zich te bekeeren van de zonde tot de regtvaardigheid des leevens. En in deezen zin verftondt hij dc woorden: Gij lieden wilt niet tot mij koomen, opdat gij het leeven zoudt hebben; als mede alle die uitdrukkingen, in de H. Schriftuure voorkoomende, op welke vermaaningen tot geestüjkc werkzaamheidgebouwd worden. Want, gelijk hij aanmerkte, op welken grond kunnen de menfehen vermaand worden ter betragtinge van hunne pligten, indien zij het vermogen niet bezitten om dezelve te kunnen vvaarneemen. Ten derde, dat wat aangaat de zonde onzer eerfte Ouderen , dezelve ons aankleeft, en ingeplant wordt, maar ons niet wordt toegerekend : want , zeide hij, hoe konde het anderzins gebeuren, dat eenigen van de baarmoeder af geheiligd waren. Ten vierde, dat de dood van CHRisrus eene genoegzaame voldoening was, 3m eene verzoening te doen voor de :onden der geheele waereld. Hij heeft üch zeiven overgegeeven tot een rantfoen >oor allen. Hij beweerde niet, dat door len dood van christus alle menfehen wouden behouden worden, omdat veeleri ïunner de aangeboodene voorwaarden liet wilden aannecmen; maar hij hieldt ftaan-  GESCHIEDENIS. 34] ftaande , dat de offerande in zich zelve genoegzaam was om eene volkomene verzoening uit te werken. De beroemde en godvrugtige Dr. watts ftondt ook in dit gevoelen; bewcerende dat de zegeningen van christus zich even wijd als de vloek uitftrekken. Ten vijfde, en eindelijk, beweerde hij, met dc aloude Griekfche Kerk , dat het leerftuk wegens de volharding der Heiligen tot aan het einde, geenen grond heeft in de Schriftuure; want dat de menfehen ten allen tijde kunnen uitvallen van de Genade. In deezen zin verklaarde hij de woorden : Zijt niet hooggevoelig, maar vreest ; die Jtaat, zie toe dat hij niet valle; nevens verfcheiden andere plaatzen der Schriftuure, welke het uitvallen van de Genade aanduiden. Veele opfchuddingen en onaangenaamheden baarde de fchijnbaare nieuwheid deezer leerftellingen, in eenen tijd, in welken de gemoederen der menfehen niet behoorlijk gevestigd waren, ten aanzien van Godgeleerde geichillcn , omdat deeze leerbegrippen nog nimmer wederiproken waren. Jakobus de I, Koning van Engeland, die zich veel liet voorftaan op zijne bedreevenheid in de Godgeleerde gefchillen, fchrcef eenen ftrengen brief aan dc Algemeene Staatcn der Vereenigde Gewesten , in welken hij , onder andere, voor-? droeg , dat akmi^ius leevende beY 3 hoor* De AR MINT. PRESBlJa TKRUAnen,  342 GODSDIENSTIGE De AR MIN, PUESBIJTE1UAAJMEN, hoorde verbrand te worden. Misfchien ware dit of diergelijk een vonnis over hem geveld geworden, indien niet arminiüs bij tijds door den dood ware weggenomen. Nogthans daalden zijne gevoelens niet te gelijk met hem ten grave ; zij wierden aangenomen van veele geleerde mannen in Holland, onder andere van simon episcopius , cn den doorluchtigen hu go de groot, door geheel Europa bekend en vermaard, om zijne Verhandeling Over het regt van Oorlog en Vrede. Staatkundige belangen mengden zich onder de godgeleerde gefchilvoeringen; en Koning jakobus de I bewerkte door zijnen invloed , dat 'er eene Nationaalc Sijnode wierdt zamengeraepen; eveneens, alsof het Euangclium van jezus christus, in de fchriften van het Nieuwe Testa. ment, zo klaar en duidelijk geopenbaard, in een helderder daglicht kon geplaatst worden door een gezel fchap van Priesters , met Mantels of Tabbcrten omhangen. Deeze Kerkvergadering, of Sijnode, vergaderde te Dordrecht, in den jaare 1617 [1618, 1619;] verfcheiden afgevaardigde Gelastigden uit alle de Proteftantfche Staaten van Europa, verfcheenen op dezelve. Zij vergaderden in de Kerk te Dordrecht , daar wij gezien hebben de beeltenisfen van de beroemdftcn onder dezelve ; onder andere de afbeelding van den vermaarden Bisfchop hall. Dewijl de Vergadering beftondt uit paw tij-  GESCHIEDENIS. 343 tijdige lieden, was het geene moeilijke zaak , de veroordeeling van de gevoelens van ar mini us £e bewerken. Zij wierden, inde daad, veroordeeld, en de zulken, die dezelve beleeden, in de gevangenis geworpen; onder deeze bevondt zich de vermaarde de groot, die het ontvlugttc, cn naderhand in dienst genomen wierdt van christina, Koninginne van Zweeden. In weerwil, cgter, van alle de ftrengheid , door Koning jakobus, cn de andere Proteftantfche Vorften van Europa , tc werk gefteld, groeiden en bloeiden (de Arminiaanfche leerftéllingen; zij wierden van alle dc Lutkerfchen aangenomen: en dit is zeker, dat ten tijde der Herftellinge van Koning karel den II op den throon, in den jaare 1660, geen Godgeleerde van eenigen naamen in de vastgeftelde Kerk gevonden wierdt,die niet de zelfde leerbegrippen predikte. Zints verfcheiden jaaren zijn ze , als 't ware, algemeen geworden in de Engelfche Kerk; en van veele gewesten in Schotland mag het zelfde gezegd worden. Doch dit geeft ons aanleiding om te onderzoeken, op hoedanig eene wijze de Engelfche Presbijteriaanen deeze geoelens eerst hebben aangenomen ; als mede , welke daar van de oorzaaken en de gevolgen geweest zijn. Omtrent het jaar 1691 , kort naa dat de Akte van Verdraagzaamheid was vastgefteld, wierden 'er eenige boeken in 't Y 4 lichij De ARM IN. PRESBIJTERIAANEN.  De ARM1V. PRESBIJTERIAAnen. 1 i < ] j c d u ii g n 344 GODSDIENSTIGE licht gegeeven, volgens dc beginzels dep Antinomiaanen : want, vóór dien tijd ftondt het gros der Engelfche Disfenterjt in de Kalvinistifche begrippen. Dit wekte den ijver van zekeren Doktor williams., een man van groot vermogen, eenige geleerdheid,doch zonder welfpree. kendheid, om een Bock te lchrijven, 't welk hij tot tijtel gaf: De Euangelifche IVaarheid, ontvouwd In dit Werk week hij af van dc gevoelens van veelen zijner broederen, die, in hunne fchriften, de zaligheid als eene volftrekt bepaalde zaak hadden voorgedraagen; hij, daarentegen, Itclde dezelve voor als voorwaardelijk, en afhankhjk van het geloove. Hij begeerde , dat de Bekeering het Geloove noet voorgaan; terwijl de Kalvinisten [taande houden, dat 'er geene Bekeering ronder Geloove kan plaats hebben. Ongetwijfeld was deeze man een gemaatigd Calvinist, of, met andere woorden, een lard\ Arminiaan. Doch, zints dien tijd mtftondt 'er eene fcheuring tusfchen de Voteftantfche Disfcnters in Engeland, Je geleerdften onder hen helden over tot e gevoelens van Dr. williams, en : geen eenigzins onze opmerking ver' lent, zij breidden dezelve nog verder it. Van jaar tot jaar wierden zij ruimer i hunne eerftellingen, totdat, ten Jan en Jaatfte , hunne Leerredenen wei ig beter waren dan zamenflelzels van eistere Gelijk nog heden ten dage? fdiee-  GESCHIEDENIS. 345 fcheenen zij toen reeds vermaak tc fchcppen in hunnen toehoorderen in cc prei), ten de leeringen, welke wij kunnen Jee zen bij seneca of epictütus, zonder zich aan iets , 't welk in 't Euangclie voorkoomt , te verbinden. Het gevolg hier van is geweest, dat hunne ledemaaten hen verlaaten hebben, en zij in eenen ftaat van berooidheid gebleeverj zijn. Zij hebben tegenwoordig niets an-. ders te doen , dan te prediken tegen de Regeering; cn dewijl hunne meeste toehoorders muitelingen zijn , moeten zij zich met een fober beftaan te vrede houden. De Leeraars zijn nog vrij talrijk, doch de toehoorders weinig: want, in hunne zon e cn verveelende Leerredenen, kunnen de meeste feden geen behaagen vinden. In zeker opzigt zijn ze, ongetwijfeld, zeer kwalijk beraaden in hun gedrag: want hoewel hun zeer wel bekend is, dat liet in den aart der mensehlijke natuure valt, de gunst van het volk te zoeken, vertoonen zij, nogthans, den fchijn, dat zij dezelve veragten. Het gevolg hier van is, dat zij weinige andere toehoorders hebben, dan dezulken, die vijanden zijn van de Regeeringe. In de daad , met reden mag het van hun gezegd worden, dat zij, om zich zclven en hunne huisgezinnen van honger te doen fterven , alle de gevoelens der Ariaanm en Sociniaanen hebben aange. V 5 nor ARJMl.V, PRBSB.IT* TBlllAANE5f.  Be PRESBIJTEiU^A- men. D E 346 GODSDIENSTIGE nomen, en dat alle de waarheden des Euangeliums hun eenigermaate walgelijk zijn geworden. Doch wij zullen gelegenheid hebben om te fpreeken van eenen anderen Aanhang van Disfcnters, welke in nog grooter dwaalingen flee- jren< in hunne openbaare Gods- dienstöeffeningen ftemmen zij volmaakt overeen met de Kalvinistifche Presbijteriaanen.  GESCHIEDENIS, u7 d e LEERE en KERKTUCHT per A R I A A N S C H E P R E S B IJ T E R I A 4 N E N, In hen voorgaande gedeelte deezes Werks, hebben wij een omftandig berigt gegeeven van den oqffprong der Christgeloovigen, bij den naam van Atiaanen bekend ; zij namen hunnen oorfprong _ tc Akxandri'é, omtrent liet midden der Vierde Eeuwc. Luttel beicneids vinden wij van dezelve bij de Schrijvers der Middeleeuwen; doch ten tijde der HervoTminge, kwamen eenige perfoonen openlijk; uit voor deeze leerbegrippen. Niet vreemd moet ons dit voorkoomon, wanneer wij in aanmerking neemen, den ongevestigden Haat der Kerke, dc twijfclingcn ,°in welke de gemoederen dei menfehen gebragt wierden , door dc verandering en den overgang van dc fpoorbijsterfte bijgeloovighcid tot eenen rede lijken Godsdienst , en dc godgeleerde gc fchiilen , welke eigenaartig voortkwamen in gevolge van de betwiste bewijsrede nen omtrent het flegtftc van alle onder weVpen , te weeten, de gefchüvoerend Godgeleerdheid, De AR1AAN- SC11 IC PRESIilJ' T EU HANEN, r t  De AUIAAN SCHE PKKSBlJTERIAAIs'EN. 348 GODSDIENSTIGE Naa dat, evenwel, de Kerkhervorming ■ was vastgefteld, onder die Natiën, welke dezelve hadden aangenomen, vjnden wij, in het tijdverloop van eene Eeuwe, wegens de Ariaanen9 weinig gewag gemaakt. In den jaare 1616, wierden twee van hun Jeevendc verbrand, te Litchjield, in Straffordfhire, in gevolge van de verfoeielijke Akte van Hendrik den IV; en de Puriteinen , in Nieuw - Engeland , verweezen insgelijks twee of drie ten vuuren, geduurende den leeftijd van oli- VI er cromwell. Onder de Regeering van Koning karel den II. deedt de vervolging de Engelfche Disfcnters één hart en ééne ziele behouden; doch naauwlijks was de Revolutie voorgevallen , en de menfehen herfteld bij die vrijheid , welke het onvervreemdbaar regt is van een redelijk fchepzcl, of zij begonnen dezelve tot losbandigheid te misbruiken. Zekere beakce , een Leeraar onder de Disfcnters te Exeter, die eene geleerde Verhandeling hadt gefchreeven , ter verdeediginge van zijne broederen , begon, omtrent het jaar 1.720, eenige nieuwe leerftelüngen omtrent de Drieëenheid uit tc broeden ; deeze verwekten merkelijke verwarring , cn verfcheiden Leeraars , welke, in deeze gewesten , zeer talrijk waren , gingen gezamentlijk eene verbintenis aan, om tegen Mr. pearce eene Bill van befchuldiginge in te brengen 5 om zijne ontkenning van de leerin- gen  GESCHIEDENIS. 34? gen der Drieëenheid. Dit was zulk een Haal van dolzinnigheid , dat men, in de Kerkelijke Gefchiedenis, naauvvlijks de weergaé vindt; doch tot de altoosduurende'eere der groote Jurij, deedt zij,op de Bill, de uitfpraak Ignoramus. Nogthans wierden deeze leerftellingen wijd cn zijd verfpreid, en, binnen het tijdverloop van eenige weinige jaaren , van vcelen onder de Presbijteriaanen aangenomen* Wij mogen 'er nevens voegen , dat de zulken onder hen , die zich zogten te verfchuilcn onder den naam van Arrainiaanen, nu in de daad Ariaanen zijn geworden. In onze Verhandeling over de Ariaanfche Presbijteriaanen, moeten eenige bijzonderheden noodwendig door ons worden opgemerkt: en nog zo veel te meer, omdat 'er reeds Ariaanen in Engeland waren , eenige jaaren voor dat zij voor deeze gevoelens openlijk uit kwamen. Wan. neer iemand in eene hunner Vergaderingen koomt, 't en zij hij van eene bijzondere gcaartheid zij, kan hij zich geen denkbeeld vormen wat zij willen zeggen. Eer mijner vrienden heeft iemand hunner eer geheel uur agter elkander hooren uitwei den over de heerlijkheid van christus en, in het flot zijner redevoeringe, ver klaaren, dat hij niets meer dan een ge fchapen weezen was. Door gantsch Engeland zijn hunne Ver gaderingen zeer menigvuldig, doch hun ne toehoorders zo weinig in getal, da z. De ARI AANSCHIKPRES BIJ» TERIAA» NEN. t l  3Jö GODSDIENSTIGE De Ariaan- SCHE PRESBIJTERIAANEN. zij niet in ftaat zijn , de Leeraars te onderhóuden. Voor de onkundigen zijn doorgaans hunne Leerredenen zeer dubbelzinnig ; doch voor dc zulken, die eenige kennis hebben van den Christlijken Godsdienst, zijn ze erger dan het Heidendom. Hunne meeste Vergaderingen beginnen te verdwijnen en te dunnen t, hier over hebbe men zich niet te verwonderen: want de zulken, die het Nieuwe Testament hoog waardeeren , hebben liefde voor j ü zus christus, als eenen Zaligmaaker. Doch niet 't onregt zoit iemand kunnen denken, dat deeze Ariaanfche Presbijteriaanen , om hunne bijsterzinnige begrippen ftaande te houden, alles deeden wat zij konden, om de leden hunner Gezinte uit hunne Vergaderplaatzen te verdrijven. Meer dan eens ben ik zelve oorgetuige geweest , dat hunne Leeraars hunne geheele Leerrede tc koste leiden, om het als aanneemelijk te doen voorkoomen,dat Christus geen voorwerp van godsdienftige eerbetooninge is ; dat hij niet meer is , dan een bloot mensch, van God gefchapen ; hoewel zij tevens erkenden, dat hij een Middelaar was, tusfchen God en de zondaars aangefteld. Op hoedanig eene wijze dit kan worden overeen gebragt met de eenpaarige berigtcn, welke wij in de gewijde Schriften, wegens den Godlijken Verlosfer, aantreffen , laaten wij aan het befcheiden oordeel van den Leezer over. Met reden mogen wij ftaande houden,indien christus  GESCHIEDENIS. #t tus geen God, en niet één zij met den Vader, ons geloove vrugtloos is, en wij vergeefs geloofd hebben. Laaten wij al leenlijk in bedenking neemen , hoe wijd en breed van deeze begrippen verfchild hebben, de gevoelens der godvrugtigfte mannen , in alle eeuwen en onder alle volken; en 't wierdt als de bijzondere en onderfcheidende roem en heerlijkheid der Proteftanten aangemerkt, dat zij christus als hunnen Zaligmaaker befchouwden. En dit bewijs is boven alle tegenfpraak verheven: want, indien onze zonden gepleegd wierden tegen een oneindig weezen , kon, gevolglijk, geen ander weezen , dan 't geen van de zelfde natuurc was, aangezien worden als een bevoegd voorwerp, om eene verzoening te kunnen doen voor onze overtreedingen. Geene andere hoop kan een zondaar, hebben, dan die gebouwd is op de bemiddeling of het middelaarfchap van christus; en dezulken, die deeze bemiddeling of voorfpraak veragten, kunnen geenen grond hebben om op de Godlijke bermhartigheid te hoopen. Alle zegeningen wierden 't eerst aan christus be. loofd in zijne menschlijke natuure; er deeze moesten door hem overgebragt wor den op alle zijne getrouwe naavolgers. Zommigen onder dë Ariaanfche Presbijteriaanen hebben eene nieuwe Liturgie o: Kerkdijken dienst gefmecd ; misfehien i. dit het flegtfte opftel, welk ooit uit de pen a Öe ARlAAtf- SCHE PRESBIJTERIAANEN.  #4 GODSDIENSTIGE De aria an» SCHE presbij- TEKIAA- ï.en. ne van ccnen fterveling gevloeid is. In 't midden van hunne gebeden hoorcn wij hen de Godheid van christus ontkennen ; en zij fchijnen met vermaak op die onderwerp te blijven frilftaan. Doch wij moeten nog verder gaan. Verwonder u niet, Leezcr; zij hebben,in de daad,een nieuwen Bijbel gemaakt. Een hunner Leeraaren, vermaard om het verminken van de Werken van eenigen der grootfte Godgeleerden, kreeg den inval om in één boek te verzamelen alle die Schriftuurtexten , die met zijn oogmerk ftrookten ; en het voorts aan zijne Geloofsgenooten aan te prijzen,om alleen deeze, cn geene andere te leezen. Indien dit niet zij, een nieuwen Bijbel te maaken , weet ik niet wat het is. De godvrugtige hen rij heeft ergens aangemerkt, dat de weg der zonde nederwaarts loopt; dat wil zeggen , zo ras de menfehen de waarheid verlaaten , en den weg, op welken zij rust voor hunne ziele zouden gevonden hebben , zij van tijd tot tijd, als 't ware , verzinken in duisternis en dwaaling. De volgende proeve van de dwaalingen der Ariaanfche Presbijteriaanen zal hier van ten voldingenden bewijze kunnen dienen. Zommigcn hunner Predikers hebben ftoutmocdig ftaande gehouden, dat 's menfehen ziel te gelijk met het lichaam fterft; hier uit blijkt, dat zij het zelfde zijn onder de Christenen , 't geen de Epikuristen waren onder de Heidenen, en de Saddu- cecii'  GESCHIEDENIS, 355 ceeuwen onder de Jooden. 't Is eene beklaagelijke waarheid,dat veele menfehen, naa hunne fchriften te hebben geleezen, zich zeiven den teugel gevierd hebben in allerlei losbandigheden. Eenige andere van hunnen Leeraars hebben beweerd, dat de ziel flaapt, van hel: tijdftipdes doods tot op de algemeene Opftanding. Dit is eene aloude Ketterij: want wij leezen,in de Kerkelijke Gefchiedenisfen , van eenen Aanhang van menfehen, Zielen-Slaapers genaamd , welke, vóór constantinus den grooten, in Egijpte en in Sijri'é, hunne dwaalingen verfpreidden. Nog eene derde foort is 'er, welke aan het hoofd heeft eenen Godgeleerde, vermaard om zijne groote bedreevenheid in dc Staatkunde; beweerende , dat, dooide eeuwige hellche ftraffen, wordt bedoeld eene altoosduurende vernietiging. Deeze luiden beweeren, dat naa dat het jongfte oordeel zal gehouden , en de regtvaardigen door hunnen Heer zijn vrijgefproken , de boozen veroordeeld en te gelijk met de aarde tot asch zullen verbrand worden. Geene andere kunnen deeze menfehen dan de Materialisten of Stofdrijvers zijn: want hoe zou de ziel door het vuur kunnen verteerd worden, indien zij geene ftoffe zij ? Alle deeze bijzonderheden hebben wij gemeld, niet uit een beginzel van kwaadaartigheid , maar uit medelijden , en om VI. deel. Z het De (VRIAA.N-, SCHE PR.ESBIJ- TEIUAA." NEN.  554 GODSDIENSTIGE ï)t ftRIAAN- 8CIIE PRESBITTEIUAAKJSN. het te doen blijken, dat de dwaaling maate noch paaien kent. Wie, die de fchriften der Disfcnters, die vóór tachtig jaaren geleefd hebben, heeft geleezen, als die van bates, hovve, baxter en veele anderen, kan zich verbeelden, dat zij tot opvolgers kunnen gehad hebben menfehen , die grooter vijanden waren van den Christlijken Godsdienst, dan de Deïsten; ja, die, in de daad, ontkennen een der voornaamfte grondwaarheden van den Natuurlijken Godsdienst, de onfterfJtjkheid der ziele ? Een zeer verftandig man „ die tegenwoordig het Leeraarampt onder de Disfcnters bekleedt, heb ik hooren aanmerken , dat zedert de uitgaave van het Werk van Dr. williams, over de Euangelifche Waarheid, de Engelfche Presbijteriaanen , van tijd tot tijd, meer en meer in dwaalingen zijn verzonken ; en gelijk zij een nieuwen Bijbel gemaakt hebben , zij, veelligt, bij tijd en wijle, een nieuwen God zullen prediken. Niet zonder hartlijke droefheid kunnen wij, ondertusfehen , bedenken, welk eene verwijdering zij onder het volk veroorzaakt hebben. De zulken, die voormaals hunne zamenkomften regelmaatig plagtcn bij te woonen, om het Euangelie te hooren verkondigen , verfchijnen nu zelden op eenige plaats , ter openbaare Godsdienstöeffeninge afgezonderd. Ondertusfehen doen zij zeiven en hunpe. dienstverrigtingen dit voordeel, dat zjj  GESCHIEDENIS. $$? Eij niet veele fchade kunnen doen: want, in de grootfbe vergaderplaats, welke zij hebben, verfchijnen flegts eenige weinige toehoorders. Twee van hunne voornaamfte Predikers te Londen hebben hunne beide Gemeenten dood gepredikt, en de beide vergaderplaatzen Wierden te huur gezet. Hunne meeste Leeraars zijn zeer behoeftig; en 't is nog niet zeer veele jaaren geleeden, zints de KalViniitifche Presbijteriaanen eene geldverzameling gedaan hebben , om eenen hunner Leeraaren, in zijne dringende behoeften , van 't noodige te verzorgen. Welk een zonderlingen haat moeten deeze lieden der Godheid van christus toedraagen , daar zij alle deeze onaangenaamheden zich liever willen getroosten, dan de waarheden prediken , welke door hunne voor* ouders met zoo veel ijver wierden voorgeftaan? Nogthans moeten hier eenige uitzonderingen gemaakt worden. Een edele Lord, niet minder vermaard om zijne bedreevenheid in de Staatkunde, dan om zijne Ketterij, liet, nu omtrent twaalf jaaren geleeden, zijne oogen vallen op zodanige Geestlijken, 't zij uit het midden der Disfcnters, als anderen, die de Godheid var christus lochenden. Onder deeze wa ren drie broeders , allen Ariaanfche Presbijteriaanfche Leeraars. Eenen van dee ze liet zijne Lordfchap in de Geneeskunde ftudeeren ; de twee andere voorzag hi Z % iede] Ds ARIA Aft» SCHE PRESEIj* TER IA ANEN. i  356* GODSDIENSTIGE De SCHE PRESBIJTÈIUAANEN. ieder van een beroep in de Kerk van Engeland. Om een goed beftaan te hebben, konden dus de perfoonen, welke de Godheid van christus ontkenden , niet fiegts de negenendertig Artikelen der Engelfche Kerke ondertekenen, maar zelfs de Geloofsbelijdenis van den H. athanasius leezen. In hunne openbaare Godsdiens töeffenïng onderhouden zij de zelfde gewoonten en plegtigheden, welke wij, boven, reeds vermeld hebben , uitgezonderd de zulken, die hunne gedrukte Liturgie voorleezen: doch dit is flcgts op eenige plaatzen gebruikelijk. Zommigen hunner leezen een Gebed uit een gefchreeven opitel ; allen fchrijven hunne Leerredenen. Zij hebben geene vastgeftelde Kerktucht of Kerkelijke Regcerrng 5 en in hunne zamenkomftcn, vertoonen de toehoorders eene gedaante van koelzinnigheid en ongevoeligheid, terwijl de Prediker zijne zedekundige Leerrede voordraagt , of de heerlijkheden van jezus christus fmaadheid aandoet. Aan hunne Gemeenten worden geene nieuwe leden toegevoegd; en zij zullen, diensvolgens, waarfchijnlijk, met het tegenwoordige geflagt uitfterven. Wij zullen deeze Afdeeling befluiten, met aan te merken, dat de leden of Leerïars deezer Gezinte de kinderen geener;iande onderwijs over Katecbismusfen of mdere Leerboeken laaten toekoornen; 't welk  GESCHIEDENIS. 55? welk ten noodzaaklijken gevolge heeft, dat zij diep onkundig zijn. Zelf kennen zij die Geloofsartikelen niet , welke hunne Gezinte kenmerken , en van de andere Christenen onderfcheiden. De koelzinnige en leevenlooze predikwijze van den Leeraar doet hen allen Godsdienst veragten , of althans geenen van allen eene zeer groote hoogagting tpedraagen. Z 3 z> t De ARI AAN» SC1JE PUUSBTJTEIllAANEN.  358 GODSDIENSTIGE De SOCIN. FRESmjTERlAA- d e SOCINIAANSCHE PRESBIJTERIAANEN, Salom on, de wijsfte der Vorften, welke ooit op aarde geleefd hebben, verklaarde , dat 'er vier dingen waren, welke zijn begrip te boven gingen : de weg eens Arends in den hemel; de weg van eenen Slang op eenen rotsfteen de weg eens Schips in het harte der zee; en de weg eens Mans bij eene Maagd, Maar wat zou deeze groote Vorst gezegd hehben , indien hij in onze dagen geleefd, en gezien hadde de groote verfcheiden heid van plegtigheden en gevoelens, welke onder ons; plaatshebben, die allen, egter, den naam van Christenen en Proteftanten draagen! Misfchien zou hij, bij deeze, gelijk hij bij eene andere gelegenheid gedaan hadt, gezegd hebben: Ik hel? bevonden dat God de menfehen recht heeft gefchapen; maar zij hebben veele vonden gezogt. Niets heeft kragtdaadiger medegewerkt , ter voortplantinge van het Pausdom hier te lande,dan de overgroote verfcheidenheid van Aanhangen , in welke wij verdeeld zijn. De eerfte zaak, op welke een Roomschgezind Priester aandringt , in de verkeering met zodanige Proteftanten, welke hij, zo als men '§ noemt a  GESCHIEDENIS. 359. «oern.t, tragt te bekeeren , is, onze verfchejdenheid van godsdienftige begrippen. Hij zegt hem, dat de Roomsch-Katholijken gezamentlijk vereenigd zijn, terwijl de Proteftantfche Godsdienst als een verfchrikkelijk wanfchepzel is,met eene groote menigte hoofden. Doch hij laat het hier bij niet berusten; hij zegt hem, dat de eene Aanhang de Godheid van christus lochent;een andere die van den Heiligen Geest; een derde de onfterfiijkheid der ziele; een vierde de opftanding des lichaams; een vijfde de Eeuwigheid der helfche ftraften, enzr enz. enz. Dit is de weg, welken zij inflaan, om bekeerlingen te maaken, zo als zij dezelve noemen ; cn zij zei ven verhaalen er verzekeren, dat zij, binnen de jongst verloopene twintig jaaren, tot hunne ge meenfchap hebben overgehaald ruim twln tigduizend Proteftanten, de meeste var welke Disfcnters waren. Niet zeer ver wonderlijk moet ons dit voorkoomen wanneer wij in bedenking neemen, welt eene gemaklijke zaak het zij, voor zwak ke verftanden, omtrent godsdienftige be grippen, met allen wind der leere te wor den omgedrecven. Niet zo dra haddet deeze arme ongelukkige menfehen he Pausdom aangenomen, of zij verbeelddei zich , dat zij, als 't ware, uit de Egijpti fche flaavernij verlost waren. Een jong Presbijteriaansch Leeraar ging etlijke 'jaaren geleeden , tot de gemeen J Z 4 fcha; De SOCIN. PRESBIJ» TliRIAAIMEN. t l | >  De S0C1N. PRESBIJTERIAANEN. ] 1 I 1 1 1 t ( ï 36*0 GODSDIENST I G E fchap der Roomsch-Katholijken over, en wierdt toe Priester geordend. Zo groot een ij veraar wierdt hij vervolgens voor de leere dier Kerke, dat hij in de hoedanigheid van Gecstlijk' Zendeling wierdt gezonden na Schotland, daar hij ook was opgevoed; naderhand roemde hij, eenige honderden bekeerd te hebben. Voor eenige jaaren werkte een Sociniaansch Leeraar te Londen zo veel uit met zijne predikaatfiè'n , dat de geheele Gemeente verliep ; een der leden, een man van verftand en groote bekwaamheden , wierdt Roomsch-Katholijk. Deeze man is nog in leeven , en beroemt zich, dat 'er zelden eene week voorbijgaat, in welke hij niet eenige aankoomelingen tot den feboot der Kerke overhaalt. — Maar om voort tc gaan met ons onderwerp. Favstvs socinus, van welken deeze foort van Presbijteriaanen haaren naam ontleent, was een Geneesheer van eenige vermaardheid , te Siena, in Italië, omtrent den tijd der Kerkhervorminge. De losbandigheid van het Hof, en de verdorvcnleid der Kerke van Rome, overtuigde ïem, dat het waare Christendom bier niet noest gezogt worden. En gelijk hij van Ier jeugd af onderweezen was , in de eenïeid der Kerke te gelooven, verbeeldde lij zich , dat de Christlijke Godsdienst liet kon gevonden worden onder de Proeftanten , om reden dat zij in zo veele Jezinten en Aanhangen verdeeld wasn. De-  GESCHIEDENIS. 361: Dewijl hij , ondertusfehen , geen genoegen vondt in iets, 't geen hij zag of hoorde, nam hij het beiluit, een nieuw Godsdienftig zamenftelzel te fmecden, 't geen met zijne bevattingen ftrookte. Even als de Ariaanen, leerde hij, dat te gelooven in de Godheid van christus, het zelfde was, als Gods Eenheid tc vernietigen; hij voegde 'er nevens, dat indien 'er drie perfoonen in de Godheid waren, 'er even gevoegelijk driehonderd, of een nog grooter of kleiner getal! zijn konden. Hij beweerde, dat de Schriftuurtcxten, van welke men zich bediende , om de Godheid van christus te bewijzen, in eenen geheel anderen zin moesten verdaan worden. De Ariaanen erkennen,dat christus een aanweezen of beftaan hadt, voor dat dc waereld gefchapen wierdt; doch de Sociniaanen beweeren , dat hij niet aanweezig was, voor en aleer zijn lichaam geformeerd wierdt in de baarmoeder van maria. Van de Viecschwording van christus denken zij, dat dezelve niet als wonderdaadig moet worden aangezien; en zij houden verder ftaande, dat dezelve uit de Schriftuure niet kan beweezen worden. Zij zeggen , dat indien het noodzaaklijk ware, de Menschwording te gelooven, de Bijbel daar van zou gefproken hebben. Met reden zou men kunnen denken, dat deeze Heden nooit den Bijbel gelcezcn hebben: want in het OuZ 5 dc De socj.n. P R ES BIJTER ia aNE.V.  De SÖCIN. PRESBIJTEIUAAKEN. I i %6% GODSDIENSTIGE de Testament wierdt de Menschwording voorfpeld, en in het Nieuwe Testament wordt daar van een omftandig verhaal gegeeven. Omtrent vier jaaren geleeden, fehreef een Sociniaansgezind Leeraar een Boekje, waar in hij tragte te bewijzen , dat de Maagd, van welke bij den Profeet jeeaia wordt gefproken, niet de Maagd maria was, en dat het kind, welk uit haar gebooren wierdt,ezekia was. Ter wederlegging© van dit gevoelen, fehreef de Heer sharp eene geleerde Verhande]ing, en zijne gedagten wierden nader geftaafd door een godmigtig' Duitsch'Godgeleerde , jn Hes/en-Kas/el. Met reden zou iemand hebben kunnen denken, dat de Ariaan hier door genoegzaam wederleid zou geweest zijn ; doch hij nam de toevlugt tot een hulpmiddel, 't welk, indien het niet ware opgemerkt, ons, veelligt, zo wel van het Oude als van het Nieuwe Testament, zou beroofd hebben. De Heer sharp, naamelijk, hadt aangemerkt , dat de eigenfte woorden van den Profeet, de Menschwording van shristus betreffende, door den Euan*elist m a ttheüs, in het Eerfte en Twee ie Hoofdftuk van zijn Euangelium , op :hristus worden toegepast. In antivoord hier op , fehreef de Sociniaansge'Ande Leeraar een ander ftukje , waar in lij zogt te bewijzen, dat dc gemelde bei, dq  GESCHIEDENIS. 363 de Hoofdftukken onecht, en door deezen of geenen der aloude Kerkvaderen verdicht wierden. Even eens zou hij gehandeld hebben ten aanzien van de twee eerfte Hoofdftukken van hetEuangelium van lukas; doch de Heer sharp gaf hem zulk een beflisfend en onwederleggelijk antwoord, dat hij, veelligt, voor altoos tot zwijgen zal gebragt zijn. Verder leeren de SocipAaanen, dat de mensch van natuure ftedlijk was , zelf vóór den Val, en dat hij nimmer met oorfpronklijke geregtigheid begaafd was; en, gevolglijk, dat 'er geen Erfzonde kan plaats hebben,als een gevolg van adams zonde; dat wij het vermogen bezitten om goed of kwaad te kunnen doen, wanneer het ons behaagt; dat God geene kennis bezit van hetgeen in het toekoomende, zelf niet van 't geen morgen, zal gebeuren ; dat de oorzaak der Voorverordinceringe niet bij God,maar bij den mensch js; dat God geen mensch in het bijzonder tot de zaligheid voorverordineerd heeft; dat hij de zonde zou hebben kunnen ver. geeven, zonder den dood van christus: want, vermids hij de algemeeneen opperfte Heer der waereld is, dus kan hij, naar zijn eigen welhehaagen, bandelen met zijne fchepzelen ; hij zou afftanc hebben kunnen doen van zijn ftrafvergel dend regt. Zij voegen 'er nevens, dat gelijk chris tu De SOCIN. PIIESBIJTE1UAANEN. 5  De S0C1N. PRESlilJ. TERIAAWEN. I I { « f C t 8 \ c S v 3Ó4 GODSDIENSTIGE tus een fterflijk mensch was, het, uit dien hoofde, noodzaaklijk was, dat hij moest ftervcn ; en hier uit, zeggen ze, blijkt het, dat hij geen God was, dewijl God niet kan ftervcn; dat dc dood en alle lijdingen van christus tot geen ander oogmerk dienden, dan om den menfehen een voorbeeld te geeven, 't geen zij moesten naavolgen ; dat christus geene verzoening heeft gedaan voor de zonde, en dat zijn dood van geene groote nuttigheid was voor het menschdom; dat God christus in den hemel heeft verhoogd, een weinig boven de Engelen, doch dat hij evenwel nog een afhanklijk weezen is; dat de Doop eene onverfchillige zaak is, en , naar goedvinden, waargenomen of na, 2;elaaten kan worden; dat door de helfche ilraffen niets anders wordt bedoeld, dan lat de ziel en het lichaam tevens zullen vernietigd worden. Wij zullen ons thans niet ophouden net het aanwijzen van de verfchrikkelijke ;evolgen, welke uit deeze grondbeginzeJs :n leeringen zouden kunnen worden afleid : om reden dat veele perfoonen, in e tegenwoordige eeuwe, daar door zouen kunnen verongelijkt worden , wier emoedcren wij hoopen in het Geloove olkoomcn te zijn bevestigd. Zij leeren dat allerlei Kerkelijke Tuchteffening niets meer is dan Kerkelijke taatkunde. En, in de daad, is dit eene raarheid; maar de Sociniaanen hebben gee*  GESCHIEDENIS. 36*$ geene Kerkelijke Tucht. Zij voegen 'er nevens, dat de Leeraars allen even hoog in rang zijn, en dat aan hun, nevens de Ouderlingen, het beftuur van de Kerk behoort. De herderlijke bedieningen beftaan in prediken, bidden, het bezoeken van kranken, en het toedienen van de Sakramenten. Zij erkennen niet meer dan twee Sakramenten , den Heiligen Waterdoop en het Hoogwaardig Avondmaal. Een Sakrament , zeggen ze , is een Eed, of eene verbintenis om eenige zaak te verigten ; en wanneer zij het heilig Avondmaal gebruiken , zitten zij rondom eene tafel, even gelijk de Kalvinisten; 'er heeft tusfchen hen, ten deezen opzigte, geen onderfcheid plaats. Den Sociniaanen wordt te laste geleid, dat zij hun geloove afmeeten volgens de eng begrensde paaien hunner Reden. God, zeggen ze, heeft nimmer bevolen, dat dc mensch iets zou gelooven, 't geen hij niet kan begrijpen; dat wij gefchapen wierden met een verftand, bekwaam om te bevatten, en dat wij behooren te verwerpen , 't geen wij niet kunnen begrijpen. En hier moeten wij vraagen, of ooit een mensch in ftaat ware om God te kunnen begrijpen. Kimt gij, vraagde job, tot volmaaktheid toe den Almagtigen bevatten? P i. a t o , een Heiden , van God fpreekende , zeide ; Waarheid is zyn lichaam $ De SOCIN. PRESBIJTERIAANEN.  De SOCIN. PRESB1JTE1UAA3NEN. i 36*6* godsdienstïge ckaam , en licht is zyne fchaduw. Srmonides, een Siciliaansch Wijsgeer* van zijnen Koning dionijsius° gevraagd zijnde, wie of wat God ware, verzogt eenigen tijd om zich over een antwoord te mogen bedenken; doch gaf eindelijk tot befcheid , dat hoe meer hij de zaak overdagt, hoe hij meer opgetoogen wierdt in verwondering, van wegen de onpeilbaare natuure van het onder* werp. Toland en tindal, de pen hebbende opgevat , ter verdeediginge van "het Sociniaanfche Zamenftelzel, wierden volflagene Deïsten , en fchreeven tegen den Christlijken Godsdienst. De Heer whiston, die zelve een Ariaan was, op zekeren dag in gezelfchap en gefprek zijnde met chubb , die tot de Sociniaanen behoorde, voerde hem te gemoete , dat het niet lang zou duuren, of hij zou het gevoelen der Deïsten worden toegedaan; de uitkomst heeft geleerd dat hij waarheid fprak. 't Is zeker, dat de zulken, die de Verborgenheden verwerpen , den eenen of anderen tijd', de Godlijke Openbaaring moeten verwerpen. Want, om mij te bedienen van de woorden van een groot Man: „ Niets ftemt beter overeen met „ de reden , dan dat geen voor waar„ hèid te houden en als zodanig te ge, looven , 't geen boven de Reden is. , Wat denkbeeld kan de mensch van de „ Ziel  GESCHIEDENIS. $6f s, Ziel vormen, dan dat het een leevend „ werkzaam beginzel is , 't welk hij in 3, hem zelve gewaar wordt, doch op gee„ nerhande wijze kan begrijpen?" Zeer dikmaals fpreeken de Sociniaanen zeer oneerbiedig van christus ,bijzonderlijk in hunne Leerredenen, en altoos over den toekoomenden ftaat, als zeer gebrekkig geopenbaard. Zij zijn in fchijn gelukkig, dat God de Euangelifche bedeeling niet duidelijker heeft gemaakt, dan dezelve met 'er daad is; en, nogthans, willen zij niet gelooven, 't geen geopenbaard is. Dr. blair, een Schrijver nog tegenwoordig in leeven, en een Godgeleerde, met /eden bewonderd van zijne broederen/ de Leeraars der Schotfche Kerke, [en ook in de Nederlanden, om zijne uitmuntende Leerredenen,] heeft eenige fraaie aanmerkingen voorgedraagen, over de begrippen der Sociniaanen. ,, 't Is klaar„ blijkelijk, zegt hij, dat de Godheid, „ in alle haare bedeelingen, dit ontwerp „ heeft vastgefteld, licht met duisternis, „ klaarblijkelijkheid met onzekerheid te ,, doen hand aan hand gaan. Wat ook „ de reden deezer bedeelinge zijn moge, „ de waarheid der zaak zelve is onlo,, chenbaar. „ God wordt in het Oude Testament „ befchreeven , als een God , die zich verborgen houdt. Wolken en duis„ ternis. worden gezegd hem te omrin- »t gen. Dé SOCIN. PRESBIJTERIAANEN.  De $OCIN. PRESBIJTERIAANEN. 4 1 < . i ] ! i i '$6"8 GODSDIENSTIGE ,, gen. Zijn weg is in de zee en zijn pad „ in dc groote wateren; z'rjne voetftappen zijn niet bekend. De werken en wegen Gods zijn vol van verborgen,, heden. In het gewoone beloop zijner Regeeringe, koomen ontelbaare voorval„ len voor, welke ons de uiterfte belem„ mering veroorzaaken. Alle onze godsdienftige naafpooringen hebben zekere paaien; indien wij dezelve overfebree„ den, verliezen wij ons in een doolhof „ van onöverkoomelijke zwaarigheden. „ Zelf de Openbaaring, welke den mensch zulke weezenlijke onderrichtingen aan ,, de hand geeft, raakende zijnen pligt en „ geluk , laat veele twijfelingen onöp„ gelost." 't Is zeker, dat indien de menfehen ales, 't geen hun geopenbaard is, konden begrijpen; indien zij het gordijn konden ïien ter zijde febuiven , en de verborgenheid van Gods zedelijke Regeeringe ontvouwd worden , 'er eene aanmerkeijke verandering zou voorvallen : doch lezelve zou ten kwaade zijn. De menchen zouden verwaarloozen de pligten, velke zij aan deMaatfchappij, aan hun Vaderland, aan hunne huisgezinnen en zich welven zijn verfchuldigd. Het menschlijk eeven zou geene voorwerpen aan de land geeven , van genoegzaame kragt om iet gemoed tot eenen ftaat van werkzaamïeid te noopen, noch de hand der nijverheid in beweeging te brengen. Ja, men  GESCHIEDENIS. 3^ trien heeft, en, misfchien, met zeer goede reden, ondcrfteld, dat indien de menfehen de heerlijkheden van eenen toekoomenden ftaat aanfchouwden, zij zich zelve zouden berooven van deszelfs zegeningen , door hun eigen verderf te gemoet te loopen. Het heeft Gode behaagd , veele din« gen voor ons verborgen te houden , opdat wij de gelegenheid zouden hebben om blijken te vertoonen van onze nederigheid en van ons vertrouwen op hem. De Reden tc ftcllen tot eene grensfeheiding van Onzen Godsdienst, is zo veel, als onze poogingen aan te wenden om ons zei ven fe verheffen boven de verheerlijkte Engelen- in den hemel. Want dc Apostel , fpreekende van het werk der Verlosfinge , zegt : In welkt dingen de Engelen begeerig zyn in te zien; *t welk influit , dat het toen nog voor hun te hoog was, en zodanig zal blijven , tot dat christus zijn Midde» laarsampt zal voleindigd hebben. Hoe wijd en breed verfchillen van deeze gevoelens die des nederigen Geloovige ? Met voordagt hebben wij te langer ftilgeftaan bij de Sociniaanen en hunne leerbegrippen , omdat zij , ten opzigte van de Presbijteriaanfche Geestlijkheid, het grootfte getal in Engeland uitmaaken. Ondertusfehen hebben veelen van hunne Leeraaren niet boven een dozijn toehöorderen. In de wijze var yi. deel. Aa h»ü- 1 De SOClN. i'KEsnr J-» TERIAA* NEN. I  De SOCIN. PRESBIJTERIA&NEN. ■B E 370 GODSDIENSTIGE hunnen openbaaren Eerdienst hebben zij groote overeenkomst met de Ariaanen, en zijn na genoeg gelijk aan dezelven; reeds hebben zij de meesten hunner toehoorderen uit hunne Vergaderplaatzen gepredikt , en , misfchien , zullen 'er , binnen korten tijd, in 't geheel geenen overblijven.  GESCHIEDENIS. 37Ï d e LEERE,PLEGTIGHEDEN E N KERKTUCHT der INDEPENDENTE N. Tct verdient onze opmerking, dat wij, XI in de befchouwing van de verfchil lende Aanhangen onder de Proteftantfche Dis/enters in Engeland, doorgaans bevinden , dat zij in onderfcheidene mindere Gezinten verdeeld en wederom gefmaldeeld zijn. Aan welke oorzaak kan dit worden toegefchreeven , vraagt de beftrijder van den Christlijken Godsdienst? Kan 'er eenige waarheid zijn in den Godsdienst dier menfehen, welke dagelijks nieuwe zamenftclzels beraamen , en dezelve wederom veranderen, zo dikmaals hunne grillige neigingen hen daar toe noopen ? Doch laat de Deïst hier geenen zegezang aanheffen : want , met geringe moeite, zouden wij het kunnen doen blij ken, dat 'er nog grooter verfcheidenhe. den plaats hebben onder de lieden, welk? zich zeiven Vrijdenkers noemen. Aldu; was tol and een vijand van alle die ge Aa 2 voe De INDRPEX* DENTEN.  De INDEPEN BENTEN, %fi GODSDIENSTIGE voelens, welke de belijders van den Christ- lijken Godsdienst onderfcheiden van alle andere volken des aardbodems. Tindal was Van een gantsch tcgenovergefteld gevoelen. B loont ontkende de onfterflijkheid der ziele, en doorfchoot zich zeiven. Bolingbroke was een openbaare Ligtmis , en deedt eenige flaauwe poogingen om de Schriftuurlijke Gefchiedenis den bodem in te liaan. Dccze weinige voorbeelden hebben wij alleenlijk aangehaald , met oogmerk om te doen zien, dat 'er geene menfehen op den geneden aardbodem zijn, die onbeftaanbaarder met zich zelve handelen, dan deDcïstifcheSchrijvers , wanneer zij,met de vcrfchillendc gevoelens en Gezinten onder de Proteftanten, den draak itecken. Van zo weinig bclangs cn bcuzclagtig zijn deeze verfchillen onder de Proteftantfebe Disfcnters , dat zij zelden op de weezenlijke dcelen van den Godsdienst eenige betrekking hebben; en 't is om deeze reden, dat zij elkander behoorden te verdraagen, en over cn weder infehikkelijkheid te betoonen , om alzo den Roomsch Katholijkcn en den Deïsten geene gelegenheid te verfchaffen , om over hunne zwakheid te zcgepraalen. Dc tegenwoordige Independenten , in Engeland, kunnen gevoegelijk verdeeld worden in twee Aanhangen ; te weetcn , de Regulieren en Irregulieren. De Reguliere Independenten zijn de zodanigen, wel-  GESCHIEDENIS. 373 welke aan hunne Hoogefchoole hunne opvoeding ontvangen , en aldaar zo veele geleerdheid verzameld hebben, als wij in 't vervolg gelegenheid zullen hebben nader aan te wijzen. De Irreguliers In- iepenten beftaan uit de mindere ftanderï des volks, welke eenigen tijd de prcdikaatfien der Methodisten hebben bijgewoond , doch zedert verleid zijn , door zommigen van hunne vrienden, die beter befpraaktheid cn meer gladheid van tong dan anderen bezitten. Van deeze twee Aanhangen zullen wij afzonderlijk handelen. Aa 3 be De [NDEPEIf*  S74 GODSDIENSTIGE D E REGULIERE I N D EP ENDENTEN. De W.GUL.IERE INDE" P vDENTEN. Oorfpronklijk wierden deeze lieden Brownisten genaamd; de volgende om Handigheid gaf daar toe de aanleiding. Robert BRowN,een PuriteinschPrediker, in het Kerspel van Norwich, hadt menigvuldige vervolgingen geleeden van de Bisfchoppen , en was dikmaals in de gevangenis geworpen. Deeze brown was voortgefprooten uit een aloud en aanzienlijk geflagt , in het Graaffchap Rutland^en een nabeftaande bloedverwant van den grooten Lord Thefaurter cecil. Hij wierdt opgevoed in het Kolle :ie Corpus Christi, te Cambridge ; doch vermids hij al vroeg fterke vooroordeclen tegen dc plegtigheden hadt opgevat, reisde hij het land door , hier en daar predikende in burgerhuizen. Naa dat 'cr eene befchuldiging tegen hem was ingebragt, bij het Geestlijk Gerigtshof, wierdt hij van zijne Kerkelijke waardigheid verlaaten. Hij was toen nog jong, cn leidde vervolgens eenigen tijd een impteloos leeven, ten huize van zijnen Vader. Ondertusfehen viel het hem onmogelijk,  GESCHIEDENIS. 37S lijk, zijnen lust tot het prediken en uit te vaaren tegen de Bisfchoppen en dc Kerkelijke plegtigheden te bedwingen. Om deeze reden wierdt hij, niet minder dan ccnëndertigmaalen, in de gevangenis geworpen , en ten langen laatfte genoodzaakt, bet Koninkrijk te verlaaten. Hij begaf zich na Middelburg in Zeeland,verzeld van cenigen zijner naavolgcrcn, alwaar hij eene Gemeente oprichtte , volgens zijn eigen ontwerp van Kerkelijke Tucht en beftuur. Dit gebeurde in den jaare 1586; doch drie jaaren daar naa, in den jaare 1589 , fchcurden zijne leerlingen in zo veele Aanhangen, dat brown hen verliet, en wederkeerde na Engeland, daar hij afftand deedt van zijne grondbeginzelen. Vervolgens kreeg hij een beroep in Northamptonfhire, alwaar hij een luij en ongebonden leeven leidde; en hebbende iemand zijner nabuuren aangerand, wierdt hij te Northampton in de gevangenis geworpen, alwaar hij, in den jaare 1630, overlcedt, in het ecnëntachtigfte jaar zijns Oudcrdoms. Ten aanzien van hunne gevoelens,ftonden de Brownisten in de zelfde begrippen , omtrent de voorwaarden van zaligheid,als de Kalvinisten; doch in hunne Kerkelijke Tucht waren zij ongemeen ftreng. Zij leerden, dat ieder Vergadering eene Gemeente was, van alle andere onafhanklijk : cn dit was de reden, waarom zij Jndependenteu , of Onafhanklijken s genaamd worden. Aa 4 D( De IE INIJE- 'ENDEN- ÏEN.  376 GODSDIENSTIGE De reguliere independente n. I J I | 1 fé De redenen, om welke zij zich van de Kerk van Engeland afzonderden, waren, onder andere, deeze : Dat de wetten en voorfchriften der Koninginne verfcheiden zaaken behelsden , die in het Euangejie niet bevolen waren; dat, in den Dienst der Kerke, verfcheiden grove dwaalingen waren ingefioopen , welke gefteld wierden tot noodzaaklijke voorwaarden van Kerkelijke gemeenfehap , cn als zodanig wierden opgeleid; dat indien dc vervolging ter zaake van het Gewceten onbegaanbaar was met den Christlijken Godsdi :nst, de Kerk van Engeland geene waare Kerk zijn kon ; dat dc gefteldheid der Kerkelijke Regeeringe tc zeer verdorven was , dan dat zij kondc verbeterd worden; dat de pilaars zelve daar van vergaan waren, en eene geheele hervorming noodzaaklijk was. Zeer veel leeden deeze menfehen, te gader met de andere Puriteinen,geduurende ie Regeering van Koninginne e l r z \3 kt; om de leerbegrippen, welke zij voorbonden, ondergingen veclen hunner len dood, met eene merkwaardige kloeknoedigheid. In den jaare 1593 , waren de Brownistcn co talrijk geworden, dat Heere walt er ialeigh, in het Parlement, verklaarde , lat in de Graaffchappen Norfolk cij Esfex , en in de nabuurfchap van Lonten, niet minder dan twintigduizend gee!d wierden. Die in de nabuurfchap van Lenden Jeefden , menigvuldiger in getal zijn-  GESCHIEDENIS. 377 zijnde dan ergens elders, verzamelden zich zelve in eene Gemeente , en verkoozen eenen Leeraar. Zij hadden onder zich verfcheiden geleerde mannen; onder welke bijzonderlijk uitmuntte dc Heer a t n sw o r t 11, wiens Verklaaring over den Pentateuchus, of de v'rjf boeken van mozbs, en over de Pfalmen, ccn der beste boeken is, welke ooit gefchreeven zijn. Doch deeze Vergadering wierdt binnen korten tijd verftroojd ; zesenvijftig van haare leden wierden na de gevangenis geleid, alwaar zommigen omkwamen , door gebrek aan de noodwendigheden des levens. Dit bewoog hen om een Verzoekfchrift in te leveren, bij den Lord Groot-Schatbewaarder , waar in zij vertoonden de moeilijkheden, onder welke zij zuchtten; doch hun verzoek wierdt van de band geweczen. Deeze vervolgingen noodzaakten ccn goed getal onder hen , eene fchuilplaats tc zoeken in Holland , daar zü zich, in de voornaamfte lieden, met der woon nederzetten. Nog zwaarder cn drukkender was dc vervolging, welke, onder de Regcering van Koning jako. 15us den I, tegen hen wierdt aangericht. Doch deeze luiden , hoewel dm hevig vervolgd , fchcurden in verfcheiden Aanhangen, en deeden al wat zij konden, om elkander Ov'er en weder afbreuk te doen. Omtrent den jaare 1610, namen zij de benaaming aan van Inde'pendenten, of Onpfh anklij ken. Zekere r o u 1 n s o n , een Aa 5 ge- De IEGUETEIE INDRPENDENfEN.  $;8 GODSDIENSTIGE De REGULIERE INDEPEN DENTEN. i l geleerd man onder hen, keerde te rug na Engeland, en rich tte eene Vergadering op, welke haare zamenkomden hieldt in het Vlek Southwark, alwaar, tot op den tegenweordigen dag , nog eene Gemeente is. Zij voert den naam van Dooden-Plein, om reden dat de Disfcnters, naast aan het Prcdikhuis, eene begraafplaats hebben, Doch vermids, tegen dit klein Genootfchap, in den jaare 1632, door des Bisfchops Bode, een pleitgeding wierdt begonnen, wierden tweeën veertig van deszelfs leden in verzekering genomen cn in de gevangenis geworpen. Zommigen van deeze wierden onder borgtogt ontflagen ; doch bun Leeraar kon geene genade vinden: dit deedt hem bcfluiten , een Smeekfchrift in te leveren bij den Koning, behelzende een verzoek om het Koninkrijk tc mogen verlaaten; dit wierdt hem toegedaan. Van omtrent dertig zijner naavolgeren verzcld , dak hij over na Nieuw-Engeland. De Heer canne, de Schrijver van de Kanttekeningen op den Bijbel, wierdt vervolgens in zijne plaats tot Leeraar verkoozen. Canne predikte in burgerhuizen; doch ie woede der vervolginge noodzaakte hem jn zijne Aanhangers, na Holland over :e deeken; in welke provincie zij,te Amlerdam, eene Gemeente oprichtten. Ho we was hun volgende Leeraar; doch -dj wierdt insgelijks in de gevangenis geworpen, alwaar hij zijne dagen eindigde. 3c!ijk tegenfpraak het leeven is van ge- fchfl.  GESCHIEDENIS. 379 fchilvoeringe, alzo bevordert de Vervolging den Godsdienst, 't zij dezelve waan ofvalsch zij. Tot een verbaazend getal1 groeiden deeze lieden aan ; en hoewel zij ; allen bijkans van verfchiliende gevoelens waren, wierden zij,egter, benoemd met de algemeene benaaming van Brownisten, of Puriteinen. Volgens gewoonte, blecvcn zij hunne zamenkomften houden op het DoodenPiein; doch, op zekeren Zondag,terwijl zij, ter onderhoudinge van de openbaare Godsdienstöeffeninge , waren bijeen gckoomen, wierden zij omüngeld door den Maarfchalk van 's Konings Bank, en na de gevangenis geleid. Den volgenuen dag deedt" men hen verfchijnen voor het Huis der Lords; hier wierdt hun te laste geleid , dat zij des Konings OppcrhoofdigJeid in Kerkelijke zaaken ontkenden, en tégen de vastftélling van Éenpaarigheid predikten. liet Huis der Lords fprak ondertusfehen geen ftrafopleggend vonnis over hen uit, maar liet hen gaan,met eene zagte beftrafljng. Den volgenden dag verfchcen 'er eene groote menigte volks in hunne Vergadering, om tc verneemen, wat aldaar omging ; zij vonden zo veel behaagen in dc eenvoudigheid hunner Godsdienstöeffeninge, dat zij hunne geloofsbegrippen omhelsden , cn tot hunne gemeenfehap overgingen. De Gefchiedenis klimt met haare naafpooringen op tot een tijdperk, veel afgele^ener, dan de droomen van ijlhoofdi& ° g< De le inde- "ENDliN- rr.N.  De RRGULIE' UK INDEJMiNDENTEN. • \ 1 380 GODSDIENSTIGE ge Geestdrijvers , of de lasterredenen van flegthoofden. Zij onderneemt het , de waarheid voor de algemeene befchouwing bloot te leggen, zonder aanzien van Gezintheden, of zich te laaten zwaaien door verknogtheid aan partijzucht. Haare zaak, is, de waarheid met haare natuurlijke kleuren af te beelden , en het oordeel aan den onpartijdigen Leezer over te laaten. In 't midden van het woeden van ftrijdende Aanhangen , is dit geenzins eene gemaklijke zaak. Everi weinig moeten wij ons laaten wegvoeren door ingewortelde vooroordcclen , als door cene partijdige vooringenomenheid of bijzondere verknogtheid. In onze vernaaien hebben wij ons bcvlijtigd , alle uiterften te vermijden; wij hebben geduurig voorden geest gehad, dat alle mcnschlijkc fchepzels aan dwaalingen onderhevig zijn ; en onzer zwakheid gedagtig, zullen wij voortgaan, in onze berigtcn wegens déeze luiden, met onpartijdigheid cn cene hartlijkc genegenheid. In den jaare 1641, wanneer de Puriteinen hun groot ontwerp begonnen werkheilig te maaken; om de Regeering, zo vel in het Kerkelijke als in het Burgerij ke, over hoop te werpen, kwam een aanzienlijk getal der IndependentfcheLeerlaren in Engeland te rug. Zo ongeves-, :igd was dc toeftand der dingen ten deé;en tijde , dat zommigen deezer lieden verkoozen wierden tot leden der waereld. vermaarde Vergaderinge van Godgeleerden,  GESCHIEDENIS. 38* den, welke te Westmunfter bijeen kwam, en het geheele maakzél der Bisfchoplijkc Kerkregccringe floopte. Dc Independenten genooten grooter gunst dan de Presbijteriaanen; en gelijk zij niet afkeerig waren van geld, aanvaardden zij de aanzienlijke cn voordeelige ftandplaatzen, ten zelfden tijde als zij tegen de Kerkelijke en Geestlijke magt geweldig uitvoeren. Wanneer de Presbijteriaanen , in den jaare 1648, een Verzoekfchrift inleverden, bij het Parlement,tegen dcAkte van Verdraagzaamheid der Sektarisfën of Schcurmaakers, 't welk door de Schotten onderfteund wierdt, leverden de Independenten daar tegen in, een Tegen-Smeekfchrift,door een aanzienlijk getal perfoonen ondertekend. Hier op dagvaardc het Parlement de Presbijteriaanen , om hun Jus divihuvi, of Godlijk regt, te bewijzen ; zij beleiden ten dien oogmerke eene vergadering ; doch de Independenten onttrokken zich, en verlieten hen; zij verkoozen niet, in hunne zaak, de hand te hebben. Ten dezen tijde was het Leger zamengefteld uit Independenten, doormengd van Anabaptisten en andere Schcurmaakers; deeze, vernomen hebbende, dat dc Presbijteriaanen , zelf in hun verdrag met den Koning, op Eenpaarigheid aandrongen , zonder dat zij de geringde pooging deeden ter verkrijginge van die vrijheid van Geweeten , voor welke zij geftreeden hadden , üaegén over tot buitenfpoorig- heid, De 5EGULIE» *E INDE" 'ENDEN™ rEN.  38? GODSDIENSTIGE 'De REGULTE' KË INDE PENDENTEN» heid, en begroeven, ten langen laatftey den Koning, het Parlement en hetPresbijteriaandom, onder de puinhoopen der Conftitutie. Dewijl de Protektor olivier cromwei.l een vijand was van de Geestlijke magt, en een vriend van de algemeene Verdraagzaamheid, dienden zij, geduurende den tijd zijner overweldigde heerfchappije , tot de voornaamftc fteunpilaaren cn ïchraagpuntcn van zijn gezag. Zij verzogten hem om verlof tot het houden van eene Sijnode, met oogmerk om aan de waereld mede te deelen, eene eenpaarige belijdenis van hun Geloove: want, door hun getal en invloed, waren zij zeer aanmerkelijk geworden. Zo wel in de ftad, als ten platten lande, waren hunne Vergaderplaatzen aanzienlijk in getal vermenigvuldigd ; en veele vermogende cn aanzienlijke lieden waren tot hunne gemeenfehap overgegaan : doch zij waren tot nog toe niet eenpaarig omtrent eene vastgeftelde regelmaat van Geloove en Kerkelijke Tucht, niettegenftaande hunne broeders, in Nieuw-Engeland, reeds tien jaaren geleeden, daar omtrent eene vaste bepaaling gemaakt hadden. De Protektor csomwell bewilligde in hun aanhoudend verzoek , hoewel het hem niet mogt gebeuren , daar van de gevolgen te zien: hij ftierf,eer zij iet bepaalds hadden vastgefteld. Omtrent eene maand naa des Protektors overlijden , hielden de Presbijteriaanen  GESCHIEDENIS. 383 nen en de Independentcri eene gezamentlijke bijeenkomst; uit het midden deezer Vergaderinge wierden eenige Gevolmagtigden verkoozen, tot het opftellen van eene nieuwe Geloofsbelijdcnisfe; weinig onderfcheids was 'er tusfchen deeze en de Geloofsbelijdenis van Westmunfter. Aan het einde deezer Geloofsleuze vindt men een Hoofdftuk, handelende over de Kerkelijke Tucht; zij beweercn aldaar, dat ieder genootfchap van zigtbaare belijders van den Christlijken Godsdienst, welke overeenftemmen om gezamentlijk te wandelen in het Geloove, en volgens de regelmaat des Euangeliums, eene volledige Kerk of Gemeente is, en eene volkomene magt bezit om uit haar midden alle Kerkelijke Dienaars te verkiezen en te bevestigen, alle overtreeders daar van uitte fluiten , en alle andere vereischtcn cn bijzonderheden in agt te neemen, tot deftigtingc en den welvaart der Kerke behoorende ; — dat alle bevestigingen zullen gefchieden, in gevolge der verkiezinge van de Leeraaren , door de Gemeente ; en dat zij moeten afgezonderd en aangefteld worden , door vasten en gebeden, met de oplegging der handen; — maar dat zij, zeil buiten en zonder de oplegging der handen , moeten verklaard worden behoorlijk geordend of bevestigd te zijn; — dal wijders niemand zal mogen voorwenden dat zij geene Dienaars van het Euangclit zijn: want zij befchouwen het werk o de daad der Bevcstiginge, als in haaren ei &C1 De REGULIERE INDEPEN O EN- rEN. I  Be REGULIERE INDEI'ENUENTEN. ■j 1 I l \ l n n i\ h f< 11 d 384 GODSDIENSTIGE gen natuur meer van een onverfchiiligen dan van een verbindenden aart. Zij verwerpen het gezag en de magt van alle vastgeftelde Sijnoden en Klasfen, en van alle andere Kerkelijke Vergaderingen , over bijzondere zamenkomften; doch zij ftaan toe, dat in gevallen van zwaarigheid of verfehil, raakendc de vastftellmg der Leere,dc Gemeenten mogen zamenkoomen door haare Afgevaardigden , om haar gevoelen tc melden, doch in geenen deele om eenig gezag te oeffenen. Verder bewceren zij, dat de Gemeenten , die in de hoofd?aak)ijke grondstellingen van den Godsdienst overeenftemmen, wederzijdfehe gemeenfehap met le broederen behoorden te houden. Met waarheid mag het gezegd worden, dat de Leeraars en de vermogende en aanzienlijke edemaaten op deeze wijze handelen; doch n'et minder waar is het, dat de behoefigen doorgaans worden over 't hoofd ;ezien. Ten huidigen dage hebben de Indepen* lentcn verfcheiden Vergadcrplaatzen in 'Ingeland ; doch hunne Leeraars leeven •oor het grootftc gedeelte, in eenen berompenen ftaat. Dit, in de daad, is niet iecr dan redelijk: want,indien zij geen ïedelijden hadden met dezulken, die zich 1 bekrompenheid bevonden, dus zoude et onbeftaanbaar fchijnen met de voor:hriften en infpraake van het gezond verand, dat iemand aan hun blijken van meelijden betoonde. Zij  ë E S C H I E D E N I 9. 3S5 Zij hebben eene Hoagefchool, aan welke hunne Jongelingen tot den predikdienst Worden opgeleid; docth niemand hunner kan daar toe bevorderd worden. 4 voor en aleer hij eene verklaaring heeft gedaan, dat hij bekeerd wierdt. Verre de meeste jongelingen worden van deeze of geene handwerken of ambagten genomen; en naa dat zij zo veel Latijn geleerd hebben, als ces ar, b or.gi a, verftondt, gaan zij over tot de Griekfche Spraakkunst, en oeffenen zich zo lang in die aloude fpraake, dat zij in ftaat zijn, een Hoofdftuk in het Euangelium van den H. joannej te leezen. ïn de öeffening van de Heïreeuwfche taaie, bepaalt.zich hun letterarbeid tot robertson's uitgave van d« Pfalmen; binnen deezen kring is hunne Taaloeffening en geleerdheid befiooten. Geduure,nde. de tusfehenpoozen va( hunne TaaïoefFeninge, verfchijnt'er eer Leeraar aan de Hoogefchoole , en geefi hun eenige lesfen in de Redenrijk- en Re deneerkunde;, zij zijn hoogmoedig,genoeg om ze, met den naam van Fraaie Kunftei te beftempelen. Eenige jaaren geleeden wierdt 'er eene pooging, ..aangewend, or de beoeffening van de Wiskundige wee tenfehappen onder hen jn te voeren, me oogmerk dm hen te leeren beter rede neeren ; doch hunne Onderwijzers kon den het niet ohderneemen, lijnen, drie hoeken en cirkels te maaken. Hunn jonge Leeraars bezitten, derhalven, juis zo veele geleerdheid, als iemand zich e tl, DÜLi Bb m Dr,. HEGULIE" RE INDE» PENDENTEN. 1 i i I i ■  De REGULIE RE INDE' PENDENTEN. 335 GODSDIENSTIGE genaartig 'zou verbeelden , die agt geeft ■ op de natuur der dingen, en de gefteldheid • van den Christlijken Godsdienst in aanmerking neemt. De volgende zaak, welke nu onze opmerking vordert , is , hunne Kerkelijke Staatkunde of Regeering, indien zij deezen naam verdiene. Wanneer iemand hunner Jongelingen, in zijne Letteroeffeningen, zich zo naarftig heeft gekweeten, dat hij waardig geoordeeld worde, eene ftandplaats te hebben, koomen doorgaans zes der nabuurige Leeraaren, en eene groote menigte bijzondere ledemaaten, zamen. De Ordening of Bevestiging gefchiedt op de zelfde wijze als onder de Presbijteriaanen ; doch de Geloofsbelijdenis is onderfcheiden. De volgende Geloofsbelijdenis, door den Heer thomas bradburij, overgeleverd, te Londen, op den tienden van Hooimaand des jaars 1707, heeft eene merkelijke overeenkomst met de zulke, welke vervolgens wierden ingeleverd, en kan daar van tot eene proeve dienen. „ Aangezien, bij deeze gelegenheden, „ veelen hebben bij de hand genomen, „ in orde te ftellen eene verklaaring of „ ontvouwing van die dingen , welke „ met de volkomenfte zekerheid onder ,-, ons geloofd worden ; dus ben ik be„ geerig , de zelfde goede belijdenis te „ doen voor veele getuigen, en, over„ eenkomftig met mijne maate der gaave „ van christus, rekenfehap te gee- n ven  GESCHIEDENIS. 3B7 „ ven van de hoope, die in mij is, met „ zagtmoedigheid en vreeze , en bijzon,, derlijk in den tegenwoordigen tijd, in ,, welken ik, door vasten en gebeden, „ en door de oplegging der handen, zal afgezonderd worden tot het werk, „ waar toe de heere mij heeft geroe,, pen; hoewel ik minder ben dan de ge,, ringfte onder de Heiligen , en niet waardig deezer genade, om te verkon„ digen dc onnaafpoorlijke rijkdommen, „ van Chris r u s. Art. I. „ Ik doe, derhalven, belij„ denis van mijn geloove, dat de Boeken ,, des Ouden cn des NieuwenTestaments, „ welke doorgaans onder ons worden aan„ genomen , niet zijn gekoomen door „ den wil van eenen mensch , maar dat „ de heilige mannen Gods gefproken hebben , zo als zij door den Heiligen „ Geest wierden gedreeven, en dat zij „ nuttig zijn, tot leeringe,tot beftraffin„ ge , tot verbeteringe , en tot onder„ wijzinge in de regtvaardigheid. II. „ Deeze Boeken zal ik , door de „ Genade , altoos aankleeven, als de ,, groote en voornaame regelmaat van „ mijn geloove en dienstwerk; aan dee„ ze wet en dit getuigenis betuige ik alle begrippen te zullen toetzen ; dit beloo„ ve ik , in de afhankelijkheid en het „ vertrouwen op hem , die de beproe„ ving van den Geest heeft; ik wende „ mij tot deeze Schriften, als de duide?3 liikfte en volledigfte openbaaring, welBb 2, „ ke Dé REGULIE-iE INDE" PENDEN™ rEN.  De XEGULTE' RÈ INDEPENDENTEM. 388 GODSDIENSTIGE „ ke God van zich zclven in dit leeven .„ heeft gedaan; hier leere ik, wat God' „ zij , en wat hij doe. Deeze behelst ,, zo wel zijne natuur als zijne volheer„ lijke volmaaktheden; zij bevat zo wel „ zijne eeuwige Eenheid , als de Drieeenheid van perfoonen. III. „ Ik geloove, dat dc Heere onze God een éénig Heer is, en dat 'er nie- „ mand is behalvcn hem. IV. „ Ik geloove, dat'er drie zijn, die ?, getuigenis draagen in den hemel , de „ Vader , het Woord , en de Heilige ,, Geest, en dat deeze drie één zijn. Dit „ ben ik genegen te erkennen, als eene Waarheid,en nederig te aanbidden, als y, eene Verborgenheid. V. ,, Ik geloove, dat deeze eenige God } „ Vader, Zoon en Heilige Geest , een y, Geest is. De eeuwige, de onftcrilijü ke, de onzienlijke Koning, van Eeuj, wigheid tot Eeuwigheid , bermhartig en genadig, lankmoedig en groot van ,, goedertierenheid en waarheid; doch die j, wraake zal neemen van zijne weder„ partijders, en den fehuldigen geenzins 3, onfchuldjg zal houden. VI. „ Ik geloove, dat hij alle dingen 3, heeft gefchapen , en dat zij door zijn „ welbehaagen zijn , en gefchapen wier- den ;' dat zijne heerfehappij zich uit„ breidt Over de geheele fchepping ; dat zijne Voorzienigheid gaat over alle zijne „ fchepzelen , en derzelver bedrijven, en dat de voorweetenfehap Gods de vcr- dor*  GESCHIEDENIS. 389 9, dorvenheden der menfehen overheert. VIL „ Ik geloove, dat God een ver„ bond heeft gefiooten met onze eerfte „ Ouders, als den gemeenen wortel van „ hun geheele naakoomelingfchap , en „ hun eene regtvaardige Wet gaf, met „.deeze bepaaling, dat hij, welke deeze „ dingen doet, door dezelve zal leeven; „ maar ten dage, als hij zondigde, hij „ zekerlijk zou fterven. VIII. ,, Ik geloove, dat door de onge„ hoorzaamheid van ééncn menfche, on*,, ze natuuren niet alleen ftraffchuldig, „ maar ook onrein zijn, en dat wij leeven, dood in zonden en overtrecdingen. iX. „ Ik geloove, dat God het befluit „ nam, zich zeiven te verheerlijken, „ door de verlosfing van zommigen van „ het menfchelijk geflagt; dat hij, van „ alle eeuwigheid , zommigen te vooren ,, verordineerd heeft tot de aanneeming ,, tot kinderen, wier naamen in den he,, mei zijn gefchreeven ; dat deeze ver„ kiezing vrijwillig was , en een gewis„ fen uitflag zal hebben ; dat het over„ blijfzel behouden wordt, volgens de „ verkiezing der genade, niet om dc weiv „ ken , welke zij vervolgens doen zou„ den ; maar volgens zijn eigen voornee-» men en genade ,!vóór dat de waereld was, X. Ik geloove,dat dit ontwerp kragtdaadig zijn zal tot de zaligheid van allq deezen. XI. Ik geloove, dat het eenige hulp-, ,j middel, om deeze gelukzaligheid te Bb 3 „ ver* De REOUUE» RE INDEPENDENTEN-  S9o GODSDIENSTIGE De reguliere . independenten. 5 3 5 3 5 3 9 5 3 3 3 ■ 3 9 r. 3: ?3 3' ?» „ verkrijgen , was, door de aanftelling „ van eenen Middelaar tusfchen God en „ de menfehen, den mensch jezus „ christus; geevende hem een zeker „ getal , en hem voorftcllende om eene verzoening te zijn, door het geloove „ in zijn bloed, tot dc vergecvinge der „ zonden, opdat God regtvaardig zijn, , en evenwel dc uitverkoorenen mog, ten behouden worden. XII. „ Ik geloovc de Godheid van on, zen grooten Heere en Verlosfcr; dat , hij is boven alles, God te prijzen in , eeuwigheid; dat hij het geenen roof , heeft geagt, Gode even gelijk te zijn, , maar eene godlijke hulde ontvangt. Ik , geloove, dat dit Woord is Vleesch ge, worden, en onder ons gewoond heeft: , dit is de Verborgenheid der Godzalig, heid, buiten tegenfpraak zeer groot, , dat God wierdt geopenbaard in het , Vleesch. Ik geloove, dat hij een Leer, aar was, van God gekoomen; dat hij , tot Priefter wierdt gefteld in eeuwjg( heid; dat hij is de Koning der Heili, gen, wiensKoninkrijks geen einde zijn , zal. In alle deeze hoedanigheden is hij het hoofd der Gemeente, en de Zaligmaaker van het lichaam, aangefteld om te zijn een erfgenaam van alles; doch meer bijzonderlijk tot Heer over de zulken, die hem gegceven wierden. XIII. „ Ik geloove , dat hij het land doorging,goed doende, vermaak fcheppende in het volbrengen van den wille 5, des  GESCHIEDENIS. 391 „ des geenen, die hem hadt gezonden, door den wille van welken wij allen ge-: ,, heiligd wierden; dat hij een vloek voor ' ons is geworden, lijdende in de beide' „ deelen zijner menschlijke natuure; dat ,, hij was de messias, welke afgefnee„ den zou worden , om de overtreedingen ,, te bcfluiten , en een einde te maaken ,, aan de zonde ; dat onder den hemel „ geen andere naam is gegeeven , door ,, welken de menfehen kunnen zalig wor„ den. XIV. „ Ik geloove , dat wanneer hij „ door zich zeiven de reinigmaaking on„ zcr zonden hadt te wege gebragt, be„ graaven wierdt, en drie dagen cn drie „ nachten vertoefde in den fchoot der aarde. XV. „ Ik geloove, dat God hem heeft ,, opgewekt, de fmarten des doods ont„ bonden hebbende, vermids het niet mo„ gelijk was , dat hij van dezelve konde „ gehouden worden. Ik geloove , dat „ hij is opgevaaren ten hemel, en gezee„ ten aan de rechterhand Gods , als de „ voorfpraak van zijn volk, en de Regter „ der waereld. XVI. „ Ik geloove, dat hij de zulken, „ welke hij te vooren verordineert, ook „ geroepen heeft; en die hij roept, insge„ lijks regtvaardigt,vrij willig door zijne ge» „ nade. De gelukzaligheid hier van beftaat hier in, dat God dc geregtigheid toerc„ kent zonder dc werken. Ik geloove, dat wij zijne bermhartigheid aangrijpen Bb 4 j, dooï De tl-GUME* \K INDE™ ■ENDEN" rEN.  De REGULIERE INDEPENDEN* tem." 392 G O D S DIENSTIGE „ door het geloof, en dat niet uit ons, „ maar door Gods gaavc; dat' het Volk ,, Gods de aanneemihg tot kinderen ver,, krijgt , en 'er eene verandering voor,, valt jn de geaartheid 'der zulken , die p erfgenaamen' zijn van' de genade des ,, leevens , 'welke moet toegefchreeven „ worden aan vrije liefde én alvermo- gendë kragt. Ik geloove, dat'de vrij,, gckogten des Heeren opgroeien in ge„ nade, en dat hij, die een goed werk ?, in hun heeft begonnen , het qok zal volfindigen', tot op' dén dag van jezus ,, christus. Niemand zal in ftaat zijri óm dezelve uit'zijne handen te ruk|, ken. ' XVI. ,, Ik geloove, dat hij moet ge„ diend worden met eerbiedigheid en godlijke vreeze. 'Ik geloove , dat wij ,, deezen Heere'moeten: erkennen in gep nootfchappen, en dat 'er eene gemeen„ fchap plaatsheeft tusfchen allen, wel„ ke, op alle plaatzen , den' naam van den Heerë jezus christus aanroe» 3, pen, zo wel' hunnen als onzen Heere, 5, en dat jezus christus met hun „ zijn zal, tot aan het einde der waes, reld. " " XVIII. „ ïk geloove, dat hij ons vera, fcheiden geboden en inzettingen heeft „ gegeeven , welke wij, 'als Christenen s „ verpligt' zijn te onderhouden; d<£ eene van welke is dé'Doop met water, i? in den naam des Vaders, en des Zoons, p en, 'dd§ Heiligen Geests, iecrende oi>$  GESCHIEDENIS. 393 ?, alles wat hij ons heeft bevolen; ver,, raaanende elkander met pfalmen, lofM zangen en 'geestelijke liederen. En ?, door het eetcn van brood, en hét drinken van wijn,' ter zijner gedagtenisfe, 5, moeten'wij volharden in de leere en de ,, gemeenfehap , en in het breeken van ,, brood en ih het gebed. • XIX. „ Ik geloove , dat in alle deeze ,, deelcn van'den Eerdienst één onze „Meester is, naamelijk christus; „ hebbende geen 'mensch ' heerfchappij ' over ons geloof en onze vrijheid. ■ XX. „ Ik geloove , dat de Christen, „ bij zijn overlijden , twee zegeningen „ ontvangt: eene volkomene zuiverheid en verzadigend genoegen , dat de gees,, ten der volmaakte regt'vaardigen chris- tus zien en hem kennen, gelijk zij zei- ve gekend worden; en de meer volko11 mene zaligheid , welke zal volgen op * de Opftanding en het algemeen' Oor3, deel.' Want, XXI. ,, Ik geloove , dat 'er eene op. (landing der dooden zijn zal, zo wel dei regpvaardigen als der onregtvaardigen; ,, dat christus het gezag heeft orr ', gericht te houden, omdat hij des men, fchen zoon is; dat de Engelen , die \ gezondigd'hebben, zijn overgegeeven in de kétens der duisternisfe; dat zc wel' zij als de booze menfehen , die ' God niet kennen, en het Euangeliurr ' zijns lieven Zoons niet gehoorzaam zijn I! zullen 'gaan in de eeuwige pijn, rhaa'i ■ Bb $ d< Be REGULIEf R.E INDE'PENDENTEN.  SECULIERE INDEPENDENTEN. ] ] j 1 \ r f l x f I; b 894 GODSDIENSTIGE ,, de regtvaardigen in het eeuwige lee„ ven." Tot dus verre de Geloofsbelijdenis Van THOMAS B R A DB U R IJ. De overige bijzonderheden, de Reguliere Independenten betreffende, fchuiven het gordijn voor ons open; de donkerheid wordt verlicht; de duisternis van het menschlijk oog verdwijnt voor ons gczigt: wij kunnen dezelve in haare natuurlijke kleuren befchouwen. De Vergaderingen der Reguliere Independenten beflaan uit een Leeraar, twee Diakenen, en vervolgens alle de overige [eden der Gemeente. Gezamenlijk maaken deeze eene foort van zamengevoegd Df gemeenfchappelijk lichaam uit; zij ma:igen zich de zelfde magt aan, als eene algemeene Kerkvergadering. De Leeraar ivordt verkoozen door de geheele Geneente gezamentlijk , met deeze bepaaing, dat zij hem wederom kan afzetten, vanneer het haar goeddunkt. Misfchien s dit eene zeer buitengewoone wijze van mndelinge ; cn , nogthans , ontmoeten vij eenige foortgelijke voorbeelden in de loude Kerkelijke Gefchiedenisfen. Ten aanzien van hunne Kerkelijke fucht, wenden zij voor, gelijk te ftaan iet de vroegfte Christenen; dat wil zegen , nimmer willen zij over en weder unne misflagen waereldkundig maaken, oor dat zij in den Ban gedaan zijn. Dit mijnt zulk een echt ftaaltje van huichetarije te zijn , als 'er immer op den aardodem ontmoet wierdt; in 't vervol? - c> zul-  GESCHIEDENIS. 395 zullen wij daar van een voorbeeld in 'c midden brengen. Heden ten dage verfchillen zij een weinig , in de gedaante en inrichting van hunne openbaare Godsdicnstöeffeninge, van dc Presbijteriaanen; doch,zelf in dit onderfcheid, zijn ze niet eenpaarig. Alle hunne zamenkomften hebben dit gemeen, dat zij geopend worden met het zingen van een Pfalm, die van een Gebed gevolgd wordt. In zommige Vergaderingen volgt onmiddciijk op het Gebed de Predikaatfie, welke doorgaans een uur duurt; naauwkeurig moet de Leeraar op zijne hoede zijn , Offl in dezelve geen enkel woord te laaten invloeien , 't welk eenigzins de gedaante of het voorkoomen heeft van aanmaaniiv* ter pligtsbctragcinge. De geheele Leerrede beeft eenige overeenkomst met ccn zamenftelzel van Godgeleerdheid , zonder het befluit. In zommige van hunne Vergaderingen worde driemaalcn gezongen , geduurend ! i ,i openbaaren Eerdienst; doch, over 't nlgemcen genomen, zijn hunne Leerredenen zeer eenzelvig,- alleenlijk met dit onderfcheid , dat zommigen van hunne jonge Leeraars het ftoutmoedig gewaagd hebben, hunne Voorzaaten naa te volgen, als bates, howe en andere. Noodig oordeelen wij het, den Leezer te onderrichten, aangaande het in 't oogloopcnd onderfcheid , in de wijze van prediken- tusfchen de hedendaagfche Inde- De reguliere 1nok- P li ND ENTEN.  Be reguliere' indépendenten. i t i 1 2 e e % 1 P I e h t< v o d v rj 39$ GODSDIENSTIGE dependenten , en de zulken , die ten tijde der Revolutie leefden. Zekere husseij, Leeraar te Cambridge, gaf, in den jaare 1708 ,een dik en langwijlig boek in 't licht, waarin hij zogt aan te toonen, dat geen Leeraar het regt heeft om den zondaaren eenige aanbiedingen van genade of zaligheid te doen. Dit is liet de echte of oorfpronklijke KalvinisHfche Godgeleerdheid, maar een befluit )f gevolg, 't welk daar uit kan worden ifgeleid; althans uit dat gedeelte van de:elve, welk den naam draagt van volftrcke Voorverordineeringe. Want, indien 3od het eene gedeelte des Menschdoms litverkooren , en het andere gedeelte ■erworpen hebbe, welke grond of reden :an 'er dan zijn tot vermaaningen, aangeien de mensch het vermogen niet bezit m daar aan te kunnen voldoen ? Dit ig ene bekende tegenwerping der Arminiaa* en , welke reeds eenigermaate is opge)St. Wij bedoelen hier niet, de Indeendenten alleen dit gevolg toe te fchrjjen , dewijl veele Scktarisfen , en zelf :nige leden onzer vastgeftelde Kerke, et zelfde gevoelen voorftaan. Indien 2t ons gepqrlofd ware , onze gedagten ! melden, over een onderwerp van zo eel aangelegenheids , zouden wij van ordeelzijn, dat men meer behoorde bc-' ïgt te zijn op het uitdrukkelijk gebod in onzen Heiland, dan op de overlevenden der menfehen cn indien, in de da,  Ö È 9 C' Ut EDEN I Si 397 ttogen van Profeet e z e c h i e l , den doodsbeenderen wierdt bevolen te leeven, waarom zou dan niet de zelfde weg worden ingcflagen , onder de veel klaarder verlichting ert helderder fchijnende ftraalen der Euangelifche Bedeelinge ? Eene in 't oogloopende tegenftrijdigbcid vertoont zich in bet bovengemelde gevolg, als voortvloeiende uit het geloof in de volftrekte Voor verordineering, onder heden , die, over 't geheel genomen , belijden bekeerd te zijn van de wegen der zonden, onder de Methodisten : want die is het geval ten aanzien van de hedendaagfehe Inde pen denten. Vrij algemeen is het bekend, dat vermaanen hunne waare Merkte , hun fort is , cn dat zij de leerftellige Godgeleerdheid eerder zouden laaten vaaren, dan eene gelegenheid tot ernftige vermaaning laaten voorbijgaan. Wanneer iemand, 't zij man of vrouw, tot lid hunner Gezinte begeert te worden aangenomen, treeden de Leeraar en de Diakenen met hem in een mondgefprek, en doen onderzoek naar zijn karakter, met eene naauwkeurigheid en omzigtigheid, welke hun tot eere ftrekt. Indien het blij ke, dat de aanzoeker een luister en eere zal verlpreiden over den Godsdienst, en een fieraad zijn zal voor hunne Vergadering , wordt hem opgeleid, een fchriftelijk berigt te geeven van zijne Christelijke bevindingen en van de wijze zijner bekeeringe. De RE INDE-' PENDENTEN.  Be REGULIERE INDEPEN DENTEN. j I i t C £ v I Éi d h e< h w le 398 GODSDIENSTIGE Dit berigt wordt gefteld in handen vanden Leeraar; naa dat deeze het geleezen' heeft, verzoekt hij den aanzoeker, op den naastvolgendcn dag des Heeren in de Vergadering te verfchijnen. Naa het eindigen van den Eerdienst in den agtermid, dag, vergaderen de Leeraar, de Diakenen en de voornaamfte leden der Gemeente, in het Doophek, voor het geftoelte des' Voorlcezers, alwaar men gewoon is, het Avondmaal uit te deelen. Thans wordt de aankoomeling bij zijnen naam opgeroepen , en de Leeraar, het rchriftlijk verhaal uit zijnen zak haaiende, berigt aan de Gemeente , dat hij hier is verfcheenen om haar voor te leezen iën verhaal van de Christlijke bevindingen van N. N. Vervolgens leest hij het ;efchnft , 't welk doorgaans behelst, 'ooreerst eene belijdenis van zijne oorpronklijke en daaaelijke overtreedingen egen God; zijne diepe overtuiging weens zijne ftraffchuldigheid uit dien hoofe, en zijne hartlijke "begeerte en verlan. en ter omhelzinge van die zaligheid, relke in het Euangelium geopenbaard is. >aar naa gaat hij over tot een verhaal ingaande de manier en wijze, op welke ; Godlijke Genade op zijn hart gewrogt -cft; doch vermids ten deezen opzigte frie groote verfcheidenheid kan plaats ;bben, kunnen wij geene bijzondere erking deezer Genade aanwijzen : alsnlijk gelooven wij, dat het algemeene tnifc^  GESCHIEDENIS. 30? middel, van 't welk God zich bedient, om de zondaars te brengen tot de kennis 1 van zich zeiven , is, de tuslchenkomst 1 van de predikinge des Woords. Wijders1 betuigt de aankoomeling zijne begeerte' om een lid te worden van die bijzondere Gemeente, en geeft daar van zijne reden,, welke doorgaans is, dat hij in geweeten en goeden gcmoede zich zeiven niet langer kan wcderhouden van te gehoorzaamcn aan het ftellig gebod van chrisTus,'t welk van eene verbindende kragt is voor alle Christenen: te weeten, het deelneemen aan het Sakrament des hoogwaardigen Avondmaals. Het is een algemeen aangenomen regel, niet alleen bij de Independenten, maar ook bij het meerendeel der andere Sektarisfen, niemand toe te laaten tot hunne Kerkelijke gemeenfehap , voor en aleer hij zulk of foortgelijk een onderzoek ondergaan hebbc. Zo dra het Gefchrift is voorgeleezen, wordt de aankoomeling verzogt , een weinig buiten de Vergadering te ftaan; geduurende zijne afweezigheid, raadpleegen de Leeraar en de leden der Gemeente gezamentlijk; zij onderzoeken, of, volgens het oordeel der liefde, zijne bevindingen echt zijn ,en van zodanig een aart, dat zij hem geregtigd maaken tot de Kerkelijke gemeenfehap. Tevens doen zij onderzoek en oordeelen over zijn zedelijk karakter en gedrag in de waereld. InI dieja De lEGULlK IE INDE- 'endenken.  De SECULIERE INDEPENDEN- ] ( j ] 1 < C t r « t V t r e 2 t V h é v d f h ^GODSDIENSTIGS dien dit alles overeenftemme met hunno denkbeelden en begrippen van bevoegdbeid, wordt den aanzoeker daar van kennis gegeeven; de Leeraar geeft hem de rechterhand van broederlijke gcmeenchap; en hij wordt, van dat obgenblik f, als lid der Gemeente aangemerkt; doorgaans wordt het zodanig gefchikt, lat de dag der aanneeminge een Zondag s, op welken het Avondmaal des Ideeën wordt uitgedeeld; het nieuw aangelomen Kd gebruikt hetzelve, terftond, mee Ie geheele Gemeente; Indien 'er eenige zwaarigheden óf be(enkingen tegen den aanzoeker mogten rorden ingebragt, 't zij van wegens eenie tegenftrijdigheid in zijn zedelijk gerag, of omdat het berigt aangaande zije bevindingen niet overeenkomftig is iet het beloop der Ëuangelifche bekeeinge, wordt hij vermaand, nog eenigen ijd langer onder de middelen te blijven« aarftig te zijn in het onderhouden van en dag des Heeren, en met groote omigtigheid in zijnen handel en wandel zich e gedraagen. Naa eene volgende beproeing, welke langer of korter duurt, wordt ij aangenomen, of volftrekt afgeweezea, Wat aangaat den tcgcnwóordigen toe* :and der Reguliere Independenten, dezel. e gelijkt eenigermaate naar een ltilftaanen poel, terwijl dezelve voormaals een lelvlietende ftroom plagt te weezen. Zij ebben onder zich eenige vermogende lieden 2  GESCHIEDENIS. 401 den; doch de meesten zijn behoeftig: zij beftaan voornaamlijk uit hoogbejaarde Iedemaaten, cn het getal der zulken, welke tot hen overgaan , is niet zeer groot. Zij bevinden zich, derhalven, veeleer in een afneemenden dan in een voorfpoedigen en bloeienden Haat. Wij hoopen niet, dat dit een bewijs uitlevert van het verval van Godsdienst cn deugd in de waereld ; maar dat het veeleer daar uit ontftaat, dat de menfehen , over 't algemeen genomen, heden ten dage, minder reden vinden, dan in voorgaande tijden, om van de vastgeftelde Kerk van Engeland te verfchillen. VI. DEEL. CC X) £ De REGULIERE INDE» l'ENDEN» TEN.  4<32 GODSDIENSTIGE De ÏRREG. INDEPEN- DEMTEN. D E IRREGULIERE I N D E PENDENTEN. Het ontftaat niet uit een beginzel van kvvaadaartige bevooroordeeldheid, of uit iets , 't geen naar kwaadwilligheid zweemt , dat wij de Heden, thans bedoeld, benoemen met den naam , aan het hoofd deezer Afdeelinge geplaatst. Zeer kwalijk zou dit voegen aan de zulken , die na de gunst van het Algemeen dingen: de onpartijdigheid alleen,cn niets minder, kan lieden van veritand gevangen neemen , en derzelver gunftig gevoelen wegdraagen. Langen tijd was ik het niet eens met mij zeiven, met welk eene benaaming ik deeze foort van Independenten zou benoemen, tot dat ik , op zekeren dag, mij bevindende in het gczelfchap van eenen Leeraar in de Godgeleerdheid, onder de Reguliere of Regelmaatige Independenten, de eerwaardige Doktor zcide : Zij zijn de Irregulieren (of Onregelmaatigen) onder ons. Wij moeten den Leezer niet in duisternis laaten; hij moet weeten, wie deeze luiden zijn , en wie de naavolgers zijn, die hun dienstwerk onderfchraagen. Om hier van een behoorlijk denkbeeld te hebben, zal iet noodig zijn, aan te merken, dat kort  GESCHIEDENIS. 4°3 kort naa de invoering en vastftelling van de Methodisten]-, hier te lande, door dc eerfte aanvoerders cn fligters van dezelve, de Heeren wh itefielü en wesl mj , veele Predikers, in hunne afzonderlijke betrekkingen, van oordeel zijnde dat zij even groote bekwaamheden als hunne broeders bezaten, bijeenkomftcn bielden cn zeiven Independente» wierden. Naa dat zij dc gunst des volks gewonnen hadden, door hunne verbintenis met den eenen of den anderen der bovengemelde eerwaardige Heeren , luiddruftige uitvaaringen (lellende in de plaats van ge zonde redekavelingen, verzamelden zij, binnen korten tijd, een genoegzaam ge tal aanhangers, om hunne Vergaderplaat zen te kunnen vervullen. Wij zullei riet zeggen , dat hunne Vergadenngei van de agtbaarfte en eerwaardigfte fooiwaren ; zij beftonden doorgaans uit di ongelettcrden en behoeftigen; zij waren diensvolgens, op verre na, niet zo aan zienlijk als de Vergaderingen der Regulier Independente». In hunne Kerkelijke Tuch (temden zij na genoeg overeen; doch z verfchildcn, in verfcheiden opzigten , 1 hun gedrag. Boven hebben wij reeds aangemerkt dat , onder de Reguliere Independenten de jongelingen, aan hunne Hoogcfchoc le tot den Predikdienst worden bekwaai gemaakt; doch de opleiding, welke zij a daar ontvangen, is geenzins van de best foort: zij fchiet verre te kort bij die g' Cc z leen De IRUEG, INOEPES» DENTEN» \ t t ï f | j 1 > i n U e U  404 GODSDIENSTIGE De ïruèg. Indepen denten. leerdheid en waereldwijsheid, welke, volgens onze bevatting , in een Christen -Leeraar volftrekt noodzaaklijk wordt vereiseht. Tot een veel laager peil zijn, ondertusfehen , de Irreguliere Independenten gedaald ; over 't algemeen genomen zijn ze onbedreevcn in de leerftellige Godgeleerdheid, zo wel als in de beginzels eener befchaafde opvoedinge. Nogthans zijn hunne openbaare redevoeringen volkbehaagende; uit eigen aart zijn ze gefchikt om de driften gaande te maaken, en de gemoedsneigingen tot werkzaamheid aan te fpooren. Wat wonder, derhalven,dat onder dusdanige beweegredenen , het oordeel zomwijlen misleid wordt, en , diensvolgens , de betragting averechtsch is? Het is onze zaak niet, in een onderzoek te treeden, door boedanige beginzels en ipringveeren zij gedreeven worden ; dit moeten wij overlaaten aan hem, voor welken alle harten geopend, aan wien alle begeerten bekend, en voor welken geene verborgenheden verholen zijn; die alleen het voorregt bezit, de nieren te kunnen beproeven, en de harten van de kinderen der menfehen te doorzoeken. Zo veel, nogthans, is zeker, dat zij een groot aantal naavolgers hebben, en, met dit alles, geen bepaald zamenftelzel der Leere noch Kerkelijke Tucht bezitten. Vreemd is het, dat zonder deeze een Godsdienst kan beftaan; en,egter, is dit waarlijk het geval. Hunne voorwaarden van gemeenfehap zijn eenigzins onzeker; ieder  GESCHIEDENIS. 4°5 ieder een, die een goed karakter bezit, en 't geen zij, in hunne afzonderlijke vergaderingen , rechtzinnige beginzels noemen, aankleeft, mag onder hen worden aangenomen. Lieden, welke eenig handwerk of neering doen , voegen zich zomtijds bij hen; en 't is dikmaals gebleeken , dat zij daar door merkelijk bevoordeeld wierden, dewijl het onder hen een algemeen aangenomene regel is, de zulken aan tc moedigen en voort te helpen, die to hunne eigen gemeenfehap behooren. Dii is natuurlijk , cn wij zullen hen deswe gen niet berispen. Zulk eene veelvcrmo. gende kragt oefFent de eigenliefde op dc harten der menfehen , dat wanneer wi. lieden , die met ons de zelfde gevoe lens zijn toegedaan , begunftigen , wi niets anders doen, dan het oor leenen aai dit overheerfchend beginzel. Wat aangaat hunne wijze van predi ken, om deeze, in alle haare bijzonder heden, te verdeedigen, zou 'er cene be kwaamer pen dan de mijne vereischt wor den. Het prediken is een aanmerkelijk tak van de dienstverrigtinge eencs Leei aars ; en overal, daar dit niet op een behoorlijke wijze gefchiedt , zal men d befchreienswaardigfte gevolgen zien ont ftaan. In zulk cene Vergadering zal d Godsdienst zelve, ten langen laatfte, i minagting geraaken , indien niet gehec verwaarloosd worden. Van eenen Leei aar, van alle geleerdheid ontbloot, ka niet verwagt worden, dat hij merkelijk Cc 3 kei De IR R EG. rNDÈPEM' DKNTEN. i i e li i n e u  4o6 GODSDIENSTIGE De JftREG. INDEPEN- &ENTËN. kennis zal verfpreiden onder de Gemeente , zijner zorge aanbevolen. De Irreguliers Independente» volgen de zelfde predikwijze als de Regulieren} zij verkiezen eenen Text, en doen over denzelven eene redevoering;hoewel zommige menfehen beweeren,dat zij op (taanden voet van hunnen Text afstappen, en dat hunne redevoering met eenigen anderen Schriftuurtext even veel overeenkomst heeft. Weinigen of geenen zamenhang ontmoet men doorgaans in de Leerrede ; zij is, uit dien hoofde, niet zeer eefchikt, om in de gemoederen der toehoorderen tc verwekkende indrukzels van betaamelijken eerbied en godsdienstigheid des harten. Indien zij weinige of geene geleerde opvoeding gehad hebben , mogen wij niet t'onregt daar uit afleiden, dat zij insgelijks zich niet op de Wclfpreekendheid zullen hebben toegclcid, en nog veel minder op de uitwendige gebaarmaakingen. In dc omstandigheden, in welke Zij zich bevinden , handelen zij verstandig, dat zij den fpot drijven met de kunst van prediken , en geene agt willen gegeeven hebben op welvocgclijkheid van houdinge, of op gezonde en oordeelkundige redeneering op den predikstoel. Over 't algemeen genomen , vreezen wij,dat van hunne redevoeringen, met te veelregts, kan gezegd worden , dat het woorden Zijn, zonder zaaken; Fox, prcetereaque nihil. Niettegenstaande deeze in 't oogloopen- de  GESCHIEDENIS. 4°7 de merktekenen van onwelvoeglijkheid en ongemanierdheid, zijn wij, nogthans, zeer genegen te gelooven cn te hoopen, dat zij nog eenige weezenlijke verdienfte bezitten, door menigmaalen te verftrckkcn tot de middelen en werktuigen, om de fnooden en ondeugenden, inzonderheid onder de heffe des volks, van hunne flegtigheden te rug te brengen. Want, boewei zij zich in hunne waare geftalte vertoonen voor menfehen, welke geopende oo^en des verftands bezitten , het groote" gros der menfehen, egter, die over de dingen oordeelen naar het uitwendis voorkoomen, en alles, wat zij zien of hooren, voor Euangelifche waarheid aanzien, worden , door hunne prediking , betoverd, welke, bij zommige menfehen, op verfchillende wijze werkt, door de gemoederen van zommigen tol een zeer hoogen peil van Geestdrijver!; te doen klimmen, doch die van anderer in wanhoop te doen nederzinken. Ovei 't geheel genomen, moet men gelooven dat door hen eenig nut gewrogt wordt en dat zij een hulpmiddel zijn, m de bant der Voorzienigheid , wier werken geza mcntlijk verwonderlijk zijn, en die, ui fchijnbaar kwaad, dikmaals weezenlijl coed doet gebooren worden. Indien het geene al te groote vrijpos tHieid zij, zouden wij den Leeraarcn, dn onder deeze Gezinte werkzaam zijn, dcc zen raad geeven, dat zij voortaan op een De INDE PENDENTEN. i L > l i  De ÏRREG. INDEPENDENTEN. I I ( I I 1 ] C 't c i ( i d li 4o3 GODSDIENSTIGE meegaande wijze handelen met hunne toehoorders; de behoeftigen als meerbevoegde voorwerpen van medelijden aanmerken dan de vermogenden; de waarheden des Euangeliums in een meer beminnelijk licht voor te draagen, dan zij dus lang gedaan hebben; af te laaten van fchelden en uitvaaren tegen andere Gezinten en godsdienftige behjdenisfen, in allen opzigte veel beter ingericht; en , eindelijk , meer werks te maaken om hunne openbaare redevoeringen te beoeffenen en uit te werken, In dat geval zouden zij bet vereischte nut doen, in den post, hunner zorge toevertrouwd, en zo veele eere inleggen, als genoegzaam zijn zou om alle hunne gebrekkelijkheden te vergoeden. Heilzaam ;n hun geraaden zou het zijn, dat zij Jen raad en het voorbeeld van den gczejenden Zaligmaaker der menfehen volgien; hij kende de valfche hoop en de beinegelijke redekavelingen van het hart der nenichen; hoe genegen zij zijn, om zich :e fchikken en te verdeden onder verfchilende aanhangen, cn zich zeiven te onlerfchciden door beuzelagtige uitvindin;en. In de zaak van den Godsdienst en e volwigtige aangelegenheid der ziele ; alles, behalven de gehoorzaamheid aan >ods geboden , en een leeven , aan d*n ïenst des Allerhoogflen gewijd , niets an loutere uitvlugt en dwaasheid. Gevold jk, indien de mensch op zulke bedriegejke gronden bouwe . cn met zulke ligt- ver-  GESCHIEDENIS. 409 vergankelijke bouwftoffen , 'moet en kan hij geene andere verwagting hebben, dan dat zijn gebouw op zijn hoofd zal neder ftorten, en hij zelve onder deszelfs puinhooien begraaven worden en fterven. Over 't algemeen, hebben de Irreguliers Independente» geene duidelijke en onderfcheidene begrippen van de Kerkelijke Tucht, noch eenig denkbeeld van de zamenftelkundige of leèrftellige Godgeleerdheid ; zij hebben geen regelmaatig ontwerp ; de eene Vergadering onderhoudt veelal deeze of geene bijzonderheid, welke haar van eene andere onderfcheidt. Ir den fterkften cn uitgebrcidften zin des woords , zijn ze waarlijk cn in de daac Independente», of Onafh anklij ken. De gedaante van bunnen openbaaren Eerdiensl is genoegzaam de zelfde als die der Regel maatige Independenten; alleenlijk heeft tuis fchen dezelve dit onderfcheid plaats, dai zij in 't openbaar dikmaals het Gebed on zes Heeren bidden ; dit is bij de andere ir geen gebruik. Welke de reden zijn mo ge, dat het, bij de laatstgemelden, in on bruik is geraakt , zullen wij niet onder zoeken, veel min ftcllig aanwijzen; mis fchien kan de reden zijn, dat zij zo vee zwaarigheids hebben tegen alle Formulier gebeden , dat zij van zich zeiven niet kun nen verkrijgen , een enkel Formulier aa' te neemen , zelf niet 't geen door de mond der waarheid zelve is voorge ichrcevcn. Cc 5 Na De IRREO. ÏNDEI'EN- ÜENTI-.N. I 1 1 1 a  De 1RREG. INDEPEN pENTEN. 4to GODSDIENSTIGE Naa alles, 't geen wij, over dit onderwerp , hebben voorgedraagen, verblijden ■wij ons, door eigen ondervinding, te kunnen ftaande houden, dat van het gezegde , ten aanzien van de Irreguliere Independente» , verfcheiden uitzonderingen moeten gemaakt worden, zo wel met betrekking tot de Leeraars, als de Gemeenten. Men vindt onder hen mannen van geleerdheid en bekwaamheid, die gedreeven worden van de zuiverfte grond beginzelen; die, zo veel in hun vermogen is, zich benaarftigen, den Godsdienst te ftel]cn tot eene behaagelijke en aangenaame weetenfchap; mannen, in één woord, die een fieraad zijn voor hunne belijdenisfe, en wier naamen in eerbiedenisfe zullen gehouden worden, zo lang de Deugd eeniga aanmoediging en handhaaving in de waereld zal ontmoeten.  GESCHIEDENIS. Aif d e LEERE E N KERKELIJKE TUCHT der ANABAPTISTEN, I N ENGELAND. In onze Verhandeling over deezen Aanhang van Christenen, zijn wij vcrpligt, gewag te maaken van de Gezinten, in welke zij verdeeld , en wederom gefmaldceld zijn: want onder hen ontmoet men geene mindere verdeeldheden dan onder de Presbijteriaanen. Den naam van Anabaptisten draagen zij , omdat zij de gewoonte hebben, om alleenlijk de geloovigen te doopen; en zij bewecren verder, dat de wijze van doopen behoorde te gefchieden door Onderdompeling , overeenkomftig met het gebruik, welk onder dc vroegfte Christenen plaats hadt, ten minftc ge duurende de drie eerfte eeuwen der Christen Kerke. Aldus matigen zij zich aan, onmiddelijk afkomftig tc zijn van chris tus cn zijne Apostelen; en beweerei vei De liNA BAPTISTEN. 1  De ANABAPTISTEN. I 412 GODSDIENSTIGE verder , dat de gefteldheid of inrichting hunner Kerke bekragtigd wordt door het gezag van christus zei ven, cn zijne onmiddelijke naavolgers. Zommige Gefchiedfchrijvers, daarentegen , leiden hunnen oorfprong , als een afzonderlijken Aanhang, af van veel laatere tijden; zij beweeren, dat zij 't eerst hunnen oorfprong namen in Duitschlarid, en zich van de aanhangers van lutherus afzonderden , omdat de leere diens Kerkhervormers onvolkomen was, of niet gezuiverd volgens de aloude en oorfpronklijke regelmaat; aangezien de gepaste wijze en het onderwerp van den Doop door hen niet erkend wierden, völftrekc noodzaaklijk vereischt te worden tot de bediening van die plegtigheid. Van hier dat zij de zulken , die tot hen overgingen,, herdoopten, of andermaal doopten , ils veroordeelende den Kinderdoop als onfehriftmaatig, en van geene nuttigïeid: dit was de reden van den naam Weierdoopers , of Herdoopers , welke hun sedert aankleefde. Zij drongen aan op eenvoudigheid van cleederdragt, als mede van hunnen openmaren Eerdienst. Niet alleen voeren zij ïevig uit tegen dc magt cn de Kerk van lome , maar ook tegen alle de zodanigen , velke zich tegen de vrijheid van Gevreeën aankantten. Het ftrookt niet met ons egenwoordig ontwerp, ons in te laaten 1 het gefchil over den tijd van den Doop. .ord king heeft het zeer waarfchijnhjk ge-  GESCHIEDENIS. 413 gemaakt, en, misfchien, onwedcrfpreekKjk betoogd, dat de Doop nooit op ceneA andere wijze wierdt bediend, dan bij On-1 derdompeling , tot op den leeftijd van Keizer cokstantinus den grooten. De gegrondheid van eene éénigé te^enwerpinge wordt door zijne Lordfchap erkend: deeze,naamehjk, dat wanneer dc Heidenen , op hun doodbedde leggende, hunne begeerte te kennen gaven om over te gaan tot den Christlijken Godsdienst , en verzogtcn gedoopt te worden, zij alleenlijk den doop der Befprenginge ontvingen. In Duitschlarid. Zwitzerland, Itahe, en veele andere gewesten van Europa, onderging eene groote menigte Anabaptisten den marteldood, voor dat de Kerkhervorming tot ftand kwam ; en Dr. wall, die in Engeland, met zo veel geleerdheids , de pen gevoerd heeft, ter verdccdigingc van den Kinderdoop , erkent, dat 'er veele duizenden Anabaptisten in de waereld waren, vóór dat de Munflerfche onlusten uitbraken. Uit de fchriften van verfcheiden geleerde mannen blijkt het, met geene geringe waarfchijnlijkheid,dat johan wickliff, de eerfte Engelfche Kerkhervormer, den Kinderdoop aanmerkte als ongeoorlofd , of ten minfte als niet noodzaaklijk ; hij ontkende, daarenboven, dat de zonde door den Doop wierdt weggenomen. Eenigen van wickliff's naavolgers hielden ftaande, dat de kinderen dei De nabap* i3ten»  He ASABAPTISTEN. i l \ I l I T 4T4 GODSDIENSTIGE der geloovigen niet Sakramenteel moeten gedoopt worden, en dat het onmogelijk was, den kinderen den Kerkdijken Doop toe te dienen; zij gaven voor reden, dat zij genoegzaam zuiver en heilig waren, omdat zij gebooren waren uit heilige en Christen ouderen. — Doch , om voort te gaan met de Gefchiedenis van deeze menfehen, als een algemeen of zamenge voegd Genootfchap , voor dat zij in zo veele Gezinten gefplitst wierden. Hoewel verfcheiden Anabaptisten , om hunne geloofsbegrippen , ter dood ge. bragt, en andere gebannen wierden, ge. duurende de Regeering van hendrik den VIII, Koning van Engeland, groeiden zij , nogthans, van tijd tot tijd, in getal. Bisfchop burnet verhaalt, dat in den leeftijd des genoemden Konings' omtrent het jaar 1547, veele Anabaptisten gevonden wierden, in verfcheiden geivcsten van Engeland; voor 't meeren gedeelte waren zij Duitfchers, door de" staatsomwentelingen, uit dien waereld. :>ord verdreeven. Ten tijde als i.utherus in Duitsekand eerst begon te prediken, ftonden 'er ■eden op, welke, op zommigen van zij1e beginzels bouwende, de Hervorming ■ed verder uitbreidden , dan hij gedaan adt. Veelen hunner beweerden , dat de Verborgenheden der Drieêenheid , de lenschwording cn het lijden van chrisus , en 's Menfehen val , wijsgeerige ntsvindigheden waren , welke geenen grond  GESCHIEDENIS. 415* grond hadden in de Schriftuur, en tot de zaligheid niet noodzaaklijk waren. In 't vervolg zullen wij gelegenheid hebben, over deeze onderwerpen, breedvoeriger tc bandelen. Maar bijzonderlijk verwierpen zij den Kinderdoop, als een gebod, 't welk niet bevolen was ; ja , waar van zelf in de Schriftuure geene melding wierdt gemaakt. Veelen hunner, nogthans, verfchilden in hunne begrippen van hunne Geloofsgenooten; hoewel zij allen bekend waren onder de algemeene benaaming van Anabaptisten, of Wederdoopers. Op den twaalfden van Grasmaand des desjaars 1547, wierdt 'er eene klagte ingebragt in den Raad , behelzende, dat, onder de vreemdelingen , welke in Engeland waren overgekoomen, eenigen van die Gezinte wierden gevonden, en hunne dwaalleeringën verfpreidden , door het maaken van Geloofsleerlingen. Diensvolgens wierden 'er eenige Gevolmag■tigden benoemd , en de Aardsbisfchop van Canterburij , nevens eenige andere 'Bisfchoppen en Lords van den eerften ■rang , aangeftcld , bij eene Akte onder ■bet^Groot Zegel, om onderzoek te doen na die ibort van lieden , welke Anabaptisten genoemd wierden, en, in de daad, na alle de zodanigen , welke niet tei Kerke gingen. Zij moesten hunne poogingen aanwenden om hen tot den rechten weg te doer wederkeeren , hun boete opleggen , er -hei De ANABAPTISTEN. t L  De ANABAPTISTEN. I 416 GODSDIENSTIGE hen vrij fpreeken, of, in gevalle zij hardnekkig bleeven , dezclven in den Ban doen , cn overleveren aan den waereldlijken arm, om verder naar verdienfte behandeld te worden ; dat wil zeggen, zij moesten verbrand worden. In Bloeimaand des zelfden jaars, wierden eenige Kooplieden van Londen voor deeze Gcvolmagtigden geroepen, en hun bevolen, hunne voorgaande leerbegrippen af tc zweeren; bijzonderlijk wierdt bun opgeleid, tc erkennen, dat de Kinderdoop een ChristHjk Sakrament is. Een van deeze, welke dus zijne dwaaJingcn afzwoer , wierdt bevolen , den volgenden Zondag, een Mutzert te brengen na St. Paulus - Kerk, alwaar eene Leerrede zou gedaan worden , ter ontvouwinge van zijne Ketterije. Doch een ander lid deezer Gezinte gedroeg zich met de onverzettelijkfte hardnekkigheid; deeze was de befaamde johanna bocher, doorgaans jannetje van kent genaamd. Zij ontkende,dat christus het vleesch van de Maagd maria hadt aangenomen , om dat dit vleesch zondig zijnde , hij hetzelve in geenen deele als het zijne kon aanneemen ; maar dat het Woord, door de toeftemming van 3en inwendigen mensch in de Maagd, van aaar het vleesch hadt genomen. Bij vcee anderen moeten deeze gevoelens, omTent dien tijd , ingang hebben gevonlen: want, hoe zou eene arme onkundige vrouw begrippen hebben kunnen vormen 3  GESCHIEDENIS. 417 men , die de bevattingen der geoeffcndfte Wijsgeeren zouden overtroffen hebben ? Veele moeite veroorzaakte deeze vrouw aan deGcvolmagtigdcn; zij hielden met haar verfcheiden zamcnkomftcn; doch zij was met haare begrippen zo buitenfpoorig en onverzettelijk ingenomen, dat zij .alles, 't geen daar tegen wierdt ingebragt, met verfmaading van dc hand wees. Als een hardnekkige Ketterin wierdt zij hier op tot den dood verweezen. Het fmart ons, te moeten zeggen, dat dit voorviel, in het begin van eene Proteftantfche Regeeringe. De godvrugtigc jonge Koning edüard wederftondt alle dc aanzoeken van zijnen Raad, om het gefchrift, ter haarcr rcgtsplecginge, tc ondertekenen ; hij verklaarde, dat dit in de daad het zelfde was, 't geen zij in de Roomfche Kerk hadden veroordeeld, en dat hij haar niet hals over hoofd aan den Duivel wilde overleveren. Ten langen laatfte wierdt de Koning overgehaald , door Aardsbisfchop cranmer, beweerende dat haare misdaad een inbreuk was op de Geloofsbelijdenis der Apostelen, en dat, volgens de Mozaïfchc Wctgeeving, de Godslasteraars moesten gefteenigd worden , dat 'er dc dood op volgde. De Koning, door cranmer's bewijsredenen, tot zwijgen gebragt, zette zijne hand onder het bloedig gefchrift, niet, egter, zonder het ftortcn van traanen; hij verklaarde, voor God, alle de fchuld van dit VI. deel. Dd be De ANAIÏAPTISTHN.  De ANABAPTISTEN. 1 1 i I 418 GODSDIENSTIGE bedrijf op den Aardsbisfchop te zullen fchinven. 'c Gevolg was, dat de vrouw eerlang na de Gerigtsplaats geleid , en leevende verbrand wierdt. Joris van p a r ijs , een Nederlander, onderging, niet lang daar naa,het zelfde rampzalig lot, op omitjield. r 't Is de pligt eens getrouwen Gefchiedichnjvers, deugd noch ondeugd tc verbergen ; en de misdaad van eenen Proteltantfchcn Aardsbisfchop moet even weinig door hem bewimpeld worden, als die van een Roomfchen Paus , of van een Spaanfchen Inquifiteur, Cranmer's gedrag, bij dccze befchreienswaardige en merkwaardige gele genheid, dient tot een treffend bewijs van de verdorvenheid der menschlijke natuure, zelf te midden onder goede bedrijven. De Aardsbisfchop, te gader met verfcheiden andere braave mannen, was bedagt op middelen,endaadlijk werkzaam om de Kerkhervorming in Engeland voort te planten; doch dit belette niet, dat eenige van de vuilfte vlekken der Room'che Kerke bun nog aankleefden. Dit is ;enezaak, eencr aandagtige overweeeinje overwaardig; zij behoorde de menfehen :e leeren, op hunne hoede te zijn, wanicer zij van de gcbruiklijkhedcn ccner /erdorvene Kerke afftand doen. Laaten lij al wat liegt is, agter laaten, cn al wat ;oed is, medebrengen. De bewijsredenen, van welke cran ier zich bediende, om den jongen Koning  GESCHIEDENIS. 419 ning over te haaien tot het ondertekenen van het Doodvonnis eener arme, onkundige en harsfenlooze vrouwe , kunnen ons leeren , de aanllootclijke begrippen en heilloozen invloed, welke de onkunde van de gewijde waarbeden des Nieuwen Testaments , ten allen tijde, in de gemoederen der menfehen verwekken. Uit de Mozaïfche Wetgeeving ontleende hij een bewijs, dat de Godslasteraar ter dood toe moest gefteenigd worden ; en zo was het, in de daad: doch de Aardsbisfchop hadt geen onderfcheiden denkbeeld, wat door Godsregeering wierdt bedoeld. Hij verbeeldde zich, dat vermids God,als de wcezenlijke Oppervorst der Joodfche Natie, hun vrijheid gaf, de Godslasteraars ter dood te brengen, de Christenen eveneens moesten handelen. Doch wij hebben medelijden met den man, terwijl wij zijn bedrijf verfoeien. De Roomsch-Katholijken verheugen zich in dit voorbeeld van wreedheid, en leggen wederkeerig de Proteftanten vervolgzucht te laste. Philips, in zijne lecvensbefchrijving van Kardinaal polus, terwijl hij alles zamenraapt om de karakters der Kerkhervormers te bezoedelen , draagt zorge om dit niet onopgemerkt te laaten voorbijgaan. Doch indien de Proteftanten zich aan vervolging hebben fchuldig gemaakt, hebben zij het van de Roomschgczinde geleend; en wij zullen het niet op ons neemen, zu.lk een Onchristlijk bcginzel te verdeedigen. Dd 2 Ge- De ANABAPTISTEN.  De ANABAPTISTEN. ] I d I d ti d s Z: tfc w bi h< hc 420 GODS DIENSTIGE _ Geduurende de Regeering van Koninginne elizabet, namen de Wedercho. pers toe in getal , en waren onderhevig aan gevangcnisfe en ballingfchap. Eenige weinigen, gelijk Doktor fuller aanmerkt, herriepen hunne dwaalingen;doch twee van hun wierden op Smithfieli verbrand. Onder de Regeering van Koning jakobus den I, bevonden zich, onder de vervolgde ballingen , die na Holland vliigtten, verfcheiden Anabaptisten; zii richtten eene Gemeente op , onder het opzigt en beftuur van joannes smith die voorheen Leeraar geweest was onder de openbaare Kerk. Doch zij hadden veel te lijden van de andere Puriteinfche ballingen , die hun veel onaangenaamheids bcokkenden , in boeken, tegen hunne gevoelens gefchreeven. Onder deeze Regeemg, wierdt eduard wichtman, een inabaptist- van Burton,am dc rivier de "rent. te Litchfield, Jeevende verbrand iij was de laatfte Martelaar, die, vorens e wet, gebiedende dat de ketters mocsïn verbrand worden , in Engeland dus •eurig aan zijn einde kwam. En 't verent onze opmerking, dat william *wtre die de eerfte was, welke, om jne godsdienftige gevoelens , deeze wreeï doodftraffe onderging , onderfteld orat, den Kinderdoop ontkend te heb:n. Zo dat deeze Aanhang de eere hadt * !t eerfte en het laatfte voorbeeld te 'bben gegeeven van alle de Martelaa- ren,  GESCHIEDENIS. 421 ren , die, in gevolge van het bloedige Bevelfchrift van hendrik den IV, in Engeland, de doodftraffe geleeden hebben. In den jaare 1620, ftaken eenige Anabaptisten over na Nieuw - Engeland; hier ontmoetten zij, een tijd lang, eene zeer flegte behandeling van de Independenten, die, niettegenstaande zij zeiven het vuur der vcrvolginge ontwecken waren, nogthans , met verregaande wreedheid, de Anabaptisten en de Quakers vervolgden. Dr. mather, in zijne Gefchiedenis van Nieuw-Engeland - getuigt, dat veelen van de Anabaptisten zeer waardige en voortreffelijke mannen waren ; en dat de Heer vvilliams, een van hunne eerfte Predikers, uit Salem gebannen zijnde, zich nederzette op eene plaats , Providence genaamd, alwaar hij eene Gemeente verzamelde, en zeer veel toebragt, tot het verkrijgen van een Handvest voor de Ilegeering van Rhode - Eiland, waar van hij Verfcheiden maaien tot Gouverneur wierdt verkoozen; en dat hij zijne uiterfte poogingen aanwendde , om de Indiaanenwelke in zijne nabuurfchap woonden, tot den Christlijken Godsdienst over te haaien. Hij fehreef eene Verhandeling over dcrzelver zeden, taal en geaartheid. Naa dat de vrede in Nieuw - Engeland was herfteld, verfpreidden zich dc Anabaptisten door vericheiden gewesten van het vaste land. Dd 3 In De ANABAPTISTEN.  De ANABAPTISTEN. 1 i 1 k i I v d 422 GODSDIENSTIGE In den jaare 1642, wierdt 'er cene zamenkomst of mondgefprek gehouden, in het vlek Southwark,tusfchen Dr. featlij en eenige Anabaptistifche Predikers; dc Doktor heeft hier van een verhaal in t licht gegeeven ; doch het wordt voor zeer partijdig gehouden: want, van het lijtelblad af tot op dc laatfte bladzijde, heerscht doorgaans een geest van bitterheid. Geduurende de burger-oorlogen der jongst verloopene eeuwc , groeiden zij zeer fterk in getal; en Schrijvers van geen mindere vermaardheid , dan Dr hammond en Bisfchop taitlor, hebben van hunne gevoelens gunftig gefproken. b 66 In den jaare 1643 , gaven de Anabaptisten hunne Geloofsbelijdenis in 't licht sn in den jaare 1646 , wierdt dezelve bckragtigd , op last van het Parlement Uitgezonderd de Artikelen, die over den Doop en de Kerkelijke Tucht handelen, /crichildc dezelve zeer weinig van de Wesmunterfche Geloofsbelijdcnisfe, welke :hans in de Kerk van Schotland is vastjcfteld. Thans, egter, wierden zij vervolgd 'an de Presbijteriaanen, gelijk zij vooreen vervolgd geweest waren van de Episr opaalen. Doch in Lentemaand des jaars 647 , wierdt 'er eene Vcrklaaring der -ords en der Gemeente in 't licht gegceen, ten hunnen voordeete ; zij waren lar toe overgehaald, door de groote me- nig-  GESCHIEDENIS. 423 nigte derzelven , welke toenmaals in het Leger, en in de meeste Gilden in Engeland, gevonden wierden. De gemelde Verklaaring was van deezen inhoud. „ De naam van Anabaptisten, is, inde daad, in e-n algemeenen haat gekoo,, men, uit hoofde van de buitenfpoorige beginzels en zeden van zommige leden van deezen Aanhang in Duitschland, ,, ftrekkende ter ontrustinge van de Re,, geeringe en den vrede van alle Staaten; ,, welke begrippen en zeden wij ver„ foeien, en van welke wij eenen afkeer ,, hebben. Doch , wat aangaat hun ge,, voelen tegen den Kinderdoop , het is „ alleenlijk een gefchil over eene om„ Handigheid van den tijd , in de be„ diening van eene inftellinge, waar „ omtrent, in voorgaande tijden, zo wel ,, als in deeze eeuwe, geleerde mannen „ verfchild hebben , zo wel in begrip„ pen, als in betragting. En hoewel „ wij van harte wenfehen, dat alle men„ fchen zich zei ven voldceden , en met ons overeenftemden, in ons gevoelen en gebruik ten deezen opzigte , be„ fchouwen wij het, nogthans, als oir,, baar,dat de menfehen behoorden over„ tuigdte worden door Gods Woord, met „ groote zagtmocdigheid en redelijkheid, „ en niet tot eenige zaak gedreeven wor„ den door dwang en gewelddaadige mid„ delen." D d 4 Niel Da ANABAPTISTEN.  4H G Ö D S D I E N S T I G E De ANABAPTISTEN. i Niet lang, evenwel, bleeven dc Protellanten deeze gevoelens van gcmaatigdheid aankleeven: want, reeds in den volgenden jaare 1648 , kondigden zij een wreed Bevelfchrift af, ftraffe vorderende van alle Godslasteringen en Ketterijen; alle Sekten, bchalven de harde Presbijteriaanen, wierden daar door veroordeeld. Naa het afkondigen van dit Bevelfchrift, wierden verfcheiden Anabaptisten vervolgd, enkel en alleen uit hoofde van hunne gevoelens omtrent den Doop. Op de korte rust, welke zij, omtrent het einde der Overweldiginge, genooten, volgde eene wreede vervolging , geduurende het grootfte gedeelte der Regeeringe van ka rel den II. Overbekend is de gcfehiedenis van vennlr, den Vijfde-Monarchiedrijver, die, ten tijde der Herftellingc , eenen uitval deedt uit een huis in Coleman - flraat , met zommigen zijner tochoorderen , zwervende langs dc ftraaten, en elk, die hun ontmoette, nedervellende. Zij gaven voor, een oogmerk te hebben, Koning jezus op zijnen throon te zetten. Deeze dolzinnige lieden geloofden , dat het duizendjaarig Rijk toen eenen aanvang zou neemen, en dat christus met zijn volk duizend jaaren zou regeeren. 't Is zeker , dat de Anabaptisten even iveinig de hand hadden in deeze oproerigheid van v e n n e r , als zij deel ladden in de verkiezing van den Room-. • ■ fchen  GESCHIEDENIS. 425 fchen Paus; doch dc Gezinte der Presbijteriaanen ten Hovc bediende zich van deeze gelegenheid , om hunner wraake den ruimen teugel te vieren tegen het geheele lichaam deezer onfchuldige menfehen. Onfchuldig noemen wij hen: want daar de begrippen der menfehen geene ftrekking hebben ter ontrustinge van den vastgeftelden Rcgeeringsvorm , of ter bevorderinge van het bederf der zeden, mogen zij met regt als onfchuldig worden aangezien , cn geenzins als voorwerpen van openbaare wraakoeffeninge. Behalven veele andere gevangenisfen, wierden omtrent vierhonderd van deeze lieden in Newgate opgcllootcn. Doch tep tijde van des Konings Kroninge , wierden zij op vrije voeten gefteld, bij eene Akte van ftraffclooshcid. Zij gaven eene verklaaring in 't licht, waar in zij betuig den, eenen afkeer te hebben van ven nek's oproerigheid: en 't eenige, well zij verzogtcn, was,de vrijheid van openbiarc zamenkomften, om God te diener volgens dc infpraak cn dc voorfchrifter yan hun Gewceten. Niet veel baats , eg ter, hadden ze hiervan; zij wierden bi aanhoudenhcid vervolgd,geduurende dee ze geheele Regeering, J o n a n n es B un j an , een van hun ne Predikers, wierdt elf jaaren lang op geftóoten gehouden, in de gevangenis t Bedford, daar hij geene andere middelei hadt om zich van noodig onderhoud t Dd 5 vei De ANABAPTISTEN. \ \ I 1  47,6 GODSDIENSTIGE De ANABAPTISTEN. d é verzorgen, dan hetgeen hij won met het knoopen van geldbeursjes. In deezen kommerlijken ftaat, fehreef hij zijne Pelgrims Reize na de Eeuwigheid; een boek, 't welk, misfehien, zo lang de waereld ftaat, zal geleezen worden. De vermaarde Bisfchop patrick, de Schrijver van de Verklaaringe over den Bijbel, fehreef een boek onder den zelfden tijtel. De klugtige Graaf van rochester fcherptc daar tegen zijnedraakfteekende pen, het vergelijkende met het boek van bunjan. De rampen der Anabaptisten namen geen einde in Engeland , totdat Koning jakobus dr II zagter middelen beraamde; 'eindelijk wierden zij geregtigd tot alle de voordeden van de Akte van Verdraagzaamheid; dit geeft ons aanleiding om te onderzoeken, wat zij zedert geweest zijn, en in welken ftaat zij zich tegenwoordig bevinden. De twee volgende Aanhangen onder deeze Gezinte verdienen inzonderheid onze opmerking. Vooreerst, de Kalvinistifche Anabaptisten. Ten tweede, de Ariaanfche en Sociniaanfche Anabaptisten.  GESCHIEDENIS. 4*7 D E K AL V IN IS TISCHE ANABAPTISTEN. Zints den tijd der Kerkhervorminge, tot op ecnigcn tijd naa de Revolutie , ftonden alle de Anabaptisten in de Kalvinifche begrippen ; doch het leedt niet lang, of zij fcheurden in verfcheiden Sekten, het gewoon gevolg van het misbruik der vrijheid. Wij bedoelen met deeze aanmerking niet, eenen wensch, dat de Akte van Verdraagzaamheid in eenige de geringfte maate bepaald of ingetrokken worde, maar alleen aan te wijzen , dat van de beste dingen het flegtfte gebruik kan gemaakt worden. Ook willen wij hier niet in dien zin verftaan worden , als of wij deeze Aanhangen zouden tragten te wederleggen: onze zaak is, wegens dezelve een gefchiedkundig berigt tc geeven. "De Kalvinistifche Anabaptisten zijn dc takijkften onder deezen Aanhang ; over dc gelegenheid cn oorzaak, aan welke dit moet worden tocgefchrecvcn, zaldeLcczer verbaasd ftaan. De bedoelde oorzaak is deeze, dat de zulken , welke best bevoegd zijn, om hunne gevoelens in 't openbaar voor te draagen , de gunst en het oor des volks meest zullen winnen. Dit heeft plaats on De KALVIN. ANABAPTISTEN.  De KALVIN. ANABAPTISTEN. I I ( ( 1 i l \ n 1fcn li t) H li 428 GODSDIENSTIGE onder de Roomsch-Katholijken, en in alle Proteftantfche landen, alwaar de Leerredenen niet uit een gefchreeven opftel worden voorgedraagen. Voor het grootfte gedeelte moet het toegefchreevcn worden aan de koelzinnige en onverfchillige wijze, op welke de Leerredenen worden geleezen en voorgedraagen,dat de vastgeftelde Geestlijkheid de gunst des volks heeft verlooren, en de vergaderplaatzen der Disfenters ledig zijn geworden. Bisfchop burnet, in eene van zijne Aanfpraaken tot zijne Geestlijkheid , maakte •ccds deeze aanmerking, in den jaare 1692. Het is een algemeen aangenomen regel mder de Anabaptisten, dat geen gedeelte /an menschlijke geleerdheid noodzaaklijk vordt vereischt, om iemand de noodde 'evoegdheid te geeven om een lid te worlen van hunne gemeenfehap, dan dat hij [en Bijbel, en eenige andere godsdienftige toeken, kan leezen. Hierom is het onder hen de gewoonte, c zodanigen hunner toehoorderen, wel' e meest in de gunst des volks liaan, te erkiezen om redevoeringen voor de Gejeente te houden; deeze zenden zij aan unneGemeenten ten platten lande, wele zeer talrijk zijn. Hunne hoogklimiende aanmatigingen van Godsvrugt , unne ernsthaftigheid en bekwaamheid ra te kunnen werken op dc driften huner toehoorderen , cn hunne naauwkeu^e agtgeeving op de pligten van hun be.  GESCHIEDENIS. 429 beroep, doen ccn groot getal Aanhangers hunne zijde kiezen, doch inzonderheid uit het midden van de laagfte rangen des volks. Wij moeten bekennen , dat zij onder hen gehad hebben enen gill(, en eenen brine, en nog eenige andere bekwaame mannen. Doch deeze waren als ftarren aan een hemel , met wolken bedekt; cn zommige van hunne agtenswaardige gefchriften hebben de nevels van onkunde en ongeloovigheid doen opklaaren ; zij hebben, daarenboven, zeer veele fchijnftrijdigheden in het zamenftelzel der Christel ijke Leere overeen gebragt. Wanneer iemand zich aanbiedt, om onder hen als Prediker te worden aangefteld, wordt hem alleenlijk gevraagd, of hij bekeerd wierdt door de Godlijke Genade, en of hij den Kinderdoop aanmerkt als onbeftaanbaar met Gods Woord. Daarenboven moet hij de toeftemming geeven aan de leerftellingen deezer gemeenfehap , welke overcenftemmen met de leerbegrippen van het Kalvinifche leerftclzel; nevens deeze voegen zij nog eenige andere, aan welke, door kalvinus, nooit gedagt wierdt. Zij vergenoegen zich niet met het erkennen van de Eeuwige Vcrwerpinge, maar, even als de Independen, tm , leiden zij daar uit dit gevolg af, dat opwekkingen en vermaaningen ten goede onnoodig zijn. Op verfcheiden plaatzen, in zijne Leerredenen , gebruikt kalvinus" deeze woorden: ê Zondaar , wij tie✓ den Be KALVTN. ANABAPTISTEN.  De KALVIN. ANABAPTISTEN. 1 l < 3 i t r e d 430 GODSDIENSTIGE den u christus aan; 't welk, in de daad, niets meer is, dan het zeggen van Apostel paulus tot de Korinthiers wanneer hij zeide, dat hij christus predikte. Doch deeze lieden antwoorden hier op, dat zij geenen christus hebben om aan te bieden. Niet te onrege zou men hun kunnen vraagen , of het Euangelinm te prediken, en christus te prediken , niet even veel betekenende uitdrukkingen zijn? Gelijk alle dc beloften onder het Oude Testament, in de ecriteplaats,aan christus gedaan wierden dus moeten zij , even als eene erfenis' afdaalen op de geloovigen, op dezelfde wijze , als een erfgoed op eenen Zoon overgaat. Indien de geloovigen erfgenaamenvan christus zijn, en indien ie erfenis zelve door het Euangeh'iun coome , dan is de prediking van het iuangclium de aanbieding van chrisrus aan de zondaaren als eenen Zalig, naaker. ö De Leeraars van deeze Gezinte wenden ;roote moeite aan , in hunne prediking , >m de toehoorders te overtuigen van de' angelegenheid hunner leerftellingen, en :ellen alle middelen te werk om dc draf. sn gaande te maaken en het hart te ver. effen tot hoogklimmende en hemelfche aaftreevingen. Lofiijk is deeze pooging, n wij wenfehen dat dezelve met den bedelden goeden uitflag mag bekroond orden. In hunne Leerredenen neemen zij zekere  GESCHIEDENIS. 43t re welvoeglijkheid en orde in agt ; wij zijn van oordeel, dat deeze nog meer uitwerkinge en invloed zouden hebben op dc harten en den zedelijken wandel hunner toehoorderen, indien zij zich de gewoonte eigen maakten, om zedelijke gevolgen daar uit af te leiden. Dewijl de Leeraars veelal mannen van bekwaamheid en van een godvrugtigen wandel zijn , mag men met reden zich eenigzins verwonderen , dat zij de noodzaaklijkheid deezer handelwijze niet alleen niet fchijnen op te merken, maar zich ook niet aankanten tegen het vooroordeel, welk dezelve wederftreeft. Opmerkelijk is het, dat alle de redevoeringen van onzen Zaligmaaker beftaan uit verklaaringen van de Wet, en altoos met opwekkende vermaaningen doormengd zijn. Negen tiende deelen der Apostolifche Brieven beftaan uit nadruklijke opwekkingen en aanfpooringen ter pligtsbetragtinge ; en 't is eene groote vreemdighcid, dat het immer in het hart van eenigen mensch is opgeklommen , zulk een heilzaam gedeelte der predikinge te verwaarloozcn. Deijverigfte Kalvinisten in dc Schotfche Kerk, te weeten, dc TegenBurgerfche Leeraars , belteeden zelden minder dan een vierde gedeelte hunner Leerredenen aan de fterkfte en ernftigfte vermaaningen tot het betragten van hunnen pligt: want zij zijn, met den Apostel^ van gevoelen, dat wanneer het fon- da- De KALVIN. ANABAPTIST EN.  432 GODSDIENSTIGE De KALVIN. ANABAPTISTEN. : j i 1 i I ( r l I f d c 2 ii 8 h c k h t c damcnt eenmaal geleid is, liet gebouw behoorde voltooid te worden. Doch laat ons hier aanmerken, dat wij niet minder vast cn zeker, dan de Anayaptisten, overtuigd zijn van de noodlaaklijkheid om de toehoorders de grond^eginzcls in te prenten ; maar dit be'chouwen wij, als behelzende flegts een ;cdeelte der predikinge. Even weinig nogen wij iets ongedaan of onvoltooid aaten, als wij niet mogen doen't geen rerbooden is. Eene aanhoudende ondcrichting omtrent de befpiegclcnde begripicn moge de menfehen in ftaat ftellcn om >ver den Godsdienst te kunnen redeneecn ; zeker is het, dat dc gevolgen ter -etragtinge dienende, daar uit -afgeleid , em bevoegd maaken voor den hemel. Groot onderfcheid heeft 'er plaats tussen ben en de Independente» , in dc i'ijzc van het aanneemen tot leden. Zij agvaarden hen niet , om hun onder 't og te brengen alle de gunstbewijzen en egeningen , welke, door dc Godlijke oedheid, aan hun betoond zijn, en zulks i het openbaar, voor het aangezigt cener ehecle Vergaderinge. Maar, evenwel, ebben zij iets , daar naar zwecmende, n 't geen , misfehien, nog ltaatelijcr is. Wanneer iemand tot lid van eene van unne Gemeenten begeert aangenomen ; worden, wordt hij, door den Leeraar tl de Diakenen , naauwkeurig ondervraagd ,  GESCHIEDENIS. 433 Vraagd , over zijne godsdienftige kennisfe; ook wordt 'er een ftreng onderzoek gedaan omtrent zijn zedelijk karakter. Christus nam de zondaars aan ; en zij ■ ne Apostelen, verre van eenig onderzoek te doen omtrent den zedelijken wandel der nieuwbekeerden , ontvingen hen als zondaars,en weezen hun vervolgens hunnen zedelijken pligt aan. Doch dit alleenlijk in 't voorbijgaan: want het is ons oogmerk niet, de ongebondenen en onheiligen, ten minfte zo lang zij in dien ftaat blijven, aan te prijzen als bevoegde ledemaaten van eenige Gemeente , dan van de fchoole des Satans; wij bedoelen alleenlijk , dat oprechte boetvaardigen regt hebben op de zegeningen en voordeden der Euangelifche bedeelinge. De voorwaarden der zaligheid, in het Euangelium aangeweezen , ftrekken zich uit tot de zondaars , en zijn alleenlijk voor hun ingericht: de gezonden hebben den Medicijnmeester niet noodig , maar die ziek zijn. Christus was niet gekoomen om de regtvaardigen, maar om zondaars tot bekeeringe te roepen. Doch de aloude en oorfpronklijke Euangelifche zuiverheid zoeken wij, heden ten dage, tevergeefs onder eenig genootfehap van menfehen. De waarheid der zaake, is, dat de Kalvinistifchc Anabaptisten zo wel werks maaken van bdpiegelende leerbegrippen , en zulk een diepen afkeer hebben van de fpreekwiize goede Werken, VI. deel. Ee dat Dê ICALVUV» ANAUAl'T1S 1'EM.  De KALVIN. ANABAPTISTEN, 434 GODSDIENSTIGE dat zij, in hunne dwaallceringen, tot uiterften ovcrflaan. Te ongerijmder is dit, om dat hunne eigen begrippen de onwederftandclijke Genade uitmonftcren. Trouwens , zo groot is de tegenftrijdigheid, welke 'er plaats heeft, tusfchen de menschlijke begrippen en de menschlijke daaden, dat niets minder dan dc Oordeeldag in ftaat zij om dezelve weg te neemen. Naa dat de aankoomeling ondervraagd en goedgekeurd is, wordt hem bevolen, openlijk te verfchijnen om gedoopt te worden. Ten platten lande wordt dikmaals deeze plegtigheid een weinig anders verrigt, dan te Londen gebruiklijk is. Uit den mond van eenen Anabaptist, die, misfehien, zijne broeders in Godsdienstijver overtrof, hebben wij hooren verhaaien, dat hij zelve gedompeld wierdt in eene rivier , in Pembrokefhire , in ZuidWales, naa dat het ijs gebroken was, om plaats te maaken voor de plegtige verrigting. Dit is niet gebruikelijk te Londen, alwaar de plegtigheid verrigt wordt, ten overftaan en in de tegenwoordigheid eencr talrijke en eerwaardige Vergaderinge. De aankoomeling verfchijnt bij een Doopvont, of liever een Waterbak, in het midden der Vergaderplaatze ; hij is omhangen van eenen Mantel, om zijne naaktheid te bedekken : de Leeraar daalt een weinig vóór hem neder in het water., al-   DOOP«PMGTIGHEID BY DB MOOPSGEZÏI1  :m TE AMSTERDAM,™ BE KERKÏ1YT LAM.   GESCHIEDENIS. 435 alwaar hij tot aan den middel nederdaalt; de aankoomeling nadert in cene zeer eerbiedige lichaamshouding. Thans dompelt hem de Leeraar onder het water, cn houdt hem dc handen op het hoofd, onder het uitfpreeken van het gebruikelijke Formulier: ,, Ik cioopc u, in den naam des Va,, ders, en des Zoons , en des Heiligen ,, Geests." Vervolgens klimmen zij gezamenlijk uit de Doopvont,en 'er wordt eene Leerrede gedaan, op dc plegtige verrigting flaande. Zomtiids gaat dit plegtig bedrijf met veel ftaatelijkheids gepaard. Doorgaans haalt de Leeraar zodanige Schriftuurplaatzen aan, als op dc gelegenheid en ter zaake, dienen, en welke, naar zijn begrip, ftrekken ter verdeediginge van den Doop der bejaarden. Zeer zeker is het, dat ten tijde der eerfte verkondiginge van den Christlijken Godsdienst, volwasfenen gedoopt wierden ; doch 'er wierden insgelijks kinderen gedoopt: want anderzins zouden wij geen gewag vinden van het doopen van geheele huisgezinnen. Voorts hebben deeze lieden geene bijzondere Kerkelijke Tucht ; zij doen hunne ledemaaten in de Ban, op de zelfde wijze, als onder dc Independenten in gebruik is. Zij draagen zorge voor hunne armen, en doen dikmaals, ten dien oogmerkc,ge!dvcrzamelingen.Nogthans wordt het aan den Leeraar gelaaten, daar van E e 2 zulk De KALVIN. ANA11APTISTEN.  De R-fiXVIN. ANABAPTISTEN. D E 436 GODSDIENSTIGE zulk een gedeelte tc mogen iritdeelen, als hem geraaden dunkt. In alle andere opzigten ftemmen zij overeen met de Independente», en 'er is weinig onderfcheids tusfchen hen, uitgezonderd in het ftuk van den Doop. 't Is onze zaak niet, te onderzoeken, in hoe verre dusdanige menfehen beftaanbaar handelen met de regelen, in het Euangelium voorgefchreeven. Bedilzuchtig te zijn, is onbeftaanbaar met de onpartijdigheid, welke het karakter eens Gefchiedfchrijver3 altoos behoorde te kenmerken ; nalaatig te zijn in het opmerken van zommige misbruiken , zou eene vleiende geaartheid aankondigen. God zij waaragtig, en alle menfehen lengenagtig.  GESCHIEDENIS. 437 D E ARIAANSCHE E N SOCINIAANSCHE ANABAPTISTEN. Dc eerfte Ariaanfche Anabaptistifche Prediker, in Engeland, was joan- ' nes gale; hij wierdt bekend omtrent f het begin der tegenwoordige eeuwe. Dat n hij een man van eenige geleerdheid was, kan niet ontkend worden; zijn Boek, in antwoord op Dr. wall gefchreeven, levert bewijzen uit van meer dan gemeenc bekwaamheden. Doch, nicttcgenftaande dit alles , vatte hij, in zijne vroege jeugd, de allerhevigfte vooroordeelen op tegen alles , wat het voorkoomen hadt van het Kalvinifche of Arminiaanfche lecrftclzel. Zijne meeste Leerredenen beftonden uit fterkc vertoogen tegen de Godheid van christus; en het werkdaadige, welk in dezelve voorkwam, behelsde niets meer, dan 't geen een onverlicht Heiden zou hebben kunnen voordraagen. Niets hoorde men in dezelve van christus als een Verlosfer, noch van zijne Ampten als Middelaar, noch van eene leevendigmaakcnde hoop op Zond vergifE e 3 fe- De R1AAM- CHE NABAP- 1STEN.  De ARIA ANSCHIÏANABAPTISTEN. 438 GODSDIENSTIGE fenisfe door zijne verdienften, ingevolge van zijne geregtigheid; alles wat hij fprak, was eene uitgewerkte verklaaring van de woorden deugd, deugdzaame menfehen, en alle andere fóortgeJijke onderwerpen, welke bij de Heidenfche Schrijvers verhandeld worden. 's Mans prediking hadt ten gevolge eene foort van fcheuringc onder de Anabaptisten, doch die van eenen zeer zonderlingen aart was. Het getal der Geestlijken groeide aan, doch dat der Leekcn verminderde. Na genoeg was dit het zelfde, als dat vijfhonderd Winkeliers zich met 'er woon nederzetten, om cene nieuwe Waare of Koopmanfchap tc veilen , in cene ftad, daar zij geene honderd klanten hadden. Zeker is het, dat geen mensch kan leeven zonder de gewoone lijfsnoodvvendigheden : want zelfbehoudenis is het eerfte begihzel des natuurlijken Godsdiensts. De armoede behoorde met onderwerpelijke lijdzaamheid te worden gedraagen, wanneer ons dezelve overkoomt a's eene gewoone bcdeeling der godlijke Voorzienigheid; doch wij behoeven de armoede niet tc gemoet te loopen. Dit, ondertusfehen , is éene zekere waarheid , dat het gedrag deezer luiden, in het ontkennen van de Godheid van christus en van den Heiligen Geest,ten gevolge hadt, dat zij het meèrengedeelte hunner toehoorderen wegjaagden ; zo dat hunne huis-  GESCHIEDENIS. 439 huisgezinnen tot den bedelzak gebragt wierden. In alle betwiste leerftellingen raakende den Godsdienst, is het meest geraadeu, aan de veilige zijde te dwaalen; dat wil zeggen, 't is veel beter, zich vergenoegd te houden met eene verklaaring van onze eigen onkunde, dan tot een tegenovergefteld uiterfte over te flaan. Zeker is het, dat de leere raakende de Drieeenheid, zo wel in het Oude als in het Nieuwe Testament, geleerd wordt; cn 't is niet minder zeker , dat wij niet in ftaat zijn dezelve te begrijpen. Maar, is het, in dusdanige gevallen, niet veiligst gehandeld , met nederigheid den tijd te verwagten, tot dat God alle gchcimenisfen en verborgenheden voor ons zal bloot leggen ? eerst den Almagtigen te leeren kennen, en daar onze bevattingen te kort fchieten, op hem te leeren vertrouwen ? De Kerkelijke Tucht der Ariaanfcht Anabaptisten kan naauwlijks dien naam voeren; en hunne vergaderplaatzen zijn ledig van toehoorders. In 't algemeen zijn hunne Leerredenen van zulk eenen aart, dat ccn oud Heiden zich derzelvcn zou gefchaamd hebben. Alles, wat den bijl legt aan den wortel van de grondbeginzelen des Christlijken Godsdiensts, is van hun aangenomen ; cn, in een cigenHjken zin gefproken , mogen zij worden aangezien als vijanden van het Christendom. Is het de opftanding des lichaams \ Y.c 4 zi. De ARIAANSCHEANABAPTISTEN.  De /WAANSCHEANABAPTISTEN. i 440 GODSDIENSTIGE zij verfhouten zich om daar tegen eenige twijfelingen in te brengen. Is 't het Middelaarsampt van christus? met veragting drijven zij den fpot met hetzelve. Is het de zaligheid , door de verlosfing, door christus gewrogt ? het is wanzin. Dit doet ons denken aan het zeggen van den Heere ma ttheüs hal e , te weeten, dat niets dc menfehen zo onzedelijk maakt, als het zedektmdig prediken. Ten aanzien van de plegtigheden , heeft 'er geen onderfcheid plaats tusfchen de Ariaanfche en dc Kalvinifche Anabaptisten, behalvcn dit, dat de eerstgenoemden eenen iegelijk toelaaten om met hun het Avondmaal te vieren, die zich bij intekening verbindt iets te willen toebrengen tot onderhoud van hunne Vergaderingen, Alle de Leeraars , tot deeze Gezinte bchoorendc, zijn lieden, welke eene befchaafdc opvoeding hebben genooten;ten deezen opzigte verfchillen zij, derhalven , merkelijk van veele anderen, Doch, niettcgenfraandc alle hunne geleerdheid, laat men hen van honger cn gebrek ftervcn. Ongetwijfeld moet de haat, welke deeze lieden christus als Middelaar toedraaien, zeer groot cn diep geworteld zijn, daar zij zich allerlei behoeften getroos:en, opdat zij gelegenheid mogen hebkü om zijnen naam tc lasteren, Be  •GESCHIEDENIS. 441 De Ariaanfche Anabaptisten zijn, beden ten dage , niet zeer talrijk in Engeland : want dit is eene zekere waarheid, dat geenèrhande verkleefdheid aan Godgeleerde zamenftelzels , bij het groote gros des volks, zal ingang vinden, daar de leere niet volkbebaagcnde is. Zij hebben geenen vascgeftelden regel, volgens welken zij de Kerkelijke Tucht kunnen ocffenen: want. dewijl 'cr geene vaste deur is, door welke zij ingaan, dus is 'er ook geen tegcnftand om 'er wederom te kunnen uitgaan. Om kort te gaan, misfcbien zijn deeze luiden even zeer ontbloot van Christlijke kennisfe als de Heidenen. Hunne Leeraars zijn vijanden des Euangeliums ; doch de gemccné leden hebben in 't geheel geen denkbeeld van den waaren Godsdienst. In 't vervolg zullen wij gelegenheid hebben om te fpreeken van eenige Sekten, nog minder aanzienlijk dan deeze , en die tegenwoordig niet zeer algemeen bekend zyn. E e 5 de De AR1AAN- SCHE ANABAPTISTEN.  442 GODSDIENSTIGE De 5ABBATA RISSEN. t> E LEERE E N TEGENWOORDIGE STAAT DER $ A B B A T A R I S S E N, O F $ A B B A T II O U D E R S, In onze Verhandeling over deeze Gezinte van Christenen, verdienen twee zaalccn inzonderheid onze opmerking. Vooreerst, hunne algemeene grondbcginzels en leerftellingen. Ten andere , hun tegenwoordige toeftan d. Wat, in de eerfte plaats, aangaat hunne grondbcginzels, eigenaartig hebben wij hier aanleiding om onderzoek te doen naar den oorfprong en de echtheid van 't geen wij doorgaans den Christlijken Sabbat noemen. Natuurlijk moeten de volgende vraagen hier van ons opgelost en beantwoord worden. Vooreerst, is het een zedelijk grondbeginzcl, dat een van de zeven dagen Gode moet geheiligd worden ? Wij  GESCHIEDENIS. 443 Wij antwoorden hier op, dat het geen zedelijk grondbeginzel is, noch eenigerlci verband heeft met den Natuurlijken Godsdienst. Dat 'er een zeker gedeelte van onzen tijd moet worden afgezonderd , om het te befteeden in de eerbetooning aan het Godlijk weezen, is buiten allen gefchil; maar, of'er één dag van de zeven, of van de zevenhonderd dagen daar toe moet hefteed worden , hier omtrent maakt de Natuurlijke Godsdienst geene bepaaling. Eene tweede vraag is, of het eene Aards, vaderlijke inftelling ware? Het antwoord hier op is, dat het geen gebod was, van de tijden der Aardsvadcren afkomftig : want wij leezen, dat dc Sabbat al lang te vooren onderhouden wierdt. Wij vinden naamlijk verhaald, dat God,het heerlijk en doorluchtig werk der febeppinge voleindigd hebbende, van zijnen arbeid rustte , cn zeide dat alles goed was. Dit gefchiedde op den zevenden dag; cn 'er wordt te kennen gegeeven, dat, zints dien tijd, de zevende dag een rustdag onder de menfehen zijn zoude. Op deezen afftand des tijds is het onmogelijk te bepaalen, op hoedanig eene wijze deeze inzetting, in dc waereld, vóór den Zondvloed , wierdt onderhouden. Waarfchijnlijk, ja zeer aanneemelijk is het; dat dc verwaarloozing van dit gebod cene der oorzaaken cn redenen was, om welÈ dc De jABBATA- LUSSBN.  De SABBATAR1SSEN. I i j i 1 ] < < t J I i r o r, b V X X V d 444 GODSDIENSTIGE dc aloude bewooners der waereld door den Zondvloed verdelgd wierden. Ofdc Sabbat ,of een van de zeven dagen, door de Aards vaders, onderhouden wierdt, kunnen wij niet bepaalen ; dit, nogthans, is zeker, dat wij in alle berigten, wegens ben voorhanden, geene melding gemaakt binden van het vieren van denzelvcn, ioewel de vernaaien, in alle andere opEigten, zeer omftandig zijn, en tot bijzonderheden afdaalen. Maar dan zal het, in dc derde plaats, gevraagd worden , of' dc onderhouding ran éénen dag van dc zeven onder de Joodeneene Ccrimonicele, of eene Zedelijke inftelling ware? Het antwoord is, dat lezelve, in zekeren zin, zo wel Cerimolieel of bijplegtig, als zedelijk was. Bijïlegtig was dezelve, in zo verre zij haar >pzigt hadt op en in verband ftondt met le Joodfche Wet: Zedelijk, als zijnde hetlitwerkzel eener Godlijke Openbaaringe, Vis een Cerimonieel gebruik , hadt zij laats onder de Joodcn; en 't is overbeend , dat zij bijgeloovig verknogt wacn aan de onderhouding van dit gebod, at 'er verfcheiden honderden van hun cdood wierden door axiiochus e p thanES, omdat zij op den Sabbatdag weigerden te vegtcn. Van den anderen kant was dc zedeliike erpligting van ccn geheel anderen aart: ant het was overeenkomftig met de Rein , dat 'er eenig gedeelte des tijcIs wierdt  GESCHIEDENIS. 445 wierdt afgezonderd tot het vereeren en dienen van het Godlijk Weezen; en gelijk de Jooden geloofden , dat het gebod van God zeiven afkomftig was, dus lagen zij onder de volftrektfte en onlochenbaarftc verpligting, om het te befchouvven als een gebod van een zedelijken aart. 'Er heeft, in den Natuurlijken Godsdienst , eene zedelijkheid plaats , welke van ons niet kan gekend worden, ten zij wij de aandagt vestigen op 's menfehen toeftand in deeze waereld. Maar in de Godlijke Openbaaring is 'er eene noodzaaklijkheid om te gelooven , dat al wat door God geopenbaard wordt , zedelijk is. Indien wij gelooven, dat eenig gebod door de Godlijke Openbaaring is voorgefehreeven , moeten wij tevens gelooven, dat het zedelijk is : want hoe kan datgeen onzedelijk zijn , 't welk God als een pligt voorfchrijft ? In het oordeelvellen over alle deeze ftukken, moeten wij in aanmerking neemen , hoe verre wij, in onze geheele redekaveling, door de klaarblijkelijkheid onderfchraagd worden; en indien, in dit geval, zich eenige twijfeling openbaare , moeten wij de fcheidlijn trekken tusfchen den Natuurlijken en den Geöpenbaarden Godsdienst. Doch dit geeft ons aanleiding om te befchouwen den ftaat van den Christen Sabbat, onder de bedeeling van het Nieuwe Testament. Met opzigt tot deeze Bedeeling, vertoont De sabrata- RISSEN.  De SABBATA. BISSEN. i 446 GODSDIENSTIGE toont zich hier eene gewigtige zvvaarig• heid. Het is zeker, dat christus in de waereld kwam, met oogmerk om een einde te maaken aan alle de vleeschlijke inzettingen der Mozaïfche Wetgeevinge. Hij kwam niet om iets, 't geen in dié Wet van een zedelijken aart was, te vernietigen , maar om in zijn eigen perfoon te vervallen alles, 't geen door de menigvuldige zinnebeelden en fchadu wen was aangeweezen. Christus leerde den Jooden, dat de Sabbat behoorde onderhouden te worden, doch niet op die wijze, als toen onder hen in gebruik was: want de Pharizeeuwen hadden eenen regel gemaakt, gebiedende dat men op dien dag niet mogt wel doen aan de noodlijdenden en verdrukten. Om hen te overtuigen van de inoodheid en verkeerdheid van hun gedrag, vraagde hij hun, of liever lan hun geweeten, of het geoorlofd ware , op eenen Sabbat goed te doen ; en rerrigtte vervolgens een wonderwerk. Wanneer christus zeide, het is 'volp de laatfte jaaiiijkfchc Vergadering, gelouden te Londen, op den negene'ntwin. igften van Bloeimaand des jaars 1779; in ;evolge van onze gedaane belofte, zal de ^eezer hier uit kunnen zien, welke de ;evoelens zijn van dit vredelievend volk, n de tegenwoordige ongelukkige omftaniigheden van zaaken. „ Hartlijke beminde Vrienden cn ,, Broeders. In de liefde Gods, en de gemeenfehap , des Euangeliums, welke wij, met cene „ diep.  GESCHIEDENIS. 491 diepgaande dankbaarheid des harten, in 1 eene ruime maate ondervonden heb-: „ ben ons te verzeilen , zo wel in onze „ godsdienftige zamenkomften, als in de Vergaderingen, welke gehouden worden, ter waarneemingc van de zaaken „ der Gemeente , groeten wij u hartlijk; „ met vuurige wcnlchen, dat broederlij,' ke liefde , vrede en eendragt onder ons mogen voortduurcn cn vermeerderen, „ en dat eene hartlijke cn Christlijke deel1 neeming moge koomen over allen, in „ hunne bijzondere ftanden, ter handhaa„ vingc van goede orde , en voortplantinge van waarheid en geregtigheid op „ aarde. „ Door de berigten , van verfcheiden „ vierendeelsjaars Vergaderingen in Engeland ontvangen, en door Brieven uit Wales, Noord-Britannie, Ierland, Hot„ land, Nieuw - Engeland, Nieuw -York, „ Pennfijivanie, Nieuw - Jerfcij, Marif land, Noord- en Zuid-Carolina en Gw■ gie, zijn wij onderricht, dat liefde er ',' vrijheid algemeen gehandhaafd worder in de Gemeenten, bij verfcheiden var welke veele zich gevoegd hebben doo ?, overtuiging ; en dat eene aanzienlij! r getal eener welgezinde jeugd in ver „ fcheiden gewesten zich vertoont. „ Groot zijn de wederwaardigheden ge „ weest van onze broederen in Amerika „ op verfcheiden plaatze, bijzonderlijk i p Pennfijivanie- Jerfeij , Lang-Eiland „ Rh De wakers. [ 1 [ » 1 > ?-  De HWAKLRS. I 9 9 9 9 9: 9: * 9; 9! 95 9J » 99 9» 99 4.92 GODSDIENSTIGE „ Rhode- Eiland en Nantucket. Voornaam, lijk zijn deeze wederfpoeden ontftaan , uit de verwarring en rampen , welke , onaffchcidbaar verknogt zijn aan den , oorlog, aan de wetten, voorgefchree, ven ter bevordering van de Krijgsdien, ften, en aan de Beveifchriftën, verklaa, ring van getrouwheid gebiedende aan , de zulken, die met magt bekleed zijn. „ De Vrienden, welke uit Philadelph'ia , gebannen waren, hebben de vrijheid be, koomen om na hunne wooningen te mogen wederkeeren, op twee na, die in hunne ballingfcbap geftorven zijn ; en , zommigen van hun, die in de gevangenis zaten, zijn op vrije voeten acfteld. fa „ Met genoegen verftaan wij, dat hunne bijeenkomften, ter handhaavinge van Eerdienst en Kerkelijke Tucht, behoorlijk onderhouden worden; en dat, niettegenftaande de zwaarigheden en gevaaren, welke hen dwongen , dc Vrienden dezelve naarftig bijwooncn , en veelen uit afgelegene plaatzen; hunne gemoederen worden in dezelve dikmaals vertederd, en vcrecnigd in de liefde jegens elkander,en in een diep mededogen met de lijders onder hen. En het blijkt duidelijk, dat het te rug trekken van de magtige band des Heeren van hun niet vrugtloos geweest is ; maar dat zij , geleerd hebbende uit de dingen, welke zij geleeden hebben, en uit de » vree-  GESCHIEDENIS. 493 vrecze voor tockoomende beproevin"en , overgehaald zijn om uit te zien " na godlijke hulp , befcherming en on" derfteuning , welke alleen hen kan in ftaat Hellen om met lijdzaamheid en eene l heilige onderwerping te verdraagen de " bezoekingen, welke toegelaaten worden over hen te koomen. Onze broeders in deeze gewesten erkennen met dankbaarheid de vriendfchap en agtgeeving der Vrienden in Engeland en Ierland, in zo vroegtijdig en overvloedig toe te brengen tot verligting van hunne verlegenheden. Vee len zijn uit ruime omffcandighcden ge koomen in groote moeilijkheden er " nooddruftigheden: deeze hebben ge deeid in de goedwilligheid der zulken welke bewaard zijn gebleeven voo " diergelijke onheilen. Het blijkt , da " hunne verdrukkingen, hoewel zwaar oj verfcheiden plaatzen , gediend hebbei om veelen te doen ontwaaken tot eei " behoorlijk bezcf van hunnen toeftand " en ter vermeerdering van waakzaamhei en zorgvuldigheid , opdat zij mogen war delen overeenkomftig met de bermbai tigheden , welke zij ontvangen hebben 1 cn getrouw in de getuigenisfen ,hunm zorge aanbevolen, tegen oorlogen e "„ andere Antichristenfche bedrijven. " „ Mogt een hartlijk mededogen met o; ze verdrukte broederen aller gemoed ren vervullen !cn mogten wij allen wa „ k< Dt KWAKER.?. i ■> r n ii- ÏH  De EWAUERS. I j I I st » v> n « » Ti VI n » 494 GODSDIENSTIGE „ ken in den gebede., opdat het der God, Jijfcc Majefteit moge bcbaagen , den „ dag hunner verdrukkinge te verkor. , ten ! „ De behoeften der broederen , in dit , jaar, uit Engeland en Waks ingekoo, men, voornaamlijk ontgaande uit het , opbrengen van Tienden en de zogei naamde Kerkelijke fchattingen, bedraagen drieduizendzevenbonderddrieënzestig ponden ftcrüngs, en die uit Ierland, duizendzevcnhonclerdvierënvijftig ponden fterlings. „ In zo verre wij genoegzaamen grond hebben om te gelooven , dat de waare Euangelifche bediening, onverhinderd wordt aangenomen van het Heilig Hoofd en den onveranderlijken Hoogepriester der Christlijke Kerke , en door hem bevolen wordt onverhinderd gegeeven te worden , kunnen wij de wetten der menfehen niet beoordeelen, in den afvalligen ftaat der mondbelijdende Kerken gemaakt , als waren ze van eenige kragt om zijne godlijke Wet tc vcnvaarloozen, of ons regt te geeven om met overtreeding van dezelve te handelen: wij vermaanen u daarom, broeders, retrouw en ftandvastig te zijn in het Geloove, eenmaal aan de Heiligen overgeleverd, en om 't welk veele der Proteftantfche Martelaaren, zo wel als van onze eigen geloovige Voorouderen , veel en zwaar geleeden hebben. Hoewel ook „ eeni-  GESCHIEDENIS. 495* eenigen onder ons , welke gedeeltl'ijk „ met blindheid geflagen zijn , mogten , ,, afzwerven van de Wet, cn van het ge„ tuigenis , laat het niet vallen als op de „ ftraaten, door uwe zwakheid, of het „ gebrek aan uw voorbeeld: opdat niet, „ om uwe verlochcning van christus „ voor de menfehen, hij u verlochene „ voor zijnen Vader, en voor de hei„ Jigc Engelen. „ Laaten wij insgelijks herinneren aan „ de zulken, welke flap zijn in de agtgce„ ving op dc onderwijzingen van Gods „ genade in hunne eigen harten, dat het „ Koninkrijk van christus een vrced„ zaam Koninkrijk is ; en hoewel zijne „ dienstknegten in het vleesch wandelen, „ zij , nogthans, geenen krijg voeren „ naar het vleesch. Hij gebiedt hun, hunne vijanden lief te hebben; en vee, len, die hem gevolgd zijn in de weder.. geboorte , en onder zijne Regeering „ woonen, hebben zich weerhouden ge,, vonden van alle oorlogen en vegterijen , „ welke niet zijn van den geest des Zalig„ maakers, maar van dien des verdervers ., van het menschdom. Dit geloovende, „ kunnen wij niet vertrouwelijk eenig „ deel neemen in dingen , noch belang „ neemen als eigenaars, van gewapende ,, Schepen, Kaapera , of als Koopers van „ prijsgemaakte goederen ; noch kunnen „ wij tegenwoordig zijn bij het verkoop pen van dezelve; want al wie onder ons „ dus Ut De ;W AKERS-  De KWAKERS 495 GODSDIENSTIGE „ dus een genootfebap aangaan met de . „ Kaapers , vertoonen duidelijke bewij„ zen, dat zij het voordeel van een ver„ dorven eigen belang waardeeren boven „ de overtuigingen van het godlijk licht „ in hunne eigen geweetens , of dat zij „ ongevoelig zijn geworden voor dezcl„ ve ; 't welk beide tot hunne verdoeme„ nisfe moet ftrekken. „ En nu , waarde Vrienden , ziende dat „ onze tijd telkens ftilzwijgende heenen „ vliegt , en de gelegenheid, ons gcgee„ ven, tot het gcwigtig werk der voorbe„ reidinge, dagelijks vermindert; wectcn„ de insgelijks, dat het gewigtig tijdftip „nadert, waarin een iegelijk mensch, „ hoe zeer ook onledig in deeze voorbij„ gaande wijze van beftaanlijkheid, fpoe„ dig van hier geroepen zal worden , en, in „ een oogenblik, waarin bij het niet hadt „ verwagt, afgetrokken worden van alle „ tijdlijke verbintenisfen, door dat ont„ zagverwekkend bevel: Geef rekenfehap „ van uw RentmeesterfcJiap : want gij kunt „ niet langer Rentmeester zijn, laaten wij „ waakzaam, cn met ernst bedagt zijn, „ om den dierbaaren tijd, ons verleend, „ zodanig te befteeden, dat wanneer dee„ ze ontwaakende roeping zal voorval„ len, onze Geweetens ons niet mogen „ befchuldigen ; maar ons geloove moge „ vast zijn , en ons de ingang verleend „ worden in die ftad,die fondamenten heeft, „ welker kunftenaar en bouwzneesterGod » is! „ Ziet  GESCHIEDENIS. 497 „ Ziet dan toe , hoe gij voorzigtiglijk „ wandelt,niet als onwijzen , maar als wij- i „ zen, den tijd uitkoopende , dewijl de da„ gen boos zijn. — Vrede zij den broede„ ren, en liefde met geloove, van God den „ Vader en den Heeri j È'z u s christus; „ de genade zij met alle de geenen , die on„ zen- Heere jezus christus lief-heb„ ben in onverder flijkheid l „ eph. V. 15, 10. vs. 23, 24." Ten befluite van deeze Afdeelinge moeten wij hier nog aanmerken, dat gelijk de Vrienden, of Kwakers, weigeren den Eed te doen voor de Regtbanken, hunne bevestiging , of eenvoudig Ja, in burgerlijke zaaken, wordt aangenomen; doch zelf om deeze reden kunnen zij geenen misdaadigen vervolgen , dewijl, volgens de wetten van Engeland, alle aanklagten onder Eede moeten gedaan worden. VI. deel. Ii db De WAKt'RS.  De fJÏFT- ZWEER.- DERS. 498 GODSDIENSTIGE D E GEVOELENS E N LOTGEVALLEN DER ZOGENAAMDE N I E T-ZJf ÉÉRDERS, Ik -Teer dan eens hebben wij gelegenheid 1Y1 gehad om te fpreeken over verfcheiden Aanhangen der Proteftanten, die gevoelens omheisden , ontftaande uit betwiste geloofspunten in Godgeleerde zamenftelzels , of uit overnatuurkundige naafpooringen. Thans gaan wij over tot het befchouwen van eenen Aanban"- , wiens Godsdienst op de Staatkunde is gebouwd. De Godsdienst der Niet - Zweerders Is, in allen opzigten , een ftaatkundig zamenftelzel, en gegrond op eene tegenkanting tegen de vastftelling, bij de Revolutie gemaakt; doch om dit behoorlijk te verftaan, moeten wij treeden in eenige gefchiedl kundige bijzonderheden. Dit doet ons cigenaartig te rugge treeden in een tijdperk , vroeger dan toen zij een beftaan hadden. Gelijk, in alle Godgeleerde gcfchillen, altoos  GESCHIEDENIS. 499 toos eene zekere foort van oprechtheid met de gefchrlvoering moet gepaard gaan, dus behoorde de Staatkunde met zedigheid behandeld te worden. De groote zaak, welke in geichil ftaat,tusfchen deeze lieden en de vastgeftelde Kerke van Engeland cn Schotland, loopt ecniglijk en geheel over de vastftelling van de Revolutie; doch de reden bier van moeten wij den Leezer nader ontvouwen. De Sektaris en in Engeland, welke Koning ka rel denI op het fchavotbragten , bedoelden twee oogmerken : het eene was, zich te verzekeren "an de Ker. kelijke beroepen; bet ander, de magt tt verkrijgen om heerfchappij te voerer over dc geweetens der menfehen. Der Godsdienst be chouwden zij in het zelfde licht, als dezelve wierdt aangemerkt var Paus aleXander den VI en zijnet natuurlijken zoon ces ar borgia: wan het is overbekend, dat zij de Conftitutii van de Kerk en den Staat omkeerden, ei op de puinhoopen van hun geplonderi land met voeten traden, 't Gevolg hie van was, dat de twee Koninklijke broe ders genoodzaakt waren, eene wijkplaat te zoeken in vreemde landen , toen z: no<* zeer jong waren. Believing omtren dezulken, welke hen onderfteunden, i hunnen ftaat van ballingfchap, bewoo hen om den Roomsch • Katholijken God: dienst te omhelzen. Inden jaare 1660 , keerde karel d li 2 Ut N1E1- ZWliERDEK.S. t l l 1 I r 5 3 t 1 g e  500 GODSDIENSTIGE De NIET- zwegr- DERS. t c II te rug in zijn Vaderland , en wierdt gekroond tot Koning van Groot-Èritannie; doch zijnen Godsdienst hieldt hij verborgen tot op zijnen fterfdag. Jakobus, Hertog van Tork, een openbaare Paapist, kwam, ten zelfden tijde , met zijnen broeder wederom in Engeland. De Presbijteriaanen verbeeldden zich, de gunst van hunnen jongen Opperheer te hebben gewonnen;doch zijns Vaders rampen konden niet worden uitgewischt: zij daalden zeer diep in zijn gemoed , en hij befiooe diensvolgens, de Bisfchoplijke Kerkregecring in Engeland en Schotland in te voeren. In gevolge van dit befluit, wierdt de Bisfchoplijkc waardigheid, in de beide genoemde Koninkrijken , vastgefteld; en de Presbijteriaanen , die uit hunne Kerken irerdreeven waren, wierden vervolgd om le Akte van Eenpaarigheid. Dat deeze ieden , welke de Conftitutie vertreeden iiadden, op cene wijze, van welke men n de Jaarboeken der Gefchicdenisfe geen /oorbeeld vindt, eenige tuchtiging verliend hadden , kan niet gelochend wor!en; doch het moet tevens erkend wor!en, dat de uitbreiding van de Koninkijke magt te verre ging. Veelen der zullen, die merkelijk hadden geleeden, onder le wreede en onmenschlijke heerfchappjj Ier Sektarisfen , vergeetende de liefde, /elke zij aan hunne medcfchepzelen, en enpligt, welken zij Gode zijn vcrfchul- - digd,  G E S C ff IEDEN I S. 501 fligd, bedienden zich van allerlei gelegenheden om wedervvraake tc oefFenen. „'Er is geen wrok, zeer de Heer ster. „ ne, gelijk de godsdienftige: want de ,, valfche Godsdienst doet zich altijd „ openbaar worden door op wederwraake „ bedagt te zijn." Een ruim veld opende zich voor de Geestlijken, die de burgerlijke voordcelen in handen krecgen , om zich zclvcn bot te vieren in het vervolgen van de zodanigen,dic in het ftuk van Regeeringe in gevoelens van hun verfchilden. En hoewel de Sektarisfen , die den Rcgeeringsvorm omgekeerd en hunnen Vorst vermoord hadden, geen regt hadden om eenige gunften te ontvangen , was het, cgter, de pligt der Bisfchopgezinden, hen met zagtmoedigheid te behandelen. Het waare Christendom doet zich kennelijk worden; door zijne vredelievende en verdraagzaame geaartheid, de valfche Godsdienst door, zijne ondermijnende kunftenaarijen. Nimmer, misfehien , bcvondt zich dc Proteftantfche Geestlijkheid van Engeland in meer verdorvenen toeftand, dan geduurende de Regeeringen van kakel des II en jakobus den II. Verneemcnde dat zij dc Koninklijke gunst genooten , en dat niets meer vermaak aan het Hof kon geeven, dan de vervolging van de Disfcnters, kweeten zij zich uit alle hunne magt in die fchrikwekkende bezigheid. Van kunne predikftoelcn leerden zij , dat de VU i li 3 Ko ra. Dt N1ETZW ÉÉRDERS.  502 GODSDIENSTIGE De NIET- ZWiER- DEUS. Koning bovTcn de Wet was, en dat het in twijfel trekken van zijn gezag de grootfte zonde was , aan welke iemand zich kan fchuldig maaken. Lijdende gehoorzaamheid en weerelooshcid waren hunne begunftigde onderwerpen ; en zij trokken deeze begrippen tot die buitenfpoorige hoogte, dat indien zij niet waren te rug gehouden door bedenkingen , van eigen belang ontleend , zij de eigendunkelijke magt zouden hebben vastgefteld. De toegeeflijkheid, niettemin, door Koning jakobus den fl, in den jaare 1687 , verleend, opende hunne oogen , cn zij be-, gonnen op eigen belang bcdagc te zijn. Naa dat de Revolutie hadt ftand gegreepen, wierdt aan alle de geinen, welke vaste beroepen in de Kerk hadden, bevolen, den Eed van getrouwigheid te doen; doch veelen weigerden dit: onder deeze was sancrort, Aardsbisfchop van Canterburij nevens een goed getal van de laagere Geestlijkheid; deeze lieden wierden van hunne ftandplaatzen verlaaten: hierom moeten wij hen uit een tweevoudig oogpunt befchou wen: Eerst Ah Engelfche Niet-Zweerders ; en ten andere als Schotfche Niet - Zweerden-  GESCHIEDENIS. 503 BERIGT wegens de ENGELSCHE N I E T-ZW ÉÉRDERS. TP'Ve Regeering van Koning william, \_J was, in alle opzigten, een zamenwcefzel van ftrengheid ; dit is doorgaans het geval naa eene Rijksomwenteling; vooroordeel verwekt toorn , en toorn ontlast zich zelve in wreedheid. Deeze lieden begonnen afzonderlijke Vergaderingen ; en het lijdt geen twijfel, of zij verbeeldden zich, hoewel zonder grond, dat de gebannen Vorst op den throon zou herfteld worden. Zo lang volhardden zij in het verkondigen van de leere aangaande de lijdende gehoorzaamheid , en weereloosheid, dat zij eenigermaate vreesden, of liever zich fchaamden , van hunne voorgaande grondbeginzels af te wijken Ten hoogfte gerasden zoude het voor hun geweest zijn, zich bepaald te hebben tot de pligten van htin beroep, door het verkondigen van de leeringen des Christlijken Godsdiensts; doch het flcgtfte ftuk van allen, was, dat zij zich met de Staatkunde zogten te bemoeien. Geftadig beraamden en broedden zij zamenzweeringen tegen dc Regeering, en veele menli 4 fcher De ENG. NThTZ WEERDE. KS.  De ENG. NIETZ WEE ELDERS. 504 GODSDIENSTIGE fchen moesten lijden in gevolge van hunne nieuwe begrippén. Hadden deeze menfehen agt gegeeven op den Christlijken Godsdienst, nimmer zouden zij op deeze wijze hebben te werk gegaan; doch hunne gevoelens waren vleeschlijk, en hunne bedoelingen eigenbaatig. Zommigen hunner, egtcr, floegen over tot buitenfpoorige uiterften ; cn , 't geen zeer opmerkelijk zal fchijnen, zij ontmoetten de Paapisten ter halver wegc. Even gelijk zommige Patriotten in de tegenwoordige ceuwe , fcheptcn zij vermaak om te doen al wat zij konden, om dc Regeering te ontrusten ; en zij gevoelden , ten zelfden tijde , de ijzeren hand der tegenkantinge van de JFbigs. Deeze, de geflagcne vijanden van allen, die hun tegenftand booden in bet zoeken van eere of voordeel geevende bedieningen , waren de ftrengften van allen tegen de NietZweerende grondbeginzels. Zij zouden zich alles getroost en verdraagen hebben, indien zich eene gelegenheid vertoonde om hunner wraakzucht tegen de NietZweerders den ruimen teugel te vieren. De reden hier van is klaarblijkelijk : de Whigs ftonden naEerampten , cn de Torijs wierden afgezet. Hadden de Niet-Zweerders zich niet bemoeid met zaaken van Regeeringe in Engeland , zij zouden in vre, de hebben kunnen-leeven; doch de wijsheid moet niet vertrouwd worden aan de motten, noch de kennis aan lieden, die jeen verftand hebben, 1  GESCHIEDENIS, p$ Dc Engelfche Niet ■ Zweer der s begonnen bij dc Regeering in 't oog tc loopen. Met verfoeijing zullen dc toekoomende geflagten leezen het verhaal van de kuiperijen en zamenrottingen, welke, ten tijde der komfte van Koning georgè dën I tot den throon, gemaakt wierden, om van den eenen kant der Regeeringe te dwarsboomen, en van de andere zijde haar te onderfchraagen. Het voornaame grondbeginzel, waar op deeze lieden hunne leere bouwden, was, het erfregt. In hoe verre zij , dus doende , konden geoordeeld worden beftaanbaar te handelen met de waardigheid van redelijke fchepzclen, moeten wij ovcrlaatcn aan het oordeel van eenen iegelijk mensch, die in de Gefchiedenis van Engeland eenigzins bedrceven is. Is erfüike opvolging een grondbeginze in onze Wet ? Het antwoord is aan dc ontkennende zijde; dit zullen wij bewij zen op gefchiedluindigc gronden. W il tl am de no r m a n Verwierf dc Kroon van Engeland door rijksvero-ve^ ring; niet zijn oüdfte Zoon robert maar zijn tweede Zoon rufus, was zijn rijksopvolger ; deeze , zonder kinderer geftorven zijnde, beklom, naa hem, zijl broeder hendrik de 1 den throon terwijl robert, de waarfcbijnlijke erf ■renaam , nog in leeven was ; om zijm 'ifchen op de Kroon wierden hem dc oo cn uitgeftooken; hij ftierf in dc gevan ?nis te Bristol. ■ lis Sxi De eng. n iet" zweer pers, > t »  De eno. metzweeroers. 506 GODSDIENSTIGE Stephen kwam vervolgens aan de Regeering, niet volgens regt, maar door geweld; h end rik de II volgde hem op, bij erfhjke opvolging. Zints dien tijd tot op den dood van richard den li, ging alles geregeld voort; toen gebeurde 'er eene zeer merkwaardige omwenteling. Hendrik de IV hadt ccn zeer zwak regt op de Kroon, en die Kroon ftondt hem zeer wankel op het hoofd. Kort daar naa, namen de onlusten tusfchen de Huizen van York en Lancaster eenen aanvang , en, overeenkomftig met het regt van erflijke opvolginge , hadt geen van beiden regt op de Kroon. De stuarts kwamen, volgens een weczenlijk erfregt, aan de Kroon van Engeland;doch de regtvaardigheid der Natie deedt de uitfpraak , dat zij geen regt hadden om de vrijheden der onderdaanen met voeten te treeden. Niet minder hartlijk te beklaagen , dan waaragtig is het,dat terwijl de Disfenters zich mestten met den prooi hunner misleide tochoorderen , de Niet - Zweerders bedagt waren op het beraamen van ontwerpen , ter omkeeringe van den Regecringsvorm. De Engelfche Niet - Z%véérders onderleiden alles verkeerd. Door het maaken van zamenrottingen tegen de Regeering, wikkelden zij hunne toehoorders in menigvuldige zwaarigheden ; zommigen van hur wierden in verzekering genomen en me den dood geftraft. Dit, in de daad, moe or  GESCHIEDENIS. 5©? ons niet geheel vreemd voorkoomen: want de Niet- Zweerden waren, in die tijden, het zelfde , hetgeen nu nog de Spot-Patriot ten in Engeland zijn. Hunne godsdienftige plegtigheden zijn gelijk aan die der vastgeftelde Kerke; het onderfcheid is alleen vaneen ftaatkundigen aart. Ondertusfehen beginnen zij allengskens te verfmeltcn, cn misfehien hebben zij niet boven de twintig Vergaderplaatzen in geheel Engeland. Zij leezen den Kerkelijkcn Dienst; doch in plaats van te bidden voor Koning george , bidden zij voor den Koning, in algemeene bewoordingen, 't Is niet te denken , dat zij het lang zullen kunnen houden ; en dat zij nog zo lang in weezen zijn gebleeven, is een ichand. vlek voor het gezond verftand. B E- Ds ENG. KIETZWKKRDEK.S.  $&B GODSDIENST TG E De SCHOT- SCHE Ï11ET- ZVVEER.- DER.S. BERIGT WEGENS DE SCH O T SCHE N IE T.Z W E E R D E R S, Menigvuldiger in getal, en, in zommige opzigten,grooter in aanzien, dan de Engelfche, waren de Schotfche Niet - Zweerders. De Schotfche Adel hadt regtmaatige begrippen aangaande de openbaare vrijheid, zo wel in het burgerlijke als in het Kerkelijke ; en hadde de Bisfchopgezinde Aanhang zich met voorzigtigheid, zedigheid en welvoegelijkheid gedraagen, ten tijde der Rijksomwentelinge, hunne Orde zou niet overhoop geworpen zijn. Maar geheel het tegendeel gebeurde 'er; Koning wil li aai was gezind om de Bisfchoplijkc Kerkregeering in Schotland in te voeren en vast te ftellen, of liever om dezelve op den voorgaanden voet te doen voortduuren ; de meeste Schotfchi Edellieden ftonden in dat zelfde gevoe len. Ondertusfehen handelde de Bisfchop lijke Geestlijkheid even eens , gelijk zj eenigen tijd te vooren hadt gedaan : e weeten, alsof zij met dolzinnigheid gellgen ware. Dr. alexander ross, een man vn ecii  GESCHIEDENIS. 5°9 eenige geleerdheid , maar die het hoofd vol hadt van hoogvliegende Kerkelijke, begrippen , was , ten dien tijde , Bisfchop 1 van Edenburg. Door zijne broeders , de Schotfche Geestlijken, wierdt deeze man; afgevaardigd , om zijne opwagtmg te maaken bij Koning jakobus, toen zn vernomen hadden dat de Prins van Oranje eene landing in Engeland voor hadt. Z-iJ booden aan, dat indien Koning jakobus hen en hunne Orde wilde handhaaven, zij hem tot het laatfte toe zouden biiftaan in het vastftellen van het Pausdom, en de vervolging van de Presbijteriaanen. . j Dit, nogthans, was meer een bednjt van den Bisfchop , dan van het geheele lichaam der Geestlijkheid: want veele leden der Bisfchopgezinde Geestlijkheid wa, ren, ten dien tijde, febitterende fieraaden van den Godsdienst in Schotland. De Heeren nairn, charters en annan, waren mannen van groote gemaatigdheid, en gaven eenige gefchnften in 't licht, welke altoos eere zullen doen aan hunne naagedagtenisfe. Doch laaten Wij tot Dr. ross wederkeeren. De Bisfchop was nog niet ter halverwege Londen genaderd , toen hij vernam, dat Koning jakobus het Koninkrijk hadt verlaaten, en de Prins van Oranje te Londen was aangekoomen. In deeze omftandigheden wist hij niet , wat hem te doen'ftondt , en fehreef daarom om raad De .CIIOTC HE \UETï WEERVERS.  Ds SCÏlOT6CHEKIET2 WE ERDEUS. ( 1 510 GODSDIENSTIGE raad aan zijne broeders in Schotland Midlerwijl vervolgde hij zijne reize na Londen, alwaar hij ontmoette Dr. hickes, Deken van Worcester, nevens eenige andere Geestlijken, die naderhand eene luisterrijke vertooning maakten onder de Engelfche Niet-Zweerdtrs. Ware Dr ross te raade gegaan met de belangen znner broederen , hij zou , in bunnen naame, zonder eenig'gezag van hun te hebben ontvangen , getrou wigheid beloofd hebben aan Koning wtlliam bijzonderlijk naa dat de Vergadering der Staaten, in Engeland en Schotland, hadt geftemd , hem en zijne Prinsfes te krooncn. ' _ In onze berigten wegens de Bisfchoplijkc Kerk in Schotland, hebben wij reeds een verhaal gedaan van het gedrag van zommige Schotfche Bisfchoppen: te weeten, dat gelijk de Presbijteriaanen dolzinnig waren, dus de Bisfchoppen hen niet alleen vervolgden, met eene meedogen, looze wreedheid,maar met 'er daad eenen inbreuk maakten op de vrijheden der onderdaanen, en de grondwetten van den Regeeringsvorm. Om deeze en om veele andere ongerechtigheden , hadden zij gewigtige reden om zich te verbeelden , dat zij'tot eene ftrenge rekenfehap zouden gevorderd worden ndien hun Godsdienst gehandhaafd ware' ;n dat mannen van deugdzaame en gemaaide beginzelen hunne plaats zouden ver-: van-  GESCHIEDENIS. $11 vangen hebben. Zij wisten, in de daad, dat het grootfte gedeelte der Natie genegen was , de Orde te handhaaven , terwijl zij de Kerkvoogden haatten. Veele leden van den ouden Adel, die,ruim dertig jaaren geleeden , veel hadden uitgeftaan van dc onbermhartige wreedheid der Presbijteriaanen , waren nog in leeven, en zij vreesden , nu wederom onder de zelfde Inquiiïtie-magt te zullen gebragt worden. 't Is zeker, dat de Schotfche Edelen, en de grootfte meerderheid der Gemeenten, de Bisfchoplijke Kerkregeering zouden gehandhaafd hebben , indien de Bisfchoppen den Eed gedaan hadden aan de nieuwe Regeeringe; doch zij allen, ten getale van veertien, bleeven hardnekkig', en meer dan vijfhonderd Leeraars volgden hun voorbeeld. In dusdanige omftandigheden was het noodzaaklijk, dat 'er eenige gedaante var Godsdienst wierdt vastgefteld ; en te mid den van hunne gefchillen , wierdt hei volgende Artikel voorgefteld aan de Ver gadering der Staaten te Edenburg: „ Da het Kerkvoogdijfchap, of de meerder , heid van eenige bedieninge in de Kerl '„ boven dc Ouderlingen, nog heden is ei „ altoos geweest is,eene ftandvastige be „ zwaarnis voor deeze Natie, al zeder „ den tijd der Kerkhervorminge (zijnd „ de Hervorming van het Pausdom gc „ fchied door Ouderlingen) en dat het ui De SCIIOTSCHENt ETZWEER.'DEBS. 1 t » t  De 6chotfcCHEMLTZWEER- 512 GODSDIENSTIGE „ uit dien hoofde , moet worden afre* „ fchaft." Dit Artikel op de lijst der regten aangenomen zijnde, wierdt de Bisfchoplijke Kerkregeering afgefchaft, en het Presbijteriaandom, of Oudcrlingfchap, herfteld. Dewijl de invoering van dit Artikel op de lijst der regten gegrond was, op welke de Schotfche Niet■ Zweerden de regtmaatigheid van hun gedrag bouwden, in het belt-rijden van de Regeeringe, zullen wij bier van meer uitvoering melding maaken. De eerfte vraag, welke zich bier aanbiedt, is, of de Schotten van, het Pausdom hervormd wierden , door perfoonen , alleenlijk met het karakter van Ouderlingen bekleed ? Het antwoord is ontkennende. In de cerfte algemeene Vergadering, gehouden te Edenburg, inden jaare 1560, verfcheencn niet minder dan dertien Bisfchoppen en gemijterde Abten; allen omhelsden de Hervorming;dric namen den waereldlijken ftaat aan. "Maar de gchecle Vergadering beftondt uit niet meer dan dertig perfoonen , gelijk blijkt uit derzelver handelingen in de AdvokaatsBoekcrij; onder deeze waren zeven Land-, jonkers, die nimmer de Geestlijke Orde hadden aangenomen. Dit brengt bet getal op twintig; en indien wij bij deeze voegen w illi am h \ r l a w, een Klcermaaker, cn a n drr es scri ms h \ w, ccn Bakker , zullen 'er flcgts acht- overblijven $ vier  GESCHIEDENIS. 513 vier van dezelve waren Roomfche Priesters geweest , en de andere vier waren ijverige predikers, doch nimmer Kerkelijk geordend. Dus blijkt het dat de Schotfche Kerk v*p het Pausdom hervormd wierdt, meer door de bewerking van Kerkvoogden dan van Ouderlingen. Eene tweede vraag is deeze: Hoedanig ook het karakter der Schotfche Hervormers ware, 't zij van Presbijteriaanfche of andere beginzelen , kan het worden opgemaakt, dat het Presbijteriaandom meer geagt wierdt, en de Bisfchoplijke Kerkregeering eene ondraaglijke bezwaarnij was, zints de Hervorming tot aan de Rijksomwenteling V Het antwoord is, dat het zo niet was. Want de Kerkhervorming was eene foort van gemaatigde Bisfchoplijke Kerkregeering; en het Presbijteriaandom was niet lang vastgefteld geweest, wanneer dc moedwilligheid, onkunde en geveinsdheic der Geestlijkheid haar de agting en gene genheid deedt verliezen van allen , dk eenigen eerbied hadden voor welvoeglijk heid en goede orde. Hoedanig ook het gedrag der Bisfchoppen in Schotland moge geweest zijn, vooi dat het vuur der burgeroorlogen ten dakcuitfloeg, dit althans is zeker, dat de laagere Geestlijkheid een fieraad van haare belijdenisfe was. Ja , zo groot was dt zagtheid der Regeeringe , dat de Presbij teriaanfche Leeraars geduld wierden ir VI. deel. Kk hun De SGHOT" SCHE NIET- ZWEER- DERS. i  De SCIIoT- SCHE NIET- ZWEER- DER.5. 514 GODSDIENSTIGE hunne Kerspels , zonder dat zij verpligt waren , hunne aanftelling te ontvangen van de Bisfchoppen. Nog eene andere omftandigheid is 'er voorhanden , welke kan dienen ten bewijze, dat de ingezeetenen van Schotland niet afkeerig waren van de Bisfchoplijke waardigheid , in dien tijd, en , in de daad, geduurende het gantfche tijdverloop, daar wij thans van handelen; de bedoelde omftandigheid, is, het antwoord, welk de Leeraars vanAberdeen te gemoete voerden aan de Presbijteriaanfche Predikers , die gekoomen waren om hen te verzoeken tot het ondertekenen van het Nationaal Verbond: zij zeiden, naamelijk, dit niet te kunnen doen , zonder verbreeking van den Eed, welken zij gedaan hadden, om de Bisfchoplijke Kerkregeering, zo als dezelve door de Wet was vastgefteld , te zullen handhaaven. De Presbijteriaanen gaven hier op tot antwoord, dat het Verbond niets behelsde, 't geen ftrijdig was met de Bisfchoplijke waardigheid , maar dat zij het konden bezweeren,zonder nadeel te doen aan hunne Orde. Wederom; ten tijde als de Herftelling voorviel, weigerde de groote en de kleine Adel in Schotland , de magt der Presbij. teriaanfche Geestlijkheid te beteugelenen welke geweldenaarijen , geduurende de Regeeringen der twee Koninklijke broederen , KAR EL DEN II en JAKOBUS pen IIj ook mogen gepleegd zijn, dit, nog-  GESCHIEDENIS. 515 nogthans, is zeker, dat de Bisfchoplijke Kerkregeering , indien dezelve naar bebooren beftuurden geoeffend ware, geene bezwaarnis voor de Natie zou geweest zijn. De derde vraag, welke wij moeten oplosfcn , is deeze : Was de Bisfchoplijke Kerkregeering eene bezwaarnis, ten tijde als het Artikel op de lijst der regten wierdt vastgefteld ? Het antwoord is, neen: zo verre is 't 'er af, dat zij eene bezwaarnis was, dat zij van negen tiende deelen der landzaaten wierdt aangenomen. Verfcheiden gunstbejaagers van het Hof, in de daad, waren 'er, die 'er op aasden om in hunne handen te krijgen de landerijen, welke toegeleid waren om te dienen tot onderhoud van de Bisfchoppen; en in de Westlij ke Graaffchappen, wierden veelen der opgezectenen aangevoerd door zommige Presbijteriaanfche Leeraars , welke 'er op uit waren om alles in eenen ftaat van verwarringe te brengen. Deeze lieden, welke niets anders bedoelden dan de handhaaving van hunne eigen belangen, en het kweeken van hunnen hoogmoed, liepen het gantfche land door, tragtende naar hunne hand te zetten de verkiezingen van de leden,die de vergadering derStaaten te Edenburg moesten uitmaaken. En 't is geen wonder, dat zij het vermogen hadden om dc meerderheid te bewerken : want overal daar zij kwamen , vernielden Sij de huizen der Bisfchopgczinde GeestKk a lijk De SCHOTSCHENI ETZWEERDEUS.  JDe SCHOT- SCHE NIET- ZVVHER.- DIÏRS. 516 GODSDIENSTIGE lijkheid, zetten hen zelve en hunne gezinnen op de ftraat,en beroofden hen van alles, 't geen eenigzins van waarde was; den brand fteekende in 't geen zij niet konden medevoeren. De vierde vraag is, of, onderfteld zijnde de toeftemmingen > begreepen in detusfchenrede, of dit eene voldoende en genoegzaame reden zou geweest zijn voor de affchaffing van de Bisfchoplijke waardigheid V De toeflemmingen zijn twee in getal: vooreerst, het Kerk voogdijfchap was cene onverdraaglijke bezwaarnis; — ten tweede, de Schotten wierden van het Pausdom hervormd door Ouderlingen. In antwoord op de eerfte, te weeten dat het eene onverdraaglijke bezwaarnis was,dient,dat de waarheid van het voorval reeds wederfproken is; doch dit koomt niet binnen de grenspalen der bewijsreden. Het is, of de daadelijke aanweezigheid der bezwaarnisfen kan dienen ter zuiveringe van het gedrag der zulken, die de Bifchoplijke Kerkregeering affchaften ; met andere woorden , of zulk eene bevestiging , in eene tusfehenrede begreepen, met eenige welvoegelijkheid konde uitmaaken een Artikel op de lijst der Regten ? Het antwoord is klaarblijkelijk, het kon niet gelchieden. Want, vooreerst i was niet de Joodfche inftelling, onder de Mozai'fche huishouding, eene  GESCHIEDENIS, si? eene allerondraagelijkfte bezwaarnis voor bet volk? en was het, dit niettegertttaande evenwel niet gehouden zich daar aan te onderwerpen , om reden dat dezelve door God bevolen was ? Ten tweede- toen de Christlijke Godsdienst de burgerlijke bekragtiging of vastftelling, onder de Regeering van Keizer CONSTANTINUS DEN GROOTEN, Ont> ving,befchouwden het de Heidenfche Priesters als eene onverdraaglijke bezwaarnis; doch de geloofwaardigheid van het Euancelium wierdt hier door niet kragteloos gemaakt. Geene burgerlijke vastftelling van den Godsdienst kan eene onverdraaglijke bezwaarnis worden,dan in het geval, waarin de magt misbruikt of verkeerd wordt aangewend. Het tweede lid der tusfchenrede is, dal z>) van het Pausdom hervormd wierder door Ouderlingen. Het tegendeel hier var hebben wij reeds beweezen; doch wij moe ten onderfrellen dat de Helling waar is,ei baare echtheid aan de kragt der redekave linge toetzen. Het is eene bekende zaak,dat,in Schot land, de landzaaten bekeerd wierden to de kennis van christus, door de: dienst van eenige arme Monniken , di zekerlijk geene plegtige aanftelling hadde ontvangen , en wel om deeze eenvoudig reden, omdat, ten dien tijde, niets van die aart, als eene Kanonikaale of regelmaatig ordening of aanftelling, op den aardbodei Kk 3 b' De SCHOTSCHEN IETZWEER*DER.3. t 1 1 S (1 e n  De schot- sche nie't- zwéerjDERS. ] « ( ] I ] ( \ $1% GODSDIENSTIGE bekend was. Maar, kan hier uic befiooten worden, dat niet geordende Monni ken de Kerk van Schotland moeten regee ren? De ongerijmdheid hier van is in 't oogloopende; doch dit is 't niet alles. Zommige Natiën, in de Oosterfche 'landen der waereld, wierden bekeerd door de Jefuïten; maar is dit eene voldoende reden, dat zij, nog heden, aldaar moeten regeeren? Ja, indien wij eenig geloof mogen flaan aan de Kerkelijke Gefchiedenisfen, mogen wij ftaande houden,dat zommige volken door vrouwen bekeerd wierden ; maar moeten, om deeze reden, de Kerken, in die gewesten, onder het opzigt en beftuur van vrouwen ftaan ? Elk ziet de ongegrondheid van dit denkbeeld. De aangevoerde bewijsredenen zijn niet de onze,maar wij hebben ze ontleend van den Heere sa ge, den geleerden Schrijver van het Werk, getijteld The fundamental Charter of Presbijterij; hij zelve was een Niet-Zweerende Leeraar. 't Is zeker dat deeze bedenkingen eenige kragt van ove'rtuiginge bezitten; en 't is niet minder zecer,dat de ongelukkige Niet-Zweerders in nhotland veele moeilijkheden doorftonlen, geduurende de Regeering van Koung willem, en onder het Whigfche leftuur, in het begin der Regeeringe van koninginne anna. In den jaare 1711, wierdt 'er eene Akte ;emaakt , bij welke de Niet-Zweerende .eeraars vrijheid kreegen, vergaderingen te  GESCHIEDENIS. £rs te mogen openen, onder voorwaarde dat zij het Cemeene Gebedeboek moesten leezen; zommigen hunner bewilligden daar in; doch de meesten behielden hunne aloude gedaante van Eerdienst, welke nader kwam aan het oorfpronklijk ontwerp , dan dat van eenige andere Proteftantfche Kerken. Nogthans was de kleine Adel zeer gefield op de Engelfche plegtigheden, en de Niet-Zweerende Geestlijkheid was genegen te bewilligen, om aan een beftaan te koomen. Wanneer , derhalven, de laatfte opftand in Schotland voorviel, hadden zij, in dat gewest, ruim driehonderd Vergaderplaatzen , die allen het Gemeene Gebo. deboek lazen ; alleenlijk verzweegen zij des Konings naam, maar baden voor den Koning in 't algemeen, waar mede zij den Pretendent bedoelden. Tegenwoordig zijn ze merkelijk gedund; en hoewel 'er nog veele Bisfchopgezinden in Schotland zijn, zijn ze, nogthans, over 't algemeen genomen, zeer wel gezind omtrent de Regeering, De SCHOT' SCHE NIET- ZWEER- DER.S.  Uitrekening van den Prijs van bet zesde deel, voor de Heeren Intekenaars op dit Werk. 34 BLADEN 5 met het omflag vandePlaatcn ,a I2 ft. ƒ 2-ii 7 KUNSTPLAATEN, a 6 ft. 2- 2 ƒ 4- 13 Prijs van de lest papieren Exemplaaren. 34 BLADEN, op Schrijfpapier, a 2 ft. ƒ 3 - 8 7 KUNSTPLAATEN, a io ft. 3 - io ƒ 6-18 NB. Het zevende en laatste deel van dit Werk, met de volgende Plaaten, en een lijst van aanwijzing, waar de Pïaaten te plaatzen,zal eerlang worden uitgegeeven. Het bedek van het Werk kon in geen zfs Deelen gebragt worden, zonder de luister van het Werk tc ontneemen.