BE JONGE REIZIGER DOOR X E DEILAND. JAK". A.HACK KK . II. DEEL . Te AMSTEKDAM^by 1) . M . LAN GEVE LD MDCCLXXXIX .   D E JONGE REI ZIGER ö o o r NEDERLAND, II. DEELS, I. STUK. I. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Delft 26 Mei 17— 'tIECeeft my geen geringe moeite gekost myne dierbaare, om de aanhoudende vitendlyke verzoeken van den in alles uitmuntenden Goudwaard, tot een langer verblyf in 'sGravenhage te wederftaan, en toen het my eindelyk gelukte verlof tot myn vertrek te bekomen, heb ik gebruik moeten maaken van zyne fargon en paarden. ■ Morgen zal Hendrik die terug brengen. — Laat deezen avond kwam ik al11. Deel. A 1 hier  4 de JONGE REIZIGER hier aan, Toupeerde zo fpoedig mooglyk, en gaf my aan dit pligtmatig werk, 't geen my't genoegen verfchafc,om mynen beminde by myne« weHhnd tevens verflag te doen, van eenen zeer aangenaamen dag, die opgevolgd wordt van't groote vermaak om u te fchryven. Gisteren avond was het reeds over éénen eer wy na bed gingen, ik nam pligtmatig affcheid, doch ik was nog naaawlyks gekleed of de Heer Qoudwaard was by my, en deed my de eer my tot in de fargon uit te geleiden. in een woord, zyne vriendlykhejd heeft geene weergade. Ten zes uuren reed ik langs de bekoorlyke itraatweg naar Loosduinen , dit Dorp is klein, maar door deszelfs ligging heeft het veele bekoorlykheden, dewyl het aan alle zyden als \ waare eene byzondere landsdouw vertoont , Mier zandige heuvelen, daar met runders en klein vee beflaagene weilanden, en aan een andere zyde met welig kooren pronkende bouwlanden, die het oog door affteekende tinten van gezichtverfterkend groen verrukken, — Moesen vruchttuinen vindt men hier alom, en deszelfs aankweeking is geen gering deel van de beftaansmiddelen der Ingezetenen, welke deeze hunne produften langs de aangenaame vaart die ter zyden van de ftraatweg loopt, na Neerlands hof-  door NEDERLAND. § hofplaats voeren. ——— Men weet dat hier ter plaatze in de dertiende eeuw, onder de Regeering van Graaf Floris den IV;, eene abtdy gefticht wierde, voor edele nonnen, waarin ook de nieede ftichteresfe, Gravinne Mdchteld, Echtgenote van Floris in den jaare 1267 overleeden is. Men gelooft dat de kerk van dit Dorp nog een overblyfzel dier Abtdye is; maar hoe gebrekkig zyn onze gefchiedenisfen ? —— De oprechting is bekend, maar de vernietiging of ver, woesting vindt men niet geboekt. Dac deeze kerk nog een deel dier abtdy zou zyn is niet onwaarfchynlyk, dewyl zy zeer oud is,en op eene heuvelachtige plaats, ter zyden van welks fraaije boomen ftaan, gebouwdis. —— Een muur gelyk men meer vindt omringt haar. De tooren die een leyen fpits heeft, is aan de kerk gehecht. Ik zou u niet zo lang over dit Dorp hebben opgehouden, als ik u niet diende te vernaaien dat men alhier in de kerk niet nog de zeldzaamheid vond, van een in 't latyn en hollanden gefchreeven verhaal der beluchte gefchiedenis de£ bevalling van de Gravin van Hennenburg, zuster van den vermaarden Graave Willem dén II. die drie hondert vyf en zestig kinderen ter eenéf dracht zou gebaard hebben, verwonende men u tevens het bekken dat ter gelegenheid van den A 3 dooP  6 »e JONGE REIZIGER doop dier talryke broeder en zusterfchapzouzyn gebelgd . Dan zo beuzelt de oudheid, het waarfchynlyke is, dat de Gravin van twee of dne kinderen beviel, twee of drie dagen voor het nieuwe jaar, en men van daar aartigheids halve zeide i dat de Gravin Van zo veele kinderen bevallen was, als 'er dagen in het jaar waa» ren. . Een heuvel welke omtrent dit Dorp hgt, wü men dat de grond zy waarop de woomng der Gravinne gefticht was, — Eene hier omtrent gelegene buitenplaats, draagt nog den naam van Hennenberg ter haarer aandenkenDe beroemde Ridder, en zoetvloeiende dirfiter Jacoh Waterbaan, had ook hier naby zyne lustplaats, welke daardoor nog beroemd is, deszelfs naam is Okkenburg, en ligt te midden in de duinen van waar zy haare laan tor aan den weg tuslchen Loosduinen en Monfter uitftrekt. ■ Men wil dat dit Okkenburg een adelyk goed geweest zy; en toebehoord heeft aan eenen Cerard van Okkenburg, eene der Abten van Egmond. Van hier reed ik over ter Heide, een klein zeedorpje, waarvau de ke k zedert 'honden jaa^ ren reeds tot driemaal verplaatst is,ennugant«cli nmnenwaard ftaat, om niet weder door de zee vermeld te worden. Van  door NEDERLAND. 7 Men toont u in deeze kerk een troffel fchootsvel en maatftok, welke door eene der Prinfen van Oranje gebezigd zou zyn, om de eerfte fteen aan dit gebouw te leggen. Men wil dat het Koning Wtltiam geweest zou zyn, doch dit koomt my onwaarfchynlyk voor, dewyl ik niet geloove, dat deeze kerk zo oud is, aanneemelyker koomt het my voor, dat deeze gereedfchappen uit een voorheen weggefpoelde kerk zyn geborgen , en men 'er nu dit van verhaalt, om het Dorpeene zekere eer aan te doen. Op het duin klimmende, alwaar een kleine vuurbaak ftaat, ten dienfte der Visfchers als zy by nacht in zee zyn, kwam 'er eene oude praatzieke vrouw by my, wier eerfte vraag was,hoe my het Dorp voldeed, geantwoord hebbende, dat het my was toegevallen, blonk de vergenoegdheid uit haare oogen, en ik moest eene geheele vertelling aanhooren, Over deeze op eene verftrooide wyze byeen gebouwde kusten. Er lag 'Hechts een enkle pink op de rede, de weinige andere waaren in z,e, en vischten in 't gezicht van het land. Van hier zeg ik, reed ik naar Monfier weder een fraai dorp, dat digt aan de duinen paalt, maar echter van een taamelyk vruchtbaaren grond omringd is. Ik heb u weinig byzon- ders omtrent deeze plaats meede te deelen,want A 4 wat  • de JONGE REIZIGER wat toch bekreunt gy u of het 2yn vangt vzn Monafierium, aIs waare hier e£n vermaard klooster geweest, of dat dit eene algemeene naam van Parochie kerken geweest is. L Zo ook met, of het reeds in het jaar Iooo dan ft het jaar ico6 bekend was, en of ik dit weete uit een brief van Bisfchop AmfHduS of uit eenen anderen | Gy zult misfehien even min nieuwsgierig zyn, te weeten, dat men uiteen beruchte mylpaal, welke alhier gellaan heeft en door de Roomfche Keizers Aurelius Nonius en Aurelms Vcrus was opgerecht, bewyzen kan dat ook hier Romeinen hebben huisgehouden! t Is inderdaad ook niet waardig om 'er het harnas over aan te trekken, want buiten deeze bewustheid isdsar*oorwaarfchynlykheid genoeg zynde deeze plaats na genoeg by andere gele' gen, waar van men hier toe bewyzen heeft, om ook zulks hier te veronderfteUen. ~ Ronds om het dorp is het vermaaklyk, wyl de daargelegene landgoederen fchoone wandelingen opleveren, en de landsdouw zelve niet onbevallig en zeif vry boomryk is. De kerk van dit Dorp is geenzins een onaanzienlyk gebouw, en voorzien met eene ftevige vry hooge tooren. Dezelve is van binnen verfierdmet fraaije gelloehens, die zeer zindelyk onderhouden worden, ook pronkt het choor met  door NEDERLAND. 9 met eene tombe van den in den jaare 17' 2 overledenen Admiraal Pietcr/cm, welk gedenkteken vereelt is met een fraai vers van den bekenden dichter S. van Hoogftraatets. De Heer Schoolmeester die my de eer deed van dit monument te toonen. fcheen my toe alle vereischte qualiteiten van eenen half Eerwaardigen te hebben, tot het pedantesque toe. Het Kerkhof dat met zeer aangenaame hoornen beplant is, wordt met een ringmuur omheind. —— My hier verfrischt hebbende, vertrok ik na 's Gravefande, een opene ftid in het zogenoemde Westland, eertyds was hy met muren en poorten voorzien, en had eene haven die in de rivier de Maas uitliep, doch de tyd heeft dezelve vernield. Alvoorens Graaf Willem het nog in den Haag pronkende hof gebouwd hadde, wil men dat de* ze plaats het verblyf van hoilandsch Graven geweest zou zyn, en dus daarvan zynen naam ontleent. — 't Is uit verfchaidene Gefchiedkundige bewyzen zeker, dat alhier voormaals een vorstlyk paleis geltaan heeft, doch hetzelve is zedert zo lang ai verwoest, dat deszelfs grondflagen al omtrent het midden der zestiende eeuw niet meer bekend waaren, doch toen, by gelegenheid dat men elders aan het graaven was, weder wierden opgedolven. Eenige gis- A 5 ft  IO »■ JONGE REJZIGER fe,n dat de Brieler;aars die in \ ■ findc af branden ,o k d t K^T ^ Toeren en Kerk * f ?ynde de eerde vaf±S ^ geb°UWen> en verftrekc de z'eLdeT u h°°gte > binnen loo„.„ £P' 7" Maas wilJe» ioop.n tot een zeker kenmerk. - Net verre van de Kerk is ePn rr , -en beplant marktvelf "a^r l " t, °" pige vyver. W eene lankwer- Op dit marktveld ftaat een waag, vfcehmark en waterpomp in a 1 , vls-nm3rk ,, re„ a1t Z ~~ In de kerk ™»oo„t men i-I^p ë^eeitejjk is ft„k gehouwen, de den"; eTd ed Hf" * ^ b™d 2* vanw:0Hdlt t 20 veel defti^heid en om « van woorden, dat * niet half bekwaam was om zy„ verhaal te onthouden. *^De kastelein van deeze plaats zeide mv d^t in gamsch HöDand J ™? my ftè dan in j fe tartv moog- . . 7 n in den omtrek van deeze 'itiM Ö en t , h 6i,yZeerde groene rchiapen 0öde haalen, ik hebze eeoro. fd *er zeer lekker . n? u ' Zy.WaS Z£' vpn . T , ' • Doch om ze juist boven delexdfche te fchatten, vind ik geenereden. Kier  door NEDERLAND, u Hier niet meer voor my te bezichtigen vallende, zette ik myn reisje voort tot aan Naa d- wyk. Aangenaamer Dorp, in welvaar bloeiende, zindelyk bebonwd, en van alles omringd wat ons de zaligheid van het landleeven in fchilderachtige dichterlyke tooneelen vertoonen kan, zou ik niet weeten uit te denken. Het naby gelegen vorstlyk lusthof Hondsholredyk, deed my benutten hier het middagmaal te houden. De kerk en tooren zyn twee goede gebouwen, ftaan op een ruim met bo men beplant kerkhof, omtrenc midden in dit wellustig dorp - Ook vindt men hier aan een der dorpseinde eene kleene capel van de roomfche tyden, en naby hetzelve is een Oud-mannenhuis. « Naald- wyk is meede zeer oud, want men vindt het reed3 op den jaare 1193 genoemd, en heeft de eer dat het de «beroemde geleerden Martïmis Dor- pus en Pieter van Naaldwyk voortbragt. . De eerfte is Hoogleeraar geweest in de Welfpreekenheid, Fhilofophie en Theologie te Leuven , een tydgenoot, en byzonderen vriend van den grooten Deftd^rius Erasmus, misfchien de allerberoemfte onder onze Landgenooten. — — De andere is Geneesheer geweest aan de Hooge» fchool te Gostenburg.  l> « de JONGE REIZIGER fn de Kerk alhier, die meede zeer fraai is ' vindt men een tombe van de Baron de Smemu, vel lierd met eene lange inferiptie in toetfteen, de twee daar ter zyden zittende treurende beelden, zyn konftig van wit marmer gehouwen, zo ook lager het wapen, de overige ornamenten zyn van bnun gevlamd marmer. Na hier myne maaltyd genuttigd te hebben reed ik, maar de bovengenoemde vorstlyke lustplaats, waar van ik u eene fchets zal meede deelen. Deeze vorstlyke lustplaats dan, is door den Prins Fredrik Hendrik op de grondflaagen van een oud kafteel, 't welk eertyds het verblyf was van de Heeren van Naaldivyk, gefticht, men noemde het toen Hunzel: 't zelve is uit het water opgehaald, en maakt een zeer deftige verto- ' ning. Op de vier hoeken zyn zo veele uit bouzeis, die even als toorens het zelve verfieren.— Over eene brug in het zelve gaande koomt men op eene zeer ruime binnenplaats, die toegang heeft tot al de beneden vertrekken, men vindt op dit huis een groote menigte fchilderyen, meest pourtraitten, echter, die allen genoegzaam aantoonen, dat dit huis thans niet dan door bedienden bewoond wordt. Alles wat men hier ziet is vervallen, tot de behang, zeis en ipreijen op de ledikanten toe. 't Is in- der-  door NEDERLAND. 13 derdaad jammer dat zo veele fieraaden, onder welke nog al fraaje kunstwerken zyn, dermaate verwaarloosd worden. Vermaaklyk daar en tegen was het, een klein mofje, dat ons van vertrek tot vertrek geleide, de uitlegging van alles te hooren doen, die zomtyds zo ver van de waarheid af was, dat men het niet houden konde van lagchen. Onder anderen was er een Ganimedes, die op een arend ten hemel vloog, ik vraagde wat dat toch wel verbeelde. „ dat is (zeide hy) „ Gaimeedo, die door de Koningin der Go„ dinnen gedraagen wordt." en die Gaimedo vraagde ik? die- zeide hy te geloven dat Kok geworden was by Jeuropaman, doch hy wist dit ftuk niet zeker. 't Ging niet beter met veele pourtrattten, de Gravin van Solms, by voorbeeld, was Louiza de Coligny, Willem de III. ging door voer den laatften Keurvorst van Brandenburg, en zo al verders, zo dat ik myne eigene oogen iets meer geloofde dan zyne uitleggingen, die hy echter fiyf en fterk verdeedigde, om dat hy het uit een boekje geleerd hadde. 't Uitzicht van veele deezer vertrekken is ongemeen fraai, en voor landfehaps fchilders zyn hier zeer keurige tooneelen. De tuinen, waranden en bosfehen van deeze lust-,  i4 de JONGE REIZIGER lustplaats zyn zeer uitgeftrekt, en met goede fraaak aangelegd. Men vindt 'er eene wildbaan, een menagerie en orangerie. De 'lange kanen vormen keurige verfchieten, en de digte bosfchen, Weergalmen van het gezang der vogeitjes. Achter het huis loopt eene hardfteenen baluftrade, en door dezelve heen treedende is een ruim veld, waarop eenige goede levensgroote beelden op piedeftallen circulswyze geplaatst zyn. Ter linker zyde is een gras perk waar op tot myne verwondering de koeijen te weide gingen. Koetshuis, fèalling en verblyf voor de bedienden (taan afzonderlyk^ en zyn evenredig groot aan het hofgebouw zelve. Hier in de nabyheid vindt men de uitgeftrekte lustplaats Endeldyk, welke zo uitvoerig befchreeven is door den Heer Willem van der Pot, toenmaaligen eigenaar. Dit land- verblyf is aanmerkelyk om dat onder hetzelve een ftukje iands behoort, 't welk openbaar verkogt is, tot goedmaking van de proces en juftitie kusten in de zaak van den Heere Johan van Oldenbarneveld. In de laa-fte troebels heeft het huis zelve, door de verbitterde boeren niet weinig geleeden.. De  door NEDERLAND. 15 De landsdouw is hier alom bekoorlyk, terwyl het aangenaame weder alles op het lulstèrrykfte vertoonde. Kort hierop kwamen wy in een Dorp Wateringe genoemd,zynde meede zeer net bebouwd, langs een watertje van denzelven naam, de kerk is zeer ruim,en verlierd met een fraaije vierkante houten tooren, waarop een vry hoog agtka nt fpits geplaats is,terwyl de omgang van het vierkant door een yzeren leuning omringd is. — — Niet weetende wat ik hier wilde gebruiken, zeide de kasteleinesle die een vrouw van zeer veel ondervinding is, als hebbende zelf in de Indiën een vry luisterryke ftaat gevoerd. - „ 't Is wel buiten tyds mynheer, maar gebruik „ een glaasje van onze wateringfche meede , ik houd my verzekerd dat gy dezelve nooit beter geproefd hebt." Ik deed zo, bevond ze zeer lekker, en hoorde toen van de oude vrouw, dat die honig drank op deeze plaats gebrouwen, alom beroemd is^ als de beste welke men bekoomen kan. > Wy hielden hier over een vry uitvoerig gefpiek, en ik trok daar uit weder de oude bedenking, dat toch yder mensch, zyn geboorteplaats, of die zyner langduurige inwooning, gaarne door het een of ander boven zyne buuren verhef-. Drie voorbeelden immers had ik nu op deezen eenen dag  i<5 de JONGE REIZIGER dag D€ Praatmoer te ter Heide, met Mar metzelgereedfchap van Koning William de kastelein te sGravefande met Zyn tarw en hhaVenkaas, en deeze zo bereisde vrouw, me/haar > De grond hier in den omtrek is veelerlei, men vindt er veen-zand-en kleigrond, de eerfte heeft men al lang begonnen te vergraven, waar door m dit ambagt vry veele poelen zyn, doch men ontmoet deeze niet op den weg naar Delft, van waar dit dorp omtrent een uur gaans wcsrwaard ligt. — Integendeel vindt men hier nog al vry veele hovingen en tuinen die een fchat van fmaaklyke vruchten en groentens opleeveren. In den omtrek van dit dorp vindt men onder anderen het zogenoemde hof te Wateringen, zynde meede een zeer bekoorlyke lustplaats, zo om deszelfs wel aangelegde cingels en vischryke vyvers, als het gebouw zelve dat van de voorige eeuw fchynt, uit de manier van deszelfs gevels af te leiden, zynde dezelve fpits met trappen opgaande, Voormaals was dit het ftamhuis van de Heeren van Wateringen, eene edele familie genoegzaam in onze gefchiedemsfen bekend. — En't is uit dien hoofde dat dit lusthuis nog den naam van ^/draagt. Zie  boon NEDERLAND, i? Zie daar myne beste myn dagverhaal van heden, als het u Hechts een tiende van dat vermaak onder 't ieezen geeft, dat ik in de tour genooten hebbe, dan zal ik my dubbeld vergolden achten, zo niet, vergeef dan dat ik u verveelde, en geloof dat myn gekrabbel byzonder daardoor niet weinig uitdygt, om dat ik geen grooter heil kenne dan u te fehryven. Ik ben &e, II. Deel, B II.  18 de JONGE REIZIGER II. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. Delft 27 Mei 17- I weet myn waarde vriend, dat deeze ftad de derde ftem heert 'in de Staaten Vergadering van Holland, en van eene hooge oudheid is. Haare ligging is ongemeen bekooriyk, en aan alle zyden met vette weiden en kooren landen omringd, welke tot groot nut van alle af en toevoer met onderfcheiden wateren doorfneden zyn, vormende deeze met 'hunne zuivre vloeiftoffe de aangenaame en nette grachten, welke hier overal door de ftad loopen. Ik heb deezen morgen eerst eene wandeling rondsom en door de ftad gedaan. Ik ging de Haagfche poort als my de naaste zynde uit, en ' zo langs de buitensingel die alom met geboomte en op veele plaatfen met fraaije tuinen verlierd is,  öööRNÊDËÏlkAfSD. 19 Is, vöorby de Schooien Watérjlootspoortent dé Schiedammer in, de Kotterdamfche weder uit, voorby de Oost en Koepoort tot weder aan de Haagfche, en bragt daar meede ruim een uur te soek. Delfc heeft eene fraaije gracht, die rond om dezelve vloeit, haare vestingwerken zyn oud^ en in die trant van muurwerk met verfcheidenö toorentjes. > '£r zyn twee tamelyke voorlieden, te weeten buiten de Waterfiootfche eri Scbiedammerpoort. Omtrent de laatfte is het gezicht langs de Schie ongemeen aangenaam, maar van de poorten is de Waterflootjche verre de fraaifte. Hoe verre ook deeze Stad van eene voor groote fcheepen bevaarbaarö rivier mag afleg» gen, behoort zy toch tot de zeehandelende plaat» fen, dewyl hier zelf gelyk gy weet eene kamer der O. I. Compagnie refideert, ik ben voorneemens in eene myner verblyf dagen al* hier een tour ha Delfshaven te dodn, en zal ü dan daarvan bericht geeven, voor het tegenswoordige heb ik al ftofs genoeg töt eenen langen brief, en ook de tyd, want het is met den middag zodanig aangevangen te regenen, nat ik geen voet uit den huis kan zetten. Myne wandeling om de ftad voltrokken heb* bende, liep ik veele grachten en ftraaten rond, overal is het netjes, niet zeer Woeiig5 d;Cli B * rrisn  ao DE JONGE REIZIGER men kan ook niet zeggen doodsch. De groote markt is een ruim gevloerd plein, ftaan«e aan het eene einde de Nieuwe Kerk, aan het ander het Stadhuis, en reent daar achter de waag en het boterhuis. De beeftemarkt is mee- de een fchoon plein, rondsom met boomen beplant, een kleinder pleintje wordt tot weeklykfche beeftemarkt gebruikt Men vindt hier eene zeerrykevischmarkt,een fchoone vleesehhal, die op een gewelfde kelder rust, en deszelfs voorgeevel is van arduin, met toepaslyke uitgehouwen zinnebeelden. , Hier is ook een Lakenhal, en eene faijeen greinhal, doch ik zal van deeze alle, zo wel als van de kerken en verdere publyke gebouwen nader fpreeken, als ik dezelve bezichtigd hebbe, dit maal zullen wy eens wat geleerder met elkander redekavelen. Myn vriendlyke haagfche gastheer, heeft my boven zo veele gnnstbetooningen vereerd met de belchryving van deeze ftad, door den Heers Bleiswyk, onder beding dat ik hem van tyd tot tyd myne aanteekeningen zenden zal,en dit heb ik beloofd ~ - Dil: werk nu VQOr h£b_ bende, zal ik n daar uit eenige hiftorifche trekken van d fed meeded£eien> voQraf van deszelfs benaming boekende. Dee<  door. NEDERLAND. 21 Deeze fchrandere Auteur meent, en 't is niet onwaarfchynlyk, dat de Uomeinfche Veldheer Corbulo j hier eene grr.cht gedolven heeft, welke de tegenswoordige oude Delft zoude zyn, en naby Leiden uit den Ryn aangevangen, voort, vloeiende na Maaslandïluis, en daar in de rivier de Maas zich ontlastende. Hoewel andere deeze gracht elders willen zoeken, en zelf beweeren dat de Lek eigenlyk de josfa Corbulons moet geacht worden . g. loof ik dat gy met my het gevoelen van den geleerden JJkiswyk omhelzen zult, tn dus van deeze gedolven vaart de naams oorfprong van Delft afleiden. Zyn Ed. breng de oudheid der ftad tot eene zeer hooge trap, en wel tot den j aare 99 3 daar voor eenig bewys bybrengende uit een gefchrift van den jaare 1367. Hoe dit zj Delft is waarfchynlyk door den zo deerlyk vermoorden Covert met de Bult, Ao. 107a met ftadsvoorrechbegiftigd , en toen bemuurd. Volgens het gevoelen van zyn Ed. zou de ftad by haare bemuuring terftond de tegenswoordige 'groote bekoomen hebben, en nooit gelyk veele andere zyn uitgelegd. De gelegenheid ontbreekt my thans om hier over andere gefchiedfchryvers nateflaan, maar deeze ftelling koomt my niet zeer waarfchynlyk voor, en ik meen ook elders geleezen te hebben, dat 'er uitleg. B 3 gi»g  8* be JONGE REIZIGER gi«g heeft plaats gehadt, zo dit niet gebeurd is, raag men het met recht voor eene zeldzaamheid houden. Met voorbygaan van de pnvilegien en contraéten, waarmeede Wtlhm den IL en 2yn ZOQn Fm ^ Delvenaaren begunftigde, moet ik u zeggen dat hier een ftraat is, de vla^gerftraat genoemd en een brug die men de bloedbrug heet, welke beide hunnen naam ontleenen, van een verfchnklyk bloedbad dat hier geplengd wierd, toen in den jaare r3o4 de Vlamingen uit «eheel deeze Provincie verjaagd wierden. -JL in de gruwzaame twist der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen leed deeze ftad niet weinig vooral Ao. i359 toen Hertog Albregt na eene belegering vantien weeken dezelve overmeesterde. 'tSeen waarfchynlyk niet gebeurd ware buiten de inwendige tweefpalt, welke de Ingezeetenen beroerde, loen wierden de poorten en vestingWerken om ver geworpen, en deeze wierden met herfteld dan in \ laats der veertiende eeuw toen zy een aantal Engelfchen, tot de party des Hertogsbehoorende, gelukkiglyk verlosten van het voor hun te duchten ftaande lot, daar zy door de Friezen zeer naauw bezet waaren De verfchriklyke brand welke in de maand Mei m% xaeer dan 1,300 huizen, w,aroüder het  boor NEDERLAND. 23 het Stadhuis met alle de papieren, keiken en kloosters, zo deerlyk vernielde , verdient wel onder de deerniswaardige rampen vermeld te worden, 't Geval van den Oijevaar, die zyn dierbaar nest en lieve jongen , docr de woedende vlammen omringd zag, in de uiterfte benaauwdheid, al kermende klepperende boven hetzelve op zyne uicgefpreide wieken, raadeloos omdreef, en eindelyk in volle wanhoop op het kroost neder viel, het zelve zo veel moqg« *yk met de vleiken dekkende, en ten laatfte omkwam is te groot een bewys van kroostliefde ia de diejen om niet aan te haaien. Peterfin, ik betuig u, een wezenlyke aandoening te gevoelen terwyl ik dit fchryf. *Er is iets verhevens in, dat wy zeiden in de dieren zoeken, maar zeker anders wel meer ontmoeten zouden. De Heer Bleisivyk merkt by het melden van deezen brand aan, dat de Delvenaars, daat hunne ftad op omtrent 300 van de fle:lvfte huizen na, vernield was, zy tegen hun bekng handelden om by de weder opbouwing dezelve niet te Delfshaven te ftichten. ;— Hy geefc de voornaame fchuld daarvan aan degeestlyken, die de ruines van hunne verblyfplaatien niet wilden verlasten- — Prachtiger dan voorli 4 maals  H be JONGE REIZIGER Deniejujy ,584 viel alh;«r de ffrn beurtenis voor, waarvan alle evelf ^ S°* merken draaien dar hPr * evulbe2Wen kenvervolgzieke en t ^ geloof, door , "°6 zich Mf< «edraagen hebbe in de fpaan fch beroertens, teke„d da Heer |/e.:«f^ de aap , en 't fchynt my t . ™« 1-ever de goede zaak op riemea "''f dan «h , de penaal ie Hellen, wan, g£j zy, hoe aangezocht zich nooit " *yd= begaven, hielden 2y z h ech,e «aal dat "er a, hooge waa^ïk Md !°0o" d" «nnrf dez.Staatsgezinden wzare, fe L d7e * ty openlyk toevielen p ' * t den loop onzer Gelchiedenis^ den' van lieden, welke eer,r rf. i oroce'boom wilden zi „, * kat «' den ty verklaatdu,. _l! Z ?* ™0r ^ Pa'" Ik  poor NEDERLAND. 25 Ik moet nog te rug treeden tot eene gebeurtenis die ik byna vergeeten hadde, toen de ftad zich Ao. 157a voor de ftaatfche zyde verklaarde, en de woeste Lumey met zyn Kry&svolk daar binnen trok, beging hy de ongehoordfte wreedheden welke men zich verbeeld n kan, Jhydende onder andaren zekeren Monnik neus en ooren af, en liet hem daarna ophangen. Dan deeze wreediieid was oorzaak dat men hem gevangen nam, cn van die zync waardigheden ontzette , terwyl zytie medepligtige de beruchte Bar:alt Entcs tot de galg verweezen wierd. In het zelfde jaar toogen deeze Stedelingen en onder dezelve den naderhand grooten, hoewel eindelyk óngelukkigen Johan van Oldenbameveld ter poorte uit, om Haarlem uit de klaauwen van lotcdo te redden, doch zy kwa. men met een deerlyk verlies te rug. Mag men het niet als een zeldzaamheid aanmerken Peterfen, dat daar Haarlem en Leiden, ja zelf den Haag in deeze beroertens zo jammerenswaardig geteistert zyn, Delft, de refidentie plaats van het hoofd der toenmaals zogenoemde oproerigen, nimmer door de Spanjaarden is aangevallen? en echter dit is zo. — Wie toch doorziet alle dryfveeren der ftaatkun- de? ik zal my in geene gistingen uitlaaten. B 5 Wat  ^ de JONGE REIZIGER Was de voorverhaalde brand een deraandoenJWe gebeurrenisfen, welke de welvaarc eener Zt r êf°nde t0£ Vernielen ku™e"> de ramp burgeren in den jaare overgekomen, is ^et mmder verfchriklyk, Dë£n ia v'an Wynmaand deszelven jaars fprong de kruidtoo*», met zulk een geweld, dat men de flag zelf L^h ,I0VinCien' en °P letland kei merkbaar hoorde. _ t Is een tooncel van naarhetd de befchryving daarvan te leezen,maar men verhaalt 'er te veele wonderen van om het «er by te laaten blyven. - Verbeeld u een tooren te z.en, flechts van eene matige hoogte, en met èenen flag die al wat om zich is vernielt, en uuren vene in den omtrek fchaade te weeg brengt, dezelve verdweenen, en na het optrekken van den dag verduisterende zwavel en pul. verdamp, „ nieis vocr het 0Qg ^ dan eene jammerpoel ter diepte van zestien voeten. Verbeeld u de ruines die hier door veroorzaakt wierden, De beide Doelens ingeftort, het rondom pronkende dikgeftamde geboomte van zyn wortels afgedraaid, en ver van zyn ftandplaats neergelmakt, geen huis onbefchadbd — en Peterfen, overal verftrooide ledematen;brein en bloed tegens de omgeftorte muuren eefpatzieltogenden half onder het puin begraaven, maar te zwaar gedrukt, om zich te redden. -  poor NEDERLAND. 27 Ongekwetfte weezens, dagen achter een in den door de wonderbaare fchokken neergeftorte gewelfde fteenhoopen als gekerkert, yder oogenblik vreezende, dat zy verpletterd worden. — Grysaarts die misfchien den gewoonen tol der natuur gewillig betaalen zouden, maar nu vreezen door nieuwe fchokken pynlyk gekwetst te worden of van honger om te koomen, maar boven al, verbeeld u, de zalige onnozelheid van een fchepzeltje dat na tweemaal vier-en-twintig uuren, van onder de ingeftorte gebouwen gered wordt, zittende in zyn tafelftoeltje, byna onbefchadigd, en lagchende zyne redders de handjes toefteekende, terwyl zyne moeder aan de zyde uitgeftrekt dood legt. — Verbeeld u die alles, en gy zult een flaauw denkbeeld krygen van deeze ontzaglyke gebeurtenis, die tp groot een yzing in het menschlyk hart jaagt, dat ik poogen zoude u daar van nog uitvoeriger befchryving te doen. Ik moet myn pen eens nederleggen, ik heb my zelf ontroerd. —, Gelukkig is het dit oogenblik droog , ik gaa wat wandelen op de plaats van myn logement, om d» mv nu waarlyk drukkende gedachten, een weinig aftewisfelen, ftraks zal ik weder vervolgen. Ten  de JONGE REIZIGER ; —— Ten vervolge. — - Wandelende heb ik myne gedachten van het voorig tooneel afgeleid, en dewyl 'er zedert dat ongeluk weinig aanmerkelyks in de Gefchiedenis van Delft voorkomt, want het gebeurde in onze dagen is u bewust, zal ik u nog wat onderhouden over de voornaamfte handeltakken van deeze plaats. Geen ftad in onze Nederlanden heeft zo gebloeid door de brouwer yen , als Delft. Bleiswyk melt dat 'er van den jaar 1600 tot den tyd toe dat hy gefchreeven heeft, zeven-en. zestig fabricquen vernietigd zyn, men fchryft dit voornaamenlyk toe aan de bezwaarende keu. ren van Karei den V. en Fihps den II. terwyl vroegere Landsheeren dit Articul zeer begunirig, den. De Laken fabricquen maakten ook hier voormaals grooten opgang, en het zogenaamde Delfpuik wierd overal in menigte vertierd. Hoe vermaard de'Qelflche plateelbakkeryën, die zedert het midden der voorige eeuw al. hier wierden opgerecht, zyn, is over bekend. My is bekend,dat een zeer kundig fchry- ver daar over wel haast eene verhandeling het licht zal doen zien, in een groot en nuttig werk over  door NEDERLAND. q Zo aangenaam, Voorts doet de kraam Van haar' klemoderyëri Het menschlyk zaadt Alleen niet gaat Na blaên en bloemen reiken ; Jupyn verfmaadt Het goudt fieraadt En pronkt zyn kruin met eikeri enz.- die lieve en keurige navolging zegge ik, welke ik om dat zy kort is, en thans zo wel met myne ziel fiemt, daar ik altoos op myne Chat-lotte denke2 hier zal uitlchryven, dus luidt dit ftukje, getyteld: Goelyke Wangen. Laat jupyn met eiken blaam Zyn geducnte flaapeu fieren, Phabus heilige ïauwrieren Om zyn gouden lokken laan, Pan om fpigtig pynloof gaan En 'er zich een krans afbreien 5 Vette Olyf Min«f vètfréiSn, Wie gaat al dat troizel aan? !k Gaf wel duizend zulke kroontjes Voor de roosjes die de koontjes Van mya Clorisje beflaan.' D 2 Hki  52 DJEJONGE REIZIGER Hiermeede was hy zeer ingenomen, en inderdaad , de ineengetrokkene navolging van 60 op 12 regels, is zo naif als kunftig. Het Genootfchap Studium Scientiarium 'genitri% te Rotterdam, was meede een der onderwerpen , en hy toonde met veel oordeel dat onderfcheidene leden daarvan met recht den tytel van Dichter gefchonken wierd, en onder deeze roemde hy vooral den fchilderachtigen Adolf Fredrik Hagedoorn , wiens verdienften u bekend zyn. Wy bleeven tot twaalf uuren byeen, en ten zes uuren opibaande, dejeuneerden wy weder zeer vriendelyk te zaamen, tot dat hy ten acht uuren na 's Hage vertrok, en ik uitging, om het geen ik reede melde te bezichtigen. Dit moest ik u ter vergelding van myne fty« ve palmhouten brief melden, nu gaa ik flaapen, want ik ben inderdaad moede van al het loopen. Rust ook gy onbezorgd, en ontwaak zegenryk, zo wordt de wensch v* vuld van enz.  oook NEDERLAND. 53 VI. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. J):lft 2,9 Mei 17- {)m myne Charlotie niet altoos met gebouwen te verveelen, zal ik u thans het bezichtigde van den dag meededeelen. Ik ging deezen morgen laat uit, dewyl ik niet regtfrisch was, evenwel koffy gebruikt hebben de was alles weder in order, Myn eerfte loop was na het Oorlogsmagazyn van Hslland, 't welk op de hoek van een ftreek gronds ftaat, welke de Del venaars de Geer noemen , wnarfchynlyk om deszelfs gedaante, zynde vlak aan Rotterdarnfche en Schiedamfche poorten, en wordende door het riviertje de Schie dat zich hier verdeelt aan twee zyden belpoeld. *t Is een ftatig vierkant gebouw, in deszelfs gevel ziet men het wapen van Nederland, Pfr D 3 vens  &4 JONGE REIZIGER vens der Staaten fpreuk Figilate Beo Confidenfes, (Waakt in vertrouwen op God) als meede de woorden: Ar mament ar ium Ordinitm Hollandia et Westfrifta {Wapenhuis der Staaten van Holland en Westfriesland). Het aantal wapenen dat alhier bewaard word, is zeer aanzienlyk, en de voorraad van gefchut geenzins gering. Alles wordt in daar toe gefchikte werkplaatzen zeer keurig onderhouden, waar toe men niet weinig geduurzaamen arbeid belleeden moet. Hun Ed. Groot Mogende hebben hier ter ftede, doch op een gantsch ander oord van de ftad, by de groote paardemarkt nog een Artilfery magazyn, waarin altoos een groote voorraad van zwavel en falpeter bewaard wordt. Nader by dit gebouw is het Generaliteits Ma? gazyn, en buiten de ftad ftaat deszelf kruidmaeazyn - h welk gefticht is, weinige jaaten, na her ellendig fpringen van den ouden kruidtooren; 't zelve beftaat behalven in eenige huizen, uit twee zwaare toorens, uit het water opgebouwd, en met valbruggetjes zeer netjes aan een daar tusfchen inleggend eilandje verknogt De ingangen en venfters van dit gebouw zyn allen dubbeld, en de toorens van binnen onderwelfd, al wat men anders gewoon is van yzer fe maaken, is hier van koper tot de fleutels toe. Zo zyn ook, alle de hier gebruikt wordende ge- reed,-  door NEDERLAND. 55 Kedfchappen. Men zegt dat hier byna een half millioenen ponden buskruid kan geborgen worden. Fraai geboomte omringd dit magazyn, terwyi een hooge muur hetzelve van den weg afzondert. Men nadert daartoe over een brug veifierdmet eene fchoone fteenen poort, waar boven het wapen van de Generaliteit, en eenige toepaslyke zinnebeelden en fieraaden zyn uitgehouwen. Een kleine huivering ging toch over myne leden, toen ik dit boeltje ging opneemen. Schuins over het Magazyn van Holland, byna aan het zuideinde van den ouden Delft, vindt men 't huis van de alhier refideerende kamer der Ooet Indifche Maatfchappy, wier. Timmerwerf te Delfshaven is, van waar ook derzelver fcheepen uitvaaren, en alwaar zy ontlost worden. 't Is een vry goed gebouw, voorzien van de noodige vertrekken, tot het houden der dagelykfche befoignes, vergaderingen en verkoopingen, met ruime zolders, waarop men gewoon is, de uit Indien aangebragte koopmanfchappen te bergen. Nog heeft de Compagnie daar over een ruim Pakhuis tot dat zelfde einde. Achter het Stadhuis is de Waag en het Boterhuis, doch van beide deeze gebouwen, valt Diets byzonders te zeggen, zo ook niet van D 4 de  5^ de JONGE REIZIGER de hal, die op gewelfde kelders rust, en aan de arduinfteenen voorgevel met eenige osfen en fchaapen koppen, ah zinnebeeldige figüuren verfierd is. Men heeft ook hier eene Anatomie, en kleine Hortus, de laatfte heeft n:ets belangryks, ook heb ik niets merkwaardigs in de vertrekken der ontleedkamer gevonden, behalven een wel getroffen pourtrait, van den beroemden An. tboni van Leeuwenhoek, die de natuur tot in de hoogst mooglykst ontdekkene kleinigheden met zyne fcherp vergrootende glaazen naging, en het bezef der eindeloosheid van 't gefchapene wyder dan iemand voor hem uitbreide. " Des de beroemde Dichter Armld Hoogvliet ,des. zelfs lofzang op 'smans Sendbrisven, dus'zeer gepast eindigt. Laat Atheenen lof vermelden Van zyn Plato, Ifoer aal, Soerates en al de heldenDoor de aloudheid breed van praat Laat Mikte, Anakfimander, Santo fchrand'reu Pithagoor% Of Korinthen, Pcriatider Roemen alle eeuwen, door Delft  door NEDERLAND. 57 Delft mag zyne kruin verhoogen; 't Heeft twee helden in zyn' fchoot Voortgeteelt, daar 't op mag boagen: Leeuwenhoek en grooten Groot. Welker roem ftaag aan zal wasfchen, Tot de waereld brandt tot asfchen. Nu nog iets over eenige geestelyke gebouwen De Waale Kerk is geen gebouw van aanbelang, evenwel men vindt 'er het graf van den Portugeefchen Prins don Emmanuel, welke heimelyk trouwde aan Prinfesfe Amelia van Nas/ou, zuster van Prins Maurits, dia dit zo euvel opnam, dat het vorstlyk paar de Nederlanden ruimen moest, en zich verfcheidene jaaren te Weezei heeft opgehouden. Maurits dacht niet, zo het fchynt, dat de natuur by Prinfesfen even zo wel fprak als by Prinsfen. — Naderhand echter wierd de verzoening bewerkr, en hem van wegens de Staaten vyf hondert guldens 's maande tot onderhoud toegelegd die hy zo lang genoot tot hy met IJabella Klara Eugenia, Regentesfe der Spaanfche Nederlanden een onderhandeling floot, waar by hy afftand deed van den Portugeefchen Troon ten voordeele van Philips den IV. die hem te Brusfel een genoegzaame fomme tot zyn onderhoud deed genieten. O 5 Na  58 de JONGE REIZIGER Na den dood van Emilia trouwde hy eene LouiCa d'Oforio, ftaatjuffer van de Infante lfabelle en ftierf te Brusfel Ao 1638. De Gasthuiskerk, de Lutherfche Kerk, die der Waterlandfche en Vlaamfche Doopsgezinden, zyn alle gebouwen van geen zonderlinge aanmerking, die der Remonftranten is nog al vry netjes. Roomfche Kerken zyn hier verfchei- dene, maar men zegt my dat de Janfeniste ge= meente hier wel de talrykfte is. Verder zyn hier nog een aanzienlyk aantal publyke gebouwen, tot byzondere Godsdienftige, Menschlievende, en de zamenleeven nuttige inrichtingen gefticht. - Onder deeze telt men een gasthuis , een pesthuis, oud • mannan - en Vrouwen - huis, weeshuis, meisjeshuis — Charitaathuis, neevens verfchillende Hofjes die te verveelend zouden zyn om op te tellen, laat flaan tc uefchryven. ■— s^en vvoord dan nog van de Regeering alhier, en daarmeede zal ik fluiten. . Dezelve be- ftaat uit een Schout, vier Burgemeesteren , zeven Scheepens, een Thefaurier, drie Weesmeesters en twee havenmeesters, welke gekoozen wo den uit een Collegie van veertig Raden of Vroedfchappen, die advitam worden aangefteld. Ook zo is het ambt van Schout, in voo- rige tyden geweest, doch zedert den jaare 1709, wordt  rooa NEPE.RLAND. £9 wordt deeze post alleen begeeven voor den tyd van drie jaaren, echter kan hy nog drie volgende jaaren aanbly ven, indien de Raad zulks goedvindt, zynde dit zedert Ao. 1734 vergund — Burgemeesteren en Scheepenen integendeel gaan alle jaaren af, en wel op den laatften December. Nu myn waarde vriend, fluit ik, myne complimenten verzoekende aan alle myne geliefde bekenden, met my te noemen, enz. Vïï.  0o de JONGE REIZIGER VI. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Delft den 23 May \y ^ ECartelyk verpligt, myne Jieve Charlotte i voor uwen vereerenden brief, en de drie my zo waardige omtrekjes, waar van twee door uwe hand, en de derde door de kunstminnende Eli- zc. Hetlaatfïe kuschte ik, om de dier- baare perfoon, wier afbeeldzel daar in doorflraalt. — Ik ontving een en ander gisteren avond; gy moogt gelooven, dat ik in in dat oogenblik een voorwerp was , dat fpreekend voor den Heere Feith decideerde. Onder 't los, breekeu der zegels ontviel my eene traan van blydichap Ik las en herlas, en geraakte in een zodanig ge.ukkig humeur, dat ik onmiddelyk de volgende byfchriftjes opftelde, om onder yder beeltenis geplaatst te worden. os  door NEDERLAND» 6i 0 P DE AFBEELDING VAN MEJUFFER C H A RLOTTE, Kunfïig in papier geknipt, door Tesfier in 'sHage. Tesfier! gy onderwond u veel. De kunst word ftout, wanneer *t penceel, Het fchoonfte werktluk der Natuur poogt na te ftreeven; En gy? gy d«rft? ~~ maar ia' 'l is waar» Het kunstwerk van uw fyne fchaar. Trof myn Charkttis beeld na 't leven. 01 dat nu ook myn pen, haar hart zo maaien kont Maar neen, geen fterfling treft, den glans der morgenzon. O!'  «* de Jonge reiziger OP de afbeelding VAN M E j u F F E r b e l l es Echtgetioote van den Heere petersen, Door dezelfde hand meede zeet kunflig geknipt. Dit's Bette , wie elk acht om haar vernuft en zeden . in houding Juno; in bevallligheid Diaan j Minerva in haar reden ; Haar zedigheid belet meer lof te boek te fcan, Op de , afbeelding van MEJUFFER e l i z & Door dezelfde hand in gely. ken manier e. Dit is ElizeS beeld, bij elk geacht, geëerd, Die gul met yder een, wie deugd bemint, verkeert • Een voorbeeld van defexe, in'cbloeiSn van haarjaaren Voegt nu «n zulk een Mwgd een knin, van lauwerblaren? S^c.Ntmphjeslllrikt dien dan om Z/^V blonde ha" e„! i Zie  door NEDERLAND. 6"3 Zie daar lief meisje, het onmidlyk uitwerkzeJ van uwe zo aangenaame letteren. Als elk deezer byfchriftjes de eer genieten mag, dat het de bevallige ! Dames, op wier afbeeldzels zy gemaakt zyn , niet geheel verwerpelyk voorkoomr, ó! dan ryst myne zaligheid al weder zo veele trappen. Dewyl ik niet zeker weet, myne waarde, hoe lang ik my, van hier gaande 't geen overmorgen gebeurd, in zommige Diftriéten, by voorbeeld, het Land van Vooine en Putten, Goeree en Overflacquee zal moeten ophouden, gelieve na ontvangst der geknipte afbeeldzels, waartoe ik behoorlyke orde geft'eïd heb, zynde Hendrik ten dien einde heden na 'stlage, my met uwe volgende letteren te.vereeren, te Dordrecht, onder het adres van den Heere Gerwilin, wien ik heden melde, dat ik binnen veertien dagen, fgeen belet doende.) by zyn Ed. koom logeeren,, lntusfchen zult gy, myne Charlotte, en de overige kring myner achcenswaardigen in Amfterdam,nog wel eenige brieven van my ontvangen. ■ — Want myne avond en morgen uuren, kan ik nimmer gelukkiger befteeden, dan om myne beminde, en vrienden, verflag te doen van myne verrichtingen en oogmerken. Ik wenschte deezen nog wat uit te breiden, maar  64 de JONGE REIZIGER maar ik gevoel toch dai ik niet zo lustig ben, als wel anders, ik zal my derhalven ter rust begeeven in de hoop dat het van geen gevolg zal zyn. Myne dierbaare wordt morgen onfeilbaar bericht, hoe ik my bevinde, terwyl ik wenfche dathaare gezondheidsftaat zo volmaakt zy, als de verdienden welke haar worden toegereekend van haaren oprechc beminnenden enz. VIII.  door NEDERLAND. 65 VIII. BRIEF. Ferdinand ^«Charlotte. Delft den 30 Mei 17 JL oen ik deezen morgen ontwaakte gevoelde ik my alweder niet frisch, ik bleef dus buiten gewoon lang leggen, en Hendrik daar over ongerust wordende kwam ten half zeven uur in myne kamer, om daar van de reden te verneemen, ik zeide hem zulks, en liet op zyn hartlyk aanftaan een Doctor koomen, die my iets voorfchreef, gelyk altoos gefchieden moet, en my, op ik weet niet welke dreigementen bevolen heeft den gandfchen dag althans niet uit myn kamer te gaan. Hy zou van avond weder koomen, dit is ook gebeurd, en hy bevond my door de kragt van zyn vourgefchreeven middel zo volkoomen herfteld, dat ik vryheid bekoo- men heb om morgen weder uit te gaan. E Een  66 de JONGE REIZIGER Een groot geluk waarlyk. - Want dit is myn regel: als ik een Doctor haal, moet ik hem in alles gehoorzaam zyn , ook in deezen heb ik mynen regel beleefd, fchoon ik my reeds ten tien uuren volmaakt wel bevond. Ik had gisteren avond myne geheele taak afgewerkt, dus niets myne reis aangaande te fchryven. Ledig Zyn kan ik niet, en d;ensvolgens zocht ik bezigheid. Welke nu was natuurlyker voor myn hart, dan te denken aan myne Charlotte ? . Zie hier de kleine vrucht van eenen geheelen dag. Mooglyk een argument tegens de ftelling "van mynen Leidfchen vriend, die zegt: dat de Poëten niet gemaakt maar geboren worden. En is dit zo , ö dan dank ik de liefde , en raag misfchien morgen avond, uit zwellende grootheid, de nieuwe planeet Uranius, met de rand van mynen hoed uit het firmament, gelyk Lovelace van and're ftarren vreesde, toen hy Clarisfa te St. Albans had gebragt. Dit alleen maakt myn argument fufpccT:, of de volgende verfen, Poszy of Ryrnelaary moeten genoemd worden, en hieromtrent gedraag ik my met voorbygang van den geheelen Harnas, en alle ap-endependentiën van dien, aan het uitmuntend oordeel myner beste Charlotte, want in waarheid, haare goedkeuring is myn hoogfte doel. — Dan ter zaake, want ik mag maar tot een zekere  DOOR. NEDERLAND. 67 re trap fentimenteel worder>, en zo ik my niet bedwong zou dit te verre gaan. Zie hi-r dan , ik herhaal het, de kleine vrucht van eenen geheelen dag: AAN MYNE CHARLOTTE. Wat helpt het of men reize en zwerf, En zich verwyder van zyn erf? Men ziet een fchoone, en florpt de min Met groote teugen greetig in. Gelukkig zo men dan zyn faiart, Ontlasten kan, in 't kloppend hart Der lieve, die ons blaakeu doet; Maar fineltend van den minnegloed, Ver van het voorwerp dat ons trof, Geeft zeker dubble treurens ftof. De dageraad fpreidt nooit zyn glans, Aan d'onbewolkten hemeltrans, Of aanftands als myn oog ontwaakt Wordt een verliefde zucht gefiaakt. E 2. Char-  tf8 de JONGE REIZIGER Charlotte ftaat voor myn gezicht, Als ik by helder middag licht, Door boschjes kruis, of langs het veld, Of daar een zuiver beekje fnelt. Of daar het dor en zandig duin Een ryk verfchiet toont van zyn kruin. Of dat ik in een duffe ftad, Befchouw wat zeldzaams zy bevat. Als de avond ryst met donkerblaauw, Elk voorwerp pronkt met langer fchaauw» De gouden zon ter kimme fnelt, En eindlyk in de zee vetfinelt. Dan nochtans blyft het voor my licht Want Lotje ftaat voor myn gezicht, Ja, als de nacht haar wieken fpreidr, Het ftarren heir ten dans geleidt, Daar 't door de zilver blanke maan, Zo ftatig zich ziet voorgegran ; Als zy het alles noodt tot rust Wordt nog het vuur niec uitgebluscht, Dat onophoudlyk my verteert, Zy, wie myn hart bemint en eert, zy.  door NEDERLAND. fjo Zy, die door fchoonheid en door deugd, Een edel voorwerp is der jeugd. Myn Lotje die 'k ter eeren zing, Wyd ik dan myn hetinnering. Zelf als de flaap myn oog befohiet, Verlies ik myn Charlotte niet. Een aangenaame droom, plaatst my Dan dikwerf aan myn fchoone's zy. Dan is zy.... maar het nydig lot, Gunt my niet lang dat heilgenot. 'k Ontwaak, en 't eerfte denkbeeld is: Dat ik myn Lotje's byzyn mis. Doch toont zich 't lot dan ftuurs en ftug, Straks treed ik denkend weer te rug. En zie haar, op dien warmen dag, Toen Heemfteê myn vertwyfling zag, Toen zy des avonds 't eerfte woord Van myne liefde heeft gehoord. Dat nog tot driewerf v/ierd gefluit, En dan, dan roep ik vrolyk uit. „ O! koele hout! o! avond ftond, „ Wat fpreide gy al zoets in 't rond, E 3 >» Ta«  ;o de JONGE REIZIGER „ Toen ik langs menig flinger pad, „ Gearmd met myn beminde trad. „ En zuchre, en fiamerde, en naauw dorst „ Verklaaren, hoe myn jonge borst „ Geblaakt wierd door een hevig vuur, ,, My dacht ik zag geheel natuur, „ Oplettend alles gadeflaan, „ Het woud verroerde telg noch blaan, ,, De kruidjes luisterden met lust, „ Zo vaak myn Lotje wierd gekuscht* Dan floeg de Nachtegaal in 't bosch, „ En eindlyk borst myn fpraaklid los. „ Toen Hamerde ik: Myne Engelin 1 Gy zyt hst voorwerp dat ik min. Van nu af word myn levenstyd, Met deeze kusch u toegewyd. „ Straks floeg de dartle Filomeel, „ In 't eiken loof nog eens zo veel. Myn Lotje bloosde, en (laakte een zucht, „ Myn boezem klopte, gandsch beducht, „ Dat zy myn liefde wraaken zou, „ Die vrees verwekte fchier berouw. o 7.,f  door NEDERLAND. 71 „ Zy wilde ook dat ik niet meer fprak „ Van *t vuur dat myne borst ontftak, „ Doch barst zulk vuur in vlammen uit, Dan wordt het nimmer meer gefluit, „ Zo ging 't ook my, ik fmeekte al voort; „ Wie aanhoudt wordt in 't eind gehoord. ., Thans is de hoop my niet ontzeid,; „ Myn Lotje al myne zaligheid, „ Ontrolde een traan toen 'k van haar ging, „ O Gadelooze herinnering. Toen ik dus ver gefchreeven hadde, meende ik fpoedig te foupeereu, dan na bed te gaan, en morgen deezen te lluiten, of liever heden zo gy •wilt want het is reeds half twee, maar de Kastelein kwam my al weder folliciteeren om in gezelfchap van eenen Heer en Dame myn foupé te willen neemen, op eene andere kamer, hy gaf voor niet te weeteu hoe de naam van den Heer v;as, maar zeide te gelooven dat hy my geen ondienst gedaan hadde, dit voor my uit zynen naam te verzoeken, wyl ik den gandfchen dag in geen gezelfchap geweest zynde, my dus nog een weinig amufeerer. konde. Ik vond die vriendlyk, en nam het aan, maar wierd ongemeen verrast-toen ik het vertrek iuftappendej, E 4 Cal-  ?2 de JONGE REIZIGER (alwaar opzetlyk nog geen licht was aangeftoo. ken, fchoon het reeds zwaar fcheemerdej door den Meer by de hant gevat wierd, en zo ftatig als beleefd, door zyn Ed. met noeming van mynen naam, de Dame wierd aangeboden, Ik zal u niet melden welke comp.imenten weerkeerig gemaakt wierden, maar dewyl ik geen van bei- den my konde rappelleeren, raakte ik in eene kleine verwarring, de Dame dit merkende begon re Iagchen, en zeide: „ zie daar Viétor'ik „ kan het niet langer uithouden." — Begryp of ik verbaasd Hond. — „ Hemel! riep. ik hoe „ koomt gy hier ? " —- De oorzaak was eeni^e affaire in deeze Stad, in Schiedam en in Vlaar- dingen. . Onmiddelyk wierd het befluit genomen, dat de vrinden hunne zaaken alhier heden zouden afdoen, dat ik myn torntje na Delfshayen zoude maaken, en wy dan morgen in gczelfchap zonden reizen tot aan Maasland van waar ik verder op gaa, gelyk gy weet. Hoe meer ik in de kennis van dit Paar indring hoe grooter achting ik daar voor hebbe. — Wy kwamen natuurlyk op mynen afgeloopen dag, ik toonde hun myn versje, (dat het ge- rTcczen wierd fpreekt van zelve.) - Ife „ ben zelf geen Dichter, zeide Viclor, maar „ bemin de Poezy, en voor al het tedere en naive, toen ik myne Setje het eerst zag, viel «j my  door NEDERLAND. 73 „ my onmiddelyk een klem versje van den Ita„ liaanfchen Cofta in, door Bonifonius vertaald, „ dus luidt het met verandering van den naam: Ach! lieve Betjï, die u ziet, Een niet van [Tonden aan zou minnen , Uit gatnfcher harte en alle zinnen, Voorwaar die mint zich zelve niet, Noch heeft begrip van tederheden , En haat de drie bevalligheden. Ik oehoef u niet te zeggen, dat wy meede over den Ue.r Goudwaard fpraken. Zyn E-d. is voorneemens een kleine tour te doen na de voorde Provinciën van Frankryk, om eeuge zyner oude kennisfen een vifite te geeven. Hij heeft my zyn compliment laaien maaken tevens zyn adres gezonden op onderf:heiden plaatzen • en beloofd my eens te znlleu fchryven. — Van zyne oplettenheid in alles, voorfpel ik my beiangryke brieven, koomen zy ik zal u dezelve meededeelen. Nu myne dierbaare wenschte ik niets meer dan zo gelukkig te zyn, van U, Peterfen en zyne lieve Belle, benevens onzen Fredrikftad&n 'Elizt ten gezelfchap te mogen hebben, in het tourtje dat ik fiaa aan te vangen, hier bij zoude ik onE 5 ein-  74 de JONGE REIZIGER ënïnr winnen, want myn grootfte geluk beftaat in nwe tegenswoordigheid, en ik zou de vriendfchap eene offerhand? doen van gewicht, namenlyk: ik zou het vermaak hebben van u allen onderling bekend te maakcn met een paar lieve m.nfchen welke de hoogfte achting verdienen, van zulke edele zielen als die waarmeede de hemel myne Charlotte en de andere vrinden en vrindinnen befchonken heeft Zou 'er wel iets aangeaaaniers kunnen zyn myne besie? —- Myne geringe ondervinding heeft my al geleerd dat het een meer dan gameen geluk is, biaave weldenkende menfch n aantetreffen, daar nu dat getal klein is, en ik echter zo gelukkig ben, van reeds op een aanmeiklyk getal, de kleine kring waar in ik loop in aanmerking genomen, te mogen roemen, welk een heil zou dat zyn indien ik lusfchen deeze allen een band van viiendfchap konde leggen, die niet dan door de alles vernielende dood te breeken was ? O Lotje ! een¬ maal hoop ik zal my de hemel daar meede zegeilen ; zyne goedheid omtrent my is groot en ik vertrouw daar op, dat de vaderlyke hand zy* ne gunlten over my zal blyven uitbreiden, zo lanj, ik die gevoelens benoude welke niet geheel onwaardig kunnen gekeurd worden, om de achting te verdienen van het edelfte gewrocht der Schep-  door NEDER LAND. 75 Schepping, dat is: eene fchoone vrouw, begaafd met een iyk verftand, 't geen door een doordringend oordeel wyslyk wordt bcftierd. — Beste! gun my dat ik zonder kwetzing uwer zedige nedri^heid hier byvoege , da: ik daar na ftreeven wil, in de hoop op uwe liefde. Nu myne dierbaare zal ik my ter rust begeeven in het zekere vertrouwen dat het harmonifche onzer zielen, my uw beeltnis wel in eenen aangenaamen droom zal voorftellen, terwyl ik zaligheid fcheppen zoude indien ik wist dat ook dan by u niet ongunftig gedacht wierd , (zo men droomen denken noemen kan,) aan uwen enz. IX.  ;ö de JONGE REIZIGER IX, BRIEF. Ferdinand aan Charlotte, , Maasland/luis den i Juny 17— ^HEoedanig ik verrascht wierd in Delft door de onverwachte ontmoeting van Vi&or en zyne geliefde Bet je heb ik 11 gemeld, maar nimmer kon ik denken , dat hier nog meer achter fchuilde. De vinding is zo aartig als vereerend en verpligtend. By myn aankomst alhier in de Moriaan, het beste logement, en waarlyk uitmuntend, gaf de kastelein order myne kleine bagage, op zekere kamer te brengen, ik merkte wel dat hy den knecht zulks verzocht in plaats van te gebieden, ik had ook eenige argwaan opgevat uit het af. Scheid neemen van Betje, namenlyk zy zeide, toen zy hoorde dat het my fpeet te moeten fcheiden: „kom, kom, wees maar gerust gy zult „ goed gezelfchap hebben," en toen ik 'er op antwoorder „dat is niet vast," vervolgde zy: „ geloofmyik heb een voorzeggenden geest."— evenwel kon ik niet verwachten 't geen my gebeur-  door NEDERLAND. 77 beurde. Ik volgde den knecht, en op de kamer komende vond ik daar den Heer Goud. waard, die my de eer deed te zeggen dat hy na myn vertrek beilooten hadde, om my te vergezellen, tot in Amfterdam, dat hy ten dien einde Viclor en zyne vrouw verzocht hadde my te Delft optezoeken,- en hem te lchryven, wanneer ik hier zou zyn, en om de verrasfching te vergrooten, had hy hun gezegd het franfche reisje te moeten voorwenden. — lk dankte hem wel zeer voor zo veel goedheid als hy my betoonde. Gy begrypt myne beste dat ik thans uitmuntend gezelfchap hebbe, maar ik ben verleegen hoe ik het met mynen Dordchen vriend zal itellen. Om hier op een reedlyk plan te vormen zal werk hebben,evenwel ik moet van dit geluk profkeeren,en dien gulhartigen vriend geeneonbeleefdheid doen. Laat ik u iets verhaalen van myn tourtje na Delfshaven, en naderhand het reisje op her waard. . In de fchuit van Delft op Delfshaven, trof ik niet meer dan eenen man aan, die ik geloof dat een roomsch geestlyke was. Hy zat in de fchuit toen ik intrad, ik groete zonder fpreeken, en dewyl hy ook zo deed, nam ik, na myn pyp geflopt te hebben een boekje, getyteld: de Hiflorie der Spartaanen, tot op den dood van den jongen Agh. Een  ?8 üe JONGE REIZIGER Een werkje dat der Ieezinge overwaardig is. Altoos infehiklyk voor onbekenden begon ik te begrypen dat het wat onbeleefd was, en om de man gelegenheid tot praaten te geeven, lag ik myn boek neder, en zo dat hy gemaklyk uit het zien van den tytel aanleiding tot een aangenaam gefprek kon maaken, maar hy fpeelde met zyn fnuifdoos en rotting zonder te fpreeken. Ik nam dus myn boek weder op, en na nog tweemaal zulk een proef genomen te hebben, befloot ik te onderzoeken of ikeevenzo koppig zyn kon als hy, en dit gelukte my, tot het uitgaan van de fchuit, toen ik opftaande zeide: „mynheer, ,, ik dank u voor de eer van uwe aangenaame ,, converfatie," waarop hy antwoorde en ik u\ beide lachten wy, en in een logement gaande, vond ik aan di?n man zulk een humbel voorwerp, zo vol geleerdheid en wezenlyke menschkunde, dat ik gaarne gewenscht hadde met hem te mogen retourueeren Hy was een waar Vaderlander, die de zaaken met geen partyzuchtig oog befchouwd, maar zeer gezond raifonneerde, en my verhaalde, dat hy geduurende alle de ons Vaderland overgekoomene onlusten , zyne gemeente altoos tot rust en vrede vermaand hadde, met dat gevolg dat 'er geduurende den tyd waar in de nu onderleggende party de overhand hadde , niet alleen geen van de andere eenig leed was  door NEDERLAND. 79 was gedaan, maar dat ook by de omwenteling de voorftanders van het Patriotüsmus, geen onaangenaamheid ontmoet hadden, ;— Zo myne lieve wenschte ik het overal. ~ Dan wat zal men zeggen, het is helaas! gantsch anders. Over Delfshaven zelve en de andere plaatzen fchryf ik aan de Heeren, aan u dus myn retour. De fchuic was tamelyk vol, en onder het gezelfchap trof ik twee jonge Heeren, uwe Stadgenoten , die te Leiden ftudeerden, en die my toen wy in gefprek geraakten over deeze en geene perfoonen, met zo veel lof van zekere jonge fehoonheid fpraken, dat het weinig fcheelde , o£ ik was jaloersch geworden. Zo ik niet vreesde de zedigheid dier lieve dame te kwesfen, zou ik hier ons gantsch discours meededeelen, nu zy het genoeg, dat zy zonder te weeten, welke betrekkingen myn hart op zekere juffer Charlotte had, haar lehilderden als een pronkituk der natuur met betrekking van haare zielsvermogens zo wel als haave fehoonheid. Myn hart popelde niet weinig. In het tourtje van Delft naar Schiedam, Vlaardingen, Maasland en zo vervolgens op hier, kunt gy denken dat ik my uitmuntend vermaakt hebbe, wyl my het aangenaam gezel-  ?>o na JONGE REIZIGER zelfchap van de Heer Vfóor en zyne Betje vereerde. > Lieve Lot, ik wenschte u de waarde van dat paar meniehen te kunnen fchilderen, liefde en deugd zyn de hoofdbeginzeis v n hunne car2cters; veinuft en oordeel is het eigendom waar mee natuur hun befchonken heeft, en oeffening in onderfcheiden vakken, niet zo' zeer van geleerdheid als van het dageiyks voorvallende in de maatfchappy^ heeft deeze gaaven beichaafd tot eene trap , welke hun by elk weldenkend mensch voor een eerbiedwaardig paar moet doen doorgaan. Niets ontfnapte de oplettende Betje, en alle aanmerkingen welke zy maakte , toonden dat haare opvoeding aan geene verdervende, maar aan eene deugdenryke, en wel oordeelende Tan e was toevertrouwd geweest. Wy reeden wat vroeg uit Delft, dewyl wy overal eenigen tyd wilden vertoeven, de daauw was op zommige plaatzen nog niet opgetrokken, en vertoonde dus niet alleen het vee, maar geboomte en dorpen, als in wolken hangende, eene vertoning welke de jufvrouw verklaarde dat zy nimmer,ten minften nietzofterk, gezien hadde; en inderdaad myne beste het was verrukkend. Wy kreegen hierdoor aanleiding om over dit verkwikkend verfchynfel te fpree.  fioot NEDERLAND, ii . Fpfeeken. ViBor vraagde my of ik dacht dat de i daauw uit de aarde opklom, dan of zy uit den (dampkring nederdaalde? ——* Ik antwoorde ; zulks niet te durven beflisfen, doch dat het my waarfchynlykst voorkwam, dat deeze fyne damjpen eerst door de zon uit het aardryk wierden (Opgetrokken, en als deszelfs warmte by de dading ter kimmen minder kragt op onze bol uit«oeffende, dat dan die dampen welke nog niet Ihoog genoeg geklommen waaren, door de kou« (de verdikt zynde, in daauw druppelen nederwielen. Vervolgens merkte ik aan dat ik meerrmaalen gezien hadde, hoe op een en het zelfde ftute tgronds, op een zeiven tyd, het eene gedeelte (overvloedig met daauw gedrenkt wierd, terwyl lhet ander geheel droog bleef, en niets ontving* 'Terwyl wy hier over redekavelden, brak de zon imet fchoorendi Araalen, doof de graauwe, met iwitte en geele tinten gekouleurde wolken, en oór NEDERLAND. £0 brés het Amfterdamseh niet behoeft toe te geeven. Deeze twee gedichten mogen als monumenten der Schiedamfche rykdom geacht wordsn, en zullen de ftad een aanmerklyk cieraad: byzetten. Men heeft hier een nette plantage, die men geheel rond kan ryden, en ter wederzyden met capitaale gebouwen omringd is, die of voor of achter met fraaije tuinen, vyvers en boomgaarden pronken. In 't midden van deeze ryweg is de plantage , beftaande uit fchaduwryke, net onderhouden laanen, die breed zyn, alle met heggen afgeperkt, door welke perken flingerlaanrjes loopen, by manier van een dool- hof aangelegd. Voor hun die in opzicht van plantzoen voor de netheid der kunst zyn y kan men naauwlyks aangenaamer wandeling uitdenken. Maar ik voor my zie liever een weinig meer natuur en wat minder verkunfteling. Men mag het Stadhuis met recht onder dé cierlyke gebouwen van ons Vaderland tellen, zynde hetzelve vercierd met een fraaije fpitle toren, 't wierd in 't begin der voorige eeuw gefticht , wyl het oude door den brand vernield was. De hoofdkerk van Schiedam is meede eeö fraai gebouw, waar in een keurig orgel is, dezelve praalt verder met een aanzienlyke tooren. Ga &  ieo de JONGE REIZIGER Ik zal my hier niet ophouden, met de wondere*! welke men plagt toetefchryven aan de heilige Luidwina, welke alhier in eenen voorlang afgebrokene kapel begraaven wierd, maar wier gebeente, op last vmdlbertus en lfabelle na Brusfel wierd overgevoerd, ten tyde toen de Reformatie hier te lande doorbrak, om het ontheiligen deezer overblytzelen voor te komen. Voorts vindt men hier ter plaatfe een Walfche gereformeerde kerk, eene Lutherfche, Remon. ftrantfche en twee Roomfche, waar van de eene het Huis te Poort genoemd wordt, en van een tamelyk aanzien is. De andere publyke gebouwen alhier zyn een Casthuis, Proveniershuis, Weesbuis een Pesthuis, en een foort van Tuchthuis het Blaauzvbuis geheeteu, dat een f:hoon voorkomen heeft, en onlangs veel verbeterd is, alle gebouwen draagen door hunne zindelyke onderhouding bewys van *s Stads welvaart. Behalven deeze zyn hier nog de Waag en het Latynfche School, Vleeshal, Vismarkt enz. De menigte van Branderyen die hier zyn, doen den graanhandel hier ongemeen bloeijen. De visfchery en andere takken zyn hier thans niet zo bloeijend als weleer. Van ouds wierd deeze Stad om deszelfs zuinigheid, bovenal geprezen. Ik zal van deeze Stad afftappen met de woorden van C. Huigetit: Twe>  door NEDERLAND. 101 Twee ftroomen fcbeiden my van 't achterleggend land, De derde fluit de ring, en geeft ze bei de haod, In 't midden ftaat myn ftoel op wel gefteunde ftylen, Daar oeffen ik myn jeugd in 't nodig hennip kwijlen, En 't ruggelings gefpin; die rekt haar fpinzel uit, Tot daar het ligt en digt de haringbuis befluit. En 't mynend binnen fleept, van daar hy met zyn brievsn Nog eens ter zee geraakt de waerelt gaat gerieven. Die my klein Rotterdam en groot Delfshaven noemt Heeft niets te laag gelaakt, en niets te hoog geroemd. Ik gaa over tot Vlaardingen. 't Weinig gefchiedkundige deelde ik Peter [en meede, voor u dan het andere. Dit Vlek heeft eene ongemeene fraaije haven inde Maas uitwaterende, en voor aanzienlyke fcheepen bevaarbaar , het aantal haringbuizen hier leggende is aanmerkelyk, en dewyl zich die vloot ter uittocht gereed maakt, is hier in en by de pakkeryen, die langs de haven heen ftaan, thans een bloeijend gekrieoel van toetakelen, breeuwen, kuipen, viétualiëeren, enz. De kerk is groot en ruim, pronkende met een aantal wapenborden, en eenlge grafkelders, zy is van tyd tot tyd vergroot, zelf nog deeze eeuw, <8 3 men  Jfl? p e JONGE REIZIGER toen men den cierlyken nieuwen vierkanten topren,met zyn uitblinkende coupel, in plaatfe der bouwvallige, voor deeze kerk optrok. De tpren is fraai met nisfen opgehaald, en heeft een haluilrade van blaauw arduin. Hier naby is het raadhuis, een welgeordonneert gebouw met een toorentje voorzien. De gevel heeft veel cieraad, onder anderen het beeld der gerechtigheid en aan het bordois twee leeuwen, houdende het wapen der ftede, en deszelfs groot zegel Men zeide ons dat 'er verfcheidene goede vertrekken in waaren, waarvan de rechtkamer de voornaam Me is. Aan de haven op een ruim plein ftaat een nieuw gebouw, rustende op pylaaren, met een flaguurwerk voorzien, en pronkende met fraai beeldhouwwerk, dienende zo ik meen tot een yigchmarkt. Nog is hier een binnen weinig jaaren veel ver. beeterd gebouw het genoemd, zynde de wpJiing van den Heer van Vlaardingen. Godshuizen zyn hier geene dan het Wees,, huis, behalven dat de Remonftranten hier eene Jterk, hebben, en de Roomschgezinden de hunne gen Weinig buiten de plaats Z'p daar alles van Vlaardingen. — De ÏSDÖföSöW wy tot hier aan toe en vervolgen?  door NEDERLAND. 103 gens over Maasland herwaard doorreeden, beftaat uit overh»erlyke weilanden, met een eindeloos aantal runders beflaagen, die hier uitmuntend voedzel vinden. De Heer Goud-waard en ik hebben deeze boven alle dorpen uitmuntende plaats alom doorgewandeld , zy beftaat buitendyks uit verfcheide beerlyke welbebouwde ftraaten, waarin aanzienlyke huizen, op den dyk ftaan drie publyke ge« bouwen digt by een, te weeten het Dorphuis, het Gemeens Landshuis, en de kleine Kerk, alle drie zyn echter van geene zonderlinge aanmerking. De groote kerk die aan de overzyde van de haven ftaat is een gefticht van meer aanzien. Zynde een kruisgebouw , met overheerlyke geftoeltens voorzien. Het orgel is prachtig, met zeer veel beeldwerk , en andere fieraacjen, Ook hangt hier een tafreel ter ge¬ dachtenis van het eeuwgetyde deezer kerk, op den 9 October 1739 plechtig gevierd. Boven pp dezelve ftaat een klein fraai toorentje, en voor de kerk een alleruitmuntendst kunstgevaarte eens' toorens, zeer fraai aan zyne transfen met yzeren baluftrades vercierd. In dezelve hangen flagklokken, die op de uurwyzers werken. .. G 4 Eene  m P JONGE REIZIGER Eene der binnendyklche grachten is beplant pet fchoone hoogftarade hoornen, die dezelve geer veraangenaamen. De haven is lang en wel gefchikt, 'er lagen hier verfcheide buizen en vischhoekers. —-— By een van deeze ftaande, om na het kalafatea te zien, raakten wy met den ftuurman, (zo noemt men de fchippers deezer fchuiten) in gefprek. De Heer Goudwaard had behaa- gen, in 'smans manier van voorftellen, en de antwoorden op de vraagen welke wy hem dee* den , byzonder omtrent de Visfchery. * Eindelyk weder na ons logement de Moriaan keerende; foupeerden wy knap, en ik ging aan piyn werk. Morgen vertrekken wy by tyds, zynde ik geer verlangende om Heilevoetfluts te zien, dewyl men van dat plaatsje zulk een fiaaije fchildery gegeeven heeft, en wy een adres hebben, ?t geen ons gelegenheid zal verfchaffen, om alfes op ons gemak en naauwkeürig op te neemen. ——■ De nadere berichten daarvan, en pf alles wat men my hier van heeft gezegd, wel waarheid ZQtidergrootfpraak is, moogt gylieden met de volgende post inwachten. L\ot hoop ik z.al my in Dord met haar fchrife fereeren, heb, dan zo veel goedheid tot vergelding  door NEDERLAND. 105 iding van myn getrouw dagverhaal, van daar eeenige regelen van uwe hand bytevoegen. Aan ffchryfftoffe immers kan het nooit mankeeren , sals vrienden aan vrienden fchryven, en zulks tte durven traande houden, als wy briefwisfelen wordt geene geringe eer gereekend by hem, die «zich noemt. G $ XII.  ioö de JONGE REIZIGER XII. BRIEF. Ferdinand' aan Petersek. Hellevoet'(luis den 4 Juny 17 - ]£n myne laatflen aan u was Vlaardingen de laatfte plaats, waar van ik melding maakte, dus legt Maasland aan de beurt. De Ambagtsheerlykheid welke dit dorp omringt, draagt denzelfden naam, en is onder dien reeds in de negende eeuw bekend geweest, doch het is gantsch onzeker of men zeker Graaffchap van dien naam door deeze Heerlykheid verftaan moet, dan of dat te zoeken is in West. vriesland, gelyk het eenige willen, 't Zy hoe het wil dit Maasland is thans een zeer bevallig diftriét, en 't dorp mag wel onder de fraaije dorpen van Holland genoemd worden, hebbende wel betimmerde huizen, en zeer gegoede inwooners die hunne beftaansmiddelen meestal in de landbouw en zuivelhandel vinden. De kerk is van eene hooge oudheid, en heeft een fraaije Ipitfe tooren. Dewyl de reisroute van daar op Hel-  boor. NEDERLAND. 107 Hellevoetfluts loopt, is het dorp zeer leevendig, en 'er vaaren geduurig jaagfchuiten op Deift, langs het watertje de Zuidgaach, oudtyds de Vlies geheeten. In den omtrek van dit dorp plagten voormaa!s verfcheidene aanmerkelyke Adelyke huizen ge» ■vonden te worden , als het Kommandeurs Hof toebehoord hebbende aan de Ridders van de Duitfche Orde, die het beftier en de tiendens der kerke van Maasland genooten. Het flot Houve, het Hamhuis zegt Ludolpb Smids van Jan van der Houve, die voor den Heer van Arkel de ftad Gafpamen en Hageflein, by zommige voor een en dezelfde plaats gehouden, zo manmoedig hielp verdeedigen; fchoon het zich Ao. 1405 aan Graaf ÏVillem den VI moest overgeeven, en toen ten gronde toe geflechE wierd. 't Zelve was gelegen aan de Lek niet verre van Vianen. Nog vond men 'er het huis te Velde, nog bekend onder den naam van Veldvuoning, doch van alle deeze gebonwen is genoegzaam niets imeer te vinden dan eenige grondflagen, en fghieje dichtgegroeide grachten. Gaan wy over tot het bekooriyk Maaslandt fluts, 't welk een half uur van Maasland legt. Dit Dorp thans zo cierlyk is uit dealkrgcriag? fte heginfelen opgewasfen, zynde hier in den hg'  io8 de JONGE REIZIGER beginne niet meer dan twee leeme hutjes gewsest tot verblyf van de arme fluiswachters, de voordeelige (ituatie echter, deed welhaast hier eenige huizen timmeren en de aangroei was zo fterk dat 'er in het begin der zestiende eeuw reeds een kapel ftond, en geen wonder, want de overtocht van hier na den Briel, kon niet anders dan deeze plaats te doen bloeijen ; waarby nogkwam dat men alhier, na dat de Watergeuzen Ao. 1572. den Briel hadden ingenomen, een fchans opwierp; na den raad van den Heere Philip van Marnix, Heer van St. Aldegonde, die in den jaare 1573. alhier door den Spaanfchen Bevelhebber Romero gevangen genomen wierd, terwyl Don Louis Gaëian, het Vlek in het volgend jaar innam, en dus nevens Vlaardingen aan de Staatsgezinden ontweldigde. Zie daar wat ik u van Maas- landjluis heb meede te deelen, met betrekking tot het Hiftorifche. De voornaame beftaansmiddelen van deeze plaats zyn de haring en kabeljaauw visfchary, vooral de laatfte, en 't geen aanmerklyk is, van deeze visch gaat niets verlooren, behalven de hom, want de kuit zeiven gezouten zynde, is een produel; dat naar Genua gezonden wordt, aldaar gedroogd en geperst zynde, een aas verftrekt om de anchiovis aan het zeebrand te lokken, en dan met fyne netjes op te fcheppen. — M.n  do©* NEDERLAND. 109 IMen maakt hier ook veel werk van diepwaterIfche haring tot bokking te rooken, en de zalm wisfchery is hier meede een tak van beftaan. Uit Ihoofde van dit alles, zyn hier verfcheidene ifcheepstimmer werven, lynbaanen,zeilmakeryen, lblokkemakers, en wat nodig is ter uitrusting van iicheepen. Ook zyn hier eenige leertouwe- ;ryen, en tot deszelfs gerief eene runmolen. — !Een weinig buiten de plaats vindt men traankoiryen, om de lever der kabeljaauw tot traan te Ikooken. Van hier kwamen wy op het eiland Rozenburg, :zynde een opfiikking van de rivier de Maas, 1 die in den jaare 1586 't eerst, doch het laatst ; in 1713 bedykt is. Hetzelve is in onderfchei* den Polders verdeelt. Men vindt op dit eiland geen eigenlyk dorp, dewyl de huizen overal verftrooit ftaan, echter is 'er in de Polder Blankenburg, een kerkje met een fpits toorentje. Ik heb in opzicht van dit eiland niets aantemerken dan alleen dat de grond hier uitneemend vruchtbaar is ,en dus den nyvren landman geen gering, loon voor zynen zwaaren arbeid opleevert. Dit eiland overgereeden zynde kwamen wy in den Briel, die alomberoemde ftad, waarvan ik u eenige gefchiedkundige trekken zal meede deelen. Dee^  vö de JONGE REIZIGER Deeze ftad fchynt niet zeer oud te zyn, fchooïi zommigen daarvoor op eene ongegronde wys pleiten. Immers is het eerfte befcheid 't welk men in de Archiven der ftad en't land van Voorn vinden kan, niet ouder dan het Jaar 1280,zynde onder c"e regeering van Graaf Floris den V. Sedert dien tyd kreeg deeze plaats van tyd tot tyd eenige voorrechten , en droeg in den Jaare 1326 reeds den naam van Stad. Zy deel¬ de al meede in de onlusten welke deeze Landen beroerden. Maar 't geen haar vooral vermaard heeft gemaakt, was de aanflag der Watergeuzen onder aanvoering van den Grave van der Mark, Heefe van Lumey, die, om de Spanjaarden op zee afbreuk te doen, geduurig zworven en hunne fchuilplaatst vonden in de Engefche havens. Dit verdroot Aha, zo dat hy by de Koningin van Engeland, wist te bewerken, dat men deeze kleine vloot het inloopen in alle havens van dit Ryk verbood. Hier door van alle hoop op onderftand verfteeken,moest een ftouten aanflag gewaagd, en dus wierd by Lumey en de zynen beflootén, om de cours naar Texel te zetten, en te waagen of men de Spaanfche Vloot aldaar verrasfchen en bemagtigen konde, wanneer men vervolgens zoude poogen, een of andere ftad te overrompelen, , Dan de wind liep hun der • ma-  dook. NEDERLAND, ssi : mate tegen dat zy van befluit veranderden, en? i ondernamen om de Maas in te loopen, en den ] Briel te vermeesteren. In den namiddag voor de haven geankert zynE R xm brief. Fekdinand aan Fredrikstad. mlkfheïfluis den i Juny \fZ De brieven aan myne Charlotte en neef Pe> terfen vermelden u a'les wat ik zedert mynen laatften aan u, tot hiertoe gezien hebbe, uitgezonden de- natuurlyke zeldzaamheid welke ik achter Rnkanje heb gaan opneemen. Deez~ befpaarde ik voor u, en zal u dezelve meede-" dee'en, Op dit oogenblik kwam my Hendrik zejrgen , dat de pacquetboot van Harwits de Haven na' derde, ik floot derhalven myne kamer en ging. pm zyn aankoomst by te woonen . Qnge- looflvk fnelde zeilde dit vaartuig, en fchoot met zulk een vaart tusfehen de hoofden- door dat ik ervan. ysde — Verbeeld u, zo gy kunt, een dralier vm een kou uirden westen, en daarby een op her hevigst gaande vloed; die Iner dwars voor de haven met pylsfnelneid heen fnort, en zo een gat in te ituuren, dat misfchien geen drie pacquetboots wydte breed is  door NEDERLAND. 117 is. Evenwel 't gebeurde zonder kant roeren , en hy was niet zo dra tot die ftilte gebragt, eer nog de touwen récht vast waren, of de maal met brieven, (zynde een lederen valies van circa * vyf voet lang, drie breed, en één diep,' was aan de wal en wierd na het postcomptoir getorscht, van waar dezelve binnen het half uur alle waaren geëxpedieert. - De pacquet was gisteren avond van Harwits gezeild, en thans is het tien uur des morgens. —- Onder de Pisfagiers was een engelfche Mylady, verzeld van haare kamenier en twee knechts. —- Maar fchoonder vrouw heb ik in myn leefiyd niet gezien. Zy was denk ik vyf en een half voet hoog, van de verrukkendfte taille die een fchil- der of beeldhouwer vormen kan Eena bruinette met volmaakr geteekende wenkbraauwen, git zwarte vlammende oo^en; een blos die den dageraad tarte; casragne bruin hair, dat ovei haar nek en fchouderen met natuurlyke gantsch ongekunftelde lokken heen golfde. — een boezem Maar Fredrikjiad ik durf er niets meer van zeggen, myne dierbaare mogt denken, dat ik op die Mylady verliefd was anders zou ik n nog een paar voetje , en ar npfjes fchilderen zo als gy nooit weerga gezien hebt, de armen van jufvrouw Mts niets uitgezon iert. Zy moet eene dame van aanzien zyn, want 'er H 3 1 g ■  f«3 de JONGE REIZIGER lag een jacht op haar kornst te wachten, waar. meede zy, na fpoedig een kop chocokjad ge. brmkt te hebben, naar Delfshaven, en vervolgens naar den Haag vertrok. De kastelein heeft my gezegd dat haar naam Garrick was Hoe het zy,de beroemde Toneelfpeeler van dien naam, kan in zyn metier niet meer hebben uit. gemunt, dan zy in fehoonheid en houding Ik bewonder haar. Nu weder tot het eigenlyk oogmerk van deezen,Rokanje. Berkhey in zyne Natuurlyke Hiftorte van Holland, heeft deeze zeldzaamheid in de natuur uitvoerig befchreeven, en door hem kreeg ik aanleiding om d e ook zelf te gaan bezichtigen , Wy wandelden derhaiven dee- zen morgen heel vroeg derwaard,het dorpjeligt aan het duin, en is op zich zelf van geene uitgebreidheid of aanmerking, het, kerkje heeft een fpits tooremje, en het woonhuis van den eeestlyken herder ziet 'er nog al wel uit; by hetzelve is eenig geboomte. Maar in deszelfs naby heid is een watertje waar langs men na den Briel ?!agt te vaaren, en dat men zegt voortyds een tak van de Maas geweest te zyn,zedert omtrent anderhalve eeuw, heeft men in dit waterde aangroet van eene zeer fpongieufe rots befpeurt,die Zich tot aan de oppervlakte van het water verbeft, maar al wat daar boven groeit, verteer? w«-  oor NEDERLAND. 119 weder door de lucht. Wy hebben u;t deszelfs omtrek, ons eenig riet laaten wegfcheuren, dat indirdaad geheel verfteend was, en onsleidsman een visfcher int het Dorp, verhaalde ons dat men een ftok daar in maar ze r kort behoefde te plaatzen of men zag dezelve reeds met fteenachtige deeltjes omvat. Ik weet niet dat wy in de gantfche zeven Provinciën een verfchynzel van deezen aart in de Natuurlyke H.ftorie vinden, gy moogt gelooven dat wy geheel verwondering waaren. —- Als wy a Costi koomen, zullen wy hier over geen geringe ftof tot geiprek hebben. Ik moet nog eens met u te rug treeden tot den Briel. Zy legt aan die tak der Maa» ze welke ten zuiden van Rozenburg fpoelt. De haven is genoegzaam wyd, loopende tusfchen twee hoofden door, en fchietende met twee armen in de ftad, zy is echter vry droog, de reede voor de haven is zeer goed. De rechter tak van deeze haven is ter wederzydtn met huizen, waaronder eenige vry goed bebouwd, langs de wallen van dezelve ftaan fraaije boomen, maar nog fraaijer is een laan, die aan de oostzyde van de linker fpruit tot eene taamlyke lengte voortloopt. —— De ftraaten en fteegen zyn ih 't gemeen vervallen, en hebben geen aanzien. De vest die van een breede gracht omringd H 4 is,  *.o de JONGE REIZIGER is, heeft negen belwerken; in de gracht leggen nog vyf buitenwerken,die allen zindelyk onder, houden worden. Men kan dezelve genoegzaam rondwandelen in de fchaduw van breed gekuifde boomen. _ fir ,ag thans weinjg gefchni op de batteryen,dech wy zagen een tamelyke voorraad by de kleine magazynen, zo van kanon aj$ kogels, ~ Aan de Waterpoort nogthans tel- de ik elf zeer goede (lukken. Op een der bolwerken aan den noqrdlykrten hoek ftaat een kaap, die by het inkomen van da Maas, aan de fcheepen van grooten dierst is. Buiten de Waterpoort, zyn 'er nog drie andere, den Kaaïpoort, Zuiderpoort en langs Poort, henevens een Sortu. De hoofdgebouwen van deeze ftad, zyn het Raadhuis, dat geen aanzien heeft, maar anticcj |s, en voorzien van een torentje. Men berichte ons dat 'er niets byzonders was, en dus hebben wy geen werk gemaakt om het bezichtigen. ■ , Tegens over 't zelve is de Hoofdwacht der militairen. Men vindt er een Waag, een Stads W Gemeenlands Gevangenhuis, twee Kruidmagapynen, en een Doek als meede een Weeshuis, doch alle gebouwen zyn in verval. De groote Kerk aan St. Katryn geheiligd is peer opd, zy moet eertyds veel grooter geweest gelyk d* gedeeltelyk afgebrokens muuren-  ©oor NEDERLAND. iae uitwyzen. Van binnen is zy fraai, pronkende ■Op twee ryen pvlaaren van eene ongemeene hoogte. — De geftoeltens zyn zeer goed, en men vindt'er verfeheidene met yzereu hekkenaf^efchoten grafkelders, waar van byzonder uitmunten, die met eene grafnaald van een fraaije ordonnantie vercierde tombe, des Heeren Philips van /limonde in den jaare 17n overleden, hy was Admiraal van Holland. —— De daaraan in fehoonheid volgende is die van den huize van den l leere van Leiden. Voor 't overige hangen hier fraaije Wapenborden, gedenktekens van de Watergeuzen, en van hier onder de verpanding overledene Engelfche Officieren. Aan heteinde tegens den toren is een orgel, doch het dacht my te klein, in evenredigheid van t gebouw der kerke. De tooren is een zwaar gebouw van een aanmerkelyke hoogte, in dezelve hangt een redelyk klokkenfpel en uurwerk. De overige hier zynde kerken, zyn van weinig aanbelang, zy worden genoemd de Maarlar.dfche, de Gasthuis kerk, de Waliche, Re* monftrantfche en Roomfcbe. De twee eerfte worden niet gebruikt. Handel is hier weinig, uirgezondert in de Meekrap, en de Graanen welke 't land van Voorn opleevert. G 5 Da£  122 de JONGE REIZIGER Dat de beroemde Marttn Harpenz Tromp en Witte Korneliszoon de Witte, zo wel als den genoemden van Almonde hier geboren zyn zult gy weeten. De om kettery verbrande Engel Merula hoewel hy na het verrichten van een gebed voor het optreeden van den brandftapel den geest gaf, meen ik was meede een Brielenaar. Nog een klein gevalletje, 't geen my fterk geftooten heeft, moet ik u meededeelen, en my dunkt gy zult met my oordeelen, dat daar legens in zulk een plaats als deeze, behoorde gewaakt te worden. Twee Matrcozen, kwamen aan ons logement vragen, waar het loots kantoor was; men ' wees het hun, er wierd gezonden om den kaerel wiens tour het was, dan men kon hem nergens vinden, en het duurde meer dan twee uur, eer hy te recht was, ondertusfehen moest het fchip voor de haven cmdryven,en 't kan gemaklyk gebeuren, dat het door deeze ©photiding dien dag niet in zee gekoomen is, en zyn reis ten eenemaal vertraagd. Dit acht ik onge- oorloofd; immers weeten die kaerels wiens . beurt het is, ook kunnen zy zien wanneer 'er fcheepen afkocmen, en dus behoorden zy als dan ten allen tyde by der hand te zyn. i ten  door NEDERLAND. 123 Een fchinper die na zee wil moet geen oogenblik worden opgehouden zelf door geen klaarmaaker, laat ftaan door een loots. Nog iets. —— Wy lieten een open wagen voor onze knechts bezorgen om de baga. ge Hier by is een gantfche omflag. De commisfaris moet tot driewerf de bengel luiden, en de dan vergaderde voerlieden -werpen wie ryden zal, met twee groote dobbellteenen, door een tregter om de hooglte Oogen. Dit plaatsje Hellevoetfiuis namenlyk voldoet my ongemeen, hier leggen thans twee pacquecbooten, een O. I Comp. Jacht, eene menigte kleine vaartuigen, en maar nader over alles aan Peterfsn, op het eerde ruwe gezicht voorfpel ik my al iets grootsch. Ten Hot dient dat wy hier de aangenaam (te kamer van geheel Hellevoetfluis hebben, en ik 'er waarlyk niet tegen had, al moesten wy hier acht dagen blyven, dan zou ik wenfchen, dat myne Lotje, haare Vriendinnen, Peterfen en gy ook hier waart, dus rukt het verlangen my fpoedig van deeze anders aangenaame plaats, om u lieden,binnen weinige dagen myne mondelinge complimenten te maaken, tot verzekering dat myne pen waarheid fchreef, zo dikwerf ik my onder aanbeveeling tekende, uwe, uwer zusters, en aller &c, XIV.  is* »b JONGE REIZIGER VIII. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Hellevoetfiuis den 5 Juny Met een paa): Uurtjes myn ^ ^ i r?' "aar de doeree de, het waait knap doch de fchipper die wy hebben aangenomen, ^egt, dat er geen gevaar by zal £n daaf_ op vertrouwen wy, de overtocht is ook niet wyder dan een gezicht ver, en als ik niet zeeziek ™nLuJ my Cen aanSenaam zeilpartytje te «llen heboen, evenwel als gy by my waart my- bedaar^' ™Y- ^ ^ ^ lm oedaaren, want het is inderdaad geen wéér voor vrouwen, fchoon gelyk ik Predrikflad me'de , ^^lyknogcen Mylady, met de Paquetboot aanlande. .Wonderbaar heb ik my vermaakt in het ge«Ifcüap van den Heer Goudnaard van AW landfluis herwaard, het bezichtigde, en het geichiefcundige meld ik onze Heeren, voor u my. «* lieve fpaarde ik de aangenaame converfatie/ en-  door NEDERLAND. is5 en de korte befchryving van onze reisroute, op , herwaard. Te Maaslandfluis gaven wy ons te fcheep in i een klein vaartuigje, dat men Hengst noemt, (en zeilde fpoedij deeze tak van de Maas over. ' Toen wy ruim halfweegen waaren, vraagde de 1 knecht, welk een wagen wy verkoozen, en ge: zegd hebbende een overdekte, deed hy zeinmet ihet driemaal rond zwaaijen van een beuzem, en :zo als wy op de grond van Rozenburg en Blan. Ikenburg uit de fchuit flapten , ftond een overdek tte wagen met drie paarden befpannen voor ons {gereed. -— üe knechts pakten onze bagagie, ien welhaast waaren wy aan het andere veer, van waar wy na den Briel, weder met zulk een Hengsti je overftaken. Hier ons oogmerk verricht hebbende, proponeerde my de Heer Goudwaard iom te voet naar Hellevoet (luis te gaan; 't geen ■wy deeden, pasfeerden inmiddels den Hoorn en . Hellevoet. De knechts zorgden voor onze . uafleep. Tot aan den Briel was ons gefprek meestal over den aart der gronden van deeze Jandftreek, en de vruchten welke daarop gebouwd wierden,, waaromtrent onze voerman ons geen gering licht byzette, dan, van den Briel af, raakten wy ik weet niet door welk een omwending in ons cefprek, op het onderwerp der liefde, de Heer Goud-  126 D* JONGE REIZIGER Gau^aara vn,gde my. eene bepa,ing ^ £ woord, en ik beantwoorde hem, daarvan geen ^verder denkbeeld te -kunnen vormen , dan deaifchetzing van zyn voorbeeld, dat is: een zo huoge mate van achting voor een voorwerp uit de tedere fexe optevatten, dat men inderdaad *m zyne wenfehen aan de voldoening van de hare opoffere, mids die begeertens van haare zyde onder het beftier der reden blyven. _ Hy nam genoegen m myne bepaahng, doch vraagde bier: OP of »k ook myne Charlotte lief hadde? ik „** dat tk met groot genoeg zou zyn, om de by my gemaakte bepaling der liefde uitteoeftenen , Z dien zy my op dien toets Hellen wilde, zonder hoogst ongelukkig te worden. Dat geloof ik was zyn antwoord, en ook my heeft het veel genost, en 't kost my nog dagelyks veel. Maar myn vriend vervolgde hy, is Ik had dus een misdaad begaan, te jouistee- |  door NEDERLAND. 12? ren van den voorrang welke de familie my boven den braven Vitior toekeurde. Ik had zeker bezitter van haar kunnen worden; maar hoe? onedel , laag, tirannicq, en het gevolg zou geweest zyn, haar ongeluk en het myne. Thans ben ik alleen ongelukkig, maar in dat ongeluk zelve, ftnaak ik het ftreelend genoegen, dat ik het voor my dierbaarfte fchepfcl op de gantfche aardkloot, met de opoffering van myn geluk, gelukkig gemaakt hebbe,er. dus die wenschzieuitgeoeffend, welke my bezielde toen ik haar voor het eerst aanfchonwde, met die uitzondering, dat ik zelf daarin hocpte te deelen. O myrie Charloite! hoe edel, hoe grootsch denkt die man ? men fpreek my van geen Grandijon, de natuur leverde geen zulk een mensch, maar myn Goud-waard beftaat, en is gtooter dan Gratidifon. Ik zag, terwyl wy hier over heel diep in gefprek waren, dat hy eenigzins droefgeestig wierd, en inderdaad, dit is niet te verwonderen, want zyne offcrhande is groot geweest, myn pligt eischte een afwisfeiing te maken van du gefprek, èn zulks gelukte my door hem te doen opmerken, dat wy thans dien grond oetraaden, aan welks boorden zich de eeaie fpranken van onze vryheid,ofde verlosfmg van het fpaanfche juk had-  i28 de JONGE REIZIGER hadden vertoond. — Aanftonds wierden wy gefcbiedkundig, gelyk gy uit den brief aan Neef Peter/en ]eszea kunt Eindelyk kwamen wy öHtièr, namen ons logement in de Paketboot, alwaar hét zeer goed is, na ons verfrischt te hebben, bezichtigde wy deeze kleene, wei aange. legde vesting, diie met betrekking tot het zeeweezen, zederf weinige jaren merkelyk verbeterd is, en zo ik niet twyfele, nog meer verbe terd ftaat te worden, door de op kundigheid gegronde direclie van den tegenswoordigen hier ageerende equipagemeester, dan hierover breeder aan de Heeren. — Uit Dort hoop ik de eer te hebben u opnieuw ïöyne brieven, die ik inmiddels fchryve toe te jenden, en tevens zo gelukkig te zyn, aldaar eenige van uwe letteren te ontvangen. Geloof ondertusfchen, .dat 'er geen oogenblik voorby Vliegt, waar in ik niet aan myne bekoorende Charlotu deske; en altoos hartgrondig ben, P. S. De ftörro haalt zo geweldig aan uit het westen, verzeld van zulk eene verbazende regen, dat wy wel genoodzaakt zyn onze reis op te ftellen, mooglyk wordt ook daardoor eenige verandering.in de tour gemaakt, want ik heb met  door NEDERLAND. 129 smet myn hart afgeperkt, wanneer ik by myne 1 beste te rug wil zyn, echter meld ik haar den datium niet, wyl ik haar wensch te verrasfchen. — IDit hoop ik zal niet onaangenaam zyn. -<— 3 De Heer Goudwaar d, die my verzoekt zyne 1 hoogachting te melden, verlangt zeer om kenni* ite maaken met myne Charlotte,en dit zalmoog» llyk ons retour verhaasten. 0! hoe wensch iik al na dat oogenblik, waar in myne ziel onder 1 brandende kuschjes zweeven zal op de lippen ïmyner engel, om zich met de haare, zo zuiver * ;zo onbevlekt te vermengen l —— Heil zy myine fchoone» H. Deel. 1 XVj  '3° de JONGE REIZIGER XV. B R i E F# Ferdinand aan Fredrjkstad. Hellevoet (luis den $ Juny 17 \ He! ftormend weder vérfchaft my dë geleegenheid om my in een wellust te baden, die ik gewisfelyk thans niet zou kunnen fmaaken, alsnatuur in rust was. Dan immers was ik niet meer hier,mooglyk dreef ik op zee in een klein fchuitje, mooglyk had my de gaande ebbe reeds in de Goereede gevoerd, en was ik met mynen vriend op dat eiland ronddwaaiende, verlangen, de om mynen lust te boeten door u te fchryven, wat ik hier gezien hebbe. Eerftelyk zal ik u eene kleine befchryving geven van deeze Fortres in 't algemeen. Eer men nog dacht om hier eene fterkte te formeeren was hier reeds een gehucht, aangegroeid, uit hoofde dat men van deeze fluis de overtocht nam op Flakkee, Goeree en Zeeland. Men begon echter al in de zestiende eeuw intezien, dar dit een plaatsje van belang kon worden, en dus bs-  door NEDERLAND. 131 befloot men de haven te verbeteren. Naderhand nam men in overweeging om hier een dok te maaken, 't geen vervolgens volvoerd wierd, terwyl men tevens ten dien tyde (1696) de vesting in die fituatie bragt, als zy nog is. Na* menlyk om my eens te bedienen van de wyze der oude aardrykbetchryvers, die by voorbeeld: geheel Europa by eene zittende Vrouvj. ■ de ftad Utrecht by eene Harpoen Dort by eene Gakt vergeleden, zo het ft HellevoetJIuis de gedaante van een Bot, waarvan de haven de ftaart uitmaakt, en de bolwerken de vinnen kunnen verbeelden. Tweederde van de geheele lengte is gefchikt voor het dok, in het overige ftaan behalven het magazyn, de kerk en de barakken ruim anderhalf hondert huizen zo ik giste. ——* 't Fort heeft een capitaale wal, en acht zo, heele als halve bolwerken, voor die welke aan de haven leggen, zyn twee hoornwerken en contrefcharpen geplaatst. De haven heeft twee in de rivier uitileekende, gedeeltelyk van fteen gemettelde, en gedeeltelyk van hondert voetige palage, met wel verbonden kruis en kerfpelhouten, en zo ver het nodig is met fteen gevulde hoofden, die der bezichtiging waardig zyn. — De alhier met gefchut belegde batteryen zyn vaornaamelyk aan de haven, rustende het kanon I 2 op  de JONGE REIZIGER op yzeren affuiten, 't geen my wel niet kwaad fchynt, om de duurzaamheid, wyl zy wel geteerd worden, en dus voor de roest beveiligd zyn. Maar de wielen zyn zo klein van diameter, dat zy bezwaar'vk na het terug loopen, met de vereischre fpoed zyn aan re brengen, ook geloof k dar di niet wel op de gewoone wyzegefehieden kan en om zulke affuiten by een legenrcip re gebruiken, zou nergens goed voor n. dan om de iloeteryen van paarden te doen bh^ijen, alzo zy langs die weegen meer dan een dilbbeld fpan zouden nodig zyn. Aan de westzyde van de haven binnen de barrières, of zogenaamde waterpoorten, is de hoofdwacht der militairen; een weinig verder 'sLands Magazyn, voortgaande koomt men aan de fiuis, die het dok affchut,waar over, zegt zekerfchryver, „een brug legt, van e*?n byzonder maak„ zei die met raderwerk en rollen open en toe„ gewonden worde, doch zeer langzaam, en „ met veel moeite," Ondertusfchen is het niet anders dan een eenvouwige draaibrug, die zo gemaklyk gaat, dat een kaerel aan elkezyde, dezelve zonder te zweeten kunnen openen. Een weinig verder neemt de werf, het dok, de gefchutplaats , de lootzen, en aan de andere zyde de ballastkay en kogelwerf zyn aanvang, zynde m myne gisfiog zeven a achthalfhondert treed in zyn  poos. NEDERLAND. 133 zyn geheel lang, fluitende tegens de capitaaie wal, waar in een duiker legt,die van vloeddru» ren voorzien is. Aan de oostzyde van de haven aan de bariete is het eerfte gebouw het Admiraliteits Magazyn, waar in ook het logement der Heeren , door een. kastelein bewoond wordende, en in een vitu^el daar naast het domiclium van den Heer fc quipagiemeester,over dit departement der zeezaken voor de Maas. Achter dit gebouw, dat, hoewel op een bafement van fteen, in hout opgetrokken, een deftige vertoning maakt, is eene zeer fpatieufe moes, vrucht en bloemtuin, voorzien van eene tamelyk uitgeftrekte, en thans op nieuw in order gebragte Vyver. Wy zullen dit gebouw daadlyk nader bezichtigen, Verder gaande vindt men de Kerk, die van de ftraat door een ringmuur en yzeren hek, waar achter een ry boomen, is afgefchut, de toren is vierkant tot aan zyn trans, waar uit een coupel ryst die eene vergulde kloot draagt, en waarop het kruis van den tooren rust, zynde verhard met een windwyzer, verbeeldende het wapen der fortres, namenlyk een lam met kruisen wimpel. Achter de timmerwerf ftaan de oude Barakken, en voor deeze weder eene reeks nieuwe, die er kort "geleeden gekoomen zyn. I 3 Zie  134 op- JONGE REIZIGER Zie daar de generale befchryving. — In de haven, fbuiten het d^k) leggen thans twee paketsboors,een compagnie's jacht van Rotterdam weinige kleine vaartuigen , en een reeks van hengstjes , d e ftrekken om de moddermolen, welke ik met veel vermaak ter uitdieping van de haven heb zien werken, te ontlasten. Ook legt de lands kielligter aan een der hoofden, al het welk te zamen genomen een verrukkend gezicht oplevert. Op de reede leggen het Wachtfchip, een O. ï. Compagniefchip, en nog een fchip van linie, nevens eenige Koopvaarders, de diepte voer de haven zal circa zeventig voet zyn, en de vloeden zo wel als de ebben zyn hier geweldig, maar het is zeldzaam, dat hier zo na aan de noordzee, de vloeden, volgens naauwkeurige opmerking flechts omtrent vier uuren,en de ebben wel acht uuren Ioopen. Nu vriend, begint het tyd te worden, dat gy met uwen brief «a Péterfen gaat, om hem geheel te verrukken. Voor hem eigenlyk is het dat ik deezen gefchreeven hebbe, of liever verder fchryven zal, en ik heb hondertmaal gewehschr, dat hy by oris was, om met al de fmaak die hy heeft yoorde netheid en orde, gehuwd aan een omflagiige affaire, over het fchoone dat men u hier vertoont te oordeelen. Ik  door NEDERLAND. 135 Ik heb reeds gezegd, dat my het plaatsje op 1 het eerfte abord voldeed; maar gy kunt u niet 'verbeelden hoe ik betoverd was, toen ik datmaigazyn , die werf en die linie van ik meen twin;tig kheepen, zo van linie als fregats en kleine 'vaartuigen rond dwaalde. Laat ik u vooraf zeggen, waardoor wy zo gelukkig geweest zyn, van alles hier te zien wat er is Myn vriend had adres aan den vriendlyken en verpligtenden heer Equipagiemeester, by wien wy met die politesfe en affecde ontvangen en behandelt zyn, als immer een fatzoenlyk heer aan een ander kan uitoeffenen. Gy kent my I'reclrikftad behoef ik meer te zeggen, om hem na verdienften te honoreeren ? ÏNa wy ons adres aan hem gemaakt hadden, en onder een pypje over vericheidene zaaken het zeeweezen betreffende gefproken, waaromtrent gy begrypt, dat ik ten naasten by voor Mof moest fpeclen, proponeerde hy een wandeling ter bezichtiging van het een en ander. Eerst doorliepen wy de tuin, een ftuk gronds van uitgeftrektheid, voorzien van diferente goede weldraagende vruchtboomen, nioeferyen, en een flecht aangelegd parterre. — Aan het einde tegen de pallifadeii van het fort, is een plaats afgezondert tot legging van ankers, die hier byna voor een geheele vjoot in voorraad zyn. üit  t$6 db''JONGE REIZIGER Uit de tuin flapten wy het magazyn in, maa£ welk een orde, welk een netheid, welk eene verbaazend onbegryplyke attentie word er vereischt om dit alles zulk een voorkoomen te doen hebben en behouden, als het zich voor ons opdeedt? Verbeeld u. In de benedenfle etage liggen alle zwaare ankertouwen van zeventien tot een en-twintig en een half duim, als linnen in het kabinet opgefloten, met lootjes daaraan, houdende de dikte en lengte. Op ds eerfte zoldering ligt het want en de ftagen i voor alle hier te huis hoorende charters, met de naamen daar aan gehecht. Langs de zyden en aan de zolderbalken hangen duizende kleinigheden, als lantaarns . fcheepsklokken, roepers, kruidhoorns, wisfchers, — in een woord, alles wat tot de fcheeps artillerie behoort. Aan het einde zyn kasfen, gelettert met A tot E bevattende vlaggen, wimpels, verfteldoek, en oneindige dingen, die ik niet noemen kan, — hooger ligt het lopend touwwerk, witte trosfen en lynen, weder met een aantal andere zaaken gegarneert. Een nieuwe trap opgaande vindt men de aanmerklyke voorraad van matrasfen, kusfens en dekens voor het hospitaal, dat buiten de vesting is. Dan gaat men al hooger op een plat, dat, tot een obfervatorium kan dienen, en van  door NEDERLAND. 137 van waar men een bekoorlyk gezicht heeft, niet alleen over dit eiland tot aan Rotterdam , op de overwal, maar zelfs by helder weder tot op Middelburg en verfcheidene andere voorname Zeeuw* fche plaatzen. Dit bezichtigd hebbende .gingen wy nadeuitgeftrekte werf. Aan het zuideinde ftaat een zindelyk fteenen gebouw tot berging van gyns en blokwerk, om te kielen, van hier fpringt een ringmuur tot aan het fraai yzeren hek waardoor men intreed,en waarnaast de woning is van den portier, vervolgens de lands finedcry, waarin vyf vuureu, dan een fchoone loots tot berging flikkende van allerlei yzerwerk, als roerflellen, floten, krammen, bouts, enz. ook veel koper j en vooral daaronder een voorraad van duizenden platen om te huiden. In deeze zelfde loots is op de zolder de bergplaats voor greenen-vuuren-planken, ribhout, en eken wagenfehot; de werk plaats derhuistimmerlieden, en een zoort van kweekichool voor jongens, die hier onder cea goede directie arbeiden. In een tweede loots vindt men de roop?.arden> kuiperswinkel, floeploots, alle nodige gereedfchappen, enz. Hier tegsns over ftaan vyf anf dere lootfen ,tot bewaaring van het tondhoutder hier leggende fcheepen, alle met hunne namen daarop. Hier naast op een ruim plein ftaat K &  138 re JONGE REIZIGER de groote kraan, een verbaazend gevaarre, ook is hier een gewelfde teerkelder van uitgeftrektbeid, en eene zeer gefchikte plaats, om de Zwaarfte fcheepen gemaklyk over zy te win. den, kunnende de masten daartoe verplaatst worden na welgevallen. Verder op tot aan het einde is de gefchuttuin, niet alleen voor de tegenswoordige fcheepen, maar een Voorraad die in geen eeuw verteerd zal won den. — Deeze leggen alle met die netheid gerangeert, dat zy het oog verrukken, en voor ydere laag ftaat de raam van het fchip waartoe zy behoort, of het woord voorraad, aan b« eind is een kleene kraan, om het gefchut Bf te fcheepen. langs de wallen heen, legt een menigte van ongemaakte rondhouten, die alloos onder water worden gehouden, om niet op te fcheuren Y2eren balIast zo aan f£_ guliere brokken als oud gebr oken gefchut Jegt ook hier in menigte, en daar tusfchen in, eene feeks van kogelbergen, in eene prismatifche gedaante, van onderfcheiden charter en fat«oen, waaronder knuppel en ketting kogels. Dan na nog het grootschte. . Tegens deeze westwgl, leggen alle te huis zynde-fcheepen, geheel ontmast in eene linie, zodanig dat men op het eerfte zynde, met bruggen tot al. Ie sndere lm overgaan. Heerlyk js dit gezicht  dooi NEDERLAND. 139 zicht bedaande het vlootjö thans uit een van 70* vyt van 60, due van 50 en een van 36 (lukken kanon. —— Behalven nog twee hoekers v)t kotters en twee advysjachten, die onder hun mig leggen, en de fchoonfte fcheepjes :zyn, die ik geloof dat immer op zee gezien :zyn, en die volgens het bericht van den Heer I q opagiemoef-ter vliegend fnel zeilen, 't geen zt.tr oofbaar is, wyl zy als meeuwtjes op hec 'Wa tr leggen. Boven deeze allen zyn hier nog itwee van 60, een van 36 Hukken, en eene kotIter onder reparatie. Vraagei de hoe fpoedig het wel mooglyk zyn ; zoude een dier f heepen in volle uitrusting geireed te maken, kreegen wy tenantwoord: „een ,„ 36 in driemaal vier • en-twintig uuren." — 'Verbaazend Fred/ikftadl \ is immers zo als het daar legt niets dan een bloot hol, van binnen zelf uitgefloopt, om de broeijing voor te ko« : men Maar myn vriend alles is geregeld, alles heeft zyn vaste plaats, en dus behoeft men maar itoetctasten en opteleggen. • Na den middag deeden wy ohder 't geleidé van zyn Ed. eene wandeling na het gasthuis en jpesthuis, twee gebouwen, die met alle mooglyike attentie zyn ingericht om de ellendigen hulp en byftand te verleehen, niet alleen dat de leg;plaatfen goed zyn, dat de matrasfen en de kens K 3 vol-  Ï40 de JONGE REIZIGER voldoende zyn, maar 't gebouw is weder in de» partementen verdeeld, als de byzondere ziekenkamers, voor officieren en gemeenen, een keuken, bakkery, chemisch laboratorium, waschhuis, enz. by deeze gebouwen is weder eene groote met boomen beplante tuin, tot verluchtiging der aan de beter hand zynde zieken. In een woord alles is hier zo geregeld dat het den grootften lof verdient, en'er meer van behoort gezegd te worden, dan myne bekwaamheid toe laat. Met den vallenden avond keerden wy te rug langs de Maaskant, de zon ging helder onder en verlichtende de overwal hadden wy het bekoorlykiie gezicht op Go.ree, Dirkstand, Sommclsdyk en Mindelbarnas, van alle welke plaatsjes nader. Nu zal het wel eenige dagen aanhouden eer gy weder eenen brief van my krygt, want myn oogmerk is om er geene aftezenden voor ik in Dort ben, al fchryf ik ook nog zulk een paket. De Heer Goudwaard en ik gaan een compliment afleggen by den Heer Commandant, en van avond zullen wy weder by den Heer Equiv pagiemeester zyn, om te overlegden, hoe wy onze route neemen moeten. Ik iluit zonder coinplimenten, maar met een vriendelyk aandenken enz.  D Ë JONGE REIZIGER DOOR NEDERLAND. II. DEELS, II. STUK. I. BRIEF. \ Ferdinand aan Charlotte. Hellevoetjluis den 30 Mei if^ jcLet zal myne beste zeker verwonderen, dat zy uit deeze plaats nog eenen brief ontvangt, daar ik gezegd heb geene te zullen afzenden voot ik te Dordrecht ware. Ik hoop echter dat het haar niet onaangenaam zyn zal, dat ik een nieuw bewys geeve, hoe ik geene gelegenheid kan laaten voorbygaan, ont haar te berichten, waar ik my ophoude, hoe ik my bevinde, en op welk eene gelukkige wys ik in myne oogmerken flaage. L a Toen  -44 de JONGE REIZIGER Toen wy eergisteren avond op nieuw behtefdheden van den HeerEquipagiemeestergenooten, vonden wy aldaar een Heer uit Rotterdam, met naame Waalwyk, welke met een kopjacht gearriveert was, om de fehoonheid van deeze vesting, en 't geen hier van 't collegie der Maas gevonden wordt, te bezichtigen. Wy maakten welhaast eene aangenaame kennis, lleeten den avond met een ongemeen genoegen, wyï wy allen inftemden voldaan te zyn over 't huishoudelyk bellier van deeze omflagtige affaire, waarin geduurzaarn niet minder dan driehondert mannen te werk zyn. Toen die Heer hoorde dat wy voorgenomen hadden, Goedereede en Over Flahkee te bezichtigen, was hy beleefd genoeg te zeggen, dat hy gaarne van de party zou zyn, mids wy hem de eer deeden (zo drukte hy zich uit,j van zyn kopjacht tot dat reisje te gebruiken. De Heer Gcudivaard was zo beleefd, van na den Heer ÏVaalwyk een gepast compliment te hebben gemaakt, om 'er by te voegen dat hy niet twyffelde, of ik zou het my meede tot eer en genoegen achten van dit aanbod te profiteeren. Kortom uit een ernftige voorflag wat complimenteus voorgefteld, viel een toets partytje voor, wie het langst kon complimenteeren, en het flot was, dat wy den volgenden morgen vroeg zouden zeil  boor NEDERLAND. 145 izeil gaan, wyl dan de ftroom het voordeeligst iwas. Dit gebeurde; al ten vyf uuren gisteren mor(gen waren wy aan boord, wierden met trom1 petten gefchal ontvangen, en buiten de haven :zynde, falueerden wy de vesting met negen ifchooten. De hofmeester dischte een proper deJeunéaan, maar lieve Lot, gy zoudt gelagchen : hebben, als gy my in het pavilloen hadt zien : zitten, nu eens rret de tafel aan myne kin, dan eens dezelve beneeden myne knieën zinkende, naar maate wy over de een of andere boeg zeil,den, en 't fchip meer of min op zyde hing, want wy moesten tot in de haven van Goedereede laveeren. Ons eerfte gefprek was een algemeen beklag dat wy den Heer Equipagiemeester niet by ons hadden, gewigtiger bezigheden, waardoor hy belemmerd was, ontfchaakten ons dat genoegen. Zekerlyk hadden wy dan een beter denkbeeld kunnen vormen van het invallen en den verderen loop der ftroomen, de banken en dieptens welke hier gevonden worden, en'meer andere zaaken die ons eene aangenaame leerende tydkorting zouden verfchaft hebben. Wy hadden inmiddels het geluk dat 'er onderfcheidene fcheepen met volle zeilen na binnen kwamen, 't geen door-de daar op fchktrende L zon  14^ de JONGE REIZIGER zonneftraalen een overheerlyk blinkend gezicht opleverde, zo fraai als ik immer gezien hebbe, naast den Heere Goudwaard ftaande, zeide ik in een zekere verrukking: „Vriend! nu wenschte „ ik dat myne Charlotte hier was." — „ Ik dacht zo om de gevoelvolle Betje " was zyn antwoord „welke edele refleftien zouden zy „ maaken van zulk eenen bekoorlyken morgen! „ immers is dat gezicht op die door de zon ver„ lichte toorens en kusten, voor en ter zyden van ons, dat opdompelende van de hoek van „ Holland, en dat fchaduwachtige van de west„ zyde van Hellevoetfluis zo tekenachtig fchoon „ als men het zou kunnen uitdenken." En inderdaad myne lieve onder alle tekenachtige gezichten van eenen ryzenden morgen, kan 'er geen uttmuntender zyn dan zulk eene vertoning over eene fcheeprykerivier,omringd van verlchietryke kusten. Hier werkt alles meede, tot het biuisichen der baaren,wier ftuiving door de aandringende voortgang van het vaartuig veroorzaakt, zomwylen de fchoonlte regenbogen vormen, welke de natuur kan opleeveren. 't Wa;er begon allengs wat holler te worden, deels door dien wy de noordzee naderden, deels door dien wy eene aaawukkeiende koelie hadden , zodanig dat wy, zonder het te vergroeien, op het laatst al vry zwaar zeilden, zoda. 'mg  door NEDERLAND. 147 mg dat de dryftafel tegens de vloer, (lanings zeggen de zeelieden aanfloeg. Eer het nog zo verre was, (want om het maar rond uit te bekennen, toen moest ik dood ftil leggen, wilde ik geen offerhande aan de krabben doen, eer het nog zo verre was, leerde ik verfcheidene zeetermen, en naamen van touwtjes die ik te vooren niet wist, fpeelende ik den rol van den Dominé op de Zaandammerfchuit. Ik zal u met myne nieuw verkreegene kundigheden niet amufeeren, 't zyn geen voorwerpen waar meede men een lieve jonge dame moet bezig houden, maar voor my zyn zy vleiend voldoende, en dit moet ik zeggen dat de Heer Waalwyk hieromtrent zo veele kundigheden bezit, dat ik niet twyffelen zoude meede te vaaren, daar hy als ftuurman te roer ftond. Wy liepen ten laatflen de haven in , en wandelden toen naar de fad Goedereede, die omtrent een half uur van de zee aflegt. Na ons hier een weinig verfrischt te hebben, namen wy een bolderwagen, en reeden daar meede door het eiland tot aan het ftrand van de noordzee, die zyne golven niet weinig tegens de fchulpryke ftranden aanklotfte, en zo verte wy zien konden het gat waar door de fcheepen binnen komen uitgezonden, enkel fcbuim fcheen te zyn. In L 4 het  J48 na JONGE REIZIGER het verfchiet, naauw zichtbaar, vertoonden zieh drie fcheepjes. Een weinig langs het ftrand hebbende rondgeTeeden, keerden wy door de duinen te rug. De landftreek binnenduins is zeer vermaaklyk, als beftaande in zeer fchoone koorenvelden en weilanden, ook wordt hier uitmuntend vlasch geteeld, en men bouwt hier confiderabel veel meekrap. De afwisfelingen van zo veele onderfcheidene gaven der ryke natuur, maaken het hier gatsch lustig, te meer daar deze fchoonhedennu en dan door boomgewas aan het oog onttrokken worden. Zonder in deezen eenig verhaal te doen van de lotgevallen der ftad GÓeaereede, kan ik ech ter niet voerby tg melden, 't geen Ao. 1490gebeurde. Jonker Front dendt, verzeld van den heere Jan van A , wetende dat de meeste mannelyke. inwoonders van deeze ftad ter zee waaren, dachten haar dus weereloos, en trokken met meer dan twintig fcheepen heen om haar in te neemen. Maar toen zy de ftad hadden opgeëischt, en men de overgaaf weigerde, begon men dezelve te beftormen, dit gefchiede, ma r de vrouwen in heldenmoed ont, fteeken, vloogen als. raazend na de muurenA . veer-  door NEDERLAND. 149 voorzien zynde met heete pek en teer, en veelerlei brandende doffen, waarmeede zy den vyand zo kloek te keer gingen, dat dezelve deinsde, en eindelyk den ftryd, na verlies van vry veel volk geheel opgaf. Die van de ftad verlooren by deeze verdeediging niet meer dan ééne vrouw. De ftad zelve heeft geen fraai, als zynde merklyk in verval men vindt 'er echter, een ftadhuis, dat een taamelyk goeden hardfteenen voorgeevel heeft, en onder 't welk de ftads fchool gehouden wordt. De kerk is een aanzienlyk gebouw, voorzien van eenen zwaaren vierkanten tooren, die den zeelieden ter baak verftrekt, en waar op dus het grootfte gedeelte van het jaar een vuur gebrand wordt. Dit eiland myn lieve Lot geeft geen gering bewys, van de broosheid der menschlyke pogingen, immers men heeft alhier by laag water, de fondamenten ontdekt van eene groote ftad, in welke men veele gedenktekenen gevonden heeft, d:e bewyzen dat het een verblyf der Romeinen geweest is, maar 't geen zodanig vernield is, dat zelf de naam van deeze. groote plaats niet tot onze tyden is overgekoomen, en 'er honderden van jaaren verloopen zyn zonder dat iemand wist dat hier ooit zulk een Stad beftaan L 5 heeft,  i5o de JONGE REIZIGER heeft, men noemt hem thans oude IVaerelt, 't Land van Gaedereede dus bezichtigd hebbende, gingen wy weder aan boord, en zeilden, onder geneuglyke gcfprekken, zo gefchiedkundige , mercanti'e als andere, na Sommehdyk, van waar wy met rytuig door het eiland van OverFiakkee reeden, bezichtigende onderfcheidene plaatzen, waarvan nader aan den Heer Peter/en wyl 'er niets bezichtigd is, dat u byzonder vermaaken kan. Wy retourneerden den volgenden dag herwaard, om heden met een afgehuurd vaartuig naar de Wilkmftad te zeilen, doch het ftormt zodanig dat wy niet onderneemen durven derwaard te ftevenen, en dit geeft my den tyd om my te vetlustigen in myne aangenaamfte bezigheid, namenlyk te fchryven aan myne beste. I\iag ik hier byeene fentimenteele trek voegen? gisteren avond, fcheen het maantje zo lieflijk helder op onze kamer, en gaf zulk een bekoorlyk gezicht over de rivier, dat ik, fchoon wy eerst ten half twaalf te huis kwamen, niet befluiten konde om na bed te gaan. De Heer Goudzvaard vermoeit zynde, begaf zich ter ruste, maar ik flopte een pyp en verloor my zelve bydieaange. naame ftilte in de befpiegeling van uwe bekoorheden, „ach!" zeide ik tot my zei ven, „als p, ik haar nu by my had, als zy aan myne zyde fi zittende,deeze fchoonheden meede befchouw. » de,  door NEDERLAND. 151 „ de, hoe veel treffender zooden zy myn hart >, nog aandoen, hoe oneindige gedachten zou I, zy in myne ziel opwekken, die thans flaauw ,, voor myn geest zweeven, en verzwolgen worden, door het beeld van haar dat beften- „ dig voor my ftaat, Mogt zy nu ook na „ dat maantje zien, en dan aan my denken, ge„ lyk ik aan haar? en, 0! wist ik dat dan, hoe „ fmolt myn ziel van vergenoegen !" —1 — lieve Lot! doe dit eiken avond eer gy ter rust gaat, ik zal het ook doen, en als de wentelende dagen het maantje onzichtbaar msken, dan zal ik het wagen gefternte in de plaats neemende, en daar op ftaarende zeggen: ook dit ziet myne beminde , en dus hebben onze oogflr aaien een doel. Vaarwel, Lot, en geloof dat niemand eedeier gevoelens voor een waardig voorwerp in zynen boezem kan voeden, dan ik voor u, en dus dat ik in alle betrekkingen onveranderlyk zyn zal &c. II,  15». de JONGE REIZIGER II. B R I E F. Fes. din and aan Petersen. Hellevoetfluis den 3 Juny 17— X^aat ik myn neef een weinig onderhouden over het fpringtourtje dat wy gemaakt hebben. Een tourtje dat na uw fmaak zoude geweest zyn, wyl gy als asfuradeur dan verfcheidene dingen in natura had kunnen zien, die gy nu maar by overleevering hebt aangenomen. Vooreerst moet ik u zeggen dat er tusfchen de Z. W. kust van V land van Voorne, en de N. O. kust van 7 land van Goedereede, twee goede zeegaaten loopen, die door een bank welke zeer gevaarlyk is, en te recht de Hinder genoemd, gefcheiden worden. Deszelfs gedaante, zeide my onze loots, is byna een frilve maan, zynde meer dan vyf-en twin.ig hondert roeden lang van 't West na 't Oost, en op zyn breedst tusfchen de zeven en achthondert — Eet noordelyk gat wotdt de Spleet of het Quaks dhp  boor NEDERLAND. 153 diep geheeten, het zuidelykfte 't Goereefche Gat. Zy vereenigen zich by Flakkes en vormen vervolgens 't haringvliet dat wederom zich in 's Hollands diep ontlast, en zo verder de Maas in valt. Goeree is thans zelve van geen aanbelang, zynke oud en vervallen, men kan uit de overgeblevene poorten nog zien dat zy oudtyds bemuurd geweest is. Omtrent den jaare 1428 wierd de ftad fterk geattaqueert door die van Zevenbergen dog de burgery ftond als leeuwen ,en dreef door krsgt en beleid den vyand van de wal en op de vlucht. Op eenen anderen tyd wietd zy door Hertog Jan van Braband uitgeplundert en af* * gebrand. In 't laatst van die zelve eeuw, raakte de ftad op nieuw in brand, en verteerde voor een groot gedeelte. Landbouw en Visfchery zyn hier de voornaamfte beftaansmiddelen, de laatfte echter is hier in lange na zo gewichtig niet, als voormaals, wyl de ftad toen direét aan zee lag", en thans omtrent een half uur gaans landwaard in, door opflikking van den rivier, en verzanding der haven. De ftad was ook toen veel grooter. Hier over een kort gefprek houdende met een burger, die zyn borrel in de herberg dronk, verhaalde hy ons, dat het hier voormaals zo bloeiend plagt te zyn, dat de Re-  154 de JONGE REIZIGER Regeering by een expresiè keur verboden hadde, om met paard of wagen in de ftraten te blyven ftaan, wyl zulks de menigvuldige pasfa< ge van drokke voetgangers belemmerde. Hy verhaalde ons ook dat deeze Stedelingen de eer der vinding kwam, om visch in tonnen te zouten. Ludolpb Smid; verhaalt uit Pars, dat 'er oud* tyds een weg om te ryden was, van Goeree af tot aan den Briel, en 't koomt my niet onwaarfchynlyk voor, om dat men Goederede zelden met den naam van Eiland, maar altoos met die van '/ land van Goedereede beftemplt vindt. l Hierby koomt dat ik elders geleezen hebbe, „ dat de landen van Oost en Westvoorn, alleen a, door een flink gefcheiden wierden, van die „ naauwte, dat de eigenaars der landen, ter we„ derzyden van deeze flink flaande, gemakkelyk „ met elkander konden fpreeken." Integendeel was 'er toen een merklyke wydte, tusfchen dit land en dat van Over Flakkee, 't welk naderhand is digt geflemd, en nu zedert eenige jaaren ingedykt, des dat men nu daar met wagens pasfeeren kan. Dit aangaande Goedereede. Van hier zeilden wy na Sommelsdyk, welke Heerlykheid eigenlyk onder Zeeland behoort, fchoon op Over Elakkee leggende, dat de Provincie Holland toebehoort. Men  door NEDERLAND. 155 Men noemt het ook Zomers dyk, en dan wil men den naam afleiden, als of 'er des winters geen dyk zoude geweest zyn. Dit Dorp fchoon nog geen driehondert huizen bevattende, is zeer luchtig en aangenaam , hebbende verfcheidene goede ftraaten, en een tamelyke haven. De kerk is een fraai gebouw , voorzien met een koor, dat met een hek is afgefchooten \ men ziet 'er verfcheidene gefchilderde glaazen , verbeeldende de wapens der Heeren en Vrouwen van Sommelsdyk, welke hier hunne graf kelder hebben , zynde vercierd met een tombe ter ee en van den beroemden Franco is van Aar [en en zyne Gemalinne Petronelie van Borre, die beide knielende op deeze tombe in wit marmer zyn afgeb eld, terwyl de menigvuldige Cezandichappen van dien Heer by de hoven van Frankryk, Engeland en Venetien, door eene infcriptie vermeld worden. Het kerkhof is beplant met fraaije ypenbomen en met eene gracht omringd. De tooren ftaat aan het westeind der kerke, is vry hoog van muurwerk, en voorts met een achtkant ïpits'voorzien, waar aan vier uurwyzers. Er is ook een Raadhuis, doch 't zelve heeft niets merkwaardigs, hoewel het voorzien is met ge-  $6 de JONGE REIZIGER genoegzaame apartementen, aan zulk een gebouw voegende. De Waag en het Gasthuis zyn ook van geert groot aanbelang, echter vercieren zulke gebouwen altoos eene plaats, nademaal zy bewys opleeverenj 't eerfte van eenigen handel, het andere van menschlievende voorzorgen, vcor noodlydende natuurgenooten. De Vischmarkt is hier abondant, wyl men de Visch niet alleen van herwaard na binnen, landfche plaatzen, maar zelf naar Braband Vlaanderen en Engeland vervoert. Van hier reden wy na Dirksland, meede een vry goed Dorp met een lange haven, de kerk is een ruim gebouw, op het koor ftaat een klein toorentje, en aan het westeiud der kerk is een vry dikken tooren, wiens kop ftomp is. Het voornaamfte gebouw alhier is een ambachtshuis, dat van vooren met fchoone ypen en linden befchaduwd wordt, en voorts fraaije tuinen en boomgaarden heeft. Dit bezichtigd hebbende reden wy dwars door het eiland heen, door onderfcheiden polders en kleine dorpjes die van geen aanbelang zyn, naar Oeltjes■ plaat, gelegen aan het oosteinde in een polder van dienzelfden naam. Dit  b ö ö r NEDERLAND. t$f Dit dorp heeft een fraaijé haven, met goedé hoofden van paalwerk voorzien, als ook van land en zeefluizen, men meent dat het eertyds in wallen gelegen heeft, ten minften is 'er in 'C begin der voorige eeuw nog een fehans geweest om het zogenaamde Volkerak 't geenFlakkee ten zuiden en oosten befpoelt, en dan in 't Hol* landsdief valt, te kunnen dekken. Na den om* trek van de plaats, als beftaande in nog geen anderhalf hondert huizen, is het raadhuis een aan» zienelyk gebouw, met een zeer verheeven bor* dols* en van goede apartementen voorzien. De kerk is meede groot en fchoon, doch heeft niets byzonders. ——. Behalven deeze publykö gebouwen vindt men hier nog een waag, en een weeshuis, welk laatfte een gefticht van deeze eeuw is. Ooitjes plaat bezichtigd hebbende, Vervolgden Wy onze tour door het land na Middelharnas $ of zo als onze Voerman het noemde Mynbeerfen. ' - 't is een der fraaifte dorpen welke in dit oord gevonden worden. De zogenoemde voor* ftraat althans is breed, en met twee ryen boa* men vercierd,in deszelfs midden ftaat een taam^ lyk goede fteenen waterpomp ten algemeen gebruik, en aan 't einde is het raadhuis, met een fraai toorentje pronkende, 't frontefpies van dit gebouw ptonkt met het jaartal der bouwhlge 1639, II. Desl, M en  158 de JONGE REIZIGER en 's dorps wapenen zynde een Su MicMeLdtn draak met een lpeer doorftootende, en het nuddenftuk van een harnas op het fchild, dat hy aan zyn linker arm draagt — De beelden der gerechtigheid en voorzienigheid ftaan op de hoeken , en de liefde midden op het frontefpies — Men gaat 'er met een hoog bordois op, en hies onder doorgaande koomt men op een met hooge boomen beplant kerkhof, op welks midden de kerk ftaat. De predikftoel in dit gebouw is der bezichtiging waardig, zynde met veel fnywerk vercierd, vooral is de leuning fraai, zyndè gefneeden in de gedaante van een kabeltouw. De tooren is hoog, en zo men ons gezegd heeft in den fmaak des toorens van de abtdy van St. faicbiel te Antwerpen. Wy hadden het jacht alhier in de hiven doen koomen, begaaven ons fcheep, en zeilden zeer vermaaklyk herwaard, alleen wierden wy wat vertraagd, door dien wy eenige maaien moesten wenden, om boven de plaat van Flakkeu te koomen, die hier vlak voor de naven legt. Zie daar kort wat wy bezichtigd hebben, de Landsdouw zo van Goedereede als Over Flakkee is alom even vruchtbaar, brengende zwaare graanen , koolzaad en meekrap in overvloed voort, des men hier met vermaak kan doorreizen. Vet' .  boor NEDERLAND. 159 Verders trekken deeze plaatsjes geen gering woordeel van de Visfchery, en wel voornaamellyk Midddbarnas, althausmenzegtdatin gantsch IHolland geen zo vischryke plaats gevonden wordt. 't Zal u geheugen wat ik u fchreef vandeenorime fchelvischvangst te Katwyk, hier beroemt iïnen zich dat 'er in den jaare 1745 op eenen dag, imeer dan negen duizend kabeljaauwen ter markt {gebragt wierden, die in eene zeetocht, duurende jgemeenlyk vier a vyf dagen > gevangen waaren. • Om deeze tyd des jaars, wanneer 'er doorgaans weel Tarbot gevangen wordt, zendt men die naar i Engeland. Ik heb thans den tyd niet, maar ben echter woornemens om u nader over de verdeeling van (de landen van Voorn en Putten te onderhouden, 'waartoe ik de eerfte gelegenheid zal waarnee• imen. Voor het tegenswoordige moet ik Hluiten, wyl ik den Heere Goudwaard niet lan- jger alleen durf laaten Ik eindig des na imyne complimenten afgelegd te hebben, aan de idrie uitmuntendfte dames myner kennis, en de : nobelfte myner vrienden met my te noemen. M 2 III.  i6o i>e JONGE REIZIGER III. BRIEF, Ferdinand aan Charlotte. Geertruidenberg den p Juny \J~> Sedert myn vertrek uit Hellevmjlüis heb ik geen tyd kunnen vinden om een letter op het papier te brengen. Want ik durf u verzekeren, dat 'er rtiets verrukkelyker zyn kan, dan onze overtocht van daar na de Klundurt. Zynde de Wil" lemflad by ons voorbygegaan , om twee redenen, vooreerst dewyl het niet eigelyk tot Holland behoort, en ten anderen, wyl wy door den ftorni in onze reize vertraagd zyn, des het weinig gefcheeld heeft of wy waren onmiddelyk op Dort gereisd, en hadden deeze gaatfche hoek afgefneeden. De dageraad brak naanw aan, toen wy opftonden om nog in Hellevoet/luis te dejeuneeren. o myne Lot.' geen penceel maak dat uitmuntend gezicht over de Maas. Terwyl de kleine engellche meid van ons logement, het koffywa. ter aanftookte, en de Heer Goudwaard zich liet kap»  door NEDERLAND. 161 trappen, wandelde ik nog eens rondom de vest. Ik kon Goeree en Over Flakkee nog niet onderfcheiden, vooral het eerfte lag nog in de allengs verfmeltende nachtfchaduwe. Ik was pas aan het tweede of zogenoemde koningsbolwerk, toen het wachtfchip, door een kanonfchot den dag aankondigde. 'Er hing nog een foort van nevel over de rivier, en het land fcheen zee, door de daar over zwee- vende daauw. De Brielfche Póórt gepas- feert zynde, en dus meer ten oosten der vesting koomende, had ik een ruim gezicht op den ryzenden dageraad. Staatige donkere wolken,gelyk aan ontoeganglyke gebergtens rusten op den horizond, binnen weinige oogenblikken, wierden derzelver randen met goud en andere fchic* terende koleuren geboord; zy fchooven van een, en achter elkander met eene afwisfeling van eerbied wekkende vertoningen, tot dat na vooraf, gaan van eene tallooze menigte lichtfcheppende ftraalen, de gezichteinder van alles gezuiverd was, en de zonnefchyf nog maar half boven dezelve aan myn verrukt gezicht vertoonde; een lief koeltje uit het noordwest bewerkte eene zachte kabbeling op het afvlietend water, en de blikkering der zonneftraalen op deeze kleine golfjes vormde een gouden ftarredans, die dichter noch «childer maaien kan. M 3 Eer  i'óa de JONGE REIZIGER Eer ik nog aan het zuidlykfte bolwerk Rotterdam genoemd was voortgewandeld, ftond de dagvorftin in haaren grootften luister op de nu gantsch onbewolkte kim, en rees allengs met eene majefteit, die myn gevoelig hart in verrukking bra^t. In waarheid, myn lieve Lot! voortwandelende tot aan het eind van het oosterhoofd, zou ik my zelf vergeeten hebben als myn Hendrik na my uitziende, myniet van daar was koomen haaien. —-■— Geloof my ■, ik kon my zo min wegens 't geen ik gevoeld had by mynen vriend uitdrukken, als ik thans in ftaat ben u hetzelve te fchetzen, neem het dan daar voor dat ik geheel verrukking was. Ten vyf uuren gingen wy aan boord, en het labber koeltje, uit de ons giuftige hoek waaiende voerde ons ondanks de tegenftroom fpoedig langs het Haringvliet, en zo in het Hollandscb diep tot wy de nqde vaart inftevenden en dus opzeilden tot aan de Klundért. Ik zal onze discoursen geduurende dit ovenochrje aan neef Peterfen meede deelen , wyl zy zeker niet in uwe liefhebbery zullen vallen, en hem nog misfchien van dLnst kunnen zyn, terwyl zy althans myne weetlust byzonder voldeeden. Dit plaatsje, Klundert namenly k, is klein, hebbende maar weinige alle lynrecht loopènde ftraaten, waarvan eene het fïadje in twee deelen fcheidt  door NEDERLAND. 163 ifchddt, men vindt 'er nog al eenige fraaije hui- I jztn, vooral aan de zogenoemde kreek , een \\watertje dat hier dootvloeit, en zich in de rooft de vaart ouilast. — Up een der pleinen ftaat II de kerk die geene kwaade vertoning maakt; op 11 de markt die met boomen beplant is, vindt men I hier het zogenoemde Pnnfenhuis, en een lands- roagazyn. doch alle deeze gebouwen zyn van te weinig aanbelang om daar van eene breedvoerige beichryving te geven. Laai ik u liever melden, hoe toevallig hetzich hier gt chikt htefï om myn woord in Dort te houden en met den Heer Goudwaards gezelfchap vereerd te blyven. iNaauwlyks waaren wy een kwartier in ons logement geweest, toen 'er een Ij heer te paard Jtrriveerde, die ik, zo dra hy af!] fteeg voor mynen Dortfchen vriend herkende, | hy toonde zich verheugd my te zien, en vraag1 de onmiddelyk na de dag , op welke ik by hem meende te zyn, ik beantwoorde hem met te I zeggen, dat de Heer Goudwaard my wel onverwacht met zyn reisgezelfchap had gelieven te vereeren, en ik dus van zyne uitnodiging om by hem te logeeren onmooglyk zoude kunnen gebruik maaken. — Dan wat was het gevolg ? tegens hondert protesten aan, hebben wy ons woord moeten geeven, om beide by hem te komen. « - Dit zal denkelyk morgen avond ge. M 4 beu*  Jtf4 de JONGE REIZIGER peuren, althans ons oogmerk is om morgen te. gens den middag met een vaartuig van hier te zeilen. Toen onze vriend zyne na huis reis had aangenomen, deeden wy een wandeling rondsom en door de ftad. De wal is fraai, en word zeer wel onderhouden, de ftr,aaten zyn ruim, luchtig en vry wel bebouwd. Een riviertje de Donge geheeten, befpoeltbet zelve aan de oostzyne . De haven is ruim, maar geheel verzand, de markt is een ruim plein^ op hetzelve ftaat het fladhuis, ter wederzyden* door andere huizen beklemd, hetzelve pronkt met een fpits toorentje. Aan het oosteinde van de markt is de groote kruiskerk, vercierd met een fraaije dikke toren. — Het groot en klein Prinfanhof zyn de twee voomaarnfte gebouwen der gantfche ftad. Nieuws of byzondere fraaiheden hebben wy hier gevonden nog opgemerkt, maar hoe konden wy in deeze ftad ons ophou* den, zonder te gedenken aan de twee grqote Dichtgeesten welke alhier in onze dagen bloeiden , en tot ouherftelbaare fchaade van den Helicon, in den bloei hunner dagen, door den dood zyn weggerukt. Gy zult niet twyffelen myne beste, of ik bedoel hier de eedle Julia na Corneüa de Lannoy, m den. dQ?rk«ndigen Siason pan der Waal.  door NEDERLAND. i6g De werken der eerfte vooral zyn u te onfchat. baar, dan dat haar naam niet onmiddelyk in uwe gedachten opryst, zo dra gy Geertruidenberg noemen hoort. » De eloge dier twee puikverfbnden , was geen gering deel van ons gefprek onder het foupé. De Heer Goudwaard had de Baronnes van naby gekend, -en roemde zo zeer, haar minzaame en vriendlyke geaartheid, als haar vernuft en kunde in gefchiedenis, dichtkunst en andere vakken van geleerdheid, Te recht zeide hy, fchreef zy deeze vieï Jieye regels: op d a VRIENDSCHAP. Wie kan in 't aardsch verblyf een hemel wellust geeven? Wie bindt de zielen mee een gulden koord aan een? Wie fchept uit rampfpoed kracht? wie zal ontterflykleeven? Zoek vry door 't gantsch heelal, de Vriendschap (is 't alleen. Te recht hernam ik, voegde de groote Simon van der Waal deeze vier fchoone regels onder haar afbeeldzel. M 5  i&6 de JONGE REIZIGER. Diê's dfeedle te Lannoy , door dicht en deugd verengeld; Vereerd met Neêrlands liefje, en Pindus zegekroon; Der kunften fchutvorftin, heeft zelf van Ruslauds troon Een eerlauwrier om 't hoofd dier Milpomeen geftrengeld. Wy beklaagden ons met aandoening, over 't ontydig verlies dier uitblinkende geesten, en raakten aan eene optelling van groote vernuften, welke ons Vaderland tot roem verftrekten, maar eveneens, als deeze in den kostlyken bloei hunner jaaren, als fLrlyk praaiende bloemen, door den ftormwind des doods waaren ter neêi geflaagen, en onder d ezen verga, ten wy geenzins den grooten urmt Willem Hicbty noch den krachtigen Belamy. Het foupé afgenomen zynde, ging de Heer Goudwaard na bed, en ik zette my om deezen te ichryven. Wy zouden nu morgen . zo vroeg als her ons luste van hier kunnen vertrekken, maar myn vriend heefc hier een kennis woonen wien hy een bezoek wil geeven, dit kan nier wel voor tien uuren, en dus zal ik nog gelegenheid hebben , aan Neef Peterfen te fchry ven. en deeze met dien, morgen avond op de post te bezorgen. Ik zal hem niet voor het laatfte oogen-  door NEDERLAND. 167 oogenblik fluiten, dewyl ik u dan wil laaten weeten, wanneer wy in Dort zyn aangekoomen. Intusfchen hoop ik dat myne lieve welvaart, dat ik beftendig in haare achting ftaa, en, als ik in 't huis mynes vrimds intrede, daar verrast mag worden, door de verzochte letteren van de hand der beminnenswaardige Juffer , aan wie ik myn hart voor altoos heb opgedraagen, en wier wederliefde dus het treffendlle genoegen uitmaakt van &c, _ P. S. Dort den 10 Juny. ——— Om twaalf uuren deezen middag vertrokken wy van Geertruidenberg met een vischfchmt, 't was ftilletjes, doch voor den wind, de koelte wakkerde echter,en gelukkig voor ons, wyl wy anders niet door de zogenaamde kil hadden kunnen koomen, die wy verkoozen door te zeilen in plaatze van beoosten het eiland van Dordrecht door de bieschbosch te gaan. Wy arriveeren zo op het oogenblik, (ten zes uuren) en ik fchryf dit nog aan boord om de brief fpoedig, zo het al niet te laat is, op de post'te bezorgen. - Dan Lot lief! is myn hart we-  io*« de JONGE REIZIGER weder gerust, want dan vermaak ik my morgen met het denkbeeld: „Nu zal myne fchoone he„ den ten minften aan my denken, al zy my9> nen brief leest. Vaarwel beste! ik zegel deezen, en dan gaan wy van boord Vergeef het krabbelend fchrift, want het is vry gebrekkig. —- Nog eens vaarwel! de Heer Goudwaardgroet a, IV.  door NEDERLAND. r6> IV. BRIEF. Ferdinand aan Petersbn. Geertruidenberg den 10 Juny—-' C^risteren morgen, gelyk ik myne Charlotte gemeld hebbe, zeilden wy vroeg uit Hellevoetfluis naar de Klundert, in dit overtochtje onderhielden wy onzen fchipper over de verfchillende vaarwaters van hier na Dort. Toen wy het Haringvliet een end weegs waren opgezeild, wees hy ons twee tonnen, en eenige fteekbakentjes welke daar hsgen, zeide hy, om het zogenoemde [pui te vatten, 't geen niet zeer breed, doch voor taamlyke fmakken bevaarbaar is, en zich in de oude Maas ontlast^ Scheidende dit vaarwater de landen van Putten, de Beierlanden en 'ï land van Stryen. Als men in de oude IViaas koomt, heeft men het eiland Tzelmonde aan bakboord , en dat van Stryen aan üuurboord. Hy fchilderde dit vaarwater zeer aangenaam, dewyl men ter wederzyden van het zelve verfcheidene wel gefitueerde dorpen vindt. Hy  ï?o de JONGE REIZIGER Hy onderrichte ons dat men 't Hollands diep verder opvaarende aan de zogenoemde Kil kwam, het algemeene vaarwater voor alle groote fcheepen zo die van Rotterdam als Dordrecht voor de Maas na zee gaan, verder zei hy kan men beoosten het eiknd van Dordrecht ook door de biesbosch naar die ftad koomen. In het verfchtet zagen wy de Willemflad, de Heer Goudwaard merkte by die gelegenheid aan, dat deeze plaats zyn naam hadde, na deszelfs ftichter Prins Willem den I die dezelve Ao.is83 bouwde en verfterkte, dat zy naderhand'op Maurits, Fredrik Hendrik, Willem den II. en den Hf. van dien naam gedevolveert was, doch dat 'er zwaare differenten ontftam waren, na den dood des laatsgemelden tusfchen den Prins, en den Raad van Staten, over 't heffen der gemeene middelen van deeze ftad, en deszelfs resfort, en over de wyze om deeze middelen te moeten emploieeren. Over de utuatie van de ftad fpreekende, zeide onze fchipper dat zy een ruime markt hadde, een goed raadhuie, en een fraaije kerk, terwyl de vestingwerken in zeer goede order onderhouden worden. Alles wat ik van de Klundert te zeggen hebbe, melde ik in mynen brief aan myne Charlotte van hier. De  oor NEDERLAND. 171 De toor van daar herwaard namen wy over de laage Swaluwe ,eene niet onbekoorlykela* dsdouw, waarvan ik naderhand iets meer zol zeggen, als ik u over Vooren en Putten on^hou- de, myn tyd is thans weder kort- lk zal u derhalven maar een enkel discours tusfchen den Heer Goudwaard, en my onder 't wandelen om de vest meede deelen. Het land rondsom deeze Had vlak en laag zynde, begreepen wy niet hoe aan deeze plaats by den naam van Geertraid die van berg gevoegd was, en vermaakten ons met de gisfingen der geleerden hier omtrent aangevoerd zonder eenige beEisfirg. De Heer Goudwaard was vei volgens zo vriendlyk my eenige gefchiedkundige trekken van deeze plaats meede te deelen, die ik hier zal laaten volgen. Heer Jan van Braband bemagtigde deeze plaats in den jaare 1304. toen dezelve naar de waarfchynlykfte gisfmgen, onbemuurd was,wyl zy verfterkt geworden is, door den Heer Willem van Duivenvoorde, die 'er in den jaare 131*; Heer van wierd. In 1321 begon hy het (lot van St. Geei truidenherg te bonwen. Van dit Hot is na hondert jaaren geltaan te hebben, geen fteen meer op elkander gebleeven; zynde verdelgd in den oorlog van Hertog Jan van Beieren, tegens Vrouwe Jacoba, in of omtrent 1420, toen  ï;a de jonge reiziger toen de Heer Dirk van Merwede hetzelve meeï dan een half jaar tegens zyne belegeraars defen^ deerde, maar eindelyk, na zelfde ftad in brand en plat gefchooten te hebben, genoodzaakt wierd te capituleerea, bedingende echter het behoud van lyf en goed. De alombekende Watervloed in 1421 die dert Bieschboscb vormde, die om deszelfs vreeslykheid, by alle onze gefchiedfchryvers gedacht wordt, en zeker de merkwaardigfte is, welka de gedenkfchriften deezer landen opleeveren, heeft ook deeze ftad niet weinig geteistert, en haar waarichynlyk van eene landftad hervormd, tot eene ftad aan de rivier geleegen. In de partyfchap der Hoekfchen en Kabbel* liauwfchen deelde zy meede, zynde in den jaare 1489 door den beroemden Heere Jan van Nnaldwyk ten voordeele van de Patnottifche party ingenomen, dan toen hy hetzelve begon te verfterken, bragt hy die van Breda vrees aan, en dus vonden de Regeeringlieden der Baronny goed, hem door een groote geldfumma te beweegen, om de ftad te verlaaten. Nu bleef het hier in tamelyke rust, tot den jaare 1573 toen de Staatfchen daarvan bezit namen, dan Panna bemagtigde dezelve weder in 1588. Al au  öoor NEDERL ANÖ; 173 Maurits, die bekwaanfè Veldöverfte, bemag tigde haar weder in den jaare 1593» fchoon de Spanjaarden met eene aanzienlyke magt, in hef gezicht lagen, zedert bleef zy in handen dér Staatsgezinden. Maar Peterfen ik kan niet voorhy u hier eene trek op te leveren, hoe verfehriklyk de grootert dikwerf met de eeden fpeelen. **■ Gy weet dat deeze üad op de grenzen van Holland en Braband legt , hier uit ontftond eene beftendige twistin vroeger dagen, welke, dierNederlandfchë provinciën, de fouverainiteit over de plaats toebehoorde. —— Die van Holland eischten dat hunne Graaven, by de zogenoemde blyde inkomlten, zouden zweeren, de ftad Geertruidenberg onder hunne magt te houden; die van Bra. band integendeel, eischten van hunne Hertogen ais zy op hunne blyde inkomst zwoeren, dat zy die ftad onder hun gebied zouden brengen, en beide deeze eeden zyn gedaan, door die Hertogen en Graven, welke uit het huis van Bourgondien te gelyk Hertogen van Braband en Graaverj van Holland zyn geweest. Zeker derhal- ven dat zy in een of ander geval meineedig waa:ren, en dus van zelf vervallen van eenig recht van oppermagr. -— Doch 't was toen zo al$ 1 dat niemaud den grooten aan wetten durfde ver- 11 Dbel. IN biu-  J74 de JONGE REIZIGER binden, uit zelfgevaar, of zelf belang, en't zal ook wel altoos zo blyven. Eer wy gisteren avond aan het foupé gingen, dronken wy een vlesch wyn aan de deur, de kastelein die een zeer gefchikt man was, ftond met ons te fpreeken, toen 'er een officier inkwam , en ons een rencontre verhaalde, welke der moeite waardig is u meedetedeelen. Hy was geheel onthutst, en vraagde met eenige hoogduitfche vloeken een vlesch bourgonje, ■ Men gaf hem die, en de kastelein vraagde, wat fcheelt 'er aan heer Luitenant? ——— Was tufel, zeide hy, der komt einer vervloekter hond, in onze gezellchaft, und fprekt kein word. Ick zag 'er an zeinen montiering das 'er ein hond war, und wolte mêt innen reednen. — Der kaerel antwoorde koel, uber cordaat,und zagte zelbst dat 'er ein hond war, aber die iprechen kon, und der flingel raifonnierde, mit mir, in form dat ich waarhaftich kein voets kon kriegen om inhen ein koppel piftoolen thoe prefentieren. 'Er is ein hond, aber hie weis zo viel von der Hiftorien, dat ich daar nichts tegen zagen konte, und doen ben ich mar weggelau- fen. Was wolte ich mit der hond thoen? '£r is aber ein hond, die nich glauben wol, zo wie ich glaube. ~—— Einer vervloekter hund is  door NEDERLAND. i?$ isirh, und...... Hoof zeide de kastelein, dat :had misfchieu te pas gekomen, om het den man :in uw gezelfchap te zeggen, maar hier doet het ! niets af, hier is het poltronnerie, en daarvoor :zyn de Heeren die hier zitten zo min bang, als :ik, dus drink uw vlesch, en maak hier geené ;gasconades. Aber Geen Aber meer , :hervatte de kastelein, of de ftop op de vlesch, iik duldby mygeen discourfen die aanleiding gee* ven tot partyfchap, een hond, een haan, en een luipaard, moeten in myn menagerie vrede houden, of ik jaag den twistzoeker weg, onverfchillig wie. Myn fpreuk is, Je Maintiendrai , en daar meede gedaan heer Lieutenant. ■■ aber nein, ich fol zwiegen, zeide de heer Lieutenant, trok zyne fchouders op,dronk zyn vlesch, en ging na zyn kwartier. De kastelein ondertusfchen ontzag zich niet te zeggen dat hy dagelyks zo, dan door den een, dan door den ander geplaagd wierd , als 'er vreemdelingen waaren, doch voegde hy 'er by^ ik zal het hun afkeren. Zy koomen hier probeeren, zeide hy verders , of zy voet kunnen krygen, om rufie te maaken, en 'er my meede in te betrekken, om dat ik een hond beu zo ais zy dan zeggen, maar dan moesten het al andere kaerels zyn. KortN a om  176" de JONGE REIZIGER om de Lieutenant jonge Ik meen de jon¬ ge Lieutenant kwam 'er codille af. Nu gaan wy zo daadlyk op reis na Dort van waar ik u deezen zenden zal. De inleggende hebt gy wel de goedheid aan myne lieve Charlotte te overhandigen. Groet uwe Belle, en haare vriendin Elize, maak myn excuus dat ik haar zo weinig fchryf, ik beloof beterfchap, Dort zal my denkelyk wel iets voor haar opleeveren. Daar is de Heer Goudwaard. — Ik eindig. ®n ben &c. V.  door NEDERLAND. 177 V. BRIEF. Ferdinand aan Fredrikstad* Dordrecht den 11 Juny 17— Onze overtocht van Geertruidenbergherwaard was weder zeer vermaaklyk, echter op den middag vry heet. Wy zeilden dwars voorby de Biesbosch heen de Kil in, een zeer aangenaam vaarwater, ter wederzyden met groene wallen geboord. Juist met ons kwamen drie fchotfche brikken met fteenkool gelaaden de kil in zeilen, een derzelve liet zyn anker vallen voor 'sGravendeel, een fraai dorp zo het ons voor het uiterlyk toefcheen; dit wasvoor my een nieuw tooneeltje, en ik verwonderde my hoe vaardig het volk op de raas was, en de zeilen geborgen hadden, de zeelieden noemen dit: beflaan. Te twee andere vaartuigen, zeilden door; hunne voortgang was fneller dan de onze, doch aan het eind van de kil koomende, riep de knecht van onze fchuit N 3 den  378 de JONGE REIZIGER den fchipper toe: „de voorfte wordt al mal." Ik vraagde wat zulks betekende, ik kreeg ten antwoord, dat hy te naby grond was, en daar door uit het roer liep; dat de geduurige afftroming van de rivier hier ter plaatze eene ftuiting kreeg waardoor een bank gevormd wierd, de krap genoemd, een groote hinder voor zwaare fcheepen, die daarop dagen achtereen konden blyven zitten, dat dèeze bank vry erger was dan pampus, wyl de grond te hard is om 'er door te werken, en dat 'er tot nog toe geene mooglykheid fcheen te zyn, om deeze opflikking te ber letten. Dort van deeze zyde naderende is zeer bekoorlyk, de rivier was vol zeilende en ten anker liggende fcheepen, aan den rechter oeverheeft men op het eiland verfcheidene fabrieken, en aan den linker het bloeijend Zwyn-. drecbt op het eiland Tzelmonde geleegen. — De ftad vertoont zich fraai, hebbende verfcheir dene harens, en zynde de kaaijen tusfchen de zelve met loofryk geboomte beplant. Wy zeilden geheel op, tot voorby het groot hoofd, om ons met dit gezicht te verlustigen, onder het merkwaardige zyn de hier leggende houtvlotten , welke den Ryn afzakkende, van eenige hondert- uuren verre herwaards getransporteert worden. —* Wy sullen dezelve nader fee-  door NEDERLAND. 179 tbezichtigen. Tot bykans op de hoogte Tvan Papendrecht zynde, zeilden wy te rug, en ;flapten aan de blaauwe Poort, alwaar het veer op Zvoyndrecht is, van boord, en begaaven ons na onzen vriend den Heere Bleyenoord. Het overige tot de afzending van deezen aan myne Charlotte. Inmiddels blyf ik met myne gewoone hartlykheid uwen. N4 VI.  10a de JONGE REIZIGER IV. BRIEF. Feivdinand aan Charlotte,. Dort den i; Juny if— Bewyl wy met onzen vriend zo hadden afge, fproken , gingen wy hier arriveerende regelrecht na zyn huis, een aartig kwikachtig vrouwtje, kwam by ons in de zykamer, en berichte ons dat haar man op gezellchap was, doch order gelaaten hadde, om hem te haaien, zo wy inmid- dels mogten koomen. _ Zy zond ook haar- meid oogenbliklyk uit, en twee zeer lieve kin» deren, het een van zes, een meisje; en 't ander van vyf, een dikke vette jonge, kwamen de kamer infpringen, de gewoone complimentjes van dienaresje Oomes en dienaar Oomes heel lief afleggende. Zy waaren in de eerfte fmaak gekleed, konden, ('t gen wy reeds wisten vóór Wy hy onzen vriend in het gezelfchap kwamen, waarvan daadlyk nader, en dus binnen het half uur i zy konden reeds een menuet danzen, een lixtje zingen, wat fransen, en engelsch rabraa- fcen,  boor NEDERLAND. 1S1 ken, maar hollandsch leezen, en fchryven, dat was zeer gebrekkig. Mietje rraéteerd ook al het clavier, zy fpeelde in dien korten tyd twee ftukjes voor ons, en toen Mietje een derde wilde aanvangen, zei mama, dat het genoeg was, 't kind drong 'er op aan, om het ftil te krygen, zeide ik: o mama! laat Mietje nu nog eee oud hollandsch deuntje fpeelen, geef een aalmoes voor den blinden. —— He! foei myn Heer was het antwoord, zou het kind zulke dingen leeren, neen, foei! dat zou ik niet dulden. -— Ik maakte myn excuus, en hier op volgde een vertelling, dat de kinderen wel moesten worden opgevoed, zo dat zy eenmaal in de grote waereld konden verfchynen, want wel was het waar, zy hadden niet te wachteu dat zy fchatten van hunne ouders zouden erven, maar de expectance tot aanzienlyke goederen was groot. Zy hadden een neef, die ryk was, zyn vrouw had geen familie, en 'er waaren maar drie kinderen, des als deeze vyf dood waaren, moesten zy de goederen van dien neef erven. —* Hier ftreed oprechtheid met welleevendheid by my , de eerfte over. won, en ik zeide ja Jufvrouw, maar hoopenop Oomen, is droomen , na ons hollandsch lpreekwoord, 't is zo antwoorde zy, maar evenWel en hier kwam Styntje in, om ons N s te  iSa de JONGE REIZIGER te verzoeken by het gezelfchap te koomen. Wy wierden derwaard geleid, 't was by een eerwaardig oud Heer, men zat een kaartje tefpeelen aan drie partyen Quadrille, aFHombre en Modern, gy kunt hier uit de grootheid van ons gezelfchap berekenen, wy wierden met de uiterfte beleefdheid door onzen gastheer binnen geleid, en door den heer van den huize, zowel als 't overig gezelichap ontvangen. Ik moest meê fpeelen, en om het minfte derange- ment te maaken koos ik het modern. Ten half tien uur wierden wy aan tafel verzocht, gul. heid en vrolykheid heerschte onder dit foupé. Dan toen de gewoone conditiën gedronken waa« ren, wierd de gastheer vergelukt met zyn verjaardag, en een der heeren las een vers, myn vriend, eischte van my een extempore, ik betoogde uit alle oogpunten de onmooglykheid, het mogt niet baten, eindelyk zeide ik my daarvan volftrekt te moeten excufeeren, maar dat ik wel eene zegenwensch, die ik by eene andere gelegenheid had nitgefprooken, en my hier niet ongepast fcheen herhaalen wilde üy moet weeten Lot lief dat ons gezelfchap aan tafel vermeerdert was, door de vrouw uit den huize, en twee welopgevoede jonge Jufvronwen. Men nam myn aanbod aan, en ik gaf de volgende regels: Ik  oooR NEDERLA ND. 183 Ik voer geen andre wensch voor u ten offer aan, Dan dac uw heil u volg' op 's levens enge baen; En,als het tterfuur koorat,?t geen we eenmaalraoeten fmaaken, Pau inoog een Englen rei de omringde fponde naaken, Daar huwlyksliefde zucht, daar vaderliefde fchreidt, Devriendfchap beiden troost fchoon ze ook met fmarte fcheid, Dan moog die Englen rei ten aanzien uwer vrinden. U, afgeleefd in deugd, gantsch zagt van de aarde ontbinden, En voere al juichend u in zynen glorie op, Zo ryst uw zaligheid ten allerhoogften top. Indien gy lieve Lot. myne dichterlyken hoogmoed geen geweld wilt aandoen, zo permitteeE my te zeggen dat ik ryklyk geapplaudifeert wierd, en dat deeze regels ten gevolg hadden, dat meer dan eene heer aan het reciteeren geraakte, dée%t boertig, geene ernftig, onder de laatfte beviel my byzonder een dik heer, wiens talent groot was, en om li niets uitvoerigs 'er van te zeggen , zal ik u alleen verhaalen dat hy het volgend versje uit den Ferdinand en Conflantia, van uwen beminden Dichter al de kragt gaf, die 'ef by mooglykheid aan kan worden bygezet. 'tAan.  184 i>b JONGE REIZIGER 't Aanvallig meisje, helt tot min, Zo draa haar bolle koontjes gloeijen; Pas dekt het puntig dons de kin, Of 't knechtje voelt zyn driften groeijen. Poog vry die werkmg der Natuur ïn klooster fchaauw of woud te ontvluchten, De wildernis voedt minnevuur, De doodfche cel verliefde zuchten, Die trek, fa beider bloed verfpreid, Is 't uurwerk der voorzienigheid. 't Was half twee eer wy na huis gingen, en 't zou mooglyk langer geduurd hebben,indien men uit eerbied voor den gastheer, èn zyne bejaarde huisvrouw niet gedacht had te moeten fcheiden. Ondenusfchen ging het hier als wel meer gebeurt, 'er is eene nieuwe party uit voort gevloeid, die over morgen plaats zal hebben, indien zeker Heer, niet in het Gezelfchap tegenswoordig, dan geen belet heeft. Te huis koomende was moederlief nog op, en zat by Styntie in de keuken, myn vriend, behandelde deeze wyze van doen zeer verftan. dig, maar toen hy licht vraagde cm ons na onze kamers te geleiden, merkte ik aan de toon waarmeede de jufvrouw haar mans verzoek aan de  door NEDERLAND. i8# de meid herhaalde, en deeze zulks beantwoorde, dat 'er meer familüariteit tusfchen jufvrouw' Cateau en Styntie plaats hadden, dan myneri Vriend aangenaam was, en my ooit in zyn geval zou kunnen zyn. Ik zal zekerlyk gelegenheid hebben, dit huisS houden meer door te zien, maar ik geloof van» nu af al lieve Lot, dat myn vriend niet gelukkig gehuuwd is, zyn earaéter koomt my vry wel Voor, en 't fcheen my toe, dat men in het gezelfchap , eene niet geringe prys op zyne kun-: de ftelde. Laat ik u eer ik eindige nog iets van myne ka-" mer zeggen. — Ik ben zeer wel gelögeertj, niet zo prachtig als by den Heer Goudwaard 9' maar echter proper, en met die fmaak, waarin: de kinderen na de erfnis van Neef zich zullen moeten fchikken. —- 't Uitzicht is over de Merwe op Zwyndrecht, dus zeer vermaaklyk, wyl 'er eene geduurige beweeging van vaartuigen; is. Het behangzel is papier, en vier vak¬ ken van hetzelve, zyn bedekt door de groote en uitvoerige plaaten van le Brun, veitoonende de gefchiedenis van Alexander en Barius, een vyfde hangt voor den fchoorfteen. —— Derzeiver onderfchriften zyn fraai, en luiden aldus: La  m de jonge reiziger La vertu est digne de 1'Empire dn monde. La vertij plait quoy que vaincu. La vertu iurmonte tout obftaclé. II est d'un Roi de vaincre foimême. Ainfi par la vertu s'elevent les Heros. (*) Voor 't overige is het vertrek wel gemeubileert met vier opgeflaagen fpeeltafeltjes opgepropt met diverfe foorten porcelein, door gaas voor het ftof gedekt, ter wederzyden van elkseen ftoel,twee fauteuils by het ledikant, een mahonihouten bureau voor de middeldam, daar boven een fraaije fpiegel, en in het midden van het vertrek een rui- (*) Om eenigen onzer leezers. die niet dan het Nederduitsch verftaan te hufp te komen, plaatzen wy hier onder de vertaling, en zullen zulks voortaan altoos doen, om klagten voor ce koomen. De deugd verdient de heerfchappy der waerelt. De deugd.behaagt, fchoon overwonnen. De deugd overwint alle zwarigheden, 't Is der Vorften piigc zich zelf te overwinnen. Dus verheffen zich de Helden door deugd. DE UlTGEEVER.  boor NEDERLAND. 187 ruime tafel met vier ftoelen, die gelyk de overige na de nieuwfte engelfche fmaak, en zo ik my niet bedrieg van de winkel van den Heer Swager te Leiden zyn, althans, zy zyn even keurig gewerkt. Wat dunkt u Lot lief, leer ik obferveeren; omtrent huislyke zaaken? Wel, daarvoor; is eene groote reden, en ik twyffel niet of daar aan te denken, zal ik my in eenen aangenaamen droom overbrengen, als ikdeezen geflootenheb, 't geen ik als reeds laat zynde, verrichte, door u eenvouwig te melden, namenlyk, dat ik myn hoogfte geluk zal ftellen , als ik eens door naauwer banden met u vereenigd, my dus op de wet-tigfte wyze mag noemen geheel den uwen. VII.  s38 de Jonge reiziger VIL BRIEF. Ferdinand aan PêterseA Dordrecht den la Juny 17** j£k behoefde u Heer Hiftoticus niet te zeggen, dat de ftad van myn tegenswoordig verblyf de eerfte ftem heeft ïn de vergadering van hunne Edele Groot Mogende, en mooglyk zal deeze brief niets behelzen, dan het geen gy reeds vooraf wist, maar meer dan eene reden, fpoort my aan om denzelven te fchryven. ■ Vooreersty gy immers zyt niet de eenige Leezer van myrie brieven, en de dames,althans zo(het haar behaagt, my met de leclure van myn getrouw journaal te vereeren, zullen "er wel iets in vinden dat zy, zo alvoorens geleezen, echter weer vergeeten hadden. — Zeg niet Veter jen, dat ik onze lieve jufvrouwen, hier een zeldzaam ompliment maaken, in waarheid, zo het anders was dan ik zeide zoude het my leed doen. Ik bemin in de fexe vernuft, oordeel en beleezenheid, maar ik haat de favantes, deeze kunnen on-  door NEDERLAND. 189 conmooglyk haare huishoudelyke pligten waarneimen Diensvolgens zoude ik myne vriendinnen, ma myn oordeel benadeelen, indien ik haar zo 1 veele kunde wegens de Vaderlandiche Gefchie» denis toefchreef, als ik met reden in u veronder:ftellen mag, en dat ik het dus aan u doe, is om dat gy my zoudt onderrichten, indien ik eens mis hadde, ook zyt gy een gefchikt perfoon, om in onze vrienden zamenkomit, by voorleezing myner brieven, daarover als een Profesför collegie te houden, en het gebrekkige door uwe meerdere kunde aamevullen. De tweede reden is dat ik aan u willende fchryven, geen ftof weet welke gevoeglyker is, en ik myn pligt verzuimen zoude, zo ik niet aan u fchreef. Dan deeze preambule is reeds groot genoeg. Dordrecht dan is de oudfte ftad deezer Provincie, of wordt ten minften daarvoor gehouden, haare ligging is op een eilandje, dat van :het vaste land gefcheurd wierd, indien zo ver;fchriklyken watervloed van den (8 November :i42i, toen 'er twee-en zeventig dorpen, in 1 den omtrek van deeze ftad, door het woedend mat verloren' gingen. Zo draa ik de ftad bezichtigd hebbe, zal ik 1 daar van eene korte befchryving geeven, aan den eene of anderen myner vriendenkring, » II. Djiel. O zal  19° de JONGE REIZIGER ik eenige gefchiedkundige trekken opleeveren. Dewyl de naamsoorfprong van deeze ftad, op zo veele giszingen, door Alting, Beverwyk, Junius Batavia, van Heusfen en van Ryn, en andere fteuni, terwyl 'er niets zekers in is, zal ik my daar niet meede ophouden. De ftad voert dien naam, en of dezelve komt van den afgod Thur, dan van een rivier de Dort, maakt in het weezenlyke der zaak geen verfchil. Er heerscht ook geene mindere onzekerheid omtrent de weezenlyke oudheid van deeze ftad, want eenigen willen, dat dezelve verre boven de twee duizend jaaren zou zyn, anderen willen dat men eerst omtrent de achtfte eeuw haar begin moet ftellen. Wie nu zal zulk een aan- merklyk verfchil beflisfen? My koomt het voor genoeg te zyn te erkennen, dat zy van eenen hoogen ouderdom is. Voeg hier by dat zy nimmer door buitenlandfche vyanden bemagtigd wierd, en zy daarom per exellentiam den naam van Maagd voert. Men wil dat zy tot negenmaalen toe vergroot zy, en dit waar zynde, kan men uit haar tegenswoordige gedaante wel afleiden, dat zy, voor het eersp eene ftad geworden, van zeer kleine  door nederland. W ne omtrek moet geweest zyn, en de uitleggingen telkens van gering belang. De gefchiedfchryvers getuigen, volgens 'ê geen ik by den Heer Goud waard in 's Hage kort. lyk aantekende, dat de Graaven van Hollandt hier dikwerf hun verblyf gehouden hebben,voof al melt men dat Graaf Dirk den IV. hier tec plaatze in zeer onaangenaame omftandighedeii geweest is. Een ongelukkig toeval op ze* ker tournoyfpel te Luik, had hem 'sBisfchopS broeder uit den zadel doen ligten, met het gevolg dat die Prins zulks bedierf, dit verbitterde! het hof, en hy zelf ontweek wel de wraak, maaf twee zyner Ridders moesten die met de doodbezuuren, dit ontvlamde hem ook tot wederwraak, na veele gebeurtenisfen, wist zich Graaf Dirk van Dordrecht meester te maaken, 't geen niet zonder een bloedige flag, na dien tyd gerekend op de markt voorvallende, toeging, doch kort daarna wisten die van Luik en Keulen het zo te befteeken, dat 'er eenige van hun volk zich binnen Dordrecht verborgen hielden, en de Gfaaf eene wandeling doende, hem, volgens Langen* dyk in het leven van dien vorst: Hem uit een venteer, door een pyl met gif beftreeken^ Zo troffen in de dye, dat hy ter aarde zeeg, Ter plaats die findt den naam van 't Graaveftf aatje kreeg O a Tosti  t92 de JONGE REIZIGER Toen men den dood van Graaf Floris den V. wilde wreeken, en eenen Aland der burgeren rechten in Dordrecht meende te verkragten, Helde de Regeering zich daar met alle cordaatheid tegen, weigerende zelf aan Jan den I. de naamen der verdachte perfoonen op te geeven. Dit had ten gevolg dat de Graaf tot wraak gepord welhaast, de kort te vooren bemuurde ftad,met eenige legermagt aanviel, maar 'sGraven Stadhouder Wolfeit van der Veer te Delft, en de Bailluw Aland alhier door het Graauw vermoord zynde, vluchten de verfchrikte benden, zonder iets op de ftad te durven onderneemen. De oorzaak van deeze onlusten was gelyk ik zeide, den gepleegden moord aan Floris, die Amftelland, Kennemerland, ja geheel Holland en Utrecht onderling in 't harnas jaagde, aan welke gebeurtenis wy het nog jaarlyks vertoond wordende treuifpel Gysbrecbt van Amfiel ver- pligt zyn. Het versje van Langendyk op de afbeelding van deezen Graaf, mogt wel in de flaapkamers der Vorften hangen, dus luidt het: Daar trotschheid, darde min en zucht tot hooger ftaat, Regeeren in het hart er Vorften van den lande. Staan zy geftaag ten doel voor oproer en verraad ; Dan valt hun kroon van 't hoofd, dan gaat hun roem te fchande..  door NEDERLAND. 193 O Floris \ Konings Telg! te dartel uitgefpat, Ten fpyt des ndeldoms! dat hebt gy ondervonden} Want, na ge op 't Muiderflot veel fmaads had uitgedaan, Doorftsk u Velzens wraak met twee-en-twintig wonden. Ik kan hier niet voorby gaan, dat toen Edttard de II. door zyne Gemalin, de zuster des Konings van Frankryk in den jaare 1326 gedwongen wierd het Ryk, aan zyn en zoon Eduard den III. afreftaan, 't geen gebeurde door hulp van krygsbenden hier in de Nederlanden verzamelt, die van Dordrecht ook daartoe hun aantal van de manichap geleverd hebben, en dus dit beruchte werk helpen uitvoeren. Uit de Jonker Franszen Oorlog, door Jlkemade gefchreeven, geheugt my, dat deeze ftad niet weinig ten doel van beroertenisfen geftaan heeft, geduurende de twist tusfchen de Hoekfchen en Cabelliaauwfchen. De inhuldiging van Hertog Jan van Beieren binnen deeze muuren, was oorzaak dat de toenmaalige echtgenoote van Gravin Jacoba, Hertog Jan van Braband, de ftad beleegerde , doch zy bezweek niet, maar noodzaakte den Vorst om met geen gering verlies , zyn voorneemente ftaaken, en met zyne benden aftetrekken. Evenwel is het waar dat de ftad toen zeer veelgelee0 3 den  ï94 de JONGE REIZIGER den heeft, zynde het grootfte deel door het onophoudelyk fchieten der beleegeraars in brand ge- i raakt. Ik ftap verlcheidene voorvallen deeze ftad over- ■ gekomen voorby, om voor onze dames die toch I j voor geene bloedtoneelen zullen zyn, niet te ver- ; veelen, evenwel kan ik niet voorby te zeggen, !c dat de JHeer Flotis Oem van Wyngaarden, die i i Ao. isiS.Penfionaris was, om het te fterk voorftaan van 'sStads Privilegiën, zo het Keizer ATtf- e ƒ0 NGE REIZIGER VIII. BRIEF. Ferdinand aan Fredrjkstad. Dordrecht den 12 Jupy 17— Wy hebben deezen namiddag eene wandeling, door en .rondsom de ftad gedaan. De poorten, die twaalf in getal zyn, moogen algemeen fchoon genoemd worden, vooral de blaauwe poort, en de groote hoofdspoort, dat uitmuntende gebouwen zyn Jammer is het dat men de ftad van de rivier zyde niet bewandelen kan, dan op eene zeer afgebrookene manier. Aan de landzyde zyn de environs zo bekoorlyk als ik immer eene plaats gezien heb, de menigvuldige wandelweegen, door fchaduwryke laa. nen, ter wederzyden geboord met welaangelegde tuinen, brengt u hier in verrukking. Wy gingen de blaauwe poort in, en de vuilpoort •weder uit, doorkruisiènde eene meenige dier aangenaame paden, tot wy eindelyk de Rietdyk fche poort weder intraden, en tuen eerst van hoofd tot hoofd, en daarna door de ltad wandelden. Als  i) (i o R NEDERLAND. 'dos Als ik u myne oprechte meening zeggen zal, is my Dort op zich zelve genomen nier toegevallen, eenige weinige ftraaten zyn tamelyk goed, ik weet dezelve niet te noemen,- maar die haven welke bewesten het groote hoofd infchiet, is ze. ker eene der fraaifte Handen van ailen , de Prin* ieftraat, en die waar in de St. Joris doelen is^ zyn meede aangenaam, maar over het geheel genomen, fchoon 'er de lucht ongemeen frisch is, fcbynt my de ftad bedompt, ouderwets, en niet zeer in bloei. Echter heeft men 'er fchoone gebouwen, en zo als onze Gastheer zegt, zyn veele van binnen nog fraaiier dan uitwendig. —* Toen wy provifioneel een denbeeld van de ge • nerale fituatie der ftad bekoomen hadden, en weder aan de blaauwe poort kwamen, proponeerde onze gastheer om een kopje thee te Zwyndrecht te gaan drinken. De Heer Goudivaard, en ik, avoueerden deezen voorflag. Aanttonds was 'er een fchuitje gereed om ons over te voeren. Zwyndrecht ligt vlak noordwest van Dort aan de overzyde der Merwe, maar verbeeld u de geweldige eb welke hier lo opr, onze man roeide oostlyker dan noorden, en kon nog in die kleine overtocht ter naauwernood ter plaatfe geraken, daar hy weezen wilde, zo aa'nmerklyk dreef de ftroom het vaartuigje gedq'tt» rig af. II. DfiEL. P Aïl  io5 de JONGE REIZIGER Aan de wal flappende, wandelden wy eerst het Do p door, dat langs den dyk heen ter wederzyden vry uitgeftrekt, en wel bebouwd is, de kerk ftaat een weinig binnenwaard, dezelve is netjes met een klein toorentje vercierd, doch 'er is geen uurwyzer nog flagklok in, moetende die van deeze plaats, zich altoos in den tyd richten na die van Dordrecht, Behalven dat hier verfcheidene Voerliedenwoonen ,die de pasfagiets op Rotterdam, Gouda en elders transporteeren, zyn de voornaame beftaansmiddelen hiê¥ de zoutbranderyen, die byeengenomen,zo men ons verhaald heeft,meer dan veertig pannen hebben. Na onze wandeling dronken wy thee voor de deur van eene herberg aan den oever der merwe, van waar wy het bekoodykfte gezicht hadden op de ftad. De rivier wierd beftendig met vaartuigen van ondeifcheiden foorten bevaaren, deeze roeiden , geene zeilden , en een gantsch aantal hoekeis, brikken en fnaauwen lagen géarikert. Een van de eerfte foort, met 12 {tukjes gemonteerr, maakte zeil, en falueerde de ftad met elf fchooten, dan aan de krap ko-' mende was het gedaan, wyl 'er geen water genoeg was om over te koomen. Ik wil wel bekennen, dat ik met dit alles verwacht hadde, een grooter aantal fcheepen voor ea  door NEDERLAND, se? en in de ftad te zien, en dit betuigende, zeide onze Gastheer, dat 'er ook thans zo weinig waren , als in eenig faizoen, de Groenlandsvaarders,die van de Oost zee, Archangel en andere plaa fen waaren in zee^'t waaren dus enkel Engelfchen, weinige houthaalders, en een of twee die met z< ut van Allematte, ivica of Cagliary waaren te huis gekoomen. By deeze gelegenheid zeide hy dat als wy drie of vier weeken laater gekosnen waaren, wy verbaasd geftaan zouden hebben van de menigte Friefche en Groninger Tjalken welke dan voor de ftad lagen. Zonder vergrooting zeide hy, moeten 'er binnen een maand meer dan vyf hondert van die vaartuigen hier zyn. Ik vraagde met welk een doeleinde, eh het antwoord was: om vlas te haaien, voornaa menlyk uit Zeeland Deeze fcheepen zyn volgens zyn bericht tusfchen de vyf-en-twintig en dertig last groot, kunnen zulk een reis, gemeenlyk in vier h zes dagen volvoeren, en maa« ken dan tusfchen de vyftigeii zestig gulden vracht, 't Geen, voegde hy 'er by zeer beftaanbaar is , Neef Peterfen zal hierover beter dan ik knnnen oordeelen, doch uit myne mercantile kun digheden koomt het my heel wel voor, en ruw gerekend ftaat het vfy paralel met vierhond^r: guldens voor een fchip van veertig last op eenige haven in Noorwegen. Wat dunkt u? begin P 2 ik  2c8 de JONGE REIZIGER ik niet aan den zeehandel te denken ? mooglyk asfocieer ik my nog eens met myn Neef. doch dit overgeflaagen. Tegens den avond keerden wy te rug, en daar de vloed begon in te breuken, roeiden wy nog eersteen end weegs de Merwe af tot omtrent halfweg de krap, om het vermaak van dit rivier gezicht te genieten, doch dit bekwam ons niet 1 naar genoegen. 't Had den gantfchen dag freik gebroeid, en nu pakte zich de lucht in een i oogenblik zaamen, en 'er viel een zodanige flag- i regen, dat wy te huis koomende, ons geheel moesten verfchoonen, zynde tot op het hemd toe nat. Onze jufvrouw was uitgegaan om zich eens te informeeren, ria den weiftand van den neef en ■ zyn huishouden, van wien zy erven moest, dus I geraakten wy laat aan het foupc, 't geen eene i niet al te vriendelyke converfatie tusfchen den \ gastheer en zyne vrouw te weeg bragt, evenwel \ wierd het door onze tuslchenfpraakfpoedig vrede. j 1 Den 13 Juny des Morgens. !' I 't Is zo benaauwd warm, dat ik geen oog heb ( kunnen fluiten, en daarom maar weder ben op. geftaan. Toe;i  door NEDERLAND. 209 Toen gisteren avond de ftorm geftild was, ge raakten wy in gefprek over eenige hier geborene, geleerde en beroemde mannen. ———• En onder deezen telden wy vooral den Heer Adriaan van der Myl, Prefident van den hoogen raad van Holland alhier in 153S gebooren. W. van Goudhoeven, wiens gefchiedkundige fcbriften in beftendige achting zyn. J. van Beverwyk, wiens fchat der gezondheid en ongezondheid, by al de waereld bekend is. Daniël Jonctys, beroemd door zyne Rofelyns oogjes, dat voorbeeld van aartige minnedichtjes, waarover wy menigwerf met veel genoegen gefproken hebben. Jeremias de Decker, die by my zo lieflyke Dichter, dat ik zyn Meijche Morgenftond, zyn Klagt van Monima, ars meede zyn navolging van Zannazarius Galatea* al vroeg van buiten leerde, 't zyn waare kunstfèukken, die wel inr achting zullen blyven zo lang de dichtkunde bemint wordt. Eindelyk wierd de Franciscaner Monnik Cornelis Adriaans aangehaald hy,me r bekend onder den naam vmliroerComelis,ex\zttT beroemd door zyne wonderlyke predicatien, die om het andere woord geftoffeert zyn met bos ba myne geliefde, en die P 3 ik  aio de JONGE REIZIGER ik geloof, dat niemand zonder lagchen kan leezen. Alle deeze voorgenoemde groote, geleerde of zeldzaame mannen gaven ons eene aangenaame "offe, en de lieer Qoudwaarè die eer.ige pasfages uit des -laarstgemeldens werken van buiten kende, gaf ons g ene geringe ftof tot lagchen, door de geestige manier waarmeede hy dezelve opzeide. Men wil echter dat deeze zeldzaame man, ook zeer ernftige gefchriften heeft opgefteld, doch deeze zyn nooit in druk verfcheenen. Nu myn vriend gaa ik nog eenige bladzydert aan myne Chaf lotte fchryven, en dus breek ik dcezen af, door my, na het maaken myner gepaste complimenten , aan uwe Elize, en de verdere vriendenkring, my met waare achting te noemen, enz. P. S Naleezende vind ik nog een voornaam perfoon vergeeten te hebben, die ons meede niet weinig (tofs verleende, namenlyk: de zo zeer beruchte Jacob Bogerman , afgevaardigd wegens Friesland uit Leeewaarden, op het groot Synode Ao. 1618 en ióxj in deeze ftad gehouden waarvan hy den voorzitter geweest is, Fondel' meent men heeft hem in zyn Palamedes, onder het  door. NEDERLAND, au Ihet caracter van Calckas bedoeld, dit is zeker tdat hy na den afloop dezer kerkvergadering in ] Friesland zo gehaat wierd, dat men in plaatze 'van Bogerman, hoofd van het Synode, hem noemde, Bozeman, hoofd 4er Snoden. Evenwel is hy voor zyne gedaane dienden beloond, want toen het niet lukken wilde, om hem in den Haag als Predikant te beroepen, droeg men hem te Franeker het Hoogleeraarampt op, alwaar hy ook geltorven is. & Gouverno! P 4 IX.  sia de JONGE REIZIGER IX. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Dort den 13 Juny 17- Sedert de affchuivende nachtfchaduwe, myne beste, zit ik hier voar myne opene raam. In het eerst heerschte er eene ftilte, die de rust der geheele natuur aantoonde, welhaast begon een geblaas der zwoele zuidweste wind , de blaadjes en telgjes der hier voor myne kamer ftaande boomenrei, zachtjens te doen fuisfen; de vogeltjes zongen hunne morgenliederen. Vervolgens kwam de nyvre werkman met zyn ioeïfchuitje de kabbelende golfjes der Merwe klieven, een en ander zeilfcheepje, dreef met de ' flroom af, in 't kort het gewoel vermeerderde, en welhaast was alles in die bezigheid, welke het beftaan van het geheel vordert. Ik fchreef aan onzen Frednkftad, maar dacht tevens duizendwerf aan u, en myn taak aan hem, voleindigd zynde, vat ik de pen op om u te onderhouden. Moogr  door NEDERLAND. 22$ Mooglyk zult gy zeggen; „ 't is fraai eerst „ san hem, en dan aan my?" . Ja lieve, 't is zo, de brief aan hem was gedeeltelyk gisteren avond afgefchreeven, het flot moest om orde te houden, eerst afgedaan. Maar daarom verlangde myn hart niet minder na myne tegenswoordige bezigheid. Doch waartoe deeze uitdrukkingen?myn Lot, kan immers myn geheel hart — En Hier bragt my Siyntje het geheele pak brieven, van u allen, ik wierp myne pen neder, ontzegelde de enveloppe, en las wel het eerst den brief van die fchoone hand, wier uitmuntend fchrift in keurigheid van letter, en fraaiheid van ftyl een voorbeeld voor de fexe is, en my en veele andere mans moet doen bloozen. aanftonds dacht ik aan dit lieve versje van den, grooten Hooft. *t Heiligien daar ik by zweere, Schildert met een' witte veere, Kat van gietelyke git, Uit, in het gemalen wit, Troonytjes van haar gedachten. En zo ver papier en fchachte li Met haar zuiverheid het wint, ? 5 Qf,  «14 de JONGE REIZIGER Op den raaven zwarten Int, Worden zy verwonnen van de Versgevallen fueeuw der hande; Handetjes, gefchaapsn tot Wet befchryven van myn lot. Deed de zilververwde Lede, Door bekooring van fchoonhede; Ooit de trotfche Juno's man, Zich verfcheppen fh een zwan; 'k Wed hy fpeelc die potfen weder, En verkeert in zwaane veder, Haekend om te zyn gehuist, In de fchoot der blanke vuist, Maar hy zal 't kwalyk houwen. Pallas en de min aanfchouwen Zy eea' veder, die vereert "Wordt van vingers zo geleert, En zo fchoon dat z' hem behaigen; Ieder zal ze willen draagen; In zyn wiak Diones bloed; Pallas op haar ftormea hoed.  door NEDERLAND. 2.5 Ik dank u myne lieve Céarlotte, voor de inzending dier my zo aangenaame letteren. Welk een zegen voor my, daar gy openhartig betuigt dat uw hart in myn voordeel pleit! Daargy het oogmerktom myn Vaderland van naby te kennen , met zulke eedele gevoelens verfterkt, en my aanmoedigt om dit begonnen werk te voleindigen , o myne Charlotte, al moest ik deezen geheelen dag in eenen duisteren kerker doorbrengen, ik zou zaligheid genoeg fcheppen, door aan u en uwe letteren te peinlen. Permitteer my dat ik dezelve p;riodicq beantwoorde. Den 13 des Nachts. Moede ben ik, maar evenwel daar ik deezen brief leggen zie, kan ik niet befluiten na bed te gaan, voor ik nog wat aan u gefchreeven hebbe. Over de gebouwen en over de wandeling meld (*) Wyl het vervolg van 'c geen dien morgen gefchreven wierd, enkel Ferdinand en Charlotte, nopens hunne byzondere omftandigheden en fchikkingen betreft, heeft hlsu verkooaen zulks weg te laateu. de Uitoeever.,  ?ï6 de JONGE REIZIGER meld ik aan de Heeren, maar u moer ik onderhouden over ons diné en foupe'. 't Eerfte was prachtig, aangericht in eene coupel, die aan de eene zyde, ee„ verrukkend gezicht hadde, door een berceau van ypen die men naauw uitoogen kan, aan de andere zyden op eene keurige Engel&he tuin, - en in deszelfs verfchiet een wdgeordonneert buitenhuis. De party was van achtien couverts, waaronder acht dames, ons huismeubel meede gerekend. Gulle vrolykheid zonder eenige zweem van gemaaktheid, heerschte by allen. De discoursfen waaren aangenaam, en ver* feheidene vrouwtjes, toonden gantsch niet onbe. leezen te zyn, in de Vaderlandfche Gefchiedenis, zo wel van den ouden als hedendaagfchen tyd. De lieer Goudwaard en ik waaren Geplaatst caast des Gastheers zuster, die uit Gorcum gevlucht was, toen de molen in brand gefchooien wierd, en de overgaaf bepaald was , maar ik durf u wel verzekeren, dat het na haar verhaal, aldaar gantsch niet fraaijer geweest is dan in Utrecht. — Waarby kwam dat het gepeupel langs den dyk, tot aan den Engel, van waar zy met een fchuitje overfhaken, geheel niet mak w3s, maar de vluchtelingen op onderfcheiden manieren beledigden. — Zy echter waaren 'erdoorgekoomen, onder 'tfaveur vaneen aan-  door NEDERLAND. 217 aan'al fcheidwoorden, en eenige weinige fteenen die na liet rytuig gegooid wierden. Dan myne besce, men verwondere zich hier over niet, zo draa het jan hagel in zulke onrustige tyden, onverfchillig van welke party, gelcoft den boventoon te kunnen zingen, fpat het uit in baldadigheden , die by alle fatzoenlyke heden worden afgekeurd, en als onredelyk en onordelyk verworpen. MejufTer Carolina maakte zelf deeze aanmer. king, en betuigde dat zy die gemaakt hadde, ten midden in het gevaar dat zy voorzagen, vreezende yder oogenblik dat de paarden zouden vastgehouden, de teugels Huk gefneeden, en zy uit her rytuig gehaald worden. — Alles liep echter beter af, en men moet waarlyk, ondanks alle de ongeregeltheden welke wy hebben zien gebeuren; onze Natie die eer geeven, dat zy te midden van haare gisting nog al blyk toonde, van de menschiykheid niet geheel te hebben uitgefchut, gelyk het wel met andere Natiën fchynt- Na den maaltyd, waarop nog al een en ander glaasje van disüngie, met kleine bocaaltjes gedronken wierd, deeden wy eene wandeling, en bezichtigden , een korts aangekoomen houtvlot, vervolgens keerden wy by de Dames te rug, dronken thee, en Ipeelden a 1'hombre , tot het tyd  M8 de JONGE REIZIGER tyd wierd om fradwaard te gaan, en by eenen anderen vriend te foupeeren. Dit foupé was enkel een collation, maarzo proper en ryk tevens, ais of wy by zulk eene gelegenheid de eer hadden elders op den binnen amftel te zyn, by eene zeer nekoorlyke Juffer, welke aldaar haar woonplaats heeft. - laat het dus aan u Lot lief, om 'er een ordonnance van te maaken. Myn vriend en ik ondertnsfehen wierden weder by mejuffer Carolina geplaatst, en het discours wende zich na de dichtkunde, men raakte dus weder aan het reciteeren, en ik durf u verzek ren dat Zy het uitnemend deedt. Onder am deren hief zy de navolging der Baronnes de VAnmy , van Tyrteus gezangen met zeer veel vuur aan: beginnende: l\ plaats niet in den rang der groote ftervelingen Den geen . wiens moedig ros , in 't aenperk zegepraalt; Ui acht hem niet wiens vuist in 't worstlen eer behaalt: Laat vry 't bewondert volk den roem dier zege zingenWat deed hy? welk een doel beftierde zyne hand? Zyn glorie is voor hem, ze is Giet voor 't vaderland. tn  door NEDERLAND. 219 en dat eindigt: Myn vrienden, willen we ons een weg ter glorie banen? Ons. eieren met een naam die dood en eeuwen tart? Welaan, een eedle moed, beziele, ontvonke uw hart, De vyand is naby, ziet daar zyn legervaanen; Koomt, laat ons zyn geweld grootmoedig wederftaan; De roem, de onfteiflykbeid, de zege lacht ons aan. Wy maakten haar een compliment over haare gracieufe wys van reciteeren, maar de Gastheer zeide: „ ik heb het u toch eens met meer vuur „ hooren opbrengen." —- „dat is zo, (was „ het antwoord,; maar men is niet altoos even „ gefchikr." Ja toen enz. Lot lief, gy kunt wel denken. De klok flaat daar zo twee uuren, gy permitteert my dus wel dat ik eindige, en de rust zoek, die ik niet iwyffel of wordt al by a enonzevriendenrei gefmaakt, dat hy ongeftoord en verkwikkend zy, is de hartlyke heilbede van uwen enz.  «.o de JONGE REIZIGER X. BRIEF. Ékrdinand aan Petersen. Dordrecht den 14 Juny 17— 't Geen wy gisteren alhier bezichtigd hebben < zal de ftof van deezen zyn. . Hoor toe dan. De blaauwe Poort inkoomende, gingen wy het eerst na de groote berk, weleer toegewyd aan de heilige maagd. Ik zal u niet ophouden met de gisfingen over deszelfs oudheid, waaromtrent de geleerden, niet minder dan byna drie hondert jaaren verfchillen, willende zommigen dat zulks gebeurt zy in den jaare 1064 anderen Genoeg is het tot myn oogmerk dat het een zeer oud fraai en overkonftig gebouw is,waarvan de welfzels op pylaaren van arduin rusten. De zitplaatzen der roomfche geest- lykheid welke zy in het koor plagten te bekkeden, zyn hier nog, doch de beeldllorming heeft  boor NÈDERLAND. s2k 'heeft hier aan vry veel nadeel toegebragt, zynde het fnywerK , ommegangen verbeeldende , grootelyks bedorven, door hetfchenden van veele figuren. Die tuimelgeest veroorzaakte in die dagen genoegzaam overal zoorrgelyke fchendingen van fieraaden der kerken; ondertusfchen pronkt men hedendaagsch nog de predikstoelen en orgels mee zoortgelyke ornamenten op. My valt hier. in* dat ik een kleine verzameling heerlyke praaien bezitte, getyteld: passïo mors et resu'rrectio dn. mostri Jüsu Christi ex Joannis Stradani Brugenfh delineatione. Waarin verfcheidene beelden den Zaligmaker mishandelende , met een pennemes doorfteeken zyn, 't Welk gedaan is door een fransch officier in den zevenjaarigen oorlog deezer eeuwe. —— Wie, myn vriend I zou denken dat in onze dagen dé bigotterie nog tot die hoogte klom?— en echter hec is zo. Maar laat ik wederkeeren. —« Het orgel in deeze kerk is overheerlyk, en heefe kragts genoeg om den aangeheevenen zanggalm van dit gevaarte na vereisch te onderfteunen. — Toen het gefticht wierd Ao. 1671 vercierde men hetzelve met de wapens der toenmaalige Curge* meesteren, doch dat van deh braaven Heer de Wit daar ook onder zynde, was men bevreesd dat het dolle graauw ook hier op zonde woe« .den, en,zyne plonderzucht haat en wraak den II. DfiEL. Q tto-  222 de JONGE REIZIGER teugel vierende, het orgel zelve zo wel als ds wapens zoude vernielen. Om dit voor te koomen derhalven, nam men dezelve weg, doch naderhand'de zaaken een weinig tot rust gekoo men zynde, waagde men om dezelve daar weder op te plaatzen De orgelist dcedt ons het genoegen, daar op eenige liederen te fpeelen, die, volgens het generaal getuigenis van ons gezelfchap, zeer fraai waaren: ik voor my moet bekennen , niet bekwaam te zyn dit te beoordeelen, en berust dus in de meerdere kunde myner vrienden, terwyl ik echter zeggen moet dat 'er ieis harmonisch in was, 't welk my ftreelde. Ik wenschte naar uw' en onzen zo waardige Vriendenkring, die meer begaafd is met fmaak voor muzyk. Verfcheidene capdlen van deeze kerk, zo achter als ter zyde van het koor, zyn thans gefchiks tot begraafplaatzen van voornaame Famillien5 waaronder die zeer prachtig zyn, en wel der moeite waardig om befchouwd te worden. Om eene omflagtige befchryving van yder in het byzonder te geeven, zoude een uitgebreider werk zyn, dan myn beftek thans is, dewyl veele met lange latynfche infcriptien zyn vercierd, en allen eene zeer verfchillende bouworde hebben. Maar een is 'er aan de zuidwest zyde van het koor, waar in eene zomberheid en deftige houding heerscht,  boos. NEDERLAND. 223 fteerscht, die ik voor een grafplaats boven alle anderen verkiezen zoude. — Het koor zelve wordt afgeflooten door een uitmuntend koperen hek, rustende op eenen prachtigen marmeren voet. i De kosten welke hier toe hefteed zyn, wierden gevonden uit het overfchot vaa het legaat, dat de Heer Dvodati, welke alhier geboren, en in de Indien geftorven is,aan de kerk vermaakte^ om daarvoor gouden fchotels en bekers te iaaten maaken tot gebruik van 't heilig Avondmaal, gelyk hier dan ook drie fchootels en vier bekers van louter goud gevonden worden. —— De andere kerken hebben uit dat zelve fonds zilveren fchotels en bekers bekoomen; men kan daar uit oordeelen dat dit legaat gantsch niet gering moet geweest zyn. De tooren deezer kerk is zwaar, maar Fraai, plat van boven , en op elke zydmuurpronkende met een groot wyzerbord. ——— De grond dulde niet dat 'er een fpits wierd opgezet, gelyk anders het oogmerk geweest waare, te zien uit het model der tekening daarvan, alhier naast het koor in de kerk hangende. De kerk bezichtigd hebbende, gingen wy na het Stadhuis , na den tyd der bouwinge gere-. kend , zynde omtrent het midden der vyftien° de eeuw , eenige bepaalen ?t jaar 1344, is het een zeer fraai gefticht. Men treedt Q 2 in  2S4 n JONGE REIZIGER in langs een recht opgaand bordois; de voorgevel is in zyne foort fchoon, in plaats van eene lyst ziet men tusfchen verfcheidene hangtoorentjes, een aantal trapgeveitjes", en boven uit het dak ryst een vierkante tooren , die vier uurwyzers heeft, en boven deszelfs ommegang een tweede etage, waarin een klokkenfpel pleeg te hangen, doch dit is zedert lang weggenomen. Hier boven ryst nog een klein coupeltje, waarop een windwyzer ftaat. In het ftadhnis intreedende is de kamer van den oudraad het merkwaardigfte vertrek, uit hoofde van eenige fchilderyen en tapyten. Onder de eerfte munt uit een ilaapende Simfon, in den fchoot van Detila. Als ik niet dacht Peter[en, dat gy onze lieve jufvrouwen 't geen ik fchryve zoudt voorleezen, gaf ik u eene fchets van deeze Detila; nu zal ik my vergenoegen, met te zeggen, dat ik geheel niet verwondert ftaa over de geil hiedenis van deeze twee fchep. zeis, en zeer wel gelooven kan, dat de meer dan reuzenkragt van eenen Simjon oneindig minder is, dan die van eene tedere Detila, wier bruine tintelende oogen, van onder de netfte wenkbraauwen in ftaat zyn, om alles onder haare magt te brengen. Een ander hier hangend fraai ftuk, is een 'gezicht der ftad van de rivier zyde, 't geen niet  dook NEDERLAND. 105 niet alleen fchoon getekend, maar ook keurig gepenceelt is. Men vindt hier ook een niet onaartig zonneftellèl, wyzende onder anderen door zeven beeltjes de zeven dagen der weêk aan, terwyl de ftand der maane door eene voor de helft verguld en voor de andere helft blaauw befchi!derde beweegbaare kloot wordt aangetoond. Deeze Machiene wordt door het uurwerk van den tooren gedreeven. Voor het overige is aan het ftadhuis alhier niet veel van aanbelang te zien, hoewel de yettrekken alle tot hun gebruik zeer wel zyn ingericht. De Beurs, de Vleeschhal, en de groote en kleene of boere vischmarkten, zyn alle geene zeer brillante gebouwen. Maar de ftad heeft vier goede kraanen, waarvan die uitmunt, welke niet verre van de groote kerk, aan de nieuwe haven ftaaf Dewyl men thans in de Munt niet werkte, hebben wy dezelve niet bezichtigd, volgends befchryving is de rechtkamer wel het voornaumfte vertrek uit hoofde van eenige daar hangende vry goede fchilderyen. Als ik in het noor¬ der kwartier koorv.e, hoop ik hieromtrent gelukkiger te zyn, 't zy in Hoorn, Enkbuizeu oïMsdenblik, wanneer ik breeder van het geldmunten zal handelen. Voer h tegenswoordige zy ge- q a lïu:s  *rf de JONGE REIZIGER "oeg, dat de bedienden alhier beftaan uiteen Waardyn, een Muntmeester, twee Provooften, twee Gezwoorens, een Griffier en Esfayeur,behalven een aantal mindere werklieden, als Munters , Knaapen, Stempelfnyders en Smids. Ds twee Wagen zyn ordinaire gebouwen, wordende de eene de Stads- en de andere de Tzerwaag genoemd. INaby de eerfte ftaat een huis, dat ons de Heer Blyenoord verhaalde den naam te draagen van het Reuzenhuis, waarirf men nog eene ongemeene groote bedfteede vindt, welke weleer door reuzen zou befiaapen geweest zyn. Zeker is het dat dit huis het verblyf geweest is, van den beroemden Keizer Karei den Fyfden. . Men verkoos een glas mallaga te drinken in de zogenoemde Klovenurs Boelen, ons gezelfchap vertoonde ons hier deplaats, al waar binnen Dordrecht, kort na het zich aan den ftouten metgezel van Graaf van der Mark, Bet tolt Ent es, hadt overgegeeven by verdrag, het eerst onder de fchaduweener lindeboom, door de hervormden was gepredikt en gedoopt. De groote bo¬ yenzaal van dit gebouw, een zeer ruim vertrek, is de plaats alwaar men dat wydvermaarde Synode in de jaaren 1618 en 16x9 gehouden heeft, 't welk het voorfpel was, van de bittere rampen, die het Vaderland in het vervolg dier eeuw heeft moe-  door NEDERLAND, aa? moeten bezuuren, fchoon wy aan den anderen kant daaraan zeer groote verpügting hebben ,wyl men daar de formulieren van eenigheid wist te ontwerpen, zonder dewelke, de republicq zeker zo lang niet in ftand had kunnen blyven, blykens myn vriend, het zo ik meene nog jaarlyks op de fynodaale vergaderingen aangevoerd wordende Lemma over de Arminiaanfche floutigheden. Vreemd dunkt my is het dat deeze plaats, toen ten tyde gefchikt, tot zulk een uitnemend geheiligd werk, naderhand gebruikt is, en nog gebruikt wordt, om op kermisfen aan Toneelfpeelers verhuurd te worden. Ik vind hier in eene ftrydigbeid die onoplosbaar is, als ik het onderfcheid van een Synode , en wel een Nationaale Synode, en het Toneel, waarop men toch Romeinfche en Griekfche dus pure Heiden Iche Gefchiedenisfen vertoont, in aanmerking nee- me. Buiten die tyden is de zaal behangen met verfcheidene fraaije fchilderyen. Men vindt in deeze Stad nog twee Doelens, de Su Joris Doek namenlyk, voor welker ingang die heilige ftaat afgebeeld,en de Heelbaaks Doelet die thans den naam van het Hof draagt, uit oorzaake dat men hier, voor ruim twee eeuwen , de Vergadering der Staaten plagt te houden. In het Stads Gefcbutbuïs zagen wy verfchei. Q 4 de.  £28. de JONGE REIZIGER dene oude wapenen en wapenrustingen der voor, maahge fchutteryen van Dordrecht, dit gebouw wierd aangelegd in den jaare 1625. Naby.de Nieuwe Kerk zynde, bezichtigden wy die, zy heeft een goed voorkomen, en de twee daken rusten op eenige vry zwaare pylaaren, byzonderheden van dit gebouw herinnere ik my niet. Geheel aan het ander einde van de Stad nietverre van de Rietdykfcbe Poon, vindt men nog eene kerk, de Augufiner genoemd, welke wy niet bezichtigd hebben, wyl ons de tyd te kort ' fchoot. Volgens de berichten welke ons daarvan in het gezelfchap wierden meedegedeclt zyn 'er in dezelve ook verfcheidene bezichtigenswaardige graffteeden, als van de Heeren Arend van Groeneveld, Willem van Bever en, > hanBerk, Segwaard en Jonker Frans van Bre* derode. De overige keiken en Godsdienftige gebouwen deezerSiad, zyn de Wal/cbe, Engeljehe, lutberfc.be, Doopsgezinde, Roomfche en Jooden Kerken. Het Gasthuis, Oud Mannen en Vrouwenhuis, drie Weeshuizen, en eenige Hofjes. Tusfchen beiden wierden wy gebragt in het huis van eenen fchilder Vermeulen genoemd, bezichtigende by dien man een fchilderftuk ' feeftaaads uit vee«ig byzoadere fokjes, alle co' pyea  P O O R NEDERLAND. 229 pyen van groote Meesters en door hem niet minder meesterlyk nagedaan. Het moet dien man eene ongelooflyke moeite gekost hebben, alle deeze ftukken zo evenredig over te brengen, en elks behandeling, manier en fmaak zo juist waar te neemen. Want gy vindt 'er zo wel keurige van Douw als grappige van Jan Steen. — Een ftorm van Bakhuizen, en een fül water van van der Velde, Osjes van Botter, en woelige veldflagen van Wouwerman. Kortom, 't is overheerlyk, doch de ptys die hy 'er voor eischt is al te veel, namelyk: twaalf duizend guldens, want zeggen de lielhebbers: 't zyn toch maar copyen. • Ei.enlyk geiproken dunkt my moest dit de konstwaarde vergroeien , dat één mensch de bekwaamheid bezat, om de werken van zo veele verfchillende meesters tot^ een hooge en byna onmerkbaare volmaaktheid na te maakén. Voor my ik wil u wel bekennen, dat het myne verbeelding ten eenemaal overtrof. Hy is gewoon dit ftuk op de kermisfen voer geld te laaten zien, mooglyk zaagt gy het a Costi, anders zo het daar weder koomt, moet gy het niet verzuimen, bet is der moeite waardig. . Van daar na huis wandelende, verhaalde een der heeren ons eene anecdote, die ik u om zyne zeldzaamheid moet meede deelen. —— „ Voor Q 5 » eeni-  230 de JONGE REIZIGER „ eenige jaaren te Amfterdam v/oonende, (ving „ hy aan) wierd ik verzocht in zeker logement „ te komen, alwaar ik een Duitfcher vond die „ een kabinet fchilderyen van ruim zestig fluks by zig hadt, meest zo 'er op flond van Douw, „ dit maakte my achterdochtig of het wel 9? geen copyen mogten zyn, ik zeide hem zulks s, en welhaast wat meer gemeenzaam met hem „ wordende, verhaalde hy my zyne gefchiedenis „ zo als die'eigenlyk was. ,, Toen ik de eerfte maai van myn leeven uit Duitschland in Holland, en wel te Amiterdara „ kwam, biagt my de kruier, die myeenlo„ gement bezorgen zoude, by een z;elverkoper, „ men floot my op , mishandelde my als ik „ maar het minfte fprak, en zond my eindelyk aan boord, zeggende dat ik dienst genomen „ hadde, al myne tegenworftehngen hielpen ., niets, ik was aan boord en moest mee na zee. „ Uit Texel geloopen zynde wierd my gevraagd „ wat ik doen kon, ik antwoordde fchüdcren, , of ik portraiteeren konde? ja, waarop de 5, Kapitein my liet achter koomen, en my beval „ hem uit te fchilderen, 't geen ik deed, en „ zeer wel gelukte; hierdoor geraakte ik uit ,, de kuil, en onder de dekofficieren, ik fchil„ derde alle onze Huurlieden en andere gezag„ hebbers van het fchip, waardoor ik het aan „ boord  door NEDERLAND, z^t „ boord heel wel had, fchoon ik geen duit met myne kunst verdiende; maar ik was van on,, der het jan hagel weg, had een tamelyk fat„ zoenlyk leven, behoefde niet te werken, en „ amufeerde my met myne kunst. Aan de ,, Kaap koomende, zag de Gouverneur myn „ werk, liet my by zich koomen, en propo,, neerde my daar te blyven, 't geen ik greetig „ aannam: Hier begon my de kunst geld te „ verfchaffen, en een Huivert je byeen vergadert „ hebbende, verzocht ik vryheid, na Holland te rug te keeren, 't geen my vergund wierd. Vervolgens bezichtigde ik de voornaamfte „ Kabinetten in Duitschland, en vond middel „ om copyen te trekken van de eerfte meefler„ (lukken, deeze zyn het die ik hier by my heb„ be, en gy zult my met de openbaare verkoping „ verpligten. — ik bevorderde die, vervolgde „ onze vriend, maakte circa drie-en-twintig dui„ zend guldens uit de catalogue, en had het ge„ noegen dat de makelaar den man voor zich „ in vervolg liet werken, doch het fpyt my ,, eenigzints dat hy my zyn woord niet gehoti„ den heeft in eene belofte die ik geestig vond. Affcheid by my neemende, zeide hy my een „ ftuk van eigen vinding te zullen zenden, ver- beeldende zyn perfoon , als eene zieke te bed ,, leggende , en ik in doctoraal e houding voor het  £32 nE JONGE REIZIGER „ her ledikant hem de pok voelende, want verb volgde hy, gy hebt my vau een zwaare ziek„ te geneezen." — Wy allen vonden deeze anecdote zeer aartig , en zy' gaf aanleiding tot een-reeks andere, die ons genoegzaam amufeerd.n. Maar Peterfen men heefc wonderlyk georgaaifeerde machines; onder de Heeren van ons gezelfchap was 'er een, die juist niet zeer veel fprak, ,en echter ftond hem de mond nooit ftil, namen(yk: hy neuryde altoos een of ander brok uit een franfche Opera, 't welk zo verveelend was, dat een ander lieer, zyn familliaare vriend hem vraagde: „Laatgy u ook fcheerenWelmondï „ ja, was zyn antwoord, hoe zo? wel, wel „ hernam zyn vriend, dan moet gy een bek.waa„ men baardfcheerder hebben, want de mond ftaat u in eeuwigheid niet ftil, gy lolt altoos 5, en geeft ons nooit iets dat hoorepswaardig is." Het gezegde was fcherp, fchoon de man gelyk hadde, maar Wdmond nam dit zeer euvel, eischte fatisfaetie van den aangedaanen hoon, evenwel bewerkte de tusfcheiifpraak van de Heeren Goudwaard, Blyenoord en van my dat hier niets gebeurde; 't geen my te aangenaamer was, om dat ik bekennen moet daartoe aanleiding gegeeven te hebben, my aan den aggresfeur in ftilte beklaagende over dat verveelend lollen, van niets be-  door NEDERLAND. 233 betekenende, en afgebrokene preludiums. —— Hy was met my van dezelfde gedachten, en daar op volgde de vlugge inval die ik 11 verhaalde, maar my beeven deed, toen hy dezelve te berde bragc Na de pacificatie echter, moet ik ten lof der beide heeren zeggen, dat zy even zo vry .omtrent elkander waaren , als of 'er niets hoegenaamd was voorgevallen. Dit vriend is een waar bewys van vriendfchap, en gaf my een byzonder vergenoegen, zo dat ik , in een oogen» blik met Goud waard alleen zynde, niet kon na■laaten, daarover met zyn Ed. te fpreeken, die my daarop betuigde zeer veel achting te hebben opgevat voor beide caracters. —- „ De uitdrukkitig van Zigwaards zeide hy, was zekerlyk fterk, maar onbedacht, en fpruitende uit het „ denkbeeld, dat vrienden elkander alles mogen „ zeggen, 't geen, echter te ver kan worden „ gurokken; dat de Heer Weimond gevoelig wierd, is niet te verwonderen, maar dat beiden zich zo edelmoedig lieten bevreedigen, „ na het reeds tot zulke hooge woorden geko„ men was, vindt ik grootsch vriehdfchaplyk, „ en verdient dat men 'er een voorbeeld aan neeme." IVIen vond goed om in een herberg buiten een der poorten nog een pyp te rooken, eer wy na ons ten middagmaal bepaalden tuin gingen — Hier  ê34 de JONGE REIZIGER Hier was eene uitmuntende kolfbaan, waar van het gezelfchap gebruik maakte, doch ik, Peterfen, ik, die niet geleerd heb met zulke fpeeltuigen om te gaan, ik moest het aanzien. , . Dit is toch verdrietig, en als ik deezen winter in Amfterdam koome, dunkt my wil ik alle overdekte kolfbaanen, zo m als om de ftad afloopen, om die fraaije konst ten minften zo ver te leeren, dat ik by gelegenheid mee kan fpeelen, zonder'bevreest te zyn, dat ik fpel voor Ipel katje wrik gemaakt worde, 't geen zeker by deezen veel gevaar zou loopen, Dunkt u niet dat dit myn plan goed is? — edel durf ik het niet noemen. Want inderdaad al diergelyke fpulletjes hebben niets in zich, dat voor den geest iets overlaat, 't is even zo met de kaart, en fchoon ik daarin onderfcheidene fpeelen kan meedoen, betuig iku, zulks nimmer uit eigen verkiezing te zullen aanvangen, we! gelyk gy weet om dames of vrienden te plaifieren, want dit is een ftaahje van wellevenden pligt. 't Overige van deezen dag is in de bygaande brieven aan myne Charlotte ,en myn vriend Karei gemeld, gy kunt het dus daar kezen;terwyl ik u verzoek het geheele pakket aan myne beminde, aan uwe Belle, Elize, en den heer Karei adres te verleenen. - De.  door NEDERLAND. ags Dewyl Dordrecht zeker een ftad van belang is, en deszelfs regeeringsvorm al vry veel van de overige hollandfche fteden verfchilt, wil ik u hier omtrent opgeeven, 't geen ik 'er van heb hooren vermelden, doch alles zo kort moogelyk. Vooreerst is bier een collegie onder den naam van Oudraad, beftaande uit veertig Vroedfchappen, waaronder de Schout, vier Burgemeesteren en zeven Scheepenen. — Deeze Vergadering delibereert over alle voorkoomende gevallen, welke dit Stads welzyn betreffen. Zy komt nooit te zaamen dan op aanzegging van den prefideerenden burgemeester, die de voorftelling van zaaken doet, en de ftemmen opneemt. De rang van dit collegie is regeerende Burgemeesteren, Schout, Oudburgemeesteren,Scheepenen en de zogenoemde goede Luiden van Agten. Het ampt van Schout, word maar voor den tyd van drie jaaren bekleed, en wordt dezelve gekoozen uit den oudraad, mogende hy geduurende zyn Schoutsampt, noch tot eenigen post in Staats collegien van Halland of der Generaliteit worden verkooren. Het getal der Burgemeesteren in Dordrecht is vier, woedende alle jaaren nieuwe gekooren voor  236* de JONGE REIZIGER Voor den tyd van twee jaaren,dienende zydus^ het eerfte jaar'metde voorig verkoorenen, en het tweede met de nieuwe verkoorenen. De Scheepenen zyn negen in getal, van dezelve gaan het eene jaar vier en het ander jaar vyf af, voor wien nieuwe uit den oudraad in de plaats worden gekooren; zo de oudraad niet voltallig is, moeten 'er twee bit de gegoedite burgers op de nominatie worden gefield^ wier quahfieatie zyn moeten, boven de vyf.en. twintig jaaren oud, van den Gereformeerden Godsdienst, en tien duizend Guldens capitaal bezittende. Dezelve qualiteiten worden vereischt voor dé goede luiden van Agten, die uit agt perfoonen beftaan, fchoon zy in de verkiêzing van burge. meesteren als anderzins twaalf ftemmen uitbrengen, om dat dit college voormaals uit twaalf perfoonen belfond, toen genoemd de luiden van twaalven, zynde dit getal op agt vermindert al m den jaare 1385. . Dewyl zy altoos uit een by de Gildens opgegevene Nominatie uit de gezamenlyke wyken der ftad gekoozen worden,mag men het daar voor houden, dat zy eigenlyk de waare volksreprefentanten der Stad zyn,. aan wien het toeverzieht op de handelingen der Redering is toevertrouwd, fchoon zy geen fiem noch  b o ö r NEDERLAND. 237 'noch zitting in het collegie des gerechts hebben, ■ waarin zy dus niet verfchynen, dan wanneer zy (ontboden worden, of dat 'er van wegens de ge« imeente eenige voorflaagen aan de Regeering ge> idaan moeten worden. Zie daar myn vriend wat ik u van de Regee* ;ring deezer ftad kortlyk wilde meededeelen. — Ik zou 'er uitvoeriger over kunnen zyn, doch lOndericheiden reden beletten my zulks, en daar- by de kortheid des tyds, en de lengte waar ; toe deezen brief reeds is uitgedeegen. Daaren1 boven ben ik nog in mynen arbeid geftoord en opgehouden , door de komst van onze jufvrouw 'van den huize, die ik niet kan zeggen my hier i meede zeer te hebben geplaifierr. Zy is een ! lastig meubel Peter jen, in waarheid met al dè i èerbied dien ik voor de Ichoone Sexe hebbe, dit wyf gevalt my niet. Het eeifte abord neemt u wel in, want zy heeft eene goede houding, iss :niet lelyk, kleedt zich "met fmaak, hoewel eert Weinig dartel, en is dan redënryk; maar ha,arè ; huishouding zou uwe Belle noch myne Charlai. je behaagen , die is flodderig, zelf aan den morliigen kant, en dat overmatig famüliaare metdebe1 dienden is aanftootlyk. —- — Daar by is haaf gedrag jegens de lieve kindertjes in myne oogen look geheel niet moederlyk. Als ftiefmoe. der geloof ik zou zy een ferpent zyn, dat door IL D&Rhi R. geert  238 »e JONGE REIZIGER geen rechtgeaart vader te dulden was. Gy kende myne vriendin Henriette die, nevens haar eigen dochtertje, de voorkinderen van haaren man opvoedde, en zeif toen zy weduw van hem wierd, zulks met de eigen zucht volvoerde; zo groot als deeze uitmuntende vrouw my altoos voorkwam in de uitoeffening dier edele pligten, zo verachtlyk geloof ik zou zy zyn, als de hemel haar op zulk eene ernftige toets ftelde. Myne Charlotte vergeeve het my,maar de nagedachten van myne vriendin Henriette kan nimmer uit-myne.verbeelding worden gewischt. Gy weet welke betrekkingen ik op haar hadde , en een eerlyk hart dat eens daardoor geroerd wordt, blyft het altoos, fchoon ook dat voorwerp niet meer voor hem beftaat. Dan ik flap hier af, en 'fluit deezen onder toebede van alle heil,en de aanbeveling myner complimenten aan den Vrienden- en Vriendinnen-rei, die ik binnen .weinige dagen in Arnfterdam gezond hoop te ontmoeten, ten einde hen allen te betuigen, dat ik even zo zeer ben, haaren als uwen, enz. XI.  dóór Nederland. 23^ XI. BRIEF. Ferdinand aan Kakel* Dordrecht den 13 Juny 17 f C^Ty fcbynt u eenigermaate moeijelyk te maaken, myn vriend , dat ik zo zeldzaam, aan u. fchryve, dit fmart my, immers zyt gy overtuigd, dat dit geenzins voortkoomt uit veiflaauwing dier gevoelens, welke ons van onze kindschheid aan, wederkeerig voor elkander bezielden; neen, braave vriend! ik fchat u nog even zo hoog als ooit, en gy zyt geenzins de geene van mynen vriendenkring, na wien ik het minst verlange. Houdt dus op een oogenblik te twyffelen, of myn hart in opzicht van u gelyk is. Immers bekoomt gy alle myne brieven, zelfs de meesten aan myne dierbaare Charlotte, en dit alleen behoorde u te overtuigen, dat ik niet het minst verandert ben. Dan genoeg hiervan, laat ik liever onzen na» middag van heden,zo goed mooglyk, fchilderen. Ten vyf uuren onzen maaltyd beilooten hebR 2 ben-  dè Jonge reiziger bende, wandelden wy Heeren uit de tuin van onzen gastheer, door verfcheidene zeer bekoorlyke laanen, ter wederzyde met tuinen geboord tot aan de rietdyk, alwaar een fraai tentjachtvan vier riemen, da vlag en wimpel van achteren laatende waaien, op ons lag te wachten; twee roeijers zindelyk in het wit gekleed,en eender de man te roer; 't jacht fpoedde met fnelheid door den ftroom die echter vry fterk ebde. Wy kwamen weldra aan die merkwaardige houtvlotten, welke boven van den Ryn gelyk een dryvende ftad herwaard koomen. Aan de Zyde van Dordrecht lagen 'er twee die in zo verre gedoopt waaren, dat men alle gebouwen hadt afgebrooken , en daaraan niets meer te zien was dan aan andere balken, klosfen, vathouten, pyphouten en wat dies meer is. ——. Wy ftaken dus over na het laatstaangekoomen, 't welk nog meest in zyn volleficuatielag, fchoon in de lengte verbrooken, en dus by ftukken elkander op zyde. Dit is een verwonderenswaardig gezicht, t®en het aaneengehecht was, zal het meer dan een halfuur gaans lang geweest zyn. Overal ftonden houten tenten opge- fiaagen, die de honderdtalen menfchen welke deze vlotten afbrengen, zo lang ter woonftede ftrekken. Het roer deezer vlotten is vooraan, en van een zeldzaam maakzel, de riemen waarmee-  door NEDERLAND. a4i rasede dit gevaarte beftuuid en recht gehouden wordt, zyn ongemeen zwaar 5 en het is der befchouwinge waardig, hoe hecht het een aan het ander verbonden is. Een verbaazende arbeid is 'er aan vast, om het uit malkander te krygen. Gemeenlyk gaan zy verfcheiden voeten diep, en hebben een breedte van aanbelang. 'Er zyn afzonderlyke vertrekken voor de officieren, en ook kookhuizen,waar ieder op het uur des maaltyds heen gaat om zyne portion te haaien. —— Onze vrienden verhaalden ons, dat in de buik deezer dryvende fteden gemeenlyk een.fchat van rynfche wyn verborgen is, die juist niet altoos geheel vertold wordt. En echter, voegden zy 'er by, rekent men. de onkosten van zulk een vlot, eer het hier voor de ftad ftil ligt, op meer dan veertig duizend guldens. De eigenaars zyn gemeenlyk ge- duurende de afzakking meede op het vlot. Als hetzelve gedoopt, en uit malkander gerangfchikt is, trekt deeze caravane van hooglanders te vo§£ weder na huis, doende een reis van meer dan driehondert uuren. Ik hadde gehoopt het te zullen treffen dat 'er een aankwam,, om het du- in zyn geheel in werking te zien, dan dit mislukt zynde, moest ik my met deeze befchouwing vergenoegen. Van hier wierden wy verder de Mc-rvve opgeld 3 sotidi  24» ee JONGE REIZIGER roeid door eene kreek, tot aan een ruine van het aloud beroemde huis de Merwede, waarvan by Smids in zyne lchatkamer eene vry juiste tekening te vinden is. De eene toren is nog .beklimbaar, hoewel niet zonder gevaar, dewyl verfcheide • ne treeden zyn ingeftort. Hoewel de geleerden daar'n overeenkomen, dat het een zeer oud gefticht is,als zynde reeds bekend lang voor den jaare 1200, zo is men echter over den tyd der ftichtinge zo min eens, als over de naamsreden, wy zullen de hairkloveryen, welke hier omtrent hebben plaats gevonden, met ftilzwygen voorbygaan, zeker is het dat die allerverfchriklykfte watervloed van 1421 dit zwaare gebouw al mede vernield heeft, Smids merkt aan, dat de westzyde van dat muurwerk met verglaasde fteen zoude zyn opgemetzeld; dit heb ik niet kunnen vinden, maar Wel dat de ankers in de muuren, ten deele ontsloot, geheel gaaf en zonder roest waaren;waarover wy ons allen zeer verwonderden. 't Gezicht van deeze tooren op de ftad en den lande van Dordrecht, Yzelmonde, en de Alblasferwaard, is verrukkelyk, en zo ik uit welkevendheid niet fpjedig weder beneden gekoomen was, zou ik 'er my gaarne een half uurtje hebben opgehouden.  door. NEDERLAND. 243 Eer ik van deeze ruine kan afftappen, moet ik u zeggen, dat het voormaals eene vrye heerlykheid van veel aanbelang en uitgeftrektheid geweest is, waar van de inkomften confiderabel waaren, en welks rechtsgebied tot aan de muuren van Dort, ja, zo men wil tot binnen de ftad zich uitbreidde. Hier uit ontlpreot eene conventie, tusfchen de Regeering van Dort en Heer Danitl van Merwede Ao. 1307, dat de laatstgemelde en zyne erven, van hunne rechtsoeffening binnen de ftad zouden af. zien, mids hy jaarlyks, voor acht dagen, het fchoutsampt over de geheele ftad zoude voeren ; 't welk geHooten zynde, wierd op den 5 Juny de roede van Jufikie met plechtigheid by den fchout van Dort aan de Bailluw van de Merwede overgegeeven, en hem de rechtsoefening voor acht dagen opgedraagen , waar na de Bailluw dezelve weder met gelyka plechtigheid overleverde, en dit wordt nog jaarlyks onderhouden, fchoon de ftad thans eigenaar van de Heerlykheid is, als dezelve in den jaare 1604 voor acht - en - dertig duizend guldens gekogt hebbende van jonker Wesfel van Boetfelaar. De voornaame reden van de onderhouding deezer plegtigheid, is« om dat daar aan het privilegie der burgers verknogt is, dat veele kleene twisten, tusfchen R 4 buu-  2?4 né JONGE REIZIGER buuren, als anderzins,dan de plano kunnen en, moeten worden afgedaan, die anders zo ornflagtig als kostbaar worden. , Deeze ruine bezichtigd hebbende, dregvenwy voor ftroom al voorby Papendrecht heen, en, zo weder na de ftad. Papendrecht is een zeer uitgeftrektdorp,langs, den nieuwendyk, meer dan een uur gaanslang, bekend door zyne ryke zalm visfcheryen; ook is hier het veer uit de Alblas.ferwaard op Dordrecht, zo voor tytuig als voetgangers. Het kerkje heeft eeu fraai torentje, vierkant, met een achtkant lantaarentje, door een fpits gedekt. Aan de wal geftapt zynde, keerden wy, om. trent acht uur by de dames te rug, die wy zeer vrolyk bezig vonden met fchuppen en touwtje fpringen, waarin onder 't genot van een fmaaklyk glaasje rynfe wyn, onderling nog een half uurtje gecontinusert wierd, terwyl, anderen \ 1'hombre fpeelden, waartoe ik ook nog verordent wierd. Wanneer wy deeze aangenaame tuin verlieten , en de Vriefche Poort intreedende, weder de beleefdheid genooten van eenen anderen gastheer,die ons allen opeen collation onthaalde. Gy kunt hier uit wel afleiden Karei, dat indien dit dagelyks zo moesr voortgaan, uw vriend fpoedig door overvloed derven zoude, doch met twee dagen zyn wy weder aan ons zelfs, en  door NEDERLAND. 345 dar) kunnen wy netjes droogen naar believen, thans moet het "er zo meede door. Ik grppt u y,riend, beveel my, en twyffel niet, of alle uwe moeilykheid zal verdweenen zyn, zo draa gy door deezen verzekerd wordt, dat 'er geen oogenblik in myn lèeftyd koomen kan ^ pf lk zal altoos met achting zyn, enz. R 5 XII.  H6 de JONGE REIZIGER XII. BRIEF. Ferdinand aan Belle en E l 1 z e. Dordrecht den 14 Juny 17— "*%/ erfchoon my lieve dames, dat ik deezen aan u beiden, en niet afzonderlyk aan elk uwer fchry- ve« — Myn tyd is zo bezet, dat ik myne behoorlyke correspondentie niet kan waarneemen. Gelukkig doet de Heer Goudwaard deezen morgen eenige vifites voor zich zeiven, en dus kan ik te huis zitten, gelyk gy ook zien zult uit alles wat op deezen datum seteekend ftaat, dat ik myn tyd niet ledig befteedde. Ik bedank u beiden voor de goedheid my door het inzenden van uw fchrift beweezen , maar n'cht, hoe mag het u van 't hart, my zo te kwellen met die Mylady in Hellevoe'fluis? — My te bedreigen, dat gy myn lieve Charlotte al het  pooR NEDERLAND, n? het gevaar van het geen ik daarover fchreef ruit. voor oogen (lellen , en haar afraaden om verder aan my te denken ? Immers men kan zyne oogen niet fluiten, voor 't geen in de natuur waarlyk fchoon is. Of moet men valsch zyn, of geveinsd? dit is ftrydig met de edele gevoelens van die gulhartige en vernuftige Belle, aan welke ik de eer heb by deezen te fchryven. —- Daarteboven, zou ik wel zo ruiterlyk voor den dag durven koomen, indien myn hart flechts een vonkje gevoeld hadde? —t- zoude ik myne beste en my zeiven niet beledigd hebben, indien ik 'er minder van gezegd hadde dan my fcheen? Voer uwe bedreiging des niet uit bid ik of, om de waarheid te zeggen, ik ben 'er niet bang voor , Ik kan te wel uw edel caraclter, en ftel te veel vertrouwen in dat myner fchoone, dan dat ik hier voor de minfte vrees hebbe. En gy zacht humeurtje, recht vnendlyke Elize, moet gy ook al (potten over myne betuiging aan den Heer Goudwaard ,dat ik voor hem moet zwichten,in grootschheid van te kunnen beminnen ? » 't Is zo. en of gy al zege, geen man te zullen willen hebben, die dit verklaaren durfde, ik houd my verzekerd dat gy het veel braaver vindt zulks te verklaaren, dan geveinsd iets yoor te seeven, 't geen ens hart niet gevoelt. Gy  543 de JONGE REIZIGER Gy beide ondertusfchen vraagt my naar de da- mes van deeze ftad. Het klein gedeelte der beminneiyke fexe, dat ik de eer gehadt heb alhier in gezelfchap te zien, heeft my zeer wel bevallen, (het huismeubel van onzen gastheer uitgezonden.) Zy waren in het algemeen matig fchoon, van eene goede houding, met fmaak gekleed en gekapt, en aangenaam in de ponverfatie. Zelf jufvrouw Waalviyk is op partyen vrolyk, zelf. uitblinkend dartel, maar de behandeling aan haai' man en in haar huishouden is gantsch niet na myn manier van denken geichikr. De Heer Waakvyk is juist niet zo uitgelaaten vrolyk als zommhre andere heeren ,heeft by voorbeeld geen behaagen in fpulletjes meede te doen, gelyk piep jonge menfchen niet onaartig ftaat, hy Zoekt derhalven altoos iemand uit, die met hem aan een tafeltje gaat zitten praaten, of wandelt met een pyp door de tuin, zo men buiten is; haar laat hy echter begaan, en in myn dogen te ver begaan, dewyl zy al vry fterk zomtyds ftoeit, als dit niet gelukken wil, moet haar arme man het ontgelden,en hier uitontfprniten van die kleine onaangenaamheden, welke de Gezelschappen ftooren, en die fchoon daarin bygelegd echter nawerken,en by de te huiskomst meerder twist; verwekken, gelyk wy nu. al tweemaal heb- hen  bóOK NEDERLAND. 24^ ben bygewoond. Nog heeft d;t het gevolg dat man én vrouw veelal hunne byzondere kririgetjeS 1 houden, iets 't geen my altoos gevaarlyk fchynt, verwydering b^art, en aanleidingen geefc, diö 1 te veelvuldig zyn om op te tellen, maar genoeg. : zaam door voorbeelden betoogd worden. Welhaast hoop ik zo gelukkig te zyn , weder van uwe aangenaame tegenswoordigheid te pro: fitéeren, gy moogt wel gelooven, dat ik daar na 'verlange, want inderdaad, hoe wel ik overalonti haald worde, hoe veels beleefdheden men my aandoet, ik mis iets, dat ik nergens dan in Am1 fterdam kan weder vinden. - Behoef ik te :zeggen, dat het de lieve vriendenkring is, waar'ivan gy beiden geëerbiedigde leden zyt? iik geloof neen. Ik breek af, my aanbeveelende, tot ik mon» (deling de eer kan hebben te betuigen, 't geen :ik nu fchriftelyk moet doen, te weeten: dat i ik altoos met de oprechtfte hoogachting zyn zak 'enz. XIII,  aso db JONGE REIZIGER XIII. BRIEF. Ferdinand aan Charlottéi Dordrecht den 14 Juny 17— ■ — Des Nachts. - 33Ceden zat ik tot den middag op myne aangenaame kamer, dewyl de Heef Waalwyk,om zyne affaire, en de Heer Gondwaard om eenige vifites te doen, uit waaren, en my dus aan de eenzaamheid overlieten. — Ik fchreef en fchreef en fchreef, gelyk myne beminde by de leezing dier brieven ontwaaren zal. Na den middag hebben wy reeds een tourtje pr. koets gedaan , door het geheele eiland, en te Dubbeldam een kopie thee gedronken, dit dorpje is het eenige op het gantfche eiland dat een kerk heeft, niets van aanmerking is 'er te zien, maar in eene andere polder, Wieh drecht geheeten. toonde ons de Heer Waalwyk de  nooR NEDERLAND. 251 de plaats alwaar men zegt dat een fluis geleegen heeft . door welke te veronachtzaamea men wil, dat die meermaals gemelde verfchriklyke overftroomirsg in den Hollandfchen waard, na den Biesboscb , zoude zyn veroorzaakt; anderen willen dat een boer om zyne buuren te plaagen, het water door openzetting dier fluis hadt ingelaaten, doch behalven dat zulk een gruwelftuk de menfchen al te zeer zoude onteeren, is hier toe weinig waarfchynlykheid, dewyl het land zeer bevolkt geweest zynde, zulks gemerkt zoude geweest zyn, eer het tot eenige aanzienlyke hoogte rees, en dan gefluit: natuurlykev fchat ik dat de fluis en dyken te zamen door het geweld des waters zyn verbryzeld, en op zo veele onderfcheidene plaatzen tevens, dat daar tegens gee« ne menschlyke pooging baaten kon. De yslykheid van deezen nacht, was geen klein deel van onze gefprekken, gaf aanleiding tot die over meer andere watervloeden, welke dit land, door alle eeuwen heen, zo deerlyk geteistert hebben. Vroeg in den avond waaren wy weder in de ftad, wanneer wy nog rond gingen, om affcheid te neemen, van de Heeren aan wier verpligtende vriendlykheid wy al ons genoegen in deeze ftad verfchuldigd zyn, Twee van de-  de JONGE REIZIGER dezelve kwamen ons nog eene conrra vifitë doen, en fleeten den avond hier aan huis rot twaalf uuren. Twee anderen zullen ons de eer doen, morgen, na het dejeuné, tot aan den Engel, een herberg onder den Dorpe Slydrecht uit te geleiden, van waar wy onze reize met rytuig naar Gorcum zullen voortzetten^ en denkelyk dan daar den dag paslèeren. Althans morgen avond fchryf ik u buiten twyffel weder. Onze laatfte avónd alhier zou weder vry rüZig geworden zyn, als die twee Heeren niet gekoomen waaren. De Heer Waalwyk het opgemelde tourtje deezen middag over tafel voorftellende, vergat Mejuffer zyne Beminde, afzonderlyk ta vraagen, ik merkte aanftonds wel dat het gelaat veranderde,zy was vriendelykgeweekt en voor my zelf lastig, wyl zy te midden in myn fchryven my meer dan een uur was koomen ophouden , om my de carafters der dames te befchryven, by wie wy de eer gehad hadden, den voorigen dag in gezelfchap te zyn. Ik wil u verzekeren Lotje, dat, al hadt gy 'er tegenswoordig geweest, dat achterklappend wyf u niet verfchoond zoude hebben. Laat ik u weinig trekken opleeveren: juffer Carolir.a Van wie ik gefchreeven hebbe, dat zy zo wel  DOOR NEDERLAND. a$$ reciteert, en over 't geheel vry kundig is, was (een pedants ding, dat altyd met rmre geleerd Iheid pronkte, en had zo klein als zy was, eert imans voorkomen, en foei! dat ftaat zo lelyk. i Ondertnsfcben was de juffer zeer zedig met haalïe kundigheid, en als zy over zaaken fprak, daaf ! het vereischt wierd, had zy wel vuur in haare ioogen,maar niets van dat 'twelk men een mans: velder noemt. Mevrouw Rofiana ,eene dame van den eerften :rang,was, voigens haare aanmerking, hoogmoei dig, en wilde haar caracler als baronnes overal i doen gelden, ondertusfchen wist men wel, wie ; zy geweest was enz. maar ik betuig ïu lieve Lot, dat mevrouw Roftana, zeer aangeinaam, vriendelyk en wellevend is, doch wel is ;het waar, veel zediger dan jufvrouw Cateau. Zo ging het van de eene op de andere, en tot myn geluk zo ras en glad aaneengefchakeld, dat . ik nooit tyd hadde om haar tegeriiefpreeken; eindelyk uitgerammeld hebbende, vraagde zy my na de Amfterdamfche Jufvrouwen, of dat ook meest al zulke wonderpourtraitjes waaren? ik antwoordde haar kortclyk, dat ik, maar kort te Amfterdam geweest zynde, weinige dames had leeren kennen, maar dat die met welke ik de eer gehad hadde om te mogen omgaan, my zeer Wel gevielen, goede carafters hadden, en zedig II, Deel. § yio«  254 de JONGE REIZIGER vrolyk waaren, gelyk ik mevrouw Rofiana en mejuffer Carolina ook gevonden hadde. Inmiddels vatte ik twee driemaal re pen op, 't geert zy ten laatften bemerkte, zeggende toen, ja ik belet u , en moet zelf voort, echter geloof ik dat zy nog wel een kwartier uurftond, eer ik van deeze lastige party ontflaagen was. Toen de Heer Waalwyk haare gemeligheid merkte, meende hy deezen zo opgenomen misflag heel verltandig te verbeteren , door zeer vriendelyk te zeggen: „ zult gy u niet gaan aankleeden? Cateau lief!" maar de myn fprong verkeerd , en 't antwoord was: „ ik ben immers „ niet gevraagd! ' de toon hiervan behoef ik u niet te befchryven. Hoe zeer de Heer Waalwyk betuigde, daaraan niet te hebben getwyffeld, en wy haar zochten te beduiden, dat het van zelve fprak, alies was niet alleen vergeefse!) , maar verkeerd, tot zy eindelyk van tafel liep, zeker om haar vertrouwde Styntje deeze. Godkoze behandeling, want dit is het .eerfte woord, te klaagen. De Heer Waalwyktoen ook kwaad wordende, zeide, loop dan voor den duivel, doch een verltand'g man zynde, liet' hy zich bel'usfen, en lier haar te rug roepen, doch boter aan de galg; eindelyk de koets voor de deur zynde, ftonden wy op en volvoerden onstourtje. Te huis koomende was zy uit, en by '  door NEDERLAND. s§§ by haar tertigkoorast hoorende, dat die twee Heeren hier bleeven foupeeren, was zy te koppig om aan tafel te koomen, doch deeze fcheenen haar te kennen, raadende den Heer Waalwyk haar maar ftil te laaten lmooren, en te handelen als of zy uit was. —— Gy begrypt dat detze intervalle een deel van ons avond gefprek uitmaakte, doch elk deed zyn best om dit netelig discours aftebreeken, dat ook al wel gelukte, flytende wy den avond onderling zeer vriende- lyk- . . Nu leg ik de pen neder, doch zal den brief niet fluiten , dewyl zo deezen van hier gings gy twee brieven geiyk ontvangen zoudt, ik neem hem dus meede pa Gorcum. Gorcum den 15 Juny. . Het huismeubel is echter deezen morgen aan het ontbyt verlcheenen, tamelyk gehumeurt zo het ons toefcheen. Maar gisteren avond is het al juist uitgevallen als ik dachte, namenlyk de keuken was het klaagtoneel, Styntje de vertrouwde , en onze knechts de toehoorders. — hoe laag! hoe verachtlyk! Ten negen uuren toen wy zo het ontbyt ge ■ daan hadden, kwamen onze vrienden met het fpeeij acht voor de wttl, wy namen aficheid van  356 de JONGE REIZIGER onze madam,en flapten aan beord Zokanr als een Zaandammer boeier ftond het tuig hierin Maar vergeef my, dit voegde beter aan Pc. terfen. Wy zeilden zeer vermaaklyk, hoewel wy, alles met kunnende opleggen, eenige maaien moesten wenden. Nogmaals pasfeerden wy dus byna de geheele ftad, en gedeeltelyk ook nog die onbe< gryplyke groote houtvlotten waarvan ik aan Ka. fWgefchreeven hebbe, vervolgens de ruine van t Huis te Merwede, en kwamen onder aangenaanje gefprekken aan de zogenaamde Engel, een gering Herbergje aan den voet van den Merwe- dyk, alwaar Rytuig verhuurd wordt. . Terwyl men ons wagentje voor vier perfoonen gereed maakte, dronken wy affcheid met een goed glaasje Mallaga, en daarna flapten wy in het rytuig, terwyl onze vrienden met het jacht na huis keerden. Onze Voerman, was of een buffel,of hy moet iets aan ons gezien hebben,dat hem niet behaag, de, dit gebeurt meer dat iemand phiüonomien aantreft, waar meede hy denkt te zullen harmonieeren, of waarvoor hy geen achting kan opvatten. Hoe hetzy, Hendrik, die onze casfier in veele gevallen is, had ook zulk een hekel aan den vent , dat hy maar geen vooi wilde geeven , en toen de kaerel by ons in de kamer wilde dtin.  door NEDERLAND. 257 dringen, fchoot hy in de deur, belette hem het intreeden met te zeggen: „ Gy hebt daar niets „ te doen Mynheer ik heb den voerman „ voldaan." En deeze ging al vloekende na zyn wagen. De weg her waard is langs den hoogendyk van de Alblasferwaard, door de dorpen Slydrecbt, Giezendam en Harteveld. Alle drie zyn van groote uitgeftrektheid langs den dykheen, en zy beftaan voornamenlyk van de inoogfting der ftoelenmaakers biezen, aan de buitenwaarden der Merwe; binnenwaard is alles landbouw, doch over 't geheel is het hier zeer armoedig. Men vangt hier in de rivier ook vry veel zalm. Gorcum, is een zeer vermaaklyke, nette, hoe wel niet zeer groote ftad. Het inkoomen is zeer voordeelig van aanzien, ik zal 'er u daad lyk een ruimer befchryving van geeven, vooraf moetende zeggen, dat wy een intrek genomen hebben in de Doelen, het voornaamfte logement van de ftad, en zeker een uitgeftrekt gebouw, voorzien van eene groote binnenplaats en taamlyk goede tuin, vry zot met allerlei houten en pleisterbeelden opgepronkt. 1 Wy beftelden hier terftond onze maaltyd, en terwyl dezelve gereed gemaakt wierd, deeden wy eene wandeling langs den buitencingelgaande <3e Waterpoort uit langs de Merwe, tot aan een S 3 ver»  9^8 dï JONGE REIZIGER verrukkende laan, die met eene winkelhaak naar de Kan t po n legt, welke wy waren ingekooroc-n, ve.volger.de toen het Cingél naar de Ar* hp ti, alwaar de herorr> wandeling doorliet iny Hen der Linge , e n riviertje dat eigenlyk een lak van de waal is,in de ltads gracht gefluit ■wordt T ien (lapten wy de wal op, eii wandelden dezelve verder om, tot wy ever voorby de Dalèmpotrrt weder genoodzaakt wierden ftad waard in re gaan, doorkiuisfende de voornaamfle havens en llraaten , die allen uitn untend zindlyk, en veele met fchoone gebouwen vercierd zyn. In een der ftraaten zagen wy aan de eene zyde overal groote vierkante fseenen leg« gen, waarin gaten gehouwen waaren; toen wy de reeden vraagden, wierd ons geantwoord,dat by opvloeijing van de rivier hierin dammen gezet wïerden, die men aanvulde met koemest om de ftad voor innundatie te bewaaren; 't bleek ons hieruit darde rivier alhier veele voeten moet kunnen opzwellen, wyl het water thans vry wat boven het zomerpeil, echter nog in lange na niet aan de kaai van de Waterpoort flond. 't Verhaal dat wy ons hier van hebben laaten doen, bewyst, dat het 'er hier des winters als 'er veel ys is, en zich ysdammen zetten, die de afflrooïflipg fluiten, heel akelig moet kunnen uitzien. ^Na deeze wandeling zetleden wy ons aanon-  DOOR NEDERLAND. 259 , ze maaltyd, en lieten ons vervolgens met een liengstje naar Loevenftein over de Merwe roeijen. Ik behoef u niet te zegg/m myne Charlotte dat dit eene vesting is, weike gebruikt wordt tot een ftaatsgevangenis van voornaame Perfoonen, 't geval van Neêrlands wonder, het orakel zyner eeuwe, den grooten Huoo de Groot, is al te zeer bekend. Zo Peterfen het u in plaat mogt willen vertoonen, en daartoe de Tegens' woordige Staat der Feieenigde Nederlanden be-. zigde,"geloof vry dat hy u hondermaal fchooner tekening laat zien, dan hier in de Natuur te vinden is. Die welke by Ludolf Smids gevonden wordt, is veel beter, de Heer Goudwaar d en ik hebben ze beiden geconfronteert. Een zekere huivering beving my toen ik de poort deezer vesting intrad. Een onderofficier der Invalides vraagde onze naamen en woonplaats, die gezegd hebbende verzochten wy het kafteel te bezichtigen, hy ging heen om verlof te vraagen van den commandant, terwyl wy in eene der barakken, die hier in twee tyen gefchaard zyn, een glas bier dronken. Onmiddelyk kwam de oude krygsman te rug en wees ons een vrouwsperfoon, die ons geleide^ zoude. Men gaat over een fteenen brug en door een poort in het gebouw, over eene binnenplaats S 4 leidt  ace de JONGE REIZIGER leidt men u een trap op, die u in de kerk brengt, een groot ydel vertrek zonder fieraad, voorzien van eenige banken en eene zeer eenvoudige Ca- theder, De eerst hierop volgende kamer is die van den Heer Jacob de Win, dan toont men u het verblyf van den Heere sJlewyn, of zo andere fchryven, Halewyn, die onder fchyn van net breiden, zich het middel verlchafte om zyn kerker te ontvluchten, hebbende hy onder zyn ledikant een luik gemaakt, 't welk nog te zien is, waaraan hy het net vast maakte, zich hierby nederlaatende kwam hy in de kerk, alwaar een getrouwe knecht hem wachtte, die met hem wegvluchtte. Hy en Wicquefort waaren befchuldigd over ongeoorloofde briefwisfeling. Het daaraangrenszend vertrek is dat van de Groot, alwaar nog op den grond is afgeteekend op welke plaats deeze geleerde man zyn fludeervertrekje hadt laaten opfiaan. Hoe dikwerf lieve Lot deeze gefchiedenis bsfchreeven is, kan ik. ech;er niet af u twee trekken te herinneren van bezadigdheid van geest in die eeuwig roemwaarde en getrouwe Elsje, die de kist met boeken over de rivier vergezellen moest. Een van het volk in de fchuit ging op de kist zitten, en trommelde met de voeten, zy verzocht hem zulks natelaaten, dewyl 'er behalven de boeken, ook eenig porcelein in was> ■■ - ■ Op de hoogte zyn-  boor NEDERLAND. »6i zynde dat zy zich buiten gevaar fchatte, gaf zy met een witte zakdoek fein aan mevrouwe dg Groot gebooren Reigersbergen, die met bloedzweetenden angst aan het venftertje ftond uit te kyken. Men vraagde haar waar toe dit diende ? en 't antwoord was: „om mevrouw die my toos befchuldigt dat ik bang op het wate „ van het tegendeel te verzekeren." —- Wc ik een vlugheid, en welk een wonderbaare bezadigdheid van geest myn lieve Charlotte, ik ftaa 'er altoos ftil voor. Ce overige vertrekken, ais yan Hogerbeets en Uitenbogaart, enz. zyn even als de voorgaanden naare vertrekken , waar in naauwlyks licht genoeg kan indringen ombyden dag te leezen. 't Vertrek waarin de Admiraal Asht, die in een zeeflag Ao. 1666 gevangen genomen wierd, alhier gezeeten heeft, is merkelyk beter. —— Tegenswoordig zyn hier, God zy gedankt, geene ongelukkige fiachtoffers vatï het Staatsweezen, gelyk onder de opgenoemden helaas! te veel kunnen geteld worden. Uit dit akelig hol, of liever uit deeze op een geftapelde na#re kerkers te rug getreeden zyn* de, wandelden wy de wallen rond, die voor haare kleinte vry fterk zyn. — doch ik her- inner my Naarden, en lieve Lot, zo aan* ftonds daar by Weezop. ó Wondere, maar S 5 §c'  2(>3 de JONGE REIZIGER gezegende avond! Beste, God geeve u dien altoos met vergenoegen te herdenken, en zegen de daar by my befliste keuze! Het yslyk gebouw, is uit diepe grachten op« gehaald, en voorzien van twee vierkante toorens, wier fpitzen achtkant zyn, de gevels zyn van de hoogte der zymuuren af, fchuins opgaande zonder trapjes Ik was blyde dat wy weder in ons hengstje zaten, en de zeiltjes bygezet hebbende, dree. ven wy fpoedig over na Woudrichom. Niets zal u waarfchynlyk ér, dunken i dan dat de gevallen betrekïyk dit Löeveflein, ons eene aanecngefchakelde ilofTe totgefprekopleeverden, en inderdaad dit was zo. Treurige gedachten reezen in onze harten, en ik kan niet zeggen dat alle. onze' reflexiën de menschlykheid eer aan deeden en echter geloof ik ze waarheid, doch ik zal u daarmeede biet lastig zyn myn lieve Lot, neen ik vervolg myn journaal. Spoedig dreeven ,wy na Woudrichem af, een oud vervallen Stadjey op de zaamenloop van Maas én Waal die hier beide een tyd lang hunnen naam verliezen in die van Merwe, tot vooiby Dordrecht, alwaar de Maas haaren eigen naam weder aanneemt, en zo zeewaard ftroomt. Van, deeze plaats kan ik u niets aan. merkenswaardig zeggen, 't geen ik 'er nog van weet  b o o r NEDERLAND. eój weet, zal ik Peterfen melden, als meer voor hem dan voor eene jufïer gefchikt zynde. • Wy hebben ons hier ook maar kort opgehouden , zeilende zeer vermaaklyfc naa Gor* cum te rug, alwaar wy juist aan de Kaai fchoten op het oogenblik dat de beurtman van Nimwegen, deezen morgen afgevaarén, zytv» touwen vast maakte I it vaartuig brengt onaangenaame tyding dat de rivier aldaar wede! een voet was opgezwollen. Een fatzoerdyk burger welke hier onder een hoop menfchen Hond, aan wier ge'taat eenige bekommering te befpeuren .was, door ons gevraagd zyUde, wat nieuws 'er was, gaf ons een fchildery van den te vreezenen toeftand, welke het hart van deeze plaats met gegronde bekommering vervuilen moet. Ik fchryf hierover iets nader aan een der Heeren., ■ Nog een ander tafreeltje heb ik voor u myne waarde. Wy foupeerden vroeg en fchielyk , om dat de Heer Gouawaard vermoeid was, > dan nog eens even .lucht zullende fcheppen, vond hy het zo aangenaam dat hy my 'proponeerde om nog een riviergezichtje te neemen. Ik voegde my in deezen gaarne na' zyne verkiezing , en wy wandelden nogmaals naar de vest aan de Daiemfche Poort. —— o Lot! hoe fraai blikkerde weder dat maantje op die 'rivier! Woudriebttn en Locvefiein, dat akelig flot, vertooii- den  a64 de JONGE REIZIGER den zich flaauw De foelie ftroom ruischte zeer aangenaam, en zyne gevormde draaikolkjes fcheenen zo vlak golfjes, daar het water door geen enkel zuchtje van wind bewogen geUk geweest zou zyn als een fpiegel. ——. Voor de ftad, op het midden van den ftroom lagen twee kneepjes zyde aan zyde geankert, waarop de menfchen nog zaamen praatten, t geen wy door de ftilte duidlyk hooren konden. Een weinig verder lag nog .één, dat onophoudelyk kefte, en door zyne echo beantwoord wierd, dit maakte iets zo aartigs uit in die algemeene rust, dat wy hier meer dan een kwartier uur verbleeven, en toen te rug keerden. Zie daar myne Waarde,de bezigheid van deezen dag, morgen zullen wy weder een kleene dagreis hebben, doch het zal haglyk zyn, of ik U wei weder zal kunnen fchrywen voor wy in Gouda zyn aangekoomen, dan hoe ditzy, gy kunt u verzekert houden dat ik daarom niet te minder aan u denken, en dat ik altoos met de ongeveinfte hoogachting en tederfte liefde zyn zal, enz. - • XIV.  Dooa NEDERLAND. S65 XÏV. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. Gorcum den 15 Juny 17— .^.an myne beminde onze reisroute van Bordrecht herwaard, en het verdere verrichte van den dag gemeld hebbende, gaa ik u nog wat onderhouden , over eenige plaatfen , en wel vooreerst over deeze Stad Gorcum, Gorinchem of Goorninichem, de achtfte der Hemmende Hollandfche fteden , geleegen op dien hoek van de Alb asferwaard, al waar de Ldnge zich met de Merwe vereenigt. De Vestingwerken zyn fraai, voorzien van twaalf fchoone bolwerken, en geene minderfter. ke buitenwerken aan de oostzyde. Gedeeltelyk is deeze vesting bemuurd, gedeeltelyk met wallen omringd, maar alles zo uitmuntend net onderhouden, dat het een oogenlust is. De poorten welke vier in getal zyn, mag men goede gebouwen noemen, een of twee daarvan zyn  im de JONGE REIZIGER zyn met uurwerken voorzien. De Gracht welke de ftad omringt is wyd en diep, in 't kort het plaatsje geloof ik zoude onwinbaar zyn . indien men by de kragt zyner wernen, gebruik maakte van de innundatie welke hier aan de kant I van Dalem geopend ,een verwonderlyke operatie i zoude kunnen doen. : Aan de west en noordzyde, zyn bekoorlyke [ wandel.veegen, en veele zeer fraaije tuinen" en , buiten goederen. Over de inwendige gefield- , heid der ftad kunt gy myne brieven aan Me- | juffer Charlotte, en myn' vriend Fredrikjlad \ leezen. Wy zullen weder een trapje hooger j gaan. Gelyk overal, zo is ook hier de naamsoorfprong zeer duister, en echter, zeidt Ludolf , Smids, die nuttige, hoewel kluchtige fchryver, | en echter de naamsoorfprong, moet 'er by, of het fpul was niet volmaakt. Wel dan, de gemelde Smids wil met geweld dat de naam \ koomt, van arme visfchers die men om hunne fchamelheid Goor zou genoemd hebben, en hier toe bragt hy eenige rymregels by die ik z om hunne Hechtheid maar niet zal uitfchryven. f —— Vm der Houve wil dat de naam af koomt van Goris een heer utt den huize van Arkel '\ en Heim, dat is verblyf of grond gelyk de Friezen nog het woord kiem gebruiken voor den grond :  door. NEDERLAND. 96"? grond welke voor het huis, of de boerderyen gelegen i3, gelyk my een vriend -verhaald heeft, en dan zou het in het oorfpronkiyk zyn Goris heim , buis van Go ris. - Dan hoe hoog waarfchynlyk dit luidt , een derde fchryver gooit dit alles weder om verre, daar 'er nooit een Goris of Joris van Arkel bekend geweest zy. Hy wil echter wel by het woord Heim als huis betekenend; blyven, maar daar Gor of Goor, een moerasfige plaats betekend, meent hy'het beter gevonden te hebben door het woord Gorincbem te verduitfchen in eene woning aan een nioerasfigen grond, doch of wel zo veel onderlcheid is, in de kortheid der oude landtaal en de onze, zoude ik niet durven befiisfen, en laat dit liever over aan hun, die hunne hersfens verkiezen te fchraapen over het woord Fee. '— Genoag dat ik u tier geleerden gis fingen by manier van compilatie voordra age. Wegens de oudheid van de Stad, en den eerften (lichter verfchilt men niet miuder, wyl zommigen Gorcum al meenen te vinden in de Rcmeinfche Legerplaats Grimes, anderen deszelfs geboorte bepaalen aan het jaar 1230 toen Jan van Arkel de ftr.d gefticht zou hebben. Dit dunkt my niet geheel van waarfchynlykheid ont* I»] Dot  s<58 de Jonge reiziger bloot, dewyl Hertog Jan van Braband en Graaf Floris de Fyfde de ftad in den jaare 1287 en 1289 met handvesten begiftigd hebben,waar by deeze Poorters door Holland en Braband tolvry verklaard wierden , te meer daar uit het laatfte handvest, volgens de fchryvers fchynt te ge* blyken, dat dit voorrecht aan hun ai vroeger gefchonken was. Een ftad nu groeit in geen eene nacht, en ook in geen jaar , hoe gering is dan de tyd van 1230 tot 1287, om haar tot die grootheid te doen fty* gen,dat zy zulke handvesten verdienen en bekomen konde ? ik laat de beflisfing hier van aan uw oordeel, Heer Hiftoricus. Laatén wy eens kortlyk nagaan, wat haar merkwaardig in de Gefehiedenisfen gemaakt heeft* De Vrouwen en Priesters zyn al dikwerf oorzaaken geweest, dat uit geringe beginfelen groote beroertens voortkwamen, deeze ftad levert 'een notabel bewys van het eerfte deel deezer ftelling. In het laatst der veertiende eeuw, gin • geri eenige burgers van Gorcum na Meerkerk om daar Meiboomen weg te haaien, de huisman van wiens boomen zy deeze fnyden zouden,had hun zulks toegeftaan, maar zyn wyf wilde dit volftrekt niet dulden,en het niet anders kunnende beletten, vloog zy het Dorp rond, fchreeu- wen-  ó ö o k N E D E. R L A ND. &ë$ wende dat men haar geweld deed; aamlonds kwam de menigte op de baan, ordonneerde die van Gorkum, met het afhouwen van^Meiboomen uittefcheiden, doch deeze voeren voort, zeggende verlof te hebben van den eigenaar. Het wyf ontkende zulks, hitfhe de meemate aan, en 't gevolg was dat die van Gorkurh, • moorddadig wierden omgebragt. Die van den huize van Arkel namen dit zo euvel op dat 'er eene vreeslyken oorlog omftond tusfchen deeze en het land van Vianen, waaronder Meerkerk behoort. . Ja, deeze kleinigheid, door dat ferpentachtig wyf, uit koppigheid geweigerd, was oorzaak dat geen plaats in het gantfche land van Vianen verfclioond bleef, maar alles te vuur en te zwaard verwoest wierd. Eindelyk moeide zich Graaf Willem van Omérvant met deeze oneenigheid , en vond middel die te beflisfen. Schoon Gerkum in het neemen van deeze felle wiaak triumfeerde, overkwam haar dat eigen jaar (1388) een verlchriklyken brand, d«ï in herfstmaand meer dan vyftien hondert huizen verteerde, 't Is zeer waarfchynlyk dat de ftad ten dien dage aanmerkelyk grooter moet geweest Zyn dan in deeze dagen, andeis zou men moeten zeggen dat zy geheel vernield was, dewyl uien weet dat zy thans nog geene veertien honII. Ds.nu T dert  27o ie JONGE REIZIGER dert bevat, ten minden niet ten tyde der opgemaakte verpondingslysc in 1732. Spoedig moet men deeze ruines opgeruimd, en nieume gebouwen in de plaats gezet hebben,of mooglyk de ftad ingetrokken, dewyl zy in 1403 reeds weder eene belegering verduurde, van Hertog Albrecht, om dat de Rentmeester van Holland Heer Jan van Arkei, weigerde om hem rekening te doen. ■ 't Verdrag waarby het beleg wierd opgebrooken, door bemiddeling van den toenmaaligen Bisfchop van Luik, hield • ftand, tot Willem van Beieren, de ftad in zyne ^agt te krygen wist, doch de zoon van Heer Jan van Arkel, Willem geheeten , wist zich weder doot verrasfing in 'c bezit te ftellen, en toen die van Holland hem zochten te vernestelen , dreef hy hun kloekmoedig te rug, hierin door zynen oom Graaf Reinoud van Gelder geholpen , die hem zedert de ftad en het land van Arkel ter leen fchonk. In den jaare 1458 kwam Gorkum, Worhim en 't gantfehe land van Arkel aan de Graafiykheid van Holland , door een verdrag dat ten dien tyde, na eenen hevigen oorlog tusf;hen de Hollanders en Gelderlchen geflooten wierd, ondanks alle tegenfparteiing van lieer Jan van Arkel. Ao. 1417  boDR NEDERLAND. 271 Ao. 1-5.17 was deeze ftad meede ingewikkeld in de partydi^heden der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen, met dat gevolg dat zy nü eensin handen van deeze dan weder van die party was. Onder anderen r.am Willem van Arkel met Jan van Beieren vereenigd, de plaats vsor de Kabbeljaauwfchen in, doch het (lot hield zich zonder overgaavè aan de zyde van Vrouw Jacoka,die bok welhaast tot ontzet opdaagde, en de ftad Weder voor de Hoekfchen in bezit nam , by welke gelegenheid J.mker Willem van Arkel al vechtende het leven verloor,ter gedachtenis van welks men nog dit versje of liever deeze regelen leest in den gevel op de hoek vali eene der' flraaten: ÖOEN MEN SCHREEF DEN I DECEMBER MCCCCXVI EN EEN BOEN BLEEF DEN EDELEN HOOGHGEBOREN WILLEM VAN ARKEL VOOR DEEZEN STEEN. Met voorbygaan van verfcheidene andere twisten waardoor deeze ftad veel geleeden heeft, moet ik u zeggen dat de woeste Lumey in den jaare 157a ook hier zyne rol fpeelde, want de ftad in den naame van Prins Willem dtn Eerfli hebbende opgeëischt, 't welk de Drosfaart we:gerde, wierd hy door de Burgemeesteren iaT a  •ra de jonge reiziger gelaaten, en bemagtigde toen het kafteel waarop zich de Drosfaart met de zyre vervoegd had, en pynigde vervolgens de Roomfche Geestlyke op eene wreede wyze, hun daarna, in den Briel doende ophangen. Uit vreeze voor de Spunjaars wierden de voorlieden alhier gefloopt in den jaare 1573; terwyl die zelfde vrees hun norpte om het nabuufig Woudrichem geheel te verbranden, op dat de vyand zich daar niet zoude nestelen. Ten zeiven tyde wierden grachten en vestingwerken verbreed , verdiept en over 't geheel verbetert. Hondert jaaren laater toen de Franfchen hier te lande waaren ingedrongen, zyn 'er verlcne;denc aardlagen op deeze ihd ondernomen , d •1ï den beroemden Wirtz, toen Bevelhebber alhier, en Veldraaarfchalk van den Staat, wist die allen te verydeien. Zelf verraaderlyke.armfiaa- gen wierden doorhem ontdekt, waaronder geenszins de minfte was, otn het Garnifoen door valfche Patenten te willen misleiden. Zie daar de gefchledenis'en van Gorcum, uitgezonden die van onze dagen, welke u allen zo goed als my bekend zyn ', en'welke ik otn die en andere redenen m. t ftilzwygen m >et voorby gaan, evenwel aanmerkende dat ik het fladjezo om zy. ne gelegenheid als flerkte voor byna onwinbaar zoude g.acht hebben, als men 't had believen te ver-  door NEDERLAND 273 verdeedigen, .onder 't beftuur van een man, gelyk 'er toen het bevel voerde. Gaan wy dus over tot lVoudnc'en getal beliep. ——- in de „ fpaanfche onlusten, en wel Ao. 1567 wisten „ de Staarsgezinden zich by verrasfing van de ftad meester te maaken, maar de inwoonders , een party buskruid in de brand fteekende, wierd een groot deel van de ftad verteexd, en . „ de hier door veroorzaakte confufie gaf aanlei- ding, dat'er nieuwe fpaanfche bezetting m„ trok, die het overgebleevene gedeelte uit- „ pion-  sf?2 de JONGE REIZIGER „ pionderde. Heusden kwam in den jaaré „ 1577 toen de Pacificatie van Gent voorvi 1, „ onder de befcherming van de vStaaten, en i, welke aanflaagen de Spanjaarden in die da„ gen, en zelf de Franfchen in het begin dee3, zeer eeuw ook te werk fielden, is zy mm„ mer weder in andere handen vervallen. „ Behalven het gemelde ongeluk door brand„ ftichting de ftad overgekoomen, is zy nog j, tweemaal geteistert door den blixem , het eerst „ in 1666, doch dit was van weinig belang, „ maar den 34 July i6tto floeg dat alvernie„ lend vuur in de tooren van het kaiteel, en nam met een ongemeenen fpoedigen voortgang „ zodanig de overhand dat het tot door de „ gewelfzels drong , waaronder het buskruid i, verborgen lag, 't welk aan geftooken zynde i, met een fchrikbaarende flag, het gantsch ka- fteel niet alleen in de luchj deed vliegen, maat ook alles wat daar omtrent was, deerlyk be- fehadigde. Zie daar war my de Heer Gtudwaard wegens Heudemmeedededeeicie, en oordeel hier uit hoe veel verpligting ik aan zyn Ed gezehchap heb* be.daai hy altoos voor myn oogmerk, op deeze of ïeene wyze onderhoudend is. Nu gaa ik mer zyn Ed. dejeuneeren, en dan wandelen om eenige gebouwen te bezichtigen. Mij.  i5 o o r NEDERLAND. 283 — 's Middags. —— Wy hebben onze wandeling afgelegd, efi niet meer dan twee publyke gebouwen bezichtigd, dewyl de andere, als de Kapel, de Walfcbe, Remohftrantfche en Roomfcbe kerken, \ Wees* huis, Gasthuis, Pesthuis, Oudmannen en Vrou» •ueenbuis, enz. voigens rapport van onzen hospes, die anders juist de vriendlykfte Heer van zyn metier niet fchynt te zyn, niets byzonder opmcrkelyk hadden. De Gtoote Kerk, die achter het ftadhuis op een fraai marktplein, aan de r.oordzyde van welks de militaire hoofdwacht is ftaat, de kerk zeg ik, mag men weezenlyk voor een trotsch en deftig gebouw te boek ftellen, de daar byftaande tooien is wel niet hoog, maar heeft een fpitze kap. Wy hebben ons de moeke g-geewen om 'er op te klimmen, dewyl de lucht zeer helder was, en 'er misfehien in het Vaderland geen gevonden wordt van waar men zo veele bernuurde Steden, zien en tellen kan. Wy ontdekten 'er twintig, welke men ons aanwees, en het getal der dorpen, is waariyk niet te bepaalen. Van binnen rust het gebouw der kerk op eene rei zwaaie pylaaren. —— Het or^el is uiterlyk fraai  •«4 ö-e JONGE REIZIGER fraai en zo men ons verhaald heeft, van eenë fchoone melody. — Het koor wordt door" een wel gewerkt yzeren hek, van het lichaam der kerk afgelch iden. De tombe van de Heeren Van Ai kei is in 't koor, een blaauwe zerk, waarop de beelden van Heer jan van Arkel eh zyne beminde vrouw Bertba, in eene leggende houding zyn uitgehouwen, dekt alhier hét gebeente van veelea dier eedele Familie, welke in 's. Lands gëfchiedemsfen zulk een aanmerklyk figuur heeft gemaakt. De tombe is op zich zelf genomen niet zeer prachtig, maar boven dezelve hangt een bord, vercierd met onfférfeheidené graflclniften, van de Heeren van Aikeials n eede van deszelfs wapens, en beneden eene Ichildery, verbeeldend* Heer Ja», die beroemd was om zyne ongemeene kragten, achter een paard ftaande, 't welk hy by de beeriéri aangevat hebbende, van den grond opligt. —-—- Je jufvrouw, die ons met zeer veel beleefdheid in de kerk rond leide, verhaalde ons, dat de overleevering wilde, als of de oude Heeren van Gojcuiu, een reuzengettaite gehadt heb„ben, om dat men by het openen van deeze graf" keider, daarin doodsbeenderen gevonden heeft, verre de lengte van een gewoonlyk man overtreffende! Aan de noordzyde van de kerk in eene afge. lee-  üöör NEDERLAND, aöj fchootene kapel, is de rustplaats van den ongemeen geestigen Johan van Pafenrode, wiens bly fpeelen Philïbert, of oud mal gaat boven al en Hopman Uldrik, om de ongemeen kunftlge in* Vlechting van onze vaderlandfche fpreekwoorden, waaruit deeze ftukken, zo my geheugt, meestal beltaan, hem onfterflyk hebben gemaakt* Hy was zeker een genie van hoogen rang* maar volgens de fmaak dier tyden, vry ruw en vuil, des dat men hedendaagsch zyne fpeelen niet meer welvoeglyk ten tooneela voeren Kans Gy zult ze echter als liefhebber van taal en dichtkunde, met vermaak leezen, om dat hy daarin de wysheid der natie, (de fpreekwoorden) op de geestigfte manier heeft by een ver* zameld. Behalven eene menigte wapenborden, is alhier nog aanmerkelyk, eene kunftige kerkkroon, welke uit honderden van ftukken, die alle uit elkander kunnen worden gefehroefd, voor twee eeuwen, door eenen Willem van der Burgt, gemaakt en alhier opgehangen is. Van de kerk gingen wy na het Stadhuis, een langwerpig vierkant gebouw, het dak is na de ouderwetfche wyze, met veele kleine dakvenftertjes vercierd, boven op ftaat een toorentje, met een zeldzaam doorgewerkte baluftrade $ *t zelve is voorzien Van een uurwerk en klokkenfpel. V Oa*  m de JONGE REIZIGER Onder het ftadhuisisaandeeenezydede Waag en aan de andere de vleeschhal, beide waaren echter heden geflooten. Een bordois, dat door een op pylaaren fteunend gewelf gedekt word,geeft de toegang tot het binnenst gedeelte van het gebouw. Onder de vertrekken munten vooral uit de Vroedfchapskamer, als zynde vertierd met een aantal vry goede fchilderyen. Zo vindt men ook eenige in fcheepenskamer, waaronder het fraaifte gerekend mag worden , een afbeelding van de gerechtsoeffening van Graaf Willem den Goeden, over de Bailjuw van Zuidholland. Zeker misdaadiger alhier op den dood gevangen zittende, beitelde geduurende zyne gevangenis, een overkunftig beeld, vertoonende een gewapend fchutter, 't welk boven de deur na de vierfchaar gaande geplaatst is. Toen wy van het Stadhuis kwamen, trok juist de parade op, waarna wy eenige oogen blikken bleeven ftaan kyken , toen een der Heeren Ofli^ eieren die ons al meermaalen had aangekeeken, toetrad, de Heer Goudwaard aanfprak, en ons verzocht meede te gaan, na eene fociëteit. De Heer Goudwaard weeténde, dat ik gaarne wilde fchryven, nam zulks aan, maar ik bedankte onder dat voorwendzel, hoewel ik het anders ook zou gedaan hebben. Het zyn geen dagen vriend^ om zjch irj vreemde collegien te wagen,  door NEDERLAND, 287 jiien treed 'er altoos als vriend in, maar niet altoos als zodanig uit. Ik wacht dus thans myn vriend, en dan gaan wy ons middagmaal houden, en vervolgens na Leerdam vertrekken, doch de hemel weet nu wanneer ik weder fchryven kan. ——■ Inmiddels moet ik u nog wat onderhouden, over het aloude kafteel van de Heeren van Arkel't welk hier ter plaatze gelegen heeft. Volgens Ludolf Smids, in wiens fchatkamer dit kafteel worde afgebeeld, moet het een formidabel gebouw geweest zyn. _ Men noemde dit gebouw om deszelfs uitmuntende trotschheid. eenen keizer* lykenburgt. Zeker Auteur verhaalt de muurenop zommige plaatzen meer dan dertig voeten dik zouden geweest zyn, dit zwaare gebouw echter inogt geene anderhalve eeuw verduuren , dewyl Hertog Willem van Beieren, zodanig op den hui* ze van Arkel verbitterd was, dat hy de gedachten van dit trotfche gebouw als uit het geheugen wilde uitwisfehen, ten welken einde hy hetzelve liet ondergraaven, eerst rondom door balken Hutten, en die daarna aan alle zyden in den brand fteeken^ waardoor het van zyne fondamenten beroofd, met een vreeslyk gekraak in een Hortte, en dus tot een puinhoop wierd, die eerlang opgeruimd zynde, ftichte hy eenen anderen Burgt, die men van 1^78 tot den jaare ióoo weder al. lengs heeft afgebrooken, zo dat daarvan nu niets meer te vinden is. — Het tegenswoordige rolV'ü huis.  üU de JONGE REIZIGER huis, een gebouw van aanzien, ftaat op de plaats alwaar dit laatfte flot gedaan heeft, by hetzelve is een fraaije tuin, waarin een fchoon prieel, en vischryke vyver. Ik heb vergeetente melden dat men hier op de groote markt, nog blaauwe fteenen met gaten vindt, als overgebleevene merktekens van 't groot tooneel opgericht om Karei, Hertog van Bourgondien in te huldigen, 't geen zo hecht en uitvoerig was opgebouwd, dat men daarop zo wel te paard als te voet werkte. Nu nog een woord van Gorcums handel. — Dezelve beftaat voornamenlyk uk hennip, graan, kaas en boter die hier uit de nabuurige landen ter markt gebragt worden, en veel vertiering geeven. — Ook is het hier vischryk gelyk gy uit de fchoone ligging aan de rivier begrypen kunt, en het vischmarktje alhiereenop zuilen rustend coupel gebouw, overfchaduwd door hooggeftamde en breedgekuifde boomen. Hier vriend leg ik myn pen neder, de huisknecht koomt my verjaagen om tafel te denken, ik zal dus alle myne papieren fluiten, en aan de post bezorgen. — Zeg Charlotte dat wy tentwee uuren vertrekken, en den nacht te Viaanen meenen door te brengen. Groet haar en alle myne geliefde vrienden, terwyl ik vol verlangen om u en hun weder te zien, met de onveranderlyfc 11e hoogachting ben en altoos blyven zal, enz.  D E JONGE REIZIGER DOOR NEDERLAND. II. DEELS, III. STUK. I. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Woerden den 18 Juny 17— 3H£oe greetig vat myne hand de pen op myne lieve Charlotte, daar ik in geen twee dagen aan u gefchreeven hebbe. Ik bewonder my zelve hoe het mogelyk is, maar laat ik u reden geeven. Den 16 's middags ten twee uuren vertrok- • ken wy met twee fargons, uit het aangenaam, zindlyk, en van ouds zo zeer vermaard Gor- II. Deel. X 2 eimi  &02 de JONGE REIZIGER mm, een fiadje waarin ik met u vereenigd, en vergezeld van onze kleine vriendenkring myn leven wel als een vergeeten burger zoude willen verflyten, liever myne Charlotte, dan in het grootsch maar al te woelig Amfterdam. Poch dewyl ik twyffel of het wel van uwe imauk zou zyn zo folitair, als men hier zou moeten leven, zie ik maar in eens van dat denkbeeld af. Wy kwamen welhaast te /Isperen, en terwyl de paarden een weinig met gras en water verfrischt wierden, deeden wy eene wandeling. De Stad, leggende aan het riviertje de Litige, welke 'er de gracht vormt, en onder den naam van de min, 'er door. heen vloeit, is oud en vervallen. Deszelfs gedaante is naby vierkant, fraaije ftraaten vindt men hier jiiet, de wallen hebben niets bekoorlyks, dan de verfchietryke gezichten, de publyke gebouwen beftaan in de kerk en het ftad huis. . De kerk is een taamlyk goed kruis gebouw met een torentje op het midden. Het koor is alleen de begraafplaats van 't geflagt der Heeren van Asperen, en pronkt met een verheeven tombe, die door een blaauwe zerk gedekt wordt, op welke een aantal wapens zyn uitgehouwen, als meede de naamen der alhier begiaavunen. De tooren voor dit gebouw ftaan- de  door NEDERLAND. 093 de is vierkant, en gantsch niet kwalyk gewerkt. Het Stadhuis is oud, van geen aanzien, en heefc geene vertrekken die eenige aanmerking verdienen , zo dat wy de weinige oogenblikken hier hefteed nog wel als verkwist mogten reke* nen. — Spoedig waren wy weder by onze rytuigen, en vervolgden den weg na H ukelom, meede aan de Linge gelegen, niet minder, helaas! in verval dan her opgenoemde fteedje , de publyke gebouwen zyn weder alleen het ftadhuis, zo men het noemt, en dat niets hoegenaamd aanmerkelyks heeft en eene nog al vrye ruime kerk, die echter niets heeft dat der vermeldinge waardig is. Deeze wandeling gefchiede terwyl de pont van de overzyde der rivier kwam, om onze fargons over te halen, gy begrypt derhalven myn beste dat wy ons hier niet lang ophielden. Leerdam was vervolgens onze pleisterplaats, dit ftadje heeft in vergelyking der twee voorige :nog al geen ongevallig voorkomen, 't legt meelde aan dezelve rivier de Linge, is langwerpig •vierkant, alom bemuurd en van eene gracht omiringd de voornaamfte ftraat heeft verlcheidene saanzienlyke gebouwen, 't is ruim en luchtig, de iwal is beplant met boomen. De kerk zynde een kruiskerk, is zo wel als X 3 too".  *P4 de JONGE REIZIGER tooren een goed gebouw, voorzien van een wel' klinkend orgel, 't geen wy de eer hadden te horen fpeelen, door de vriendlykheid van den orgelist, die ons onder anderen tracïeerde op het door uwen braaven welmeenenden iradgenoot Dirk Volkaanz Koornhardt gemaakt lied Wilhelmus al van Nasfouwe! &c. Wy bedankten hem by uitneemenheid. Het Stadhuis, een gebouw van de vorige eeuw, heeft een vry goede voorgevel, vercierd met de wapens van Prins Fredrik Hendrik en zyne Gemalinne Amalia van Solms, wy hebben het zelve niet bezichtigd, om dat men ons zeide dat het niets byzonders hadde. Het huis van den Drosfaart is meede een aanzienlyk gebouw, behorende eigenlyk aan zyne doorluchtige Hoogheid den Heere Prins van Oranje , als Graaf van Leerdam. By het inkomen der poort van Heukelom ftaat een fraai gebouw, dat nog nieuw is, 't welk tot een gasthuis ftrekt. Deeze zyn zo verre ik weete de publyke gebouwen van de Hofftad dezes Graaffchaps. Wy dronken hier thee, doch lieve Lot, onder des viel 'er iets voor dat ons hooglyk ergerde, wy waren geplaatst in de zykamer, doch maar kort gezeeten hebbende, trad een boer in, gekleed in eene linnen kiel, hyeischte een vlesch wit  ö o ö r NE DËRLAND. éstf witte wyn, en vraagde den kastelein, of Lwf nog niet daar was. Eer de kastelein kon antwoorden trad de jood binnen en aanftondS plaatften die twee fnaaken zich aan een tafeltje, daar hun een kaart gegeeven wierd, met welke zy begonnen te trente & un fpeelen, zo grof, dat de boer, een man met gryze hairen, en na myn gisfing meer dan vyf-en zestig jaren oud, in den korten tyd dat wy daar zaten meer dan hondert vyftig guldens verloor. Toen hy byna hondert guldens kwyi was, moest hy na huisom meer te haaien, ondertusfchen ging Levy in de keuken thee drinken, de knechts verhaalden on« naderhand, dat de jood gezegd hadde, dat hy nu zyn verlies van den voorigen dag wel weerom zou krygen, wyl hy nu eenigdenkbeeld op dat fpulletje begon te krygen, maar het nooit te voren geipeeld hadde. Welke ftreeken heeft die natie! Wy vraagden den kastelein of die boer zo ryk was, en kreegen ten antwoordt neen, maar hy is zo heet op het dobbelen? ?) dat hy niemand met rust laat zo lang hy geen „ party heeft. Gister was hier niemand dan diei " iood, die hy half tot fpeelen dwong, en die ■ff man zulks niet verftaande, NB , verloor hon* , dert en tien guldens aan hem, maar nu is hy 5, 'er al achter. Lot! het ergerde my zodanig dat ik niet na X 4 *oti  &6 de JONGE REIZIGER kon laaten met den Heer Goudwaard in een em* ftig discours te treeden over het verachtlyke eta het ruineufe van het dobbelen. —— Zyn Ed. was 'er ook hoogst over verontwaardigt, en verhaalde my by die gelegenheid Haaien, die hy had bygewoond onder fatzoenlyke lieden, gelyk zy gaarne genoemd wilden zyn, die een waar fatzoenlyk man het hair te berg moesten doen ryzen. Om 'er u een van meede te. deelen. „ Een man, die gewichtige posten bekleedt, „ (zeide hy,) kwam in een koffyhuis, al waar s, het fpeelbord gereed ftond, en wierp 'er een „ aanmetkelyke beurs met goud in, vraagende „ wie lust had, 'er zo veel in eene goo*i tegen te zetten. Een zeker niet onvermaard „ koopman haalde tot tweemaal toe een hand j, vol goud uit zyn kamifooizak, vraagde of 'er „ genoeg was, en dit met ja beantwoord zynde, „ vatte hy de fteenen op, en gooide, zeggen„ de: daar, gooi daar dan boven, de ander gooit „ ook, maar lager, de koopman ftrykt het zyne „ en dé beurs na zich, de heer van aanzien „ was nieuwsgierig om te weten, hoe veel 'er „ tegen zyn goudbeurs gezet was, maar het 9, antwoord dat hy kreeg beftond enkel hierin: „ dit immers koomt tusfchen goede vrienden zo ,, naauw niet, en 'er wierd den gantfehen avond ,, nier meer over het geval gefprooken." On-  boor NEDERLAND. 297 Otibegrypelyk voor my is een zulke zucht voor het fpel, en een zulke tranquiliteit by winner of verliezer beide. — De aanmerkingen welke de Heer Goudwaard omtrent het dubbelen maakte, verdienden alle opgetekend geweest te zyn, maar hoe was dit mooglyk? Genoeg derhalven dat ik melde waarmede hy alles befloot. De rykfte man wiens overheerfchende harts„ togt het grof fpel is, ( zeide hy ) heeft by my „ geen ftuiver crediet, want hy kan in een uur „ arm zyn." Eene waarheid myne be¬ minde die ik wenschte dat elk jongeling zodanig in zyn hart inprente, dat hy die nimmer vergat , voor my ik heb daar van een zodanig affchuw, dat men my door geene middelen zou kunnen beweegen om immer my in grof fpel van wat aart ook te verhopen. In Leerdam thee gedronken hebbende, ree- dën wy naar Wanen. Eer ik u iets van deeze plaats zegge, moet ik u berichten, dat de gantfche weg van Gorcum, dat vermaaklyk Gorcum tot hier toe zeer aangenaam is, voor al voor ons, die zo weinig riviergezichten van dien aart gewoon zyn. Myn vriend zeg: my dat als ik eens in Gelderland koome die rivier gezichten nog bekoorlyker zullen zyn, en dit waar zynde lieve Lot, daD dunkt my zou ik daar moeten blyven, als my geene nog belanglyker Schoone X 5 noop*  298 0è JONGE REIZIGER noopte, otn altoos weder te keeren, tot de hoofd- plaats van myn Vaderland, het magtig Amftef. dam, het middenpunt en de fteun der gantfche Republiek, waarin die toverende fchoone haar beffendig verblyf houdt. -Viamn, gelegen in de heerlykheid van diert naam, aan de rivier de Lek, is een ftad van vry hoogen ouderdom, maar gantsch niet onregelmang gebouwd. — Er zyn vier poorten^ Lek- Land- Hof- en Oost-poort genoemd, de bemunng is nog in een tamelyken ftaat, doch het is geene vesting na de tegenswoordige manier. Maar basta, zeg ik, want het is myn Charlotte, aan wie ik fchryf, en zy is niet voor befchryvingen het metier der Genie betref. Jende. ik herinner my Naar den. Liever willen wy kerklyk zyn. Een fchoon en ruim gebouw is hier tot den Godsdienst oeftentng gefchikt, pronkende met een dikke tooren, die vierkant is, en een klein fpits van dat tatzoen heeft. Men vindt in deeze kerk de tombe van den Heere Reinoud van Breder odé, wiens zoon Hendrik van Brèderode, dat bekende «meekiehrift aan het hoofd van zo veele edeten overleeverde, meer zeg ik van hem aan neef reterfen. Het ftadhnis dat in een zeer ruime firaat vlak over onze herberg ftaat, pronkt met een voorge- v§I  door NEDERLAND. 299 vel van blaauw arduin, en heeft inwendig onderfcheidene goede vertrekken, gefchikt tor byzondere gebruiken. Na wy de ftad doorkruist hadden, bewandelden wy de buitencingels, die zeer vermaaklyk zyn,begeevende ons vervolgens met den vallenden avond, na het bekoorlyk boseh 't welk hier naby ligt, met fraaije wandel en ry weegen doorfneeden, omringt vaneen zeer vruchtbaarelandsdouw, en vercierd door het flot Amalienfteen, dus genoemd na Mevrouwe Amatia van Nieuwenaar, gemalin van bovengenoemden Heere Hendrik van Brederode, door wien dit gebouw gefticht wierd, leggende rondsom in vyvers. IVIen berichte ons dat hier vsormaals een fontein geweest was , die verborgen onverwacht, de wandelaars befproeide, als met een zachte klaaterende regen, tegenswoordig vindt men daar van niets meer. Wy hielden ons in dat bosch vry lang op, drinkende eene vlesch wyn, in de hier naby zynde herberg, en wandelden toen het bosch ten einde voorby eene kieine capel, die niet gebruikt wordt, ltaande in een buurtje Helsdingen genoemd —— Deeze capel was oudtyds met eenige inkomfien begiftigd,die thans den oudften Kederduitfchen predikant zyn toegelegd. Eh>  3oo de JONGE REIZIGER ^Eindelyk keerden wy te rug namen ons foupe en gingen vroeger dan na gewoonte te bedde , wyl ik, denkeïyk door de hitte van den das vry zware hoofdpyn hadde, 's morgens echter bevond ik my weder geheel frisch Dewyl Ts/elftein, ons in de voorgenomen route merkelyk uit den weg lag, en wy het echter wilden zien, raade ons den voerman, om dan weder over Vianen te rug te keeren, na Nieuw, poort, welke raad wy involgden dus ten zes uu. ren 'smorgens, langs een zeer aangenaame weg derwaard reden. Onze voerman, was het tegendeel van dien aan den Engel, mooglyk om de tegengestelde reden, dat hy iets in ons vond £ geen met hem fympathifeerde, en in zulke gevallen is 'er altoos praatens ftof, en men reist met genoegen. Hy had de legertrein als voerman moeten volgen, tot heel aan Amftelveen toe, en deed ons van die voor hem onfmaakelyke reis, een uitvoerig verhaal, waar uit wel af te neemen was, dat hy en zyne makkers juist met op de beleefdfte manier onthaal waaren, voor een brief zou het wat omllagtig Zyn, en dus zullen wy daar over eens by monde handelen. Dit rsfelftein, is een gantsch niet onbevallige «ad, de markt vooral, is een zeer ruim plein waarop het ftadhuis ftaat, een gebouw van aan' zien,  door NEDERLAND. 301 zien, opgaande meteen dubbeld bordois, in de fmaak als van dat van Leiden, boven den ingang is een fronte fpis, gelyk boven alle venftei raamen, een ftrookende lyst omringt het gebouw, boven dezelve zyn twee aanzienlyke dakvenfters met trapgeveltjes, en te midden uit het dak ryst een niet kwalyk geordonneerd toorentje. 't Was te vroeg, dat wy hetzelve bezichtigen konden, gelyk het ons ook met de kerk gegaan is, doch van het laatfte gebouw, kreegen wy nog eenig bericht door een heei die hier logeerde, en de. zelve gister bezichtigd hadde, namenlyk, dat in dezelve een verheven tombe gevonden wordt, van Me vrouwe Aleida van Kuilenburg, gemalin van Fredrik van Egmond, die heer van Yzelftein geweest is, tot hy in den jaare 1500 ftitrf, welke deeze tombe ter gedachtenis zyner beminde reeds in 1471 overleeden, liet oprechten. Zy is in eeae leggende gedaante afgebeeld, met een engeltje aan het hoofdeinde, en een hond aan haare voeten. Uiterlyk heeft deeze kerk de gedaante vaneen kruiskerk, en pronkt met een fraaije vierkante toren, d:e een fpits voert, dat uit den derden ommegang ftatig opryst- Hier eene wandeling gedaan hebbende, reden wy over Vianen te rug, naar Leximond, door eene zo bekoorlyke landsdouw van graan landen, als ik nog ontmoet heb- moet  3oï de JONGE REIZIGER moet hebbe. —-— Het is een zeer bekoorlyk dorp, leggende aan den hoogendyk, welke de oevers van de lek in het overvloeijen bepaalt. — Van hier reeden wy door het zogenoemde ftedeken Ameide , dat thans niet meer is, dan een tamelyk dorp , maar voortyds was het een bemuurde Stad, zo men wil reeds in den jaare 866 bekend onder den naam van Amuthom, het volgend hier aan grenzend plaatsje was Tienhoven. een klein dorpje, doch wegens deszelfs ligging aan de rivier de Lek zeer vermaaklyk, het hier by gelegen Heerenhuis te Her laar geheeten is een fraai modern gebouw, met go;de tuinen en plantagien omringd. JWieuwpoori, was het voigend ftadje in onze tour, de wallen zyn vry net, maar de ftad zelve is van weinig aanbelang, evenwel heeft het een taamlyk goed, hoewel klein ftadhuis, dat op een fluis gebouwd is, én met een conpel toorenrje pronkt. Deeze fluis wordt niet andefs gebruikt dan om in oorlogstyden water te kunnen inlaaten. Achter dit ftadhuis is eene waag, en de kerk zo wel als den toren heeft dit met de gebeele ftad gemeen, dat 'er weinig fraai aan is, echter plagt deeze Had, in veel meer bloei te zyn, dewyl men hier voortyds een aantal brouweryen en olymolens vond, waardoor de plaau floreerde. Lang  door NEDERLAND. 003 Lang hier te blyven, was geene reden voor, en dus reden wy door tot aan Schoonhoven, alwaar wy ons middagmaal hielden. Maar myne lieve Lot, gy zult zeker al vermoeid zyn van het leezen van zo een ukgeftrekten brief en dewyl ik van deeze ftad vry meei te zeggen hebbe als van de voorig genoemde, zal ik u van eene verdere leezing, by afwisfeling althans, bevryden, en 't geen ik hier over wil voordraagen, aan onzen Fredrikfïad melden. Myne beste zal niet twyffelen of myn hart beftendig aan haar gedenkt, en of ik altoos niet de volmaaktfte hoogachting ben &c. r ■ . IE.  304 de JGNGE REIZIGER II. B R I E F. .; F er din and aan ' Fredrirstad. Woerden den 18 Juny 17— OL^hans met het verflag van onze reize tot, aan Schoonhoven gekoomen zynde, zal ik u daar over onderhouden. — Uit ftadje de tiende in den rang der ftemminge, ligt fchuins over Nieuwpoort aan de iivier de Lek. De gedaante is" meest vierkant, omringd van eene fraaije wal en goede bolwerken, de ftraaten zyn vry geregeld, en men vindt hier en daar taamelyk goede gebouwen, 't Getal der poorten is vier, by name de kruispoort, de Lopiker, de Veer en Vrouwenpoort, welke alle vry goede gebou. wen zyn, boven de eerfte vindt men een latynsch oplchtift, tér gedachtenie van de nieuwe verfterking der ftad in den jaare 1672. 't welk deeze betekenis heeft. • Ter  door NEDERLAND. 30^ Ter behoudenis van ons Gemeenebest. De nydige Koningen van Frankryk en Engeland, met de Bisfchoppen van Keulen en Munfter, en andere Vorften te zanten vereenigd, met eenen onverwachten oorlog de Grenszen van dit Landfcbap aanvallende, is deeze Stad met nieuwe en grootere wallen en grachten verflerkt; onder opzicht van de Heeren Adrianus van Bosveld en Harmanus van der Meer Heere •can Hoogeveen, van de Edele Groot Mogende Heeren Staten van Holland en Westfriesland daar toe gemagtigt enafgezon* den zynde in den jaare 1673. Onder de openbare gebouwen van deeze Stad munt voor al uit het Raadhuis, {taande aan een tamelyk marktveld, dat eigenlyk een fteenen welfzel is, over de zogenoemde haven. Op dit marktveld vindt men een fteenen kiing,waar in Ao. 1597 zekere Marrigje Ariens wegens tovery geworgd, en daarna verbrand is. Het vonnis van deze vrouw vindt men in de befchryving deezer ftad door van Berkum, en behelst zulke zeldzaame belydenisfen, dat zy de mooglykheid te boven gaan, en ik verbeeld my dat men heden ten dage, niemand ter dood zou durven Iï. Duel. Y bren*  30* de JONGE REIZIGER brengen, welke zo veele wisfe bewyzen van krankzinnigheid, en buiten het perk gaande geestvervoering blyken deed. Laat ik u eender articulen van bezwaar affchryven, en gy zult over de andere gemakkelyk oordeelen. Item, dat zy gevangene, woonende te Utrecht ten jaar geleden, Jlaapende op haar bedde, de vyand( verftaa den duivel) haar opgenomen, en gebragt beeft te Vianen, en dat zy Ariaan LeendertSy zittende by den vuure, nam, en worpze op het bedde, en dat Ariaan niet en wiste, wie het haar deed , en dat zy de voorfchreevene Ari. aan leggende op het bedde met falffreek op haar hand, welke band ter fond lam was, en dat baar die vyand weder te Utrecht bragt. Wat dunkt u myn vriend, kan 'er iets belachlyker, en krankzinniger worden uitgedacht? — maar keeren wy weder tot het Stadhuis. De uiteriyke vorm van dit gebouw is prachtig hoewel in den ouden fmaak, van een grysachtige fteenfoort opgehaald, uit deszelfs dak ryst een fraaije fpitfe tooren, die in 1775 geheel vernieuwd is, jammer fcheen het ons dat de bouwordeder voorgevel verminkt was,door het wegneemen der kruiskozynen, en het daar voor in de plaats ftellen van Engelfche fchuifraamen. « Hec  door NEDERLAND. 307 Het klokkefpel in de tooren hangende is ook vernieuwd , zynde daartoe meede gebruikt een metaaien kanon, in 1578 gegooten/t welk volgens het opfchrift met Otivicr van Noord in drie jaaren tyds de waereld was rond gereisd. - 't Plagt ten oostzyde van de kerk te leggen, ter gedachtenis van het zelve leest men op de groote klok dit tyd vers: Mijn fCor geLoelJ op reljs Van Dappere Van noort kLInkt na een Lange rUst thans In een fraalj akkoort. De aanmerkelyke vertrekken zyn de kamers der Burgemeesteren en Vroedfchappen, welke met fraaije tapyten behangen zyn , kunstftukken, hier ter ftede zelve gewerkt, toen omtrent den jaare 1600 veele Brabanders en Vlamingers, dat handwerk beoefenende, zich hier met de woon neder zetten. Het tafelkleed in Burge. meesters kamer is meede van die fabryk, en kunftig gewerkt. Voor de fchoorfteen van de Vroedfchaps kamer is eene weluitgevoerde beeltenis van Jacoba van Beieren, waar naast gefchreeven Haat: op den 7 April 1452 Y 2 lek  303 de JONGE REIZIGER leide Heer Gerrit van Poelgeest den eerjïen (leen van het ftadhuis. Aan het eind van het marktveld ftaat de ftads waag, vermaard door de eindelooze menigte hennip welke hier op jaarlyks gewoogen wordt, het gebouw zelve heeft geen fraaiheid Door eene der ftraaten wandelende viel myn oog op een fteen in de gevel van een pakhuis, waarop gefchreeven ftond: Doer 't wt vriefen des Coorns voerlieden 't waer wt (.volchde duer tyd Ben ik ghebout Tot Stads Coornfchout Ter gemeente profyt. de zeldzaamheid van deeze infcriptie, deed my aan een heer welke daar by zyne arbeiders was, eenig bericht vraagen, en hy had de beleeftheid my te antwoorden dat 'er Ao. 1564 eene groote duurte in koorn geweest zynde, men twee jaar laater dit gebouw gefticht had om tot een ftads magazyn te dienen, dat men het naderhand tot een fchool gebruikt hadde,doch in 1748 verkogt zynde, was het zedert een pakhuis. In de noordoosthoek van de ftad vindt men de doe>  door NEDERLAND. 309 dode een fpatieus gebouw, van vooren aan een ruim plein, en achter met een groot erf voorzien, dac gedeeltelyk met boomen beplant is, en gedeeltelyk aangelegd om de fchutters in den wa« penhandel te oeffenen. Dit gebouw zal voortaan wel altoos in de gefchiedenis der Nederlanden geboekt blyven , dewyl het ten verblyf verftrekt heeft aan Mevrouw de Princes van Oranje, toen men de ongelukkige ftap waagde om die vorftin Ao, 17 87 op h aare reis na 'sHage te arrefteeren. E en daad Fredrik/fad, welke my deed Adderen toen ik dezelve vernam, duidlyk voorziende, dat daar uit gevolgen moesten voortvloeijen ,die den lande onheil baarden, gelyk ook naderhand veel te overvloedig is bewaarheid, dan dat ik hier afftappe om my in geene befpiegelingen van dien aart te verliezen. Ik gaa over tot de kerk. Dezelve is een ruim 1 en fraai gebouw, voorzien van een ongemeene fchoone tooren. Het zo genoemde Heeren geftoelte, 't welk twee etages hoog, en in zes byzondere zitplaatzen verdeeld is, mag men een pronkftuk van beeldhouwkunst noemen, als zynde daarop het gantfche lyden van Christus afgebeeld. De vermaarde begraafplaatzen in deeze kerk zyn die van Olivier van Noord eenen Heer Jan y 3 van  3io de JONGE REIZIGER vanWynbergen en van Klaas Louwerenze Blom. Opdezerkvanhetgrafdeseerften ftaat boven aan een fchip, verder een kleed niet ftarren bezaaid en daarop een aardbol, dan het wapen, verbeet dende eene baare, waaronder en boven een zesPanuge ftar, lager ftaat op een bande roller Uk Me est, totum velis qui circuit orz hm J. Magellanus quralus Oliverius Hier rust de Ed. Heer Olivier van Noort » in zyn leven Capitein-Admiraal,en Capitein'. „ Generaal over de eerfte vloot die uit deeze 99 ^er an*™ door de ftraat Magellanes de „ 8*^ wereld heeft omgezeild: fterft den s, 22 rebruary 1627." Op de grafzerk van van Wynbergen vindt men een zo uitvoerig graffchrift in het latyn dat ik my de tyd niet gegeeven heb hetzelve aftefchryven, e Dat van K. L. Blom luidt aldus: Hier  door NEDERLAND. 312 Hier legt begraaven klaas louwerenze blom Schipper van corcom, Toen hy was oadt jaaren, Toen is hy met een wantjehip na spanje gevaren, En hy bragt uit holland aldaar Den eerften molen, in het vyf tien hondert negen-en- ^veertig/Ie Jaar. Sterft Anno 1613- De verdere cieraaden van de zerk zyn zyn wapen , een fchip en een molen. Dikwerf myn waarde vriend befiuit ik fchier om nimmer weder infehriptien aftelchry ven, vooral niet van de voorige eeuw, want zy doen waarlyk de natie fchande aan, doch ook dan denk ik weder wat fcheek het, immers als wy die dingen alle zoeken te verdonkeren, welke ons Vaderland onteeren, welk eene wondere reforme zoude 'er dan niet moeten plaats hebben? en andere natiën zullen ook hieromtrent wel met ons gelyk ftaan. Schoon ik de vriend Peterfen over het Hiftorifche en den handel zal onderhouded, moet ik u nog een zeldzaamheid in de natuurlyke hiftorie meede deelen welke hier plaats vindt.— Wanthetis der moeite niet waardig om uw aandacht te verveelen met de overige gedichten, als de Y 4 Re^  3i2 de JONGE REIZIGER Remonftrantenkerk, die der Roomschgezinden s 't Aalmoefeniershnis, Weeshuis, Oudemannen-, huis, of zelfs het hier zynde kleine lands magazyn &c. Genoeg dat zy 'er zyn. Omtrent deezen tyd, en wel ten hoogften drie dagen vertoont zich hier aan den oever zeker infeót, dat men l laft of Oeveraas, ook vliegen van één dag noemt, 't welk zich met «ntelbaare millioenen verheft, en na een halfuur vliegens meest ?1 op het water nedervalt, en den visfchen ten voedfel ftrekt Men zegt dat de menigte deezer diertjes zo groot kan zyn, dat 'er de oppervlakte van het water en den oever meede bedekt zyn. Vabnont de Bomare, geheugt my dat 'er veifcheidene foorten van optelt, en derzelver huishouding overeenbrengt met die der vlinders, maar meen ik, zegt hy, geen infecT: teelt zo on, telbaar, want een wyfjes Haft legt trosfen van eieren in een oogenblik, die menigmaai achthondert in getal zyn, uit deeze eieren komen wormpjes, die naderhand zich in hun bekleedzel be-, wonden hebbende, weder de gedaante hunner voorouders aanneemen. Het fpyt my dat wy het geluk niet gehad hebben een vlucht van deeze fchepzels te zien, na pien 'er hier van verhaalt moet het wonderbaar £yn. Zie daar nu alles wat ik byzonders omtrent Schoon-,  oor NEDERLAND. 313 Schoonhoven te melden hebbe. Van daar reden wy na Oudewater, een klein wel vertierkt ftadje aan den Yzel, welke rivier 'er door heen ftroomt. Hetzelve heeft vier poorten als deBroe* her, de Linfchooter, de Uirecbifcbe, en de Tzelpoort. De Hoofdgebouwen zyn, het Stadhuis, zynde een gefticht van de zestiende eeuw. 't geen my aanmerkelyk fcheen, is, dat behalven„'t wapen van Holland, in de voorgevel van dit gebouw, de wapens van Delft, deezer ftede Oudewater, en Alkmaar gevonden worden. — De Pui is na de Jönifche bouwtrant. Uit het dak ryst een niet ongevallig toorentje, meteen luiklokje voorzien. De vertrekken van dit gebouw, zyn allen eigenaartig gefchikt, in een derzelver is een konftig Ichildery van den beroemden Storp, de fchandelyke wreedheden der Spanjaarden alhier gepleegd ter gedachtenis voorftellende. De kerk is ruim en wel gebouwd,rustende op twee ryen pylaaren. Men vindt 'er nog de kas van het oud orgel, befchildert met knielende beelden van geestlyken, in plaats van dit is 'er omtrent het midden der voorige eeuw een nieuw orgel gemaakt. —— Men mag uit een jaartal aan een der pylaaren gisfen dat deeze kerk Ao. 10c3 gefticht is. De tooren is vierkant, maar boven aan de eene Y 5 zy-  3<4 r>E JONGE REIZIGER zyde een weinig laager dan aan de andere, het fpeel en llagwerk hangt in een foort van uitftek, maar in de tooren zelve hangen de luiklokken. In de kerk die onderfcheiden aanzienlyke begraafplaatfen bevat, vindt men onder anderen een marmozen gedenkftnk ter eere van den Leidfchsn Hoogleeraar in de Wiskunde liudolph Snellius van Royen. Dat de zo beroemde als doorkundige, en door alle eeuwen heen lof verdienende Jacobus Armïmus, van wien de fecle der Remonftranten oorfpronklykiss alhier geboren wierd, kan u niet onbekend zyn. Onze vaderlandfche ge- fchiedenisfen gewaagen te veel van hem, en het voorgevallene in die dagen wordt nog te dikwerf herdacht, dan dat gy daarvan onkundig zyn zoudr. De verdere openbaar? gebouwen weet ik niet dat iets aanmerkelyks bevatten, behalven de Waag, waar van ftraks nader Zy beftaan uit een Proveniers, Arm, en Weeshuis; een ftadsfchool, een taamelyk wel aangelegd lands magazyn, en <.ude vierkante tooren, welke tot een gevangenis dient, en die gehouden wordt voor een wachttooren der Romeinen, waarom een naby gelegen brug, ook nog den naam van Romeinsbrug draagt. Nu  door NEDERLAND. 3,5 Nu van de Waag. Hoe weinig aanmer- kelyk die gebouwen ook in het algemeen zyn, deeze is het wel degelyk. —— Gy weet dat onder de regeering van Keizer Karei den V. de hefchuldigingen.C*n tovery zo veel als immer in zwang gingen; dat de voor den rechter befchul» digden dikwerf, om te toetzen of zy konden toveren in het wa;er geworpen wierden. Zo zy dreeven, hield men hun voor tovenaars, en wierden verbrand; zo zy zonken, fpreekt het van zelve dat zy verongelukten. Keizer Karei van deeze onmenschlyke bygeloovigheid verwittigd, was genoegzaam menschlievend om op middelen bedacht te zyn, die den voortgang van dit reeds in gekankert kwaad konden ftuiten. En gaf ten dign einde aan de Waag deezer flad het voorrecht dat alle zodanige Perfoonen, welke van tovery befchuldigd wierden, herwaard wil'ende reizen zich konden Iaaten weegen ,en bevonden wordende , dat hun gewicht evenredig was, aan de geftalte van hun lichaam, wierden zy vry gefproken, en niemand mogt hun naderhand daarover eenige infultes doen, of verdere gerechtelyke vervolging tegens hun aanvoeren. Dit had een zo gewenschte uitwerking, dat een aantal zo mannen als vrouwen, hier door het leven behouden hebben, gelyk blyken kan uit de bygaande copy van een origineel ftuk, waarby nog  3i6 de JONGE REIZIGER nog een certificaat gevoegd was van den Heer Secretaris in der tyd van Oudewater, by 't welk zyn wel Ed. verklaart, dat hy de laatst in den lyst genoemde perfoonen, voor zyne oogen in debita forma had zien wegen zynde de vrouw hem voor en na het wegen zeer wel bekend geweest, en eerst in 1759 overleden. De Heer Goudwaard'; wiens gezelfchap my in alle opzichten zo aangenaam is, heeft de gele• genheid gevonden my dit aanmerkelyk ftuk te fuppediteeren, en het dacht my van genoegzaame waarde, om het door Hendrik te laaten affchryven, en u nog voor myne komst a costi toe te zenden. Naamlyst van Perzonen*die ter zaake tovery befchuldigd wier den, bun van tyd tot tyd in de waag deezer Stad ( Oudewater) hebben laaten weegen, voor zo verre dezelve vindbaar geweest zyn. I, Maria Konings, dochter van Gerard Hesfeling anders genaamd Konings en Anneke ter Brugge, woonende te Konings in Zurich, in het kerfpel van  door NEDERLAND 317 van Boekboltz, in het gefticht van Munlier, gewoogen 2| Feb. 1644. a. Leentje Wilkmz huisvrouw van Jan Aartze, woonende in de lange Lindfchooten, onder de Parochie van Oudewater, gewogen 1647. i' Jacobje Paulus huisvrouw van Steven Willem» ze, woonende in het boerfchap van Wapenveld, onder 't Schoutampt van Heer de, gelegen in de Provincie van Gelderland, gewogen den 2 mei 1677* 4- Marytje Cotnelis huisvrouw van Thomas Bastiaanez, -woonende over Lek in Langerak, gewoogen den 13 January 1681. 5- Sibilla Esfens, dochter van Jacob Es/ens en Gcertruid Weyers, woonende in den dorpe van kleine Broek onder Zutphen, omtrent twee uuicn van Nuitz, gewoogen den 23 Mey 1694.  3t3 de JONGE REIZIGER 6. Aaltje Brouwer, huisvrouw van Tnaists Fruit, fleert, geboortig uit de heerlykheid Berkeloo in de vlekke Heibergen, gewoogen 25 Sept. 1694. 7< Maasje Faazen-, huisvrouw van Jan Hartze gebooren in de Waal, omtrent een halfuur over de vaart van Vianen, gewoogen 8 Sept. 1710. 8. Ceertruid Hendrik van Beek Wed. van Christiaan Clads, woonende op 't zand te Utrecht, gewoogen 23 Maart 1711. 5- Lysbetb Jdns van Woud, weduwe van Pietsr Arienze Vromeer, woonende buiten Montfoort, gewoogen den 5 Mey 1713. 10. Keeltje Poulus Pols, geboortig van Bergamhagt, woonende in Honkoop, gewoogen den Mei ifa8* 4 til  door NEDERLAND. 319 11. Klaas Arienze van den Daal gebooren te Noorder Laar, en Neeltje Ariens Kersbergen, geboortig van Laken veld , man en vrouw, woonachtig op den Daal onder Meerkerk, gewoogen den ai juny 1729. Volgt kortbeihhalven alleen het certificaat van de twee laatstgtmelcle perfoonen. Wy Burgemeesteren , Scheepen en Raaden der Stede Oudewater, in Holland> doen kond en certificeeren mids deezen ten verzoeke van Klaas Arienze van den Daal, geboortig van Noorder Laar, oud omtrent 37 jaaren, kortachtig, en eenigzins fpitsachtig van lichaam, hebbende blaauwe oogen, hoog bruin van vel, en hair, en ISeehje Ariens Kensbergen, geboortig van Lakenveld, oud omtrent 31 jaar, matig van postuur, en hoog zwanger, bruin van vel, blaauwe oogen, man en vrouw, woonende op den Daal onder Meerkerk, dat op heden voor ons verfcheenen zyn, de Heeren Dirk van der Lee, en Gerrit Inge van Ltepsveld, Scheepenen deezer Stede, mitsgaders Jan Racoute, gezwooren Waag.  32o db JONGE REIZIGER Waagmeester, dewelke ten verzoeke van deRequiranten verklaaren waar en waarachtig te zyn, ' dat door den voornoemden VVaagmeester Jan Raconte op erntïige inftantien van de Requiranten in prefentie van voorgemelde Heeren Scheepenen en andere notabele pejfoonen, op heden den voorfchreevene K'aas Arienfe van den Daal in deezer ltede wage met ordinaire balance, en opregte Troiaanfche wigte, gelyk men altoos in deezer ftede wage gebruikt, is geuóogen, na dat Philip van der IVend, gerechtsbode deezer ftad , had verklaart dat dezelve door Klaas Arienfe van den Baal, door hem was ontkleed, fchoenen en kouzen, mitsgaders andere kkederen uitgetogen en zalks in zyn hemd, z nder dat hy eenige zwaarte van gewigtby zich had. de, en is dezelve perfoon bevonden zwaar te weezen , een hondert en twee . en - twintig pond, der voorfchreevene Trojaanfche wigte. Wyders is die voornoemde Nteltje Arienfe Kersbergen, invoege voorfchreeve meede gewoogen , en na dat éootjacomyntje Aartfen Dekker, Stads vroedvrouw alhier,meede verklaart was, dat derneer» gemelde JNee'tje Arisfe Kershorgen', door haar was ontkleed, kouzen en fchoenen uitgetrokken en zulks alleen bedekt met haar hemd een zwarte falie over haar bioote lichaam , hari gende het hair los by het hoofd zonder dat  booR NEDERLAND, gat' zy eenige zwaarte of gewichte by zich hadde, en is dezelve bevonden zwaar te weezen; een hondert en tien ponden voorfchreevenTrojaansch gewichte $ certificeeren wy dat de voorfchreevene gewigte met de natuürlyke proportie der ligchaamen van de requiranten , beide zeer wel accordeerende bevonden zyn, en alzo zy daar van verzochten onze opene brieven van certificatie, om dezelve te dienen daar en zo zulks behoort, hebben wy het hun lieden niet kunnen of willen weigeren , dit alles zonder bedrog en in bewys van waarheid, hebben wy deezen met onzen ftads Zegel, en ondertekening van onzen Secretaris bekragtigd op den ai Juny 1729. (was getekend) A D R I A A N M A A Sj Secretaris. LEGES. Te betaalen by den geenen die in der fiedel wa?.g van Oudewater, uit befchuldiging van to* very gewoogen worden. II. Deel. Z Aan  322 de JONGE REIZIGER Aan Scheepenen . i f twèi» Secretaris . 4 * 2:18:^ Waagmeester . * , ».*q •'. Boode • * « r 12: • -r— Vroedvrouw . . 0 . :i2.. Veronderftellende dat gy nu deeze ftukken geIeezen hebt, zo vraag ik of uwe verwondering niet ten hoogften top ryst, dat een zodanige ge. beurtenis nog op het verloop van byna een derde deezer in veele opzichten verlichte eeuw heeft kuunen voorvallen ? en toch is het zo. Wy behoeven ons derhalven niet te verwonderen over andere natiën, die minder in de kunften en weetenfehappen dan wy gevordert zyn, wier vooroordeelen, zo in het natuurlyke als in het |Godsdienftige minder zyn opgeklaard. Ik herhaal het, wy behoeven ons niet te verwonderen, dat Spanjenen Portugal by een auto dufé de befchuldigden om tovery, zo wel als de jooden levendig verbranden., —- Dan flappen wy van dit tovertooneeltje af, en laat ik u een kleinigheid verhaaien, welke hier daadelyk by het aankoomen der Leidfche fchuit op Utrecht is voorgevallen.- Zo draa de fchuit aan de wal fchoot, fprongen twee jonge heeren uit de roef, en eischten en-  door NEDERLAND. 323 onmiddelyk een fargom met twee paarden, by provifieop Utrecht, doch zo zy daar den man niet vonden die zy zochten, dan al verder ten minden tot op Arnhem, van den prys wierd niet gefpro* ken, maar men dreef buitengemeen om klaar te raaken, vooral de jongde Heer, die een zeer tenger voorkomen hadde. 't Rytuig was fpoedig gereed maar zo als zy 'er op, flap;en trad een oud heer te vcorfchyn, nam de jongde heer bedaard by den arm, en zeide,hoor mynheer Jacqueiine gy zult beter doen by my op de fargon te gaan , na Leiden. Jacqueiine gilde , en wierd flaauw, —— Mètï bragt hem of beter haar in huis, de andere heer, Wilde zich over deeze behandeling kr-igtdadig revengeeren , maar de oude bleef even bedaard, zeggende: doe het niet jonge heer, myn nicht is my te wel bekend, gy zult 'er kwalyk by vaaren, want ik heb voorgenomen haar weder by haar ouders te brengen, 't kan als een grap aangemerkt te rechr koomen, maar zo gy brutaal worSt, zal ik u als een fchaaker moeten aanzien, en diens belooning weet gy. Dit had invloed, beide jonge lieden vielen aan den voet des ouden mans, en fmeekten vergiffenis. Hoor zeide hy, zo gy bedaard met my (e rug gait, zal ik alles aanwenden in uw voordeel, zo niet zal ik my van geweld moeten bedienen. want Jaqueline zal mêe. Ik weet'de oorzaak waarom' Z 2 myn  3*4 be JONGE REIZIGER myn Broeder uw huwlyk weigert. 't Is louter partyzucht geboren uit de tegenswoordige tydsomftandigheden, dit kan verholpen worden, maar gy moet myn raad volgen,niet tegen wry- ten» Gy moet weeten Fredrikflad dat deeze fcêne in onze kamer voorviel, waar In men de verkleede dame, om den fpoed op ons verzoek had ingeleid, 't Be fluit was dat de wil van den oom vervuld zou worden, en onze nieuwsgierigheid lokte ons uit, om te ontdekken, hoe de oude heer deeze vluchtende gelieven ontdekt hadde. — Louter toeval, was het antwoord, ik woon in Amfierdam, myn broeder had my alles gefchreeven, en ik befloot na Leiden te reizen, om alles in order te brengen, geheel niet verwachtende dat zy gevlucht waaren, want ik meende dat Jaqüeline opgeüooten zat, en myn broeders oogmerk was, om haar zelf na Engeland te brengen. — Dit befluit viel Jaqüeline in, heeft my hier toe overgehaald, ik ben myn kerker ontfnapt, aan 't huis eener vriendin ben ik van kleederen verwisfelt, gisteren avond zyn zy en ik naar buiten gereeden, daar vond ik myn beminde, en om niet achtervolgd te kunnen worden, bleeven wy tot deeze fchuit, en niemand kon denkbeeld maaken, dat wy vluchtende ons zo lang in de na-  boor NEDERLAND. 325 nabuurfchap zonden' ophouden. Gelukkig, waarachtig gelukkig , hernam de oude heer, dat ik u gevonden heb. Gy waart my bykans ontfnapt nichtje, maar uw ftem was my zo kenbaar dat ik 'er om uit myn kamer kwam, als door een ingeving „Ik moest u zien, en toen was'er geen twyfel meer. Hoort kinderen , oom zal u voorfpraak zyn. en oom vermag nog al wat. . Kortom I'redrikftad dit Toneelftuk liep best af, en ik twyfel niet of het vervolg zal ook goedgasn. — ü ie oude heer is een ware Abram Blankaart. Wy beide hebben hem by het affcheid onze hoogachting betuigd, en zyne voorfpraak afgebeden. ,,'t Zal wel gaan Hee- ren, 't zal wel gaan, zeide hy, als de kinde„ ren maar na oom luisteren. Kyk myn broer „ is wel wat driftig,maar hy is toch geen tiran. „ Hy houdt zyn party. —~~ (en hier wees hy „ na zyn hoed) maar dat is niemendal, elk „ mensch moet zyn pleifier hebben. Ik zal hem ., dat wel beduiden," Enfin de jonge gelieven zyn met hem te rug gereeden, en na hun vertrek hebben de Heer Goudwaard en ik een zeer ernftig gefprek gehouden, over de pligten der ouderen omtrent het wraaken der verkiezing hunner kinderen, in het ftuk van huwelyk, by deeze gelegenheid, kwamen cok onze vrienden van den Leidfchendam op ■ het tapyt, en 't is z 3 vry.  326* de JONGE REIZIGER vry zeker dat zo myn vriend Goudwaard niet zulk een edel caracler bezeten hadde, Ficlor met Betje eene gelyke rolzougefpeeld hebben. « 't Slot van ons gefprek was, dat een onder al gewichtige redenen behoort te hebben, zal hyde keuze zyns kinds dwarsboomen, doch dat hyook verpligtis, zo draa hy eene genegenheid ontdekt, die hy 00;deelt niet voegzaam te zyn, heide jonge lieden, zo dit gefcbieden kan, voor zich te doen koomen, en alle zwarigheden welke hy meent tegens hunne keuze in te moeten brengen, rond en met alle mooglykeredenskragt voorteil ellen. Ik eind-g wyl ik nog aan Peierfen moet fchryven, en die brief ook nog al eenige regeltjes zal moeten befiaan, groet uwe beminnenswaar? dige zuster, zeg haar dat ik binnen kort het genoegen hoop te fmaaken, haar by myne Char\atte myn eerbied te betuigzn, en tevens aan uw huis myn opwachting te maaken, ik ben met de voUiüomenue hoogachting en vriendichap &c. III.  ,p o o r NEDERLAND. 327 III. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. Woerden den 18 Juny 17— ]Q[oe wy herwaard gereisd zyn, en 't weinige dac wy in dit tourtje bezichtigden, maakt de inhoud uit der brieven aan myne Charlotte en Fredrikflad, de Gefchiedkundige trekken derby ons gepasfeerde plaatzen, zullen het onderwerp van deezen zyn. Wy beginnen dus met Asperen -DatStadje 't welk zeker al van een vry hoogen ouderdom is, heeft zeer veel deel gehadt, in de oorlogsrampen, die van tyd tot tyd zo in-als buitenlandsch den Vaderlande zyn overgekoomen. In den kryg tus« fchen Graaf Willem den I. en den Grave van Loon, of liever Gravin Ad*, aan wie van Loon heimelyk gehuwd was door de ftaatzuchdgemoeder der jonge Gravin \ in dien kryg had heer Folpert van ^#cr*»,byftand verleend aan denGraZ 4 ve  3*8 bh JONGE REIZIGER ve van Loon, 't geen Willem noopte, om de ftad en het kafteel van As-peren te belegeren, en na dezelve ingenomen te hebben floopte hy het kafteel. Dit gebeurde in den jaare 1204. Ik kan niet voorby, u, eer ik verder gaa te zeggen, dat myn vriend Goudwaard en ik gemeenlyk eerst met elkander fpreeken, zynde zyn eedle my zeer behulpzaam in het verzaamelen van gebeurtenisfen; toen wy over de¬ ze gebeurtenis fpraken, raakte hy geheel aan den gang, en detailleerde, de gefchiedenis van Willem den I. met Gravin Adelheid, dochter Van Graaf Dirk den IV. en moeder van Ada niet alleen zeer keurig, maar zyn bykans onbeperkt ge. heugen reciteerde by die gelegenheid, een gedeelte der aanfpraak welketangendykdeRidderfchap van Holland in den mond legt om Graaf Willem aan te prikkelen van wraak te neemen over al het ongelyk dat hem Adelheid had aangedaan. Ik verzoek het u na te leezen, dit jaardicht moet zeker een der krachtigfte van den gantfchen bundel zyn Behalven het floopen van het kafteel leed de ftad ook toen ten tyde zwaar door plondering, die met de grootfte barbaarsheid wierd aangevangen, en uitgeoeffend. Veel gef.hikter fchynt het toegegaan te hebben, toen de heer Br ederode zich. naderhand van de  ©oor NEDERLAND. 329 Stad meester maakte, maar in den oorlog tusfchen de Gelderfchen en Holhnders, wierd zy weder deerlyk mishandelt door het Bourgondifche krygsvolk, en omtrent zeventien jaaren laater, namentlyk Ao. 1497, ondervond zy wat het is, eene bende krygsvolk te moeten herbergen, en inleegeren, fchoon zy gezonden worden, om ftad en land te belchermen, gelyk hier het geval was, met Hollandsch krygsvolk, gefchikt om den moedwil der Gelderfchen te betuegelen, en den lande van allen overlast te bevryden. De Stedelingen moesten inlegering dulden, wierden tegens recht en reden door het volk mishandelt, en durfden maar geen woord tegen fpreeken, en de arme landslieden wierd alles ontroofd wat maar by mooglykheid draagbaar was. Doch het lchynt. dat de ftad den benaauwften tyd gehadt heeft in den jaare 1517, toen de zogenoemde zwarte hoop of Gelderfche Friejèn, deZelve ftormenderhand in namen, oud en jong vermoorden, en de gantfche ftad door in brand te fteeken , tot een puinhoop veranderden. Yslyk moet dit geweest zyn Pet rfen, en het is onbegrypelyk hoe de mensch ontaarden kan, van zich in diergelyke gruwelen te baden. Daar toch de meeste der flachtoffers aan de eene zyde geheel fchuldeloos zyn, en de meeste der overwinnaars geene reden voor hunZ 5 ne  3So de JONGE REIZIGER ne woede hebben, dan de bloeddorstige beveelen van hunne aanvoerders De dad vervolgens weder opgebouwd zynde, wierd Ao. 1574 op nieuw eene prooi der Spanjaarden , wier woede zeker ook niet gering geweest zal zyn, gelyk men uit de algemeene hiftorifche trekken van hunne geaartheid vryelyk mag beoordeelen. Toen in den jaare 1672 de Franfchen hier te lande zo onverwacht indrongen, trokken zy meede in Asperen , verwoesten het toenmaalige kafteel l en vernielden een groot aantal huizen, blyvende hier op kosten van de ongelukkige ftad, zes weeken lang ingekwartierd, met meer dan vyfduizend man,een ramp die de plaats nimmer heeft kunnen te boven komen, en waarom het tegenswoordige nagedacht nog met billyke reden zucht. Geen van ons beiden kon zich eene aanmer» kenswaardige trek omtrent Heukehm te binnen brengen, en dus gaa ik over tot Leerdam, deeze Stad en het Graaffchap van dien naam, böhooit zo gy weet thans aan den Erfftadhouder — De Stad wil men dat al voor het jaar duizend zou aangelegd zyn, door eene der Heeren van Arkel, Fop genoemd, waar van men verhaalt, dat hy nog vier dorpen langs de oevers van de Linge zou gefticht hebben, wier voorlet- te-  door NEDERLAND. 3;ï teren te zamen het woord Arkel uitmaaken, namCntlyk: Arkel, PJeneld, Kedlch?.m en Eterwyk, doch anderen willen dat Arkel al vroeger gefticht zou zyn. Zal ik u nu tusfchen beiden eens onthaaleh, op een-ftaal van het wonder bygeloofonaer voor* vaderen, omtrent de magt van den duivel ? Wel, luister dan, Heer Fclpert van Leerdam, en zynen zoon/die men.Pelgrom noemt, leef. den zo buitenfporig en godvergeeten, dat de duivel op den heldren dag by hun kwam, en ze bdden inpakkende door da lucht wegvoerde, zonder dat men weet waar zy gebleeven zyn. h Luidt zeker vreemd, want die duivel heeft vast zyn belang niet verftaan, moetende zulk eene wegvoering natuuriyk alle menfehen affchrikken om goddeloos te leven, en dus moest hy gewis verfcheidene zieltjes verliezen, die zo hy Fnlpert en Pelgrom had bygeftaan, gemaklyk in zyne klaauwen gevallen hadden. Wat dunkt u vrind, was dit wel een flimme duivels Het is bekend dat Leerdam meede zeer veel in de oorlogen en beroertens deezer landen gedeelq heeft, byzonder in de twisren van Gelderland en Holland. Onder anderen wierd zy in den jaare I496 door de Gelderfchen beftormd en ingeno* men, tot wraak van de menigvuldige invallen wel-  33* de JONGE REIZIGER welke de Hollanders ten dien tyde in Gelderland deeden, doch Hertog Alhregt van Saxen, trok met eene groote heirkragt naar Asperen, Heukelom en Gorcum, en noodzaakte den Gelderfchen door het opwerpen van eene fterkte naby Leerdam, om de plaats by verdrag over te geeven, bedingende dat zy lyf en goed behouden zouden, De Spaanfche Bevelhebber Chiapyn Vaelü, floeg zich Ao. 1579 voor deeze vStadneder, men verdeedigde zich met mannenmoed, maar de aanvallen van de Spaanfchen waaren zo geweldig, en 'er waaren zo veele biesfen in de muuren gefchooten, dat men het onmooglyk achte om het langer uit te houden, en dus gaf men de ftad ten laatften aan den vyand over. Meerdere Gefchiedkunde bezit ik omtrent Leer. dam niet, maar ik moest niet vergeeten hoe zommigen willen dat de beroemde 'Cornelius Janfenius , die Bisfchop van Tperen geweest is, alhier anno 1585 geboren wierd, anderen echter willen dat hy van Acquoi, een naby gele* gen dorpje, dat zeer vermaaklyk is, oorfprongelyk zou zyn. Hoe het zy, hy was de Richter , van de nog in weezen zynde orde der Ja», fenisten , waaromtrent by derzelver doorbreeking in de Roomfche kerk, vooral by de Heili. ge ftoel zelve, als daar by zeer veel belang heb. bende, groote onaangenaamheden zyn voorgevallen. Gaan  door NEDERLAND. 333 Gaan wy over tot Vianen, 't geen zyn naam . fchynt te dragen na het hier geftaan hebbende Slot, door Heer ■ Zweder van Kuilenburg gefticht, en van hem Vianen ■ genoemd, doch naderhand afgebroken door Heer Gysbrecbt van Vianen, die het nog in weezen zynde Batenflein daar voor jn de plaats ftichre, ten believen van zyne Vrouw Bate van Egmond , die jaloers was dat zy het oude Slot moesten verheven by Gerard van Ku'f lenburg, als op zyn grond ftaande; deeze Gerard was gehuwd aan de jonger zuster van Bate, uit welke reden haare jaloezy voortfproot, en waarOm zy zeker zo lang , door allerlei wegen by haar man heeft aangehouden , dat hy het Slot tot den grond toe afbrak, en een nieuw ftichtte, dat hy (er haarer eere en gedachtenis Bateftetn roemie. Veel inlchiklyker, Heer Peterferi, was Meester Gysbrecbt , dan een zeker man, die onlangs verzocht wierd van zyne vrouw oni een plaatsje in het Gyn te koopen, en haar deeze kleinigheid niet eens wilde inwilligen. Zo deeze Dame dit eens kwam te leezen , wat zou zy van haar man moeten zeggen? Gelukkig is het voor hem, dat zy een vreedzaam hu. meur heeft, en een welbehagen vindt in den wille van haaren man , volgens het oogmerk der belofte van het Huwelyks formulier. Anders zou het gevaarlyk zyn, haar zulk eene uitnee- men-  334 db. J Ö1 N G E R E I Z I G E tl mende toegeef!ykheid te doen weten, en 'tgevolg zou ligt kunnen zyn , dat 'er zo lang op dat onderwerp getamboureert wierd, door vleien, fineeken, knorren, en fpytig te zyn, dat die man eiDdelyk wel genoodzaakt was haar zin in te volgen, en dan dat plaatsje, om de gelykenis compleet te maaken, Bilkvue te noemen. Keeren wy weder tot Bate/letn; De zwaare tooren, welke dit huis-heet te vertieren, maar Hechts een onbewoonde khmp fteen is, zonder lichten , wordt Simpol genoemd, 't geen eigenlyk Sint Paul zou moeten zyn, als genoemd na den Artoifchen Graaf de St. Paul, wiens zoon door onzen Gysbrecbt in het Gulikfche gevangen genomen wierd, by gelegenheid van eenen veld • flag, en die zo veel tot zyn rantfoen moest bemalen, dat daar uk deezen tooien gefticht is. Door het huwelyk van Jenne , dochter van Hendrik tyan Vianen, het laatfte manlyk oir van dit gedacht , kwam deeze heerlykheid in het ftamhuis van de Brederodes, zynde zy getrouwd met Jonker Walraven van Breder ode, wiens zoon Reinoud, jong gedorven zynde, liet hy een onmondige zoon na , waar over hy zyne vrouw jalents van Laleïn, als voogdes gefield hadde \ dan twee nastaart kinderen van deezen ftam, de Heeren van Ahelroitn en Broekhuizen, waren hier over te onvreden, en wilden zich de voog- dy«  door NEDERLAND. 335 1 dyfchap over den jongen Walraven aanmatigen. ]De moeder die niet willende afftaan, verwekte ideeze twist de Stad en den Lande van Vianen ;zeer veele onaangenaamheden. Deeze twist wierd •wel in fchyn bygelegd, maar Broekhuizen fteeds ieen oog in 't zeil houdende, nam de gelegenheid iwaar, dat Mevrouw van Br ederode de inhuldiging van vrouwe Maria van Bourgoudien , te {Gent ging bywoonen, en wist zich meester der JStad te maaken , en Ruaard te doen verklaaren, een den jongen Heer van Brederode met list in de JStad gelokt hebbende, vond hy daar door gelegenheid het Slot in zyne magt te krygen, en cdoor de Ingezetenen als Voogt over den jongen ÏBreaerode te worden bevestigd. Men fmeede eeen aanflag om Broekhuizen den voet te ligten edoch die mislukte , eti Broekhuizen bleef in de Woogdyfchap ten einde toe, zelfde fleutels van Ifaet Slot niet overgevende, eer hy met vierduizend Rynfche guldens fchadeloos gefield was. Twee jaaren later, re weeten in 1482, raakte Wianen in de oneenigheden tusfchen Holland en Xütrecbt meede in het fpel, door toedoen van zzekeren Gyshert van Baast, die deUtrechtfchen behulpzaam was , en verbittert wierd om dat mem zulks verboden was, zo dat hy aannam de Stad in handen van de Stichtenaars releveren, 'ïtgeen ook na fterke tegenweer gebeurde , worden  33^ de JONGE REIZIGER etende het Slot geplundert, en de Stad tot het opbrengen van zwaare belastingen genoodzaakt. De aanvoerder deezer krygsbende was eenen Vincent van Zwanenburg, die door zyne betaaisheeren niet voldaan ,wordende, en den verrader van Baast moede zynde , de Stad weder verliet, na van de ingezetenen dat geen ontvangen te hebben , 'tgeen hem van die van V/recht competeerde. Hier op kwam Jokheer van Brederode weder in het bezit van zyn eigendom. Sedert had Vianen rust , tot dat de Franfchen het in den jaare 1672, tegens billykheid aan, voor tienduizend guldens brandfehatten , dewyl men hun de Stad , als eene onzydige plaats, zonder flag of floot had overgelaaten. Hoe fouverain de Heeren van Vianen Zich altoos geacht hebben, is niet alleen aftemeeten uit hun gewoon zeggen: dat zy de Heerlykheid van Viaxeh alleen vvn den God van 't Hemelryk, zon en maan ontvangen hadden , maar ook dat zy eene eigene Munt hielden , hebbende zy gouden en zilveren Angelotten, Ducaten, zelf Goudguldens en Daalders geflaagen. En 't is zeker aan dit denkbeeld toe te fchryven, dat de Heer van Yirederode in den jaare 1533 den Keizer verzoekende zyne Heerlykheid tot een Graaf* fchap te maaken, 't welk hem toegeftaan wierd, doch op voorwaarden; uit hoofde van die voor- waaï»  dóór NEDERLAND 337 waarden bedankte. Dezelve behelsden voornamenlyk , dat hy als Graaf van Vianen , deri Keizer als Graaf van Holland hulde zou zweeren, en hy en zyne Ingezetenen den Raad vart Holland, zo wel omtrent Juftitie zaaken als alle andere fouverainkeiten, zoude onderworpen zyn. Vianen bleef dus eene vrye Heerlykheid, tot dat de Staaten van Holland dezelve in 1725 van Simon Hendrik Adolf, Graaf van der Lippe van den /lam van Detmold, gekogt hebben voor acht» maal hondert negentig duizend en twee hondert guldens, uit bedenking dat misfchien eenig buitenlandsch Vorst, die aankoop in het hare van deezen Staat doende, welligt een gevaarlyk na. buur zoude kunnen wordert. By gelegenheid dat wy in de Kerk dé Grafplaats der Brederodes bezichtigden , geraakten: wy natuurlyk in gefprek over den beroemden Heere Henderik van Brederode, die in den jaare 1566 dat zo wel bekende fmeekfehrift aan het hoofd van drie honderd Edelen de Landvoogdesfe Margareta van Oostemyk aanbood , by welke gelegenheid de Graaf van Barlemont, ziende de Vorftin op de nadering van deezê commisfie ontfteld , om haar gerust te ftellen, zeide i Que ce n'etoint que les Gueux , uit welke zegging de Bondgenooten , des anderen dags aan tafel fittende, beflooten zich onderling met den naam II, Deel, Aa van  338 de JONGE REIZIGER van Geuzen te benoemen, *t welk vascgefteld zyn; de , dronk men op het welzyn der Geuzen ; 'tgeen de eerfte maal met de volgende plechtigheid voorviel. Brederode liet zich een bedelaarszak om den hals hangen, fchonk wyn in een houten napje, en betuigende alles tot aan den bedelzak voor de Vryheid des Lands te willen opofferen , dronk hy het gezelfchap toe, en liet de zak en nap de gantfche tafel rond gaan , onder het gedunrig geroep. Vivent les Gueux. Met betrekking van de fouverainiteit der Heerlykheid van Vianen , moet ik nog aanmerken , dat de Heer van Brederode , hier over voor den hoogen Raad van Mecbelen een zwaar pleitgeding gevoerd heeft tegens Philip den 11 Als ook dat die van Utrecht nooit hebben kunnen dulden, dat de Heeren van Vianen zich fouverainen noemden , zeker om dat die Heeren voormaals vergunningen van den Bisfchoppelyken ftoe! hadden aangenomen , 'tgeen eenige onderwer. ping aanduit. Myn Vriend wist zich twee daar van te herinneren; naamenlyk: dat de om zyne onbekwaamheid afgedankte Jan de I, van Nasfauw, negen en dertigfte BMchop van Utrecht aan die van Vianen in den jaare 1272, mooglyk iets laater, toèftond twee Jaarmarkten te houden, met uitoefening van alle rechtsgebied, voor die dagen, omtrent allerlei foort van misdaadem . . Het  door NEDERLAND. 3^9 Het andere bewys van onderdanigheid is nog fierker , te weeten: toen Gysbrecbt van Vianen met Jan van Arkel, den zeven en veertigften Bisfchop, een verzoenbrief floot in den jaare 135 was eene der voorwaarden: dat die van Vianen den Bisfchop trouwe zwoeren , totdiemaate, dat zy hem helpen zouden in het verdedigen Zyner Landen , alfo goede Geftichtsluiden fcbuidig fyn te doen boeren rechten Landsheer e. Gaan wy nU over töt Tzelftein. — Ook deeze Stad is gefolterd geworden door de heerschzuchtlge oogmerken der Vorsten en Grooten, van deszelfs vroegfte tyden af. Men vindt ten minsten , by Ludolf Smids , die dit uit Schotanus fchynt cvergegenomen te hebben , dat men al in den jaare 1250 over deeze Stad in twist was^ eigenende die van Utrecht en Holland beide zich het recht daar over toe. In het jaar 1298, zegt hy met zyne gewoone koddige ftyl, is het „ overgegeeven aan (iraaf Jan den jongen, na dat Baarté , 'twyf van Heer Gysbrecbt van „, Tzeiftein, het een vol jaar lang hadt gehou„ den. —— Ja, [voegt hy 'er by] onze „ Joost Oom , doende in zynen Gysbrecht de „ trouwe Badelog in deeze woorden uitbarsten: Aa 2 Neem  340 de JONGE REIZIGER "~i " — ■- Neem eens een proef daar van. Heldinnen ftonden eer als onbewreegbre posten ; De Faam van Vroüwen roemt, die Siad en Volk verlosten.' Uw Moeder Baarte toont hoe veel een Vrouw vermag, Wanneer zy Ysselstein verdadigt Jaar en dag. In den jaare 1349 wierd het vyf weeken lang belegerd door den Maarfchalk van Utrecht, die toen fiorm loopende , Heer Arnoud Van YzeU ftein noodzaakte hem de Stad over te geeven. In 1405 wierd zy door Willem Rees voor den Utrechtfchen Bisfchop Ar ent van Hoeren inge. nomen en geplondert, doch dat zelfde jaar kwam zy weder onder den Graaf van Holland. Twaalf jaaren laater, toen Jan van Egmond herwaard gevlucht was, nam Willem van Beieren de Stad by verdrag in, na het uitlïaan van eene hardnekkige belegering. Toen Hertog Willem overleden was , poogde Egmond zich weder meester te maaken van Tzelftein , dan Vrouw Jacoha verdreef hem, en liet de Stad door die van Amersfoort pion deren, verwoesten, en verbranden. Nog meermaals is deeze Stad aan de woede der krygsbenden ten prooi gelaaten , hoewel zy zich ook tweemaal dermaaten verdeedigde, dat de vyand met groot verlies te rug moest trekken. Wamenlyk die van Utrecht in  door NEDERLAND. 341 in 1411, na eene belegering van drie maanden. En de Hertog van Kleef in 1482. Beide echter richten verfchiikkelyke verwoestingen aan , in de omleggende Landen , gelyK de ruwe krygsmannen altoos gewoon zyn. Nieuwpoort het volgende Stadje zynde daar wy aankwamen , zal ik daar van het weinige dat ik weet voordraagen. — Willem van Beieren Craavevan O'Stervant, veele moeilykheden aan. die van den lande van Arkel toegebragt hebbende, ontvlamde dk Heer jan den XVI tot wraak, en wyl hem dit al meede het naast by dé hand lag, wende hy zich ter uitvoering van zyne ver. fchriklyke oogmerken naar deeze Stad, nam dezelve in , en ftak haar met zulk een woede in den brand, dat 'er niets van overbleef, dit was in 1402. Weder opgebouwd zynde, onderging zy Ao. 1489 een dergelyke ramp, wordende door Cornelis van Blyenburg , door aanvoering van die van Dordrecht, de Stad ingenomen, en dezelve ten eenen maale ontmanteld. Brand verteerde de Stad op nieuw inden jaare 1514 , en hier van nog naauw na twee jaartyds her field , overweldigde haar Hertog Karei van Gelder; doch Hendrik van 'Nasfau, hierover ten fterkften gebelgd, trok met zyne legermagt pp, en herwon veertien dagen na het overgaan Aa 3 de  Sffc de JONGE REIZIGER de Stad , de Gelderfche gevangenen allen terdood brengende. Men begrypt ligt dat de vyandichap blyvende duuren, die van Gelderland niet aflieten een oog :,p deeze plaats te houden , en alzo overweldigden zy dezelve op Menw in 15-7, ijkende de Stad in brand, zo flat er geene dan vier of vyf huizen overbleeven. -— in , 5H toen de Stad ^ tmïai zins begon te herftellen, kwamen de Geldeifch°n OP nieuw hier hunnen moed koelen, plosderden ^et alleen , maar flaa'ken het ook weder in brand. . Eindelyk had de Stad nog in het jaar :567 het eigen ongeluk, dat de vlammen acht en vyftig huizen verteerden. Zy W1«d m ,673 op nieuw verfterkt met fraaie vestingwerken , die thans net beplant *yn, en zmdelyk onderhonden worden. Dit laatfte jaartal gebieek ons uit het opfchfift van eene der Poorten, luidende : Pro defindenëa Religione & Ltbenate Patri* hm Urbs fosfis mcembusa,e est pncuindata, Ao. 1673. Laten wy nu onze reize vervolgen na SchoonPoven , alwa;ir wy al weder nieuwe tooneelen zullen vinden, welke o«s doen zien, dat het geweld , de kuris enaryen, en verleidingen der Groötèn -ede ongelukken berokkend hebben. - Men yerfchilt over de naamsooriprong van geeze Stad, gelyk o-.er de meeste. Mda en » an-  door NEDERLAND. 343 ,, anderen, zegt my Goudwaard, willen dat het Schounhaven genoemd moet worden; 'er zyn „ die meenen dat zommige Neder landfcheVorsten hier hun verblyf hielden , waarom een Latynfche Schryver het Bellacuria noemt ♦ „ maar de gemeenfte afleiding is van de boom„ gaarden en lusthoven, hier omtrent geleegen, „ die zeer fchoon .en vermaaklyk zyn. De wezenlyke oudheid van deeze plaats is by de.Gefchiedfchryvers niet geboekt. 'tGeen zommigen willen als of de Stad al in het laatst van de achtfle eeuw beftond , is verre van eenige zekerheid. . Op het jaar wordt 'er by den voornoemden tleda gewag van gemaakt, toen Oito den Derden, Bisfchop van Utrecht , Floris den Vierde , Graave van holland, begroete om ten dyk te leggen van Amerongen tot Schoonhoven. In deezen tyd behoorde Schoonhoven , zo wel als Gouda, aan den Heere Nicolaas Kats. Naderhand hebben het de Graaven van Wois, uit den huize van Avenues, bezeten. — Toen in den jaare 1397 Guy van Chattillon zonder kinderen overleed, verviel Schoonhoven aan den Graave van Holland, De voornaamfte krygsgebeurtenisfen met betrekking tot deze ftad zyn die van jan Renesfe Ao. 1300 toen hy met een vloot van Zeeuwen opdaagde voor deze ftad, om Jan Aa 4 de  844 de JONGE REIZIGER de II. uit Holland te verdry ven. Nicolaas Kdts was hem wel genegen; en daar hy in perfoon het kafteel commandeerde, poogde hy hun te hulp te komen, doch de burgers hiervan de rook krygende, hielden hem zo lang op het kafteel belegert, tot de Zeeuwen te rug gekeerd waren.Vier jaar later, dus Ao. i3of, geraakte Schoonhoven in handen der Viaamingen, door beleid yan Gut van Dampiere. Ih het jaar 1349 kwam, Bisfchop jan van Arkel met een aanzienlyk leger voor Schoonhoven, en de burgers een uitval tegens hem waagende, kwamen met groot verlies in de ftad te rug. Dan het -ver- fchriklykde dat ons in de gefchieden.s van Schoonhoven is voorgekomen, is dat geval van Alhert Beiling. Deeze was in den jaare 1424 bevelhebber der ftad, en geenzins voor de party van de op ons Hollandsch tooneel zo zeer geadoreerde, en in een ander opzicht misfchien mishandelde Jacoba van Beieren. - Die Vorftin het haar belang rekenende Schoonhoven in haare magt te hebben, zond zy Floris van Kyfboek af, om Schoonhoven te veroveren Dewyl de ftad haar altoos toegedaan geweest was, koste het Kyjhoek weinig moeite zich daarvan meester te maaken, maar Èeilihg verdeedigde het ka. fteel, en de verovering daarvan viel dus nier zo gemaklyk. Eindelyk echter, moest die Regu- lus  boor NEDERLAND. 345 Jus of Hambroek hoe gy hem noemen wilt zich overgeeven; dit gefchiede met behoud van goed en bloed voor al wat in Schoonhoven was, behalven dat Alben Beiling zich op befcheidenheid aan Kyfhoek, dienaar van Jacoba, zou overgeeven, mids hy eene maand vryheid hadde, om zyne zaaken te redden, en dan te rug te keeren. — — Peter/en! de groote man doet dit, hy keert te rug in de magt zyner vyanden, (op befcheidenheid). — Wat doet men? — Men veroordeelt dien mensch om levend begraaven te worden, en voert datyslyk vonnis uit, — Zie daar een trek van eene der gelieffte Vorftinnen van ons land, van anderen (in die dagen) zouden wy misfchien nog vreeslyker kunnen opleveren , maar Jacoba offerde hier één enkel perfoon aan haare wraakzucht , en hoe veele zyn rampzalig geworden, door andere onzer Gravinnen , men leeze hier op de Gefchiedenisfen , en men zal moeten beeven. — Dan dit is het noodlot der Gemeente, dat, daar Vors. ten of Vorftinnen wraakzuchtig zyn, moet zy lyden na willekeur. Cndertusfchen fmert het my dat men de in veele opzichten ongelukkige Ja' coba deeze gruwel uit gefchiedkundige bewyzen ten 'laste moet leggen, en ik hoop datonzelandskronyken in vervolg bevryd mogen blyven van Aa 5 ml-  34 pen kan. 't Is thans drie, en myne beste zal my dus niet kwalyk neemen , dat ik eindige in de hoop van haar binnen weinige dagen te betuigen hoe zeer ik ben en altoos hoop te zyn, &c. . VII  door NEDERLAND. .371 VII. BRIEF. Ferb.inamd aan Fredrikstad. Gouda den 20 Juny 17-* XDat wy van Woerden herwaard gereisd zyn is u bewust. Laat ik u onderhouden over die plaats en het verdere tot hiertoe. Woerden dan, lege, zo als gy weet, aan den Ryn, welke hier zeer naauw beperkt is , en de Stad in twee gelyke deelen afdeelt. Men kan het plaatsje net en wel bebouwd noemen. Het is in het begin deezer eeuw met veele nieuwe vesdngwerken voorzien. De capitaale wal heeft vier bolwerken, en is omringd van eene frisfche gragt, waar tegens aan een uitmuntend conterfcarp legt, dat weder eene breede gragt voor zich heeft. ; 'Er zyn niet meer dan twee poorten, die na Utrecht gaat noemt men de Hofpoort, en die na Leiden &t Rietvelderpoor t. —— De doortogt der jaagfehuiten van beiden die plaatzen raaaken het hier beftendig zeer levenCe a dig  3?2 de JONGE REIZIGER dig. Men vindt hier een geweldig Slot met vier toorens, men zegt dat daar in veele fraaie vertrekken zyn, doch het ontbrak ons aan gelegen • heid hetzelve te bezichtigen. De oudheid van dit gebouw meent men te moeten brengen tot den jaare u6o of daar omtrent, wanneer het door Godefridas van Rkeenen , zou gefticht zyn. De tytel van de eerfte flotbewaarders was die van kastelein; naderhand een leen der Bisfchop. pen geworden zynde, noemde men hun Heeren van Woerdeu. Onder deeze was de zo beruchte Herman , die het van Floris de V, Graave van Holland , ontving ; doch ik weet niet op welk een grond van recht de Graaf dit gefchenk doen konde, daar het voormaals van den Utrechtfchen ftoel afhing, 't Is vervolgens weder aan de Bisfchoppen gekomen ten tyde van Graaf Jan de l , die het aan Bisfchop Guido van Henegoutven gaf, dan na deszelfs affterven bragt het Jan de III weder tot de Graaflykheid van Holland. Zeer veele oorlogsrampen heeft deeze Stad ondergaan , zo onder de vroegere Graaven van Hollanden de factiën der Hoekfche en Kabeljaauwfchen , als in de beroertens met Philips den II. In den jaare 1572 vond men te Woerden goed zich tot de party der Staaten te begeeven. Dan de vyand ftrafte de Stad hier voor met eene zwaare belegering van byna een jaar lang, die op  door NEDERLAND. 373 opgebroken wierd uit hoofde van een opftand onder het Spaanfche krygsvolk in Braband , werwaard de blegeraars geroepen wierden om dezelve te dempen. Geduurende dit beleg was het omgelegen land onder water gezet , waar door de vyand belet wierd de Stad anders dan uit zyne verfchanfingen aan te vallen, 'tls aanmerkelyk dat men geduurende deeze influiting zulk eene ongeloof! yke-menigte fnoek ving, dat zy altoos tot genoegzaame voorraad van leeftocht verltrekte , als de andere toevoer eens belemmert wierd, of wat lang achter bleef. — Zo dapper verdedigde zich in die dagen deeze kleine Stad , toen in lange na niet met zulke uitmuntende vestingwerken als tegenwoordig voorzien. Hondert jaaren laater 1673 door de Staaten als onverdedigbaar in handen der Franfchen overgelaaten, leed men hier op 't allerdeerlykst. —. 't Is my niet mooglyk h'redrikflad u c?n tafrcel te maaien van alle de yslykhcden weike zo luer als te Bodegraven en Zwatr.tntrdamtota.wutdan aangericht, de gefchicdcnis boeken over die dagen handelende, zyn vol van de hier voorgeval, lene bloedtafreelen , verkragtingen, plonderingen en brandftichtingen. Deezu cctie trek doet u genoegzaam zien hoe ruw men hier te werk ging. — De Prins van Oranje deed eene geCc 3 wel-  374- de JONGE REIZIGER weldige pooging om Woerden uit de handen der Fransfchen te rukken, deeze mislukte, doch bragt de fchrik zodanig in het hart der bezettelingen, dat zy noodtchooten deeden, niet alleen na den kant van Utrecht maar ook op den toorentrans groote rysvuuren aanftaaken, waar door de fpits ten eenemaal af brande, terwyl de nedervallende brandende balken, het dak der kerke, en de vloed, der alom vliegende vonken, een aantal huizen in den brand ftaaken,zo dat de geheele verdelging van de ftad te duchten fcheen, en niemand den anderen durfde byftaan uit vreeze dat zyn e^gen huis door de vlammen wierd aangerand. Deeze en andere barbaarschheden gebeurden onder het bellier van den Grave de Marcq, zynde de Hertog van Luxemburg na Utrecht venrokken. -— 't Is gemaklyk te bevatten hoe de ftad onder zulk eene bejegening moest verarmen, en zy wierd hier van niet ver lost dan -na al het uitgetlaane leed, een brandfchatting te betaalen van vyftien duizend guldens. 't Geen in den jaare 1786 en 1787 voorviel» gaa ik voorby, als u eeven zo goed als my bekend zynde. Dus kort de gefchiedenis van deeze plaats heb bende voorgedraagen, zal ik u iets zeggen van de twee voornaamfie openbaare gebouwen. Het Stad-  door NEDERLAND. 375 Stadhuis en de kerk, zynde 'er buiten dien nog eene Lutherfche, eene Remonftrantfche en eene Roomfcbe kerk, als meede een Wees- en Gasthuis. Wat het Stadhuis aanbelangt, 't is een zeer ouderwetsch gebouw, waarvan het bovenfte gedeelte des voorgeevels in 1617 gebovwd is, de ingang op het bordois, waarop twee leeuwen Haan, is dood eenvouwig, geheel aan den top des gevels ftaat het beeld der gerechtigheid in eene nis, en ter zyde van het ftadhuis ryst een achtkante tooren die een klein fpirs met een lantaaren heeft waarin een klok hangt, en boven de naald van het dak uitfteekt. De vertrekken van die gebouw zyn wel alle gefchikt tot hunne inrichting, maar hebben niets belangryks, behalven eene,alwaar de glaazen befchildert zyn,met voornaame Nederlandfche gebeurteni^fen, zedert de affchudding van het Spaanfche juk. De Kerk is een langwerpig en ftout gebouw, men rekend haare ftichtirg voor omtrent zesdehalf hondert jaar. By den brand Ao. 1673 verteerden de beide orgels welke haar toen verzierden. Ao 1675 wierd zy weder opgebouwd; zy heeft niets inwendig, dat myne byzondere aandacht tot zich trok. De tooren is een zwaar gebouw, uit deszelfs trans , die met een baluftrade omCc 4 heind  376 de JONGE REIZIGER heindis, ryst een kleinder vierkant, en hier uit een achtkante fpits. De Heer Goudwaard, hier by my komende herinnert my dat in de Lutherfche Kerk een tafteel hangt, waarop de meeste merkwaardigheden van Woerden en deszelfs omtrek, zeden het jaar 1050 tot op 1675, zyn aangetekend. Als meede dat toen Woerden zich aan de Staatfche zyde begaf, zulks op uitdrukkeiyk bedino- was dat de Augsburgfche Religie zou gehandhaafd worden, uit kragte van welke zy ooic de hoofdkerk, waar uit zy by debeeldftormingdekoomfchen verdreeven hadden, in bezit hielden, toe zy Ao. 1580, verfchil krygende met die van de Calvynfcheleer, dezelve moesten ruimen. is edrïkflud. Maar onze dagen zyn niet beter , en ons geflacht is niet wyzer. Ik ga over tot .het niet min dan Bodegraven mishandelde Z-ssammer J.am. — De onzekerheid van de naamsoorfprong deezer plaats doet my befiuiten my daar meede niet op te houden, maar u kort te zeggen , dat het een zeer vermaaklyk Dorp is, geheel uit zyne asfche verreezen, na het afbranden in 1673 , fraai bfebouwd, en aan de noordzyde van zulk een bekoorlyk uitzicht over den Ryn, dat ik 'er my gaarne een weekje zou ophouden. De omliggende landsdouw is ten de.le een veengrond, ten deele weid - en hooilanden , en eenige diegefchikt zyn tot de koorenb -uw, als meede tot vlas en hennip. In de Kerk , die met een fraaie tooren pron'.t,is de ps-achrige Grafkelder van denHeere van Voshol, wiens wapen ook boven zyn geftoe'te gefield is. _ De Remonitrantenhebben hier ook eene gemeente , en de Koomsgezinden eene flatie. Voor het huis van den Schout ftaat de gerichtpaai; ook is hier de gevangenis van Voshol, waar  door NEDERLAND 379 waar van de benedenfte verdieping zeer akelig is, firekkende voor crmineele gevangenen , en de bovenfte voor civile. — In den omtrek zyn verfcheidene goede buitenplaatzen; onder anderen verhaalde onze reisgenoot dat boven de toorendeur van Zvoammerdam een tafreel hangt, inhoudende verfcheidene byzon derheden van een dier Lustplaatzen , Kruidenburg geheeten. "Nu myn Vriend zal ik af breeken, dewyl ik nog aan myn Vriend Peterfen wil Ichryven, die ik over Gouda onderhouden moet, Omnia fauna. Ik ben, &c, VIII.  S8o de JONGE REIZIGER Yin. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. Gouda den 20 Juny 17 — 3Ek ben met myn journaal tot aan deeze St&d gekoomen , 't geen ik hier bezichtigd hebbe melde ik myne Charlotte. Gefchiedkunde, handel, fabricquen, en vermaarde mannen fpaarde ik voor u. Zie daar de text waar over wy ftukswyze zullen handelen. Dat Gouda de zesde der Hemmende Steden in deeze Provintie is , behoefde ik u eigenlyk niet te zeggen , doch zo ik alles achterwege ■wilde laaten wat u bewust is, zou ik weinig Itof vinden om u te fchryven. — By voor. beeld : gy zult zeker meer dan ik onderzocht hebben , waarom die gegraavene vaart, welke na de Ryn loopt, en waar na Gouda zeker genoemd is , den' naam van Gouwe gekreegen heeft. De gisfingen, welke ik daaromtrent geleezen hebbe , zyn van zo ver een uitzicht, dat 'er geen by is , welke my voldoet, en daar-  door NEDERLAND. 381 daarom zal ik 'er maar geene bybrengen, zynde het genoeg; dat de naam van Gouda , Tergouw of Dergouw , natuurlyk van dit water afftamt. -Van welk een ouderdom deeze ftad is, wordt geloof ik by onze Gefchiedfchryvers niet geboekt. Men weet echter dat de ftam der Heeren van der Goude reede onder Graaf Florie den IV. in den perfoon van Diderik van der Goude bekend, was. — Dat Graaf Floris den V. die van Gouda verfcheidene voorrechten toettond, op verzoek van den Ridder Nicolaas Kats van wien ik vroeger gemeld hebbe. De muuren der ftad fchynen ten dien tyde opgehaald te zyn. Vry zeker is het dat Sofia van der Gouda, de laatfte van dit Hamhuis geweest is., alzo zy gehuwd zynde aan Jan van Renes/e, Baljuw van Zuidholland, zonder kinderen overleed, waardoor de heerlykheid en ftad van Gouda aan de Graaflykheid deezer Provincie verviel, dit moet niet lang na den jaare 1294 gebeurd zyn. Ten mmlien in 1306, wierd de Heer van Beaumont, Heer J'an van Henegouwen , door zynen Broeder Graaf Willem den Goe* den, met de heerlykheid van Gouda onder andere vorstlyke gefchenken vereert. De Graaf vanBlois, Lodewyk de Chatillon ,aan de eenige dochter van den Heere van Beaumont getrouwd zynde, wier. den zyne drie zoons erfgenaam van de Grootvader;  $Ü2 de JONGE REIZIGER derlyke goederen, dewyl hy in den jaare 1347 ineen veidflag fneuvelde, en zyn fcboonvadef eerst Ao. j 356 in 's Hage overleed. Deeze drié ftamhouders ftierven meede, zonder dat zy kinderen nalieten, en dus verviel de Heerlykheid van Gouda aan de Graaflykheid van Holland, welke hooge waardigheid toen bekleed wierd door Hertog' dlbrecht van Beieren. Van dien tyd af aan is zulks zodanig gebleeven, en Gouda als eehëder groo.e fteden van lloliand, meede ter dagvaart geroepen. In de gefchillen welke 'er in 1488 plaats vonden tusfchen deeze f rovintie en die van Utrecht, poogden de laatften zich door verraad meester van deeze ftad te maaken, doch de aanflag niet genoeg geheim gehouden zynde, mislukte, 't welk eenige menichen het leven koste. De zoon van den Heere Arend van der Myle , Burgemeester van Dordrecht, Korneiis geheeten, toen tên tyde flotvoogt alhier zynde, voorkwam door wyze voorzorg in den jaare 1566, de woede der beeldftorming; de kerklyke oniusten echter waaren daarmeede niet gedempt, want toen men ondernam, otn een gerucht onder het volk te ftrooien, als of men van zins uaare buiten Gouda te prediken, wierd de geestlykheid zo verbittert, dat zy de kinderen door het geeven van koek aanmoedigden, om de glaazen in te wer-  door NEDERLAND. 383 Werpen, ten huize van hun die aan het verfprei- den van dat gerucht deel hadden, ja zommigen gingen zo verre, dat zy voorftèlden ern den ketterfchen Leeraar, met alle die hem vo'gden dood te flaan. jonker Adriaanvan Zwieien, door zyne Hoogheid met een detachement van zeventig koppen, na Gouda afgezonden, verzekerde zich van die ftad voor de party der Staaten, Dit gebeurde in den jaare 1572 op den 21 Juny. Omtrent anderhalf jaar laater fcheelden het weinig of de ftad Was weder in handen der Spaan fchcn gevallen. Een /Idriaan Pieterzoon en deszelfs fchoonvader Jan Hein waaren de hoofden van deezen aanflag , men had dezelve bepaald op den 5 February 1574. Of de Staatsgezinden daar van de lucht kreegen, of hoe het zyn mogt, men zond Jonker Albrccht van Egmond met een vaandel krygsknechten binnen de muuren. Dit toeval ontzette de Spaanschgezinden , en Adriaan Pieterszoon fchreef aan zynen fchoonvader die zich in Utrecht onthield, dat de onderneeming niet kon uitgevoerd worden; en bediende zich van eene aartige inval om zo de brief mogt onderfchept worden, men daar uit niets zoude kunnen vermoeden. SSamenlyk hy fchreef: dat zyn Nicht onverwacht was ziek geworden, dat de krank-  m de JONGE REIZIGER krankheid toenam, en dat dus geene middelen bekwaam waaren baar te heipén. Deeze brief zou door een boer worden overgebragt, doch buiten de poort koomende, en daar als in verbyftering heen en weder dwaaiende, liep hy de wacht in het oog, die hem aanhield, en binnen bragt. Toen. men hem onde/zocht vond men niets by hem, dan wat geld en een kluwen gaaren. Voor het laatfte toonde hy zich zeer beducht, dit gaf achterdocht, men ontwond het gaaren, en vond 'er den brief in. Toen men hem vraagde hoe hy zo verward daar had omgekopen, gaf hy ten antwoord: dat het water als bloed tegen hem fcheen op te ryzen, en hy daarop gedacht hadde, of hy ook wel een bloedige boodfchap bad aangenomen. Een nader onderzoek ontdekte den gantfchen aanflag, 't geen ten gevolg hadde dat veele der deelgenoten, hunne verdiende ftraf ontvingen. Bekend is het dat Gouda en Amflerdam de twee eenige fteden geweest zyn , welke Ao. ï§83 de opdracht der Graaflykheid aan den Prins van Oranje gefluit hebben. —— By de aigemeene Regeerings verandering in de fteden ten jaare 1618, gebeurde hier zeer weinig. Men vond hier zelf onder de Regenten veele Remonftrantschgezinden, men had deeze toen nog niet ge-  to ö o r NEDERLAND. 385' genoeg onder de knie, en 't fcheen of Prins Mau* dits daar om hier met meer zachtheid te werk ging, doch het volgend jaar zond zyne hoogheid eene commisfie, en ontzette wel dertien leden Van hunne voorige bedieningen. By de inval der Franfchen Ao. 1672 Wierderi die van Gouda gelast het land te innundeeren, dit gefchiede ftaatswegen, men deed zulks, maar het landvolk kwam 'er tegens op, en wilde de groote fluis geflooten hebben. Zy trokken geV/apend naar de ftad , vonden de poorten geflooten , rameiden de Tolpoort open, trokken in, ietten zich voor het Stadhuis, alwaar de Regeering vergadert was, bleeven daar vier • en • twintig uuren post houden, en zonden inmiddels gemagtigden zo van de zyde der Regeering, als1 van hunnen kant na den Prins, 't Graauw ondertusfchen kwam op de been, plunderde het huis van den Burgemeester Gerard Cinq. Metï bragt de burgery iu de wapenen, waardoor de boeren geheel op de vlucht gejaagd wierden, doch het gemeen was niet zo fpoedig tot bedaaren gebragt. Men eischte dat de Prins tot Stadhouder verklaard wierd, en bedreigde alle die hier tegens waaren met plundering en moord. —* Yslyke wegen Fredrikftad om den mensch bo« ven den mensch te verheffen. De Regeering hier door in verlegenheid , liet van de puye afIL Deel. Dd ke-  3 de JONGE REIZIGER leezen, dat men zyne Hoogheid verzoeken zoude herwaard te komen. De Prins kwam, en' men ontfiog hem met al die bewyzen van hoogachting, welke men zyne geboorte verlcbuldigd was, en die men moet waardig keuren, aan die de ftem des volks in hoogheid zetten wil. t Graauw meende toen, dat zyn eisch was ingewilligd, dat de Prins Stadhouder was, en bedreef daar. om geene verdere moedwil. Dan toen het vernam dat men hem het Stadbouderfehap nog eerst zoude aanbieden, begon men op nieuw in woede te ontvlammen,fchoid de Regeering voor eerloos, en dwong dezelve iot het vervullen van hunne begeerte. Men riep dan de Prins tot Stadhouder uit, plante de Oranje vlag op den tooren van het Stadhuis, en ffilde dus de onbezuistheid van het byna toomloos gepeupel. Deeze flüte duurde echter niet lang, want het wispelturig gemeen, hier meede niet te weden, eischte dat zommige Regeeringslcden wierden afgezet , 't geen tot eene zekere hoogte geklommen zynde, ook door den Stadhouder verricht wierd. Zie daar myne Gefchiedkundige trekken, behalven dat Gouda voor den jaare 1375 zodanig in kokn gelegd wierd, dat zelfs de Stads handvesten meede verbranden, en dat zy in 1438 weder zo zwaar met brand bezoch, wierd  d rt ö r. NEDERLAND. 387 Wierd, dat maar weinige huizen overbleevert. Ik zal deeze Hiftorifche melding eindigen met de eigen woorden van den fchryver , waaruit ik dezelve verzamelt hebbe. „ Zedert heeft Gouda, zo ver ons bekend is, een volkomen rust genooten, en 'er is niets „ voorgevallen, 't welk wy bekwaamelyk , hief „ ter plaatze, kunnen amtekenen '' Ik gaa over tot een der andere myner voorgefielde articulen, namenlyk handel en fabricquen. Gelyk veele andere Hollandfche Steden, zo is ook Gouda vermaard geweest, wegens deszelfs bierbrouwetyen, welke men zegt dat hier wel ten getale van vierdehalf hondert geweest zyn, zommigen, wien dit getal wat groot fchynt zeggen nogthans dat er in het midden der voorgaande eeuw, hondert zes-en - twintig geteld v/ierden. IV]en maakt hier ter Stede cok verfchillende foorten Lakens, Greinen en Saaijen, doch de menfchen van de ton, zich federt lang gewend hebbende om 't geen in 't Vaderland gefabriceert wordt, als geheel verachtelyk te befchou»ven,en daar deeze kwaal zo ver is overgeflaagen, dat de dochter van een koopmans bediende, of de vrouw uit een theewinkeltje zich fchaamen zoude, iets van inlandlche fabricquen te draagen, is het zeDd 2. "ker  388 de JONGE REIZIGER ker dat deeze nuttige en den lande zo veel voordeel aanbrengende commercie takken,allengs ge heel moeten te niete gaan, ondanks al de vlyt en voorzorg, welke de fficonomifche tak tot deszelfs inftandhouding zo pryslyk aanwendt. Dewyl hier een korenbeurs gehouden wordt, moet het van zelf fpreeken, dat hier in dat vak van handel.gedaan wordt, ik geloof echter niet dat zulks van veel inportantie is. Kaas, vlas en hennip zyn hier articulen varï meer gewicht, het eerfte moet hier important geweest zyn, wyl men in de waagregisters vindt aangetekend, dat aldaar in den jaare 1697 gewogen is 3460964 pond kaas. Vlasfen komen hier ook nog al veel ter markt, en de hennip welke hier verbruikt wordt moet zeker ook nog al eene aanzienlyke hoeveelheid zyn, dewyl men jaarlyks zeer veel touwweik en gefponnen gaarens van hier na elder3 verzend, zynde daar toe hier een aantal fabticquen. Dan het voornaamfte beftaansmiddel van de inwoonders van Gouda vloeit thans voort uit de Pypemakeryen, welke hier in menigte gevonden worden. -——- Ik heb myne Charlotte gezegd dat wy 'er eene bezichtigd hebben, Iaat ik u het weinige dat ik 'er van onthoude hebbe mededee- len. -■ De pypaarde wordt herwaard ge- voerd van Maaftricht, dan geprepareert, en ves;  boor NEDERLAND. 389 vervolgens gemaalen. Dus behoorlyk be¬ reid , neemt de werkman een ftukje klei, ter lengte van een duim» rolt het van de linker na de rechter hand uir, zodanig dac ter linkerhand de hoeveelheid aarde aan één klompje blyft zitten , 't geen genoegzaam is om de kop van de pyp te vormen ; dit verricht zynde, neemt men deeze in het ruw gemaakte pyp en legt die in eene machine , welke ik u niet beter te vergelyken weet dan by die Sond'fche of Elfeneurfche pypendoozen , die de Nederlandfche Matroozen in vroegere jaaren altoos plagten meede te neemen als zy uit de Oostzee te rug kwamen, met dit onderfcheid , dat daar de opengaande klep dier pypedcozen aan het eind is , deeze machines in het lang open gaan , en dus een foort van vorm of drukker zyn, die de rondte en fynheid aan de pyp geeven. Als de klei hier in legt, en de fnippels afgefneeden zyn, neemt men een dun yzer, aan welks vooreinde een kleine knop gehechc is, na men alvoorens met een boor jje kop heeft uitgehold , en fteekt hetzelve van boven door de geheele lengte van de pyp, vormende dus het gat. De wapentjes op de hieltjes , het randje voor om de ketel, en het merkje op de derde der Heel worden 'er door daar toe gefchikte werktuigen op geplaatst. Vervolgens laat.men de.pypen tot eenezekeren raaaDd 3 te  350 de JONGE REIZIGER te droogen, en als zy die hardheid hebben , dat zy genoegzaam handelbaar zyn , legt men 'er het Verglaazel op, wanneer zy vervolgens gebakken worden, gepakt en verzonden — Zeker zal ik nog wel tusfchen komende bewerkiugen vergeeten hebben, maar deeze zyn de voornaamfte, t Geen my 't meest verwonderde is de ongemeene taaiheid der aarde, men maakte ten onzen aanzien verfcheide figuuren van pypen, zommi'gen als jachthcorens, andere met eene enkele knoop daar in, en zo vervolgens. De Heer Goudwaard en ik hadden lust om ook eens te beproeven , of Wy de klei konden uitrollen, maar de proef mislukte. Zy brak telkens, Met haitelyke dah'kbejniglng aan de gulhartige van der Betgh\ namen wy affcheid , en ons gefprek liep een geruimen tyd over dit onderwerp. Nu gaa ik over tot myn derde en laatfte punt, dewyl myn vriend nog eens na onzen braaven gastheer van gisteren is. Doch ik zal kort moe ten zyn alzo ik beloofd hebbe,zyn Ed. te zullen af haaien. De vermaarde mannen welke alhier geboren zyn, mag men voornaamlyk noemen, den beroemden Huronymus Beterningb, die zich de dankbare nagedachtenis van laater geilachten door zyn gezandlchap heeft waardig gemaakt. Kernelis-"en Willem Harmansz van der Goude heb.  door NEDERLAND. 391 hebben zich beroemd gemaakt door hunne fchriften, de. eerfte door zyne Batavifcbe Oudheden op naam van Comdius Aurelws, en is leermeester geweest vannen grooten Deftdetius Erasmus, andere befchreef de twisten tusfchen de Gelder» fchen en Hollanders. Reinier Snoy, meede hier geboortig heeft de Vaderlandfche Gefchiedenis in het latyn befchreer ven, welk werk nog by de geleerden in achting is. De Biftortefchryver Pkter Cormliszen Broekhem, die op een jaerwedde van zes hondert gul. dens, het ampt van Hollandsch Gefchiedfchryver waarnam,is meede geen der onberoemfteinboorlingen, van Gouda geweest. Ook mag deeze Stad zich beroemen op de geboorte, van de aïombekende Kornelis en Fredrik Blomman, die het eerst de vaait op de Oost Indien ondernomen hebben. Wy zullen deeze reeks befluiten met de ver* maarde gebroeders Dirk en Wouter Crahetbmtt kunstwerken van glasfchilderen, nog de bewondering wegdraagt, van yder die zyne voeten in de Goudiche kerk zet. Zie daar vriend, 't geen ik u melden moest, myn volgenden zal uit Rotterdam zyn, werwaard wy deezen namiddag meenen te vertrekken. — Van daar koom ik met mynen vriend tot u en Dd4 a°°P  39* de JONGE REIZIGER hoop u en uwe beminnelyke Belle, in welftand aan te treffen. Zy vergeeve my dat ik haar niet eensfchryve, ik gedenk haar heflendig als eene myner beste vriendinnen. Maak haar veele com. plimenten van, en kusch haar vóór my. Ik betuig u met de levendigfte hoogachting en vriendfchap te zyn, enz. IX.  mor NEDERLAND, 393 IX. B R I E F. Ferdinand aan Charlotte. Gouda den 19 Juny 17-» Cisristeren namiddag omtrent vier uur kwamen wy alhier aan, met extra post, dewyl wy aan de gewone wagen koomende, daar in gezelfchap zagen flappen, dat ons wat gevaarlyk fcheen. Men kan zomtyds zo iets in de Phifionomie leezen, dat caracterifeert, en myn vriend Goudwaard is daaromtrent zo fterk, dat hy 'er in veele gevallen gerust op afgaat. De weg van Gouda herwaard myne Charlotte is niet onbevallig, in den aanvang, zelf tot verre voor by Moordrecht, loopt zy langs de rivier den Tzel, is hoog, fteil en ter wederzyden met boomen beplant. , Aan de binnenzyde vindt men yeenachtige weidlanden, zeer veele boerderyen, en enkelde buitenplaat Dd 5 z§n  $94 de JONGE REIZIGER. zen, waaronder geene eenige melding verdient, ten zy men de lusthof da Snelle wilde noemen, die niet om-evalüg is aangelegd — Wat verder koomende ziet men op bosfchen van wilgen boomen neder, en het verfchiet toont een kleine zee, door de vetbaazende uitgeveen» de pksfen, die tot aan den gezichteinder loopen, h er en daar door fmaile landftrfeekjes gebroken. Halfwegen Gouda en Rotterdam is een zeer vermaaklyke herberg, alwaar wy ons eenige /oogenblikkep ophielden. Een weinig vroeger gaat men van den hoogen dyk. af, en ryde een laage platte weg, tot digt aan deeze ftad waar men weder op den hoogen dyk langs de Maas koomt, en vooi bet inryden der Gouwfche poort heeft men bet verr,ukkeud gezicht op de Admiraliteitswerf en de daar voor leggende oorlógsfcheeriem Men pasfeerc tusfchen beiden geene dorpen of plaatzen uitgezonden Moordrecht, een uitmuntend fraai dorp, vry groot, en zindelyk bebouwd, 't Zelve is in de Vaderlandfche gefchiedenisfen bekend door het verlies dat de Hoekfchen 'alhieE geleden hebben, toen zy in Juny 1489 uit Rotterdam trokken om leeftocht binnen de ftad te haaien, meenende meer dan tagtig fchuiten vol  p o o it NEDERLAND. 395 Vol voorraid heimelyk binnen te brengen, on der aanvoering van de Heeren Jan van Naaldvjyk, Hendrik Wats en Karnelis Treslong. doch de onderneming mislukte, dewyl de Stalmeester van Maximiliaan hier van kundlchap ■gekreegen hebbende, hun overviel, de fchuiten veroverde, jan van Naaldwyk en Wits gevangen nam, terwyl de braave Treslong fneuveide. 'cGevolg was dat de jonge, edele volksvriend den beroemden Jonker Frans van Brederode, na zich twee jaaten in Rotterdam te hebben ftaande gebonden, en met zyne aankleevers de Kabbeijaauwfchen veel nadeel hebbende toegebragr, deeze ftad moest ontruimen, en na elders de wyk neernen. Zie daar alles, myne waarde! wat ik u heb meede te deelen nopens ons tourtje van Gouda op herwaard. Wy zyn hier gelogeert in 't groot Schippershuis, zo het my tot nog voorkomt een uitmuntend logement. Ik fchryf deeze uit onze eetzaal, en zo ik ziue, heb ik een verrukkend gezicht door de mond van eene der havens over de Maas,bterwyi vlak voor my eene menigte meest Engelfche fcheepj es leggen. Hoe meer het tydftip nadert myne dierbaare Charlotte, dat ik het genoegen fmaaken zal u in luyne armen te drukken, onder de betuiging der te«  Sp6 de JONGE REIZIGER tederfte liefde, en u tevens mynen braaven vriend Goudwaard aan te bieden, hoe meer myn hart flaat na de vervulling dier hartlyke wensch. Zo op het oogenblik arriveert hier voor myne raamen, de beurtman van Middelburg, maar lieve Charlotte vergeef het my, ik ben ontroerd. Achter op ftond een dame, en fchoon het my •bykans onmooglyk fcheen,ik meende aan detailIe, de losheid VBn zwier, en zelf aan de fmaak van kleding, dat het myne dierbaare Charlotte was. Nooit zag ik haar evenbeeld zo juist. O! myne beste vrieudin! wat gevoelt myn hart niet in dit oogenblik,het vliegt na u met defnelheid van eene pyl, het kuscht u in zyne verbeelding, en fmaakt zaligheid en fmarte in een oogenblik. Lieve! nog weinige dagen en ik ben by u, hoewel voor eenen korten tyd, doch een uur die zaligheid te genieten, kan voldoen voor dagen afzyn. 't Lot wil immers nog onze vereeniging niet. Daar koomt de Heer Goudwaard om het dejeune te gebruiken, ik moet dus eindigen, pa het zelve genuttigd te hebben zullen wy uitgaan om het een en ander te bezichtigen, waarvan ik verflag doe aan u of eene onzer gemeenzaame vriendenkring. Behoef ik ten flot ook veele verzekeringen te doen van,  o o o r NEDERLAND. 397 van myne tederfte gevoelens voor u ? - ■ Ik geloof neen, myne Charlotte zal daar van zo zeker overtuigd zyn, als ik dat haar hart my boven alle mannen genegen is, en daar om eindig ik deeze met de enkele betuiging dat ik ben, enz. X.  398 oe JONGE REIZIGER X. BRIEF. Fe r di n a n d aan Fredrikstad', Rotterdam den 10 Juny \j— u vriend zet ik my neder om u de gefchiedkundige trekken van de zevende der ftemhebben. de Steden van Holland, het vermaaklyk Rotterdam zo kort mooglyk meede te deelen* -3 Want het enkele tydperk waar in den nog in de gedachtenis van alla vryheidminnende Neder!ano ders levende Jonker Frans van Brederode, deze Stad tegen de Kabbeljaauwfchen verdedigde,kan ftof geeven tot een geheel boekdeel, gelyk de door kundige van Alkemade ons in 'zyn Jonker Franszen oorlog getoond heeft. De befchryving der tegenswoordige S:ad be. fpaar ik voor Fredrikftad, en voor onze dames heb ik hier ook al ftof die ik in een brief aan myne Charlotte invlecht. Laat  d ö o r NEDERLAND. 399' Laat ik nu ter zaake treeden. Het ri. viertje de Rotte, door onzen zoetvloeienden dichter Dirk Smids zo bekoorlykbezongen, geeft zeker den naam aan deeze beroemde koopftad. Dat geheugt my althans dat die lieflyke Dichter, aan het einde van zynen eerften zang, daar hy de Rotte fpreekende invoert , zich uit laat» ,, Rotterdam voert nu zyn naam „ Verder dan de zeeKên varen, Boogt dan vry . ó Waterfcharer.! „ Op myne oudheid, lof en faem." Én dit ftemt in met de meeste van onze Vaderlandfme Cefchiedfchryvers der meer verlichte eeuwen, verwerpende die alle fprookjes welke men van een koning der Franken Rother geheeten, in vroegere dngen verhaald heeft, en die ik dus ook maar ftilzwygend voorby gaa. De Stad is wr.arfchynlyk niet zo oud als veeJe andere Hollandlche Steden, fchoon men de netre tyd van haare ftichtiug, en eerfte aangroei niet hepaalen kan. In de veertiende eeuw vindt men het eerst van haar gemeld, hoewel het niet onwaarfchynlyk is, of de Stadwas vroeger reeds in weezen* De  4oo de JONGE REIZIGER De verhaalen welke men vindt aangerekend, als of Bulgerftein, een kafteel op een zandplaat in de Maas gefticht, door eenige zich daar omtrent nederzettende visfchers, de eerfte oorfprong , van Rotterdam zou geweest zyn, is te onzeker om voor eene waarheid op te geeven. > Het jaar 1328 levért het eerfte bewys op dat Rotterdam beltond,blykens een brief van QmUWilkth de Goede. Toen Graaf Willem de IV. in den jaare 1340 vergunde dat 'er een vaart zou gegraaven worden, van Rotterdam na Gverjchie, begon de ftad waar in zich dagelyks meerder en meerder kooplieden nederzetten , zodanig in bloei toe te neemen, dat men haar in 1358 aanmerkelyk moest uitleggen, 't geen byzonder aan de westzyde plaats vond, en welk gedeelte men nog het west meuwlarid noemt. Onder de Regeering van tltrtog Füips van Bourgondien, en wel in den jaare 1440 veroorzaakte de duurte der graanen een zo geweldige gisting onder het gepeupel van Rotterdam , dat 'er plundering en moord uit volgde. Dat de Rotterdammers zich meede al vroeg' gemoeid hebben in de twist der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchenblyktby alle de Gefchiedfchryvers. Ahhans in 1479 dulde Jan van Reimer$. waal, die de laatstgenoemde party aankleefde, ea  door NEDERLAND. 401 en Baljuw der Stad was, geene Hoekfchen binnen de muuren, fchoon Heer Wolf er d van Borfelen, Stadhouder van Holland, de gecommitteerden aldaar ter dagvaart befchreeven had. Heer Joris van Brederode, wierd echter kort daar na door den Stadhouder, die zo wel alshydeHoekfche party was toegedaan, tot Stadvoogd aangefteld, maar de cabaal der Kabbeljaauwfchen ,was zo fterk dat hy deeze post het volgend jaar moest overgeeven aan eenen F Hips, hastert van Brahand. Omtrent deezen tyd ging het de Hoeksgezinden zeer nadeelig, zy wierden alom verdreevem, en vonden in gantsch Holland geene fchuilplaats meer. Peterfen! zou het niet door alle eeuwen heen zeker zyn, dat als een aanmerkelyk deel eener natie, door het geweld uit zyne bezittingen geftooten, van zyn have en goed ontbloot, genoodzaakt wordt zyn Vaderlandfchen grond te verhaten, en als balling om te zwerven, zou het niet zeker zyn dat die ongelukkigen,eenmaal de handen moeten in een (laan,om wraak te neemen van de aan hun gepleegde gruwelen? De gefchiedenis der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen althans levert ons een geducht voorbeeld, zy verzazmelden zich te Sluis in Vlaanderen, haalden door eene commiefie beftaande uit den II. Deel. Ee Heer  402 de JONGE REIZIGER Hzttjan van Naaldwyk, Zweder van Montfowd en Walraven van Brederode, den Jonker Frans van Brederode f nog geene twee en-twintig jaareu oud zynde van het hooge fchool te Leuven, en fielden hem als hoofd der Hoekschgezinden! Dit was niet zo ras gefchied, of al wat gevlucht wbs vloog na Sluis en begaf zich onder befcherming van Brederode. Men begrypt ligt dat onoer deeze hoop ook veele ruwe, en niets om handen hebbende knaapen waren; om deeze aan de kost te helpen. reede men fcheepen uit\ en liet hun ter kaap vaaren, dit had een gelukkig gevolg, dagelyks wierden in Sluis pryzen opgebragt, en het volk geoefend in'het geen ten oorlog dienstig is. 't Kon niet anders dan dat dit den moed der Hoekfchen zwellen deed. — Jonker Frans wist zich dit ren nutte te maaken, en had het oog op gewichtiger gebeurtenislèn. Rotterdam, feheen hem de gefchikfte plaats om den zetel der Hoekfche party te zyn. In den zomer van i483 had men, door het goed geluk begunftigd, te Sluis eene meenigte kaperfcheepen in gereedheid; achten-veertig der beste wierden bemand, en van .alles wel voorzien, op den 20 October, onder 't opperbevel van Jonker Frans van Sluis afgezonden om degroote onderneming te wagen. — De Admiraal der Vloot het gevaar begrypendej om de ka-  door Nederland. 403 kafteelen van Middelburg en Armuide te pasfeeren, vond raadzaam buiten Walcheren om te zeilen, en \ gelukte hem een nieuw gat te vinden, dat zedert Jonker Franszen gat, genoemd is, gelyk men in Texel lïtljan de Wits gatvm&t, door de vermaarde tocht na Torbay opgefpoord. Deeze gelukkige aanvang wierd echter door een ongeluk gedwarsboomd, te weeten: de zwaare Vorst vormde zo veel ysgang, of liever dryfysin de Maas, dat het onmooglyk was verder dan Delfshaven optezeilen. De Vloot hier geankerd zynde, ging Jonker Brederode met acht hondert vyftig man aanland, laatende de vloot met de overige manfchap onder bevel van zynen basterd broeder Walraaf van Brederode en Dirk van Hodenpyl. Geland zynde, verdeelde hy het volk in twee divifien ■waarvan hy de eerfte door bekwaame mannen onderfteund, zelf commandeerde, en de tweede opdroeg aan den dapperen Steven van Nieveld, en andere dien Heer ondergefchikte Bevelhebbers Van beproefde trouw en. bekwaamheid, iva eene treffelyke aanfpraak aan de benden gedaan te hebben, rukten zy voort, Brederode, met de zynen zich naby de ftad verfchuilende, Nieveld, over de met ys belegde graft de muurenbeklimmende, overweldigde de Schiedamfche poort, en gaf dus de vyanden gelegenheid om binnen te Ee 2 trek-  404 de JONGE REIZIGER trekken. Men was dus fpoedig en zonder bloedftorting meester van Rotterdam. Ik zat my niet inlaacen in de bjfchryving der {taalkundige grondregelen, welke de jonge ftadvoogd beftendig waarnam, 't is genoeg te zeggen, dat hy zich de voorbeelden der oude Griekfche en Romeinfche Veldheeren ten nutte wist te maa* ken, zyne burgers by een te houden, de rust tebewaaren, en de ftad daar het nodig was te verfterken Twee jaaren lang wierd Rotterdam, naderhand door de Kabbeljaauwfchen belegerd. — De Hoekfchen ondernamen ge. wichtige zaaken met ongelyken uitflag. Zommigen gelukten, andere liepen deerlyk ten hunnen nadeele af. Eindelyk gebeurde de ongelukkige ilag by Moordrecht, en kort daar na de overgave der ftad, en de uittocht van Brederode. Hoe ongelukkig deeze braave edele Jongeling naderband is koomen te fneu velen zal het onderwerp zyn, van eenen anderen brief, als ik in myne reize de Provincie van Zeeland bezoe. ke, dewyl het toneel dier gebeurtenis aldaar heeft plaats gevonden. In den jaare 1563 leed de ftad, die toen meest al huizen met rieten daken hadde, zodanig door brand, dat er meer dan derdehalf hondert huizen, en zo zommige fchryven wel zestig fcheepen door vernield wierden. Toe  door NEDERLAND 405 Toen de Watergeuzen den Briel hadden ingekomen, en Sasfü een aanflag gemaakt hadde, om die plaats te herminnen, 't geen vruchteloos afliep, kwam hy voor Rotterdam, en verzocht den doortocht, die hem by kleine.benden te gelyk wierd toegedaan, doch toen de eerften introkken, drongen de anderen met geweld aan, overweldigden de wacht, en maakten zich meester van de ftad, by welke gelegenheid meer dan driehondert Burgers fneuvelden, en maagden en vrouwen verfchriklyke overlast wierden aangedaan. Deeze trouwloosheid der Spanjaarden, deed hun in vervolg veel nadeel, dewyl men daar uit zien konde dat zy niets meer ontzagen, en eer en trouw verwaarloosden, als zy maar hunne oogmerken bereiken konden. Niet meer dan vyftien weeken echter hielden zy bezit van de ftad, toen zy die ontruimden, en dezelve door den woesten Lumey., voor de Staatfche party wierd ingenomen. De beeldtlorming had hier kort diar na ook plaats, en ging met geen geringe woede in zyn werk. In de kerk beroerten van 1618 en wat vroeger heeft Rotterdam geen kleine rol gefpeeld. De regeering was den Kemonftranten geneegen, zo zelf dat het houden van afgezonderde vergadederingen op zwaare boeten verbooden wierd. Dan het in Dordrecht gehoudene Synodus, beEe 3i fioo«  4®5 de JONGE REIZIGER floot zo hier als elders alles, de zaaken namen, zelf een zodanige keer, dat de Remonftranten voor den jaare 162S hier ter ftede geen vryheid bekwamen, om openlyk te prediken. By het indringen der Franfchen in dit gemeenebest, Ao. 1672, vreesde de Burgery dat men de ftad aan den vyand zoude overgeeven, waarop zy zich tegens de Regeering verzerte, die beloofde zulks niet zonder hunne bewilliging te zullen doen. Naderhand wilde men den Prins van Oranje tot Stadhouder uitroepen, en het zogenoemde eeuwig edicï vernietigt. Dit ook gebeurde, dan hier meede niet te vreden, eischte ook het volk nog een verandering in de Tegeering, en het in verzekering houden van zommige der regeeringsleden. f De Heer Pieter de Groot gebruikt in de onderhandelingen met Frankryk , was wel byzonder het voorwerp van de algemeene Volkshaat, zo, dat men hem op ftraat aanviel. . In de jaaren ióqo wierd in deeze ftad een -burger onthalsd, die de gemeente onfchuldig achte , waardoor geene geringe opftand voorviel, wordende onder anderen het huis van den Heere Jacob van Zui. ten van Nieveld, toen Schout deezer Stad, ten gronde toe gedoopt, terwyl hy zelf in de monte ring van een foldaat ontvluchte. Mee?  boor NEDERLAND. 4°7 Meer Hiftoricq van deeze ftad bezit ik niet, bebalven dat van onze dagen, en 't daarin gebeurde legt te versch in geheugen, om u daarover te onderhouden. k Ik eindig dus my met de volkomenfte hoogachting noemende, enz. Ee 4 XI.  408 'de JONGE REIZIGER XI. BRIEF. Ferdinand «Charlotte, Rotterdam den 20 Juny 17 — Myn voorige berichte u onze aankomst alhier, laat deeze u dan een toneeltje maaien dat in zyn natuur hondertmaal fchooner was' dan ik bekwaam ben om het door de pen ur te beelden. . De Hser Goudwaard proponeerde my, om m dit ons logement gebruik te mnaken van dealgemeene tafel, dewyl.men daar dikwerf nieuws tydmgen hoort, en caraa.rs aantreft die, men anders ie vergeefs zou zoeken. . Zyne ree den is bewaarheid. Wy troffen hier deezen middag een man aan, die blyken gaf van een genie te zyn. Waar hy te huis hoort, en wat zyne affaire is, ben ik onbewust; maar hy is vast eene genie, juist niet van den eerllen rang, maar misfchien van de derde of vierde en mooglyk waare hy hooger geklommen, als het  door NEDERLAND. 409 het lot hem gunftiger geweest was, in zynen aanleg. Dit weet ik van zyn ftaat en omftandigheid. Zyn vader was een man van vermogen ten platten lande, fzo als men zegt, zeker om daar door het ondeiicheid van bemuurde fteden aantetronenj deeze voede hem op, parellel met zyn ftand, maar de jonge dikwerf in de ftad koomende , wist zich aangenaam te maaken in alle gezelfchappen, (zyn caracler is gul meegaande, en vast ligt te verleiden, zo men althans op de Phifionomie en op onbedachte trekken die het hait oplevert, mag oordeelen.) De vader ftierf terwyl hy nog zeer jong was, hy beklaagde zich dat verlies met die aandoening Charlotte, die elke zoon een waard en waardig vader verliezende zou kunnen uitboezemen. Hy weide uit in den lof van den btaave man, die hy ons met eedle, gloeiende kleuren fchiiderde, en die, zo Hechts zyne loffpraak waarheid is, (gelyk ik niet durf twyfelen ) de eloge van een Demoftenes zou waardig zyn. Na den dood zyns vaders , geraakte hy onder teniet toeziende, maar belangzoekende) voogden; hy groeide dus op als een wilden eikenboom, en *t zy zyne genie voor ftudie zou hy zeker een prooi geworden zyn, van die weezens welke omdwalen, om de jeugd tot hun verderf te verleiden — Ee 5 Hy  4ïo de JONGE REIZIGER Hy was deezen middag den eenigen die met ons ter tafel zat. - 't Duurde maar kort of wy waaren in gefprek, en, fchoon in alles iets verwilderts uitblonk, fprak hy zeer wel over onderfcheidene onderwerpen. Het miste niet of de liefde wierd een van deeze, en naauwlyks v/aaren wy daaraan begonnen of hy zeide: „ja „ myne Heeren, ik heb ook gefmaakt wat het „ is te beminnen, en bemint te worden. Maar, „ helaas! zy leeft niet meer, dat edelfte werk„ Huk der fchepping, dat alle myne gevoelens „ na hare begeerte te regelen wist, terwyl zy „ my met eene grootheid van ziel beminde die geene weergade heeft. oGod! waarom „ moest myne Heloize fterven. Hier zweeg hy, zag geheel verwildert, en trok daarna een vers uit de zak, waarvan de copy hier ingefiooten gaat. „ Vergeef het my myne Heeren, mis,, fchien zal ik u lastig zyn, maar als ik over de liefde fpreek, en het is het onderwerp van „ myn hart, dan moet ik altoos iets voorbren„ gen, dat bewyst hoe ik geduurzaam myn af- geftorvene engelin bepeins, 't Is wel waar, „ het helpt niet jaaren achtereen te fchreijen, en ?, te zuchten over het onherftelbaare, maar toch „ het is zo zoet, zyn boezem uitteftorten. — Permitteer my dat ik u deeze herderszang voor» M leeze. Hy bevat waarheid, en is dus niet en- . » kei  door NEDERLAND, 411 kei een dichterlyk tafreel." Hier op hief hyzyn dichtftuk aan met dac vuur. *t weik den tederften minnaar bezielt als by het verlies herdenkt van het voor hem beste meisje van den gandfchen aardbodem, Ik betuig myne Lot lief dat wy beide 'er van waaren aangedaan, en toen hy dit bemerkte nam hyons beidejnet vervoa'ï^g by de hand. „Ja, myne heeren, zeide hy, zo „ gy haar gekend hadr, die Heloize, die engel, „ dan moest, dan zoudt gy fchreien. Ziet daar, ,, daar myne Heeren, een flaauw al beeldzer' Hier op haalde hy een fnuifdoos uit de zak die met brillanten omzet was, en waarin het pour- trait van zyne fcboone Heloize ■ Hy fmkte de goede gevoel volle man, en wat konden wy hem ten troost zeggen? niets. Van tafel opgeitaan zynde, deeden wy eene wandeling ^langs deeze bekoorlykebuitencingels, en gy zult gemakkelyk begrypen, dat ons gefprek genoegzaam geheel over het fentïmemeeie liep. Uw beminde dichter, de man van waare verdienften, wierd onder anderen ook door ons baoordeelt. Wy twyfelden geen oogenblik aan zyn welmeeuend hart, aan de braafheid zyner heginzels, maat wy waren het tevens eens, dat het gevaaWyk is voor de jeugdige harten, die van zelve gevoelig zyn, en als openiTaan voor alle tedere indrukzelen der natuur, nog meer te verhit*  4i2 de JONGE REIZIGER hitten, door gekunïïelde beelden, als die in zyne Julia, en in zyne Ferdinand en Conflamia voorkomen. Immers myn lieve Lot, wordt 'er al veel oordeel, ftandvastigheid en deugd vereischt, als men zo fentimenreel zynde, zich niet op de een of andere wys zal verliezen. — ?, Waaren alle harten deugdzaam," zeide myn vriend Goudwaard, „men zou misfehiem het „ fentimenteele niet te veel kunnen aankweeken, „ maar verbeeld u een jong eerst aankomend ,, meisje met een gevoelig h^rt,maar zo deugdzaam als gy haar bezeilen kunt, in de handen „ van een man, die even gevoelig is, maar die , minder ftrikte deugd bezit, en in oogenblik,, ken van tederheid zich niet kan weerftaan, zal het meisje eens liefde voor hem opgevat hebbende, ftandvasrig genoeg zyn om hem aftefloot en 9 zo neen! gelyk ik geloof, hoe fchadelyk is dan het aankweeken van-het fenti„ menteele tot zulk een verregaande trap ? Ik „ weet wel. vervolgde hy, dat men dit een „ misbruik kan noemen van des Heeren Feïis y^ eedele inzichten, en oogmerken, maar de vraag • „ is of dat misbruik niet zo natuurlykuit de zaak „ zelve voortvloeit, dat het beter is, zyne beel„ den met wat minder fentimenteel vuur, wat -, minder overdreevenheid van kunst voor te „ ftellen ? Voor my ik geloof zulks zeker." Wy  door NEDERLAND. 413 Wy waaren het eens lieve Lot, eri gy zyt het zeker met ons, hoe veel eerbied gy ook voor uwen dichter gevoelt. Aan het foupee verfcheen onze goede man weder, hy was Uil, peinsachtig, en zelfs eenigzins wreevlig tegens de knecht die bem bediende, tegen ons wat verftrocid, doch zeer beleefd. Wy onthielden ons van de fnaar die zyn ziel pynigde, om hem eene'henaauwde nacht te fpaaren. Maar het defert op tafel, en de knechts dusver, wydert zynde, zeide hy, „Ik leb deezen mid„ dag gezien dat myn vers de lieeren gerroffen „ heeft, mag ik de eer hebben hun een afichrift „ aan te bieden, waar by zy altoos de dietbaare „ Hétoife kunnen gedenken Nu kunt gy begrypen lieve Lot, hoe ik aan deeze copy koome. De fnaar was weder los, en hy verhaalde ons een reeks van gevallen ten bewyze, dat die droom hem moest pynigen, dewyl hy overtuigd was, dat als zyne Heloife. leefde, het nooit kon gebeuren. - De zaak zo zynde, wist de Heer Goudwaard de naam van den Heere Feitb in het gefprek te laaten invloeren, en het bleek duidlyk, dat deszelfs fchriften door deezen braaven mensch met een al te gevoelig hart waaren opgeflorpt. ■ Ongelukkig waarlyk, want dat hy een man van Genie is, behoeven wy niet aan te twy- fe-  4?4 de JONGE REIZIGER felen. Toen Hendrik deezen avond in myn kamer kwam om zo het een en ander te beredden, vertelde hy my beneden gehoord te hebben, dat het dien man in het hoofd fcheelde, dat hy hief wel meer logeerde, en zomtyds uuren lang onder de boompjes kon wandelen, alwaar een juf. vrouw gewoond had die hy beminde, dat 'er nooit in de groote kerk gepredikt wierd, of hy was 'er, in de ftad zynde namenlyk, en dat hy dan altoos by het graf ftond waar in die jufvrouw begraaven was. Ik betuig u zo veel mede- lyden met dit mensch te hebben, dat ik deezen nacht miefchien weinig zal flaapen. Om, zo het mooglyk is, de denkbeelden over hem een weinig te verwyderen, zal ik u zeggen dat van avond ai vry laat hier in het logement twee heeren met hunne dames zyn koomen logeeren die van Antwerpen kwamen. Aan de kleeding der jufvrouwen zyn het Frie-* zen, denkelyk hebben zy hunne gevluchte landsgenoten een bezoek gegeeven Morgenmiddag znllen wy hun aan tafel zien, en dan zal ik zeker wel gelegenheid vinden u meer van haar te verhalen. Ten minften zy fchynen vry gefpraak* zaam, Onze wandeling aanbetreffende, dezelve was zeer vermaaklyk, wy gingen de Oostpoort uit, en zo rond tot aan de wéder nieuwe Jeaofdspoort, langs  door NEDERLAND. 415 langs zulke vermaaklyke cingels als ik nog ergens heb aangetroffen, aan de eene zyde alom geboord met tuinen , aan de andere zyde befpoeld door de gracht, die nevens het Hofpoortje, zyn water ontvangt uit de Rotteftroom, die zo bek' . orlyk door den fchilderenden enzoetvloeijerden dichter Dirk Smids bezongen is. De cingels zelf zyn beplant met weelig groeijend hoogflamd geboomte, in maniere als berceau's toegegroeid. Aan de b'mnenwegfcbe of Delfsbaven/cbe Poort gekoomen zynde, vonden wy die laan zo bekoorlyk dat wy onze wandeling daar nog een weinig uitbreiden, door dezelve een gantsch end weegs in te wandelen, en toen links afilaande weder Maaswaard te keeren. Binnen de ftad ko. mende gingen wy in de overhaal, waar voor men een duit betaald, wandelende toen langs de boompjes, en zo verder ftadwaard in na ons logement, Lotl wat is het onder die boompjes verrukkend even zo afs op de kamer, daar ik by neef Peterfen logeerde, en zyn de huizen in Amfterdam prachtig, gy moogt my gelooven, dat zy het hier niet minder zyn. Koninglyke gebouwen, uiyne lieve, ziet gy hier, en de fynagoge der jooden welke ook hier ftaat is een fraai en deftig gebouw, op het uiterlyk aanzien nog maar zeer kort geleeden gebouwd. Nu myne lieve, zal ik deezen eindigen, in het  4i6 de JONGE REIZIGER het gunfiig vooruitzicht, van u binnen weinige dagen, in eenen volkomen welftand te ontmoeten. Dit zal voor my eene verrukking zyn, en ik vlei my dat ook het hart myner beste daar na niet weinig verlangt, althans de in Dordrecht ontvangene brief geeft my reden hieromtrent alles gunftigs te hoopen. — Myne naehtgroete kunt gy niet hooren, maar gy moogt u verzekert houden, dat zy wel hartelyk wordt uhgeboezemd, en dat geene fehoonheid met meerder en oprechter genegenheid van iemand ter waerelt bemind kan worden, dan myne bekoorende Charlotte van haaren &c. l y-  L Y K A S. HËRDERSKLAGT, . . . J Na het ont waaien uit eenen DROOM. ] *c as winter, Lycas, die Hy Lente en Zomerdagen En 'c natte Herfstfaizoen, alom zyn leed liep klaagert, Langs heuvels, bosch en veld, en beemden dal en vliet, Sinds't wrange noodlot, dat noch jeugd noch Ichoon ontziet». De lieve Fillis, door den dood zyn arm ontrukte. En dus zyn minnend hart met fcherpe pynen drukte, 1 ] •Die Lycas had zyn vee gevoedert in den ftal; «i Hy wierp zich op het dons, op hoop of by,"geval, De liefeiyke flaap, zyn knaagend leed verzagte, En Fillis Godlyk beeld voor zyn verbeelding bragte. Eên hart door rouw bekneld, dat ftadig zuchten loost, Wordt dikwerf in den droom op 't liefelykst getroost: Maar vaak gebeHrt het ook ,dat onze geest aan'tdwaaien,' De jammerbeelden, zich nog flerker weet te maaien, Ff Es  4i8 de JONGE REIZIGER En fchilderyen baan , die ruim zo yslyk zyn, Als dan de ontwaaking volgt, dan lydt men dubbie pyn„ Een dus ontfteld gemoed zal fchaars in flaap geraaken , Eer 'c afgemarteld is door een langduurig waaken. Men peinst, men zucht, menfchreidc, men woelt en worfteïc (rast, Tot ons een fluimering dier bitterheen ontlast. Zo ging het Lycas ook; de maan die aan de kimmen, In eenen glorie pronkte * om flaatig op te klimmerr, Befcheen de rustplaats van den afgematten knaap , Haar bleek maar zuiver licht onthield hem lang de flaap, * Verkwiklyk (riep hy uit) waart gy in vroeger dagen t „ Als ik met Fillis zat by de opgefchooren haagen, ,i By't klaatren der fontein, by't ruijfehen van een beek 3, By 't fchuimen van een val, of in een klaver ftreek, „ Verkwiklyk waart gy dan, ö nachlicht van deez' Aarde, „ Als zy in kusch op kusch haar ziel met myne paarde. „ Als zy gedwongen door een liefelyke pyn, Al lonkend, fcaamlend zei: ja ik wil de uwe zyn. „ Verkwiklyk waart gy toen, ik zag uw zachte ftralen i, Al'tveldverlichten j'kzaguwbeeldin 't bronnat waaien; » Nu  door NED E R L A N D. 319 „ Nu fcheent ge een ronde fchyf.. dan boogt ge uw hoortenen krom. Maar altoos waart ge my en Fillis wellekom. „ Hoe dikwerf beeft uw licht de Ionkjes van haare oogen „ In myn gezicht gekaatst, getoond hoe zy bewoogen, j „ Met myne oprechte min, en myn ftandvaste tronw, „ Nooit iemand, ondanks'tlot, dan my beminnen zou. „ Wat klaagde ik menigwerf als ik door wolkgordynen, Al langzaam uitgebreid uw aanzicht zag verdwynen. „ Of dat uw glans voor ons te fpoedig onderging, „ Maar nu, nu flrekt ge my een droeve erinnering, „ Nu dwaal ik als gy ryst langs wit befneeuwde velden, „ Om 't glinstrend fterrenheirmyn naar verdriet te melden, „ Om uit te roepen: Ach! myn lieve FillisI keer! Maar wat ik roepen mag, myn Fillis keert nooit weer. Ze is dood.— De lente heeft die bloem ter neergelhgeri „ En baarde my dus ftof door elk faizoen te klaagen, Dit duur myn leven door, en 't ftrek myn hoogfteluss „ Te fchreien op het graf daar myn beminde rust. „ Aandoenelyk vermaak, uit felle fmart geboren,! Gy zult my zo lang 't lot my 't leven gunt bekooren,' „ Ik ftaa al 'swaerelds heil voor dat genoegen af, Ff a „ Daï  42o de JONGE REIZIGER „ Daï ik rn traanen fmelt op haar geheiligd graf." Hier floot de ronw zyn mond. — De braave jongling fniktïr Tot eindelyk hem de ftaap één obgenblik verkwikte, Maar is 'er duurzaam rust voor zulk een lydend hart? Neen, één gelukkig uur ichept duizenden vol fmarr. De wondre werking, die als 't ligchaam rust magfmaaken, De ziel toch bezig houdt met rampen of vermaaken, Die ons begocheld dooreen zeldzaam zelfbedrog, Ontrust ons ftille rust door haare veêrkragt nog. Het zachte maantje was nog naauw aan 't zuid gereezen , En had aan de aarde dus haar dienst maar half beweezen. Toen hy In drift ontwaakte, en vol van zielverdriet» In deeze jammerklagt zich fchreiend hooren liet. „ ó Noodlot! heb ik dan nog niet genoeg geleeden, „ Sinds ik voor Fillis op haar ziekbed had geheden ? „ Sinds ik haar dood betreurde eri jammetde op haar graf? „ Waarom vervolgt ge my door een nog zwaarder £raf? „ Waarom vertoont gy haar aan myn ontftelde zinnen, „ In de armen vaneen man, die zy toch nooit kon minnen? Waarom moest ik haar zien, hein hangende aan der. hak? „ Myn Fillis immers was noch trouweloos noch valsch. » Zy  »oor NEDERLAND. 421 9, Zy heeft my trouw bemind tot de eindpaal van haar leven, „ Zy kon haar deugdzaam hart nooit aan een ander geeven. Wilt gy ten overmaat van myn benaauwde fmart, ,, De wreede jalouzy nog ftooken in myn hart? ,, Dit overtrof uw magt, toen zy nog bloeiend IeefJe, „ En als eene Engelin langs bosch en beemden zweefde, „ Neen, 'k ftond de werking van dat monfter nooit ten doel. „ Spaar my dan nu, dat ik haar invloed nu niet voel. „ Welk een tafreel! — Zal ik 't aan myn verbeelding fchildren?^ „ Ja'k wil. — maarzartmyngeestnietalte veel verwildren? ,, Wat fcheelt het?-Zo 'k bezwykdan is het alles uit, „ En dan, dan vaar ik op by myn begeerde bruid. ,, Dan vind ik haar weerom die ik nu heb verlooren, ,, Dan wordt uit zwaare ramp ligt zaligheid gebo«w , „ Myn Fillis, zo gy in het onbewolkt gewest, „ Zomtyds uw oogen nog op deezen aardbol vest, „ Zo gy 't vermogen hebt om uit de hemelkringen, ,. Tot in dit laag gewest met uw gezicht te dringen; „ Te hooren, hoe myn hart om uw verfcheiden treurt, „ Zo hoor wat my dees nacht is in den droom gebeurt. „ Gy kenr (ó lieveling! gy ftaat thans voor myne oogen, fl5 Als toen gy in dat woud, door zuivre mir. bewoogen, Ff 3 „ Mjf  422 DE JONGE REIZIGER My zeide: Lycas 't zou met u gelukkig zyn.) „ Gy kent het woud van Pan, waarin die heiige Pyn, „ Zyn kruin verheft, daar gy by 't florten van gebeden Uw naam vereenigd met de myne hebt gefneeden. " Die pyn die tuISen katl Zo klaagden hy tot aan den vroegen dageraad. Toen hy het dons verliet, en liep aan bosch en haagen En veld, en vliet, en beemd op nieuw zyn fmartea Maagen.1 Ff 4  424 i>e JONGE REIZIGER X. BRIEF, Ferêinand ^« Fredrikstad. Rotterdam den 20 Juny ÜÖeezen morgen uitgaande was onze eerfte loop, ( gelyk gemeenlyk in de plaatzen die wy bezichtigen) na de groote of St. Laurens kerk. Dit is een deftig gebouw, verfierd met eene fraai befneeden predikftoel, en een trotsch, zo men ons zeide, zeer welluidend orgel - - Aanmerkelyk omtrent het laatfte,is, dat de twee pylaaren, die hetzelve onderfteunen, brokken hout zyn, (op het kunftigst gemarmort,) van een by ftorm gebrokene mast, van het oorlogfchip ds Amelia, toen ten tyde gevoerd by den vermaarden Admiraal Manen Harpentzen Tromp, deeze fchachten rusten op piëdeftallen van echt marmor, maar men heeft inderdaad oplettenheid nodig, om de houten zuilen van de marmeren voetfiukken te onderfcheiden. Be.  boor NEDERLAND. 415 Behalven dat deeze kerk van binnen en buiten ongemeen zindelyk,en met fraaije gelloeltens voorzien is, munt zy misfchien boven alle kerken van ons vaderland uit, in het aantal van d;e zeehelden, welke de eer der Republiecq in de voorgaande eeuw, door vriend en vyand, dee« den uit bazuinen, en die meest allen ongeluk, kig in die pooging ter bevordering dier glorie gefneuveld zynde, hier den nakomeling ter gedachtenisfe , en ter aanfpooring van Helhenmoed, en 't waare welzyn eens vrygevochten volks , met eertekenen ter ruste zyn nedergelegd. Witte Comehs de Wit, met zo veel roem bekroond , die als Luitenant-Admiraal de vermaarde zeedag tegens de Zweeden , by Elszeneur by woonde, en daar ten ramp des vaderlands fuauvelde, is de eerfte welke ik u noemen moet. Brand in het leven van den giooten de Ruiter, zegt u meer van hem. Zyne tombe is een heerlyk werkftuk der kumt, van wit marmor, waar in de genoemde flag is uitgehouwen, en waar men zyne daaden met gouden letteren in toetfteen gefneeden, in het latyn leezen kan. De byfieraaden zyn van eene ordonnancie die fmaak aanduidt, de Held zelve legt op de tombe afgebeeld, rustende op een ftuk gefchut,en de ftaf van commando in de hand houdende,. Ff 5 Mooy  4^6 de JONGE REIZIGER Mooy Lammin.eigenlyk Lammen Hendriksz die den lande a!s Vice - Admiraal gediend heeft en geen geringe lof verworven, legt ook alhier begraaven. Johan de Liefde, meede Vice - Admiraal, en den lande ongelukkig, en veel te vroeg omval len, in den eerden zeetlag die onze dappere voorouders de vereenigde vlooten van Engeland en Frankryk in den jaare 1673 leverden, die braave vaderlander rust ook hier. Fan Brakel, niet minder in 's Landsch gefchiedenisboeken beroemd, Hy, die de groote daad op de rivier van Chattam, door het ftuk zeiien der gefpannen keten,haar vol beflag deed krygen , die ons eindeloos meer eer aanbragt, daar London fidderde, dan die natie van het afbranden van een ellendig dorp op den eilande tet Schelling ooit kan wegdraagen, die van Brakel, is ook hier het gedenkftuk zyner glorie voor alle volgende eeuwen opgericht. —— lvlen ziet 'er zyne buste in wit marmer om« hangen met eene keten, gelyk aan die met welke hem de gecommitteerden van Neerlands oppermagten; Hunne Hoog Mogende de Hee. ren Staaten Generaal hem ten luister omhingen. De vier Nederduitfche regels welke hier hem ter eere geplaatst zyu, moet ik u meededee* len j dus luiden zy: Boor  door NEDERUND. 427 Door ketens, donder, lood en ftaal en biixemftraalen, Te vliegen, en een roof op 's vyands grond te haaien. Was brak els werk; die zyn triomf trok uit den bram!, Zyn naam en irygsdienst ciert zyn graf en vaderland. Kortenaar, de dappere Lieutenant-Admiraal Egbert Cornelisz. Kortenaar, wierd ook hierbe graaven. Zyne tombe is meede der befchouwing waardig, gy weet dat hy Ao. 1665 in den zeeflag tegens de Engelfchen het leven verloor. Deeze regels Maan ter zyner eere voor zyne Tombe: De Held der Maas verminkt aan oog en rechterhand En echter 't oog van '/ roer, de vuist van v vaderlandDe groote kort ek aak de fchrik van 's vyands vloot en. De ontfluit er van de zond, legt in dit gmf bcfloot en. Behalven deeze leggen hier nogbegraaven dé Luitenant Admiraals» Nes^n Cornelis Mótelief.—Ms opeen oogenblik te gedenken aan zo veele mannen van waare grootheid, in 't oorlogend zeeweezert, kon niet anders dan ons vervullen, met eene, eerbied voor onze voorvaderen, welke ons eene aangenaame aandoening overliet, en aanleide tot zeer veele befpiegelende trekken. Wy  428 de JONGE REIZIGER Wy gingen vanhier wel na htt Stadhuis, doch ik heb daaromtrent niets aantetekenen, dan dat het een zeer ouderwetsch geitouw is, met veel? ruime vertrekken, die reedlyk wel behangen zyn. De {lichting fchynt niet geboekt of is verlooren. De Beurs, is een waarlyk fraai gebouw, zynde een ruim vierkant plein met ga': eryen omringd, die boven verfcheidene nette vertrekken hebben tot onderfcheiden gebruik ingericht. De beroemde Cornelis Pronkt heeft 'er eene juiste aftekening van gemaakt, die door den onlangs overledenen kunilenaar Philips iu 't koper gebragt, en zeer wel uitgevoerd is. Het markrplein deezer ftad, is ruim,zindelyk en rondsom zeerwel bebouwd, pronkende met het metalen eerenbeeld, van den onvergelykelyken Defiderius Erasmus, dat waare wonder zyner eeuw , en een glorie voor onze geheele Natie De zogenoemde Prime en Zuiderkerk' zyn ta'melyk goede luchtige gebouwen, doch voor een vreemdeling van geene byzondere aanmerking Het zelve kan men van alle andere kerken deezer Stad zeggen, derzelver benamingen Zyn de Ooster kerk, Franfcbe, PresbyteriaanBiscrpaale, Scbotfcbe en Lutberfcbe ke/k, dan nog die der Remon/lranten, Mennoniien, Roomsch- &0'  door NEDERLAND. 429 gezinden, en eindelyk der jooden Synagoge. Het getal der kloosters beliep hier voor de Reformatie veertien, die naderhand rot andere gebruiken zyn aangelegd. De Waag en het Boterbuis zyn tot hun gebruik wel ingerichte gebouwen, 't geen men ook van het voor byna dertig jearen fchier geheel ver* nieuwd Laiynscb School mag zeggen. Behalven de groote markt, zyn hier verfcheidene andere, als de Vlasmarkt, Beestenmarkt, Varkenmarkt, Hoendermarkt, Bol er en Groen markt, die alle op hunne bepaalde tyden en dagen, de bloei van Rotterdam niet weinig ten toon fpreiden. , Buiten deeze zyn hier nog twee Visch - mark' ten, een voor zee- een voor riviervisch, welke beide ten allen tyde bykans, eene genoegzaame voorraad, van alle fooiten voor de ingezeetenen der ftad opleveren. Dan onder de gebouwen van Rotterdam munt uit het gemeene Landshuis van Schieland, • 't zelve heeft eene geheel hardfteenen gevel, waar voor een balcon geplaatst is, die op vier zuilen rust: en die van vooren pronkt metSchie* lands wapen. Len aantal pylaaren, en pylasters verderen het overige van deeza fasca'de,opgetrokken na de Jonilche en Corintifche orders. Het frontefpies is met lofwerk vervuld,dat door Ge-  430 üft JONGE REIZIGER* Geniës wordt vastgehouden, beneden de balcoti is een over kundig gefmeed yzeren hek, met bloemen, vruchten, en kindertjes opgevuld — Hoe het 'er van binnen uitziet is my onbewust, maar als het inwendige aan het uitwendige voldoet, mag men het een van onze merkwaardigfte gebouwen in het geheele Vadeiland noemen — V Admiratitehs -hof is meede een fraai gebouw, doch geenzins van die aanmerking als het voorgemelde. Maar Vjiend, met betrekking tot het Ammunitie huis, de werf en wat daar bij hoort, wil ik u wel betuigen, dat men in de onbegryplyk fchoone order welke daar in alles doordraait, zeerwel befpeuren kan, dat het departement teliellevoetfluis, uit deeze hoofdbron voortfpruit. — Heb ik my daar ter plaatze verwonde;!, hier niet minder, alles is 'er orde en grootheid, alles netheid, en men kan na niets vraagen , of op het oogenblik toont men 't u. Door de kennis van myn Vriend in deeze ftad , vonden wy gelegenheid alles te bezichtigen, maar myne verwondering klom ten toppunt, en fchoon ik u niet wh trachten te beduiden, dat ik ongemeene kennis hebbe, van bet geen tot het Zeeweezen behoort, durf ik echter zeggen, dat hy een geftreng criticus zou moeten zyn, die hier eenige verlchikking van zaaken wilde invoeren. Ik beken u daar meede zo ingenomen geweest  door NEDERLAND. 431 te zyn, dat ik my niers zakelyks omtrent de gebouwen kan herinneren, dan alleen dat ik nergens iets vond , dan 't geen aan de oogmerken der jinrichting volkoomen voldeed. — Zo gy ooit hier koomt, vriend/ verzuim dan niet dit alles naauwkeurig te bezichtigen. Hec is inderdaad de moeice waardig, en als ik myn oogmerk voldoen kan, dm zal het my eens benieuwen, als ik deEngelfche enFranfche zeehavens, bezoek, of daar de order en fehoonheid grooter is. — Mooglyk Fredrikftad,' verwondert gy u over deeze myne bedoeling, maar myn Vriend, gy weet dat ik een liefhebber van reizen ben, als ik nu zo gelukkig worde, myne Charlotte te bezitten, dan dunkt my zal ik haar, de Lieve, en my zelve tevens geen meer vermaak kunnen aandoen, dan haar een gedeelte van Enge. land en Frankryk te laaten zien. ■ De Huizen der Oost en West-lndifche Compagnie alhier, zyn meede goede gebouwe* , en aan de Werf der O. ï. Compagnie is het my ook gandsch niet afgevallen. • Dan by monde Wel eens nader over dit onderwerp, 't Is niet voeglyk dat men alles fchryve. Nu was het middag, en wy gingen ons Logement opzoeken , om het ditié te houden , fchoon de Vriend van den Heer Goudwaard ons ten eeten gevraagd hadde. Uit den brief aan my«  43* de JONGE REIZIGER myne Charlotte, zult gy onze converfaue geduurende den maaltyd kunnen verneemen. Ik zal ö derhalven meededeelen, hoe aangenaam wy on« zen namiddag hebben doorgebragt. Na den maaltyd gingen wy buiten de wester nieuwe Hoofdspoort, alwaar een jacht gereed lag, behoorende aan den Vriend van mynen Vriend, — Wy deeden dus een bekoorlyk maastochje. Wy werkten met den vloed, en tevens eene zuidly. ke wind hebbende, op, tot aan Fyenoord, (een klein eilandje in de Maas , ten ooften deezer frad\Het verwondert my geenzins, Vriend, dat de Heer C. Elzevier, dit Eilandje voor het Too. neel zyner Arcadia heeft uitverkoozen, 't is inderdaad eene zeer vermaaklyke ftrook lands, de ftad heeft 'er zedert Ao. 1722 zyn Pesthuis, Na ons hier byna twee uuren met wandelen vermaakt te hebben, gingen wy weder aan boord, zeilden ;o verre den Itroom op, dat wy de eb begonnen*te befpeuren ,• inmidde's hadden wy een zeer aangenaam gefprek over het bezochte Fyenoord, en de genoemde Arcadia , dan de hoofdtrekken daar van meede te deelen, zou reeds het beftek eenes brief te buiten gaan. Alleen dus dat wy h'er in overeenkwamen, niet te kunnen bevatten, hoe men op het 'idee gevallen is, om zo veele werken, in ons Vaderland onder den tytel van Arcadia in de waereld te ftoo- — ten,  door NEDERLAND. 433 en , zonder dat men aan theoretifche regelen gedacht heeft die het Arcadisch Dicbtftuk , dat is • Het Herderdicht , ten minden eeniger maate onderworpen behooren te zyn; 't welk aanleiding gaf tot eene befpiegeling hoe verre wy by andere Natiën in hec vak der dichtkunde, omtrent de Theorie achter uit zyn. ■ Gy moogt gelooven dat de Heer, aan wien wy deeze aangenaame namiddag party te danken hadden , geen onwaardig lid zou zyn , van het in deeze ftad beftaande Genoodfchap Studium Scientiarum Genitrix , en 'er dus nog al iets van gezegd wierd. Inmiddels rees de maan met zulk eene onbewolkte ftacie uit de kimmen, en liet d© weerglans van haare ontvangene lichtftraalen , zo zuiver op de kabbelende golfjes des Maastrooms danszen , dat wy verrukt wierden van alle de bekoorlykheden welke deezen avond* ftond opleverde. Ja, PredritfiaS, wy genooten waarlyk 't geen de natuur in haare volle avondpracht ons aanbood. Wy (maakten, nies Hechts het zoele, met een vcrfrisfchend luchtje doormengd, 't geen om deezen tyd zo aangenaam is, maar ook dc grootheid die 'er in de befchouwing van de regelmatigheid der menigvuldige, men mag zeggen cindeloozc memigte, der gefchaapenheden plaats vindt. In een woordt H. Deel. Gg Vr£ewi,  434 de JONGE REIZIGER Vriend! wy waaren zalig, zo zalig betekend: een vol, door niets belemmert genoegen. Zo als ik dit fchryf Fredrikftad verbeeld ik my u,en hoe? - vraagende: „ Zoudt gy die zaligheid » tot geen hooger top hebben kunnen brengen, „ als gy alle uwe wenfchen vervuld zaagt?" Ik antwoord ronduit: Ja, als ik in de eerfte plaats myne Cballotte in die oogenblikken had mogen by my hebben en ten tweeden als ik hun alle, die ik vriendfchap en achting draage, myn gevoel van zaligheid had kunnen meededcelen in dezelve maate, maar lieve viie ld, gy weet het de aardfche zaligheid, is geene volmaaktheid, en ik wil ook myne bepaling daarvan niet als zodanig hebben aangemerkt. De haven ingefchooten zynde, flapten wy uit het jacht, en gingen by onzen Vriend foupeeren, 't wierd hier evenwel niet laat, en dus nog geene vaak hebbende vond ik gelegenheid myne brieven aftelchryven. — Nog morgen biyven wy hier, om de beleefdheid van onzen gastheer van heden te beantwoorden, maar ik hoop overmorgen avond zo gelukkig te zyn , van de beste vrienden kring welke ik my zou weeten voorteftellen, by een te vinden, myne dierbaare Charlotte met een hart vol liefde te omhelszen, en alle de overigen met dien eerbied te begrooten, .welke ik de edelheid van hunne caracters ver- fchul-  door NEDERLAND. 435 fchuldigd ben , terwyl ik hun tevens een man hoop aan te bieden, die ik niet twyffel of zal zich met de eer van deeze vriendenrey te leeren kennen, zo getroffen vinden, als ik my van yder hunner voorftel dat zy getroffen zullen zyn, een perfoon van zo eedele geboorte, grootheid van vermogens, en dat meer zegt braafheid van carac* te leeren kennen. Fredrikftad, hoe zeer ik geneigd ben beweezene beleefdheden met hart en ziel te beantwoorden, de dag van morgen zal my lastig zyn, ik verlang al te zeer na costi. Ik reikhals na het gezicht der westertooren van Amfterdam, en als ik die zie zal myn hart vooruitviiegen na den binnen Amftel. — Ik moet haar nog fchryven, die Engel van myn hart, en 't is reeds half twee, gy vergeeft my derhalven ligtelyk dat ik deezen zonder andere complimenten eindige, dan de verzekering dat gy eene der waardfte vrienden zyt van uwen &c. Og a XIIL  436" bb JONGE REIZIGER, ] XIII. BRIEF, Ferdinand aan Charlotte. Rotterdam den i\ Juny 17— XDat myn hoogfte genoegen zyn zon u altoos by my te hebben, behoef ik u niet te herhaalen, maar dat ik nog meer byzondarlyk deezen middag aan tafel u'naast my wenschte, zult gy niet aan twyfelen zo draa gy deezen geleezen hebt. Ik melde u by mynen vorigen dat hier twee heeren met hunne dames waaren koomen logeeren, dat ik uit de kleeding giste dat zy Friezen waaren, dit is bewaarheid, maar uit welke plaats is ons een geheim gebleeven. Dan ook dit doet niets ter zaake. —■— Laat ik u het gezelfchap fchilderen zo als het my is voorgekomen. Honneurs au dames. —— De oudfte der twee jufvrouwen, is een volflagen couquette, fchoon zy die rol wat onkuuftig fpeelt. By toeval over den fpie-.  door NEDERLAND. 437 fpiegel zittende, fchikte en herfchikte zy by aanhoudenheidhet een en ander aan haar gewaad, en liet dan de oogen de geheele tafel rondzwerven, als vraagende: wat dunkt u van my Heeren? Nu, zy is ook niet onbevallig. De andere jufvrouw is Engelachtig fchoon Lotlief, zedig, vrolyk,befcheiden zonder gemaakfheiJ, en heeft een voorkomen als of zy op niemand minder acht floeg, dan op zich zelve. Maar alles wat het wyfje aan heeft is byzonder net, en ik geloove na den aart dier kleeding in eene byzonder goede finaak. De eerfte is wel niet minder ryk gekleed, maar daar in is iets rommelings, dat in de oogen blinkt, door de properheid der jongfte. In de mans is ook nog al onderfcheid, die van de oudfte fchynt een pedant, heeft een air hautain, en is ftroef in het voorkomen. De andere Heer fchynt gul, eenigermaate de petitmaitre willende uithangen, en daarom maakt hy misfchien ruim zo veel werk van zyn vriends vrouw, die hy ook aen tafel oppaste, als van zyn eigene. Zie daar de beelden, zien wy hun nu in werking. Wy kwamen vroeg te huis, ('t bezichtigde aan een der andere vrienden,) en vonden het gezelfchap in de eetzaal, de Heeren rookten hunne pyp, en amufeerden zich met over het beeld Gg 3 van  43$ de JONGE REIZIGER van Erasmus re fpreeken; de dames waren omringd van chitzen, en zyden ftoffen, welke eene winkel dochter daar gebragt hadde, en haar vertoonde- Na elkander behooriyk gegroet te hebben, geraakten wy her eerst in ge'prek over de Stad in het algemeen, waaromtrent wy over een kwamen dat zy na de kant van de Maas, langs het Haringvliet op de blaak, de leuve-haven , oude en nieuwe haven zeer vermaakelyk was, maar boven de hoogftraat veel minder wierd. De groote markt behaagde hem ongemeen, voor al het beeld van Erasmus , waarvan de eene heer niet af kon fcheiden, zynde. dit wel het aanmerkelykfte dat hy fcheen waargenomen te hebben. Nu het is ook inderdaad fchoon, maar ik befpciirde in zyn geduurig te rug keeren, dat hy iets omtrent dit beeld wilde vragen, dat 'er echter niet gemalyk uit wilde, en waar in de ander hem telkens ftuitte, eindelyk zeide de heer Goudwaard, wien dat beeldepraatfe begon te verveeien: „ Gy weet wat men van dit beeld „ verhaald , als het de klok hoort Haan ? — Juist dat wilde ik vraagen, was het antwoord, „ is dat waarheid %n Toen borsten wy allen in lage?en uit, en zyn vriend het woord opneemende, zeide: „ja, maar het beeld kan immers niet hooren." De goede man was van zyn nuk, doch hy herftelde zich vry wel, met  door NEDERLAND 439 met te zeggen, dat hy gemeend hadde, het wire een mechanisch kunstftuk. Eindelyk raakten wy aan tafel, onze vriend, de fentimenteele heer kwam 'er ook, de Friefen waren vrolyk, vooral de twee dames met de man der jongfte, de andere heer gaf zich in gefprek met eenen fir Punch,ik geloof kapitein van een koolhaalder, hy verftond dus Engelsch. — De fentimenteele heer zat in een melancholifche houding, vestigde beitendig een oog op de jongfte dame, at fchielyk en niet zo wellevend als anders, hy ftond op, wenkte my buiten de kamer, en zeide: „Ach! lerdinaud, alle de trekken „ van Helotze ftaan my duidlyk voor, behalven „ dat zy meer majeftueus was, meer groot en „ edel in haar voorkomen, zo is het beeld dier „ jonge fehoonheid het haare. - Ik kan „ niet meer; ik moet de eetzaal verhaten, en gaa wandelden. — Vaarwel Vriend!" Weder binnen koomende was 'er zeekere ftilte in het gezellchap, en ik befpeurde eene aandoening by de jongfte dame die fterker was, dan by de andere der tafel gasten. Goudwaard vraagde my ftil wat hy gezegd hadde, ik zei de het hem luid genoeg, dat men het hooren konde, de lieve jonge dame, moet zeer gevoelig zyn, zy verbleekte, begon te beeven, en wierd flaauw. — Men bragt haar met Gg 4 kunst  44° de JONGE R| E I Z I G E R kunst en vliegwerken te recht. , En toen zy by kwam vraagde zy, „ kennen de heeren, « dien ongelukkigen man? Hoe is zyn „ naam? Sir Punch noemde hem Paap* », fouw, dan is hy het, was het antwoord n de minnaar van myne overledene vriendin, » het beste meisje dat ik ooit gekend hebbe, 99 van wie ik haar eindloos hoorde fpreeken,als ,9 ik by haar gelogeeit waar. De ongeluk- „ kige man, hy verloor alles met haar, maar „ hy eerbiedigt ook haare nagedachtenis,en zy ,, was het waardig. — Om kort te gaan myne lieve Charlotte wy hadden hier het gevoelvolfte tooneel van liefde by herinnering in onzen vriend Paapfouw, en van evenredige vriendfchap in de u!tvloeizels van het hart dier jonge dame. Het Eriefche gezelfchap misfchien beducht, dat hier uit meer zou vocrtvloeijen, fchoon yder met de uiterfte beleefdheid, betuigde getroffen te zyn, van de ontmoeting, ging na hunne byzondere kamer, en ik hoor dat men niet weder is uitgeweest, en tevens op fterk aanltaan van de dame, heden morgen ten zes uuren met een koets na Delft zal vertrekken. Nu myne dierbaare nadert het oogenblik dat wy elkander zullen wederzien, ik vlieg de uuren in myn verbeelding vooruit, en omhels  door NEDERLAND. 441 u reeds met al de aanbidding welke men het beste meisje verfchuldigd is- Na morgen zullen wy heel vroeg van hier vertrekken, ons tusfchen beiden nog hier en daar een weinig ophouden, en dan dien avond in de ftad myner begeerte, de ftad der inwoninge van myne Charlotte aankoomen, lk heb de Heer Peter Jen, hier van by inleggende geadverteert, en twyffel niet of UEd. zal wel de goedheid gelieven te hebben dien te overhandigen, ten genoegen en dienste van hem die onveranderlyk is en zyn zal. <5g"5 3CIVJ  442 de JONGE REIZIGERS XIV. BRIEF. Ferdinand aan Ka rel. Amflerdam den 24 Jttny 17 — Inliet zeer veel reden myn waarde Karei zult gy my befchuldigen, dat ik u in zo lange niet gefchreeven hebbe, maar gy weet toch alles 't geen ik op myn tourtje aan de hier zynde vriendenkring meede deelde. Thans ben ik weder in deeze beroemde ftad, eer ik u een woord kan melden van ons reize van Rotterdam herwaard, moet ik u myne verrukking befchryven, die ik te Amflelvten gevoelde. Toen wy met onze Fargonop de laatstgenoemde plaats aankwamen, met oogmerk om fpoorflaags zo men zegt na hier door te ryden, ftond 'er voor de herberg een livrey bediende, die ons deed ftilftaan, vraagende of wy de Heeren Goudwaard en Ferdinand waaren? — Hier cp ja geantwoord zynde, zeide hy: dan ge- lie«.  door NEDERLAND. 443 „ lieven de Heeren het my niet kwalyk te nee„ men, dat ik hun verzoeke niet verder te ry„ den, wyl hier iemand is die de Heeren nodig „ te fpreeken heeft." ■ Myn vriend, was etnigzins ontzet, en hernam: „Jongman, zo „ iemand ons te fpreeken heeft, dat hy hierka- me, maar wy treeden niet af. — Eer ik tyd van fpreken had, viel de gaauwdief van een knecht, hierin,'t is de Heeren hun zaak, maar ik „ ontraad hun het doorryden." Hy deed dit vry ernüig, evenwel ik befpeurde, of om recht te zeggen Karei ik gevoelde iets. —. Sprong van de Fargon, ging in de herbei g, en vond daar myne lieve Charlotte, Pete>fen> Belle, Eli ze en Fredrikftad — Gy behoeft niet te twyflelen wie ik het eerst in myne armen drukte; en ik verklaar u zo geheel my zelf ontoogen te zyn geworden, dat ik mvn braaven vriend Goudwaard voor dat oogenblik vergat, my zo lang zonder tot hem weder te keeren ophield, dat hy in drift van de Fargon fprong, zyn degen trok en zo de kamer kwam inftuii/en. Maar nooit zaagt gy eene wonderlyker methamophofe, van een byna woedend mensch, in dat van eene zachzinnige Goudvjaard. My naast Charlr>Ue% en van het overig gezelfchap geëntoureett zien* de, ftak hy zyn degen op, nam zyn hoed af en zeide; „ Dames en Heeren!" Vriend! riep ik  444 de JONGE REIZIGER ik uit, hem de hand toefteekende Veterfen trad hem te gemoed, met de enkele woorden: „ Welkom als Vriend in onze kring, de verras- „ fching is gelukt" Lotje , Belle en Elize maakten hunne complimenten, de ontroering duurde eenige oogenblikken, en gy kunt u de vrolykheid van goede vrienden niet volmaak* ter fchilderen, dan zy hier vertoon d wierd. Toen het tyd wierd om ftadwaard te ryden, was myn Vriend Goudwaard, reeds zo zeer ingelyfd, dat hy de propofuie deed om de eer te mogen hebben, de plaats van Charlotte te vervullen , en haar de zyne in onze fargon aan te bieden , Belle, de charmante Belle, had goedheid genoeg om myn Vjiend op eene ongegeneerde wys te hulp ie koomen, de andere vrinden voegden zich 'er by, en ik Karei, ik fpeelde myne rol meer en pantomine? dan met uitdruk, lyke woorden. i Emdelyk geleide ik myne Charlotte na de Fargon. — Maar zo gy ooit eene Engelin gezien hebt, wier houding raajefteit tekende , fchoon het gelaat door eene eerbaare blos verfierd, eenige verwarring aanduide, ja zo gy ooit de fehoonheid in haare grootfte bekoorlykheden hebt aangetroffen , dan, en ook niet anders, kunt gy u een denkbeeld vormen van de my dierbaare Charlotte. Ook dit moet ik u zeggen, dat ik in myn leef. tyd  door NEDERLAND» 445 tyd geen zo dierbaar oogenblik fmaakte , en dat de paarden , hoe wel door het zwaare zand, meest altoos flappende tot aan de Heenweg aan den Amftel, (want wy reeden de Kalfjeslaan,) of het fcheen my dat zy vloogen. Fredrikftad, die te paard was, reed nu eens aan de zyde der wagen, dan by onze Fargon, doch enkel, en s avonds by Peterfen aan het foupé zittende, verweet hy my wel bemerkt te hebben dat ik hem liever niet dan al op zyde hadde —— Is het nietvreeslyk Karei hoe veelde vroomen hier op aarde te lyden hebben ? Erger nog, Charlotte en ik, ons van deeze befchuldiging willende verfchoonen, kreegen het ganfche gezelfchap tegen. Enfin wy genooten eenen aangenaamen avond , waaren tot twaalf uuren by een, en toen had ik de eer myne beste met de koets van den Heer Peterfen te huis te brengen. —- Na één kwartier toevens keerde ik te rug, en ging flaapen, tot zes uuren, toen ik opftaande, deezen aanving, die Hendrik u in perfoon zal ter hand ftellen. Ik blyf hier maar zeer kort, maar verzoek minzaam dat gy morgen met Hendrik te rug koomt, hy zal myn Fargon en Paarden meede neemen, dus behoeft gy niet te doen dan op te flappen. Laat ik nu kort ons reisje vernaaien, en den laat-  44* öe JONGE REIZIGER laatften by ons in Rotterdam befteeden dag. — Na het dejeuné deeden wy nog eene wandeling tot zelf door de achterhoeken van de ftad, die 'er zo als over al akelig uitzien. Langs eene der havens koomende hooren wy achter ons hemmen!— Ik zie om, en wie was het? Kapitein Vlieger, waarvan ik voormaals fchreef. De man was veiblyd my te zien , en wilde met veel aanftaan dat wy by hem aan boord zouden koomen eeten. Wy be.' .kten, en verzochten hem by ons, alzo de Heer W. ook by ons zoudc koomen, 't geen hy eindelyk aannam onder beding dat 'wy dan na den maaltyd by hem moeiten koomen. - Dit wierd geaccordeert, onder voorwaarde dat de Heer W. daar in genoegen nam , en meê wilde gaan. — 't j£en en ander Vriend Karei maakte den dag vry drok , wy fleeten voor den middag nog een uurtje by den Heer W. daar wy al tamelyk aan Kaapwyn, of liever echte Conftantia tikten Over den maaltyd leegden wy onze glaazen ooic nog taamelyk , befluitende met een fleschr goede Champagne. Ten v.er uuren gingen wy naar de jol, die zeer netjes met kusfens beleid, en van bekwaame roeiers voorzien was, leggende het fchip op itroom. Gy Karei weet wat vlakflaan met de iit,nen is, maar geen Groenlandsvaarders, en geen  door NEDERLAND. 447 geen floeproeiers van een admiraalfchip , kunnen het beter doen, dan deeze equipage. Wy vermaakten ons uitmuntend, maar tot ons leedweezen hoorden wy dat Kapitein Vlieger, geheel zyn oogmerk niet bereikt hadde, want hy was geen tweemaal vier en- twintig uuren in zee geweest, of hem overliep een gruwzaame ftorrn,die zvn fchip zodanig deed werken en fungeren, dat de ballast overfchoot, het fchip door zwaar prangen om boven de grasholms te komen lek, en hy vervolgens genoodzaakt wierd, een haven te zoeken, 't geen hem met veel moeite in Christiaanzand gelukte. Hier moest hy kielen, dan ook hier wierd hy bevracht op Rotterdam, en na in zyn avery op de joodfche wyze gefneeden te zyn,-wierd hy belaaden,en vertrok. 't Is „ gelukkig voor my, fvoegde hy 'et by, dat „ myn baas kennis van zeezaaken heeft, an„ ders kon het myn fchip wel gekost, en ik „ fchipper te voet geworden hebben, fchoon ik „ alles met het beste oogmerk des waerelts aan- „ ving." Hier door geraakten wy op een gefprek over de koopvaardy vaart in 't algemeen die voor my zo leerzaam als vermaaklyk was. —■ — Ondertusfchen begon de kapitein met wyn voor den dag te komen, en dit ging zo treflyk, dat wy ons allen in plaatze van de valreep neer te gaan , zeer ordentlyk met de ftoel in de jol lïe-  443 de JONGE REIZIGER lieten zakken. >- Onbedenkelyk fpoedig waren wy aan de wal, de kapitein bleef by ons, en zonder te mogen tegen fpreeken moesten wy by den Heer W. foupeeren, van waar wy eindelyk ten twaalf uuren na bed gingen, en dus iri plaatze van ten zes uuren 's morgens eerst ten negen uuren afreeden. Geen der plaatsjes welke wy gepasfeert zyn, en die niet reeds by my genoemd zyn, (als Moordrecht en Gouda,) te weeten, Rynzaterwonde, Leimuiden , Kalfslagen , Kudelfïaart enz. hebben daar ik weet, iets byzonde:s,/llfen alleen uitgezonden , dat een der bekoorlyküe plaatzen aan den Ryn is, bloeiend, en geëntoureert met zulke wel aangelegde lusthuizen en tuinen, dat wy 'er gaerne een paar dagen hadden ftil gebleeven, indien geen tederder begeerte my, en geen ander belang myn vriend herwaard geëischt hadde. Wy vertoefden 'er echter eenige uuren, en vermaakten 'er ons uitmuntend. Achter de herberg de ftar aan den Ryn na het eindigen van onze wandeling eene pyp rookende, hoorden wy een air fluiten, mei zo veel lieflykheid, dat wy fchier geheel betoverd waaren, de verrukkende uitoeffenaar van dit kunstfluk zochten wy te vergeefs en even als om onze nieuwsgierighe/d te tarten'herhaal»  böó*.NEDERLAND» 44$ haalde hy geduurig met gelyke zwier zyn treffende Aria. Maar gy moogt gelooven dat wy •reheel verwondering waaren , toen men ons deezen natuurlyken fluiter vertoonde, zittende in een klein kooitje en zynde niemand , dart eene zwarte lyster. De Heer Goudwaard bood 'er te vergeefs drie dueaten voor. Om u 'de aangenaamheid van deeze plaats te befchryven,zou ik meer tyd moeten hebben dan tegenswoordig. 't Zy genoeg dat ik zegge, dat: hetvolkryk is, van onderfcheide fabricquen e* traticquen voorzien, als Molens , Steen- Pan- en Pypenbakkeryen, dat er veele handwerken ge, dreeven worden, dat de omleggende Landsdouw de heerlykfte boter en kaas, die men in Leiden verwachten kan oplevert, dat de pasfage van posten, en reizigers hier ongemeen groot is,zo dta met rytuig, te paard, als met jaagfehuiten van een aantal plaatzen hier door koomen; daar te boven heeft de Ryn hier eene juiste breedte om alles eene betoverende gedaante te geeven, daar hy geboord is met alles wat natuur en kunst by een kan voegen, om den gevoeligen aanfchouwer in verrukking te brengen. Ik zal my hier niet inlaaten of het Dorp Zyn naam heeft van eenen Klodius Albinus, of het oudtyds bekend is geweest onder den naam van Albinianis of de naams oorfprong van eldeó II. Dêel Hh zy-  4£0 de JONGE REIZIGER zy. Zeker is het dat 'er volgens Öudaon in zyn Roorafche Mogendheid hier penningen gevonden zyn, by gelegenheid dat men in de aarde aan het delven was. Hy voegt 'er, meen ik, by, dat hier een fchuur of magazyn moet geweest hebben om dat men hier in den grond, een zaad gevonden heeft dat na verbrande tarw geleek. Dit bewys is echter niet wiskunftig dewyl 'er (geloof ik) geen tyd bepaald wordt wanneer men dit zou gevonden hebben, en 'er geen groote waarfchynlykheid is, dat zulke verbrande tarw eeuwen zou kunnen duuren. Men weet daar te boven dat het dorp in het begin der voorige -eeuw zwaar door den brand ge< Jeeden heeft, zo ook in het begin van deeze. De publyke gebouwen beftaande in de kerk, 't Rechthuis en de waag zyn van geen notitie! Dus heb ik u niets byzonders meer voor het te-' genswoordige meede te deelen. Onze lieve om> moeting te Amrtelveen u gemeld hebbende. Vaar dus wel myn Vriend, en voldoe aan het verzoek u hier voorgedaan, koom met Hendrik herwaards, ik heb u nodig te fpreeken, en gy zult u uitmuntend verraaaken, door het bywoo, nen van dat gezelfchap , 't welk boven alles wordt hooggefchat door den geen die even zee? is. Uwen &c,  NB. Aan het Hoofd van Brief IX. is een drukfeil van gewicht ingefloopen: aldaar ftaat Gouda, moet zyn Rotterdam.     ^00008197* De jonge reiziger door Nederland.: 9 parts. / By Jan A. Backer Den Haag, Koninklijke Bibliotheek lppN 183288904 EpN 306837080 Signatuur 947 d 27-29 Deelaanduiding ii. deel