26 K 24  EX BIBLIOTHECA I F.G.WALLER 1933      St; ü iiöt A A ê ,6 E S C H È N Ü i? 6 ó R NÊÈRLANDSCÖ j Ë U G Öi MET FRAAIE PLAATENV ft a m s t e l d A m, f$ W. W Y N A N D Sy BoekverkoojH;   AAS NEERLANDSCH JEUGD. Indien mijn Poëzij ,U, Nccrlandsch jeugd! behaag:, Indien mijn pennewerk uw' hartjes kan beknoren, Indien gij lust hebt om mijn Versjes aan te hooren, Dan heb ik nies geheel vergeefs mijn tijd gewaagt. Bekoord door 't kundigfchoon vauAtPHzS'sKinderdicht, 'Zag menu, braave Jeugd', die JVerkjes greetig koopen; Dit doet mij cenigzins op uwe gunste hoopen Hoewel mijn ftukjes zijn,, eenvoudig ingericht. Dan 'k vlei mij egter , zo ge aandagtig leest en les Op ieder Voorwerp r met zijn toegepaste reede , Dat ge op hetJ'poor der Deugd met znlk een lust zult treden, Als gij nu gretig wagt op 't Sint Niklaas Banket. Ontvangt deez'Fersjes d'an,DicïitlkvendNeerUnds kroost, Lees, overdenk, en leer de Godsvrucht 't hoogst waardeeren, Dan zal de Tijd,fchoon 't lot haar rug u toe mogtkeeren? Nog leeren hoe de Deugd, haar oeffennaren troost. A 2 DE  BE GEDWONGE DEUGD; Wees toch zoet mijn kleine meid, huil niet lieve Betje» Morgen is het Sint Niklaas dan krijgt gij Banketje; Koek, Rozijntjes, en veel meer als gijkund bedenken„ Daar bij nog een mooije Pop, zal Sintklaas u fchenken. Zwijg dan Zus lief, zwijg dan maar, ei wees toch te vreede, Foei! gij zijt een ftoute meid luister eens....och hede! Daar komt Moeder, zo den brui, zie nu zult ge krijgenr Lustig droog uwe oogjes af, dan zal Broèr het zwijgen. Du«    * 5 J Üirs fprak Pietje tot zijn Zus, maar het kon niet baaten,: B'etje huilde zonder eind, en zij wou 'tniet laaten: Dan... toen Moeder binnenkwam, zag men 't kind bedaaren, *t Lachte zelv' en '£ fcheen of haar niets was weder vaaren. Even'zulk een kracht heeft God op de Stervelingen , Helpt geen Heilbeloftenis't wraakzwaard kan hun dwingen ; De ijslijkheên der helfche ftraf ? kan ons meer verfchrikken, Dan de hoop der Zaligheid onze Ziel verkwikken: Zalig zij, die meer uit plicht dan uit vreeze leeven, Naar dat Richtfnoer, naar die Wet, ons van God gegeevea.  MET BLIJDE VOORUITZICHT. Mijn Zus, wat ben ik blij! zei Pietje, Ik zing en fpring, dat is een dag! Wij gaan deez' avond uit, hoor Mietje, Want Vader zeid dat ik wel mag; Gij, ik en Trijntje onze Meid Gaan t'faamen, o! wat ben ik blijd'! Wij zullen all' wat mooi is kijken, Op ieder graft, in eiken ftraat, In alle buurten, alle wijken, Daar nu maar wat te pronken ftaat; 'tZal alles fraai zijn, wat men ziet, Ik ww zo blij mijn leven niet.   HET BXJJJUE V O OJt ï"IT ZIO HT„  & 7 * Be finaak van all' die Lekkernijen 1 Streeld reeds mijn 2innen, Zus, wie weet Hoe Sint Niklaas ons zal verblijen! Wat hij voor ons reeds heeft gereed! Ja morgen ochtend, dat is vast,J i -Gaan wij wis, rijkelijk te gast. De Voorfmaak van een zalig leven Kan hun, die 't Eeuwig heil bedoelt,' Die waare Ziels vernoeging geven» Die een vergode Ziel gevoelt; Als waaren zij reeds in 't genot Van 't zalig ervdeel, bij hun God, I i  jL.OON NAAR WERK, jKijk Zus lief! kijk eens uit het Bed? Wat ftaat op die "Bureau? Een heele mandvol met Banket! .... v Maar wat nog meer! .... zie zooi Een Gart, die is voor U, 6 ja, Foei! ongehoorzaam kind, Gij doet den wil niet van Mama, Die ons zo teder mint : Weet gij wei wat dat Vader zeid, Dat onze lieven Heer De boosheid ftraft, foej! ftoute Meid, Gij zijtmijn Zus niet meer......    * 9 * Dtn, fchrei niet langer lieve Miê; Ik blijf op u niet boos, 2.0 'k maar bij u verbeetring zie» Ben 'k weer u lieve Koos. A 5 •Welzalig hij, die 't morgenlicht Der allerlaatfte dag. Rijkhalzend' met een blij gezicht • Gerust aanfchouwen mag, Maar welk afgrijslyk wee cn ach! Verfcheurd de ziel der geen'. Die d'aanblik van dien grooten dag Verftrekt tot helsch geween.  DE WANGUNST, M oeder kivam 't vertrek in treden Bij haar Roosje en Anna Miê, Gantsch verwondert riep zij, heden | 't Is al lekkers wat ik zie: Wel mijn kind'ren wat geluk! Wagt ik geev' u elk een ftuk. Fluks ging Moeder aan het deelen, Koosje, fpiak ze, dat 's voor u, Straks zult gij met Daantje fpeelen, Mietje riep wat krijg ik nu?.... Moeder gaf haar iets, maar klein 't Kindje fchreide en riep o mijn! Kops»   e^S&T /^pó ,  t II J Koosje heeft veel grooter ftukje, Als ik heb— Mama zei hart! Dat is bi] een ongelukje,.. Wees te vreë..., daar leid de Gart; Houd uw mondje Annaatje, eer Ik u ftraks het zwijgen leer. Die door wangunst word gedreeven, Andren haar geluk benijd; Schoon hem minder word gegeeven, Spot met de Voorzienigheid! God weet best wat ieder man. Allernuttigst wezen kan. A 6  DE BLIJDE BIJÉÉNKOMST Ha! zijt gij daar mijn Koosje maat;! Aldus was Daantjss taal Zo dia"Jacobus binnen trad, Hij was naauw' op de Zaal, •Of toonde hem zijn zoete koek , En al zijn lekkernei, Met een Horlogie, wonder fchoon; Dit was 'er ook nog bij : •k Heb ook een Rotting met een knop, Die kogtmij mijn Mama; Ik heb een Gulden in mijn zak, Die kreeg ik van Papa: A\ ik   IÏE BEIJDE BIJEENKOMST.  fc 13 ' &! Ik heb al wat ik begeer, Van Boekjes, Prentjes, en Nog duizende van aartigheén, Meer als ik zeggen ken,