01 2066 0774 UB AMSTERDAM  HANDELINGEN VAN HET. GENEESKUNDIG GENOOTSCHAP, ONDER DE ZINSPREUK SER VAND IS CIVIB US. ZESTIENDE DEEL.   HANDELINGEN VAN HET GENEESKUNDIG GENOOTSCHAP, ONDER DE ZINSPREUK SERrjNDIS CIPIBUS* ZESTIENDE DEEL. Ta AMSTERDJM, By PETRUS CONRADI. MDCCXCU   ANTWOORD op de VRAAG, voorgesteld door het GENEESKUNDIG GENOOTSCHAP, onder de zinspreuk SERFANDIS CIVIBUS: Hoedanig is het juiste denkbeeld der Parapbrenitis?' Verdeelt zy zich ook in foor ten, naar den onderJcheidm aart der aangcdaane deelen, als hei Middelrif, Harrzakje, Mediasrinum ,enz.? Wetké Zyn de tekenen, die haar van alle andere ziekten onderfcheiden? En eindelyk:Zyn "er, onder de Ziekten , daar zy uiterlyk de meeste overeenkomst mede heeft, ook zulke ■ dij eene geheel ftrydige behandeling, nrtamelyk voor eene Parapbrenitis vol 'jlrekt doodelyk, vereifchen? Heeft dit laatfte ook byzonder zyn opzigt tot zommige Epidemüche Ziekten? tot welke dan meest? DOOR Stads Medicinae Doctor te Nymegen, onder de zinfpreuk: *ELIX, QUI POTUIT MORBI COGNOSCERE CAUSAm! Aan den Schryver van het welke de Gouden Gedenkpenning is toegevveezen.  „ Qui naturam epidemiarum pervestigavit, nullaque varie„ tate accidentali distractus caufam arripit, oppugnat„ que pandemon; quot qusefo Mortalium eric Sospitator, „ & Genius tutelaris!" M. Stoll Rat. Med. P. z. p. 26.  INLEIDING. Offchoon de Pry6vr?ag, door bet lofffelyk Genootfehap, ter beantwoording, voorgefleld, in den eerften opflag van weinig aanbelang zou mogen fchynen, (deeze ziekte immers, zou iemand kunnen zeggen , is niet vreemd ; de geneeswyze is byna dezelfde als die van andere ontftekingsziekten,) zal echter het tegendeel ras bJyken , in* dien wy . Ten eerften : ons oog vestigen op het laatfte gedeelte deezer Vraag, waar in ik zal trachten te betogen, dat 'er zomryds zich ziekten opdoen, die uiterlyk veel overeenkomst hebben met eene Paraphrenitis, waar van echter de behandeling geheel verfchillende is niet alleen, maar zelfs voordeeze volftrekt doodelyk zou zyn. Ten tweeden : zo wy in aanmerking reemen $ dat dezelve zeer kortiïondig, zeer gevaarlyk is , en dus eene fpoedige hulp vereischt, welke men niet wel te verwagten hetft, byaldien men deeze niet wel dra van alle andere ziekten weet re on* derfcheiden , 't geen niet altyd zo gemaklyk is, gelyk in 't vervolg zal blaker. Ten derden: bet nut deezer Vraag fchitrert dies te klaarder door, indien wy nagaan, dac zommige zakten, die voor het uiterlyke veel overeenkomst hebben met eene Paraphrenuis, doch waar van de behandHir- zeer verfchillende is , zomcyds, ja dikwerf, epidemke regeeren; en dus, XVI. deel. A 2 kwa*  4. J. R. KLYNPENNINK, over üë kwalyk behandeld zynde, eene groote flagtfng kunnen veroorzaaken. Het welk nog nader aar-ge* drongen word door de uiefpraak van den Nederlandfchen hippocrates, daar hy zegt: „ wel„ ke {Parapbrenitis') veel menigvuldiger voor„ komt, dan men in 't algemeen wel denkt, of„ fchoon dezelve aanwezig zynde dikwerf niet „ gekend, of verzuimd , of wel onder de bena„ ming eener andere ziekte behandeld word" (tf). Omi dus deeze Vraag, in eene behoorlyke order, zo veel my mogelyk is, te beantwoorden, zal ik dezelve in vier Hoofdftukken afdeelen, en trachten te toonen: i» Hoedanig het juiste denkbeeld eener Paraphrenitis zy, en dat men de omfteking van het Harczakie en Mediasiinum niet betrekkelyk kan maken tot, ten minden , niet kan aanmerken als zoorten van deeze ziekte. 2. Welke de teekenen zyn , die haar van alle andere ziekten onderfcheiden. 3. Dat 'er onder de ziekten» daar zy uiterlyk de meeste overeenkomst meede heeft, ook zulke zyn, die eene geheel flrydige behandeling, namelyk, voor eene Parapbrenitis volftrtkt doodelyke, vereisfehen. 4. Dat dit ook byzonder zyn opzicht heefc tot zommige Epidemifche ziekten. EER (d) Vid. boerhaave in Aphor* de Cognofc, & Cur. Morbis, §. j>o8.  PARAPBRENITIS, EERSTE HOOFDSTUK. i n „ Eene geduurige Ylhoofdigheid vergezelt de „ ontfteking van het middelrif, zo als hippq„ cr at es en galenus waargenootnen hebben, „ en na hen alle de beocfFenaafs der Genees„ kunde uit eenen mond getuigen" (£), dit is de taal van den grooten van s wie ten; van hier waarfchynelyk de benaaming van Parapbrenitis, van het Griekfche woord cptfv. Eenigen houden het daar voor, dat de Ouden het middelrif genoemd hebben, en leiden deeze benaaming hier van af; anderen fteiden de zitplaats der ziel hier in ; zommigen eindelyk beweerden , dat deeze ziekte te gelyk eene ontfteeking der hersfenen veroorzaakte. Offchoon deeze ziekte meem'gmaal gepaard gaat met eene geduurige ylhoofdigheid, (en geen wonder, indien wy in overweging neemen de heevige pyn, benaauwtheid, belette ademhaling, gehinderden omloop des bloeds door de longen), kan dezelve echter plaats hebben, zonder dit verfchynfel; getuigen hier van zyn morgagni (c) * b o- (b) Vid. swiet. Comm. in dph. Boerh Tom. 3. pag. 74. CO D* fed' & eau fis morb. Epist. 7. drt. 14. A 3 5  6 J. R. KLYNPENNINK, over de bonet (i); vogel (. 45. (/) Cbttf. selle ft*////:. Pymt. WW* :'• iso. (jg) Boerh. sJj>A. ds Cogn. c? Cur* Mtfi. § 999»  PARAPHRENITIS. 7 „ fnel'e, beangftigde ademba'ing, welke byna al„ leen verrigt word door het bovenfte gedeelte der „ borsr; gepaard g jan de met pyn omtrent de borst„ ingewanden {prxcordid), zyden en rug, by de „ inademing vermeerderende. Hier by komt een „ hoest, walging, braking; de bovenbuibzyden „ worden geweldig ingetrokken, de lyder ylt, en „ heeft eenen ftuipachtigen lagch " (Ji). Selle geeft de volgende bepaling van de ontlleeking van het middelrif, als: „ eene fteekende „ pyn, die zich uitftrekt van de benedenlle ribben „ naar de laatfte wervelbeenderen der rug; ge„ paard gaande met eene korte , afgebrooken , „ hikkende ademhaling, benaauwiheid, ongeduur„ zaamheid, eenen droogen hoesr. De aangedaane „ bovenbuikszyde word binnen- en bovenwaarts „ naar de ribben getrokken; hier by kom: een „ ftuipachtige lagch, ylhoofdgheid" (*). Stoll geefc 'er dezelfde ■ bepaling van als boerhaave (k~). Home zegt 'er van: ,, Deeze wreede en „ gevaarlyke ziekte gaat gepaard met eene he„ vige koorts ; hevige pyn tusfehen de val„ fche ribben en de benedenfle wervelbeende„ ren, met eene fnelle, ftuipachtige en hikkende „ ademhaling ; ongeduurzaamheid en benaa i vt- „ heid; (JT) QüARIN, de Cur. fehr. & irfl. p. 337. O) Selle, Rudim. Pyret. M?th 0. iso. (Jt) In Afhor. fuis de Cogn. & Cur. febrtbus, p. 58. A 4  8 J. R. K LYNPENNINK, over de heid; eenen droogen hoest:,-hik, yihoofdigheid; „ de bovenbuikszyde word binnenwaarts onder de „ ribben gecrokken , terwyi de buik onder het ,, ademhalen onbewogen biyfc" (/). Hjjxham befchryft dezelve op volgende wy-, ze: „ De onti'kking van het middelrif word ver„ geseid do/)i eene zeer hevige koorts, zeer ge,, weldigs pyn , die zich uitllrekt van de bene„ denfte ribben naar de laaüte wervelbeenderen van den rug; door eene korte , iïuipachtige , „ hikkende ademhaling; groote benaauwtheid en „ ongeduurzaamheid; eenen droogen, hoest, hik „ en ylhoofuigheid; by ieder inademing in 't by„ zonder btfpeurt men eene groote pyn, die zich „ uitllrekt van het hol der maag naar de lenden -% „ de aangedaane bovenbuikszyde word binnen- en „ bovenwaarts naar de ribben getrokken, en de beweging van den buik onder 't ademhalen is „ byna onzigtbaar, blyvende, als 't waare, by de „ inademing, door de hevige pyn onbewogen en. „ ituipacluig t'zaamgetiokken " (m). ÜhüOdig oordeele ik het de gevoelens van an* dere Schryvers, omtrent deeze ziekte, hier aantehaaleo, daar zy allen omtrent derzelver bepaling byna ö vei ern komen. Dac het zeer motijelyk valt een juist denkbeeld yan, e.eue Paraphreniiis te geeven, blykt, eensdeels , (7) Home Princ. Med* p. 145. ^m) II u xii am Uper. Pkyf. Aied> Lii>. 2. Cap.q.p. 215.  PARAPBRENITIS. 9 deels, «ie het gezegde van boerhaave, zo a's wy te voren gezien hebben; anderdeels, om dar; zich in deeze ziekte veele verfchynfelen opdoen, die men in andere ook befpeurt. Intusfcben zal ik trachten hier zo veel licht, als my mogelyk is, by te zetten. S- 3- Indien wy de zo evengemelde bepalingen dezer ziekte onderling vergelyken, zullen wy hier zeer veel overeenkomst vinden , en eene Paraplirenhis kunnen be-fchryven, als beftaande in eene zeer hevige koorts, vergezeld wordende door ce-ne fteekende allergeweldiglte pyn van de aangedaane zyde , zich vermeerderende en uirftrekkende by de inademing, van het hol der maag roe aan de lendenen; door eene kleine, foelie, hikkende, flikkende ademhaling, gefchiedende door. het bovende gedeelte der borst , terwyl de buik byna onbewogen blyft; de pols is zeer fncl, dikwerf klein maar hard ; hierby voegt zich een drooge hoest, ongeduurzaamheid , groote benaauwtheid, onverdraagelyke hitte omtrent de borstingewanden («); de aangedaare boyenbuikszyde werd binnen- en bovenwaarts getrokken : zomtyds komen hier by eene walging, braking, geduurige ylhóof- dg- (n) Vooral, zo. de ontiTekirg , gi>]yk dikwerf gebeurt, zich verder fa de borst uitbreid. A 5 *  io J. R. KLYNPENNINK, over de digheid, een ftuipachtige lagch (o), ftuiptrekking, razerny (ƒ>)• Dat dteze bepaling, op de befpiegelende Geneeskunde gegrond, door de ondervinding bevestigd word, zal ieder kundig Geneesheer my gereedelyk toeftemmen; ook zul ik in het volgende Hoofdfluk trachten aantetoonen, dat deeze bepa. ling van eene Paraphrenitis voldoende is , om dezehe van alle andere ziekten te onderfcheiden: ik fpoede my nu, om te bewyzen , dat de ontfteking van het Hartzakje en Mediastinum geenzints als foorten van deeze ziekte kunnen aangemerkt worden. §• 4» Dat eene Paraphrenitis zich in geene foorten verdeelt, naar den onderfcheiden aart der aangedaane deelen, als het Hartzakje en Mediastinum, beweere ik Vooreerst: op het gezag van voornaame Mannen, (/) Wat men door zulk eenen ftuipachtigen lach te ver* liaan hebbe,en waarom dezelve met den naam van rifus Sar(tonius beftemptld is, kan men vinden in de Verhandeling van den Geleerden Heere veirac, in Serv. Civ. XlVde Deel, bladz. 177. (/>) Dat 'er /omtyds eene gerirge verandering in deeze toevallen plaats heeft, naar dat het eene of andere gedeelte van het middelrif aangedaan is, begrypt een ieder ligtelyk; dus befpeurt men, by voorbeeld, indien het middelrif ont« Itoken is, ter plaatfe, daar de (lok arm doorgaat, zomtyds maagpyn, eene moeijelyke of ook wei geheel en al belette doorzwe^ging.  PARAPHRENITIS. n nen, die afzonderlyk van deeze ziekten handelen, als QUARIN , SELLE (r~) , S T O L L (j), HOME (jf) , S AG AR («). Ten tweeden: om dar verfchillende dcelen hier aangedaan worden; want, offchoon eene Paraphrenitis menigwerf vergezeld word door eene onttteking van het Mediastinum en Hartzakje, kan men echter deeze ontftekingen even zo min als foorten van eene Paraphrenitis aanmerken , ais men eene ontfteking der longe befchouwen kan als eene foort van het Zydewee. Ten derden: om dat de toevallen in eene ontfieking van het Mediastinum en Hartzakje , verfchillen van die geenen, welke zich ontdekken in eene Paraphrenitis. Offchoon 'er in de opgegeeve Prysvraag geene bepaling gevorderd word van eene ontfieking van het Hartzakje en Mediastinum; en ik dus zou kunnen volftaan, door aangetoond te hebben, hoedanig het juiste denkbeeld eener Paraphrenitis zy, zal ik echter derzei ver bepalingen hier by voegen; eens- tq~) De Cur. febr. £f itiflamm. Cap. iS. (r3 Rudim. Pyret. Mcth. p. 119. (Y) Aphsr. de Cogn. & Cur. febribus . p. 59 , w'k? in een byzonder ilou'riituk handelt ever de inflammum Mediastin''. Pericardii, Conlis. . (f) Princ. Med. p. 144, deweike over de infiammati» IMediastini & Pericardii Ipreekt, daar fiy handelt over eene Pleuritis. («) Syst. morb. fympt. p. 630; die even als hqmïï de pntftekuig deezer deelen raugfehikt onder een* Pkuiiüs.  ia J. R. KLYNPENNINK, oveé de eensdeels, om dac deeze ziekeen menigwerf gepaard gaan : en ten anderen, om dat zommige ziekten uiterlyk veel overeenkomst hebben met eene ontfteking van het Mediastinum en Perioardium, zo als van zelvcn in 't vervolg blyken zal. S- 5- Qüarin befchryfe eene ontfteking van deeze deelen , als volgt: „ In eene ontfteking van het „ Mediastinum befpeurt men eene hevige hitte, „ beklemming omtrent het borstbeen, gekleurde „ fluimen , eene harde pols ; de zieken hebben „ echter minder pyn dan in het zydewee. In de „ ontfteking van het hartzakje is de pols meer „ ontfteid, vergezeld van flaauwtens" (v). Selle zegt: „ in eene ontfteking van het Me„ diastinum heeft 'er eene ftekende pyn onder het „ fchouderblad plaats, die zich tot het borstbeen „ uitftrekt, eene zwaarte in de borst, benaauwde ,, ademhaling, en een drooge hoest." „ In eene ontfteking van het Hartzakje word „ men eene ftekende pyn en zwaarte gewaar in „ het binnenfte gedeelte der borst, benaauwdheid, „ hartklopping , eene geduurige poging tot „ hoesten" (w). Volgens stoll beftaat eene ontfleking van het Me* (V) Vil Qt'ARiN de Cur.febr, & infl. p. 33$. (jiQ Vid. Selle Rud, Pyret. p. 119.  PARAPHRENITIS. 13 Mediastinum „in eene hevige, aanhoudende, ont„ ftekingskoorts, vergezeld met eene groote hitte „ omtrent het midden der borst, ftompe pyn daar „ ter plaatfe en eenen droogen hoest: indien zich „ by deeze koorts eene zwymeling en verwarring der pols voegt, met eene hitte en ftompe pyn „ omtrent het hart, heeft 'er eene ontfteking van „ het Hartzakje plaats" (^r). Home zegt 'er van: „ Eene ontfteking van „ het Mediastinum ontdekt zich door eene hevige „ pyn tusfchen het borstbeen , en den ruggraat „ of fleutelbeenen, gepaard gaande met eene veel* „ vuldige en fnelle ademhaling , en de overige teekens van het Zydewee. In de ontfteking van „ het Hartzakje word men dieper de pyn gewaar, „ als ook eene zwaarte ; benaauwdheid; zeer fnel„ le en veelvuldige pols; eenen groeten dorst; ,, brandende hitte der borst; hartklopping; eene „ harde en ongeregelde pols; zwymeling" (f). Het is wel de moeite waardig den grooten huxham hier omtrent te hooren , daar hy zegt: „ ia de ontfteking van het Mediastinum „ gevoelt men hevige pynen onder het borstbeen „ en tusfchen de fchouderbladen —- zomtyds be„ fpeurt men eene pyn in bet voorfte gedeelte „ der borst, en onmidcielyk onder het borstbeen, „ ter plaatfe , daar het Mediastinum daar aan ge- » hegt (_x) Vid. stom. Aph. de febribus, p. $9» -(j) Vid. home Prtnc. Med. p. 144.  14 J. R. KLYNPSNNINK, over de „ hegc is* en by de uitkomst heeft men in dat „ gedeelte verzweeringen gevonden. —■ Wanneer de pyn dieper in de borst fchynt te zitten, en „ zich hier by eene groote zwaarte, benaauwd„ heid, hartklopping, en eene geduurige neiging „ tot hoesten, by voegen, is het Hartzakje meest„ al ontftoken" (2). Wy kunnen dus, myns bedunkens, eene ontfteking van het Mediastinum befchryven als eene hevige koorts; gepaard gaande met eene fteekende pyn onder 'c borstbeen, of wel, die zich uitftrekt van den ruggraat naar 't borstbeen , eenen droogen hoest, en benaauwde ademhaling. Wanneer de pyn dieper in de borst zit, en zich hier by eene zwaarte, groote benaauwdheid, hartklopping, en eene ongt regelden pols voegen, kan' men met groote waariehynelykhetd, eene ont* üeking van het Hartzakje veronJerftellen. Offchoon nu eene ontfteking van het Mediastinum en Hartzakje dikwerf eene Paraphrenitis vergezellen , fchynt het my echter toe ger>oegzaame redenen aangevoerd te hebben, om deeze ziekten van eikanderen te onderfcheiden. Laten wy nu onzen aandacht verder op het tweede Hoofdftuk vestigen, en daar in nagaan de kenteekenen, d;e eene Paraphrenitis van alle andere ziekten onde-. Icheiden. TWEE* (2) Vid. ïiuxH. Op. Phyf. Med. Tom. 2. p. 214 £? 215.  PARAPHRENITIS. 15 TWEEDE HOOFDSTUK. $. 6. Offchoon wy in eene Paraphrenitis zeer veele teekenen ontmoeten , die andere ziekten vergezellen , zullen wy 'er toch, volgens de opgegee* ven bepaling, zommige in aantreffen, die haar van alle andere ziekten zullen kunnen onderfcheiden. Dan, eer wy deeze aantoonen, zullen wy vooraf melding maken van die ziekten, waar meede zy, voor 't uiterlyke, de meeste overeenkomst heeft, waartoe wy deeze volgende brengen. Vooreerst, de waare Borstontftekingen, als Het waare Zydewee {Pleuritis Vera). Eene waare Longontfteking {Peripncumonia Fera), Ten tweeden, de valfche Borstontftekingen, ais Het valfche Zydewee {Pleuritis Spuria). Eene valfche Longontfteking {Peripneumonia Spuria). Ten derden, de Ontfteking van zommige ingewanden, buiten de borstholte gelegen. $.7. Het waare Zydewee word vergezeld door eene hevige , aanhoudende koorts, rasfen en vollen , zomtyds ingetrokken pols, hoest, benaauwde ademhaling , fteekende pyn , die zich in de eene of an-  16 J. R. KLYiN'PEMNINK, over. de andere zyde der borst, zomtyds in den rug vastzet $ vermeerderende by de inademing, die de lyder door het middelrif en onderbuik voornamentlyk zoekt te bewerken, terwyl hy de borst, zo min mogelyk, beweegt (ö). Eene waare Longontfteking word onderkend door eene hevige aanhoudende koons ; rasfen en vollen, zomtyds een onderdrukten pols ; be* naauwde , heete , fnelle ademhaling ; ftompe en drukkende pyn in de borst ; hier by voegt zich een in den beginne drooge hoest, roode oogen en aangezicht. $. 8. Tot het valfche Zydewee behooren Ten eerften, eere Pleuritis biliofo • infiammatti» fia (het gal- en omftekingachtig Zydewee). Ten tweeden, eene Pleuritis rheumatka (het rheumatique Zydewee). Ten derden, eene Pleuritis biliofa (het galach-» tig Zydewee). • Ten vierden, eene Pleuritis biliofo - rheumatka (het galachtig en rheumaticq Zydewee) (£). Van het gal- en omftekingachtig Zydewee vinden wy by m. stoul een treffend voorbeeld: „ Eene (*) Het tegengeftelde heeft in eene Paraphrenitis, omJ trent de ademhaling plaats. (/>) Dit zyn die soorten, die hier voornamentlyk ouder 't oog moeten gehouden worden.  PARAPHRENITIS. 17 „ Eene Weduwe, 55 jaaren oud zynde, welke „ eenen geruimen tyd eene volkoome gezontheid j, genoten had, kreeg den I4dcn Juny 1776 tegen „ den avond, geduurende eenige uuren, eene hui„ vering, vervolgens hitte , Herken dorst : waar ,, op een ongeruste nagt volgde. „ Den volgenden eng, daar zy minder hitte ont,i waar wierd, wierd zy benaauwd op de borst, zy „ gevoelde even als in 't Zydewee,eene pyn in de „ reehterzyde, zich uitltrekkende van de valfche „ ribben naar de borst: hier by voegde zich een ,ï geduurige hoest, daar zy echter niets uitwierp, „ eene benaauwde ademhaling , terwyl het haar „ zeer bezwaarlyk viel op de aangedaane zyde te ,» leggen. Zy wierd terltond op den arm aderge» *, laten: het bloed was zeer ontltoken, imusfehen „ befpeur de zy eenige verruiming op de borst, ,, doch die van korten duur was: want wel dra „ hervatten zich de pyn in de zyde en benaauwt,, heid: dien zelfden avond wierd zy wederom huij, verig, doch minder dan daags te vooren : hier „ op volgde eene hitte en een onrustige nagt* v Den 16 Jen des morgens was alles als te vor> „ ren; de fluimen waren flymig, met bloed ge„ mengd. — Vien deed haar weiierom aderlaten, „ het bloed was als voorheen, zy bespeurde de„ zelfde verligting, 's avonds kreeg zy wederom 7, eene huivering; dcezen nagc fleet zy als den vorigen. XVI. deel. B „ Den  ï8 j. r. klynpennink, over de „ Den i7<3en, 's morgens was alles in denzelf„ den ftaat : tegen den middag namen de pyn, „ de hoest en benaauwtheid toe. Zy wierp niets „ uit; de avond en nagt wierden, als te voren, it doorgebragt. „ Den ïBden bevond zy zich in 't geheel wat „ beter: zy hoestte, en de fluimen waren flymig „ en geel: de zyde deed haar geen pyn, terwyl 5» zy gemakkelyker op die zyde kon leggen: des „ avonds befpeurde zy eene ligte huivering ; zy „ bragï den nagt geruster door. Den ipden, wierd zy naar 't Hospitaal gebragt: „ zy gevoelde byna geene pyn in de zyden nog „ benaauwtheid, zy kon op beideizyden leggen, „ zy hoestte weinig ; de fluimen waren weinig, „ flym en galachtig, de pols was iets fnelier, dan ,, natuurlyk, eenigzints hard; de tong galachtig: „ zy had grooten dorst, eenen goeden fmaak, de „ ontlasting was geregeld tot dus verre ; zy had „ geen honger, klaagde over geen hoofdpyn, was „ gematigd warm, by haar verfiand en vlug; gaf „ fpoedig en gepast antwoord: zy deed een naauw„ keurig verhaal van het gebeurde , en wendde „ en keerde zich, na haar goeddunken. Zy had „ zeer weinig van haare kragten verlooren : de „ ademhaling, offchoon die haar gemakkelyk toe„ fcheen, was echter zeer ftael, en wierd eer door „ den buik, dan door de borst verricht. Men „ deed haar eene ader openen s het bloed had „ eene  PARAPHRENITIS. 19 „ eene groote fpekkorsc. Zy dronk veel verdun„ nende dranken. Hier op beterde zy iets, had „ geene huivering des avonds. De flaap was af„ gebroken. „ Den 2often, klaagde zy over geen ongemak. „ Zy bevond zich als den voorigen dag, de pols „ alleen was fterker en voller. De ademhaling „ was zeer gezwind, en wierd byna alleen door „ den buik verricht. Men opende haar eene ader, „ de fpekkorst was zo groot dat men naauwlyks „ het bloed kon zien. Zy befpeurde eene geringe „ verligting. Tegen den middag klaagde zy over „ eene benaauwde ademhaling: haare wangen wa„ ren bovenmaten rood , haare ademhaling was „ fnel en klein, terwyl zy geduurig min of meer ,; flaauw wierd. Hier en daar befpeurde men op „ de borst eenige biuesvlekken van eene rooze j, kleur. Na den middag wierd zy wederom ader„ gelaten, als ook des avonds, waar op de adem. „ haling beter wierd, en zy ook 's nagts langer » Hiep. „ Den 2iften Juny was alles als den avond te vo„ ren; maar, daar de ademhaling wederom moei„ jelyk viel, en de pols op den duur, niet te„ genftaande het menigvuldig aderlaten, vol, fterk „ en eenigzints hard bleef, wierd zy tweemaal op „ deezen dag adergelaten ; ook leide men haar „ eene Spaan(che Viieg-plaaster op de borst. Het ?, bloed was , als de vorige dagen , met eene B 2 „ fpek-  so J. R. KLYNPENNINK, over de „ fpekkorst overdekt; tegen den avond vertoonde „ zich een fterk zweet, ook was de ademhaling „ nog zo vry niet geweest, zy had eenen gerus„ ten en langduurigen flaap. „ Den 22iten Juny, den Sften dag der ziekte, „ bleef het zweeten volharden , de pis, die ge„ duurende het geheel beloop der ziekte dun en „ als faffraan-geverwd was geweest, wierd thans „ citroenkleurig. — De pols, die in de geheele „ ziekte niet veel fneller was geweest dan na„ tuurlyk , offchoon zy vol en wat hard was , ,, was zeer wel ; 'er deeden zich weinig bluts„ vlekken op: deezen dag zyn 'er verfcheide vry„ willige ontlastingen geweest. Zy wierp byna „ niets uit, terwyl de ademhaling verbeterde: de „ nagt wierd gerust doorgebragt. Den 2 3ften volhardde het zweet, zy had ver„ fcheide vrywillige en gekookte ontlastingen , voor 't overige bevond zy zich als 's daags te „ vooren , de nagt wierd gerust doorgebragt. „ Den 24ften zweette zy fterk, voor 't overige „ bevond zy zich wel. „ Den astten zweette zy 's morgens niets, „ haar mond was bitter, ook had zy eenen groo. '„ ten dorst: des middags kreeg zy wederom eenige „ ontlastingen; hier op volgde eenen goeden nagt. „ Den volgenden dag , daar zy nog eenige , ftoelgangen had, verdweenen de bittere fmaak Z en dorst: daar zy nu geene ongefteldheid meer „ be-  PARAPHRENITIS. 21 „ befpeurde , en de kragten fchielyk wederkwa„ men, verliet zy ons, volkoomen gezond zynde. „ Zie daar eene gevaarlyke ontfteking der lon»> gen, gepaard gaande met bedorve galftoffen in „ de eerfte wegen" (c). Diergelyk gal- en ontftekingachtig Zydewee nam ik insgelyks waar op den i4den October 1790; wanneer ik by eene Vrouwe geroepen wierd, die, des avonds te huis komende, op het onverwagtst, door eene hevige , onverdraaglyke pyn in het hol der maag {fcrobiculo cordis) wierd aangedaan. Zy had eenige dagen te vooren, en dienzelfden middag, met fmaak gegeeten, ook klaagde zy over geene misfelykheid of vuilen fmaak, de tong was niet beflagen , ook had zy diergelyke pyn nooit gehad ; daar het dienzelfden dag zeer onftuimig en guur weêr was geweest, fchreef ik zulks aan eene belette uitwaasfeming toe; ik liet haar ten fpoedigften een laauw voetbad neemen, en gelastte, dat men eenen wollen doek in warme zoetemelk doopen en op de pynelyke plaats zou leggen; ook gaf ik haar een pynftillend en zweet, dryvend middel: dan , daar alles vrugteloos was, en de pynen heviger wierden, de pols fnel, klein en krampachtig te zaamgetrokken was, liet ik haar dien zelfden nagt eene ader openen. Den I5den,des morgens vond ik de lyderes in de- zelf- (. Tart. emet. gr. ij. /3. Acet. fcill. Aq. famb. aa §/3. waar op weldra eene cholera artificialis volgde, waar by zy veel ilym en groenachtige galftorfen kwytraakte, met veel verligting der pyn; echter was de misfelykheid en vuile fmaak nog niet geheel geweeken: dan dit alles maakte weldra, op het gebruik van roborantia met laxantia gepaard, plaats voor eene volkoomen herftelling (£). Eene Pleuritis Rheumatka, of het zinkingachtig Zydewee, word, volgens denzelfden m. stoll, door de volgende kenmerken onderkend: „ 1°. De- fV) In dit gal- en ontftekingachtig Zydewee hadden do bedorve galftoffcn de overhand hoven de ontfteking; ook vind men hier eene groote overeenkomst mee eene inflam matio mediastini. E 4  S4 J. R. KLYNPENNINK, over de „ i° Dezelve gingen veelal hevige zirkingpy„ nen van de borentte of beneedende ledematen „ vooraf. ., a°. Deeze zelfde pynen vergezelden dikwerf „ het Zydewee. „ 3°. Dii Zydewee begon zomtyds zonder hui„ vering , of met eene koude die ligt was, en niet lang duurde; dair het waare Zydewee ge- meenlyfc bet tteurtoneel begon met eene ril„ ling, die verfchcidc uuren aanhield. „ 4°. De pyn in de syde ontdekte zich ten „ eerden nut die li^te buiperiflgj daar in tegen- deel de fteekende pyn m 't waare Zydewee „ zich eerst openbaarde eenige uuren na die zwaa„ re riihng. ,, 5°. De pyn drek te zich in het rheumaticqu& „ Zydewee uit over de geheele borsr, buik, en „ tu^lehen de fchoudeibladen ; daar in 't waare „ Zydewee de pyn naauwer beperkt was. ., ó°. In iht Zydewee fchoot de pyn dikwerf „ van de eene plaats naar de andere; het tegen- deel had plaats in bet waare. „ 7°, Dit Zydewee kon naaewlyks het aanraken „ gedoogen; 't welk geen plaats had in 't waare „ Zy 'ewee. „ b° De lyders konden in dit Zydewee door„ gaans het gemakkelykst op de gezonde zyde „ leggen ; men belpeurde 't tegengedelde in he? „ waare Zydewee. « 99- De  PARAPHRENITIS. 25 „ o°. De lyders wierden in dit Zydewee in „ 't geheel geene of weinige benaauwtheid en „ moeijelyke ademhaling gewaar. „ ic°. De tong en keel waren doorgaans in „ dit Zydewee wit en flymachtig; droog in het „ waare Zydewee. „ De huid was drooger, als ook de neus; „ de oogen vuiler, de pis donkerrood en weinig, „ de afgang gering in het waare Zydewee; geene „ of weinige van deeze verfchynfeien befpeurde „ men in het rheumaticque Zydewee. „ 12°. Het waare Zydewee ging in den beginne „ dikwerf gepaard met eenen droogen hoest; zeer „ zelden wierpen ?.y flymige, geelgecouleurde, of „ bloedige fluimen uit. Het bloed was in beide „ deeze zoorten van Zydewee ontdoken, met dit „ ondericheid dat de ontftekingtkorst in het rheu„ maticque Zydewee meestal dikker en grooter „ was, zo zelfs, dat men weinig of niets van het roode van het bloed befpeurde; daar dezelve in „ het waare Zydewee meer te zaamgetrokken en „ omgekruld was. „ 130. Het waare Zydewee was heviger, en ,, met meer gevaar vergezeld, ook befpeurde men „ hier meer de fcheidingsdagen; offchoon nu het „ zinkingachtig Zydewee door de fluimen en de „ pis eene fcheiding maakte, volgde echter de ?, natuur hier in geene zekere wet: een opkoB 5 j, mend  s6 J. R. KLYNPENNINK, over de „ mend zweet fcheidde zomtyds de ziekte" (e). In eene Pleuritis of Peripneumonia biliofa (het galachtig Zydewee) ontdekken zich de volgende verfchynfelen: „ Eenige dagen, ja zomtyds weeken te vooren, „ befpeurde men eene verkouwdheiisgefteldheid, „ verloren eetlust, eenen bedorven, bitteren, lymi„ gen fmaak , nagtzweet : hier by voegde zich „ eindelyk eene huivering, zomtyds ook wel eene „ heviger koude, die echter minder was, dan in „ eene waare longontfteking: hier op volgde eene „ hitte , benaauwtheid op de borst , eene bran„ dende pyn of in het borstbeen, of in eene der „ zyden van de borst. — Deeze hitte ftrekte zich „ zomtyds door de geheele borst uit; en vermeer„ derde zelden by het ademhalen, of hoesten. De „ lyder kon zich op beide zyden gemakkelyk leg„ gen, de bovenbuikszyden waren dikwerf gefpan„ nen, pynelyk, vooral wanneer men 'er op voel„ de: men befpeurde eene zwaare pyn in 't hol „ der maag, en daar beneden, die naauwlyks het „ aanraken kon dulden. Hier by voegden zich „ bittere oprispingen, de buiksontlastingen hielden „ op, of waren dunner en galachtig; het aange„ zicht was groenachtig bleek (cum virore palli,, da facits), de oogen droevig, eene zwaare, „ drukkende hoofdpyn, dikwerf geen dorst , en „ zo (O yid. stoll, /. c. P. I. p. 59-  PARAPHRENITIS. a7 ,? zo men daar al iets van befpeurde, was dezelve „ echter geringe-r din men opmaken zoude uic „ de hevigheid der ziekte. — D.e fmaak in den ,, mond was veelal bitter, in zommigen walgach„ tig zoet, of ook wei zuur en wrang. Nu en „ dun was de tong wit cn lijmachtig, doorgaans „ echter met een geel groenachtig vogt overJekc, „ en was rouw door de als 't waare uirlKk.. de „ zenuwtepeltjes, die met eene geelgroene ftofjfe ?, geverwd waren. —■ De tanden waren vuil, de „ maag opgezwollen, en als opgevuld; bet^aauwt„ heid omtrent Je borst - ingewat-den. Nu en dan ,, buikpynen; pyn in de lenden. De fluimen waren lymachtig , dik , taay , wit, in weinigen groenachtig; en die befpeurde men in 't begin „ der ziekte, ook ging dit wel eens vooraf, üe „ pis was füflraar-kleurig, jumentoja, met een niet „ volkomen zetfel, zynde zemelachtig, wi: als ge,, maaien lieer,, en gemengd. Dit was dozelfs „ toeftand in den beginne. Zommigen braakten „ vrywiihg met verligring veele galftoffeo weg. „ De mond vloeide os-er van een fmakeloos fpeek„ fel, hier by kwam eene walging, waar door ,, zy naauwlyks het gezicht der fpyzen konden „ dulden. De pols was meestal niet hard, en „ van eene verfcheide fnelheid in verfchillende ?, lyders. De koorts bleef of op eenen voet aan„ houden, of verhefte zich ongeregeld. „ Onder alle deeze verfchynfelen klaagden zy „ het  c8 J. R. KLYNPENNINK, over de „ het meest over eene hitte en benaauwtheid op ,, de borst, en eene moeijelyke ademhaling- Zom* „ migen klaagden alleenlyk over eene benaauwde „ ademhaling, en hevige drukking op de borst" (ƒ). Het zy my geoorloofd een voorbeeld van zulk een galachtig Zydewee uit dienzelfden Schryver hier by te brengen: „ Een Jongeling van 18 jaaren, zynde een Kleer„ maker, wierd den pden July 1777, ^00r af"w's" ,, feler.de hitte en huivering aangedaan; nu en dan „ befpeurde hy, volgens zyn zeggen, eene druk. „ king op het borstbeen. De rechter borst deed „ hem, in den beginne , zulk een pyn , als in „ 't Zydewee , terwyl de pyn zich weldra door „ de gantfche borst verfpreidde , vermeerderende „ onder 't hoesten en ademhalen. Op de gezon„ de zyde lag hy gemakkelyker: zyn fmaak was„ bitter, hy had geen honger; zyn verlangen naar „ water was onleschbaar: hy befpeurde eene hitte „ in 't wateren, en had weinig ontlasting. Zyne ,, maag was, op 't aanraken, pynlyk: zyne tong „ was rouw door de geelachtige zenuwtepeltjes, „ Qingua villis ftavicantibus hirta). „ Dit was de Haat der ziekte tot den I4den „ July, toen hy by ons kwam. Na hem vooraf „ veele losmakende middelen toegediend te hebi „ ben, fchreef ik hem des avonds laat een braak- mid« CD Conf' STOLL, /. C. P. I. p, &  PARAPHRENITIS. 20. « middel voor: hy loosde veele galfloffen, cn had „ verfcheide ontlastingen ; 's nagts zweette hy „ fterk: had byna geene pyn in de zyde; en byna geene koorts. „ Den i5den July had hy geene koorts, ook „ was de bittere fmaak gering. „ Den i^den July fchreef ik hem de Tinctura „ Rhei aquofa, met een weinig middelzout, voor, „ waar op hy, na het gebruik van bittere genees„ middelen, volkomen binnen kort herftelde"(g). Meer diergelyke Haaltjes zoude ik uit dezen, waarlyk grooten Man kunnen aanhalen; dan, daar ik vreeze, dat deeze myne Verhandeling te wydlopig zal worden, en ik, wilde ik al het fchoone van dezen Schryver aanhalen, genoodzaakt zoude zyn hem geheel en al uittefchryven, wyze ik myne Landgenoocen naar het werk zelve, en durf hun verzekeren, datzy, in hunne dagelykfche Practyk, veilig op dezen gids mogen aangaan. Laten wy nu nog korteiyk nagaan die tekenen, welke zich opdoen in eene Pleuritis biliofj-rheumatica (in het gal- en zinkingachtig Zydewee); dan, daar wy zo even deeze ziekten afzonderjyk * befchouwd hebben , kan een ieder zich ligtelyk een denkbeeld van dit zoort van Zydewee maken. Intusfchen zal dit volgende tot eene nadere opheldering dienen. M. (g) VU. STOLL, {. c. P. //. p. 72.  36 J. R. KLYNPENNINK, over de M. stoll fpreekende (zo als wy te voreri gezien hebben) van het galachtig Zydewee , laat 'er op volgen: „ Op het einde van Maart, en geduurende by„ na de geheele maand April, waren 'er veelen, „ by wien zich andere, buiten de reeds opgenoem„ de, toevallen openbaarden; namentlyk pynen „ van de benedenfte en bovenfte ledematen, en „ tusfchen de fchouderbladen, zommigen voelden „ pyn in de fpieren , tusfchen de geleedingen ge„ plaatst, terwyl deeze bevryd bleeven. Anderen „ gevoelden eene pyneiyke liyfheid in dezelven. „ Zommigen gevoelden in de eene of andere bo„ venbuiks-zyde pyn , die nog bezwarende nog fpannende, maar allerhevigst was, zeer vermeer„ derende by de inademing, en het aanraken geen„ zints gedoogende. By dezen voegde zich eene „ zinkhgspyn by het galachtig Zjdewee, of long,, ontilekhtif" (/i). Een diergelyk gal- en zinkingachig Zydewee nam ik by eene lyderes waar: Den 7 den December 1790, wierd ik by eene Vrouw, omtrent 40 jaare>; oud zyide, geroepen, klagende over eenen bedorven fmaak in den mond,' zwaare hoofdpyn, eenige ligte misfèlykheid , en hevige zinkingachtige pynen door het geheele ligchaam; waar by zich eene aflatende koorts voegde.- (A) Vid. stoll, /. c. P. I. p. 8.  PARAPHRENITIS. 31 de. De tong was zeer met flym bezet; de pyn , die zich den vorigen dag tusfchen de fchouderbladen geplaatst had , plaatfte zich thans in de linkerzyde, gepaard gaande met eenen geweldigen hoest, moeijelyke uitwerping der fluimen , en pynelyke ademhaling, terwyl zy op de aangedaane zyde niet leggen konde. Ik fchreef haar een braakmiddel voor, waar op zy eene meenigte bedorvö gal- en flymachcige ftoffen van boven en van onderen kwyt raakte. Den Bften befpeurde Zy veel verligting, de ademhaling was vry natuurlyk, terwyl de pyn de zyde verlaten had, zich geplaatst hebbende in de linker dye; ook was de koorts minder, zy klaagde echter nog, over eenen vuilen, vetten fmaak, en hevige hoofdpynen ; ook was de tong even als te vooren. Ik fchreef haar een oplosfend mixtuur voor* met oogmerk, om de taaije bedorve ftoffen in de maag te ontbinden, en dus gemakkelyker uit te kunnen werpen door een tweede braakmiddel. Des nagts verliet de pyn de dye, en nam haare vorige plaats in, gepaard gaande met eene be. naauwde ademhaling, en hoest; welke echter Den oden des morgens verdweenen was: offchoon de bovengemelde mixtuur geene zichtbaare uitwerking gedaan had, was echter de fmaak goed; zy befpeurde geene walging, ook was de koorts minder, de tong byna natuurlyk. Ik  ga J. R. KLYNPENNINK, Over dé Ik liet haar een Decoctum aperiens laxans gebruiken, om, zo 'er nog eenige vuile ftoffen in de eerfte wegen waren overgebleven, dezelve uittewerpen en eene zagte uitwaaafeming te bevorderen, waar op zy verfcheide ontlastingen kreeg. Des avonds verhefte zich de koorts, terwyl de ftekende pyn zich, even als te vooren* in dezelfde zyde vertoonde, met de bovengenoemde toevallen gepaard gaande. Ziende, dat ik thans niet meer te doen hadde met eene zamengeftelde ziekte, maar alleen met het zinkingachtig Zydewee, gaf ik haar dien avond een Haustus Diaphoreticus , en beval eene Spaanfehe Vliegpiaaster op de pynelyke plaats te leggen. Den iöden , des morgens by haar komende, vond ik haar in het zweet leggen , de pyn was minder, als ook de koorts, ook had zy zommige ontlastingen gehad; dan, uit vrees voor de Spaanfehe Vliegplaasrer, was dezelve niet aangelegd. Ik fchreef haar een zagt zweetdryvend mixtuur voor; des avonds vertoonde zich wederom de meergemelde pyn , waar op zy terftond de Spaanfehe Vliegpiaaster deed aanleggen. De nagt wierd onrustig doorgebragt, de pols was zwakker, de hoest zonder ophouden, terwyl zy weinig uitwierp, en de koorts heviger was. Den ii den , fchreef ik haar eene mixtura aperiens expectorans voor, des avonds was de pyn weg; de Spaanfehe Vliegpiaaster wel getrokken heb»  PARAPHRENITIS. 33 hebbende, liet ik de plaats alleenlyk droog verbinden. Den i2den, igden, i4den en isden, was de borst zeer los; zy had nu en dan ontlasting, de tong was natuurlyk, de koorts minder, ook lag zy, geduurende dien tyd, in eene aangenaame uitwaasfeming: ik volhardde in dezelfde geneesmiddelen. Den i6den, hoestte zy wederom, en was min of meer benaauwd, ook befpeurde reen eenige koorts* Den ijrden , vond ik haar opzitten, geduurig uitwaasfemende, terwyl de hoest vry minder was, en ik geene koorts befpeurde. Den 2often, befpeurde zy wederom eene pyn in dezelfde zyde, ik liet haar, zo als te vooren, eene Spaanfehe Vliegpiaaster aanleggen, en fchreef haar eene mixtura aperiens laxans voor. Eindelyk, uit hoofde van haare zwakheid, befloot ik deeze geneeswyze, door haar de Kina , met de Salia neutra gepaard, toetedienen, waar op zy wel dra haare vorige kragten wederkreeg. Veele lyders van dien aart had ik in deeze maand te behandelen , (waar onder 'er verfcheide waaren, die veele toevallen hadden, overeenkotnftig met die, welke men in eenige ontfteking van het mediastinum waarneemt, dan, die op het gebruik van braaken buikzuiverende middelen wel dra verdweenen,) en geen wonder, want door het aanhoudend flappe XVI. deel. C weir  34 J- R- KLYNPENNINK, over de weer was het galachtige, in 't najaar gemeenlyk de overhand hebbende , nog niet volkomen te ondergebragt; waar by zich de zinkingachtige pynen, wegens de gedurige regens, en groote vogtigheid, voegden. Dan, genoeg hier van. Laten wy nu nog kortelyk iets van de valfche Longontfteking zeggen. Ik zal hier alleen gewag maken van eene galachtige Longontfteking,als welke hier voornamentlyk in aanmerking komt. Laat ik den meergemelden stoll hier wederom fprekende invoeren: „ Jofephus Trexler oud 28 jaar, dronk, den laat„ ften Mey 1777, daar hy, door het metzelen, „ buitengewoon verhit was geworden, een teug „ koud water: hier op volgde eene rilling, die hy „ door wyn en peper zogt te verdryven. Dan kort „ hier op gevoelde hy in de linkerborst eene „ hevige pyn en hitte. Den volgenden dag leide „ hy zich te bedde: men opende hem eene ader: „ hier op volgde geene verligting : hy gevoelde „ eene drukking op de borst, en hoestte fterk; „ omtrent den onderften rand der linker borst zette „ zich de pyn vast, en verfpreidde zich van daar ,, over de geheele borst en buik. Hier by fpuwde „ hy veel bloed: hy klaagde over eenen bitteren „ fmaak in den mond , en had een afkeer van » fpyzeD- „ Den 2den Juny, braakte hy van zelfs eenige „ galftoffen weg: hier door wierd hy niet verligt. „ Den  PARAPHRENITIS. 35 „ Den 3, 351. C3  38 J. R. KLYNPENNINK, over de fcheid befpeuren. Indien wy de te voren ge* geevene bepaling van eene Paraphrenitis nagaan, befpeuren wy 'er, myns bedunkens, zommige teekenen in, die men te vergeefs in andere ziekten zoude zoeken, narnerulyk: Vooreerst: by de inademing befpeurt de lyder eene hevige pyn, die zich van het hol der maag tot de lendenen uitftrekt. Ten tweeden: tracht de lyder de fnelle en afgebrooke ademhaling door 't bovenfte der borst te verrichten, en niet door het middelrif, en den onderbuik • waar van men het tegendeel in hec Zydewee befpeurt. Ten derden : word de aangedaane bovenbuikszyde binnen- en bovenwaarts getrokken. Deeze teekenen nu, gepaard met die geenen t waar van wy , te voren , by de bepaling eener Paraphrenitis melding maakten, vooral indien zich hier eene ylhoofdigheid , fardonifche lach en de hik by voegen , zyn voldoende, om haar van alle andere ziekten te onderfcheiden (n): wel ÏS 00 H'er door kan men dezelve ook van eene Phrenitis onderfcheiden. Niet ondienltig vinde ik het, hier ter plaatze melding te maaken van eene doodelyke Paraphrenitis* zo als huxham dezelve waargenomen heeft in eenen Heelmeester; hier omtrent zege hy: „ Deeze goede en waarlyk ,, fchrandere man, wierd den 3den April 1744 des morgens ,, huiverig, kort daar op wierd hy door eene hevige rilling „ aangedaan, en begaf zich, daar hy zich onder het ver- zorgen zyner lyders ongefteld voelde, naar huis, en leide „ zich te bed, klagende over eene allergeweldigfte pyn in » dea  PARAPHRENITIS. 39 is waar, dat het* moeijelyk is, in de uicoeffening van de Geneeskunde de ontfteking van het middelrif juist te onderkennen van het waare Zydewee, „ den rug, en onder in derechterzyde der borst, en eene he„ vige koorts. Men deed hem dadelyk eene aderlating van „ |xvj; hier op liet hy my haaien; ik fchreef hem eene ,, weekmakende Hoving, en openende clysteer voor, en deed ,, hem veel van eenen verdunnenden en laauwen drank met ,, faipeter en Sperma ceti drinken; daar de pvn even hevig „ bleef woeden, deed ik hem tegen den nagt eene tweede ,, aderlating van |xvj, volhardde in de weekmakende fto„ ving, en deed hem eene ciysteer zetten van zoetemelk „ en veel Zeezout, waar op hy 2 of 3 ontlastingen kreeg, „ en fchreef hem een half once Diacod. met 24 droppen van ,, de Tinct. Thebaic. voor. „ Den gantfchen nagt kermde hy, haalde zeer moeijelyk „ zynen adem, en door eenen droogen hoest gekweld zyn„ de, wierp hy niets uit; des morgens vroeg van den 4deti „ dag liet ik hem gxiv bloeds aftappen, 'er wierden ver» zagtende Hovingen en pappen aangelegd, ook liet ik hem, „ kort daar op, een verzagtend clysteer zetten, na weiks „ werking hy een pynftillend drankje gebruikte: waar na al« „ les, geduurende eenige uuren , bedaarde, en een flaap „ des avonds volgde. „ Een bedriegelyke fttlftand inderdaad ! De nagt wierd „ in de hevigfte onrust doorgebragt; de koorts was fterk, „ de ademhaling kort, afgebrooken , zeer moeijelyk,de pyn „ allerwreeutst,de dorst boven maaten.en de tongdroog. — „ Den 5den April herhaalde ik de aderlating tot gxij, en, „ fchreef hem dr. x Mann. en |$ Sal. mir.Glaub. voor, „ waar op hy 3 of 4 ontlastingen kreeg; intusfchen woedde „ de pyn allerhevigst, de pols was allerfnelst, klein, maar zeer hard: des nagts gaf ik hem tweemaal een pynftillend „ middel, waar op een iigte, doch ongeruste flaap volgde. „ Daar ik zag dat dit alles weinig baatte, fchreef ik hem „ de campher en het faipeter voor, en een drankje uit het Sal. c. c., Succ. Hm. &c; om namentlyk de ziekte door „ het zweet te overwinnen ; op de dijen en den rug ge„ lastte ik Spaanfehe Vliegen aanteleggen. — Hy zweette C 4 eea  4Q J. R. KLYNPENNINK, over de wee, ontfteking der long, lever en maag; dan, wy behoeven ons hier over zo zeer niet te be* kommeren; want, zo dra het zeker is, dat 'er in eene „ een weinig, doch niet over het geheele ligchaam: kort hier na overviel hem eene rilling, ook nam de hevige pyn „ in den rug en zyde toe, zo zelfs dat hy het niet alleen „ uitfchreeuwde , maar geheel woedende was. Dus deed „ ik hem ten vyfden maale, den 6den namentlyk, na den „ middag, eene aderlating van omtrent |xv: vervolgens nam ik myne toevlugt tot de Hovingen, en een clysteer, „ als ook tot de pynflillende middelen ; hier op volgde ,, eenige rust, maar'eene groote magteloosheid : eindelyk „ overviel hem de flaap. ,, Na 6 of 8 uureti koud wordende kreeg hy eene huive„ ring, mankte een misbaar, ylde, en fchreeuwde luidkeels „ uit, dat hy in de rechterzyde door vuur en Haal gepynigd ,, wierd; (de pynelyke bovenbuikszyde was, op het aanra» ken, zeer hard, maar ingetrokken}, hy hygde, even als „ na eenen fnelien loop: intusfchen trachtte hy, door zy„ ne uiterlle pogingen in 't werk te Hellen, in de grootfte ,, benaauwtheid, ais door een zwaard doorfloken , zynen adem te halen. — In twyffel flaande, wat te doen, deed „ ik hem nog eene aderlating van ^ xij, en volhardde by de ,, Hovingen, pappen en pynfliliende middelen. Dit wierd ,, achtervolgd door eene fluimering , beving, opfpringing„ der peezen , en den hik : doch hy zeide verligting te „ befpeuren , indedaad hy rustte zeer veel , maar binnen „ 's monds praatte hy zeer veel ongerymds. — Het koude „ zweet Hond op het voorhoofd, terwyl de wangen door- eene flerke roode kleur als brandden: de nagels wierden „ zwart, de handen koud; dan hy beweegde zich gemak- lyker, en richtte zich zeiven in 't bed op, denkende veel gewonnen te hebben, zo maar de moeijelyke ademhaling, „ en no£ eenige pyn en zwaarte in de zyde weg waren. „ Intusfchen vond ik hem ftervende, zynee het middelrif „ door het koudvuur aangetast: al fluimerende echter, en „ onder een gedurig hikken en yien fleet hy den nagt, fter„ vende den finn voor den middag. „ Kort na den dood was de gantfche rechterzyde, tot op' „ het :s ikum toe, even als in eene kneuzing, loodkleurig. „ Dit geval was eene waare Paraphrenitis, waar omtrent' „ zeer  PARAPHRENITIS. 41 eene van deeze deelen eene ontfteking plaats heeft, is het ook zeker, dat een kundig Geneesheer zich in de geneeswyze niet vergisfen zal, als zynde omtrent dezelfde: ook fchynt my het voornaame doelwit van het Genootfchap te zyn, zuike teekenen eener Paraphrenitis op te geeven, waar door men deeze van alle andere ziekten, welker behandeling aan eene Paraphrenitis tegenftrydig is, weet te onderfcheiden; en hier toe fchynt my de opgegeeven bepaling toereikende te zyn : ook dient men teffens het oog te houden op het gezegde van m. stoll: „ Die niet geduurig zynen aan„ dagt vestigt op de gefteldheid des jaars , en „ daar na zyne geneeswyze inricht, ftelt zich als „ aan eene holle zee bloot, tot een fpeelpop der „ winden, en eene prooie der golven" (0). DERDE HOOFDSTUK. J. 11. Onder die ziekten, die, zo als wy in 't voorige Hoofdftuk gezien hebben , voor 't uiterlyke veel overeenkomst hebben met eene Paraphrenitis, zyn 'er ,, zeer weinig geboekt is door de Geneeskundige Schryvers: „ intusfchen geloove ik , dat dezelve vry menigvuldiger voorkomt, dan men gemeenlyk wel denkt." Zie huxh, c. Tom. I. p. 301. 00 L. c. P. II. p. 147. C 5  42 J. R. KLYNPENNINK, over de 'er zommige, waar van de behandeling weinig of niets met deeze verfchilt als daar zyn: het waare Zydewee, eene waare Longontfteking, eene ontfteking der Lever en Maag: zommige, welker geneeswyze wel verfchillende is met die van eene Paraphrenitis; doch, ten opzichte van deeze laatfte, niet volfttekt doodelyk kan gezegd worden; hier toe behooren het zinkingachtig Zydewee, en dat , het welk uit het gal- en ontftekingachtige te zamengefteld is, vooral indien het ontftekingachtige de overhand heeft : zommige eindelyk, waar van de geneeswyze voor eene Paraphrenitis volftrekt doodelyk zou zyn , als daar zyn: het galachtig Zydewee, en dat, het geen uit het gal- en zinkingachtige te zamengefteld is, byzonder, zoo het eerfte de overhand heeft; en eene galachtige Longontfteking, §. 12. Misfchien zal iemand zeggen, de teekenen, die zich in zommige van deeze ziekten opdoen, vergeleeken met die , welke men in eene Paraphrenitis waarneemt, doen, zo als uit het voorige Hoofdftuk blykt, wel ras aan eenen kundigen Artz het onderfcheid bemerken : daar nu de behandeling van die ziekten, welke men naauwlyks van eene Paraphrenitis kan onderfcheiden, omtrent dezelfde is ; en die, waar van de behandeling geheel en al verfchillend is, by een naauwkeurig on-  PARAPHRENITIS. 43 onderzoek, als zodaanige den ervaren Geneesheer fpoedig in de oogen loopen, waar in beftaat dan het groote nut dezer vraag? Hier in; om dat het niet altyd gemakkelyk valt, vooral voor min kundige Artzen, zo in de Steeden, als ten platten lande, deeze ziekten, naar behooren, te onderfcheiden en te behandelen; en, offchoon men in den eerilen opflag hier in een groot onderfcheid meent te befpeuren, het welk in de daad ook dikwerf zeer groot is , gebeurt het echter niet zelden, dat de kundigtle Mannen zich hier in vergisfen; ten bewyze hier van dient het geval by m. stoll aangehaald, daar hy , na te voren gezegd te hebben, dat hy, na eene aderlating in galziekten eenige kortftondige verligting befpeurd had, maar dat de ziekte, kort daar na, heviger wierd; met eene rondborftigheid , zulk een groot man betaamende, betuigt : „ zulk eene „ kortftondige of oogenbliklyke verligting na eene ,, aderlating in een jongeling, door bedorve gal* „ ftoffen in de eerfte wegen, ongeiield zynde ^ „ verleidde my, om de ziekte, op eene andere „ wyze dan het behoorde te behandelen. Zie hier derzelver korte gefchiedenis : „ een „ jongeling van 18 jaaren , zynde een Smit, „ kwam den aoften May by my. Voor 5 dagen „ befpeurde hy loomheid, pyn in de lenden, eene beklemming op de borst, en eene ftekende pyn „ omtrent het borstbeen. Hy klaagde over groo- „ ten  44 J. R. KLYNPENNINK, over de „ ten dorst, eene geduurige inwendige koude en „ hitte der uiterfte ledemaaten, doch had geenen „ hoest. „ By het aanraken van hem wierd men eene „ groote hitte ontwaar. Hier by voegde zich „ hoofdpyn, de tong was zeer galachtig, en eene „ pyn in 't weeke deel der linker bovenbuikszyde. „ Zyn pols was fnel, fterk en vol; men ontdekte „ geene andere gewoone teekenen van galftoffen. „ Myn voornemen was om hem, na eene voor„ afgegaane aderlating, den volgenden dag een „ braakmiddel toetedienen. Men deed hem eene ,, aderlating: het bloed was goed, ook befpeurde „ hy eene merkelyke verligting, langer dan naar „ gewoonte duurende. Het braakmiddel liet ik „ na, en meende my in de diagnofis bedrogen „ te hebben, en verklaarde nu de ziekte, die ik, „ daags te voren, van eenen galaehtigen aart be„ fchouwd had, ontftekingachtig te zyn, om de „ aanmerkelyke en langdurige verligting na de „ aderlating, makende dus van agteren, zo als „ men zegt, myn befiuit op. „ Tot zynen drank gebruikte hy garstewater ,, met honigazyn ; doch , daar , na eenen dag, „ de toevallen op de borst veel heviger weêr„ kwamen , ging ik met dezelfde geneeswyze „ voort} dan ditmaal was de aderlating veel gerin« ,, ger. Hier op volgde wederom eene aanmerke„ lyke verligting, doch dezelve was van korter „ duur.  PARAPHRENITIS. 45 „ duur. Hier by kwamen eene gevoelloosheid, „ de buik wierd pynelyk, voornamentlyk de lin„ ker bovenbuikszyde, gepaard gaande met eene „ allerhevigfte beklemming op de borst; ook was „ de pols veel fchielyker dan in het begin. Dik„ werf ylde hy. Hier op fchreef ik hem een „ braak- en purgeermiddel voor , waar door hy veele geele , groene ftoffen , zo van boven als „ van onderen, kwyt raakte.—Na de braking kwam „ hy nog niet ten vollen by zyn verftand, maar „ men bemerkte nog eene ligte ylhoofdigheid, „ minder echter dan te voren. „ Ik gaf het waterachtig aftrekzei van de rha„ barber met een middelzout in zulk eene gifte, „ om open lyf te houden, offchoon ik, uit vreeze „ voor de kragten van den lyder , zorge droeg „ voor al te fterke buiksontlastingen. „ Van elders wist ik, van welk nut het is zagt „ open lyf te houden, als eene galziekte in 't be„ gin kwalyk behandeld is, en de raauwe galftof„ fen der maag in het bloed verfpreid zyn; daar „ de buik de gefchiktfte weg is om de bedorven „ galftoffen uit het bloed na zich toetelokken, en „ langzamerhand uittedryven. „ Intusfchen verminderde de ylhoofdigheid, doch „ hy klaagde over eene geweldige hoofdpyn. —„ Het wit in de oogen was geheel en al rood: „ de buik was minder pynelyk, ook verminderde „ de beklemming op de borst. Dan, daar de pols  46 J. R4 KLYNPÈNNINK, over de ,, zagt en zeer zwak wierd, en naauwlyks (heller „ dan natuurlyk was, de tong te voren galachtige „ nu droog begon te worden , gaf ik hem de s, Campher, de Virginiaanfche Slangenwortel, de „ Contrajerva, en liet het zuurdeeg aanleggen y j, om dat geene, het welke zich buiten de eerfte „ wegen, of in de ingewanden had vastgezet, of „ met de omlopende vogten vereenigd was, naar „ buiten te dry ven. —■ Hier door bewtrkte ik, „ dat hy minder ylde dan te voren, de pols zich i, meer verhefte en de tong vogtiger wierd: edoch „ daar de opfpanning der bovenbuikszyden {hypo* „ chondriorum meteorismus) en de pyn vermeerj, derden, gaf ik hem wederom een braakmiddel, „ waar door hy eene menigte galftoffen, met veel „ verligting, ontlastte. — Na deeze tweede bra„ king en het verder gebruik van verfterkende middelen, kwam hy geheel en al by zyne ken„ nis, en herftelde, hoewel langzaam, ten vol-* „ len" (/>). Offchoon in dit geval de herftelling nog gelukkig volgde , gebeurt zulks echter niet altyd , zo als stoll insgelyks opmerkt, daar hy zpgt: „ Wanneer door de ontydige aderlatingen de i> kragten veel verminderd waren, was het gevaar„ lyk eene buikzuivering of braakmiddel te be„ proeven : want ik weet het geval van eenen „ zieke, by wien, na dat hy door de aderlating » te C/0 Stoll, /. e. P. I. p. tf.  PARAPHRENITIS. 4? „ te voren verzwakt was, op het gebruik van „ een, offchoon niet fterk werkend braakmiddel „ eene fpoedige dood gevolgd is, niet tegenftaan„ de hy veele ftoffen, van eenen kwaaden aarts „ loosde, het welk een ander, fterker zynde, in „ dezelfde ziekte van een uitftekend nut zou ge„ weest zyn" rq). Om dit gewigtig ftuk nog meer ligt by te zetten , zal ik my nogmaals bedienen van de woorden van den, by my hooggefchatten, Heer stoll, daar hy, na het onderfcheid aangetoond te hebben, tusfchen eene Pleuritis Vera en Spuria, (>) dit volgende 'er by voegt: „ Dk (_q~) L. c. Part. II. p, 131. Qr~) Deeze worden voornamentlyk onderkend i°. Door de heerfchende ziekte naauwkeurig gadeteflaan. 2°. Door fteeds de teekenen van het waare Zydewee en eene Longontfteking voor oogen te houden. 3°. Door opteletten op den voorigen ftaat der gezondheid; het waare Zydewee immers valt de fterkften op het onverwagtst aan, het galachtige integendeel gaat langzaam voort. 40. Dit galachtig Zydewee ontdekt zich meermaalen in galachtige gelteldheden, .en die eene zwakke maag hebben. 50. In het galachtig Zydewee vermeerdert de pyn zelden onder het hoesten of ademhalen, het tegendeel heeft in het waare Zydewee plaats. 6°. In dit Zydewee worden het hol der maag, de bovenbuikszyden, de onderbuik en lendenen voornamentlyk aangedaan ; dit befpeurt men zo zeer niet in het waare. 7°. Niet zelden word men eenen langen tyd voor dat de ziekte uitbreekt, eenen galachtigen buikloop ontwaar, het welk niet, dan by toeval in het waare Zydewee voorkomt. 8°. De pis is in dit Zydewee geel, galachtig, en zinkt door; in het waare is deeze rood, en zonder zetzel. 9°. By het waare Zydewee voegt zich eene aanhoudende Jjoorts, by het valfche eene aflatende. 10*. Ia  48 j. R. KLYNPENNINK, over dé „ Die overwogen hebbende, moeten wy zoni' „ mige toevallen nagaan, die men zo wel in het „ waare, als in het valfche en galachtige Zyde« „ wee aantreft, die men dies te naauwkeuriger „ dient te kennen, om dat zy den Artz dikwerf „ misleiden, het welk eenen dodelyken uitflag „ ten gevolge heeft. Deeze zyn de volgende: „ Ten eerften: eenen bitteren fmaak in den ,, mond. „ Ten tweeden: walging, en braking. „ Ten derden: de gal, die door deeze vrywil„ lige braking uitgeworpen word, is niet genoeg„ zaam, om tot het valfche Zydewee te befluiten, „ indien de overige teekenen hier tegen ftryden. „ Ten vierden: de ,roode kleur van het aange„ zicht, en der wangen. „ Ten vyfden: de bloedige fluimen, offchoon „ deeze meer het waare Zydewee en Longontfte„ king vergezellen" (V). Dan io°. In het Waare is de pols fterk en hard; in het valfche week, en van eene verfchillende fnelheid in verfchillende lyders. c. P. I. p. 45, 46, 47. Voegt men nu nog by deeze kenmerken: eene beflagéa tong, vuilen fmaak, walging, traanende oogen , eene byzondere roode kleur des aangezichts, geele ftreepen , die zich van de zyden' der neus tot aan de hoeken dcS mondt üitftrekken, dan kan men met zeer veel zekerheid het galachtig Zydewee van het waare onderfcheiden. Cs} Kortheidshalve hebbe ik hier stoll zaakelyk, niet woordelyk, naargevolgd, om dus myn gezegde , dat het niet altyd even gemakkelyk valt, het valfche van het waare Zydewee te onderkennen, te ftaven ; hoe intusfchen eea g**  PARAPHRENITIS. 49 Dan uit vreeze , om van het my voorgeftelde Oogpunt aftedwalen, willende liever, indien myne kragten het my toelaten, rechtitreéks myri wit befchieten , Word het tyd de zeilen intehalen , en iets te zeggen, aangaande de geneeswyze van èené Paraphrenitis, vergeleken met die van eene Pleuritis biliofa, biliofo - rheumatka en eene Peri* pneumonia biliofa» Dus gezien hebbende, dat eene Paraphrenitis zeer veel overeenkomst heeft met eene Pleuritis vera; en deeze wederom dikwerf moeijelyk te ónderkennen is van eene Pleuritis fpuria, biliofa, feh eene Peripneumonia biliofa, blykt het, dat dé eerstgemelde ziekte met deeze laatften ook veel overeenkomst hééft. Wy zullen nu roch aantoönen, dat de behandeling Van deeze laatften niet alleen geheel ftrydig, maar zelfs volftrekt doodelyk voor eene Paraphrenitis is: wy dienen dus eerst de behandeling van eehè Paraphrenitis naiegaan, vervolgens die van eenè Pleuritis en Peripneumonia biliofa , en dezelve dan eihdelyk onderling te vèrgelyken.' Geneesheer zich in diergelyke gevallen te gedragen hebbe, vind men by dien Schryver breedvoerig aangetoond,welk» dubbel waardig is hier omtrent nagelezen te worden^ XVI. DEEL. D  5o J. R. KLYNPENNINK, over de S« '.4- Zonder my hier in te laten in de natuur van eene ontfteking, als zo zeer niet behoorende tot deeze vraag, zal ik alleenlyk die aanwyzingen hier aantoonen , die een Geneesheer in de geneezing van eene ontfteking onder 't oog dient te houden , deeze zyn Voor eerst, de krampachtige aandoening der kleine vaten wegteneemen, of te verzachten. Ten tweeden , den fterken aandrang van het bloed naar het aangedaane deel te verminderen. Ten derden, de ontftooken gefteldheid des bloeds (Jispofitio Phlogistica) te veranderen. $. IS- De middelen, die gefchikt zyn om aan deeze verfchillende aanwyzingen te voldoen, zyn dezelfden ; en beftaan in herhaalde aderlatingen , verkoelende en verdunnende geneesmiddelen , zagte buikzuiveringen (?) , weekmakende ftovingen of pappen op het aangedaane deel; welke middelen ' dies te vlytiger dienen aangewend te worden, naar maate het gevaar grooter en het aangedaane deel noodzakelyker tot het leven is: dus zag-huxham (zo als wy te vooren gezien hebben) eene waare Pa- 00 Waar toe de clysmata het diemligfte zyn, vermits dè purganïia min of meer de drift des bloeds vermeerderen.  PARAPHRENITIS. 5t Paraphrenitis in eenen Heelmeester, die binnen vier dagen doodelyk was, niettegenftaande by hem in dien korten tyd omtrent honderd oneen bloed deed aftappen, 't welke, tot het laatfte toe* met eene dikke fpekkorst bedekt was, die men naauwlyks met een mes kon doorfnyden Dit weinige oordeele ik voldoende te zyn, omtrent de geneezing eener ontfteking en eener waare Paraphrenitis (j>): laten wy nu noch kortelyk nagaan de behandeling van eene Pleuritis biliofa , biliofo - rheumatka en eene Peripneumo» nia biliofa. f. 16. M. stoll verfiag geevende van de koorts van den Zomer van 't jaar 1777, waar by hy melding maakt van eene Phrenitis, Hemiplegia, Ophthalfnia, Pleuritis en Peripneumonia biliofa, en meer diergelyke ziekten , begint zyn Gefchiedverhaal met deeze woorden: „ In iederen Zomer ontftaan » 'er koortfen, die de gal tot haare bronwel hebj, ben, zy zyn allen van ééne en dezelfde natuur, „ maar zy verfchillen in onderfcheide Zomers, of „ door haare veelvuldigheid, of gevaar, of fpoe» diger of langzamer beloop, of wel door dit of i, geen in het ooglopend toeval" (w). 00 Md. HUXH. Op. Phyf. Med. T. I. p. 301. MP, De,eze immers word even als andere ontuYkingszïekten benandeld; echter bedienc men zich hier vooral van hep naaide, verkoelende en verzadende chsmata. 00 L. e. F. II. p. 50. Cap. 10. D fl  52 j. R. KLYNPENNINK, oVer de Indien wy deezen kundigen Waarneemer in deezè zyne befchryving nagaan, en zyne opmerkingen, in het volgende elfde Hoofdftuk, aangaande deeze koorts, aandachtig overwegen; blykt het, dat hy, onder welke gedaante dezelve zich ook mogt verwonen, altyd denzelfden weg infloeg, trachtende de bedorven galftoffen van boven en van onderen uittewerpen , uit vreeze, dat, anderzints, onder het afkappen der takken, de ftam te diepe wortelen zou fchieten (ar). In het behandelen dus van deeze koorts waren zyne aanwyzingen: Voor eerst, om de zondigende ftoffen in de eerfte wegen, zo fpoedig mogelyk, uittewerpen. Ten tweeden, de kragten te onderfteunen en te herftellen. Ten derden , de toevallen tegentegaan , of te verzagten. Dan, by nadere befchouwing blykt, dat hy, door aan de eerfte aanwyzing te beantwoorden, de meeste zyner lyderen wel ras herftelde. Dit deed hy voornamentlyk, door zyne geliefde braakmiddelen , waaromtrent hy zich dus uitlaat: „ Zulk (*) Zelfs ontzag zich die groote Man niet, om in de hev'igfte bloedfpuwingen, welker oorzaak in bedorven galftoffen in de eeifte wegen lag, braakmiddelen toetedienen, met dat gelukkig gevolg, dat men onder 't braken, weinig of geen bloed befpeurde, en eene volkoomen genezing fpoedig volgde.  PARAPHRENITIS. 53 „ Zulk een Praktyk is dierhalven te veroordeelen, „ welke eene zo laffe geneeswyze oeffent, dat „ dezelve nimmer een braakmiddel, hoe zeer ook „ aangewezen, durft in te geven, maar door zagte „ purgeermiddelen , en der Ouden minorativa, „ meermalen herhaald, de ziekte, welke met één „ enkeld braakmiddel uitteroeijen was , flepende „ houdt; dikwerf met geen gering gevaar voor „ den lyder " (y), $• 17- Een ieder ziet reeds als met een opflag van een oog , dat de behandeling van deeze ziekte aanrnerkelyk verfchilt met die van eene Paraphrenitis; 't geen nog klaarder blykt, indien wy onzen aandagt vestigen op de toevallen, die men onder 't braken waarneemt; deeze zyn de volgende: de buik word geweldig te zamengetrokken, dikwerf lopen de oogen van traanen over, het koude zweet breekt uit, de omloop des bloeds word merkelyk vermeerderd , het aangezicht zwelt op en word rood , de met bloed belopen oogen fchynen uit het hoofd te puilen, ook fpringt zomtyds , door de hevige pogingen, het bloed uit den neus. Indien wy nu letten op de toevallen, die men in eene Paraphrenitis befpeurt, en op de legging en werking van het middelrif, vergeleken met (/) Fti. stoll, /, c. P, I. p, 38. D 3  54 J, R. KLYNPENNINK, over de mee de verfchynfelen , die zich onder 't braken opdoen, zien wy, dat de braakmiddelen, in zulke omllandigheden niet alleen ongefchikt zyn, maar zelfs volrtrekt doodelyk. Te recht zegt dus de Hoogleeraar voltelens „ Wie weet niet? dat de Medicina emetica onder „ die werktuigen der Geneeskunde behore, welke „ heroica genoemd en nimmer met ongewasfche „ handen behandeld moeten worden" (2). Daar nu de waare borstontftekingen van de valfche dikwerf moeijelyk' te onderkennen zyn , en eene of meer aderlatingen, ontydig in 't werk gefield, even doodelyk kunnen worden als een kwa. lyk of te vroegtydig toegediend braakmiddel (a); blykt het, dat deeze vraag van het uiterfte aanbelang is, en men met de grootfte omzigtigheid in het ;behandelen deezer ziekten te werk moet gaan. VIER- C.z) Zie Servandis Civibus, 7de Deel , bladz. 19. . (a) Hier in heeft zich stoll zelve bedrogen, zo als hy zich niet fchaamt rondborftig te belyden, daar hy zegt: ,, Ik heb eenen lyder, die aan eene uit h.et gal- en ontfte- klipachtige zamengeftelde koorts ziek lag, verloren; „ dien ik misfehien zou behouden hebben, indien ik, voor „ 't toedienen van een braakmiddel, meenigvuidiger ader„ latingen had vooraf laten gaan, offchoon ik hsra reeds „ driemaal ee-ne ader had laten openen. — Dan de geluk„ kye uitfljg, van myne, tegen de bedorven galftoffen inge- richte geneesvvyjè, had my of minder oplettend gemaakt „ omtrent de gepaard "'gaande ontfteking, of my, hoe op,, lettend ook, niet te min bedrogen. Zo fcherpziende dient „ men te zyn en omtrent zich zelfs, en omtrent zyne au„ derzints gelukkige genezingen".' £. c. P. II. p. 236,  PARAPHRENITIS. 55 VIERDE HOOFDSTUK. §• 18. M et het grootfte recht zegt eyerel van sydenhajm: „ Dezen oniterffelyken Man vind ,, ik overal geroemd, doch ik twj fFel of alle zyne „ lofcuiters wel begrypen, waarom hy voor een „ waarlyk groot man te houden zy. — Hy pryst „ zich immers niet aan door zynen fchoonen ityl, „ ook niet door de beknoptheid zyner Geneeskun- dige voorfchriften, noch door den roem van „ nieuw uitgevondene geneesmiddelen, maar door ,, deeze eenige waarneming, door een reeks van „ jaren bevestigd, dat 'er namentlyk febres ftatio„ narice zyn, welke, niet verbonden zynde met „ eene zichtbaare verandering der lugtsgelteldheid, „ geduurende eenigen tyd algemeen heerfchen, en de meeste andere , voornamentlyk koortfige „ ziekten, onder haare raagt brengen" (b~). Dat deeze gewigtige waarneming het fcherpziende oog van eenen stoll ook niet ontglipt is, ftraalt ten duidelykften door in zyn, door my zo dikwerf aangehaald Werk, waar in hy zich op eene plaats, daar hy over de koorts der kraamvrouwen handelt, dus laat hooren: „ Ik ben niet onbewust, „ dat (f) Vid. eyerel Qomm. in Aph. stollji, T.I. p, 77, D 4  g6 J. R. KLYNPENNINK, over d,e „ dat 'er tot nog toe onder veelen getwist word, „ van welken aart de koorts der kraamvrouwen „ pleeg te zyn, of dezelve nameritlyk eene ont„ ftekingskoorts zy, of wel van eenen rotachtigen ,, en kwaadaartigen aart? edoch, reeds voor lang „ kende ik? zo door rayne waarneming als ook „ door die van sydenham, het vermogen der ,, Epidemifche ziekte, om alle de overige onge,, fteldheden, die, ten tyde dat zy heerscht, in „ zwang gaan , onder haare magt te brengen, en, „ als het waare, te noodzaken onder haar vaandel „ te ftryden. — Hier omtrent ben ik door zulke „ blykbaare beweeggronden zo overtuigd, dat ik ,, geene my voorkomende ziekte hoe genaamd „ onderzoeke, zonder teffens den aart der Epide„ mifche gefteldheid nategaan, en te zien, in hoe „ verre de my voorkomende ongefteldheid naar den ,, aart der Epidemie overhelt" (V). Op eene andere plaats, zegt hy: „ Zulk een „ ftelt gewis zich zelfs, de kunst en de zieken v te leur, die de genezing der koortfige ziekten ,, op zich neemt, zonder zich door deeze getrou„ we leidsvrouw by de hand te laten leiden; dat ,, is, zonder acht te geven op de gefteldheid des ,, jaars" (d). L)e waarheid van dit gezegde zal blyken in 't vervolg van dit Hoofdftuk , wanneer wy zullen aan* (O Stoll, /. c. P. II. p. 46. 00 Ibid. I. e. P. III. p. 25.  PARAPHRENITIS. 57 aantonen, hoe, wanneer deeze of geene ziekte in zwang gaat, zommige ziekten Epidemice regeeren, welke voor 't uiterlyke veel overeenkomst hebben met eene Paraphrenitis, doch, waar van de btr handeling niet alleen geheel verfchillend is, maar pok voor deeze volftrekt doodelyk zou zyn. $• 19. Tot deeze behooren, Voor eerst, eene Galkoorts (febris biliofa'). Hoe deeze Epidemice regeerende, zich zomtyds onder de gedaante van het Zydewee , en eene Longontfteking voordoet, en den minkundigen dus dikwerf om den tuin leidt, hebben wy zo even gezien. Hieromtrent zegt stoll: „ De ziekte, (het „ galachtig Zydewee namentlyk), welke ik een „ weinig breedvoeriger zal nagaan, verdient ook „ uit dien hoofde onzen byzonderen aandacht, om „ dat zy tot die geene behoort, die, na weinig „ tusfchenpozing, dikwerf wederkomen, cn onder „ 't volk Epidemice heerfchen. — Hier komt nog „ by, dat deeze onder de gedaante van eene an-, „ dere ziekte de Geneesheeren misleidt,en meenig» „ m,aal op haare wyze niet behandeld word"(V), Over dit galachtig Zydewee laat ballonius zich dus hooren: „ De meesten klagen over pyn (O L. c, p. 1. p.  58 J. R. KLYNPENNINK, over de „ in de borst en maag, en dat zy den adem niet „ kunnen halen , terftond neemt men , volgens „ 't gevoelen van zommige Geneesheeren, tot het „ lancet zynen toevlugt ; dan, by de uitkomst „ blykt, dat men 'er weinig of niets meede vor* „ dert; want, byaldien 'er het bort (cholera) of „ eenen doorloop op volgt, of de buik door een „ purgeermiddel gezuiverd word, verdwynen de „ pynen weldra " (ƒ). Omtrent het midden der maand Maart 1788 , begon in Westphalen eene Phrenitis en Paraphre~ nitis, die befmettelyk was, algemeen te heerfchen, waar van de Heer t. sa alm ann ons eene befcbryving gegeeven heeft: dan het fchynt, dat deeze ziekte door-dien Geneesheer niet wel onderkend, ten minden met den juisten naam niet beftempeld is geweest, 't welk blykt uit de beoordeeling, die wy 'er van vinden in de Allgemeine Liter atur - Zeiturtg vom Jahre 1790, Erft er hand, daar wy dit volgende leezen: „ Schon die „ benennung der krahkheit, die er uns befchreibt, „ zeigt des Verfasfers ünbekarmtfchaft mit den „ neuern vervollkommungen uniérer kunst, denn „ gewifs wiirde fie ein stoll, selle, vo„ gel &c. nicht Phrenitis und Paraphrenitis „ genannt haben; fie gehort offenbar in das weite „ reich der Gallenfieber , und hat viel ahnliches „mit (ƒ') Epid'em. fol, 98.  PARAPHRENITIS. 59 „ mit dem Caufos der alten, oder mit dem end„ zündlichen Gallenfieber der neuern, lie war fehr „ allgemein, fo dafs vom 2 April bis zum sollen „ Junius 450, meistens arme oder geringe leute, „ daran danieder lagen , wovon nur 32 ilarben, „ und nicht einer unter 20 jahren. Unter den „ befondern zufallen diefer landfeuche zeichnet ,-, fich der lan'gfame puls aus, der bey den meis„ ten und befonders bey alten perfönen felbst zur „ zeit der exacerbation fo -langfam war , das „man kaum hatte glauben follen , der kranke „ febricitire " etc. (g). Hier toe behoren ook de febres mefentericai door baglivius befchreven, en die, in zynen tyd, te Romen veeltyds in zwang gingen, waar in hy daadelyk eene drooge tong, eene kleine ingetrokken pols, koude der uiterlyke leden, hevige benaauwtbeden , en andere diergelyke toevallen meer, befpeurde, ontftaande uit een fcherp vogt, dat in de maag huisvestte , dezelve prikkelde en gevoelig aandeed (h~). Te Or) L. c. p. 29. Niet tegenftaande myne aangewende moeite, heb ik de fiefchryving zelve van deeze zitkte, door d. n Heere saalmann, niet kunnen bekomen; imusfcnen fchynt bet, dat die Geneesheer den bal deerlyk misseflagen heeft, ten bewyze , hoe het dikwerf móèijelyk is eene Pnvaphrenitis van alle andere ziekten wel te kunnen onderfcheiden, 't welk. echter van het uiterfte aanbelang is, vooral, indien.de geneeswyze aanmerkelyk verfchilt. (Ji) Oper. Omn. p. 52.  6o j. R. KLYNPENNINK, over de Te Marburg en in deszelfs omleggende plaatfen, regeerde, geduurende drie jaaren, eene febris /iamachalis epidetnka (ein magen fieber), die voor het uiterlyke veel overeenkomst fchynt te hebben met eene Paraphrenitis, doch in de behandeling aanmerkelyk vcrfchilt met deeze, gelyk nu blyken zal. De Heer h. w. arnold geeft 'er de volgende befchryving van: „ Zy begon met eene hui„ vering, die haare verfchillende aanvallen had, „ die zomtyds gering en verdraaglyk was, zom„ tyds heviger en het ligchaam fehudJende; welke „ daadelyk opgevolgd wierd door eene hitte, die „ in 't begin, inegelyks draaglyk zynde, trapsge„ wyze meer of min vermeerderde , zo dat de „ lyders weldra ylhoofdig en zinneloos zynde, de „ omftandigheden van de pyn en deszelfs plaats », niet zeker konden bepalen ; hier by voegde „ zich zulk eene duizeling , dat zy in 't geheel „ niet in het bed konden opzitten; dit alles wierd „ zomtyds door eene hevige braking voorgegaan „ of agtervolgd: hier op volgde een hevige hoest, ,, maagpyn met eene beklemming omtrent de „ borstingewanden, en eene zeer moeijelyke, he* „ naauwde en hygende ademhaling; de lyders wa„ ren zo benaauwd, als of zy Hikken zouden. — „ Na het eindigen van zulk eenen aanval, volg* „ de 'er meestal eene vogtigheid van het geheele „ ligchaam, uitgenomen het hol der maag, met » zulk  PARAPHRENITIS. 61 „ zulk eene afmatting , dat men naauwlyks kon „ merken dat de lyder ademhaalde. Het beste „ kenmerk was eene gedurige , en omtrent het „ hol der maag, en deszelfs linkerzydej bepaalde „ pyn, met eene roodheid en ontfteking, die uit„ wendig zigtbaar was, aanhoudende en zo gevoe„ lig, dat de lyders het aanraken der dekens zelfs „ niet verdragen konden (*)• De ftoffelyke en „ onmiddelyke oorzaak dezer koorts, (zegt de „ Schryver), was een fcherp, lym- en zuurachtig „ vogt, 't welk zich in de maag voornamentlyk „ ophield" (&). Wat nu de behandeling dezer ziekte betreft, dezelve was juist overeenkomftig met die van eene gal- en rotkoorts: de braak- en purgeermiddelen, tydig toegediend, waren in deeze koorts van eene uitnemende werking , ook waren deeze de beste middelen om de dringendfte toevallen, als de opfpanning en eene gevreesde ftikking. voor te komen (/). In het begin des jaars 1718, regeerde 'er te Pegau, in de Leipziger Kreits, eene Hepatitis, welke voor 't uiterlyke insgelyks veel overeenkomsE fcheen te hebben met eene Parapbrenitis, doch waar van de behandeling aanmerkelyk verfchilde. De (0 Hall. Disput. Med. Pr act. T. P~. p. 134. C*} L. c. p. 135. (/) In bloedryke geftellen opende men dikwerf, voor hec roediinen dezer middelen , eene ader, gelyk zulks ook zomtyds in galkoorifen pleeg te gefchieden.  6i J. R. KLYNPENNINK, over de De Heeren fischer en kulbel geven 'er deeze navolgende befchryving van: „ Op het einde „ des vorigen jaars, en in de maanden January* „ February en Maart des tegenwoordigen (1718) » wierden 'er te Pegau, echter buiten befmetting, « zonder onderfcheid van kunne , ouderdom of temperament, zeer veelen aangetast door eene H ligte huivering, die, als in eene aanhoudende „ koorts , wel dra opgevolgd wierd door eene „ fterke hitte en dorst, galachtige brakingen, hier jj voegde zich by eene hevige, freekende en fgan„ nende pyn omtrent de rechterbovenbuikszyde „ en hét hol der maag, met eenen geduurigen en *, droogen hoest; in de zwangere en kraamvrou,i wen befpeurde men heete, moeijelyke oprispin,i gen en den hik, de ademhaling was zeer be„ zwaard met een gevoel van eene groote zwaarte ,i omtrent het middelrift , welke door de uitrag*, cheling verminderd wierd; het aangezicht was „ bleek-geel, even als een granaatappel, zo lang „ de ziekte hevig was; de pis, die zeer dun en j, hoogrood was, vertoonde by het afnemen der „ ziekte een wit Jymig zetfel , dat zich aan de „ wanden van het glas vastzette, en 'er niet, dan „ door het zelve te breken, van afgefcheiden kon „ worden; de pols was fnel, vol en week; de „ belette ftoelgang benaauwde, geduurende het be» „ Joop der ziekte , geweldig : de aderlating en ,ï heete koortsverdryvende middelen bevond men „ zeer  PARAPHRENITIS. [63 „ zeer fchadelyk re zyn, en wierden weldra opge» „ volgd door eene flikkende benaauwtheid en „ ylhoofdigheid; ook duurde als dan de ziekte toe ,, in de derde week, meestal ten koste van des „ lyders leven, daar zy echter anders in den be„ ginne , door het toedienen van oplosfende en „ matig verkoelende en verdunnende middelen , „ en, by het vermeerderen van den hoest, door „ zulke, die de fluimlozing bevorderden, en een „ open lyf hielden, binnen vier, of ten hoogden „ zeven dagen , met behouding van den lyder, ,, week" (ni). Offchoon nu de door de Geneesheeren voorgefchreevene middelen van een allergewenscht gevolg fchynen geweest te zyn, twyffel ik echter zeer, of een stoll, selle, vogel en meer andere eenen diergelyken weg zouden hebben inge» flagen; te meer, daar, volgens de Schryvers dezer Verhandeling , eene dunne , galachtige fcherpte, die in het holle gedeelte der lever haare zitplaats fcheen te hebben , de oorzaak dezer ziekte was. Men zou dus kunnen vragen, is de behandeling van deeze ziekte voor eene Paraphrenitis volttrekt doodelyk ? Omtrent eene Hepatitis zegt selle: „de fchei„ ding dezer ziekte , of ten minden deszelfs be„ vordering en verligting, gefchied doorgaans door „ de («0 Hall. Disput. Med. Pr act. T. V. p. 146.  64 j. R. KLYNPENNINK, over ds „ de vermeerderde ftoelgangen, door dien deezé n fcherpe vogten uit de lever door de galbuizen „ in den twaalfvingerigen darm gebragt worden. „ Om even deeze oorzaak is de koorts ook meestal van eenen galachtigen aart, én verdraagt „ zeer goed braakmiddelen in het begin der ziekte, „ vermits het middelrif, door zyne beweging, ri niet onmiddelyk werken kan op het lydende deel. j, In den voortgang der ziekte moet men de ftof,i fen zoeken weg te voeren door Manna en „ weekmakende clysteren" (ji). Offchoon het nu buiten twyffel is, dat de braakmiddelen allergevaarlykst zyn in eene waare ontfteking der lever, wanneer zich die toevallen opadoen, waar van wy te voren melding maakten * is het aan den anderen kant ook zeker , dat in diergelyke Epidemie», zo als deeze, de braakmiddelen dikwerf van de heilzaamfte uitwerking zyn* Niettegenftaande nu de behandeling dezer ziekte i (volgens deeze Schryvcrs) voor eene Paraphrenitis niet volftrekt doodelyk kan gezegd wor* den te zyn, heb ik het echter nodig geoordeeld hier melding van dezelve te maken; eensdeels, om derzelver naauwe overeenkomst met eene Paraphrenitis, en ten anderen, om dat de geneeswyze van eene Paraphrenitis hier meestal doodelyk bevonden wierd te .yi. $. so, 00 Sille, Med. Clin.p. 10a.  PARAPHRENITIS. 65 §. 20. Ten tweeden: eene Rotkoorts (Jebris putrida). In de kwaadaartige Rotkoorts, welke in hec laatst van 1770 en den volgenden jaare 1771, te Maurik, in de Neder-Betuwe grasfeerde, en waar van ons wylen de beroemde de man eene treffende Verhandeling nagelaten heeft, was de ademhaling in eenigen geheel vry; in anderen (vooral by de verheffing der koorts) moeilyker, en wierd zomwylen meede zeer belemmerd ; hier by voegde zig dikwerf eene benaauwende en pynelyke drukking op de borst, of ook wel eene fteekte in de eene of andere zyde (o~). Offchoon ik wel bekenne, dat 'er een hemelsbreed verfchil plaats heeft tusfchen eene Paraphrenitis en eene Rotkoorts , zou men zich echter hier in kunnen vergisfen , vooral in het begin eener Epidemie, wanneer dezelve met deeze of geene ziekte gepaard gaat, en zich onder eene vermomde gedaante vertoont; dus waren, volgens hüxham , in den Winter des jaars 1740, wanneer de koude in de maand January zo hevig was, dat, volgens dezen Schryver, tePiymouth, allerlei zoort van wyn , aan de buitenlucht blootge- (0) In deeze Verhandeling vind men het eigenaartig beftaan van eene Rotkoorts keurig afgemaald ; onnodig ootdeele ik het dus deszelfs kenmerken hier op te geven. XVI. deel» E  66" J. R. KLYNPENNINK, over de gefield, dadelyk bevroor , de Pleuritid-es en Pe~ ripneumoriue vera, gedurende de maanden January, February, Maart en April, menigvuldig, terwyl het bloed zeer ontftoken was; dan, in Mey en Juny waren dezelven van eene geheel andere gedaante. „ Op den duur (zegt huxham) gaan de febres „ Pulmcnarice voort, en zyn nu veel kwaadaar» „ tiger, gepaard gaande met zwarte, loodkleurige „ en bruine vlakken ; het hoofd en de rug zyn zeer pynelyk, de lyders voelen omtrent de borst„ ingewanden eene fterke drukking; hier by voe„ gén zich ook byna altyd eene hevige raaskoorts, „ en zeer dikwerf voortvreetende zweeren in de „ keel: de fluimen zyn of raauw, of dun en ftin„ kend: de pis is raauw, bleekgeel, troebel, zon„ der eenig zerzel , het welk niets goeds voor» „ fpelt ; zomtyds komen 'er, by het einde der w giekte, gelukkiglyk puisten en bloedzweeren „ voor den dag, doch dikwerf fchieten de lyders, „ by deeze ziekte, binnen korte dagen, onder de„ zelve toevallen, als men in eene Paraphrenitis „ Waarneemt (p), het leven in, terwyl zy door „ eene hevige benaauwdheid gefolterd, ook niet 5, zelden door eene ontfteking der lever aangedaan „ wor- (p~) Hier uit km men de overeenkomst zien , die 'er, voor 'tuiterlyke, plaats heeft tusfchen oene Paraphremtis tn eene Peripneumonia maligna.  PARAPHRENITIS. 6? „ worden , het welk men fchynt te kunnen op„ maken, uit de zitplaatfe der pyn, de geelzuch„ tige koleur, en eene hooggeele pis. „ Ook regeert thans eene rot- en vlekkoorts , „ welke veele matroozen en gemeen volk doet „ omkomen. — Deeze koortfen, eene longkoorts „ namentlyk , en eene vlekkoorts, fchynen dik„ werf t'zamengepaard te gaan, en met vereenig» „ de kragten te woeden" Qf). In 't jaar 1745 waren diergelyke febres P&fipneumonicce ook algemeen. Hieromtrent zegt huxham: „ Thans (in de „ maand December) beginnen de febres Peripneu* „ monic<8 te vermenigvuldigen, zynde gevaarlyk, en niet zelden doodelyk. Zommigen werpen „ weinig of niets uit; de meesten loozen zeer „ dunne, of fchuimende, ongekookte galachtige fluimen , zommigen werpen dunne Hinkende , „ byna zwarte fluimen uit; zy hygen zeer naar den „ adem , en zyn zeer benaauwd. — Het gevaar „ fchynt my toe dreigender te zyn in die long„ ontflekingen, waar in de drukking op de borsc „ hevig is, en men eene zwaarte omtrent de borst„ ingewanden befpeurt , offchoon men niet dan „ eene ligte en ftompe pyn ontwaar word , dan „ wanneer deeze pyn in de borst of zyde heviger „ is: in dit geval immers brengt eene aderlating n ge- (?) Op. Phtf. Msd. T. I. p. 332. E a  68 j. R. KLYNPENNINK, oveu de „ gemeenlyk verligting aan : in het eerfte geval „ doet zy dikwerf niet alleen geen goed, maar is „ zomtyds- zeer fohadelyk. —' Doch thans ontdekt „ men veele longrontfrekingen waar in men eene „ groote drukking op de borst , en benaauwde „ ademhaling waarneemt , gepaard gaande met „ eenen vry hevigen hoest, en veel gereutel in „ de borst, welke naauwlyks eene aderlating ge« „ doogen. Men zou misfchien eene groote ver,> ügting verwagten van eene herhaalde aderlating, „ intusfchen is het gevolg hier van eene over-. „ groote zwakheid, opgetlopte flulmlozing, eene „ allerhevigfte benaauwdhüd, fla&peioosheid, ylhoofdigheid, beeving, het koude zweet breekt „ uit; dit alles word eindelyk,- dikwerf onder 'c & zugten er, fpreeken , met eene onverwagte dood „ agtervoigd* y, Dan, by 't naauwkeurig befchouwen van dit „ bloed, bevind men het zelve ahyd te zeer ont,> bonden , offchoon het zelve doorgaans helder „ rood is, en zyne wey langen tyd bthoud: by ,y eene tweede aderlating vertoont zich het cras„ Jamentum loodkleurig , en zeer los, dry vende „ in zeer veel bruin, onklaar, groen of ook wel „ -roodachtig ferum i by eene derde aderlating is „ het bloed byna zwart, dun en Hinkend, naauw» lyks zamenhangende " (r). In (O IIuxu. /. c. T. Lp* 324. .  PARAPHRENITIS. 09 In dien tyd wierden 'er ook veelen, vooral die op het land woonden, door eene waare borstontfteking aangetast, die rnet eene hevige pyn in de borst of' zyde vergezeld ging, als ook met eenen geweldigen hoest, en heete uitademing, die afgebrooken en zeer moeijelyk was, terwyl de pols vol, hard en fnel was, en het aangtzicht rood en opgezet. Hier waren de aderlatingen van het grootfte nut, en gaven eene fpoedige verligting. Intusfchen was het zeer moeijelyk, menigmaal, deeze verfchillende zoorten van long• ontftekingen wel te Onderfcheiden. Hier omtrent zegt hüxiiam: „ Het is waarlyk eene zaak van een groot ge- wigt, deeze twee foorten van long - ontftekingen „ wel te onderfcheiden, vooral in het begin der „ ziekte , vermits die beide vergezeld gaan door ,, eene hevige beklemming op de borst, en moei* jelyke ademhaling, eene koortshitte en gewel,, digen hoest,, en beide eene aderlating fchynen „ te vereisfchen; in de eerfte echter (eene kwaad„ aartige long - ontfteking), die het meeste voor7, kwam, kon men naauwlyks een vierde gedeelte „ van het bloed aflaten, het geen in eene waare „ long • ontfteking vereischt wierd, zonder een ge„ heel verlies van kragten (.?). „ Thans (0 L. c. T. Lp. 336". Hoe een Geneesheer zich in diergelyke om&indigheden te gedragen hebbe, omtrent de aderlatingen , Evind 3  7ö J. tl. KLYNPENNINK, ovèk. de „ Thans (zegt deeze Schryver) regeert hier zeer „ fterk eene zoort van rotkoorts die de lyders „ langen tyd onderhoud, en voor veelen doode„ lyk is" (0- Offchoon hüxham geen melding maakt van de braakmiddelen in het genezen deezer kwaadaartige long-ontftekingen, maar alleenlyk van bederfwerende borstmiddelen (a), cwyffel ik echter geenzints, of hy zal zich van dezelve, vooral in het begin der ziekte, bediend hebben, 't geen men zou vind men by deezen voortreffelyken Waarnemer geboekt, daar hy zegt: „ Indien de pols zeer klein , fnel en t'zaamge,, trokken is , of zagt, ongelyk en beevende; indien de „ ademhaling moeijelyk is, en al zuchtende gefchied, in „ plaats van onder een brandend hygen; indien de zwaarte ,, der borst aanmerkelyker is , dan wel de pyn ; de pis „ raauw, dun, en waterachtig; het koude zweet overvloedig en ongelyk uitbreekt, en 'er eene groote magteloos,, heid plaats heeft, terwyl de handen beven, moet men ,, op zyne hoede zyn met het aderlaten , ook moet de „ aderlating, nodig zynde, gering zyn. ,, Maar zo het bloed koud geworden zynde , re zeer „ ontbonden fchynt te zyn, hoe helder het ook van kleur » is, moet men, byaldien men den lyder niet ombrengen m wi'» terftond het aderlaten Haken. „ Indienmen dus in twyffel Haat, of het aderlaten dienftig m zy > of niet, kan men het 't zekerst uit dit teeken weten; ,, in een twyffelachtig geval dierhalven moet men nooit, „ voor de eerftemaal, te veel bloed aflaten, 't welk dik- ,, werf verbeterd, maar niet vergoten moet worden: . » Maar zo de pols vol, fnel, gelpannen of hard is en gewel„ dig klopt, de koorts hevig, de uitgeademde Iugt heet, „ de borst zeer pynelyk, het aangezicht rood en opgezet „ is, moet men altyd eene ruime opening in eene ader „ maken." L. c. CO L- c. T. I. p. 327. 00 L. c, T. 2. p. lor.  PARAPHRENITIS. 71 zou kunnen opmaken uit het 8fte Hoofdftuk van het 2de Deel, daar hy, handelende over de rot» en kwaadaartige vlekkoortfen. en de herhaalde aderlatingen in de kwaadaartige long-ontftekingen , vooral in die van dejaaren 1740, 1741 en 1745» ten fterkften afradende, daar op volgen laat: „ Niemand byna word door eene befmettelyke „ koorts aangetast, zonder dat dezelve teffens de ,, maag aandoet en eene braking verwekt. —— „ Daar nu de uitvloeizels eener ziekte (effluvia „ morbï) met. het fpeekzel doorgeflikt worden , „ worden die niet, vooral, zo de natuur eenig„ zints de behulpzaame hand bied, door de bra„ king afgefpoeld en uitgeworpen ? waar door ook „ eenige galachtige, fcherpe of rotte bedorven ftof, „ welke mogelyk in de maag huisvest, uirgewor„ pen word: welke anderzints, terwyl her bederf „ verder voortgaat, veele verfcheide kwaade toe„ vallen veroorzakende , de hoofdziekte vermeer„ deren zal" (v). Daarenboven, indien wy de toevallen, die wy in deeze ziekte waarnemen, vergelyken rrY:t die geene, welke men in eene rotkoorts befpeurt; en verder nagaan, dat, toen ter tyd, eene rotkoorts in zwang ging, wie zal dan nog het nut der braakmiddelen in deeze ziekte in twyffel trekken (w)? Dier- 00 L. c. T. 2. p. 108. («0 Over het nut der braakmiddelen in eene Peripneu» wotiia putrida verdient be prevai, nagelezen te wor- E 4 den*  72 J. R. KLYNPENNINK, over de Diergelyke Epidemifche ziekte heeft tissot ook waargenomen te Laufanne, in de jaaren 1753, 1765 en 1766 O) ; waar in hy zich , met1 het beste gevolg, van de braakmiddelen in 't begin der ziekte bediend heeft. Dan, daar 'er zomtyds eene ligte ontfteking mee* de gepaard ging , was het allernoodzaaklykst dezelve eerst weg te neemen, want, volgens zyn zeggen (en wie zal hier aan twyffelen) is het ysfe- den, die dezelven In deeze ziekte dikwerf, naar vereischre omlhndigieden , herhaalde , en deeze als. eene rotkoorts benandelde. De preval, Ergo Peripneumonia putrida Vomitoria. in hall. Co/I. Disput. Pr act. T. II. p 242. H ux ham is de eerde, die deeze ziekte met den naam van eene Peripneumonia maligna Ueftempeld heeft; by bet overwegen der toevallen treffen wy 'er zommige aan, die men in eene long-ontdeking waarneemt, zommige, die meer eigen zyn aan eene rotkoorts. Tot de eerde behooren: eene moeijelyke ademhaling, beklemming op de borst, eene zagte,zomtyds gefpannen pols, Uitwerping van dunne, etterachtige, bloedige fluimen. Tot de tweede behooren: eene groote zwakte, flaauwte op de minde beweging van het ligchaam. een fterk zweet, ylhoofdigheid, de fluimen zyn dun, bloedig en worden ftinkend, bier by voegen zich blutsvlekken, en andere toevallen meer, die men in eene rotkoorts befpeurt. Indien wy deeze tekenen naauwkeurig overwegen, en vergelyken met die, welke men in eene waare long-ontdeking waarneemt; zo wy daarenboven onzen aandagt vestigen op de gefteldheid derlugt, en heerfchende ziekte, zal een ervaren Geneesheer veel ligt omtrent deeze ziekte ontvangen , en, zonder zich door de tekenen van eene long-ontfteking te laten misleiden, met alle magt de gepaard gaande rotkoorts het hoofd bieden, en dezelve tragten te overwinnen. (V) Lcttre a Mr. zimmerman, fur t'Epidemie courante, Laufanne 1765. Seconde letire a Mr. zimmer«an, fur rEpidemie de 1766.  PARAPHRENITIS. 73 Iyk, door een braakmiddel te werken , op eene long, die ontdoken en met bloed opgevuld is. Tot de rotkoorts kan men ook de Blutfkoorts (febris Petechialis) brengen , waar van vogel getuigt, dat dezelve dikwerf Epidemice regeert, en voor het Krygsvolk in de legerplaatfen , ten uiterden, verwoestende is. Nadat hy de voornaamde kenmerken , en het beloop dezer «iekte opgegeeven heeft, voegt hy 'er by: „ zommigen fchynen reeds in het begin „ der ziekte, wegens eene hevige pyn in de zyde door het Zydewee aangetast te zyn, en mislei„ den dus de Geneesheeren ; by anderen voegt 'er „ zich deeze pyn laater by" (y). Zomtyds voe» gen zich ook by de gal- en rotkoortfen, de wormen , en veroorzaken dikwerf toevallen , zo als men in het Zydewee en andere diergelyke ziekten meer waarneemt (z). Dus Cy) Vogel, de Cogn. & Cur. Morb. Part. I. p. io5. Offchoon deeze blutsvlekken zich dikwerf, in het begin of op bet einde van eene rotkoorts, naar maate dezelve meer of min kwaadaartig is, voordoen; en een bewys opleveren van eene rotachtige ontbinding des bloeds , gebeurt bet echter niet zelden, dat men die in koortfen te voorfchyn ziet koomen, wanneer men nog geene reden heeft om eere diergelyke ontbinding te vermoeden, maar dit yerfchynfel dient toe te fchryven aan eene bedorven galachtige fcherpte, die in de eerrte wegen huisvest, verdwynende dezelven wel dra op het gebruik van een braak- of buikzuiverend middel. O) Van eene diergelyke Epidemie vinden wy by dea kundigen van den boscii gewag gematkt. E 5  74 J. R. KLYNPENNINK, over de Dus nam ik, in den Herfst van het jaar 1790, hier ter piaatze, zommige gal- en rorkoortfen , •Waar; die, voor 't uiterlyke, zo veel overeenkomst hauden met eene Paraphrenitis en Pleuritis, dat ik my zeker in derzelver behandeling bedrogen zou hebben , indien ik mynen aandagt niet gevestigd had gehad op de gefteldheid des jaars, en onbewust waai* geweest , welke rol toen ter tyd de wormen fpeelden (a). De kwaadaarrige Zinkingkoortfen (febres Catharrales maUgnaf), die zedert eenigen tyd, in ons Vaderland, zo menigvverf geheerscht hebben, en, waar over de fehrandere michell zo veel ligt verfpreid heeft, komen hier ook in aanmerking. Deeze immers vertoonen zich dikwerf onder de gedaante van eene long ontfteking, en het zydewee: hier omtrent zegt hüxham: „ Eene kwaadaar„ tige Zinkingkoorts regeert thans (in de maand » January 1745) vry algemeen , en rukt veelen „ der _ 00 Offchoon men niet zeggen kon, dat deeze koortfen m net voorleden jaar Epidemice regeerden, waren dezelven echter, vooral onder de fraalle gemeente dezer Had, vrv algemeen, doch niet kwaadaartig, daar dezelven, na herhaalde braak- en buiksuivercnde middelen fpoedig afnamen; in deeze koortfen waren de bovenbuikszyden geweldig opgefpannen, allergevoeligst op het aanraken: hier by voegden zich eene hevige benaauwdheid, moeijelykü ademhaling, pyn in de borst en fchouderen, die dan op ééne plaats bepaald was, dan zich door de borst ver/breidde: by het zuiveren der eerfte wegen raakten de lyders, zo van boven als van onderen, eene menigte wormen kwyt,waar op byna alle «le toevallen m een ogenblik bedaarden.  PARAPHRENITIS. 75 „ der gevangenen uit het leven, ook niet zelden „ zommigen der inwoonderen, die met hun om„ gaan. — 'Zommigen leggen 'er eenen zeer lan„ gen tyd aan, by anderen is dezelve meer korr„ ftondig, en brengt den dood, by wyze eener „ long- of keelontfteking aan, hier by voegen „ zich dikwerf blutsvlekken, ook wel een bloe„ dige persloop " (F). Nog heden ten dage, worden 'er veelen> mag fk my dus uitdrukken, om 't leven gebragt door het ontydig aderlaten in deeze koortfen; een fpoe- ' dig verval immers der kragten behoort onder de eigenaartige kenmerken deezer ziekte, ook heeft men dikwerf naauwlyks den tyd om de eerde wegen door een braak- of purgeermiddel te zuiveren; ja, dat meer is, men ontmoet zomtyds lyders, by welken men, niettegenftaande zich deeze of geene zon* digende doffe in de eerde wegen ophoud , genoodzaakt is, om, hoe dry dig die ook mooge toefchynen , terdond zynen toevlugt tot de kina te neemen , om dus een geheel verval der kragten voortekomen (c). §. ai. Q) L. c. Tom. I. p. 312. Dus zegt macbride: „ Indien de zenuwkoorts „ fen Epidemice regeeren, komen 'er zomtyds in „ den beginne zulke toevallen by, welke met die ,, geene, die men in ontftekingskoortfen waar„ neemt, zeer veel overeenkomst hebben. Byal„ dien dit gebeurt, en men eene volbloedigheid „ befpeurt, kan men eenige weinige oneen bloeds „ aflaten; over 't algemeen echter moet men dezen „ regel onder 't oog houden , om de aderlating „ niet te herhalen; 'er is immers geene ziekte, „ die „ alle oo?enblikken inroepen, en zelfs van de handen van „ zynen Geneesheer affmeeken deedeu, ftïerf eindelyk deze 5> zonderlinge man , wiens character , gedrag en fchriften „ hem zo veele vyanden als vrienden en aanbidders zo „ veele befchuldigers als lofredenaars, hebben doen vin„ den'. Het zy verre van my, de behandeling van dien Geneesheer te willen bedillen; dit heb ik mpt dit oogmerk alleen-, lyk aangehaald, om te toonen, hoe, niettegenftaande men uit zommige toevallen, als daar zyn, hevige benaauwdheid, beklemming op de borst, fteekte in eene der zyden, hoest, enz. tegron/ïe reden meent te hebben , om eene ader te openen , men echter in deze ziekte hier omtrent niet te voorzigtig kan zyn.  PARAPHRENITIS. 77 die deeze minder verdraagt, dan eene Zenuw„ koorts." En een weinig lager: „ De eerde aanval van eene Zenuwkoorts word „ zomtyds door zulk eene drukking der borstinge„ wanden, en moeijelyke ademhaling vergezeld» ,, dat zich iemand lichtelyk zoude kunnen bedrie„ gen, en deeze ziekte voor eene ontdeking der „ longen aanzien, welke miiflag voor den lyder „ doodelyk zou zyn, byaldien een onvoorzichtig „ Geneesheer door eene ruime aderlating de ziekte „ zou zoeken te keer te gaan. „ Maar de moeijelyke ademhaling , die eene „ long-ontdeking vergezelt, kan men ligt onder„ kennen van die geene, die men in de Zenuw„ koortfen waarneemt. — In eene long->ontfteking „ is de lugt, by de uitademing, heet, ook word „ deeze vergezeld door eenen hoest en pyn, die „ dan heviger, dan ligter is; doch in deeze be„ fpeurt men noch hitte, noch pyn, de pols is „ klein, en t'zaamgetrokken, ook zyn de uiterlte „ ledematen koud " (d). $ 22. . (<0 MAccr, Inf. in Medic* P. Ff. p. 24. Dttttf de teekenen, die de Schryver hier opgeeft, kan nier cu/.elve reeds genoegzaam van ccue }'*irat>krenitis onderfcheiden i voeg hier by het voorafgegaane wener r 't geen gewoonlyk warm en voiiii^ is. oe ligchaamsgefteldheid der meeste ly« deren, die h ei door -„orden aangedaan, en eindelyk het geheel beloop der ziekte.  7$ J. R. KLYNPENNINK, over de §. 22. Ten vierden: zommige Koortfen met Uitflag {febres exanthematica). Hier toe behoren voornamentlyk eene Gierstkoorts, en het Roodvonk. „ Eene Gierstkoorts (febris miliaris) begint „ (volgens buchan,) gemeenlyk met eene ligte „ huivering, die gevolgd word van hitte, verzwak„ king, bezwyming, zugten, een zwakken doch „ fnellen pols,, moeijelyke ademhaling met zwaare „ benaauwdheid en drukking der borst. De lyder £ is zeer onrustig en zomtyds ylhoofdig; de tong „ is wit, de handen beeven en de handpalmen zyn „ brandend heet" (e). Hoe deeze koorts zomtyds , onder de hevigfte toevallen, Epidemice regeeren, en kwalyk behandeld zynde eene vreeslyke flagting veroorzaken kan, vind men by dienzelfden Schryver, daar men dus feest: „ In de maanden November en December „ des jaars 1735 en in January 1736 regeerde te „ Straatsburg eene befmettelyke Gierstkoorts: uit „ de gefchiedenis dier ziekte blykt, hoe nuttig een „ getemperde leefregel is in deeze kwaal, en tef„ fens, dat het niet altoos de Geneesheeren zyn, „ die het eerst de regte wyze van behandeling en „ geneezing der kwaaien ontdekken. Deeze koorts » regt- 00 Huisl. Geneesk. Me Deel. bl. 268.  PARAPHRENITIS. regtte vreeslyke verwoestingen aan; zelfs onder „ de flerkfte en anderzints gezondfte lieden. Alle aangewende geneesmiddelen waren te vergeefs. „ Zy werden eensklaps door huivering, geeu- wen, lustloosheid en pyn in den rug aangetast, „ welke van eene geweldige hitte gevolgd wer„ den, die gepaard ging met fchielyk verlies van „ kragten en eetlust. Op den zevenden of negen„ den dag kwam een uitflag, zeer naar vloo bee„ ten gelykende, te voorfchyn, met groote be„ naauwdheid, ylhoofdigheid, onrustigheid en op„ fpringen in het bed. Het aderlaten was doo„ delyk. In deezen ongelukkigen toeftand van „ zaaken, zette zekere vrouweenen zieken, wel „ ken zy oppastte, op eigen gezag., een klisteer „ van regenwater en ongezouten boter, en gaf tot „ gewoonen drank , een mengelen put-water, „ waar in zy een half pint zwaaren wyn, het fap „ van een citroen, en zes oneen brood-zuiker s, zagtelyk liet kooken. Dit middel; was van zeer „ gewenschten uitflag, niet alleen by dezen, maar „ by verre de meeste zieken, die men 'er gebruik „ van deed maken" (ƒ). Met dit foort van uitflag is het gelegen, zo als met de meeste overige, zynde deszelfs bronwel meestal in de eerfte wegen te zoeken. Hieromtrent zegt stoll: „ Iqdien ik my dat » gee- (ƒ) L. c. bl. 270.  «o J. R. KLYNPENNINK, over de „ geene herinner, 'c welk ik, in dien tyd, dat ik „ de Geneeskunde onder de Hungaaren uitoeffen„ de, ondervonden hebbe, twyffel ik geenzints, „ of men kan, byna altyd s met veel nut, den „ gierst-uitflag voorkomen. — Hier immers , zo „ wel als elders, heeft my, hoe zeer ik hier ook „ tegen ingenomen , en geheel anders door een „ beroemd Geneeskundigen onderwezen was ge„ worden , myne veelvuldige waarneming over„ tuigd, dat de gierst- en biutskoorts, het rood„ vonk , eene netel- en roos-koorts, altyd uit „ bedorven ftoffen in de eerfte wegen ontftaan, „ ea zeer dikwerf, door dezelve tydig te zuive„ ren, voorgekomen kunnen worden; dat alle „ deeze koortfen, wanneer een Geneesheer, dan „ eerst zomtyds geroepen wordende, wanneer de „ zondigende ftoffe reeds voor een groot gedeelte „ in den omloop des bloeds gekomen is, de uit„ botting niet meer kan tegengaan, van eenen rot„ achtigen, en, byaldien de ziekte heviger word, „ kwaadaartigen aart zyn " (g). Indien deeze, zo even gemelde doorgaande ziekte, naar behoren, door braak- en buikzuiverende middelen behandeld was geworden, twyffel ik geen oogenblik, of de uitkomst zou veel gunftiger geweest zyn; intusfchen waren juist de, door toeval ontdekte geneesmiddelen , in deeze tot dus ver- (g) L. c. Part. II. p. 53.  PARAPHRENITIS. 8r verre , kwalyk behandelde lyders zeer gefchikc; door de klisteeren immers wierden de eerfte wegen min of meer gezuiverd , door de zuuren en het brood - zuiker de rotting tegengegaan, en door den wyn de kragten onderlleund, om de eenmaal in het bloed overgegaane Hof te ondertebrengen en uittedryven. Om dus niet, even als de Straatsburgfche Geneesheeren, in een diergelyk geval, in het blinde te fchermen, dient men op deeze navolgende tekenen, die eenen gierst-uitflag meestal voorafgaan , en vergezellen, en waardoor men met veel grond eene diergelyke koorts voorfpellen kan, vooral wanneer dezelve Epidemice regeert, te letten , als daar zyn: Vooreerst: rheumaticque pynen in de leden. Ten tweeden: eene groote neiging tot zweeten, het welk eenen zuuren reuk heeft. Ten derden: eene prikkelende dofheid in de vingers. Ten vierden: angst, beklemming, eene fpanning op de borst, voornamentlyk in de linker zyde, even als of 'er een zwaar gewigt op lag; hieruit ontftaat een herhaald zugten, en ongelyk ademhalen. Ten vyfden : een krampachtige, ongelyke, en zomtyds harde, opgezette pols (Ji). $• 23» QT) Nletteeenflaande deeze tekenen vry algemeen daaraan , is 'er echter geen, dat meer beflisfend is, dan de ufr- XVL dzzu F fla*  8a J. R. KLYNPENNINK, over de Het Roodvonk {fcarlatina) is goed- of kwaadaartig. In het eerfte geval behoeft men byna geene geneesmiddelen, eene gepaste diëet, en het veelvuldig gebruik van laauwe dranken is hier dikwerf toereikend. In het laatfte, 't welk door braking, benaauwdheid, beklemming omtrent de borstingewanden , eene hevige hoofdpyn, flaapzugt, inwendige roodheid der keel, eene fnelle, belemmerde ademhaling, en eene moeijelyke flikking vergezeld word, zyn zomtyds de beste middelen vrugteloos , terwyl de lyder, onder de hevigfte benaauwdheden, fpoedig door den dood word weggerukt. „ In deeze koorts, (zegt macbride) welke „ ten uicerften rotachtig is , en door eene ont» „ fteking vergezeld word , bepaald zich het ge„ weid der ziekteftof voornamentlyk in de klie- ren van de keel, doet dezelven verzweeren en ^, verderven. „ Zy is altyd doodelyk , indien men dezelve „ in den beginne voor eene enkele ontfteking „ houd, en door herhaalde aderlatingen, buikzui- „ ve- flag zelve, waardoor men die weldra van alle andere ziekten kan onderfcheiden. Men zie over deeze koorts vogel, Handiuch, 3 Theil, p. 313.  PARAPHRENITIS. 8$ vering , en verkoelende geneesmiddelen tracht „ te genezen" (*). Hoe dezelve Epidemice regeerende dikwerf eene vreeslyke verwoesting veroorzaakt, heeft ons Vaderland meer dan eens moeten ondervinden. §. 24. Dit zyn , myns bedunkens , de voornaamffe Epidemifche ziekten , welke hier in aanmerking komen, als welke, voor 't uiterlyke dikwerf zeer veel overeenkomst met eene Paraphrenitis hebben , en waarvan echter de behandeling voor deeze volftrekt doodelyk is. De Hemel bekroone de loffelyke pogingen van dit Genootfchap, en doe de beantwoording dezer Vraag ftrekken tot behoudenis van veelen! Felix, qui potuit morbi cognoscere caufami CO Macbr. /. c. P. II. p. 98. Zomtyds is eene diergelyke Epidemie van eenen ontftekingachtigen aart. en vereischt herhaalde aderlatingen, zo als die, welke in de jaaren 1778 en 1779 te Rotterdam regeerde. Zomtyds echter , ja dikwerf, is dezelve van eenen rotachtigen aart, en vordert dus geheel tegenftrydige middelen. F B   TWEEDE ANTWOOftD OP DE VRAAG, VOORGESTELD DOOR HET GENEESKUNDIG GENOOTSCHAP j ONDER DE ZINSPREUK SER VA ND IS CIVIBUSt Hoedanig is het juiste denkbeeld der Parapbrenitis? Verdeelt zy zich ook in foor ten, naar den onderfcheiden aart der aangedaane deelen, als het Middelrif,Hartzakje, Mediastinum,enz.? Welke zyn de tekenen, die haar van alle andere ziekten onderfcheiden? En eindelyk'.Zyn ''er, onder de Ziekten , daar zy uiterlyk de meeste overeenkomst mede heeft, ook zulke die eene geheel ftrydige behandeling, naamelyk voor eene Paraphrenitis volflrekt doodelyk, yereifchen ? Heeft dit laatfte ook byzonder zyn opzigt tot zommige Epidemifche Ziekten? tot welke dan meest? DOOR 0é & ^ Medicitiae Doctor te Leiden. onder de zinfpreuk: tSt QÜÖDAM PRODIRE TENüS, SI NON D'ATUR' ULTRA. HORATIUS.' Aan den Schryver van het welke de Zilveren Gedenkpenning is toege weezen.   INLEIDING. Het geëerde Genootfchap, reeds zedert deszelfs aanweezen mee lof bekend , ftelt hier weder een Vraag voor van het uiterfte belang; dit te willen betoogen is onnoodig : het zal genoeg zyn op aanwyzing van het Genootfchap zelve de volgende aanmerkingen gemaakt te hebben. De groote boerhaave zeide te regt van de Paraphrenitis: Oui longe frequentior quant quidem vulgo cenfetur, licet prafens fape ignoretur, negligatur, vel alterius morbi titulo tractetur „ Welke meer voorkomt dan men gemeenlyk „ denkt, daar zy dikwyls niet gekend of verzuimd „ word, of onder den naam eener andere ziekte „ behandeld". Wat wil dit anders zeggen, dan: dee. ze ziekte is op verre na nog niet genoeg bekend? Zodaanig een gezegde van zulk een Man moest alleen invloeds genoeg gemaakt hebben , om de weetgierigheid van elk waar Medicus op te wekken, om in het naavorsfen van zoo eene allerjammerlykfte ziekte niet te fammelen; maar neen ! Zyn leerling, de arbeidzaame Weener Profesfor de ha en, hoewel 'er reeds veele jaaren zedert het fchryven van boerhaave verloopen waren, gaf niet onduidelyk te kennen, dat men egter nog niet verder in de kennis deezer ziekte gevorderd was O») Aphot. de Cogn. £? Cur. Morb, %. 908. F 4  ê8 D. FAS, ovEftB's' was (F). Ook kan men, noopens de onzekerheid waar in men met betrekking tot deeze ziekte verkeert, zig overtuigen, als men de Encyclopedie inziet op het woord Paraphrenefie. Maar het fchynt dat de yver tot onderzoek door dit fchryven evenwel niet heeft kunnen opgewekt worden. Het komt my bedenkelyk voor of deeze gerustheid-, inzonderheid by de jonge Medici, niec vergroot worde, als zy hunne Compendia inziende, onder het naleezen de Paraphrenitis wel eens voorgefteld vinden, als niet moeijelyker te kennen, dan de Phrenitis, Pleuritis, Peripneumonia, enz. daar ondertusichen het tegendeel blykbaar is. Het is dus volftrekt noodzakelyk dat men een begin maake met de kennis deezer ziekte uittebreiden, en zoo veel mogelyk te volmaaken. Dit groote plan ftelt zig het Genootfchap voor , maar het gewenseht oogmerk te bereiken is zeer moeijelyk, zoo lang 'er een genoegzaame voorraad ontbreekt van Historia morborum , en Sectiones cadaverum van zodanige lyderen, welke aan een Paraphrenitis gelaboreerd hebben. In het algemeen , en byzonder tot dit oogmerk ware het te wenfchen (wat 'er ook anderzins voornaame Mannen tegen inbrengen) dat men in de mogelykheid gefteld konde worden, van een genoegzaam aantal lyken te (k) Rat. Med. T. UI. Cap. I. %. 5. en Cap. II. $. 7,  PARAPHRENITIS. 89 te openen: dan zoude de Anatomia Pathologica, vergeleken met de Aantekeningen die geduurende den loop der ziekte , door goede Medici altóós zoo veel mogelyk gemaakt worden, deeze nevelen misfchien al fpoedig kunnen doen opklaaren; Dit in 't voorbygaan. De Vraage zelve Iaat zig gevoeglyk in vier Hoofddeelen fplitzen, als volgt: I. Hoedanig is het juiste denkbeeld der Paraphrenitis ? I L Verdeelt zy zig ook in foorten, naar den onderfcheiden aart der aangedaane deelen , als het Middelrif', Hartzakje, Mediastinum enz.? I I I. Welke zyn de tekenen, die haar van alle an» , Hepatitis"» De (ƒ") Lib. de Morbis. Edit. Foês. p. 490. fe) Introduct. ad Theor. ö* Prax. Med. T. II. p, I78. ty) Med. Clinic. p. 83.  94- D. F A S, over de De groote stoll, die tweede boerhaave, heeft de woorden van deezen als onverbeterlyk overgenomen (7). Laaten wy nu zien, wat sauvages zegt in zyne Nofologia Methodica , een Werk wiens wederga in dit vak te vergeefs zou gezogt worden; dat door elk Medicus, zelfs door den geoeffendften,met vrucht kan worden gebruikt: en in myn Studeervertrek altoos voor my ligt. Daar vinden wy eene befchryving deezer ziekte in den meest mogelyk methodieken ftyl. Onder den tytel: Paraphrenitis Diaphragmatica. Ea est qua a Diaphragmatis inflammatione primaria, nel a pleura Diaphragma fuccingente inflammata, oriri creditur. „ Het is die zoort, welke men gelooft „ dat veroorzaakt word door een. ontfteeking, „ voornamelyk in het middelrif of het borstvlies „ dat het middelrif bekleed ". En een weinig verder : Veram non omnis Diaphragmatis inflammatio Paraphrenitidem ponit, ut cadayeruni fectty & diaphragmatis vulnera commonfirant,- requiritur infarctus inflammatorius aut febrilis turn cerebri, turn meningum, vel ut ajunt translath mater ia morbifica ad cerebrum, ut delirium accedat &c. (£). „ Maar alle ontfteeking van 't mid„ delrif is geen Paraphrenitis, zoo als de ont„ leeding der lyken, en de wonden van het mid- „ del- O') Aphor. de cogn. £? cur. febrib. 5. 236. 00 Nofolog. Metk. T. I. p. 464. 3  PARAPHRENITIS. 95 ,, delrif toonen; 'er word eene ontfteekingacbtige „ of koortfige verftopping vereischt, zoo der hers„ fenen als hersfenvliezen; of gelyk men zegt eene verplaatfing van ziekteftoffe naar de hersfenen, „ zoo dat 'er ylhoofdigheid koome". Nu zullen wy genoeg hebben om tot eenige vergelyking te kunnen overgaan. , Boerhaave, van swieten, de Leidfche Hoogleeraar oosterdyk, stoll en sauvages laaten onbeflist wat 'er eigentlyk primarie ontftooken zy; of het benedenfte deel der Pleur-a of het Diaphragma. Hiertoe kunnen twee voornaame omftandigheden gelegendheid gegeeven hebben , als namelyk eerst het gezag van hippoc r a t e s, die hier alleen de verfchynfels voordraagt (zie de aangehaalde plaats"); ten anderen de onzekerheid die zelfs de Anatomia Pathologica tot heden ons overlaat. Zeker, niemand kan het als een ligt werk befchouwen om te beflisfen, wanneer hy een ontftooken middelrif ziet, waar by dan altoos zyn bovenvlies zig in denzelfden ftaat bevind ; om te beflisfen , zeg ik , of die Pleura primarie dan wel fecundarie zoude ontftooken weezen. Dan hier van aanftonds nader. Oosterdyk schacht, macbride en selle wyken direct van deeze onzekerheid af; de laatfte fchynt zelfs een gevoelen te omhelzen, als of het Peritonaum in deeze ziekte meerder zou aangedaan zyn dan het borsc-  96 D. F A S , OVER DE borstvlies: want de Hepatitis kan met de Paraphrenitis in geen zamenhang begreepen worden, dan te gelyk met de volmaakte ontfteeking van het zelve. Om derhalven tot het befluit te naderen, zat het niet ondienftig zyn de volgende befpiegeling te maaken. Men kan vraagen wat is 'er eerst {primarie) aangedaan, het Middelrif of het gedeelte van 't Borstvlies, dat het zelve bekleed? Wy hebben reeds aangemerkt dat de Anatomia Pathotogica hier te kort fchiet, en 'er uit de Schryvers weinig te befluiten valt: weshalven het my toefchynt dat 'er niets overblyft dan uit Analogie te redeneeren, Deeze zoude ik afleiden van het Zydewee, om dat men in die ziekte de Pleura primarie voor ontftooken kan houden, en de intercostales fecun» darie : iets het welk my voorkomt, tot heden, hoe gunftig ook beroemde Geneesheeren wegens het tegendeel mogen denken, nog met geen genoegzaamen grond ontkend te zyn. Op deeze bafis dan zoude ik niet vreemd vinden de theorie van onze ziekte te bouwen, als ftellende de Pleura ten minften voor 't minst op die plaats zoo naauw en vast verbonden en niet minder gefpannen dan in het Zydewee, aan de ribben, en intercostales. dus vinde ik'geen de minfte zwaarigheid om deeze laatfte deelen in dat opzigt gelyk te ftellen met het enkele Diaphragma; waar uit dan volgen zoude dat in de Paraphrenitis, de Pleura meest, zoo niet  PARAPHRENITIS. 9? niet altoos primarie ontftooken zy; en het Did> phragma fecunclarie. Men werpe niet tegen, dat de Paraphrenitis haar oorzaak dikwyls in de maag vind, als by voorbeeld: door het onmaatig inzwelgen van koud vogt of iets diergelyks in een bezweet lichaam, en dat dus de Caufa occafïonalis aan de andere zyde , dat is aan de benedenzyde van het Diaphragma, zoude te zoeken zyn. Men gelieve maar eens na te gaan, dat dezelfde oorzaak de Pleura veel afgelegener kan ontfteeken, zoo als de dagelykfche ondervinding toont, behalven dat het zelfde geval ook plaats heeft in het Zydewee , als dat veroorzaakt word door een gevatte tocht; in het eerfte geval is het Diaphragma, en in het tweede de nlusculi intercostales tusfchen de fedes caufa occajionalis en de fedes morbi. Uit het een en ander, dat wy tot nu toe vuorgedraagen hebben, maak ik dus geen zwarigheid om te ftellen, dat in de Paraphrenitis altoos dat gedeelte van het Borstvlies ontftooken is, en wel primarie, 't welk het Diaphragma bekleed. Ondertusfchen houde ik het geenzins daar voor, als of hier in alleen de waare aart der Parapbrenitis zoude te vinden zyn. Niemand kan twyfièlen, of 'er word tot eene Paraphrenitis iets meerder vereischt, dan een eenvoudige ontfteeking van de Pleura , en misfchien van het Diaphragma. 'tls waar, veeleSchryvers bepaalen het als zodanig: dan wanneer wy agt geeven op het geen zy ver* XVI. deel. G der  q8 D. F A S, over de der nellen, zullen wy gereedelyk bevinden , dat zy nog vry meer daar by willen gevoegd hebben: de geduurige ylhoofdigheid namelyk, welke een onaffcheidelyk gedeelte der ziekte zelve uitmaakt. Het verband derhalven, dat 'er is tusfchen de ontfteeking der Hersfenen, en die van het Borstvlies van het Middelrif, moest aangetoond worden. Dit zoude ik zoeken in den Nervus Phrenicus (f); derzelver gemeenfchap met zoo veele andere zenuwen in *de nabyheid van het hoofd; derzelver directe nederdaaling naar het Diaphragma, en fter* ke vtreeniging met het zelve. Voorts is bekend uit den Rifüs Sar domus, welken invloed deeze zenuw in het aangezigt laat blyken, wat zal zy dan aan het overige van het hoofd niet kunnen doen? Hier namelyk fchynen de grootfte Spasmodifche beweegingen in de kleinfte vaten veroorzaakt te kunnen worden; waar door de omloop des bloeds door de hersfenen of hersfenviiezen geftremd word ; 't welk dan in een lichaam waar van het bloed Phlogistiek is, en fterk,naar het hoofd word opgezet, aangezien den gedrongen ftaat der longen, geredeiyk een infiammatie kan daarfteller. Het geen my verfterkt in het gevoeleq, dat de Nervus Phrenicus hier de communicatie, der beide aangedaane deelen uitmaakt , is , dat het van het ., , . . , b'oed (/) Zie over dezelve, kr ieger Disf. de Nervo Phrenic. te vinden in sanijifoht ïhejaur. DisferU T. UI. p. 503. en voorts monro de Nerv. p. 15B.  PARAPHRENITIS- 9$' bloed niet afteleiden fchynt, a!s of de ontftooken" heid van het zelve de hersfenen aandeed. Veele ontfteeking-ziekten immers hebben plaats zonder dat 'er de minfte aanvallen van delirium, ik laat ftaan van Phrenitis, tegenwoordig zyn. Ook komt het my, tegen het vry algemeen gevoelen, gantsch niet onwaarfchynelyk voor, als of hier de Phrenitis haar oorzaak zou vinden in den geweldigen aandrang des bloeds, die gebooren word door den byna beletten omloop van het zelve door de vafa pulmonalia. De Asthmata loopen fchier altoos zonder delirium, of zelfs den fchyn van ylhoofdigheid, af; in het Zydewee heeft ook de grootfte moeijelykhèid in de refpiratie plaats , zelfs te gelyk met ontfteeking van het bloed, dikwyls zonder eenig blyk van overftelpte of ontftookene hersfenen: dus ik my by sauvages houde, als hy zegt: requiritur infarctus infiammatoriué aut febrilis turn cerebri turn meningum (jn~). „ '£r word een ontfteekingachtige , of koortfige „ verftopping vereischt, zoo der hersfenen aïs „ hersfenvliezen". Hy toond vervolgens dat het algemeen fystema daar heenen helt, als of'er eene waare en eigenlyke Metastafis plaats had. Hy geeft dit flegts op als het gemeen gevoelen. Ook meen ik reeds het ongegronde daar van aan den dag gelegd te hebben. Ik («0 2ie de aangehaalde plaats. G 2  ICO D. F A S, OVER DE Ik zoude hier nog kunnen by voegen, dat zoo 'er misfchien eenige zwarigheid moge overbJyven, aangaande de kwestie, waar hec by toekome dat het Diaphragma zomtyds na den dood ontftooken is bevonden, zonder dat 'er yling was geweest gedurende de ziekte; men deze zwarigheid zou kunnen oplosfen als volgr. Het is bekend, dat het Diaphragma wel voor 't grootfte gedeelte, maar egter niet geheel, van den Nervus Phrenicus met zenuwen voorzien word: zekerlyk niet door den laatstgemelden alleen, want 'er koomen nog van de tusfehenribbige zenuw, van het elfde paar rugzenuwen, ook van de plexus hepaticus en plexus folaris («), eenige takken tot het Diaphragma. Is het nu in die weinige voorbeelden niet zeer mogelyk, dat de ontfteeking van het Diaphragma (zoo als men meent) plaats had zonder yling, , als juist die deelen waaren aangetast, welke geen takken van den Nervus Phrenicus, maar wel van de laatstopgenoemde zenuwen krygen ? De juistheid van waarneemingen en derzelver getal fchiet te kort, om het hier tot zekerheid te kunnen brengen. Uit dit alles befluit ik, en antwoord op dit Hoofd- C«) Zo genaamd door den Hooggeleerden Heer c o o pmans , by momro de Nerv. p. 159. in de Noot (a). Door monro zelfs Ganglion Semilttnare , ibid. p. 145. Zoo ook winslow Tract. de Nerv. N°. 402. Het is de Plexus, quem Nervi fplanchnici emittuntt van hal leb., Elem. Phyfial. T. III. p. 83.  PARAPHRENITIS. 101 Hoofddeel der Vraag, dat het juiste denkbeeld van de Paraphrenitis beftaat in eene ontfteeking van dat gedeelte der pleura, 't welk het Diaphragma bekleed; voornamelyk op zodanige plaats, en met zodaanig een geweld, dat zy den Nervus Phrenicus in medegevoel brengt, welke, op de hersfenen werkende, een Delirium Phreniticum of ylhoofdigheid daar ftelt, zeer veel gelykende naar die van een Phrenitis. TWEEDE HOOFDDEEL. Over de Vraag, verdeelt de Paraphrenitis zig ook in /oorten, naar den onderfcheiden aart der aangedaane deelen, als het Middelrif, Hartzakje, Mediastinum enz? D eeze tweede Vraag zullende behandelen , zy het geoorlooft by dezelve te voegen die deelen, welke my toefchynen by verkorting 'er afgelaaten te zyn, als Longen, Maag, Lever, Milt, Nieren en Kronkeldarm? In onderftelling dat dit de bedoeling zy van de Vraag, door het geachte Genootfchap voorgefteld, fchroome ik geenszins een toeftemmend Antwoord te geeven; en deeze Vraag met/. P A S, OVER DÉ ' Het Diaphragma of Middelrif dan, gelyk uk het voorgaande blykt, houde ik voor byqa altoos, fchoon fecundarie aangedaan, op gelyke Wyze als zulks waar is ten aanzien van de Musculi intercostaks in het Zydewee. Doch wie zal het tegenfpvtevers, dat de aart van het aangedaane deel des Middelrifs hier een groot verfchil geeft: het peesachtige namelyk, of h?t fpierachtige. En zou men niet genoegzaamen grond hebben om re befluiten, dat het eerstgenoemde het meestlydende, de verfchynfels van een ondteld Syntema Neryofum, het overige gelyk zynde, heviger moeren •zyn? Voorts, zoo wanneer het fpierachtig gedeelte, het meest aangedaan is, kan men niet twyffelen of het moet zeer veel fcheelen of zulks plaats hebbe van agter, of ter zyde : de plaats van de pyn zou hier het meest algemeene teken wezen. En dit moet geenz;ns onze aandagc ontfnappen, alzoo ook hier eene reede te vinden zal zyn, hoe het bykoome, dat de Paraphrenitis dikwyïs onder den naam eener andere ziekte behandeld zy. Wat wonder ? In de Lendenen kan het een Nep'iritis, ter zyde een Pleur nis of eene diergelyke ziekte, vertoonen ; men moet zig hier niet beroepen op de ylboordigheid, welke, gelyk in het vervolg nader zal blyken, in een Paraphrenitis een Symptoma necesfarium is; want in tedere geftellen , in vrouwen en zoodaa-nigen., welker verbeeldingskragt doorgaans zeer levendig is, weet men dat ook in die zoorten van om-  PARAPHRENITIS. 103 ontlteekingen, en hevige pynen, de ylhoofdigheid zig zomtyds al ras vertoont. Dan het is hier de plaats niet daar verder van te fpreeken; als wy over de Symptomata necesfaria moeten handelen, zal genoeg blyken, wat ons ook hier nopens het aanzyn eener Paraphrenitis verzekeren kan.1 Met de aandoening (door dit woord meen ikmag men ook wel verftaan ontfteeking , veroorzaakt door de Paraphrenitis) van het Hartzakje, moeten wy anders te werk gaan. 'Er is niet zeer veel over deeze ziekte geboekt; dan hoe groot het gebrek hier omtrent mooge weezen, zal onze Boerhaavfche stoll niet in gebreeken blyven, óns genoegzaame onderrigting te geeven om 'er gebruik van te maaken. Nadat hy' van 't Middelrif eerst gefprooken heeft, vervolgt hy over 't Mediastinum en Hirtzakje. Het zal best zyn 's Mans eigen woorden voor te draagen. Inflammatio Mediastini fcitur ex febre acuta continua inflaminatoria cum aestu magno circa Thoracem medium, dolore ibidem obtufó & tusfi ficca (p). „ De ontfteeking van het middellchot „ word gekend uit een fcherpe geiladige ontftee„ kingkoorts, meteen groote hitte en een doove „ pyn op de hoogte van de borst, en een droogen „ hoest ". Voorts; Huk febri ji fyncope pul- fuum (O De Cogn. Cur.Feb. %. 244. G4  194 D* F A S, over db fuum perturbaiio jungatur, afluante & obtufe do.* lente regione cordis, erit infiammalio Pericardii, pr'tori [>ericulo(iqr (ƒ>). A's by deeze koorrs, ,, hartvang ep een verwarde pols komt, met hitte „ en dop"e pyn omibeeks het hart, dan is 'er een pntfleeking van het Hmzakje, die gevaarly„ ker is dan de voorgaande Het blykt dus dat als 'er Paraphrenitis plaats heeft, o^er welker teekenen wy in 't vervolg ex. profafo moeten handelen , en daar koomen by hartvang, verwarde pols, hitte en doove pyn op de hoogte van het hart, dat wy dan kunnen ftaat maaken dat 'er een ontfteeking van het Hartzakje ^inweezig is. Maar wie is de Man, die in het mid-, den van de woedende en fchrikbaarende Sympto~ mata van de Paraphrenitis, zeker zal gaan van deeze en diergelyke bykoomende ongemakken ? Behalven dat men nog kan aanmerken, dat de ver* Warring van de pols geen fywptoma necesfarium yan de ontfteeking des Pericardiums is; iets dat deeze zaak nog moeijelyker maakt (q). Wf t voorts aangaat de ontfteeking van het Middelfchoc; de opklimming van de pyn boven in de borst, van vooren tegen 't borstbeen ; zy is hier het flaauwe verfchynfel van deeze ziekte, een flaauw verfchvnfel in vergelyking van die welke meestal in een Paraphrenitis plaats heefr. 'Er (p) De Cogn. Cs? Cur. feb. %. 2*5. (l) Morgagn. Epist. Anat. Med. Vil. Art. XI.  PARAPHRENITIS. 105 'Er zyn geene ingewanden in de Borst of Buik, welke algemeener in de Paraphrenitis aangedaan fchynen, dan de Longen: en waarlyk het kan niet wel anders zyn. Zy raaken namelyk van alle kanten niets anders aan dan het Borstvlies, dat is: ieder van de twee Longen is in een byzondere zak vervat, die van het borstvlies gemaakt word: hier uit volgt dat haar beneedenfte deel, 't welk de Ontleeders met een gekloofden osfenvoet vergelyken, met dat gedeelte der Pleura, 't welk benedenwaards met het Diaphragma verbonden is, in onmiddelyke aanraaking komt. De meeste Geneeskundige Schryvers (lellen in 't Zydewee een pneumo • pleuritis of eene pleuroperipneumonia\ elk myner Lezeren weet wat hier door verftaan word: wat zou beletten dat de Longen ook aan de beneedenkant insgelyks aangedaan Worden, als het Borstvlies van 't Middelrif ontftooken is? Het fchynt zelfs onmogelyk anders te kunnen beftaan : 'Er word dus een ziekte gebooren, die men Paraphreno-peripneumonia, of pneumoParaphrenitis, zou kunnen noemen. Om deeze ziekte nog te verergeren werkt niet weinig meede de zeer gedwongen flaac der longen , als welke benedenwaards niet kunnende uitzetten , om het bloed door te laaten , evenwel opgepropt worden van het bloed, dat uit den regter Ventriculus van 't hart in de Iong-flagader geperst word; uit al het welk volgt, dat zodanig een pneumo-ParaG 5 phre*  io5 D. F A S, over de phrenitis byna even dikwyls moet plaats hebben, als een ontfteeking van het Middelrif in deeze ziekte. Nu zullen wy, de ingewanden van de Borst verlaatende, nederdaalen tot die van den Buik, welke hier in aanmerking kunnen koomen. Na in 't algemeen acht gegeeven te hebben dat onze ziekte, op de onderliggende ingewanden werkende , niet volftrekt'het Peritonteum behoeft aantedoen, zoo als elk Neurologist, en zodanig moet elk Medicus zyn, klaar kan begrypen, zullen wy dat voornaame ingewand, de Maag, befchouwen, als een door de Paraphrenitis aangedaan deel. De Maag ontfangt, gelyk ieder weet, haar zenuwen van 't agtfte paar der Hersfenen, by mon* ro als het Par vagüm (V), en by' winslow als de Nervus Sympatheticus Medius (/) bekend. Van derzelver vereeniging met den Nervus Phrenicus kan zelfs geen eerstbeginnend Geneeskundige onbewust zyn. Dus volgt hoedanig, door het zamengevoel van deeze twee zoo belangryke en allergevoeligfte zenuwen, de hersfenen en het dia. phragma op de Maag kunnen werken. De Plexus Semilunaris geeft zyne takken voor een gedeelte aan de Lever en Galblaas: en kan dus door uitftorting van gal in de Maag ook op dezelve per confenfum zyn vermogen oefenen, al- (r) De Neryis, p. 127. 00 Tract. de Nerv. IV. 104,  PARAPHRENIT IS. 107 alzoo hy ook takken aan het Diaphragma geeft) zoo als wy te vooren herinnerd hebben. 1 Maar nadien dit in grooter betrekking tot de Lever Haat, zullen wy hier affcheiden, tot wy in onze taak over dat ingewand zullen fpreeken. Ondertusfchen kan men hier bevroeden, dat de ontfteeking van het Diaphragma zeer gemakkelyk een Vomitus te wege kan brengen, te meer daar ook nu de hersfenen ontfteld zyn; 't welk alleen, zelfs in veel minder graad zynde, dezelfde uitwerking kan hebben (f). Nu is bekend dat in de Paraphrenitis de zenuwen zeer ligt de Maag enz. kunnen aandoen , zonder hat Peritonceum te omdellen; maar wanneer wy de Maag als: ontftooken befchouwen, door het ontftooken Middelrif, dan is het niet wel te gelooven dat het Peritonceum zoude vry blyven. Het is dan de Vraag, hoe men deeze bykoomende Gastritis onderkennen zal. - Als Wy boerhaave, en stoll, daar hy den eerstgemelden weder copieert (u), nagaan , zullen wy flegts twee Symptomata aangeteekend vinden, welke ons nogthans genoegzaam in 'c zekere ftellen, noopens deeze ziekte in de Paraphrenitis. Namelyk de braaking en de hik; het welk op deeze wyze te verdaan is, dat zo wanneer de Paraphrenitis ook uit eigener aart de meeste verfchynlèls van een Gas* (Y) Van swieten, Comm. T. I. p. 435. («) /lphor. de 'c. c. Febr, §. 290,  108 D. F A S, OVER. DE Gastritis daar fielt, het echter in 't geheel niet zeker is, of die wel waarlyk beflaa; ten zy deeze beide tekens ook tegenwoordig zyn. Als men genoegzaame reden heeft om in de Paraphrenitis het aanweezen eener Gastritis vastteflellen, kan men uitwendig de ziekte met warme zagte floovingen tegengaan, terwyl men acht geeve om de Maag niet zeer op te vullen met geneesmiddelen; als zynde het gevaar, dat in deeze ziekte uit een braaking, enz. kan gebooren wor* den, veel te groot, om niet met de uiterfle omzigtigheid te werk te gaan. Zoo aanftonds zullen wy wegens de Braaking nog meer kunnen aanmerken. Het zelfde, dat hier ten opzigte van de Maag plaats heeft, is ook waar van de Lever, namelyk dat zy kan lyden door het Middelrif, al is het Peritonaum geheel vry. Hy die weet, hoe de Lever haar buitenfte vlies van het Peritonaum ontfangt, en hoe het met de zenuwen hier gefield is, zal dit, zoo ik meene, gereedelyk toeftemmen. Ook is het langs deezen weg niet zeer moeijelyk te verflaan, waar de bedorven galachtige braaking haar oorzaak aan verfchuldigd zy. Hier fchynen inzonderheid deeze twee redenen in aanmerking te koomen. L De aandoening van het hoofd (in de Paraphrenitis zoo geweldig), waardoor dikwyls de Gal in de Galblaas, of Ductus Hepaticus, ofin beiden,  PARAPHRENITIS. 109 den, fchier in een oogenblik, tot een bedorven koperroodachtige walgende ftoffe overgaat, en in de Maag uitgeftort word. II. De irritatie van de flinker portier der Maag, door kwaadaartige bedorven ftoffe , of door het ontftooken Middelrif, zomtyds ook door aandoening der Hersfenen, of ook om dat misfchien de Maag ontftooken is. Hier dient de Geneesarts zorg te draagen dat hy door meenigte van dranken, die, zoo als men zegt, veel plas maaken, ook geen oorzaak tot braaking bybrenge. Ten aanzien der braaking geeft stoll de volgende waarfchouwing: Cave, ne vomitum aruginofum asfumptorum inanem habeas pro faburrali (V). „ Draag zorg dat gy de ydele ko„ perroodachtige braaking niet aanziet als van een „ vervuilde maag oorfpronkelyk". , Maar daar ik op deeze wyze te verre van het voorfchreeven beftek zou afraaken , zal ik liever terftond overgaan tot de befchouwing eener andere aandoening van de Lever, de ontfteeking namelyk , door die van het Middelrif, en dus te gelyk met een ontftooken Peritonaum , daargefteld. Dat zoodanig een geval kan plaats hebben, zal elk my ligtelyk toeftemmen, zoo de aandagt op de plaats en richting der Lever gevestigd word. Geen ingewand immers van de Borst of Buik is ia 00 Aphor. de c. c. F. §. 243.  IIO D. F AS, OVER DÉ in meerder aanraking met het Middelrif, en dat wel meest in den Bovenbuik, daar zy haare bolle zyde naar boven keert, en de holle zyde beneden en binnenwaards tegen de Maag ligt. Dus wanneer 'er by de Paraphrenitis een Hepatitis plaats had, zoude de regter zyde van den Buik meer moeten uitgezet zyn, of liever minder ingekrompen dan de flinker zyde. Ook zoude daar een allertederfle plek in het gevoel moeten zyn , meerder dan op eenige andere plaats van den buik; en zoo dit gevoel 'er al niet was, uit hoofde dat de holle zyde der Lever het meeste leed (dat egter in dit geval niet waarfchynlyk is), dan zou een Icterus ons misfchien genoeg in 't zekere (lellen. Maar een Icterus is geen Symptoma Pathogno* tnicum van de Hepatitis (w); dan, het is blykbaar dat dit zeer gemakkelyk met een Gastritis kan gepaard gaan , 't welk het ongemak van dit verfchynfel kan verergeren. Men weet dat de Hepatitis naar eene der beide zyden van de Lever ook in twee foorten verdeeld ^vord, en de onderfcheiden teekenen worde» ook allerwegen by de Practici opgegeeven. Als men nu verzekerd is dat 'er een Hepatitis plaats hebbe , welke veroorzaakt word door een tegenwoordig zynde Paraphrenitis , dan volgt / dat, behaiven de cura- antiparaphrenitica, ook de 0*0 mm» §• 280.  PARAPHRENITIS. de uitwendige middelen tegens de Hepatitis ver* eischt worden. Behalven dat dit ook gelegenheid geeft , om de Prognofis dienvolgens in te rigten. Dit artykel als afgedaan befchouwende, gaa ik over tot de Milt. Het is nog een onbekende zaak, wat eigenlyk het oogmerk van den grooten Maaker geweest zy, toen Hy dit ingewand formeerde. Immers het geen tot heden daar over gefchreeven is , blyft flegts by waarfchynlykheden, die , uit verfchillende oogpunten befchouwd , niet zelden tegen elkander llrydig zyn. Waar uit men kan opmaaken, hoe weinig hier te befluiten valt. De tekens van een ontftooken Milt zyn van gelyken gantsch duister; dan zal het in de Paraphrenitis veel fcheelen, of dit zoo is of niet ? Waarlyk als men in Pathologifche befpiegelingen omdoolt, daar de Phyfioiogie ons verlaat, gaat men in 't duister en met losfe fchreeden. Hoe groot is derhalven de moeijelykheid niet, om iets met zekerheid aangaande de ziekten .der Milt te bepaalen ? Inzonderheid als zy in 't verband koomen met andere, die zoo hevig zyn als in ons geval. Ik vinde my dus genoodzaakt van dit artykel aftefcheiden; en zal my volgens het voorgelleld plan met de Nieren ophouden : door haare ligging, zoo als bekend is, koomen zy tegens de agterfte deelen van 't Middelrif. Het komt my voor dat de Nephritis vera of inflammatoria ook zeer gemakkelyk door de Para'  113 D. F AS, over DE raphrenitis aan den gang kan geholpen worden. Hier kunnen de plaats en fteeking van de pyn in de Lendenen , als meede de hoeveelheid en aart der Pis, ons veel verzekering geeven. Stoll fchryft nopens de Pis in de JNephritis het volgende : Urina pauca fspe, parva copia emisfa, admodum rubra & flammea, vel in fummo malo, aquofa (x). „ De Pis in geringe hoeveelheid „ dikwils met weinig teffens geloosd, zeer rood „ en vuurig, of als de ziekte allerergst is, water„ achtig bleek ". Als 'er derhalven fterke pyn in de Lendenen is, en dat wel fteekende , met de opgenoemde tekenen in de pis, dan mogen wy vryelyk te werk gaan, als of 'er een waare ontfteeking in de Nieren plaats had , te gelyk met de Paraphrenitis. Twee aanmerkingen zal ik hier byvoegen, om het gewigt van zodanig een Paraphrenitis te toonen. Als in de ziekte, die wy Pneumo-paraphre» nitis genoemd hebben, de fcheiding door de Longen gefchied, word ook te gelyk met het loozen der fluimen de geneezing daargefteld. Wanneer in onze ziekte de Lever ontftooken is, en 'er komt een Diarrhcea biliofa critica , word terftond na dezelve de ziekte minder, of geneest geheel. Dan zulks beftaat niet, als 'er een crifis door de Piswegen plaats heeft; het is flegts een aankondiging van een aanftaande goede uitkomst. X*) lbid. §.3-1.  PARAPHRENITIS* 113 Dit is wel voornamelyk zigcbaar in het Zyde* wee , waar van hippocrates zegt: Laterum dolore affectis , Urina aliquantulum rubra levem habens fubfidentiam, fecuram judkationem pr ligt bezinkfel, voorfpelt een heilzaame ziektej, fcheiding, hen die aan het Zydewee ziek zyn". Van swieten heeft het ook zoo verdaan; fchoon de overzetting van charterius, welke door den Baron aangehaald word , dit zoo duidelyk niet heeft (2). Ervaren Geneesartzen zullen noopens het voorgeflelde, zoo ik meene , geen twyffel vinden. Het flaat my voor een geval van dien aart gezien te hebben, dat zeer aanmerkelyk was. Ruim twee jaar geleeden had ik onder myn zorg een lyder, die aan een hevige Pleuritis laboreerde. En fchoon deze Man bejaard was, had by hem de Natuur haar volle kragt. Hy kreeg 's morgens van den vyfden dag der ziekte een vol. koomen critifche , overvloedige ontlasting der Pis; het geen echter ten gevolge had dat de ziekte meerder den aart van een Peripneumonia fcheen te zullen aanneemen, en dus wierden de verfchynfels erger; dan, den volgenden morgen by hem in 't vertrek koomende, ontmoette my wel dra een allerondragelykfte ftank van het zweet, dat den lyder om» G) Prognost. N. 5S6. Edit. Foës. p. 215. (z) Commentar. T. lil. p. 24. XVI. deel. H  H4 D. F AS, OVER. DE omtrent even na middernagt van zyne ziekte had koomen verlosfen; ik feliciteerde hem; al zyn pyn (uitgenoomen die, welke zomtyds nog lang na de Pleuritis overblyft), al zyne benaauwdheid, en alle andere kwaade verfchynfels waren geweeken, en binnen weinig dagen kwam hy volmaakt herfield op de ftraat. Deeze byzonderbeid, omtrent de zo genoemde erifis per Urinas, beeft niet alleen plaats in de Pleuritis, maar ook in alle andere fcherpe ziekten. Neque in Pleuriticis folum, fed in omnibus acutis morbis (jt). Dus is er onze ziekte ook onder begreepen: met dit alles, wanneer de crifis hier per Urinas zig aankondigt, zyn egter de Nieren zoo wel als het Middelrif nog volkoomen ontftooken. Door deeze gantsch ziekelyke deelen moet egter de ftoffe gaan, die van het Middelrif per Urinas vooraf komt, zoo wel als of deeze deelen gezond, of ten minften aan 't refolveeren waaren. Steekt 'er dus in ons geval het grootfte gevaar niet in, dat de Natuur by ha^re pooging te veel gebrek vind in de werktuigen, om altoos tot een goeda uitkomst te geraaken ? Deeze kwestie fchynt my toe de grootfte aandagt te verdienen. Dat men derhalven by deeze foorc van Paraphre* nitis, in het geneezen de grootfte oplettenheid gebruike, ten einde met 'er tyd tot volkoomen ze- ker- (a) Foësius, op de aangehaalde plaats.  PARAPHRENITIS. n5 kerheid noopens deeze zaak te koomen ; en zig onder de cura fteeds den ongunftïgften uitflag voor oogen itelle , op dat men zig van geen plichtverzuim hebbe te befchuldigen. De Lyders zullen op die wyze het best behandeld worden, en eindelyk zullen de ongelukken in de Practyk den Arts het minst van 't fpoor brengen. Tot een laatfte befchouwing, in dit Hoofddeel van de Vraag, zal ons ftrekken die foort van Paraphrenitis, welke het aanweezen verkrygt, door haar verband met een Colica Inflammatoria. Ieder Geneeskundige verftaat zeer wel dat deeze foort, in den aanvang, geen merkelyk onderfcheid maakt in de behandeling der ziekte ; egter is bet van 't grootlle belang haar wel te kennen, uit hoofde van de gevolgen, over welke de groote stoll zoo fchoon gefchreeven heeft Het zyn die fataale gevolgen, welke men moet tragten voor te koomen. De pyn in den Onderbuik , en volkoomen gebrek aan ontlasting , zyn hier de verfchynfels die alles af moeten doen; en dan is het de plicht van den Geneesheer de Lavementen te doen verdubbelen, en den buik geftadig in fomenta refolventia en emollientia te koesteren. Voor 't overige moet de cura der Paraphrenitis als naar gewoonte behandeld worden. Ik heb dus aangetoond dat 'er onderfcheiden foor- Q) Afior. de C. & C. F. §. 315 en vervolgens.' H a  Iï6 D. F' AS, OVER DE foorten van Paraphrenitides zyn; naar den aarc der aangedaane deelen: het blykt zelfs dat 'er foorten zyn , welke noodzakelyk moeten beftaan in een zeer hevigen aanval van deeze ziekte. Als meede hoe men zodanige foorten zal kennen, en eindelyk in 't voorbygaan aangeftipt, hoe de geneezing, enz. daar na in te rigten zy. Weshalven ik my durve vleijen aan dit Hoofddeel der Vraag voldaan te hebben. DERDE HOOFDDEEL. Zynde een Antwoord op de Vraag : Welke zyn de Tekenen die de Paraphrenitis van alle andere ziekten onderfcheiden ? D eeze Vraag kan op geen eenvoudiger en duidelyker wyze voorgefteld worden, dan hier door het zeer geachte Genootfchap gedaan is. Zy bepaalt zig by die tekenen, welke den Geneesarts in (laat (lellen, om de genoemde ziekte van alle andere te onderfcheiden. Ik zal het waagen , om ook hier een bepaalende opheldering te geeven. Ten einde de moeijelykheden, die ons hier onder het behandelen der Vraag mogten voorkoomen , zoo veel mogelyk te ontwyken , agte ik dienftig, om, gelyk reeds te vooren gefchied is, de gevoelens der voornaamlle Oude en Nieuwe Schryvers op te geeven, te toetfen, en zoo verre my mo-  PARAPHRENITIS. 117 mogelyk overeen tebrengen: en langs deezen weg toe een befluit te koomen. De eerfte Schryver, die hier iets afdoet, is hippocrates, daar hy de Paraphrenitis dus be« fchryft: Phrenitides etiam ex aliis morbis oriuntur, in his feptum transverfum adeo dokt, ut ne contingere quidem finant, febris accedit, menie alienantur, immotis oculis adfpiciunt , aliaque Jimilia efficiunt his, qui pulmonis inflammatione laborant (c). „ De Phrenitides worden ook uit „ andere ziekten gebooren, in deezen is het IVlid. „ delrif zoo pynlyk dat zy het aanraaken zelfs „ niet kunnen verdraagen , 'er komt koorts by, „ zy ylen,zy zien u aan met onbeweeglyke oogen, „ en doen andere dingen , gelyk die welke aan „ een long-ontfteeking ziek zyn". Galenus is ruimer over deeze ftoffe ; hy zegt: Ver urn delirium, quod ab hoe (a diaphragmate) accedit, a Phrenitide dijlinguitur, & oculorum fymptomatis, & Janguinis è naribus ftillis, atque rejpirationis jpecie ; nam a cerebro Phreniticus Spiritus magnus ut femper» & ex longis intervallis ; at a fepto inaqualis, ut modo exiguus fit, atque frequens, modo magnus & Juspiriofus. Incipiente tarnen fepti transverfi inflammatione, prius quam delirent, exiguum ac frequentem reddunt fpiritum, contra quam qui ob afectum cere- brum (O De Morbis, reeds te vooren geciteerr. H3  uS D. F AS, over de brum delirant, magna enim prodit his raraque fpiratio. Atque, ut fummatim dicam , eorum Jymptomatum, qua phrenitidem antecederc diximus, aut nullum apparet, aut pertxiguum in iis, qui* bus feptum transverjum inflammatione laborare inclpit; ut rurfus furfum revelli hypochondrium, illico ab initio jepti transverji affecti, proprium, est;, in cerebro vero posterius accedit, non incipiente affectu, ftd quum factus jam fuerit; atque calor quoque circa caput & faciem vehementior est iis, qui ob cerebri vitium delirant (d). „ Want de yling, welke hier door (door her, „ Middelrif) veroorzaakt word , onderfcheid zig „ van de Phrenitis door de verfchynfelen der „ oogen, door de bloeddruppels uic de neus, en „ de wyze van ademhaaling; want zy die aan een „ Phrenitis door de hersfenen laboreeren , heb„ ben dezelve diep en lang; maar als het van 't „ Middelrif komt , dan klein en dikwyls diep „ en zugtende. In den aanvang der ontfteeking „ van 't Middelrif, voor dat 'er yling is, hebben „ zy egter de ademhaaling gering en dikwyls; het „ tegendeel heeft plaats als zy door de Hersfenen „ ylen, want die hebben een ademhaaling welke „ met lange tusfchenpoozen is- En om alles met „ een woord te zeggen , van die verfchynfelen , „ welke wy gezegt hebben dat de Phrenitis voor- „ gaan, (#0 De loeit Affectis, Lib. F. Cap.I. Edit. chart.  PARAPHRENITIS. np „ gaan , komt weinig of niets te voorfchyn by „ hen, welke aan een ontftooken middelrif labo„ reeren: het is wederom aan het lydend middel„ rif eigen, dat van 't begin af de Hypochondria „ naar boven getrokken worden; en in de aan„ doeningen der Hersfenen gefchied dit laater , „ niet als de ziekte begint, maar als die reeds „ beftaat; van gelyken is de hitte, om het hoofd „ en aangezigt, heviger by die, welke door ont„ ftelde hersfenen ylhoofdig zyn ". Na galenus Volgt paulus van aegina. Hy befchouwde de Paraphrenitis ook uit hetzelfde oogpunt als hippocrates ; zulks blykt uit zyne woorden die hier volgen : Aliquando cercbrum, fepti transverfi confortio dolens , ex nervis, qui in ipfum fparguntur, vitium concipit (je). „ De lydende hersfenen door Medegevoel ,, van het Middelrif, zyn haare ongelleldheid ver„ fchuldigt, aan de zenuwen die door dezelve „ verfpreid zyn". Maar laat ons toe laater tyden overgaan. Syl» vius geeft ons het volgende op: Signa Phrenitidis, nothae per confetifum, cum inflammato diaphragmate. Hypochondria initio tenduntur, proprium hujus fignum est. Delirium phrenitidi proximum, fed quod cum febre crescente augetur, inclinante minuitur: uti dc- (0 Lib. III. Cap. Fl, H 4  D. F AS, OVER DE deliria rdiqua exceplo phrenitidis delirio , qmi non minuitur , fed peiftverat etiam inclinante febre , qua propria &f pracipua phrenitidis nota est. Refpiratio magna varietate inaqualis. Nam initio phlegmones, antequam ddirent, parva frequens, post magna angusiiofa. Calor capitis & faciei minor, quam in phreni* iide vera, cF catera hujus fymptomata aut nulla, aut perquam exigua adfunt diaphragmati in~ fiammato, &c (/"). ,, Tekens van de valfche Phrenitis door mede„ gevoel mee het Middelrif. De Hypochondria „ worden in den aanvang opgetrokken; dit is 'er „ een eigen teken van. Ylhoofdigheid zeer naby „ de Phrenitis komende , maar welke met de „ verheffende koorts ook verheft, en als die min„ der word ook vermindert: gelyk de overige „ ylinden, behalven die van de Phrenitis, welke „ niet verminden, ais de koorts afneemt, maar zelfs „ doorzet, 't welk een eigen en voornaam ken„ merk van de Phrenitis uitmaakt. „ De ademhaaling met groote verandering on» „ gelyk. Want in het begin der ontfteeking is zy klein en dikwyls, daarna diep en benaauwd. „ De hitte van het hoofd en aangezigt is min„ der dan in de waare Phrenitis, en derzelver ,, ove* (/) Oper. Medic., p. 264.  PARAPHRENITIS. iat „ overige verfchynfels zyn weinig, of niet, in hec ,, ontftooken Middelrif". Piso, welke door onzen boerhaave met zoo veel reden geprezen en ten gebruike der ftudeerende jeugd in 't licht is gegeeven, fchryft, ten opzigte van de tekenen onzer ziekte , daar hy ze vaai de gewoone Phrenitis , die hy voor af befèhouwd heeft, onderfcheid, het volgende: Signa vero distinguentia Phrenitidem per esfentiam ab ea, qua fit per confienfium Diaphragmatis, dili~ gentius exquirenda funt, nam in his, qua commemorata funt, convenit Phrenitidi cum delirio vehementi & perpetuo, quod fepto transverfo infiammato excitatur. Difiinguitur tarnen vera phrenitis ex oculorum accidentibus, & Janguinis e naribus fiillls , ex fpirationis fpecie , qua in Phreniticis magna & rara est, ut fupra dictum est. In fepto transverfo ir:fiammato, ut modo exu gua fit & fi eq't over de Phrenitis gehandeld heefc, zegt hy: Si a fepto transverfo inflammato, licet perpetuum ft delirium, ut in vera phrenitide, tarnen ab ea distinguitur, juxta galenüm ex oculorum accidentibus dende hier door een ontfteeking der Hersfenen veroorzaakt, uit zig zelve ook. magtig is om een XVI. deel. I koorts-  130 D. F A S , over de koorts, al waare zy 'er niet, te doen geboorea worden. Het tweede Symptoma Necesfarium is de gedurige ylhoofdigheid. Dat dit verfchynfel by een Paraphrenitis noodzaakelyk is, blykt reeds uit het voorgaande; dat hetzelve niet zonder tusfchenkomst der zenuwen daargefleld word, is ook betoogd; ea wat wonder? in de Vyt, in de ontfteekingen van het vlies van den Gehoorweg, en in beleedigingen van Aponeurotifche weeffels , word zeer dikwyls een hevige ylhoofdigheid waargenoomen. De ontfteeking der Hersfenen of Hersfenvliezen in de Phrenitis, is oorzaak dat in deze ziekte de ylhoofdigheid een trap erger is dan gewoonlyk. Galenüs zegt reeds: Atque deliria etiam oriuntur ab ore ventricüli prave afecto , & febribus ardentibus, & pleur itide, & peripneumonia, fed qua ob feptum transverfum fiunt Phreniticorum deliriis affinia funt fj>). „ Ook koomen ylingen „ voort door den aangedaanen mond der Maag , „ door heete koortfen, door Pieuritis, door Pe„ ripneumonia; maar die, welke ontftaan door het „ Middelrif, koomen naast by de yling van hen, „ welke de Phrenitis hebben". Uit deeze plaats blykt te gelyk dat men hier egter aan geen volmaakt delirium phreniticum te denken hebbe. Zoo als ook het volgende eenig- fins (/>) De Locis Af. Lib. V. Cap. 4.  PARAPHRENITIS. i3t fins te kennen geeft. Sic enim per cerebri affectum paulatim phrenitis evenit; ab aliarum vero partium nulla perpetuum delirium procedit ; dempto /blo fepto transverfo, cujus vitio excitatum delirium parum a continuo distat Qq). „ Want „ dus word door de aandoening der Hersfenen de „ Phrenitis langzaam daargefteld; maar van ande„ re deelen komt geen geduurige ylhoofdigheid „ voort; alleen me'c uitzondering van het Middel„ rif: de yling, welke hier van voorkomt , verfchilc „ weinig van het geduurige In de aangehaalde plaatzen van sylvius, piso, forestüs en sauvages, kan men ook zien dat in de Paraphrenitis waarlyk eenige verfchynfels, ten aanzien van het hoofd, anders zyn dan in de Phrenitis. En dus agte ik ook deze ftoffe te hebben afgehandeld. Derhalven gaa ik over tot eene nadere ontvouwing van de pyn, op de hoogte van het Middelrif. 'Er word juist niet vereischt dat deeze zoo hevig fchyne, als boerha ave,en voor hem hip. Pocrates, dezelve wel hebben voorgedraagen: ten minften is het .blykbaar dat in onze ziekte de lyder niet altoos van pyn klaagt ; een duideiyk voorbeeld vinden wy by morgagne, alwaar hy by 't openen van een Cadaver alles vond, wac wy tot een Paraphrenitis vereifchen: de meeste ver- fchyn- (?) Ibid. I o  134 D. F A S, over. de fchynfels waren 'er ook geweest geduurende den loop der ziekte; dan hy fchryft 'er van als volgr. Si quareres, ullum fe usquam dolorem aut mo-_ lestiam percipere negabat. Sed clamabat interim , atque infcius culcitam permingebat (r). „ Als gy hem vroeg of hy ergens pyn of onge-, „ mak gevoelde, ontkende hy zulks, maar „ fchreeuwde ondertusfchen en bewaterde zyn „ bed, zonder dat hy 't wist". Het is niet waar^ fchynelyk dat deeze Lyder geen gevoel zoude gehad hebben , alzoo een inflammatie van eenig deel nooit zonder pyn beftaat, zulks dat het onder de Symptomata necesfaria van een ontfteeking word opgegeeven ; ten anderen zal het fchreeuwen van den Lyder ook niet zonder reden zyn geweest: en eindelyk kan het wezen dat hy door ylhoofdigheid niet wist wat hy zeide; iets dat alle dagen word waargenomen. Laat ons hier uit leeren hoe veel voorzigtigheid een Medicus nodig heeft, om by menfchen, welker Hersfenen ongefteld zyn , geen bedrieglyke diagnofis op te maaken. Deze bedrieglykheid van de^pyn zoude wel oorzaak kunnen geweest hebben, dat zommige Geneeskundigen zoo zeer van de hevigheid derzelve in onze ziekte niet opgeeven, als de twee grootfte Medici, hippocrates en boerhaave, gedaan hebben. $ De (r) Epist. Anat. Med. N. VIL Art. 13.  PARAPHRENITIS. 133 De benaauwde ademhaaling is het Symptoma Necesfarium, daar wy nu. van moeten handelen. Dit verfchynfel komt by alle Paraphrenitici voor, doch by den eenen meerder dan by den ander; de onderfcbeide Schryvers draagen het ook in een onderfcheiden ligt voor. Zelfs zyn 'er onder de hier vooren aangehaalde , die dit verfchynfel in denzelfden lyder als varieerend opgeeven; en geen wonder ; in het zelfde geval, dat ik daar zoo even van morgagne geciteerd heb, zegt Hy, het begin der ziekte befchryvende: Difficile enim respirabat, „ want hy haalde den adem moeije„ lyk:" daar hy op het einde zegt, Novisfime nee dijpcilis er at respiratio, „ op 't laatst was ,, de ademhaling niet moeijelyk ". En dus is dit geen verfchynfel dat altoos, geduurende den gantfchen loop der ziekte, zyn aanzyn blyft behouden. Het is genoeg dat de moeijelyke ademhaaling in onze ziekte altoos is waargenoomen, volgens de beroemdfte Schryvers: en dus met regt een plaats verdient onder de Symptomata necesfaria. Laat ik eindelyk hier nog byvofgen dat deze benaauwdheid niet by alle Lyderen even fterk is. Somtyds heeft zy het voorkoomen, als of 'er een enge band den buik geweldig t'zamenfnoerde; zomtyds heeft zy de vertooning als in een ontfteeking van de longen, zoo als hippocrates het voordraagt in de aangehaalde plaats» I 3 Wat  134 D« F AS, ovbrdi Wat aangaat het laatfte door my opgenoemde Symptoma Necesfarium, de optrekking van den Buik, (Hypochondria,') dat is, ingewanden onder de kraakbeenderen, die de benedenfte waare ribben aan het borstbeen hechten. Galenos heeft het zelve als een eigenaartig teken van de Paraphrenitis gehouden; zoo als men uit zyn text kan opmaaken. Ook heb ik geen waarneeming kunnen vinden, in welke bleek dat dit verfchynfel volftrekt geen plaats had, als 'er na den dood de overblyffelen van een Paraphrenitis gevonden wierden. Zomtyds fchynen de Schryvers dit over 't hoofd gezien te hebben; verre de meeste volgen echter volmaakt den leidraad van den laatstgemelden beroemden Geneesheer. Byzonder is aan dit teken eigen dat het in \ begin der ziekte terftond beftaat, daar het in een phrenitis zig op het laatst vertoont; ook is de vraage nog onbeflist, of het de gantfche ziekte door duurt, of niet. Zie daar de Symptomata opgenoemd en be« fchreeven, welke ik als nec&sfaria befchouwe in een Paraphrenitis. Dan, het is blykbaar, dat, behalven de ylhoofdigheid, de vier overige verfchynfels in fommige lyderen zoo duister kunnen zyn, dat 'er de grootfte moeijelykheid plaats hebbe, om, met deeze kundigheden voorzien, altoos te onderfcheiden of 'er waarlyk niet een Phre- ni-  PARAPHRENITIS. 135 nitis Idiopathica aanweezig zy. Mooglyk kunnen wy een verfchynfel voordraagen, dat in ftaat zoude zyn, om ons ten naasten by het noodige licht te verfchaffen. De fteller van het artykel Paraphrenefie in de Encyclopedie geeft het volgende aan de hand. Lorfque dans une Phrenefie on trouve le pouls grand, fort elevé, en un mot fuperieur quoique non critique, la phrenefie peut être regardêe comme idiopathique: lorfqu'au contraire le pouls est inferieur, petit, ferré, inegal, convulfif, on peut asfurer que eest une efpece de paraphrenefie. C'est a dire une Phrenefie fympathique, dont le fiège est dans le Diaphragme ou dans VEstomac & les intestins: cette diftin&ion est trés importante & le figne trés asfurè ; fai eu trés Jouvent cccafion d'en èprouver les avantages (i). „ Als men in een „ Phrenitis den pols groot en zeer verheven vind , „ met een woord een bovenpols, hoewel niec „ critisch, dan kan de phrenitis befchouwd wor„ den als op zig zelve beftaande: in tegendeel als „ 'er een benedenpols is, kleen , ingetrokken , „ ongelyk, krampachtig; dan kan men verzekeren dat 'er een foort van Paraphrenitis aanwezig „is, dat wil zeggen een Phrenitis door mede„ gevoel, waar van de zitplaats zig in 't Middelrif „ bevind, of in de maag en darmen: deeze on- „ der- (j) Druk van Neuchatel 1765 op dit Artykel. I 4  136 D. F AS, over de „ derfcheiding is van veel belang , en het rekent„ allerzekerst : Ik heb zeer dikwyls gelegenheid „ gehad om de voordeelen hier van te onder-; „ vinden ". Dat de pols een verfchynfel aan de hand kan geeven, dat veel opmerking verdient, lyd geen te* genfpraak; de aangehaalde Schryver gebruikt hier de onderfcheiding van boven- en beneden- pols. Wat men daar door verftaat kan men verder in hetzelfde Werk nazien, zoo als ook by haller (V) en de door hem aangehaalde Schryvers. Geeft die opmerking geen fpoorflag om ook ten opzigte van den pols in onze ziekte naar volkomener kennis te ftreeven? geeft dit zelfs misfchien geen gelegenheid om te ontdekken of een benedenpols een Symptoma Necesfarium zy? Dan, het is genoeg om te doen zien dat hier weder gebrek plaats heeft, 'twelk niet te verbeteren is, dan door juiste waarneemingen: mogt 'er niets,, meer behoeven gezegd"te worden, om de Medici van myn Vaderland tot dat einde aan te zetten! . Wat van dit verfchynfel ook mooge wezen, dit is zeker , dat de pols veel betekent in de Paraphrenitis; want daar 'er zoo veel gelegenheid tot een Peripneumonia is, daar de ademhaaling meest al zoo moeijelyk valt, daar 'er onfeilbaar koorts aan, den gang is, blykt het genoeg wat. gevolgen, *i • dit (O Ekm. Phtfiol. T. IS, p. 271.  PARAPHRENITIS. 137 die een en ander in den omloop des bloeds, en dus op den pols zelve moeten hebben. Uit dit verhandelde achte ik my eenigfins te kunnen vleijen, hier niet geheel bezyden het oogmerk van het geëerde Genootfchap afgedwaald te zyn. Ik achte de tekenen opgegeeven te hebben , welke de Paraphrenitis altoos verzeilen: en het zyn juist die, welke haar van alle andere ziekten onderfcheiden. Ik heb ook getracht aan te toonen, welke voorzorgen men hebbe in acht te neemen , om van deeze tekenen zeker te zyn; en welke verfcheidenheden zomtyds plaats hebben in het zelfde Symptoma by andere Lyderen: de twylfeling aangaande den pols heb ik ook voorgefteld, en in 't voorbygaan melding gemaakt van de Symptamata non necesfdria , als de rifus Sardonius , furor , enz.; men zoude over deeze ftoffe veel meer kunnen te berde brengen. Van den Vomitus heb ik in het tweede Hoofddeel reeds gefproo» ken; waar toe men ook de Convulfien, enz. van het gantfche lichaam kan overbrengen. Dan dit kan alles niet verder dienen, dan om aan het bedoelde einde der Vraage te voldoen. Behalven dat over deeze ftoffe, buiten de Paraphrenitis, genoeg by anderen te vinden is: Weshalven ik zal overgaan tot de laatfte Hoofdverdeeling. I5 VIER-  138 D. F A S , OVER DB VIERDE HOOFDDEEL. Behelzende het Antwoord op de Vraag: Zyn 'er onder de ziekten, daar zy (te weten de Paraphrenitis) uiterlyk de meeste overeenkomst meede heeft, ook zulke die eene geheel firydige behandeling , namelyk voor eene Paraphrenitis volftrekt doodlyk, vereifchen? Heeft dit laatfle ook byzonder zyn opzigt tot zommige Epidemifche ziekten? tot welke dan meest? Au e ziekten, die uiterlyke overeenkomst hebben, op dezelfde wyze te willen behandelen, zou naauwlyks de eerfte Eeuw der Geneeskunde waardig zyn. Hoe dikwyls ziet men echter niet, zulks tot grievend leed van braave en kundige Geneesheeren,en,dat erger is, tot nadeel der Maatfchap* pye gebeuren ? Wel bevroedende hoe veel 'er gelegen ligge aan een juiste kennis der ziekte, en dus met het hoogfte regt/ afkeerig van zodanig een handelwyze, als ik daar zoo even doorftreepte, vraagt het geachte Genootfchap of 'er onder de ziekten, met welke de Paraphrenitis uiterlyk de meeste overeenkomst heeft, ook zulke zyn, die eene geheel ftrydige behandeling vereifchen? Het is hier de zaak niet, een optelling van ziekten te maaken, daar de onze uiterlyk over*  PARAPHRENITIS. Ï39 overeenkomst meede heefc, maar onder die, aan welke de Paraphrenitis het naaste bykomt, zulke te onderfcheiden , die een geneeswyze vorderen geheel ftrydig met de Cura Anti-paraphrenitica, in zoo verre dat als men ze by onze ziekte in 't werk ftelde, een zekere dood zou moeten volgen. Voorts word gevraagd of zulks ook byzonder zyn opzigt hebbe tot Epidemifche ziekten? en tot welke dan meest? Het onderlinge verband der voorgeftelde zaaken fcheen my geen zwarigheid over te laaten, om ze alle in een zelfde Hoofddeel te verhandelen; dan daar de ftoffe, tot het tegenwoordig bellek dienllig, allerfchaarst by de Schryveren is aan te treffen, zal ik kort zyn; echter voortgaan met naar den opgehangen Eerprys te dingen, en durve hoopen ook in deezen aan het heilzaam oogmerk des Genootfchaps te zullen voldoen, In de eerfte plaats moeten wy ons wenden tot die ziekten, daar de Paraphrenitis de meeste overeenkomst meede heeft. Dus bied zig de Vraag aan, welke overeenkomst 'er vereischt word? 'Er moet zekerlyk zodanige overeenkomst tusfchen beide gevonden worden, dat op het voorkoomen de Paraphrenitis voer een andere ziekte kan worden aangezien: Nochtans moeten 'er tekenen overblyven, welke door een meer uaauwkeurige naarvorsfing toonen dat een andere ziekte zekerlyk geen Paraphreniiis zy. Het zyn juist niet al-  140 D. F A S, over de altoos de Symptomata necesfaria, die het meest opgemerkt worden, te minder daar 'er onder dezelve zyn, welke zig vry duister kunnen opdoen. En het is wel te denken dat, door op dezelve niet genoeg te letten , 'er al gelegenheid komt om de Paraphrenitis met andere ziekten te verwarren. Hier in fchynt ook de oorzaak opgeflooten te zyn van het zeggen van boerhaave: Qui longe frequentior, &c. door het geachte Genootfchap zelve aangeweezen. Nog meer gevaar van dwaalen is 'er, als men den lyder voor zyn tegenwoordige ziekte niet gekend heeft. Doch zoo men, by voorbeeld, weet dat zyn geitel niet bloedryk is, maar 'er veel eer een te groote gevoeligheid van zenuwen plaats heeft; als men gegrond vermoeden op wormen heeft; of dat 'er gal, bedorven ftoffen, of diergelyke voorhanden zyn, dan krygt de zaak veelal een andere gedaante; voornamelyk. als de zieke een Vrouwsperfoon is, als de tong geel of wit beflagen is, en de herfst of een herfstachtig jaar» getyde predomineert. Als men hier by zyn aandagt vestigt op de Symptomata necesfaria van de Paraphrenitis, en op het geen wy daaromtrent in het voorgaande Hoofddeel gezien hebben , word het gevaar van dwaalen in deezen zoo veel mogelyk weggenomen. En hoe zeer het moeijelyk mooge fchynen te bepaalen, hoe verre de betrekking gaan moet 3  PARAPHRENITIS. 141 moet, als men zeggen kan dat de Paraphrenitis met een andere ziekte veel overeenkomst heeft; is het echter klaar dat door zulke ziekten, met welke de Paraphrenitis uiterlyk de meeste overeenkomst heeft, zodanige moeten verftaan worden,by welke de meeste Symptomata necesfaria der laatstgenoemde ziekte plaats vinden. En dus vinde ik geen zwaarigheid om de Vraag, door het geachte Genootfchap voorgéfteld: Zyn ?er onder de ziekten, daar zy (te weten de Paraphrenitis') uiterlyk de meeste overeenkomst meede heeft, ook zulke die eene geheel ftrydige behandeling, namelyk voor eene Paraphrenitis volftrekt doodlyk, vereifchen? toeftemmend te beantwoorden. Ik herinner my niet ooit een geval geleezen te hebben dat meer ter zaake dient, dan het volgende, 't geen ik zelve heb waargenomen in een Vryster op het midden der leeftyd. Zy was flymerig van geftel, onderhevig aan epileptifche toevallen, en aan herhaalde aderlaatingen gewoon ; zynde op het een en ander reeds van overlang door bekwaame Geneesheeren de beste middelen uitgeput. Zoodanig was haar toeftand, toen ik voor het eerst noopens haar ziekte geraadpleegd wierd. Na verloop van eenige dagen wierd ik op een avond by haar verzogt te koomen. Ik vond haar in een vry hevige koorts, het aangezigt ontftooken; zy was benaauwd en dorftig ; op de hoogte der maag was pyn  14a D. F A S, OVER DE pyn, die zig door borst en buik verfpreidde; de ylhoofdigheid was fterk; de buik was niet ingevallen, maar in tegendeel opgezet. In deeze lyderes waren de meeste verfchynfelen, die in een Paraphrenitis nood^aakelyk zyn. Dit was het nochtans niet alleen , maar de bykoomende Con* •oulfien, vooral in het aangezigt, maakten de overeenkomst nog merkelyk grooter. Ik wist reeds te vooren dat 'er wormen aan den gang waren; daar het nu bekend is dat door dezelve de verfchynfelen van allerleie ziekten kunnen naagebootst worden, en inzonderheid elk der bovenaangehaalde zig dikwyls in de Wormziekten vertoonen, en ook de Hypochondria niet ingetrokken waren; befloot ik dat geen andere ziekte aanwezig was, dan die veroorzaakt wierd door het woelen en irriteeren deezer booze inwoonderen. Hier fchoot niets over dan met Heulfap (dat by haar in diergelyke gevallen de meeste uitwerking had) en temperantia, benevens zuurdeeg aan de voeten , deeze ziekte te keer te gaan. Dat ook met het gewenschte gevolg gefchiedde. Elk die weet wat het eerstgenoemd middel in hevige ont. fteekingen te wege brengt, zal my toeftemmen dat de gehouden Cura voor een Paraphrenitis volftrekt doodlyk zou geweest zyn. De Vraag breid zig verder uit, daar zy namelyk onzen aandagt vestigt op de Epidemien, Hier  PARAPHRENITIS. 143 Hier is het vak grooter, en heeft betrekking tot de Febres faburrales, biliofa, putridce, enz. welke veeltyds Epidemisch heerfchen. Theoretice befchouwd, is deeze foort van ziekten naast gefchikt om 'er de Paraphrenitis uiterlyk meede te vergelyken, daar zoo veel verfchynzelen als ylhoofdigheid , benaauwdheid , pyn , koorts , convulfien, enz. aan deeze, van de Paraphrenitis zoo onderfcheiden, ziekten gemeenlyk eigen zyn. De geleerde sauvagrs heeft dit ook reeds willen doen opmerken, hy draagt het volgende voor onder den naam van Paraphrenitis pleuritica, uit Journal de Medecine, May 1758 (V). Altera fpecies febris putrida, qua hoe anno viguit, Infu* la apud Flandros, fuit abfolute maligna. Adoriebatur cum fymptomatis Pleuro-peripneumonia & Paraphrenitidis; agri maximeprostrati dorfo conpanter incumbentes , facie livida vel flavd fubtumidd; cutis ficca, non ardens ; lingua brunnea forde onusta , facile exficcata, ficuti dentes, con* querebantur de obfeuro dolore punctorio lateris dextri , de magna pectoris & epigastrii oppres* fione, de cingulo dolorifico lumbos ftringente; urina fuppresfa erant vel pauca , quod fymptoma clysmatis, & potibus nitrofis diu refistebat; interea nullus meteorismus, nulla vel pauca expectoratio , nifi fanitatem qua dam fputa cocta pra- nun- (») Nof. Meth. op de aangehaalde plaats.  144 D' F AS, over dë nunciarent; lumbrki mortui ejiciebantur. Subfultus tendinum, convulfiones, rifus Sardonius, fingultus, ftertor fupervenientes adolescentem rusticam robustam, nono die post eryfipelas, in hoe morbo abflulerunt. „ Een andere foort van Rot„ koorts, welke dit jaar te Rysfel in Vlaanderen „ gewoed heeft, was gantsch• kwaadaardig. Zy „ begon met de verfchynzelen van- een Peripneu„ monia, en Paraphrenitis; de Lyders waren ge* „ weldig ter neder geflagen, geftadig op den rug „ liggende. Het aangezigt was blaauw of geel, „ eenigzins gezwollen; de huid droog, niet bran„ dig; de tong vuil bezet, veelal droog, zoo als ,, ook de tanden ; zy klaagden van een flaauwe „ fteekende pyn in de regterzyde; van een pyn* „ lyken band die de lendenen te zamen trok; de „ pis was weinig of geheel niets, welk verfchyn,-, fel aan de lavementen en falpeterdranken lan„ gen tyd weêrftand bood; ondertusfehen was 'er „ geen opzetting van den buik, weinig of geen opracheling, ten zy eenige rype fluimen de her„ ftelling beloofden; 'er wierden doode wormen „ uitgeworpen. Een frisch en fterk boere Meisje, „ door deeze ziekte aangetast zynde; kwamen 'er by , kramp en zenuwtrekkingen, Sardonifche „ lach , de hik en fchorheid ; welke haar den „ oden dag, naa dat .zy ook de Roos had gekree„ gen, uit het leven rukten ". Hoe zeer nu, deeze foort van koortfen al veel de  PARAPHRENITIS, 145 de Paraphrenitis nabootst , blykt echter dat zy eene Cura vereifchen, welker hoofdzaak beftaat in het uitwerpen langs de naaste wegen, als meede in eene verfterkende en rottingweerende behande. ling; byna op dezelfde wyze als in een Pleuritis faburralis of biliofa plaats heeft. En dat men over de befchreeven ziekte ook zoo gedagt hebbe, kan blyken uit de befchryving der geneeswyze, die op het verhaal der verfchynfelen volgt. Adolescenten* fanavit o. boucher, pramisfis quatuor phiebotomiis, ufu apofematis facti ex casfïa, tamarht* dis, nitro , & aliquot tartari ftibiati gr avis, quo ano & cato fuit multum evacuatum ; fuccesfit dein potio abforbens, cum confectione hyacinthea , & guttis mineralibus anodynis Hofmanni, dein infufum aquofum kinkinte, ferpentarice virginiana, ruta , fcordii , nee non linctus, cui addebatur kermes mineralis & oxymellitis fcillitici pauxillum (V). „ De Heer bouchek heeft een jon„ geling geneezen. Na dat 'er vier aderlaatingen „ voorafgegaan waren , wierd een afkookfel ge„ bruikt van Casfïa, Tamarinde, faipeter en eeni» ge greinen Braakwynfteen, waar door van bo„ ven en onder veel ontlasting kwam. Hier op „ volgde een drank uit Confectio Hyacinthea en „ Liquor Hojfmann.; voorts een waterachtig af„ trekfel van den koortsbast, Virginies fpeerkruid, iï wyiH (v) Ibtd, XVI. deel, %  D. F A S, over de „ wynruit, fcordium,- met een likmiddel; waar by „ een weinig Kermes minerale, en Oxymel fciU ,, liticum was ". Het heeft geen bewys noodig dat by deeze foort van ziekten braakmiddelen vereischt worden. Niet min zeker is het dat deeze middelen in hevige ontfteekingen altoos, en dus ook byzonderlyk in een Paraphrenitis, volftrekt doodelyk zyn: waar üit men , myns bedunkens, veilig kan befluiten dat het geen te vooren nopens de Sporadifche ziekten gemeld is, ook geld met opzigt van de Epidemifche. En hoe zeer het my voorkomt dat wegens gebrek aan duidelyk befchreeven waarneemingen veel moeijelykheid, zonder zekerheid, uit de bethouwinge der Epidemien te haaien is, byzonder in ons geval , daar het aankomt op het vergelyken der Paraphrenitis met dezelve; -maake ik echter geen zwaarigheid, om, volgens het geen wy gezien hebben ; de Epidemie van Rysfel, uit sauvages overgenomen , te ftellen onder die van welke gezegd kan worden dat 'er de Paraphrenitis de meeste overeenkomst meede heeft, en welker Cura echter voor deeze ziekte volftrekt doodelyk zoude wezen. N A-  PARAPHRENITIS. 147 NASCHRIFT. H et Antwoord op de voorgeftelde Vraag zoo verre uitgewerkt hebbende als my noodzaaklyk voorkwam, en zoo kort als de duidelykheid toeliet opgegeeven : zou ik hier reeds hebben kunnen eindigen, waare het niet dat ik eenige weinige bedenkingen, waar toe ik in de Verhandeling zelve geen gelegenheid gehad hebbe, dienftig vond voortedraagen. ■ Zoo men in de onderftelling dat galenüs en zyne Navolgers gedwaald hebben, ten opzigte van de Paraphrenitis , en dat het kunstwoord zelve behoorde verworpen te worden ; zoo men, zeg ik, in deeze onderftelling, onze ziekte enkel wilde gehouden hebben als een ontfteeking van eenig deel of ingewand in de Borst of Buik, met ylhoor-digheid verzeld : zou men wel dienen verzekerd te wezen dat deeze verandering* der kunfte dienftig, en den Lyderen voordeelig waare. Om te beflisfen of dit nieuw gevoelen zig nader by de waarheid bevind, dan het oude, Zou men moeten nagaan of het zig duidelyker laat verklaaren, en de belchouwing aan minder zwaarigheden onderhevig zy. Dan, zoo verre fchynt het heden mee de Geneeskunde nog niet gekoomen. Althans daar men in de laatst verloopen jaaren zig weinig of niets aan de Theorie onzer ziekte heeft laaten geK a Ier'  <48 D. F A S, over. de legen zyn, mnake ik geen" zwaarigheid om de volgmde woorden uk het meergemeld Artikel Paraphrenefie in de Encyclopedie uit te fchryven, als den hedendaagfchen toeihnd der Geneeskunde in dit vak affcheuende.' • Et quoique notre Medecine asfez eclairêe peur corinoitre & dedaigner des explications vagues, v:al fondées & ridicules, foit cependant trop peti avancée pour pcuvoir donner FEtiologie des delires en gen er al, & furtout des delires fympathiques: on peut asjurer en general qu'il y a entre le cerveaii & les visceres abdominaux une infuence reciproque^ un raport mutuel, trés confi. derabie, dont les effels, a peine foupgonnés par le vulgaire Médecin, frappent f Obfervateur attenlif: Que le fameux duumvirat du fublime van iielmonT) ft peu compris & fi hardiment re* jet:é, nest pas fans fondement, & enfin que les Uaifons, les Communications , les fymptomes des Nerfs pourront fervir a des explications plaufibles. des Phenomenes qu'elles prndttifent, quand elles feront mienx obfervées, plus ^approfondies & juflement evaluées (w). ■ „ En hoewel onze Geneeskunde verligt genoeg ,, is, om losfe uitleggingen, die zonder grond en „ belachgelyk zyn, te kennen en te verwerpen ; „ echter te weinig gevorderd om de JEtiologie » der (w~) Edit. de Neufchatel, 1765.  PARAPHRENITIS. 149 ,, der ylingen te kunnen opmaaken: inzonderheid „ van zulke die door Medegevoel plaats hebben; „ egter kan men in 't algemeen als zeeker ftellen „ dat 'er tusfchen de Hersfenen en de Buiksinge„ wanden een wederkeerige invloed beltaac, en eene „ zeeraanmerkelyke wederzydfche betrekking, waar„ van de uitwerkzelen, naauwlyks door een ge„ woon Arts vermoed, den aandagtigen waarnee' ,, mer treffen: dat het beroemd Tweemanfchap van „ den Hoogdraavenden van helmont, 't welk ,, zoo weinig begreepen is en ftoutelyk vervvor„ pen, niet ontbloot is van grondllag. En einde,, lyk dat het verband, gemeenfchnp, en de fymp„ tornata der Zenuwen zullen kunnen dienen 0111 „ de verfchynzelen die zy voortbrengen uitceieg. ,, gen , als zy beter zuilen waargenoomen zyn, „ dieper doorgedagt, en op hunnen regten prys „ gefield"' Myne Leezers gelieven zelve te oordeelen, of de kundige Schryver, die, zoo ik vertrouwe, niet zal befcbuldigd worden als of hy het oude gevoelen halftarrig aankleefde, in dit Artykel geen genoegzaamen grond geeft om te befluiten dat 'er nog veel aan fcheelt, eer deeze zaak zal afgedaan weezen. Ik fluite derhalven met de woorden myner Zinfpreuk: Est quodam prodire tenus, fi non datur ultra. K 3 WAAR-   WAARNEEMINGEN. K 4   DE BLAAS «OVEN DE ZAMENVOEGING DER SCHAAM» BEENDEREN DOORBOORD, IN EENE HARDNEKKIGE OPSTOPPING VAN WATER; MET EEN ALLERGELUKKIGST GEVOLG, DOOR & P O P T A, Stad; Heel- en Proedmeester ; als mede by het Ed. Mog* Collegie ter Admiraliteit, te Hatiingen, enz. D e Koopman Pieter Bakker alhier woonachtig, en oud acht en vyftig jaaren , van een gezonde gefteltenis, en volgens zyne getuigenis nooit aan een Venerisch gebrek onderhevig geweest zynde, had voor drie jaaren beginnen te bemerken dat hy met dunner ftraal zyne pis loosde dan naar gewoonte, doch zonder daar verder eenig ongemak aan te hebben, behalven dat hy zyn water wat langwyliger moest ontlasten dan voorheen; hy ging daar over niemand raadvraagen , dan wanneer hy in 't laatst afgeloopen jaar, op den 8 Hen November, 's avonds, eene volkoomen opftopping K 5 der  154 WA ARNEEMIN'GEN. der pis kreeg; en naarmaate de blaas voller wierd, hoe fterke dog vrugtelooze pooging de lyder ter ontlasting aanwendde, de pynen in den nagt van tyd tot tyd zoo hevig wierden, dat men in den morgenftond (zynde den oden dito) ging raadvraagen by den Heer a. van iungh , Med. Doctor, welke den lyder uit. en inwendige middelen , die noodig by denzelven wierden geoordeeld, toediende. Maar na dat dezelve de gewenschte uitwerkingen niet deeden, wierd ik, door den Heer a. 'Van ringh, 's middags verzogt om den tyder mede te gaan vifiteeren;om, was het moogelyk, de pis door middel van een Catheter te ontlasten. By den Lyder komende, vonden wy zyn buik zeer opgefpannen, inzonderheid het Hypogastrium; de pynen waaren zeer geweldig, en ftiekten zich tot de lendenen uit, de pols was ras, de dorst zeer hevig, en de minfle ontlasting van pis was 'er nog niet; dus tragtte men een Catheter in de blaas te brengen , om langs dien weg de pis te ontlasten, en eene fpoedige verlichting toctebrengen; maar in wat geftalte wy den lyder ook mogten plaatzen , en wat zoort van Catheter wy oojt mogten gebruiken , het was op dien tyd alles vruchteloos; 't was by 't inbrengen van den Catheter , wanneer ik met dezelve omtrent den hals der blaas bereikte, dat ieder keer 't werktuig daar gefluit wierd. Toen tragtte men een vry Hevige Bougie er in te brengen, maar met dezelve konde ik ook niet  WAARNEEMINGEN. 155 nier verder koomen dan met de zonde ; zoo dat wy andere middelen aanwendden, naamelyk ader* laatingen , verzagtende clysteeren, en uitwendig weekmaakende pappen: inwendig liet men den lyder verkoelende met kramp- en pynftillende middelen gebruiken, waar meede men aanhield tot 's avonds als wy den lyder weder bezogten, en vonden hem nog zonder de minfte loozing van pis gehad te hebben. De opzetting van den buik was nog grooter, de pynen en koorts nog heviger, waar op ik weder het inbrengen van den Catheter onderzogt; en nu gelukte het my een zeer aanmerkelyke kwantiteit pis te ontlasten, waar door de lyder aanftonds verligt wierd van pyn: verder hield men aan zoo als men over dag gehandeld hadde , tot des anderen daags 's morgens, zynde den loden dito; toen wy den lyder weder bezogten , en hem wat beter vonden. Dezelve had eenige rust genooten, en alle omftandigheden, die 's daags te vooren zo dreigende waaren geweest, hadden zich eenigzints tot bedaaren gefchikt, behalven dat 'er na de aftapping nog geen de minfte ontlasting van pis was geweest. Men continueerde dien dag byna op eene gelyke wyze, met de uit- en inwendige middelen, als 's daags te vooren gefchied was; ik ontlastte de pis weêr door den Catheter, welken ik met moeite in de blaas kreeg, en tragtte door middel van Bougies, zoo veel als doenlyk was, de pisbuis en den hals der blaas die ruimte weder te be- zor-  156" WAARNEEMINGEN. zorgen, welke ter ontlasting van pis hoodzaakelyk veretscht wierd; den uden dito, ging alles omtrent als daags te vooren; den i2den dito, vonden wy den lyder redelyk welvaarend , behalven dat de pisloozing by hem nog mankeerde, en tragtte ik dezelve 's morgens weder door den Catheter aftetappen, maar ik kon de Zonde al weder niet verder krygen dan omtrent den hals der blaas; doch na twee uuren gewagt te hebben, dat ik 't weder probeerde, kreeg ik 't werktuig met veel moeite in de blaas, waardoor een menigte pis zich loosde. Men liet den Catheter aangevoegd blyven, en na eenige uuren de pis 'er nogmaals door geloosd te hebben, nam ik het werktuig weder weg, en bragt een Bougie in deszelfs plaats; doch daarna den lyder weder genoodzaakt zynde te wateren, (en de Bougie weggenoomen hebbende) heeft hy het nog niet kunnen doen. Den 13den en i4den dito waaren alle omdaudigheden van den Lyder redelyk, behalven dat de pisloozing by denzelven nog mankeerde , welke wy in die dagen met moeite nog door den Catheter kwaamen te bevorderen: den 15de dito was de opllopping van pis nog grooter, want de doorgang naar de blaas wierd ons ten eenemaal belet, zelfs zo dat wy geen dunne lievige Bougie in dezelve konden brengen; en hoe dikwyls wy 't ook op dien dag kwaamen te herhaaien , was telkens onze pooging vruchteloos : zoo dra men met eenig werktuig zoo verre in den pis-  WAARNEEMINGEN. 157 pisweg gevorderd was als tot aan den voorflander, was 't ons onmogelyk verder iets door te krygen ; de Lyder wierd op dien dag weder zeer pynlyk, en men tragtte hem eenige verlichting toe te brengen , door 't gebruiken van wartne baden, en 't zetten van clysteeren, weekmaakende pappen op den buik te leggen, en 't doen van aderlaatingen, zoo veel als zyne lichaamskragten immers toelieten; als mede inwendig verkoelende middelen, met opiaaten. Maar de pynen en benauwdheden wierden tegen den avond nog erger: des anderen daags 's morgens , zynde den ïóden dito, toen wy den Lyder weder bezogten, vond men hem met de allergeweldigfte pynen en benauwdheden worftelen ; de blaas was vol en uhgezet, en ftrekte zich uit tot aan den navel; de pols was ras; de dorst geweldig; zoo dat wy zeker vooronderllelden, wanneer wy niet op eenige manier de ontlasting van pis bevorderden, dat dan de Lyder met weinige uuren daar aan zoude moeten fterven; waarom wy befloten, met goed» vinden van den zeer geleerden Heer s. styl (die ons reeds in die voorige dagen met zynen raad had bygeltaan), om de ontlasting der blaas door een fteek met de Troicar te bevorderen. Ik verkoos ten dien einde de plaats boven het fchaambeen, en niet het benedenfte en achterfte gedeelte der blaas,'t welk, gelyk een ieder bekend is,in de manier van flurant, door den endeldarm heen word  153 WAARNEEMINGEN. word geopend. De voornaamfie reden van deeze verkiezing was, dat in dit geval de Canul waarfchynlyk zeer lang in de gemaakte wonde zou moeten nablyven ; het welk in de manier van flurant op verre na zo wel niet gefchieden kan, gelyk mede de Canul eenmaal uitgeraakt zynde, in deeze laatfte manier niet dan met veel moeite wederom zou kunnen binnen" gebragt wor.den. Ook hadden wy, tot meerdere gerustheid, in onze Stad een bekend voorbeeld van de eerstgemelde Operatie, voor eenige jaaren door Wylen den Heer j. de reus in 't werk gefield en van eene ! gelukkige geneezing gevolgd , zynde die perfoon thans nog in een volmaakte gezondheid, 't Is waar dat in dat geval een uiterlyk geweld , door een val aan de onderfte deelen toegebragt, de Operatie hoven de fchaambeenderen volftrekt noodzakelyk had gemaakt; maar de gelukkige, uitflag van dezelve ftrekte daarom even goed tot haare aan pryzing. 't Was dan op de volgende wyze., dat ik dit, In tegenwoordigheid van eenige Heeren Medici, 's morgens ten 10 uuren volbragt« na dat ik den Lyder overdwars op 't bed had geplaatst, met dé beenen by 't zelfde neder, welke onderfteund en vast gehouden wierden door twee perfoonen , plaatfte ik i my voor hem , en nam in myn regterhand een kromme Troicar, die een lengi  WAARNEEMINGEN. 159 lengte hadde volgens zyn loop circa drie duimen (a), de diepte van de bogc was circa een duim, van boven was dezelve voorzien met een plaatje, welke aan beide zyden een opening hadde; dit werktuig in myn hand bepaald hebbende, met den voorften vinger langs de bogt, maakte ik hier mede, anderhalf duim boven de zamenvoeging der fchaambeenderen , met een half ronde draay naar beneden toe , een opening in de blaas; waarop ik aanftonds de naald uit het pypje trok, en 't pypje in de wonde liet lleeken. De hoeveelheid van het vocht, dat aldus wierd afgetapt, kan ik niet juist bepaalen, om dat 'er aanftonds een menigte door 't uittrekken van de naald over huis ftortte; maar dezelve was zeer aanmerkelyk, gelyk ligtlyk is te begrypen , naardien de Lyder in ruim vyftig uuren geen pis ontlast hadde, en door den geweldigen dorst veel vogt in die dagen hadde gebruikt. Hier op ftopte ik de Canul toe, en nam twee dunne banden, van een duim breed, en ieder (a) Voor een Lyder van volwasfen ouderdom, en een ordinaire grootte, zoude eenTroicar van no;; een duim langer , naar myn gedagten, beter zyn ; om dat wanneer de blaas zich oiuleedigd heeft, en haare veerlragt nog bezit, zy zich te zamen trekt, waar door de Canul lichtelyk uit de blaas zoude kunnen ranken , voor dat men 't begeerde te hebben, en naderhand misleiden niet weder dan met veel moeite in zyn plaats zoude kunnen gebragt worden; buitendien zou le hec zeer goed zyn, dat men altyd een twee.de Canul in gereedheid hadde , wiens einde de opening aa;i de zyden hiul, waard jor dezeve gemakkelyker eu minder ichadelyk Zoude iu te brengen zyn.  160 WAARNEEMINGEN. der ruim twee ellen lang , welke ik tot op ^de helft door de gemelde opening van 't plaatje der Trokar Hak, en liet ieder zyn eigen zyde om de lendenen naar vooren gaan: verders nam ik een Compres, gedoopt in Spir. Vini , 't welk ik over de Canul en buik leide, waar over ik de bovengemelde banden vastbond: ook deed ik nog een breeden fluitdoek om 't lichaam van den Lyder, tot bevestiging van 't verband, en tot onderfteuning van de uitgerekte blaas en houdende deelen van den onderbuik. Toen leide ik den Lyder weder te bedde , deed hem nog eene aderlaating , tot voorkoming van meerdere ontfteeking, en liet hem alle twee uuren een half dragma Pulv. Coru Peruv. gebruiken. Hier op verlieten wy den Lyder : na weinige uuren bezogten wy hem weder, en vonden 't verband zeer nat van pis; na dat wy 't zelve los gemaakt hadden, ontdekten wy dat de pis bezyden de Canul naar buiten vloeide. Ik ram 't kurk je, waar mede ik de Canul toegeftopt hadde, weg; maar daar ontlastte zich zeer weinig pis door 't pfpje , waarom ik 't zelve met het kurkje weder toeftopte, en verbond het als vooren. Den r^den dito vonden wy 's morgens den Lyder redelyk welvaarende; dezelve had eenige rust genooten, en de pynen waren draaglyk, maar de voorhuid van den Penis was zeer gezwollen, dog niet zeer pynlyk:men leide om denzei ven eenFotus Contr. Gangreen., fmeerde met Ung, Nutrit, de dee-  WAARNEEMINGEN. iét deelen,langs welke de pis uit de gemaakte opening vloeide, tot voorkoming van ontvelling en ontfteeking, en de pis ontlastte zich voor 't meerengedeelte langs de zyden van de Canul, dog zomtyds na 't afdoen van 't kurkje ook een gedeelte door de Canul; den i8den dito was de Lyder zeer welvaarende, de gezwollenheid van de voorhuid was reeds in 't bedaaren, de pis ontlastte zich als daags te vooren, niettegenftaande de buik eenigzins opgezet was , dog dat fcheen door winden veroorzaakt te zyn; den i^den dito was de opzetting van den buik weder bedaard, de Lyder klaagde over geene pynen meer, begon weder eetlust te krygen , de ontlasting van pis ging als vooren, waarom ik een dunne ftevige Bougie in de Urethra bragt, welke zeer gemakkelyk naar binnen ging, het geen ik niet vroeger na de Operatie gedaan hadde, naardien men dagt dat de ontfteeking niet eerder wat bedaard zoude zyn , welke 'er plaats gehad heeft in de Urethra en den hals der blaas, Zoo wel uit oorzaak van 't ongemak, als door een week lang geduurig Catheterizeeren ; den 2often dito nam ik de ingebragte Bougie weder weg, èn ftelde een Elastieken Catheter in de plaats, waardoor zich eenige pis ontlastte: ik liet verder den Catheter aangevoegd blyven, zonder dat ik denzeivén toeftopte, waarom de pis zich geduurig ontlastte; welke beftendige ontlasting juist niet met de natuurlyke order van de blaas overeenftemde, XVI. deel. L maar  i6a WA AR NEEM ING EN. maar hier door verkreeg men dat de ontlasting, die 'er beftendig na de Operatie bezyden de Canul door was geweest, ophield; het geen den Lyder vooreerst een groot gen ak gaf, door dat het verband droog bleef, en de ontlasting door den Catheter minder gevaariyk maakte. Van den aiften tot den 24ften dito ging alles zeer wel, de pis ontlastte zich door den Catheter, dien ik eens wegnam en een Bougie in de plaats voegde, welke ik met vier nuren 'er cok weder uitnam, en den Lyder liet persfen om zyn water te maaken: maar konde de mmfie ontlasting van pis door den penis nog niet htkoomen, waarom ik den Catheter weder binnen bragr, door welken aimflonds meer dan een pond pis zich ontlastte. Den asften dito nam ik de Canul weg , welke wy vermoeden dat ook niet langer met haar einde in de holligheid van de blaas was; op de opening leide ik een wiek met Balf. Arcei, overdekte het verder met een dekpleister, compres en fiuitdoek: den aöfttn dito had de Lyder des nagts weinig pis door den Catheter ontlast, irtaar een aanmerkelyke kwantiteit door de opening van den buik; waarom ik den Catheter wegtiam, en ontdekte dat dezelve verftopt was, waarom ik een anderen -Catheter, die een weinig dikker was, in de Urethra bragt, dien ik zeer gemaklyk op zyn plaats kreeg, waardoor de pis zich weder ontlastte , en de lekking van boven ophield: voorts was de Lyder zeer welvaarende, en  WAARNEEMINGEN. 163- en continueerde met het gebruik van de Pulv. Cort. Peruv., waaronder zyne kragten voor 't meerengedeelte herfteld waren, en hy ging daagiyks weder wandelen over de kamer. Den ö/ften en s8(len ging alles zeer wel, den 29de dito vonden wy den Lyder wel, behalven dat wy aan de regter bovenkant van 't Scrotum eene kleine opening ontdekten, waaruit een weinig pis vloeide»: en na dat ik de opening met een dunne Bougi& nafpeurde, ontdekte ik dat ze met een Sinus onder de huid door, naar de opening van den buik ging: ik verbond het met den Balf. Arcei, en overdekte het met een dekpleister ; maar 's avonds als wy den Lyder weder bezogten, ontdekten wy dat 'er over dag, een aanmerkelyke kwantiteit pis door de nieuwe opening zich ontlast hadde, en als men met de hand op den onderbuik drukte, ontlastte de pis 'er met geweld door. Uit de opening van den buik nam ik een aanmerkelyk ftuk gefphaceleerde Cellulofa dat los zat weg, 't welk een ruimte naliet tusfchen de huid en fpieren, die zeer groot was: den Catheter, na dat hy weg genomen en fchoon gemaakt was, bragt ik weder naar binnen, en liet denzeiven aangevoegd blyven; verder ontlastte de pis zich door denzeiven, maar ik was meest genoodzaakt alle twee dagen het werktuig weg te neemen en fchoon te maaken, om dat het zomtyds zo verHopt was van flymen , welke in menigte met La de  16*4 WAARNEEMINGEN. de pis zich ontlastten (F). Den 3often dito tot den 8ften December ging alles zeer wel, des Lyders kragten waren weder herfteld , waarom men met 't gebruik van den Cort. Peruv. ophield; den i^den dito, toen ik den Catheter wegnam om fchoon te maaken, ontdekte ik dat dezelve in zyn midden meer dan half doorgebrooken was fV), waarom ik aanftonds een ander in de plaats ftelde : men continueerde zo tot den J^den January; wanneer de beide openingen, zo van de blaasfteek als van 't Scrotum, geneezen waren. Toen nam ik den Catheter weg, en zo dikwyls als de Lyder neiging tot wateren hadde, tapte ik hem de pis door den Elastieken Catheter af, tot op den asften dito, toen dezelve voor de cerftemaal zyn pis, zonder behulp van de kunst, weder loosde : maar 's nagts daaraanvolgende moest dezelve zyn pis we» (b) Welke fiymen wsarfchynlyk alleen maar veroorzaakt wierden , door dat de blaas voor de Operatie zo buitengewoon uitgerekc was geweest, en dus eenigennaate haare veerkragt verlooren had , en de kleine flymklieren , waar mede 't maakzel der blaas voorzien is, gezwollen waren : waarna dezelve- by wyze véi verettering weder ontzwollen , terwyl de ftof zich door de buizen dezer klieren in de holte van de blaas ontlastte. Want naarmaate de blaas haare veerkragt weder begon te krygen , verminderde óoi de ontlasting van fiymen. (e~) By deze gelegenheid merlce ik ann dat men zeer om« zicfi'ig mort zyn, oin den Gum'Elastieken Catheter niet te laiTg aaneen jn de Urethra te laten zitten, naardien dezelve licbtlyk kan breeken , een ftuk in de Urethra ka ï l lyven zit. en, en veel moeite voor den Heelmeester en Lydev zyn, oiu 'c inzittend ftuk weder te bekoomen.  WAARNEEMINGEN. 165 weder door middel van kunst laaten aftappen. In dezen Haat bleef de Lyder, van over dag van zeiven te kunnen wateren, en by nagt te laaten aftappen, tot op den I4den February : toen begon de Lyder 's nagts zo wel als by dag van zclven te wateren; en heeft zedert dien tyd geen Catheter of eenig ander werktuig behoeven te gebruiken. Hy loost thans zyn pis met groot gemak, ja zelfs met geen dunner ftraal, gelyk hy reeds meer dan drie jaaren gedaan heeft, maar geheel en al weder als voorheen , toen hy van ?t ongemak nog niets het minfte befpeurd hadde, S. P O P T A. Harlingen 20 Juny 1792. L 3 EENE  eene bvzondere uitwerking van de OCULl CANCRORUM (of kreef- ten-oogen) in de wittevloed. DOOR ADRS. WILH*. BRANS schippers, Meïicinae en Chirurgiae Doctor, in Zegwaardt. De werkende kragt der geneesmiddelen, op de vaste en vloeibaare deelen en vis vitalis van 's menfchen lighaa.m, kan altoos door geen Medicus a priori met zekerheid bepaald worden; want dikwyls zien wy uitwerkingen welke men vooraf zeker zich niet voorgefteld had: 's menfchen aart, natuur, en levenswyze doen zeer dikwyls fommige middelen gantsch kragteloos of al te hevig werken, of wel geheel fchadelyk zyn. 'Er fchuilt daarenboven nog iets in een mensch, welk geheel en al den eenen mensch van den anderen onderfcheid, en welke eigenfchap van ieder Practicus wel zeer naauwkeurig dieut geobferveerd te worden. Die eigenfchap, van de Medici genoemd Idiofyncrafia, is niet eenig en alleen kenbaar in het gebruik van geneesmiddelen, maar dikwyls allerduidelykst in de averfatie van fommige voedzelen; want fommige menfchen hebben een afkeer van yisch , anderen kunnen wederom deeze of geene voed-  WAARNEEMINGEN. 167 voedfelen niet verdraagen, enz. De fructus Horcei hebben op fommige geitellen eene uitwerking daar men zich met regt over verbaazen moet: het gebruik van een enkelde aardbey heb ik by eene Vrouw gezien dat altoos eene hevige Cholera te weeg bragt: en de Hooggeagte Hoogleeraar (weleer myne te vroeg ontflorvene Leermeester) j. d. hahn te Leiden, was gewoon in zyne Collegiën te verhaalen, dat de aardbeijen altoos in zyn eigen lighaam werkten als een geweldig Fomitief en Drasticum, Dit zelvde heeft ook pJnits by fommige menfchen in het gebruik van geneesmiddelen; ja zelvs een enkelde aanraakinge van fommige middelen brengt een geheele disordre in fommige voorwerpen te weeg: zoo zag ik onlangs eene Vrouw, welke eenig en alleen door het boenen van gladhout met iherebinthynwater, tot twee verfchillende maaien van eene hevige Eryfipelas wierd overvallen, en wel over het geheele lighaam. De zagte Vulv. Comachini, in eene geringe dofis gegeeven, zag ik meede in fommigen eene hevige Hypercatharfis verwekken, anderen daarentegen bleeven onaangeroerd , of verwekte maar een Hypocatharfis. De Mercurius, op welk eene manier ook bereid , verwekt meenigmaal in eenige gentellen met weinige greinen eene geweldige falivatie , daar andere voorwerpen eeue zwaare do/is niets aanL 4 doet:  ïd3 WA AR NEE MIN GEN. doet: De Rad. Ipecacuanha werkt by eenige enkelde voorwerpen als een Drasticum, en by anderen daarentegen doet de byvoeging van laxeerende rheum dezelve vomeeren. Verder zal ik my hier over niet uitlaaien : -r? Genoeg voor ons, dat wy hier uit afleiden kunnen , en mogen, om altoos in het oog te houden, dat die byzondere gefteldheid of Idiofyncra/ia meenigmaal ons verbied deeze of geene geneesmiddelen te gebruiken, welke in andere geitellen met het grootfte nut zouden kunnen aangewend worden. Het volgende geval neeme ik de vryheid, WeiEdele zeer geleerde Heeren ! UWelEd. aan te bieden, zoo 'er door UWelEd. eenig nut in mogt bevonden worden, om hetzelve in UWelEd. uitmuntende en allernuttigfte Verhandelingen van Servandis Chibus te plaatfen ; om dus als een baak te verftrekken voor zulken, die, of uit onkunde, of pro forma, de Oculi Cancrorum gewoon zyn, greetig voor te fchryven. Het is eene algemeene bekende zaak , dat de Oculi Cancrorum tegen het zuur, met zeer veel fuc§es , als een abforbens gebruikt worden. De groote en onfterffelyke gauuiüs nogthans bekend dat hy dit fmaakeloos medicament als Arfenicum heeft zien werken ; zyn Hoog Ed. pryst egter dezelve zeer aan in de Wittevloed der Vrouwen, fchoon hy zelve 'er by getuigt, onkundig  WAARNEEMINGEN. 169 te zyn, de manier en wyze hoe de Oculi Cancrorum de Wittevloed tempere en cureere. En dat dezelve met veel nut gebruikt kunnen worden in de Leucorrhcea der Vrouwen, inzonderheid wanneer eene Materia Acida in primis viis grasfeerende is (dat wy vertrouwen het meest plaats te hebben), heeft my zelvs de ondervinding geleeraard. Op het voetfpoor aldus van den Onfterffelyken gaubius, van beroemde andere Practici, ea myner eigene ondervindinge, maakte ik in Augustus, des voorigen Jaais i/yo, gebruik van de Oculi Cancrorum op zigzelve in de Wittevloed; dog de verfchynfelen welke daar op volgende zyn geweest, zyn myns bedunkens wel waardig aangeteekend te mogen worden: In het gepasfeerde jaar 1790 in Augustus wierd ik geraadpleegd by zekere getrouwde Vrouw, tusfchen de 40 en 50 jaaren oud, woonende in den omtrek van myn Dorp, over eene zeer hinderlyke, geweldige, en voortduurende Wittevloed. Der Lyderesfes temperament was van een Phlegmaticquen aart, de pols wel een weinig zwak, dog anders vry natuurlyk; en voor het overige fcheen zy zeer gezond. Ik ordonneerde en leverde haar een once van de pnvervalschte en zuivere P. Oculor. Cancrorum, verdeeld in xvj gelyke deelen, om alle dagen vier van dezelve te gebruiken. Drie van deeze poeL 5 ders  i7o WA AR NE E MIN GEN. ders gebruikt zynde , wierd ik in alleryl ge» roepen, vermits de Lyderesfe eene geweldige Hamorrhagia Uteri gekregen hadde. Ik verwonderde my daar zeer over, nademaal dezelve op geen gewoonen tyd kwam, de pols te vooren geene het minfte teken van drift te kennen gegeeven had, en ik ook geen pulfus dicrotus had vernomen. Ik ordonneerde daar op de volgende Mixtuur, om alle uur twee lepels van te gebruiken: Jq. Flor. Pap. Rhcead. unc. x. Album Ovor. N°. tij. Syr. Diacod. unc. j/3. M. Waar op de vloeijing verminderde, en geheel §esfeerde: eenige dagen hierna, geene bedenkinge meerder makende over de Hamorrhagia Uteri. maakte ik weder gebruik van de resteerende poeders; —— twee poeders ingenomen zynde , wierd ik andermaal by haar ontboden, omdat op nieuws een fterke bloedvloed^ gekomen was: ik tragtte met bovengenoemde Mixtuur dezelve weder te temmen , maar te vergeefsch ; waarom ik de volgende Mixtuur gaf, om alle uur een lepelvol van te gebruiken: 9»  WAARNEEMINGEN. 171 fy. Aq. Flor. Rofar. unc. vij. Lap. Hcematilid. PPt. fcrup. ij. Pulv. Gumm. Arab. dr. ij. Laud. depur. gr. ij. Syr. Flor. Pap. Errat. unc. j. M. De bloedvloed wierd hier door geftild (of misfchien ook omdac de werking der Ocul. Cancr. ophield.) Niet zonder reden geraakte ik in bedenking, of het gebruik van de Ocul. Cancr. niet de oorzaak was van die Hcemorrhagia Uteri: uit dien hoofde liet ik dezelve niet meer gebruiken. Naardien de Lyderesfe intusfchen zeer verzwakt was, en de Wittevloed haar zeer kwelde , gebruikte ik toen de volgende Mixtuur, alle uur een lepelvol: 9=. Aq. Fl. Papav. Rhosad. unc. vij. Menth. Cohobat. unc. iij. Extr. Cort. Peruv. dr. ij. Syr. Papav. Alb. unc. j. Aq. C, Cinnamom. unc. j ff. M. Hier door wierd de Patiënt verfterkt, de Witteyloed verminderde, en zy vernam van de Roode* vloed niets meer. Hoe-  173 WAARNEEMINGEN. Hoewel eenige bedenking by my plaats had, dat de byzondere uitwerking van de Ocul. Cancr. in deeze Vrouw oorzaak was van de Hamorrhagia Uteri, nogthans oordeelde ik verpligt te zyn zulks nader, egter met omzigtigheid, te onderzoeken. Nadat de Hamorrhagia tien dagen op. gehouden had, gaf ik dezelvde Lyderesfe op nieuws twee poeders van dezelvde dofis van de Ocul. Cancr. Maar helaas! de uitwerking was als vooren; ja zelvs was de Bloedftorting zoo geweldig, dat dezelve met voorige middelen ontembaar was, waardoor ik cot fterker adftringemia en opiata verpligt was myn toevlugt te neemen, en eindelyk door eenige Decocta van den (op zynen tyd gebruikten heilzaamen) Cort. Berm. de verlooren kragten te herftellen. Van dien tyd , als al te zeer overtuigd zynde van de nadeelige uitwerking der Ocul. Cancr. in deeze Vrouw, heb ik 'er my voor gewagt, en van dien tyd af heeft deeze Vrouw nimmer fterke vloeijing gehad, maar gereegeld 's maandelyks haare ftonden , zynde voorts de Wittevloed door de verfterkende middelen, en andere adjlringentia, gelukkig herfteld. Hoe eenvoudig ook deeze Waarneeming zy, nogthans, dunkt my, verdient zy opmerking; te meer dewyl veele Medici aan zwangere, baarende , en verloste Vrouwen , inzonderheid als 'er zuurftoffen in de ingewanden zyn, de Ocul. Cancr. maar  WAARNEEMINGEN. 173 maar voorfchryven : ja de groote boerhaave fchryft dezelve in een Mixtuur in zyne Materia Medica voor , met Opiaten vereenigd , tot drie drachma's toe, zoo om de valfche baarpynen te temmen, als om de naaweën te doen ophouden: en de beroemde van swieïen oordeelt, in zyne Comment. §. 1329, mede 'er niet ongunflig over. Deeze Waarneeming nogthans leeraart ons , dat men de OcuL Cancr. met orhzigtigheid diént te gebruiken; ja dat het een middel is, 't welk in zommige zwangere, baarende, en verloste Vrouwen allerfchaadelykfle en gevaarlyke uitwerkingen kan hebben ; waarom men verpligt is dezelve te fchuwen, te meer dewyl ik oordeele dat de overige abforbemia veiliger kunnen gebruikt worden, en tot nog toe, zoo veel my bewust is, niemand daar eenige fchadelyke uitwerking van geboekt heeft, zoo als ons al in vroeger dagen door den alom bekenden gaübius en andere Schryvers van de Ocul. Cancr. of Kreeften-oogen is meedegedeeld. Of nu die fchadelyke uitwerking voortvloeit van die byzondere Idiojyncrafia , of van iets anders , zulks laaten wy geleerder beflisfen, en is ons hetzelvde : want vast leeren wy hier uit , dat het gebruik van de OcuL Cancr. niet altoos een veilig middel is, en ftellen het zeer onbedagt , dezelve fomtyds pro forma te ordon- nee-  174 WAARNEEMINGEN. neeren , gelyk ik zeer dikwyls gezien heb, en door my en anderen wel eens is nagevolgd. ADRs. WILHs. BRANS schippers, Mtdicinae en Chir. Doet er. Zegvaardt- 16 Augustus ' 1791. E'lNDE VAN HET ZESTIENDE DEEL.