I   DE EERE VERDEDIGT ZOO WEL VAN DEN SCHRYVP.R „ ALS VAN ALLE DE GEENE WELKE UIT CHRISTELYKE WELMEENENTHE1D TEKENAARS ZYN VAN ZEKER REQUEST, 1NGELEVERT AAN HET WELEERWAARDE CONSISTOR.IUM VAN DE GEMEENTE TOEGEDAAN DE LEERE DER ONVERANDERDS AUGSBURGSCIIE CONFESSIE , Binnen Amflerdam, den 4. OStober 1786. Tegen het Gefchrift, ten Titel voerende: AANMERKINGEN e n BEDENKINGEN op het REQUEST, Het welk thans by de Gemeente, toegedaan de Leere der Onveranderde Au-gsburgfche Confesfie, door eenige Leden ondertekent is, en onlang» door den Druk gemeen gemaakt, ten oogmerk hebbende, om de Geleerde, Weldenkende en Vroonie Predikanten de heeren STERK, BAUM en MUTZ ENBECHE.R, Onder fchandelyke bepalingen te leggen, zoo niét geheel te weeren. De Prp^ is 4 Stuivèk, ^^^^^^ Te AMSTERDAM, By H. T. HOORN, Boekverkooper op de Nieuwendyk en hoek van deHasfelaarfteeg. 1786.  Het beginjel zyner Woorden is Zotheid; en let einde is fchadelyke Dwaasheid. Salomon. Geen Exemplaaren worden voor Echt Erkent dan die door den Uitgever eigenhandig Ondertekend zyn*  < 3 > Aan alle waare Christenen welke hier in belang he' ben, en hunnen Heiligen Godsdienst, behartigen , en op den Rechten Prys fretten; zy Genade, en Vrede •van onzen Goddelyken Verlosser , den Heere Jesus Christus ! Amen. Het is Waereldkundig dat federt een geruimen Tyd, in zoramige Gemeentens, der Leere toegedaan de Onveranderde Augsburgfcbe Confessie. - Opentiyk veele Nieuwigheden, zyn Voorgedragen; Leeringen of Stellingen, welke voormaals in Luthers Kerk onbekent waaren : Niet weinig heeft dit z»dert eeriige jaaren zig ontdekt, in onze Gemeente binnen deze Waereldftad Amflerdam. (♦) Aan niemand welke de Leer onzer Kerke bekent is, kan dit onbekent zyn : Niemand die een grondige kennis heeft, van 't geen'in onze Symbolifche Schriften is vastgefteld te leeren, kan hier van onbewust zyn , nrnr moet overtuigt zyn. hoe men door allerlei Nieuwigheden, door Leerltellingen voor te dragen, welke met het Symbolisch Svstbcma van Luthers Kerk ten eenemaal ftryden, de"goede Gemeente een geruimen tyd heeft zoeken te misleiden, en hun te ontroven, van die troostvolle gronden, welke zy altoos, uit het Leerftellige huoner Kerk, hebben kunnen fcheppen. Geen wonder derhalven, dat eenige brave, verftandige en weldenkende Christenen , na dat zy dit alles een geruimen tyd met het grootfte geduld hebben aangehoord , zig gezamentlyk verbonden hebben ora dit Kwaad te weeren , en 'er zig tegen te verzetten > geen wonder dat zy Eedten Piigtshalven zyn hervoor getreden, om de Waarheid welke zy beleden hebben, (*) Ook niet weinig in het naby gelegen Haarlem ; Ach dat ook deae eens de O ogen open gingenj A *  € 4 > te handhaaven ; geen wonder, dat zy de Leer welke zy bezworen hebben , voor God pïegtig bezwooren hebben willen getrouw zyn, en niet dulden dat men Onkruid zaaije tusfchen het goede Zaad, geen wonder eindelyk , dat deeze ftandvastigc belyders.. van Luthers Kerk , welke voor alle Verftandige tot roem Van dezelve, moeten verilxekken,en niet kunnen dulden dat men onzen Goddf.lyke« Juius.zyn eer zoekt te roven, geen wonder zeg ik dat dezen zig hebben opgemaakt, en fchriftelyk by hunne Leeraars met alle befcheidenheid, hebben aangehouden dat dit kwaad mogte geweerd worden, en men hun de zuivere Lee- re des Euangeliums mogte voordragen Welk ver- ftandig Mensen, zal zig nu onderwinden, te zeggen dat dit een Vergryp, een Misdaad is ? Of is het eene Misdaad geworden, opentlyk voor de Waarheid uit te komen ? Neen, zoo verre dog .is de Waereld nog niet verbasterd, om zulks over 't Algemeea te gelooven. Is "er ooit een tyd geweest dat men zyne bezwaaren fchriftelyk voordroeg, het is in deeze dagen; is'er ooit een tyd geweest, dat Burgers hunne regtmatige klagten fchriftelyk aan hunne wettigen Souverein inleveren, het is in deze welke wy beleeven : Word dit nu van alle Verftandige gebillykt: ward dit in 't Natuurlyke , in 't Burgerlyke, goedgekeurd: Waarom zoude men dan ook niet in 't Geestelyke, in zaken welke onze Eeuwige Zaligheid raken, zig mogen fchriftelyk daar ter Plaatzen vervoegen waar zulks behoort ? Immers wanneer de Godsdienst van Jesus ondermynt w>rd, wanneer valfche Leer in de Kerk word voorgedragen, heeft een Christen niet alleen Vryheid om te fpreeken , maar is zulks wel degel yk verpligt, en hy die dit nalaat, |die zig hier aan ont; trekt, maakt zig fchuldig aan onverfchilligheid niet alleen, maar aan een (lofwaardig Meineed, _ wy dog hebben ons, by het afleggen, onzer Belydenis, in de tegenwoordigheid van een Heilig Gort verbonden.dat wy' de Leer onzer Kerke zoude Geftand doen, en in dezelve den gantfehen tyd onzesLeevens te volharden: Zouden wy nu dezen Plegtigen, dezen Heiligen Eed, niet breken, wanneer wy ftille waren? Nu daar men onzen Allerheiligften Godsdienst zoekt te ondermynen; nu  < 5 > nu daar men Leerftellingen in dc Gemeente durft voordragen, welke tot Socinus gevoelen ons zoude den weg baanen: Immers Ja. Hebben dan eenige onzer Broeders en Zusters in Jesus Christus zig opgemaakt hebben zy zig fchriftelyk, by hunnen Leeraars vervoegt en hunne regtniatige klagten, op eene billyke, op eene befcheidene wyze ingelevert: zoo hebben zy door dit gedrag «iets onbevoegts, niets onbetamelyks gedaan , maar juist dat geene waar toe zy niet alleen geregtigt waren,maar wel op het allerfterkst |verpligt, en door zulks na te lnten . zouden zy zig aan eene ftrafwaardige Misdaad hebben fchuldig gemaakt. (*) Dan gelyk het door alle tyden heen niet ontbrooken heeft, aan fnooden welke hun die voor de Waarheid epentlyk durven uitkomen, vervolgen en op alle mogelyke wyze te beledigen; zoo moeten ook deze braven dit Ondervinden , en ontwaar worden, dat men hun om hunne pryswaardige handelwys , gaat belas-, teren , beliegen , en met een op een ftapeling van fcheld- en laster-woorden, aanrand; Ja door een Geïchrift 't welk niets, dan fchimpagtige finalen behelst, moeten zy ondervinden, dat men hun zoekt verdagt te maken. Den Schryver welke ik bedoel,heeft zynGefchrifr, (indien ik het een Gcfchrifc noemen mag) getituieerd, aanmekkincen en bedenkingen op het Re- quest; óp welk Request zal ik hier niet by voegen, wyl dit over bekent is. Dan zo grondige Aanmei kingen te maken , in Schelden, Lasteren, Schimpen en Liegen befteat , dan heeft hy zyn werk meesterlyk uitgevoert , wyl hv dit alles heel goed fchynt geleerd te hebben : Dog verftandige , zullen hier aan zeer ligt, de zwakheid van zyne zaak ontdekken- Jm'mers' is fchelden en lasteren over 't Algemeen, het Wapentuig , van hun , welke green billyken tegenweer bieden kunnen. Ook zoo toont onzen field zig niet {*) Zie Her over ook den "Christen-Vriend , No. 42. Te Amfterdam, by H'-' T. Hoorn , eeh Werk 't welk wy alle waare Christenen durven aanpryfcen, wyl daar in de zuivere melk des Euangeliums word voorgedragen. A 3  '< 6 >" niet zeer ongelyk, aan Jongens, welke hunne fterkere geene genoegzaame tegenweer'bieden kunnen, dus al lcheldende loopen gaan. Dan laaten wv zien wat hy heeft Gefchreeven zoo het niet geklad moet heeten: Zyne Aanfpraak luid aldus. ö Gy die in den Naam der H,,oggeho/ae Dti/ig«Goddtljfce Brie-Eenheid fchryft. Hier wil deeze Man, dan in de Eerfte Plaats den Opbelleren van het Re fitst te lyf, dog oogenblikkelyk vergeet Hy zyn voornemen, en fpreekt aanftomis in 't meervoudige niet tot den Schry veren van gemelde Rtq'iesi alleen, maar ook tot alle Tekenaaren van het zelve : Dog dit is te verfchonen het kan een gebrek in 'sMans memorie zyn; (zco het zelve door geen Vrouw gedaan is ,) dit is dan een nevens zaak, dog waarom wil hy dit kwalyk nemen, dat den Qpllellér der Memorie, in den Naam des Drie-Eenigen God beginnen . 6 Gy die zoo gereet zytom u geheel Papier door, u Mederaentch , neffens u door eenen God,tot kennen en genieten uit het niet geroepen, voor dom uit te kryten ; hoor wat Salomon zegt, (zoo gy het woord van den Levendigen God nog eenig gehoor'waardig agt) De Vrceze des Heeren is het beginzel der Wysheid. Wel nu wat dunkt u , hebben deOpfteller» die in de Vreeze des Heeren in den Naam des Drie-Eenigen God beginnen hebbe met «retoond dat het beginzel der Wysheid by hun plaats had' En echter moeten zy door uw verihmdig Oordeel, mede al dom zyn. Dog gy zult nog wel wat tyd hebben, eer men zal Geloven, dat Gy Verftandiger , zvt, gy die met fchelden begint dan deeze Schryveren , die in Gods Heiligen Naam, hebben aangevangen- r , - j- Na dat gy deezen fmadelyken Aanfpraak geeindigt hebt, komt gy voort met een onbefchaamden logen voor den dag, hoe logen zult gy vragen, ja een Godslasterlyken logen ; immers doet gy de' Voorftanders van dat 1 (xefchrift zweeren, by een onbekenden God. 't Schynt "of gy- by Ongeluk teflybel n overgenomen, dog dit zy om 't even'; maar waaromhebben ravnc Broeders, naar u door en door, hoogwys verdand by een onbekenden God gezwooren, « dan de DRiEëENiGE God by hun een onbekendt Wezen? Meen. zv, hebben dien leeren kennen uit de openbaaring, niet uit de openbaring der reede en het vernuft waar op gy zoo groots zyt, maar uit de Goddblyke Openbaafincr, uit de Schriften van het Oude en Nieuwe Verbond, hebben zy dit Driecnig Wezen in zo verre leeren kennen, als zy tot hunne Zaligheid nodig hadden. Het is dus openbaar, dat gy u aanvang met een Godslasterlyke logen, en Lagen zeer lagen uitdrukking ^omtrent de Godheid gemaakt hebt. Dog wyl gy dit Heili- ( s?e Wezen, een onbekende God durft noemen, zo most dit van uwe kant gelden, de Drieêenige God moet dan voor u onbekend zyn ; gy moet dezelve dan nog nooit beleden hebben; gv behoort dus niet tot de Christenheid ; maar ei myn Vriend zeg my dan eens, wat hebt gv dan met Christen Leeraars te doen? Wat raken u de Gefchillen die tusfchen haar en hunne Leeken ontftaan zyn9 Daar gy doch buiten de Christenheid zyt,, en de Grondwaarheid van den Christelvken Godsdienst no Iyke Wezens, Menfchen, Christenen, een aantal door Jesus Godlyk verdienst verloste Christenen, durft voor Duivels uitmaaken. Hebt gy dit alles zonder beven kunnen verrigten? Dan moet gy die den Duivel lo;ent, ook waarlyk liet befiaan der Godheid ontkennen ; dan hebt gy nog nooit, gelooft dat Jf.sus die ook u Verlossir is, die ook voor u zyn Godlyk Bloed vergooten heeft, eens als uwen geltrengen Rigter over u verfchynen zal. En dit alles moeten myne Broederen zyn,. om dat zy verftandig genoeg zyn, om te kunnen inzien, dat men de Leer hunner Kerke vervalst: Zy tekenen een zamenftel van gedrogielykhedcrj, zegt gy, dog zo dit door u .of een ander voor u dood, zal bcweezen worden, zult * gy zoo veele dagen tellende als Mèibuföiem nog even ver zyn, ja dan ault gy ten bewyzen /'at gy hier wederom gelogen hebt, wel eeuwig omzwerven. Myne Broederen hebben door hun tekenen getoont dat zy domme Leeken zyn : Zy zyn dan volgens 0 hoo^ verligt vei flard domme; en waarom? Om dat zy tonen inzigt te hebben in hunnen Godsdienst? —— Dog al genoeg van dit eerfte Af leelzel , van uw Blaadje. Hier op (en dit is nogal wonder,)keurtgy de woorden van onzen zaligen Luther, door myne Broerieren in hun Gefchrift voor goed, dog zyt wederom met een amler fcheldnaam gereed , nu moéten zy Scheurmakers heeten, om dat volgens u oordcel, myne Broederen een andere \ eer hebben, dan Luther in zync woorden zoude bedoelen; dan dit is wederom valsch, want zy dringen 'erobaan .datdeLeerwclkeLuTUER heeft heipen in ftand brengen, zal gepredikt worden. Hier op leid wederom de domheid aan de beurt, en deeze braven moeten, dog in zekere Clasfen, door u wederom als dom Worden uitgekreeten. Nu laat gy wederom eenige rede Volgen- naar welker waaren inhoud de verftandigfte Lezer raden moet; dog gy fchynt voor 't'allernaast met het Leerftuk der Heilïgf. DRtEëENtiF.io te fpotten. Myne Broederen zullen Mantel en Bef omhanaen , en Jeezen dat vier, ondanks dat al de waereld tellen, een, twee, drie, vier; maar een zy. Hoe verward gy u hier ook uitdrukt blykt egter dat gy met mvne Broederen fpot, nm dat zy leeren, dat de drie Perfomen in het Aanbiddelyk Goddelyke Wezen, maar een Heere een Je-  < 9 > Jêhovah uitmaken; deeze uwe fpotlust, is weder een bewys, hoe onhevoegt gy zyt, om over de Godsdienst Geiehiüen te oordeelen. Gy wyat nu mynu getrouwe Geloofsbroederen na de woeste (treek'van Siberieen, dog of u deeze Reis niet beter zoude pasfen, laat ik over aan 't oordeel, van alle die vctftandig denken kunnen. Dit dog zou zeker zyn, dat de Christenheid in dit Gewest, een fpotter zoude te minder hebben. Nu leggen deeze woorden aan de beurt, welke lotgevallen zal de kerkgebeuren) wanneer hunne Leeraars, niet alleen de Dwaalingen niet te keer gaan, maar zelve valsche LEÉRINGEN VERkondigen ? Het gene myn Broederen hier in de Kerk door zuik een handelwys, te gemoet zien, moet waaragtig volgen. Dan laten wy hooren wat gy door uwe geleerden Pen hier op aanteken ? Gy vraagt welke die Dwaalingen zyn, en of de Tekenaars overtuigt zyn, dat de Poinien in verfchil Dwaahngen zyn.? Of de Pointen in verfchil Dwaalingen zyn ? Hoeven de Tekenaars niet te bewyzen , wanneer zy aantoonen, Cen dit hebben zy reeds gedaan, *) dat het Lcerftelüngcn zyn, welke met Luthers Kerk ftryden , hebb-, n zy genoeg verrigt, immers is de vraag niet of die Leeraars welke zy befchuldigen, Dwaalingen hebben geleerd, neen , maar of zy geleerd hebben 't geen met de inhoud onzer Symbelifcbe Boeken ftrydende is, dit bewezen /ynde is genoeg bewezen, want zo dra een Leer aar van 't Leerftéllige deezer Boeken afwykt, verklaart hy zich zeiven , geen Leeraar onzer Kerk te zyn ; en de Gemeente heeft volkomen regt, om zyn uitgang uit de Gemeente te eifcMen, vraagt gy of een Leeraer in onze Gemeente zo flip gebonden is, aart de Symbolifcbc Boeken, ik zegge ja; Vraagt gy waarom ik andwoorde, om dat hy de Gemeente* in de tegenwoordigheid van den Heiligen God dit belooft en gezwooien heeft, om overeenkomitig deeze Boeken te leeren, vraagt gy alverder, wanneer ik andwoorde toen', toen hy tot het Leeraars Amt is bevestigt geworden, wiltgybewyshebben ? Wel aan het is gereed; aanhoor flegs drie Vraagen, uit de agt, welke door hem die tot het LeeraarsaWin onze Gemeente wil bevestigt worden, meeten beandwoord worden. De tweede Vraage luid aldus: Ten tweeden vraag ik li, ofgy de drie algemeeneSymbole, het dpostulifche, A 5 Ni-  r< 10 > fJlcemfcbe, Bi Athattafaanfcbe, houd te wezen Godzalige en wcW*ronde bdydenisfen des geloofs, en dien volgens de Leere in dezelve uitgedrukt, van hérten aanneemt , ook verwerpt alle Ketteryen en de Leeringen die teeen dezelve aangaan, of tot eenige tyd in de Kerk zyn iW'-iooven. De derde Vraage is van deezen innoud: T?n derden vraag ik u of gy oordeelt, dat de Leere, heP<.7e Vraagen worden hem door -den Leeraar welke w Formulier van Inzegening voorleest, behalven nog ESf aderen redaan, en hier op moet hy m de tegenwoordigheid 'van Goo en de Gemeente volmondig en ve (taanbaar U antwoorden ; hoe befchouwt gy nu dee\e Hei^e Plejrtigheid? Dog gy die niets dan fchelden Van- zult zekerlvk hier over geen goed oordeel fpreefcSr'Do* ik wil 't u zeggen; lchoon ik by u ook al 1' X\ Wen. Weet dan, dat deeze Heilige PlegtigSóiH e^n wederfyds verbond is Matchen hem die het f e«?ar* Ampt zal aanvaarden , en de Gemeente, waajc Irt dé eersrgemelde, in Gods tegenwoordigheid, de Ge^Ponte belooft, om hen overëenkomftig, de opgeme de Ken het Euangelium te prediken: Daann tegen bef ïïft de Gemeente van hunne zyde, hem als een wettig 1leraar in onze Gemeente te erkennen, hem een orden7*1 vk Salaris tot reielyk beftaan toe te deeleir, zo lang Ke K, God ea de Gemeente gedaan , of laat &lS5r zeggen gezwooren, niet verbreekt. Du is juist het gene, wat by deeze Heilige handeling plaats heeft.  «C ii > fcu is het immers waaragtig zeker, dat waaf een zeker verbond, ackoord plaats heeft, den eene van zyn belofte ontflagen is,wanneer de andere dezelve verbreekt, fNu zullen wy haast den knoop ontwikkeld hebben; wat dunkt u ru , wanneer een Leeraar afwykt van het Leerftellige deezer Boeken, welke hy nogthans bezwooren heeft; is nu de Gemeente niet vry om hem langer als hunnen wettigen!L eeraar te eerbiedigen? Ik meene ja, en alle Vérftandig'én zullen hier op Amen zeggen. Behoeven myne Broederen, nu wel meer te doen, dan aan te toonen," dat die Leeraars welke zy bedoelen in hun Gefchrift zyn afgeweken, van hunne heilige beloften, van het Lecrltelzel onzer Geloof boeken, ik meene neen; en dit immers hebben zy gedaan, dit hebben zy op eene génoegzame wyze aangetoond: Kunt gy nu hun gedrag nog laken? ]a zult gy zeggen; 't laat zig ook begrypen wyl zy 'naar u verligt oordeel alle dom zyn en gy in uwe eige oogen een Salomon wilt zyn. Dog gy wilt myne Broederen, welke al wederom in u Papier met de naam van domhedens moeten belïempelt worden, befchaamd maaken door dien gy hun wilt overtuigen dat de Verfchilpoincten geen Dwaalingen zyn; een braaf man houd zyn woord, en wilde of konde gy dit in deeze belofte ook doen ? Ncoit zoude gy hun beter dienst doen kunne; dog wy vermaanen ü, zo gy zulks zoude willen onderneemen, dan uwe argumenten rp. goede gronden te bouwen zonder fchelden, zonder lastertaal, zonder fchaamtelooze logenste fmederi, zonder te fmaien, zonder te fpotten met onzen Allerheiliglten Godsdienst, zosder Hemeltergende uitdrukkingen te gebruiken , tegen onzen Schepper, die ook u vermeerder, en weldoende Vader is. Dog wy zullen nog wel tyd hebben, eer wy dit door u zullen gedaan zien, eêr wy een Gefchrift van u ontfangen zullen, waarin eenfonkjeGooenMenfchen-liefde, bf Christelyke welmecnendheid zal zyn aan te treffen. Hier op valt gy deeze woorden aan, in welke myne Geloofsbroederen zig beklaagen, dat zy moeten ondervinden, dat door eenige hunner Leeraars, verkeerde Leeringen, welke met Gods Heilig Woord en de Symbolifcbè Boeken onzer Kerke ftrydig zyn. Welnu, zult gy deeze hunne regtmaatigeen billykeldagten, opeene gron-  < 12 > f ronJige wyze te keer gaan ? Zult gy door, op gron* tien (leunende aanmerkingen, aantoonen dat zy hier in r.e verre zyn gegaan ? ó Neen, alles minder dan dit. Maar de goede yveraars, myne Broederen, moeten wederom door u gefchandvlekt worden; gy doet hen wederom iets zeggen , waar aan zy nimmer gedagt hebben: Zy beklaagen zig, dat men tegen Gods Heilig Woord en hunne Symbolifc.be Boeken leerd; dog gy, op dat gy voor een Grondige aanmerking maker zoud bekend worden , gy fchryft, Hdlige Boeken, waarom dog myn Vriend agterhaald gy hier deeze braven wederom, door een onbefchaam<;e logen, wat dog zyn Heilige Boeken! Geen ander , dan die wy in het woord van God aantreffen, de Schriften van het Oude, en Nieuwe Testament: Deeze alleen kennen wy voor Heilige Boeken, wyl zy van Gon oorfpronkelyk zyn. Het zoude eene Vermetelheid zyn , de Geloofsboeken , onzer Kerke Heilig te noemen, en hen in gelyken Rang te (lellen met de Heilige Schrift: En Verder zegt gy: Gy hebt de dorre 'Borflen der doÊfcïd gezwgen. Myne Broederen zyn dus niet alleen byuvoor dommen bekend^ maar ook de Borften, hunner Moeders dus zyn zy mede al dom geweest: In waarheid wanneer gy hier van overtuigt zyt, moet gy al vry oud zyn. Dog wat zult gy nu vraagen; hoe! zult gy oofdtelen »ver bet zogenaamde Woord Gods ? Wat zegt gy daar , het zoogenaamde Woord Gods? ö — dog ik zal u niet fc helden, neen de Hemel vergeeve u ook deeze Gruwel. En wat zyn uwe Heilige Boeken, dus vraagt gy verder, dog hier mede heb ik niet te doen, want dit hebt gy immers Gelogen, zon als ik u even heb aangetoont. Oordeelt nu zelve, of myne Broederen, het past orn een Request te tekenen , 't walk (zoo als gy zegt) deszeifs optrelleren fchande aandoet. En waarom, om dat zy zoo goed niet kunnen Liegen, Lasteren, Smalen dan gy u dit verftaat. Hy moet verder een Man zonder Oordeel zyn : Ei wat zegt gy daar? 't kan waar zyn, maar ik bid u, help my uit deezen zwarigheid; hoe dog heeft die Man zonder Oordeel, kunnen opmerken wat met de gevoelens , van zyne Kerk overeenftemde, en wat daar tegen ftrydende was? — Hoe heeft die Man zonder Oordeel, dit alles uit de Redevoeringen zyner Predikanten kunren ontdekken? Verder, Hy is een fcbmrmaker, en nu zegt gy, — dit zy genoeg van hem gezegt: Dit laat zig gelooven, want ik ben verzekert, dat wanneer gy het bewyzen zouden , gv veel te veel zoude gezegt hebben. Dog eenige fcheldwoorden, met eenige llreepen, ftaan nog al niet leelyk in een Gefchrift. Nu noemt gydatgeene, waarmede myne Broederen, hunne Handelwvs gebiüykt hebben, zwakke bewyzen, vooreen Heiligen Godsdienst yver, dog gy betoogt dit al wederom, door valfche Gevolgtrekkingen. 't Is waar zy pryzen Gods Genade aan hen zoo kenbaar geweest, van hun eerst beftaan af, zy zeggen dat zy in de Christen Kerk zyn geboren' geworden , daar zy den H. Doop de Kerke zyn ingelyft.; dog hunne verpligting om de Leer der Lutberscwe Kerk te handhaven leiden zy af: wyl zy zulks by het afleggen hunner Belydenis voor God gezworen'hebben.  < 14 > bÊÊf Deze Gevolgtrekking door u dan is gelyk de vorige al wederom vahch. Een weinig lager noemt gy Sterk, Bium en Mutzenbecher, ongeveinsde beleiders van 't gezond verftani, maar zoo gy waarlyk de Eer van deze Mannen, wilt bevorderen, bewys dan ook dat zy Leeraars der God« pfiLYKB Waarheden zyn Eenige niets beduidende woorden flaan ik over, en dan koom ik alwaar gy fchryft; dat wanneer onzen Doop ons het recht verfchaft, om voor de AVaarheid van ons Geloof te ftryden: dau het Water eene bezondere betekenis moet hebben: Dog ik zal u meer zeggen, niet alleen eene bezondere betekenis, maar eene bezondere kragt door de daar by komende vereeniging van het Woord Gods: 't welk roet dit Water verbonden is. Dan is het Water in den Heiligen Doop van zulk een bezondere kragt, dat het werkt vergiffenis der Zonden, fchenkt de Wedergeboorte,het recht geeft tot de Geestelyke Kindfchap, en het Eeuwig Leven. Neemt my niet kwalyk dat ik zulk een kragt aan den H. Doop toefchryf, want in Luthers Kerk gelooft men dat alles, en wie dit niet Leeren kan, kan ook in Luthers Kerk geen Leeraar zyn, want, het is teffens de Leere der H. Schrift. En zoo gy ons wilt overtuige, dat gy met Gon en zyn H. Woord'niet meer den spot dryft, maar het zelve Gelooft; zal ik u zulks altemnal daar uit bewyzen. Verder vraagt. gy, of men fchoon men door den H. Doop de Kerk Is ingelyft niet moge onderzoeken? Ik Antwoord Ja, wy mogen dit onderzoeken; wy hebben dit onderzogt en ondervonden , dat men in onze Kerk niet alleen Redelyk denkt, maar overeen kom (lig het Woord van God denkt. En juist hierom is het, dat wv van niets willen hooren , dat voormaals in Lütheeu Kerk onbekent was. Nu gaat gy onze Belydenis veragten,om dat wy die niet in onze Grysheid, maar in onze Jeugd gedaan hebben; deeze domme handelwys hebben wy van den Wyzen Salomon geleert, om aan onzen Schepper te gedenken in onzen Jeugd, eer dat de kwade dagen komen. Nu op dat niets van u laster vry blyve, nu  < 15 > leggen de Categifeer-Meesters aan de beurt, deeze heei gy Verkopers des Geloofs: wat eigentlyk Geloof is zal by u wel een onbekende za. het Woord van God hebben leeren Gelooven, ons eene Afte van den Hemel-toon.cn, van hunne Onveilbaarheïd: Schoon God in deeze Dagen geen wonderen meer in zyne Kerk doet, belooven wy. u echter zulk een Acte te toonen : Dog alvoorens toonen Gy een foortgelyke Acte van dier Mannen onfeilbaarheid, welke volgens u zeggen de Rede hulde doen. Ook zegt gv dat onze verbintenis , dat wy onze Christelyke Religie wilden getrouw zyn tot in onze laatfte Levens-fn'ik, vry zot was van deeze Verbintenis hebben wy nog geen berouw: Want fchoon het fchoou het waar was dat eenige onder ons , wat vroeg Belydenis van hun Geloof gedaan hebben; wy hebben echter niet opgehouden te onderzoeken, neen wy onderzoeken nog dageïyks , niet aan de Rede, met welke gy zoo veel op heeft, alleen, maar ook san de Goddelyken Openbaring en Rede teffens ; en wy kunnen nog niet rieken dat 'er een fnufje aan ons Geloof is, ('t welk gy nog zeker door u vischje verftaat. Het zal derhalve n u pligt zyn ons zulks donr gezonde bondige Redenen uit Gods Woord te toonen: en zoo lang gy zulks niet doet, hebt gy u zeiven tot een Lasteraar gemaakr. Gy hebt belooft, (dus vaart gy voort) de Leer van Luther tP. verdedigen: Dit is dan al wederom een Logen: Want myne Broeders zeggen in hun Request, dat zy, Belyders zyn geworden van die Leer die men ovf.r"'t Algemeen Luthers of anders toegedaan de Leer van deOnver.ander.deAugsburgscheConfessie noemt. Door deeerfte benaming geven zy te kennen hoe men onze Leer, ter onderfcheiding van andere Gezindheden noemt, en door de andere benaming welke Leer het eigentlyk is. Immers wanneer men in onze Kerk Be  < 16 > Belydenis van zyn Geloof aflegt, zweert men niet om de Leere van Lutuer getrouw te blyven , maar de Leere welke vervat in Go os H. ffuord, en in de Gvzveranderde Attgsburgfcie Confesftc. Maar wat zegt gy daar tusfciien twee haakjes ( t is fehande dat men zhlke domme jonge Lieden Belydenis afneemt.) Hoe komt dit te pas, ik meende gy wilde de lier der meergemelde Prtdikanun verdedigen, en nu gaat gy fehande van hem fpreeken ; of zoud gy meenen dat door deze Leeraars nog nooit zulke jonge Lieden , welke volgens u oordeel ook dom moeten geweest zyn, zyn aangenomen, tot Leden in Luthers Kerk. . ,, r> Nu valt gy die Woorden aan, in welke myne Broeders klagen, dat eèhi'g'e hunner Leeraars zoo weinig fureeken van het. Leerftuk derHeiUGE Driecenheid , geen wonder zegt gy, een wys man fpreekt nooit veel van het o-een hy niet verftaat; maar eilchen myn broeders dan, dat zy hier veel van fpreeken zullen, otdat zv dit Leerftuk hun duidelyk zullen maaken, immers neen, zy willen flegts, dat hunne Leeraars dit Leerüuk, overëenkomllig het gevoelen onzer Kerke zyn toegedaan: En op dat dit openbaar worde, en zy gerust pefteld dat door hunne Leeraars den Grond-Articul van het Christelyk Geloof niet gelogent worde; begeeren zy dat zy dit door hunnen opentlyken verdrast toonen, 'er van fpreeken en niet zwygen. Die braaven zegt gy verder; van deezen braaven Tvan welke gy zo even nog fehande hebt gelproken,) zcït gv dan dat zy hun Geloof niet gekogt hebben; maar dat zy hebben geleerd, wat men kan gelooven,en niet wat men moet gelcoven, zy doen de rede hulde. Indien dit waar is, indien zy niet meer geloovtn dan ons de rede aan de hand geeft: kdien dit waaragtig is dan hebt gy deeze Mannen zelfs, onbevoegt verklaart, om in onze Kerk als Leeraars te ageeren : Immers van het Leerftuk der H. Drieöenheid zal de rede wel eeuwig tegen ons zwvgen: En Leeraars in Luthers Kerk te dulden, welke het Leerftuk der H. DiuEëENHEiD legenen is onmngclyk. ' Nu neemt gy het myne Broederen kwal yk om.dat zy niet kunnen- dulden dat.men die Schrifiuurpjaatzto  *<[ i7 > verdraait welke van de Eeuwige Godmeid van Christus fpreeken : Om dat zy niet kunnen dulden , dat i men den grond waarop hunne Zaligheid rust zoekt i weg te'neemen. En hier om moeten zy al wederom dom heeten. • Een Sterk zegt gy om by deezen waardigen Godsknegt te blyven, is llerker dan zy allen; .en nu verklaart gy het, waarom; Hy volgt de rede. Maar weet gy wel dat gy hier door deezen Sterk wederom als onbekwaam agt om iw Luthers Kerk een Leeraar te zyn? Immers weet de rede van geen Goddelyre Verlosser , en een Leeraar te dulden in Luthers Kerk, welke geen Goddelyke Middelaar .erkent; geen Gooüelyke Verlosser gelooft, diedoor lydende en doende gehoorzaamheid, den Zondaar verlost heeft , dat is , Kegtvaardig en Zalig gemaakt : Zulk een Leeraar, zeg ik te dulden in Luthers Kerk* is iOnmoogelyk. — En omdat myne Broeders zig tegen deeze allerfchadelyklte Dwaaling verzetten , om dat zy kunnen inzien , dat men hunne troostgronden zoekt weg te neemen, om dat men dePilaaren waarop hun Zaligmaakend Geloof rust, wil om verre werpen, en hierom moeten zy wederom dom heeten: En geen wonder, want volgens het zeggen van onzen Schryver, volgt Sterk en andere, de zwakke, zondige menfchelyke rede; en myne Broederen kruipen zo laag, dat zy hunne wysheid flegts uit Gods Heilig Woord zoeken op te fpooren. Dog onzen Held heeft nog niet gelachen, het zal dan tyd worden , waar over dan lacht hy, om dat myne Broederen willen, dat den Duivel* welke hy om aardig te fchynen, meester Paardepoot heet, aanwezig is. Dog hy zal ook lachen, wanneer deeze, hem tot een eeuwige Helle brand zal weg fleepen, in 't verdoemde Vuur. Ik zal hier niet noodig hebben, het beftaan dei Duivelen te bewyzen ;'t zal genoeg zyn dat wy weeten, dat een Leeraar ia onze Kerk vcrpligt is het beftaan des Zathans te gelooven ; immers moet hy volgens den inhoud van onze Geloofsboeken leeren, dat wy door Christus verlost zyn van de Zonde* Dood en B magt  < 18 >" w?<3£/ fi/cj Daivèh} maar zal dit wel kunnen gefchieden, zo men het beftaan van deezen helfchen geest lo^ent? Ik meene meer; myne Broederen hebben dus regt en rede, om dit van hunne Leeraars re eifchen; en onzen Held heeft dus geen ft"f tot lachen. En in hoe verre dit waarheid is, dat B&kker lof verdient, en dat hy Zalig is. Om zyn Duivels bannen zullen wy daar la.en; intusfchen blykt het dat onzen Schryver, de gevoelens van deeze man is toegedaan, hy behoort dus niet tot de Maatfchappy onzer Kerk; waar uit dan wederom volgt, dat het geheel zyn zaak niet is, zig in dezen te bemoeije. In hoe verre het waarheid is, dar den Duivel volgens Gods Ahnagt niet kan beftaan; zo als onzen Schryver zegt, zullen wy aan zyne ondervinding overlaaten. 't Is nog al aardig van Suikerbakkers Moffen, en luije Timmermans Gezellen, Tik wist niet waar hy zoo lang met zyn fchelden bleef) gedagt, dat het niet eeven eens is te bidden om Jesus wille, of om dewille van Jesus. Vind gv dit zo aardig, wel ik niet, die Lieden, (dog wat hoeft dat fchelden) verftaan immers over 't algemeen nog al Hongdnitsch, en nu immers laat het zig wel begrypen. Dog wat zegt gy verder ; 't eene, zegt gy , em de verdien/te van Je^us , en 't andere, om dat Jesus zulks begeert , verzoekt op de grondjtóg van zyne Verdiensten. Zonder te onderzoeken in welke zin gy deeze woorden meent ; op' den grond/lag van zyn verdienst. Zeggen wy u alleen dat gy in 't minst geen reden hebt, om myne Broederen , voor dwaaze en domme uit te kryten; want zy zyn voor 't minst nog verftandig genoeg, om in te zien, dat onder de eerfte uitdrukking, zig geen Dwaaling, ten minften zo gemakkelyk niet kan verborgen. Deg dat onder ds andere bepaaling , de Slang zig onder 't Gras kan verfchuilen. Tot dus verre zou men u nog kunnen dulden, zegt gy nu dog zoo myne Broederen tot hier toe nog te dulden  < 19 > den waaren, wat heeft u dan bewoogen om zoo Liefdeloos met hun te handelen , en u gantsch papier door zoo geweldig op hen te fchelden .* Dog wat is u dan nu in den weg ? Waarom zyn zy dan nu niet te dulden, om dat zy volgens u zeggen in Articul XI. van hun Gefchrift ontkennen, dat men in alle Religies niet kan Zalig worden. En hierom reept gy hun wederom toe ö onmenschlievende dommen. Maar wanneer ik in navolging van u, fchelden wilde of konde doen dan moest ik u toeroepen: ó Onmenschlievende Logenaar! — in welke woorden dog van deezen Articul geeven zy dit te kennen. Gy moet dus deezen Logen met opzet uit boosheid in u papier gefield hebben , of gy die zoo wys wilt zyn, moet nog zoo verllandig niet zyn om de zin en meening van een duidelyk en ter neergeftelde Rede , te kunnen begrypen. Zy zeggen dat zy het onnoodig vinden* dut Leeraars onder ons gevonden worden, welke voor de Kerk zeer fchadelyke Uitdrukkingen opentfyk derven uitten en zig niet ontzien te zeggen dat men in alle Reliegies kan Zalig worden. Zy vinden deeze uitdrukkingen fchadelyk, door dien het onverfchilliheid baardt, maar verdoemen zy daarom , andere die buiten hun zyn? Gy die hun zulks durft te lasten leggen , aanhoort wat zy verder zeggen : Het zy verre; (dit is hunnen Taal) Eeuwig verre van ons, dat wy de geene welke buiten ons zyn zoude willen veroor- deelén. Wel nu wat dunkt u, (laat u dit niet al heel fraai,dat gy u zeiven, opentlyk als eenichaamtelooze Logenaar ten toon (lelt ? In Articul XII. zegt gy fmeeken myne Broederen, als met tranen op de wangen voor het Boekje van Jasper de Hartog. Wy zullen zonder op de fmadelyke woorden , welke gy hier hebt laten volgen , agt te flaan alleen u herinneren , dat gy hier al wederom hebt mis gezien. Myne Broederen fmeeken hier niet als met Traanen op de Wangen ; zo als gy zegt. Of kunt gy dit uit deeze Woorden op maaken; wanneer zy zeggen: Dat zy ep het fterkite Protesteeren tegens de QzoB 2 ge-  '< 20 > genaamde) Cramers Catbechismus, namelyk,e« «fc* *«//«« gedongen dat hunne Kinderen na hun uit dezelve zullen onderwezen worden. Is dit nu lmeeken met Trianen op de Wangen 5 >k kan zulks niet vinden. — D02 daar het niet onwaaragtig is, dat zy, daar zy, hunnen Godsdienst zoo zeer zien verwaarloozen zomtvds Traanen ftorten; zoo zouden het ouk in dit geval kunnen gebeuren: maar zyn zy daarom te laken, een Mm als sv die geen Godsdienst kent ; en die kent ïv niet , want wien den Drie-Henigen God niet kent, kent ook geen Godsdienst: zulk een Man zoude hierom lachen. Dog laat ons hooren , wat gy ter Slot te zeggen hebt; pv zelt mvne Broederen hebben het Wee over hunne Leeraars uitgeroepen ) hebt gy dit wel, ei ziet nog eens ter degen; mogelyk hebben zy flegts gezegd Wee u zoo gy u niet van uwen pligt kwyt; en hebben zy 1,ier in te veel gedaan? Neen, want mag een Leeraar TiPt Zoover zyne Toehoorderen uitroepen, wanneer deeze in Zonden leeven, dan mag ook den Gemeente rot den Leeraars uitroepen wee u zoo gy uwen Pligt verzuimt. - Het begin , midden en einde , van u moier dus doorlopen hebbende, hebbe ik dan geen een gegrond Argument gevonden; maar ben wel ontwTafgewordenfdat gy met Loogens, .Laster , Smalen en Schelden zyt begonnen, en geeindigt. Zoo k hevoegt ware om u voor dit uw werk uwen verd enden loon te geeven,ik zoude u zulks met onthouden, dog &ftel,e my §emst dat dit u £ eeniger ty wel geworden zal. Ik tade u dan hier mede, dat gy niet wederom aanvinrt te ftryden tegen mvne welmeenende Broederen: Want dit kan ik u verzeékeren zy ftryder. met en voor l,.-7Ti<;i En wat wilt gy vermetele u onderwinden reien den Almagtigen Middelaar; zy die begonnen fyn in den Naam van den Drie-Eenigen God, zullen m°t dien Godt voortvaren en door hem Heerlyk overwinnen. Daarom gy die den Zathan ontkent.  ♦C 21 >" *t beflaan van den Z>««WLogent, en by dit alles, een Iterk bewys zyt, dat Hy aanweezig is ; nademaal gy u a!s een werktuig in zyn dienst laat gebruiken : laat af de Gemeente Gods te bedroeven , welke Jezus door zyn bloed verworven heeft; buig u dan, laat u raden 'kust den .Zoon eer dat Hy toornig worde, en gy omkomt op den weg; Ja eer dat u de flraffe des Almaptigen niet fcbielyk overvallen als een Blikfera. -— De Heere bekeere u zeo gy te bekeeren zyt. Zie daar het geene ik gaarne op uwe Aanmerkingen aanteekenden, dat u tot fehande verflrekt; maar voor al die drie Mannen welke gy waant te verdedigen doordien hier uit al de Waereld ziet en kenbaar'word, de zwakheid van hunne zaak. Doordien men geene andere Wapens fchynt te hebben, dan Liegen , Lasteren, en Schelden. 1 Indien deeze onze Arbeid die uitwerking mogte hebben , dat de overige : welke uwe Dwalende Gevoelens nog zyn toegedaan, mogten omkeeren van hunren bozen weg, en niet langer tot Schandvlekken , in de Christenheid verftrèkken, dan zoude ik oordeelen een nuttig werk verrigt te hebben. En Godt de Vader, Zoon en Heilige Geest de Eere geeven. Nog een woord tot u myne Broeders, vaart voort jn uwen hillyken wer . uwe Zaak is Regtvaardig, en hierom Jezus aangenaam: Gy hebt volkomen recht tot uwe handelwys-, nog meer , gy zyt hier toe verpiigt dog dit weet gy zoo wel dan ik : Toon dan en blyf toonen voor al de Waereld, dat gy Christenen 'heet. Maar ook dat gy Christenen zyt. Toon dat uwen Godsdienst u na aan 't harte jegt; gy zult u wanden verwerven, dog het is de Zaak van Iezus , het is zyne Eer, waar voor gy u in den bresfe fielt; deeeze wiens Trouw en Mast gy kent, roept u toe vreest niet ik ben by u. Deeze uwen Almagtigeu Borg , zal u Heerlyk doen Overwinnen:  < 22 > «en: en Zegepralen : word dan niet moede, beproef alles , ook het laatfte , en laat niets u te dierbaar zyn , voor uwen Allerheiligften , voor uw fchonen Godsdienst; op dat aan u geprezen worde, de Naam onzes Heere Jezus Christus, en gy aan Hem* na de Genade van onzen Godt en den Heere Jezus Christus ! AMEN.