Niet VERLEGEN maar VRYMOEDIG in ~ CHRISTUS; ö f ANTWOORD op de hartelyke, gemoedelyke e n interessante ZAMENSPRAAK, Tusfchcn 'een der drie befchuïdigde Lutherfche PREDIKANTEN , en den OPSTELLER van het bewuste REQUEST, na het eindigen der Kerkvergadering, op Maandag den 23 October 1786. over de zaak in Verfchil, te Amfl el dam gehouden. Door den Schryver van gemelde Reqüest: ?fc= • "aS&£ ' 11 "■ " ■*£ T e a m s t e R d a -m; By j. C. R O E D E R, Boekdrukker en Boekverkoper op de Princegjagt, by de Egelarftïefftrast,  En zy bleven voljtandig in de Leere der Apostelen i en in de Gemeenfckap, en in de Broodbrekiige, en in den Gebeden L U G A S.  Aan alle opregte Christenen, die Jezus lief hebben, en nefFens my zyne Leer beleden hebben, en vol overtuiging, dezelve wenfchen getrouw te blyven,ook onder de grootfte vervolging, zo lang zy hier zyn, Genade , Heil en Vrede van onzen Heere Jezus Christus! Amen. IVÏen heeft de Gemeente Gods welke Jezus door Zyn bloed verworven heeft bedroeft en ontrust ; men heeft Gode een gelofte gedaan en niet gehouden; men heeft ons een ander Leer gepredikt, als men ons belooft hadde; een Leer geheel ftrydig , met het Syfiematisch onzer Euangelifche Luthersche Belydenis; een Leer welke wy zo lang wy leven zullen erkennen voor valsch, en daarom tegen gaan, zo lang wy hier zyn. Men heeft de Wet onzer Vaderen verlaten; de zuivere Leer, door onze Vaderen met geene ger ringe moeite, van de dwaaling geznivert, en aan 't ligt gebragt, heeft menveragt: men heeft ons een Leer verkondigt geheel ftrydig" met Gods Woort, en de aangenomen Leerboeken onzer Kerke. Dit alles heeft men een geruimen tydt onder ons , opentlyk durven verrigten \ dit .alles hebben wy even zo lang met het taaiftegediutaangehoorr-, ■verwagtende dat men eindelyk zoude ophouden, ■.om daar door de Gemeente te ontrusten, en te bcA 3 ésfa  (4) droeven ; dan het tegendeel is ons gebleken, men. h eft dit kwaad al meer en meer verfpreid, men veer voort, om dagelyks, door allerlei Nieuwigheéh, door Leerftellingen, in Luthers Kerk niet te dulden, en in dezelve tot hiertoe onbekent geweest, en daar in ook onbekent moet blyven, zo laag 'het heden heet voortedragen; men'dreef dit werk, van tyd tot tyd, met meerder duidelykheid, men waande de .Gemeente ware nu genoeg verblind om zulks in te zien, of men Heide, zïch voor, dat deze geen moeds genoeg bezaten zich hier tegen te verzetten ; men meende het reeds gewonnen te hebben , de G^loofs-Leer wierd dus niet meer gehoon; deugt en dit was alles wat men van den Leerftoel hoorde; met een woord, men predikte wel Christus doch niet in Zyne verdienfte; men ontnam ons dus den troost welke, wy tot hier toe uit onze belydenis, of laat ik liever zeggen uit ons Geloof, tot het welk onze belydenis ons heeft opgeleid , hebben kunnen fcheppen, men leide ons op tot het Leerftellige van Socyn. Dog niet al'e welke leden zyn van onze Gemeente , waare eenvoudig genoeg om zulks niet in te zien, niet allewaaren zo onverfchillig omtrent de beledene Waarheid, dat zy hier onder zoude flille zyn; niet alle waaren kleinmoedig genoeg, om zich hier niet tegen te verzetten : i\'een,' '«r zyn nog edele Zielen onder ons, welke hunnen Godsdienst aan 't harte gaat, en de zelve op zyn regten prys waardeeren ; ja alles, zelfs zo 't nodig is hun leven voor dezelve zullen opofferen: cte eere van hunnen Godd.elyken \ erlosser en hunnen fchoonen Godsdienst was ht c te, dierbaar om dit alles, met goede gemoede  (*3 san te zien; zy gedagten aan hunne verpligring aan hunnen Eed Goode gedaan, om hunnen eens beledene Leer namelyk eeuwiglyk gehand te doen, en niet te dulden dat men door Nieuwig-. heen, dezelve ondernryne, nog verkeere ; zy dankten hunnen Verlosser, dat zy dit mogten inzien , zy fmeekten dien zelfden Goddelyken Middelaar ! Hy wilde Zyne Kerke genadig zyn, zy baden Hem aan Hy wilde hun onderfteunen, wanneer,zy pogingen wilden doen, om dit kwaad zo veel in hun was, te weeren ; zy overleiden in Zyne vreze, hoe zy op de best mogelyke wyze zich hier in zouden gedragen; zy dan vertrouwende op Zyne Almagtige Genade en goedheid, hebben eindelyk, na ryp overleg kunnen goedvinden, om hunne befwaaren in behoorlyke woorden fchriftelyk te vervatten, en dezelve voor hunne wettige Leeraars te brengen. Men hield by my aan zulks te doen; men wilde van My ik zoude zulks verrigten, men gaf my de befwaaren welke hunne Zielen drukten fchriftelyk over , en begeerde van My, dat ik zulk een Gefchrift daar uit vervaardigen zoude: ik niet minder gedagtig aan Mynen pligt, en niet minder aangedaan over den jammer, welke Christus Kerk moet ondervinden; Ik dan niet minder genegen, om de Eer van myn Verlosser te helpen in Hand houden, en te waken voor de Godsdienst door myn beleden, wilde of konde zulks niet afllaan , maar heb zulks in Gods Naam aangevangen, en door Zyne hulp volbragt; Hem zy dus daar voor alleen de Eer, en door my geprefen voort en voort. In hoe verre nu dit gedrag, zo wel door myne. Broederen,' als door my hier in gehouden te laken is, laat ik aan 't oordeel van alle verftandige A 3 gaar-  < 6 ) gaarne over. 't Is mogelyk, wyl ik nimmer een Sehryver , veel minder een Requestfchryver geweest ben, ook niet een gelhideert Perfoon,maar een gemeen leek, die in naarvolging van den Apostel Paulus niets weet, dan van Christus den gekruisten; 't is dus mogelyk zegge ik, dat het niet alles in de juiste orde gefchiet is: dan dit weet ik, dat ik geene onwaarheid, geene dubbelzinnige uitdrukkingen heb ter neder geftelt, maar met ronde woorden, met klaare verftaanbare reden heb te kennen gegeven , wat wy meenden, en wat wy verpligt agten te moeten zeggen. Zy die weten welk eene verpligting 'er op elk Christen legt, om zo veel in hem is voor zynen Godsdienst te yveren; om te waken dat men dezelve door valiehe Leere niet ondermyne: zy die weeten waartoe ons , onze belydenis ons Christendom, ons verpligt, om namelyk, niet te dulden, dat men de Eer, de Goddelyke Eer van onze V erlosser verduistere, zullen deze onze hanriehvys ten hoogflen billyken , en goed keuren: dan gelyk het nimmer ontbroken heeft aan Snood-, aarts, die de zulke allenvege vervolgen die opentIyk voor de Waarheid uitkomen, en hart en moed genoeg bezitten, om voor hun Godsdienst te yveren, en zich in de bresfe te Hellen voor Jesus en zyn Eer; zo is het dan ook geen wonder, dat Sathan (*) thans zyne Werktuigen heeft welke op ons aanrakr ken, en my niet alieen, maar ook myne Broederen wederltaan , niet met gepaste, met billyke, met regtmatige en geoorloofde wapenen, maar inet Lasteren, met Schelden , met Loogens, met Stokken (*) Men ontkent den Sat/znr:, en c'oor hunüe werken cevet-1 zy blyken van zyn bcihun. ]a dut zy hen) -gtthoorzaHin iy'fr.  ( 7 ) kén en Regenfchutzels • een bewys waarlyk van hunne flegte zaak. Waarom overtuigt men ons niet, zoo wy waarlyk kwalyk gehandelt hebben, door overtuigende redenen? Waarom bewystmen dit ons niet door gronden? zoo zullen wy opentlyk voor God en de Waereld belyden dat wy kwalyk gedaan hebben ; waarom moeten Laster- Schriften en verdigte Zamenfpraaken, hun Rugfteunen?— Op dat elk verftandige zien kan , welke Geestes kinder zy zyn. Nimmer zal het door ons gebeuren, om tegen onze Leeraars de penne op te vatten, nimmer zullen wy hun voor de Waereld ten toon Hellen, dog nimmer zullen wy ftom zyn, wanneer men ons zoekt verdagt te maken, en ons, onzen Eer wil roven j hiertoe immers zyn wy verpligt, en dit dog kunnen wy niet agterwegen laten, vooral in dit geval $ want wanneer wy ftille waaren, zoude men Triumph roepen; en dan dog zoude het fchynen, of wy waarlyk reeds berouw hadden, over ons gehouden gedrag. Daar men ons dan en vooral my, als den opfteller van dit gefchrift op een fnoode wyze te keer gaat, en door vuile gefchriften op een zeer liefdeloze wyze zoekt verdagt te maken. Gelyk zulks heeft tragtcn te doen , den oplteller van zeker papier, getyteld: Aanmerkingen en Bedenkingen op het Requesi; op Myn Request namelyk, dog deze heeft zyn loon weg. Thans koomt weder een ander, (Elendig wapentuigmet eene verdigte Zamenfpraak, voor den dag, en wil de waereld overtuigen, dat de Sehryver van gemelde Request,reeds verlegen is, dat hy als 't ware , -in een hoek kruipt, een beangst geweten reeds berouw over zvne daad zoude ^hebben. Baar  C 8 j Baar dit alles egtèr onwaarachtig is, daar. wy nog niet ver'egen zyn, nog in geen hoek kruipen , nog geen beangst geweten hebben, en dus ook geen berouw over myne handelwys hebbe, maar vrymoedig in Christus , wiens Eer ik hier in zoek te bevorderen ; zoo zal het niet meer dan billyk zyn, dat ik dit opentlyk door dit Myn Gefchrift wederfpreeke. , , k Het Gefchrift welke ikbedoele voert ten tytel, Hartlyke, Gemoedelyke en Interesfante Zamenspraak , tusfchen een der drie befchuldigde Luthersche predikanten , en den opsteller van het bewuste Request, na het eindigeu der Kerkvergadering, op Maapdag den 13. Qctober 1786, over de zaak in verjchil, te Amfleldam: Waarlyk een Hartlyke , Gemoedelyke en Interesfant wèrkj daar ik Myne Lezers kan verzekeren, dat het zelve niet anders dan een droog verdigtzel is; ik- zeg verdigtzel, want nog nimmer heb ik het ongeluk gehad , om een eenig woord, met een van de drie bedoelde Predikanten te verwdsfelen. Ik zal ter bevestiging hiervan niets meer zeggen, elk verfb.ndig menseh zal wel kunnen inzien, dat deze Zamenfpraak nimmer gehouden is, maar alleen gefmeed in Herfenen van iemand, die ook het zyne wil toebrengen, om waar e het mogelyk de Waarheid te onderdrukken. Het is geen wonder dat de gewaande Predikant, in deze Zimenfpraak eindelyk de overwinning fchynt te verkrygen, daar in beide Perzoonen, dé woorden door onzen Sehryver, worden in dé Mond gelegt. Ik zal dan, om de onwaarheid welke in dié Zamenfpraak word opgegeven, niet beter kunnen aantonen, dan dezelve door te lopen, en de eigé woor-  (9) woorden welke onzen Sehryver den Predikant m den Mond legt behouden, dog den OpfielleY" zodanig laten (preken , als Hy waarlyk (preken zoude , wanneer een der Heeren Predikanten niogt kunnen goedvinden hem hier over aantefpreeken. — Dit zal om meer dan eene rede goed .zyn; men zal in de eerlte plaats ontdekken kunnen, dat ik nog even zulk een fterk vertrouwen op Mynen Almagtigen Middelaar hebbe , als toen ik het bewuste Request opllelde , ten andere zal daar uit blyken, dat ik nog niet ver-> legen ben, nog geen beklemd geweten hebbe., nog ook tot heden toe geen berouw, over die daad gevoele; en ten derden, zal ik de Heeren Predikanten van de moeite ontlasten ,, om my hier over nooit aan te koomen (preken, vermids zy hier reeds Leezen kunnen wat ik hun zoude Antwoorden. Den Predikant welke onze Sehryver eerst laat fre ken begint aldus. Predikant. 'Om myn Christelyken Pligt beter te betragten, dan gy gedaan hebt, Broeder, wenschte ik wel een klein gefprek met u te houden. O psteller: ■ 'Niet met verlegenheid, maar met eene Christe-*, lyke 'vrymoedigheid, als berustende op het vermogen en den Byfiand van zyn Verlosser ; en van zyne goede zaak zeer wel bewust. Ik verwonder my Myn Heer —■ niet over uwe komst, — Maar dat gy zonder een ChristeJyke groet te maken, my komt aanfpreken , en dan nog zegt u pligt beter te willen betrachten dan ik — B dog  C «o ) dog gy wilde een klein gefprek met my honden , zeer wel al. was het zelfs een lang geiprek, ik hebbe juist nu wat tyd. Predikant. Ik zie dat gy ontftelt zyt, inderdaad een blyk van een fchuldig geweten,—bedaar ik ben geen vervolger ; myne Rechterhand is rood van liefde^ en myne flinker blank van oprechtheid. Opsteller. Ik Geloof Dominé, dar gy het ligt op de» Middag niet in uwe Oogen verdragen kunt; ik \yil zeggen, gy komt zoo van Straat uit Zonne ligt in huis, dan kan men veelal de dingen niet ten eerften duidelyk onderfeheiden; — want geloof my Dominé ik weet niet wat gy bedoelt, vermids ik niets minder aan my gevoele dan onfteltenis. Predikant. Ik zal 't u zeggen Broeder — van dat het beleende Request, opgeftelt tegen my en twee mvner waardige Colega's, aan den dag gekomen is; heêft men u voor den Opfteller daarvan gehouden; ik voor my heb het naar den aart der liefde , niet geloofd; maar u by het aangaan en fcheiden der vergadering, jongst voorleden Maandag gehouden, onder de menigte gewaar wordende, trok gy terftont myn oog op u; en ik meende uit de onfteltenis welke zich zichtbaar Op u gelaat verlpreid had, te mogen befluiten, dat het gerugt geene Loogenmaate verteld had — de verlegenheid waarin gy u nog werkelyk bevind, bevestigt op nieuw datbefluit: — waarom lieve Broeder? waarom zyt gy toch W dat uiterhe gekomen? Op-  Opsteller.. De Minzaamheid Dominé met welke gy my voorkomt, zoude menig een in neemen; dog gy wilt het ook weten dat gy minzaam en menschliefend zyt. — De woorden die gy zo even zeidet geven het genoeg te kennen, dat gy menschlievend zyt; want gy zegt het zelf; ik ben geen vervolger zegt gy, Myne Rechterhand is rood van liefde, en Myne Slinker blank van oprechtheid. —• Maar Dominé hoe breng ik dat over een , gy dog hebt gezegt, indien gy de Oplteller. van dit Request wiste, indien hy u bekent ware, gy zoude hem wel dadelyk ftraffen'? — Ik wil u wel rondborftig bekennen Dominé, dat ik met myn bekrompen Luthers verftand in lang niet 'er by kan om dit overeen te brengen. — Dog verder gy hebt eerst niet kunnen geloven, dat het gerugt, dat ik het Request hadde opgeheld waarheid was} dan toen gy my op Maandag (namelyk den 23 O&ober) onder de menigte gewaar wordende, konde gy uit de ontfteltenis, welke op myn gelaat te lezen was beüuiten , dat het gerucht u geen Loogenmaate vertelt had; in waarheid Dominé, gy moet een goed gezigthebben, gy hebt dan vooreerst geen bril van noden, dan mogelyk heeft men in de Vergadering u gezigt dusdanig opgeklaart, dat gy zoo naaukeurig hebt kunnen zien; ik zegge naaukeurig; want ik durf 11 hier voor een Alwetend God opentlyk verklaare, en ik zoude het u met Getuigen kunnen bevestigen, dat ik my op den meergemelde Maandag, en wel drie dagen van te vooren, en ook de drie volgende dagen, op geen veertien muen na in Amfterdam heb bevonden■, dog daar gy even zoo zwak van gezigt waait, dat gy voor my ftasnr  ( li 3 de, de trekken van myn gelaat, verkeerd befchotide, kan het ook niet mogelyk zyn dat gy die Maandag op meer dan veertien Uuren afftand, my zoo duidelyk konde zien, dat gy uit myn wezen konde ontdekken, dat ik den Opsteller van het Request was. Dit is niet mogelyk zeg ik of f y moest eene veel groterer phyfionomie kunde bezitten dan ik. — Gy hebt hier dan fchrikkelyk £ eabuist Dominé. — Dog ik wil niet voor u vein; en, het is met dat alles waar * ja ik heb het Request opgeiTelt, eenen brandende yver voor mynen Hei'igen Godsdienst, welken ik beleden hebbe , en voor Eeuwig trouw gezworen, heeft my hier toe aangezet j de begeerte welke ik altoos gevoele in myn binnenlte , om voor de Eer van myn Godpéi.yke Verlosser te waken, heeft my dit doen belluiten. De pligt die ik begreep dat op mylag , om ook het myne toe te brengen, ter in ftand houding der Reine Leer, heeft my aangefpoort dat ik Zulks verricht hebbe, — ik wil u nog meer neggen, deze redenen hebben zulk een beweegbaare veerkragt in myne Ziel gewerkt, dat de zelve nimmer zal ophouden, in zulk een Heiligen yver werkfaam te zyn. Eer zal myn pols niet meer liaan; eer zal myn bloed ophouden, door myne door God konlrig geformeerde Aderen te rollen; eer ik zulks niet meer zal verrichten. Eer zullen myne Vingeren verlammeren, eer myne pen ten dien einde niet meer Schryven zal. Eer zal nyn» tong aan myn gehemelte kleven, eer ik zal Ophouden dezelve ter Eer van Jezus , en ter bewBaring der reine J^eer te bezegen.— Het is duS eene loutere verbeelding van u Dominé, wanneer gy zegt, dat ik my nog werkelyk in verlegenheid bevinde» Pre-  C i3 ) predlkant. Dit zy zo Broeder — op myn beurt wil ik ook myn pligt betragten, maar naar het woord van 't Zaligmakend Euangeiium onzes Heeren Jesus Christus ! dst Euangelium. Broeder, geeft my een les welke loutere Menfchenliefde ademt: —- Maar zondigt uw broeder tegen u,, ftaat 'er Matth. 18. vs. 15, zo ga heen en beftraf hem tusfchen u en hem alleen i hoort hy u, zo hebt gy uwen Broeder gewonnen, hoort hy u niet, 'zo neem nog een of twee „ met u, op dat alle zaak bejla in den mond van twee of drie getuigen, hoort hy die niet zo zegt het de Gemeente — en deze Les ftemt overëen met het geen wy leezen Levit. 19. vs. 17. Gy zult uwe naasten bejlrajfen — dit wenseh ik te doen broeder, en gy zyt zekerlyk de beftraffing waardig; want gy hebt de gemelde Les van het zalig Euangelium overtreden; gy hebt u laten voorftaan dat ik, (om nu van myne beide medebefchuldigde niet te gewagen,)__ dat ik tegen u gezondigt had, daar in dat ik de zorg voor uwe ziel my toevertrouwt, had verroekeloosd, door u een fchadelyke Leering te prediken; eene leering welke gy oordeelt dat voor de zaligheid uwer ziele nadelig konde wezen; maar gy hebt uwe befwaren daar over niet by my, tusfchen u en my alleen ingebragt * neen? gy hebt de eerlie opwellingen, van u bedorven hart ingevolgt, en my terftond by de Gemeente aangeklaagt, door middel van u Request, dat u niet alleen, maar uwe kindskinderen zelfs nog tot fchande zal verftrekken. Had gy u herinnert het geen u geleert wordt, in den IVegwyzer der Eenvuldigen, van Jasper dt Hartoghy waarvoor gy u zo zeer in de bresfe ftelt, .Biadz. 04 , alwaar deze woorden ftaanj Wy moeten Gob B 3 vree-  ( 14 ) vreezen en lief hebben, dat wy onze masten niet valfchelyk beliegen , verraden , achterklappen, of eenen kwaden naam maken ; maar moeten hem ontfchuldigen, &oed van hem /preken en alle dingen ten besten keer en; had gy zegge ik, u deze leering herinnert, ik vertrouw dat gy nimmer tot zulk een onbefonne daad overgegaan zoudt hebben. Opsteller. Al genoeg Dominé, gy zyt thans niet op den Predikftoel, waar gy alleenig fpreekt en dus gemakkelyk gelyk kunt krygen, laat my ook eens Ipreeken. De woorden welke gy aanhaalt uit Matth. i3. vs. 15. komen my voor eerst wat veel voor, dat dezelve maar een vers zoude behelzen, mogelyk hooren de twee volgende Verfen 'er ook fey, dog alle Dominees hebben niet even llerk Memorie; zommige willen in naarvolging der Jongens als zy vragen opzeggen, wel eens -in haar boekje ky^ kern Ten andere heeft onze Goddelyki Jezus .' deze woorden zyne Jongeren, ter vervulling voorgefchreven; zyt gy nu in naarvolging van deze ook uitgezonden om te prediken boete en vergeving der Zonden in zynen naam; dan fpreekt Jezus ook deze woorden tot u; dan word ook aan u, in deze woorden uwen pligt voorgefchreven , hoe gy u met opzigt tot uwe Gemeente in deze zult gedragen. Deze woorden behelzen dan een voorfchrift van uwen en mynen Verlosser, hoe zich de Leeraars zullen gedragen tegen hare gemeente, en zich deze moet gedragen tegen hunne Leeraars. Doch gy moogt u draaien zo gy wilt, gy moogt beweeren dat in deze woorden, de Gemeente onder dezelve verpligting gebragt word, als den. Leeraar, 't zal u niets baten; want dan kan dit nochtans maar alleenig gelden, met betrekking tot  tot Perfoneele beledigingen, maar niet wanneer een Leeraar tegen de geheele Gemeente zondigt. Dus zoude volgen, wanneer uwe meening al de beste waare; dat wanneer gy u in 't bezonder tegen my verzondigt hadde, dat ik u dan tusfchen u en my beftraffen moest; maar wanneer gy tegen de geheele Gemeente gezondigt hebt, dat gy dan ook voor de geheele Gemeente moet worden aangeklaagt. De beftraffing welke gy u dus uit Levit. 19- vs. 17. aanmatigt komt hier dan ten onpas, wyl ik u getoont heb, dat 't geen ik gedaan héb, niet meer dan billyk was, of het moest onwaar zyn, 't geen ik van u in het Request gezegt hebbe, doch het tegendeel hebben myne Broederen, » in de vergadering aangetoont, door dien zy bewezen hebben dat al het geen u in het Request is te last gelegt, niet meer dan Waarachtig was : Ja u dag en datum hebben aangewezen, op welke gy deze of geene verkeerde Leering, met ons Symbolismus ftrydig hebt voorgedragen. — Dat gy my kwalyk neemt dat ik my voor het Leerboek van Jasper ie Hartoga zo zeer in de bresfe geftelt heb, daar door verraad gy niet weinig uwe kwade zaak: immers is dat boek van alle regtzinnige Leeraars onzer Kerke, ten alle tyde erkent als overeenftemmende met Gods Woord en onze Symbolifche Schriften ; daar gy nu dit boek klein agt, verwerpt, en een en ander wilt invoeren , welke men zelf onder Socyn en andere kan belyden, zo toont gy immers, hoe verre gy van het gevoelen onzer Kerke afwykt. —. OoJc hebbe ik door het opftellen van het Request niet gezondigt tegen de Les welke gy uit dat boek van bladz. a4- aanhaalt; want de vreze en liefde Gods, en Jezus Christus de Liefde tot myne Me-  C 16 ) Medechristen, welker ongeluk ik door we Leer al voor lange heb ingezien, hebben my hiér toe aangezet: ook hebbe ik tegen o als myne naastten, my daar rdoor tniet verzondigt; immers heb ik u niet valfchelyk belogen , neg achterklap 9kn u gefchreven: wyl het u alles bewezen is, \vaar te zyn, 't geen ik u heb te last ge legt. — ■Ik hebbe u. even zo min verraden, of eenen kwaden naam gemaakt, maar u een naam gemaakt die gy waardig zyt: wik gy nu dat ik goed ve&i u zal fpreken, wel aan ik ben bereid; dog alvorens moet gy u zulks waardig maken, en dan zal ik zo veel in my is, alle dingen niet alleen ten besten keeren, maar u neffens myne andere waardige Leeraars, voor een braaf man , voor een oprecht Leeraar erkennen. — Doch geftelt eindelyk, dat ik in 'r by zonder u had aangefproken, indien ik u, tusfchen u en my, over u Leerftellinge had onderhouden, hoe weinig zoud gy zulks getelt hebben 5 ja gy had indien gy regt had willen handelen, my moeten noodzaken, dat ik 11 voor de Gemeente voor deszelfs Beftnurders had moeten aanklagen. Hoe weinig konde ik dus denken, dat gy myne beftraffing zoud •aannemen, af dat gy my zulks zoude^veroorioven. Predikant. Ik heb u nog nimmer eenige onbefcheidenheicl getoont en zo gy bevreest waart geweest, om my iets beflraffendst te zeggen, dan had gy de Les van Jefus Sirach moeten volgen; dus zegt deze, naar de Overzetting van Lutherus, Capt. 19. ■Hebt gy iets gehort, fpreekt uwe natste daar over aan , misfehitn heeft hy het niet gefproken gelooft niet alles wat gy 'hoort, dikwils ontglipt  C i?) *ër iemand eên woord, en hy meent '/ e°ter zó niet; want wie is 'er dien niet zomtyds een woord ontglipt is; [preek uwen naasten daar over aan ,■ eer gy met hem twist. —- Zie Broeder , dit had het rigtfnoer uwer handeling moeten wezen ; gy had aan u zeiven moeten twyfelen- gy had het zeggen van Jacobus in 't oog moeten houden : JVy feilen alle menigvuldig (Jac. 3. vs. 1.) Gy had by my moeten komen en onderzoeken of uwe feilbaarheid u ook had bedrogen; gy had u het Gebod Gods moeten herinneren; Want de Frefe Gods maakt dat men wyslyk doet in alle zaken; en Gods Gebod leert verftandig handelen iri alle bedryvsn (Jef. Sir. Gap. 19 v. 18.) maar wat hebt gy gedaan? foei! foei! gy kunt het u niet dan met fchaamte herinneren; gy hebt onze Eer, goeden naam , en daarin de Eer van ons gansch geflacht, voor 't minst van onze huisgezinnen opgeoffert aan uwen blinden yver , voor dingen welke gy niet verftaat. — Gy hebt eéne nog dommere menigte opgezocht, ten einde ons door de menigte te doen veroordelen ; gy hebt u niet vervoegt by de verftandige Leken van onzen Kerk; dezulken, ik weet het * hebt gy niet eens de mond geboden; (zy zouden u ook afgewezen hebben.) maar gy hebt eene ondertekening van uw Request verzogt aan zulken, welken zonder opvoeding, zonder lust tot wysheid, of wetenfehappen ,- uw verzoek hebben ingewilligt; — velen zonder' uw Request eens gelezen te hebben, — gy hebt om het getal van Requestranten groter te maken, ook ■Vrouwen laten tekenen, Vrouwen die nauwlyks lezen konnen , en die gemeenlyk, fluimcïciid , het Euangelium hooren verkondigen, e'n ja dikwils uit den flaap gewekt moeten worden,- Wil C meft  ( iS ) mén dat zy naar haare Wooningen wederkeeren; — begryp eens hoe zotlyk, hoe onvoorzigtiglyk gy u hebt gedragen. Opsteller; Ik moet betuigen Dominé , dat uwe redenen my al lang verveelt hebben , wyl zy hoe lang hoe minder heek kunnen houden: vooreerst zegt gy * my nog niramer onbescheidenheid getoont te hebben; maar dat is tog niet zeer befcheiden gelogen, uit myn gelaat iets te lezen, daar ik meer dan veertien uuren van u verwydert was; ook was dat niet zeer befcheiden, doe gy u hebt laten ontvallen, dat gy den Opfteller (my namelyk) dadelyk zoude doen ltraffen , wanneer hy u bekent was * wel nu ik zal myn naam u ftraks zeggen, dan kunt gy toonen hoe befcheiden gy zyt. En hoe befcheiden is dat niet, daar myne Broederen u getoont hebben, wraarin, en wanneer gy u in i\ voordragt vergrepen hebt, gy flegts zegt dat loogens zyn,dat alles loogens zyn.— Gy veronderftelt, ik waare bevreest geweest u iets beftraffendst te zeggen, dog hier dwaalt gy byfter, 't word u anders getoont; dog gy veronderltelt ik waare bevreest geweest, en geeft my ten dien einde een les van Jezus Sir ach; dog zoud gy wel geloven kunnen, dat, wyl ik tog onverftandig ben , zoo als gy daar even veronderftelde, dat ik beter zoude vergenoegt zyn, met een Les van Jezus Christus , gy wilt een Leer aar zyn van God gezonden * onderwyst my dan met Goddelyke lesfen > in Luthers Kerk dog erkent men de lesfen van Sir ach niet voor Goddelyke. — Dog gy hebt kunnen goedvinden, dezelve aan te halen; en hoe luiden die dan , wagt.... Ik herinner de- zel-  C 19 ) zelve: Hebt &y iets gehoord fpreekt uwe masWÊ daar over aan. Dat is te zeggen in 't gemene Ie» ven ; dog wilt gy dit verftaan met betrekking der Leeraars ook goed, dan hebben myne Broederen dit immers gedaan , en juist ter plaatfe daar 't behoorde. —- Verder, Misfchien heeft hy het niet gefproken. Misfchien wel menigwerf. — Gelooft niet alles vat gy hoort. Wanneer ik dit dede had ik met u geen verfchil. — Dikwils ontglipt 'er iemand een woord, en hy meent 't egt er zoo niet. Een Leer aar $er Christenen moet nimmer een woord ontglippen, 't welk hy niet en meend, veel minder dikwerf. — Want wie is 'er die niet zomtyds een woord ontglipt, die hunne redenen naar den Goddelyken regel fchikken het allerminst. — Spreekt uwe naasten daar over aan, eer gy met kerntwist. Om de fchemïng en twist, in "de Kerk te weeren, heb ik het Request opgeftelt, en u daar door aangefprooken. •— Zie daar Dominé, op u beurt een rigtfnoer uwer handeling. Ook heb ik aan my zelve getwyfelt, dog niet minder aan u, want wy feilen alle Menigvuldiglyk. (Jac. 3. vs. t.) Gy had by my moeten komen onderzoeken, dus vaart gy voort, of uwe feilbaarheid, u ook had bedrogen; dog gy had my eerst eene Acte moeten toonen dat gy onfeilbaar was ; —■ dog ik hebbe uw raad ten deele opgevolgt ,"ik hebbe onder.zogt, dog niet by u, niet by de rede , maar aan het onbedriegelyke woord Gods ! heb ik hier in dwaaslyk gehandelt, 't is buiten myn fchult, myn Jezus heeft my zulks geleert, toen hy zeide,zoekt inde Schrift. Neem my niet kwalyk Dominé. datik Capittel en Vers 'er nietby heb gezegt, wanneer ik voortvaar met onderzoeken, zal ik. 'er wel agter komen, genoeg 't haat inden Bybel, en 't  C 20 ) Ë-P woorden van den Verzoener myner zonden, behoef dus niet van u by herhaling vervoeit te orden : Ik behoef my ook nog niet te fchamen, wanneer ik gedenke het Request opgeftelt te hebben- — Neen A'magtige Middelaar ik danke u, en myne ziele in my is- vrolyk en jttigt u, voor dat gy my verwaardigt hebt, hier in een werktuig te zyn: ander/leun my verder in deze myne pogingen, gy dog weet , want gy weet alle dingen, dat ik niets anders , dan u Eer en myne mede verloste zaligheid bevordere. Verfchoon my Dominé dat ik daar vergat, dat ik met u fprak, de Liefde 'tot myn Goddelyke Verlosser is hier ooizaak van. — Die dingen welke gy nu in menigte opnoemt, en waarmede g'y my betigt, zyt gy zelf oorzaak van, had gy u neffens onze oude Leeraars, by den vrede, by de zuivere Leer onzer Kérke gehouden , nimmer hadden wy iets tegen 11 begonnen , maar u neffens haar erKent en blyven erkennen voor onze wettige Leeraars. — Maar wat zegt gy daar Dominé , ik hebbe myn Request laten tekenen, door zulke welke het niet gelezen hebben; dit moet gy zekerlykgezien hebben, want gy kuntmagtig ver zien.} zy hebben 't u dog niet gezegt. — Nu ftuit het u tegen de borst, dat ook Vrouwen getekent hebben; dog ik moet u eens vragen Dominé, heeft Christus door zyne Senwige Verdienften ook Vrouwen verlost, zo ja, dan heeft hy hun deelachtig gemaakt, het ryk der Heerlykheid, en wanneer wy nu iterk onderzoek deden, mogelyk zoude dan ook blyken , dat zy tot het ryk der Genade , ik meen tot de Kerk ook behoorden, en even zulk een regt daar foe hadden dan de Mannen ; nog een vraag Dominé (gy ziet door myn vragen üat ik fehoon onver--  C 21 ) veriiandig nog al Leergierig ben; twee dingen anders zoo zelden by elkander.) neemt gy ook Vrouwen aan tot Leden van Jezus Kerk, wanneer zy belyden Jezus zy de CHRistus! de Zoon des Levendigcn Gods ! Gy zegt al wederom Ja; Ik vraag alweer Dominé, hebben nu de Vrouwen minder verpligting, om hunne gelofte geftand te doen, dan de Mannen, neen zegt gy; als ik nu' goed reken, is het Facit ten mynen voordele.— Dog Vrouwen zegt gy , welke nauwelyks lezen konnen ; dog ik zal u uit deze zwarigheid helpen Dominé; zy hebben een fcharp gehoor; en dewyl zy dus niet gewoon zyn, iets uit een boek te lezen , zoo fcharpen zy hun geheugen. — Dog gy fprak nog van andere Vrouwen; van Animerende Vrouwen, die men uit de flaap moest wekken, wanneer zy zouden t' Huiswaards keeren: Dog Dominé, dezulke vind men ook onder de Mannen; my zelf, (ik ben openhartig en wil myn zwak wel bekennen,) is het gebeurt, dat ik onder u gehoor was, en zoo lang praktifeerde, of uw preek wel met Gods Woord overeen kwam, want ik ben zoo ongelovig dat ik geen Dominé geloof zo zyne reden niet met den Bybel inftemmen; ik praktifeerde dan zo lang, (want u Preek liet zich niet maklyk met de Schrift vergelyken) dat ik eindelyk in flaap viel. Ik deed wel myn best, om wakker te blyven> dan door de navolging der Samaritaan, zalig te worden, en dan getroost op myn Sterfbed te zyn; dit konde ik niet overeenbrengen met de woorden van Paulus, ik wreet nu juist niet waar zy liaan, dog dat fcheelt niet, zy heten aldus : Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een Heilige Roeping , niet naar onze werken; maar C 3 na&x  ( 22 3 i$aar zyn voornemen, en genade.^ die ons gegeven is in Christus Jezus, voor den tyd der waereld. Deze woorden Dominé, welke dog Goddelyke woorden zyn, konde ik met de uwe niet overeenbrengen , en praktifeerde zo lang tot dat ik in flaap viel. Begryp nu eens Dominé hoe wyslyk, hoe voorzichtiglyk ik my heb gedragen. . Hier komtby Dominé , dat ik in meenigvuldige Predikatiën, door u gedaan , hooren moest, dat gy den Duivel alle beftaan ontzejde ; daar in Gods woord dog geleert word dat de Duivel de oorzaak van de zonde is. >— In nrpne Jeugt heb ik reeds die helling leeren bewyzeh met Gen. 3. vergeleken met 1 Cor. * 11, vs. 3 ; en 1 Chron. ) Maar hier in Dominé gaat gy waarlyk te ver, dat gy hun gaat belasteren; gy zegt zy hebben Broederen verdoemt , fwakke en ongeoefende Vrouwen aan de Helle overgegeven; onnozele Kinderen, om dat zy (naar hun zeggen) uit ongelovige Ouderen geboren zyn veroordeelt: Maar Dominé , hebt gy dat van u zeiven , dan moet gy zulks bewyzen, waar en wanneer zulks door hen gedaan is; dog dit zult gy wel Eeuwig agterwegen laten: of hebben *t anderen gezegt? dan hebt gy my daar overgenome loogens verhaalt: foei foei u Dominé gy die een Leer aar der waarheid wilt zyn, houd u met zulke onbetamelyke dingen op; met waardige Mannen door loogens te bekladden: Gy behoeft dus den Mensch niet uit te trekken, om u tegen haar te verzetten ; gy hebt u dus gansch niet Christelyk gedragen, gy hebt getoont hoe onwaardig gy zyt, een Euangelie Dienaar te zyn, door dien gy de zaak onrechtvaardig behandelt en te verre trekt. Predikant. Gansch niet Broeder, zulke gevolgen heeft men meermaals uit eene Scheuring in de Kerk zien ontftaan. ■— Ik zie ondertusfchen met genoegen , ik betuig h nogmaals, dat gy begint te zien dat gy gedwaalt hebt. — Kluiheruwe Leeraars niet aan banden, dan aan die van Gods Woord zeiven; en zo gy iets van hun hoon, vervoeg u by hen, en laat u onderwyzen; of zyt gy wyzer dan zy, tragt hun dan van hunne afwykingen te rug te brengen. —■ Maar neem het domme gemeen niet in den arm om de Kerk te bewenen; foei, wat is dat laaghartig! en, gelyk ik gezegd heb , niet minder gevaarlyk  ( 33 ) aofc. Dat een Leer aar volgens het voor- fchrift van den Bybel onbefirafbaar zy, teaer Vrouwe man, nuchter, matig, zedig, gastvry, leerachtig (i Tim. III: vs. a.) Ja dat moeten zy wezen, maar ontzeg hun de vryheid niet van de .Schriften te mogen onderzoeken, om te weten, 'of alles wat geleert word wel zodanig zy; dwing hun niet wanneer zy het ligt gevonden hebben, het zelve onder eene koornmate te moeten verbergen, — lieve Broeder, leef beter; & val u alles wat gy tegen my gedaan hebt gaerne vergeven: ik volg daar in gaarne de. onderwyzmg van den Wegwyzer der Eenvuldigen; en bid gaarne met hem: Dat de Vader in den Hemd niet wil aanzien myne Zonden, en my oïn derzelver wille zodanige Bede niet ontzeggen wil, want ik ben geen van dien waardig daar ik. om bidde, en hebbe V ook niet verdient; maar ik bid.de altoos, dat hy het my uit genade altemaal wil vergeven, want ik zelf zondige dagelyks veel , en verdien niets dan enkel ftraf; zo wil ik wederom ook hartelyk verbeven, en gaarne weldoen den geenen, die zich aan my verzondigt — en dat zyt gy lieve Broeder : Ja gy hebt. u tegen my verzondigt, en ik wü 't u van harten vergeven, want ik erken u voor mynen Broeder, en die zynenBroeder haat kan God niet liefhebben; ook drukken myne eigene Zonden my te fwaar op 't harte; ik zie wel dat ik genadige vergeving daar van nodig heb , dan dat ik my omtrent u niet lietderyk zoude gedragen. Opsteller: De fcheuring in de Kerk en deszelfs gevolgen hiervan, zyt gy de oorzaak Domiiiê,— Intusfchen V ö E ver-  ( 34 ) gist gy u deerlyk, dat gy waant te zien, dat ik gedwaalt hebbe; neen Dominé eerst moet gy voor al de Waereld toonen dat gy onfchiüdig zyt, en dat al dat geen wat ik, en myne Broederen, in myn Request van u gezegt heb valsch is; dog het eerfte zult gy nimmer kunnen doen , en het laatfte is \u duidelyk genoeg getoont waar te zyn. —• Wy willen u aan geen kluisters binden, dan aan die van Gods Woord j maar hebt gy niet belooft, op een heilige wyze, plegtig voor God en de Gemeente belooft, datgy daar by ook de Symholifche Boeken onzer Kerke, voor een billyke' GeloofsLeere erkende, en dezelve zoude handhaven , en ons overëenkomftig die Boeken leeren -zoude ? immers ja ; gy hebt u dus zelve aan die Boeken geMuistert, en niet wy: gy kunt dezelve dan niet verlaten, gy kunt ons derhalven niet leeren 't welk hier tegen aanloopt, zonder ons teffens het regt ïe verfchaffen, om uwen uitgang uit onze Gemeente te vorderen. — Gy wilt, wy zouden ons by ii vervoegen, zoo wy dagten iets gehoortte hebben dat valsch was, om ons door u te laten onderrigten: dat wil dan zeggen men moest den fchuldigen, den aangeklaagden Rechter maken, en hy zal gereet zyn het vonnis ten voordele van hem te vellen; neen Dominé, fchoon ik, gelyk u meer gezegt is, wel eenvoudig ben,ben egter zo dwaas niet van zulks goed te keuren. — Ik heb geen dom gemeen in den Arm genomen, maar zulke lieden, welke te verftandig zyn, om u in alles op u woord te geloven. — Ik wil u niet dwingen de Schriften te onderzoeken, maar zulks wel aanpryzen; ook wil ik u niet noodzaken wanneer gy het Ligt gevonden hebt, het zelve onder een koornmate te verbergen: maar toon my dan eerst  C 3? 3 eerst dat, dat ligt is , dat het een Waarachtig Godlvk Licht is: maar waarin beftaat dog dat Licht 4 welk gy meend Licht te zyn? Wat is het anders dan oude Duifternis, 't welk al voor lange, m Luthers Kerk als Dwaling verworpen; en die gy met eenige fchynfchoone Woorden oplmukt, ons aanbied, en met eenige verandering, voor een nieuw Ligt uitvent. — Ut behoef dus in dit geval niet beter te leven, en gy zyt buiten de noodzaaklykheid, my zulks te vergeven , wyl ik hier m niets tegen u misdaan heb. — Maar het is wonderlyk al wederom zyt gy met den Wegwyzer der Eenvuldigen op de been, en wilt die Les welke 'ev hebt aangehaalt gaarne opvolgen : hoe tog is het mogelvk dat gy u ooit tegen dit boek hebt kunnen verklaaren ? gy ziet dus dat het opftellen van het Request my nog niet hoeft te rouwen Dominé. — Dog het zal u beurt worden, maar maak u reden wat kort, want gy behaagt my hoe langer hoe minder. Predikant. Voeo- daar by dat gy en alle uwe ondertekenaars de oorzaak zyn, dat uwe Medemenfchen, uwe zogenaamde Gecommitteerden, op den gemelden dag der Kerkvergadering, zo deerlyk mishandelt zyn geworden; zo dat zy m een wynhuis hebben moeten vlugten om het gevaar te ontkomen _ bedenk eens broeder, bedenk eens hoe uwe Confcientie u geknaagt zoude hebben, wanneer een van allen het leven —— Opsteller, met meerder drift hem in de reden vallende. 'Er by ingefchooten had, wiltgy zeggen. Hierover behoef ik my geen Confcientie te maken, maar  C 3ö> maar gy Dominé; gy zult hier over eens rekenfchap moeten geven, wanneer de Aardsherder Jezus Christus verfchynen zal: Gy immers hebt de Gemeente ontrust door uwe dwaling, gy hebt ons deze moeke gemaakt; had gy ons de zuivere Leer blyven verkondigen, wy hadden in rust gebleven, en myne Broederen hoefden- zich voor de waarheid niet in de bresfè te fteilen; zy hoefden zich niet in 't gevaar te- begeven, en zy zouden 'er niet in omkomen'. Niet ik, maar gy Dominé, hebt dus de fchulr, gy zoudt dus oorzaak zyn, wanneer deze hun leven verloren hadden : gy dus, gy moest een knaging, een wroeging hier over inuwe ziel gevoel.-n, zo daar nog eenige redelykheid by u p-'aats had. —^ Intusfchen zo blykt hier uit welk eene flegte zaak gy voor hebt; immers zyn deze vervolgers myner broederen uwe lievelingen ; dogew-elke elendïge wapenen hebt gy hun gegeven, om uwe gevoelens, welke zy van u hebben ingezogen te verdedigen; hoe-juistgelyken uwe Leer en volgelingen, naar die fchaare, welke zicli hadden opgemaakt om- Jezus ce 'vangen. — Daar het fwakke van uwe zaak dus ook. hierdoor voor al de waereld kenbaar is. Dominé zal het best zyn dat gy fehult bekent,; uwe dwaling herroept, hier door zult gy alles weder te regt brengen. Predikant. De beste weg om de uirgebarste vlam in deszelfs woede te beteugelen, was, dat gy u by de overige van onze Collega's.vervoegden., uw berouw beleedt, en hun verzocht. . . . Opsteller,. Om vcr;;üijnis niet waar? Keen Dominé ifcL 2 bta  ( 3? ) ben al te wel van myn* goede zaak overtuigt; hoe zoude ik dan zulk een groot kwaad doen, en mynen Heer en Zaligmaker even als gy ontrouw worden? neen Dominé, gy zult, al is uw tong nog zo listig, my hier toe niet overreden,ja al wierden. myne vyanden als zant , al loopt men als dollen op my aan, geen nood; Jezus die belooft heeft by zyne Kerk te zyn tot aan der waereld einde, zal zich onzer aannemen, en ons byltaan: ik verlate hem niet, ook niet op den kruisweg ; in de grootste vervolging blyf ik op hem vertrouwen, hy is de Almagtige, en op zyne wenk moeten alle myne vyanden verpletteren. — Nim-1 mer zal ik dan uwen raad volgen, nog in navolging van u Dominé langs den deugdeniadder zoeken ten Hemel te klimmen. P redikant. .Dat verhoede God om der Kerke wille! — maar welligt hebt gy de uitdrukking kwalyk verftaan_— kom doe een pooging tot herftel wy beminnen de Vrede — laten, zy tevens doen; laten zy den Volke het Euangelium verkondigen, en van alle verfchillen fwygen, dé zelve niet eens aanroeren — dan is 'er nog hoop van herftel. Opsteller. Neen dat geve God , om der Kerke wille ,. hierom fmeke ik hem. — Ik hebbe het niet kwalyk verftaan, Jezus myn Goddelyke Verlosser heeft zich in zyn Woord duidelyk genoeg verklaart ons bj te haan, en te zullen ashfteeren. — Een poging tot herftel heb ik gedaan, tot herftel in den Godsdienst, dit is het oogmerk van myn« Request; en dat juist om dat ik den Vreede bemin. — Nu wilt gy dat onze braave Leeraars E 3 fwy-  ( 38 ) fwygen zullen van alle gefchïïlen, op dat gy des te beter u rol kunt fpeelen; niet waar Dominé.— Ik zal dus nooit uwen raad volgen, al praat gy mooi 't baat u niet, daarom zoude ik u raden , dat gy maar heen ging , en met zulk een oogmerk, u nooit meer by my vervoegde. Predikant. Dag Broeder, God geve u de Vreede der Ziele. Opsteller. Dag Dominé God bekeere u van ganfcher Harten. Hier mede Waarde Broederen, en Zusters in Christus Jezus meen ik dezen Sehryver, of gewaande Predikant, getoont te hebben, dat ik wegens het opftellen van het Request nog niet verlegen ben; nog daar over'berouw heb; en dus de eerfle niet zal zyn, — die de zaak, de eer van Jezus zal ontrouw worden. Neen wy hoeven ons over onze handelwys niet te fcha*metï, dezelve is in allen gevalle billyk,_en pligtmatig. Daarom laten wy getrouw zyn, in Lyden, en in Stryden; niet afwyken nog ter Rechter, noch ter Slinkerhand. Laaten wy op God blyven hopen, hy is voor ons eene vaste Burgtj God is en-ze toevlugt en fier kt e; een hulpe in de groot e noden, die ons getroffen hebben. Daarom vreezen wy ons niet, of fchoon de Waereld onderging, en de bergen midden in de Zee zonken: Jezus is by ons daar binnen, daarom zullen wy wel blyven} ïiy helpt ons vroeg. Wy vaaren dan voort in onzen büïyken yver, en rusten niet voor dat de waarheid zegeprale; laten wy gedenken, aan de woorden van Jezus! Wie overwint die zal ik geven te zitten op mynen Stoel, gelyk ik overwonnen heb, en ben gezeten by Mynen Vader op Zyner.fioei.  C39) Ziedaar dan Geloofsgenoten, uwe pogingen zo veel in my is, hierdoor onderfteunt; God geeve u verder Genade en Sterkte. Dit wenscht uwen Geloofsbroeder: JOCHEM ROSELLON. NB. Pag. 9. regel 20 rooraan lees fpreken.