LETTER , ÖESCÜICHT- en LEERSTEL KUNDIGE UITLEGGING, van de GEBEDEN en PLECHTIGHËEDEN der II. MISSE, volgens tot oude schryvers, en dë gedenk^ stukken VAN alle de kerken der. CHRISTENE WAARELD, MET AANTEEKENINGEN OP DË MOEILYKSTE PLAATSEN &c. Ifl 'c Fransch opgefteld door den Eerwaardén Pater P- L E B R U ATi Priefier van het Order der Oratooren. ÜiC het Franlch in het Nederduitsch overgezet doof Een Roomch Priefler te Jmfterdam Té AMSTERDAM, Sy F. J. vak TETROODE, Boekverkoop* in de Kalverflraat in de Berg CSlvarién,   VOORREDEN van den VERTAALDER. aan den CATHOLYKEI 3LE32ZEH# jtjfh wy in het Evangelie boek teezén, of in eene Prédicatie hoor en, of in een Schildery zien afgebeeld, hoé Gods Zoon, (na veele fchoone lesfen, vriendelyke vermaningen , en minzaame famenfpraaken aan zyne Leer li n~ gen gegeven te hebben) als een liefdcryke Vader in het midden van zyne Kinderen , des avonds voor zyn bitter leyden, zich in 't midden van zyne apostelen , met hen aan tafel plaatfie, en wy dus overwegen dat by het brood in zyne gezegende handen nam, brak, en het aan zyne Difcipelen uitreikende, zeide : dit is rriyn lighaam, dit is myn bloed, Matth. XXVI. en doet dit tot myner gedagtenisfe, Luc. XXII. ja danwenfchen wy dikwils, oor- en oog-getuigen te moogen geweest zyn, van al* les het geene Jesus Christus, de Opperpriefter van de nieuwe Wet, gefprooken en gedaan heeft: wat eer , denken wy, zoude ons gefchied zyn ? metzuat aandagt zoU' den wy op alles gelet, cn over alles den Heer gedankt heb' ben? Wy moesten, Catholyken! dezelve aandoeningen gewaar worden, als zvy daagelyks denPriefter aan het Autaar den Goddelyken dienst zien verrichten. Het Geloof immers verzeekerd ons , de getuigenisfen van de oud/ie Kerkvaderen bevestigen '/ ons, dat in de H. MlSSE , gelyk als in het laatjle Avondmaal, het Brood veranderd moord in het lighaam van Jesus Christus, en de Wyn in zyn Goddelyk Bloed. Christus zelf is de voomaamfte Offeraar, die door zyn goedheid, en almö* * 2 getid'  gehdhdd dit tv onder aitxvtrkt. En dus gefchied deeze verandering niet zo zeer door den Priejler, als door Jesus Christus zelfs, van zvien de Prief'er alleen een Dienaar is in het offeren. Des wy door deeze offering genoeg vereerd, ja ver heer lykt zyn: waaren wy maar aandagtig, heilig en eerbiedig genoeg, als zvy'er tegenzvoordig zyn! daar zyn zeeker meenigvuldi^e beletzelen, welke den Geloovigen van hunne oplettendheid aftrekken, en den geest merkelyk verflrooijen, maar laat het ons niet verzwygen, dut^ de verzuimenis van predicatiën, onderrechtingen , en het leezeh van boeken , waar in over de H. Offerhande van de Misfe, en haare plegtigheeden gehandeld word, veel al gelegendbeid geeft, aan veele zoo oneerbiedigheeden als onoplettendheedcn : wy meênen dat het onzepligt is , onze Geloofsgenoot en , agting en eerbied te moeten inboezemen voor al het«eene den Godsdienst aangaat, maar byzonder voor het hoogzuaardigfie van dien, namentlyk voor de Heilige Offerhande van de Misfe: ik heb, om dit te bevorderen, my dan ook de moeite •wel willen geeven, om het voortreflyk werk van P. le Brun, over de Misfe en haare plegtigheeden handelende, in onze Nederduitfche taal, uit deEranfche, over te ■hrengen; een werk dat met veele Goedkeuringen van Geleerde, en Deftige Mannen verrykt, niet genoeg kan gewaardeerd, niet genoeg kan geleezen worden; daar in zal men zien dat de Catholyke Kerk in de dienst der H. Misfe, niets voor haare kinderen agter houd of verbergd, maar in tegendeel alles, ook de geringfte Ceremonie du'idelyk verklaard, dat hei onbloedig Misoffer, het bloedig Kruisoffer niet vermindert maar verheft, en dat de Gèheden en Plegtigheden, die voor, by, en na de Offeringgefchieden, de Geloovigen konnen opzuekken, om 'er met de vereischte ingetogenheid, en eerbiedigheid zich 'er té vertegenwoordigen: ik hoop denzin van den Jut beur agterhaald te hebben, terzvyl ik dan ook verwagte dat dit werk met eene heilige graagte van alle Geloovigen zal geleezen worden y o o Rr  GOEDKEURING. De uitgeftrekte en zeer voldoende Goedkeuringen, welke alle die geleerde en deftige Mannen wel hebben willen geven aan het alöm be-r roemd Werk, behelzende de Uitlegging van de Gebeden en Plegtigheden der H. Misfe , in het Fransch opgefteld door den Eerwaarden Pater P. LE BRUN , doen blyken de overtreffelykheid van het zelve Werk; en om dat de Overzetting uit het Fransch in het Nederduitsch door een Roomsch Priefter naauwkeurig agtervolgt den zin van den vermaarden Autheur, oordeele den druk 'er van zeer nuttig voor de Kerk en (leszelfs Geloovigen. Gegeven te A. de VRIES; ANTWERPEN , Licentiaat in de H. Godge- 2.6 Sept. 1700. leerdheid, Canonik Gradu¬ eel en Aaris-Pri&Rer, Bvth* keurder. GOED-  GOEDKEURING. Naar eene groote meëm'gteder Ioffelykfte Goedkeuringen, van veele deftige en geleerde Mannen gegeven , aan liet Werk , tot titel voerende : Letter- , Gefchicbt- en Leerjlelkundige Uitlegginge van de Gebeden en T/ecbtigbeeden der H. Misfe enz. acht ik het onnodig, hier iets te melden van het ge wig t der ftoffe , die 1er van den Rundigen Schryver in verhandeld word. Alleen maar heb ik geoordeeld, dat deeze overzetting' uit de Franfche in de Nederduitfche taal verdiende aangeprezen te worden; niet alleen, om datr de Vertaalder den zin van den Schryver naauwkeurig agtervolgt; maar ook aan elk , die de Nederduitfche Taal verihat, eene bekwaame gelegentheid gegeven heeft, om het verheven gehym van het aanbiddelyk Misoffer in deszelvs grond te bevroeden , en tot zelvs - ftichtinge en veel nut te leeren kennen. Weshalven myn wensch en verlangen is, dat dit werk van onze Landgenoten gretig gezogt en oplettend geleezen mag worden. Amsterdam, 11 Odtober 1790. HERMS. FRANCS, ten HULSCHER? Aarts-Pricjler* VOOR-  VOORREEDEN van den S C H R Y V E R. Waar in voorgefteld word, de uitmuntendheid van de H. Offerhande der Misfe, de oorfpronk der Gebeeden en Plechtigheeden, die dezelve verzeilen: hoe dat deeze Gebeeden in handen van het volk zyn geraakt: de noodzaakelykheid van dezelve uit te leggen: de moeilykheid om den zinder Plechtigheeden te ontdekken,verfunne, door de zoogenaamde Geheimnisbefchry vers, (Jdikici) en door de zoogenaamde Letterkundigen: wat 'er in aanmerking moet genoomen worden, om denadeeligc uiterftens te vermeiden: en eindelyk het oogmerk van dit werk. Niets is 'er grooter, niets verhecvener, in de Godsdienst, als de Oferhande van de^tisfe,^v) de andere Sacramenten, en byna alle de Godsdienstoefeningen, en alle de Plechtigheeden, van de li. Kerk,zyn alleen middelen cf voorbereidingen, om dezelve op te draagen, of'er waardigljk aan deelachtig te worden, je sus Christus offer d daar zig zelv voor ons aanzynenh'cemelfchen Vader : IJy vernieuwd 'er daagelyks, als eeuwig Priester de Oferhande, die hy eens aan het Kruis volbragt heeft, en geevt zig 'er te celen, aan de Geloovigen, die dus aan het Altaar de volmaaking Vinden van het GeestelykLeeven, vermits zy zig 'er met God zelv voeden. Men mag zeggen, dat de Misofferhande onze Kerken in een Heemel veranderd. Het Goddelyk Lam word daar geflagt en aangebeeden, gelyk de h. Joannes het ons afbeeld, in het midden VO{i htt Heiligdom des Heemels, Q2f) degelukzaaA li Uittriunrendhdd van de H. Offerhande. (i) Per Sanaifi- cationes omnium Sacrair.entorum, fitpwparatio, ad fuscipieijdimEoj. charistiam f. Thom. 3 v>.  (1) Chryf, de Sacetd.1,6 34.hom, de incoiiidei nat. (2) Qiiisenim^fidelium habêre dubium posfit, in ipia immolationis hoia, ad facerdotes vocem, ctlos aperiri, in illo jein Christi myfterio, angelorum choros adesfe, fummis ima fociari, terrcna ccelcstibus jungi, unumqtie ex vifibilibus et inviübilibus fieii Gieg. dial. 1. 4. c. $s. (3) Agnumfhntem , tamqnam occifum Apoc. 5. V. 6. <4) Data funtilli ïneenfa multa; ut daret deorationibus fanttorum omnium fupera!tareaureum quod est ante thronum dei, et afcendit fumus inrcn forum de icanu Angeli coiam Deo Apoc. 8. ï. 3. Oorfpronk der Gebeden en Plechtigheeden , die de H. Misfe veazeilen. t VOORREEDEN van dei* U'ge Geesten bewust van het geen op onze Alt aar en vewrogt word, verfchcinen 'er met die fiddering, die de dicpfle eerbied inboezemd. (1) De h. chrysostomus/70 andere Oudvaders,heeft 'er zeer geflaayde gevallen van verhaald, en deze waarheid van de tegenwoordigheid der Engelen isaltyd zoo bekend geweest, dat de u. gregorius de groote geen zwaarigheid maakt te zeggen! Ca) Wie is de Geloovigen die kan twyfelen dat op 't woord des Priesters, op het uur van de opoffering; de Hemel zig niet opene, de Chooren der Engelen by de verborgendheid van jesus niet tcegemvoordig zyn , en dat de Hemelfche en Aardl'che,' zigtbaare en onzigtbaare Schepfelen zig niet vereenigen op dit nogenblik? Wy doen waarlyk in onze Kerken dat zelve, dat de Heiligen geflaadig in den Heemel doen. Wy aanbidden hier dat Goddelyk Slagtoffer, opgedraagen door de handen des Priesters , en de Heiligen aanbidden in den Heemel'het zelveSlachtoffer, het Lam zonder vlekken, ftaande, maar als geflagt zynde, (3) om zyne opofferingen verheerlyktleeven aan te toonen. Alle de Gebeeden en verdiensten der Heiligen verheffen.zig, gelyk een aangenaam Reukwerk voor den Throon vat^God: 't geen de h. joannes te kennen geevt, (4) door het Wierooksvat, dat een Engel in zyn hand houd, en door het Altaar van waar de Gebeeden der Heiligen, tot voor God op/leigen. De Kerk hier op Aarde, offerd insgelyks aan het Altaar , aan God den Wierookgeur, als een teeken van de aanbiddingen en Gebeeden der Heiligen, zoo die nog hier beneeden, als die reeds in de eeuwige heerlykhcid zyn. Alle aanbidden hem vereenigderwyze in den Heemel en op Aarde ; vermitswy als dan hier benecden op onze Altaar-en hebben dat zelve, dat hier booven op de throone des Heemels is. Het weezentlyke dat 'er is in de Gebeeden en Plechtigheeden van de Misfe, is oorfpronkelyk van jesus Christus zelve, de Apostelen en Aposlelyke Mannen hebben 'er datgeene bygevoegt»  S C II R Y V E R. 3 dvt gcvoeglyk was, ten tyde der vervolgingen, van de kant der Jood en en Heidenen, by welkers Dien stpleegingen liet toen gevaarlyk zoude geweest zyn, dat de onze eenige gelykenis zou gehad hebben. De Kerkgewoonte (ritus) wierd niet vastgefleld: zy moest uitwendig geen nieuwe gedaante aanneemen, voor dat de Chrislclyke Godsdienst, die der Kcizeren,en demcestfehittcrendedcs Aardboodems geworden zynde, men niet meer de indrukkingen tevr*eezen had, die de gebruiken van het Jood- of Heidendom op de nieuwe Christenen maakten. Tot dien tyd dan toe , waaren 'er zeer weinig gebruiken of plechtigheeden , maar welke men ook als een Wet moest in agt neemen , gelyk de Apostel p Au lus zulks bevoolen had. (i) De h. justinus, korten tyd na de Apostelen , * geevt ons tc kennen , ( 2) dat 'er Gebeeden waaren , die korter of langer waaren, na de Godvrugtigheid der Priesters, op na den tyd die men had, zeggende, dat hri die de Goddelyke gaaven opofferde, zoo lang bad als hy kon, en de h. cyprianus leer dons, dat'er vastgeftelde Gebeeden waaren, die frttn niet mogt agterlaaten of veranderen', want welk een ander zin kan het hebben, het geen hy teegen een afgefcheurden, (fcismatïcq) zeide, die zig afzonderde van de eenighcid der Bisfchoppen, die een anderen Altaar dorst opregtsn, en een ander gebed doen, met ongeoorloovde woorden: (3) precern alteram illicitis vocibus facere? Zoo draa de Kerk, in het begin van de vierde Eeuw, de vreede genoot, en dat men prachtige Kerken heiligde , in welke de Goddelyke Dienst met meer luister kon verrigt Worden, zag men wel haast het getal der Gebeeden en plechtigheeden vermeenigvuldigen. Die door de heilige bas1lius en chrysostomus gefchikt zyn, hebben hunne naamen doen overbrengen aan twee offer-ordeningen, (liturgiën) die de Grieken tegenwoordig nog gebruiken'. en 't is om die zelve reeden, A z dat (i JOmnij fecundum ovdincui riant 1 Cor. 14, v. 40. * Anno 140. 1 (»} Apo], z. (1) Cypr. de unit Eed. p. 83,  4 VOORREEDEN van den (i) Conccart. 3. c. 23. (i) Conc milev. t Can. ii. Oorfpronk van de verfcheidentheid in de Gebeeden en plechtigheeden. dat die van Mi fan, de offer ordening van den h. ambrosius genaamd word. In de overige gedeeltens van het westen, hebbenverfcheide Geleerden zig toegelegd, om Gebeeden en Voorreedens op te pellen, die door de Kerkvergaaderingen wierden nagezien : want die van Carthago, (i) enMileve, (2) ten tyde van den iï. augustinus, bevoolen, dat men 'er geen zoude leezen in de Misfe , dan* die door de Bisfchoppen der Provinciën zoude goed gekeurd zyn. Bier van daan dit groot getal van Gebeeden, die in onze Misboeken gevonden worden. Omtrent dien zeiven tyd verwonderde zig Paus innocentius de 1, dat 'er vcrfclieidentheid was\in de Latynfche Kerken, die het geloov van den h> petrus of van zyne opvolgershadden ontfangen : hy wenschte dat alle Kerken zig gelyk maakte aan die van Koome. Maar het had Meel moeite in, zoo fpoedig eene volmaakte gelykyormigheid te weeg te brengen, in een zaak die aan den iever en Godv/ ugt van een groot getal heilige Mannen en geleerde Bisfchoppen over gelaatenwas. vocomus-, Bisfchopvan Africa,fieldt eeneverzaameliug van Gebeeden op, die Sacramentaare Gebeden, worden genoemd: en MusEVS,Priester van Marfcille, wierd, in het midden van de yyfde Eeuw gepreezen, weegens de kunde die hy bezat van diergclyke Gebeeden te maaken, en waar van men zig in verfcheicle Bisdommen bediende. Be H. Paus gelasius flelde op het eind van dezelve Eeuw ook een Sacramentaar op , waar aan de h. gregorius de groote, honderd jaar daar naa, eenige verandering heeft gemaakt : En van die tyd af, tot aan de algemeene Kerkvergaadcring van Trenten, is het Roomfche Misboek, het Misboek van den h. gregorius genoemd geweest, pepin, careedegroo- t e , lodewyk de goede, en c ar e i» de kaale, voerden hetzelve in de Kerken van Frankryk en Duitsland in. In de elfde Eeuw wierd hetzelve ook in de Kerken van Spanje aan~ genoomen: nogtans zaagen alk desze Kerken niet  SCHRYVER. 5 geheel van hunne oude gebruiken afwant van hei jaar 938 Paus leo de 7, fchryvende aan dt Bisfchoppen van Frankryk en Duitsland, (i> mispreesdeverfche/dentheidvan hun Dienstoefcningen: maar het viel aan die Bisfchoppen niet moeilyk,zig te gronden op het gezag van den h. gregorius, die den Abt aug.ustjnus, na hy hem na Engeland had gezonden, daar toe gebragt had, om van de Kerken van Vrankryk over te neemen, het geen hy in de Goddelyke Dienstoeffeningen het beste zou vinden , tn na de klagten van leo de 7, leerd ons gregorius d e 7 (2) dat 'er zelv te Roome verfcheidciitheid was in de Dienstoefeningen. Wat reeden men ook mooge hebben, om na eene algemeene gelykvormigheid te wenfehen, heeft men het echtcr^fikwils nuttig gevonden de oude gewoontens weeder aan te neemen, en zelv nieuwe in gebruik te brengen; en door een heilige onderlingever ft andhouding, die 'er al tyd onder alle de Kerken heeft plaats gehad , hebben zy malkander meedegedeeld, het geen ieder in zyne bezondere Kerk goed en (lichtende gevonden had. Roome zelv heeft dikwils andere Kerken , die byna alles van haar ontfangen hadden , nagevolgd. Dus heeft zy, na de oude Gallicaanfe gebruiken, en de Gothifchevan Spanje te hebben afgefchaft, daar vit, gelyk wy hier na zien zidlcn, Gebeeden getrokken , en die by hetgewoonlyk Misboek, (ordhmrium kliste") gevoegd,het geen zesderd de dertiendcEctnv onveranderlyk is gebleeven., en met recht den lof •verdiend, die alle Catholyks Kerken 'eraangeevcu. De gewoonêlyke Gebeeden der Misfe , zyn tot aan het einde van de i$de- Eeuw , byna alleen in handen der Priesteren geweest: wanneer door het gebruik van de drukpers, waar door een oneindig getal Misboeken, van allerhande grootte, het licht zaagen, dezelve niet- wel zoo geheim meer konden gehouden worden, als te voor en: en in de volgende Eeuw, noodzaakten l u t h e r u s en calvinus, die de II. Misoferhande ondernamen te befryden, een aantal Leekcu zelv , A 3 om (1) Cone i«. »« (2) Llb iïcp.3.1. Can. ni die de Confcct. dift, j. Hoede gewvonclykc eeoccdea der Miilt in hun den van hei volk zyn gckoomui.  6 VOORREEDEN van den Ci) Ut frequen-. ta inrer rnisfaru 'i celebratione n , vei per fe vei per alios, ex iis, q.i.e in misfa legumur aliquid expoiiant, atqne inter extern faiic. tisfnna f3nftrsu"rni h'.ijus facrifici', 'myfteriumailiq'.iod dccl uenr, pisfcrtim demi-, mcis et fcstis eonc trid. fesf. ai.'cap. 8. fz) Juxta forttiarn a !ar.£t.i fynodo in cate cheii flnguüs Sacra» irientis pExscrihenda u , quara Epifcopiin vulgarein linguim, fiJciicer veiti, atque a parocuis omnibus populo exppni curabunt fesi. 24. c. 7, om dezelve te hezen, en de 'Gebeeden te onderzoo* ken; om dat men 'er zonder ophouden over twiste. De Kerkvcrgaaderingen van Maijence en Keulen, in 1547 be\' ooien , dat men dezelve aan het volk zou uitleggen: het geen door die van Tr enten bevestigd nier cl, (i) die de ziel zorgers gebood; dat zy, op Zon- en Feestdaagen , eenige geheimbediedenisfen van de Misfe, en het geen men 'er in las, aan het volk zou verklaar en: op dat de gemeente niet alleen zou onder rigt worden van de waarheidvan dit aanbiddelyk geheim; maar ook van de zin en beduidenisfe van de Gebeeden en Plechtigheeden, die men 'er in gebruikt. De zelve algemecne Kerkvergaadering, Ql) begeerd ook, booven dien, dat de gebruiken, by het bedienen der H. Sacrament ten, door de Herders, werden uitgelegt, en dat de Bisfchoppen zorg draagen, dat dezelve in de gemeene taal werden gedrukt, ten einde aan het volk de kennisje en het begrip daar van des te gemakkelyker te maaken* Nooit heeft de Kerk voorgehad de geheimenisfen aan de Geloovigen volflrekt te verbergen; maar vreesde alleen, dat zy, door te weinig die te doorgronden, een verkeerde zin zoudengeeven aan de woorden diedenzelven uitdrukken ; daarom begeerde zy, dat hun die woorden zonder uitlegging niet zouden voorkoomen. Verfcheide Eeuwen , voor de algemeene Kerkvergaadering van Tr enten, waaren reeds de Priesters gelast, zig gereed te houden, om het volk, uitteleggen in de gemeene taal ,'t geen in de Misfe, en in het Doopzel geleezen wierd, dit wierd wel uitdrukkelyk hen aanbevoolen in een nationaal Kerkvergaadering van Engeland, in den jaare 747, door de zorg van den h. cuthbertus, Aartsbisfchop van Cantorberi te Clovishou gehouden. De Koning ethelbald u s , en de grooten van het Ryk waaren 'er tegenwoordig; men las 'er de brieven van Paus zacharias, en van den 11. bonifacjus, die langen tyd, als de ziel was van de Kerkvergaderingen van Duitsland, Frankryk en Engeland %  SCHRYVER. 7 tand: ziehier de inzetting van gemelde Kerkvergaadering: (0 dat de Priesters leeren volgens de voorgcfchreeve orden, hunne bedieningen wel waar te neemen; dat zy zig ook toeleggen, om in de gemeene taal, uit te leggen, èn'te verklaaren, de Geloovsarticulen, het Gebed des Heeren, en de Allerheiligste woorden, die plechtiglyk in de Misfe, en by de bedieninge des Doopfels geleezen worden: dat zyzig kundig maaken in den geestelyken zin, en bediedenis die de Plechtigheeden, en geheiligde teekenen van de Misfe, hetDoopzel en andere Godsdienstoefeningen, in zig befluitcn. Op dat zy, geen reeden kunnende geeven, van de Gebeeden, die zy tot God ftieren , en van de Plechtigheeden , die zy voor het welzyn van het volk verrigten, hunne onweetendheid hen niet doe verftommen, in alle de bedieningen van hun ampt. officiis vifibiiiter conficiuntiir, quid fpiritu-aliter lignificent, e «e vel in ipiïs intercesfionibus, quibus pro populi deliitis d( cuntur, vel ministerii fin officiis, inveniantur quafi n.uti, e telligant nee verlioium fuorum ïenfurn, nee Sacramenra , qi ad reternam proficinnt falutem. Omtrent het einde van de festiende Eeuw, deeden de Cardinaalen van Lorreinen en Guife, malkander opvolgende in de Aartsbisfchoppelykewaardigheid van Rheims, een franfche vertaaling drukken, van de gewoonelyke Gebeeden der Misfe. In het vervolg zaagen "er nog verfcheide andere het licht, als die van jouac *, van veron, yan m. d'illaire, van m. de har-, ley, Aartsbisfchop van Rouen, gedrukt met het handboek van het Bisdommen afzon der lyk; dievan m. de m1letie r'e in 1646, Vtffl m. c a- talan in 1651: en in het jaar 1654 gav m. desplats, een vollecdige vertaaling van het geheele Misboek in hel ligtjiefgcen dikwils herdrukt is, * in het jaar \66o deed m. de voislN, een nieuwe vertaaling van het Misboek drukken, met goedkeuring van verfcheide Bisfchoppen, _ van de Steedehoudcrs der Bisfchoppen Cgrands- vicaires) van ParyS, en yan een groot aantal HoogA 4 lei- (i)Vt presbyter! Dinne fui gradüs jfficiumlegitiino [itu per omniadifcant exhibere nosle; deinde ut fymbolirm fidei, ac dominicam oratiorfem, fed et facro ihiiïi qnoqueverba, qua: in misli cel'ebratione,etomcio üaptismi folemnirer dicuntur, interprat ui, atqueexponere posfè propria liqgua , qui nesciunt discant: neo non et ipfa Sacramcnta qua: in niesfi et Baptis«,nte,ve! in aliis eccleliasticis :difceie ftudeant: um exorare nosignari, fi non inibus par eos alii Franfche veitaaling van de gewoonelyke Jviisgebeeden. * Gedrukt met goedkeuring van den Biüfchop te Lyon 1607 , eu herdrukt te Rouen 1605 tic. * By r f pftit en ANJ.-OT in 1655 1S87 en 16>7.  8 VOORREEDEN van den leeraaren (Doelores') in de H. Godgeleerdheid. Het is waar, dat op aanhouden van den Cardinaal m-vzarin, de vergaadering van het jaar 1660 , waarin m. de harley Aartsbisschop van Kotten voorzat, deeze vertaaling afkeurde, maar dezelve voorzitter, tiert jaar en daar nw, Aartsbisfchop van Parys geworden zynde, keurde die niet af, die men reeds, in het latyn en fransch, aan het hoofd had geplaatst van de Diensten van de goede weck; (V) en veroorloovde, dat 'er in het jaar 1673 een nieuwe gedrukt wierd, (2) waar by men de uitleggingen der plechtigheeden toen heeft gevoegd, en waar van de uitgaav dikwils hernieuwd is. In het Jtuk van Kerktugt, kan de Kerk, een en dezelve zaak verbieden ,of toelaaten, na dat,naverfcheideplaatsen tydsomflandigheeden ,, die zelve zaak na- of voordeelig aan degeloovigenwordbefchouwd. Men zag daagelyks tot de fchoot der H. Kerke te rug keer en, een groot getal lieden, die van hun kindsheid af, de Godsdienstoefeningen in hunnen moedertaaien hadden hoor en verrigten, en aan wie de Predikanten geflaadig hadden wys gemaakt, dat de Godsdienstordening Qiturgie) der Roomfche vol godloosheid was. Hos kan men zig verfchoonen om hen die liturgie te doen leezen in een taal die zy vcrflaan kunnen ? m. j?elisson , die, na het zoet der Catholykheidgefmaaktte hebben, zeer wel wist, wat vertroosting het aan de nieuw te rug gekeer de verfchafte, datgeene te leezen,dat in de Misfe geleezen wierd, eensgezind handelende met het hof en de Bisfchoppen, liet in het jaar 1676 een latyns en frans Misboek drukken, in vyf kleine deeltjens. Het zelve jaar liet hy afzonderlyk drukken, de gewoone Misgebeeden, met korte Gebeeden, het geen de Bisfchop de saintes, in 1681, ft) In het jaar 1661 deed m. de VOISIN, met privilegie, drukken de vertaaüng van de diensren van de goede week, w.iar by hy voegde, de gewoone gebeeden der Misfe en den Canoi, en droeg dit op aan de koninginne moeder. (ij By piF.RRi, le petit in 't jaar 1673.  SCHRYVER. 9 1(581, en in het vervolg andere Bisfchoppen, in hunne Bisdommen, deeden herdrukken. Eindelyk na de uitgaaven, die 'er door bevel des Konings, ter begunftiging der nieuw bekeerden, na de herroeping van het EdiSt van Nantes, in 1685 gedaan zyn, is 'er alle jaaren, zoo groot een meenigte met gezag der Bisfchoppen ,verfpreid, dat men niet meer behoevt te onderzoeken of het billyk is, dat „dezelve vertaald worde, en of men ze aan de leeken mag te leezengeeven. Dit is reeds een vastgcjielde zaak. Ieder een bezit dezelve , en men moet 'er zig thans maar op toeleggen, om door een klaar e uitlegging, aan dezelve eene zoo groote of groot ere eerbied te Rechten, als men getracht heeft', door de gelii'mihouding 'er van, aan de geloovigen in te boezemen* Dit heeft verfcheide lieden van aanzien bewoogen, om met veel nadruk te verzoeken, dat dit werk het ligt mogt zien. Zoo haast ik my 'er met ernst op toeleide, wierd ik welhaast gewaar, dat men niet nauwkeurig tot den waaren zin van de woorden der Misfe overging, ten zy men dezelve, woord voor woord verklaarde: ik zag dat het voornaamftc gebrek, in alle de verhandelingen , die tot hier toe over de Misfe gefchreeven waaren, hier aan moest worden toegefchreeven, dat men dezelve nooit in zyn geheel had verklaard; (3) dat men uitleggingen had gedaan over bloot e gisftngen; dat men /poest trachten aan te toonen, welke inzigten de Kerk gehad had; dat men zooveel mooglyk is, het waare begrip der uitdrukkingen , der leer(leUingen, en der gehcimbediedenisfen die dezelve behelzen, moest haaien uit de oud* vaders, uit de oude kerkelyke fchryveren, en uit de (3) gab8iel b iel ondernam omtrent het eind van de ij eeuw ten latynfche uitlegging te geeven over alle de woorden van den Cmon, maar hy heeft zvn werk zoodaanig overlaaden, met gefchillen en het gezag der fchoolen, dat hy dikwüs den waaren lctterlyken zin van de woorden, uit het oog verliest, en zyns leezers doed verliezen, zoo dat 'erweinig zyn, die het geduld hebben, het ten einde toe uit te kezen. A5 Noodzaakelyk van de uitlegging van de gewoon» Ivke Gebeeden dei Misie,  io VO ORREED EN v an den Hoe uoodzaakc» lyk het is, de plechrï^lieeden uit te legden. (r; Exod.17v.11. (i)iCor.iiv.iS, de overleeveringen; en dat hier toe, een letter' gefchicht en leerflel-kundige uitleggingevan al het ■geene de Misfe famsnfleld, volflrekt noodzaakelyk was. Wy moeten ons geen andere doeleindens voorjlellen, als die van de Kerk; onze gedachten alleen vestigen op dat geen, waar meede zy wil, dal wy ons beezig houden; en geen andere denkbeelden vormen, als die zy begeerd, dat wy in onze boezem koesteren: op dat wy het voordeel moogen genieten, van met haar te bidden en te opperen , en do vrugten niet te verliezen, die gehecht zyn, aan het begrip van die woorden, vol zin en geheimbeteekenis, die zy ons doed fpreekeiu Is de uitlcgging^fer woorden van de Mis noodzaakelyk , die defé'verrigtingcn en ceremoniën is niet minder qoodig: deeze zyn zoo veele teekenen, die de gedachten veel klaarder konnen uitdrukken , als de woorden zelve, en die ingejleld zyn, om ons te plichten, ons te onderrechten, en om onze aandacht op te wekken. Men moet de plechtigheeden van den Godsdienst geenfints als iets onverfohilligs aanmerken: de heilige blaade■ren leer en ons, dat God aan dezelve bizonder e ■voordeelen gewoon was te geeven : dat moises met opgehcevcne handen bad, was een ceremonie; en wy zyn-bewust, dat God aan die opheffing der handen, de zeegenpraal aan de zeide ■van de Jooden deed uitvallen, (i) De h. paue u s , die zeer dikwils de Christenen verwittigde, dat zy onthceven waaren, van de plechtigheeden van de wet, had zoo veel iever voor die van de -Kerk, dat hy zelv niet wilde dat men reedenen bybragt, om dezelve te veranderen, ofagterte laaten. Hy wilde dat men zig vergenoegde met te zeggen: C-v zoo 't iemand lust twistzugtig te zyn, wy hebben zoodaanige gewoonte niet, nog ook de Kerke Gods; het is dan van groote aangeleegentheid, zig 'er op toe te leggen, om de waarc reedenen van ieder ceremonie van de Misfe te leeren kennen. Maar het is niet gemakkelyk die te ontdekken: fomtyds hebben die haar oorfpronk uit modzaakelykheïd,fomtyds uit welvoegïykhcid, of geraak,  S C H R Y V E R; n mak, en fomtyds uit gantscli geheimryke inzigten* Men moet die uit verftrooideplaatfen opzoeken, en •wy vinden van fommige de waar e reedenen niet, ah in de overeenkomst die zy hebben met die, welkers waare oorzaak men duidelyk vind. Seederd vyfof fes honderd jaaren, hebben verfcheide vermaarde Schryvers groote werken, over de Misfe, in het ligt gegeeven. • Die van den Cardin.tal loïHARiüs , die in het jaar ii98, onder den naam van innocentitjs de derde tot Paus wierd verkoor en, en van durand, (4) Bisfchop van Mande, zyn in het vervolg van tyd honderdmaal afgcfchrceven, door laatere Schryvers , als iet dat men voor het beste hield. Maar die Schryvers, hoe kundig zy ook waaren, hadden geen kennis genoeg van de oudheid, en de tyd had hun ontbrooken, omdenoodigenavorfchingen te doen. Dit bekennen zy zelv, zy verklaar en het aan het begin , cn op het einde van liun werken, en men word het gewaar, op ieder bladzyde die men leest,, Zy hebben hun vernuft voornaamcnilyk te werk gepield, om over ai geheimnisbediedeude reedenen op te zoeken : hunne zinfpeelingen, Jiebben de Godvrugt van veelt geloovigen wel tot zig getrokken, maar nimmer zyn die in de algemeens finaak geweest. Kundige en ervaarene lieden hebben feederd langen tyd gewenscht, dat men het gehetmryke, niet zou verwarren , met het geen waar in niets geheims be(looten legd. En waarlyk, hoe Jlichtig ook de inzigten mogten zyn, die men heeft om de Godvrugi der geloovigen te voeden , dezelve moeten wy ken voor de eerste inzigten , die de Kerk ge had heeft: is het de noodzaakelykheid, het ge mak , de weivoegzaamheid, die de oorfpronk i van eene plechtigheid, die men wil uitleggen,met moet dit zeggen, vervolgens zoo hoog op ie klim men als men kan, om de geestclyke reedenen te ag terhaalen, die de Kerk, by de reeden van in ft el linge, om zoo te fpreeken, heeft by gevoegd. D nieuwe inzigten die men van zig zelv wil voor ft ellen , .moeten de laatste plaats beklee den (4) Zoo noemdhy zig zelv, maar gemeenlyk noemd men hen ©uka-nd, om dat meftaltydin'tlatynDUKANDüsgeikltllKeÏ! 6» QebrekderSchryvers, die geheimnisbediedendeuitleggingen ge« geeven hebben.  12 VOORREEDEN van den 9 ppfle! van :ene letterlyke uitleg|jRge door M. de J l J l t t 11 \ T % ë i den. De voorgemelde Schryvers, hebben dit order niet gevolgd, en daarom zyn hunne werken min nuttig geworden, en men is, na hun, ge. noodzaakt geworden navorfchingen te doen, die zy verzuimd hebben. In deeze onze Eeuw heeft men meer dan ooit begreepen, dat het van de uiterfle aangeleegcntheid was, dat men tot den oorfpronk van de gebruiken van de Kerk te rug keer de, Eenige Schryvers , hebben tot dit ontwerp verfcheide nafpooringen gedaan ; maar niemand had zoo veel aanleiding gegeven om een volmaakt werk op dit ftuk te verlangen, als dom. c laud.de vert./^- ftelde zig deeze fiudie voor, zoo draa hy ztg in ftaat bevond , om 'er zig op toe te leggen, en men wierd wel haast gewaar , dat hy, met betrekking tot deeze ftopfe, geheel andere denkbeelden had, als de gemeene hoop der andere Schryvers, Waar over de Predicant jurieu fchryvende, zegd: dat een geleerd man van de ordre van Cluni een werk opftelde , dat de dur.ands, de biels en de innocentiussen, en hun leeringen die van de geheimen der Misfe hadden gefchreeven, zou te niet doen; en dat liy zoude bewyzen, dat alle plechtigheeden, zonder geheimnis waaren. m. de vert jcrdeedigde zig wysfe'yk, weegens deeze lofpraak-, in een briev aan m. jurieu zelv, en weederleide, door korte, eenvoudige, •n in een letterlyke zin opgeflclde aanmerkingen , alle de zoutelooze fpotterneien , die deeze °red:cant over de plechtigheeden van de Misfe gefaan had. Deeze briev wierd" in het jaar 1690 s Parys gedrukt, het algemeen juichte dezelve ic, en vatte een nieuwe hoop op weegens het ver■agt wordende werk. Het fcheen ook dat m. de e r t in /laat was, het overtrefelyk uit te voesn. Reedt fchatmeester van de abdye van Clu1, was hy tot opzigtcr van het order "aangefield, geen hem des te meer de weegen baande, om de ibruiken der Kerken te kunnen nagaan, en de oude tdenkttekenen 'er van op te /peuren: daar en boo*  S C H R Y V, E R. 13 booyen de kerkelyke inkomsten, (benefices) die hy genoot, fielden hejn in fiaat, om de kosten te draagen, die ter navorfchinge mogten noodig weezen. Wat moest men niet verwagten van zoodaanig een Schryver? zoo haast ook de twee eerste deelen, in de jaar en 1707 en 1708 het licht zaagen , beïeverde men zig meer , dezelven te pryzen, als met aandagt te onderzoeken. En om de waarheid te zeggen, het oogmerk, dat de Schryver had,om de ingebeelde reedenen der zoogenaamde geheimnisbefchryveren, te verwyderen,de vlyt,die hy had aangewend, om letterlyke reedenen op te zoeken, en de verzaamcling van eep groot aantal weetenswaardige gebettrtenisfen, bizondere beoefeningen, en aanmerkingen te maaken, die ten minsten dienstig konden zyn tot narigt voor hen , die over deeze' fioffen zoude willen fchryven, waaren in de daad lof waardig. ' Verhandelingen die het geloov niet raaken, worden veel al zonder argwaan gepreezen, en de Icezers geeven zoo veel te voorbaariger hun loftuitingen , als zy eene ftojfe niet genoeg doorgrond hebben; hoe kundig zy anderfints ook zyn , zy kunnen fomwylen zoo wel zig vergenoegen met het waarfchynelyke, als met het waare. maar na dat oplettende lieden, geoefend in de weetenfehap der kerkelyke oudheid, en gewoon den oorfprong, in de oude gedenkteekenen op te zoeken, met eene verftandige omzigtigheid, en voorbehoeding teegen alles wat zou kunnen verzonnen worden, het werk geleezen hebben, heeft men ontdekt, dat m» de vert te veel had toe gegeeven, aan dein zwang zynde, te veel gefteund op zyne eigene gisfingen en dat deeze gisfingen, en eenige hatidelwyzen der min verligte Eeuw, hem hadden weggefieept, om aan alle de plechtigheeden der Kerke niet dan natuurkennelyke oorzaaken van gemak, ofnoodzaakelykheid toe te fchryven ,- en een faamenflel te maaken, het geen hem van de waare oorzaak* der inficllingcn had afgewend. Hy had terjlond daar over moeten gewaarfchuwd werden , men had  14 VOORREEDEN van den •Te Abeviile l May 1708. Samenfte! van m. De vert, gegrond op een valfche onderftelling. (1) rdceliuitg. j. 114. had hem de reedenen moeien voordraagen , die ongetwyfeldzyne opregtheidzoudenhebbenovergehaald , om zyn Jaamenftel in de volgende doelen, die hy over de Misfe zoude uitgecvcn, te zuiveren en te regt te brengen: maar ongelukkig jlierf hy, * juist ten tyde, dat men met hem in onderhandeling zou treèden. Daar is dan niets anders op, als zig te wenden tot de leczers die al te ligt zyne gistingen hebben aangenoomen : en dewyl ik my heb voorgefteld aan de geloovigen , den oorfpronk, en den- zin der gebeeden, van de Misfe en den waaren geest der Kerke in derzelver plechtigheeden, te ontwikkelen, vind ik my ook verplicht, uit het werk van m. de vertjsc/v, aan te toonen, waar toe deezefoortenvan gisfingen iemand vervoeren. Het nut der geloovigen moet altyd gefield worden , voor de eerbehoeding die men aan een bizonder Schryver verfchuldigd is, hoe goed ook zyne meening is, en w elk eene agting men ook voor hem behoore te hebben. Laat ons terftond overgaan om den bron van zyne meeningen cn navorfchingen te ontdekken. 't Is meer als dertig jaaren zegd hy (1) dat ik een zeer kundig, en in de oudheid zeer geoeffend man heb hooren zeggen, dat de waskaarfen oorfpronkelyk in de Kerk niet waaren, als om te verlichten; ik wier door dit denkbeeld getroffen, dit bragt my op denwegvan den natuurlyken en gefchiclitkundigenzinder plechtigheeden, en op ditoogenblik, dagtik dat het moest zyn, dat alle andere gebruiken van de Kerk, desgelyks hun eerste en natuur kennelyke oorzaaken en de reeden hunner in(tellingen moesten hebben. Daar op begav ik my ter nayorfching van die reeden en oorzaaken ik heb myne gevolgtrekkingen gemaakt, myn gevoelen gevormd, myn befluit genomen, eneindelykmyn famenftel (Tystême) gemaakt. Slechte inleiding!een yder die begint, net een famenftel te maaken, zoekt niets, en word hyna niets meer gewaar dan het geen dit kart begunstigen, en waarom een famenftelgemaakt, om  SCHRYVER. 15 cm de plechtigheeden uit te leggen ? 'er zyn 'er die ingevoerd zyn uit noodzaakelykheid, andere uit gemak of w^lvoegelykheid, en een aantal uit geheimbetekenende oorzaaken. Zy kunnen diensvolgens niet tot een zelve oorzaak gebragt 'Worden* Het behaagde m. de vert , een famenftel. te maaken , om dat hy zyn werk beginnende, gewild heeft dat zy alle, geene, als natuurkennelyke, welvoegelyke, of noodwendige redens zouden hebben* Hy heeft zyn famenftel niet femaakt, na zyne ontdekkingen, maar, 11a dat y het gemaakt had, heeft hy begonnen te on ■ derzoeken, en uit te denken waar meede hy liet gezag zou by zetten* Zoo draa als hy had hooren zeggen , dat de waskaarfen oorfpronkelyk in de Kerk niet waaren, als om te verlichten. Wierd zyn famenftel'algemeen gemaakt, voor alle de plechtigheeden. Hy dagt op het oogenblik, dat het moest zyn dat alle de andere gebruiken van de Kerk, desgelykshnn eerste en natuurkennelyke oorzaaken enreedenen van inftelling moesten hebben. Na dit , zoo fchielyk gemaakt famenftel, zullen alle glinftcringen ofwaarfchynelykheeden, die het zelve bevoorrechten kunnen, waar ter plaatfe hy die vind aangenoomen worden, en al het geen 'er tegen overgefteld zal fchynen , hoe oud, hoe achtingswaardig dit ook zy , zal als •van een verdorven fmaak zynde, verworpen worden. V is op dit beftek dat' m. dv, vert gearbeid heeft* Zyn eerste werk had moeten weezen , te onderzoeken, of het geen men he?n, wegens den oorfpronk der waskaarfen in de Kerk, 'gezegd had, wel waar was; of het gebruik van dezelve in de Misfe op klaar lichten dag aan te fleeken, van daar kwam, dat men oorfpronkelyk de Misfe las, in onderaardfche plaatfc?i, en dat men alleen uit een bloote gewoonte heeft blyven aglervolgen die te ontfteeken , of fchoon ook op den klaarcn dag, gelyk hy dit zoo dikwils in alle zyne boekdeelen herhaald. Indien hy met dit onderzoek begonnen had hy had hunnen gezien - ' heb- Vain-!i? oor'' 1'pronk ast li»! een. „1:*. JboQM  i6 VOORREEDEN van den * Van de finnfe uitgaav. re 1'arys, byvALADE 1777. Van de Wierook. 0)El!-b,o..Grac( p. 61, hebben, dat die aanmerking, die hem ftrcelde, valfeh was: dat de waskaarfen van den oorfpronk in de Kerk geweest zyn, gelyk als zy nu nóg zyn , nu eenvoudig om te verlichten, dan om de vreugde te kennen te geeven, die de avonden QFigiliëri) ' voor groot e Fcestdaagen ver oorzaaken^, clan weederom om de overblyvzelen der Heiligen, en de begraavplaatzen der geloovigen te vereeren; en dat zy op den helderen dag wier den aangcjlook&n, geenpnts uit gewoonte, maar uit gantfeh geheimryke oorzaaken. Men heeft aangetoond: bladz. 67 en 68 , * dat men in de vierde Eeuw tot omtrent het jaar 400, in geenc Kerken van Europa, op klaar en dag de waskaarfen aanplak; dat men die niet begonnen heeft, aan het Evangelie, en in het vervolg, geduurende de Gebeeden van de Confecratie, aan te fteeken, ah eenvoudig uit zinnebeeldige en gcheimryke Raden. M. de vert heeft dan begonnen met zig van de weg af te leiden, zig op den weg begevende: zal hy gelukkiger zyn in zyn voortgang? de Wierook , is volgens hem , in de Kerk datelyk gebruikt, om de kwaade geuren te verdryven; en men gav aan de nieuw gedoopteontftookewaskaarfen, om zig voor te lichten, van den Doopvont, na den Altaar gaande. Hier had hy geen jludie noodig gehad, om de valfohheid van deeze zoogenaamde natuurkennelyke reeden te ontdekken; een weinig oplettendheid had het belachelyke 'er vandoen zien. Waarlyk indien men den Wierook gebrand had om alleen de goede geuren in de Kerk te verfpreiden, zou het genoeg geweest zyn, onver fchillig ook door wien , liet reukwerk vat te doen zwaijen. Het zou aan den Opperpriester niet opgelegd zyn, om zelv, plechtigiyk het Altaar te. bewierooken. Gelyk wy zulks zien, in de Apostelyke in/lellingen, in de verhandeling over de hiërarchie der Kerke ; en in den h. a mbrosius. Het zou niet wel bedagt zyn ditreukwerk te zegenen, nog het opoff.'erendediefchoo«e Gebeeden te doen, die men in de alleroudfle Lriturgien» (1) yan den h. ja co bus, enden h. chry»  SCHRYVER. 17 h. chrysostomus leest, en die de Griekjche Kerk nog tegenwoordig [preekt (5). ■ Indien de nieuw gedoopte hun waskaarfen niet aangefloken hadden als om zig, gaande van de Font, naden Altaar te verligt en, waarom zou men die niet ontftoken hebben als zy na den Font gingen , aangezien het reea's nagt was ? zouden de Priesters , de Diakens, de Doopheffers en de andere geloovigen , die de nieuw gedoopten verzelden, dezelve reeden niet gehad hebben om kaarfen aan te Jleeken? het zyn onder lusfchen alleen de nieuw gedoopte die de waskaarfen in de hand draagen, zeekerlyk zonder die noodig te hebben ■ want,. op (hezen plechtigen avond, was 'er zoo groot een getal lichten, dat de duiflernisfen van de nagt, i» een helderen dag veranderd 'waren. Dit heeft m. de vert geweeten, en dit heeft hem doen zeggen dat men geduurende het Evangelie geen waskaarfen ontflak, om dat de Diaken klaar genoeg zag. Zouden dan deezegroott' lichten, genoeg geweest zyn om te leezen, en niet om zig te geleiden ? .u. de vert heeft liever dit befluit te . neemen, als, met de Oudvaders, te herkennen , dat de brandende waskaarfen , by het uitgaan der Font, een zinnebeeld zyn , het gcene aan de nieuw gedoopten vertoond, dat zy, door het II. Doopsel, overgegaan zyn uit de duisternisfe, tot het licht : Ci) dit is iets geheimzinnig, waar aan m. de vert zig niet houd. Hy fchynd zelv, de geheimryke beginfclen by de inftcllingder Sacramenten niet toe te jlemmen, gelyk men zulks op eenige platïtfen van zyn werk kan na zien. m. de vert is tot die gedachten gekoomen, om in liet gevoelen der geleerde te treeden, die, zegt hy, O) in alle foort van weetenlenap, en letterkunde, eindelyk tot heteen- v0 lift) Men heeft door de getuigenisfen dat Oudvaders, pag. 1+8 en volgende, van de franfche uitgaaf, aangetoond, daiihet gebruik van de Wierook is ingevoerd door zinnebeeldige, en gi!l«itnryke .edeiun. B Van de wnskaar» fen der nieuw gedoopten. Ci) Eratis enirrt aliquando tenebrre nunc Riiiern lux in Dominojut filii lucis ambula. te Eph. 5. v. s. Misleiding wegensden cenvoudigen en letterlyken zin. (z) 1 deel z uirg. biadi. *fj.  r8 VOORREEDEN van den (t) l\ls funt (fctiptura:) quar testimonium pethibentdeme: de me e.nim ille (Moifes) fcripfït. Joan. 5. 39. 46. incipiensa moife et omnibus prophetis, interpre tabatur illis in omnibus fcriptuïis, quac de ipfo erantluc 24 v.17. (2) Eph. 2 v. 12. Wat de letterly };e zin is. eenvoudige, en natuurlyke, en daar door, tot het waare weederkeeren, Niets verheevener als zoodaanig een gevoelen, als het binnen de regte paaien beperkt is ; gelyk 'er ook niets fchaadelyker is, als een [maak die zig heeft bedorven , om dat hy zig niet heeft wceten te bedwingen. Men moet tot eer, enfchandeteevens, van onze Eeuw bekennen, dat de goede fmaak 'er zig in geplaatst heeft, en dat die ook zeer dikWils 'er in bedorven is: dat vernuften, die tot groote dingen anderfints bekwaam zyn, tot fchan • delyke uiterjlens zyn overgefiaagen , zelv in de uitleggingè van het Goddelyke woord, origene s, en verfcheide andere oude uitleggers, hadden te veel in de verbloemde fpreekwys uitgeweid: dit is genoeg om de Zoogenaamde Jifters te bepaalen die geheel uit te roe den : en dit opzet hebben zy op zoodanige eene wyze uitgevoert, dat, het van hen niet afhangd, dat men in moises, in de Propheeten, en in de andere heilige boeken dat geene niet meer vind, dat jesus Christus aan zyne leerlingen "er in ontdekte, (i) en 't geen zy daar na aan de geheele Kerk ontwonden hebben. Deeze zoogenaamde beoordeelden zyn tem hoogden letterkonstenaars; welkers werken fchaadelyk zyn voor de geloovigen, en alleen dienstig voor goede Godsgeleerde, om hen te helpen de zwaarte der konstwoorden te kermen. Het zyn vreemdelingen in het Oude en Nieuwe Testament. Hospites testamentürura(2). m.de vert heeft zig, eeyen als zy, laaten verblinden , door hel fchoonfeheinend voorwendzel van den eenvoudigen , letterlyken en gelchich/kundigen zin te zoeken; mactr heeft zig, als zy,dien willende aanvatten, misgreepen. De waare letterlyke, engefchichtkundige zin % van een werk of plechtigheid is, die de Schryver, of infleller beoogd heeft,' en deeze is dtkwils ec?i figuurlyke, een zinnebeeldige en geheimryke zin. Als men , op een ruwe, en flofelyke wyze, de Scepters der Koningen , en den Staf der Bisfchoppen en Abten wilde befchouwen , men zou zeg-  SCHRYVER. 19 zéggen, dat die hen gegeven worden, om 'er, in he gaan op te leunen , om dat dit het gewoonelykfte ge/ruik der /lokken is, (6) en dat, in de daad, de Bisfchoppen en Abten , oudtyds zig op rei. van fokken bediend hebben. Maar vermits met. hier' de reden nagaat die de plechtigheid van dei. herderlyken /lok heeft doen vast/lellen, zou met zig van den waaren zin van de Kerk verwyde ren, als men voor de rcede van in/lelling gaf het gewoone gebruik van "er , gaande, op te leunen ; vermids de Scepter en de Staf, zonder onderfcheid, aan jonge en aan ouden, gegecyen zyn. om "er zig, alleen in de verrigtingen van luister en plechtigheid van te bedienen. De eigè et, gefchichlkundige beteekenis van den Scepter is . het zinnebeeld te zyn, van de tnagt des Konings, in alle zyne Staaien; gelyk de herderlyke pok> door de Kerk aan de Bifchoppcn en Abten gegeeven is, om hun gezag ^'7) in hunne Bisdommen en Kloosters te kennen te geeven, en dat zy ah Herders den Herders/laf'hebben, om hun kuddt te befchermen, en die gcene te ftrajfen , die dt rust en goede orden zouden verdooren. De Kerk zelf leerd ens in haare Pontificalen (boeken die de ordening der Paufen en Bisfchoppen behelzen) deeze zinnebeeldige zinnen. Indien de valfche oor/pronk van het gebruik der waskaarfen op den klaar en dag, en de regie en letterlyke kwalyk begrecpe zin M. de vert heb («Ti De Scepter is dikwils een ramelyk lange ftok geweest. Die van kar el de groote, volgens het verhaal van eg1nhard, was zeeven voeten lang: ei) de Monnik van Saint Gal , verhaald, dar karkl de groote 'er zig over beklaagde, dat een Bisfchop, die hy by de Koninginne gelaaten had, zig van deeze Scepter wilde bedienen, in de plaats van een Herders ftaf, Scepirum ncstrum, quod pro fsg. mficatlone regiminis nmtri, aureum ferre fokmus, pro pastorall haculo , nobis ign&rantibus, fibi vindïcare voluhfet, 1, i. c. 19. (7) De H. isidorus van seïilli, omtrend het jaar «00 fpreekt aldus van de ftok, die men, aan de Bisichoppen gav, by hunne inweiding; huk auttm, dun cor.fe* tratur , datttr baculus , ut efus indkio , fubdiin tle gebaarden . (1} Z e Poët. van Juf. Cael. Seal. (7) Wederlegg. . v, n m. nt Vüi r* p. J7/. (?) ï deelbladz. **7< voelen inlasfchen, met moeile de gerin* ie gebruiken der plaatjen, die 'hy doorhopen ieeft, aangehaald: maar nergens heeft hy zoo~ laanig eene uitlegging gevonden. In de laad, zou men aan de geloovigen voorfchryven, mi door de gebaardens te vertoonen, "t geen de woorden zoo duidelyk uitdrukken? en zou, hun vergadering een genoodfehap van flegie bedryvers veezen: M. de vert had moeten weeten , het geen coede Schryvers bemerkt hebben, dat de gebaariens gemaakt worden, om de gevoelens uit te drukken, waar meede de ziel dadelykdoordrougeis ,en niet om aandeaanfchouwers,(\~)aftebeelden,of ',Z vertoonen, al het geene, de woorden waar van men zig bediend, konnen betekenen, w. de Bis* fchop van Soisfons heeft de waare recden, der gebaardons begreepen, en is in de gevoelens van de Kerk getreeden , als hy gezegd heeft. (2.) „ 't Is ,, het geloov, het leevendig geloov , datmyinboe* „ zemd, om my voor de Alt aar en van myncn „ God needer te werpen. Het is de ruwe klank van •f\ de woorden fupplex, lupplici, adorare, of „ descendit niet, die 'er my toe bepaald, gelyk \, M. de vert dit wil (3). 't Is alleen de , begeerte, om aan God, door deeze ootmoedige \, houding, de verneedering van myn hert tever„ toonen. 't Is het leevendig geloov, dat my in„ boezemd, als ik bid, myne handen en oogen „ ten Heemel te verheffen, niet alleen, om door '„ deeze gebaardens, den zin der woorden van „ myn gebed uit te drukken , zoo als M. de 'vert zegd; maar om, zoo als de h. a u- „ gus- (*ï Men denke niet dat M. Dl vert volftrektelyk de Teede'ns van trodvtugt heeft wilien verbannen , om zyne denkbeelden , als beflisfmgen i» derzelve plaats te ftellen. „ God behoede my, zegd hy zelv, van ooit of de geheimzinnige,of echeimrykeredens.teveroordeelen. ..." Ikzock, eunro êên r.jjfrmo, voegd hy 'er by prif. tem. 1 t>ag. 44 «s 45iinar het geen men elders lee.  (t) j dedp.r-tS Verkeerde oorfpronk van de opheffing van df H. Host.e. (2) 3 deel p 251. fl4 VOORREEDEN van dek gevolge van deeze laatste woorden, dat hy deeze beweeging maakt, die de woorden te kennen geeven. Hy wend nog voor, vry beeter die natuurkennelyke reden te vinden, als de Priester 2^/pereumdem. De Priester, vervolgdhy, (O voegd hier de handen te zaamen, als om van de twee maar een, een eenige, en dezelve hand te maaken, ter oorzaake van eumdera. Zyn 'er veranderingen in de dienstpleeging gemaakt, m. de vert vergenoegd zig tot gisfingen van zyn maakzel over te gaan in plaats van de waare reedenen in de gejchiedenisfen op te zoeken* Hy heeft gewteten dat de opheffing van de H. Hostie, in de twaalfde Eeuw, begonnen is : van waar komt deeze nieuwe plechtigheid? zie die hier volgens hem* O) Gelyk het niet mooglyk was, dat de Priester, de Hostie in de handen neemende, ter geleegentheid van de accepitpanem en de accipite, dezelve hoe weinig ook niet ophief, zoo als wy in rub. 27 n. 1 zullen doen bemerken, zoo is hy ongemerkt gckoomen,van dezelve zoo fterk op te heffen, voornaamentlyk na de Confecratie, als hy die heeft willen aanbidden,dat die op 't einde gezien en bemerkt is van de omftaanders , die ook niet nagelaaten hebben, aan dezelve hun hulde te bewyzen , en hun dienst 'er na te ftieren , deeze opheffing is omtrend de 12de Eeuw, begonne plechtig te worden. Zie daar een natuurkennelyke reeden, die wel langzaam is* Waaren "er dan meer als duizendjaar en noodig, om de II* Hostie allengs hooger en hooger op te heffen , tot zoo lang dezelve eindelyk van de omftaanders kon worden gezien ? laat ons liever zeggen: was het wel moeilyk om te zien, dat in de elfde Eeuw, berengatuus de weezendlyke teegenswoordigheid beftreed**. dat, na zyne boetpleeginge* en dood voorgevallen in het jaar 1088, veele heilige mannen verfcheide gebruiken invoerden , om de geloovigen de weezendlyke teegens- woar-  SCHRYVER. ^35 woordigheid van j. c. tb het Altaargeheim openbaar te doen belyden, lot verfoeijing der Kettcry. jvz/zBERENGAiuus ; en dat dit deoorfpronkvan de opheffingvan de H.Hostie is? maar m.de vert heeft dit foort van oorfpronknog gekend nog opgefpeurd. Plet geen nog het vsrdrietjgfte is, voor hen, die ■ever deeze flojfe handelen, is dat men zig niet betrouwen kan , op hei geen hy aanhaald uit de boeken, die hy geleezen heeft: het fchynt dat hy geen oogen heeft gehad, om dat geene te zien dat met zyne gisfingen en famenftel'niet over een kwam; om dat de Cathuizcrs en Jacobynen in het begin van de Misfe, den P/alm judica me deus niet zeggen , beftuit hy, dat het gebruik van deeze Pfalm te zeggen, nog zeer jong is; de Kerk van Roome, zegd hy, (O heeü het goed gevonden , dezelve maar aan te neemen , zederd byna twee Eeuwen : 'er is in 't Misboek van Roome, van de veertiende Eeuw nog niet van gefproken.. Hy herhaald dit op nieuw in het vierde deel: tot daar, zegd hy (a) zoo als men ziet, nog geen fpoor van de judica. Ondertusfehen 'is de judica, federd'fes of zeven honderd jaaren, bchalven de aangehaalde oude handfehriften , in menigvuldige _ zeer gemeene Schryvers, als. in V micrologium, inno- CENT1US DE III, DURANDÜS, &C. en kon hy beter aangèteekendzyn als hy is, in'tMisboek van Roome, van de veertiende Eeuw, daar M. d e vert dien niet gezien heeft ? zie hier de woorden van dit boek: (3 ) de Paus, met zyne opperpriesterlyke kleederen omhangen, zegd voor het Altaar: introibo ad Altare dei; men antwoord hem: ad deum &c. waar na hy den Pfalm judica'begmd , die hy met de bedienaars voleindigd. Die foorten van ontrouwhecden, die dikwils wederkeercn, hebben my genoodzaakt , ter gunjle der leezers, 'er eenige aan te haaien , (4) of fchoon ik V voorneemen gehad had van, van m. bever-t niet te fpreeken. Ik moet hier zeggen, dat zyne ontrouwheeden, my B 5 waar» Ontrouw in de 1 aanhaaling der gebeuitcnisferu , (1) 3 deel p. 15, (2) 4;dee1p. 3. (?)ord.R.om.XIV n. 71 p- 325. (4) pag. 201- 49. &c. Vandefranfeuit' gaav.  Wat men doen moet om de mis« flagen van de gewaande geheimuitleggers.en let. tctkundigen te meiden. f i) Non carnis de pofitio foidits.n iPetr. 3 ir.zi. 2f5 VOORREEDEN van den waarlyk bedroefd hebben., y er mits ik daar door buiten {laat ben gefield, om my zyne navorfchingen ten nutte te maaken. Hy wyst veele oude boeken yan de Kerk aan, maar ongelukkig moet men na hem, alles nog overzien, en een grooter getal navorfchingen als de zyne maaken, om niet by den tast te gaan; en het regte midden te hóuden tusfehen hem en de zoogenaamde geheimzinnigen* Om de mis/lagen, zoo van de eene, als van de andere te vermyden, moet men, voor eerst,Jtooit den Jlaat des gefchils, die beflaatindenoorfpronk der plechtigheeden , en niet in den oorfpronk der dingen, die de Kerk tot de plechtigheeden beezigt, uit het oog verliezen: by voorbeeld als 'er gevraagd word, waarom de Paus aan de Cardinaalcn, een rooden hoed geeft, kan ik niet, als fcherfe.idc antwoorden, dat dit is, om het hoofd te dekken , want de vraag is niet, waarom de Cardinaalen, een Calot, Muts, of Hoed draagen , maar waarom zy een rooden draagen* Men zoekt den oorfpronk van die couleur, eigen aan de Cardinaalen, en niet den oorfpronk van de Mutfen of Hoeden, hier aan heeft het m. de vert honderd maal ontbroken , en dat hem veele verkeerde uitleggingen heeft doen geeven, van de Sacramenten, en der H. plechtigheeden* leder een weet, dat men gemeenelyk de handen en geheel het lichaam wascht, om die te zuiveren; maar als men vraagt, van waar 't komt dat 't water de ft of'van v Sacrament des Doopzeis is, dat men het water op het hoofd van den doopeling 'giet, of dezelve in het water dompeld, zou men zeer kwalyk antwoorden, als men zeide dat dit oorfpronkelyk was, om het lichaam af te wasfehetu Want dit gefchied niet, zegd de heilige petrus (O om de vuiligheeden des lichaams weg te neemen; enden, augustinus (eerd ons, dat zy, die op Paaschavond moesten gedoopt worden , z.ig op witten Donderdag, in ',en bad reinigden, om met geen vuil en befmeurd lichaam in den Doopfont te koomen. Het Doop- zel  S C lï R Y V E R. 2? zei heeft dan voor zyn oorfpronk niet , nog de noodzaakelykheid om het lichaam te wasfchen , nog, gelyk m. de vert wil, het gebruik van menige Volkeren, die de kinderen,. van hun geboorte, wiefchen, en door by geloof die na de Rivier bragtcn '. de oorfpronk van het Doopzel n zuiver ftnncbeeldig; dat is te zeggen, dat het water, het welk een zeer gefchikt element is, om alle foor ten van dingen af te wasfchen, gebruikt word, em aan te tooncn, dat het, het lichaam raakende, God de ziel zuiverd van alle haare vuiligheeden. . , Ten tweede, men moet zoo veel mooglyk is , ete ty4 en plaatfen opfpooren , daar ieder plechtigheid begonnen is. 'ü Is dit dat altyd door de gelieitnzinnigen, en fomwylen door, m. de vert verwaarloosd is. De Cardinaal lothariüs, (iNNocentius in.) veronderfeilende , dat 'er, ten allen tyde, zoo als nu, in de Canon 25 kruistekens geweest zyn, bevind dat men dit getal gebruikt, voortsgebragt door (1) vyf maal vyf, en 't geen altyd, al wierd het ook tot in het oneindige gemultipliceerd, tot zig zelf te rug keerd, om dat 't H. Sacrament des Autaars altyd kan blyven duuren zonder op te houden, dezelve ollerhande te zyn. Die Cardinaal had kunnen gezien hebben, dat zelv in zyn tyd, men in verfcheide Kerken, en by de Cathuizers, geen vyf en twintig kruistekens maakte: dat men honderd en vyf tig jaaren, voor hen, de II. Hostie en Kelk ophefte aan de woorden , pei ipfum &c. in plaats van vyf kruistekens , die men naderhand op deeze plaats gemaakt heeft., en dat dus de betrekking tusfehen deeze 15 kruistekens en de eucharistie, eene betrekking is die hy verzonnen heeft, en die nooit door de Kerk i. aangeweezen. Ten derde moet men, by de Schryvers, die if die tyden gekeft hebben, en in de Gebeeden, vat ' do oudfle boeken der Kerke, de inzigten opfpeu ren, die zy in haare plechtigheeden, gehad heeft wan (2) Sin-rul omnibus quinquies quinque qua; funt iimulviginti quinque, qui numerus, per fe duftus,femperin fe ipfum reducitur, fiducaturin infinitum; quantumlibet enim multiplicetur eucharistix Sacramenium, fempet est idem facrificium. innoc. Myft. Misf. 1, J c. ii«  Onderfcheiding van verfcheide oorzaaken der piechcigheedeii. (r» Huc nsqtie cxis pro cantelJ coönertusvidebatm;deinceps, magis pio mysierio couperitur micioJ. c. 17. (z) iretr. iv.Tj. ; i é * 2 28 VOORREEDEN van den want deeze Gebeeden zelf, toonen 'er den geest en den waaren zin van aan Ten vierde, hier geen famenftel maaken, om met meerder getrouwheid het geen men vind voor te draagen, en geen vreije loop aan zyne verbeelding te geeven. Ten vyf de tot een fchets van onderfcheiding die men van de waare redenen van de Kerk moet maaken, zig de ceremoniën voorftellen, waarin die redenen, om zoo te fprecken tastbaar worden van welk een foort die zyn: want 'er zyn er van zeer veele foort au Benige voorbeelden zullen dit klaar genoeg doen zien. i. "Er zyn gebruiken, die geen andere oorzaak hebben, als het gemak en dewclvoeglykheid. Men moet geen andere reeden zoeken, waarom men het Misboek, niet op den Autaar aan de kant van "t Epistel laat ftaan, ten tyde van de opdraaging, als om die plaats vry te hebben, voor alles het geen tot de offering noodig is; insgelyks dekt men de Kelk, uit voorzorg, en zonder geheimnis, uit vrees dat 'er iets invalle. Zoo de Micrologus, die deeze reedenen erkend, 'cr nog andere geheimryke byvoegd, (1) deeze zyn eerder ah een toegift, van zyn grond, als van de lurk aan te merken. 2. 'Er zyn 'cr die een dubbele oorzaak hebben , een van gemak, een andere l van geheimrus , de eer/le reeden waarom men den Cingel om. ie Albe. gord, is op dat zy niet zou zwaaijen en '.apen. Dog deeze 'natuurkennelyke reeden, belet niet, dat dc Kerk, in de woorden die zy de Priesters in het omgorden doed fpreeken, hen dezelve docd aanzien, als een ftnnebeeld van zuiverheid, de ff. Apostel petrus ons bevoolen [ebbende, ons.-geestelyker wyze te omgorden, O") uccinéii Jambos mentis vestrse. "t Is ooknog ■00 dat de breking der Hostie, natuurlyker wy■egefchied, om Christus na te volgen, die et Brood brak, en om dat het moet worden uitedeeld: het geen niet verhinderd dat verfcheide '.erken, by deeze bfeeking van de Hostie geeste- ly-  SCHRYVER. 29 lyke inzigten gevoegd hebben , verdeelende dezelve in drie,* in vier, f of in neegen § decleu. 3. Somtyds is op eene natuurkennelyke oqj~zaak, van gemak of welvoeglykhcid, die in on ■ bruik geraakt is, een Jinnebeeldige reeden op gevolgd, en heeft het gebruik 'er van bewaard* De Manipel was, oorfpronkelyk, niet anders , als een Neusdoek, ten dienste van die in kerkelyke bedieningen waaren, om "er zig meede af te droogen. Seederd fes of zeeven Eeuwen, kan hy hier toe niet meer gebruikt worden , maar de Kerk laat die htyyen draagen , om aan haare Dienaaren indachtig te doen zyn, dat zy arbeiden, en yerdraagen moeten om den loon te verdienen. Qi) 4. Somwylen is- een gebruik vast gefield door welvoegelykheid, veranderd, om een geheimrykt reeden. lot omtrent aan het einde van de nee ■ gende . Eeuw, keerde zig de Diaken, als hy het Evangelie zeng, na het Zuiden, aan welke zyde de Mannen geplaatst waaren, om dat het gevotglyk was, dat aan hun, by voorkeur voor de Vrouwen , die aan de tegenovergefielde zyde waaren, hei Evangelie verkondigd wierd. Maar feedert liet eind van de nee gende Eeuw, keerdzig de Diaken , in de Kerken van Vrankryk en Duitsland, na het Noorden , eenvoudig om een geestelyke reden te vinden op pag. 2.27 en 228. (2) 5. Men ziet ook, dat een reede van zindclykhcid een gebruik heeft doen yerplaatzen, dat ingevoerd was, als een finnebcehl van de inwendige zuiverheid. In de Griekfche Kerk, wascht de Priester zyne handen, by het begin van de Misfe ; en in de Latynfche Kerke, waschte hy dit ook eertyds voor de opoffering; het geen de Bisfchoppen , de Canonfken van Ar'rat, en de Cathuizers als nog onderhouden. Nu, dit gebruik vantut, autojjtatcm übi fedpts  legis ufurpaverunt veliiti die dom. et pet om rem pent non d geniculis adorar contr. lucif. et prol.inep.adeph (i)Ep. ad janu (*) Uil; prol. ii pf". ifid. hisp. ca pit. reg. franc (3) S. Bafil. d( fpir. fandt. cap 27 f. Ambrof. ferm. «r 1. 1 of fic. cap. 31, (4) Nee curvamur. fedcumdo. mino ea:lorum, aha fusrollimur, Hier. ep, ad.eph, (s) Da, qusfumus,iirdevora tri. orum cotda fi.le. limn f.ilubiiter ïnielligant, r den Vader petrus le brun, Priester van onze vergadering; overeenkomstig het voorrecht ons gegeeven, by ope:ie Brieven des Konings, gedagteekend 26 Maart i6Sy, ingefchreeve by den-grooten Raad 25 April van 't zelve jaar, door welke aan alle Drukkers en Boekverkoopeis verbooden word, eenige Boeken te drukken, of te verkoopen, gemaakt door die van onze vergadering, zonder ons uitdrukkelyk verlof, onder flrafferi gefield door ons voorrecht. Gegeeven ts Parys 1 September 1711. r. f. DE la tour. GOED-  41 'GOEDKEURING, Van Mynheer de i. a mare,' Hoogleeraar van het Huis en Genootfchap van Sorbome, Pastoorvan s t. benedictus. Ctelyk 'er niets grooter is, in de Christelyke Godsdienst, als de Offerhande van de H. Misfe, zoo is 'er ook niets rnser gefchikt, om de Godvrugt der geloovigen te voeden, als de uitlegginge van de Gebeeden, en plechtigheeden , die dezelve verzeilen. Ik dank God dat hy aan den Schryver het voorneemen van deeze uitlegginge heeft ingegeeven, maar nog meer, dat hy aan hem de genaade heeft beweezen, van het uit te voeren. Ik heb, in het geheele werk, niets bemerkt, dat geen aanleiding heeft gegeeven om te gel.ooven dat het God is die hem geleid heeft. BehalY8H de verfcheide gebruiken, die men zorgvuldiglyk verzaameld heeft, en waar op men zeer oordeelkundige opmerkingen heeft gemaakt, waar uit de geleerde zelv hun nut kunnen trekken, is 'er in de vermenging van de geheimbediedende en natuurlyke zinnen, zoo veel wvsheid, in de vertaaling der Gebeeden, zoo veel nauwkeurigheid, inde opmerkingen, zoo veel bondigheid, en overal zoo veel zalving, dat het niet dan zeer nuttig kan zyn, aan de geloovigen, die het zullen leezen. Men wenscht dan met behulp van dit werk, van dag tot dag, onder de geloovigen, de eerbied tot onze geheiligde geheimnisfen te zien aangroeijen, en het verlangen om 'er, het zy men Misfe doet, of er tegenwoordig, is een zuiver hart toe te brengen, en bereid om zig met j. c. op te offeren. Dit is het einde dat men zig voorfteld in de getuigenis die men van dit werk geevt. Te Parys 20 Jpril 1716. G. BE LA MARE. C 5 GOED»  4>' G^Q.ED KEURING, Van Mynheer bonnet, Hoogleeraar van het Huis en Genoodfchap vbn Sorbonne, Pastoor van st. hicol a as-op het land. W y hebben niets verheevener, nog eerbiedwaardiger in de Kerk, als de onbloedige Offerhande van het Vïeesch en Bloed van jesus christus: ook zou men niets voordeeliger aan de Kerke konnen doen, als *er de grootheid van aan tetoonen, en den verfchuldigden eerbied 'er van te vermeerderen. Dit heeft de Eerwaardige Vader le brun gedaan in dit werk dat tot opfchrift voerd; Letter gefchicht- en Leerfiel-kundigs uitlegginge van de Gebeeden en plechtigheeden van de Misfe. Met geleerdheid en veel navorfchingen alle de Gebeeden en plechtigheeden van deeze uitmuntende Offerhande uitleggende, doed hy 'er de verheeventheid, en de oudheid van zien , en verftaan, met welk eena' zuiverheid van gewisfe, en eerbiedigheid men hetmoet opdraagen, en'er deelagtig van worden. Men kan'er ook leeren, in welke gefteltenisfen men 'er tegenwoordig moet' zyn. Zy die de oudheid van deeze Offerhande van de nieuwe Wet, of de gebruiken die dezelve verzeilen, in twyfel durven trekken, zullen in dit werk vinden waar door zy zig van 't tegendeel zullen overtuigen. Ik heb het met aandagt geleezen, en heb'er niets in gevonden dat niet gelykvormig is aan het geloov van de Kerk, en aan de goede zeeden. Gegeeven te Parys 29 April 1716. bonnet. GOED KEURING, Van Mynheer bourket, Hoogleeraar van het Huis en Genoodfcliap vanSorbonne, Pastoor van st. paulus. Indien het waar is, gelyk men 'er niet aan kan twyfelen, dat de beste wys om by de H. Misfe tegcn7 woor-  431 woordig te zyn, is den Priester in alle zyne Woorden, enïllezyné vèirigtingen te volgen, zo is 'er niets noodzaakelyker voor de geloovigen geweest, ais een onderrechting over alle die zelve woorden, en verrigtingen waar door zy den zin bevroedende, zoo der Gebeden, als der plechtigheeden van de Misfe , zig van deeze plicht kunnen kwyten, niet alleen met aandoening en Godvrugt, maar ook met kennisfe, en vrugt, in de geest zoo wel als in het hart. De plechtigheeden zyn geen geringe zaaken in de Godsdienst: zyzyndaaden, die met de woorden over een ftemmen, zy zyn 'er by gevolg de zin en de natuurlykfte onderwyzingen van, en voor de oogen yan ieder voorgefteld: het behoord niet als aan die, die dezelve niet kennen, dezelve te veragten. God heeft in de oude Wet, totdegeringfte omftandigheeden, de plechtigheeden van zyn dienst bevoolen; en by vorderde die zoo ftreng, dat die te overtreeden, zelv door onweetendheid, een misdaad was- gelyk aan de zonden, met kennis teegen de eevennaasten bedreven, gelyk men het ziet in het boek Leviticus, en in Philo. 't Is waar dat in de nieuwe Wet de Zaligmaaker, die de regel van de dienstoefening der Heilige verborgendheeden heeft voorgefchreeven, aan de Kerke de inftellinge, en bepaalinge der plechtigheeden die ze verzeilen heeft overgelaaten; maar zy zyn niet minder een deel'van den Goddelyken dienst, en het deel dat voor het geloovig volk als de fakkel is diehet verlicht, en de Leidsman die zyn ziel heemelwaards opheft. De Eerwaardige Vader le beun heeft, door een onvermoeiden arbeid, de verftaanbaarheid van al het geen de II. Misfe aangaat, in de uitlegginge der Gebeeden en plechtigheeden, die dezelve uitmaaken, aan alle geloovigen zeer gemakkelykgemaakt. Ditwerk zal niet min nuttig aan de Kerkelykén zyn, als aan het geloovig volk; de geheel e leering 'er van is zuiver, zoo ten opzigt van het geloov, als van de zeeden. Ik hou het zeer waardig om in 't licht gefield te worden. Gegeeven te Parys 10 tfay 1716- BOURRET. GOED-  44 flPSflüSftïOV 03 .aai tfio / Bvfftsaifi a(!»j -a?0 '-aiirbe GOED KEURINTG, Van Mynheer des moulins , Hoogleeraar van Sorbonne, Pastoor van st. jacob Ik heb met vermaak een boek geleezen, genaamd Letter-gejchich- en i Leer-ftelkundige uitlegginge van de Gebeeden en plechtigheeden van de Misfe, gemaakt door den Eerwaarden Vader le brun, Priester van het Oratorium, de leerftelling van het geloov, de zuiverheid van de zeedeleer, het gebruik der-heilige tucht, zyn 'er zeer wei verbonden, met de achtbaare plechtigheeden, die hef groot en eeuwigduureud offer onzer Altaaren verzeilen. ■ De nagezogte aanmerkingen , verfpreiden overal het licht, en zyn 'er gebruikt op een wyze, om allé Ieezers te voldoen, de opfteller is volmaakt in het oogmerk getreeden van de H. Kerkvergadering van Trenten, dewelke verklaard, dat de Canon van de PI. Misfe is vervuld met een heiligheid, en een Godvrugt, die doordringd, en den geest van hen die offeren tot God opheft, en dewelke tot onderwyzing der geloovigen, altyd het door de Kerk voorgefchreeven orden onderhoudende, aan de Herders beveeld dikwils uit te leggen, en voornaamentlyk op Zon- en Feestdaagen ten tyde van de H. Misfe, eenige der geheimen , befloten in de opoffering van de H. Misfe: men kan zeggen, dat de Schryver geflaagt is, en den wil van de Kerkvergaadering vervuld heeft. Het volk en de Herders, zy. die offeren, en die 'er teegenwoordig zyn , zullen, in de leezing van dit boek,vinden, waar mee hun Godvrugt te voeden en te vermeerderen. Ter welker goede trouw wy onze tegenwoordige goedkeuring hebben gegeven. Te Parys 16 May 1:16. des' moulins^ GOED-  45 GOEDKEURING, Van Mynheer d'arnaudin, Hoogleeraar van Sorbonne, en Pastoor van den h. martinus teSf. Denis, in Frankryk.. 3LD e Letter, gefchicht- en Leerftel-kundige uitlegginge van de Gebeeden en plechtigheeden van de Misfe, die de Eerwaarde Vader le brun in het lichtgeevt, heeft my een uitmuntend werk toegefcheenen. De ftoffe is belangryk, vermids zy het uitmuntendfte en achtbaarste van onze geheimen betreft. De ftyl van den geleerden Schryver is meer befchaavt; de fchikking, de wyze, de klaarheid, en eene voortreffelyke eenvoudigheid, ftraalen door in allebladzyde, van de uitlegging der liturgie; alles word 'er op een bondige wyze, en met eene uitgeftrekte en grondige geleerdheid verhandeld. Alle die dit boek tot hunne onderrigtinge en (lichting zullen leezen, zullen bekennen, dat een werk van dien aart,niet alleen nuttig, maar ook zeer noodzaakelyk was. De be« dienaars van het Autaar, en alle Christenen, die by de H. Offerhande teegenwoordig zyn, zullen , door behulp van deeze leezing, niet alleen in den geest van de Kerk treeden, maar ook in de geflekenisfen, die zy moeten hébben, om de H. Offerhande op tedmagen, of 'er met vrugt teegenwoordig te zyn. Het geen nog des te meer de verdienste van dit werk verheft, is de wysheid met welke de Eerwaarde Vader le bp.un deeze ftoffe verhandeld heeft: tusfchen hen die 'er over gt> fchreeven hebben, hebben fommige byna al het geen den Goddelyken dienst aangaat, op eene geheimzinne en zinnebeeldige wyze uitgelegd, andere, weinig werk jnaakende van byfpreuken, {allegoriës') hebben te veel in het eenvoudige uitgeweid, en zy hebbendikwilseen letterlyken, en gefchichtkundigen zin uitgedagt. De Eerwaarde Vader le brun, altyd geleid, door eene verlichte omzigtigheid, heeft niets te vergetrokken; hy heeft met nauwkeurigheid, de waare redenen van . inflelling opgezogt, en heeft alzoo den waaren, hetzy den letterlyken of geheimryken zin der plechtigheeden ont-  46 ontdekt, niets zal men in dit werk vinden, datnietgelykvormig is aan het geloov en de goede zeeden. Parys 18 May 1716. d' asn audi». VERLOF, Van zyne uitmuntendheid Mynheer den Cardinaal de noailles, Aarts-Bisfchop van Parys. ILodewyk antonius de noailles, door Gods genade Cardinaal Priester, van de H. Roomfchs Kerk onder den eernaam van de h. maria op de Minerve, Aarts-Bisfchop van Parys, Hertog van St. Cloud. Pair van Frankryk, Commandeur van het orden van den H. Geest, opzigter van Sorbonne, en Overfte van hec Huis van Navarre: gezien hebbende de goedkeuring der Leeraaren, veroorlooven wy, in ons Bisdom, den uitgaav van een Boek, genaamd Letter-gefckicltt- en Leerjiel kundige uitlegginge van de Gebeeden en plechtigheeden van de Misfe, volgens de oude Schryvers, en de gedenkftukken van 't meestendeel der Kerken &c. en wy hoopen, dat het nuttig zal zyn, aan de Priesters, en geloovigen, die de Goddelyke voorzienigheid aan onze zorgen heeft toevertrouwd. Gegeeven te Parys 12 July 1116. t l. a. Gard. de noailles, Aarts-Bisfchop van Parys. door zyne uitmuntendheid, chevalier. UITLEGGINGE Van eenige woorden, die in dit boekdeel gevonden worden. Liturgie, is een Grieks woord faamengeflcld uit de woorden Azitov, het geen openbaar, en i?yov dat werk leteekend, dat is te zeggen, het openbaar werk, of behandeling , hetgeen wy in 't Nederduitsch den Goddelyken dienst , of eenvoudig by uitneemendheid deli dienst noemen. He boeken die de manier behelzen om de heilige verborgendheeden te vieren, worden Liturgiën genoemd. Al het geen tot de Liturgiën behoord, noemdmenin't fransch liturgique; en die over deeze ftoffe handelen Liturgistes. Htt woord rit in 't Fransch, ritus in't Latyn, betekend een gebruik, of een ceremonie volgens een voorgefchreeve order. Men zegd gelykelyk rité of reftè om- te betekenen dQt wel gedaan is, volgens de fchikking, volgens de ge-  J-t- 4? / wotmte, om dat men niet voorfchryft dan hetgeen men denkt goed te zyn: dat te Roome voorgejchreeven is wordgenomd. het Roomsen gebruik, te Milaanen bet Milanees" of Ambrofiaans gebruik &c. dit woord is doorgaans niet geIruikt geweest als in die ftoffe die dm Godsdienst aangaat. Festus noemd ïïtueelen, de boeken die de Ceremoniën van de wydingen der Steeden, Kerken, en Autaaren leerden; en tegenwoordig noemen wy ritueel, het boek het welk de manier voorfchryft om de Sacramenten te bedienen. Het Mozarabiesch gebruik, is het gebruik vandeKerken van Spanje van het begin van de agtfte Eeuw, tot omtrent het einde van de elfde. De Arabiers, in 't jaar 712 Spanje veroverd hebbende, wierden de Spanjaards, die onder hun gebied ftondenMozaiabieis genoemd, dat isteseggen, uitlandjche Arabieren om hen te onderfcheiden vande Arabiers van geboorte. Het eigentlyk woord is Mostarabe, of, gelyk de Spanjaards het uitfpreeken Mocarabes. Het is genoeg hier aan te merken , dat dit gebruik ook dikwils het Gothifche genoemd is geweest, om dat de Gothen, Christenen en veroveraars van Spanje geworden zynde, dit gevolgd hebben, tot den tyde der Mooren. Dit gebruik •word nog gevolgd, in een Capel van de Hoofdkerk vanToledo, volgens hst Misboek dat de Cardinaal ximekesi» het jaar 1500 deed drukken. sacramentaar. Dit was het boek, waar in da Gebeeden en woorden ftonden, die de Bisfchoppen en Priesters laazen, als zy de Misfe deeden of de JH. Sacramenten bedienden. In 't vervolg, is het boek, waar in men niet gejleld heeft als het geene tot de Bisfchoppen behoord het pontific a al genoemd; en het geen waar in men niet aangetekend heeft dan dat door de Priesters gevierd of bediend is, sacerdotaal, ritueel, of manuaal. missaal. Al de weereld weet dat dithtt boek is, liet geen alles bevat dat in de Misfe in de loop van 't jaar geleezen word: maar het meestedeei der oude handjchriftelyke Misboeken, waar van in dit werk gefproken word, behelsden niets, dan het geen de Priester aan 't Altaar zeide, dat is te zeggen, den Canon, en de andere Gebeden van de Misfe. Men noemde, volledig Misboek, dat niet alleen inhield het geen de Priester zeide, maar ook het geen door den Diaken , onder-Diaken , en door het Choor gezegd •wierd. Deeze foorten van Misboeken waaren noodig voorde Jiille Misfen; tegenwoordig zyn alle Misboeken die men drukt volledige Misboeken. A w x 1 p h 0 n a a b. of volgens eenige Antiphnier. Zo» wierd  , wierd eertyds 't boek genoemd dat alles behelsde, het geen op het Choor, tentyde van de Misfe moest gezongen worden , ter oorzaake.dat'de inleidingen voor titel hsddbri; Antiphona ad introïtum : maar zeederd langen tyd heeft men niet meer Antiplwnaar genoemd als het boek dat de Antiphonen, •van de Metten, de Lauden, en andere kerkelyke uwen behelst. . Roomsch orde. Dit was het boek dat inhield de wyze yan Misfe, en de diensten van de voomaamjie daagen des jaars te doen, voomaamentlyk die van de vier laaijle daagen van de goede week, en van het oüaaf van Paasfclten. Deeze orden is daar na vermeerderd, en ceremonieel genoemd. ordinariüm. Zoo noemd men, zeederd vyf of zes Eeuwen, het boek, dat aanwyst wat op ieder dag, aan het Altaar , of op de Choor gezegd of gedaan moet worden. Men heeft 'er zelv, in de oude gemeentens, by gevoegd het geen door den gantfehen dag moest onderhouden worden; Jt is daarom dat dit boek by de cistercienfen, de gebruiken, (les us) en by die van premoniïreit, het gewoonte boek, (le coutumier) genoemd is. ordinariüm missie. (Het gewoone der Misfe.) Zoo word genoemd het geen in ieder Mis gezegd word , om het te onderfcheiden van het geen eigen is aan de Feestdaagen en andere daagen van het jaar. am al air e is de naam van den Schryver van eene verhandeling over de kerkelyke dienstoefeningen, gemaakt omtrent liet jaar 820. Veele Auteurs hebben hem niet aangehaald als onder de Latynfche naam Amalarius : maar men is genoodzaakt hem zoo dikwils in die werken van de dienstoeffeningen handelende te noemen, dat men niet meer kan nalaten om hem een Franfche benaming te geeven. micrologus, is oorfpronkelyk van de Griekfche morden uixpf en Aor/v die een korteredenvoeringbeteekenen, een Auteur van de elfde Eeuw, maakte eene verhandeling aangaande de Misfe en andere Goddelyke diensten, onder dit opfchrift: Micrologus de Eccleiiasticis obfervationibus: en vermits deeze Schryver zig niet genoemd heeft, heeft men hem zoo wel als zyn boek zonder onderfcl-eid aangehaald , onder de naam van Micrologus, het Microloge. Hy leevde ten tyde van Paus gregorius de ide: maar fchreev niet als na de dood van dien Paus, voorgevallen in het jaar 1085; 't is daarom dat deeze verhandeling, die: dikwils in dit werk is aangehaald, altyd geplaatst is omtrent het jaar 1090. . . LETTER7  LETTER- GËSCHICHT- en LEERSTEL-KUNDIGE i7'-\r;-'' '■' ' 'O CIS* 8ifi 213bfl< UITLEGGINGE, van de GEBEDEN en PLECHTIGHEDEN der H* MISSE. VOORAFGAANDE VERHANDELING |? van de offerhande, en de voorgeschreve voorbereidingen, om die op te draagen. ifte ARTIKEL. De noedzaakelykheid van de Oferhande, in a/Is tyden, ophouding van die van de oude Wet ± en de voortreffelykheid van het eenig offer van j. c. op het kruis, en op onze Altaaren, die alle andere bevat, en die nooit zal ophoudem De Godsdienst is een dienst, die ons door eene volmaakte onderwerping van ons zelv aan het opperweezen verbind, en die den ge* heelen mensch, en alle zyne verrigtingen, tot des Heere verheerlyking doet overbrengen: maar bizonder wekt die dienst ons op, om deeze zoo onverfchoonelyken plicht door de Offerhande te vervullen; en deeze is niet d i. Noodzaakei' lykheid van da inwendige en uitwendige Of} fethaads.  50 Letter- Gefchicht- en Leerfie/k. uitlegginge, (OJo-n. IV: 24. (i) Ang. van de Stad Gods, X. boek IX. hoofdtak. ii. Offerhanden van het begin des vraarelds opgedraagen. (j)Eratsrgopec catum pueronun heli grande niïnUcoram domi. nc. quia rettahe' bant homines a fa:rificio domini I Rig. U: 17. anders als een opoffering aan God gedaan, om zyne volftrekte heerfchappye, over al het gefchapene, te erkennen* Deeze offering moet inwendig gefchieden; om dat God een geest\s%zn(l^die hem aanbidden moeten hem aanbidden in geest en waarheid: maar vermits de mensch uit lichaam en ziel be-itaat, zoo moet hy ook deeze opoffering uitwendig doen, om dat hy zigtbaare, en openbaare kentekens- van de gefteltenis van zyn hert aan de Oppermajefteit Gods moet geeven , en diensvolgens moet hy, by de inwendige, ook de uitwendige Offerhande voegen , a) die niet anders is, als een zigtbaar teeken van de inwendige offering van ons zelv, die wy aan God als onzen Schepper, bewaarder, en befchermer moeten doen. De Godsdienst kan dan niet belïaan zonder het inwendig en uitwendig offer, vermits dezelve niet beftaat, als in demenfehen, door die uiterlyke kenteekeneu , die zy aan den Heer van hun afhankelykheid en liefde moeten geeven, té vcreenigen. Ook heeft het natuurlyk ligt, de reden, den mensch als ingedrukt, dat de Offerhande de eerste van alle de wezentlyke verrigtingen van den Godsdienst is: de heilige gefchiedenis teekend ons nadrukkelyk aan, dat, en Wat men, van 's waarelds beginzel, geofferd heeft; CO de gefchreeve wet heeft bevestigd het geen de natuur had ingegeven, en zy heeft ons verklaard, dat het tweegruwelykemisdaden waaren, de menfehen van de Offerhande af te trekken, of aan iets anders als aan God alleen te offeren (3). Be zonde van de kinderen van heli was zeer groot voor den Heer zegd de H, (1) ca in en abel offerden aan den Heer de vrtigtea der aarde , en der beesten : Boek der Sebepp. c. 4 v. 3 tn 4. VO'é uit de Arke gaande, rechte een Altaar op, nam van alle zuivete beesten, en offerde die aan den HCCI tot Cta brandoffer op dit Altaar, Stiepp. c. 3. v, 30-  van de Gebeden en Plechtigh. der H, Misfe. 51 H. Tcxt, om dat zy de menfchen van de Of erhanden aftrokken. En als de menfchen door hun driften verblind, defcheplelengevreesd en geëerbiedigd hebben, Engelen, oiDuiveien, tot zoo ver dat zy hen offerhanden hebben opgedraagen, heeft de Wet, om hen wegens deeze heiligfehennis, vrees, en lchrik aan tc jaagen, gezegd: (1) al die aanGoden of'aan iet anders als God zal geoferd hebben , zal de dood jiervetu De uitwendige offerhande beftaat in aan Godeentastbaareen uiterlyke zaak op te offeren om vernietigd te worden, of om eenige verandering te ondergaan; en ditgefchiedom vier redenen, dié de vier oogmerken van de offerhande zyn. De eerste , om de opperfte heerfchappye, en het eigendom van God, over alle gelchapene weczens te erkennen. De tweede, om hem voor zyn weldaden te bedanken; De derde, om vergiffenis der zonden te verkrygen, en aan te duiden, het geenwy aan de Goddelyke regtvaardigheid fchuldig zyn. De vierde om den noodigen byltand te verzoeken. De vernietiging, of de verandering van de opgeofferde zaak , drukt volmaakt twee der voornaame hoofdoogmerken van de offer* hande uit : die zyn , om de opperfie heerfchappye van God te eeren, en om te erkennen , het geen wy door onze zonden verdienen 1 want ten eerften geeven de menfchen door deeze vernietiging, en door deeze verandering te kennen, dat God de volftrekte meester van alle dingen is, dat hy geen fchepzel noodig heeft^ om dat men die, aan hem dezelve opdraagende, vernietigd. Ten tweeden, geeven zy, door deeze vernietiging, te kennen, dat zy als zondaars door hun overtreedingen, de dood verd iend hebben, en dat het offer in hun plaats gefield is. 't Is om deeze rede dat zy, die de offerhande opD 2 droe». Quiimmolar rliis, occidetur praterquam. domino foUExod.XXII.zo.I. XIX: c,z}. Aug de civit. III Vierdoeleindens van de Of. feihandc. ©  IV. WaarotTV verfcheide Offerhanden, het brandoffer, de Offerhande voor de zonde, en de bevredigende Offerhanden'{ I Levit. XIV: bc XVI. *Z«wr.VI;8cVII. V. Onaangenaa- me Offerhanden, zonder ouzigt rot den Zaiigmaakei (2) Zie de vyfde verhandeling van m A Hm o n i de st it ratione Sacrificiorum f'acieniorum, uit het Hebreeuwsch ïi3 't Latyn overgezet| dooi compiegne de veil* 5a Letter- Gefchicht- en LeèrftelL uitleggingel« droegen, de hand op het hoofd van het dier leiden, dat geofferd moest worden De menfchen moesten God ook vo'or al zyn weldaden bedanken, en van hem nieuwe gunften verzoeken. Om nu alle die plichten na te komen , had de Wet menigvuldige offerhanden vastgefteld; het brandoffer, de offerhande voorde zonde, en debevreedigendeofferhanden (2). Het brandoffer beftond in geheel bet offer door het vuur te verbranden', Zonder dat 'er iemand van vermogt te eeten, om duor deeze geheele verteering een volkome en onbepaalde hulde aan de opperfte heerfchappye van God te kennen te geeven. Dikwils was het offer voor de zonde gevoegd by het brandoffer (O, en wierd in drie deelen verdeeld, waar van een deel op het brandaltaar verteerd wierd, het tweede buiten het leger verbrand wierd, en het derde door de Priesters wierd gegeten, (2) de offeraars voor de zonde vermogten 'er niet van te eeten ; zoo dan als de Priesters yoor zich zelv offerden at 'er niemand af. Alles wat op den brandaltaar niet verteerd was, wierd buiten het leger verbrand. De bevredigende offerhauden, geofferd, of om God voor ontvangen weldaaden te bedanken, of om nieuwe te verkrygen, waaren van de offerhanden voor de zonde,metonderfcheiden, dan daar in, dat het volk zoowel als dePresters 'er van moesten deelagtig worden , met een gedeelte van de geofferde zaak te eeten. Hoe wel nu deeze offerhanden door de Goddelyke Wet waaren gebooden, zoo waaren zy echter niets als teekenen, onbekwaam om aan God door zig zelv te behaagen. Zy handden nog kragt, nog fterkte, als door het geloov  van de Gebeden en Plechtigh. der ff Misfe* 53 loov van hen , die dezelve opofferden, -en die het Goddelyk flagtoffer in 't oog hadden, het lam zonder vlekken dat de zonden weg neemd, Openb. XW: 8. en van 's waerelds begin geflagt is. Als die offerhanden door Heiligen opgeofferd zyn geweest, zondanige als geweest zyn abel (ij j abraham , job, en al die menfchen van geloov , die in de verwagting van den messias leevdt:n, toen waaren die offerhanden aan God aangenaam, die dezelve als een aangenaam reukwerk aannam, vol: gens de uitdrukking van de Schriftuur, (a) Maar toen de Priesters zig alleen metde uiterlyke plegtigheid bezig hielden, en dat het meeste deel der offeraars, en van het volk, den geest, die alleen 'er de verdienfte vanwas, van de offerhande affcheide, hebben de brandoffers aan God niet meer konnen behaagenC3). Wat voorzorg de Priesters ookmogten neemen, om vlekkelooze, en gebreekeloozedieren uit te kippen , echter waaren die niet meer als eenvoudige, geheel leedige, en onbezielde afbeeldzels; om dat zy 'er niet op letteden, dat men geen dieren zonder vk-k, en zonder gebrek (4) gelyk de H. augustinus bemerkt, moest verkiezen, als om te verkondigen, en om te doen afwagten de opoffering van dien, die alleen van alle vlek der zonden is vry geweest. De geest die alle plegtigheeden van den Godsdienst moest verleevendigen , vermin derde van dag tot dag, als 'er geen Propheeten meerwaare^i :ende ongodsdienstigheid,en de botheid wairen ten hoogffen top gefteegen, onmiddelyk voor de komst van den messias. Wat was'er in de daad van dePharifeën tewagten, die zig alleen aan het bnitenfte van de Wet vergaapten, en zonderling van de Sadduceèn, (3) die in de Tempel heerschten, die (3) Men ziet in de gefchieclenis vau JOsephus, dat voor D 3 ca iFide plurinvna hostiam Abel Heb. XI. 3 Holocauromata pro peccato non ribi placuerunt Heb. X: 6. 4 Ut fpsraretür irnmolaiduseslè pro nob:q,cjiii folus imnuculatus fufrac a peccatis. Aug, Cfir.tr, fid verfar. leg. et pripb. Lib. fr.ii, vi. De kwaads geest van Ph rrifeé'n en Sadduceèn doet de Offerhandeii veiwerpen.  i < s (i) Tfalm 59: S> 1 ■ \„ ^\ft'. \ ' • • vti.je'uschristcs verkondigd een nieuwe Of- 1 feihande. (*)Joan.lV;zo. •■ 1 en na herodes, dat is te zeggen , ten tyde van de komst van ?e,sus christus, de 1 ooge PriestersSadduceen waaien • dat c aiphas, zekerlyk, annas zyn voorgangeren zyn Schoonvader, en de -weede ANNAs, of ananus, opvolger van caiphas, het waaren; dit is met minder klaar door de werken der Apo5te!en, waar men ziet dat de nooge Priester, en alle die de Apostelen deeden in de gevangenis ■werpen , Sadduceen w^aare» ; toen zegd de H. luc as wierd. de hooge Priester , en alle die met hem van de aanhang der Sadduceen waaren, wet yani/cfiap vervuld. Wtrkfn der ApH. Vi '7- 4 Letter- Gtfchiclit- e:i Leerflclh uitlegginge, iie over de offerhanden het bewind voerden, :n die de verryzenis niet geloofden V daar vas dan nu de tyd, dat de afbeeldzds moesen ophouden, en dat volgens de voorzegging ran den Koninglyken Propheet, (O God de )fferhanden moest verwerpen, die alleen in len Tempel van Jerufalem tot dien tyd waa•en opgeofferd. Daar moest dan eene nieuwe offerhande zyn , lie noodzaaklyk in geest en in waarheid moest vorden opgedraagen; en 't is dit dat jesus christus de Samaritaanfche Vrouwe aai> kondigde , toen zy hem de vraag aangaande ie plaats waar aangebeden, (ji) dat is geofferd moest worden, voorftelde; want de Jooden, ;n Samaritaanen hadden geen verfchil, dan silleen wegens de plaats van den uitwendigen dienst der offerhanden , nooit was de twist nver de plaats, waar het gebed, of eenig ander inwendig Sacrificie moest worden opgedraagen, een yder wist, dat men God overal kon bidden, en zig zelf overal aan God kon opofferen ; maar wat nu de plaats om het uitwendig offer aan den Heer in volgende tyden, op te draagen aanging, hier overfpreekt de Zaligmaker tot de Samaritaanfche Vrouw op deeze wyze: de tyd komt aan dat men 'niet meer zal aanbidden, dat is te zeggen, dat men niet meer zou opofferen, nog op den berg Garizim, nog in Jeruzalem; maar dat 'zr waare aanbidders zouden zyn, die in den geest en in Waar-  ' van de Gebeden en Plechtigh, derH. Misfe. $5 waarheid zouden aanbidden, en die niet meer tot een bizondere plaats zouden gehouden 'zyn. Het antwoord van jesus christus bevestigde de noodzaakelykheid van de offerhande , en verkondigde de waarheid van die van de nieuwe Wet, die in geheel de waareld moest opgedraagen worden, en die altyd in geest en waarheid door hem zal geofferd worden, die de waarheid zelv is. Het geen jesus -christus aankondigde, was de vervulling van de vermaarde voorzegging van malachias, tot 't Joodi'che Volk gefchikt; myne genegendheid is tot uniet, zegd de Heer, de Godder heirfchaaren (r) ; en ik zal geen gif te van u handontfangen; want van den opgang der Zon tot den ondergang, offerd men my, op alle plaaffe, en aan myn naam word 'eene geheel zuivere offerhande opgedraagen ; om dat myn naam groot is onder alle Volkeren. Men moet het toeftemmen dat de oudfte Leeraaren der Kerk, de H. justinus, O) de H. ireneus, (3) tertullianus, (4) de H. cyprianus, (5) &c. Deeze voorzegging aan de Eucharistie hebben toegeëigend , en dat zy geleeraard hebben dat de Kerk,van jesus christus, en van de Apostelen geleerd heeft, om langs geheel den Aardbodem dit nieuwe offer op te draagen. en. was het in de daad moogelyk om in deeze voorzegging niet te konnen zien, dat God de offerhanden der Jooden verwierp, en in haar plaats door geheel de waareld het offer van eene zuivere, en heilige offerhande Helde? Hier word niet gehandeld van het inwendig offer van ons hert; dit is geene nieuwe offerhande, aangezien dit het offer van alle ■ regtvaardigen van 'swaarelds beginzel af geweest is. Nu welke andere offerhande heeft men in plaats zien ftellen als die van jesus christus op het Kruis, en op onze Altaaren? maar het bloedig Kruisoffer is alleen op den Calvarie-berg gewrogt; het is dan het D 4 on- Vlil, Vervulling van de voorzegging van Muls. chias. iMaUc.c.I.-v.io, z Dial. cum tri. phon 3 Lib. IV: c. 32. 4 Adverfus marcion Lib. III: c. ti. 5 Adverfus jud, Lib. 1: n. X. v  II IX. Sol eischte. het Lichaam van JESUS CHK1STUJ tot een Offerhan-. de. (i)Pf.XXX!X:9.* (i)Quïd ergo nos' jam hocternpore fine Saciiflciodimisfi fumus'abfit,Corpus autem per fecisti mihi. Aug.inPfalm ;s>. Quid est quod ' datum est cumpletivum? corpus quod nostis, quod non omnes. jiostis. ibid.hujus corpotis participes fumus, quod accepimus, noviiTius, et qui (ca; " techumem) non nostis, noveiitis; •et cum didiceritis, utinam non • ad judicium acipiatis: qui cnjm manducat et bi-i iit indigne, judicium ïibi manducat, et bibir, Ibid. i:i £'3 ■j x. JESUS CHRIS» TUS olferd zig, j en fteld een eln; de aan de af- j beeldzeis, 56 Letter- Qefchicht- en LeerftelL uitlegginge^ ' onbloedig offer onzer Altaartn, het geen in alle plaatfen geofferd is, en in de plaats van de oude offerhanden gefteld is. „De H. augustinus verklaard ver„ wonderlyk deeze waarheid, als hy het ne„ gende vers van den 39fte Pfalm, CO gy hebt „ geen offers nog offerhande willen aanuecmenxüx,„ legt; welnu, roept hy uit, (s) zullen wy „ dan zonder offerhande zyn ? daar behoed ,, ons God voor. Laat ons het vervolg van K de voorzegging hooren, maar gy hebt my „ een lichaam gemaakt. Zie daar een nieuw „ offer, wat is het dan dat God zal verwer„ pen* de afbeeldfels. Wat is. het dat God „ zal aanneemen, en ons zal voorfchryven om de afbeeldfels te vervullen ? het lig„ haam, dat alle afbeeldfels vervuld, het aan- biddelyk lichaam van jesus christus „ op onze Altaaren; dit lichaam dat de ge„ loovigen kennen; dat zy nog niet kennen, „ vervolgd de Heilige augustinus,, die „ tot den doop onderweezen worden. "Dit „ lichaam dat wy ontvangen: wy die hetken„ nen, en dat gy lieden zult erkennen, gy „ lieden , aanftaande doopelingen, die het „ zelve nog niet kend ; en God gecve dat als „ gy lieden het zult kennen, gy lieden het a nooit tot uwe verdoemenis zult ontvan» gen." Zie daar dan voor offerhande van de nieuve Wet, het lichaam van jesus christus, loor geheel de Aarde, geofferd en genuttigd s tlleen ftaat 'er aan te merken, wanneer dit lanbiddelyk offer begonnen heeft, zyn volnaaktheid, de grootheeden die het bevat, en 10e het zelve alle afbeeldfels, en alle voorvaardens die de oude offerhanden verzelden, vervuld. In de ongelukkige tyden van ongodsdiensigheid, die wy hebben aangemerkt, kwain esus christus. die de waarheid van ai- • u  van de Gebeden en Plechtigh. derH. Misfe. $7 Ie de afbeeldfels was, zig zelv offeren, en aan de onvolmaaktheid van alle oude offerhanden byvoegen dat 'er ontbrak. Hy zegd " tot zyn Vader, (i) gy hebt geen oferhande voor de zonde gewild, en gy hebt my een lichaam gemaakt, zie daar Ü koome. Niets in de waareld vindende, zegd de H. (a) augustinus dat zuiver genoeg was, om aan God op te draagen, heeft hy zig zelv opgeofferd. En het is door deeze offerhande, die altyd ' blyven zal, die eeuwigduurende zal zyn, dat ' de menfchen geheiligd zyn geweest,(3)want hy heeft zig eens voor altyd opgeofferd. (4) Zyn leeven is eene geduurige offerhande geweest, tot dat hy al zyn bloed op het kruis- ' hout heeft vcrgooten. Toen is het afbeeldfel van Aarons bloedige offerhande vervuld; en de offers die, ter oorzaake van hun onvolmaaktheid (5),moesten vermeenigvuldigd worden, hebben moeten verdwynen, om de ge- l loovigen niet meer als tot het waar en eenig offer van onzen Goddelyken middelaar, die alleen de zonden wegneemt (6), te laaten gaan. 6 ünde et in ipfo verisfimo; etlingulaii facrificio domino deon admonemur. Aug de fpir. et lit. c. II. 't Is daar dat men wezentlyk in den eenigen offeraar alles vind wat men in alle offerhanden verlangen , en bemerken kan, God aan wien men "offeren moet, den Priester die offerd, de gift die geofferd moetworden; ver- mits die Goddelyke middelaar, Priester, en flagtoffer, een is met God aan wien hy offerd; en dat hy vereenigd is, of liever dat hy zig een met alle geloovigen gemaakt heeft, die hy, zègd de zelve Vader augustinus, opdraagd om hen met God te vereenigen (7). Het is zeker dat hy op dezelve tyd de Priester en het flagtoffer op het kruis geweest is. ■ cilians nps deo, unum cum illo maneiet cui offerebat, unu pro quibus offerebar. Aug. de trin IA. IV: c, 14. (8) De Jooden, en de Heidenen, die hem ter cerdosest ipfeofferens ,ipfeet oblatio. Aug. de civit. lib, X: c.io, n- 7 quis est iste faccdos nili qui fuit viftima, et fa erdos? D 5 dood 1 Heb. X: j. 5: feq. Pf.XXXIX.7. 2 Cum in mundo non invenelit mundum, quod offerret, fe ipfum obtuiit Aug. in Pfalm CXXII. n. 7- 3 In qua voluntate fanctificati fumus peroblati. onem Corporis jf.su cHRisTife* mei. Heb. X: 10. 4 Unaenimoblatione confirmavit m aiternum fanétihcatos. Heb. X: 14. $ Pro quibus fa» crificiis unum nos habemus. Aug. in Pfalm LXXrl: «.lï. astio agere gratias XI. jesus CHRIStus bevat al het geen men in de Offerhanden kan aanmerken .Priester en flagtoffer op het kruis 7 Idem ipfe tinus verusque mediator per facrifici. um pacis rcconm in fe faceret, 8 Per hoe et fatin\Pf.CXXXU:  XII. Redenen Yan de inftelling van de Eucharistóe. d t)Nam quis magis facerdos dei iummi,quam do» minus noster JESUS CHRISTUS, qui facrificium dei patri obtuiit! et obtuiit hoe idem quod Melchifédech obrulelat, id est,panem et vinum, fuum fcilicet corpus et fanguinem. I. Cypr.epist.LX-lU; ai GecMitn. C3)Cumdilexiffit fuos qui erantin rnundo, in finein ditexiteostfeiens JESUS quia omnia dedit ei pater in manus. (4) Ut. xxiii: i*. zo. XIH. OefFening van de opperfte magt, en van het Priesterfchap ï van jtsus. 58 Letter- Gefchicht-en Lcerflelk. uitlegginge, dood gebragt hebben, zyn zyne beulen ,geenfints zyne offeraars geweest: hy is het dan die z\g tot een offer heeft opgedraagen , en die ons roet zig, op het kruis, geofferd heeft (i> Maar vermits hy eeuwig Priester is, volgens het orden van melchisedech, die brood en wyn offerde, en aan abraham, en die van zyn gevolg waaren,uitreikte,toen zy na een .groote overwinning behaald te hebben, te rug keerden, zoo moet dan ook bmod en wyn altyd de (lof weezen van de offerhande van jesus christus, en zyn vleesch en bloed worden, O) om een waaragtige Ipys, en een waaragtige drank voor de waare kinderen van abraham te zyn , op dat zy innerlyk met hun Zaligmaker konnen ve eenigd worden, en met hem tot een offerhande konnen worden opgedraagen. Deeze zyn de wonderheeden van het Sacrament desAutaars, hetgeen jesus christus onmiddclyk inftelde voor dat hy zig zelv op het kruis ging opofferen. Hy ftelde het in door de liefde dien hy voor de zyne had, weetende, zegd de Heilige joannes , (3) dat alle magt hem door zyn Vader gegeeven was. En zekerlyk was 'er zulk een magt, en een oneindige liefde nodig, om het brood en den wyn in zyn lichaam, en in zyn bloed te veranderen, en om, voor zyn dood, by voorkooming, eene uitftorting van zyn bloed te doen, volgens de uitdrukking van het Evangelie in de Griekfche Text, dit is myn lichaam, .datvoorULgegeeven is.... deeze kelk van het nieuw verbond is myn bloed dat voor UI. vergooten is, (4) Wezentlyke en geheimryke uitftorting in de lichaamen, en in de herten dercommuniceerenden, eer dat dit bloed nog zigtbaar op het kruis uit zyn lichaam vloeide. jesus christus van zyn opperfte magt in de verandering van het brood in zyn lichaam, en van de wyn in zyn bloed gebruik maakende , oeffende ter zelve tyd, de Priester  yan de Gebeden en Plechtigh. der II. Misfe. 59 terlyke magt, die hy zig zelv niet gegeeven had, zegd de H. paulus, maar die hy van zyn Vader ontvangen had , om de eeuwige Priester te weezen na het orden van melchisedech. (O Gelyk zynPriesterfchapeeu- < wig is zal hy in eeuwigheid dit otter op- : draagen i en hy zal geen opvolger hebben, : Hy zal altyd op onze Altaaren zyn ot ; fchoon op een onzigtbaare wyze, de Priester, en het gefchenk, de offeraar en de oitergift. (2) Maar op dat deeze offerhande zigtbaar ' zy, fteld hy tot zyn bedienaars de_Apostelen, en hun opvolgers aan, aan wie hy de magt geeft, om te doen, het geen hy zelv deed: doet dit tot myner gedagtenisfe (3), zy hebben dit gedaan, en zy zullen dit in zyn perioon door geheel de waareld doen. (4) Overal offerd men, zegd de Heilige augustinus, onder den hoogen Priester jesus christus, het geen melchisedech heeft geofferd. En om aan te toonen, dat deeze offerhande nooit op de aarde zal eindigen, zoo is ons gebooden 'er aandeel in te neemen, en alzoo zyn dood te verkondigen tot aan zyn laatste komst ten oordeel-(5). Deeze wonderen van de almagt van je sus -christus in het Altaargeheim, worden .ons met dezelve eenvoudigheid van de Evan•geliefchryvers verhaald, die moises in het boek der Schepping gebruikt heeft, om ons te kennen te geeven , dat de Heer , Hemel , Aarde , en het uitfpanfel gefchapen heeft. Zeggende. Dat het worde. jesus christus had teCapharnaum(6; tot zyn leerlingen gezegd, dat men zyn vleesch moest eeten, en zyn bloed moest drinken,om het leeven te hebben, en in 't laatste Avondmaal zegd hy om dit groot wonderftuk uit te voeren, met eenvoudige woorden: (7) neem et, eet dit is myn lichaam: neem en drink dit is myt, bloed i^CHRisTusnon emetipfum claificavit ut ponti"ex fieret, led qui ocutus est ad eim.... tu es fa> :etdos in auer» mm fecundum )idinem MelchU fedech. Heb.l.j. (z> Offerens et oblaiio.Aug.de ci. vit. i. X: e. 20, (3) Hocfacitein meam CommemoiationemLuCj XXII: IJ». (4) ubiqueoffertur fub facerdote CHRISTO quod piotulit Melchifedech. Aug. de ciw.l.XVlhij. ( jJQuoties cumque rnanducabitis panem hunc et calicem bibetis, moriem domini annuntia* bitis donec veniat. iCcr.XI;i$. (6) Nifi manducaverltis carnemfilii hominis,et biberitis cjus fanguinem , non habebitis vitam in Vi;bis7« offerr §. Ir. 1. IV: c iz, Offerens ei cum gratiarnm a&ione ex crearu.-a ejus. c .4 Verfcheide naamen aan de Misfe geduurende de eerfte Eeuwen $egeyen, t Eu/ei. I. XV-.ievit, cor.ft. 2 Socrat. I. IV: et V: dior.yf. Hier, Eccl V: anaft. fyr.aitade yr.ax\ 3 Hzeran. 4 Officia divirerum Sacramcr.torum. f. Hilar. in F/alm I XV. 3TertuIlJ.de anima et l. de fuga. 6 O/prian. eufeb. dem. evar.g. l. 1 Chryfifl. cyril jilex. 'ila COKC! Ui E"blf. fulgen, Myft Chryloft.1 rum Sacramenta ( Oorfpronk van fcstwooiUMisic. fi) Zederd byna twee Eeuwen, hebben de Hebreeuwfche taalkenners, (als munster, reuchjl 1 1*, en gene-| , jssakc |l 66 Letter- Gefchicht- en Lccr/Ielk. uitlegginge, de zonden weg neemd, dat genade voor ons verkrygd, en tot het einde der eeuwen zal achtervolgd worden. De Misfe is dan de offerhande van denieu- ■ we Wet , 1 waar door de Christenen aan God den opperften dienst bewyzen, met aan hem het lighaam, en bloed van jesus chris*1 tus onder de gedaante van brood, en wyn, door de bediening der Priesteren,op te draagen. Gelyk jesus christus, deezeofferhan- ■ de inftellende , tot zyn Apostelen met een- • voudige woorden zeide, doet dit tot myner gedagtenisfe, zonder aan deeze verrichting een bizondere naam te- geeven , heeft echter de Kerk, zederd de eerste Eeuwen, 'er zeer veele benamingen aan gegeven, zoo cm te kennen te geeven, wat 'er in deezeHeilige dienst gewrogt word,als ook,om deverborgendheeden voor hen te verbergen, die van het getal der geloovigen niet waaren. Men noemde dezelve 1 Liturgie, dat is te ; zeggen, den dienst; Synaxis, a,of deCoilecte 3 , dat is te zeggen, de vergadering, de; diensten van de Goddelyke Sacramenten 4, de plechtige zaaken of de Goddelyke plechtige zaaken 5, het Sacrificie 6, het offer 7-, dai fmeeking 8 , de hoogwaardige zaaken, de Hei- > ligc, de Goddelyke, de ontzaggelyke gehei-i men 9. i\'.:ar zederd 1400 jaar heeft zich de li Grieklche Kerk aan de naam van Liturgie ge- ( houden; en van dien tyd af vind men in de Heilige ambrosius 10 en elders, dat de Latynfche Kerk de naam van Misfe aan dee-j zen Goddelyken dienst gegeven heeft. , trc 1 Corc- Caod. Can. rs>.«>8 S CyriU. Hictif. Catecb. ut lemil. in 41 ai Cor. c. 3.« /. 6 deSacerd. J> Divina Myfterio- I '.elebrare, /"'Hilar. ut ftjftü lo Amhrof Efi. 13 dd Marceltin. Sor. i Dit woord Misfe (O komt van het oude;! la-  •yan de Gebeden en Plechtiglu der IT.'Misfe. 6? 1/atynfche woord Misfa, voor Mhfw, (Y)het geen wegzending betekend > om dat oudtyds 'voor de offering die van de vergadering wierden weg gezonden* die by de offerhande ïiiet moesten tegenwoordig ;;yn. De Heilige augustinus, de Heilige avitus van Weenen, en de Heilige isidorus van Sevillicn, hebben maar al te duidelyk deezen 'oorfprong te kennen gegeven om 'er aan te. konnen twyffelen. (3) Na 8B 4RB,) de naam van Misfe willen ad iden van her Hebreeuwfche woord Mio remj-duui >anct-, Ver„ mits wy een Opperpriester hebben, voor „ ons over Gods huis gefield, laat ons hem, „ met een waarlyk opregt hart, naaderen, „ zonder geveinsdheid, met de volheid des „ Geloofs, herkennende, ten aanzien van zoo „ groote verborgentheden des geloofs, cfnze 9, pligten, onze harten door eene inwendige .,, afwasfing gezuiverd hebbende, vry van de « verwytingen van onze confeientie, en verE S jj nieu« (O Mftt, XX/A 12. IV, Setrachten om zig aan God, op te offeren. (2) August, in Pfalm L: n. IJ. (3) iïow.XH: I. (+)Habentesitacjue facecdotem magnum fuper dotnumdei, accedamus adeum vero corde in plenitudine fidei aspeili corda a. confcièntiamala, et abluti corpus aqu5 munda hei. X: 21.  V. Het betrouwen op de barmhertigheiciGods, ti) Non enim kabemus pontificem qui non posfit compati Sec. Bet, Vfl IS, 1 Quir.tillim. I. MI: c. 3- prudentius conua fymm. (i) Caufas age, perlege rubias majorum leges. Satyr. XIII. f4 Letter- Gcfchicht-en Leer/ïeiL uitleggings „ Hieuwende in onze lighaamen die reinig„ heid, die zy door de zaligmaakenue waters „ des DoopzeJs gehad hebben." Maar als wy ons in deeze Heilige gefteltenisfen niet zouden bevinden, die de christenen moeten verlangen, laat ons niet naiaaten, op de barmhertigheid Gods te hoopen , en niet betrouwen tot de voet van den Altaar, die de bron van genade is, te gaan. CO ïPy hebben geen tloogenpriester, zegd de H. PAULUS, die geen medelyden met onze krank* heden zoude hebben, die gelyk wy , alle ue^roevingen, de zonde uitgenoomen, onderji'aan heeft; laat ons dan met ■vertrouwen ons voor den Throon der genaeh^vertoonen, om barmhertigheid te invangen in onze noodwendigheden, en om de hulp* middelen van zyne genade te vinden. ARTIKEL llli Vm de bizondere voorbereiding der Priester en* aangetekend in de Rubriken. UITLEGGING VAN HET WOORD» RUBRIK. ■Men heeft Rubriken genoemd,bemerkingen gefchreeven in roode letters. Deeze uitdrukking komt van het oud Roomsch recht, waar van de titels, de fchikkingen, of voornaame bellisfingcn in 't rood gefchreeven waaren. (O Doorlees de roode Wetten der ouden, zegt j uvENALis C^), dat is te zeggen, de Rubriken van het recht, volgens de aanmerking van den ouden uitlegger. Meu heeft insgelyks de regels, die de manier om Misfe te doen voorfchryven, Rubriken van de Misfe genoemd, om dat men in de daad dezelve gemeen-  van de Gebeden en Plechtigh, der H. Misfe* 7$ meenlyk in het rood fchreef, om dezelve beter te doen onderfcheiden. Oudtyds wierden deeze regels niet opgefchreeven als in bizondere boeken, genaamd Directoria, Ritualia, Ceremonialia, Ordinaria* De oudehandfchriftelykeMisboeken, en zelv de eerst gedrukte, hebben byna geen Rubriken, burcard, (i) onderwyzer over de Ceremoniën, onder de Pausfen innocentius den VIII, en al ex and er de VI, Op het einde van de vyftiende Eeuw, is de eerfte, die in *t lang de fchikking, èn de plechtigheden van de Misfe gefteld heeft in het Pontificaal, te Rome voor de eerfte maal gedrukt in het jaar 1485, en in hetSacerdotaal eenige jaaren daar na gedrukt, en herdrukt onder leo den Xde. (1) Men voegde deeze Ceremoniën by het ordinariüm van de Misfe in eenige Misboeken, en de Paus pius de V, in het jaar 1570, heeft dezelve in order doen fchikken, en onder de titels,als wy die tegenwoordig nog aan het begin van de Misboeken zien. ' Daar heeft men den fchat der Rubriken. Wy zullen dezelve nauwkeurig, en ieder in zyne befchikking verhaalen, om 'er den zin van te kennen te geeven, en 'erdenoorfprong van te ontdekken, na maate wy de Gebeden zullen uitleggen» . (1) Zie de Voorreden van patbicio, Bisfchop van tU enza , in het eerftePontifica.il te Romein I XI.  e 78 Letter- Gefchichtren Leerfleïk. uitlegginge, {i) Venani. fortunat^vitaf. Germanist 1.1 t.carm. X. (2) Greg. Turor.. t.;x:Hi/i,crj. (}) Camuxat promptuarium ■tree» (4) De v'itïs pattum, c. ft* ff) Synod. Paris oden. de Soiiaco. innocent. IV- ep. XXXXiconc.ne. mauf. an. 1284eenc. lingon. an. 1444. feuenen/i Eertyds wierden de Mettenen, de Vigiliën, dë Nocturne of de Nocturnen genoemd, om dat ze des 'snagts gelezen wierden. >t Is ons bekend, dat ten minden zederd elf honderd jaaren, dit officie des 'snagts in de Kerk van Parys gefcliied (i) ; dit gebruik welks beginfel men niet weet, was eertyds zeer gemeen. (2) Maar vermits, zederd zeer veel Eeuwen het meeste deel der Kerken, den Nocturne niet als des 's morgens gezegd hebben', heel t men dezclveMettencn(?wa/tó/'«rt)genoemd4 COZoo gebood deKerkvergadering vanRouaan in 1256, dat de Pastoors en de Kappcllaans de Mettenen 'snagts zouden zeggen, en het Capittel van de Kerk van Troijen in 1364, ftelde, (3) dat men zou voorts gaan de Met tenen ter midden nagt te zingen. Met opzigt tot de Laudes, dit was het officie van dèn dagenraad, het geen nauwkeurig in gregorius van tours, (4) in 't midden van de fesde Eeuw aangetekend ftaat, zoo wegens den tyd om dit te bidden , als wegens de Pfalmen en het Capittel, waar uit het nog tegenwoordig gemaakt is. Vermits dan deeze officies eene eerfte voorbereiding tot de H. offerhande waaren, hebben verfcheide Kerkvergaderingen, (5) zoo wel als de Rubrik, vastgefteld, dat men geen Misfe zou doen, als na het officie vaq den nagt, en van den morgen, het geen de Mettenen en Laudes bevat. Eenige oude Kerken hebben zoo fterk deeze ftelling, dat het officie eene voorbereiding voor de Heilige offerhande was, gehouden , dat te Bourges, in St. stephanus Kerk, de Aartsbisfchop in de bediening der H, Misfe, Op (2) De gewoontens van de Cathtiizers, die door cuigius Den v. prior Generaal, befchreven zyn, die hun eerste instellingen zyn, hebben het officie van den nagt Mettenen ge. aioemd; waarfchynelyk om dat zy ter zeiver tyd de Laudes gelezen hebben; en de nieuwe Mislaalen , en brevieren van f ary* noemen het noftHyie, om als de o«4hei4 te ipieeksn.  op de voor hem geiteide dagen niet mas zv ais nv ae eerite vespers , ae Mettenen en Laudes niet heeft bygewoond. Dit word ook in de lieve Vrouwe Kerk te Parys onderhouden-, als ziektens of beezigheeden, den Aartsbisfchop niet beletten, na het officie van den nagt te gaan, als hy te vooren in de Vespers in bediening geweest is. De Rubrik voegd 'er ten minflen by, om dat het dikwils geboden is Geweest, de Pri- men (i) , en zelf de Tertien , (2) voor de Misfe te leezen, en dat men in de daadgezettelyk de uuren moest gelezen hebben die voor den tyd gaan, waar opmen de Misfe zou doen, dat is te zeggen Primen en Tertien,als de Misfe omtrend negen uur, en zelf Sexten, als die niet als omtrend den middag zou gefchieden. 3. De Priester begeeft zig een weinig tyds tot het Gebed. Het inwendig ftil Gebed moet altyd met het mondeling Gebed zamengevoegd worden : dit laaste is maar alleen dienftig als de geest aandagtig is , en de oplettendheid kan verdobbelen, door eenvoudig op zyn eige onwaardigheid te letten, en op de grootheid der verborgendheeden. Eenige Cathedraale., en Collegiale Kerken vreezende, dat het geraas van de waereld fomwylen den Priester, die geduurende de week in bediening moest zyn, zoude ftooren, hebben gewilt, dat hy die geheel, in zig af te zonderen, zoude doorbrengen. (3) Geheel het Choor bragt hem Saturdags 's avonds, in omgang, tot aan een bizonder vertrek, daar hy niet uit kwam als om de Misfe, en andere bedieningen te ver- rig- (j) Zie het boek getituM: fratiques de Pïe'tt peur henorrr le Saint Sacrament, f»edru! die Zondags voor de Miste gehouden word, zingen de kinderen van het Choor de Litanien aan den Autaar; en /■dit fchynd zoó vasrgefteld geweest te zyn, om derf dienst te verkorten. Te Me(s heeft men de gewoonte , de Litanien van de Heiligen, des "sMaandags, Woensdags, en Vrydagi in de Vasten , na de Sexten te zingen. Het ganfche Choor neergeknield begind die voor het Altaar : ten tyde van dert omgang worden die doorgezongen, en geëindigd'in de Keik. Te Toulon, de eerfte Zondag van ieder maand, begind men die ook op het Choor , en worden ten tyde van den omgang agtervolgd, tot dat wen in de Keik weder te rug ke«id4 F ♦ Qiiam dileAa, benedixiMi', in? clina, credidi. * De Cathuizers leezen die zoo op de weekdagen te Paty».  (i) Exsi.XXX: 18. (i)Cattci. Myftag. 4i)Him\i.rn-.h Eiifl. ad Ephef. (4) Serrx, CCSXIX: append. al. de tem, pore CCLir. {;) Serm. LI. li Letter- Cefchicht-en Leerflelk. uitlegginge, 6. I/y waseht zyn handen. Dit is een gewoonte van alle tyden, en van alle Volkeren, i van de handen voor de offerhande te wasrchen. De oude Wet gebood dit uitdrukke- ': yk (O; en nooit hebben de Christenen dit ; gebruik agtergelaaten : de Heilige cyril- | lus van Jerulalem zegt: dat C2) men-wel I .veet dat de bedienaars van het Altaar denzei- J: ren niet naderen, zonder zich alvoorens ge- 11 wasfchen te hebben. Zoud gy de offerhande ; willen naderen, zonder uwe handen gewasfehen te \, hebben , zegd de Heilige ciirysostomus Ln de Homeliën tot het Volk van Antiochien : C3); en de Heilige augustinus, (4) of'| liever de Heilige cesarius Cd)i zegt ook 1 ilat alle menfchen bezorgd zyn, om de handen ! te wasfchen, om de Eucharistie te ontvan-■ I gen.® De eerbied boezemd alleen deeze zindelykheid in, maar zonderling heeft de Kerk ■ met deeze uitwendige afwasfching,de inwen- 1 dige zuiverheid voor , die zy, als men de i handen wascht, door een daar toe. gefchikt: 1 Gebed,doet afvraagen. 7. Hy bereidden Kelk zelv, of doet dien door' een ander perfoon gereed maaken, gelyk de I Kubrik van het Misboek van Parys, dit aan- I [ekend. Het zou zelf genoeg zyn, dat al het:: ^eene nodig is voor de opoffering, op het Au-' i taar aan de oifering gevonden wierd,. gelyk; men dit in de plechtige Misfen doet; muarj| aangezien de Priester, inde ftille Misfen, nog tr Diaken, nog Onderdiaken heeft, en dat hemn iets, ten tyde van de opoffering, zou konnen I ontbreeken, zoo is 't gevoegelyker, dat hy, , eer hy de Misfe zal gaan beginnen, den voor- j bereiden Kelk, met het brood op den Pateen J| voor af na den Autaar brengd. SI  van de Gebedenen Plechligh. der II. Misfe* 83. ARTIKEL IV. ■ Van de uitwendige voorbereiding door de bizondere Cieraaden* De bizondere kleederen, die de Priester aandoed,en dewaschkaarfeiijdie men ontfteekt, eer men de Misfe begint, zyn eene Godsdienstige plegtigheid, die hen, die 'er tegenwoordig zyn, tot iets groots, iets achtbaars moet voorbereiden. R U B R I K. De Priester neemd de kleederen, die nog getapt, nog gefcheurd moeten zyn, maar geheel, en zindelyk, gewyd door den Bisfchop, of door een ande-' , ren die 'er de magt toe heeft, &c. Tit. I: n. 2. BEMERKING. Waar in men de oorfprong der Priesterlyke kleederen aantoond; e?i waarom de Kerk wil, dat de Priester bizondere kleederen zal gebruiken, als hy de Mis doet* In de Staaten, in de Republieken, zyn 'er bizondere kleederen voor menigvuldige plechtigheden, tot handhaving van recht en gerechtigheid , om de wetenfehappen te verëeren, voor vrolykheden, en voor den rouw; en men behoeft zig dan zoo zeer niet te verwonderen, dat ook de Kerk zig van bizondere kleederen bediend, in haare heiligfte en achtbaarfte plechtigheden. In de oude Wet, had God aangeweezen, hoedaanig de kleederen moesten zyn, in de verrichtingen van de bediening; en fchoon F 3 wy  (1) Ter qua: discimusnon quotidianis, et quilnts jibetpto ufu vits Cnratuunis pollutis vestibus nos ingtedi debete in fan£ta fandïomm, iéd munda confcientia , et mundis vestibus tenete dominiSacramenta...,porro religio divina alterum ha bitum habet in ministerio, alterum in ufu vitacjue Communi. (2) Implebodo. mom istam gloria, .. - meum est argentum el meum est aururn, dicit dom:. nas exercitumn, /^S*i II; s» » 84 Letter- Gefchieht- en Le erft elk. uitlegginge, wy aan alle de plechtigheden van de oude Wet niet verbonden zyn,des niet tegenftaande maakt de H. hieronymus, over Ezechiël (l), Hoofdft. XLIV. dit befiuit; wy moeten, in het Heilig der Heiligen, niet ingaan, nog de geheimen des Heere vieren, met die kleederen, die tot ons daageljks gebruik dienen... De Goddelyke dienst, voegd hy 'er by, heeft een kleed voor den dienst, en een ander voor het gemeen gebruik. Men kan hier de rede van betaamelykheid byvoegen. 'c Is waar, de Heilige verborgendheden oneindig door zig zelv verheve: behoeven geen uitwendigen luider : wy bekennen gaarne, dat men, in de tydcn van vervolging, alleen eene zuivere confeientie, en geen bizondere kleederen opzogt, om het H. offer op te draagen ; maar dikwils hebben de meV fchen uitwendige en tastbaare tekens noodig, die hen inwendig de onzigtbaare groothedenvan de geheimen doen bezeffen. Zy moeten kiezen , het geen een nog grooter eerbied .kan indrukken, de zindelykheidalleen, heeft dikwils genoeg konnen zyn, om deeze hoogachting inteboezemen , maar toen de Kerk door de gefchénken van 'swaarelds mogendheden, tot het Geloof bekeerd, ryk geworden is, heeft men niet behoeven te yreezen, om den Goddelyken dienst met eenige luister te verrichten, om dat al wat in de waareldgroot is, van God komt, en aan zyne heerlykheid moet worden toegeheiiigd: ja, toen de ver-' volgingen ophielden, en de Keizers het Chriften Geloof omhelst hadden, toen zag men fchielyk de zaaken een anderen keer neemen : daar wierden prachtige Tempelen gebouwd, voor hem, die door zyn Propheet; gezegd had, (o.) Goud en Zilver behoord my toe: prachtige kleederen wierden van toen,, tot de H. Ceremoniën gebruikt: wy leezen in t h e 0 d o r e t u s, 2 boek, van de Kerke-1 lyke Gefehiedenisjdat de groote constantyn, i aan  van de Gebeden en Plechtigh. der H, Misfe. 85 : aan macarius, Bisfcfhop van Jeruzalem, > een, met Goud geborduurden Rok gefchon- > ken heeft, om 'er zig van te bedienen, by 't ( geeven van 't Heilig Doopzel. Wy leczen by optaïus van mile ve, ; dat de Keizer Cieraadiën voor de Kerk gav, ! die hy de Gods huizen noemue , en de H. '" gregorius van nazianze, Verheft ' den luifter van de Cieraaden van geheel de " Geestelykheid. eusebius,-Bisfchop van Cajfarien, die, ■ ter gelegendheïd van de Kerkweiding van I Tyrus, in den Jaare3l3 het woord voerde, • die zelve eusebius, fpreekt van de klee' deren der Bisfchoppen, die 'er tegenwoordig Waaren, als van Heilige kleederen, die hen ) eerwaardig maakten. O Vrienden,zegt hy, en, I" Bisfchoppen van den Heere, die met het Heilige > kleed zyt aangedaan ! (3) \ De kleederen, die by den H. dienstin ge- II bruik waaren, wierden aangezien, als moe\ tende onderfcheiden worden, van de gemeei ne kleederen, en bewaard worden, met eer;• biedigheid. En daar de Priester nepotia' nus, niet pragtyg, maar zeer zindelyk was, • zoo maakte hy van de klcedercn, voor den 1 Autaar moetende dienen, zoo veel werk, dat 1 hy zyn kleed, waar mcede hy het H. offer i deed, aan den H. i-iieronymus by tes< tament heeft nagelaaten, en daar voornoemde i Heilige eene zonderlinge agting voor betuigr? de te hebben. (1) Men heeft het onderfcheid i van die kleederen, eenige tyd uit devotie al3 leen onderhouden. Maar, in 't vervolg van ti tyd, hebben de Paufen, (2) en Kerkverga- deringen geboden, dat men het Heilig offer !tj niet zouden doen, zonder de geweide kleede- ij ren, en hebben zelv, onder bedreiging van 1, de zwaartle ftraffen, verboden, zig daar van iJ in de gemeene omgang te bedienen, iij Daarom wil ook de Kerkelyke regel, dat <) de kleederen door den Bisfchop zullen geze- iJ F 3 gcnd (^3) 01 rol' ay nu/eb. Hiflsr, Eulrf. 1. X; c. f. ( 0 Hier. epïst.ei Heltod. epith.Nep. (z) Vide Baron, an. 260 n. s r.onc. Brac. can. z.  I (i) Kuchtl.Gw, fi) 1,'hr. Saera» ment. ecclif. Tu~ ron ante an goo wartem tem. i p. 343 Sacrament. MS trevir.arlca» fulam. ai Fanerem. 85 Letter- Gefchicht-en Leer ft elk* uitlegginge , gend zyn, op dat die geheel tot een Heilig gebruik zoude gefchikt worden. Volgens de Liturgie van den H. chrysostomus, CO blykt het, dat de Grieken ieder kleed in 't bizonder zegenen met het teken des Kruis, te zamen met een Gebed 'er by te voegen, zoo dikwils als zy dit aandoen. Eertyds deeden dit de Latynen ook ; gelyk men ziet in de Misfe van ratoldus, gefchreeven in de tiende Eeuw: en, uit een aantal Ceremonieboeken , is 't klaarblykelyk , dat men van over de 800 Jaar zeer nauwkeurig is nagekomen, om deeze kleederen niet te gebruiken dan met 'er eenige, daar op toepasfelyke Gebeden by te voegen, welkers zin, en bewoordingen wy op zyn plaats zullen aantekenen. De Pontificaalen , en Sacramentaaren, die omtrend het Jaar 900 gefchreven zyn, behelzen de Gebeden voor den Amict, de Albe, de Gordel, de Stool, enhetCafuifel, eenige voegen 'er een Gebed voor den Manipul by, het welke, daar na, zederd de elfde Eeuw in gebruik gebleeven is. (2) Alhoewel nu deeze Cieraaden eeniglyk tot een Heilig gebruik gefchikt zyn, zpo kan men niet loochenen, of oorfprongkelyk waaren die gelyk aan de zulke, die men'in 't burgerlyke pleeg te gebruiken , maar aangezien deeze laaite zeer dikwils veranderd zyn, en dat de geweide kleederen ook eenige veranderingen ondergaan hebben, zoo zyn door den tyd de een en andere van elkander onderfcheiden geweest. Wy gaan na den oorfprong van deeze Cieraaden zien , de verandering die de zindelykheid , en gemakkelykheid heeft ingevoerd , de inzigten die de Kerk 'er mede heeft, haar dienaaren gebiedende, die aan te doen , en waar van het herkomftig is, dat men zig van verfchillende coyleurcn bediend. $« u  van de Gebeden en Plcchligli. der H. Misfe. 87 §. 1. Van de Amiêt , de Albe , de Gordel, de Manipul, de Stool, en het Cafuifel, waar mede de Paufen , en de Kerkverga deringen -villen , dat de Priesters gekleed zullen zyn om de Misfe te doen. Oudheid van de Gebeden clie men zegt, deeze verctirfelen aandoende. De Rubrik , en het ordinariüm' van het Misboek, tekenen de fchikking aan, die in de titel hier voor gemeld is, en die in acht genoomen moet worden , als men de Cieraaden aandoed. Paus leo den IV. fchreev, omtrend het Jaar 850 ten naasten by dezelve fchikking voor, met deeze woorden: (x) dat niemand de Misfe doe zonder Amict, zonder Albe, zonder Stool, zonder Manipul, en zonder Cafuifel; en men vind alle deeze vercierfelen aangehaald in zeer veele oude Sacramentaar ren, zeederd de negende Eeuw. Met deeze twee onderfcheidingen. De eerfte , dat in een der oudlte Roomfche Ordens, gefchre. ve ten tyde van karei de groote, (a' de Amict gefteld word na de Albe , en de Gordel, en dit gebruik is nog in zwang., in de Kerken van Milane (3), en Lyon (4). De tweede onderfcheiding is , dat de Manipul gefteld is, na het Cafuivel, in 't Reglement van het Bisdom van Oveido, (5) in het Jaai 1050, in eenige handfehriften , (6) en by verfcheide Schryvers voor het Jaar i2co. Deeze gewoonte houden tot op heden , de Bisfchoppen nog, gelyk wy in het vervolg zullen zien. Wy volgen hier met het maaker van aanmerkingen op ieder van deeze vereier' felen, de meest gewoone fchikking. Wat de. Gebeden, die men by het aandoen', leest,be treft, de-ze vind men, met eenige veranderingen in een aantal Kerkboeken, zederd ds negende Eeuw. (1) AMICT (1) Deeze Gebeden worden gevonden ih de oude Misfe ï' \ dt (1) Nullus misfam carnet, fine Amidtu, lineAl. ba,StoÜ,Fanone, et Calula hom. de cur. pafi.adprcsh* conc. torn. VHIc col. XXXIV. (2) Ord.Rom lP- 7- {%) Mijfal Amlr. an 1482. Ij84 ö* 1560. (4) Miffal lugd. ' an u 10 etlerecueil desOeremonüs, de l'eglife, de Lyon imprimè l an 1702. (j) Conc Coyac. conc torn. IX.' Col. X: 4. (6) Salram. MS . irev.  f t)Amtl.lik\\: i' >7< &8 Letter- Gefchielu- en Lterftelk.uitkgginge, AMICT. AmiÏÏ, heeft zyn naam van het Latynfche woord Amicire , dat dekken betekend. De Amicf wierd in de agtfte Eeuw ingevoerd, om den hals, dien de Geeftelyken en Leeken als toen nog bloot droegen, te dekken. Het kwam ongetwyfeld betaamelyker voor,dat de hals in de Kerk gedekt was; ook bedoelde de Geesfelykheid 'er meede, de Item te bewaaren,en die den Heere toe te heiligen,om zyn lof te zingen, zoo als dit am alarius, (O en de Gebeden van verfcheide oude Misboeken (a) te kennen geeven. Een die in het licht is gegeeven, rloor placcus illyiucus, in het jaat 1557 , en welke my veel eer roefebynd, een verzaameling te zyn van Gebeden, getrokken uit «le Misboeken van, menigvuldige Kerken van Dmrschland. omtrent het einde van de negende Eeuw , als het ordo Mijfx van een bizondere Ke:k. Deeze Gelreden ftaan ook, in het Pontificaal van den H pkuBFNTius, Bisfchop van Troiën, en iu twee gefchrpeve Boe. ken , van 800 Jaaren, door moYssAC , en van den H. gk \'. Ti anus van tours, in het licht gegeeven, door den Vader martene, tem. I: rit, p. 525. 533. 536. i 11 een handichrtftelyk Sacramentaar van Treves, omtrend het Jaar 950, en bewaard in de Iioekerei van het Oiatorie te Farys. Ineen handfchriftelyk Sacramentaar, van de Eoekerei van de Keik van noyon, het welk omtrend soo Jaar oud is; en in twee gefchreeve Boeken, van de Bockerei des Konings, waar van het een is een Pontificaal van de Kerk van seez, gefchreeven in het [aar 1040. n. 3866, waarin de Misfe op dezelve wyze gefteld is, als die, welke in het licht is gegeeven, door den Vader H menard.. onder den titel: MiJJa vetus excodi ce Tiliar.o, app. ad libr. Sacram. p. 226. En ' u ander is een volledig Misboek, gefchreeven in het Jaar rofio. En eindelyk in een groote meenigte Iaatere Misboeken. '£r zyn maar weinige Keiken in de twaalvde Eeuw, waar in meu zig aankleedde rnet de Gebeden van de voorbereiding voortgaande,zonder bezondere Gebeden, roepasfelyk op de Cieraa3en te tpreeken. (1) Volgens de oude Misfe, in "t licht gegeeven, door ili.1ric, zeide de Priester, de gewoone kleedcren afleggende: ten/einde, domine, faccu-m meum, et circumda me Utit'tx falu. tari. En volgens de oude Misboeken van Luik, van Aken, van Remes &c- deed men dit Gebed, als mendenAmiiaaangreep; doch na alvorens gezegd te hebben: exue me, domine, veterem hominem, als de gemeene kleederen wierden afgelegd,, het geen de Bisfchoppen nog zeggen als zy hetfehou. der-  ynn de Gehedeti en Plechtigh. der H. Misfe. 89 Een weinig tyd daarna, is ih menigvuldige Kerken,de AmiSt weer aangemerkt,"als een cieraad, dat op den zak van boetvaardigheid moest volgen; (1) in andere, als een Ephod of fchouderkleed, (2) ter oorzaake dat het groot genoeg was, om de fchouders en de borst te omcingelen.alhoewel het anderzints niet geleek na den Ephod der oude Priesters van de Wet. Maarte Rome, en in de meefte Kerken, omtrend het Jaar 900, befchouwde men dien als een helm, die men op het hoofd zette, om dien 'er te laaten, tot dat men geheel gekleed was, en dien rondom den hals te flaan, voor dat men de Misfe beginnen zou. Dit gebruik word nog te Sarbonne, en te Auxerre onderhouden, van alle Heiligen, tot Paasfchen , en by de Dominicaanen, en dé Capucynen. De oude handfchriftelyke Misboeken van de Koninglyke Kerk van St. quintyn, die byna 500 Jaar oud zyn, en die In de Archiven van de griffie bewaard zyn, tekenen de Gebeden aan, die men deed, als de -Amiclxowè.ova. den hals geleid wierd; daar kan een natuurlyke reden voor geweest zyn, waarom die terftond op het hoofd gelegd wierd, eer dat men de andere Cieraadiën aan deed, om dien netter rondom den hals te leiden , na het Cafuivel aangedaan te hebben ; en •men heeft dit ook om eene geheimryke reden gedaan. Men heeft gewilt dat de Priester, na den Altaar gaande, zig zelf zoude aanzien als een gewapenden tegen de aanflagen van den derkleed afleggen. De Heiligen hebben, de gemeene Idee. deren aangezien als voorwerpen van vcrootmocdiginge en boetvaardigheid, dewy! zy aan den mensch gegeeven zyn na da zonden: 't is hierom dat de Kerk geen vreugde wilgelchept hebben, als in de kleederen, die zy tot de Goddelyke offerhande doed aanneemen: en dit is oorzaak dat dit Gebed: ttmfcinde domine gvc. getrokken is, uit de 29 Pfalm, alwaar wy leeze convertiui planilum meum in gaudium mihi, confci4'nti faccum meum, et circumieJisti me UtitiS. F5 f 1) Mlffalearnerac, Atreb. (yc. (z) AdEphothumeros meos et pectus meum fpiritus fancK graria protégé domine SccMis. fa i/liri Sacram, MS. trevir (yc. zie de ftukken toegeëigend aar» THEODORUS VAN CANTORSERI p. 33,  V ■ i (1) Induite vos atmaturam dei et gale» am ialutis asfu- ' mite. (2) Impone domine capiri meo gileam falutis,ad expugnandos omnes diabolicos iiicmfus, 1 ( (3) Pofuiori meo Cuftodiam..... in isto primo restimento admonetutCastigatio vocis Amai. I. II: e. 17. C4) Ad ami&um tur vocem meam led loqui merearqi Misfoekvar.de Abt de deriier.de Ecu-U) öiam &c. DE )o Lelicr- Gefchicht- en Leerftelk. uitlegginge, len duivel, Volgens de vermaaning van den H. paulus, Epht VI: ir & 19, (1) trek yan Gods Wapentuig, en neem aan den helm der -aligheid; daar van heeft men het Gebed ontleend, het welk wy den Amict opneemende, rpreeken : Qi) Ileere field op myn hoofd den helm Ier zaligheid, om alle duivelfche invullingen te beftryden; maar aangezien , volgens het Hoomsch Misboek, en die van een aantal Kerken, de AmiB niet meer op het hoofd gejlaatst word, als om dien op het oogenblik •ondom den hals te brengen, zoo moet men ie aloude geheimryke reden niet uit het oog /erliezen, die men gehad heeft om denAmiót 'ondom den hals tc Ieggen,en die hier in bellaat, lat de AmiSt eene beteugeling is van de ftem, dat s te zeggen, dat die den Amict, in de offerhande )pneemen,het zy om deMisfe te doen,of om voor [Haken, Onderdiaken &c. te dienen, zich moeien indagiig maaken dat dit kleedzel hen waarfchuwd, om den mond niet meer als voor de H. offerhande te openen , en tot zich zelv te zeggen , het geene amalarius, en menigvuldige andere, zedert de negende Eeuw gezegt hebben, (3) ik heb een wacht aan myn mond gefteld. door dit eerfte kleed is men gewaarfchuwd de ftem te beteugelen. Dit hebben de oude Misboeken van kameryk, die men fomtyds nog gebruikt , volkomen uitgedrukt in het Gebed, bet geene zy voor den Amict voorfchryven, beteugel 6 Heer en geleid myn fisent: op dat ik door myn tong niet zondige, en dat ik mag verdienen, niets uit te fpreeken dan, het geen u aangenaam is. (4) pet q«eii) admonctur Castigatio vocis. castiget et moderecustodia tua , deus: ut non delinquam in lingua mea, is tibi funt accepta. MiJJate camerac. am. 1527. £>■ 1542. Een yf van St. MARTINUS te Doornik, ge/cbreven in 't midden van , tekend ook w de Amiïï aan: pone, doiiiine, oii meo custo-  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 91 DE ALBE. Dit eerfte kleed, dat wy Albe, Alba, noemen ■> ter oorzaake van zyn witte couleur, was een bizonder cieraad voor Lieden van rang, in het Roorafche Ryk, (O en wierd zeer gemeen voor de KerkelykePerloonen,in de oeffening van hun Geeftelyke bedieningen; de H. niERONiMuszegt: dat'er niets dan het geen betaamlyk voor Gods eer is, infteekt, als de. Bisfchop, de Priester, de Diaken, en de overige Kerkelyke Lceden bekleed zyn met wit in de bedie* ning van de Offerhande (jz). De andere Vaders fpreeken dikwils van de Geestelykheid, met het wit, in de Kerk omhange, en deeze couleur had, (oordeelde men,) zoo veel te meer eigenfehap, voor de bedienaars van 't Autaar , waar op het Lam zonder vlekke geflagt word , als alle gelukzalige geesten vertoond zyn, omhangen met witte kleederen, om hunne zuiverheid te betekenen. Met dit inzigt doet de Kerk den Priester de Albe aantrekkende, verzoeken: (3) Heere maakt my wit, en zuiver myn hert, op dat ik wit gemaakt zynde in het bloed des Lams, de eeuwige vreugde mag genieten ! het bloed des Lams maakt ons wit, om dat het de zonde vlekken weg neemt. DE GORDEL. Zy, die zich van lange en weide kleederen bediend hebben , hebben altyd een Gordel gebruikt, om gemakkelyker te konnen gaan, en iet te doen» Neem uwen Gordel, zegd de Engel tot den H. petrus hem opwekkende C4)j daarom fluit men de Albe met eenGor' del, zeggen beha, chrabanus, int vrees dat dezelve te laag zou hangen , en den gang beletten , (5) die Schryvers laaten niet na aan te merken, dat de Albe, en de Gordel, eene waarfchuwing moeten zyn om zorgvuldig (1) Zie vopifius in H'Ji. Aug, (i) SiEpifcopu» Presbyter,et Diaconus et ieliquus ordo ecclefiasricus in adminiftratione Saciificioruirt,cum candidavcsteptocesferint Hlir. adr vtrfuspelag.l.l. (3) Deal ba me domine et mundacormeum, ut in fanguine agni dealbatus gaudi. is perfruar ferapiteinis. f4) Prïciiigete. At~l, XII; 8. (j) Ne tunica ipladefluat.etgrcsfutn impediat: rttban maur. de infl. Clerit, l. is e. 17.  (i)PrKcingcme, domine, cingalo puritaris, Sec. (i) Raban. Maur.lib.\:e.\%. Sacram, MS. Trevir. (O /* Marty. re hg, c, i+.de SuciarÏQ, ($) Manipulus est ornamenturn ir.anus, WilMrU U in vecaó. i 93, Letter- Gefchicht- en Leerftelk. uitlegginge, dig de zuiverheid te bewaaren, en de Kerk wil ook, dat de Priester, den Gordel aanvattende, zal vraagen, Heere omgord my met den Gordel van zuiverheid, Sc. (i) DE MANIPUL. Oorfprongkelyk is de Manipul Mappula genoemd geweest, welk woord een klyn Servet , of Neusdoek betekend. De Kerken van Duitschland noemen het Fanon (2), hetgeen in het Hoogduitsch betekend, een breed, uitgeftrekt, Servet, Tafellaken , of Neusdoek. De Kerken van Engeland en Vrankryk, noemen het eenvoudig , Zweetdoek, Sudarium. b e da (3), het oude Roomsch Order (1), en amalarius (4), noemen het zoo, en zy zeggen dat het diend om het aangezigt af te droogen. Van het woord Mappula zal men misfehien dit van Matüpula gemaakt hebben, het geen men in de oude Pontificaalen, van de negende Eeuw, vind. (2) 't Is echter meer waarfchynelyk, dat het woord Manipula, en Mainpulus oorfprongkelyk is van Manus, dat hand betekend, ter oorzaake men dien, of op den arm, of doorgaans op de voorhand, of aan de hand zelv draagd. Het geen een oud Woordenboekfchryver heeft doen zeggen , (5) de Manipul is V cieraad van de hand. De Manipul is in 't gebruik geraakt, toen de Stool, waar van wy gaan fpreeken , een cieraad wierd, (1) Het oudfte Roomsch Order, gefchreven voor het Jaar Beo, fpreekt van een Neusdoek, door den Onderdiaken met plechtigheid aan den liislchop gegeeven , in het begin van de Misfe. (2) Men leest: istius ManipuU, in een gefchreeve Misboek van noYON, van by de soo Jaar. Waar in de voorbereidingen van de Misfe gevonden worden. En volgens een gerehreve Pontificaal van omtrent ïjo Jaar: zegd de Bisfchop, aa den Manipul, aan de Onderdiakens gegeeven te hebben ; x vesticne harum Manipularum, fiénixt te, ierniie, deprtcamur-  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 93 wierd , dat niet meer kon dienen, om den hals en 't aangezigt af te droogen. Toen dagt men een foort van een Neusdoek te moeten neemen, dat was een fr.uk Linne, lang, en fmal, het geen men doorgaans op de linker arm, of aan de hand droeg, zoo als dit in het fyn Schilderwerk, in't klyn, onder kakel, de kaale in de negende Eeuw gemaakt, verbeeld word. (3) Dog het duurde niet lang, of men begon dit ook te verderen, men kan in die zelve klyhe Tafreelen zien , dat die klyne Handdoeken, lang en fmal, reeds franjens aan de uiteindens hadden. In de tiende Eeuw waaren die franjens van Goud, in eenige Kerken. Op het einde van de elfde Eeuw, bediende men 'er zig nog van, als van een Neusdoek, volgens ivo van Chartres, CO en in 't begin van de twaalfde, kon het nog gebruikt worden, om 'er de oogen mede af te droogen, zoo als dit door stbcPhanos van autun (2), die in n 13 Bisfchop wierd, getuigd word: maar eindelyk wierd deeze Neusdoek, of die Manipul zoo opgeciert, dat men,40, of 50 Jaar daar na, alleen maar indagtig was, dat de oude,dien , Neusdoek , genoemd hadden, en dat men zig eertyds 'er van bediend had, om zig af te droogen, zoo fpreekt 'er robert paululus van, in zyne verhandeling over de Kerkelyke bedieningen , eene verhandeling die langen tyd aan hugo yan St. Victor is toegeweezen geweest. C3) Van toen af, was dan de Manipul eenvoudig een cieraad, geenfints gefchikt, om het aangezigt af te. droogen ; dit is de reden, waarom, omtrend het Jaar 1195, de Cardinaal lotharius, daarna bekend onderde ■ naam (3) Zie in het"tweede deel van de Wetien en willekeuren onzer Koningen, van den uitgaav van M. baluze , de plaa< van de Religieufen van het Kapittel van Met», die een BybeJ San karei. DB ka alen opdraagen, (t) in finish* manu ponitut quxdam mappu» la', qua: laspe flu entem oculorum pituitam tergat, et oculotum lepi. tudinem removeat. (ï)M3ppnlaqtia ïblentiiccariftillicidia oculorum excitat nos ad vigilandum Sievtr. Eduen. de Sacr. Alt. e. 10. (3) Ad extremum facerdo«Flnonem in huis. tro brachio ponit,quem et manipulumetfudarium appel/averunr,peiquemo.Hm 1'udor et narium fordes extergebanrur, de cffic. ecclef, 1. I: c. j. et bot.eriut l. 1: c, 10%.  (t) Iri fïmstra manu ponitur cjuzdam mappula, qtixmanipulus vel fudatium appellatur, quo fudorem rnentis abftergatetfopoïem cordis excutiat, ut depulfo ta:dio vel torpore, bonis opeübus diligenter invigilet lib. li c S9. ( 2) Merear, do. mine pottate manipulum fletuset doloris, ut, cum exultatione lecipiam meicedem labotis Miff. Rom. I ^94 Letter- Gefchicht-en Leerftelk. uitlegginge, naam van Paus innocentius de inde , van de Manipul niet meer fpreekt,dan alleen als van een zinnebeeldigen Neusdoek, niet meer dienstig om het lighaam, maarden geest > en het hert af te droogen, met namentlyk allen vrees voor den arbeid te verbannen, en de genegcndheid voor de oeffening der goede werken op te wekken; (i) de Kerk heeft ons altyd deeze gedagten ingeboezemd , het zy de Manipul met, het zy zonder cieraad geweest is, en daarom heeft zy, zederd 6 of 7 honderd Jaaren, den Priester of andere dienaaren, den Manipul opneemende dit Gebed doen zeggen. (2) Heere! dat ik waardig gevonden worden, den Manipul van droef heid të draagen, op dat ik, met verheuging, den loon van myn arbeid mag ontvangen. 't Is Zonneklaar, en veelvuldige oude Mis* boeken laaten geen plaats om 'er aan te twyffelen, (4) dat dit Gebed gemaakt is, op th verfen , als zy hun zaad zaaiden , gi/.gen ze wecnende heen, maar als zy hun fchooven inbrengen , zullenze met vreugde weer kecrcn. Manipalus betekend eigentlyk, een hand vol, een greep vol: nu het vers van deeze Pfalm vertoond aan onze geest een dubbelen Manipulus! een van hen die zaaijen, het geen ze in hunne handen genomen hebben, den anderen van de maaijers, die by een zamelen. Door den arbeid, en door te lyden, zaaid men in deeze weereld, en men brengd, in de andere, met blydfchap, de Manipulen, of de handen vol, dat is de vrugt van dien arbeid* Zoo dan de Manipul van deeze weereld, is een Manipul van droefheid; en dien wy iri de (4) De önde Misboeken van Chalons - 01 - Marne , van St. Paulus van Lion , van Fecam , en alle die van Parys, lot het Jaar 1615-, deeden eenvoudig, den Manipul neemen» Je, zeggen: venievtes aatem venient &c. en dit zegt de Bi»chop nog aan de Cathuizers, alt hy hen den Manipul over» jeevt m hun weiding.  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe, 95 de andere zullen draagen, zal een 'Manipul van blydfchap weezen. De Kerk, deeze zinfpeeling volgende, wil dan , dat de Manipul die men aan de linker hand of armdraagd, (en die eertyds diende om de traanen, en het zweet des arbeids af te droogen,) ons indagtig maakt, dat men in de weereld moet arbeiden en lyden, om deel te hebben aan de eeuwige vergeldingen. Aanmerkinge op den Neusdoek, die men, in de plaats yan de Manipul heeft ingevoerd. De vërcièrde Manipul dan, buiten 't gebruik geraakt zynde, heeft men,in de ia Eeuw, een nieuwen Neusdoek ingevoerd, eudes van Parys gebood, in zyn Synode, omtrend het Jaar 1200, dat 'er altyd,omdiereden,by het boek een Neusdoek moest zyn: (1) het Misboek van de Jacobynen gefcli reven, in 1254, en de Kerkvergadering van Keulen in 1280 gebieden de zelve zaak; en durandus Van Mandes heeft, omtrend dien zeiven tyd, een geheel hoofdftuk van, dien zweetdoek, de fudario, na de befchryving van den Manipul, gemaakt (a). En waarlyk, zederd dertien of veertien honderd Jaaren, dat men bizonder gefchikte klcederen voor het Sacrificie heeft, vind men ook het gebruik van een neus- of zweetdoek, om dat de zindelykheid dit zoo vereischt. Het voegd dan zeer, dat'er, in alle Sacristyèn,een genoeg zindelyke.en witte doek zy, die de Priesters ten gebruik kan zyn, en gefchikt voor de betaamelykheid van de plaats, daar die leggen moet, dog ook, dat die niet al te vercierd, nog al te fraai zy, uit vrees, dat men dien rnogi ontzien, en hy dus wederom tot een nieuw cieraad mogt overgaan, zoo als de Stool en de Manipul. DE STOOL. Geduurende de' agt eerfte Eeuwen, wiepd de Stool j of Stola, orarium genoemd, en deze 1- -ipitur, ut qui iet facerdos fca» peat in cdebtati3ne MïsfSc, proper munditiam irestime-ntorum 'ervandam, circa &itarc unum ïianurergium , jendeus circa Mislale ad terjendumosernaics, ii fuecit 11c:cslê. Staiat Synod, vdor,is de j'eli' {i)Ratm„l.llU :. 16,  4 (1) RidicilIum et plenum dedecoris est, referto marfupio, quod fiidarium orariumque non habeas gloriari Hier, in epifl. ad xepet, (2) Quid prodest circa collum ad abftergendos, Sudores, lintiolum non habe!«.-.'. cummarfupium nostrum univerfa pauperum turba fufpilet Hier. in mie. c. i. (j) Conc. Laed. can. XXVIII. (4) Monacho uti orario in monafterio non liceat conc. Aurei. I: Can. XX. an.su. *(') Zie Caraubon, en Saumaife, over Vopiscus; zy toonert verftandig aan, dat orarium een Latynsch woord is, dat tot de Grieken en de Syriers is overgegaan, zoo wel als Sudarium, liet geen blaarblykelyk zyn naam beeft van het zweet, a Sudere, fommige hebben gemeend dat het woord orarium herkomftig was, ah ore tergende, om dar men'er zig van bediende, om den mond af te veegen; maar saumaise doed zien, dat het veel eer oorfprongkelyk is van era, 't welk de boord van den Tabbaard betekend: om dat men oudtyds, een linnen, aan een der boorden van den Tabbaard hechtte voor dat men de Neusdoeken, in de handen of om den hals droeg-, cemment. in hifi. aug. fcript. torn, 2 pag. 3j0 et feqq. Zie ook den Vader morin de facris erdinat. part. 2. en de tucht van den Vader thomassin, r Pf. I, II; c. 40 et velg. waar in breedvoerig ovet de Kerkelyke k'eedingen gehandeld 96 Later- Gefchicht- enLeerflelk*uitleggings, zelve was in zyn oorfprong een fyn linne , CO waar van zig zindelyke Lieden, en per-foonen van rang, bedienden, om het aangezigt af'tedroogen:de H. hieronimus doet ons zeer wel verftaan, wat eigentlyk het orarium was, als hy, van de zulken fpreekt, die 'er een eer in-Melden dit niet te draagen, (O of gelyk hy het uitlegt, het linnen niet om den hals te leiden: (a) zig daar van,te onthouden, zegt hen hieronimus, is onnoodig, zelv belaggelyk, ten zy, zy die kosten wilden fpaaren, om 'er het Geld van aan den Armen te geeven. Dit linnen paste voornamentlyk hun , die in 't openbaar fpraaken : waarom het, in de Kerken, een cieraad van Bisfchoppen, Priesters, en Diakens wierd, en het wierd aan de Onderdiakens, (3) en aan andere mindere Klerken, zoo wel als aan deMunniken, verboden. CO Maar het wierd al mede met zoo veel zindelykheid gehouden en bewaard, dat men zig 'er niet van durvde bedienen, om zig af te droogen, en wy zien door een aantal aftekeningen", eu Schildereijen, zoo zederd het Ryk van justi Ni anus, als van de 6de Eeuw in de Griekfche en Latynfche Kerke, dat het van een  Van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. $\ een ftoffe, in lang en fmal wïfnpelig, zoo als die tegenwoordig is, gemaakt was. raban maurus, in zyne verhandeling van de irifteiling dergeefteiykeKlerken,gefchreeven fh.fi Jaar 8r9, fpreekt 'er op deeze wyze van: het vyfde kleed word orarium genoemd, hoewei eenige het Stool noemen, CO zyn leerling walfrid-strabon , in het Jaar 849 geltorven, noemd het niet anders als orarium , CO e° wy hebben reden om te gelooven , dat zy, die aan het orarium, den naam van Stool ge geeven hebben , Stola, die gemeenelyk een lange Tabberd betekende , het niet gedaan hebben, als om dat zy, het voor een overblyfzcl namen, dat is te zeggen voor hetborduurzel, of weevzel, van een lange Tabberd van vooren open , in plaats dat die alleen maar verwisfeld is, voor die lange neusdoek, die men rondom den hals liet afhangen. De Kerk niet gewoon zig zeer angstvallig aan zulke en diergelyke ontdekkingen te bepaalen, heeft dit orarium eenvoudig aangezien, als een kleed van eer, en heeft gewild, dat de Priester dit opneemende, aan den Heere zou vraagen, om hem weder te geeven, het kleed van onnozelheid, en onfterfelykheid, waar mede hy, den mensch fcheppende, hem vercierd had. CO Heere geeft my weder het kleed van onfterfiykheid', het geen , ik in de overtreeding van den cerften mensch, verkoren heb, £fc. HET CASUIFEL. " Het Cafuifel, Cafula (O of Planeta, was een (O Zulke groote ronde Cafuifels worden nóg bewaard in de lieve Vrouwe Kerk te Parys, re St. Denis, re Sr, Martindes -Champs, en by de Carthuizers, en de Priesters, die de belemmering, die zy veroorziuken, nier achten, gebruiken di« nog fomwylcn. Aan fommige V3n deeze groote Cafuifels, •was een foort van een kap, gelyk men in fommige oude afbeeldzels ziet; maar hier van zyn weinig voorbeelden, en dB •udfte boeken maaken 'ei geen g<-wag van, G In (1) QuintUTi e(l quod orarium dicitur, lieer hoe quidam Stolain vocant. rabat, maur. de in/Ut. cler. 1. I: e. 19. vualf. de reb.ecc. c. 2+. (O Redde rnihi domine Siolaru immottalitati», quam perdidi in prevaricatione primi patentis Sec  (i)De crevimus cjuoque ut presbyteri vel diacoiiirlon fagis, laicoium more, fed cafulis utantur, lïtu fervorumdei tonc to. VI: col. 3535 cep. te-l:p. 98 Letter- Gefehieht- en Leer[lelh uitlegginge, een groote Mantel, geheel rond, (2) alleen inaar van boven open om het hoofd 'er door te lleeken. Geduurende de 7 eerfte Eeuwen, was het het gewoone kleed, van Lieden die lange kleederen droegen: daar na leide het Volk deeze kleeding af, en de Godgeweide perfoonen behielden die; de Wetten van de Capittels des Jaars 742, gebieden aan de Priesters en Diakens, dezelve niet af te leggen, (1) er» zederd meer als 900 Jaaren heeft de Kerk aan de Priesters, by hunne wydingen, het Cafuifel gegeven (3) als een kleed dat hen eigen is, om het H. offer op te draagen. De Grieken hebben het Cafuifel bewaard, zonder eenige verandering, en de Latynen hebben 'er, van tyd tot tyd, afgefnceden, dat de beweging van handenen armen kon beletten; want, voor heen, moest men noodzaa* kelyk het Cafuifel opfchorten, en opligten, als In de Hoofdkerk van Mets, gebruikt men dezelve in de Vasten'en in den Advent, en in de Vasten alleen, in de Capitrelkerk van St. Salvator op de vier dagen. Men gebruikt die ooit te Natbonne, te Toul, te Cambrai, te Arras; en op witten Donderdag te Parys. (z) Cafa betekend huis, en ca/tila een klein huisje, het i Cafuifel was eertyds zoo ruim en wyd, dat het, om zoo te I fpreeken, een klein huisje was, waar in, hy die het droeg, woonde. Planeta betekend iets dat dwaald. Het Cafuifel dat maat eene opening heeft van booven, om het hoofd door te ftceIcen , en welk eertyds een geheel ronde mantel was, zonder eenhe verciercels, en waar aan geen onderfcheid vanhetvooröe of agterfte gedeelte was, kost gemakkelyk om den hals gedraaid woiden, het was dan een dwaalend kleed, en kost diensvolgens zeer gefchikt planeta genoemd worden. [ (3) Zie het Sacramentaar van sënlis, gefchreeven in het Jaar 880, en bewaard in de boekkamer van de H. genovevA te Parys, waar in men leesr: presbyterts quar.de vcstitttr cafula : Benediltio Patris, et Filii , et Spiritus fantli descerdat faper te, et fis benediSus in erdine facerdotali, et offer as placahilei hoflias pre peccatis. En dit Gebed, beneditJio, is insgelyks in het Misboek van den H. eloi, Sacr&m. de St. Git EG. p. 238. Men leest ook in het Pontificaal van Seez,'tJaar io+jj recipe planetan W posfis legaliter eclebrarc Mi\fm, BUI. Re& «. 3 8 SS,  'van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 99 als de Priester wierookte , en alshy de H. Hos tie, of Kelk ophiev: iets dat nu nog, zon der noodzaakelykheid, alleen uit gewoonu gefchied. Toen zag men het Cafuifel, da geheel het lighaam bedekte, aan , als eei kleed, datzeernetgefchiktwasomhet jukvai jesus christus te verheeldennen tegenwoordig verbeeld het dit, door het Kruis, dat mer 'er of voor Held, als in Italië, ofagter, af by ons, of voor, en agter, als in Duitsch land , agtervolgens de Godvrügtige bemer kingen van den Schryver van over de dri( honderd Jaaren der navolging van jesu; christus 4 hoek c. 5. De Priester die zyn eer 'er in moet (lellen on het Kruis van jes us christus te draagen , heef dan reden om het Cafuifel opneemende te zeg gen. Heere die gezegd hebt myn jok is zoet, ei myn last is ligt, geev dat ik het zoo draaget mag, dat ik uwe genade mag verdienen. Cl) $. 2. Van de bizondere Kleederen der Diakenen , de Stool, en Van het Dalmatica* Behalven den Amict, de Albe, de Gordel, en den Manipul , waar van wy gefprookeri hebben , draagen de Diakens nog het halma' iica, en een Stool die hun eigen is. De Stool der Diakens was oorfprongkelyk, gelyk die der Priesters, een fyn en lang linnen , dat zy op den linker fchouder vast hechten, (1) ten naaften by als de voornaa- ïue (O In de naamlyst der oude Paufen, gefchreeven in hei pegin der regeering van Keizer justin ianus, leest men 'deeze inftelling van Paus zosimus: ConflUuit ut diaconiU. 'vam tetiam baberent de palliis lir.o/linis. Zie de propyUum, Ma'ii pag. si, van de geleerde Jefuiten van Antwerpen, die voortgaan de handelingen der Heiligen, in het licht te ge$-, vut G 3 | l ( ! I I (1) Dorhïne c)uï dïxisff jugum meum luave est, ei onus meum leve, fac ur iftud portare fiè valeam, quod conlë> quar tuamgtatiaru.  1 De triumph. Rtmanis. 2 Hom. defilio prod. lSim.Thejr.de Templo. «iXJraiiumcandor lintei &c. de gleriaMart.t.lï: *"• 93- la}. 5 Unum orarium oportetlevitam gefiare.in finiftro humero: caveanr ergo'le■vitac gemino uti orario, fed uno tantum et puro, nee ullis coloribus aut auro or« naro. conc tolet f. 3*. . ico Letter- Qefchicht- en L ecrflelk. uitleggings, me Tafelbedienaaren, op de plechtige Feestdagen der Romeinen, op den linker fchouder, een eere-Servet leiden. Gelyk zulks te zien is, in de zegevieringen, dieoNUFRius panvinus befchreeven heeft , en doen fnyden. i Dit wit linnen , op den linker fchouder der Diakenen vastgemaakt, zwaaide, als zy gingen, en in de Kerk kwamen om hun bediening waar te neemen ; en de H. chrysostomus zegt, dat de twee zwaaijende , en vliegende èindens , de vleugelen der Engelen nabootlien, en 'er de werkzaamheid van verbeelden, a gelyk dit ook, na den H. chrysostomus , simeon van thessalonica, 3 heeft aangemerkt. gregorius van tours, f» fpreekt ook nog in de fesde Eeuw, van het orarium als van een zeer wit linnen, 4 de vierde Kerkvergadering van Toledo , in het Jaar 633 , gebood aan de Diakens , niet meer als een orarium op den linker fchouder te draagen, en verbood het met goud, of onderfcheide couleuren te verderen 5; maar in menigvuldige andere Kerken, was de iever die men gehad heeft, om alles wat tot de Goddelyke géheimnisfen diend, te verfraaijen, oorzaak, dat men dit opcierde. De Latynen hebben gelyk de Grieken , oudtyds de Stool, of fchoon vercierd, op den linker fchouder gelegd, (1) Deeze Stool, zoo lang trarium genoemd , was een reken van eenjg rechtsgebied voor de Diakens; om dat zy 'er zig, in de Kerk, van bedienden, ter waarichouwir.g, of om te leezen , of te bidden, of op de kniën te vallen, gelyk in de Synagogen det Jooden, iemand een neusdoek in de hand hield, om het Volk te vermaanen, Amen te zeggen. Zie c.\iuibon, en den Vader mokin, 't Is om die reden, dat de Kerkvergadering van Laodicea, aan de Onderdiakenen verbood, dit orarium te draagen. Can. XXII. en als men in de weiding, aan de Diakens de magt gegeeven heeft, om in de Kerk het Evangelie re leezen, heeft men hun ook dit orarium, als een kenteken van deeze magt gegeeven .• recipe iftui orarium ut habeatlkentiam , Ugendi Evanplim.Pmif, farivi, ji ma.jac xi, 4 Hiel. Keg, ■ •  van de Gebeden en Plechtigh. der ff. Misfe. 1O1 • legd, en lieten die voor en achter afhangen, byna als het orarium, of het wit linnen door den H. chrysostomus befchreven. Men ziet die hangende Stoolen in verfcheide oude afbeeldfels (3). Maarvermits deeze twee lange en zwaaijende eindens,den Diaken konden hinderen, als hy ging, en in de Kerk kwam, hebben de Grieken het gefchikt geoordeeld, ten tyde van dè Communie, die van de linker fchouder te trekken , en op zoodanig eene wyze over de fchouders en de borst te doen gaan, dat dezelve van voor en van agter een kruis uitmaakte. (O De Latynen dezelve op de linker fchouder laatende, hebben (3) Alhoewel de Stool der Diakenen oudtyds op de linker fchouder gelegd wieid, hebben ïy. nogthans eertyds in verlcheide Kerken van Frankryk dezelve om den halsgedraagen, hangende de twee eindens van vooren, gelyk die der Uisfchoppen en Priesters. Dit is blykbaar uit verfcheide af bceldzels: uit die van den H. v 1 n c k n ti U3, Diaken, op de Kerkdeur van den H. gihmanos den Auxerrer, van Parys.- uit die van de H. stephanus, op de deur van de Hoofdkerk van Mets; en nog meer uit amAlarius, Diaken van Mets, die, van de Stool der Diakenen fpreeItende, zegt, dat dezelve tot aan de kniën komt: Stola ad. genua tendit: en dat hy die om den hals draagd; feta: fe diaconus in Stola fuper pofita collo , mmiftnm &'c. /. II.- c. 20. Maar• Amalarius na Rome gegaan zynde, zag,datvooc het Évangelie de Diaken, het Cafuifel uittrok, het draaide, en achterom met de Stool deed doorgaan, tot onder den regter arm; zoo dat tot aan het Evangelie toe, een gedeelte van de Stool van achteren hong- Dit leerd hy ons in zyne byvoegzels: Stolamjue poft ter gum ducit, fubtus dexteram alam , una cum planeta, Pmfat. 2. in lib. de off. Men ram in volgende tyden het gebruik we'der aan , van de Stool op de linker fchouder te hangen, durandus, in de dertiende Eeuw veronderftelde als een bettendige zaak, dat de Diakenj die zoo droegen, en l^de 'er zig alleen op toe, om 'et de redenen van aan te wyzen: cur facerdotibus circa collum, et diaconis fuper fir.iftrum bumerum ponatur, l. \lf: c, j. Het nieuwe Pontificaal, zoo wel als de oude, veronderftelde het niet minder, in de weidinge der Priesters, als het zegt, dat de Bisfchop, die (de Stool) trekt van de linker fchouder, om die over de regter fchouder te doen heen gaan, en het deel van de Stool, het welke van achteren hing, op de borst te plaatten : refleSi orarium, five Stölam ah Sumero feniftro cuj'tshbe:, capiens partem qu& retro pendel, « impor.cr.s fuper dex. tttunt bumerum, aptatüm antt peOus. G3 (1) rOt Euehol. gras. p. 1*7.  (i) Quia in ali quaniis hujus pro'/incix eccïe' liis, diaconi abs confis infni mni Cini utunturora riis, ica ut, nihil differre a lubdiaconis videamur j de cxtero fupei pofito fcapulx ( ficut decet) utantur oiario. conc braco 11: anno J63. c. 9. (2) I/tdoras orig. /. XIX: cap. 22. (;) Zie lamprid Hifi. Aug. (4) Et cum fe dalmatica exfpoliaflët etdiaconis tradidiffet, in lineaftetit cyp. ad. (f) Quafi non hodie diaconi dalmaticis induamur ficut EpiscOpi.^/r-XLVIcpud aug to. III: app. col. LX. fis) Da matica , tunica facerdbtalts, candida cum tlavis ex pntpuïa. Ifid. or!g. i. XIX: c. li. (7) Eadem vellis (dalmatica) candiditatem habet,. . et cocci neas trirgulas. Rem. aut expo1". JAiff. (5) Induat te in. dtimtnto falutis £t veftimenro lx litia; de £/■*". iiac. j02 Letter- Gefcliicht- en Leerjlelk. uitlegginge , • ben zig vergenoegd, de twee eindens te laa» ten doorgaan, en aan de regter zyde vast te maaken , om, met die te laaten zwaaijen , niet verhinderd te worden. Dit word tegenwoordig onderhouden, en zel v, om het zwaaijen volltrekt te beletten, doed men die onder het Dalmatica: in plaats dat de oude afbeeldfels, en de Kerkvergadering van Brague ons doen zien, dat men die 'erboven droeg. (O' Het Dalmatica, zoo genaamd, om dat het een kleeding was van Dahnatiën, wingewest van Griekenland (2), wierd te Rome in de tweede Eeuw ingevoerd (3). Het was een ruim overkleed met korte en weide mouwen, gefchikt, voor die veel in bezigheid moesten zyn. Hier door wierd dit kleed zeer gemeen voor de Bisfchoppen, en voor de Diakens; men ziet in de handelingen van de Martèlie, van den H. cyprianus, dat deeze Heilige zyn mantel aan de beulen over laatende, zyn. Dalmatica aan de Diakens over gaf (4). De Diaken hilarius, Schryver van de vraagen over het oud en nieuw Testament, die hy omtrent 300 Jaar na de verwoesting van Jerufalem, dat is, omtrent het Jaar SÓ5 fefchreeven heeft, zegt, dat de Diakens het )almatica , zoo wel droegen , als de Bisfchoppen (5). DeH. isidorus, in de fesde Eeuw, befchouwd het Dalmatica niet anders, als een geweid kleed, wit, envercierd met purpere banden (6). re mi van auxerre hefchryvt het insgelyks als een wit kleed , met roode banden (7). Daarom is het Dalmatica der Diakens een kleed van plechtigheid geworden, dat?, volgens het (8) Pontificaal een heilige vreugd moet inboezemen. . In de Vasten, en op zommige andere dagen van boetvaardigheid, op welke de vreugde kleederen niet voegden, hebben de Diakens het Cafuifel genomen, dat in de eerfte tyden het gewoonlyk kleed der Geeftelyken was».  van de Gebeden en Plechtigh.derH. Misfe. 103 was. Maar, om zonder verhinderd te zyn', het werk te konnen doen, hebben zy, voor het Evangelie te beginnen, het Cafuifel algeligt , het gevoud, het opgerold, om het op de linker fchouder te leggen, en het van agteren met de Stool te doen doorgaan, tot onder de regter arm, waar het met de Gordel, wierd vast gemaakt. (4) Dit geeven ons amAlarius, (i) in de negende Eeuw, en de valfche alcuinus (2) te verftaan. Toén droegen de Diakéns nog de hangende Stool van de linker fchouder. Wannéér zy een van de eindens voor, en het andere agter deeden doorgaan, en ze aan de rechter zyde vast hebben gemaakt , gelyk men tegenswoordig doed, hebben zy insgelyks het geplooide en opgerolde Cafuifel by wyze van een fluijer op de Stool te zaamen gefchikt. Maar in het vervolg heeft men voor het fluijersgewyz opgerold Cafuifel een band van ftoffe in de plaats gefteld. Dit noemd de Rubrik van de Roomfche, Paryfche &c. Misboeken , Stola latior , in zommige Kerken , als te Kameryk, Arras &c. doed men, om te beter het gevouwd, en opgerold Cafuifel te verbeelden , over de gewoone Stool een band van opgevulde ftoffe. Als de Diakens het Cafuifel niet afdoen, wedervouwen zy het, niet van weers kante, na de rechter en linker fchouder gelyk eertyds de Priesters deeden, maar enkel van voor , om aan de armen eenige vryheid te laaten. Waarlyk de Cafuifels zyn zoo in 't rond uitgefneeden, dat het niet meer nodig fchynt die- op te ligien; maar dit diend ten min- (4) Zie de Roömfche ordens van de 14 en 15 Eeuw, eom. plicent , et imponar.t fuper ftnifirum humerum.. . ita quod ab bw mero fir.iflro defcendat ad latu' dextrum ; feut diacor.alis Stola, Crd. Rom. XIV: p 310. Ex-At play.etam, et phcatur ei cd modum Stolt.... ad latus dextrum ir.lercir.tiorum ord. Rcm.XVi p. 4S4. Zie ook GAVANTUS in rubr. p. I. ttt. XIX; n. 6. M. E O C4.U I L1 O X, en M. D F viRt, G 4 (1) E::uit feplïnetï diaconus Stolamque poft tergum ducit, iubius dexttam alan um cum .planeta amal. prsf. 11: in lib. i (2) Diaconus qu non eft indurus dalmatica cal'ula circumcinctus legit Alculin dt 'ff. ?• 17-  104 Letter' Ge/chicht- en Leerftelk. uitlegginge , rmnften, om het oud gebruik in de gehcugenis te herroepen , eh om de Cafuifels der Priesters van die der bedieuaaren te onderscheiden. (O Cah.XXU. (i) Bruc. i; Ca». xxvii: 5» 3* P$Q de bizondere kleederen der Onder' diakenen, het overkleed, en de Manipul» De Onderdiaken, heeft, als hy aan het Altaar in dienst is, altyd de Manipul aan, en hy doed het overkleed aan op Feestdagen. Hy neemd de Manipul, als een teken van arbeid, waar toe alle de Amptenaaren der Kerk gefchikt zyn , en hy bekleed zig met het overkleed, als met een teken van vreugde, die de plechtigheid van de Feestdagen inboezemd. Toen, ,de-Manipul voor een neusdoek diende, was % gefchikt voor hun, die in de Albe waaren, en in de Kerk arbeiden. Nu, de Onderdiakens, zyn gelyk de Priesters en de Diakens, met dit wit linne overkleed omhangen geweest, zy hebben» geduurende de Misfe moeten beezig zyn, de deuren van de Sacristie bewaaren, of van de Sacristiën, daar de geweide vaaten en cieraadiè'n bewaard wierden, en al het geene, op den Autaar, tot de offerhande noodig Was, verzorgen. De Kerkvergadering van Laodiceën, (0 in de vierde Eeuw, had hen verboden, hetonzrium te draagen, waarfchynelyk om dat dit een gepast kenteken voor den Diaken was. Dit cieraad heeft den Diaken van den Onderdiaken onderfcheiden , daarom beveeld de eerfte Kerkvergadering van brague aan de Diakens, van hun orarium niet te verbergen (2), om dat, als zy het verbergden, men hun van de Onderdiakens niet kon onderkennen. Maar nooit heeft men aan deeze verboden, den Manipul te draagen: in tegendeel»  yan de Gebeden en Plechtigh. derH. Misfe* 105 deel, dezelve is, gelyk wy gezegd hebben, langen tyd gedraagcn geweest van alle die in de Albe waaren. Dit gebruik is te Cluni en in eenige andere Kerken behouden: en in de 11de Eeuw gaaven verfcheide Bisfchoppen van Frankryk, by de weidinge, de Manipul alleen aan de Onderdiakens. lanfranc, omtrent het Jaar 1070, (O bewonderde dit, niet ziende op welk gezag dit gebruik kon gevestigd zyn. Ondertus fchen gebood de Kerkvergadering van poiti er s , onder Paus p as c ha lis de 11. in het Jaar 1100, aan de Munniken, die geen Onderdiakens waaren, geen Manipul te laaten draagen, (o) en van dien tyd, hebben meest alle de Pontificaalen, het gebruik van den Manipul aan de Onderdiakens , als zy geweid wierden / te geeven , aangetekend , O) by de twee Eeuwen, eer men hun het Epistel-boek heeft gegeeven. In hetRoomfch Pontificaal van durandus van Mande, die in het Jaar 1286 fchreef, ziet men echter by de weiding der Onderdiakenen., nog geen Gebed voor den Manipul. Betrekkclyk het overkleed, dit woord is een geflagt woord, 't geen eenvoudig een kleed betekend , en in de daad men heeft fomwylen dit, aan'het Dalmatica, en Cafuifel gegeven, maar het word gemeenlyk ge» noomen, voor een lang en nauw kleed, dat men over de Albe aanfehiet, gelyk met betrekking tot de kleederen van den Opperpriester, het hiacinte overkleed over het nauwe linne gewaad geplaatst wierd , 'zoo hebben de Bisfchoppen, en fomtyds de Priesters, (1) Het Pontificaal van Sens, 't geen meer als 40e Jaar oud is , fpreekt by de weiding der Onderdiakenen niet van het Epistelboek, maat tekend het Gebed aan darmen fpreekt hy de overgift van den Manipul: accipe manip-Aum in maxitu$ tuis, ad extergtndas Jordes eerdis et ccrsiris tui, in nemine Petris &-«. G5 (j) Porro quod in dandis ordinibus foli fubdiacono dari manipulum perhibuiftis, ubi hou acceperitis, rogo me veflris litteris infrruatis; a quibusdam enim id fieii audio;fed utrumidfieri facris autoritatibus przcipiatur, meminiffe non valeo. Lanfrana epift. ad Joann. archiep. rothem. (z) Cent pilt, can. V.  •4>lk'a! Ba) M JÜJfc. Syracus. (i) Cor:c. io. IX: f$ los*. §. 4. F7/2 f/t geen een aanleiding tot het paarsch gegeven heeft. ° y (4) Op het Jaargety van onzen eerften Christen Koninir clodoveüs, gefto.ven in ju, het geen.'sJaar!yks in St. Genoveva gehouden word, op her va» childebert die te St. Germain, Desprez, en op andere plechtige Jaarge«yden,die msgelyks alle Jaaren te St. Denys voor de Koningen dagobert CASKl de KAAJLE, en phil1ppus Auoustus gehouden worden, gebruikt men paarfcl.e ver. eiercelen. TeSt. Denys zyn het Cafuifel, de Dalmaticaas, dc overklecden, en alle de Choojlappen met goude bloemen, ca  van de Gebeden en Plechtigh, der ff. Misfe. 109 overige van het Capittel, van innocentius d en 111. dien wy aannaaien, genoeg kan zien. Men het aan de Kerken de vryheid om verfchillende couleuren te hebben. En de Kerk van Rome zelf, veranderden, weinige Jaaren daar na, het zwart in paarsch voor den Advent, 40 daagfche Vasten , en alle vastendagen; want men ziet in durandus, in 1286, (1) dat het paarsch op dezelve dagen, als het nu is, in gebruik was. Ten tyde van innocentius den 111. en durandus, hadden verfcheide Kerken, als nu, verfchillende gebruiken, aangaande de couleuren , om redenen die men nog by brengt, en om welke de gevoelens altyd konnen verdeeld zyn. By voorbeeld, op den dag van alle Heiligen,(2) gebruiken de meefte Kerken van Vrankryk de roode couleur; ter oorzaake dat een groot getal der Heiligen, Martelaaren zyn, en dat de marteldood hen boven alle andere deugden verheft. Rome gebruikt het wit; om dat 'er van alle Heiligen in de Hemel gefchreeven ftaat, dat zy met witte kleederen gekleed zyn. (3) Trier laat de vryheid om wit of rood te gebruiken. (4) Op den Feestdag van het Hoogwaardig Sacrament, gebruikt Rome wit, ter oorzaake van de zuiverheid des Goddelyken flagtoffers; eenige Kerken van Vrankryk gebruiken rood, ter oorzaake van de vergieting van zyn Goddelyk bloed. Op gemeene Zondagen, en op alle weekdagen, gebruikt Rome groen, als een middel couleur, tusfchen de andere couleuren. Parys neemt de couleur van dien Feestdag, waar van de Zondagen een gevolg zyn: zoo word het rood, op alle Zondagen na Pkixter gebruikt, als een gevolg «n die van den Zanger, die een ftok draagd , is gemaakt van de Koninglyke inhuldigingsmantel van lodewvk dk vin. te Nïtbonne, gebillijkt men op de Jaaigetyden ook het paaisch. (l)JUtlen.l.HU cap, u. n. 9. , (z) In omnium commemorationa fancloium quidam rubeisu» tunturindumentis,alü vero, ut ecclefiaromana, candidis. idem ibid. Exii, XIX; volg van dien Feestdag, waar op het roode * aan de vuurtongen past, die op de hoofden der Apostelen verfcheenen. De Goudftoftën hebben altyd voor alle foorten van couleuren konnen dienen: waar men zig bevind* moet men zig aan het gewoonjyk gebruik dier plaats houden, en altyd zig te binnen brengen, dat de Kerk die bruid, die Koningin is, die met verfcheidentheid van couleuren, dat is met alle deugden verciert is. (i) Al die roedel wyst ons aan, de zorg, die men' moet aanwenden om voor den Heer zig niet te vertoonen, als na dat men zig inwendige met alle foorten van deugden vercierd heeft, Want de uitwendige cieraadiën moeten niet anders, als zigtbaare tekenen zyn, van het inwendig cieraad waar mede de ziel inwendig moet opgefchikt zyn. Dit indrukzel moet de Priester, met Zyne Priesterlyke cieraadiën omhangen, op den geest der geloovigen verwekken , als hy uit de Sacristyë na het Autaar gaat. Teevcns konnen zy daar door ook leeren , dat zy tot de H. Misfe, met eene? zindelykhejd en betaamelykheid moeten koomen, die de bekommernis te kennen geeven; die men moet hebben, om zig inwendig wel te bereiden; zig herinnerende het geene God aan moises zeide, met betrekking tot het Volk, dat den berg Sinaï moest naderen, en getuigen moest weezen, van eenige tekenen * van de Goddelyke tegenwoordigheid; zuiver hen, en heiligt hen, van daag, en morgen, dat ze hunne kleederen wasfchen en zig bereiden, (aj  van de Gebeden en Plechtigh, der II, Misfe, 111 ARTIKEL V. ' Vün de Waschkaarfchen , die men , voor de Misfe ontfteekt i van waar liet komt, dat die op den klaaren dag ontftooken worden, oor* fprong van dit gebruik, ^Wanneer de Christenen , geduurende de eerfte Eeuwen, Zondags voor den dag by een kwaamen, ja zelv, ter oorzaake van de ver* volgingen, gedwongen waaren, in duiftere hooien, te vergaaderen, wierden zy genoodzaakt , of kaarfchen of lampen te ontfteeken om zig te lichten: fomtyds, volgens de gewoonte der Jooden, wierd het getal van kaarfchen of lampen verdubbeld, ten bewyze van grootere vreugde, (i) de H. Schryver lucas, Handelingen XX: 7. & 8» zegt: daar waaren zeer veele lampen, (a) ter plaatfe, daar de H. paulus eene lange redenvoering deed, de eerfte dag van de week, die, door den H. joannes, de dag des Heere genoemd is geweest. Van daar komt 't gebruik, om niet alleen, by eenige dienstverrigtingen des nagts, eenige waschkaarfchen aan te fteeken, als die noodig zyn, om te leezen, maar noch om 'er veele te doen branden, om de plechtigheid van hooge Feestdagen luifter by te zetten. (3) Omtrend het Jaar 230, (zoo getuigt Euf. Hip. van de Kerk, 6 boek 7 cap,) deed de Heer een wonder, om de Kerk van Jeruzalem van de vreugd der verlichtingen niet te berooven: toen de olie ontbrak, deed de H. Bisfchop narcis sus uit een na by gelegen put het water trekken, om alle lampen te vullen , die dan ook beter branden, als waaren zy met de beste olie gevuld geweest. De- (1) Zii bardam, JS. n. 70. (2) Una, Sabbati, cum convenisfemus ad frangendum panem,Pau> lus.... protraxit fermonem, usque ad mediana noctem.... erant atitem lam.» pades copiofaj ja camaculo, ubi elamus congregati All. XX.- 7. bi t. (3) Cm. trii.  fl) In vitaeonfi. I. iv: (. 22. ïïa Letter- Gefchicht-en Leerfielk. uitlegginge, Dezelve eusebiüs verhaald ons , dat de Keizer constantyn, beha!ven het aangeftooke licht in de Kerken op Paaschnagt, in alle ftraaten der Stad groote waschkaarfchen en alle foorten van iampen, liet aaniïeeken, waar door de nagt in licht en klaarheid zelv den dag overtrof, (i) Indien wy ons met waarj'chynelyke redenen te vreede hielden , zouden wy, gelyk verfcheide menfchen tegenwoordig denken, van gevoelen konnen zyn, dat het gebruik, om waschkaarfchen,in de Misfe,op den vollen dag, te ontfteeken, van daar komt, dat de Christenen, die in den oorfprong dezelve uit noodzaakelykheid gehouden waaren aan te fteeken, door de gewoonte, vervolgd hebben die op den dag te doen branden. Maar gelyk men het waare moet nafpeuren, en daar by blyven , zoo moeten wy erkennen: 1. Datmen niet altyd de waschkaarfchen in de Misfe op den vollen dag heeft aangeftooken. 2. Dat de Kerken van 't Ooften aan de andere het voorbeeld hebben gegeven, om dezelve aan het Evangelie te ontfteeken , en Vervolgens de geheele Misfe door. 3. Datmen, opden vollen dag, in de Misfe, en andere dienden, geen waschkaarfchen heeft aangeftooken, als om die meerder luider by te zetten, of ook om geheimryke redenen. Ia de tweede Eeuw, wierden doorgaans de Vergaderingen der Christenen , op hooge , en wel verlichte piaatfen gehouden, gelyk men dit leest in luciaan, Philopatrisofde leerling tot het Doopzel, en in tertulliaan, in editis fempcr et apertis, et ad lucem , adv. Valent. c. 3. en in die piaatfen, vond men het niet goed, de waschkaarfchen aan te fteeken. Alhoewel men , in de 3de Eeuw , omtrent den tyd van den H. cyprianus, de Misfe op den vollen dag deed, om dat de Kerk dikwils in vreede was, zoo ziet men ech-  van deG-ebedehenPlechtigh'. derII. Misfe. irg echter niet, dat de waschkaarfchen op den dag ontftrjken wierden. Dit gebruik was zelv, in 't begin van de vierde Eeuw, toen de Kerk in volle rust was, en met luider haare grootfte plegtigheeden kon oedemen, hog niet ingevoerd: men ontftak zelv nog geene waschkaarfchen', in deMisfe, omtrent het Jaar 400; want toen vigiLArVtius de ftoutheid had, om de devotie van Godvrugtige lieden , die op de graven der Martelaaren waschkaarfchen ontftaken ,als eene bygelovigheid deKerk aan te wryven,zegt de H. iii£RoNYMUs, die hem antwoord met zeer veel kragt, en verontwaardiging . in juifte bewoordingen, met betrekking tot de Kerkelyke dienden : wy' fteeken geen waschkaarfchen aan, op den vollen das, sehk sy val- fclïelyk voorgeevt; ,'wy fteeken ze niet aan, dart om eenige blydfchap met de duifternisfen van den. nacht ie vereenigen, om by het licht te waaken ? en om te yermyden, om niet gelyk gy lisden in te ftaapen, in de verblindheid, en in de duifternisfen (ï). Niemand kon zeker beter, van zulke en diergelyke gebruiken, dan iueronymus onderrecht zyrt, die alle de Gaulen bezogt, en byna geheel het westen, zoo wel als het ooften daar hy zyn verblyf had ,doorloopen had. Op zyn gezag moeten wy dan Seggeri \ ten eerden dat de waschkaarfchen, op den klaaren dag, niet aangeftooken wierden, ter oorzaake dat nlen de gewoonte had, die by den nacht te ontfteeken; en, ten tweeden, dat de Kerken van't ooften de waschkaarfchen aanftaakeiii op deri klaaren dag, ter oorzaake van geheimryke redenen. In alle de Kerken van het ooften, ($) zegt de H. (;) De h. hieronimus verftond door de Kerken var» het ooiten, die der Steeden en wingewesten, die, volgcrta de verdeeling van het Roomfche Ryk, onder den Stedehouder yan h« Ooften waaren, wiens zetel was Antiochien van Sytic'n. Zit de Befebtyvinr van bet Rtk, idi afJetlhe, fn 't h tüa (i) Cerèbs an, tem non clara lu> ce accendimus, ficut fruftra calumniaris.- fed at no&is tenebras hoe folatio tem» peremus,er vigelemusad lumen, ne caxi tecura dormi amus bier, epift. adv. vigi. lant.  (i) Pertoras orientis ccclefias, slsfias non bene- bruik, by voorbeeld, om de nieuw-gedoopten een waschkaarsch in de handen te geeven is zeer oud: en deH. cyrillus van Jerufalem (i) zegt hun, omtrent het Jaar 350, dat die waschkaarfchen, diezy aanjleeken, zinnebeelden zyn, van het Geloof, dat zy zorgvuldig moeten be* waaren* Het gebruik om waschkaarfchen by den Doop aan te lteeken, deed op verfcheide piaatfen, den Feestdag van drie Koningen, het Feest der Heilige lichten noemen , om dat men op die dag het Doopfel van jesus christus vierde, en men 'er op doopte. De H. gregorius van naz1anze heeft , op dezen Feestdag der lichten twee zeer fraaije redevoeringen gemaakt, waarin hy, op honderde verfchillende wyzen, het lichaamelyk licht vooffteld, als een zinnebeeld van het Goddelyk licht, dat onze zielen moet vervullen, C^O 't Is meer als twaalf honderd Jaaren, dat men de Paaschkaarsch weidt,en plegtiglyk ontfteekt; dit gefchiede niet enkelvoudig, om geduurende de Paaschnacht te verlichten, want als dan was de Kerk verlicht, door een getal waschkaarfchen, en lampen, onvergelyklyk grooter, als zy op andere nachtftonden van het Jaar was: maar men heeft dit om geheiinryke redenen gedaan. De vierde Kerkvergadering van Toledo, in het Jaar 633,, fpreekt *er fchande van, dat eenige Kerken dieplegtigheid niet onderhielden , ja die zomtyds nog onderzogten , om welke reden dit gefchiede: 't is daarom, zegt de Kerkvergadering , opdat de zegening van dit licht ons het IL geheim van de verryzenis doe befpiegelen: dat is te zeggen den ligtenden luider van het nieuw leeven van jesus christus: C3) 't is ook om geheimryke redenen, datmen op de Feestdag van de opoffering van jesus christus in den Tempel, of van de zui-* vering van maria , waschkaarfchen ontfteekt, 01Q  van de Gebeden en Plechtigh, der H. Misfe. 1VJ om deel te neemen, in de vreugde die de Heilige Grysaart simeon had, het Goddelyk kind tusfchen zyn armen draagende, en om levendiger uit te drukken, dat hy het licht van de volkeren was. Van de vierde Eeuw, wierden de lichaamen der Geloovigen, die met het teken des Geloofs gedorven waaren, met een groot getal brandende waschkaarfchen, na de Kerk gebragt: zoo is, Keizer constantin (i), de H. paula, simeon stilites, en veele andere derwaarts gebragt , gelyk dit nog gefchied. En, door dit plegtig licht,heeft men willen betekenen, dat het waare kinderen des lichts waaren. Eindelyk , dit groot getal waschkaarfchen, dié men in de vierde Eeuw, op de graaven der Martelaaren, dag, en nacht, ontftak, volgens de getuigenisfe van den Heiligen paulinus en prudentius, brandde niet als tot eer van het Hemelfch licht, dat de Heiligen genieten , en die al de vreugde der Christenen uitmaaken. (2) De waschkaarfchen dan, in de Kerk, op den klaaren dag, aangeftooken, zyn altyd aangezien geweest, als zinnebeelden van het Goddelyk licht: dit hebben ons de Heilige hjeronymus, en de Heilige isidorus geleerd. (3) Het Roomfch Orde, amalarius, en alcuinus hebben op de zelve wyze gefprooken; en, gelykvormig aan hun gezag, drukt zig de Micrologus uit, omtrent het Jaar 1086, in deze bewoordingen. (4) Wy doen nooit de Misfe zonder licht, niet om de duifternisfen te verdryven, aangezien het helder dag is, maar om een zinnebeeld van 't Goddelyk licht te hebben, het geen wy 'er tegen* woordig ftellen op den Autaar, door het Sacrament dat wy daar wrochten, zonder het welke wy zoo min op den volle middag zouden zien, als in ttfe donkerfte nacht. Pe aangedooke waschkaarfchen maaken H 3 ons dicunftir,erciira nobisbenedicantur inquirunt. Propter gloriofum enim no&i's illius Sacramenrum foleinniier ha:c benerticimus, utfactacrelurrcctionisCbristi myflerium,quod tempo, re hujus votivs noctis advenit,itt benedicïione fanitificatilumi. nis fuscipiamus. conc tokt. iv, cm. IX. (1) Eujtb. vtt. ceu/l.l,l\\e.66, (z) Laxorraeft jufto, et reifti» cordelaititia Pjalmst. (})Etym.t.\lU c. 11. (4) Juxtaordi- nem roman um numquamMisfam absque lumine celebramus: non utique ad depellendas tenebrat, cum fic clara diesjfedporius in typum illiusluminis, cniusSacramenturn  conficimüs, linequo et in meridie palpabimns ut in nofte. plicrol. de ecclej. eb/ei v.cap. II. <■ i) Erarisenim aliquando tene^ brx, nunc autera lux in dpminoait lucis ambulate ephtf, V: S- Il8 Letter- Gefchicht- enLeerflelh uitleggingex ons noch indagtig, datwy, eertyds in de duifternisfen zynde, in jesus christus verlicht zyn geweest, en datwy ons, als kinderen des lichts, door de werken van liefde» moeten gedraagen. (O ARTIKEL VI. V7/2 het gewydt water, waar mede men des, Zondags , voor de Misfe , de befproejing doet. D e Rubrik van het Misboek, tekend aan, dat alle Zondagen voor de Misfe, de Priester die de Misfe zal doen , of een ander Priester in zyn plaats, water moet wyën, om 'er vervolgens de befproejing mede te doen. CO Om de nuttigheid van deeze plechtig-* beid te kennen, moet men de betekenis van de bezweeringen , en zeegeningen weeten, die over het zout en over het water gedaan worden, en den zin van de Gebeden,'die de befproejing verzeilen. (i) Volgens de Rubrik van het Roomfch Misboek, 'gefchied de zeegening van het water in het Sacristie; maar in, het meefte deel der Parochiën, in die zelv , waar in men het Roomfch Misboek gebruikt, gefebied dezelve aan het Autaar: in de Choor, of in de buik van de Kerk. Dit gebtuik is meer ge'lykvormig aan de oudheid, en fchynt aan het Volk aangenaam te zyn.  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 1 IJJf §. I. Van de wyze om het gewydt water te maaken , en van deszelvs uitwerkzelen. Van waar het komt dat men zout in het water doet, en dat men zoo over het een, als het ander bezweeringen doet. D e Priester neemt zout en water, bezweerd het een, en het anderen, mengd dezelve te zaamen en zeegend ze, met kruistekens te maaken, en Gebeden 'er over te fpreeken. ï. De Kerk neemt zig voor, de menfchen te zuiveren, en hun te bewaaren voor alles het geene hun bevlekken kari , of befchadigen : en zy voegd om die reden by haare Gebeden, de best gefchikde tekens, om aan te toonen wat haar oogmerk is. De eigenfchap van het water, is 'er mede te wasfchen; de eigenfchap van het zout is voor de bederving te bewaaren. Het water, en het zout, gemengd, gewyd , en over het Volk uitgeftort, zy/n dan een zinnebeeld zeer welvoegende, om de li begeerte te kennen te geeven, die* zy heeft I om hun te zuiveren, en van alle befmetting' I te bewaaren. De Propheet e li s e us wierp 1 2out in de wateren van Jericho, om deIj zelve gezond, en nuttig voor het Aardryk te a maaken; en op dien zeiven tyd zegt hy van I Gods wegen, dat die wateren den dood niet 1 meer nog de onvrugtbaarheid , zouden veri oorzaaken, (i) en de Kerk roept ookdeGod| delyke magt, over het zout aan, op dat hef I de menfchen bewaare, voor al het geen aan I hunne zaligheid zou konnen fchadigen. 2. De Priester bezweerd het zout en het I water. Het bezweeren en gebieden komt geea ne toe, als die met gezag fpreeken. De hoo] ge Priester bediende zig van bezweering, om | den Zaligmaker te noodtzaaken, aan hem te ! zeggen, of hy de Zoon Gods was; en de Kerk I bediend 'er zig van om.de kwaade geedeu te |; bezweeren, en alle dingen , die zy konnen II 4 rnis^ f i) 4 Boek icr Koningen II; 10 61 ii.  ft) Vanitati eri'm creatura lubje&a eft, non volens rsra.VUI: zo (i) Inftaurare on.nia in Chtifto cjtva: in cxAs, et qua; in terra funt tnhtf. 1:10. (} ) Sanftificatur enirn per verbum dei etorationem a tin. IV: 5. \ X 20 Letter- Gefchicht-en Lecrftelk* uitlegginge, misbruiken. Zy weet dat de menfchen, door hunne ongeregeldheeden, de fchepfelen , die alleen ter yerheerlyking van God moesten verftrekken, aan den duivel hadden-ohderworpen: het geen de Apostel paulus doet zeggen, dat alle fchepfelen, tegen haaren ml, aan de ydelheid. onderworpen zyn Cl): maar zy weet ook dat alle dingen, die inden Hemel, en op de Aarde zyn, herflelf, en vernieuwd zyn, door_ jesus christus , (3) , en dat alles geheiligd is, door 'het woord van God, en door het Gebed (3). \ ïs daarom dat zy veele fchepfelen bézvyëerd, én zeegend. Zy bezweerd het zout, en het water, dat is te zeggen,dat zy haar beveeld van Gods wegen, en door'de verdienden van het kruis van jesus christus, de menfchen niet te befchadigen; maar in tegendeel , tot haar zaligheid nuttig te zyn. Daar toe ftrekken alle die bezweeringen, die men over de onbezielde fchepfelen maakt. De eerfte Christenen waaren ten vollen overtuigd van dè magt, die God aan denduiyel over de fchepfelen gelaaten"had, en van de noodzaakelykheid van hem deeze magt, door het gezag van jesus Christus, te ontneemen: 't is daarom dat zy kruistekens over alle dingen maakten die zy gebruikten. De Kerk heeft plechtiglyker bezweeringen en zegeningen over de fchepfelen gedaan , die dienen moeten, tot Heilige gebruiken, en Voor al tot het verdryven van den duivel. Vandaar koomen die bezweeringen, yan'het water, het welke men wyd voor het Doopte] , voor de inwyding der Kerken, en ter oefprenging van het Volk (2> Zyzynmeest alle (1) Zy zyn dezelve volgens den zin in het Sacramentaar p«n Bobio, waar aan de Vader MABlLLoW meer dan dui. send Jaaren oudheid toefchryvt. 'Muf. ital. torn. \."p 3*3. In het Sacramentaar van Paus gelasius, honderd laaren soor den H. gregorius. Cei. Sasram. ios « z}7. m het  , van de Gebeden en Plechtigh. der ƒƒ, Misfe. 12.1 alle in dezelve bewoordingen opgefteld, en zy moeten befchouwd worden, als haar oor» i'prang hebbende van de verde oudheid, tertullianus maakt zinipeeling op deeze bezweeringen, en op deeze zegeningen, als hy zegt, dat de wateren geheiligd zyn , door. de aanroepinge van God(i)• de H. cyprianus zegt duidelyker, dat het water moet gezuiverd en ^geheiligd worden , door den Priester , O) en de H. ambrosius fpreekt wytloopig van de bezweering , de aanroeping, en van de tekenen des kruis (3); het geene door den H. augustinus, fpreekende van het Doopfel, en de uitwerkzelen van het teken des kruis, dikwils veronderdeld is (4). De H. basihus deld deeze zegeningen, onder het getal der Apostelyke overleeveringe1^ C5); en haare kragt is aangetoond en verheeven door den Heiligen cyrillus van Jerufalem (6j, door den H. gregorius vannysse, (7), endoor den Schryver van de Hiërarchie, onder de naam van den H. dionisius (8). 3. De Priester doed het zout in het water, zeggende 1 De vermenging van Commixtio falis et ahet zout en water ge- qua pariter fiat in nafchiede in den naam mine Patris, et filii et des Vaders, des Zoons fpiritus fanSti. ende des II. Geest. Hy mengd het zout en het water, opdat het gewydt water, het teken der afwasfehing, en het oude Gallicaanfche Misboek, HU png. 473. en in verfcheide andere oude boeken. MAKTE ne de rit. torn. I. pag. 173. et jgz. En zy zyn dezelve volgens de bewoordingen, al; de bezweeringen van het zout en het water vooc de inweiding der Keiken, in het Sacta.i.entaar van St. Guib. hem, gefchreeven zederd 900 Jaar. Sacram. gelfox. MAnT.ene, tem. III. -dg. 244 en 145, en in dit van D'EGlir.ljT, Aarts.-Bislchop van York, inde'achfte Eeuw Ibii. pag. 252. en in de eige bewoordingen, ook in het Pontificaal vanScez, gefchreeven omtrent het Jaar 1045 ■ BibL Reg. II 5 » (1) Tertull. it babt. c, 4.. (i) Epifl, LXX. ( 3) Ambrof.de Ut qui inttiantur, e. 3. O) £»*.vni.«i babt. et tnaEt. XVIII. in Joan, ($) Bapliusde [pir.fantl. c. 27. («) CyrilLea. thecb. III. (.7)Greg.nyJJin in babt. Chrifi. (ss) Dionif.de «<■ cl,hiér,ci. 1  Si.' . iaa Letter- Gefchicht' en Leerflelk. uitlegginge, en het teken van behoedmiddel voor de befmetting vereenige, en hy zegt: in den naam f des Vaders, ende des Zoons, ende des H. Geest, Kruistekenen maakende, om te kennen te geeven, dat wy de uitwerkzelen, die deeze tekenen uitdrukken, niet verwachten, als in | de almagt van de Heilige Drievuldigheid, éöOi de verdienden van het kruis van jesus l christus aan te roepen. 4. De Priester befluit deeze zegening,door 1 de Gebeden, die ons leeren, welke de uitwerkzelen zyn, die men van het gewyde water moet verwachten. Na de bezweering van het zout vraagd hy 1 San God: Dat het aan alle die Ut fit omnibus fumen* * het gebruiken zy tot tibus falus mentisetcor* \ weldand van ziel en poris; et quidquid ex \ lichaam; en dat al het eo tatlum vel asperfum geene'er mede aange- fuerit, careat omni imraakt of befproeid mitnditid, omniqueimword, bevryd zy pugnatione fpiritalisne* l van alle onreinigheid, quititz. en van alle aanvallen der kwaade geeden. Na de bezweering van het water, zegt hv tot God: & y Stort de kragt uwer Elemento huic multizegening over deeze modis purificationibus hoofddoffe, die voor praparato , virtutem [ Veelvuldige_ zuiverin- tucz benediStionis infun- ■ gen bereid is; opdat de: ut creaturatuamy* > uw fchepzel, tot uwe fteriis tuis ferviens ad t geheimnisfen diendig, abigendos (3) dcemones, do (3) Men leest ai aijkiendos in de gedrukte Sacramenfaa- I jen, en handfchtiften, ais men opklimd, tot ain den Hgregorius enden H. gelASIUS. Het Misboek van I Laön van 1702, heeft deeze leezing herfteld. Niet tegenftaande leest nien abizendis in het Misboek van de Cathni. I Ztts,  yan de Gebeden enPlechtigh. der H. Misfe. 123, de uitwerking van u- morbosque pellendos di* we Goddelyke gena- vin hpmani-pn «.» *a~ n„„ jpen gaande, opftaande, en op verfcheide andere tyden van den dag, zig 'er meede te be- fproei-  (0 WA & (2) Fana idolo» iumdeftrui in eadem gente mijiime debeant..., nqua benedictï fiat, in eisdem fanis aspergatur. lib. IX, LXXI. 12.6 Letter* Oefchieht- en LeerflelL uitlegginge, fproeièn, om den geest der duifternisfe van hun te verwyderen, en den Goddelyken byftand in duizende onvoorziene gevaaren, die hunne lichaamen , of hunne zielen konnen kwellen, tot zig te trekken. n. g. 2. Van de befproejing van het Autaar en des omftaanders, en van de Gebeden die dazelve verzeilen. -Des Zondags, voor de hooge Misfe, of dé Misfe voor de Gemeente, befproeid men het Autaar en de omftaanders. Gelykerwys het gewydt water is ingefteld geweest, om de menfchen voor de aanvallen des duivels te bevryden, en Om hun te zuiveren van de befmetting die hy hun had kunnen veroorzaaken, zoo befproeid men, 'er mede voor de Misfe ,• op dat de Geloovigen door dit water gezuiverd, met meerder oplettendheid en Godvrugt, in de Heilige offerhande zouden tegenwoordig zyn. 1. Het Autaar word befproeid, om den geest der duilfernisfe 'er van te verwyderen, die, volgens het gevoelen van de oudfteLeeraaren der Kerk, zomtyds den geest des Priesters , en der bedienaars van het Altaar tot aan het Heiligdom komt ftooren. De plechtige Gebeden , die by de befproejinge des Autaaren die men inwyd, gevoegd worden, doen ons zien, dat het om deeze reden is, dat men die doed; en deeze Gebeden vind men in de aller oudfte Pontificaalen. Paus vigilius O), omtrent het Jaar 53-, en de H. gregorius de groote C=0? wilde zelv dat men zig vergenoegde eenige Tempelen der Afgoden door de befproejing van het gewydt water te zuiveren, om die in Kerken te veranderen, en om 'er de Misfe in te doen. 2. De Priester geevt zig zelv het gewydt !{ wa-  van de Gebeden en Plecht'igh. dér ff. Misfe. 127 | water, en geevt 'er vervolgens aan de omI ftaanders van, om met hun deelagtig te zyn aan alle de genadens, die de Kerk in de Gebeden van de wydinge des waters gevraagd I heeft. 3. Befproeijende zegt hy meteen zagteftem | den Pfalm, Miferere; om dat hy ter verkry- ging van deeze genadens, in de gevoelens van boetvaardigheid, die in deeze Pfalm zyn uitj gedrukt, moet gaan. God is die gunden ons i: niet fchuldig, de zonden maaken ons die 011j! waardig, en wy kunnen niets hoopen alsdoor |i de bermhartigheid Gods. 4. Men neemt voor Antiphoon, het tot |l deeze plechtigheid gefchiktlte vers van den | Pfalm. Het Choor zingd alleen het eerde | vers van den Miferere met deeze Antiphoon voor, en na. Heere, gy zult my Asperges me, domi* ji befproeiën met hyfop, ne, hys/opo, et munda- en ik zal gezuiverd bor; lavabis ?ne , et |l worden; gy zult my fuper nivem dealba- II wasfchen en boven bor> \ fneeuw zal ik wit wor- i! den. De hyfop, waar van in de H. Schriftuur j| gefproken word, is het klynde van alleboomjj gewasfen. CO Zyne in een gedrukte en geI floote bladeren zyn gefchikt , om de waterdroppelen , tot de befproejing nodig, in te I houden: en zyn aart, die is om de kwaade j.vogten te zuiveren en op te droogen, maakt { het een zeer gevoeglyk teken van de zuive ij ring van het lichaam en van de ziel. De bef fproejing van het bloed des Lams, op hetbovende deel der deuren , gefchiede met hy': fop CO 5 die van het bloed en de asch van de 1 rosfe koei (3), gelyk ook die van het water, I het welke van de melaatsheid reinigde C4)5 ij gefchiede desgelyks. 't Is op alle deeze foorten van befproejingen } en zuiveringen, dat. het vers asperges zinfpeé- Uog (1) Salomon.... disputavic fuper lignis ,a cedro, qua: eft iniibano, usque ad hysfópum,qua: egredi. furdepariete. 3 rcg. IV: 33. Jofepb.l<\U.U c. 11. (,z)Exod. XII.' 21. (l)Num XIX,ti ftq. XVI.  (l) Rupert.de div.eff. /.vii. 108 Letter-Gefchicht- en Leerjlelh uitlegginge, ling maakt. Maar de Koning!yke Propheet, 1 en de Kerk, hebben veel meer in 't oog ge- I had de befproejing van het bloed van jesus i christus-, waar van de befproejingen van jr de oude Wet niet als afbeeldzels waaren. I Wy moeten dan, in deeze plechtigheid,over tt ons die van het bloed van jesus christus 1 afvraagen, dat is te zeggen, de toevoeging . van de verdienden van dit dierbaar bloed , L' dat alleen de zonden kan weg neemen i en ons van alle rampen behoeden. . 5. In de Paaschtyd, dat is te zeggen, van Paasfchen, tot H. Drievuldigheid, zegt men, ! ten minden, volgens het Roomfch gebruik.. .Ik heb het water zien Vidi aquam egredien- \ vloeien, van de regter tem deTemplo, a lat'é- '< zydedes Tempels, al- re dextro, alleluja, et leluja, en alle tot wie omnes ad quos pervenil dit water gekomen is, aqua ijla , falyi facti zyn behouden gewor- funt, étdicent: allekiden, en zullen zeggen: ja, alleluja, alleluja, alleluja,alleluja,alleluja- Deeze woorden zyn getfökken, uit het 4? hoofddeel van Ezechiè'1, en zy zyn zeer eigen, om aan den geest voor te draagen de kragt van de zaligmaakende wateren desDoopzels, (i) waar mede de Kérk, in die tyd, die oudtyds tot het Doopzel gefchikt was , geheel bezig is, en in de daad zy zyn uitgezogtvoor de Paasch en Pinxterdagen, op welke men de befproejing doed met het water, der Doopfonten, die daags te vooren gewydt zyn. Deeze befproejing moet de Geloovigen opwekken, om uit geheel hun hart, na de vernieuwing van de zuiverheid ch heiligheid , die hun ziel, in het Doopzel, ontfangen heeft, tehaaken, en om den nodigen bydand te verzoeken , om zig in het toekomende zuiver te bewaaren. 6. Eindelyk fpreekt de Priester dit Gebed» Verhoor ons Heilig Exaudi nos, dom ineHeer ! almagtig Va- fanfte , pater emnipo- der,  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe* I2Q der, eeuwige God, en tens, aternedeus,et mitgewaardig u uwen H. teredigncrisfancluman* Engel van den Hemel gelum tuurh de calis , te zenden, die alle de qui cujlodiat , foveat, ! inwoonders van deeze . protegat, vifitet , at* plaats, bewaare, koe- que defendat omnes haftere, befchutte, be- bitantes in hoe kabita- I zoeke, en befcherme culo, per &c. j door jesus christus 1 &c. Dit Gebed is in de oudde Misboeken, en I ritueelen, en het is gemaakt, om in bizoni dere huizen gebeden te worden, 't zy men 1 de Zieken bezoekt, 't zy men de huizen,met het water van de Doopfonten befproeid, geI lyk dit nog te Milaan, te Lyon, en zelv in menigvuldige andere Kerken, die het Roomfch Ritueel volgen, in 't gebruik is. Verhoor ons, almagtige Vader. De bydand ■■ van Gods almagt is ons noodig, tegen degee! den der boosheid , die in de lucht zyn (O. Zen tl ons af uwen H. Engel. Gelyk de menfchen door de zonden , hunne natuur!yke kragten niet verliezen, zoo hebben de afge« valle Engelen ook al hun magt niet verlooren ; maar zy zyn onderworpen geworden aan onze goede befchevm-Engelen. God zegt, tot zyn Volk ; ik zal myn Engel voor u zenden ; en hy zond 'er een aan tobias, die hem befchermde, tegen de aanflagen van den boozen geest, die de zeven mannen van sara gedood had; deeze Engel befchermde tobias in alle foorten van gevaaren, en bragt hem gezond en behouden weder te rug. De Kerk vraagd, voor de Geloovigen dezelve genade. Allendieindit huis woonen. Het is klaar dat deeze uitdrukking niet gebruikt is, als voor bizondere huizen , die men ging befproejen (5). Maar zedert vyf of fes honderd Jaaren, fpreekt (1) Zie het Sacramentaar van den h. gf.la.siUS, waar Sa «en leest; in dit kuis van fwen dknaar n.; defendat omt nel (1) Contra fpiritualia netimtia: in caileftibus. Ephef, VI: li.  130 Letter- Gefchicht- en Leerflelk. uitlegginge , fpreekt men gemeen! yk dit Gebed in de Kerk, om dat al het Volk 'er zich vergaderd bevind, en dat een ieder het zuu, kunnen leeren , om het in het vervolg in zyn huis te bidden , als men het gewydt water 'er in brengt. ARTIKEL VII. Van den omgang (proces/ie j die des Zondags} voor de Misfe, gefchied, H et woord procesfie , komt voort van het Latynfche woord, proeedere, 't welk voortgaan betekend ; en hier verdaat men door procesfie, een optocht die de Geedelykheid, en het Volk doen , in Gebeden , om eenig Godvrugtig onderwerp, hebbende altyd het kruis, ais in de Kerk, voor de oogen. Het ou- r.is habitantes ï1mvl1 TUI Il.LIUS, eed. Saeram.pag 2; 8. Het Sacramentaar van den h. gregorius 'geevr aan dit Gebed den titel van .• oratio , quar.do aqua fpargitur in domo. Jn Rocca, in Menard, pag. 250. In het dagboek (diurnttl) T»n den H. vlCTOR, van het Jaar ijso, wo d dit Gebed genoen d, oratio in dormitoria. £n volgens een Fontificaal ritueel van Aix, van omtrent 400 Jaar, Wierd her geleezen, in de huizen der Zieken , die de Priester ging bedoeken. Maar het is aangetekend , om in de Kerk geleezen te worden. In de gewoontens van Cluni , gefchreeven door den Munnik bernard, ten tyde van den h. hugo, en in een Misboek van den H. qjj Ir1a c I Us van pbovince, gefchreeven omtrent het jaar 1100 , 't welk liet Pronier genaamd word In een aanhangzel van een laarere hand by dit Misboek gevoegd, leest men na de woorden, in hoe h*Utaculo, deeze: et in eur.tJis habitaculis bonis Deeze laatfte woorden leest men ook , in de Misboeken van Sens , van J55S, en 1j7j. In het Misboek van TVuIon, van de veerliende Eeuw, leest men; babitantes, in hac auii dei In das tn faiys leut men tegenwoordig; in ioe timph/anSt tui.  van de Gebeden m PJechtigh. der H. Misfe. 13t oud Verbond fpreekt van veele omgangen, gehouden, om de Arcke van de eene plaats na de andere te vervoeren ; en zoohaast de Kerk in vreede was , heeft men veele omgangen gedaan om na de Graflieden der Martelaaren te gaan, om hunne overblyvzelen te verpiaatfen, om op de Vastendagen de Geloovigen, gezaamentlyk, ter piaatfen van deflatie te doen gaan, (1) en 'er bizondere genaden, te verzoeken. Men weet den oorfprong van alle die omgangen; (2) maar weinige weeten, waarom men een omgang doed, des Zondags voor de Misfe. Deeze omgang heeft een dubbelen oorfprong: om dat zy gefchied ten eerften, om' den verreezen Zaligmaker te vereeren , die van Jeruzalem na Galileën ging; en tentweeden, om de piaatfen, na by de Kerk zynde, te befproejen. Ten eerften men ziet, in de regel van den H. CfESARius van Arles,indefesdeEeuw, in verfcheide andere regelen van Munniken en Canunniken , en in rupert, datmen dés Zondags, in procesfie, na bizonderebidplaatfen en Kapellen ging (3), Deeze omgang gefchiede op het einde van de Metten en met het krieken van den dag (4), in na- fi) Alhoewel 'er te Roome op versheide andere dagen tan her Jaar ftatié'n waaren , ging echter het Volk niet in Procesfie van de eene Kerk na de andere, als op de Vastendagen ; op welke men wilde dat de Geloovigen zig langer met bidden zouden bezig houden , zie den Vader maBiltOK. Op de Roomfche Orden, n, 5. (l) Zie serrarius, gretser, meur ier, ver» handeling over de omgangen , te Reims 158+. Evtilhn dt frocejf. ecclef Paris 1641, de Catechismus van montpel- i. ier, vatar, over de omgangen enz. (s) Zie de regel van den H. CEsARiUS, 11.f9.ap coll. lï Jan. die van Meefter. Cod. reg. en menigvuldige andeten by den Vader MARTENE, de autiq. wok. rit. I II.c. z. «n Abt kube8.T de div. offic. I. V. e. 8. et l. VII c. ia tt 11. (4) durandus heeft erkend, dat de omgang des Zondags, gefchiede t«c eere van de verryzenis. Hy heeft zelv I * ge»  (i) Marc.XlV: *«.xvi: 7. geloovt, dat van het begin van de Kerk, men die des Zondags, en Donderdags gedaan had, en dat Paus AG APKTUS, geftorven in het Jaar $36, dezelve alleen op den Zondag had bepaald, rat. I IV, c. 6. n zi. Maar dir is niet voorgedraagen als op het; gezag van vallche (tukken , het ii genoeg, te zeggen, dit de omgang in de fesde Eeuw, des Zondags, gedam is. (s) Te Agde voor de Metten, te Clermont in Auvergne op het einde van de Metten, cn te St, Quiatin by het uit» gaan van de Printen, 134 Letter- Ge/chickt-en Leerjlelk. uitlegginge, navolging van de Heilige Vrouwen, die zeer vroeg 's morgens na her grav gingen, en der leerlingen , aan wie zy, uit naam van den Engel boodfchapten , dat jesus christus hun zou voorgaan in Galileén, en dat zy hem daar zouden zien, gelyk hy hun zelv voorzegd had (i). Van daar is het, volgens de opmerking van rupert, dat by deeze omgangen van Zondags 'smorgens, de Kerkvoogden, en Overftens, voor afgingen, als om jesus christus te verbeelden, die zyne leerlingen was voorgegaan. Deeze omgang gefchied nog in menigvuldige Kerken op den Paaschdag (5) ■• men zmè'er: fedit angelus, &c. dicite difcipulis, &c, en het is in veele oude Misboeken, en omgangboeken aangetekend, dat men deeze Antiphoonen , en Refponforié'n , zingt, in de omgang der Zondagen , tot Pinxteren toe. Alhoewel men, dat geene dat op Paasfchen gezongen word, geduurende de overige tyd van het Jaar niet herhaald, weet men echter, dat alle Zondagen, om zoo te fpreeken, een vervolg, of vernieuwing van het Paaschfeest zyn, dat men zig altyd voordeld, de verryzenis van jesus chrisïus te vereeren ; en dat dus de eerde beweegoorzaak van de omgangen des Zondags, voor de Misfe, de zelve is, als die van den omgang van Paaschdag. Eene tweede rede van des Zondags, voor de Misfe, een omgang te doen, is geweest, < om  van de Gebeden en Plechtigh. der ff. Misfe. 133 om de piaatfen, naby de Kerk gelegen te befpriejen. In het begin van de negende Eeuw, bevoolen de Capittel Wetten van karei de groote, en van lodewyk de Godvrugtige, dat alle Priesters, dat is, de Pa> ftoors, ieder Zondag, een omgang, rontora hunne Kerke zouden doen, het gewydt water mcdrag.nde. herard, Aarts-Bisfchop van Tours, fchreef dezelve-zaak in 859, in zyne Capittel-Wetten voor. De Cathedraleen Collégiale-Kerken, waaren zonder twyfel de eerde om dit gebruik te ceffenen, en dit wierd fchier van dezelve tyd, in de Kloosteis onderhouden. Men vind aangetekend in een oud Ordinariüm van de Benedictinen , waar aan de Vader mabillon 900 Jaar oudheid toefchryvt, dat men op den Zondag I van Paasfchen al zingende , het wywater ging ! brengen door 't geheele Klooster 1) , de ge1 woontens van Cluni, en van menigvuldige I andere Abdyen, wyzen ieder plaats iii hetbi: zonder aan, die men des Zondags, ging bei fproejen (2). Maar van de tiende Eeuw, heeft men in , zommige Kerken , het alleen gevoeglyk geI oordeeld, een Priester, met eenige Geeftelyke Klerken af te zenden , voor af gegaan « van het kruis, om de befproejing te doen, I aan het Bisdom , en aan het Klooster der [ Broederen, dat is te zeggen, der Kanunniken (6). Zoo dan vertoevde de omgang aan den (6) Zie het oudfte ordinariüm van de Kerken van Arrai, •1 en van Kmieryk , gefchreeven omtrent het einde van de ticnI de Eeuw, ren tyde dat deeze twee Stichten nog vereenigd I waaren. Het is gedrukt, met het Codex Canor.um van m. PI■HgOU, p 3S8 Zie ook het ordi larium van Monr-Casiïn, ijl gefchreeven, omtrent het einde van de elfde Eeuw, bew.iatd ji ,in de inrichtingen van het Oratorie van Pa-ys. Volgens het I. ordina iuin der_ Dominicaanen , gefchreeven in 1154, en voljl gens de oude inltel'injen der Cathuizers, gedrukt in ijoo. i, Zond men iemani der Broederen af, om de Cellen, en de | piaatfen, daar-de Broeders vergaderde, met gewyd water te li- be- 1 ( (1) Item dominico die, vadant cum Antiphonii, et aqua fandta, per iïngulos manfionesaK«/. to. IV. (l) Spicil. 10, 1v.?.4«.  IJ4 Letter- Gefchicht-en Leerjlelk. uitlegginge y den ingang van het Klooster, of zelv in de Kerk , ' en men heeft ongevoelig vergeeten % om welke rede men die deed. Intusfchen herinneren ons de gebruiken , die op verfcheiden piaatfen noch onderhouden worden, de oude beweegreden van den, oragang. Te Wien, in het Delphinaat, gefchied noch zeer plechtig de wyding van het water in de buik van de Kerk , en de befproejing omgangs wyze rondom het Klooster, en het Kerkhof. Te Chalons-op-Saone, doen de Kanunniken alle Zondagen voor de Tertien ook een omgang, rondom het Klooster." Diede weekbeurt heeft,befproeit met gewydt water de deuren, waar door men eertyds na den Refter, en andere Kloosterlyke piaatfen ging, toen de Kanunniken nog in het gemeen leevden; en men zingt'er noch de Refponforiën der Getyden, die te verdaan geeven , dat men het zout, de fpyzen , en verfcheide andere zaaken zegende. Te Chalons-op-Marne, gaat de omgang na het klyne Klooster, en de Priester die de Misfe doen zal, befproeit het Capittel, waar in hy treed, voorgegaan van het kruis, het gewyd water, den Diaken en Onderdiaken. In de Order van Premonstreit, befproeit een Kloosterling, met de Albe bekleed, zich naby het kruis houdende, alle de piaatfen, waar de omgang gaat. In de Hoofdkerk van Luik verricht een Geeftelyke, in de Albe, dezelve zaak (7). Men heeft op het einde van het Zangboek der Kerkelyken omgang, van het Order van den H. benedictus, te Parys m het Jaar 1659 gedrukt, alle de Gebeden geplaatst, die geduurende den omgang gefproken wierden befproeien. Dit gebruik is denklyk afgebrooken ter oorzaake derzorge, die men heeft om overat gewydwatersbakken te heb- {7) Men deed, over tien of twaalf Jaaten, ook zoo te St. Quinac van Pronins. ( j  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 13; den.alshetKiouster, het Capittel, de Slaapkamer, de Ziekekamer, i) enz,, met gewyu water beiprueid wierden. En de boeken der Ken gebruiken van ;>t. Vannes (a), ec van St. i\iaurus, tekenen aan dat men deeze belproejinging muet doen De Procesfieboeken van Parys, en de M sboeken van Rouën, van Meuux , van Laön en Orleans , willen ook, dat men, by den omgang van Zondag 's morgens, het wy wacersvat' draage , dat noch een overblyvzel is van het oud gebruik. Maarnieisbewysr-buer, deezen tweedenoorfprong van den on-gang des Zondags, als de Gebeden, die men vind, in de oude boeken der Kerken, ouk ^oo verre van elkander geleegen , als die van Duitschland en Spanje zyn. Te Toledo, volgens het Misboek van die Kerk, gedrukt in 1551; en in de Hoofdkerk van Luik, zegt men voor dat men den omgang begind, in de plaats van het Gebed, exaudi ms &c. , 't geen gemaakt is voor de huizen die men ging befproejen; bezoek Heere , en zegen, al het geen, dat wy gaan bezoeken en zegenen. Dit Gebed is aangetekend, in alle de oude gefchreve Misboeken van deeze Kerk, van Aken, van Kameryk, van de H, gudula te Brusfel, van Straatsourg, en van menigvuldige andere Kerken van Duitschland. Volgens de Agenda van Spier , gedrukt in het Jaar 151a, en het handboek van Pampelune in 1561, zingt de Procesfie uit de Kerk gaande , deeze woorden : {lel, Heere, een teken van zaligheid aan onze huizen, op dat zy befchermd mogen worden, voor de hand van den verwoestenden Engel. Daar door zien wy, dat, men bedoelde de huizen der Geloovigen, door die met gewydt water te belproejen, te befchermen, tegen de -laagen des duivels, gelyk de huizen der Hebreen, befchermd waaren geweest, tegen het zwaard van den Engel, door het bloed van het Lam, waar mede het opperde der deu14 ren (i)Diebmdominicis, ciica chuftrum oraiioncs privatz: in ingreflü clanftci * oivinipotens, at milericors deus. . . qua*. fumus imir.cnfara clementiam tuam, ur quidq.iidmodovifit»."mus, vilites& ( z) Cerent. mo~ nafl lulli. leuf. ">sj. ( 3 ) Ctrtm, f. Mauri, Parit Ml*.  136 Letter- Gefchicht- en Leerflelk. uitlegginge , ren getekend was. Dit is genoeg om te zien, dat, behalven het inzigt, om de geheimnisfe van den verreezen Heiland te verëereu , men den omgang ook gedaan heeft, om de naby de Kerk zynde piaatfen, te befproejen. Ter plaatfe daar men alleen op de befproejing gedagt heeft, heeft men den omgang onmidde'lyk voor de Misfe, na de Tertiën, gedaan. Maar de Kerken, die altyd de oude beweegreden van den omgang,behouden hebben, hebben het veel vroeger des 'smorgens gedaan, aanftonds na de Primen (8) : om in een eenigen, den omgang te vereenigen, die oudtyds met het krieken van den dag, voor de verryzenis gedaan wierd, en dien, dien men, in het vervolg van tyd, voor de Misfe, voor de befproejing doen moest. Zy dan, die in den geest van de Kerk willen treeden, moeten in deeze omgangen God bidden, dat hy hun zuivere van alle duetten, en zich voorneemen , de verryzenis, en de verfchyningen van jesus christus te vereerén. De Geloovigen , plechtiglyk tot deeze omgangen verzogt, moeten 'er, met eene Heilige aandoening komen. De Kerkvergadering van Frifingue, des Jaars 1440, den omaang , na het gewydt water, beveelende, verleend veertig dagen aflaat, aan die 'er by zullen tegenwoordig zyn. Het kruis en de vaandelen der Heiligen, die men 'er aan het hoofd ziet, zyn voor hun een groot voorwerp van blydfchap. Onder deeze heerlyke Standaarts, maaken zy een klyn heirleeger uit, dat verfchrikkelyk is voor den duivel, en het geen eeniger maaten op de genaden van God een recht verkrygt , indien zy niet de zedigheid , de Godvrugt, en de ingetoogentheid gaan, die aan de krygskneg- ten (%) Zy gefchied na de Primen, te Metz, Veidun, Rune. tyk , firras, Noyon enz.  van de Gebeden en Plechtigh.derH; Misfe. 137 ten van jesus christus betaamelyk zyn. Als de omgang over de ftraaten gaat, gelyk dit op veele piaatfen gefchied, moet men zig de vrugten voordellen, die de verfchyningen van den verreezen Zaligmaker veroorzaakten. Hy ging na Galileën, zig aan meer als vyf honderd Broederen vertoonen, en gaf hun door deeze verfchyning eene buiteugewoone blydfchap. De omgangen moeten ook een onderwerp van vertroostinge, voor de Zieken zyn , en voor alle die niet buitens huis kunnen gaan, opdatzy, doordenzang, dien de omgangers uitgalmen , getroffen zynde, zich met hun vereenigen , enwenfchen deelachtig te zyn, aan de Heilige offerhande, die men gaat opdraagen. Laat ons by deeze aanmerkingen nog voegen , dat, gelyk men byna afle Zondagen nieuwe Refponforiën, met veele nooten van effen zang zingt, en dat doorgaans, die 'er tegenwoordig zyn , niets verdaan , van het geen 'er in den omgang gezongen word, het te wenfchen waare, dat men het Gebed las, het welke men aangetekend vind, in een groot getal oude Misboeken, Ritueelen, en Procesfieboeken, en het geene geleezen wierd, als men weder in de Kerk kwam *. Wy zullen het hier ter neer dellen. Yder kan het ten minden voor zig zelv leezen. Heere jesu chris- Via fandtorum , dote, weg der Heiligen, mine jesu christe , die aan hun, die tot u qui ad te venientibus S' (2) Quod fi Pontifex jux;a altare induatur, non oporter hujus-nodi proceflïonem fïeri crd. rom. XIV. 140 Letter- Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge » en de Schryvers, die zedert de negende, tot aan het eindè van de dertiende Eeuw gefchreven hebben Ci). hebben den Priester die de Misfe zou'doen, voorgegaan door de Diakens, de Onderdiakens, en andere Amptenaaren, aangezien, als jesus christus, in de waarelu komende, voorgegaan door de Propheeten, en zelv door de Apostelen, in zyne zendingen, terwyl het geenemenopde Choor zong, het verlangen der Volkeren uitdrukte, die den messias verwagtteden. 't Is niet als zedert de veertiende Eeuw, dat deeze omgang, fomwyien, is afgefchaft, en dat het Roomfch Orde van Gajetan, de verkiezing van eene van beide de piaatfen, of van de Sacristie, of van het Heilige heeft aangetekend , voor de plaats, waar het den Bisfchoppen behaagd, hunnen cieradiëa aan te doen Ca). Wat de Priesters betreft, zy moeten zig altyd kleeden. in. de Sacristie, als bet in de Kapellen niet moet gefchieden, waar het gebrek van de Sacristie hun noodzaakt, de Priesterlyke kleederen aan den Autaar aan te doen. 2. Hy treed met een deftige flap. De Kerk wil dat de deftige en éeedige houding, waar mede de Priester van de Sacristie na den Autaar gaat, de groote verrichting, die hygaat doen, aankondige. 3. De Priester gaat met gedekte hoofde. Het is zeven of acht honderd Jaaren, dat men altyd, in het gaan na den Autaar, ongedekt was. Dit gebruik, is in zeer veele Kerken, in dand gebleeven, te Trier, teToul, Mets, Verdun, Sens, Laön , Doornik ,gaan de Priester die de Misfe zal doen, en dedienaaren, blootshoofd, na den Autaar. Te Kameryk, is de Priester alleen gedekt met óe kap van een Pels , en by die van Premonstreit, met een vierkante muts; de Diaken en de Onderdiaken , die met hem gaan, zyn ongedekt» 't Geen algemeen door de mindere bedienaa- renj  van de Gebeden en Plechtigh, der H, Misfe, 141 ren, zoo wel als door de kinderen van 'p Choor onderhouden word. Zedert eenige Eeuwen, is het, volgens onze gewoontens, een teken van gezag, en uitmuntendheid, zig alleen in eene vergadering te dekken. De Priester na den Autaar gaande, bekleed met de Priesterlyke cieradiërf, is, ter zelve tyd, bekleed met het gezag van jesus christus, en van de Kerk, om het H. Sacrament op te offeren. Hy heeft den voorrang, boven geheel de vergadering. Hy groet niemand, en ontdekt zig niet, als om te knielen,, alshy voor by een Autaar gaat, als het Heilig Sacrament uitgedeld is , als men de opheffing doed, of als de H. Communie word uitgereikt. Hy is alleenlyk bezig met jesus christus zyn meester, en ontdekt zig niet, dan als hy hem ziet. 4. Een dienaar gaat voor hem', om dat het betamelyker is, dat hy, de Priesterlyke klederen aan hebbende, niet alleen gaat: en hy heeft een dienaar nodig, die in de Misfe antwoord, om dat de Kerk hem verbied de Misfe alleen te zeggen (2). De Kerkvergaderingen willen , dat 'er ten minde een perfoon met hem is, om het Volk te verbeelden, dat met den Priester de Vergadering der Gelovigen (1) De Kerkvergadering van Maijence in 't Jaar 813, de jCapitularen van Frankryk, /. j. c. 159. De Kerkvergadering van Parys, in 't Jaar 829. /. r. c. 4. Paus leo DE I v. ia *t ]air 850. conc. te. VIII. col. XXXIV. De inftellingen van RICULFUS van Soisfons, in 't jaar 889, en de Kerkverga«Icn g van Nanres in Burchard. / 3. c. 68, en in ivo van Chartres , part. III c. 70. verbieden wel uirdrukkelyk aan den .Priester de Misfe alleen te Ieezen Waarlyk men ziet in iide Cipitularen, tucr;erchreeven aan THEODORUS van CanItorben , c 49. fo'til en in STEPHANU8 van Autun, Je iSacram alt e 13 d t men fo tyds aan kluizenaars, en aan ; de Mumiiken zelv. die in Kloosters woonden, veroorlooft i heeft, om d'een Mb J)ecret l. 1 tit XVII. nrepo'ult en het fchynd niet, dat rasO fcet zedeit de dertiende Eeuw beeft toegelaaten.  (t)JU*tb,VilU: l»t>ïo. (i) Cauté, non glomeiatim. (j)Tta utFretbyteri quoque , qui illic, apud •onfeflbres offciunt,linguli,cumlingulis Üiaconis pet vices alternent cyprian, e. Pifl- v. 14a Letter Gcfchiclit- en LeerpZelk. uitlegginge, gen uitmaakt. De Misfe is, in de daad, dat. f men oudtyds de Synaxis, dar. is te zeggen, de Vergadering noemde: en het was wefbehoorlyk, dat men zoo Heilige, en zoo kragtige Gebeden, als die der Misfe zyn, fpreekende, aanmerkte het geen jesus christus, heeft te kennen gegeven, ons zyne Heilige tegenwoordigheid beloovende. Dat indien 'er twee van u overeenflemmcn op de Aarde , al wat zy begceren, • het zal hen van mynen Vcider, die in den Hemel is geworden. Want.... f ik ben in het midden van hen (1). Een dienaar, met een Choorkleed. De Rubrik tekend hier niet aan, dan het geen uitdrtikkelyk,federt vyf of fes Eeuwen, door de Kerkvergaderingen , geboden is : zy willen dat deeze dienaar een Klerk zy, bekleed met een kleed dat aan het Autaar past: en men j kan zelfs zeggen, dat het door toelaatingis, I dat men een gemeenen Klerk aan het Altaar li heeft laaten koomen, want, als men tot de lii oudheid opklimt, ziet men, dat het de Dia- ;' ken is, die eigentlyk de dienaar des Priesters is, die met hem moest gaan, om de Heilige I: geheimnisfen, zelv in die piaatfen te vieren, ], waar men geene, als ftille Misfen, zonder lp plechtigheid kon Ieezen. De Heilige cy- i prianus, die, geduurende de vervolging, ,j zoo veel zorg droeg, om Priesters in alle ge- \\ vangenisfen te zenden, en te beletten, dat li men 'er in menigte na toe ging C2), en men j\ 'er geraas maakte , uit vrees , dat men zou 1! weigeren 'er in te mogen gaan, wilde niet te min , dat de Priester, die 'er de Misfe in it zou gaan Ieezen, altyd met een Diaken ver- -\ gezeld zoude weezen (3). 't Was uitaanmer- fl king van dit gebruik om, in de Misfe, met flï een Diaken vergezeld te zyn, dat de H. l aurentius, tegen Paus sixtus zeide,toen 1 men hem na den marteldood leidet waar gaat I. gy , Heilig Opperpriester zonder Diaken ? gy H liebt de gewoonte niet de Oferhande, zon- \l de* 1  van de Gebeden en Plechtigh. derH. Misfe. I45 'der dienaar (1), op te draagen. In de volgende tyden , _ zyn 'er zoo veele Misfen gelee zen , dat ieder Priester niet altyd met een Diaken heeft konnen vergezeld zyn: maar de Kerkvergaderingen hebben gewild , dat de dienaar, die de plaats van Diaken zou bekleeden , een Klerk zou zyn , die een gefchooren kruin heeft,bekleed meteen Choorkleed. Dit is wel uitdrukkelyk aangetekend [in de dellingen van Parys, van Eudes, van Sylly, omtrent het Jaar 1200 (2), in de Kerkvergadering van Axfort, in het Jaar 11223 Cl), en in zeer veele andere (4). De (Kerkvergadering van Aix, van 't Jaar 1585, ;wil, dat, in de Kerken, daar men geen [Klerk kan bekoomen, de Priester geen Misfe leeze, zonder alvoorens op dit duk verlof tin fchrift van den Bisfchop verkregen te hebben C5^ Eindelyk , de Kerkvergadering van Avignon , in 't Jaar 1594 gebied, dat geen Leek de Mis zal dienen , als in [nood f6). Zie daar de laatfte Kerkvergadering, die de Rubrik uitlegt. Men moet dan in ieder Kerk, de Misfen, door een Klerk (doen dienen, als het moogelyk is: of, gelyk men het op zeer veele piaatfen doed, jdoor gefchikte klyne jongens , als Klerken «gekleed ; en als men genoodzaakt is . zig tvan een Leek te bedienen, zóu het ten minIfte te wenfchen zyn, dat men iemand koos, wiens zeedijheid en Godvrugt , eerbiedigjheid zouden konnen inboezemen. Draagende het Misboek. De Klerk draagd jtegenswoordig het Misboek niet, als in gelival het nog niet op het Autaar is. Men legt fhet 'er op, voor de Hoogmisfen: en de Rufbrik, fchryft om deeze reden den OnderdiaJken niet voor het te draagen: maar volgens alle de oude Koomfche Ordens (7), en Umalariüs (3), ging de Priester niet uit jde Sacristie, of hy wierd door het Evangelieboek dat men droeg, en het welke men met (1) Ambrof, I. \ de eff. cap. 41. (i)NulIi clerico permittatur fcrviie altari,nifi.iri fuper jellicio aut cappa clSüra fj~ nodic.ecclef. Paris c. 7. (3) Ut qui altari miniftrant,fupecpclliciis induantur. Conc. ixon. c. 10. (4) Conc. nemof. ann. 1298. conc. bttd.ann. 1279, c. il.fyn colon. anno 1180. conc. lametb.ann. 13 30. (s) Sacerdos ne fe conferatadaltaie, nifi clericum in decenti h- cultatem ab epï. fcopo,in (criptis, impetravent. Conc. attui til, de celebr. mij. (6) Laïcus,fi fieri porell, nullo modo miniftrec altari tit. XXII. (?) Ord.rom I. muf. iial.pat.x, ord. W.pag.^i, c- 44 ord. III. pag. $6. {%) l. i. t. s.  & 170*. LET ï.44 Later- Geftchicht- en Leer ft elk. uitlegginge, met eerbiedigheid vergezelde , voorgegaan. Het geen nog in zeer veele Hoofdkerken onderhouden word, daar de Onderdiaken, ongedekt, hetzelvedraagd, en het aan den Priester om het te kusfen aanbied , eer hy de Misfe begint. Het Misboek van Parys (O, wil alleenlyk, dat, op plechtige Feestdagen, de Onderdiaken, als men aan het Autaar komt, den Priester het boek doe kusfen. Het waar te wenfchen , dat men dit Heilig boek altyd met eerbied voor den Priester droeg, het welk de magtinhoud,-die j&sus christus , de Eucharistie indellende , aan de Priesters gegeeven heeft, om de Misfe op te offeren , tot hun zeggende : doet dit tot myner gedagtenisfe. Hoe facite &c.  LETTER- GE SCHICHT- en LEERSTEL-KUNDIGE UITLEGGINGE, van de GEBEDEN en PLECHTIGHEDEN der ê, MISSE. EERSTE DEEL van de MISSE. De openbaare voorbereiding aan de voet van den Autaar» ARTIKEL I. Wat deeze voorbereiding behelst; haar oor* fprong en haar oudtheid> I^it eerfte deel van de Misfe bevat drie zaaken. r. Een begeerte, om met betrouwen, op Gods goedheid, na den Autaar te gaan. 2. De beiydenisfe van zyne fchulden. 3. Gebeden om 'er vergiffenis van te verwerven , en de genade, om met een volkome reinigheid na den Altaar te gaan. Deeze voorbereidende Gebeden gefchieden aan de voet van den Autaar, en dikwils zyn ze gedaan in éene andere plaats, een wynig 'er van afgelegen, om dat zy niet als eene voorbereiding zyn s em 'er ïia toe te gaan. Eertyds K wier-  I DEEL. (i)Pertranfiet pontifex in caput icholx, etincli' nat caput ad altate, futgenset orsns erd rom. I. muf. hal.*. 8. In caput ichola; et ingtadufupeliorioriz''. H p.43. in tribunal ec. clefire ord, III. p. 56. (z) Nonprolixa completa oratio11e.... annuat cantori ut gloria dicat; ipfevero dudtus a diaconis, pei gat ante altare, inclinatis  van de Gebeden en P/echtigfn der ff. Misfe. 147 I zers, die veele van hunne gewoontens, van I Wien, en Grenoble gehaald hebben : andere I eindelyk in de Sacristie, als te Rheims. (1). J Verfcheide Bisfchoppen hebben de plaats I aangewezen , en hebben die voorbereidende j | Gebeden volgends hun Godvrugt laaten op1 ftellen: 't is daarom dat ze niet in dezelve I bewoordingen hebben kunnen begrepen wor< den, 't is genoeg dat ze in de grond gelyk k zyn- Men heeft dezelve zedert de negende 1 Eeuw, geplaatst in fommige Misboeken, eii 11| doorgaans meer in de Pontificaalen , in de 1 ; handboeken, cf Ordinaaren van de Kerken. ■ 't Is daar dat men moet zoeken tot aan de ■ 1 veertiende Eeuw. Deeze voorbereidende Gebeden _ betreffen | de omftaanders zoo wel, als den Priester, en ; dezelve worden in 't openbaar aan de voet ; I van den Altaar geleezen, op dat niemand zig : i in de Misfe vertegenwoordigen zou, zonder 1 >! voorbereiding. ARTIKEL II. . ! Begin v'an de Misfe door het teken van het Kruis. • f-Hoe groot eene voorbereiding de Priester ; jook gemaakt heeft, eer hy de Priesterlyke 1 Jkleederen aan deed, hy gaat nu aan den voet ' :des Altaars erkennen dat hy met ellenden ! fvervult is, en dat hy een zonderlingen by- itand van God nodig heeft, om eene zoo reine, en zoo Heilige offerhande, als die van het aanbiddelyk Vleesch en Bloed van jesus ■ christus onzen Heer is op te draagen. 't'Ismet J jzulke aandoeningen dat hy zig aan den voet • iides Altaars houd, en dat hy zig bereid om , <. . K'2 de' ART. f. ( <) Zie Menner, die gefchreeven heeft in 1585 ferm. VI en het Ceremoniaal, gediukt i«J7.  / t. i^EEL» 148 Letter* Ge/ducht- en Leerfi'elk. uitlegginge, de genade af te fmeeken, ten einde hy 'er HeHiglyk mag opklimmen. De Chriftenen, die zig gewoonlyk niet afzonderlyk voorbereiden, eer zy tot de Misfe koomen, moeten zig beieveren om in het begin van deeze openbaare voorbereiding te wee lên, die hun met den Priester gemeen is, en die zoo gefchikt is om hen de genaden te doen verkrygen, om aan de vrugten van de oflerhande deelagtig te worden. RU BRIK. De Priester recht Jlaancle, aan het onderfle van de laake trap, en in V midden van den Autaar; het'hoofd ongedekt, en de handen gevouwen, maakt het teken des kruis met de regter hand, van het voorhoofd tot aan de borst, zeggende met een ycrflaanbaare Jiem : In nomine Patris et In den naam des Va- Fitii, et Spiritusfancdi. ders , en des Zoons, Amen. Tit. III. n. 1 en des Heiligen Geest. & 4. Amen. BEMERKINGEN. Over het gebruik van het hoofd ongedekt te hebben ; over het verlof om een Muts of Paruik te draagen; over de verfcheidene wyzen om het teken des kruis te maaken, en de reden van door dit teken te beginnen. De Priester begint de Misfe, het hoofd ongedekt zvnde , om dat het een oud gebruik van de Kerk is, dat de Mannen bloots hootd bidden. De H. paulus i Ctr. hoofdft. XI. had het alzoo geboden; en de Kerkvergadering van Rome, waar in Paus zacharias in 't Jaar 743 voorzitter was, verklaart dat dit gebruik volftrekt in de Mis moest onderhouden wordemverbiedende op ftraffe van de kerkelyke ban  yan de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 149 ban aan den Bisfchop, Priester en (1) Diaken, met gedekte Hoofden, het Altaar te bedienen. De noodzaakelykheid alleen heeft maar kunnen uitwerken dat de Pausfen, en Bisfchoppen toegelaaten hebben ten tyde van de Misfe het Mutsje te draagen, en dan zondert deeze toelaating nog altyd uit, den tyd van den Canon, tot aan het einde van de Communie. (O 2. De (1) Het verlof om aan het Altaar dePatuik op het hoofd te Itebbert , is te meer nodig , te meer gevaarlyk , en moest diensvolgens zeldzaamer weezen , niet alleen om dat dezelve voor geheel den tyd van de Misfe gegeven word, maar daar te boven om dat die toelaatinrj niet moet gevraagd worden, als om aanm^rkelyke ongemakken, nog gegeven moet worden , dooi die 'er het recht toe hebben, als met billyke voorwaarden , tegen de lengte, de krollen, de couleur, en de waarcldfche zwier, op dat men door deeze nieuwe uitvinding, de door de Canons voorgefchreve regelen, aangaande de zedigheid in de hairen, niet geheel overtreed, 'ürzynwynige, die 'er niet ia overeen komen, dat 'er minder kwaad in zou zyn, geduurende geheel de Misfe een mutsje op te hebben, om zekere ongemakken te verhelpen, als om een Paruik te draagen, die men dikwils met rede befchouwd als een ken. teken van waereldsgezindheid. 't Is ongetwyfeld om de moeielykheid te vermyden rer onderfcheiding van het noodzaaklyke, met het waereldfche, dat de Capittels van menigvuldige Cifhedraale Kerken in Vrankryk voorgenomen hebben nog aan Priester, Diaken, en Onderdiaken toe te laaten, om aan het Aunarvan de Choor met de Faruikden dienst te doen of die te bedienen, al hadden zy 'er zelf verlof toe van de Bisfchoppen, men kan in M. Thiers de fteilingen, de twisten, en de beoordèelingen die over dit ftuk gegeven zyn, natiën, c. is. 19 6: zo, van de hiftorie der Paruiken te Parys I690. De geneigdheid voor de oude kerkelyke tucht, heeft den Paus overgehaald nog ftrenger over dit ftuk te zyn , als bet dc Capittels waaren, gen.erkt hy in alle Sacrisryen van Rome, het volgende bevel heeft doen aanflaan.- Gafpard &c. zyneheilighe'd vlillende doen ophouden, het onbetnamelyke dat men in ds Sacriityen en in de Kérfstlt bemerkt, met betrekking tot de Priesters die Paruiken draflgtn, gehied aan den Retlor, aan den Koster, en ay.dcren bedienden var. deeze Kerk, de heilige Misfe niet te linten Ieezen , t,f eer.ïge Kerkelyke bediening te laaten oeffenen door Priesters die.de Paruik drangen, of fchoon zy die ook in de Sacristie r.fzctteden, cn dit op flraf van beroving van hunne be$36img\ of orAer hedre'gir.g van gevangenis, zoo als\wy dit zullen toed vinden. Den jo September 1701, Gafpard, Card.Vic. Tegenwoordig in het üisdom van Avignon , die een van de Fri.rlyke StSaten is, is 't genoeg als de Paruik in het Saciisi'jS word afgezet, eer dat n.en de Misfe begin» K3 ART. II. O) Nullus epifeopus,presbyter,aut diaconus ad folemnia mitrarum celebramh, prafumat cum baculointroire, aut velato cripite altari dei afli lteretquoniam et apoftolus prohibet viros velato capite orare in ecclefia,etqui reinere pracfumo lerit,commun;o ne priveturce>;c torn. VI. col. 1!49 et dtft. I. art- II. de ctnf. c. nullus-  150 Letter- Gefchicht- en Lcerflclh uitleggings, I. DEEL. torj. buig. (iï Ja/lm. quafi. 1IS. (3) Eaclens eraccm in fronte fin ord. rem. I en II. maf.'itat.p. S (4) JI/v/7, d'. De Priester houd de kanden gevouwen , eri in deeze houding is hy altyd geduurende de Misfe, als hy zig van zyne handen niet bediend om iets te doen , of dezelve niet op-r heft om eenig Gebed te fpreeken. 't Is zeer geyoeglyk zegt Paus nicolausdeI. zig geduurende het Gebed, om zoo te fpreeken, voor den Heer de handen te binden, en zig jn zyne tegenwoordigheid als menfchen, ter ftralfe gefchikt te houden, om te vermyden dat men met de boozen niet veroordeeld word, waar van in 'r Evangelie gezegt word: bind hem handen &c. werpt hem in de eeuwige duifternisfe (1). 3. De Priester maakt het teken des kruis ngetdc regterhand, om dat men gemeenlyk deeze hand gebruikt als men iets doet, en omdat men' het met die hand altyd zoo heeft gemaakt (3), hy maakt het van het voorhoofd t$t de borst, en daar door voegd hy alle die manieren t'famen waar op men dit Heilig teken gemaakt heeft. De oude Roomfche Ordens tekenen aan dat men het kruis op het voorhoofd maakte. (3). Deeze gewoonte is al zeer gemeen geweest, en word noch dikwils geoeffend; doch men heeft bet kruisteken dan ook eens op de mond, dan ook eens op het hart gemaakt. Daar men het nu van het voorhoofd tot op de^orst maakt, zoo blykt het, dat wy dit ten zelveh tyd, en op het voorhoofd, op de mond, en op het hart maaken. Na de hand op de borst gebragt te hebben, br°ngd de Priester die tot den linker fchouder. De Grieken brengen die tot den regter , en eertyds volgens de getuigenis van innocentius den in. (4), deeden dit ook gemeenelyk de Latynen ,^ voornoemde Paus meend echter dat het nattiurlyker, en gemakkelyker is, de hand, eerder na de linker, dan na de regter zyde te brengen. Men heeft beftendig dit gebruik, als men eenige perfoonen, of eenige andere dingen zeegent: wam\  yan de Gebeden -en P/echtigh. der II. Misfe. 151 want de eerfte linie van het kruis gemaakt hebbende, maaken wy de tweede, onze hand van de linker tot de regter zyde brengende. Daar zyn ook verfcheide wyzen om de vingeren te houden in het maaken van het kruisteken. Gewoonlyk heeft men 'er maar dsie opgeheven , ter oorzaake van het getal j^er drie Goddelyke Perfoonen (1). De Grieken voegen den duim by de vierde vinger, om de drie andere opgeheeven te houden. (2) By, de Latynen is die gewoonte van de drie eerfte vingeren op te heffen, en de andere twee gevouden te houden, zeer lang in 't gebruik geweest. Dezelve is web uitdrukkelyk door le|den iv. in 't Jaar 847 aanbevolen; en word nog by deCathuizers enJacobynen onderhouden. Maar de verhindering die men gewaar word, met de twee laafte vingers gevouwen te houden , heeft byna geheel de waareld als genoodzaakt om de hand en de vingers uit te rekken, (a) Omtrend dit ft.uk moet men het tegenwoordig gebruik opvolgen, en e vent wel het ftigtelyke, in die gewoontens , die in andere Landftreeken gebruikelyk , of van oude tyden herkomftig zyn, hoewel van de onze èeniger wyze verfchillende, pryzen. De Priester begint eindelyk de Misfe door het kruisteken, zoo als dit aan,de Chriftenen betaamd, alle hunne groote verrichtingen ,«en voornamentlyk de offerhande te beginnen. tertulliaan (3), de H. cyprianus, (4) en meer andere Oudvaders , (5) getuigen ons, dat de Chriftenen eertyds het kruisteken maakten by het begin van alle hunne werken , het zy op het voorhoofd, op de mond f 2) De 'Rubirken van het Misboek van Tiier, van 't Jaar USj. gefchikt na die van den H. Paus pius den v. tekenen aan dat de Priester alle zyne vingeren uit znl ftrekken, als hy het Iruisteken maikr op zij; zelv, en dat hy 'er maar drie 22I uiiiUekken, als hy een ander zogend. K 4 ART. II. (1) Hmormsiit gemma anima inr.ocent. III. /. 5. (2) Zie bierolexiccn MaorienGe. nebrard, over dt Liturgie. (3) Adveftitum &c, frontem crucis fignaculo terimus tertull. eoron. mi/, c. 3. et lib.z.aduxor. (4.) Cyttrian. epifi. LVIII. (5) Adomnern aftum,adomnem incelfum manus pingat crucem hier. epifi. adeuflcch; cum os, ftomaichumque fignaret. id. ibid. in frome,ut fempet confireamur.- in rorde ut femper diligarnus.-figna. cu'um in braehio ut temper opereHiur. ambrof. I. de ifaae et anima, c. s. baf. de fpir. fanHo , cirill. hier. chry/cfl.be.  t DEEL. (i) Renatusex arjui et fpititu iiuüojtanj.11: s (ii) Qpi peiTpirlturn lanftum temet i plu'tl obtuiit inmaculatum ieér. IX; i*. I^i Letter- Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge, mond , op het hart, of op de armer7, omdoor het kruis Gods hulp in alle hunne noodwendigheden af te fmeeken. Dit teken word gemaakt in den naam des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geest, dat is te zeggen, van wegens, en door de magt der drie Goddelyke Perfoonen, die willen, dat wy door het kruis hen met vertrouwen aanroepen. Behalven deeze algemeene inzichten , begind de Priester de Misfe door het teken des kruis, om dat hy in 't oog moet houden de gedagtenis des doods van jesuschristtjs te vernieuwen, en ten zeiven tyd zegt hy: in nominc Putris, et Filii, et Spiritus fancli: in de naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geest, om te betekenen dat hy de gedagtenis van de offerhande van jesus christus vernieuwd ter eere van de allerheiligfte Drievuldigheid. De Priester en het Chriften Volk zyn door het Doopfel de drie Goddelyke Perfoonen toegeheiligd : aan den Vader die hun voor zyne kinderen heeft aangenomen ; aan den Zoon in wien zy zyn aangenoomen: aan den Heiligen Geest door wien zy zyn aangenoomen , toen zy eene nieuwe geboorte ontvingen. ( I) En deeze aanneeming geeft de Geloovigen recht, om de Heilige geheimenisfen te naderen, en met den Priester de Heilige Offerhande in de naam van de drie Goddelyke Perfoonen op te draagen: in de naam van den Vader,die hun zyn Zoon gegeven heeft om geoffert te worden: in den naam des Zoons,die zig gegeven heeft om gefiagtoffert te worden; in den naam des H. Geest door wien hy zig geoffert heeft. (V) Zig door den H. Geest opdraagen, is zig opdraagen door den geest van góedgunitigheid en liefde. AR-  van de Gebeden en Plechtigh, der H. Misfe* 153 ARTIKEL III. Van den Antiphoon Introibo, en van den Pfalm Judica me Deus. RUBRIK. Na dat de Priester het teken des kruis gemaakt heeft, zegt hy met een verftaanbaare flem den Antiphoon* Introibo ad Altare Ik zal ingaan tot ■Dei. den Autaar Gods. Die de Misfe diend aan de linker zyde van den Priester knielende, een weinig na beneden ; en in de hoog Misfe de Dienaars regt (taande aan de zyden des Priesters, vervolgen» Ad Deum qui latifi- Tot God die myne cat juvcntutem meam. jeugd verblyd. Men zegt desgelyks beurtelings den Pfalm Judica me Deus, en deeze word nooit agter gelaatcn als in de Misfen voor de Overleedenen, en ten tyde van het Lyden. Rubr. tit. III. n. 6. BEMERKINGEN. Over de houding, en de bediening van hun die de Misfe dienen: over den oorfprong van den Antiphoon. Zedert welken tyd men den Judica, zegt; en van waar het komt dat die in de Misfen voor de Overleedenen word agter gelaaten» ï. "Die de Misfe diend moet zig op de knien houden, een wynig agter den Priester, op dat K 5 zy-  I. DEEL. (i)ConC. i. Wt- diol. tit V. (i) Miniftri nequaquam dein operam accen* der.disluminarihus,aut aliis rebus mentemavocantibus; fed adfint facerdoti, confcffionem petCquenteset pto le invicem, eccleiix nomine, orantes conc trcvir.U- n. i.conc. lo. XIV.cc/. 7"(3) Qyam o1> rem, dum hscfiunt, non fit minifter accendendisluminariis,aut aliis mentem avocantibus.qua: prius fnfta opportui',intentus,Ittu. naricn. 154 Letter- Geftchicht- en Leer ft elk. uitlegginge, zyne ootmoedigheid, zyne afzondering, en zyn Godvrugt hem voorbereiden, om aan de vrugt van de Heilige Offerhande deelagtig te worden , terwyl de Priester zig voorbereid om het te Offeren. Om deeze reden wilde de eerfte Kerkvergadering van Milaan , onder den H- car.ol.us in 't Jaar 1565 gehouden, dat eer men de Misfe begint, de Dienaaren de waschkaarfchen zullen aangeftooken, het Misboek op zyn plaats gefteld, en de bonetten by de hand, met een woord al liet noodz'aakelyke voor af zullen bereid hébben: erj verbied wel uitdrukkelyk den Priester de Confiteor te beginnen , eer dat alles op zyn plaats is. (1) De tweede Kerkvergadering van Trier des Jaars 1549 , (2) en die van Narbonne des Jaars 1609, (3) beveelen ook aan den Dienaar des Priesters, om zig met zeer veel Godvrugt op deeze voorbereiding toe te leggen , en Verbieden hem op dien tyd de waschkaarfchen aan te fteeken, en bezig te weezen, met die dingen, die te vooren al in gereedheid moesten zyn, en die hem dan zouden konnen verftrooit doen zyn. 2. De Priester zegt den Antiphoon Introibo. Dit woord Antiphoon, demd af van het Griekfche woord xvliipov», en betekend een beurtelingszang. Zeker is 't, dat ten minde , zedert de vierde Eeuw, zoo in de Griekfche, als Latynfche Kerk, gebruikelyk is, om de Pfalmen met twee Chooren beurtelinks .te zingen: gemeenelyk heeft men van den Pfalm zelf een vers genomen , om het voor en na te' doen zeggen, of zelf om het menigmaal te doen herhaalen, dooreen Choor, na maaten het ander Choor, de andere verfen van den Pfalm of zong of op las. Gemee: nelyk koos men het vers van den Pfalm dié het meest over een komt met het ontwerp dat men beoogt. En in de Pfalm Judica is 'er geen 't welk beter over een komt met den cang des Priesters na den Autaar, als het vers  van de Gebeden 'en Plechligh. der II. Misfe. 155 vers Introibo: daarom word dit als een Antiphoon. voor en na den Pfalm gezegt. ' 3. Hy zegt het met- een verftaanbaare ftem : om dat de bedienaars,.die rondom den Priester zyn-, hem moeten antwoorden, en den Antiphoon en den Pfalm beurtelings met hem zeggen. De andere omftaanders die niet vervan den Autaar zvn, moeten desgelyks antwoorden. I Het' .Roomfch Orde van de veertiende Eeuw tekendditfian; (1) en zeer veele, die dikwils in de dienst van den Paus tegenwoordig .geweest-zyn, als hy dien deed, of hoorde', verzekeren dat dit altyd zoo onderhouden word. Daar uit volgd dat de Priester en alle die antwoorden, de Gebeden langzaam moeten uitfpreeken, op dat zy malkander verftaan, en de een den anderen niet voor komen. I 4. Het vers Introibo , en de Pfalm Judica worden van over langer tyd, in de Misfe gezegt , als eenige geleerde zig verbeeld hebben. Het vers "wierd in de Kerken van Spanje rihmiddelyk voor de Prasfatie gezegt, zoo als uit het Misboek der Mozarabiers blykt, het.welk men gelooft van den tyd van den H. isiDoRus te zyn"omtrend het Jaar óoo(s). En zedert meer dan 800 Ja aren vind men het vers •en don geheelen Pfalm, voor het begin der Misfe , .in menigvuldige handfehriften der Kerken van Vrankryk, Duitschland, en Engeland aangetekend. Men ziet dien in het Pontificaal van den H. -pruoentius,: Bisfchop van Trojen, des Jaars 840; (3) in de Misfe van Illyric, inhei Sacramentaar van Trier sefchreven in de tiende Eeuw, (4.) en it welk in de twaalfde Eeuw in de Kerk van Verdun gediend heeft; in eer Sacramentaar, in 't Jaar 1036 door humbert, Bisfchop van Parys gegeven aar 11 al in ard, Abt van St. BenignusteDyon. en Aarts-Bisfchop van Lions: ineen Misboek yan de Koninglyke Bibliotheek,gefchreven ie ART.LIH* (1) Refponde^ tur: ad deunt.... papaincipitpfalHium judica, et completur tam pet eum quara per adftantes ord. rom. XIV. ». 71. p. J19- (1) Apttniï* ai tö (i)MdrtentttJL. p. 5*8. f4) Ex iiblïot. orat. Paris n.tli  156 Letter- Oefchicht-en Leerftelk. uitlegginge, (t}Afcr.*rd app. èedSacram.p. 167 (z) Pontif. MS. VikLtrg K. 3S66. f jjln piimis dum iirgreciitur lecerdos altare, dicït introibo , plalmtim Judica vtedtastirc.fa' erom. albienfe MS. Ad celebrandam roiflïin dicat artt. ir.treibo &c. aliudalb. MS. {4) Paratus autem venit ad altare dicens antipa, introibo ad al' tare dei,pfalmjudica me deus. mierol. c. zj. (5) Pontifex ad altare perveniens.et ad fe ipfum revertens, sntequam ordiatut facrum officium , de peccatis fnis,cum aftantibus confitetur, pfatmum illum prsmittens, qui mani feite per to turn fil>i ad hoe dignolcitur per'trii ère et convenue: ji'dita me dfus&c. urdis. eïetn* a gente non fanêta, et ab homïne liberatos iniquo,ad altare deidignus introëat. m-jfler miff. I. 1. c. 13. {*, Ralior,, l, 4, *-7- in iot5o; in een Sacramentaar van Seez des Jaars 103.1 (1), en in een Pontificaal van de zelve Kerk , gefchreven omtrent het Jaar 1045 (2), waar in men ziet dat de Bisfchop na den Autaar gaande, na den vreede kus aan de Priesters en Diakens gegeven te hebben, het vers Introibo begint, gevolgd van de Judica. In twee Misboeken van Engeland, het een gefchreve in den Jaare 1000, het andere een weinig na het Jaar 1300, ftaat deeze Pfalm aangetekend, om beneden aan den Autaar gezegt te moeten worden. (1) Met betrekking tot de Kerk van Rome,zyn de Introibo, en de Judica, in twee Sacramentaaren van Alby aangetekend, onder den tytel van Sacramentaar van den H. gregorius , en van Order, dien men in de Catholyke Kerk. onderhoud (3), (2) gefchreven in de elfde Eeuw, en in het Ordinariüm van Mont Casfin , omtrend het einde van de zelve Eeuw. De Micrologus omtrend het Jaar 1090, zegt ook dat de Priester gekleed zynde, na den Autaar gaat met Introibo (4) te zeggen: en dat Paus innocentius de in, voor het Jaar 1200 (5) ons te verftaan geeft, dat de Priester de Confiteor niet zeide, dan nadat hy zelv beneden aan den Autaar den Pfalm Judica gezegd had, die aan hem past, die wenfcht en verlangt om waardiglyk op te klimmen. Zedert dien tyd , hebben zy die het Romeinfche gebruik opvolgen, ditinsgelyks gezegt. durandus, in de dertiende Eeuw, geloofde het gebruik van deezen Pfalm, ten tyde van de Misfe te Ieezen, zoo oud te zyn, dat hy dit aan Paus celestinus toefchreef. (6) Des niet tegenftaande dachten an- fi) Het eerfte is in de Abdye van Jumiege, en het ander, dat zeer heerlyk is, is in de bockerye van M. FOUCAUJ-T, Staatsraad. (z) Zy zyn in de Archiyea yan het Capiuel.  van de Gebeden en Plechtigh, der II. Misfe. 157 I anderen dat die maar uitGod vrugt gezegt wierd 0 en lieten dien agter. Daar uit is ontttaan dat 1 in de Rubrik van het Misboek van Paus rius tDEN v. is aangeftipt, dat men dien niet moest ji agter laaten. Deeze Rubrik zonderd geene als de Misfen I voor de Overledenen, en die van den tyd van het Lyden, uit. Men ziet zelf in Paris de Grasfis, dat voor pius de v. de Pfalm Ju* i dica in de Misfen voor de Dooden, gezegt • wierd, met dit onderfcheid dat men in plaats 1 van Gloria Patri, Requiem aternam (1) zeide. \ Men heeft het gevoeglyk geoordeelt, deezen ' Pfalm in de Misfen voor de Overledenen, en I ten tyde van het Lyden niet te zeggen, ter > oorzaake van deeze woorden : waarom zyt gy I droevig myne ziel, en waarom ontftelt gy tny ? { (3) deeze woorden moeten alle droefheid verI bannen , in plaats dat de treurige CeremoI nien van den dienst der dooden, en van den I tyd van het Lyden dezelve inboezemen. Maar I zelf in die Misfen neemt men die inwendige vertroosting van den Priester niet af, die hy 1 aan den Autaar hoopt te vinden, en daarom | zegt hy altyd om deeze reden: ik zal ingaan 1 (i) Men v/eet niet welke eene andere rede men zonde rjehad hebben om deezen Pfalm niet te zeggen. Men had dien op den Pasfie Zondag wel konnen agter laaten, tet oorzaake dat de inlyding, introïtus, van deezen Zondag uit twee 1 of drie verfen van den judica is gemaakt. Maar deeze réde i heeft voor de volgende dagen geen plaats, op welke alle de I inlydingen onderfcheiden zyn. Zoo is 'er dan meer rede ie : gelooven, dat men zig in de Misfen der dooden tot blyrl. fchap niet heeft willen opwekken, of ten tyde van het Iv; den, waar van alleen de toeftel droefheid inboezemd. De , Kerk heeft waarlyk den Pfalm judica in een van de donkere dienden, doch Hechts in de Laudes van Saturdags voor Paasfchen, na dat zy de verborgendheid der verryzenis aangewr1 ien, en den Antiphoon gezongen heeft.- O mors tromn tue, , 'i mors. Nu als men de vruchten van het Lyden in 't oog ! .heeft, en men zoo na by aan de blydfchap van de verryzenis komt, heeft men gevoeglyk «de OW. W zeggen; 9 ral* (tul, J waarom zyt gy inent£ { i art. in* Corfalmofijurr», videlicer jui ca me deus, (jui dia» tur in confiiKr». ne,nonconc!s»!ii» tui' cum gloria pjtri,icd cum rt* quiem xtern&m. Paris de craSi de eer int cord iet. epifi Ub.z. i. 3»  INDEEL. (l)Lib. dcihqui initiantur. (t)Hisabiuta plebs divesinfigjnibus, nd chrifti contenditaltalia.dicens; et introibo ad altaie dei, ad deumqui la:tificat fuventutfiameamii é. 158 Lelier- Gefihichf en Leef/lek. uitlegginge, tot het Altaar Gods-, tot God die myn jeugd verblyd. §. i. Van waar het gebruik gekomen is om liet vers introibo té zeggen, en welken zin de oude Kerk daar aan gegeven heej't.—um De oude Kerk, heeft ons volgends getuigenis van den H. ambrosius, (Oden zin van die woorden te verdaan gegeven , die fteilende in de mond van hen, die zoo terdond het Doopzel en het Vormzel ontvangen hadden , en die van de Doopfonten na het Altaar gingen om met het grootfte vertrouwen, 't welke de genade der wedergeboorte gaf, aan de Goddelyke Communie deelagtig te worden : dit afgewasfche Volk , zegt de H. ambrosius , verrykt met de Cieraaden van genade, gaat na het Altaar van jesus christus, zeggende, en ik zal gaan tot het Altaar Gods, ik zal tot God gaan die mync jonkheid levendig maakt. (2) Niets Voegde beter aan deeze nieuwe gedoopten als deeze woorden. Zy gingen na het Altaar daar God zyn Zetel heeft , zig voordellende in God zelf te treden: Introibo ad Altare Dei, dat is te zeggen in bizondere . gemeenfchappen met God , door de mededeeling van het lichaam en bloed van jesus christus. Zy waaren voor God , als de onnozelde jeugd, als nieuw geboore kinderen, zonder zonde, zonder boosheid; en zig geheel met dien onwaardeerlyken fchat, dien zy zoo vuurig begeert hadden bezet vindende, zoo konden zy tot den Altaar niet gaan, of moesten met vreugd en blydfchap overgootenzyn: qui Icttificat juyentutem mcam* De toepasfmg van dit vers is in dezelve zin door den ouden Schryver van de verhandelinge over de Sa- cra*  , van de Gebeden en Plechügh. der II. Misfe. 15c Gramenten uitgelegt, die aan den H. am erosius word toegekend. (1) Zedert zeer veele Eeuwen fteld de Kerk die zelve woorden in de mond van den Priester, en het Volk die tot den Altaar willen naderen; maar om dat zy zig van binnen bevinder vervult te zyn met onvolmaaktheden, en van buiten aan menigvuldige gelegendheden van te vallen bloot geftelt te zyn, zoo doet de Kerk hen den geheele Pfalm Judica me Deus, waar uk dit vers getrokken is , zeggen : om dat die de .gevoelens van vertrouwen, en vreefe uitdrukt, die aan hunnen ftaat betaamd yk zyn. '-oSyisssrxQsd ~**j .'it vHKi 11,,tinv §. 2. Van dcfi Opfteller, van het onderwerp', en van den letterlyken zin van den Pfalm r, judica me deus. " Deeze Pfalm is zoo in de Hebreeuwfche iext, als in de zeventig zonder titel: en 1 men zou 'er na raaden willen, als men met : eenige Schryvers beweeren wilde, dat dezelve door David zoude gemaakt zyn toen hv van Saul vervolgt wierd. - J f Het fchynd eenvoudiglyk, dat dezelve door i iemand gemaakt is, die zyne ziels vyanden :vreesde, en die, in te naderen totdeH.nlaatien, er alle zyne heerlykheid in wilde tïellen. Laat ons den zin van den Pfalm zien rnet_ betrekking tot den Israëliet, voor wien 1 hy m den eerden opflag gemaakt is; en hoe \dezelve ook aan de Chriftenen voegt, die denzelven in het begin van de Misfe Ieezen. (De zin dien de Chriden 'er aan geeft voligends den geest van de Kerk, moet niets veranderen aan den letterlyken zin, die den Israëiliet voegcUMaar dewyl de kennisfen van den IChriften uitgeftrekter zyn, moet hy verder '.gaan, en tot de waarheid geraaken,waar heen ■ ■ ook t ART. III. (i) Veniebasde. fiderans ad altare, quoacciperes facramentum.dieer anima tua:introibo ad altare dei,addenm qui lretificat juven • tutemmeam.depoluifti peccato» rum fene&utem, fufcepiftig.-atiz juventutem.- hxti prxftirerunt tibï factamenta ex. leftia. ambr. de facram.l, 4. c. 2.  I. DEEL. (i)EtdHcerne canfam meam de gente non fan*».. l6o Letter- Gefchicht- en Leer/lelk. uitlegginge, ook de Propheet de verftaanders wilde opleiden , terwyl de Israëliet,minder kennis hebbende, aan de afbeeldingen gehegtbleev. Laat ons beginnen met de uitlegging die letterlyk aan den Israëliet voegd. judica me deus, &c. Wees myn Regter , Heere , &c. üe Israëliet aangerand en veroordeeld zynde door de Heidenen, die de onderfcheiding, waar in hy wilde leeven verfmaaden, en zig aanmerkende als Lid van het Heilig Volk, het welk den waaren God alleen aanbad , vraagd hem om geoordeelt te worden; dat zyn zaak van het onheilig Volk afgefcheide blyve (q: en dat hy verlost zy van den boozen en bedriegelyken menfch , die hem, door zyne boosheden, en zyn listen, zoekt te verdelgen. Quia tn es, Deus, fortitudo mea: quare me repulijli ? gelyk de Israëliet alleen in den Heer zyn vertrouwen delt, zoo klaagt hy 'er over dat God hem tusfchen zyne vyanden laat: des niet tegendaande deld hy zig gerust op de befcherming die hy verwagt, en die hem van den Altaar geworden zal. Emitte boem tuam: laat uw licht, en uwe waarheid over my lchynen. Het licht den Israëliet verlichtende, wasdekennisfevaneen eenigen God, die hem den dienst der valfche Goden deed verzaken. Et veritatem tuam : en de waarheid, was de zekerheid die hy had, dat God op eene wyze wilde geëert worde, die in de H. Schrift was voorgefchreven. Ipfa me deduxerunt.* Deeze kennis, en die verzekering hebben my dikwils geleid in montem SnnStumtuum , tot uwen Heiligen berg, tot den berg van Moria , daar abraham zyn Zoon isaac had opgeoffert, en waar op in volgende tyd deTempel gebouwdis.EtinTabernaculatua. Dat is, tot de Hutten, waar onder de Arck, en de Godfpraak des Heere waren» Et Introibo ad 'Altare Dei» Door Gods Altaar verftond de Israëliet, den Autaar yan  1 van deGebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 161 '1 van den berg Sion , waarop men aan God •ï ilagtoffers op droeg : en na deezen Autaar tl gaande, ging hy tot God zelf: om dat dit het il Autaar was, waarop de Heer de, kentekens 1 gaf van zyne tegenwoordigheid» Ad detfm qid \\ Icttificat juventutem meam: tot God die myne •| jeugd verblyt. Dit wierd naden letterver* ïl vult. In de daad, zy, die tot den H. berg •ij gingen, gevoelden zig als verjongt, en „met t| zoo een gevoelige blydfchap aangedaan, dat •I de Propheet isaias, een voorbeeld van een el groote vreugd willende bybrengen, zegt, dat tl men zoo veel blydfchap zal hebben als hy m heeft, die op den klank der Trompetten, tot i den H. bergnaderd, tot den Tempel van de i!t fterke van Israël (i). Zie daar het bizonde- 1 re van deezen Pfalm met betrekking tot den «| Israëliet. Laat ons nu zien hoe geheel de H Pfalm aan de Chriftenen voegd, die denzei ven r ] beneden aan den Autaar zeggen. J $. III. Uitlegging van den Pfalm judica - me deus, &c. met betrekking tot de Chriftenen , en tot hunne Kerken. i,| judica me, Deus, et W^ees myn Regter, «1 difcerne caufam me- en onderfcheid myn iel am de genje non fanc- zaak van het onheilig Li ta, ab homine iniquo*et Volk ; verlost my van 1 dotofo erue me. den boozen, en bedrie- ic gelyken menfch. judica. Een oordeel veronderftelt een !,j ■ belchuldiging. De Chriften heeft een verMi drietelyke aanklaaging met de duivel, met inl de waareld (a), en met zig zelf. Hy is waar;-| lyk van het uitverkooren en Heilig Folk (3) . en srj zig aangevogten, en veragt bevindende door J de Goddeloozen, ftelt hy den Heer voor, dat :si . hy niet gehaat is, om dat hy zondaar is, en tri dat hy hem vertoornd, maar eeniglyk om dat ART. IIL ' 1) Catiticums- rit et latfrlia ciüdis,ficutqui pergit cum tibia ad niontein domini , ad l'orrem Is. raël ij'alf. iXX; ( 2)Accurarordie ac notie aptical. XII: 10. (jj 1FitriX.hf.  1 I, DEEL. i ; j (t)Quidfitinter i iervientem deo, et non fervientem ei. Malaclu pit 18, 62 Letter- Gefchicht- en Leerjlelk. uitleggings, ïy het geluk heeft aan den Almagtigen dien lerdienst openbaar te geeven, dien hy van )ns afvorderd. Judica me Leus : oordeel, deer, van myn ftaat, en merk aan, dat myne :aak de uwe is. et DISCERNE CAUSAM MEAM D'E ïente non sancta : En maak dat ik | ;eene gemeenfehap heb, of dat ik my nietbe/inde onder en met hen, die niet leeven volgens het Evangelie. ■ Toon my hier, door jwe befcherming, waar mede gy my be3;unftigt, wat onderfcheid 'er is, tusfehen die, lie u dienen, en niet dienen (1). ab HOMlNE IN1QUO et DOLOSO ERUE vie: Verwyder my van de gemeenfehap van lie onregtvaardige menfchen , en verleiders Jie myn ziel konnen verftrikken: verlos my ook van dien vleefchelyken menfeh , dien de begeerlykheid in my doet leeven, die my tot het kwaad vervoerd, cn die het my door geduurige beguigelingen verbergt. Ouia tu es, Deus, Want gy zyt, God, forTitudo mea : quare myne fterktc: waarom me repulifti, et quare hebt gy my verftootriftis incedo, dum af- ten, en waarom gaa ik fligit me mimicus? bedroeft,. terwyl de vyand my verdrukt. De geloovige ziel zig aan zoo veele vyanden ziende bloot gefteld, beklaagd'er zig over voor den Heer: als wilde zy zeggen: 6 myn God! ö myn Heer! aangezien gy myn ecnigftehulp, myn eenigfte toevlugt zyt, waarom hebt gy my aan den duivel, waareld, en myne driften overgelaaten ? waarom moet ik aan hunne aanvegtingen bloot gettelt zynde , in ontroering, en benauwdtheid voord gaan ? Emitte lucem tuam, Zend uit uw licht en et veritatem tuam: ip- uwewaarheid:dieheb'« 1 ra me dcduxêrunt, et ben my geleid en zullen 1 idduxerunt in mentem my brengen op uwen- 1 QinBum tuum, ctinta- Heiligen berg, en in hernacula tua, uwe wooningeu» De  'van de Gebeden en Pleclitigh. der ff. Misfe. t6$ De Chriften (leid zig in dit tydftip weeder gerust, verzekerd zynde, dat hy onder de befcherming van God is, die hem niet zal verlaaten: God is myn befchermer, wien zou ik vreezen (i) ? by heeft'het Goddelyk licht Hechts te befchouwen, het welk hem tot den Autaar zal geleiden, van waar hem alle vreugd, alle vertroosting, en alle ftarkte zal koomen, die hy nodig heeft. £ m 1 t t e lucem tuam. ÜOOr GödtS lichten verftaan de Chriftenen de wetenfehappen, die jesus christus ons op de aarde is komen geeven: de duidelyke kennisfe van de drie Goddelyke Perfoonen, en van zig zelf, die gemaakt is om onze wysheid en verlosfer te wezen. veritatem tua m» Doörde waarheid Godts verftaan wy ook jesus chIustus, die de waarheid is: die geheel het oudt verbond door tekens en beeltenisfen aankondigde, en_die nog onder verfcheide tekenen verborge is, die de Godsdienst ons voor de oogen fteld: want onze oogen bevatten niet alstastbaare beeltenisfen: en het geloof doet ons onder deeze tekens jesus christus tegenwoordig befchouwen; dan eens door zyne werking, als in 't Doopfel; en dan eens door een wezentlyke en lichaamelyke tegenwoordigheid , als in het H. Altaargeheim. Zie daar het geen de Chriftenen door het licht eri waarheid verftaan. En aangezien alle gaaven van booven komen van den Vader der lichten, eii dat de wyze man zoo ernftig fmeekte dat God hem de wysheid van de hooge Hemelen zou afzenden (2) ; zoo zeggen wy tot God met den Propheet: Emitte, zend af van den Hemel in ons verftand, en in onze herten die kennisfen die je sus christus Op de aarde is koomen ontvouwen, en die ons hem zelf zullen doen zien als de waarheid, in die tekenen, die ons de Godsdienst voor -draagd» L 3 Pi* ART. III* (1) Dominus il luminatio inca et falus mea, quem timebo? Pf XXVI. Dominus protector vita: mea: a quo trepidibo m. f») Sap, IS,  ló"4 Letter- Gefchicht- en Leer ft elk, uitlegginge, l. DEEL. (t)Nonenim acceffiftis sd tracïafcilem montem; led acceffiftis ad Sion montem,civitatera dei vi■ven'is,Jerufalemcoeleftem, et multotum milliumangeiorum,frequentiam, et eccleiiam primitivomm , qui confctipti funt in ccelis, et judtcem omnium deum, et fpiritus fanótorum perfe&orum, et testamenti novi mediatorem Jelum,etfanguinisafperfionem me. lius loquentem (juam Abel. Hér. XII. fi) Pfalm XIV. t> XUI. Die kennisfen, en die waarheeden hebben my geleid, me deduxerunt, hebben my tot leidftarren gedient, et adduxerunt, en hebben my doen koomen tot den Heiligen berg , in montem fan&um tuum; niet tot een aardfchen berg, van een zigbaare en tastbaare hoogte , maar tot de Heilige Kerk , die berg, die zig tot aan de Hemelen verheft, volgens de uitdrukking van den H. paulus de Stad van den levendigen God (ji); den waaren berg van Sion, die ons met duizende Engelen gemeenfehap doet hebben, met de vergadering der eerstgeboornen, die in den Hemel aangefchreeven liaan, met de zielen der regtvaardigen, met God den regter van allen, met den middelaar van het nieuw verbond jesus, wiens bloed vonrdeeliger fpreekt als het bloed van abel. Zie daar den Heiligen berg der Chriltenen. et in tab erna cu la tua, en tot uwe woningen: dat is te zeggen, in uwe Tempelen, in welke het lichaam van jesus christus rust. Maar van waar komt het dat wy zeggen, hebben my geleid , me deduxerunt, en niet zullen my leiden, me deducent? 't is dat de zekerheid van den uitval dikwils het voorledene voor het toekoomende doet neemen. Men kan daarom ook zeggen, zullen my leiden. En in de daad de H. hieronymus heeft de Hebreeuwfche woorden die met deduxerunt , en adduxerunt over een komen , door deeze, overgezet, ipfa me deducent, & introductnt: om dat wy hoopen dat die waarheden , en die kennisfen ons op de aarde tot leidslieden zullen ftrekken, en ons niet alleen zullen brengen tot den H. berg, en tot den Tempel van hier beneden, maar tot dien, by uitneemendheid, Heiligen berg, die de Hemel is, ons door onze Kerken afgebeeld (2), en tot de eeuwige wooningen, waar van onze  van de Gebeden en Plechtigh, der II. Misfe. 165 -Tempelen en wooningen flegts maar afbeeld zeis zyn. Et introibo ad Alla- En ik zal ingaan to re Dei, ad Deam qui den Autaar Gods: to' icetificat juventutem me- God die myne jeugc dia. verblyd. Met dit licht neemen de Chriftenen zig vooi tot den Autaar Gods te gaan, tot dien zigtbaaren Autaar, van onze Kerken, waar op het Goddelyke offer word opgedragen; tot dien Autaar gaande,gaan zy tot God. ad deum, tot God zelf, tot de drie Goddelyke Perfoonen een God. qui LiETlFICAT juventutem ME- am, diemyne jeugd blyde maakt, de kragt vernieuwende, die hy aan myne ziel gegeven heeft, De ziel aan de getrouwheid , die zy aan de ontvange genaden fchuldig is ontbrekende, verliest dagelyks haare kragten: De liefde der fchepfelen doet haarvlekken, en fmetten krygen: zy veroudert, om zoo te fpreeken,ten verzwakt; God moet haar vernieuwen , verjeugdigen, en de vreugde weder geven, die het aanzien van haare zwakheden haar had doen verliezen: zoo fprak Koning david Pf. CU. myne jonkheid zal als die des arends vernieuwd worden Qij : de ziel moet by den boom des levens, die inhetmidden van ons aardfch Paradys, de Kerk , bewaard word, haare kragten koomen zoeken; zy moet disgenoot worden aan het H. Avondmaal, om zig te voeden, en de gcdagtenisfe van de yerborgcndheden van jesus christus vierende zig met de genade vervullen, en het pand ontfangen van de toekoomcnde Heerlykheid, gelyk die Kerkbruid zingt (2). De geloovige dan wel onderweeze zynde, dat jesus christus hem vernieuwt, en dat hy door hem de waare vreugde vind, heeft niet alleen den ftoffelyken Autaar in 't oog, als hy zegt, et introibo ad Altare; maar hy verheft zig tot den verheven Autaar, in de L 3 te- ■ ART. HIJ (1) Renovsbitat: ut aquila; jurcrttus tua Pf, CH. (2)MensimpIe» fur gratia, et futura: gloria; nobi's pignus datur.  löó Letter- Gefchicht-en L tcrficlk. uitlegginge, 1. DEEL. (i) Quamdilecta tabernacula tua, domine virtuium! concupifcit et deficit anima mea in a iria domini .• cor meum etcaro mea exultavelunttn deumvi▼um.... altaria tua, domine viitutum: rex meus et deus meus. Pf. lxxxi1i. (a) Aut. >» Pfaltr.es. 7. 19. 4*- 73- s+ tegenwoordigheid van de Goddelyke Majefteit, tot den bronader van onze heiligmaaking, tot de Perfoon van het woord, die de waare, en eenige Autaar is, die de rnenl'eh* beid van jesus christus onderfteund , en Heilig maakt, gefchikt zynde omhetflagtpffer te weezen. De begrypende Chriften zegt dan tot God: zend my van den Hemel dit licht, en deeze waarheid ; die onder zigtbaare tekenen my zullen ontdekken dat verhevene, dat groote, dat 'er in den Hemel, uwe wooningen ö myn God, om gaat: ik zal tot den Autaar gaan, ik zal my met jesus christus vereenigen, die God is, die ten zei ven tyd de Autaar, de Priester, en de Offerhande is: eh overftelpt van vreugde zal ik uitroepen (i): Hoe liefiyk zyn utve wooningen 6 God der heirkragtcn: myne ziel kwynt, en word als verflonde door het verlangen na uwe voorhooven: myn hart, en myn vleefch hebben zig verheugt in den levendigen God: niets is 'er by u Altaaren te vergelyken 6 myn God 6 myn Zaligmaaker, Confitebor tibi in ci- Ik zal u looven op de thara, Deus, Leus harpeö GodlmynGod! meus: quare triftis es waarom zyt gy beanima mea , et quare droefd myne ziel, en conturbasmeP waarom ontfteld gy my. confitebor. Somtyds betekend het woord confiteri waar van Confitebor, zig van zyne misdaaden befchuldigen : na de getuigenis van den H. augustinus (2), die het dikwils in dien zin gebruikt op veelvuldige piaatfen. Somtyds verheerlyken, of lof geeven, zoo, als hier ter plaatfemin welkeen zin ook de Heere jesus dit zelf gebruikte by Matt. XI: 25. Lucas X: 21. Confiteor tibi Pater: ik loov u 6 Vader, Heer van Hemel en Aarde. Confitebor tibi: ik zal u beleiden, ik zal u looven met  van dt Gebeden en Plechtigh.der H. Misfe. 167 met de levendigfte kentekens van vreugde,en erkentenisfe. in cithara. Hy die met een blydfchap, die van God komt, vervult is, zingt ook geerne Goddelyke lofzangen, op die werktuigen daar hy "t gebruik van weet; en, gelyk-de Apostel paulus (0 wil, de Chriftenen die geen Inftrumenten weeten te behandelen, konnen den Heere looven met Pfalmen, niet lofzangen, met Geeltelyke liederen, zingende met bevalligheid, en ftigting uit geheel hun hert, den lof des Heere. In deeze gefteltenisfen zullen wy zeggen, het geen wy aan den voet des Altaars moeten zeggen, quare tristis es anima mea? waarom zouden wy droevig zyn? en wat kan doch een Chriften kwellen, die tot zyn God naderd? wy gaan na zyn Autaar, die de bron van de waare vreugde is. et quare conturbas me? wat hebben wy noodig ons te ontftellen? Spera in Deo, quo- Betrouw op God mam adhuc confitebor want ik zal hem nog illi ,fahuare vultus mei, looven: hy is het heil et Deus meus. myns aanfehyns , en myn God. Waarom zou ik my niet gerust ftellen, dewyl ik hem nog myne lofzangen als myn God en Zaligmaaker zal opdraagen: die in myne ziele de vreugde zal verfpreiden, met myaan hem gelyk te maaken (2), en die eens zyne heerlykheid over my .zal doen fchitteren, als ik hem van aanfehyn, tot aanfehyn zal befchouwen. Kan men alle deeze bemerkingen geduurende de Misfe niet maaken, men moet ten minden gaan in de meening van den Pfalm, welke is, om ons de gevoelens van vrees, van verlangen , en betrouwen in te ftorten. Eerftclyk , de vrees van met de bozen vermengd te worden, van hunne voorbeelden en zeden te vo.'-eu; iuscerne causam meam de L 4 ART. III. (1) Pfalmis, hymnis, canticil fp'nituali&us, in gratia c infantes in cotdibusvesuisdco. cell.llli 16. (z) Similes ei e. rimui 1 Jca« III: z, 1 Cor. UI: n.  L DEEL. If58 Letter- Gefchicht- en Leerjlclk. uitlegginge, gente nonsancta: ab hom1ne iniquo et doloso. Ten tweeden, het verlangen om al het geene te kennen,dat ons met y ver tot de Heilige Offerhande kan brengen : em1tte lucem tuam et veri- tatem tuam. Ten derden, het betrouwen op de Goddelyke befcherming, welkers uitwerkzels wy reeds zyn gewaar geworden, en die God ons noch doet hoopen, met ons te veroorlooven zyn lof, als aan onzen God, en onzen Zaligmaaker op te zingen: Spera in Deo, &c. Gloria Patri, et Fi- Glorie zy den Valio , et Spiritui fandto. der, en den Zoon, en den H. Geest. De Kerk doet dit vers op 't einde der Pfalmen zeggen: op dat wy dikwils de Goddelyke Perfoonen zouden verheerlyken, aan welke wy de eer hebben te zyntoegeheiligt. Wy Zouden deeze verheerlyking niet beeter \veeten te piaatfen, als in de verrichting van de Heilige Offerhande te beginnen, die het meefte de heerlykheid Gcds , zyn magt, zyne wysheid, en zyn liefde doet uitblinken. Om dat door zyn alvermoogen, zoo wel als door zyne wysheid, en door zyn liefde een Goddelyk flachtoffer is voordsgebragt, alleenigbekwaamzynde,om hem te verheerlyken, en de menfchen Heilig te maaken. Ook zal men volmaaktlyk den zin van den Pfalm Judica me Deus treffen, waar in men geheel bezig js met de gunden die men afimeekt , en met een levendig vertrouwen , dat wy die zullen verkrygen , zoo wy met deeze gevoelens de Gloria Patri zeggen: glorie aan den Vader,: van wien ons allegaaven, en alle gunden koomen: glorie aan den Zoon, door wien wy die ontvangen: glorie aan den H. Geest, die ons dezelve doet vraagen , en bekoomen. Sicut erat in princi- Gelyk het was in den pis, et mme, et fan- beginne, en nu, en altyd,  van de Gebeden en Plechtigh. derH. Misfe. 169 ■per, et in f 'ecula fctcu- tyd, en in der eeuwiglorum. Amen. heid der eeuwighe¬ den. Amen. Dit laatfte vers is 'er in de Kerk tegen de Ariaaneu (4.), die aan den Zoon een begin gaven, ingevoerd. Daar door heeft men in alle vergaderingen der geloovigen willen verklaaren , dat de glorie van den Zoon , die men even gelyk als die van den Vader, en van den H. Geest verheft, nooit een begin gehad heeft, gelyk die nooit een einde zal hebben. Om deeze rede, in de Sicut erat over te zetten, is 't niet genoeg een enkelen wenfch uit re drukken, gclyk-men doet, dien gemeenelyk door deeze woorden overzettende: dat die zoodaanig heeden en altyd zy, als zy van den beginne geweest is, en iivalle eeuwigheid': hier moet een verzekering en geen enkele wenfch weezen , zoo als wy het hebben overgezet. De Amen dien wy op het einde zeggen, kan in deeze bewoordingen worden overgezet, dit k waar, of dat dit zoo gefchiede ! laat ons het or~ deeze twee wyzen zeggen. Ten eerden, in met vreugd de gelykheid van de drie Goddelyke Perfoonen te belyden: ten tweeden met een waar verlangen dat hunne heerlykheid l»ekend zy, en door alle redelyke fchepfelen verkondigt worde. llerhaaiing van het vers introibo. N a dat de Priester aan God de glorie gege* ven heeft, die men hem fchuldig is, na dat hy hem (4) Mooglyk zou het niet zonder nuttigheid zyn, met eenige uirbreiding, den oorfpvong van Gloria Patri, en de uit* legging die de Vaders van de Kerk 'er aan gegeeven hebben, voor teftellen. Miar uit vrcez van in dit wetk te wyd'opig te zullen zyn , in1 et welk wy alleen ten oogmerk hebben , de Godvrugt der Geloovigen te ondcrwyzen , zullen wy bier oveteene verhandeling voegen, by de geenen dieopditdee! zullen volgen. Het geen wy ons hier voornamentlyk moeten voorftellen, is, dege» lykheid van de heerlyk'ieid der drie Goddelyke Perfoonen aan te S>idden, endsx het opzeggen van de Gloria Patri. L 5 ART. III. I  170 Letter- Ge/chlckt- en Leer/lelL uitlegginge , L DEEL» hem zyn vertrouwen, gepaard met vrees heeft te kennen gegeven; geheel met die gunst die hy van de Goddelyke bclcherming verwagt bezig zynde, en doordrongen met die blydfchap, daar zy mede vervult zyn, dieregt tot God gaan, zegt hy nog: Introibo ad Alta* re Dei: ik zal gaan tot den Autaar Gods, ik zal my met je sus chris tus vereenigen, die het Autaar, de Priester, en de flachtofferhande van God is : ad Deum qui leetificat juventutem meam, ik zal 'er na toe gaan inden geest, in de wil, en in het oogmerk van God myn Zaligmaaker, die de jonkheid verblyd, diehy aan myne ziel, haar vernieuwende gegeven heeft. Overigens dit vers zegt men in de Misfen der Overledenen, en op verfcheide dagen van boetvaardigheid, waar op de Pfalm Judica ine Deus word agtergelaaten. Men zegt dit altyd , om dat, als men zig met de kentekens van blydfchap, die in de Pfalm uitgedrukt zyn, niet ophoud, men altyd de beweegredens van vertrouwen in acht neemd, ten minden die den Priester en het Volk doen zeggen: ik zal gaan tot het Altaar Gods, ik zal gaan tot God die myn jeugd verblyd, dat is, die de kragt van myne ziel, die hy aan haar gegeven heeft, vernieuwd. Maar van waar komt dit groot vertrouwen ? 't is om dat Adjutorium noflrum Onze hulp is in den in nomine Domini, naam des Heeren, Qui fecit ceelum et Die Hemel en aarrerram. de gemaakt heeft. De Priester doet eene rechtzinnige bekentenis, dat zyn vertrouwen geenfints van zyn eige verdienden komt, maar van Gods hulp, die almagtig is, om dat hy het offer gaat opdraagen in denaam, dat is, in de kragt, en door de almagt van den Heer, die alle dingen gefchaapen heeft: en ten zeiven tyde maakt hy het teken des kruis, om dat'oor de ver-  van de Gebeden en Plechtigh, der H, Misfe, lfl yerdienfteu van het kruis van jesus christus deezen byftand vermag afte wagten. ARTIKEL IV. DE CONFITEOR* RUBRIK. De Priester de handen gevouwe hebbende, en zig diep neergeboogen houdende, zegt de confiteor, en /laat driemaal met zyn regter hand op zyn borst, zeggende mea culpa. Tit.IIL n. 7. BEMERKING. 1. I-^e Priester voegd de handen tezamen» en houd zig in eene nedrige geftaltenis, die overeenkomt met de ftaat van den zondaar (O, De zonden hebben ons na de aarde gebogen: hy befchouwd haar, zyn oogen na het voorbeeld van den Tollenaar niet durvende opflaan tot den Heer dien hy vertoorndt heeft. ü. Hy klopt op zyn borst, niets is ouder als dit gebruik om de droefheid over de zonden uit te drukken. De Tollenaar doeg op zyn borst, tot God zeggende: wees my zondaar genac\igQi), By het fterven van jesus christus lloegen zy , die in zyn dood hadden toegeftemt, met berouw wederkeerende, op hun borst (3): ja de Chriftenen waaren zoo gewoon voor de borst te kloppen, als zy de Confiteor zeiden, dat toen zy Augustinus eens in een Predicatie die woorden van j esus christus hoorden zeggen (4), Confiteor tibi Pater, de geheele Vergadering voor de borst floeg. Maar vraagd die H. Leeraar meermaalen wat betekend dog die borstklop- ping? ART» IV. (i)NiaUl.ai ctnfult. bulgart* runs. UV. 13. (}) Lat, XXlUs ■ft. (+)S/rm.tXVIII de verb. cvangi nev, edit.  I. DEEL. (i) Tunfio peetoris obtritio cordis er.arr. II. in Pj XXXI. Qpidaliud fignificar pe&orum tunfio,... fignirïcamus nos cor conterete, uta domino dirigatur inPf. CXL, VI. n. 7. Quando ergo lundis peótus irafcetiscordi tuo, nt fatisfacias domino deo tuo ferm. XIX de jiript. S*.t.vv.' ;?■> ,t (*) Uv.XVl.zi. 1 (3) Confiteor po peccaiisiili. orum Ifrael 2 es- ' dras l. 6. (*,) Confitebun. ( tur pecc^ta ilta. t ssdrAi IX.- 2. ' < ( I i f«;Coh'rTtensJ(a 1 «iicebat: peccavi; y inioiue egi pra:- / varicatus fum, mrnmifi hoe et * jflud.adpceni. b teatiam revertor, atque ccee , r'aculummeum. o mof-mm. iracl, Vi V.dcfacrif p,i;i 172 Letter- Gèfchicht-en Leer/lelk. uitlegginge, ping ? zy betekend dat wy ©nze herten zouden willen breeken, op dat de Heer 'er een nieuw vorme dat hem behaage kon. Zy betekend dat wy verontwaardigt zyn tegen dit hert, dat aan God mishaagd heeft (i\ Die drie Hagen, waar mede wy op de borst kloppen, konnen als een onbepaalt gëtal aangemerkt worden, en koomen ook genoegfaam over een met de drie foorten van zonden, van gedagten , woorden , en werken, waar van men zig befchüldigr. 3: De Priester zegt de Confiteor. De belyiems der zonden is altyd voor de Offerhande gegaan-, zoo in de oude als in de nieuwe Wet: ivant om vergiffenis van zyn misdaaden te verwerven, moet men die belyden, en 'er vergiffenis over vraagen. Als de hooge Priester den roor de zonden van al het Volk wen- gezonien bok opdroeg, deed hy ten zei ven tyd de ilgemeene belydenisfe: hy zalzegtde H. Text; ■kn levendigen bok opofferen, en hem ele twee kanten op den kop geleid' hebbende, zal hy alle boosHden van de kinderen Is?aëls belyden, altehunne >vertreedingen, en alle hunne zonden (2). Dikwils leest men in esdras: ik bely de de zonden fes Volks (3), zy zullen hunne zonden behlen (4). J De bizondere Perfoonen die Offerhanden oproegen, moesten ook hunne bizondere belylemsfedoen, gelyk dit gemakkelykindevier erde hoofddukken van het boek Leviticus te :icn is: en de geleerde Rabbyn ma je moédes leerd ons in de verhandeling der Oferhanden, op wat wyze deeze belydenis gechiedc. Die zig aanklaagde,zegt hy, fprak in dier oegen: ik heb ge zondigt: ik heb ongeregtigheid edrecyen, ik ben ovenreeder: ik heb die, en die onde gedaan, zie daar myn misdaad: ik heb'er trhtw over (5). Alle de oude Liturgiën veronderftellen de elydenis, en de meeste tekenen ook de beroordingcn aan. De  van de Gebeden en Plechtigh. clerH. Misfe. 173 Dealleroudde Romeinfche Ordens zeggen, I cf.it de Priester den Autaar opklimt na de be1 lydenisfe, maar zy hebben niet voorgefchreI ven, met welke woorden de belydenisfe gezegt I moet worden; 't is om die rede dat dezelve I in de meeste Kerken in bewoordingen die een I wynig verfchilden gedaan is. 'Er zyn zeer lanï ge, ook zeer korte, wyzen van belydenis1 fe geweest. De gewoonelyke die in de JX, XI, en XII Eeuw gebruikelyk waaren, I zyn door verfcheide Religieufe Orders beI waart geworden (1). De Kerk van Rome £ heeft zedert het begin van de dertiende Eeuw I de volgende wyze genoomen; en de Kerki vergadering van Ravenna (i)gehoudein 1314, 3j gebood,dat men dezelve in alle Kerken van de ij Provintiegelykförmig zou zeggen met betrekfli king tot de Heiligen die 'er in genoemd woral den. Cotifitcor Deo omni- Ik belyd voor God I potenti , beata Maria, almagtig, de Heilige Yfemper Virgini, beato Maria altyd Maagd , l Michacli Archangelo , den H. Michiel Aarts■j' beato Joanni Baptifta, EngehdenHeiligenJo V fanStis Apoftolis Petro annes den Dooper, de \ et Paulo, omnibus Sanc- H. H. Apostelen Peïis, et vobis, fratres-, trUsenPaulus,vooralr.quia peccavi nimis co- le Heiligen en voor u gitatione, yerbo et ope- Broeders, dat ik zeer • re'.' mea culpa , mea gezondigt heb metgeVculpa , mea maxima dagten, woorden, en I culpa. Ideo precor be- werken : door myne \atam Mariam femper fchuld, myne fchuld, iVirginem, beatum Mi- myne zeer groote l ehaëlem , Archange- /fchuld. (aHt zeggende Mum, beatum Joannem Jlaat de Priester drieÏBaptiflam , fandtos A- maal op' zyn' borst.') | poflolos Petrum et Paw Daarom bid ik deHeiilum, omnes Santos, et lige Maria - altyd \vos fratres, orare pro Maagd, den Heiligen T ' • ■• Mic- I (1) In het tweede boek zal men de onderfcheide wyiea tór» se!ydenisfen zien, die no.h tegenwoordig in gebruik II «iyn, en derzelver ooifptong. A.RT. IV. fr) Quoniamïn confeinonibus rjua; fiunt publi:c, in introim MilTa:,et alias va. rii perfun&jriè, ;t diverhmodè :onfitentur: ftaruimus.et de ca;tero obfervari prscipimus, per :otam provinciiir> ravennatem , ronfefiïones hu» jusmodi fieti fur> liac lórma:confi:eor deo omni^ptenti v Jjeata: Maria; femper ,'irgini, beaio vlichaeliArchau. relp, beato Joanri Bapti,ilx,lancis Apoltolis Faro eti'aulejon.ribusfanótis.■ onc.Tüvenn. III. ■ub. XV. conc. ■om. XI. col. 1.14.  t?4 Letter Gcfchicht-en Leerjïeik. uitlegginge, I. DEEL» me ad Domimm Deum Michiel Aarts-Engel, noftrum» den Heiligen Joannes den Dooper,dèn H. H. Apostelen Petrus ei» Paulus,en u Vaderden Heer onzen God voor my te willen bidden. UITLEG GING. De eerfte Offerhande, die men aan God moet opdraagen, is de Offerhande van eengebrooke en verootmoedigt hert. De Priester moet door het opdraagen van dié Offerhande beginnen. Wat voorzorg hy ook genomen heeft om zig te zuiveren, eer dat hy tot den Autaar gekomen is, hy behoud echter altoos de hoedanigheid van zondaar. Hy moet voor zig zelf bidden, eer dat hy voor het Volk bid, en de Geloovigen moeten getuigen zyn, dat hy niets agterlaat, om de vergiffenis van zyn zonden te verwerven, die in de H. Schriftuur aan de bekentenis van zyne boosheid is toegeëigend. Pfalm 3 r. Ik zal tegens my myne ongcregiigheid den Heere belyden: en gy hebt de Goddeloosheid myner zonde vergeven O): '-is daarom dan ook dat de Priester het gewigt van zyne misdaaden gevoelende, zig voor den Heer zeer fchuldig belyd, voor alle Heiligen, en voor de Geloovigen: ten einde hen te beweegen, om' voorfpreekers by God te zyn, op dat hy vergiffenis van zyn zonden bekome. confiteor..». Ik belyde voor God Almagtig, die alleen de zonden kan vergeeven, en myne ziel zuiveren: voor God, voor drie Goddelyke Perfoonen een eenigen God, aan God Schepper, Verlosfer, en Regter. BEATiE mar17e, voor de Heilige Maria, dié by alle geflagten gelukzalig erkent is (a);om dat van haar jesus christus gebooren is-, (3) onze befchermfter, de toevlugt van alle boetvaardige zondaars; semper virgini , hetuit- mua- (t)Diïi: eonfitebor adverfum ine injuftitiam meam domino, et tu remiiilti impietatem peccati mei Pf. 5XXJ. Ca) Beatam me dicent omnes ge neratione.. (3)Maria,de qua natus cft Jefus étatth. i.  van de Gebeden en Plechtigh, der II, Misfe, 175 ( muntende van alle fchepfels door het voor1 regt van Moeder en Maagd te weezen» beato MiCHAè'Li.... voor den Heiligen i Michiel Aarts-Engel; om dat hy de befcherI mer van Gods Volk is, die in het oordeel de j zielen moet voordraagen (1). beato joanni baptist;e, voorden I H, Joannes den Dooper, die het einde is van li' het oud en het begin van het nieuw Verbond, 1 die ons den weg van 't Evangelie gebaand I heeft, en de boetvaardigheid gepreekt totver<| gilfenis- der zonden» sanctis apostolis. .. voor de H. Apos| telen Petrus en Paulus, voor het hoofd van de ï Kerk den H. petrus, aan wien God voor| naamentlyk de deutels van het Koningrykder ! Hemelen gegeven heeft, en den magt om de of zonden te vergeeven; en voor den H. paui| lus, die ,gelyk de H. petrus de Kerk f van Rome door zyn bloed verzegelt heeft, en die het meest tot de bekeering der HeideI nen heeft toegebragt. omnibus sanctis, Voor alle Heiligen. Om drie redenen wenden wy ons tot hen. De ;• eerde^is, om dat de liefde, die zy voor God hebben, uitwerkt dat zy 'er zich aan laaten gelegen leggen als God vergramd word. De tweede rede is, om dat zy zelf in onzebelangens deel neemen, en dat zy zig in den Hemel verblyden als een zondaar boetvaardigheid ■ doet (2). De derde is, om dat God dikwils de zonde vergeeft ter gunde van zyn dienaaren: abraham zal voor u bidden, en gy zult'fixven (3). Gaat tot myn dienaar job, hy zal \ voor u bidden. Ik zal hem gun/lig zyn, op dat het misdaadu niet worde toegerekend'(4). i et vobis fratres, en aan u myne broeders. In navolging der oude Chridenen, die zig voor hunne broeders befchuldigden, om den bydand van hunne Gebeden te verkrygen: ia om dat de H. jacobus ons vermaand OM ART. IV* (1) Arcfiangcie Micliael coriffi. tui te principea liiper omnes ssj' mas fufcipie»das e-ffie. tcsltg. » Lus. XV ?, '%)Gtn.TT,:'.  1 L DEEL. « i i t i i i (i) Mater mife- licordia: (i) Confurget Michacl piin- ceps magnus qui itat pro fïliis po. 1 puli lui daniel •W* u 76 Letter- Gefchicht- en Leer/lelk.'uilleggiuge, >m aan malkander onze zonden te belylen. quia peccavl ... Ik belyde (1) dat ik zeer \ezondigt heb door gedagteu, door woorden, en hor werken'. dat is te zeggen, op drie wyzen vaar op men zondigt, of tegen God, of tegen ^ig zelf, of tegen den evennaasten: maarzonIer in eenige bepaaling uit te wyden, om dat lit geene biegt belydenisfe is, .en uit vrees' /an iemand der Vergadering te zullen verergeren. mea culpa, door myne fchuld. De zondaar wekt natuurlyk zig te verontfchuldigen ; en le waare boetvaardige in tegendeel , . doorIrongen van de grootheid zyner misdaaden, nitdekt 'er al de afgryfelykheid van , herhaalt graag dat het eeniglyk door zyne fchuld is. mea maxima culpa, duor myne (dier jroot/le fchuld: hy erkend dat hy zeer fchuliig is: om dat de verlichtingen'van zyn ge ■ ivisfe,, de kennisfen die hy van deredenen i/an het geloof gekreegen, de H. infpraaken lie hy van den Hemel ontvangen heeft, hem yan de zonden hadden moeten doen te rug kecren. ide0. 't Is daarom; om dat ik veel gezonligt heb, om dat ik zonder verfchooningben, mi ik magtige voorfpreekers noodig heb, dat ik de gelukzalige maru die vooripnu.keresfe by God, onze Moeder, de Moeder van bermhertigheid (i): den Heiligen miciiiel f\arts-Engel onzen befchermer (ff) : van wien by daniel gezegt word : michacl de vroote Vorst, zal opftaan , die voor de kinderen van zyn Volk flaan zal, Daniel hoofjl. ia. Den H. joannes den dooper, de H. H. Apostelen, petrus en paulus, en alle Heiligen bid. De oude Kerk, deunende op het ge- fi) Men heeft gezet dat, en niet om dat, om dat het woord quia, hier, gelyk dikwils e'ders, genoomen wotd voes med, dm. Zie M»rt>w UxUta EiéymfofüiM,  yan «fe Gebeden enPlechtigh.der H.Misfe. i~7 ; gezag van de Heilige Schriftuur, heeft altyd ; de hulp der Engelen, en der Heiligen aange| roepen, om by God onze Patreonen te zyn. et vos fratres, en gy myne broeders* I Na dat de Priester den byftand, en de GebeI- den van de zegenpraalende Kerk heeft afgei: fmeekt, wend hy zig nog tot zyne broeders, I die de drydende Kerk verbeelden, om ze alI le te zamen te voegen: om den Heere God, li als ik zoo mag fpreeken, een Heilig geweld I aan te doen , die hem noodzaakt , om den ' Priester, die vergiffenis te verleenen, die hy 1 noodigheeft,eer dat hy die ontzaggelyke verI borgentheden nadert. De Chriftenen , en de H. pacjeus zelf, hebben altyd zeer bezorgd geweest om de Gebeden der levendigen Ge», loovigen te verzoeken. orare pro me.... den Heere Gcd voor my te willen bidden. Als wy ons tot God wenden , bidden wy hem, dat hy zig over ons ontferme, en wenden wy ons tot de Heiligen, vraagcn wy hen, om voor ons te willen bidden. ARTIKEL V. Dt confiteor van het Folk, ende misère a t u r die de Priester en het Volk zig beurtelings zeggen» ïïet is geboden, dat d' een voor den ande1 ren bidden moet; en al het Volk moet met ,een levendig verlangen wenfchen, dat hy die ; voor hen bidden gaat, voor het oog van de Goddelyke Majedeit behaagelyk mooge wori den. Dit verplicht het om te zeggen: Mifereatur tui omni- De Almagtige God fetens Dtus; et dimis* Cdie alleen de zonden M ver- ART. IV»  •i DEEL. j i } (i) Cum minister et qui interfunt,(etiamfi ibi fuerit fummus jiontifex) respondent Confiteor, dicuntiiii jPaier,etttPaltr, aliquantum converfi ad celebrantem. rubr. mijf. tit. III. b. s. (l)lbidn. t. 78 Letter- Gefchicht- en Lcerftclk. uitlegginge, ts pcccatis tuis perdu- vergeven kan) zyuge■at te ad vitam atcr- nadig; en uwe zonden ia», vergeven hebbende , geleide u tot het eeuwig leven. De Priester antwoord Amen. Het Volk het welk 'er tegenwoordig is , noest zuiver weezen, om by de Offerhande egenwoordig te zyn: want fchoon het, het ichaam van jesus christus niet confa:reerd, offerd het echter dit door de handen les Priesters; en moet 'er met zeer veel droefïeid dezelve bekentenisfe van zyn misdaaden locn als de Priester zelv komt te doen. 't Is laarom dat het, zoo wel als de PriesterCoufieor,&c.zegt, met dit eenig onderfcheid dat ie Geloovigen zeggen voor u myn Vader, ter daatfe daar de Priester zeg: aan u myn beoefen» De asfiftenren of medehelpers moeten zig ;Ot den Priester kecren, en aan hem alleen peggen, u myn Vader, al was het dat de Bisschop* of Paus in de Misfe medehelper was , ;n by het Autaar ftond (1). Hy die de Offerliande opdraagdmoet, voor dien tyd, alleenaangezien worden als het hoofd, en de Vader van Je Vergadering, om dat hy in die hoedanigheid den Altaar moet opklimmen, 0111 aan God te offeren, en voor het Volk genade te verwerven. Met rede zegt de Vergadering tot den Priester myn Vader, om dat hy haar h' 'ofd is; en de Priester zegt hen niet, myne kinderen , om dat hy hier als zondaar , niet als Overde fpreekt. Was het dat 'er de Paus of Bisfchop der Diocefetegenwoordig, zoude hy myn Vader (V), en niet myn broeders zeggen. Na de Confiteor van de Geloovigen, doet de Priester voor hen hetzelve Gebed, het welke zy voor hem gedaan hebben - Mifercatur, &c. O) M-m doet hier ter plaatfe niet anders, (O Deeze reden geeven de Pontificaalen van Verdun en Beiancon, lpieeken.de van de beiydenis,, die, op witten Doodt!»  van de Gebeden en Plechljgh. der H. Misfe, 179 ders, als het voorfchrift van den H. Apostel jacobus opvolgen; belydt eikanderen um zonden: en lid voor eikanderen dat gy moogt be! houden worden: want liet yverig Gebed van den 1 Kcgtvacïrdigcn vermag veel(i). (2.) Die plaats I is tömwylen door de H.Vaders aan den Priester :. Biegtvader toegepast: maar dezelve word al.1 gemeender van alle Regtvaardigen verftaan, .; aan welke men zyne misdaaden belyd > en welkers Gebeden men verzoekt. De Priester 1 en de Geloovigen befchouwen zig als zondaars, ; zy erkennen de Gebeden der Regtvaardigen I die hier in de Vergaderingmogten zyn, hoogst nodig te hebben. En wie zyn deeze Regtvaardigen? dit is ons onbekend, ditweetmen niet. Dit is misfehien, en al zeer dikwils, een arm menfeh, wynig bekend, dien men wynig teld» Zulke menfchen zyn 'er in een . huis, in eene Vergadering, in een Stad: zy ! zyn gering en verworpe voor de oogenvande waareld, maar wyze, en regtvaardige voor den Heer; en daar door onze befchermers, en onze verlosfers, zoo als de H. Geest fpreekt in den Ecclefiastes (2). derdag, de Bisshop, en de Canoniken, elkander, wederzyds deden, in her Capitrel. (2) Men leest in het leven van den H. sïmf.on stylites, dat de Stad en otuftreeken van Antiochiën door Aardbeevingen, en andere rampen geteisterd wordende, het Vo'.k tot dien Heiligen liep, die voor hun bad, dog dat het onweeder verdubbelde. Hy gebood hun tot God te roepen: Heere ontferm u onzer. Hy bad op nieuw met hen: en zei, 1 de vervolgens: lieve broeders! daar is 'eronder u lieden maar , i een, wiens Gebeden waardig zyn verhoord te worden: eene • [.openbaring aan dien Heiligen, en een ftem uit den Hemel 1 i, gaven te kennen, dat deeze een atme Boer was, die genoot. II zaakt wierd te verklaaren, dat hy zig tot een wet gefteld 1 i| Jiad, het derde gedeelte dat hy won aan den armen te ges. ven, lilkm. :cm. XV. p. 373, M2 AR- ART. V. (t) Confitemint aUeiurriun peccata veftra, ftorate pro invicera ut falveuaihj : multum enint valetdeprec tio jufti affiduiiy-*. V: 16. f2) InventufquS ttt in ea vir pauper.et fapiens,et liberavit urbera ecclif. U; ij.  180 Letter- Gefchicht* en Leerflelk* uitlegginge, ARTIKEL VI. Gebeden des Priesters om vergifenis der zonden te bekoomen. e Priester zegt na deeze beurtelingfe Gebeden : Indulgentiam , abfo- De Almagtige en lutionemiet remisfionem bermbertige Heer verpeccatorum no(lrorum leene ons kwytfcheltribuat nobis omnipotens ding , ontbinding en et mi/ericors Dominus. vergiffenis van alle onze zonden. indulgentiam: hy vraagd voor zich, en voor het Volk kwytfchelding: dat is te zeggen, dat God al den draf niet eifche, diewy door onze zonden verdiend hebben. ab solutionem : dat hy ons aanzie, als hadden wy betaald, al het geen wy aan zyne rechtvaardigheid fchuldig zyn. ET PvEMissionem: dat hy onze zonden vergeeve, die geheel nitwisfehende. tribuat nob-is. Dit enkel woord ons y het welk te kennen geeft dat de Priester zoo ■wel voor zich zelf, als voorliet Volk vraagd, doet genoeg kennen dat dit hier geene ontbinding is, als in de biegt; want het is bekend dat niemand zich zelf ontbinden kan. omnipotens, de Almagtige en bermherti* ge Heer. (i) 't Is niet als door de Almagt, en (i) De Rubrik van het Misboek tekend'aan, dat de Bisfchop die de Misfe doed, na deeze woorden de Manipul aan doed. Dit is nog een overblyvzel van het oud gebruik, dac in acht wierd genooraen, niet alleen van de Bisfchoppen» maar ook van de Priesters. De reden van dit gebruik is, dae eertyds de Cafuifels, zoo als na, niet uitgelneeden zynde, Jiet geheele lichaam bedekten; en dus ging men na den A«« -taai bet lichaam geheel als ast een* zak aveidekt, zon. de*  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 181 en bermhertigheid Gods, dan men alle die verzoeken verkrygen kan , en in de genade jiGods die men verboren hadkanherfteldwor- I den. De Priester en 't Volk, die dit uitwerkzel !,van de Gjddelyke bermhertigheidverwagten, [drukken hunne vuuirige verlangen, met deeze Izoo levendige woorden uit: Deus tu converfus vi- God , gy bekeerd , vificabis nos. zynde, zult ons weder¬ om doen herleeven. Dat is te zeggen, indien gy in plaats van i ons met de oogèn van uwe regtvaardigheid te i befchouwen, ons met de oogen van uwe goedheid aanziet, zult gy het leeven aan onze zie: len geeven. Et plebs tua latabi- En u Volk zal zig in ' tur in te. u verheugen. Dit heeft God zelf by isaias belooft (i): I ik zul hen leiden op den Heiligen berg, en ik zal 'Jien met blydfchap vervullen in het huis myns Gei beds. Oftende nobis, Domi- Toon ons Heere uwe , ne, mifericordiam tuam. bermhertigheid. Et falutare tuumda En geef ons uwe zanobis» lige hulp. Dien der dat de armen konde gezien worden. Maar voor, of i: na de belydenis (i) , volgens alvoorens den Autaar op te klimmen, rolde men het Cafuifel boven de armen van den i Bisfchop of Priester op, om zig vry te kunnen beweegen: i en dan wierd hem de Manipul op de linker arm gelegd, die te vooren onnut en hinderlyk zou geweest zyn. Dit gebruik I hebben de Ilisfchoppen behouden. Het fchynd d.it zy tegen!. wooidig, even als de Priesters, de Manipul wel zoude kun. f nen aan doen, na de Albe en de Gordel; om dat aile Caji luifels op de zelv wyze uitgefneeden zyn; maar, als zy plechtige Misfe doen , zou de Manipul kunnen hindeten , in de I mouwen van de Overrok en van het Daln>atica, die zy dan ivoor het Cafuifel aan 'doen. Men ziet in DURAND I O) dat in de dertiende Eeuw de Onderdiaken , hun j aan den voet van den Autaar voor de Confiteor de Manipul I gaf, en dat 'er gantfch geen ongefchiktheid is oin die oni, middelyk voor dat men den Autaar op kiimd aan te doen , gelyk 'er ook geen geheim in beftaat van die wat vrocget of Luier aan te doen. M 3 ART. VI» P/.XX-XTO9I {■i)Adducsmeos in montemfanctum meum, et Ixtificabo eos in domo orationis ' me$ j/a;«eI,VI;7, Ci) Ordo r»m. XIV. p. zy* 6" 2J)«. (1) Rat 'tu. I. 4a tap. 7.  132 Letter- Gefchicht- en Leerjlelk. uitlegginge, t DEEL. (i) DominusJejus Chtiftusfit cumf'iiritutuo SIiw-IV:!-. (*)Rom. viii: AIU Dien byftand dien gy ons beloofd heb.: dat is te zeggen, dien gy gefchikt hebtom ons zalig te maaken, de Heilige flachtofferhande van verzoening,- jesus christus onzen Heer. _ _ , Domine, exaudiora- Heer verhoor myn tionem meam: i Gebed: Et clamor meus ad te En myn geroep kooyentot, me tot u. Eindelyk gaat de Priester het Altaar opklimmen: en om de genade te verwerven, om met de vereifchte zuiverheid op te gaan, gaat hy voort met het Volk te vraagen om verhoort te worden. Dominus vobifcum: De Heer zy met u : Et cum fpiritutuo. En met uwen geest. Hy keerd zig niet tot het Volk, om dat hy hier niet als tot de dienaars fpreekt, die aan zyne zyden zyn, in de hooge Misfen,en tot j:„ axo W I-mm 7vn. TYmi anderen het zou liet betaamelyk zyn, dat hy zig tot de Vergalering keerde om Dominus vobifcum te zeggen, om dat men als dan den Introïtus zingt. Deeze woorden, Dominus vobifcum, zyn op verfcheide piaatfen van het oud Verbond; en het antwoord, Et cum fpiritu tuo, fchynt getrokken te zyn uit den brief van den Apostel \ paulus, die deezen wenfch aan timo-| theus doet: dat onze Heere jesus christus met uwen geest zy (i). Nu voor alle de Gebeden dragen en Priester en het Volk zorg om elkander beurtelings tewenfehen ,dat do Heer hunnen geest vervulle, om dat het de Heilige Geest is, die in ons bid (-.)*  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe, 183 ARTIKEL VIL Van het Gebed aufbr a \sobis als de Pries- ter den Altaar op gaat. RU BRIK. !! De Priester zegt met eene verftaanbaare Jlem de ' handen uitftcekende, en wederom f zanten voegende , uremus: en hy klimt het Au:aar ei in liilte zeggende au f er a NOBis &c. Tic lil. n. 10. BEMERKING. 1. De Priester heft de handen op zegI gende, met eene verftaanbaare ftemme,ons : bidden , om de Geloovigen te waarlchuwen ', hunnen geest tot God op te heffen; maar het i Gebed zegt hy in ftilte, om dat dit zyn per: foon betreft. a. Dit Gebed is in de alleroudfte Sacra1 mentaaren, die een optelling der Gebeden behelzen , en word ook in het oud Roomfch Orde gevonden na de Litanien van de inwydin» 1 gen der Kerken. Aufer a nobis, qu.&is loeit bsbentur recondi'.tz eV". .in een Misboek van Utrecht, ge!'chreeve omtrend het Jaar . >ro, en bewaart in de Archiven trari de Collegiale Kerk van den h linBTHOLOJiMS te Luik. (2) Oudryds naderden de Geloovigen nooit den Altaar zonder dien te kusren. Toen de Soldaaten van de Keizerinnc ju st ine na de Kerk gezonde zynde daar ambrosius -met het Volk was-., verftonden , dat de Keizer, het bevel om zig van de Hoofdkerk meester te maaken, herroepen hnd, toen gingen zy binnen, liepen na de Autaaren , en kusten die rei reken van eerbied en vreede: jAtmhi in Altaria o/"cuiis fignificare pacis infigne, £mbrof. Epift, ad Maicei. Sor, n, 26. ART. VIIU (1) Peg, 3JO. (2) Commune " falutationis officium oplat, miltvit lib.4. (3) Hebra:i,jux« ta linguae fua: propiieratem, deofculaticnem pro veneratione ponunt. tier. apolog. ad ruff". torn. I. pagm 7Z9. (4) Quidenim e ft altare, nifile* des corporis et languinis Chriüiieptat. adverf, parm, (5) Quid eftenimaltare, nid forma corporis Chrifti? ambro/%, ie facram-1. 4. Z&1/. 5.ct»t ,  i. DEEL. 188 Letter- Gefchicht- en Leer/ieiL uitlegginge, en tot een Offerhande opoffert, gelyk hy zig zeifin zyn lighaam heeft opgedraagen. 3. Zonder eenig kruisteken te maaken. Eertyds als de Priester den Altaar op klom kuste hy het kruis het welk in de oude Misboeken getekend ftaat. Eenige vergenoegden zig met een kruisteken met den duim te maaken op de plaats van den Autaar die zy moesten kusfen. Dit gebruik hebben de Preekheeren noch onderhouden. Het kruis dat men federt vyf of fes honderd Jaaren op den Autaar plaatst, is aangezien geworden, als een genoegzaam middel , om in den geest van den Priester de eerbied voor het kruis te vernieuwen; van den anderen kant rekend men dat hy het Altaar kusfende, tevens het kruis kust, waardoor het Autaar geweid is , en dat het 'er ingedrukt blyvt. 4. De Priester den Autaar kusfende, kust ook, zoo ver hem moogelykis,deReliquien, dat is te zeggen, de kostelykeoverblyfzels van de lighaamen der Heiligen die 'er inopgeflooten zyn, om zyn eerbied, en liefde voor die verheerlykte Ledemaaten onzer gemeenfehap uit te drukken, die hy hier voor zyne befchermers , en voorfpreekers neemd. Van de eerfte Ecuwen is het H. Sacrificie epgedraagen op die piaatfen daar de Martelaaren hun bloed vergooten hadden, of wel in die piaatfen daar de kostelyke overblyfzels van hunne lighaamen bewaard wierden. En het was wel gevoeglyk, dat het Offer van jesus christus wierd opgedraagen op de lighaamen der Heiligen, die de eer hebben zyne leeden te weezen, en die ter zyner liefde zig zelf zigtbaar tot Offers hebben opgedraagen, gelyk een oud Schryver, tusfehen de Werken van den H. augustinus, fpreekt. Ook zegt die H. Leeraar, dat het wel betaamde, die plaats tot een begraafplaats der Martelaaren te fchikken, daar alle dagen de dood  van de Gebeden en Plechtigh.der H. Misfe. 189 1 dood van jesus christus gevierd | word (1). Toen men Kerken bouwde op die piaatfen, idaar nog geen overblyfzels geweest waaren, Igelyk de H. ambrosius te Milaan deed, ii toen delde men die onder het Autaar, om die I onder het Autaar der aarde te piaatfen , wel:'kers zielen de H. joannes in zyne openbaaring gezien had, geplaast onder den Ali; taar des Hemels (2). Gemerkt men altyd geen lighaamen der 1 Heiligen gehad heeft, om die onder het Autaar te leggen, heeft men ten minde eenig deeltje van hunne overblyfzels in de gewyde deen gedooten. En dit gebruik, van geen Autaar zonder overblyfzels te wyden, is zoo vast gedeld door de overlevering, dat de zevende ! algemeene Kerkvergadering dit aan alle Bisschoppen, onder bedryging van afgezet te zullen worden, volftrekt geboden heeft (3). 1 5. Hoe zeer dit gebruik ook is aanbevoolen geweest , zoo worden echter zedert langen tyd Autaaren zonder overblyfzels gevonden. Daarom tekent het Roomfch Misboek (4) te Bafel gedrukt van 1487 aan, dat zoo 'er geene overblyfzels zyn, die woorden, quorum •ircliquict hic funt. Moeten agtergelaaten woriden. Het Roomfch Wyboek der Priesteren 1(5), en het boek der plechtigheden voor de ïCarmeliten gebruikelyk tekenen dit even zoo i: aan. Als dan is 't onverfchillig of de Autaar | in het begin of op het einde van het Gebed fekust word. 't Is zeker dat de Autaar aan eeze woorden niet gekust word, danteroorizaake van de overblyfzels, en dat deeze zelf 1 gelegendheid tot het volgende Gebed gegeven hebben. Oramus te , Domi- Wy bidden u Heer, \ ne, per merita SanSto- door de verdienden , rum tuorum , quorum van uweHeiligen,welReliquice hic punt, et kers gebeenten hier 1 pmnium Sandtorum 5 ut zyn en aller Heiligen, dat ART. VIII. (1) Convententer ibi martyribus iepultura de. creta eft, ubi mots domini quotidiecelebratur aug. ferm, II. (t) Vidlfubtus altare animas ïn« terfeSorum, apuai, VI; 13, (i) Cer.e. nicini. II. eau. 7. (4) E SitlUti. Colbert. (s)t.i.rufr.$t. n. 6.  L DEEL. ligen. 190 Letter- Gefchiclit-en LecrflelL uitlegginge t indulgerc dighcris o;n- datgy ugewaardigeah ' nïa peccata mea. A- le myne zonden te vermin. geeven. Amen. UITLEGGING. Oramus Wy bidden u, Heer, door de verdienden van uwe Heiligen. De Priester den Autaar opgaande met eenige vrees over zyne zonden, maakt 'er aandacht op dat de Heiligen magtige tusfchenfpreekers voor hem konnen zyn,om hem genade aan den Heiligen Altaar te doen vinden , om dat zy waardig ge • vonden zyn in het Hemelfch Heiligdom m te gaan. Daarom bid hy God, de verdiemten der Heiligen aan te zien, om hem bermhertigheid te doen , en hem onder hunne befcherminge in het Heiligdom van de aarde te laaten in gaan. ut indulgere digneris. De verdienden der Heilige Martelaaren die geleden hebben, en niet alleen voor zig zelv, maar voor alle Geloovigen gebeden hebben, zullen altyd een middel zyn,om God aan te tpooren om toegevenheid te gebruiken ten opzichte der draffen, die onze zonden verdienen indien wy hun tuslchenkomst verzoeken ' tegen de begeerlykheden van het vleeicl}, en van de waareld drydende, en tevens dcweenende dat wy een leven leiden, zoo wynig overeenkomende met het leven der Her  van de Gebeden en Plechtjgh. der PI, Misfe, jgi ARTIKEL IX. Wan het bewierooken des Altaars in de plechtige Misfen. R U B R I K. ' Na dat de Priester het voorgaande Gebed, Oramus, te Domine gezegt, en den Autaar ge' lust heeft , verzoekt hem de Diaken den wie' rook te zegenen, hem zeggende: zeege, Eerwaarde Vader. De Priester doet den Wierook in liet Wierookvat zeggende: zy gezegend van hem, tot wiens eer gy branden zult (O •> en zegent dien met het teken des kruis te maaken. Hy neemd het Wierookvat den Diaken uit de handen, bewierookt hetkruis, den grond ■ van den Autaar naby de kandelaars, het bovenfle deel, het voorfle, en de twee kanten. Dit is beknoptelyk het geen in de Rubrik van het Misboek ftaat aangetekend , daar de ' wyze van te bewierooken wvdloopig ae- • fchest is. ö a BEMERKINGEN. ■ ifFaar in de redenen en de oorfprong van het Bewierooken worden uitgelegt. -JVIen ziet in de eerfte Roomfche Ordens :ïiiet dat het Autaar in het begin van de Misife bewierookt wierd. 'Er is alleen daar gezegt, dat de Bisfchop of Priester uit de SacrisMy na den Autaar gaande wierd voorgegaan ivan een (o) , van twee C3), of van (4) drie irookende Wierookvaten ; en volgens een i.oud Misboek van Narbonne, wierd het niet ials na het Offertorium bewierookt. Maar alle Ci) Orttmtftit rui. sit, lV.a~t, Gr 5. ( 2) Ord. rtm, L mul' ital. 0. i. orii III. p. s (. ge amal. ï. 3 c ;. (3) Ori rtm. V. ƒ> 6J. f 41 Cum thuri. ' bulis non ampJi. us iernis sri.li\  I. DEEL. 192. Letter- Gefehicht- ènLeerflelk, uitlegginge} le Griekfche Liturgiën van den H. jacob u s, van den H. uasilius, en van denH. chrysostomus maaken gewag van hec bewierooken, eu de Gebeden die daar by gefpröken worden in het begin der Misfe. De geheele omtrek des Autaar wierd bewierookt. Het zelve heeft men zedert fes a zeven hondert Jaaren in verfcheiden Latynfche Kerken gedaan. Het is uitdrukkelyk aangetekend in het ordinaif van Moiït Casfin omtrend het Jaar lïoo, dat de Priester na de belydenis het hovende des Autaars bewierookt, en dat de Dia* ken vervolgens geheel den omtrek bewierookt. Deeze wyze van den Autaar te bewierooken word te Mets onderhouden, waar men denzelven niet bewierookt als aan het Offertorium. Zedert de gelegendheid van de piaatfen, en de Cieraaden die men 'er op de Autaaren by gevoegd heeft, gemeenlyk niet hebben toegelaaten den omloop te doen , heeft de Rubrik aangetekend, dat de grond , het bovende , en de drie kanten die zich vertoonen, bewierookt worden (i). Als men van de tweede bewierooking zal fpreeken , zal men de Gebeden , en de Ceremoniën die 'er bygevoegd worden, uitleggen. Hier zal het genoeg zyn de redenen en de oorfprong van het bewierooken aan te merken. 'Er zyn 'er eenige, die geloven dat dewaa. xe reden, die de oude Chridenen bepaald heeft om zich van Wierook in de Kerk te bedienen , dezelve geweest is, die men in bizondere huift) Alhoewel de Priester als 'er fes kandelaaren, van weers kanten drie, op het Autaar ftaan, yder kandelaar fchynt te bewierooken , zyn het echter de kandelaars niet die hy be. ■wierookt, maar den grond en het achterfte van het Autaar , 20» veel hem mogeiyk is ; en om gelykformig te bewierooken maakt hy van yder kant drie ftreeken met hst wierookvat, volgens de fchikking der. kandelaaren. die in eene gei Ijke afdeelujg ftaan,  Van de Gebeden en Pleehtigh. der ff* Mis ft. ipj huizen heeft om goede reukwerken te bran; den en de kwade te verdryven. Deeze is , eene zonder grond ingebeelde reden geweest; i Zy word in de oudheid niet gevonden ; en wy zoeken hier den ouden geest van de Kerk op, zonder ons met gisfingen van de laatste tyden cp te houden, hoe veel waarfchynelykheid . zy ook mogten hebben. ï. Geduurende de drie eerfte Eeuwen bezitten wy geene ftandvastige getuigenis, dat de Chriftenen zig in de Kerken van wierook i bediend hebben. tertulliaan zelf zegt ons met duidelykc woorden, dat men 'er ; zig in 't geheel niet van bediende : want op de \ verwyting, die de Heidenen aan de Chrifte: nen deden, van nutteloos voor den Koophandel en de menfehelyke zamenleeving te zyn ; antwoord hyl IVaarlyk (i) wy koopen geenwie■ rook. Als de Kooplieden van Arabien *er over : klaagen, zullen de Sabeërs weeten, dat wy meer I gebruik maaken van hun Specerycn, en met meerder uitftorting om de Chriftenen te begraven, als men ''er van verteerd om uwe Goden te beroken. Toen was de wierook met betrekking tot de Afgoden te zeer ontheiligd, om die in den dienst van den waaren God te gebruiken, men moest I Wachten dat de Vergaderingen der Chriftenen :i niet meer door zoo veele afgodifche reukwerken bezwalkt waaren, en datmendergelykeveri' foeielyke wierookofferingen kost onderfchei- • den van de zulke die het betaamd tot eer van den waaren God in de Heilige plechtigheeden te [ doen.lndien de Wierook in de Kerk gebruikt had [ moeten worden, om de kwaade reuken te ver' dryven, zou die nooit zoo noodzakelyk get weest zyn, als in de Eeuwen der vervolging: . om dat men in Holen, of infterk gegrendelde piaatfen vergadering hield, en dat de ar- • men, het grootfte gedeelte van de Vergadering uitmaakten. 2. In de vierde Eeuw, toen de Vorftenden vreede aan de Kerk gaaven, en dat zy zelv N Chri- ART. IX ( O Thuraplanè non emimus. Si Arabi queruntur, Icient Sabii pluris & carioris fu. as merces Chris» tianis fepeliendis profligari, quam diisfumi. gandis. tertuk apsl. (. 4t,  10 4 Letter- Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge, L DEEL, U 10. c 4. Chriftenen wierden, had men voor geen kwaade reuken te vreezen in de Vergaderingen. De Kerken wierden toen wyd en pragtig gebouwd; en zelfs waaren ze lugtigerals de hedendaagfche Kerken; want volgens de gewoonte der oofterlingen waaren 'er aan de venfters kykgaarjes of traalien, die van alle kanten de lugt een vryen doortogt gaven (2), in eenige van die Kerken, wel verre van 'er eenenkwaaden reuk te hebben, had men 'er in tegendeel eenen zeer aangenaamen: om dat het uitfhydzel en de balken van Cederhout waaren , gelyk dit eusebius zegt, fpreekende van die van tyrus, gebouwd in het Jaar 313 (1). Wy vinden inmiddels tusfehen alle die pragtige Kerken van de vierde, cn van de vyfde Eeuw, den wierook in gebruik, door de ftandvastige getuigenisfen van de Apostolyke Kerk-regel (3), van den H. ephrem, van den H. ambrosius, van de Liturgiën (4) van den H. jacobus, van den H. b asilius, den H. chrysosto mus, en der Schriften van den Schry ver die genoemd word dionysius de areopa git er : Schriften die waarlyk niet duidelyk zyn aangehaalt als in het Jaar 532, maar die van,het begin der (2) In de vierde Eeuw waaren de vengfters van zeer veele Kerken der Gaulen yan glas. Creg, turon. I. VI. c. 10. /. VIII. c. 29 /. 1. Mirac, c. s9. foxtunat pryst de glazen van de Kerk van den H. vincentjus (nu St. Germain def-Prez), gebouwd door den Koning chudebert, /. 2. Poëzie XI. de EccteJ. Parif. Maar elders begon dit gebruik laater, In Engeland had rnen geen gbzen voor de agtfte Eeuw. Toen ging men in Frankryk Werklieden op zoeken, en de vengfters van zeer veele Kerken wierden toen met glas bezet omtrend het Jaar 725. Beda l. 1. de WirerooKt. Monaft. e. j. AU. Pontifiiunt Eforxc. an. 726. Du Cange Gloff. Vitree.. . (3) Alhoewel die regels, die wy Apostolyke noemen , van de Apostelen ni.et zyn, degeleerde komen overeen dat de $0 eerfte in de vierde Eeuw geplaast moeten worden. (4) De Liturgiën zyn voor de vierde Eeuw niet gefchreeye geweest.- men tekend in de Verhandelingen 1 die die bo.ck zul» lea volgen den tyd aan.  van de GebedenenPkchtigh. derƒƒ. Misfe. I95 der vyfde Eeuw konnen zyn, volgens de aanmerkingen van den Vader morin, en m» delaunoi. 3. Om de kwaade reuken te verdryven, en de Vergadering met aangenaame reukwerken 1 te verkwikken, had men maar rondom den Altaar zonder plegtigheid, het was om'teven 1 door wien, of op verfcheide andere piaatfen van de Kerk reukdoofen moeten piaatfen. Hier is het de Paus, de Bisfchop, het hoofd van de Vergadering die 'er den wierook fteld, , die ze zegend, en die rondom den Altaar, de geheele plechtigheid van de bewierooking i verricht, gelyk de Heilige ambrosius, ien de Heilige dionysiüs dit te kennen geeven.4. Deeze Heilige dionysiüs zegt ons in zyne Kerkelyke Hiërarchie (O , dat by de plegtige ceremonie van de wyding van het Heilig Chrisma, de Bisfchop den omtrek van den Autaar begint te bewierooken, 'als by de : Synaxis *. En welk een kwaaden reuk had men toen te duchten? de geheele Kerk was al gebalfemt; want, zedert een onheugelyke tyd, is by de Grieken, het Heilig Chrisma niet enkel van olie en balfem gemaakt, gelyk tegenwoordig in de Latynfche Kerk. De Grieken hebben 'er by gevoegt alles wat maar immer den reuk kon vermeerderen (2). De mengeling van alle deeze aangenaame reukwerken, veel uitgezogter dan de wierook, wierd in de Kerk op het vuur gereed gemaakt van 'sMaandags in de goede week, dat is te zeg; gen geduurende drie dagen voor de wyding» 1 Niets was 'er dan nutteloozer als de bewierooking, als deeze maar gefchied was om de I kwaade reuken te verdryven. De Kerk had i zeker verhevener inzigten; en zelv die zoete : reukdoffen, die tusfchen het maakzel van het Heilig Chrisma kwamen, waaren niet gezogt en met zoo veel zorgvuldigheid bereid, dan om zoo veel moogelyk was, te verbeelden. N a de ART. IX. (1) Hitr. eccltf. * De Vergadering van de Offerhande. (2) Dimmtriatt cor.ftcraiior.e ratri ünguenli, eu$h. grsc. p.óij.tt J'ii'  I. DEEL. fr) Wer. eet lef. (z) Dionyfii te. -./>• 3-4- (3) Exoi.XL: 24- (+)Gan.ape/},3' &• 4- De ,de enqdeca* Tien ma^en in fommige oud* kandfebriften maar een uit. (j)Me orationibus veftris comitamini, etaroinataDeo offerteephrem. tef. (6) Atque minam nobis quo. que adolentibus Altaria, facrificiumdeferenti.busaffiftat Angelus. immö pra;be« en zyne uitleggers de H. maximus CO en pachymerus breedvoerig uitleggen. Deeze aanmerkingen zyn beflisfend. De oudheid is geenfintsgunftig voor nieuwe gisfingen. Zy is in tegendeel vol van geestelyke en geheiinryke inzigten, die wy tot vier bepaalen zullen. 1. De wierook word op het Altaar gebrand,', om in deeze Heilige plaats aan te merken,dat de fchepfelen moeten gebruikt en verteerd worden voor den dienstÈods en voor zyne heerljkheid. In de daad, God had aan moises bevoolen C3)» dat men aan hem op den gouden Autaar den wierook zou opofferen. De vierde Apostolyke regel C4) fieldden wierook in 't getal dier zaaken die betaamden geoffert' te worden ten tyde van de H. Offerhande. De H. ephrem veronderdelt dat de wierook in de Kerk tot Gods eer gebrand word, als hy in zyn testament zegt: begraav my met geen ftpeceryen, offerze aan God (5)en de H. ambrosius liet zig voorftaan dat het bewierooken van onze Altaaren eene Godsdienstige plegtigheid was, en dat een Engel by ons wierookzwaajingen tegenwoordig was, als eertyds by die des Tempels. Het geen hem ter gelegendheid van de verfchyning des Engels aan den H. Patriarch zacharias, Vader van den H. joannes den dooper; doed zeggen: gaave God dat "er een Engel tegenwoordig was, of liever dat hy zig zigtbaar vertoonde, wanneer wy onze Aut aar en bewierooken, en de Offerhande opdraagen (6\ Ook doet de Griekfche Kerk duidelyk kennen , dat het bewierooken van den Autaar-'tot Gods eer gefchied , aangezien zy ten zeiven tyd door den Priester die de Misfe doet, laat zeg-  van dt Gebeden en P lechtigh. der H, Misfe, 197' zeggen: Glorie zy aan de allerheilig/Ie, mede zelfflandige, en levendig maakende Drieëenheid, altyd, en in alle eeuwen der eeuwen 2. Men ziet in de oudheid , dat de wierook, die rondom den Altaar gebrand word, ^van waar het reukwerk zig in de Kerk verfpreid, aangemerkt is geweest, als een teken van de goede geur van jesus christus, die zig van den Autaar in de ziel der Geloovigen verfpreid. De Heilige dionysiüs (2.), de Heilige germantjs van Conftantinopolen in de achfteEeuw (3), en simeon van Thesfalonica (4), hebben ons die geheimryke betekenislen voorgedraagen. De H. germanus zegd dat het wierookvat de menfehheid van jesus christus betekend, het vuur zyn Godheid, en de reuk van het reukwerk, zyne genade. De Schryver van de Homelien over de Openbaaring, die aan den H. augustinus worden toegefchreven (5), ziet het wierookvat, waar van de Heilige joannes fpreekt, ook aan als het lichaam van jesus christus, en den wierook als dit zelve lichaam voor de zaligheid der waareld tot eene Offerhande opgedraagen, en van den Hemelfchen Vader als ! een zoet reukwerk aangenoomen. Met een woord alle Kerkelyke Schryvers zien het bewierooken van den Altaar aan, als het teken van een Geestelyke en Godvrugtige dienstoelfening. Eertyds befchouden de Chriftenen den wie1 rook.die men in de Kerken brandde, met zoo veel eerbiedigheid, dat zy den reuk 'er vanmet de hand aan de mond, en neus trachten : te brengen, zeggende gelyk nu nog de Pries! ter zegt: Dat (5) de Heere in ons ontfleeke het vuur (5) Zie de Misfe van du tillf.t in Tatei mf.nard, f. en het Pontificaal van .Seez, omtrent liet Jaar J045. alwaar, men leest, dat ieder moet zeggen ali hy den Wierook n 3 om- ART. IX. 'i)Ordi>facriminiflerii, tuch. grtec. p. 1. (z) Hierar.tc. de/-, c. 3. £r 4. ( 3) Rer. eeelef. theo-ia. (^)Symesn.theyX. de tentpin, ■ (s) Ipfe enim Dominus faétus eft thuribtilum, ex quo Deus odorenj iuaviraris accepit, et propitius faétus eft mundo. homil. S. 'n apoc. 1» 3. >. mg. app. i67.  I. DEEL. l) Liturg cb<-'j. jl.tuch-p.si;^ (l) Evigr. hifi. -cclef. I. 4. e. 7. ip8 Letter- Gefchicht- en Lccrjlclk. uitlegginge, v««r v<2/2 zyn liefde, c« ófc vlam van de eeuwige liefde- 3. De wierook is altyd genome geweest voor een levendige uitdrukking van Gebeden, die wy God toezenden, en van de begeerte, die wy hebben, dat dezelve zig tot hem verheffen, gelyk dit zoete reukwerk na boven klimt. In de Liturgiën van den H. chrysostomus en van den H. basilius, zegt de Priester het wierookvat in de hand neemende (O : O jesus christus) & God zyt, wy offeren u deezen wierook tot een geur van een geestelyk reukwerk, op dat gy ze gewaardige te ontfangen op uwen Heiligen en verheeven Autaar, van waar wy de uilwerkzels van uwe bermhcrtigheid verwagten (6). 't Is ongetwyfeld om zig met de geest van de Kerk gelykvormig te houden, dat in het Jaar 526, tot Céfaréen in Palestina, de Heilige Priester zozimas, op het oogenblik dat de Stad Antiochie verzonk, in traanen uitberstende, het wierookvat in de Choor deed brengen , hy brande wierook , wierp zig op de aarde, en voegde by de rook van de wierook zyne verzugtingen en Gebeden , om de gramichap van den Heere God, was het moogelyk te ftillen ("2). De wierook is dan aangemerkt als een beeltenis van onze inwendige gefteltenisfen. Wy beryden een goed reukwerk van fpeceryen, zegt de H. gre- ontfangd: Aceendat in nebis Dominus ignemfui amoris, etflammam aternn, charitatis. < («) Volgens de Liturgie der Mooren, die door de zorg van rlen h. athanasius bekeert zyn, en die altyd de gebruiken van de Kerk van alexandrie gevolgd hebben, is de Wierook aan de H. Drievuldigheid opgeoffert, en wieiookende zegt men: lof zy san Gei den Vader, lof zy aan God den Zoon, lof zy aan God den H. Geest. Zeel veele Misboeken van Vrankryk en Duitfchland hebben dit Gebed ook doen zeggen by het offeren van de Wierook: Su'cipe, fantla Trinitas, hanc oblationem ineenft hujus de manibus meis ; et per hanc oblationem iimitte nobis deiitla noflra: et tribue no^it Kifsrictraiam tuam. Miffal, Senon, ana, i;r4. i}S7, & *7-S«  van de Gebeden tn Plecht igh, derH. Misfe. 199 ■ gregorius (1), als wy den goeden geur ■ van deugden op den Autaar brengen, die zoo 1 veel aangenaamer, zoo veel lieffelyker is als l die deugden grooter, en menigvuldiger zyn. De Latynfche Priesters doen byna het zelve i Gebed, als de Griken: wy zeggen Ca): dat I deeze wierook, die gy 0 lieer, gezegent hebt, tot u opklimme, en dat over ons uwe bermhertigheid > neder koome. 't Is geen ftolfelyke rook,maar : een geestelyk reukwerk het welk tot den throon des Hemels kan opklimmen : en de 1 Priester drukt nog duidelyker uit dat de rook van de wierook niet anders is als een beeltenis van ons Gebed, als hy, terwyl hy bezig is met de wierook te zwaajen, zegt: Dat C3) myn Gebed, Heer, tot u opklimme gelyk deeze wierook. 'Er is geen zinbeeld bekwaamer om ons te leeren hoedaanig ons Gebed moet weezen, als de wierook. De wierook verheft zig niet om hoog als door de werking die hem het vuur : geeft5 en onze Gebeden, die wezentlyk niet als de begéertens van ons hert zyn, konnen 1 tot God niet op gaan, als bezielt zynde door : het vuur van de Goddelyke liefde. Het geen ivan de wierook op gaat, is van goede geur, : en wy moeten aan God vraagen, dat hy onze i herten op zodanige wyze bereide,dat'er niets i uit opklimme dat hy niet iieflyk ontvangen zou. ' Al de wierook word verteerd, 'er blyft niets , over of het vergaat in rook, en alle de begeer: tens van ons hert moeten tot God op gaan, zonder eenige gehechtheid aan de aarde. Eindelyk, indien dit geestelyk reukwerk, waar van de Liturgiën fpreeken, onze Gebeden betekend, het betekend nog nadrukkelyker de Gebeden der Heiligen, om dat deeze in de Heilige Schriftuur niet afgebeeld zyn als onder de figuur van een reukwerk aan God opgedraagen: De Ouderlingen waaren nederstev allen voor het Lam , zegt de Heilige N- 4 Text ART. IX. ' (1) Tliymiama ex aromatibus compolitum facimus,ciim in altari boni operis, virtutum multiplicitate redolemus. Quod mixtum et purum lit, quiaquantö vimiti jungitur, tantö inccnfum boni ope.is fincerius exhibetur. gregcr.moral, l. ï.c. Iy. (2) Ineen fum iftud a te beneJ didtum afcendat ad te Domine, et defcendat fuper nos mifericordi* tua. ordo mijjk. (3) Dirigatur. Domine, orario mea, ficut ineen, fum in confpec. tu tuo, &c. Aid ex pfalmo 140.  I. DEEL. (i) Cecidemnt coram Agno, habentes linguli citharas et phialas aiireas pleaas odoramentolum, qua; funt orationes S:mc. orum. apoc.V:». (i) Data funt illi inrenfa rnulta, ut dnet de otationibus S'anctotum omnium fuper Al tate au teum, quod eft ante Thronum Dei, et afcendit furous incenfoium de ovationibus Sanctorum. apoc. VIH: 3. (3) Incenfum Domini ineendatur in natali Sanólorum pto reverentia diei, quia ipli ficut lilia dederunt odorem luavitatis, tbcod. pKnit. cap. 1. 2O0 Lttter- Geftchicht- en Leer ft tik. uitlegginge, Text (1), hebbende goudefchaaien vol reukwerken , die de Gebeden der Heiligen zyn. Ook word 'er van den Engel gezegt, dat aan hem reukwerken gegeveuwierden om de Gebeden van al* le Heiligen te offeren op den gouden Autaar die voor de Throon is (2). De wierook vertoond ons dan de Gebeden der Heiligen; engefchikter kon men het eerfte bewierooken nietplaatfen als onmiddelyk na het Gebed Oramus te, Domine, waar in wy aan God verzoeken dat hy op de verdiensten en de Gebeden der Heiligen gelieve te zien, om ons bermhertigheid te bewyzen. THEODORUS VAN CA NTORB ER Y , ill de zevende Keuw, zegt dat men wierook op de Feestdagen der Heiligen moet opdraagen, om dat hunne daaden voor God als bloemen van een aangenaamen geur geweest zyn (3). TWEEDE DEEL van de MISSE. Behelzende de Gebeden en de onderwyzingen van het gaan des Priester na den Autaar tot aan de opoffering, Di t deel van de Misfe behelst den Introitus, de Kyrie, de Gloria in excelfis, de Collecte, den Epistel, de Graduaal, het Evangelie, en de Credo. De Kerk voegt hier de onderwyzing, de lof des Heere, en het Gebed; om dat men den geest en het hart van de Geloovigen met Heilige gedachten en beweegingen moet vervullen, om hen tot het vieren van de Heilige geheimenisfen te beryden. Dit gebruik hebben wy al van de eerfte Eeuwen der Kerk. Alleen nam men toen in acht om in dit deel van de Misfe niets te piaatfen het geen ;ene al te kenneiyke betrekking had tot de Of-  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 2ol ; Offerhande van de Eucharistie, uit vrees van I de verborgendheden aan de Cathéchumenen i te ontdekken, die in deeze Gebeden, en in ! die leezingen mogtcn tegenwoordig zyn tot ; de opoffering. De Heilige paulus fchryft timotheus l voor, dat men voor alle zaaken, fmeekingcn, t Gebeden , verzoeken , en dankzeggingen moet i doen (i). En in deeze woorden van den Aposi tel meend deH. augustinus (a) dat die I verfcheide deelen van de Misfe begreepen ; zyn. Die Heilige Leeraar verftaat door de i fmeekingen alle Gebeden die de zegening en ; de Confecratie van de Eucharistie voorgaan. En in de H justinus die veertig Jaaren i na de dood van den Apostel joannes : fchreef (31, ziet men, dat 'er voor de opoffering lange en vuurige Gebeden gefchiedden, 1 om de genade te verkrygen, ten einde men : Heiliglyk mogt nakoomen al het geen God ons heeft voorgefchreeven. Al het geen de opoffering voor gaat, is niet als eene voorbereiding. Het eerfte deel bereid den Priester om den Autaar op te gaan: ; het tweede, het welke aan den Introïtus be' gint, bereid den Priester, en het Volk om zich tot eene Offerhande op te draagen, en om jesus christus onzen Heer het Goddelyk flachtoffer op te offeren. N5 EER- ART. IX. (1) iTïw. ii: U (2) EpiJl.H9.~d Paulin. aU SS* (3) Juflin. *ptU 2.  202 Letter- Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge, DJ DEEL. EERSTE ARTIKEL. Vin den Introïtus der Misfe*. RUBRIK. De Priester het Altaar gekust hebbende, gaat na den linker kant (i), dat is die van den Epistel* (i) De Rubrik noemd de kant van den Epistel den linker kant van den Autaar. De kant van het Evangelie is in de daad de regter kant, en de kant van het Epistel de linker kant met betrekking tot het kruisbeeld het welke op den Autaar is,, gelyk het Pontificaal van Rome voor de eerfte keet gedrukt in 148J. en het geen te Venetien in 1520 gedruktis, foi. 115. het te verftaan geven. Maar uit vrees dat men mis. febien in de oude boeken van de Kerk te Ieezen, moeite zou vinden, moet men aanmerken, dar deeze bemerkingen, en die uitdrukkingen nieuw zyn. Het is nauwlyks meer als twee Ecuwen dat men zoo fpteekt. Alle de oude Roomfche Ordens, en alle Kerkelyke Schryvers tot de vyftiende Eeuw, hebben de kant van den Epistel den rechterkant genoemd, om dat zy voor de linker en rechtet zyde van den Autaar genomen hebben, het geene aan de linket of rechter hand van den Priester is, tn van hen die in de Kerk komen. De Paus innocentius de iU omtrend het Jaar -zoo. zegt noch met betrekking van den Introitus, en van liet Gebed: de Priestet, die de Misfe doet houd zig aan de rechter kant van den Altaar, Ad dextram con/tflit Altaris. ... ad dextram partem Altaris primttm acctdit. Innoc. III. de Myft. 1. 2. c, 22. du kan dus in i28« verklaard zig niet anders, Ration. I. 4. c. 11.; en die zelve uitdrukkingen worden gevonden in de Roomfche Orde van Gajetan. Ordo Rom. XIV. Muf. hal. p. 296. in die van Amelius , die in 1380 fchreef. Ordo Rom. XV. p. 459, in Roual van Tongres, die in 1+00 leefde, in het Misboek van Lyon van ijio en in die van menigvuldige andere Kerken, en zelf in het Roomfche Misboek gedrukt te Patys in 1 j+z. fol, 11S. en in die van Befancon van 1589. p. 109. Ik geloof dat de nieuwe manier om den linker en rechter kant van den Autaar aan te wyzen , door PATRlTius Bisfchop van Pienza is ingevoerd, die na het Pontificaal verbeterd te hebben, aan Paus innocentius den vulde Vethandeling van de Ceremoniën van de Kerk van Rome in het Jaar 1488 opdroeg. Deeze Verhandeliug is voor de eerfte maal onder de naam van mASCellüs gedrukt, in het ]aar ijió; en men leest 'et in dat de linket kant, de kant van  yan de Gebeden en Plechtigh, der H, Misfe* aoj tel, houd zig regt op, hei aangezigt na den i Autaar toegekeert, maakt het kruisteken, zegt met een verftaanbaare ftem den Introïtus met I de Gloria Patri, en herhaalt d&n Introïtus, zonder op nieuw het kruisteken te maaken, Rub. Tit IV. li. 2. BEMERKINGEN. Op den regter en linker kant van den Autaar; op de plaats, de naam , de famenftelling, en herhaaling van den Introïtus, e Priester gaat na den kant van den Epistel, en vertoeft 'er lang geduurende de Misfe , om een natuurlyke reden, by welke imen 'er geheimryke gevoegt heeft, die willekeurig zyn , en die wy agter laaten. De natuurlyke reden is dat in de oude Kerken ioostwaars leggende, de Sacristy in 't zuiden iwas, aan de regterhand van 't inkomen, en idat de Priester, aan die zydeftaande, beter ionder het bereik van de dienaaren was, die gaan en komen van de Sacristie naden Altaar» 't Is ook om die rede dat aan die kant de ftoel van den Pisfchop of Priester die de dienst doet, in de plegtige Misfen gefteld word. De Autaar die de gefchikte plaats voor de Oiferihande is, is geenfints de noodzakelyke plaats ivan den Introitus , nog van al het geen de |; opoffering voor gaat. Volgens de oudeRoom; fche Ordens van de agfte en negende Eeuw, i ging de Paus, na den Altaar gekust te heb: ben zig op zyn Zeetel piaatfen, en kwam tot het Autaar niet te rug voor dat 'er moest ge of- vin den Epistel is: Acctlit ai coma pniftrum Altaris, vidtlictt EpifloU. Ceremon. I. j. c. fol. 144. De Rubrik van liet Misboek van den Heiligen Paus pius DEN v. heeft deeze nieuwe veiklaaring aangenomen, en is dooi alle die over de Rubriken fchryyen gevolgd geweest. ART. I.  II. DEEL. (i) Rit. Lauda. ?.9Sf>3<5r mitf. ISS7&1702. * Zie het Sacramentaal van de IX Eeuw in't lirhr gegeeven door Pater Meuaiii. p. 61. i : 1 1 i j 1 204 Ztf« den des Altaars, om beurtelings met die hem antwoord drie keer Kyrie eleifon, drie keer b Chride eleifon, en drie keer Kyrie eleifon ie zeggen, Tit. IV. u. 2. 1 (7) De Kerk van Laon, en van de Premonftreit zeggen die ook drie maal, maar de tweede keet heihaalen zy de helft •naar. I 15 E- ART. L (1) Oriin. I, H rubr. 57. (z)AmaLAleui». hildtbert, iuo,ear. r.ut.rupert.innt', ui. &•«.  II. DEEL. KYBIE ELfciJON (l) Z>e p. tlo. fï) M'Jf. ambr. IS69. f3)Vteiatmuat, ii vult rnatare luimerum lsctatiix. ordo rom. 1: 9. Paris de crajss in (ttrem. S08 Letter- Gcfchichi- en Leerjlflk. uitlegginge > BEMERKINGEN. Over de fchikking en het getal van de Kyrie, en over de plaats om die te zeggen* en heeft niet altyd in 't midden van den Autaar de Kyrie gezegt. Eertyds zeide men die aan de kant van den Epistel: de Kathuyzers, de Carmeliten, en de Jacobynen zeggen dezelve nog op die plaats 'daar zy den Introitus gezegt hebben. Het geen nog algemeen te Rome, en elders in de groote Misfen onderhouden word. 2» Ook is de fchikking, en het getal van de Kyrie niet altyd dezelve geweest. Ten tyde van den H. gregorius wierd Chrifle zoo veel maaien als Kyrie gezegt (i). In de Ambrofiaanfche dienst word drie keer Kyrie na de Gloria in excelfis gezegt Ca) ; en geduurende veele Eeuwen, vroeg men den Paus als hy de Misfe deed ,• of hy het getal van óeKyrie wilde veranderen, en de Zangers bleeven zoo lang aanhouden, tot dat hy een bewys deed om op te houden (3). Het tegenwoordig gebruik zedert veele Eeuwen opgevolgdt, is zeer Godvrugtig. Men zegt negen maal Kyrie of Chrifte, om het gezang der Engelen na te volgen, die negen Chooren uitmaaken; en drie keer zegt men Kyrie tot den Vader, drie keer Chrifli tot den Zoon, en drie keer Kyrie tot den Heiligen Geest, om de drie Perfoonen van de Allerheiligfte Drievuldigheid gelyklyk te aanbidden. De uitlegging, en de oorfprong van de Kyrie. "K-yrie eleifon zyn twee Griekfche woorden die betekenen, Heere ontferm u; en daardoor is 't klaarblykelyk dat dit Gebed in het Oosten begonnen is, In  ij t \-an dt Geleden cnPlechtigh.de.< H, Misfe. '209 ïn de Apostolyke initellingen, die de dienstverrichtingen van de meefte Griekfche Ker, ken , van de \ier eerfte Eeuwen behelzen, i ziet men dat dit Gebed eerftelyk voor die gej. daan wierd, die tot den Doop onderwezen'wierI den: een Diaken riep Cathechumeneh bid; I dat de Gcloevigen voor hen bidden, en dat zy zegi 'gen Kyrie eleifon. De Diaken las verfcheide ] vraagen op voorde Cathechümeher., dat het I God behaagde om hen niet het licht van het li Evangelie te verheffen, om hen te vervullen J met zyn vrees, en niet zyn liefde, om hen te bereiden tot het Sacrament van herbooring, ; bfn hen te wasfeheri van alle vlekken, en by | hen een woonplaats të niaaken, daar hy zig gewaardigde teblyven, om hen van alle kwaad te bevryden. By alle deeze Gebeden riepen, de kinderen, die een Choor uitmaakten, Kyrie eleifon; en al het Volk herhaalde deezé woorden. Daar gefchieden ook Gebederi voor de boetelingen. De geheele Kerk zeide insgelyks voor hen Kyrie eleifon; en in 't vervolg heeft : men dit Gehed voor alle Geloovigen behouden. In een famenfpraak tusfehen pasceK, j iius een Ariaan, en den Heiligen augustinus, waar van na allen fchyn vigilius van Tapfa de opfteller is, word gezegt (2) dat de Latynfche Kerken Griekfche en Barbiarfche woorden behielden , op dat men de Goddelyke bermhertigheid gelyklyk in de vreemde Taaien zoo Wel als in de Latynfche zou aanroepen. Dit Gebed, ontferm «, het welke het begin is der fmeelcingen van de Misfe, is het oudfte (3), het gemeenfte tusfehen de Volkeren, en in het Evangelie het meeste herhaald. Alle Chriftenen moeten een Heiligen vuurig iridrukzel hebben, om hunne ftemmen :'te vereenigen, om met het levendigftegevoelen van een verbröoken hert dikwils tot God te zeggen; Heer wy zouden nooit tot u dikO wils ART. fr. S.YiUEELl'.ÏSOli [ 1) ConJI'tt. apït* tol. I.t. 6. (i)TJna rogatut ut mifere.itura . cunftij latinis et barbaris, unius dei natura, ut a laudibus dei uitlij, nee ipla linjua barbara fit jllatenus aliena. Latine cnitn di:itur domine niferere üttg. torn» II. ap-prenl.p.. 44. nov. ed. '3) Domine mi. erere noftri, ta :nim expectavi» nus. ifant KXWIO 2. \udi domine èt niTerere inru.fi, [0/ a.  tl DEEL. ( O Matth. XX: 30. 1 K\i)Math.1X; ïï. f 3) Steterunt 4 i longeetelevave- 1 runrvocem Tu- < amdicentes (efu prxceptormi- ' lerere noltri luc. ] XVII: 13. , <4) At illemul- ; to magis clamabat: domine fili j da rid miferere j iweïmarc. X: 48. , ($)Etquiatam ] in fede apoftoli. j ca quam etiam \ pertorasocciden- ■ lales atque itaii- • casprovincias " ; dulcisetnimi- , umfalutariscon- 1 fuetudo eft intro 1 iriifla, ut Kyrie tlei/in frequenti. ( us, cumgtandi affe&u et com|>un£tiouediea>tut.placuit etiam jnobis, ut in om- ] «libus ecclcfiis jioftris, ifta tam fan&a confuetudo et ad matutiaium, et ad mislas, et ad vespelam deopropitio intromittatur eer., vaf, an. j 29 can, 3. (6) Cui ego refpondi: quia in nullo eorura a!iamecclefiam fecuri fumus.. •. Kyrie eleifon zaten, neque dixi. mus neque dici■nus, ïicutagrrtcis dicitur: quia 5n grscis limnl •Bknes dicunt: a- . lio Letter- Gefchicht- cnLccrftelk.uitlcgginge, vijs genoeg konnen zeggen, ontferm u onzer, :er oorzaake van de menigte onzer zonden, :n van wegens de groote bermhertigheid, die wy van uwe goedheid verwachten. Wy vraa*eii-u deeze genade met het geroep van den jlinden van Jericho(i), met" de volharding Ier Cananeefche Vrouwe (2), met de ootnoedigheid van de thien Melaatfchen (3) , net de aandoening van andere menfchen die ;y u gewaardigt hebt te verhooren, als zy ,'olhardeden in tot u te roepen: Heere onterm u onzer (4), 'Kyrie eleifon. Dit Gebed s altyd zoo fchoon, zoo zielroerend toege'cheenen, dat de Kerken der Gaulen, die dit n 't Jaar 529 in de Misfe nog niet zeiden, n de tweede Kerkvergadering van Vaifon ïebben vast gefteld (5) dat het in 't vervolg liet alleen in de Misfe maar ook in de mor» ;en Getyden, en in de Vespers moest gezegt vorden. De derde regel van deeze Kerkvergadering mderricht ons dat dit Gebed te Rome, in talie en in alle Provinciën van het Oosten •eeds in gebruik was in 't begin van de fesde Eeuw.ZoodatverfcheideSchryverszigzelven nisleid hebben, met te zeggen dat de Heilige gregorius het te Rome had ingevoerd, gemerkt deeze Heilige Paus op den H. Stoel liet gezeten heeft, als ruim 1'estig Jaaren na ie Kerkvergadering van Vaifon. Eenige Perfoonen die van Rome ver afgelegen waaren, laddeh zig zeiven ten tyde van dien Heiligen Paus, op dit ftuk misleid. Dit noodzaakte hem 3111 aan de Siciliaanen (6) te antwoorden, dat hy de Kyrie eleifon van de Grieken niet genomen liad, nog andere Kerkgebruiken waar van men [prak: dat deeze voor hem waaren vastgelteld geweest, dat 'er zelf op dit duk tusfehen het gebruik der Grieken, en het gebruik derRomynen onderfcheid was; dat de Grieken gezanentlyk de Kyrie zongen, dat in de Kerk van iome de Gecstelyken begonnen, en dat het Volk  van de Gebeden en Plu hiigh. Her H. Misfe. gi i Volk antwoorde ; dat de Chrifle eleifon zoo | mecnigen keer als de Kyrie gezegt wierd, 1 het geen by de Grieken zoo niet gefchiede, I en dat in de Misfen van ieder dag, dat is te f zeggen van de werkdagen, waar in verfchei Ide Gebeden wierden agter gelaaten, men al|l tyd de Kyri'e en de Chrfftc eleifon behield, als I een Gebed, waar in het Volk het meeste belang had. ARTIKEL III. DE GLORIA ÏN EXCELSIS. X $. I. De oudtheid van deezen Lofzang. Wie 'er de opfletter van is. En zedert wanneer de Fries. \ te, s dien iü de Misfe zeggen. T.D e Gloria in excelfis is zedert langen tyd ju de openbaare en bizondere Gebeden van de i Geloovigen gezegt, eer men die in de Mis gei zongen of geleezen heeft. De H. atha•snasiüs O) wil dat de Chridelyke Maagijden, na dat inden vroegen niorgendond, de Pfalm en het. gezang dien wy ïiog in de Lau» 3 des leézen , Deus, Deus meus, et Benedicite , agezegt zal zyn, deezen Lofzang zullen Ieezen : (l): Glorie zy aan God in den hooge, en vreede >öp aarde aan de menfchen die van goede wille zyn: \. 7. c. 47. * Zlep.-s. (2) Remfg. aullf. t-pof. mi f alcuin c. 40. robirt. pavlultts. honori. usybeiethus. &«, 213 Letter- Gefchieht- en Lesrftelk. uitlegginge anderingen die wy zullen aantekenen uitgezonden) is geheel en al in de Apostelyke inftellingen (1) onder dien titel van, Gebed des 1'smorgens , volgens het .gebruik der Oosterfche Kerken. By de Latynen , heeft men ook, ten minden des Zondags, zederd een onheugelyken tyd, in veele Kerken, deezen Lofzang in de morgendienst gezegt. Dezelve word in de Pfalmboeken en in de oude Kerkboeken in Vrankryk en Engeland gefchreven zedert agt of negen honderd Jaaren gevonden, daar men in eenige deezen titel leest,Lofzang yan den Zondag ter Meiten- dat is te zeggen Laudes *. 'Er zyn tegenwoordig menigvuldige van deeze handfehrifcen in Engeland (2); en dat het aanmerkelykde is, de Lofzang zoo als wy dien zeggen, is geheel in het vermaarde Alexandrynfche handichriftvande Griekfche Bybel, bewaard in de Koninglyke Bibliotheek te Londen, het welke de geleerde als een der oudde handfehriften van de waereld aanzien (3). Zeer veele Latynfche Schryvers (2.) hebben gemeend dat de H. hilarius de opdeller van deezen Lofzang was. Maar de eenige getuigenis van athanasius, tydgenoot van den H. hilariüs, doet zien dat zy daar in dwaalden, aangezien in zyn tyd, de Vrouwen van het Oosten den zelven van buiten wisten. Hy moet veel ouder zyn ; en 'er is fchyh, dat het een van die is, die de eerde Geloovigen , God, en jesus christus waaragtig God, ter eere hebben gezongen. Van dien Lofzang is gewag gemaakt in de usser, Aartsbisfchop en Primaat van Ierland, verhaald dit in zyne Verhandeling De Roman* Ecelefia Symbolo Apoflt' ïico vetere. Lond. i647. p 42. (3) Deeze Bybel is den Koning van Groot Britranmen toegezonden door cyrillus lucAR, Griekfche Patriarch van Conftanrinopel, een afvallige, die i5j8 geworgd wierd om Staats oproer dien hy vetiisht had , of die hem aangewreven wierd.  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 213 de Brief van plinius aan trajanus Ci), in euciaivus (2) en in euseb'ius (3); en men bediende zig 'er van omtrent het einde van de tweede Eeuw om de Kettery van Artemon te beftryden, die de Godheid van jesus christus aanrandede. Men moet niet vertrouwen duidelyker den opfteller van de Gloria in exeel/is te kennen. De Vaders van de vierde Kerkvergadering van Toledo hebben wyzelyk gezegt, dat de eerfte woorden door de Engelen waaren uitgefprooken, en dus daarom ook de Lofzang der Engelen genoemd is geworden, maar het vervolg door de Kerkelyke Leeraaren is farn en gefteld (4). Het Pontificaal aan Paus damasus toegekend, of liever de verzameling van de leevens der Pausfen, waar in men oude handschriften vind, die op den tyd van justinianus eindigen, zyn de eerfte gedenkftukken, waar in men ziet, dat de Gloria in excelfis in de Misfe gezegt is geweest. Men leest 'er C5) dat de H. Paus telesphoru s, die omtrent het midden van de tweede Eeuw op de Stoel van Rome zat, gebooden heeft,dat in het begin van de Misfe op Kers nagt de Lofzang der Engelen Gloria, fifc.zou gezongen worden. In een andere lyst der Pausfèn (6), zoo wel als in de verzameling (van anas'j.'asius (7), word'er gezegt dat de Paus symm ac hu s 'omtrend het Jaar 500, gebood, dat de Gloria in excelfis op de Zonen Feestdagen der Heiligen moest gezegt worden. Ik weet niet, of 'er op de waarheid van ^il het geen 'er in de leeven's der Pausfen , voor het einde der fësde Eeuw gezegt word, (ftaat is te maaken. Het geen blykbaar is, is dat zedert dien tyd, dat'is te zeggen zedert &en \yd van den H. gregorius den |g root en, de Gloria in excelfis op de Zonen Heilige dagen door de Bisfchoppen en niet door de Priesters moest gezegt worden. VolO 3 gens ART. III. (1) Carmenque Clirifto quali dco die?re, Te» cum irivicem. -pij. ad trefok. ( t)l,xeiar. pbilap. (3) Eu/eb. hifl.ee clef.l. 7.c. ir. Sed et pfaimi vel cantica ab initio fciipta funt,qua: a frarribus fidelibus verbum dei ede Chtiftum et deuin, tota hym» nortirn luorum laudeconceiebr-snr. ex entiqua verfione rufini (4) Reüquaqua: ioi lequunturecclefiaftici dofto. res compofuerunt conc. eolet. IV. cap. li. (s) Hic fecit ur... .. in ingrefTu facrilïcii hymnus diceretur angelicus Glcria in exreljts Deo Sec. tantum noclu natalis domini, cat'fl. pentif. in propyl. ad atJa fauZl. rr>ai{. li) Propyl. SS. Jlaii. p. 74. (7) Anafl de vit. pontif.p. 33.  IT. DEEL. glob-'a in i-.xckls1s. (i) Diciar Git). riaintxaifisDeo, li epifcopus fuerit tantum modo die dorninico, live diebus fepis. a preshyterisau tem mini me dicitur, nifi (blo in p.ifcha, facram. (z) Sapc- liscc ovruii cu ). in capite libri Misfalis, quando presbyter! roruani, Gloriainexcelfis Deo canere et non cam-re foleant, lreimos folummodoprxtituhtum: nus. quam amem vel s beato papiGre gorio, vel aliquc fanitorum Patrum nobis intetdictum puto quin omni die dominici vel it fan&orum nata litiis liceat nobi fepediftum hymnum caner adaugmeinum Saudis rlivins. herno ie -uiiafi , dam reh'.adM'Jj f-eiJant. c 2. ( 3 , Gloria 'r. e> eelfts Des num Ouam omirtitur nifiin adventu domini.eta Spp tungeiima ufq» »d Falcha. cnj» tt. elun. fpicil, itm, 4,/>. +5. 214 Lelie f- Gefchichf cn Leer ft elk. uitlegginge, gens het geen in de Sacramentaaren (i) ge« ichreeven tot het begin van de elfde Eeuw ftaat aangetekend, de gloria in excels 1 s word op de Zon- en Feestdagen, als de Bisfchop den dienst doet, gezegt, maar de Priesters zeggen die niet als op het Paaschfecst (4). • Maar eenige Jaaren na het Jaar iooo_, leide bernon, Abt van Richenou , zig toe om in een bizonder hoofdftuk te toonen (2), dat, daar het de Priesters op Paaschdag geoorlooft was de Gloria in excelfis te zeggen, het hen des te meer moest geooriooft zyn, dien op den Kersdag te zeggen, dat het geen men voor aan de Misboeken las, geen bewys was dat de H. gregorius dit verbod aan de Priesters had gedaan, gemerkt dit in geen van zyne Werken gevonden wierd ; en dat men om den lof des Heere te vermeerderen, hen moest toegelaaten worden dien alle Zon- en Feestdagen te zeggen, aangezien het nergens kan aangetoond worden, dat dit door de H, Vaders verboden is geweest. Het verlangen van bernon was al voor, gekoomen geweest, en het wierd wel kort daar na algemeen vervult. De Gloria in cx[ celfis wierd door de Priesters gezegd. Dit is i duidelyk door de gewoontens van cluni; ier,fe. (z)Mcrol.s. a.  216 Letter.- Gefchicht-en Leerjlelk. uitlegginge ^ TT. DEEL. glOJu* in ex- f i) Gloria in ex. celfis c löte'tut ab' epifcopo, li confecret cUrifma. Miffal. chromirt. an. I49Z. Gloria in excelfis non dicitur nifl ubi chrifina conflcitur. Miffal. viennenf.an.1s19 Milftl. major, m nz/i.,an. Ijos. M:ffal cafalis ieried an. iy rj. Miffal ordin.f. Joannis Jerofohm. \$--,.M'iS' fal. parif. an 1 , gemeene regel, dat in de Misfe, die met de Le* tyden gdylcformig is , de Gloria in excelfis gezegd word, als men in de Metten den 7 eDeum gezegd heeft. De Rubrik zondert den Donderdag en Saturdag voor Paasfchen uit: en deeze uitzondering met opzicht tot den Donderdag is niet oud overal. De Kerk, van Parys heeft de Gloria in excelfis, op die dag, niet beginnen te zeggen , als zedert het Jaar IÓ15. Byna alle Kerken van Vrankryk en van Duitschland hebben zedert langen tyd het oud gebruik bewaard (1), dat nog te'Lyon, te Clermont, te Verdun, te Laön, te Luik, &c. onderhouden word. De (ïetyden van Saturdag voor Paasfchen, die droefheid inboezemen, en die de Gloria Patri uitfluiten, flooten ook uit alle Lofzang van blydfchap. De Gloria in excelfis wierd niet gezegd als in de Bisfchoppelyke Misfe , waar in het H. Chrisma gemaakt word, ter oorzaake der zeegening van de H. Oliën; en in het vervolg heeft men aangemerkt, dat de inftclling van de Eucharistie, waar van men op dien dag de gedagtenis vierd, eene plechtigheid is , groot genoeg om door te zetten , dat onafhangelyk van de weiding; van het H. Chrisma, de Gloria tn excelfis kan gezegd worden. Dezelve word ook in de Misfe van Saturdags voor Paasfchen gezegd, ter oorzaake van de plechtigheid van den dienst, die het begin is van het feest der Verryzenisfe. a. Men zegt dien niet in votive Misfen die niet zyn voor eenige gewigtige en openbaare oorzaaken gefchieden, om dat deeze Lofzang aitvd is aangezien als een kenteken van plech' tigheid. 3. Men zegt dien in de votive Misfen der. Engelen, ter oorzaake dat zy de eerfte het begin van deezen Lofzang gezongen hebben, en "dat het van hen is, dat wy denzelven hebben geleerd. 4. Men zegt dien ook in de Misfen van de  yan de Gebeden enPlechtigh.der H.Misfe. 111 '. Heilige Maagd des Saturdags; om dat van het i midden van de elfde Eeuw, de KloosterlinI gen, en vervolgens 'de Kerkelyken (l) en de Leeken (2), de devotie hadden van een offi:i cie van de Heilige Maagd te Ieezen; dat reeds 1 de Saturdag bizonder bepaald was (3) om haar te peren $ en dat in 't vervolg hetmeefte 1 deel der Kerken, die dag, een geheel officie \ van de Maaad met de Te Deum gemaakt hebIben, die volgens het Roomfch gebruik vast I fteld om de Gloria in excelfis in de Misfe te zeggen. Maar met opzicht van andere votive Misfen van de Maagd, neemd men in acht ! het geen de Paus innocentius deiii i fchreev in het Jaar 1215 C4)> dat de Gloria in : excelfis te Rome, niet gezegd wierd in deMis;l fen van de Maagd die op de werkendagen ge■; zongen wierden. 5. Men zegt dien niet in de Misfen voor de 1 Overleedenen , zoo min als daags voor de Feestdagen , en van Septuagefima tot Paas» I fchen , dat is te zeggen, in allen tyd van droefheid en boetvaardigheid , om dat men de Hemelfche Heerlykheid niet durft zingen, zegt de H. t h 0 m a s (5), als men. zyne eige 1 ellenden, of die van de zielen in het Vagevuur ; betreurd. 6. Met betrekking tot den Advent, heeft ; het gebruik van de Gloria in excelfis te zeg] gen, of niet te zeggen, in verfcheide Kerken 1 verandering ondergaan , en misfchien in de| zelve op verfchillende tyden: om dat de AdI vent een midden houdende, tusfehen de boet1 vaardigheid, waar in de Kerk zwarte ofpaar- fche kleederen heeft aangenoomen, en den tyd van blydfchap, waar op zy de Alleluja niet agter laat, 'er reden plaats gehad heb: ben , van de Gloria in excelfis te zeggen of agli ter te laaten. Uit amalarius (f5) blykt het, dat men dien in het Jaar 820 en 830zeide , en dat men dien te vonren agter liet. Men zeide dien niet in de elfde Eeuw, volO 5 gens ART. III. {1) Damian. cpufc. j 3 e. 4. (z )_ Barön.antsal. 105 6. ». j. ky 6. conc. claromont. an. r 096. (3) Akum.microl. c. 60. f4) Diere tal. Ut, 8. tit, 41. c. 4, (s)i.p-f.ti. e. 4. (5) Vidi tempora prifco Gloria in excelfis Deo ptxte:mitti in diebu< adventus domini amaUecclefi. cffic. l.j.c. 40.  II. DEEL, (i) Ad advemu domini ufque ad nativitateni cjus, Ti Uturn laudawar, Gloria in exal/u Bco.lte Mhfae/1, dimictimus: quia major glorianovi teliamenri quam veWriSjCujustypurrvinfraadventum domini abfervamus. microl.ee' tlef. ob/ervat. tap 30. (z) Canrat Misfïm cum Gloria -n excelfis Deotücut in aliis dominicis, ufque ad satalem domini. êrdorom XI. «.4. {3 jQuafi novum canticum redditur Gloria in extelfisDeo in nocïe jiativiratis domi. jii,uteo magisad snemoriam nobis leducatur, tune prirnum cclebratum effecundem cantum hymuis angelorum. amal. I. 3. ut fm *** S I 2,18 Letter- Gefchicht-men Leerflelk. uitleggings, gens de Micrologus (i) , die gelyklyk de gebruiken van Italiën en der Gaulen aante» kend; en de rede die hy 'er van geeft , en die hy uit amalarius trekt, is, dat de Advent van wynige plechtigheeden moet vergezeld weezen, ter oorzaake dat dezelve het oud Verbond verbeeld, door de verwagting waar in de geloovigen dan zyn, totdenkomst van den messias. Ondertusfchen het elfde Roomfche* Orde gefchreeven omtrent het Jaar 1140 (2), onderrigt ons, dat men dien toen te Rome zeide. Maar eindelyk, zedert de twaalfde Eeuw tot nu toe, heeft men een aantal getuigenisfen, dat men de Gloria inex-etfis geduurende den Advent heeft agter gelaaten , om die met meerder blydfchap en plechtigheid op den Kersdag te hervatten Deexe rede behaagde amalarius , en zy is in de daad genoeg om dit gebruik te hebben vast gefteld , en het zelve te doen pryzen. '—• s. lil* RUBRIK. Aangaande de wyze om de gloria in excelsis te zeggen. De Priester in het midden van het Autaar zynde , de handen uilfleekende, en dezelve ophef ende , tot aan de hsogte der fchouder en, zegd deGi.0ria in excelsis : als hy deo zegd voegd hy de handen te zaamen, en maakt een buiging des hoofds aan het kruis: hy vervolgdde handen te zaamen gevoegd houdende, cn eindigende maakt hy over zig het kruisteken» Tit. IV. tl» 3. BEMERKINGEN. ,.D e Priester houd zig in het midden van iet Autaar. Eertyds was het onverfchillig, of  van de Gebeden en Pkchtigh. derli, Misfe. of de Gloria in excelfis na by den Autaar of aan , een van de zy kanten gezegd wierd. Oudttyds hefte de Bisfchop die van zyn Zetel op (r), zig na het Volk toekeerende ; en nog tegenwoordig heft hy die van zyn plaats aan, als hy plechtiglyk den dienst doed (2). Zedert de negende Eeuw, zeide men die aan het Autaar aan de regter kant van den Epistel, welk gebruik de Carmeliten en Cathuizers onderhouden hebben. Maar de Kerk van R.orne heeft aangemerkt, dat, als 'er niets den Priester bepaald, om voor het Boek te weezen, het dan beter voegde, dat hy in het midden van den Autaar was, tegen over het kruis, het welke men op de gefielde plaatfe groet. Dit wierd zoo in de dertiende Eeuw onderhouden (3), 2. De Priester (leekt de handen uit, en heft ze op. Dit is eene verrigting, die de liefde der Hemelfche zaaken altyd heeft doen maaken (4), om te bewyzen, dat men dezelve omhelzen, en bezitten wilde. De Rubrik wil, dat men de handen niet als tot de fchouderen verheft, op dat deeze verrigtingmetwelvoeglykbeid gefchieden zou , en alle ongeregelde bewecgingen vcrmeid> zouden worden. 3. Hy hervoegd de handen, maakt een buiging des hoofds, en buigd zig tot het kruis, Deo zeggende, uit eerbied voor den Heiligen naam van God. Hy buigd zig voor het kruisbeeld , het welke de beeltenis is, van jesus christus, den waarachtigen God. 4. Gemerkt hetkruisbeeldden God-Menfch verbeeld, en niet den Perfoon van den Vader of den Heiligen Geest, buigd zig de Priestei niet als aan de woorden van God, of jesus christus, en niet als hy het woord van Vader of van Heiligen Geest uit fpreekt. 5. De Priester maakt het kruisteken de Gloria in excelfis eindigende, volgens den ouder regel door durandus aangehaald (5),die zegd, dat by ieder aanmerkelykeverrichtins;. aar \RT. HU {1) Dirigensfe ? pontifex contrs populum,incipit Gloria in exeelpt Deo, et itatim re« gytat ft ad otien» tem, ufque dunt, finiatur. ordo rom. i. muf. ital. t>-9- (i)Ccrimtn. eft* fcop, (3) Amal.l.U c.t. (4) Illumincho» ando ftatante medium altarif durand, ratten, lib. 4. c. 13. (s)Levemuscot. da noftra cum manibusad dominum in coelos Jer. thren ui. 4l.origen.hom. xi. incep. 17. exod. bafil. in eap. j. ifaiét. aug.de cura pro mort. e. $. Salvian. lib. I. de provid. (6) Regulariter i n omnibus eyangelicis vetbis debemusfeere figr.um crucis, et in fine evangelii, fymboli, dominicx orationis Gloria in excelfis Deo, Sar.ftas.ïic. du-and rational, US-n. IS.  II, DEEL. f 1) Dieto igitur tjlóT a in excelfis JDee, vel Kyrie •ietfor. oio tem • pore , laceidos figner fe figno erncis. Miffal. earm.an. 15 14. " .ma\i.W-»V < ) 1 : "fJS'un < < •t - < c e i, i) g a H L .v - t. le 220 Letter- Gefchicht- en Leerflelk. uitlegginge■■, - aan 't einde van het Evangelie, van het Symbol um , van het Gebed des Heere , van de Gloria in excelfis, van de Santlus, van de Ag? nus Dei, van de Benedictus, van de Magnificat , &c. het teken van het kruis gemaakt word , volgens de gewoonte der oude Christenen, die het in het begin, en op het einde van alle hunne werken maakten. Dit oud gebruik heeft men onderhouden op het einde van de Gloria in excelfis en van de Credo- De Carmeliten maakten het kruisteken op het einde van de Kyrie, als zy de Gloria in excelfis niet zeggen (i). §.' I v. Uitlegging van de glorxain excelsis» Na dat de Geloovigen meermaalen tot God hebben.geroepen, om hen bermhertigheid te loen, Kyrie eleifon, herdenken zy met blydchap aan die, die God aan de menfchen gelaan heeft, met hen zyn Zoon te geeven. Zy oven'er hem over, zy danken hem 'erover, :n dwingen hem, door jesus christus, >m hen gunftig te weezen. Dit is het einde [at zy zig voordellen , den Lofzang leezende »f zingende. Laat ons 'er alle bewoordingen an uit leggen. Gloriain excelfis Deo, Glorie zy God in de f in terra pax homini- allerhoogfteHemelen, 'is bona voluntatis : en op de Aarde, vreede wdamus te, bencdici- aan de menfchen die ms te , adoramus te, van goeden wille zyn : hrificamus te, gr alias wy looven u, wy pry%imus tibi , propter zen u,wy aanbidden u, agnam gloriam tuam. wy verheerlyken u , 'omine Deus, rex cm- wy bedanken u, omuHls, Deus Pater om- , we groote glorie Hee-. re»  van de Gebeden en-Plechtiglu der H. Misfe. 221 nipotens, Domine Fili re,God HemelfcheKounigenhe Jefu Chrifte, ning , God Almagrig Domine Deus Agnus Dei Vader, Heere Jefus Filius Patris, qui tol- Christus,eenig geboolis peccata mundi- mi- ren Zoon, Heere God: ferere nobis. Qjü tol- Lam Gods Zoone des lis peccata mundi, fuf- Vaders, die weg neemt cipe deprecationem nos- de zonde des waarelds, tram: qui fedes adclex- ontferm u onzer, die tram Patris, miferere weg neemt de zonde nobis: quoniam tu folus des waarelds, ontfang Santlus, tu folus Do- ons Gebed: die zit aan minus; tu folus Altijfi- de regterhand des Vamus Jefu Chrifte, cum ders, ontferm u onzer: fando Spiritu in gloria want gy zyt alleen HeiDa' Patris. Amen. lig,gy zyt alleenHeer, gy zyt alleen deallerhoogfte,ö Jefus Christus! met den H. Geest, in de glorie van God den Vader. Amen. gloria in excelsis deo, glorie zy God in de allerhoogjle Hemelen. Men verftaaldoor de Hemelen, de allerhoogile piaatfen, het verblyv der zaalige Geesten, die de Kerk fomwylen het Hemelsch krygsheir noemd. Glorie aan God. Aan iemand glorie geeven, dat is 'er een groot denkbeeld van hebben , en dit denkbeeld doen kennen, met hem den lof te geeven, dien hy om eenig groot werk verdiend. De Menschwording, die de Hemel en de Aarde vereenigd, door den Mensch met God te vereenigen, doet aan de gelukzalige Geesten oneindige onderwerpen ontdekken, om God te looven,enverfchafthen, een nieuw middel, om hem op die wyze die hy verdiend, te aanbidden. Zy vieren dan zyn lof, op het oogenblik van de geboorte van jesus christus O), ter oorzaake van groote wonderdaaden, die God, door dit geheim wrocht, en om dat 'er toen een God waardige aanbidder in de waareld verfchynt. De Alit. iii. ii: 14.  li. DEEL. GLORIA IN Ex ■ CELSIS. (.)HchX.-S. (t) Facificans perfanguin-m ctucisejus, iive quxin ccelis, fi. ve quac in torris funt celojr. I; 10. i2Ü Letter- Gefchicht- en Leefftelh uitlegginge, De brandoffers, en de Offerbanden, die nié: als af beeldzeis waaren, waaren aan God niet meer aangenaam, en deeze Goddelyke aanbidder in de waareld koomende, zegd tot God ('O : gy hebt geen Offer nog Oferhande begeert, maar gy hebt my een lichaam gevormd, om u als een Offerhande te worden opgedraagen. 't Is een glorie voor God, door een God met de menschheid bekleed aangebeden te worden, die een levendig en altyd Heilig, altyd aangenaam flachtoffer moet zyn. et in terra P a X HOMINlBUS , dl vreede op de aarde aan de menfchen. jesus christus, die de glorie aan den Vader doed geeven, die men hemfchuldigis,brengt ons ook den vreede aan , bevredigende door zyn bloed, (Tgelyk dit de Schriftuur uit drukt,) alles wat in den Piemel en op de Aarde h (a). De vreede is niets anders, als de vereeniging, en goede verftandhouding, die wymet God, met ons zelv, en met onzen evennaasten moeten hebben. Nu, het is jesus christus alleen, die deeze befchikking tusfehen de menfchen herfteld , met onzen Wil, aan dien van God, door de liefde en oefening van zyne Heilige Wetten, onderdanig te maaken, in ons het vleesch aan den geest, de zinnen aan de reden , door den invloed van zyne genaade onderwerpende: met ons te verlosfen van onzen hoogmoed, van onze eerzugt, van de liefde tot tydelyke Goederen; onze inzigten wendende naar den kant van de vaste en eeuwige Goederen, die geene verdeeling tusfehen de menfchen zouden konnen veroorzaaken. De vrugt van de Vreede, is de gerustheid, die alle onrust uitfluit, en die alle onze verlangens vervuld. De menfchen konden deeze gerustheid niet hebben , geduurig gewaar wordende, dat zy een verlosfer, na wien zy zonder op houden verlangden, nodig hadden» Zie daar die Goddelyke verlosfer gekoomen, en  Van de Gebeden en Plechtigh.der H. Misfe. 223 i en met hem , die lang gewenschte vreede. !, Alle hunne wenfchen, allohuhne verzugtinj gen zyn vervuld. Maar aan wie is deeze vreede gegeeven ? h0min1bus bonje voeuntatis, aan i de menfchen van goede wille, voor welke God een goeden wil heeft, die van God beminden , gelief koost zyn *; en die zelv ook voor God ii een goeden wil hebben, dat is te zeggen, die hem beminnen, en die hem door de liefde onderdanig zyn. De Griekfche Text, en de I Vulgata geeven ons deeze twee eerbiedwaardige zinnen aan de hand, die niet tegenftry,' dig aan malkanderen zyn, maar veel eerder : zig onderling licht byzetten. De eene doed den oorfprong van den goeden wil in God kennen ; en de andere tekend het gevolg van deezen goeden wil in den mensch aan, om dies 1 wil dat de liefde van God tot den mensch het i begin, en de oorzaak is, van de liefde van den mensch tot God. Van de goede wille : koomen alle Heilige begeertens voorts , die niet over gaan, als tot de vereeniging van de menfchen met God, waar in de vreede bedaat. Deeze vreede is dan niet als voor de menfchen van begeerte, zoodanig als dani: ë l was, door den Engel een man van begeer1 te CO genoemd; voor de menfchen, die,volgens het hart en den goeden wil, van God : zyn. laudamus te, wy looven u. I.ooven, is het goede, dat men van iemand weet openbaaren, zyne deugde», en goede hoedanigheden erkennen en verkondigen. Wy zou; den God niet als onvolmaaktelyk konnen looven , om dat hy oneindig ver booven onze woorden en gedagten is. Laat ons hem, ter minden, zoo veel in ons vermoogen is loo ven, en zeggen: wy looven u Heer, als hei onuitputtelyk onderwerp van onze verwonderingen en van onzen lof (pf). benedicimus te, wy pryzen u: als de bror ART, Ili. * Volgens den GrieklchenTesf. f i) V i i defideiïtf» rum dan. IX.-ii. (i) Tuaurem in fanctohabitas lausIiiaél./'/ü 31.  K. DEEL» GLORIA IN EX* CEL.SIS. (i) Or. I. £14 Letter' Gcfehicht-enLeerflelk. uitleggingen bron van al ons goed: men kan iemand lobven, ter oorzaake van eenige gr >óte daaden, die tot ons geen de minlte betrekking hebben. Hem te pryzen, is hem looven als onzen weldoener , met een hart vol erkentenis. Wy pryzen God, als wy hem looven, en datwy wenfchen dat al de waareld hem loove, als den oorfprong van alles wat wy hebben, en Van alles wat wy hoopen. 't Is in deezen zin dat de Kerk ons de woorden van den Heiligen paulus doed zeggen (1): geloovt zy God, en de Vader yan jesus christus , de Vader der bermhertigheden, en de God van alle vertroostingen, die ons vertroost in alle onze kwellingen. Dit pryzen is hier als het midden tusfehen looven en dankzeggen. adoramus te, wy aanbidden u; als onzen Schepper, onzen bewaarder en ons opperfte goed. O rare, is bidden; en adorare, is by het Gebed tekens van onze aankleeving, van onze afhangelykheid, van onze genegenheid voegen , 't zy met onze hand aan" de mond te brengen, als om te kusfehen dat wy eerbiedigen; het zy met andere tekenen van eerbied en hoogachting te geeven. De eerbiedingen , die men aan mettfehen geeft, zyn fomwylen in de Schriftuur uitgedrukt door het Woord van aanbidden; en dan geeft die bewoording te kennen, dat men aan hen de grootfte eer geeft, die aan fchepfelen gegeeven kan worden, die maar een mede gedeelde grootheid hebben , en die wy niet eerbiedigen ofdienen om haar zelv. Maar aanbidden, met betrekking tot God, is aan zyn volmachtige Majefteit de opperfte eer geven die maaralleen aan hem toe komt,is hem beminnen, en hem dienen om hem zelv, en als ons laatfte einde. Offchoon men zig gemeenlyk in eene bizondere houding fteld, die de aanbidding te kennen geeft, zoo als wel iu eenige Kerke»  van de Gebeden en Pleihtigh. derH, Misfe. a2j ken < efcliied, (i) als men Adoramifs te zegd. j men verzuimd echter niet mwtndig te aanij bidden, om dat dit in alle geftaUenis kan ge;! fchieden. glorificamus te, wy verheerlyken ui li Men kan alle deeze uitdrukkingen niet vooi !l bygaan, zonder de nauwgezetheid, den zal menhang, en de fchikking 'er van aan te mer ken. Hy die aan God geeft, het geen hem ; toekorod, looft hem, pryst hem, aanbid hem, :j en verheerlykt hem. Looven is een werk van ij den geest, pryzen is een uitftorting van hei < hert, die ons vervoerd tot de verheerlyking: ; want het oneindig weezen, als het beginfel , Van het geen wy zyn aanbiddende, zoo willen wy dat alles wat in ons is, hem verheeri lyking gecve; en dit juist verftaan wy doot Verheerlyken. Wy konnen aan God alle die 4 verheerlyking niet geeven die men hem fchüli; dig is, maar wy willen , dat onze gedachten, ; onze werken, onze woorden, aan zyne verheerlyking werden toegeheiligd. Wy wen. fchen dat al het geene in ons is, en al het geene ; van ons af hangt, tot zynen dienst hefteed ■ word, aangezien wy alles van hem ontfangen hebben. Zie daar waar toe ons de H. paulus vermaand, als hy ons zegd (t): gy zyt ! met een groote prys gekogt, verheer lyk clan, en draag God in uw lighaam * (en in uwen) geest, aangezien zo het een, als het ander hem toebehoord» gratias Agimus..... wy bedanken u om uwe groote glorie: om die glorié, die indevereeniging van de menfehelyke natuur met de God- (z) Te Sens knielen de Priester, de Diaken, en de On. derdiaken aan de air. Adoram&s te, en SuVipe deprecat ipr,era i r.c/lram: en al de Gcesteiykheid blyft ftaan, lier aangezigt s gekeerd na den Auraar. Rit. an. 16*4, p 463. In deOide .; van Citaux buigd zig geheel bet Choor neder. De inftellin! ge van het CaDirtel van Sttaasbuig in 1400 beveeld, dar he'c Choor zig om keerd ea zig geboogen houd aan die wooM&fij I rit/emmas ti, P ART. rftj (iLO IA 'N EX» Ci.i_al3. (l)l CV. VI: 2». * Volgens den Griéklchen texfj  226 Leiter' Gefchicht-enLeerjlelk. uitlegginge, II. DEEL* (1) Omnes enim peccaverunt, er egent gloria dei. rem III: ij, (2) Vocabit nos propria gloria et virtute. zpct, I. (3) Exaltabitut parcen s vobis. jfai XXX: 18. f4) i Tim. VLU 16. Goddelyke uitfehitterd, hetmeesterfl.uk van de almagt, wysheid, en goedheid van God. Om wel te verdaan, welke die groote glorie is, waar over de Kerk ons hier aan God doed dankzeggen , moet men zig te binnen brengen, dat alle die woorden waar van zy deezen Lofzang heeft zamengedehi, niet zyn als eene uitbreiding van die woorden der Engelen, die glorie aan God, en vreede aan de menfchen zongen, op het oogenblik, dat jesus christus in de waareld verfcheen. God heeft een oneindige glorie getrokken van bet Goddelyk flachtoffer, het welk aan ons den vreede gegeeven heeft. Wy bedanken hem voor die groote heerlykheid, die hy heeft doen uitfehynen, met ons zoo groot een weldaad te bezorgen. Dikwils word de genade enbarmhertigheid Gods voor zyne heerlykheid genoomen. Alle hebben zy gezondigd en hebben Gods heerlykheid nodig , zegd de Heilige paulus 0): hy heeft ons, zegd de Heilige petrus (2) door zyn heerlykheid, en door zyn kragt geroepen» Zoo word de groote glorie van God voor zyne groote barmhertighcid genoomen ; om dieswil dat, volgens de uitdrukking van is Ai as, de heerlykheid des Heere, met ons genadig te zyn , geopenbaard is (3). En deeze heerlykheid of barmhartigheid blinkt over ons voornamentlyk uit, in het geheim der menfehwording: dit grootgeheim der lievde (f) , zegd de Apostel, die zig in het vleesch heeft doen zien, die door den geest geregtvaardigt is, ontfangen in de verheerlykinge : men zou dan eenvoudig kunnen zeggen, wy danken u, voor uwe groote barmhartigheid, die u zoo glorreryk is ; maar de Kerk geheel door de liefde brandende, meer bezig zynde met de glorie van haar God, als met het goed,.dat 'er ons uit voortvloeit, doed ons door eene edele en edelmoedige uitdrukking' zeggen, wy le- dan*.  Vüfi de Geleden e» Plechtigh. tier ff. Misfe. li1} danken u - om uwe gr ooi e heerlykheid - die, in ons zalig te maaken uitfehhterd , 6 Heere God! Koning des Hemels! voor wien de inwooners der aarde niet meer zyn, als een niet» deus pa te u omnipotens. Alle voorgaande woorden worden tot de drie Goddelyke Perfoonen geftierd, die in -t vervolg onderfcheidenlyk worden uitgedrukt: 6 Godalmachtige Vader ! S Heere eenig Zoon ; en de Griekfche Text * van deezen Lofzang , en eenige Latynfche Liturgiën ftellen hier den Heiligen Geest (3). Maar zederd agt of negen honderd Jaaren, ftellen alle Latynfche overzettingen , den Heiligen Geest op het einde van deezen Lofzang: en dit is dat wy volgen. domine fili un1gen1te, gydieook onze Heer, eenige Zoon zyt , alleen gebooren van den Vader, die, waar in hy al zyn behaagen heeft. Zoo haast de Kerk dien Goddelyken Zoon genoemd heeft, die haar bruidegom is, kan zy zoo nauwkeurig niet eindigen , het geen zy hem wil zeggen: haar vermaak is het, om zig met hem te onderhouden, en aan hein haare noodwendigheden met vertrouwen vol tedere aandoeningen te kennen te geeven. Alle haare uitdrukkingen zullen haare liefde kenfehetfehen, en nieuwe beweegredenen opwekken, om het heil, dat zy begeert te verwerven. jesu, gy die onze Zaligmaaker zyt. christe' , gy die by uitneemendheid de gezalfde zyt, en (3) Zie een Misboek vnn Keulen, gefchreeven in her Jaar. 1133, aangerekend onder de benaming van: Livre d'Eglift fert ancien (zeer oud Kerkboek) in de Lyst der hamdfehriften van si. SKGüif.K, pag. juf, die rfgenwoordig aan m. den Brsfcbop van Mets toebehooren: het Misboek van Lunden in Denemarken van 1J14, •en de Liturgie van den Aarts Bis fchop van Upfal, gedrnkt te Stokholm isiS, onder den titul van Liturgia Suecana, die de Froteitantfche Staatèn van Zwee. den deeden verbiandcn; dog die ik weder ge^ond.n heb, eii uiigegeeven in de- IV toom der Liturgiën. JDiJT. XIIl, f. i6«, * P 2 ART. 117. GLOhIA IN hXcelsis, * Men vind het in de veeltalige Bybel en op het einde van l,er Ffalinboek,iu het Grieks en Laty* te Oxford gedrukt.  II. DEEL. (t) Dominatoicm terra:, ifai. XVII. (z) Sedenti in throno, et agno benedicïio ,et honor, et gloria, et poteftas. apoc. V: 13. f3) F/at. U. httr.U £128 Letter- Gefchicht- en Lecrflelk. uitlegginge ^ en ingeweid tot het groot werk van c'e ver* zoening. • domine deus ; Heer die God zyt, die by gevolg alles kunt doen wat gy wilt. agnus dei: gy die het Lam Gods zyt, die eenigüre flacntolferhande die aan God uwen Vader aangenaam is, dit Lam geflacht van het begin des waarelds; dit Lam dat zig de geheele aarde, door.zyn bloed moest onderwerpen (i). Dit Lam het welken alle fchepfelen toeroepen: zegening, eer, glorie, en magt, als aan hem die op den throon zit (2). filius patris. Waarom nog eens Zoon des Vaders ? 't is om dat jesus christus, door zyne verryzenis, een nieuw leeven?.anneemende, nog op eene bizondere wyze de Zoon van den Vader word, die hem verheerlykt, om eeuwig hooge Priester te zyn; hem zeggende gy zyt myn Zoon<; hoeden heb ik uvoorigebragt (3> qui tol lis C4) peccata mundi, gy die de Priester en het zuiver en onbevlekt flagtoffer zyt, die de zonden des waarelds wegneemd, ontferm u onzer, miserere nobis. qui tollis (5) Lie wegneemdde zonden des waarelds,neem onze ootmoedigeGebeden aan. DeGeloovigen door de groote liefde van den Zaligmaker getroffen zynde, die zig met de zonden des waarelds belast, ftaan feil, by deeze zoo tedere omftandigheid ; en om aan deeze oneindige liefde deel te hebben, zeggen zy noch, aangezien gy het op u genomen hebt, om dezor- den f4) In de Hoofdkerk van Noyon, knielen de Priester, de Diaken, de Onderdiaken en het geheele Choor, hy de eerfte Qui tollis, tot dat men gezongen heeft, Diprtcationent r.oflram. In de Hoofdkerk van Luik knield men ook aan ds eerite Qui tollis; en men recht zrg niet op, als aan de woorden , Q-Mniam tu /oluK ($) Op deeze woorden , buigd de Priester, volgens ie Rubrik het hoofd. Te Parys en elders keerd zig het Choor n» den Autaar, te Rheims, te Lilieux, te Auxeric en elders knield men.  van de Gebeden en Plechtigh. der II. Misfe. 220 den des waarelds uit te wisfchen, ontvang het Gebed het welke wy u doen, om onze zonden uit te rooien. qui s e d e s.... die daar zit, aan de rechter hand des Vaders - antferm u onzer. Nieuwe beweegreden, om j e s u s c h r i s t u s aan te fpoören om ons barmhartigheid te bewyzen, zyne zitting aan de rechte hand des Vaders: 't is als of wy hem zeiden: gy die al voor ons betaald hebt, gy die reeds de belooning geniet voor deeze afkooping , zynde aan de rechte hand des Vaders, doe ons de uitwerkfelen van uwe barmhartigheid en van uw magt gewaar worden. De H. paulus zegd, dat jesus christus zit (1) aan de re gier hand van God, daar hy voor ons fpreekt. En op eene andere plaats (2)',- dat hy altyd leeft om voor ons te fpreeken. Laat ons hier aanmerken dat voorfpreeken, meer zegt als tusfehen koomen. Hy die voorfpreekt heeft regt om te fpreeken, nieuwe reden 'er by te voegen, en te zeggen : flaa uw oog op dit of dit hoofd, jesus christus dan aan de regter hand van zyn Vader zynde, en voor ons fpreekende, heeft regt tot den Hemel fchen Vader te zeggen : flaa uwe oogen op myn bloed, het welk de prys van hunne verlosfing is. Zoo zeggen wy tot jesus christus: gy, Heer, die aan de regter hand uws Vaders zyt, na voor ons betaald te hebben; die de waare hooge Priester zyt om voor ons te fpreeken, heb medelyden met hen, die tot u met dit vertrouwen moeten gaan,"het welke uw Apostel ons voorfchryft ff). Hebbende dan voor Jioogen Priester jesus christus, Goeh Zoon, die de hoogfle der Hemelen beklommen heeft, laat ons, ons dan voor de Throon van genade met vertrouwen yoordraagen, om bermhertighcid te yerkrygen , en genade te vinden ten bekwaatnen tyde. Ja, Heer, 't is van uwen Throon dat alle P 3 ge- ART. III. GLORIA IN EXCELSIS, 3», (z) Hér.Vlï. *J. ("-)Habcntesor- go pontificem magnum qui penetravit ccelos Jefum filium dei, adeamus ergo cum fïducia ad thronum gratia?,ut mifericordiam confequamur, etgratiam* inveniamus in nuxifio opportune hei. IV; 14. li.  II. DEEL. i (i)Sanftus.irt' nocens impolJalus, fegrc-gatus 1 a pecca tori bus, etexceliïot roelis faihis, qui nou habet necefiiratcm qiiorriie, <]uemadmodum facerdotes, prius ■rro rnis delittis iofthsofFeire.de ind: p'o populi. heb. VU; 24. ARTIKEL IV. De dominus vobiscum en de Collecte* N a de Gloria in excelfis,. wenfchen de Priester en bet Volk malkander de genade des Heere reet die uitdrukkingen, die dikwils in de Schriftuur gevonden worden, gelyk wy boven gezegt hebben, en die de wederzydfche vereeniging van den Priester en Omftaanders -te kennen geeven. Geheel de Vergadering moet >3c Letter- Gefchicht- en Leer f! elk, uitlegginge, genaden moeten voortvloeien: om dat gy de ■enige Heilige zyt, quoniam tusolus sanctus: Eerftelyk de eenige Heilige hooïe Priester (i), onnozel, zonder vlek, afgezonderd van de zondaaren, en meer als de Hemelen verheven, die gevolglyk niet geaouden zyt om eerst voor uw zeiven Offerlanden op te draagen, eer gy die voor het Volk zoud opofferen, gelyk de Priester dóet, die u aan het Autaar verbeeld. Ten tweeden yy zyt de eenige Heilige, de eenige die in u ïlle de Heiligen als uwe Ledemaaten befluit, die geene Heiligheid, als in u en door uhebaèn. tu solos dominus Gy zyt ook de •.enige lieer door natuur, en doorverkryging, jm dat gy ons door uw bloed hebt vry gekogt. Gy zyt de eenige die alle opper heerfchappye oeffend; vermits gy de eenige zyt, die het zelve gezag hebt als de Vader , en de Heilige Geest. tu solus altissimus jesu chris- te : de eenige allerhoog/Ie, aan God gelyk, met den Heiligen Geest in de heerlykheid des l aders, cum sancto spiiutu in gloria dei patris. amen.  van de Gebeden en Plechtig!:, der H. Misfe. 231 moet in een zelve geest bidden, en alle vraa- , gen zy om die rede (l dut de Heer met hen i zy, om hen Heiliglyk, en op eene gelykfor ( mige vvyzé te doen bidden; Dominus vobifcum: De Heer zy met u lieden: Et cum fpiritu tuo. En met uwen geest. RUBRIK. De Priester kuscht het Altaar in^t midden,voegd de handen zomin, keert zig, de oogcit voor zig flaande, tot het Volk, op.nd de handen zeggende. De Heere zy met ü lieden, ([zoo het een Bifchop is, en dat hy gezegd heeft Gloria in excelus, zegd hy, de vreede zy met u lieden) voegd wederom de handen zamen ,en gaat naar het boek, daar hy eene buiging tot het kruis maakt zeggende, laat ons bidden. Hy opend de handen, /leekt die uit, houd dezelve tot de hoogte van de fchouders opgeheven, en fpreekt het Gebed. Tit. V. n. 1. BEMERKINGEN. Over de plaats van waar de Priester groet; over de oudthcid en den zin van deeze groetcnis; waarom de Bisfchoppen, en niet de Priesters Pax vobis zeggen ; en over de wyze van de handen te houden als men groet, en bid. e Priester houd zig in 't midden van het Autaar, en kuscht het. Eertyds groete hy het Volk zonder de plaats, daar het Boek ftaat,te verhaten. Dit onderhouden nog tegenwoordig de Cathuizers , de Karmeliten, en de Jacóbynen. Maar nu zedert byna vyf honderd Jaaren, komt de Priester in het midden van 'het Autaar. Hy kuscht het, om den vreede van jesus christus te ontvanP 4 §ens \RT. IV. >OMlNUS VOS1SCUM 1) Amal. i.l-i %  11. DEEL. (l) Mem. 3 3. in Alerte [hm l.it in I aiCnr.Ihm. 3 <« Epifi adCo- jt/r. (z) Cyril.ir.Jo4n. 1 r2-> (ó)Amal. I. 3,c. 9. (4)Trem pla<;uif, ut non aiircrepi fcopi, ct ifiter nresbyteri popuium,fed tino modofalurent.dicentes, Dominus fa vr.bifc-im, (leut in lil>. Rutb legitur, et ut refpondeatur a populo, et cum fo-.ritu tuo , ficut et ab ipfis •Apoftolis tradi. tumomnisretinct Otiens (Occ:dens)etnonücut prifcilliana Iiairefïs petmu. tavit conc. braest. l.can. 21. 231 Letter- Gefchicht- e .clis. f4) Cum modestiaethumilitate.. . neipfis tjuidem manibus iüblimius claris, fed temperatèac probe elatis teriull. I. de erat. c. 13. (s)AmaLl. i.e. zoo als nog op goede Vrydag gebruikelyk is, als de Priester zegd: laat ons bidden allerlief. Jle, Oremus dileStifimi, &c. (2). 7. De Priester houd de handen open, en opgeheven. Dit is de oude wyze van te bidden , die dikwils in de Pfalmen (1), en in de brieven (a. van den Heiligen paulus ftaat aangetekend. Alle Volkeren hebben op die wyze de handen opheffende, gebeden, om dat dit eene zeer natuurlyke verrigting is , dienende, om den indruk te kennen te geeven, waar mede wy den byftand dien wy verzoeken, verwagten. De oude Chriftenen heften niet alleen de handen op ; zy ftaaken zelfs dikwils de armen uit, om de manier na te volgen die jesus christus biddende op het kruis gehouden heeft, gelyk ons prudentius (3), en veele andere Schryvers aantekenen. 'Er zyn nog Genootfchappen daar men zulk eene wyze van bidden onderhoud. Maar dewyl deeze geftaltenis veele zou kunnen verhinderen en lastig weezen, en andere wederom zeer ongeregelde gebaardens zouden konnen maaken, heeft de Rubrik voorgefchreeven, dat men de handen open zou houden, en opgeheeven, tot de hoogte van de fchouders. Waar in men de zeedige wyze om de handen opgeheven te houden navolgd, die in tertullianus (4) ftaat aangetekend, 't Is op deeze wyze dat alle Gebeden van de Misfe gezegd worden, waar van de eerfte gemeenlyk de Collecte genoemd word. Uitlegging van de Collecle. H et Gebed het welke de Priester fpreekt, is genoemd geweest Gebed (5), Zegening, of Col- f2) Men ziet in het Sscramentlioek in het ligt gegeeven doov den Vader menard, dat deeze Gebeden. Oremus dileillfjimi, ook gezegd wictden 's Woensdags voor Paasfchen. Sacraal, p. «r. Dit word te Befancon onderhouden.  van de Gebeden en Plechtigh. derH. Misfe. 235 Collecte. Men noemd het fmceking , en dit is de zelve zaak als Gebed. Men heeft het genoemd Zegening CO •>. om dat de Priester het niet uitftort, als om de zegening des Heere over het Volk te trekken, en men heeft het Collecte genoemd , om dat het over de Vergadering gefchied; en dat het een gedeelte is van het geene de Priester aan God moet verzoeken. In de daad, het woord Collecte betekend Vergadering; en 't is in deeze zin dat de Misfe zelf in de Schriften van den Heiligen hi£Ronymus"(,i), en in zeer veele andere oude Schryvers (3), Cojledta genoemd word , om dat ze de voornaamrte dienst is, waar by het Volk zig vergaderd. Maar dit woord van Collecte betekend ook verzameling. Deeze twee bétekeriisferi voegden zeer wel by de twee eerfte Gebeden, die in de omgangen van de Vastendagen wierden uitgefprooken. Het Volk begaf zig naar een Kerk daar het den Bisfchop afwagtte, die met het Gebed genoemd ad toiletdam (4) begon, dat is te zeggen , over de vergadering. Van daar ging men naar een andere Kerk, waar men de Misfe begon. De Priester zeide Oremus, laat ons bidden. De Diaken zeide, Fledtamus genua, laat ons de knien buigen, op dat de Omftaanders een klynetusfchenpoofingknielendezou;den maaken, geduurende welke, in ftilte gebeden wierd: en na dat men was opgeltaan, fprak de Priester die de Misfe deed, het Gebed, waar in hy de verzoeken van de Vergadering voordroeg, cassianus noemd den Priester die den dienst doet (5) hy die het Gebed verzamelen zal. 't Is dan zeer bewysbaar dat daar door dit Gebed den naam van Colleéta (6) heeft bekoomen, om dat het de wenfchen van hel Folk verzameld, of om dat het de inhoud is van het geene men aan God moet yraagcu, gelyk eenige Schryvers fpreeken. Inde oude Misboeken der Gaulen, en van Spanje, voor detydenvan kar.tL den orooten, zyn ART. IV. collecte. ( O Aug. epift. ïjS.'t de hor.o perJ'ev.c. ii. conc. agatb. tan. 30, (l)F'fr.ephapi. pauU. < 3 ) Paehomi-is in regula, c. 9, 17. trc. hij}, tripart. I. i.e. 10. (4) Saeram.f. greg.incapjejurt. p. 34. mahil.in ord. rom p. ji. (j) Isquiorntio. nem colleümus eft cetjjian. I. z. ir.liitut. c. 7. (6)Colle cerdotaiium lacramenta refpiciamus, qux ab Apoftolis tradita in roto mundo, alqueinoinni Catholica Eccfefia itnifortniter celebratitur,ut legem creden Ji lex ilatnat fup, plicandi, 8cc. epi/t. adepi/'c. gall. n. XI. O) Exfere contra orationesecclefix difputationes tu, as, iec.aug.epif!, ccxvil«/. CVII, C?) Placuitetiain etillud, ut pre ces vel orationej feu Mina: qua: piohatz fuerint in concil o.... ceie!-ien:ur. ccn. milev, can. 12. (4)Te*tull. aptl, c. zi.ferra d. fulgetthtsft.  238 Letter- Gefchicht-en Leerjlelk.ulileggtnge, II. DEEL. (1) Dtuter. xxvn. 15. t> ('tiy zyne Gebeden tot zyn Vader geftierd heeft: wy ter zyner navolging, rigten ook onze Gebeden tot hem, voornamentlyk in het Heilig Offer op te draagen, om de Offerhande van hemzelf, die hy op het kruis voltrokken heeft, te vernieuwen. Maar volgens het Gebod het geen hy ohs g.'geven heeft- bidden wy den Vader niet als door den Zoon, om dat hy onze middelaar is- Tegenwoordig zyn 'er eenige veranderingen in de fluitredens, die wy zullen aanmerken, als wy de drie Gebeden van de Nutting zullen uitleggen. De oorjprong en de uitlegging van Amen. He, Volk antwoord Amen, en keurd daar door goed, alles wat de Priester gezegd heeft, volgens de gewoonte der Hebreen, en van de eerfte Chriitenen. Amen is een lïebreeuwfch woord, gebruikt om te bevestigen het geen men voordraagd, en het geen volgens de redevoering waar mede het verknogtis, betekend, dit is-waar, of'dat dit zoo zy, oïikj.'ern 'er in: 't is een verzekering, een wenfch, of. een toeftemming. 1. Als Amen naa geloofswaarheden gezegd word, zoo als na de Credo, word het voor eene enkele verzekering genomen, die wil zeggen - dit is waar, n.Amen is niet als een enkele wenfch als het naa een Gebed gezegd is, het welke ons tot 't doen van geen zaak verbind, maar alleen om 'er de vervulling van te wenfchen, gelyk als de Priester bid voor de bekeering der Volkeren , voor de vertroosting der Overledenen, tot verkryging van de lighaamelykeengeestelyke gezondheid. 3. Als de Priester een Gebed fpreekt het welk ons aanfpoord om iets te doen, geeft Amen te kennen dat wy in deeze verbintenis toeif.em.men. Zoo was het herhaalde Amen, het geen de Jooden antwoordeden agter de vervloekingen door moises (i) aangetekend, eeae toeftemming op het geen hen  van de Gebeden en Pkchtigh.der H. Misfe. 239 hen was voorgefteld, om te doen, of te laaten, onder bedreiging van door den Heere vervloekt te zullen worden (5); en Amen na de dankzeggingen, waaren eene toeftemming op de verpligting, die zy hadden om den Heer die te geeven (1). Op de zelve wyze als wy op het einde van de Pater, Amen zeggen, waar in men zegd, vergeef ons onze fchulden gelyk wy vergeven, &c. is ons Amen de toeftemming op de vergiffenis der ongelyken: als men in het begin van de Vasten fmeekt om diemetGodsvrugt te onderhouden (2), dan is Amen eciiQ ftilzwygende toeftemming op het Vasten; en als de Priester God fmeekt, djt wy,door zyne genade, vu uiig in goede werken moogen zyn, dat wy de waareld niet lief hebben, en dat wy hem maar alleen beminnen , dan ftemmen wy door ons Amen toe om ons in de goede werken te oeffenen, en om de liefde voor de waareld te verzaaken, om hem alleen te beminnen. Eindelyk door Amen ondertekenen wy den geheelen inhoud van het Gebed, het zy 'er iets te gelooven, iets te wenfchen, of iets te doen ftaat. (s) Het Amen dM de Cathtiizers antwoorden op het eln-lx van het Evangelie, het welk by hun in de Metten op de Feestdagen, en Zondigen gezongen word, kan op deeze dne wyzen worden uitgelegd, na het geen in den ïext van h;c Evangelie voorkomt. Tojl Evangellum refpot.delUT Amen, t>rüin. cap. 24- v. \. AR- ART. IV. AMEN. f 1) Et dicat omnis popuius An.en,et hymnum domino. 1 parai.XVV. 36. (2)üthoc foletnnc jejunium devoto fervitio celebremus./isW.fffi. cin.  II. DEEL. 240 Letter- Gefchichi- en Leerfl elk. uitlegginge« ARTIKEL V. D' E EPISTEL. RUBRIK. Na het Gebed zegd de Priester , met een verft aanbaare flem den Epistel. Tit. VI. ij. i* In de plechtige'Misfe zingd de Onderdiaken dch Epistel, en de Priester leest denzelven met ecit zagte flem. Tit. VI. n. 4. s. i BEMERKINGEN. /lan men het behoord den Epistel te kezen, en hoe de Priester dien in de Misfe moet Ieezen. f. T11 de kleine Misfen leesd de Priester den Epistel met een verftaanbaare ftem, om dat dit eene onderwyzing is voor die 'er tegenwoordig zyn. 2. In de plechtige Misfen, zingd dien de Onderdiaken. Dit was voorheen de bediening van de leezers (i); maar zederd meer dan duizend Jaaren heeft men in Spanje den Epistel doen zingen, door leezers, die tot het Onderdiakenfchap waaren opgeklommen. De eerfte Kerkvergadering van Toledofchyntdit ge- f 1) Zie de tt Briev (al. 33.} van den Heiligen cyprianus, aangaande den leezer AURELius.en de vierde tegel van de Kerkvergadering van Carthago, waar in alleert aan de leezers verbooden is, het Volk te groeten; het geert, •wierd voorbehouden aan de Bisfchoppen, aan de Priesters, sa Diaken».  Van de Gebeden chPkchfigh'. der ff. Misfe. 241 gebruik te veronderfrcllen, wanneer bet zegd (O, dat een Onderdiaken die in misdaad is, van de bediening zy/ier weiding zal bpgefcwori Worden, en tusfehen de deurwaarders en leezers zal blyven, zoodanig dat hy, nog het Evangelie, nog den Apostel, dat is te zeggen (den Epis tel) zal Ieezen. martinus (2) Bisfchop van Brague in de zevende Eeuw, fchreevdeeze Kerkregel in zyne Verzameling over.. De Kerkvergadering van Rheims in 8Ï2 (3), teleend duidelyker aan, dat het van de bediening der Onderdiakenen is, den Epistel te zingen; en een handfehrift van het Vaticaan (4), het welke baron jus gelooft van het Jaar 1057 te weezen, laat geene de niinfte twyfeling meer over, of het was toen het gebruik Van de Kerk van Rome. amalarius, in de negende Eeuw, verWonderde zig 'er over, dat dit gebruik zoo gemeen wierd in de Kerk van Metz, daar hy Diaken was, vermits zegd hy (5) dit de Onderdiakeni niet toekomt , nog door hunne wci.dinge , nog door de Kerkelyke regels. De Micrologus , c. 8. maakt dezelve bemerking: en lïèt is zeker, dat niet alleen ten tyde van deeze twee Schryvers, maar dat tot omtrend ihet einde van de derthiende Eeuw, de Pontifiraalen geen het minfte gewag gemaakt hebben van den Epistel, in de weiding der Onderdiakenen. Durandus (6) onderzoekt in 1286 , van waar het komt, dat de Onderdiaken, in de Misfe, den Epistel leest, vermits deeze verrigting in de bediening van zyne weiding niet is ingejlooten. Maar zederd dit tydvak, op dat de Onderdiakenen, met een 'bepaalde magt, de bediening, die de langduurigc gewoonte hen had toegeweezen zouden kunnen waarneemen , hebben de Pausfen en Bisfchoppen,hen weidende , gezegd (7) , ontfang het Epistelboek, en Jteb de magt om het in de Kerke Gods te Ieezen. Deeze inweidingswyze vind men in de PontiQ, ficaa- ART. V. (1) Habeaturin" terottiarios .et lecto'rcs, ïta tic EvsngeWtim er Apofioluin fép'1Itolam) non Ifegat. conc. tolci-l. can, 4. '. (z)Czpi:ul.) Quare fubdfacortut legir ,cctiorrera ad ruisfam,cum nor. reperiatur hoe fibi co.nperere fel ex nomine vei miniflerio fibi concei o ' r.uion, f. z. c. |. (7) Ptntif. dt irdin. fuldiac.  II. DEEL. 1 iPISIEL. < (r)TJndeetcon- ( 'gruentius ipfi ü- ] bi officium fubdiaconi reprx ^ lentat,quam t quemliber inor» ^ dinatu.ii, nee fa cris veftibus in. durum,hocex- ( plerepermittar. . microl. c. 5, j j (2) Stat.ant.cap. I 45. §. 61. ord. | carth. de ojfii. fubd. c. 30. n. 1. ' ( j) Sedentibus omnibus, m\J[, parrfier.fi. an. 16SJ. et 170S. 14'a Letter' Gtfchicht-en Leerftelk. uitlegginge, icaalen die van overde drie of vier honderd faaren gefchreeven (2) zyn, en in alle die geIrukt zyn. Zoo heeft men nu meerder gronil als eertyds le Micrologus had, om te zeggen (1), dat ■et meer voegde, dat de Priester zelv de bediening an den Onderdiaken deed, dan die door iemand t laaten verrigten, die nog de klecderen , nog de leiding 'er toe had. Met betrekking tot de Kerken, daar geen Dnderdiaken is, en daar de Priester alleen tan het Autaar is, kan de Epistel op de gejvoonlykc plaats, door een leezer met een Dhoorkleed bekleed gezongen worden, volgens de Rubrik van het Misboek , tit. VI. 2. 8. om dat men in de daad aan deeze de magt liet benoomen heeft, die het Pontificaal hen ïog geevt, om in de Kerk te ieezen. De ^athuizers maaken geen gebruik van deeïq toelaating. Hunne regels van 1259 , en ïun gevvoonteboek van 1Ó41 , tekenen aan 'a), dat niemand den Epistel zingt, of hy moet Milder diaken zyn ; is 'er geen Onderdiakeu, zingt iet de Voorzorger. De Voorzorger afweezend :ynde, een van de Diakens, en by gebrek van die le jongfie der Priesters. 3. Als men den Epistel zingt; leest de Priester Hen, met een zagte flem. Plet oud, en het natuurlykfte gebruik is, dat al het Volk den Onderdiaken hoore, en 't is om hem te hooren dat de Misboeken van Parys aantekenen C3), dat het Volk gezeten is, maar de Bisfchoppen en Priesters misfehien den Onderifaken niet wel hoorende, ter oorzaake van den (i) m. gastok r>e noailles, Bisfchop van Chalons-op de-Marne, heeft een van deeze Pontificaalen, waar. in, die woorden gevonden worden , die, door durandus zelve fchynt voorgefteld te zyn, eenigen tyd na dat hy zyn Rationale heeft opgefteld, want hy wyst 'er na toe. Dit is mooglyk dan het oudfte Pontificaal van dit foort, zederd men de Onderdiakens by hunne weiding, her Epistelboefc heeft doen aantaaken, ,  Van ck Gebeden te« Plechtigh. der ff. Mhfe. 243 den afftand der plaats daar rnen dien las, hebben 'er groot genoegen in genomen om zelve den Epistel te Ieezen; 't Is daarom dat de gebruiken van Giteau te Parys in 1643 ■> en I(5Ó4 gedrukt, en het Ordinariüm der Guillemiten in 1279, hebben aangetekend , dat de Priester den Epistel in het Misboek kon Ieezen (1). Het Ordinariüm van de Jacobyneri in 1254 , en van de Carmeliten in 1514 willen dat na de Collecte, de Priester gezeeten zynde, men hem op de knien een linnen doek, en. een Misboek zal leggen , om 'er in te Ieezen het geen hem zal goed dunken. Volgends het Roomfch Pontificaal, voor de eerfte maal te Rome in het Jaar 1485, en te Veneticn in 1520 gedrukt, draagd de Onderdiaken , na den Epistel gezongen te hebben , het open Misboek den Bisfchop voor, die'er den Epistel, het Graduaal, en het Evangelie in leest. Men leest het zelve in het Cèrèmonieel van Marcellus in 151Ó (-), en in dit van Paus de Craslïs (3) in 1564. Paus pius db v, die, in zyn Misboek, te Rome in 1570 gedrukt, de Rubriken van de plechtige Misfe Voor de Priester, by die van de ftille voegde, zonder te fpreeken, van de plaats, daar zig de Priester moet houden, zegd enkel, dat de Priester, plechtiglyk Misfe doende , den Epistel, met eene zagte ftem met de bedienaars leest (3)* Paus clemens de vin, ver- (3) m. de vert heeft op dit ftuk eene lange bemerking gemaakt (l), waar in hy zegt dat de Rubrik die den Priester den Epistel in 't bizonder doet Ieezen, in het Misboekvan plus v, in 1570, nog in dit van clemens viii in 1604. gedrukt, niet ftond en dat men aüeen in vsigende lyden de Rubrik 'er tusfehen gefteld beeft, met die tusfehen rwet haakjens in te lasf-ken. Maar hy heeft zig zelvcn misleid. 'Éi word in de Bibliotheek van de Celestinen te Paiys een Misboek van Pius V, te Rome in 1570 gfdrukr, bewaard, wiar in men leesr.- Celebrans..., leg'it epiftolans inteltigibili vocei iil ftilemniter teleur et, legat demisfa voce cum min:'fitis : ftmiliter Graduale et Evangelium. Deeze Rubrik is met dezelve be- weet-dinge» •« het Misboek ten titel voerende van pius ci* t, te ART. V. (3) Inter'mfa- cerdos fedeat uit cjue ad evangelium, et in niiuali legere poteft. t>rnin.mff.gui.iejm,- (2) L.l.c. 2. (l)L. l.ti 38, (1) Terne 4. pi ■ 131. 1  244- Letter- Oefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge , ir. DEEL. EPISTEL, (•■■)... iicfub. niifledicat, ne chorus vocem ejusaudiat. flat. ant.cap.41. 13. ord, cap, ij, n, 14, I verklaarde in het Misboek in 1604 gedrukt, deeze Rubrik eenigfints wydloopiger, in dier voegen dat dezelve tegenwoordig ip alle Roomfche Misboeken is, waarin gezegt*is, dat de Priester den Epistel met een zagte ftem Ieezen moet (4). Al het geen hy afzonderlyk leest moet zoo ftil geleezen worden, datmen 'er niemand door kan verhinderen om het te hooren zingen, 't Is dit dat in oude inftellingen en in het Ordinariüm van de Cathuizers ftaat aangetekend §. II. BEMERKINGEN. Jyer den oorftprong, den naam, de fchikking en de verfchydèntheid der Epistelen, en over de wyze om die te Ieezen, en die aan te hooren. x. De Jooden begonnen de Vergadering 3er Sabbathdagen met het Ieezen van moises, en de Propheeten, zoo als duidelyk aangetekend Y, te Parys in ij83 gedrukt, met het Privilegie van R r Egorius xiii, in 1582 gegeeven om 'er een altyd duurende Almanack te doen byvoegen. Dit Misboek word te Parys in St. Genoveva gevonden. Men leest desgelyks in een ander Roomfch Misboek van pius v, ook re Parys in rjgs gedrukt, en in 't Roomfch Priesrerboek in 1603 te Venetien gidrukr, wiar in de Rubriken voor de hooge Misfen geireld wierden. clemens vul, in 1604 voegde flechrs eenige omftandigheden by deeze Rubrik in deeze bewoordingeu 'er by.- Su^diaconus.,,. Cantat epiflolam , quam etiam Celebrans interim Juhmijjj- voce Irgit, ajjiflente fibi diacono a.dextris, et itemGraduale, tratlum ,&c.uique ad MVtiOkCOX. M'ÜM, Daar is re St, Genoveva een Misboek van clemens den viii, te Rome in 1605 gedrukt, met het Privilegie van dien Paus in 1604. (4) Men zal in de Verhandelingen over yder deel van de Misie onderzoeken, of deeze Rubrik de Priesters moet ver« pliihten oaa den Episrel, het Graduaal, en he Evangelie in de Cirhedraale, en Coilegiaale Kerken te Ieezen, waar ia, over dit ftuk veranderingen plaats gehad hebben.  f van de Gebeden en Plechtiglu der H. Misfe. 245 kend Haat in het 13 , en 15 hoofdftuk van de Handelingen der Apostelen. De eerfte Christenen volgden dit gebruik, in hunne Vergaderingen van den Zondag; en in alle de Eeuwen van de Kerke, heeft men voor de Offerhande uit de Heilige Schriftuur voorgeleezen : wy vergaderen, zegd ter tul liaan (iy om de Goddelyke Schriften te kezen, en 'er te zien het geen op onderfcheide lyden gevoeglyk is, die qns aanfpooren om te bemerken het geen 'er gebeurd 'is, of om ons te ondcrwyzen over het geen 'er gebeuren zal. By de.leezmg van het oudt Veil) d, wierd die van het nieuw Verbond gevoegd : in de Vergaderingen , zegd de H. augustinus (2 worden de Schriften der 'Propheeten en der Apos'elen geleezen. Hetgeen dienftig was om het Geloof te bevestigen. 1. Deeze leezing is Epistel of de Apostel genoemd, om dat het gemecnlyk uit de Brieven van den H. Apostel paulus getrokken is. Heeze bewoordingen worden dikwils in den H. augustinus (3), zoo wel als in de Kerkvergaderingen van Carthago en Toledo gevonden; en de oude Sacramentaaren tekenen ook onverfchillyk aan het Epistel of den Apostel. 3. Men had, ten minfte van de vierde Eeuw , Boeken waar in aangetekend ftond het geen ieder dag moest geleezen worden. Dit ziet men dikwils in de H. ambrosius (4); en op verfcheide piaatfen (5) zegd de 1 fï. augustinus, dat deeze fchikking niet ; mogt geftoort worden, ten zy op de Feestda- \ gen, die ook haare bizondere Epistels en Evan- . gelien hadden, gregorius van tours (6) noemd den ouden Canon, dat is de ou- ( de regel , deeze fchikking van leezingen, c die Zondags i'n de Misfe moesten gefchieden. Daar waren echter in onderfcheide Kerken over dit ftuk eenige veranderingen gelyk tegenwoordig.i. De gewoone regel was in de Kerk, geene Q 3 a* ART. V. - (f) Coimus ad litreraïüm divi. narunl comrafmoiationemtScc,"pol, e. 52. (z)Apil.i. (?) Serm. tj6. al. 10. de verbis xpofl. 4) Ep'fl. ad narcell. lor (yc. $) Prolog, i» 1. pifl joar.. trafl. 1. in epifl.joan. 6) Vit. patrum »7-  <24Ó Letter- Gefchicht-en Leerflelk, uitleggings, 11; DEEL. (r)C>, 59. (l) Lue. X: I altuin dt divin.offic. f als canonike Boeken te Ieezen. De Kerkvergadering van Laodicèen had. dit zoo, geboden (O* Maar 'er waaren zulke voortreflelyke werken, als de Brieven van den H. clemens Paus, opvolger van den Heiligen petrus, dat men geen zwarigheid maakte om die in de Kerk te Ieezen, en dezelve op het einde van de Bybel te fchr.yven. 5. Alle Epistels van ieder Zondag zyn van den Heiligen paulus, ofvau andere Apostelen, of uit de Handelingen der Apostelen zelve genomen (5). De Kerk doet voor het Evangelie de Schriften van Gods Afgezanten Ieezen, waar in zy het voorbeeld van jesus christus fchynt na te volgen, die eenige van zyne Difcipelen (a) naar die piaatfen zond waar heen hy zelf wilde gaan. 6. De Epistel heeft tot titul Leüio, les of leezing; om dat dezelve oorfprongkelyk eene eenvoudige leezing was, die,met luide ftem, zonder gezang gefchiede.; en de leezenaau waar op men dien las, wierd Mtrinnm, lecïricium, lecïorium, legeolum, van het woord legere, Ieezen, zoo genoemd, 7. Als de Epistel van den Heiligen paulus getrokken is, begind die gemeenlyk door myne Broeders, om dat de Heilige paulus die geene aan wie hy,fchi-yft zoo noemd: en dezelve begind met Allerlieffle, als die uit de canonike Brieven getrokken is, ter oorzaake dat deeze uitdrukking dikwils in de Heilige jacobus, in de Heilige petrus, in de Heilige joannes, en in de Heilige judas gevonden word. 8. Al het Volk zit geduurende den Epistel, om dat by de Jooden en de eerfte Christenen, deeze leezihgen een foort van onderhandeling was, waar in zy die'er tegenwoordig (s) De Fpistel is dikwils voorufgegaan Tan een prophetie, waar op vertcheide aanmerkingen te maaken zyn, welke ie vinden zyn in de verhandelingen (Dislerrations.)  van de Gebeden en Plechtigh. der ff. Misfe. dig waaren, uitleggingen , en bemerkingen mogten maaken, gelyk men dit ziet in de Heilige i>aueüs (1), en in tertulLianls (2 . 't ïs nog niet lang, datmen in een aantal Kerken van Vrankryk, ten tyde van, of na den Epistel uitleggingen zong in de gemeene taal: het geen nog op St, stephamus dag te Aix èn Provence onderhouden word, daar een Kerkelyk Pcrfoon met de Albe gekleed in oude taal van die Landftreek zingd leis plans de fant Ejleve, of de klagten van den H. sti-.phanus, gelyk wy dit in het tweede Deel zullen zien. ARTIKEL VI. De oorfprong en de uitlegging van het Graduaal, van den Traclus, van de alleluia, vande Ncnmes en de Profen. De Kerk, om het Gebed of den Lofzang met de onderwyzing famen te voegen, heeft na den Epistel een geheelen Pfalm of eenige verfen van dien doen opvolgen, die men de Graduaal noemde (■;•$), ter oorzaake dat dezelve na by de trappen van den leezenaar gezegd, of gezongen wierden, gelyk raban mauru-s in de negende Eeuw aanmerkte. Die Pfalm, of deeze verfen, het Graduaal genoemd, wierden oudtyds of zonder tusfchenpoozing,door maareenenZanger gezongen, dan wederom beurtelings door verfcheide , die malkander antwoordeden. Als de Zanger tot aan het einjde alleen zonder tusfchenpoofing aanhield , noemde men dit traêtim zingen, dat is agtervolgens zonder op houden zingen. Wanneer de Zanger door Q_ 4 an- ART. V. (t)iO.xiV: 26. 'z)A ■ (3)Refpouforium iftud quidam graduale .ocant, eoquod juxta gradus pulpiti cantarur. raban. rujtur. /. ï.de in. ftit. ckrie. c 32„ ;  248 Letter- Gefelücht-enLecrflelk. uitlegginge, II. DEEL. (1) P'alffius refponforius.^rff,turoK l. % 'c. 1. ■Rcpnnforium vero ijdem quï fupra itali tradi. derunt, quos in. de refponforios canrus vocant, guodalio defi rente id alter re fpondeat. aval /,3.e.Il.' fijDicttut autem tiacrus a tra. hendo,quia tractim.etcnm afpeïrirate vocum, et proiixitate verborum canitur durar.d.l.^ c.zi 1 andere Zangers , ook wel door geheel de Vergadering, die eenig vers herhaalde, belet Wierd aan te houden, zoo noemde men dit of by wyze van Antiphoon, vers, of antwoord zingen. Zie daar den öorfprong en de eerfte betekenis van de woorden Graduaale, Tractus, Refponforia. Het geen na den Epistel gezongen word, is altyd Graduaale genoemd. Hét geen agtervolgens door de Zangers alleen gezegt word , is Tractus genoemd. En als het Choor zig mer de Zangers famen voegd, word dit (O Refponforium, of een vers genoemd (1). De Pfalm had iets dat meer treurig was als die door een Perfoon aljeen gezongen wierd %% daarom heeft de gewoonte ingevoerd by wyze van Traétus te zingen, in die tyden dewelke aan de boetvaardigheid toegewyd zyn, ofook als de gedagtenis van het Lyden en fterven van jesus christus gehouden word. Zederd de thiende Eeuw hebben veele zig verbeeld, dat deeze uitdrukking, den Tractus zingen (2) , moest betekenen, langzaam en op een treurige toon, ofmet een droevige ftem zingen. En volgens deeze nieuwe denkwyze heeft men in de meefte Kerken niet meer onderhouden om den Pfalm door een Zanger alleen te doen zingen. Men doet dien door zeen veele zingen, die beurtelings twee aan twee zingen, en men neemd alleen in acht dien niet door het Choor fe doen afbreken. Maar op is tyden als de Kerk in vreugd is, als zyn de Paafchtyd, de Zondagen toegeheiligd aan de gedagtenis van de Opftanding van haaren Bruidegom, en andere plegtige Feestdagen, zingt men een vers, voorgegaan en agtervolgd nn het woord alleluja, waar by alle de ftcm- men, fi) Zie de uitmuntende Voorreeden van den Cardinaal -homazzi aan het hoofd van her Roomfch Antiphonarium , ■n Refponfoiiuni dat hy te Rome , in het Iaat 16S3 liet hukten,  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 249 men, niet alleen van het Choor, maarvande ij geheele Vergadering, zig konnen hereenigen. D' A L L E L U J A. Alleluja is een Hebreeuwfch woord: ditbeJtekend looft God, maar drukt ten zeiven tyd leene beweeging of eene verrukking van vreugj de uit, die men niet geloofde te kunnen uit: drukken door eenig Griekfch of Latynfch woord : het geen het zelve overal in de : oorfpronkelyke taal heeft doen behouden. In alle tyden moeten wy God looven: en in de daad dan zelfs als de Kerk ons met Septuagefima d'alleluja doet agter laaten , doet jzy ons zeggen: Laus tibi Domine Rex tzterna ■\glorite; lof'zy u Heer, Koning der eeuwige heerwkheid; 'het geen den voornaamen zin van halleluja influit , maar geenfints de verrukking of uitftorting van vreugde die hetinboezemd, en uitdrukt; verrukking van vreugde, die nooit in den Piemel zal op houden, maar : die dikwils in dit leven afgebroken is. tobias de vreugde der Iaatfte fchoone tyden I van de Kerk , of van het nieuw Jerufalem jwillende te kennen geven, zegt dat men van alle kanten tYallcluja zal hooren weergalmen ki). De Heilige jo a nne s doet ons in de .'Veropenbaaring ■ 1) verftaan, dat dit de zang ü'des" Hemels is: en het is om die reden de zang ; van groote plegtigheden der Kerk , waar door I wy voor af aan de Hemelfche vreugd tragten i deelagtig te worden. De Jooden heffen een Pfalm met d'alleluja aan, wanneer zy 'sjaarlyks de gedagtenis van het eeten des Paafchlams vernieuwen,het 'welken zy flagteden terwyl de Tempé' in iwezen was. Van daar konnen de Chriftenen : het gebruik wel overgenoomen hebben, om > tl''alleluja op den Paafchtyd te zeggen, en op [alle Zondagen die gefchikt zyn, om de gedagtenis van den verrezen jesus, ons waarachQ 5 t'S ART. VL. ALLELUIA. Ci) Et per vicos ejus alleluiaca.iv rjbitur. rcA.XIII; 12. (i)A;oc.XlX.  K. DEEL. f i) ES enim alïeluia,et bis alleIttia quod rtobis caacarc ccrro fempore foJemJtiter /naris eft, fëcundiurv eccle£san>riq:u:sm tra«htionem.Nequeenim et hoe fine ficramento cerlis diebus cantasaus. Ir. pfal. 106. Venerunt dies ut «antcmus aüeluia, &c. Inpfal. ito. lltud tempus «juod eft antepafelïa figniftcar fribulationemin oua moiofusrjus: quod vero j»nnc agiuius toeft pafcha,fig-ijific.it beatitudineiu, in qua pest - ejjnjus... IIInd tempus in jeiuniis et orarioÉibus exercemos; hoe vero tempus relaxatfs iejuniis in laudi busagimu'. Hoe eft enim aileluia quod canrarrus ..... Nunc ergo fratres exhorta ntur voSj.cVc. In f/al. CXLVIII. «. I . &* i. 2 co Letter- Gefchicht- en Leerjlelk. uitlegginge, tig Pafcha te vernieuwen. En aangezien het vers dat wy zeggen , voorgegaan en agtervolgd is van een alleluja, heeft men daar in nog de Israëliten konnen navolgen , die in hunne Vergaderingen dikwils Pfalmen zongen die beginnen en eindigden door halleluja* Deeze gewoonte van de Kerk van halleluja. te zingen, is door den Heiligen augustinus op verfcheide piaatfen van zyne uitlegging over de Pfalmen (i) gepreezen, als een gebruik van de hoogfte oudtheid. ,, Voor „ Paasfchen zeggen wy geen alleluja, om dat ,, de tyd var. het Lyden van jesus ciiris„ tus, zegd deeze Heilige Leeraar, den tyd „ der tegenlpoeden van dit leven aanduid;en ,, de Verry7.ehis betekend de zaligheid, die ;, wy eens zullen genieten, 't Is in dit aller„ zaligst leven dat men God zonder op hou,, den zal loven: maar om hem eeuwiglyk te „ loven, moet men hem in deeze waareld be„ ginnen te loven, 't Is daarom, zegd nog ,, de Heilige augustinus , dat wy ver,, lcheide keeren alleluja zingen , looft den „ Heer, elkander derwyze opwekkende om „ God te loven; maar tracht dat al hetgeen „ in u is hem love, uw tong, uw ftem, uw „ gemoed, uw leven en uwe werken. Hier kan men aanmerken dat de eerfte alle» lieja altyd is aangezien geweest, als een vermaanmg om God te loven; en de tweede als een uitgalming vol van vreugd , of als een verrukking van blydfchap van al het Volk, het welke zig aanmoedigt om God te looven. Om deeze reden heeft men , zederd duizend Jaaren , op het einde van halleluja, een groot getal nooten van den vollen zang gevoegd, die Neuma of vrolyk geluid genoemd word, die aan een ieder de gemakkclykheid geeft om'er zyn ftem bv te voegen, en öpentlyk de vreugd uit te drukken, die hy by deeze plegtigheden gewaar word. DE  ym de Gebeden en Plecht igh. der II. Misfe. 251 DE N E U M E S. Net/mes of Pneuma is een Griekfch woord liet wolk betekend het geblaas, de ademhaaJjmr* een gevolg, of een overvoering van de ftem : en als de ftem onderfteund word om eenige gevoelens van vreugde uit te drukken, word dit door de Latynen jubilatio genoemd: want dit woord, zegd de Heilige augustinus CO " n'iet Adders als een geluid van vreugde zonder woorden. „ Die zig op de velden „ verheugen (2) met eenen overvloedigen „ Oogst iii te zamelen, of die een vrugtbaa„ ren wynftok hebben, zingen en laaten dik„ wils de woorden agter om alleen het geluid te doen .weergalmen.' De Vergadering van „ Jooden en' van Chriftenen, heeft zig ook „ dikwils, met opzigt tot God, in dit foort van „ een vrolyk geluid uitgelaaten, het welke „ te verftaan geeft dat men na buiten zou „ willen voords brengen , het geen men door „ woorden niet kan uitdrukken, 't Is een „ oniiitfpreekelykc taal (3); en aan wien dan aan den onuitfprcekelyke God kan menbe„ ter zulk een taal toefchikken? men moet „ hem pryzen: de woorden ontbreeken ons. Wat blyft'er dan eindelyk over, dan dat ,, wy ons tot een vrolyk geluid laaten ver"\ voeren, op da: zig het hart zonder woor,, de verheuge, en dat de uitgeftrektheid van ,, de liefde door fyllaben niet zy tegen ge- houden?" Het Roomfch Orde C4) en amalarius onderregten ons, dat dit vrolyk geluid, ol deeze verdubbelde nooten op den laasten '(• van halleluja , fcquenlia , dat is te zeggen . het vervolg van halleluja genoemd worden Dien naam geeven hen de gewoontens nog van Cluni in de thiende Eeuw (5). amalarius (6), stepiianus van Autun (7). en de Abt rupertus (8\ bemerken dat dij vrolyk geluid zonder woorden ons den gc luk ART. VI, N E U M E s. (1) Sonus quidam eft lsctitis fine verbis, aug. in ffal, XCIX, «, 4- ( 2) Maxime ju. bilantqui aliquid in agris opersntur, copïa fru&uum jocundati, 8cc. auruji. ibid. (3) Quem deeet ifta jubilatio,nirt ineffabilem deum? ineffabilis enimeft , quem farinonpores.el tacere non debes.- quid reftat nifi ut jubiles, ut gaudeatcorlïne verbis, et immenfa latitudo gaudiorum mens non habeat fyllabarum? aug. ' in pfal. XXXII. K. S- (4) Sequitur jubiiatio, quam fequentiam vo» cant. ordo rom. (s) Spicil. pag. 48.&-50. (6) L.3 c. JG. (7) DeJ.i'.ram, a'.tar e. iz. (s) Offic.div.t. ■ t.e 3j.  252 Letter- Gefchicht' enLeer/lelk.uitlcgglnge, II. DEEL. (i)rrofam fimiiirer non dient. m'ff. tarnt. an. lilt,. ruir.4U lukzaligen ftaat des Hemels'te binnen brengd, waar wy geene woorden meer zuilen nuodig hebben, maar daar de gedagte alleen zal doen kennen, het geen men in 't verftand heeft. Deeze vreugde galm zou niet beter geplaatst konnen Worden, als op het oogenblik ais men zig bereid om het goede nieuws, het welke ftaat aangekondigt te worden, aan te hooren, dat is te zeggen, het EvaDgelie. VAN DE PROSEN, HAAR OORvSPRONG,EN HAAR OPSTELLERS. Men noemd Profe den Lofzang die men op plegtige dagen na halleluja zingt, waar in men, zederd veele Eeuwen, zig voorfteld de bizonderrte kenmerken van de verborgentheid, of van de Feestdag van dien Heiligen, dien de Kerk vierd uit te drukken. Profe betekend eene vryè-redenvoering, die zoo niet gedwonge is als de verfen; en men heeft reden gehad om deeze Lofzangen zoo te noemen, die het meeste deel of fchoon berymd, echter van een zeer losfen ftyl gemaakt zyn.Een wynig voor het midden van de negende Eeuw namen zy een begin ; en toen waaren ze niet anders als eenige verfen welkers fyllaben overeenkwamen met de nooten van de herdubbelde a van halleluja, ten einde woorden te doen zingen,in plaats van die lange agtcreenvolgcnde nooten, die Neum of Sequentia, dat is te zeggen , gevolg van halleluja genoemd wierden. Van daar komt het dat de Profen zelve Neumes wierden genoemd, en dat het Roomfch Misboek, en verfcheide andere dezelve nog Sequentia noemen. Van daar komt het ook dat deeze niet geleeze wierden, als in de Misfen waarin men zong, en waar in men alleluja zeide. In de Misboeken van de Karmeliten (i), en Dominicaanen ftaat aangetekend, dat ze in de ftille Misfen niet  ven de Gebeden en P/echtigh, der H, Misfe, 253 niet zullen gezegt worden, notker, een Monnik van St. Gallus , die omtrent het Jaar 880 1'chreef, is gehouden geweest als de eerfte Oufteller van de Sequentiaas. Hy zegt evenwel in zyn Voorreden , dat hy eenige verfen op de nooten van de Sequentiaas gezien had in een Antiphonarium, het welkeen Priester van Jumiege (2) door de Noormannen verwoest, had medegcbragt. Deeze waaren foovten van Profen. Maar hy ftelde 'etop die veel langer waaren. Andere Opftellers maakten'er, na zyn voorbeeld. En in een aantal oude handlchriftelyke en gedrukte Misboeken, Zyn 'er voor alle Zon- en Feestdagen van het Jaar, uitgezonderd van Septuagefima tot Paasfchen. 'Er wierd zoo eene menigte gemaakt, en met zoo groote onagtzaamheid, dat dikwils de Cathuizers, en het Order van Citeau (3), gepreezen wierden, van geene Profen gezongen te hebben; en dat de Kerkvergadering van Keulen in 1536, en van Reims in 15(54, gebooden dat zy moesten nagezien worden, en dat men die dewelke liegt gemaakt waaren moest uitrooien. De Kerk van Rome neemd 'er maar vier aan ; die van Paasfchen, Vicdimce PafchM; die van Pinkfter, Vcni fanSte; de derde van het Heilig Sacrament, LaudaSion; ende vierde voor de Overleedenen, Dies ira. De Profe ViRimce Pafchqli word in de Misboeken van overmeer als fes honderd Jaaren gevonden, en 'er was nog eene andere Veel ouder, Salve fejla dies (4)? (i) Tiirmege is ce» Abdye van het Order van den Heiligen «Enedictus vyf mylen van Rouaan, die door de Noor■mannen in 8,i verbrand, en in 917 weer herbouwd werd. (3) Zie RAOUL van Tongres, de obfervat, can. prop -3. en GRUNKz de offic. miJJ. tratl. /, 2, c. j. de-ze twee Schryvers fchreeven >n her begin van de vyfriehde Eeuw. De Cathuizers, en de Cistercienfenj hebben tot heden tue *og geene Profe aangenomen, ART. VI. p n o s e.  II. DEEL< (i)Ration. I. 4. (i)Gacett. vit. pontif.et ceird.10, 2. p. Zit. 254 Letter- Cefchicht- en Leérfteïk. uitlegginge, (4), die in den omgang van Paafch gezegt wierd. De Profe Veni fancte is door durandus den Koning robertus (i) toegekend (die in 't begin van de elfde Eeuw regeerde). Maaleerder heeft men reden van aan deezen Godvreezenden Koning de Profe van den Heiligen Geest, SanBi, '&.c. die voor de eerfte gezegd wierd, toe te eigenen (5), gelyk in de daad de Gefchiedenis-Schryver brompton, veel ouder als durandus, dezelve hem toekend. Deeze oude Profe is op den eerften Pinxterdag te Rome tot aan den Heiligen Paus pius v geleze geweest, en te Parys, en byna in alle Kerken van Vrankryk en Duulchland sezegd, tot aan het begin van de zeventhiende Eeuw : men ziet 'er intusfeheu de Profe Veni fancle onder die, dewelke.geduurende het Octaaf gezegd wierden; en de fraai-, heden die 'er geheel de waareld in gevonden heeft, hebben dezelve de plaats van de andere doen vervangen. Zy is aan hermanus co'ntractus, die in het Jaar 1040 fchreef toegeweezen. * . De Heilige thoiias van aquinen is de Opfieller van de Profe Lauda Sion. De Dm int is door den Latynfchen Cardinaal frangipani (2) gemaakt, hy wierd ook malabranca genaamd, was Hoogleeraar te Parys, van 't Order der Dominicaanen, die te Peroufe in 't Jaar 1294 overleed. Deeze f4) Dezelve is in een Misboek van Utrecht gefchreeven omtrent het Jaar 924, en bewaard in de Archivcn van Aken, ' (s) Deeze Profe fantli fpiritus adfit noVs gratia wierd in t Order van Cluni van de elfde Eeuw gezegd. Ze is in eert Misboek van Keulen gefchreeven in 't Jaar 113 3 . en in het Roomfch Misboek onder gregorius den x des Jaars 1270, ordo rom. XUI. p. 240. De Jacobynen hebben de Troft fancis fpirhus op den Pinkfterdag tot in 1721 gezegt, en vent fanïïe , de twee volgende dagen, maar van dien tydaf hebben zv in hunne Misboeken, vevrfar.Ue voor de drie dagen gefteld.  van de Gebeden en Plechtigk. der li. Misfe* 1$S ze Profe is volgens de Misboeken van Parys, en menigvuldige andere Kerken, in de Misfe niet gezegt, dan in 't begin der zeventhiende Eeuw 6). maldonatus (7) fchreefin 15Ó9, dat ëenige Priesters dezelve, door een zonderlinge verkiezing, zeiden, durandus had reeds aangemerkt dat men geene Profe moest zeggen, als 'er geen alleluja was, om dat ze in de plaats van de Neuma komt; en de Aanteekeningen die de Dominicaanen,in den Jaare 1576, te Salamanka op het Ordinariüm van hun Misboek (1) maakten, behelzen dat die Profe der Overleedenen niet moet gezonge worden, om dat ze tegen de Rubrik is. Maar zonder bemerking op de redenen van de inltellinge der Profen te maaken, die men uitliet oog verlooren had, heeft men dezelve niet meer aangezien , dan als een kenteken van pTegtigheid, die men de plegtige Misfen voor de Overleedenen niet wilde onttrekken , waar in fomtyds een talryke Vergadering tegenwoordig is. 't Is daarom dat het Mjsbóek van Parys niet voorfchryft van de Profe Dies'int in de ftille Misfen te zeggen. (6) Evenwel word ze in de Misboeken van Nsjrbpnne van isis en 1576, in die van Kanaeryk van 1517 gevonden, en ze ftaat tot devotie in de Misboeken van Sens van ïysS, en U7J aangetekend, met eon andere Profe, die alleen maai eene omfchryving is van de de profur.dis, en die alleen maar is in het Misboek van Baijeux van I jo 1. (7) Zie zyne gefchreeve Verhandeling van de plechtigheden van de Misfe opgefteld te Parys. Alwaar men leest: Celligo cariofttate privata aliquorum Saeerdotum faijfe additam profamin JWjjis qut pro Defuntlis dicuntur , at dicant Dies illa, dies irst. Quod fit extra rationem, et antiquot MiJJdUs libros , qui tantum habent jequentiam in diebus Utis. AR. ART. VL P R O i K. (i)AJr.ot.tnriA. ordin prtdtt. venet. 158^  35<5 Letter- Gefchicht- en Leer/lelL uitlegginge, II. DEEL. ^<^^^^^^^^^q^ (l)Cotic. ar au/. 18. (») Utfacrofnncta evangeliaante muneium illationem in mifta eatechumenoimn inordine lecïionum poft apoftolum le. gantur, Sec. cor.c. valent. c. z. ARTIKEL VIL HET EVANGELIE. Men heeft het altyd in de Misfe na den Epistel geleezen. Er zyn geene oude Liturgiën, waar in het Evangelie niet ftaat aangetekend. Zedert de Heilige Boeken van de Evangeliën befchreeven zyn, heeft men uit zelve altyd in de Misfe geleezen, om dat zy die by de Offerhande tegenwoordig zyn, de gebooden, en de daaden van jesus christus moeten kennen ,en openbaar bewyzen,dat zy die eerbiedigen, en dezelve beminnen. Het Epistel* en het Graduaal, gelyk wy gezien hebben > zyn eene voorberyding tot het Evangelie : en de Kerk heeft deeze fchikking niet willen afbreeken, toen zelf, als men twyfelde of het Evangelie in 't byzyn der Catech umenen moest gelezen worden, be eerfte Kerkvergadering van Orange (O in 441, en de Kerkvergadering van Valence (2) in Spanje, gebooden datmen het, na den Epistel, voor de Offerhande zou Ieezen, op dat niet alleen de Geloovigen, maar ook de boetelingen, en die tot den doop onderweezen wierden, de zaligmakende onderwyzingen van jesus christus zouden konnen hooren, en de uitlegging die 'er de Bisfchop van zou geven* Alle de Liturgiën van de Grieken , der Mooren, van de Armeniërs, fchryven plegtigheden voor, die eene groote eerbiedigheid voor het Ieezen van 't Evangelie indrukken; en die, welke onze Misboeken ons aantekenen, moeten ook in ons een zeer eerbiedwaardige liefde opwekken. $. U  'Van de GebedenenPlechtigh.de?- H. Misfe. 25 S. I. Van de voorberydingen om het Evangelie i Ieezen: van het Boek dat de Diaken op het Ai taar legt, en 'er weder afneemd: van het G< bed Munda cor meum; en van de zegenin die hy vraagd, en ontfangt. RUBRIK. In de hooge Misfen, brengdde Diaken JtetEvan gelieboek op het Autaar, en valt op zyne knie; om Munda cor meum, zuiver myn hert,Sc te zeggen , hy regt zig op , herneemd het Bock valt wederom op de knien, vraagd de zegenin^ aan den Priester, ontvangt dezelve, en kus hem de hand. Tit. VI. n. 5. UITLEGGING en BEMERRTNGÈN. I. T)e Diaken draagd en leest het Evangelie* Deezeeeris aan den Diaken, als aan den voornaamften bedienaar van den Priester, die de Misfe doet, opgedraagen. sozomemus Ci) zegt dat het de bediening was van den Aartsdiaken * in de Kerk van Alexandrie, en dat, in zeer veele andere Kerken,het Evangelie door de Priesters, en op groote Feestdagen door de Bisfchoppen gezegt wierd, gelyk te Conftantinopelen op Paafchdag. Dit wil niet zeggen, dat de leezers, door hunne wyding i geen recht zouden gehad hebben* om het Evangelie , als alle de andere Heilige Boeken te Ieezen, en dat zy dit in de daad niet zouden geleezen hebben. De Heilige hieronvmüs pryst sabinius, om dat hy het Evangelie als een Diaken las. Maar alle Kerken zyn over-een gekoomeh,om het Evangelie niet plegtiglyk in de Misfe te doen Ieezen als door den Diaken; en ten einde deeze bediening te verzekeren en te Heiligen, heeft men het Evangelienboek aan de Diakeus m hunne wydingen gegeeven , met hen te ieggen: ontvangt de magt. om het Evangelie te R hs. 7 c ART; VIL :- KVANGEHB. cr I t » fe ch >aj„  IL DEEL. (i)/»4 Ser.t. dijt. a+. J.}. (i)Cyritl-atex. «pcleg. ai t tiend. (%) Epifcopus et lïbi conjun&i evangelium fe- «juuntur ante oculos habeat fepiflïrne quod in mente femper oportet ïetinere.. ofcu. latur evangelium. ... remanet evangelium in altari,ab ïnitioofficii,ufquedum a minilfro affiima'ur ad le gendum *maU deeclefeffic l. S c. r. Vadit ad altare, ut inde fumat evangelium ad legendum. ibid, C IS. 258 Letter- Gefchicht-en Letrftelk. uitleggrfjge, Ieezen; woorden die zedert vyf of fes honderd Jaaren in het Pontificaal gefteld zyn, en welke durandus van St. Portiaan(Ozelf zegd in het Pontificaal van de Kerk du pui, waar van hy Bisfchop was gevoegd te hebben. 2. Hy legt het Boek op den Autaar. Het gebruik van het Evangelieboek opden Autaar te leggen en 'er af te nemen, komt hier van daan,dat men het eertyds metplegtigheidnaden Autaar bragt van het begin der Misfe. De Kerk wilde dat men zig jesus christus voorftelde, als men dit Heilig Boek zag, het welke zyne Goddelyke woorden bevat. In de eerfte algemeene Kerkvergaderingen wierd het op eene verheeve plaats gefteld (2); op dat jesus christus die ons door dit Boek onderwyst, in de Vergadering zou voor zitten, en'er het licht, en het rigtfnoer van zou zyn. En als men het Heilig werk van de Offerhande begon, droeg men zorg, om dit naar het Autaar te brengen , ten einde het jesus christus verbeelden zou, die ons gebooden heeft, het Offer op te draagen, om : de gedagtenis van zyn dood te vernieuwen. Dit gebruik ftaat aangetekend in de Liturgiën van den Heiligen jacobus, van den Heiligen basilius, en van den Heiligen chrysostomus : en oudtyds wierd dit in de Latynfche Kerk onderhouden. Uit de Sacristy * na het Altaar gaajidc volgen, zegt amalarius (S)de Bisfchop, en zyn dienaarshet Evangelieboek, op dat men voor de 00gen hebbe, het geene men altyd in het ver/land en in het hert moet hebben. Hy kuscht het Autaar, en het Evange'■" lieboek, het welke op het Autaar blyft, tot dat de Diaken het 'er af 'neemdom het te Ieezen. In volgende tyden heeft men op verfcheide piaatfen opgehouden, het Evangelieboek, van het begin der Misfe, op het Autaar te brengen, '. om dat men 'er het Misboek geplaast heeft dat het Evangelieboek bevat, en al hetgeen,  van de Gebeden en Pkchtigh. der B. Misfe. Mê in andere Boeken voor de Misfe gefchreeven Hond : want eertyds waaren 'er vier onderfcheidene Boeken ten gebruike van groote Feestdagen. Het eerfte behelsde de Evangeliën; het tweede was het Boek van den Bisfchop, en van den Priester, het welke het Sacramentarium of het Misboek genoemd wierd, waarin niet als de Gebeden, de Prajftieien, en de Bisfchoppelyke zegeningen O), en de Canon (tonden, gelyk menditziet in het Sacramentarium van den Heiligen gregorius, en in menigvuldige handfchriftelyke Misfaalen,van de negende en thiende Eeuw; Het derde was het Lecfionarium, ofhetEpistolarium, het welke de Epistels van het Jaar die of door de Onderdiakens, of leezers moesten geleezen worden bevatte; en het vierde was het Antiphonarium, of ëcne verzaameling van al het geene op het Choor, door de Zangers, moest gezegt worden by den Introïtus , na den Epistel, aan het Offertorium, en aan de Communie , en dit laaste Boek noemd men tegenwoordigGraduaale(2), waar in men alles fteld wat op het Choor gezongen word. Gelyk de Priester niet las het geene dooide Diaken, door de Onderdiaken, door de leezers gezegt, of door de Zangers gezongen wierd, zoo (tonden nog de Evangeliën, nrfe de Epistels, nog de verfen in de Boeken die de Priester gebruikte. Men voegde die zoo haast met by de Sacramentaria, als voor de klyne Misfen, waar by geen leezer of Zanger is; maar het Evangelieboek is altyd, of af zonderlyk, of te famen met het Sacramenta-- rium J[y M«n,heert '*« h« vervolg tot meerder g»mak een t& zonder Boek van de Zegeningen gemaakt, het geen mui Zegemngboek genoemd heeft. ' ë rii^i2'6 È JWeC dee'en det Kerkordeningen van Pamelius, tl tjt Sic'a™™"-", ieftionaaten, en Amiphonaa ten heeft deen diaken. fgmtBi Liturgmi CW. «». 1010. R 2 ART. VII» evangelie.  2t5o Leiter- Gefchicht- en Leerfttlk. uitlegginge * m DEEL. (j)Incordeniec abrcondi eloqui; tua. P/alm CXVIII, rium op het Autaar gelegd (3), van daar moet de Diaken het neemen. Hy zouzigyan het Misboek dat op het Altaar is, en waar in ook het Evangelie ftaat konnen bedienen , maar vermits de Priesters de devotie gehad hebben om zelfs te Ieezen het geen in de Misfe geleezen, of gezongen word, bediend zig de Diaken niet van het Misboek des Priesters. Om die reden brengd hy een ander Evangelieboek tot het Autaar mede. 3. De Diaken knield neder om het volgende Gebed te doen; Munda cor meum ae AlmagtigeGodt,zuilabia mea, omnipotens ver myn hart, en myne Deus, qui labia Ifaia lippen. Gy,diedelipprophetx calculo mun- pen van den Propheet dafli ignito; ita me tua Ifaias met eene vuurigratd miferatione dig- ge kool gezuiverd nare mundare, utfanc- hebt; gewaardig u dus turn Evangelium tuutn my door uwegunftige 'igne valeam nuntiare. barmhartigheid te zui9er Chriftum Daminum veren, op dat ik waarnoflrum Amen. diglyk uw Evangelie mag verkondigen. Door Christum, &c. Uitlegging van ^mundacor meum. munda.... Zuiver myn hert. Het Goddelyk woord is uitgefprooken, en gefchreeven om in het hert bewaard te weezen: uwe woorden zegd david (O heb ik in myn hert bewaard. De woorden van den oorfprong der Heiligheid, moeten in een zuiver hert bewaard worden: en deeze zoo noodzaakely- ke (3) Te Provins, in de Koninglyke en Collegiaale Kerk van den H. cyjiKiACios, word een klein Misboek bewaard gefchreeven omtrenr het jaar iooo, waar in alleen de Evangeliën voor den Diaken, en vervolgens de Gebeden die de Priester Ieezen moet gevonden worden. De bekleedzels doen zien , dat het de Text en het Sïciamenuat te faamen was dat men pp den Autaar lag,  van de Gebeden enPlechiigh, derH.Misfe. 16. ke zuiverheid des herten moet van God ge vraagd en afgebeden worden.' et labia mea.... En zuiver myne] Up>: pen, almogende God, gy die meteenevuurigekoo, de lippen vqtt den Propheet isaias gezuiverc. hebt: behalven de zuiverheid, waar medé hei hert het Goddelyk woord moet ontfangen er bewaaren, betaamd het aan hen, die het ver kondigen, zuivere lippen te hebben, en in alk hunne woorden zoo wel onberispelyk te zyn. als in hunne werken : want zy zyn Gods werktuig, die aan den zondaar gezegt heeft(0: JVaarom verhaalt gy myne geregtigheden, et. neemd myn Verbond in uw mond? Het ftil zwygen alleen maakt fömwylenvooi God fchuldig, als men ter verheerlyking Gods moet fpreeken. 't Is om deeze misflag alleer dat i s a 1 a s zegd O): wee my om dat ik gezweegen heb, en dat myne lippen bezoedelt zyn ; en als hy daar over bedroeft was, kwam 'er een van de Seraphicnen rondsom hem vliegende, die in zyn band een kool vuur had. die hy met een tang van 't Autaar genoomen had, en daar hy mede zyn mond raakte zeggende: deeze kool heeft uwe lippen geraakt, en van uwe zonde zult gy gezuiverd weezen, Gewaardiguookmy door uwe loutere bermhertigheid te zuiveren. Het voorbeeld van isaias doet zien, hoe noodig het is, door Gods bermherrigheid gezuiverd te worden , om het Heilig woord te verkondigen. 'De Diaken vraagd deeze gunfte, ut sanctum evangelium Op dat ik waardiglyk uw Heilig Evangelie mag verkondigen door jesus christus onzen Heer. Het Evangelie waardiglyk te verkondigen, is het verkondigen , met die zuiverheid, liefde, en iever, die aan de Goddelyke woorden van jesus christus onzen fleer bctaamen , 't is door hem dat wy deeze gunst verzoeken. 4. De Diaken neëmd het Boek van het boVCnfle deel des Autaars, en op de knien legR- 3 gen- f ■ ART. Vil. evangelie. r (1) Peccatorï dixit deus.- quare tu enarras juftitias meas, et as. fumis teftamen. rum jncum pst os tuum? P/alm XLIX.-16. (1) Va: mibi, quia tacui, quii vir poliutus labris ego fum.... et advolavitad me unus de feraphir»,et in raanuejuscalculus,quem forcipe rulernt de altari. £t tetigitos meum, et dixit: ececra. tigit hoe labia tua, et auferemc iniquiras tua, et peccatum tuurri mundabitur. i/a. VI: s.  'z.6'2 Letter- Geftchieht- en L eerfte Ik. uitlegginge r II. DEEL. (1) Quomodo ve:o pisdicabunt nifi rrmtantur.' rcm.X: ij. (z) Oidofacri uuniiterii. !w ihcl. p. z. (3)Habete filentium, facitc Jfilcntium. ambt, in prtfat.fuper Pfalm I ritus onb'of. de litan. in dieh. rc-gai.li' tuig.gaUic.p.9. Leitarus uamque inagna humilitatis gratia, nona fnocrclote, fed ab eo cui racerdoj jus> lerit, fe p<-ftulai benediei,dicens, jiibe, &c. pitr. dam* tb. dominus vobifcum. cap. z. ju be, gebied. Oudtyds bediende men zig van deeze uitdrukking, om niet meerder eerbied en nedrigheid te vraagen, het geen men van hen die in de Kerk waaren afvorderde. Dus by de Grieken, om de 'Geloovigen te waarfchuwen op te ftaan, en zig overend te houden zegd de Diaken, of de Ceremoniemeester hen niet, ftaaop ma-\ï?L\\z£\-\gebied, alszeidehy hen , gebied gy lieden aan u lieden zelve (2) u overend te houden. Oudtyds ziet men ook in de" Latynfche Kerk dat de Diaken, die twee of drie keer geduurende de Goddelyke dienst vermaande zig ftil te houden, onverfchiliig .dan eens (3) habete filentium, facite filentium, houd u in ftilzwygendhcid, of maakt ftilte, of ook wel jubete Jilentium: gebied het ftil zwygen zeide, als om hen met meerder eerbied te zeggen, leg u het ftil zwygen op, gebied aan u zelve om in ftil te te blyven: 't is dit ook dat petrus dami^nus (4) heeft doen zeggen, dat deeze uitdrukking, gebiedtezegenen, een teken van eerbied en ootmoedigheid is, om dat men tot den Priester fpreekt, als moest hy aan iemand gebieden te doen, het geen men hem verzoekt. domne, dom. Dit woord is een verkorting van dominus. De oude Chriftenen die het woord dominus Heer voor God behielden , gaven bet verminderde domnus aan de Heiligen, of aan levende Perfoonen van eenig jang of aanzien. gende., wagt hy dat de Priester hem zending geeft: want daar ftaat gefchreeven: (i) hoe zullen zy prediken ten zy zy gezonden worden P hy vraagd hem om met zyne zegening gezonden te worden, hem zeggende: Jube domne benedi- Heer! geef my uwen (ere. zegen. Uillegging yan de jube domne bene- DlCERE.  .van de Gebeden en Plechtigh. der ff, Misfe. 263 ■ baronius (O tekend in de gcichiedenis der wonderwerken van den Heiligen stephanus aan, die befchreeve is op order van den Bisfchop evopius (2>, tydgenoot, en vriend van den Heiligen augustinus, dat de Heilige step 11 anus dikwils dommis' genoemd is geweest: maar dat men ook wel dikwils dien titel van dsmuus en domna aan, ! Mannen en Vrouwen, nog in leeven, maar in i aanzien zynde, geeft. Na de bewoording van Vader die men aan ii de Bisfchoppen gaf, was 'er geen treffelyker als die (3) van dommis. In de regel van den : Heilige benedictus ftaat aangetekend, ''■ dat de Abt, die aangemerkt word als de plaats van jesus christus te bekleeden, domnus en abbas zal genoemd worden. Ongemerkt is deeze titel aan Kloosterlingen gegeven geweest, die hoofden van de Maatfchap■ py waaren, en in 't vervolg byna aan alle Kloosterlingen * die den regel van den HeiliI gen benedict us hebben aangenomen. En ; gelyk nu by de Kloosterlingen iii alle dienst, verrigtingen , waar in men Lesfen moest leej zen, de zegening aan den voorzitter met dee8 ze woorden jubc domne benedicere gevraagd 1 wierd; zoo is ook deeze uitdrukking tot den idienst van de Misfe overgegaan, alhoewerer look Misboeken gevonden worden waar in | ftaat, benedic Pater, myn Vader, zegen my. benedicere, zegenen, dit is goed wen1 fchen, of doen. Als men zig tot God wend om gezegend te worden, vraagd men hem die Jgunften, die ons noodig zyn: keerd men zig ;tot de menfchen , wy vraagen hen om voor ons te bidden (4), en over ons des Heeren zegen te trekken. De Diaken vraagd hier niet als de Gebeden van den Bisfchop of Priester, die om die rede zegd: Dominus fit in corde De Heere zy in uw ,tuo, et in labiis tuis: hart,enop uwe"lippen: R 4 op ART. VII. tvANÜELIE. (1)Ak.416. n. 2J. (z) De mirac. f. ftepb. app f.aug, 1-7. (3-1 Abbas aiitein qui vices Chrifti cieditur agere , domnus ei uD bas i'occtur. reg, f. benei. e. 63. *VanC!uni,van Citeaux, de Feuillanten , en zelv de Cathufc. zeis, 1 • f4)Abenntesbe. nedicite mini, !xoi.Xll;}z,  II. DEEL. 2,64 Letter- Gefehicht- en Leerftelk. uitlegginge, ut digneetcompetenter, op dat gy waardiglyk annunties Evangelium en gefchiktelyk zyn (4) fuum. In nomine Evangelie verkondi)J( Patrij, 'et Filii, et ge. In de naam )J( fpiritus fancïi Amen. des Vaders, &c. De Diaken had aan God gevraagd om waardiglyk het Evangelie te mogen verkondigen, en de Priester vraagd daar en booven, dathy het met de geftelteuisfen van een Heiligen bedienaar* waardiglyk verkondigende, hy het zelve ook competenter, op eene betaamelyke wyze, met Godsvrugt, zuiverlyk, en zediglyk verkondige, op dat alle die het zullen hooren daar door geftigt worden. in nomine patris, &c. In den naam des Vaders, Sc. Hy doet deezen wenfch als Priester met het gezag, het welke aan hem de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest gegeven hebben, hem inwydende, en hem den tusfehenfpreeker van de Geloovigen Hellende, om de noodige genaden over hen te doen neer koomen, door de kragt van het kruis van jesus christus, daar hy ten zeiven tyd het teken van uitdrukt, de Diaken de zegening van den Priester ontvangende, kufcht hem de hand, om aan hem zyn eerbied, en erkentenis te betuigen. (4) Volgens het Ordinariüm der Carhuizers, de Misboeken der Caruieiiren (Mif. Carm. iji.)en der Jacobynen leest men Evangelium pacis, et nietyawn. Desgelvks leest men in de oude Misboeken van Toul, en van I.angtes, en in dié van Parys, tot aan het jaar 1615. Het nieuw Misboek van Par'ys zet nog pacis nog fuum, maar enkel Evangelium. Te' Cifeaux zeide men Evangelium Chnfli»  van de Gebeden en Plechtigh, der H. Misfe. 26$ §, II. Van de plegtighcid, waar mede men het ' Evangelie draagt, en zingt in de hooge Misfen. Van den Wierook, en de Wafchkaarfchen , - van de plaats daar zig de Diaken fielt, en van de houding der Qmfiaauders. ■ RUBRIK. De TVierook door den Priester gezegend, en in hei Wierookvat rookende, de Diaken voorgegaan van den Wierookdraagcr, en twee Acolytcn met brandende Wafchkaarfchen, draagd'het Evangelieboek ter plaatfe daar hy het zelve moet zingen, en bewierookt dit in 't midden, ter reg. . ter, en ter linker zy de* Tit. VI. n. 5. In de klyne Misfen , draagd de Priester , of die ■ hem antwoord, enkel het Misboek van de kant van den Epistel, naar den anderen kant van ■ het Autaar, UITLEGGING en BEMERKINGEN, De plegtighedenl die men onderhoud, om het Evangelie te zifigen, zyn byna op dezeK ve wyze in de Griekfche Liturgiën, in het Roomfch Orde, zoo wel als in amalarius befchreeven. In alle deeze Liturgiën zyn drie plegtlgeen aanmerkingswaardige Ceremoniën. De eerfte is de Wierook, de tweede is het licht, de derde is de gefteltenis van die 'er tegenwoordig zyn, als het Evangelieboek verfchynd, 'er zyn ook bemerkingen te maaken op de plaats daar het Evangelieboek gebragt word. i; De Wierook is door den Priester gezegend, en is voor het Evangelieboek gedraagen, op dat het reukwerk, dat uit waazemd, het teken zy van den goeden geur, die God in de herten verfpreid, zig door het Heilig Evangelie doende kennen. In de oude Misfe van du ti'llet, Bisfchop van Meaux, geR 5 diukt ART.. VIT. F.VANGEUE.  II DEEL. (i) Odore cceleicis intpiratio* nis lux acendat, et impleat dominus corda nofira, ad au«liendaet im{lenda evangeiii fai prxccpta.Qui v.fvit,8cc. append. izd/acr./.grtg. f"g. Z6t. (z) Advtrf. vi. gjiant, (jj Etiml. 1.7. {*)Clifyf. liturg. aua«l.p.6s. ■ ', 1 3.66 Letter- Gefchieht-en LeerJlelk. uitlegginge, drukt met het Aanhangzel van het Sacramentarium van den Heiligen gregorius, deed de 1 nester het volgende Gebed als hy den Wierook in het Wierookvat deed voor het Evangelie (i> J)at de Heer onze herten vervuile door den geur van zyne Hemelfche infpraaken, om hen daar door te beryden om het Evangelie te hooren < en deszelfs Gebooden na te koo* men (5). 2. Men draagt, zeggen de Heilige hieronymus Ca) en de Heilige isidorus (3) brandende Walchkaarfchen, als een teken van vreugde, die ons het Heilig Evangelie geeft, en om te doen kennen dat jesus christus het waarachtig lichtis, die ons verlicht door zyn woord. amalarius bemerkt dat de twee Wafchkaarfchen, die voor bet Evangelie ontftooken waaren, terftond na dat men het gezongen had, wierden uirgedooft (6). 3. Het Evangelie voorgegaan door de wie» rook en de lichten, om jesus christus als den goeden geur, en als het licht onzer zielen te doen befchouwen , wekt hen die 'er tegenwoordig zyn, tot eene houding op,die eene nieuwe eerbiedigheid voor het zelve te kennen geeft. Volgens de Griekfche Liturgiën, zoo haast de Diaken die het Evangelie draagt begind voord te treeden, wend zig de Priester die de Misfe doet, en aan 't Autaar ftil ftaat naar.het Westen, tot het Volk,' en zegt met een luide ftem (4) : zie daar de wysheid: laat ons over end flaan , en laat ons net Heilig Evangelie aanhoor en. Te f s) Dit Gebed is in de Kerk van Toul in gebruik geweest pi aan het begin van de voorgaande Eeuw. Het is dus ook n het Sacramentaar van Trier van de tiende Eeuw, alwaar iet eindigd met qui vivit, gelyk ook in een gefchreere Mis. soek van TquI van de vyfriende Eeuw. ! (6}cPK H aan.ger,eke!>d in JEAW D'AVR ANCHES, in ie el.de Eeuw, m het Ordinariüm van Rouen, in het Ordi-  van de Gebeden en Plechtigh. der H* Misfe* 267 Te Parys, en in menigvuldige andere Kerken van Vrankryk, bepaald de wyze waar op hetEvangelie gedraagen word hen die 'er tegenwoordig zyn, om het dezelve eerbiedigheid te geven , als wierden zy 'er met levendige ftem toe opgewekt, I)c Diaken van het Autaar vertrekkende, om naar den arend of het Jubè te gaan, voorgegaan van het kruis, van Acolyten, van alle die gekleed zyn * zoo 'er zyn, en van den Onderdiaken,'draagt het Evangelieboek zeer opgcheeven tusfehen zyne handen, ten einde al het Volk het zelve kan gewaar worde a "als hy nu voord gaat, en men dit HeiligBuek ziet, liaan alle die in 't Choor zyn uit eerbied op, en de Geeftelykheid houd zig (taande zonder eeniger wys op de fchraagen te leunen (7). 4. Het (?) Dit is altyd, zedert men zig in de Kerk van eenig iftieudife! bedient heeft, aanbevoolen geweest. Daar de lang■wyli('heid van den dienst dikwils veroorzaakt dat het Volk zig nier zonder fteun over end kon houden, wierd in 't Jaar Koo, het gebruik ingevoerd om op ftokken te leunen. Men heeft 'er zig van bediend in de IX, X, XI, en XII Eeuwen. Dfe.;e ftokken wierden zelf by wyze van een galg gemaakt (die men reclinntcria) of voor over buigftokken noemde; om 'er-gemalckelyker op te leunen, tot den tyd dat'er eindelyk fchraagen wierden gemaakt; en dit klyn fteunfel het welke men bermherfgheid noemd, waar op men leund zonder 'et rertjérkt kan worden dat men zit. Maar als men aan 't Evangelie was, liet men de ftokken daar, men ftond ovet 'end als knegten voor hunnen Meeiter,-zoo als AMALA' HIU£, /. 3- de Eoclefiqjlic. Ojfic. c. ig. Zig daarover uit, de Bishoppen en Abten, zegd JEAN D'A vit A N C HF. s, 'moeten als dan de ftokken uit hunne handen leggen: ln e'adem hora epertet Epijhcpos et Abbates bacttlcs de manibus deptxere. Lib. de Offic. Ecclefiafl p. 17. Het geen alle die 'et tegenwoordig w.'aren bepaalde , om de ftokken en hunneleunSrgen niet meer te gebruiken: plebis hic bacalos deponit, re. clinatoria relir./juit, zegt ROEERTUS PAUX.OI.lJ3 andets HU GO van St. Viüor na het laar 1170. De divinis c-fficüs, Li>>. i. c. 7. De Oosrerfche Chriftenen bedienen zig nog van ftokken die de gedaante van een gilg hebben, die ze aan 't Evangelie daar laaten. Waar over de Berïgten der Reifen r.a het Heii-g Land , en het geen van de Maronitcn verhaald v?ord in het leeven van M. DE CHASTEV door M. MASCHEii konnen na gezien worden. ART. VIK EVANGELIE, * Te Narbonne s>a1 n p hooge Feesten :?s Diake.ien er. fes On, derdiakeneu ge. kleed, voor den Diaken die in bediening is, en die hetEvangelie zingd.welke terftond daar na weg gaan.  ü. DEEL, f i) In conrenm e.clefiaftico feorfuin mafculi, et feorfum femina: ftant. Quod sccepimtis aveteri confuetudir.e... mafculi iiant in auftrali parte, et feminx •in boreali. amal. d'uelef.rfficl. 268 Letter- Gefchicht-en Leerflelk. uitlegginge y 4- Het Evangelieboek word op eene plaats gebragt,van waar het van alhet Volk kan aangehoord worden. Gemeenlyk is die plaats het Jubé genoemd geweest, om dat het van daar is dat men de zegenimg verzogt om te leezJ-n ot te zingen , met die woorden : Jube Domne. Maar 'er is moeielykheid, en verfcheidentheid geweest om den kant te bepaaleez'en welken men het Evangelie moest Volgends alle oude Liturgiën tot het midden van de negende Eeuw, als de Diaken aan het Jubè gekoomen was, of aan de plaats gelchikt om 't Evangelie te ieezen, keerde hy zig tot het Zuiden na de mannen; en om deeze gefteltenis, en de rede van deeze Ceremonie wel te verftaan , moet men aanmerken , dat de plaats van de mannen, van die der vrouwen was afgefcheide,endathetoudeRoomfch Dienstboek veronderfteld dat de Kerken naar het Uoften gedraait waaren, gelyk zy inde daad doorgaans ook zoo gefteld waaren; derwyze dat men de Kerk inkomende , de rug naar het Westen draaide, het Zuiden daar de mannen waaren aan de regte hand had; en liet Woorden daar de Vrouwen waaren, aan de linke hand. amalarius (i) tekend duidelyk omtrend het Jaar 8ao, deeze fchikking aan. De Diaken keerde zig dan naar het Zuiden om zig van de mannen beter te doen verftaan, die voornaamentlyk onderregt moeten weezen, en die t'huis, gelyk de Heilige paulus zegt, van hunne vrouwen ondervraagt konnen worden. En dit gebruik is nog by de drie Eeuwen na dit tyd vak te Rome onderhouden geweest, door de rede van betaamelykheid.die wyzooaanftonds hebben aangehaald- Maar wy zien in tegendeel in Vrankryk zedert het midden van de negende Eeuw, dat de Diaken Czoo wel als de Priester aan 't Autaar) zig gekeerd heeft naar het iNoorden om het Evangelie te Ieezen; en ten^ zeK  yan de Celeden en Plcclnigh. der II. Misfe. 2,69 i Zeiven tyd vinden wy van dit nieuw gebruik l eene geheele geheimryke reden. REMiGius van Auxerre, die in het Jaar 1882. (O te Reims fchreef en onderwees, : zegd dat de Diaken zig na het Noorden keerd lom aan te wyzen, van waar het Evangelie Ikomt, en wie de geene zyn aan welke het verikondigt is. De Zuide wind, zegd hy, die >zoel en warm is, verbeeld deaanblaazingvan i;den Heiligen Geest, van wien Gods woord 1' voord komt, als een zielverwarmende zoete 1 wind, en die haar met het vuur van de God) delyke liefde doordringd. De Noorde wind i in tegendeel, die een drooge, en koude wind i is, verbeeld het geblaas van den boozen geest, die de herten verdroogt en tegen de Goddely1 ke liefde aan, afknaagt. Nu, voegd'er reiMigius van Auxerre by, de Schriftuur zelf i; leerd ons deeze betekenis, of dit af beeldzei, Vermits zy den duivel deeze woorden toevoegd: O Lucifer, gy zeide in uw hert: ik zat \ my in 't Noorden vast (lelleti (a). Zoo dan hebben zederd omtrend negen hon; derd Jaaren Godvreezende lieden gewilt, dat men zig, in het Evangelie te Ieezen,naar de linker zyde van de Kerk, die gemeenlyk t 1 noorden is zou keeren,om aan te toonen dat men het voorneemen heeft, om, door Gods woord, i, de kwaade indrukfelen van het geblaas van i het Noorden, dat is te zeggen van den duivel (3), te doen verdwynen. Te Aken ziet men een overheerlyke Preekitoel door den Heiligen Keizer hendrik in 't Jaar ion gefchonken (8), op welke de Dia- (8) Deeze Freekftoel is met goude Plaaten befiaagen, ver. 'ïykt met kostelyke Gefteentens , en Beeltwerk , en in een koker bewaard, die op de dagen als de Diaken 'er op klimt geopend word : deeze Stoel is voor het Evangelie gemaakt, en tegen de muur geplaast, om dat 'er tusfehen de bulk van de Kerk en het Choot geen Jubè is. De buik van de Kerk is agthoekig, met een dubbelde Galery omzet, waar van de ; eetfte ondeifteund is dooi Zuilen van uirgehouwen fteenen ; er ART. VII* EVANGELIE. (1) Verbaevangefii levita pronuntiaturus con. ttafeptentrionem faciem vettit, ut oftendat verbum dei, et annuntiationem fpiritus faneïi contra eum dixU gi, qui fempet lpiritui fancto conttarius exti- 1 tit, &c. noij.m» tiff.exp.m~g: (zJZ/a.XIV.t. (3) Ab squ'lone pandetuirual.im fuper omnes ha. bitatores teny in Ulo tempore, als de plaats van het Evangelie, het welk wy lezen, ons den tyd aantipt waar op dit geval gefleurd is: als op de kierde Zondag van den Advent, op welke men eest, het vyfthiende Jaar van de Regeering ran Keizer tiberius; anno deeimo quinto Sec. op drie Koningen dag, waarophetEvan- ge- (14) Op de vier dagen van de goede Week waar op de Pasie gelezen word, in plaats van Sequentia te zeggen , kondigt nen door eene eenige onderfcheiding, gevoeglyk voor het aootlte, cn het meest treffende ontwerp van den Godsdienst, at men het lyden van onzen Heer JEsuS CHRISTUS aat Ieezen,- Faffio Dumini wflri Je/u Chrifii.  van dt Gebeden en P/cchtigh. der H. Misfe. 277 gel ie met deeze woorden begint: ais jesus in de dagen van Koning her odes gebooren was ; cum nalus cffet Jefus in diebus Herodis regis; en zoo voorts van eenige andere Evangeliën, in welke men om dezelve reden in Ulo tempore niet zegd. 5. Aan deeze woorden, initium, of fequentia, maakt de Priester (en de Diaken in de hooge Misfen) het teken des kruis met de t duim op het begin van het Evangelie ren daar na maakt de Priester, de Diaken en het Volk i het teken op het voorhoofd, op de mond, en i op de borst. Deeze kruistekens worden met de duim gemaakt, om dat het gemakkelyker fchynt hef op deeze wyze te maaken. Het \ word op het begin van het Evangelie , het . welk gelezen zal worden gemaakt, gelyk de Chriftenen by het begin van hunne Werken dit maakten (15), °P dat door de verdienden van het kruis deeze leezing zaligmakende indrukfeien in ons verwekke. Het word op : het voorhoofd gemaakt (1), om te bewyzen 1 dat wy ons het Evangelie niet fchaamen: op de mond, om dat wy met het woord moeten belyden het geen wy in het hart gelooven C2). En op de borst, om ons aan te fpooren om het innerlyk in ons zelve te drukken. Of wel laat ons zeggen (3), dat men het teken des kruis op het voorhoofd maakt, op 1 de plaats van het hert, en op de mond, om .1 de " gedagtenis van jesus christus en van zyne Heilige woorden, in ons verftand, in ons hert, en op onze lippen te drukken; in't verftand, op dat wy ons bezighouden met (-die Heilige onderwyzingen, die ons jesus christus op de aarde is koomen geeven; in ons hert, op dat wy onze gcnegemheden *er zouden by voegen om die te vervullen; en op • fi?) Het fchvnt, zegiren veele Gcdvrugrige t leden, darde Priester door dit kruisteken te kennen ge;ft, dat daar het Bock is van jesus Christus den gekiuisren. S 3 ART. VII» EVANGELIE. (1) Usqne adeo de cruce non er,u.' befco, ur non in occulrohabeam crucem Chrifti fed in frnnte portem. attg.:« pfalm 141. (z) Corde credituradjuftitiamore autem con» feflio fit ad falu« tem rom. X: 30, (3) Frontem locuinquecordiscrucis fi ura fignet. prudent, iymn. ant./omr..  2/8 Letter- Gefchicht- en Leerftelk. uitlegginge, O. DEEL.^ (i) Qainimobé. -ati qui audiunt verbum dei et cuftodiunt iilud. iue.XÏ: zi. (!•) Treil, in jsan. n. I. cp onze lippen, op dat wy 'er met liefde van zouden fpreeken, en dezelve aan andere doen kennen. 6. Men zegd ten zeiven tyd gloria tibi domine , Glorie zy aan u Heer, die gekomen zyt om ons licht te zyn, en om ons de noodzaakelyke middelen tê geven, om onze zaligheid te bewerken. En vermits men in het Evangelie aan te hooren blyft ftaan, zou men konnen zeggen, om in den geest van alle deeze Ceremoniën te treeden : Heer, druk, door de kragt van uw kruis, de waarheden van uw Evangelie in myn geest, in myn hert, en in alle myne zinnen, op dat ik zonder eenig uitftel altyd bereid mag zyn, om alle uwe beveelen uit te voeren, en om u met vreugd en liefde te gehoorzaamen. De plegtigheid,waar mede in de hooge Misfen het Heilig Evangelie gedraagen word , vermaand ons, om dit Goddelyk woord met dezelve eerbiedigheid aan te hooren, die wy het aanbiddelyk Lighaam van jesus christus fchuldig zyn; en die Goddelyke Zaligmaker doet ons genoeg begrypen, met welke eene eerbiedigheid wy zyn woord moeten aanhooren , als hy verklaard dat het geluk van die het aanhooren (i), en die het beoeffenen, te ftellen is voor het geluk van de Heilige Maagd, dewelke hem in haar fchoot gedraagen heeft. „ Laat ons, zegd de H. augustinus „ (a), het Evangelie hooren , als of de Heer „ zelf fprak: laat ons niet zeggen: gelukkig „ zyn ze die hem hebben konnen zien ; want ', zeer veele van die hem gezien hebben, heb'., ben hem doen fterven: en zeer veele onder „ ons, die hem niet gezien hebben, hebben !, gelooft: de kostelyke woorden, die uit zyn \, mond gegaan zyn, zyn voor ons gefchree„ ven, zyn voor ons bewaart, zyn voor ons „ gelezen, en zullen ook gefchreeven, be., waart, en gelezen worden, voor hen die » ons.  van de Gebeden en Plechtigh. derH. Misfe. 279 „ ons opvolgen zullen. De Heer is in den hoo„ ge, maar ook is hy hier beneden als de „ waarheid. Zyn opgewekt lighaam kan op „ een plaats weezen, zyn waarheid is over „ al. Laat ons den Heer hooren. Laat ons geen enkel woord laaten ontglippen, zegdoRiGENEs CO; want gelyk gy tot liet H. Sacrament des Autaars * naderende , zorg draagd, en met zoo veel rede, dat 'er u ook niet het geringde deeltje ontvalle j waarom zoud gy niet gelooven dat het een misdaad is een eenig woord van jesus christus te veronagtzaamen , gelyk het een misdaad is zyn lighaam te verwaarloozen ? Het lighaam van jesus christus , waar door wy op eene geestelyke wyze leeven, zeggen de Schryvers van de agfte Eeuw O), is niet alleen dit geheiligd brood en wyn, het geen op den Autaar geoffert word, hetEvangelie is ook het lighaam van jesus christus. En als wy het Evangelie Ieezen/ of hooren, dan zyn wy als de kinderen van het huisgezin rondom de tafel des Heere zittende, waar aan wy het brood des Hemels nuttigen. 't Is voornamentlyk in het aanhooren van het Evangelie dat wy moeten zeggen : [preek, Heer, want uw dienaar hoort (3). Wy moeten vuurig wenfchen om dien zeiven gloed in ons te gevoelen, dien de twee leerlingen van jesus christus gevoelden , toen zy hem hoorden fpreeken, met hen naar het Kasteel van Emmaus gaande ; en de gefteltenis deiHeiligen, zoodanige als die vaneenen antonius waaren, moeten wy uit het oog niet verliezen, die in de Kerk 'het Evangelie hoorende, ook terftond de waarheden beoeffen. den, die hen voorgehouden u aai en. Zoo als nu het Evangelie geeindigt is, kuscht de Priester het Boek (16) om den eerbied,de v;eug- (16} In de Misfen voor de deoden draagt u,ex j( w»lchS 4 kas.lc'i ART. VII. KVANGEL1E, (i) Hom. XVIII. \n exod. * Sanctis mific dis. (1) Et corpus Chrifti quod manducatut non folum panis et vinutn, qui 'itpcr Alra-e qffertuv, fed et ipfum Evangelium corpus Chriili eft:et cmnEvangeliuni legimus etintei. ligimus, fïlii in circuitu uien fat , in unacollatior.e fedemus, et pa> nem czleltem imnducamus. elker'&s et beatu; lib.J. de ïncary.a:. (3)3Reg.Ul; 10.  ïl DEEL. i 4 28o Letter- Qefchkht- en. Leerflelk. uitlegginge. % vreugde en de liefde te kennen te geeven,db de Goddelyke woorden inboezemen : en die 'er tegenwoordig zyn zesgen: laus tibi c h r1 s t e , Lofzy u, Chrifle 17). 't Is wel te regt, datmen jesus christus loovt, diedoorzyn woord gekomen is om de duifternisfen te verdryven, en ons te gelyden in de weegen der waarheid. §. V. Uitlegging van de woorden, per e v a ngeeica dicta; en op wat wys het Evangelie de zonden, kan uitwisfchen. dÖe Priester het Evangelie gelezen hebbende, zegd: Per Evangeliën die- Dat door de woorta deleantur noftra de- den van het Evangelie héla. onze misdaden uitges wifcht worden. Deliclum, betekend in 't algemeen misflag, zonde, maar als de Kerk andere middelen om de zonden uit te wisfchen als het Sacrament van de Biegt voorrteld, zonderd zy altyd de doodzonden uit, die door dit Sacrament moeten vergeeven worden. Zoo dat zy hier ter plaatfe door delicta alleen maar de dagelykfe zonden verilaat. Dictum betekend woord, en word fomtyds voor kaarfch niet om het Evangelie te zingen, en het Boek word niet gekuscbt, om dat alle tekens van vteugde en plcetirrheid worden agter gelaaten. ree (17) In de Cathedraale Kerk van Verdnn , en Toulon als de Diaken het Evangelie geëindigd heeft, zeggen de Walchlicntd'üngers, die kinderen van het Choor zvn , overluid: Laus uk, Chntle. Misfchien laat men dit de "kinderen van het Choor alleen zeggen, met betrekking tot het -eene men in Je Schriftuur leest.- ex ere infantium et Uaemium perfecifii audem: eertyds n aakte het Volk het kruisteken op het einde an het Evangelie, volgends de getuigenis ?an kemigius an Auxerre omtrend het einde van de negende Eeuw per. iRo Evangelie, iterum fe frgr.e crucis populus mmire feRinat... t qued ex dtvims eloquis ad falutem percepit. firnatum fisilla ructs atque munitum pcrmaneat. ExpJ. Miff.  van de Gebeden en Plechtigh. der ff. Misfe. 281 •voor een aanmerklyk en zinryk woord genomen. De woorden van het Evangelie zyn voor de Chriftenen zoo veele zinnen, die met zorgvuldigheid in het verftand , en in het hert moeten bewaard worden. Nu, ten eerften konnen deeze woorden de zonden uitwisfchen, om dat ze een zonderlinge kragt, en fterkte hebben, om in ons het leedweezen over de zonden en de liefde tot God die dezelve uitwifcht te verwekken, 2. De zigtbaare voorwerpen maaken indrukzelen , die de hertstochten aanhitzen, dia dezelve kittelen, en die in ons de bronnen, en oorzaaken zyn van een aantal zonden, die wy bedryven. Wy verzoeken dat de woorden van het Evangelie op onze zinnen, en op onze ziel regen over geftelde indrukzelen maaken, die de eerfte te niet doen, en ten zei ven tyd de zonden, die 'er de gevolgen van zyn. Emdelyk vraagen wy dat onze ziel van haare rampen verlost zy, gelyk zy, die jesus Christus aanhoorende , van hunne ziektens genezen wierden (1). De Heilige augustinus zegd dat dikwils het Evangelieboek op het hoofd wierd gelegt,om van eenige lighaamelyke krankheid genezen te worden : en wy moeten dan , met dien zeiven Heilige Leeraar, zeggen : dat bet dan ook op het hert gelegd worde om het te genezen (2) van zyn 1 geestelyke krankheden , op dat dit hert zig « van zyn valfchheid , bedrog, en leugentaal : onthefte, waar in zyn ziekte beftaat. SS AR. ART. VI?, EVANGELIE. (O Ut auditea.8 eum et fanarentot a languoribus luis. luc. VI: is, 'z) Ponatur ergo d cor ur fanerur, <"g. tred. 7. in Ma.  282 Letter- Gefchicht- en Leerjlelk, uitlegginge, II. DEEL. T. Het Symbolum der Apollelen. (l)Ruffinm' jfimh* maxim tu* trad./ymb* aug* ; - (i) Da fignum. Difyiiiboium. ( 3) tn ea regula incedimus. urtuli.de pr^r (4) Hitr.tpi/l.ad pmamech. rufïn. nug. ii HetSymbo' Imn van Nkeen. ARTIKEL VIII. De cred8, of het Symbolum des Geloofs* § I. Wat het Symbolttm is: van waar de verfcheidentheid van onderfcheidene Symbolums komt, die in de Kerk gezegt worden: waarom , en zedert wanneer, dit van Conftantinopelen in de Misfe gelezen word. De Credo is het kort begrip van de Christelyke Leering ; en word het Symbolum der Apostelen , het Symbolum-des Geloofs genoemd. Het woord Symbolum betekend een teken waar van men over een komt, om de eene zaak van eene andere te onderfcheiden. Tusfehen het krygsvolk is het wachtwoord een Symbolum dat den Soldaat van het Leger van den vyand onderfcheid; en in de Chris» telyke krygsdienst, heeft de oplezing van de Credo de Chriftenen , van de Onch riftenen onderfcheiden (1). Van daar is die oude fpreekwys gekomen (a) : geef het teken van den Chriften, zeg het Symbolum. Het is om deeze reden het Symbolum des Geloofs, of der Chriftenen genoemd ; en 't is ook het Symbolum der Apostelen genoemd , om dat het van hen komt. Het is dit Symbolum , het geen men daaglyks meermaalen in de Gebeden herhaald. Geduurende de drie eerfte Eeuwen (3) was 'er geen ander. De Christenen leerden het van buiten, en fchreeven het (4) niet, uit vrees van het aan de Heidenen te doen kennen. Maar in de vierde Eeuw, toen arius de Godheid van het woord had aangerand, leiden de Vaders van de eerfte algemeene Kerkvergadering, te Nicèen gehouden in 325, om de  van de Gebeden en Piechtigh der H. Misfe. 283 de Kettery van arius te doen verwerpen, liet tweede Artikel van het Symbolum der Apostelen uit, aangaande den Zoon, breiden het ook uit, en fchikten het Symbolum het welke met deeze woorden eindigde fj)> ctin Spiritum fanSlum. Wynigen tyd daarna beftreed macedonius , Bisfchop van Conftantinopelen , de Godheid van den Heiligen Geest. Het geen de Vaders van de tweede algemeene Kerkvergadering des Jaar 381, dit Artikel, et in Spiri' turn fandtum, noodzaakte uit te leggen, en by het Symbolum van Nicèen menigvuldige zaaken te voegen ; en deeze maakten nu een derde Symbolum (O, het welke, zoo het fchynt, altyd het Symbolum van Conftantinopel moest genoemd worden: ondertusfchen word het*zederd de fesde Eeuw (2) dikwils het Symbolum van Nicèen genoemd, om dat 'er dit geheel legt ingefJooten, en alleen een uitbreiding van't zelve is. Eindelyk zedert de Ketteryen,die het beftaan en de eigenfchappcn van de menfchheid van jesus christus aanrandeden,maakte een Heilige en geleerde onbekende Schryver, een vierde Symbolum veel uitgeftrekter als de andere', het geen zoo fraai bevónden is, dat het aan den Heiligen athanasius, den doorlugtigften van de* verdedigers des Geloofs wierd toegekend. Dit Symbolum vind men befchreeven, en aangehaald zedert de VII. Eeuw. r heodulp hus, Bisfchop van Orleans, omtrend het Jaar 800 , verklaarde het; en ah y ton, Bisfchop van Bafel , die zyn tydgenoot was, fchreef het de Gees- (1) Dce'.e twee Symbola vind men afzonderlyk in dt Aften v.m de vierde n'fremeene Kerkvergadering. Cor.c. Chat eed. 10. 4. Col. j« Maar by dit van Nitècn heeft men eeni' ge woorden g-voegd , die elders nier jvn. f» Zoo r.oemd bét THEODoilUS de Icezxr. , die in deeze Eeuw leefde. ART. VIII. C & E O O. fi)Ap. athanat deer. r.ie.fyti. Io, I. />. Z39.ƒ»«■./, I. c. s. theoitrtU l. I.C. 12, iii. Her Symbol Iumvan Conftantinopolen, iv. Het Syraboi lum van den H, Athanafius,  H. DEEL. f I) Honorius gernm. I. 2. c. 59. f 1) Rtiiher. vf Ttr.ffynodk. to. 2. J» dat men het, zedert de twaalfde Eeuw, alle dagen in de meeste Kerken aan de Primen zeide, zoo als te Wien voor de nieuwe Brevier van 1678. Die van Milaanen en Sens, en de Cathuizers hebben dit gebruik onderhouden, het geen die van Cluni eerst in 1685 hebben agter gelaaten. Te Wien, en te Orleans word het alle Zondagen gezegd; té Rome , te Lion en in meer andere Kerken, worden 'er maar eenige uitgezonderd, ratherius, Bisfchop van Verona, omtrend het Jaar 930, wilde dat de Priesters van zyn Sticht het Symbolum der Apostelen , het Symbolum van de Misfe, en het Symbolum aan at ha nas ju-s Qi) toegekend van buiten wisten. Met betrekking tot de Misfe, heeft men geduurende de vyf eerfte Eeuwen geen Symbolum gelezen. Dit fchcen in de daad niet te betaamen nog voor de Cathèchumenen, aan welke men het Symbolum niet wilde doen kennen als eenige dagen voor hun Doopfel, nog voor de Geloovigen, diegeoordeeltwierden genoegzaam onderweezen te zyn, als zy in de Heilige Offerhande tegenwoordig waaren. Maar theodorus de Leezer, leerd ons C3).dat de dwaalingen van de Macedoniaanen eenigen voordtgang doende, tjmotheus, Bisfchop van Conftantinopelen,in't'Jaar5'io, gebood, dat in alle Vergaderingen, het Symbolum zoude gelezen worden, waar in het lecrftuk van den Heiligen Geest is uitgelegd, het geen hy het Symbolum van drie honderdagthicn Vaders, noemd, dat is te zeggen, van de Va-' ders van de Kerkvergadering van Nicèen: in plaats dat men het te vooren nooit in het openbaar.las, als op goede Vrvdag geduurende de Dnderwyzing die de Bisfchop voor hen deed, 3ie gedoopt moesten worden. Men heeft dan dit  van de Gebeden en Plechtigh. der ff, Misfe, 285 dit Symbolum, by voorkeur, voor de twee andere in de Misfe doen zingen, omdatdedoo- < ling aangaande den Heiligen Geest 'er duidelyk in gedoemvonnist is. De nabuurige Ker: ken volgden wel haast dit voorbeeld; eu de i derde Kerkvergadering van Toledo gebood , ! in 589 Cl), dat tn alle Kerken van Spanje het , j Symbolum van Conftantinopelen zou gezongen 1 1 worden, volgens het gebruik van de Kerken van ! het Oosten, om de Geloovigen te wapenen, ' en voortebehoeden tegen de overblyfzels van de Gotthen Ariaanen , cn der Priscillianisten. Op het einde van de agtfte Eeuw, en in'tbegin van de negende, wierd de gewoonte om het in de Misfe te zingen, in de Kerken ' van Vrankryk , en Duitfchland ingevoerd , ;i om het te ftellen tegen de Kettery van felix van urgel, die beweerde dat jesus 1 christus alleen maar Gods Zoon was door aanneeming. Te Rome wierd het in 't begin van de elfde Eeuw niet gelezen. Daar over (3) Dit geval verhaalt BKR non , die 'er ooggjtuigen van geweest is , in zyne Verhandeling de Rebus ai Miffam. Spelt, c. 2. Daar zyn egter bewyzen dat het Ook te Rome in de negende Eeuw gezegt wierd . mea zal het in vervolg zien. $.11, \RT. VIII* : R E D O. 1) Utperomres eccielïas his. iania: vei galisiXf fecundum "..r.naai oriënt 1 • ium eccle(ï,.rurfl :onciiii conltaninopolitani, hoe :ft CL epitcopo-. :um fyinbolurn ïdei reciretur, ■■ene. lokt. iii. z.  II, DEEL. BEMERKING. 'Er zyn twee voornaame reden,die bepaald hebben om de Credo op zekere dagen te zeggen. De eerfte is de toevloed van het Volk, en de tweede is de betrekking die het Symbolum heeft, met den Feestdag die gevierd word. Alle Zondagen word het gelezen, die van allen tyd de dagen van de Vergadering der Chriftenen geweest zyn. Ook word de Credo op de dagen van de verborgendheden van jesus christus gezegd , zoo ter oorzaak van den toevloed des Volk; als om dat 'er in het Symbolum van gefprooken is. Men leest het qp de Feestdagen van Maria, om dat zy 'er in genoemd is, en voornamentlyk ter oorzaake van den toevloed des Volks; want de Paus innocentius de iii, befchikte, datmen het in de votive Misfen van de Heilige Maagd niet zou lezen. Men zegt het op de Feestdagen der Apostelen, die ons het Geloof verkondigt hebben, en op die der Leeraaren die het hebben uitgelegt, en verdeedigt- In verfcheide Kerken heeft men de Credo o$ Feestdagen geftelt, die men plegti- ger 286 Letter- Gefchicht- en LeerftelLuitlcgginge, i 11. RUBRIK. Aangaande de dagen op welke men de Cre-J do zegd. Men zegt het Symbolum na het Evangelie alle Zondagen van het Jaar, het zy 'er een Feestdag in valt , of niet. Men zegt liet op de Feestdagen van Kersmis, van drie Koningen, &c. Part. I. Tit. II:  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 28.7 ger heeft willen maaken, en op welke men eenige betrekking met het Symbolum gevonden heeft. §. HL RUBRIK. Aangaande de plaats, en de wyze om de Credo te zeggen. ■Na het Evangelie de Priester in 't midden van het Autaar zynde stegen over het kruis, begint iie Credo, (als hy die zeggen moet) heft de handen op, cn Jleekt ze uit, voegt die famcn zeggende in unum Deum, maakt een buiging met het hoofd na het kruis, en houdgeduurig de handen te famen gevoegd, de Credo voort leezende. Tit. VI. n. 3. Als men predikt, wotdde Credo na de Predicatie geleezen, die op het einde van het Evangelie gefchieden moet. N. 6. BEMERKINGEN. I. De Priester houd zig in V midden van het Autaar, tegen over het kruis, daar hy op de gefchikfte,en gemakkelykfte plaats is, om het te groeten, als het noodig is. 2. Hy heft de handen op. Geest, en hert moet de menfeh Hemelwaarts heffen, als hy zig tot God wil wenden; en de uitwendige opheffing der handen, is een teken van de inwendige opheffing. Hy voegd ze famen zeggende /«a/w*» Deum, of volgends de oude Roomfche dienstboeken, zoo haast als hy Deum ART. VIII» CREDO.  H. DEEL. (•) Incipiat Cre» do, et cum dixelit deum, jungat man us fuas ad pe&usetprofequatur, ord. rem. XIV.j>.Zj>j. (i) Encb.grec, P' 7S, 1 ] s < (4) Aangaande de Predrcatie , konnen ha gezien worden 1„ vlUeHIen ïa" ürieans„des 1*™ iM*. van Rouaan i5;o" van Verdun I69o van Parys r«97 , van Toill va-rï Mets 1713, &c. de Verhandeling over de Parochie Misfe, de Carech.smus van montpellie r, en de oude Liturgiën door M. GRANCOLAS. • u'6,cu (s) In het Ambrofiaa.rfche Misboek is de Credo na de Of. 288 ZtV^r- Ge/chicJit- cn Leerficlh. uitlegging, &?«;« gezegd heeft f 1) , om zyne gewoone houding te hervatten, die is.om de hand-n [amen gevoegd te houden, als 'er niets hem noodzaakt, om iet met de handen te doen. 4lSL> O» deeze Rubrik te verftaan, het geen pyer die van de Gloria in excelfis gezegd is, bladz, 218, 219; & 3. De Rubrik merkt aan, dat de Credo na de Predicatie, die op het einde van het Evangelie gelchied, gezegd word. De Predicatie is na het Evangelie gefteld, om dat dezqlve er eene uitlegging van moet weezen. Op ieeze plaats van de Misfe predikten eertyds ie Heilige ambrosius, de Heilige a u3us\tinus, de Heilige leo, de Héilfaë ïREGORius, en de andere Vaders. Dit'is jok het rechte tydftip van de Predicatie U\ Symbolum is niet altyd op de zelve plaats /an de Misfe geflelt geweest. De Griekfche Kerken zongen het onmiddelyk voor de Prre:atie (2) (5). De Kerken van Spanje op het ;inde van de fesde Eeuw deeden het na de Confecratie zeggen , onmiddelyk voor het urebed des Heere, op dat 'er niemand tot de ^ommunie zou gaan, zonder alvoorens openjaar eene geheele Geloofsbelydenisfe gedaan e hebben. . Maar de Kerken van Vrankryk Diaasten het na het Evangelie: het geen te Slome, in Engeland en Duitfchland is aeter'olgt geworden; en 't is wel betamelyk dat er na het Evangelie en de Predicatie, die :ene uitlegging van de Geloofswaarheden behelst  van de Gebeden en Pleehtigh. derH. Misfe, ügj helst, eene openbaare Geloofsbelydenisfegefchied i en alzoo bellooten word ai het geen dienstig is, om die 'er tegenwoordig zyn tot de Oiferhande te beryden. . 4. Het Roomfch dienstboek tekend aan "CO , dat geheel het Choor het Symbolum zingd van Patrem tot het einde. De derde Kerkvergadering van Milaan (2) gebied, dat het geheel door het Choor zonder Orgel zal gezongen worden. De Agenda van Spier in 1512, beveeld dit zelve; en de Kerkvergadering van Kameryk, in 1565, (3) voegd 'er by dat het zelf in 't Muziek niet zal gezongen worden, of die moet ten minfte eenvoudig zyn , zonder herhaaling, en zoodanig ingerigt dat alle woorden konnen verftaan worden. De algemeene Capittels van het Order van den H. dominicus (4;, teBarcelona, te Salamanca en elders gehouden , hebben met alleen bevoolen dat geheel het Symbolum door het Choor zou gezongen worden, maar ook dat op die tyd het Orgel niet zou fpeelen. Te Sens, te 'Parys, te Meaux, en by de Cathuizers, vereenigen zig beide de Chooren om famen den Credo te zingen. Dit word ook volgens het Lionfe Kerkgebruik onderhouden : en in de eerfte Kerk , daar nooit Muziek is, word de Credo eenvoudig door beide vereeniqde Chooren gezongen, en daar word geen opgeftelde zang aangenoomen, als in de Misfen, die aan de andere Autaaren, van de Choor-Autaar onderfcheiden gelezen worden. De rede van zig te vereenigen omgefamentlyk te zingen, is,dat de Credo de belydenis des Geloofs is , die door al het Volk moet gefchieden. Het wezentlyke van dit alles, is datwyons Wel toeleggen om de waarheden, die het Symbolum behelsd, wel te verftaan, omeenë zuivere en opgeheldere belydenisfe des Geloofs te doen» T f * IV* 1 ART. VII&. C H. li O U. (i)Oniniscncirus incipiens pk. trem omr.itoicntem ad fïnem usqueperd'.icacerd. VI. p. 73. : z) SyirnoiU'ii fidei romm a choro, non altari nathnoiganocéhatut conc. »ediol.111. e. II, (3) Conc. came* rac, tit. 6. can. J. (4.)Adnot. in rubr. erd. prddi venet, 15SÜ  29-3 Letter- Gefchicht- en Leerftelk. uitlegginge, Sr iv. Het Symbolum van Niceen en van Conftantinopelen. Men field met groote letters, het geen v6r door de Kerkvergadering van Conftantinopolen is by gevoegd. 'Ciredo in unum De- Ik geloov ineenen God um, Patrem omnipo' almagtigen Vader , tentemfacJoremCQULI Schepper VAN HE- ET TERRAS, vifibi- MEL EN VAN AAR- lium omnium et invifi- DE,van alle zienlykeen bilium: onzienlyke dingen: Et in unum Domi- En in eenen Heer Jetium Jeftum Chriftum fus Chriftus, den eenig filium Dei unigenitum: gehoor en Zoone Gods, ctcxPatrcnatumAN- enuitdenVader geboord OMNIASMCU- ren VOOR ALLE LA; Deum de Deo , EEUWEN; God van lumen delumine: De- God, licht van licht, umverumdeDeovero; waaragtigen God van genitum non faëtum : den waaragtigen God : confubjlantialem Pa- gebooren en niet geiri; per quem omnia maakt, van'tzelfltandig faStafunt. Opiprop- wezen met den Vader; ter nos homines , et door wien alle dingen propter noflram falu- gemaakt zyn. Die om tem defcendit DE CM- ons menfchen,en om onLIS , et incarnatus ze zaligheid UITDEN eft DE SPIRITU HEMÈL is nedergeSANCTO, EX MA- daald , en het vleefch RIA VIRGINE , et heeft aangenomen VAN homofatduseft. CRU- DEN HEILIGEN CIFIXUS ETIAM GEEST , UIT DE PRO NOBIS SUB MAAGD MARIA;enis PONTIO P.ILATO ; menfeh geworden. HY pojfus i ET SEPUL- IS OOR" VOOR ONS TUS EST, et reftur- GEKRUIST,ONDER rexit tertia die SE- PONTIUSPILATUS; CUNDUM SCRIP- hy heeft geleden, EN IS TURAS , et afcendit BEGRAVEN; en.hyis in ccelum , SEDET ten derden dage verrezen II. DEEL»  / van de Gebeden cn Pkcïuigh, defïl. Misfe: 291 AD DEXTERAM zen, VOLGENS DE PATRIS, et iicrum SCHRIFTUUR.En hy ventnrus eft LUM is opgeklommen ten HeGLOIUA judicarevi- mei, HY Zlf AAN DE vos, et mortuos; CU- RECHTERHAND JUS RE'iNI NÖN DES VADERS, en hy ERIT F1NIS; zal weder koomen MET HEER LYKHEID,oordeelendelevendenen de dooden; WIENS RYK GEEN EINDE ZAL HEBBEN. Et inSpiritumfanc- En in den Heiligen turn, DO MI NU M , Geest, DEN HEERE, ET VIVIF1CAN- EN LEVENDMAATEM , QUI EX KER, DIE UIT DEN PATRE FILIO- VADER EN DEN OUE PROCEDIT; ZOON VOORDT'QUI CUM PATRE KOMT; DIE MET ET FILIO SIMUL DEN VADER EN ADORATUR ET DEN ZOON TE SACONGLORIFICA- MEN AANGEBETUR ; QUI LOCU- DEN EN MEDE VERTUS ESTPER PRO- HEERLYKT WORD; P HET AS. DIE DOOR DE PRO¬ PHEETEN GESPROKEN HEEFT. ETUNAMSANC- EN EENE HEILIGE TAM, CATHOLI- C ATHOLYKE EN ACAM, ET APOS- POSTOLYKEKERK. TOLICAM ECCLE- ik BELYDE EEN SI AM. roNFITE- DOOPSEL TOT VER OR UNUM BAP- GEVING DER ZONTISMA IN RE MIS- DEN ; EN IK VKRSIONEM PECCA- WAGT DE VERRYTORUM., ET EX- ZENIS DER DOOPECTO RESUR- DEN, EN HETEEURECTIO NE MM0 R- WIG LEEVEN. TUO RUM, ET VITAM VENTURI SMCULI. , AMEN. AMEN. T a UIT. \RT. VÏIL : h ï. d o,  292 Letter- Gefehicht- en Leerflelh uitlegginge, ÏL DEEL. (1) Aurli isrdêl dominus deus nofter.deusunus eft. deut. 4. UITLEGGING. Cued#in unum deum, ik geloof in '.enen God: dat is te zeggen, ik geloof zeer vastelyk, niet alleen dat 'er een God is; dit zou men eenvoudigtyk uitdrukken door Creio Deum : ik geloof dat God is ; ik geloof niet alleen aan het geene God gezegd heeft, lat wy zouden uitdrukken door Credo Deo, ik geloof aan God : maar ik geloof in God , ik ffel myn betrouwen in God ; het geen ons ten zeiven tyd het geloof van Gods beftaan, van zyne onfeilbaare waarheid, en yan geheel ons vertrouwen, dat wy op hem moeten hebben doet belyden, ons 'er aan,als lan ons opperfte goed willende vast hegten. God het oneindig volmaakt weezen zynde, tw de opperfte en onaf hangelyke Heer, zoo is aok de eenheid hem uit de natuur aanwezend, 'n unum Deum. Men beleed deeze waarheid in de tyden die voor den messias gingen, volgends het geen wy in de Schriftuur lezen. Hoor Israël, de Heer onze God is eén Heer (ï). Maar zederd het licht van het Evangelie geopenbaard is, moet men duidelykbelyden , lat 'er in God drie Perfoonen zyn, de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest. Door het Geloof het welke ons in de eerfte Perfoon doet gelooven, belyden wy in 't Symbolum de waarheden, die van de fchepping afhangen. Door het Geloof in de twee • de Perfoon , belyden wy de Myfterien van de verlosfing, en door het Geloof in de derde Perfoon , belyden wy de middelen van de üeiligmaaking der Geloovigen.  van de Gebeden enPtechtigh.derH.Misfe. 293 EERSTE DEEL FAN HET STMBOLUM. VAN DEN VADER, en van de schepping, &c. Patrem: de eerfte Perfoon is God de Vader, Patrem, Vader der fieeften, gelyk de Heilige paulus zegd CO; en Vader van alle menfchen door de fchepping. Ook neemd God dikwils in de H. Schrift (1) dien naam aan. Hy is de Vader en de ooriprong van alle weezen, het beginfel van alle Vaderfchap; maar aangezien God onze Vader niet is, als in jesus christus, en door jesus christus, dat is te zeggen, om dat wy Ledemaaten zyn van dit Genootfchap van menfchen, waar van jesus christus het hoofd is, doet ons de Kerk, dit woord Patrem alleen aanzien als den Vader van jesus christus onzen Heer; als God, beginfel zonder beginfel, van alle eeuwigheid zyn woord voortelende, de tweede Goddelyke Perfoon; fn diensvolgens altyd Vader gelyk hy altyd God is , Patrem. omnipotentem, aïmagtigch. Wy zouden alle onze uitdrukkingen uitputten, zonder ooit genoeg te konnen te kennen geven, het geen God zou konnen doen kennen, en het geen aan dit opperfte weezen toekomt, het welk alle onvolmaaktheid uitfluit. De Kerk verkiest het woord van almagtig, een woord in de Heilige Schriften zeer dikwils aan den Heer toegeëigend, en waar door niet alleen word uitgedrukt , dat God alle dingen beftierd; maar nog dat hy kan wat hy wil; dat hy alle volmaaktheden zonder eenige bepaaling heeft en bezit. De almagt is aan de drie Goddelyke Perfoonen gemeen; maar bizonder word die den T 3 Va- ART. VIII. credo. (z) Ex rjuo omnis paternitasin caiio et in terra nominator. ipktfillU is.  294 Letter- Gefchicht- en Leer jlclk. uitlegginge, II. DEEL. (l) Ipre dixit, et ijdt i funt, iyie mandavit et cieatt lunt pjalm XXXII; 9, fa) In iprocondita funt univerfa incado, et in tetiü.vifibilia cl in vfioilia, thioni, (ive dominationes &c. coll, (i) I- ipfovivi mus, rnoverflw ft lumus ati. XVii; ii. Vader toegekend, om dat hy de oorfprongen het beginfel is, dien aan het woord nicdedcelende in het van eeuwigheid voor te tcelen, en,met het woord, aan den Heiligen Geest. De kennis van de almogendheid bevat de magt om alles te fcheppen : facJorem cctli et terra. De Vaders van Nicèen en Conftantinopelen verftonden door fa&orem hetgeen het Symbolum van de Apostelen ons door creatorem te verftaan geeft, In de daad , maaken het geen 'er niet is, is uit een niet iet fcheppen en trekken, ook gebruikt de Schrift onverlchillia dan eens het woord fcheppen - dan eens maaken (O : hy heeft gefprooken en alle dingen zyn gemaakt, hy heeft geboden, en zy zyn gefchapen, ciELi kt terra;, de Hemel en de Aarde bevatten in 't algemeen alle fchepfelen, al het geen in het famenftelzel van de waareld komt. Maar uit vrees dat 'er fomtyds iets zou uitgezonden worden, gelyk de Manicheë'n,en verfcheide andere Ketters dit gedaan hebben, zoo hebben de Vaders van Nicèen 'er bygevoegd (O.) , vis1bil1um, etinv1s1bilium, zig als de Heilige paulus uitdrukkende: alles is door hem in de 1 emet en op de Aarde gefchaapen , de zigtbaare dingen, en onzigtbaare, het zy de throonen, heerfchappyen, &c. Niets is 'er meer bekwaam om alle uitzondering uit te fluiten, als deeze woorden, gemerkt 'er gewis niets is of het is zigtbaar, of onzigtbaar. Deeze wynige woorden verfchaffen ons een aantal or.derwyzingen. Want ten eerlten God is de oorfprong van alles wat 'er is, en gevolglyk ook van onze vrye daaden, als van onze gedagten,van onze begeerten , van onze gevoelens ; om dat zy iet zyn. Wy moeten ons derhalven, in alles wat wy doen, in eene geduurige af" hankeiykheid van God houden; om dat wy ' dit niet doen (3) als in hem, door hem, en met hem; onze afhankelykheid is dan we- zent-  van de Gebeden enPlechtigli.derll.Misfe* 295 zentlyk en noodzaakelyk, zoo wel in het natuurlyk als in het boven natuurlyk Orde. Ten tweeden, God is almagtig, hy moet dan gevreest worden; dog wy moeten alleen die dingen vreezen, die hy wil dat wy zullen vreezen: want wat konnen de duivelen en de waareld tegen hem die alles kan? Ten derden, God is almagtig, en wy zyn zyne fchepfelen ; onze hoop moet dan levendig en onwankelbaar zyn: onze zwakheden en gebreken moeten ons dan nooit moedeloos maaken: om dat wy alles door zyn hulp en byftand vermoogen. Laaten wy ons maar wagten hem te tergen; laat ons zyne infpraaken en beveelen opvolgen. Ten vierden , God is almagtig : ik moet dan zonder te aarfelen gelooven het geen hy my door zyne Kerk voorfteld; ik zal gelooven dat 'er veele zaaken zyn, die God kan doen, en die ik egter niet kan begrypen; om dat myn verftand eindig en beperkt is , en dat zyn vermoogen onbepaalt is. Ik zal dan vastelyk en zonder twyfel het groote en het wonderbaare, het geen in de Heilige Offerhande gefchiet, gelooven. De verandering van de eene zelfftandigheid in de andere, of tranfubftantiatie, het beftaan van het zelve lighaam op veelvuldige piaatfen en het ovrige. Eindelyk God is almagtig , wy zyn zyne fchepfelen, en alles wat in ons is, 3a tot het innerlykfte gedeelte van ons zelve, komt van hem, en hangd van hem af. Ik zal dan nog op my zeiven, nog op eenige andere zaak als op God myn vertrouwen ftellen, ik hoop op God alleen , en op hem ftel ik geheel myn vertrouwen. Credo in unum Deum , Patrem ommpotenteni. Zie daar de waarheden die wy uit de kennisfe van God den fchepper moeten trekken» Het Symbolum gaat ons nu de waarheden leeren , die wy van God als onzen Verlosfer moeten weeten. T 4 TWEE- ART. VUL CREDO.  Q, DEEL. (j) Vocabis no men ejus Jefum ipfe enim lalvum faciet po. yulum futim 3 peccatis eorum vsatth. I; 21. (s) iri:np.ïi:9- 20. f 3) fiopterea unxir re deus pleo Ixthia: pra: coniortibus tuis iftl/H 44. (4) Spiritns doItiim fuper me, p.-optéi cjeod cnxit ine luc.IV: V: 296 Letter- Qefchïchl- en Leerftelk. uidcggingtK TWEEDE DEEL VAN HET STMBOLUM, VAN DEN ZOONE GODS. en van de verlossing. D e menfch heeft, door zyn zonde, alle betrekkingen, en alle die banden die hy met zyn fchepper moest hebben verbrooken. Hy had een verlosfer noodig, in wien hy al zyn vertrouwen ftelde. et in unum en in eencn Heer jesus christus. Deeze herftelder is God en menfch, dé Zoone Gods, de tweede Perfoon van de Heilige drieè'enheid, jesus COdien God zoo genoemt heeft, om dat hy zyn Volk moest zalig maaken. Hy is God en menfch, maar eeneenig Heer, unum Dominum, om dat hy niet is als een Perfoon: Heer aks. God, om dat hy gelyk is aan den Vader; Heer. als God menfch, om dat hy ons heeft vry gekogt, om dat hem alle magt gegeven is in de Hemel, en op de Aarde, en dat zyn naam is boven alle naamen 00., op dat in de naam van jesus alle knien geboogen worden in den Hemel, op de Aarde, en in deonderaardfche piaatfen. ciiristum: deeze jesus is by uitneemendheid de christus, Gods gezalvde , ver boven alle die geene, die den naam van christus gevoerd hebben. 'Er is gezegd C3) dat jesus christus van den Heiligen Geest is gezalvd geweest; en jesus christus zegt van zig zeiven (4) de geest des Hee -c is over my, hy heeft my door zyne zalvinge gnvyd. De Priesters, de Koningen, endePropheeten, zyn dikwils Christussen genoemd geweest, om dat zy gezalfd en gewyd waaren yoor hunne bedieningen, Maar ji sus chris-  v^n de Gebeden en Plechligh. derH* Misfe. 297 Tus is de eiiRisT/üs by uitneemendheid , om dat hy de Priester, de Propheet, de Koning by uitneemendheid is: of liever de eenige Priester, de eenige Propheet, de eenige Koning: de ovrige Priesters, Propheeten, en Koningen alleen hun magt en glans van hem hebbende. jesus God en menfch zynde, belyden wy dat hy de eenige Zoone Gods is, filium ejus unigenitum ; alleen van den Vader voortge-« teeld, geen Zoon door aannneeming, gelyk photyn en de Ebioniten deeze dwaalleer verfpreiden, maar eige Zoon, die dezelve natuur als de Vader heeft, vrugtbaar als hy, met hem den Heiligen Geest voordsbrengen? de, waar in hy van den Heiligen Geest onderfcheiden is, die niet voordsbrengende is. Alle de andere uitdrukkingen zyn 'er door de Vaders van Nicèen geftelt tegen de godloosheid van arius. ex patre natum, gcbooren van de zelfftandigheid des Vaders, Cn niet van eene andere zelfftandigheid, nog uit niet getrokken ; ante omnia s&cula, voor allen tyden, en niet in den tyd, deum de deo , Godt van Godt, en niet fchepfe.1 van God. lumen.de lumine, licht van het licht, dat is te zeggen, medewezend licht, mede eeuwig aan God zyn Vader, en zyn beginzel, die de bron van het ongefchapen licht is; gelyk het gefchape, en medewezend licht, aan het lichtend lighaam zoo oud is, als het lighaam dat het licht voordsbrengd. Deeze uitdrukking is geheel en al gefchikt om ons te doen kennen, zoo veel wy konnen, eene anderfintsonuitfpreekelykevoortteelins: want het woord, of de Zoon is in de Schr-if tuur het licht genoemd CO > en om aan te dui den, dat wy in de Vader den Zoon zien,zegt de Pfalmist (2) in uw licht zien wy het licht; cn de Heilige paulus (X > doet ons bemerken dat jesus de luifter der heerlykheid is: T 5 d< ART. VÏH. 9 R E D C, (i)Erstla^vetSf joan V. 9. (1) In lumine tuo videbimuï iamen p alm j<« (3) Qui cum fit fplcndorglorils hér. I; 3.  298 Letter- Gefchicht- en Leerji'elk. uitlegginge, ïf. DEEL. .j a' j.i '3 -I fr)Ego et pater unum fumus. juut. X: 30. f2) Qitid eft enim hsmcufmn, uiüuniusejuseTeuique fubltatlliat? quid eft htimufivn nifiego et pater unum fumus aug contr. naax'tm 4.r:an.l. 2. c.14. (i)Jcau. pi. (iïXt/g:i.x.ii tf !K. f. O. le eenige Zoon is dan het licht van het licht, nee eeuwig aan zynen Vader. deum verum... waaragtigen God van vaaragtigen Godt. Geen God gelyk zy, die /an God gezonden zyn, zy die zyn gezag oeflenen , zoo als Koningen, en de regters Golcn genoemd worden: maar waaragtigen God /an waaragtigen God : dezelve wezentlyke jenmerken van de Godheid, als zyn Vader icbbende , en zoo gelyk aan zyn Vader. genitum.... geboorcn en niet gemaakt. Het geen gemaakt is en niet voortgeteeld, is van dezelve zelfftandigheid niet, als die, die het maakt. De Zoone Gods is door den weg van voortteeling voordsgebragt, hy komt van zyn Vader voord, aan hem gelykende, waarïyk vrugtbaar met zyn Vader; en zoo niet alleen van den Vader voortsgebragt, maar alleen van den Vader voortgeteelt. coNsubstantialem patri, Van het zelve zelfjlandig wezen met den Vader. Dit is eene bcllisfer.de waarheid tegen de Ariaanen; eene waarheid die ons jesus christus geleerd had, zeggende: ik cn de Vader zyn een (1), (gelyk byna alle Vaders van de vierde Eeuw het bemerkt hebben ,) en gelyk de Heilige augustinus het zeer dikwils in zyne Boeken tegen maximinus zegt, homoufion uitleggende, dat is te zeggen , van het zelve zelfftandig wezen (2). „ Want ,, wat betekend homoufwn , als een eenige , „ en zelfde zelfftandigheid? wat betekend, ,, homoufwn, anders als, myn Vaderen ikwy zyn „ eene zelfde zaak? het woord is dan van het zelfde zelfftandig wezen met zyn Vader. per quem..... door wien alle dingen zyn gemaakt. Dit is de uitdrukking van den Heiligen joannes (3> Het woord heeft dan riet konnen gemaakt worden , nog onder de fchepfelen gerekend konnen worden (4): want gemerkt alles door het woord gemaakt is, indien het gefchapen was, of gemaakt  ■ van de Gebeden en Plechligh. der II. Misfe. aop maakt was geweest, moest het zig zelf gemaakt hebben; en gelyk men 'er wezen moet om te doen, zoo zou het 'er geweest zyn eer het 'er was. Maar hoe is alles door het woort gemaakt, aangezien wy reeds in het begin vanhetSym- • bolum beleden hebben , dat de Vader, die almagtig is, de oorfprong is van alle dingen, faclorem cccli et terra? 't Is dat de Zoon alles doet wat de Vader doet: alk-s wat de Vader doei, doet de Zoon ook I gelyk hy (l). De Heilige Geest doet ook alles wat de Vader en Zoon doen, omdat zy j even magtig zyn. Ook zegt ons de Schriftuur op verfcheide piaatfen zonder onderfcheid, dat alles van den Vader komt, dat I alles van den Zoon komt, dat alles van den Heiligen Geest komt ; dat alles gemaakt is ! door den Vader, door den Zoon , door den I Heiligen Geest. Maar altoos is de Vader 1 aangemerkt als het werkende beginfel door zyne wysheid , die het woord is, in den Heiligen Geest die de bcftaanelyke eenigheid is, de : perfooncele liefde van den Vader, en den Zoon: i 'c is daarom dat de Heilige augustinus zegd (a); dat alle die 'er op letten, dit zoo van den Vader, den Zoon, en den Heiligen ! Geest verdaan, het geen de Heilige paulus " in de Brief tot de Romeinen zegt, (XI. 36.) zonder den Vader eerder als den Zoon, nog den Heiligen < :eest aan te wyzen, van hem, door hem, in hem zyn alle dingen gemaakt. En wy moeren 'er by voegen, dat het in de daad ; zeer gemeen is in de Heilige Schriftuur te lezen, van den Vader, door den Zoon, in den 1 HeiligenGee.it. Het geen te kennen geeft, dat in de oeffening van een zelfde opperfte magt, : . het begin, het midden en het einde dikwils aa-n den Vader, aan den Zoon, en aan denH. j Geest gegeven zyn: aan den Vader als het begin, aan den Zoon als het midden, en aan den II» Geest als het einde. Zie ART. VIII. CREDO. (1) Quarcumque ille (pare ) feceiit, hatc et filius fimilirer facit 'wan. V. (2) Qtiairo itaque de quo dicatalio loco, quoniamex ipfo, et per ipfum , et in ip 'bfunt om. nia , ipfigloriam facula jaculorum amen. Sienimdepatre, et filio, etipiritvt fanclo ut ïïngulis perfonis, iinguia tribuanrur, ex ipfo, ex patre, per ipfum, per filium,'» ipfeïtx lpiritu fancro. Manifeftum , quod pater, et filius, etfpirituss fanftus unus deu_- eft, quando Gngulariter intulit ,ipfi gloria in f&eula Jétcalorum. Unde enim cepit hunc fenfum, non ait, rocedit._7'o«n. XV: i«. (zJSpitituifanctus, quem mirtet vobis pater. joan. XIV: i6. (i) Cumvenelit fpirirusveritatis ille me clalificabir, quia de meo accipiet. joan. XVI: 26. (4)Sinon aDiero, paracletus non veniet ad vos; fi outem abiero, jnittameum ad vos. joan XVI/7, (s)Luc 111:28. (6) Mifit deus ipititum filii fui in corda veftra clamantem,abba pater, galat) IV: *. 306 Letter- Gefchicht- en Lecrjlelk. uitlegginge, ritum fanclum, om dat het voor hen die gedoopt zyn, of gedoopt moeten worden in den naam des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geest, genoeg is te verklaaren, dat zy . al hun betrouwen in God Vader, Zoon en Heiligen Geest ftellen, het geen hen ten zeiven tyd de verfcheidentheid, endegelykheid der drie Goddelyke Perfoonen doet belyden, welke aangaande den Heiligen Geest twee wezendtlyke waarheden zyn. De eene, dat die Heilige Geest een onderfcheide Perfoon van den Vader en den Zoon is, de andere, dat hy God is gelyk de Vader, en de Zoon, alleen van den eenen en van den anderen onderfcheiden, daar in, dat hy nog Vader, nog Zoonis, maar dat hy is voordkomende van den Vader en den Zoon, als van een eenig beginfel. De eerfte van deeze waarheden, dat is te zeggen, het onderfcheid der Perfoonen, wierd door de oude Ketteren Praxeas, Noët, en de Sabelliaanen aangerand. En 't is klaarblyklyk dat uit de Schriftuur de Heilige Geest van den Vader en den Zoon onderfcheiden is. Ten eerften, hv is de Vader niet: wanthv komt voord van den Vader (1) ; en hy is van den Vader gezonden (2). Ten tweeden, hy is de Zoon niet; want gelyk jesus christus fpreekt, hy ontvangt van den Zoon (3), en is ook gezonden van den Zoon (4). Ten derden, de Heilige Geest is de Vader en de Zoon niet: want dikwils doet ons de Schriftuur in de zelve daad de drie Goddelyke Perfoonen onderfcheidentlyk zien, gelyk in het Doopfel van jesus christus (5), de Heilige Geest daald op hem , de Vader verklaard dat het zyn welbeminde Zoon is, en wy lezen in de Heilige paulus (6). God heeft in u lieden herten den geest van zynen Zoon gezonden, roepende, abba Vader: ziet daar de Vader: die den geest van zynen Zoon zend, ziet  van de Gebeden en Plecht igh. der H. Misfe. 307 ziet daar den Heiligen Geest van den Zoon ontvangende, en door den Vader gezonden; en diensvolgen onderfcheiden van den eenen en van den anderen; dit is genoeg om de Kettery van Sabellius te doen verfoeien. De tweede waarheid, dat de Heilige Geest God is als de Vader en de Zoon, is •■zoo algemeen erkent geweest, dat alle de Gelovigen, zedert dezelve na het midden van de vierde Eeuw opentlyk belt-reden wierd, terftond deeze dwaaling, met afgryzen verworpen hebben. De Ariaanen, die de Godheid van den Zoon loochenende, overhelden om de God* heid van den Heiligen Geest te ontkennen, ïpraken zoo duidelyk niet op dit ffuk. En macedonius, Bisfchop van Conftantinopolen, durfde deeze waarheid opentlyk niet beftryden, dan na dat hy om veelvuldige misdaaden was afgezet. De Vaders van de Kerkvergadering van Conftantinopolen, verklaarden het Geloof van de Kerk over de Godheid van den Heiligen Geest, 'er by voegende domintjm..,.. Heer, en Jevendmaakenden, die uit den Vader voordkomt, die met den Vader en den Zoone te zamcn aangebeden , en mede verhecrlykt word; die door de Propheeten gefprooken heeft. Deeze woorden toonen ons de gelykheid van den Heiligen Geest, met den Vader en den Zoon aan. Ten eerften, met ons te verklaaren dat de naam van Heer, dominum, aan den Heiligen Geest, gelyk aan den Zoon toe behoort. Ten tweeden, met aan hem den naam te geven van levendmaakenden, vivificantem, volgends de uitdrukking van de Schriftuur (O, in den zin als 'er van God gezegd is, dat hy levendmaa'kende is (2), dat hy dooden wederom bezielt, en de dingen die 'er niet en zyn roept, als die ''er zyn; en nog in den zin als 'er van Gods Zoon gezegd is, dat hy levendmaakende is, gelyk de Vader \ want gelyk de V a v Va- ART.VIII» C » £ O v. (t) Spiritus eft qui vivificat. joan. VI: 64. (z) Vivificat mortuos.etvocat ea qua: non funt, ranquam ea qua: fltnt.rW(.IV.-J7'  n. DEEL. ; !; Sicur enira p 'ter lufcitat mortUoset vivifi r ir, fic et films IjllOS vult vtvific tt. joan. V: 21. (i, Qui ex patre procedit./(MK. X V. 21. C -) Non enim' :<•■ 'tcntate humï- a'lataeftaliri i iiido prophen,i,(ed ft'iriru lanéto infpirati, loeuri funt fanfti " et hommes. 2 • r. f 21. f 4) Hic dicit dtiininuj. (f S ï-itus pari s. * . X.-10. : c Sp nu.s dei. III 16.lar. li; ;2,i«r.III: .0» jo8 Letter- Gefchicht- en Leerflelk, uitleggings, Vader de dooden opwekt, en hen levendig maakt) zoo maakt ook de Zoon levendig die hy wil (i). Ten derden, met te zeggen: dat hy van den Vader voordkomt Qa) , gelyk de Schriftuur 3ttS dit uitdrukkelyk voorhoud, erkennen wy dat hy God van God is zoo wel als de Zoon. Ten vierden, de Vaders van de Kerkvergadering wyzen ons zyn gelykheid aan met den Vader, en den Zoon door de gelykheid van aanbidding , en van de verheerlyking , die men hem fchuldig is; qui cum patre ET filio simul adoraturet conglorific atur. Eindelyk voegen zy 'er by 1 qui loctjtus est per prophetas, die door de Propheeten gefprooken heeft, volgends het gezegde door den H> petrus(3), door der menfchen wille zyn ons de voorzeggingen oudtyds niet aangebragt, maar door den in/praak van den Heiligen Geest hebben de Heilige menfchen gefprooken; waar uit klaar volgd dat hy God is; vermits de Schriftuur ons op veelvuldige piaatfen voorhoud dat het God is, die door de Propheeten fpreekt (4). Behalven deeze waarheden, die metdeduidelykfte bewoordingen in de Heilige Boeken ftaan aangetekend, en die toen door de Griekfche Vaders genoegzaam tot eene opheldering van het1 Symbolum wierden geoordeek; behalven deeze zeg ik hebben de Latynfche Kerken, om nog duidelyker te belyden het geen den Heiligen Geest toekomt, 'er by gevoegt, dat hy ook van den Zoon voordkomt, filïoqu e : eene waarheid, die zy uit de Schriftuur getrokken hebben* W nt in de eerfte plaats, gelyk de Heilige Boeken van den Heiligen Geest zeggen, dat hy de geest van den Vader is (5), dat hy de geest van God is (6); waar uit volgd dat hy van den Vader voordkomt; zoo tekent ons ook dezelve Schiiftuur aan, dat de Heilige Geest van dea Zoon voordkomt, ons voor- hou-  van de Gebeden enPlechtigh, der PI. Misfe. 309 houdende, dat de Heilige Geest, 6.Q geestvan den Zoon is (1), de geest van jesus christus. 't Is daarom dat de Heilige augustinus agtervolgens veele Latynfche Schryvers verklaard, dat men niet kan nalaaten te erkennen, dat de Heilige Geest ook van den Zoon voordkomt: wy zouden zegt hy (a) niet konnen zeggen dat de /ledige Geest van den Zoon niet voordkomt; want zonder reden word hy de geest van den Vader , en den Zoon niet genoemt (3). Het geen den Heiligen fulgentius doet zeggen : geloof vastelyk en zonder eenige twyfeling, dat dezelve Heilige Geest, die de geest van den, Vader, en den Zoon is, ook van den Vcider , en den Zoon voordkomt. Ten tweeden, wy zeggen dat de Heilige Geest van den Vader voordkomt, om dat het Evangelie ons zegt dat hy gezonden is door den Vader: laat ons insgelyks zeggen dat de Heilige Geest van den Zoon ook voordkomt, om dat wy in het Evangelie vinden dat hy door den Zoon gezonden is; ook belyden wy dir duidelyk in het Symbolum aan den Heiligen athanas 1 u s toegekend (6), fpirhus fanclus a Patre et ftlio..... pmcedens» Laat ons hier aanmerken dat voor de Kerkvergadering van Conftantinopelen, veele bizondere Kerken van 't Ooften, reeds alseene uitlegging by het Symbolum van Nicèen gevoegd hadden, het geen de Kerkvergadering van Conftantinopelen, 'er zedert voor geheel de Kerk heeft by geftelt. Daar van heeft men zig ook in 't Westen bediend, aangaande de byvoeging van het woord filioeyue. In de fesde Eeuw begonnen de Kerken van Spanjen in het (s) Tegenwoordig vind men dit Geloofftuk by de Grieken niet klaar vasrceltelt als in de H cykilltjs van Alcxandiien, wordende liy in dit fuik zelf door thf.oborkTUS beureeden, die tegen hem gebelgt zynde, gemakkelyk zyne uitdrukkingen vo'-niste; en dit was de rede dat in de volgende Eeuw de Grieken tegen de Latynen ondraagzuni zynde, ons ook op dit Artikel gevonnist hebben. V 3 '5 ART. VUL CREDO. (i)Spirirns ïllii, galat. IV: 6. (z)Nec pofl'.i mus dicc-re quo 1 fpiritusfinct s a filio non prore dat. Neque en . fiuftra idem fpirirus patris e' S lii dicirnr.tffr£»_/;. /. 4. de urn. c. v<" torn. %.p. 8:9. Credinms et [Cr nemus, et ndcl> rer pixdicanvas . ... quod 1 p:: i tus ranftiis finv.il et patris et filii fit fpiiitus.i'i''. 11. de civit. - 74. (3) Firrnifflnie tene,er nullat; nusdubiteseum. dem fpflïlurrl lan&um, qui pi triset filii unus • fpiriruseft. de patie ei fiiio piocedere. fulgt't. dt fide adpe'.r.  II. DEEL. ( t) Spirit-urn fanctificncionis. rom. i: I. (2) Sugj>erer vo. bi« omnia.quscumque d'xeio vobis joan. XIV; 36 ( 3) Ad confurn. lïiationem fane. torum inopus minifterii, in x difïcationem corporis Cbrifti, tphcf. X: 12. (4) Hicomnia operarurunusat «que idem fpiri tus. te*r XII:u (f j)Pofuit epiffopos regere ec clefiam dei. ali ■XX- i«. cs) Qui fpiritu dei agun tur, ii funtfilii dei. ,m. viii; 14. 310 Letter- Gefchicht- en LeerJl elk. uitlegginge, het Symbolum uit te drukken, dat de Heilige Geest van den Zoon voordkomt. In 't verVolg hebben de andere Kerken van het Westen haar nagcvolgt; en dit byvoegfel is door de Kerkvergaderingen bevestigt geweest, waar in de Grieken zig met de Latynen herecnigd hebben. Maar voornamentlyk hebben wy tot onze ftigting te bemerken, dat wy met te belyden dat wy in den Heiligen Geest gelooven, in hem al ons vertrouwen ook moeten ftellen: ten eerften als in den geest van onze heiligmaaking (1), gelyk de H. paulus fpreekt, omdat het de Heilige Geest is, die in ons hgt Heilig vuur onfteekt, het welk ons verftand.verligt, ons hert verwarmd, het van de liefde der fchepfelen los maakende, om bet aan zyn fchepper te hegten, en die op deeze wyze verdryft het geen ons voor deGoddelyke oogen onrein doet zyn. 't Is de Heilige Geest die ons in 't hert legt het geen ons jesus christus, in zyn Evangelie gezegd heeft (2). 't Is nog de Heilige Geest, die onder de menfchen voor zig dienaaren kiest, van welke hy zig bedient om de Geloovigen heilig te maaken (3) . door alle de onderfcheidene verrichtingen van de bediening (4); e11 '* behoort aan den Heiligen Geest hen, die de Kerk moeten bellieren (5)- aan te ftellen. Ten tweeden, wy moeten ons geheel aan den Heiligen Geest als Heer, Êominum, toe. wyden, aan wien alle onze gedagten onze • rrenegendheden , onze werken , alle de be- ■ weegingen van onze ziel, en lighaam toebe- ■ hooren : daar is in ons niets goeds voor ■ den Hemel dan het geen van hem komt:'er zyn geene waare kinderen Gods (6) als die, dewelke-door zyn geest aangeblazen en geleid zyn. Laat ons hem dan bidden, dat hy ons op eene wyze doe handelen die met de hoedanigheid van Gods kinderen overeenkomt; dat hy zig  van dt Gebeden en Piechtigh. der H, Misfe, 311 gewaardige het beginfel van alle onze gedagten, van alle onze genegendheden te willen zyn; te zyn, om zoo te fpreeken, de geest van onzen geest, de ziel van onze ziel, op dat hy in alles onze Heer, cn Meester zy. Ten derden, wy moeten in den Heiligen Geest als levendmaakenden gelooven, vivificantcm, om dat hy geeft en onderhoud het leven onzer zielen. Het leven van de ziel voor God gefchapen, beftaat in haare vereeniging met j£sus christus, menfch en God zynde , het hoofd der Chriftenen , en door jesus christus met God. De ledematen van een lighaam zyn, niet levende, dan als zy met hét hoofd vereenigt zyn, en 'er invloeifelen van ontvangen. Nu deeze vereeniging gefchied door de liefde, en 't is de Heilige Geest, die dezelve in alle herten ftort; en aangezien hy de band van de Heilige drieëenheid is, zoo is hy ook onze baad, en onze vereeniging in God; vermits het in hem is, door j esus christus, dat wy naderen tot God den Vader (1). Zoo is de Heilige Geest waarlyk levendmaakenaV de fontein en het begin van ons geeftelyk leven ; en om ons dit leven te bewaaren, lyft hy ons in de Kerk in, die het geheimryk lighaam van jesus christus is. 't Is in dit lighaam dat dit geeftelyk leven zig bewaard en vermeerderd, met onder de Wetten van deeze Heilige Bruid van jesus christus te leven, die wy belyden te geloven in 't vervolg van ons Symbolum. et unam sanctam catholicam et apostol1cam ecclesia m» De Kerk is de Vergadering der Chriftenen. Deeze Kerk is een, unam: om dat zy het geheimryk lighaam van jesus christus is. Nu jesus christus heeft niet meer als een geheimryk lighaam uit veelvuldige leden te famen gefteld; dit is het geen hy ons heeft voorgehouden toen hy zeide dat alle zyne fchaapen hereenigd zullen zyn, en dat''er niet V 4 meer r\RT. VIIL : R E D O. '1) Per ipfum labeu'iis acces, "uiri in uno Ipiicu ad patrem. •fhef. ii; 18-  11. DEEL. (OFiec unum ovile et unus paftor. joan. x: j6 (i) hen. Li. c 3. cyp. de unit ecclei. C0tat.l 2. ad paruien, aug. de unit. tceief. e. ft. fut gent. 1.1. de rem. ftoc,c.\%.etfeqj. (;)Cathediï petri communione conlbcior, funer illam petram re dificaram eccleJirm fcio, bier. tpiff- ad dam. (V) Chriftus d'lexit ecclefiam , et feiplum tradldit prota, utïllam fanêtificaret mundans eam. tphef. V; 16. (s}CA,:eeh. 18.. ik lum. (fd De vera refig. 31a. Letter- Gefchicht-en LcrJIelL uitlegginge % meer als een fchaapjlal, en een Herder zou zyn, (1). Van daar komt het dat de Vaders dikwils gezegd hebben (2^), 1 at de Kerk de eenige duiv was, de eenige welbeminde, datzy het eenige huis is, daar men het Lam ma* eeten ; en de Ark waar in men voor de Zondvloed veilig kan zyn. Gelyk 'er niet riteer als een God is, als een jesus christus, als een Geloof, als een Doopfel, zoo is 'er ook maareene eenige Vergadering. De bizondere Kerken konnen niet meer als eenen Bisfchop hebben: en alle de Kerken hereenigen zig in de Stool van den Heiligen petrus, die het middenpunt van gemeenfehap, en van eenheid is: ik hauw my zegt de H. jeronimus (3), vereenigdaan den Stoel van den Heiligen petrus, weetende. dat de Kerk op deeze Steenrots gebouwd is. Ten tweeden, zy is wezentlyk Heilig, fanctam; om dat zy ge wasfchen, en geheiligd is door jesus christus (4)' Heilig door. de vereeniging met haaren Bruidegom, en met den Heiligen Geest, die haar nooit zullen ver • laaten; Heilig door de Sacramenten, en boven al door de mededeeling aan het Heilig Sacrament des Autaars: Heilig in zeer veele van haare ledemaaten, die de liefde bewaaren , en die 'er de luifterryken blyken van geeven. Ten derden , zy is wezentlyk Catholyk, Catholicam: dit is de bizondere eertitel die. de waare Kerk van alle Seclen onderfcheid, gelyk de Heilige cyrillus van Jerufalem (5), en de Heilige augustinus (6) dit hebben aangemerkt (7). Zy is Catholyk , dat is te zeggen, algemeen door de verfcheide redenen, die door vincentius van Lerins zyn uitgeleid» x. Door (7) Zie de Verhandelingen van de Kerk door m. febrand, te Parvs 1686, en. van de eenheid der Kerke dooi m. ni co«' la, 1SS7.  I yan de Gebeden en Plechtigh. der B. Misfe. 31$ i. Door de algemeenheid van gemeenfehap met de Geloovigen van gantfeh den aardbodem. a. Door de algemeenheid der tyden , om dat zy 'eraltyd, zonder tusfchanpoofing,door alle Eeuwen, van jesus christus tyd af, geweest is, 3. Door de algemeenheid van de leering, die alle waarheden,door jesus christus geleerd,aanneemd , en bezegeld door de een^ paarige toeftemming van alle Leeraaren van de Apostelen tyden af, zoo voor de leerftukken des Geloofs , als voor de gronden der zeden. Eindelyk zy is Catholyk , of algemeen, door haare vereeniging met die geweest zyn, die zyn , en die Ledemaaten van jesus christus op de Aarde , en in de Hemel zullen zyn. Dit noemd het Symbolum de gemeenfehap der Heiligen. 4. Zy is Apostolyk , Apoflolicam, door de leering der Apostelen, die zy altyd leeren zal, en van daar onfeilbaar in alle ftukken waar in zy zig voor onfeilbaar houden zal, om dat de leering der Apostelen, de leering van jesus christus zelve is, die hen zegd: ik zal altyd met u lieden zyn, tot de voleindiging des waarelds (i). De Kerk toond zig alderduidelykst Apostolyk te zyn, door de zigtbaare opvolging der Harders, die de Apostelen met hun gezag opvolgen om de Kerk te bellieren, 't Is zeker dat de Kerk van Rome de Kerk van den Heiligen petrus is, door eene onafgebroke opvolging, die de Vaders in alle. Eeuwen hebben doen opmerken ; dat zy derhalven Apostolyk is; en dat alle de andere Kerken door de geduurige vereeniging, die zy met de Kerk van Rome onderhouden-, ten zeiven tyd de Apostolyke en Roomfche Kerk uitmaaken. confiteor unum baptisma. Ikbe- lyde een Doopfel tot vergifcnisle der zonden. Voor deeze Geloofsbelydenis waaren 'er veele dwaaV 5 HttL ART.VÏII. CREDO. (1) Maltb. xxviil-Z»,  ü. DEEL. f r) Mun darts eim lavacro asjuz inverbo vi. lx. epief.V: z6. (t) Urrasdcus, tara fides, unum feptifma. ephef. (?)Nonhabemus hic permalïentem eivita» tem- fed futuram ïonuirimus.^r. VIXI: if. 314 Letter- Gefchicht-en LeerJleïk. uitlegginge, « lingen geweest, en twistredenen, aangaande het Doopfel. Een groot getal Ariaanie Ketters veranderden de form door de Kerk onderhouden: en zeer veele Catholyken geloofden na den Heiligen*" cypri anus, dat op welke wyze de Ketters ook het Doopfel bedienden, dat zelve nietbeftond, en datmen het moest herhaalen. Dit Geloofsartikel doet ons deeze dwaalingen verwerpen , en doet ons ten zeiven tyd drie waarheden belyden. De eerfte waarheid is dat het Doopfel de zonden uitwifcht. 't Is door het Doopfel dat jesus christus zyne Kerk heiiigd,haar zuiverende, zegt de Heilige paulus (O •> door het water, en het woord des levens* De tweede is dat 'er niet meer als een Doopfel is, het welke door jesus christus voorgefchreeven is, en in den naam des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geest gegeven is. Alle Doopfel op eene andere wyze bediend, is afgekeurd, verworpen. EenGod, een Geloof, een Doopfel Ql)* De derde is dat het Doopfel door wien ook bedient, volgens de form der Kerk, niet herhaald mag worden. et expecto.... En ik verwagt de ver» fyzenis der dooden. De verwagting van eene aanftaandeverryzenis,is een nadrukkelyk beweegmiddel om ons tot het arbeiden aan onze heiligmaking op te wekken, om dat zy ons aanprikkelt, om ons van al het vergankelyke, al het verlydelyke van de waareld af te trekken ; om ons menigmaal in het hert, met den Heiligen paulus ( 3), te doen zeggen: wy hebben hier geen verblyvende Stad , maar wy zoeken een toekomende. Ten tweeden, de verryzenis verzekert eene Geloovige ziel tegen alle onheilen, ramp,onrust, tegenfpoeden. In welk eene bekommering bevond zig abraham niet, toen hy het bevel kreeg, om zynen Zoon isaac te flagtofferen, na dat God hem belooft had, dat hy  van de Gebeden en Plechtigh, derft, Misfe', 315 hydoor isaac zei ven, de Vader van eene ontelbaare nakomelingfchap zou zyn? hetvooruitzigt van de verryzenis deed hem nog zig ontftellen, nog een oogenblik aarfelen om zynen Zoon te offeren, wectende, zegd de Heilige paulus, dat God magtig is,hem van de dood op te wekken (•) Eindelykde verryzenis is de troost der Chriftenen in alle kwellinge, die hen konnen drukken: zoo wy alleen maar voor dit leven in jesus christus hoopten, wy zouden de ellendtgjle van a:lc menjchen zyn (2); gemerkt de Chriftelyke Godsdienst ons niet als kruisfen, en verftervingen op de aarde voorftelt Maar de verryzenis der dooden is zeker, wy zullen helleven in JE sus chris tus(3> Met dit inzigt, verre van zig over de rampen van dit leven te bedroeven, zullen waare en met geloof vervult zynde Chriftenen dezelve aanzien als het middel om met meerder zekerheid hunnen loon te ontvangen. Hetverlies van goederen, en van des waarelds eer en verheffing, de marteldood zelf verzet hen niet: en al wierden zy aan de grootfte ellenden bloot geftelf, en dat zy als een andere job alle leden van hunne lighaamen tot de verrotting zagen over gaan, het Geloof van de verryzenis zou hen eenen waaren troost, midden in zoo veele ontwerpen van droefheid, doen vinden, en met deezen Heiligen Man doen zeggen (4): „ik weet dat myn verlos„ fer leeft, en dat ik op den laasten dag zal „ op ftaan; dat ik in myn vleefch, mynen „ God mynen Zaligmaker zal zien, en dat ik „ hem met myne eige oogen zal zien, dit is „ die hoop die altyd in myne ziel beftaan zal: ik verwacht de verryzenis der dooden, ET VI TAM VENTUR1 s^ECULl £8), en hei (S) In het Sacramentarium van Trier van de thiende Eeuw, m t M.sboek van Keulen van n53, en in een zeer groot jetal van oude handfehnften, leest men geen ventri, maat ART.VILL C R F. D Q, (I) Arbitrsn* quia potens etl deus iufcirare eum a inonuis. hei. AI. (1) Si in \»c vïta tantum in Chrifto fperantes fumus milèrabiliores fumus omnibus hominibus. i eer. X: zo, (i ) El per hominem reiurre&io mortuotum.... in Chrifto omnes vivificabun» tm. it id V; Zl,  31(5 Letter- Gefchicht- en Lccrjtelk. uitlegginge, fï. DEEL. (i) Alijin vitam rcternam, et alii in opprobriutn. dan.XU: z(z) Qui vero maJa e^erunt in refurre&ionein jtidiqi. joan. V:zs. (i\>Maciab. VII: i+- (4-) Defun£tos ros pro Tuis legi bus in a'ternrc vi te refurie&ioni lufciiabit. ibid virfa j. «Tv.— ' - ' het eeuwig leven, Alle menfchen goede , en kwaade zullen verryzen (i), maar de verryzenis der boozen zal eene verryzenis van oordeel en dood zyn (2> De verryzenis, die dt> Geloovigen verwagten, is de verryzenis tot het leven. Dit wil niet te kennen geven dat iemand na de verryzenis en het oordeel moet ophouden tf leven. De geeften zyn onfterfelyk: de duivelen zullen leven, en de verdoemde zullen verryzen, zonder ooit het leven te konnen verliezen; maar dit leven is een geduurige dood, om dat die niet diend als om hunne flraf-. fen en wanhoop te vere' uwigen. Alleen is de verryzenis der gelukzaligen van een waar leven agtervolgt, het welke geen einde zal hebben. "Het leven der ziel beftaat wezentlyk in te kenven, en in te beminnen, en het eeuwig leven beftaat in God te kennen gelyk hy is, en hem eeuwig te beminnen. Zie daar het leven, het w?lke wy hoopen, en het welke de boofen nooit zuben hebben De verryzenis tot het leven is voor u niet ( 3), zeiden de Heilige Maehabeën tot den Koring antiochus: maar God voor wien wy on leven^geven, zal ons ■ tot het eeuwig leven opwekken '4.;. "t Is dit dat de Chriftenen die volgens hun ftaat leven, belyden te verwagten; en dit moeten zy uit geheel hun hert verzoeken. De verryzenis tot het leven van de toekomende eeuwigheid die nooit eindigen zal. A "E »t BEMERKINGEN. Op het teken des kruis het welke de Priester maakt op het einde van de Credo. De Priester maakt over zig het teken des kruis als hy deeze laaste woorden uitfpreekt: 1 et futuri fjtculi, gelykformig met de oude overzetting van bet Symbolum, die in de Acta van-de Kerkvergadering van Caleedonien is, letterlyk over de G iekfche gemaakt. Conc. torn. 4. col. 563. cn S64- Dir is eene verandering, die niets in de zin verandert, Op deeze plaats is vtnturi futuri dezelve zaak.  van de Gebeden en PkchtiAt. der ff M; cxclamaverunt ] fi,lii Aaron.in tu- , bis ptoduflilibus . Jönuerunr,etau» ' ditam fecerunt 5 ■vocem magnam in memoriam coramDeo.Tunc omnispopulusfi- ' anul properave- * mnt Et *> amplificaverunt » pfallcntes in vo- * cibusfuis,8cc.«- in Auxerre, gelooft, dat die woorden, die 10 menigmaal herhaalt wierden, verfen ge>emd wierden van revertendo, om dat men r van weder kwam, dat is te zeggen, dat en dezelve hernam, zoo langen tyd als het fferen duurde. Mogelyk is 't nu de Kerk in Lions alleen, die op plegtige dagen het ibruik behouden heeft om menigvuldige verin aan het Offertorium te doen zingen. Daar 11 tegenwoordig het Volk byna niet meer ofrt, zoo vergenoegen zig de andre Kerken et het begin te zeggen , dat toen als een ntiphoon gebruikt wierd, als het niet in de üsfen voor de Overledenen is, waar in nu og in zeer veele Kerken brood en wyn geof:rt worden. En gelyk in de klyne Misfen oor de Overledenen niets voor het Volk geffert word, zoo doet ook de Kerk van Parys iet zeggen Ho/lias etpreces, &c.; nog het bein van het Offertorium herhaalen. Mogelyk al iemand zelfs denken, dat, dewyl 'er geen Of:rgiften meer gefchieden, het geheel OfferDrium kon worden agter gelaaten. Ondertussen leest de Priester het altyd met reden, m dat het dan eens een Gebed , dan eens .ofwoorden, dan wederom eens eene vermaaing cf onderwyzing bevat, met betrekking at de verborgendheid of den Feestdag diegeierd word. Het Choor, dat het zingt teriryl de Priester aan den Autaar wyn en bood ipdraagt, volgt, na de bemerking van den ieiligen isidorus (i) , de kinderen van lAROn O) na' die geduurende de Offerïande de Bazuinen in een Choor van maatge;ang deden weergalmen, waar by het Volk hun iet de woorden die remiGiXTS van Auxerre gebruikt: leinde ferjuitur Offerend a, qu& inde hoe nemen accepit, quod ir.c populus fua munera efferat. Srquuntur ver/ut a vertendo, Bi, quod in cfferendi) revertmtur, dunt Offerendu repetitur, xpof. MiiT, Het was door een Dienstboek van Rouaan verboden, op taf Yan vetifloeking, d>.e*e Veifén sgtet t« Uaten, p, i.  Yan dt Gebeden cn Pkélitighi der ïï. Misfe. p$ hun ftem en hunne Gebeden voegde. Van AR1\ IIL den anderen kant voegd ook nog deeze zang onHuisa* ten tyde als het Volk, gelyk men ditopfomïïfigé piaatfen nog doet, brood en eenige Offergiften aan brengd om die te doen zegenen, Wtëjar van wy zullen gaan fpreekem ARTIKEL III. Van de Opoffering van hei Volk; en van de plaats van de Misfe waar dezelve ge/lei: wierd. JVlen ziet in de Heilige u;stixi:s, jij de CO Heilige i re neus (2), en in de Heilige cyprianus C3) ? dat de Gelovigen akvd begrepen hebben, dat zy aan de Kerk moesten offeren, het geen tot den Heiligen dienst nodig is, en voor al het brood(4), cn den wyn, die in het Evangelie cfé ftoffe zyn voor de Offerhande bepaalt. De Priester öntvangdvan u, zegd de Heilige aug ustin u s (5), hetgeen hy voor u opdraagt, als gy God voor uwe zonden bevredigen wilt. De oude Gebeden die nog over de Offerhande gefchieden (6), zoo wel als die van den Canon (7), onderftellcn dit gebruik; en de Vaders hebben dikwils hen beftraft die aan deeze pligt ontbraken. De tweede Kerkvergadering van Macon des Jaars 5^5, wierd met verontwaardiging gewaar C%)> «dat zeer veele Gelovigen op den'Au„ taar geen gifte brengende om te offeren, „ niets by bragten tot den Godsdienst. Waar„ om het onder de ftraf van vervloeking ge,, bood, dat alle Zondagen de Mannen, en „ de Vrouwen brood en wyn op den Autaai „ zouden offeren, op dat zy door deeze Of fergiftea hunne zonden zouden konnen uit X 2 „ wis (i)A?°l.ï. (z) £.4 c. 34. ' (1) Deopereet . eieem. (4; AccipitSacerdos a te quod pro icoifcrar, cjuando visplaore Oeuir, pro péceatis ruis. pl'al, it\.r..j. (5 ) Secre' demi» r.kz. ff, pop penter. (6) Qui tibit of- - fcrur.t (T)r.Cypr.WJi epere et eleemcf. f. en/ar, arel. ap. f. tiug ferm. ;6f. (sjCognovimus quofdamCluiftianos.... ita ut nuilus eoruin te.guirr.o obfecundationis parêre velitofïicio Oeitatis, dum facits altatibus nullam admovent hoftiam.Proptereade.cemimus ut omnibus Dominicis diebus Altaris ' oblatio ab omnibusviiiser mulieribus offcratur, tam pan is • . quant vini, &c E conc-niütifc. Uitt,  III. DEEL. (i) Ori.U.n.». Bisfchop naast ae unerguteii a , en anderen gehad hebben die aan God geof'„ fert hebben." De Offerhande is, tot aan de negende Eeuw, genoegzaam altyd gefchied op eene wyze die het Roomfch dienstboek in deeze bewoordingen befchryft (O» n Ter" wyl het Choor het Offertorium met dever!, fen zingt, doen de Gelovigen , eerst de „ Mannen, daar na de Vrouwen, hunne Oiferhanden van brood en wyn op witte Ta„ felkleeden. De Bisfchop neemt de Offergiften aan , die door eenen Onderdiaken „ In een Tafelkleed gelegt zyn, dat twee Acolyten vast houden, de Aartsdiaken „ neemd de kruikjens, Amulas, giet den.wyn in een groote kelk door eenen Onderdiaken \ gehouden, die zoo als die vol is, dezelve ,! 111 een vat giet het geen door een Acolyth , gedraagen word. De Offerhande van het ' Volk geeindigt zynde, gaat de Bisfchop op zyn Stoel zitten, wafcht zyne handen, gaat naar den Autaar, kufcht het, doet een Gebed, neemd alleen in brood het Of,! fer van de Priesters en de Diakens aan,die alleen het Autaar mogen naderen. De * Aartsdiaken neemd van den opdraagenden Onderdiaken twee Offers aan., datistezeg' • gen twee brooden, en draagd die den Bis" fchop voor, die deeze zelve op den Autaar field. De zelve Aartsdiaken krygteenwyn kruikje, Amulam, dien hy van ter zyde door " een zeeve in de kelk giet. Een ander Oi> " derdialcen gaat van den eerften Zanger het " water kruikje ontfangen, Fomem , komt " het zelve den Aartsdiaken aanbieden, die " daar van by wyze van een kruis in de kelk " giet, plaast het op den Autaar voor den  ynn de Gebeden en Plecht igh. der H. Misfe. 3 25 Naar het Jaar 1000, gaat deeze fraaje fchikking van het üifer ongevoelig verdwynen; en eer dezelve ons Ontglipt, is het goed te bemerken; t. Dat het Volk brood en wyn offerde. 2. Dat de Geestlykheid niet als brood offerde. 3. Dat men den wyn dooreen zeeve ftortte, uit vrees dat 'er misfehien eenige vuiligheid mogt in zyn; het geen te kennen geeft dat men zig van de wyn, door het Volk geofferd, bediende om te confacreeren. 4. Dat het fchynt dat het brood door de Geestelykhcid geofferd tot de Confecratie voorgekoozen wierd ; maar op dat dit brood zoo wel het Offer van het Volk, als-van de Geestelykheid zou zyn, gaven de Gelovigen meel. HONoRius van Autun CO, die in de twaalfde Eeuw fchreef, onderrigt ons,dat men zig dit gebruik nog herinnerde; en volgens maleonatus C2), die in 1569 fchreef, was dit toen in Spanje gebruikelyk. In eenige Parochiën van het Bisdom van Riès, word inde Misfen voor de Overledenen nog een fchotel met meel, een brood en een vlefch wyn geoffert. 'Er zyn van deeze oude gebruiken Hechts eenige treffelyke. overblyfzels. Te Lions , wórd op dë weekdagen van de Vasten, te rekenen van daags na de eerfte Zondag van de Vasten, in de eerfte Kerk, door de twee eerfte Priesters, zynde aan ieder zyde van het Choor een, het brood en de wyn die voor de Confecratie gebruikt worden , geoffert. In de vermaarde Abdye van St. Vaast van Arras, brengd de Overfie, in naam van de Gemeente, dagelyks tot de Offerhande van de Mis, die voor het Kloofter gefchied, het brood en den wyn, die geconfaercerd moeten worden. En dit gefchied op de volgende wyze: als het Evangelie of de Credo, zoo die gezegt word, byna geeindigt is, dan gaat deQverftc die in het Choor de voorzitting heeft, dooiden Koster gewaarfchuwt zynde, agter den X 3 Au- ART. ÏIïl uPCÏFESlftG. (1) Fertur quocl olimSaeerc'orcsè fiiigulisdoritibus vel familiisfari? rmn accipiebant. Quod ad. huc Graeci ferV3W.gewm.arJm*l. Z.c.66. (z) Tratl.mf.it c&rem (tel.  JIL DEEL» 336 Letter- Qefehioht-en Leerjldk. uitlegginge ^ Autaar een kelk met wyn haaien, en eert pateen waar op het brood legt. Hy komt vervolgens tot den Autaar aan de kant van het Evangelie , daar hy zig gekeerd houd naaf het Choor, zoo wel aKde Onderdiaken , die den ledigen l;elk en de Jedige pateen, die m de Misfe moeten dienen, w zyn Wanden houd, Na dat nu de Priester die den dienstdoet, gezegt heeft, Oremus, geeft hy den Overften het kruis van den Manipul te kuslchen, zeggende : Pax tecum ; 'Reverentie Pater. De Overfte antwoord, Et cum fpiritu tuo, en legt het brood op de pateen, en giet den wyn in de kelk die tusfehen de handen van den Onder* d'aken zyn. Zoo 'er twee plegtigc ™sieAn zVn- zoo als dikwils gebeurt, dan offert de Kcrkbewaarder, of by zyne afwezentheid de Aalraoesfenier het brood en den wyn in de eerfte in naam van hen die dezelve geftigt hebben , even als dé Overfte » in naam van het Kinotter, in de Misfe voor het Kloofter ottert. Te St. Martin-des-Champs, brengd ieder der Kloofterlingen die Communiceeren moeten , en die alleen na de Offerhande gaan, eene Hostie by den Priester die zy op de patene leggen; en vervolgens bied de Zanger den wyn aan giet dien in de kelk, die door den Diaken gehouden word. Te Angers volgens het oude Roomfch dienstboek, bied de Zanger het water aan het welke in de kelk moet gegoten v/orden. . ■ , Nu weet men niet dat *er een Kerk meet 1*,, daar als nog het Volk het brood en den wyn tot de Confecratie in de Misfe offert. De rede van verandering komt daar van dat de Priesters gemeend hebben dat de brooden tot de Offerhande gefchikt, met meerder omzigtigheid moesten toebereid zyn, als die waaren, dewelke gemeenlyk door de Gelovigen geofferd wierden, en daar van dat de Gelovigen, aanmerkelyke giften aan de Kerk gefthcriken hebben, en dus deGeestelykenmet  van de Gebeden en Plechllgh. der II. Misfe. 327' al het nodige tot den Goddelyken dienst belastende. De Kerkregelen van de Koningen van Vrankryk in de negende Eeuw CO wettigden de giften, die pp het Autaar gebragt wierden onder deeze bewoordingen: ik geef, en ik offer aan God dl het geene op dit papier gefchreven is, om te dienen voordele Heilige Offerhande, by de plegtigheid der Misfen, voorlicht, tot onderhoud der Geestelyken, en der armen. Waar uit dan volgt, dat fchoon nu het brood tot de ftoffe van de Ofterhande gefchikt, door het Volk niet meer is opgeoffert geweest, het zelve niet te min altyd als het Offer van de Gelovigen kan worden aangemerkt, om dat het van hunne ftigtingen, of weldaaden af komftig is. De Schryvers die zedert den Jaare 1000 gefchreeven hebben, hebben gefprooken van opofferingen des Volks in geld, en in andere dingen die voorde Kerk vöordeelig konden zyn ; en gemerkt het geer.e men offerde, daadelyk niet voor de Confecratie gefchikt was, heeft men wegens de plaats van de Misfe, waar aan de opoffering moest gefchieden veranderingen gehad. Het Roomfch Misboek heeft nooit de opoffering van het Volk aangetekend als voor de oflering van den Priester C<0; en de verflapping van het Volk is zonder twyfel oorzaak dat zedert den Heiligen Paus pius den v. geen gewag meer gemaakt is van opoffering. Het Priesterboek te Venetien gedrukt in 1703, tekent des niet tegenftaande nog aan , dat zoo iemand offeren wil , zyn offergifte voor de offering zal worden aangenoomen ; en gavantus zegd (3^ Ziet PETROS 3 AM 1 a nus, honortvs van Aatun, BELZTH, durandus, &c. Wy zullen'et van fpreeken ovei de woorden van den Canon", pre quibus tibi operi. mus. (4) Zie de laaste Roomfche Misboeken gedrukt in 1514, SJ19; te Venetien 1J37, Sec, x4 ART. III. ' OPcFFHUNG. (OOffcroDeo atque dedico omnes res qua; hacin ch r:ula tenentur inlerta:... ad ferviendum ex his Deo in SacrificiisMis. larumque lolemniis,oiatiOnibustluminariis, pauperum ac Cleri. :orunia!imomis, :t caneris divinisj :u!tibus, atque itlins Eccleliac ntilitatibus. ca. oir.l. 6. c. 370.  328 Letter- Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge-. \lh DEEL. (0?. z.tit,j,x. S. (ï) Si orTer»mcs inltruar (Prcsby, ter,) ut einde» lam, vel quid, quid aliudad Altare defejre pla, cuerit,ante Misfam, vel antequara Evangelium legatur, offers nr, re gin. l i.de eccle/difiipl. p.ii, <}) Poft hare of fertfacrandaMinifter. Dona: dehinc populas quod fibi lege dieet.bi!deb. defmrificio. <4j Defacram. aker, c. u. zegd in zyn? uitlegging over de Rubriken inÏÓ27•> dat de opoffering van het Volk voor de of* feringvan de Hostie gefchïedcn moet CO* Waar over hy de Aften van Milaanen onder den Heiligen carolus by brengd. Het gebruik van de Franfche Kerken is een wynig verfchillende geweest. Volgens de inzettingen (van niNciiAiius) die door re-., ginon (2) aangeliaalt worden, moesten de, Wafchkaarfchen, en alles wat het Volk aan den Altaar wilde geeven, voor de Misfe, of ten minften voor het Evangelie geoffert worden; en zedert de elfde Eeuw js de opoffering van. het Volk naar de offering des Priesters geftelt, eer hy zyne handen wafchtc Dit is by hildebert van Mans, die omtrend het Jaar 1090 fchreef klaar te zien (3), by stephanus van Auttm (4) , in een aantal Misboeken van verfcheide Kerken C5) 5 en in alle die van Parys die gefchreeven zyn, en gedrukt tot de zeventhiende Eeuw. Dit word nu nog in de L. Vrouwe Kerk geoeffend, en byna in geheel dit Diëcees, alhoewel zedert het Jaar 1654, de Misboeken van Parys de opoffering van het Volk voor de nffering van de Hostie eu kelk aanftippei:*. Zedert eenigen tyd doen eenige Parochiën van Parys dezelve gelykformig met de Rubrik van de nieuwe Misboeken, en overeenkom^ ftig met het oudfte gebruik. En waarlyk het fchynd juist gefchikt dat de Offergiften worden aangenoomen; en dat het brood het geen aangebooden word, van het begin van het of&rtorium gezegend zy, op dat de Priester niet CO Het kan na gezien worden in de gefchreeven en gedruk-. te Misboeken van Lifieux en Evreux , van Verdun, mjf. è ifi. Hin. Reg «. iiyz, 4; van Portiers, mjf ibid^'n. 4459, 4 ; in die van Reims van is°$, van Soisfons van ijo«, van Beau-' vais van 1538, van Amiens, en in een aantal van Parys, op de Bibliotheek san den Koning, op die van O. L. V. by M«' yohcAULt, Raad van Staat; by de Celestinen, &c.  van de Gebeden enPlechtigh.derH. Misfe. 329 genoodzaakt worde de offering af te breeken, en zig af te trekken, als hy die reeds begonnen heeft. ARTIKEL IV. Van het gezegend Brood Eulogie genoemu Eulogie komt voort van een Griekfch woord het welk Gebed of Zegening betekend.' Het gezegend Brood, dat op zeer veele piaatfen het eenig overblyffel van de opoffering der Gelovigen is, word zoo genoemd, om dat het door een Gebed gezegend is; en 't is ingefteld geworden, om tusfehen hen een teken van gemeenfehap te wezen. De Chriftenen moeten met malkander een en het zelve lighaam uitmaaken, en daar kan geen uitdrukkelyker zinbeeld van de vereeniging van veele zaaken gevonden worden , als het brood het welke van menigvuldige Koorengraantjes te famen vereenigd is. wy zyn alle zegd de H. paulus een zelfde lighaam, en een zelfde brood, om dat Wy alle in jesus christus moeten vereenigd zyn. Men ziet in de vierde Eeuw, dat de Christenen, om deeze eenicheid uit te drukken, malkander wederzyds gezegend brood toezonden , dat zy Eulogien noemden, ter oorzaake dat zy 'er eene zegening door het Gebed bvvoegden. ; De -Heiligfe gregorius van Nazianze CO fpreekt van witte brooden getekend met een kruisteken, die hy gewoon was te zegenen, en die wonderdadig de gezondheid aan ?yne Moeder gaven, alleen door de gedagten die zy flaapende had, dat zy 'er van at, en dat zy ti gezond van^wierd. De Heilige X 5 au- 'i)Oret. ij, fa f\RT. IV» 5FOFÏEIUNG.  330 Letter- Gefchicht- en Leerftelh uitlegginge* 11U DEEL. (ij Pani» quem rrtifimus uüerioi benedi&io fiet dileftione accipientis veftra: berignitatis aug. ip. 3 i. al. 34. ad paulin. (i)Panem unum quem unanimitatis inditiomi£mus chaiitati tas, togamus ac cipiendo benedicas. paulin- epi/l. 41. adauguft. (j)Panem unum fan&itati tua: anitatis grstia tnifimus.. Hunc panemEuIogiam ede tu facies dignatïonefumendi. paulzn.ep.^s, ad alip. («) Zie een ftuk van een Brief yan den H. ireneus a:n Paus victor. Eu'eb. h' als hy aan den Heiligen paulinus fchryft, dat de zegening van het brood, het geen hy hem zend , zoo veel te grooter zal worden door de liefde waar mede hy het ontvangen zal. De Heilige paulinus zond ook een brood aan den Heiligen augustinus tot een teken van eenigheid (2), en hy verzoekt hem dit ontvangende het te zegenen. De zelve Heilige zond ee» ander brood aan den Heilige alipius, Bisfchop van Tagaste (3), en fchryf hem dat hy dit in de geest van liefde ontvangende , hy 'er een Eulogie van zou maaken. Somtyds zond men zelfs elkander het geconfacreerd brood, (6j hetgeen het grootfte is van alle de tekenen van eenigheid;en deKerkvergadering van Laodicèen omtrend de helft van de vierde Eeuw, in de veertiende Kerkregel, verbied op het Paafchfeest de Heilige zaaken, fancta, dat is te zeggen de Eucharistie te zenden, in plaats van de Eulogie. Deeze Kerkregel kan ons doen verftaan , dat men fomtyds het H. Sacrament des Autaars zond, en dat dikwilder een enkel gezegend brood, Eulogie genaamd, tot een teken van gemeenfehap'gezonden wierd. De oude voorfchriften van malculfus, leeren ons ir.dedaad dat de Bisfchoppen zedert langen tyd malkander op de Hoogtyden van Kersmis en Paasfchen gezegende brooden gezonden hebben (7). Het gezegend brood is dan datelyk in gebruik geweest om de eenheid tusfehen de Chris-  jb.. ven de Gebeden e nPtechtigh. der H. Misfe. 331 Chriftenen, die van elkander afgelegen waa ren te onderhouden; en in 't vervolg heef liet gediend om een teken van eenheid ondei hen allen te weezen, die zig in de Misfe bj elkander bevonden. By uitnemendheid is dt nutting van het lighaam des Heere het teker van eenheid, maar daar al het Volk juist nie: Communiccerd, zoo is een ander teken inge■fteld, om het ontvangen van het H. Sacrament te vervullen, ten einde men in een zin met de Heilige paulus zou konnen zeggen , wy warden alle aan V zelve brood detlagtig Ci). Van daar komt het,dat men zederd on< heugelyken tyd, in de Griekfche en Latynfche Kerk het brood gezegend heeft, om het op liet einde van de Misfe uit te deelen. De Heilige germanus, Patriarch van Conftantinopelen, verheft de voordeden die men uit dit brood moet trekken: en in menigvuldige andere Schryvers vind men C8) dat de Grieken op het einde van de Misfe, dit met veel eerbied, van den Priester aanneemen , hem de hand kusfehende* , . Het gebruik van het gezegend brood isuitdrukkelyk aanbevoolen in de Latynfche Kerk w de vierde Eeuw door Paus leo den iv, door de Kerkvergadering van Nantes, door hincmarus van Reims, en door raban, Aartsbisfchop van Maijence. Paus leo de iv. zegd in zyn Harderlyke Brief omtrend het (8) Van het gezegend brood word by balsAmok over .d- tweedeKerktegel van Antiochien gefprooken. (Ichoon deeze Kerkreirelin 't algemeen niet fpreekt dan van de gemeenfehap der Chriftenen) in de gefchiedenis van Cantacuzena , i b» c. 41 in niCf.phorus van Conftantino;>elen , c. 19. in Co din , de efficih Aula Cen/!a»t!nep 7.ie ook cabaziX. as over de Lirurgie, en de Aantekeningen van P. Goa R ©ver de Euchologa. D^eze Schryver, Pater cabassutius, en menigvuldige andere Geleerden haaien tuslchen de bewyz=n van 't gezegend brood, het Wetboek aan van Paus pil-s ben i. in dc tweede Eeuw. Dog dit is een vals Ituk het welk men niet vind voor de thiende Eeuw. Want het is in het verband van dc andre valfche Paufclyke Wetboeken niet geplaast. ' ART4IV. : CRZEGENB • BROOD. i" i (i)lCer.Xi i*  itl, DEEL. f1?) ïutogias poft WiPas in dïebus «eftisplebi distribui te. lts IV. icm. di cara puft. (i) Sirmeni. net. incor.e.nann. eene, te. 9, (i) Baluz.prs fat. in regiuen. rfV)£h deeccltf. iifeipU t. 33a. 332 Letter- Gefchicht- en Leer/f elk.uitlegginge, het Jaar 850, aan de Zielzorgers (1): deelt ip de Feestdagen na de Mis het gezegend brood lan het Volk uit. hincmarus van Reims brengd de zaak tot nog grooter uitgeftrektheid in de fchikking die hy voor zyn Bisdom maakte in 't Jaar 852. Alles wat hy zegd, fchynd hy uit de Kerkvergadering van Nantes te hebben getrokken, die volgends de lanmerkingen van Pater sirmondus (2) m van m. baluze (3) omtrend het Jaar 3co geplaast moet worden. Deeze Kerkvergadering, door reginon ^4), die omtrend het Jaar 900 fchreef aangeliaalt, gebied t de Priester van het overige Ier offergiften, die niet gecorfacreerdzullen zyn, ft van andere brooden, die het Volk geofferd zal hebben, of van zyn eigen brood een genoegzaam ■retal brokkelingen in een zindelyk vat zal hebben 'e leggen , om dezelve na de Misfe op 'Zon- en Feestdagen aan hen uit te deelen , die niet hebben 'zonnen Cornmuniceeren; en dat hy die, voor dezelve uit te deelen, door dit Gebed zegene het welke wy hier geheel ter neer ftellen, om dat het een van de twee is, die het Roomfche Misboek tusfehen de andere zegeningen be» waart heeft. Heilig Fleer, almagtig Vader , eeuwig God, %ewaardigt dit brood door uwe Pleilige C7i Gcestclykc zegeningen te zegenen, op dat alle die ""er van zullen eeten de gezondheid van lighaam en ziel 'er in vinden, en een behoedmiddel tegen de ziektens, en de listen der vyanden. Wy bidden u door onzen Heer jesus christus uwen Zoon, het brood des levens, die van den Hemel gedaalt is om het leven en dc zaligheid aan de waareld te geeven, en die leeft, en heerfcht met u, &c* De Kerkvergadering voegd 'er by, dat men zórg moet draagen dat ''er geen kruimeltje op de aarde valt. En indedaad dit brood door de Kerk gezegend, behoort met eerbied te worden behandelt; cn daar van moet men zeggen het  van de Gebedenen Plechtigh, derH. Misfe. 333 het geen de Heilige augustinus van het gezegend zout zeide, dat aan de Leerlingen tut het Doopfel wierd uitgedeelt ("O: hoewel dit het lighaam van jesus christus niet is, 't is evenwel eene Heilige zaak, en Heiliger als 'de andere voedzcls, waar mede wy ons"voeden, em dat het een Sacrament is, dat is te zeggen , het teken van een Heilige zaak. Het zout was het teken van de Chriftelyke wysheid, en van den Geestelyke finaak die de Leerlingen tot het Geloof en Doopfel wierden ingegeven; en het gezegend brood is het teken van de eenheid der Chriftenen met jesus christus, als een vervulling tot het ontfangen van zyn lighaam. ARTIKEL-V. Van de Stofe der Oferhande. Hoedanig lie, brood moet zyn, dat de Priester aan den Autaar opdraagt, en zedert wanneer men zig vat engedezemd brood bediend. De ftoffe der Offerhande is ons door tesus christus aangeweezen (2), die brooden wyn confacreerde. De Kerk heeft gewilt dat dit brood zonder deezem zou zyn, van het allerzuiverfte meel , zeer zindelyk , en dat het kentekens zoude hebben die het van gemeen, en gewoonelyk brood zouden onderfcheiden. 1. Ten opzigte van het brood zonder deezem, is 'er geen wezentlyke Wet, die dit geboden heeft, voor de elfde Eeuw; tot dien tyd fteunde men alleen op het gebruik van een onheugelyken tyd ; en daar over was er met de Grieken geen twist geweest, die met gedéezemd brood confacreerden. Maar zederd het midden der elfde Eeuw. heeft men daar ART. IV,;; GEZEGEND BROOD. (1) Quodacci. pinnr, quamvii non fit corpus Chrifti, fanclura eft tarnen, et fanflius tjuatri cïbi cjuibusali. mur, quoniam facramenrumeff Mg. dtpece.ntr. « reni'P. t\ 2. c. 16. (i) Accepitpa- nem,&c. mur>. xxvi: 24. matrc, XlV-.zl.mr, xi: 2;.  ' ; ' fa IH. DJEBL. < ■1* i 3 ( ( 1 < 1 ] i (i)Panisqüi in ] corpus Chiilii ] confecratur, abs. «juefermento ui- ' liusalteriusinfecïïonis debet eflè mundiflijnus epift. 69. ad lugdur.enfes(*) Quod autem panem facrificii finefermentoes. feoporteat tefta. rurliberLeviticus&c. l.itde injl. clerie. c. 3. (») M. eiAMflNl heefr dit handfchtifr gezien voor ti. tul hebben de Euiogta ,. in de Palatynfche Boekzaal van het Vaticaan, n. Ï94, en heeft 'cr deeze woorden uitgetrokken; Facial azymos panes per fmgulos Dtminicos , et det populo Eulo* giam in Dominica die poft JUiffam, hts qui non fumant facrifisium DominL De azyrao cc term, Rom* 14SS. pag. ijs. - [34 Lener- Gefchicht-ehLeerflelk* uitlegginge, laar over getwist. De allergeleerften be-» veerden, dat dit een onverfchillige zaak was Heen den tugt raakende, en dat ieder Kerk ïaar gebruik moest volgen zonder malkander laarom te veroordeelen De Grieken meenen lat men z*g altyd onder hen van gedeezemd irood bediend heeft. De Latynen konnen luidelyk aantoonen dat de ongedeezemdö >rooden in onze Kerken zederd de aglte ïeuw, dat is te zeggen, zederd byna dui:end Jaar in gebruik zyn , zonder dat meil iet beginfel daar van kan vinden, alcui<ü-s, omtrend het Jaar 790, fchryft (1) dat iet brood eenvoudiglyk van water en meel, :onder deezem gemaakt moet zyn. rabat* maurus, in zyne Verhandeling, over de nftelling der Geestelyken, die hy in't Jaar 319 maakte (2), bewyst door het oud VerDond , en door het voorbeeld van jesus :hristu5, dat het brood van de Offerhande zonder deezem weezen moet. Hy zegt selfs in een Werk, dat nog niet gedrukt s geweest (9), dat de Priesters alle Zonda* ien Eulogien moeten maaken met onredeezemd brood, en dezelve na de MisPe uitdeelen. Het geen genoeg doet zien dat men zig toen alleen voor de Eucharistie van jngedeezemd brood bediende, vermits het brood, het geen niet als eene verbeelding 'er van was, het ook moest weezen. Ten tweeden, behalven deeze onbetwist, baare bewyzen van het gebruik der ongedee* zemde brooden zederd de agfte Eeuw, zien wy dat, voordien tyd, de Kerk opzettelyk brooden deed maaken, die moogelyk ook zonder dee-  van de Gebeden en Plechtigh. derII. Misfe. 335 deezem waaren. Deeze brooden waaren rond. Paus zephyrinus, in 't begin van de-derde Eeuw, geeft dezelve om die rede de naam van kroon Clo) ; de H. gregorius de groote (1) bediend zig ook van deeze zelve fpreekwys. Ze hadden een teken waar . door zy van het gemeen brood onderfcheiden wierden. Men ziet door een aantal oude beel, tenisfen dat het kruisteken 'er wierd op gedrukt. De Kerkvergadering van Arles, des Jaars 554 (2), gebied dat de Offergiften, die alle Bisfchoppen van de Provincie op den Autaar zullen doen opdraagen, dezelve gedaante met die van de Kerk van Arles zullen hebben. De Heilige Koninginne radegonda, die te Poitiers haar Klooster, onder de regel van den Heiligen cesarius van Arles, omtrend den tyd van deeze Kerkvergadering ftigte , hield zig met eene groote Godsdienstigheid bezig, om de brooden tot de Offerhande nodig met haare eigen handen te maaken, om die aan verfcheide Kerken uit te deelen ; en fortunatus getuigt dat zy, de raad van den , Heiligen germanus volgende *, Cen 1 geheeien Vastcntyd daar mede heeft doorge- * bra?t. De Kerkvergadering van Toledo. "an ! het Jaar 693 , is fterk tegen de Priesters, die 3 hadden toegelaaten, dat men een ltukvanhet i gemeen brood in het rond had afgefneeden f om het op den Autaar op te draagen (3). Zy \ gebied (4) dat het brood, het welke men zal c voorftellen, geheel zal zyn, zindelyk, met zorgvuldigheid bereid, en dat het niet te i groot zal zyn, maar een klyne Offergifte vol- 1 gens de Kerkelyke gewoonte. 1 De ^ | n 110) Zie den ouden Naamlyst der Paufen uitgegeven door " *. henschenius, Propil. Mali, waar men dit bevel van * Paus zephxnius leest.- Ut... ex en Cetfecraiiove, de P me.r.% Epiftópi, jam, Cerentvo Ciifecratam ttccipera Pieshtcr, 1 fr*isró«» Pepula, ' q l u h *'"" 9ittfS « ART. V. OFFJïRinC. SS. (2) tTtoblatz qua: in facroofferuntui; altari a comprovineïalibus Epifcopis, ad formant A.elatenlïsofFeranturEccIefiat.cere.irel. cap. 1. : Bisfi-liop vjn arys.diehaarBe. üerrierwas. 3) Tem -ratio ufu provocjri .... dep.mius fuis ufibu.s ïxparatis cru. :ulam in rotuaitatem auferant me. tclet. XVI. zn. 6. I) Ut non aliter inis in Altari omini facerdc*. tli benedi&io, efanftirtcanjs proponatur Ui integer er itidus, quiex ndio fuerir .rparatus, ne. re grande aiilid, fed roodica ntum oblata, c. ikii.  III, DEEL, (i)Tbcndulf. atrel.c. f. 336 Letier- Ge/chicht- en Leir/lelk, uitlegginge, De Priesters zelve hebben die brooden wit» len maaken, of hebben die doen maaken Qi) in hunne tegenwoordigheid door hunne Geestelyken. En niets ftigt indedaad meer dan de zorgvuldigheid, en eerbiedigheid waar mede de eerfte Monnikken van Cluni en de andere Kloosterlingen 00, het Kooren beryden, het meel, en alles wat nodig was om de brooden te maaken, die gefchikt waaren om het lighaam van jesus christus te worden. De Latynfche Kerk vereifcht alle deeze voorberydingen niet, maar zy fchryft voor van zig niet dan van ongedeezemd brood te bedienen, waar in zy door het voorbeeld van jesus christus gewettigd is , die het Heilig Autaar Sacrament inftelde naar het Paafchlarn gegeeten te hebben , en die gevolglyk ongedeezemd brood confacreerden i want zoo haast het Paafchlarn geflagtoffert was, was 't niet meer geoorlooft gezuurd brood te eeten of te bewaaren. ARTIKEL VI. Van dc plechtigheden en Gebeden die de Opoffering van brood en wyn op den Autaar vergezellen* Oorfprong van de Gebeden die de ftille Gebeden voor gaan- Tot aan de elfde Eeuw, wierden 'er, volgens het Roomfch dienstboek, geene andere Ge- (ll) Ziet P. MAKTOME,«fe OMïquls monacharum ritSHut, 1. 2. c. g. les Coutumes de Cluni, chap. 13. au quatriemd tome du Spicilege, pag. 196 et fuir. et M. Zoo^u HloTj Traite de la Liturgie , pag. i%s et fuir.  Vap de Gebeden en Plcchtigli. der II. Misfe* -33J Gebeden over de offergiften gefproken als alleen de itille Gebeden. De Micrologus, omirend het Jaar 1090, tekent het uitdrukkelyk aan (1). Dit Gebed drukt indedaad het i'ifer van onze giften uit; en van den andren kant de offerhande is wezentlyk in de Canon. Maar zeer veele Heilige Bisfchoppen hebben het gevoeglyk geoordeelt te onderfcheiden de oiferhande van brood en wyn, de offerhande van ons zelven , de aanroeping van den Heiligen Geest, en de beweegredenen van onze offerhande te ontvouwen in Gebeden die de aaudagtigheid der Priesteren zouden konnen opwekken, en hen gelegentheidgeven omheiliglyk dit gróót werk te verrigten. De vier eerfte Gebeden Snjcipe.... OJj'erimus.... In fpiritu.... en Veni Seinciificator.... zyn zelfiiandiglyk, en byna in de eigc bewoordingen , zedert meer als duizent Jaaren in de oude Misboeken van de Kerken'van Spanje; (12) en her fchynd dat de Kerk van Rome, die omtrend het einde der elfde Eeuw haar dit Misboek ontnam, om haar het Pvoomfche te geven, die Gebeden e^ter van de offerhande uit dit zelve Misboek ontleende , dat zy weg nam. In de twaalfde Eeuw nam zy ook het Gebed Sufcipe fnnfta Triniins aan , het welke te^Milaan , en in een aantal Kerken van Vrankryk in geprmk was, en zedert dien tyd bevat het Roomfch Misboek alle die Gebeden volgends'de hier volgende fchikking. (12) Ziet het Misboek der Mozuabiers. De Micrologus fpr> e'« 'er niet van, om d.it let lc iynd dar her de gewoon, tc va 1 de Kerken van Spanje niet k:ndc. Men ziet een deel van deeze Gebeden in een Sacramentarium van Tours van :oairrer.d goo Jaar, en m twee van al Br gefchreeven ze» der: meer ais .00 jaar. i r' f * ART. VI. OPOïïERlNG. (i) Romanus tarnen Otdo nuli lamorationem inftituit poft of. ferendam ante feerctam. mieroU c. 11.  3 III. DEEL. /; 4 1 i 4 ( j f i) Ad corporalia .* in tuo conlpectu, Domine, quxfumus linteamina hxc lint •ccepta,ut et nos tibi placeie vaJeamus. Amen. HetMisboekvan Grenoble in het Jaar isi2,tekent «en ander. Gebed 4M, j 3 Letter- Gefchieat- en Leerjlelk. uitlegginge f§. L RUBRIK en BEMERKINGEN. Over het Corporaal, de Pallas, de Fateen, en de Hostie. i de plegtige Misfen, nu dat de Priester liet Offertorium gezegt heeft, fpreid de Diaken het Corporaal over den Autaar uit, zoo hy dit niet reeds gedaan heeft, en reikt hem de Pateen aan met de Hostie* In de klyne Misfen fpreid de Priester zelv het Corporaal uit, neemt den doek en Pallas die den Kelk dekken weg, neemd de Pateen waar op de Hostie is, houd dezelve met twee handen opgeheven ter hoogte van de borst: hy heft de oogen op, en flaat dezelve daar na terftond neder zeggende : suscipe sancte, &c. Tit. VII. n. 2 & 9. .M en fpreid het Corporaal uit. Behalven ie dwaalen die den Autaar bedekken , tot neerder zindelykheid, en ter oorzaake van iet een of ander gebeurlyk ongeval , wo«d >ok op den Autaar een linne uitgefpreid, dat korporaal genoemd word, om dat het geschikt is om het lighaam van jesus ck r 1 srus aan te raaken. Het Sacramentarium van iiLBi van de elfde Eeuw, de Misboeken van Touloufe des Jaars 1490, van Nimes van 1511, van Narbonne 1528 en 1576, tekenen ;en Gebed aan als het Corporaal word uitg»> fpreid (1). Inde Ambrofiaanfche dienst word het het flaaplaken genoemd, ter oorzaake da»: het word aangemerkt als het flaaplaken of de zweetdoek, waar mede het lighaam van j esus christus begraven wierd. Het Ge= bed het welke, volgens dezen Dienst, in het begin van de offerhande gefproken word, word glRoemd Oratie fuper findonem. Deezen naai»  'van dc Gebeden en Plechtigh. der ff. Misfe. 33$ naam heeft men te Milaanblyvenhouden,en zedert meer als 10 of 12 Eeuwen, bediend uien zig van het woord Corporaal. (13) 2. Men neemt de Pallas af. Dit woord komt voort van Pallium het geen mantel of dekzel betekend; en het word in dien zin by Gregorius van Tours gevonden. De Dwaalen, en de Corporaalen die den Autaar bedekten, wierden Pallet, palla corporalis genoemd. (14) Eertyds was het Corporaal zoo lang en zoo breed als het bovenfte deel van het Autaar; cn het was Zoo wyd dat men het op den kelk hervouwde om dien te bedekken (O. Nog volgen de Cathuizers dit gebruik. Maar gemerkt dit zeer hinderlyk was, voornamentlyk zedert men de opheffing van den kelk in gebruik gebraat heeft, dien eenige zehs 111 het opheffen wilden gedekt houden, heeft men twee klvndere Corporaalen gemaakt. Den eenen die ep den Autaar uit"-efpreid word, ën den anderen gevouwen 00 eene wyze zeer wel gefchikt om den kelk te dekken. In 't vervolg heeft men een ftyf papier tusfehen twee linnens gelegt, op dat het lievig zou zyn, en gemakkelvker kon aangegrepen worden; en altyd heeft dit den naam van Pallas behouden. 3. Men kr$gt d& Pateen. Of gelykerwys onze voorouders fpraken , de Plateen of Platine, dat is te zeggen, een klyne fcho- tej T-SlV D?CZi fPr!eJtw?s is ;" ^ ^'.«oudfieRoomfche diensttoeken, m het Sa«am<-ntarium van den Hei,.gen gkeco- Zr t ln&fwSV «W * -Koningen van Saijjyi .,aar 8oi, 1. 7 n 431; ,„ am al aki us, 'r Jaar «20. **a*i qm.fr, ftlermts ferpcratt mminart, &•(. 1. 3. c. ig. tJr^'i?S f3CISn^'»an':ni van den Heiligen GiUicpiuus 5« In.™rit p3l!aS'en,-' daiJS te ««Ben.'cte dwaalen dïS dfedewM, l ' Ca d,acPist de Corpoiaal waaren, vaa % 2 ART. VI, OPÜlThP.INS, (l)Grfg.t9r.lift. I. 7. e. 12,  «I. DEEL (O CeUmtt.ht- TM, 340 Letter- Ge/chicht- ettLeeif.dk. uitlegginge, tel, zeer gefchikt om de giften die geoffert ' worden, en die men uit deelt 'er op te houden. Een groote of klyne fchotel is m goede Latynfche Schryvers (1) Patella en Patina , en in de Kerkelyke Schryvers Patena genoemd van het woord patêre, het geen betekend groo: en open zyn. De Patenen zyn tegenwoordig klvnder als over vyf of fes honderd Jaaren, om dat men 'er zig van bediende om de Communie uit te deelen, en men zig tegenwoordig als 'er een aantal Communicanten is, van de Ciborie bediend. 4. Het brood op de Pateen gelegd word Hostie Ci5) genoemd, dat is te zeggen, Slagtoffer, ter oorzaake dat het gefchikt is om in bet lighaam van jesos christus, die de Hostie, en 't Slagtoffer van de offerhande is, veranderd te worden. c De Diaken reikt de Pateen met de Hostie aan, om dat het zeer gevoeglyk is, dat ftet ten minften in plegtige Hoogmtsfeti fchyne, dat de Priester niet offert, dan het geen hem geoffert is door het Volk ,dat.door den Diaken verheelt word. , „ 6 De Priester houd met de Pateen de Hostie opgeheven, en heft deoogenHemelwaarts om dezelve aan God op te draagen, die begeert dat wy hem biddende zouden zeggen: Onze Vader die in de Hemelen zyt. 7. Vervolgens flaat hy zyne oogen op de Hostie die hy voordraagt, en die zyn aauzigt tot zig trekt. De gelegendheid brengt het ook mede, dat hy zyn oogen neder flaat, om dat hv voor zyne zonden gaat bidden, en zig als eenen onwaardigen dienaar gaat erken- »en' %. % fivt munerh, £ttiv* «tl fwfis» /'» elll*tw"> -T««. 3« iB Rb. dc eHk. cedel.  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 341 §. hl Gebed als het brood geofferd word. Sufcipe fancte Pa- Ontvang Heilige Va- ter, omnipotensazter- der, almagtige eeuwige he Deus, hanc im- God, deeze onbevlekte maculatam Hoftiam, offerhande , die ik uw auam egoindignusfa- onwaardige dienaar, aan mulus tut is offero tibi u myn levenden , en Deo mcovivo et vero, waaragtigen God op- pro innunlerabilibus draag, voor myne ontel- peccatis et óffenfioni- baare zonden , misdaa- bus etnegligentiisme- den, en onagtzaamhe- is, et pro omnibus den, en ook voor allen circumflantibus, fed die hier tegenwoordig et pro omnibus fidcli- zyn, als ook voor alle bus Chriflianis, viyis gelovige Chriftenen, zoo atque defunctis, ut levendigen als dooden, mihi et illis proficiat dat het my en hun ten ad faltttem in vitam eeuwigen leven ftrekke, dcternam. Amen, Amen. UITLEGGING» Suscipe sancte pater, ontvang ffei« lig Vader. De Kerk doet ons de offerhande aan den eeuwigen Vader toezenden, om jesus christus onzen Heer na te volgen, die op de aarde aan zyn Vader zyne offerhande opdroeg. Die Goddelyke Zaligmaker noem* de hem in zyn Gebed (1) Heilige Vader-, des- ( gelyks noemen wy hem; en wy voegen 'er by omnipotens «TERNE deus, OUl dat God alleen almagtig de zonden vergeven kan , waar van de Priester hier de vergiffenis verzoekt, hanc... deeze onbevlekte oferhande. Het geen de Priester op de Pateen heeft is niet als brood, maar 't is een brood dat niet apgeofY 3 feit ART. VI. & u s C I P S SANCTE,  • . 'té III. DEEL. 342 Letter- Gcfclücht- en Leerjlelk. uitlegging:, fert is, als om dat het het waare brood des levens jesus christus onze Heer moet worden, het eenige ïlachtoffef, vlekloos, en zonder eenigègebrcken.Dit brood,op de Pateen leggende, zou waarlykeene offerhande zonder vlekke genoemd konnen worden , dat is te zeggen, net, zindelyk, uitgelezen, in den zin dat men altyd offerhanden zonder gebreken heeft moeten opdraagen, en die met voorzorg waaren üitgekoozen; maar de Priesternoemt het offerhande zonder vlekke, in den zin die zaakelyker en meer verheven is. De Kerk die aan hem deeze uitdrukking voorfchryft , onderftelt dat men weet, dat aan God den Vader eene zuivere en onbevlekte offerhande, die voor zyne oogen aangenaam is,moet opgedraagen worden; dat het alleen jesus christus is die hem behaagen kan; en dat wy zodanig in 'toogmoetenhouden deeze Goddelyke llachtofferhande op te draagen, als wy beginnende het brood op te draagen, reeds 'fpraken als of wy deeze oferhande zonder vlekke opdroegen, die de eenigfte is welkers offerhande ons van onze zonden kan zuiveren. De geheele oude Kerk doet ons in een aantal Gebeden, die dille Gebeden genoemt worden , duidelyk verftaan, dat het brood niet geoffert word dan alleen om 'er het lighaam van jesus christus van te maaken, en om jesus christus zeiven te offeren, gelyk wy nog in 't ftille Gebed van de drie Koningen dag lezen. 0 Heer, ontvang met gun'fige ocgeti fig) Eeel'fa tui qua'umvt Domine. den/t prilpftiat intui't. Buibus non jam aurum, mis n myn ba profertur, JU quod rifd:m vnuneribus dtclaratur , inmolatur et fumitur jftjus Chrtftus Dominus nojler. Dit Gebed word gevonden in de ■ nude Sacramentaaren. Saeram. Greg. p. 15. Miffal Go h- Tbemaf. p. ito. Ziet hier'er den zin van:-ontvang gunliigWk de giften van uwe Kerk. Wy offeren u hier geen Goud, nog Wierook, no» Mytrhe, maar dien z;!ven aaa wien de wyze deeze drie'oor  «te ^tf Gebeden en Plechtig!:, der H»Misfe, 343 * twjtf» de giften van uwe Kerk, (dat is te zeggen, het brood en den wyn, die op den Autaar zyn) waar door wyu geen goud, mynhe, cn wierook of eren, maar men offert, men flagtcfert, cn men nuttigt dat zelve hel welke door deeze giftenbetekend word, dat is te zeggen, jesus christus onzen Heer, - QUAM EGO lNDIGNUSn». die ik u opdraag, ik die u onwaardige dienaar ben* De offering is door een Priester gedaan, die altyd rede heeft om zig onwaardig dienaar te erkennen, door de oneindige ongelykheid die 'er tusfehen hem, en de Goddelyke offerhande is,die hy moet opdraagen. deo meo vivo et vero.... aan mynen levendigen en waaragtigen God, Hy offert die aan den waaren God, den oorfprong van Jiet leven, aan wien alleen de offerhande moet wor- t.-n van gefchenken opofferden , dat ïs ft? zeegen, uwen Zoon, dien wy u in deeze Offerhande flagtofreren, cn dien wy in de Heilige Communie ontvangen- Dit wyst aan , dat H-aiineet men aan God de ftoffe van het Offer opdraagt, de Priester ais dan daar mede minder bezig is als met jesus CHSISTUs, die voortgebragt moet worden door de verandering van brood in zyn lighaam, om aan zyn Vader geoffert te worden In 't Misboek van geiasios, ea in de oude Liturgie rier Franfchen leest men dit Gebed , alle fchaduiven van vlees. J hetykj Offers verwrper.de , offeren wy u eeuwige Vader, eene Geeuelyke Offe'hande, aic alfïd gr/lagtoffct* is, en die men altyd dezelve dagelyks opdraagt, die ie gelyk bet gefebenb, der Gelovigen ii, die zig aan u toebeiligen , en de belooning die ben bunzen Hemelfche weldoender febenkj. Miffi Gelaf. Thomafli pag» ti7. Mi ff. Franc. Miff. ia. Ibid, p. ats. Xitutg. Gall, En in eenige Kerken van Toledo, word nog dit onde ftille Gebed gezegt, het welke in de oude Mofarabifche Kerlcregel gevonden word* „Wy uwe onwaardige dienaars, en uwe „ nedrigc Priesters offeren aan nwe ontzaggelyke Majefteit „ deeze onbevlekte Offerhande , die de Ichoot van eene „ Moeder door haare ongefchonde Maagdom heeft voortge. ( jj w'gt» d'e de fchaamte gebaart heeft, die de Heiligma. „ king ontvangen heeft, de zuiverheid heeft doen gebooren „ worden, wy draagen u deeze Offerhande op, die leeft ge„ flagtoffert zynde, en die levendig geflagtoffert word ; een „ Offerhande die alleen Kan behaagen, otn dat het de «eer, t>.zelve is, *4 r---r ««u^.rt^uv wucniaiiuc , uic ue ïcnoot van eene ■ '7 :tï 4 ■ '. i f^>^-.' art. vr. SUSCIM S A N C T E» .  344 Letter- Gcfchicht- en Leerflelk. uitlegginge , III DEEL. (i)S'incoloidolamanu faöa, fcdviveniem Deum qui creavitccelum, &c. «"««.XIV:*. (2) Tn muUis enim often aimus omnci. jac, III: 2. f j) MaledifttH homo qui facit opus Domini fraudulenter,»»/. gens dt Vulgata, en het Hebreeuws; uegligenter velger.seCen ItaliaanJchen sexten deSeventig. Jerera. OOPrius pro fuis delidtis hos tiasofferre, dein> de pro populo. bibr. VII. 27. worden opgedraagen, aan den alleen levendigen God (O, gelyk riANiè'L fpreekt. pro ÏNNÜMERAÜILIBUS peccat1s, voor myne ontclbaare zonden. Eerllelyk 0fiere hy om de vergiffenis van zyne zonden te verkrygen, die zoo groot in getal zyn dat ze niet opgeteld konnen worden : want in veele zaaken. zegt (2) de Heilige jacobus flriakelen wy. offension1euset negltpkntiis, myne mhdaaden en. onagtzaamheden, Hy onderfcheid de zonden die met de werken, van die dewelke met verzuimenis gefc Meden. De misdaaden zyn de zonden tegen de Wet van God bedréevet*. r Dé onagtzaamheden zyn verzuimenisfen van werken, ofgelteltenisfen , die onze werken moeten verzeilen, 't Is niet genoeg eenigerwyze te doen het geen voorgefchrecven is ; het moet ook in zyn geheel en met liefde gedaan worden ; zonder dit handelt men bedr'iegeiyk,om dat men van het wérk afnèerfrd het geen het zelve verdienflig maakt. Nu vervloekt is de menfch die het werk des Heere bedriegelyk , of met onagtzaamheid doet ( reden hebben wy niet om tot de bermhertigheid des Heere onzen toe'vlugt te neemen,"zoo wel voor onze onagtzaamheden als voor onze misdaaden? et pro omnibus circumstanti- bus 1 en voor alk die hier tegenwoordig zyn. De Kerk heeft eene bizondere aandagtigheid voor alle' die by de offerhande tegenwoordig zyn. De Priester bid niet voor zig, zonder voor hen te bidden , alleen volgt hydefchikking die de Heilige p a ueus aanwyst (4), en deeze beftaat hier in, eerst te offeren tot vergiffenis voor zyn zonden, en vervolgens voor die van het Volk: hy offert voor die'er tegenwoor-: dig zyn, die met hem,zoo veel hen mogelyk is, offeren, en die de bermhertigheid Gods nodig hebben, eer dat zy zelve voor andere bidi den. SE D  van dc Gebeden en Pleclitïgh. der II. Misfe. 345 sed et pro omnibus .... ffi VOor alle gelovigen Chriftenen, leyendigen en dooden. Dt Kerk bevat alle die in haare gemeenlchapzyn levendigen en dooden. De Priester offerd hier voor hen in 't algemeen, en hy zal dit meerder in 't bizonder doen in 't vervolg. . ut m1hi et 1 L L 1s proficiat, Op dat dit offer zuiver en onbevlekt my en hen voordceligzy. Zie daar de fchikking. De Priester bid eerst voor zig. Ten tweden, voor die 'er tegenwoordig zyn. Ten derden,voor alle Gelovigen. ad salutem. ... v.oor de zaligheid. Het voornaame inzigt, dat men moet hebben in de offerhande op te draagen, beftaat in 'cr op te letten dat dezelve ons de zaligheid enhetceuwig leven met onze zonden uit te wisi'chen verzorgt. Het Sacramentarium van Paus gelasius drukt zig op deeze wyze uit: opdat dit zaligmakende offer de uitwisfehing onzer zonden zy, en onze verzoening voor uwe Heilige Majcflciu Zoodanig is de taal van den Heiligen cYïtiLi.us van Jerufalem in zyn Liturgie CO, en van geheel de oude Kerk, die altyd deeze offerhande het offer van verzoening voor dc levendigen en voor de dooden genoemt heeft. ik'vitam 1ternam, voor het eenwig leven. De zaligheid van de ziel die in de Chriftelyke regtvaardigheid beftaat, is niet altyd gevolgt van het eeuwig leven; om dat het gefchieden kan,'dat men niet volhard ; waarom dan de Kerk ons niet alleen doet verzoeken dat de offerhande tot de zaligheid zou dienen, maar dat deeze zaligheid het eeuwig leven ten gevolge hebbe. Kruisteken met de' Pateen* Als de Priester dit Gebed eindigt, maakt ny een kruisteken met de Pateen op het CorY 5 po- ART. VI. S U S C 1 t B S A N C T I. \%)Cate:h. 5.  III. DEEL. ft) HiHlrius. Cemm.an. l.l.e. $5. Durand. 1.$' f. 30.H. 17. ui. Vermenging van het water en den wyn in de Kelk. RUBRIK. Jt>e Priester aan de kant yan het Autaar syid;, houd den kelk in de linker hand, ne< vit het wynkruikje aan, en giet den wyn in deu kelk. Vervolgens maakt hy een kruisteken over het waterkruikje, en giet 'er een wynig van in den kelk, en zegt het Gebed deus, qui human«, &c. In de Mis voor de Overledenen zegt hy dit Gebed zonder het kruisteken over het water te maaken. Tit. VII. n. 4. tn de hooge Misfen fchenkt de Diaken den wyn in den kelk. De Onderdiaken houd het waterkruikje den Priester die de Misfe doet voor, tot hem zeggende: zegen, eerwaardig vader, die na het kruisteken" gemaakt\ ie h«b~ 346 Letter- Gefchicht-en Leerjlelk. uitleg gin ge. poraal, en plaast de Hostie in 't midden. In eenige Kerken word gezegd in nomine patris, &c. dat alleen bepaalt om het kruisteken te maaken. Maar het zy men het zegt of niet zegt, het kruisteken word altyd gemaakt , en door dit zigtbaar teken word aangewezen dat men het offer op het kruis plaast (1) , waar op jesus christus zig aan zynen Vader voor onze zonden heeft opgedraagen. In de klyne Misfen, legt de Priester, na dat hy de Hostie op het Autaar geplaastheeft, de Pateen ten halven onder de Corporaal, en bedekt gevolglyk de andere helft met het doekje, waar mede de keik daar na gezuiverd word, om dezelve zoo veel te zindelyker te bewaaren tot dat hy die nodig zal hebben voor het breeking van de Hostie.  van de Gebeden enPlcchtigh.derII. Misfe. 34? ben, het Gebed, deus, &c. zegt terwyl dc Onderdiaken een weinig water in den kelk s;iet, n. 9» BEMERKING. Over den oorfprong en de redenen van dc ver men ging van het water, en den wyn: over de zegening van het water, cn hoe veel water in aeri wyn moet gegoten worden. e Priester giet den wyn In den kelk. De wyn, zoo wel als het brood, is de ftof van de offerhande; 't is hier de tyd om dien te offeren, en diensvolgens om dien in den kelk te gieten als dezelve 'er nog niet in gefchonken is, gelyk men dit in eenige Kerken doet. In de hooge Misfen is het de Diaken die den wyn in den kelk giet, om dat het den dienaar voegd, te beryden het geen nodig is. 2, Hy doet hetwaterin den kelk, (17} om JEsus christijs na te volgen, die inde laaste- Paafch, die hy met zyne Apostelen hield den (17) In dc fesde Eeuw, deeden dc Armeniërs geen water }n den kelk, en gaven voor zig re beroepen op een derHofncliè'n van den Heiligen chrysostoivhjs over den Heiligen mattheus. Maar de Vaders der Kerkvergadering in Trulty , vergadert in 691 te Conrtantinopolen , daar de Heilige chrï' sostoMUs Bisfchop was geweest, deeden zien dat de Armeniërs zeer kwalyk de Schriften van dien Heiliger. Leeraar verHooden , die de Ketters maar alteen beftreedeu had die niet als met water offerden. De Vaders voegên 'er by dat het gebruik om het water met den wyn te mengen gegeven is op de algemeene overlevering der Kerken van jesus christus tyden af, en zy verklaaren dat Bisfchop of Priester, die niet als wyn in den kelk zal doen, als een nieuw gezinde zal worden afgezet , die de ftelling door de Apostelen voorgefchreeve niet opvolgt , en die niet dan op een onvolmaakte wyze, de verborgentheid van de offerhande re kennen geeft. Conc. Trui. c. 31. Het bevel van vereeniging met de Armeniërs in dé Kerkvergadering van Florence , verklaait insge, lyks dat bet noodzaakelyk is water met den wyn in den kelk te mengen - Cai fvino) nnit Ccnfccrationem aquamoiieMma aimtjetri dekt & Conc, jo. XII, Col. s%6. • \ ART. VI. de kelk.  III» DEEL (l)Apol. 2. (z)DehHTef.l. 4- 57. U) Epifi. 63, (*) Can. 4. (£j) Can. }t. («) Aquaepopuli funt. apoc. XVII: IJ. (7) Epifi. St. f»)Del3rere Chrifti exivit fanguisetaqua. 348 Letter- Gefchicht- cn LeerjïelL nitkggtrige; den Paafchbeker zegende, waar in volgends het gebruik der Jooden, wyn-en water was. In den daad de Heilige justinus (i), de Heilige iren£us(2), de Heilige cykr 1 anus (3) de Vaders van de derde Kerkvergadering van Carthago (4), en die van de Kerkvergadering in Trullo (^5), leeren ons dat, volgends de overlevering, de wyn, die jesus' christus zegende, met water vermengd was. Behalven deeze natuurlyke, en wezentlyke reden , .hebben de Vaders gemeend dat het water in den kelk moet gedaan worden om twee geheimzinnige redenen. De eerfte, om te betekenen dat het gelovig Volk door het water verbeeld met jesus christus vereenigd is, en met hem in de kelk opgeoffert ;• om dat het water zegt de Heilige joannes (6) de Volkeren verbeeld. De Heilige cyrillu s (7) heeft zig toegelegt om dit geheim te ontvouwen, met aan te wyzen de noodzaaklykheidi om. het water, het welke het Volk verbeeld, te mengen met den wvn waar door jesus christus verbeeld wórd. Ditverhaal wierd in een nieuw dagli'gt gefteld door de Vaders van de vierde Kerkvergadering van Brague in 675; en 't is deezegeheimryke rede, die op deeze.plaats het volgende Gebed Deus qui htimana heeft doen (lellen. De tweede rede is om het water en', het bloed te verbeelden die uit de zyde van jesus christus op het kruis" gevloek zyn. Daarom word 'er in de Ambrofiaanfche dienst, en volgens een groot getal oude Misboèken] als wyn en water in den kelk gegoten worden, gezegt (8): uit de %0e?$n jesus éHïustus vleeide bloed en water; het geen agter volgt en in gebruik gebleven is te Laon , by de Kathuizers , &c. Alle die redenen die wy hier verklaaren, zyn door den Paus kugenius den iv. aangehaald, in de Kerk- ver-  f an de Gebeden enP/eehtigh. der II. Misfe. 349 vergadering van Florence (i> ■ in de Wet voor de Armeniërs, en door de Kerkvergadering van Trente (2). 3. In de groote Misfen doet de Onderdiaken het water in den kelk. Dit gebruik is nogverfch. Men ziet in het eerde tfienstboek van die van Premonfbyt (3) , dat zy' van Rome en van Laon hadden overgenomen , en in een groot getal oude Misboeken dat het de Diaken is die het water zoo wel als den wyn in den kelk doet; dat ook nog bf de Kathuizers (4)5 in de Kerken van Laoh en SÖisfons onderhouden word. Te Rome , heeft de Priester , dog dit is maar. zedert eenige tyd geweest, zelv het water in den wyn gedaan. Zie den Paus innocentius de UI. (5), durandus (6), en de XIV Roomfche inftelling van gajet a n u s (7) ; maar, meii ziet in die van amet'tt/s (8), die in 1393 leefde, dat de Kerkvoogd aan wien de kerkelyke kostbaarheden 'wierden toevertrouwd, en die in de Heilige dienst den Paus tot dienaar was ,.het water 111 den kelk deed. Zedert dien tyd, heeft de Onderdiaken in dp hpog Misfen van Bisfchoppen of Priesters het water in den kelk gedaan .gelyk in het Ceremonieboek van Rome (,9), m 1^38 door ratricius, Bisfchop van Pienca, gefchreeven in 1516 voor de eerfte maal onder de naam van marcellus gedrukt, aangetekend is (18). Dit alles heeft onverfchillig door den Priester , deu Asfiftent, den Di£ ken, of den Onderdiaken, konnen gefchieden, om dat dit hier niet is als devoorberyding, en niet de offering. 4. De Priester zegendt het water, en in de hooge Misfen waarfchuwt hem de Diaken om het te zegenen, zeggende zegen, eerwaardige Fa? {%%■) Dit is ook het, zelve in de Pausfetyke Misfe, in i;ï# met h«c Sentificïle Romanum gediukt, p, .»;. ART. VI. ( I ) Conc. torn. xii. col, sitt. (2)SeJJ~. 22. cap. 7. (}) Ordm.lnH. bliot. pramonfl. pag. 854. (4) Oraïn. car. tn/.c. 16. n. 20. (j) L.z.dcnyfl. C 58. (6) Ration. /. 4. c. 30. ff) Ordo rum. XIV. p. 3 3«. (SJ Ordo XV.p. 5 co. (f) Car.-mcr. Z, 2,f. 2 p. j 13.  III. DEEL. ( i) Capitcochlear, et imam aut duasaqui guttas infundit vrdin. carluf.c. ji. k, (i) Et poft aqui benedictionem, ponit cum cochlearitres guttas aqui. ordo rom. XV. (3) Ut dus par. tes fintvini,ter tia veioaquz: quia major eft majeftas fangui nis Domini, quam fragilitas populi, qui pet aquam deiignatur, juxta ïllud Fopuli multi aquz multx, car, 19. Sak. A ie»' «re 350 Lettcf- Gefchicht- cn Leerjlelk. uitlegginge, Vader. Alleen vermag de Priester aan het Autaar te zegenen, om dat' hy daar jesus christus verbeeld. Alle de andere beampten die rondom hem zyn, zyn aan den Autaar iïegts als.zyne bedienaars. Maar als de Diaken den wyn en het water op liet rateltje voor de ampullen gefchikt, bereid, gelyk dit te Soisfons gefchiede, volgends het dienstboek in de XII. Eeuw gefchreeven, dan zegd liy zelve het Gebed van zegening, Deus qui humance, &c. 5. In de Misfen voor de Overledenen, zegentde Priester het water niet met een kruisteken. Dit is een gevolg van de geheimryke reden. Dituiterlyk teken, om het water, het welke het Volk betekend te zegenen, word hiermee gemaakt, om dat men geheel en al met de zielen van het zuiver vuur bezig is, die niet meer op den weg zyn om van den Priester gezegend te konnen worden. 6. Hy doet 'er niet als een weinigje water in , om dat het geen men in den kelk doet om het te confacreeren, moet gehouden worden wyn te zyn. De Kathuizers CO bedienen zig van een lepeltje, om 'er maar wynige druppelen waters in te doen. Het Roomfch dienstboek van amelius C2) fpreekt aldus van de lepel waar mede men drie druppelen water cr fn doet; en de Kerkvergadering van Tribuigehouden in 895, zegt (3) dat 'er twee maal meer wyn als water moet worden in gedaan "*, op dat de Majejlcit van het bloed van jesus christus Vr overvloediger zyr als de zwakheid van het Volk door het water verbeeld zynde. Zie . daar nog de geheimryke rede die tot het vol* gende Gebed aanlyding geeft. * Men behoeft 'er zig niet over te bekommeren als men : 'ei niet meer als een detee watet by gedaan heeft. Ge*  Van de Gebtden en Plcchtigh. der PI. Misfe. 351Gebed^lsjicï water in de hik gedaan word. xJeus (19) ■> qtiihu- God, die wonderbaar- matuc fubjlantix dl- lyk de waardigheid van gidtatc/n mirabilher de menfchelyke natuur condidifi, et mirabi- gefchapen , en nog won- lins rejormaüi ; da derbaarlyker herfteld nobis per hujus aqiue hebt; geef ons door het s; vini myjlerium efts geheim pan die water en divinJtatis effe confor- van deezen wyn, deel- tes, qui humanitatis agtig te worden aan de noftra fieri dignaws Godheid des geenen die e/1 particeps Jejhs zig gewaard igt heeft Chriftus filius tuns onze menfehheid aan te Dominus nojler.-qui neemen, jefus Chriftus tecum vivit et regnat p Zoon onze Heer,' in imitatc jpiritus dia met u leeft en faniti De'-s, per om- heerfcht in deeenigheid ma Jactilajwtiior.ujti, des Heiligen Geest, God '-:^»* in alle ecuwen der eeuwen. Amen. UITLEGGING. n JU/ R V s.... God , die wonderbaar lyk de waardigheid yan de menfchelyke natuur ge■ -kapen hebt. Wonderbaarlyk is de menfch van ziel en lighaam famen gefteld, en de vereeniging van deeze twee zelfftandigheden is geduung een nieuw wonderftuk. Grooter kan zyne voortreffelykheid niet weezen, aangezien God zelf hem van het begin des waarelds na zyn beeld en gelykenisfe geformd heeft, om over alle fchepfelen der aarde te heerfchen. -scr.n-p itfis' è'tf AsrftfiVï'o:- '£Ut i_ ZT u? ES' A\d'l VSn "F TÏL«T- Heizelw is getrokken. tL „ kus cyji hu. VlANjS.  ÜL DEEL. f (i) Clem. alex. pdiag. l z. c. z. Videmus in aqua populum intelligi, in vino vero oftendi fanguinem Chrifti. Quando a'item in calice vino aqua mifcetur, Chrifto populus adunatur, et eredentium plebs ei in quem credidit,copulaturetconjungitur. cypr.cpijl. 6i. ai ctcil. (z\ Deus.qui hn« manx fubltantia; dignitatem et mirabilitei' condidifti,et mirabilins reformasti; da, quxfumus utejusefKciamut indivina conlbr. tes, qui noftrat humanitatis fieri dignatus eft particeps Chriftus filius tuus. Per, 8tc. coiic.racram. itHmafti.p, it. - ' s '352 Letter- Gefchicltt» cn Leerftelk. uitlegginge , et MlRABIhlUS refo..masti, cn die nog' wonderbaarlyker liet herfteld hebt Die menfch is door zyne ongehoorzaamheid uit zyn voortreffelyken en waardigen ftaat gevallen. Zyn lighaam en zyn geest wel verre van eenen wederzydfehen overeenkomst met malkander en met God te onderhouden, zyn ge duurig tegen malkander oproeriggcweest.Maar God, heeft door zyne oneindige bermhertigheid, deeze overeenftemming vernieuwt, en dezelve vast en beftendig gemaakt , met in jesus Christus door de menfehwording, de menfchelyke natuur met de Goddelyke te vereenigen: op deeze wyze is de menfch wonderbaarlyker herfteld; en dit is 't dat de Kerk, van de zonde van den eerften menfch fpreekende , zeggen doet : d gelukkige fchuld, die verdiend heeft zoodanig eenen verlosfer te n.ogen hebben. DA nobis geef ons door het geheim Van dit water en deezen wyn. Het woord geheim, betekend iets dat verborgen is, of anderfints een verborgen teken. De Kerk is gewoon van de eerfte Eeuwen af 3e mengeling van water en wyn in den kelk aan te merken, als eene yerhoole afbeelding van dc vereeniging van het gelovig Volk met jesus christus (i). Dit heeft haat die woorden by dit Gebed doen voegen, het welke oorfprongelvk eene Collecte was van liet Ambrofiaanfche Misboek, en voor den Heiligen gregorius, van het Sacramentarium van (2) gelasius, voor den dienst van Kersmis. Zy verzoekt dat het geheim van de vermenging des watersniet den wyn van de vereeniging die het verbéeld"gëvölgt'zy. ejus divinitatis esse consort e s , dat wy deelagtig worden aan zyn Godheid. Deeze woorden zyn getrokken uit de tweede Brief van den Heiligen paulus, waar in gezegd word dat God ons door jesus christus mededeelt, die yaortreffelyk die dierbaars  van de Gebedencn Plechtig!;, der H. Misfe. 353 zaaken die hy ons belooft heeft, om ons aan de Goddelyke natuur deelagtig te doen worden (1). De groote en die rbaare gaaven die jesus christus aan de Gelovigen mededeelt, doen hen aan de Godheid deelagtig worden: ten eerften , door de inwooning van Gods geest in hen, die 'er alle de begeerteusenalle de beweegïngeu in befiierd,en hen öp deeze wyze aan de Heiligheid- en aan de zuiverheid yan zyn weezen deelagtig doet Worden : want die den Heer, met alle zyne bcvveegingen op te volgen, aanhangt , is met hem een zelve gee.t ("£ <« Ten tweeden, nog op eene meer byzondere wyze worden de Gelovigen aan de Godheid deelagtig, door het Heilig Sacrament des Altaars, het grootfte en het dierbaarfte van alle gaaven, 't Welk hen in de gemeenfehap rtiet het Allerheiligite vleefch van jesus christus, die God is, doet over gaan, en hen aan God zelve gemeenfehap doet hebben qui humanitaHs... die gewaardigt hee ft zig deelgenoot te maaken van onze menfehiieid. De Godheid kan aan de menfehheid niet deelagtig worden, ten zv de menfehheid deelagtig word aan de'Godheid. Wy verzoe» ken dat gelyk deeze deelagtigwording nooit in jiïsuscHRisTuszalöphoudeu,wymethemzoodanig ook vereenigt moogen zyn, datwy nooit van zynen Goddelyken Perfoon worden afgej'cheiden ; en wy doen dit Gebed, als wy het water en den wyn in den keik gieten, die zoo min van malkander konnen zynafgefcheideh, ( als jesus christus en zyne Kerk, gelyk de li Heilige e vprianus fpreekt (3J. * ' Cl C( lil ïi Vi fe ■:, •' i -V- ., % ART. VX. ■ (Operquem maxima et pretiofa nobis proraifft donavit: ut pet hzcefficia mini divinz confortes nahii rat. 2^etr.I: 4. (i)Quiautetn adhrerct Domino, unusSpirituf eft. leer. VI: 17. i) Quzcopal» iet conjuHfti» |uset vinific ifcetur in call! Domini, ut mmixrio illa m polïïtabin:era fepatari. ide Ecdeiiam ... nnlia res 3arareporerit| * irifto. cypr, ef.  III. DEEL. 354 'Leiter- Gefehicht- en Leerftelk. uitlegginge, §. IV. De opoffering van den kelk. RUBRIK. De Priester in 't midden yan den Autaar neemt den kelk, houd dien met twee handen opgeheven, omdenzehenaan God op te offeren; ende .eogen opgeheven houdende, zegt hy het Gebed ' oiferimus tibi Domine, na het welke hy met de kelk over het Corporaal het kruisteken maakt, plaast dien in V midden agter de Hostie, en bedekt dien met de Pallas. Tit. Vil. n. 5- In de hoose Misfen, overreikt de Diaken den kelk aan den Pric.ter, helpt hem dien onder/leunen, en zegt met hem offerimus, &c. BEMERKINGEN. ï T)e Priester heft den kelk op, gelyk hy bet brood heeft opgeheven om het aan God te offeren; en altyd houd hy de oogen opgeheven, om dat geen een van de woorden des Ge beds hem noodzaakt die neder te liaan, i ». In de groote Misfen, ontvangt hy den kelk ah de handen van den Diaken. De wyn moest gelyk het brood door het Volk opgeoffert worden, en de Diaken bekleed hier de plaats wn het Volk. Gelyk eertyds de kelken zeer zwaar (20) waaren, ter oorzaake dat er wyi (zo) in de levens van de Fausfen R^W^jg^ en leo den 111., waaren "er kelken die 1°, 1: en 20 ponden woogen. Eventwel zyn 'er altyd in Sie zeer klyn waaren. In de Schatkist van den Heihgea sebva.ltis te Maasftrigt, word'er een bewaart, die men "eenl ten dienfte van dfen Heiligen geweest te zynj, * »«n mm kelk van den BoUigen thomas van Canwrbe^  van de Gebeden en P leefitigli. der H. Misfe. 355 genoeg, voor de nuttiging van den Priester, van de Geestelykheid^en van het Volk moest geconfacreerd worden, zoo was het zeer natuurlyk, dat de Diaken den Priester hielp om dien te onderdennen; van den anderen kant heeft de Diaken een byzonder deel aan den kelk, wiens uitdeeling hem eertyds was toevertrouwt; en de bidwyze drukt het meervoudige uit, 117 offeren 'ti, op dat dit Gebed door den Priester, en doof den Diaken, die het Volk verbeeld, zou konnen gezegt worden. 3. De Priester maakt een krui'te ken met den kelk. Volgends het oude Misboek van de Kerken van Spanje, begon het Gebed offerinius door in nomine Patris ÖV. en dit bepaalde om een kruisteken met den kelk te maaken. En alhoewel men deeze woorden niet zegt, hebben echter Godvrugtia;eSchryvers , zedert het Jaar elf honderd (t), gewenst, dat men een kruisteken maakte , op^ dat het door dit zigtbaar teken zoublyken, dat het offer, zoo veel mogelyk was, op het kruis geplaast wierd, Om die reden heeft men gewilt, dat de Hostie, en de kelk op de plaats van het kruis zouden gefteld worden, het welke op de ftéén van het (2) Autaar gemaakt is, en diensvolgens in 't midden. 4. Agter de Hostie. Tot aan de vyfeiende Eeuw, volgends het Roomfch gebruik, wierd de kelk aan dc rechte zyde van de Hostie ge plaast. Maar in Vrankryk , en in Duitfchland wierd gewoonlyker de Hostie tusfehen den kelk en den Priester geplaast (20, Zoo te- Hy heeft geen hmdraft!, de voet-is zeerla.*g, en de kuip h wyt, byiis ais onze ,Ciborien. Mogelyk wieiden zodanige kelken op de rys gebruikr. * (21) Zie het geen gsCnez zegt die in 1410 fchteef, by het openen van de hooge School van Leipzig: Alfquifecxndum covfuetudinem Romanarn loeant ealicem ad dexteram ratu> hofim.... vel fecut.item el um ujum tbliita heem inter Sacerditm ei CaUum. Z a '•' ' vv.< ■; ■ , .' » ART. VI. D E K F. i. K- (1) HoniriuS (1) Collócatdi. re£le fuper crucem in confecrationcAltatiscurachrifmate factam. durand. 1.4. c. 30. n. ij. 22.  OU DEEL (t) Ccopenfur calixnon tam caufa myfterii quant cautelai. merci, e, i*. 35'6" Letter- GefcfilcHt-en Leerfiefk. uitlegginge, , tekenen dit aan de oude gebruiken van Citeaux, het dienstboek der Jacobynen in 1254, en dit van de Guillemiten, gefchikt in 1279 voor de Kloosters van Vrankryk en van Duitfchland. Dit zeiven gebruik heeft desgelyks de Kerk van Rome", in het Pontificaal voor de eerlte maal in 1485 gedrukt, voorgefchreeven, in het Priesterboek, en vervolgens in alle Misboeken. Deeze fchikking fchyntgevoeglyker, om dat dezelve de Hostie, die het eerst geconfacreerd moet worden, onder de oogen en onder het bereik van de hand van den Priester fielt ; en ze fteld te meer den kelk buiten het bereik van alle beweegingen, die de Priester met de hand maakt, waar door eenige onbetaamlykheden zouden konnen plaats hebben. 5. Men dekt den kelk met de Pallas ,nietals of ver eenig geheim in is, zegt de Micrologus (1), maar uit voorzorg, om te beletten dat 'er niets in valt. §. V. Van het Gebed offkrimus 6% als de Priester den kelk opdraagt. Offerimus tibi, Do- draagen aan u , mine , ealicem falu- Heere, den heil zaamen iari's., tuam deprc- drinkbeker op, biddeucantesclementiam,ut de uwe goedertierendin confpedtu divince heid, dat dezelve voor 'Majeftatis tua, pro onze zaligheid, en voor mftra et totius niun- , die der geheele waareld, di falute, cum odore met eenen zoeten geur, fuavitatis afcendat. in de tegenwoordigheid "Amen. van uwe Goddelyke Ma- jelteit, opklimme. A- men. Dit Gebed is in het Mozarabifch Misboek, dat is te zeggen, in het oud Misboek van de Ker-  "p.-f van de Gebeden cn Plechtgh. der H. Misfe. 357 Kerken van Spanje, in de oude Misfe door illyric uitgegeve , gefchreeve omtrend het Jaar Qco , 111 het Sacramentarium van Trier van de X. Eeuw, en in een Roomfch Sacramentarium van Alby , gefchreeven in de elfde Eeuw. Maar in die oude handfehriften leest men niet pro noflra et totius mitndi falute. Die woorden fchynen getrokken uit een ander Gebed van de Misfe van illyric, waar in men leest pro redemptione noflra, et etiam totius mundi. UIT LEGGING. O fferimus wy draagen op aan u, Heere. De Heilige augustinus bemerkt tegen faustus (1), dat men 'er nooit zelfs aan gedagt heeft om te zeggen wy offeren aan u, petrus, paulus, of cyprianus; maar dat, het geene men offert, aan God is opgedraagen. De Priester had Hechts in zyn naamgefpro» ken, in het Gebed fufcipe, het brood opdragende. Hier fpreekt hy in Nt meervoudige , of trimus, wy draagen op; het Volk, voor wien hy thans bid, en 't welk gezegend en door de mengeling van het water in den kelk verbeeld is geweest, bid nu en draagt met hem op; en overreikt, in deplegtige Misfen, eenigerwyze den kelk, dien de Diaken, als waare het in den naam van het Chriftelyk Volk, met den Priester vast houd. c al 1 cem salu taris , den heilzaamen drinkbeker. De Friester en het Volk offeren te famen deezen drinkbeker , die de kelk yan het bloed van jesus christus gaat worden, en die om deeze reden de heilzaame drinkbeker genoemt word. tuam deprecantes... biddende uwe goedertierendheid dat dezelve, met eenen zoeten geur in de tegenwoordigheid van uwe Goddelyke Ma/efteit opklimm s. Z 3 ' Het 'f >* .. . xv'? ART. VI.  III. DEEL. ! (t) Jac V: if. (z) EtiiJ}. ai ioan.jtro/nl. (3) 1 Ti*. 11:4 (4) Xpfeeftpt pitiatio ptope catis noftris; n protioftris aut< tantum, fed et am pbototi MUNDi. 1 ioa* pz. 358 Letter-Gefchcht en Leerfielk.uillcggnge, Het bloed van jesus christus, moet noodwendig aan den Hemelfchen Vader zeer aangenaam zyn; egter kan 't gebeuren, dat cle offerhande,die door zig zelve zeer behaaglyk is, ter oorzaake van de onwaardigheid van ben die ze opdraagen aan God niet behaagd ; en daarom behooren wy de Goddelyke goeder tierendheid af te ffnee ken. pro nostra... voor onze zaligheid, cn voor die van de geheel e waareld. De Priester en die'er tegenwoordig zyn, bidden voor hunne eige zaligheid; en zy moeten ook voor de zaligheid hunner broederen bidden,die door de waareld verfpreid zyn: Ud voor malkander op datgy moogt zalig zyn, zegt de Heilige ja* cobus i1). Geen Gebed is er voor dc zaligheid kraniger , als dit 't welke in het opdraagen van de offerhande gefchied , het welke de Heilige epiphanius (ji) het geduurd heil der Kerke noemd. De offerhande word voornamentlyk tot neu van alle Gelovigen opgedraagen ; maar de Kerk bid voor hen derwyze met, dat zy oofc niet wenfcht dat alle menfchen mogen zalig wordm Ci) en tot de kenni fe der waarheid mogen ' komen. Zv verliest de Gebeden die op den smeden Vrydag voor de Ketters, de Jooden, In de Heidenen gefchieden, niet uit het oog, waar in wv zeggen: almagtige God, die niet faseert dat iemand verhoren gaa; die den dood van den zondaar niet wilt, maar zyne bckeering 'cn dat hy lecve '; trekt hen uit hunne duiflermsfen'. en doe hen in uwe Heilige Kerk binnen treedrn om uwen naam te looven, en te verheerlyken. Op deeze wyzebidzyvoor d.ezahgheidvar.de geheele waareld. De grondflag van dit Gebed »• ïs in die woorden van den Heiligen joanc' nes C4), jesus christus is het offer van 3 verzoening voor onze zonden cn niet alleen voor - onze, maar ook voor die van de geheele waareld. s- vi.  van de Ge&c den en Plcchtigh, der II. Misfe. 3 ga yi V L RUBRIK. Aangaande de Pateene in de hooge Misfen. Na het voorgaande Gebed offerimus, ontvangt de Onderdiaken van den Diaken de Pateene , die hy met de enden van het dekkleed ,£ welk de Onderdiaken op de fchoudtrs heeft bedekt , hy plaatst zig agter den Priester die de Misfe doel, cn hond dezelve om hoog tot aan het einde van de Pater. In de Misjen voor de Overledenen, en ook op goede Vrydag, houd de Onderdiaken de Pateene niet. Tit. VII. n. 9* BEMERKINGEN. Over het gebruik cm de Pateene van den Autaar te neemen om die door den Onder diaken te doen houden , of door een Geestelyken ; verfcheidentlieid van zeer veele Kerken over dit /luk. Waartm men dezelve op zekere bepaalde dagen eerder ah op andere dagen vertoond. U De Pateene, die men gebruikt heeft om het brood op te offeren , word van den Autaar weg genoomen, om dat men zedert meer als duizend Jaaren geoordeelt heeft gevoeglyker te zyn, de (1) geofferde giften op een linnen doek te leggen, en dat men derhalven, ze* dert het Corporaal in gebruik is, de Pateene niet meer nodig heeft, als om de Hostie te breeken, (22) of om dezelve in de Communie (11) Geduurende de fes eerfte Eeuwen wierd het H. Satrament op de Pateene geconfacreerd. Daarom leest men ook in de oudfte Sacramentaria van den Heilige grecosiusr-v/y wjiden cn Heiligen deeze Pateene om'er het lig. haam van jesU6 christus op te «onfacteeienr Cer.if Z 4 «4. " 'fik ART. VI. PK FAT EENS.' 1 liturgieën i.^, •-91.  III. DEEL, ( i) Divinxgra. tix benedictie, confecretetfanctifïcethancPate.nam ad eonfrin. genduminea corpus Domini. pentif. rem. dc eonfacr.patent. Confeciate dignetis hancPa. tenam in admiTiiftrationeinEuehariftjjt, iiid. 360 Letter- Gefchiclit- en Lecrjlclk. uitlegginge, nie uit te deelen: ook ziet men in die twee (1) Gebeden van het Pontificaal, dat de Pateene niet gewyd en geheiligd is, als voor de breeking en de (23) bediening, of(o)uitdeeling van het Heilig Sacrament des Autaars. Indien de Pateene altyd zoo klyn was geweest, als die tegenwoordig is, dan had men die op het Autaar onder het Corporaal k"»* nen leggen, gelyk thans in de klyne Misfen plaats heeft: maar toen 'er wynige Kerken waaren , de Vergaderingen zeer talryk , en 'er een zeer groot gedeelte der Gelovigen communiceerde , toen was de Pateene een zeer groote fchotel (24) daar alles moest opleggen dat de Priester geconfacreerd had, vervolgens moest dezelve na de opoffering op den Autaar hinderen. 2. In plaats van de Pateene na de Sacristye te brengen, en die daar tot aan het breeken der Hostie te laaten (25) , word dezelve, volgends het Pvoomfch gebruik, door den Onder- tramus et far.Erificamus hune P.ater.am ad Conficier.dum in earcr. pus Domini xofiri Jeju Ckrifii. Sacram.S. Gicg. Menaid p. if4. Z;e ook den Pater mARTEne, torn. 3. Daarna heeit men deeze uitdrukking veranderd, en in het Pontificaal geftelt, ad confrirgendum in ei. Pontific. an. 1485. het geen te Wien onderhouden wierd, volgends het Misboek van 1*19. De Grieken confacieeien nog op de Pateene. (23) Mogelyk zou men uit het Pontificaal deeze woorden ad Confrirgendum in e a,, behooren weg te neemen, om dat de Hostie ovet den kelk, en niet op de Pateene gebtooken word. (24) In de oude Lcvensbefchryvingen der Pausfen, dietnen het Pontificaal van da.masus noemt, word 'er gefp;rken van een aantal Pateer.cn van Goud, en van Zilver, die ï'f en 30 ponden woogen. By de Giteken is de lateenenog een groote fchotel, en diep genoeg, Gear. in Rucb p. n«. (25) Gelykeiwys in zeer veele Kerken, volgends het a'oiid gebruik, de Pateene dooreen Acolyth bewaard wierd, die de Heilige Vaten niet vermag aan te raaken , zoo wierd 'er een fluijer gebruikt om dezehe niet met de bloote hand aan to raaken. Dit gefchiede ook o*n zig aan de oude Wet te fchikken, die de Lemen verboo'd de Herliga Vaten aan te raaien , en dezelve ongedekt ie draagen: Tune enim intobur.t' JfSi Caati, ut portent hryolula, el non lar.gar.t -jaja Sa't.lfüaTiim' we meriantur. Hum. c. 4.  yan de Gebeden en Plcchtigh. derïL Mlflc. 3Ó£ derdiaken bewaart, of volgends het gebruik van zeer veele Kerken door een Acolyrh, dö dat hy by de hand zou zyn op het oogenblik als men die nodig heeft. Mén heeft op dit ffuk fti zeer veele Kerken eenige klyne veranderingen, waar van men in amalarius in de twaalfde Eeuw fj) den oorfprong zien kan, die het geene in het oud Roomfch dienstboek frond aangetekend, aanhaald.Daar in word gezegd, dat in het begin van de Pra?fatie furfum co/da , dat hy het begin van den Canon noemd, een Acolyth, een Sjerp om den hals hebbende, uit de Sacristy of hangkast de Pateene aanbrengt, die hy met de Sjerp bedekt (2) , en voor de borst houd , tot dat dezelve in 't midden van den Canon door den Onderdiaken genomen wierd, die dezelve ongedekt hield, en aan den Diaken op het einde over gaf. Te Paiys, gaf zeker Zanger van de Cathedraale Kerk, genaamd aubert, en zulks om de Pateene gemakkelyker, en zindelyker te konnen houden, een Zilver vat of kuip, om 'er de Pateene in te leggen, tot dat het nodig was die te tooien om de Communie aan te kondigen. Men leest deeze byzonderheid in de oude Nècrologus van O. L. V. (3) zodanig is tegenwoordig de gewoonte van Parys. Een kind van het Choor, of een Geestelyke met de Choorkap bewaard dezelve in een Zilvere kuip, tot dat de Onderdiaken die in het begin van de Pater afneemt, en die opgeheve.houd, tot aan die woorden pancm nojlrum^ om die aan den Diaken over te geeven, die ze ook töond, en op het einde van de Pater den Priester weder geevt. Tot O. L. V. te Parys gebruikt men een ïoort van * Choorkap het voorfte agter omgekeerd, waar van de Capruin van vooren open is, om den arm 'er door te laaten gaan; men noemt ditfoort van Choorkap, een Schoeifel. Men gebruikt die ook te Chalons-op de-Marne , te Doornik , Z 5 St> ART. VI. f (i)Amtl. deen- ' <■/.-ƒ- (i) Acolythus • i ducitPatenam deexedriSjCjuart» do dicitur, Sur. iLimcorda. amaU L j.f. 17. (5 )Qui dedit nobis vasargenteum ad Patenain ibi collocandam, ufcjue dum ad communionem oflendatur. «• crol. parif.  nr. DEEL. f t)In Cgfinm inftarnis Coramuniojüs. ■ ■ l V- ■ 362 Letter- Gcfchicht- en LeerpZelk. uitlegginge,' St. Pierre de Lille, daar men het Tabarre noemd. Volgends het Misboek van Grenoble van 1522 wierd de Pateene in hetdekkieed van den kelk gerolt, en bleef in dit ojnft'ag op den Autaar, aan de regte zyde van den Priester. 3. Altyd word de Pateene een weinig opgeheve, het zy dezelve bedekt is om die zindelyker te bewaaren, het zy ondekt om ze te laaten zien. Dit gefchied om twee redenen. De eerfte is, op dat men zien zou dat hy die ze in de handen heeft, gereed is om ze te geeven, zoo haast als hy daar toe het teken ontvangen zal hebben. De tweede, om de Vergadering te waarfchuwen dat de tyd van dé Communie naderd (i> Het Misboek van Parys heeft deeze rede in de Rubriken aangetekend. v 4. In de Misfen voor de Overledenen, en op goede Vrydag word de Pateene niet getoond. Ten eerften, om dat men in deeze Misfen byna altyd alle plegtige Ceremoniën agter laat. Ten tweden, om dat 'er zelden in de Misfen voor de Overledenen gecommuniceerd word; en dat men volginds de nieuwe Kerkregels, zedert twee honderd Jaaren gefchreeve , zodanige als wy die tegenwoordig hebben , de Communie op de goeden Vrydag aan het Volk niet gegeve wordt. §. VII. De opoffering van de Gelovigen* RUBRIK en BEMERKING. De Priester buigd zig, en houd de handen te zanten gevoegd op het Altaar, zeggende: in fpiritu humllitatis, om zig nedrig aan God mef het Volk op te offeren. Gelyk wy reden hebben tevreezen,dat onze onwaardigheidjictuat aanGod den Heer onaan-  van de Gebedenen Plechiigh. dcflt. Misfe. 363 genaam is met onze opoffering zou konnen vermengen, zoo is het nodig dat wy ons den Heere met die gefteltenisfen voordraagen, die in het volgende Gebed ftaan uitgedrukt. GE BED. In fp'uiiu humilita- \^'y bidden u Heer, fis, ei in animo con- dat wy van u in den geest trito, fufcipiamur a van ootmoedigheid, en te Domine, et fic fiat met een vermorzeld herSacrificium noftrum te mogen aangenom-:ï inconfpeButuohodie, worden, en dat heden ut placeat tibi, Do onze offerhande in uwe mine Deus. tegenwoordigheid aldus gefchiede, dat zy aan u Heer en God behaage. Dit Gebed is in het Misboek van de Mozarabiers, in twee oude Misboeken vanUtregt, het een van de ix. Eeuw, het ander een wynig na het Jaar 900 gefchreeven, die te Luik en te Aken bewaard worden, en in de andere gefchreven Misboeken van Utrcgt, en tot de XVI. Eouw gedrukt : in een Misboek naai het Jaar 102© gefchreven, ten gebruik dei Kerke van O. L. Vrouwe en den Heiligen servaas te Aken; in het Sacramentarium van Alby van de xi. Eeuw, in de Misboeken van Lion, van Wien, en van de Kathuizers; in die van Parys, van de Carmeliten, van de Jacobynen, en in alle gedrukte Misboeken die ik gezien heb. UITLEGGING. Suscipiamur , ontvangt ons. Dit eenig woord doet duidelyk zien dat de Priester en die 'cr tegenwoordig zyn zig hier te famen opdragen. De Kerk doet hen, om die reden, de woorden van drie Jongelingen te Babel gevangen, ontleenen, die op het zien van het brandende Fornuis, waar in zy Honden geworpen ART. VÜ itï SEIRITU,  UI. DEEL. (i) In animo conttito et fpiritu humilitatis fufcipiamur, ficut in holocaufto arietum, et tautorura.etiicutinmiilibusagno mm pinguium ; ficfiat faciificinm noftrum in confpectu tuo liodie, ur placeat tibi, cjuoniam non eft confufio eonfidentibus in te,er nunc lequimur te in toto cotde, et timemus te, etqustimusfaciem tuam. Neconfun» das nos, fed fae nobifcum juxta manfuetudinem tuam, etiecundum multiiudinem mifeticordia: tui. dan, III: 59- Grc(z) Pfalm 50. Jt54 Letter- Gcfchicht- en Leerflelk.uitlegginge, pén te worden,om dat zy den Afgodniethadden willen aanbidden , zig met zoo grooten heldenmoed tot een brandoffer opdroegen , ter verheerlyking van den waaren God dien zy aanbaden (0 '■> ,,ontvangt ons Heer, zei„ den zy , met de opoffering van een ver„ morzeld hert, en van eenen ootmoedigen „ geest, als of wy ons voordroegen met de brandoffers van Rammen cn van Stieren, „ en van duizende vette Lammeren; dat on- ze offerhande heden, op eene wyze die u ,, behagelykis, verteerd worde, omdatzy, „ die op u hun betrouwen ftellen, niet zullen „ befchaamd worden. Én nu volgen wyu, „ uit geheel ons hert: wy vreezen u, en wy „ zoeken uwe gunftige tegenwoordigheid." Deeze ootmoedige geest, dit verbryzeld hert, waar mede de drie Jongelingen God baden om de offerhande van hun leven met behagen aan te neemen , het welke zy in het vuur van het Fornuis opdroegen, waarfchuwd ons, om ons zelve met dien fiedrigen geest, en dit gebroken hert, op te offeren, die de waare van God geëifchte offers zyn , gelyk Koning da vin (pi) fpreekt: het of er ii den Heer een ontroerde geest, een ootmoedig cn verbryzeld hert zult gy 6 God niet verj'maadcn. De zondaar is verootmoedigt als hy over zyne misdaden fchaamrood is, en dat hy zig, ter oorzaake van zyne xonden, als het geringde der fchepfelen aanziet : en zyn hert is verbryzeld, als hy door droefheid van zyn God vertoornd te hebben , getroffen is , die het eenig voorwerp van zyn liefde weczen moet. §. VIII. Aanroeping van den Heiligen Geest» hebben het brood het welk in het lighaam van jesus christus veranderd moet worden opgeoffert: wy hebben den wyn mef water gemengd, die in zyn bloed moet veranderd worden opgedraagen; en wy wen- ' fcheU  van de Gebeden en Plecht igh. der PI. Misfe. fchen zelve veranderd te moogen worden, om aan God, als een hem welbekaagelyk offer, opgedraagen te worden; dit alles kan zonder werking van den heiiigmakenden geest niet gefchieden. Wy roepen hem derhalven aan op dat hy gewaardige ten zeiven tyd ons te veranderen, als hy aangeroepen is, om het brood en den wyn in het lighaam en bloed van jesus christus te veranderen. R U B R ■ I K. De Priester, zig overeind houdende, cn de handen uit/lekende, heft die op en voegd ze zalmen: op den zeiven tyd heft hy ook dè oogen op , en die ter fond nederftaande , zegt hy } kom heiligmaker. Hy maakt het kruisteken met de regte hand over de Hostie en over den kelk , zeggende , benedic. Tit. VIL .11. 5. BEMERKINGEN. 1. Hy Iteekt de handen uit, heft die op tot den Hemel, en voegd ze famen, omdoordee?.c gebaardens te kennen te geeven dat hy den byftand van boven wenfeht. 1. Hy heft de oogen op, die doorgaands de werking van de handen moeten volgen ; en hier in volgt hy jesus christus onzen Heer na, die de oogen na den Hemel ophief, de almagt van zyn Vader aanroepende. 3. Terftond daar na, flaat hy de handen en de oogen om laag over het offer het welk gezegend moet worden, en maakt het kruisteken met de hand over dit offer, zeggende benedic, zegen, om te kennen te geeven dat het door de kragt van het kruis is dat hy de zegening vervvagt die men in het Gebed afvraagt. Veni Sancdificator Koom Heiligmakentmnipotens, aterne de, almagtige eeuwige God, ART* VL VENI EANCT1Ï1CATOR.  III. DEEL. j i i (i)Compo(ita autem oblatione in altati.dicit Saceidos hancorationem, juxta Gallicanum Or> dinem. Veni SauSificator.... tuo nominiprspiralum;Per Christurn Donsinum ncflrum. Mictol. caP-"- J,. (x).... T.b. . pra:parar,um;Qui vivis, &c* ordo rom. vi. «. 10. (3)Ego Dominus fan&ificatoi Ifraël. ezech. XXXVII: i». 66 Later- Gefehtcht-en Leerftelk. uitlegginge, )at<, et beucdtchoe God, en zegen deeze Krihium tuo Jancio offerhande, uwen lieilomini prczparatum. ligen naame voorbereid. Dit Gebed is getrokken uit het oude Galli-aanfche Misboek, gelyk de Micrologus het jemerkt heeft (O- Het word ook in de fesIe Roomfche Orde gevonden (a;, die,;n ae negende Eeuw, ten gebruik is geweest van de Kerken van Vrankryk, en dit was ook in Het Misboek der Mozarabiers van de Kerken van Spanje. UITLEGGING. De Priester heft zig tot God op,"als almagtig, als den oorfprong en bronaaer yan aIK Heiligheid, en bid hem de offerhande-te zegenen, die hy erkent aan niemand dan aan hem alleen te mogeu opdraagen. Wanneer wy eenvoudiglyk een aantal bewordingen van dit Gebed overweegen, zouden wv ons konnen laaten voorftaan, dat dezelve tot God den Vader, of ook wel zonder onderfcheid tot de drie Goddelyke Perfoonen betrekking hebben. Indedaad, het wooid almagtig word gemeenlyk den Vader toegceiaend, of zonder onderfcncid aan drie Perfoonen , een eenig God , zoo wel als het woord Heiligmaker C3>4, ™ar indien wy die door de andere Liturgiën, en door de oudltc Schryvers uitleggen, zul len wy moeten zeggen dat de Priester, als hy zegd ve ni s anctificator, voornamelyk den Heiligen Geest in 't oog moet hebben, den derden Perfoon van de drieëenheid: want, dit Gebed, gelyk wy ïezien hebben, is uit de oude Misboeken van Ie GallicaanfcheKerk ,voor den tyd van k arel den grooten, getrokken. Nu,het blykt dat men zig toen onderfcheidentlyk tot den Heiligen Geest vervoegde: dit isiduidelvk in de XII. Misfe van het oud Misboek der Gothen te zien; en dit gebruik is zoda» Big  van dé Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. %6? nig, in demeefte van de Kerken van Vrank* ryk,onderhouden (26), dat men byna tot onzen tyd de Veni fantïc Spiritus , en de Veni Creatcr Spiritus gezegt heeft. Dit is nog klaarder in de Mozarabifche dienst; waar in men altyd gezegt heeft Veni fanBe Spiritus faneïificator. Alhoewel wy tegenwoordig in dit Gebed den Heiligen Geest niet noemen, en'er onderfcheide woorden in zyn, die God den Vader fchynen aan te duiden, moet egter het woord veni alleen doen zien, dat de Kerk zig hier niet tot den eeuwigen Vader vervoegd: want agtervolgends de taal van de Schriftuur i nodigt de Kerk niet als een van de twee Goddelyke Perfoonen die gezonden zyn, den Zoon, of den Heiligen Geest daar wy anderfints tot den Vader ons vervoegende zeggen: zend ons uwen Heiligen Geest; of met opzigt tot den Zoon: zend ons den Verlosfer het Lam 't welk de zonden des waarelds wegneemt. Gelyk men hier den Zoon niet kan verftaan , door wien wv dit Gebed doen, zoo moeten die woorden Veni faneïificator noodzaakelyk den Heiligen Geest betekenen. Het geen des te meer bepaalt, om zig tot den Heiligen Geest te vervoegen , is, dat hoe zeer ook de uitwerkzels van de Goddelyke almogentheid van God den Vader,Zoon,enHeiligen Geest komen, de zegening echter of heiligmaking der gaven, die wy aan God opofferen om in het lighaam en bloed van jesus christus verfis) Volgends eene menigte Misboeken, wierd hier gezegd rent fanBe Spiritus, repte, of de rent Creatcr geheel en al. Zie de gefchreven Misboeken va« Evreux, van COutance, by M- ïoücault; de gefchreven van Rouaan en in ws gedrukt; die van Bajeux in ijoi, van Marmoutier in tScs, van ChezaLBenoit m ijij, van byna alle die van de Provincie van Reims; die van Lion van irro, v«n Grenoble van ijii, en voor al die van Autun van 1493 en ira.»., waar an men, na de reni SanBificator, leest; Oicat Veni Sanfte -Tpmtus , reple.^ accende. Iteruntque dicat mar.ifus junBh, Tsru, v»nl, ineffabijis Saaftificawr, *; jkpri. . 1-: ART. VL VENI SANCTIJÏICATOR.  f 360 Letter- Gefcliicht-en Leerfielk. uitleggings, III. DEEL. (\) Liturg, bafil. ifid.pel»;. I i-ep. 100. iii.eyrill. eateeh. 5. myftag. eotar. m:lev. I. 6. fulg.I,1- admoK'm. c. 6. fyt'eqq, heda hom. in héte verba jcanni<;Vidit Joannes ]e- fum pan is et vini creatura in Sacramentum corporis et languinis ejus ineffabili Spiritus fanftificatione ttansfertur. verandert te worden, aan den Heiligen Geest word toegekend . gelyk de vervulling van het geheim der menfehwording, en de uitftorting van bovennatuurlyke gaven over de Kerk. Alle de oude Liturgiën van de Griekfche cn Latynfche Kerken, gelyk ook de Kerkvaders (1), fpreeken dezelve taal; men verzoekt in die Liturgiën, dat het vuur van den Heiligen Geest het brood en wyn kome te verflinden om het in 't lighaam en bloed van jesus christus te veranderen, en dezelve geeven ons te verftaan , dat, gelykerwys het lighaam van den Zaligmaker, in de fchoot van maria door de werking van den Heiligen Geest gemaakt is , die zelve werking van den Heiligen Geest het lighaam van ,j esus christus op onze Altaaren ook moet voortbrengen. omnipotens.... God almagtig. Deeze. uitwerkzels konnen niet dan door de almagt vbordgebragt worden. Nu de Heilige Geest is God, almagtig en eeuwig, gelyk de Vader, en de Zoon. ET BENEDic... en zegen deeze offerhande. 't Is door alle deeze beweegreden dat wy den Heiligen Geest verzoeken deeze offerhande te zegenen , dat is te zeggen, om deeze giften te heiligen, met die, door eene uitftorting van zyne alvermogende genade, te veranderen. Het ftille Gebed van het oud Misboek der Gothen, waar van wy reeds gefproken hebben, doet ons betduidelykzien(27). 6lieer , dat de Heilige Geest uwe eeuwige medewerker op dit offer nederdaale, op dat de vrugt der aarde, die wy voordraagen, in uw lighaam veranderd worde, en het geene in de kelk is, in uw bloed. Wan- (Ij) De Misboeken van Natbonne van ija8 en ij7f, hebben deeze aanroeping behouden.- Defcendat, quafumus Demine , Spiritus fantlus tuut fuper hoe Altare. qui hxe muntra tua majeftati oblata , benedicendo benedieat, et fanftificando Jar.ï' eifieet; etfumentium eer da dignar.ter emundtu Per &e.  van de Gebedenen Plecht igh. der ff. Misfe. 369 Wanneer wy verzoeken , dat de Heilige Geest op de offerhande nederdaale, dan verliaan wy daar door ook dat hy het offer van ons hert heilige; clan vraagen wy dat hy verandere, en dat hy dit hert zegene, om het waardig te maaken, den Heere te worden opgeoffert. Want gelyk de Apostel ons zegd dat jk sus christus zig tot eene offerhande op het kruis door beweeging van den Heiligen Geest (1), dat is te zeggen, dooide beweeging van een oneindige liefde, en bermhertigheid voor de menfchen, heeft opgeoffert: zoo is 't ook nodig dat de Heilige Geest ons de liefde, en andere gefteltenisfen inboezemd, waar mede wy het inwendig offer moeten vergezellen, het welk wy van ons zei ven doen, en van alles wat in ons is. tuo s a n c t 0.... uwen heiligen naanie voorbereid. De Kerk draagd den Heiligen Geest het belang voor om deeze offerhande te zegenen , met hem voor te draagen dat dezelve voor zynen heiligen naambereid ftaat :wantzy is aan de drie Godoelyke Perfoonen opgedraagen, en diens volgens aan den Heiligen Geest, zoo wel als aan den Vader, en den Zoon. ^S1^®)^€»q£& ARTIKEL VII. Van het Wierookcn,ten tyde der oferhande .inde hooge Misfen. De Rubrik van het Misboek tekent hier aan de zegening van den Wierook, die wy gaan uitleggen met alle plegtigheden, en Gebeden, die de bewierooking vergezellen. Oorfp rong van het bewierooken van dc of er giften* Alle de oude Griekfche Liturgiën gewaagen van het wierooken, ten tyde van de opofAa fe- 4 ART. VII. BEWIES OQ' Ki NO, (i)Qui perSpirï. turn lanftum femetipfum obtuiit immaculatum. ietr.lH.-n,  373 Lener- Gcf hieh.l-.cn Lccr/lelk. uitlegginge, III, DEEL. (l)Lilurg.ckryf. ZMhol.p, 73. I 1 1 i 3 } 'J J dat hy geenReverendisfime genoemd moest worden, en dat zelfs ten zynen opziat het woord Vader hem niet toekwam; hv wilde geen naam als van Broeder of van Vriend, en daar in volgde hy het voorbeeld van guioues, Prior van de groote Kathuizers die hem gefmeekt had, om aan hem den naam van Vader niet (3) te geven. Evenwel heeft de ootmoedigheid van die Heftige Mannen niet konnen beletten, dat men aan hen , en ook aan hunne opvolgers deeze eertitels «af. By de Kathuizers word alleen de Prioor van het groot Kathuizers Klooster, die Généraal van het Order is , kort af uit eerbie, dicheid, de eerwaardige Vader genoemd; en 't is zeer natuurlyk geweest, dat, toen men deeze titels aan de hoofden van de Vergaderingen heeft gegeven , ook de Mis doende Priester myn eerwaardig Vader genoemd is, om dat men hem befchouwde als het hoofd van de Vergadering, in welkers midden de Heilige Geheimenisfen voltrokken wor-, dcb e n e di c 1 x e, zegen. Hier word in het ' meer-i  Van dc 'Gebeden en Plechtigh, derH.Misfe. 373 Meervoudige gefproken (28), offchoonmen 'flechts tot een Perfoon zig vervoegd, om dat men Voorheen gedagt heeft,dat het eerbiediger was op deeze wyze te fpreeken. Men verzoekt den Priester om te zegenen, dat is te zeggen, om van God door zyne Gebeden te verkrygen, dat oiis reukwerk aan zyne Goddelyke Majefteit aangenaam zy, en zyne gertade over ons doe neder komen. Dit doet hem , terwyl hy den Wierook in het Wierookvat ftrooit, zeggen: Per interceffonem De Heer gewaardigè beati Michaèïis Ar- zig deezen Wierook te changelifianiisadex- zegenen, en het als een iris altaris incenji, et zoet reukwerk aan te omnium EleStorum neemen, door de voorfuoruminccnfumiflud fpraak van den zaligen dignetwDominus be~ Aarts-Engel Michaël , ne f dicere,etinodo- die aan de regter zyde rc:n fuariiatis accipe- van het Altaar desreuk- werks (is) Een ieder weet dat men in de oude Latynfche raal4 nooit rn 't meervoudige fprak als men ilec^rs een Perfoon aanlprak, zelfs dat men aan den Kyzer zeide, tu Cafar de Heilige jeronimus zegt altyd, fchryvericle aan den Paus da ma sus, tua Eeatiiuio, tua SaxB'itas , Epifi. S7 Én in de vyf de Eeuw, fchreeven de Heilige augustinus -en de andere Bisfchoppen aan de Pansfen innocentius' den 1. en cf.lestinus den i. niet als tua R*. verentta, tua Sar.tlnas, tua Veneraiio. Aug. epifi. 197. «/ „s Ep. zo,, al. i6i. Maar de Heilige GREGOKlUs Di* Groote, op het einde van de fesde EeuW, fpreekt altvd m het meervoudige tot die Perfoonen voor welken hy et-ni. ge eetbredigheid betuigen wil : zoo fchryft hy tot zeer veeli groote Bisfchoppen, Ecatitudo veflra, l. 1, ep. 4;Reverertia veflra, Sarlhtas veftra, id. ep. zo, ep, 41. /. ». ep. 37. (j-c. en tot de Leeken, in zekere waardigheid geftelt zodimVel de ramtii van Rome waaren, veflra Exeellntia en fo »tyds veftra Emveeéüt ld. I. ». ep. zi. 37. &e. Ongemerkt hebben byna alle Volkeren van Europa, Fr-,nfchen Span, jaarden, Engelfchen, Ualiaane», DuitCchers, in he! meervoudige tot zodanige Perfoonen gefproken , die zy eerbied wilden bewyzen. "t Is daarom dac men dan ook :n deeze bidwyze die byna niet ouder is als vjn de XÏ. Eeuw, tot den Priester zegt knedieite,- en niet htneiU, Aa 3 AtfTÏ VIT, I5EWIEKQO' k 1 n g.  IIL DEEL. t (1) Qui minima jiuntiantAngeli, cjui fumraa Ar changeli. feduliusin cap. i. ad tpbef. Archange. li Grxca lingua fummi nuntii jiuncupantur, &c. raban. maur, 1 i. de univerfo c. j. (2) Apparuitaulem illi Angelus Domini, ftins a dexttisAltatisincenfi. luc. I: n. fa) Petintercef fionem fancti Gabriclis Archangeli ffantis, i isLcfacram.f. greg p 17°. \^)Bibl reg. (5) Refponder Angelus dixit ei Ego fumGabrië qui aftoante D( um,etmilfus fm &c. /«(.!•■ is. 74 Letter- Gcfchicht cn Léer/Ielk*uitlegginge, ■c. Per Chriflum werks ftaat, en van alle Dominum no/lrum. zyne uitverkooren. Door 4mcn. Christus onzen Heer» Amen. Uitlegging van het Gebed, het welke de Priester zegt, om den Wierookte zegenen. Per intercessionem (29) BEATI ARCHANGELi, door de voorfpraak van den zaligen Aarts-Engel. Het woord Engel betekend afgezant, en door Aarts-Engel (O verftaat men een van die gelukzaligen geesten, die tot zeer groote , en zeer gewigtige zaaken worden afgezonden. stant1s a dextr1s altaris INCE n s1. De Engel die zig aan de regter; zyde van het Autaar des reukwerks vertoonde, is de Engel die aan zacharias (2) verfcheen om hem de geboorte van joannes den dooper, zyn Zoon en voorloper van den messias, te boodfehappen. _ mich aölis. De Aarts-Engel wiens voorfpraak verzogt word, is hier ter plaatfe micHAëL genoemd ; maar hy is in de Misfe van illyricus, omtrend het Jaar 900, GABRlëL genoemd; in die yan du tillf.t (X) en van Sèes (4) m de elfde Eeuw. Het ïs zeker dat de Engel die aan zacharias verfcheen, en die in de Schriftuur verheeld word aan den regter kant van het reuk-altaar te ftaan, de Engel gabriöl is; want hy s zeo-t tot zacharias C5) ik ben Gabnel die ; altyd voor God tegenwoordig ben. Maar aangei, J zien " f.01 Dit Gebed word in een aantal gefchrevc, en gedtufe. te Misboeken niet gevonden. De Kathuizers en Jacobynen bidden het nier. De Kerken van Lion , van Sens, van Auxe re van Toni, van Laon, hebben het niet aangenomen. |«er word her in de Misfe van illyricus omtrend J ,^900, in die van du tillf.t en het Pon(rfi«rf van sJes, in de elfde Eeuw, en in het Misboek van Ke* leu van i'iss gevonden.  rWM & Gebeden cnPiechiigh. der II. Misfe. 375 zien 'cr in de openbaring (1) een ander Engel is, verbeeld wordende naby den Autaar te zyn, met een Wierookvat inde hand, cn dat de Heilige michaöl voornamentlyk de Engel is van het oudt verbond , en de be*fchermer van Gods Volk , zal de opfleller van dit Gebed misfchien gedagt hebben deezen Engel voor den Heiligen michaöl te moogen neemen (30), of fiever zal hy zinfpeelmg gemaakt hebben op de gefchièdenis van de verfchyning van denEngel michaöl C31) op den Berg Gargan, in welke men leest dat de Heilige michaöl, een Wierookvat in de hand houdende, terplaatfedaar de Kerk is , ftil ftond ; *t welk aanleiding tot dien Antiphoon in de Getyden van den Heiligen michaöl zal gegeven hebben: de Engel (2) jlond nevens den Aulaar van den Tempel, een goud Wierookvat in de hand hebbende volgends de bemerking van durandus (3) (32). Het Misboek van Parys heeft alle moeijclykheid zoeken te ontgaan , niet eenvoudig te ftellen, door dc voorfpraak van den zaligen Aarts-Engel, zonder 'er michaöl, of gabriöl by te voegen; en het nieuw Misboek van Meau'x, in 1709, heeft 'er Gabriëlis geftelt. Men neemd zyn toevlugt tot de voorfpraak van den Heiligen Engel die aan de regter zyde van het reuk-altaar ftond, om dat hy tot zacharias zeide: uw Gebed is verhoord geweest, en dat al het verlangen van de Kerk hier in beftaat, dat zy iu haare Gebeden verhoort word. e t (30) In het Misboek van Keulen, in het Jaar 1133 pefchieven, ftaar Michaelis. (3 0 Dit verhaal is alleen maar door baronius in het Jaar 493 aangewezen, naar sicibiriub, die het tot het tweede Jaar van Paus GELAsius heeft overgebragt: maar het is geheel in smous, boekdeel IX. cn in het VIIi boekdeel van het Heilig Italien van UGHELLI te vinden. ' (32) Volgens de Misboeken van Auxerre, zegt men geduurende net wieióaicen, alleen de Antiphoon. Stuit Ar.zc lus Sic, Miffitl. Aulljf, an. 1404 ci ijc.o, &c, Aa 4 ART. \lt E F. w I E 11 O 0K1NG. (il Et aliusAn, gelus venit ci fterir ante Altare habens thuribu» lum aureum, apoc. VUIi 3. f2) Stetit Angm lusjuxta arsm Templi habens thuribulum aureum in manu fua. (a)i.7.e.ia.rf| rtvelat. /. mie n. 7.  «I. DEEL. 3.- 375 Letter- Gefchicht-en Leerjlelk. uitlegginge, ET OMNIUM ELECTORUM SUORUM. Wy voegen 'er de voorlpraak van alle Gods uitverkoornen by, die hem aangenaam zyn, en die in eeuwigheid zullen verhoort worden. INCENSUM ISTUD DIGNETUR DOMINUS BENE f DICERE, dat de Heer zig gewaardige deezen Wierook te zegenen. Zegenen, is goed doen, of goed wenl'eheii. Hetgeen God aanneemt is gezegend, om dat men het een goed rekent, als iet geplaast mag worden, onder het getal van die zaken die hem zyn toe^eheiligd. De Priester vraagd dit goed als hy het kruisteken maakt, om dat wy gewo^nelyk tot het kruis onzen toevlugt neemen, om gunften en genade te verwerven. ET IN ODOREM SO'AVITATIS ACCI- PERE, en het ah een aangenaam reukwerk aan te neemen. Wy verzoeken niet alleen dat God deezen Wierook aanneemt, maar dat hy dien ontvangt als een reukwerk van een liefelyken geur; en de reden van deezen wenfch is kenbaar door de volgende woorden, die de Priester fpreekt als hy de offergiften bewierookt. IncenfumMudQiï) Dat deeze Wierook h te benediStium, a- dien gy gezegend hebt, fcendatadte, Domi- tot u opklimme Heer, ne, et defcendat fu en dat uwe bermhertigpcr nos mifericordia heid over ons nederdaatucu le. Uitlegging van de Gebeden die de Priester fpreekt als hy den Autaar bewierookt. D e Wierook is niet anders als een teken van onze Gebeden, zy zyn gezegend als God ze aanneemd; en als zy gelyk een lieflyk reukwerk (33) Men moet van dit Gebed zeggen het geen men van het voorgaande gezegt heeft, per interctjfionem. Zeer vecfe Kerken hebben voor het bewierooken eenige Gebeden die een wynig vejicniHen»  yan de Gebeden en PJcchtigh. der II. Misfe. 377 werk in zyne tegenwoordigheid opklimmen, zullen zy de uitwerkfelen van zyne Goddely ke bermhertigheid over ons doen neder koomen. Op deeze wyze fpoort ons de Kerk aan om de G-beden te doen die tot God opklimmen. De Priester, na dat hy de offergiften bewierookt heeft, bewierookt ook den geheelen Autaar; en geeft ons te kennen hoedanig onze Gebeden moeten zyn, als hy op dien zeiven tyd de woorden van den i-o Pi alm zegt. Dingatur, Dom- Dat myn Gebed, lieer, ne,-oratio mea ficut tot u opklimme als de incenfum in Confpec- rook van den Wierook. tuo. De Propheet wenfehte dat zyn Gebed Hemelwaarts opklom, als het reukwerk dat alle morgen (1) in het Tabernakel wierd aangeIroken, 't welk God aangenaam moest zyn, om dat het door zyn gebod was opgeoffert. On ze Gebeden zullen zig als het reukwerk verheffen, als onze genegendheden van een goeden geur zyn, en bezielt door het vuur van Gods liefde, tot hem over gaan. Elevatio manuum Dat de opheffing van mearum facrificium myne handen u a'angeyefpertinum. naam zyn als het offer des avonds. De opheffing der handen is niet anders als een tastbaar teken van de verheffing van den geest en van het hert tot God; en wy wen: fchen dat deeze opheffing aan God aangenaam zy, als het avond offer was, 't welk 1 hy zelv geboden had: want niet alleen wierd het reukwerk des 's morgens in den Tempel ge! brand (a), ook was het geboden des 'savonds 1 by het aanlïeken van de lampen, het te bran- < den. v Pone, Domine, cuf- Steld,Heer,een fchildtodiam ori meo, et wagtvoor myn mnd, en eftium circumflantia de omzigtigheid op myiabiismcis., ne lippen. Aa 5 Hy ART, VII, B K W I E 8. O OM N li. 'li Ad lefoitin» ;erif':m fipereo n, fun fla« rrans, mme. xU- XXX: 7. 2) Et cjuando :ollocabit eas juceinas j ad 'elpeium, nret1 hymiama femMternurn corarrt 3omino. txod. HU; 8.  HL DEEL. 378 Lener- Gefchich): en Leerftelk. uitlegginge, Hy die den Heere God, aangenaame Gebeden wil opdragen , moet hem zyn mond toeheiligen, en fchroomen om dien door kwaade redeneringen te ontheiligen , hy moet een wagtvoor zyn mond hebben, om niet te fpreeken dan als het tydig is, en een rigtfnoer op 2yne lippen om alle zyne'woorden aftemee'ten, en van waar als van God konnen dje wagt, en dit rigtfnoer koomen? Non declincs cor Dat myn hert nooit draameum in verba mali- jingen en listen zoeke tiet ad excufandasex- om myne zonden te vercufatibnes in peeca ontfchuldigen. *"be menfch door de zonde bedorven wil , dikwils door eenig ïëhyh van goed het kwaad dat hy bedryft regtvaardigen. Laat ons voor deeze ongelukkige gefteltenis doch vrcezen. Het biddend hert moet zuiver, ootmoedig, en opregt zyn; en aangezien het in zyne verdorventheid eene ongelukkige gelleltenisle geheel met het Gebed ftrydende gewaar word, moet het 'er over zugten, en verzoeken door het vuur van de Goddelyke liefde gezuiyert te mogen zyn. Om deeze gevoelens'den Priester in te boezemen,doet hem de Kerk de volgende woorden zeggen, als hy het bewieroeiken geeindigt heeft, en het Wierookvat aan den Diaken over geeft. Accenclat in nobis Dat de Heer m om; Dominus ignem [ui het vuur van zyn liefde 'amoris, et flammam ontfïeeke , en dat hy «nis 'ktjerntz charitatis. door eene eeuwigduuAmcn* rende liefde ontvlamme. Amen. Van  'van de Gebeden enPlechtiglhder H, Misfe, 379 Vm het bewierooken yan den Priester en de jf Omftaanders, RUBRIK. Zoo haast de Priester het Wierookvat heeft over» gegeven, word hy door den Diaken bewierookt, en vervolgens werden.de Geestelyken en het k olk bewierookt, Rub. Tit. VI. n. 10. onderfcheide bewierookingen , gelyk wy reeds gezegd hebben, zynflechtszinbeeldige tekens. De Wierook, die aan God opgeoffertword,is een zinbeeld van onze Gebeden, en van de offerhande die wy van ons zeiven doen. De offeringen van brood en wyn worden bewierookt, om dus tastbaarder te kennen te geeven, dat wy by deeze offeringen onze wenfchen , en onze Gebeden voegen. Langs den Autaar word de Wierook verfpreid, als een teken van den goéden Geestelyken geur der genade, van welke, de Autaar, die jeêus christus verbeeld, de bron en oorfprong is; en de menfchen worden om deeze twee voornaame reden bewierookt. De eerfte is, om dat zy als waare Gelovigen worden aangezien, die altyd moeten konnen zeggen: wy zyn (1) voor God de goede geur van jesus christus ; dat is te zeggen, dat wy alle menfchen moeten ftigten door onze woorden, door onze werken, en doordeoeffening van die deugden, die jesus christus ons in het Evangelie geboden heeft. De tweede is, om hen aan temaanen dat ze hunne herten Hemelwaarts moeten opheffen, gelyk de rook van dit reukwerk zig verheft. Eerst word de Priester, die de Misfe doet bewierookt, en na hem deGeestelykheid, als deel hebbende aan de eer, en aan de bedieningen van den Priester, en als zig geplaast ziende onder het getal van die, van welken de Heilige paulus zegt (a): G-odverfpreiddoor ons ART. VII. BEWIEROO KIN G. (1) Quia Chriill bonus odot fu. mus Deo. 2 eer. Ui is. d) Odaretn noi titix tux nunifeftat per nos in omnüoto, Md H.  Ut DEEL, 3 ( i fOQuandoodor ejuidem inccnfiuiiicuique porrigir ,r,dicanr,/iscer.iat. Sacram. Trev. mi'. (2 O^anioejuP demiMCenlï odot EpifcoporcI ca; tens poriigitur, unufc|ui quedi cat; , 'ccendat in nobh, &c. Ap S i- ! Crarat S. GregOI. 1 p. 271. ; 3#0 Letter- GefeUieht-en LcerflclL uitleggingen ons in alle piaatfen den goeden geur van de kennisCe van zyn naam. Te Parys, en in zeer veele andere Kerken van Vrankryk, knield de JDiaken, wanneer ry den Priester bewierookt, om op eene :onderlinge wyze, den Priester, die dd Misfe doet te eerbiedigen, als verbeeldenle j e s u s chris tus, .en die gelyk de Kerkvergadering van Florence fpreekt, in zyn Perfoon de Heilige geheimenisfen voltrekt. 'Er zyn Kerken, daar zelfs de Leeken be*. ivierookt worden , en daar men de geheele rondte van de Kerk doet, om alle die'er tegenwoordig zyn te bewierooken:- boven alle, en zonderling worden Vorften, Princen, en zulte Perfoonen, die door hunne waardigheden onderfcheiden zyn, bewierookt; omdathunic verheffing hen meer in ftaat fteld, om de tvaarheden van het Evangelie, en alle heilige oeffeningen te doen fmaaken, die de Heiige paulus den goeden geur van jesus Christus gewoon is te noemen, 't Is een jer die men hen wil geeven; maar die eer ,eri ieeze onderfcheiding, moeten betrekking tot len Godsdienst hebben.De menfchen zyn waarlyk maai* agtbaar in Gods Kerk, voor zoo verre zy konnen dienen om het ryk van den Zaligmakertedoen kennen,en het uit te breiden ;cn een ieder van die geenen die bewierookt zyn, moet tot zig zeiven zeggen: deeze eer komt rcy niet toe,daninzooverreikeenGeestelyke ;eur ben, en denzelven aan anderen mededeel; jcantwoord myn gedrag aan het denkbeeld lat de Kerk van my geeft? maar aangezien le Heilige beweegingen van onze ziel, de litwerkfelen zyn van het vuur van God den Heiligen Geest, zoo tekenen het Sacramenïarium van Trier in de X Eeuw (i), het Jontificaal van Sèes in de XI; en de oude Vlisfe van du tillet f», aan, dat ieder n 't byzonder die bewierookt word, moet leggen, dat de Heer in ons het vuur van zyt»e  vr:/2 de' Gebeden en Plechtigh. 'der II. Misfe* 3 8 r diefde ontfteeke, cn de vlam van eene eeuwigduurende liefde. Eindelyk bewierookt hy, die het Wierook vat draagt, alle die 'cr tegenwoordig zyn, beginnende met hen , die' aan zyn linker hand zyn , die de regter kant van de Kerk is als men 'er in komt, daar eertyds de mannen waaren', en vervolgens van den anderen kant, die de linker zyde van de Kerk is , daar voortyds de vrouwen waaren. Op deeze wys is al het Volk na rang bewie» rookt. De Heilige t hom as verklaart met weinige woorden deezen Rubrik, en bevestigt al het geene wy hebben aangemerkt. Men 'bewierookt (l) zegt hy om de uilweikfclen der genade le verbeelden, die de goede geur is, waar mede jesus christus vervult is, en die van jesus christus tot de Gelovigen moet overgaan , V is daarom dat de Autaar , die jesus christus verbeeld, van alle kanten bewierookt zynde, een ieder na rang bewierookt word. liet bewierooken der Relic/r/ien of oyerblyfzefen der Heiligen, Volgens het Roomfch gebruik worden, in 't bewierooken van den Autaar, met twee ftreekem van ieder zyde , de daar zynde Reliquien of overblyfzelen der Heiligen bewierookt. Te Parys , en in zeer veele Cathedraale Kerken van Vrankryk , na dat de Priester het Autaar bewierookt heeft , en hy zelve jesus christus verbeeldende bewierookt is, gaat de Diaken agter het Autaar , of aan de zyde daar de overblyfzelen zyn, en bewierookt dezelve. Het gebruik om de Reliquien te bewierooken is algemeen ; en de reden daar voor is klaarblyklyk , cn natuurlyk. De Heiligen hebben zig aan God tot eene offerhande opgedraagen, zy zyn in zyne tegenwoordigheid een ART. VII* BE 1 E B. O QIi 1 N G. (1) Fertlnetad reprrefeTrndum efftctum gr<';r, qiu tirutliuno odoreChiiftusple.nu? fint (fecundum iliud Genelis 27. Ecce.rdor filii mei,licut odorsgr: pleni,) etoOhriftideri1 vatnradF'd' es, officio Minifh'O" rum, fceundu'ti illud. 2 Cor 2. O'io'em ï'otitia: fus fpargit per nos in omm loco, f tideo undique thur.fic?to Alta.ï, per quod Cfiriftusdefigna. tur.thurificaiitttt onincs per ordinem. 3- p.J, 83* j. 5.«i. z.  III. DEEL. (l) C*H. Hl: «. : i fa) Quod quidem in medio poficum , non ut cao affa videbatu-, ledve'.ui aurum, autatgen tuin cp d in for nacc excoquitut: «juippeodoiem fua?iflïmumquafithmis alteriufve pmrioiï aroiinatip, naiibus Boftiis inhalan»em hautiebaHiu«. epifi. eeclef. fntym ad eccleJias poxtidefancte tolycurpo , cap. 16. $c?2 Letter- Gefchicht-enLeerjlelk. uitlegginge, ;en zeer aangenaam reukwerk geweest ; en le Ke.rk , ter oorzaake van alle deugden., net wélke zy zyn vercierd geweest, heeft te rechtop hen dewoorden die de Heilige Schrif:uur van de Bruid in het Hooglied zegt, konïen toepasfen (i). Wie is deeze die daar op dimt uit de wildernisfe, als een opflygende rookïdaar van reukwerken, van Myrrhe, Wierook ft» God heeft zelve door zigtbaare wonderwerken , zedert het begin van de Kerk, aan de menfchen doen kennen, dat de lighaamen der Heiligen reukwerken zyn van een lieflyken reuk. Dóór een van die wonderwerken, verfpreide, midden uit een groot vuur, het lighaam van den Heiligen polycarpus Martelaar, sn Bisfchop van Smirna (2), leerling van den Heiligen Apostel joannes, een zeer aangenaamen reuk, als de aller kostelykfte Wierook , die van hen alle die op de plaats zyner martelic tegenwoordig waaren , gerooken wierd. De Kerk wil zoo veel zy immer kan, door haar bewierooken, den goeden Geestelyken reuk uitdrukken, dien de Heiligen voor God en de menfchen verfpreid hebben. ® AR*  van'de Gebeden en Plechtigh, der IJL Misfe, -383 mmmmBmmmé1 ARTIKEL VIII. Het wasfchen der vingers» ' i R U B R I K. De Priester de handen gevouwe hebbende, gaat . na den kant van den Epistel, daar hy zyne ■handen wafcht, dat is te zeggen, ,tuiterfleder vingeren, den duim-, en den voorvinger, zeggende lavabo, Ci'e. tot aan 't einde, met het vers gloria patri, 't welk hy inde Misfen voor de Overledenen agter laat, en in die van den tyd van Pas/Ie Zondag af tot Satur* dag in de goede week. Tit. VIL n. 6. BEMERKINGEN. i.D e Priester aari den Autaar zynde, houd uit eerbiedigheid de handen te famen, alshy niet nodig heeft die te gebruiken, of dezelve ter oorzaake van eenige Gebeden opgeheve, te houden. a. Hy gaat zyne handen wasfchen aan derf kant van den Epistel, die het naaste is by de Sacristy, en by de plaats daa r men het water haalt, en daar eertyds een wafchvat ftond, dat_ is te zeggen een 'uitgeholde deen , gelchikt om het water te ontvangen, en het te doen afloopen. Zedert veele Eeuwen hebben de Bisfchoppen deeze afwasfehing met meerder plegtigheid verrigt. Het fesde Roomfch Orde (O tekent aan , dat de Bisfchop op een ftoel 1 gaat \RT.VIII,  % DEEL, (t\CytHt,C4teeb. 384 Letter^ Gefchichf-en Leerflelk. uitlegginge, gaat zitten; dat twee Acolyten knielende een Servet over hem houden en uitfpreiden, uit vrees dat eenige druppel waters zyn Cafuivel zouden bevlekken ; en dat een derde Acolytb , in 't midden van de twee anderen , ook neder knielt, om hem het water te fchenken. Waarfchynelyk knielen die Acolythen, om des te gemakkelyker het linne kleed over de knien van den zittenden Bisfchop te houden; en de Kerkvoogden, of fchoon zy zelve niet zitten, hebben het gebruik van zig het water door twee knielende Perfoonen té doen geeven, en door hen de handen te laaten afdroogen, aangehouden. 3. Deeze afwasfehing heeft in haaren oorfprong eene geheimryke reden, by welke daar na eene natuurlyke en met welvoeglykheid gepaarde rede gevoegt is. De geheimryke rede , die wy uit de oudfte uitlegging van de Liturgie afleiden, beftaat hier in, dar de Kerk, van het begin van de Misfe der Gelovigen, gevolglyk van de offerhande, aantoonen wil dat de Priesters zig van de minfte vlekken der zonden moeten zuiveren. De Heilige cyrillus van Jerufalem, in 't midden van de vierde Eeuw, geeft aangaande deeze afwasfehing geene andere reden. „ Gyhebt, zegt „ hy (O, gezien dat de Diaken aan den Pries„ ter, die in de bediening was, het water gaf „ om de handen te wasfchen, en aan de an,, dere Priesters die rondom den Autaar waaren ; meend gy dat dit gefchiede om het lig„ haam te zuiveren? geenzints;wantwyheb,, ben de gewoonte niet, als wy in de Kerk komen, 'er zoo te verfchynen, dat wy no„ dig hebben op zulk eene wyze ons te was„ i'chen, om ons zindelyk te maaken. Maar „ deeze afwasfehing der handen geeft ons te „ kennen, datwy zuiver moeten zyn van alle „ onze zonden, want om dat de handen de „ zinnebeelden onzer werken zyn, zoo wil „ ook de afwasfehing der handen niet anders „te  'van de Gebeden en Plechtigh. der II. Misfe. 385 y, te kennen geeven dan dat wy onze werken „ moeten zuiveren. De Apostolyke (O inftellingen geeven ook te kennen dat het water, het welke op deeze plaats aan de Priesters gegeya word om de handen te wasfchen, een teken is van die zuiverheid die aan God toegeheiligde zie • ten betaamljk is. De Roomfche dienstboeken, die men tot aan de vyfriende EeuwteRomegevolgtheeft, geeven aanleiding om te denken dat men aileen deeze reden voor heeft gehad, met terftond nl de Oremus voor de opoffering van het Volk en de offeriug het wasfchen der handen te piaatfen: want tot hier toe kan'er niets de handen van de Bisfchoppen en Priesters vuil hebben gemaakt, federt zy die in hetopneemen van de geweide kleederen gewasfehen hebbem Het Ordinariüm van Mont-Casfin, omtrent het Jaar 1100, (.U) de veertiende Roomfche Orde , en de Misboeken van de festiende Eeuw, tekenen de wasfehing der handen niet aan als op deeze plaats. 4. Sedert de negende Eeuw hebben de Kerken van Vrankryk en Duitfchland de wasfehing ■ der handen na de aanneeming der offergiften en het bewierooken gettelt: twee Ceremoniën die de handen konnen bemorsfen , en dus door eene natuurlyke welvoeglyke reden dezelve konnen doen wasfchen. 'Er zyn zelfs ord deeze reden tweeafwasfehingen geweest,eenei na dat de offergiften ontvangen waren voor de op- (34) Dit dienstboek drukt zig aldus uit.... Oremus. Dein. de mcipientibus in Cboro Offertorium, qui mtnf.raturi funt ahiw tmt manus. Het Roomlch dienstboek rekend ook aan dat de Bisicnop zyne handen wafcht na het Oremus. Ord. XIV. p, jtc-ij en het voegde, p. 303 by, dat tot meerder zindelykil yi' "a hewierooking, zyne vingeren kan wasfchen, alhoewel zulks in het algemeen in de Kerk van Rome in geen ^■j'JV5* opmeer van Amfterdam, in zyn Boek ae of. Jicto Migs gemaakt in ijss, en gedrukt te Antwerpen 1570, item de Ordo Migs. zodanig, a!s die toen aldaar gebruikelvfc y/as, en men leest 'er voor de laage Misfen; Statim peil (?ƒfittgmm Saeerdts lavas mawts, &c. Bb ARTiVlTX LAVABO» (O Lib. %.uiit  III. DEEL. fi) Ratkn.l.4' c. 28. (2) Statut.ar.t. (3) Ui Pontifex qui cceleltem panem accepturus eft, arerreno pane,quem jam a Laïcis accepit jrianu; lavando expurget. ord. VI. ? 74- <+) Dc ecclef.of. fic. I. 3. c. 19. ( j ) TJj mftit. cle Tic. L 1. c. uit. r^D'wnyf. I. tcclef. hier. cap, Si. ' I I 385 Letter- Gefchiclit-en Leer-Jlelk. uitlegginge, opoffering van de Hostie, en de andere na de bewierooking. durandus maakt gewag van de dubbelde wasfching der handen 111 12S6 (1), die de Bisfchoppen, de Cathuizers O"», en de Cannoniken van Arras onderhouden' hebben (35). Het fesde Roomfch Orde CÖ voor de Kerken van Vrankryk , amalarius (4), en raban maurus 00, tekenen de eerfte afwasfehing aan, na de offering, tevens ook de reden van zindeiykheid waarom dezelve gefchiede. , k. Alleen fchryft de Rubrik de Priesters voor de afwasfehing van 't uiterfte der vin' oeren. • Dit gebruik is zeer oud m menigvuldige Kerken: en het fteund op twee redenen, De eene is de natuurlyke, de andere eene geheimryke redem Hier in beftaat de natuurlyke reden, dat men voornamentlyk in 't oogheett om de twee vingers die het lighaam van jesus christus moeten aanraaken zeer zindelvk te houden* En dit gefchied immers niet dan met de duim en de voorvinger van ieder hand. De geheimryke reden is ons iedert meer als 1200 Jaaren door den opfteller van de Kerkelyke Hiërarchie gegeven. Deelt r.c afwasfehing, zegt hy (6), gefchiet met om de /toetten van het lighaam weg te neemen, dezelve zyn reeds gewasfchm, maar om te kennen ■ te 'eeeven dat de ziel zig van de minfle vlekken moet zuiveren, % is om deeze reden dat de Priester alleen het uiterfle van de vingeren, en niet dt ■ handen wafcht. 6. Terwyl men de handen wafcht, leest • men den Pfalm Lavabo , die zeer volmaakt ■ met (,<\ Te Atras, wa5fchen de Priester en de Diaken hunne hand n Toot de offerhande. Te Narbonne, volgens het gefchteev" Ordinarius , wafchte de Diaken d.e, na het EvangaSS£en te hebben. Te Rheims wasfchen «^.aken^en OnEk'cn dezclven , onder de P.sfatie^ Te Met* wafch de rrïes.er zvne handen maar na de SanBu , en volgens het gebr dk v,n Milaanen, wafcht de Priester zyne: vingeren CI> middêlyk voor de woorden, aU, pnèe turn pawttur,  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 387 imet deeze verrichting ovéreenftemt. Eenige Kerken hebben 't goed gevonden Hechts eenige verfen van deezen Pfalm te Ieezen. Maar het Roomfche Misboek, 't welk dien geheel tl,iet Ieezen, is daar in gelykformig aan de oude Liturgiën, van den Heiligen chrïsostoaius (1), en den Heilige basiljus, waar in aangemerkt is, dat men de handen wasfchende, dien leest, ,van het vers Lavabo tot San het einde. , i' m Pfalm eindigt met de Gloria Patri, gelyk doorgaans alle dc andere Pfalmen zoo eindigen, maar dit vers word in de Misfen voor de Overledenen , en ten tyde van het Lyden asiter gelaaten, om dat deéze Lofzang van Verheerlyking een zang van vreugde is, die met de tekens van rouw niet over ëeri ftemd; en het zelve leest men voor al niet ten tyde van de Pasfie, om datmen als clan geheel bezig is'met het Lyden van jesus christus, terwyl men tot een andere tyd; uit fielt om de gelykheid van heerlykheid te vieren, die hy met den Vader en deii Heiligen Geest geniet. §. II. Vm den Pfalm lavabo. Inlyding tot deezen Pfalm : te Weettn of deeze woorden die de Priester fpreekt, ik ben met myne onnozelheid ingegaan , 'met de^ Christelyke ootmoedigheid ever een flemmen *. Regelen van de waare • ootmoedigheid. < 'F ' ■ . i X_r zyn er veele die over deezen Pfalm eehe ! iwarigheid voorftellen, welkers oplosfingvan ! eenige aanmerkingen over de ootmoedigheid af- < hangt, waar door verfcheide piaatfen van de Schriftuur konnen opgehelderd worden,en wel. Bbs Jee, ' ART. Vil LAVABO, (O Liturg, f. . ehryf euchü £ra. p. 60, ' Mogelyk Is 'c mi deeze reden. Ut eenige Misloeken deezen Talm alleen naar tot aan dij ■ets het zei ven titfluitende loen zeggen. niffal.j. joffrtv, pip.in.iiS».  Hl. DEEL. (i)Difcitea me, quia mitis fum et humiliscordr. mattb. XI; jy. 5 38 tetter- GefcliicU- en Leerfleïk. uitlegginge , ke, gelyk het des re gcvoeglyker fchynt, van de üitleggirtg van de andere verfen van den Plalm afzdnderlyk verhandelt behooren te worden. DAviDd,e deezen Pfalm gemaakt heeft, zegt met'eene heilige vrymoedigheid, dat hy met zyne onnozelheid den Heere genadertis, ego ilitem in innocentid med ingrefus jum; en de Kerk legt deeze woorden in de mond van alle Priesters in de Misfe. 'Er word gevraagt of 3ie taal met de Christelyke ootmoedigheid is Dver een te brengen , die ons in onze eige jo^en verworpenen veragtelyk moet doen zyn, »n°ons met fchaamte en vrees moet vervullen» Om deeze moeijelykheid op te losfen , moet men het waare kenmerk van de ootmoedigheid aanmerken , en het valfche denkbeeld weg neemen , het welke de meeste menfchen van de ootmoedigheid op vatten. De ootmoedigheid beftaat niet,nog in onweetend te zyn wat men is, nog in te verbergen het geen men klaarblykelyk weet te bezitten, jesus christus , die waarlyk ootmoedig was (jj» en die ons voorbeeld wilde zyn, kon niet beletten dat hy de Goddelyke volmaaktheden in zig zeiven zag, en verbergde die altyd niet voor anderen. De ootmoedigheid van den Zaligmaker beftond om in zyne menfehheid, als afhankeIvk zynde van de Godheid, te zien, en te erkennen, al het geen 'er waarlyk van afhing; om de menfchen van zyn ftaat te laaten denken dat hen zou goeddunken om met onderwerping het uur en het oogenbhk van zyne openbaaring af te wagten ; om niets te zeggen dan het geene zyn Vader wilde dat hy lou openbaaren; om de verfmaadheid van de menfchen te verdragen: en om zig met eehe volmaakte onderwerping aan de levendigite fmerten , en de fmaadelykfte vernederingen over te geeven. Zie daar het volmaakte voorbeeld ons door hem agter gelaaten. Maar de ootmoedige jesus christus  van de Gebeden en Mëchtigfk der II. Misfe* 3 8< weet, dat hy de Zoon Gods is, dat hy hei licht des waarelds is; en hy zegt dikwils dai hy de Zoone Gods is, dat hy het licht en de waarheid is, waar door hy de menfchenleerc' dat 'er tyden zyn , waar in zy de gaaven er goede hoedanigheden, die zy van God ontvangen hebben, kenbaar moeten doen worden. De Heilige paulus is nedrig. Hy befchouwd zig zeiven als het uitvaagzei van de waareld, en hy is 'er wel mede te vreeden, om voor zyne broeders, als het nodig is, een vervloeking te worden; dat is te zeggen, om voor alle menfchen, ter liefde van hen een voorwerp van afgryzen te zyn. Welke ootmoedigheid, gepaart met liefde! evenwel hoe ootmoedig ook paulus is, hy weet echter, dat hy Apostel is , dat hy van God aangeblazen is, en dat hy zeggen kan: ben ik geen Apostel (O? heb ik Je sus christus onzen Heer niet gezienl hy verbergt niet dat hy tot den derden Hemel is opgenoomen (a>, en hy wist zelfs, dat hy zig in den Heer kon verheerlyken, zonder de Christelyke ootmoedigheid te kwetfen. Die groote Apostel wil ook dat alle Gelovigen ootmoedig zyn , zonder dat men voor zig het goede, dat men in zig ontwaar word verberge. Hy wil dat men zyn ftaat kenne door de getuigenis van zyngewisfe; dat men zig beproeve (3), dat men zyne werken onderfcheide, om 'er volgends de waarheid een oordeel over te ftryken. Zoo dan beftaat de ootmoedigheid van de Christenen , ten eerften in eene bevreesdheid dat zy misfehien het bedreve kwaad niet zullen zien, in te erkennen dat het geen vaste gevolgtrekking is dat wy regtvaardigen zyn 04>» om dat wy juist niet weeten aan iets fchuldig te zyn: V is e/e lieer die ons zal oerdeelen; de Heer, wiens oogen in onze diepflc yerholendheden doordringen (5). Het is dan nodig dat wy ons zeiven geringe cn veragtelyke fchepfelen geloven te zyn , zoo door "het Bb 3 kwaad : ART. VIII» ! LAVABO. (i"> Non fjm Apoftolus ? nonne Chriflum jel'ura Dominum nofrrum vidi .* i cor. ix: 1. (2-) 2 Cor. XII* X* etfeqq. (?) Vofmeriplbs tentste, li elhs in fide, ipfi vos probate. icor.Xlll: S- (4) Nihil mihi confeius fum,led ncn in hoe juftificatus fum: qui autem judicat me, Dominus eft. 1 eer. X: 4. ff! Occuü Domini muito plus lucidiores, &c. eccli. xxiii; 21,  JJL DEEL. (i) Quldhabes quod non accè pifti? i cor. IV: 7- (O P/"l"> 5o. Cij P/alm 67. 590 I^/ttr- '^fi^^^tf^^è^^^l^ kwaad, 'dat wy in ons zei ven zien, als door ie duifternihfen dewelke wy niet konnen door erronden: ja als het uï'tyaag&K van de waareld behandelt te willen wórde» , als het tot onze en onzer broederen zaligheid kan ftrekken. ' In de tweede plaade, heiraat de oplnjpe,dïgfeeid, met betrekking tot het geen klaarblyklyk goed is, in nuoit na gelegentheuen te zoeken om dit goed te doen kennen, als door Gods bevel, en in zig niet met anderen eelyk te ftellen, om zig boven hen te verhellen . gelyk de Pharifee anderen trotfeerde : in te belyden dat dit goed niet van ons, maar van de genade Gods CO afkomt; en om te erkennen dat wy uit den hoogften ftaat gemakkehker konnen vallen, als de wyste der Koningen, een van God uitverkooren Apostel, en de eerfte der Engelen gevallen zyn. Derhalven, welken gunst wy van God ontvangen hebben . wy moeten om ootmoedig te zyif, altyd met vreezen en beeven zeggen: myn God wat zal 'er van my geworden, indien gy mv ftiet onderfteunt? neem uwen geest van my niet freg Ca)» bckragtig dit-, 6 God, dat gy tm ons gewrogt hebt C3 > Ik ben flechts ftof en asfche, en zonder uw hulp kart ik nog kloekmoedigheid, nog ftandvastigheid hebben, de minfte wind zal mv vervoeren. Zie daar, dit is het regte kenmerk van de ootmoedigheid. Hy nu, die inden geest van den XXV. Pfalm treed, gelyk david, is waarlyk ootmoedig als hy zegt : ik ben met de ootmoedigheid mvns herte ingegaan, ego autem in innocenlia m mgrefus firn; want die menlch vreest, •Als God hem niet voorbehoed , al lcbielyk met de Goddeloozen gelyk geftelt te zullen worden: verdelg niet, (lï volgens den He-, Brêeuwfchen Text,) vereenig myne zir metmet die der Goddeloozen. Hy zegt tot God : dz ben in de onnozelheid: maar hy voegt er hy,koop, m af. ontfermt u over my hoe zeer ook zvn fewisfè hem getuigd, dat hy onnozel is, gg.  van de Gebeden en P/echtigh. der H. Misfe':- 391 vocld hy echter, dat hy geiïadig de hand van den Verlosfer nodig heeft en van zyne bermhertigheid. Hy kend dan het goede dat in hem is, hy doet het zien, en het aan den dag brengende,blyft hywaarlyk ootmoedig. Zulk een ootmoedige moet de Priester weezen, die zonderlinge genaden van God ontvangen heeft, die zig door de boetvaardigheid en door de gelchiktheid van zyn leven gezuivert heeft, eer dat hy het Altaar beklimt; en zodanig moet ook zyne gefteltenis zyn, als hy de verfen van den XXV. Pfalm leest, die wy nu met eenige omfchryving gaan uitleggen. UITLEGGING. I^javabo inler inno- Onder de onnozelen centes manus meas.: zal ik myne handen waset circumdabo Alta- fchen: en ik zal uw Aure tuam., Domine. taar omringen, Heer. De handen hebben altyd de daaden , cn de werken (1) te kennen gegeven, cn juist dee- ( ze moeten gezuiverd worden. Ik moet my ; wasfchen , niet eenvoudiglyk met het water, maar ik moet myne daaden zuiveren met de onnozelheid myns herte, in de vergadering der Vroomen , die door hunne voorbeelden my zullen opwekken om de opregthcid en zuiverheid van myn hert te beminnen, cn te bewaaren. De Jooden gingen de Altaaren rontom met de offers , en brandoffers, met nee bloed der flagtofferhanden maargy, ö Heer, gy wilt rontom uwen Autaar onze geesten, en onze, met uwe Engelen vereenigde herten hebben, die'er u aanbidden. Ik zal my by jiuwe dienaaren komen vervoegen : L Ut awliam vocem Op dat ik aanhoore de laudis , et enarrem ftemme des lofs, en alle univerfa mirabi/ia'e- uwe wonderheden yer- h'us» kondige. Om aan te hooren dat ze gezongen worden, en om van u zelve uwe groothedCh te keren, Ëb 4 en ART. VUL L. A V A B O. 1) Orïg. hem. 1 lib.regum.  ÜUPEEL., 392 Letter- Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge.^ en de wyze om u te looven. Ik zal "er. koomen, om 'er zelve de iofzan,en te zingen, die in ons verftand de wonderheden yan uwe magt doen herinneren. Een Priester moet de bazuin van Gods grootheden zyn; hy is, van wegens zyn ftaat, verpiigtom zyne wonderdaden te kennen, en te doen kennen, en om'erzig mede aan te vullen om dezelve te verkondigen. Domine, dilexide- Heer, ik heb den luicorem domus tua, et fter uws huis bemind, locum habitationis en de woonplaats uwer gloria tua. heerlykheid. De "heerlykheid Gods heeft , om zoo te fpreeken, hkar plaats in de Heilige Tempel en in alle vergaderingen waar in hy verheer? lykt word. Wy moeten verlangen dikwils in deeze Heilige piaatfen tegenwoordig te zyn, met de Gelovigen dié'er vergaderen. Ne perdas cum im- Verniel toch ö God-,piis, Deus, animam myne ziel met de Godmeam, et cum viris deloozen niét , noch fanguinum vitam me- myn leven met de bloedam. gierige menfchen. Laat my met de boozen niet leeven met welken ik zou vergaan ; met die bloeddorftige menfchen , die niet fchroomen hunne broeders het leeven te beneemen, en hen door allerhande middelen trachten te doen verlooren gaan. In quorum mani- In welkers handen onlus iniquitates funt, geregtigheden zyn, weldextera eorum rcple- ker regter hand vervuld ta eft muneribus. is met giften. Zy geeven zig aan gruwelen over, en zyn altyd gereed om booze daaden rebedryven, om dat zy de giften beminnen die hen verderven. Ego autem in in- Dog ik heb in myne nocentia mea ingres- onnozelheid gewandeld: fus fum: redime me, verlos my , en ontferm et miferere meh u myner»  yan de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 393 Is, ö Heer, door uwe genade, dat ik een leven geleid heb onderfcheide van dit der zondaaren, en dat ik hier met een gezuiverd hert, en gezuiverde handen ben ingegaan. Maar ik zou al fchielyk befmet zyn, indien gy my niet behoede voorde belmetting der Goddelozen. Weest zoo goed my 'er door uwe bermhertigheid van af te trekken. Fes meus jletit in Myn voet ftaat vast directo : in ecclefiis op den regten weg: in benedicam te , Do- de vergaderingen 2al ik mine. u, Heer looven. Aangezien ik reeds door de gevolgen van uwe Goddelyke goedheid den regten weg bewandeld heb, zal ik u in de Heilige plaats'er over looven, in de vergaderingen der regtvaardigen. Gloria Patri, &c. Glorie zy den Vader, &c. gelyk als op het einde van den Pfalm Judica p. 169. Terwyl de Priester deezen Pfalm leest, en zyne handen wafcht, zouden de omftaanders intusfchen konnen zeggen : Heere wafch my , meer en meer van myne boosheden , en zuivert de gedagten van myn verftand, en de begeertens van myn hert op dat ik my met de gefteltenisfen van den Priester mag vereenigen, en deel neemen aan de genade, en ,aan de vrugten van de Heilige offerhande. Bb 5 AR- ART. VUL LAVABO»  3 Üï. DEEL. t j fi)Deindeinelinarus ante Altare dieet hanc oiationem,nonexaliquootdine, fed ex ecclefiastica confuetudin e: fufcifie Jar.Ua trinitas. &c, micrel. c. xi. Letter- Gefchlcht- cn Lcerflclk. uitlegginge,, ARTIKEL IX. ?tt» het Gebed suscipe sancta tr1n1tas, waar in men eene nieuwe opoffering ziet-, of nieuwe beweegreden yan de offerhande ter gcdagleni.fe yan da gei i ei men van jesus Christus, en ter eere der Heiligen, RUBRIK. De Priester zyne handen gewasfehen hebbende , kómt in 't midden des Autaars, waar op hy de handen gevouwen hebbende, een weinig buigen-, de, in fii/te het Gebed leest s u s c i p fc SANCTA TRINlTASj &C. Tit. VII. n. 7. BEMERKINGEN. De Micrologus fchryvende omtrend het Jaar 1090 onderrecht (1) ons dat dit Gebed nog in het Roomfch, nog in het Gallicaanfche dienstboek gefchreven ftond,en dat de Priesters het zelve door eene Kerkelyke gewoonte laazen. Het ftaat, wat den zin aangaat, in de Griekfche Liturgiën (<6). Het is byna met dezelve bewoordingen in het Ambrofiaanfche Misboek (37), en het word met eenig verfchil in eene menigte Misboeken, en Sacramentarien (?«) Zie Sr. M AX! mus , den h. GE RMANUs in zyne Theorie, eu cabasilas in de verklaaiing van de Griek, fche Liturgie. (37) D:t heeft waarfchynelyk aanleiding gegeven dat men dit Gebed den Heiligen Ambrosius in een Misboek van Auxerre van de dertiende Eeuw heeft toegekend: I^cvan, do cali:em, dieet eratior.em fantii Amhrofii, Sujcipe Jantia Trimtas, fc>f.  van de Gebedenen.PIechtigh. der II. Misfe. 39.5 rien gevonden die nog ouder zyn als de Micrologus (38 • Intusfchen hebben zeer veele Kerken dit niet gebruikt, om dat het alleen een Gebed uit Godsvrugt was- De Kathuizers leczen het ook tegenwoordig niet: het geen aanwyst dat het ten tyde hunner inftclling in 1084 in de Kerk van Grenoble, welkers Misboek zy aannamen niet gelezen wierd. Öok is het. in alle Kérken niet op dezelve wyze in gebruik geweest. Het wierd veeltyds ntaar op plegtige dagen gelezen; en 'er waaren byzondere Gebeden op andere dagen voor de zieken, voor de dooden, voor de noodwendigheden der Kerk , voor de Vorifen . voor het Volk, voor den Priester &c. Het Gebed het welke gemeenlyk op de Feestdagen gelezen wierd was langer: want men liet 'er invloeijen van de geheimnisfen der menfchwording, van de geboorte, en der Heiligen die men byzonder'vierden. Zodanig is dit het welke in het Sacramentarium van Triei het gewoone Gcbtd- genoemd word (1), het welke in een aantal Misboeken van de Kerker van Vrankryk behouden is Eenige had den het zeer verkort, en maakten alleen maar gewag van de verborgendheid van het Lyden yan jesus christus.. Dit is het Gebed het welke de Jacobynen behouden hebben. Maar uit de Micrologus is te zien dat het in dien tyd in eene menigte Kerken uit eene (1?) Dit is in de negende Eeuw in de Uuren van karei. De ka alk vo>r de Gelovigen die hunne offergiften in de giste deden geilek.- Sufcipt far.cJa Trinitas atque indivifa Umtas bar.c Ma-.hr.em, r.uati tibi offert) per mar.us Saeerdoti'tui ■pro me pnesure. Sec Mjar het is voor de Priester in het Pontificaal van den H. prudentius, Bisichop van Troijen aangetckent; in een Sacramentarium van Touis op het einde tan de negende Eeuw, in dit van Mbisftc van dien tyd, in de lylisfè van illyhic omtrent Iv t )aar 900, in twee Misboeken van Otregt omtrend dien -zclveh tyd, in het .Sacrimentarium van Tiier van de tiende Eeuw, in dit van Al'\v van de elfde Eeuw, in her TontiGcaa! van Sèes oniïrend het Jaar 104?, en in een Misboek van Troicn. ih loS 0. ART. IX. s (J s c 1 p S S A N C T A« (i)Ob!atioeofB,munis. Oblatio proRege eromni populo cbrifti. ano. Oblatiö pro femetipfo. Oblatio pro falute vivorum. Oblatio proinfirmis, pro defunótis, &c. faeram. trev.mjf, 1  III. DEEL» e < i ? 1 1 i : J (i)üt in altari fcrapcr nd Patrem dhigaruroratio ccxal car' ihag. vuigö III. Ittp.1). ;£>5 L etter- Gefchicht- en Leer/lelk. uitlegginge-* ene Godvrugtige gewoonte gelezen wierd op lie wyze als wy het tegenwoordig lezen, zig :en wynig geboogen houdende, enmetde vol;ende bewoordingen, ' Sufcipe JanBaTri- Neem Heilige Drie- nlas, hanc oblatio- vuldigheid deeze offer- icm quam tibi offeri- hande aan, die wy uop- nus ob mcmoriam draagen ter gedagttnis- ^affionis , Refurrec- Ie van JeiusChrisrusLy- ionis et /Ifcenfionis den, van de verryzenis Jefu Chrifti Domini en Hemelvaart; en ter üflri; et in honore eere van de Heilige Ma- ?eata Maria femper ria altyd Maagd, en van rirginis, et beatijo den Heiligen Joannes annis Baptifta , et den Dooper, erwvan de 'anStorum Jpoflola- H. H. Apostelen Petrus rum Petri et Panli, en Paulus, en van dee- tt ijlorum et omnium zen, en van alle Heili- SanBorum : ut Mis gen, op dat zy hun ter proficiat adhonorem, eere en ons ter zaligheid nobis autem adfalu- verftrekke : en zy zig tem- et Mi pro nobis gewaardigen voor ons in Intercedcre dignentur den Hemel te bidden , in cali>, quorum me- welker gedagtenis wy moriamagimusinter- vieren op der aarde. rii.Per cundemChris- Door den zelfden Chris- turn Dominum nos- tus onzen Heere. Amen. trum. Amen. UITLEGGING. Suscipe, sancta trinitas , neem aan Heilige Drievuldigheid. Volgends het gebruik van de vier eerfte Eeuwen der Kerk, moesten de Gebeden alleen tot God den Vader geftierd worden. Dit was door eene Kerkvergadering van Carthago geboden O). Gelyk men zig toen bezig hield, om de dooling der Heidenen uit te roijen,die de veelheid der Goden aannamen, zoo wierd 'er van de Heilige Drievuldigheid niet gefproken, volgends dc getuigenisfen van vigilius vanTapfe, ea  vdn 0*6 Gebeden en Pleehtigh. der II. Misfe. 397 en florus van Lyons CO > uit vrees dat wy ook, door hen die het geheim van de drie Goddelyke Perfoonen niet kenden, gehouden mogten worden de veelheid der Goden aan te neemen. Echter, voegen die oude Schryvers 'er by, hebben de Gelovigen altyd geweten dat men den Vader niet aanbid, zonder den Zoon en den Heiligen Geest aan te bidden, dat 'er tusfehen de Goddelyke Perfoonen nog fchyding nog afftand plaats heeft ; dat de Zoon in den Vader is, en de Vader in den Zoon CO' dat de Vader niet geëerd word, als de Zoon C3) niet geëerd word, en als men hem niet eerd als den Vader, dat diensvolgens dc Vader geen dienstbewyzing ontvangt, die den Zoon , en den Heiligen Geest in gelykheid niet zou toekomen; en dat gelyk het Sacrament van onze herbooring gelyklyk van de drie Perfoonen komt, vermits wy gedoopt zyn in den naam des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geest, men dan ook niet twyffelen kan, of de offerhande, die wy opdraagen , gelyklyk aan de drie Goddelyke Perfoonen die een eenig God zyn, werd opgeoffert. En daarom hebben de Griekfche en Latynfche Kerk, als zy voor Perfoonen die wel •onderweezen waaren fpraken, niet gefchroomt om duidelyk in het opdraagen van de offerhande te bidden, neem aan, 6 Heilige Drievuldigheid. hanc oblationem, deeze opoffering. Na dat dc Priester, in de naam van de Kerk, het brood en den wyn heeft opgedraagen, en dat hy en de Gelovigen zig zeiven hebben opgeoffert, om Gods opperfte magt te erkennen, en voor de uitwisfehing van hunne zonden; draagd hy aan de Heilige Drievuldigheid dit offer op tot gedagtenis van de verborgendheden van jesus christus , en tot eer van de Heiligen. ob-memoriam passionis. Wy draagen dit ten eerften op tot gedagtenis van het Lr. ART. ix. s u s c 1 p e S A N c T A. (1) Dt elfient f1) Ego in Parrerf .erPaicrin meed, (3) Utomnesho. norifi euiFiliuia ficuthonorifi- cjnr Patrem. Qui non honoiifictt Filium, non honorificati'attem.htm. V: 23.aut* irall. I? injttta. •> 6.  393 Letter Gefchicht-en Leerftelk. uitlegginge, ÏU» ÖEEL. *Weeren of men moet Ieezen in Sonore, volgends de oude Misboeken, of in hmorem, volgends de nieuwe. Lyden, volgends het gebod van je.,üs chrisTüsj 0111 dat degste, offe-hande 'dezelve is als de oferhande van zyn Lyden, gelyk de Heilige cyprianus fpreekt. ■ r e s u r r ii e r i o n i s. Wy offeren dit ten r.vveeden toe gedagtenis van de verryzenis, om 3at jesus christus, by zyne verryzenis, zyne offerhande heeft doen duuren, het zelve leven dat hy had aangenoomen, opdraageude. et ascensionis. Ten derdcii , ter eere van zynen Hemelvaart, waar door de Goddelyke Zaligmaker zyne offerhande voltrokken heeft, als toen door zyn eige bloed ingaande in het waare Heilig der Heiligen, in den Hemel die hy ons geopend heeft. ET in H O n O R e .. ; SANCTORUM. Til zeer veele nieuwe Misboeken, zoo wel als in de Cartons die men met een enkel blad op den Autaar iegd, en in de meeste dienstboeken van de Misfe die dagelyks gedrukt worden, leest men in * honorem (39); Maar oudtyds las men in honore. In dc Misboeken van Ut« regt omtrend het Jaar 900, en in het Sacramentarium vanTriervan de XdeEeuw, waar in dit Gebed voor aan ftaat, vind men in honore. , Desgelyks leest men in het Priester(yk Boek voor de eerfte maal te Rome onder leo den x. gedrukt, en daar na te Venetien, in de Misboeken van pius den v, van CLEMENS DEN viii , van u rb anus DEN viii, en in alle Roomfche Misboeken dewelke tot nog toe eenigzints nauwkeurig gedrukt zyn, zoo (39) Zoo leest men in de Misboeken van Parys van 1/S23, tan 16J4, rssy, 1706: van Orleans 166 , van' Laon 1702, van Me.iux 1709 &c.; en in het Misboek van Parys voorde feerfte maal in 148 t gedrukt fteld men in CemmemoraHer.emB. M. V. en zoo is 't geilek gebleven tot 16 ; toen men het Roomfche Misboek heeft beginnen te gebruiken. Majr iu ie voorgaande gefchreve Misboeken iersr men, in Gummi* Wittont E. M, r. et in hir.tre cmnivta faniïirum.  y van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 39c : zoo wel als in de oudfte Misboeken CO vat andere Kerken , en in het oude dienstbod van de Carmeliten 00. 'Er is dan geen re den om te twyffelen of men zou moeten lezet in honore. Zy die gefield hebben in honorem hebben zig laaten voorftaan dat deeze eene mee Latynfche uitdrukking was, of dat het onver fchillig was in honore of in honorem te ftellen ondertusfehen zyn beide deeze uitdrukkin gen gclyklyk latynfche uitdrukkingen, en d< zin'er van is verfchillende. De Kerk inde daac verkoos niet in een zoo kort Gebed tweemaa het zelve te zeggen. Als wy nu hier lazen/> honorem , tot eer, zouden wy terftond daai na het herhaalen, om dat wy fchielyk daai op doen volgen, ut illis proficiat ad honorem o\. ; dat het hen tot eer ftrekke. Men moet der halven noodzaaklyk het onderfcheid aanmerken. Men leest fomvvylen in de oude Latyn fche taal in honore deorum, niet om te zeggen tot eer van degooden, maar om te betekenen, op de Feestdag der Goden, opdeplegtigheid der dagen die hen waaren toegewyd, of op de vertooning der eerbewvzing die hen gegeven wierd. h Is in dien" zin , dat de Kerk inet betrekking tot de Heiligen zegt, in hono- • re, dat is te zeggen, datwy, op de gedagtenis houding, of op de Feestviering der Heiligen, van God verzoeken onze offerhande te 1 ontvangen, nu wy hunnen Feestdag of hunne gedagtenis vieren; gelyk wy in de Priefatie van de Heilige Maagd des Saturdags lezen, dat het '3) billyk en regt is, dat'wy God : loven in haar te eereR. Dit is juist de zin van de Kerk. Wantin i de eerfte plaats 'er zyn Misboeken die in i dit Gebed Sufcipe geftelt hebben in veneratio tie C4)- of in commemoratione, in plaats van ; te ftellen in honore. Ten tweeden , men leest fomwylen in de oudfte Sacramenta ; Tien op de titels van de Misfen der Heiligen, Mifti in veneratione Cj)5 Mijfa in honore, dat ï% f 1 ART. IX. ; (1) Miffal. fip . camr.enie »iff. an. tijjtodarenfe an. I 1490. a melden/: ( 1492. (1 y J7. in . honorem.) Edz■ enfe j491.Lau.dn• nenfe. I Jf jr. ; (2) Miffal car. melit. ver.etiis ; 15:4. i I 1 (sjlnveneraticj. ne B. M coilaudare. <4,)LeMiffeld-R. vreux de 1497. (S) Mifla in venera lionebeati Praicurforis Johannis. Mina in veneratione beg. tiPetri. MiiTairt honore omnium Apoltoloium.yi. cram.filv. mff. II* bl.far.c~ls gerieve, f*. fel. 19. i».  SIL DEEL. (j)Oria miffal. ambrof. an. 1548et 16S». (z) In magnis folenanitatibüs fico^la'iofalis. trio mff-mamal Mr»«f. an. lSao- 400 Letter- Gèfchlcht- en Leerjlèlk. uitlegging*-, is te zeggen, Misfe voor de Feestdag van den Heiligen (40) > wiens gedagtenis gevierd word. En in de derde plaats, het is zoo klaar dat men doorw honore verftaan heeft, op de Feestdag der Heiligen, dat volgends het oud Kerkgebruik van Milaan (t), dit Gebed alken op de Feestdagen gelezen word. Hetgeen insgelyks ook in het handboek O) van de Cathuizers des Jaars 1500 op dezelve wyze ftaat aangetekend. Des niet tegenftaande lezen de meeste Kerken dit Gebed ieder dag in de Misfe, federt zeven, of agt honderd Jaaren, om dat men dagelyks in de Misfe de gedagtenis der Heiligen houd, gelyk wy dit in de Canon oyer het woord Communicantes zullen zien. Wy zeggen dan van het offertorium af dat wy deeze offerhande de Heilige Drievuldigheid voordraagen, ten zeiven tyd dat wv de gedagtenis der Heiligen vieren. beats MARIA5 VIRGlNIS. WynOe- men dadelyk de Heilige Maagd, als de Koningin der Heiligen, en der Engelen, die de eer'heeft gehad om aan het eeuwig woord het lighaam van het opgedraagen flagtoffer tegeeven;en welke zig zelve zoo veel te meer m dankzegginge opdraagt, als zy meer in grootheid en heerlykheid verheven is. et BEATl JOANN1S BAPTIST? iE (41)» dien Heiligen voorloper, die het Heilig flagtoffer heeft doen kennen, het Lam hetwelk •weg neemt de zonden,.des waarelds* ET SANCTORUM APO STOL ORUM P È- tr 1 et pauh, cle Heilige Apostelen Petrus ^ cn Paulus, als de eerfte hoofden die het verkondigt hebben. bt (40) Zoo ftaat 'cr in de vrille Gebeden van de Misfe vari de Heilige Gt'NoVF.vA, die zeer oud is.- offermus, domne, proces et mnnera in bo,,orc fantl* Ctnevefa gaudentes. MiS» fal. Parif. an. 1559- i«J4, ' „: (41) De H joannes baptista ftaat met in de 1>Ucrologus, nog in eenig Misbgek vooi de üde Eeuw.  van de Gebeden cn Plcchligh. der tl. Misfe. 40: et istorum, en van deezen. Eertyds wierden zy 'er door verftaan welkers gedagtenis of Feestdag gevierd wierd, gelyk de ou "de Sacramentarieri ons het uitleggen: en tegenwoordig worden zy 'er nog duor verftaan welkers overblyfzelen hier rusten , die de eer hebben zegt een oud Schryver (1), inden Autaar te rusten, waar op God de offerhande aan neemt, en opdraagt; laat ons 'er by voegen, en die onder den Autaar van de Kerk niet ge plaast zyn, gelyk zy onder den Autaar van den Hemel geftelt zyn , volgends den Heiligen joannes, als om dat zy zig zeiven aan God hebben opgedraagen, en aan deeze Heilige offerhande zyn deelagtig geworden. et omnium sanctorum en van alle 'deHeiligen, die u van het begin des waarelds behaagd hebben, en die van abel af voor uwe oogen, gelyk hy, aangenaame flagtof^ fers geweest zyn. ut illis proficiat ad honorem, "op dat dit offer hen ter eere zy. Niets ftrekt de Heiligen tot meerder eer, als hunne vereeniging met de offerhande van jesus christus; en wy konnen niets doen dat hen meer behaagd, dan hunne gedagtenis in de offer- ; hande te vieren welke al hun eer, en hunne , : geheele heerlykheid gewrocht heeft. Doch i dit ftuk doet eenige menfchen die niet gemakkelyk in de geheimen treeden, en die de tiit:geftrektheid van de Heilige offerhande niet kennen, verbaast ftaan. Eenige Catholyken .zien niet ver genoeg, en de vyanden van de Kerk zouden hier gaarne een fteen des aanftoods willen vinden, al of de Kerk de Heiligen met God gelyk fteide, ja zelfs hen den jang voor jesus christus deed hebben, laat ons niet ftilzwygende voor by laaten gaan, het in fchyn fpitsvinnige, dat zy hier over Zoeken in te brengen. De offerhande, zeggen zy, van jesus Ijhristus op te draagen,om dezelve tot eer mm ART IX'. S U S C 1 P £ S A N C X A- (1) Quid honórabijius dici póteit.qnam fijblt la art reqmVfcere.lnquaOeofïi . cifkium celeb atur, n q ia Do maai (t Sacerdos? aug. urn. i. app.jerm.in, Hoe de o(r>rhandev.in J. C aart de Heiligen op te draagen. Perklaring der vastheden die il e de moeijeydcheden over. l.t üiik weg lie» :iea.  4 III. DEEL. j < i i < j i (i)ïtitmeh ut nulli Martyrum , quamvis in mejnotiisMartyrumconftituamus Altaria. Qiiisenim Antiftitum in lo eisSanöotumaf. liftens Altari ali. quando dixit: OfFerimusübi, Petie aut Faule autCyprianejfet quod offertur.of fc-ftut Deo, qui Mirtvrescotona vit, apud memo lias eorum quo eoionavit. af ga/?, tb. 20 een trafauft.e.zu 32 Letter- Gefchicht'.en Leerftelk. uitlegginge , an de Heiligen te doen dienen, is dit niet de Ieiligen meerder eeren als jesus chris'us, om dat men jesus christus doet lienen om hen te eeren , is dit niet hem zelfs net hen gelyk te ftellen, of hen voor God te tellen , vermits men zig tot God vervoegd mi dc Heiligen te eeren ? Deeze moeijelykheid, hoe fchoon dezelve :ig ook vertoond, beftaat alleen in deverdraing en den kwaden zin, die aan de bewoorlingen gegeven worden; en zy vervalt van selvc, indien men opmerkt, dat de Kerk geheel 'ervan vervreemd is, om God en jesus :hristus te doen dienen om de Heiligen te eeren: maar dat zy God door de offerhande aanbiddende, de Heiligen eerd met die by jesus christus te voegen, met wien zy zig zeiven tot eene offerhande aan God opdraagen. Laat ons deeze waarheden ontvouwen. Ten eerden, het is klaarblyklyk dat de Kerk de offerhande niet opdraagd als aan God alleen: vermits in de twee voorgaande opofferingen , die men afzonderlyk van de Hostie 3 en van den kelk doet, aan God alleen de Hostie zonder vlekke, en de kelk der zaligheid tot uitwisfehing der zonden wordert toegefchikt. 't Is niet minder zigtbaar, dat al bet geene tot de offerhande behoort, generlei wyze tot de Heiligen gefchikt is; dat men 'cr geheel van vervreemd is,om hen offerhanden bp te draagen, en dat de Kerk met den Heiligen augustinus altyd beleden heeft (i>. Wy draagen de oferhande op aan den God der Martelaar en, wanneer wy tot hunne gedagtenisfe Altaaren opregten : want wat Priester heeft ooit aan den Autaar gezegd: wy draagen u petrus, , of paulus, of cyprianus oferhande op; maar het geen men opdraagd is aan God opgeof1 fert, die de Martclaaren gekroont heeft in de piaatfen, die gefchikt zyn om de geeneu te eeren welken God gekroond heeftt w at  Ma de Gebeden cn Plecht igh. der H* Misfe. |ö§ Wat eer wy ook aan de Heiligen zouden geeven , wy zullen altyd met dien grooten Leeraar zeggen (i): wy geeven aan de HUti■gen geen Kerken, geen Priesters, geen offerhanden ; om dat het de Heiligen niet zyn, maar hun God, die onze God is. De Kerken zyn aan God toegeweid, onder de benaming der Heiligen, welkers overblyfzelen 'er bewaart zyn, als offers die gedurig yoór God hunnen Heer geflaeht worden: en in het Gebed 't welke wy uitleggen vervoegd men zig alleen tot de Heilige Drievuldigheid 'om de offerhande aan te neemen, Snfcipc, ftthha Trinitas, hanc oblationem; ontvang, ö Heilige Drievuldigheid, deeze opoffering. Ten tweeden, wy draagen jesus christus aan de Heilige Drievuldigheid niet op 'om de Heiligen te eeren: maar, na dat wy gezegd hebben dat wy aan God de offerhande yan jesus chrisTus opdraagen, gaanwy niet voort met te offeren: maar wy verklaaren vervolgens den inhoud van deeze Heilige 'offerhande, en liet geene wy "er in behooren te overweegen, namelyk de geheimen van jesus christus, en de overwinningen der Heiligen, die al hun eer, en heerlykheid uitmaaken, ob memoriam Paffionis, et in honore beatce, Sc De Gelovigen die aangaande de uitgeftrektheid van de offerhande wel onderwezen zyn, weten ool.c wel dat de Kerk hier de eer die wy aan de Heiligen fchuldig zyn niet kan affcheiden van de eer die wy jesus christus moeten bewyzen; om dat de offerhande van je sus christus, die wy opdraagen, de offerhande van de geheele Kerk is, van het hoofd, en de leden; het algemeen offer van alle Heiligen, die zig aan God hebben opgedraagen. Op deeze wyze, zegd de Heilige augustinus, is de geheele vry gekogie Stad (2.), dat is te, zeggen, de vergadeiing der Gelovigen en de gemeenfehap der Heiligen, dis het alCc a ge- ART. IX. S U S C I P Ë S A N C T A. (1} Ncc tarnen nos tjRiem Mar» tyrihns Terh'pla > uceidotia.Iacra', et ücririda'conffiiuimusjfjtioniram non ipfi, !ed Deus eorum nobis eft Deus. aug. I 8. dc civii.c. 27". fi JProfeóió tïx, fcirur ut toia ip« fa redernpta cïvitas, hoe eft, congregatio fbicietafque Saneïö. rum, uniyerfale facrificium ofte. rarur Deo per Sacsidotem magnum, qui eriahi le ipl'um obtuiit in pallione pro nobis,ut tanri ca. pitis corpus eflamus, fecundum fbrmam fervi. Hanceniro obtuiit,in hacoblatusj eft; quia (ècundum hanc Mediator eftyn hacSacerdos,in hac focrificium eft. cKg-deiiv'.t.lé,t* e. t. r  404 Letter- Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge » III. DEEL. (1) ïbiic. zo» Ad quod faciïficiiim, ficut homincsDci,qui tnundvra in ejus confeflione vi. cerunt, fuo loco etotdincnominantur, non ta. ruenaSacerdote, qui faciificat,invocanrur. Deo quippe,non ipfis facrifïcat, quam\is in memoria facrificet eorum, quiaDeiSacerdos eft, non illorum. Ipfum vero facrifïclum corpus eft Chrifti, quod non offertur iplïs, quia ho- funt et ipiï. aug. de ti. vit.l. li. c. 10. (3) Pro eis ego iandifico me ipfum ut (int et ip. li famStificati in veritate. joan. xvh: iS. gemeen offer is, aan Gocl cloor den lioogen Priester opgedraagen, die zig voor ons in zyn Dyden geofferd heeft: de offerhande die wy dagelyks opdraagen , zegd voorders dezelve Heilige Vader (Os is de offerhande yan de Kerk, dewelke het lighaam van den Zaligmaker zynde, die ''er het hoofd van is, van hem leerdom zig zelve op te draagen. (2) In deeze offerhande worden de Heilige Martelaaren, die mannen Gods, die hem belydende de v/aareld hebben overwonnen, volgends hun rang genoemd door hem die de offerhande opdraagd. Evenwel draagd hy aan hen de offerhande niet op , of fchoon hy tot hunne gedagtenis opoftert; hy vervoegd zig tot God, om dat hy Gods Priester , niet hunnen Priester is* De offerhande is het lighaam Qgeheelj van jesus christus, het welk aan hen niet opgeofferd is, om dat zy zslve deeze offerhande zyn. jesus christus zelve heeft den grondflag gclegt tot die onbetwistbaare bemerkingen van den Heiligen augustinus: om dat hy ons geleerd heeft dat hy zig zei ven tot geene offerhande heeft opgedraagen, dan ten einde de Heiligen waarlyk tot een Heilig offer wierden ingevveid C3> /* heilige my zeiven voor hen , zegd jesus christus, op dat zy ook in de waarheid zoudenge'teiligdzyn. Men moet weten dat heiligen, hier genomen word voor opofferen, en niet voor de heiligheid te verkrygen ; aangezien Jesus christus de heiligheid zelv is, en hy die niet kan aan* winnen. , Gemerkt dan de offerhande tot gedagtenis en ter eere van de verborgendheden van jesus christus moet gehouden worden, zoo moet dezelve insgelyks tot gedagtenis en ter eere van de Heiligen geofferd worden, die na dat zy geheel hun fterflyk leven in dankzeggingen hebben overgebragt, zig onophoudelyk met jesus christus vereenigen, om zig in dankzegging op te offeren , ter oorzaake van ontelbaare goederen waar  van de Gebeden enPkclitigh. dtr H. Misfe. 40' waar mede zy zyn opgehoopt. De wyste onder de (i> Griekfche Schryvers duen om deeze bemerking maaken in hunne Liturgie. zoo wel als wy in de Latynfche. Ten derden, deeze vereeniging der Heiligen met de offerhande wel verftaan z-ynde . waarom zouden wy niet in 't oog houden de Heiligen in de offerhande te eeren, vermits wy daar vieren de eer die zy gehad hebben om alsGode zeer behaagelyke ilagtoffers aangenomen te worden? ja'een eer diezygeduuy\y genieten, om dat zy zig zonder ophouden flagtofferen. Van den anderen kant eifcht de eer die wy aan God fchuldig zyn, van ons dat wy zyne gu'nitelingen, zyne kinderen, zyne erfgenaamen, de mede erfgenaamen van jesus christus eeren, die onvergelyklyk meerder met God vereenigd zvn, als-kindereu en gumtëHrigen met hunnen" Vader en Koning vereenigd konnen zvn ; vermits zy in God vereenigd zyn , gelyk de Vader , de Zoon, en de Heilige Geest onder zig een zyn, volgens het Gebed van jesus christus 00- Wy moeten dan de Heiligen eeren, en waar zóudén wy beter de eer, die wy hen fchuldig zyn konnen piaatfen, als in de offerhande die alle hunne verdienden en den luifter hunner verheerlyking veroorzaakt heeft? Ten vierden, vermits de eerbcwyzïng die wyden Heiligen geeven van de gaaven diezy van God ontvangen hebben afdaalt, en zy'zig niet tot hen bepaalt, verminderd zy diensvolgens niets van de eer die wy 'aan God fchuldig zyn. Men ziet in eene menigte van -Gebeden die in 't Misboek fiaan, dat opofferen voor de Heiligen, of ter eere der Heiligen , Gods grootheid , en magt plcgtiglvk vieren is, in die genaden dewelke zy door de offerhande zelve ontvanp-en l.oMien foV «•„ draagen aan u, 6 Heer, zegd de Kerk', in de dierbaare dood van uwe Mart elr. aren deeze offerC c 3 tutti. i ART. TX. SOJCIPS S A N C T A. (l) Cabajilas li. turg. rxpofst. c. ■iU ■ (i) Ut et ipfï n« bis unum (int, joan. XVII.- iz. (3) In ttiormn Domine, pretio» fa mortejuftonim lacrificiurn illud offcrimus de quo maityri" um fumpfit omneprincipium.Per Dominum noftrum,8cc Fer. V. pojl.dom.Wl, quaaraz.  III. DEEL. (1) Fmmer.turrj Electnrtim,e;viflum gcr.nimr.s i iigines. zatb. 406 Letter- Gefchicht- en Leerflelk, uitleggings^ hande op, waar van de marteldood zelv zyn oorfpronggenomen heeft. Om dat de Marteiaaren, uit het Hemelfch brood des Altaars, denotiverwinbaaren kragt getrokken hebben die hen over duivel, dood en zonde heeft doen zegenpraajen; de Maagden trekken haare eer en haare fterkte van het brood des Hemels, van de terwe der uitverkoornen (l), en van den wyn, die. Maagden voorsbrengd. Met een woord, ter eere der Heiligen, die hun leven voor God overgebragt hebben , draagen Wy dit Goddelyk flagtoffer op , 't welk zig heeft gedacht, om alle die Heiligen wel behagelyke flagtoffers voor den Heere te doen worden. " Wy offeren het om hunne overwinningen, die de overwinningen van je-. sus christus zyn, te eeren, en diensvolgens om jesus christus in zyne Heiligen te eeren, cn de Heiligen in jesus christus, wiens Ledemaaten zy de eer hebben te. weezen. Zoo dan , wel ver va'i te zeggen dat wy ons van God en van jesus christus bedienen om de Heiligen te eeren, als waaren zy boven hen, (welke eene fchrikkelyke. Godloosheid zou zyn, die aan de Kerk niet dan door eene grove onwetendheid, of eene ingekankerde kwaadaartigheid kan toegekend worden;) wy zenden in tegendeel de offerhandevan jesus c hr is tu s tot God niet op, dan om God door jesus christus te doen eeren, en door de Heiligen, die zich met hem hebben opgedraagen, en die door de vereeniging met het soffer van den Zaligmaker de lerkte, en de eer gehad hebben, om over de waareld, en den duivel te zegenpraaIcn; een eer die de geheele Kerk nooit zal na laaten plegtiglyk te vieren. nobis autem ad salutem, en voor. ens tot zaligheid. De offerhande die zoo veel eer aan de Heiligen heeft toegebragt, moet de oorfprong van onze zaligheid zyn om ons, gelyk hen, Heiligen te maaken. En dit is ë J • het  van de Gebeden enPlechtigh. derH.Misfe. j\c\ liet dat wy hier verzoeken, om in eene volmaakte gemeenfehap met de Heiligen te treeden. et 1ll1 pro nobis interceder!; dignentur in c iE l i s, cn dat zy zich gevaardigen voor ons in de Hemelen te fpreeken. „ Als wy aan de tafel des Heere, zegd „ de Heilige augustinus (i) de gedag„ tenis der Heiligen maaken , hebben Wy „ voornamentlyk altyd in 't oog dat zy voor „ ons bidden, ten einde voor ons de genade „ te verwerven, dat wy in hunne voetltappen „ treeden; wy willen hen aanporren om voor „ ons in de Hemelen voor te bidden, door ,, de gedagtenis die wy van hen op de aarde ,, maaken", quorum memoriam agimus in terris. Wy hebben de eer om zeer nauw met de Heiligen vereenigd te zyn, en hunne broeders te weezen, door de gemeenfehap van alle die dewelken in jesus christus gelooven, en die in zyne Kerk zyn. Wy hoopen dan dat zy in de Hemelen zullen voor bidden, terwyl wy hunne gedagtenis op de aarde vieren. Kan men klaarder uitleggen wat de eer is die wy hier aan de Heiligen geeven , dan door de woorden van dit Gebed zelve, het welke eindigt, als wy zeugen-,dat wy alleen maar eene gedagtenis van hen maaken? per eundem chr1stum DOMlNUM Nostrum, door den zeiven Jefus Christus onzen Heer. Gelyk wy geene gedagtenis der Heiligen maaken als om hunne voorbidding te verkrygen, zoo verzoeken wy deeze gena» de door jesus christus; om dat zy alleen in hem en door hem , als den eerïigen middelaar, onze voorbidders konnen zyn. Cc 4 AR- ART. IX. S u 3 C r P E S A N C X A. (t) Ideo quippe rd ipram menl.ini Domini non fic cos «ommemoramus, quem sdmodum alios qui in pace requielcunt, ut eti» rm pro cis oremus; fed magis Ut ipu' pio mbis, ur eorum vefligi. is adha:r< amus. f Kg. tratf, 84. i*A joa>.  DEEL. (O Dl: fit. efci c. 4+. (t) Verfursc'. ftanrrs clivnae jnodira' ori infi» ftc- , ti' uset vort- .upplicar. conjutt. ilu*. 408 Letter- Gcfchicht-en Leerftelk. uitlegginge., ARTIKEL X. D' O R A T E FRATRES. §. 1. RUBRIK. Bet Gebed suscipe 'sancta trinitas. geëindigd zynde, kufcht de Fries'er den Autaar, keen zig tot het Volk, rekt de handen uit, hervoegd dezelve, zegt met een ftem die hy een weinig verheft orate fratres: en het overige in ftïlte vervolgende, eindigt hy. den kring, en keert te rug in V midden, langs den kant van het Evangelie. Tit. VII. n. 7. BEMERKINGEN. .H, kufcht den Autaar, die jesus christus verbeeld, om hem te groeten eer hy het Volk groet, tot 't welk hy zig gaat keeren. Hy ar-iet het in ftil te, 'er onder verftaande, Dominus vobifcum, zegt beletii in de twaalfIe Eeuw (1). 1, Hy rekt de handen uit, en hervoegd dezelve zeggende orate, om hen die'er tegenwoordig zyn, zoo door gebaarden, als door woorden aan te zetten,' tot eene Heilige overdenking, volgends de bemerking (2) van de oude gebruiken van Cluni. Hy zegt met een ftem die hy een weinig verkeft, orat fratres, oih ten minftevan ben die rondom het Autaar zyn verftaan te Scornen worden. Hy noemd hen die 'er tegenwoordig zyn myne broeders. De Heilige  i/ande Gebedenen Plechtiglu der H.Mhfe. 409 cypkianus (i) agtervolgens Jen Heiligei paulus noemdzc op dezelv wyze. Zoi noemden 1 ok <.ie Chnttenen malkander fcder het begin van de Kerk (2;. Gy lieden, zeg arnobius, zyt alle broeders, gebooren van eei Vader jesus christus, en van (3) een Moeder de Kerk. De Priester voegd 'er nie by:^ en gy lieden myne zusters, al waaren'e; zelf-, byna niet als Vrouwen in de Misfe, tegen woordig. Hy. wend zig tot het voornaam, geflacht van de vergadering, zonder het andere uit te fluiten ; om dat ten opzigte van alk die gedoopt zyn geweest, zegt de Heilige pau Lus, 'er nog Vrouw nog Man is: gy lieden all zyt een in jesus christus (4). Men lees echter in de Misfe door'illyric uitgege. ve, gefchrcéve omtrend het Jaar 900, en ir een Misboek van Utrecht omtrend dien zeiven tyd (5) : bid voor my , die een zondaar ben. gy myne broeden en zusters; en dit gebruik wierd zeer gemeen in de XII en XIII Eeuw in zeer veele Kerken d'e van Rome waaren afgelegen (42) ; 't-.welk zelfs te Parys'wierd onderhouden tot IÓ15, en te Meauxtot 1642, Maar cindelyk is men overal tot het aloud gebruik te rug gekeerd.■ Als de Priesters in de Misfe,, en de Predikers op de Stoel zéggen myne broeders, zich tot het voornaamfle geflacht keerende , begrypen de Vrouwen wel dat zy zich al hel geene tot de vergadering gezegt word moeter toepa :feii (6). 4. ily vervolgt in flilte , ut meum ac vestrum, &c. Oudtvds zeide de Priester niet als bid (7), 0fbidvoor my, oï bid voor my f4ï Mf-n leest- Orate pre tre, fratres et fereres, ut me. tu», ft . in 'r Misboeji nn Keulen des Jn ir's 1133,'zno als in ausbtds de geootf.n de Sacrif. Miff. tratl. 3. f. . 'r W ord 'erores ftaat in de veihandeling van Paus in n . CFitios de in, niet, nog jn belfth, nog in "EMKJIIJI van Auxerre, nog in de veidigte ALCUI- Cc 5 1 ART. X. > orate f R A* [ tres. r (ij Sacerdospa- 1 rat fratrum men- l tes, &c. eypr.de , » orai. dom. . {z)AB,atofl* ; (-}Inpf.l}i. '. (4)Noneftmaf, culus necjue foe« mina.-omnes e« j nim vos unum eftis in Chrifto Jefu. galat. iii: 21. (j)Orate pro me peccatore.fratres et forotes. tuiff, iltyrie. mj/f. ultraj.mff, (7) Cbryfofl. matth.W; is.t  IJL DEEL. (1) Orate. ord, ij*. II.- n. 9. (2) Orate pro me. ord. VI k.io. (j)Otate pio ine peccarore./izerattt. m," ircy, f4) Orate fratres pro me. uf.cifierf. c. fi. fs) Or«te fratres pro me peecatore ad DoinimtmDetr:n noftrum. erèin eartuf. c. 26. (6 ) Orate fratres: id efitut meum et vep.rum pariter jaenficium aceept-.xt f:t D-mine. Eipof. Mi (T. j.10 Letter- Gefchicht- en Leerflelk. uitlegginge, waar in hy de Gebeden moet lezen die de ftille Gebeden genoemd worden. f43) Eertyds was het Misboek een weinig verder van 't midden des'Autaars geplaast als tegenwoordig. Van waar 't komt dat de Triester vo'gends de oude dienstboeken de geheele rondte moest doen, om by het boek te komen, en dat hv daar na , de ftille Gebeden gelezen hebbende , tot het midden des Autaats moest komen : Ccr.verfus ad Chorum dicat: Orate fratres.... Dum autem ad Altare itoltum redux erit, kok ex ea parie qua fe ad Chorum etnvertit , fed et ad Liirum in fmiflra parte accedens.... Ut autem Sacerdos Seeretas fini. erit, retrahat fe eentra medium Altaris, Oldin. FiaEmonftr. in fcibl. p. js4.  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 4^1 §. JI. Ik beweegredenen om welke verzegt word ie bidden, en bet antwoord des Volks* De alleroudfte drangreden tot de nieuwe uitnodiging om te bidden, is van de opoffering des Volks gekomen, welke langen tyd duurde, en tot verftrooitheden kon aanleiding geven. Maar de voornaame beweegreden welke men altyd zal hebben, of fchoon door het Volk niet geofferd word, is dat hoe meer het oogenblik van de offerhande naby is, te meer ook het Gebed cn de ingetogendheid noodzaaklyk zyn. De Priester bereid zig om in het Heilig der Heiligen in te gaan, en hy neemd, om zoo te fpreeken, van de Gelovigen zyn affcheid, welken hy niet weer zal zien tot dat hy de offerhande voltrokken heeft. Geduurende al dien tyd zal hy zig tot het Volk niet keeren, zelfs niet als Wy Dominus vobifcum zal zeggen, hoe zeer dezelve anderfints eene groetenis is, dewelke altyd gefchied met de Perfoonen , die men groet , aan te zien. Maar in deeze gefteldheid, geheel bezigmetde groote verborgendheid,welke ftaat voltrokken te worden, blyft hy na het Autaar sekeert; en als waare hy in het Heilig der Heiligen opgefloten , genoeg verwvderd van het Volk (44), zal hy zyne ftille Gebeden niet eindigen, als met overluid zyn ftem te f44) Om den Priester tot deeze ingetogendheid behulp, r.aam te zyn , zou het gevoeglyk weezen dat men de LeekcB , en wel byzonrier de Vrouwen verwyderde , die zig tot aan den voet van den Autaar komen piaatfen , en dai men de w«tten vernieuwde die tot aan het begin van de vyftiende Eeuw, deeze vcrfoeijelyke gewoonte vcrbooden , gelyk gbunez fpreekt die in die tvden leefde. Decrctum 7 ' luod KuUi Lai~"r<-»>' f'-"" eo eMere loc, ubi M,Jfa eelehratur, ut Sacerdos absque impeiimento, et fine distroïlione celebrant,™ officium expediat. Unde quod nune fit , Jctlictt quod vut et muüeres in facimt prosplclunt Saccrdotis , et Jtant eentra ejus fatum, multum detefiabele ell , et divinec Mir-& centrarinm. De Officio Mifli. ART. X. OllAII FE4° Tit ES.  412 Letter- Gefchicht- en Lee,-ft'elk. uitleggingex Hl, DEEL. f O Audivi dicer- quod plebs eadem hora tres verficulos cantet pro Saccrdore.Mittat tibiDemi- f.ir.ilofi\ duos fequenres amal. d-ecclef.effic.l. 3 - C 19. (ij Exftfit, mij]. te verheffen, om de Gelovigen teverniaanen, om hunne zielen tot God opgeheven te houden. Als hy zig nu tot hen keerd en tot hen zegtcratefratres,'t is als of hy tot hen zeide: ik ga my in eene meerdere en grootere ingetogendheid begeven, dm alleen dc ftille Gebeden te doen, maar bid gy lieden ook vanuwenkant, vraagd van God dat de offerhande, dewelke wy famen opdraagen, hem behaaglyk zy. Men ziet federt agt of negen honderd Jaaren in zeer veele oude boeken, dat de omftaanders op deeze vermaaning verfcheide treffende, en zielroerende antwoorden gaven. amalarius leerd ons, dat 'er in eenige Kerken geantwoord wierd (i): dat Godu zynen byftaud van zyn Heiligdom roezende, en zyne hulp uit Sion; dat hy uwe offerhande gedagtig zy, cn dat hy uw brandoffer volmaake. Dit is de wenfch die de Israëliten aan david deeden, toen" hy offerhanden opdroeg. De Carmeliten zeggen nog dit vers: dat de-Heer gedagtig zy, en het volgende. Men antwoorde in. andere Kerken; dc H. Geest zalover u komen, en de kragt des allerhoogflcn zal u overfchaduwen. (45), of andere Gebeden die langerduurden, dewelke remigius van Auxerre aanhaak! (2) '■> (4C< ook kon men zig te vrede ftellen met (45) In de Liturgie van den H. rHRYSOSTOMUS zegr-en de Priester en de Diaken beurtelings tot malkander: de Heilige Geest zal ever a komen , &c. Euchol. p 73. In de Liturgie van den Heiligen jacoeus zeggen de bedienaars fteeze woorden rot den Priester een weinig voor de Prsfatie. Men vind in de Misboeken van Orlear.s tot aan 1601 deeze zelve fpreekwyze. (4<0 Men ziet zeer veele van deeze Gebeden in de Misfe van il1ïhc, in een handfehrift van'den H. Dionysiüs, het welke Pater m ar ten f. s meehd te zyn van den tyd van KART.l de orooTE, in het Pontificaal van den Heiligen prudf. ntius, Bisfchop van Troijen , en in een gefch.ceve Misboek van die Kerk des Jaars to«o en in menigvuldige andere hmdlchrifren. Zie deeze, die in de Luren van kar el de kaale. gefchreeve omtrend het jaar %-,o gevonden worden. Quid orandum fit ad Mijjam -pre Sacerdete, quams petit pro fe er are ; Spiritus fan&us fuper ve-  'van de Gebeden en Plechti-gh. derH. Misfe. 413 met in ftilte te bidden CW- By de Cathuizers, en by de Jacobynen antwoord men niets (48). Volgens durandus indeXIIIEeuw Cp moesten de omftaanders eenige van deeze bidwyzèn gebruiken: memor fit, offufcipiat, pïfpiritus fanclus, of'mittat tibi, oïimmoladeö. De Kerk van Rome heeft federt dien tyd de fufcipiat in deeze bewoordingen doen antwoorden. Sufcipiat Dominus De Heere neeme de facrificium de mani- offerhande uit uwe ham* bus tuis ad laudem , den aan, tot lof, engloet gloriam nominis rie van zynen naam tot ■tui,adutilitatcmquo' voordeel van ons, en aue nofifam totiusque van zyne geheele Heilik Ecclcfict fuee fantiie. ge Kerk. UITLEGGING. SuscIpiat.... de Heere neeme de oferhande uit uwe handen aan. Een van God en van de Kerk gefielde, en gewettigde Priester moet de offerhande opdraagen. Hy offerd die zonder bepaaling, om dat het de offerhande van de geheele Kerk is, dezelve die geoffert is geweest, en altyd in de waareld geoffert zal Worden : daarom zegt men de oferhande, en niet deeze offerhande. De gewoone Misboeken, "fat jn te , et virtus Altiffimi obumbret re. Memot fit fa«riffen tui , et holocauftum tuum pingue fiat. Tribuat tibi fecundnm cor tuum , et omnem petitionem tuam confitiner. Da _ Domine pro peccatis nofttis acceptabile , et fufceptibile fieri facrificium in confpectu tuo. (47) Volgens de gebruiken van Citeaux , en het dienstboek der Guillemiten, keerde zig geheel het Choor na dan Autaar, en bad in ftilte den tyd van een Vader ons. (48) Men heeft geen antwootd in de Misboeken van Parys tot in het [aat 1515 aangetekend, nog in die van .Meaux tot in het Ja,r j«jz. 'Et is 'er geen in 't Sacramentarium van Alby van de elfde Eeuw, nog in 't Misboek van Keulen van 1133, nog in die van het Order van Maltru van 1533 , van Wien van Kametyk 1527, van Luik. 1513, iri7, tï4i> van Eourges 1446 en iSu, van Chalons op de-Main« ART. X. OKAÏt £ E X" m es. (1) Lik, 4, r. 3S, «. 3.  III» DEEL. * Zie de voor af Saande verhanelingbladz- $i. Ci) dim gratiatiaium aftione Ïietitiones veftra; nnorescanta» pudDeum.fiiffpp- l\:«. • AR- 414 Letter- Gefcliicht-en Leerflelk. uitlegginge, ken, die maar al te dikwils zonder fier. gezag der Bisfchoppen gedrukt worden, Hellen tegenwoordig zeer ongevocglyk hoe facrificium, daar echter nooit liet woordje hoe in het Roomfch Misboek geweest is. ad laudeM) tót lof en glorie van zynen naam. De glorie Gods is het voornaame einde van de offerhande, dewelke altyd moet worden opgedraagen, om zyne opperfte heerfchappyover de fchepfelen te erkennen- ad UTiiJTATEJi ..... tot voordcel van ons. De drie andere eindens van de offerhande * beftaan in God te bedanken over ontvarige Weldaaden, om vergiftenis van onze zonden te verwerven, en 0111 alle ons zoo nodige genadens te verkrygen: Deeze drie .laatite eindens zyn in deeze woorden tot ons voordeel ingeflóten: want wat is 'er voor ons voordecliger,als aan den Heere Gód onze dankzeggingen te doen (1), vergiffenis van onze zonden te hoopen, en alle nieuwe hulp en byftand die wy zullen nodig hebben te verwagten? Op deeze wyze kan men als men den fufcipiat zegt, dit viervoudig einde van de offerhande in 't oog houden. totiusque ecclesI/E.... en van zyne geheele Heilige Kerk. Alhoewel men in de memento byzonder voor eenige Perfoonen kan bidden,"is des niet tegenftaande de offerhande voor dc geheele Kerk. Dezelve zou geenfintstothetwelzyn van iemand in 't byzonder bepaalt konnen worden. Dit déden menigvuldige oude Martelaaren hen verftaan en begrypen die hunne Gebeden verzogten- met hen te antwoorden volgens den geest van de Kerk» dat zy voor alle de Gelovigen baden»  / van de Gebeden en Plechtigli. der H. Misfe. 415 ARTIKEL XL Het flille Gebed. RUBRIK. be Priester fpreekt het Gebed, of de flille Gebeden zonder oremus te zeggen. Tit. VII n. 7» 1EMERKING en UITLEGGING. De Priester zegt geen oremus, om dat hy het in 't begin van het offertorium gezegt heeft; en dat volgens het oud Roomfch dienstboek, al het geen 'er volgde op dit Gebed betrekking haü, het welke het eenigfte was, dat geleze wierd, en het welke onv'erfchillig in de Sacramentarien genoemd wierdhetftille Gebed, of het Gebed over de offerhanden4 fecreta (1), fuper oblata (2). Daar echter na d'oremus van het offertorium verfcheide Gebeden volgden, en dezelve zo ver af ftond van het ftille Gebed, hebben zeer veele Misboeken, omtrend het Jaar elf honderd, hier d'oremus doen herhaalen, en voegden 'er zelfs Domine exaudi, of Dominus vobifcum by. De gebruiken van Citeaux 3 ), en het gewoone dienstboek (4) der Cathuizers tekenen d'oremus aan 5). De Carme'iten, en de Jacobynen, gelykyormig met hun Misboek van 't Jaar ïa.54 doen Domine (6) exaudi voor d'oremus gaan dat die van P èmonftryd voorheen ook onderhielden (7). durandus in de dertiende Eeuw doet 'er Dominus vobifcum voor gaan ART. Xf. gebed ].ï stilte. (1) SacramJ'.fi* laf». (z) Sacram.f. trcgtrü. (sjDicens Cah G« lentio Oremut ad primam Secretam, etadfecnn« dam li urn vel p'ures fequun. tur. *f. cift. in nemafl. ci/l.p. Hu (i)Ordin. car. ■huf c. i«. (S) C&r. cara.l, Z rubr. f j a miff. itoi.p, 1, n. $7. f 61 Miff. COKVSxt. mff. [l^Ratitn. t. 4, :. ja.  1 ÜI. DEEL. j i ] i (1) Secreta,quia ïëcreto dicitur. amal. I. ).c. 10. (2) In de waare wyze van Miste i Khooren. , j 1 1 1 ( t t \ t \ f j)Obmutui, ét 1 in meditatione < mea exardefcet igtvs. pfalm 3 8. I \\6 Lciter- 'Gefchicht- en Leerftelk, uitlegginge, ;aan (49). Maar de.Roomfche Rubrik, die >p de oudheid fteund, iteund ook op de reien. In de daad d''orate fratres, is eene geïoegzaame üitnoding om te bidden, zonder lat het nodig is Oremus nog by gevolg Domne exaudi 6cc. te zeggen voor het ftille Gejed. De kundigfte Uitleggers der Liturgiën zegden dat dit Gebedrhet ftille -Gebed, genoemd vord , om dat het in ftilte 'gelezè word (1); De Kerk gaat in de ftilte zegt de Aarts-Bisfchop uw Rouaan hart. ay (2); V is hier het ihvendige van de Kerk ; zy word nu alleen van Irodgehoort; de Piie.ster bid van zyn kanr,en le omftaanders zyn vermaand, om van hunnen tant te bidden. .Zy moeten van God verzoeten dat hy de Gebeden van den Priester geieve te verhooren ; en wil men byna het zeire Gebed met den Priester bidden, als men het vlisboek waar in hy bid niet voor zig beeft; leeft men Hechts aan te merken, dat byna ale de ftille Gebeden hier toe ingerigt zyn. om Jod te verzoeken dat hy gun/liglyk de giften lie op den Autaar zyn, ontvange ± en dat hy door :yne genade ons in ftaat ftelle, om ons zeiven als ene hem behaagelyke offerhande voor te draagen. De Priester verheft zyn ftem op het einde ran het Gebed zeggende, per omnia facula faulorum; door alle eeuwen der eeuwen, Hetvuui* /an de Goddelyke liefde heeft in zyn hert noeten ontbranden toen hy het Gebed in ftile gelezen heeft (3); en als of hy nu uit eene /errukking kwam, aangefpoort om alledie'ef :egenwoordig zyn te noodzaaken om deel te ïeemen in het reeds door hem uitgefproke 3ebed, breekt hy de ftilte af, en eindigt het IKt- (+9) Men leest, Domine exaudi in de Misboeken van Langres 1491, van Baieux ijoi, van Kamervk ijz;. vnn Tuik ijls, van Sens h5<» en i5'f &c. Wen lee;t, Dominus vj, iiscum ih het Misboek van Ch rtres van 1489, en in et ge» fehiesve Misboek van den Heiligen paulus van Lson.  van de Gebedm en Plechtigh. der PI. Misfe. 41'f ildlle Gebed door deeze uitroeping die de geheele Vergadering uitnodigt om zig met hem te vereenigen, en om hem te antwoorden Amen. üitantwoord heeft men altyd met een zekere drift gegeven; en de Heiligehieronymusgetuigt ons dat men dit Amen van alle kanten inde perken a]s een donder hoorde (1) weergalmen, daar aoor geeven de Gelovigen hunne toeftemming aan al het geene de Priester in het ?"JeW van pod gevraagd heeft: eiijzy moeten zig vastelyk laaten voor/laan , zegt " 5 O d o r e t y S f» , dat zy Lt Amen le antwoorden aan de Gebeden deelagtig worden, die de Priester alleen gefproken heeft. - nu befchouwd als gefteld in het Heing der Heiligen, in welke plaats het Volk, als ïchcen het zoo, niet tegenwoordig is. 2. Hy verheft zyne handen zeggende: SurMm corda. Alle de oude Mis- en oude dienst; boeken van Cluni , varr Citeaux, van Prèmonftj-eit, &c. beveelen deeze houding, om ven zelve tyde de aanmaaning tot de Qpheffiiig 'der Dd 3 hlr- t /RT. I. V is è S A T I ft,"  IV. DEEL. 4a2 Letter- Gefchicht-en Leerftelk. uitleggings herten met het uitwendig teken van deze opheffing te vereenigen. 3. Ais hy zegt: Gratias agamus, &c voegd hy de handen te famen, en heft de oogen Hemelwaarts op, om door dit teken zoo veel hy kan , de inwendige, begeerte uit te drukken die hy heeft, om zig voor den Throon van den Allerhoogften, in zyne fchuldige dankbetuigingen uit te (forten. 4. Zoo haast de Priester gezegt heeft,Gratias agamus , indien de Geestelykheid niet reeds na het Altaar zig gekeerd heeft van het einde der ftille Gebeden , gelyk dit volgends het Roomfch gebruik alzoo plaats heeft, keerd ze zig nu om te antwoorden : Dignum & juftum eft. Het oud en nieuw Ceremoniënboek van Parys tekend dit zoo aan ; en in fommige Kerken, als in die van St.Magloire , voorkomt de Geestelykheid den tyd door het Ceremoniënboek aangewezen , en keerd zig om, zoo haast de Priester het woord zegt Gratias. In verfcheide piaatfen van de Provincie Rheims, knielden de Priester, en de bedienaars. (*) Een Pausfelyke Nuntius kon dit niet goed keuren , om dat in de daad die woorden van de Prèfatie deeze houding niet meer als de volgende woorden vereisfehen. Echter te Amiens knield men uog, cn niemand durft eene gewoonte, die men met Godvrugtigheid onderhoud mispryfen. 5. Zoo haast 'er geantwoord is : Dignum &. juftum eft, vervolgd de Priés.ter de Prèfatie met een gevoegelykc en verftaanbaare ftem, de handen opgeheeve en uitgeflrekt houdende, dat is te zeggen, dat hy in de klyne Misfen vervolgd met een ftem die de omftaanders konnen hooren ; en dat hy in de hooge Misfen voort gaat met te zingen: want de Rubrik tekend uit-. drukte *) Zie miuï'EH. Leerredenen over de Misfe, en Mj, HE V1B.I »tOBl. 1, p.'g- lij.  van de Gebeden en Plechtigh. der PI. Misfe. 423 drukkelyk aan, dat de Priester in de hooge Misfen de Prèfatie, en de Pater zingen moet. En dit is genoeg om het gebruik te veroordeelen, of liever het misbruik in fommige Kerken ingefloopen, als namelyk de Priester de Prefatie en de Pater op het Orgel laat fpeelen {of). De (2) Ik kan niet na laaten hieraan te (tippen, hoe ver. baast ik ftond, toen ik (in July en Augustus 171+), in verfcheide Kerken van Duitfchbnd, en Vlaanderen hoorde, dat de Priester flechts de twee of drie eerfte wooiden van de Prèfatie zong, dat het Orgel vervolgde, en vootifpeelde terwyl inmiddels de Priester het overige van de Prefatie en Canon las, waar na hy het fpeelen af brak met te zingen: Per omr.ia fiecula fieculorum, en eensklaps op hield na de Pater te hebben begonnen, om met lager ftem te vervolgen , en den zang aan net Orgelfpel over te laaten. Dit misbruik heeft al lang in Duitfchland een begin gehad; maar 't is ook reeds over lang veroordeeld geworden. De Kerkvergadering van Bafel in 143', gebood dat de geenen geftraft zouden worden, die dit misbruik zouden doen voortduuren: Abufum aliquarun* Ecclefiarum, tr. quibus credo in unum deum, quod. ejï fymbolum et confejfio Fidei noflra, r.on complete ufque ad fir.em cantatur, aut Prafatio feu Oratio Dominica obmitlitur.... Abotentet flatuimus ut qui in hit lranfgrejfor inver.tus fuerit , a fuo Superiore debitè cajligetur. Sejf. 21. n. 8. Conc- torn. 12 col. J54. De Agenda van Spier ijii, beveeld aan de Priesters de Prèfatie cn het Gebed des Heere tot het einde te zingen,.... Ut vos ipfi Prxfatior.em et Orationem Dominiram ,nifi urgtr.s necejjitas exegerit, ai fir.em cantetis. De Kerkvergaderingen van Keulen verklaard dat het een llegte gewoonte van fommige Kerken is, den zang van den Epistel, van de Geloofbelydenis, van de Prèfatie, en van de Pater agter te laaten of te verkorten, en beveeid derhal ven, alle deeze deelen van de Misfe, duidelyk en veritaanbaar te zingen, als ten minfte eene gewigtige rede niet zoude noodzakken dien fchielyker af te breeken: Jam et illud non retic fit in quibujdam Ècclefiis, ut ob Cantorum et Organorum coneentum t emittantur aut decurtentur ea qua funt pracipua. Cujus ger.eris funt, recitatie verborum propheiicorum aut apcftolicorum, quant Epijlolam vocamus, Symbolum Fidei, Pr£fatio, qu& et gratiarum atlio, atqua Pr&catio Dominica. Quamobrem h&c tota dift 'nclijjime ac intelligibiliter, ut catera otunia (ft tarnen non levis decurlandi caufa Jubftt) decantentur. Conc. Colon. an. i$s6. Ziet daar Wetten genoeg. 'Er blyft niet over dan alleen 0111 «an de Godvrugt derOverften, en van de waakzaamheid der Bisfchoppen , af te wagten dat dezelve worden onderhouden. Men heeft reden te vertrouwen , dat dezeive in slle de Staa. ten van zyne Keürvorltelyke Hoogheirf van Keulen, die met zoo veel iever voor den Goddelyken dienst bezielt is, ten uitvoer zullen gebragt worden. Daar was 't voornamentlyk dat ik hoorde dat men alleen de twee eetfte woorden van u* Pater zong, terwyl men her Orgel maat liet dooilpcelcH. Dd 4 ART. ï. pnè iatik.  IV. DËEI 424 Letter- Gefchicht-en Leerflclk. uitlegginge, De Prèfatie moet van de geheele Vergadering. ' gehoord worden, om dat dezelve eene wederzydfche opwekking van den Priester en het. Volk is om dankzegginge aan God te doen, Wien wy verzoeken, onze Memmen te mogen vereenigen met de Memmen der,Engelen., om, alle gefamëntlyk uit te roepen, Heilig, Hell;g, &C. i. , ! Uitlegginge van de gewoone Prèfatie*^ D ominus vobifcum. e Heer zy met u., -Et cum fpirituttto. En met uwen geest. Heft uwe herten om Surfum corda. hoog. Habcmus adDomi- Wy hebben ze tot den hum. ' ' Heer. Gratias agatm Laat °"s den.Heeron- DominoD'eo noftro. zen God dankzeggen» Dignum §p juflum Dit is betaamelyk eri eê. ° bil.lyk- Ferèdignum & juf- Waarlyk het is betaa- tum efi,, alle menfchen langs den gantfehen aardbodem verfpreid dagelyks antwoorden: habemus ad dominum. Wy hebben ze tot den Heer. Deeze algemeene overeenftemming geevt te kennen , dat het noodzaakelyk is onze geheele oplettendheid-, alle de genegendheden van onze herten, en al het geen ons tot God kan opheffen wederom te vereenigen, om waardiglyk deeze groote offerhande op te draagen. Maar fpreeken wy hier de waarheid wel als wy dit antwoord geven? cn hebben "p'^f' —den om tot ons zei ven te zegDd 5 gen, \RT. I. P R è r A T I E, (ï)CyrtUJUr, ■■atech, s. '2) Chryfofl. henil. 26. in gene/. Ij. inmatth. 11. 'n ep. act heb. 18. '« 2 adcorinth, contra anom. ~yc [l) Quotidie pet iniverfum or)ein humanum ;enus una pene foce ïefpondet, :orda le habere id Dominum. lug. de vera re* e. 3.  IV. DEEL. (1) Str.deJacr. Jynax, (2) Tune gtatia agimus Domini Deo noftro,quo< eft magnum facramentnm in facrificio novi Teftamenti, quod, ubi, et quando, et quomodo offeratur, cumfuerisbapt ^jtus, inveniej. 4*g. epid. \#at ioncrat. c. 1». 426 Leiter- Ge/chicht- en Leerjlelk. uitlegginge, gen, 't geen eertyds, anastasius de Sinaïter zeide in de fesde Eeuw (i): wat doed gy, en wat wilt gy? uwe ziele houd zig bezig met waareldfche en vergankelyke dingen: en gy antwoord: ik hou die tot God opgeheven. gratias agamus. ... laat ons God dankzeggen. Het bert word tot God opgeheven, om hem dank te zeggen; en als dit hert waarlyk tot God is opgeheven, welk een innerlyke vreugd is het den Priester tot ons te hooren zeggen; Gratias agamus, laat ons dankzeggen.' de H« augustinus wierd deeze gevoelige blyd1 fchap gewaar (2). En deed hem tot den Graav [ honoratus zeggen, dat hy de grootheid van deeze dankzegging zou kennen, als hy gedoopt zoude zyn. Maar waar over doen wy aan God onze dankzegging.? wy moeten hem 'er over dan» ken dat wy onze herten om hoog heffen: want 't is door de genade, dat wy zoeken, dat wy fmaaken de go*ederen die hier boven zyn, dat i is tc zeggen , dat wy de eeuwige goederen ver» langen. Wy danken hem voor alle gaven, die wy ontfangen hebben: want alle goede gaaven en volmaakte giften komen van den Vader der lichten; maar voornamentlyk dankenwyhem over het oneindig weldaad van de Menfchwording, hetwelk ons aanleiding geeft om hem het Lichaam van jesus christus tot een zocn-offer voor onze zonden opteofferen. De Chriftenen ncoeten over deeze weldaaden zoodanig getroffen zyn, dat zy niet konnen na laaten met nadruk te antwoorden. dignum et justum est. Dat is bc- taamelyk en billyk. Deeze woorden zyn in de toejuigingen van hetVolk gebruikt geweest (3); en (3) Toen de H. augustinus, nu tz Jaaren oud , zyn Volk aanfpootde om toe te Hemmen , dat hy zig ontlaste' van de tydelyke zaaken, en hy eraclius om hem, na zyn dood, op te volgen, aanwees, riep het Vork agt en twintig maaien: dat is betaamlyk, dat is billyk. a ptpul* etcclamatum Ij!: FIAT, fiat; Dï&um vicies éuinquics. dignum «st, justum est; D.thm vicits tliiei. Int» ïpift. 213. al. 110.  yan de Gebeden en P lechtigh. der H. Misfe. 427 en nooit wierden dezelve met meerder reden als hier ter plaatfe gefproken. Dignum: de betaamelykheideifchtlofwaardige zaaken te pryzen. God, door de kentekens van de Godheid, vorderd allerlei foorten van lofgalmen en dankzeggingen; het betaamd dan eene redelyke ziel dezelve hem toe te zwaaijen. Juftum: maar als de genade en de gunften die wy ontvangen hebben , ons aanfpooren om het betaamelyke te fchenken, zoo is dit niet alleen betaamelyk , maar billyk. Vermits wy nu oneindig veel fchuldig zyn aan de Goddelyke Majefteit, zoo is 't dan betaamelyk en billyk dat wy ons geheel in dankzeggingen uitftorten. Wy worden, zegt de Heilige augustinus (O ■> i" & Heilige geheimenisfen te vieren, vermaand om de herten tot God opgeheven te houden, wy konnen dit door zyn by f and doen: en van daar komtonzeverplichting voort die wy hebben om God den Heer over zulk een groot weldaad dank te zeggen : om dat het betaamelyk en billyk is daar van de geheugeniste bewaaren. ver£ dignum et justum est, /eqüUM et saeutare, het is waarlyk, betaamelyk en billyk , redelyk cn heilzaam. De Priester keurd goed, en bekragtigd hetgeen het Volk gezegd heeft, dat het waarlyk betaamelyk en billyk is, God te danken: hy vergroot het nog boven het Volk, en hy voegd 'er by, dat het zelfs redelyk en heilzaam is. JEquum: de geregtigheid doed aan een ieder weder geven dat hem toe komt. Wy zyn oneindig verfchuldig aan Qod Vader, Zoon,en H. Geest *, en de dankzegging van de Heilige offerhande doed ons weder geven, het geen aan de drie Goddelyke Perfoonen, ter oorzaake van'hunne perfoneele eigenfehap toekomt. Salutare: de vierde en laatfte drangreden die* ons tot de dankzegging noodzaakt, beft aa< ART. It PRèïAXH, ( O Inter TacH Myfteriacorhs» berefurfum jubemur,ipfoadjuvante id valemus etideo fequitur, ut de hoe tanto bono Domino Deo gtatias agamus,quia hoe dïgnum,hocjustum eft recordari. augufï. dt tont viduitatis, cept I*.  IV. DEEL. (i)tn c. !• Ü tem. lick. %• ipfoeonilira funt univer fa in catlis,{ïve ïlironi, five Do min'cior.es, &c cnlnff U 16. f jj'Caput omnii Prirxipatus ct potcïVuis. cü/'j^ II; to. 4 28 Letter- Gefchieht- en Leerflelh uitlegginge ftaat hier in dat dezelve ons nuttig en voordeelig is. De ziel vind haar voordeel en haar heil in God te danken , om dat God zyn behaageh fchept, in hen met genade te overftruomen, die hem voor de reeds genootene dankbetuigcn. liet is dan betaamelyk, billyk*, redelyk en heilzaam. nos tibi semper et ubïque GRAtias agere, domine sancte, dat wy u oé alle tyden en in alle piaatfen dankzeggen, Iledige Heer. U, Heer, in wien alles Heilig is, uic de bron zyt van alle Heiligheid. pater omnipotens: U die de almagtige Vader zyt, het begin en oorfprong van alle" Vaderfchap in den Hemel en op de aarde. Je terne deus: U die de waare God, de eeuwige God zyt, zonder begin en zonder, einde. Niets is betaamelyker., maar ten zeiven tyd is 'cr ook niets heilzaamer en voor ons voordeeliger, die ieder oogenblik door uwe weldaaden beftaan, als u geftadiglyk onze ootmocdigfte dankzeggingen te doen» per CHR1STUM dominum nostrum, door Jcfus Christus onzen Heer. Hoe zouden wy u waardiglyk konnen loovenindien onze lof cn onze dankzeggingen haare waarde en verdienftcn niet ontvingen van ons hoofd van onzen middelaar, die zeiv u dankzeggingen betuigd? de dankzegging, zegt de. H. Thomas O)? moet langs den zeiven weg tot 'God gaan, langs welken de genadens ons zyn toegekoomen ; en gelyk alle goederen door jesus christus tot ons komen, zoo moeten ook onze dankzeggingen door jesus christus onzen Heer tot God den Vader gaan. p e r q ue m m a j e s T a t e m tuahlau- .dant ANGELi, door wien de Engelen uwe Goddelyke Majefleit looven: want het is in hem dat zy gefchaapen zyn (2); en dafzy, met de menfchen het geheel lichaam vandeKerk van jesus christus uitmaakende, van zyne volheid, gelyk de menfchen ontfangen, en O) al-  van de Gebeden en P'lechtigh. der IL M;sj"e. 429 alle hunne Heiligheid, allen den luider,welken zy genieten, van hein als van hun opperhoofd trekken. Alle deeze Hemelfche geesten, zyn in eene geduurige aanbidding van de Goddelyke Ma~ jefteit : adoranï dominationbs, rf« - heerfchappyen : die gelukzalige geesten , die den vierden rang bekleeden, en wier macht niet bepaald is, om dat zy boven de andere [ Engelen zyn die in de waareld werken, erkennen dat htm macht niets anders is , als de wil van God zelve, en zy aanbidden den volftrekten oppermagt, welken God, die de wil doed van die hem vreezen (O, over het geheel al uitoefend» tremunt potestates. De machten, die de duivelen doen beeven, en die hen beletten hunne kwaadaartigheden tegens ons uit te voeren, beven zelve; niet door eenige vrees, maar, uit eene allerdiepife eerbiedigheid. COELI COELORUMQUE VlRTTJTESAC b e a t a s e r a r h 1m. De Hemelen , en de krachten der Hemelen ,■ en de gelukzalige Sera- \ phynen. Dat is te zeggen , alle de gelukzalige geesten. De Heilige Schriftuur heeft negen Chooren der Engelen opgenoemd die I door de Vaders zyn aangemerkt en verdeeld, : in drie rangfehikkingen: en men kan deeze drie Orders of deeze drie Hiérarchien aange- , wezen zien by ezechicl door drie rei- ; jen kostbaare gelfeentens, in welkers midden Lucifer was geplaast geheel fchitterende van licht. Maar.aangezien de Heilige bladeren,dee- j ze negen Chooren niet altyd opnoemen, zoo )f| teld de Kerk dezelve ook niet op in het byzonder; en om dezelve alle op eene algemee- : ner wyze te bevatten, doed zy ons hier zeggen: de Hemelen en de krachten der Hemelen, en de gelukzalige Serapliynen. De Hemelen zyn alle de Hemelfche inwooner.s, alle de gelukzalige geesten, gelyk men *■ zegd ART. I. P II è ï A X I E. (',) VoluntafeTl thuentium le rader, pfalm CXLIV. I».  IV. DEEL. (i)Laudateeum omnes Angeli ejus,laudateeüm omnes Virtutes ejus. pfalm gxvui.-2. ] j 1 I 3 1 1 ' i 1 i i 1 i c 1 i < I ] 430 Letter- Gefchicht-en Leer/lelk.uitlegginge, zegd de waareld, om alle derzelverinwooneré aan te duiden» De krachten der Hemelen (1), onder de gelukzalige geesten zyn zy die geenen die de ïrootfte wonderen uitvoeren 5 en de Seraphyven zyn die, dewelken door hunne liefde boven alle de andere uitfteeken , en die daar door zonderling verdienen gelukzalige genoemd te worden. SOCIA EXULTATIONE CONCELEBRANT. Al- e deeze Heilige Engelen voegen hunne ftemnen te faamen om God te looven, en te aanftdden: en welke zyn deeze hunne ftemmen, velke hunne lofzangen? 't is, gelyk de H„ ïregorius zegt, de geftadige bewondeing, waar in Zy zyn op het gezigtvan die onïitfpreekelyke grootheden, die zy met geneenzaame ftemmen verheffen. Onze ftemnen, die tot God opklimmen, zyn ook onze )ewonderingen, en onze begeertens; en wy >lyven fpraakeloos, als wy de Heilige lofzangen uitgalmende, onze geesten en onze haren niet vereenigen met onze woorden, tervyl wy ons verbeelden overluid te fpreeken. Wy moeten dan God looven, door onze bevonderingen, door onze innerlykè vreugde, [oor onze begeertens, door onze lievde, geyk de Heilige Engelen* CUM QUIBUS ET NOSTRAS VOCES UT 1DMITT1 JUBEAS DEPRECAMURi Mei 'elke wy u bidden, te willen gebieden dat onze flem Hyisinden H. c yrillus van je- C rufalem (4) in de ApostelykeinftellingenCs), \ en in de Hiërarchie van den H. dionysiüs ( Co). De H. gregorius fprakderwyzetot \ de Catechumenen (7). „ Waarom haast gy d ART. t PRèïAriE, ' i) Péccatori üxir Deus.- Qui. e, &c. pfalm fXIX 'ij Scio qui fitj iandtus Dei. Et omminatus eft :i Jefus, dicenS: ibmutefce» natth. I: X4,/«c. 3) Liturg, fjt. tb. e&ryf. bafii, re. \) Catech. s. >A ï) Lib. s.c. IS. S) Hier. eccl. e. 7) Orat. de nen ffer, tapt.  ÏV. DEEL. (i) Hom. i+. ai iphe'. hom. lm, in maitb. &c. (z)€fj«5. }. i; L/e Priester fpreekt nu met een lagere ftem als hy te vooren de Prèfatie gezegi heelt i 432 Letter- Gefthicht- en Leer-ftJe7k, uitlegginge, „ u niet om het Doopfel te ontfangen , om „ met de Gelovigen te kunnen zingen het „ geen de Seraphienen zingen. Men ziet in de levens der Paufen by een verzameld op het einde van de fesde.Eeuw, dat de H. Paus sIxtus de i. order gaf dat al het Volk deezen lofzang, zoo wel als de Pries* ter zou zingen. De H. chk.ysos.to mus veronderfteld dit gebruik in verfcheide van zyne Leerredenen (1), als hy vraagd hoe dat Chriftenen onzuivere woorden en ontugtige liederen kunnen voortbrengen , met dien zeiven mond, die den Heiligen lofzang Heilig , Heilig , heeft doen weergalmen &c. Het fchynt dat men dien in fommige Kerken alleen voor de plechtige Misfen heeft willen behouden , vermits de Kerkvergade^ring van Vaifon (2) in 529 bevool , dat in alle Misfen, 't zy die 'jmorgens vroeg , 't zy die in de Vmen, of vovr de Overledenen gelezen wierden , Heilig , Heilig, Heilig zou gezegt worden , even zoo wel als in de ofcubaare Misfen; vermits een lofzang die .zoo zoet en aangenaam is nimmer kan verveelen , al zong men dien dag en nagt. Hier uitblykt ten klaarden dat men altyd eene groote devotie voor deezen lofzang gehad heeft, eri dat die van de eerfte tyden 'afkomt. RUBRIK; De Priester de handen te faamen gevoegd hebbende voor de borst, houd zig geboogen , en zegt deezen lofzang met een middelbaar verheve ftem, ten zelve tyde klept hy die de Misfe diend de kleine klok, Rubr. Tit. VII.n. 8. BEMERKINGEN.  ■ van dt Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 433 heeft; om dat de venvisfeling van toon den ieezer of fpreeker minder vermoeid, en ook tevens diend om de öplettendheid dewelke het voornaam inzicht van de Kerk is, op te wekken: maar alhoewel de Priester den Sanctus eenigfints zagter leest , moet hy echter dien op eenen ver(taanbaaren toon uitfpreeken; om dat het Volk altyd uitgenoodigd is geweest om deezen lofzang te zeggen. Voorheen las de Priester dien niet alleen. In de oude Kerkelyke inftellingen , gewettigd en kenbaar gemaakt door 'Karel den gr ooi-en des Jaars 789 vind men aangetekend (O, dat de Priester zig met de Heilige Engelen vereenigen moet, en met het Folk des Heere, om met gelyke ftemmen den Sanclus te zingen. Deeze fchikking wierd in andere Kerkelyke befiuiten C4) vernieuwd, en door iierard-, Aarts-Bisfchop van Tours (O in het Jaar 858. Van daar komt het dat dezelve nog door het geheele Choor in de hoog Misfen gezongen word. 't Is enkel om voort te gaan dat de Priester niet meer behoeft te wachten dat de lofzang gezongen is om den Canon te beginnen. 2. De Priester voegd de handen te faamen, en houd zig geboogen, om eene grootere eerbiedigheid te vertoonen terwyl hy deezen Heiligen lofzang uitfpreekt. • 3. Men (4) Toen de Priester opgehouden heeft óm mét het Volfc 'den Santlus te zingen, heeft hy ten minften, geduurende een geiuimen tyd een Gebed in "t byzonder gedaan, zoolang w.igtende dat die uitgezongen was. In een Saciamenianuni van St. Geri.ain.des-Prez: leest men na de Pièfatie"- Ördth interim Santlus canitur, Sufcipe, &re. In verfcfieide andere aangehaald door Pater martene." Geus, qui r.onmertem. &•«. In een Mnboek van fKEjus van de twaalfdeEeuw, leest men met roode letteren: ante te igitur: Aptri Domini os nteum ad benedieendum nomen tuum mundaqu'e cor meum ah omnibus vani< et nequijjimis etgitationibut ut exau. din merear deprecans te pro populo tuo, quem eletifti "per Domi. M" n'lrum- Amen. Dit Gebed word in verltheid* ondeic ck laatere Misboeken gevonden. Ee ART. t S A N C T (J $. • C*r)IpreSaeerdöj cum lanctis Art, g;elis et populo Dei comruuni voce, Santlus Santlus decanXt.Cap/iui.c.Af.'0. 2. col. 2}6; [z)Cap, 16,  434 Letter Gefchicht-er. Leerftetk. uitlegging», IV. DEEL. fi) Diea:no£te dicentia, Sanclus , Sanclus, Sanclus Domijius Deus omnipotens. ApuCtVi: 8. (z) Cherubim et Seraphim inde feflis vocibus laudant et dip cunt: Sanclus, Sanclus, Sanclus Dominus Deus Sabaoth. Non femel dicunt ne lingularitatem credas; non bis dicum, ne Spititum exc ud is; non Sanclos df cunt, ne plutalitstemexiftimes;led tet repetunt, et idem dicunt. ut etiam inHytri' nodiltinclionerr Trinitatis, et Di vinitatis intelli gas unitatem, jimbrof. I. 10. d. £p:r. SanB. c.18 (x)Jerem.Al:zo Jitim.XUiS.Jac 3. Men luid een klein klokje, hec welké ladeiyk ingevoerd is geworden, vour het Dogeiiblik van de opheffing, gelyk wy dit zullen zien ; maar het welke men ook gedagt heeft gevoegd k aan denSanétus te doen kleppen, om de omftaanders te warfcnouwen, dat de Priester tot het groot Gebed van den Canon over gaat, het welke de Confecratie van het lichaam van jesus christus meet uitwerken, en om de Gelovigen aan te fpooren, ten einde zy hunne oplettendheid en eerbiedigheid verdubbelen van het tyd dip dat men den Heiligen lofzang der Engelen begint, waar van wy den oorfprong , en uitlegging zullen gaan zien» UITLEGGING van den SANCTUS. lOe Kerk heeft van den Hemel zelf deezen lofzang ontleend. De Heilige joannes zegt (O, dat de Heiligen dien eeuwig zu'len zingen, isaïas in den geest verrukt huurde denzelven beurtelings door de Seraphynéji zingen; cn het is van deezen Propheet dat de Kerk deeze eigene bewoordingen heeft overgenoomen(.2): Heilig, Heilig Heilig, is de Heere God der heirkragten. Uwe heertykluid vervuld de Hemelen en de Aarde1 De* Heilige ambrosius doed op deeze woorden bemerken, hoe men in God deeeriigheid, en de Drievuldigheid der Perfoonen erkend. De drie Goddelyke Perfoonen van de allerheilis'fte drieéenheid worden 'er in gepreezen, Heilig de Vader, Heilig de Zoon, Heilig de H. Geest; en om dat deeze drie God' delykc Perfoonen maar een God zyn , zegt men ter zeiven tyd : de Heere God derheirkragten. sabaoth is een van die Hebreeuwfche woorden, die in de oude Latynfche overzetting, niet vertaald zyn geweest, en het welk nog op drie piaatfen (j) in du nieuwe overzet*  van ck Gebeden en Piechtigh. der/ƒ. Misfe. 43; zetting vnn den ÏI. hieronimus gebleven is. óaba betekend heirleger, en fabaoth in het meervoudige deheirlegers,en vermits hetRoom1'che Misboek altyd de oude Ita'liaanfche overzetting gevolgd heeft, heeft het zelve het woord fabaoth behouden, daar het in onzegemeene-xoverzetting vertaald is, door e.vercitu' urn, welk woord der helrlegersbetekend. God word de God der heirkrachten genoemd; om' dat hy de Heer en de Vorst CO is van alle die miilioenén Engelen,diehetHemelskrygsheir uitmaaken. Hy is dc Heer van al wat magtig en groot is- in de Hemelen en op de Aarde ; en de opperheerfcher óVer alle gebeurtenisfen van het geheel al , waar op als op een verheve fchouwtoneel alles zyne wysheid, zyn macht en heerlykheid doed uitblinken. Pleni funt ctzli et terra gloria tud* De Kerk zingd dien Heiligen lofzang der Engelen met blydfchap, om hier op aarde te' beginnen, gelyk tertullianus zegt CO, het geen wy eens eeuwig in den Hemel hoopen te doen. Maar de lievde, die zy jesus christus toedraagt, duld niet dat zy een lofzang ter eere van de Heilige Drievuldigheid zingt, zonder 'er by te voegen het geen zy aan haaren verlosfer jesus christus verfchuldigd is. Ten dien eindde ontleend zy uit het Evangelie de lofgalmen die hemplechtiglyk wvnige dagen,voorde voltrekking van zyne bloedige offerhande wierden toegezwaaid» §• V. De benedictus. Gezegend zy hy die H&enediStw qui xenit komt in fle naame des in nomine Domini \ Heeren, hofanna in de 'hofanna in exce7fis.J noogfte Hemelen. Ee 2 RU* ART. r. s a n q r tl s, (i) MilJu jhillfc. urn mini ft ra b int ei, etrleciesmülies centena mi!» iia afljitebant ei. Dan. VU.' to, (z)De Oratie\)>  IV. DEEL. (»)7ms.iii.3.. 43£> Letter- Gefelücht-en Leer-ftelk. uitlegginge > RUBRIK. ^/r fife Priester zegt: benedictus qui v e n i t , recht hy zig op cn maakt over zig het kruisteken. Tit. VII. 8. BEMERKINGEN. . 'jOe Sanclus is een foort van aanbiddingsvérrichting, dewelke vergezeld moet gaan van eene nedrige houding. De benediclus is een toejuiching van vreugde, die men recht (taande verricht. - Boven dien is het gevoeglyker het kruis recht op ftaande te maaken,en dePriester maakt het over zig (5) zeggende: gezegend zy hy die gekomen is, om dat het door het kruis is, dat wy deel zullen nebben, aan de zegeningen, en aan de genaden, die hy op de aarde komt uitftorten. UITLEGGING. jBenedictus, gezegend. Hy die gekomen is in den naame des Heere, is de Goddelyke Zaligmaker, die overluid gezegd heeft (1). ik ben gekomen in den naam van myn Vader, dat is te zeggen, met zyn gezag; en die ons nog van zig zeiven gezegd heeft (2): die van den Hemel is neder gedaald, is boven alles. Alle de zegeningen, alle lof en eer behooren hem; en zouden wy die aan hem niet geeven, <ïie gekomen is om ons zalig te maaken, en om ons in ftaat te ftellen om in alle eeuwigheid den Heiligen lofzang der Engelen rp zingen? h0. HüMisboefc wa de Jacobynen tekend aan dat alle difr op de choor zyn, ten tyde van den zsne BmtiitlHS, het kruisteken moeten maaken. * '  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 437 hosanna (6~) is een van die Hebreeuwfche woorden welke men in alle de Kerken zonder dit te vertaaien behouden heeft, gelyk Amen en Alleluja. Dit woord hofanndgetekend maak zalig tegenwoordig, of maak zalig hid ik u. Deeze waaren de vreugdegalmen die de Jooden menigmaal op het Feest der Tenten lieten hooren (1) de takken van de hoornen in hunne handen dragende. Dit geheel plechtig Feest was ingericht, om Goddank , te zeggen, en om van hem door dit herhaald geroep zynen byftand te verzoeken, hofanna. Toen jesus christus fes dagen voor zvn Lyden, zyn intree binnen Jerufalem deed, liet God toe dat de Jooden een foort van Tentenfeest hielden, om den Zaligmaker voor den Messias, den Zoon van david erkend, te vereerer. Zy namen takken van de boomen fpreiden hunne klederen ut, cn riepen: llofannn. Maar om te tooner dat zy "zig in deeze plechtigheid tot God vervoegden, ter verheerlyking van jesus christus, dien zy erkenden voor den Zoon van david en den mes'sias, voegden zy 'er by, Hojanna den Zoon van david, als zeiden (6) Hofanna. Men vind in byna alle de oude gefchreeve Misboeken, o/anna zonder b. Het is nogtans beter hofanna te fchryven met een h, gelyk het in alle de bedenda'gfche Misboeken ftaat, om dat dit wootd in het Hebreeuwfch met een be gefchreeven is. Indien men zig zelfs ten ftrikfteit aan de Hebreeuwfche letters wilde houden, zou men moeten zeggen , hosanna , en zelf hofcèjanna. Echter weet men wel dat alle wyzen van uitdrukkingen volfirekt niet vast bepaald zyn , en dat in alle tailen iciterkortingen plaats hebben. Het zou niet te verwonderen zvn , dat de iod gevolgd zynde door de aleph, wierd opgeflikt, en dat men derhiive zeide efar.nx, in plaats van ofianna Deeze bemerking maakt de Heilige hikronymus , Ep. 145. ad Damrf. waar by men nog voegen kan, dat deeze letterkorting niet gekoorr.en is van de onkunde det Grieken en der Latynen ; uia.fr dat de, zelve by de Hebreeuwen in gebruik is geweest: want 118TPOOT haald Rnbbynen aan, en de Rubrik var: den Tal. mud, waar men hofanna in het Hebreeuwfch gefield ziet zonder Ui. lipfeot hora btbr. i- Hattb. p. 410. Ee 3 fVRT. T. i A N C T ü ! 'V) Ralr Tal. nud. a*>ud IsgU 'oot Hor. Heraic. p. 410,  tV. DEEL. < ft) f/:?r ^.14J! et in Mat. e. li. (O Jten-fxi, IS. (4; ƒ>ƒ*/, VIII: 3» I ,38 Lelter-Gefehicht- en Lecrficlk. uitlegginge, len zy (O ? 't is ter gclegenfheid van den toon van david, dat wy roepen, behoed ins , Hofanna , behoed ons nu, door den MESSIAS. . De Heilige hieronimus, die zig heelt toegelegd om deeze plaats over te zetten en uit ie leggen", doed in zyn brief aan den Paus damasus, en in zyne uitlegginge over maïïheus, aanmerken, dat wy in den 117 Pfalm lezen: 6 God, behoed ons, gezegend zy hy, die komt in den naam des Heere, en 'hy toond aan (2) dat de Ójföram v'ah het Evangelie , uit deezen Pfalm getrokken is, dien de Jooden dikwils in hunne Synagogen lazen, zonder te konnen onkundig zyn, dat zy dien duidelvk van den Messias verftanden. Niets kon 'er gevoeglyker op den Zaligmaker worden toegepast; en dit deedhy ook de Schriftgeleerden die 'er zig over ergerden verftaan toen hy hen zeide (3) i hm gy lieden nooit deeze morden gelezen (4) ? gy hebt %n volmaakten lof uit de mond der kinderen getrokken? De Kerk fteld hier zeer gevoeglyk de twee Hofanna's; de eene aan God alleen toegevoegd, gelyk de oude Jooden deeden, als zy op het " Tcntenfeest zeiden (5)- behoed ons. Heer onzen God, op dat wy uwen heiligen naam vieren: de andere aan jesus christus toegevoegd by zyn intree in Jerufalem. Door de eerfte Hofanna vraagen wy de kragt en den byftand die ons nodig zyn, om waardiglyk niet de gelukzaligen geesten , den Heiligen Lofzang tezingen; en door de tweede Hofanna vraagen wy deezen byftand door jesus chrisTus,terwyl wy dienGoddelykenZ'aligmaker zegening toewenfehen , die in den naam en met al het gezag van God zyn Vader in de waareld is gefcoömen , en die nu dadelyk zig komt vertegenwoordigen op den Autaar, om ons alle foorten van byftand te verkenen, en ons in ftaat  van d<° Gebeden en PlcJitigh. der H. Misfe. 439 ftaat te ftellen, om de Goddelyke Majefteit waardiglyk te looven. De < erfte Hifanna in excelfis betekend eenvoud.g» behoed ons, gy die in de hoogde der Hemelen zyt; en de tweede vcegd by de eerfte, beh ed ons door den messjas, gy die hem van den hoogften der Hemelen hebt afgezonden. ARTIKEL II. Van het Gebed te igitur, zynde dit het begin van den Canon. §. I. Dc naam , de oudheid, en de verheventheld van den Canon. Jl~' et Gebed he- welke begint met Te igitur, en door de Pater «oaiilicnm in qua \ ag1tub, pisefenria nova; plcbis( ( irhplevetitjtoties < facrificium fnb- ^ Jequens offerstm.S Lee.ep.1il. E' in antima fy ntifihuiusEiifl*- l U:\te f'cftivitati- ■ lm?, ut fi una Aüt.nd.\, ideft ' het zelve regelmatig Gebed (1). De Heilige cvprianus (2), de H. Paus innocentius de 1. en de H. augustinus (3) noemen het geheel kort, en by uitneemendheid het Gebed, om dat men in het zelve de grootfte van alle giften vraagd, namelyk jesus christus onzen Heer; om dat men 'er de dankzeggingen in herhaald die jesus chrish tus aan zynen Vader gegeven heeft; en dat gelyk de Kerkvergadering van Trenten fpreekt C4)- 'er niets in de Canon is dat de ziel tot God niet opheft. De Canon is ook genoemd geweest, het werk, het geheim van liet allerheiligst werk: of '5) het werk van dè Heilige verborgendheid; orn, dat (6) in dit deel van de Misfe, zegt val-' fridus, de Goddelyke geheimen gewrogt worden (7). Men heeft altyd voorgehad , lat de offerhande de yerheveniïe van alle verrichtingen was. En daarom zyn het werk,, of 1e offerhande, verrichten, doen, of'opofferen in Jè alleroudfte geweide en ongeweide boeken i'en en de zelve zaak. Dit is ook de taal van ie Kerkvergadering van Carthago (8), vau den H. augustinus (0, van t h e o d o • rus ih zyn boek over de'boetpleging (10), m van den H. Paus leo, die zegd, dat men, in de Kerk waar men in verricht (-11), de offerhanle zoo dikwils moet herhaalen, als 'er op nieuw ;en ander Volk in de Kerk tegenwoordig is. De Kerkvergadering van Tfente zegd met •ede, dat de Gebeden van den Canon getrokken zyn uit de woorden van jesus chrisrjjs, uit de overleveringen der Apostelen, ;n uit de inftellingen van de Heiligen Paufen ►f Bisfchoppen. Een gefchreeve Naamlyst ,>an Geesteiyke Boeken, die duizend Jaaren oud i£ ge 0.0 te , I. -. Ep. «4. I">erwy7e eindigde die byna veral ten tyde van den H. augustinus: Totam petitie, ■m fcre ounh E-clefa Dominica Oratiene conclud't, Aug. Ep,  van de Gebeden en Plecht igh. der H. Misfe. 44 ï oud is, plaast liet boek, 't welke deeze Gebeden bevat (1), die men de geheimenisfen noemde, onder het getal der boeken van het nieuwe Testament. Doch de naam van hem, die ze fchriftelyk volgens alle de bewoordingen, die dezelve famemtellen geplaast heeft, is onbekend. De H. gregorius zegd niet meer dan dat zy gefchreeven zyn, door den een of anderenSchoolgeleerden,dat is te zeggen, volgens de nude betekenis van dit woord (3) door een in het fpreeken en fchryven ervaaren man.. Voor den tyd van den Heiligen gregorius, was het den Paus vigjlius genoeg (2), datmen die Gebeden als van de overleveringen der Apostelen afkomende hield , en voor deeze Paufen, zien de H. cyrïllus in zyne onderwyv.ingen , en de H. basilius in zyne verhandeling van denH. Geest, zoo wel als de Schryver van de verhandeling over de Sacramenten die den H. ambrosius word toegekend , de Gebeden van de Confecratie aan, als komende van de oudfte overlevering. Deeze zoo agtbaare Gebeden eifchen groote oplettendheid, om wel verftaan te kunnen worden. . fï) De Heilige HIT. B O NIM.US , e" GENNADIUS » in de Naamlys't van de Kerkelyke Schryvers fpreeken, van zeer veele geleerden die de Christe'vke Schooien beftietd hadden, en die den eernaam van .SHmilgelecrden verworden hadden , ter oorzaak van hunne zeldzaame geleerdheid: Serapioa iEpiJcopus oh tngtnii eieg/tntiath eogithmea Stholafttri nrcruit. Hieton. Vos Scboiafl:.ci, zegd Sulpitius Sevems, om te aeg. gen, t;y lieden geiterden. Dial. z. Ook vereerd de H. GRE« GOBios een zeer agtbaar man met den eernaam van School, gcleeiden: Virt clarijfiais Sfholaflico. Lib. lp: Regilt. Ep, 2* Ee 5 §• S. ART. IK DE CANON. Miffa: cele'^rario, populis nor. I'uffecerit, uuUafit dubitatio iterari facrificium. (i) a&us * pol. tolorum uno E* vangclia li'>.i quacuor, Sacra. mentotum uno. De novo funt Hbri vigint. tuit-, Cod. Bobienf. Muf. hal. té. i. f- 397- !z~)Epi1' adPrs* fut.  443 Letter- Gefchicht- enLeerftelk.uitlcgginge, IV. DEEL §. IL RUBRIK. De Prie-ter heft de handen en de oogen ten Hemel , en flaat de-zelve terdond daar na neder: k" cht den Autaar, maakt drie kruisteken, agtervol.oens over de Hostie en over den Kelk , zeggende, HiEC dona, &c. BEMERKINGEN Over de gebaarden van den Priester , over het k s'chen van den Autaar, en over de kruistekens die hy maakt, ,. De Priester heft de handen en de oogen ten Hemel, om dat hy zig gaat vervoegen tot den Hemelteken Vader, zeggende Te igitur. 1. Hy flaat de oogen ook terftond weder God* vrugte-lyk neder, voegd de handen tefaamen, en houd zig geboogen om in de houding van een imeekenden te, zyn, en welke houding over een komt met het woord fupplices, 3. Hy kuscht het Autaar (4). De Priester moet aangezet worden om dit nieuw teken van eerbied en lievde tot het Autaar te geeven, nu hy het oogenblik ziet naderen, op welk het de zetel van het lighaam en bloed van tlsus christus gaat worden. 4- •(4) Deeze cérémonie word nog door de Cathuizers, nog Carmeliten , nog Dominicaanen onderhouden , om dat de Kérken welkers gebruiken zy, van hunne inftelling af volgen dit in hunne Misboeken niet hadden aangetekend. Maar te Rome en elders is dezelve zeer oud. Zy is a ingetekend in dub ANDus in de dertiende Eeuw, Ration. 1. 4. c. 3 W.hom. ad Presbyt. Cenc. te. 8. coU 34.  IV. DEEL. ; t t. c 29 7; >> A /i * | r ft f( deeze Heilige ^.faficlafacrificiail- onbevlekte offerhanden, bata. Imprimis quee die wyuopdraagen,eer- bi afferimuspro Ec- ftelyk voor uwe Heilige 'e/ia tua fanéla Cat- Catholyke Kerke, op olica, quam pacifi- dat gy u gewaardige haar ure, cuftodire,adu- te bevredigen, te be- are , et regere di- waaren, te vereenigen, nerii toto orbeterra- en de geheele waareld um: una cumfamu- door te bellieren, te fa- tuo PapanoftroN. men met uwen dienaar ■ Antijlite noJlr\r N. onzen Vader den Paus Rege nofiro N. et N. onzen Bisfchop N. •nnibus orthodoxis onzen Koning N. en met tque Catholictz ct alle regt gelovigen, en 'poftolicce Fidei cul- belyders van 't Caiho- ribus' lyk en Apostolyk Geloof. UITLEGGING. Fe igitur, u dan. Eindelyk befluit de nester zoo uit al het gezegde in de Prèfatie, s uit de verklaring die het Volk deed van ^ herten opgeheven te hebben, dat het nu i tyd is om God den Heer de zegening, en iiligmg van de offerhande te verzoeken.  Van de Gebeden en Plechtigh. derH, Misfe. 445 clementissime pater. Hy vervoegd zig tot den Vader, na het voorbeeld van j e1 sus christus, en noemd hem goede: tier enfle Vader , om dat hy door eene oneindige goedheid en bermhertigheid ons zoo bemind heeft tot ons zelfs zynen Zoon te geven, dien wy hem tot eene offerhande moeten opdraagen om onze verzoening te zyn, de oorfprong en de bronader van alle genaden. per ji.süm christum dominum Kostrum, Wy moeten niets verzoeken als door jesus christus onzen middelaar. Ja voornamelyk door hem konnen wy de nodige genade verwerven om hem zeiven tot een offer op te dragen. supplices rogamus ac petimus| ivy bidden u ootmoediglyk en wy verzoeken u. Men bid Hechts, als men geen recht heeft te eisfchen dat men wenfcht: en als men recht heeft <, vraagd men. De menfchen hebben door zig zejven geen het minfte recht om van den eeuwigen Vader te verkrygen het geen zy wenfchen. Zy konnen niets als door genade en bermhertigheid verwagten; en het voegd hen alleen door de nedriglfe Gebeden , fupplices rogamus, op de nadrukkelykfte wyze aan hem hun verlangen te kennen te geeven. Maar de Priesters, die in deeze hoedanigheid afgezanten van God en van de Kerk zyn om de offerhande op te draagen, en aan welken jesus christus gezegd heeft: doet dit, hebben xecht om te vraagen, om dat y in den naam en door het gezag van jesus christus handelen. En daarom na dat zy gezegd hebben, wy bidden zeer ootmoediglyk, voegen zy ser by, en wy verzoeken, aepctimus. uti accepta habeas et benedi•cas h*c§ dona, hsc munera, n'ieliaaglyk aan te neemen , en te zegenen deeze igaaycn, deeze giften. De Priesters moetende giften opofferen CO, en God moet ze zege« (1 }Uen (a> De oude Kerkelyke Schryvers heb- (* ben ART. IL r E IGITUR. ) Htbr. V.  IV*. DEEL. (i)Stipb.j£iuenfudeSatram.Ah.Rob.PauluLl deOffi;.E:el. c. 2J). (a)Tua funt om nia, etquxde manu tua accept' mus, dedimus tibi. I Paral. XXIX.- 14. i < (3) Locuplei et < dives es... et in } Do:ninLcum fine ' facrificio venis ? ' Cypr.de op. e: eleè'm.p. 141. j i 1 J (4) Ut.fitfinaa 1 *t imnraculata, t Ephef. V; 17. { 446 Letter* Gefchlcht-en teerjïelhuitleggï < ben (O het onderfcheid tusfehen gaaven en gifteq, et manera dpep bemerken. Ilec geen een Overff e aan een onderhoorigep, de Schepper aan het fchepfel, een Kcnjjug aan zyn onderdaan geeft, word gaaf genoemd ; en het geen de ouderdaanen hunnen Koning aanbieden,, de onderhoorigen hunnen Ovedien, en aan die, aan welken zy eenige verpligting hebben, noemd men gift. Het brood en de wyn die op het Altaar zyn, worden gaaven genoemd, dona, met betrekking tot God, van wien alle goederen ons toekomen ; zy worden giften genoemd, munera, met betrekking tot de menfchen die dezelve God den Heer'aanbieden. Wy konnen hem niet als zyne gaaven opofferen : alle dingen behooren u toe (aj, Heer, en wy draagen u op het geen wy van uwe handen ontvangen hebben , zeide david aan liet hoofd van bet Volk van Israël. HiEC r^*. SANCT a sacr ic ia 1i.lpj ATA. Deeze gaaven, en die giften worden Heilige en rmettelooze offerhanden genoemd. Eerde! yk . 01:1 dat dezelve uitgekoozen en afgefcheiden 'zyn yan alle andere gebiuiken, om God te worden toegeheib'gd , gelyk de oude offerhanden yan de Wet zoodanige waaren. Tentweden, >m dat op dien tyd deeze gaaven worden langemerkt als het toekomende lichaam van fEsus christus , die de eenige Heilige en mbevlekte offering is. En in dien zin zeiIe eertyds de Heilige cyprianus tot hen lie hunne offergiften niet aanbragten (3) : ',y zyt ryk, en gy komt op tot de Vergadering les Heere zonder offerhande? in ïrim1s QUiE tibi offer1mus pro ec- xesia tua sancta catholica. TVy draa* ■en de Heilige offerhande op voor Gods Kerk, ïcclefia tua , voor deeze Kerk Heilig door esus christus , die haar in zyn bloed gevasfehen heeft, om haar Heiligen vlekloos e maaken (4), fanSta: voor deeze langs den ebeelen aardbodem verfpreide Kerk,' gelyk  van de Gebeden enPlechtigh. der H. Misfe. 447' de Propheeten voorzegt hadden , C'atholica. God kan niet nalaaten deeze Kerk, welke zyn werk is, te bewaaren en te befchermen. God begeerd echter dat zy die de Kerk nitmaaken, de liefde die zy tot haar hebben, zullen toonen met hulp en den byftand te verzoeken die zy altyd .nodig zal hebben tegen de waarekl en bid liever voor hen , op ART. II. TE IGIII'S, (I) Ccleft.Etntf, ad Epüc, Galt, contra Pei g> (i) Orate et pro dilpcrlls ovibus; veniant ec ip(i,agnolcant ct ipfx. ainent et ipfi: ut fit unusgrexet unus Paftor.Aug, ferm. t i&. al. je. de veri. Dom, ()) Qnicutnque in Eccleiïa efti», nolire infultare eis qui non funt. in rus; fed orare porius ut et ip(ï ■ itnusfinr.Augtijl. in p/a'.ra 65, n. J.  448 Letter- Gefchkht- en Leerflelh uitlegginge, tV. DEEL. f i) Qui habhare facit unius moris ( unanimes) in domo. p/al. 67.7. (2)Utidipfum difcatis omnes,ef non fint in vobis fchifmata. 1 cor. 1:10. (3) Mementote prapohtorum, veiüorum. Hebr. XIÜi 7- (s) TnesPetiuf, op dat zy 'er in komen, Daar zyn 'er die 'er buiten zyn, en die als zy de gelegendheid vin ■ den 'er weder in komen , zegt nog de voornoemde Heilige Vader - wy moeten bidden voor hunne hereeniging, adunarc. Wy vraagen ook dat God alle de kinderen van de Kerk vereenige, en dat hy dezelve in eene volmaakte eensgezindheid onderhoude (1), derwyze dat zy dezelve taal fpreeken, en 'er geene verdeeling tusfehen (2) hen plaats grype. 4. Regere. Wy verzoeken , ten einde de Kerk zig zelve behoede tegen de verdeeldheden en alle foorten van ongeregeldheden die haar konnen ontrusten,dat God gelieve het verftand en het hert te geleiden van alle die haare Vergadering uitmaken. Dat iste zeggen, dat hy aan alle H>rders dc zelve oogmerken, dezelve gevoelens, de zelve regels aan -de waarheden van het Évangelie gelykformig, dezelve liefde ter betrachting eener goede fchikking en behoorlyken tucht inboezeine; en aan de Gelovigen eene geheele ondergefchiktheid voor de Herders, die hen in den geest van eendragtigheid geleiden. unA cum famulo tuo.... met onzen Paus N. uwen dienaar. De Heilige paulus (3) beveeld ons voor onze Herders te bidden. Wy noemen in 't byzonder en in de eerfte plaats den Bisfchop van de eerfte ftoel, dien men alleen uit eerbied, en met onderfcheiding den Heiligen Vader noemd, onzen Paus* dat is te zeggen, onzen Vader* Het is wel betamelyk en billyk dat men voor de eenheid van de Kerk biddende, voor hem bid die het middenpunt van de gemeenfehap is, die aan het hoofd van deeze Kerk is, zegd de Heilige ireneus (4),. met welke alle andere Kerken moeten overeenkomen. Hy is aan het hoofd als Stedehouder van jesus christus , als de opvolger van den Heiligen petrus (5), op wien de Kerk gebouwd is. Op hem alleen, zegd  vün d~c Gebeden en Plechiigh. der II. Misfe. 449 zegd de Heilige cyprianus C1) ■> heeft God haar vast gefteld om van den oorfprong van de Kerk zelfde eenheid die haar wefent lyk kenmerk is aan te toonen. Oudtyds en wel zeer langen tyd hebben de Grieken gelyk de Latynen dit gebruik om voor de Pausfen te bidden in de Liturgie onderhouden. Zy noemden den Paus (2), en vervolgens hunaien Patriarch. Het wierd in de vyfde Eeuw * als een afgrysfelyk misdaad aangemerkt, dat dïósgorus, Patriarch van Alëxandrien, uit den Naamlyst, den Heiligen Paus leo had durven weg neemen. Andere OofterÜngen hebben dergelyke onderneemingen beftaan uit te voeren, en deeze handelwys gaf genoeg te kennen dat men de gewoonte had de Pausfen aan het Autaar te noemen, n i c ep horus (3) verhaald dat in de vyfde Eeuw acarius, Bisfchop van Confta'ntinopelén , den naam van den Paus (felix den tweeden) 'uit den Naamlyst dorst uitfehrappen. De Keizer constantyn ïogonatus, in de Brief die voor aan de fesde algemeene Kerkvergadering ftaat, en welke aan dien Paus gezonden ist getuigd dat hy dien Patriarch had tegen gegaan, die uit den Naamlyst den naam van den Paus hadden willen weg neemen. In de daad inen vmd dit in de Liturgiën die na dit tydvak gefchreven zyn. De fcheuring van piiotius deed ongetwyfeld dit gebruik afbreeken. Maar van den tyd af datmèn bezig is geweest 0111 de hereeniging te bewerken, zyn de Grieken'cr altyd in overeen gekomen om den Paus an den Canon te ftellen, cn hem voor de Pa- < triarchen te noemen. Met betrekking tot de 1 Latynen, uit vrees dat men 'er in de Gaulen 1 zou aan Ontbreken, gebood de tweede Kerk- i vergadering van Vaifon in 529 (4) dat de Paus 1 die op den Apostolifchen Stoel zat zou ge- 1 noemd worden ; cn de Heilige Paus pela- ) Ff gi- him nonesped't vobis .• Orate pro nobis. Hebr, 3iii; 17. 450 Letter- Gefchicht- en LeerftelL uitlegginge, gius (t5), weinige Jaaren daarna, fchreef in fterke bewoordingen aan de Bisfchoppen van Toscanen dat het zig was affcheiden van de algemeene Kerk, als men zig de oeffening van dit gebruik onttrok. et antistite (7) No stro N. en onzen Bisfchop N. Na den Paus noemd men den Bisfchop die het Bisdom bellierd daar men is» Want aangezien de opvolger van den Heiligen petrus het midden punt der eenheid is van alle de Kerken der waareld, zoo is de Bisfchop het midden punt van eenheid van geheel zyn kudde,'die met hem een Kerk uitmaakt, zegt de Heilige cyprianus (i). Deeze verééniging der Gelovigenmet den Bisfchop maakt eene byzondere Kerk, gelyk de Ca) verééniging van alle de Gelovigen en alle de Bisfchoppen onder elkander de algemeene Kerk uitmaakt, gelyk die zelve Heilige Leerraar nog te kennen geeft. De Heilige (3) paulus beveeld de Hebbeen voor hemen voor de Herders te bidden, 't Is wel billyk voor (6) Dc woorden van dien Paus zyn aangehaald door agobar dus, Aarts-Bisfchop van Lyon, in een Brief aan den Keizer lodewYK den Godvrugtigen: Beatus I'elagius Papa, oum quofdam redargucret Epifcopos, eo quod nomen ejus reticerenc in aCcione l'acrï myfterii, id eft in lolemniif Mifiarum, in principio fdlicct, ubi dicere folemus: In primis qua; tibi offerimus pro Ecclefia tua fancta Catholica, quani pacifi^are, cuftodirs, adunare, et regere digneris toto orbe teriarum; una cum famulo tuo Papanoftro, ait ad eoldem Epilcopos: Divifionem veftram a generali Ecclefia, qur.m tolerabiliter ferre non pofirim, vehementer ftupeo.... Quomodo vos ab uiiiverfis orbis communione fepararos efl'e non creditis, li mei inter facra mylleria, fecun» dum confuctudinera, nominis memoriam reticetis. Agtbard. tem 2. pag. 49. 'Er is nog twist, nog one'ér.igheid met den Paus die nooit in de Misfe zyn naam moet doen agter laaien, geUk dit aanmerken de Heilige isidorus in Chrtmk. Hug. Ftavin. pag. 22s; tl obus in de uitlegging van den Canon, en de Schryver van de Goddelyke dienften onder de benaming van al'cuinus. (7) In eenige piaatfen wierd de Paus maar alleen genoemd Men leest in het Sacramentatiura van Alby van deelfde EeuWj Papa wflrt N. et Qiwiibtts nrtliidixis,  van cle Gebeden en Plecht igh. B'cr II, Misfe, 45 r voor de genen te bidden die waaken, zegt hy, ] voor het welzyn van me zielen, ais zullende 'er . tt Lcnfchap voor God van geven. Voor hen moet men bidden, om dat ze verlichting, en fterlcte nodig hebben ora heiliglyk hunne fchaapen te beftieren. et rege nostro (3), én onzen Koning, I De Heilige paulus heeft uitdrukkelyk be: voulen voor de Koningen te bidden; en men | is gehouden deeze plicht na te komen in de Cliristelyke Vergaderingen , ten eerften om dat ze Gods dienaaren zyn, en dat de uitoeffèningvan hun verheven gezag een byzondereil byiïand van den Hemel vorderd : ten tweeden om dat van hen voornamelyk de vreede van de Kerk af hangd. „ Men bid voor den ,, Koning, om dat hy Gods dienaar is om ons „ in goed en voorfpoed te begunftigen , en om zyn wraak uit te voeren met den kwaady, doender te rtraften," want niet zonder rede draagd hy het zwaard zegt de Heilige paulus (i> Met dit oogmerk verzogten de ge- , Vange Joden in Babyloniën hunne (2) broe- 1 ders te Jerufalem dat ze doch Gebeden en of- ' ferhanden zouden doen voor naeuchodo- \ nosor en voor zynen Zoon baltazar. 1 Met dit Zelve inzigt fpraaken de oude Chris- < tenen in het verdedigfehrift van tertul- 31 Li anus op deeze wyze (3) : „ wy bidden ( ■„, voorde Keizers, en wy verzoeken God den „ Heere hen een lang leven te verleenen ; dat i „ hun Ryk eenen beftendigen vreede , hun huis eene gelukkige eensgezindheid geniete: dat hunne wapen onverwinnelyk zyn, dat ■>■> goe- fs) Het Roomfche Misboek plaatst deeze woorden niet. Ziet het Misboek van Pius den v. te Rome in 1j70 gedrukt ; van clemens den viti. in 1604 , en federt tj r b anus DEN viii de Misboeken gedrukt by PLANtvn te Antwerpen, i6+j, &e. Ook worden dezelve niet gevonden in eenige oude Saetamenran'en, En in Knieeitaat I (18 Koning yooi den Bisfchop genoemd. \RT. Iï. r e isiTCiiv r) bei ëhirtl liniflereit lïbJ 1 bonum... index in iram i qui maleagit. Icra XIII: 4 z) Baruch, I. I«IX. i)Ap'ft.'c, 30»  . 452 Letter- Gefchicht- en Leetflelk. uitlegginge* IV. DEEL. (1) Hifl. Ecel.l. 7. c. i. (2) /W-f. 10. (t) L. 6. adv. Farm. ft) Ep. ~t. al Leon.Imp. (J) Obrecro rgiur primum omnium fieri obfecrationes,oiationes, poftuiationes, gratiaruni Ediones, homi» nibus.pro Regibus,et pio omnibus qui in fublimitatefunt, ut «juietam et tran. «juillam vitam agamus in o nni pietate et caftitatc. I Tim. II; I. „ goede raadslieden hen omringen ; dat de „ Volkeren in hunne plicht betrachting vol„ herden, dat 'er in de waareld geen oproer „ tegen hun gezag opryze; eindelyk wy ver„ geeten niets van het geen de Vorst kanver„ langen, en als menfch, en als Keizer. Men ziet in de Bileven van den Heiligen dionysiüs van Alexandrien door eusebius aangehaald (i), dat zy vuurige Gebeden voor de gezondheid van den Keizer gallus deden , alhoewel hy de Christenen vervolgd had, en voor de Keizers valerianus, en gallienus 00, op dat hun Ryk mogt liaan biyven, en niet mogt waggelen. En als wy volgens den Heiligen paulus, zegt optatus van Mileve, voor den Keizer moeten bidden (3), zelf ah hy Heiden zou zyn; te meer moet men dan voor hem bidden als hy Christen is, als hy God vreest, als hy Godvrugtig leeft, als hy bermhertig en liefdadig is. Zelfs de liefde die wy de Kerk moeten toedraagen, fpoord ons aan om voor de Vorlten te bidden, om dat zy veel tot den vreede, en de goede befchikking van die zelve Kerk konnen toebrengen. In de daad, gelyk de Heilige Paus dit aan den Keizer leo fchreef (4), „ de magt is hen voornamelyk gegeven ter „ verdediging van dc Kerk, op dat zy der „ bonzen ondernemingen beletten zouden , „ onderlteunen het geen behoorlyk is vast ge„ fteld, en den vreede te rug zouden brengen „ ter plaatfe daar de onrust gevestigt- was.4' 't Is om deeze reden dat de Heilige paulus zynen leerling timotheus (5) bid en fmeekt te doen bidden voor de Koningen, en voor alle de genen die in waardigheden verheven zyn, op dat wy een vreedzaam en gerust leven mogen leiden in de beoeffening van onderfcheidene Godvrugtige en eerlyke werken. N. Deeze letter geeft te kennen datmen den naam van den Koning moet uitdrukken; het geen  van de Gebedenen Plechtigh. der ff. Misfe. 453 geen in de cude bandfehriften door///ftond aangewezen. De Kerk houd zig niet te vreede om in 't algemeen voor den Koning te doen bidden. Zy wil dat men zyn naam zal uitdrukken, om duidelyk te kennen te geven voor wie men bid. Sedert de Kt izers Christenen geweest zyn, dat is te zeggen, federt constantyn, heeft men hen altyd in de dicnstuitdrukkelyk genoemd, gelyk dit Paus nicolaus de eerste aan den Keizer m 1 c h a c l fchryft. De Heilige ambrosius bedreigde den Keizer the od 0 si us het Gebed het welke men voor hem deed te zullen doen agter laaten,; en op het aanhoudend verzoek van den Paus hormisdas, deed de Keizer leo uit de Naamlyst den naam van den Keizer anasta sius zyn voorganger lebrappen, des- geiyi 't algemeen aan den Altaar Deveeicu, ujj IS 454 Letter- Ge/chieht- en Leerftelk. uitlegginge^ nog betaamelyk in 't algemeen voor alle de ge" nen te bidden die ftandvastig in deregtzinnig-. beid van het Geloof blyven. De regt Gelovigen Cl) zyn de genen die een zuiver Geloof hebben, en wier leven beantwoord aan hun Geloof. atque CATHOL1CJE et apostoli-- CiE fidei cultoribus, en voor alle de genen die arbeiden om dit Gebofte bewaaren, en te doen aangroeien, dit Geloof, het welke de Apostelen gcleeraard hebben, en in alle de Kerken verlpreid is. ARTIKEL III. Eerfte Memento, waar in men bid voor de Wel*. docnders. van de Kerk die nog leven, en voor alle de genen, die met Godvrugtigheid in de Misfe tegenwoordig zyn. RUBRIK en BEMERKINGEN. I. T)c Priester verheft dc handen en voegd ze famen een weinig boven dé borst. De nieuwe gunst en renade die hy van God verzoekt bepaald hem tot deeze nieuwe opheffing der handen , die het verlangen om verhoefd te wor-. den uitdrukt. _ , 2. Hy houd zig een wyltyds 111 ftilte, netliooja een weinig gebogen; om met meerder aandagt op de Perfoonen te denken, die hy aan God wil beveelen. . 2. De Rubrik voegd'er by dat als de Priester voor verfcheide Perfoonen in zyn Memento. wil bidden, hv op ieder een voor de Misfe in 't byzonder kari denken, en hen vervolgensin  tan de Gebeden en Plectitiglu der H. Misfe. 455 hy dc omftaanders niet verveele door langwyl'g te zyn (1). 4. Zoo haast hy gezegd heeft, et omnium eircumftantium, opend hy zyne handen, en houd dezelve uitgeftrekt en opgeheven »ls te vooren; om dat'erniets hem noodzaakt eene nieuwe verrichting met de handen te moeten doen. ees Heer, gedagtig "hAemento,Domine. uwer dienaaren, en die- famulorum famula- naresfen N. N. rumque tuarum N. et N. Wees ze ook alle ge- Et omnium cirdagtig, die hier tegen- cumftantium, quorum woordig zyn, welker tibi fides cognita eft, Geloof en Godvrugtig- et nota devotio; pro heid u bekend is, voor quibus tibi offerimus, wie wy u, of die u dee- vel qui tibi offerunt ze offerhande van lof op- hoe facrificium laudraagen, voor zich, en d-s, profefuifque omalle die hen aangaan; nibus, proredemptiovoor de verlosfinge van ne animarum fuahunne zielen , voorde rum, pro fpe falutis hoope van hun welvaa- et incolumitatis fiïts,: ren cn zaligheid: en die liblqüe reddunt vota aan u, 6 eeuwige, le- fua eeterno Deo ,vivo vende -en waaragtige et vero. God, hunne beloften volbrengen. UITLEGGING. j\f emento, domine; wees lieer, gedagtig. Alle dingen, weet men, zyn Godtegenwoordig, maar tevens weet men ook dat het gedenken in God, helpen is; en gelyk david zeide (a): wees Heer, ons gedagtig, naar de liefde die gy uw Volk tocdraagd; op dezelve wyze zeggen" wy tot hem : wees gedagtig, Heer. Ff 4 fA- ART. III. rE I GITUH. r 1 )Ke errcumftantibus fit mooiüs. 'z) Memento aoliti, Domine, n b?>:eplacito popuii tui. Pfal, CV:  IVr DEEL. (i) Prins ergo orationes fuut comm^nd'nda:, ac tune eorum nomina,quorum funt, e'dicenda utinterlacra Myiteriri norninentur. Ik'HC. I. Epifi. ai Decent. {i)Hier-C>m. ment.in 'Jerent.Ct H.'J. ij. 456 Letter- Gefahidil-en Leerflelk. uitlegginge*. famulorum. famularumque tuarum N» 3\T. uwer dienaar en, en dienarefen N, N, Na het Gebed voor dc Gelovigen in 't algemeen, geeft de Kerk den Priester vryheid om voor eenige Perfoonen in 't byzonder te mogen bidden. Inmiddels flaat 'er te bemerken dat zy voornamelyk bedoeld de genen byzonder te doen beveèlen, die milde giften en gaven voor de offerhande hebben aangebragt, en voorde Kerk andere nodige. dingen verzorgd hebben. De letters N. N. zyn hier biyven daan in de plaats der naamen van die Peflóónen die aan de. Kerk geofferd hadden.. Men zege famulorum et famularum, om dat men eertyds de weldoenders en wèldoenftérs noemde: doorgaans waaren alle die Perfoonen in de Kerk tegenwoordig; maar verfcheide Bisfchoppen begeerden, dat fchoon zy afwezende waaren, men echter niet moest na laaten hen gedagtig te zyn. De Heilige cvprianus verzoekt dikwils in zyn Brieven, dat men hem die Per* foonen zou opgeven die voor het welzyn van de Kerk en voor den Armen bezorgd waaren j, om hunne naamen aan het Autaar te Ieezen.. De Paus innocentius de % zegt (1), dat men dc naamen van de weldoenders na de opoffering moet zeggen, geduurende de ffei li ge geheimen , en niet te voorengelyk dit in zeer veele Kerken gefchiede. En de Heilige hiërony, mus O) beweend de ydelheid der genen die gefchenken aan de Kerk deden x om het vermaak te hebben hunne naamen door den Diaken te hooren noemen, en 'er toejuichingen over te ontvangen. Dit onbetamelyke heeft gelegendheid konnen geven, dat federt duizend Jaaren de weldoenders niet meer genoemd wi'erden, of men heeft hunne naamen niet als inftüte genoemd 5 dat is te zeggen, met een zeer zagte ftem en die men niet hooren kon. Tegenwoordig moet de Priester zig te vreede houden met eenige öogeiii  yan de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 457 oogenblikken (i) aan die Perfoonen te gedenken voor welke hy wil, of byzonder moet bidden; dat is te zeggen, i. voor de geenen die door hun wel doen, en door hunne aalmoesfen mede helpen tot het voltrekken der Heilige , en Goddelyke geheimenisfen , tot onderhoud van de bedienaars van de Kerk, en van den Armen: dit is het oude en eerfte inzigt van de Memento, z. Voor de geenen die 'er na verlangd hebben dat men hen aan den Altaar indagtig zou zyn. 3. Voor alle de geenen die hy gelooft of Geestelyke, of tyd^lyke gunden te moeten toe wenfchen, voor zoo veel dezelve tot Gods heerlykheid en hunner zielen zaligheid zullen konnen verftrekken. r-T omnic:m XO cmcuvsTANTiuM. By de weldoenders wierden oudtyds alle die 'er tegenwoordig zyn gevoegd, om dat zy alleeeniger wyze weldoenders waaren , vermits zy alle volgens bühne, middelen, hunne offergiften moester aanbr&.gcii - en nooitcen deel nee.nien van de offergift van een ander. Maar alhoewel zy niets aanbrengen word echter byzonder voor alle de geenen gebeden die by de Hei* Uge vcrbcrgendhcde/i tegenwoordig zyn: om dat de yver dien zy om 'cr tegenwoordig te zyn doen zien, veronderftelt cn zelfs te kennen geeft het verlangen dat zy hebben om aan den Autaar genoemd te worden, en deelagtig te mogen worden aan de genade, enaandevrugten van deeze Goddelyke offerhande. QUORUM tibi f1des COGNITA est, et nota devotio, welker Geloof en Godyrugtigheid u bekend is, De Priester bid voor al- Ci) In byna alle de cide gefebreve of gedrukte Misboeken ▼oor den Heiligen Paus pius DE v. leest men chcumai/ïanrium, of (ircurna/iantium. Echter vind men circutnjlantium ia ccn Roomfch Wishoek te Lions in ijor gedrukt, in het Misboek van de Keik van Lions des Jaars 1510, yan Malta des Jaars 1573, &c. ART. UT. 'M E M E N T O.' ( 1) Paucorum nominibus feah. ftringar,quia Canon de multitu. dine nominum prolixatur, et per hsc cogitatio diftrahitur, nan fiat vocalis expiefllo, fed ientalis. Ra:. Mi/. Ee. Lugd. Zie de Briefo.erde Plechtigheden vanLions gedrukt in 1702, p, 63,  IV. DEEL. 4j3 Letter- Gefchicht- cnLeerflelhnitlegginge+ alle de omftaanders in welken God een waar Geloof en eene regtzinnige Godvrugtigheid befpeurd. De Memento bevat derhalve de gee-1 nen niet die Hechts welftaans halve by de Heilige verborgendheden tegenwoordig zyn; nog ook de geenen die 'er met oneerbiedigheid, zonder aandagt, en zonder Godsvrugt tegenwoordig zyn. Hy bid voor die menfchen die 'er na toe komen om den Goddelyken byftand te verzoeken, en die wel weeten dat aan God niets onmogelyk is; en als hy van hun Geloof fpreekt , fchynt hy op deeze wyze te fpreeken: behandelt hen Heer, naar hun Geloof, 't welke u bekend is, en naar den Godsvrugt dien zy aan de voet uwer Altaaren en tot uwen dienst komen vertoonen. pro quibus offerimus, vel qui Ti ki o ff er u nt, voor wie wy u, of die u deeze offerhandevan lof opdraagen* Deeze woorden voor wie of die, hebben betrekking tot de weldoenders, en tot de omftaanders; en ziet hier 'er den zin :en het vervolg 'er van: wees gedagtig Heer, uwe dienaar en N. A^. en de omftaanders voor wie wy u opdraagen, of die u opdraagen. Wanneer de omftaanders hunne offergiften den Priester aanbragten, die deeze gefchenken aan God voordroeg, die dezelve uit hunne handen ontving om in het lichaam en in het bloed van jesus christus veranderd te worden, wierd'erin deCanonnietgezegd, voor wie wy u opdraagen , maar alleen deeze laaste wc orden , die u opdraagen. _ Dit is het geen men byna in alle de oude Sacramentarien voor de tiende Eeuw gefchreven fV) kan aanmerken. Het byvoegzel is ge- (2) Ik heb 'er een a?r.tal van gezien in de Bibliotheek vat» den Konipg, in die van m. colbert, in die van St, Germzin-dcs-ï:£tt en elders.  van de Gebedenen Plechtigh.der H. Misfe. 459 | gemeenelyk niet gefchied als omtrend het Jaar duizend *. 1 Tot dien tyd wierden deeze woorden alleer ; gezegd, qui' tibi oferunt, om dat in die tyd 1 bchalven de opofferingen van Waschkaarfchen i en andere dingen, die men voor en na de Mis i fe ten voordeele van de Kerk deed, de Gelo vigen geduurende de Misfe het brood en dei wyn offerden (3) die voor de Eucharistie, ei ' voor de Eulogien, dat is te zeggen, voor he : gezegend brood moesten dienen. Maar federt de tiende Eeuw deden verfchei de deeze offerir.gen niet meer, 't zy doorvei waarlozing, 't zy zy fteunden op de ftigtin ; gen die eenige byzonder ten dien einde de ; den, of op de Geestelyken, die 'er wel med 1 vergenoegd waaren dat zy zelve de opofrerin i gen deden; 't zy dat ze in plaats van brooi i en wyn geld opdroegen, gelyk ïetmu; da miani het genoeg te kennen geeft, al hy zegt (1) dat, terwyl hy de Heilige verboi \ gctidhcden verrichte , de Vorftinncn goud :: Hukken opofferdeu, die Byfantinen genoera I wierden. Echter waaren "'er Gelovigen di no * Ik zeg gemeenelyk, want dit byvoegzel is voor dien tj gemaakt in eer.ige Sacramentaliën. Het is in dit van Senli bewaard tot St Genoveva te Parys, gefchreven in 't Jaat_88 1 Dc eerlte. Schryvers, by wie men vind pro quibusti'-i offirimu vel , zy" PETRUS da miani en de Micrologus in ( elfde Eeuw Deeze merkt aan dat het een byroeRzel wa om dat in de oudfte en nauwkeurigfte Sacramentarien, zc hy, zyn de geenen die opdraagen niet als in de derde Pi loon aangetekend. Men moet hier nog by voegen dat dce woorden, pro quibus tibi offcriinus, vel, niet gefteld zyn eenige piaatfen als langen' tyd na het ]aar duizend- Wa men leest niet als qui tibi offerunt ineen Misboek van Duitfc land van de twaalfde Eeuw , by de Paters van Naznreth Parys. Ook ftond 'er niet als qui tibi oferunt in het M' 'boek van het Order van Citeau, omtrend het Jaar foo 't Bisdom van Lengtes ingeüeld , het geen zy in hun M iri de willekeuren en wetten van de Koningen van Vrankryk (4). Zoo leest men in de Rubriken van verfcheide oude Misboeken infra Caüccm om te zeggen in de Kelk; infra Patenam, om te zeggen in de Pateene; en infra fangvincm om te zeggen in het bloed, dat is te zeggen, in de Kelk waar in het bloed is. Het is zeker dat in alle die piaatfen infra voor intra gefteld is. Ziet de oude Misboeken van Verdun (5), van Lifieux (6), van Grenoble (7), het gewoone dienstboek van de Cathuizers (8) &c. Men vind zelfs het woord intra in de oude Boeken (2). Het geen tegen- (1) Men 'eest infra Canoncm in het Sacramentarium van den Heiligen slUstus, P- 38 , 41, 44, 68, 73; in alle de oude Misboeken van Luik, in die van de Cathuizers van 1U4, in die van St. joannes van Jerufaiem van is'fi, &c (z) In 't Sacramentatium van den Heiligen OELASius vind men eens htra Canonem, p. %&. en verfcheide keere,n in 't Misboek vau Chefil-Benediaus van 1513 Van over lang gebruiken de Cathuizers zonder onderfcheid de woorden infra et intra. Ziet hun Misboeken, gewoone dienstboeken, en hunne oude en nieuwe Brevieren. De Kerk va» Sens heeft intra in plaats van infra in haar nieuwe Brevier van i-ot gGileld, en in haar nieuw Misboek van 1715. Gg ; ART. tw . nem. ft) Ut infra Acrionem... Hym- nura decant.'irec Santlus, £L9. (3) Infradomutxl C. Zo. (4) Infra dormitorium do mant. Caiit. n. 847; (5) Quandd po. nitur vinurtl et acjunm infra Calicem..... crux infra Calicem. Por.tif.Virium. mff. (6) Infra Calicem mittat par« ticulam. Miff. Lexov. ntff. et rypis eiita ante an* 1500. f7) Aliasduas pattesponatPa- tenam parte tertiadimifTa labi infra fingninem.//«y7; Gratian. an. IJ22. f R) Infra amV. rum Calicis. Orciin. Cartuf,  IV. DEEL. (t)Efjfi.adPrC fut. Bractr. (i) De Rubrik van een Roomfch Misboek te Parys in rf4i gedrukt, legt het zeer wel uit.- infra actionf.m. Nota quod fitr.t aliqux folemniiatts qut habent fpecialim infra aftionem , ut fupra in prof at, Igitur pro prineipio iftius ad fvetialem vec-irres, et jn verbis :n quibus fir.itur iftam ineipies. Communicantes £>r. 466 Letter- Gefchiclit-en Leerfteïk. uitlegginge, genwoordig zeer veele Kerken hebben opgevolgd. < Deeze woorden infra Atïioncm zyn boven het Gebed Communicantes als een noot geplaast , die als waarfchuwd dat op zekere dagen van 't Jaar eenige byvoegingen moeten gelast worden in het Gebed dat volgt (3); gelyk by voorbeeld te Kersmis, moetraennahetwoord Communicantes 'er by voegen, et diem Sacraiiftmum celebrantes, quo &c. Het Roomfche Misboek heeft geene byzondere Communicantes als voor de Donderdag in de goede week, en de vyfvoornaame Feestdagen'van 't Jaar; te weten Kersmis, drie Koningen, Paasfchen, Hemelvaartsdag, en Pinxter: waarin men altyd de Sacramentarien van den Heiligen gelasius, en van den Heiligen gregorius gevolgd heeft, en dat door Paus vioiLiusook . geboden was (1). ■ Volgens de oudfte Sacramentarien was 't genoeg d'infra ABioncm boven die byzondere Communicantes te piaatfen die voor de witten Donderdag en de vyf andere voornaame Feestdagen gefchikt zyn. In 't vervolg heeft men dien titul aan het hoofd van die Communicantes gefteld die men by de Prefatiën gevoegd heefc, en men heeft ze zelfs by die van den Canon gefteld, om den Priester te ivaarfchouwen dat hy op zekere dagen een van de Communicantes moet Ieezen die op het einde van de Prefatiën met het geen 'er by gevoegd is, gevonden worden.  ven dt GebedenenPlechtigluderH. Misfe, 46"? RUBRIK en BEMERKINGEN. Priester houd zig in dezelve gcfleltenis waar, in hy te Voor en was* Tin Vlil. n. 4. Volgens de Rubriken van eenige Misboeken 1 (4) van omtrent twee of drie honderd Jaaren, hefte de Priester de oogen na den Hemel op., maakte daar na eene buiging of eene kniebuiging als hy zeide Memoriam celebranies &c. om de eer die hy aan de Heiligen die in dè Hemel zyn bewees, te kennen te geven. Doch flfii ze kniebuigingen waaren hier niet wel geplaast. Dë |^ester fpreekt tot God in dit I Gebed en hy moet voort gaan met zig in die | gertekenis, waar in hy was, te houden, geI lyk dit het Roomsch Misboek doet aanmer. ken.. 2. De Priester voegt de handen famen als hy \,'zegt, door den zeiven jesus christus. : Ibid. De genen die onzen byftand en hulp j met nadruk verzoeken, fteeken zeer natuur- lyk hunne handen uit, of verheffen die, ohi : den genen tot wien zy zig vervoegen als huni nen helper tot zig over te haaien,'en voegeii 1 dezelve ook te famen als zy hunne aanhoudin|gen verdubbelen. De Priester houd de hanlüen geduurende hetgeheel Gebed opgeheven, ; Om den Goddelyken byftand tot zig te trekken, I Én voegt dezelve te famen als hy het befluit, om i de houding Van een fmekenden aan te nee* men, en om zyne aanhoudende verzoeken te iverdubbelen als hy jesus christus on:zen middelaar noemd door wien hy hoopt :verhoord te zullen worden, gelykerwys als men (4) Ziet de Misboeken van Pan/s gedrukt tot den Jaare :J«ij, die van Toul tor iójo, en van zeer veele andera KerIlSU vajj Vrankryk, en Duitschland. Gg 2 ART. m Ci'MMUNICAMT1.S.  IV. DEEL 463 Letter- Ge/chieht- en Leerjlelk. uitlegginge, , men eenigen gunden met drift, met iever affmeekt, dezelve doorgaans met ge vouwde handen verzoekt. §. III. Uitlegging van het Gebed communicantes. Communicantes, et ÏToudcnde de gemeen- imemoriam veneran- fchap en gedagtenis , tes, in primis glorio- voor eerst van de roem- f<& fempcr Virginis waardige Maria altyd Marice. GenitricisDei Maagd, Moeder vanon- et Domini noflri Je- zen Hee en die ons aanleiding geeft om op haar toe te pasfen het geen in is a ias gezegt is C4), 3. Semper virgini'. De eenige die altyd Maagd is geweest, alhoewel zy waarlyk moeder is , die ontvangen en gebaard heeft, die alleen dit'voorrecht heeftdatnooit aan iemand gegeven is, en nooit aan iemand zal gegeven worden. $. Gcnitricis dei et Domini noftri Jefu ChrifliMoeder Gods , om dat zy moeder van onzen Heere jesus . chris-  van de Gebedenen Plechtig}!., der H. Misfe. 473 christus is, die.God is. Zy is waarlyk zyne moeder volgens zyn menfchelyke natuur ; en gejyk deeze menfchelyke natuur zelf ftandiglyk met den Eerfobn van den Zoone God is vereenigd geweest, op het zelve oogenblik dat zy ontvangen cn in de fchoot van de Heilige Maagd gemaakt is geweest, zoo .volgd het dat hy d é in de Heilige Maagd gemaakt is geweest, G<.d mensch is en dat zy waarlyk zyne moeder is, en diensvolgens moeder Gods. sep et beatorum apostolorum et martyku1w tuorum petri et p a u l 1, en o jk van de Heilige Apostelen én Martelaareu Petrus en Paula*. Na de Heilige Maagd houden wy de gedagtenis van de twaalf Apostelen; om dat zy de Steunpilaaren van de Kerk zyn, de eer^e die het (u geluk gehad hebben aan de Heilige offerhande deelagtig te worden en dezelve te kunnen opdraagen om 'le gedagtenis van jesus christus te vernieuwen By hen word de Heilige paulus gevoegd, dien Rome van den Heiligen petrus niet aflcheid, en die, alhoewel hy maar na de dood van jesus christus Apostel wkrd, echter van jesus christus (jï) zeï£ aangaande de ii$ell*agyan deeze Heilige offerhande onderrecht wierd. Bv de twaalf Apostelen worden twaalf andere Martelaaren gevoegd, die door het vergieten van hun bloed, levende afbeeldfels van het kruisoffer geweestzyn, allevoortreffelyke bloedgetu'gen te Rome, tusfehen welken de Heilige joannes en de Heilige paulus de jongde zyn, die den marteldood onder juli aan den afvalligen in het midden van de vierde Eeuw hebben ondergaan. li ni, cleti, clement is, van den Heiligen Linus, den Heiligen Cletus. cn den Heiligen Clemens, die tydgenooten, medehelpers, en opvolgers van den Heiligen petrus Gg 5 ' te ART. IV. COMMUNICANTES. (1) Matt'o. XtZVl: 16. Mare. xxiv: 2:. Lu-. xxii: 19. iCer. ii: 24. (ï)Egoenimao cepi a Domino quod et tradidi vobis: quoniam Dominus Jefus in qua notte trael ebatur, accepit pancm,8cc.i Cor. XI: 23.  IV. DEEL. WVitaCypr. ptrPonliumbiac. (ï) Florentin. in vetuft AJartyrol. Kovem. (i) Papebroch. KS. Jun et Slottuin de Faeti'a dt ftmQis Joanr.e et Paula eorumque Jiaftlica in urbe Rvma,vctera monument a Roma , 474 Letter-' Gefchiclit- er. Leerjlelk. uitlegginge, te Rome geweest zyn. xysti (£), cor-. neLii, van Xy/ïüs en Cornelius, die twee andere Pausfen Martelaaren zyn; cypriani, van den Heiligen Cyprianus (1)- die de eerfte Bisfchop Martelaar van Carthago geweest is, te Rome en door de geheele waareld zoo vermaard door zyne leering, en door zyn hevig verlangen om het Geloof van jesus christus predikende 'er voor te fterven ; laur e n t 11, van den Heiligen Laurentius, AartsDiaken van Rome, wiens liefde voor den armen, en wiens marteldood ten eeuwigen dage de „verwondering van alle Gelovigen zullen opwekken; chrysogoni, van den Heiligen Chryfogonus Qï), voortreffelyk Romyn , byAquileaonder diocletiaan gemarteld, en die terftond daar na te Rome in de Kerken onder zyn naam gefticht vereerd is; joannis et pauli, vm-Joannes en Paulus (3). Deeze waaren twee broeders te Rome gebooren, die ter dood aebragt waaren , en heimelyk onder juli aan den afvalligen begraven waaren, om dat zy ftandvastig hadden blyven weigeren aan de afgoden offerhande te doen. Hunne Iichaamen wierden onder joviniaan opvolger van juliaan ontdekt. Ter hunner eër wierd 'er een vermaarde Kerk gebouwd, en men ftelde voor hen een ei ge Misfe in het Sacramentarium van de.rc Heiligen gelasius. cos- (6) Daar zyn twee sixtussen Pausfen, Martelaars. De ?ot!te in 't begin van de tweede Eeuw ; en de tweede ge[torren in ajs , onder de vervolging van VALERiANus, :n van gaulnus. Men zou hier sixtus den i. konïen verftaan , om dat hy genoemd is voor den Heiligen rORNELlns, geftorven onder DEcius in 2$i: maar 'et s ook rede om te denken dar men in de Canon den Heiligen Ixtus dfn Tl. heeft willen ftellen, op wiens graf men te fcöm* een Kerk bouwde van welke de Heilige GREGOUI ns fpreekt, Dial. I. 4 e. ts- en welkers Feestdag wy ;:c-en den « Augustus, gclykformig met het Sacramentaliën fan dien zeiven Heiligen GREGOBius, en met dat va» jen Heiligen ge las ms.  van de Gebeden en Plechtigh.der II. Misfe. 475 cosm,e et damiani, de Heilige Cosmas en de Heilige Damianus, die de Genees- en Heelkonst door liefde oeffenden, en om langs dien weg de zielen voor jesus christus te winnen. In drie verfchillende landftreken vind men de Heilige cosmas en damianus; -in Arabie, in Afie en in Italien. Het fchynd echter dat die te Rome geëerd zyn geweest de oudfte zyn (1), en den marteldood (2) te Rome zelf onder de Keizers carinus en ndmerianus hebben ondergaan» Men ziet iu deBrievenvan theod'oretus (3), dat 'er te Cilcedonien een groote Kerk was ter eere van de Heilige Martelaaren c gsm as er, damianus; en de Keizer justinianüs, volgens brocobius, deèd de Kerken v3ü den Heiligen cosmas, en van den Hei] ) damianus, herbouwen, die na by Co ■l'utinopolen waaren. Het heeft wel konnen gebeuren dat andere broeders in de Geneeskunde e varrr in Arabie, en in Griekenland, den raam van deeze vermaarde broeders cosmas en damianus van Rome hebhen willen aanneemen, met oogmerk om hunne liefde :er bekeering der Heidenen na te volgen (7). et omnium sanctorum... Eindelyk word de gedagtenis gehouden van alle de Heiligen in 't gemeen, met te verzoeken, gelyk wy reeds htfbben aangemerkt, dat het Go&'behaage, door hunne verdienflen cn door hunne Gebeden , ons de uitwcrkzels van zyne befcherming te doen gevoelen. De Keik de gedagtenis der Heiligen vernieuwende is van hunne Gebeden verzekert; en door het vertrouwen dat zy in hunne liefde fteld, kan zy van een ieder van hun (7) Verfcheide Saeramemarien en oude Misboeken hebben hier andere Heiligen by gevoegd ; en de Paus gkf.gof.ius df. m wenschte dit men 'er de Heiligen by voerde welfce feestdag men vierde, - ART. IV, HANC IGiTUR, (1) Florent'm. itt veluft. M/irtyrtl, 27. Sepiemb.p. 88C. (2) An. 84. ( 3 j AuïïuariutQ 'Ihecdoret. Ep, 114 p. 624,  IV. DEEL. (J'> 2 Machab. XV; 14. fï)Hanr... Sa. ce;dos in quibut■dam Ecclefiis prof unde fe inclinat. DurarJ. Ra:ion. i.^.c.jy, 476 Letter- Gefchicht-enLcerflelk. uitlegginge^ hun zeggen het geen van je re mi as inde Boeken der Macchabéen ftaat (l): deeze is-de vriend van het Folk van Israël, die veel,y0or het Volk bid en voor de Heilige Stad. ARTIKEL V. Vin het Gebed HANC iGHUR. R. U B R I K. De Priester houd de handen uitgeftrekt over den Kelk en over de Hostie , als hy zegt hanc igitur, tot aan deeze woorden, per ciiristum. Tit. VUL n. 4. BEMERKINGEN. Tot aan de vyftiende Eeuw, volgens het Roomfch Order, hield de Priester eenvoudig geduurende dit Gebed de handen opgeheven, gelyk hy dezelve houd als hy de voorige Gebeden fpreekt; en in verfcheide Kerken van Vrankryk en Duitfchland, hield zig dePries» ter, cm zyne vernedering en gefteldheid om zig tot een offerhande op te draagen, geboogei) als hy zeide C2) Hanc igitur, Cl) gelyk (1) Volgens den Micrologus omtrent liet Jaar 1090 , boog zig de Priester zeer laag, bet hoofd neder bukkende tot aan het Altaar, om de diepe vernedering van jesus christus in zyn lyden aan te duiden: Cnm dicimns, Hanc igitur cbla-iinrm : ufque ad Altare inclinamur , ad exemplar Chrifti , «ui.Je iumWattit pro wbis ufque ai mortem crucis. De Ecclef. bbferv. cSp, 14. KAouL van Tongeren , de cbferv. Can, prsio". 23; cn conilir. biel, leS 33; de eerfte in 't begin , cn de andere op bet einde- van dc vyftiende Eeuw , fpreeken van die buiging des Piicstèis; cn Becoffen, Au.ru.  van de Gebeden enPle.chligh.derH. Misfe. 477 Iyk men dit ziet in een aantal Misboeken , en gelyk nog tegenwoordig de Jacobynen en de Carmeliten deeze geftalte houden. Maar omtrend het Jaar i5co tekenen de Rubriken van zeer veele Misboeken* van Vrankryk , van Duitfchland, van Italien, van Rome zelf aan, dat de Priester dc handen over den kelk en de hostie uitftrekt (2). De Cathuizers die oudtyds in de Canon geen Rubrik ftelden hebben 'er deeze geplaast in hun Misboek van 1603, en in de volgende, gelyk ook in hun gewoon dienstboek van 1641 (1). scortia, jesuit (2), die over honderd Jaaren fchreev, en man si, Priester van het Oratorie van Rome (3) geloofden deeze ceremonie zeer oud te zyn , ter oorzaake dat dezelve overeenkomst had met het oud verbond , ■ daar men ziet, dat de Priesters en zy die voor de zonden offerden , de hand op het flachtoffer lagen (3). dionysiüs de Cathuizcr zegd (4), dat de Priester de hand op het offer ieide , om des te beter zyne meeninge aan te duiden, en op eene levendiger wyze den Godvrugt op te wekken tot de-uitwendige offerhande , om des Heere gunfligc oogen over zig te trekken. Op de aanmerkingen der oudeRab- by- ftyiier Religieus , die te Stractslmrg in IJI9 fchreef, mis. prees deeze houding: Conflans, zegt hy, et ereïïa menüs Jevet ie fufficit. (1) Deeze Rubrik is aangetekend in de Misboeken van Touloufe van 1490 , van Langres 1+91 , van Aumn 14.95 , van Utrecht 1497 , van Baijeux ijoi , in de oude gedrukte van Sens, van Parys t4Sr , van Auxerre , van Tricr, van Amiens 1514 , van Gienoble i$zi, van Rome tfi4 , van Kameryk ijï7> van Narbonne if28 , &c. In het Misboek van Veidun van 1481 ftaat; Indiaans fe dient, li.t'c fe " 'M in het Misboek van ijj4 vind men ; Exteudat mams fuper ïhftiam et Calicem, (3) In de Verhandeling tot titut hebbende: le vrat Ecelefiaftiaue , zeer dikwils in 't Italiaanfch gedrukt , en'in tet EJtyn vertaald in 1691 . door Pater A D R1 A N u s van Stj Ptanciscus, Cataaelïet. Frantf, iSyj. ART. V», hanc ïciTua. (i) Ordi«.c.z7. n. 4. (z j Dera:riiu'.s MiJja.Lugd. 1616. f?) Toneique manumfupee caput hol! is, etaccepiabilis erit, atque in cxpïationcm ejus proiSciens. Levit. Ie 4. Exod. XXIX; f 4) D-fOnif. Cart. ir. Levit- e, l.  ÏV. DEEL. ft) Demonff. Èvar.g. c. uit. Ut Quift.it Oc latsuch. (+) Het Misboek vnn it^i , waar van wy de Rubrik ge. plaast hebben op bladz. .in;. vT-T■1 (s) stephoius van Aumn, en eudbs van Kameryk, j in de twaalfde Eeuw , verklaaren zeer wel hoe deeze offer- t hande algemeen en bizonder is : Hsc oblatio non tantum tfi a Sacerdotis , fei cur.&a familia , id ej? Cleri el poputi ; et non a lantum ajjiftentis familU, fed totius familU. Steph. jEdu. de r Sacram. Alt. c. ij. Servituut, id eft Cleri, tibi (.qui ('ecun- T dum aeceptos gradus in bat oblatione facrificii fervimus ,) (fed , et cunlit familia tua.) id eft totius ajjiftenlis Cole3*. Selitarii t fic intelligunt fervitutis nofttx. , id eft , mess cum meo Mmiftro. c Sed et eurMa familU tu£, id eft eunSn Ecclefia. Oiio Camel'. Expof. Can, difr. z. ' Hh ART. V. HiNC ïciruR, (r) fnu'ü- fertfüj 1'fu Crirïftl. Hom \- 1. Simon P< trus 'erv.'s et ApoLtoliis z PeirA: j.Scc. i) J an, BlM, rta S. Gter. I. ,n.tj.p-uesifrUU ■ de reb. Ecclef. c. i) Sed in ipfj tiffarum celeratione tria vera maximz perscrionis pi-na iper adjecir, tiefque neftros in. ta t>ace dirponast Ique ab &terriM amnatione nr.s e* '»», ettn EUBf tm tuorum jubeass.^ re%e nxmerari. lift. Ecciel. L t. . i.  IV. DEEL. (i)Pacem meam do vobis, non quo modo mundus dat ego do , vobis.joax XIV: 7. (a)F&/.IV.-7. 482 Letter- Gefchicht-en Leer-jlelk. uitlegginge« ce disponas. Deeze vreede is een gevolg van onze- verzoening met hem, en verfchild zeer veel van de vreede der waareld. Ikgeev u mynen vreede, zegt jesus christus (1), ik geey u dien niet gelyk de waareld dien geeyt. In de daad de vreede der waareld, die beftaat in het gerustefyk bezitten van de goederen die de begeerlykheid voldoen, is een valfche vreede; om dat zy de begeerte van hetmenlchelyk hart niet kan vervullen,nog den mensch de ongerustheid ontneemen waar in hy is, dat hem die goederen die hem voor een tyd behagen , zullen ontroofd worden , nog de knaging ea verwyring ftillen van het gewisfe die hem jpynigen. Dit is een valfche vreede die het hart ontroerd , verre van het gelukkig te maaken. Maar de vreede Gods, de vreede van jesus christus, die in de bezitting van zyne genade, en van zyne andere gaven beftaat, vervuld het hart met een beftendige blydfchap die midden in de allergrootfte kwellingen ftandvastigblyvt: om dat dezelve ons altyd gehegt houd aan ons opperfte goed. Zie daar de vreede dien de Apostel paulus 00 de Gelovigen toewenscht, en welke zoo groot een goed is, dat wy 'er de voortreffelykheid niet van kunnen begrypen. ab peterna damnatione nos e ri- pi. In de tweede plaats vraagen wy, dat hy ons behoede voor dc grootfte van alle rampen , namelyk de eeuwige verdoemenis. Wy worden alle geboren kinderen van gramfchap , wy hebben alle Gods verontwaardiging op den hals gehaald, wy zyn tot het eeuwig helfche vuur voor den duivel en zyne Engelen bereid , veroordeeld: door de oneindige verdienften, en door de barmhartigheid van jesus christus zyn wy uit deezen ongelukkigen ftaat getrokken. Maar niet alle, die door de genade van jesus christus uit deezen ftaat getrokken zyn volharden in de rechtvaar-  . jan de Gebeden en Plechtigh. derH, Misfe, 483* vaard he'd en heiligheid , om dat zy geen goed g'bruik maaken van de genade die God hen g.-ge-ven heeft. Dus moet men onophoudelyk vraagen dat hy ons behoede van den eeuwigen dood, met de gaav van volharding te geven. et in£lectorum..,.£g') Wy vraagpn óm deeze rede in de derde plaats, dat het God behaage te gebieden, dat wy in het getal der nitverkoornen mogen zyn , dat zyne barmhartigheid ons behoede tegen alle foorten van aanvallen. Van den kant van God veranderd de verkiezing niet: vermits God-onveranderlyk is, en dat zyne gaven zyn zonder naberouw: maar wat ons aanbelangd, wy zyn ais zwakke rieten aan alle winden bloot gefteld, en wy nioeteu i i) trachten onzen roep en onze yerkie* zing doör goede werken zeker te maaken. Deeze zyn de middelen, waardoor dezelve.voltrokken word: door de vrugten die wy voortbrengen , weet men of wy goede of kwaade boomen zyn: wy bidden dan den Heere dat hy ons doe wandelen op den weg der uitvetkoornen, om eeuwiglyk met hen te zyn (a). iMiemand weet 'er het getal van; maar men kan wel zeggen, dat het een groot voorteken van verkiezing is, te treden in den geest van die Heilige Gebeden van den Canon, om niets te wenfchen als den vreede des Heere, om niets te Vreezen als den eeuwigen dood, en om van God ernftiglyk te vraagen zyne genade, cn zvne geduunge befcherming om tot het einde toe te volherden, en dus te zyn van het getal dier geenen die hem eeuwiglvk zullen loven. Gelukkig zyn de geenen die dagelyks met een levendig geloov dit Heilig verzoek, om onder het getal der uitverkoornen gerekend te wor- («) Volgens AAiALARiüs, hééft de H. ambrosius «iit Gebed gekend.- Eeee hic oratum eft pro tterr.a vüa. Jux■'"* ,* fmbre£i< 'n tac craüce hna „eiis „e.-e/Tjri/t fPulemns, Am al. prsfar, 2, in lib. de Ofiïc, Hh 1 art. v. HiMC lOliUR. (1) Jatagitïiif per bdnaopera certam *e ftrarrl vocationém faci' atis. ï Pett. Ui* CO Cükc. Trid, feff. 6.c. 1».  484 Letter* Gcfchicht- en Leerjlelk. uitlegginge , IV. DEEL (l) 3. Amb.de Sacram. i. 4. e, 4 ■ te» 1. worden zullen doen; per christum dominum nostrum, door Jefus Christus onzen Heer, die tot heiligmaking der Gelovigen , op het Altaar gaat tegenwoordig zyn. ARTIKEL VI. Fan het Gebed quam oblationem. §. I. Bemerkingen op dit Gebed, en op de woorden van de Confecratie. .Ajvorens de woorden van de Confecratie en het Gebed quam oblationem, waar in de Kerk vraagd dat het lichaam van jesus christus worde,\\x\x. te leggen, fchynt het noodzaakelyk te zyn te verklaaren, wat de Kerkleeraaren, en de Geloovsbelydenisfen ons leeren aangaande de woorden van de Confecratie, om 'er des te beter de fterkte en de kragt van te kunnen begrypen. De Schryver van de verhandeling over de Sacramenten, die men federt negen honderd Jaaren gemeend heeft de Heilige ambrosius te zyn, ziet alle de woorden van dit Gebed quam oblationem aan als Hemelfche woorden, drekkende tot de Confecratie van het lighaam van jesus christus. „Wilt „ gy zien, zegt hy (i), dat de Confecratie ?, door Hemelfche woorden gefchied ? ziet „ hier welke deeze woorden zyn: de Pries„ ter zegt: verleen ons, dat deeze offerhan- de , aangenomen , beftendig , en redelyk „ zy &c. Deeze Schryver voegt 'er by dat „ de verandering van brood en wyn in het „ lichaam en bloed, gewrocht is op het „ oogenblik dat men de woorden van je;> sus christus uitfpreekt. Voor dé „ Con-  ven de Gebeden en Plecht igh. der H. Misfe. 485 Confecratie, vervolgd hy-, is het brood; ,, maar zoo haast de woorden van jesus „ christus 'er over komen, is het het „ lichaam van jesus christus.'' De Heilige ambrosius drukt zig omtrent met de zelve bewoordingen uit over de verandering in de verhandeling der nieuw gedoopten , die ontegenfprekelyk van hem is, Hy voegd 'er veele voorbeelden by om des te beter het wonder der verandering te kunnen bevatten; en hy doed aanmerken (1), dat de zegening meer kragt heeft als de natuur, omdat de zegening zelv de natuur veranderd. Men ziet uit de bemerkingen van deeze verhandelingen dat de verandering wezentlyk voorkomt van de woorden van jesus christus, en dat zy des niet tegendaande moeten vergezeld zyn van de woorden van de Kerk, die de zegening doen nederdaalen en uitdrukken, terwyl ze de verandering verzoeken. Alhoewel de enkele zegening of het eenvoudig inwendig ofwoordelyk Gebed van jesus christus , ongetwyfeld de verandering van het brood in zyn lighaam heeft konnen voortbrengen , gelyk zyn enkele wil , op dé Bruiloft te Cana het water in wyn veranderde, of gelyk zyne zegening de brooden vermenigvuldigde, zeggen ons echter de Kerkvaders , zonder eenige twyfeling, dat jesus christus zyn lichaam confacreerde door deeze -woorden: dit is myn lighaam. jesus christus brood neemendc, zegt tertullianus Ca) , en het aan zyne leerlingen uitdeelende , maakte 'er zyn lichaam van, zeggende; dit is myn lichaam: de H. ambrosius en de H. augustinus, hebben op dezelve wyze gefprooken, en de Kerk wil dat wy dus ook zouden fpreeken. Men moet het zelfde zeggen van de Confecratie die dagelyks op onze Autaaren gefchied, met deeze aanmerking, dat de Kerk II h 3 doen ART. VI. QUAM OBLATiONBM. (1) Am'.r.dciis qui iniliantur ,/eu de Jtyfter. c. 3, (i) Acceptum panem, et diftri. butum Difcipulis, corpusille fuum fecit, Hea eft corpus meunt dicendo. 7>rt. adv. Mare. /. 4, c. 40.  IV. DEEL Spirit* Sar.tïo. c (3-)Bdimus de_ pane verba D"i etpcrconecr-jti on;ra üinftifica to. o' g hom.is in Ma'th. Noiter auten' paiis er c:dix.. certa confeeïafi one myiHcHS ü nobis, Lib. zo. cor.tra. Fauft.e. ty. (;) Preee.myfti ca confecratum Jj. 3. dt Trinic. c 486 L&tter- Gefchicht- en Leer f elk* uitleggingeg doeii moet het geen jesus christus gedaan heeft. Dit is een Gebod , hoc facite , doed dit tot myner gedagtenis. Nu, jesus christus heeft gebeden, gezegend, en deeze woorden uitgefprooken : dit is myn lichaam; 'ijk Priester moet dan ook biuden,zegenen,endezelve woorden uitfpreeken. Deeze Gebeden, die de Priester fpreeken moet zyn van de oudfte overlevering tot alle de groote Kerken gekomen. De H. basilius willendebetoogen, dat 'er leerllellingen zyn, die niet gefchreeven zyn, zegt: „ wie is 'er zegt hydie 1 „ ons de woorden die tot de Confecratie van ,, de Eucharistie dienen , in gefchrifi heeft „ nagelaaten? want, vervolgd hy (i)," wy ' vergenoegen ons niet met de woorden, die door den Apostel en door het Evangelie zyn aangehaald; maar wy voegen 'er, voor en na, andac by, als welke veel kragt hebben voor de geheimenisfen, de welke wy tact geleerd hebben als door deeze kering die -niet gefchreven is. De H. justinus (2) zegt, dat wy weeten , dat deeze 'fpyze gefchikt om ons gewoomyk voedzel te wezen , door de Gebeden , in het lichaam en bloed van jesus christus zyn veranderd: om dat in de daad deeze Gebeden in zig belluiten de woorden van jesus christus, en al het geen dezelve moet vergezellen. origenes voegd ook by het woord Gods het Gebed, 't welk hy de Confecratie noemd. Dit is denaam dien de H. augustinus ook aan het zelve geeft, als hyzegr(.;),datde Eucharistie door eene zekere Confecratie gewrocht is. En zegt nog duidelyker,datdezelvegewrocht is door het geheimryk Gebed (5). Dezevende algemeene Kerkvergadering fpreekt dezelve taal: en in de Geloovsbelydenis, die de Kerkvergadering van Rome van berengarius afeischte in het Jaar 1079, deed men hem belyden, datdezelvftandigheidsverandering gefchied was doorliet geheiligd Gebed, en door de woorden van jesus christus CO*  I yan de Gebeden en Plechtigli, der ff, M 'sfe, 4 8 \ (\~): ik bkrexgaruj sik geloov van harte en belyd met de mond dat het brood en de wyn welker, men op den Autaar field, zclvftandiglyk veranderd zyn in het waare eigene en leycndmaakcna vleesch van jesus christus, en in zyn bloed, door middel van het Heilig Gebed en door ' de woorden van onzen Verlosfer. Hebben nu daarom de Geheden van dc Kerk dezelve kragt als de woorden van jesus : christus ? dit willen de Vaders en de Kerkvergaderingen zeker ons niet doen verI daan*, nog te kennen geeven, vermits zy ons op 1 veele piaatfen opentlyk zeggen dat de woori den van jesus christus wezendlyk de kragt I in zig bevatten, die de offergiften in zyn vleesch : en bloed veranderd , gelyk de Kerkvergadei ring van Florence het na hen verklaard heeft, ! en gelyk de Grieken dit erkend hebben, vol( gens het verhaal zelf van degenen (2), diein I de 1'cheuringe gebleven zyn: maar alle deou! de Schryvers voegden altyd zorgvuldiglyk by .''de woorden van jesus christus de Gebeden i van de Kerk, als hebbende veel kragt in de Confecratie, volgens de uitdrukking van den Heiligen basilius. Waarom dat? om dat in de Sacramenten de meening van de Kerk moet uitgedrukt worden. Nu, de Gebeden die met de 1 woorden van jesus ci-iri stus gevoegd worden, 'wyzen de meening, de begeerte en de inzigten die de Kerk heeft aan, als zy deeze woorden I doed uitfpreeken, die zonder dat flechts zoude kunnen aangemerkt worden, als een gefchiedenisfe rdie men leest, 't Is de Kerk 'die door het gezag van jesus christus dePriesters inweid, aan welken zy te kennen igeefc wat zy moeten doen in het grootfte werk van de offerhande. De Priester is de i dienaar van jesus christus en van de Kerk. Hy moet fpreeken in de Perfoon van je;sus christus, én als afgezant van de Kerk. Hy begint in den naam van de Kerk , de Almagt over het brood en den wyn aan te ' Hh 4 roe* ART. VI, QUAM OBLATIONEM.(1) Feo Eerengarius eorde c:edo, et ose confiteor , pa nem er vinuni quz ponunturin Altari, per myfterium facrx orarionis, et vei ba noftri Redcmproris fubft antialirer converti in veram ac propriam et vivificarricem carnem et fanguinem Jefu CMfti Domini Tit>i\ii.F.x Beeldda in Pjg. Cr egoriiVU.l. 6. Iz) S-*rop il u fl j n 1 iquar, tjui ip ftolico gradu .ccedentcs, Chtüli corpus facro ore cbnfictunt. H'tr, rv. èt'HelhJ. (l) Adp.o.ii.h precis Chrifli co/pui (inruil. cjuc conficiiur, J ' er. ep. ad Eva- < 3) Presbyteri cum t'ontifice veibiset luanibu; ccniiciunt. Slmal. l.i.'e, 1Z. (*.} Per oratio, nen., et cuicis & gnum con Meert corporis Chrifti et fan~uinis taers^aenrum Sy KO L Carifido an %s%.,zpxi.üiK(a, „ 7\g aan (je genen geven die hem willen ont-« „ tangen. §. II. ,| 483 Lener- Gefchicht- en Leerftelk*uitlegginge* « roepen, op dat ze in het lighaam en bloed van jesus christus mogen veranderd worden: en oogeabliklyk daar na, als dienaar van jesus christus, fpreekt hy niet meer in zynen eigen naam zeggen de Va* ders. Hy foreekt de woorden van jesus christus uit, en diensvolgens confacreerd het woord van jesus christus, dat is te zeggen, het woord van hem, door wien alle dingen gemaakt zyn. Dus confacreeid jesus christus gelyk de Heilige chrysostomosen de andere Vaders dit zeer dikwils zeggen ; maar dit doed hy door den mond van de Priester (l) en op hunne Gebeden Qï) zegt de Heilige hieronymus. Hy doed die door de Priesters die bidden, en die met kruistekens zegenen, zeggen de Kerkelyke Schryvers (3) en de Kerkvergaderingen (4). Laat ons dan alle deeze Heilige woorden bewonderen die de Priesters uitfpreeken, en laat ons met den Heiligen chrysostomus in het derde boeit, van het Priesterfchap zeggen, wanneer gy den Priester met de Heilige of ,, ferhande bezig ziet, de Gebeden doende, „ omringd van het Heilige Volk , 't welk ,. door het dierbaar bloed is afgewasfehen, „ en den Goddelyken Zaligmaker, die zig op „ het Autaar opofferd, denkt gy dan nog op ,, de aarde te zvn? cn gelooft gy niet eerder ,, in den Hemel te zyn opgeheven? ö won- derwerk ! ö goedheid! hy die gezeten is „ aan de rechterhand des Vaders, bevind/ig „ in een oogenblik in onze handen, en gaat  1Y;1 < van de Gebeden en Plechtigh. der II. Misfe. 489 §. rij RUBRIK. De Priester maakt drie kruistekens te famen oyei den kelk en over de hostie, zeggende, bene diftam, adferiptam, racani. Hy maakt vervolgens een kruLteken over de hostie als hy zeg ' ut nobis corpus, en een ander over den kelk. als hy zegt fanguis; ivaar na hy dehancLuop , hef ende cn dezelve voor de borst fumenvoegen de , zegt fiat dilectiffimi Fiiii tui Domui: noftri Jefu Chrifti. Tit. VIII. n. 4. BEMERKINGEN De Priester maakt drie kruistekens. Men heef reeds aangemerkt , dat de Kerk geene gun den vraagd als door' de verdienden van he kruis van jesus christus, en dat de Sacra menten niet gev.'rocht worden , zonder dii Heilig teken, gelyk de H. augustinus zegi Cl). Maar het -getal van de kruistekens U niet wezendlyk. Het zou voldrekt genoeg zyn, het een keer te maaken voor de Confecratie , zegt amalarius. De Priester zou het hier vyf maal kunnen maaken, ter oorzaake van dQ vyf woorden, benedi&am, adferiptam^ ratam, rationabilem, acccpt'abtlcmque, op welken het kruisteken gelyklyk past. Maar volgens de aanmerking van de Micrologus Ca), bepaald zig de Kerk gemeenlyk aan het getal van drie, ter oorzaake van de drie Goddelyke Perfoonen. 2. Hy maakt een kruisteken over de hostie, zeg' gende: ut Nobis corpus, en een over den kelk zeggende sanguis, om uit te drukken dat het door de verdienden van het kruis is, dat wy de verandering van het brood en wyn ir II h 5 he ART. VI. QUAM OBLATIONEM, t (i)Quod fignum 1 nifi adhibeatur, live frontibus credenrium.... five iacrificio, quo aluntu:, nihil eorum refte perficitur.7r/fff, 118. injmn. Serm. ig. de temp, (i) Mkret,e. 14.  i IV. DEEL. - l f \ 1 2 \ i ( l > t é > 1 i i < t } i : ; .90 Letter- Gefchicht- en Lecrftelk. uitlegginge, iet lighaam en bloed van jesus christus erzoeken. 3. Hy heft de handen of en voegd ze voor de •orst te faamen zeggende, fiat dilectisimi: om dat deeze uitdrukking een bewee;ing van lievde en tederheid moet verweken, jegens dien gelievden Zoon onzen verosfer, en den Priester aanfpooren, om door yne gebaarden te toonen dat hy hem zou allen omhelzen, als het hem mooglyk was» . III. Uitlegging van het Gebed quam oblationem, waar in men aan God vraagd dat onze offerhande hem aangenaam zy, en dat de geoferde giften voor om het lighaam en bloed van jesus christus worden* ~^uam oblationem , bidden u , God, tu Deus in omni- dat gy u gewaardige , ns, quafumus, bene deeze offerhande in alles R diStam , adfcri- gezegend aangenoo%ptam, ra % tam, men >J<, goedgekeurd ationabilem , accep- Jij, redelyk en behaagetbilemquefacere di- lyk te maaken , op dat neris; ut nabis cor- zy voor ons worde het £t pus et fan © guts >J< lighaam en )$< bloed '.at dileStiffimi FHii van uwen allerliefden ui Domini noflrijc- Zoone, onzen Heere Je'u Chrifti. fus Christus. quam oblationem, welke offerhande. Om de ;eheele betekenis, en de uitgedrektheid van lit Gebed wel te begrypen, moet men indagig zyn, dat de Kerk in 't oog heeft niet aleen de offerhande van brood en wyn die het ighaam en bloed van jesus christus jaaïi worden ; maar ook de offerhande van ntar zelve, die van den Priester, en van de om-  van de Gebeden en P lechtigh. der IL Misfe. 49ï omftaanders (1) welken, gelyk-wy gezien heb\ ben zig voegen by de offerhande der Heiligen yan den Hemel en van de Aarde. tu DIIUS, in omnibus, QU^SUMUSj B e n V DI c t a m. Toen JESUS christus het Heilig Sacrament infteilcnde het brood zegende, veranderde hy het in zyn lighaam; wj verzoeken dat God door zyn AJmagt zyne, zegen uiifiorte over hetbrooden overdenwyn, om ze te veranderen in het lighaam en bloec van jesus christus; en dat op deeze wyze' de offerhande de welke op het Autaai is, hetGoddelykflachtofferworde,opgeho.,pi met alle Hemelfche zegeningen, en dat dezelve ons die mededeele, op dat de opoffering van ons zeiven, ook gezegend zy door de om ehidige goedheid Gous. De Kerk heihui ir i het algemeen al het geen zy ten opzigte vai i! de offerhande des Altaars kan wenfchen, mei te -erzoeken, dat die in alles gezegend zy, in omnibus beaedictam; maar om te beter dee ! ze genade welke zy verwagt uit te drukken, 1 ontvouwd zy in de vier volgende woorden >1 al-het geen zy van God verhoopt. adscriptam: dat de offerhande, die01 I het Autaar is aangenomen zy; dat het hen 1 r behaage dezelve niet te verwerpen ; en da : ■ de offerhande die wy van ons zei ven doen ins t si.: ge (1) faschAsius past alle deeze bewoordingen toQop " ' de offerhande van ons zeiven in zyn boek van hei tighaam en ' iieed van jesus christus, (. u. Rogamus hanc oh'la, i sionem bencdilïam, per quam nos benedicamur; adjtrip'am, per quam nos omr.es in collo conftrihamur ; ratam, per quam in vifteribus Chrifti cenfeamur ; rationabilem; per quam a beftialt ! Jenfu exuamur; acceptabilemque facere digneiur, qualenus et nos i per quod in nobis dilplsct.imus, acceptabijes in ejus cnico Filil fmus. Het is nuttig hier aan te merken, met antonius 1 'Augustinus, den Cardinaal b o n a, en met de Heei ren PiTHOU in hunne vcrbeteiingen van het Ketkelyk :i recht, dat deeze woorden van paschasius door gratianus, en door den H. thom As zyn aangehaald ge. weest, als waaren ze van den Heiligen aug ustinus, \ ■ ART. VU ... QUAM OBI.A. TIONEM. t I l  \ IV. DEEL obfecitnu-.n.Ai xii. (ï) Rationa!: finedololaco capi feite. 1 Pi 11.- U 492 Letter- Gcfchicht-en Lecrftelk. uitlegginge, gelyks niet zy verworpen, maar dat hy die gelieve met die van jesus christus en van de Heiligen aan te neemen. ratam: dat de offerhande des Altaars zy goed gekeurd om eeuwigduurende en onherroepelyk te zyn, dat is te zeggen dat zy dit flagtoffer worde 't welk niet veranderen zal, nog gelyk de oude ilachtoffers van beesten, die afgeïchaft zyn, nog gelyk alle de andere lighaamen die vernietigd worden, en Hechts voor een tyd moeten duuren; dat onze offerhande zodanig zy vast gefteld en onherroepelyk, ons derwyze aan God hegtende, dat wy nooit het ongeluk hebben ons van hem af te fcheiden. RATioNABii, em, redelyk. Men had nooit voor den tyd van jesus christus een «dergelyk verzoek gedaan; om dat men alleen het bloed van redeuloofe beesten opofferde. Wy verzoeken dat de hostie die op het Autaar is eene menfchelyke flachtofferhande worde, de eene en eenige, met de reden begaafd, de eenige die waardig is om ons met God te verzoenen, en om hem te aanbidden, gelyk hy waardig is. Wy verzoeken ter zeiver tyd voor onze offerhande, dat zy vergezeld e zy van reden CO cn verftand, en wy rera. delyke flachtoffers werden, zonder Ca) huich., lary, dat is te zeggen dat onze geest, onze !„! wil, ons hart, en al wat in ons geheel vol;r« maakt is,onderdanig en onderworpen aan God \t zy, om hem dien redelyken en Geestelykeni•• dienst te bewyzen, dien de H. H. petrusiu en paulus van de Gelovigen afeifchen. ACCEPTAB1LEMQUE f a c ere dig NE-j! ris, dat dezelve aangenaam zy: dat alzo dei') offerhande des Autaars het eenig waardig flagt-H offer worde om oneindiglyk door zig zelf aan-ia geuaam aan God te zyn, vermits dit hetwaar-|| aclnig vleesch en bloed van zyn welbeminden^ Zoon jesus christus onzen Heer gaatH worden; in wien hy al zynwelbehaagcnftefd.lR  van de Gebeden en Plechtigh. derH. Misfe. 493 Wy vraagen ook eindelyk voor ons dat onze offerhande van dag tot dag aangenaamer worde voor de oogen van onzen volmachtigen Heer, met ons ernflig toe te leggen om onze verbintenisfen na te komen, en zyn Goddelyken wil en Heilige Geboden met meer lief de te volbrengen. Deeze zyn de gunften er de genaden die wy verzoeken door de verdienflen en in aanmerking van de offerhande var het lighaam en bloed van jesus chris tus, by welke wy die van ons zeiven voegen. ut nobis corpus et sanguis fiat dieeo t1ssimi filii tui domini nostri jesuchris' Tl, of dat het voor ons worde liet lighaam en bloec van uwen welbeminden Zoon, onzen Heer Jefu: Christus. De Kerk vraagt het groot wonder werk van de verandering in het lighaam etj bloed van jesus christus, met zoo veele eenvoudigheid, als de Schriftuur de fchepping uitdrukt, fiat lux, dat het licht worde, en de menschwording van den Zaligmaker in de Maagd maria (i) > dat my gefchiede na uw woord. Wy vraagen niet alleenlyk, clat deeze offerhande het lighaam en bloed van jesus christus worde, maar dat zy het voor ons worde, ut nobis fiat. Dat is te zeggen, om ons de gaaven mede te deelen die jesus christus (V) verdiend heeft dooide offerhande van zyn lichaam en van zyn bloed, de genade van volkoome kwytfcheji ding van onze zonden, en al den byftand dien wy nodig hebben, om het werk van onze zaligheid te bevorderen. En gelyk als isaïas (3) zegt, een kind is onsgebooren, een zoon is ons gegeeven, men 'er door verftaat dathetgebooren en gegeeven is voor onze zaligheid, zoo vraagen wy ook dat deeze offerhande het lighaamen bloed van jesus christus worde, tot onze heiligmaking en tot onze voltrekking C4)-. of volmaaktheid. AR- ART. VT* DE CQNSICR4. TIE. fOFiatmihife. cundum verbum tuum. (z) Per quem maxima et pietio!a nobis promifladonavir: ut per hxc efficia. mini divina: con foires natura; z Petr. I: 4. (3) Puernati!seft nobis, et filius datus eft nobis. lfa. IX: 6. (4) Hoc etoramus veftram • coiifommationcm. 1 Cor. XIII: f.  IV. DEEL men gaan, met een teken van dankzeggingen i erkentenis. 3- Houdende de hostie met den duim , en de: eerfte vinger van de linkerhand, maakt hy met d& 494 Letter- Gefchicht- en Leerftelk. uitlegginge, ARTIKEL VII. Van de Confecratie van de Hostie, ï I. RUBRIK en BEMERKINGEN. i.D e Priester veegt op de Corporaal den duim en de voorfte vinger van ieder hand af, uit vrees dat dezelve vogtig mogten zyn en op dat dezelve zindelyker zouden zyn uit eerbiedigheid voor het lighaam van jesus christus. 2. Na gezegt te hebben: qui prioie quam pateretur, neemt hy dc hostie met den duim en voorfte vinger van ieder hand, eerst met die van de regter, daar na met die van de linkerhand, en zig recht houdende zegt hy : accepit pawem. Deeze vier vingers van den Priester zyn geweid om het lighaam van jesus christus aan te raaken, en dezelve zyii genoeg, om zulke kleine brooden op te neemen, als die zyn welken men confacreerd. De verrichtingen van den Priester komen hier over een met den zin van de woorden die hy fpreekt, en hy volgt, zoo veel hem mooglyk is, de daden van jesus christus na die tot zyne Apostelen zegt: doe dit: hy neemt de hostie, als hy zegt accepit; hy heft zyne oogen ten Hemel, als hy zegt: et eeevatis oculis, cn buigt zyn hoofd', als-hy zegt: gratias agens, om deeze woorden te doen fa-  van de Geleden en Pkchtigh, der H. Misfe, 495 I tJe regterhand een kruisteken , zeggende benejj S< dixit. De Kerk verhoopt geene genaden 1 j en deeld ze ook niet mede als door de verdien* ' ! iten van het kruis, en daarom doed zy dit. j Heilig teken voegen by het woord benedixit. 4. Na gezegt te hebben accipite et manj ducate ex hoc omnes, houdende de hostie niet den duim en voorfte vinger van beide handen leunende met de elleboogen op het Autaar, en het hoofd geboogcn, zegt hy duldelyk, met eerbied, enin ftilte hoc est corpus meum. Hyleundop I bet Autaar, eensdeels tot zyn gemak, eensdeels !i om aandagtiger te wezen en meer onder het bei' reik te zyn om over de hostie de woorden van de jj Confecratie te konnen fpreeken. De Priester 'tl mag niet nalaaten deeze Heilige woorden duideJ f lyk, en met eerbied uit te fpreek enals hy in aan- | merking neemt dat hy dezelve in de Perfoon van II jesus christus uitfpreekt. De Rubrik die ' f voorfchryft dat alle de woorden van den Ca'I non in ftilte moeten gefproken worden, fchryft !:|dit hier op nieuw voor, om dat de toeleg, ' | met welke de Priester deeze Goddelyke woor'I den fpreekt hem natuurlyk zou aanleiden,om 11 den toon van zyn dem te verheden, indien ' 1 hy niet gewaarfchuwd was dien in te houden, 'j Voor het overige; men heeft dikwils den !!| Priester aangemaand, om deeze woorden geI volgelyk en op een eenvoudige en vereenigde Ja: toon'uit te fpreeken, zonder ademhaalingen , ;1i of fnikkingen te doen, welke geheel niet en 'i voegen (1). ; §. H. m ()l (1) Men kan geen wyzer taad op d!t ftiik aan de Frietrers jiji geeven, als die aangetekend zyn in het Misboek van Gre_ ; «oble van het Jaar 1511, welkers bewoordingen de volgen' luie zyn: Neque funt (.verba facramentaiia) prscipili ore, aut 1' corfufe pronuncianda, fed cum fumma attentione , revercntia, et '] veneratione, integre, diftinUeque proferenda, quor.iam itia Sai cerdos quafi ore Chrifti eloquitur , et illa loquens Chrifti fur.gitur . erffjcio, debentque proferri traBim , uno fpiritu, ne fe immifte.i! > '11 alia eogitatio ; nee dividenda eft firma illa, cujus tota virttts de, ntcndet ab ultimt verbo, quod in Chrifli perfena dicitur. f\RT. VII. ii. C JNSEC1U-  IV. DEE1 (1) Eucicl.Cr. p. 168. (2) ihd. p 16. (}) L>t. 8. ■ 495 Letter- Gefchicht- en Leer.flclh uitlegging':, §. II. Uitlegging van clc woorden der injlelling cn van de Confecratie. Quipridic quam pa- \j ie daags voor zyn 1 yteretur accepit den, het brood genopancm in fanctas ac men heeft, in zyne heivencrabiles manus/u- lige en eerwaardige hatï* as, etelevatisoculisin den, en zyne oogen opcxlum adteDeumPa- flaande naar den Hemel tremfuumomnipoten- tot u God, zynen almagtem^tibi gratias agens tigen Vader, u bedanbene dixit,fregit, kende, het heeft gezededitque difcipulisfuis gend , en aan zyne dicens: Accipite et Difcipclen gegeeven , manducate ex hoc om- zeggende: neemt en eet nes , daar van allen, HOC EST ENIM WANT DIT IS MYN CORPUS MEUM. LIGHAAM. qui pridië die daags voor zyn lyden , het brood,genomen heeft, jesus christus een Sacrament willende inftèllen om de Gelovigen op eene Geestelyke wyze te voeden, en hen tusfehen elkander met God te vereenigen, neemt tot ftoffe, het brood en den wyn welke het gewoonlykfte voedzel zyn, hetnatuurlykfte en nadrukkelykfte zinnebeeld van verfcheide in een gevoegde lichaamen, zynde het brood uit menigvuldige tarwe graantjes famengefteld, en de wyn uit menigvuldige druivbefien , die te famen een zeiven broodklomp, en het zelve wynvogt uitmaken» in sanctas in zyne heilige en eerwaardige handen. Deeze woorden zyn niet in het Evangelie, maar zy zyn in de Liturgie van den Heiligen jacobus, van den Heiligen baij. silius (O •> van den Heiligen chrysostomus GO, en van de Apostelyke inftellingen (3), en zy zyn zeer aanmerking waardig om te doen kennen dat de verandering van brood in die Heilige handen gefchied die zoo veele wonderwerken gewrocht hadden, het gezigt aan de blinden gegeven hadden, deziektens ge-  Van de Gebeden en Plcchtigh. der ff. Misfe. 49? geneezeh, en het brood in de woeflyre vermenigvuldigt. et elevatis oculis de oogen na den Hemel opjlaande. Deeze woorden die men op deeze plaats, in het Evangelie niet leest j ftaan insgelyks in de Liturgiën van den Heiligen jacobus, en der Apostelykeinftellingen CO* Alles is in het Evangelie niet befchreeven. De Heilige paulus (l) haald woorden Cs) en daaden (4) van den Zaligmaker aan i, welken het Evangelie niet vermeld. Zy die met de Apostelen hebben om gegaan, hebben een gedeelte geweeten van die dingen die niet gefchreeven waaren. Zoo konnen wy leeren uit de overlevering en uit den Canon , dat jesus christus zyne oogert naar den Hemel opfloeg. Hy verhief de oogen naar den Hemel , om een allergrootst wonderwerk uit te voeren, gelyk hy in de opwekking van lazarüs, en inde vermenigvuldiging van de brooden gedaan had. ad te deum.... tot u God zynen almachtlgen Vader. De almacht van den Vader en van jesus christus moeten hier zooveel als hunne liefde uitblinken, en dit heeft de Heilige joannes op de volmaaktfte wyze in zyn Evangelie uitgedrukt Want zonder te herhaa'en, het geen de drie eerfte Evangelisten van de inftelling van het Altaargeheim hadden gefchreeven , zegt hy ons f5) ; dat voor 'het Paaschfeest jesus weelende dat zyn uur ge■ koomen was om uit dceZe waareld tot zynen Vader over te gaan, gelyk hy de zyne die in de waareld 'waaren had liefgehad, beminde zy die tol het einde.... En weelende dat zyn Vader hem alles gegaan, en dat hy tot God weder keerde &c. Wat zin kan een Calvinist aan deeze woorden geeven, die na deeze levendige uitdrukkingen van de lievde, en van de almagt van iesus chris¬ tus , 'er zou byvoegen , en hy zav aan een ener var. tien een hik -orcoa. o vreemde ART*. Vlfi qjl I PKIDIB, fi)£ g. 'l)Ji>an c.ttltt 'i)jB.XXi "*) 1 Cor* XV. 1.1.  498 Letter- Gefchicht- en Leerflelk, uitlegginge, IV. DEEL, \ fi)7o«».vi. (z)Marc. vi11 {l)J>an XI;* te goedheid die hy voor zyne Kerk heeft, ver-| mits net met zynen. weioenaagiyKenwn is, aai hy in fteld en haar agter laat de offerhande van zyn lighaam en van zyn bloed, op dat zy tot het einde der Eeuwen, hem eenen hem waardigen dienst bewyze, en zy 'er de genade in vinde die hy voor haar ging verdienen, door de offerhande van zyn kruis. En hy zegent, dat is te zeggen, dat hy dooi zyn Gebed tot zynea ongerymtheid! maar wat zyn deeze woorden verwonderlyk in de mond der Gelovigen, die na den Heiligen joannes zeggen, dat jesus weetende dat zyn uur gekoomen was, om uit deeze waareld tot zynen Vader te gaan, en dat hy met de zynen niet meer kon weezen, en hy hen altyd tederlyk beminnende, hen zyn eigen lichaam heeft willen nalaaten, als het dierbaarde pand van zyne lievde, die hen uit deeze waareld tot den Hemel moest doen overgaan, en alzoo volgens de oude uitdrukking van de Kerk onze teerfpyze moest worden, jesus christus heft hier de oogen op tot zynen almachtigen Vader,eu het Evangelie doed ons opmerken dat hy ook zelv almachtig is, om uit te werken het geen hy gaat verrigten. tibi gratias agens benedix1t, u dankzeggende , heeft hy het gezegend. De Evangelisten fpreeken van de dankzeggingen van jesus christus niet, of zy voegen dezelve byeenig groot wonder werk, by de vermeerdering van vyf brooden en twee vi.-dcben CO? hy eene andere vermeerdering van zeven brooden, en eenige visfehen (^2), en by de ■ opwekking van lazarus (3). Deeze twee uitdrukkingen dankzeggen en zegenen, moeten niet gefcheiden worden, jesus christus zegent als hy dank zegt, gelyk hy dankzeggende lazarus heeft opgewekt. Hy bedankt zynen Vader voor de almacht die hy hem gegeeven heeft, en die hy met hem gaat uitoeffencn ; hy dankt hem ook over de groo-  yan de Gebeden en Plecht igh. der H. Misfe. 499 zynen Vader, en door zyn eigen macht dien hy Van zynen Vader ontfangen heeft, over het brood deed, al het geene nodig was om het in Zyn lighaam te veranderen. f RU git, hy brak het, Het brood was by de Hebreen, gelyk ook by andere Oosterfche Volkeren zon dun dat men het altyd met de Vinger brak om het uit te deelen, en men had niet nodig zig van een mes te bedienen» beditque *, en gaf het aan zyne Difcl- « pelen hen zeggende: neem. jesus ciiris 1 tus leide het Sacrament niet in den mond der ' Apostelen, gelyk het de Schilders behaagd dit te vertoonen. De fchikking van tafels met bedden, op welken zy ten hal ven lagen liet het niet toe, wel om het te neemen, of het met de hand te ontfangen, accipite. Ook leiden geduurende de vyf eerde Eeuwen, de Priesters het H. Sacrament in de hand van de Gelovigen» 't Is alleenlyk ter gelegendheid van eenige ongefchiktheden . yan welke wy elders zullen fpreeken, dat de Kerk gewilt heeft, dat men het in den mond zou leggen , als de Communie word uitgereikt. & manducate, eet. DeEucharisti eishl gelteld als een Sacrament, 't welk ons moet voeden, en als eene offerhande waar aanmert deelagtig moet zyn. Men moet het eeten. Oudtyds is het Sacramentnietbewaard geweest als voor de zieken, om het tot de afvvezenden te brengen, of om in huis tecommuniceeren, als de vervolgingen de Gelovigen verhinderden om na de Kerk te gaan. Eet hier van alle. Deeze woorden e x hoc omnes (2) zyn op deeze plaats niet in het Evangelie. De overlevering heeft dezelve behouden, en liet zyn gewigdge woorden om aan ft) Men leest niet ex het emr.es Jn het Misboek dei Fiajn Min. Cw. Smmm. p. Ii & A.RT. VIL i_U 1 P It 1 D 1 fi. ' Dedit alleen ■eigens byna altt te bandjchnfttn.  $00 Letter- Gefchicht- en Leerjlelk. uitlegginge, IV. DEEL. C07»' ».VI:jï. AR.' aan te toonen, dat alle Priesters die de offerhande opdraagen noodzaakelyk moeten nuttigen. hoc est enim (3).... want dit is myn lighaam. Het voegwoord enim is ook hier niet in het Evangelie, maar alleen een weinig laager. Het diend , gelyk het fchynt, om een weinig nadrukkelyker de fameiibinding van deeze woorden te kennen te geeven: eet, dit is myn lighaam. Deeze woorden van jesus christus, die de magt had om alles te doen wat hy wilde, konden in 't begrip der Apostelen geene de minde twyfelingover laaten, na hen elders gezegt te hebben (i): het brood dat ik geeven zal is myn vleesch ('t welk ik moet geeven) voor liet leeven des waarelds : want myn vleesch is waarlyk fpys. De Gelovigen hebben 'er nooit aan getwyfeld , of deeze woorden dit is myn lighaam , door den mond van jesus christus in het laatfte Avondmaal, of door den mond der Priesters, die in de Misfe hem verbeelden uitgefprooken, met de daad uitwerkten dat zy letterlyk betekenden. Desgelyks als deeze woorden , dit is myn lighaam , met een verltaanbaare Item in de Griekfche Kerk wierden uitgefprooken, heeft de vergadering geantwoord Amen tot drie maal toe, om'erin ditoogenblik eene plechtige Geloovsbelydenis van te doen. (3) In het Misboek van ProvUs, reeds aangehaald, ia enim fcovcn gefteld met roode Ietteren, op dezelve wyze als het woord Bei dat vooi af gaat. Dit voegwoord enim dat in de Sacramentarien , en oude gefchreve Misboeken gevonden word is federt eenigen tyd in de Misboeken van het Ordet van Artige achteigebleven, want het algemeen Capittel, gehouden in het Jaar izez, gebood dat men het in alle Misboeken zou zetten. Dit Order begon omttent het einde van de twaalfde Eeuw in de Priorei van Artige, in het Sticht van Limoges. Zie wat hier van zegt de Eerwaarde Vader helyot, in zyn Gefchicht dei Geestelykc Ordens, toon» 3. pag. 179. en volgende.  van de Gebeden enPlechtigh. der H. Misfe. 501 ARTIKEL VIII. Fan de aanbidding en opheffing van de Ho'.tie. RUBRIK en BEMERKINGEN. Deeze woorden (yan de Confecratie) uitgefprooken zynde, hond de Priester op den Autaar de Hostie tusfehen de twee eerfte vingers van ieder hand, en aanbid dezelve knielende met een knie ep de grond. Vervolgens recht hy zig op, en heft de Hostie zoo hoog op als hy gemakkelykde oogen 'er op gevestigt kan houden, (Jielgcen hy ook doed als hy den kelk opheft,) toont dezelve met eerbied aan het Volk, om aangebeden te worden, legt dezelve terftond wederom neder op de Corporaal en aanbid dezelve, op nieuw dc knie buigende. Tit. VIII. n. 5 < .IVIen kan niet nalaaten om hier verfcheide Priesters te doen "opmerken, dat zy de Ru1 brik niet nakoomen, en dat zy altyd deoo°-en j op de Hostie moeten gevestigt houden dezelive opheffende. Een ieder moet nauwkeurig ;de Rubrik naleezen, om alle de gebaarden, tin zoo eene aanmerkelyke behandeling 'er na :te richten : wy zullen ons hier alleen bez*g 1 houden, om over de aanbidding cn opheffing :te fpreeken. Aanbidding van het -Heilig Sacrament in alle de Eeuwen. Alhoewel wy weinig aangaande de gebruiken van de der eerfte Eeuwen onderricht zyn, kunnen wy echter daar in niet onkunü 3 dig ART. VIII. AANBIDDING c VAN DE HOSTIE.  IV. DEEL. ff) htom. li-in £xod. (i) Caro Chrifti, quam hodie quo cpie in Myfteriis adoran-.us, et quamApoftoliin Domino ]efu, ut fupra diximus,a« dorarunt. Ambro JtHi de Sïiritu Sar.ffolfi i.cap. (3) Semo illam carne'u mandaear,ni(i prius ado raverit. Aug. in f/*H SS. * M- de Aht Renaudot, Schryver van het IV. Deel van df gedtiurzaamheid des Qeloovs, fo2 Letter- Gefchicht- en Leerfclk. uitlegginge, lig zyn dat men het Heilig Sacrament aangebeden heelt, origenes veronderfteld het ils hy zegt (O dat men de woorden van j esus christus moet eerbiedigen als de Eucharistie, dat is te zeggen, als jesus christus zei ven , de Heilige ambrosius zegt (jl), dal wy in de geheimenisfen het vleesch van jesus christus aanbidden, het welken de Apostelen aangebeden hebben. Niemand eet dit vleesch, zegt de H. augustinus q) , zonder het alvoorens aangebeden te hebben ; en alle de Griekfche en Latynfche Kerken zyn altyd in het denkbeeld geweest, Jat na de Confecratie de Engelen zeiven zig rondom het Altaar fchaarden , om jesus christus, die 'er wezendlyk tegenwoordig is te aanbidden. Dc Grieken hebben deeze waarheid in de meeste van hunne Kerken afgefchetst door Schilderyen waar in jesus christus is afgebeeld onder de beeltenis van een kind in een rond of fchotel die wy de Patene noemen. dionysiüs, Patriarch van Confbantinopolen , ftelde om die rede eene dergelyke afbeelding aan het hoofd van de verklaaring die hy in het Jaar 167a den Koning van Vrankryk toezond. Van daar heeft een geleerd Schryver * dezelve gehaald, om die te piaatfen aan het hoofd van het vierde boekdeel van de duurzaamheid van het Geloov, met de volgende aanmerking: „deeze afbeelding is ge» „ meen genoeg in de Griekfche Kerken, ge„ lyk het dositiieus getuigd in de Syno,, de van Jerufalem." Het is te verwonderen, ztgt hy, dat de Ketters jesus christus niet afgebeeld gezien hebben onder de halve kring van het Heiligdom in de afbeelding van een kind in de geheiligde fchotel 1 want zy konnen erkennen dat gelyk de Ooslcrfche Volkeren binnen in de fchotel, niet het afbeeldfel, of de genade, of eenige andere zaak, maar jesus Christus ; gelven, verbeelden, zy alzoo ook gelooven, dal het brood  van de Gebeden enPlechtigh. derH. Misfe. 503 brood van de Eucharistie geene andere zaak is, _ maar dat het zelvftandiglyk is geworden het eige . lighaam van jesus christus. Hoe zouden dc menfchen dit Heing lighaam niet aanbidden, 't welk de Engelen aanbidden? de Kerk heeft altyd deeze aanbidding de Gelovigen voorgefchreven , echter heelt zy hen niet altyd te kennen gegeeven in welke houding van het lichaam zy dezelve moesten verrichten: om dat de aanbidding wezentlyk beftaat in de meening om zig aan dien te onderwerpen, dien men aanbid als het eerde en opperde beginfel, en laatde einde; en de omftandiglieden waar in men zig bevind kunnen deeze meening of inwendige gedeltenis tekennen geeven, in welk eene houding van het lighaam men zis ook deld, 't zy recht op ftaande, 't zy zittende, knielende, of plat ter aarde leggende. De verfchillende houdingen beduiden niets door zig zelve, geven den eerbied niet te kennen als voor zoo ver de zeden en de gewoontens der Volkeren denzelven bepaalen. Van daar is het dat men altyd onderfcheid gezien heeft op dit ft uk, en op den tyd waar op men deeze aanbidding moet doen, tusfehen menfchen die het zelve geloof hadden (i> . In fii Een Schryver, of fchoon de gevoelens van cAlvi» Kès toegedaan, fpreekt van het Geloof, er, van de gewoonte der oosterlingen in bewoordingen welke de goede trouw van het verhaal uit zyn mond en pen heeft doen vloeiien- zulke voortreffelykeLeeraaren hebben voorgedraagen dat de G'!ek»n de wezendlvke verandering niet aanneemen.dat ik u.y " eéwefd moet aandoen om u het tegendeel te zeggen. Ik moet . ccht-r zeirgen zoo het U.vermits het de witheidis.-waatfchynt. lvk dnzfflcchie berichten gehad hebben.of dat men nen heeft " willen fpreeken van d»eeneof andeie Sede welke mdie oor- den onbekend is.- want ik kan u verzekeren dat de Grieken . van Conftaminopolcn en van Smytna dezelve zuiver en een! voudig gelooven als de Latynen; en vallen zy ju.st met op de knien dan wanneer de hostie word opgeheven . zulk» " gefchied om dat hunne wvtevan asnbiddingonderlcheidems. rW du Sleur Dumeni. tam 4. lett. i. f. 16. Ii 4 \RT.VIII. aanbidding ,'an DfcHCSTIE»  IV. DEEL. ( I jEu ■ bolGr&C. p* *i et .4?. ( z> De Spiritu SanWo.c. 2 7. O) Hom 17. in hp. ad Héér. ff) Hom, 3. in Ep.aiEpkef. fj) Hom. Si. ad pop. Antioeh. t6) Rer. E cl.l. X. Bibi. PP. to. H.p. 407. f7)ït, Ck-yf. jtuciol. Cr£i. p. SI. *Zonder nogtsns ej/t Ho .ue opentjyK ie vcttqonen. (*) Dt Tempt,* 4PJf.Eutbp.lll. 504 Letter- Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge t In de oude en nieuwe Liturgiën der G/rieken (O? even als in de Heilige basilius (2)» in de Heilige chrysostomus (3), en de andere laatere Schryvers, vind men de opheffing van het Heilig Sacrament, Hechts een oogenblik voor de Communie. De oude Schryvers onderrechten ons dat deeze ceremonie zeer plechtig was. De Heilige poorten wierden geopend. De gordynen agter , welke geduurende de Canon het Heiligdom als verfcholen was wierden weg gefchoven, en de Priestor bood de Heilige geheimen ter aanbidding de Gelovigen aan. De H. chrysostomus zegt (4) dat zy de opening van het Heiligdom moeten aanzien als de opening des Hemels, om door de oogen des Geloofs jesus christus en de Chooren der Engelen te befchouwen: aanmerkt, zegt hy hen C5) ■* tafel des Konings, de Engelen zyn *sr de dienaaren. De Koning is er; ah uwe kleederen zuiver zyn, aanbid en wees 'cr mede deelagtig van. Deeze plechtigheid is niet afgebroken geweest. De Heilige germanus van Couftantinópolen, indeagtfteEeuw zegt (6), dat de opheffing van het aanbiddelyk lighaam, de opheffing van het kruis, en de verrysfenis verbeeld; en dat de Priester met het Goddelyk brood boven de Pateen in de lucht driemaal het kruisteken maakt, ter eere van de Allerheiliglfe Drievuldigheid. De Misordeningen tekenen deeze byzonJerheid van de drie kruistekens niet aan: maar men ziet 'er, dat op het oogenblik van de Tpheffing, de Priester, de Diaken en het Volk aanbidden; dat de Priester, de Heilige jphefflng doende *, zegt: de Heilige zaaken zyn de Heiligen; en datmen antwoord: Vr is nïct meer ah een eenig Heilig, een jesus chris- . rus, die in de heerlykheid des Vaders is. Het ■ is zoo, zegt simon van Thesfalonica (8), volgens de voorzegging van den Heiligen pau- . ^us: dat alle knïèn zuiden gebogen worden, in- dea  Van ae Geleden en Plechligh. der H. Misfe. 505 den naam yan jesus christus, en dat alle tongen zullen belyden dat jesus christus is in de heerlykheid des Vaders. Men aanbid op nieuw (O als men tot de Communie naderd, en de Diaken zegt: ik koome tot den onfervelyken Koning. Ik geloov, Heer, enikbclyd dat gy de gezalvde zyt, de Zoon van den levenden God. Dus ziet men in alle de Liturgiën , veele daaden van aanbidding van het Heilig Sacrament , of fchoon ze niet op de kniè'n verrich; worden. Oorfprong van de opheffing en aanbidding van hei Heilig Sacrament, naar de woorden yan de Confecratie in de Latynfche Kerk. D e opheffing, en de aanbidding van het Heilig Sacrament heeft men niet altyd op dezelve wyze gedaan als die tegenswoordig gefchieden. Tot aan het begin van de twaalfde Eeuwvergenoegden zig de Priesters op het einde van den Canon de Heilige gaven , den kelk en de hostie, op te heffen, als zy zeiden per ipfum, &c. of alleen aan die woorden; omnis honor et gloria per omnia fccula fceculorum: het geen men tegenwoordig de tweede , of de kleine opheffing noemd. Maar van de eerfte woorden van den Canon tot aan het einde hield zig de geheele Geestelykheid nedergeboogen, de Goddelyke Majefteit, en demenfehwording, waarvan de Eucharistie niet als eene uitbreiding is, aanbiddende: zy die achter den Priester zyn, cn die voor hem zyn, zegt a m a- l.AR TriK Col} ■ hlnrtf-n vier. Af 'l~lnAA»lvhp Mn!p- pleit, en de menschwording van den Zaligmaker eerenae; en zy blyven m dezelve houding geduu- Orarionem Do. rende de geheele Canon, tot aan het einde van minicam,sédü. het Gebed des Heere. Dit ffefchiede noe zoo op ö/",lt? S . ide^elve wys in de elfde Eeuw, gelyk men dit cap.tt.ettu \ • - li 5 ziet ART. VUL AANBIDDING VAN DE HOSTIE. ( ïflit. Chryf. Euchal.p. t\. (z) Inclinant fe et qui retro ftant, et qui in facie veoerando fcilieet Majeftatem divinam,etlncar» natioiiem Domini... Petfeverant retro ftantes inclinati, ufque durnfiniaturoranis prafens Ora¬ tio , id eft ufque dumd'cauirpoft  5o6 Letter- Gefchicht- en Leer-Jlelk, uitlegginge , IV. DEEL. {^Beeffc.Ettl. * Geftorven in ZOSS. ziet in de verhandeling van de Goddelyke dien&oefeningen van jan van Avranchesomtrent het Jaar 1060 CO. Hoe zeer deeze aanbidding ook was aangewezen , dagt men 'er echter op, nadrukkelyker en luifterryker tekenen van te moeten geeven, toen berengarius had durven lasteren tegen de wezendlyke tegenwoordigheid van jesus christus in de Eucharistie. De Gelovigen hebben altyd getracht de waarheden te verheffen die door de ketteryè'n wierden aangevallen, 't ls om die reden dat na de kettery van berengarius * zeer veele Heiligen eene uitdrukkelyke en byzondere belydenisfe wilden doen van de wezentlyke tegenwoordigheid. De Heilige bruno zegt onmiddelyk voor zyn dood in het Jaar 1101. ik gdoov dat het brood cn wyn, dat men op den Autaar confacreerd, na de woorden van de Confecratie het waarachtige lighaam en bloed zyn van jesjus christus onzen Heer, en de Kerk heeft alle de Gelovigen aangefpoordom in itilte deeze zelve Geloovsbelydenis te doen, hen het Heilig Sacrament toonende, om het hen teiftond na de Confecratie te doen aanbidden. Dit gebruik is begonnen omtrent het Jaar 1100. Men heeft reden te geloven dat hildebert, Bisfchop van Mans 005 en daar na O) Hy is Bisfchop van Mans gew«est van het Jaar 1059 tor aan het Jaar 1127 of 1128. Ten tyde hy Bisfchop was gaf hy in dichtmaat de uitlegging van de geheitnenisfen' van de Misfe, onder den titul van Cor.coriia antiqui et nevi Sacrificie, Als hy nu de woorden verklaarde van de confecratie , Qui priiie , &c. zegt hy, dat de Triester de hostie en ■vervolgens den kelk in zyne handen neemt, om de Heilige voorden uit te fpreeken, dat door deeze woorden, en door het teken des kiuis, de natuur van het brood veranderd is t £,.b cruce, fuh verbo natura tiovatur ;.... en dat de Priester al. dm de hostie en den kelk opheft, om aan te toonen dat dit een fpvs is boven alle de andeten. robert pAulüPriester van Arniens, omtrend het Jaar 117° zegt in finrym , al het geene hildebert in dichtmaat gezegt hiai; en onderfcheid geiyk hy twee foorten van opheffin-  yan dc Gebeden en Plechtigh.der ff, Misfe, 507 na Aarts-Bisfchop van Tours, die gefcheenen had de dwaaling van berengarius te beguadigen, een, van de eerften was, die deeze byzondere daad van aanbidding aan het Heilig Sacrament wilde doen geven*, en dat de Cathuizers de opheffing en de aanbidding van den tyd zelfvan den Heiligen bruno hunnen infteller gedaan hebben. Hunne gewoone dienstoeffeningen die de Eerwaardige guigues, hun vyfde Generaal van het Order befchreven heeft, fpreeken'er niet van; p'm dat hy byna niets zegt van de ceremoniën van de Misfe: maar men ziet het in hunne oude inftellingen,die in het Jaar 12,59bevestigd zyn , zonder dat 'er word aangeftipt in welken tyd de opheffing van de hostie begonnen is. Men leest 'er (1) dat de Priester de woorden hoc ejl corpus meum , gefprooken hebbende , de hostie derwyze ophief dat dezelve van de omftaanders kon gezien worden , en dat in de Misfen welke voor het convent gelezen wierden de klok wierd geluid. Als wy ftaande bidden, voegen 'er deinftellingenby, werpen wy ons neder aan de opheffing van de hostie, en wy blyven in die houding, tot aan het eind»; van de Confecratie van den kelk. liet Order van Prèmondreit, ingefteld in het Jaar 1110 fchynt dit zelve gebruik van zyn oorfprong onderhouden te hebben. Dat men in twee Misfen , zegt hun gewoon dienstboek twee of drie flagen met een der grootfte klok- gen van de giften des Altaars, de eene als ze nog maar brood en wyn zyn, communis tfca, en welke alleen daar in beftaat, dat de Priester volgens deeze wooiden, aecepit panem , accifiens ealicem, van den Autaar de hostie en den keik neemt cm ze tusfehen zyne handen te confacreeren; de andere na de Confecratie , of de verandering van het brood en den -wyn, om aan te tooneri dat zy van een veel verhevener natuur zyn geworden. Rob. Paul feu vu/go Hug. a S. Vïit. in Specul. Ecclef. c. 7. De getuigenisfen van deeze twee Schryvers zouden nog klaar, nog bcflisfende genoeg zyn, indien wy gïene andere hadden van den zeiven tyd, die geene de mafte reden van tegenfpiaak over laaten. ART.VIII. 0PHKFF1NG VAK DE HÜSTIB. '1) Dicto autem, Hoe eji corpus me, »!K,elevaturHo|i :ia,ita utpoflït «deti, et pulfarurcampana,8tc.Stat. ant- c.43. 5.3«.tr 37.  I i 5°8 Letter- Gefchicht- en Leerflelk.ultïegginge» IV. DEEL (|) 141» , klokken, aan de opheffing van de hostie geeve", op dat alle die 'er tegenwoordig zullen zyn, uitgenoomen de Diaken en Onderdiaken van het Autaar, zoo wel als alle de geenen die zullen hooren luiden, overal waar zy zyn, ter neder vallen, tot dat zy geëindigd hebben de Pater te Ieezen. yvo van Chartres, geftorven in het Jaar 1115, had magtilda, Koningin van Engeland, reeds geluk gewenscht (O wegens dat zy aan de lieve Vrouwe Kerk van Chartres klokken had gefchonken, die haare gedagtenis ieder keer vernieuwden, als dezelve ten tyde van de Confecratie geluid wierden. Het is waarfchynelyk dat de Camaldulen niet zouden uitdeden in dit duk het gebruik van de Cathuizers en die van Prèmondreit te volgen. Het Order begon te Camaldoli in het Jaar 1015. Hunne gewoontens of indellingen over gezien en vermeerderd in het Jaar 1105, in I254, en in 1520, tekenen aan dat als de klok geluid word voor de opheffing van het lighaam en bloed van jesus christus, 't zy in de eerde Misfe, 't zy in de Klooder-Misfe, alle de geenen die in de Cellen zyn of in den omtrek van de kluis, of buiten de Cellen of zelv buiten den omtrek van de kluis, en die deeze klok zullen hooren, op de knien zullen vallen, overal waar zy zulks betaamelyk zullen kunnen doen , om God te bidden en te aanbidden geduurende den geheelen tyd dat de klok zal luiden. Het Orden van Citeaux maakte geene algemeene indelling van de opheffing, en het luiden van de klok ten tyde van de Confecratie als in het Jaar 1215. Toen had men reeds, behalven de groote klok die men deed luiden ten tyde van de Confecratie in de Misfe voor het convent, omdeafwezendente waarfchouwen, in verfcheide piaatfen het gebruik ingevoerd om een kleine kivk te luiden, ten ty-  yan de Gebeden en Plccbtigh. der ff. Misfe. gec tyde van de opheffing in alle de Misfen. eu des van sulli, Bisfchop van Parys in hei Jaar 1188, beveeld niet als de opheffing var de hostie (1); maar korten tyd na hem be vool wilhelmus, Bisfchop van Parys, ii de Synodale inzettingen (2), de klok te luiden, gelyk, zegt hy, zulks van tevoorenbevoolen was. De Cardinaal bona merkt mei rede aan, dat dit gebruik, zonder twyfel,in Vrankryk zyn onrfprong heeft genoomen. ciesarius van Heifterbach leerd ons (3), dat de Cardinaal gui, afgezant van den Heiligen Stoel in het Jaar 1203, het in Duitschland vast ftelde, op dat zegt cjesarius al het Volk zig nederwerpe. Verfcheide Kerkverga1 deringen van Engeland beveelen (4) ook de '. hostie op te heffen en de kleine klok te lui■ den. Men dak ook toortfen aan om deeze : plechtigheid heerlyker te maaken, gelyk de ' Rubrik het tegenwoordig voorfchryft? en de oude inftellingen der Cathuizers en Celesti! nen (5) tekenen aan dat men de deuren van hel ! Choor zal openen. Eindelyk, ter verzaaking van de ketteryen 1 van berengarius,hield men niet op deGelovi; gen 'er toe aan te wakkeren, endatzy dikwils 1 op eene klaarblykelyke wyze daaden van aan:i bidding zouden doen aan het allerheiiigfteSai crament. ARTIKEL IX. Fan de Confecratievandenkelk. \Simili modo poft- Insgelyks als het avondquam ccenatum eft, maal gehouden was, deeaccipiens et huncpra- zen voortreffelyken kelk nee- ART, VUL OPHMFiNG VAM DE HOSTIE (1) Syned Parif. p. K. (ï) lbid.p. 28. | ^ (i) Pracepite. nim, ut art eleva^ tionem hoftia:, omnis populus in Eccleiïd i.d Ibnitum nol.i vernam peteret, (ïcque ufquead Cï. licis bcnedi£lif*rem proftratus jacerer. p e ?i« ( + ) Prxcipimus quod in clevntid" ne Euchariftia:, quando ulrimo elevatur,et manjs in altum.- tune primo fonet campaneda.Cw» f/itui Altx. Canvenlr. Ep. Synad. W,gan Cor.c. te. 11.C0/.516 etsij. (5 jMarienJ. t%C. 43.». 8. ». 22. - .......... .  IV. DEEL, (l)Luc. xxii. 510 Letter- Gefchicht- en Leerfielk. uitlegginge, clarum ealicem in kelk neemende in zyne fandias acvenerabiles' Heilige en eerwaardige manus fuas, item tibi handen, en u ook bedan • gratias agens, bene- kende heeft hy dien ge- >J< dixit , dediique zegend , en aan zyne difcipulis fui>, dicens: Difcipelen gegeven,zeg- accipite et bibite exeo gende: neemt en drinkt omnes: hier uit allen: - HIC EST ENIM WANT DIT IS DE CALIX SANGUI- KELK VAN MYN NIS MEI NOVIET BLOED, VAN HET ALTERNI TESTA- NIEUW EN EEUWIG MEN TI, MISTE VERBOND, DE VER- RIUMFIDEI, OUI BORGENDHEID DES PRO VOBIS' ET GELOOVS , DIE PRO MULTIS EF- VOOR U, EN VOOR FUNDETUR IN VEELE UITGE REMISSIONEM STORT ZAL WOR- PECCATORUM. DEN, TOT VERGEVING DER ZONDEN. Hazcquotiefcumquefe- 'Zoo dikwils als gy dit ceritis, in mei memo- zult doen, zoo zuit gy riam facietis. het doen tot myner gedagtenis. s1mua modo postquam coenatum est , insgelyks na het avondmaal. Het is van aanbelang hier aan te merken, dat het na het avondmaal is, dat is te zeggen, na het eeten van het Paaschlam, dat jesus christus den kelk nam om dien te zegenen. De Heilige lucas (1) heeft ons duidelyk twee drinkbekers aangewezen, deneenen van het begin van de wettifche maaltyd, die niet geconfacreerd is geweest, den anderen, van het einde der maaltyd, die volgens het gebruik der Jooden de drinkbeker van dankzegging genoemd wierd, en 't is deeze drinkbeker die de waare drinkbeker geworden is, de waare kelk van dankzeggingen; om dat het aanbiddelyk bloed van jesus christus het welk hy bevat, en het "welk wy met zyn lichaam tot eene offerhande opdraagen, het voortreffdyMe gefchenk is dat  yan de Gebeden en Plechtigh. der II. Misfe, 511 , dat wy den Heer zouden konnen voordraagen *tot dankzegging voor alle de goederen met welke hy ons geftadig ophoopt, en om van zyne goedheid alle de andere goederen te verkrygen die de Gelovigen tot het einde der waareld zullen nodig hebben. ACCIPIENS ET hunc PRiECLARUM CALI- cem jesus christus neemt dan tusfehen zyne handen deezen voortrefelyken drinkbeker door den Propheet voorzegt (1); dien voortreffelyken drinkbeker die geene fchaduwen of afbeeldzels van de wet meer zal bevatten, maar het kostelyk dierbaar bloed door deeze fchaduwen en beeltenisfen voorbetekend. jesus christus neemt dien drinkbeker in zyne eerwaardige en alvermogende handen. Zyn almagt is die van zynen Vader. item tibi gratias agens benedixit : hy bedankt hem 'er over, gelyk hyeventevooren deed het brood tusfehen zyne handen houdende, en hy zegend dien kelk, dat is te zeggen, hy doed over het geen 'er in is den geheel nodigen kragt nederdaalen omdenwyn in zyn bloed te veranderen. deditque... en hygafze aan zyne Difcipelen zeggende: neemt en drinkt hier uit alle. Zy,met welken jesus christus de nieuwe verbintenis voor de geheele Kerk aanging, moesten 'er uit drinken. Zy dronken 'er ook met de daad uit: en dus moeten ook de Priesters die deeze verbintenis en deeze offerhande vernieuwen , die jesus christus toen inftelde, 'er uit drinken. De Kerk heeft in deeze woorden een gebod gezien het welk alle Priesters, die de offerhande opdraagen, verplicht om onder de twee gedaanten te nuttigen: en zy heeft erkend dat in dezelve ten opzigte der Leken geen gebod was, nog ook ten opzigte van die Priesters die in de Kerk communiceerden , zonder in Perfoon de offerhande op •te draagen. De Heilige ïaulus zelfs doed ous dit on- der- ART. IX» S1M1L1 M0D9. ."tJ.;72 >ldl^ (1) Calï* men» inelirians quam prarclaruseft. Pfal.-S.UUj.  IV. DEEL. (l) I Cor. XV:26. (s) iCer. XIf27. 5t2 Letter- Gefchicht-eh Leerjielk,uitlegginge> derfcheid bemerken : want als hy fpreekt van de offerhande, xvelke den dood des Heere moet aankondigen, voegd hy den kelk by het Heilig brood (i): zoo dikwils als gy dit brood zult eeten, cn dien kelk zult drinken, zult gy den doed des Heere aankondigen. Daar hy ter plaatfe als hy van de Communie alleen fpreekt, het beurtelings gebruik fteldvanhet lichaam, of van het bloed, of te eeten, of te drinken (a): zoo wie onwaardiglyk dit brood zal eeten, of den kelk des Heere zal drinken, die zal fchuldig zyn aait het lichaam, en het bloed des Heere. En de rede van deeze geloofswaarheid is duidelyk en klaarblyk genoeg , om dat men gelyklyk nuttigt het zy men eet of het zy men drinkt, en dat men aan de Heiligfchennis van het lichaam of van het bloed fchuldig is, als men het een of het ander onwaardiglyk ontvangt. Daar zyn voorbeelden van in alle Eeuwen dat men het Heilig Sacrament alleen onder de gedaante van brood tot de zieken, en afwezigen gebragt heeft, en dat men het zelve alleen onder de gedaante van wyn aan de kinderen heeft gegeven. De Griekfche Kerk behoud het gebruik van op de weekdagen in de Vasten niet te confacreeren, en op die dagen niet te communiceeren als alleen onder de gedaante van brood de voorige Zondag geconfacreerd zynde ; en volgens het Sacramentarium van den Heiligen gregorius is het in de Romynfche Kerk gebruikelyk, al waar op den goeden Vrydag ook niet geconfacreerd word, dat de Priesters die op dien dag in bediening zyn, niet communiceeren, als onder de gedaante van brood op witten Donderdag geconfacreerd zynde. Zoo dat de Kerk altyd heeft verklaard dat de Communie onder twee gedaanten geene verpligting behelsde ten opzigte van die geenen die de offerhande niet opdroegen ; maar 1 dat dezelve volftrekt een gebod was voor de Pries- !  yan de Gebeden en P'lechtigh.der H. Misfe. 513 Priesters die de offernande ondroegen als opvolgers van de Apostelen, de twaalf eerüc Priesters, aan welken jesus christus zegt: drinkt hier uit alle. hic est enim'Ca li x want dit is de I kelk van myn bloed, het bloed van het nieuw en i eeuwig wvbotith Dit is het bloed van het nieu we 1 Testament of van het nieuwe verbond, dat 1 eeuwigduürend moet zyn.. jesus chris¬tus onze middelaar is een nieuw verbond ■ tusfehen God en dé menfchen komen ftigten, I waar van het oude niet meer. als een af beelditiel was. . Ditoudeverbond wierd op den Berg li Sinai gemaakt door de bediening van moises, !i die 'er de middelaar van was, God gaf'er de I Geboden van de Wet aan de Israëliten; en bef I loofde (1) hen te zullen aanzien als zyn uitI yerkooren volk, en ,van alle de anderevolkeI ren der aarde afgefcheiden, indien zy zyne geil boden onderhielden. Zy beloofden 'er ge- i trouw aan te zullen (2) weeze*i^MoisEsnam ; van het bloed der flachtoffers, en befproeide ■ 'er van over het volk zeggende (3): dit is het I bloed des verbonds 't welk de Heer met u lieden •'gemaakt heeft. • Doch dit verbond was figuurlyk, en moest ■ flechts voor een tyd duuren. De messias dien moises aankondigde en afbcelde, komt I het nieuwe verbond maaken , en bevestigt het .Jder , niet door het bloed van de beesten, rmaar door zyn eigen bloed. Het bloed van het i eerfte verbond kon niet dan eene uitwendige ; en figuurlyke zuiverheid voortsbrengen ; het bloed van het nieuwe verbond is de bronader, : van de inwendige, wezendlyke, enwnarerei: nigheid; Ook wierd het bloed van het eerfte verbond niet uitgeftort als uitwendig ever de Jooden, met welken God het aanging; en het bloed van het nieuwe verbond moest gedronken worden om inwendig ontvangen te worden. Zie daar waarom jesus christus door, het grootfte van alle de wonderwerken K k zyn ART. IX. SIMILi ilOIX). 'l)Ex]d. xix;f, (z) 'WU XKV i 3 et 7. (;,. Hic eft fanguis fcedt-ris ijuod pep.gitDdminus voiiifcuai fup r iincSis feimooibus his. Exad. XXIV: t. et Heir. l£- zo.  IV. DEEL. (j) UbitelUïneutum eft, mors neceflé eft intercedat tefta toris. Hebr. ix: IS- (t) In fanguine teftamenti xrerni. Hebr. xiii: zo. (3)Ferinm vobjf cun pactjm fc-mpit?rnum. Ija. LV: 3. 514 Letter- Gefchicht- en Lecrftelk. uitlegginge, zyn bloed aan zyne Apostelen wilde geeven, en 'er voor af voor zyn dood eene wezendlyke en daadelyke uitftorting, (hoewel geheimryke,) van deed volgens den Griekfchen text van de Evangelisten, waar men leest, V welk ?oor u vergooien word, gelyk wy ook in de gemeene overzetting met opzigte tot zyn H>ilig lighaam Ieezen, 't welk voor u gegeven word, jui pro vobis datur. 't Is hierom dat jesus christus tot zyne Difcipelen zegt: drink 'er uit alle, want dit is myn bloed van het nieuwe verbond, jesus christus heeft dit verbond gemaakt na alle afbeeldfels, door het Paaschlam te eeten, vervuld te hebben. Hy heeft het op een maaltyd geflooten, gelyk doorgaans de verbintenisfen geflooten worden. Hy heeft het gemaakt, het Testament van zyn dood maaiende; om dat zyn gelovigvolk alleen door de verdientten van zyn dood (l) de eeuwige erfenis moet ontvangen welke hen door dit nieuw verbond belooft is. Hy heeft het gemaakt aan zyne Kerk in de Perfoon der Apostelen zyn vleesch en bloed nalaatende, met de magt om het tot het einde der waareld te konnen voortsbrengen , om daa'dyks dit verbond in het bloed van het eeuwig0 Testament te vernieuwen (2) , volgens de'uitdrukking van den Heiligen paulus: een verbond het welk op deeze wyze nieuw en eeuwig genoemd mag worden , om dat het nooit zal veranderd worden, gelyk bet door de Propheeten voorzegt (3)1^1 door de Apostelen bevestigd is geworden. m y s t e R1 u m fidei , de verborgendhcid des Geloofs. Deeze twee woorden ftaan niet in het Evangelie, en men behoeft 'er zig niet over te verwonderen , wyl de Evangelisten niet alles befchreven hebben. (De Heilige mattheus is de eenige die het deelwoord enim aanhaald.) En gelyk de Paus innockntiusde IJl. aanmerkt,de Heilige paulus en de andere Apostelen hebben fomwy- len  van de 'Geleden en Plechtigh. der H. Misfe. 51. ia len daaden en woorden verhaald die deEvan M gelisten hadden agter gelaaten. Zoo heeft dt n overlevering aan de Kerk het byzondere da II wy in den Canon vinden moeten over laaien si naamlyk deeze woorden, elevatis ocuUs in ca '4 lum, éterriï. et myjlerium fidei'. .Alle deez< !| woorden zyn in de oudfte Sacramentaliën (Y il van de Roomfche Kerk en ze moeten van he' % getal van die waarheden zyn, welke jesu; 'H Christus na zyne verryzenis aan zyn Apos :l| telen verklaarde, fpreekende met hen van ha I Koninkryk Gods. Het woord verlorgendheid betekend geheim, 4 De Heilige paulus neemt het in dien zin, si als hy fpreekt van de verborgendheid des Ge'Ê loofi, welke de Diakens met een zuiver gewis; | fe moeten bewaaren (O; van de verbergendij I berd verhoolé en voorbereid voor alle eeuwen (2.): •A van de verborgendheid van jesus chris>■ tus welke aan de kinderen der menfchen in dt > vi andere tyden niet ontdekt is geworden (3), * Ni :| de grootfte van alle verborgendheden, en on 10 zoo te fpreeken, het geheel geheim des Gem loofs, het geheel geheim van den Godsdiens' 1 ; beftaat hier in, dat het bloed van een Godvooi ;,ide zaligheid der waareld heeft moeten ver m gooten worden 00- Dit geheim bevat alle :i| die waarheden, dat alle menfchen zondaan ?,| Zynde van het begin der waareld, aan de regtvaardigheid Gods moesten geflagtofferd worm dendat de zonden zonder bloedvergieting niet 4 vergeven zyn (4) ; dat het bloed der zondaarer I Onwaardig was God te worden opgeofferdl;dai mer M (1) Daar zyn 'er veele te Parys en elders bewaard die 90c ,. i Jaaren oud zyn; en daar zyn 'er geeft of ik heb 'er die woor' • den in gezien. Men leest ze ook in het Gallicaansch Sacta. 1 mentarium van Bobio, dat Pa er m a b 1 l l o n heeft doen , : dtukken: Muf. hal. to. 1. p. »j0, en dat hy van over meet als duizend Jaaren gelooft gefchreven geweest te zyn. (1) Zie de verhandeling ie Sacramer.to Altaris van den Eetw. ■ 'It-ater hardotjin, Jefuit, daar deeze woorden zter door. '! swingend en geleerd verhandeld zyn. Kk 2 • ART. IX. 1 S1MIL1 MODÓ. I frlHaJrenfesmy. fterium fidei in confeientia pura. ' tTim UI:». : (1) 1 Oir. II: 7. etColoff. 1:16. "(3) In myfteri* ' Chrifti,cjuoda-, • liis generat'onü . bus non eft apni'. ' rum, Epbef iii: *» j. (4) Sine fang'ii; nis effufione nori fitremiflio. HeirAX: zti  s IV. DEEL. i 1 t (Olmpoflïbile i enim eft langui- ( ne tanrorum et hircorum auferri peccata. Hór. X: ' 4- -»)l«e,xxiv; Z7«J8. , (i) ApictijG*.. (*) Preiolofanguine qualï Atiii immaculati Chtitti.et ineon tarninati: Praco. gniti quirtem an\e mundï conftifutionem, manifettati autem ro vifiimis tevnpoiibus propter vos. I Petr.c. i.v. J9 et io. 16 Letter- Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge» len federt abel voor 't menfchenbloed liet doed der dieren gefteld heeft: dat het des niet egenftaande onmoogelyk was dat het bloed yan ïtieren en Bokken de zonden weg nam (i) ; cn lat 'er eene Heilige llachtofferhande nudig ,vas om de menfchen te heiligen, het bloed /an een God mensch geworden om hen met God te verzoenen en te veréénigen. Ziedaar liet groot geheim, dat tot aan den dood ende jpdanding van den Messias verborgen is geweest: een geheim door jesus chrisrus aan de leerlingen van Emmaus aangetoond toen hy hun de Schriftuur verklaarde, til hen zeide: moest christus niet Ijden (2) * '.nzoo ingaan in zyne heerlykheid? eene verborgendheid van welke het bloed van alle de offers nooit meer als eene fchaduwe, en af beeldzei geweest is: eene verborgendheid door den Heiligen joannes geopenbaard, die jesus christus noemt het lam geflacht van het begin der waareld (3), en door den Heiligen petrus, ais hy ons zegt (4): gy. lieden zyt verlost door het dierbaar bloed van christus, als van het onbevlekt en zuiver lam , die wel yoorbefchikt was voor de grondlegging der waareld, maar geopenbaard ts in de laaste tyden om uwentwil. Het bloed van jesus christus dat in de kelk is, is dan by uitflek de verborgendheid des Geloofs. qui pro vobis et pro multis e f- fundetur die voor u , en voor veeJen zal uitgeftort worden tot vergeving der zonden* De Gelovigen dis. zuiver moeten zyn om zig met het vleesch en bloed van jesus christus te voeden, en om deel aan het Koningryk der Hemelen.te hebben, zyn niet afgewasfehen en gezuiverd als door dit aanbiddelyk bloed vergooien ter heiligmaking van de geenen die de Kerkzuilen uitmaaken, ejfun-, detur. Dit kostelyk bloed moest de volgende dag op het kruis vergooten worden: jesus christus, zegt zelf, volgens den Griek- fchen  van de Gebeden en Plechtigh.derff. Misfe. 51 fchen text, dat het dadelyk vergooten wa ', CO* C.0 bet welk voor veele vergtoten is, he welk voor n vergooien is op die wyze al : te s us ( 2) christus van zyn lichaam zegt net welk voor u gegeven is. Het geen di dadelyke opoffering van het bloed van jesu ! christus te kennen geeft, gelyk wy hierbo I ven hebben aangemerkt. '" De Zaligmaker zegt ons dat hy zyn bloei 1 ging vergieten1. voor de Apostelen , died' 1 hoofden van de Kerk zyn, pro vobis, voor 1 2. Voor alle die moesten gelooven , ei zig door hunne Predicatien moesten hekee ren, et pro multis. 't Is voor deeze dat je sus christus hier in 't byzonder opoiTen en bid, gelyk wy dit zien in het Gebed he welke hy tot zyn Vader deed toen hy uit d« plaats ging daar hyd'Eucharistieinftclde(3) ik bid niet alleen voor hen , maar ook voor dt .: geenen, die door hun woord in my gelooven zullen, Alhoewel jesus christus wezcndlyk en waarlyk voor alle menfchen geftorven is. en dat hy het flachtoffer voor de zonden i< van de geheele waareld, volgens dc uitdruk' king van den Heiligen joannes (_f), is ln . meer byzonder voor de Gelovigen geftorven, ! God, zegt de Heilige paulus (5';, is de ZeJigmah.r van alle menfchen, maar voornaamlyl ■ van de Gelovigen; en de Heilige Boeken fpreei ken op verfcheide piaatfen eenvoudig van de ] opoffering van jesus christus voor nic:nigvuldigen (6), om de vrugt van zyn dier;baar bloed in de Heiligen, eerder te kenner 'te geeven, als deszelfs oneindige waarde vooi alle menfchen, ofdenalgemeenen wiiGodsom ï 1 zc (.3) TR 1SMOS, in de overzetting van d"n Heiligen L O•CAS, field effündiiur. Men vind ook tfliüd&tw in tle Litur: pic van den Heiligen jacoïus, cr. in eenige 3iidere vvcl. I ke in 't Grieksch en in 't Laiyn in de Bibliotheek der VacxI jen zvn: Hic eft far.fni's rlieus n.v; TcHamenii, cjui pro vclis et ,|j muhh e{far,iitur et da'.ur in rtrsijjicr.em peccMorum. Men Iets 1 «tok eJjfjdituj.Aïi hei Sacramei tarinm van 3obiO. Kk § t 5 ART. IX. f. iIMIl.,1 M030. ; (1) Mau. XX VI: 18. > {%) Luc. XXII: i zo. lmJ. c. ig. 1 ( 1 i , (?)Jean. XVIIi (+) '7»«n,II: 2. 'j)TJtgratiaDel : pro omnibnsgn* inrtt mortera, ilebr-Ik ». ( 6) Peccata mullormn milt. Ifa. LUl.-u.Chiiftns ielgen, en met dezelve letters getekend zyn; en in het Misboek Van ANTONius de longue i l , Bisfchop van St. Paulus van I.èon, gelchreven omtrent het einde van de vyftiende Eeuw , leest men: fuper es Calicis hic dicendum eft vftiue ai verbum ï A c I e T 7 s. (z) Zie de oude Misboeken van Auxerre, vanTroijen, van Rouüan , van Evreux, van Lifieux: van Rheims ijoj, van Marn.outier ^508, van Kameryk tj27, van Luik 1527, van Eeaujrais 153?, van Cha'ons-op-de Marne 1543, van Maltha jjjf, van Angeis 155$, van Laon JJ57, en alle dievanfajys ft-deit :-}8t tet aan i6ij.  ■van ae Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe, gil te SensCO-by deCarmeliten,en (2) zelfs teMilaanen gefchied (3). 3. Volgens de veertiende Roomfche' Orde (4) wierden deeze woorden naar d'opheffing gefproken: het geen in verfcheide Kerken van Duitschland, te Trier,en te Töul gevolgd wierd (3) ; 't is het gebruik van de Jacobynen (5}, 't welk zy waarfchynlyk van Rome overgenomen hebben ten tyde dat ze begonnen^ hebben den kelk op te heffen» 4. Maar federt het einde van de vyftiende Eeuw heeft de Kerk van Rome (6) deeze woorden tusfehen de Confecratie van den kelk en d'opheffing doen zeggen : het derde en ' Vierde gebruik hebben dat gemeen en ook dat ! goed, dat ze doen kennen datdeezewoorden: 1 Hete quotiefcumque niet behooren tot de Confecratie van den kelk: en in de daad zy hebben 'er geene meerdere betrekking op als op I de Confecratie van de hostie; en een ieder van deeze twee gebruiken heeft een byzonder , i inzigt 't welk zeer prysfelyk is: want het ge: bruik 'twc\k flec quotiefcumque niet doed zeggen dan naar d'opheffing , laat aan den Priester zyne geheele aandagtigheid over, om zig met de aanbidding alleen bezig te houden, zonder dat hy een woord behoefd te fpreeken ; en het ander gebruik verkiest de al te groote tusfchenpoozing te vermyden tusfehen de woor•den die voor gaan en deeze. De Rubrik van het Roomfche Misboek doed dezelve terftond " na de woorden der Confecratie van den kelk s-zeggen, gelvk men altyd had gedaan eer dat men d'opheffing deed. i.Hy heft den kelkop,om denzelven aan hetVolkte 1 doen zien, en te doen aanbidden. In 't begin 1; van de twaalfde Eeuw hief men den kelk om de- (3) Men ziet het in e?n Ordo Mi/fa van omtrent 300 Jaa« I ren voor. de Kerken van Duitschland welke bv de Paters va» Nazareth van Parys is; in liet fVfshoek van Trier van 's+7, in een gefchfeven Misboek en PonrifTcaal van Toul, en in «en Misboek van de zelfde Kerk a-edrukt voor het Jaar jjoo, Kk 5 ART. X. OPHEFFING VA.ll DEN KFLK. (1) Mi]]. Sin, 1SJS. IJ7J « 17 IJ- (z) Mif iSor. Cerem, 1616. p.l. ruhr. 53. (i)MJf. Ambr. its (4) M-4-hal.p. 30J. (5) Miff. 1687. (6) Ordo Mijf. per Buehard,  IV. DEEL. (l) Ratten. I. 4 e. 41.8. 43 ei 47 (i)Syncdk.p.is $22 Letter- Gefchicht- en Leerft'elk. uitlegginge., - dezelve rede op om welke de hostie wierd opgeheven, om jesus c h r i s t u s op eene zigtbaare wyze te doen aanbidden van het oogenblik dat hy zig op den Altaar door de Confecratie tegenwoordig fteld: eenige Schryvers brengen by dat zelfs de Confecratie van de hostie niet geëindigd was dan na alle de woorden die men over den kelk fpreekt: dus, was het volgens hen, niet nodig als op deeze plaats de hostie met den kelk op te heffen. petrus, Zanger van de Kerk van Parys, vermaard Godsgeleerde, die men kortaf petrus den Zanger noemd, beweerd dat de Confecratie van twee gedaanten onverdeelbaar was; dat het brood zoo min als de wyn ver- \ andtrd was dan na dat alle de woorden van de Confecratie geëindigd waaren, en dat als een Priester, na de woorden over het brood uitgefprooken te hebben, ter oorzaake van eenig toeval niet had kunnen voortgaan , of dat hy na de Confecratie van de hostie gewaar wierd dat 'er geen wyn in de kelk was, het noodzaaklyk zoude zyn dat men wederom op nieuw begon de twee gedaante te confacreeren. Dit verfchil duurde nog omtrent het einde van de ' dertiende Eeuw, gelyk men ziet in durandus van Mandes (O- Maar het veranderde \ niets in 't gebruik, welk het veroordeelde, | en het zelfs heeft doen op houden. Nergens \ vvachte men dat de Confecratie van den kelk gedaan was om de hostie op te heffen of aan te bidden. Terftond na dat 'tr gezegd was, 'hoc eft enim corpus meum , hief men die op. eudes van Sulli, Bisfchop van Parys die mauricius in 1198 opvolgde, het Jaar naar den dood van petrus den Zanger, ■ fchryft (2) d'opheffing van de hostie om dezelve te doen aanbidden voor terftond naar deeze woorden: hoc eft enim corpus, &c. en fpreekt niet van de opheffing van den kelk. Men heeft dezelve in verfcheide Kerken niet op-  van de Gebeden en Pleehtigh, der H. Misfe. 523 opgeheven als in de vyftiende, in andereniet als in de festiende Eeuw (4). Het ordinariüm van die van Prèmonltreit, zoo wel als het befluit van het algemeen Capittel van Citeauxin 1215, het gewoone diensten Misboek van de Jacobynen in 1254 gefchreven , en het Ordinariüm der Guielmiten in 1279, tekenen alleen de opheffing van de ^ostie aan; en de Cathuizers heffen den kelk nog niet op, om dien aan de geenen die agter den Priester zyn te doen zien, gelyk zy de hostie opheffen. Men ziet de opheffing van den kelk by de Jacobynen niet als in het byhangfei van hun Ordinariüm opgefteld en te Salamanca in 1576 goed gekeurd, waar gezegd word (1), dat dit gebruik by hen was vast gefteld, en dat men den kelk ongedekt ophief, gelykfbrmig met he't geene alle de Geestelyken onderhielden die het nieuw Roomsch Ordinariüm volgen. De waare rede waarom men zeer lang in verfcheide Kerken zig te vreede hield de hostie op te heffen zonder den kelk op te heffen, is deeze, om dat de Gelovigen zoo haast zy de Heilige hostie gezien hadden zig neerboogen, en zig in deeze houding hielden tot aan het einde van de Confecratie van den kelk, gelyk de Cathuizers nog doen, waarfchynelyk federt den tyd van den Heiligen bruno, en volgens hunne inftellingen bevestigt in 1259(2.): en dat zy dus voort gingen aan te bidden geduurende de Confecratie van het dierbaar bloed, zonder dat het noodzaaklyk was den kelk op te heffen om deeze daad van aanbidding te verrichten. Het Roomsch Orde , of het Cèrèmonieel van gregorius de x. in de dertiende Eeuw, tekend aan (3) datmen zig aan d'op» hef (4) Het Misboek Mn Verdun van 1481, tekend d'ophcffinj van den kelk niet aan, ART. X. OPHEFFING VAM DF.N KELK. (1) Nota quod Calix nonelevatur in verbis rubrict ltando, fed ftatim poftConlectationem deponituretcoope»ritur Corporale; fed tarnen jam ufus habet quod elevatur, fed difeoopertus ficut r. rjam modo Clerici omnes faciunt quotquot recitant fecundum Ordinariüm novum Romanum. Adnot. Joan, Je Palent. Ventt. IJ83- (2) Stat.antïq, ut fupra. (3) In elevatione vero corporis Chrifti cum antea parum debei ant futgere,proltetnant le ad terram, et adorent reverenter in facies cadendo, ct fic proftrari fter.t uf jue ad Per omr.la ante Agnus Dei. et dent PaCf.vn.Ordo Rem. : XII1. Muf.ltal. p.23*.  IV. DEEL, .'Zie ruw. .339. (i) uLetrTehr. ep de Canon van deMhfetp,3io 524 Letter- Gefchicht- en Leerft elk. uitlegginge, heffing van het lighaam van jesus christus plat ter aarde zal gebogen houden, tot het tydftip dat men den vrede gaf en ontving. Maar dit Ceremonieel van gregorius de x. is voor de geheele waareld niet gemaakt geweest.'t Is noodzaaklyk dat iederGelovige op dit ftuk de gewoonte van zyne Kerk volge, en zonder eenige byzonderheid aan te kleven zig inwendig met hart en geest nederwerpe voor het aanbiddelyk flachtoffer, het welk zig voor ons op het Autaar opdraagt, gelyk het zig op het kruis geofferd heeft 3. De kelk word ongedekt opgeheven. Op verfcheide piaatfen wierd de kelk opgeheven gedekt met een klyn gevouwd Corporaal, welk federt vyf of fes Eeuwen in gebruik is geweest, cn het welk palla * of het dekzel genoemd wierd. Maar men heeft kunnen bedugt zyn dat de Priesters, die den kelk met geene genoegzaame omzigtigheid opheffen , moogelyk de Pallas zouden kunnen laaten vallen , volgens de aanmerking van meurier, Deken van Rbeims, die in 1583 fchreef: in dc Kapel van den Paus (\), zegt hy, word de kelk ongedekt opgeheven, cn in ve; >cheide andere . Kerken. En wat in y aangaat, ik geloof dat dit het zckerfle is in zoo verre dat 'er fomwylen gevaar is voor het dekzel, het welke zoukonnenvallen. 't Is waar dat de mweh die beredeneerd en eerbiedig is in dit onbctaamlyke kan voorzien. Echter in zulk een geval kan een ieder van zyn Vryhtidgebruik maaken- 4. De Priester verheft den kelk zoo veel hy gemaklyk kan, om dat die van het volk moet gezien worden. Maar hy moet den kelk naöögen , gelyk wy, fpreekende van de hostie gelegd hebben, en den zeiven een wyl tyds opgeheven houden, uit vrees vooreenigtoeval. Een Duitsch Schryver (5) in 't begin van de vyf- (;) vincentius gb unez, die de honc Maar federt de twaalfde Eeuw , hadden de Priesters, in verfcheide Kerken van Vrankryk, de devotie om de armen uit te ftrekken om de, fpreekt over dit ftnk op deeze wyze: Secur.dum cenfuetudi■:em multarum E:ctefi dat zy na zyne ( Predikingen jesus christus als gekruist % voor hunne oogen zagen. Doch om dit uit te cr werken, begeerd zy dat alle woorden welke het lighaam of het bloed van jesus christus g aarwyzen, met een teken van het kruis vergezeld gaan, het welk aantoond dat de hostie, en het geen de kelk bevat, het zelve lighaam is het welk gekruist is geweest, en het zelve bloed het welk op het kruis vergooten is geweest. Als wy derhalve in dit Gebed vyf kruistekens maaken, geeft het eerfte, als men zegt, Hoftiam ^ puram, te kennen dat het hier dezelve zuivere hostie is welke op het kruis gehegt is geweest; het tweede, als men zegt Hoftiam >%( fancl-am, geeft te kennen dat deeze de Heilige hostie is'welke op het kruis geofferd is: het derde, aan Hoftiam ï&immaculatam, betekend dat deeze de vlekkelooze hostie is welke op het zelve kruis geflachtofferd is : het vierde, aan Panem fancïum,- dat deeze het Heilig brood des levens is , dat is te zeggen, hy zelf die gezegd heefti ik ben het waare brood des levens , het welk van den Hemel is gedaald, en die op het kruis ge- iRT. XL NDK KT ilE0B.ES. )Anre quorums ulos Jefus ïrifms praefiptusefr.in. voi cru :i flxu). ■i'M.Ul: [4  IV. DEEL. 528 Letter- Gefchicht- en Leerfelhuitlegginge, geftorven is om ons het leven te geeven, het vyfde aan Calicem >J< falutis, dat het bloed het welk in de kelk is het zelve is het welk op het kruis voor de zaligheid der waareld is vergooten geweest. Deeze vyf kruistekens', zoo wel als de vyf woorden 'met welken zy vereenigd zyn, zyn niet anders als levendige uitdrukkingen die aan den geest de eenheid van de flachtofferhande des Altaars, en van het kruis moeten vertegenwoordigen. %. II. Uitlegging van het Gebed unde et Me mores, daar de gedagtenis van de geheimen van jesus christus de oferhande aan God zynen Vader opdraagende vernieuwd 'is> T_Jnde et memcres, Daarom ö Heer,draa- Domine , nos fervi gen wy uwe dienaars en tui, fed et plebs tua uw Heilig volk, gedagfan£la,ejufdem Chrif- tig zynde aan het zalig ti Filii tui Domini lyden van den zelven (O noflii tam beatcz Christus, ufven Zoon, Pafwnis , necnon et onzen Heer, en ook aan zy- (1) In de Sacramentaliën ran den Heiligen GlLisms, en den Heiligen oiiï.GOÏIOS lee  yan dc Gébeden cn Plcchtigh. der H. Misfe. 531 deeze Goddelyke Zaligmaker 'er is met de tekenen van zyn dood en van de uitftorting van zyn bloed. Maar deeze lcheiding is flechts geheimryk: jesus christus is 'er waarlyk levend, zyn lichaam en zyn bloed zyn'er wezendlyk tegenwoordig onder ieder gedaante van brood en wyn. Zoo dan wy konnen 1 deeze Heilige verborgendheid niet vieren ; zonder aan zyne verryzenis te gedenken. jesus christus verrezen zynde ïfterft niet meer, zegt de Heilige paulus. ', Het is dan onmogelyk dat hy in het Heilig lAltaaroffer van het leven berooft zy, hy is jgeheel en al onder ieder gedaante, dezelve ! die opgewekt is, vol van heerlykheid en onfterfelyk. abinferis, uithet onder aardfehc* Het woord ofidcraardfchebetekend letterlyk een plaats van de benedenfte aarde, dat is te zeggen, laag of diep. De Schriftuur en de oudde Schryvers gebruiken dit woord om aan te duiden de plaats der verdoemden, het voorgeborgte of het graf. Hier word het genomen voor het graf waar in het lichaam van jesus chris, j Tus begraven wierd , en voor het voorge- ■ borgte waar in zyn ziel na zyn dood neder, daalde, volgens de Geloofsbelydenis def ■ Apostelen, en de getuigenis van den Heiligen petrus. De verryzenis uit het onderaardfcht • voegd deeze twee zinnen famen om te kennen • te geeven, dat jesus christus waarlyk : verrees na dat hy in het graf gelegen had, en l in den fchoot der aarde was nedergedaald. sed et in-c.3ïl0s g l or1 o s a5 a s c f'ni. sion is, en ook aan zyne heerlyke Hemeivaart* ; De verborgendheid van de Hemelvaart is by i, die van de verryzenis gevoegd, als een gevolg van het geen van den dood verrezen jesus toekwam, en als de voltrekking van de offerhande welke hy aan zynen Vader heeft . opgedraagen. jesus christus gaat'door zyne verryzenis in een onfterflyk , onlydeLl a . lyk, ART. Xt. UNDE ST MKMOIAES.  IV. DEEL. (OX.yx1u.t7. 53 a Letter- Gefchicht-en Leer ft elk. uitlegginge, lyk , en vol van heerlykheid zynde leven r maar hy gaat nog niet in die plaats die met dien ftaat van heerlykheid over een kwam, welke den Zoone Gods mensch geworden , geftorven en verrezen zoo wel voegde en hem waardig was. Door zyn Hemelvaart verlaat hy de aarde, klimt ten Hemel op, en zit aan de rechte hand van zyn Vader, het geen den vollen maat fteld aan de heerlykheid die hy door zyn lyden verdiend heeft, 't Is daar ook dat hy zyne offerhande voltrekt, met zig geduurig aan zynen Vader op te offeren. Nu de Eucharistie bevat alle deeze verborgendheden, wyl jesus christus 'er zig opdraagd gelyk hy zig op de aarde geofferd heeft, en gelyk hy zig in den Hemel opofferd. Zoo dan van het oogenblik dat jesus christus op het Autaar door de Confecratie geofferd is, moeten wy de gedagtenis houden van zyn lyden, van zyne verryzenis, en van zyn heerlyke Hemelvaart. De Griekfche Liturgie van de Apostelyke inftellingen (1) tekend byna hier met dezelve bewoordingen deeze drie verborgendheden aan. OFFERIMUS PR^CLARiE MAJEsTA- ti TU-iE. En wy moeten voortgaande met ons tot den eeuwigen Vader met de Kerk te vervoegen zeggen : 't is dan, 6 myn God, ten aanzien van die groote geheimen, en om u 'er over te danken, dat wy aan uwe opperfte Majefteit eene flachtofferhande opdraagen, die u wel behaaglyk en aangenaam moet zyn , uwen Zoone jesus christus onzen Heer CO) die den dienst van hetaltydduurendeoffer (2) Op zoodanig eene wyze drukt zig voortreffelyk uit hee oude Misboek der Gothen van het Narbonneefche Gaule in da Prèfit:e van de Misfe van den Zondag, Dignum et juftum eff, inviftb lis, intftimaiitis, immenfe Deus et Pater Domini m/tri Je/u Chrifti: Qui fermam Jacrificii perennis inftiiuens, hoftiam Ji tiH primum obtuiit, tt primus detuit effirri, Cod. Sacrara p, 191.  van de Gebeden en Plechtigh. des- ff. Misfe. 53 fer inftellende, zig de eerfte aan u tot een of ferhande heefc opgedraagen, en ons de eerfte aan u tot eene offerhande heefc opgedraagen, cn ons het eerst geleerd heeft urn dezelve u op te draagen. de tuis don is ac DATis, van uwe giften, en yan uwe wddaaden. IV! aar wy erkennen dat deeze zoo voorcreffelyke, en u zoo waardige ilachtofferha; de, een gift is welke 1 gy door ee»<-" byzondere goedheid ons hebt geheven te fchenken. Wy zouden u dezelve I 'niet konnen voordraagen, indien gy zelf dee:)\ ze tusfehen onze handen niet gefteld had. I Wy hebben niets of het komt van u (O, en twy konnen u niet als uwe giften, en uwe wel-,a daaden opdraagen. I Het brood en de wyn welke de ftof van de 'Eucharistie zyn, zyn een gaaf van God, dit 1 brood en deeze wyn in het lichaam en bloed r-van jesus christus veranderd, zyn ook i de gaaf of het weldaad by uitnemendheid; en *t is door deeze gaaven en deeze weldaaden idat wy opofferen. I hostiam puram, eene zuivere flachtofferhande: om dat dezelve door de werkinovan den Heiligen Geest gewrocht is, zonder ooit de minfte fmet van de erfzonde te konnen ;verkrygen. ' hostiam sanctam, eene Heiligeflacht; 'oferhande: om dat dezelve Zelfftandiglyk met de • Godheid vereenigd is, die de bron en oor; fprong is van alle Heiligheid. :| hostiam immaculAtam, eene vlek." ' ikelooze flachtoferhande: om dat zy door deere 1 :vereeniging onbequaam is met eenige zonde :befmet te konnen worden. | P a n E m sanctum VlTiE a2ter n !/E , 'cae1cem salutis PERPETUA5 \ eene \ ilarhtofferhande de welke het Heilig broodis-, cn de voortrefclyke drank van de eeuwige zaligmeid, van God gegeven om ons door het waai te leven in deeze waareld te doen leeven, en El 3 om i 1 art. xr. UNDE J-T Mfc- (1) Tua fum omniajquatdemanutuiaccepimus d.dimus tibi. i. Parat. XXIX.-IJ.  IV. DEEL •- ARTIKEL XII. yan het Gebed suPRA qu^e, om te verzoeken dat onze oferhande gunftig zy aangenoomen , gelyk die van abel, van abraham, en van melchisedech geweest zyn. Supra qua pro- Gewaardig u, Heere pitio ae fereno vul- met uw genadig en gun- tu refpicere digne- ftig aanfehyn hier op ris et accepta ha- neer te zien, en zoo be- bere , ficuti accep- haaglyk aan te neemen, ta habere dignatus gelyk gy hebt willen es munera pucri aanneemen, de giften van tui jufti Abel, et uwen dienaar den regt- Sacrificium Patri- vaardigen Abel, en d'of- archa noftri Abra- ferhande van onzen 'ha , et quod tibi Aarts-Vader Abraham 1 obtuiit fummus Sa-r en de geene , die uw cerdos tuus Melchi- Opperpriester Meichife- fedech fanBum Sa- dech u opgedraagen crificium , immacu- heeft; die Heilige offer- latam hoftiam. hande, en onbevlekte offergifte. 534 Letter- Gefchicht- en Leerftelk. uitlegginge , om ons te doen komen tot het eeuwig en gelukzalig leven, als wy uit het tydelyk zullen vertrekken, óit Heilig brood van het waare leven is het vleesch van jesus christus onder de gedaante van brood. Deeze kelk van zaligheid is zyn bloed onder de gedaame van •wyn. Het een en het ander maaken dezelve offerhande uit om aan God te worden opgedraagen, en om ten volle en voor de eeuwigheid te verzadigen, de geenen die honger en dorst hebben tot de rechtvaardigheid, en ons door dit Goddelyk voedsel het eeuwig gelukzalig leven waardig te maaken.  yan de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 535 supra qua;.... op welke gy een genadig en gunftig oog geflagen hebbende. De gift die op den Autaar is, is het voorwerp van het welbehagen des eeuwigen Vaders, en kan door zig zeiven niet als met welbehagen aangenomen worden; echter is ze door de handen van zondige menfchen die mishagen konnen, opgedraagen. Want God ziet op de geenen die offeren, zoo wel als op de gefchenken die aan hem zyn opgedraagen: de Heer zag op abel en op zyne giften, zegt de Schriftuur (l). Wy fmeeken de goedheid Gods ons doch niet te willen affcheiden van degiftderflachtofferhande welke wy op het Altaar opdraagen; dat is te zeggen, dat gelyk hy niet dan een gunftig aanzien voor dit flachtoffer heeft 't welk hem oneindig behaagd, het hem desgelyks , uit aanmerking van het zelve, behaage een gunftig oog op de geenen te werpen die de eer hebben dit aan hem op te draagen. Zyn aanfehyn, zegt de Heilige augustinus (2), is zyne tegenwoordigheid. Hy doet het over ons uitfehynen, als hy ons de kentekens geeft van zyne tegenwoordigheid; dat is te zeggen, wanneer hy zyne bermhertigheid over ons uitoeffend. et accepta habere sicut1. .... en dezelve u aangenaam te achten, gelyk het u behaagt heeft aangenaam te houden de giften van den regtvaardigen abm uwen dienaar. De Kerk vraagd God den Heer door dit Gebed dat het hem behaage de gift welke de Priesters hem op het Altaar opdraagen zoo gunftiglyk aan te neemen, als hy de gefchenken van abel, de offerhande van abraham, en de opoffering van melchisedech heeft aangenoomen. Deeze Heilige menfchen zyn aan God zeer aangenaam geweest; en de Heilige gefteltenisfen met welke zy hem hunne offeringen deden, hebben deeze opofferingen aan hem aangenaam doen worden. Gelukkige Priesters- voorwaar en gelukkige GeloviLl 4 gen, ART. XII. SUPRA qv&. (1) Gen, IV. Het geene hy opdraagd is iets meer-als een afbeeldzel van de offerhande van jesus christus op onze Altaaren; vermits het volgens de wyze van zyn Priesterfchap is dat jesus christus eeuwige Priester geworden is, de Heer gezwooren hebbende. Gy zyt Priester in der eeuwigheid op de wyze van m i- l c his e d e c h, sanctum sacrificium Heilige offerhande , vlekloos offer. Hier worden geene kruis» (z) hilarius, Diaken, maakt gewag van deeze woorden in de gefchillen over het nieuwe Testament, hmmis Stcerdot MeUbiMeth, ut in e'etethnt frefumur.t SaurdMl, Inter Epift, S. Aug- torn. 3.  van de Gebeden en Pleehtigh. der H%Misfe, 539 i kruistekens gemaakt; en 't past hier juist aan ; te merken dac indien deeze woorden de offer- 1 hande van jesus christus aanweezen, men niet zou nalaaten kruisfen te maaken gelyk 'er voorgefchreven is dat men die maaken moet aan deeze woorden , hoftiam fan&am , hoftiam immaculatam, welke op de geheiligde giften betrekking hebben, valfridus verzekerd at de H. leo de groote deeze 1 |' vier woorden * by den Canon voegde welke \ \ wonderbaarlyk de offerhande van melchii. i s e d e c h boven al het geene verheffen dat in t; de oude Wet geofferd is geweest ren zeer veele Schryvers vraagen van over lang hoe men eene andere offerhande Heilig , en zonder :; vlekke als die van jesus christus kan noemen. Maar het geen wy reeds gezegd hebben moet dienen om deeze moeijelykheid te doen oplosfen. Ten eerden, de offerhan, de van melchisedech is onderfcheide van alle de offerhanden, daar in, dat alle de andere de kenmerken van onze zonden droegen , en of geheel of gedeeltelyk moesten vernietigd worden. De offerhande van melci hisedech had geen eenig kenteken van de 1 zonde, zy had dan ook niets dat moest vernietigd worden; ze was geheel tot gebruik ' van de menfchen , gelyk ze in de ftaat van onnozelheid zou hebben konnen zyn. Zy was dan daarin Heilig en zonder vlek, op eene ' volmaakte wyze die van de Eucharistie aft beeldende , welke geheel voor het gebruik I van de Gelovigen aan God is opgedraagen. ' I - Ten tweden, de offerhande van melchij sedech is by voorkeur eene Heilige offer■ I hande genoemd geweest, een offer zonder I vlek, om dat dezelve niet enkel eene van de > 9 oude offerhanden is, welke die van jesus j christus hebben afgebeeld: maar dat het 'l de offerhande zelve is die jesus chrisji tus, om zoo te fpreeken, heeft doen voortij duuren, en waar van hy geheel en volkomen het UIT. XII. UPKACJUJS. * Sar.Sum faerifin immacula. lam hojliem.  IV. DEEL, ft>lpreerteunj Formdin Mclcln ffedeeh Pontifex prxferebat, nor judiïcas hoftias offerens Deo, fee ïttitrsSïcrainent immolans facri fichim quod Re é?mpior nofter in fuocorporee lang-nine confecravit. Serm. ix i* anniv. fa)i«TiJii mife 11,-ordia fotteni cu'todifit' x. J. 540 Letter- Gefchicht- en Leerftelk. uitleggings, het afbeeldzel vervult heeft: om dat de dof van deeze offerhande heeft blyven voortduuren in de oeffening van het Priesterlchap van jesus christus, eeuwig Priester gelfeld zynde volgens de wyze van melchisedech. Eene zoo levendige afbeelding van de offerhande die j esus c hris t u s voor zyne Kerk heeft ingeiteld, moest eene Heilige offerhande genoemd worden, een zuiver en vlekloos offer, om te beter de Heiligheid en oneindige voortreffelykheid van de offerhande van de Christelyke Kerk te doen kennen: en dit heeft de Heilige leo zelf ons doen bemerken, aan wien de oude de byvoeging van deeze woor1 den toeeigenen: want hy zegt dat (1) melchisedech zoo wel jesus christus heeft afgebeeld dat hy geen Joodfche offers heeft opgedraagen, maar dat hy tot eene-offerhande de zin— 1 nebeelden heeft opgeofferd welke onze i erlosfer ge, heihgd heeft , dezelve in zyn lichaam en bloed veranderende. Wy hebben derhalve reden genoeg te wenfchen dat God gunftiglyk onzeopoffering aanzie, gelyk hy die van abel, van abraham, et) melchisedech heeft aangezien ; niet alleen om dat de offers diezy hebben opgedraagen levendige afbeeldfels waaren van de offerhande van jesus christus ; maar noch ter oorzaake van die groote gevoelens van geloof en van liefde die hunne offers vergezelden; en dat de voortieffelykhaid van de Goddelyke flachtofferhande onzer opoffering in ons nog Heiliger gefteltenisfen, en eene nog meerdere volmaaktheid afeischt; welke God alleen, kan uitwerken met op ons de oogen van zypie barmhertigheid te daan. Laat ons ook niet vergeten dat abel, abraham, en melchisedech ons hebben aangetoond hoedanig onze offerhanden ■ moeten zyn. abel droeg het beste op dat hyhad, abraham offerd dat hem het Hef»' ' de was O), melchisedech niets anders als  van de Gebeden en Plechtigh, dér ff, Misfe, 54 r als gewoone en tot het gebruik gemeene zaaken, als het brood en den wyn, offerende, verwyderd van de offerhande allen ydelen waan, alleen tot eer en verheerlyking van den allerhoogften God opdraagende. ARTIKEL XIII. Van het Gebed sufplices te roga- mus. §• L RUBRIK. Als de Priester zegt, Supplices te rogamus, buigd hy zig, de handen famen gevoegd en leunende op den Autaar. Aan deeze woorden , ex hac Altaris participatione, legt hy zyne handen van weers kanten op het Corporaal, en kuscht den Autaar. Als hy zegt, facrofanctum Filii tui , voegd hy de handen famen , legt de linkerhand op de Corporaal, en maakt met de rechte een kruisteken over de hostie , zeggende corpus, en een ander over den kelk zeggende, ^anguinem, en maakt over zig zélve» het kruisteken zeggende, omni benedictione ccelelii. Tit. IX. n. I. BEMERKINGEN Pr iet ter buigd zig als hy zegt; s u_P* Tlices te rogamus &c. De buiging is eigen aan de fmeekende; en daarom is deeze van over lang by dit Gebed gevoegd, men ziet ART. XIH. HiPïJLlCES.  54 3 Letter' Gefchicht-en Leerf elk. uitlegginge, IV. DEEL. (1) i<*. 3.C ij, (2) Inclinitur ufque ad altare,.. Hic ine inatfe juxta aiiare, dicens, Supplkes, .Sec. Merci. e. 13. (j)Ordin.Car. '. tuf.e. 27. (4) AZrem. Cartnel.p- ïS8. ' (6)Cancellatis inanibusante peeïus. Orde XIV.p. 30$. 1 e 1 i ] a i l t J ziet ze in amalarius (i), en in de Mi:rologus die in de Canon van de Kerk vai Rome maar twee buigingen aantckend (2), de sent aan Hanc igitur , en de andere aan dit Gebed SappU&eï. Deeze waaren toen zeer diepe buigingen. 1, Hy houd de handen tc famen gevoegd, en op ien Altaar leunende Ze drukken op deeze ivyze den flaat van den lmeekenden uit. Eertyds, om beter den ftaat van den fmekenden lan te duiden, boog men zig diep zonder te leunen en byna in alle de Kerken van Vrankryk en Duitschland hield men, zig buigende ie armen kruisling, voor zig, gelyk de Catluizers (3), de Carmeliten (4), en de Jacojynennogdoen: de Kerk van Rome zelfs heeft le armen geduurende eenige tyd kruisfeling loen houden (5), gelyk het uit d'ordo van de veertiende Eeuw blykt (6). 3. Aan deeze woorden, ex hac altaris ?articipatione, kuscht hy den Altaar, Jie zoo grooté eerbiedigheid waardig is, en )m uit te drukken het verlangen om aan de «enade welke het kan uitftorten deelagtig te vorden , vermits nu de oorfprong van alle geiade 'er op rust. 4. Enhy legt de handen op de Corporaal, om ;ig betaamclyker en gemaklyker op het Auaar dat hy kuscht, te buigen ; en legt ze op 'e Corporaal, op dat de vingers die het licïaam van jesus christus hebben aanhaakt, niet meer aanraaken als het geen gechikt is om de geheiligde giften aan te raaien. 5. Hy maakt met de rechte hand een kruisteken over fl) Alle de Misboeken Tan ParyS tot aan t6if, tekenen an: manibus eancellatis, quafi de ipfis cructm fuciens; en eett lisboek van Aken van omttent 300 Jaaren, drukt zig op deee wyze uit, fupcrpifitis brachiis in nedum erueis , en een art- • er van de zelfde Kerk van de elfde Eeuw, Qtmeilet manum '.niflrum fupTA ter»»,  van de Gebeden en Plcchtigh. der H. Misfe. 543 over de hostie zeggende corpus, en een ander over den kelk zeggende sanguinem, om te betekenen dat het hier het zelve lichaam is dat aan het kruis gehegt is geweest, en het zelve bloed het welk uitgeftort is geweest. Hy maakt over zig het teken des kruis zeggende omni be nedictione coelesti; om dat wy deeze zegeningen niet konnen verhoopen als door de verdienden van den gekruiden jesus christus. %. II. Uitlegging van het Gebed supplices te rogamus. öupplices te roga- Wy ndden u ootmoemus,omnipotens Deus, diglyk, almagtige God, jube hac perferriper doe deeze offerhanden manus fanSli Angeli door de handen van uwen tui, in fublme Alta- Heihgen Engel brengen re tuum in confpeclu op uwen verheven Audivincemajeflatistuce; taar, in de tegenwoorut quotquot ex hac digheid van uwe GodAltaris participatio- delyke Majefteit, opdat ne facro fan&um Fi- Wy alle, die van deezen liituicorpus ^ et fan- Autaar deelagtig zynde, guinem * rumpferi- het allerheiligfte ligmus,ommbcnedi£tione haam en bloed ©van caleftietgratiareplc- uwen Zoon zullen gemmur. Per eumdem nuttigd hebben, met alChrijlum Dominum le Hemelfche zegen en nojlrum. Amen. genade mogen vervuld worden door den zeiven Christus onzen Heere. Amen. Daar is veel tyd verloopen eer dat menden iva van dit verwonderlyk Gebed ontvouwd, beeft: en toen men getracht heeft nu byna over de negenhonderd Jaaren, hetmet het overige van den Canon te verklaaren, vond men 'er zoo f\RT.XIIÏ. iUfPLICf.S.  544 Letter- Gefchicht-enLserjlelhuitlegginge, tV* DEEL. (i )lFhr, ia can. Mij. (ï)DeMyJ!.l.s. (j^Sicetgoifli cogitanda func u aliquid quo nihi fit melius atque lublimius illa cogitatione co nernur attingetc fier. de ad. M'Jj (4) Fit ergo in ifta otationeet oblatione laerse Confectationis aliquid incomprehcnfibileetineffabile, et multo his otnn bus mirabilius, 'Fier, ibid. p lentheid des Geloofs is, dat het nuttig is. zoo veele verhevenheid in, dat men zig niet heeft durven vlyen het zelve te k-innen doen verftaan. „ Wie kan zoö diepzinnige, zoo ,, wonderbaare , zoo verbaazende woorden „ (1), zegt florus begrypen, en wie kan ,, 'er waardiglyk over fpreeken < om te doed „ verftaan dat ze betekenen zou hier beterde, „ eerbied en vrees als de ontvouwing voen gen. De latere Schryvers hebben byna niet gedaan als florus uitfehryveh, en de Paus innocentius de ui. (2) zegt nog dat dee • ze woorden van zoo groote diepzinnigheid zyn, dat het menfchelyk verftand nauwlyks 'er den zin van doorgronden kan* Indien men in de ■ daad deeze woorden na den letter neemd, doe deeze offerhanden brengen op uwen verheven Autaar, zou men moeten verdaan dat de geheiligde giften na den Hemel moesten vervoerd worden. Men zou moeten, doen aanmerken dat het lighaam van jesus christus, die door de Heilige Communie in ons komt, en die 'er eenige tyd onder de gedaanten van brood en wyn blyft, niet vernietigd moet zyn; en hier over (3) zou men op zodanige wy'■ ze moeten denken dat men trachte tot het geene nien het verhevenffe en voórtreffelykfte kan begrypen, te geraaken. Men zou zig genoodzaakt vinden zaaken die ver boven het begrip van \ het meeste deel der Gelovigen zyn uit te leg' gen, en men zal fchielyk gelegendheid geven om nog met den zeiven florus te zeggen (4) : daar is in dit Gebed en in deeze opofferingvan de Confecratie hts dat onbegryplyk, dat on~ uitfpreeklyk, en verw onder lyker is, als al het geene wy gezegt hebben. y vo van Chartres heeft een deel der wonderen die men zou moeten doen bemerken be" grepen , en hy zegt ons , dat als men hem vraagen zal voorftellen, hy met korte woorden ,,zal antwoorden dat het hier de verho-.  j . van de Gebeden en Pkchtigh. der H. Misfe. 545 ,, dezelve te gelooven, en dat men. dezelve |-„ zonder gevaar niet genoeg kan doorgronden. : Laat ons ftilzwygende aanbidden , al het !rgeene wy niet zouden konnen begrypen. De ■.wetenfchap van het groot geheim, by uitneemendheid het geheim genoemd, is aan allen i!niet gegeven. Maar alle konnen jesus ')..C;hr i s t u s op het Altaar tegenwoordig aan»bidden, en in alle de Staaten waar in het hem ibehaagen zal te weezen., Laat ons, intusichen, met deeze. gefteltei-nisfen volgens onze wyze de waarde van ieIder woord des Gebeds onderzoeken, om 'er I nauwkeurig den zin uit te trekken. , supplices te rogamus, wy bidden u jeotmoediglyk.DeKevk doetdit Gebeddoenin den jnaam van alle de geenen die moeten communiceeren.. De Priester doet het van hunnent ij wegen, de handen te famen gevoegd houdenijde, en het lighaam merkelyk gebogen. Hy 'doet het zeer ootmoediglyk fmekende, fup~ '\plices. omnipotens deus. Meu vervoegd zig itot God als den almagtigen, wanneer men heni :;eenzaakvanbelang,iets groots verzoekt, dat )het uitwerkzel van de almagt weezen moet. jube n&c perferri; doe deeze dingen brengen. Deeze dingen , hac betekenen het -igeen men ziet, of het geen men dadelyk toond, ien wyzen derhalve het lighaam en het bloed jvan jesus christus aan, welke dePries!ter onder zyne oogen heeft op den Autaar, lals hy dit Gebed fpreekt. , De Kerk geloofd dat jesus christus llalleen waardig is zoo Heilige giften voor te idraagen : zy wenscht vuuriglyk.dat hy zelve idie zou voordraagen, op datde offerhande niet ilzoukonnennalaaten aangenaam te weezen, en | van den kant van de gifc, en van den kant van ijdien, die ze voordraagd Dit vuurig verlantjgen van de Kerk doet haar met eenen Heiligen «lyver zeggen, jube, 6 Heere God gy zyt. alMra hiag- art. xia SUPPJ,1CES.  54Ö Letter- Gefchicht- en Leer-Jielk, uitlegginge , IV. DEEL. COQuiseft ifte Angelus,ni(i An gelus magnicon. lilii,qui prop iis manibus, id eft finguhri dignitate przditisope. libus ccelos meru:ra!cendere,etin fublime Altare, ideftaddexteram Patris, pro nobis interpellans feipfur.- fublevare. Ivo Garn. dereb. Ecclef.Zie Stephanus van Autun, Aigeren den Heiligen Thomas. (z) Lib, g r. J2. magtig, gebied. Maar wie moet geboden worden? de Kerk durft uit eerb^d voor jesus christus, Gods Zoon, niet zeggen: gebied jesus christus uwen Zoon; eenvoudig zegt zy, gebied, hacpcrferri, dat dit lighaam, en dit kostelyk bloed gehragt, en u voorgedraagen worden. per manus sancti angel1 tui ) door dc handen van uwen Heiligen Engel, Door zyne eigen handen voordraagen , is zig zeiven voordraagen. Men verzoekt dat de Heilige Engel die zal voordraagen, de Engel bv uitnemendheid, de Heilige Engel Gods, de Engel van den grooten raad, de Engel des verbonds(0, dat is jesus christus onzen Heer» De oude Liturgie van de Apostel yke : (s) inftellingen laaten hier over geenede minfte : twyfeling: want zy zegt duidelyk: het woord God, de Engel van uwen grooten raad, uw hoo- i genpriester, Waarlyk de Liturgie van den Schryver der verhandeling van de Sacramen- i ten tusfehen de werken van den Heiligen : ambrosius gedrukt, fteld bier: door de han- \ den der Engelen: maar gemerkt jesus christus aan het Altaar, volgens de leering van i de oudfte Vaders, van Engelen, gelyk in i zyn Hemelvaart vergezeldis, zoo beeft men rede om te geloven dat deeze Schrvver>'fzyne Kerk het eerbiediger geoordeeld heeft de dienaaren te noemen, als den Heer, die met hen werkt om een bevel uit te voeren. 't Is ook door eerbied dat de Kerk niet dui-i delyk jesus christus durvende noemen , hem eenvoudig door deeze woorden i uw Engel aanwyst. Het woord Engel beté-i kend afgezant, jesus christus is de i afgezant by uitnemendheid. Hy is de mes- i si as, dat afgezant betekend: en vermitsvan de bediening van een afgezantgehandeltword, noemd de Kerk jesus christus den Hei- : i ligen Engel Gods, angeli tuifancti, in subl1me altare tuum totjf ; UWtft]  ' yün de Gebeden en Plechtigh. derH. Misfe: 54: uwen verheven Autaar in de tegenwoordigheid yah uwe Goddelyke Majeftcit. Het Altaar is ue •Hemel, beichouwd zynde als de throon van de Goddelyke Majefteit* Wy verzoeken dat Jësus christus zyn lighaam en zyn bloed in den He?nel zelfs voordraage, op dat, gelyk de Heilige paulus zegt CO •> hy zig nu voor ons aan zynen Vader vertoone. ut quotquot lx hac altaris p articipatione.... of datwy alledievan deezen Autaar deelagtig zynde het allerheilig/Ie lichaam en bloed van uwen Zoon zullen genutiigt hebben. Deeze woorden, op dat wy dit genutiigt zullen hebben, doen zien dat dit Gebed niet ziet als op de geenen die op eene Sacramenteele wyze communiceeren. Zy worden deelagtig aan het Sacrament des Autaars van onze Kerken ; en de Kerk wenscht dat zy deelgenooten worden aan de genade van het Autaar des Hemels* Zie daar twee duidelyk aangeweezene Autaaren; het verheven en 011zigtbaar Autaar, het welk de Hemel is; en het Autaar van hier beneden dat wy zien* De Heilige Ca) 1r e n e u s fpreekt van deeze twee Autaaren, en de Heilige augustinus C3) heeft ze volmaaktlyk onderfchei den* „ Hy zegt dat de goeden en kwaaden „ deu Altaar die op de aarde is naderen, „ maar dat de C4) kwaaden op eene onzigt»< haare wyze van het Hemelsch en onzigt„ baar Autaar verworpen zyn , terwyl de „ regtvaardigen 'er alleen toe naderen en „ de Hemelfche zegeneningen 'er van ont„ vangen. De Priester, die gunftig oordeeld over de Gelovigen, veronderfteld', het geen hy met de Kerk verlangt en wenscht, dat tusfehen allen de geenen die hem de Communie zullen gaan verzoeken, 'er geenen zyn als regtvaardigen die in zoodanige gemeenfehappen met het aanbiddelyk lighaam van jesus christus treeden/dat het in den Hemel aan de Mm a God* art. xi'ri JilBR HIC tt&i ri'.Rid. (i)Sed in ipfuni ccelu.n, ut appa? rear mine vu tul Dei pro no'u»i Hebr. IX. 14. (i) Aivirf. Ut: l *r-c 3-1, (3/ In Pfalm is. et 4i. (4) Eft enim quoddamlu'iJU me altare invifi. 1'ile, quod non accedit injuftu?) Adillud altare ilie folus accedit qui ad iftud (e; cirrus acc.-dit. Mi.  IV. DEEL 548 Letter- Gefchicht- en Leerjlelk, uitlegginge, , Goddelyke Majefteit niet zou konnen voorgedraagen worden, zonder dat zyzelven aan hem voorgedraagen wierden. omni BENED1CTIONE coelesti ET GRATiA repleamur, wy met alle Hemel* fche zegen cn genade mogen vervult worden- De tegenwoordigheid Gods is de oorfprong van alle genade. Niets naderd den Hcmelthroon zonder opgehoopt te zyn van zegeningen, 'tls om die reden dat in de oude offerhanden het flachtoffer gebrand wierd, op dat de rook zig, om zoo te fpreeken, zou verheffen tot voor Gods throon, en dat ze van daar de zegeningen over de geenen zou trekken die het hadden opgedraagen. Die rook der dieren welke Hemelwaarts opklom, kon Hechts een enkel af beeldfel zyn: en was van zig zelve onbekwaam om eenige zegening te doen nederdaalen. Maar het lighaam en het bloed van jesus christus aan de Majefteit van God zynen Vader zig als een zóet reukwerk voordraagendé , trekken door zig zei ven alle zegeningen en alle genaden, en maaken van dezelve deelagtig de geenen die dit aanbiddelyk lighaam ontvangen hebben, en die met het zelve oneindiglyk vereenigd zyn geweest toen zy het met veel geloof en liefde ontvingen. Deeze zyn de geenen die de Kerk alle Hemelfche zegeningen en de genade doet verzoeken. De Hemelfche zegeningen zyn alle de gaaven die wy ontvangen om onze verbintenisfen en onze bediening te vervullen , en alle de kentekens van de Goddelyke befcherming. Maar tusfehen alle Hemelfche zegeningen, is de genade welke ons heilig maakt de gaaf dien wy het meest moeten wenfchen. 't Is hierom dat wy in 't algemeen alle de zegeningen verzoekende, in 't byzonder vraagen met de genade vervult te mogen worden. Et gratid. per eundem CHRtSTUM DOMINUM nostrum , duor den zelfden Christus onzen Heer, door wien ons alle genaden toekomen. Al-  van de Gebeden enPlechtigh. derH. Misfe. 549 Alhoewel door den Heiligen Engel jesus Christus betekend word, en dit wouidhac de giften aanwyst welke op het Autaar zyn, [ en gevolglyk het lighaam en het bloed van jesus christus, voegd echter de HeiliI ge Paus innocentius de in. vreezende \ dat men zig misfehien door de diepte van het j geheim zou laaten verblinden, 'erby, „dat L, men CO zonder het verborge geheim van |„ de Hemelfche Godfpraak aan te roereu dee„ ze woorden eenvoudiglyker en zekerder op i,,, deeze wyze kan verdaan: jube h :ura pre merlxu , '.ep. 4.  IV. DEEL. (t'Confiderabat enim quod hi qui cum pietate dorrnitionem accepeiant,opriinam haberent lepoiitam grati am. 2 Macchab. XII: 45. (2) Atque ita ad preces converfi TOgaverunt, tu id qucd faélum e. int deiictum, oblivioni traderetur. 2 Macehab, 211; 4it/ 43- 55Ö Letter- Gefchicht-en Leerfielk.tntlcggingey ledenen te bidden, en de offerhande voor hun. op te draagen. In 't leger van judas Machabèer roofden verfcheide Jooden, die de afgoden verfoeiden , door fchraapzugt aangehitst , uit de Tempelen van jamnia, goederen, die aan de afgoden waaren opgedraagen, en verborgen dezelve onder hunne kleederen. Alle deeze Soldaaten fneuvelden in den flag, en hun feit, welk men aan zag als de oorzaak van hun dood, wierd ontdekt, toen men hen wilde begraaven, judas, was wel overtuigd, dat lieden, die hun leven voor zoo eene Heilige zaak, als de verdediging van de waare Godsdienst was , verlooren hadden , veel by God verdiend hadden. Hy bedagt, zegt de Schrift (O, dat een zeer groote barmhartigheid was weg geleit, voor de geenen, die Gcdvrugtiglyk ontflaapen waaren. Hy had ook reden om te geloven , of dat de Soldaaten niet genoeg aangaande de Wet onderweezen waaien om de zwaarte van deeze overtreedinge te begrypen, of dat zy 'er leedwezen over gehad hadden, eer dat zygeftorvenwaaren, en dus dat zy niet met de verworpelingen, in de hel waaren weggezonken. Inmiddels erkenden judas, en geheel het Joodfche volk wel, dat zy Gebeden en offerhanden "ï) nodig hadden, ter uitwisfehing van hunne geheele fchuld. En na datr hy yder eenig geld had doen opbrengen, zegt de H. text Q>) , zond hy twaalf duizend dragmen ziUers naar ^Jeruzalem; op dateer eene oferhande voor de zonden der geftervenen zoude opgedraagen worden. De Kerk is nog zorgvuldiger geweest om voor de Overledenen te bidden als de Syna- go- (>) Daar moet oudtyds eene misrekening in de getallen van deeze plaats zyn ingefloopen. De Griekfche. text tekend nier meer als twee duizend drag-men aan. De oude Syriakfche overzetting field 'cr drie duizend.  van de Gebeden enPlechtigh der H. Misfe*. 557 goge was. Zy heeft gewild dat men voor hun zou bidden yder keer als de Heilige offerhande zou worden opgedraagen: nooit was 'er ' een Liturgfe of men vond 'er dit Gebed; en de H. cyrillus van Jerufalem , in het midden van de vierde Eettw, in zyne vyfde onderwyzing, onderricht de nieuwgedooptert aangaande de noodzaakelykheid van te bidden voor de Overledenen in de Liturgie, welke hy hun uitlegt (1). Wy bidden zegt hy, voor ( alle die uit deeze waareld gefcheiden zyn, in onze gemeenfehap, geloovende dat hunne zielen eene groote ver ligt ing krygen, door de Gebeden, die men voor hen of erd in de Heilige cn ontzaggelykc offerhande des Autaars. Deeze Heilige Leeraar dringd iterk op dat ftuk aan, en eustratius (23, Priester van Conftantino- (, polen, in de fesde EeuW, die deeze onder- „ Wyzing aan haald, haald ook verfcheide an- « dere oude Schryvers aan, aangaande het voordeel van de Gebeden en offerhande voor de Overledenen. De Heilige chrysostomus (3) en dé (. Heilige augustinus verzekeren ons dat * ' dit gebruik van de Apostelen afdaald. De 61 geheele Kerk merkt aan, zegt de Heilige augustinus C4) - dat ter plaatfe van de offer- U hande, alwaar men gedagtenis der Overledenen fE houd, men bid en opdraagd voor alle, die m de fr gemeenfehap 'van het lighaam van jesus chris- p' Tus gejlorven zyn. En zie hier wat men voor 1° hun verzoekt. „ locum refrigerii.... de plaats van de verkoeling,. van rust, en van vreede.. Men ver- cu zoekt eene plaats van verkoeling (6) om dat L zy rai (6) Dit woord refrigerium verkoeling , fchvnt te beant ^ woorden 'op de hitte des vunrs, dat uitdroogten pynigt. tertullianus bediend zig van dat woord , z-ggende dat §* eene Chrisrer.e vrouwe die baaren man overlcevt had, bid om hem eene plaats van verko-ling te bezorgen , en alle !ra. ' tón op dén dag van zyn overlvden oporTerd : pro anima rjus (martti) irat , et refrigerium interim ado/.ffnlat ei , et clj TL mmuU dicfasdermithnisejus, Tertnil. de Monogam. c. 10. p.óiz. \RT.XIV\ .1EMENTO DER )VERLïDENEN. i) Cattch. T. O Refutat.BlbL P. Max SuopL : *7 "ap.Pksi, d, IJl, ) Hom 3,ir. Ep, tPbilip et hom. <.adptp Jnt. ! Hocenima tribus tradim univerfaob:vatEcclefia,ato eis qui in rporis et fan» inis Chrifti t mmunione fünfti funf , m adipfuin ij. n'cium loco > coinmemoitur, oretur, >c ) ilii» quoqae ofterri comïuoretur.^fij,■m, 17 1 dt ver t. ijl. ai. n.  553 Letter- Gefchicht-enLeerfelk.uitlegginge, IV. DEEL. fl) Juftuslïmo:te prxoccupatus fuerir,in rcfrige rio erit. Sap IV.7- (l)^«.XXI.'4. (3) Ccepit paveie et tacdere. Matth.WVV.i,. JUarc.W. 33. (4 i Mant). XxVU.-45.AIfi". xv: 4. (s) Apparuit illi Angelus deCcelo confoirans euni, et facius in agonia. Lu:. XXIi; 1 zy groote pyneti leiden, en alhoewel zy nog het geloov nog het vertrouwen op God verliezen, de gehcugenis van hunne zonden, en alle de andere middelen waar door het God behaagd hen te beproeven, piaatfen hen iri een ftaat van duitternis en onrust , die ons ook de plaats van her licht en van de vreede voor hen doen verzoeken. Hoe zeer zy ook door de hoop zyn opgebeurd, vinden zy zig echter in eene verflagendheid , welke ons aanfpoord om voor hen van God te verzoeken , dat hy hen uit deeze plaats van lyden gelieve te trekken, om hun te doen over gaan tot dep laat fe van verkoeling, aan den rechtvaardigen beloofd CO■> daar geene traanen geen gekerm nog quelling meer zullen zyn (2), in het verblyf van het licht en van den vreede, van waar de duifternis en de onrust voor altyd verbannen zyn. De Kerkelyke Schryvers hebben ons dikwils gefproken van deeze plaats van droefheid, van onrust, van verflagendheid en van een foort van verlaating, waar in de zielen zig bevinden, welke haare fchuldenboeten: en 'er is geene rede om 'er zig over te verwonderen, als men in aanmerking neemt, dat jesus christus, de onnozelheid zelve, wiens lievdealtyd volmaakt is geweest, ter oorzaake alleen dat hy de gelykheid der zonde had , door fchrik bevangen is geweest (jf) en aangezet door' eene uitcrfle droefheid, om zelfs tot zynen Hemelfchen Vader te zeggen: myn God myn God waarom hebt gy my yerlaatcn (4)? deeze Goddelyke Zaligmaker verfcheen in zulk een ftryd en in zulk eene droefheid des geest, dat een Engel uit den Hemel hem kwam verf erken ClQi hoe zou men dan nog kunnen verwonderd zyn, dat de zielen der Gelovigen die in de lievde overleden zyn, maar welke haare eige zonden boeten, nodig hebben dat de Kerke door haaren fmeekingen haarvertroostinge bezorgd.  van de Gebeden enPlechtigh, derH. Misfe. 559 per chris ttjm DO Ml num n O s T r u M« De Kerke vraagt deeze genade door jesus christus onzen Heere, die ter helle is 11e der gedaald, om 'er de zielen der regtvaardige uit te trekken , en ten Hemel te geleiden. ARTIKEL XV. ••Het laat/ie Gebed van den Canon nobis quo- que peccatoribus. RUBRIK en BEMERKINGEN. Als de Priester zegt, nobis quoque peccatoribus , verheft hy een weinig zyn ftem, en flaat met de regter hand voor zyne borst. Tit. IX. 11. 3. 1. Deeze verandering van ftem is door beda aangeftipt (O, die omtrent het Jaar :co fchreef; door amalarius (a) die hem aanhaald, en door de Micrologus (s\ Deeze ftem die hy een weinig verheft (O nioet dienen om de aandagt van de Gelovigen die 'er tegenwoordig zyn te vernieuwen, en faun in de gevoelens te doen gaan , die door de woorden worden te kennen gegeven. 2. De Priester flaat voor zyne borst* Deeze verrichting doed men natuurlyk, als men zig voor (1) Het gebruik van de ftem te verheffen moet zeker a!. gemeen niet onderhouden geweest zyn in de dagen der Schtyvets die wy boven aangehaald hebben. Oude imrellingen der Cathuizers van 1159 geeven te kennen dat deeze voorden , gelyk de overige in ftilte gelezen moeten worden. Hun gewoon dienstboek van 1582, en van 1641, fcliryven. dit ook zeo voor, en nog tegenwoordig is dit han gebruik. ART. XV. Ml >IENr.) DEH OVERLEDENEN. {l)TracJ.inLuc. (ij IM.i. c, zS. {i)Cttp. i].  IV, DEEI 560 Letter- Gefchicht- en Leer f elk. uitlegginge i 1. voor een zondaar en aan zonden fchuldig erkend. Bladz. 171. UITLEGGING. ^v[o£« quoque pee- Geef ook aan ons zoncatoribas famulis tu- daaren, uwe dienaaren, is , de multitudine die op de menigvuldigmiferationum tua- heid uwer barmhartigrum fperantibus , heden vertrouwen, eepartem. aliquai/i el nig deel en.gemeenfehap focietatemdonaredig- met uwe Heilige Aposji.eris cum tuis fanc- , telen en Martelaaren , tis Apojiolis et Mep-- joannes , Stephanu's , tyribus, cum Joan- Mathias, Bamabas , Igtie, Stephano, Ma- natius , Alexander, Marthia, Barnaba Ig- cellinus, Petrus, Feli* natio , Alexandro , citas , Perpetua , Ag^aMarcellino , Petro , tha, Lucia, Agnes,GeFelicitate , Perpe cilia, Anaftalia, en alle tua , Agatha , Lu- uwe Heiligen; wy bidcia, Agnete, Caei- den u dat gy , niet zien» lia , Anaftafia , ct de op onze verdienden, omnibus SanStis tuis, maar geevende ons quytintra quorum nos fchelding , onder hun confortium non a/li- gezelfchap ons aanneemator meriti , fed nie , door Jefus Chris' yenia , quafumus , tus onzen Heer; largitor admittc. Per Chriftum Dominum nojlrum. NOBIS QUOQUE PECCATOR1BUS, OOk aan ons zondaaren. Na dat de Priester voor de zielen in het Vagevuur verzogt heeft, dat God haar het gelukzalig verblyf van het eeuwig licht gelieve teverleenen, vraagt hy nu ook dezelve genade voor zig zeiven en'voor alle de geenen die in de Heilige offerhande tegenwoordig zyn, in wier naam hy fpreekt. En hoe zoude wy in de daad het eeuwig geluk voor de zielen in het Vagevuur verzoeken,, ■  van de Geladen en Plechtigh. der H. Misfe. $6 ken , zonder tot deeze onfehatbaare genadt te verzuchten, en zonder die Voor unsernfba af te fmeeken? de Priester over zyne onwaardigheid aangedaan, vraagd dezelve voorzyne borst flaande, en belydende, gelyk de Tof lenaar van het Evangelie, dat hy een zondaar is; hy verheft een weinig zyn (tem, op dat de geenen die 'er tegenwoordig zyn hem zouden konnen hooren, zig met hemverèeni gen en verootmoedigen; om op deeze wyze alle gezaamentlyk de Goddelyke' barmhartigheid af te fmeeken. famulfs Tuis uwe dienaarén , die op de menigvuldigheid uwer barmhartigheden ver trouwen, gewaardig ons deel en gemeenfehap te geeven. Hy vertoond aan God, dat alhoewel zy zondaaren zyn, zy echter de eer hebben -Zyne dienaaren te zyn, en dat zy reden hebben te vertrouwen, door zyne genade begunïtigd te worden, bm dat zy alleen op zyne goedheid Iteuneri , en dat zy met daniö'l kunnen zeggen CO- V is niet door vertrouwen op onze eige rechtvaardigheid, dat wy u dit Gebedfpreeken, maar in aanmerking van de menigvuldigheid uwer barmhartigheden. cum sanctis Tuis...... met uwe Heiligen Apostelen en Martelaar en , met Joannes -&c. Voor de Confecratie hebben wy gedagtenis gehóuden van de gemeenfehap der Heiligen, waar in het nodig was de algemeene offerhande Van Hemel en Aarde op'te draagen: maar nü gewaagen wy van de Heiligen niet, als om van God te verzoeken eenigdeel te mogen hebben aan hunne eeuwige gelukzaligheid. Hier wórden zeer veele Heilige Martelaaren van verfcheide Staaten die % de Kerk zyn genoemd, en die voornaamlyk te Rome geëerd zyn de Heilige joannes d e dooper uit de rang-der Propheeten , (deeze Heilige vind men desgèlvks na de Confecratie aangetekend in de Liturgiën van den Heiligen basilius, en van den Heiligen IN'n chry- t ART. XV. nobis quoqyri, (i) Neque èfi/m in juftificarioiii bus iiofiris r,lc) (terniimts preces ïnte fa; iem ruütf , fe t in mi featiqnibiij tu s nullis. Dan.lZl 8.  $6% Letter- Gefchicht- en Leer/?elk, uitlegginge t IV. DEEL. f 1) Martelaar te Rome in 'tjaar 107. (i) Martelaar te Romein 'tjaar 117. | (3)Marcusen Petrus, Martelaats t'laamen onder Dioclet. :hrysostomus O de Heilige step hanus uit de rang der Diakenen, de Heilige matthi as uit de rang der Apostelen, de Heilige barnabas uit de rang der Di leipelen , de Heilige ignatius CO uit de rang der Bisfchoppen, de Heilige alexander 00 uit de rang der Pausfen, de Heilige m a r c e l l 1 n u s CO uit de rang der Priesters, de Heilige petrus de bezweerder uit de rang der Geestelyken, de Heilige perpetua en de Heilige felicitas uit de rang der getrouwden, de Heilige agatha, lucia, agnes, c e c 1 li a en a n a s t a- s 1a van der Maagden Rei. In de negende Eeuw voegden 'er eenige Kerken van Vrankryk de Heiligen Belydersby tot welken men eene byzondere devotie had, als den Heiligen martinus, den Heiligen hilarius , en andere Heiligen. Maar men keerde weder tot den ouden regel , om in den Canon niet ie piaatfen als de Martelaaren, die door hunnen dood hebben getoond, dat de Zaligmaker in hun zyne volmaakte lievde gefteld had, vermits hy gezegt heeft, dat men de lievde niet verder kan uitftrekken, als met zyn leven te geven voor de geenen die men bemind. Zy hebben deeze uitzondering ook verdiend, door de uitdorting van hun bloed, 't welk volmaakter afbeeld de vergieting van het bloed van jesus christus op het kruis, en ook die, welke nog daaglyks op eene geheimryke wyze in de Heilige offerhande des Altaars gefchied. et omnibus sanctis tuis, en met alle uwe Heiligen. Alhoewel wy geenen als de HeiligeMartelaaren noemden,omdat niet te min alle Heiligen zig op hunne wyze hebben opgeofferd, en dat zyde Hemel f-he heerlykheid genieten, noemen wy die alle in het algemeen in de offerhande, ootmoediglyk van God ver- zoé-  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 5Ó3 zoekende iri hun gëzelfchap aangenomen te mogen worden» intra quorum.,.. £a) onder welkers gezelfehap wy u biddm ons aan te neemen, niet ziende op onze verdienflen, maar ons quytfchelding gevende. De Priester en de Gelovigen , cue plegtige belydenis komen doen, dat zy alleen op de oneindige barmhartigheid Gods hun vertrouwen Hellen, fmeeken hem andermaal, hunne verdienden niet aan te zien, om dat onze werken, die dikwils. voor onze oogen goed fchynen , flecht fchynen voor dè oo^en van God. Al het geene wy niet als herboornen doen , of als een nieuw fchepfel door den geest van jesus christus, is yan geene waarde vbor de eeuwige heerlykheid. En befcbouwde ons de Heere anders als ledemaaten van zynen Zoon,, niemandzou zyn oordeel konnen uitftaan. Nu , wy zyrt alleen herbooren door zyne barmhartigheid; en of fchoon wy het heerlyk voorrecht hebben van ledemaaten van jesus christus te zyn, is 'er echter altyd in ons een zuurdeeg van begeerlykheid, een grond van zwakheid, en onwetendheid die niet als misflagen * en nutteloosheden voortsbrenger. Wy zyn , zegt de Heilige Augustinus, een aarde Waar in twee boomen zyn , welkers goede 1-joom nooit kwaade vrugten draagd, en welker kwaade boom nooit goede vrugten draagen kan. Wy hebben derhalven altyd de barmhartigheid Gods nodig door jesus chris-» tus onzen Heer. (2) De Heilige hithonymus fchynt oc deeze woorden Van den Canon ziiifpeeiing gemaakt te hebben in de uitlegging van het laafte vets van den 7a Pfalm , welken hy cp "dee/.e wyze befluit : Ad capefpndam futuram beatitudinem cum vlct7fo ejus, in quorum nos csrforïistnf, non mcrstortrm infpe8or, Jti venU largitor eAmtixf Chrijius Dmïr.is. Aacr.. Nn 2 „ AR- ART. XV; NOBIS CyjdCjUÉ.  564 Letter- Gefchicht-en Leerflelk. uitleggings^ IV. DEEL. ARTIKEL XVL Slot van den Canon door deeze woorden, per quem HffC omn1a, &C. RUBRIK en BEMERKINGEN. Op de drie eerfte kruistekens. T>e Priester maakt drie kruistekens t* faamen over de hostie en den kelk, zeggende sancti- ficas, vivific as , benedicis, od1 te kennen te geeven dat alle dingen voor ons geheiligd , verlevend gemaakt en gezegend zyö door de verdienden van het kruis van jesus christus. Hy maakt geen kruisteken als hy zegt creas, om dat alle dingen zyn voortgebragt door jesus christus, als wysheid des Vaders, eeuwig woord, en niet als mensch geworden , en op het kiuis geflachtofferd. De weldaad van de fcheppïng gaat voor de weldaad van de verlosfing. De herbooring die ons van het kruis komt, onderfteld dat reeds de ichepping en de eerlte geboorte gefchied zyn. UITLEGGING. quem hac omma , Domine, fem per bona creas , fanclificas , >J< vivificat , >J< bcnedicis , )J( et praftas nobis. Per )$( ipfum, et cum % ipfo et in (Jjl D oor wien gy, Heer, altyd alle deeze gaaven voortbrengt, heiligt, (J< levend maakt, ){< zegent, rj( en aan ons verleent» Door hem , >J< en met hem, >f< en in hem, © word aan u, God almach-  van de Gebeden en Plechtigh, der ff, Misfe* 56" ipfo eft tibi Deo Pa- machtigen Vader >J<, i tri )J< omnipotenti , de eenighejd des Eleili in unïtate Spiritus gen Geest )>J< gegeevei %f,fan£ti, omnis ho- alle eer en glorie. Ji nor et gloria. Per alle eeuwen dereeuwen omnia fecula feculo- Amen. rum. Amen. per quem, door wien. Den Canon eindigende geeven wy de reden te kennen waarom wy alle vraagen gedaan hebben, door jesus christus» Hierom naamlyk om dat God ons, door hem, alle de goederen en alle de genaden verleend. h.SC omnia semter bona CREAi O) \ gy altyd alle deeze gaaven voortbrengt heiligt, levend maakt, zcgend, en aan ons verleent. Alle deeze woorden zyn yder in 't byzonder verklaard in de negende Eeuw dooi amalarius, florus etl remigius Val Auxerre. 't Is door jesus christus zeggen zy (O dat de Vader alle deeze dinger (1) Wy volgen doorgaans de uitleggingen der oudfte Schry vers, en het was h.er ter plaatfe voor al nodig hunne taal t< ontleenen, om dat jongere Schryvers gedagt hebben, dardeé ze woorden, per quem hac omnia, in den Canon niet gcftelc zyn, als om nieuwe vrugten of een lam ie Paasfchen te ze. genen. Deeze Schryvers bedriegen zig. Zy moesren maai eenvoudig zeggen , dat men eertyds in fommige Kerken geloofde, dat men de nieuwe vrugten moest zegenen voor het einde der Gebeden van de Confecratie van het ligruam van jesus christus, die den zegen over alle dingen trekt , gelyk men nog op deeze plaa.s , Donderdags v«oj Paasfchen , de Heilige Oliën zegend. Echter gefchiede deeze zegening niet door deeze woorden , per quem b*c omnia zy betlond jn een byzonder Gebed het welke als alle de an! dere , eindigd door jesus christus o«z-« Heer Dat dezelve op deeze wyze vcréénigde met de volgende woorden per quem hac omn,a, welke altyd gezegd wierden, al waaren er geene nieuwe vrugten te zegenen, Wy zullen elders -fcreedvoeuger van deeze nieuwe uitlegging fpreeken , en men kan het voor af bemerken , dat het vreemd genoeg zoude zyn d ,t de Kerk altyd in den Canon woorden zond! gelasten hebben, welke volgens dit nieuw gevoelen, geene betrekking zouden hebben, als op fommige dingen, die men met meer als twee of drie maal 's Jaars zegende, en die te. wo"de°tl. S W£ei 3lS °P 2eCr Weinige pIaatl'en gezeScnd ' Nn 3 - 1 ART. XVI. • per quem. i l (1) Omnia per ipfum fa&a funt. et line iplo fac. turn eft nihil. 1 Joan. 1. In ipfo condidita lunt univerfa, Celoff, 1 1. 1  IV. PEEL $66 Letter- GcfehicH-en Leerftelk. uitlegginge, gefchaapen heeft, het brood en den wyn, het 'lio-haam en bloed van jesus christus; ge worden zynde, niet alleen, dat hy ze in den beginne der waareld heeft gelchaapen maar dezelve gedaurig vernieuwd, en 'sjaarlyks d'aarde nieuwe Graanen, en nieuwe Druiven doet voortbrengen: en dat doet jesus christus zeggen, voegd er florus by, myn Vader houd niet op tot nu toe te werken, en ik werk ook gefladig. 't Is in j e s u s christus dat deeze op den Altaar geofferde gaaven,de gebeiliad : giften worden, van het gemeen gebruik afgezonderd saNCïificas. 'tl^doof jesus christus, dat G"d dezelve levend niaakt , met die in het lichaam en dierbaar bloed', het waare voedzel des levens, te veranderen' v ivific as. 't Is door den Heilig en levendmakenden jesus christus dat God de Vader over het broo I des levens de Hemelfchen zegeningen uitftort, en dat hy na alvorens het zoo gezegend te hebben, ons dit geeft, om in ons het waare leven te zyn - benedicis ET cr ^ sta s nobis. PER IPSUM , et CUM IPSO, e t IN ipSO est tibi DEO PATRI o M N 1 P o t k nèl , IN UNITATE SPIRITUS SANC ti, O mn IS ho NOR et GLORIA. PER OMnia SiECULA SAÏCULORUM. 't Is Ook door Jefus Christus in hem en met hem; dat alle eer, en alle heerlykheid aan God den almathfigeti Vader gegeven •word. „ Door hem, zegt . *florus, als door den waaren middelaar "tusfehen God en de menfchen, jesus " christus God en mensch ; met hem als " God, gelyk aan God; in hem als zelfftan" dig met: den Vader. Alle eer en alle glorie is dan aan God den Vader gegeeven, door den Zoon, met den Zoon, en in den Zoon, in de eenigheid des Heiligen Geest, die voortkomende van den Vader en den Zoon, gely•kelyk met den Vader en den Zoon, word aangebeden in alle eeuwen der eeuwen. Deeze laat6 fte  van de GebedenenPleehtigh. derH. Misfe. 567 fte woorden zegt de Priester met luider itemme, op dat alle die 'er tegenwoordig zynantwoorden Amen: en dus aan alles wat den Canon behelst hunne toeftemming geven. amen. Dit Amen dat de geheele vergadering antwoord, betekend , zegt florus , het is waar. De Gelovigen zeggen het ter verj vulling van dit groot geheim, daar in toejïemj mende gelyk zy gewoon zyn te doen in alle wettige 1 Gebeden. De wettige Gebeden zyn die, welke door ': de Wetten en de Kerkregelen worden voorgefchreeven, en florus zegt, dat het volk 'ei- Amen op antwoord, ter vervulling der ; geheimenisfen, om dat zy die de vergadering ! uitmaaken moeten bidden en fpreeken in eenen : zeiven geest, en gevolglyk toedemmen in j het geene de voorzitter van de vergadering in hunnen naam gezegt heeft,zonder het welke het i geene vergadering zou kunnen genoemd wori den» RUBRIK en BEMERKINGEN» Over de laatfte kruistekens van den Canon, en over de kleine opheffing van de hostie en van den kelk. »Vj< ipso. By maakt in'gelyks met de hostie twee andere kruistekens tusfehen den rand van den kelk en zyne borst, zeggende est tibi deo patri HF1 Nn 4 om- ART. XVI. PIR 1PSUM.  5<58 Letter- Gefchicht' en Leerftelk.uitlegginge,, ÏV, DEEL. omnipotenti, in ONlIAIt SPIRITUS tjh SANCTl. 'Vervolgens de hostie met de regter hand over de kelk houdende, die hy met de linker by denknop vast houd, ligt hy de hostie en den kelk ecu weinig op aan deeze woorden, omnis HüNüR. ET GLORIA. Hy zet den kelk en de hostie terftond wederom neder op den Autaar, dekt den kelk met den Pallas , knield om te aanbidden, regt zig op, en zegd met een verftaanbanre ftem. of al zingende peromnia SiECULA S^CULORUM. Priester maakt met de hostie over den Iclk drie kruistekens zeggende door hem, met hem, en in hem. Om dooi* de ge- I baarden zelve aan te toonen, dat zoo dikwils wy hem zeggen, wy dan verdaan dat de hostie en de kelk, onaffcheidelyk dien zeiven jesus christus behelzen, die zig aan het kruis heeft opgeofferd. 2. Hy maakt met de hostie twee andere kruistekens binten den kelk zeggende, est tiei; deo patri 'omnipot b nti '&c. Als mén God den Vader en den Heiligen Geest noemd, die niet pérfoohelyk vereenigd zyn met het dierbaar 'lighaam en bloed, word het kruisteken niet in de kelk gemaakt maar daar buiten, om dat het genoeg is uit te drukken, dat de offerhande van het kruis van jesus chris^ tus alles bevat wat wy als hetvoortreffelyk- 1 [te kunnen opofferen ter eere en heerlykheid van de Goddelyke perfoonen. 3. Hy heft de hostie en de kelk een weinig op zeggende:, om^is, honor et gloria GO, op (t) Te Parys en in verfcheide andere Kerken luid men een kleine klok, het Choor ontdekt zig, de gewoone muts|ss sf-isemendej en keeid, sirj r.a he? Autaar aan deezê woor- *». < w .. . > •,„ •■ • >'•>', - - Eertyds deed men deeze opheffing aan de woorden per ipfum. En daarom zyn nog deeze woorden nog de volgende gevoegd by ee? nig kruisteken in de Sacramentariën, die gefchreven zyn voor het einde van de negende Eeuw, ook zelfs niet in eenige laatere. Het geene de Priester tegenwoordig door de kruistekens uitdrukt en te kennen geeft, wees hy toen aan door de opheffing , geevende door deeze woorden per ipfum alzoo te kennen, dat .het de zelve jesus christus was, die .op het Autaar was, en diep hy in zyne handen nam. Maar om beter uit te drukken,dat het de zelve jesus christus is, die op het kruis gefiachtofferd is, heeft de Priester met_ de' hostie, die hy 'in zyn hand hield een kruisteken gemaakt aan de woorden p er ipfum, cum ipfo et in ipfo. Het geen niet heeft kunnen gefchieden, als met den kelk op den Autaar te laaten. Dus heeft men 'er niet meer aan gedagt om denzei ven op te heffen dan na alle de woorden, by ivelke kruistekens gevoegd worden.' 4. Na den kelk gedekt te hebben, en geknield te hebben, zegd hy met een verftaanbaare ftem: per OMNIA s^ecula SiECULORUM, OIH alle de omftaanders aan te maanen om te ftemmen in al het geene in den Canon gezegd is, en dit door hun antwoord Amen te bevestir gen. Volgens de oude Roomfche Ordens , de Micrologus omtrent het Jaar 1090, durandus in 1286 en een genoegzaam groot getal Roomden omr.h hoiDr tt gloria, en te Narbonre word gewierookt Sis aan d'opheffii-g, te Noyon knielen van weers kanten de Dia'.en, en Onderdiaken, na het gordyn van vooi het Aasaar getrokken te hebben, en aanbidden. Nu 5 \RT. XVI ?EE IPSUM,  IV» DÉEI f i) Mishaken van Salisbüri v. 1505 en 1596. bel handboei. » 1SSS- (*} Handboek, van Pampelun'. van icSï. f j)Ori/K. Cs «.27.11.5». f4) Grnnez de Jki»M& (S) Sacerdos 1 xretcorpus Do aiini moer. Ca ceur, et parum levaro Caüce cum arnbabus rrunibus, die: yer omnia faci fat;hrum; et 1 cendoOjw/as, ponk eum in I co fuo fa perC< pwale. Biel, le to, in Can, M §70 Letter- Gefchicht-en Leerflelk. uitlegginge $ l Roomfche Misboeken , federt dien tyd gefchreven , zeide de Priester deeze woorden per omnia Qc. terwyl hy de hostie en den kelk nog in de handen bleef houden. Maar federt byfia vyf honderd Jaaren hebben eenige Kerken van Vrankryk den kelk doen dekken, voorde woorden, per omnia, die men gevoegd heeft by d'oremus. Preeeeplis, waarfchynlyk ter oorzaake van de nooten voor den vollen zang die alle deeze woorden tefaamen voegen. Een van de oudfte handfehriften waar uitditblykt is het Misboek der Jacobynen gefchreven en met zangnooten te Parys opgefteld in het Jaar f#J4$ bit gebruik't welk de Jacobynen altyd gevolgt hebben, ziet men in de gefchreven en gedrukte Misboeken, van de Provinciën van Reims, van Sens, van Tours, van Bburges, van Rouen, en die van Engeland (i , van Navarre (2); en het ging zelf om* m trent het Jaar 1400 na Rome over; gelyk het blykt uit de veertiende Roomfche Orden,uit t« de Ordo Miffa van burcard gedrukt omtrent het Jaar 1500, en byna van woord tot woord, door den Heilige Paus pius de v. uitgefchreven Ondertusfchen is het oud gebruik altyd by de Cathuizers onderhouden ft. geweest (3), welkers Ordinariüm aantekend dat aan de woorden per omnia fctcula fèeculorum, de Priester de hostie en den kelk opheft om die weder op den Autaar neder te zet/- ten als men geantwoord heeft Amen. Dit is „ ook aangetekend in het Ordinariüm van Prèmondreit, in de gebuiiken van Citeaux, in [;- het gewoone dienstboek der Guillemieten in e' 1279. Verfcheide Kerken van Duitschland hebben dit gebruik behouden, tot aan defesr> tiende Eeuw, en is als een algemeen gebruik l'u aangetekend in grunez (4), die in het Jaar e- 1410 te Leipzig in het Stigt van Merfpurg °- fchreev waar na toe hy van Praag gekomen was: in biel C5) die te Spiers en te Tubini, ge fchreef omtrent het Jaar 1480; inhetMis- boek  van de Gebeden en Plechtigh. der H, Misfe* 57 ï boek van Keulen van het Jaar 15:09, in dat van Munfter van 1520. en van Augsburg 1555. In fimimige Kerken van Vrankryk nog in de festiende Eeuw hield de Priester, de'hostie en den kelk een weinig opgeheven , als hy zeide per omnia fcecula fceculorum. En volgens een aantal Roomfche Misboeken, die wederom volgens de oudfte in de zelvde Eeuw gedrukt zyn, Helde de Priester de hostie en den kelk niet weder op den Autaar dan na datmen geantwoord had, Amen (3). Het waare te wenfchen , dat dit gebruik overal weder ingevoerd wierd (4). Hierdoor zouden de'Gelovigen te gemakkelykerbegrypen , dat de per omnia fecula fceculorum, en Amen, niet zyn als het Hot en de bevestiging van den Canon, dat is te zeggen ;l van het Gebed, het welke begint met, te igitur: en men zou dit deel van de Mis het welk de Gebeden van de Confecratie behelsd , beter onder- f3) Men leest in het Misboek van Wien van het Jaar 1519: Hic dextera manu tenens Hoflam, Calicem parum erigat cum utraque manu, direr.s , Per omnia Cacula faculortan. In dat van Grenoble van 1321: Teneat Holltam fuper Calicem disens altius , Per omnia facula fttculorum. R. Amen Eenige Roomiche Misboeken gedrukt te Rouan in ijar, te Lyoa in i/?6, te Parys in 1542 tekenen dezelve zaak aan. En het Misboek dat zeer kostbaar te Venetien gedrukt is in '563, tekend nauwkeuriger aan, dat mende hostia niet weder op de Corporaal moet leggen en den kelk dekken dan na dat men geantwooid heeft, Amen: Hic cum dextera manu hofliam tenens fuper Calicem , trigat cum utraque ma* nu aAquar.tulum dicens, Per omnia feicula fsculorum. R. Amen._ Hic reponat Hoftiam fuper Corporale, et Calicem ipfum cooperiai dicens, Oremus. (4) Daar zyn reeds verfcheide Priesters, die den kelk opgeheven en ongedekt houden als zy zeggen Per omnia. 't Is echter niet betaamlyk dat byzondere Priesters zich veroorlo. ven de Rubriken te veranderen , het was te wenfchen dat deeze herftclling van het aloude gebruik door de Bisfchoppen •wierd ingevoerd, die nieuwe Misboeken deden drukken. Men heeft het reeds herfteld, in her Misboek van Mcaux van het Jaar 1709, zonder dat 'er iemand iet op te zeggen heeft gehad , alhoewel dit Misboek tetftond veele beoordeelders gehad heeft, die 'ei verfcheide verbeteringen in hebben doen maaken. A.RT. XVI. PER IPSUM,  IV. DEE1 VYFDE DEEL van de MISSE. De voorbereiding tot de Communie. EERSTE ARTIKEL, Van het Gebed des Heere. §. I. Oud gebruik van dit Gebed te fpreeken om . zig tot de Communie te bereiden. Na de Gebeden van de Confecratie vind men geene andere voorbereiding tot de Communie als het Gebed des Heere: dit Goddelyk Gebed, was ook de laatfte onderwy-, zing die men de leerlingen tot het doopfel gaf om hun tot het ontfangen van het dooplel en van de Eucharistie voor af te bereiden. In de daad, niets kan de Christenen meer bereiden, om zig met God te vcreenigen , en om zyne genade te ontfangen , als dit Gebed; om dat het zelve behelst, al het geen wy hem kunnen vraagen, en alle de beweegredenen van onze liefde voor hem, voor ons zeiven, en voor onzen evennaasten. Het was de wensch van de oude Kerk dat om met Vrucht, in de Misfe, dit Gebed te fpreeken , men metGod en met de menfchen verzoend was. (\}L.i.ant. optatus van Mileven (i)leerdons, dat, qtrju. onmiddelyk na den Canon , de Bisfchop of- de. Priester , de handen , om de vergiffenis der 572 Letter- Gefchicht en Leerfteik. uitlegging*. „ derfcheiden van een nieuw gedeelte, het welke met de Pater begint, en het welke de voorbereiding is tot de Communie.  van de Gebéden en Plechtigh. dei'TL Misfe. 573 der zonden te verkrygen op de geenen leide, die nodig hadden verzoend te worden, en dat hy zig vervolgens na het Altaar keerde, om het Gebed des Heere te fpreeken. De Griekfche Kerk heeft het zelve gedeld op de zelve plaats daar wy het Ieezen , gelyk men dit ziet in de Liturgiën van den H. cyrielus * en van andere Vaders, met dit onderfcheid, dat het in de Latynfche Kerk langzaam geI zongen of geleezen word door den Priester, en dat het in de Griekfche Kerk door alle de omftaanders gezongen word : dat ook 1 eertyds zoo in de Gaulen wierd onderhoui| den Ci). Maar het is altyd met luiderdemme | geleezen: en dit is de reden, waarom men de geenen die het doopfel moesten ontfangen, niet noodzaakte om het zelve van buiten op I te zeggen, gelyk de Geloofsbelydenis, om ■ dat men onderdelde, dat zy dit Gebed dagei lyks in de Misfe hoorende het zelve gemakI kelyk zouden leeren. De Kerk doed het zelve Ieezen na eene voorjrecden om aan alle de Gelovigen de gevoelens j van eerbied in te drukken, met weïke zy tot ij God dit Gebed moeten fpreeken, dien zy niet zouden durven noemen onzen Vader . ini dien jesus christus het hen niet bevoolen had. §. II. Vlorreeden van den pater. ] 1?rccceptis falutari- "Vermaand zynde door \bus moniti, et di- heilzaame beveelen, en iivina infiitmionefor- door Goddelyke voor\mati, audethu) di- fchriften onderwezen, % eere ■' durven wy zeggen: praiceptis sALrjTARiBus. De vraaijjgen van de Pater nosier , zyn beveelen, om dat Ijesus christus ons die te doen gebooden ART. L DE P&TIiX. * Cyrltlusvanjc- ru/aicmplattf drx Pater tmfibcm de Confecratie de Communie. ( l) Greg. T«f»r, Lz.de miracjanc11 Martini.  V. DEEL. (1) Sic doemt A poftolos fUOS| 11 tjuotidiein corporis illius ficri ficio credentes attdeant loquï Pater wfter, &c Hier. i. 3. cent. Pelar. (2) Cypr.de Orai JOtmi». (3) Breviarium aotius Evan, eii Tertuil. de 0r«, doed fpreeken, op een tyd, dat jesus chris- fa 574 Letter' Gefchicht-en Leer•folk. uitlegginge, den heeft; zoo zult gy bidden: en deeze beveelen worden heilzaame genaamd, om dat zy alles behelzen wat wy moeten vraagen om de eeuwige zaligheid te verkrygen. et DIVl - a 1NST1TUT10NE forma- t1, en door de Goddelyke voorfchriften onderwezen» jesus christus heeft ons niet alleen regels om te bidden voorgefchreven, maar heeft ons zelv de bidwyze wel willen geeven. auÖfmus DiCERE, durven wy zeggen* Dit Gebed verheit ons tot eene zoo groote eer en behelst voor ons zoo een aanmerkelyk voordeel vermits het ons God onzen Va- 1 der doed noemen, dat wy het zelve niet zouden durven doen, indien jesus chris- ■ tus 'er voor ons geen Gebod had van ge- ■ maakt, en 'èr ons de bewoordingen niet van ) had voorgefchreeven. Deeze voorreeden is zeer oud: de Heilige p itiER0N¥MUs zinfpeeld'er op, als hyzegt • (1) dat jesus christus zoo zyne Apostelen k : geleerd heeft dat zy dagelyks in de offerhande van \ . zyn lighaam durven zeggen onze Vader, die in de Hemelen zyt; en zy is byna met dezelve bewoordingen gefteld , in de H. cy' prianus (2) ; die Kerkleeraar merkt aan dat jesus christus, tusfehen zyne heil- • zaame onderwyzingen en Goddelyke gebo» den, ons de bidwyze heeft gegeeven en ons geleerd heeft wat men moet verzoeken. De Kerk dus door jesus christus bezield, zegt tertullianus (3), verheft ■ zig tot God den Vader. Het Gebed 't welk! ' zy fpreekt is kort; maar het behelst in een kort begrip, het geheele Evangelie. En de H. augustinus verwonderd zig, dat het in zeven vraagen alles befluit datmen kan vraa- ■ gen. Het moet eene groote vertroosting voor de Gelovigen zyn dat de Kerk ons dit Gebed , doed fpreeken, op een tyd, dat jesus christus»! ■  Ivan de Gebeden en Plecht igh. der H. Misfe. 575 tus, die 'er de maaker van is, op het An- 1 taar word geflachtofferd, om voor ons van 1 | zynen Vader dat te verkrygen, wat wy door [ het Gebed des Heere vraagen» %. III. UITLEGGING van hei GEBED des HEERE. ater nofter qui es O nze. Vader, die in de in Cce/is, fanclifi- Hemelen zyt, geheiligt '■ cetur nomen tuum; zy uw naam , laat uw \adveniat regnum tu- ryk toekoomen: uw wil \um : fiat voluntas gefchiede , op d'Aarde \tua ficut in Ccelo et als in den Hemel; geef \in terra; panem ons heden ons daagelyks \noftrum quotidianum brood en vergeef ons on\da nobis hodie ; et ze fchulden, gelyk wy 'idimitte nobis debita ook vergeeven onzen inoftra, ficut et nos fchuldenaaren; en leid \dimittimus debitori- ons niet in bekooring; \bus noftris; et ne maar verlost ons van \nos inducas in len- den kwaaden, i tationem ; fed libe.ra nos a malo. Amen. Amen. pater. Dit woord Vader, het welk zoo Veel tederheid te kennen geeft, en zoo gloirieryk voor de menfchen is, wakkerdonsaan, lom met vertrouwen te bidden (1). God is / :ide Vader der Christenen, om dat hy hun in 1 jesus christus heeft aangenoomen ; hy * \heeft hun , zegt de H. paulus O) ■> den \ ïgcest van aanneeming van kinderen Gods gegee- ( iyen, door welken wy roepen Vader! Vaderl ziet \eens, zegt de H. joannes ('f), hoe groote ( i/ievde de Vader ons beweezen heeft, dat wy Gods \hinderen genaamd worden , en ook zyn. Wy' kun- UIT. L )E PATEK. 1) Au*. U z, erm. Dom, in 'ontec.4, ,t f, S-inCand*. z)Rom.Sll;i j) Joan, lil;  5 V* DEEL. 1 i 1 ( c (Ois™.vin.- * U.ct 14- i (i) Omnes enim \ vos unum eftis ia ^ Chrifto Jefu. Gaiat.UV.xi. t X h d ii h d J O d rr h ti z e v d I i V e r •v / l 7<5 Letter- Gefchicht- en beer-fielk. uitlegginge. :unnen dan deezen zoeten naam van Vaderi liet uitfpreeken , zonder in ons gevoelens vair iefde en erkentenis te verwekken, en zonler, tér zeiver tyd te gedenken, dat de kihleren Gods de geenen zyn die niet leven volens het vleesch; maar gedreven worden ^ door' yiïen geest (1). nostjjr , onze. Dit woord maakt ons udagtig, eerdelyk, dat wy alle ledemaaten aneen lighaam zyn (2), de kinderen van een n het zelve huisgezin, en dat wy' niet moe;n hoopen verhoord te worden, als in zoo erre wy een gedeelte van dit lichaam en dit uisgezin uitmaaken. Ten tweeden, datnieiand recht heef: zig den voorrang boven an-. eren aan te maatigen ; om dat wy in ons en 1 anderen eeniglyk dat moeten waardeeren, et geen ons waare kinderen Gods, en levenige ledemaaten maakt van het lighaam vari't esus christus. Ten derden, dat wyde aaren goederen voor onze broeders als voor tis zeiyen moeten wenfchen. Ten vierden, it wy met hun eene eenigheid van liefde oeten onderhouden, en dienvolgens in ons etzaad van twist en tvveedrachtmoeten trach:n uitteroijen. Deeze twee woorden, onze Vader, die wy 30 even uitgelegt hebben, moeten terftond 1 :ne moeijelykheid weg neemen die veele zio-; oordellen; te weeten: van waar het komt 1 at wy in geene van de zeven vraagen van de ater noster van te sus Christus fpree- : en, aangezien hy ons wel uitdrukkelyk beooien heeft niets te vraagen als in zynen' aam. Hier op moet men antwoorden, dat alhoewel wy jesus christus niet noemen,wy chter noodzaaklyk dit Gebed doen in zyne aam', om dat het zyn Gebed is; en dat wy an den anderen kant als wy zeggen , onze \ "ader, wy deeze woorden niet kunnen ge-f ruiken, als met te kennen te geeven dat wy f  Vak de Gebeden en Plechtlgh. der H. Misfe. 57^ de eer hebben de broeders van jesus christus te zyn, en dat wy ons zelvert niet vertoonen en ook niet bidden als in deeze hoedanigheid, volgens het geene hy ons gezegt heeft fji) ik ga tót mynen Vader en uwen Vader, tot mynen God en uwen God. . QUIEsincoelis, die in de Hemelen zyt. Wy verftaan door den Hemel de woonplaats der gelukzaligen alwaar men God bezit, zónder vrees, van hem ooit te zullen verliezen. God vervuld door zyile onmeetbaarheid Hemel en Aarde (a> Hy is gelykelyk over al; maar wy zeggen dju hy voornaamlyk in de Hemelen woond, om dat hy ten volle zyne goederen, en zyne heerlykheid aan de Hemelfche geesten mededeeld. 1 Dee2e woorden, onze Vader die in de Hemelen zyt zyn zeer gefchikt om ons aan te fpooren om met vertrouwen de volgende vraagen te doen; men vraagt met vertrouwen, als men zig tot hem vervoegd die ons kan en wil goed doen. God is onze Vader: hy wil ons goed doen; en hy kan doen al het geen hy wil om dat hy de Hemelfche Vader is. Eindelyk geeven ons deeze woorden, die in de Hemelen zyt, te kennen hoedanige onze vraagen moeten zyn. Wy moeten niet vraagen, dan het geen, ons ten Hemel kan geleiden, alwaar het erfdeel is, het welke onze Vader aan ons als aan zyne kinderen geeven inoet: onze gedagten, onze werken, en onze hoop moeten zig al leen bepaalen tot dit erfdeel brn zonder ophouden te arbeiden ten einde wy waardig worden het zelve te bekomen. »• IV* Uitlegging van de drie eerfte Vraagenvan" de pater Noster. Het voegd zeer wel met de Kerkvaders aan te merken, dat van de zeven vraagen van de Oa Pd- ;gen, dan het geen, ons ten Hemel kan gelei- «v.,,, .uwaar uct erraeei is, net welke onze Vader aan ons als aan zyne kinderen geeven inoet: onze gedagten, onze werken, en onze hoop moeten zig al leen bepaalen tot dit erfdeel brn zonder ophouden te arbeiden ten einde wy waardig worden het zelve te bekomen ■%. IV* Uitlegging van de drie eerfte Vraagenvari de pater noster. Het voegd zeer wel met de Kerkvaders aan te merken, dat van de zeven vraagen van de ART, f. PATEli NÖS1 E&. (1) Afcandoncl Patrem nieurri ei: Patrem veftrum; Deum meum et Deum veftrum; Joan. XX: 17. (2) Cce'um ei terram ego iirl. pleo. Jetetk. XXIII; 24.  V. DEEL. (\) Decsntave runt, Domine rto.iien farct i tuum. Sap. XX zo. (i) Soü Deoh' notetglotia. i Tim.l; 17. 578 Letter- Gefchicht-en LeerJlelk.uitlcgginge, Pater noster, de drie eerfte betrekking hebben tot de eeuwigheid, en dat de vier laatften over een komen met den ftaat van dit leven. EERSTE VRAAG. S ANC TIFICE TUR NOMEN TUUM, geheiligd zy uw naam. Wy vraagen niet dat God eenige trap van heiligheid bekoome , hy is de heiligheid zelve. Hy bevat alle volmaaktheden, en hy kan niets bekomen dat nieuw is: maar wy wenfchen dat zyn heilige naam geheiligd zy, dat is te zeggen, volgens de taal van de Schriftuur , dat zyn naam gevierd , gelooft en verheerlykt zy. Eerftelyk, betekend heiligen, volgens de Hebreeuwen , vieren, gelyk men zegt, den vasten of den Sabbath vieren, in plaatfe van den vasten en den Sabbath heiligen, om te kennen te geven, dat men deeze dagen vereerd en dat men dezelve dooreene byzondere dienst van alle de andere dagen onderfcheid; dus den heiligen naam van God te heiligen, of te vieren, is denzelven te onderfcheiden van allen anderen naam, dien verheffen boven alle anderen, en 'er nooit als met de diepfte eerbiedigheid van te fpreeken. Ten tweeden, den naam Gods heiligen, is God lnoven en verheerlyken, als den oorfprong van alle de goederen, als alle heiligheid en alle waarheid. Wy wenfchen dat alle fchepfelen zyn magt, en zyne oneindige volmaaktheid verkondigen: gelyk in het boek; • der wysheid gezegt word (1) : zy hebben ,, Heere! uwen heiligen naam gezongen* Datmen: verkondigt, dat alle eer en alle heerlykheid! hem toekomen Qi), dat alle de kinderen van: de Kerk in alle hunne daaden zyne heerlykheid in 't oog houden en dat men eindeïyk over al met de Engelen vermag te zingen: dat Godheilig, heilig, heilig is* TWEE-  yan de Gebeden en Plechtigh. der H, Misfe, 571 TWEEDE VRAAG. adveni at regnum tuum, 'laat Uti 1 ryk tockome. Ten einde God algemeen 'verheerlykt werde, moet hy in de geestenen Sin de harten der menfchen heerfchen, gelyk ] hy in den Hemel over de gelukzalige geesten | heerscht. Wy wenfchen dat her ryk Gods idaaglyks aangroeije, dat het zig door zyne lïCerk uitbreide over den gantfchen aardbo. :dem, en dat de ongelovigen en de ketters zi£ tot hem bekeeren, en zig met zyne Kerk ver icenigen ; dat de zondaars de zonde niet meei in zig laaten heerfchen, dat God alleen heer fche in de harten der Gelovigen, gelyk hy ii (alle de gelukzalige geesten heerscht; en da icindelyk zyn Koningryk volmaakt zy, doo ;de vereeniging van alle de uitverkoornen ii 1 J den Hemel. DERDE VRAAG. ijü\ fiat voluntas tua sicut in coe ■Lö e t 1 n terra, uw wil gefchiede op d'Aar '. \ de als in den Hemel* God heerscht daar zyn< i 1 wil volbrogt word. Wy wenfchen, dat de izelve op d'aarde volbragt werde, gelyk dit S ii in den Hemel volbragt werd; dat is te zegi' : gen, wy wenfchen dat de menfchen niet wiljj j len doen, als het geene God wil dat zydoen: : dat zy beminnen en hoogachten al het geene 1 van God komt, dat zy met eene volmaakte I * overgeving zig onderwerpen aan zyne Godde n j lyke voorzienigheid, en dat zy de beveelen ü ' Van zynen Goddelyken wil volvoeren, gelyk i!,idie, in den Hemel door de Heilige Engelen i Volbragt worden C1) , die zig fchikken om ■ Volmaaktelyk den volkomen wil Gods te ver- II ftaan, blykens de vaardigheid die zy toonen om ■ die beveelen uit te voeren welke zy kennen. De Heilige augustinus doed in alle i ?zyne Leerredenen, over de Pater noster, aanGo a mei:- \ ART. L PATER NOSïEKq 1 t ' r i (OFadenteÜ . vetbum illiusai audienrtam vöcem fermonurri «ja». P/ai. Clis  V. DEEL. i fi)No{trs autem i eonverfatio in cceliseft. PMIspp. III; zo. (i)Glorificatcet portate Deum in eorpoteveft:o.i. i Cor. VI; 20. I ( 1 1 < 1 3 1 ;8o Letter- Gefchicht*enLeerftelk. uitlegginge, merken, dat deeze drie eerde vraagen voor dit, en voor het eeuwig leven toepasfelyk zyn, en dat de vier laatde alleen den geenen pasfen, die in dit leven zyn: om dat de ge« lukzaligen in de daad wenfchen, dat Gods heilige naam geheiligd zy, dat zyn ryk toekome, en dat zyn wil gefchiede op d'aarde gelyk die gefchied in den Hemel: daarzy, met betrekking tot de vier volgende deelen niets magen, om dat zy geene nieuwe genade nolig hebben, dat zy geene vyanden hebben, ;n dat zy nog bekooringe, nog kwaad te vreesen hebben. Deeze noodwendigheden, en deeze angstvalligheden in de vier laatde vraagen uitgeIrukt behooren tot onzen ftaat; edog wydoen de drie eerfte vraagen in deeze waareld, om dat zy ftrekken tot onze eige heiligmaking, ;n dat wy, voordeel trekkende uit de geneenfchap der Heiligen, in welke wy zyn, ;n welke een voorwerp van ons geloof is (1), n den Hemel leeven als waaren wy 'er eenijer wyze burgers van. Wy vraagen in de eerfte, dat God in ons geheiligt zy, dat is te zeggen, dat wy hem zouden konnen verheerlyken door onze be^eertens, door onze woorden, en door onze laaden : want op deeze wyze verheerlyken !*2) wy hem, en draagen hem in onze lighaamen ;n in onzen geest, gelyk de Apostel paulus 'preekt. Wy wenfchen dan zynen heiligen ïaam in onze herten te konnen verheerlyken, le zonden te vreezen als God onteerende, en )p alle voor ons mogelyke engefchikte wyzen e arbeiden, om hem door alle menfchen te doen /erheerlyken. Ten tweeden, wy vraagen, dat zyn ryk in ins koome, dat hy van nu af aan bezit neeme ran onze ziel, en dat hy ons de liefde tot dit egen woordig leven doende verzaaken, en tot al iet geene ons aan deeze waareld kan hech:en, wy niets vuuriger verlangen als met de regt*  van de Gebeden en Plechtigh. der H, Misfe. 581 regtvaardigen deel te hebben, aan het eeuwig I Koningryk. Ten derden , vraagen wy dat zyn heilige \mil gefchiede, dat is te zeggen, dat dezelve m ons gefchiede; dat wy met liefde zynen I' wil mogen doen, zegt de Heilige cyprianus, dat hy ons onderdcune in de geduurige ftryd van het vleesch tegen den geest, en l*raI het geen ziS verzet te§en zYne heilige Wet; dat wy in alle zaaken van dit leven niet zouden willen, dan het geen onze zaligheid kan bevorderen CO, en dat wy met onderwerping en met een gewillig en wel gefteld hert, alle gevallen die ons kwellen zouden aanneemen. Ziet daar op wat wyze wy deeze drie vraagen r|voor onze zaligheid doen: de vier laatde bef/vatten de middelen, om heiliglvk en ceuwig■Iyk de drie eerfte te doen. Wy gaan zien iwelke betrekking zy onderling hebben. De eerfte van deeze vier vraagen heeft betrekking , tot de eerfte die wy uitgelegt hebben ; de tweede heeft betrekking tot de tweede, en de twee laatfte zyn verbonden aan de derde, §. V, Uitlegging van de vier laatfte vraagen van de PATER NO STER. ' VIERDE VRAAG. p j- ANEM NOSTRUM QUOTlDlANUM &A Nobis hobie', geef ons heden ons daagiyks brood. Vermits de naame Gods moet geheibgt zyn, dat is te zeggen, dat God moet geklooit en verheerlvkt zyn als den oorfprong yan alle goed, bchooren wy ook van hem ons brood te vraagen. Het woord brood word in de Schriftuur gebruikt, nu voor het geene tot het ligluamO.o. 3 lyk ART. I. PAT£A NJ5TE8,' (n Ha:ceftenim ro'untas Dei fanilificatio »eli tl». I TteffdYij.  5 $* 2 Letter» Gefchicht- er- Leerftelk. uitlegginge, V. DEEL. (s) Jcan. vi. (z) Gregor,. Ni- een. cral.4- in G xat.Domin.Bafu Cafat,, in regula krevi interrog, 25?-. Chryfnflom in Genef. llomil, 54. in P alm Iü Tkeoioret i ca». 4. Epift. ai FhHipp.Theoph, lad.incap. 6. Malth-elin \ \ Lue. ti )U t.ftm. * rponte , cap, 7- c+_) Mattb. vi: 3'. {jjMattb.VU} lyk leven noodzaakelyk is, nu voor dt- noodzaak lykheden van het Geestelyk leven , en dan weder voor de Goddelyke Eucharistie, welke, hy uitmuntendheid , het brood is, waar van jesus christus gezegt heeft, het brood, dat ik u geeven zal, is myn vleesch (1) ; alle deeze voedzels zyn een dagelyks brood, want wy hebben dagelyks nodig het lighaam en de ziel te voeden; en de Eucha-ristie is een dagelyks brood voor de Kerk,/ indien zy het niet is voor ieder Gelovigen in het byzonder. Het woord daaglyks komt over een met het oorfpronkelyk woord (\)epioufion, het welk, volgens de Griekfche Vaders, betekend (a) het geen tot ons beftaan nodig' ■ is, of het geen by onze zelfftandigheid moet ' gevoegd worden; het welk op deeze drie foorten van brood toepasfelyk is. Maar befluit • het Gebed het welke wy doen de vraag van deeze drie foorten van voedzel , of heeft 'i het alleen betrekking op een van deeze drie? dit heeft juist eerige aanmerkingen nodig, ge- ' lyk de H. augustinus (3) opmerkt. Wy kunnen niet zeggen, dat psus christus hier wil dat wy voornaamlyk de nood- ' wendigheden van het lighaam,als zyn de kost en de klederen, zouden vraagen, vermits jesus christus ons in het zelve hoofdfrukzegt(4): veest niet bczorgdwatgy eeten zuit, of waar medegy u zult kleden; en dat hy 'cr by voegd (5): zoekt eerst het ryk Gods en zyne gerechtigheid, en de ovrige zaaken zullen u toegeworpen worden* dat is {V) Onze overzetting (vulgata) heeft het woord STfiou^'Oy, in den Heiligen lucas vertaald door quotidianum, en byden, Heiligen mattkeus doot fuperfubflantialem; in de oude over-, zetting voor den Heiligen hieronimus las men zoo wel by,, ïaaitheus als by lucas quotidianum, dat door alle de La. tyn 90 Letter- Gefchicht- en Leerficïk. aiifèggkiê'c, verklaaren, om 'er den zin goed van te begrypen. Belcooren, is doorgaans beproeven om een zaak re kennen, of te doen kennen* Men kan een mensch bekooren, ten eerften , om zyne gefteltenis trachten te kennen , als men dezelve niet kent. God bekoord op zulk eene wyze niet, aangezien alles naakt en (1) bloot voor zyne oogen is* Ten tweden, men kan een mensch bekoo•en, dat is te zeggen, hem beproeven omzyïe deugden te doen kennen. Op deeze wyze beproeft God füinvvylen de regtvaardigen om lan hen gelegendheid te geven om de eeuwije heerlykheid te verdienen, en hentotvoorrieelden voor anderen te ftellen. Zoo heeft God abr ah am beproeft (2) , job, to* bias (3), en verfcheide anderen. Maar deeze twee wyzen van bekooringen vomen niet over een met het geene wy in ons Gebed verzoeken. De bekooring word hier ten kwaadften genomen, vermits wy vraagen Dm 'er niet ingeleid te worden; en men moet naarftig opmerken op wat wyze het aan God ïigen kan zyn in de bekooring te leiden. Men kan iemand in bekooring leiden; ten serften, met hem tot het kwaad te brengen; ren tweden, met de bekooringen waar door ly gaat aangevogten worden niet af te weeren; ten derden, met hem zonder hulp en by« Irand te laaten die hem Zouden beletten onder le bekooring te bezwyken. Wy behoeven 'er onsnietvoorteWagtenom God te vraagen dat hy ons niet tot het kwaad mengt: wy weeten alle dat hy ons op deeze svyze niet bekoort (4), en dat hy ons niet in bekooring kan leiden als in de twee laaste zinnen, zoo vraagen wy, ter oorzaake onzer wakheid, dat God ons niet in bekooring laat tomen. Dit is het Gebed hetwelk jesus :hristus aan de Apostelen beveelt te doen J5), en 't is in deezen zin dat de Heilige Sï-  van de Gebeden en Plechttgh, der ff. Misfe. 591 cyprianus, en verfcheide andere Vaders deeze woorden uitleggen, leid ons niet in be- \ bwring; dat is te zeggen, duit het niet dat wy bekoort worden. • . Maar gelyk dit leven eenegeduurige bekooring is, en wy niet konnen hoopen alle debekooringen tevermyden, te dryden hebbende tegen den duivel, de waareld, en het vleesch; |zoo verzoeken wy ook da t God ons niet onder de b .kuoring laat bezwyken met ons aanonszel' ven over re laaten. Wy verwyderen ons van Gods wil niet, en wy bezwyken niet onder de bekooring, als voor zoo verr' ons licht en fterkte ontbreekt. De genade Gods is ons fterk hulpmiddel om goed te doen en om de bekooringen te overwinnen. En gelyk wy overwinnende zyn als God ons by flaat, zegt de Paus innocentius de i. (i), zoo noodzaaklyk ( is het dit wy overwonnen worden ah hy ons niet te hulp komt; dus als God (a) ons aan ons zei- ( ven laat, leid hy ons in bekooring, niet met \ 9er ons toe te dwingen, maar met ons te verlaa- ji ten , zegt de Heilige augustinus. Wy vraagen dan dat God ons niet verlaat, en ons onder de bekooring niet laat bezwyken. Wy weeten dat wy getrouw zynde aan zyne beloften, hy ons boven onze magt niet zal laaten bekooren (3); en wy hoopèn dat hy de be- f kooring niet zal toelaaten als om 'er ons met V voordeel uit te doen komen. ZEVENDE VRAAG. \ sed libera Nos a ma eo, maar verlos ons van den kwade. Dit is hier het dot van het Gebed, en de vraag die ons het uitwerkfel tn de vrugr van alle de andere moet verfchaffen. Geduurig -inden wy belemmeringen voor'de gedeltenisf. n welke deeze vraagen in ons veronderftellen; hier in heffaat ons behoedmiddel dat God ons bewaard van het kwaad, niet van eenig kwaad in 't byzonder, maar in 'ralgé- / ' VRT. T. 'ATEH. NOSTI'IU 1) Innoc. I. 0 Non cogen» j, fed deferen» ï.Augfir 57.74) lati. c. 9. 1) Non patletut >s tentari fuprï .7.Ef>.Sf. /  594 Letter-Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge, V, DEEL. AR* heerlykt zy, op dat gy 'er alleen heerscht en gebied ; op dat wy uwen wil doen, op datwy van uwe goedheid de Geestelyke entydelyke goederen verkrygen , op dat wy vergeving van onze zonden verdienen door de oprechte liefde tot onze broeders , en op dat onze zwakheid aan de bekooringen niet zy bloot gefteld. a. De Priester antwoord met een laage ftem fVMEN. Volgens zeer oude Sacramentarien ïaat hier geen Amen (%) : om dat in de daad iet volgende Gebed Libera nos, als een ver/olg van de Pater noster is, waar na geantwoord word Amen. Intusfchen, gelyk by de Evangelisten de Pater noster eindigt door Anen , zoo heeft men geoordeelt dat het gevoeglyk was dezelve in de Misfe ook zoo te eindigen: en het blykt uit florus en uit remigius van Auxerre dat dezelve in de negende Eeuw ook zoo eindigde. De Priester die aan het Autaar is om de vraagen van het volk te onderdeunen, zegt dit Amen: en gelyk hy dikwils alleen en in dilte tot God fpreekt, hervat hy de dille leezing om te zeggen, Amen. Als zeide hy: ja, Heer, wy gevoelen de grootheid en de uitgedrektheid van de rampen die ons van het goede afleiden ; verlos 'er ons van. (}) Her ftaat niet in het Sacramentaar van den Heiligen oregorjus door P. me nar o uitgegeven, nog in de Sacramentaliën ran wosus gefchreven omtient het Jaar 5»o. •  van de Gebeden en Plcchtigh. der H. Misfe. 595 ART. In. LIKERANOBi ARTIKEL II. Van het Gebed libera nos qu^suMUSb $. I. RUBRIK en BEMERKINGEN. OVER de PATEENE». Aan het einde van de pater noster, in de htoge Misfen, gaat de Diaken aan den rechten kant van den Priester, en de Qnderdiakcn aan den rechten kant van den Diaken, die dé Pateene aanneemt, dezelve met het zuiver doekje afveegt, en den Priester aanbied. in de klyne Misfen veegd de Priester zelf de Pateene af; en als hy zegt libera nos, neemt hy die, en houdtze tusfehen den tweden en den derden vinger, zonder de twee eerfte van elkander te fcheiden, maakt met de Pateene het kruisteken over zig als hy zegt, da propitius pacem, kuscht dezelve, en legt ze onder de hostie. Diaken ontvangt de Pateene van den Subdiaken, om dat de Subdiaken in de meeste Kerken dezelve bewaard. De verfcheidentheid over dit (luk is menigvuldig geweest; en in verfcheide Kerken dagt men dat men dezelve op het Altaar kon laaten leggen zonder ze te doen vast houden. Dit wierd te Grenoble onderhouden , volgens het Misboek Van 1522 , en word noch tegenwoordig onderhouden te Sens, te Clermont, en te Puy Pp 2 in  V. DEEL. fOlpfeeftpax noftra, folvens inimicitias in came fua Epbef. ii. 14. 596 Letter- Gefchicht- en Leerftelk, uitlegginge, in Velay CO- In de daad de Pateene is federt veele Eeuwen zoo klyn, dat ze het Al* taar niet hindert, en dat men dezelve 'er laaten kan, gelyk men in de klyne Misfen doet. Ziet het geene men van de Pateene gezegt heeft, pag. 359. a. In de hooge Misfen veegt de Diaken, en in de klyne Misfen de Priester de Pateene af met het zuiver doekje; op dat dezelve zindelyker zy, zonder ftof, en zonder vogtigheid. 3. De Priester neemt ze tusfehen den tweeden en den derden vinger, om den eerlten en den tweeden niet van elkander tefcheiden, welke federt de Confecratie by een zyn gevoegt. 4. Hy houd dezelve opgeheve en op het Altaar gedrukt, om 'er zig gemakkelyker van te konnen bedienen om het kruisteken te maaken. 5. Alshy zegt, da propitius pacem, maakt hy liet kruisteken met de Pateene en kuscht ze uit eerbied, als het werktuig van den vrede, en den fchotel waar op de Eucharistie, welke de vrede der Christenen is, moest gebroken worden; en word ter zeiver tyd gebruikt om het kruisteken te maaken, om dat jesus christus, door zyn kruis, inzyn vleesch (1), alles dat zig tegen onzen vrede ileld, vernietigt,heeft. 6. Hy legt de Pateene onder de hostie, om dat hy de hostie gemakkelyker van de Pateene kan opneemen om dezelve te breeken, en waar op hy die houden moet tot dat hy zegenuttigt heeft. (i) Te Bourges word de rateene alleen op plegtige Feestlagen gehouden.  van de Gebeden en PlecJitigh. der H. Misfe* 597 II. Uitlegging van het Gebed libera nos, waar in men verzoekt v^an alle foorten van onheilen verlost te mogen zyn , en voornaamlyk van den oorlog, als van een bron van zonden en beroertens. W, bidden u, Heer, JLjibera nos, queeverlos ons van. alle fumus, Domine, ab kwaad, dat voorleden, omnibus malisprcetedat tegenwoordig, dat' ritis, prcefentibus et nog aanftaanden is, en' futuris; et interceverleen ons door het dente beata et glorio ■ voorbidden van de Hei- fa femper virgine Dei lige en roemwaardige Genitrice Maria , Maria', altyd Maagd , cum bealis Apoftolis Gods moeder, met de H. tuis Pctro et Paulo, H. Apostelen Petrus en- atque Andreu, et omPaulus, en Andreas, eiV nibus SanEtis , da alle Heiligen, genadelyk propitius pacem . in vrede in onze dagen , op diebus noftris, tit ope ■ dat wy door den bydand mifericordia. tua., advan uwebarmhertigheid juti, et a peccato fi geholpen, ten allen ty- mus femper liberi, et den vry mogen biyven ab omni pcrturbatiovan zonden, en gerust ne fccuri; Per eunzyn van alle kwellingen; dem Dominum nofdoor den zeiven Jefus trumJeJumChriflum Christus, onzen Heere, Filium tuum, quiteuwen Zoone, die met u cum vivit ctrcgnatin \ leeft en heerscht in de unitate Spiritus fanc\ eenigheid des Heiligen ti Deus. Per omnia Geest, God in alleeeu- ftecula feculo/um. wen, der eeuwen. Amen. Amen. libera Nos quaïsumus.... verlos ons van alle kwaad, dat voorleden is (l). Dc voor» 'ledene kwaaden zyn onze voorgaandezonden , en de ftraffen welke ze verdient hebben. Het ! zyn de kwaade uitwerkzels welke onze zonden veroorzaakt hebben, en waar voor wy yerantwoordelyk zyn. Het zyn deindrukzeis en. de overblyfzels die ze in de verbeeldingsPp 3 kragr | eenigheid des Heiligen ART. II, L1BLRA NOS, f ijDeptopitiato peccato noli effe fine metu. Eccli. V: j Ccecuseft, et manu tentans oblivionem acci» piens purgatio» nis ve^eruin fuo. min delictotumi zPetr. 1.9.  598 Letter- Gefchicht- en Leerflelk. uitlegginge, V. DEEL. (Olrfquitates noftrar, et pecca* ta noflra luper ros lunr, et in ipfis nos tabefcimus .• quoinodo ergo vivere potelimus. Ezeci. XXXIH: -0. kragt en in de zinnen hebben agtergelaaten» De ondervinding leert meer als te veel welke indrukzels na zig laat al het geene de zuiverheid en liefde kwetst, het Ieezen van kwade boeken, kwade famenfpraaken. Wy vraagen 'er van verlost te worden (1). PRiESENTiBas. De tegenwoordige kwaaden zyn de rampen die ons daadlyk kwellen, 't zy in den geest, 't zy in 't lichaam, als b. v. de bekoringen , de ziektens , de wederwaardigheden , en in 't algemeen alle rampen die ons van binnen en van buiten aankomen, 't zy wy dezelve gevoelen, of dat wy dezelve niet gevoelen. Somwylen zyner innerlyke rampen die wy niet genoeg gevoelen, ter oorzaake van de kwyning onzer ziel: en van deeze kwyning en Geestelykezielsflaap moet men vraagen verlost te worden, als van een der grootfte onheilen die ons konnen overkomen. et futuris. En eindelyk van alle kwaaden voor het toekomende, dat is te zeggen, van alle die welke ons in 't toekomende boven onze krachten zouden konnen kwellen en ons van God afleiden; maar boven all' van die onheilen welke wy vreezen voor het toekomende, als de natuurlyke gevolgen van onze zonden , en algemeenlyk van al het geene mede zou konnen helpen tot onze eeuwige verdoemenis. et intercedente.... hier fmeekt de Priester de magtigfte voorbiddingen , de voorbidding van dc allerhciligfte Maagd'Gods moeder, de gewoone toevlugt der Kerk; der Heiligen Apostelen petrus fflïAuius, die de Kerk van Rome gefticht en met hun bloed geheiligt hebben ; envanden Heiligen aisdreas (2), wel- (i) In de oude Roomfche Ordens ftsar aangetekend dat de Paus den Feestdag van den Heiligen andreas eren eens als den Feestdag van den Heiligen petrus moet vie. ten, en een gedeelte van dc getyden tot den Heiligen ah. $AEAl, en het andere tot den Heiligen petrus zynen.  van de Gebeden en Plechtigh. der II> Misfe. 599 welken Rome altyd zonderling als den broeder van den Heiligen petrus geëerbied en geviert heeft. . et omnibus sanctis. Agter den Heiligen andreas kon men oudtyds de andere Heiligen noemen tot welken men de grootffe devotie had, gelyk men dit nog bevind in verfcheide oude handfehnften (3) , en in de Micrologus: en eindelyk vraagt men in 't algemeen de voorbidding van alle de Heiligen, om behoed te worden voor al het geen dat zig tegen de rust en vrede aankant, en gevolglyk om bewaard te worden voor den oorlog, welken de Kerk in den rang der onheilen plaatst waar voor ze vreest, en die haar doen vraagen: da propitius pacem, geef'ons door een uitwerkzel van uwe goedheid den vrede in onze dagen. Dit verzoek om vrede is ongetwyfeld een byvoegfel, ten tyde van vervolging of van oorlog, gemaakt. In de daad curandus merkt aan dat dit Gebed d'inlasfchingof het aanhangfel wierd genoemd. Echter is dit een aanhangfel dat zeer oud is, 't welk in de alleroudfte Sacramentarien word gevonden , en dat men ten allen tyde aangehouden heeft te Ieezen. florus, in de negende Eeuw, aegt dat alle de geenen die ons zullen volgen het zelfde Gebed tot aan het einde der waareld 1 broeder iroet af doen: 1» Fefiivitate fanBi Andres. debet effe ' Deminut Pontifex cum emnibus Jchelis ad far.&um Ar.dream :n • Vatiear.e, ibique honorifice , fuut in feflïvitatc fantti Petr,, Vej- prras et VivWas eclebrare, Matutinum vero ad fratrem ejus fa. tere, id eft, ad Altare far.Cli Petri. Ordo Rom. XI. Mul. Ital. ' ^(ó'onder de handfehriften van de Kerk van Beauvais word een Sacramentarium bewaard gefchreven onder lothakius, 'Zoon van looewïK den Godvrugugen , geftor. ven in 8+o, waar in agter den Heiligen andrkas, naar, •Et far.tiis Luciano , Quintine... 'Et is een woord t welk ! men niet heeft konnen Ieezen; en in het Misboek dat in de Schatkamer van St. Denis in Vrankryk is, leest men Anttrea, ', Menyïe , Ruflice , et Elemhtrio, Pp 4 ART. II, libera nos.  V. PEEL. XXIX (2)Undebellaei Jites in vobis ? nonne hincex concupifcentiis veftns.y^.'.lV.-j, ■ 600 Letter- Gefchicht-enLecrftelk.uitlegginge-, reld zullen doen, om met gerustheid den Goddelyken dienst te verrichten. Het Joodfche volk bad op Gods bevel voor den vrede van de Stad daar het gevangen was. Bidden lieer : voor haar, zegt j ere mi as (1), want in 'ha ar en vrede zal uwe vrede gelegen zyn. ■ ut 01> e misericordi te. ... Op dat wy door den byftand van uwe barmhertigheid geholpen , ten allen tyden yry mogen blyven van zonden , en gerust zyn van alle kwellingen. De Kerk doet ons den vrede niet vraagen , als om ons de zonden te doen vermyden : om dat' zy weet dat d'oorlogen en de verdeeldheden de vruchten en de gevolgen van de zonde zyn' (S), en dikwils de ftronkellteen voor zwakke zielen. Dat heeft de Kerk als genoodzaakt omte zeggen: geef ons den vrede ih onze dagen. Eindelyk terwyl zy den uitwendigen vrede Vraagt, en dat alle kwellingen mogen ophouden, verzoekt zy voornaamlyk den vrede des herte, die met de zonde niet kan beftaan; en die in 't midden zelfs van vervolgingen, onrust , en kwellingen kan bewaard worden. Ziet daar het geheele doelwit van dit Geb<'d,. het welke eindigt, gelyk doorgaans, door jesus christus onzen Heer, die onze vrede en onze verlosfer is. • j ARTIKEL III. De breking der hostie. RUBRIK en BEMERKINGEN. Op het einde van de liber a nos, breekt de Priester de hostie over den kelk, zeggende, vzk eun0em dominum nostrum , &C. T -* n d'eerfte tyden gefchiede de breking der. t hostie na dat men elkander den vrede had ge-i c g e- i  van de Gebeden en Plecht igh. derll. Misfe* dol £even (i). Maar federt agt of negen honderd Jaaren gefchiede dezelve wat vroeger (2), om een ftukje van de hostie in den kelk te doen vallen, na dat "er gezegt was, pax Domini. De breking is een zeer ruimen tyd over de Pateene gedaan ; en gefchied over den kelk, op dat de kruimels, welke 'er van af konnen vallen , als ze gebroken word, in den kelk zeiven vallen. De Priester breekt de hostie naar het voorbeeld van jesus christus, die het brood brak eer hy zeide, neemt en eet. D'ooster lingen , die altyd zeer breede en zeer dunne brooden gemaakt hebben, breken het brood en fhyden het niet. jesus CHRisTuszyn lighaam aan zyne Apostelen te eeten gevende onder de gedaante van brood, hrak het ook en gaf het hun volgens de gewoonte der Jooden , onder welken het brood breken niets anders betekend als het uit te deelen. De Grieken f3) verJeelen de hostie in vier deelen, waar van zy op het Autaar een kruis maaken, en een van die deelen in den kelk doen. Agtervolgens het Roomsch gebruik , verdeelden eenige Bisfchoppen, zegt amalarius (4) , een hostie in drie deelen, om de breking die jesus met de Difcipelen van Ernmaus deed naar te volgen; en gemeenlyk verdeelde men de hostie of de hostiën in drie deelen (5); het eene dat op het Autaar bewaard wierd, het andere dat in den kelk ge. daan wierd, cn het derde voor de Communie des Priesters , der bedienaars , en der omftaanders. joannes van Avranches, in de elfde Eeuw, ontvouwd het (6) gebruik het welk men in zyn tyd maakte van de drie dee- > len der hostie; het eene wierd in den kelk ; gedaan, de Priester nam het andere om te com- , municeeren, en om de Communie aan den Dia- 1 ken, aan den Onderdiaken, of aan het volk { te geven,het derde wierd bewaard voor , de zieken, of als het niet npdig was, wierd : Pp 5 het ART. HEF, LIBERA NOS. (1) Archidiaconus pacem dat Epifcopo priori, deinde caueris per ordinem rune Pontifex rumpit Oblatam. Ord. Rom I.n.iS. et 19.Ord.lLn.12. (2) Kpilcopus 1utnp.1t unam Oblatam, ct ex ca particulam unam inCorpoiale mittat , et aüam in Calicem, dicendoTax Domini. Ord.V. n.,o.Zit ie gebruiken van Cluni van detienm ieEeuw,b,z,c.}o, (3) Eueb. Gr&c. 1. si. et 1+7, f4) Eeleg.de effic. Miff. (s) Orde Rom.AJ< altyd met u )$(. femper vobifffc cum. En met uwen geest. Et cumfpiritutuo, UITLEGGING en BEMERKINGEN. D e vrede welken de Priester en het volk zig wederzydscli toewenfchen, is de vrede der waareld niet, maar de vrede des Heere, pax domini: vrede die beftaat in de vereeniging met God, met ons zeiven, en met onzebroeders: vrede die ons geleid tot den vrede der •eeuwigheid. 1. De Priester doet dien wensch houdende in zyn hand het lighaam van jesus christus, die onze vrede is, ipfe e/l pax noflra. 2. Hy doet den wensch met het kruisteken over het bloed van jesus christus CO te maaken, door wien alle dingen bevredigt zyn. 3. Hy maakt drie kruistekens ter eere van de drie Goddelyke perfoonen, die ons in aanmerking van de verdienflen des kruis den vrede geven. 4. Hy maakt die kruistekens in den kelk van ART. IV. ÏAX DOMINI, (i)Facific«ns p«t ianguinem cmcis ejus, Ctiojj, 1. to.  V. DEEL, (t)T.ib. 2. (2) Rab. Maar, Infih.Cer.c3z. (ijExpof JH'JJ. f4) Et idee» in Ecclefia pax primo annuntiatur, ut oflendat fe cum omnibus eiïè pacificiim, qui corpori communicatutus eft Chrifti. Hier. in hu verba Epiff.alRom, Salutate invicem in ofculo fancto. AR« 604 Letfèr- Gefchicht- en Lecrfelkluitlegginge , van den eenen rand tot den anderen, uit vrees dat 'er misfchien een kruimeltje zou buiten vallen. 5. Geduurende de tien eerfte Eeuwen was deeze wensch het teken des vredes welk de Christenen malkander, zig omhelzende, moe$'ten geven. Na het Gebed des Heere zegt men ; de vrede zy met u; en alle de Christenen geven elkander den Heiligen kusch tot een vredesteken , zegt de Heilige augustinus. Volgens amalarius (O 5 raban m au rus (2), en remigius van Auxerre (3) in de negende Eeuw, was de fax Domini toen nog het teken des vredes. Deeze vSchryvers getuigen dat de geheele vergadering eik-ander den vrede geeft geduurende d'AgnusDei; en offchoon men federt vyf of fes Eeuwen een oogenblik vertraagt elkander den vrede te geven , en dat de Priefter om die reden aangefpoort is geweest om tot den Diaken te zeggen, pax tecum, de vrede zy met u, laat echter de Geestelykheid niet na elkander den vrede te geven terwyl het Choor aanhoud met het zingen van dAgpui Dei. Het geene de Kerk 'er voornaamlyk meê bedoelt heeft, is, dat men elkander den vrede zou geven voor dat men ging communiceeren : vermits het alleen de vreedzamigen zyn die aan het vleesch van het lam mogen deelagtig worden, gelyk dus de Vaders fpree» ken (4}, en wy beneden ook zullen aanmerken.  Van de Gebeden en Plecht igh. der H. Misfe. 6o§ j m& ARTIKEL V. I Van het Gebed w&c commixtio. Van waar het komt dat men een deel yan de hostie in denjcelk doet, en yan de geheimen welke dec' ze vermenging bevat. RU BRIK. I Terwyl ''er geantwoord word et cum spiri» tu Tuo, laat de Priester het flukje het welk hy in de rechte hand hield in den kelk yallen, en zegt in /lilte : Hete commixtio et Deeze Vermenging en iconfecratio Corporis heiliging van 't lighaam \et Sanguinis Domini en bloed onzes Heeren ïnoftri Jefu Chrifti Jefus Christus zy ons, \fiat accipientibus no- die het nuttigen , ten \bis in vitam ceternam. eeuwigen leven. Amen. i Amen. UITLEGGING. 1 X^eeze vermenging en heiliging van 't lighaam \en bloed, &C. Over deeze woorden doen zig tdrie moeijelykheden op. D'eerfte, of ze niet moeten verftaan worden als van de vermenging van de geconfacreerde gedaantens van brood en wyn; de tweede waarom moeten het iilighaam en het bloed van jesus chrisitus vermengt worden? de derde, vanwaar itiet komt dat deeze vermenging eene heiliging igenoemt word? deeze moeijelykheden moeiten op orde beantwoord worden. eerste moeijelykheid: of dit Gebed gemaakt is geweest om een deel van de hos- Hctc commixtio et | confecratio Corporis ij et Sanguinis Domini vnoftri Jefu Chrifti \fiat accipientibus nobis in vitam ceternam. i Amen. ART» V» H.EC COMMIX- ' TIO.  V. DEEL. (i) Gommixtic confecratieorpi ris et fanguini: &c. Miffal. Ar. trof. * M. de Vert. 606 Letter- Gefchicht' en Leer•ftelk* uitlegginge{ hostie met het geheiligt bloed te vermengen, of enkel om dit deel der hostie , of eenige druppellen van het kostelyk bloed met ongeconsacreerde wyn te vermengen. antwoord. Deeze zwarigheid word weg genomen door de woorden alleen, welke al te duidelyk zyn om niet te doen verzekeren dat dit Gebed gemaakt is geweest om gelezen te worden als het lichaam en h<;t bloed te famen vermengt worden. Daar in werd niet gefproken van de vermenging van eene geheiligde zaak met een andere zaak die niet geheiligt is, maar van de vermenging van het lighaam en het bloed. Het Ambrofiaansch Misboek zegt duidelyk: de vermengingvanhet geconfacreerd lighaam en bloed CO j en d'oude >- gefchreve en gedrukte Misboeken van Vrank; ryk eh Duitschland zeggen gelyklyk CO deeze Heilige en geheiligde vermenging van het lighaam en van het bloed, of de vermenging van het Heilig bloed met het Heilig lighaam. Des niet * tegenftaande beweerden fommigen dat dit Gebed niet gemaakt was geweest als om eene gedeelte van de hostie , of eenige druppels van het dierbaar bloed met ongeconfacreerden wyn te vermengen , tot de Communie van het volk voorbereid. 't Is (1) Ziet het Sacramentarium van Trier gefchreven in de tiende Eeuw , daar men leest: Mifceat corpus Dominico fanguini, dicens: SI AT, &c. Bibl. Orat. n. 906. Het Sactamentarium van Ratoidus byna van den zeiven tyd.- Hsc facrqfan&a commixtio corporis et fanguinis, &c. Het Pontificaal Misboek van Sèez gefchreven in 't midden van de elfde Eeuw : Hac fanZla commixtio corporis et fanguinis, &c. of Sanc • ti fanguinis commixtio cum fanflo corpore , &c. Bibl. Reg. n. 3t66. Een Sacramentarium van Atles gefchreven omtrent het Jaar nco. Bibl. Colb. n. 1969; het Misboek van den Heiligen QUIRIACUS van Provins omtrent het Jaar 1200; de oude Misboeken van Kameryk van St. Gudule, van Brusfel , van Luik , van Aken , en een groot getal andeten , daar men ziet : Hac facrofantla commixtio corporis et fanguinis, &c. ge* lyk men in alle die van Parys gelezen heeft tot in 't Jaar lótj, en als nog te Sens leest, by de Carmeliten en by de Jacobynen.  van de Gebeden en Plechiigh.derII. Misfe. 607 't Is baarblyklyk dat federt agt of negen honderd Jaaren in de plegtige Misfen, waar in het getal der Communicanten zeergroot was, behalven den kelk met het bloed die op het Altaar ftond, een andere kelk met wyn voorbereid wierd, en datnadenuttigingdesPriesters een weinig van het kostelyk bloed in den kelk met den ongeconfacreerden wyn gegoten wierd, op dat deeze wyn daar door een foort van heiliging of Confecratie zoude trekken. De oude Roomfche Ordens (O tekenen dit zoo aan. 't Is daar en boven zeker dat men zig op fommige piaatfen te vrede hield (2), in het gebruik van den kelk aan de omftaanders tot de Communie toe te laaten,met den wyn in den kelk te mengen, om al het volk onder detweegedaantens te laaten communiceeren:omdat,gelykd'Abt ïanormus en durandus zeggen in de dertiende Eeuw (3), het onbetaamlyk zoude zyn zoo veel bloed te confacreerenals'er voor de menigte zou nodig zyn, en men daar voor geenen genoegzaamen grooten kelk zou konnen hebben. Doch deeze vermenging gefchiede zonder de minfte plechtigheid. De Priester deed dezelve door den Diaken doen, in plaats dat hy altyd zelf het lighaam en het bloed vermengt heeft. Het Gebed Hac commixtio, moest niet gelezen worden terwyl een weinig van het dierbaar bloed in den kelk met wyn gemengd wierd, of terwyl men het linkje van de hostie 'er liet invallen, gelyk ditop den goeden Vrydag nog gefchied, als 'er niet als wyn in de kelk is. Het oud Roomsch Orde tekent aan dat als dan, Hac commixtio, niet gezegt word, en dat word nog tegenwoordig onderhouden. Waarlyk men vind in de laagere Eeuwen * dat dit Gebed (2) in fommige Ker- (i) Ziet de uitlegging van P- M1BULOK over het Roomsch Orde, daar hy van alle die gebruikeu met veel ge leetdheid, oordeel en wvsheid fpreekt. Z'ct ook den raier JHARTENï, de aitiq, rit, cap, +, art, 10. ». 11 et li. ART. V. H.UC COMMIXTIO. (XI Ord. I. U et ltl.C0mmeMt.M-4. biil.p lv11i. (i)UJCij1erc.su f^Undeinquisbufdam locis poli fumpriouem corporis et fanguinis Chrifti aliquidde ipfo ianguinerefervatur in calice, ec fuperiufunditur v in urn pumm.ut ipfi communicantes indelumant.- non enim ellèt dece.is tantum fangtiinem conficere.neccalixcapaxinveni.retar. D^rar.d. I. *.C. +1. B.-X. * Sedert omtrent is iuaie £cü#.  V. DEEL. (i)Hacdieqtian do patticula hoftix in calicem mittur, non dicurtur verba ilia, Fiat csmmixtio, cjuiaibi de fan guine mentio fit, fed in caiicefanguisnoneft, nee hodie conlecratur. Dxrar.d. Ratim 1.6 C.77.K.2s (z) In Ord Rom. n. xiii. ?. lxxxvi. (35Cumcapfaét Calix offeiendus eft, etadmixtione liuchariftix confectandus. Conc. Aria/. I. MB.17.Men leest indchandfehrif ten ir.ferendus in plaats van offeren int. was, Öo3 Letter- Gefchicht- en Leerftdk. uitlegginge * Kerken op den goeden Vrydag gelezen wierd, volftrekt tegen het geen durandus (O zolder eenige uitzondering te maaken in 1286 gezegt heeft. Maar men heeft zelfs in die Kerken erkent dat het een misbruik was, zoo als het blykt uit verfcheide gefchreve en gedrukte Misboeken , welke men hier zou konnen bybrengeii. De Pater mabillon heeft'er genoeg opgeteld (2). • . , Eindelyk de vermenging van het deel der hostie, of van eenige druppelen van het dierbaar bloed met den wyn gefchiede niet als op eenige dagen van het Jaar; in plaats dat dit Gebed in alle Misfen gelezen moet worden i met het lighaam en het dierbaar bloed te vermengen; en men moet 'er niet aan twyfelenof het is gemaakt om gezegt te worden als deeze vermenging gefchied. . tweede moei je lyk UEiD : waarom men het lighaam met het bloed van jesus christus vermengt. antwoord. Deeze vermenging gefchied op het gezag der Liturgiën en der Kerkvergaderingen , door eene natuurlyke reden , en door geheim. Dit gebruik ftaat aangetekend in de Liturgie van den Heiligen jacobus, welke d'oudfta is van de Griekfche Kerk. Ook ziet men dit in d'alleroudfte Roomfche Ordens. De eerfte Kerkvergadering van.Orange in 441, zegt (3) dat met de doos de kelk aangebeden moet worden, cn geheiligt door de vermenging der Eucharistie. In die doos wierdd'Eucharistie bewaard. Dezelve wierd in 't begin van de Misfe naar het Altaar gebragt, en wierd voor de Communie den Priester aangebooden, om'er hetbcwaardeftukjeuitteneemen, ten einde het in den kelk te laaten vallen. Om dit gebruik wel te verftaan, moet men indagtig zyn dat behalven het ftukje hetwelk tegenwoordig in den kelk gedaan word na de breking der hostie, men eertyds het ftukje 'er in deed het welk door de Bisfchoppen gezonden  'Van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 00$ "was, nf het welk zy zelve bewaard hadden Voor de volgende olïerhande. Men ziet uitdefaineiiftcllingen van dePausfen melchiades CO en SlRlCIUS Qi) ili "oude naamlysten der Pausfen aangehaald, en uit den brief (3) van innocentius den eersten aan depentius, dat de Paus én de andere Bisfchoppen yan Italië alle Zon dagen een gedeelte van de Eucharistie welke zy in de Misfe geconfacreerd hadden tot de Priesters der titulaire Kerken afzonden; en de Priesters deeden dit deel in den kelk met te zeggen pax Domini &f. tot een teken van gemeenfehap. Ook ontvingen dé Bisfchoppen op den dag van hunne wyding van hunnen wy Bisfchop eene groote hostie, welke zy eenige agtervolgendé weeken bewaarden , om 'er daaglyks een gedeelte van in den kelk te doen aan dezelve plaats van de Misfe. Nog ziet men uit zeer oude handfehriften (4) dat een gedeelte van de hostie door den Paus te Paasfchen, te Pinxteren, en te Kersmis geconfacreerd, bewaard wierd om het tot de ftatien die ten tyde van het Jaar gefchieden over te brengen, en het in den kelk te doen met te zeggen pax Domini, als de Paus naar de ftatien niet ging. De Paus en de Bisfchoppen voor de vierde Eeuw ontvingen d'Eucharistie van d'afgelegé Kerken, gelyk de brief van den Heiligen ireneus aan Paus victor aangaande de Kerken van Afia dit doed zien, en zy zelve, als zy de Misfe deden, bewaarden een deel van de hostie voor de volgende offerhande. Deeze ftukjes die men aan de Kerken zond Wierdeli genoemd fermentum , hef deeg , wyl men dezelve aanmerkte als een hefdeeg van gemeenfehap en van liefde,'t welk te kennen gaf dat de Paus, de Bisfchoppen, en de Priesters eene zelve offerhande opdroegen, en dat zy alle met de Gelovigen, die 'er'aan deèla£- ART. V\ H.EC CÜMMtJfTIJ. (i) Hic ferirtjc oblaiiones confecratie perEccIè» lias ex contecia tu Epifcop^dingerenturqiioddeclar, frf'r fer . rflentum Prupyh Ai~l SS.Ma-.i.p. S l- (z) nid p. 'su '4.) Codex 'Aaiif, pon Mabill fe. ' Gerniari Muf. Irai. lom. z.f} xxxvm.  V. DEEL (1) Unus panis rium c >rpus multi fuinus, omnes qui de no pine pattici pamus iCor.. 17- (2) Subdiacon tenens manum fuam in ore Ca {x, oftendit fat ta PonriSci... Pontifex ïaluta fanfta et contemplatut; utl fueiit fuperabundans, piar. piat ut ponatui in conditorio. Orcl.Ln 8.Ad/ tare primo adc larSancïa.Oni II. n 4- (3) Epifco;)US\ niens ad Altat adoratprimo Sanfta. Amal. glog. Mabill.it. Ordin. Rom. p XXXVI. (4) Cum dixet Pax Domini f, jemfier vobifcu. facienscrucen tribus vicibus manu fualupe Calicem, mi! Sanfta in enn tune Pontifex rumpit Oblat . expletact fraftione ipfaSanfta qu momorderi', j nit .. dicen: Calice; Fiat c, mixiio- Ord I 18. er 19. Cur dixerit, Pax . mini ftt femper dat Epifcopo [ Tune Pontifei momorderit,p Fiat commixt; 610 Letter- Gefchicht- en Leerflelk. uitlegginge, tig waaren, reden hadden om met den Heiliu. gen paulus te zeggen (1)1 wy zyn alle gc- zamentlyk niet als een brood en een lighaam, wy u alle die aan een brood deelagtig zyn. Volgens de twee eerfte Roomfche Ordens u (2) en amalarius (3) ■> wierd dit deel „ van d'Eucharistie in een doos voor den Paus gebragt, als hy na het Altaar ging. HyaanP- bad het eer hy de Misfe begon, en dit is het ? zelve deel 't welk hy in den kelk liet vallen t zeggende pax Domini. Uit deeze Ordens is . 't klaarblyklyk dat dit geen deel der hostie van den dag was, aangezien de breking van i. de nieuwe hostie nog niet gefchied was (4}, van welke men vervolgeus ook een ftukje in 1. den kelk liet vallen, met te zeggen: Fiatcom■ mlxtio, &c. Deeze laaste vermenging heeft • altyd plaats gehad. En federt men geen e, deeltje van de hostie meer bewaard, is deeze in de plaats van de eerfte gekomen. Wat nu de reden van deeze gebruiken be» £ treft» het bewaarde deeltje liet men in den kelk vallen; i. toteen teken van gemeenfehap it met de geenen die het gezonden hadden; !' om de Confecratie der vorige dagen met die », van den dag zelve famen te voegen, en dus 1 d'eenheid en voortduuring van d'offerhande r aan te duiden ; 3. het bewaard deeltje kon tit men in den kelk doen om eene natuurlyke re— den. Gemerkt wel eer de hostiën veel dikim ker waaren als ze tegenwoordig zyn , zoo kon n- dit deeltje hard geworden zyn, en vogtig ge- maakt moeten worden om dat het dan zoo v'eel ™. te gemakkelyker kon genuttigt worden, 't Is I in zeker dat in de meeste Griekfche Kerken daar j '*• de Eucharistie voor de zieken gefchikt, van den Donderdag voor Paasfchen voor het ge- I )0 heele Jaar bewaard word, de Priesters het in ] ■jobiftum, mittit in Calicem de fancta Oblata, fed Afchidiaconuspacernj riori: deinde exteri per ordinem,et populus.feparatim viri et fceminarj [i rumpitoblatam expleta confraftione deipfa Sancta, quamlli anit inter manus Archidiaconi in Calicem,facienscrucem tet dicendoJ| h &c' Ordo. II. n. 13. den ij  van de Gebeden en Plechtigh. der II. Misfe, 611 i den wyn doen week worden * als zy het den : zieken geven. Wy zien in euskbius (i) dat de geene die d'Eucharistie tot den grysaard serapion bragt, order had om het r vogtig te maaken, en de Kerkvergadering van I Carthago (2), willende dat men d'Eucharis| tie in den mond van den zieken giet, geeft look reden om te denken dat dezelve in een I vocht vermengt wierd. De eerde Christenen * en de woedyniers die d'Eucharistie met zig 1> voerden en by zig hielden, konden dezelve 1 op deeze wyze gebruiken; en in de wyze van Icommuniceeren door den Aarts-Bisfchop van jCorinthe in de tiende Eeuw aan den woeftynier flucas voorgefchrevendaataangetekend (3), ;:dat hy de Heilige hostie neemende, ter ze 1- I ver tyd wyn in een klyn vat moest neemen, 't swelk eeniglyk voor dit gebruik moest gefchikt fiblyven. Het ftukje dat men nog op den goeden \! Vrydag in den wyn laat vallen is misfehien ijnog een overblyfzel van het oude gebruik. Doch men heeft altyd eene meer merk waar idige, en geheel geheimryke reden gehad om :ihet lighaam en het bloed van jesuschris|tus geconfacreerd onder de gedaantens vart II brood en wyn te vermengen, naamlyk om de i vereeniging van het lighaam en van het bloed : van jesus christus enzynebeerlykeverryzeItiis aan te duiden.In de daad tot aan deeze plaatfe ! van de Misfe heeft de Kerk alleenlyk het lyden ten den dood van jesus christus uitgedrukt 1 door de Confecratie van zyn lighaam cn van zyn I bloedafzonderlykgefchied.'t Is zeker, gelyk de -Kerkvergadering van Trente verklaard, dat sdoor de kragt van de Sacramenteele woorden 'over het brood uitgefprooken, het lighaam ialleen geconfacreerd is - en dat door de kragt iivan de Sacramenteele woorden over den kelk iuitgefproken, het bloed ook alleen geconfaicreerd is 't Is evenwel een geloofszaak dat sdeeze fchyding flechts geheimryk is; en dat wezendlyk het lighaam niet zonder bloed is, Qq a nog ART. V. H/KC COMMIXTIO. * Ziet den brief1 van Leo Altari ui aan Pater MO.iü de recent. Grgcj* rum 'templis. (i) Rijt. Eeilef. 1.6. e. )6. ( i)Cor.c.Carthitp IV. can. 76. (i)Acï*S, iüci jun. a-cl. B'biió. th. PP. et a?ud Boland. 7. Febf.  én Letter- Gefchicht-en Lcerftelk. uitlegginge, V. DEEL. (i)lnifto officio monftratur fan giiinem fulum pro noltra anima, etcarnem moituam prö noftrocoipoie, tedire ad propriam lnbftantiarq, atque Spirituvivificante vegetari hominem novum,ut ultra non moriarur,qiü pro nobis mortuus fuit et refurrexir. Amal Li.de Elclcf officie. 31. ( j) Per particulam OMata: imniilfe in calicem oftenditur corpus Chrifti,quod refurrexit a mor tuis Rit ctiebr Miff. Maurill E ■ pife.Rotom et 'Joan Abrinc. de of- (3) UtCahxDomini totam plenitudiaerc contineat Sacramenti.Flor- inCan. M'ff- Reinig, expol' Miff. Alcuir.. de div. offc, nog bet bloed zonder het lighaam; naar dien het lighaam van jesus christus waarlyk een levend en verheerlykt lighaam is. Nu is het eenegewigtige zaak dat men in d'offerhande den dood en het verheerlykt leven van jesus christus verbeeld ; om dat de offerhande van de Misfe de vernieuwing is van d'offerhande welke hy dervende op het kruis heeft opgedraagen, en welke hy levende in den Hemel opoffert. Het lighaam afzonderlyk geconfacreerd, en het bloed afzonderlyk geconfacreerd, zyn het teken van zyn dood. Het lighaam en het bloed vereenigt zyn het teken van het leven 't welk hy wederom in zyne verryzenis heeft aangenomen: want de gedaante van wyn de gedaante van brood doordringende, verbeeld ons dat het lighaam en het bloed alste famen in eene plaats zitten, en als in een levend lighaam veréenigt , zyn. amalarius (O had deeze geheimryke reden verklaard, en dezelve word ook bygebragt in de Misfe van maurillus (a) Aarts-Bisfchop van Rouaan, en uitgelegt door joannes Aarts-Bisfchop van Avranches in de elfde Eeuw. Dat zelfde geeven florus, remigius van Auxerre , en alcuinus ons te verftaan als zy zeggen (3) dat het deeltje in den kelk word gedaan, op dat hy de geheele volheid van het Sacrament zou bevatten. Laat ons alle de woorden van het Gebed welke by deeze vermenging gevoegd worden verklaaren (1)» waar in wy zullen zien wat het (O Dit Gebed, dat in de oudfte Roomfche Otdens, in .\M\LARIUS, in de Micrologus, en in een groot getal oude geichicve Misboeken, van Vrankryk, van Engeland, en van Duitschland ftaat, leest men by de Cathuizers niet, en word in de gewoone dienstboeken van Cluni ook niet gevonden: het geen aanwyst dat men in fommige Kerken van Vrankryk, of fchodn zy het Roomsch gebruik al hadden aangenoomen , het ftukje van de hostie in den kelk heeft laaten villen zonder iers te zeggen, waarfchynlyk om dat verfcheide Sacr.imentarien eindigden door het Gebed Libera nes t zonder dar men de volgende Gebeden fchreef welke te Roma~ gelezen wierden, en de priesters van buiten kenden.  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 6l 3 Ihet woord heiliging (Confecratid) betekend, welk woord de derde moeilykheid opleverd. h & c commixtio et consecratio 4(2). Het woord heiliging van het lighaam en Abloed, betekend hier niets als het geheiligd lichaam en bloed. De Heilige laurenitius zeide tot den Heiligen Paus sixrus (l(i): beproeft den dienaar aan wien gy de hei ligging van het bloed des Heere heb toevertrouwt, lom te kennen te geven, aan wien gy het ge ijheiligt bloed van jesus christus hebt Itoevertrouwt, om dat het den Diaken aani ging het aan de Communie uit te reiken. Het I geheiligt lichaam onder de gedaante van brood i word d'heiliging des lichaams genoemd; het 3geheiligt bloed onder de gedaante van wyn - word genoemd de heiliging des bloeds, en :jhet lighaam en het bloed verèènigt in den Ikelk zyn de heiliging van het lighaam en van ihet bloed. De Kerk verèènigt deeze twee \ Confecratien en begeert dat de Priester eer , ftukje van de hostie in den kelk zal laater 1 vallen ; en de eerfte Kerkvergadering var 1Orange gebood uitdrukkelyk dit gebruik: dt : kelk, zegt ze moet geheiligt worden door de vert menging van d' Eucharistie, dat is te zeggen. i dat dezelve reeds de heiliging van het bloec 3 bevattende, ook die van het lighaam moet he |jf vatten; ten einde, gelyk men gezien heeft 'uvUow tasovaaai " \\ (1) De Paus pf.i.AOms Dt t. zegt'dat de weidlni der Bisfchoppen in d'eenheid der Kerk moet gefchied zvn zonder welke 'er geene weiding is, om dat cor.ftr.ratc eft fi riml f/icrare, Epift. Joanni Patrlcio ap. Holfh rollcft. Rom p 219. Deeze woordenkennis (ctymnlrgia) heelt fommigen doei gelooven datdeverrnengingvan detivee Sacramentce'cgedaan tenshciliging (Cor.fccraiio) genoemd wierd, om re kennen te ge ven dat do gcclaantens cenigcrwyze malka ider eene weder zydfch« heiliging mededeelden. "Elog deeze roeeigening i niet cegrond De Kerk vércénigt d:- dubbele heiliging, vai her lighaam en van het bloed van jksiis Christus niet als om een zinnebeeld te zyn van het gohciin dat zy wi uitdrukken, Qq 3 ART. V. H.V.C COMM1X» TI O. (1) Experireutrum iaoneurh Miniftium eiegeris cui CQiiimi i.Üi Dominici fanguinis confecrationem Am. broJ\ U I. ofiic. 1 41. I I  <5l4 Letter' Gefchicht- en Leer/lelk. uitlegginge, V. DEEL. / (\)V. S.Aug, f») lUc facnfar.fta commixtio terp/iris et fanguinis Domini r.oflri Je/u Chrifti fiat mihi et omnibus fumentibus falus mentis et corporis, et ai vitam Attrnam promerendam et capefcendar» prsparatio falutaris. Per eundem Chriftum Dominum r.oflrum. Amen. Di'. Gebed ftaat met deeze woorden in 't Misboek van Arles gefchreven omtrent het Jaar isoo; in 't Misboek' van frejus van de twaalfde Eeuw; van Auxerre van de dertiende; van St. ARNOULD van Mets omttent het Jaar Ijoo; in twee van Toulon, het een van de veertiende Eeuw, bet ander van de vyftiende; in die van Kourdeaux, van Poiiiets, van Clermont van 1492, van Lyon itio, van Nar, bonne iris, IJ7 BEMERKINGEN. \ i. Sergius de 1. die in 't Jaar 687 tot ' Paus gekozen wierd, beeft vast gefteld (O 1 Qq 4 dat ART. VI. agnu3 ds1, i\Hic (faruit ut :mpore cona&ionis riomi» ici corporis Ag. as Dei, qui tollis Heatstnsundifmsrere -»«»aCle. ) er populo de'nrerur. Lib 'ontific. Anafl, 'mal l.i.e, j3, 'alfiid. e, ji.  6i6 Letter- Gefchicht-en Leer/lelk.uitlegginge, V? DEEL. i j f O Duro Saeramenra fumuntni,ter AgnusDel ' aChörocantatur. , &o Carmt.de con* ven. vet* et novi fdfrif. i f-i) 't Is driemaal in twee Sacramcintarien gefchreven omtrent het Jaar joo, het een van den Heiligen gat1anus. vin Tours, en het ander van de Abtdye van MOyssAC in 't Bisdom van Cahors. Men leèsr in JAN van Avranches, in de elfde Eeuw.' Diaconus.... Cafulam, Choro Agnus bis repetente, iterum induat. |oan Abtinc, de divin. offic. cap» 4ü. En bï.leth in de twaalfde zegt dat men het driemant zingt met tusfehenpoozing In een Misboek Van Arles gefchreven omtrent het laar n.6o ftaat 'er maar eens Agnus Dei; en in de laatete Misboeken ftaat het 'er driemaal. 'Ec is y iet meer als een in 't Misboek van Lyon vaii 1510. (x) Vo!f>cns de Oude Sacramentarien, dat van Trief van dé tiende Eeuw, van Alby van de'elfde; volgens J.AN van . Avranch.es een weinig naar het Jaar 1060, en de Micrologus omtrent het Jaar 1090, had nog maar alleen het Choor d''Agnus Dei gezegt. ivo van Charires omttent het Jaar 1100 geeft het zelfde in de reeds aangehaalde plaats té kennen. Maar weinige laaren daar na lazen alle Priesters het aan het Altaar, als bl^kt uit de gebruiken van Cireaux, uit het Ordinarium van Pièmonftreit; uit eên Mishoek van Kameryk, van de twaalfdi' Feuw, een ander van Reims van den zeiven tyd, een vata Prèrr.onft.reir van Vicogne., welk omtrent hetf Jaar hij, van d'oprechting deezer Abtdye fchynr gefchreven, le, zvn; uit een van Keulen van 1133, een ander van Aken omtrent den Mlvert tyd. lat terwyl de hostie gebroken wierd , de Gïeestlykheid en het volk zouden zingen :lam 7ds, die weg neemt de zonden der waareld, ontferm u onzer; ten einde, zegt valfridus, ■ils men zig gereed maakt om de Communie uit te. ■eiken , de geenen, die jesus christus noetcn ontvangen, die zig voor hen heeft opgeIraagen, van hem de genade vraagen ter voorbereiding oni de onderpanden van de eeuwige za'igheid waardig te ontvangen. In 't vervolg ïéeft men driemaal Agnus Dei gezongen fjr)« jm al den tyd tot aan de Communie, en zelfs 3eh tyd van de Communie te vervullen , Volgens ivo van Cliartres (O- Ook hebben le Priesters gewenscht d''Agnus Dei aan het \ltaar te mogen zeggen (pi). Zy konnen het iydftip waar op men het lichaam van jesus Christus gaat nuttigen, niet zien naderen, zonder de bermhertigheid af te fmeken fan hunnen Zaligmaker , welken zy onder 1'oogen hebben, of welken zy tusfehen de han-.  yan de Gebeden en Plecht igh. der H. Misfe* 61 J: 1 banden hebben , volgens het oud gebruik ± i der Kerken van Vrankryk (3), 't welk de Ja 1 1 cobyneii tegenwoordig nog volgen, en zonder tot hem gelyk het geheele Choor te zeggen * ontferm u onzer. 2. Tot aan de elfde Eeuw eindigden de drie Agnus Dei door miferere nobis; en de Kerk van den Heiligen joannes van Lateraanen heeft tot op den tegenwoordigen tyd dit gebruik behouden (4).' Maar omtrent het Jaar noo heeft men in de meeste Kerken aan de derde Agnus Dei, gezegt dona nobis pacem. beleth (1) in de twaalfde Eeuw maakt 'er melding van als'van een gemeen en gewoon gebruik;J hy voegt 'er by dat men het Donderdags voor Paasfchen niet zegt, (dat te Clermont e* te ; Luik onderhouden word) waajfchynlyk cm dat men op dien dag den vrede niet geeft. ' Des'niet tegenftaande zegt Paus innoceN* tius de ui. (2) dat dit Gebed wierd ingevoerd ter gelegendheid van fommige beroer- 1 tens die in de Kerk oprezen, robert van ! Mont geeft in zyne tydrekening te verftaan dat in 't Jaar 1183 de Heilige Maagd dit formulier in eene verfchyning zou gegeven hebben ; doch het geen eeleth en de Paus ; innocentius de ui. zeggen, doet zien dat het ouder is. 3. In de Misfen der Overledenen, zegtmen, in plaats van miferere nobis, dona cis requiem. ', Men weet den oorfprong van deeze woorden niet; maar belet h, in de twaalfde Eeuw, en naar hem durandus, fpreeken 'er af als van een algemeen vast gefteld gebruik». De (3) Di't is het dat in de MisboekeH van Parys tot in i6s? I ftaat aangetekend. ' c4) Ziet dat "ér de Paus innocentius de mn de 1 Myk. Miff- i. 9. c. 4. DURANDUS,/ 4 e. 51 'er af zeg ! gen, en d'Or^' die alle Jaaren voor deeze vermaarde Kerk gedrukt woid, daar rtien op het eerfte blad leest: Ai Agr.us Dei kok dicitur, dona nobis pacem, fed femper . miferere nci- ^h's, Ecelefitt riiu aniijuo fervato. Ql 5. IRT. VI. GNUS DEI. ' i) De divin. of* ïc c.4j. '-•)Myfi.M'I.L  V. DEEL» 6i8 Letter* Gefchicht-er, Leer}}elk* uitlegginge. De zelve woorden vind men in het Ambrofiaansch Misboek , dat zelfs geen Agnus Dei plaatst als in de Misfen der Overledenen (5). 4. De Priester flaat op zyne borst als hy zegt miferere nobis, om door dit teken het leedweezen van zyn hert aan te wyzen, gelyk men dit aan den Coitfiteor gezien heeft; en misfehien flaat hy ook op zyne borst als hy zegt dona nobis pacem, om dat men eertyds zeide miferere nobis: maor niets bepaald hem om op de borst te daan ais hy zegt dona eis requiem* Uitlegging1 van d'Agnus dei. A gnus dei, lam Gods: jesus christus', die de zagtmoedigheid en de onnozelheid zelve is, is altyd afgebeeld geweest door «e zagtmoedigheid en onnozelheid van een lam; en vermits 'er geen ander flachtoffer is 't welk God aangenaam zou kunnen zyn als jesus christus, die zig'voor der menfchen zonden heeft opgedraagen, zegt de H» joannes (1) dathy het lam is datgeflachtofferd is van 't begin der waareld. Alle de flachtoffers welke in het oud verbond zyn gedoot geweest, waarenflechts uitwendige tekens om de menfchen te onderwyzen aangaande het geene zy aan God fchuldig waaren. Deezé waaren flachtoffers der menfchen. Maar jesus christus die onzigtbaar in deeze tekens geflachtofferd wierd,was het eenig voorwerp dat Godmetwelbehaagen aanzag; om dat hy het aan hem eenig waardig -voorwerp was; 't is hierom dat hy de flacht'offerhande Gods genoemd is, het lam Gods. Het bloed des lams 't welk moises den Jooden gebood boven hunne deuren te dryken , ten teken van hunne verlosfing, was alleen ($) Aftn de derde 'jignüs De', leest men, dona eis requiem f-m"ite'n,tm , et Iticum indulgentie cum Sar.clis tuis in gloria. Miff. Ambiof. I6S9.  van de Gebeden en Plechtiglu der H. Misfe, 619 leen een af beeldzei van het bloed van jesus christus, die Gode alleen behaagen kan, en ons uit des duivels flaverny trekken, om ons in de vryheid van Gods kinderen te doen intreden. qui tollis peccata mundi, die weg neemt de zonden der waareld. Wy hebben deeze uitdrukking geleerd van den Heiligen joannes den dooper; en het Griekfche woord van het Evangelie (1) betekend gelyklyk draagen en wegneemen, gelyk het dat in 't Latyn betekend qui tollis. De flachtofferhanden wierden gehouden de zonden der geenen te draagen voor welken zy geofferd waaren; om dat de geenen die ze opdroegen haar de hand op bet hoofd leiden om ze in hunne plaats te ftellen, en haar den last der zonden die zy bedreven hadden, en der ftraffen die zy verdiend hadden op te leggen, isaias (a) vertoond ons jesus christus als een lam beladen met onze zonden, en gefchikt om gellachtofferd te worden; en de Heilige petrus zegt ons (3) dat hy onze zonden in zyn lighaam op hetkruis getorscht heeft; op dat wy aan de zonden geftorven zynde, voor de geregtigheid zouden leven. Hy draagt onze zonden niet, en belast 'er zig niet mede als om die weg te neemen. Hy neemt ze weg, 't zy dat hy zelve in zyne menschheid de voor de zonden fehuJdrge ftraffen draagt,'t zy dat hy door zyne genade de Gelovigen bekwaam maakt om dat geene te vervullen 't welk nog overig is te lyden om eene geheele uitwisfehing hunner zonden te voltrekken. De messias is niet gekomen als om de zonden weg te neemen. God had den komst van den Zaligmaker danige aangekondigt, met aan hem te zeggen (4) dat dc boosheid weg genomen, en dc zonde vernietigt zoude zyn. En op deeze wyze, gelyk isaias en de Heilige paulus fpreeken, is de (5) dood door eene geheele over haar behaalde overwinning ver/ion- dcn. ART. VI. AGNUS DEI. (1) JoatsA; is. (2) 1/a.lXB. (sjPetr.ll ï4« (4) Etfinem se» cipier peccatum , etdelearur iriicjuiiaset adducatur j»fi iria !empiterr.a. Dan.lX: 2 4- ( Abfbrpta e.T; mors in \ icTori.i. 1 Cor. XV; Sr.  V. DEEL, {i) Apec.v: 9. 620 Letter- Gefchicht- en Lee rflelk. uitlegginge, den* De dood is overwonnen in alle de geenen die in het bloed van het Goddelyk Jam zullen gewasfehen zyn, en die met onophoudelyke dankzeggingen het lam zullen toezingen (r): gy zyt ge/lacht geweest, en gy hebt ons door uw bloed vry gekocht, 't ls dan gelyklyk waar dat jesus christus de zonden der waareld draagt, uitwischt, en wegneemt, dat is te zeggen, de zonden welke de liefde tot ons zeiven en der waareld ons heeft doen begaan ; om dat hoe groot ook deeze zonden üyn, dezelve volitrekt door zyne offerhande vergeven zyn , zonder dat zy eeniger wyze over blyven. miserere nobis, ontferm u onzer* Dit Goddelyk flachtoffer is daadlyk op 't Altaar, waar op zyn liefde tot ons het geplaast heeft; *t is dan daar dat wy met de levendigfte gevoelens van onze ellendei en met vertrouwen op zyne beloofde bermhertigheden moeten zeggen: lam. Gods, die weg neemt de zonden der waareld, ontferm u onzer, Wyherhaalen het driemaal om door dit herhaalde Gebed te toonen dat wy zyne genade en bermhertigheid tot in *ti oneindige nodig hebben. Aan de derde Agnus Dei, ten tyde van beroertens, gelyk men gezien heeft, deed men zeggen dona nobis pacem in plaats van miferere nobis; en federt heeft men altyd deeze woorden laaren blyven, om dat we door den vrede niet enkel het einde van den oorlog verftaan, maar den vrede des Heere, die ons altyd nodig is, en welke ons niet gegeven word dan wanneer ons onze zonden vergeven worden. In de Misfen der Overledenen , in plaats van te zeggen, ontferm u onzer, zegt men twee* maal, geef hen dc rust, en by de derde Agnus Dei voegt men, geef hen d'eeuwige rust {f^jv om (6) In 't begin van de IXde Eeuw was de Misfe der Overledenen van de gewoone Mi ten, en welken hy wil dat wy zonder ophouden zullen vraagen. Men word-geagt niets te ART. VIL DO.MINE JESU, (1) Tratl. 7 :\ Joan. »,J,«4. (i) Vos mnrtdi elïis.JWXVIII 10.  V, DEEL, (r)Petite etaccipïctïs utgaudi* um veftrum fit plenum. Jaan. xvi; IS. fi)Egoind:gnus ïaniulus tuus offero tibi pto inrminerabilibuspeccatis. (3) Ab omnibus iniquitatibus meis, ut in ine non remaneat fcelerum macula. (4) Obfequium fervitutis mea:. ( 5)Sedetcun£ta familiae tuas. (fiJNos lervi ral ec plebs tua fanc ta. 5a4 Letter- Gefchicht- enLeer/lelk.uitleggingen te vraagen, als men deezen vrede niet vraagt,welke ons buiten allen aanval zal Hellen, en ons met eene volkome blydfchap zal vervullen. Tot nu toe hebt gy niets gevraagt, zegt jesus christus (j), vraagt, om te verkrygen dat uw vreugd vol cn volmaakt zy. ne r.esp1cias peccata mea, SU niet op myne zonden. Doorgaans zyn de Gebeden van de Misfe gemeen aan de Priesters en aan de Gelovigen. Doch deeze uitdrukking myne z-onden, doet zien dat het hier een Gebed is 't welke de Kerk voor den perfoon van den Priester doet doen; vermits hy van zyne zonden, en geenfints fpreekt van de zonden der omftaanders. En dat moet de perfoneele Gebeden van den Priester doen onderfcheiden van de Gebeden welke hy in den naam van de Gelovigen fpreekt. De Priesters fpreeken aan het Altaar altyd met nedrige woorden van zig zeiven; en in tegendeel met zeer veel achting van de Gelovigen. De Priester Qol) behandelt zig zelvcn als eenen onwaardigen dienaar, hy noemd zig beladen met gntelbaare zonden, boosheden (3), en gruwelen. en hy fpreekt van zig zei ven niet als met te Zeggen (4) myne dienstbaarheid. Integendeel noemt hy de omftaanders de kinderen des huis* gezins (5) : des huisgezins het welk met eerbied (6) het Heilig volk word genoemd. En als de Priester op eene plaats het in 't getal der zondaaren fielt, te weeten als hy zegt,«r7-> bis quoquepeccatoribus, flaat hy voor de borst, als was hy de eenigfte fchuldige van de ge' heele vergadering; zyne nedrigheid vervoerd hem om alleen met zyne eige zonden zig bezig te houden. De Priester bevind zig in deeze gefteltenis als hy het Gebed fpreekt het welk wy uitleggen, en als hyzegt: Heere, zie niet op myne zonden; sed fidem ecclesia tu£, maar op het geloof uwer Kerke. Hy zou wel wenfchen dat het d'eenige zuivere en Heili*  van de Gebeden en Plechtigh. derll. Misfe. 6l$ lige Kerk waare die God zyn vuurig verlangen voor den vrede te kennen gaf. Hy vreest /-dat zyne zonden raisfehien eenig beletfel aan : : de genade welke hy verzoekt, zouden (lellen; en daarom bid hy hem op zyne zonden niet te zien, maar op het geloof van de Kerk, van , Welke hy de bedienaar is, op dat hy hem den ' -zoo lang gewenschten vrede verleene. EAMQüE SECUNDUM VOLUNTATÊï.1 I tuam...» en gewaar dlg u, haar naar uwen \ wil te bevredigen, en in eenigheid te bewaaren, Wy hebben dikwils in de Misfe den vrede : verzogt; en hier vraagt de Priester van jesus :: christus voor de Kerk den vrede , welke : naar zynen wii is. Doch de vrede die volgens den wil van jesus christus is, is de ftandvastige vrede dien hy geniet, en die alle de leden van de Kerk vereenigen moet, et coa-dunare, gelyk hy begeert dat zy onder malkanderen en in God (ó, vereenigd zyn, voli gens het Gebed het welk hy tot zynen Vader i fprak, toen hy reeds aan zyne Apostelen gezeit had, ik geef u mynen vrede. - qui viv1s et regnas deus, die leeft : en heerscht God in alle eeuwen. De Priester verzoekt deeze genade van Jesus chrisiTuSj omdat hy God is, almagtig, endathy • gevolglyk all' doet het geen God zyn Vader ido?t; gemerkt hy met hem leeft en heerscht i in, alle eeuwen der eeuwen» $> II. De verfcheide manieren om den vrede te geven. RU BRIK. I Als de Priester den vrede moet geven, kuscht hy het Altaar in 't midden, en vervolgens het inflrument dat hem door den dienaar die neerknielt aan den kant van den Epistel word aangeboden. Rr ;t de Priester de hostie i uste met te zeggen: Pax tua fit mihi Chrifle (3) Volgens het oud gefchieven Misboek van Auxerre '200 wel als aat van Narbonne wierd de hostie en de kelk gekust. Volgens de oude gedrukte van Narbonne in ic.s en is76, wierd de hostie of de kelk gekust. Volgens de Mis. boeken van St. Arnould van Mets in 1321, en van Wien in ij 19, meid de hostie en de kelk gekust.- de kelk alleen volgens de Misboeken van Utrecht van 1497 en 1440 van Stamervk l$2», en het handboek van Pampelune i5ófi (4) Het handboek van Salisburi van im, tekend ;an dat de Corporaalen en het bovenfte van den kelk gekuscht wierden als dezelve eerst met de hostie waaten aangeraakt • Di0er ofculumpacis~) alhoewel 'er Leeken zyn (1) die den vrede ontvangen, en denzelven onderling aan malkanderen geven. burcard, Pausfelyke Ceremoniemeefter , op het einde van de vyftiende Eeuw, fchynt de eerfte geweest te zyn, die in 't Ordo voor de laage Misfen geftelt heeft, dat de dienaar knielende den Priester een inftrument van vrede om te kusfen aanbied. In die Ordo te Rome in 1524 herdrukt, ftaat dat hy, na het inftrument van vrede den Priester aangeboden te hebben, het zelve aan de Leeken, en aan de vrouwen zelve gaat aanbieden, paris de crassis, dienaar burcard te Rome Ceremoniemeefter wierd onder de Pausfen julius de ij. eeo de x. &c. tot omtrent het Jaar 1525, fpreekt (2) van het gebruik om den vrede met een inftrument in de plechtige Misfen in fommige Kerken van Italien te geven ; maar hy voegt 'er by dat het daar het gebruik niet is van de Kerk van Rome en van verfchei* de andere; en dat men den vrede met een inftrument niet moet overbrengen als tot dekly. ne Klerken, pueris Clericis, tot het volk, populo vulgari, en tot de vrouwen. Het geen  van de Gebeden en Plechtigh. der H.Misfe. 619 het gebruik van een inftrument van vrede in de laage Misfen kon wettigen (7). 4. In de hooge Misfen legt de Priester zyn Hn her wang of dien van den Diaken, cn omhel'si hem. fVltyd is de vrede welken men malkan deren omhelzende gegeven heeft het teken vai eene waare vriendichap onder gelyke perfoo nen geweest; en deeze is de wyze waar op d( Christenen eertyds denzelven aan malkandei gaven,die alle met malkanderen als broeders om gingen. Alle menfchen van het zelve geflagt gaven malkanderen onderling CO den vredekus, de mannen van hunnen en de vrouwen van haaren kant. Dat was zelfs de voornaame reden waarom de plaats voor de mannen van die der vrouwen was afgezondert; op dat deeze kusfen alleen rnaar ó.t tekens van eene geheele zuivere en heilige liefde zouden konnen verftrekken. De Apostelen hadden deezen Heiligen (V) kus aanbevoolen; en men ziet in den Heiliger augustinus op wat wyze, en om welke rede zulks gefchiede. Naar het Gebed des Hce re, zoo fpreekt hy (3), zegt men, de vrede zy met u,cn de Christenen ge ven malkanderen den Heiligen kus, V is niet anders als het teken van vrede. Dat dc lippen vertoonen moet in V gemoed zyn uitwerking hebben ; dat is te zeggen, dat gc- lyk (7) Het Misboek der Jacobynen van 1254, tekend aan dat de Priester den vrede geeft aan den geenen die de Misfe dient, en niet aan de overige omftaanders, ten zy 'sLands v/yze het anders mogt vorderen.- Ik Mijjis vero privatis. qun r.or. funt ie mertuis, detur pax fratri fe--.-itori, fed aliis afiar.ii bus kok detur, r.ife confuetuio Patris teneat cc.trarium. A's dan gaven de Jacobynen den vrede omnium pati\, gelyk men dit laget zien zal. By de Carmeliten, volgens hun Ceremonieel van rStS, kust de Priestet het inftrument vnn vrede 't welk de K'crk hem aanbied: Oratioi.e fi>:i:s , infltumcntiLm pacis £ Mtniflro juxta ipfum , ex parie Epi/loU iKclir.ato porrigatur , quod Celebrar.s nfiulaKS , Je:reto Orationrm llpbetc vmc ilum , dc. dieet. Cxreiti. lib. z. rubr. 53. De Carmeliren van Vrankryk onderhouden dit artikel niet. Traité des OJices a (u/age dt t'Ordrt tn 16Ï0. p. 230. Rr 3 ART. vir, DE VKfcDK. I (\)Cor.ftit.Apoft. l.z.c tt.et l.z.c. 11. (i)S8lutateInvicem in ofculo hn£to.Rom.XVU 16. (3)Poftipfam dicirur, Pax vobifcum , et ofctilantur fe Chriftiani.Pacisfignumeft, ficut oftendunt labia,fiat in confeiemia. Id eft quomodoIa« bia tua ad labia fratris tui accedünt, ficcortu. um a corde ejus non reredar.-ïwj. ferm. 227. ai Si.  V. DEEL. (t) ÜtQfcülurt quod in labiis datur in c-ordibui non negentr Miff. Gat. Mff. XI. (>.) Pacem qinn in labiis proferi; mus, in intimi; teneamus vifcerihns. Miff Gal lie Miff. t< (3) Hominesof culum.id eft na' cis ltgnum fibi invicem danr. RatioK l 4 c 53. r.. 4 C+)Hinceftqunc etiam intet Mo rachpspax non d mu, quia mun do mdttui rfcpu • tanwt,/,4j«-53«« 8 (i^Apiii Marien de Mortaeh. tit* pag. 187- et 188 (6)i%iiL (y)ür c;/!.c n (%) Diveitatos fuum ad Diaconum ofculans eum,^c. Diebc vero dorninicis ct feliis quibus Tolent fratres 3 Co.nmuniqneii iic prior ülorut q ii voluerint conamnnicire , vcniens ad gri' düm, a-.cioiat Suthdiacono pa ce~i, 8cc. Ordi Miff. Guillelm. tit. de paté. 630 Letter- Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge, lyk uwe lippen tot die van uwen broeder naderen , zoo ook uw hert zig met zyn hert moet vereenigen. De Kerk heeft dikwils verzogt dat deezé Cerem mie heiliglykzoudegefchieden, cn dat de vereeniging der lippen, waar op oprechte menfchen hun hart draagen, een gevoelig afbeeldfel van hunne herten en hunne zielen'zoude zyn. Het oude Misboek der Gothen (i) en het Gallicaanfche (V) voor karel den . grooten. eischten dat de kus die op de lippen gefchiede in de ziel voltrokken wierd, en in den grond des hcrle bleef. De gewoonte van malkandcren te omhelzen heeft tot aan het midden der dertiende Eeuw geene verandering ondergaan., beeeth in dé twaalfde, en durandus in de dertiende Eeuw in ii%6, beveelen alleen dat de mannen den vredekus aan de vrouwen niet zullen geven om geene aanlyding tot gedagten tegen de zuiverheid ftrydende te geven ; waarom men denkt dat de piaatfen vanmannen en vrouwen zoo juist niet meer onderfcheiden waaren. Maar ten opzigte der mannen leest men by hem (3) dat zy altyd malkanderen omhelzende • den vrede gaven, durandus voegt'erby t dat de Monniken C4) malkanderen den vrede niet gaven, om dat zy zig aanmerk ten als voor • de waareld dood te zyn. Het geen dura ndus zegt moet met eenig onderfcheid verftaan worden, want in zyn tyd, waaren 'er Monniken, en een groot getal Religieuzen, s die malkanderen noglangdaar na den vrede gaven op de zelve wyze als de Geestelykh eid. De Monniken van Cluni en van MontCasfin f geven op de plegtige Feestdagen (5) malkan- a deren den vrede. Die van d'Abtdye van den Heiligen benignus te .)yon (6) hadden de zelve gebruiken. Volgens de gewoonten van a (7) Citeaux en de famenftellingeu der Guillerhiten in een algemeen Capittel des Jaars 1279» :' waareldkundig gemaakt en bevestigt (8),ontvangen cn geven de bedienaars van het Altaar in  van de Gebeden en Plechtigh. derH. Misfe. t5j1 in alle deConventuëeleMisfenmalkanderen der vrede met een kus; en op de Zondagen, welke de Communiedagen waaren , ontvingen insgelyks en gaven alle de geenen die Communiceerden malkanderen onderling den vredekus. Ook ziet men in de dellingen van de Cathuizers des Jaars 1259 (1) dat de Diaken den vrede tot het Choor overbragt, en men vind by hen de gewoonte niet van den vrede met een inftrument te geven als in hunne nieuwe Hellingen van het Jaar 1368 (2). Alle geordende gemeenlyk de vier bedelende genoemd, gaven malkanderen ook den vrede met een kus. De Franciscaanen , en de Auguftynen volgden nauwkeurig de Roomfche dienstordening. Het blykt uit het Ordinariüm van het Misboek der Carmeliten in 1514-. en wel byzonder uit hun Ceremonieel te Rome 111 161Ó gedrukt (3) , dat zy dezelve ook in dit ft tik volgden. Maar tegenwoordig (4) word in de meeste Conventen van Vrankryk, de vrede met een inftrument gegeven. De Jacobynen, even eens als in deRoomfchedienstordening, hebben malkanderen den vrede met een kus gegeven tot aan de festiende Eeuw (8). Toen wierd het befchikt dat de Priester de Pateene zou kusfen, en dat men in de Choor een inftrument van vrede zou kusfen. Zie daar Religieufen en Monniken genoeg die ten tyde van durandus malkanderen den vrede geven. Menvind'ernogtans fommigen die regtvaardigen het geen hy gezegt heeft. De famenftellingen van grammont (5) tekenen aan dat de vrede niet zal worden gegeven als aan den Dia- f») Dat ziet men in d.- «nmerkingen over het Ordinariüm van het Order te Salamanca in U7« gefchreven , dnar inen over het artikel v»n den vrede leest. Nota arca paren dandam quod ar.tiqui'.us trat confuetudo dandi pacem per efculum put», et ita eft inteiligènda létters-Vat. Sed jam m mhIH Capitulh ordinatum eft q<-oi detur pax cum Pater.a, vel «mag,, ne aliqua fuut palet in CatMule Salmantica celehrato er.no Domini ïjji.' Adnot. joan. de ïalcncia in Ord. FF. ïrüd. Rr 4 ART. VIL DE VAhDE, (1) Statut, avtt.t. part. c. 43 n. 46. (2) Statut.r.cv-1. part.c. 5. «. 14. ( ,) C*remJ. 2. rubr. 6. (4 jTraite-desOf* fices a Vu age de t Ordre cn 1680. {SjMiJf.Cerfuet. c I2j ap. Mar ten. Rit Mer.ach.p. 1SS.  632 Letter- Gefchicht-en Leer/lelk. uitlegginge-a V. DEEL. *Tot eenhïsdom in 13is verheven ( i) lb,d. : Diaken en aan den Onderdiaken. In d'Abtilye van St. Pons van Tomiers * in 't Languedockfche, ontving behalven de Diaken of d'Onderdiaken d'Abt , of iemand anders in zyne afwezentheid alleen den vrede (i). De andere Monniken omhelzen malkanderen niet, jn geven 'er de reden van welke durandus heeft aangehaald, dar ze voor de waaeld geftorven zynde, zy zig in alle Misfen jcdraagen als in de Misfe voor d'Overledejen, in welke de vrede niet word gegeven. Dat is in verfcheide vergaderingen ge volgt, /an Bursfeld , van Chefal-Benedictus, &c Deeze is mogelyk eene van de eerfte redenen die de Leken bepaald heeft om malkanderen den vrede in de Kerk niet meer te geven , wyt zy niet zagen dat die van het Choor m.alkanderen den vrede gaven, en ook niemand denzelven aan hen overbragt. Eene tweede reden is dat in verfcheide Kerken, en inzonderheid in die; der Religieufen, de piaatfen van beidegeflagten niet onderfcheide zynde, de mannen zonder onderfcheid na by de vrouwenzigbevonden, men malkanderen met welgevoeglykheid niet meer kon omhelzen, 't Is waarfchynlyk om deeze reden dat men, in 't midden van de dertiende Eeuw, het gebruik om den vrede met een inftrument te geven heeft ingevoerd fj?), 't welk het kusluig, de vrede, de tafel van vrede , hel finnebeeld van den vrede genoemd wierd. Dat in 't vervolg in Vrankryk , in Duitschland, in Italië en Spanje isnagevolgt. Hoe het 'er ook mee zy, de Geestelykheid alleen , volgens het Roomsch dienstorde , heeft («O In de famenftellingen der Kerkvergaderingen van vavtif.r grav , Bisfchop van Yoik , omtreit het [aar 1250 en izjï , leest men dat men tusfehen de Cieraaden der Kerk ofiulaiorium moet hebben. Ook leest men in de Statuten vau Cantelberg omtrent 1281 ifcularoriam pacs; in de Kerkvergadering van Oxfort in 1387, Affir ad pa-.tm-, in de Kerkverga^ dering van Merton , omtrent het Jaar 1300 , labulas pacis ° in 't Synode van Baijeux , omtrent het Jaar 1300, marmr d;efculafJum. Concil, to. XI.  van de Gebeden en Plechtigh. derll, Misfe. 633 heeft een gedeelte van het oud gebruik metmalkanderen te omhelzen behouden , en men heeft zig te vrede gehoudenmet httvolk het kustuig, den vrede (10) genoemd aan te bieden. 5. De Priester den vrede-gevende zegt: pax te cum, de vrede zy met u; of volgens het oud en nieuw Orden van Parys CO: dat u de yrede gegeve zy, myn broeder cn aan dc Heilige Kerk Gods. Waar by men in verfcheide Kerken voegde (u): houd den band van den vrede en van de liefde, om in Jlaat te zyn tot dc Heilige verborgendheden ie naderen. Het geen nog te Sens gezegt word Q3)? te Auxerre, te Laon, by de Carmeliten en by de Jacobynen. Hoe kan men in de daad aan het Sacrament van vereniging, van vrede, en liefde deelagtig worden zonder de eenheid van geest te vernieuwen in den band van den vrede, welke ons zoo dikwils is aanbevoolen geweest? zonder deeze eenheid kan men alleenlyk niet • communiceeren , men kan zelfs zig by d'opoffering der Gelovigen niet vervoegen; aangezien je- (10) Men heeft nochtans dit gebruik byna overal agtergelaaten , ter oorzaake der twisten wegens den voonang verwekt ter gelegendheid van eene plegtigbeid welke moest dienen om den vrede te onderh udeu. In eenige Parochiën behoud men rog een oveiblyfzel van den vrede gegeven voor de Communie aan de Leken , met het aan de K rkmeefters te laaten kuffen, en aan de geenen die aan de Heilige tafvl zyn om re communiceeren. Het Ordinariüm van Narbonne gefchreven federt byna de loo laaren, wil dat. men den vrede z:'l brengen aan de Leeleen die rondom her Altaar zyn, eircum/f antibus, aan de Klerken die vetpltgt zyn om in de Saciistie te blyven, en aan de Godvrugtige vrouwen ■ drvotis mulitribui. De ofïicio puerorum. (11) Volgens de Misboeken van Keulen 1509, van Lunden IJ<+, van Munfter en yan Stratsburg sco , van Augsburg i5fj , van ver cheide andere van Duitschlar.d , van de Pro. vintie van Reims en van K'aieryk. (11) Men leest in 'f Misboek van Sens van iJ7c - O/culato torpore Chridi del ofcuhim ad pacem dicens: Pax tibi Fr ster et F.cclefia Jat lis Dei. Ciara vnte d-eat: hahel vhculum pacis et diietJwnis, w apti fltis lacro fantl s Myfleriis Domini mfiri Je. fa Cbr'-fti. Het Misboek van I7if , ünrvouwd dec?e Rubrik cip deeze wyze: Diacur.us R. Kt cum Spiritu tut, Pater. Da. to oCculo pa.is Cekbrai.s Jeasi v'erfus ad Minijims, ctara. voce ditit? fiabeie, &c. Kr 5 ART. VII» 3E VKEDE, C i)Paxtibi,Fra» ter, et Ecclefia; ünfeDei.  634 Letter- Gefchicht- en Leer ft elk, uitlegginge , V. DEEL. (VJujI. apol.i. Clem. Jerof.Caïub.V.Myft Corftii.Apofl.li.n I. %.Conc. Lacdic.c. 39. Dior.yf. lUer. Ecclef. (ZjCaph. si. (f) TJt confeflis iacris Myfteriis in Mifl'uum foIeiriniis omnes generaliter pacem adinvicem praheantCtfw ;c. < + ) Quia.... in ipfa pace vera u1 anitnitas et eoncordia de monftiatur. Car.. 1+. jesus christus ons gezegt heeft: indien uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gift blyven voor het Altaar, en gaat u eerst met uwen broeder verzoenen. De Kerken van het Ooften , om zig naar de woorden van den Zaligmaker te fchikken, hebben den kus van vrede in 't begin van de opoffering (O aangewezen: en in de Gaulen voor karel den grooten was het ook zoo gebruiklyk, gelyk men het ziet in het Misboek der Gothen, en in het oud Gallicaanfch Misboek, daar het Gebed voor den vrede altyd voor de Prèfatie geplaatst is. Maar te Rome, en in verfcheide andere Latynfche Kerken oordeelde men hetgevoeglyker te zyn dien vredekus na het Gebed des Heere te piaatfen, onmiddelyk voor de Communie : ten einde zegt de Paus innocentius i>e 1. dat men hier ter plaatfe door den kus bevestigt al het geene geduurende de Heilige verborgentheden gezegt, gelezen en gewrocht is geweest. De Kerkvergadering vanAken (2) in 789, vernieuwde het befluit van den Paus innocentius ben i. cm den vrede niet als na de Confecratie te doen geven. De Kerkvergadering van Frankfort in 794 (3^ gebood uitdrukkelyk den vrede niet te geven als op deeze plaats van de Misfe; en de Kerkvergadering van Ments in 813 beval deeze plegtigheid van den vrede zoo min agter te laaten als die van de opoffering, vermits de vrede (4) welken men eikanderen geeft cn toewenscht het teken is van eendragtigheid en over een ftemming der gemoederen. Laat ons derlialven in den geest doen het geen men u iterlyk deed, toen men malkanderen den vrede gaf. Als de Priester, dl Agnus Dei eindigende, het Gebed voor den vrede leest, laat ons de liefde voor onze broeders vernieuw wen, en laat ons door deeze liefde, de liefde van jesus christus tot ons trekken, in wien wy niet konnen leven als door de liefde welke hy ons zoo kragtig bevoolen heeft. AR-  van de Gebeden en PIcchtigh. der H. Misfe. 635 ARTIKEL VIII-, De Gebeden voor de Communie» 'oude Kerk had hier geen Gebed hoe genaamd geplaatst, om dat alle de Gebeden welke voor de Communie gegaan zyn, eene genoegzaame voorbereiding konnen zyn om te communiceeren ; maar verfcheide Heilige Priesters hebben het oogenblik der nutting van het kostelyk lighaam van jesus christus niet konnen hefeffen, zonder zig aangedaan te gevoelen met eerbied en eene Heilige fiddering, die hen op nieuw de vergiffenis hunner zonden en de genaden deeden verzoeken , welke eene Heilige Communie in eene wel geftelde ziel moet voortsbrengen. Deeze gcfteltenis had wel eer verfcheide Gebeden doen invoeren, en de Kerk heeft 'ér twee uitgekoozen, welke men federt fes of "zeven honderd Jaaren aangemerkt heeft als afkomende van eene Heilige overlevering. De Gelovigen, die zig bereiden om te communiceeren , zouden niets beter konnen doen dan in den geest der Gebeden te gaan welke de Priester leest, in plaats van zig met zoo " veele andere formulieren van Gebeden op te houden welke zy ontleenen uit boeken die weinig of geen gezag hebben. 't Is te vreezen dat het gelovig volk, met die verfchillende Gebeden te lezen welke in dat flag van boeken gevonden worden om zig tot de Communie te bereiden, zaaken zegt die door het hart worden geleugenftraft, men " doet fomwylen betuigingen en beloften die . nauwlyks met de zwakheid van den mensch over een komen, welke de geltadige hervallingen ongelukkiglyk hebben doen onderviii- . den. De Gebeden welke de Kerk ons hier in den mond legt ftellen aan dit onbetaamlyke niet ART.VIir* DE COMMUNIE.  I V. DEEL. 536 Letter- Gefchicht- en Leerflelk. uitlegginge, niet bloot: vermits dezelve met onzen ftaat en anze behoeftens geëvenredigt zyn ; en zy drukken alle de gefteltenisfen uit waar in wy moeten treden. \. f. Uitlegging van het Gebed domine JESU chrjste, om van jesus christus door de nutting van zyn lighaam, de genade te verzoeken om van alle kwaad der ziel verlost te zyn, om zyne geboden onverbreeklyk te volgen , en om nooit van hem gefcheiden te worden* H eere Jefus Christus, D omine Jefu Chrif- Zoon van den levenden te, Fili Deivivi,qui God, die door den wil ex voluntate Patris, van uwen Vader, en door cooperante Spiritu het medewerken van den SanSlo, per mortem Heiligen Geest,de waa- tuam mundum vivifi- reld door uwen dood heb ca/li: libera me per levend gemaakt; verlos hocfacrofanclumCor- my door dit uw allerhel- pus et fanguinem tu- ligfte lighaam en bloed um, ab omnibus ini- van alle myne ongereg- quitatibus meis, etu- tigheden , en van alle niverfis malis; et fac kwaad, en doe my altyd metuisfemper inhcere- uwe geboden opvolgen , re mandatts, et a te enlaatnietti e,datikooit nunquam feparari van u gefcheiden worde, permittas:Qjdcum eo- die leeft met den zelfden demDeoPatreetSpiri- God den Vader en den H. tu fanSto vivis et reg- Geest, God in alle eeu- nas Deus in facula, wen der ecu wen. Amen. fceculorum* /Imen* DOMINR JESU CHRISTE, FILI DEIVIVl(l), Fleere Jefus Christus , Zoon van den levenden God* Dc Priester vervoegt zig tot jesus CHRIS- fi) Dit Gc-becl rVist in de M;sfe van Ulyric omtrent het ]aar 9005 in d;e van den Abt ra TOL Dus in de tiende JSeuw; in het Sacraniemarium vsn Triet van de zelfde F.euw, in de Micrologus omtrent het [aar I09S; cn de Cathuizers , welken van dien tyd zyn, hebben dit altyd gelezen, en lezen geen ander ?ls dit, zoo min als dc Jacobynen,  van de Gebeden en Pkchtigh.der II. Misfe. 6$ \ christus, en noemt hem Zoon van den le venden God, van God den Vader, die het be gin van het leven is, en die het aan zynei Zoon mededeeld met eene opperfte magt on het mede te deelen aan wie hy wilt, gelyk dc Vader het leven in zig zeiven heeft, zegt ons jesus christus (O ■> zoo heeft hy ook den Zoom gegeven het leven in zig zeiven te hebben en dc Zoon maakt levend die hy wilt. Ni is het lever der genade noodzaaklyk om de Goddelyke Eu charistie te nuttigen , welke het brood dei ziele is, waar mede zy zig niet kan voeden ah met te leven door dit leven der genade. qui per mortem TUAM MUNüUM vivifi' CASTlr die de waareld door uwen dood hebt leveuü gemaakt, jesus christus heeft het leven (2} aan de waareld gegeven door zyn dood, in zyn lighaam (3) op het kruis te niet doende alle verdiende ltraffen der zonde, die ons den dood : had te weeg gebragt. ex voluntate patris , door den wil'des Va\ders. De Priester tracht de geheele Heilige Drievuldigheid over te haaien, om dit leven 't welk God belooft heeft te verkrygen. Hy houd den Zaligmaker voor, dat het door den ■wil, en door het gezag van zynen Vader is, dat hy het leven aan de waareld geeft. Nu is 't de wil van den Vader dat wy zouden leven: 'Want als wy nog dood waaren door de zonden, üzegt de Heilige paulus (4), heeft hy ons le\ vend gemaakt in christus , door wiens genade wy zalig geworden zyn. cooperante spiritu sancto. De Heilige \Geest heeft medegewerkt tot de zaligheid welke wy (van jesus christus ontvangen, in de zuivere ilfchoot van maria zyn lighaammaakende,om ïeene heilige en aangenaame offerhande te weeüzen. Daaglyks werkt hy ook mede op het Altaar medehelpende tot de verandering van het ijbrood in het aanbiddelyk lighaam van jesus christus ten einde hy worde opgedraagen om het leven aan onze ziel te geven." u- t ■ ART.VHk 1 1 (O Sictiteniiri haber Pater vitam in femët ipi'u, fic etdeditFiliö ha.' bete vi".i,n in temetipfo et t'ilius qiios vult vivificic.Joan.Vii'.eta-6. fi) Dat vitam mujido Joan. VI: 33. (?) Deiens quod adverfus noserat cniïographum decreti.... am> eens iüudcruci. CotoJflUn. f+)Cume(rcmua mortui peecatis, convivificavit nos inChiifto , etijus gratis eftis falvari. Eptef.U s s.  V. DEEL. (1) Sicut dedifti ei poteitatem omniscarnis, ut ornne. quod de diffl el det eis vitam stemam. Joan. Xtll; z> (i) Quia nuila nobis nocebit ad veriïtas, i) nuilj nobis dominatu iuiquitas. (3) Si vis ad vitam ingredi, fei va mandata. i\Uub. xix; 17 63 8 Letter- Gefchicht- en Leerfl elk, uitlegginge, Libera me pür hoc sacrosanctum corpus? et sanguinem tuum, verlos my duor dit uw. allerheilig/Ie lighaam en bloed. De Priester overtuigd dat jesus christus al de magt (1) van de drie Goddelyke perfoonen om ons hei le-. ven te geven in handen heeft, vraagt van hem. met vertrouwen verlost te worden van allesdat tegenftrydig en 1'chadelyk kan zyn voor het leven van de ziel; en hy vraagt het door. zyn heilig lighaam en zyn dierbaar bloed, die op het Altaar tot een offer zyn om de verdienften van zynen dood ons toe te eigenen. ab omnibus ipj1qu1tat1bus meis. HetZyffi de zonden en al dat ons van God kan afleiden dat zig aankant tegen het leven onzer ziel.... Hierom zegt de Priester verlos my van alle on • geregtigheden, van al' het geene uit de boosheid van myn verftand en van myn hert voortskomt, van alle zonden die ik tegen de verlig tingen welke God my geeft, bedryf, en die alleen ftrekken om myne boosheid tevergrooten. De Priester gaat tot den bron van alle waare rampfpoeden van dit leven als hy vraagt van alle zyne ongeregtigheden verlost te mogen worden, volgende deeze verwonderingwaardige collecte van de Kerk waar in gezegt word (fd) geen teg^njpoed zou ons konnen fchadigen , ' indien in ons geen boosheid heerscht. \ et universis mal is, en yan alle kwaaddat my tot zonde kan brengen, van allegevaaren, welke my omcingelen, van zoo veele zonden die ik bedryf zonder'er-op te letten, en van alle fouten die ik bedryf door misdag, door onwetendheid, door onbedagtzaamheidtegen uwe wet. et fac me tuis semper 1 nilerere man» dat is, doe my dan de genade Heere jesus, yan my geheel aan uwe geboden gehecht te houden, en 'er my nooit van te verwyderen. Men kan het waare leven niet hebben ten zy men de Goddelyke geboden onderhoud (3): wilt . gy het leven hebben, onderhoud myne geboden- . ET  van de Gebeden en Plechtigln derti, Misfe. 639 et a te nunquam sep ar ar i perm i tt as , -en laat niét toe dat ik ooit van u gefcheide worde. Altyd jesus christus aan te kleeven, is het -waare raiddel om alle kwaad te vermyden,en de . Goddelyke geboden op eene Christelyke wyze te onderhouden. Men is altyd met hem ■verèènigt als men zynen wil doet, en om zig zoodanig met hem te vereenigen dat men 'er niet kan afgefcheiden worden, moet hy het begin weezen van alle onze gedagten, van alle onze begeerten, en van alle onze daaden. Indien onze liefde zoo levend was als die van den Heiligen paulus, wyzouden konnen zeg - -gen: wie zal ons (i~) affcheiden van de liefde yan -jesus christus? maar degevaaren, de bekooringen, en onze zwakheid fpooren ons aan omlhem te verzoeken van niet toe te laaten dat wy ooit van hem afgefcheiden worden,en ons hert zoo fterk te verwyderen van alles dat hem zou konnen tegenftrydig zyn, datwy onophoudelyk met waarheid vermogten ui troe* pen (2): wat zou ik in den Hemel begeerem, en -wat' wil ik op de aarde , anders als u alleen , 6 Heere, gy zyt de God van myn hert en myn deel. | §. II. Uitlegging van het Gebed perceptio corporis, om van jesus christus tevraa- gen dat zyn lighaam een behoedmiddel zy tegen j de doodelyke, en een heilzaam genetsmiddel tegen de daaglykfche zonden. H eere Jefus Christus, J?erceptio Corporis laat het nuttigen van uw tui, Domine Jefu lighaam, 't welk ik 011- Chrifle, quod ego in- waardige denk t'ontvan- dignus fumcre prafu- gen, niet tot myn oordeel mo, non mihiproveni- en verdoemnis zyn, maar at in judicium et con- dat het door uwe barm- demnationem ; fed pro 1 hertigheid,my voordee- tua pietateprofitmihi lig zy tot befcherming adtutamentum men- van ziple en lighaam,en sis et corporis, et ad om ART. VIII. 'i)CVusnos fejarabicacharita.te Chrifti T Htm. mii }S. 'z) Eta tequid .olui fuper ter'am, Deus cordis nei, et pars mea 3eusin xternum P/al. LXXHilS,  t54P Letter- Gefchicht- en Leer ft elk. uitlegginge t V. DEEL, [.)Aptc.\ll: 17, om genezing te verkry- medelam percipiengen, die leeken heerscht dam: Qju vivisct regmet God den Vacter,in de nas cum Deo Patra in eenigheid des H. Geest, unitate Spiritus JamGod in alle eeuwen der ti, Deus, per omnia fc&eeuwen. Amen. culafceculorum. Amen percsptio corporis.. . .6 tleere Jefus Christus, laat het matigen van uw lighaam, V welk ik onwaardige denk dontvangen.: Hoe zeer men zig zeiven beproeft heeft, om zig te overreden dat men met eene bewuste onwaardigheid tot jesus christus niet naderd , daar uit volgt echter niet dat men waardig is om hem te ontvangen. Zouden ellendige zondaars niet konnen befeffen eene zoo onwaardeerbaare genade onwaardig te zyn? wie kan zig waardig agten om tusfehen zyne handen de heiligheid zelve te houden, of die in zyn lighaam te bezitten? hebben wy van.den anderenkant geen reden genoeg om te vreezen dat wy ons verblinden over onzen ftaat? de Bisfchop van Laodicien liet zig voorftaan dat hy met alle foorten van genaden en deugden was opgehoopt, ondertusfehen fchryft hem de Heilige joannes (O van Gods wegen, dat hy zyne y verloosheid kende, dat hy waarlyk arm was, naakt en blind, terwyl hy nog zyne misdaaden zag nog zyne zwaldieden. Wie is dan de geene, die zonder te beven het lighaam van je,sus christus zal durven ontvangen? deeze vrees fpoort den Priester aan om jesus christus te bidden hem in ftaat te ftellen om over zig het oordeel en de vervloeking niet te haaien welke zy op zig laaden die den oorfprong van alle heiligheid met eene door gruwelen befmeurde ziel durven ontvangen. sed pro tua pietate..... hy vraagd dat zyn heilig vleesch cn zyn dierbaar bloed door zyne barmhertigheid een behoedmiddel mogen zyn in den geest en in het lighaam tegen alle doodelyke en daaglykfche zonden, er, dat deeze Goddelyke fpys en drank kloekmoedigheid en fterk-  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 6\l fterkte in hem indrukken welke noodzaaklyk zyn om alle aanflagen van de vyanden der zaligheid te wederftaan. De fterkte van den Christen komt van dit Hemelbrood; en de Kerk leerd ons in haare Gebeden dat het van daar is dat de (i) Martelaaren al hun kragt en fterkte hadden» _ De •Heilige cyprianus en de andere Heilige Bisfchoppen van Africa dagten dat zy verpligt waaren den tyd van boetvaardigheid welke zy hadden opgeleid te moeten inkorten , zoo haast zy de vervolging zagen opkomen; op dat de boetelingen aan den ftryd niet zouden bloot gefteld worden, zonder van d'Eucharistie onderfteund te weezen: laat ons, zeide hy (i), ons zeiven welwagten, van hen aan den flryd zonder wapentuig en middelen ter verdediging bloot te ftellen. Laat om hen ver ft erken door a almogende befcherming van het lighaam en bioed van jesus christus; en vermits cTEucha¬ ristie geheiligt is om de verdediging der geenen te höcflaiEuchaiJC Worden dte het ontvangen, tegen onze tcgenjtree- tia.utpofiïracciVer, laat ons hen wapenen met het hulpmiddel pientibuseuetii-. Welk zy in dit Goddelyk voedfel zullen Vinden. ^ Zie daar welke de befcherming en de ver verfarium vódudediging is die de Priester voor den geest en muj,rounimèntd voor het lighaam vraagt, om dat het heilig „ö™„aêm'u?n* lighaam van het vlekloos lam in onze lighaa- Cypr.ep.si p.isi men een indrukfel van kloekmoedigheid en fterkte moet maaken tegen de weeldrigheid en begeerlykheid van ons vleesch. jesus christus is de leeuw van het geflagt van juda, en de deelneeming aan zyn aanbiddelyk vleesch moet ons verfchrikkelyke leeuwen maaken (3) voor den duivel, en ons fterk maaken te- (t-)Orat!eMijf. gen ons zei ven. tT'/S Cu?f$' et ad medelam percip1endam, en dat het J™t% 6'* •"'pi my ook tot een heilzaam geneesmiddel verftrekke. Maar aangezien wy ons niet konnen belooven zonder wonden en zonder kwellingen te zyn, vermits wy zwak en kwynende zyn, en dikwils in veéle zonden vallen, vraagt de PriesSs ter' ART.Vlft PERCE^TIÓ. (1) De qüo mattyrium lumpiit omn- pp rei pi um. Fer V.Doti. 111. Quair: (2) Non iriermes et nudos reünquatnus, fed pro; tetiione Sanguinis et Corporiï Chtifti muhia-  Vt DEEL. (O Cor.fJ.l. ic. 642 Letter- Gefchicht- en Leerftelk. uitlegginge t ter als nog van jesus christus dat gelykerwys zyn dierbaar lighaam een voortreffelyk behoedmiddel is tegen de doodelyke zonden, het insgelyks een geneesmiddel zy voor de daaglykfche zonden, en voor alle "onheilen die wy niet kennen, dat het de kragten, die wy daaglyks verliezen, herftelle, en dat het de wonden geneze welke onze ziel zonder ophouden ontvangt. Dit geheele Gebed is byna het zelve, 't welke de Heilige augustinus bad, als hy zeide (1}: ö eenige kragt yan myne ziele, treed in haar en bezit haar-, op dat zy zig zonderylekke bewaare. qui vivis de genade welke de Priester vraagt is over groot; doch hy vraagt dezelve van jesus christus, die almagtig is, die leeft en heerscht met God den Vader. in unitate spiritus sancti deus, in den Heiligen Geest, met wien hy een zelfde God is; of wel in den Heiligen Geest, die debeftaanbaare eenigheid is, de perfoneele liefde ende band van den Vader en den Zoon in alle eeuwen der eeuwen. Alle de Gebeden over de Communie welke wy hier uitleggen, betreffen de geenen die het Heilig Sacrament nuttigen; en dewylhet meeste deel in de Misfe tegenwoordig is zonder d'Eucharistie te ontvangen, zal het mis-fchien dienftig zyn hen aan te wyzen hoe zy op eene Geestelyke wyze moeten communiceeren, en heiliglyk den tyd doorbrengen,; welken de Priester van d'Agnus Dei tot aam de laatfte Gebeden befteed. §. III. Aanmerkingen over dat de twee Gebedem voor de Communie, en het voorgaande voor demi vrede, tot jesus christus geftierd worden ; en over de verfcheidentheidder befluitingenA De eerfte bemerking dié men maaken moed is dat de Priester in deeze drie Gebeden zig i tot  ïan de Gebeden en Plecht/gin der II. Misfe. 643 tot jesus christus vervoegd, in plaats dat alle de andere Gebeden van de Misfe tot God den Vader gefiierd worden. 't Is een fterk aanbevolegrondregel geweest* en welken men tot aan de fesde Eeuw wel onderhouden heeft, van het Gebed niet te (tieren als tot God den Vader. De Kerkvergaderingen van Africa fchryven het uitdrukkelyk voor. optatus van Mileven onderfteld (1) als een ftandvastig gebruik , dat men aan bet Altaar altyd den Vader bad door den Zoon. En de Heilige leo merkt ook aan CO dat men het Gebed en de olferhande tot God den Vader ftierd door den Zoon in den Heiligen Geest; om dat j k s u s christus de eenige middelaar is tusfehen God en de menfchen, en dat wy geen toegang by den Vader konnen hebben als door den Zoon, gelyk d'Apostel fpreekt, of gelyk jesus CHRlsTüshét ons gezegt heeft, dat niemand tot den Vader komt als door den Zoon. Waarom dan ook alle de Gebeden tot den Vader wierden geftierd, en door den Zoon eindigden. In 't vervolg heeftmen nodig gehad eene andere waarheid voor te ftaan, naamlyk dat jesus christus God is gelyk aan zynen Vader, tegen de indrukzels welke de gevolgen van de Ariaanfche ketterye in verfcheide verftanden hadden konnen agter laaten: en om te doen verftaan dat jesus christus onze middelaar waarlyk God is, gelyk aan God zynen Vader, heeft men het Gebed tot jesus christus geftierd gelyk men het ftierd tot God den Vader. Zie daar waarom deeze drie Gebeden , die ftechts zeven of agt honderd Jaaren oud zyn, tot jesus christus worden geftierd. En waarlyk 't is wel natuurlyk, en wel gevoeglyk dat de Priesters zig vervoegen tot jesus christus, welken zy op het Altaar zien, als het flagtoffer van verzoening, om de genaden te verwerven welke zy onmiddelyk voor de Communie willen verzoekenSs a I)« ART. V & PêHCEPTIO. (i)CgiideumPa. trein per Filiuril ante ejusanm rogaverit. Opt, 1. 3 ad Parm* (11 Sirm. 20. in Naüv. t.t. 3.  cupivi j im vider ; eeee Rex clemeKi'JJime, qur.d fperavi jam ter.eo : bir.c tïïi quaCo jungar in cozth, quod tuum corpus et janguinem quamvis ind'gr.us cum gnudio fuftiPio in terris. Ave iu avum fant~tijji>na caro, mea in perpetuum Jummaduicedo. Deeze groetenis Ave ftaat in de oude gefchreve Mrsboeken van Aken: in een Msboek van het Order der Tempeliers of vaji de Gasthuismeeftersvap [erufilerft ,- 't welk -in het Bisdom van Angers In de twaalfde Eeuw fchvnt gediend te hebben: in een handfehrifr van de Kerk van Soisf^n» Mandatum genoemd, van de zelve Eeuw; in een Misboek van den zeiven tyd van Chateau Thiery in 't Bisdom van Reims; in een van Kameryk van de dertiende Feuw, en ih verfcheide andere Misboeken gefchreven en gedrukt, van Autun van icïj, van Trier van »j47 en U85 > van Augsburg van 1555, van Laon van ifS?., cn in een handboek van Pampelune van 1561, &c. (r) De ^rondrext fteld : heeft u vernederd, en heeft u hongerig gemaakt, en heeft u vervolgens zyn Hemciscb breed gegevin dat b(t maijr.e is.  van de Gebedenen Plechtigh. der H*Misfe* 647 ! het volk affchilderd. De ziel dan haare nood- ] wendigheid gevoelende, zegt: ik zal het Hemelsch brood neemen, en ik zal den naame Gods aanroepen. De naam Gods is de Majefteit Gods; dien aanroepen (t) is dien in zig zelvcn roepen. Ik zal dien aanroepen , ik zal dien in my roepen om myne fterkte te zyn, myn on- [ derftand en myn leven. Terwyl de Priester deeze woorden fpreekt, I neemt hy het lighaam yan jesus christus tusfehen zyne vingers; hoe meer hy het tydftip ziet naderen om zig met dit heilig lighaam te vereenigen, hoe meer hy getroffen is j wegens den oneindigen afltand die tusfehen ! eenen zondaar en de heiligheid zelve is. Hy kan zig niet bedwingen om op nieuw zyneon- i waardigheid te bekennen, en tot driemaal toe 1 op de borst flaande te zeggen: Domine, non fum Heer ik ben niet waarij dignus, ut intres fub dig,datgy onder myn dak 3 teilitm meum ; fed komt,maar zeg alleenlyk tantum die verbo, et met een woord, en myne \ fanabitur anima mea* ziel zal gezond worden» Drie foorten van onwaardigheden moeten ons drie maal deeze woorden doen fpreeken: onwaardigheid van den kant van den dierlyken en aardfehen mensch door alle de zonden 1 die door de zinnen bedreven worden , oni waardigheid van den kant van den redelyken, : mensch, die in het burgerlyk leven, en in 1 alle de betrekkingen die de menfchen onderi ling hebben, zoo menigmaal de rechtvaardigi beid en de liefde gekwetst heeft die wy mali kanderen fchuldig zyn: onwaardigheid van den ! kant van den Geestelyken en inwendigen mensch, die zoo dikwils in den geest en in het hert zoo veel gedagten van hoogmoed, van laatdunkendheid, van vermetenheid, van afgunst, van jaloersheid, van eerzucht, en van dergelyke andere zonden gekoesterd heeft. Ss 4 co- ART. IX. PANEM COELEJ1EM. [I) Quideftinyocare, niiïinfë vocare, Aug.  V. PEEL» f O Hoxi, 6. 'x i.var.g. f"O Ihm. de S. "Fhima, e: ia Li. 6\% Letter' Gefchicht-er. Leer/ieïk. uitlegginge> domine non sum dignus (ff). De ziel drukt de gevoelens van nedrigheid uit in welke zy wezen moet. Welke evenredigheid, 6 myn Zaligmaker, tusfehen den Koning van heerlykheid, en een zoo gering fchepzel! Hemel en Aarde konnen u niet bevatten en hoe zult gy in myn lichaam woonen, in dit huis van ftyk, het welk zoo dikwerf verdiend heeft tot ftof vernietigt te worden ? de Priester zyne ootmoedigheid by het vertrouwen op de almagt van jesus christus voegende,vertoond hem, dat zonder het nodig is tot hem te komen , een van zyne woorden alleen genoeg is om zyne ziel te genezen, en haar met zyne genaden te vervullen, sed tantum dic verbo, et, sanabitur anima mea, Edog het fchynt dat hy indachtig word dat jesus christus ons geboden heeft om hem te ontvangen; en als of hy zeide: gy hebt het my geboden, Heer, en gy kunt my zuiveren, en my ineen oogenblik bereiden, hy voegd 'er ter zeiver tyd by: Corpus Domini nof- Het lighaam van onzen tri Jefu Chrifticujlo- HeereJefusChristus,bediat animam meam in waare myne ziel ten eeu« vitam ceternam.Amen wigen leven, Amen. God door zyne alvermogende genade onze ziel genezen hebbende, blyft'er ons niet meer over te verzoeken, als dat het heilig lighaam van jesus christus ons in genade bevestige, en in de rechtvaardigheid doe volharden , en zoo onze ziel bewaare ten eeuwigen leven. i. Dc Priester de hostie opneemende houd dezelve over de Pateene, op dat als 'er een ftukje af (i) Men ziet in origenes fi) en in den Heiligen chrysostomus (z) dat men de Gelovigen altyd heeft aangefpoord om deeze woorden op het oogenblik van deCom. mimie te zeggen. In de daad zy komen 'er volmaakt mede over een, en om de erkentenis van zyne eige onwaardigheid, en zyn vertrouwen op de Gods almagt aan te duiden ; dieom dezelve re genezen niet meer nodig heeft als flechts een woord te zeggen, ot fiat, of vele, of ntundare, word genezen.  van de Gebeden en Plechligh. der H. Misfe. 649 af viel, hy het gemaklyker in den kelk zou konnen doen, 2. Als hy zegt corpus domini hostskx maakt hy het kruisteken met de hostie, niet alleen om dat de Christenen oudtyds de gewoonte hadden een teken des kruis te maaken als zy eenig voedzel naamen, maar voornaamlyk om altyd op eene levende wyze uit te drukken dat dit heilig lichaam 't welk men op neemt het zelve lichaam is dat voor ons op het kruis is geslachtofferd geweest. 3. Na dal de Priester de Heilige hostie genuttigd heeft, moet hy eenige oogenblikken mediteeren over de grootheid van het geheim. Deeze meditatie moet zeer kort weezen: want de Misfe is niet als eene verrichting welke altyd volbracht is, of door het geene men doenmoet, óf door het geene men Ieezen moet. De Kerk veroorlooft den Priester niet byzondere Cebeden te bidden ; zy fchryft ze alle voor. Maar aangezien men eenige oogenblikken nodig heeft om de Heilige hostie door te zwelgen , moet men dit oogenblik bededen met dien onuitfpreeklyken gaaf welken men zoc aandonds ontvangen heeft, te betrachten, tol dat men in ftaat is te fpreeken en de volgende Gebeden te Ieezen. §, II. Van de nut ting van het bloed van JE s US christus. RUBRIK en UITLEGGING. De Priester zegt quid retribuam domino en ter zeiver tyd ontdekt hy den kelk, knield, ver zameld met de Pateene de kruimeltjes die op dt Corporaal hebben konnen blyven leggen om ze ir, den kelk te doen. Men is altyd in de Kerk grootlyks bezorgd geweest dat 'cr geen deeltje vai de Heilige Eucharistie verloren ging of oj d'aarde viel. De Heilige cyrillus var S s S J> ART. IX, DOMINE NON SUM D1GNUS. I j * i  6$0 Letter- Gefchicht- en Leerftelk. uitleggings» V. DEEL. ( o Caitch. V, Myjtag. (i) Enci. GrM, p. 16. fi)Pfal.CXV. (*) Cum ipfo © (1) Poftremo vero particulam, cjiix in calicere» manfit, Sacerdos fumar,er poftDi. acono caticem ad mundandum et fumendum quod temanfit, porrigat, &c. Jaar.. AÏtinc. ie cffic. p. 2+. (2) Sanguinis partem fugit, reiiduum cum particulahoftixdimittit pro DiaconoetSnbdiacono.Cirern. L ic.lf.  V. DEEL. 654 Letter- Gefchicht-en Leef Jlelk. uilleggihg's, cellus, Aarts-Bisfchop van Corfon, uitgegeven en verfcheide maaien herdrukt. - §. III. Van de zuivering en van de Gebeden quoü ore sumpsimus, en corpus tuum domine , livelke ''er by gevoegt worden. RUBRIK en UITLEGGING. N a dat de Priester het f lei lig bloedge nuttigt heeft zegt hy m ftilte quod oreiumpiimus,m'& den dienaar, e?i in de hooge Mis/enden Onderdiaken den kelk toe , die den wyn in den kelk fchenki. Een vat te zuiveren beftaat hier in dat men 'er van weg neemt het geen tot het vat niet behoort; 't is daarom dac de affpoeling van den kelk en van den mond des Priesters, welke gefchied op dat 'er niets van het lichaam en bloed van jesus christus in of aan blyve, zuivering genoemd word. Geduurende de twaalf eerfte Eeuwen, had deeze zuivering gemeenlyk geen plaats. De Schryvers der Liturgiën, tot zelfs de verhandeling over de geheimen door den Cardinaal lo th ar jus, die Paus wierd gemaakt onder den naam van innocentius de ui. op het einde van de twaalfde Eeuw, tekenen alleenlyk aan dat de Priester zyne handen wascht , dat men het water wierp op eene zindelyke en fchoone plaats, welke het fpoel of watervat genoemd wierd; en dat men ook op dezelve plaats uitwierp het geene tot afwasfehing van denkelkgedienthad(8). Maar de ft) Waarlyk men leest in de tiende Roomfche Orde dat de Priesrer op den goeden Vrydag, en in de Misfen voor d'Overledenen, de zuiveiing in den kelk doet en dezelve nuttigt: Feria fexta prafenti, et quania celebratar pro Defuntïis, perfufimem facit in calice , et ipfe fumit. Ord. X. n. 15. Pater mabillon was van gevoelen dat deeze Orde voor de dertiende Eeuw gefchreven was, en dat men dien in de elfde Eeuwf  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 6$$ de Priesters hebben uit meerder eerbiedigheid en grooter voorzorg, het welgevoeglyk geoordeeld de affpoeling, waar in een deeltje van het lichaam en bloed van jesus chrjstus kon weezen, zelve te nuttigen. De Paus innocentius de iii. vyftien of festien Jaaren naar zyne verhandeling over de geheimen, fchreef in 'tjaar 1212, aan denBisfchop van Manguelona * dat de Priester de zuivering altyd met wyn moet doen (1), en die nutiigen , ten* minfte als hy op dien dag geene andere Misfe behoeft te Ieezen. Sedert langen tyd was deeze zuivering by de Religieufe Orders in gebruik. In de oude gewoontens van Cluni en van den Heiligen benignus van Dyon (a) vind men dat de Priester den wyn nuttigde waar mede hy den kelk zuiverde; dat hy ook zyne vingeren in eenen anderen kelk waschte , en na dat hy deeze zuivering gebruikt had, nog al den kelk met den wyn zuiverde dien hy ook nuttigde. Deeze drie zuiveringen (taan aangetekend in 't oude dienstboek van Prèmönftreit (3)? en twee vind men 'er in de gebruiken van Citeaux (9). Deeze zuiveringen met den wyn verhinderden niet dat de Priester zyne handen of vingers in 't fpoelvat waschte(10) ■, welk nog tegenwoordig in veele Kerken na by den Autaar gezien word. Byna overal houd men zig aan twee zuiveringen in de Rubrik van het Roomsch Misboek voorgefchreven ; d'eene van zuiveren wyn, van welke wy komen te fpreken; d'an- de- Eeuw kon piaatfen. Maar hy heeft erkent dat niets juist den tyd bepaald. Het kan omtrent het Jaar 1200 gefchreven zvn. (9) Het fchynt dat te Prèmonftreit, en te Citeaux del-ze zu-veringen in den zeiven kelk gefchiede. (10) Volgens een aantal oude Misboeken, van Chartres van Auxerre, van Troijen , van Meaux , &c. z?ide de Pries ter van het Autaar tot het waterbad gaande; Azimut tibi t>as, (yc. en den Lofzang Xunc dimitth. " ART. IX. QUOD OllF. SUMPSIMUS. * I}e Stoel wierd overgebragt naar Montpcllier in'c Jaar r 5 55. (OSemperSacer. dos vino perfundere debet, &c. Cap.expartedecer lebr. M-ff. (2) Ap. Martelt, de rit. Monacb.p. ISJI. et feqq, (i)Ordin.Mfet ïk Htbi. Prsma/im ftr.  656 Letter- Gefchicht- cn Lccrflclk. uitlegginge V. DEEL. fn) Het blykt uit de Uuren van itARÈL den kaale, dat Jn de negende Eeuw , de Gelovigen dit Gebed lazen na ge. communiceetd te hebben, en gelyk een ieder het zig zelveti in 't byzonder toepaste , leest men 'er in 't enkelvoudige : Quod ort fumpfi, Domine, mente capiam. Desgelyks in 'ten» kelvoudige, Quod ore fumpfi, leest men in een Misboek van de twaalfde Eeuw, van d'Abtdye van Marchienne in het Bisdom van Attas; in die van St- Vaart van anas, omtrentdert zelfden tyd; in d'oude gedrukte van Meaux, 8cc. misfcliien om dat de Priesters dit Gebed in ftilte leezende, het op zig zeiven in 't byzonder zullen hebben toegepast. dere van wyn en water, om ter zeiver tyd dei vingers en den kelk tè zuiveren met twee gewoone en om fchoon te maaken het best gefchikfte vogten.Deeze laaste zuivering ftaat in de Rubrik zoo aangetekend ; de Priester brengt dc twee eer/Ie vingers van ieder hand een weinig binnen in den kelk, over welke de bedienaar wyn en water fchenkt. Hy veegt ze af met het doekje, en inmiddels zegt hy : Corpus tuum quod fumpfi, Sc. De Kerk geeft hier den -Priester Gebeden aan de hand om dc Geestelyke nutting gaande te houden, welke de ziel met God vereenigd moet houden door eene levendige erkentenis van zyne genade, en door eene groote oplettendheid op al het geene dezelve kan bewaaren. Om deeze reden dan zegt de Pries* ter, zoo haast hy het dierbaar bloed ontvangen heeft: Heere geef, dat wy het Quod ore fumpfigeene wy met den mond muf (i O •> Domiger. ittigthebben,meteen nc , pura menie careinherteontvangen, en piamus, et demune-dat het van een tydelyke re temporali fiat nogifte ons tot een eeuwig bis remedium fimpigeneesmiddel worde. ternum* Dit Gebed is zeer oud. Het ftond op het einde van de Misfe van Kersnagt in het Misboek  van de Gebeden en Plechtigli.derII. Misfe. 6$1 boek der Gothen O2) voor karelden grooten. Het diende voor de Post-Communie Donderdags in de Pasfieweek in de Sacramentarien van Trier en'van Keulen (13); en het ftaat aangetekend in de alleroudfte Roomfche Ordens, zoo wel als in amalarius, Om door den Priester, naar gecommuniceerd te hebben , gelezen te worden. Daar ftaat in deeze Ordens niet, of dit Gebed ftil, of overluid moest gelezen worden: maar de Micrologus, in de elfde Eeuw, tekentaan (O dat de Priester volgens het Roomsch Orde het in ftilte leest; niet als of dit Gebed niet volmaaktlyk voegt aan allen de geenen die gecommuniceerd hebben, en 'er dus geen reden zou zyn om het overluid te Ieezen, geeniints: maar de diepe ingetogendheid, welke het oogenblik van de Communie moet inboezemen, komt beter met de ftilte over een, en wekt den mensch op om inwendig te betrachten dat het Goddelyk Sacrament het welk wy met den mond ontvangen niet baat als voor zoo verre de ziel het nuttigt en zig zelve 'er op eene Geestelyke wyze mede voed. Wy verzoeken dat onze ziel zig 'er mede voed, om uit dit Goddelyk voedzel de kragt en fterkte te trekken die wy nodig hebben tegen onze natuurlyke zwakheden , onze neigingen, en tegen alle onze ellenden, en om er voor ons een onderfteunend hulpmiddel ten tyde van dit leven tot aan de eeuwigheid in te vinden. Den wyn en het water voor de zuivering yan den kelk en de vingers neemende, voegt hy 'er byY fe Laat f li) Men leest 'et.... Domint mnrUus eapmmus. Miff. Coth. Cod. Sacr. p. ttj, en in de IV. Roomf*. Ord. («3) H« Haat insgelyks in onze Misboeken, alhoewel het niet is in de Sacramentaliën uitgegeven door rqcca e* aoor m e n a n D. Tt ART. IX. QUOÖ ORR SUMPilMUS. (r) Polrqnam omnes commilnicaverinr, dicit Sacerdos hanca. rationem lub filentio, juzti Roman inn Ordinem, Qwdore AXierai. c, i j. i  V. DEEL. onder de twee gedaantens nuttigt. Het is uit l eene rost-uommunie van het oud Misboek der Gotthen C14) voor karei, dengroo» ten getrokken, en toen wierd het in't meervoudige gelezen voor alle de Gelovigen, die doorgaans onder twee gedaantens communiceerden. Naar dat de Priester in het voorgaande Gebed aan jesus christus gevraagt had dat zyn lighaam en zyn bloed voor hem een hulpmiddel voor de eeuwigheid mogteu zyn , zoo verzoekt hy nu in dit Gebed dat ze voor hem een voedzel mogen zyn, ter herftelling van alle zyne kragten. ADHiEREAT visceribus meis, aan het binnenfte van my kleeven. De natuurlyke voed- (14) Corpus tuum, Domine, quod accepimus, & Calicem tuum, quem potavimus, hzreat in vifceribus noftris; prsefta, Deus omnipotens, ut non re»aaneat macula , ubi pura Scfanc» ta intrarexunt Sacramenta. Mifi. Gttb. Ctdie, Sttcram, Tim, t' 331. I 65 3 Letter- Gefchicht- en Leerftelk. uitlegginge , Laat, Heer, uw lig- Corpus tuum, Do- haam dat ik genuttigt v mine , qusd fumpfi, heb , en uw bloed, dat ik et fanguis quem po- gedronkenheb,aan'tbin- tavi, adhcereatvifce- nende van my kleven; en ribus meis; et prcefia vergun, dat in my, die ut in me non rema- met zulke reine enHeili- neat fcelerum macu- geSacramenten verkwikt la quem pura et ben, geene vlekke van fandta refecerunt Sa- zonden over blyve, die cramenta. Qui vi- leeft en heerscht in de vis et regnas in fa- eeuwen der eeuwen, cula faculorum. A- Amen. men. corpus tuum...... dat uw lighaam dat ik genuttigt heb, en uw bloed dat ik gedronken heb. Dit Gebed is tegenwoordig voor den Priester alleen, die de Heilige Eucharistie  yan de Geleden en Plechtigh. dtrH* Misfe. Ö59 voedzels die wy gebruiken zouden ons van ,geen nut zyn, indien ze Hechts doorgingen. Zy moeten zig in de maag ophouden om 'er verteert te worden, en 'er lappen voorts te brengen welke zig door alle de andere deelen van het lighaam verfpreiden. Ook is^tnoodzaakelyk dat het. lighaam en i^ét blo&d van jesus christus, die het voedze/T onzer zielen zyn, aan het binnenfte dat in ons is zig hegten, aan onze genegendheden , welke onze Geestelyke ingewanden zyn, en dat dit Goddelyke voedzel door onze liefde zig verfpreide en mededeele aan alle de vermogens van onze ziel, om die door het leven der genade te doen leven. ut in me dat in my geene Vlekke yan zonden over blyve. Het lighaamlyk voedzel wel verteerd zynde herfteld derwyze het lighaam dat men naar de grootfte kwaaien geen kenteken van ziekte meer zien kan, Desgelyks vraagt de Priester dat zyne Geestelyke vermogens op zodanige wyze door de kragt van het Heilig vleesch mogen herfteld wor den, dat 'er in hem geen kenmerk van zonden en boosheden over blyve, die de kwaaien onzer ziel zyn. Toen de Priester dit Gebed in den naam van alle Gelovigen las, noemde hy dit woord fcelerum niet, 't welk gruwel betekent; edoch eenige Priesters wierden aangefpoord om op zig zeiven in 't byzonder dit Gebed in idef Misfe toe te pasfen, en hebben 'er dit woord by gevoegt. Nooit vreezen de Priesters al te ootmoedig van zig zeiven aan het Altaar te fpreeken, terwyl zy altyd met veel agterhoudentheid van de vergadering der Gelovigen fpreeken. Gelyk zy zuiverder moeten weezen als het gros der Gelovigen, befchou» v/en zy hunne zonden als groote gruwelen. Tt % AR» ART. t% COKPUS TUÜjji  V. DEEL. (i) Eft autem le gitimum tempus communicandi ante ultimam olationem, qua: dicitur adcomplendum, quia ejus petitio maxime pro eis eft qui communicant. Valfrid, Strab. de reb. Ec. tlef. e,iz,An>al. 660 Letter- Gefchicht'en Leer-ft elk. uitlegginge , m& #m *$» ARTIKEL X. Van de Communie des volks. $. L RUBRIK en BEMERKINGEN. Over den tyd waar op men moet communiceren. Indien ''er eenige menfchen in de Misfe moeten communiceren, knield de Priester na dat hy het Heilig bloed genuttigt heeft, en eer hy zig zuivert, legt hy degeconfacreerde hostiën in de Ciborie , of op de Pateene , als ""er weinige menfchen zyn om te communiceren. 't Ts hier de rechte tyd (1) om de Communie aan de omftaanders, die aan de Heilige tafel deelagtig willen zyn, uit te reiken, en van over verfcheide Eeuwen hebben de geenen die op de Kerkelyke gebruiken aanmerkingen hebben gemaakt, nadrukkelyk bevolen de Communie naar de Misfe niet uit te Hellen, 't Is in de daad ook betaamlyk- dat men deelagtig word op den zeiven tyd met den Priester in de offerhande welke hy heeft opgeofferd en de Gelovigen met hem hebben opgedraagen. Alle de oude Schryvers tekenen  yan de Gebeden en Plechtigh, der H. Misfe. 66 . nen de Communie van het volk niet aan ah i op deeze plaats. De Micrologus (i) in d'elfde Eeuw, tekent aan dat de geenen die deel willen hebben aan de zegeningen welke de Priester vraagt in de laatfte Gebeden van de Misfe, niet mogen verzuimen voor deeze Gebeden te communiceeren. En dit noopte den Heiligen carolus om in de vyfde Kerkvergadering van Milaanen vast te ftellen, dat de zielzorgers (2) nauwkeurig het aloud gebruik zouden onderhouden van de Communie onmiddelyk als zy het dierbaar bloed genuttigt zouden hebben, uit te deelen. Het Roomsch Ritueel, 't welk tegenwoordig gebruikt word, en door dc Pausfen paulus den v. en urbanus den vin. in tlicht gegeven is, tekent nog aan dat de Communie des volks terftond na de Communie des Priesters moet gefchieden, Qen minfte als geene wettige rede hem noodzaakt dezelve tot na de Misfe irit te ftellen,) vermits de Gebeden welke na de Communie gelezen worden niet alleen voor den Priester zyn, maar ook nog voor alle de andere Communicanten* Het groot getal der Communicanten heeft men aangemerkt als eene van die wettige redenen,waarom eene menigte volks het einde van de Misfe afwagte zonder te communiceeren. Deeze bemerking wierd gemaakt in 't Misboek der Jacobynen (3) des Jaars 12.54, en vervolgens in het Ordinaar der Religieufen van het Heilig kruis, gavantus heeft by deeze aanmerking gevoegt, dat men dit (4) gebruik niet moet dulden , als 'er weinige menfchen moeten communiceeren 't ls waar dat de Gelovigen in de eerfte Eeuwen dikwils communiceerden zonder dat zy in de Heilige offerhande tegenwoordig waaren. Ten tyde der vervolgingen naamen zy, die de vertroosting wilden hebben om al le dagen aan het hoogheilig Sacrament deelag Tt 3 tia t ART. X. COMMUNIE DES VOLKS. (1 1 Ergo &ante ipfas communicare non neg'igant qjicnnque earundem orationum benedicïione foveri dcfiderant. JUicroI. e. 19. (z) rfoc inftimtum Patochus fervare (tudear, ut quod antiqniffimi ritus eft, intra M'fTarum foJemnia, poft fanguinis fumptionem, przbeat fa era m Eucharifriam. Aïïa J Eccl Medici. ?• S97' O) Siaftetmag- m multinido exprdtans fïnem Miffa:, po ten't differri Communio uique poft Miffam , nii! in die Ccencc, ii vilum füerit Priori. Miff. miy. Convent. (4) Tolerandura videtur ii multi communicent, non aurein fi paucj. In Ruil-, Miff. part. z. cit.  602 Letter- Gefchicht-en Leerftelk. uitlegginge, V. DEEL. O) Tertul. S. Cypr. &c. ' (2) Epifl. 239. Patric, C&jttr. fi) Syr.tiet.od Qabriel. Pent» pel. refp. 56 ei) Allatizm de Mij fr< hebben, moet gegeven worden, % II  van de Gebeden en Plechtigh* der H. Misfe* 663 $. li- RUBRIK en BEMERKINGEN. Op de Confiteor die voor de Communie gezegt word. Hy die de Misfe dient doet de belydenisfe voor de geenen die willen communiceeren, met te zeggen, confiteor deo, Sc* en de Priester omgekeert zynde tot het volk zegt: mtse- reatur vestri , Se* 1ndulgent1am, Sc* Het gebruik van de Confiteor ten tyde van de Misfe ie doen zeggen, onmiddelyk voor dt Communie, is federt byna 500 Jaaren ingevoerd ; en het komt zonder twyfel van dc toegevendheid welke men gehad heeft, var de Communie aan de Gelovigen buiten der : tyd van de offerhande te geven. Men dagi dat het in deeze gelegendheid noodzaaklyk ; was dat de Communicanten te vooren eer 1 foort van algemeene belydenisfe van hunne i zonden deden; waar na de Priester hun de Gebeden van de ontbinding zou toevoegen , | gelyk men gewoon is ten opzigte van de zie! ken te doen, die zonder in de Misfe tegen; woordig te konnen zyn communiceeren, ten i einde zy openbaarlyk zouden vernieuwen de ; gevoelens van droefheid met welken zy hunne ! zonden hadden moeten belyden en uitwisfehen, en dat men geheel geene gelegendheid zou hebben om te zeggen dat ze gelyk waaren aan de geenen welken de Heilige cyprianus beweend (O die zonder hunne zonden uitgewischt, zonder dezelve beleden, en zonder hunne confeientie gezuiverd te hebben door ; de offerhande, en d'oplegging van de hand Tt 4 des ART. X. COMMUNIL DBS 1 VOLKS. (ij Ante expia» ta delicta ante exomologefin faclam crimiriii ante purgatam confeientiam la» crificio & msr.il feeidotis, &c. Ci )>. dt tapf etit. Oxl», p. 91'  6*54 Letter- Gefchicht- enLecrflelk.uitlegginge, V. DEEL. (i) Ncr peccatis expofitis, ufur pita teinerc communicatie» ne contit-gant corpus & Tanguinem Domini , cum (cripinm fit QiaeumqHt, &c, Af. Cypr. ep:Jf. ?S. (ï) Etenïin inter vicina momenta, dum manus imPonitis, & delicta donatis, mox ad />.itareconvêrfi Dominïcam Orariomem prattermittere non potpftis, Pater dimitre nobis, &c. Omat. I. 2, adverf. P armen. des Priesters, de Heilige tafel durven naderen; of gelyk firmilianus zegt (0, die zonder hunne zonden verklaart te hebben ligtvaardig genoeg zyn om het lighaam en het bloed van jesus christus te nuttigen. Jn de dertiende Eeuw wettigden deDominicaanen, de Carmeliten, de Cordeliers, ende Augustynen (O het gebruik van de Confiteor, en de gebeden der ontbinding te zeggen eer dat de Communie wierd uitgedeeld, ten tyde zelfs van de Offerhande. In dien tyd maakten de gewoontens van Cluni, en de ftatuten der Cathuyzers geene de minfte melding van belydenis voor het tydftip van de Communie; en by de Cathuizers als nog geeft de Priester f\c\ dat hy gecommuniceerd heeft, de Communie zonder een ander gebed als Corpus Domini nojiri Jefu Chrifti ciifiodiat te in vitam ctternam (o). Het Roomsch Pontificaal, doet op den dag der wyding, de Diakens en Onderdiakens de Confiteor zeggen voor de Communie; alleen de Priesters die met den Bisfchop de Misfe doen , zeggen dezelve niet. Dat ftaat ook aangetekend in de Rubriken van het Roomsch Misboek door pius den v. uitgegeven. In den grond zou dit gebruik niet konnen misprezen worden ; en men kan het door verfcheide voetfpooren der oudheid wettigen. Men ziet uit optatus van Mileve (2)dat na den Canon, en onmiddelvk voor het Gebed des Heere, de handen op de boetelingen en op alle de geenen die moesten communiceeren gelegt wierden. De Heilige augustinus geeft (tl De Pater mo btjj heeft zig laaten vootftaan dat de bedelende religieufen dit gebruik hebben ingevoerd. Lib. t. de psnit. c. 9 §. XIV. n, z. ft) In 't Misboek van Sens 17x5, heeft men de Confiteor agtetgeiaaten , voor de Communie in de plegtige Misfe, aJU hoewei men di* in deeze Kerk leest.  van de Gebeden en Plechtigh. derH. Misfe. 665 geeft ons te verftaan dat de Gelovigen een foort van belydenisfe hunner zonden deden, met voor hunne borst te liaan als 'er gezegt wierd, dimittc nobis debita noflra; en men ziet in de Griekiche Kerk dat op het tydftip CO van de Communie de Diaken en alle de geenen die de Heilige Eucharistie willen ontvangen, vergiffenis van hunne zonden vraagen, en wel byzonder van verergenisfen welke zy zouden hebben konnen geven; en dat alle die 'er tegenwoordig zyn antwoorden : dat God u yergeeve, ln eene oude gefchreve Misfe bewaard in de Abtdye van St. Denis in Vrankryk , en welke men gelooft gefchreve te zyn omtrent den tyd van karel den groote (a) ftaat de belydenisfe der zonden aangetekend na datmen het Evangelieboek gekuschc heeft, onmiddelyk voor d'opoffering. Het Pontificaal, dat dei: Heiligen prudentiüs, Bisfchop van Troijen, had toebehoort, tekend (3) insgelyks eene zeer uitgeftrekte belydenis der zonden aan na het Evangelie, onmiddelyk voor het offertorium. Omtrent den zeiven tyd, in de oude Misfe van lllyric , doet de Bisfchop, behalven de belydenis in het Sacristye als hy-zig aankleed, en die welke hy aan het Altaar vernieuwd, nog eene derde aan het offertorium. Men ziet iusgelyks (4) de belydenisfe tusfehen het Evangelie en het offertorium geplaatst in een oud Sacramentarium van den Heiligen gatiaan van Tours, eninzooveele verfeneide andere oude Misboeken,dat het veel tyd zoueisfehen daar ovcrwytloopigtewiller zyn. In de Bibliotheek van St. Germain desPrés word een Sacramentarium bewaard var St. Guillem in het Bisdom van Lodeve, byna negen honderd Jaaren oud zynde, waar ir na het Gebed des Heere een lange Confitcoi flaat welke men den Paus gregorius dep» loort van belydemsie nunner zoneten oeaen, confiteor. - ART. X. confiteor. ( o Liturg. Ciry. fofi p iz-Goar. Euchol, Gr£i.p. 149. (z) Martin de antiq. rit. torn. I, /'• 5I«. &feqq. (3) Md, sit. (4) Ibid, $34.  666 Letter- Gefchicht- en LeerJlelk. uitlegginge, V. DEEL. f») Sancïa cum Sanctis. Marlen, f. 4". (2) Iftis interim ad invicem dieentibus Confitetr, csteri fe quantur peroidi nem pacem ai) invicem accipientes.... bini & bini alterutrumconfiten.tes, vultus (uos poft confeffionem ad Altare eonvertentes Si aliquis altquando folus cominunicare voluerit, fumpta pace a Ministro, confiteatur Priori, iï affuerir, aut illi quem primum ftantem, ftantem in dex tro Choro in dottro Choro invenetit, Ord-i. Galt'lm mPtit. de Pace &■ de Cemmttnient. in. toefchryft, eindigende door d''Agnus Dei, en door de Communie op deeze volgende wyze. Lam Gods die weg neemt de zonden der waareld, ontferm u onzer. De Heilige zaaken zyn met de Heiligen CO- Dat de nutting van het lighaam en het bloed van jesus Christus ten eeuwigen leven zy voor de geenen die het eeten en die het drinken. Het gebruik dan van de Confiteor ten tyde van de Communie te zeggen , is zoo nieuw niet dat men 'er van ouds niet eenige voorbeelden van zou vinden: en om een 'er van aan te haaien 't welk zeer na by komt aan het hedendaagsch gebruik, de Ciftcrcienfen , in de twaalfde Eeuw, daarin door de Guillemiten gevolgt, in hunne famenftellingen in 1259 bevestigt, deeden de Religieufen de belydenisfe doen in hetChoor Ca) eer zy tot de tafel des Heere mogten gaan. De een deed de belydenisfe aan den anderen, en als imand alleen moest communiceeren j ging hy zyne belydenisfe aan den Prior doen, of aan den eerften van het Choor. Daar ziet men nog niet dat de belydenisfe overluid of aan het Altaar gefchiede. Mogelyk heeft men dezelve in de groote Misfen niet ingevoerd als ter oorzaake dat het volk de belydenis niet hoort welke de Priesters en de bedienaars beneden aan het Altaar doen terwyl het Choor de inlyding Cfntroitus) zingt. Het waare te wenfchen dat men alom de Cathuizers kon navolgen, die alle gezamentlyk in het begin yan dc Misfe de belydenis doen met den Priester die de Misfe doet. Wat 'er van zy, de Gelovigen moeten 'er zig in verheugen dat zy openbaarlyk zig voor zondaars konnen verklaaren , en erkennen hoe nodig hen de goedertierendheid Gods en zynebermhenigheid is, wanneer zy tot de Heilige Communietafel zullen naderen. §. Hl  vm de Gebeden en-Plechtigh. der H. Misfe. 667 % Hl. RUBRIK en BEMERKINGEN. Op het geen de Priefler zegt als hy de Communie uitrekt. De Priefler tot de geenen die moeten Communiceeren omgekeerd zynde , houdende in de linke hond de Ciborie of de Pateene, en eene van de Hostiën in de rechte haud, welke hy een wynig opheft, zegt, ecce agnus dei, ecce qui tollit peccata mundi; en na driemaalgezegt te hebben, domine NON sumdignus, Sc. maakt hy met dc Hostie het kruisteken over de Ciborie , of over de Pateene , en geeft de Communie zeggende; corpus domini nostri jesu christi CUSTODIAT animam tuam IN vitam yETERNAM. amen. Tit X. n. 6. Priefler de hostie een wynig ophef ende, zegt: ecce agnus dei. Niets voegd beter terwyl het heilig Sacrament getoond word als deeze woorden, ziehier het Lam Gods, welke de heilige joannes gebruikte, en wy hier boven verklaard hebben. . 2. De Priefler zegt domine non sumdignus. Hy heeft reeds deeze woorden voor zig zeiven gefproken, gelyk wy te vooren gezien hebben: hy fpreekt die, bier, op dat alle de geenen die moeten Communiceeren dezelve met hem fpreeken. Het fchynt dat het de dienaar moest weezen die ze voor de Communicanten moest uitfpreeken, gelykerwys hy voor hen de Confiteor leest. De Kerkvergadering van Aix in 15K5, zegt (O dat ze door den Priefler of den klerk zullen uitgefproken worden. Echter zullen ze door den Priefler met; \RT. X. :0MMUN1E DS8 1OLK.S, (i)Teneaturiam ex faciis Hoftii* aliquantulum fuper labiuirt pyxidis cleva» t im.. & dicat voce aliquantulum elevata, gravi tarnen, Ecce Agnus Dei, ecce qui tellit peccata m*r.di; deinde vel iplemet Sacerdos, vel Clericus in eodem loco, capitepro» funde inclinaro percutiens pectus, dicat ter: Domir.e non fum iigr.us , &C.cw. Aqu. Conc. tem. XV. col. 1130.  V, DEEL. f t) Lingua verrrcula Conc. Narb. c. 18. {i ) Paiticulam unam dextra ma jiu elevet, & ad populum conveifus, cam illi adorandam ostendat & communicandos his veibisad humilitatem hcrretur; Domine non fum dignus, tcc. vel Gallicè hoc modo dici poflunt : Jilon Seigneur, je ne lusspas dgr.e que vous eniriez dans mor. corps, mais par votre faintepurole, que won amejoitfau. vee. Ordo commnni. enïs. Rit. Geb. P 4«. 668 Letter- Gefchicht-enLeerflelk.uitlegginge, met meerder aandrang gefproken worderr, wyl hy, gelyk de heilige carolus in zyne onderwyzingen, en de heilige franciscus de sales in zyn ritueel dit hebben opgemerkt, de geloovigen aanzet om die ter zelve tyd met devotie uit te fpreeken. Daar zyn Prieiters geweest, die de Communie aan de vrouwen alleen geevende, zich lieten voorftaan te moeten zeggen , Domine non fum fligna, en op verfcheide piaatfen hebben Religieufe vrouwperfoonen dit nagevolgt(3); en dat waarlyk te verwonderen is, is, dathet Roomsch Misboek te Venetien in 1563. gedrukt, dit gebruik goedkeurde en onderff eunde, ja zelfs de geenen voor onwetenden hield die niet zeide : Domine non fum eiignti (4)Maar de bullen van den heiligen Paus pius v. en van paulus v. hebben verboden in het Misboek de minite verandering te maaken: en het Roomsch ritueel gebied uitdrukkelyk, zelfs voor 'de Vrouwen te zeggen Domme non fum dignus. De Kerkvergadering van Narbonne van 1609 , laat toe dat deeze woorden in de gemeene taal gefproken worden. CO De heilige franciscus de sales in zyn reeds aangehaald Ritueel, te Annecy in 1612 uitgegeven , tekend aan dat dezelve ook in 't Fransch moogen gefproken worden. 00 Behaagde_ het de Bisfchoppen dat dezelve in de uitdeehng van de Communie zoo gefproken wierCO CAVANTtjs relt in 't algemeen fommige Religieufe op: cn m. de vut noemd de religieuien van d'Abtdye van Ronceray, van het Order van den heiligen benedictus, ^6Angeis' wellon var de Communie, en van de Post-Communie welke beweegredenen bevatten om de God delyke weldaaden en goedheden te be wonde ren, ten einde 'erin de ziel eene levendige er kentenis en een groot verlangen over blyve om 'er haar nut en voordeel uit te trekken. Waa na de Gelovigen worden weggezonden, d zegen hun gegeven word, en het Evange lie var den Heiligen joannes hen wor voorgeleezen» EERSTE ARTIKEL. Van d''Antiphoon communie genaamd, e van het Gebed 't welk genoemd word posi communie. RUBRIK. Terwyl de Priester den kelk afdroogt en dekt draagd de dienaar het Misboek over na den kan van den Epistel, plaats het als aan den Intro* tus, en gaat tegen over de kant van het Evar, gelie knielen, gelyk in ,t begin van de Misft De Priester gaai d''Antiphoon, Communie gc V v naama ART. I, C O Participatr» tinto Sacrimen» to, gratiarum ao i tiootnftaconCaAitAitg.Epifl» . 149- at. 59. r i \ n •> t k  VI..DE EL. 574 Letter- Gefchicht- en Leer-Jlelk. uitlegginge., naamd, Ieezen, gaat wederom na het midden van het Autaar, kuscht het, keerd zig om tot het volk, zegt Dominus vobiscum, keerd te rug tot het Boek, en leest de Post-Communie, waar na hy het Misboek toe/luit* BEMERKINGEN. T.D e dienaar brengt het Misboek na den kant van den Epistel, en plaats het als aan den Introïtus. Deeze plaats is voor het Misboek de gevoeglykfte , om dat dezelve aan den kant van de Stoel des Bisfchops, en des Priesters is. Het zou 'er altyd blyven , indien eene geheimryke rede niet had bepaald het Evangelie aan den kant van het Noorden te Ieezen , en als het niet nodig was van het offertorium af den kant van het Autaar vry te houden waar de offergiften worden aangebragt, de pullen geplaatst, waar de kelk bereid word, &c., zynde de Sacristie, waar uit alles gehaald word dat nodig is, doorgaans aan deeze kant. 1. De bedienaar gaat tegen over den kant van het Evangelie knielen. Het betaamd den dienaar dat hy zig een weinig agter den Priester plaatst, aan zyn linkerhand. Hy houd zig niet aan den rechten kant van het Evangelie af tot aan de Communie, als om beter en gemaklyker gereed te zyn om de pullen te kunnen overreiken, cm hem te wasfchen te geven, &c. 3. De Priester gaat d''Antiphoon, Communie genaamd, Ieezen. 't Is een vers doorgaans uit de Pfalmen getrokken, 't welk in het Misboek tot titel heeft Communio; om dat het, terwyl de Communie wierd uitgereikt,moest gezongen worden (O- De Rubrik zoo wel ■als (1) De Roomfche Ordens geeven dit duidelyk te kennen.* Mox ut Pontifex eoeperit communicare populum in Senalorio , ftatim Scbola incipit Ant'iphonam ad Communiouem , et pfetlïuni «j/jsf dum comtam.itaio Omni pipttto; &c. Ord. Rom. II. n. I*.  : van de Gebeden en Pkchtigh. der H. Misfe. 675 als de Roomfche Ordens noemen het Antiphoon voor de Communie; om dat men het beurtelings herhaalde na ieder vers van denPfaim uit welken het getrokken was, die aangehouden wierd, tot dat de Bisfchop aan de Zangers het teken gaf dat zy de Gloria Patri moesten aanheffen aan het einde van de Communie des volks (2). Men heeft rede te denken dat de gewoonte van eenen Pfalm of eenig vers ten tyde van dë Communie te zingen haar oorfprong" in't Oosten gehad heeft: want in de uitlegging van de Liturgie door den Heiligen cyrillus van Jerufalem ziet men, dat men by de CO uitreiking van de Communie hoorde zingen : fmaakt en ziet hoe zoet de Heere is: en de Apostelyke inflellingen geven te kennen CO dat men den 33ften Pfalm moest zingen, waarin het U. Cum eceperit Pontifex Clerum f.ve populum communicare, £2 ? ° '%n ExPleta Communione et Antirhora, tune furgit Dominus Papa. Ord. IV. «i. Cantante S> hola. Otd^vi " COMMÜN1°NEM- °'d- v- Idem; (2) Deeze manier om by wyze van Antiphoon beurtelinr-s te zingen, dat is te zeggen om het zelve veis h>rh alen na dat een Choor ieder vers van den Pfalm gezongen heeft is ook klaar uitgedrukt in de Roomfche Orde : Mox ut Pontifex toepint ,n cccnatorio commur.icare. fiatim Sch»la incipit Antiphonam ad Communionem PER v I c F. s cunt Subdiaconihus ■ et pfallunt ufque fum eommunicato omni populo , anr.uat Pontifex ut atcant Glo.ia Patri, et tune repetito verfu quie/cunt. Ord; Rom. I. n zo Schola incipit A,tiphor.am ad Ccm-nunionem pfallere, ac deinde nutu Pontificis Gloria Patri, Cfc . Prior iichoU paralus etiam VERSXJM FF. petitio ni S fubiutcerè. Fmita Anuphona qua r E P E t1 t u r ad b F. p » t i t 1 o N , S TF rsum, Pontifex ad altare dat Oratio,em ad complendum. Ord H. is. De Cardinaal thomAz2i heeft een voorbeeld gegeeven van den Pfalm van de Communie by wyze van Antiphoon gezongen. Antiq. lib. Milf. pref. C na wierd dezelve gezongen als wy de Venite exultemus leezen ; cn wierd nog zoo _ beurtelings by w,2e van Antiphoon gezongen in de dertiende Eeuw, volgens de trrtuiccnis van ALEXANDER DEHALèS:Quod autem .eeiproeaf.do cantl n r ■ fT'A' /eTd*m "fuT Romarut Ecc/e^> k><">> » fe'?uh Refurreflsonis gatdium fibi mutuo nunciabant. Deoffic. l/on Sderhun-Je». "°S Z°° ^ m&< K"k vaB Vv % ART. ï. (r) Caiech./rlyf. (zjL. 8. c. ij.  VL DEEL. (i)Re:raïï Lx. e, ii. fi) Debet: t omnes communica ie interim c.im Antiphona cantatut, qua: de Communione ' nomen mutuavit,cni et Pfalmus fubjungendus eftcumG/oria Patri, fi neceffe fuerit. Mi crol de Eccl de ob~ ferv.c.i%. (3)Cantiis quem Communionem dicimus, quem poft cibum lalutarem canimus, gntiarum a&io eH.Rupert dediv. vffic. I. z. c. is. (4.) Antiphona «juat Pojt'.omm',-eitapluribuinuncuparur,ideo iïc appellata eft.quoniam poft communicatio nem, five in fignum quo communicatio ex« pleta elt, conci ■ ' jiitur. Durand. , Ui. 4.c*p»J«. 6''6 Letter' Gefchicht-. en Lcerjïelk. uitlegginge f het vers ftaat Guftate Sc. (3% Het Westen liet niet na dit gebruik te volgen, vermits de Heilige augustinus ons zegt (1) dat de Kerk van Carthago in zyn tyd de gewoonte had ingevoerd om de Lofzangen uit de Pfalmen getrokken , geduurende de opoffering , en uitdeeling van de Eucharistie te doen zingen. Dit gebruik van eenen geheelen Pfalm met de Gloria Patri en de Antiphoon te zingen, duurde nog omtrent het Jaar 1090 toen de Micrologus fchreef. Terwyl (2) al het volk communiceerd, zegt deeze, word de Antiphoon welke daar van dc Communie genaamd is geweest, gezongen ; en men voegd ''er den Pfalm met de ïhORiA patri by, als het noodzaaklyk is C4). Maar zeer korten tyd na de Micrologus, heeft men in verfcheide Kerken deeze Antiphoon aangezien als een Lofzang van dankzeggingen welke na de Communie gezegt moesten worden, rupertus (3), die Hechts omtrent twintig Jaaren na de Micrologus fchreef, zegt dat d'Antiphoon welke Communie genaamd word en gezongen word na dat men de Eucharistie ontvangen heeft, de dankzegging is. robertus paululus, of hu go van St. Victor fpreeken de zelve taal, en zy is om deeze reden Post-Communie genoemd geweest, door den Paus innocentius den iii. omtrent het einde van de twaalfde Eeuw. Het Misboek van de Jacobynen in 1254 tekend aan dat de Zanger, na fat men gecommuniceerd heeft, de Communie aanheft; en durandus (4) geloofde dat (i) Volgens de Liturgie van den Heiligen m a rcus zong •nen .den +iften Pfalm. Ouemadaiodum defiderat eer-jus &c. (4) RAOUL van Tongeren in 1400, de woorden van de Utcrologus aanhaalende fcheen 'er na te verlangen dat deeze Vntiphoon ten tyde van de Communie gezongen wierd; en egenwoordig word dit ook zoo in de plegtige Misfen ondeitouden te Sens, te Parys, te Meaux, en i.aon.  yan de Gebeden enPlechligh. der ff. Misfe. 677 dat men dezelve nooit gezongen had dan als een Lofzang van dankzegging. Volgens dit denkbeeld heeft de Priester zelve na gecommuniceerd te hebben deeze Antiphoon moeten Ieezen. Hy kan in de daad dezelve tegenwoordig aanzien als een Lofzang van dankzegging, en als een middel om de Geestelyke Communie aan te houden. 4. De Priester komt weder tot het midden des Altaars, kuscht dien, keerd zig tot het volk, en zegt dominus vobis cum. In 't begin van iedere verrichting welke een nieuw deel van de Misfe uit maakt, heeft de Priester de gewoonte het volk te groeten; en groet het niet dan alvoorens den Autaar met een I kusch gegroet te hebben. Hy doet deezè groetenisfe zeggende, de Heere zy met u Heden; en het volk antwoord hem, dat hy ook i met uwen geest zy; om dat wy ons wederzydsch i den byftand Gods moeten toewenfchen, om i hem waardiglyk onze dankzeggingen te geven. 5. Hy keerd te rug tot het Boek, en leest de Poi t-Communie. Dit Gebed word Post-Com- | munie genoemd , om dat het zelve terftond na de Communie gelezen word, om God te bedanken over de oneindige goedheid die ons I aan_ de Goddelyke geheimen heeft doen deelagtig worden, en om hem de genade te vraagen, om 'er in ons de vrugt van te bewaaren , en al het geene onze heiligmaking bewerken kan. Dit Gebed is ook Complcnda of Oratio., ad complendum genoemd, dat is te zeggen, het Gebed om te eindigen, om dat dit het laatfte I Gebed van de Misfe is; en daarom duit ook de Priester het Misboek zoo haast hv dit Cc- i bed gefproken heeft. ART. I.  VI» DEEL. £?8 Letter- Gefchicht*en Leerflelk* uitlegginge , ARTIKEL IL Van d,i t £ missa est. §. I. De uitlegging, de oudheid yan d,i t e miss a est, en aangaande de wyze om die te zeggen* RUBRIK. De Priester komt weder in 't midden van het Altaar , kuscht het-, keerd zig tot het volk, zegt nog dominus vobiscum, en zig zoo omgekeerd houdende, zegt hy, ah het moet gezegt worden, ite missa est. Tit. XI. n. i. In de hooge Misfen keerd zig de Diaken op den zeiven tyd ah de Priester tot het volk, en zingt }t£ missa 7. ' :en plechtig gegeven verlof om te mogen uit raan. Dat heefc met eenige plechtigheid niet Tiocten gefchieden als in 't begin van de vierde ü.uiv , toen de Gelovigen in volle rust en Arede konden vergaderen. Alle de oude Griekfche Liturgiën tekenen leeze wegzending aan op het einde van de oferhande. In die van de Apostelyke indelingen, zegt de Diaken: gaat in vreede (O» ■n in de Liturgiën van den Heiligen jacoius, van den Heiligen basilius, èn van Ln Heiligen chrysostomus, laat ons in 'reede gaan, laat om uü gaan in vreede (s). Men vind d'Ite Mifta eft niet in de Sacratientarien van de Heilige Pausfen gelasius n gregorius. Maar het gezagalleenvan ^vitus wyst ons aan dat men die omtrent het 'aar 500 zeide, in de Latynfche Kerken, en lezelve is in het Roomfch Orde, welk ten yde van karei, den grooten voor zeer iud gehouden wierd. 4. In de hooge Misfen, zingt de Diaken ite ils sa est. De Diaken verkondigt dit verof uit naam van den Priester. De drie eerfte loomfche Ordens tekenen aan (a)dathy wagt ot dat de Bisfchop hem een teken geeft om ['Ite Mifta eft te zeggen. De Priester, vol;ens het Roomfch Misboek, fpreekt geen raord tot den Diaken, en geeft aan hem geen nder teken als dit dat hy zig zeiven tot het 'olk keerd, dat dan ook den Diaken bepaald mi zig tot het volk gekeerd te houden Te 5arys (3), te Laon (4), te Angers, te Metz '5), zegt de Priester zeer ftil tot den Diaken ['Ite Mifta eft. Te Verdun, ontvangt de Diaken (z) Volgers het oud gebruik van de Kerken van Spanje, .•as het einde van de Misfe, dat de Priester of de Diaken ankondigde, aangerekend met deeze woorden: Dicat Pretyter vel Diaconus, Solemnia compieta funt in nomine Domini oftri jfsu c hr 1 STI. vorum noftrum fit acceptum cum ace. h. Deo gratias. Ifta eralie fuprtdille fit in medium, 'itaris. Miff. Mozar,  van de Gebeden en Phchtigh. der H, Misfe. <581 ken knielende van den Priester d'Ite Mifta eft. kuscht zyn Cafuivel,- antwoord Deo gratias, ftaat op en zingt tot het volk Ite Mijfa eft • - terwyl de Priester Placeat, &c. leest. Te Bayeux j), kuscht de Diaken, eene kniebuiging maakende , desgelyks het Cafuivel van den Priester, die na zeer ftil IteiVliffacftgezegt te hebben, tot het volk gekeerd blyft in de Cathedraale Kerken van Parys, van Narbonne , van Chalons-op-de Manie, en van Meatix, zegt de Diaken Ite Mijfa eft, de ftaf van den Bisfchop in de hand houdende. Welke Ceremonie duidelyk aanwyst dat hy het verlof om uit te gaan aankondigt door het gezag van den Bisfchop. Volgens het Cérémonieel van Parys, houd de Diaken altyd de ftaf, als hy zegt Ite Mifa eft, als een Bisfchop de dienst doet, in wat Kerk dit ook zy. - RUBRIK en BEMERKINGEN. Aangaande de dagen op welke men zegt, ITE MISSA EST. Men zegt Ate missa est zoo dikwils men de gloria in excelsis gezegt heeft. ■ Ais men d'iTE missa est niet zegt, zegt men benedicamus domino, en men .antwoord deo gratias. In de Misfen voor de Overledenen, zegt men, requiescant in pace, en men antwoord amen. 'I. P. tit. XIII. i. D e algemeene regel was oudtyds dat d'Ite Mijfa eft moest gezegt worden op die dagen V v 5 als ART. II. ITE MISSA EST. fl) Cerem* van Suyeix, 1677. t* 1*9. et \6i.  6o2 Letter- Gefchicht- en Leerjlelk, uitlegginge, VL DEEL. i~l) populus 11011 ante dilcedat, quam Mifla: lolemnitas compiéatur Conc.Aureb'l.an.s n.ean. 16. (z; Dicitur oratio fut'er populum. finita orationedicit Dia CO'.iusIteMjJaeft. Siinili moclo agiturlecundaFeria,&c per to tam Quadr. gefimam. Ord R«mJ n. +. Mifih finita dicic Diaconus; Hümi liate capita veflra Deo, c inclinant fe ouine: ad orientem. Et dicit Pontifex orat o nem fuper popu. lurr. Diaconus he Mijfa ejl. N. (3) Semper cum Gloria in exeel/ts eriam Te Deum et UiMijfa eft recitamus. Mierol. deEcclef.obfervat. c. {4) Congtueau tem et in feftivis die bus lie M n-aar alles eindigde door d'Antiphoon Ecce tompieta funt, bic. op welke gcantwcoid wierd Dee gratias. dat te Auxerre nog ondcihouuen word..  van de Gebeden en Plechtigh. der II. Misfe* 685 en niet voor de Laudes was. Wat 'er van zy, deeze geringe veranderingen , die wy hebben aangemerkt, doen zien datmen algemeen genoeg de eerde denkwyze van ü'Ite Mijfa efl bewaard heeft, en welke hier in gelegen is dat dezelve gezegt word om het volk te laaten uitgaan; in plaats dat men Benedicamus Domino zegt, als men niet geloofd dat het nodig is het volk te laaten vertrekken. Met betrekking nu van de Misfen voor d'Overledenen, heeft steph anus van Autun, over fes honderd Jaaren (1), gezegt, dat men in plaats van d'Ite Mjfa efl zegt Requiefcant in pace; en beleth, weinige Jaaren daar na, voegd (2) 'er by dat dit door eene algemeene gewoonte gefchiede. 't Is klaarblyklyk dat men als dan geheel bezig is om , d'Overledenen de vertroosting'te verzorgen 1 welke zy nodig hebben, voleindigende hun- \ ne zonden uit te wisfchen en zig te zuiveren < eer dat zy de eeuwige rust gaan genieten. Het zou niet voegen het volk te laaten gaan met Ite Mijfa eft te zeggen, om dat doorgaans de begraavenis na de Misfe volgd, of dat 'er eenige Gebeden volgen die de omdaanders be- 1 paaien om zig niet te verwyderen. 5 " §. III. Aanmerkingen welke in de negende Eeuw • gemaakt wierden op d'iT 'K missa est, [ waar mede de Misfe toen eindigde. En op het i antwoord deo gratias. • In de negende Eeuw, eindigde de Misfe vol- r ftrekt aan d'Ite Mi fa eft. joannes van 1 Avranches, in de elfde, eindigde dezelve ook fc op deeze plaats, en ze eindigd. zelfs hier nog e in eenige Cath'edraale Kerken van Vrankryk. " „ Alles geëindigt zynde, zegt florus (3), \ „ kondigt de Diaken het volk aan dat alles « sj VOl" ART. II. ite missa est. 'o Steph. /Eiia ie Sier. Al; '2) Dicitur in Hi' a pro Deunftis , Requief. ar.t ik paceiqucii :xfo a confuetuline gencrali na. ris den Heer met uitftorting des herte looren, antwoorden de Gelovigen: ja wy loo-en hem met erkentenis voor de genaden die vy van zyne goedheid hebben ontvangen , lat hy ons heeft vergund by de Heilige geleimen tegenwoordig te mogen zyn, en aan ezelve deelagtig te konnen worden. ARTIKEL III. 3yvoegingen aan de Misfe ingevoerd door de devotie van de Priesters en het volk, gevolgiyk door de Kerk gewettigd, en eerst lyk van het Gebed place at, De Placeat is d'eerfte byvoeging, dezegen is de tweede, en het Evangelie van den Heiligen joannes de derde. RUBRIK en UITLEGGING. Na dat de Priester ite mis sa est of benedicamus domino gezegt heeft, houd hy de handen te famen gevoegd op den Autaar , het hoofd geboogen, en zegt in ftilte: placeat tibi, sancta trinitas. Sc. Dit Gebed wierd datelyk niet gemaakt als tot de Misfe behoorende, maar alleen om door den Priester volgens zyne byzondere verkiezing gelezen te worden, na dat hy alles had voleindigd. Hierom zegt de Micrologus (O * alles geèindigt zynde , kuscht de Priester den Autaar zeggende: placeat tibi , ontkleed Zig , &c alexander de HALès ill 't begin van de dertiende Eeuw, en raoul van Ton-  van de Gebeden en Plechtigh. derH. Misfe. 6er Chriftum Domi door uwe bermhertig\ nittn nofirum. Amen. heid,tot eene verzoening ftrekke, door Christus onzen Heere. Amen. Xx Al- ART. III. (i)Finira Mi MS »/ftóftMilTato, of poft finitam Miffaiii, gplyk bet Mhbock van Citê. auxvan IJI4 aar.wyst.  ( Vb DEEL. : < j i < a e 2 I ( ( ] \ i < 190 Letter- Gefchicht- en Leerftelk. uitlegginge , Alle de Gebeden van de Misfe zyn zoo beangryk voor den Priester en de Gelovigen, lat men gedagt heeft van den Altaar niet te noeten gaan zonder alvorens een foort van en korte herhaaling te moeten doen. Eertelyk zegt de Priester dat hy hulde van zyne lienstbaarheid, en van zyne afhanglykheid an de Heilige Drievuldigheid heeft willen ;even. Ten tweeden, hy verzoekt dat deeze erbewyzing eene welbehaaglyke offerhande y voor d'oogen Gods, en dat dezelve hem liet mishaage ter oorzaake van de onwaarligheid van den dienaar. Ten derden, dat leeze offerhande door de Goddelyke bermïertigheid een verzoenoffer zy voor hem, en roor allen voor welken hy dit heeft opgedraagen. Alle bewoordingen van dit Gebed zyn )p verfcheide piaatfen van dit werk verklaard :n uitgelegd. ARTIKEL IV; Van den laaften zegen* RUBRIK. \. I. De Priester gezegt hebbende placeat> kuscht den Altaar, heft d'oogen naar den Hemel en de handen, die hy uitftrckt, en die hy te famen voegt; en het hoofd lot het kruis buigende, zegt hy met een verftaanbaare ftem: Benedicat vosomni- D'almogende God zepotens Deus gene u Vervolgens keerd hy zig tot het volk, en de rechte hand uitgeftrekt houdende , en de vingers famen gevoegd, zegend hy het eens met te zeggen: Pater, et Filius, De Vader, ende Zoon, elï%< Spiritusfancius. en de Heilige Geest. 33S, Amen. r-, Amen. In  van de Gebeden en Plechtigh* der H. Misfe. 6<) i ïn de Misfen der Overledenen word de zegen niet ^ gegeven. Tit» XII* n. i. & 4* UITLEGGING en BEMERKINGEN* i. Benedicat vos*...* D'almogende God zegene u. De menfchen konnen niet zegenen als met God te bidden dat hy zelv zegene, gelyk men elders gezien heeft, 'tlsop deeze wyze dat God tot moises gezegt had het volk te zegenen (1): dat de Heere u zege- ( fie en u bewaare; dat hy u met een gunftig oog b aanzie, en aan u den vrede geeve. De Priester verzoekt dat God de omltaanders met zyne weldaaden en met zyne genade vervulle , gelyk de Heilige paulus tot die van philippen zeide (. $* iu 692 Letter* Gefchicht-enLeerflelL uitlegginge, en drie kruistekens maaken , gelykformig met de oude Misboeken van Luik, en met die van hunne Kerk, byna in alles gelyk zynde. De letterlyke verklaaring over het Geestlyk recht had aangetekend dat de plechtige zegen alleen tot de Bisfchoppen behoorde; en dat die zegen begon door Sit nomen Domini. Maar biel omtrent het einde van de vyftiende Eeuw deeze uitlegging aanhaalende, bemerkte (1) dat de plcgtige of Bisfchoppelyke zegen in deeze woorden niet beftond, vermits ze door de Priesters volgens het gewoon gebruik gefproken waaren, en dat men door den plegtigen zegen, geenen anderen als dien moest verdaan welken de Bisfchoppen geven voor & Agnus Dei. In 't vervolg hebben de Bisfchoppen zeer gevoeglyk geoordeeld dat'er eenig onderfcheid moest plaats hebben tusfehen den zegen zeiven dien zy op het einde van de Misfe geven, en dien welke door de Priesters gegeven word. De Kerkvergadering van Narbonne in 1609, gebood (2) dat, de Bisfchoppen en Abten uitgenomen, alle de Priesters, zonder uitzondering, den zegen zouden geeven alleen met een verdaanbaare en een weinig verheve ftem , zeggende, Benedicat vos, &c. Inmiddels hebben de Priesters in eenige Kerken, tot aan de voorige Eeuw, den laatften zegen van de Mis nog gegeven met drie kruisfen, zeggende Ad* jutorium, Sc. 'Er zyn op dit ftuk eenige veranderingen die wy zullen aantekenen naar den oorfprong van deezen zegen gezien te hebben.  van de Gebedenen Pkchtigh. der H. Misfe, 693 §. II. Oorfpnong , oudheid en verandering van den laatften zegen van de Misfe. D eeze zegen is de tweede byvoeging welke men by de Misfe federt het Jaar duizend gemaakt heeft. Verfcheide Cathedraale Kerken, die de oude gebruiken behouden hebben, hebben denzelven nog niet aangenomen. De zegen word niet gegeven te Lyoh, te Autun , te Langres, te Sens, te Auxerre, te Troijen, teBefancon, te Verdun, teReims, te Soisfons, te Laon, nog by de Cathuizers: en men zou zig bedriegen, als men zig liet voorftaan dat 'er iets wezendlyks aan deeze Misfen ontbrak juist om dat het volk niet gezegend word. Byna alle de Gebeden die de Priester geduurende de offerhande fpreekt zyn zoo veele zegeningen voor die 'er tegenwoordig zyn ; om dat 'er gelfadig verzogt word dat God over hun zyne zegeningen en genaden uitftorte; en misfehien zal het niet vrugteloos zyn hier aan te merken dat verfcheide menfchen zig misleiden, den bronader van genade niet onderfcheidende , en fornwylen zig misgrypende aan dat woord zegening (1). Daaglyks ziet men Christenen die zig bepaalen om tot eene te Misfe gaan, ter oorzaake dat op het einde der zelve de zegen met het Heilig Sacrament word gegeven, en die (1) In Vlaanderen, en in verfcheide plantten van Vrankryk , en Duitschland, geeft de Priester den zeeën met het Heilig Sacrament aan deeze wooiden van de Pange lir.gua, Sit et beneditlio. Even eens als wilde men dien op het einde van I de Vespers geven, als 'er gezongen word Boelicamus ÊomiKt; want men ziet ligt dat dit woerd zegening tot God i| word gefchikt, die men wil looven, en geenfïnts tot de Imenfchen , tot welken men zegt om ze te zegenen: dat d'al. •magtige God u zigexe, &c. 't Is te wenfchen dat eer men den zegen geeft, men het Gebed lecze in de Ritucelen aangerekend, Deus qui nobis fub Sacramemo, Sec. en dat -nen. den zegen geeve of in flilte, of met woorden te zingen die tocpatfelyk zyn. Xx 3 ART. IV. DE ZEGEN.  6'p4 Letter» Gefchicht- en Leerftelk. uitlegginge, VI. DEEL (i) Pro ornnibi: dreumftantibus .. ut mihi et il lis pr. ficiat ad lalurem in vitari Eteriiam. Diclc]ue nulttos in tua pace difpo»as, die eerder de Misfe als deezen zegen zouden verzuimen Zeker ontbreekt het zulke menfchen aan genoegzaame onderrechting of oplettendheid. Het offer van de Misfe is door zig zeiven het voornaame genademiddel. Wy weeten dat het ten dien einde is ingefteld. jesus christus draagd 'er zig op tot heiligmaking der Gelovigen; en de Priester vraagt voor hun alle de Hemelfche zegeningen. Als hy de hostie opdraagt, gefchied ; het O), zegt hy, voor alle die 'er tegenwoordig zyn; op dat dezelve hen ten eeuwigen leven ftrekke. Hy bid God dat hy ons zynen vrede doe genieten , en ons eeuwiglyk onder zyne uhverkoar* nen doe leven. Deeze vrede is de waare bron van zegeningen. De Priester vraagt denzei* ven op nieuw aan heteinde van de Pater; en een kruisteken maakende met een ftukje van de hostie dat hy tusfehen zyne vingers houd, zegt hy overluid tot alle Gelovigen : dat de vrede des Heere altyd met u lieden zy. Zie daar den zegen van het Heilig Sacrament, tot welken wy de grootfte devotie moeten hebben, als een deel uitmaakende van de offerhande waar van alle de genaden afvloeijen. Waarlyk de Gelovigen zyn te pryzen dat zy met iever en Godsdienst na de Kerken gaan waar het Heilig Sacrament is uitgeiteld, wyl het beklagenswaardig is dat het word uitgefleld om aangebeden te worden op piaatfen waar men geen aanbidders vind nog ziet; echter moeten zy nooit den zegen die ten tyde van een lofzang gegeven word gelyk ftellen met de zegeningen die aan de Heilige offerhande gehegt zyn. Daar moet onderfcheid gemaakt worden in de verfchillende oeffeningen van Godsvrucht. De offerhande is door zig zelve kragtdadig. By den zegen van het Heilig Sacrament zegend God ongetwyfeld de waare aanbidders, die in geest en waarheid aanbidden: en of fchoon de laafte zegen van de Misfe geen deel van de offerhande uitmaakt,moet men  yan de Gebeden en PlecMigh . der II. Misfe. 695 men echter niet na laaten een zaak van groot belang te maaken van den zegen die een Priester geeft die de Heilige geheimen zoo terftond voltrokken heeft, en zig zoo byzonder met jesus christus in de Heilige Communie heeft vereenigd. De Gelovigen hebben altyd voor deezen zegen veel devotie gehad. Van d'eerfte Eeuwen af wierd dezelve in de Griekfche Kerk gegeven. Daar is 'er een die lang en tevens zeer fraai is in de Liturgie van de Apostelyke inftellingen (1) onmiddelyk voor de wegzending van het volk. 'Er is ook een in de Liturgiën van den Heiligen chryJ sostomus (2) en van den Heiligen jjasi: lius (3), welke na de wegzending of d'Ite j Mijfa eft geplaast is. De Heilige isidorus van Sevilien, omtrent het Jaar oco (4), fpreekt van den zegen welken de Priester I moest geven, zonder de plaats van de Misfe aan te tekenen. Maar de vierde Kerkvergaj dering van Toledo in 633, tekend aan uat dezelve tusfehen het Gebed des Heere en de Communie moest gegeven worden, 't Is op deeze plaats dat de Heilige augustinus zegt (5) dat de Bisfchoppen de Gelovigen zegenen de handen over hen uitftrekkende. Dit zelve gebruik had ook plaats in de Gaulen; en daar heeft men dan de plegtige zegen der Bisfchoppen, die nog te Parys plaats heeft, en in verfcheide Cathedraale Kerken van Vrankryk. Hadden de Kerken der Gaulen, van Spanje en van Africa oorfpronglyk dit gebruik van de Kerk van Rome ontleend, het wierd echter ten tyde van den Heiligen gregorius in deeze Kerk niet meer onderhouden (2). Men vind 'er geen ovcrblyfzel meer van (-.) Waarlyk daar is in Vrankryk cn in D'iir'sertland een jjrnor getal handicliriftcn geiyeld SjurameniMtil & f*'** Grej £oire , waar in plegtige liislchoppel, ke zegeningen A.'. -n , X.. + wel- ART. IV. DE ZEGEN, (ï)£i*. 8. c. ij. p. 406. (z) Euch. Gr&c. p. is- (3) lbid.p. 175. (ïilf.d.Mv.cffis. Ul.e. 17. (s)-tpijt 'iL.Sv-ad.Fiuttin. 1. 16.  VI. DEEL. (t) Benediction?'1 peïpopu lum poft Co.n inunio m, Do mine fay.tlePate', Sec Gregemtuum, Pa/lor *or.e, &c. Benede Oomir.e, francfamiliam tuam, Sec Cod. Sa erüm.p. 209, f s") bfH f. n. z i, //, IJ. UI. 18. 5 fbrmentfecum alii Sacerdotibus ... in benedirendn popilum j»rtMiuam.Sr«. ÏJtt»pil.c.l,n 58. 6*98 Letter- Gefchicht- en Leer/I elk. uitlegginge, vastelyk voorftaan dat hun deeze zegen moest gegeven worden, dat volgens de Micrologus (1) de Priesters zonder ergenis te geven niet konden nalaaten hun denzelven op liet einde van de Misfe te geven , ten minfle als de Apostolifche Stoel dit niet algemeen cn in eene Kerkvergadering zoude verbieden. Alle Priesters geloofden niet dat zy de zelve verpligting hadden ; en de Cathuizers , die, ten tyde van de Micrologus in eenzaame en verlaate piaatfen zig vestigden, dus de Misfe voor het volk niet lazen, hadden geene gelegendheid om den zegen te geven, en hebben dien nooit in hunne eige Kerken gegeven. De Orders van Citeaux en van Prèmonftreit, dertig Jaaren na de Micrologus ingefteld, tekenen op het einde van de Misfe geenen zegen aan in hunne gewoone dienstboeken. De Jacobynen fielden in hun Misboek van het Jaar 1254 00 dat men den zegen zou geven als het de gewoonte van 't land was. Dit zelfde deden de Carmeliten (*§) : en de Guillemiteii fchreven de zelve zaak voor in hun dienstboek van het Jaar 1-79 (3)« 't Welk aanwyst dat dit gebruik niet als langzaamerhand wierd vast gefteld. durandus bi11ykt het in 1286. De Cathuizers plaatften in hunne nieuweinftellingen £4) dat zy dit zouden volgen als zy de Misfe bui". ne aantekeningen op het Geestlyk recht: de P. sirmok, in de aantekeningen op de Kerkvergaderingen van Vrankryk, en de Cardinaal bona, hebben aangemerkt dat het onkennend woordje non in de oude handlchrifren niet ftond. Deeze is de oude en waare lezing welke de Paters LAIBE en cos sart, in hunne uitmuntende uitg-af van de Kerkver. gadetingen hebben gevolgd. Van den anderen kanr het befluit van deeze Kerkvergadering, in de derde van Orleans vernieuwd, in 538 , regel 29, neemt ailc zwaarigheid weg, en men leest 'er: Et fi Epifcopus pr/efer.s fuerit, ejus beneditlie txpe&atur. (5) Het Misboek van de Carmeliren in 1514, tekend nog aan dat de Priester den zegen zal geeven als het de gewoonte rsn 'r land is, anders niet: Si conjuetudo Patris fuerit, det bentiiUientm, et non alittr, Mifl'. Carmel. Yeaa. IJH.  van de Gebeden en Plechtigh. der H. Misfe. 699 buiten hun Convent zouden Ieezen ; en het wierd byna algemeen met eenige veranderingen, het zy in de woorden, als eenige zeiden Adjutorium, &c. (6) andere eenvoudig Benedicat of Benedicat et cujiodiat , &c- (7)? het zy in de kruistekens, als eenige niet meer als een maakten, andere drie (8), an- (6) Volgens eene menigte Misboeken van de Kerken van Diiitschland, zeide men gelyk men nog daaglyks in de Kerk van O. L, V. te Aken zegt: Adjutorium nojlrum, &c. S't wipen Domini, ikc. Oremus, Ceelefli beneditlione benedicat nos, et .vos divina Majeflas el una Deitas , Pater -f. et Fi iris -f- et Soir tui -f- /anttus. Amen- Men leest byna liet zelfde in verfcheide oude Mis'-oekeu van Vrankryk, Adjutorium, \.c. Sit nomen, Sec. Eenediatt nos (vos, nos et vos) divina Muje'as et un-i Deitas, Stc. in het Misboek van harttes '500, >an Reims 15c;, van Autun 15.3, van Befancon i$zS, van Macon iïj2, van St. Denys in Vrankryk njo, van Loek van Narbonne IJ28 en 1J76. Volgens de Roomfche Misboeken tot aan den Heiligen fans PIUS DE V. leest men Benedicat vos, &c. of Iri unitate far.cïi Spiritus, &c. Dat ook zoo ftaat in hee Misboek van Grenoble van 1522. (8) Over eenige Eeuwen maakte reen'er gemeenlyk maar drie. Volgens het P.itueel van den Heiligen FRANCISCUS DE suis in iriiz gaf de Priester den zegen ook met het Heilig Sacnment drie kruistekens maakende, zonder te zeggen Adjutorium nog fit nomen, maar alleenlyk Benedicat vos omnipotens Deus, Pater -{- ct Filius -f- et Spiritus -f- far.Elus. Amen. Rit. Gebenn. p. 126. En volgens het gebruik van Parys maakt men ook drie kruistekens als de zegen met het Heilig Sacrament word gegeven. Met opzigte tot de Misfe komen alle dc Misboeken van Paiys federt I6ij , in dit ftuk met het Roomsch Misboek over een , Benedicat vos, &c. meteen enkel kruisteken. Maar het Cérémonieel van 1662, zegt dat de Pastoors deezen Beneiieet vos, &c. op dc zelve Zangrjoot zingen, waar op het Choot antwoord, Amen. Crtrem. Pari'", p. ijc en het nieuw Cèièmonieel, zoo wel als de Misboeken van 1685 en van 1706 geeven te kennen dat men de gewoonte der piaatfen zal volgen , en dat men den zegen zal geeven aha vel fuhmijjêl voce In alle de Parochiën van Parys, geeven de Pastoors, en niet de onder Pastoots, den zegen zingende, Adjutorium, fit nomen, cn een kruisteken maakende. Man indien het Heilig Sacrament is nirgefteld laat men het agter deezen zerien te zingen. Tor O. t,. V. geeft M. dc Aarts Bisfchop alleen den zegen zingende. ART, IV.  VI. DEEL f» bf.CHOS11.k, van het Ordet der Auguftynen , die 111 1519 fchreef, zegt dut men by hun den zegen niet gaf als met een kruisteken met te zeggen , In unitate fantli Spiritus, Sec. dat andere 'er vier maakten, ter oorzaake van de vier Waareldsdeelen waar de Apostelen het Geloof hebben verkondigd: het^geen , voegd hy 'er by, beter de Bisfchop. pen zoude voegen , die de opvolgers van de Apostelen zyn. Expof. Offic Miff. Argcntin. ijt9. • C10) In de oude Misboeken van Parys in de veertiende en vyftiende Eeuw gefchreven, en in een Misboek van Bourges van 1.415 ftaat aangetekend , dat men den zegen geeft den kelk of de Pateene in de hand houdende. De Misboeken van Parys van 1481 tot 1615 gedrukt, noemen alleen de Pateene. Ook wierd het kruisteken met de Pateene gemaakt , volgens de Misboeken van Reims , van Chartres van jjco , van Beauvais van 1 j 3 s , &c. De Gothifche Misboeken van Lifieux, en het handboek van 1507, doen het niet als met den kelk maaken, Eenige zelfs hebben de corporaal gebruikt. Men heeft zig geerne bediend van iet dat het lighaam van jesus christus had aangeraakt •• doch de hand alleen van den Priester, die zyn dienaar is, is genoeg, en heeft zoo daadlyk dit aanbiddelyk lighaam aangeraakt M EU rif. r, Deken van Reims die predikte en fchreef in 1s83, gewaagd van dc Pateene ; en van eene gedeelte der veranderingen die wy zoo terftond hebben aangehaald. Daar is geen ander verfchil, zegthy , tusfekenden Bisfchop enden, enkelen Priester wat dit betreft : ten minfle in de Hoofd-Kerk. Als dal de Bisfchop door deeze woorden begint Sit nomen Domini beredictum , en een enkele Priester door deeze , Adiuto. lium noftrum ; volgens het Roomsch gebruik laat de Priester i deeze twee verfen agter , Adjutorium et Sit norsen , zonder zelf bet feheteltje te houden, gelyk vjy dit aan deeze kanten doen , „ en fpi eeh niet als deeze woerden , Benedicat vos , fyc. Leer¬ leden 63. over de Misfe. (11) Te Narbonne geeft de Priester die de Misfe doed den zegen met het kleine ktuis, dat de Onderdiaken in het berin van de Misfe aanbrengt , en op het einde weg brengt. De Armeniaanfohe Aarts-Bisfchop van Céfareèn in Cappa. docicn , en de Bisfchop van Sebaste in Armenië , die in *erfcheide Kerken van Parys in de jaaren 1714 en 1715 den dienst hebben gedaan gaven zingende met een kruis in da hand den zegen aan het volk op het einde van de Misfe, 700 Letter* Gefchicht- en Leerftelk. uitlegginge , , andere vier (9) 5 of in het geene met de kruistekens vergezeld was in het houden van den kelk, de Pateene (10) of het kruis (n). Ti'Ordo Mijfcc \ welk te Rome wasopgefteld geweest door burcard, Cèrèmoniemeester van de Kapel van den Paus, omtrent het einde van de vyftiende Eeuw, behelst geene an-  van de Gebeden en Plechtigh. der II. Misfe. 701 andere woorden van den zegen als deeze welke wy nu fpreeken, Benedicat vos, &c. en met opzigte tot de kruistekens , tekend het 'er drie aan, om gelyklyk de geenen die aan de kanten van den Epistel en het Evangelie en in 't midden zyn te zegenen, 'er by voegende dat het genoeg is een kruisteken te maaken als het volk alleen in 't midden is. Men heeft eindelyk drie kruistekens voor de Bisfchoppen over gelaaten, misfehien in die veronderftelling dat dan de Vergadering talryker is als zy de dienst doen; en de Heilige Paus pius de v. heeftin zyn Misboek geen meerdere, als een kruisteken aangetekend voor alle Priesters zonder uitzondering. Het zy dat deeze zegen met drie kruisfen gegeven word , of flechts met een , altyd moet dezelve met veel eerbied ontvangen worden, van de hand des Priesters die zoo terftond jesus christus genuttigd heeft, en die zyn perfoon verbeeld. Vo'lgens de Roomfche Misboeken knielen de bedienaars van het Altaar ("indien ze geen Canoniken zyn) terwyl de Priester den zegen geeft: en in verfcheide Bisdommen, te Befancon, te Baijeux (O &c. alle dienaaren zonder de ( Canoniken uit te zonderen. In de Misfen voor d'Overledenen, word de zegen niet gegeven. In d'oude gefchreve Sacra- \ mentanen, waar in een aantal Bisfchoppelv- > ke zegeningen ftaan , vind men 'er geenen ' voor de Misfe der Overledenen, durandus had dezelve aanmerking gemaakt: daar over zegt hy dat in de Misfen der Overledenen, de plegtigheden worden agter gelaaten ; en dewyl men voornaamlyk in deeze Misfen bedoeld de vertroosting aan de Overledenen te verfchaffen , word deeze zegen agter gelaaten, die hun niet kan dienen, zynde dee^e alleen voor de geenen die 'er tegenwoordig zyn. Inmiddels word in 't Bisdom van Clermont deeze zegen in alle Misfen gegeven : en vol- /VRT. IV, 1) Cèrëm. van 707, en v-an Bas, het welk zoo kort is dat een ieder het van buiten weet. ART. V, evingel1e van den SeïLI" gen joannes. (1) Quidam volentes dicere fi • nita Mdfa Evangelium fmcii Joannis, vel aliud, imprimunt primo fignum crucis fuper Altare, et poltca in fronte. Rat'or). l.+.e, i+. ». 5,  VI. DEEL. (\)MiJJ.mff.mm. Altar. (t) Stat. Cartuf. «1.1368.;». 1.1,5. 704 Letter* Gefchicht-en Le&rflelk. uitlegginge, %* IL Qorfprong en oudheid van het lezen van'het Evangelie van den Heiligen joannes aan het einde van de Misfe. Het Evangelie van den Heiligen joannes is het laaste aanhangfel 't welk gemeenlyk by deMisfe gemaakt is. Men rekent byna 500 jaaren dat veele Priesters het zeer ftil uit devotie lazen als zy hunne dankzegging begonnen ; en de Godvrugt der volkeren gaf hun aanleiding om het overluid te Ieezen eer dat zy van den Altaar gingen. Volgens een aantal oude Sacrameutarien , zo wei als volgens de oude Rituö'elen , eindigde men de Cérémoniën van het Doopfel met het Evangelie van den Heiligen joannes over de nieuwe gedoopten 're Ieezen ter oorzaake van deeze woorden: hy heeft hun magt gegeven Gods kinderen te worden, aan hun die in zynen naam geloven , die uit God geboren zj«,&c.en 't is niet minder betaamlyk deeze volgende aan het einde van deeze Heilige offerhande te Ieezen : het woord is vleesch geworden , en het heeft onder ons gewoond: aangezien jesüs christus zig wezendlyk op het Autaar tegenwoordig fteld, en dat hy door de Heilige Communie in ons woond. In 't Misboek der Jacobynen in 1254 gefchreven CO, vind men het Evangelie van den Heiligen joannes tusfehen de Gebeden, welke de Priester , volgens zyne devotie , na de Misfe las, De ftellingen der Cathuizers (2) brengen mede dat op het einde van de drooge Misfe C2) van de Heilige Maagd , SaU (2) Deeze word drooge Misfe genoemd waar in nog geconfacreerd nog gecommuni. eerd word De dienst word dan wel gelezen , u.aar de Gebeden van d'offerhande , de Confecratie en de Communie worden agter gelaaten. Deeze Misfe  yan de Gebeden enPIechtighi der H. Misfe. 705 oalve fanSta Parens , welke daaglyks in de Cellen na de Primen of Tertieu moet gelee ^en worden, het St. jans Evangelie op hei einde geleezen word; en men heeft het in durandus gezien in 1286", dat de Priesters dit Evangelie aan het Autaar hebben begonnen Een Misboek van St. vast vanArras, gefchreven in de dertiende Eeuw, waar ingeeri zegen aan het einde van de Misfe is, plaast 'er het St. jans Evangelie (3), waar na dt Misfe ftaat aangetekend in het Pn'estersboek verfcheide keeicri te Venetien federt het Jaar ijzo gedrukt, en is met de volgende woorden befchreve in een Roomsch Misboek, te 1'arys in 1541 gedrukt.- als men na de Mis/e, deeze tuil leez'n d.e gemeenlyk de drooge Misfe genoeml werd, moet men die Ieezen. op de volgende wyze; r.a dat de Priester Placeat gezegt heeft; en het Altaar gekusche , zegt hy , flaar.de aan den 'kant van den Epistel, en zonder zig ooit tot het volk te keeren , den Introïtusi de Kyrie eleyfon, Dominus vobifcurri, het Gebed, den Epis'. tel, het Graduaale, 4'Allelujaj leest het Evangelie na Domi. nus vobifcum gezegt te hebben, 'zegt op nieuw Dominus vobifcum, Oremus, leest het Offertorium, zegt vervolgens Satictus, Sanftus, Sanclus, t~e. itf'Agnüs Dei, leest de Communie en'dé Post Communie voorgegaan en gevelgt van Pominus vobifcum; in eindigt door Benedicamus Domino of Requefcanr in pace en door het Evangelie van den Heiligen joannes. Het Ordinariüm der Jacobynen in 1254 ge'chreven , wil hèbbeti dat de Priesters die by de dienst van den tyd niet tegenwoordig zyn (dat is te zeggen by de Misfe van den dag) deeze dienst met het Evangelie van den Heiligen joannes na hunne Misfe zullen Ieezen , het geen zy, zig ontkleedende, konnen doen; eri als dan leest men nog Gloria sn excelfis, nog de Sanclus, nog d'Agnus De:, Het zelve dienstboek beveeld de Geordenden eene dergelyke Misfe van de H. Maagd te Ieezen , als zy op weg zynde,'de Misfe nor; Ieezen konnen nog hooien, maar mer de santlus en d'AgnUs Dei, en zelfs met de Gloria in excelfis, als deeze Lofzang op die dag moet geleezen worden: In via vero vel a in quando Fratres Mijfam habere non pojfunt, dicere pofl:r,t OfU turn Miffa heata Virginis cum Santlus et Agnus Dei , et Post-Communio Gratiam , et etiam cum Gloria in excelfis, li dicor.dut fuerit illa die. Miff. mf. min. Altar. J Toen de Heilige lodewyk gevangen was, en zig ter fcheep bevond, las hy op die wyze de dienst van de Misfe met een Religieus van den Heiligen dominicus, e* willem van nangis zyn Klerk en zvn Histotiefchryver, die dit geval verhaald, en bybrengt. (3) Het dienstboek der Misfe van de Abtdye van St. Ouen van Rouaan, in ijn, tekend ook het Evangelie van deii Heiligen joannes na de Placeat aan, zonder eenigeif «gén aan te flippen, ° ART» V. ÉVANGELIE VAN OF-V UH.lLt. gen joannes; .  705 Letter* Gefchicht-en Leerflelh uitleggings, VI. DEEL. de Priester zegt Per Evangelica dicta, &c. als aan het eerfte Evangelie. Men vind het in 't vervolg als het begin van de dankzegging. Zoo ftaat het in een Misboek van den Heiligen germanus den Auxerrer van Parys, in een van de Heilige genoveva van byna 300 Jaaren, en in fommige andere ook omftreeks het Jaar 1400, hoewel het in verfcheide andere, omtrent den zeiven tyd gefchreven, niet ftaat. In deeze oude Misboeken ftaat aangetekend dat de Priester het leest terwyl hy zig ontkleed (4). Van daar komt het dat dit Evangelie in het Bisdom van Parys, en in verfcheide andere Kerken geleezen word als men van den Autaar gaat na de Sacristie, of zelfs in de Sacristie (5)» Zulks was genoegzaam Voor de Godvrugt der Priesteren; maar 't was nog niet genoeg om de devotie van het volk te voldoen, dat altyd verlangt heeft bet te mogen hooren Ieezen. De volkeren hebben altyd zeer veel eerbied voor het Evangelie van den Heiligen joannes gehad. De Heilige augustinus had menigmaal aan simplicianus , opvolger van den Heiligen ambrosius , hooren zeggen, dat een Platonist zeide dat het begin van dit Evangelie met Goude letters moest f*) Men leest in een Misboek van Ren nes van byna drie hond.-rd Jaaren, in dat van Troijeii van de vyftiende Eeuw, ïn dat van' Meaux van W9t, en in alle die te Patys van f48 r tor ijs 1 j gedtukr zyh: ËxtiCr.s fe Cafula dicat Domitvr.s vobifcum , tsrc. Initium fancti Evangelii, De Misboeken van Lificux van de vyftiendé Eeuw, pbatfen het Evangelie van den Heiligen joannes-'na den zegen, zonder aan te tekenen of men her leest als men zig ontkleed. (s) Men leest het wederkeerende na de Sacristie te I.yon , Narbonne, Reims, Sens, Auxerre, Metz, Chartres, teMans, te Baijeux, &c. Te Clermont leest men het aan den ingang van de Sacristie; en te Laon en Langres in de Sacristie. Volgens het Pontificaale Romahum leest de Bisfchop het gaande van den Altaar ifS den Stoel waar hy zig moet ont» kleeden, indien deeze plaats niet ver van het Autaar is; want als hy na de Sacristie moet gaan, leest hy het aan het Altaar,  van de Gebeden en Pkchtigh, der II, Misfe. 7c; moest gefchreven worden in alle 'vergader' piaatfen, op dat de geheele waareld het zou koHnen Ieezen. De Kerkvergadering van Seïingeftadin 1022, onderrecht ons dat de Leeken, inzonderheid de vrouwen, devotie hadden om daagelyks in de Misfe het Evangelie van den Heiligen joannes te hooren Ieezen; en deeze Kerkvergadering nlispryst flechts een gebruik 't welk by het eerfte wierd gevoegd , naamlyk dat men ook daaglyks byzondere Misfen van de Heilige Drievuldigheid of van den Heiligen M1 c ti a è l deed Ieezen, waar aan de bygelovigheid eenig deel kon hebben. ö Van alle tydeh heeft men devotie gehad ora het Heilig Evangelie op het hoofd te leggen om van eenige kwaal genezen te worden. De Heilige augustinus keurd het niet kwaad; Uit vrees dat men misfehien anderfints een bygelóvig behoedmiddel zou verkiezeh, ook gebied, de Paus paulus de v. in zyn Ritueel datmen de zieken zullende gaan bezoeken de handen op hunne hoofden zal leggen terwyl men het Evangelie van den Heiligen joannes leest. , & In gewigtige verrichtingen , by welke dè eed wierd gevoegd, deed men den Priester otj het einde van de Misfe het Evangelie vanderl Heiligen Joannes Ieezen , waar op' vervblgehs den eed wierd afgelegt. Daar ftaat aangetekend in de GoudeBulle voor de verkiezing van den Keizer, dat de Keurvorften, na dat men het Evangelie van den Heiligen joannes op het einde der Misfe zal hebben hooreri Ieezen , dit Heilig Evangelie aanraakende zullen zweeren; , De Gelovigen hebben zoo vuuriggewer.scht dat het op het einde van de Misfe zou °-e'eezenworden, dat zy het uitdrukkelyk in dé fondatien die ze maakten verzogt hebben , gelyk meh het bevind in een Misboek van.St, Magloire van Parys federt drie honderd TaaYy 2 ieri ART. V; EVANGELIE VAN DEN HEILU GEN j JANNEis'.  708 Letter- Gefchicht* en Leerftelk, uitlegginge, VI. DEEL. (1) lnMjjaPon. tific. ann. rs8f , isoy, Ifio, gy*. (2) i. z.c. 32, (3) Cerem,Cardin. i. 2.c. 3. et 4. ren gefchreven (6). _ Al fchielyk daar na was het niet meer nodig in de te maakene dichtingen dit te beveelen. Byna alle de Priesters laazen het overluid eer zy van den Autaar gingen. Het ftaat in het Roomseh Pontificaal opgefteld (O door augustyn patricius, Bisfchop vanPienza, gedrukt voorde eerfte keer te Rome in 1485, zoo wel als in het Roomsch Cèrèmonièel (2) drie Jaaren daar naa door den zeiven Schryver gemaakt (7) 1 en in d'Ordo van de laage Misfen door burcardus opgefteld, die met hem arbeide. Het Cèrèmonièel (.0 weinige Jaaren daar naa door paris de crassis gefchreven voor de Kardinaalen en de Bisfchoppen in hunne Bisdommen, doet het aan den Altaar gelykfyk Ieezen door alle de geenen die de Misfe doen. Een Roomsch Misboek dat de Minderbroeders gebruiken, te Bale in 1487 gedrukt, tekend het Evangelie vandenHeiligeu joannes op het einde van de.Misfe aan (8) , gelyk wy het Ieezen; en bechoffen, van (6) Men leest boven aan dit Misboek op fraai Parlcement gefchreven: La Mejje perpetuelle de chacun jour par Maittt ffekan de la Croix Confeiller t\y Maitrê des Comptes du Roi none S. ordonr.ee £>' fondée au mois d'Aoiit l'an mccccxii. en eest e Eglife Ct Atbaye de Monf. faint Magloïre a Paris. De gedag ■ tenisfen die men houden moer, worden 'er in voorgefch reven, (y en ia fin i'Evangile faint Jeban. Dat 'er tot twee maal toe bevoolen is. (7) Dit Cére'monieboek, het zelve dat tegenwoordig neg gebruikt word, wierd den Paus 1 NNO c f nt 1 us den ïmi, aangebooden door den Bisfchop van Pienza, "t Jaar 1488. Zie zyn brief op het einde van het Mufsum Italieum van Pater makillon, torn. 2. p. 584. 'r Is dit Ceremonieboek, dat door jiaRCEllus, Aarts-Bisfchop van Corfou gemeen gemaakt, en voor d'eerfte keer gedrukt wierd te Venetien in 't Jaar ijjS. (8) In de BibUc theek van m. foucault is 'er een Misboek van de Minderbroeders van byna 300 Jaaren, dat eindigt Placeat, &c. Trium puererum, &c. zonder zegen en zonder Evangelie van den Heiligen joannes. Alaat brulefer, Religieus van dat Order, breton, die omrrent het Jaar 14S0 fchreef, plaast het Evangelie van derr Heiligen joannes aan het einde van de Misfe, in zyne verhandeling van de geheimen der Misfe,  van de Gebeden en Plechtigh, derH. Misfe» 709 van het Order der Auguflynen , fchreef te Straatsburg in 1519, dat men het op het einde van de Misfe leest door eene loffelyke gewoonte, welke als een Wet moet werden aangezien. Zy*is in de daad een Wet geworden in het Misboek van den Heiligen Paus pius den v. die het Evangelie van den Heiligen joannes geplaast heeft tusfehen al het geen zy in de Misfe moeten Ieezen die het Roomsch Misboek zullen gebruiken. §. III. Uitlegging van het Evangelie van den Heiligen joannes. Initium fanSti Evan- Het begin van 't H.E van- gelii fecundum Jo- gelie, naar debefchry- annem. ving van Joannes. Gloria tibi, Domine. Glorie zy u, Heer. J« principio crat In *t begin was het Verbum, ct Verbum Woord, en het Woord erat apud Deum, et was by God , en God Deus erat Verbum, was het Woord. Dit Hoe erat in prin- was ih 't begin by God. cipio apud Deum. Alle dingen zyn door het Qmnia per ipfum zelve gemaakt: en zon- fadta funt; et fine der dat is 'er niets ge- ipfo faiïum eft nihil, maakt. Het geene 'er Quod faclum eft, in gemaakt is, was in'tzel- ipfo vita erat, et vi- ve het leven, en 't leven ta erat lux homi- was het licht der men- num , et lux in te- fchen , en het licht nebris lucet, et te- fchynt in de duilternis- nebrce eam non com- fen, en de duiiternisfen prehenderunt. Fuit hebben het niet begre- homo miftus a Deo , pen.' Daar wierd een tui nomen erat Jo- mensch van God gezon- anna. Hic venit in den wiens naam was Jó- teflimonium, ut tefti- annes. Deeze kwam tot monium perhiberet de getuige, om getuigenis lumine, ut omnes ere- van 't licht te geven, op derent per Mum* dat zy alle door hem geYy 3 lü- Initium fanSti Evangelii fecundum Joannem. Gloria tibi, Domine* J« principio crat Verbum, ct Verbum erat apud Deum, et Deus erat V',rbum. Hoc erat in principio apud Deum. Qmnia per ipfum fadta fiunt: et fine ipfo faclum eft nihil. Quod faclum eft, in ipfo vita erat, et vita erat lux hominum , et lux in tenebris lucet, et tenebrce eam non comprehenderunt. Fuit homo miftus ci Deo , tui nomen erat Joan nes. Hic venit in teflimonium, ut teftimonium perhiberet de lumine, ut omnescrederent per Mum. ART, V. F.VANGFL1E (TAN DEN HEI Li* UEN JOANNES.  7io Letter- Gefchicht-enLeerflelk. uitlegginge, p.EEi „ Non erat Me lux , loven zouden. ïly wa£ 'fed ut teflimonium het licht niet, maar om perhiberet de lumine» getuigenisfe van het Erat lux vera, qua licht te geven dit was het illuminat omnem ho- waaragtig licht, het wel minem vcnientem in ke alle menfchen ver- hunc mundum. In licht, komende in deeze. tnundo erat, et mun- waareld, en de waareld is dus per ipfum fac- door hem gemaakt, en de tus eft , et mundus waareld heeft hem niet cum non cognovit. gekent. Hy kwam in zyn In propria venit, et. eigen: en de zynen naa- ffii cum non rece- men hem niet aan. Maar perunt. Qjjotquot. allen, die hem aangeno- autem receperunt men hebben , heeft hy eum, dedit eis potef- magt gegeven Gods kin- tatem fiiios Dei fieri, deren te worden, den ge- his, qui credunt in nen die in zynen naame. nomine ejus: qui non geloven. Welke niet uit ex fanguinibus , ne- den bloede, noch uit den, que ex voluntate car- wille des vleesch, noch nis, neque ex volun- uit den wille eens mans, tate viri, fed ex Deo, maar uit God gebooren' natifunt. ET VER- zyn.EN HET WOORD BUM CARO FAC- is VLEESCH GE- TUM EST, et ha- WORDEN , en het hitavit in nobis : heeft onder ons ge- 'et vidimus glori woond , en wy heb- d'ii ejus , gloriam ben zyne heerlykheid quafi unigeniti a gezien eene hëerlyk- Patre, plertum gra- heid als van den ee- tftt ct veritatis- niggeboornen Zoone des Vaders , vol genade en waarheid. Deo gratias. God zy gedankt. INITIUM SANCTI EVANGELII, het be- g.in van het Heilig Evangelie. Het woord Evangelie betekend goed nieuws , en zoo heeft men de vier Heilige Boeken genoemd die aan de.  van de Gebeden en Plechtigh. der II. Misfe. 711 de waareld het gelukkig nieuws van den komst des Zaligmakers geleerd hebben. secundum joannem, volgens de befchryving van den Heiligen Joannes. De drie eerfte Evangelisten, de Heilige mattheus, de Heilige marcus, en de Heilige lucas hadden de gefchiedenis van jesu s christus begonnen of met zyne tydelyke geboorte, of door zyne prediking; maar de Heilige joannes, die naar alle de anderen fchreel, in eenen tyd waar in de Aarts-Ketters reeds geloochend hadden dat je sus christus de messias, God was, klimt op tot zyne eeuwige geboorte, en begint alzoo: '■• in principio erat verbum, in t lesin was het woord. De eerfte kennisfen welke het Geloofden Christenen aanbied, zyn dat 'er een eenige,God is in drie perfoonen, de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest. De Heilige joannes onderfteld deeze kennisfen, en fpreekt hier van den Zoon, die de tweede perioon is, en die Verbum genoemd word, dat is te zeggen, het Woord. Het Grieksch woord 't welk de Heilige joannes gebruikt heeft betekend te gelyk de redeneering en het woord. In de daad de Zoon, die het volmaakfte beeld des Vaders is, is te gelyk de reden en het woord des Vaders, maar het beftaanbaare woord|en reden. De Heilige joannes geeft terftond d'eeuwigheid van het woord te kennen zeggende: In principio, «rat. Dit woord in principio heeft twee betekenisfen. Het word genoomen voor het begin van alle dingen; en in dien zin betekend het dat het woord geen begin heeft, dat het 'er was, eer dat alle dingen waaren begonnen : en dat men geen begin kan begrypen of onderftellen, dat men niet moet zeggen: het was 'er. Principium betekend ook God den Vader, cn zoo zegt ons de Heilige joannes dat het geen begin kan hebben, dat het Sn God den Vader was, die het begin is zon' Yy 4. der ART. V. I VANOLIE VAN DEN HEILIGEN JOANNES.  712 Letter- Gefchicht- en Leer feilt, uitlegginge , Vf. DEEL. (OClem. Al'x erat ai Gei' Or - gen.tratlpnjoa . Cyrili.l. .inToat. , &c en in alle de Misboeken van Parys gefchreven en gedrukt tot in 1660, In de Bybel van clemens den vin. gedrukt in 't Vat-casn in i;s>! , ftaat 'er agter nihil een flrrrerje dat diend om de verfïn tc onderfcheiden. - • Inmiddels men heeft niet als ftreepjetis f Commata) «elteld agter.nifriien agrer Qucd fa&um ejf. Het gcr-n federt dien tyd in verfcheide Roomfche Misboeken gevolgd is geweest, om misfehien een ieder te laaten Ieezen gelyk hy wilde. Echter konnen nog deeze ophotidipg waar iti de leezer gelaaten word , nog de afftipping der nieuwe ■Misboeken die federt 30 of 40 |aaren het ftip agter Quod lullum ffl ftellen , geen recht krygen tegen deeze lecjwyze die men in alle d<- vooiige Eeuwen gehouden heeft , en vflke wy J'ier opvolgen. De Ca'huizers hebben dezelve totheden behouden in de derde Misfe van Kersmis in hunne Misboeken , en na de Primen in alle hunne lirevieren %\\ hunne Diuniccicii.  van de Gebeden enPlechtigh. der II. Misfe* 7 2 7 was in de wysheid voorhereid, en had in haar zyn verblyf, gelyk het geheele huis in de gedachte van den Bouwraeefterisdiehetbouwd. 't Is in deeze wysheid daar alle dingen leeven en blyven op eene onveranderlyke wyze; 't is dan daar waar al het geene gemaakt is, leven is en reden. In my, zegt de wysheid CO» is alle de hoop des levens, en der deugd; en j estjs christus zegt ons, dat f» gelyk de Vader het leven in zig heeft, hy zoo ook den Zoon gegeven heeft hel leven in zig zeiven te hebben, om de oorfprong van het leven in alle dingen te weezen. et vita erat luxhominum, en dit leven was het licht der menfchen. Deeze wysheid was hun licht, gelyk zy hun leven was. Zy is 't die hun alle de waarheden ontdekte. In my, zegt de wysheid, is alle de genade des wegs en der waarheid. IFy zyn in de wysheid, zegt de Schriftuur, wy (3), alle onze reden, onze wysheid, onze wetcnfchap om te werken, en de zedetugt* kt lux in tenebris lucet, en het licht fchynt in de duifernisfen. Voor den komst van jesus christus (4) waaren alle menfchen in de duiifernisfen door den (laat deizonde; in deezen zelfden ftaat, verlichte hen de wysheid van het woord in Jt midden hunner dikke duifternisfen : 't is hierom dat men fomwylen in de verdorvenfte menfchen eene verwonderlyke doordringendheid gezien heeft, de welke deed kennen dat zy oordeelende van de plicht van andere menfchen, groote denkbeelden van de volmaaktheid hadden. et TENEBRjE EAM non co mp re' henperunt, en de duifternisfen hebben liet niet begrepen. Hoe fchitterend ook, fomwylen dit licht in de vleefchelyke menfchen gefcheenen heeft, gelyk zy evenwel byna alle hunne betrachtingen totd'aardfche entastbaare goederen keerden , b leeven zy in hunne duifternisfen omzwagteld ,. en. hadden geen aan- ART. V. EVANGELIE VAN Df N HEILIGEN JOANNES. Cr) In meomnïs (pes viix et vim.* tlS. Etcli. 2+.2Ï. (i)Sicnteiiiui Pater habervi tim in femetijltb, fic dedit fïlio tubere vitam in femetipfo, Joan. V.- 26. (jJIpfèSapientix du.: eft, in manu enim illius nos et iermones noltti, et "innis fr« p.entia, etopetum fcientia et difciplina. Sap. VII: is. (.t) Eratisenim aliqnando tene bra, nunc lutem lux in Domino. Êpitj: v.  VI, DEEL. f O Anno quinto decimofactum eft verbum Domini fuper Zichirix fiiiumin defeito.iw. III: 2. ~?lè Lener* Gefchicht-enLecrftelk.uitlegginge\ aandagt op het licht der wysheid, zy begrepen niet dac zy hun voorfchreef* fuit homo MlSSUS a deo, cui nomen erat joannes daar wierd een mensch van God gezonden wiens naam was Joannes. Deeze kwam tot getuige, om getuignis van het licht te geeven, op dat zy alle door hem geloven zouden. Het inwendig licht het welk onmiddelyk de vleefchelyke menfchen verlichte niet genoegzaam zynde om hen te doen ontwaaken, en hen oplettende te maaken op het geene het hun in hun eige gewisfe aantoonde, zond God hen een mensch joannes b a pTIsta genaamd. De zending van dien Heiligen afgezant is in hetEvangelie als een merkwaardig tydvak (i) aangetekend. Hy deed zig met eerbied aanhooren, om de menfchen te verplichten d'oogen van hunne zielen tot het licht te wenden, en hun aan te wyzen wie de geene was die dit licht was, en in wien zy gelooven moesten. non eratille lux.... hy was het licht niet, maar alleen een getuige van het licht. Deeze afgezant die het moest aankondigen wierd, zoo geëerbiedigt dat men genegen was hem' zeiven voor het licht te neemen; en dat het noodzaaklyk was dat hy overluid beleed dat hy de christus niet was, en dat d'Evangelist ons noch zegt dat hy het licht niet was. erat lux vera q u a5 illuminat om nem hominem ven1entem ]n hunc mundum. Dit licht, 't welke joannes de dooper aankondigde, was het waaragtig licht het welke alle menfchen verlicht komendó in deeze waareld. Zoo is dan niemand als door haar verlicht zegt de Heilige augustinus. in mundo erat, et mundus per. ipsum factus est, et mundus eum! NoncognoviT. Hy was in de waareld die door liem is gemaakt, en dc waareld geheel zinnelyk en vleeschlyk geworden, heeft hem als haaren Schepper niet erkend*  san de Gebeden en Plechtigh.der H.Misje. 719 IN proïria venit, et SUl eum Non receperuNT. Hy kwam in zyn eigen: en de zynen naamen hem niet aan. Hy heefc zig met meerder luider vertoond tusfehen het Joodfche volk, 't welk hem voornaamlyk aankleefde; en dit volk, hetwelk op eene meer byzondere wyze zyn volk was, Ham hem niet aan* quotqüot AUTEM receperunt eum dedit eis potestatem Fi l 1 o s dei F1e r I. Maar ten opzigte van de geenen die hem aangenomen hebben, heeft hy de magt gegeven Gods kinderen te worden. Om zyne medéérfgenaamen in den Hemel te worden, in zynen naame gelovende, ms qui c re dunt In nomine ejus, zyn Goddelyk woord in hunne herten ontvangen het zaat des levens zynde $ het welk hunne zielen kan zalig maaken, gelyk de Heilige Apostel jacobus fpreekt (i). QUI non ex sangu1nibus, Welke niet uit den bloede geboren zynde. Dit zaat van zaligheid kan uit het bloed onzer ouderen door de lichaamelyke geboorte niet komen. neque ex voluntatè carnis, fiocl uit den wille des vleesch, uit al het geene onze ouders willen en konnen doen om ons in hei burgerlyk leven te maaken volgens de waareld en volgens het vleesch. neque ex voluntatè vir1, noch uit den wille eens mans. Het woord vir geeft doorgaans te kennen het geene het voortreffeïykst in den mensch is. Men kan geen kind Gods worden door al het geene 'er in de menfchen redelyk en Geestelyk wezen kan ; want hoe groot en uitmuntende zy ook door hunne kennisfen en door hun verftand konnen zyn , 't is echter nog juist daar door niet dat zy tot de hoedanigheid Van Gods kinderen te zyn , konnen verheven worden. sed ex DEO nati suNT, maar die uit God gebooren zyn* Om dat hetnoodzaaklyk is dat ART. V* EVANGELIE VAN DEN HEILIGEN JOANNES. (i) Inlïrum verluim quod potèir Talvare aniirus vellus, 'Ja:, lei.  VI» DEEL, (i)Ut per hxc efficiamini divi na: conforres na turs.z Feir.l;^ 720 Letter- Gefchicht- en Leerflelk. uitlegginge $ dat zy dit zaat van zaligheid van God zelve ontvangen, die het alleen kan geeven. ET VERBUM CARO FACTUM EST, hei woord is vleesch geworden;-en 't is door zynè geheel Goddelyke genade dat dit zaad van zaligheid in onze zielen gelegd is: wy waaren alle vleesfchelyk geworden. Het woord is 'vleesch geworden, om ons tot God te trekken en ons met God te vereenigen door het vleesch zelve. Liever zegt het Evangelie dat het is vleesch, als dat het is mensch geworden, om aan te toonen dat het. volltrekt onze geheele menfchelyke natuur heeft aangenomen ; om dat het aangenomen heeft, of liever dat het geworden is het geene in ons het allerflechfte is, dat het vleesch is. et H abit a Vil in NOBISi cn het heeft onder ons gewoond, op dat de menfchen met vertrouwen tot dien God zouden konnen naderen, die aan hun zoo gelyk is. Hy woond zelfs in ons: want de menfchelyke natuur zoo aanneemende, zyn wy niet alieen in hem door onze natuur, maar hy heeft in ons zyn verblyf, ons van zyne volheid mededeelende; op dat wy hem zouden bezitten , en hy ons bezitte,,en dat wy daar door in den Hemel aan de Goddelyke natuur zouden deelagtig worden , gelyk de Heilige petrus zegt q), deel hebbende aan de natuur van den geenen , die waarlyk God is. et v1d1mus gloriam ejus, gló- r 1 am quasi uNiGENiTi a patre. Alhoewel het woord bekleed is geweest meteen aardsch lichaam gelyk het ohze , wy hebben nogtans zyne heerlykheidgezien, als de heerlykheid van den eeniggéboo'nen Zooii des Vaders: om dat_ zyne werken en mirakelen hebben doen zien dat hy als God handelde, om dat hy waarlyk de eenige Zoon des Vaders was. plenum GRAT1AÏ et vfritatis, vol van genade, om onze herten heilig te maaken  van de Geleden en Plechtigh.derII. Misfe'. fax ken en te veranderen; vol van waarheid om ons verftand te verlichten. fy. deo gratias. r-. God zy gedankt. Wat reden hebben wy niet om ons na zoo veele weldaaden iri dankzeggingen uit te Horten? dankzegging aan den Vader die ons zynen Zoon gegeven heeft - dankzegging aan den. Zoon die zig met onze natuur bekleed heeft: dankzegging aaii den Heiligen Geest die ons in jesus christüs heilig maakt: dankzegging aan het vleesch geworden woord , aan dat Goddelyk lam 't welk zig voor ons geofferd , gellachtofferd en zig tot voedfel voor ons gegeven heeft: dankzegging aan God voor alle zyne giften , gaaven en oneindige bermhertigheden. AANHANGSEL OVER DE PREFATIËN; De bpftellers van hét nieuw Misboek van Parys, in Z71& in 't licht gegeven , hebben ons zeer fraaije eige Prefatiën gegeven voor den Advent, voor den Feestdag van het Heilig Sacrament , voor de votive, Mislen van het H. Sacrament , voor het feest van Kerkwyding , voor den Feestdag van St^ Denis, den Feestdag van alle Heiligen , en der Patroonen j en voor de Misfen der Overledenen. Zz BLAD\ ART. V. EVANGELIE VANDFN HFILtfGEN JOANNES.  blalwtzür VAN HET VOOR..WER.&* Goedkeuring op deeze Vertaaling. . bladz. III. Voorreeden van den Vertaalder. . . V. Voorreeden van den Schryver, waar in voorgefteld word enz. ..... i Goedkeuringen van verfcheide Bisfchoppen en Hoogleeraaren in de Godgeleerdheid. . . 3,1. Uitlegging van eenige woorden, die in dit boek gevonden worden. . . . . 0 blIbwtzer. Letter- Gefchicht- en Leerftelkundige Uitleg- Art. bladzV ginge van de Gebeeden en Plechtigheeden van de H. Misfe. Voorafgaande Verhandeling van de Offerhande en de Voorgefcbreeve voorbereiding om die op te draagen. ... I, Noodzaakelykheid van de inwendige en uitwendige Offerhande. ... 49 Offerhande van het begin des Waarelds opgedraagen. .... 50 Vier doeleindens van de Offerhande. . 5! Waarom verfcheide Offerhanden , het Brandoffer , de Offerhande voor de Zonden, en de bevreedigende Offerhande. . j2 De Offerhande onaangenaam zonder het opzigt tot den Zaligmaaker. . . jb. De kwaade Geest der Pharizeën en Sadduceen doed de Offerhande verwerpen. . 53 Jefus Chriftus verkondigd eene nieuwe Offerhande. 54 Vervulling van de Voorzegging van Malachias. 1 55 God  JBLAdWYZÉR; God eischte het lichaam van Jefus Chriftus tot Art. b'arïz. eene Offerhande. ... . . • I. 56 Jefus Chriftus Offerd zig en fielt een einde aaii de Afbeeldzels. ib. Jefus Chriftus bevat al het geen men in de Offerhanden kan aanmerken: Priefter en Slagt- .. offer op het Kruis. ... 57 Reden van de inftelling van het Heilig Sacrament des Altaars. .... Oeffening van de opperfte magt en van het Pi iefterfchap van Jefus Chriftus. . . 58 Vereeniging van alle verborgentheeden in de , Eucharistie. ... 60 De Offerhande van de Eucharistie dezelve als die van het Kruis 62 Alle vereischtens v.deSlagtoffersin deEucharistie: ib. I. De Aanneeming ib. II. De Opoffering aan God ib. III. Slachtoffering en verandering in het Slachtoffer. . ... Ó"3 IV. Verteering van het Slachtoffer: de Eucba ristie is geheel voor God en geheel voor de Menfchen. ... b. Op wat wyze het Offer van de Eucharistie een Brandoffer is. . . . ib. Op wat wyze het zelve het denkbeeld van alle andere Offerhanden vervuld. . . 54 Geheel de Kerk is met Jefus Chriftus in zyne Offerhande vereenigd. ... ib. De Kerk Offerd en word Geofferd. . 65 Verfcheide naamen aan de Misfe , geduurende de eerfte eeuwen gegeeven. Oorfprong van het woord Misfe. . . <5ö" Verheeve denkbeeld, dat het woord Misfe van ,, de Offerhande geevt. ... . <58 Wat men verftaat door plechtige, hooge, groo, te, ftille, laage of kleine Misfe. . rjcj Verdeeling van de Misfe en van dit Werk in , zes Deelen: jz Hoe de Geloovige zig moeten bereiden om met vrugt in de Misfe tegenwoordig te zyn. II. ib. I. Het goed Leeven ib. II. Het verlangen om tot den voet van het Altaar te gaan , als tot de plaats van oiïze vertroosting I 74 Zz 2, III. Het  BLADWYZER. III. Het leedweezen en eene godvrugtigeover- tArt. bladz-. denking II. 71 IV. Betragten om zig aan God op te offeren. 73 V. Het betrouwen op de barmbertigheid Gods. 74 Van de byzondere voorbereiding der Priefteren aangeteekend in de Rubriken. . . III. ib. Uitlegging van het Woord Rubrik. . ib. Eerfte Rubrik, raakende de byzondere voorbereiding des Priefters. ... 76 Van de uitwendige voorbereiding door de byzondere cieraaden. ..... IV. 83 Rubrik en Bemerkinge waar in men den oorfpronk der Priefterlyke Kleederen aantoond , en waarom de Kerk wil, dat de Priefter bizondere kleederen zal gebruiken als hy Misfe doet ib. J. I. Van de Amict, Albe &c. . 87 Amict. ... . . 88 De Albe. ... [91 De Gordel. ... ib. De Manipul. ... 93 De Stool. ... 95 De Cafuifel. .... 97 g. II. Van de byzondere Kleederen derDiake- kenen, de Stool en het Dalmatica. . 99 5. III. Van de byzondere Kleederen der Onderdiakenen, het overkleed en de Manipul. 104 J. IV. Van de verfchillende Couleuren waar van de Kerk op onderfcheide Feestdagen zig bediend 106 Van de Wascbkaarfen dc. . . V. 111 Van het Geweid Water &c. . . VI. 118 §. I. Van de wyze om geweid water te maaken &c 119 g. II. Van de Befproeijing van het &c. . 126 Van den omgang (procesfie) die des Zondags voor de Misfe gefchied. . . . VII. 136 Van het gaan uit de Sacriftie na den Autaar. VIII. 139 Rubrik en Bemerkingen op de voorgefchreeven orden , om zig in de Sacriftie aan te kleeden &c • { ib. EER-  BLADWYZER. EERSTE DEEL VAN DE MISSE, De openbaare voorbereiding aan den voet van den Autaar. Wat deeze voorbereiding behelst, haar oor- Art. bladz. fprong en haar oudheid. . . • I. 145 Begin van de Misfe door het teeken van het Kruis. .... II. 147 Rubrik en Bemerking over het gebruik van het hoofd ongedekt &c. . . 148 Van de Antiphoon Introibo, en van den Pfalm Judica me Deus. . . . M- Ia3 Rubrik en Bemerking over de houding en bediening van hun &c. . . ib. g. I. Van waar het gebruik gekomen is &c. 158 f. II. Van den Opfteller, &c. . 159 g, III. Uitlegging van den Pfalm Judica &c. 161 Herhaaling van het vers Introibo. . 169 De Confiteor. . ■ . IV. 171 De Confiteor van het Volk &c. . . V. 177 Gebeeden des Priefters, om vergiffenisfe der Zonden te bekomen. . . VI. 180 Van het Gebed aufer a nobis &c. . VII. 183 Van het Gebed Oramus te Domine &c. . IVIII 186 Van het Bewierooken des Altaars etc. , JlX.'l i9I TWEEDE DEEL VAN DE MISSE. * .Art. bladz. Behelzende de Gebeeden &c. • 200 Van den Introitus der Misfe. • , 202 De Kyrie Eleyfon. ... \ II. 207 Rubrik en Bemerking over de fchikking en het getal van de Kyrie &c. 2°8 Uitlegging en Oorfprong van de Kyrie. • ib. De Gloria in Excelfis. . • • Hl. 211 5. I. De Oudheid van deezen Lofzang. . ib. g. II. Rubrik aangaande de Misfe waar in raen de Gloria &c 21 ? g. III. Rubrik aangaande de wyze &c. g. IV. Uitlegging van de Gloria in Excelfis. 20 De Dominus Vobiscum en de Collecte. . 1IV, a?o Zz 3 Ru-  BLADWYZER. Rubrik en Bemerkingen over de plaats van waar Axt. Madz. de Priefter groet; &c. . . . IV. 231' Uitlegging van de Collecte. ... 234 D'oorfprong en de uitlegging van het woord Amen. .... 28 d'Epitlel. • ... V. 240 Rubrik. .... g. I. Bemerkingen, aan wien het behoort den Epiftel ie Ieezen, &c. . . ib. g. Ii. Ben«rki'ngen over den • orfprong , &c. van den Epiftel. .... 244 Oorfprong &c. van het Graduale, Traites, Al- < liiuja, &c. • • . VI. 2!.? &'Alleluja- ...... 249 De Necmes 21 De Profen, &c. en haar Opftellers. . 252 Het E' angelie VII. 256 g. ï. Van de voorbereidingen om het Evangelie te Ieezen &c, van het Gebed munda cor.meum&c. 257 Ul''egging van het Gebed munda cor meum. . 26a Un.e^ging van jube Domine benedicere. . 262 g. 11. Van de plegtigheid om het 1' vangelie te zingen &c. Van den Wierook, Waschkaarfchen. Van de plaats van den Diaken &c. . 265 Rubrik, Uitlegging, en Bemerkingen. . ib. g. III. Van het gebruik om het Boek te Bewierooken &c • 271 J. IV. Aangaande het geene in de hooge of klyne Misfen wegens het Evangelie gelyklyk onderhouden word : en aangaande de geitel-^ tenisfen , &c ~*- 274 g. V. Uitlegging van de woorden, per Evangelica dicta, en op wat wyze het Evangelie de zonden 1 kan uitwisfehen I 28a De Credo of de Belydenis des Geloofs. . j VIII oj2 J. I. Wat het Symbolum is : van waar de ver- 1 fcheidenthei.1 &c. • • ib. g. I . Rubrik en Bemerkingen , aangaande de daagen waarop men Credo leest. . 286 g. III. Rubrik en Bemerkingen , aangaande de plaats en He wyze om. Credo te Ieezen. 287 g. IV. De Geloofsbelydenis van Nicèen, en van Conftantinopolen &c. . . 200 Uitlegging. ,"" . . 292  BLADWYZER. Eerfte Deel van de Geloofsbelydenis van den Art. 'bad?. Vader, en van de Schepping. . VIII. 293 Tweede Deel van de Geloofsbelydenis van den Zoon, en van de Verlosfing. . 236 Derde Deel van de Geloofsbelydenis van den Heiligen Geest en van de Heiligmaking. 305 Bemerkingen over het teken des Kruis, het welk ' de Priefter aan het einde van de Credo maakt. 31Ö DERDE DEEL VAN DE MISSE, Art. bladz. Het bezin van de Offerhande; of de Offering. 318 Bertn van de Offering : onderfcheid tusfehen de Misfe der Cachécumenen en der Gelovigen. 1. ib. Het Offertorium L • 321 Van de Opoffering Van het Volk , en van de plaats der Misfe waar dezelve gefteld wierd. III. 323 Van het gezegend Brood eulogie genoemd. IV. 329 \/an de ftoffe der Offerhande. Hoedanig het Brood moet zyn, &c. . • ', f • 333 Van de Plegttgheden en Gebeden die de Opot- fering van Brood en Wyn vergezellen. . VI. 33 • • " fi I. Rubrik en Bemerkingerr over het Corpo9 raai, Pallas, Pateene, en Hostie. . 33» §. II. Gebed als het Brood geofferd word. . 341 Uitlegging. ' - • ' ' ' LiKruisteken met de Patene. • • | ^ « III. Vermenging van het Water en den Wyn S' in den Kelk. Rubrik en Bemerkingen over den oorfprong en de redenen van de vermenging van het Water en den Wyn; over de zegening van het Water, en hoe veel Water &c. **'T Gebed als het Water in denKelk wcr J gefchonken. 351 Uitlegging. • ' , v'^ ' «V S. IV. d' Opoffering van den Kelk. , 35* Rubrik en Bemerkingen. . • • 5. V. Van het Gebed Offerimus; &c. als hyd„n Kelk opdraagt ^? Uitlegging • ' , ' g. vi. Ra-  BLADWYZER. $. VI. Rubrik aangaande de Pateene in de hoo ' Art. bladz. ge Misfen. ... VI. 359' BemerMngen over het gebruik van de Pateene. van het Altaar weg te nemen , en door denj Onderdiaken re doen houden, of door een Klerk. Verfcheidentheid van zeer veele Kerke over dit ftok. Waarom dezelve op fommige daagen meer als op de andere vertoond word. .... ib. g. VU. De Opoffering der Gelovigen. Rubrik en Bemerkingen op het Gebed in fpiritu humilitatis. . , . 363. Uitlegging. .... 363 g. VIII. Aanroeping des Heiligen Geests. 364 Rubrik en Bemerkingen. . . 365 Uitlegging. 366" Van het Bewierooken ten tyde der Opoffering in de hooge Misfen VII. 369 Oorfprong daar van. . ... . ib. Rubrik en Uitlegging van de woorden, Benedi- cite Pater reverende. . . 371 Uitlegging van het Gebed het welk de Priefter fpreekt om den Wierook te zegenen. 374 itlegging der Gebeden welke het bewierooken van het Altaar vergezellen. . '. ' 375 Van het bewierooken des Priefters en der omftaanders. " . . . 379 Rubrik. ib. Het bewierooken der overblyfzels. . 38r Wasjching der Vingers. |. . . VIII 383 g. L Rubrik en Bemerkingen. . . ib. g. II. Van den Pfalm Lavabo. Inlyding tot dien Pfalm: te weten of deze woorden des Priefters, ik ben in myne onnozelheid ingegaan, over één te brengen zy met de Chriftelyke ootmoedigheid. 38? P\ egels van de waare Ootmoedigheid. ' . ib. Uitlegging van den Pfalm Lavabo. . 391 Van het Gebed , fufcipe SarMa trinitas, waarin men eene nieuwe Opoffering ziet of nieuwe beweegredenen van de Offerhanden tot gedagtenis van de verborgendheden van Jefus Chriftus, en tot eere der Heiligen. . IX. 394 Rubrik en Bemerkingen. ... ib. .Uitlegging. ...... 396 Of men moet hezen in honore of in honorem. | 398 • " 1 ■* ■ ■ . -' Ui  PLADWYZ,ER. Hoe de Offerhande van Jejus Chriftus tot eere der Atr. blads*Heiligen op te draagen. Uitlegging van de Waarheden welke alk moeilykheden op dit Jiuk wegneemen. . . * X. 401 d' Orate Fratres. ... 4°8 g. I. Bübrik en Bemerkingen. . . ib. §. II. De beweegredenen ter uitnodiging om te bidden, en het antwoord des Volks. . 4ir Uitlegging van Sufcipiat;. . 41? Het ftille Gebed. ... XI. 415 Rubrik, Bemerkingen, en Uitlegging. . ib. VIERDE DEEL VAN DE MISSE. Dt Canon of de regel van de Confecratie , waar voor de Prèfatie gaat. 1 Art. bladz. Van de Prèfatie. ... I. 418 g. L Van den naam, d' oudheid en het getal der Prefatiën. . • ib- g. II. Rubrik en Bemerkingen over de Prèfatie. 421 g. III. Uitlegging van de gewoone Prèfatie. 424 g'l'iV. '.De.&nffw, • • • '431 Rubrik en Bemerkingen. . . 432 Uitlegging van de San£t,us. . • 434 g. V. De Benedittus. . . • 435 Rubrik, Bemerkingen en Uitlegging. _ 436 Van het Gebed te igitur, welk het begin is van den Canon. ... II. 439 g. I. De naam, d'oudheid , en de verhevent- heid van den Canon. • • ib. g. ft. Rubriken en Bemerkingen op de gehaalden van den Priefter, op het kusfehen van het Altaar, en op de kruistekens die hy maakt. 442 g. III. Uitlegging van het Gebed tetgitur, 'twelk bevat de opoffering van de offerhande voor de Kerk, den Paus, den Bisfchop, den Koning e,n alle de Geloovigen. . . • 444 Eerfte Memento, waar in men bid voor de weldoenders der Kerk die in leven zyn, en voor alle de genen die in de Misfe Godvrugtig te, genwoordig zyn. ... • III. 4- Van de Communie des Volks. . • X- 660 §. I. Rubrik en Bemerkingen op den tyd waarop men moet Communiceeren. . • 5. II. Rubrik en Bemerkingen op den Confiteor, welke men zegt voor de Communie. - . 63 III. Rubrik en Bemerkingen op het geene dë Priefter zegt als hy de Communie geeft. 667 f. IV. Rubrik en Bemerkingen op den Wyn en het Water welke aan de Communicanten worden aangeboden. . . • . . 1 669 SESDE DEEL VAN DE MISSE. Art. blad?; De Dankzegging. ... . 1- 673 Van d'Antiphoon, Communie genoemd, en van het Gebed't welk genoemd yioi&Post-Communie ib. Rubrik en Bemerkingen. ... ib- Van d'ise Misfa efl II- 678 J. I. d'Uitlegging , d'Oudheid van d'«:e Misja efl, en de wyze om die te zeggen. . ib. Rubrik en Bemerkingen, ... ib. §. II. Rubriken en Bemerkingen, aangaande de dagen op welken d'ite Misfa eft gezegt word. 631 J. III. Aanmerkingen welke in de negendeeeuw op d' ite Mijfa eft gemaakt wierden, daar toen de MifTe eindigde, en van het antwoord Deo Gratias. . • • 685 Byvoegingen aan de Misfe, ingevoerd door de devotie van de Prifters en het Volk; gevolglyk door de Kerk gewettigd, en eerftelyk van het Gebed Placeat, . • • IH. 688 Rubrik en Uitlegging. - - lb- Van den laatften zegen. • • IV- 69° fi. I. Rubrik, Uitlegging en Bemerkingen. I ib. S. II. Uor^  BLADWYZER. g. II. Oorfprong, Oudheid en verandering vanf Art. |B!a«jz^ vlen laatften zegen van de Misfe. . IV. 693 Het Evangelie van den Heiligen Joannes. V. 702 g. I. Rubrik en Bemerkingen. . [b. j. II; Oorfprong en Oudheid van het Ieezen van het Evangelie van den Heiligen Joannes aan het einde van de Misfe. . . 704 $. Hl. Uitlegging van het Evangelie van den Heiligen Joannes. * . » 709 Einde van de Bladwyzer van dit Werh