01 1064 9688 UB AMSTERDAM   HET LEVEN van een* LICHTMIS, ckarakterkundig geschilderd n a HOGARTH en CHODOWICKI, UIT HET HOOGDUITSCH. EERSTE DEEL. met plaaten. in 'sHAAGE, bij IZAAK van CLEEF. mocclxxxix.   VOORBERICHT VAN DEN VERTAALER. ^(7elke gedachten deeze tijtel den lezer ook moge inboezemen, wij verzekeren hem bij voorraad, dat hij in 't werk zelf niets ergerlijks zal aantreffen : de weg ten zekeren verderve, door onze jeugd maar al te dikwijlSjbetreeden, wordt er eigenaartig in gefchetst , en aan j waarfchouwingen ontbreekt het niet. Wie echter, dus zegt de Schrijver in zijne voorrede, een digten drom van verwonderlijke gebeurt enisfen, of tedere en aandoenlijke liefdegefchiedenisfen in dit werk zou willen zoeken , zou zig zeer bedriegen, en zulk een lezer raaden wij, dit boek uit de hand te leggen, en elders zijn [maak te voldoen , vermits het anders ligt lijk gebeuren kon, dat onze fpijs zijn tedere en aandoenlijke maag te veel bezwaa-, * s  tv VOORBERICHT. ren zou : het was ons eigenlijk om de waarheid te doen, en het eenigzins cnwelvoegehjk oordeelende, om dezelve naakt aan de wereld voorteflelleny hebben wij ze, zonder ze te verdonkeren of te ontluisteren, een kleed aangetrokken, dat wij vermeenden haar te pasfeti. De Schrijver heeft gelijk, en het is in navolging van hem , dat wij de vrijheid gebruikt hebben, om, even gelijk hij zijne lezers ten nutte wil zijn, wij het de onzen wilïen weezen, en zie daar de reden , dat dit werk op veele plaatfen vrij vertaald, en meer toepasfelijk op de Nederlanden gemaakt is.  het LEVEN van een' LICHTMIS, gewigtige grondslag voor de huwelijksciie gelukzaligheid. ï)e huwelijken worden ih den Hemel gefloten* G een drommels oortje meer, Mijnheer Doftor! (riep een klein bobbekopsmanne» tje , met een fpitfen fmeerbuik en een' bourgonjeneus; terwijl hij driftig cp de tafel floeg , zo dat zijn glas er afftoof,) het zijn thans fchraale tijden, Heer Doftor! en twintig duizend daalders zijn, bij mijn zondige ziel] geen kattekeutels; dat is een fooiroeJ. deel. t\ Eerste hoofdstuk.  a HET LEVEN VAN tje, waarmede men thans nog al taamlijk gemaklijk door de wereld kan rollen : het heeft menigen droppel zweet gekost, en niet weinig llaaplooze nachten veroorzaakt: laaten de jonge lieden het een weinig overleggen; .wat behoeven zij zo ten eerden met de groote wereld medctedoen , en zig al die duivclerij van koetfen , paarden , modens ^ kameniers, enz. aantefchaffen ? daartoe zijn de interesten van dit kapitaaltje op verre na niet toereikende genoeg; laaten zij het . gebruik van hunne beenen neemen , die zijn immers gefchapen, om er op te loopen ? de oude puf is oud en grijs geworden, en evenwel wandelt hij nog, in de vreeze des Heeren, op zijne gevleeschde telhouten voord: de jonge man moet arbeiden , en met zijner handenwerk het goede daarftellen: die niet werkt zal niet eeten; en de ledigheid is des duivels oorkusfen. Op dien toon zou de oude puf zekerlijk nog een gcruimen tijd hebben voordgeleuterd, bij aklien de ongeduldige Doctor, die zijne predikatie reeds met een half douzijn maaren doorkruist had , hem niet met geweld in de reden ware gevallen — hij trok naamlijk een verfche bouteille het kurkenhoofd af, en dronk den knikkebollenden puf het nieuwe fchoonvaderfchap toe ; klonk met het glaasje, en riep, met opgehevene  EEN' LICHTMIS^ j armen, en een zo eerwaardig gelaat als dat van piüs den zesden , toen dezelve in 1782, aan eenige duizenden troostbegeerende zielen, te Weenen, den Apostolifchefl zegen mededeelde: wel nu! het zij dan aldus, in den naame des Heeren! deezé geeve er zijnen zegen toe! — zekerlijk zou de Doétors als Kerkenraad en Superintendent, den grijzen puf gaarne nog wat met geestlijke aandrangen achter heen gezeten , en nog eenige duizenden daalders meer uit de kas gecatechifeerd hebben 5 maar de zilverkruinige puf was in dit geval een oud verhard zondaar, en de Doctor kende den man. De handflag werd derh'alven gegeeven; de dag der^iferlooving bepaald, en de beide grijsaarts dronken op goed geluk der nieuw%érloofden een vrij deftigen roes. Toen zij fcheidden, omhelsden zij elkander zo vlug m hartlijk zij konden, geloovende beiden , (hoe ligtgeloovig is de arme ftervcling !) .dac zij nu een onwrikbaaren grondflag voor het toekomftig geluk hunner kinderen gelegd hadden : of de jonge lieden elkander zouden kunnen lijden ; of zij eenftemmig in hunne denkwijze waren ; of zij , met één woord , voegelijk gepaard konden worden , daaraan hadden de geldz'ieke fuffers in 't geheel niet gedacht: vast overtuigd zijnde , dat de huwelijken in den Hemel gefloten worden, kon A a  4 HET LEVEN VAN het ook niet misfen of alles moest ten besten uitvallen : de oude wild , de grootvader van onzen held , was zo wel te vreden met deezen voordeeligen koop , en de dampen des rooden zorgverdrijvers , uit het volle vaatje , werkten zo krachtig op de levensgeesten van den man Gods, dat hij , eer hij er om dacht, in de aangenaamfte droomerij verviel : zijne verbeelding fpeelde hem hier de parten, door hem zijn oud geliefkoosd plan weder voortehoudeu : hij zag naamlijk zijn' zoon , (dien hij gaarne gewenscht had, dat zijne godgeleerde voetftappen mogt gedrukt hebbes, doch die, tegen zijnen dank , in de rechten geftudeerd had, of, om eigenlijk te fpreeken, had willen ftudeeren, en al reeds gepromoveerd was,) in den droom zulke vorderingen maaken, dat hij reeds het toppunt der godgeleerde waardigheid bereikt had, en hem misfehien — (want waarom kan een proteftantsch leeraar niet zo goed droomen als een roomfchen Prelaat ?) de driedubbele kroon op den fehedel zou gedrukt hebben, bijaldien niet, ten tijde der reformatie , dit aanzienlijk hoofdfieraad, zo wel als het gewigtig en almagtig amt, waarbij het behoorde , tot hartzeer waarfchijnelijk van menig predikertje, wien het verdoemen nader dan het zaligmaaken aan het hart lag, was afgefchafd geworden.  EEN' LICHTMIS. 5 Zijne huisëere, de vrouw Supcrintendente, cene eenvoudige 4 goede ziel, die juist zo veel vrouwmenschlijk verftand bezat, als noodig ware, om bij de gerokte collega's van haaren tijd , voor een vernuftige vrouw , bij de mannen voor een braaf eerbaar wijf, en in haar huis voor een goede huishoudfter doortegaan, werd bijna kindsch van vreugd over deeze. gewenschte verbindtenis: Juffrouw puf — want toen ter tijd waren de meisjes nog niet door den grootfchen tijtel van Freule ontjufferd ; men vond ook nog geene Mevrouwen — maar de gantfche vrouwlijke compagnie beftond grootendeels uit braave meisjes en eerlijke vrouwen — wij zeggen grootendeels , want hier en daar vond men zekerlijk eene arme zondaares , die zig , langs een fluipwegje , aan de deugd ontfteelen wilde! evenwel was dit toen nog zo niet vol. komen in gebruik , en dergelijke misftappen gefchiedden nooit anders dan op ingeeving en aanftooking des duivels ! — thans haten wij den duivel buiten 't fpel, en neemen den gang zo naauw niet meer - en daar vandaan ook, dat de fluipwegjes , door het veelvuldig heen en weder wandelen, tot 's Heeren ftraaten geworden zijn. Juffrouw puf derhalven , was een rondgcftopt, gezond meisje , van eenvoudige zeden, tn' een onbefproken' wandel: zonder aanfpraak A 3 .  6' HET LEVEN VAN te maaken ; zonder zucht na veroveringen ; zonder alle die nieuwmodifche grillen en aaperijtjes onzer thans meer befchaafde eeuw, was zij echter voor een' man , die, gelijk toen nog de mode was, enkel voor zig zelv' een bijflaap zocht, eene zeer goede partij: zekerlijk zou zij , in den tegenwoordigen kring onzer Heeren en Dames een zeer beklaagelijk figuur gemaakt hebben, en het zou mij gcenzins yreemd zijn , indien men haar voor een duifje Zonder gal verklaarde; maar, zo als wij reeds •te kennen hebben gegeeven, in dien tijd, behoefde een meisje zo veel niet, om , zo als men 't noemt, een' man gelukkig te maaken, als er heden ten dage , helaas ! toe yereischt Wordt — was zij deugdzaam — en dit wajen de meesteh misfchien , om dat zij toen nog zo loos niet waren — was zij huishoudlijk en werkzaam , dan hield men zig tevreden; bragt zij boven en behalven deeze deugden nog eenen klinkenden morgengroet mede, o dan was de maat der huwelijkfebe gelukzaligheden tot ovcrlooperis toe vol -— heden , nu die oude yoormoederlijke deugden ,'J met de pude geldfpecien in onbruik geraakt zijn, zijn de arme fukkelaaritertjes van meisjes er yeel erger aan toe behalven fchoonheid, bevalligheid, welleevendheid, gezelfchapsfmaak, beleezenheid , muziekkunde , danfen, tekenen' kennis van eenige taaien , 'enz., begeeren dé  EEN' LICHTMIS. ? mannen thans nog verftand en geld daarboven; ja, zulke onbefchaamde fchepzels vindt men onder hen , dat zij , boven en buiten deeze begaafdheden , nog na deugd en een onbefproken naam durven vraagen ! hoe onbillijk dergelijke onmaatige vorderingen , van een zo teder maakzeltje als een meisje is , zijn , ziet elk onbevooroordeelde , zonder een vergrootglas van leeuwenhoek noodig te hebben ; maar zijn dan ook wel diè lieve creatuurtjes te verdenken , wanneer zij al hun verftand ten koste leggen , om , ten minften door tien of twaalf fchijndeugden en fchitterbekwaamheden, den een of anderen adamszoon te beguiche4en, en hem , op eene deftige wijze , het net over de hoorens te haaien , of liever, vermits de hoorens flechts het hoofdfieraad der getrouwde mannen zijn , hem in hun garen te lokken. De vrouw Superintendente derhalven was ongemeen in haare fchik , dat haar freekje, (want aldus noemde zij hem tusfehen vier oogen nog altoos, ondanks zijne rechtsge* leerde waardigheid,) zo wel verzorgd werd: zij vervoegde zig tot hem , zodra zij hoorde dat de jonge geleerde de vederen ontkroopen was , dat gemeenlijk tegen negen uuren 's morgens gefchiedde, zo er geen famillepartijtje of petit foupé tusfehen beiden kwam , A 4  5 HET LEVEN VAN jyant dan had het geestvolle bolletje een lan* ger rust noodig. Het nachtftudeeren en laat opzitten was door den Heer Doctor, zo wel om des jongelings oogen wil, als om andere redenen, de gezondheid betreffende, al reeds voor langen tijd afgefchaft geworden ; want alhoewel de kijkers van den jongman in een zeer goeden ftaat waren , en hij zelf de beste hoop deed opvatten , om , even gelijk zijn vader, een zeer gewigtig man te worden , had de Doctor daarenboven tegen het te veel ftudeeren en diepzinnig nadenken dat meest altoos den geleerden een teeringziekte of hypocondrie op den hals haalt — eenen onoverwinne-: lijken afkeer opgevat. Met het vncadlijkfte en vergenoegdfle gelaat zeide zij haar freekje , (die zeer ijverig - in een voornaam rechtsgeleerd bock — neen! in de reizen van bontekoe , waarvan een nieuwen druk was uitgekomen , ftudeerde ,) eenen goeden morgen ; nam hem bij de hand; zettede zig naast hem neder, en deelde hem het belangrijk bericht van zijne verbindtenis met Juffrouw puf , mede : onze jonge Doctor, die, wat de liefde betrof, een goede maat yan Mama's koele gefteldheid, ontvangen had, hoorde deeze gewigv ige tijding , waarvan het gehecle wel- of  EEN' LICHTMIS. 9 kwalijk-zijn van zijn huislijk geluk afhing, met de grootfte onverfchilligheid aan; hij verzekerde zijn moeder , dat hij niets tegen het meisje had : puf was een rijk man , die niet lang meer leeven kon ; zij moest al het overige maar bezorgen; hij was er mede te vreden. Deeze onverfchilligheid ten opzichte van zulk eene geduchte verandering in het menschJijk leven , zou onzen leezer onnatuurlijk moeten toefchijnen , en onzen Doctor het voorkomen van een eenvoudigen bloed geeven , zo wij hem niet in 't vertrouwen onderrichtten , dat onze jongeling , jn zijne univcrfitcitsjaaren, een weinig den lichtmis fpeelde , en de fchoone helft van het menschlijk gcflaeht , van zo vcele onderfcheidene zijden had leeren kennen , dat hij ten deezen opzichte reeds volleerd was , en het huwelijk befchouwde als een noodzaakelijk kwaad , of wel voor eenen voord'eeligen handel, zon* der meer, Volkomen met zijne hartstogten in goed verftand lecvende , was het hem inderdaad om 't even, daar hij, volgends ouder gewoonte, toch éénmaal gehuwd moest zijn , wie men hem toevoegde , zb het Hechts eene mensenlijke gedaante ware , die rijklijk voorzien was met die noodzaakelijke vereischtens , welken den jeugdigen man , die geen' lust heeft om A 5  £o HET LEVEN VAN zig de teering op den hals te ftudeeren , ten grondflage van zijn echtïijk geluk verftrekken moeten. Hem was bekend, dat de toekomftige fehoonyader, den hoorn des aardfchen heils rijklijk opgevuld bezat, en dat daarenboven Juffrouw puf een zeer draagelijk meisje was ; hij twijfelde des in 't geheel niet, of hij zou —— de vuurige liefde en wederzijdfche tederheid er afgerekend, die tog altoos buiten de cours , en gemeenlijk als een toegiftje be- fchouwd worden ■ een zeer gemaklijk en zorgloos leven kunnen leiden. Vermits er nu nergens eenige zwaarigheden zig opdeeden ; de fchoonvaders over den grondflag des huwelijks , over de bruidfchat naamlijk , het ééns waren , en de jonge lieden noch verliefde koortshitte, noch fentimenteele vertwijfeling lieten blijken , ging al het overige naar de. voorvaderlijke wijze , en het paartje tuimelde — na voorafgegaane formaliteiten , zonder welken de jongens en meisjes de fpreuk , veest vruchtbaar en ver menige vuldigt! niet vrij en ongehinderd in de practijk beoefenen mogen — in den echten ftaat. Dat het privilegie , om/openlijk aan de vermeerdering van het menschiijk geilacht te mogen arbeiden , vooraf verfchcidenc handen vol gelds kost, en een talloos heir van mans- en vooral vrouwen-tongen in beweeging brengt;  EEN' LICHT M I S, Tl dat ook de arme huwelijkscandidaaten vooraf, door eenen onoverzienlijken hoop van fchotelen en gerechten, uit alle de deelen def wereld zamengehaald, heenwerken moeten , eer zij in hunne flaapkamer mogen komen , cn hunne voeten en lendenen rust vinden, js ten overvloede bekend, mogelijk is dit ook wel één der ncgen-cn-ncgentig redenen, waardoor menig fmagtend liefderidder bewogen wordt, om achter de formaliteiten heen te fluipen , en zonder fchotels of privilegiën , ter flink in een hoekje te arbeiden, en de maatfchapij ftukken te leveren , die wel gaaf en goed , maar die , zonder ftempel, niet zo gemaklijk aan den man te helpen zijn; die pok den beunhaas , in een ander opzicht, fnenigerleie onaangenaamheden berokkenen. Na dat wij nu onze jonggehuwden rijklijk met den priesterlijken, vaderlijken en moederlijken zegen overftroomd , ter beftemder oord en plaats , dat is, in het bruidsbed , gebragt hebben, laaten wij hier, gelijk het alle eerbaare fchrijvers betaamt, het gordijn vallen, en trekken een digten, ondoorzichtelijken fluier over de geheimen van dien nacht, waarna zo veele jongens en meisjes watertanden; kleeden wij ons in den mantel der zedigheid, en vertroosten wij de nieuwsgierige zuiverheid , (want het fchoonfte deel der fchepping, gelijk bekend  c« HET LEVEN VAN is, is in dit geval hoogstnieuwsgierig,) tot dat zij zelf zig in dat beflisfend tijdftip zaj bevinden, waarin het noodig zij, dat een iegelijk vooraf in zijnen boezem taste en onderzoeke of hij nog vleesch en bloed hebbe. Her aanzienlijk getal bruiloftsgasten laaten wij, gedeeltelijk deftig bezoopcn , naar huis wandelen , en befluiten ons cerfte hoofdfiuk, waarin wij den grondflag van onzen toekomenden held , zo goed . gelegd hebben , als immer bouwmeester , wien de beurs van den bouwheer van even zo veel aangelegenheid is, als de duurzaamheid van 't gebouw, eenen grondflag leggen kan. TWEEDE HOOFDSTUK. DE HELD DER GESCHIEDENIS DOET ZIJNÏ PLEGTIGE INTREDE ÏN DE WERELD. De weldaadige kweekfler en voedfler, de ©nomkoopbaare vriendin der armen en rijken , de verkwikking en troost van menigeja  EEN' LICHTMIS. i% ongekleeden flokkert, die op den geheelen aardkloot geen plaatsje vindt om er zijn hoofd nedertelèggen ; de vrolijke zon had alreeds , (het was eene fchoone lentemorgen, ) twee volle uuren de duifternis en dwaallichtjes verdreeven, de uilen en vledermuizen , zo wel als den gantfchen ftoet van omdoolende meisjes van vermaak , als ook het leger van fpooken , verfchijnzels en kerkhofgeesten , naar hun nest gejaagd: de ontzachlijke legermagt van fchrijvers , alsmede het niet minder aanzienlijk 'bataillon van bockbeoordeelaars , waaronder doorgaands zig een goed gedeelte vcrloopene of 'uitgempnfterdé fchrijvers bevinden , hadden de ftompgeworden veder des vernufts en des hekels ter zijde gelegd ; de lamp van dit fchrijvend ongedierte was , meest door gebrek aan olie , uitgebrand, en hunne alles bevattende en beoordeelende hoofden , waarvoor wereldklooten en zonnebollen dikwerf te beuzelachtig klein zijn , waren op dezelfde wijze als de koppen der kruiers en fchoenlappers, in den kleinen fajetten omtrek van een wollen flaapmuts bcfloten : de profesforaale hoofden waren even zo ijdel en ledig als de beurzen der fchuïtenvoerders; de bezoopene verliefden lagen, even gelijk hunne geledigde flesfehen, verdronken in de betooveringen van den wijn en der liefde , en droomende van het genot van nieuwe wellusten , zonder krachtVerfpilling , eu bes-  m Met léven van te champagne zonder geld uittegeeven: het muggcnchoor van fatijnen en zijden faletmannetjes en coquette dametjes, dood moede van dansfen en asl'emblées , had de geleende toiletbekoorlijkheden afgelegd , en menige jeugdige, bloejende fchoonheid in een oud , tandloos, geelkleurig en gerimpeld besje herfchapen, lag reeds een paar uuren in eene zachte fluimering : de tederlievende echtgenoot floop uit het flaapkamertjc van zijn mangraage kamenier óf keukenmeid , na de alcove van zijne zieklijke wederhelft, die zo even door den welgcfpierden , ' grootgeneusdcn en volfappigen koetfier of lijfknecht, was verlaaten geworden , terug — in 't kort, het was bij het aanzienlijkst gedeelte der itadbewooneren nog vroegen morgen , terwijl het bij het armer en werkzaamer deel reeds eenige uuren volkomen dag was geweest : de zwartbegroeide fmit had reeds vier volle uuren zijn' hamer doen klinken ; de vlijtige fehoenformeerder had al een gantfche kloen pikdraad vernaaid, en tot hijgens toe alreeds zijne morgenzangen, als, Hoe fchoon licht ons de morgenfler! en verdere' heilige deunen, uit het Harpje, of lodenstem, als een goed rechtzinnig christen, uitgegild : de ftraaten krioelden reeds van drukbezige landlieden , die, in het zweet van hun aangezicht , de vruchten hunner zwoegende naarftigheid, den gemaklijken en wellustigen  EEN' LICHTMIS. 15 ftedeling te koop bragten : met één woord, alles wat niet van den lediggang beftaan kan, was in volle werkzaamheid — alleenlijk onze nieuw getrouwden lagen nog in eenen kracht* herllellenden flaap -— de oude puf, dien men in die maatige tijden een milden gastheer' noemde , fchoon men den man in deeze onze' goude eeuw , een kruimentelder en erwtcnweeger zou heeten , was al voorlang uit de vederen, en berekende, op zijndricpootigencomptoirftoel, met zijn tweeknoopigen paruik ovcf de ooren , op het allervlijtigfte , met welke fpecie hij de onkosten van de bruiloft het voordceligst betaalen kon. Vermits hij de jonge lieden bij zig in huis genomen had, deels nm dat hij, weduwnaar zijnde , het gezelfchnp zijner dochter niet geheel misfen wilde ; cleels om den jongman de huishoudkunde, naar zijn eigen vrij gicrigen fmaak, inteprenten , leed het niet lang, of de heer Superintendent met zijn huisvermaak kwam hem een morgenbezoek geeven, ten einde de nieuwgetrouwden op de been te jaagen, en volgends de flenter der oudvaderlijke gewoonte , een morgengroet te fchenken: moeder inzonderheid was hartlijk over haare lieve kindertjes bezorgd , en deed even als de moeder van den heiligen tobias junior, een brandende begeerte blijken om het jonge vrouwtje te zien-  26 HET LEVEN VAN Van waar komt het toch , dat' het gezamelijk collegie der getrouwde vrouwen zo hartlijk deel neemt in het lot haarer nieuwe medezusters , en dat vooral de oude besjes , fomtijds zulk eene rmgftige bekommernis laaten blijken, daar het overvloedig bekend is ,• dat de man-» hen zeer zachtmoedige fchepzels zijn , en dat, gelijk de gantfche wereld weet, er nooit eene' moordgefchiedenis is voorgevallen , in de bruidskamer , waar beiden de gelieven zonder dwang zijn binnengelapt? — dit is een vraag, die verdiende als een prijsvraag opgegeeveri te Worden. Intusfchen de beide fchoonvaders bij de flesch zaten , en de oude puf , als een naauwkeurig man , de noodige papieren en bewijzen wegens het huwelijksgoed, (dat hij wel in den handel onder zig hield , maar waarvan hij den jongen man de interesfen verzekerde,) ter hand flelde, Hoop moedertje zeer ffilletjes tot voor de bruidskamer , hield met de uiterlte voorzichtigheid haar oor aan het üeutelgat, en luifterde , met eene bekommerde nieuwsgierigheid, of de kersverfche echte lieden al wakker waren : toen zij echter niets hoorde, wilde zij juist weder terug fluipen , wanneer de gantfche ftoet van neefjes nichtjes en tanten kwam aanmarclieeren , om de bruidskamer te beltonnen en het echte paar in broek en rokken te jaagen. Het geweld , zeide onze goede gellert , tOJM  EEN* LICHTMIS» ï? tóen hem een Pruisfifche knevelbaard noodzaak* te, om collegie voor zijne hufaaren te houden, kan niemand wederftaan — de jonge lieden derhalveii, waren genoodzaakt, om , willens oi onwillens , zig in de klederen te fmijten, en da onituimige gasten afteyrachten; inzonderheid werd het ééns beflaapen vrouwtje $ door da jonge en oude Dames en Heeren oVerftroomd met een' vloed van dubbelzinnige aartighedert en fchertferijen ; men keek haar llerk in da ©ogen ; men ondervroeg haar ; men draaidet ze rond; men —— met één woord , mert maakte het zo erg , dat het arme fchaap eert kleur kreeg tot over haare ooren toe; en het niet langer houden kunnende , vandaar weg* liep : de moedwillige menigte fcheidde toen ; liet de familie in rust , en het nieuwsgierige moedertje hield Vervolgends met de jonge vrouw eene uitgebreide gordijnenverhandeling ft die zeer hartbreckende en ftichtelijk was , ent ook voor jonge vrouwen zeer voegelijk tot een aanhangzel op de catechismus van het huwelijksbed zou kunnen veritrekken ; onge*> lukkig echter is dit gefprek verlooren geraakt» anders zouden wij niet nalaaten , om er alle refpective vrouwtjes op te vergasten. . De inrichting van de huishouding der jonge lieden was , door de wederzijdfche fchoonva-. /fcrs , inzonderheid, wat de ceconpmie, betrof, L mzié U  18 HET LEVEN VAN op zulk eenen goeden voet gebragt , en de jonge vrouw , die uit een zeer goed keukenfchool kwam , volgde de voorfchriften van. haaren vader zo ftiptlijk op , dat zij in dit geval , tegen elk eene onzer tegenwoordige huishoudende juffrouwen , rijklijk kon op. weegen : zelfs de jonge man , wien de oude puf alle dagen en alle uuren van fpaaren en fchraapen vóórpredikte , werd een zo leerzaam fcholier , dat hij, zo als het gemeenlijk gaat , van het eene uiterfte tot het andere overfloeg , en van een voormaaligen kwistzieken lichtmis , nu een volflagen gierigaart werd ; hiervan echter zondere men zijn eigen perfoon uit , wat zijn voedfel en verdere lichaamsbehoeften betrof ; want van deeze artikels liet hij niet alleen niets glippen , maar uit hoofde van zijn koudvochtig geftel, vond hij zijn hoogften wellust in opgevulde fchotelen en ledigzitten. De vrouw Doctores , die — eenige vrouwlijke gebreken over 't hoofd gezien , welken men het lieffte geflacht ten goede moet houden — een goed flag van een wijf was , wist zig allengskens vrij wel naar de buien van haaren bijflaap te voegen ; en daar in dien tijd , (zijnde het jaar 1740,) de jonge vrouwtjes op verre na nog zo veele onontbeerelijke be^oeftens niet kenden , als helaas ■ (al  ËËN* LICHTMIS* ï0 zuchtende zij het gez-egd, vermits ik ook eert Vrouw heb ») in deezen tijd , (zijnde het jaar 1789 ,) leidden deeze twee een zo geluk» kig plantenleven , als ooit een jeugdig geleer* de , die van den Hemel met een rijke koopmansdochter gezegend wordt, immer onder da zon en de maan leiden kan. De brandende Wensch, zo der jortge Vrouv» als van de gezamentlijke familie , Was nu , ont de verfchijning van eenen toekomftigen troonsopvolger en erfgenaam * die echter , in Weêf* Wil van rille de plaatshebbende b Voorafgaande kentekenen, (compleet, volgends 't alphabet, tdt Vinden , in de Catechismus der Vroedvrouwen,) als onder anderen , verboren eetlust * mis» lijkheid , hoofd* en tand-pijn , kniezigheid 9 enz. *, vijf volle jaaren op zig Wachten liet» Hoe het bijkwam dat » daar deeze echte ïieden nog jong en volfapplg Waren , het ge* wénschte jong zo lang achterwegen bleef » ia een vraagftuk dat zeer moejelijk en niet Zon* der behulp van een geheel Qolkgïüm Medicum. is optelosfen i had men toenmaals hét Verwonderlijke bed van den Schotfen Doftor graHAm , te Londen $ gekend , waarop men voor? Vijftig guinjes aan een' erfgenaam geraaken kan» de zaak ware ligt te Verhelpen geweest! ——dan i zo gelukkig waren ten diert dage da \nannen en vrouwen nog niet! — men zoii het ook , als zo diep nog niet tot dé verborgen* B a  4o HET LEVEN VAN lieden der Natuur doorgedrongen zijnde , voor heldenwerk en toverij hebben uitgekreeten > fchoon alle de vrouwen die er de proef van namen , cenpaarig verzekeren , dat de kunstbewerking op dit vruchtbaarmaakend gevaarte , op eene allcrlieflle en zeer natuurlijke wijze zig toedroeg ; offchoon men mogelijk hier en . daar mannen mogt vinden , waarvoor dit gewrocht , 't welk zij uit zig zeiven niet recht verklaaren kunnen , een onoplosfelijk raadzel blijft. Dan , het zij hiermede zo 't will'! bij ons vrouwtje was aljes louter natuurlijk, en zonder kunstbed of Wonderwerk , ging het haar naar de wijze der wijven : dat zulk eene nieuwigheid in den kring dcezcr familie , ruim zo veel opziens en vreugde baarde , als de onverwachte verfehijning van een' Dauphin in een zeker nabuurig Rijk , kunnen dezulken onzer leezers , die zelven vader en moeder zijn , het gemaklijkst begrijpen. Zo ééntoonig en Haaperig als alles , tot dus verre , den gewoonen flakkengang , in dit huis gegaan had , zo veel levendigheid en gewoel ontltond er nu éénsklaps in hetzelve : de vrouwen inzonderheid hadden nu de handen vol werks , en de bijéénkomften , raadpleegingen , bezoeken , enz. , der meutjes , nichtjes en goede kennisfen , duurden dikwijls tot iaat in den nacht — ja , de toebereidzelen  EEN' LICHTMIS. waren zo veel en zo veelerlei , en werden met zulk een overgrooten fpocd voordgcdrceven , dat een regiment hufaaren , in oorlogstijden , 't welk in een nonnenklooster overnachten wil , naauwlijks zo veel loopen en rennen onder deszelfs vestaalfche ingezetenen veroorzaaken zou , als onze kleine held , gelijk als Embrijo , aan antivcstaalfchen van de Wilclfche familie deed. De bekwaamfte vroedvrouw uit de geheele fbid werd gehaald; de tijd der verlosfing was op handen en na dat nu het geheele vrouwencorps compleet vergaderd was , bijna barftende van nieuwsgierigheid , of de onderwegzijnde een jongen of meisje zou weezen ; na dat menig gerimpeld besje den grijzen bol gefchud had , de fchoonvaders diep in de flesch gekeeken , kalleden in de lucht gebouwd en dikwijls getwist hadden , vermits de Superintendent van den jongen een Godgeleerden wilde maaken , en hem in de verbeelding al reeds met een neteldoekfchen bef, en fijn zwart lakens manteltje , voor zig liaan zag , terwijl de oude p uf met duivels geweld begeerde dat de jongen den koophandel zou leercn , om dat men zelden onder de geleerden zo veel rijke en gegoede lieden aantreft, als onder de kooplieden en jooden , waarom dan ook die hooger rang van menschlijke wegens , die meer met vernuft en geleerdheid, B 3  « HET LEVEN VAN dan wel met klinkende fchijven gezegend zijn, doorgaands tot de twee opgemelde rangen , als den algemeenen goudmijn , den toevlugt moet ïieemen — na dit alles , zeggen wij , kwam eindelijk onze held gelukkiglijk ten voorfchjjn , en deed aldus zijne ftaatlijke intrede In d§ we» xeld. DERDE HOOFDSTUK, GRONDSLAG VOOR EENE TOEKOMSTIG^ WERKDAADIGE WERELDKENNIS, anneer voordeezen groote mannen , helden , vermaarde vernuften , geleerden , of andere merkwaardige perfoonen , die lust hadden om in de wereld opzien en gerucht te maaken 9 geboren werden , gefchiedde zulks meerendeels op eenen bijzonderen dag , in een hijzonder uur , of onder de eene of andere Veelbeduidende planeet ; of ten minften vielen er bij derzelver intrede in de wereld , allerleie tekenen en wonderen voor , die de tekenbe»  EEN' LICHTMIS. 23 dieders en waarzeggende besjes niet weinig nadenkens en hoofdbreekens veroorzaakten: dus, bij voorbeeld , zijn het doorgaands beroemde fchoonheden , die des vrijdags tusfehen twaalf en één uur , onder de planeet venus , geboren worden ; zo dat men zig in 't geheel niet behoeft te verwonderen , wanneer eene ninon , eene aspasia , laïs , en verdere bckoorelijke meisjes , die hoogst waarfchijnclijk, onder dien invloed , en op dat uur de wereld intraden , de hoofden der mannen zo zeer op den hol te helpen , en er zulke in- en uit-wendige liefde-martelaars van te maaken wisten : de helden kwamen doorgaands onder het gebied van de planeet mars , ter waereld : mercurius regeerde de baarmoeder , wanneer dezelve van kooplieden , joodeu , dieven , of foortgelijke ftervelingen te verlosfen Hond : de dichters , fchrijvers , en fraaie geesten werden doorgaands in lentemaand geboren , en vermits dit tuig in den ouden tijd nog zo niet in trek was als heden , was die maand ook overvloedig lang genoeg , om den gantfehen bewoonden aardkloot , genoegzaam met rijmende en onrijmende boekfabrikeurs te voorzien — en zeer zelden gebeurde het dat er een met de nafchepen kwam , en de maand April te hulp moest roepen , om niet voor eeuwig in de duisternis te blijven fmooren — maar thans , nu de wereld »iet fraaie vernuften en uitmuntende geleerden B 4.  *4 HET LEVEN VAN is opgevuld , worden zij het gantfche jaar door , in alle maanden , van hunne moeders geworpen ; en dit is ook de reden , dat men zo veelerleie foorten van verdiciiftelijke mannen , als doodkoude en brandheete , gezuiverde en flordige , natte en drooge , kortduure-nde en langverveelende , en dergelijken meer, aantreft. Ten opzichte van onzen held , die onder de regeering van de lieve Madame venus te voorfchijn trad , was de voorfpeliing van den almanachswaarzegger , (die bij de familie in ruim zo veel aanzien ftond , als bij ons de natuurgeheimen en aartige kunstgreepjes in de veelvuldige catechismusfen ; of , als bij den handwerksman , die in een langen winterfchen avond , zijn gade en kroost te ftichten en te vermaaken poogt , de voorzeggingen van weder en wind , donder , bïikfem , hagel, fneeuw , enz. , zijn , welker naauwkeurige lijst hij in zijn'almanach vind:) Een knechtje, in deeze maand geboren , zal van eene aanzien-* lijke en fchoone lijfsgefialte weezen ; zal lieflijke gebaarden hebben , en daarom van de vrouwen bemind worden ; hem zal ook veel geluks en ongeluks wedervaaren in zijnen ouderdom zal hij fot een laagen flaat vervallen en zelfs armoede jijden i h\j moet zig voor kwaad gezelfchap wacht fen, Beezje veorfpelling ? hoe algemeen ze daq  EEN' LICHTMIS. a$ ook zijn mogtc , viel de grijze matroonen onder de familie als lood op het hart , en gaf aanleiding , om de puntige en onheilfcheppende kleppertjes der tandlooze grootjes , in volle beweeging te brengen ; het jongere goedje van dit eeuwig fnappende foort , moest bij deeze gelegenheid , een' overvloed van zwaarigheden en zedenpreeken hooren , die echter % volgends 't inftinct der bloedrijke bij llaapliertjes , het dcfne oor in en het andere uit gingen. Dit prophetisch fpreukje veroorzaakte inzonderheid de grootmoeder van onzen held eene reeks van flaaplooze nachten : zij kwelde haare zorgende ziel ook geen kleintje , met de pijnigende gedachte , dat haar kleinzoon in zijn ouden dag gebrek zou lijden. Het kindje werd intusfehen ten doop gebragt , en na dat de gewoone flenter , bij dergelijke gelegenheden gebruiklijk , was afgeloopen , werd deeze plegtige dag , met een overheerelijk doopmaal beflotcn. Ter-eere van zijnen voornaamften dooppeter, den toenmaaligen Reetor , werd het knaapje karel geheeten : deeze onderwijzer merkte dan ook , als een groot mensenkenner , gelaatkundige en geboortelotvoorzegger , eenige trekken in den jongen op , waaruit hij met zekerheid voorfpelde , dat dit kind , in het toekomende een groot man llond te worden j B5  «5 HET LEVEN VAN dit bewoog de gantfche familie , om in den wensch van den Heere Reótor te bewilligen , en karel tje tot een geleerde te beitemmen , waartoe de Heer Peter beloofde de behulpzaame hand te zullen leenen , en hem , bij voorraad , der Academie te laaten inlijven ; zullende ten fpoedigften de matricule , als een petersgefchenk voor karel , de familie toezenden. Dus was onze karel in zijn wieg reeds ftudent ; omtrent met dezelfde geneigdheid en goeden wil, als menige Prins of Prinfes , die men , om ftaatkundige redenen , in hun derde of vierde jaar uithuwelijkt , trek tot het beftemde voorwerp hebben kan. Vermits toen ter tijd de moeders nog zo eenvoudig en burgerlijk dachten , dat zij zeiven baare kinderen zoogden , was ook onze vrouw Doctores , niettegcnltaande zij zeer teder was , van dit geringe denkbeeld niet aftebrengen ; ja , toen er zig omftandigheden opdeeden , waardoor het zoogen haar volftrekt onmogelijk gemaakt werd , verviel zij in de grootfte droefheid , om dat zij haar kind zelve de borst niet geeven kon : hieruit blijkt het onze leezers ten duidelijkften , dat wij niet te veel gezegd hebben , toen wij ftclden , dat dit ons vrouwtje , onder onze tegenwoordige modemevrouwen , een allerbeklaageüjkst figuur zou maaken : goede Hemel ! wie zou thans  EEN' LICHTMIS. 27 het zoogen van haare eigene kinderen , van eene aartige , fchoone vrouw , durven vergen ? en waar zou een Dame van de bon ton •ook den tijd vinden , om zig met dergelijke beuzelingen , die geheel tot de kinderkamer behooren , optehouden ? geen geestig en galant man zou ook met een goed gewisfe zodanig iets aan zijne gade kunnen voorflaan! de bals , asfemblées , concerten , fchouwburgen, vifiten , danspartijen, wandelingen, enz,, behalven dan nog het dagelijksch bijwerk en hoogstnoodïge bezigheden , als , het kappen , het kleeden , tekenen , en wat er verder van dien aart zij , vergunnen de arme fchepzeltjes naauwlijks zo veel tijds, om haaren adem te kunnen haaien , en wij , wij toegeevende en vrouwlievende mannen , wij zouden dan nog zo barbaarsch zijn , om met aartsvaderljke eifchen , haar van den tijd haarer uitfpanningen te beroovcn , die behalven dat, aan de fpeelzieke fchoonen zo bijfter fchielijk ontglipt ? — neen , zo wreed hoopen wij niet dat immer een getrouwd man weezen zal, om zijne beminnenswaardige en aartige vrouw , aan het fijniTc en edelfle gedeelte des menschlijken geflachts tc willen onttrekken ! wordt er echter hier of daar nog een oudvaderlijke tnuggezifter gevondendeezen zetten wij zijne verkeerdheid op het onbarmhartige hart, ten einde hij in zig zeiven ga en zig bekeere!  28 HET LEVEN VAN Na dcczen kleinen uitflap , die wij op zijn' tijd vermeenen gedaan te hebben , keeren wij tot onze gefchiedenis terug. Dc omftandigheden vorderden nu , dat er een Minne ten tooneele kwam , die bij onzen karel de plaats van moeder moest vervangen: vermits er aan dit ioort van wezens , dat ge. meenlijk tegen het zevende gebod zondigde , nog nooit gebrek befpeurd was geworden , meldde er zig een gantfche menigte aan , vooral daar er in de geboorteftad van onzen held een regiment lag , waarin zig zeer veel fchoone , welgemaakte en fterkgefpierde jongelingen bevonden. Voor den beoefenaar der menschkunde opende zig hier een ruim veld , om dit heir van jeugdige en meer bejaarde zondaaresfen de monftering te laaten pasfeeren ; daar het geval doorgaands is , dat dergelijk een zoogend meisje gevraagd wordt , hoe zij aan zulk eenen Israëlitifchen zegen gekomen is , ondervond men hier , dat alle deeze lieve en uitgeflreekenc bekjes , zeer onfchuldig , tegen haaren dank , en bijna zonder haar toedoen , de wereld vermenigvuldigd hadden : bij de meesten kreeg de arme Satan al de fchuld er van , want deeze briezende leeuw , zeiden zij , die rondom ons wandelt en op onze verleiding loert , heeft ons verblind en het vleesch tot onkuischheid aangeprikkeld ! andere»  EEN' LICHT M I S. tg betuigden , met traanen in de oogen , dat zij door godlooze mannen , door kinderen belial's waren verleid , bedrogen en bedorven geworden , !n een zwak oogenblik , dat haar nu van berouw deed wegfmelten , enz. -— hieruit blijkt onwederfpreekclijk , hoe haatlijk en onvoorzichtig men te werk gaat , wanneer' men deeze of foortgclijke moedermeisjes met den fchandnaam van hoeren beftempelt , terwijl het ieder overtuigt dat de booze mannen alleen en geheel de oorzaak zijn , vart het kwaad , dat , in dit geval , zig door de wereld; verfpreidt. Ondér dit talrijk gczelfchap van dooiende en treurigblaetendc lammertjes , bevonden zig ook zulke bekooreïijke fchcpzeltjes , met zulke verleidelijke1 oogen en'lonkjcs , dat de Geneesheer , wiens taak het was haare borsten en melk te onderzoeken , bij eenigen 70 l ijen tijd befteeddc , als hij voegelijk noodig had > om een drenklingskuur te verrichten ; na datde Artz eindelijk alles zeer aandachti g gevoeld , gedrukt en beduimeld had , viel de keus op déne der bcvalligfte en jongde , maar tevens ook , op het oog te zien , der lichtvaardiglle meisjes ; indedaad behoorde zij tot die clasfe van zondaaresfen , die zo veel fmaaks in de overtreeding van het zevende gebod vinden , dat zij alle genegenheid laaten blijken , om , bij de eerfte gelegenheid, de beste , ai*.  ge» HET LEVEN VAN dermaal dien vleeschlijken misftap te begaan % eerlang ook , na de aanvaarding van haas amt , deed zig een , wel uit de kluiten gewasfen , lijvige , en met fchoone beenert voorziene ruiter op , die alle de kunstjes der verleiding aanwendde , om haar de herhaaling haarer zonden zo aangenaam te maaken als mogelijk was. kareltjë werd dus dikwijls de onnozele getuigen van tooneelen » die waarlijk achter den digtgefloten fcherm t'huis hoorden , en zoog al mede , met de melk , den trek irt , om éénmaal deeze voetftappen der fnoependa zoogfter te volgen : dikwijls fcheen zijn opmerkzaam oogje de geftolene ruiterlijke kuschjes te tellen , die de brandende minnaar op de gioejende wangen van de fmoorelijk verliefde Minne drukte , en dikwijls ftreelden zijne tedere , onfchuldige handjes de knevels van dert minzieken krijgsman , die er het zoete , lachende wichtje , een hoope lekkernijtjes voof gaf. Dat geen tederoorige leezer of leezeres * geen ligtzinnige vader of moeder naar de mode , zig hier aan ergere , of den fchrijver overdreevenheid ten laste lcgge ! — neen , neen , mijne Mevrouwen ! het is de waarbeid , de klinkklaare waarheid : ziet Hechts een weinig om u heen ; doet naauwkeufig onderzoek , vanwaar dit of dat kwaad in uwe1  EEN1 LICHTMIS, 32 fhmillen zijnen oorfprong genomen heeft; waarom uwe kinderen kreupel , krank , of ziek lijk geworden zijn en logenftraft dan den fchrijver — bij onze moeder echter was het geval geheel anders — doch bij hoe weinigen gebeurt dit ! kareltje , offchoon nog Hechts een zuigeling , lag aldus den. grondflag tot eene toe* komflige werkdaadige wereldkennis. VIERDE HOOFDSTUK, zorgvuldige opvoeding. JVten heeft reeds dikwijls de aanmerking gemaakt, dat de eenige zoons of dochters , uit eene zonderlinge malle aapenliefde der ouders , enkel dm dat zij de éénigen zijn , voor het grootfte gedeelte bedorven worden ; daar men integendeel verwachten zou , dat , vermits de ouders hunne geheele oplettendheid op zulk een éénig kind vestigen kunnen , de opvoe-  52 HET LEVEN VAN ding , ten minden aan de zijde der ouders 9 onberispelijk zou weezen. Dit was ook juist het geval met onzen karel ; hij was en bleef het éénigc kind , waarom hij dan ook , vooral door zijne moeder, met eene gantsch bijzondere tederheid bejegend werd : niemand dorst den kleinen , koppigen » eigenzinnigen jongen een onvriendlijk woord geeven ; men Heef hem veeleer in zijne nukken , en lachte , wanneer hij eenige ongebondenheid beging ; of geliet men zig als wilde men hem bellrafFen , dan vielen de flagert met zulke zachte handen op zijn' rug , dat de kleine zondaar er hechts door getergd fchcen te worden , om van kwaad tot erger voordtegaan. Het zekere gevolg hiervan was , dat onze jonge karel één der moedwilligfte booswichtjes werd , die immer langs 'slieeren ftraaten den beest fpeclden. Het knaapje Was nu bereids vijf jaaren oud , en men hield het voor noodig om naar een' Gouverneur voor hem omtezien : ten dien tijde Zag het er waarlijk , ten opzichte der opvoeding van de kinderen , nog zeer duister uit. De fakkel der verlichting was als toen nog niet in een cenig opvoedingsinftitut of philantropino aangefteeken : men vond alsnog geene fchrijvende kindervrienden , geene Jigb'mfon in brie-,  EEN' LICHTMI S. 3* brieven , geene Fabelen voor de jeugd , geene Kinderliederen , geene natuur- en ge„ fcliied-kundige Catechismüsfen , enz. , waarmede zig onlangs zo veele groote en braave mannen , ten bestwil 'onzer kinderen , op eene grootendeels onbaatzuchtige , edele j nuttige en gemeenzaame Wijze , bezig hebben gehouden , en waarvoor onze vaders , moeders en andere opvoeders-, deeze braave mannen niet genoeg bedanken kunnen : toen ten tijde waren er nog geene menschlievende geleerden , die, eenig en alleen voor het welzijn der ftervelingen , den zo moejelijken als bezwaarelijken, taak der opvoeding , op zig namen ; meii vond toen verwaande gouverneurs , bijgeloovige catechifeermeesters en zotte fchoolonder* wijzers ; men behandelde de kleine ftervelingen niet met die zachtmoedigheid , die menschlievendhcid , met die gemeenzaame vriendlijkheid , waardoor de leermeester het hart der kinderen wint , waardoor zij hem als hunnen vriend , als hunnen waarlijk liefhebbenden vader leeren befchouwen , en , (men zondere hier eenige volflageiie booswichtjes van uit, die door goedheid noch kwaadheid te verbeteren zijn ,) waardoor zij , vrijwillig en uit oprechte liefde voor hem , zijne bevelen gehoorzaamen en zijne lesfen betrachten —— de arüje kleinen moesten nog door een Verfchrikkelijken berg van nutloos en pijnlijk leezen , van I. deel. C  54 HET LEVEN VAN buiten leeren, en dcrgelijken vcrdrietigen arbeid,heenworftelen : de religie werd hen nog in den mantel der ondoorgrondelijke en onverilaanbaare verborgenheden van de oude rechtzinnigheid voorgedraagen (*); men leerde de kinderen hunnen Schepper meer vreczcn dan beminnen ; deed hen in het liefdevol Opperwezen altoos meer den vergrimden en naijverigen richter , die in zijnen toorn de zondaars verdelgt - dan wel den goeden , bemïnnelijkcn vader en onderhouder der allesbehoeftige mcnfchen befchouwen ; in elk natuurverfchijnzel in eiken donderflag , deed men de fidderende Jeugd een godlijk ilrafgerichte opmerken ; de predikers van dien tijd onderfteunden deeze haatelijke leeringen , door hunne kanzclrcdevoeringen , waarvan de meesten met de brandende hel en de eeuwige verdoemenis eindi'o-. den thans is dit geheel anders onze openbaare en andere leeraars verklaaren de jongheid de leer van den godsdienst zuiver en onbezoedeld ; zonder windbreekerij , bedreigingen , verdoemingen , of geestlijke heerschzucht ; op den kanzei boezemen zij hunne (?) Men houde in H oog , dat de fchrijver van Duitschland [preekt , en zijne volgende gezegdens derhalven aldaar hunne toepasftng vinden.  'Ë Ë N' LICHTMIS; 35 onbevooroordeelde toehoorders eenig eri alleen He altoos gelukaanbrengende pligten in , die zij God en hunne naasten verfchuldigd zijn , en verfterkcn deeze hunne leer met een voorbeeldigen wandel ; woordvitterijen , geleerde beuzelingén , bijbeltwisten , dröoge taalkunde , uitgerekte en flaapverwekkende tëxtverklaaringen , zijn geheel van den predikftoel Verbannen en naar de academiën verweezen —— met één woord , de gantfche godsdienst is tot de edele eenvoudigheid van het eerfte christendom wedérgcbragt ; geene hart- cn gezond Verftand-beledigende , of wraak en wee uitboezemende gezangen ; geene kinderachtige liederen worden ér meer' gehoord ; men heeft het gecven van brommende en hoogklinkende tijtels in de voorbiddingen afgefchaft ; men begreep dat het befpottelijk en lasterlijk ware , om , ter plaatze waar men God , den Vader van alle menfehen , die hen allen met eene gelijke liefde bemint , eenvoudig , nederig en hartlijk moet aanroepen , grootfche en belachelijke tijtels voorteleezen , en den verachtelijken hoogmoed van veelal onwaardige menfehen te ftreclen : alle onze predikers zijn voortreffelijke redenaars ; mannen van werelden menfehen-kennis , en eene grondige geleerdheid , zonder vooroordeelen , zonder nijd , zonder eergierige rangzucht in 't kort, de godsdienst werd zo geheel tot zijn C z  ^ij een gedeelte der bewooners alken heeft dit  E E N' L I C II T M I S. 55 geval geen plaats , en de reden daarvoor is enkel in de opvoeding te zoeken. Ik fpreek hier niet hechts van de verwaarloosde opvoeding , wanneer de moeders alles gedaan gelooven te hebben , als zij het kind, ter wereld gebragt , en , op goed geluk af, aan de min hebben overgeleverd , vermits zij het beneden haar fatfocn achten , om verder zig met het wicht , dat zij onder 't hart gedraagen hebben , te bemoejen , of de opvoeding , als een veel te verdrietigen en moejelijken arbeid befchouwen , om er het vermaak en gemak aan opteofferen — neen ! dee.ze verdienen den naam van moeders niet —— maar ik fpreek van dezulken , die haare kinderen waarlijk liefhebben , doch die , uit eene te groote , te tedere bezorgdheid dwaalen ! van dezulken , die geen traaucn haarer dwingende kinderen kunnen zien , zonder zig van haar eigen gezach te berooven , en hen , ten kosten van al wat wil , te bevredigen ! van dezulken , die bij de geringfte ziekte , die de Natuur mogelijk zelf , veel beter dan de kundighe Artz , zou verhelpen , het arme wicht een gantfche apotheek in 't lichaam dwingen ! die bij de geririgfte verandering derlucht , bij een buitengemeen windje , voor het leven van haar kroost hdderen — in waarheid , verkeerdliefhebbcnde moeders ! gij 'benadeelt uwe kinderen , door uwe overgeD +  5« HET LEVEN VAN dreevene zorgvuldigheid , die , indedaad , dikwerf verder gaat dan men gelooven kan , veel verder dan gij u zeiven verbeeldt; beproeft het flechts éénmaal , en voedt uwe kinderen op , (zo zij niet al reeds te zeer becjorven zijn ,) even als of het boeren waren ; dat wil zeggen , ontzegt hen alle fpijzen , die bij den landman voor 't grootst gedeelte onbekend , ten minhen buiten gebruik , doch die door de weelde der hedclingen noodzaakelijk en onontbeerclijk gemaakt zijn ; geeft hun eenvoudige , maar genoegzaame en voedende kost ; gewent hun aan de vrije lucht , en vreest niet , wanneer zij door een regenvlaag of een klein windje overvallen worden ; leert hun veel liever dit alles verduuren , en binnen weinig tijds zullen zij van hoesten noch verkoudheid weeten ; verzwakt hen niet door te warme kamers , maar gewent hen bij tijds aan de koude ; vooral bezorgt hun beweeging, overéénkomhig hunne jaaren én krachten • behuit hen niet in naauwe vertrekken , met vuile dampen opgevuld ziet daar den weg , om eerlang het genoegen te hebben , van uwe gezond geborene kinderen , gezond en bloejcnde te zien opwaslcn. Onze willem , dien mogelijk menige njeuwmodifche Dame , (want het is eene foort van mode , fchoone kinderen te hebben ,) tegen haare ellendige fchepzeltjes., de fchandvlekken,  EEN' LICHTMIS. 5? hunner ouders , zou willen verruilen , zag naauwlijks dit voornaam gezelfchap .binnen treeden , of hij verborg zig achter den oven , vanwaar hem niemand vandaan gekrcegen zou hebben , zo niet op 't zelfde oogenblik zijn' moeder was binnengetreeden ; zij kwam van haaren dagclijkfchen veldarbeid terug , en bragt een grooten arm vol droog hout , dat zij in 't bosch opgezameld had , met zig mede : niet weinig verzet over dit onverwacht bezoek , hoorde zij zodra niet wat e,r de reden van was , of een dubbelde vreugd draalde haar ten ooge uit : de goede vrouw , zonder aan *t gevaar te denken , waarin haar kind , dat zij zo hartlijk beminde , geweest was , verheugde zig ten hoogden over de redding van den lieven jongen heer : de drie overige kleinen fchaarden zig om de moeder heen , haar vasthoudende en licfkoozende , en fchreeuwende van blijdfehap , van haar wedertezien : de moeder , e'éne dier goede , eenvoudige zielen , welken gcenen anderen wensch hebben , dan die om haar dagelijksch brood te verdienen , en geene andere vreugde kennen , dan haare kinderen te lieven , drukte de blijde wichtjes op haar hart , kuschte en liefkoosde Ze , zo dat ze bijna het geheele aanzienlijke gezelfchap vergat , 't welk haar bezocht : de vrouw Doétores was ten uiterden aangedaan , oycr dit tooneel van huislijke gelukzaligheid j P 5  5? HET LEVEN VAN zelfs de Doctor , in weerwil van zijnen dikken buik en koudvochtig geitel, waardoor zijne gevoeligheid bijna afgefleten was , ontwaarde eene zekere aandoening , daar hij de vermaaken der armen leerde kennen , die veelal aan de rijken en aanzienlijken vreemd en onbekend zijn : de vrouw Doótores zond daadlijk na huis , en liet voor willem linnengoed en klederen van karel haaien ; zjj huurde de moeder ook een wèltoebereid avondmaal , befchonk voor het overige de kinderen zeer rijklijk , en nam den hartlijken zegen van het gantfche gedacht met zig. Dit tooneel, in het huis der arme weduwe, hield onze familie den gantfchen avond bezig » zo dat men er bijna het geheele voorval door vergat ; de grootmoedigheid der ouders was opgewekt geworden ; zij gevoelden iets van hunne verpligting aan den redder van hunnen zoon ; de gantfche zaak verraschte hen , over 't algemeen , zo zeer ; was zo nieuw , dat zij beflooten , om zig dit arme huisgezin , en vooral willem , aantetrekken : bovenal konden zij niet begrijpen , hoe een huishouden , van zo weinige huivers als de weduwvrouw hechts verdiende , keven , en wel zo vrolijk , gezond en vergenoegd leeven kon ! zij leerden des thans voor de cerhemaal het mcnschdom kennen , van eene zijde die hen tot nog tQe vreemd en onbekend was geweest j  EEN' LICHTMIS, 59 en hoe veel zij ook immer van armoede en gebrek gehoord hadden , was hun gevoel , (uit gebrek van zeiven te aanfchouwen en er getuigen van te weezen ,) nog nooit tot dien trap in beweeging gebragt geworden , om medelijden met hunne lijdende en behoeftige broeders en zusters te hebben. En hier , waarde leezers ! vergunt mij hier eenige oogenblikken uwen aandacht , en bewijs mij de gunst van mij geen vruchtloos verzoek tc laaten doen verfchaft u zeiven en uwe kinderen toch dikwijls het genoegen , (ik fpreek tot u , beste , goede , gevoelige zielen ! onder dien grooten hoop , welken door den Hemel met rijkdommen gezegend zijn !) om kleine weldaadige wandelingen door de hutten der armen te doen , en aldaar uwe medenatuurgenooten te aanfchouwen ! zij alleen verdienen uw medelijden en weldaaden niet , die dagelijks voor uwe deuren komen bedelen ; o neen ! er zijn andere waare armen , die , offchoon nog niet zo verre gekomen om openlijk te moeten bedelen , echter door al hunnen arbeid en ijveren , naauwlijks in haat zijn zig voor hongersnood te hoeden ! befchaamde , eerlijke armen , die liever in 't heimelijk aan alles gebrek willen lijden , dan zig tot een' ftraatbedelaar vernederen ! er zijn eene menigte kleine , onfchuldige fchepzeltjes, die , uit gebrek aan verzorging en opvoeding ,  6q HET LEVEN VAN verloren gaan of booswichten worden — o bedenk fomtijds toch eens , dat de gefpaarde kosten van dén eenige uwer gastmaalen of andere uitfpanningen , eene gantfche familie uit de drukkendfte ellende en van den nijpendhen hongersnood bevrijden , of het leven van een teder , behoeftig , zieklijk wichtje veraangenaamen of behouden kan — o , zoudt gij zo edel, zo godlijk niet willen zijn , om dat hemelsch genoegen van den armen wèl te doen te fmaaken !, zoudt gij niet het een of ander van nwe opgehoopte tafels willen misfen ; iets van Uwe talloozc uitfpanningen willen opofferen , om den redder van uwen noodlijdenden medebroeder te worden ! — gij fpreekt zo dikwijls van edele denkwijzen , grootheid van ziel ! gij zijt zo getroffen bij het leezen van aandoenlijke gefchiedenisfen J o , volgt die bewonderde Grootcn en weldaad igen na ! 't is zo heerlijk , zo godlijk , zig der ellenden van anderen te erbermen — vooral gewent er uwe kinderen aan ; toont hea de tooneelen des jammers en gebreks ; maakt hun bekend met de menigvuldige lijdens van dit leven; voorzeker dit is de beste fchool , waaruit zij voor al hun leven nut kunnen trekken : óf begeert gij dat uwe kinderen zeiven de geneuchtcn van het weldoen fmaaken ? laat hen eenjg geld befpaaren ; zoekt een arm , verlaatcn. weesje op , dat gij de ellenden en 't gebrek ontrukt,  EÈN' L I C H T M I S, 61 óm het te doen opvoeden ert tot een waardig lid der maatfchappij te vormen : geeft uwe kinderen het vermaak , om zeiven de verkiezing, te doen en beftelling te maaken , onder uw opzicht en raadgeeving , en gij zult zien hoe vlijtig en ijverig zij zclven voor den zuigeling zorgen , ert deel aan zijn welzijn en vorderingen ncemen zullen ! misleiden zou menige rijken , door dit middel , zijn' zoon een' vriend voor zijn leven kunnen bezorgen , die , (want Wie is van de behendigheid des rijk" doms verzekerd?) mogelijk nog éénmaal denzelfden dienst aan zijne kindskinderen zou kunnen bewijzen. Mogelijk fmijt menig een hier dit boek uit de hand , als dergelijk een lesje hier niet ver* wachtende of begeerende — en die juist het leven van een' lichtmis verkiest te leezen , om foortgelijke aanmaaningen in de kerk niet te hooren — dan hij fmijte den besten raad vrijlijk daarheen — genoeg voor ons ; zo edele zielen , zo een enkel gellacht er na luisteren en naar handelen wil.  6t MET LÉVEN VAN ZESDE HOOFDSTUK* noodige voorbereiözelen tot werkdaa» dige wereldkennis, en eene schoone zedenpreek* illem was nu de beftendige medgezel van karel , en vermits de ouders bevonden , dat Willem indedaad , gelijk men zegt , een doodgoede jongen was , en haar' zoon de hartïïjkfle genegenheid toedroeg , Veroorloofden zij hem , bij eenige lesfen van karel tegenwoordig te zijn. De Magister , die hem tevens lief kreeg , bemerkte al heel fpoedig dat willem leerzaam Was , eil een zeer goeden aanleg tot de ftudie bezat ; dat hij tevens door zijn vlijt karel aanfpoorde , zo dat ook deeze fterke vorderingen maakte ; hij bewoog eindlijk daarom de ouders , dat zij willem geheel in huis namen , hem welvoegelijk kleeden en deel in alle onderwijzingen neemen lieten : willem erken-  ËËN' LICHTMIS. ('3 ie dit alles met de hartlïjkfte dankbaarheid, en beloonde zijne Weldoeners door eenen uit* fieekeridert vlijt en kinderlijken eerbied te betoonen. Aldus verliepen de fchool- en kinder-jaaren , even gelijk eene aangenaame droom : 't is waar , karel beging zo nu en dan wel eenige boevenftukken en fchelmerijtjes , en verkocht , om aan geld te komen , wel eens het geen hem 't eerst in handen kwam , zo dat hij dikwijls een foliant vart luther of calvijn voor vijf a zes huivers 4 ert het Griekfche Testament Voof zeven a agt huivers zig afhandig maakte ; doch wij Voor ons kunnen hem zulks niet kwalijk neemen , want hoe menigmaalen gelden , (op de openlijke boekverkoopingen ,) deeze heilige werken nog veel minder , niettegenftaande er veele met geldgezegende eerwaardigen tegenwoordig zijn, die vooral behoorden te zorgen , dat deeze werken op hunnen prijs bleeven. 'T is waar , men zou hier kunnen aanvoeren , dat langs deezen weg , een min gezegend christen , die dierbaare kleinoodiën voor een klein prijsje kan magtig worden , en des voor een huiverde of zes , zeven , zijne ziel in de zuiverheid des geloofs kan onderwijzen , ftichten en opbouwen , en aldus wederom voor anderen van nut kan weezen , die geen enkele h^uiver te mlsfen hebben — dan ,  U HET LEVEN VAN helaas ! deeze nuttigheid vervalt geheel en al j wanneer men , de ondervinding raadpleegende , befpeurt , dat , (de een of andere catechifeermeester uitgezonderd,) de tabaks-, commenij- of andere winkelier , deeze dikke deelen doorgaands wegfnapt , en voor de zwaarhe , niet voor de rechtzinnigfte of veritandighe , de meeste huivers beheedt : oi(j. dit ons gezegde gehaafd te zien , vestige men hechts het oog op de zakjes en peperhuisjes , waarvan ten minhen drie vierden , van godgeleerde fchriften gefabriceerd zijn» Onze jongelingen waren bereids veertien jaaren oud , toen de Magister , liet zwerven en hoofdbreeken moede , door voorfpraak des Doctors , (meest echter uit eigene beweeging,) befloot , om met eene bijna tandiooze , in haare jeugd zeer gerievelijke , doch nü afgeiletene huishoudher , op een zeker ridderlijk goed , zig in den huwelijken haat te bcgeeven , en de godlijke roeping te volgen ,, die hem een predikplaats , met een tamelijk inkomen , bezorgde ; hebbende hij bij zig zeiven het onwankelbaar befluit genomen , om , onder 's Heeren invloed , wel zijne kudde te weiden , gelijk eenen goeden herder betaamt , maar tevens ook , om op deeze vette weide , in vergoeding van de magere tijden , die hij op distel- en zand * gronden had doorgeworheld , zig eens rechtfchapen wèltedoen , en  E E N' L I C H T M I S. 65 en voor den ouden dag te zorgen —— welk. vroom en godzalig voorneemen hij dan ook tamelijk wèl ter uitvoer bragt; want offchoon hij zijne gemeente geene gefchenken deed; hen den weg ten Hemel op verre na zo gemaklijk niet maakte , als eenige onzer tegenwoordige ( Duitfche ) predikers , maar hen veelal met wijven en kinderen na de hel blikfemde , en tot de eeuwige verdoemenis verwees , vergat hij echter niet , om tegen zodanige hoogtijden , wanneer er , volgends landsgebruik , eenige gefchenken hem toegevoegd honden te worden , zijn hof aan dezulken onder zijne toehoorers te maaken , die in haat waren om hunne milde handen wijd open te doen ; alsdan fprak hij meestal de dierbaarhe zegeningen uit over allen , die wèl bij Sion deeden ; dat waren , volgends zijne verklaaring , dezulken, die den dorfchenden os niet muilbandden , maar hunne leeraars rijke oiferhanden bragten , als een bewijs van verkleefdheid aan den Heer, wiens dienaars zij met olie en wijn en de eerhelingcn der kudde befchonken — de hoenders , ganzen en andere vette dingen , vloeiden hem dan ook zo overvloedig toe , dat hij , zonder Pharifeeuw te weezen , zeer wel zeggen kon , dat hij zijn amt met zegen bekleedde. karel was zodra niet van het lastige leezen ontheven , of hij nam het vast belluit om den I. deel. E  6b* HET LEVEN VAN fchoolteugel aftewerpen , en voortaan zig door geen' fchoolmonarch meer te laaten beheerfchen ; want alhoewel de Magister hem weioig of niets zeggen dorst , was hij echter een leerling , en des aan eene zekere orde en fchooldwang onderhevig , dat hem ten hoogften lastig viel ; hij wist ook zijn' vader, wiens zwak hij kende , zijn geval van de zijde der zuinigheid te doen befchouwen ; het was , zeide hij , op zijn best genomen , overtollige moeite en geld in 't water gefmeeten , om een kostbaaren gouverneur voor hein te onderhouden , die hem tog niets meer leeren kon , dan het geen hij reeds wist ; hem ontbrak nu verder niets , dan zijne liudiën op de Univerfiteit te voltoojen ; daarenboven was willem tog bij hem , van wiens bekwaamheid en vlijt zij overtuigd waren , enz. De vader , federt eenigen tijd gieriger , knorriger , vetter en onbehulpzaamer geworden zijnde , liet , door deeze reden , zig fpoedig ovérhaalen , (de befpaaring van eenige honderden daalders was altoos bij hem de krachtighe overtuiging,) en gaf zijne toehemming : de moeder echter , die , om het lieffte ding van de wereld , nog zo fchielijk van haar zoontje niet fcheiden wilde , wist de zaak zulk een' draai te geeven , dat her vertrek na de Univerfiteit nog een paar jaaren werd uitgeheld : onze jongelingen zouden ib<  EEN' LICHTMIS. 6? tusfehen zig voorbereiden , in gevolge den raad van den Heer Peter , om die hooge ftudiën met des te meer vruchts aantevangen. Voor willem was dit uithel van eene oogenfchijnelijke nuttigheid ; hij legde , wat de taalkunde betrof , een zo goeden grond , dat hij , bij vervolg van tijd , er de rijke vruchten van inzamelde : karel daarentegen ging , ten zelfden tijde , zichtbaar achteruit, en had weldra de bekrompene kundigheden , die dooiden Magister hem ingehampt waren , bijna geheel uitgezweet : honderde jeugdige zwakheden en mishappen , waaraan hij zig , in deeze tusfehenruimte fchuldig maakte , gaan wij voorbij , om dat zij geene hoofdgebreken zijn , en om dat willem , wanneer de jongeling zig eens wat al te veel vergreep , hem altoos weder op den rechten weg bragt : dus kwam hij , om zo te fpreeken , er nog al heelhuids af, en was , ten tijde van zijn vertrek , voor 't minst nog een onfchuldig jongeling , offchoon het hem geenszins aan den wil ontbrak , om zig aan allen bedwang te onttrekken : met een reikhalzen , dat weinig goeds beloofde , fnakte hij , als 't ware , na dat gelukkige tijdhip ; hij telde de weeken , de dagen , de uuren , en naauwlijks was de dag van zijn vertrek bepaald , of er gleed hem een drukkend pak van 't hart. De moeder had, om den dag der fcheiding, E a  68 HET LEVEN VAN (die zekerlijk voor onzen jongeling van de grootfte gevolgen was ,) fïatig te vieren , den voorigen dag de gantfche familie op een groot avondmaal verzocht, en er werden , ter eere van het toekomttig waardig kerklicht, niet weinige glaasjes geledigd ; want dat de jonge wild in de voetftappen van zijn zaligen Heer grootvader treeden zou , was onder de familie, vooral bij het vrouwlijk gedeelte daarvan , eene uitgemaakte zaak : eenige doorzichtige tantes , vonden alreeds eene groote gelijkheid met den Heere Superintendent , en vermeenden , dat het geestrijk gewaad den jongen Heer zeer bevallig Maan moest ; cenigen gingen zelfs zo verre , om met mama kleine huwelijksontwerpen te maaken , en de bevalligheden haarer dochtertjes ten tooneele te voeren , welken , wel verre van door de bezorgde moeder afgekeurd te worden , veel eerder aan de goede befchikking des Hemels overgelaaten werden. Intusfchen deeden deeze onderhandelingen , ( die wel met voordacht in 't geheim gehouden werden , doch die men luid genoeg overwoog, om door het overige gezelfchap gehoord te worden ,) de zedige en ligtlijk befchaamdwordende jongvrouwen niet weinig bloozen : of dit roodworden , bij deeze arme fchepzeltjes , flechts een louter meisjesblosje was , dewijl er van den gewenschten echtenftaat gefproken  EEN' LICHTMIS. 69 werd , dan wel , of de lieve kinderen van blijdfchap of fpijt het bloed in 't aangezicht fteeg, kunnen wij , behoudens de waarheid , niet met zekerheid bepaalen : zo veel intusfchen is zeker , dat karel , in alle opzichten , een beminnelijke jongen was , en dat ik het een aankomend meisje niet ten kwaade duiden kan , maar veeleer het zeer natuurlijk vind , wanneer zij een beminnelijken jongen , indedaad als beminnelijk befchouwt , en" wanneer tevens die gedachten in haar hart opkomt: hij kon mijn' man nog eens worden. Ten opzichte van het bloozen der meisjes : ik denk er aldus over : Zo min als ik het voor een bewijs van onfchuld en fchaamte kan houden , wanneer een meisje , als er van liefde of huwelijk gefpro- 'Ss^ ken wordt, een kleurtje krijgt ; even zo min zou ik haar fchuldig verklaaren , in gevalle men haar iets aantijgde , waarover zij , indien zij niet alle gevoel van eer en fchande verlooren had , noodwendig bloozen moest : intusfchen zou het mij tamelijk ergeren , als ik bij een jong meisje , zodra er van de verliefde wellustige aangelegenheden van 't hart gefproken wordt , geen blosje op haare kaakjes befpeurde ; dewijl ik zulks voor een teken zou moeten houden , dat het lieve wicht , met foortgelijke hiftorietjes al vrij gemeenzaam moest weezen , en dat zij door de ervaaring E 3  7o HET LEVEN VAN zelve gewend was geworden , om er zonder aandoening over te hooren fpreeken : er is evenwel geen regel zonder uitzondering ! men vindt goede , eenvoudige llokkers van meisjeszielen , die voor zig zeiven zo zeker van de zuiverheid haarer harten en de eerbaarheid haarer lichaamen zijn , dat zij zig niets minder laaten invallen , dan dat zij de bedoelde onderwerpen van foortgelijke zamenfpraaken zijn. Ik weet wel , dat het bij fommigen tot den goeden fmaak behoort, om dubbelzinnigheden en flordige aartigheden zonder bloozen te kunnen aanhooren , en dat men het voor een bewijs van boersheid en weinig verkeering houden zou , om alle befchuldigingen , van wat aart ook , niet met een onverwrikt voorhoofd en ongekleurde wangen te kunnen tegenfpreeken — maar ik weet ook , dat er nog lieve , goedaartige meisjes gevonden worden , die zig niet fchaamen te bekennen , dat zij in geenen deele tot de Dames van dien goeden fmaak behooren ! hoewel zij waarlijk eene uitzondering zijn op een zeer algemeenen regel : ik ha toe , dat er onder dien grooten hoop echter, nog wel gevonden worden , die , eerbaarheidshalve , een klein kleurtje krijgen , bij fommige gelegenheden , doch waarvan veelal het blosje onzichtbaar blijft , uit hoofde van het valfche rood , dat hunne wangen bedekt,  EEN' LICHTMIS. 71 en welk blanketzel voor de Natuur niet zwichten wil. Blanketzel ! - hier zou ik breed kunnen ^ uitwijden , indien ik den toorn der gefchilderde Dametjes niet vreesde : ik zou hier al vrij wat over kunnen zedenprediken : bij voorbeeld : ik zou kunnen zeggen , dat hechts een meisje , 't welk , de Hemel weet hoe , de verw haarer onfchuld verlooren heeft ; dat met haare bekoorelijkheden op veroveringen uitgaat ; dat de eerbaarheid als een plaag befchouwt , of welks fchoonheid aan 't wijken is , en dat echter haare waar nog aan den man wil helpen - dat hechts eene vrouw , die de lonkende wereld gaarne nog een douzijn jaaren bedriegen wil; of die , behalven aan haaren echtgenoot, aan alle jonge Heeren behaagea wil , haar toevlucht tot het blanketzel neemt - ik zou kunnen zeggen , dat mij een geblanket meisje of vrouw voorkomt , even als een voor de tweedemaal opgefchilderd uithangbord voor een' kroeg , waarop te leezen haat: Hier tapt men nieuwe wijn en versch bier; wie lust heeft treed' binnen !" ik zou kunnen zeggen , dat die lieve opgeverwde meisjes zig zeer vergisfen , wanneer zij gelooven kunnen , dat wij mannen ons zo grovelijk laaten bedriegen , dat wij haare fchehnerijtjes niet bemerken , en voor een gefchenk van den Hemel aanzien zouden a 't ,geen niet anE 4  7* HET LEVEN VAN ders dan het werk haarer eigene 'handen is — ik zou kunnen zeggen , hoe affchuwelijk en lelijk- vooral de geblankette moeder , wien de kvvijning uit de holle oogen of van de flappe wangen te kezen is , aan haare befchouwers voorkomt - ik zou kunnen zeggen ... maar hoe veel was er niet te zeggen , wanneer alles gezegd moest worden , of wanneer er al reeds niet te veel gezegd ware ! De moeders hielden zig dus bezig met huwelijksontwerpen te maaken , en de mangraage dochtertjes hadden , wanneer de zaak ernst ware geweest , van gantfchen harte ja gezegd ; zij begonnen zelfs alreeds onrustig te worden , en elkander met naijver te befchouwen , waaronder zekerlijk een weinigje minnenijd liep ; bij fommigcn was de onrust van haar jaagcnd hartje al vrij zichtbaar , toen zij ontwaarden , dat karel , met een meisje , 't welk naast hem zat , en er zeer wèl uitzag , een weinig gemeenzaam werd. Dat het fchoone geflacht , (de lelijken er onder bcgreepen ,) over 't algemeen , zodra Irct op hartveroveringen aankomt , zijne zwakheid zeer duidelijk openbaart ; dat ook de zachtaartigfte bevalligheid , zeer veel naar een' furie begint te zweemen , wanneer zij bemerkt , dat het vischje , waarna zij gehengeld heeft , door eene andere gevangen wordt, is eene overbekende waarheid , waar-  EEN' L I C H TMIS. 73 van men zig dagelijks overtuigen kan en , zo er al hier en daar een fllöi , veinzend meisje gevonden wordt , dat een knorrend hart , onder een ■lachend gelaat verbergen kan , dan kijkt de aap voorzeker bij haar uit den mouw , wanneer een derde de bekoorlijkheden van lijf en ziel der gelukkige fchoonhcid , met wat al te levendige verwen fchildert; en , laat het verraschte meisje haar hartzeer dan al niet door woorden blijken , haar misnoegen is echter ten duidelijklten in haare oogen , of op haar voorhoofd , te kezen. En dus ging het ook hier ; bijna floegen de meisjes tot een feilen haat over tegen de begunhigde Schoone van onzen karel ; en had onze jongeling , in dit oogenblik , de bceldtenis van zijne Schoone door deeze meisjes laaten ontwerpen , hij had gewis een fchilderij te zien gekreegen , dat door duizend vlekken , derwijze ontfierd was , dat hij er de walg van geftoken zou hebben. Intusfchen werkte de ergernisbaarende verkeering van karel met dit lieve fchepzeltje , zo veel uit , dat de beledigde Amazoonen van plan veranderden , en willem , die tot hiertoe geheel over 't hoofd gezien was geworden , de begunhigde vrijer der boosgemaakte fchoonheden werd ; niettegenhaande dit indedaad een vertwijfelde coup , of liever E 5  U HET LEVEN VAN een doortrapte krijgslist was , (even omtrent als een Veldheer handelt , die een ongemeenden aanval op de linkervleugel doet , vermits hij hem op de rechter mislukt is , waarop hij intusfchen toelegt,) was dit geval echter voor willem van een zeer goede uitwerking; want de meisjes , na dat zij hem , in der haast, de monftering hadden doen pasfeeren , bevonden hem een aartigen , befcheiden , en verdienhelijken jongeling te zijn , die ten minhen overwaardig was om haar ten poot te verhrekken , waarmede zij de kahanjes uit het vuur haalden — niemand ergere zig hier , dat willem , 't welk een gezonde , bevallige en welgemaakte jongen was , waardig dat een meisje hem het net over 't hoofd wierp , hier voor meugebed verhrekte ; want hem ontbraken twee hoofdtalenten , zonder welken een jongeling ten uiterhen zeldzaam zijn geluk bij de Dames maakt. En welke talenten waren dat , mijne fchoone leezeresfen ? — was het verhand ? — o neen ! wie zoekt het verhand bij een' jongeling , die pas zijn voeten in de groote wereld zet ? is ook het verhand wel een gaaf , die de mannen bij het fchoone gedacht aanbeveelt? op verre na niet, mijn goede leezer ! ik moet zelf veeleer het tegendeel beweeren , daar de dagelijkfche ondervinding leert , dat van tien mannen , die hun geluk in dit geval  EEN' LICHTMIS. 75 maaken , er ten minden negen domkoppen zijn. Waren het dan verdienden , of was het geleerdheid ? — dat ware te veel gevergd van een' jongeling van agttien jaaren ; daar het wereldkundig is , dat eene menigte bejaarde lieden , die hoogachtbaare , hooggeleerde , of weleerwaarde posten bekleeden , van deeze zaaken bedroefd weinig voorzien zijn : de geleerdheid is over 't algemeen ook eene zaak , waarom de meisjes zig weinig bekommeren: willem overtrof ook in dit ftuk karel zeer verre. Was het dan deugd ? — dat het minst van allen ! wie zou het waakende in 't hoofd kunnen krijgen' , om bij jongelingen of mannen ernhig na deugd te vraagen ? — ha ! dat is een verlegen waar , die reeds bij het vrouwlijk gedacht zeldzaam begint te worden , en waarvan eerlang denkelijk niet anders dan de naam 'zal overgebleeven zijn ; daar men er reeds veelen vindt, die zig deezer voorvaderlijke verdienden , even als een ouderwetfche mode , beginnen te fchaamen of vindt men hier of daar eene vereerder derzelve , dan durft zij er niet breed mede voor den dag komen , wil zij niet uitgelachen worden — de deugd is erger dan een mestvaalt ; men trekt er nog veel hooger den neus voor op. Is het dan befcheidenheid ? — beflaat die  ?6 HET LEVEN VAN wezenlijk op aarde nog ? men heeft ons poogen te verzekeren , dat de kunftenaars en fchrijvers er alleen zig nog maar van bedienen, om dat het een zeer goede dekmantel is , Waaronder zij hun hoogmoedig hart verbergen kunnen. Geld ? — ja het geld kan hier en daar , bij baatzuchtige meisjes, eenig gewigt hebben ; evenwel leert de dagelijkfche ondervinding , dat het geld bij een' jongeling juist geen onontbeerlijke vereischte is , fchoon het bij 't- andere geflacht onder de eerhe hoedanigheden behoore. Schoonheid en welgemaaktheid ? — deezen doen bij de meisjes zekerlijk zeer veel af, en bragten menig een ten toppunt van geluk maar bchaat menigwerven niet de gantfche verdienden van den fchoonen en wèlgevormden man , in zijn uitwendig maakzel, terwijl zijn hoofd ledig en zijn hart een chaos is ; alleen kan men er van zeggen , dat het eene glinderende verdienfte is , en men weet, dat dergelijken altoos hunne bezitters flerker hebben voordgehoipen dan wezenlijke verdienden : intusfchcn ontbrak het willem ook hier aan niet; hij was , zo als wij reeds gezegd hebben , een aartig , beminnelijk jongeling., Maar om de nieuwsgierigheid onzer leezers , (want onze leezeresfen zijn niet nieuwsgierig,) niet langer te tergen — ter zaake,  EEN- LICHTMIS. 77 karel was van geboorte ; zijn vader bekleedde een openlijk character , en , bij de wederkomst van karel , verwachtte men insgelijks hem met rang en tijtel befchonken te zien — en zie daar de magneet , die in ftaat is , de verst afgelegene harten na zig te kunnen trekken - is het zo niet , lieve meisjes ? de hand op het hart ! heeft de fchrijver het niet geraaden ? wanneer er van de elf gezonde en wèlgemaakte vrijers , tien -zonder tijtels zijn , verkrijgt de elfde dan niet meestal de voorkeur ? — en hoe menige wanhaltige en ezeloorige minnaar , gaat met het liefhe meisje hrijken , om dat zijn amt of tijtel zijn bochel en ooren bedekt ! — o , het klinkt veel aangenaamer , Mevrouw dan Juffrouw genoemd te worden j en immers zijn er altoos wèlgemaakte , frisfche jongens genoeg te krijgen , die, enz. 'T is waar , willem was ook wel op 't pad om gelukkig te worden ; maar , goede Hemel ! hij was de zoon van eenen armen daglooner! ——- dit denkbeeld rees altoos in het hoogmoedig hartje der meisjes op , en zo dit al geen' aanhoot gegeeven had , dan weeten zij wel, die geene vohlagene vreemdelingen in de zaaken der wereld zijn , dat een jongeling 9 die enkel door zijne verdienden tracht voordtekomen , zig een geheel andere baan bereiden moet, daii die zijne ouders hebben afgetekend.  f8 HET LEVEN VAN Het tweede hoofdtalent , waardoor karel zig bij de fchoonheden aanbeval , was ; hij had , behalven zijn wèlgevormde en bekoorelijke gehalte , iets in zijn oog , in zijn voorkomen , in alle zijne houdingen , dat wij , om het een zachten naam te geeven , houtigheid , verzekerdheid zullen noemen , en het liet hem zig zeer duidelijk aanzien , dat hij deezen trek éénmaal tot onbefchaamdheid , tot ligtmisferij ftond te drijven ; zijn oog verraadde een zeker wild vuur , en rolde onophoudelijk over alle de voorwerpen rondsom zig heen , tot het de behaagelijkhe gevonden had; waarop het met een houtheid rusten bleef, die veele fchoonheden verontrustte , maar geen derzelven beledigde. Dergelijk eene manoeuvre moet , (dit zij in 't vertrouwen gezegd ,) eene goede uitwerking doen , vooral wanneer hij die ze doet , niet ongevallig is : hij fprak doorgaands met een zeker enthuhasmus , en met eene welfpreekendheid , waaraan men zelden wederhand kon bieden , om dat de fpreeker ze met de nadrukkelijkhe oogen en gesten te onderheunen wist : fprak hij fomtijds eens , alvoorens zig bedacht te hebben , dat wel eens het geval was ; of kwam hij te diep in den text, dan noemde men hem een kleine , onbefchaamde , of een erge zwetzer , en men hrafte hem met een" waajer- of kinnebak-flagje , dat  EEN' LICHTMIS. 79 gemeenlijk zo veel te zeggen is , als : „Gij „hebt het allerliefst gemaakt" — willem , die hier niets anders dan eene bevallige en een eenigzins achterhoudende houding bezat, verloor des veel , bij karel te vergelijken , die bij de meeste meisjes den voorrang behield. Over 't algemeen bevestigt de dagelijkfche ondervinding de aanmerking, dat een aanzienlijk gedeelte der Schoonen , eene bijzondere genegenheid voor deeze clasfe van mannen doet blijken , al is het , dat zij weeten , dat zij lichtmisfen , en hunne deugden verre te zoeken zijn ; ten minllen zo veel is zeker , dat dergelijken veel gemaklijker vergiffenis bekomen , al is het dan ook , dat de dikwijls beloofde beterfchap , op een nieuw vergrijp uitloopt , en dat de lieve meisjes zig in de noodzaakelijkheid bevinden , om aflaat op toekomende zonden te verleenen. Na dat dan de jonge lieden zig gekitteld, de moeders ontwerpen gemaakt , en de mannen dapper de glazen geledigd , en de zonden hunner jeugd , zeer natuurlijk en openhartig verteld hadden , rees het gantfche aanzienlijk gezelfchap overeinde , en de Heer Reélor deed , als naastbeftaanden en Peter , onzen held de volgende aanfpraak , welker woorden hij hem verzocht in zijn hart te willen wegleggen. j3 Heden , waardig Peetekind ! gaat gij  8o H E T LEVE N VAN ,, heen , om, ja I wel eene fchoone en nut. „ tige , maar tevens ook eene moejelijke en „ gevaarlijke loopbaan te betreeden : de jaaren , die een geleerde op de Univerfiteit „, verilijt , zijn , buiten allen twijfel , de „ gelukkigften van zijn gantfchen leeftijd : van „ den fchooldwang ontflagen , treed de jongeling een nieuwe wereld in , en ademt alomme de vrijheid , dat hoogde en grootfte 5, goed van den Hemel : alle de geneuchten ,, en vermaaklijkheden der wereld , bieden ,, zig tevens den jongeling ten genotte aan — ,, welk een geluk! — maar te gelijk.ook — , welk een gevaar wanneer zij te gretig j door hem worden ingezwolgen ! —— hij 9 maakt fpoedige en veele kennisfen , en is „ eerlang door eene menigte vrienden omringd, die zig wel vast aan hem hechten , hem «, leiden en zijne beftemming geeven , en van „ welken hij gantsch niet gcmaklijk zig ont„ doen kan —— wee hem , zo hij niet „ voorzichtig met dezelven te werk gaat , en „ onder deezen dezulken niet verkiest , die met de bereiking van het oogmerk , -waar5, om zij fludeeren , ook het genot van on„ fchuldige genoegens te paaren weeten ! zo 3, hij zijne driften niet in derzelver oorfprong „ aantetasten , en manlijken wederfcand te „ bieden weet - want éénmaal gevallen zijnj, de i ftaat hij zelden weder op : heeft 55 hij  EEN' LICHTMIS. 5i •„ hij zig Hechts ééns aan het fpel verflaafd, j, hechts ééns een aanzienlijk verlies geleden < 3j of, 't geen nog veel erger is , hechts ééni,, maal een grooten winst behaald , dan kan hij i>, er zig bezwaarelijk van onthouden, ert wordt ■„ veelal een fpeeler van beroep 9 om zo te „ fpreeken ; dan verkwist hij zijn' tijd , en ■„ offert. dikwijls zijn geld en geluk aan deeze raazende hartstocht op : heeft hij hechts j, éénmaal de verleidingen Van den Wéllust gehoor gegeeven ert gevolgd , dan gaart onfchuld ^ ij, zuiverheid des harten en de vrede des ga■9i moeds voor altoos verloöreu ; dan luihert •„ hij het meest na den fireenenzang van j, verdervende hoeren ; dan fmljt hij het 5f, dierbaarst g'efchënk vari den Hemel, de ge-,t, zofldheld , daarheenen j verzinkt van hap 6, tot hap in den afgrond der ellenden $ ert wordt dikwijls het flagtoffer zijner verSj woehénde drift, die hem de verfchrikkelijkhe gevolgen berokkent ; hem voor de gantfche wereld brandmerkt en ten fchrikbeëld helt: ■fi hoe menig bloejend jongeling 9 op wiens „ wangen de kleur der onfchuld gloeide ; uit ti wiens heider 4 doordringend oogopflag, de „ geest van onderneeming en de goedheid van hart doordraaide , zag ik binnen koften >9 tijd j met diepgezonkene , Hdllé oogen , bleeke en uitgeteerde kaaken , daarheen hui„ pen , even als een gehraft misdaadiger % J. deel. F  Sa HET LEVEN VAN ,, dien men , anderen ten voorbedde , langs de „ ftraaten omvoert ; zijne vrienden , zijne „ bekenden verlaaten hein : onbekwaam tot „ eenige nutte bezigheden , met een ziek lich„ aam , met de knaagende vertwijfeling in „ zijnen boezem , wordt hij uit den kring der „ beste gezelfchappen verbannen , haat hij al„ leen in de geheele fchepping , en valt, even „ als eene onrijpe vrucht , wier binnenhe „ door een worm is wegge vreeten." ,, Hoe gelukkig , hoe voortreffelijk en voor„ deelig daarentegen zijn de vruchten van ee„ nen vlijtigcn en dcugdzaamen wandel, voor „ den jongeling , die , met uitgebreide kun„ digheden en een onbedorven hart , in den fchoot zijner familie terug keert ! alle de „ fchatten der geleerdheid , der wereld- en „ menfchen-kennis , der zeden , en der on~ „, fchuldige , waar» en verfeheidene geneuch99 ten van dit leven , liggen onder zijn be„ reik , even als een opengefiagen boek ; hij „ ftudcert in hetzelve , en vindt op elke blad„ zijde voedzel voor het hoofd en het hart; „, hij ondervindt , dat de gew^one jaaren van „ hudie , op verre na niet toereikende zijn , „ om genoegzaame kundigheden voor zijn n welvaart en vergenoegen optedoen : m plaats van , in de uuren van uitfpanning , „ de drink- en fpeel-partijen bijtewoonen , 59 doet hij navorfchingen in de fchoonheden en  E Ë N' LICHTMIS) 83 wonderen der Natuur , en vindt zulk een 5i, aangenaam en ruim veld voor zig geopend s M dat de dagen hem als uuren , en de uuren ,, hem als oogenblikken voorkomen ; om zij* „ nen geest te verkwikken en optehelderen , 1,5 oefent hij zig in de muziek , en (treek ef s, zijne gevoefige ziel mede • hij is ook niet iri b, gebreke , om , door befchouwing en nait volging der kunstgewrochten , zijn' fmaak j» in het groote , fchoone en verhevene te Volmaaken ; en op deeze wijze valt het hem m niet moejelijk , om , als een jongeling vaii bekwaamheid en onberispelijken wandel, irl „ de vuornaamlte huizen ingang te krijgen , waar hij de befchaafder wereld kennen , en j, den man van befchaafdheid met den geleerj, den , op een ongedwongen' trant zamen te s, voegen leert." „ Volg derhalven , mijn lieve heef! de „ laatfte voorbeelden na 4 en verfchaf Uwe ouders en vrienden het genoegen $ om U s 4, als een waardig voorbeeld van navolging 4 „ aan uwe medebroeders te kunnen voorftel,s len." „ Gij gaat na L . . . 4 , den zetel van* goeden fmaak en uitgezochte vermaaklijkhe- 5, den 5 maar zie toe , dat gij de laatftert met bepaaling en zo geniet s dat het be-« „ rouw u het genot niet verhittere : dikwijls 9i zult gij bevinden j dat er onder de fööz'etf F 3  84 HET LEVEN VAN „ zig adderen verfch uilen , die den onvoor-' „ zichtigen niet zelden doodlijke beeten toe„ brengen." „ En daar gij n op de Godgeleerdheid wik „ toeleggen , moet ik u een warm gevoel „ voor den rechtzinniger! Godsdienst, en een „ beftêndigen ijver voor de onvervalschte be„ waaring van denzelven , aanbeveelen ; hoed „ li voor nieuwigheden , en gewen u , om „ in tijds uw geheel vertrouwen aan eenen „ waardigen leermeester te fchenken , van 3, wien gij overtuigd zijt , dat het hem met „ de zuivere Christelijke religie en de onver„ valschte godsvrucht, waaren ernst zij , en ,, wees de getrouwe betrachter zijner leerin„ gen en voorfchriften ; dan , voorzeker, zuk „ gij al de hoop en verwachting vervullen , die uw geheel geflacht en de gantfche ftad , „ als van den nakomeling van uwen zaligen en ,, geëerbiedigden grootvader , wiens gedachte,, nis bij zijne gemeente altoos in zegening ,, zijn zal , in voorraad heeft opgevat : leeft „ dus gelukkig en reis voorfpoedig !" Deeze wèl gemeenden en door eenen zeventigjaarïgen grijsaart , met alle mogelijke vuurigheid voortgebragte aanfpraak , bragt alle de aanweezenden , uit de vrolijkfte bedwelming , in den ernftigken luim ; de vrouwen inzonderheid , aan wie de traanen weinig kosten , waren genoodzaakt, om , even als de actrices  EEN' LICHTMIS. 85 111 een TremTpel , den toevlucht tot haare neusdoeken te neemen ; ja , ccnigen haarer werden zo week van ziel , dat zij , (vooral de meisjes ,) den jongeling wel om den hals zouden gevlogen , en hem op haare kloppende boczemtjes gedrukt hebben om hem al¬ daar vrij wat meer dan haar enkel medelijden te doen gevoelen. Bij onzen karel daarentegen deed deeze aanlpraak op verre na die uitwerking niet, welke de goede oude man er zig van beloofd had ; welftaanshalven moest hij met een' fchijn van opmerkzaamheid en deelueeming, dezelve aanhooren ; doch dit goede zaad viel langs den weg en werd vertreeden ; ja , hij die de moeite' genomen had om hem naauwkeurig te befehouwen , zou weldra uit zijne oogen , die telkens na de ftaarende meisjes afdraaiden, befpeurd hebben , dat deeze goede en verftandige lesfen , omtrent even zeker in zijn wild hart bewaard zouden blijven , als water in een mandje. Het gezelfchap nam vervolgends van onzen geleerden affcheid , en na eene menigte zegenwenfehen , vermaaningen der oude tantes , en tedere kuschjes en handdrukken der jeugdige nichtjes , verliet men hem.. Naauwlijks was karel op zijn kamer , of zijn moeder , (die inzonderheid door den F 3  86* HET LEVEN VAN grijzen orateur getroffen was geworden , ea die in de verbeelding alreeds haaren zoon met mantel en bef op den kanzei befchouwde , en zijne donders der wet de zondige gemeente hoorde toekaatfen ,) trad met weenende oogen binnen. Na zig tederlijk bekommerd over zijn vertrek betoond te hebben , verzocht zij hem bijzonderlijk , om zijne gezondheid in acht te neemen , en vooral zig ze! ven voor fchielijke en te geweldige verhetting of verkoeling te wachten ; als ook , om , zodra hem eenige ongeheldheid aankwam , haar zulks daadlijkte doen weeten , cp dat zij ten eerhen overkomen en zelve hem oppasfen konde. De goede moeder voorzag , uit voorzorg tegen onverwachte ziekten , haar zoon ook vaneen huis- of liever reis-apotheek , welker ingrediënten zij hem allen zeer duidelijk aanwees , en met alle de redenen en zwetfcrijen van een kwakzalveres aanprees : zij verzocht inzonderheid , dat karel van alle deeze beproefde en keurige huismiddelen , toch niet verzuimen zou gebruik te maaken , zelfs wanneer hij maar twijfelde ziek te zijn ; karel , Om zijne bezorgde moeder niet- te verontrusten , nam deeze geheele geneeskundige kramcrij met dankzegging aan , en beloofde hiptlijk haaren do&oraalen raad te zullen opvolgen 5;  EEN' LICHTMIS. 87 heimelijk echter koeherde hij het onverwrikbaar voorneemen , om bij de eerhe gelegenheid al dit gefnor in 't water te bruien. Nog was de ongeruste vrouw niet ten einde: zij bad hem zeer ernhig , om zig toch niet al te herk met hudeeren te vermoejen , en door te veel nachtbraaken zig de teering op 't lijf te haaien , of zig blind te fchrijven : dit beloofde karel met eene ongeveinsde welmeenendheid; zijnde het ook zijn vast befluit , om , in dit geval , zijn gewisfe met geene moederlijke verwijten te bezwaarcn waaruit men ter. loops kan opmaaken , dat veele zoontjes nog zo gantsch geweetenloos niet zijn,als fommige fijne muggenzifters durven voorgeevcn. Na veele moederlijke , wèl gemeende vermaaningen , haalde zij eindelijk een hartherkend , univerfeel geneesmiddel , dat altoos g zelfs in de gewigtighe en gevaarlijkhe toevallen , van eene zekere uitwerking was , voorden dag , en dat was eene welgefpekte geldbeurs , waarmede zij dan ook hier haar troostrijk oogmerk niet miste , want karel befchouwde dezelve als de beste medicijn , leidsman , redder , enz. , terwijl het gelaat van den jongeling oogenbliklijk ophelderde , en hij zijne moeder met' eene recht hartlijke en • vuurige omhelzing er voor dankzegde , beloovende , haare leeringen en vermaaningen getrouwlijk te zullen nakomen ——. de moeF 4  «8 HET LEVEN VAN der daarentegen verzekerde , hem , van een ge^ ftadigen vloed te zullen onderhouden , zodra zijn geld aan 't cbhen geraakte : zij vreesde dat papa , als een zuinige' huishouder , de uitgaven misfehien wat al te deun berekenen mogt , terwijl zij zeer wel wist , dat een jong mensch , eershalven , fomtijds genood-; zaakt was , op geene kleinigheid te zien , enz. Door deeze goudene beloften , was karel zig zeiven niet van blijdfehap , als waarvan hij voorzag de klinkende vervulling zeer dikwijls te zullen behoeven , en hiermede fcheiddc moeder en zoon op de tederfte wijze van elkander. Eer de vrouw Doctores flaapen ging , gaf zij aan willem nog een bezoek , bond hem haaren eenigen , tedergeliefden zoon op het hart , en verzocht hem , met traanen in de oogen , zo veel in hem ware , te willen acht-, geeven , dat hem geen onheil overkwame : zij helde op hem , als op een verhandig jongeling , die haaren zoon beminde , en met gevaar van zijn eigen leven , dat van haar kind van de dood gered had , een genoegzaam vertrouwen , dat hij voor hem ten broeder verftrekken , voor zijne gezondheid zorg draagen, en met raad en daad hem bijhaan zou ; in 't bijzonder verzocht zij hem , dat hij haar, in 't geheim , ynn alles wat karel betrof,  EEN' LICHTMIS, So wilde onderrichten ; zij drukte hem tevens vier goudene rijders in de hand, met belofte, van er hem alle maanden nog twee te zullen zenden , waarvan'hij , als bij haaren zoon inwoonende , zeer gemaklijk kon rondfchieten , echter moest haar' man hiervan niets weeten , dewijl deeze bezig was met op een andere wijze voor zijn onderhoud te zorgen : willem kuschte met dankbaarheid de hand van zijne weldoenftcr ; beloofde haar getrouwlijk vaa alles te zullen berichten , en ook als een waar vriend en broeder voor het welzijn van karel te waaken. De god van den flaap , die reeds lang'zijn fluimerkruid over het grootfte gedeelte van den aardbol geftrooid had , geleidde nu ook welhaast onze familie , in de naar den dood zweemende rust , dat is , in den zachtften flaap , waarom dikwijls de Koning den boer , en dc Staatsminister den bedelaar benijdt , die dooiden voor dieven duchtenden gierigaart gevreesd wordt , terwijl hij het kermende krankbcd ontvliedt: na dat deeze verkwikkende en rustherflellendp god , het alles door flreelende of vcrbaazende droomen bedroogen had , liet hij den trompetter van den dag , de wakkere haan, den aanbreekenden dageraad verkondigen , en fnelde op de vleugelen van .den wegviugten-^ den nacht naar de tcgenvocteliugeu , om er, pp nieuw zijnen rol te fpeeku, F 5  $>o HET LEVEN VAN De vrolijke zon wierp naauwlijks haare eerfte blikken door de vengftefs van karel's verblijf , of de raoeder fteeg met een bezwaard , en de zoon met een zeer ligt hart ten bedde uit , 't welk nog vrijer begon te kloppen en te huppelen , toen de postillon voor het huis op den hoorn blies , en met een fterken klap van de zweep , zijn aftrek te kennen gaf. karel nam daarop van zijn' vader, (die tot verwondering onzer leezers , misfchien al te weinig op het tooneel komt , 't welk voordVloeït uit zijn koudvochtig geitel, zijne vetheid en zucht tot gemak , waardoor hij altoos Gods water over Gods akkertje liet loopen , vooral als het zijn beurs niet gold ,) op zijn bed affcheid ; waar hij den jongeling eenige aanbeveelingsbrievcn overhandigde , aan Profcsforen en aan een' Bankier , waarvan hij voor zijn onderhoud , 's maandlijks zes rijders ontvangen kon , geevende hem de eerhe maand op de hand : hij vermaande karel vervolgends een zuinig , hil en ingetogen leven te leiden , en liet hem vertrekken, i Van willem maakte hij zig nog ruim zb kort af ;• hij verzekerde hem enkel , dat hij bij zijne aankomst te * * * , van den Profcsfor , of een ftupendium of een vrije tafel zou krijgen ; verzocht' hem op de beurs van zijn' zoon een waakend oog te willen houden; verzekerende verder,- dat hij niet gezind ware, om,  EEN' LICHTMIS. or buiten de bepaalde maandgelden , een enkelen penning meer te geeven , en nog veel minder voorneemens te zijn om fchulden te betaalen : hij noemde hen den weg op dien zij reizen moesten , de logementen, waar men het goedkoopst teeren kon , en fcherpte hen wel ernftig in , om toch den Poftillon niet meer dan vier huivers drinkgeld te geeven. Na dit ftichtelijk afl'cheid , keerde hij zig op zijne andere zijde in het bed om , ten einde , gelijk hij zig uitdrukte , zijn zweet aftewachten, Deeze wijze van affcheidneemen , hoe zonderling dezelve ook aan veele mijner leezcrs moge voorkomen , bevreemdde onze jonge lieden in 't geheel' niet; zij kenden den ouden ten overvloede , en hadden derhalven niets' anders verwacht : karel was voor zijn volgend behaan in geenen deele bekommerd ; hij verliet zig op zijne moeder ; had bereids eene goede beurs , en de toezegging daarenboven op veele • volgende. Of echter het gedrag van den: vader , over 't algemeen , niet de flrenghe berisping verdiende ; of hij als een verhandig en rechtfehapen man ^als- een het welzijn zijner kinderen beminnende vader handelde ■ daar hij een jongeling , vol vuur , vol moed en onderneeming , zonder genoegzaam opzicht' na de Univerfiteit zond , waar de fijnhe flrikkep der  HET LEVEN VAN verleiding zo moejelijk te ontwijken zijn ? laaten wij den leezer beflisfen. Er zijn , helaas ! voorbeelden , dat jongelingen , van eenen voortrelFelijken aanleg en onbedorven hart , ook onder het geftrengfte opzicht van eenen wezenlijk braaven Gouverneur, door den ftroom des bederfs medegefleept en verlooren gegaan zijn — doch deeze voorbeelden zijn even zo zeldzaam als de tegenovergeftelden ; dat naamlijk , een jong , vlug , vuurig mensch , met wil en vermogen voorzien om een weinig den lichtmis te fpeelen , zonder opzicht, zig zeiven beftuurt en de hoop zijner familie vervult. willem bekleedde wel de plaats van opzichter en vriend beiden , maar het was onzeker , of willem , als een onervaaren jongeling , zig zelvcn wel voor misftappen zou kunnen hoeden ; daarenboven was hij er ook niet toe gemagtigd geworden ; hij leefde van de weldaadcn van de ouders van zijnen vriend , en alles wat hij in deezen verrichten kon , was om, door vriendelijke verzoeken en liefderijke vermaaningen , zijnen ftruikelenden vriend weder op den rechten weg te brengen. Het tijdffip der fcheiding was nu daar ; de tedere moeder bevond zig naauwlijks in (iaat , ons zig uit de armen van haaren geliefden zoon te rukken — een geheime infpraak deed haar fiddcren : gij ziet hem nooit weder — de traa-.  EEN' LICHTMIS. 93 hen biggelden langs haare wangen ; de Natuilr detd haare rechten gelden , en toen karel zig in de wagen zettede , was zij niet bekwaam zig op de been te houden. Straks hotfte de wagen al donderende Over de ftraaten , daarheeneii : de voerman blies dapper op den hoorn — en nog Hond de goede moeder , als verftomd en verfteend , haaren liefling nateoogen — weldra was het rijtuig haar gezicht ontweeken , en zij keerde treurig , geheel in zig zelve verzonken , eenzaam weder terug. ZEVENDE HOOFDSTUK. de held neemt de reis na de kweekschool der geleerdheid aan. Het was eene heldere , aangenaame meimorgen , op welken onze jongelingen de reis aannamen : een frisch , oostelijk koeltje , joeg hen de liefhjkhe geuren der edelhe lentebloemen toe ; in de naastgelegene boschjes verhie-  $4 HÉT LEVEN VAM Ven de verliefde vogeltjes de verrukkendhe minnezangen , de nachtegaal liet bovenal zijn ftreelend hemelmuziek uitklinken , en deed eene zoete dronkenfehap in het hart van karel hroomen , terwijl zij willem in eene zachte zwaarmoedigheid hortte ; terwijl de ïeeuwrik , boven hunne hoofden vliegende , het hartbetoverendfte morgenlied zong ; de blaetende fchaapskudde fprong dartelend langs de lachende velden , die , met groeizaame daauw overdekt , es met Welriekende kruiden en bloemen behrooid , voor hen Wijd en zijd uitgehrekt lagen. Alles was wakker en woelig , en ademde vrolijkheid en leven. De Natuur fcheen op deezen morgen in haar fchoonfte gewaad gekleed : zij had het er, als 't ware , op toegelegd , om onze 'jongelingen de waardij der jeugdige fchoonheden en buitenwellusten bij verdubbeling te doen fmaa* ken , en hen ten toppunt van het zalighe gevoel opteleiden ; zij haagde ook voortreffelijk in deeze haare bedoeling : karel gevoelde zig door derzelver bekoorelijkheden overmeesterd , zo dat hij , in de hevigfte verrukking, zijnen vriend omhelsde en uitriep : „ O mijn vriend! hoe heerelijk , hoe voortreffelijk is dat al* ks !" — willem zat hil , peinzende en als verrukt ; en offchoon de fchoonheden dei' Natuur van geene mindere uitwerking op zijne  EEN' LICHTMIS. 93 gevoelige ziel waren , liet hij zig echter zo levendig en met zo Veel wild vuur niet uit. In deeze zielsbedwelming maakte karel de fchoonhe ontwerpen voor het toekomende ; in de vrolijkheid zijns harten , ontwierp hij een zo voortreffelijk plan , dat willem er zig hartlijk over verheugde , en tevens zig gelukkig fchattede van zijn' vriend in zulk een goeden luim te zien. O ! riep karel vol vuur uit, mijn vriend l welk een heerelijk , gelukkig leven zullen wij leiden ! — alle morgens zullen wij , arm aan arm , bosfchen en velden doorwandelen » en de Natuur , tot in haare verborgenhe fchuilhoeken toe , befpieden ! welk een' wellust zullen wij genieten , wanneer wij , aan den oever van een ruifchenden beek , of bij het gekletter van een fchuimenden waterval nedergczeten , door den tcderen liefdetoon desnachtegaals opgehemeld worden ! of wanneer wij des avonds , in de maanefchijn , de donkere geboomten of de fombere weiden doorkruisfen , en de haatige , de ernftige hilte ons in eene hreelende zwaarmoedigheid en in eene naamlooze geestvervoering zal dompelen ! daar zullen wij dan eerst te recht de gantfche waardij der vrijheid ondervinden ; daar zal geen eigenzinnig vader of meesterachtig gouverneur ons langer de wet voorfchrijven -—o! wij zijn gelukkig , oniutfpreekelijk geluk-  96 HET LEVEN VAN -kig! en dat zullen wij Reeds zijn : nooit zal de twistgierigheid onze vriendfchap verftooren óf verbreeken ! altoos zullen wij als broeders $ als eeuwige boezemvrienden zamen leeven, en eeuwig zal mijne dankbaarheid de dienften ^ die gij mij beweezen hebt , erkennen - gij waart mijn befchermengel , mijn redder , mijn alles I . mijn leven ben ik u verfchuldigd J met eene onafgebrokene genegenheid zal ik u dit belooneü. Dat is veel beloofd , zal de leezer misfchiert zeggen ; als de jongeling zijn woord maathoudt ! — wij zullen 't zien. willem beantwoordde deeze hartlijke uitdrukkingen met het warmfte gevoel , en rekende zig , aan de zijde van zulk eenen vriend t dien hij nog nimmer , in dit geval , zig zo fterk had hooren uitten , ten hooghen gelukkig. Deeze luim van karel was echter zeef ria* tuurlijk , en willem , indien hij flechts meer* der ondervinding en kennis van het menschlijk hart gehad had , zou er te minder zig öp verlaaten en gebouwd hebben , hoe Vuuriger en geestvervoerender deeze uitroepen van den ver-* rukten karel waren : hij zou alle deeze uitgietingen van het hart , voor niet meer of min befchouwd hebben ^ dan als de gevolgen van een vrije , gebalzemde lucht voor het flik-- keren van een ftroovuur , dat t hoe heviger het  EEN' LICHTMIS. 97 het brandt, hoe korter duur het heeft : de heldere , verfrisfchende , vervrolijkende lentemorgen ; het befef van onafhangelijkheid en vrijheid ; de befchouwing der overfchoone bloejende Natuur ; het denkbeeld van een aanflaand zorgloos , vergenoegd en vermaakvol leven ; zijn vuurig geitel , dat door elk nieuw onderwerp verrukt en beguicheld werd; zijne ongekrenkte gezondheid ; zijn volle geldbeurs ; zijn vrolijke aart — dit alles werkte in ééns zo heftig op onzen onervaarenen en wezenlijk nog onfchuldigen jongeling, dat hij, door zijne aandoeningen weggerukt , zijnen boezem lucht moest geeven , en , aangenaam droomende , de fchoonfte ontwerpen uitgalmde , die hij , indedaad , geduürëndë dit enthufiasmus , voor gevestigde befluiten hield , welken hij op dat tijdfflp ter uitvoer dacht te zullen bréngen. Onder dergelijke droomerijen van geluk , vriendfchap en meer andere luchtkafteelen der jeugd , waarvan zo veel gefproken en gefchrceven , maar waarvan zo bedroefd weinig in deeze bedorvene wereld gevonden wordt ; waarvan veelen den fchijn aanneemen en er het wezenlijke van verwerpen , kwamen onze reizigers in een dorp , waar de voerman hen verzekerde , dat zij een goed middagmaal en eene recht 1 aartige waardin zouden vilden . ^ I. DEEL. G  9? II £ T LEVEN VAN . Toen zij afftecgen , viel het oog van wilMSM op een fchoon groepje van kindertjes , die zig bij de herberg geplaatst hadden : eetï blonde , vrieudhjkc boerenjongen , met vier even gezonde en bijna naakte zusjes bij zig , ,zat , fpeelende , onder een grooten lindenboom , die voor het huis Hond : de kleine Spits , die karel met zig medegenomen had , en die , als een vriendlijk beestje , daadlijk met de kinderen kennis maakte en hen liefkoosde , gaf onze reizigers gelegenheid , om zig een klein poosje met de kinderen onledig te houden ; willem inzonderheid herinnerde zig zijne kindfche jaaren , en plaathe zig in dat tijdperk terug , toen hij, even gelijk deeze knaapjes , met zijne kleine zusjes voor de deur zat, en, reikhalzende , den avond' te gemoet zag , waarop zijne moeder gewoon was t'huis te komen , en hen aan 't avondeeten te helpen ; deeze herinnering vervulde zijne gevoelige ziel met aandoening en dankbaarheid ; hij omhelsde karel vuuriglijk , ging na de kinderen en befchonk hen : de verheugde wichtjes maakten niet veel complimenten van . dankzegging , maar liepen te post , met het geld in de hand , van daar. Het middagmaal en de waardin, beantwoordden beiden volkomen aan de loffpraak van den Vierman : het eerhe vonden zij bij uitflek fmaaldijk , en de laatfte was recht aartïg,  ËÈN' LiCËTMÏS.- 99 éri i, uitgenomen een weinig te veel fnapachtigheid , tamelijk onderhoudende. Tóen zij na hunne rekening vroegen , be* tuigde het bevallige vrouwtje , dat het haar ieed deed , dat zij de eer niet zou hebben $ om de fchoone jonge Heeren , die zij met al haar hart van dienst wilde zijn $ eenen nacht in haar huis te herbergen ; verzekerende in voorraad , dat zij geene moeite fpaarcn , hen Van fchoone , zachte bedden voorzien , en alles aanwenden zou om heil de beste bediening te bezorgen. Deeze welfpreckendheid , die , als een. bergftroom $ van haare nog tamelijk kusfchensWaardige lippen Vloeide , werd te fterker en inneemender , toen karel zijn geldbeurs Uittrok ten einde er de rekening mede te Voldoen : als eene goede gelaatkundige $ befloot zij , uit de' goede figuur die deeze beurs maakte ,- ruim zo juist tot de gelukkige omftartdighede'n der reizigers , als lavater zelf liet uit hunne wezenstrekken zou hebben kunnen doen.- Na deeze beurskundige ontdekking , Werd zij nog ongelijk hoflijker en Vriendlijker , en iioodigde haare gststeri op zulke eene inneemende wijze $ om nog een fiesch van haar' wijn te drinken $ dat onze jongelingen het voor ohwelleevendheid hielden , om dit hoflijk Vrouw» Ö 2  ioo HET LEVEN VAN tje iets te weigeren , en zig des haar verzoek welgevallen lieten. De galante waardin fchonk in , en dronk met eene fteedfche bevalligheid de jonge Heeren toe : zij werd nü ook hoe langer hoe fpraakzaamer , en verzocht verlof, de jonge , lieve , fchoone Heeren te mogen vraagen , waar zij heen wilden ? Toen zij * * * noemen hoorde , geraakte zij als buiten zig zelve , en riep , met een half vrolijk en half bedrukt gelaat , waaruit men regen en zonnefchijn , weenen en lachen leezen kon : Na * * * J — wel wat gij mij zegt! — dat fchoone , lieve * * * J karel. Zijt gij daar dan wel geweest ? w a a r d r n. Wie zou aldaar niet geweest zijn ? (Met een zucht.~) Zekerlijk heb ik er geweest! karel.- Heeft het u bevallen ? w a a r d i n.- Zou het niet? wien zou het niet bevallen ? o goede Hemel ! het behaagde mij maar al te zeer ! — ik kan er naauwlijks aan denken! — 't was juist zulk een fchoone jongeling als gij zijt.-  EEN' LICHTMIS, 101 {Haare hand op die van karel leggende , en dezelve zachtlijk drukkende.^) Wie zou het gezegd hebben ! — en dat nog een edelman te zijn ! — ziedaar , dat is zi n waare afbeelding , gelijk gij hem daar liaan ziet, {Tegen frederik.) Kom eens hier frederik , en fpreek eens tegen de Heeren ! De kleine edelman , een aartig knaapje , van omtrent agt jaaren , kwam daarop ten voorfehijn en maakte zijn compliment , dat voor een' edelman hoflijk genoeg was. waardin. Ja, die fleemendejonge Heeren! — indedaad! ik geloof dat er geen trouw uf billijkheid meer in de wereld is - duizendmaalen heeft hij mij, bij al wat heilig is , gezworen en verzekerd : ,,lijsje ! mijn allerlieflte lijsje ! wij zullen te ,zamen leeven en fterven" — maar gij, goede, rechtvaardige Hemel ! gij weet dat leeven en fterven! — weg ging hij , na dat hij mij verleid had , en moet nog wederkomen — een z0 jong , onervaaren meisje , gelijk ik toen was , valt gcmaklijk te bedriegen - maar laat hij 't nu eens onderneemen ! karel. Dat was gantsch niet wèl gedaan ; maar hebt gij hem niet eens gefchreeven V 0 3  io* HET LEVEN VAN WAARDIN. Gefchreeven ! zou ik niet gefchreeven heb* ben ! - ik fchreef hem brieven van gantfche vellen groot : fchoone , treffende , tedere brieven ! een flecn zou er door bewoogen ge* worden zijn n« maar hij heeft ze nog te beantwoorden —- ja , ja , verlaat u eens op jonge Heeren ! dan is men verre genoeg verzeild! ik kan evenwel niet boos op henj weezen ; hij was tog een lief, fchoon mansperfoon , van een hupfche gefhüte , rond, dik en vet ; geen magere fchareminkel , wien men , bij de maanefchijn , door de darmen kan heenzien ! hij had een paar heldere , brandende oogen , en eene zachte , lieflijke ftem ? en zulke aartige , bevallige manieren ! o ! men moest -hem wel genegen zijn ! —- nu , dit moet ik ook van hem getuigen , zijn vleesch en bloed verlaat hij niet : alje drie maanden precis , dit moet ik hem ter eere zeggen , zend hij mij onderhoud ; want gie^ rig of inhaahg is hij niet —— en hij heeft mij ook eerlijk betaald; ik heb menig ducaatje of daaldertje van hem getrokken ; dit was ook mijn troost in het ongeluk : hij heeft mij ook aan een huk broods geholpen , zo dat ik a piet de twee zuurverdiende daalders , met eere onder de lieden kon komen , en deeze eerlijke tapncgotie heb kunnen opzetten : %oX  EEN' L I C H f M I S. 103 roem van mijn' man , moet ik ook erkennen , dat hij dit lieve kind bemint , even als of het zijn éigen ware ; hij verkneukelt zig ook geheel en al , wanneer viermaal op een jaar het geld kómt : zo veel geld is nog zo goed als de interest van een kapitaaltje : dikwijls zeg' ik tegen mijn' man : „ hansje! wanneer dit' kind groot zal weezen , zullen wij er nog lieden door worden ; hij zal er wel voor zorgen , en wie weet , wat er nog van den jongen word , want het edele bloed heekt er tog in." De fpraakzaame Waardin , die op haaren jongen edelman zig wonder veel liet voorltaan en haare zonden tegen de jeugdige gasten met zulk eenen veelbeduidendeu feogopflag biegtte , als of haar de lust bekroop , om ze nog éénmaal te pleegen , zou op deezen trant nog. wel een uur hebben voordgerammeld , en haare geheele leveusgefchiedenis , die denkelijk niet zeer vroom geweest 'was , er bij verteldhebben , zo niet de poftiljon den aftrek geblazen had. Zij namen derhalven affcheid van hunne fplinternieuwe vriendin , die het zig zeer bc-klaagde , van zulke lieve , jonge Heeren niet langer in haare nederige wooning te mogen zien , en verzoekende als een gunst , om haar , bij de eerhe gelegenheid , met hun bezoek te willen verëercn ; zij zou de Heeren G 4  *o4 HET LEVEN VAN met alles wat zij had opwachten , en hen in alles gerieflijk zijn. Toen zij op de ftraat waren , begon de VOERMAN. Wel nu , Mijne Heeren ! is dat geen knap. Wijfje ? heeft zij geen fluweelen tong ? wat kan zij zoet fnappen ! jj, , wist ik wel .' KAREL. Indedaad , voor een dorpwaardin is zij aartig genoeg : zij moest in de had woonen. VOERMAN. Ja , dat geloof ik ! zij heeft er in gewoond; heeft zij u dat niet verteld ? dat zou mij verwonderen. KAREL. Ja ! het arme fchaap is er door een' Edelman verleid geworden. VOERMAN. Ja, het heet verleiden ! — dat is een fijne ftreek ! — zij mag dat verleiden zig nog wel herinneren. KAREL. Zij heeft het ons zelve gezegd : een Edelman is vader van haar kind. VOERMAN. Vader ! ja , er kunnen wel tien vaders van weezen : zij heeft dat kind maar op zijne rekening gezet , om dat het een goede hokkert is , en om dat zij een goede melkkoe  EEN' LICHTMIS. 105 aan hem heeft , want zij heeft hem dappe» uitgezogen ; zij verftaat dat kunstje meester» ljjk. willem. Dan verwondert het mij dat zij niet in de Had gebleeven is ! voerman. Dat zou zij gaarne gedaan hebben ; doch het wilde zo goed met haar niet meer voord ; zij werd te veel bekend ; en daar zig nu die hangoor van een vent , die zij door de twee daalders heeft uitgelokt , opdeed , greep zij met beide handen toe : die arme drommel moet nu naar haare pijpen danfen , en durft geen woord kikken , wat hij ook hoorcn en zien mag ; dat is een bloodaart ! ik moest haar man weezen ! ik zou haar wel anders fpreeken ! karel. Zij komt mij voor als een aartig wijfje ; ook fchijnt zij goede neering te hebben. v o e r m a n. Ja , ja , neering heeft zij ! gaat het écne niet , dan gaat het andere , zo als 't die vrouwtjes gemeenlijk gaat. De voerman fprak vervolgends nog lang en breed over haar ; hij onderhield onze jongelingen ook met zijn eigen levensgefehiedenis , die insgelijks zeer dichtende en leerzaam was , ten minden , die de nieuwsgierigheid van karel , G 5  io6 HET LEVEN VAN na dat gewenschte * * * ten hoogden toppunt voerde. Toen zij in hun nachtkwartier kwamen , vonden zij in de gemeene beiert een taamlijk aanzienlijk gezelfchap : een daatig dijve dorpprediker , onder anderen , met een geelkleurig , rechtzinnig aangezicht, in een zwarten , noppenloozen , roodweörfehijnigen en des ouden , afgefletenen mantel gedompeld; eene door' voor- en tegen-winden onthavende , en reeds grootvaderlijke , grijshairige , veelkrullige en ongepoederde paruik op 't hoofd ; voords met rok , vest en broek , volkomen aan de hoedanigheden van den mantel beantwoordende , zat aldaar nevens den disch , met twee verwachtingsvolle zooncn , een van zeventien en een van negentien jaaren , aan zijne zijde , fmookende zijn pijp , met al de achtbaarheid van een' Profesfor. Zijn weleerwaarde bevond zig ook juist op weg na de dad , om er zijne tedere fpruiten , in den grootcn kweekhof der geleerdheid te verplanten ; alwaar zij , (zo als hij zig, zeer langzaam fpreekende , uitdrukte ,) indien bet Gode behaagde , beklijven , een éénmaal, als eikenboomen der gerechtigheid opgewasfen, en op den Libanon des Heeren verplant , vruchten in overvloedige maate zouden voordbrengen — de familie van den Heere Prediker was, door den Godlijken zegen, zeer talrijk;hij  EEN' LICHTMIS. 107 had meer kinderen dan boeken , want, zo zoonen als dochteren , beliep het getal op negen ; daar zijne boeken , (allen rechtzinnige ,) met drie vingers berekend konden worden — doch die de meeste boeken heeft is daarom de geïeerdhe niet — daarenboven had de tand des tijds , en hadden de nog veel gezwinder arbeidende tanden der rotten en muizen , bij gebrek van beter, voedzel , zeer godsjammerlijk met deeze kleine letterfchat omgefprongen. Het Oude en Nieuwe Testament, bij voor» beeld , was derwijze doorknaagd en afgerand, dat naar alle waarfchijnelijkheid , het eerstvolgend geflacht , bij de eerfte aanraaking, hetzelve in hukken en brokken daarheen zou zien vallen : da Donderjlag der Godlóozen , een vroom boekje , was wel voor den eeuwigen honger der broodzoekende muizen beveiligd gebleeven , maar was daarentegen in diervocge , door den rook en de vette vingers geteisterd , dat niemand anders dan de aan zig zeiven verloochende Prediker het waagen dorst, om dat dierbaar kleinood te doorbladeren. Vermits deeze man Gods tot de geloovigen behoorde , die vaslijk vertrouwen , dat alles Wat onze Heer gefchapen heeft, Door Hem wordt onderhouden : was hij ook in geenen deele voor zijn tijdlijk pnderhoud bekommerd ; hij zorgde niet ver-.  ioS HET L E V E N VAN der dan den dag dien hij beleefde , vermits hij beweerde dat elk dag zijn eigen kwaad had ; en vermits hij daarenboven de les van paulus aan timotheus : „ Doe een weinig „ wijn tot uw water , om uwer zwakheids wil !" wat al te herk betrachtte , kon het niet misfen , of hij moest andermaal euangelisch worden en uitroepen : „ Vanwaar haaien „ wij het brood dat deezen eeten zullen ?" uit welke hongerige verlegenheid zij dan wel niet door een onmiddelijk wonderwerk , maar echter door het medelijden van eenige godvruchtige boeren en tuinders gered werden ; zo dat hij, na wel gegecten en gedronken te hebben, al weder mogt uitgillen : „ de Heere heeft bij „ ons wèl gedaan , dies zullen wij vrolijk „ zijn." In dat zelfde vertrouwen , waarmede de Heer Prediker zig , in alle lichaamsnooden en behoeften , op de hulp van boven verliet, waagde hij het ook , zijne beiden eerstgeborenen na de Univerfiteit te brengen ; leevende in de volzekere verwachting , dat Hij , die de jonge ravens fpijst , wanneer zij honger hebben , ook de telgen uit den gellachte van den Prediker te * * * niet verlaatcn , maar , even als voor den Profeet habakuk. , hen ten gevalle , wel een wonderwerk]e zou laaten gefchieden ; want offchoon deeze arme fchobbejakken , indedaad eene zeer hechte uitrusting  EEN' LICHTMIS. 109 Van huis na de had bragten , en hunne kas niet boven de gulden rijk was , waren zij echter , ten minften voor veertien dagen , met proviand van hammen , worsten , enz. , uit de botterij van moeder , voorzien geworden , en des voor eenigen tijd althans voor de honger verzekerd :• ook hoopte de preékmaaker binnen dien tijd een' patroon gevonden te hebben ; dewijl hij een' brief van aanbeveeling aan den Heere n.' n. , Burger en Meester Kledermaaker te * * * , bij zig had , waarvan hij zig de beste uitwerking beloofde. Veelen onzer leezers , van de omftandigheden onkundig , zullen zig mogelijk verwonderen , dat onze kanzclman zo veel ophad met eene recommandatie aan een rokkennaajer ! —— dan „■ ter deezcr onderrichting dient , dat een veeltedoenhebbend kledermaaker te * * * , een aanzienlijk man is , die in deftigheid en kleding voor geen Burgemeester onderdoet; wiens vrouw en dochters naar de eerhe mode gekapt en gekleed gaan ; wiens huis een klein hof zou weezen , indien men hechts zijn fnijdcrstafel voor een' troon , en zijn knechts voor trawanten groeten , of hen over 't hoofd zien kon. De Predikatiekraamer had des geene de minfte vrees wegens het fortuin van de vruchten zijner lendenen ; hij verwachtte , met eene hille verwachting, dat zij, eveneens als hij ,  10 I I ET LEVEN V A ï4 door verdrukkingen cri lijden ^ misfdnen' tot dun eerwaarden predikhoel zouden doordringen: men moest op de hulp des Hemels vertrouwen, die altoos het naaste zij , wanneer de uood op het hooghe is , enz» Naast hem zat een zwaarlijvige osfetihande* laar Van * * * , die insgelijks het voordbrengzei zijner heup , een lomp , twintigjaarig kolosfusbeeld ^ na de algemeene draaibank der geleerdheid heen bragt 4 en dat wel, om deeze zonderlinge reden , vermits hij tot niets anders bekwaam wass Neem het mij niet kwalijk , zei deeze koejenkooper , Heer Magister ! maar de Dominés zijn , zo waar wij den dag zien , mijne lieden niet : voor vier jaaren zou ik den jongen na de hel gefchopt hebben , zo hij van ftudeeten had durven kikken ; maar , bij mijne arme zondige ziel , Heer Magister ! ik ben er toe gedwongen geworden ; ik dacht er een braaf kérel , een bekwaam osfenkooper van te maaken , en het liet zig in den beginne zeer wel daartoe aanzien ; ik zend daarom dat onzenlievenheerskind , om zijn proef te doen , na de osfenmarkt te * * * — maar kraakehceneu bakhuis ! hoe heeft die leege zielzak zig door de vleeschhoitwers laaten bedotten! — de duivel mogt uit dien ezelskop een' osfenkoopman maaken -- neen , borstje ! daar zijt gij veel te dom toe —f maar , God dank ! het is nog  EEN* L I C Ü T M I S< m tijd — nu zult gij ftudeereu — daartoe deugt gij alleen , en anders nergens toe. De Magister , die door de beweegredenen Van den veehandelaar niet weinig geërgerd werd en er des verre af was , om dezelve met zijne goedkeuring te vereeren , riep , met een gloejende gramfchap op zijne dorre kaakebeenen , eu met beiden zijne doodsbcenderenvuisten op de tafel flaande , dat er de glazen van opfprongen : „ Hoe ! Mijnheer ! denkt gij van deezen domoor , die nergens toe deugt een geleerden te maaken ? verbeeldt gij u , dat men iemand de geleerdheid kan ingecvcn , tven gelijk een purgatic , of kan infehuivcn , even gelijk het brood in den oven ? — men kan hooren , Mijnheer ! dat gij een koopman in osfen zijt , en geen denkbeeld , geen het minde begrip van de edele wcetenfchappeit hebt; er behooren geheel andere koppen toe j en het is geheel wat anders te zeggen , ecu talrijke gemeente den weg na den Hemel te wijzen , of hen den eeuwigen dood of de hel" fche verdoemenis aantekondigen , dan een jok osfen van de eene dad na de andere te drijven : een waare geleerde moet het geboren worden j hij moet den aanleg tot verftand van zijne ouders , (hier flocg hij , veelbeduidende , zig op de borst ,) als 't ware , geërfd hebben ; met zig ter wereld brengen , en dan eerst kan er iets goeds van worden : de ge-  iid HET L E V Ë ISf VAN leerden moeten eene gödlijke roeping hebben « en met dat allés heet het nog dikwijls , dat veelert geföëpeh zijn — maar zeker is het , dat de minden van dezelven uitverkoren zijn." De osfenhandelaar bleef den Magister niet fchuldig , maar betuigde , met wel twintig zo vloeken als ftöpwoordert ^ dat hij eerder kans zag , oin uit tien koejenkoopers tien Dominés te 'maaken , dan uit tien Dominés één' osfenhandelaar ; en wat het Godlijk beroep betrof , daar mogt , bij hel èn Hemel ! dé Magister wél van zwijgen , want dat was het meest op de tong van zulke Godgeleerden, die met flinkfche hreekcn en vervloekte draajerijën aan hun atrtt gekomen waren : men moest , zeide de vergramde protector der gehoornden , om daarvan overtuigd te worden , 'maar eens gaan luisteren hij de intréêpredikatiérl , en dan de vroome , godvruchtademende uitdrukkingen , met de verfoejelijke handelingen vergelijken. De Magister , (die een weinig in de engte geihecveu was , zekerlijk om dat het , ten zijnen opzichte , met de Godlijke beroeping niet al te richtig was toegegaan ,) hond wel toe , dat~ het allen juist geen goede Herders waren , die ter fchaapskooje ingingen ; maar inen zou hem Ook moeten toeftaan $ dat de wegen zeer wonderbaarlijk waren , op welkea het vroome volk geleid werd ; dat het elk niet  Ë Ë N' LICHTMIS? ti| niet als ia den flaap werd ingegeeven , op wat wijze aan dit of dat amt te gel'aaken ; eindlijk echter moesten veelert tog uitroepen : Uwe leidingen zijn wonderbaarlijk ! wij komen er zonder het te weetcn ! uw naam zij geloofd !" enz. De Magister , als hij geen kans zag om met gezonde reden het pleidooi te winnen , verfchanste zig doorgaands achter eenige vroome uitdrukkingen en bijbelfche magtfpreuken , waarmede het hem tot dus verrb altoos wèl gelukt was ; Vermits mengelden zulke hardnekkige zondaars aantreft , die hout genoeg zijn , om , in foortgelijke gevallen van Verdediging , hun ongeloof aan den dag te leggen.- Na dat de drift der hrijdende partijen eert Weinig bekoeld Was , en zij zeiven doör het nuttigen van eenige vólle glaasjes , die de Veehandelaar betaalde, vertröuwender met elkande* ren warert geworden , Weid hèt gefprek ook algemeene'r , èn de Profesfor' hond eindlijk toe , dat uit den zoon Van den ösfenkoopef nog wel een bijbelvasten en gemoedlijkért leer* aar dés woords gemaakt kon worden ; vooral daar hij er geld aan ten koste kon leggen , 't Welk in den tegenwoordigen tijd , voornaamlijk bij de Godgeleerden j een zaak Va'ti het uherfte gewigt was , ert Zeldzaam gevonden I. DEEL) IJ  iH HET LEVEN VAN werd , vermits de rijke jonge lieden meestal in de Rechten ftudeeren. De osfenkoning , die door het overwigt, 't welk hij , in dit geval , op den Magister had , niet weinig gekitteld werd , haalde hierop een dikke , groote geldbeurs voor den dag; lag dezelve voor hem op tafel , en gaf er een frisfchen ilag op , zo dat er de oude daalders van klonken: „ Ja!" riep hij. met eene foort van triumf, „ gebrek zal mijn jongen , voor den duivel ! niet lijden : ziedaar ! dat geef ik hem mede op de Univerfiteit , en als dat op is , dan fchud ik weêr een andere beurs voor hem uit ; daar kan hij , bij mijn verdorven ziel ! nog al vrij wat Godgeleerdheid voor opfcharreleu ! dunkt u dat ook niet , Heer Magister ?" De Magister betastte , met oogen en handen , deeze aanzienlijke , overvloejende geldbeurs , en riep, (met een gelaat, als of hij bij voorraad in zijn gedachten berekende, hoe veel volle flesfchen hij , voor dit fommetje , wel door zijn eeuwig dorfiig keelgat zou kunnen jaagen :) „ Dat is te veel geld , mijn lieve vriend ! dat is waarlijk te veel geld ! — wie zou jonge lieden zo veel geld teffens in de handen geeven ?" De jeugdige verwachtingsvolle Theologant floeg , bij deezen uitroep 8 een oog op den  EEN' LICHTMIS. 115 Heer Preêkfabrikeur , 't welk niets minder dan welgevallen aan zijne aanmerking aankondigde ; doch de kanzelbazuiner merkte het niet. „ Ei wat !" riep de osfenheer, „wat denkt gij , dat mijn jongen een hongerlijder moet worden , wien men , met een nachtkaarsje , door darmen en ingewanden kan heen zien 9 — daar ben ik de rechte toe ! hans brommer. heeft , God zij geloofd ! dubbeltjes , eu mijn zoon moet abfolut geen gebrek lijden: met een ledige maag valt het hecht ftudeeren : eeten en drinken houdt lijf en ziel het langst aan elkander ; er moet fap en merg in de fchonken , en moed en fterkte in de ziel weezen , anders kan er geen goed van komen ; want wanneer zo een zwak pimpelmeesje , zulk een zwavelftokje , dat door het minfte windje om verre waait, naderhand een gewïgtig amt bekleedt , en een ftemmetje als een weesmeisje heeft , dan wordt hij door al zijn medeconfraters overfchreeuwd , en geen één duivel die refpect voor hem heeft : ik zi« zo gaarne een' man , met een drillende onderkin , met een refpechibelen buik , en met eene geduchte basftem , die er op losdonderen kan , zo dat er de predikftoel van davert ! dat maakt indruk op de gemeente , en vooral tegenwoordig , daar bijna H 2  iiö HET LEVEN VAN niemand meer aan den duivel gelooven wil l" (*). . „ Mijnheer !'* riep de Magister uit , met een drift, als die van een orakelnon , „ is u mijn goudene luchtkafteelen verdweenen! ■.■  EEN' LICHTMIS. i37 cn had mijn buurman , in zijne verfchrikkelijke redevoering , niet van beroemde naamen gefproken , de moed was mij voor eeuwig ontzonken , om de vruchten van mijn zweet en nachtbraaken immer in 't licht te brengen. Intusfchen herftelde zulks mijn moed ; want vermits ik door mijn eerde gedicht , (zo als ik mij , benevens alle mijne medebroeders in apollo , ten minden vleide ,) reeds mijnen dichterlijken roem gegrondvest geloofde , en ik mij verzekerd hield , dat de faam mijn' naam alreeds aan de vier hoeken der Aarde had uitgetrompet , kwam mijn fchrijverlijke hoogmoed mijne kleinmoedigheid te hulp , zo dat ik mij oogenbliklijk in poduur delde , een deftig gelaat aannam , en den baatzuchtigen boekverkooper het volgende antwoord gaf: Ja , ik wil wel gelooven , dat onder de menigte fchrijvers verfcheidene krukken en breekebeenen te vinden zijn , en dat wij wezenlijk een groot gebrek aan goede dichters hebben; maar goede waar prijst zig zelve , en vindt altoos koopers , en wanneer een boek ééns wèl gaat, dan zit er voor een' boekverkooper een goede winst op. „ O ontfermende Hemel !" viel de boekverkooper mij in de rede , „ er zit een goede winst op ! een goede winst op gedich¬ ten ! — op mijn eer ! geloof me ! ik ben zeer blijde , en dan gaat het bij uitftek wèl, I 5  iS8 HET LEVEN VAN wanneer ik er de onkosten uit goed kan maaken , offchoon de copij mij niet boven de twee rijksdaalders kost." Ik beken , dat mij hier een ijskoude huivering over en door het gantfche lichaam ging ; mijne tanden klepperden ; mijne knieën begonnen tegen elkander te hootcn , en ik zou zekerlijk , op het hooren noemen van de twee rijksdaalders , bezweeken zijn , zo niet, op 't zelfde oogenblik een dikbuikig en volbeurzig koopman was binnengetreeden , die , om zig een geleerd aanzien te bezorgen , een bibliotheek , van eenige vademen hoog en breed , wilde koopen, en die door den geleerdheidskramer met een menigte buigingen en complimenten werd te gemoet gegaan : van deeze gelegenheid bediende ik mij ; floop hilletjes weg , en verwenschte den fchraapzuchtigen en vernuftloozen boekwurm , met het onverwrikt voorneemen , om hem nooit weder met mijne tegenwoordigheid te vereeren , of hem immer weder eenige de minhc vruchten van mijnen geest aantebieden. Ik ging vervolgends eenige ftraaten verder , bij eenen zijner Heeren confraters, die bijzonder zijn werk maakte om werken van vernuft en fmaak te drukken , en die zelf een kundig i ,an was : hij ontving mij met alle blijken van onderfcheidende achting , en overkropte mij derwijzen met hoflijkheden , dat ik indedaad  EEN' LICHTMIS. i3? verlegen werd , om er Hechts de helft van te beantwoorden — mijn zaak hem voorgefteld en mijn geestig product hem aangeboden hebbende , antwoordde hij mij zo vcrpligtende en zo vleiende , dat ik waarlijk geloofde , met den phenix der bockverkoopers in onderhandeling gekomen te weezen , en bereids verbeeldde ik mij , de rijders en ducaaten te zien fchitteren en in mijn' zak glijden : ook kwam daadlijk het denkbeeld in mijn. hoofd , om op dit eerhe , een tweede en derde deeltje te laaten volgen. Dan ook hier had ik de rekening buiten den waard gemaakt : het ging met mij als met die Natuurkundigen te * * * , die een luchtbol zouden laaten opgaan : zij deeden er eene overvloedige menigte lucht binnen dringen, doch — waar dezelve bleef kon niemand begrijpen — in 't kort, de geheele machine bleef hap , en de Heeren moesten zig met de verbeelding, hoe hij opgegaan zou hebben , getroosten —» zij hingen hem vervolgends in ééne der hads zaalén op , ter eeuwige gedachtenis van het geen zou hebben kunnen gefchieden ; en alwaar hij ook door veelen gezien en bewonderd kon worden. De hoflijke Boekhandelaar betuigde , in 't geheel niet ongenegen te zijn , om het drukken en uitgeeven mijner gedichten te onderneemen , dewijl hij met zeer veel lofs van  I4o HET LEVEN VAN mijnen kunstarbeid gehoord had , en hij vooraf zig genoegzaam verzekerd hield , dat er een zeer goeden aftrek in het werk weezen zou — maar het fpeet hem geweldig , thans de handen zo vol te hebben , dat hij volhrekt geen werk meer kon aanneemen ; de fchrijvers hadden buitengemeen naarftig geweest, vermoedelijk uit hoofde van den kouden en langduurigen winter ; zelfs zo , dat de boekverkoopers bang begonnen te worden , om zulk een ontzachlijken hoop papier inteflaan , als er vereischt werd , om er alle de herfenvruchten op te drukken , die men hun opgedrongen had : zij vreesden dat de fchadelijke en kostbaare winter niet Hechts zijn' invloed op de fchrijvers , maar ook op de leezers mogt geoefend hebben , en dat er des weinig trek in de boeken zou weezen , die , behalven dat uit hoofde van de menigte derzelven , die de wereld inundeerde — op een laagen prijs (ionden : hierbij kwam de duurte van 't papier , de fchaarsheid van gereed geld, en dergelijken meer. Dit zeer (lichtelijk antwoord , dat in 't weezen der zaake met dat van den anderen op één uitkwam , en Hechts uit andere woorden beftond , deed mij begrijpen , dat voor mijn beurs hier geene verwachting overfchoot; ik nam des mijn7 ftaf in de hand en wandelde voord.  EEN' LICHTMIS. Hi Na verfcheidene onderneemingen van die foort , en welken allen het zelfde gevolg hadden , vond ik mij eindelijk genoodzaakt, om al mijn hoop op goud en zilver te laaten vaaren , en mij enkel met den toekomftigen roem , die mij ten eenigen tijde niet ontflip- pen kon , te vergenoegen — want zoudt gij het durven denken ? ik was , alleen om het vermaak te hebben van mij gedrukt te zien , genoodzaakt , om mijn copij voor twee Deelen Bededagspredikatïèn en eene Verklaaring van de Openbaaring van Johannes te verwisfelen , vermits er van mijn eerlijkeu drukker geene penningen te bekomen waren; terwijl hij daarenboven mij verzekerde , dat ik eene extra voordeelige koop geflooten had. Intusfchen helde ik mij , in voorraad , daar mede te vreden , dat het toekomende aanzien en de op mij wachtende eer , van onder de eerhe dichters mijns Vaderlands geplaatst te zullen worden , al het geleedene ongelijk en onaangenaame rijklijk vergoeden zou ! tc ■ meer , daar het beloop der wereld tog mede bragt , dat fchrijvers en dichters , over 't algemeen , • meest altoos dorhig en hongerig en nimmer rijk moesten zijn. In dien tusfehentijd , waarin ik reikhalzende de verfchijning van mijn papierenkind in de wereld verbeidde , viel er iets voor , waar-  i4a HET LEVEN VAN door ik het geluk had , om mij in ééns bekend en beroemd te maaken. De Profesfor , waarbij ik mij bevond , die fomtijds verpligt was eenige predikatiën te moeten doen , werd , juist in zijn predikbeurtdagen , fchielijk ziek , en vermits er tëh dien tijde eene foort van geelzucht regeerde, waardoor inzonderheid de Godgeleerden werden aangegreepen , zo was er onder het gantfche legioen huurpredikers , geen één te vinden , die zijn beurt kon waarneemen , vermits zij allen hun ambacht op de dorpen en vlekken exerceerden : de Profesfor derhalven , was genoodzaakt zijn toevlugt tot mij te neemen , en niettegenhaande hij wel wist , dat ik nog nimmer in 't openbaar tot de Gemeente gefproken had , twijfelde hij echter geenzins , of hij zou eer met mij inleggen , om dat , zo als hij geliefde te zeggen , een goed Dichter onmogelijk een hecht Prediker zijn kon : in hoe verre deeze helling gegrond zij , wil ik thans niet onderzoeken , maar dit is zeker , dat zij , omgekeerd , een valschheid behelst; want een goed Prediker is doorgaands een hecht verzenmaaker , waarbij het gemeen echter niets verliest , om dat het getal der dichters of rijmers van dag tot dag toeneemt, terwijl dat der goede Predikers vermindert. Gij , begrijpt dat ik alle mijne vermogens iu-  EEN5 LICHTMIS. ■ t43 fpande , om met deeze mijne eerfte predikatie roem te behaalen , en ik moet — zonder mij zeiven te prijzen — getuigen , dat de Gemeente buitengewoon over mij voldaan fcheen te weezen : de oplettendheid cn de ft'lte der" vergadering fixekte mij daarvan tot overvloedige bewijzen , zonder dat ik noodig heb te reppen van de veelvuldige en vleiende lofipraaken , die mij naderhand- door vericheidene toehoorders werden toegezwaaid. Intusfchen had ik een groot deel deezer goedkeuring te danken aan de nieuwheid mijner preêkwijze ; want deeze verfchilde vanden gewoonen trant , in welke men de duivel , de hel , de verdoemenis en dergelijken ten tooneele voert — in hede van dat alles , droeg ik met eenvoudige , onopgehnukte taal eene zuivere christelijke zedenleer voor ; dit behaagde en trof tevens , vermits men iets dergelijks nog niet gehoord had : toen ik voor de tweedemaal den kanzei betrad , was de kérk een uur te vooren reeds zo vol , dat er weinig aan fcheelde , 0f men had van buiten tegen de raamen ladders gezet , ten einde mij te kunnen hooren. Nu zou ik zekerlijk mijn geluk gemaakt hebben., en , in weörwil van al het bedillen , berispen en babbelen der andere naijverige Predikers , was ik vastlijk met een plaats begiftigd geworden , zo niet een fataal ongs-  144 HET LEVEN VA N luk , in ééns , alle mijne gedroomde gelukzaligheid overhoop geworpen had. Ik behoef u niet te zeggen , dat ik , door zulk een grooten toeloop en goedkeuring, mij den haat en de benijding der gezamenlijke Predikers op den hals haalde ! — zelfs mijn Profesfor , offchoon hij de verdraagzaamfte en befcheidendfte man van zijnen ftand was , kon zig niet wederhouden , om mij fomtijds fchooten onder water te geeven , en , in weêrwil zijner uitwendige goede geneigdheid , mij de nijd van zijn hart te doen blijken. Het was juist omtrent deezen tijd , dat de eerftelingen van mijn dichtader , gedrukt ten voorfchijn kwamen ; en alhoewel ik mijn' naam niet onder het werkje gezet had , maar het onder den aangenomen' naam van philander door de wereld liet zwerven , kon ik echter mijne vaderlijke liefde voor mijn papieren wicht , niet verzaaken , en des werd ik fpoedig als de maaker van hetzelve bekend. Mijne medecollegas vernamen naauwlijks de verfchijning van dit werkje , of zij vielen er op aan , even als raaven op een dood kreng, en had het Hechts bij een zielgrievende critique gebleeven , ik zou rekenen er goedkoop afgekomen te weezen ; maar , daar zij allen een doodlijken haat op mij hadden , en zij Hechts op eene gelegenheid wachtten , om mij den voet dwars te zetten , (terwijl zij ook ,  EEN' LICHTMIS. 145 ook , die de verdraagzaamheid en broederliefde prediken moeten , veelal zelf het tegenovergeftelde zijn ,) vonden zij hier weldra den Itok , om er mij mede uit de baan te kloppen. In de hitte des dichterlijken vuurs , waren er aan mijne veder uitdrukkingen ontvallen , die , wanneer men draajen wilde , in het dubbelzinnige vielen : men poogde ook de fchempen hekel-dichten —— hoe weinig ik zulks ook bedoeld hadde! ■ ■ op bijzondere perfoonen toetepasfen , en vermits dit , ongelukkig , zeer gemaklijk gefchieden kon , werd weldra den vloek over mij uitgefproken ; mijn boekje verboden , en aan mij , als aan een' lasteraar en pasquilmaaker , den predikftoel ontzegd. Nu was ik éénsklaps als uit de menschlijke zamenleeving uitgeftooten ! ik bevond mij van elk verlaaten ; geheel alleen — en het ware niet te verwonderen geweest , wanneer ik , in mijne eerde drift, mijne tegenpartijen de gevoelige blijken mijner vertwijfeling cn woede had doen ondervinden , waarin hunne menschlievende handelwijs mij gebragt had — dan , gebrek , kommer en elende bragten eerlang mijne hevige hartstogt tot bedaaren — en vermits de honger een fcherp zwaard is , wreekte ik mij enkel door eenige bittere fchimpdichten , die ik , met zeer veel behoedzaamheid I. DEEL. K  146 HET LEVEN VAN echter , elders drukken liet , en bezorgde mij hierdoor een zeer armlijk onderhoud. Vermits ik de ftudie in de Godgeleerdheid verhaten moest , en het fchrijversloon mij zeer fchraale maaltijden bezorgde , lag ik mij, met allen ernst, op de Rechtsgeleerdheid toe„ en bragt het, binnen korten tijd , zo verre, dat ik niet flechts bij mijn examen , een grooten lof behaalde , maar ook het geluk had , om weinige dagen daarna , als practifeerend Advocaat geadmitteerd te worden. Nu was ik geborgen ; want offchoon mijne verdienden nog niet zeer groot waren , had ik echter het vooruitzicht , om mijne kundigheden te vermeerderen ,. en meerder te doen te krijgen , dewijl ik niet flechts mijn beroep in den grond verftond , maar ook , zonder aanzien des perfoons , alle netelige en moejclijke zaaken aannam , en een eerlijk man , in den ftrikften zin van dat woord, was. Naauwlijks echter begon ik eenigen opgang te maaken , en eenige gewigtige procesfen ten einde te brengen , of mijne mederechtsgeleerden haatten en vervolgden mij uit al hunne magt: Madame Fortuin fcheen mij tot haar' fpeelbal te hebben uitgekozen , en fchepte vermaak , om mij na alle ongelukkige oorden heen te {mijten • thans , nu de zon van mijn geluk aan 't klimmen was , fpeelde zij mij de lelijk-  EEN' L I C II T M I S. i4? fte trek , dien zij immer één' haarer fchoppelingen fpeelen kon. Op een zekeren avond werd ik door een' bedienden geroepen , om een testament te maaken : ik vervoeg mij ter beftemder plaatfe , eu vind den testateur te bed , zeer ziek en zwak, maar bij zijn volle verftand : ik maak het testament , volgends den bchoorelijken form van rechten , en in tegenwoordigheid van de vereischte getuigen : ik nam alle de gewoone formaliteiten in acht, en ontving eene rijklijke betaaling. De eenige erfgenaam , een jong , leeghoofdig mensch , en een neef van den testateur , verzekerde mij van zijne vriendfchap , en beloofde mij daarenboven , in het bijzijn vair eenige getuigen , voor deeze mijne moeite , nog honderd ducaaten , zodra hij in 't bezit der nalaatenfchap van zijnen oom zou zijn. Deeze oom intusfehen kwam dien nacht' te fterven , en ziet , toen ontdekte zig de guitachtigfte fchelmefij ! toen men mij roe¬ pen liet , was de oom reeds wcrklijk overleeden , cn de jonge neef , niets van een testament voorlang reeds door den oom gemaakt , en bij den Gerechte berustende , weetende ' kocht eenige zijner medemakkers om ; liet één van dezelven , in het bed van zijn' oom, den rol van den overledenen fpeelen , terwijl K 2-  t4$ HET LEVEN VAN de anderen tot getuigen ftrekten , en verfchalk-»te mij op deeze wijs. De overige naastbeftaanden , die zig niet weinig over dit testament verwonderden , begonnen onderzoek na de zaak te doen , en ontdekten welhaast het geheele guitenftuk ï men opende het voorheen gemaakte testament ; onderzocht de getuigen , en overtuigde den neef van het bedrog : hij werd vervolgends tot eene geldboete en ter gcvangenisfe verwee-' zen ; en vermits de overige erfgenaamen voor bet grootste gedeelte onmondige weezen waren, ging de Rechter met de uiterfte gcftrengheid te werk: mij werd daadlijk de practijk ontzegd , en alhoewel ik naderhand mijn onfchuld volkomen bewijzen kon , en men mij toeftond mijn beroep wederom te mogen oefenen , was ik echter, door dit geval, In zulk een kwaadcn naai® gekomen , dat niemand zig verder van mijne rechtsgeleerde hulp bedienen wilde; zo dat ik wel medelijden , maar geen werk rond. In deezen uiterton nood befloot ik , mij daadlijk aan de Geneeskunde overtegeeven , en vleide mij zeiven , (vermits ik zo veele Beunhaazen om mijjieen rijklijk de kost verdienen zag ,) met het beste gevolg : alles ging ook bij uitftek wèl , en in minder dan drie jaaren was ik practifeerend Doctor : juist bt*  EEN» LICHTMIS. 149 gon ik , door eenige gelukkige geneezingen , de vruchten van mijnen arbeid te genieten , toen het fortuin mij wederom een zo gevoeligen floot gaf , dat ik er nog niet van bekomen ben. Onder de geneesmiddelen , van welken ik mij bediende , was ook een univerfeel poeder, waarvan ik zelf de uitvinder was, en dat ik met het. beste gevolg bezigde — 't is waar , in den beginne flierven er wel eenige lieden , waaraan ik er de proef van nam ; maar dewijl dit flechts arme menfehen waren , baarde zulks weinig opziens , en de feilen van den Geneesheer werden , zo als doorgaands het geval is , met de flagtoffers begraaven. Ik bragt vervolgends mijn poeder tot volkomenheid , en wel tot zulk een hoogen graad , dat het de bewondering der wereld werd, en ziedaar , wederom overvloedige reden , ora mij door mijne medegeneesheeren gehaat té zien. Niet flechts beflreeden zij mij mondling, maar ook fchriftlijk ; zij kreeten mijn geneesmiddel , als ten hoogflen fchadelijk , uit, als een langzaam vergif , dat , binnen kort of lang , de treurighe gevolgen na zig fleepte, en maalden het zo erg af , dat het gemeen bang begon te worden , en reeds veelen mijner patiënten zig waarlijk verbeeldden , van de aangedigte fehadelijke uitwerkzels aan, zig zelve* *3  i5o HET LEVEN VAN te ontwaaren : ik , van mijn goede zaak verzekerd , bekreunde mij aan niets ; vervolgde mijn' weg ; fchreef mijn poeder voor , en alles ging voortreffelijk. Ongelukkig werd één mijner buuren , de oudfle Burgemeester van de ftad , in den nacht zo gevaarlijk en plotsling ziek , dat men , (vermits zijn gewoone Doétor , één mijner geflagene vijanden , niet fchielijk genoeg bij de hand was ,) in der haast na mij toekwam , met verzoek hem te willen helpen : ik vond den patiënt door een zwaare beroerte aangetast ; ordonneerde iets in der haast , en gaf hem intusfchen van mijn poeder : de Burgemeester werd hoe langer hoe erger : de Huisdoctor kwam ; deeze teeg daadlijk aan 't fchreeuwen over mijne geneeswijze, en verwierp alles wat ik gedaan had :' geduurende ons verfchil werd de zieke zwakker , en overleed eindlijk tegen den volgenden morgenftond. Vermits de dood van zulk een aanzienlijk man veel opziens baarde , en mijn vijand , de Doctor , niet naliet het geval tot mijn nadeel te vertellen , en volmondig ftaande te houden , dat ik den man , door mijn poedertje , om 't leeven had gebragt , kwam ik , door dit vervloekt geval , weder verbruid in de •konkels , cn verloor mijn gantfche practijk; want offchoon men mij .geen verbod van het beoefenen mijner kunst kon doen , als niet de  EEN' LICHTMIS. 151 methode der andere Geneesheeren volgende , Was ik tog genoodzaakt den Artz afteleggen , vermits niemand zig meer van mij bedienen wilde. Sedert deeze verdrietige gebeurdtenis heb ik mij op de Chymie toegelegd , en maak allciieie geneesmiddelen en prefervativen voor de fchoonheid , die men alomme bij de Boekverkoopers te koop vindt; waarvan de advertentiën in alle couranten geleezen worden , cn ik zo tamelijk weg leeven kan — mijne vijanden poogen nog wel deeze middelen verdacht te maaken ; dan , behalven de deugden , die mijne artfenijen in zig zeiven bezitten , kunnen zij tegen de algemeene volksvooroordeelen niet op , die altoos de deftige geleerdheid voorbijloopen , en den tocvlugt tot de kwakzalvers neemen -i misfehien wel dat foortgelijke geneesmiddelen daarom getrokken zijn , om dat zij beterkoop vallen , dan de doétoraale recepten , en dat men voor de gezondheid , als een beuzeling , niet gaarne veel gelds uitgeeft. Hiermede befloot de gcneesmiddelmaaker zij* levensverhaal , 't welk onze reizigers vrij lang viel: zij namen vervolgends affcheid , on elk vervolgde zijnen weg ; de zalvenman nu een dorp , waar het kermis was , en onze jonge Heeren na den zetel des verftands en des vergenoegens. K4  ï5* HET LEVEN VAN NEGENDE HOOFDSTUK. vbrliefde geschiedenis. komst in de stad. een schoone aanspraak en nog schooner voorneemen. Het groote oogmerk en den wensch onzer jongelingen , was nu ten naastenbij bereikt: de vaantjes en toornfpitfen , door de avondzon verguld, fchitterden hen alreeds in de oogen, en de ftad , met alle dcrzelver pracht en Eerlijkheid , lag voor hen bloot ! die ftad , waarin zo menige eenvoudige hans aanvanglijk , onbekend en onopgemerkt daarheen wandelde , en zig eindlijk tot een groot eu geleerd man vormde ! — waarin zo menige arme en hulplooze wees , (die in de gantfche wijde wereld niemand, dan den algemeenen Vader te vriend , en geene andere onderfteuning , dan zijn wandelftaf had ,) in weinig tijds , tot een aanzienlijk , rijk man ,  EEN' LICHTMIS, 153 cn de eerfte matador werd I — waarin , integendeel , ook menig rijk jongeling , van aanzienlijke of edele afkomst , zijn goed verkwistte , en die , even als de verloren zoon, onder het uitfchot der menfchenkindercn , onder elendelingen en bedelaars gerangfchikt , daarheen fluipt , en aan den paskomenden , weihebbenden jongeling , wien hij voormaals gelijk was , demoedig om een aalmoes bidt ! — waarin zo menig jong , vlug , bloejend man ; io menig lief , onfchuldig meisje , zo rein van hart als zeden , in korte dagen verleid , bedorven , door buitenfpoorigheden verz\vakt , door cuveldaaden gebrandmerkt wred , en bleek , uitgeteerd , het kwijnende leven daarheen fleepte ! — die ftad , waarin de geleerdheid en weldaadigheid zo veel verpligting op het menschdom bragt, maar waarin ook het zedenbederf , de weelde , zig ten troon verhief , en vaak den gelukkighen in een' poel van jammeren hortte ! karel befchouwde naauwlijks deeze zo langgewcnschte had , of het hart begon hem heviger te kloppen : eene nieuwe , verheugende , nog nimmer gevoelde aandoening , overmeesterde hem ; hij viel zijnen vriend om den hals ; omarmde hem vuuriglijk , en riep in de dronkenfchap zijner ziele uit: ,, O willem ! lieve , goede , beste willem ! nu zijn wij daar wij weezen moeten."  ï54 HET LEVEN VAN Zij reeden nu de nederige huisjes voorbij , die het naast aan de ftad grensden , en dewijl zij alomme gantfche groepen van aartige , lieve meisjes voor dezelvcu aanfchouwden , wier opfchik eenvoudig en natuurlijk , maar tevens netjes en vol fmaak was , geloofden onze jongelingen , dat zij in de hcrderinnenwereld , die de Arcadifche dichters zo ovcrheerelijk befchrijvcn , waren overgevoerd , en hielden deeze fchoonheden , die , buiten het eenvoudige van haaren opfchik , weinig overeenkomst met de zedige , eerbaare en onfchuldige maagden in de Arcadias hadden , voor zulke oudtijdfche herderinnetjes : karel inzonderheid , Was als buiten zig zeiven verrukt, en het fcheelde niet veel , of hij had zijn blijdfehap övcr deeze onverwachte verfchijning luidkeels, uitgeroepen. Aan eene kleine herberg gekomen zijnde , bevolen zij den voerman ftil te houden , om wat te gebruiken , maar indedaad met oogmerk om zig nog wat langer in dit verruklijk buiten optehouden , Waar fchoonheid, met onfchuld en liefde gepaard, Door velden en akkers en boschjes heen djvaalde. Naast de herberg zat , voor een nederig boerenhutje , (dat men , uit hoofde van deszelfs eenvoudigheid , voor de wooning der gelukkige echtelingen , philemon en baucus zou .genomen hebben ,) een meisje , dats  EEN' LICHTMIS. 155 Zo fchoon, zo lief als een Godin, Het golvend bruine hair langs hals en borst zag zwccven! Langs hals en borst, waaraan de min, Haar hemebch fchoon ten fieraad had gegeeven. Het bckoorelijk meisje zat te leezen, en fchecu in zeer diepe gedachten te zijn , zo dat zij naauwlijks bemerkte , dat er menfehen in de nabijheid waren : onze jongelingen , die haar door de bladeren der hegge , tegen welke zij zat , duidlijk begluuren konden , befchouwden de engelachtige leezeres met een hartlijk welgevallen ; vooral vond karel een uitfteé» kend behaagen in dit beeld der Liefde , en zichtbaar was op zijn gelaat den wensch te leezen, dat hij haar' amintas of damon mogt zijn , ten einde aan haare zijde de eenzaamelaantjes en hille boschjes te doorkruisfen , of op zijn fluit haar een verliefd deuntje voorte. fpeelen. Indedaad was dit meisje dén van die goede zachtaartige , liefderijke fchepzeltjes ; & voorzien met alle de bekoorclijkheden der bevalligheid ' en onfchuld ; nog rein en onbedorven van hart cn zeden , en geheel en al zodanig , als Moeder Natuur ze wel eens uithuurt , 'wanneer zij in een goede bui is , of wanneer zij voorneemens is , den een of anderen Adamszoon gelukkig te maaken. Dat dit befpieden en begluuren door de  156 HET LEVEN VAN heggebladeren , zo Ilil niet in zijn werk ging, dat onze Schoone niet éénmaal het oog derwaards zou gewend hebben , kunnen onze leezers en leezeresfen , die op eene gelijke wijs immer befpied hebben , of befpied geworden zijn , zeer gemaklijk begrijpen. Het lieve meisje dan , keek zekerlijk na de hegge , cn vermits karel er reikhalzende door heen gluurde, was het zeer natuurlijk , dat hunne oogen elkander ontmoetten. De fchoone leczeres hier door eenigzins ontzet, bloosde •-— zij wilde echter het leezen voordzetten , doch in weerwil van alle haare poogingen, keek zij telkens over het boek heen, en den bevalligen befpieder vlak in de oogen. Zij, die ónzè voorige befchrijving van dit meisje geleezen hebben, zullen van zelf begrijpen, dat dit geene coquetterie in het lieve fchepzeltje was: wie echter zou van een dochter van eva durven ontkennen, dat zij geen innig welbehaagen daaraan vindt, wanneer zij bcfpeurt, dat haare fchoonheid en bekoorelijkheid opgemerkt wordt en indruk maakt ■ te meer, wanneer de opmerker zelf opmerking verdient en een onbekende vreemdeling is ? . In 't kort, het hot deezer kleine gefchiedenis was — iets dat zig beter gevoelen dan befchrijven laat; iets dat bij de meisjes, door eene zekere beklemdheid en hartklopping, en bij de jongens, door onrustige droomen en flaap-  EEN' LICHTMIS. *£P Jooze nachten zig aandient; iets, dat het werk Van een oogenblik is — de liefde. Onze bloozende leezeres had naauwlijks den jeugdigen befpieder in de oogen gezien, of eene onwillekeurige aandoening overmeesterde haar; een zacht vuur doortintelde haare aderen; eene zekere bedeesdheid , eene beklemdheid in de borst liet zig befpeuren ; haar boezem verhief zig en joeg fterker met één woord , zij gevoelde zulk een aartige, hreelende, verrukkende draajing om haar verbijherd en aangenaam verrascht hartje, dat zij onmogelijk zig onthouden kon, om een diepgehaald zuchtje te loozen. Met karel verging het niet beter : met eert onafgewend oog bleef hij op deeze fchoone dorpëngelin haaren, en vond zo veel behaagen in de befchouwing van dit verwonderlijk klein hef meesterhukje, dat hij, als aan den grond vastgenageld haan bleef, en oogenbliklijk de vuurigfte liefdeverklaaring, — (wel te verhaan door de taal der oogen, die meest alle mijne leezeresfen verhaan,) aan het bevallige meisje deed, en in eene zekere verrukking van zinnen uitriep : zie daar het meisje van mijn hart! Terwijl karel zijn ftomme roman met de Heggefchoonheid beging, had de voerman een dito met een neutenbruin meisje, in een rood jakje gekleed: dit vleezig figuurtje niets van  158 HET LEVEN.VAN de tedere en veelzeggende oogentaai verhaande, was de voerman, (en dit bragt zijn itrilinct ook mede,) genoodzaakt, om, het geestige aan een zijde ftellende, zig des te fterker met het lichaamlijke liefhebben optehouden : des had hij airede groote vorderingen gemaakt, en de poezele meid een reis twee- of driemaal in den ronddikken arm of hangenden wang gekneepen; hij had ook een houte kusch gewaagd , waarvoor hij echter van de koele Schoonheid een gevoelige , kletfende oorvijgontvangen had. Alhoewel nu dergelijke caresfen onder de liefdehagjes geteld moeten worden , die, volgends de mode der verliefden, geen zeer doen fchrikte echter dit verliefd gunstbewijs den brandenden ontvanger in diervoegen af, dat de lust, om verdere voordgangen te maaken, hem geheel verging; hij vergenoegde zig met haaiden tedèren fcheldnaam van deugnietje te geeven , en befloot daarmede de verliefde hiftorie: vervolgends fprong hij te paard; blies op den hoorn, en wekte daardoor den betoverden karf.l uit de liefdezwijmeling , waarin hij zo zoet cn zalig verzonken fcheen te zijn. Daar nu het fcheiden onvermijdelijk was, en de beiden minnende partijen te blode en onbedreeven. waren, om den begonnen roman, tot wederzijds vermaak en genot, tot fpreeken en doen overtebrengen, was de verliefde ridder te  EEN' LICHTMIS. 159. ■weden, met, iht.voorbijgaan, een hartlijk en veelbeduidend compliment aan dit allerliefhe bekje te maaken, het welk met zeer veel deel- neemiflg en bevalligheid beantwoord werd en hier mede reed hij, op een vollen draf, na de plaats zijner beftemming. Naauwlijks waren de beide vrienden weder met elkander in gefprek, of karel gaf breed op van de fchoonheid, zachtaartigheid en het lieve bckoorclijke van het onbekende meisje; hij beleed openhartig, dat hij ten hooghen op deeze vrouwlijke engel verliefd was; beloovende, niet eerder te zullen rusten, voor dat hij nader met haar bekend zou weezen - dan, hij beklaagde zig tevens, dat hij vergeeten had, om bij de waardin nader onderzoek na dit meisje te doen. willem lachte over deeze fpoedigc verliefdheid , en vermits hij zijnen man kende , die wel alles met hevigheid en ongeduld aangreep, en fpoedig vuur vattede, maar die tot niets minder clan tot volharding gefchikt was, en die, even als een weerhaan, met alle winden draaide, zo twijfelde hij in 't geheel niet, of deeze liefdehiftoric zou zo fchielijk vergeeten als begonnen zijn. Hoe meer onze jongelingen de had naderden, hoe grooter troepen van aanzienlijke en geringe ftedelingen zij op hunnen weg vonden, die van hunne wandelingen, buitengoederen,'  löo IIÈT LEVÊN VAN üitfpanHingen, herbergen enz. weder ftadWaards keerden, en deels ftil en befchouwende, deels luidruchtig en zingende, (al naar dat de buitenlucht of de dampen der ingenomene dranken hunne werkingen deeden,_) zig den weg kortedcn. In de voorftad, waarin zij genoodzaakt waren, een gedeelte der wandelaars voorbij terijden, was hen dit gedrang der zoonen en dochteren des lands een even zo nieuw als vermaaklijk fchouwfpel: alhier zagen zij fchoonen en lelijken; eenvoudigen en prachtigen; meisjes in een eenvoudigen en bevalligen opfchik, Waaraan de Natuur alle bekoorelijkheid bijzettede , en meisjes in de hoogstmogelijke pracht begraaven , door alle kunstjes geholpen, en echter onbekeekcn , ongegroet voorbijgegaan , van allen wie het om weezenlijke liefde te doen ware, doch integendeel te ijveriger begeleid en gevolgd, door zwierige falctjonkertjes, gekapt en beftrikt, even als of zij de Natuur een verwijt wilden doen, dat zij, met al den aanleg tot wijven, hen jongens had doen geboren worden : alhier wandelde ook de ftatige geleerdheid, Doctoren, Advokaaten, Predikanten, en derzelver appendixen, als Apothecars, Klerken, Catechifcermeesters, Oefeningbroeders enz. druk bezig over de zielen, de beurzen, de ligchaamen , het geloof, de vierfchaar, de bijbel, purgatiën , fomativen en wat er meer tot  IËN' LICHTMIS; i6i iöt elks winkel behoorde. Te ihidden van deezen zagen zij weder kooplieden , kunftcnaars, ambachtslieden, renteniers, enz. kwalijk of wèl gekleed, of, naar dat de fortuin hen gediend had, juichende of klaagende en den kop in den wind heekende , of dien cp de borst laatende hangen in 't kort, hier zagen zij de wereld, onder alle haare bckleedzelen, en van alle zijden - en dergelijk een tooneel kon niet misfen, onze jongelingen — aan geen gewoel gewoon — een zonderling genoegen te verfchafren. Zij kwamën kórt daarop in de plaats hunner beftemming, zijnde een verblijf bij een' Profesfor in dé Godgeleerdheid, een zach'taartigj beminnenswaardig en braaf man , het welk door den Heer peter bezorgd was geWoiden t de Profesfor verwelkomde hen met die vriendlijke, lievenswaardige en inneemendè openhartigheid, die ons tevens hoogachting, liefde ett vertrouwen inboezemt; zijn gelaat was de getrouwe fpiegel van zijn hart, dat men zo zelden aantreft , Want veeltijds hrekt het ten inaskei1, waarachter de boosheid en het bedrog tè ligter haare oogmerken bereiken, en den onkundigen te eerder verhrikken: dus ontvangt de hoveling zijnen vriend met een lachend gelaat, en drukt hem derwijze in zijne omhelzende armen, dat men zig de herleeving van david en jonathan vóórhelt; dochj bijna in I. de e l . L  ld HET LEVEN VAN 'r zelfde oogenblik keert hij zig om, gaat heen, en arbeidt aan zijnen gantschlijken ondergang: dus vertoont zig de bedrieger met de eerlijkheid en de waarheid op het gelaat, met het voorkomen der getrouwheid —— en mtusfehen wij bezig zijn met deeze edele hoedanigheden in hem te bewonderen, befpot hij onze ligtgeloovigheid en verligt onze beurs op de fchelmachtigfte wijs: dus fchijnt menig Geestlijke, menig Geleerde ons toe, de ootmoedigheid , de befcheidenhcid zelve te weezen, terwijl al die vertooning niet anders dan een kleed is, waar achter hij zijne trotschheid, zijne eigenliefde, onkunde en allerleie gebreken verbergt , zo als de ondervinding dikwijls hem leeraart, die, op het gezicht af, over de menfehen oordeelt : dus bedriegt ons menig lief, aartig meisje, met alle haare hemelfche wezenstrekjes en engelachtige houdingen en bekoorelijkheden! vriendlijk lachende als de openhartige Oprechtigheid,en zachtlijk bloozende als de beminnelijke Onfchuld, zit de duivel haar in 't hart, die flechts den gunftigen tijd verbeidt, om de hel te ontfluiten voor den blinden verliefden, die in haare armen en fchoot den Hemel zoekt I —-— en aldus bedriegen ons in de gezelfchappen, die vergenoegde en ongekrenkte aangezichten der getrouwden , waarop men huislijke gelukzaligheden leest ——• terwijl maar waartoe iets gefehetst, dat  EEN' LICHTMIS. i6$ gij, getrouwde Ieezers en leezeresfen, allé oogenblikken ondervindt? Onze Profesfor Was in de daad eene uitzondering op deezen regel; hij was het geen hij vertoonde: geleerd zonder trotsch te weezen; Vroom zonder huichelaarij; weldaadig zonder roemgierigheid; bedaard zonder valschheid, en vriendlijk zonder te vleien , was zijn gedrag zo leerzaam als zijn onderwijs: die verhevene fpreuken: hebt elkander hartlijk lief! verdraagt elkander! Veroordeelt niemand! enz. beoefende hij daadlijk en deed daardoor veel goeds* Zijne beminnelijke cchtgenoote was de kroon en roem van hem zeiven; twee verwachtingsvolle kinderen waren de getrouwe afbeeldzels hunner voortreffelijke ouders — met één Woord , deeze gantfche waardige familie hrekte ten heerelijkften voorbedde van het huwelijk en de opvoeding. In de daad waren ook onze jongelingen geheel als betoverd door deeze huislijke zaligheden, en als in eene andere wereld overgezet i de Profesfor was met de jonge lieden niet minder in zijn fchik: hun voorkomen zo wel als hun openhartig, onschuldig, vertrouwelijk gelaat, deed hem belang in hun hellen, en persten hem zijne genegenheid en vriendfchap af: hij vleide zig blijdfchap aan hun te zullen beleeven en braave lieden uit hun te zullen zien voordkomen, dat altoos één zijner grootL a  164 HET LEVEN VAN fte genoegens in dit leven uitmaakte : nog dien zelfden avond gaf hij hun een proef zijner hartlijke geneigdheid, en maakte hen met de gcwigtigheid van hun oogmerk door de volgende aanfpraak bekend. „ Mijne jonge vrienden! gij zijt dan herwaards gekomen, om u tot leeraars en richters des volks te vormen ; om , of den redelijken Godsdienst door leer en wandel aanteprijzen, of om het recht en de gerechtigheid te handhaven en de euveldaaden te hraffen; eene eerwaardige, eene gewigtige behemming! gevoelt gij al het gewigt van dezelve wel ? — den mensch , dat meesterh.uk des Scheppers , dat evenbeeld Gods, voor de eeuwigheid gefchikt en gefchapen, met de voorfchriften, met den wil des Almagtigcn hekend te maaken; hem den rechten, den waaren en éénigen weg ter gelukzaligheid te wijzen; hem God als zijnen liefderijken Vader, als zijnen weldoenden Onderhouder, als zijnen almagtigcn Befchermer, maar ook als zijnen rechtvaardigen Richter voortehellen! - welk eene groote , welk eene zalige behemming! >— of als handhaver, als een plaatsbekleeder Gods , weduwen en weezen te befchermen; den onderdrukten bijhand te bieden ; den weereloozen armen tegen den magtigen rijken te verdedigen — welk eene edele, welk eene Godlijke bezigheid! hoe gewigtig, hoe uitgehrekt voor ons vet-  E EN' LICHTMIS. 165 ftand! hoe zalig cn bevredigend voor ons hart! hoe heerelijk, hoe bcloonende in derzelver gevolgen! —- 0! deeze groote behemming , deeze verhevene gedachten, de leeraar en richter uwer broederen te weezen, moet u met eenen brandenden ijver bezielen, om uw edelen tijd nuttig te beheeden, en de jaaren uwer voorbereiding in diervoegen aantewenden., dat gij dit groote oogmerk volkomen bereikt! en hoe veel gemaklijker moet u zulks, dan veele uwer medebroederen vallen, daar gij u tot dat einde van de beste middelen bedienen kunt , terwijl anderen met de zorg voor hun onderhoud en met behoeften te kampen hebben! de Natuur zelve heeft u in dit geval boven veele anderen bevoorrecht; want wie weet niet, welk een herken indruk eeu voorhei of redevoering maakt, wanneer de redenaar tevens een man van aanzien en waardigheid is , en alle vereischte begaafdheden hem als aangeboren zijn ! ■ maakt derhalven gebruik, mijne jeugdige vrienden! als jongelingen van eene verhandige opvoeding, van den tijd, dien gij op de Academie haat doortebrengen! weest mannen, die de waarde van den tijd te fchatten weeten! weest menfehen, die hunne eigene waardigheid gevoelen! gij zijt gezond! welk een fchat! gij zijt, ja! dit vertrouw ik, (hen hij de hand vattende en vriend/ijk aanziende,) gij zijt deugdzaam! welk een kleinood! 0 mij* L 3  i66 HET LEVEN VAN ne vrienden ! bewaart toch beiden ! aan beko« ring, aan gelegenheid , aan verleiding zal het u in deeze ftad voorzeker niet ontbreeken : maar welk een zegepraal voor de menschlijkheid, de verleidingen te kunnen wederftaan ! niet de" treurige en fchrikbaarende befchouwing van den jongeling, wiens gelaat, door de gevolgen der ondeugd en buitenfpoorigheid, gebrandmerkt is, moet u alleen van dergelijke afwijkingen terughouden ! neen ! ik vertrouw dat gij de waardij en de voortreffelijkheid der deugd met alle haare zalige gevolgen, in diervoegen in al derzclver omtrek kennen zult, dat gij haar om haarzelfs wil getrouw zult blijven, en ondeugden en buitenfpoorigheden altoos als veel te laag, te vernederende voor den mensch zult befbhouweh! welk een geluk, welk een genoegen zal het voor uwe bloedverwanten, voor uwe vrienden, voor u zeiven en ook voor mij weezen, wanneer gij ten eenigen tijde als verftandige leermeesters en deugdzaame burgers , de wereld zo door leer als voorbeeld flichten zult! wijsheid te leeren en geluk te verbreiden, welk eene heerlijke beftemming voor den man van verftand en gevoel ! - o gij goede jongelingen! belooft gij het mij ? zult gij u aan mijne leiding onderwerpen ? ik zal uw lecraar, uw vriend en uw vader zijn!" i Hier befloöt de eerwaarde grijsaart zijns  EEN' LICHTMIS. i&J aanfpraak ; breidde zijne armen uit en omhelsde de jongelingen vaderlijk en hartlijk: hij miste ook zijn oogmerk niet: zijn eerwaardig gelaat, zijn treffende toon; de geheele aanfpraak , die regelrecht uit zijn hart voordkwam, alles raakte het hart der jongelingen, en kabel , in weêrwi! zijner losfe wuftheid, werd er zo door verrascht en ingenomen, dat hem de traanen uit de oogen berstten, en hij, verrukt, den edelen man vuuriglijk omhelsde; als een engel Gods befchouwde, en plechtig beloofde, zig zijner geleide te zullen onderwerpen en te poogen hem gelijk te worden. Hij was nu, (zo krachtig werken de voorbeelden,) geheel het tegenovcrgehelde van het geene hij geweest was: zo herk als hij te vüorfeft tegen de hudie der Godgeleerdheid 'was ingenomen, (daar hij tot nog toe niet anders, dan trotfche, opgeblaazene ijveraars, hardnekkige twistzoekers en onverdraagelijkc wetdonderaars , die hunne leer door hun gedrag logen hraften, had leeren kennen,) zo eerwaardig ,. heilig en gewigtig fcheen die hudie hem thans te zijn ; zij kwam hem niet meer droog, verfchrikkelijk en afgetrokken voor; neen! zijn hart vond er belang bij, en een brandende ijver om goedtedoen , overmeesterde hem geheel en al. Onze jongeliügen, affcheid genomen hebbende, begaven zig na hunne kamer, die recht L 4  m HET LEVEN VAN tegen over de wooning van den Profesfor was: zij waren een gopde poos bij elkander zonder één woprd te fpreeken, zo fterk had de ver-, rasfching op hunne zielen gewerkt: karei. brak eindlijk het ftilzwijgen af; viel zijn'vriend in de armen , en riep vol verrukking uit: „ o Mijn goede willem ! welk een best man is dat! zulk een' man te volgen — zulk een' man gelijk te worden! o mijn vriend! grooter geluk kan ik mij niet verbeeU den! hadden wij enkel zulke mannen, zulke leeraars, de Godsdienst en het geluk der her-, velingen zouden op eenen veel beteren voet gebragt weezen!" Met dergelijke gefprekken, die fomtijds op dweeperij fcheenen lütteloopen, of tegen de mepschkunde en de ondervinding aandruischten, onderhielden onze jongelingen zjg nog een goed gedeelte van de nacht: eindelijk vormden zij de beste voorneemens, om getrouwlijk de voorfchriften van verftand en deugd te volgen % %n vielen in flaap,  EEN' LICHTMIS. i lijk drukte.  EEN' LICHTMIS. 271 Een handdruk op zig zelve is zekerlijk eene geringe en onfchuldige zaak; maar in fommige gevallen is dezelve van zulke eene gewigtige betekenis en gevolgen, dat zij dikwijls op het gantfche geluk van ons leven den grootlten invloed heeft. Dus, als dc minnaar, op bevel van een ge-» ftrengen vader, moeder, oom, tante of voogd, affchcid van een meisje moet neemen, 't welk hem ontzegd wordt, óf voor een ander beltemd is, en hij zig van dat teder geliefd voorwerp moet affcheidea, dan zegt hem een ftille handdruk 5 wij zien elkander weder! wanneer de bedeesde fchoonheid te eerbaar of te blode is, om den minnaar, die haar hart doordringt $ te durven antwoorden, dan zegt hem een hand-druk : ik bemin u f wanneer de ijverzuchtige echtgenoot den veel te warmen vriend van den huize de verdere verkeering verbiedt, dan zegt hem een handdruk der gebiederesfe: morgen ben ik alleen te huis! Wanneer de verhoor-de minnaares haaren minnaar den liefdehandel opzegt; hij, hdderende, om genade fmeekt, en zij, ondanks dit alles, niets van verzoening hooren wil, dan zegt, bij zijn affchcid, hem een handdruk: ik vergeef het u! wanneer in eenen betoverenden vluggen dans , de fchoone door de reiën vliegt, en de van liefde volle jongeling , in eene naamlooze verrukking verzonken, haar de fchoone hand tederlijk drukt,  372 HET LEVEN VAN beantwoordt zij hem met een' zachte tegendruk, ik heb u verliaan! wanneer de blode jongeling te befchroonld of té onervaaren, bij de verliefde dame den bedeesden fpeelt, zegt zij hem, met een zachte handdruk : waag het, jongeling! waag het! gij zult niet voor 't hoofd geftooten worden.- Dit echter was, zo wij ten minften' volgendsden aart der liefde hoopen willen, hier het gev tl niet ; de onwillekeurige handdruk der ta te was blootlijk eene uitwerking der heerlijke gedichten, met zo veel bevalligheid haar voorgeleezeri.- Of onze jongeling hier dc dame kwalijk begreep , en aan de handdruk eene geheel andere verklaaring gaf, dan de eigenaarftcr van de hand mogelijk bedoelde; dan of de gevoeligheid van onzen jeugdigen leezer er door gaanT dc gemaakt was geworden, 't welk, naar zijne gloejende wangen, drijvende oogen!, en beevende hem te oordeelen, wel 't waarfchijnelijkfté was althans, hij vergat zig zo zeer, dat hij het leezen met de hoodige handgreepen en houdingcri vergezelde, enz. Geen nieuwsgierige jongeling of luisterende juffrouw verwachte van ons eene befchrijving der gevolgen van deeze greepen en houdingen] wij willen die zedenpredikers niet navolgen, die ons de ondeugd zo bekoorelijk en natuurlijk befchrijven, dat de achteraankruipende ze-  EEN' LICHTMIS. 273 zedenles al haar kracht verliest en glad over 't hoofd gezien wordt, en het eveneens is, als of de fchrijver het laatfte alleenlijk er bij geplakt had, om het eerfte te vergoelijken. De jongeling het hoofdftuk geëindigd, en zig van de fraaiheid en natuurlijkheid des dichters genoegzaam overtuigd hebbende, nam van tante het tederhartigfte affcheid, onder affpraak van elkander fpoedig te zullen wederzien. Nog bedwelmd en beguicheld van 't verrukkelijkst vermaak, verliet hij den tempel, welks priesteres hem in de geheimen der godin, die wij allen kennen, had ingewijd: zo 'beklemd en verlegen als hij het huis inging, zo opgehelderd en vrolijk verliet hij thans hetzelve; op hem paste het gezegde: Onfchuldig ging hij in Maar keerde fchuldig weder, Geweetensknaaging was er bij den jongeling niet te verwachten; het hrekte hem veeleer tot blijdfchap, zig van een gemoedsbedwang onthagen te hebben, dat reeds voorlang hem een last was: dit geval intusfchen, waarmede hij op éénmaal de rust van zijn hart, zijn onfchuld, deugd, eiiz. verloor, was voor hem, geduurende zijn gantfchen leeftijd van de treufigfte gevolgen, 't ging er mede, zo als een l. DEEL. S  2?4 HET LEVEN VAN oud fprcekwoord zegt: als men den duivel een pink geeft, neemt hij 't gantfche ligchaam na zig. Het zoete vergif van den wellust floop ongemerkt door alle zijne aderen, en verwekte aandoeningen , die hem te vooren onbekend waren: zijn noodlot deed hem ongelukkig in de handen eener ervarene priesteres vallen, die de kunst verhond, om alle overgebleevene fchaamte volkomen uitteroejen, cn een volflagen lichtmis van hem te maaken. Dat, gelijk de ondervinding leert, het maar al te dikwijls het geval is, dat de fchoonfte, voortreffelijkste jongelingen, die menigwerven bij de bekoorelijkfte meisjes welkom zouden weezen , de eerftelingen hunner jeugdige krachten, aan oude, fomtijds lelijke hoeren opofferen, en daardoor niet zelden zig voor hunnen gantfehen leeftijd bederven, kan niemand ontkennen — en, hoe menigmaalen heeft niet de moeder het lekkere hapje de dochter voor den neus weggenomen ? Toen hij zig omtrent een quartier uurs verwijderd had van dien tempel, waarin hij dat kostlijk kleinood, 't geen de mannen met zo veel ijver bij clc meisjes zoeken, offchoon veelen haarer het zelve zo zelden bezitten , de onfchuld naamlijk, verlooren had, zag hij van verre in 't veld, een hef aartig figuurtje komen  EEN' LICHTMIS. 275 aanhuppelen , dat hij fpoedig erkende voor 't nichtje, om wier wil hij de Wandeling had aangevangen. In weerwil zijner ligtzinnigheid en een goed 'gedeelte onbefchaamdheid, die hij zig airede eigen gemaakt had, kon hij echter geen zekere beklemdheid van hart 'voorkomen , die hem eene verraderlijke ontrouw aantijgde: zijne ontroering werd hoe langs hoe heftiger naar maare zij hem nader kwam: de arme zondaar beefde; beurtlings verbleekte en bloosde hij, en zou zekerlijk in een toneelonmagt gevallen zijn, zo de fchoone hem juist ware tegengekomen —■ dan zij nam eenen anderen weg, die dwars door een korenland liep, en bevrijdde daardoor den Verliefden van eene hooge benaauwdheid, zo dat hij, die kort te vooren nog zichtbaar na haar reikhalsde, thans blijde was, van ongemerkt haar te kunnen voorbijglippen. Naauwlijks echter was zij eenige fchreden achter hem, of zijne oude liefde ontwaakte, zo dat hij zig niet onthouden kon achter zig om te zien , en met gretigheid haar nateoogen. Bij deeze befchouwing moest tante natuurlijk herk afvallen en zeer verliezen: de ichoone gehalte, de frisfche bloozende kleur van het vuur der jeugd, de zachte houding der onfchuld, een zeker onnoembaar iets, dat zo onbereikbaar, (als 't ware,) de jongheid behemS a  476 HET LEVEN VAN pelt, en dat, even gelijk de daauw op de roos, door geene kunst kan nagevolgd worden, dit alles moest noodwendig de overrijpe tante uit haare plaats verdringen, en de prijs van 't nichtje ten hoogften toppunt doen hijgen. Intusfchen was dit alles bij den jongeling niet meer dat gloejendc, verrukkelijke gevoel eener zuivere onfchuldige liefde, dat hem na 't nichtje trok; reeds was hij door't vergif van den genietenden wellust te zeer doordrongen; eene flxafbaare begeerte rees er in-zijn hart op. om 't fpel dat de ervarene tante hem geleerd had, bij de fchoone, deugdzaame en onfchuldige nicht te herhaalen. Met dit prijslijk voorncemen nam de jonge heer de terugreis na de had aan , en om deezen dag recht feestlijk te befluiten , ging hij ter zelfder plaatfe avondmaalen , waar hij weinige dagen te vooren , met het gelukkig fpeelgezelfehap zig vrolijk gemaakt had. Tot zijn bijzonder genoegen vond hij aldaar den reeds genoemden Baron * * * benevens meer andere zoonen des vermaaks, die hem daadlijk in hunnen kring opnamen, en, op echte vriend- en broederfchap, dapper aan 't zuipen teegen. Geduurende dat enze held op verliefde avanuuren was uitgegaan, en zig in vermaaken van allerleie foort dompelde, was zijn vriend t'huis* om zijnen wil, in de anghighe bekommering.  EEN' LICHTMIS. a77 Toen het laat begon te worden, vroeg hij hier en daar na hem, doch niemand had hem gezien : hansje , die insgelijks een hartlijk belang in hem helde, vreesde zelfs dat hem een ongeluk mogt overkomen zijn, en kon zig niet onthouden, om een traantje van beduchtheid uit haare fchoone oogen te doen vloejen , 't welk wild zo hij het gezien had, voorzeker zou weggekuscht hebben. Het bedrukte meisje zat met de hand onder het hoofd, bij het licht van een lampje; de angst van haar kwijnend hartje, zo wel als de fombre verlichting, gaf haar een zo romanesk en treffend aanzien, dat zij in dat tijdftip dc Schilderkunst tot een goed model van treurige verliefdheid zou hebben kunnen verhrekken. Toen de klok elf uuren floeg, en de jongeling nog niet opdaagde, werd zij zeer angflig; zij keek buiten het venster; het teder verrukkelijk gezang der nachtegaaien, en het fchel gemaa.uw der vechtende katten maakten het zeldzaamlte contrast, en dompelde haar in de treffend tie zwaarmoedigheid: het werd haar thans zo bang om 't hart, even als of haar een groot ongeluk voor de deur hond, en. hoe zeer zij zig bemoeide , om deeze benaauwdheid des harten te onderdrukken, was het haar echter onmogelijk. Met eene hdderende hand klopte zij aan d« S 3  »7« ~ H E^T "LEVEN VAN kamerdeur van frank, en deeze juist nog wakker zijnde, deelde zij hem haare bekommering, met zo veel deelneeming en zichtbaare bevreesdheid mede, dat frank fpoedig ontdekte , wat er in 't hart van hansje omging: om er zig nader van te overtuigen, riep hij al zijne loosheid te baat, om haar uittevorfchen, en het verraschte meisje, aan de openhaitigheid gewoon, verried zig zelve zonder het in \ eerst te merken. Een fcharlaken kleur, die haare wangen bedekte , ftamelende verontfchuldigingcn , die meer toeftemden dan ontkenden, een zichtbaare angst, die zij niet geheel onderdrukken kon , deeden den befpiedenden vriend maar al te duidelijk zien, dat haar hartje wat al te fterk het geval zig aantrok: toen zij zig eenigzins ontdekt zag, was zij echter loos genoeg, om alle deelneeming, die zij in den jongeling nam, met den fraajen naam van Christelijke liefde te beftempelen, doch het goede fchaap kwam met dit bedekzel te fpade. De ftille middernacht, met alle haare angstvalligheden was naauwlijks voorbij en onthefte de bijgeloovigen van den fpookfehrik; op de ftraaten echter was a/les nog doods en ftil, en behalven eenige hongerige fchrijvers, die de rijzende zon voorkwamen, ten einde het fchrale middagmaal nog tijdig genoeg te kunnea  EEN' LICHTMIS. a/s verdienen, of voor de eeuwigheid te arbeiden, lag alles wat zig ter rust bcgeeven had, nog in een zachte fluimering. De dans- fpeel- en zuip-broeders kwamen nu met volle zeilen , wankelende beencn , draajende hoofden en ledige beurzen , na huis tuimelen, en onder deezen behoorde ook pnze wild. Onder het luidruchtig geleide van wankelende Bachuszoonen, belandde onze held tot aan zijn huis : de luidende bel verkondigde zijne komst, en het beklemde hansje kwam voor ditmaal met de vrees alleen vrij. Zijn vriend, die hem tevens te gemoete kwam, befpeurde zo dra niet, in wat toehand het hoofd van den jongen heer zig bevond , of hij gaf hansje een wenk; wenschte hem enkel een goeden nacht, en helde zijne vriendfchaplijke bezorgdheid en vermaaningen tot den volgenden morgen uit. Si  *8o HET LEVEN VAN VEERTIENDE HOOFDSTUK, eene noodzaakelijke reis, ter bevorderinge van menschenkennis. . O v^nze nieuwe Lichtmis lag nog in een diepen flaap , toen de nijvere frank reeds een. geruimen tijd bij zijne boeken had doorgebragt; deeze braave en geleidelijke jongeling liet zig geheel en al aan den wijzen raad en het vaderlijk beftuur van den Profesfor over, en deeze edele man beminde hem daarentegen als een zoon, en gewende derwijze aan hem, dat hij in zijne ledige uuren niet meer zonder hem zijn kon. frank vooral deed groot voordeel met het gezelfchap van deezen waarlijk geleerden man; want offchoon hij een Godgeleerde was, bezat hij in de takken van andere geleerdheid en weetenfchappen eene uitgebreide kennis; in 't bijzonder was de natuurkunde zijne geliefkoosde ftudie, en uitfpanning in de rustuuisn van zijne moejelijke beroepsbezigheid.  EEN' LICHTMIS. a8; frank, benevens nog eenige andere jonge Heeren, misten niet oni deeze aangenaame tijd. Verdrijven bijtewoonen, en vermaakten zig op zulk eene aangenaame en leerzaame wijs, dat de uuren even als oogenblikken hen ontfnapten. Met het boek in de hand doorwandelden zij de tuinen , de velden en de wouden , en dikwijls verfchafte een wormtje , een vliegje of grasbloemtje hun meer leering en vergenoegen, dan een opgevuld Natuurcabinet; ten mindert meer dan een bedwelmd gezelfchap van vergulde weetnieten en bepluimde faletpoppetjes: er behoorde zekerlijk een gezuiverde finaak toe, om een infecl den voorrang boven eene fchoone bevallige juffrouw te geeven, die in alle de modebegaafdheden en kunnen der groote wereld een leermeestresfe genaamd kan worden ; of wel, om meer geleerdheid te erlangen bij een worm, dan bij een deftig fchoolgeleerde, die van niets gewigtiger dan van zig zeiven te Ipreeken weet. Twee uuren in elke week wijdden zij zig aan de beoefening der muziek , en welhaast volmaakten zij zig derwijze , dat hunne kleine concerten , die zij fomtijds in den tuin van den Profesfor hielden, nu en dan, door aanzienlijke lieden bijgewoond werden. Hier uit trokken zij dit voordeel , dat zij niet flechts bij de eerde familien bekend werS 5  aSa HET LEVEN VAN den, maar zij verkreegen er ook eene losfe, ongedwongene en bevallige houding door, welke den jongeling zo wèl ftaat, en die hem in gezelfchappen den voorrang boven den ftijven en onbehulpzaamen doet verkrijgen. Deeze kleine vorderingen van den oppasfenden frank hebben wij noodig geacht hier vooraf te laaten gaan , om dat in 't vervolg der Gefchiedenis , de twee vrienden ,~ zeldzaamer dan tot nu toe gefchied is , te zamen zullen voorkomen. Vermits frank zijnen vriend nog in een diepen flaap vond, wilde hij , uit vrees van hem te zullen verftooren, de hem op het hart -liggende vriendfchaplijke vermaaningen, tot eenen anderen tijd befpaaren; ook verbood hij hansje, om iets van die natuur te doen blijken ; zij beloofde het en vergenoegde zig om enkel een oog vol bekommering en angst op hem te vestigen, om ten minften daardoor, als zeer van verre, uittevisfchen, waarde jonge heer den gantfchen voorigen, dag mogt doorgebragt hebben. Intusfchen behoorde er ongemeen veel toe, om haare nieuwsgierigheid in teugel te houden, bijzonder daar zij vreesde, dat zij, door een nieuwen liefdehandel, uit het hart van haaren tederen vriend mogt verdrongen worden ; want het goede wicht geloofde , in de daad, en in de eenvoudigheid van haar hart*  EEN' LICHTMIS. a83 (wat gelooft een meisje niet al!) dat de jongeling haar oprecht en alleen beminde. Toen frank weder t'huis kwam vond hij wind bij wild, die hem tot een plaifierreisje na een naastbijgelegene plaats, waar veel toeloop was, om het bad te gebruiken , was komen uitnodigen , en arm in arm met den jongen Heer voordtfleurde, zo dat frank al wederom zijne boetpredikatie in 't hart fmooren moest. Toen hij frank vaarwel zeide, kuschte deeze hem met al de vuurigheid der waare vriendfchap; drukte hem de hand, op de veelstbetekenende wijs , en wederhield met moeite een' traan , die de tederfte bezorgdheid voor het welzijn van zijn' vriend hem in de oogen joeg. hansje, die gantsch geen behaagen in dit makkerfchap van wind en wild vond, keek met eene weemoedige ziel haaren jongen vriend na, en kon , toen hij uit haar gezicht was, zig niet onthouden, haar benaauwd hart, door 't plengen van eenige traanen, te ontlasten : aan de vertrouwde haarer boezemgeheimen, de ervarene keukenmeid, vertrouwde zij daadlijk haare zorg en bekommernis ; als dat de lichtmis wind, den onfchuldigen jongeling voorzeker verleiden zou, neemende zij tevens yastlijk voor, om bij de eerlte gelegenheid den Profesfor van dit gevaar kennis te geeven;  *84 HET LEVEN VAN zig verzekerende, dat deeze aanzienlijke man er zeer wel raad en weg mede weeten zou. Het vrolijke reisgezelfchap vergaderde in eene vermaarde herberg, waar de fchoone waardin ruim zo veel gasten lokte als het uithangbord: na dat men dapper gedronken, gekuscht, gelichtmist en gehoeid had, gingde partij, al zingende en tuimelende, met de grootfte vreugd de deur uit. Elk die den haast zag, waarmede de jonge Heeren daarheen fnelden , moest in de daad gelooven , dat zij het geluk in den mond liepen, of dat een zonderling vermaak op hen wachtte: de gantfche Heerlijkheid echter, waar na zij zo bezorgd , zo gretig en te post heen liepen , beftond nergens anders in , dan in een klein, ellendig ftadje, een hecht logement , en een nog Hechter maaltijd, die zij ten duurhen betaalen moesten. Alhier werd een bal gehouden, in een zaal, die zeer bekrompen en laag van verdieping was; de benaauwde hette evenaarde die van een zweetbad; het gcju.il en geruis was even als dat men in de joodenkerken hoort, de muziek knarfte en bromde even gelijk die bij de mat> onnettcntooneelen; de Dames waren lelijk, ftijf of ongenaakbaar trotsch; met één woord , het bal was volhrekt, en in alle omzichten , hes tegenovergehelde van het geen het behoordö te weezen.  EEN' LICHTMIS, ^85 Het gezelfchap vond deeze elenden eenigermaaten vergoed, door het ontzachlijk aantal van badbezoekers, die, even als een zwerm van infeclen, door elkander fnorden: hier vond men geestlijken en wereldlijken, van allerleie Handen en rangen; getrouwden en ongetrouwden; oudenen jongen; vroomen en lichtmisfen; fchuddebollende Dames en jeugdige jufvrouwtjes , die allen zeer vertrouwlijk ondereen wandelden. Of nu fchoon het groothe deel deezer gasten de wateren noodzaakelijk gebruiken moesten, vond men er echter met menigte, die, door geheel andere inzichten gedreeven, alhier hun bezoek kwamen afleggen: des verlcheenen hier ongehuwde Dames die in hunne geboorteplaatfen te teder, of te hout onderneemend waren geweest, of aanleiding tot het ophellen van een kleine Roman gcgeeven hadden ; deeze traden alhier ten tooneele , om met het overfchot, haarer fchoon- en eerbaar-heden deezen of geenen kortzichtigen in 't huwelijksnet te vangen gehuwde Dames , die , met oude Heeren Podagristen, verfleeten lichtmisfen of foortgelijken gehuwd , de langduurige vasten t'huis ontliepen , om bij de verliefde dooiende Ridders , die op buitenkansjes rondzworven , fchadevergoeding te vinden eehtgenooten, die, met al te vuurige bijflaapen gepaard, verpoozing en rust voor hunne te veel geverg-  a86 HET LEVEN VAN de krachten zochten ■ mangraage meisjes en hoeren , die, even als dc kramers op een jaarmarkt , alhier hunne waar aan den man poogden te helpen, en de lustige jeugd van gezondheid en geld poogden te ontlasten —• in 't kort, alhier verfcheen de gantfche wereld in zulk eene geftalte en onder zo veelerleie gedaanten , dat een menfchenkenner er den grootften voorraad van kundigheden kon opgaaren. Dit echter was geenzins het geval van onze reizigers; deezen waren alleenlijk hier gekomen , om in alle vermaaklijkheden een recht weezenlijk aandeel te neemen; zij vielen der_ halven hals over kop, blindlings en onberaaden, in de ftrikken en netten, die fyreenen en guiten , in overvloed , voor zulk eene foort van wezens gefpannen hadden — en — kwamen er zonder geduchte verliezen niet af —■ ééne omftandigheid echter was er, die voorde beurs van eenige enkelen van 't gezelfchap , waaronder zig onze held bevond , zeer voordeelige gevolgen had. Onder die foort van lieden, die, na alles verkwist te hebben, zig op de gevaarlijke kunstjes van valsch fpeelen of beurzenfnijden toeleggen, bevond zig een jongeling, in dit vak eene uitfteekendc bekwaamheid bezittende , en de vlugheid zijner vingeren met een tamelijk  EEN» LICHTMIS. s8? grooten fchat beloond ziende; deeze kunflenaar beproefde alhier zijné begaafdheid, en in den beginne met een Vrij gelukkigen uitflag. Dan , een ander van het zelfde beroep , mogelijk nijdig om den voorfpoed van zijn collega, of wel met het gevloekte oogmerk bezield, om dit opkomende vernuft in de geboorte te verflikken , had de boosaartigheid , om deezen ijverigen beursontlediger , openlijk te ontdekken, en hem zulke geduchte flagcn, trappen en fchoppen te doen krijgen, dat hij, uit hoofde zijner verwrongene en verpletterde vingeren , voor eeuwig buiten flaat gefield werd , om zijn handwerk met eenig voordeel van belang te kunnen drijven. Dit geval was de oorzaak, dat er een algemeenen fchrik viel op allen , die zijner gelijk waren , zo dat, wilden zij voor 't avondmaal zorgen, zij het op een anderen boeg moesten wenden, en hun geluk in 't fpel zoeken. wild, die door het wispeltuurige Fortuin, thans in eene bijzondere proteétie genomen fcheen te zijn , was, tot zijn ongeluk, zo gelukkig van over de honderd ducaaten te winnen, ongeacht hij Hechts lomp weg fpeelde., zonder de llreeken van het fpel te verflaan. Het gezelfchap deezer weeldelingen was even voorneemens om de terugreis weder aanteneemen, toen op 't onverwachtst de Vorflin des Lauds verfcheen, en met haare komst een nieuw  eS8 HET LEVEN VAN leven en eene nieuwe vrolijkheid over de menigte verfpreidde: voor die trotfche aanzienlijken echter, wier oog over allen wil heen zien, en die door' allen als nummero één befchouwd willen worden , was zij zo welkom niet; hunne glorie verdoofde even gelijk het ftarrengeflikker bij de helderrijzcnde morgenzon; zij droopen ook ongemerkt af, om elders hunne meerderheid te doen gevoelen.' intusfehen ftrekte de komst der Vorftin tot groot voordeel deezer ftadbewooners, vermits een menigte nieuwsgierigen derwaards gelokt, en de verteeringen des merkelijk grooter gemaakt werden. Na dat onze helden alle deeze heerlijkheden befchouwd, en er nieuwe bronnen tot losbandigheid ontdekt hadden, keerden zij, der vermaaken zat, cn voor 't grootst gedeelte met ledige beurzen, na de had te rug. wild , die hier een vetten buit had opge* daan, had wTeinig genot van denzelven, want elk, die géén penningen had uittegeeven nam de toevlugt tot de welvoorziene geldkas van onzen mrlddaadigen jongeling; hij werd ook zeer fpoedig de algemeene kasher deezer veelverteerende broederfchap , en geloofde volkomen zeker te weezen, van de wedergave des uitgefchootenen gelds. Onze.jonker trad zo vergenoegd het hoofd-* quartier der zoonen des vermaaks in, als im* mer in den ouden tijd een Ridder die van een kruis-  EEN' LICHTMIS. 289 krttistogt uit het heilige Land keerde in zijn Vaderland, of als een bevelhebber, die, inet een magtige vloot , een bombardeering van Salè of Algiers heeft ondernomen, en, ten kosten van eenige duizenden ponden kr'üidss bomben cn kogels , ceiiige gaten in de oude muureri , toorens of huizcrt , der barbaarfchc Zeeroovers gefchooten heeft, en , trotsch op deeze heldendaad, tot de zijnen wederkomt; VIJFTIENDE HOOFDSTUK. feïN STAALTJE VAN VROUWLIJKE NIEUWS* GIERIGHEID , BENEVENS EENIGE FRAG^" MENTEN UIT EEN KEUKEN VERSCHIL , EN ZEDELIJKE PREDIKATIËN, Cxeduurende de afweezigheid van den jongen heer , kwam op een voordenmiddag een aartig' kamermeisje, met een klein briefje aantrippelen, die, na dat zij eerst bij hansje, die zij juist aantrof j zeer naauwkeurig na den jongen I. deel, T  2po HET LEVEN VAN heer vernomen,en zijn postuur duidelijk, volgends de orders van haare juffrouw befchreven had, en eindlijk verzekerd was dat zij den rechten man voorhad, na veele zwaarigheden gemaakt te hebben, dat briefje aan hansje toevertrouwde , niet zonder uitdrukkelijk verzoek , om zo dra de jonge heer t'huis kwam , hem het zelve ter hand te willen Stellen , dewijl het zeer dringende en gewigtige zaaken behelsde. hansje bekeek, volgends de vrouwlijke gewoonte, in der haast de briefbrengfler van 't hoofd tot de voeten, en daar zij tot haar leedweezen dat figuurtje gantsch niet onaartig vond , offchoon zy er te gelijk duizenderleie dingen aan te berispen had, kreeg zij terhond argwaan, of niet wel de jonge knaap zig ergens in een' liefdehandel gewikkeld mogt hebben ; zij deed alle mogelijke moeite, om door vraagen het geheim er uit te krijgen; zij wilde weeten , van wie dat belangrijke briefje kwam ; doch het fchelmachtige meisje, in dit handwerk wèl bedreeven , wist haare vraagen zo loos te ontwijken, en Stelde de zorgvuldige vraagfler zo aartig te leur, dat het goede hansje op 't einde zo wijs was als te vooren: zij maakte » volgends de gewoonte dier meisjes, een kort en zaaldijk compliment,' en nam een zo aartige loop, dat zij den hoek van de hraat reeds was omgewipt, eer hansje nog recht gewaarwerd,  EEN' LICHTMIS. api dat zij alleen was , en het briefje in de hand had. hansje ging nu na haar kamertje, keerde, wendde en bekeek het briefje met zeer veel aandacht , om den inhoud, die haar zeer verdacht voorkwam , te raaden: doch niet tegenflaande alle deeze moeite was zij echter zo weinig in ftaat om het te ontcijferen, als of het Egyptifche fpraakbeelden geweest waren: zij waagde eindlijk met een beangst hart, de binnenvouw van het briefje een weinig uittehaalen , en zag met verwondering en fchrik de woorden: kleine guit! zeer duidlijk : nu viel haar eensklaps de grootfte beangstheid op het hart; zij geloofde zig reeds van eene ander fchoonheid uit zijn hart gedrongen, en fchold de kleine guit voor een onstandvastige , een ondankbaare, een bedrieger, enz: na dat die ecrfte drift bedaard was , en zij haare verstoordheid lucht gegeeven had, erinnerde zij zig,dat hij haar in 't geheel niets beloofd had; dat zij bovendien hem nooit geheel te woord geftaan maar hem geheel en al aSgeweezen had : hieromtrent deed zij zig zelve de bitterlte verwijten; zij dacht, in de eenvoudigheid van haar hart, dat het mogelijk zo verre niet gekomen zou zijn, wanneer zij zig zo trotsch niet aangesteld en hem flechts een weinig van ter zijde had doen zien, dat zij hem insgelijks van gantfeher harte beminde: een zo fchoone, jonT 2  apt HET LEVEN VAN ge, en rijke knaap, als hij in de daad was , was voorzeker overal welkom, en zou zig aan een arm dienstmeisje niet heel veel laaten gelegen liggen: had zij nu den raad van de keukenmeid, die altoos alles beter meende te weeten maar niet zo blindelings gevolgd, en liever haar eigen zin gedaan , wie weet wat er reeds gefchied zou zijn ! — nu kwam er een kleine traanevloed die het zaamgeperste hart een weinig verligtte, zo, dat zij in Staat was, de gevaarlijke Staat haarer liefdebelangen nogmaals bedaardlijk te kunnen overweegen. Zij nam eindlijk het briefje weder op; wendde , draaide, en bekeek het op nieuw: de woorden, kleine guitl echter Stonden er zo duidelijk enklaar gefchreeven , dat zelfs de zwakste oogen het leezen konden. Dus viel er aan de zaak zelve niet meer te twijfelen, 't was Hechts de vraag wie die gelukkige ware die haar dien trek gefpeeld, en feaar' minnaar haar ontfutzeld had? De lieve nieuwsgierigheid, die reeds moeder eva , tot Snoeperij van den verboden boom verleidde, die daar na ook vader adam betoverde , zo dat hij het waagde in den appel te bijten en het arme menschdom aldus in zijne ongelukkige gefchiedenis inwikkelde , werkte ook hier in zulk een geduchten graad, dat ondanks aljiet gewisfe en hart gefehreemv van ja en nèeiH het arme , Üeve, gefolterde  EEN' LICHTMIS. 293 hansje , eindlijk den moed had om na menigvuldige angst en wroeging het zegel van het briefje, zo voorzichtig als mogelijk was te brecken .;en den geheimdraager te openen,waarin zij het volgende las : I kleine guit! Voorzeker hebben de fchrijvers gelijk, wanneer zij, over 't algemeen, de mannen ondand-vastig noemen; zij fchijnen ten minden deeze Helling op nieuw te bevestigen: reeds federt eenige dagen heb ik u reikhalzende verwacht, doch te vergeefsch! gij zijt immers niet ziek? dat verhoede venus en de Liefde! of zijt gij mogelijk in ernst verliefd geworden? dat ware nog erger! nu het zij met u zo als het dan zij! kom en help mij uit deeze pijnlijke onzekerheid, de morgen- cn avond-donden zijn reeds verrukkelijk fchoon; de bloemen verfpreiden eene gezonde balfemgeur; dc vogelen zingen de tedere zangen der liefde, en de nachtegaal verkwikt het hart door roerende tooncn, even gelijk de verhaten ariadne aan de wouden en bosfehen de ontrouw van haaren theseus klaagt — kom dan zo dra mogelijk — reikhalzende wordt gij verwacht, door Uwe vriendin, s g p ii i a. *** T 3  HET LEVEN VAN Hoe zij na de leezing van dit tedere briefje gemoed was, kunnen die geenen van haare medezusters zig leevendig voorftellen ,die zeiven in dergelijke omftandigheden geweest zijn, en wier minnaars, niet tegenftaande derzelver beloften van eene zogenaamde eeuwige liefde, (die echter niet half zo lang duurt als de eeuwige vrede,) tederheid , en eene tot den dood toe getrouwe ftandvastigheid, bij de eerfte gelegenheid de beste, haar ontfnappen, en haar Veelal niets meer nalaaten, dan een paar tedere en vleiende minnebriefjes , met fchoone, verliefde , dichterlijke woorden, die op zijn hoogst een fchaduwbeeld veroorzaaken : in welk laatfte geval de goede meisjes er altoos nog beter aan toe zijn, dan wanneer de trouwloozen zig de moeite gegecven hebben om 't fchaduwbeeld wezenlijk te maaken; en een copij in migniatuur tot eene eeuwige gedachtenis in de wereld te doen geboren worden. Zij zat een geruime poos onbeweegelijk,met de oogen ftrakftaarendc voor zig nedergeflagen; eindelijk nam zij den fatalen brief weder ■ in de hand; las en herlas hem vcrfcheidene maaien; doch bij elke herhaaling vertoonde zig altoos dezelfde zwaarigheid! De minnaar was en bleef voor het fchoone hansje verlooren ; dat geene intusfehen 't welk voor haar donker en raadzelachtig bleef, was de plaats in den brief, alwaar de fchrijf-  EEN' LICHTMIS. 295 fter vraagt: of hij ook in ernst verliefd is? dit kon zij, niet tegenftaande al haar hoofdbreeken, onmogelijk verklaaren; want de waare zin fchoot haar niet tc binnen; mogelijk wel, om dat zij zelve deugdzaam was, en van den jongeling niets kwaads vertrouwde : de drie flippen die in plaats van den toenaam aan 't flot van den brief gefield waren , ftrekten haar insgelijks tot een grooten fteen des aanftoots, daar zij zo min deeze geheime tekening ontT cylferen , en den naam haarer medevrijfter er uit vinden kon , als de bedillende ontdekkers van de geheimen der vrije Metfelaars, die hunne gisfmgen der ligtgeloovige wereld opdringen. In deeze zielkwellende twijfelmoedigheid nam zij andermaals haar tocvlugt tot de keuken-fébille! niet zo zeer om haaren raad te vraagen, als wel om haar leed te klaagen , en haar de treurige gevolgen van haare voorzichtige raadgeevingen onder het oog te brengen : met traanen in dc oogen , den zakdoek in de eene, en den brief in de andere hand, trad zij in den tempel der Priefterin van den goeden finaak , naamlijk in cle keuken. Die vroome matrone, die zo even eerst haar morgengebed uit haar morgen en avondgebedenboekje , dicnflig voor alle dagen in de week, gebeden, cn voor een toegift nog eenige ftichtelijke meditatiën uit bhake l, met de bril T 4  apö HET LEVEN VAN op den neus geleezen had ; ook tot bevestigingdes gcloofs , zig nu en dan, uit een fleschje, met Hofolis gevuld , verfterkte , onthelde, op deeze onverwachte verfchijning , in dier voegen, dat zij naauwlijks in haat was , om het Voor haar ftaamlc glaasje uittedrinken. Zij was juist bij die plaats , alwaar ftaat; ziet, dit zijn de werken des Satans , die de geheele wereld verleidt, toen hansjiï haar met haare klaagliederen kwam ftooren; haar boven dien den brief overgaf en met een heftigen vloed van traancn , haar in 't lange en breede de Wilds-gefchiedenis verhaalde; geevende met eene de fchuld dat de knaap haar ontfnapt en op een ander verliefd was geworden aan deeze luiherende keukenvorftin: zo groot een geluk dat aan haar , een arm meisje , zo ligt niet weder te beurt zou vallen, was haar nu ontgaan ! zij zat er toe , en moest nu ondervin- " den dat een ander het vischje gevangen had,'t welk de goede Hemel voor haar angehje geT fchapen fchcen te hebben. De keukenmeid hoorde deezen zundvloed van verwijten , geduurende een langen tijd met veel geiaatenheid en oogfchijnelijk geduld aan: doch eindelijk brak zij los', even als een ftroom, die lange door een dam gefchut, eindelijk doorbreekt en met verdubbelde kracht cn * een alles vellend geweld voord vliegt ! zij overjniulde het bedroefde hansje met zulk een' vlood  i.p.pl.n. haar toveu dien deii Brief over ffaf Bladz.jg6.   EEN' LICHTMIS. 297 van fcheld- en fchimp-woorden, dat zij er volftrekt niet kon uitfcheiden ; terwijl voor deeze kijvende potvoogdes, de vlugge tong en gezonde long van een jong Profesfor, die zijn Schreeuwende partij, niet met zaaken , maar met nog harder gefchreeuw wederleggen wil, de vlag moest' flrijken. Om onze leezers met de wijdloopige inhoud van dit keuken verfchil niet optchouden , zullen wij er flechts het zaaklijke uit overneem en. Zij! dus drukte de fpit-engel zig uit, naamlijk hansje, een jong en onervaaren ding! die nog niet wist wat er in dc wereld te weeten was , moest haar, die er grijs in was geworden , zulke verwijten doen ! het manvolk, dus vervolgde de Boterbeheerfler, kende zij; wist wel degelijk wat het in zijn fchild voerde: zij (hansje .) moest maar voordgaan, en hem vrijheid op vrijheid vergunnen , op het laatfte zou zij wel met de kous op het hoofd zitten; zij was de eerfte niet, en zou ook de laatfte niet zijn die bedrogen was geworden! yoords wilde zij er niets meer van zeggen : zo zij haar beddegoed fchuddede, kon zij zacht flaapen; die zijn gat brandt moest op dc blaaren zitten: eindlijk kwam zij op den inhoud van den brief, en verklaarde dc fchrijffler voor een 'meisje van vermaak; waiit volgends haare mee- ' ping, was dat van 't rechte flag, die het man. volk briefjes fchreeven, en haar bij zig lieten koT-5  ao8 HET LEVEN VAN men, enz. en wat betrof die arriaan of mariane of zo zij mogt heeten, dat moest ook al een rechte allemanshoer zijn , wanneer zij in de wouden en bosfchen herom liep , om op de jongens tepasfen; zij mogt echter wel toezien, want wanneer monsje teses zijn' zin had , dan zou die finjeur haar laaten zitten: eindlijk meer bedaarende, raadde zij haar zig met den jongen wild niet fterk intelaaten ; daar hij zig met ziüke flechte vrouwsperfoonen , gelijk die fytje en mariane waren, ophield , kon zijne liefkozerij niet veel te beduiden hebben. Zij had voor deezen wel gezien , dat zulke ligtharten , wanneer zij het meisje van haare eer en goeden naam beroofd hadden , zig verder niets meer aan hetzelve lieten gelegen liggen; bovendien was het een Theologant! Doch zij wilde zig verder aan de geestlijkheid niet bezondigen , of den bil bij hen branden —— maar wat haar betrof, zij prees de rechtsgeleerden ; offchoon zij insgelijks ligtzinnig cn dartel waren, hielden i.ij tog altoos woord,zo als zij zulks reeds verfcheidenemaaien ondervonden had : ja! zij zou zekerlijk reeds eens vermaarden advokaats vrouw geweest zijn, indien dc goede Hemel de bruiloft niet verijdeld, de bruidegom zig door ftudeeren afgewerkt, de teering op 't lijf gehaald had, en in de hernelfche vreugd was opgenomen geworden:  EEN' L I C H T M I S. 299 hier op ontfhapte een diepe zucht aan den grond van haar hart, die door een kleinen vloed van traanen werd opgevolgd ; waarin hansje volgends de vrouwlijke gewoonte haar getrouwlijk gezelfchap hield. Dit traanen-muzijk was oorzaak dat de meisjes met elkander verzoend werden, en eindlijk raadpleegden , wat bij dc tegenwoordige gevaarlijke omftandigheden der zaaken , hansje het beste te doen hond: het ecrlte en noodzaakelijklle derhalven was den brief weder toe temaaken, zonder dat de jonge heer zulks merken kon ; 't welk zij, zo zij zig verbeeldden , zeer goed; doch in de daad zeer hecht ter uitvoer bragten. Na veel overleggens, of zij zei ven den brief zouden overgeevcn of niet, beflooten zij eindelijk hem in een hoekje van de kamer nederteleggen, waar hij zo ligt niet gevonden zou kunnen worden ; en wanneer hij eens te laat gevonden worden mogt, zig dan te verontfchuldigen, dat zij vergeeten hadden denzelven overtegeeven; zij dachten, dat dit recht fijn overlegd was, en zij daar door beletten zouden, dat den jongen heer dit verzoek niet zo dra onder 'toog kwame; ja eindlijk het zelve mogelijk wel geheel vergeeten zou : bovendien nam hansje bij zig zelve voor , om, wanneer hij de verkeering met de brieffchrijffter bleef voordzetten, de geheele zaak aan zijn' vriend frank te ont-  3oo HET LEVEN VAN dekken, ten einde hem zo het mogelijk ware, nog voor het verderf te behoeden , vermids het zeer ongelukkig en jammer zou zijn, wanneer zulk een jonge bloed verleid wierd. Offchoon hansje hieromtrent een weinig uit eigenbelang te werk ging,en het eigen voordeel haar ruim zo Sterk aanzettede als de zucht tot verbetering van den jongen knaap , was evenwel haar oogmerk goed , en over 't algemeen allerprijswaardigst. Wel is waar , een Strenge zedemeelter , die onze voor het oog goedSchijnende handelingen, alleen volgends de grondbeginzels en beweegoorzaaken prijst of verwerpt, zou hier veelerleie bedenkingen aantevoeren hebben; maar, lieve barmhartige Hemel! wat bleef ons dan van de deugd overig ? zouden dan niet veele der uitftekendtte , grootmoedigste , van deezen tijd en de nakomelingfchap geroemde daaden en handelingen der grooten en edelen van deeze wereld, in een jammerlijk niet verzinken , wanneer men ze onder die zedelijke beproevingen wilde plaatfen, waar alle blinkende bcdekfelen verdwijnen , en er niets anders dan de weezcnlijkc inwendige waarde overfchiet? zullen wij niet bevinden , dat de weldaadigfte en grootmoediglte opolleringen, veelal niets anders zijn dan de uitvverkfels eener vervolgende hoogmoed , dan een zucht om zijn licht te laaten fchijneu voor de menfehen J of, op het hoogst, een  EEN' LICHTMIS. 303 gevolg van het natuurlijk geitel; of ook wel liefde tot rust en gemak; of om zig, door eene fpoedige hulp en onderfteuning, van eene onaangenaame gewaarwording , bij het aanfchouwen van des menfehen ellenden, te ontheffen; of ook wel om door eenige hartroerende beden der ellendigen zig niet van zijne rust te laaten berooven! hoe veele Samarhaanen zouden er toch wel gevonden worden , die dc voorfchriften der barmhartigheid uitoefenden , enkel om dat zij het voor een pligt hielden en zig verbonden achtten , de deugd , zo veel hun mogelijk is , te beoefenen. w 1 1. d kwam dan , na eene kleine reize , weder t'huis : hij werd van hansje met een beklemd hart en zigtbaaren angst, maar door zijn' vriend frank, met dc vriendelijkfte openhartigheid ontvangen. Deeze braave jongeling , die op zulk een gelukkig betreeden pad, de grootlte vorderingen maakte, had voorgenomen, om, alvoorens den Profesfor of wild's vader het een of ander onder 't oog te brengen , zijnen vriend nog eenmaal vriendlijk en liefderijk te vermaanen, om, ware het mogelijk, hem aldus op den rechten weg te brengen, en bij die gelegenheid zig volmaakt van alle verwijtingen te onthouden; want, hem met broederlijke tederheid beminnende, deed het hem in de ziel leed, om zijnen vriend aan den toorn en verwijten van ziju' vader of den  302 HET LEVEN VAN Profesfor overtelaaten , en hij vleide zig nog altoos , dat hij in zijn prijslijk oogmerk flaagen zou: Jiad hij geweeten , dat het met den jongeling reeds zo verre gekomen was, dat hij het vergif der wereld en van den wellust had ingezwolgen , dan zou hij fpoediger en met minder infchikkelijkheid te werk gegaan ziin: dan, hij kende de wereld van de crglle zijde nog niet, en voorzag niet half de gevaaren , die zijnen vriend op den begonnen loopbaan bedreigden. De Profesfor had , uit hoofde van den zwakken haat zijner gezondheid, federt eenigen tijd niet durven prediken , doch zou den eerstkomenden zondag weder den kanfel betreeden. Onze jongelingen hadden hem nog niet gehoord, frank fnelde daarom met volle vreugd na wild, en bragt hem dit voor hem zo belangrijk bericht, in het zeker vooruitzicht, dat zijn vriend er niet minder mede in zijn fchik zou weezen. Het vergenoegen draalde hem ten ooge uit, toen hij in de kamer trad , en met een zekere verrukking uitriep: weet gij wel dat de Profesfor morgen predikt ? wild, die airede met zijn nieuwe vrienden een ontwerp gemaakt had , om eene vermaakpartij op een naastbijgelegen dorp te formeeren, nam deeze, voor frank zo wenschelijke tijding, met eene blijkbaare onverfchilligheid en te rugftootende koelheid aan, er niet anders op ant-  EEN' LICHTMIS. 3o3 woordende, dan een naauwlijks 'hoorbaar: wel zo\ De goede jongen was hier over niet weinig aangedaan; zijn kleur bedierf en een koude huivering rilde hem door de leden; hij vergat, door deeze onverwachte ontvangst, bijna zijn voorneemen , om flechts vriendiijk en verzoekenderwijs met hem te fpreeken, en berftte, eenigzins hevig, aldus uit: frank. Gij zult hem evenwel hooren? wild, als vooren. Ik weet het niet; ik denk van neen. frank. Hoe! dat is onmogelijk ! — gij fpot er mede hoop ik, mijn vriend! wild, met een wilden toon. Ik heb mij reeds verbonden. frank, verleegen en met zichthaaren angst. Gij hebt mij niet wèl verdaan: de Profesfor predikt. wild, opjluivende. Ja ja! ik hoor het wel. frank. En gij hebt u verbonden ? wild. Ja!  304 HET LEVEN VAN frank ,hem bij de hand vattende; de* zelve drukkende, en een''traan, die hem in V oog fchiet, wederhoudende.Neen! neen ! dat kan niet zijn ; dat is onmogelijk; ik kan, ik wil het niet gclooven. wild, half verrascht; poogt zig echter , te herflellen, doch kan eene zekere beklemdheid in 't fpreeken niet verbergen. Wel nu , wat is het dan! — hoe kwelt gij mij zo ? frank , zig niet langer bedwingen kunnende, omhelst hem met drijft, op een fmeekenden weemoedigen toon. karel! — mijn vriend! — mijn broeder! om Gods wil! floot mij toch niet van u af! }aat mij niet onverhoord ! — gij zijt verlooren , onherhelbaar verboren ! ik bemin u zo bartlijk, zo oprecht als mij zeiven ! — mijn hoop , mijn eenige hoop hangt er van af! —. ik bid u, hoor mij! (JVild ftaat bedwelmd en kan niet 1 antwoorden.) Hoor hem flechts! ik verzoek het u als een vriend , als een broeder , hoor hem flechts I waarlijk! het zal u geenzins berouwen. wild •  É Ë N' LICHTMIS. 305 wild, eenigzins verdrietig. Wat fcheelt het of ik hem nu hoor? ik zat hem immers wel meer kunnen hooren? frank. , Nu of nooit! — 0! voor een maand fpraakt gij zo niet* wild; Hm! — die aanmerking hadt gij wel kunnen fpaaren — ik weet niet meer, frank) hoe ik het langer met u heb — uw behendig Zedenpreêken! — uwe eeuwige verwijten! —• indien gij mij anders niet te zeggen hebt — elk vermaakt zig immers op zijne eigene wijs ? Vindt gij uw genoegen in het eene, ik vind het in het andere ! en, ééns vooral, ik wil mij niet aan banden laaten leggen : de jeugdige jaaren zijn de jaaren-'Ses vermaaks : als ik oud zal zijn heb ik tijds genoeg om grillig te wee" zen. frank. Onmogelijk mijn lieve karel ! is dit ü ernst ? gij noemt het vermaak ! — met woeste onbezonnene lichtmisfen omtezwerven! in het gezelfchap van losbandige , bmtenfpoorige jongelingen, die het merk der ondeugd reeds op het voorhoofd draagen, zijnen tijd te verkwisten , of in hunne uitfpattïngen zig te laaten medefleepen! ■ is dat vermaak? neen! nim* mer, nimmer kan mijn vriend, mijn broeder , dien ik van gantfcher ziele bemin j alzo I. deel. V  joö HET LEVEN VAN denken ! — en heeft hij zig al een oogenblik laaten beguichelen, /poedig keert hij van zijne dooling in de armen der vriendfchap te rug , om er zig nooit weder van te verwijderen. De jongeling fprak zo innig , zo hartlijk en overredend, drukte zijnen vriend met zo veel vinnigheid op zijnen boezem, onder een' ftroom van de zuiverde vriendfchapstraanen, dat de jeugdige wellustling er door getroffen wesd; zijne omhelzing beantwoordde en belofte deed, van hem te zullen volgen en zig aan zijne leiding overtelaaten. frank was over deeze bekeering zo zeer verheugd, dat hij naauwlijks zijne blijdfchap meester bleef; zijnen vriend de tederlle naamen gaf, en een zo heerlijk plan voor en van het toekomhige ontwierp , dat het voor een aanfehouwer in de daad een treffend tooneel zou opgeleverd hebben. In de vervoering van vreugd , geloofde hij wezenlijk zijnen vriend tot het oude fpoor te hebben wedergebragt ; twijfelde niet of de jongeling zou zig voortaan wèl gedraagen; en hield het voor zeker, dat de predikatie van den Profesfor de nuttigde uitwerkingen heb* ben zou. Lezers, die de wereld eenigermaate doorkruist en bij de ondervinding fchool geleegen hebben, zullen ongetwijfeld deeze fehie-.  Ë Ë N' LICHTMIS. 30? lijke bekeering mistrouwen, en opgemerkt hebben, dat deeze foort van verbeteringen naauw» Iijks tweemaal de zon over zig ziet oprij zen * De zo zeer gewenschte zondag kwam eindelijk cn de jongelingen gingen met elkander ha den tempel : frank verheugde zig in voorraad zo zeer met de predikatie , waarvan hij zig dé beste uitwerking beloofde , dat hij naauwlijks het oogenblik der verfchijning van den Profesfor kon afwachten. De kerk was opgepropt vol, en wanneer men volgends den ijver, waarmede de inwooners der had zig derwaards vervoegden, hen beoordeeld had, dan zou men hen voor het vroomfte volk op den aardbodem gehouden hebben — maar zeker is het, dat de Profesfor één der geliefdhe predikanten van de had was j die, door voorbeeld, verhand, liefde en gemaatigdhéid meest altoos het waare oogmerk van het euangelie bereikte; waarom dan ook het beste en denkende gedeelte der inwooners zeer zelden zijne leerredenen verzuimde te hooren. - Zijne eigene voortreffelijke leevenswijze inzonderheid zettede zijne lesfen de grootite nuttig* heid en den herkhen aandrang bij, en bezorgde hem de liefde, de hoogachting en het vertrouwen zijner toehoorderen , die altoos veel beter door daaden dan door woorden zig de» weg ten Hemel laaten aanprijzen* V *  3o8 HET LEVEN VAN De Profesfor had tot zijnen tekst de woorden : bedenkt wat tot uwen vrede dient: hij nam hieruit gelegenheid, om te fpreeken van de verpHgting om onzen tijd wèl te beftecden, en hield eene zo voortreffelijke en zielroerende redevoering, dat het predikuur, voor de meeste toehoorders, even als een oogenblik voorbij fnelde, en er een algemeen verlangen heerschte, om hem nog langer te hooren. De algemeene opmerkzaamheid en ftilte der gemeente was een fpreekend bewijs, dat de man de kunst verdond, om zig van de harten zijner toehoorders meester te maaken : vooral bezat hij de zonderlinge gaaf, om voor allen alles te zijn , zo dat zelden iemand de kerk verliet, zonder door hem gedicht te weezen: waarfchijnelijk deed hij zo veel vruchts, om dat hij regelrecht tot het-hart fprak; hij bezat ook het zwak niet, om met zijne geleerdheid en beleezenheid op den kanfel te pronken; hij voldeed aan het groote oogmerk zijner roeping; verklaarde den bijbel tot hichting en niet tot verwarring en verfchillen. Wij zullen onzen lezer iets uit de redevoering van deezen braaven prediker mededeelen. Wanneer wij , (dus fprak hij onder anderen,) ons leven hier op Aarde befchouwen , als eene voorbereiding voor de eeuwigheid ; als eene beproeving , hoe en op wat wijze wij  EEN' LICHTMIS. 3°9 ©ns , overeenkomdig de vermogens die god ons verleende, volgends dc voorfchriften des Hemels, gedraagen; als een fchool, waarin wij de almagt, grootheid, wijsheid en goedheid van god , in de werken der Natuur leeren erkennen en bewonderen; hoe kort komt ons dan het tijdperk van twintig , dertig of ten hoogden veertig jaaren niet voor! — boe ge? wigtig,hoe ontzettelijk wordt ons dan het verlies van een'week, van een' dag,van een uur, die wij werkeloos of dwaaslijk verkwisten! — wilt gij u een waar begrip van de vlugheid des tijds , of de kortheid van 't mcnschlijk leven maaken, befchouwt dan den loop van een uurwerk! verwonderd en getroffen zult gij dan moeten uitroepen: dus vlug fnelt ook mijn leven daar heen ! het is verdweenen als een fchaduw, cn voorbijgegaan als een droom! Bcfchouwen wTij derhalvcn dit leven als eene voorbereiding voor de eeuwigheid! voor eene gelukzalige eeuwigheid! — want wie onder u, mijne vrienden!zou die vcrfchrikkelijke gedachten kunnen verdraagen, Van buiten de eeuwige zaligheid geflooten te weezen ? hoe ten uiterden dierbaar wordt ons dan deeze tijd van voorbereiding niet! voor god , den almagtigcn, den alweetenden, den rechtvaardigen te moeten verfchijnen, welk eene verhevene, en vertroostende gedachte! maar, onvoorbereid voor Hem te komen! wegge weezen te worden van V 3  5ï