01 1064- 9647 UB AMSTERDAM   H E T LEVEN van een* LICHTMIS, c har akterkundig geschilderd n a HOGARTH en CHODOWICKI: UIT HET HOOGDUITSCH. TWEEDE DEEL. met plaaten. IN 'S H A 43fcB, B Ij IZAAK van CLEEF. M D c c x e.   HET L E V E N VAN EEN' LICHTMIS. EERSTE HOOFDSTUK. - ï)e 'gevolgen der vroüwlijke nieuwsgierigheid, en een beuispelye sopiiatooneel, VTcdnurende ecnigen tijd ging het met de bekeering van den gevallen jongeling bij uitftek wèl , en de arme zondaar deed alle goede hoop van zig opvatten , dat het hem, ten opzichte van zijn berouw, ernst , en hy genegen ware , om de flordige fluipwegjes , waarop hy reeds verfcheidene reizen geftruikeld had , nooit weder te betreeden : frank en Hansje befchouwden deeze gelukkige verandering met het innigst vergenoegen, II. deel. " A  a HET LEVEN VAN en de boetvaardige zondaar werd hen terr minftcn ééns zo lief en waardig, dan immer te vooren : frank , deels om zijn' vriend te behaagen , en deels ook om hem niet mt betoog te verliezen , bezocht met hem eenige Godgeleerde collegiën, alwaar, tot geluk yart wild ,. geene zijner voorige bekenden zig bevonden : hij had ook een afïhraak met hansje gemaakt, om, wanneer er iemand uit den ouden vriendenkring vair wild na den jongeling mogt vraagen, denzelven daadiijk aftewij. zen en te ontkennen dat hij t'huis was t welk het bezorgde hansje ook getrouwlijk nakwam; zelfs fcheepte zij de afgezante van tante, tot tweemaalen toe, gelukkig af, m hier mede verbeeldde zij zig een einde te zuilen maaken aan de gevaarlijke correspondentie en de verdachte gemeenfehap met de onbekende landnimf. Intusfchen floeg zij het beitelde en verborgen briefje vlijtig gade, om te zien of het «em reeds h handen gev.üicn was; zij verborg het zelfs hoe langer hoe zorgvuldiger ' " en was fomtijds voorneemens om het geheel en al wegteneemen — niettegenftaandc deeze voorzorg geraakte het echter eindelijk tot kennis van den jongeling: het toevallige van deze ontdekking was zo zonderling, dat zelïszqne bekeering de onfchüldige oorzaak van fijnen val werd ! zo Joópcn de SM  Ë Ë N' LICHTMIS. i dingen veelal ! de welgemeendfte inzichten eu Voorzichtigst overlegde handelingen , brengen fomtijds de treurigfte en fchadelijkfte werkingen Voord. hansje naamlijk, had dit briefje ondci' eenige boeken verborgen, en om dit zeker te doen , had zij het in één van dezelven gefto* ken, in 't welk, zo zij zig verbeeldde, hij nog zo fchielijk niet zou komen te leezen j veiv mids het, federt zijne komst, zeer gerust en onaangeroerd in een' hoek had blijven liggen; en een vinger dik ftof op hetzelve duidlijfc betoogde,dat de jo*ge Heer,offchoon hij voor-* neemens ware in de Theologie te ftudeeren , het echter geenzins tot zijn handboek gemaakt had *— en dit boek was ? — de Bijbel! Dit kon men den jongeling evenwel zo on-r gemeen kwalijk niet afneetaen , vermits hij waarlijk nog maar zeer weinig , of liever in *t geheel niet, aan de lieve (tudie gedacht had, en ook , door het voorbeeld van verfcheidene nieuwmodifche Gódgeleerden, in den waan was gevallen , dat dit boek op verre na zo onöntbecrelijk niet ware , als eenige óudcrwetfche rechtzinnige Predikers het opveizelden. . Daar hij echter éénmaal de zonderlinge plaats uit den Profeet ezechiel , aan-het vierde Hoofdftuk , van het twaalfde tot het zestiende vers , begeerde natezien , en met eigene oogen te leezen , greep hij den beftoA a  * II E T LEVEN VAN ven' bijbel , opende hem , en bij die gelegenheid viel het briefje hem van zelf in de handen. Langen tijd bekeek hij dit briefje , zonder te kunnen begrijpen , hoe hetzelve op die plaats gekomen mogt zijn ! — na veel verzinnens en gisfingen , hoe dit mogelijk ware, ontdekte hij, dat het zegel opengebroken en vrij flordig weder toegemaakt was geworden ; dit maakte hem gaande ; hij liep na frank , en vroeg hem, of hij er iets van wist? frank was geheel vreemd in dit geval ; doch was het met hem eens , dat het geopend was geweest , en wild kreeg daardoor vermoeden op hansje; hij riep haar op ftaande voet, en vroeg, of zij dit briefje voor hem aangenomen bad ? hansje , wie deeze vraag geheel onverwachts voorkwam , verfchrikte; kreeg een kleur, en antwoordde Hamelende : dat zij het , geduurende zijné afweezenheid aangenomen , en het vervolgends gantsch en al vergeeten had. De fchrik evenwel over deeze onverwachte ontdekking , en de zichtbaare verlegenheid waarin zij , ruim zo veel over den inhoud als Wel wegens het openbreeken, zig bevond, verraadde maar al te klaarblijkelijk de daadfter : zij maakte zig eenige bezigheden in de zijkamer , ten einde te befpieden welke eene uit-  EEKP LICHTMIS. 5 werking het leezen van dat briefje op hem hebben zou. Toen hij het openbrak beefde het arme meisje, haare knieën ftietten tegen elkander, en zij zou bezwceken zijn , zo zij zig niet aan de deur , waaraan zij te luisteren Hond, had vastgehouden. De angftigc verwachting , de fehrik, de bewustheid van fchuld, gaven het lieve fchepzeltje zulk een treffend voorkomen, dat zij iii de daad veel fchooner en hartinneemender was, dan immer te vooren : dit ontllipte ook geenzins aan de opmerking van onzen held; in tegendeel maakte de verbaasde Schoone een te leevendiger indruk op zijn hart , toen zij door de kamer weder terug kwam : door het leezen van.dit briefje, ('tv/elk onze Leezcrs zekerlijk zig nog wel zullen kunnen erinneren,) was een zeker gevoel derwijze in hem opgewekt en aangevuurd geworden, dat hij, ondanks zijne beloften , meer lust dan ooit gevoelde , om in pimclo fexti een dacapo te maaken. Hij ging na hansje toe , keek haar fterk aan, en maakte het arme fchaap, wegens hét briefje , zo benaauwd , dat zy fchier alle befef verloor : om haar voor deeze feil te ftraffen , moest zij hem een kusch veröorlooven, 'twelk zij, om zig van de zaak aftemaaken 3 eindelijk toeftond het beanglie meisje . »" A 3  * HET LEVEN VAN vergat zekerlijk in dit oogenblik de goudene fpreuk van de keukenvoogdes : Hoed u voor de eerfte kusckl die voor geen kuschje fchroomt, Ü ook niet bang voor bijflaapen dan! wat zou zij doen ? _ zij had een' misdag begaan, en van den goeden, bekeerden jongeling kon zij immers geen erg vermoeden! — een kusch, dacht zij , is geen doodwond! "t is beter, dat ik hem dezelve goedwillig geef, dan dat hij ze met geweld Deerne! door deeze en foortgelijke fchijngronden poogde zij , zo goed zij kon , zig bij haar eigen geweeten te veis ontfchukligen. Voor de eerltcmaal van haar leven ont. waarde zij de gevolgen van een boos gewis, fen , en zeer gaarne zou zij - wie weet wat niet al ! gegeeven hebben , om niet in deeze netelige omftandigheid gekomen te zijn. Befchaamd,en met nedergeflagene oogen Hond zij voor haaren rechter, die zig van haare verle. genheid bediende , om er het beste voordeel mede te doen : met de uitterfte vuurigheid omhelsde hij haar; floeg zijn' arm om haaren hals , en kuschte haar met zo veel nadruk, dat het arme verliefde meisje er tot in haar binnenfte toe van ontroerde: een zoetftreelènde, onbekende aandoening doordrong haar, en maakte haar bijna geheel onbekwaam om te denken, of om zig heen te zien : zwak en fealf magtloos het zij haar hoofd zinken , ei,  EEN' LICHTMI S. 7 bood baare van liefde en fchaamte bloozende wangen , aan het vuurig oog van den jongeling , die , haar in deezen gewenschtcn toeftan d befchouwende , het zekerlijk bij eene kusch niet blijven liet : tot geluk voor hetmeisjc geloofde de jongeling zig hier niet zeker te zijn, van niet verascht te zullen worden , anders hadden deeze oogenblikken het brandende meisje ongetwijfeld duur te ftaan, gekomen vermids hij intusfchen door dit voorval moed had: gckreegen, fchepte hij vervolgends hóóp , om bij een meervoorbereidcn aanval, demaagdlijke vesting te veroveren. Hier verbeelden, wij ons, een menigte oudvrijsterlijke en vrouwlijke , zo gladde als reeds geplooide voorhoofden , zig te zien rimpelen en zamentrekken; terwijl zij het goede hansje verdoemen, en de goede Hemel weet wat niet al ten laste leggen ! haar mogelijk wel in dien rang van verachtelijke weezens plaatfen, welken er zig op toeleggen , om de jongelingen in hun garen te lokken, en die hunne bekoorelijkheden voor geld veil hebben ! — dan l hoe ongenegen wij zijn, om de misflagen van het meisje te verfchooncn, willen wij haar echter niet verder bcfchuldigen, dan zij zig fehuldig maakte : wij , zullen daarom haare verdediging op ons neemen, en vervolgends alle onfchuldige fchoonheden , pasbeginnende zondaaresfen , ervaarene magA4  S HET LEVEN VAN daleenen,-getrouwd of ongetrouwd, uitdaagen, om den cerftcn fteen op baar te werpen» De aangenaame nieuwsgierigheid, die, gelijk wij reeds elders errinnerd hebben , de arme eva tot moeder van alle zondaaresfcn maakte , droeg in dat geval geheel en alleen de fchuld. evaatje kreeg trek om het verboden appeltje te proeven , en hansje had lust om het ontvangen briefje te leezen ; beiden zondigden zij des uit nieuwsgierigheid; flechts met dit onderfcheid, dat moeder eva de geVolgen wist van haar verboden' lust; daar hansje, voor een gedeelte,' er een goed oogmerk mede had ; om naamlijk , wanneer het briefje, zo als wezenlijk het geval was , uit een verdachte hand kwam, den jongeling voor fchade en gevaar te beveiligen — de liefde was zekerlijk ook in 't fpel; trouwens wij hebben reeds genoeg te kennen gegeeven, dat de jongeling fehoon en vol gevoel, en het meisje, in deeze hoedanigheden, hem volmaakt gelijk was. Het heeft geen betoog noodig , dat de duivel er insgelijk onder fpookte, en al zijnen invloed bezigde , op dat booze, bedorven hart van hansje , 't welk zj even gelijk alle ande, re menfehen in haaien boezem droeg — en wij zijn blijde , dat onze lcezers dit zo gretig gclooven, want indedaad is dit een vérotrt, ^huldiging Voor het meisje, dat immers aan dieq  EEN' LICHTMIS. 9 ouden zwartkop, en dien beminnelijkcn, ligtzinnigen jongeling tevens geen wederftand kon bieden , daar alreeds voor den eerften zo veel heiligen , waarbij hansje op geen week te noemen is, bezweeken zijn. Eer gij derhalven, dertigjaarige vrijsters! of reeds getrouwde vrouwen ! over hansje het oordeel uitfpreekt — weest dan gedachtig wat gij zeiven geweest zijt, en wat gij nog doen zoudt, in gevallen er een allerlieflte jongen , met brandende lippen , op uwe bloozende wangen , en een listige duivel, met duizend begeerelijkheden , op uw ligtverleidelijk hartje aanviel. Intusfchen kwam zij voor deeze reis met de fchrik alleen vrij: alleenlijk waren de gevolgen van deeze omarming voor haar ten uiterften te vreezen : in den gevaarlijken leeftijd , tusfehen de zeventien en twintig jaaren, waarin de opwellende Natuur uit zig zelve^maar al te zeer geneigd is , om zig aan elk fchoon voorwerp vastteketenen , en , even als klim om een' boom, met liefdearmen te omhelzen, behoefde er gcene zo vuurige kusfehen van de lieffte lippen, geene zo wellustige gemeenzaamheid , om het fmeulende vuur in lichterlaaje vlamme te doen uitbarsten : tot nog toe had zij waarlijk niets weggegecven; tot nog toe niets verlooren , van alles , wat wij, in den dagelijkfeheo omgang , deugd of onfchuld A5  io JI'E T LEVEN VAN noemen ! Hechts had de neiging tot wellust den daauw der jongvrouwlijke fchaamte van haare kaaken gewischt — iets., dat nooit nooit weder te herftellen is. Een verborgen vuur doordrong haare aderen; haare verbeelding fchilderde haar, flaapende en ivaakende , den geliefden jongeling, in wellustige , en voor haare deugd gevaarlijke beeldtenisfen; haare adcmhaaling werd bezwaarlijker; in haare oogen vertoonde zig die kwijnende, die jaagende begeerte, die de fchoonheid zulk eene aantrekkelijke en verleidelijke bekoorlijkheid bijzet, en daarom des te gevaarlijker is voor de mannen! - men noemt deeze kwijning, de liefde. De toevallige gefchiedehis van den brief, zo wel als de daaruit voordgevloeide werkzaame onderhandeling met hansje , maakte zulk een diepen indruk op den jongeling, dat zijne gantfche bekeering er door'in duigen viel, en men in waarheid van hem getuigen kon, dat het toen erger met hem verging dan te vooren. Ongelukkig ontmoette hij kort daarna eenige zijner voorige losbandigen vrienden ; (de meesten hunner hadden hem federt een geruimen tijd gemijd , dewijl zij bij hunne laatfte reis in zijn fchuldboek waren geraakt, en onder deezen bevond zig ook onze wind,) die in dier voegen met zijue bekecring den zot  EEN' LICHTMIS. 1 £ ftaken , dat hij , In ernst, over dezelve zig begon te fchaamen , en zig te verbeelden , dat hij juist daardoor in de oogen der wereld belachelijk zou worden: hij gaf derhalven zijne vrienden de plechtigfte verzekering, dat hij het nooit in den zin had gehad, om het zo even ingeflagen pad des vermaaks te verhaten ; maar dat eenige onpasfelijkheid hem verhinderd had , om in hun gezelfchap te vei" fchijnen. Om nu den laatfteu doodfteek aan de deugd van onzen jongeling toetebrengen , wilde het geval, dat er juist , toen zij zamen over den weg gingen , een chais voorbij kwam rijden, waarin de brieffchrijffter uit het landhuisje , -in een zo verleidelijken opfchik gezeten was , dat bij het eerfte aanfehouwen , alle voorneemens en bed uiten tot leevensverbetering, zo geheel en al uit het hart en hoofd van onzen jongeling vervloogen, als of hij ze nimmer gemaakt en genomen had! — hij beüoot ook op ftaande voet, om zo dra mogelijk zijn bezoek bij deeze landëngelin te hervatten. Hij maakte de Dame een verpligtend en zeer veel beduidend compliment., dat van haare zijde niet minder veelbeduidende beantwoord werd, en waarbij zij zekerlijk bij ongeluk — één haarer handfehocuen uit de chais liet vallen : de jongeling bezat welkeftndheids genoeg, om dezelve opteraapcu, ea  i2 HET LEVEN VAN ze aan de Dame te overhandigen, voor welken dienst zij hem niet alleen ten allervriendlijjkften bedankte ; maar tevens betuigde, zig hartlijk te verheugen van hem weder te mogen zien ; terwijl zij het intustchen niet liet ontbreeken aan eenige zijdelingfche verwyten, wegens zijne lange afweezigheid: hij ontfchuldigde zig met eene gedaane reis , en behield zig voor, om nog nader zig bij haar te komen verdedigen , 'twelk de Dame, als zeer vredelievende , zig wélgevallen liet; zij verzocht hem ook , om nog dien zelfden avond haar een bezoek op het bewuste landhuisje te willen komen geeveu. Het gezelfchap, dat zeer bewonderd opkeek, toen het de vertrouwelijheid befpeurde , waarmede de Dame den jongen Heer aanfprak , nam hem niet weinig onder handen: het hield op een beflisfenden toon ftaande dat de reden van zijn achterblijven niets minder geweest was dan onpasfelijkheid ; dat zij enkel en alleen te zoeken was in deeze aartige kennis; want deeze Dame ftond bij de jonge Heeren te boek, als eene lieftaalige vrouw, die met een wèlgemaakten jongen fomtijds wel eens een vertrouwelijk tete a tete hield. Dergelijke uitdrukkingen zijner kameraaden vleiden onzen wild ongemeen , en daar hij bemerkte , dat zulk eene vooronderftelde liefdehandel , hem , in de oogen van zijn ge-  EEN' LICHTMIS. 13 zelfchap een zeker gewigt bijzettede, ja dat eenige van hetzelve hem zelfs daarom nijdig begonnen aantezien, om dat veele deezer jongelingen zig niet weinig op foortgelijke kennisfen lieten voorftaan, vermengde zijn hoogmoed zig in 't fpel , en hij helde te fterker over, om zijn geluk met deeze Dame te beproeven , en , uit hoofde zijner belofte , dien zeilden avond er een begin mede te maaken. Hij reed het ook, en werd van de Dame, die hem thans veel aartiger en beminnelijker vond, (misfehien wel, om dat hij een weinig ftouter was geworden,) met ongemeene vriendlijkhcid ontvangen en verwelkomd : na. eenige kleine verwijten en fchertfingen , die zij echter zo aartig te bekleedcn wist , dat zij noch naar het een noch naar het ander geleeken, werd er een eeuwigen vrede gellooten , die van wederzijden op het plechtigtte en bondigfte verzegeld werd. Deeze vredesonderhandeling viel zo zeer in den fmaak der beide partijen, en zij vonden het zo noodzaakelijk, om de artikelen volftrekt onverbreekelijk te maaken, dat, eer zij het wisten , de pikzwarte nacht hen alreeds met zijne vleugelen overdekte: vermits het nu onmogelijk was dat de jongeling op deezen tijd in de Stad kon geraaken ; vermits ook alles op het dorp (liep, en dat het gaan in een logement,  ? HET LEVEN V A N b* «g.te houden,: alhoewel . ^ georek aan genoegzame ruimte, 2ig eel t, Big eng behelpen moest, getroostte J , liever yu,- , ^troostte zij evenwel f , 1f °"Semak> dan dat zij töegeftaJ zou hebben dat het arme mensch, denree kn nacht ouder den blooten hemel zoulo . zou kunnen krijgen. » Hier uit blijkt zo klaar als de dag , 1 deeze Dame éen rechtgeaart, medelijdend har een edel charakter , en een teder gexvh{h £ ffi Cn hc£ zcIve "^nier zou vergeeven hebben wanneer de jongeling , fe den nacht die, gelijk men weet, «iemands vriend is, het een of ander ongeval gekreegen had. Om nu haaien jongen gast den tijd, zo noeghjk als flechts mogelijk- ware, te heloen I—u onderhield zij hem over'z v f S zo vererlel; maakte hem alles zo duide» ik *o naakt en zo klaar , en helderde dhafe Jtt zo veele tnstcli^ke voorbeelden op, dat g? m dfen «Ka»! nacht, zulke magtigc'vor- »l' oau oï hij een gantsch jaar  EEN' LICHTMIS. f5 lang les in de proef-ondervindelijkè natuurkunde genomen had. Om de waarheid te zeggen, had de Dame, (die , zonder de eerlijke vrouw te kort te doen, eene recht doortrapte hoer was, die haar hoogften wellust daarin ftelde , om jeugdige , onërvaarene knaapen , in dergelijke kundigheden prafticaal te onderrichten,) haar plan zodanig ingericht , dat alles in diervoegen gebeuren en uitvallen moest —— en om den jongeling, die haar nog een weinig te wankelende voorkwam , te vaster aan zig, te 'verbinden,, wijdde zij hem in alle de geheimen der Cyprifchc Godin ten .vollen in, en deed hem de ruimite teugen uit den beker der liefde drinken. Met dit alles gebruikte zij echter de voorzichtigste id, om alle deeze geheimen voor het oog van haar nicht te verbergen , en bezigde de uiterfte behoedzaamheid , om haare zamenkomst zo geheim te beleggen, dat haare jeugdige nicht er niets in 't allerminst van gewaar werd-; zij hield daarentegen een geftreng waakend oog over de deugdzaamheid van dit meisje; gaf haar de voortreflelijkfte les. fen, en zou den geringflxm misltap ten fcherplien gegispt hebhen. Hoe zonderling en tegenllrijdig dit charakter ook fchijnen moge, zeker echter'had het een weezelijk beftaan ——; 20. ais wij het dan  i« HET LEVEN VAN ook, (indien wij flechts een weinig in de rondte om ons heen willen kijken,) bij verfcheidene onzer broeders en zusters zullen aantreffen! hoe menig zedenmeester , leeraar en prediker vaart heftig uit tegen allerleie ondeugden, daar hij intusfehen zelf op den zondenweg, naast zijne buuren, mede voortflentert! Terwijl onze held den nacht in deeze verbijfterende en betoverende vermaaken ileet, was zo wel zijn vrind als het arme hansje in de grootfte ongerustheid over hem ; beiden vreesden zij, dat, zo hij al geen ongeluk gekreegen had , zijne bckeering echter een groot gevaar liep ; evenwel dorst de een tegen de ander zulks niet laaten blijken; beiden weenden zij, offchoon uit verfchillende oorzaaken: frank was beducht, en niet zonder grond, dat zijn vriend thans meer dan ooit te vooren verloorcn zou zijn ; traanen van vrïendfchap en medelij len drupten uit zijne oogen, daar hij geen kans zag, om hem te redden, of van zijnen doolweg wedertebrengen: de traanen van hansje daarentegen vloeiden om geheel andere redenen : liefde , bekommernis , minnenijd beftormden haar tevens, en pijnigden haar met de angstigfte verbeeldingen en voorltellingen: de geheele nacht kon zij geen oog toedoen —. of was het dat de ilaap de matte en moede geweende oogleden voor eenige minuten floot, dan werd zij telkens door fchrikbaarende droo- men  Ê È-iNP "LICHTMIS. ,17 men beroerd dan zag zii den geliefden Van haar hart , zig met geweld uit haare armen en omhelzing rukken , die dé God der droomen haar maar al te natuurlijk , en voor haar' onfchüld maar al te gevaarlijk , voor de Verbeelding toverde! dan breidde zij de gretige armen na hem uit , en riep hem achtet na : ■Ontvlied mij niet! keer weêr! keer in mijne armen weder 2 Keer weder op mijn hart! — keer weder in mijn' fch'oot! Dees boezem hijgt voor u! — dit hart bemint u teder.' — Helaas ! ontvlied mij niet! — gij levert me aan den dood. Dan weder verbeeldde zij hem zig , als in het oogfchijnelijkst leeVensgevaar ; zij zag riem met den dood kampen , en fchreeuwde overluid: „ Red hem! red hem !'4 — of zij be'fchouwde hem in de armen van eelie andere, terwijl hij met haare liefde den fpot dreef, en haar verachtelijk van zig wegftiêt, zo dat zij angftig uitgilde: „ Hij is voor mij verloo- ren !" In deeze bange en martelende twijfeling bragt zij bijna den geheelen nacht door, en Viel eindelijk, moede van weerien en waaken, in de kamer van wild in eene fluimeringj in welke de jeugdige nachtzwerver haar nog, bij zijne aankomst, des morgens om vijf uuren , in een fopha zittende , aantrof — met II. DEEL. B  WT. HET LEVEN VAN een hangend hoofd , over elkander geflagene armen , en met den niet traanen bevogtigdeii zakdoek op haarcn fehoöt, lag zij daar, even gelijk een biddende Bekommernis : de houding in welke zij zig voordeed , was zo fchoon* zo harttreffend, dat de bloote befchouwing van dezelve in ftaat ware geweest , om den aandoenlijken bezichtiger de traanen uit de oogcn te perfen. Bij onzen Ridder had deeze treffende vertoo■ ning echter eene geheel andere uitwerking, als zijnde dit het gevolg van het onderwijs0,' dat hij ontvangen had in de fchool der beoefenende Natuurkunde, waaruit hij heden kwam. Wel verre, dat hij haaren toeltand ter harte zou genomen hebben, deed dezelve veeleer een geheimen wensch in hem geboren worden, die voor hansje's onfchuld weinig goeds deed verhoopen; met een innig genoegen vervoegde hij zig bij de fchoone flaapfter, bleef een gantfchcn wijl in zoete droomerijen als verzonken, en voor de Schoone vastgeworteld ftaan ; eindelijk waagde hij het, om haar een kusch op den van liefde en bekommernis jaagenden boezem te drukken: de flaapende Schoone fprong Juist uit eenen benaauwden droom al fch rikkende op ; breidde haare armen uit en bevond zig, tot haar groote verwondering* aan de zijde van den tederbeminden jongeling* die haar met duizend kusfchen bedekte.  Ë Ë N' L I C H T M I S. ï& Schrik en fchaamte van zig aldus Vérrascht te zien , verbleekte en bloosde beurtlings de wangen van dit zwakke meisje, dat door waaken en weenen te zeer afgemat en te magtïoos was , om zig aan de fterke armen vatt den jongeling te ontrukken, die, door hevige drift vervoerd, op bidden noch fchreiën acht fioeg, en het beklagenswaardige hansje weldra reden gaf, om zig eene onbedachtzaame liefde te beklaageu , en het aandenken aan deezen, voor haar Zo Verfchrikkelijkert morgen , Voor eeuwig uit haar geheugen te wisfehen. Ëven gelijk een raazend mensch liep zij, met een verwilderd gezicht, doodbleeke wangen , en de handen wringende , de kamer op en neder; terwijl zij nu zig zelve , dan Weder hem , op een zo zieltreffenden toon , en met zulke beweegelijke uitdrukkingen aanklaagde $ dat haar verleider zelf medelijden met haar kreeg ; haar in zijne armen nam en door de Ilcrkltc betuigingen zijner eeuwige liefde poogde te vertroosten: in de volheid van zijn hart drong hij haar ook een' ring op, die ten zegel Van hunne verbindteuis ftrekken, en haar vart de waarheid en oprechtheid zijner beloften , verzekeren moest. Het ongelukkige hansje, dat, gelijk zinloos en- door innerlijke angften en fmarten overweldigd , nu haaren Verleider te voet viel en zijne kniën omvattede, ftraks troostloos en B *  20 HET LEVEN VAN befchaamd , baar gelaat in haare handen ver* borg, en op een' toon van vertwijfeling, den ■Hemel om vergiffenis aan(ehreide , wist bijna niet meer wat er om haar heen gebeurde: bedwelmd , fclireiënde en gillende begaf zij zig na haar kamertje, waar zij. tijds genoeg had , om de treurige gevolgen te overdenken , die dit ongelukkig toonecl onvermijdelijk na zig: zou fleepen. TWEEDE HOOFDSTUK. HEERELIJKE vermaaningen van eenen sterVENDEN deügdzaamen , EN recht goede lessen, Het nachtverblijf in het landhuisje , zo wel als het daarop gevolgde fophatooneel, had den jeugdigen zwerver in diervoegen vermoeid, dat zijn vriend frank , die reeds tweemaal op zijn kamer was geweest , om , ware het mogelijk, door bidden en vermaanen , hera weder op den rechten weg te brengen, beiden de reizen onverrichter zaake moest vertrekken vermits hij hem in een diepen flaap vond.  E E N* LICHTMIS. 21 De bekommerde jongeling , die in 't geheel geen goeds vermoedde, Hond juist op 't punt om zijn bezoek voor de derdemaal te herhaalen, toen men hem bericht kwam brengen , dat de Profesfor fchielijk zeer ziek was geworden , en begeerig was om hem te fpreeken. frank, die deezen man even gelijk een' vader beminde , verfchrikte geweldig ' op deeze tijding : daadlijk fnelde hij na den lusthof, waar de Profesfor geduurende den zomer woonde , en vond, tot zijn uiterst hartzeer, den waardigen man door eene beroerte aangetast cn zeer zwak: beevende en met weenende oogen naderde hij het bed ; vattede de hand van den zieken, die, zo dra hij hem gewaar werd, hem aanlachte, cn met eene handdruk voor zijne bereidvaardigheid dankzeide. Zo dra hij zig een weinig herfteld had, verzocht hij aan frank , om toch de weinige dagen , welken hem te lceven ftöndeh, bij hem te blijven, ten einde zijne gade, die voorzeker anders zijn bed niet verhaten zou, eenige verligting toetebrengcn : frank bevochtigde de hand van den zieken met traanen van weedom en liefde , waardoor de braave Leeraar derwijze getroffen werd, dat hij den jongeling de fterkfte blijken zijner toegenegenheid gaf, en op de aandoenlijk He wijze hem verzocht, om toch beftendig de vriend van zijne gade en B 3  HET LEVEN VAN kinderen te willen blijven, en als zodanig een, in alle voorkomende gevallen, ten hunnen op, zichte , zig te gedraagen: hij verwachtte met zekerheid , dat hij , gelijk hij tot heden toe, zo gelukkig het pad der deugd had bewan. deld , hetzelve ook nimmer verhaten zou en als een man, die de voortrelFelijkheid zijner beftemming gevoelde en waardeerde, (reeds zo handelen zou, dat hij, 0p den avond zijner dagen, gerust cn wel voldaan, op zijn voori^ leven terug, en de gelukkige eeuwigheid juichende ten gemoete zien kon. De getroffen jongeling, die, door overmaat van droefheid , geen woord kon uitbrengen , wierp zig met het aangezicht op het bed van den zieken; 'vattede deszelfs handen, en kuschte die, met eene vuurigheid, die eene genoeg, zaame waai borg voor den Itervcnden verffrekte, dat de jongeling woord zou houden : zeer zelden verliet hij bet ziekbed, en niet dan bij de uiterfte noodzaaklijkheid , om zelf een •weinig rust te gaan neemen: in 't vervolg vaa tijd erkende hij meer dan ééns , dat het fierven van deezen voortrelfelijkcu man , zijn gantfehen leeftijd lang , den grootften invloed op hem had. In de daad , geduurende de ziekte van den Profesfor, welke omtrent een maand duurde, Vergaderde frank een fchat van leerzaame' aanmerkingen en nutte kundigheden die hem  EEN' LICHTMIS. a3 des te dierbaarder waren, om dat zij den Item-» pel der waarheid op het voorhoofd droegen, en voordkwamen van een' man, wiens voorbeeld zelf deugdzaam was , en die des niet misten koude clen grootften indruk te maaaktn. Reeds veifcheidene maaien had de zieke ook na wild gevraagd, en zijn verlangen betuigd om hem te fpreeken; doch deeze maakte zig de afweczighcid van zijnen vriend ten nutte, en verviel geheel en al tot zijne vooiigc ongebondenheden, maakende het zelfs bijna erger dan ooit : hij zettede zijn bezoek bij de landdame voord, en volmaakte, in haaren omgang, zig in diervoegen, dat bij fchier de Onbefchaamdheid zelve werd, en de grootfte verwachting opleverde, dat hij ten eenigen tijde, de beminnelijkfte lichtmis, (met dcezen naam worden fommige wellustige losbollen bij de groote wereld betijteld,) ftond te worden. Het arme berouwhebbende hansje was intusfehen in den beklaagelijkften toeftand; de fchaamte over het verlies baarer onfchuld; het berouw van haare onbedachtzaamheid den vrijen teugel gevierd te hebben , 't geen zij nu duidelijk ontwaarde, dat een bron van qnbefchrij vclijke clende voor haar ftond te worden, werkten zo geweldig op haar hart, dat zij eene koorts kreeg , en voor eenigen tijd het bed moest houden , waardoor zij ten minfteu bevrijd bleef, om den roover haarer eere en B 4  24 HET LEVEN VAN deugd onder de oogen te moeten komen:- denprijs haarer onfchuld, den ring, bewaarde zij zorgvuldiglijk, na hem met haare traanen te hebben bevochtigd, om voor 't minst iets te hebben, waarbij zij zig fteeds dien ongelukki-, gen morgen errinneren kon. De zwakheid van den patiënt nam intusfchen in diervoegen toe , dat hij elk oogenblik zijne verfcheiding ten gemoete zag ,° en airede van zjjne maagfchap het aandoenlijkst affcheid genomen , en hun zijnen zegen ge. geeven had : hij verlangde eindelijk ook na wild en na hansje. ■ Bleek, ontlield, en fidderende naderde hansje het bed van den ftervenden ; wierp zig, even als. de zondaares. in het Euangelie, op den grond; vattedc zijne hand, beiproeide die met een' vloed van traanen , en kon geen woord uitbrengen; haar te zien deed den. zieken fterk aan, en dewijl hij haare ontfteheuis, de bleekheid haarer wangen, en de trekken van hartzeer cn zwaarmoedigheid op haar gelaat enkel aan haare onpasielijkheid tocichrecf, betuigde hij haar zijn medelijden , en beklaagde en vermaande haar, met de hartlijklte en ziel, roerendlre uitdrukkingen , om vroom te keven , en,'zo als zij tot nog toe gedaan had, de deugd getrouw te blijven, een zuiver hart te bewaaren, en voor haare onfchuld te waaken als voor een kleinood, dat bij een meisje.als  EEN* LICHTMIS. %$ het hoogfte goéd moet aangemerkt worden, en dat, wanneer het éénmaal veronachtzaamd wordt, onherltelbaar verlooren is: ,, Ik zege„ ne u," dus vervolgde hij, „ mijn dochter! en ,, laat u, zo als ik volkomen vertrouw, rein en „ onfchuldig! god geeve, dat gij nimmer den „ weg der deugd moogt verlaaten!" Deeze woorden drongen als een tweefnijdend zwaard haar door de ziel: met een doodlijken angst op haar gelaat , en verwilderde vertwijfelde houdingen, lag zij op haare knieën ; drukkende en kusfchende de hand van den ftervenden; voorneemens om haaren fchuld te bekennen , doch met toegeklemde lippen, verftomd , gillende , liddcrende , en half in onmagt, naast het ledikant nederzijgende. De gade van den Profesfor, en frank, die bij dit tooneel tegenwoordig waren, en deeze haare geweldige aandoening, aan de genegenheid en erkentenis , die zij den llervendcn toedroeg , toefchreeven, waren over deeze hevige uiterfien niet weinig aangedaan : zij poogden haar weder bijtebrengen : frank bragt haar juist uit.de kamer, toen wild, waaraan men de fterke begeerte , die de Profesfor had om hem ' te • zien , had te kennen gegeeven , binnentrad: toen hansje haare oogen opende , en wild aanfchouwde, gaf zij een luidé fchreeuw ; fprong van geweldigen fchrik achterwaards , en vlood , even als een fchuwe B 5  26* HET LEVEN VAN rhee, met verdubbelde fchreden na haar kamertje , waar zij bijna ademloos ncderviel; op een fmartlijken toon , en 'met innerlijkcn angst zig zelve als misdaadig uitriep, en bijlter weeklaagde, tot dat eindelijk een traanenvloed lucht bezorgde aan haar beklemd hart, en de algemeene trooster in lijden, de flaap, de onrustige bartstogten tot bedaaren bragt. wild, die hansje, federt het fophatooncel, riet weder gezien had, verfchrikte niet weinig toen hij haar thans aanfehouwde: het weleer bloejende meisje, met dat ieevende , vuurigc oog, en dien verblindende en betoverenden opflag in een bleeke vermagerde gedaante , met diepgezonkene oogen, en eene houding . van vertwijfeling , hervormd te zien; dit viel hem als een zwaare last op het hart, en dreef zijn medelijden tot het uiterfte toppunt : in dit oogenblik, waarin zijn gewisfen hem zijn misdrijf leevendig affchilderde , nam hij vastlijk voor, haar alle vergoeding te bezorgen , die Hechts in zijn vermogen zou zijn, en zijn' misdag- te herftellen. Dat dergelijk eene vergoeding eene misfelijke zaak, en de' verloorene onfchuld van een meisje eigenlijk in 't geheel niet te herftellen is , kwam waarlijk niet eens in zijn onbedacht hart op; doch dit mag men hem, als een jongen losbol , en in foortgelijke gevallen nog gantsch onervaren jongeling, zo duur niet  EEN' LICHTMIS. 27 aanrekenen , daar men immers dagelijksch de voorbeelden voor oogen heeft, dat bedaarder, ervaarener en bcjaarder lieden gclooven kunnen, alles gedaan te hebben wat zij verpligt zijn, wanneer zij het geplukte maagdenbloemtje met geld opweegen , en de kleine leeven. dige getuigen van hun vergrijp , Hechts zo veel geeven of jaarlijksch toeleggen, als even genoeg is, om niet van den honger te Herven 't is waar, in veele deezcr gevallen beflischt de wcreldlijker rechter ■ doch ver- meenen deeze lieereu , dat zij daarom rechtvaardig handelen ? wij beroepen ons op hun geweetcn , in één dier dogenblikkcn, dat zij hun uiterfte best aanwenden , om het in flaap te wiegen, De jongeling naderde des het bed van den ftervenden, die, zo. dra hij hem gewaar werd, zig oprichtte ; zijne hand greep ; ze op. zijn hart legde, en op den aandoenlijkften en vaderhjkften toon affcheid van hem nam: l5 Tracht gij," dus fprak hij onder anderen, aan uwe grootc beftemming, aan de vcrpligting om uwe broeders den weg der zaligheid te wijzen , en aanteprijzen , in al derzelver omtrek te beantwoorden V bevlijtig u dan bovenal, om de leer der waarheid, die gij verkondigt, door uw eigen onbcrispelijken wandel te ftaaven en te bevestigen , en bereid u ia voorraad, om hoe langer hoe vaster en volkomcner, ia de  HE T LEVEN VAN uitoefening van alle christelijke deugden te worden ! in 't bijzonder , wees waakzaam over u zeiven en over uw hart , in dien ouderdom, waarin gij heden zijt, en in welken het zo hoogst bezwaarelijk valt, om zig zeiven te beItuuren : hoed u zorgvuldiglijk voor alle verleiding en fchoonfchijnende ondeugd; zie toe dat geen befmettend vergif uwe onfchuld bederve en verwoeste, en dat uwe deugd niet de prooi van uwen verleider worde ! -wees Iteeds indachtig, dat de eertte (tap ten kwaade gedaan zijnde, en men voor de eerftemaal de bewustheid van een rein onbevlekt gcweeten verlooren hebbende, het zeer bezwaarelijk is om het zondenpad te vermijden , en de verlokkingen van de ondeugd te ontgaan! o mijne vrienden! mijne kinderen!" [Hij vattede de beide handen der jongelingen, en legde die in elkander.] „ Leeft vroom! blijft Iteeds de deugd getrouw! — dan! — dan en niet anders, zullen wij elkander in de eeuwige gelukzaligheid —— 9,in den Hemel, wederzien!" Hier zonk de edele man op het hoofdkus» fen neder, en iluimerde den eeuwigen flaap.  EEN' LICHTMIS. 2? DERDE HOOFDSTUK. heilige betuigingen ; eeden van eeuwige liefde ; het prieeltje , en eene onpartijdige beoordeeling. D e vermaaning, door den Profesfor op het fterf bed aan onzen held gegeeven, was geduurende eertige dagen van kracht ; de dag der begraavenis was inzonderheid voor het hart vafi onzen jongeling een recht plegtigen boetprediker: eene wezenlijke leevensvcrbetcring echter werd er even zo weinig door bevorderd, als door een algemeenen dank- vast- en bededag, na wiens verloop alles gemeenlijk wederom den gewoonen flentergang gaat; zo dat men het bij de meesten niet hooger kan aanmerken als een voorjaarskuur , waarbij men zig één of twee dagen geweld aandoet, om maag en bloed , even als vervuilde gootgaten , te zuiveren, om er daarna des te beter wéér alles te kunnen doorjaagen. De befchouwing van hansje intusfchen had een diepen indruk op onzen held gemaakt: haare bleeke, kwijnende gedaante zweefde onophoudelijk , in weêrwil van alle verHroojin-  Sö HÉT LÉVE N V A N gen die hij zocht, hem voor de oogen: vef^ mits zij , 'federt dien noodiottigen morgen, met weder op zijn kamer was verfcheenen had hij geeiie gelegenheid gehad , om haar al* leen te ipreeken: eens echter, dat zij beiden maar alleen t'hüis waren, zocht hij gelegenheid om haar een bezoek te geeven : zij verfchrikte geweldig toen zij hem aanfchouwde; het bloed fteeg haar in 't gezicht ; haar hart klopte; zij beefde, en zou ncdergevallen zijn , zo hij niet toegefchooten ware, zijn' arm om haar heen gedagen , en haar nevens zig doert zitten had : hoe verfchrikt evenwel zij over zijne komst ware, en hoe onverwacht hij kotoen mogt, ware hij echter haar niets minder dan onwelkom | — want ach! nog fteeds bleef Zij den roover haarer onfchuld beminnen! —daarenboven was zij wezenlijk in den beldaagenswaardigften toeftand , dewijl zij niemand had tegen wien zij haar hart dorst uitklaagcn 5 want haare oude vertrouwde, de keukenmeid, vreesde zij — des elk en een iegelijk, die Hechts van verre weet, hoe veel het een meisje kost , 't welk genoodzaakt is al haar lijden te moeten opkroppen , en die niemand tot de doofpot haarer bekommerlijke hartsgeheimen kan maaken , ligtlijk begrijpen kan, dat het bezoek van haaren minnaar, uit dat oogpunt befchouwd, haar hoogst aangenaam moest weezen.  EEN» LICHTMIS. £g Na dat zij weder wa9 bijgekomen, poogde de jongeling haar, zo goed als mogelijk ware,, gerust te ftellen , waardoor de vólgende zamenfpraak begon : hansje. O laat mij alleen! bij al wat heilig is , laat mij alleen! wild. Ik u alleen Iaaten? — lief meisje! u, die ik even als mijn eigen zei ven bemin? hansje. Bemin? — o mijn god! — neen! wild! gij hebt mij nooit bemind! wild. Hoe! — hansje! — kunt gij — gij dat gelooven ? — gelooft gij dan .... hansje. Dat gij mij ongelukkig — voor altoos ongelukkig gemaakt hebt! dat gij mij het eenigfte goed, dat ik in de wereld bezat — het eenigfte geluk mijns levens — de eenigfte hoop die mij overfehoot — mijne onfchuld, mij ontroofd hebt! — dat ik u als den vijand van mijn rust , als den veroorzaaker van mijn verderf befehouwen moet! — o ga heen ! ontvlied mij ! - u te zien is mij eene verichrikking. wild. Stel u flcchts geru&t, goed , lief meisje! keer eerst tot u zelve weder terug —— 't is  gft HET LEVEN VAM waar , ik heb mij yergreepen! — maar hoé iigt vergrijpt men zig niet, wanneer men bemint! — uwe fchoonheid; de houding waarin ik u vond; mijne vuurige liefde! en boven dat - er is nog niets verboren L ik kan alles weder goedmaaken! hansje; Höé! - nog niets verboren? - alles weder goed maaken? kunt gij dat doen? mij mijne eere, mijn rust, mijn onfchuld wedergeeven? — is zulks in uwe magt? wild. De liefde is eene vergoeding voor dit alles ik bemin u , en zal u eeuwig be* Winnen* C Hij fchoof digter na haar toe ; ploeg zijnen arm om haar heen , en wildé haar kusfchen; doek zij ftiet hem terug.') Ik ben rijk, éri, rta den dood mijns vaders, de eenige erfgenaam! - ik kan u het fchitterendst geluk; het vergenoegdfte leven verfchaffen; eh, bij god! dat wil en dat zal ik doen. Hansje. En gij kunt dan gelooven , dat ik mij 3 door zulke nietsbetekenende woorden , door' zulk eene ijdele hoop , om den tuin -zal laa^ ten leiden? — neen ! neen ! wat er ook Van mij worden moge! - ik zal gaan, ik zal vlieden , werWaards de fchaamte en vertwijfeling mij zullen heenjaagen, en, door traanen van oprecht  EEN' LICHTMIS 3,2 récht beroüvv mijnen fchuld poogen te boeten ! — verlaat, verlaat mij! — o mijn god ! wat zou ik gedacht hebben , zo iemand mij eens gezegd had : binnen kort zult gij een verftooten fchepzel worden! eene verachtelijke elendeling zijn, wie men met vingers nawijst; verltooten uit de menschlijke zamenleeving'; door de fchande gebrandmerkt, en gefchuwd als eene verworpene! veelligt wel — moeder van een jammervol Wicht! — dat zijn aanwe* zen zal vervloeken! — o god in den Hemel! — wie kan dit denkbeeld verdraagen? Qffier viel het arme meisje óp haarè knieën; verborg haar aangezicht in tien Jloel, en weende bitterlijk : dit kon wild niet nitftaatt; hij richtte haar op; plaatfie haar in den fëoelj viel haar te voet; omhelsde haare knieën $ en riep i op een heftige'n eri beflisfenden toon , uit.) wil d. Dat moet gij niet doen! — bij 00D en' zij-' ne engelen! dat moet gij niet doen! — ontvang dcezen plechtigen kusch! — ontvangdenzelven als het heiligde zegel onzer eeuwige" liefde eu verbindtenis! — wanneer ik u vergeet ■ wanneer ik u om den tuin leicle dan treffe , dan vervolge mij de eeuwige vloek! ïl, deel, c  3* HET LEVEN. VAN hansje, fchieïïjk. Zweer niet! - om god's wil , zweer toch niet! — het zal u berouwen , cn gij u de* eeuwigen vloek op den hals haaien. wild. Neen! neen Meisje! nooit! De jongeling , die in dit oogcnblïfc vastliifc beflooten had , zijn woord te zullen houden , poogde verder de troostlooze Schoone te bevredigen , en bragt het indedaad ook zo verre , dat hij weder als voorheen zijne opwachting bij haar maaken mogt, 't welk zij, uit hoofde haarer onpasfelijkhcid , tot hiertoe'had afgeflagen. Zo veel moeite hij zig echter geeveu mogt, om in een vrolijk oogenblik hansje tot een daeapo te beweegen, zo onverbiddelijk bevond hij haar echter; meer dan een kusch liet zij hem niet toe; 't welk voor een' overgraage maag voorzeker een zeer fchraal kostje was offchoon bij recht kwijnende en zieloverééuftemmende tederlievende beminden, bij wie, gelijk bekend is , de harten in één fmelten,. een reine ferafijnfche kusch, als het hoogde geluk en het non plus ultra der liefde opgevijzeld wordt. Deeze platonifche liefde werd onze held, die voedzamer fpijs begeerde, welhaast moede , en alhoewel zijne gedaane .bclofV hem juist niet berouwde . reikhalsde hij echter ,  EEN' LtCHTMlSi ft eVe'rf gelijk de kinderen Israeïs in de woestijfie, naar de Vleeschpotten van Egypten.- De Dame in het landhuisje werd derhalved Wederom bezogt, alwaar hij eene zo genoeglijke1 ontvangst, en een zo bekoorelijk Verfcheiden onderhoud aantrof, dat hij alle goede voorneemens s beloften cn verbetering, zo glad en gaar vergat , als of ef nooit iets in 't minst irt zijn hart Van was opgekomen ; hij begon ook Weder met vlijt de wijn- en fpeel-huizen te bezoeken ; maakte hier en daar kleine partijen; zo dat hij, in een maand tijds , weder in diervoegen in het losbandige leven verzoape'n lag , dat hem geen oogenblik tijds overfchoot , om aan iets ernffigs te denken. Spoedig befpeurde hansje deeze verande • ring aan de toeneemende koelheid , waarmede hij haar behandelde; echter dorst zij het', in haare treurige omftandigheden i niet waagen, om er iets van te laaten blijken s uit veees van hein geheel te zullen verliezen : zij was derhalven eene geduldige aanfchouwftcr; beweende in ftilte haar • noodlot , en trachtte, door' Voorkomende goedheid, zijne liefde te Verdienen , dewijl ze zijne V'uurige drift kende ^ en geen' kans zag , om dezelve te beteugelen : dikwerf, wanneer hij in den middernacht, in de losbandigfte geZelfchappen, bij volle' glazen lachte en danite, lag zij op haare knie-' en en bad - bad voor hem! — want van tijd: ■ . C z  36 HET LEVEN VAN tot tijd begon zij hem hoe langer hoe liever te krijgen , in weêrwil zijner trouwloosheid! hoe verder zelfs hij zig van haar verwijderde, hoe dierbaarder hij voor haar trouwbeminnend hart werd: eiken avond dat hij van huis was, en dikwijls was dit het geval , verlangde zij na hem ; op eiken klokflag ontglipte haar een zucht, en zij zei: „ Ach 1 - hij komt „ nog niet!" - bij het minfle gerucht dat zij hoorde, riep zij: „ Daar is hij! daar is hij.!"vond zij alsdan zig bedroogen , dan trad zij treurig van het venlïer of de deur terug; droogde de ftille traanen , die het hartzeer haar afperfte , van haare wangen , en kwelde zig met duizenderleie verdrietige tafereelen , die haare verbeelding dikwijls waar en natuurlijk genoeg voortoverde. Op een' zondag , dat zij verlof had om te mogen uitgaan, bezocht zij eene boerin, die gewoon was levensmiddelen aan het huis van den Profesfor te bezorgen % en die toevalligjuist in het dorp woonde , waar de geliefde en veelbezochte Dame , welke haar hof bij haaren minnaar maakte , haar tent had opgeflageh : de tuin van de boerin was digt aan de tuin van deeze Dame gelegen , die juist bezig was om , in een digtbewasfen prieëeltje , een tete a tete met den jongen Heer te houden : de levendigheid , waarmede dit gefprek gevoerd werd, raaakte.de opmerkzaam.  EEN' LICHTMIS. 3* held van hansje gaande; zij luisterde met het oor aan eene digt daarbijftaande hegge, en verbeeldde zig, hoe meer zij luisterde, dat zij eene haar bekende ftem hoorde. Dat het bij het arme fchaap, niet zonder hartkloppingen, niet zonder voorgevoel en kwelling in zijn werk ging , kan elk ligtlijk begrijpen , die jong en verliefd is geweest, en immer een' medevrijer of vrijftér gehad heeft. Met zo zachten tred als haar mogelijk was, floop zij na eene kleine opening , die, een weinig verder, in de hegge zig opdeed, ten einde den fpreeker, die haar hartje in zo veel oproer hielp, met eigene oogen te befpieden: dan , hoe zij te moede was; toen dé geliefde verraader , met een brandend gezicht en vrolijke houding uit het' prieëeltje trad ; na een roozenboomtje fnelde ; roosjes plukte , en al jokkende , naar den aart der verliefden, daarmede na de Dame wierp kunnéïi dezulken onzer Leezeresfen zig best .voordellen , die immer hunne waardigfte minnaars op dergelijke fnoeperijtjes betrapt hebben. Dat alles groen en geel voor haare oogen werd; dat zij trilde en beefde, en het bloed, met verdubbelde fnelheid, na haar hart drong, was zeer natuurlijk , en voorzeker zou zij, offchoon zij maar eene eenvoudige dienstmeid ware, in eene recht voomaame onmagt gevallen C 3  S$ HET LEVEN VAN zijn, had zij haar hand niet aan een doorn In de hegge in diervoegen bezeerd, dat zij door de fmart bij zig zelve bleef, cn het flechts met een kleine fchreeüw liet afloopen , die echter door de werkzaame verliefden in het. prieëeltje niet eens werd opgemerkt, Na dat zij zig van de ecrfte fchrik een weinig herfleld had , en zij van de ontrouw haarer onftandvastige amoroso zo goed als overtuigd was , vermids zij uit dit tete a tete> de verliefde gefprekken , den roozenöorlog enz. niets voordeeligs voor haare Ijefde befluiten kon , was zij flechts begeerig, om die geene van nabij te befchouwen , die haar den beminden van haar hart ontvoerd, en hem tot ontrouw verlokt had. Dat de onzichtbaare in het digt begroeid prieëeltje , en de fchrijÏÏter van het bovengemelde briefje , dat haar zo veel hartzeer berokkend had, één en dezelfde perfoon waren, fcheen haar buiten allen twijfel zeker te zijn; des te meer martelde haar dan ook de pijnir gende nieuwsgierigheid , waarbij zig nog een weinig beledigde liefde , nedergeflagen hoop, kwellende minnenijd , en de overige plaaggeesten der verliefden, vervoegden. Met allen ijver bemoeide zij zig daarom, *m dggr. het digt bebladerd lusthuisje heenteflaaren , en haar medeminnaares in het aangezkht te zien ; dan, alle moeite was vrucht-  EEN* LICHTMIS. 39 ïoos ; het prieëeltje was zo digt in één gegroeid , dat het geen 't allerminftc doorzicht aan het fcherpde oog vergunde, cn zij, die er hunnen verliefden rol, onverhinderd en ongezien in voordfpcelden , fcheenen geen' lust te hebben , om nog zo fpoedig hunne zameüfpraaken te eindigen, en buiten te komen. Het arme wicht kwam derhal ven voor ditmaal haare zo gevaarlijke medeminnaares niet te zien; want na dat zij nog eenigen tijd te vergeefsch onder den lommer had Maan wachten, begon de avond te vallen , cn de dag ten einde te neigen ; zij moest des bedacht zijn om huiswaards te kceren, ten einde nog voor de uilen- en vledcrmuizcn-vlugt binnen de poort en onder dak te geraaken. Zij nam daarop haar toevlugt tot de bqerin , die zij over deeze gevaarlijke nabuurin onderhield, cn ondervroeg, wie,'en vanwaar zij was ? vermits zij wezenlijk geloofde, dat zij tot die clasfe van barmhartige zusters behoorde , die zig de nooden hunner medebroederen ontfermen , en uit loutere christelijke liefde, een gedeelte huns lijdens overneemen, en alsdan zig met een klein honorarium pro ftuclio et labore vergenoegen , cm tog evenwel voor 't minst zig de allernoodwenëigfte behoeften des levens — waarvan de xiaamen, bij het tedere gedacht, legio zyn — te kunnen aanfchalfen. C 4  AP HET LEVEN VAN De boerin, die van deeze gelante Dame nooit eenig kwaad gezien had , en die, verwits zij zelve flecht en recht daarheen wandelde , ook een iegelijk, die niet in openbaare gruwelen' leefde , voor goed en rechtvaardig hield, weidde in grootfchc loffpraaken op deeze Dame uit: zij was, zo zij meende, een recht beminnelijke , vroome , christelijke vrouw, die nooit een' arme zonder gift van zig wegzond; die elk vriendlijk toefprak ,, en die , met raad en daad , elk bijfprong; die zelfs ook haar en haare kinderen, in verfcheidene ongelegeheden, recht moederlijk had hijgedaan ; zij was er ook zo verre van af van gierig en innaaiende te wcezen , dat zij laatst, toen er eene inquartiering in het dorp plaats had , vrijwillig vier Officiers bij zig m huis had genomen; dezelvcn op het beste ont? haald , en allerleie genegenheid en goeds beT toond en gedaan had , niettegenftaandc zij er Hechts één' had behoeven inteneemen, en dat bovendien haar huisje zeer klein en bekrompen was : deeze last had de goeda'artige Dar me op zig genomen, enkel en alleen, om daardoor de arme dorpelingen te verligten ook had men , daar anders de Hecren krijgslieden al vrij wat misnoegd zijn en getier maaken , bij haar geen oneffen woord , of fcb.ad.uw van onvergenoegdheid gehoord of gezien j alles was er toegegaan als onder ge-  EEN" LICHTMIS. 41 sieenzaame vrienden ; zij had zelfs , toen de Officiers vertrokken , hen omhelsd en gekuscht , en de goede, liefderijke vrouw had deswegen de bitterde traanen gefchreid, dat waarlijk aandoenlijk geweest was om te zien: deeze Dame had ook nog een lief meisje bij zig; dit was een hondje van een engeltje, zo zacht, zo aartig en teder als een wasch poppetje ; haare handjes kwamen nooit in koud water, en de zon fcheen nimmer op haar bakkesje; evenwel was zij zo gemeenzaam, zo befcheiden en zo nederig , dat zij , met eerbied gefproken , met de armfte lieden als met "laars gelijken fprak; er ging geen zondag voorbij, dat zij niet in de kerk kwam , en al vrij wat klinkende penningen in het arm» zakje wierp ; onder de predicacie , wanneer veclen der goede gemeente een fluirnertje dceden , kwam er nimmer vaak in haare oogen , en zij had , om te zingen , een ftemmetje , zo klaar en zo dun, als een geleerd canarieyogeltje ■—■ het meisje was ook ontzachlijk geleerd , en kon in alle boeken leezen , het zelfde welk men haar dan ook in handen gaf; zij was zo bekwaam , dat, alles wat haare oogen zagen konden haare handen verrichten ; zij fteldc zig ook zo geheel zedig en zo geheel laagjes bij den weg . aan ; zij hield in 't geheel niet van de zwier der wereld , van hooge mutfen, of hoeden, C-5  4fi HET LEVEN VAN of pluimen, zo als veelen, zelfs oude Tantes , zig opfchikten, om met den groeten hoop medetedoen: de Dame was eene zeer fchoone vrouw, en wèl in 't vleesch, en het meisje daarentegen was een rank, tenger dingetje, enz. Niettegenflaande dit alles moest zij evenwel dikwijls de handen van verbaasdheid zamenvouwen , en kon onmogelijk zig overreeden, dat men in zulke zondige omftandigheden het koningrijk der Hemelen kon binnenkomen: men vertelde haar, en zij zag het zelve wel, dat het in de Stad al even het zelfde was, doch zij wist, dat de ftedelingen, over 't algemeen , zo al hun eigen afzonderlijke religie hadden , en daarom voorzeker ook in een afzonderlijken Hemel moesten komen , om dat er ftond, dat men zalig moest trachten te worden met vreczen en beeven, en dat god de hovaardigen zou richten : intusfeheh wilde zij niemand verdoemen, maar evenwel kon zij het een en ander niet zamenknoopen ; het heette tog : bid en werk! —- en zij kende er zo veelen in de Stad , die geen hand om te arbeiden uitftaken, en geen morgengeen middag- noch avond-gebed opzeiden ; zij was , 't is waar , wel maar eene gemeene boerenvrouw, maar zij begreep, dat ons Heep geen onderfcheid in perfoonen maakte, enz. Deeze vroome , eenvoudige ziel zon tet is  EEN' LICHTMIS, het oneindige voordgcrammeld hebben , had hansje niet reeds voorlang- op de fprong gcftaan om te vertrekken; en door haar affcheidneemen de boetpredikatie niet ichielijk doen eindigen. Intusfchen had zij hierdoor eenig licht in de zaak gekrecgen ; echter ftond zij nog in twijfel, of de nicht, dan wel of de Tante de uitverkoorene haars ongetrouwen ware: bijna geloofde zij zekerheid te hebben, om te vooronderftellen , dat het de nicht zou weezen , en maakte,in gevolge de befchrijying der boerin , er zig des te ongeruster over. Bij geval ftond het nichtje , dat van een bezoek was t'huis gekomen, voor de deur, toen hansje uit het huis van de boerin trad: zo dra de boerin het nichtje zag , wees zij het hansje , die te gelijk doodlijk verbleekte en het naauwlijks op de been houden kon; tot haar bitterst hartzeer befpeurde zij , dat de boerin de waarheid gefproken had, en het -nichtje waarlijk een vrouwlijke engel feheen te zijn : in der haast bekeek zij het meisje van 't hoofd tot de voeten, en deed alle< moeite van de wereld, om er eenig uiterlijk gebrek aan te ontdekken — dan, helaas! deeze mouftering- viel gantsch en al ten voordeele -van het nichtje uit, en zij moest bekennen, dat het eene volmaakte Schoonheid was, een lof, die al *rij wat betekent iud.cn mand  41- HET LEVEN VAN vair een meisje van een medeminnaares ! Met traanen in de oogen , en de verflagenheid in het hart, nam de arme bedroogene de terugreis aan : zij ontwierp een menigte plans , die zij tevens weder verwierp , en nam eindelijk het befluit, om haaren onftand» vastigen geheel en al te laaten vaaren ; alvoorens echter wilde zij hem zijne ontrouw voor oogen ftellcn, en de nieuwe beminde doen kennis draagen , wat zij van deezen liefdehuichelaar te verwachten had; ten dien einde nam zij voor, nog dien zelfden avond hem de vrijerij optezeggen, en vervoegde zig, met de uiterfte mismoedigheid op haar kamertje, om hem aldaar optewachten. Het arme fchepzeltje echter had goed wachten, hij verfcheen niet flechts indeezen, maar ook in den volgenden nacht niet; dit was het geduld van ons kruisdraagftertje te veel gevergd ; zij kon deezen feilen fchok geen' wederftand bieden; de Natuur bezweek , en zij viel in eene koorts, welke haar bijna vier weeken lang verpligtte het bed te houden. Geduurende deezen tijd openden er zig tooneelen , die geheel buiten het plan van het zieke meisje liepen , en het wicht noodzaakten , om van krijgsöperatien te veranderen; het ftormen voor eerst te ftaaken , en te beproeven , om, door middel van een goed verdrag , in haar oogmerk te flaagen, en bedii>-  EEN' LICHTMIS, 45 geli te maaken, die zij wel zag dat door fpijtigheid en terughouding even zo weinig van hem te verkrijgen waren , als van den dapperen elliot de overgave van de vesting G/braltar. VIERDE' HOOFDSTUK. vrijerij , op eene geheel andere wijs jten halven afgebroken. O nze broeder lichtmis, die , geduurendc. dat het arme hansje haar goed hartje verpijnigde, in het huisje der landdame, zig aait de ergerlijkfle buitenfpoorigheden overgaf, had tot nog toe zijn plan , om de jeugdige nicht, die hij in 't begin door de hegge beloerde , eenmaal te zien te komen , en haar onder vier oogen , zijn minnefmart te openbaaren, niet opgegeeven. De looze Tante echter, die den jongen liefhebber al voor lang in 'toog had, wist deeze zamenkomst telkens zo zeer te verijdelen, dat het hem, tot heden toe, niet gelukt was, zijn oogmerk te bereiken.  ^ II E T LEVEN V A N' Dan eene onverwachte ziekte van haar' man, die afweezend was, noodzaakte haar, om een reis na hem te doen, en dat wel met zo veel overijling, dat zij geen' tijd vond, om er haar' minnaar bericht van te geeventoen hij nu eens na den welftand der Dame verneemen wilde, vond hij zig niet weinig verrascht, toen hem , bij het intreeden in de kamer , de fchoone nicht ten gemoete kwam. Deeze onverwachte Verfchijning verbijfterde hem ; en , even als had hij een elceWeke fchok gekreegcn , ftond hij eenige oogenblikken verftomd en verbaasd, en moest zig herhaaien de fchoone nicht , alhoewel even zo zeer getroffen door dit bezoek, nam het woord, en vroeg, met eene zo vleemende ftem en znlke vriendlijke gebaarden, wat zijne begeerte was? dat het tot in zijne ziel wederklank, het hem zo wonderlijk om 't hart werd, en hij eene aandoening ontwaarde , die hij no* nimmer bij de Tante of het fchoone hansje belpeurd had. Met weinige woorden verklaarde hij de reden van zijne komst : liaare Tante naamlijk had hem met haare vriendfchap verwaardigd, en hij was thans gekomen om zijne opwachting bij haar te maaken , enz. : zo dra echte? hoorde hij niet, dat zij niet t' huis was, uf er gleed hem even als een zwaar pak van 'thart, en hij ichepté daadlijk moed,-om zog  EEN' LICHTMIS. 47 deeze afweezigheid ten nutte, en den toeftand van zijn hart aan het fchoone nichtje bekend te maaken. Hij wist het derhalven op eene eigenaartige zamenfpraak te brengen, waarin hij de gefchiedenis zijner verliefdheid, bij het gluuren door de hegge, met ongemeen veel vuurs en leevendigheids vertelde. De Schoone , die op eene zo onverwachte liefdeverklaaring niet voorbereid was , vond zig verrascht — evenwel , in plaats van over dergelijk eene betuiging van een' jongeling, dien zij voor 't eerst fprak , zig te vertoornen , kon zij in tegendeel haar vergenoegen cn deelneeming niet verbergen: in haare voorbaarigheid vergat zij zig in zo verre, dat zij, tegen de gewoonte der Schoonen, ( die, zo als men weet , het haare minnaars vooraf wat zuur maaken , en hen eerst een zekeren tijd laaten zuchten , kwijnen , jammeren en vertwijfelen ; fchoon het zeker zij , dat zij in haar hart , op den eerften aanblik, zig airede hebben overgcgeeven,) den haastigen Ridder belijdenis deed, dat deeze liefdeverklaaring wel zeer verre was van haar ongevallig te zijny tn dat hij, op zijne eerste verfchijning, insge* lijks een diepen indruk op haar hart had gemaakt. De minnaar, befpeurende daf zijne minveriüaaring zt> guuftig werd opgenomen , ver-  4§ HET LEVEN VAN volgde deii begonnen roman met zo veel vuurs, dat het beminnende paar , ten einde der zamenfpraak alreeds aan elkander eene eeuwige liefde gezworen, en de jongeling zijnen eed van eeuwige getrouwheid, met een hartlijke en plechtige, kusch verzegeld had; het onbewaarde hart der verraschte Schoone , kwam hierdoor niet weinig in 't naauw; haare tot den hoogflen graad aangevuurde aandoenlijkheid fueelde haar daarenboven nog deeze trek , dat zij , tegen wil en voorneemen aan * de kusch van den jongeling op het tederfte beantwoordde , en een onbepaald vertrouwen Helde, op de oprechtheid en zuiverheid der pasbezworene liefde van haaren kers verfchea minnaar. Wij bekennen dat het niet Hechts te haastig, maar zelfs te onbezonnen gehandeld was, dat het meisje een'jongeling, die, even als een ouderwetfche Godheid , uit de wolken kwant vallen, zo goedwillig en gemaklijk gehoor gaf — ja hem zelfs als te gemocte kwam! — maar, aÜerlieffte , fchoone Leezeresfen 1 alvoorens gij het voorhoofd rimpelt, en uwe zuster in de liefde verdoemt, zo veroorlooft mij u eene nevensgaande omftandigheid te verhaaien - legt gij alsdan uwe fchoone hand niet op uw kloppend hart, en zegt alsdan uw ge wisten niet: Ach\ wij zijn al te zamenarme, z-sak" '  EEN' LICHTMIS. 49 zwakke fchepzeh —■ bewijs dau dit nichtje geen genade! Het goedaartige, lieftalige meisje, waarover wij thans (landrecht zullen houden , was, zo als wij bevoorens reeds gezegd hebben , in alle opzichten een voortreffelijk fchepzeltje ; zacht , lief, fehoon en goed —• of, om met de boerin te fpreeken, een hondje van een engeltje! — zij had flechts één -» één , thans hand voor hand toeneemend gebrek „ Dan had zij evenwel nog een ge- „ brck ?" vraagt gij o ja , zeer zeker 4 lieve Leezeresjes! hoe zouden wij arme zohdaaren van mannen anders benevens u kunnen bellaan ? en dit gebrek was — dat zij gaarne las i „ Hoe," dus valt gij mij in, „ rekent gij „ dan het leezen de vrouwen als een gebrek ,, aan? — waanwijze mannen ! verbeeldt gij u dan , dat de boeken voor u alleen gefchreeven zijn, cn dat wij niet andefls dan den almanach bêhooren te leezen?" Maar , mijne alleriieïïre fnaterbekjes ! vergrimt u toch zo fchiélijk niet - het leezen is zeer zekerlijk, op zig zelf befchouwd, voor de vrouwen ééne der onfehuldigfte tijdkortingen , cn zou gewis van de uitgebreidftc nuttigheid weezen , indien de boeken flechts met de behoorelijke zorgvuldigheid en gadeflaaning op den toeftand der Leezeresfen, geil, deel. D  50 HET LEVEN VAN koozen werden indien 't waarheid zij, 't geen een beroemd fchrijver zegt, dat door naajen en breien meer booze begeerten gedempt en beteugeld worden, dan door alle ander geweld op Aarde! dan is het in tegendeel niet minder waar , dat door het leezen van tedere , fentimenteele boeken , aan jeugdige, onervarene Leezeresfen meer nadeels wordt toegebragt-, dan door al de achteraankomende en wegflenterende zedekunde immer vergoed kan worden of, zo de Leezeres indedaad verftand en deugd genoeg bezit, om zig voor alle gevaarlijke indrukken te beveiligen, dan kan zij echter , ondanks al haare voorzichtigheid, niet beletten, dat haar fmaak, met opzicht tot de liefde , niet min of meer een fcheeve richting aanneeme , en dat haare verbeelding zig een model van een' minnaar fchetfe, zo als men er in de Romans bij menigte, maar in de wereld zelve , niet één kan aantreffen. Menig meisje dat in haar' lentetijd den braaven man afwees , om dat hij geen kwijnende herder , geen raazende held , of geen zoetzingende halve God ware , en niet met die dweepende verrukking beminde , als de fentimenteele Schoonheid vorderde — zit thans, "of door de bejaardheid overvallen, verlaaten en eenzaam , of bezucht en beweeklaagt,} daar al dat fchitterende vuur, en die fijnge-  Ë Ë N' L I C Ü T M ï Si ft fponhert wellust in het huwelijk ; evén gelijk de iheeüw voor de roei - zon; verdweeneri zijn. ) haare ohbezonnene keüs; éri heeft daarenboven menigwerven nog het verdriet, van te rhoetcn zien ; dat een ander , die dé maag met Zulke lekkernijtjes en romanspaftcis tjes niet hedurven heeft, en met een goeden;, gezonden burgerpot te vreden was of, bm het duidelijker te zeggen, die bij haareri keus , meer op verftand eii wezenlijke bekwaamheden , dan wel op die fentimenteele genoegens en andere uiterlijkheden acht gaf i een vergenoegd en gelukkig leven leidt. Met orizc heggefchoonheid was het juist hetzelfde geval; zij Was indedaad doof het leezen reeds een wéinig van de wijs geraakt± Cn vrij verre in de mogelijkheid, om door den eerden den besten fomanesqiien held, die j of een fentimenteele zot, of een doortrapt bedrieger ware , Misleid te worden : mannén $ zo als er bij menigte, en allé dag; op onzeri aardkloot rondzwerven , maakten geen deri Muiten indruk op haar hart ; zelfs tegen de zodariigen, die, op eenige kleine uitwendigher den na t vrij na kwamen, wat het innerlijks betrof, aan het model ^ 't geen zij zig van feen' man Ontwierp , betoonde zij geen de minde genegenheid; maar wees derzclver liefdeverklaafingen ; ónder het een of ander nietig voorwéndzel, van de hand: zij had de dWeeD z  52 HET LEVEN VAN pende gril in 't hoofd gekreegen, de veel > of alles vermogende fympathie der liefde zou haar, met een onwederitandlijk geweld , na I het uitverkooren en waardigfte voorwerp trekken , dat evenwel , volgends haare verwachi ting , ten minnen een halve God zou zijn, en die zij niet op den gewoonen weg zou aantreffen , maar die uit het een of ander doolhof, of eeuwen lang onbekend zijpad, zou te voorfchijn komen. Zo wel het heggetooneel als het tegen. woordig verrasfehend bezoek van onzen held, I had een zo aartigen , romanesquen zweem; het voorkomen van wild was zo fchoon, zo inneemende ; hij fprak met zulk een wild vuur; flapte zo kloekmoedig over alle gewoonlijke formulieren heen ; de kennis werd, ('t welk altoos bij dergelijke verliefde gefebiedenisfen eene hoofdomltandigheid is,_) zonder weeten of toeltemmen van de familie gemaakt, en het fentimenteele, kwalijkgcltemde hartje van het zachtaartigc meisje, werd in diervoegen beftormd , dat hetzelve geen tijd van beraad overfchoot — door dit alles werd de onervaarene Schoonheid bedroogen , zo dat zij de fchaduw voor het waare wezen, cn flroovlammen voor een beflendig vuur groette. wild zelf, wien het eigenlijk om geen liefde voor leven en dood te doen was, werd door de zoetvoerige dweeperij van het meisje  xi E N" LICHTMIS. 53 medegefleept, en verbeeldde zelfs zig eindelijk, dat het ürceven na het genot, het verlangen na het geliefde voorwerp , die bedwelmende dronkenfehap die eigenlijk niet anders is dan een voorgevoel van antiplatonifche liefdevermaaken , die er ook doorgaands het befluit van zijn , niet anders ware , dan de fympathie der zielen cn de eifchen van het hart. Deeze wijze van beminnen had, uit hoofde van derzelver nieuwheid , zo veel aantrekkelijks voor onzen jongeling, dat hij, even als in eene diepe bedwelmdheid, zig door de beminnelijke dweepfler naar welgevallen leiden liet; echter in de vaste verwachting leevende, dat na deeze vastendagen de fmulpartijen des te aangenaamer zouden zijn. v De roman werd des eenigen tijd , met al den omllag en aperij die men elders breedvoerig in de fentimenteele fchrijvers kan vinden , gefpeeid: binnen den tijd van een maand, zo lang deeze gefchiedenis duurde , was er, fchoon de gelieven elkander dagelijks fpraken, zulk eene tedere, fentimenteele briefwisfelihg ontdaan , dat men voegelijk twee deelen, van hunne hiftorie, in brieven, zou hebben kunnen uitgeeven.' Dit romanesque fpel begon reeds belangrijk te worden : de maat der aandoenlijkheid was reeds tot overloopens toe vol, cn de jongeling , deeze kwijnende woordwisfewasjes moeD 3  54 HET LEVEN VAN de, gevoelde zijn hart jooken, om wat meerbedrijf in 't fpcl te brengen , toen er , tot" geluk voor de heldin van het ftuk, zig eene omftandigheid opdeed, waardoor de knoop op eene gantsch andere wijs werd opgelost, dan eigenlijk het plan der verliefden vorderde', en die voor onzen held een geheel nieuwen loopbaan opende , die zekerlijk, onze Leezers nietongevallig zal weezen. VIJFDE HQ QF D STUK, EEN k.waade boodschap; vertwijfeling} traanen; zielswerking; afscheid, en*' noodzaaklijke reis van den held, na zijn vaderstad. Terwijl nu de jongeling in deeze feraphiinf/che zielsverrukking verzonken lag , en hansje , door traanen cn zuchten , haar vergrijp poogde te boeten, nam frank, (die reeds voorncemens was geweest, om van het losbandige leven van zijnen vriend, een getrouw ?an deszelfs moeder te gceven ,J> de..  EEN' LICHTMIS. 55 uitwendige vertooning , die wild maakte , voor eene inwendige zielsverbetering, en kon zig niet wederhouden, om deswegen zijn in- _ nig genoegen aan zijnen vriend te kennen te gecven. De ftaat der geldmiddelen van den jongen Heer had telkens een aanzienelijken toevoer uit de moederlijke kas noodig : in ftede echter van, volgends gewoonte , een' brief te ontvangen , met het goudgeel blinkend aanhangsel van twintig, dertig, of veertig dukaaten, ontving hij een enkelvoudigen brief van zijn' vader, waar niets was bijgevoegd, en die, tot zijne groote verbaazing, met zwart lak gezegeld was — deeze brief luidde van 't begin tot het einde aldus: geliefde zoon!" „ Het heeft den god van leven en dood behaagd, om mijne tederbeminde gade , uwe lieve moeder, na eene ziekte van drie dagen, dit tijdlijke leven , zo wij hoopen , met de eeuwige gelukzaligheid te doen verwisfelen; niet twijfelende of gij zult een rijklijk aandeel in mijne rechtmaatige droefheid neemen." „ Vermits ik nu , zo als gij wel denken kunt, door dit fterfgeval zeer nedergeQagen en bitterlijk bedroefd ben , en het mij, uit D 4  5* «ET LEVEN VAN hoofde van mijn zwak ligcbaamsgeflel , ze*r inoejelijk zou vallen, om opalies, wat de huishouding betreft, acht te kunnen geeven, verzoek ik u , om met de eerlte gelegenheid de beste na huis en bij mij te willen komen , ten einde een waakend op onze bedienden te houden, die ons anders, zo als gij weet, niet weinig bij neus en bij lippen ontfteelen kunnen : gij behoeft voor u geen rouwklederen te latten maaken , vermits ik nog een zwart pak heb van uw' grootvader zaliger, dat u wel pasfen zal : kunt gij met geen postchais komen , neem dan een koetskar, die kost to<* niet meer : gij behoeft frank niet mede te i brengen , hij veroorzaakt mij flechts onkosten , want de in den Heere overledene heeft geen testament gemaakt, wat zou hij derhalven hier doen?" „ Ik verwacht u dan, en blijf' j, Uw liefhebbende vader * „ WILD." Geen blikférrfftfaal, die in ons lieve vader land _ waarin men zo weinig werks van de hoogstnuttige afleiders maakt - in een herttoren flaat , kan onder de juist vergaderde gemeente, geen gröoter fchrik veroorzaaken dan deeze zwartgerande brief bij den held on!  EEN' LICHT M I S. 5? zer gefchiedenis ftijf en koud, éven gelijk lot's huisvrouw, die, zo als men weet, in een' zoutpilaar veranderde, en ten fchrikbeelde der vrouwlijkc nieuwsgierigheid eeuwen lang post vattedc , ftond hij daar een goeden wijl, met den brief in. de hand en de oogen .na den grond geflagen. In een tijdftip, dat hij even de menigvuldige geneugten van dit leven begon te fmaaken, en hij zig fchikte, om met volle teugen uit den vreugdebeker te drinken; dat hij, in de liefde bij zijne heggel'choonhcid, reeds zulke aanmerkelijke vorderingen gemaakt had, en bijna het hoogfte toppunt zijner wenfehen bereikt geloofde te hebben , dus overvallen, dus weggerukt te worden! van die goudmijn, die zijne zo dikwijls uitgeputte beurs te ftade kwam, zo gantsch en al zig beroofd te zien, en tot een knorrigen en gierigen vader terug te moeten keeren — dit alles had zulk een heftige uitwerking op hem ; floeg zijne kloekmoedigheid zo plotslings en geheel neder , dat hij als een zinloos mensch zig op een' ftoel wierp , en eene zo kiaagelijke jeremiade ophief, dat elk, die getuigen van zijn weeklaagen en droefheid was geweest , hem zekerlijk voor den tedeiiiartigften zoon, die immer den dood eener goede moeder beweende, zou gehouden hebben. Zijne droefheid was indedaad ongeveinsd, D 5  53 HET LEVEN VAN fchoon zij grootendeels uit geheel andere bronnen , dan moederliefde en deelneeming, ontfprong: de fcheiding van de geliefde van zijn hart , en de verlaating van dien oord zelf, voor hem de woonplaats van vermaak en vergenoegen , troffen hem even zo zeer, cn veroorzaakten hem ruim zo veel fmartlijk gevoel, als de dood zijner moeder. Van zijne eerde aandoening bekomen zijnde , nam hij den brief op nieuw in de hand; las en herlas hem — dan , tot zijn innigst hartzeer, hoe hij het ook berekende , hij kon er geen troostlijker facit op vinden, en vond eindelijk zig genoodzaakt te befluiten , om aan het vaderlijk verzoek te beantwoorden. frank trad juist binnen , toen wild zig gereed maakte , om dit akelig nieuws , even gelijk een jobsbode , aan zijne landfchoone te gaan brengen : deeze verfchrikte over dit onverwacht derfgeval niet minder , en beweende, met de zuiverde traanen van dankbaarheid en liefde, zijne vriendin en weldoender: bij derzelver dood verloor hij insgelijks eene gewigtige onderdeuning; want op de niilddaadighcid van den Doctor, wiens gierigheid hem ten overvloede bekend was , rekende hij niet in 't allerminst. Van • dit oogenblik af derhalven moest hij bedacht weezen, om zig zeiven te onderhouden, vermits de vijftig daalders, op voorfpraafc  EEN' LICHTMIS, 59 van den Doctor, tot zijn onderhoud gefchikt, op verre na niet toereikende waren, om hern zelfs de noodwendigfte behoeften aantefchaffen: tot zijn geluk had hij zijne fnipperuuren zo. wel hefteed , en in de muziek zodanige vorderingen gemaakt, dat hem deeze , in tijd van nood , niet flechts ten goeden waarborg verftrekte; maar hem ook de vriendfehap van een jong en welbemiddeld Baron ten wege had gebragt , die hem , kort na het vertrek van wild , tot zijn gezelfchap verkoos, en door wiens edelmoedigheid hij in ftaat gcfteld werd, om , zonder angftige zorg voor zijn onderhoud, zijne ftudiën te kunnen voltrekken. wild , die , federt eenigen tijd , niet alle zijne boezemgeheimen aan zijnen vriend had toevertrouwd, zogt thans, nu dit weörbarftig noodlot hem teisterde , raad en vertroosting bij hem : hij viel frank om den hals , en riep , zo moedloos als een dief die ter dood gaat, uit: wil d. Om god's wil , mijn vriend ! raad , help mij! _ wat zal ik doen? — na mijn vader terug keeren ? — mij aan zijne grillen , zijne buiën, zijne kii.ezerijen onderwerpen ? — dat is mij onmogelijk — dat doe ik nooit of in eeuwigheid zou ik mij in zulk een ellendig nest, in zulk een kot laaien opfluiten.3  6o HET LEVEN VAN waar men niets in 't minfte hoort of ziet? waar alles zo ftatig en zo deftig in zijn werk gaat, als in een Burgemeesters kamer? waar de meisjes klinkklaare, eerlijke , deugdrijke jongvrouwen zijn? en de getrouwde vrouwen er zo ernftig en ftijf uitzien als collegiezusters? - neen! hij mijn «iel! dat doe ik nooit ik zal het aan mijn vader fchrijven. frank. Om alles wat u dierbaar is, mijn lieve vriend! doe zulks tog niet! - gij kent uw' vader - gij weet hoe onverbiddelijk hij is, en hoe weinig tegenfpraak hij verdraagen kan; gij zult hem tegen u in 't harnas jaagen ; hij zal u allen onderhoud ontzeggen, en dan zijt gij er nog ongelijk erger aan toe. wild. Dan begeef ik mij onder de foldaaten, en dan zal hij er fchoon toe zitten kijken mijn moederlijke erfportie evenwel kan hij mij niet onthouden. frank. Dat behoeft hij u ook nog niet eens te geeven voor dat gij mondig zijt , en dat lijdt bijna nog twee jaaren - daarenboven, gij zijt hem gehoorzaamheid verfchuldigd - hij is uw vader — gij zijt zijn eenige zoon - bedenk derhalven , hoe g'j door eene overijlde daad, waardoor gij u zeiven gantsch niet gelukkig zult maaken , en uwe vrijheid aan kluisters  EEN' LICHTMIS. 6% zult leggen , hem bedroeven cn verbitteren zult - neen mijn lieve vriend, doe zulks niet; 1'chik u naar zijn' wil - het zal beter gaan dan gij denkt. wild. O ! het zal zeer voortreffelijk gaan! — gij kunt zulks reeds uit den brief zeiven befluiten. QHij leest.) „ Gij behoeft voor u geen rouwklederen „ te laaten maaken, vermits ik nog een zwart „ pak heb van uw' grootvader, enz.: kunt „ gij met geen postchais komen , neem dan „ een koetskar, die kost tog niet meer: ,, gij behoeft frank niet mede te brengen; „ hij veroorzaakt mij flechts onkosten, enz." Nu, wat zegt gij er van? — zijn dit geen heerelijké vooruitzichten? - en ik - ik zou mij daar zo maar laaten opüuiten , even als een vogel in een kooitje? ik zou mijne jonge jaaren zo maar zonder het minfte genot, in dat eenzaame , doodfclie , en eeuwig vergeeten wereld-oord verdijten? —■ neen, er mag van komen wat er wille - ik doe het niet. frank. M^ar, waar zegt uw vader, dat gij altoos bij hem blijven moest ? — 't is flechts eeu bezoek, om hem in zijne tegenwoordige bedrukte omftandigheden gezelfchap te houden: wees hem tog een weinig te wijle, en bezoek hem!  62 «ET LÉVËN VAP} gij kunt immers altoos voord, wanneer M ei" u met langer aanftaat. Na Veel voor- cn tegen-zeggen liet de jonge Heer zig eindelijk overhaalen , gaf zijrt woord, om den volgenden morgen te vertrekken 3 en verzocht zijn' vriend om hem een fatzoenhjk rijtuig te willen bezorgen; want om met een gemeene postchais , of nog gemeenef koetskar , de reis te doen, daar was in jt gc, heel niet aan te denken; hoe zou dit ook gevoegd hebben voor een jong Heer van zijné looit' een rijke erfgenaam, en een verliefde? deeze immers vliegen te post door de wereld' waarom zij dan ook veeltijds fpoediger teil einde van hunne gezondheid en beurs zijn dan andere alledaagfehe mentenen, die de reis Voorzichtig, en, om zo te fpreeken, voetje Voor voetje doen. Zijne gewigtigftc bezigheid was nu om M het Lief te gaan; zijn vollen boezem lucht te geeven; haar dat ■ noodlottig nieuws medete* deelen ; haar het lijden te fchetfen , 't welk haare Vuurige liefde voor de deur ftond, en tevens het bedroefd vaarwel uitteboezemeu; vervolgends , om een plan te ontwerpen voor eene ten allerfpoedigfte wederverééniging. Van hoe veel aanbelang foortgelijke bezigheid bij dit flag van gelieven zij - wjer lfëfi degloed Hen zo heet op het hart blaakt, als de zon de Oost-Indievaarders op het hoofd -  EEN' LICHTMIS. 63 kunnen flechts die geenen onder de kinderen der menfchen, befeffen, die in hunne verliefdheid insgelijks de linie gepasfeerd zijn , en deezen zullen het niet overdreeven vinden , wanneer wij zeggen, dat onze held meer vloog dan ging; dat hij in deeze zijne vlugt Hemel noch Aarde zag, en het hem toefchcen, dat er in 't gantsch heelal geen gewigtiger zaak dan zijne liefde — en geen treuriger cn verfchrikkelijker, dan -zijne fcheiding en jongst vaarwel gevonden werd. Overéénftemming, gelijke aandrift van'thart, voorgevoel en eensdenking gaan zo onaffcheidelijk met de fentimenteele verliefdheid vergezeld, dat zonder dit dweepende wellustgevoel y. de liefde zonder fmaak is , niets prikkelends heeft , en eveneens fmaakt als aardappelen zonder zout gekookt — dat ons meisje derhalven , die de hooge fchool van 't fijnst fentimcnteel doorloopen had , deeze haare voor de deur ftaande fcheiding bcvoorens gevoeld, en haar liefdeongeluk in den geest vooruitgezien had , zullen onze Leezers, en vooral onze romanlievende Leezeresfen , zeer gaarne, op ons woord, gelooven — wij zullen daarom de befchrfjving van deeze fraaiheid achterwege laaten, en het liever overgeeven aan de vii> dingrijke verbeelding van zodanige onzer Leezers, die een wezenlijk deel in dit geval neemen , te meer , om dat de beste befchrijving  64 HET LEVEN VAN daarvan tog koel en zielloos moet zijn, voor hen, die maar alledaags verliefd zijn, en die zekerlijk de vrijheid zouden gebruiken, om de heerelijkfte pasfagiën overteflaan. De zamenkomst, onderhandeling en het affchcid der twee gelieven was dcrhalven een zo fchoone en zielroerende taak, waarin zo ontallijk veel Achs \ .0 Mijs ! Hemels! Rampzaligeiis ! en dito foorten meer, te bearbeiden zijn , dat er een ordentelijk deeltje van ge-, fchreeven zou kunnen worden. Niettegen(taande nu bij foortgelijke liefde zeer zelden het ligchaamlijke in 't fpel komt , maar het louter geestgevoel meest altoos de hoofdrol fpeelt, zo gebeurt het echter fomwijlen , dat het zwakke vleesch de overhand op den fterken geest bekomt, en dat het werktuiglijke mede ten tooneele verfchijnt; even gelijk een tooneelfpcelfter, door eene getrouwe vooritelling van de Natuur, wel eens wezenlijk maakt, 't geen flechts vertooning moest weezen. Daar intusfehen de ondervinding leert dat tooneelfpeelers , die hunne zaaken in goede orde willen verrichten , het ftuk xvei&eens overdrijven, en, als 't ware, over de Natuur heendringen , zo gefchiedt het ook wel, dat de acteurs in den fchouwburg der liefde, een vleeschlijke pas doen , waarbij de actrices er altoos het ergftc aan toe zijn , en er doorgaands  Ë Ë N' LICHTMIS. gaands een levendige getuigen, als een bewijs van hun natuurlijk fpel, bij overwinnen. Onze Landfchoone , die op verre na niet onder de aankweekelingen op het liefdetooneel te rekenen ware , was bijna iets dergelijks overgekomen: een bloot toeval , de tusfchenkomst van ééne der huisgenooten, redde haar , zo dat zij gelukkig niet op de lijst kwam, van die talrijke zusterorde , wier leden eigenlijk noch maagd noch vrouw zijn, maar een zeker middenfoort tusfchen deeze twee rangen formeeren ; want hoe eerbaar en deugdzaam, ongeacht al het dweepende en fentimenteele, zij dan ook ware , overmeesterde echter het fmartlijk gevoel der fcheiding van het geliefde voorwerp, het aandoenlijk hartje van het verliefde meisje in diervoegen , dat zij bijna uk medelijden zou hebben toegeltaan, waarin zij anders door list noch geweld zou bewilligd hebben. Zij verfchrikte derhalven, toen zij een weinig van de fentimenteele verrukking tot bedaaren kwam ; beefde voor den afgrond, op welks rand zij zig gevoerd zag, en waarfchouwt nog heden alle haare zusters, die zig in foortgelijke omftandigheden mogten bevinden , om dergelijke fentimenteele tétes h tétes te vermijden , en vooral om bij affcheidneeming en fcheiding zig in geen folus cum fold intelaaten, maar liever in pïeno puhiico affcheid ü. deel. E • /  66 HET LEVEN VAN van den vertrekkenden Ridder te neemen; of zo dit niet voegelijk gefchieden kan, den hartenvriend, door een aandoenlijk briefje, het vaarwel toeteroepen ; welk laatfte deeze nuttigheid medebrengt, dat men overal dit vaarwel leezen, en ten allen tyde er zig mede opbeuren kan. Het Hot deezer hartbreekende zamenfpraak was als gewoonlijk: Pro primo : de verzekering eener eeuwige liefde. Pro fecundot de. affpraak om dagelijks aan elkander te fchrijven, Et pro tertio : zig te beijveren , om elkander, zo fpoedig mogelijk, wedertezien. Toen dit alles in behoorelijke form , dat is, met eeden, betuigingen, verzekeringen, beloften , kusfchen , enz. , afgeloopen , onderfehreeven en verzegeld was, verfcheen eindelijk het uur van 't bitter fcheiden ; dat de geliefjes, zo als doorgaands het geval is, zig nog tien , twaalf maaien omkeerden , en het grievend woordje, vaarwel! even als een veelvuldige echo ontailijke reizen herhaalden, en millioenen handkuschjes, oogjes, hoofdbuigingen, enz. elkander toewierpen, zal door hen, die waarlijk beminnen , en eenmaal hebben moeten fcheiden, niet in 't allerminst bewonderd worden. Tot geluk voor onzen verliefden Ridder  EEN' LICHTMIS. 6? was het bedroogen hansje nog gevaarlijk krank, en wist derhal ven niets in 't allerminst van deeze reis; de jonge Heer zou er anders nog een zuur appeltje mede te fchillen gehad hebben , en tusfchen twee gevaarlijke vuuren gekomen zijn. Hij reguleerde eindelijk in alle mogelijke kortheid en eenvoudigheid den Maat zijner geldmiddelen , in welken benaauwden arbeid hij indedaad onoverkomelijke zwaarigheden aantrof, zo dat hij genoodzaakt was, om tot zijn' vriend frank den toevlugt te neemen, die , als een goed huishouder nog een kleinen voorraad in kas had, en zig hartlijk verheugde in flaat te zijn , om zijn' vriend deezen kleinen dienst te kunnen bewijzen: wild gaf, ter vergoeding daar voor, hem eenige openffaande fchulden over, die zijn voorig gezelfchap, en inzonderheid wind , bij hem gemaakt had$ doch de contanten waren bij deeze zoonen der vrolijkheid, federt een geruimen tijd , ten uiterflen zeldzaam geworden, en deeze Heeren hadden altoos dringender behoeften te vervullen , des was er op het ontvangen deezer geleende penningen weinig of geen flaat te maaken. De helklinkende hoorn van den postiljon fchaterde eindelijk den jongen Heer het oogenblik van 't vertrek toe : vol muizennesten en zwaarmoedigheid in 't hoofd, en met pijnigenE a  68 HET LEVEN VAN de liefde in het hart , zat hij, fchier den geheelen weg over , zonder befeffen , even als een droomende , cn was zo afgetrokken van geest, dat hij, als uit eene maaiende fluiraering opfchoot, en met fchrik ontwaarde, toen de wagen ftil hield, dat hij voor zijns vaders deur ftond. De voerman, of postiljon , had reeds door eene door het oor knarfenden toon van zijn hoorn, de aankomst van den jongen Heer aangekondigd, en de gezamenlijke refpective buuren aan de deuren en venfters gelokt, toen er in de vaderlijke wooning nog niets zig vertoond had , dat leven bezat of zig verroerde en deuren en venfters , gordijntjes en fluipgaatjes zorgvuldiglijk geflooten en geftopt bleeven , zijnde er Hechts in den hof een paar bulhonden, die een vreeslijk geblaf aanhieven. Na veel geruchts gemaakt en dikwijls geklopt te hebben , en na eenige vloeken van den postiljon , ' werd eindelijk de deur door eene oude , verfchrompelde , tandlooze huishoudfter, die als een roerend erfgoed van vader tot zoon in dit huis geblecven was, opgedaan ; welk keukenmeubel, vermits zij den jongen Heer, zo bij den eerften opflag, niet kende, een vrij zuur gezicht trok , en een langen lip hangen liet, als niet gefteld zijnde op bezoeken: toen wild- haar echter eindelijk aanfprak , en zig bekend maakte, door de vraag: „ Hoe gaat het moedertje ?"' helderden  EEN' LICHTMIS. 69 de diepe vouwen van haar bruin voorhoofd taamlijk luchtig op ; zij grijnsde hem vriendlijk aan , en heette hem , allerverbaazend , welkom! Gelijk een andere martha was dit beweegelijk haajenvel ftraks in de weêr, om, met behulp van den voerman, des jongelings koffer in huis te brengen, welke moeite zij echter zeer gemaklijk kon befpaaren, vernjfits eigoud noch zilver in was , en de voerman ze even zo gemaklijk onder den arm nam , als ware het een luchtbal geweest: zij verzocht aan wild , om toch zagtlijk te willen gaan, vermits de oude Heer een klein fluimertje deed: na dat de postiljon betaald en afgefcheept was , floot zij met de grootfte zorgvuldigheid de voordeur, en verzocht aan den held onzer gefchiedenis , (die zig verbeeldde in een betoverd kaneel , of vermuft klooster te zijn gekomen,) in een klein kamertje te treeden , . alwaar zij hem, ter zijner verbaazing, met al de fuapachtigheid( en minen van een oud wijf, in 't .lange en breede, even als ware zij een levendige kronijk ,. de geheele famillegefchiedenis vertelde , waarvan kortlijk in 't volgende Hoofdftuk nader. E 3  ro HET LEVEN VAN ZESDE HOOFDSTUK. EEN WONDERB.UUR ZONDER MANIPUXATION. jVIet al de lang- en glarl-fpreekendheid van een' kwakzalver berstte de veeljaarige bes, in een' zundvloed van loftuitingen uit , over de verbaazende fchoone figuur van den jongen Heer kareltje , en kon het , volgends haare uitdrukking, verflikken noch verduwen, dat hijzo bijfler groot, en zo ijslijk mooi van bakkes geworden was : onder dit alles geraakte zij zo vol vuur, en haar koperkleurig gelaat nam zulk een zeggellakrooden kleur aan , dat de jongeling er bij verlegen begon te worden, en de vrees hem óm 't hart floeg, of hij hier niet wel noodig zou hebben , om bij deeze grijze potipüare den rol van joseph te moeten fpeelen. Ah/oorens echter deeze grinnekende en eeuwig klappende papegaai het begin van 't famielleverhaal bij den kop nam, viel de ongeduldige jongeling haar verfcheidene reizen ha  EËN' LICHTMIS. 71 de reden , om te vraagen, hoedanig de toeftand van zijn' vader was ? hij vernam er ter naauwernood zo veel van , dat de oude man onpaslijk was , doch dat zij hoopte, dat zijn' ziekte niet veel te beduiden zou hebben: hij Hiep thans een weinigje, en van dit oogenblik wilde zij gebruik maaken, om den jongeling een juist en breedvoerig bericht van alle de famiellevoorvallen te geeven. Alhoewel hij nu de kwijlende redenaarster bad , om hem van dit alles Hechts een kort en hoofdzaaklijk bericht te willen geeven, was hij echter niet in Haat, om de tandlooze en eeuwig waauwende kaakebeenen van dit ratelend huisgeraamte tot Haan te brengen; in weerwil van alle verzekeringen van kort te zullen zijn , ging zij met vertellen voord, even als een fpinnewiel , en verhaalde met zo veele omftandigheden , uitweidingen en zijtrappen, de ziekte en het overlijden van de nu zalige Mevrouw , kareltje's moeder, onder' het vergieten, volgends 't vrouwlijk gebruik, van een menigte traanen , dat het geduld van den toehoorder ten uitterften getergd werd, en hij bijna haar ontloopen zou zijn: in 't bijzonder ijverde zij over den Geneesheer , dien de zalige Mevrouw gebruikt had , en dit zou zij hem zeiven, als 't er op aan kwam, in 't aanzicht durven zeggen, dat hij haar lieve Mevrouw onder de aarde geholpen had: zij wilE 4  7* HET LEVEN VAN de haar leven er onder verzetten , (fchoon dat niet veel betekende, dewijl zij reeds zeventig jaaren oud was,) dat, zo de zalige Dame de droppeltjes gebruikt had, die zij haar had aangeraaden, zij voorzeker nu nog leeven zou; want deeze droppeltjes, die haar overovergrootmoeder van een reizenden Doe^or gekocht had , hadden in haare geheele familie, waaronder een menigte zieken zig bevonden hadden, de verbazendlte geneezingen ten wege gebragt, en zij zelve zou, zo zij deeze droppeltjes niet had gehad, al voorlang den moord hebben gedoken dan! de Doctor had zulk een menigte drankjes, pillen, poejers, ftroopjes en dergelijke vodden meer aan de arme zieke Dame ingegeeven , dat zij voor al dien poespas de vlag moest hu-ijken, en eindelijk uitging gelijk een nachtkaars in den morgenftond, als hij aan 't water komt dat in de blaker is : in dit fluk evenwel moest zijden ouden Heer prijzen ; deeze gebruikte in 't geheel geenen Doctor, en liet zig maar eenvoudig door haaren raad leiden; hy nam getrouw van haare droppeltjes in, en met god's hulp hoopte zij, zo er geen doodziekte mede vermengd was, (want tegen den dood groeide er geen kruid,_) den ouden Heer wel te recht te brengen. Alhier begaf de vertelfter zig in zulk een verichrikkelijken doolhof van ziekten - genee-  EEN' LICHTMIS. 73 zing - en wonder - gefchiedenisfen, welken de uitwerkzels deezcr droppeltjes geweest waren, dat zo de helft daarvan Hechts de waarheid geweest zij , het hooglijk te beklaagen , cn als een wezenlijk verlies voor het menschdom aantemcrken is , dat dit geneesmiddel niet algemeen bekend is. gemaakt geworden. Na veele vergeeffche poogingen van den jongen Heer , om aan 't einde te geraaken, en tot de hoofdzaak, de ziekte van zijn' Heer vader, wedertekeeren, zag de doodsbeenderen -kronijk zig. vcrpligt , om den afgebroken draad van haar verhaal weder aan een te knoopen; zij vervolgde dan met te zeggen: De lieve Papa was, zo als hij zelf ook wel wist, van ouds her, al zeer zuinig geweest, !t welk zij evenwel niet misprees, dewijl zij ook geen' aart had, om het goed weg te ('mijten , en het tegenwoordig een Hechte tijd was, waarin men wel denken mogt, om een duitje te boven te leggen ; maar federt korten tijd was deeze zuinigheid zo groot geworden, dat het niet 'om te verdraagen of te verduuren was : onze lieve Heer had hem evenwel, boyen zo veele anderen , met tijdlijke goederen gezegend ; men kon immers er niets van in de kist medeneemen , maar men moest alles hier laaten, enz. : dit was ook een nagel aan de doodkist van Mevrouw geweest; want dat moest zij'haar ter eere nazeggen , dat het E 5  74 HET LEVEN VAN eene recht christlijke, godvruchtige vrouw was , die een afgrijzen had van woekeren en fchraapen : zijn vader had zig een geruimen tijd op pandleenen, of lombardhouden, toegelegd , en het in dit ftuk veel erger gemaakt, dan de geweetenloosfte fmous:. zulke en dergelijke dingen hadden de zwakke Mevrouw zo zeer geërgerd , dat zij in een teringziekte verviel, en eindelijk het tijdlijke met het eeuwige verwisfelde: van de traanen, die zij ont deeze dood geflort had , wilde zij niet eens fpreeken; (hier haalde zij-haar' zakdoek voor den dag, om er haare leepe oogen mede uittebetten,) zij zou flechts eenige Haaltjes vertellen van dat verdriet en hartzeer, 't welk zij had moeten ondergaan, federt de zalige Mevrouw haare oogen geflooten had ; want vermits Papa zo brandgierig en wantrouwende was, had hij bijna geen penningen willen uitgeeven , en zou fcbier om het verlies van een duit dood zijn gebleeven; hieruit was niet weinig knorren en kijven met de bedienden en ambachtslieden ontdaan; verfchrikkelijk bad hij in 't bijzonder zig geërgerd op den dag der begraavenis — en nu heden van deezen dag had hij de rest gekreegen, en .... maar zij wilde geen ongeluksprofeetes weezen —- men moest er het beste van hoopen het was ook niet wèl gehandeld van den knecht en de keukenmeid, en zij hadden het wel kun-  EEN' LICHTMIS. 75 nen achterlaaten , vooral daar zij wisten dat Mijnheer zo zuinig was ; maar de bolwurm reed hen , vermits zij niets voor den rouw gekreegen hadden. Om onzen Lezer niet langer op den pijnbank te houden , zullen wij deeze oude aschratelaarfter van het tooneel laaten gaan, en de bedoelde gefchiedenis kortlijk vernaaien. De knecht en de keukenmeid hadden zig over twee fneedjes gebak en een paar Haartjes wijn , die van de begraavenismaaltijd waren overgebleeven , erbarmt, en het met hun beiden genuttigd: de oude Heer, die, ongeacht zijne droefheid over 't verlies van zijn vrouw, zeer naauwkeurig het overfchot met zijne oogen had afgemeeten, vroeg er eindelijk na, en begon zo geweldig over deezen diefftal, zo als hij het noemde, te kijven en te bulderen , dat de fnoepende twee , in weêrwil van alle protefteeren en appelleeren , nog dien zelfden avond het huis moesten ruimen : de gal van den ouden Heer was hierdoor in eene heftige beweeging geraakt , en hij kreeg dien zelfden nacht nog een zwaare koorts : vermits hij nu van Doctor noch medicijnen wilde hooren , had de ziekte in 't kort zo fterk de overhand genomen, dat er in de daad gevaar voor zijn leven mede vermengd ging. Uit al dit bedroevend nieuws voorfpelde de jongeling zig weinig goeds , en voorzag dat  76 HET LEVEN VAN hij , alvoorens zijn Papa geneezen was, niet uit dit gevangenhuis verlost zou worden, ten ware dan , dat de dood tusfchen beiden trad, en aan de zaak eene andere gedaante gaf — 't zij verre van ons , onzen knaap te willen •befchuldigen, dat hij den Commisfaris van 't kerkhof bij zijn' vader wenschte, fchoon hij zekerlijk den eerften broeder lichtmis niet geweest zou zijn, die even zo zeer na de dood J van een rijken vader of oom reikhalsde, als J piet hein na de Spaanfche zilvervloot ! wij willen zelfs gelooven , dat hij liever alle andere verbeteringen in zijne om Handigheden gewenscht hebbe maar hij kon niet helpen , dat hij met een innig vergenoegen aan dat ftijdftip gedacht, waarin hij zig, als erfgenaam, in 't vol bezit van zulk een aanzienlijk goed zou zien. Toen hij voor het bed van den zieken kwam , en hem in een ijlende koorts en zeer vervallen vond , verfchrikte hij- geweldig : hij greep zijn vaders hand , en kuschte dezelve ; terwijl een'traan uit zijn oog drupte. In weerwil van alle tegenzeggens der grijze huisbeftuurfter , liep wild daadlijk na den Doctor, dien hij op het dringendHe baden fmeekte , om toch ten eerften met hem mede te gaan ; de Geneesheer verzettede zig met alle magt tegen dit verzoek ; voorgeevende, dat zijn vader hein ftaatig de deur geweezen,  EEN' LICHTMIS. 77 en hem zodanig over de rekening van wijle zijn vrouw moeder in de veeren gezeeten had, dat zij thans in de grootfte onéénigheid leefden , en de zaak bereids voor 't Gerecht gekomen was : hij begeerde geen voet in zijns vaders huis te zetten , en wilde met zulk een gierigaart in 't geheel maar niets te doen te hebben. De jongeling poogde den vertoornden men- | fchenlapper te bevrecdigen en te overreeden' beloovende voor de betaaling te zullen inftaan, en alles voor zijn rekening te neemen dan , de Doctor bleef onverzettelijk, en vermeende, dat de zieke, wanneer hij hem zag, er Hechts te 'erger door worden zou, en niets van hem zou inneemen ; hij wees hem echter na een van zijne medebroeders, zijnde Doctor jRONDBum, anders ook de Pisdotlor geheeten, om dat hij gewoon was , zeer weinig zijne patiënten te bezoeken,'en hen, op de enkele befchouwing van hun water, te geneezen: alhoewel nu deeze Pisdoeter, in geleerdheid en ondervinding zeer verre voor den anderen moest achterftaan , en weinig meer was dan een kwakzalver , had hij echter veel meer te doen, en men kwam te voet en te paard - zelfs van zeer verre oorden , om zijn pi'sörakels te hooren. Door eenige bij toeval gelukte kuuren , die' zijne patiënten ruim zo veel aan de Natuur  78 HET LEVEN VAN als aan zijne medicijnen te danken hadden, üad hij wijd en zijd een groeten naam en een grootschklinkenden lof verworven; zo zelfs, dat zij , die onder zijne bewerking tot hunne vaderen verzameld werden, in 't geheel niet in aanmerking kwamen: vermits nu deeze pisbegluurder een goed menfehenkenner was en zeer wel wist, dat alles, wat een zweem'van het wonderbaare had, zeer gretig door het gros der ftervelingen gezocht werd , bediende hij zig van dit zwak , en zijn beurs voer er wèl bij. Niemand verwondere zig deswegen; men gedenke aan ludeman en zijne Godfpraaken! Do&or rondbuik ontving den jongen Heer wild zeer vriendiijk, offchoon hij zig niet verwaardigde, om uit den grootvaderlijken ftoel, waarin hij , even als een hen in een vetmesthokje , groeide en dik en vet geworden was , opterijzen - en flechts even zijn zwarte doctoraale muts van zijne ooren tilde; terwijl hij de wolk van tabaksrook , waarin het pisörakel, even als in een dikken nevel verborgen zat, wegblies. Het geen hem echter aan beweegbaare lieflijkheid ontbrak, vergoedde hij door zijn gladde tong, waarmede hij een iegelijk, naar zijn' ftaat en waardigheid , zo complimenteus ontving , en de geringde mensch zo vriendiijk toefprak, dat men zijne zittende geftalte fchie-  EEN' LICHTMIS. 79 fijk over 't hoofd zag : welk gedrag hem dan ook ruim zo veel calanten als zijne kunst zelve bezorgd had. Inzonderheid ftelde het vrouwlijk gedeelte zijner patiënten een groot vertrouwen in den dikken , vriendlijken en fpraakzaamen Heer: zij waren de trompetters van zijnen lof in alle oorden daar om heen, en zijne grootfte wonderdaaden werden op hunne fnappartijen cn koflij- en chocolaad-bezoeken wijdluftigst verhandeld. Deeze gefpraakzaamheid , vooral met de vrouwen, had hem niet flechts een uitgeftrekte kundigheid bezorgd ; maar hij wist door dit middel ook , den toeftand der zieken zodanig uittevorfchen en te ontdekken , dat het hem vervolgends gemaklijk viel, om, met behulp van het water, op 't fpoor der genezing te komen. Toen de Doctor den jongen wild herkende, verheugde hij zig recht hartlijk over zijn welzijn ; drukte hem vriendiijk de hand ; bewonderde en prees zijne fraaje geftalte; errinnerde zig den tijd , dat hij hem nog aan den leiband had zien loopen , en maakte zo veel gefnaps, dat de jongeling in lang niet op de hoofdzaak kon komen : toen hij eindelijk ervan fprak , en zijn verzoek voorftelde , om zijn' vader te willen komen bezoeken, fchudde-, de den Doclor geemlijk den kop, en verklaar-  So H E I LEVEN VAN de rond uit, .dat het hem leed deed, dat h'j in dit geval hem van geen' dieast kon zijn; hij had niet anders gedacht, of de jonge Heer kwam, om zelf van zijne medicinale hulp gediend te worden , en dan wilde hij hem gaarne , in alles, wat hem ook fcheelen mogt, ten dienfte ftaan ■— maar met zijn' Heer vader kon hij zig in 't geheel niet inlaaten; daarvoor wilde hij geen pen op 't papier, en geen' voet buiten de deur zetten; een arbeider was zijn loon waardig; de dood kostte geen geld-; zijn tijd was hem veel te kostlijk, dan dat hij ze zo nutloos met heen- eii weêr-loopen verfpillen zou, en dan eindelijk nog verpligt zou zijn om te procedeeren, en goed geld na kwaad geld te fmijten. Op deezen toon ging hij een goede wijl voord ; terwijl intusfchen de anders vriendlijke gebaarden van den Doftor zeer ernftig werden , en de dikke onderkin nog dikker en ftaatiger opzwol: de comptoirmuts werd van het é'éhe oor op het andere gefchooven; fomwijlen geraakte hij geheel in vuur en vlam ; werd paarsch en blaauw in 't gezicht, en blies links en rechts, even gelijk een vuurfpuwende draak, van zig af. Vergeefsch zou de jongeling verder al zijne welfpreekendheid verfpild hebben, om den Doftor ter onderneeming van de kuur te beweegen , zo hij niet met eene zeer verftaair- baare  ÊEN' LICHTMIS. baare ftem er had bijgevoegd, dat hïj Voor de betaaling ïftftond, en hem rijklijk Voor zijné moeite beloonen zou» Aanftonds helderde de met ftorm en ortweèi' betrokken gelaatshorizont van den Geneesheer op; zijïi voorhoofd werd glad eh effen; het donkerzuure uitzicht werd dóór een vriend» lijk grijnzend lachje verdrongen — met één Woord , de lïgehaamlijke wonderdoendêr werd door deeze gouden hoop zo gevallig en hoflijk , dat hij niet meer dezelfde man feheert. te zijn , en tevens aanbood om medetegaan. Met de grootfle talmachtigheid van eeit waggelenden dikzak, fctvarrelde de Doétor door de kamer , met voorneemen otó zig ten fpoe* digfteh aantekleedeii: na verloop van een uur , en met behulp van een even zo vetgemestert lijfknecht , kwam hij eindelijk in de plunje , en Was lharschvaardig 1 na dat hij zig nog verfcheidenc reizen had omgekeerd 4 en met de angltigfte bekommernis orde op alles ge* fteld had, geraakte de geneesheerlijke Vleeschklomp , tot onuitfpreekelijke Vreugde v&n onzen held , Wiens geduld reeds ten einde liep, aan den gang doch deeze vreugd was van korten duur * Want, maai* omtrent tien of twaalf fchreden gedaan hebbende , begon de jongeling te wanhoopen, of deeze beweegbaar re vetklomp het wel tot onder aan de trap t jk zwijg tot aan zijns vaders huis, zou kun* ÏL deel. F  82 H ET LEVEN VAN nen brengen : op eiken flap kuchte de zwaarlijvige Esculaap , en fnakte met zo veel benaauwdheid na lucht, even gelijk een jongen musch onder een glas, waaruit men de lucht pompt ; hij fcheen ieder oogenblik in gevaar van te zullen flikken; in 'tkort, het was een marsch gelijk als die van een vol wijnvat, dat zachtjes voordrolt , uit vrees van de hoepen te zullen verliezen : men kon met recht van den lijfreperateur zeggen, dat hij in het zweet zjjns aanfchijns zijn brood won ; na verloop van omtrent twee uuren kwam deeze geneeskundige karavaan in het ziekenhuis aan. Ten gclukke voor den Doctor lag de zieke in een diepe fluimering , zo dat hij hem op zijn gemak zien, en over zijn kwaal redenee. ren kon ; 't geen hij dan ook met de uiterfte infpanning en een zichtbaar diep nadenken deed: volgends de mode der geleerden, wreef hij eenige reizen het gefronste voorhoofd ; fchikte zijne lubben of hom in orde ; fchoof ginds en weder over den ftoel, enz. ; eindelijk, na wel tienmaal ingefopt, en de pen weder uitgefpat te hebben , baarde zijn zwanger geneeskundig vernuft, een recept,dat ten naastenbij een inventaris van eene welgefloffeerde apotheek kon heeten, zo als er in geene eeuwen was vervaardigd geworden in de dorpapotheek, en welk een geducht gat in de vaderlijke beurs ftond te maaken; want de Heer  'EEN* LICHTMIS» s j Doétor had , Vermoedelijk om aan den ouden Heer een recht medicinaal meesterftuk in 't werk te (tellen, eene zo talrijke menigte van . kruiden , poeders , oliën , zuuren , zouten » enz. , uit alle hoeken van god's aardbodem , opgefchreeveii, en van die allen de zonderling* ften en de kostbaarden verkoozeil, dat dit recept met recht een Fchatboek kon heeten, en door den Apothecar met eerbied ontvangen Werd , zo als hij zig dan ook de moeite en waardij met etlijke dukaaten betaaien liet. Geduurende dat de Heer Doctor nog over den. gevaarlijken toeftand van den zieke bezig was te fpreeken <, viel zijn oog juist op het fleschje inet de droppeltjes van het zorgvuldige huis* meubel , dat op de tafel ftond : even gelijk een gier, die met onverzaadelijken roof- en bloeddorst op een weerloos duifje nederftort» en , in Weêrwil Van al deszelfs gekir en ge* jammer , het mededogenloos verflindt; niet anders verging het dit algemeen geneesmiddel det keukenfybil ; Want na dat Mijnheer de gebieder over, en de verminderaar van het menfchelijk gedacht>, hetzelve geproefd had, vergrimde hij er in diervoegen over, dat hij hetzelve , ondanks alle voorbiddens , prijzenS en lamenteerens , liet Vcnfter uitwierp Waardoor dit onvvaardeerelijk Vocht, dat mogelijk nog deezen of geenen van adam's fterflijke kinderen , een of twee jaaren bij het leven F a  84 HET LEVEN VAN kon behouden hebben, over den fteenen grond in onzichtbaare ftofdropjes daarheen vloog. De huishoudfter kreeg bij deeze executie niet weinig op de lappen, en hoorde dapper haare zonden en verkeerdheden opleezen : de ijverende Geneesheer voer bij deeze gelegenheid fterk uit tegen alle foortgelijke univerfeele geneesmiddelen, maagëlixers , hoofd-en zinking-pillen, levensbalfems, enz.: hij veroordeelde , vervloekte en verdoemde, omtrent met denzelfden ijver als een knabbelhoutscatechizeermeester de hoerhuizen, al deeze foort van goedje , met zulk een gezach en volmagt , dat hij bijna een rechter geleek, die aanftalten maakt tot een Au to da fé: in het hevigst van zijn' ijver verhief hij zijn ftem zo hoog , dat men waarlijk geloofd zou hebben, een jong Proponent, met uerke longen voorzien , of een' kwakzalver op een volle markt te hooren. Deeze ftemverheffing trof het gehoor van den zieken zodanig, dat dezelve ontwaakte; de befchouwing van zijn' zoon, die aanzijn bed ftond, dwong hem een vriendiijk lachje en een handdruk ' af — doch toen hij den met goud gegallonneerden overr.dk , die de jonge Heer , door den haast, vergeeten had uittetrekken, in 't oog kreeg, rimpelde hij het voorhoofd in eene menigte vouwen , en ftond juist op 't punt om een gantfche fcheepslading verwijten over  EEN' LICHTMIS. 85 deeze gcldvcrkwisting uitteftortcn, en den veelverfpillenden zoon één der fchoonfte boet- en ftraf-predikatie te Houden , wanneer, tot ongeluk van den Doctor, de fchuddcbollcnde fpitkoningïn, met het recept en de apothecars flesch in de hand , in de kamer trad. Zo dra zag de zieke den Geneesheer niet, of hij veranderde van gelaat; zijn kleur werd kersbruin, en hij beduidde met handen en voeten , dat de kostbaare man hem niet te na mogt komen, want offchoon de hevigheid der koorts zijn hoofd tamelijk op hol geholpen had, zo verzamelde hij , op het gezicht van den Artz , die , gelijk hij wist , zijne bezoeken met dukaaten betaalen liet, zijne zinnen in diervoegen, dat hij , ruim zo goed als een woekerjood , op 't zelfde oogenblik berekende, hoe hoog de rekening van deezen gouden lapzalver wel loopen zou op het faci^t; dat er bij hem uitkwam , verfchrikte hij zo geweldig , dat hij , bijna in onmagt, op het kusfen nederviel , en voorzeker nooit weder het hoofd zou opgebeurd hebben , zo niet de Doétor met het kostbaare drankfleschje , en zijne huishoudfter met de rekening in de hand, aan zijn bedftede genaderd waren: op nieuw ontzettede hij zig, en nu was zijn fchrik en ontroering zo groot, dat , toen hij de oude huisteef toeriep : „ Breng den ' drank weder „ terug ! hij moett hem weêrueemen! ik zal F 3  «6 HET LEVEN.VAN „ er geen' penning aan betaalen!" — hem een kinkhoest overviel, en hij, zonder verder iets te kunnen uitbrengen, aan deeze laatfte woorden flikte, en de ziel liet glippen. wild was over deezen piotslijken flag bij xiitfteekendheid getroffen ; hij ftond zinloos en verflomd , als een droomende, die hevig fchrikt , en zou een goeden wijl noodig hebben gehad , om weder eenigermaaten tot zig zeiven te komen , zo niet de huishoudfter , door het jammerlijk gekrijt het welk zij ophief , zo dra zij het verfcheiden van den Ouden Heer vernam , hem uit zijne bedwelming opgewekt had : dit oude rechtzinnige beerenvcl jammerde niet flechts , om dat haar Heer meer door het kostbaar drankje, dan door haare droppeltjes geftorven was , maar inzonderheid ging het haar aan 't hart, dat hij zo zonder eenige voorbereiding,, zonder eens een' Ziekentrooster, of een' Dominé, die nog eens voor. hem bidden kon , bij zig gehad te hebben , naar de eeuwigheid was gegaan - dejonge wild, altoos medelijdende met dergelijk flag van dwaalenden, vertroostte haar daarmede, dat het niet misfen kon , of zijn lieve vader Was het Hemelrijk binnen geflapt; want, vroeg hij , om wat reden zou hij er buiten geblecven zijn? - de huishoudfter, den zoon te vriend willende houden ,, wist geen kwaad ter wereld xm den vader bijtebrengen 5 en ftottt onder mijn handen! — zo zo! grijp „ ze maar, aan ! — wij. zullen ze op den „ ovenbank zetten. — misfehien zal ze wel „ weder bijkomen! — o gij lompe ezel! moet „ gij het meisje zo aanpakken ? — gij zult „ haar de armen van 't ligehaam trekken — „ kijk wat is het een lief, aartig fmoeltje! — „ zij heeft handjes zo wit als fneeuw! ■ „ waarenlig! lieve god, de verleiding in de. „ wereld is zeer groot! o_ die .goede god be„ ware alle christen -menfehen , dat zij niet .. ui verzoeking vallen!" De arme onmagtige werd derwijze berooki,  EEN' LICHTMIS. *»$ en begooten , dat zij gedwongen was, wilde zij niet flikken of verdrenken , weder tot zig zeiven te komen; zij opende de oogen; drukte de bezige handen der boerin, en liet er haare traanen op druppen, die de bertaauwdheid en de angst haar uitperften; dit roerde het hart van de boerin; zij begon te weenen, en beloofde haar , met al haar vermogen, te zullen bijftaau, cn haar niet te verhaten. Na dat dit weemoedig en aandoenlijk tooneel voorbij was , moest hansje op nieuw haare gefchiedenis van het begin tot den einde toe vertellen, waarop de boerin eensklaps van toon veranderde, de ongelukkige een moed in 't lijf poogde te fpreeken, cn haar hoop gaf, dat de jonge Heer, zo hij haar al niet trouwde , hij haar ten minften een aanzienlijke fommc gelds toeleggen zou , en dan was zij geholpen. Het onderpand der tederheid en trouw, de ring , die hansje haar moest haten zien, ■werd nu van de dorpbewoontter bekeeken, met de handen gewogen, en, naar de glinfterende fteenen geoordeeld , voor een grooten fchat gehouden. Zo wel de befchouwing van dén ring, aisde verzekering die hansje gaf, van haare moeite rijklijk te zullen beloonen, vermurwde in ééns het fteenige hart der boerin, die het zig gevallen liet, haar bij zig te houden, en •zo goed optepasfen , in haare bedrukte on>  Ho HET LEVEN VAN ftandigheden, als zij zou kunnen doen: hansje verzocht haar, om voor als nog het geval te verzwijgen, en aan niemand haar waaren naam te ontdekken , 't welk de boerin , 0p haar vrouwlijk woord , (en elk , die de eer heeft de vrouwen te kennen , weet wat dit voor een ding zij,) beloofde te zullen nakomen. De gelegenheid om een flot aan haar' mond te leggen , en te toonen dat zij zwijgen kon, deed zig nog dien zelfden avond op; want hansje , een weinig thee begeerende, waarvan haare huiswaardin even"zo wel voorzien was als van goudpoeder, of eau de luce, nam de boerin haare toevlugt tot haare fchoone buurvrouw, in de zekere hoop, dat deeze, als eene Staddame , er haar wel aan helpen„ en haar deezen liefdedienst niet ontzeggen zou! Zachtlijk klopte zij aan de deur: de fchoone nicht, die juist alleen t' huis, en bezig was met een recht tederen brief aan den beminden van haar hart te fchrijven , deed het venlier open , en ziende dat het haar buurvrouw was , kwam zij om laag, om de deur te ontiluiten: nicht. Wel buurvrouw.' wat nieuws komt gij mij brengen ? b o e r i n. t Neem het miJ* toch niet kwalijk, Juffrouw! ik had een groot verzoek aan u te doen »  EEN' LICHTMIS. m wat ik u bidden mag , leen mij een weinigje tlieé , al waren het maar zes of zeven blaadjes, zo gij niet meer misfen kost. nicht. O met alle plaifier, mijn lieve buurvrouw! is er iemand bij u ziek geworden? boerin. Neen , god zij geloofd ! dat niet; maar ik heb op 't overwachtst een bezoek gekreegen; cr is daar zo een Stadjuffrouwtje bij mij gekomen , waarmede het gantsch niet richtig is gij verftaat mij wel - eh die viel — god helpe ons! in onmagt — zo dat wij dachten dat zij den geest gaf, en wij dus de handen vol hadden , eer wij haar weder te recht' bragten : zij is niet veel mans; 't is een t'eêr, zwak dingetje , men zou ze met een pink om verre kunnen itooten; zij is die vreemde dingen zo niet gewoon. nicht. Dat arme, lieve fchepzeltje! is het niet richtig met haar? mogelijk heeft zij, een verborgen hartzeer, dat haar van haare zinnen beroofd heeft. boerin. O! ten opzichte van haar verftand , daar is geen gevaar bij, als al het overige maar wèl ware — gij weet wel hoe het gaat — 't is een lief, mooi bakkesje — een aartig meisje dat ringetje ftak haar ook do oogen uit, én  h2 HET LEVEN VAN hij beloofde haar goudene bergen - ja j lieve gob! het bclooven gaat gemaklijk, maar om zijn woord te houden , daar zit de knoop het ringetje heeft zij reeds , en geld zal hijhaar ook moeten geeven - en waarom niet? maar de fchande voor de wereld heeft ztf vast weg; '.' Want die kwaad doet, Kwaad gerucht ontmoet. , • '«O- -- . ■ NICHT.- Ah! zo! nu verffa ik het eerst recht. BOERIN. Maar wat ik n bidden mag , laat er toch niets van blijken ! want zij heeft het mij oo hals en keel verboden - en zo des Profesfors weduw het merkte N I C H Tn Hoe ! - des Profesfors weauw? - is zfï dan ? J BOERIN. Ja, ja!.daar heeft, zij bij gewoond en haar Liefire heeft daar ook gelogeerd ; hij is een rijk jongeling; zijn vader is nu eerst binnen korte dagen gelTorven, en heeft hem zeer veel gelds nagelaaten : wanneer zij nu de koe bij den ftaart vat, en er, met hulp van een' Advokaat, fchóón achter her zit, dan kan zijer nog een mooi duitje van haaien: nu -s ik wil er  EEN' LICHTMIS; 113 er alles aan doen wat ik kan; ik zal haar oppasten en verzorgen, als of ze mijn eigen ware en uit mijn' mond althans zal elf geen woord van komen. nicht; Zijn vader is geftorven ? — en hij logeert hij Profesfor? boerin. Ja, ja! bij Profesfor *** - 0! ik heb hem wel tienmaal gezien ! hij is een lang, duik, welgemaakt jongeling; hij ziet er uit als een wasch beeld lieve god ! het flaat niet op het voorhoofd gefchreeven wat elk in zijn fchild voert — zij heeft een zwak oogenblikje gehad; dat jonge vleeseh brandt ligt aan; en vuur bij flro dat vlamt zo ligt. De kakelende boerin ging op deezen toon voord, en vertelde haare jeugdige buurvrijster alles zo duidelijk en omftandig, dat er in 't geheel geen twijfel meer bij haar overig bleef, of die lange , fluike, welgemaakte jon-. geling was haar tcderbeminde karel , aan wien zij thans bezig was te fchrijven, en van wien zij , nog onlangs, de tederile en plechtigfte verzekeringen eener eeuwige liefde ontvangen had. Dat zij bij deeze ontdekking niet onthutst zou geweest zijn ; dat haar bedroogen hart geweldig begon te kloppen ; dat de fchoone roozenkleur van haare kaaken verdween, en li. dbel. H  ii4 HET LEVEN VAN zij in de verwarring van denkbeelden de geheele theebosch medegaf, kunnen zulke onzer Leezeresfen best begrijpen , die ooit iets dergelijks wedervoer. • AI de liefde, al het fefltitnenteel wellustgevoel , waarin zij zo zalig en zoetvoerig verzonken lag; al de gedroomde heerelijkheid van eeuwige , engelzuiverc liefde cn tedere ftandvastigheid; alle die ceden, verzekeringen, beloften, en , met ééii woord ,-de geheele modekraam der liefde, verdweenen eensklaps van voor haare oogen, even gelijk een dunne morgendamp bij de doorfchijnende zon; thar.s bcfchomvde zij haar''minnaar als verzonken tot de laagte van een gevaarlijken verleider, ,geilcn wellustling, en eed- en trouw-vèrbreekenden deugniet. ' Naauwlijks was de boerin de deur uit, of de bedroogene Schoone wierp zig op een fopha; haare tedere armen onderfieunden haar zorgvol hoofd , ten einde zig te verliezen in de gedachten , over den ftaat van het wankelende hart van haaren minnaar; zij beangffigde voornaamlijk zig, dat een ouder en gegronder aanfpraak dan de haare , haar veel fpels zou kunnen maaken, en de gerechtigheid niet weinig van de vaderlijke erfportie zou medelleepen ; hoe meer zij dit zig in 't hoofd trok , hoe banger en beklemder het haar om 't hStft werd, en offchoon de liefde haar be-  ËËN' LICHTMIS. 115' Iteiidig voorhield , dat zulk eene ontrouw onmogelijk was , ried de voorzichtigheid haar echter , om alvoorens naamver kennis van de zaak te neemen , ten 'einde dus achter de waarheid te komen. Tot dat cirtde befloöt zij , den volgenden morgen , onder het een of ander voorivendzel, de boerin een bezoek te geeven, cii het voorwerp in qucstic, 't welk eene zo hevige omwenteling in haare liefde had ten wege gebragt, ware 't mogelijk, in oogenfehouvv en opmerking te neemen; Hij , die een weinig onder de Schoonheden heeft omgewandeld , en vooral in zaaken, het hart en de liefde betreffende, met haar gehandeld heeft, weet, dat een Schoone , offchöoii fcij anders Zo zachtaartig en geduldig als eert lam zij j, bij foortgclijke gebeurtenisfen fomwijlen wel eens tot vrij grooten drift kan overliaan: men kon het des het misleide goedaar-* tige meisje niet kwalijk afneemen , dat zij , over de trouwloosheid van haaren minnaar, dien zij voor geheel anders verfleet, in grim* migheid ontltak; door gebaarden en Woorden, alhoewel zij alleen was, haare verontwaardig ging uitdrukte, en het vaste befluitnam, om, wanneer het bij nader onderzoek bleek, dat hij indedaad fchuldig ware , voor eeuwig en altoos met hem te breekejij waarbij zij, ver-» moedclijk uit overijling, nog bijvoegde —• H a  n6 HET LEVEN VAN om in het toekomende, in 't geheel geen* mansperfoon meer te vertrouwen, vermits zt allen, (ei! ei! -) allen! valseh en trouwloos waren — hierop volgde een kleine traanenvloed , die haare mismoedigheid of droefheid haar afperfle , tot dat eindelijk de algemeeue vertrooster der lijdenden, de flaap, een einde aan deeze treurige overdenkingen maakte, en hoofd en hart, tot den volgenden morgen, in een zachte rust wiegde. • Dat de eerfie gedachten van een verliefd meisje , bij haar ontwaaken , geheel aan het beminde voorwerp gewijd zin, en dat haar morgengebed, jn deeze welhistvolle tijdffippen , veel aandachtiger en vuuriger, dan wel anders , ten Hemel werd opgezonden , (misfchien wel om dat aandacht en liefde, hartverheffing en dweeperij, zeer na aan elkander grenzen,) zullen doorzichtige en naauwkeurige bctrachters van de fchoonfte helft der ftervelingen, gretig als zeker vooronderftellen — voor 't mist merkt men op , dat de beroemdfte Verliefdheden , om ze eens zo te noemen, van de grootfte fchilders, er zo kwijnende eir tederlijk bedrukt uitzien , dat het fomtijds moejelijk valt te bepaalen, of men ze voor brandend verliefde meisjes, dan wel voor hemelbruiden en boetvaardige zondaaresfen f houden hebbe. Zeker is het, dat onze Schoone haar' min*  EEN' LICHTMIS. 117 «aar, in haar morgengebed, mede infloot, cn des van den Hemel poogde te verwerven, het geen de wereld haar volftrekt fcheen te zullen ■ ontzeggen: deeze toevlugt , zo als het doorgaands gaat , was zekerlijk wat te laat genomen — dan, 't is beter laat als nooit. Om het voorgenomen bezoek, of liever om haar pijnigend ongeduld en brandende nieuwsgierigheid een manteltje omtehangen , kwam zij , onder voorwendzel van haar hondje te zoeken, onverwacht in de keuken der boerin: hansje , die op dit bezoek in 't geheel niet voorbereid was, verfchrikte in diervoegen ovet de verfchijning haarer medeminnaares, dat zij bloedrood werd , en van fchaamte door den grond meende te zinken , dewijl zij , gelijk alle pasbegiunende zondaaresfen doorgaands wedervaart, zig verbeeldde, dat haar vergrijp, ter aanfehouwinge van een iegelijk, op haar voorhoofd gefchreeven ftond : de jonge Buur» fchoone ging het intusfehen bij deeze befchouwing niet veel beter; want daar zij, volgends een vrij algemeen vooroordeel, aan het denkbeeld van een gevallen meisje, fchraapzucht, onbefehaamdheid , en meer dergeli'ke eigenfchappen der verleidinge verbond, en ook dat alles bij hansje vooronderfteld fiad te zullen vinden — verbaasde het haar niet weinig, bij haare intrede~een engel in vrouwluie • ->daante te befchouwett , wier wangen ) t de •H 3  ïi8 HET LEVEN VAN foozcnkleur der pnfchuld, toen zij ze aanzag, bedekt werden, en wier edel en zacht oogenopflag de beste verdediger haarer deugd was: louiza befchouwde ze ook naauwlijks, of in haar hart fprak zy daadlijk de arme verlatene van alle verdenking vrij; het medelijden ver^ drong bij haar alle ander gevoel en aandoening , en op dit oogenblik nam zij voor, om zig het meisje aantetrekken , en zo veel zij kon, te onderflcunen. Dat wij, niettegenfhande den gedaaneu misfop, bij hansje van deugden en onfchuld fpreeken, zal mogelijk den onmenschkundigm prediker , 0f koudbloedigen zedenmeester" een fchampcre lach , of een hooncud ncusoptrekken. zo al niet een verketterend vonnis afpersfen! doch deeze infetfen aan hunne plaats laatende, merken wij voor onze verllandiger en deugdzaamer Leezers alleenlijk op , dat, wanneer bij een gevallen meisje dezelfde om' Handigheden , zo als bij hansje * zig opdoen naamlijk dat er geen kunstjes der verleidinge zijn te werk gefield , noch fijngefponnene netten zijn uitgezet, maar dat het jeugdige onberaaden en onbewaarde hart, (het welk zig anders geene feilen te verwijten heeft , dan -dat het aan de eeden van den betoverenden verleider een al te genegen oor leende , en ongemerkt het zoet vergif de liefde inzppg,) in een ongelukkig zwak oogen»  EEN' LICHTMI S. 119 blik werd overvallen , en de zwakke Natuur, voor de geweldige ontegenitandlijke hartstogt, onderdeed —— dat de zondaares , zo als hansje , niet flechts een hartlyk berouw heeft , maar ook nooit weder in dezelfde feil bewilligt ; daarenboven onbaatzuchtig in dit alles handelt , en door niets te beweegen is, om zig voor haare vcrloorene eer te laaten betaalen — in dit geval, herzeggen wij, wanneer deeze omftandigheden zo zijn , draagen wij geene bedenking ter wereld, om zulk een ongelukkig gevallen meisje voor onfchuldig en deugdzaam te verklaaren , en hetzelve, in weerwil van vooröordeelen en zeden, aan menige zogenaamde eerbaare jonge dochter , die met al haar voorgewende onfchuld , mogelijk dubbele ftraffe waardig is , verre weg voortetrekken. Intusfchcn bekennen wij zeer gaarne , dat het geval van hansje het geval van maar zeer weinigen is : de meesten der voor de eerfle maal vallende, vinden zo veel fmaaks in haar vergrijp, dat zij , bij de eertle gelegenheid de beste , daadlijk weder gereed zijn doch dan eerst behooren zij onder den rang deihoeren , wanneer zij de wellustige oogenblikken op een' geldprys zetten — of, enkel om der wellust wil , zig aan een iegelijk veil geeven. Vermits de beide S.hoonen een gelijk H 4  |to HET LEVEN VAN hartenbelang hadden, en da begeerte , om meer van elkander te mogen weeten , even groot was, en zij ook beiden, (dat anders bij de vrouwen , en vooral bij medeminnaar resfen, zelden het geval is,) op de eerfte aanfchouwing, voor elkander genegenheid opvatreden , was de nadere kennis fpoedig gemaakt ; te eerder, daar louiza zig zo inneemende en vriendiijk tegen hansje betoonde: het bedrogen en verhaten hansje vond in louiza ook eene vriendin, in wier fchoot zij haar bekommerd hart kon' uitfchudden. Bij het verhaal der lijdensgefchiedenis van de boetvaardige magdalena , welks treffendfte en gewigtigfte plaatfen door een' traanenvloed vergezeld gingen , waarin louiza haargetrouwlijk gezelfchap hield, kwam de held van 't ftuk niet weinig op het tooneel, en verloor, bij elke te voorfchijntreeding, zo veel in 'thart der Landfchoone, dat niet alleen haare tederheid en liefde merkelijk verkoelde , maar zelfs, zo al niet in haat tegen den eerroover, ten minften in onverfchilligheid verkeerde. Men begrijpt dat met dergelijk eene bartsrevolutie al vrij wat hevige aandoeningen gepaard gingen; vrij wat bittere traanen geftort, en diepe zuchten geloosd werden. Na veel overleggeas, voorftellens, voor- en tegen-fpreekens , werd bij de Schoonheden het volgend beiluit genomen:  EEN' LICHTMIS. 121 Pro primo. De onftandvastigheid van den jongen Heer, door eene duchtige, zedenkundige fententie, \n de form van een' brief, door louiza opgefteld , als hoogst ftrafbaar en een eerlijk man niet betaamende , op het hartroerendfte voorteftellen. Pro fecundo. Hem, van de zijde van louiza , voor eeuwig en altoos , allen liefdehandel , met alles wat er bij- en toe-behoort, geheellijk te ontzeggen , en hem alle hoop, van wat natuur ook, voor het toekomende glad aftefnijden, Pn daarom alle liefdegefchenken en gedachtenisfen, als, groote en kleine filhouetten, portraiten , kapzels, ringen, almanachen, minnezangen, vuurige, tedere, en fentimenteele brieven en briefjes, en, met één woord, alles wat maar de minfte zweem van verliefd gefchenk , uitdrukking enz., mogt hebben, in een welbezorgd en welverzegeld pakje, (offchoon met veele traanen bevochtigd,) geftrenglijk en ftiptlijk weder terug te zenden; met bijgevoegd fcherp verbod , van zig hiertegen in 't allerminst te mogen verzetten, en pndanks alle protefteerens en appelleerens, het te moeten behouden. Pro tertio. De trouwloosheid, aan het arme haasje gepleegd, die op zig zelve de geftrejigfte ftraf H 5  ** HET LEVEN VAN verdiende , door alle mogelijke liefdebewijzen wederom goêdtemaaken ; de geroofde eer door een wettig huwelijk, zo veel mogelijk was, te herftellen; haar voortaan als een' man van eer en trouw, woord en eed te houden ; haar aldus , als zijne echtgenoote , de. veelvuldige vcrgootene traanen aftewisfchen en haare waarde te erkennen. Na dat de bedrukte meisjes dus het hoognoodzaakelijk en pijnlijk halsgcricht over den armen zondaar gehouden hadden, nam louiza de verdere uitvoering van dit vonnis op zig; en om des te zekerder te gaan, en het geheim een geheim te doen blijven, (want elk weet dat drie vrouwen, zeer wel een geheim kunnen bewaaren, zo lang het haar aan de gelegenheid ontbreekt om het te kunnen vertellen) werd de vertrouwde boerin verkoozen, om den brief overtebrengen. Na dit befluit fcheirfde deeze vrouwlijke Tnpelalliantic in de beste eendragt, en ongelijk vreedzaamer dan verfcheidene flaatsver^a- deringen louiza, in wier hart, ongeacht de vnendfchap voor het goede hansje, nog hevige debatten ontftonden , fchikte zig iu allen ernst, om den fcheidbricf opteftellent en fchoon met huivering en fchrik, den maar al te zeer beminden ongetrouwen , het laatfte vaarwel toeteroepen. Wij zouden ons flechte kenners van het  EEN' LICHTMIS, 1-3 vrouwlijke hart .betoonen te weezen, wanneer wij onze Leezers en Leezeresfen wilden doen gelooven , dat de grootmoedigheid en vriendfehap voor hansje zo eensklaps ftand greepen in het hart van louiza, en den voorigen bezitter en minnaar zo geheel en al removeerden — neen, lieve Leezeresfen! hoe oprecht eh hartlijk ook het medelijden met de ongelukkige ware; hoe vast louiza zig voorgenomen had woord te zullen houden, kon zij echter', bij bedaardere overweeging, niet beletten , dat het genomen belluït haar hartlijk begon te berouwen, en zij zig begoi- te verwijten , wat al te haastig geweest te zijn ; zij twijfelde wel niet aan het verhaal van hansje , maar echter vermeende zij , dat de billijkheid vorderde, dat men de andere partij niet onverhoord veroordeelen, cn veelligt wel onfchuldig ftraffen zou zo als die llech- ;ek,deed,' die iemand, welke van een' moord, doch valschlijk, bcfchuldigd werd, en niettegenftaande de waare moorder zig nog vóór de executie aangaf, enkel om zig, zo hij waande , geen affront aan te doen, evenwel hangen liet, en eerst naderhand plechtig het proces liet onderzoeken , en toen den gehangenen onfchuldig bevond. Intusfchen behield de grootmoedigheid, waaronder zig zekerlijk wel een weinigjc wraak , mismoedigheid , vertwijfeling enz..  124 HET LEVEN VAN vermengd zal hebben , de overhand ; en de vreeslijke aanfluiten , ter uitvoeringe van het gevelde vonnis, werden, ondanks alle tegenftreevingen der liefde, gemakt: na veel voorhoofdrimpelens, fcbrijvens en wrijvens, werd eindelijk den ftichtelijken brief, die haar liefde den doodfteek gaf, ten einde gebragt. Nu kwam de beurt aan alle de liefderariteiten, die ook, binnen zeer korten tijd, werden opgeruimd ; en hoe fraai gefchilderd en geparfumeerd , met traanen bevochtigd en door ■ zuchten vergezeld , echter heldhaftig werden opgeofferd en afgefcheept. Uit dit alles blijkt middagklaar , dat, wat ook veele koelbloedige fchrijvers wegens de befluitloosheid der vrouwen gezegd en ge. fchreeven , en hoe zeer zij zig vermoeid mogen hebben, om ze als zwakke en wankel. baare fchepzeltjes uittekrijten, men echter onder die beminnelijke fexe nog grootmoedige en deugdzaame zielen aantreft grooter en prijswaardiger veeltijds , dan veele helden ea heldinnen , wier beeldtenisfen men. op de borst draagt,  EEN' LICHTMIS. 1-5 REGENDE HOOFDSTUK. «ÉN SMOUS ÓP HET TOONERL. ONTDEKKIN* VAN EEN VERBORGEN SCHAT, EN EEN tÉERZAAM EN STICHTELIJK MANUSCRIPT» O nze held , die , wat veelen ook van een Voorgevoel prediken mogen , niets in 't allerminfte van" ziju liefdeoligelük ontwaarde , was nu ten ernffiglten bedacht, om den aanzienlijken meubelvoorraad , zo wel door zijn tante als "vader hem nagelaaten, waaronder een menigte ouderwetfche dingen zig bevonden , die van grootvader tot vader waren overgeërfd, tot geld te maaken, en zig van alle losfe goederen te ontllaan , vermits hij gantsch' niet voorneemens was, om in dit voor hem (til en triestig oord lang te blijven , en nog minder, om er zijne woonplaats te vestigen. De gczamentlijke in den Heere rustende ouders en voorouders , waren , in hun leven , goede huishouders en zorgvuldige fpaarders geweest : wijle zijn Heer vader was een gie-  Hé HËTLËVenVAN hgaait, en de laatst in den Hceré ontflaapeïi oudmeui was een recht model van de zuinigfté huishoukunde; des kon het nietmisfen, of de jonge erfgenaam moest alle kamers, kisten cn kasten zo vol opgepropt vinden , dat er drie a vier fnees huwbaare meisjes volkomen mede uitgerust konden worden : alles echter Was in een doodouderwetfchen fmaak , en getuigde meer van de rijke kostbaarheid der Voorvaderlijke geflachten, dan van hunne goede verkiezing en bcoordeeling over de waare bevalligheid. r Vermits de zalige Heer Hofraad, in zijn leven , zig zeer fterk op pandbeleening , of lombardhoilden , had toegelegd, (offchoon met zo zeer om zijn eigen intrest, want hij nam flechts vijf-en-twintig ten honderd dat immers recht en billijk is? _ als Wel om zijne arme noodlijdende broeders uit den nood tc helpen,) vond de jonge Heer een aanmerkehjken voorraad van foortgelijke panden , en zag zig genoodzaakt, om, door een Gerechtspcrfoon , er een inventaris van te laaten vervaardigen , en een' tijd te bepaalen tot aflosflng en yerkooping. Tevens befloot hij , om alle beweegbaarc meubilen te verkoopen , en trad deswegen met een'Jood, die reeds door zijn' vader gebruikt was geworden, in onderhandeling, waardoor de volgende zamenfpraak geboren werd <  EEN* LICHTMIS. la? WILD. (Den jfood alles aanwijzende, en kisten en kasten ontfluitende.) Wat wilt gij geeven voor het gantfche zoodje? jood. (Met een gaapenden mond0en gree* tig jlaarend oog alles beziende en betastende.) Heere god! wat doe ik er meê? — wat al prullen! — konkels ! — 't is , zo waar als mozes in den hemel is, door de motten gevreeten ! - om god's wil! bezie me, dat eens! — kijk! — god bewaare ons! — kijk, dat is nog een wammes van vader noacii — als ik een Christen was , zou ik me kruisfen en zegenen) _ zie — vader abraham had zo veel fchaapen niet als hier vlokken vliegen — wel verbaasd! — een roode rok, met negenëntagtig knoopjes! — de Hemel helpe ons! — de kleur is verfchooten! zie eens! — bij god! — dat is een broek voor goliath — wel 't is een fchoone handel! —— 't is om rijk worden te doen ■ wel nu —— eisch eens Mijnheertje! eisch eens; wat moet gij voor al die konkels hebben ? . , WILD. Twee duizend daalders.  IsS HET LEVEN VAN jood. (Zig zeer verfchrikt aanjlellende, en v het geen hij in zijn handen heeft laaiende vallen.) Twee duizend daalders! - god bewaar' me! - is er zo veel geld op den aardbodem? 't zijn waarachtig kostbaare vodden — op de luizenmarkt hangen er veel beter - wel Mijnheertje! gij verfpreekt u — zo waarlijk als ik een eerlijk man ben , gij verfpreekt u — bij ood ! gij eischt nog veel te weinig. (Zig getaatende ajs misnoegd te willen vertrekken.) Vaar er vvèi mede, Mijnheertje! god hoop ik zal u zegenen. wild. Nu Smous ! wat wilt gij geeven? JOOD. O daar kan ik niet na bieden — zo waar als we leeven - dat is geen eisfchen - die er duizend voor geeft is er mede befcheeten wis en waarachtig! - 't is alles ouwerwetsch — bezie eens! (Terwijl hij de familie-fchilderyen bekijkt.) Hemelfche vader ! vrat zal ik met die por- traiten toch uitvoeren? waarachtig! geen mensch zal ze mij afkoopen - ze zijn goed op de beste kamer * daar de heiligen hnnne knieën buigen - of tegen een Hechten muur - wel  EEN' LICHTMIS. 1-9 wel Mijnheertje ! ik bid u, kijk eens! - een paar kamermuilen god vergeeve mij de zonden! die zijn op de groei gemaakt — wat mensch zal die aantrekken? — ze zijn wel twee eeuwen oud —— en , zo waar als ik leef, ze zijn geborduurd met een fpreuk uiden bijbel! zo waar , Mijnheertje! d öienfchen zullen er bang voor worden! — ze zijn betoverd, zullen ze zeggen: en bezie me dat eens! — god helpe mij! dat zijn twee rolkousfen! — waar en waarachtig! ze zullen me uïtlagchen! — kom, kom! dat koop ik niet — ireen, neen ! (Heengaande en wederkeerende,) Hoor, Mijnheertje! om dat uw vader, die bij god in den Hemel is, een goed vrind van mij was, zal ik er u honderd daalders , in goede , gouden, gangbaare munt voor geeven, en geen eenen rooden duit meer. wild. Wordt gij gek Smous? « honderd daalders! — fcheerje! — pak u weg! jood. Wel nu , wel nu! — bied ik u te weinig? honderd daalders in goud geld — bij mijn ziel, 't is geen kattendrek — 't is altemaal oud , vergaan goedje — zie eens! er is niet3 bij naar de moede! ——— wat zal ik met die todden uitvoeren ? — over honderd jaaren zijn ze genaaid! — god zal ons helpen! ——« II. deel. I  i3o HET LEVEN VAN Jat porcelcin - ja , waarachtig 't zijn oude ftukken! — 't is gelijmd — onze lieven Heer moet het bij elkander houden — maar nu Kom — ik heb een bod gedaan, en ik moet mijn woord houden — daar, Mijnheertje! daar zijn de honderd daalders. (Hij telt het geld, doch wild fchitift het weder terug,) Wel , wat zal ons nu overkomen ? — god bewaare alle kooplieden - gij zijt een knijpnaars! — moet ik dan ook niet leeven ? — er zijn 'immers geen diamanten of goud bij? — hebt gij niet nog wat edele geitcenten , oï dingen van wat meer waardij , dan al die prullen ? — daar , daar, ftrijk het geld maar na je - bij god ! - ftrijk na je - ik zal toonen dat ik genereus ben! - ik zal u die familleftukken graag laaten houden - gij kunt ze in uw achterkamer hangen ; 't is immers uw eigen vleesch en bloed? Na veel dingen en bieden werd de koop eindelijk voor honderd Louis d'or gellooten , en voor nog twee honderd anderen kreeg de Smous 'het zilverwerk cn eenige andere zaaken van belang : de huishoudfter doeg hier over de handen met verbaasdheid in één , en verbeeldde zig , dat de Jood het zesde gedeelte van de waardij niet betaalde ; alle vrouwen van dien oord geraakte ook weldra in dat begrip clan, de jeugdige erfgenaam bekreunde zig dit  E E N' LI CHTMI S.. 131 gefnap niet, en .wilde hoe eerder hoe liever de deur uit. Vermits onze beid in ééns de baan wilde fchoonmaaken, kwam ook de beurt aan de bibliotheek; die, als van Superortodoxen van het jaar 1618 en 1619 reeds af, en vroeger, getrouwlijk van vader tot zoon was overgegaan, en opgepropt was met godgeleerde werken , zo Voiifiaanfche , Kakpaanfchi, Lampïaanfche , en alles wat in aanfche uitgaat —in dien gcheelen oord echter, noch in de om.liggende gehuchten en dorpen, was geen Geleerde te vinden , die deeze boeken , ichoon hij ze voor een tiende part van de waarde wilde geeven, welken zij gekost hadden, heb-ben wilde: de burgers, in-en op-gezetenen, en andere arme zondaaren van alle de oorden daar en daaromtren , waren tot overloopens toe voorzien met predikatiën , catechismusverklaaringen , comentariën over alle deelen van den Bijbel, en dergelijke boeken meer, zo dat niemand iets van al dat iraaje goedje meer noodig had. Eenige Predikanten gaven hem den raad , om deeze , pet zo veel viijts en kosten zamengebragte fchat voor zig zelven te houden, vermits hij tog voorneemens was in de Godgeleerdheid te'ftudeeren, als wanneer hij Vle deeze voortreffelijke en kostbaare werken ho gf 'noodig tot zijn gebruik zou hebben — maar I 2  132 HET LEVEN VAN de gedachten zelfs van Godgeleerde ftudie was reeds voor lang bij hem uitgewischt ; en vooral nu; daar hij zig in het bezit van zulle eenen aanzienlijken fchat bevond , was hij gantsch niet van zins , om met folianten en quartos door de wereld te reizen ; hij liet deeze geestlijke raadgeevers derhal ven praaten, cn zond om Jood levie , ten einde hem al dat kerklijk tuigje , even gelijk oud en onbruikbaar ijzer , te verkoopen : de Smous , die al weder op een voordeeltje hoopte, kwam, buiten zijn adem , na den jongen Heer geloopen : jood. Bij god ! Mijnheertje! is dat Ioopen J - ifc ben waarachtig half dood — wat is er van uw* dienst? — hebt gij nog wat te handelen? (wjld hragt hem in de bibliotheek, en bood hem de boeken te koop aan; de Jood deeze geleerde koopmanfehap ziende, trok een zo bang gelaat y als of hij tandpijn of buikpijn had.) jood. God bewaarc ons allen! — Jlemelfche vader! — boeken? — is dat een waar om in te handelen? bij izaak en jacob! wat zal ik er mede uitvoeren? — wie zal dat muffe tuig van mij afkoopen? — al woudt gij mij het gautfche zoodje voor. tien rijksdaalders gee-  EEN' L1CIITMI S. 133 ven waarachtig Mijnheertje ! voor tien rijksdaalders zie, dan nam ik het nog met neen — zo waar moet ik in den Hemel komen! — boeken! - mijn goede god! de winkeliers zouden ze niet begeeren, voor zakjes of peperhuisjes - neen, bij mijn arme ziel — ruik maar eens, ze zijn muf — voor jaar en dag werden ze al van de motten gevreeten — ze zijn goed voor de papiermolen — kijk eens, om god's wil, kijk eens ze vallen van elkander - god bewaar' mij ! wat koopmanfehap zou dat zijn ? — neen — neen , Mijnheertje! ik moet u bedanken — dat muffe tuigje dient mij niet. Vermits nu onze boekfehuwe levie geen geld wilde bicden , zag de jonge Heer zig genoodzaakt , om de orthodoxen nog een weinig kwartier te geeven ; had het zo wel in den winter geweest, wij twijfelen zeer of wild ze niet voor zijn' brand in de kachel zou gebezigd hebben ; zekerlijk zouden ze een goede hitte van zig hebben gegeeven, wanneer men in opmerking neemt, met hoe veel vuurs zij gefchreevcn zijn geworden. In die zelfde boekenkamer vond de jongeling ook eene aanzienlijke collectie van vier duizend portraiten van de verroaardfle God; geleerden der voorige eeuwen , die hier, in weerwil der verfchillcnde gevoelens en hevige partijfchappen in hun leven, thans zo gerust en 13  134 HET LEVEN VAN vreedzaam bij elkander lagen , als Wadden zij allen éénen zin en één geloof — jn het jaar " 1900 zullen de lieden , die thans de wereld zo zeer beroeren, en zo veel figuur maaken,-' eveneens, (als hun die gratie nog gebeurt,) in de eene of andere muffe portcfui'lie te vinden zijn. " He jonge Heer, wien het verblijf in deezen ffillen, cenvoudigen .vaderlijken oord, hoe langs hoe meer begnn te vcrveelen, werd ern(lig be. dacht , om nu maar , hoe eer hoe beter te vertrekken, en in de grootc wereld voor zijne vérlooren dagen, zo als hij ze noemde, zig vergoeding te bezorgen : ten dien einde vervoegde hij zig bij den Magiflraat van zijn plaats , om te verzoeken de vrijheid en gele-' genheid om de beleende panden te mogen ver-' koopen ; men zond hem één uit hun Groot Achtbaar midden, nevens ecu gezvvooren waardeerder , om een juiste inventaris, benevens eène naauwkcurge 1h paaling van de waardij der goederen te laaten vervaardigen.' L De Heer Regeringslid , zekerlijk nog geen amt hebbende , of de kunst niet ver/taande cm zig aan 't algemeen bcfluur vcttemesten, zag cr zo arm^jk , dun cn uitgehongerd uit' M of hij Advokaat van de Sanwjeden geweest ware, die, zo als bekend is, weinige rechtsgeleerde vcrfchillcn hebben met dit alles was hij nog een ftaatig cn wclgemcst man, ia  EEN' LICHTMIS. jgfi vergelijking van den doodsbeenderen en yitgedroogden waardeerder, die ten zeer gefchikten zinnebeelde van den nazenden honger kon verftrekken ; 't is waar, de man bekleedde, behalven het waardeeramt , nog daarenboven het eerwaardig amt van orgeltreeder in eene deirechtzinnige kerken — dan, dit amt van windmaaken bragt ter deezer Mede veel minder op dan ergens elders , of hij vcrftond de kunst niet om zijn wind voordeelig aan den man te bcïpcn —. althans dit amt , met al wat er aan verknocht was , kon den. armen duivel, met zijn talrijke familie, niet geheel cn al voor den honger befchuten. Terwijl deeze zendelingen der heilige juititïe in vollen arbeid waren , om een groot, oudmodisch ftaand horologie van den wand te neemen-, opende er zig, door toeval, van 't kloppen cn breeken , een verborgen kasje, waarin de zalige Heer Vader een goede partij * gouden en zilveren munt verborgen had, waardoor er even als een zundvloed van lieflijke geldfpeciën zig door de gantfche kamer verfpreidde , en de fchiiven als een losbarftende hagelbui hen om de ooren fnorden. De beide Ilecren geraakten over dit onverwacht verfcbijnzel in zulk eene aangenaame verrukking , dat ze b;jna alle befelfen verboren, cn zig, uit diepen eerbied voor de oude Hertogen , Keizers en Koningen , die zig op I 4  I3Ö HET LEVEN VAN deeze munten vertoonden, nederbukten, en zïj even als door een onzichtbaar Mechanismus, welk zij zo min verklaarcn konden als de Geleerden den Schaakbordfpeeler van den Heer kempel , naar deeze achtbaare beeldtenisfen ter aarde nedergedrukt werden; inzonderheid toonde de broodmagere waardeerder zig werkzaam , om de door de kamer verfprcide geld(lukken zorgvuldig!ijk opteraapen : met het gierigfte oog begluurde en beftaarde hij deeze voor hem gantsch ongewoonc vette weide, en vieUfr met zulk een hevigen goudhonger op -san , als de kinderen Israëjs op het manna in de. Woestyne. Hoe zeer de arme drommel ook heiliglijk had voorgenomen , om als een eerlijk man over god's aardbodem te wandelen , weeken echter, in dit geval, zijne kromgegroeide vingers van den voorgefchréeven pligt der eerlijkheid; verfcheidene Hukken bleeven er ongelukkiglijk aan hangen, en vermits hij, bukkende, veel gekweld was met een'druipneus, moest hij dikwijls in zijn' zak tasten, om zijn' neusdoek — toevallig viel er dan het gulden aanhangzel af men zou dit een diefftal kunnen hee- ten, indien een overoud gebruik het niet, bijna door de gantfche wereld heen, gewettigd had. De voorfhnder der Gerechtigheid wachttede zig' wel, als een heilig bearat perfooij, om zig  EEN' LICHTMIS. 137 met deeze blinkende ijdelheden te bezoedelen: zijne oogen Maarden flechts onophoudelijk op deezen gouden regen ; en , zo men rekenen moest naar het genoegen en vriendiijk aangrijnzen, waarmede hij de gevallene penningen verwaardigde, dan was hij, of een grondig kenner deezer anticque munt, of reikhalsde, om zelf bezitter van zulk eene aanzienlijke verzameling te weezen. De goede vóorzaaten van onzen wild waren ongemeene liefhebbers geweest van fprcuken cn zegswoorden; zij hadden ze alomme gefchreeven; boven de posten der deuren; op de hemels der ledikanten; op het gemak enz. de nu zalige heer Hofraad volgde deeze welwijze en hoogstflichtelijkc manier, en had op dit geheimkasje insgelijks een fpreuk gezet; men las er met groote letters op: HOUD WAT GY HEBTf Zekerlijk had de zalige vader of grootvader de bijstere voorzichtigheid gebruikt om door deezen zinlijken inval,den vermoedelijken erfgenaam opmerkzaam op dat gcheimkasje te maaken, in gevalle de eigenaar, door een onvervvachten dood, belet mogt worden, om het in tijds te ondekken; gewis zou de losbollige jongeling deeze verborgen fchat over 't hoofd I 5  13Ï HET LEVEN VAN gezien hebben , wanneer zy zig niet als van zelve geopenbaard had. Hoe natuurlijk nu dit gantfehc geval zig ook had toegedntagen, werden er echter verlcheidene, en vooral oude vrouwen gevonden, die dit als een voorzeggend cn waarfchuwend teken aanzagen en uitkreeten; de fpreuk vooral : houd wat.gij hek ! fchcen hen toe. als een werk van den Hemel te zijn, waar door den jongen Heer gewaarfchuwd werd, om het zijne wèl gade te liaan, dewijl het anders, even zo gemaklijk als deeze fchat , vcrltrooid kou worden cn in vreemde,handen vallen. - Intusfchen werd onze held, door dit onverwacht aanhangzel op zijn vaderlijk erfdeel, opmerkzaam gemaakt, om alle hoeken en gaten nog wat naauwerte doorfnuffelen, om te "zien of er nog meer fpreuken of verzen voorhanden waren , wier ontknooping en zedekunde zo gemaklijk cn zo aangenaam was: danj ondanks alle naauwkcurigheid en zoekens., niets ■werd er verder ontdekt, dan het dagboek des zaligen Heers fchoongrootvader puf., 't welk door ('en Heer fehoonzoon was vcrvlg.l geworden. Dit was voorzeker als een weczcnlijkc .vond aantemerken, vermits het, ais een itichteiijk huisboek ,. veele guklene bevend regelen en zedeknndige aanmerkingen in m bcvattede.  EEN' LICHTMIS. i39 De verhemelde voorzaat had in dit dagboek, de gewigtigfte gevallen van zijn voorbeeldig, leven aangetekend, en dezelven met zin- e». geest-rfjke aanmerkingen doorvlochten: om' onze, lezers Hechts een klein proefje vah dit nuttig en itichtelijk Werkje te leveren, zullen wij eenige der voorriaamltc plaatfen uit het zelve.werneemen: 17. . Den 10 Maan. Op den dag voor den alge'méerïên daftk, vast- en bede-dag moest ik een eed doen ,• , dat ik van den jongen Bal'on F niet ,'' meer dan vijf ten honderd' genomen had , ,'. offchoon hij mij voor 1500- guldens, die ik „ hem geleend had, aooo guldens, als aan mij f. fchuldig zijnde, moest fchrijven ; vermits „' ik nu, .nooit anders, dan tegen vijf-en-twin,, tig ten honderd , aan jonge lieden, geld „ uitleende, en de Baron mij de 500 guldens meer dan de hoofdzom, niet als een intrest, „ maar als een douceur, om dat ik hem uit \, de verlegenheid hielp, had ingewilligd, cn zijn voogd daarenboven, defgantfche zaak „ had aangelegd, alleen met oogmerk, om mij „ in fchade en fcliande te brengen zo ' kon ik deezen eed met een gerust geweeten afleggen : om evenwel alle wisfewasjes met mijn confientie den pas aftefnijden, gaf M ik in den armbusch een' ducaat dien ik uit „ hoofde van zijn ligtheid tog niet kon uit-  i4o HET LEVEN VAN „ geeven, en lag den volgenden dank. vast„ en bede-dag zes zesthalven in het armen„ zakje , waarin ik anders flechts een oortie „ geef." 17.. Den 31 Oftober. „ Bragt men mij een jongen zoon t'huis: „ men had getuigen en bewijzen genoeg, dat „ iK de vader was het meisje was an. „ ders zeer eerlijk en deugdzaam —- maar „ arm: geweetenshalve was ik verpligt mijn „ familie geen fchande aan te doen ; ik kon „ des, om geen fchijn of fchaduw van fchuld „ te geeven , de zaak met geen geld afmaa„ ken; ik heette het liegen; de Rechter was „ mijn vriend, en,'zo als gezegd is het „ meisje arm — ik triumfeerde de fa- „ mille prees mij ik gaf tien guldens „ aan 't vondelingshuis prefent er „ zijn gelegenheden waarin men tot weldoet* „ verpligt is." 17.. Den 11 November. „ Werd er een colecte gedaan ter opbou„ wing van een nieuwe christelijke rechtzin„ nige kerk ; vermits nu meest alle onze voorzaaten , hun onderhoud van dergelijke „ kerk getrokken hebben, of er hunne rijk„ dommen aan verfchuldigd zijn, kon ik niet „ voorbij, om van 't mijne er mede iets aan „ toetebrengen; ik gaf derhalven tien guldens n * dan! ter vergoedinge aan mijn kas ver-  EEN' LICHTMIS. 141 „ kocht ik voor 500 gulden aan hout, ten ge„ bruike van deeze kerk , 't geen ik nergens „ anders wist kwijt te worden, en won er „ een derde op. 17.... Den 30 December. „ Onder voorwendzel van onpaslijkheid , „ een vriendenkransje gepasfeerd , waardoor ik drie guldens en zeven duivers uithaalde. 17.. Den 8 Maart. „ Tn dien grooten hongersnood verkocht ik „ al mijn koorn, en won er twee derden op: , van te vooren had ik zulks bij kleine ge„ deelten verkocht , of liever, er hemden , „ rokken, bedden, dekens, enz. voor in be„ taaling ontvangen, om dat de koopers groo,, ten honger maar geen geld hadden: om nu „ vau alle deeze wisfewasjes afteweezen, ver,, kocht ik mijn koornvoorraad in ééns voor „ gereed geld: de rokken, broeken, enz. leg,, gen in de groote koffer op het. portaal." Er volgden nog een menigte van foortgelijke artikelen , die de zuinigheid en menschlievendheid van den opfteller hooglijk verëeerden , en waarmede wij onzen lezer niet lastig willen vallen , om dat hij ze gemaklijk gisfen kan. Men ziet derhalven genoegzaam , dat dit dagboek een waaren fchat voor den- jongeling genaamd kon worden, zo hij zig naar deeze vooru-eifelijke voorbeelden had willen vormen! -  34* HET LEVEN VAN doch ongelukkig vond de jongeling geen behangen in deeze cceonomie en zedenkunde; ook behaagde hem de ftijl en wijze van voorilellen niet - cn het is daarom , dat dit gefchrift het noodlot van veele natuurgenooten onderging' — het werd ten vuure gedoemd. TIENDE HOOFDSTUK. t herschepping eener eeuwige liefde en trouwe in hollandsche ducaaten, en een besluit , dat de schoone sexe eere aandoet. D e jonge heer had thans zijn zaaken in een tamelijke orde gebragt, en was juist voorneemens de reis aanteneemen, toen de boerin ■met den brief van louiza in de kamer flapte: hij zat aan een groote tafel, opgehoopt met allerleie kostbaare papieren, als obligatien , ren-te7 en koop-brieven, wisfels enz,, zakken vol  E EN' L I C H T M I S, 143 gouden en zilveren munt omringden hem , niet één woord, hij maakte een figuur .even gelijk de rijke kan in het bijbels prentcboek. De boerin, na een tweemaaiig ucderzinken, 't geen bij haar nijgen heette , in de kamer treedende, en deeze mammon in zijne volle • heerlijkheid ziende praaien, trad verl'chrikt en verwonderd weder te rug, en bleef in de nedcrigtte houding aan de deur Haan; wild keek op cn vroeg, wat zij te zeggen had? zij overreikte hem den brief; naauwlijks herkende hij de hand, of hij riep met al de verrukking van een tooueellpeeler uit: abJ een brief van louiza! van mijne, aanbiddelijke louiza! Mca begrijpt van zelf, dat, volgends de gewoonte der verliefden, den brief tederlijk gekuscht en op het .zwaarkloppende hart gedrukt •werd! zulks trouwens kan men ook niet wel anders verwachten, in den loop der .liefde, vooral i niet in derzelver hondsdagen , die men vocglijk rekent van het agttiende tot het vier-entwiiitigfte jaar, als wanneer alles in vuur en vlam Haat, en men de dweepcrij voor verrukking, en raazernij voor vuurige liefde groet. Vermits hij bij volle geldzakken zat, die ■doorgaands de gerimpeldfte voorhoofden veref• fenen en de ncdergeboogenfle harten opbeuren, trof de boerin hem in een' vrolijke luim aan', die te tterker toenam, toen hij een' brief van zijne zielsbeminde onder de oogen kreeg.  UA HET LEVEN VAN Thans geraakte hij in zulk eene fentimenteele vervoering, in eene zo zoete en wegfleepende dronkenheid van ziel, dat in dit oogenblik van errinnering aan zijn mingeluk en liefdevermaaken, zijne hartstogt in beweeging kwam, en ware de brengftcr van den brief niet eene fouveraine remedie tegen de liefde geweest, dit bezoek zou haar ten minnen zo duur te Haan gekomen zijn, als die vroege morgenftond aan 't arme hansje. De boerin iritusfchen voer er gansch niet kwalijk bij , want in deeze opgenomenheid van blijdfchap, greep hij twee ducaaten van den getafelden goudhoop , en flopte die de briefdraagfter in de hand, waarover het goede wijf zo verbaasd ftond, dat zij voorzeker in onmagt zou zijn gevallen, bijaldien het in onmagt vallen de mode onder de boerinnen ware geweest. Deeze edelmoedigheid overtrof al haare verwachting : zij had wel gehoord, dat de verliefden, milddaadige en medelijdende harten waren, en gaarne veel weggaven — — maar twee ducaaten te fchenken — en dat voor een' brief, waarvan men den inhoud nog niet wist - zie! — dat was haar nog nimmer te vooren gekomen .' en te meer verbaasde haar dit, daar de liefde tusfchen den jongen heer en de brieffchrijffter haar onbekend was. Bijna viel zij in 't begrip, om te denken , dat het met  EEN' LICHT M I S. 14J met de hersfens van onzen held niet in volle orde was; te meer, daar zijne gebaarden en grimasten, bij het ontvangen van den bnet, haar zeer overdreeven , of, om haar eigene woorden te gebruiken , zeer buitenfpoorig en zot voorkwamen : zij bedacht echter zig, en fchreef het daaraan toe, dat de fteêlieden geheel andere menfchcn dan de boeren waren, en dat tot de fteêliefde alle deeze zotternijen behoorden. Terwijl zij hier over in diepe gedachten ftond , opende onze verrukte lichtmis den brief, in de zoetvoerigftc verwachting, van een recht kwijnend , teder , klaagend harteweetje en boezemöntlastingtje te zullen leezen , als bij voorbeeld : verliefde uitroepen over de lange afwcezigheid, tegen welken tijd , de eeuwigheid maar als een zomerfchen nacht te tellen was; angftige befchrijving van onrustige droomen , waarin den reizenden minnaar allerleie levensgevaaren bejegenen ; verder allerleie aartige, treilende, verrukkende, gillende , en donderende, of zagte, fleemende, enz. uitdrukkingen , en Soortgelijke liefdeverfnaperingen meer — dan, van alle deeze fraaiheden was er in den gantfchen brief fchijn noch fchaduw te vinden — veeleer bleek Uit denzelven , dat de gezichteinder der lufde met ftorm- en onweêr-wolken betrok, en dat er vernielende blikfems begonnen te zweeven — 11. DEEL. li  146 HET LEVEN VAN de elektrieke uitwerking van dit weêr was ook fpoedig op de bleeke wangen en het gefronschte voorhoofd van den briefleezer te befpeuren. Toen hij den brief had uitgeleezen kwam de boerin met het wèlverzegelde pakje der liefdereliquiën voor den dag , dat door den held, met een bezwaard hart, werd aangenomen , en, tot nader befcheid, naast hem nedergelegd. Na dat hierop een groote Itilte gevolgd , den brief op nieuw geleezen en herleezen was, en dit alles zig in den kop van de in den pekel zittenden Ridder , door elkander gehaspeld had , brak hij eindelijk het ftilzwijgcn, en fprak aldus , na eene diepe zucht geloosd te hebben: WILD. hansje woont derhal ven bij u, moedertje? boerin. Ja , helaas ! god hoop ik , zal zig haarer ontfermen — mijn lieve Heer ! zij woont bij mij; het arme meisje is waarlijk in een groot ongeluk vervallen gij had haar zo na niet moeten komen , want eer verlooren, al veiiooren, WILD. Het ligt er toe, gedaane dingen hebben geen keer - intusfehen, Moedertje lief] draag zorg voor het meisje, op dat het geen gebrek  EEN' LICHTMIS. 14? lijde, w?nt ik heb haar zo lief als mijn eigenleven: hier zijn bij voorraad tien ducaaten opafrekening van de onkosten; wanneer gij meet noodig hebt, fpreek mij dan aan. boerin. Wel lieve god , Mijnheertje . gij zijt wel heel goed ; gebrek zal het arme fchaap voorzeker in mijn huis niet lijden, daarvoor bewaare mij de Hemel 1 neen, dat zal niemand ooit van mij kunnen zeggen waarlijk $ mijn lieve Heertje! jeugd heeft niet altijd deugd - en wanneer men een zo lief, aartig, welgemaakt, goedgeevend Heer voor zig heeft — o mij 1 wij zijn altemaal zondige menfchen, van vleesch en bloed — nu, ik hoop dat gij het ongelukkige meisje toch niet verhaten , noch in de fchande laaten zitten zult — vooral daar gij haar een onderpand van liefde gegceven hebt; als gij derhalven eert eerlijk man wilt blijven , dan moet gij uW woord cn eed houden — en dan zou de bruiloft en het doopmaal wel te gelijker tijd kunnen komen. De geestige inval en openhartigheid der boerin had elk ander lterveling, die zo veel deel aan den zegen israel's niet had als de toehoorder, gewislijk een lachje afgedwongen; maar onze wild , wien het rooit ernltig was ingevallen , om de gcmeenfchap met kansje voor iets meer dan het fpeelen met K s  14» HET LEVEN VAN een bloemtje voor een oogenblik te houden, had reeds een droevige plooi gezet bij het leezen van den brief van louiza ; en thans, nu de boerin van bruiloft en doopmaal begon te fpreeken. begon hem de bolwurm geheel en al te rijden: aan een deeglijk huwelijk met hansje had hij waarlijk nimmer gedacht , en de betuigingen van eeuwige liefde en trouw voor niets hooger genomen, dan de gewoone betuigingen van eeuwige duuring van vriendfehap en dienstvaardigheid , die in de burgerlijke zamenleeving van zo veele eerlijke lippen vloeien , fchoon er het hart veeltijds geen het minfte deel in heeft , en de daaden zo dikwijls regelrecht tegenfpreeken; terwijl dergelijke betuigingen van trouw fomwijlen ook dienen, om des te gemaklijker zijne trouwlooze oogmerken te bereiken Hij gaf derhalven zijne bevreemding over zulk een vreemd voorftel aan de boerin te kennen , en vermeende, dat het gcenzins aan hem te wijten ware , dat het figtgeloovige hansje dit alles voor goeden ernst had opgevat , daar het haar bekend behoorde te zijn, dat een jongeling op de Univerfiteit nimmer in ernst iets dergelijks belooven kan ; dat er ook in de ftad zo veele aanzienlijke, eerwaardig en groot-achtbaare mannen gevonden worden, die zaaken beloofden, bevestigden en bezwoo-  EEN' LICHTMIS. H5» ren , die zij voorneemens waren, niet in het allerminst te onderhouden. De boerin , die , uit het ruimfchootig bodenloon , reeds tot de goedaartigbeid van den jongen Heer beflooten , en uit dien hoofde, verfcheidene kasteden in de lucht gebouwd had , zag hier mede eensklaps al haare hoop verzinken; zij verbleekte en verfchrikte, 't zij dan óver de edelmoedige getrouwheid en verhevene ftandvastigheid van den jongen Heer, of wel over het maaken van een verkeerde rekening — althans zij ftond een goede wijl, om tot bcdaaren en op de fpraak te komen zo godvergeeten bedriegelijke te werk te gaan , en met woord en eed te fpeelen., dit was iets dat er bij haar gantsch niet in wilde, en zij begon zig te verbeelden, dat wild met haar fpottede. Toen zij in het vervolg van 't gefprek haare verwondering daarover te kennen gaf; hem, als het bewijs der liefde en trouw, den gefchonken ring errinnerde, en er niet weinig jammertoonen en traanen bijvoegde — als dat het arme verlaaten meisje nu ongelukkig met haar arme wurmtje door de wijde wereld zou moeten omzwerven , en dat hij evenwel verpligt was , om voor zijn .eigen maakzcl te zorgen, enz. voer hij hevig uit, en betuigde met een krachtige modevlock , dat hem nooit zo iets dergelijks in 't hoofd was gekomen, K 3  15» HET LEVEN VAN als. zij zig verbeeldde ; hij zou haar honderd dukaaten geeven ,. en , bij alle duivels , dan was het • op eene eerlijke wijs betaald; maar die wisfewasjes van trouwen en dergelijken moest zjj uit haar hoofd zeten; dat was maar gekheid , enz. Dit zeggende trad hij met een naar de tafel, en telde het geld af; verzocht .tevens aan de boerin , om een weinig te willen wachten, dewijl hij er een paar zijdjes fchrift wilde bijvoegen : hij zettede zig zo voord neder, en dat zo koelbloedig^, en , zo het fcheen, zo geheel zonder hart , even als of hij een rekening ging zitten uitfchrijvcn. Bij de boerin daarentegen was de befchouwing der honderd dukaaten van eene geduohte uitwerking; zij kreeg een kleur, en begon den jongen Heer over zijne grootmoedigheid en milddadigheid zo zeer te verhellen, dat hij indedaad geloofde het ongelukkige meisje genoegzaame vergoeding gegecven te hebben: de goede eenvoudige vrouw geloofde zelfs dat honderd dukaaten , voor het verlies van een kleinigheid, zo als de maagdom is, bij het arme hansje ongemeen welkom zoudeu zijn, en zegende en dankte er den jongen Heer duizendmaalen voor: met dit geld, dacht de boerin, kon het meisje gemaklijk aan een" man komen; dewijl men thans zo naauw niet meer zag , en het geld een pleister voor alle gebre-  n.p.pLx . hij kou haar honderd dukaaten gèevon, lüadz.i^   EEN' LICHTMIS. 151 ken was; zij begreep daarenboven, dat, wanneer de zaak voor den Rechter kwam, hansje met ongelijk minder te vreden zou moeten weezen; des was, al wat er meer van kwam, louter winst. Intusfchen waren de briefjes afgefchreeven, en om onzen Lezer te overtuigen , dat onze held volftrekt geen nieuwling meer was , en zig knaphandig uit de brandnetelen te redden wist, zullen wij den inhoud'deezcr briefjes hier mededeelen: „ lief hansje! „ Het doet mij waarachtig leed , allerliefst meisje ! dat die kleine Hoejerij • zulke ern„ ftige gevolgen gehad heeft, en gij daardoor „ zekerlijk in verlegenheid gekomen zijt ; om ,, u deeze fchade te vergoeden, zend ik u, „ met brengfter deezes , een zakje dukaaten; zo u in 't vervolg verder iets mogt ont„ breeken , kunt gij u vrijlijk tot mij vervoe, gen , ik zal u altoos de blijken mijner liefde en toegenegenheid geeven. „ Ik ben, ^ Uw liefhebbende vrind, „ &arel wild." K4  152 HET LEVEN VAN ,, mijne aanbiddelijke louiza! ,, Duizendmaal vergiffenis , liefst, allerbest ,, meisje! dat het voorval met hansje, mijne ,, voorige oppasftcr , gelijk het fchijnt , u „ eenig ongenoegen gegeeven heeft: geloof „ mij, dicrbaarfte louiza ! gij kunt u in dit ,, ftuk volkomen gerust ftellen. ,, Ik heb de zaak met hansje gevonden, „ en haar volkomen te vreden gefield „ binnen weinige dagen ben ik bij u, en ik „ vlei mij , om voor dit geringe plaiziertje, ,, van u , goedaartig meisje ! volkomen ver- giffcnis , en van uwe lippen den kusch der verzoening te zullen ontvangen. „ Ik ben voor ecuwig ,, De uwe, „ karel wild." Met deeze twee troostvolle gefchriften, en het zakje , inhoudende de klinkende genoegdoening voor hansje's onfchuld, begaf zig de boerin wèlgemoed op weg na huis, zig verbeeldende met deeze gouden troost een overgroot vermaak, aan het arme hansje te zullen bezorgen. De edelmoedigheid van den jongen Heer, die haar zonder voorbeeld fcheeu te zijn, had  EEN' LICHTMIS. 153 haar over 't algemeen van gedachten doen veranderen , zo dat hansje's ongeluk'haar thans zo groot niet meer voorkwam als voorheen; veeleer dacht zij, dat het meisje hier door haar fortuin gemaakt had, en tot een groot capitaal gekomen was. Mogelijk zal het eenigen onzer Lezers vreemd dunken, vooral-dezulken, die de wereld flechts uit de boeken kennen, dat de boerin, die het ongelukkige hansje , uit hoofde van haar' misftap, naauwlijks onder haar dak fcheen te willen dulden , thans zo gezwind andersdenkend werd , en bijna de zijde des verleiders fcheen te willen kiezen — dan, elk die het menschlijk hart kent, en weet welk een wankelend' en bedriegelijk ding hetzelve zij , zal fpoedig ontdekken, dat het onder een grooven pij eveneens klopt als onder een purperen mantel , en dat het met de door veele Dichters zo hooggepreezen deugd , die in de hutten der eenvoudigen en armen zou huisvesten, zo gantsch richtig niet gefield zij, als die Heeren ons wel zouden willen wijsmaaken; als ook, dat deeze geroemde deugd, bij het grootlle «ros, meer een gebrek zij aan gelegenheid, om kwaad te kunnen doen, dan wel eene wezenlijke verdienfle. Men zou ons zeer kwalijk verftaan, wanneer men uit dit ons gezegde zou willen be■fluiten , als of wij de deugd en rechtfehapen. K 5  154 HET LEVEN VAN heid van den armen en eenvondigen onder het volk laagfchattcden, of verdacht poogden te maaken — dat zij verre van ons : wij vereeren en fchatten den waarlijk vroomen, braaven en rechtfchapen man , die in het zweet zijns aanfchijns zijn brood moet winnen, veel hooger dan den rijken pronkenden grootmoedigen en weldaadigen , die louter weldoet, om dat zulks aangenaame aandoeningen in hem ten wege brengt, of om daardoor de befchouwing der elende en des jammers van zig te verwijderen —. maar hij, die flechts een weinig de hutten der armen doorkeeken heeft, zal zekerlijk dikwijls de aanmerking gemaakt hebben, dat hun gantsch \sertoon van deugd, dikwerf voor de eerfte prijs de beste te koop is , en men voor geld alles bij hen gedaan kan krijgen; want hoe ftreng veelen ook gewoon zijn , in dergelijke gevallen , hunne medebroeders te veroordeelen, zijn ze greetig om van toon te veranderen, wanneer ze zeiven in de verzoeking geleid worden ; dan verontfchuldigen zij zig doorgaands , met de taal van 't zelfbelang: ,, Waarom ik zo wel niet ,, als een ander? zachts dat ik er ook wat van ,, heb! enz. Met verdubbelde fchreden naderde nu de bodin des vredes de dorplijkc wooning, in de vaste verbeelding , dat zij haare zaaken in de uiterfle orde verricht had: reeds dacht haaf  EEN' LICHTMIS. i S5 de dukaaten te tellen , en het arme hansje een paar groote oogen te zien opflaan , over den grootcn hoop goud , waarmede zij , volgends haare wijze van denken, geborgen, en uit ajlen nood gered zou zijn. In de bange verwachting der dingen dre komen zouden , zat intusfehen het ongelukkige, zuchtende } verlangende en bang te moede zijnde hansje; zij ftelde zig, volgends de gewoonte der rampzaligen , het ergfte voor; verbeeldde zig de fchroomelijkfte treurtooneelen; lag troostloos de handen zamen, en hief weenende het oog ten hemel; terwijl de bitterfte traanen in ftilte langs de blecke uitgeteerde wangen droopen. Juist had zij, op den avond van den tweeden dag, de hoop opgegeeven, om nog vóór den nacht de Landambasfadrice wedertezien ; reeds was zij bekommerd en angftig van hart, dat haar iets tegenfpoedigs mogt overgekomen zijn ; en zat fcherpluisterende bij het flaauwe licht van een fomber lampje , cn met het hoofd vol muizennesten in de angstbaarendfte eenzaamheid; het minfte gerucht, dat zij hoorde , maakte haare gantfche oplettendheid gaande; zij luisterde en reikhalsde, terwijl alles , in het dorp en in het huis, reeds in diepen Üaap gedompeld lag, op eiken voetftap die zij van verre hoorde ; en waaneer die voetftap dan het huis voorbij ging,  156 HET LEVEN VAN en zij in haare verwachting zig te leur ge Held vond, dan ftond zij daar, trootstloos en twijfelmoedig, even gelijk de beeldtenis der zachtaartige Wanhoop. De vriend der bekommerden, de weldaadige flaap , wilde zig juist haarer ontfermen , en een gordijn tusfehen haar en de zorgen laaten vallen , toen een fpoedige klop aan de deur haar geheel ophelderde , en zij, met een vrolijke uitroep: „ Daar is zij!" na de deur liep, om die te openen en zie daar, de hijgende boerin , met een ongefronscht voorhoofd, hartüjke handendruk, en een vriendlijken goedenavondwensch , haar te gemoed komende. Na een luid en breedvoerig gezwets over alle de heerlijkheden en rijkdommen , welken zij bij den voornaamen jongen Heer gezien en over de angst en zorgen , welken zij onder weg uitgeftaan had , wegens de menigte gelds, die zij bij zig had , (van 't welk hansje , wiens geduld op de pijnbank gelegd werd, geen woord begrijpen kon,) trok zij eindelijk zeer zorgvuldig den neusdoek voor den dag, in 't welk de prijs voor de maagdlijke eere , met een menigte knoopen befloo- ten was nergens meer zig over bemoe- jende , dan om flechts het geld kwijt te geraaken. Zonder zig in 't minst over de pijnigende  EEN' LICHTMIS. 157 nieuwsgierigheid van hansje te bekommeren , kakelde de oude vrouw , even als een eeuwig draajend fpinnewiel voord; opende intusfchen het pakje , en telde de gouden heerlijkfchitterende geharnaste mannen, zo wijd en breed op de tafel uit, als of zij de parademarsch deeden. hansje , die als een vrouwlijk Jobsbeeld hier bij ftond, en in wier ziel, op de loftui. tingen , die de boerin aan den milddaadigen en vriendlijken jongen Heer gaf, een flaauvve ftraal van hoop zig opdeed , poogde eindelijk de zundvloed van redenen, die van de lippen der volhartige landbewoonfter vloeiden , te fluiten, en een kort , zaaldijk bericht van de verrichting deezer Liefdeafgezante te erlangen : dan , zo als de geheele wereld weet, veeleer kan men een wolkbreuk fluiten, dan een vrouwlijke tong tot zwijgen brengen —■ het kostte derhalven een ontzachlijke moeite aan hansje , eer zij haar oogmerk bereikte, en den brief, die in den welverfchansten boezem der boerin zo zeker verzorgd was , als in het valies van een' postrijder, te voorfchiju komen deed. Met eene beevende overijling en fidderende hand, opende zij den brief, die aan haar gericht was — naauwlijks had zij, met een vliegend oog, er den inhoud van doorloopen, of de brief viel haar uit de hand ; eene doodlijke bleekheid bedekte haare wangen; zij  15» HET LEVEN VAN wierp zig in een' Moei; gaf een jammerende gil , en bezweek in.de armen der boerin. Deeze dorpziel verbeeldde zig ter goeder trouw, dat hansje fchrikte over den grooten hoop gouds die op tafel lag , en was met den grootften ijver bedacht, om haar weder tot zig zeiven te brengen ; zij ging aan 't venfter ftaan, offchoon het reeds tien uuren was, om te hooren , of haar fchoone buurvrijster nog op was ; gelukkig hoorde zij het fentimenteele meisje nog- leezen in eene verliefde kloostergefchiedenis; zij riep aan haar, en verzocht dat zij nog eens wilde bij haar komen, vermids zij een brief van den beminlijken jongen Heer had medegebragt, enz. De fchoone louiza , die wel voor zig zelve geen nieuwsgierigheid betuigde te hebben , evenwel tog van harten gaarne wilde weeten, wat haare beminnelijke trouwloozc gefchrecven had , fprong daadelijk op , en fnelde, zo als zij was, in haar nachtgewaad, de deur uit — wel niet, zo als wij reeds gezegd hebben, zo zeer uit hoofde van den brief, als wel hoofdzaaklijk om het arme hansje bijtefpringen, cn bij die gelegenheid het briefje medeteneemen. hansje , die zig intu^fchen een weinig herfteld , en op nieuw het doodvonnis haarer liefde herleezen had , zag louiza zo dra niet binnen komen , of zij viel aan haare voeten , omhelsde haare kniën, en riep, met traanen in  EEN' LICHTMIS. 159 de oogen, en op een jammerenden toon, uit: „ Ik ben verlooren ! 0 red mij toch! verberg ■ mij voor mij zelve — om god's wil! zeg ,, mij, wat moet ik doen?" louiza , op 't hcvigfte verfchrikt óver deeze onverwachte ontmoetting, e:i de jammerlijke geflalte , waarin zij het arme zondaaresje aantrof, keek met verwondering en met verbleekte wangen de boerin aan ; deeze , die hansjes gedrag niet genoegzaam verklaaren kon , en haar bijna als krankzinnig befchouwde , wees louiza , met eene foort van zelfvoldaanheid , op den met dukaaten bezaaiden disch, en riep uit: Nu, zie dat maar eens ! de gantfche tafel ligt vol , en dat met klinklaar geld ■ 0 goede Hemel ! hij had nog veel meer gegeeven , zo ik het Hechts gewild had ; de opgehoopte zakken met goud en zilver Honden bij hem, even als fchooven op het veld, in een rijken oogst ; o dat is een recht beminnelijk, fchatrijk Heer ! enz. Zonder op dit gcfnap in 't allerminst acht te geeven , gaf hansje den ontvangen brief aan louiza ; daar , zei zij , lees mijn vonnis hij behandelt mij even als een ge- meene .... o god ! dien naam kan ik niet uitfpreeken — hij zend mij geld geld , voor mijne eer! voor het dierbaarfte kleinood 't walk ik bezit ! voor die heilige en dier  i6b HET LEVEN VAN zworen trouw —• voor mijn tijdlijk en eeuwig geluk — mogelijk ook voor mijne eeuwige verdoemenis— voor dat— Hemel! — zend hij mij geld ! louiza las, en groote traanendruppels drupte uit haare oogen op het papier; zij liet den brief vallen ; floeg , vol hartlijk medelijden, haare armen om den hals van hansje , en drukte haar teder en vuurig op haar kloppend hart— die trouwlooze, eerlooze verraader! riep zij uit, van nu af aan tot in der eeuwigheid zi) zijne gedachtenis uit mijn hart verbannen : fchep moed , mijn arm lief fchepzeltje! wanhoop niet, wanneer die onftandvastige minnaar zo laaghartig is , dat hij u verftoot, dan onttrek ik mij uwer niet; en alles — alles wat ik voor u doen kan , zal ik doen met het grootfte vermaak. Niet weinige hartgrievende uitdrukkingen , edele boezemzuchten en welgemeende traanen volgden er, van beiden de Schoonen; de band der vriendfehap werd op het allernaauwst toegehaald, en louiza offerde alle liefdeaanfpraaic die zij op den minnaar in questie hebben mogt, grootmoedig aan de vriendfehap op — ter be ichaminge van alle dezulken, die beweeren durven , dat er tusfehen twee vrouwen geen waare vriendfehap gevonden kan worden , zo dra er een' minnaar mede in 't fpel komt. Reeds  E EN' LICHTMI S; Uj Reeds was het middennacht geworden, eer de Jufvrouwtjes op fcheiding bedacht waren i het belluit der grootmoedige Schoone was , om het geld , wèigeteld , weder intepakken en aan den zender te doen toekomen; vergezeld van een ernltig en nadruklijk briefje, gefchrevcn door de hand van louiza , waarin niet flechts allen liefdehandel ten haaren opzichte i nogmaals geftrenglijk werd opgezegd, maar ook alle verdere correspondentie volftrekt verboden, en alle pcrfoonlyk bezoek glad van de hand gcWeczen werd - met eene bygevoegde boet- en ftraf-predicatie en een treffend tafereel van den trouwloozen handel omtrent hansje; en eindlyk eene vermaaning, waardoor hy ten fterkften genoopt werd, met alle kracht van beweegelyke welfpreekendheid, om in zig zeiven te keeren, en zijn vergrijp te verbeteren Toen de Boerin, dit befluit vernam, verzettede zij er zig met handen en voeten tegen; Zy beweerde halftarrig, dat hansje als een zottin handelde, en haar fortuin met den voet fchopte; zij moest, zei zy, het zeiltje niet ai te hoog in top haaien , en van zig afftoote waarna een ander -met handen en tanden grijpen zou: wanneer de jonge Heer de kuuren in den kop kreeg , dan kon hij Bafr nog wel met een blanke Niet naar huis zenden, en dan zou zij dat mooje geld gaarne "jl. Deel. L  1Ö2' HET LEVEN VAN willen weêr hebben. Op een hnweiyk moest zij geen rekening maaken ; nier zo veel gelds kon de jonge Heer overal vrijiijk aankloppen, enz. Wat de oude geldzuchtige vrouw echter inbrengen mogt, de Jufvrouwtjes bleeven onwankelbaar bij haar befluit , en fcheidden thans van elkander, om hunne deerelijk verontrustte hoofdjes, waardoor al vrij wat ftormen doorgevloogen waren , door een verkwikkenden flaap de rust weder te bezorgen, en zig te fterken tegen den ophanden zijnde arbeid. ELFDE HOOFDSTUK. xastef.t.en in de lucht gebouwd. aankomst in de stad. heerelijke vooruitzichten in het toekomende. Het arme ongelukkige verfïooten hansje , *t welke zig nu ganrschlijk verlaaten , en der fchaude prijs gegeeven rekende, vond j in  Ë Ë N' L ï C H T M ï S* ify dé armen van den verk wikken den flaap, op verre na die rust en krachiherftelling niet * Welke zij anders den moeden en beladen van hart gewoon is toetebrengen i vreeslijke droomen beroerden haar en fielden haar, als fit ëen' toverfpiegel, alle de treurige en verfchrïMlijke gevolgen voor den geest, welken haar' Voor de deuf Honden; met fchande gebrandmerkt, zag zij zig zelve, en de ongelukkigs getuige haarer zwakheid , uit den besten' kring des menfchlijken gezelfchaps verltooten: ellende, armoede, die onaffchekhlijké gezellinnen der ongelukkigen , loerden op haar als gierige roofharpyen; terwijl de ver«twijlfeling zig in 't verfehiet vertoonde erf haar lelijk aangrijnsde. Ontfleld en verbleekt verliet zij baar flaa^ kamer, waar zij geen rust meer te verwachten had: de ongelukkige brief herleezende, vond zij op nieuw ftof tot droel heid { het losgeld haarer onfchuld , dat nog op de tafel breed uitgeteld lag, (treek zij bij elkandef en bevogtigde het met haare traanen , ze? dat het waarlijk traanengeld kon genaamd Worden. 'T geen haare bekommering nog vermeef* derde was het gedrag der Boerin, die, toert zij befpeurde, dat het hansje wezenlijk ernsÊ was , om het geld wedertezenden , haaf deiwegen de bitterfle verwijten deed $ waaf* L &  £64 PI ET LEVEN VAN om zy dan ook befloot, om, zo dra zij eene andere wijkplaats zou gevonden hebben, het huis der Boerin te verhaten. Wat louiza betreft, deeze had den nacht weinig' rustiger doorgebragt; want alhoewel zij zig zelve opdrong, dat zij den jongeling geheel en al reeds uit haar hart gebannen had, kon echter deeze opoffering en uitbanning, bij een zo vuurig en teder beminnend meisje, zonder flooten en fchokken in het aandoenlijk hartje niet gefchieden; grootmoedigheid en medelijden met. de arme verleide en bedrogene behaalden ,. 't is waar, de zege; doch had de Jongeling wat meerder aandrang en dwingerder woorden gebezigd, hy zou voorzeker haare zwakheid duidelijk hebben kunnen befpeuren, in den brief, dien zij thans voor hem gereed maakte. Vermits de Boerin in geenerleie manieren te beweegen was, om dit geharnast baiailjon van Hollandfche Goudmannetjes weder in hun oua hoofdquartier te rug te brengen, dewijl zij, zo zij voorgaf, geenzins de hand wilde leenen aan haar ongeluk,vond looiza zig genoodzaakt, om daartoe een anderen bode te zoeken : in deeze bezigheid zullen wij de beide vriendinnen voor eenige oogen. blikken laaten , en ons tot den held onzer gefchiedenis keeren, die op 't punt ftond om den vaderlijken oord vaarwel te zeggen.  EEN' L I C H T M I S. 165 Na dat onze held alle zijne beweegbaare meubilen in klinkende fpetie herfchapen , en het gezicht over zyne huizen en andere belangrijke vastigheden, in de handen van een fchatrijk, doch tevens ook zijn eigen voordeel welverftaand koopman had overgegeeven, verliet hy vrölyk en welgemoed , met volle beurzen en gefpekte koffers, den vaderlandfchen grond, en rolde, even als ware hij van lucht en wind zamengelield , in een deftige chais, zo vlug en lhel over de ftraaten van den vaderlijken oord , als1 of hij het geluk ten gemoete reed. De gezamenlijke fch^onheden van dit ver. blijf, fielden zig met haare moeders, tantes, of oudfie zusters aan de deuren en venfters, en riepen hem in 't voorbijvliegen nog een veelbeduidend vaarwel toe : elke moeder , tante enz. vleide en ftreelde zig met de zoet. voerige ge.dagten , dat hij binnen kort, als hij zijne ftudien zou vpleind hebben, weder zou komen, als beroepen dienaar des 'heiligen sodlijken vvoords , en bekleed met alle de amten van zijn zaligen grootvader; dat hij als dan hart en hand aan haare geliefde dochters of nichten zou komen aanbieden: hier bij voegden deeze oude fpooken recht moederlijke en tantlijke vermaaningen, dat naamlijk , de .meisjes , oveiéénkomftig dit vooruitzicht, zig behoorden te gedraagen, op L 3  i& HET LEVEN VAN dat zij zig dergelijk gen geluk niet onwaar» djg maakten. Deeze dochters en nichtjes zeiven, die volgends den aart der meisjens , zig vrij veel lieten yoorftaan op haare wezenlijke of ingebeelde bekoorlijkheden, deeden, in haar~gedach» jren, fchielijk , haare fraaifte buurvryfters de monnering pasfeeren , en een iegelijk haarer bevond , tot haar onuitfpreeklijk genoegen, dat zij verre weg de verkieslijk (te, en bij gevolg die geene was > welke de toekomftige zielenherder^ter gezellinne zijns levens verkiezen zou- Eenige oude Gegeluksprofttesfen daar en tegen, die de waereld wat meer bij onder, vinding hadden leeren kennen , voorfpelden den rijken erfgenaam een gantsch ander lot, en vermeenden, dat hij in 't geheel 'er niet naar geleek, om het oude fpreekwoord, Na een goed fpaarder, komt een goed vertcerder te logenTcraffen: het begin althans was niet kwaad, daar hij de met zo veel moeiten , kosten en zorgen bijeen gefchraapte fchat yan huisraaden, voor een wisjewasje gelds aan een' Jood verkwanzehl had ; de daarvoor ontvangene penningen zouden fpoedjg den weg van alle geld vinden, te meer, daa? hjj weder na vertrok , Wa3r mgn  EEN' LICHTMIS. 167 tneesterlyk de kunst verftcnd, om zulk een vetten gans de vederen ve plukken. Onder de ïaatfte clasfe van voorzeggers behoorde ook de grijze huishoudfter van den Hofraad Zal. Geel: deeze bad met een bezwaard hart en weenende oogen , al die overheerlijke familjeftukken en het gantsch kostbaaren huisiaad, die zo veele kenmerken des voorvaderlijken vlijts en ijvers droeg , in de klaauwen van een bedriegeliiken fmous' zien vallen. De jongeling was nu voor de tweede maal op weg na het geliefde waar hij, omtrent ecu jaar geleeden, met zulk eene wellustige vervoering, de fentimenteelfte ontwerpen vcor het toekomende maakte : onfchuldig naar lighaam en ziel ; onbekend met de waereld en haare menigvuldige vermaaken , lusten en verleidingen , bouwde hij toenmaals, in de eenvoudigheid van zijnhart, luchtkasteelen van louter geluk, vrijheid en vriendfehap — welk alles hem nu , als enkele dweeperij en grillen voorkwam; inderdaad hij fchaamde zig thans zijne toenmaalige aandoeningen, en beklaagde zig in ernst, dat hij dwaas genoeg geweest ware, om in zulke kinderachtige , fchoolfche en eentoonige genoegens finaak te vinden; daar en tegen was hij hartlijk blijde, dat hij nu aüe banden had afgeworpen , en aan de L 4  *68 H ET LEVEN VAN ftreelende en nieuwmodifche vermaakeii van de waereld reeds zulk een rijklïjk aandeej genomen had. Heden ook, nu hij volkomen vrij en zijn eigen heer en meester was, en zig bezitter vond van zulk een aanzienlijk vermogen, nam hij zig voor, om de jaarén der jongheid te genieten; den beker der vreugde en de kelk des vergenoegens tot den "bodem te ledigen. In deeze wellustige voornemens verzonken, vergat hij de' geheele wereld om zig heen, en viel, ten deele door het ftreelen? de deezer denkbeeldenten deele door het ledigen van twee flesfehen ouden b'ourgoni jewijn, uit de nalaatenfchap van den zaligen heer Superintendent , in een zo' vasten flaap , 'dat hij zo wel voorbij de Schoone in het landhuisje ,' als voorbij haare ongelukkige buurvrijlter, in volle galop , was heengerold, en zig te ^ bevond, eer hij het vermoedde. Hij ftapte voor een beroemd logement af, en vond zijn' hoogmoed niet weinig gevleid, toen de'waard, wien's jongelings goudbeurs' sis zwaar gefpekt en ' veelbeloovende voorkwam, hem als een perfoon van den eerden rnng 'behandelde; en de bediende en oppas^ fers zo fnel op zijnen Wenk zig beweegden « wn zpen dienfte uonden', dat "hij in'  EEN' LICHTMIS. 169 goeden ernst zig zeiven als een man van zeer veel gewigts begon aantemerken, en zeer fatzoenlijke houdingen aanteneemen. Nog dien zelfden avond maakte hij eep. accoord, met de.n aartigen en welleevenden waard, wegens een kamer, en betaalde daadlijk een jaar huur vooruit; vertelde hem ook zeer gulhartig, in welke onafhangelijke en gelukkige omflandigheden hij zig bevond ? en hoe hij voorneemens was, om enkel voor zig zeiven en zijn vermaak te leeven. De waard, een loos en galant man, die de waereld en de menfchen kende, en van zijn' gast gaarne ook wat voordeels wilde trekken, prees ten vollen dit zijn voornee. men , en wist daarenboven de uitvoering van -liet zelve met zulke bekoorelijke en verleidelijke verwen, voor 'sjongelings verluste verbeelding te fehildereti , dat wild hoe langs hoe vinniger werd, opvloog, denbeminnelijken hospes tederlijk omhelsde, en van zijne hartlijkfte vriendfehap verzekerde. *' O! des fprak onder anderen de vleiende tafelhouder, welk een heerelijk en gelukkig leven kan men leiden, wanneer men zo Tijk is als gij zijt! des morgens een aange. naame wandeling, of een goed morgenlikeurtje, in 't koffljhuis,''bij zijne goede -vrienden, óf lieden van den eerlten rang; des middags aan een heerlijke, van alles welvoorziene taL5  i?o HET LEVEN VAN fel, waar overvloed cn vrolijkheid altoos te vinden zijn, benevens een uitgeleezen gezel, fchap; dan met een fargon of chais , een fchoone dame op zijde, eens uitgereeden, hier of daar eens afgeflapt , een zeeluchtje gehaald, of een landfehaduw genooten; dan m 'c concert, het bal, of de comedie; dan een heerlijk avondmaal , een vrolijke nachtpartij , en vervolgends met het liefde , aarrigfte , beminnelijkde meisjen ,..„. ja! — waar na toe ? — na het bed , waar 't hoogde genoegen en de dreelendde wellust op u wachten 1 - o by mijn arme ziel! dat heet nog eerst regt genot van het leven te hebben, enz. De looze wijnfehenker vergat ook niet, om het gezelfchap , dat gewoon was bij hem te tafelen , van de aankomst van den jongen heer en zijn oogmerk behoorelijk kennis te geeven; zo dat onze matador toen hij aan de tafel verfcheen, door het grootde gedeelte der gasten, met een bijzondere onderfcheiding en eerbiedige hoflijkheid ontvan* gen werd. Onder de tegenwoordige gasten bevonden zig verfcheidene gelukzoekers , .lichtmisfen , fchuimloopers en dergelijke foort meer, die hun hoofdwerk maakten, om ten kosten van eens anders beurs braaf te eeten en te drinken, en die, offchoon lieden van geboorte,  RE N' LICHT M I S, j7i fomwijkn zig zeiven wel eens vernederden , voor len lekkeren brok of goeden teug, om ten hansworst van bet gezelfchap te verftrekken, en door laffe klugrjes, laaghartige lasteringen , of ergerlijke fpotternijen hunne gastheeren te vermaaken — met één woord men vond hier het aanzienlijk en wel-edel geboren canailje in onderfcheidene foorten. Door al dit ongedierte, dat , even gelijk het ongedierte in de plaagen van Egypten op de veldvrugten, op dergelijke jonge en rijke fnaakjes, als onze wild was, een ijverige jagt maakte, werd onze held daadlijk voor goeden prijs verklaard, en om die reden met alle blijken van onderfcheiding en achting door de menigte ontvangen. Zelfs de overige gasten , waar onder zeer vernuftige en braave lieden zig bevonden, fcheenen den jongen Heer met hunne opmerking te vereeren, en konden hem, uit hoofde van zijn inneemend voorkomen en groo* ten rijkdom hunne achting niet ontzeggen daardoorten klaarden aan den dag leggende dat, zij ruim zo zeer als de beste tafelfchuimers cn gelukzoekers, het geld en het uitwendig voorkomen voor de algemeene Goden erkenden, waar voor alles — zonder onder-, icheid — zig eerbiedig nederbuigt , en waaraan jong en oud , rijk en arm, zijne hulde aflegtl — ware de jongeling minder rijk  37e HET LEVEN VAN geweeèt, minder fchoon voorgekomen, men had hem, benevens duizenden van zijns gelijken, al ware hij de verdiende zelf geweest, over 't hoofd gezien. Naauwlijks was de tafel afgenomen of onze held had reeds een menigte gewigtige kennisfen gemaakt, waar van verre de meesten, ten ailerfterkften, hem hunne vriendfehap betuigden en om zijne vriendfehap fmeekten : daar dit nu voor het grootfte gedeelte lieden van aanzien en geboorte, en des boven hem waren, geloofde de jonge heer zig daardoor ten allerhoogften vereerd te zijn ; befloot des te eerder hun vriend te worden , en liet zig aldus knollen voor citroenen in de hand Moppen. Naauwlijks was hij des morgens de vede» ren ontweeken, of hij zag zijn kamer opge. vuld met zijne voormaalige vrienden, die hij in gezelfchappen of op.de univerfiteit gemaakt had; die hem op 't plegtigfte verwelkomden en hem over den dood zijns vaders ...... condoleerden ! — neen 1 — van gantfehen harte geluk wenschten — dit zootje beitond geheel uit vrolijke broeders en uitgelaaten losbollen, die de losbandigheid vrijheid, en de lichtmisferij vergenoegen heetten , en geene andere bedoeling hadden, dan om de jaaren der jeugd te genieten, zo als  EEN' LICHTMIS. 173 zij het noemden, en de vermaaken deezer waereld volop te fmaaken. Om den baan der lichtmisferij plegtftaatiglijk te openen , richtte de jeugdige en rijke erfgenaam een kosbaar foupé aan , waarop hij niet alleen zijne oude medegezellen , maar ook zijne nieuw gefabriceerde vrienden verzocht, en den gedienftigen waard het op hals en keel zettede, om toch te zorgen, dat 'er niets aan deezen maaltijd ontbrake, maar maaken dat hij eer van zijn tractement had — de goede waard beloofde zulks, en hield als een eerlijk man zijn woord , fchoon hij voor een menigte Pantagruels had optedisfchen.  hët léven van twaalfde hoofdstuk. EEN GROOT AVONDMAAL. KENNISSEN VAN ZEER VEEL GEWIGT. LEDIGE BEURZEN, BEROOIDE HOOFDEN. GEVAARLIJKE EN KOSTBAARE VRIENDSCHAP. Onder de veele gasten, welken tot dit avondmaal genoodigd waren, bevonden zig verfcheidene vlugge, bekwaame en verdienste volle fnaaken, die meesterlijk de kunst verflonden, om daar hunne vingertalenten dikwijls in een uur meer gelds te verdienen dan een dorppredikant met drie honderd vijf-en-zestig catechisamspreeken ; oflchoon nu een goed phifionomist verre weg de mjn. ften deezer knaapen, (in weerwil hunner rangen en geboorten,) tot zijne knechts, wij zwijgen , tot zijne vrienden zou begeerd hebben , om dat of de gaauwdievery° met zwarte letters hen op het voorhoofd gefchreven ftond, of hun kleur, een ongemak ver-  EEN' LICHTMIS. 173 raadde, dat men in de achterftraarjes voor een zcstehalf zeer gemaklijk bekomen kan, en anderen er zo wild en woest uitzagen, dat een lichtmis zelf er bang voor werd, vonden deeze fnaaken echter altoos lieden genoeg, die het met hun wilden aanleggen, en zig door hen van den goudhuig laaten ligten, en dus bevonden zij zig uitneemend wel bij hun handwerk. 't Is waar, in deeze ftad waren de hazardfpelen ten ftrengften en op zwaare ftraf verbood en , en dit verbod werd 's jaarlijks door het gerecht aan alle logementhouders, tappers, enz. bekend gemaakt - dan, daar het onmogelijk van de gerechtsbedienden kon gevergd worden, om dag en nacht hier op te letten, en een waard, in een zo volkrijke ftad niet alle zijne gasten kennen, en nog minder zig veel met hun inlaaten kan , ten opzichte van hunne verrichtingen in zijn huis waar bij hij niet altoos kan tegenwoordig zijn, was het onmogelijk , om ia dit ftuk allen fluikhandel te beletten: onder dit alles werd deeze of geene wel eens betrapt , en moest 'er dapper voor boeten, doe1! dit maakte even zo weinig indruk op de overige groffpeelers, als het tuchthuis op de hoeren. Onder deeze eerlijke lieden bevond zig ook een zogenaamden Capitein, die inzort' derheid de kunst verftond, om jonge knaa-  WS HET LEVEN VAN pen, onder fchijn van hunne rechten voor te ftaan en te verdedigen , in flaap te wiegen , om ze naderhand des te zekerder in zijne kluiven te pakken; hij betuigde daarom, tegen eiken jongeling , (bij wien, wel te verdaan, iets te haaien was,) eene zuivere,- bartlijke vriendfehap ; waarfchuwde denzelven voor andere bekende valfche fpeelers , en ging zelfs zö verre, dat hij zulk eenen nieuweling dé gei woonlijkfte en lompfle kunstjes leerde,waar. door de onervaarenen bedrogen werden ; bij kon, zo als hij zig uitdrukte,volgends da ondervinding fpreeken , vermits hij, naar zijn voorgeeven, een groot deel zijner goederen , door foortgelijkê valfche boeveftukken verlooren — ja! zelfs een ftuk van zijn'' neus 'er bij ingefchooten had ; want eenmaal een deezer valfche fpeelers betrappende j geraakte hij deswegen in een tweegevecht, waar door , uit weêrwraak van den ontdekten bedrieger, zijn neus zulk een deerlijke fchampfchoot moest ondergaan. Dit verhaal ftemde in zo vérre met de waarheid overéén , dat deeze Capitein inderdaad een ftuk van zijn' neus in een tweege. vecht, (van welke foort laaten wij onbeflist,) verlooren had; dan of dit niet uit hoofde zijner eigene guitenflukken ware, weeten wij niet recht; althans de helft van zijn' neus was weg, welk verlies door eenige wolletjes en een' pleister, het fatzoen van een heelen neus  EEN' LICHTMIS. 17? hens hebbende, was aangevuld» Zijn waardige en dagelijkfche medgezel was een Carricatur van eene gantsch andere foort, naamlijk een ongemeen diklijvig en veelpondig man, waarbij het veelte varken in zwaarte op geen vijftig ponden na haaien kon: deeze vetklomp, fchroomlijk veel tot zijn onderhoud behoevende, en weinig bezittende, was gewoon om zijn hof bij jonge en oude rijke lichtmisten te maaken en hun veele kleine , doch onontbeerelijke dienften te bewijzen ; als bij voorbeeld, den nieuwling het voornaamlte van de ftad, vooral de huizen van vermaak, en wel in foorten, te toonen; voor aanbrenger, koppelaar en tafelzot te fpeelen j onderwijs in valsch fpeelen te geeven, enz. waaruit hij zulke aanzienlijke winden trok, dat hij overvloedig in ftaac was , om zijn' buik in de gewenschte lijvigheid te kunnen onderhouden. Behalven deeze nuttige leden in de zamen* leeving Waren 4er nog andere rechtfehapene lieden , van die foort naamlijk , die fteeds den eerlijken man op de tong hebben, en onder de hand de grootfte gaauwdieven zijn; die de om geldverleegen zijnde jeugd gaarne vijftig dukaten willen fchieten, mits fcbriftlijk bekennende, dat zij 'er honderd ontvangen hebben , en die .daarenboven deeze geleende penningen met een' flingerflag van hunne II. DEEL. M  tfê HET LEVEN VAN vingers , of door een verrasfehing bij hunne kuifche wederhelften of eerbaare dochters, die 'er op uitgeftuurd zijn, om hen in't net te lokken, fchielijk weder wecten te krijgen, en de interesfen ten duurde zig te doen betaalen. De overige gasten beftonden voornaamlijk uit oude kaasjaagers , (lijve pedanten, en uitgediende of op het laatstloopende wellustlingen, zo dat men de zeer weinige braaven , die zig onder deezen hoop bevonden, inderdaad met reden wel mogt toeroepen: vrienden! hoe zijt 'gij hier gekomen? De tafelgefprekken van dit wel uitgezocht gezelfchap waren voor een pasbeginnenden lichtmis zeer belangrijk en leerzaam; ook bewaarde onze held veel van deeze goede woorden in zijo hart: in 't begin, toen de gezamenlijke wijsgeeren nog nuchteren waren, werd 'er ongemeen verftandïg geredeneerd, zo dat men hen waarlijk voor lieden van de beste grondbeginzels en de beproefdde braafheid zou gegroet hebben! dan, toen de geesten des alvermo- genden druivcnbloeds in het hersfenvat gedeegen waren, viel bij allen het masker af, en een iegelijk vertoonde zig in zijne waare gedaante: losbandige vrijheid en een volle beurs werden als het opperde geluk, en meisjes en wijn als het hoogde genot des levens aangepreezen: een oogenbük door angdig nadenken en zorgend vooruitdenken verlooren, was bjf  EEN' L ï C H t M ï & ïiï dééze vrienden ' om zig te vergenoegen met de naar zig geftreekene penningen en de horologien en ringen, die, na den afloop van den gouavlo.d , op 't fpel gezet werden , en welken hij als een christen mensch, voor hunne volle waarde, in betaaling aannam. Dit alles opgeruimd hebbende, en uit hoofde zijner phifionomiekunde befpeurendc, dat »er op deezen feestlijken avond verder voor hem niets te haaien zou vallen, wendde hij voor vaak te krijgen; ftond op, en werd ftraks door de ontbeursde broederfchap gevolgd; tuimelende, rollende en zollende een iegelijk, zo goed en kwaad men kon, met een ligt hoofd en ledige beurs na huis ; wordende de winner vrij wat meer gevloekt dan gezegend. Zekerlijk zullen 'er onder onze leezers M.3  ?5a HIT LEVEN VAN gevonden worden, aan wie dit geval zonder* ling toefchijnt , dat naamlijk wild de eenige genoegzaam was , die deezen avond won, en dat de overige gasten gezamenlijk zo. veel ver* Joqren; ja! dat zelfs de Capitein en eenige anderen van de zelfde foort den dikken rechtfehapen man het ge,ld zo met alle krachten in de beurs joegen;, Had alles natuurlijk toegegaan, men zou het voorzeker als zeer zeldzaam moeten aanmerken 5 dan, de geheele zaak was niet anders dan , ten kan." Spoedig fnelde zij langs de ftraaten , en, zonder zig te bedenken, na de wooning van  EEN' LICHTMIS, 2O5 den overleedenen Profesfor —• eersr, toen zij aan de deur kwam , fchoot haar te binnen, dat hij reeds voor lange. van daar verhuist was , en dat zij zelfs niet eens zijn tegenwoordig verblijf wist — nu fchrikte zij ge« weldig, en ijlde van daar weg, even als had zij er een misdaad gepleegd; haar eigen fchaduw deed haar lidderen , gelijk een dief in den nacht; in weèrwil der dikke donkerheid, die reeds het aardrijk bedekte , was zij echter in zulk eenen onbefchrijveiijken angst van bekend te zullen worden, dat zij niet eerder ftil ftond , alvoorens zij op een akelig, eenzaam, doodsch kerkhof gekomen was, waar de gejaagde ongelukkige adem fchepte. Mier overwoog zij nu eerst te recht den gantfchen omtrek haarer verfchrikkelijke omHandigheden, en geraakte daardoor bijna geheel builen zig zelve: zij was in deezë groote, volkrijke ftad , als ware zij de fterkstge» zochtfte misiaadige, die voor de fchaduw van een mensen beeft; nergens wist of had zij een wijkplaats, waar zij met zekerheid zig verbergen kon. Om de maat haarer ellenden vol te mee. ten, werd zij tamelijk vrij aangefproken door een' jongeling , die gevallig voorbij kwam, en haar in deeze eenzaamheid Haan zag, in de verbeelding dat zij op een gelukje wachtte, sn één dier ftraatnimfjes was , welken, ia  $o6 HET LEVEN VAN weêrwil van alle geftreng verbod der Regeering , vrij en onbefchroomd den voorbijganger haaren dienst aanbieden; hij nam haar op een gemeenzaame wijs in den arm, en wilde ze (lijf vast houden. De arme ongelukkige, die zonder dat reeds meer dood dan levendig was, verfchrikte; gaf een luide gil, en had de jongeling haar niet in den arm gehouden , zij ware op den grond bezweeken. Zo wel dit gedrag als de heftige beeving welke haar overviel , bevreemde den jongeling niet weinig : toen zij zig een weinig herfteld had, en hem om co u's wil fmeekte haar te willen loslaaten, befpeurde hij dat hij zig vergist had, en kreeg, zonder te weeten waarom, medelijden met het arme fchep. zei. Zij kon, zonder haar vast te houden, niet op de been blijven , vermits zij op 't punt was van te bezwijken; zij verzocht hem derhalven op 't ernftiglte, om haar na ééne der zitplaatfeu te willen geleiden , ten einde tijd te hebben om geheel tot haar zelve te komen. De jongeling , aan wien dit geval vrij romanesk voorkwam , te meer daar hij , bij het-licht eener lantaarn , befpeurde, dat dit meisje geen gemeen flag, maar een zeer lief, aartig , belangrijk figuurtje was , wilde het  EEN' LICHTMI S. 207 arme fchepzeltje niet hulploos en alleen op de ftraat laaten ; hij bood aan om haar na zijne woonig te geleiden,- zij floeg dit af, en fineekte hem ernitig, haar toch aan haar nood* lot te willen overlaaten. Dit trof den jongeling; hij gevoelde iets, ten opzichte der fmeekende , 't welk meer was dan medelijden ; hij drukte hartlijk haare hand, en bad haar, toch vertrouwen in hem te willen flellen , en zig door hem te laaten geleiden. Op deeze hartlijke verzekering greep zij moed , en ontdekte haaren grootmoedigen leidsman ten minflen zo veel, dat zij hier geheel vreemd was-; dat de tijd haar ontfchooten was ; dat , toen zij voorneemens was ge* weest naar huis te gaan, de nacht haar overviel, en zij , uit hoofde eener onpaslijkheid , herwaards gekomen was, om zig een weinig te herhaalen. De jongeling fcheen deeze vertelling te gelooven , fchoon het hem bezwaarelijk in 't hoofd wilde , dat een zo jeugdig en aartig meisje, 't welk men zo dooiende op een kerkhof vindt, waar gemeenlijk de verzamelplaats der Itraatliefjes is , iets anders zou kunnen bedoelen dan een fnoepavontuurtje., Intusfchen wilde hij geen half werk verrichten, maar bood nogmaals aan om haar na zijne waardin te geleiden, waar zij den nacht  ao8 HET LEVEN V A N veilig kon overblijven : na vernomen te heb-' ben dat deeze waardin van den jongeling,eene waschvrouw was , wier naam haar niet ge-, heel onbekend voorkwam, nam zij in zo ver*, re zijn yoorflej aan, en verzocht hem Hechts* vermits zij zig niet door hem wilde laaten geleiden , eenige fchreden te willen vooruitgaan. Zonder befeffen , en als in eene bedwelming , volgde zij haaren onbekenden leidsman , niet wee ten de wat van haar worden zou — want, helaas! het was zo verre met haar gekomen, dat zij vreemde hulp behoef, de, vermits zij genoegzaam buiten Haat was zig zelve te raaden of te helpen. Haar leidsman, een jong Student, die wel een weinig los leefde, maar echter braaf en edelmoedig dacht, bragt haar bij zijne waar-din in huis, onder voorgeeven, dat zij eene Jandsgenoote van hem was, die brieven voor hem van huis had medegebragt, en bepraatte de maar al te vriendüjke waardin zeer' fpoedig, om haar een nachtverblijf toeteftaan ; doch , hoe verfchrikte de jongeling' toen hij ziju vondst bij het kaarslicht befchouwde, en de verdachte dikte zijner voor-" gewende laudsgenoote ontwaarde ; zijne bereidwilligheid fcheen hem te berouwen, vermits hij beducht werd, dat zijne gastvrijheid  EEN' LICHTMIS. 209 heid maar al te rijklijk door den zegen des Hemels Hond beloond te worden. Intusfchen had hij niet zo dra de fpreekende en veel uitdrukkende gelaatstrekken van het ongelukkige meisjen in de naauwfie opmerking genomen , en daaruit onderdrukt hartzeer, lijdende onfchuld,en geduldige weemoedigheid, zo klaarlijk geleezen., als of de Schepper haar zulks , met leesbaare letters op het gelaat had gefchreeven , of zijn medelijden fleeg op nieuw ten hoogflen toppunt; hij drukte haar op eene veelzeggende wijs de hand , en vroeg haar , toen de waardin voor eenige oogenblikken afweezig was, op den hartlijkflen toon: Gij zijt ongelukkig — ik zie zulks —> maar, om god's wil , zeg mij alles —— vertrouw volkomen op mij — zo het in ,, mijne magt is, om u ..... Zij liet hem niet uhfpreeken , maar vattede met haare fidderende hand de zijne ; een dankbaare traan ontglipte haar vol oog , en met eene naauwlijks hoorbaare Hem antwoord, de zij hem: „ Gij hebt geene ondankbaare aan u ver„ pHgt." De wederkomst der waardin belettede de verdere zamenfpraak, en hansje, die in de daad zwak was, verzocht haar' leidsman een weinig rust te mogen genieten , en beloofde II. deel. O  aio H-ET 'LEVEN VAN hem, ha ftilte, haare gantfche gefchiedenis te 'zullen vertellen ; hij verwijderde zig daarop, met belofte van na 't verloop van eenige uuren te zullen wederkceren. Naauwlijks was de waardin met hansje alleen , of, met de fnapachtigfte tong van de gantfche wereld, deed zij het meisje wel honderd vraagen , dat haar echter niet meer antwoordde , dan het wilde dat de waardin zou weeten ; onder anderen zei zij haar, dat zij iets van belang aan den Heere wild had te behandigen , doch dat zij zijn logement niet wist, en er daarom na verneemen wilde ; op dit woord deeg de nieuwsgierigheid van de waardin nog een* graad. hooger ; zij fpalkte de gierende oogen ten wijdden -open , lag de armen over eikanderen, en bekeek hansje met zo veel opmerking, dat het arme meisjen zig verbeeldde te veel ontdekt, en het haar berouwde van den naam haars verleiders genoemd te hebben. Om evenwel de waardin van het nest te leiden, en alle verdenking te beneemen , nam zij haar toevlugt tot een noodlogen ; zij haalde het pakje met dukaaten voor den dag, en zei tegen de fcherpluistcrende waardin: haar man was den Heer wild een fom gelds fchuldig, die. deeze hem gefchooten had, en dit ging zij hém brengen ■ op deeze woorden werden de gebaarden van deeze Juffrouw  EEN' LICHTMIS. au Furie, ("want daarvoor waren alle de grondtrekken in haar gelaat voorhanden,) veel vriend" Kjkef , of liever grijnzender zij narn het pakje met de liefdefoldij in haar hand , en fcheen deszelfs zwaarte bij gisfing te weegen, denkenke bij zig zelve : „ Daar is al een ,, fchoone duit in — daar dat zit kan meer „ zitten; en dat is alles enkel goud! — mis- fchien als wij aan zulk een vollen boom ,, fchudden zal er voor ons ook wel een ap„ peltje afvallen ; 'wild is tog een fchatrijk ,, mensch; en wat kan hem een hand vol goud ,, min of meer verfcheelen , die er tot over ,, de ooren toe inzit." Was de waardin voorheen nieuwsgierig geweest , hansje was het thans nog veel meer; zij kon in 't geheel niet begrijpen , waar het eindelijk alles nog op uit zou komen , en hoe de waardin , die flechts een gemeerie vrouw was, aan zulk een naauwe keunis met wild kwam, als zij te hebben fcheen: na veel vraagen en wedervraagcn werd eindelijk de oude tong geheel en al los, en het geheim rolde van het volle hart; zij vertelde, met de uitgebreidfle omftandigheden, aan het verwonderde hansje hoofdzaaklijk het volgende: Dat haar zalige man haar in de wanhoopigfte omftandigheden had achtergelaaten , en zij zig' benevens haar dochtertjen , toen een kind van vier jaaren, op het kommerlijkfle had moe- O 2  2i2 HET LEVEN VAN ten behelpen ; dat de lieve god haar echter dat kind had laaten behouden , waarop zij thans haar gantfche hoop zettede; dat dit kind haar , in haar' ouderdom , nog goede dagen zou doen beleeven ; want het was zo fchoon en zo lief als een engeltje; bloejende als een frisfche lenteroos , en blank gelijk versch gevallen fneeuw , waarvoor zij den goeden Hemel niet genoeg danken kon een meisjen nu, had flechts maar eenmiddenmaatigefchoonhcid te bezitten om haar fortuin te maaken en van de zorg voor haar onderhoud ontflaa! gen te weezen : zij had dan ook het aartige meisjen zo nu en dan wel eens medegenomen op dat het zo wat in de wereld bekend zou worden , en , zonder roem gefproken , dit moest zij er van getuigen, dat voornaame Heeren , zelfs van zeer hoogen rang, doch die zij nu niet noemen wilde , fmooreüjk op haar dochtertjen verliefd waren geworden; door welk middel zij dan ook menig dukaatjen verdiend had, en zij de armoede cn 't gebrek te boven gekomen was. Thans had zij ook kennis aan den Heerc wild gekreegen , en nu dacht zij haar koeltjes wel verder op bet drooge te krijgen ; hij had reeds zeer mild geweest, en van zulk een rijk en milddaadig Heertjen hoopte zij, bij tijds vervolg, nog al vrij wat te zullen trekken.  EEN' LICHTMIS. 213 Over zulk eene fchandelijke taal der godlocze Moeder verfchrikte het verbaasde hansje ten uitterflen; want alhoewel haar het bedrijf der oude koppelaarfters en verdere mcisjeshandelaars , ter dier plaatfe , niet onbekend en geen nieuws was , om dat deezen gewooon waren hunnen handel openlijk te drijven, was haar echter nimmer zulk een godvergeeten koopmanfehap , als deeze moeder met haar eigen dochter dreef, voorgekomen ; te meer verbaasde haar dit, daar deeze moeder, welken eerbiedwaardigen naam zij door haar gedrag fchandvlekte, het als een geluk, als een gunstbewijs van den Hemel aanmerkte, dat zij door de fchande van haar kind zig in flaat bevond van haar onderhoud te kunnen winnen. Dewijl hansje nu met allen nadruk zig bezon , dat zij met zulk een onwaardig fchepzel zig onder één dak bevond , en zij derhalven gevaar liep , om, wanneer zij door deezen of geenen gezien werd, op den lijst der flagtöffers van den fchandelijkflen wellust gefield te worden , viel haar dit verhaal deiwaardin als lood op 't hart , en zij befloot, om , wat er dan ook van haar worden mogt, het verblijf van dit monfter daadüjk te verlaaten. Zij vernam dan flechts na het logement van haar' verleider; beloofde fpoedig te zullen wederkeeren, en had reeds de deur in de hand toen de dochter der waardin in de kamer trad, en haar O 3  «4 HET LEVEN VAN moeder haar aan hansje met een innig vergenoegen en blijkbaare trotschheid voorftelde. Het bchalven dat reeds verfchrikte hansje dacht door den grond te zinken , toen zij een teder , fchoon, veertienjaarig meisje aanfchouwde, wier opfchik en oogöpflag maar al te zeer het handwerk verried , waartoe de godvergeeten moeder haar had opgelegd ; met een hartlijk medelijden flapte zij fchielijk het meisjen voorbij; verliet ijlings deeze gevaarlijke wooning, en fchuddede het flof van haare voeten. Toen zij weder op de vrije flraat was, trachtte zij haaren beklemden boezem lucht te geeven , en vrijlijk adem te fcheppen; dan, haar eigen beklaagelijke toeftand , die haar vóór de oogen der wereld noodwendig met deeze ongelukkige in écnen rang moest doen plaatfen ; de daad, die haar te verrichten ftond; de weg dien zij moest afleggen, en die in de daad vrij verre was; de vrees van kwalijk te zullen flaagen; dit alles floeg haaren moed in dier voegen ter neder , dat zij bijna voor de ovcrwigt van haar lijden bezweeken was, Reeds was het agt uuren des avonds toen zij deeze treurige reis aannam; de ftraaten waren vol menfehen , en niettegenftaande het vrij donker ware, vreesde zij echter alle oogenbiikksn bekend te zullen worden.  EEN' LICHTMIS si5 O hoe zeer waren thans de tijden veranderd ! zij , die weleer den nijd haarer medezusters en de bewondering der mannen gaande maakte, wanneer zij langs de ftraaten ging , floop thans, in de donkerheid van den nacht, als een arme, fchuwe zondaares, langs de huizen heen, in een onverzettelijken angst van ten fchande der wereld te zullen worden. Eindelijk kwam zij in 't Hotel ***, waar haar verleider t' huis was , aan - met dood. bleeke wangen en een beevcnde Item, vroeg zij den bedienden , welken zij aldaar aantrof, na wild; toen zij hoorde dat hij niet t'huis was, maar dat hij weldra komen zou, werd haar zo bang te moede , dat zij naauwlijks in daat was om adem te kunnen haaien. De knecht , één dier dienstbaare windbreekers, en, zo als gewoonlijk, de aap van zijn' Heer , vorschte zo onbefchaamd na de reden van haar komst, dat haar ongenoegen ten hoogden toppunt deeg , en zij hem geen ander "antwoord gaf, dan : „ Ik moet hem zel„ ven fpreeken." Dit duivelsbrood, die, zo als alle zijns gelijken , in de afwezigheid van zijn' Heer de belangrijke fpeelde, wilde zig een gewigtig aanzien geeven , en zeide haar, dat hij al de geheimen wist van zijn' Heer , en dat, voor zo verre hij inzicht in het geval had, het, naar zijne mening, zekerlijk weder op een v«rO 4  2i6 HET LEVEN VAN b'efd partijtjen zou uitloopen , en dat hij alsdan haar van zeer veel dienst kon zijn, dewijl een woord vóór of tegen , zeer veel fcheelde; dit zeggende maakte hij den verliefde , ftreek met zijn hand over haare wangen , en voegde er bij, dat een meisjen zo als zij , zig zelve aanbeval, en geen voorfpraak behoefde. hansje , gloejende van fehaamte en verontwaardiging , was op 't punt om deezen winderigen kamerdeur te antwoorden, toen hij zijn' Heer hoorde aankomen, en als een blikfem uit de kamer fchoot, na dat hij haar beloofd had, van haar ten eerften te zullen aandienen. De aandoening van hansje was onbefchrij. velijk, toen zij den roover haarer onfchuld de kamer zag binnentreeden , en zig door den bedienden hoorde aandienen ; wild , zo wel als zijn onaffcheidelijke medgezel blond , die bij hem was , vermoedde , of een geheim gezantfchap van de eene of andere Dame van hunne kennis, of wel het een of ander fluipbezoekje van dit of dat lieve en aartige nichtjen, dat, dewijl zij in contrabande handelt , en beducht is van in gerechtlijke handen te ver-~ vallen , den nacht te baat neemt, om haare fluikerij te veiliger te drijven; zij kortswijlden en vermaakten zig reeds vooraf over deeze galante avantuur, en verwachtten reikhalzen-  EEN' LICHTMIS. 217 de het lieve aangediende Dametjen , wijl dergelijk een bezoek bij hen recht van pas kwam. Dan , wij laaten het aan de rijke verbeelding van onzen Leezer over, hoe onze lichtmis te moede was , toen hij het ongelukkige hansje, bleek, ontHeld, met fidderende fchreden, en in de treffendfle houding der lijdende onfchuld, even als eene geduldiglijdende raarte. laares, de kamer zag inflappen, en zij een oog, 't welk het gantfche gevoel van haar lijden uitdrukte, op hem wierp — niet anders dan een elektrike flag doordrong hem deeze verfchijning — en, ondanks de bedwelming, en de diepen flaap, waarin de losbandigheid en het vermaak hem gewiegd hadden, vertoonde zig eensklaps het eerlooze van zijn bedrijf voor zijne oogen , en deed zijn geweeten ontwaaken ; met een flrakbetrokken gezicht , als Hond hem een verfchriklijke gedaante voor de oogen, riep hij gillende uit, terwijl hij op de nadering van het ongelukkig flachtoffer achteruit trad - Om god's wil — hansje!" Zij, die in de daad meer dood dan leevendig was , en naauwlijks zig over einde kon houden , leunde met de eene hand op de tafel, haalde met de andere het pakje ten voorfcbijn, en was buiten flaat om hem iets meer dan her, volgende te zeggen , 't welk zij. echter deed op een' toon die hem door de ziel O 5  aiS HET LEVEN VAN fneed, en welks vreeslijke wederklank hem nog lang door de ooren donderde. ., Gij hebt" — voerde zij hem te gemoety met de traanen in de oogen - „ mij geld ge. „ zonden - het geld van een meinëedigen wordt door den vloek van god almagtig „ vergezeld — en deezen vloek wil ik niet op mijne arme ziel brengen — gij hebt mij „ bedorven - gij hebt mij bedorven - gij ,, hebt de vrede mijner ziel - gij hebt mij ,, alles ontnomen — god vergelde u deeze ,, ongerechtigheid niet." wild, die met een benaauwd kloppend hart en een bleekbeftorven gelaat , gelijk een misdaadiger voor zijn' rechter ftond , gevoelde de kracht deezer waarheden tot in zijn binnenfte; hij wilde fpreeken, maar kon niet; zijne oogen hield hij na den grond gellagen, en ftond voor de bekoorelijke onfchuld als voor een beItraffenden engel. Met fidderende fchreden week de ongelukkige na de deur , met voorneemen om de kamer te verlaaten , toen vriend blond , aan wien deeze uitdrukking van zielfmart, en de treffende weemoedige oogopflag hoogst bekoorlijk en belangrijk voorkwam , na het bevende meisjentrad, zijn' arm om haar heen floeg, en een kuschjen ftal, terwijl hij, met een wellustig oog haar aanziende , uitriep : „ O aller„ liefst meisjen! laat hem loopen; bederf uwe  U.D.Pl.U. -}u*t ^frld van ücii Jtncancenli^cn wordt dooi* den vloek van „god aonagüg vergezeldBladz..Ji8.   EEN' LICHTMIS. 219 „ fchoone oogen toch niet met fchreiën „ neem mij in zijne plaats , ik ben getrouw ,, tot den dood toe." Zonder deezen onbefchoften met het minfte antwoord te verwaardigen, floeg zij enkel een oog op hem, waarin de diepfte verachting, en tevens ook de bitterftc en tot den dood toe beledigde waardigheid der deugd, duidelijk te leezen was; intusfchen trad zij als een zinnelooze na de deur , en vlood ten huize uit, even als wilde zij den dood ontvlieden. wild, die door deeze onverwachte verfchijning, in weêrwil zijner 'onbezonnenheid, ten uiterften aangedaan , en wiens hartkloppertje in de fnelfte beweeging gebragt was , ftond als door een vloeköordeel getroffen, verftomd cn verfteend; zijn geweeten werd wakker, en deed hem , wegens zijne meinëedigheid , de bitterfte verwijten ; hij gevoelde het fchandclijke van zijn bedrijf — het bleeke, door verdriet en kommer uitgeteerde gelaat van het mcisjen zweefde hem ten akeligften voor de verbeelding; die verfchrikkelijke woorden, het geld van een mein'èedigen wordt door den vloek van god almagtig vergezeld — herhaalde zig ten vreeslijklten door zijn ziel , verdrong bij hem alle andere opkomende gedachten , en bragt hem in een zo doodelijke onrust en pijnlijken angst, dat hij, als geheel buiten zig zdven vervoerd, na de deur liep, als wilde hij  Sao HET LEVEN VAN haar achter na fnellen, en op een beklemde toon uitriep: „ hansje! hansje!" Vriend blond , die hem aan de deur opwachtte , wierp zig, met al de houdingen en grimmasfen van eene Tooneelfpeelfter, die in een fierlijke tooneelonmagt wil vallen, in zijne armen , en bootfte , terwijl hij hem om den hals hing, de fpraak van de vlugteling na, roepende: „ O karel! karel ! heb ik u weder? „ o nu zal ons niets meer van elkander fchei- den; o! gelijk een paar verliefde tortelduif„ jes zullen wij voortaan van 's morgens tot „ 's avonds, en van 's avonds tot middennacht „ te zamen kirren en fnavelbekken , en op ,, korrende toontjes elkander eeuwige trouw „ belooven ; de heilige kuifche maan zal ons ,, vriendiijk toelagchen, en de diepe ftilte ,, van den nacht ten waarborge voor onze He„ melfche geheimen verftrekken." Na dit gezegd te hebben, barste deeze boezemvriend in een fchaterende lach uit, wierp zig in een' ftoel , en verdelgde zo geheel en al , door fcbimpen en fpotten, het opwellende berouw in het hart van den jongeling, dat hij waarlijk zig over zijn gehouden gedrag begon te fchaamen , en moed noch kracht had, om aan zijn' vriend de voorneemens. van zijn hart, die hij in dat tijdftip ten voordeele van het ongelukkige meisjen had genomen, te  EEN' LICHTMIS. 221 ontdekken — 't was nu reeds zo verre met hem gekomen, dat hij, die anders bij het geringde vergrijp angftig te moede was , zig thans de rechtfchapenheid en deugd begon te fchaamen , en uit vrees van uitgelagchen te zullen worden , het hart niet had, om openlijk zijn begaanen misflap te herftellen, die in zijn gantfche affchuwelijkheid voor zijn' geest zig vertoonde. Had de jongeling in dat oogenblik alleen geweest, mogelijk had hij, in 't gedrang zijner angftige verlegenheid, een befluit genomen, dat ten voordeele der ongelukkige verleide zou verftrekt hebben; doch zijn waardige medemakker , die over dergelijke gevveetenszwaarigheden reeds voorlang geleerd had heenteftappen, poogde dit goede woord uit zijn hart. te ligten , en, door de volgende zamenfpraak , hem tot andere gedachten te brengen ; aldus, vervolgde, de meer in zeden der groote wereld ervaa. ren vriend: BLOND. Ik moet, bij mijn ziel, toeftaan, dat gij u hij deeze gelegenheid vorstlijk gedraagen hebt — ik geloof waarachtig , dat , had ik niet bij u geweest, gij den klaagenden engel weder terug had gehaald , en u op ftaande voet aan de fchreiende Sireen zoude hebben laaten koppelen; bij alle duivels! gij ftond er zo zahg en barmhartig bij te kijken, als een fchul-  aas HET LEVEN VAN denaar , die voor de eerfte keer een valfchen eed doet; gij werd zo wit als de muur, toen het dotterende meisjen u die beftudeerde aanfpraak deed; gij ftond te waggelen en te bee-ven gelijk een boetvaardige zondaar, die de koorts krijgt, en zaagt er zo bedrukt uit, als of gij het laatfte olijzel moest ontvangen op mijne eer , wanneer gij u bij iedere bagatel aldus wilt aanftellen , en u dus door een paar vrouwentraanen in 't doodzweet laat jaagen , dan zullen die fchepzeltjes welhaast dwars over u heen zitten. wild. . Maar ben ik het niet, die haar ongelukkig maakte? heb ik haar niet verleid? bij god! zij was zulk een onfehuldige engel! blond. O ho ï die ontzachlijke misdaad — ha! ha! ha! ja! waarachtig, dat is ook een verfchriklijk ongeluk! — een dienstmeid te verleiden, die zig morgen of overmorgen den meesfbie- , denden in den arm werpt :' bij mijn ziel, ik had niet gedacht dat er nog zulke vroome Christenen op de Academie waren : wat ik u bidden mag , maak toch u zeiven niet belagchclijk. wild. Gij moogt zeggen wat gij wilt ; zij was onfchuldig ; zij was geen dier geile deernen, die voor geld te koop zijn; federt dien onge-  EEN' LICHTMIS. 2a3 lukkigen nacht heeft zij zig niet weder voor mijn oog vertoond. BLOND. Fen pasbeginnend meisjen, die het nog aan couragie ontbreekt maar laat ze nu zijn die ze wil , eerlang zal ze wel anders worden — dat ding fchijnt gaar te weezen ; zij heeft haar plan wèl overlegd; hoe loos heeft zij het netje gefpannen , om het vogeltje te vangen! zij fpeelt de deugdzaame , en brengt het minneloon weder terug — maar laat eens zien, wat gij haar gezonden hebt: , ( Het geld tellende ,) Hoe , honderd dukaaten! voor eên enkelen nacht? — en dat aan een dienstmcisjen? — heisdrommels, jongen lief! gij moet toen niet wèl bij 't hoofd zijn geweest — aan een dienstmeid honderd dukaaten! - ja, bij mijn ziel! nu verwondert het mij niet meer , dat die fchepzeltjes trotsch worden — he! voor honderd dukaaten neem ik aan , om de beste die er is te verleiden — zelfs een Operaprinfes van den eerften fmaak , zou met de helft te vreden zijn. WILD. Maar evenwel ziet gij er de denkwijze van het meisjen uit — gij ziet zij brengt mij het terug; gij ziet hoe kwijnende en bleek haar gelaat is — een bewijs dat zij niet lot den grooten hoop behoort.  224 HET LEVEN VAN blond. O ho! zij zal haar kleur weldra wederkrijgen , zo dra haar postuur maar in orde zal zijn; dat is zeer natuurlijk - en wat het geld betreft _ kat zij het u nu maar weder terug brengen wat wilt gij wedden , dat zij er eerlang met beide haar handen na zal grijpen , even gelijk de duivel na een ziel;&zij fpeelt u zekerlijk een meesterlijke trek , vermits zij haaren man kent; zij zal den jongen Heer dapper van den huig ligten, en zulks zou reeds gefchied zijn , had ik er niet bij geweest - zo veel dukaaten! zo veel gouden mannen in 't harnas! - o ! met zulk een battailjon kan men geheele Landen inneemen. Kom, kom , broêrlief! laat de zottin loopen; als zij geld noodig heeft dan zal zij wel handelbaarder worden - hoor , weet gijwat, laaten wij na *** gaan • wij zullen dit hoepelroksgeld verdobbelen - zekerlijk zullen wij er een goeden flag bij kunnen doen; hoerengeluk gaat boven alles - o hoe flaat gij daar zo droomig! gij fchijnt zo deemoedig en boetvaardig als Keizer hbndrik de vierde, toen hij bij Paus gregorius den zevenden abfolutie haalde - gij zijt in bedroefde omftandigheden , en , bij mijn zondige ziel , ik geloof dat gij uit wanhoop het zelfde middel zult aangrijpen, als de heilige hieronimus deed,  EEN' LICHTMI S. %i$ deed, die om de lusten van 't bedorven vleesch te kruifigen , de hebreeuwfche taal ging lee- reu . maar, vriend lief! dat is nog wat te vroeg- hoor — laaten wij eerst nog een paar jaaren caresfeeren, kusfchen, drinken en dobbelen dan beloof ik u , dan zal ik mij ook bekeeren , en u getrouw gezelfchap houden ; dan zullen wij, gelijk de heilige labre * op een molenlteen flaa'pèn , of op gloejende fpijkers-loopen, of, ter boetinge van-onze zonden , ons in den fchoorfteen van een gaarkeuken ophangen, om er in compagnie te rooken als twee Westphaaliche hammen. Door dergelijke moedwillige fpotternij wist zijn ongevoelige en ligtzinnige medemakker' alle opkomende indrukken uittewisfchen , die hansje's verfchijning in het hart van onzen held gemaakt had , en ftelde zulke wellustige tooneekn, en dartele fchilderijen in deszelfs plaats, dat, toen zij beiden in het rijtuig ftee* gen , het ongelukkige fchepzeltje airede ver* geeten was. II. DEEL. P  sa5 HET LEVEN VA N VIJFTIENDE HOOFDSTUK. 1 een middennachtstooneel , vergezeld door uit- en in-wendige stormen, , afgrijzen en vertwijfeling ; van achteren troost en vreugde, en 'S hemels zegen. ■ jA.lvoorens' wij den 'held onzer'gefchiede. nis verder vergezellen op het wellustige pad , 't welk hij bereids met zulk een we]. Hagend gevolg betreeden heeft , moeten wij ons eerst nog eenmaal "tot ha ns'j e- keeren , en het aandoenlijk deel onzer Leezérs, die misfchien een weinig belang in het lot deezer arme zondaaresfe Hellen , de gevolgen van deezen haaren ongelukkigen Hap onder 't oog brengen. Gelijk een krankzinnig mensch liep de ongelukkige langs de ftraaten , en fnelde met zulke vlugge fchreden de poort uit, als had  Ë E N' L ICHTMI S. 227 zij een gröote misdaad gepleegd, of als wil* de zij de heilige Inquiütie ontloopen. Toert zij in de vrije buitenlucht kwam, gevoélde zij dat haare krachten waren uit* geput; dé zwakke Natuur gaf het op ; en 'zij zeeg krachtloos op een' Heen neder, die, fomwijien den moeden wandelaar , ook wel den elendigen bedelaar , ter rustplaatfe ver* ftrekte. Daar lag nu het voormaals bloejende meis» jen ! die affchaduwing van eenen vrouwlijken êngel; in 't bolde van een ruwen, ftormen* den Novembernacht; volfchande, hulploos, kermende , en bijna van haar verftand be* foofd; de wind huilde op een akeiigen tooit over haar heen; fpeelde met haar ligt, wit gewaad en met traarten bevochtigd hair , en vermeerderde niet weinig deu angst en fchrik der ongelukkige , die zonder dat reeds het ftervend berouw volkomeil gelijk was. In den fchrikbartrehdlten nacht, in de ake« ligfte eenzaamheid ert vertwijfeldfte omftan* digheden, verftooteh eh veiiaaten , riep zij weenende uit: ,, Huilt gij winden , blaast gij ftormen, en vernietigt een ongelukkig ,, fchepzel , dat te gretig het oor leende ,, aan de verlokkingen en betuigingen vart eeneh meinesdigen ; verdelgt eene elendi* 5, gé; ontrukt haar den jammer én de fchan* n de, op dat zij nimmer den naain van moe» V a  223 HET LEVEN VAN der behoeve te hooren; op dat de ramp- zalige vrucht haarer misdaadige liefde haar „ niet vloeke , en haar aanwezen verwen- fche; o kon ik het alle mijne medezusters „ toeroepen ! toefchreien ! verlaat den weg ,, der deugd niet." Een enkele gedachte, waarvoor de fchaamte bloost, en de zedigheid de oogen nederflaat , is de doodfteek voor de deugd van een meisjen. Afgemat door zulke heftige in- en uitwendige folteringen, viel de klaagfter in eene bijna doodelijke onmagt, en lag, even gelijk eenen door den blikfem geflagene, met gevouwene handen, en het hoofd op een'fteen leunende, geduurende twee volle uuren,zonder dat er een menschlijk wezen voorbij ging, of een barmhartige Samaritaan haar te hulp kwam. Tegen den middennacht, toen zij weder bijkwam, was de ftorm bedaard; de maan fcheen nu en dan, met onderfeheidene fchitteringen , door de haar voorbij vliegende wolken heen ; de vriendiijk glinflerende Herren fcheenen haare matte ziel te vertroosten, en haar als in 't leven terug te roepen. Stijf van koude, was zij naauwlijks in ftaat om zig opterichten, en ontwaarde, toen zij eenige fchreden voorwaards deed, of liever gelijk een fchaduw daar heen Hoop, tot haar  EEN' LICHTMIS. 229 onbefcbri]"cliiken fchrik, dat zij tot nieuwe elenden ontwaakt was , en dat weldra een nieuw fehepzeltje de zorg voor liet ongelukkige leven bij baar te vergrooten ftond — een fehepzelrje, dat door de wetten , en, nog duizcndmaalen erger, door de vooroordeelen , gebrandmerkt , haar ten blijvende getuigen en errinnering haarer fchande verftrekken zou. Dit floeg haar geheel ter neder , en vervoerde haar bijna geheel cn al tot wanhoop, zo dat zij , eenige fchreden voorwaards gegaan zijnde, en zig op den oever eener rivier bevindende , de gruwzaame gedachten in 't hoofd kreeg, om een einde aan haar rampzalig leven te willen maaken , en om zig zelve en de getuigen van haar fchuld in den fnelftroomenden vloed te begraaven — zelfs fcheen zij, (zo verre was het reeds met haar gekomen,) in zulk een dood iets bevredigends , iets gelukkigs te ontdekken. In den ftillen akeiigen middennacht naderde de lieve ongelukkige, met losfe hairen, een van den-regen doornat gewaad, ftrakke oogen , en bleek gelaat, even gelijk eene dooiende fchaduw, den oever; zij ftelde zig tegen een digt daarbij ftaande eik ; brak, in eene foort van bedwelming, er kleine takjes af, en wierp dczelven in den ftroom j ftraks floeg zij de handen zamen, viel on P 3  #30 HE T LEVEN VAN haare knieën, wilde bidden, en — kon niet bidden : thans trilde zij — eene koude doodhuivering doordrong haar — zij opende haare oogen, en hief ze ten Hemel; van daar fchoot een zacht maanlicht, door een opening in het anders digt gebladerd geboomte, haar in 't gezicht ; een kleine koelte zuisde ftreelende om haar heen; fluks drong er eene vertroostende gedachte , even als kwame die onmiddehjk van den JHemel, door haare ziel: sj Ja5" ri?P zij', „ er leeft nog een god —>. „ die mijne elende aanfchouwt !" Eensklaps ging er een licht in haare ziel op; het wijkende befeffèn keerde weder terug; de duisterheid week, als 't ware, van voor haare oogen; zij ontzettede zig over de verfchrikkelijke gedachte van zelfmoord in dier voegen, dat zij nederviel, en, vermits zij zig digt bij den ftroom bevond, en uitgleed, verfcheelde het weinig, of zij was in denzelven gevallen, had zij zig niet met een zwakke hand aan een ouden boomtronk vastgehouden. Zij verzamelde thans het overfchot haarerkrachten , en richtte zich op , dankende vuuriglijk den Aimagtigen voor deeze uitredding ; traanen van berouw vloeiden nu piet gantfche firoomen van haare grafkleurige wangen; zij vlood van den ftroom, even als van een vervolgendea vijand: zig van dis  EEN' L I C II T M I S. 231 doodlijk water verwijderd hebbende , fielde zij zig het gruwelijke vau een dubbelen moord voor oogen ; zij fchilderde zig den zelf- en Uinder-moord met zulke, afgrijslijke kleuren, dat zij eindlijk haare handen wrong; met ftijf ten Hemel geflagene oogen, als ware zij in eene vertwijfelde vervoering , (taan bleef ; terwijl zij geene andere woorden kon ukdenken , waarmede zij den Hemel om ver- , gilfenis kon fineeken, dan deeze: ,, Moorderes ! kindermoordfter ! — eeuwige verdoemenis! — ontzettende gedachten! — god in den Hemel! wat zou er van mij geworden zijn ? —— vergeef, o „ barmhartige Vader ! vergeef het een elendig fchepzel, dat bedwelmd en vertwij,, feld dusdanig een befluit neemen kon —— maar dat thans boetende en biddende wederkeert —— o wat zou er van mij geworden zijn? — wanneer mijn onzalig 3, lijk opgevischt, en men mijn misdaad niet onduidelijk gegist bad — welke naamen s, zou men mij toegevoegd — met welke. fchande zou men mij oveiiaaden hebben? ,, —— o mijn zalige moeder! hoe waar was het, 't welk gij zo menigwerf mijne kinds, heid hebt voorgehouden: verwijder u flechts ééne fchrede van het pad der deugd, en sa nooit zult gij dat pad wedervinden - • >> 0 mijn moeder! — uwe dochter — die 1' 4  *3a HET LEVEN VAN „ u - die uw wijzen raad , uw bezorgd ,, geleide mist, boet heden, op de fchroom„ lijkde wijs , voor haaren misdag - van ,, tiaar' verleider veracht en verfonaad - uit „ de menich'Üjke zameiileeving gedooten „ met fchande overdekt - elendig , hulp,, loos , kermende ligt zij hier - en kam„ pende met de wanhoop " Dus klaagde en jammerde het ongelukkige meisjen; lag, met ten Hemel gehevene armen, op haare knieën; klemde de handen van angst en hartzeer fteTk in elkander, en bad ten vuurigde en hartlijkde - zij was er zo verre van af, nm haar' verleider te vloeken of te verwenfchen , dst zij veeleer met haar hart voor hem fmeekte — in deeze gedalte blonk haar voorirffelijk hart ten krachtigden uit, en was zij de beminnelijkheid zelve. Alle deeze geweldige aandoeningen intusfchen hadden het zwakke meisjen in dier voegen gefehokt en aangegreepen , dat zij den voor haar zo verfchrikkelijken baarenstijd maaral te duidelijk voelae naderen, en naauwlijks zo veel krachts had om na een bijgelegen buisjen te kruipen, in 't welk zij, door 't geboomte heen , een flaauw lichtje zag glimmen: tot haare onbefchrijvelijke vreugd hoorde zij in 't zelve een zwakke vrouwendein , die een avondlied zong, en , niettegendaande  EEN' LICHTMIS. 233 het zo laat in den nacht ware, nog lustighet fpinnewiel {horde. De arme krijtende klopte, vermits zij de bewoonfter niet wilde doen fchrikken , zagtlijk aan het venfter , 't welk ter nanuwernood door het zingende besje werd opgemerkt , evenwel fcheidde zij er een weinig uit met haar gezang, en keek eens na het venfter; toen het moedertjen echter niets vernam , en het juist tusfehen twaalf en één uuren , of het zogenaamde fpookuur was, fchoof zij een weinig digter na de bedftede, en begon het liedje: O god ! fta in den uacht ons bit, Als alles donker, eenzaam zij, enz. Herhaalende zij , met forfcher ftem, verfcheidene reizen de regels, Bewaar ons voor den Duivel, Heer! Al loert hij op ons nog zo zeer, enz. Niet twijfelende of dit zingend en welgemeend gebed was het beste behoedmiddel tegen alle fpokerijen , duïvelverfchijningen, enz. - men lagche toch om dit besjen niet 1 geleerde en eerwaardige mannen maaken er hun hoofdwerk immers van, om, onder rechtzinnige en fierlijke termen, dergelijke bijge- r 5  2J4 HET LEVEN .VAN loovigheden de zielen der eenvoudigen inteftampen , die er, de fraaje bewindzeis aflaatende, mee die monfierachtige denkbeelden zig zeiven en anderen doodlijk vervaard maaken. hansje, dooreet venfter wel gewaar wordende , dat besje dit kloppen 'voor het rammelen van een fpook of een kwaaden geest hield, verdubbelde haar geklop; en toen besj"e, met een verbaasd gezicht, even als verwachtte zij oogenbliklijk de verfchijning van den baarlijken duivel , na het venfier keek, »ep zij , zo hard als haare zwakke krachten toelieten, het verfchrikte grootjen toe: „ moe. »> derlief! doe toch de deur open ; ik ben » een meisjen dat van den weg is afgedoold, i, ik zal u geen kwaad doen , maar u voor 5, uwe moeite betaalen." Het zeventigjaarige vroüwtjen, alsdeeenigfte bewoonfier van dit elendig huisjen, kwam , na dat zij van haar' fchrik zig een weinig herlfeld had, aan het venfier, en zag daadlijk dat zij voor deeze keer geen bezoek van vader duivel te vreezen had : met haar lamp. jen in de hand trad , of liever waggelde zij na haar deurtjen, fchoof den houten grendel die de plaats van een fierlijk dubbel nacht! flot bekleedde, weg, en opende de. intrede waardoor waarlijk geen Dame met een njeuwl  EEN' LICHTMIS. *35 modifchen vederhoed zou hebben kunnen pasfeeren , en Het haar halfbevroozene en doodlijk zieke gast binnenkomen. „ Wees welkom , mijn dochtertjen!" riep het goedhartige grootjen, terwijl zij'hansje bij de hand nam , en haar na de warmen haart geleidde, „ wees welkom! hoe komt ,, gij hier nog zo laat op het land , lief „ kind? - ei, ei, gij ziet zo bleek als den „ dood , en zijt bijna half bevroozen daar, warm u, mijn zoete fchaap! warm „ u; gij zijt zekerlijk in het bosch verdoold geraakt — de booze heeft er vast de hand in gehad ; o hij heeft mij ook wel eens ', vervolgd, en is als een briefchende leeuw „ om mij heen gegaan , zoekende mij te „ verflinden , maar , onzen lieven Heer zij „ de eer , hij heeft nooit vat aan mij kunnen krijgen, want Dien god bewaakt, Word nooit'door den Duivel genaakt. „ Ik geloof dat de Satan hier zo fpookt, om dat er voor eenige jaaren een boos, „ godloos vrouwmensch hier om ftreeks ge-, weest is , die een kindermoord begaan „ heeft , toen zig zelve verdronk, en die ru a, geen rust heeft, maar hier onophoudelijk „ door het bosch fpookt.'5  236 HET LEVEN VAN Een ijskoude huivering overviel hier het beeyende en verfchrikte meisjen; zij ontroerde in diervoegen als of zij zig aaa dezelf. de misdaad fchuldig gemaakt, of haar in vertvvijieling genomen bcfluit ter uitvoer gebragt had ; zij was zelfs zo verre weg, dat zij niets verflond 'van al de fraaje fpookhiftoritjes, federt den val tot op den huldigen dag gebeurd zijnde, en door grootje met handen en voeten, en ooren en oogen, om zo re fpreeken, verhaald werden. Het kakelende besje was nog ijverig bezig met de poppekraam des duivels, door bewijzen van de ondervinding ontleend, te ftaaven, toen het voor hansje zo doodlijk anglhge uur van baaren daar was , en het fchuddebollende moedertjen zig met verbaasdbeid genoodzaakt zag, om de plaats van vroed, vrouw te bekleeden. Hoe vreemd haar echter, in den aanvan* di: onverwagt toeval voorkwam, was zij met* de uitterfte vriendlijkheid en gewilligheid daadhjk m de weer, om het barende meisjen alïen bij (fan d , die in haar vermogen was, op de- goedaartigfte wijs toetebrcngen ; zo dat hansje , vóór het aanbreeken van'den morgenftond , reeds moeder van een lief beminnelijk dochtertjen was , 't welk besje\ even ais ware zij er grootmoeder over, met  EEN' LICHTMIS. 237 een innige vreugd, aan handje in de arroen gaf. Het goede besje had nu de handen vol, en de zorg op den hals, om de jonge kraamvrouw optepasfen en te verzorgen , en vermits haar huishouden in 't geheel niet meer voor dergelijke inquartieringen ingericht, en zeer armoedig was, ontbrak het eraan alle noodzaaklijke behoeften; want, behalven een Hecht bed , eenige houtene bankjes , en wat befchadigde potten en pannen, was er niets, wat huisraad betreft. In de bottelerij zag het er even fchraal uit; behalven een weinigje brood en wat meel viel er niets te knappen ; in een klein hokje had zij nog twee hennen, die al haar veerijkdom uitmaakten, en haar keuken van tijd tot tijd van eieren voorzagen. Om intusfchen de goede oude Hoof wat aantemoedigen , en haar in Haat te Hellen , om zig het noodwendigfle aantefchaffen , gaf hansje haar al wat zij bezat, bedraagende omtrent drie louis d'or , en verzocht haar , na dat zij haar zo veel van haare gefchiedenis verhaald had, als zij noodig oordeelde, om haar voor eenigen tijd te willen herbergen. Het gastvrije besje, 't welk bij haar gast alles behalven geld had verwacht , en haar enkel uit christlijke liefde en gastvrijheid in  S3S HET LEVEN VAN huis had genomen, en alle hulp, die zij véN mogt, aan haar wilde toebrengen, floeg een paar groote oogen op over deeze groote Ankken gouds, die zij veeJHgt, i„ haar gantfche leeftijd niet bij elkander had gehad —J. fff» tBfcffiheb was grootje in geertendeele te ba. weegpn om dit geld in voorraad aanteneerten ; zij gaf het aan hansje terug , en behield er flechts een weinig van, om'er het hoognoodige voor te gaan ■ koopen. Alvorens zij het huis verliet verzorgde zij hansje zo goed als zij kon , en om de kraamvrouw de noodige krachten te herftellen, ftond zij geen oogenblik in beraad, om' ééa haarer hennen , welken 'zij anders om' lief'noch leed zou opgeofferd hebben, te dooden , en er een krachtige foup van te kooken — dit deed besje met een zo vriend-.» lijk gelaat, en een zo edel hart, dat hansje, die bovendien door de. goedaartigheid haarer waardin reeds bij uitftek getroffen was, de traanen in menigte over de wangen liepen, en met de inniglte handenkruk het volijverig besje deswegen haar dank be« tuigde hansje zond haar het eerst na de boerin , bij wie zij voor deezen gewoond had, en die omtrent een uur van daar woonde, 'om haar achtergelaten goedje te haaien, waaronder ook een tamelijke voorraad van kin.  EEN' LICHTMIS. 239 dergoed was , 't welk zij voor haar toekomftige kleinen vervaardigd had. Zo dra bevond hansje zig niet-in 't bezit dier noodwendigheden , en had zij haar lief wichtjen niet geholpen, of, door moederlijke vreugd vervoerd, vergat zij bijna haare treurige omftandigheden en hartzeer, en befteedde haar gantfche zorg ter oppasfinge van haar kind. O mijn god!" dus riep zij uit toen'zij alleen was, „ ik dank u, dat gij mij de „ krachten geeft , om mij aan de vertwijfe- ling te ontrukken — u, mijn lief, klein ,, fchepzeltjeri! wilde ik vernietigen — neen, „ neen! ik zal u op mijne handen draagen ; ,, ik zal als een tedere möeder voor u zor,, gen , al moest ik dan ook mijn brood be,, delen — mijn lief wichtjen! een ongeluk„ kig kintt zijt' gij - gij hebt geen vader — de fchande brandmerkt u in'de oogen der „ wereld — maar met dat alles zijt gij tog ., een mensch zijt gij een fchepzel vari „ goo!" Het wichtjen lagchte hierop zo zoet en vriendiijk den moeder aan, dat zij het teder, lijk aan haaren boezem drukte', met haare hartlijkfte kusfchen bedekte , en hét met een vloed van loutere blijdfchapstraarien overftroomde. Het eerfte en voornaamfte dat de grijze  Ho HET LEVEN VAN huismoeder nu te bezorgen had, was om den Predikant van het dorp kennis van de geboorte van dit kind te geeven, en te maaken, dat het gedoopt wierd : hoe aangenaam het nu anders aan den herder der gemeente ware , dergelijk eene vrolijke aankondiging te hooren , betrok zijn gelaat thans, toen hij vernam dat het een onecht kind wasr'hij begon airede dapper uittevaaren op de hoeren en overfpeelders , die zig onder zijne gemeente mogten bevinden , en hen na het diepst van de hel te verwijzen, toen besje hem bedaardelijk onder 't oog bragt , dat geen der bewooners van het dorp deel had aan het aanweezen van dat kind, maar dat het een product was uit de naastbijgelegene ftad; dat de moeder , bij toeval, haar intrek bij haar genomen, en tevens aangeboden had, om al de kerkgerechten en dooponkosten behooreÜjk te betaalen; dat de moeder ook geenzins een zo verachtiijk fchepzel was, maar een recht, teder, lief meisjen, die ongelukkig door een rijk jongeling was verleid geworden, die haar trouw gezwooren , maar nu zijn' eed gebroken, en haar had laaten zitten. Op dit bericht gingen de ooren van zijn eerwaardigen wijd open , en , onder voorwendzel van de zaak nader te zullen onder» zoeken, doch meest uit nieuwsgierigheid om het jeugdige,fchoone en aartige zondaarebjen te zien, beloofde hij aan besje, om haar een be-  ËÉN' L 1 C H T M I 8. Ht bezoek te komen geeven, en haare gast met goeden raad bijteltaan ; teven3 prees hij grootjes bereidwilligheid, dat zij , zo gereed eh liefderijk , de arme veflaaterie tot zig genomen had, en befchonk haar voor dit alles, met — den zegen des Hemels. Het goede moedertjen was ov«r de toezeg» ging van dit eerwaardig en geestlijk bezoek niet Weinig in haar fehik * en liet er zig al vrij wat op voorftaan , van deeze geestlijke eelfftandigheid onder haar huisdak te zullen krijgen —- zij keerde zweetende , kuchende en bijna ademloos tot hansje weder terug, en bragt haar , 'met de innigfle vergenoeging, déezë gewigtige tijding; waar over de befchaamde kraamvrouw echter'maar paslijk te vreden was, dewijl zij liever gewenscht had, zig voor 't oog der geheele wereld verborgen te houden ; zij moest evenwel, vermits zij er niets tegen doen kon, de dingeti hunnen loop laaten , en naauwlijks had zij zig eenigefmaaten tot die bezoek voorbereid, of de geesilijke Heer verfcheen. Uit hoofde vain zijn amt kon hij niet dr« aijn, om het armé zondaaresjen een weinlgjen te kapittelen, en haar, zonder behoorlijk vart haare waare omftandigheden onderricht te zijn , met de veile nimphjes en ftraathoeren gelijk te ftellen , en tevens haar den eeuwi* gen vloek en verdoemenis aantekondigen —« II. DEEliê Q  JA* HET LEVEN VAN 't geen hij echter — toen hij het lieve meisjen wat langer gezien , en fomtijds haar eens bij de hand gevat had — weder een weinig poogde te vergoeden , door eene troostlijke opbeuring, ontleend van de godlijke genade, de vergceving der zonden , enz. Met dat al werd de godzalige Lecraar al vrij wat met de zaak verlegen , toen hij den waaren toeftand der zaaken vernam , en tot zijner befchaaming hoorde , dat de cerlooze verleider in de Godgeleerdheid ftudeerde, en, met een plcchtigen eed, haar onverbreckbaare trouwe gezworen had — dat hij echter, niettegenlraande zijne heilige ftudie , ent' ftaatlijken eed , trouwloos geworden was, en het rampzalige meisjen in de diepfte fchande gedompeld had. De zielenhoeder , die in zijn' tijd juist ook niet heel vast op dit ftuk geweest was, en hier en daar er eene leevende getuigen van achtergelaaten had , verloor hier een weinig van die trotlche geestlijke kleur en houding, en hij kon zig niet onthouden , om in liilte in zijn hart uitteroepen: ,, Heere gedenk niet ,, de zonden mijner jeugd' alle vlcescu heeft zijn' weg verdorven — kaftijd ons niet in ,uwen toorn ! enz." Om echter het fatzoen van mantel enbjf optehouden , vermaande hij de overtreedfter, om voortaan het zondenpad met allen ernst  EEN' LICHTMIS. 243 te vermijden; om een eerbaar godzalig leven te leiden , en haar kindjen in de leere der rechtzinnigheid en de vreeze des Heeren optekweekcn : hij beloofde haar nog een bezoek te zullen geeven ; nam zijn' ftaf in de hand, en wandelde zijns wegs. Hij hield zijn woord , en het kind werdt in behoorelijke form gedoopt, waarbij de kleine den naam van karolina ontving. ZESTIENDE HOOFDSTUK. een spoedige overgang van de eene beurs in de andere. twee bienschenvrienden , een jood en een christen. gevaarlijke zedekunde. I^iettegenftaande hansje den vloek over de gouden geharnasten Mijneheeren van den Herken arm, had uitgefproken , werden zij echter door den ligtzinnigen Baron voor goeden rrijs verklaard, en nevens nog eenige an-  244 HET LEVEN VAN dere oude munten, die, de Hemel weet hoe lange , in de vaderlijke en grootvaderlijke kas gezeten hadden, tot een onfchuldig tijdverdrijf — het fpel naamlijk — gefchikt. Om nu het overfchotjen der gewectensönrust, door het verwijt der fchoone beledigde misfchien nog overgcfchooten, ten vollen wegteneemen , nam de jeugdige held zijn toevlugt tot het in dergelijke omftandigheden wèlbeproefd middel , de flesch naamlijk , waardoor dan ook het hoofd en hart van den jongen Heer zo opgeruimd en vrolijk werd, dat het arme hansje zo gantsch en al uit zijne gedachten gewischt werd , als of hét meisjen nooit een aanwezen op god's aardbodem had gehad. Tot dit hulpmiddel, (de flesch,) in netelige en vertwijfelde gevallen , zijn toevlugt te neemen , hoe algemeen het dan ook door veelen , wier hoofd en hart op hol is , gebruikt worde , is echter alles behalven voldoende aan 't oogmerk , om zig te bevredigen, en gelukkig te maaken, en behoort veeleer onder de wanhoopige kuuren of verdoovende middelen , die , wat hunne eerfle uitwerking betreft , wel niet misfen , doch die van zulke booze gevolgen zijn , dat de patienten doorgaands erger worden dan voorheen. Onze held ondervond nog dien zelfden  EEN' LIC II T M I S. =45 svond de kracht deezrr waarheid, ten gedachten nadeele van ziju beurs, en bemerkte, offehoon te laat , dat het geheugen van een onbezonncne handeling , door een nog oubezoprter handeling te willen uitwisfchen , in 't geheel de beste manier niet was. De. reeds bcvoorcns gemelde dikbuikige Capitein , en zijn waardige medgezel, de rechtfchapcn man , die , zo als wij reeds gezegd hebben , deezen rijken erfgenaam al lang in 't oog hadden gehouden , en er hem , even als twee jagthonden , nimmer uit verlooren, ten einde, bij de eerfte gelegenheid de beste, een generaalen ftorm op zijn beurs te doen, befpeurden zo dra niet, over de maaltijd, dat de dampen van den champagnewijn in hei: hersfenkamertjen begonnen te fpooken, of zij beijverden zig , om de vrolijke bui van den jongen Heer te onderhouden , door hem al? lerleie fnaakfche invallen, verhelde hiftorietjes , llordige minnerijtjes , enz., te vertellen , waardoor het gantfche gezelfchap zig ongemeen vervrolijkte ; de gelegenheid telkens geboren werd, om de volle glaazen te leedigen , en hoofd en hart in zulk een richting geftuurd werden, dat het Itandvastigfte charakter fpoedig tot wankelen , en de dromigfle zedenprediker fpoedig aan 't dooien kon gebragt worden. De vriendfehapsbetuigingen, handgeevingen Q3  246 HET LEVEN VAN enz. , waren insgelijks ontelbaar ; de braave mannen , die reeds lang met een fcheel oog aangezien hadden, dat de jongeling bij eenige Dames van den nicuwftcn fmaak , zijn geld zoek maakte, die hem , alhoewel op eene andere , en wel op eene fchijnbaare eerlijke wijs , dapper van den huig ligtten , en dus hen het brood als voor den neus wegnamen, befpcurden zo dra niet , dat de baan klaar was , om een kans te waagen, of zij begonnen met klein fpel , dat welhaast tot grof fpel overfloeg , waarbij onze eerlijke knaapea dapper den hoofdrol fpeelden. Om de jonge heethoofdigen aantevuuren, lieten de oude Heeren, in den beginne, zo nu en dan een tamelijk fommetjc door de vingers glippen ; doch naauwlijks befpeurden zij , als ervaarene bedriegers, dat de vogels op het goudaas aanvielen , of in vollen zin van dat woord, keerden zij het blaadje om, en richtten in de geldbeurzen des aanwczenden geztlfchaps zulk eere verfchrikkelijke verwoesting aan , als of de dienaars der beminnelijke Gerechtigheid de hand in 't fpel hadden, en, zo als men 't noemt , de tafel zuiverden. Vooral namen zij de beurs van onzen held in overweeging, en handelden, als christelijke woekeraars, dezelve zo ongenadig, dat de gezamelijke voorraad, in korten tijd, er zo zuiver uit verdween, als of zij door den oceaan  E E N' L I C H T M I S. 247 was wcggefpoeld: als een bijzonderen vernuftigen inval van vriend blond , werd nu de gantfche liefdefoldij, waarmede de jonge lichtmis , de onfchuld, de eere cn trouwe van het arme hansje te vergoeden poogde, welk geld nog nat was van dat ongelukkige meisjen, enwaarover de vloek der mcinëedigheid zweefde, op het fpel gezet en verlooren. Thans fpeelde hem dat woelachtige ding, het gcweeten , daarenboven nog den trek , dat het hem andermaal de arme misleide voor zijn verhitte verbeelding fchilderde; hij werd ijskoud; 't was eveneens of de ijzeren hand des doods hem over 't hart 'ttreek; de fchrikhaarende beeldtenis gaf woedende een ftamp met den voet , en donderde een zo fterk, „ verdoemd zijt gij!" over hem uit, dat de wederklank. hem een geruimen tijd door 't hart fnccd. Reeds twee maaien was de uit de vaderlijke nalaatenfchap gevulde beurs geledigd geworden , zonder dat de grillige Fortuin zig ver. waardigd had, hem vriendiijk aantezien in tegendeel grijnsde zij hem, over den fchouder , zo lelijk toe , als ware zij een helfche Furie geweest. Met een verwilderd oogöpflag en een fchuimbekkende woede nam hij het overfchot der vaderlijke erfportic , en poogde er het geluk bij te trotfeeren; dan, dit was thans in andeQ4  a}8= HE T LEVEN VAN re hadden gekluisterd — en van hoe veel uitwerking eenige honderden vannieuwmodifche vloeken , in andere gevallen , oök zijn mogten , hier decden zij niets af: behalven het geen hij hij kas had, namen zijne vrienden hem , al fpeelende , nog honderd louis d'or, op zijn woord van eer te betaalen , af, en deeden zulks met zo veel bedaardheid, en onverfchillighcid , dat liet een' Stoïcijn zou vereerd hebben, Zijn boezemvriend blond was , gelijk alle de overigen, rein uitgefchud geworden; het grootfte gedeelte van 't gezelfchap droop ; op een menigte van zwaare vloeken na , zo ligt af, als ware zij beddepluimen geweest;' tot hun geluk behoefden zij geene fbaatraovers te yreezen., dewijl er niets van eenige waardij bij hen'te haaien was , en zij airede, op een eerlijke wijs, door gegallonneerde fchobbejak» ken geplunderd waren. " Voor eenige leden van dit gezelfchap intusfehen was deeze beursfnijderij van de ge? wigtigfte gevolgen; dewijl zij er door genoodzaakt werden , om tot hun eigen fmart, en tot fmart hunner crediteurs , een over? ijlde reis • aanteneemcu waarbij veelen , zekerlijk uit overhaasting, of om treurige aandoeningen , die het affcheidneemen vergezellen , voorrekomen, zonder vaarwel te  E E N' Li C H TMIS, U9 zeggen, ijlings vertrokken, dat aanleiding gaf tot 'verfcheidene klaagelijke Jeremiaden. Onder deezen behoorde ook de dikwijls genoemde Heer wind , die , behalven aan een legio Traiteurs, Wijn- en Koffij-huishouders, Hoerenwaarden, Galanteriekramers, Jooden, Snijders , enz. , ook een naamgedachtenis bij onzen held naliet , waarvoor hij eene aarmerkelijke fom geleend had; van wien hij da« ook, volgends loflijk gebruik, door 't grootfte gedeelte , voor alle duivels gewenscht werd, Maagwalging en hoofdpijn, de gewoone gevolgen van eenen zo vrolijken nacht, maakten den volgenden morgen den jongen lichtmis in dier voegen moedeloos , dat hij, vooral toen hij een nuchter oog op zijn ledige beurs en geldkas floeg, een gantfehen tijd als geheel verftomd ftond , en bijna begonnen zou hebben om vroome aanmerkingen te maaken, ware vriend blond, aan wien foortgelijke defecten geen nieuws waren, en die , daar hij bcftendig zijn ledige beurs voor oogen had, in dergelijke gevallen zig als een waar Filolboph wist te gedraagen , niet al zingende cn huppelende binnengetrceden, en had hij niet, door moedwillige fpotternij en vrolijke fcherts , da muizennesten, die het treurig nadenken en de verwijtende overweeging , hem in 't hoofd begonnen te brengen, er zo geheel uit verdree- Q 5  =5° HET LEVEN VAN ven , dat hij door deeze vliegende vertroostingen alle aandenken aan deezen noodlottigen nacht ter zijde ftelden , en alle fpooren van opkomend hartzeer in den wijn verdronk. De eerfte zaak van aangelegenheid was nu, dat de geplunderde held bedacht ware , om het geleeden verlies , en gebrek aan klinkende ipecie, ten fpoedigften te herftellen; ten deezen einde zond hij een' expresfe aan den waarneemer zijner zaaken , waarbij hij hem verzocht , om ten eerften den elendigen toeftand van zijn kas te hulp te willen komen ; geld opteneemen op de eene of andere gedeelten zijner vaste goederen , en hem ten minftcn duizend dukaaten overtezenden. Om inmiddels niet geheel ledig te ftaan, cn in den loop des vermaakvollen levens geen zo lange paufe te maaken, nam men den toevlugt tot een grootmoedigen menfehenvriend, van Joodfchen afkomst, die tot een zeker intresjen, van geen belang, (als dertig ten honderd,) zig over den nood zijner medemenfchen erbarmde , cn een iegelijk , 't zij jong of oud, rijk of arm, rechtzinnig 0f onrechtzinnig, als een vader en broeder onderfteun- de en hiervoor ook, zo als hem dacht, den zegen des Hemels , in alle opzichten, rijklijk befpeurde. Vriend marx , dus heette deeze algemeene meufchentroost, werd derhalven geroepen ;  EEN' LICHTMIS. *$i als een dienstvaardig man verfcheen hij daadlijk , en zie hier het onderhoud: m a r x. Wel nu Mijnheertjens! — hier ben ik wat is er van uw order? — ipreek. blond. Wij moeten geld hebben, Smous! m a r x. Wel god bewaare ons! moet gij- mij daarom laaten roepen? — waar laat gij het geld? . vader abraham , izaak en jacob ! —— gij vreet het immers niet op — en bij god! ik kan niet meer met u handelen er is niet meer bij u te haaien^ alles is op! alles! zo waar als ik leef, alles! - en ik moet nog twee honderd dukaaten van u hebben — wel goeden Hemel! hoe kom ik aan mijn geld? blond. Zwijg karei, gij hebt mij den neus gefnooten met dat geld , dat er mij de oogen van oveiioopen. m a r x. Heb ik u gefnooten? — u gefnooten? god hebbe mijn ïirme ziel als ik dood ben, Heer Baron! hoe kunt gij dat zeggen? als ik er meer dan dertig dukaaten aan gewonnen heb — zie — zo waar als ik leef, dan ben ik geen eerlijk man. blond. Maar die ring, oude gaauwdief! die gij mij  K5» HET LEVEN VAN voor vijftig dukaaten hebt aangefmeerd, en die er geen vijf waardig is — hè! m a r x. Geen vijf dukaaten ? — wel goede god ! - gij hebt er verftand van , dat hoor ik kom kom, ik kan niet met u bandelen, dat kan ik niet; gij zoekt fpijkers bij laag wa. ter, Heer Baron - en gij hebt ook geen pandjen meer. blond. Geef mij honderd louis d'or op mijn' framboom. m a r x. Welk een beroerd pandjen? een ftam- boom! - god zij ons genadig! — wie zou daar geld op geeven, Mijnhcertjcn ? - hebt gij niet wat anders? - wij ziju immers geen kinderen meer? (Tegen wild.) Ik dacht, Mijnhcertjcn! dat gij om mij gezonden had! - hebt gij niet wat te handelen ? wild. Ja , voor één maand heb ik' twee honderd dukaaten noodig. m a r x. Wel goed , Mijnhecrtjen ! wel die kunt gij krijgen; wat hebt gij er tegen? wild, Ik zal u een wisfel geeven.  EEN' LICHTMI S. *53 m a r x. .Eerï wisfel! - wat moet ik daar mede Uitvoeren? - ik ken u niet Mijuheertjen! - gij zijt een eerlijk man, zo waar als ik leef, dat zijt gij - maar ik ken u niet, en wij hebben zamen nog nooit gehandeld - o gij hebt wel wat anders - een goud horologie , een fijne ring ...'.«" wild.' Loop na den duivel, Smous ! als gij mij na t op mijn woord gelooft. m a» r x. . Wel wat praat is dat ? god hoort ons allen - gij komt pas in de wereld kijken — gij zijt evenwel nog niets fchuldig - maar hoor - als gij pand geeft is het tot uw eigen voordeel — o gij zult nog wel wat opzoeken — want zie , als gij pand geeft , dan krijgt gij klinkklaar geld , en gij behoeft niet. anders te betaalen dan tien fodfige dukaaten vooi\ mijn moeite - en wat is tien dukaaten voor een bagatel! - ik moet immers ook leeven ? - en dat kleine intresjen — zo waar als ik leef, dat krijg Ik van alle menfchen —maar geeft gij geen pand, dan ontvangt gij flechts de helft -- en dan moet ik immers, zo waar als ik leef, nog wat voor mijn loo- pen en uitfchieten hebben?' nu wat zegt gij? — hebt gij wat? - ik zal gaarne met v, handelen, dat weet god daar boven.  £54 HET LEVEN VAN Na nog eenig voor- en tegen-fpreekens werd eindelijk de zaak in orde gebragt ; de fmous telde de begeerde fom; trok er, volgends fmousfengebruik , de interest en de moeite af; pakte zijne panden zamen , en wandelde zeer vergenoegd zijns wcgs. De Hebreèr was naauwlijks de deur uit, of de jonge Heer bevond , tot zijn uitterfte verwondering, dat de geleende fom nog niet eens toerijkende was, om zijn gemaakte fpeelfchuld te betaalen ; de fmous had hem in diervoegen gefnooten , dat hij naauwlijks zijn eigene oogen vertrouwde, toen hij de fom nateld*. Toen wild hierover zijne verbaazing te kennen gaf, glimlagchte blond , die rijklijk in dit ftuk ervaren was, en beduidde hem , dat hij nog bij den besten en gemoedlijkften Jood ware te markt geweest; dat de Christenen hem nog tienmaal erger zouden onthaald hebben. Onze held ondervond zulks ook eerlanc want daar hij nog te veel eerlijke trotschiïeki bezat, om zijn gemaakte fpeelfchuld niet te betaalen, en zijn kas er geen voorraad genoeg toe opleverde , zag hij zig genoodzaakt om een tweede geldlcening te doen; tot dat einde nam hij zijn toevlugt tot een zeer aanzienlijk rijk man, waarmede hij dikwijls in gezelfchap was geweest, en die ook van den ftaat des  EEN' LICHTMIS. 255 vermogens van den jongen Heer genoegzaam onderricht was. Deeze rijke man ontving hem met eene z.o zeer onderfcheidende eerbied, cn met zulk eene vriendlijke en inneemende hoflijkheid, dat het onzen held begon te berouwen, van niet eerder zijn toevlugt tot deezen dienstvaardigen menfehenvriend genomen te hebben. Na dat hij zijn verzoek had voorgefteld, cn de menfehenvriend hem .mejt de grootfte vriendlijkheid had aangehoord , gaf hij wild daadlijk de hand , met bijvoeging dat hij het zig tot geluk rekende, hem van dienst te mogen zijn ongelukkig echter waren er thans eenige wisfels op hem getrokken, welken hij betaalen moest , en waardoor zijn kas thans was uitgeput, zo dat hij zelf, vermits de betaaldag daar was , zig genoodzaakt had gevonden , om eenig geld bij anderen optcneemen; dan, nicttegenftaande dit alles, begeerde hij hem van dienst te weezen, en zou niet dulden dat hij zonder geld bleef, en daardoor in verlegenheid geraakte ; hij zond ook daadlijk een zijner dienstbaare geesten uit, ten einde te zien of hij eenig geld kon bekomen ; intusfehen verzocht hij hem in ziju kabinet, en onderhield hem , op den erbarmlijkften toon over het geduchte gebrek aan geld, en den onchristelijken woeker, waardoor menig eerlijk man in de engte gedreeven werd , en  m h ë tflé vén van Zig bedierf, zo dat onze wild hoor'en en zien' verging , en hij dit als een fchroomïijk Voor1tekert begon aantemerken. Middelerwijl kwam de' uitgezondene boden' Weder terug , met de treurige' tijding dat hij hier en ginds en alomme een weigerend ant* woord had ontvangen ; waarom dan ook de dienstvaardige man zig genoodzaakt zag van den nood een deugd te maaken, en, volgends zijn eigen getuigenis , een eenigzins onbillijk man in de handen te vallen, tot wien hij nooit anders 4 dan in den uiterften nood, gewoon was den tocvlugt te neemen; hij zond er daadlijk heen. Deeze onbillijke man liet tot antwoord zeg' gen, dat hij den Heer ** gaarne van dienst Wilde zijn , doeh thans had hij een fpeculatie in 't hoofd, waarbij hij ten allerminften vijfen-twintig ten honderd winnen kon; zo hij deeze winst nu hem ook wilde geeven, dan was hij, met alle vermaak j tot zijn' dienst — de hulprijke man ftelde onzen held daarop Voor, wat hij nu doen wilde, en gaf hem de verzekering , dat, zo hij Hechts eene maand wagten kon, hij hem de begeerde fom , zonder eenig voordeel te begeeren , zelf fchieten zoü — dan thans was het hem onmogelijk. wild , die in 't naauw was, en gaarne de zaak aan 't einde zag, onderwierp Zig aan het voorftel van vijf-en-twintig ten honderd , en ver«  EEN' LICHTMIS. 25? verbeeldde zig thans zijn oogmerk bereikt te hebben — dan , er kwam nog een aanhang* zel achter aan , waarop de jongeling zig in 't geheel niet voorbereid had : in ftede van contant geld zond de onbekende woekeraar een' wisfel,te betaalen twee maanden op zicht, en rekende de cours zo ongemeen hoog, dat onze menfehenvriend zelf er het hoofd over fchudde : met dit papier was de geweetenstedere man zelf in 't naauw , en vond zig genooddrongen, om het tot zijne aanmerkelijke fchade , zo goed en kwaad hij kon, te moeten verkoopen. In 't kort , toen alle deeze en foortgelijke zwaarigheden waren opgeruimd , bekwam de jonge Heer voor duizend daalders , welken hij als een fchuld erkennen moest , niet meer dan zes honderd daalders , offchoon de menschlievende man niets voor zijne moeite, en Hechts een matigen interest gerekend hadde! ■ met dit alles moest de jongeling deezen vriend nog hartlijk dankzeggen. Het baatte onzen vriend zeer weinig, of hij, bij de overrekening van deezen christelifken woeker , den menfehenvriend voor alle de drommels wenschte ; zijn beurs werd er geen duit dikker door, cn zijn fchuld bleef dezelfde. Geduurende deeze onderhandeling kwam er van den Agent uit zijn vaderlijken oord, het II. DEEL. R.  è5S HET LEVEN VAN met zo veel reikhalzen verwachtte antwoord —■» dan , in Mede van het gewenschte bijvoegzel, met een pakje geld hieraan vast, gemerkt, enz., kreeg hij, tot zijne uiterfte verbaazing , niet anders dan een enkelden brief —1 ■ woedende en vloekende rukte hij deezen brief open, en las als volgt : „ mijnheer!" ,, Ten autwoord van uwen laatften geë'erden dient, dat ik mij, met allen vermogen, heb toegelegd , om aan ÜEds. oogmerk te beantwoorden , en op één uwer huizen een hypotheek van duizend dukaaten te maaken; dan, het gebrek aan geld, door de veeziekte en duurte in de graaneu veroorzaakt, heeft mij belet, daarin naar genoegen te flaagen, en ik bevind mij des buiten flaat gefield, om UEd. in deezen naar wensch van dienst te kunnen zijn ; zo UEd. echter befluiten konde , om het groote huis te verkoopen, dan geloof ik daarvoor een goeden kooper te wee. ten." ,, De Heer Burgemeester *** heeft er naamlijk zestien duizend daalders voor geboden , indien de koop ten eerflen geflooten kon worden, om dat hij nog een ander hui*  EEN' LICHTMIS. 259 in 't oog bad, alhoewel hem dit zo wèl niet gelegen was als het uwe; vermits ik echter weet , dat dit huis aan uw Heer vader Zal ongelijk meer gekost heeft , en het ook, wanneer men den kooper kan afwachten, ongelijk meer waardig is , heb ik deezen voorilag van de hand geweezen , echter er niet op willen vertoeven om er U kennis van te geeven ; zo derhalven UEd. nog eenigen tijd zou kunnen wachten , heb ik hoop om met de hypotheek te reusfeeren , als wanneer ik niet manqueeren zal om UEd. de gevorderde duizend daalders te zenden." „ In afwachting van TJEds. geëerd befcheid, teken ik mij, enz. „ Mijnheer!" „ UEd. DW. Dienaar," * * * * *'» „PS. Nog moet ik UEd. berichten, dat de huurder der boerderij te *** uit hoofde van de veeziekte , en een groote overftrooming. eenig uitftel van betaaling verzoekt ; daarom de pacht nog niet betaald heeft, en er u zeiven over verlangt te fpreeken." Vale. R 2  *6o HET LEVEN VAN Geen Schrijver, die zijn aangeboden copij van den Boekverkooper ongekocht terug ontvangt , of door de Heeren Letteroefening of Bibliotheek- of andere foort gelijke Schrjvers dapper over den hekel gehaaid is , kan een betrokkener gezicht vertonnen dan onze held , bij het leezen van deezen verdrietigen brief: zonder verder te overweegen of te verzinnen, fchreef hij aan den koopman terug, hem verwijtende van veel te talmachtig en te onoplettende te weezen ; dat hij hem daadlijk het geld behoorde bezorgd te hebben , enz.; hij gaf hem vervolgends last, dat , in gevalle hem geen hypotheek van vijf duizend daalders gelukte, hij het huis, zo goed en kwaad als hij kon , dan maar verkoopen moest, en het geld hem overmaa. ken, vermits hij voorneemens was , om zig te *,+ *, waar hij zig thans ophield , nedertezetten; herhaalende, met den fterklten aandrang , om toch geld te zenden, enz» Vermits de Post, zo als hem dacht, een' flakkengang ging , liet hij zijn beste paard zadelen, en zond er een' expresfe op los, die zo vlug daarheen vloog , als ware hij met de gewigiigite ftaarscommisfie belast geweest. Na deeze belangrijke zaak in orde te hebben gebragt , was zijn eerfte verrichting zijn fpeelfchuld te betaalen; dit deed hij met zo veele blijken van onveri'chilligheid, als of het  EEN' LICHTMIS. *6i . hem even gemaklijk ware dergelijk een fom te winnen a's te verliezen: dat onze jongeling zo gereed met deeze betaaling was, en om zulks te kunnen doen, het geld tot zulke hooge interesten opnam , zal mogelijk deezen en geenen onzer Leezcren vreemd voorkomen; dan zij, die wat meer met de groote wereld bekend zijn, en hunne loopbaan, ten kosten van hun beurs, een tamelijk einde in dezelve hebben afgelegd, zullen zekerlijk wel weeterr. dat men fchulden, op het woord van eer gemaakt, en dat meestentijds fpeelfchulden zijn, verpligt is , vóór alle andere fchulden te betaalen; dit fchijnt een wonderfpreuk te zijn , en , zonder dat men een lichtmis is , of geweest is , kan men dezelve ook bezwaarelijk verftaan. Onze held had het, in dit ftuk, nog niet tot fchulden laaten komen , vermits hij nog niet noodig gehad had fchulden te maaken , en dit dus zijn eerftc zijnde, befloot hij natuurlijk om ze prompt te voldoen. Zekerlijk betoonde hij zig , in dit geval, geheel een nieuwling te weezen, en , ho» uitgeleerd hij anders ook weezen mogt in da dwaasheden en ondeugden der groote wereld , de kunst echter om met welvoegelijk. heid fchulden te maaken , of, dat op 't zelfde uitkomt, ten koste van eens anders beurs vrolijk te weezen, verftond hij zig in 't ge. R-3  262 HET LEVEN VAN heel nog niet; het ontbrak hem nog aaneen goed deel fnorkerij en windbreekerij , aan onbefchaamdheid, om alles buiten zig gering te fchatten en te verachten , en zulks te meer te doen , naar maate men minder in ftaat is om te kunnen betaalen ; aan de dwaaze bemoejing, om den rijken en aanzienlijken te fpeelen, en aan de belagchelijke rrotschheid , om , hoe meer men in benaauwdjieid zit , des ce Iterker den breeden Heer te vertoonen. Dan , vermits bet nog van alles volop bij hem was, dacht hij veel te eerlijk en te oprecht , om niet alles tot een duit toe te betaalen, alhoewel hij voorbeelden genoeg voor oogen had, van menige rijken, die. het geld in overvloed in hunne kasfen hebben liggen , en echter den veelbehoevenden ambachtsman jaaren lang, na zijn zuurverdiend arbeidsloon, laaten omloopen, 't welk, tusfchen ons gezegd , de vuilaartigfie en barbaarschte trek is, die men de menschlievendheid fpeelen kan. Zijn fpeelfchuldeisfcher maakte., op deeze onverwachte eerlijke betaaling , een zeer vriendiijk gelaat , en bood hem , met alle fchijnbaare welmeenendheid aan, om revenge re haaien , en denkelijk zou de jonge Heer andermaal in den ftrik gevallen zijn , zo niet iijn vriend blond, die , zo als meer  EEN' LICHTMIS. 263 van zijns gelijken doen, bij een ledige beurs, voortreffelijke zedekunde predikte , hem terug had weeten te houden. De reden van deeze terughouding was bij blond niet geheel en al zedekundig en zui« ver ; zijn eigen voordeel was het voornaamlijk , dat er hem toe aanzettede ; hij had te zorgen , dat de beurs van zijn' vriend geen tweeden foortgeh'jken fchok onderging» , dewijl in de zijne, federt dien ongelukkigen plunderavond, een volmaakte ebbe was, en hij zig, zo wel als wind, genoodzaakt zou gevonden hebben , om van het tooneel te verdwijnen , bij aldien de beurs van wild hem niet ten houvast verftrekte. Over 't algemeen genomen , werd het zedelijk gedrag van onzen held , door dit alles ook niet in 't allerminst verbeterd; in tegendeel , hij verzonk er des te dieper door in een' afgrond, des te gevaarlijker voor onzen jongeling , om dat hij daardoor, wel niet zo zeer op een volle galop ten volfla* gen verderve fnelde, maar hoofd, hart en gezondheid ondermijnde , en hij in een verfchrikkelijke Haaploosheid en onbefchaamdheid verzonk , die het overfchot van zijn gevoel voor eere en deugd geheel en al verflond,en hem ten zekeren ondergang geleidde. R.4  s64 HET LEVEN VAN ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. FLIKKERINGEN VAN BEKEERING. WIJSGEERXE VAN EEN' JONGELING NAAR DE MODE, EN HEERELIJKE VRUCHTGEVOLGEN VAN DEZELVE. D e held onzer gefchiedenis was nu eenen-twintig jaaren oud ; door de moederlijke hand der Natuur met fchoonheid en jeugdige krachten begaafd, en, niettegenflaande hij uit den beker der wereldfche vermaaken bij volle teugen dronk , in eene bloejende 'en duurzaame gezondheid, zo . dat de roozenverw der jeugd nog op zijne kaaken zweef, de , en de edele moed uit zijne oogen blikfemde , terwijl men hem als een model van volmaakte manlijke fchoonheid kon aanmerken. Eens vond hij shakespear opgeflagen,  EEN' LICHTMIS. a.65 en las toevallig de plaats, alwaar deeze groote Schrijver zegt: Welk een voortreffelij'k meesterfiuk is de mensch ! hoe edel is hij in zijn vernuft, ,, en hoe onbepaald in zijne werkingen! hoe „ volkomen en bewonderenswaardig is zijne ,, gefialte en bewecging! — in de uitvoering >, aan een' engel, in denken aan eene God,, heid gelijkvormig! — het fchoonfle He», raad der fchepping ! het volmaakfle van ,, alle zichtbaare wezens!" Weggevoerd van verwondering, en doordrongen van de waarheid deezer voortrelFe. lijke fchilderij , trad hij voor den fpiegel, en beichouwde met opmerkzaamheid den mensch in zijne waare gedaante: een overtuigend gevoel der waarheid, dat hij in zig zeiven het volkomen model van een mensch, zo als de fchilderkunst vordert, vinden kon, deed hem bloozen , en hij-verzonk deswegen in diepe nagedachten ; zijne trotschheid op de waardigheid van mensch werd gaande , en , voor de eerfte maal zijns levens, werd hij oplettende op zig zeiven; hij vergeleek zig met zo veele jongelingen , die hij om zig heen befchouwde, en bevond met verheuging en befchaaming , hoe onuitfpreekelijk gelukkig zijn "tot was, en hoe veele onfchatbaare voorrechten hij boven de meesten van zijns gelijken bezat: onmogelijk R 5  z66 HET LEVEN VAN | kon hij hier een opkomende neiging tot dankbaarheid aan de Voorzienigheid onderdrukken , die tevens van hem te vorderen fcheen , om van dit ontvangen gefchenk een waardig gebruik té maaken. In deeze nuttige gedachten van het groote en geringe deezes levens , zweefde zijn goede geest boven hem , en fchikte hem een krachtigen boetprediker, in de gedaante van een' brief van zijn' vriend fiubk, toe. Deeze waardige jongeling , die met zijn jeugdigen Baron ftudeerde , en ongemeene vorderingen maakte , was nog van gantfchen harte verkleefd aan den medgezel en den vriend zijner jeugd: in eiken brief, dien hij gewoon was om de veertien dagen te zenden , bad en bezwoer hij zijnen vriend, om toch den weg der deugd niet te verhaten , en den Sireenenzang der verleidinge geen gehoor te geeven; dan, het verging den zedenpredikenden jongeling even gelijk oudtijds de Profeeten , als zij het Joodfche volk de boetvaardigheid predikten ; men befpottede hem , noemde hem een dweeper, en eindelijk werden de boetpredikatiën, zo als men de brieven noemde, in 't geheel niet meer leezen. In 't begin deezer briefvvisfeling antwoordde onze held fomwijlen nog wel eens aan zijnen bezorgden vriend ; maar toen de be-  EEN' LICHTMIS. 267 zigheden bij hem begonnen optehoopen, en bij meer en meer in het wellustige leven verward werd, bleef het antwoorden almede achterwegen. frank, die door dit ftilzwijgen in de grootlte ongerustheid geraakte , en niét zonder grond beducht was , dat zjjn vriend andermaal den doolweg was ingeflagen, fchreef daarover aan één' zijner goede kennisfen, die hem een getrouw bericht gaf van alles; 't welk deezen jongeling zo zeer aandeed, dat hij in een' traanenvloed uitberstte , en het grootfte deel van den nacht vol bekommering en flaaploos doorbragt. Om nu nog eene laattte pooging te waagen, fchreef hij hem , en dit was de brief , welke gelukkig onzen wild in handen kwam, in een tijdftip dat hij , in diepe gedachten verzonken, en er juist het beste toe voorbereid was. Deeze boetprediker was van den volgen, den inhoud: „waardste en' tedergeliefde vriend !" „ ïk bevind mij in de doodelijkfte onrust en angftigfte bekommernis over u , en fchiijf u andermaal o mijn vriend ! bij god den almagtigen , mijn tederbeminde vriend!  263 HET LEVEN VAN "die vast , onaffcheidelijk aan mijne ziele geketend is, en dien Ik niet zal laaten vaaren, al zoudt gij mij dan ook met voeten van u ftooten: mijn broeder! — mijn kabel! — gij antwoordt mij dan niet meer? — wat heb ik u toch gedaan , dat gij mij zo zeer veracht? — .ik ben immers uw vriend, die voor u welzijn bidt — die zo teder voor uw geluk bezorgd is , en die dag en nacht zig om uwen wille ontrust?" „ O karel! karel! toen barnwell, in het u bekende tooneelftuk , tegen zijn' vriend zeide : , Geene verbindtenisfen, geene , vriendfehap zijn zo vast en fterk, die , niet door verfcheidene voorkomende om. , Handigheden kunnen verbroken en ver- , nietigd worden' ach ! toen was hij reeds een gevallen jongeling ; toen naderde hij, met fterke fchreden, den afgrond , waarin hij. kort daarna nederftortte , en onherftelbaar verlooren ging." „ Ik vrees dat gij hetzelfde pad inflaat — jk weet reeds maar al te zeker — gij zijt — god geeve flechts niet onherflelbaar! — verlooren ! —■ o mijn broedei! mijn broeder ! hoor toch de ftem van uwen fmeekenden vriend! —. keer weder! ontruk u aan die verleidelijke geestvervoering! en kom terug in de armen der vriendfehap, welken zig na U uitltrekken."  EEN' LICHTMIS. z69 „ Waarom verlaat gij die verdervelijke ftad niet? waarom komt gij niet liever hier of begeeft gij u niet op reis ? ik zal u vergezellen , ik zal uw leidsman, uw broeder, ik zal alles voor u zijn — gij zijt rijk; gij hebt aanzien en bekwaamheden , en het kan niet misfen, bij aldien gij uwe vermogens behoorelijk te werk wilt ftellen , of gij zult u den weg tot de aanzienlijkfte eereposten baanen , en voor veele honderden ten geluk verftrekken." ,, Errinner u toch de laatfte woorden van onzen vereeuwigden leermeester , den Profesfor; met onuitwischbaare letteren ftaan ze in mijn hart gefchreeven : , Leeft deugd, zaam,' zei hij tegen ons , , en blijft , getrouw aan de waare godzaligheid , dan , zien wij elkander in den Hemel weder' — op deeze woorden voegde hij onze handen zamen, en verzegelde voor altoos onze verbindtenis, door zijn dood." „Indien u, mijn vriend! de bede van een ftervenden eenigzins heilig zij ; indien de dringendfte verzoeken der innigfte vriendfehap nog iets op uwen geest vermogen, en zo de traanen der hartlijkfte weemoedigheid, die thans rmjne oogen ontvloejen, en die, god weet het,de blijken mijner bekommernisfe en liefde voor u zijn, u niet gantsct en al onverfchillig zijn — o hoor - volg mij dan en ftoot mij niet terug - rijt de banden toch niet yan een, die de Voorzienigheid zelve zo  £7o HET LEVEN VAN vroeg reeds zamenknoopte , en door wederzijdfche liefde en genegenheid hoe langer hoe naamver toehaalde.'* „ Breng u toch alle die bekooreiijke ontwerpen te binnen, waarmede wij ons weleer zo zeer bezig hielden en vermaakten ; toen gij vast aan mijn hals hingt ; toen de traanen der liefde ons over de wangen rolden; toen wij elkander eeuwige vriendfehap zwoeren, en in deeze edele verrukking zo gantsch en al gelukkig waren — o! laat ik u niet te vergeefsch bidden — antwoord mij toch, en ik ijl, ik vlieg na u toe — om nooit weder van u te fcheiden." Ik ben, enz." „ willem frank." Deeze brief miste niet het bedoelde oogmerk te bereiken ; hij vond den weg na het hart van wil», en perste hem eenige traanen af; hij ftond in bedenken, even gelijk hercules op den kruisweg, en bijna h?d de vriendfehap gezegepraald , ware niet zijn boezemvriend blond tusfehen beiden gekomen , en , gelijk een anderen duivel op den akker, het goede zaad had weggenomen, en onkruid in de tarwe gezaaid.  EEN' LICHTMIS. 271 Deeze losbol , toen hij zijn' vriend in zulke diepe gedachten verzonken , en zo geheel ernftig , met den brief in de hand, ftaan zag , werd door deeze befchouwing als verbluft, en vermoedde daadlijk, vermits hij zulk een ernst van zijn' vriend niet gewoon was, dat hem iets onaangenaams was overkomen; hij viel hem dan , met al het vuur eener jeugdige genegenheid, om den hals; kuschte hem , en toonde, door 't vol« gend gefprek , hem het geheim van 't hart. li l O n d. In god's naam , jongen lief! — wat is dit? gij ziet er, bij mijn ziel! zo barmhartig uit , als een misdaadiger , die op den hals gevangen zit — hebt gij uw beurs laaten ledigen? of heeft de lieve uitverkorene van uw hart u uw affcheid gegeeven? — minder althans kan het niet zijn. wild, zig uit zijne armen willende losrukken, O laat mij met vreden! blond. De duivel! dat zal ik niet doen — neen! in den nood leert men best zijne vrienden kennen — wat drommel fcheelt u toch? wild, zig in een' ftoel werpende. Ik zal van hier vertrekken. b l o n d. Wel, mijn allerlieffte vriend! dan ga ik  £72 HET LEVEN VAN mede ; waar is de reis na toe? na Berlir., na Weenen , na Parijs, of na Londonl ——— fpreek, ik zal er bij zijn. wild. Neen, maar denkelijk na blond. Hoe! word gij dol? wat duivel zult gij in die eenzaamheid uitvoerenP men fterft er van loutere zelfverveeling: als gij voor uwe zonden wilt boeten , waarom gaat gij dan niet liever in een klooster? — maar, bij mijn arme ziel! zo verre is het met ons nog niet gekomen — hoor , wij zullen eerst nog een jaar zes zeven door de wereld omdoolen, en behaagt het dan den goeden Hemel, om Heiligen van ons te maaken, dan fta ik mijn part, en dan eerst zullen wij er recht voor gefchikt weezeu, want die orde beftaat doorgaands uit uitgezondigde lichtmisfen, die door de zonden verlaaten worden — maar, hoe Satan komt gij op de raazende gedachten om na *** te gaan? wild. Ik ben het zwervende leven moede ; 't is een doolhof, waar men niet uit kan komen; men verkwist zijn' tijd , en men loopt ziju oogmerk en beflemming geheel mis. blond. Bij alle de Heiligen , gij moet voorzeker dee« zen nacht eene openbaaring gehad hebben , an-  EEN' LICHTMIS. 273 anders is dit niet te begrijpen : gij fpreekt van oogmerk en beftemming — o melkbaardige zedenpreker! zend na Profesfor ***, en verzoek hem om zijn catheter , dan kunt gij een boetpredikatie voor mij houden — misfchien zai ik mij dan verbeteren, en vroomer worden - maar gij fcheert den gek met mij ; gij ziet er wel oogmerk - en beltemmingachtig uit. wild. Neen , in de daad , mijn vriend! ik heb het een en ander eens nagedacht. blond. Maar, vervloekt \ hoe komt het 11 in den kop , om aan 't nadenken te gaan? - dat is ren [minden twintig jaaren te vroeg — thans is het de tijd om te doen en te genieten , en wanneer wij het aldus tot de veertig-gehragt zullen hebben, dan is dit allerliefst gedacht - dan zullen wij beiden gelijk - rhilofophen worden, (die, tusfchen ons in vertrouwen gezegd , niet zelden geheime of afgedankte lichtmisfen zijn,) en met eene fchijnbaare koelbloedigheid , over de wereld en haare vergankelijke heerlijkheid redeneeren, en er tegen uitvaaren, zo dat de jongelingen verftomd en verbaasd aan onze voeten zullen nederzitten, om de leere der wijsheid , gelijk orakelfpreuken van onze lippen te vangen 5 terwijl zij elkander vol verba- II. deel. S  S74 HET LEVEN VAN zende verwondering zullen aangaapen , over onze wijsheid en zelfverlochening — geloof mij, al dat gefnap van zogenaamde deugd en vroomheid, is niet anders dan geveinsdheid en huichelaarij ; en al die kophangers en zemel» knoopers zijn de ergfleu van allen; zij goojen Hechts zand, in de oogen , om ons te verblinden , en bedekken zig flechts met het masker der deugd , om des te zekerder de wereld te bedriegen. wild. Meent gij dan, dat er geen waare deugd te vinden is? blond. In den waaren zin van dat woord niet, dat over 't algemeen den 1'choonllen klank, zonder wezenlijkheid heeft: alle menfchen zijn min of meer booswichten, al naar dat hun geitel, de omflaudigheden in welken zij zig bevinden , of de voorkomende gelegenheid er aanleiding toe verfchalfen. Onderzoek flechts van nabij de hooggepreezene deugdzaamen van onze dagen, en gij zult bevinden, dat al dat glansrijke weinig meer is dan een fchielijkzweevend noorderlicht , of fpoedig verdwijnend dwaallicht ; zij verblinden de oogen , en leiden ons van het nest af. Wanneer een Vorst een kleiner deugniet, een minder despoot is , dan zijne in god rustende voorvaderen ; wanneer een aanziea-  EEN' LICHTMIS, ij| lijk maoj die een openlijk amt bekleed1 4 èèitmaal gedeeltelijk zijn' pligt betracht, die door zijne voorzaaten niet nagekomen werd; wan* neer een Rechter of Advocaat eerlijk genoeg' is , om het recht niet te buigen * Wanneer een Rijken tegen behoorelijke intrest borgt, eil aan den armen en behoeftigen iets van zijnen overvloed afftaat ; wanneer een meisjen haare kuischheid bewaart , of eene vrouw baareil man getrouw blijft ja , dan roept meil bet airede voor deugd uit , even als ware éf iets meer verricht, dan louter ichuidigett pligt! Maar beloer deeze deugd eens wat van na-> der bij ; onderzoek flechts waarom en waaruit zij wérkzaam is ; ftel haar öp de proéf; en dan eerst, als alles blijkt wèl te zijn, dan eerst aan het loftrompetten -— ga ua den hooggepreezen Vorst; geef hem een uitvoerelijk plan aah de hand, waardoor hij zijne Staten yergrooten, en zijne kas , ( fchooil óp een heimelijke, fchurkschtige wijs,) verrijken kan; verblind in 't verborgen den Rechter dé pogen met ftille giften ; doe deii Rijken eert zeef voordeeligeli handel aan de hand, dié eerlijk voor 't oog , maar in de daad nadeelig voor den armen zij — efi zie dan eéns, wal er van die opgezwollene deugdzaamheid zal Worden. w i I r>. Dat zijfi oök huichelaars én vefmcüin* i a  »7Ö HET LEVEN VAN booswichten, die flechts den naam van deugd* zaamen draagen — maar die BLOND. En juist zijn ze dat allen —— en moeten het allen zijn , willen zij niet de dupe van de biftorie worden : een waarlijk eerlijk man is, of een domkop of een bedelaar : over 't algemeen beflaat er geen waare deugd meer, de godgeleerde woordlijkc deugd uitgezonderd — het geen wij kortzichtïgen een deugd noemen , is in de daad niets anders dan geblankette ondeugd — en waarachtig , deeze kunnen wij gemaklijk misfen ; de mensch is tot vermaak geboren ,en het zijn dedwaazen alken, die de vrolijkheid des levens door alle die bclagchelijke aperijen vergallen. Waartoe gaf de Natuur ons bekoorelijkheden en aandoeningen? om dezelven te verzaaken en te onderdrukken? fchiep zij het lieve meisjen en den beminnelijken jongen , die meesterftukken der fchepping - op dat zij elkander ais twee monfters zouden ontvlieden ? fchonk zij den druif, die hartvervrolijkende kracht, om ze aan den rank te laaten verdorren ? overhoopt zij ons met zo verfcheidenerleie fchoonheden en zegeningen des levens, ten einde wij ©ns tusfehen vier muuren zouden laaten opfluiten , en ons geld in onze kisten zouden laaten befchimmelen? geeft zij ons gezondheid en krachten , om door dutten en fuSèu en  EEN' LICHTMIS. 277 vermoordend diepdenken ons ongezond en ongelukkig te maaken? Zie jongen liefl dat is mijne wijsgeerte , en iteeds heb ik mij uitfteekend wèl bij dezelve bevonden ah] fa! frederik , breng een volle flesch, wij zullen de langduurigheid van elond's Phiiofophie drinken. Deeze nieuwmodifche Wijsgeer , die bij de onderviriding wist , dat, met een volle flesch onder de knoopsgaten , het veel gemaklijker viel van deeze waarheden overtuigd te worden , dan door honderd wederleggelijke bewijzen , dronk-zijn patiënt zo lustig toe, dat deeze koortsaanvallen bij elk glas verminderden , en haast zo fchielijk over waren als ontftaan. Vermits, volgends zijn zeggen, deeze aanvallen doorgaands voorboden van geelzucht, of hypochondrie waren, dewijl, bij volle gezondheid een jong mensch anders bezwaarelijk op zulke godzalige gedachten komen kan, liet de voor het welzijn zijns vriends hoogstbezorgde jongeling nog een flesch komen , waardoor dan ook wezenlijk de kuur zo goed geëindigd was, dat vriend, brief, voorneemen , oogmerk, beflemming, enz., zo glad uit zijn gedachten verdweenen, als hadden ze er nooit in geweest. Geduurende dat de gerustftellende wijndamp door 't hersfenvat van onzen held om en om rumoerde , trad de beste vertrooster des veelS3  #78 HET LEVEN VAN bchocvsnden jongellngs , de postknecht naamlijk , binnen, met een' brief en een pakjen van duizend louis d'or daaraan vast ; deeze gewenschte bode behoefde zekerlijk zig niet over het loon te beklaagen : zelden is in dit geval een lichtmis gierig : met een luid gejuich en danzend handgeklap werden de geliefde en helfthitterende goudene Lodewijken geteld ; de aanfehouwing daarvan werkte zo fterk op de verbeeldingskracht van den Heer ontvanger, dat van dat oogenblik af, de held onzer gefchiedenis in een der hevigfte foorten van bedwelming verzonk , en met vreugde las , 't geen een ander met groot leedweezen zou vernomen hebben , dat naamlijk zijn Agent, zig in de noodzaake bevonden had, bij gebrek aan koopers , om het huis, met groote fchr.de, zig afhandig te maaken; wild fchreef daadlijk , dat hij wèl gedaan had , en dat hij maar zorg moest draagen, om de overige penningen, die bij termijnen moesten betaald worden , ten fpoedjgfteh overtezenden. Met een vol hoofd, en een volle beurs begon men nu ontwerpen te maaken; het voornaamfte was , om, na de volle betaaling ontvangen te hebben, een nabijgeleegcn landgoed te koopen ; den zomer aldaar doortebrengen, en vervölgends in de winter- ffadvermaaken te deelcn , en een zo vermaaklijk leven te leiden a)s doorgaands de rijke ledigloopers , die den  EEN' LICHTMIS. 279 kostbaaren tijd even als een bagetel verkwisten , gewoon zijn, en die echter meest altoos over drukke bezigheden klaagen , die bij onderzoek blijken te beftaan in vreeten , zuipen, fpeelen, flaapen , coë(feereu , enz. In deeze zoete dromerijen lagen zij nog verzonken, toen een Huik, lief, aartig en bevallig bruinetjen binnen trad; met een oog, dat met een verzoekenden , fchelmtjesachügea opflag, regelrecht op het hart mikte, en zelden miste er eenen oogenblikliiken brand te ftlchten — welk meisjen een briefjen van de Tante in het bewuste landhuisjen overgaf. Deeze eerbaare Dame , die , terwijl wij er niets van gehoord hebben , haar rijklijk geplaagden en welgehoornden echtgenoot de ielijkfte trek fpeelde , cn zig tot een weduw maakte, begon nu weder na dat de ver- eischte traanen behoorelijk opgedroogd waren, en de bitterfte fmart over haar grootfte verlies allengskens begon te verminderen, en het rouwgewaad , ('t welk ruim zo veele verleidelijke bevalligheden aan de hand geeft , als het beste kleed van den eerften fmaak,) was afgelegd zig in de groote wereld te ver- toonen , en even gelijk het vrouwtjen van Epheezen zig over haar fmartlijk verlies te laaten troosten: om dit einde te bereiken had zij een recht feestlijk foupé aangericht , en onzen held, benevens ziin onaffclieidbaaren medS 4  aSo HET LEVEN VAN gezel , waaraan zij juist ook kennis had, tot hetzelve genoodigd. wild , dien, door de groote verfcheidenheid zijner kennisfen, deeze eerfte liefde glad vergeeten fcheen te ziju, werd door dit verzoek een weinig verrascht , en zou de kennisvernieuwiug met eene Dame , die , federt hij zulke aanmerkelijke vorderingen gemaakt had, weinig meer in zijn' fmaak viel, mogelijk geheel van de hand geweezen hebben , ware hem niet die allerliefile fchoone nicht te gelijk in de gedachten ge- f komen; hij was , wel is waar , en dit wee-< ten onze Lezers , wegens het geval met hansje , nog niet met haar aan den rechten gang gekomen ; doch hij hoopte fpoedig met haar te zullen verzoenen , te meer , daar hij in de kunst van overreeden, of liever in de kunst van verleiden , zig federt dien tijd al vrij verre volmaakt had. Hij nam derhalven het verzoek aan, en terwijl hij zig onleedig hield met de Dame eenklein brief jen ten antwoord te fchrijven, liet onze vriend blond zig met de gehoepelrokte mercurius, in een vcrtrouwlijk tete a tete in, en wild vond zig genoodzaakt , om, na het eindigen van zijn fchrijven, het bruinetjen uit het gedrang te brengen , en haare partij te kiezen; 't welk hij dan ook, trotsch den hougu-iguen Advokaat, zo verwonderlijk wèl te  EEN' LICHTMIS. a8i maaken wist , dat het aartige v.erfchil juist nog eenmaal zo lang duurde , cn de toegeevende Schoone eerst na een goed uur toeveus haar aiïcheid bekwam: men begrijpt, dat voor een meisjen het verfpillen van zo veel tijd te edel en dierbaar is; (daar men voorbeelden heeft , dat menig een , binnen een quartier uurs, gantfche capitaaleu heeft overgewonnen;) de jonge Heeren vonden het derhalven billijk , om dit verlooren uur met een goede flesch , en een gouden Lodewïjk, die de Schoone ruim verdiend had , te betaal en. Offchoon nu dit tusfehentooneel voor ditmaal ware afgeloopen, vond echter deeze Schoonheid, die zo ligt zig niet liet overtuigen, in 't vervolg , dikwijls gelegenheid , om dit aartig verfchil te hervatten; cn dit deed zij met zulk een gewenscht gevolg , dat zij fpoedig eeri gantsch batailjon Lodewijken had overgewonnen. De verwachting van onzen held , om met éenen klap twee vliegen te vangen — dat wil zegden — om , door de vernieuwde kennis met de Tante, het afgebroken liefdewerk, met de nicht weder aan de gang te helpen — viel intusfehen geheel verkeerd uit; want alhoewel de Schoone, op zijn intrede in de kamer , een weinig verrascht fcheen te zijn % S 5  s8s HE TELEVEN VAN en een vlugtig roozenrood haare kleur verhoogde , ontftond dit geenzins geheel en alleen uit een opgewekt gevoel of wederkeerende liefde, als waarvan zij, zo door het fchandelijk gedrag omtrent hansje , als door de losbandige levenswijs van den jongeling, zig verbeeldde geneezen te zijn — neen ! maar veeleer kwam het voord uit misnoegen; vooral , daar zij nu ook de voorheen gehouden gemeenfchap tusfchen hem en haare Tante vernomen had , ftceg haar gramfchap ten top , daar hij onbefchaamd genoeg was , om deeze gemeenfchap, onder haare oogen , te komen vernieuwen ; dit wekte de gal in het dtiivenhartjen van het beledigde meisjen in diervoegen op , dat zij , zo dra zij zig flechts van de ecrfte aandoening op deeze befchouwing herfteld had , zij al haaren moed hervattede, om hem met alle blijken van de uiterfle verontwaardiging aantezien , en met de terugdootendfte koelheid te bejegenen. In weêrwil van alle mogelijke onbefchaamdheid van den jongen Heer , werd hij, door dit gedrag , niet weinig verbijsterd, en was, welk geweld hij zig zeiven ook aandeed, om zig vrolijk en opgeruimd te vertoonen, den gantfchen avond yerflomd ; te meer was hij zulks , toen de Schoone , na 't eindigen der maaltijd , hoofdpijn voorwendde , het gezel-  EEN" LICHTMIS. 283 fchap verliet, en niet weder ten voorfchijn kwam. Door deeze geffrengheid van het heldhaftige meisjen werd de hoogmoed des verleiders — die thans een wonder hooge verbeelding van zig zeiven vormde, en die niets minder verwacht had , dan door eenige kwijnende lonkjes en vleiende woordjes , de verlooren gunst weder te herwinnen — ten hooglten beledigd. Om zig deswegeu wraak te verfchaffen, ontwierp hij , benevens zijn' boezemvriend, een plan, om het trotfche meisjen, het koste dan ook wat het wilde , in 't net te lokken; ten dien einde poogde hij zig eerst , ^ door boetvaardige en tedere brief jens, waarin hij zeer fmeekende , en als een ftrafbaaren misdaadcr voorkwam , den weg ter verzoeninge te baanen : om deeze brief jens te bezorgen , en zijn oogmerk te bevorderen , bediende hij zig van het bruinetje , die tot foortgelijke handelingen bijzonder gefchikt was; dan, alle poogingen en kunstgrecpen waren vruchtloos; het ïfandvastige meisjen was op geenerleie wijze te beweegen, om flechts het kleinlte papiertjen van hem aanteneemen - dit ging zelfs zo verre , dat zij de overbrengfter dreigde, om. zo zij zig verder in deezen handel gebruiken liet, alles aan haare Tante te zullen ontdekken. Om dit gemis zijner wraak te vergoeden, *n de Schoone ten minften met gelijke munt  c84 HET LEVEN VAN te bctaalen , kwam hij vast dagelijks bij de Tante , en fcheen de nicht, als hij haar te zien kreeg, naauwlijks te bemerken : deeze wraak kwam hem duur te (taan , dewijl hij daardoor zo diep in den afgrond der wellust verzonk , dat hij er beurs en gezondheid niet weinig door bedierf; want niet flechts dat hij bij de Tante en haare wapendraagfler, als twee coqncttcn , de la première qualité, groote geidfommen verkwistte , en op veelvuldige en verfcheidenerleie wijze van den verbodenen boom plukte, zo dat hij dikwerf zig tot walgens toe verzaadigde , maar men vond hem ook bij alle losbandige maaltijden, fpcel- en drink-gezelfchappen, van waar hij meest altijd met een verwilderd , bezwaard hoofd, en geledigde beurs weder terug keerde , en hij weldra als de grootfle en buitenfpoorigfle lichtmis van de gantfche ftad bekend werd, zo dat menig moeder en menig lief meisjen hem met beklag en medelijden aanzag. Dat het de goede, zachtaartige, fentimenteele louiza , met haaren toorn tegen de voormaaligen bezitter van haar hart , trotsch al haar poogen , niet geheel en al ernst ware, zullen onze Lezeresfen, die eenmaal zo vuurig en innig bemind hebben als dit gevoelig meisjen, gemaklijk kunnen gelooven ; helaas ! 't viel haar onmogelijk zijn aandenken uit haar ziel te verbannen ; menige traan van 't hartlijkst  EEN' LICHTMIS. 2S5 medelijden vloeide langs haare fchoone , door liefdekommer een weinig verbleekte wangen af; zo dikwijls zij hem , even als een dolleman , van of na zijn woest gezelfchap zag heenfnellen, of terugwaggelen; dan loerde zij achter een gordijntje , begluurde hem, en — verzuchtte zwaarlijk. Kwam hij in 't huis haarer Tante een bezoek geeven , o dan floeg haar hart even als of zij een misdaad gepleegd had ; dan vlood zij voor hem met al den angst van eene kwaad'doenfler , en niets wenschte zij hartlijker, na niets reikhalsde zij fterker dan na om hem te zien. Haare eenigfle toevlugt, waaraan zij haar hart ontdekken , en voor wie zij haare klagten uitfehudden kon , was hansje , die zij fomtijds, maar altoos fteelsgewijze, bezocht: dikwerf, wanneer de losbandige jongeling op het pad van den wellust ronddwaalde, zaten deeze twee vrouwlijke engelen, met de bezorgdheid op 't gelaat en de kommer in het hart, wee. nende bij elkander , en fmeekten den Hemel voor zijn behoud ; inzonderheid had löuiza eene groote genegenheid voor het kind opgevat ; 't was als of zij den vader in hetzelve beminde ; menigmaalen kuschte zij het lieve wicht, met de uiterfle vervoering, cn Hortte de bitterfle traanen van jammer en medelijden over hetzelve.  *86 HET LEVEN VAK Eens , toen zij zig bij hansje bevond , e* gevallig ten venfter uitkeek, zag zij den veroorzaaker van alle deeze onheilen benevens haare Tante in een chais daar komen aanrijden daadlijk riep zij hansje, die bleek en fidderende na 't venfter trad , en in de eenvoudigheid van haar hart zig verbeeldde, dat hij van zijne dooling terug keerde, en nu kwam om zijn misgreep te herftellen — dan, hoe bang was haar te moede, toen zij hem, met den wellustigen arm om de Tante heen geflagen , zitten zag , met een oog , dat haaf allen moed deed ontzinken , en de hoop voor altoos benam. Met een graf kleur op 't gelaat ; doodiijk ©ntfteld; met een onbefchrijvelijk harttreffend gezicht , waarin nedergeflagene hoop , weemoed en Onbeperkt verdriet te leezen was keerde zij van 't venfter terug ; bedekte haar gelaat met beide handen ; greep vervolgends het kind ; drukte het vast" en vuurig aan haaren boezem , en riep , met een bijna door traanen verflikte ftem : „ Ach ! hij is voor „ altoos verlooren."  EEN' LICHTMIS. aS? AGT TIENDE HOOFDSTUK. jHot dus verre hebben wij den held onzer gefchiedenis zien klimmen, wij willen zeggen de jeugdige natuurling had in de zeden , of liever in de ondeugden der groote wereld in dier voegen zig volmaakt, dat hem, in 't ftuk van modelichtmisl'en , in 't geheel niets meer ontbrak, en dat de Dames, (bij wie niet zelden de ligtvaardigfte broeders, de Hemel weet waarom, het welkomfte zijn,) hem eenparig den lof gaven , dat hij een allerlieffte losbol was ; een recht beminlijke dolleman , waaraan niets anders ontbrak , dan een weinigje meer beflendigheid , om de volkomen gunHeling der Dames te Worden. Had de jongeling zig op dseze hoogte weeten te houden, en zijne lichtmisferij Hechts, gelijk tot hier toe, altoos in den kring der groote wereld voordgezet, of dezelve, onder den dekmantel van galanterie, weeten te verbergen, hij zou eindelijk , zo als duizenden die beu  288 HET LEVEN VAN gelijk zijn , aan de deuren der voornaamfte huizen hebben mogen aanfchcllen, en met eene rijke éénige dochter hebben kunnen wegflrijken; ja, (en dit ware geen wonder geweest,) dan zou hij mogelijk nog wel ten eenigen tijde een of ander eeregeftoclte beklommen hebben , en onder de aanzienlijken des Lands met eerbied en nederbukking genoemd zijn geworden. Dan, zijn vuurig geflel, zijn onbezonnenheid, losheid en neiging tot zinlijke vcrmaakcn, lieten hem niet toe om tot zig zeiven te komen, en flcepten hem onophoudelijk op den begonnen loopbaan des verderfs voord , en eindelijk in dien verfchrikkelijken afgrond, waaruit men niet, dan door' een wonderwerk, gered word. Ongelukkig had hij daarenboven zijne ftudien zo geheel verwaarloosd , dat hij , behalven zijne galante kundigheden, weinig of niets wist; hij verliet zig op zijn geld en gedaante in diervoegen , dat hij voor het toekomftige geheel zorgloos leefde, en zelfs niet eens den tijd had om er aan te denken. Bij deeze gefchapenheid van zaaken kon het niet misfen , of de jongeling moest Hap voor (tap achteruit gaan , vooraf daar hij, federt eenigen tijd , begonnen had om dajiper de grootfte zwelgpartijen bijtewooncii , en aldus het weinigjen vernuft , dat fomwijlen nog in hem- flikkerde, geheel tot zwijgen te brengen. In  EEN' LICHT M I S. 289 In korten tijd werd hij ook zo ten uiterften fchaamteloos en zo ongevoelig en onverfchillig tegen zig zeiven , dat hij zig , zonder eenig bedenken of affchuw, in de groffte buitenfpoorigheden toegaf, en nu openlijk een der ergerlijkfte lichtmisfen van de gantfche Univeriiteit werd , 't welk airede zeer duidelijk uitwendig aan hem befpeurd werd, vermits de al te naauwe en geduurige gemeenfchap met de twee magtigfte Godheden deiaarde, Mevrouw venus en Vader bachus, in Haat is om zelfs de iterkfle gezondheid te ondermijnen, en de aanbidders van dit waardige paar niet zelden met een klein aandenken, als podagra, geelzucht, pokken, enz.,uit hunnen tempel terug laat keeren. Onzen lichtmis verging het niet beter ; want alhoewel zijn jeugd en llerke natuur hem nog op de been hielden , befpeurde men echter op zijn gelaat airede de zichtbaare fpooren der lichtmisferij , en zonder juist een zeer groote maate van phifionomiekunde te bezitten , kon men den leevenstrant van broeder lichtmis al zeer duidelijk op zijn voorhoofd leezen — de roozenverw der jeugd, waarme. de hij nog onlangs bij verfcheidene fchoonheden de heimelijklte vvenfchen deed geboren ■worden , en die den ftcmpel der onfchuld op 's jongelings gelaat drukte , was geheel en al, door krachtverflindenden wellust en afmattende II. deel. T  29° HET LEVEN VAN nachtvennaaken , verdweenen ,• en in eene geele graf klenr veranderd ; dat vuur in het vliegende oog was uitgebluscht, en een doodfche vermoeidheid, een geestloosheid verraadde de vergrijpingen van den jongeling maar al te duidelijk; het was niet meer die vlugge , vuurige en allesönderneemende jongeling, die met een verteerenden gloed aan elk onderwerp zig vasthechtte , en bij elk fchoon meisjen, bij eiken vrouwlijken engel, een hevig hartkloppen veroorzaakte ; neen , zijne aandoeningen waren reeds verftotapt , en eene zekere vadzigheid , (het gevolg zijner leevenswijs , die flechts door uiterften voor eenige oogblikken te verdrijven ware ,) had zig meester van zijn gantfche wezen gemaakt. Knorrigheid, mismoedigheid, duistere onvergenoegde buien en grillen , vervingen de plaats der vrolijkheid , en verontrustten en martelden hem reeds in zodanige oogenbhkken als de Natuur tot rusten en krachtherhaaling gefchikt had ; hij poogde , wel is waar, door alle mogelijke verftroojingen z.g van deeae grillen te bevrijden dan, het waren geweldige en vertwijfelde geneesmiddelen , die wel voor een oogenblik het kwaad fcheenen te heelen , doch die des te gevaarlijker gevolgen hadden, welken fomtijds erger waren dan de ziekte zelve. Zijne geldmiddelen en gezondheid gingen  EEN' LICHTMIS, %gi dus heiden met even vlugge fchreden agter* uit , en verdweeneu zichtbaar van oogenblik tot oogenblik. Het eerite verkochte goed was nu bijna geheel op de lippen en door de vingeren ; het tweede lag nu aan de beurt* dat op dezelfde wijs als het eerite , om dat de zaaken geen uitltel leeden , voor een beuzeling verkwanzeld werd : 't is waar, zijn Agent was eer. lijk genoeg , om hem deezen verkoop afteraaden, vermits hij er te veel fchade bij leed; hij gaf hem ook een welgemeende en vader* lijke vermaaning , om de (tukken wat beter bij elkander te houden , en ze niet als een dolleman daar heen te fmijten ; raadde hem tevens, om in zijn vaderlijken oord weder terug te keeren; bragt hem de wezenlijke waardij van het te verkoopen goed onder 't oog; de fchade die hij, door zijne overhaasting, er bij lijden zou, en den winst die hij door zelf er bezit van te neemen , er door doen Ijon dan , dit was voor doove ooien gepredikt; hij fchold den getrouwen raadgeever voor een pijlaarbijter en zeinelkuooper: fmeet hem etlijke vloeken na 't hoofd , en fchreef hem forsch en met korte woorden: dat hij zig om zijnen wil geenzins behoefde te bekommeren ; dat hij met zijn boetpredikatiën wei t' huis mogt blijven; dat hij hein T ft  2.9* HET LEVEN VAN flechts geld moest zenden .en hem zeiven voor het overige laaten zorgen, enz. Zijne begeerte werd volvoerd ; de eerfte termijn van duizend louis d'or verfcheen — en ftraks vloogen en vlinderden de vlugge hengflen weder langs de ftraaten der ftad, zo zeer als ooit , de elende en behoeften ten gemoete: de keurigfte wijnen brandden en gloeiden nu in de glazen , en fteegen en benevelden de hoofden der onbezonnene verkwisters ; de tafelfchuimers vermeerderden; de valfche fpeelers en hoerenwaarden fpanden nieuwe ftrikken , en het legio van veile deernen plunderden hem , als om ftrijd, en Haagden er meesterlijk in. De fchoone nicht zag en hoorde dit alles tot haare uiterfte bekommernis ; in haar kamertjen ftortte zij menigen bitteren traan over den ongelukkigen jongeling, en ftond verfcheidene reizen in 't begrip , om hem deswegen de fmeekendöe voordellen te. doen — dan , telkens ontbrak het haar aan hart en moed , en zij vergenoegde zig enkel en alleen, om met haar hartvriendin hansje, (die alsnog bij het oude besje woonde, en door haarer handen werk haar onderhoud poogde teverdienen,) den ongelukkigen jongeling, welken zij zo zichtbaar ten verderve zagen fnellen, te beweenen en te bejammeren.  EEN' LICHTMIS. ao3 Intusfchen gebeurde er iets , 't welk, ware de woesteling niet airede te diep in de lichtmisferij verzonken geweest , hem ten krachtiger bekeerder zou verftrekt hebben, dan de zielroerendfte gebeden en vermaaningen der deelneemende nicht, ja zelfs dan al de boetpredikatiën op een' bededag — en dit was — het fterven van zijn' boezemvriend , zijnen verleider blond. Deeze onbezonnen losbol , die, in weêrwil van alle wenken, welken de bezwijkende Natuur, door de vreeslijkfte voorboden, hem gaf, even dol en woest daar heen holde, en ftout • geworden zijnde door eenige welgelukte onderneemingen , de moedwilligfte wandaaden pleegde — werd eindelijk het flagtofFer zijner buitenfpoorigheden ; verging in den bloei zijns lévens ; ftierf in vertwijfeling , en werd aldus een treurig memento mort voor zijne vrienden en bekenden. En , ongelukkige jongelingen! die op het glibberig pad der verdervende ondeugd, zo zeker en onbezorgd daar heen wandelt, en den voor uwe voeten zig openenden afgrond, in weêrwil van alle vermaaningen en fmeekingen van het beste gedeelte uwer vrienden, blindelings ten gemoete fnelt; mogten wij u aan het fterfbed van deezen ongelukkigen jongeling geleiden; u bet affchuwelijk ge. Ichonden lijk van eenen jongeling, uit het T 3  m HET LEVEN VAN rechte oogpunt doen befchouwen jj van eenen jongeling,die de bloei zijner jaaren, de fieraad, de fchat zijner jeugd, fchoonheid en gezond, heid, zo fchandelijk verkwistte j mogtenwiju het oog op zijn'zieiftaat kunnen doen vestigen, u het heirleger van folteringen , vertwijfelingen, wanhoop en woede vertoonen! mogten wij in ftaat zijn, om u den toeftand van zijn hart te befchrijven ! den wreeden , den bangen itrijd fchilderen, toen hij verfcheiden moest, toen hij van zijne vrienden werd afgerukt ! hoe fidderde hij , toen de eeuwigheid zig voor hem ontiloot , toen de ijskoude hand des doods hem op het beroerde hart viel! toen eene verfchrikkelijke frem hem toe, donderde ; ,, god zal rekenfchap eisfchen , en.u richten!" Bleek , uitgeteerd , een voorwerp van affchuwen en afgrijzing, lag hij daar, even als het beeld der veroordeelde , der geftrafte Zonde! kampende niet fmarten en vertwijfe» lingen, gefchuwd van zijue vrienden - fnak» kende na hulp, en -— ze niet vindende. Thans viel hem het masker der verblinding , even gelijk een doek van voor de oogen ——» kleiumoedig en mistroostig kreet hij om troost — reikhalsde hij na een' vriend , die iets toebragt om zijne ziel, zijne onfiervelijke ziel! te redden te vergeefse!) «■ het was te laat! zijne «innen werden ver»  EEN' LICHTMIS. 295 ward; de dood vertoonde zig in zijne afgrijze- , lijkfte gedaante voor zijne oogen ; greep de koude , fiijve hand van den jongeling, en fleurde hem onverbiddelijk voord in dien eeuwigen nacht, waaruit geen flerveling immer weder terug keert — hij flïerf — onvoorbereid — ongetroost —■ belast , belaaden met alle zijne zonden — als een moordenaar van zig zeiven — in de uiterfte vertwijfeling. wild, die onder de veelvuldige kenuisfen en vrienden van deezen ongelukkigen jonge, ling, die hem allen in deezen uiterflen nood verlieten, de eenige was, welke hem flerven zag , werd door dit verfchrikkelijk uiteinde ten hevigften beroerd ; de waarfchuwer.de (tem van 't ^eweeten doorklonk zijn binnen, fie , en in dat tijdftip nam hij het befluit, daar een gelijk noodlot hem dreigde, om zig te verbeteren. Zijne vrienden, die hem in deeze treurige zielsgefteldheiri vonden , wel verre van hem in dezelve te onderhouden , wendden veeleer alles aan, om hem te verflroojen, en, zo als zij het noemden, deeze grillen uit den kop te praaten , cn Haagden zeer wel, cm zijn genomen befluit aan 't wankelen te brengen. Vooral verdween bij hem de vreeze des doods in den hoogflen graad, toen bij vp zijne vrienden lichtmisfen vernam dat de oor» T 4  296 HET LEVEN VAN zaak des doods niet in de buitenfpoorighe* ' den van den overleedenen , maar wel in de verkeerde behandeling van den Geneesheer te zoeken ware, dewijl een iegelijk hunner zig beroemde , er ruim zo erg aan toe ge. weest te zijn als de arme blond , en telken reize echter waren zij er gelukkig doorgekomen ; over 't algemeen hadden de ziekten van deeze foort weinig te beduiden, en de patiënten ftierven flechts onder de handen van onweetende Artzen ; vooral daar men zo veele fouveraine remediën had uitgevonden , was er te minder zwaarigheid. In 't kort, dit gantfche geval kwam onze fterke geesten ais van te weinig of geen belang voor, om den minften indruk op hea te maaken ; zij meenden dat het op één uit kwam, of men aan een beroerte, de teering, koorts, enz., ftierf, of aan iets anders; zo dra het werktuig zijn' dienst verricht had ftond het ftil ; en of zulks nu twintig jaaren vroeger of laater gefchiedde, deed niets tot de zaak — dood was dood' Door foortgelijke redeneeringen verdreeven zij alle zwaarmoedige gedachten , en verdelgden zij de treurige indruk des doods in diervoegen bij onzen wankelenden held, dat hij den tweeden avond zig reeds weder in den kring der lustige broeders bevond, en zijn voorigen wandel vervolgde.  EEN' LICHTMIS. 297 Intusfchen werd onze ligtzinnige jongeling» op den dag der begraavenis, weder op 'theftigfte beroerd en tevens befchaamd: de Voorzienigheid fcheen hem andermaal een' wenk te geeven, ten einde hem te waarfchuwen, om in zig zeiven te keeren , en den weg der ondeugd te verlaaten: de Profesfor naamlijk deed bij deeze gelegenheid eene' aanfpraak, die, wel verre van den overledenen te vleien, de naakte waarheid, ten baake zijner leerlinlingen , voorftelde ; wij zullen een kleinen trek uit deeze aanfpraak mededeelen. „ Mij dunkt," dus fprak de Profesfor, „ nog zie ik den fchoonen , den bloejenden „ jongeling , toen hij voor vier jaaren eerst „ in de ftad kwam , in den vollen luister „ zijner bekoorelijke bevalligheden : de Na„ tuur, toen zij hem formeerde, fcheen zig „ zelve overtroffen te hebben, om de wereld „ het volmaakt model van een' man te leve» ,, ren ; met een innige vergenoegdheid befchouwde ik hem ; dit meesterftuk der r fehepping verrukte mij ; ik knelde hem in „ mijne armen ; zegende hem , en traanen „ van büjdfchap en aandoening ontvloeiden mijne oogen ; 0! hoe edel was toen zijn , hart ! hoe fchoon de vorm van zijn lig— chaam! — aandoenlijk! — vatbaar voor „ elk edel gevoel en geheel voor de vriendfehap gevormd! — aldus was hij — maar T 5  498 HET LEVEN VAN „ wat is hij nu? - verbeeld u hem ; fielt „ u zijne afgrijslijke gedaante voor den geest ,, — helaas — hij heeft de grootfte hoop, ,, de fchoonfte verwachtingen zijner op hem ,, zig veel laaiende voorltaande familie, fchan- delijk te leur gefield! — geheel en al ver„ nietigd : hij heeft alle waarfchouwingen, ,, alle raadgeevingen, fmeekingen en verma,, ningen veracht ; hij heeft het meesterfiuk ,, der fchepping, zig zeiven, met eigene han„ den vernield, en zijne eigene dagen moed- willig en gewelddaadig verkort —- ziet ,, hem, jongelingen ! en fielt hem u telkens voor den geest, om de klippen te vermij„ den, waarop hij fchipbreuk leed!" 'T is onmogelijk den indruk te befchrijveu welken deeze aanfpraak van den eervvaardigen grijsaart op alle de aanweezende maakte ; zelfs onze held was er ten fterkllen door getroffen; zijn hart klopte bij verdubbeling; groote traanendroppelen vloeiden langs zijne ftrakke wangen ; dat woelige ding, zijn geweeten, ontwaakte; klaagde hem als medepligtige , als gezelfchaphouder en verleider van deezen ongelukkigen aan, en deed hem, als in een fpiegel, het zelfde lot ten gemoete zien. Ware in dit oogenblik er een waar vriend van wild ten voorfchijn getreden; had die hem bij de hand gevat, en van den doolweg  EEN' LICHTMIS. &99 terug getrokken , misfchien ware hij gered geworden en wedergekeerd - want offchoon het hem thans niet aan goeden wil mangelde, ontbrak het hem echter aan moed en kracht tot de uitvoering: zwelgerij en wellust hadden bereids zijne zinnen verftompt, en zijn' geest die gevaarlijke vadzigheid en onverfchilligheid bijgezet, welken maar al te gewis de voorloopers der zekere elenden zijn ; hierbij kwam nog een zekere valfche fchaamte, om voor de oogen der wereld belagchelijk te zullen worden , en ten fpot zijner vrienden te zullen verftrekken ; zo dat de goede indrukken en vroome voorneemens even zo fpoedi» weder verdweenen als zij ontitaan warend er zig aldus voor het toekomende de treurigfte uitzichten opdeeden, en de Jongeling als met verdubbelde fchreden ziju on. dergang ten gemoete fnelde. Einde van het Tweede Deel,