STAATS- E N KARAKTER. KUNDIGE BYZ ONDER HE DEN BETREFFENDE FREDERIK den II. KONING van PRUISSEN. Uit het Hoogduitsch (Naar den derden Druk.) VYFDE DEEL. 's G R A VEN HA GE, By I S A A C van C L E E F. M D C C L X X X I X,  I 1  STAATS- E N KARAKTER -KUNDIGE B YZO NDERHEDEN betreffende den KONING van PKUISSEN. 2rclden was de Koning gewoon , zoo als bekend is, om als hy zig vergist had, en de zaakcn zoo niet waren uitgevoerd, als 't volgends zyn eerfte denkbeeld diende te wezen, eens gebeurde dingen te veranderen. Uit welken grondregel ! daar van kunnen vvy niets met zekerheid zeggen. In den Beyerfchen opvolgings oorlog, reed de Koning om zyn Leger in Bohemen rond, en vond eenen voorpost, die vry regelmatig door opeeiigeilapclde flesfen verfterkt en gedekt was. Dit beviel den Vorst, en hy liet zig den nommer van deczen post opgeeven. Naauwlyks was hy in 't Hoofdkwartier aangekomen, V. Deel. A toen  i Byzonderheden betreffende den toen hy eené orde pour le mérite aan den wachthebbende Officier van deezött post, ter belooning zynef opmerkzaamheid in den dienst toezond. Inmiddels was deeze Officier ongelukkig reeds afgelost, en daalde orde voor den wachthebbende Officier was beftemd , zoo bekwam hem deeze die naa den voorgaanden op de'wacht gekomen was. Naauwlyks had echter , de ander vernomen , wat er voorgevallen was, of hy fchreef aan den Koning: „ dat men de „ door zyne Majefteit hem toegeweezene orde, eenen „ anderen gegeven had, en hy bad, hem zyn geluk „ te willen wedergeeven, wyl hy de eer had gehad, , zyne aandacht tot zig te trekken." De Koning antwoordde enkel: Gy hebt geen geluk:" en de Officier bekwam de verdiende orde niet. Op zekeren dag, vond de Koning op zyn Slot tc Potsdam eenen fchooncn Kerel van de Garde op eenen post ftaan; dcwyl hy toen juist een bediende wilde aanneemen, en hem de goede gedaante van den Soldaat in 't oog viel , vraagde hy denzelve naar zyn Vaderland en naam; éindclyk ook , of hy genegenheid had, hem als Lakey tc dienen! De Soldaat be- antwoordde dit terftond, met een vrolyk ja! en moest daar op den Kening de nommer van zynen post zeggen. Zodra de Koning in zyne kamer was gekomen, zond hy na den Kapitein, die de wacht op het Slot tóo» Y^W^m: ^ '. had,  Koning van Ptuisfi.fi. 3 had, en liet hem zeggen: dat hy hem aanfionds dm Soldaat, die op nommero geposteerd was, toezenden moest. Ongelukkig had de Koning de nommer Van den post met eene andere verwisfcld, en dus geviel het, dat in plaats, van den jongen , vrolyken Knaap , een groote , lompe , Phlegmatique Kerel voor hem vcrfcbccn. Deeze zond de Koning gemelyk aan den Officier te rug, en liet hem zeggen: dat dit de man niet was, dien hy begeerde. De Hoofdman beval echter den Soldaat , om weder naa den Koning te gaan, die hy tevens liet zeggen: „ dat dit „ de regte Kerel was, die op den post geftaan had, „ welken zyne Majcfteit hem had' laten aanduiden, „ en anders moest er eene vergisfing zyn , die hy „ niet wist te verhelpen." De Koning antwoordde daar op niets, en beval, dat men den grooten, lompen en ongefchikten Kerel, dien hy, zonder dit onverwagt opgekomen voorval, zekerlyk niet in zynen dienst zou hebben genomen , de levery zou laten aantrekken, terwyl de ander meer bevoegde Kandidaat te rug bleef. Seïdlitz was in zyn tyd,by de Pruisfifche Armee, als de grootftc en ftoutfte Ruiter bekend. Ten bewyze daar van, verhaalt men de volgende byzondcrheid : hy reed eens met den Koning-over de elve Brug te Dresden. Als gy op deeze brug, zeide de Vorst A 2 tot  4 Byzonderheden betreffende den tot hem, van beiden zyden afgefneeden waart, wat zoudt gy dan doen! Seidlitz gaf daar op geen antwoord , rukte den hoed in de oogen , gaf zyn paard de fpooren, en zette daar mede over de Barrière , midden in den vloed. Het water golfde over hem heen, zoo dat hy naauwlyks zigtbaar was. I fy kwam echter weldra weder te voorfchyn , en had alleen den hoed verlooren. Op zyn paard geflooten, kwam hy aan den tegenovcrliggenden oever , waar heen de Koning, die geheel was verrascht geworden, gereeden was, en tot Seidlitz zeide: dat is roekeloosheid ; dat moet gy in 't toekomende laaten. Toen de Koning Seidlitz op zyn fterf bed bczogt, zeide hy tot dcnzelven: myn waarde Seidlitz, lu.e en door wien zal ik toch uwe plaats by de Armee weder vervullen! ik weet er geen die my daar toe bekwaam genoeg Jchynt. ,, O ja!" hernam Seidlitz, „ uwe Majefteit , heeft nog eenen wakkeren man , ,, en dugtigen Ruiter by uwe Ka^allerie." En wie is dat! vraagde de Koning. Seidlitz antwoordde: ,, van Wackenitz, van de Garde du Corps." deezen heb ik zo aanftonds zyn affcheid gegeeven, zeide de Koning. Seidlitz trok toen de fchouders óp; en zoo bleef het. Zoo als bekend is, ging van Wackenitz in Hesjifche dienst , in welke hy de Kavallerie in eene zeer goede order bragt. Dit r.llcs ver-  Koning van Pruis/en. 5 vernam de Koning, en hy uitte het aandeel, dat hy daar aan nam, by gelegenheid, dat de Hesfencasfelfche Geheimraad Bopp , die ook van te voorcn in Pruisfifch'e dienst was geweest, in gczantfchap van zyn hof tot den Koning kwam. Zonder op zynen voordragt acht te liaan, viel hy hem plotsling in de reeden , en vraagde : ryd de Hesfifche Kavallerie goed! „ Zecr.voortreflelyk ," hernam Bopp, ja, dat geloof ik wel! voer de Koning voort. Gy hebt daar eenen goeden man van my, die kan u lieden wat leeren. De Generaal Luitenant , Graaf van Fro;cnsESs , was één der eerfte vertrouwelingen des Konings, en was dit reeds in Rheinsberg geweest. Hy fneuvelde in den (lag by Hohen Friedeberg. De Koning betreurde zyn verlies zeer, en uitte het voornaamlyk tegen zyne Weduwe, toen hy dezelve voor de eerfte maal weder ten hove zag. Hy merkte, dat zy op hem aankwam, en hem iet zeggen wilde; hy fpocddc haar te gemoet, en zeide, zonder haar te laten fpreeken: Ik weet alles, Mevrouw , wat gy my zeggen wilt. Gy hebt eenen waardigen Gemaal, en ik een beproefd vriend en een braaf Generaal verloren. Geef my gelegenheid myne fmert daar over te leenigen; door my openhartig te ontdekken, waar door ik uw leeven kan veraangenamen. De Va uw des GeneA 3 raai 3  6 Byzonderhcden betreffende den tahte kon geen woord voortbrengen, zoo zeer was zy door de aanfpraak des Konings getroffen. Zy deed haare traancn vlieten. De Koning vond zig gedwongen , .baar tc verhaten, op dat zy zig weder hcrftellen kondc, en betoonde zig naderhand omtrent deeze Dame zeer gunftig. De Koning had een Kamerhusfaar namens Dof.sf.n , die wegens verfcheidene misdryven, in deszelfs ongenade vervallen was, en derhalven aan 't GarnifoensRegiment van Kowalsky ; ter lfraffc overgeleverd zoude worden. Toen éëlï Officier ten dien einde afgevaardigd , deezen man uit zyn kwartier, op 't Koninglyk Slot te Potsdam afhaalde, om c enzclven naar zyne beftemde plaats heen tc brengen, bad hem Dorsen om verlof, nog iet van zyne kamer tc mogen haaien, 't welk hy hem ook toeftond. Doch naauwlyks was Doesen in de kamer gekomen, toen hy een piftool nam, dat hy gereed gelegd had, en zig daar mede een kogel door het hoofd fchoot. De Koning hoorde den fchot, en vraagde: wat dit te beduiden had? men bragt hem fpoedig de tyding, dat Dof,s;:n zig zelve doorlchootcn had. Hier op zeide de Koning niets meer, dan: Ik had toch niet gedagt, dat de fchurk zoo veel moed gehad zou hebben. Een  Koning van Pruisfin. 7 Een Omeier werd by den Koning, wegens overtreeding van 't jagt gerecht aangeklaagd. Hy beloofde , daar voor te zullen zorgen , dat 'hy geftraft wierd; en dit gefchiedde, juist toen de Speciaal-Revue inviel, die de Koning over dat Regiment hield, waar in de bcfehukiigde Officier was. Toen de hoop die deezen Officier aanvoerde, voor by den Kening marcheerde , reed de Koning op denzelven toe en zeide tot hem: Myn God! marcheer toch ordentlyk; het is Tiet zoo, als of gy agter eenen haas liept. Gy verleert den dienst op de jagt geheel en al: deeze beftraffing deed meer vrucht, dan eene ftralle naar de Wetten gedaan zou hebben. De overleden Generaal Luitenant van Zaremba, had zig de genade des Konings, in eenen zeer hoogen graad, door zyne in den zevenjarigen oorlog betoonde dapperheid, verworven. In zyne bevelen was deezen man ten uiterfte flreng. By voorbeeld: hy gaf op zekeren tyd, toen hy met zyn Regiment by de Koningl. Armee in 't veld was , aan zyne wachthebbende lieden 't ernftigst bevel , niemand, 'die 't gegecven woord niet wist te zeggen, in zyne tent te laaten. De Koning, die 's avonds in 't Leger rond ging, wilde den Generaal van Zaremba fpreeken. lly naderde zyne tent ; de Schildwacht riep hem toe: „ werda!" de Koning, die niet bekend A 4 Wi-  8 Byzonderhedtn betreffende den wilde zyn , antwoordde: Officier l De Schildwacht vroeg het woord, dat de Koning niet wist te zeggen, tcrwyl hy zonder meerdere omftandigheeden in de tent wilde gaan. De Schildwacht hield hem echter het geweer voor 't lyf, en zeide, „ tc rug: of ik geef vuur!" Daar dit, met zoo veel ernst van de Grenadier 'wierd uitgefproken, ging de Koning Pril te rug. Toen hy 's anderen daags met Zaremba fprak, zeide hy tot hem: Myn God, wat hebt gy voor lieden by u Regiment, ik was gister byna in ge. vaar geveest om doorfchoten te worden; en daarop verhaalde hy den Generaal wat hem ontmoet was. Zaremba lachte en hernam : „ uwe Majeftcit, de „ Schildwacht heeft my'ne bevelen uitgevoerd , en „ dat is my aangenaam; want ik zal op zulke wyze „ nooit gevaar loopen, om overvallen te worden." De Koning fchudde zyn hoofd , en zeide: gy hebt gelyk ; maar 't is een weinig te ft wig. Toen de Koning in den Beyerfchen opvolgings oorlog , in zyn Hoofdkwartier kwam, vond hy hier alle Generaalen, en Staf-Officieren van de Armee by een vergaderd. De menigte der blinkende Uniformen , viel den Vorst byzonder op 'toog; daarom maakte hy de aanwezenden dit kompliment : Bonjour myne blanke Heeren ! Alles boog zig hier op zeer nederig, Zaremba alleen bleef over eind' liaan, z.on-» der  Koning van Pruisfen. 9 der zig in het minst te bewegen. Wat fcheelt u Zaremba ! zeide de Koning. Ik heb u ook myn kompHment gemaakt. ,, -Ei!" zeide Zaremba; ,, dat „ kompliment kan my niet aangaan; ik behoor' niet 5, tot die blanke Heeren. Uwe Majefteit behoeft „ flegts myn Uniform aan te zien, daar zult gy niets „ wits op vinden." De Koning lagchte, en zeide: wel nu, dan moet men eens op middelen denken, om hun een weinig op te flikkeren. Hy fchonk hier op aan het Regiment van Zaremba, de vryheid, dat de Officiers eenen Schouderband op haare Uniformen doen, en dragen mogten. Zeker Jongman wenschte den Koning op zyn geboorte dag, met een vers geluk. De inhoud van dit vers, was omtrent deeze: ,, Dat de Dichter een grooten aandrang had ge„ voeld, om 's Konings grootheid, die hy bewon„ derde , te zingen ; doch dat hy zig daar toe te „ zwak bevond, en zig alleen vergenoegde, het ge„ luk te roemen , 't welk hem de Voorzienigheid „ gefchonken had, om onder de regeering van den „ grootften Koning gebooren tc worden , wiens da?, gen hy wenschte, te mogen vereeuwigd zien."——■ pit gedicht behaagde den Koning byz^nder, en hy A 5 deed  io Byzonderheden betreffende den deed den Jongman een aanzienlyk gefchcnk, waar by hy hem zeggen liet; dat hy er zig niet mede ophield, om Hoogduitfche gedichten te waardeeren; maar, hy had in dit, dat hem overhandigd was wel gemerkt, dat de Dichter het goed met hem meende, en daarom Kilde hy op zyn beurt daar voor erkenlyk zyn. Een oude Invalide, was aan eene bediening geholpen , die hy volkomen verwaarloosde , en daarom wierd afgezet. Hy wendde zig dan tot den Koning, en zeide in zyn overgegeeven fmeekfehrift: „ dat hy reeds by Molwitz had gediend, en onder de wa„ penen tc grys geworden was, dan dat hy nu alles „ doen konde, wat men van hem wilde gedaan heb„ ben." De Koning eischtc daar op bericht ; en toen dit gekomen was , en hy 't doorleezen had, fchrecf hy op de kant; 't kan wel zyn, dat de Kerel een Jlungel is; maar terwyl hy reeds by Molwitz heeft gediend, zal er niet veel meer aan te verbeteren zyn, en dus moet men geduld met Item lebben , en hem niet verfiooten. Toen de Koning in de maand Juny van 't jaar 1783 te Stargard kwam, om de Revue te doen, ontlmg hem aldaar de overleden Prefident van Schömng , die  Koning van Pruis/en. II die hy fteeds als een eerlyk man gepreezen had, en die tot aan 's Vorften dood zyne genade ondervond. Hoe gaat 't, myn waarde Sciiöning! vroeg hem de Koning. „ Zoo als 't eenen ouden man gaan kan ,, uwe Majeftcit," Gy hebt gelyk, voer de Koning voort, v/y worden oude lieden. Met my wil 't ook niet meer zoo gaan. OnderlusJchen moet men geduld hebben, en doen wat men kan. Hier op vernam hy na vcrfcheiden landszaaken,en zciclc verder: 't fchynt als of dit jaar niet veel menfzhen hier zyn, hoe komt dat! De Pommeren hebben my immers nog lief! Schüning gaf den Vorst , daar omtrent de beste verzekeringen, en zeide, „ dat het flegte ,, weêr oorzaak was, dat er niet zoo veel aanfehou„ wers, dan wel eer, in dit jaar by de Revue ver» j, fchecnen waren. Dat de Pommeren evenwel nog „ fteeds, in zyne Majeftcit hunnen grooten en gena- „ dige lands vader, vereerden." Het is een goed volk, zeide de Vorst verder, ik heb 't altyd hoog geacht , verzekert hen toch allen van myne byzondere genade. Na den glorieryken flag by Hohen Friedeoerg, ontmoette den Koning op het Slagtveld, een Dragonder van 't Regiment, van Bayreuth, die twee veroverde Standaarden droeg, maar die met bloéd, dat uit eene wonde die hy aan 't hoofd bekomen had, vloeide, geheel bedekt was, De Koning zeide tot hem:  12 Byzonderheden betreffende den hem: Myn Zoon, gy zyt gewond. ,, Ja!" hernam cte Dragonder. „ Maar dat kan my niet i'chcelen; — „ ik had gcern nog een paar houwen mede genomen, als ik den derde Standaard, maar had kunnen kry? „ gen, doch die heb ik in de fteek moeten laten," „ fui!" Gy zyt een braaf Kerel, zeide de Ko¬ ning, ga heen en laat u verbinden, en als gy weder beeter zyt, dan kunt gy by my komen, ik zal voor u zorgen. De Dragonder, kreeg naa zyne beterfchap, een aauzienlyk gefchenk van den Koning , 't welk jaarlyks zoo lang hy leefde, herhaald werd. Men liet den Koning zyn beeldnis zien, dat een beroemd Konftenaar gemaakt had, en men verzekerde dat het hem zeer wel geleek. De Koning bekeek het zelve een poos, en zeide eindlyk: Ik vinde, dat de nestels op den rok, zeer goed getroffen zyn. Neemt het beeldenis maar weg, In den Bcyerfchen opvolgings oorlog, liet een Officier van 's Konings gevolg , hem eene wydloopige afteekening zien, van de Vry-Battaillons, die by de Keizerlyke Armee zouden worden opgerigt , om in deezen oorlog , tegen de Pruisfen te vegten. De Koning bekeek het blad met een vlugtig oog , erj wend-  Koning van Pruisfeh. 13 wendde zig daar op tot den Officier, met deeze vrage: hebt gy ooit voor papieren Soldaten gevreesd! ,, neen" hernam deezen. Nu, zeide de Koning, zoo zult gy ook voor deeze Battaillons niet behoeven bang te weezen. Zeker Officier van een Provinciaal Regiment, had zyncn Chef by den Koning , wegens vcrfcheidene pligts-overtrcdingen aangeklaagt. De Vorst beval, deeze zaak op 't fcherpst te onderzoeken. Doch. naauwlyks was dit geichied; of hy kreeg eene dergelyke aanklagt uit Pruis/en. My ftak den brief in de zak, toen hy op de Parade kwam, riep hy een zyncr Generaals , met denwelken hy gewoon was , zeer dikwils in vettrouwen te fprecken. Lees ééns, zeide de Koning tot hem, wat men my daar weer onder 't oog brengt. Na dat de Generaal de brief door- leezen had , zag hy den Koning aan , en trok de fchouders op, zonder iets te zeggen. De Koning, rukte hem den brief uit de handen, en ftak denzclve driftig weg, zeggende, ik geloof, als ik ook deeze heerlyke gefchiedenis laat onderzoeken ; dat er wederom uit eenen anderen hoek een nieuwe denuntiant zal opflaan, en op 't einde zal men my bewyzen, dat ik aan alle hoeken en plaatzen, bedrogen worde.  14 Byzonderheden betreffende den In Potsdam leefde, gedurende de eerfte jaaren van \s Konings regeering, een ouden Muzykmeester, genaamd Sydow , die zig hoofdzakelyk bezig hield, om kinderen uit het Weeshuis aldaar in de muzyk te onderrechten , die als dan na bekomene bekwaamheid, by de Regimenten in de Armee als Hautbohten werden aangcftcld. Deeze man was op een middag, met zyne Scholieren van Potsdam naar buiten gewandeld , om eenige nieuwe gekomponeerde marfchen te probeeren. Deeze oefening duurde tot aan den avond, toen 't geviel, dat de Koning, door 't fchoone weer uitgelokt, tot zyn vermaak te paad reed, in den omtrek daar gemitficeerd wierd. Hy hield ftil, toen hy dit hoorde, en liet verneemen , waar deeze muzyk van daan kwam. Men berichte hem, dat de Muzykmeester Sydow zyne leerlingen oefende. De marscli die men toen fpeelde, en die verfcheiden maaien herhaald wierd, behaagde den Koning zeer, zo dat hy dien onder 't ryden zagtjens nazong; zoo lang hy er wat van konde hooren. 's Anderen daags liet de Koning den ouden Sydow by zig roepen, die van alles wat er voorgevallen was , niets wist. Toen hy gekomen was, zeide de Vorst tot hem: hoe gaat het myn waarde Sydow ! Sydow. „ Zoo als God wil, uwe Majeftcit; ik zoek myn beroep getrouw te vervullen." De  Koning van Pruisfin. 15 Be Koning. Dat is wel fchoon. Maar hoof toch.— Ik weetniet hoe 'tkomt, dat men tegenwoordig geene fraaie marfchen by de Armee heeft. Ik erger my altyd over het elendig tuig, dat myne Garde word voorgedeund. Daar is pit nog merg in. Niet waar, een marsch moet de Soldaten tot het marfcheeren opwekken, op dat zy niet zoo ligt vermoeid worden : Sydow. „ Regt zoo, uwe Majeftcit. Ja, ja, de „ tegenwoordige fmaak als 't uwe Majeftcit „ goed dunkt, wil ik haar iets van myncn arbeid, „ aanbieden; misfchïen heb ik 't geluk, uwe Maje„ fteits oogmerken te bereiken." De Koning. Heel goed; maar hooft eens,— ik heb een marsch in 't hoofd, die my niet kwaad ■voorkomt, die moet ik u mededeelcn, (hier op nam de Koning zyn fluit, en blies de marsch volkomen uit, die hy, den vorigen dag gehoord had.) Nu, wat dunkt u daar van! Kunt gy my dit tzn weinig in orde brengen? 1 Sydow (ftond verflagen, en wist niet wat te zeggen.) „ Uwe Majefteit zal my niet kwalyk neemen! „ ik heb nooit ontkend , dat twee Komponisten , „ eenige geheel ovcreenkomftigc denkbeelden konden „ hebben; maar hier weet ik niet, wat ik zeg- „ gen zal. Dezelfde marsch, die uwe Majefteit „ my  16 Byzonderheden betreffende den „ my daar heeft voorgefpeeld , heb ik eerst Voor ,,, eenige dagen zelfs gekomponeerd. En ik weet ,, zeer wel, dat die tot heden nog niet uit myn han„ den gekomen is." Be Koning. Bat is al een wonder geval. Ik zal u zeggen , hoe ik er aan gekomen ben. Voorleden nacht konde ik niet Jlapen , en toen heb ik, om de. grillen te verdryven, deze marsch half droomende uitgevonden. Sydow. ,, Ik weet niet wat ik er van zeggen zal uwe Majefteit. Staa mij toe, dat ik naar huis gaa, ,, om mynen nieuwen marsch te haaien, dan zal uwe „ Majefteit zien, dat de gelykheid buitengemeen is." Be Koning. Neen, neen, ik geloof u wel. Maar om dit byzonder toeval, verzoeke ik de marsch voor myne Garde te mogen hebben. Zend hem my. Sydow boog zig hier op, en zond de marsch aan den Koning, die denzelve eenen langen tyd, by dc Garde liet fpcclcn, en hem daar voor een kostbaar gefchenk deed. In 't eerst kon Sydow in 't geheel niet begrypen, hoe de Koning aan zyne Idéén gekomen was. Hy dagt, dat zyne Scholieren hem dc marsch ontftolen hadden, en nam voor, om hen deswegens fcherp tc be-  Koning van Praisfen. 17 beftpaffen; tot dat hy eindclyk vernam, dat de K ning buiten de poort , by 't probccren , beluifterd had. Hy verhaalde in 't vervolg dit geval, zeer dikwils met de grootfte levendigheids De bovengenoemde marsch noemde hy: Frederiks Droom, en hield denzelven voor 't merkvvaardigfte ftuk van zyn optlel, dat hy aan ieder, die iet van hem wilde hooreu, tot vermoeiens toe, voorfpeelde. Merkwaardige brief des Konings, aan den Gehe)-» men Finantie-Rüad , van Brenkenhof. Beste Raad, byzondere lieve getrouwe! Ik heb met groote verwondering, en even zoo groot misnoegen gezien, dat by liet opmaken van de reparatien Lyst, der aan de Pommerfchen Adel, toegelegde gunst gejthenken, een'zeer groolen fout begaan is; Namenlyk , dat men daar op den geheelen Lauenburgfche Kreitz vergeelen heeft. Koe komt dat zoo! —— Deeze Kreitz behoord in allen opzigten tot Pommeren, en ik weet builen dat, hoe in denzelven, eene groote meenigte Adel is die hulp nodig heeft, en die ik myné bndsrfleuning by voorkeur, wil doen genieten. Daar tnen nu, met de betaling der gunst gelden, een begin gemaakt heeft; weet ik niet, hoe ik dit zal kunneii her/lellen, daar myn deel, zich ook in dezen Keitz V. DssLi B uiu  i8 Byzonderheden betreffende den uitftrekte. Derhalven , heb ik aan mynen GrootKanfelier van Jarriges gefchreevcn, en aan hem cm bericht gevraagd, hoe veel de ter extraordinaire begenadigingen , aan my voor behoudene femme beloopt; welken van den Adel ik daar van, en hoe veel ik die heb toegelegd, oak hoe veel er ter mytu dispofitie overig blyjt, op dat ik zie, wat ik doen kan, urn deeze fout eenigfints weder goed te maken. Daaróm zult gy wel deen, goed verfiand met mynen GrootKanzelier te houden, en my gemeenfchappelyk middelen aan de hand te geeven, om myne genade werkfaam te doen zyn, zoo wel voor de arme Familien , in 't Lauenburgfche , als voor die in Pommeren en de Nieuwmark ; want die wil ik ook geholpen hebben. Ik ben uw wel genegen Koning. FREDERIK. Potsdam den 21 Oclober 1769. Aan den Geheimen Finantie-Raad ven Brenkenhof, UIT  U I T BRIEVEN, BERICHTEN, e n KANTTEEKENINGEN* ï~ï:er zend ik aan rnyne Slot-Bibliotlieek, eene ge> heele meenigte boeken, tot ieders gebruik. Ik herhaale mits deeze, nogmaals myn bevel: dat men dó Bibliotheek over 't algemeen zoo nuttig, als mogelyk is, maken moet, op dat de boeken, allen met vrugt geleezcn worden. Een Italiaansch Poëet heeft my eene nieuwe Opera gezonden; maar God bewaare alle menschlyke verftanden, voor zulke dwaasheid ! die man moet niet wceten, dat er een Metasïasio , in de wereld is geweest* Gy verwondert u over de veele vleyers die in BerHé zyn! maar waarom ? als er flegts in iedere Brochure een eenige waarheid is, die verbetert, dan is B 2 ufl*  so Byzonderheden betreffende den immers de fchade rykelyk vergoed! een weinig groente op den zandgrond is altyd aangenaam , en geelt ten minften goede hoopc , dat dc gantfche grond, door de tyd groen zal worden. Myn waarde Doctor, gy werkt tc vergeefs om myne gezondheid te hcrftellen. Ouderdom is ziekte , dat weet ik! uwe voorzorg, kan my misfetaien eenige minuten ophouden, maar niet hier houden. Ik wenschte icderen man van verdiende te kennen, het is de plicht der Koningen, hun in dien Hand te zetten , waar in zy bchooren ; het doet my echter leed, dat de meesten hunner my onbekend blyven, en dat ik meenig eenen verhoog, die het by flot niet verdient. Het is bedroefd, dat de meeste menfehen , deVorften, alleen van hooren zeggen, bekend zyn.— Men fchryft tegenwoordig zoo veel van verdraagzaamheid en Vöügting, en.'t komt my voor, dat 't Ryk der verdraagzaamheid en verligting, nooit tweedragtiger dan thans geweest is. Ik heb eenen geleerden Franschman gekend, die over dc Harmonie des Hu-  Koning van Pruis/en. 11 Htïwejyks fchreef, en zig van drie Vrouwen had laaten fcheiden, Hoe kunt gy dit voor een Paskwil houden! ik geloof zelfs dat 't waar is ; en alles wat waar is, is geen Paskwil. Maakt het maar zoo, dat men dit niet behoeft te fchryven. Gy meldt my, dat men den naam, van eenen my»er verdienftelykfte Godgeleerden , aan de galg geplakt heeft, dit beleedigt den grooten man niet in 't minst. Het onverftandig gemeen , kan ons de eer niet ontroven. De oude S is my nu des te eerwaardiger. Ik heb zoo veele goede Muzikanten, dat ik hem by my niet kan employeeren. Terwyl hy zig zelfs een Virtuofe noemt, zal hy 't ook wel zyn, en denkelyk nog wel eene goede bediening vinden, die ik hem ook toevvenfehe. Men kan , met betrekking tot de Hazard fpelleu B 3 niet  22 EyzorJerleden betreffende den niet te ftreng te werk gaan ; want dc jonge lieden worden daar door tot den bedelzak gebragt, nog eer zy weeten, wat liet geld is. De inffeÜers dier Hazwd fpellen, moeten Spandau niet ontgaan, als gy ze in handen kunt krygen, moet gy daarop vigiieeren. Er zyn nog twee brieven van den grooten Koning, aan zyne geliefde Zuster de Hcrtoghme weduwe van Brünswyk voorhanden. Dc eerfte brief is kort na de dood van den vereeuwigden menfehenvriend, dc Prins Leopold gefchreevcn , om de Hertogin over den dood van deezen haaren geliefden Zoon te vertroosten. De twede brief, is de laatfte, die den Koning aan zyne vereerenswaardige Zuster , flcgts zes dagen voor zyncn dood, gefchreevcn heeft, waarom hy ten hoogftcn merkwaardig is. Zie hier de brie-, ven, zoo in het origineel, als vertaald. i. „ Ce 12 Mai 1785." j, Mon adorable Sxur!'' 11 y a 70 ans pajjés, que je fuis au monde, £f dans tont ce tems je n'aivu, que des jeux bizarres jj de la fortune. Qjd méle quantité d'éva.^iv.ir.s  Koning van Pruis/en. 23 „ facheux, a quelques favorables qui mus arrivent. „ Nous ballottons fans cejje entre beaucoup de Cha,, grins & quelques de Satisfa&ion. Voila , ma , bonne Sceur , le fort commun de tous les hommes. „ Les jeunes gens doivent ètre plus fevfibles a la perte ,, de leurs proches & deleurs amis, que les veillards. ,, Les premiers fe reffentent longtems de ces priva, tions , au lieu que les perfonnes de notre dge les „ fuivent dans peu; les morts ont Vavantage d'étre a a Vabri de tous les coups de la fortune, nous qui , reftons en vie, nous y fommes fans ceffe expofés. „ Toutes ces reflexions , ma bonne Sceur , ne font „ guéres Confolantes, je Vavoue. Heureufement que „ voire fageffe & volre efprit vous ont donnê laforce „ de refifler a la douleur , qu'éprouve une tendre „ mére, en perdant un de fes enfans cheris. Veuille „ le ciel continuer de vous affifler, en Confervant une „ Sceur, qui fait le bonheur de ma vie. Daignés ma „ bonne Sceur, me croire avec le plus tendre attaché„ ment Êf la plus haute confideration." Men adorable Soeur votre fidele frere £f Serviteur F k D E R I C. B 4 « Den  Byzor.derJieden betreffende den i. „ Den 12 May 17S5." Mync vercerenswaardige Zuster!" „ Het zyn nu al zeventig jaaren, dat ik op de wc„ rëld ben, en geduurende dezen gehcelen tyd, heb. „ ik niets, dan zonderlinge ftreeken van 't fortuin „ gezien , welke met ecnige aangenaamc gevallen, „ die ons bejegenen, niet weinig onaangenaame ver„ mengen. Wy zweevcu geftadig tusfelicn vcelc be„ kommeringen , en eenige weinige vergenoegd: „ cogcnblikken. Dit myn waarde Zuster, is 't gc„ woone lot van alle menfehen; jonge lieden, moet „ bet verlies hunner Bloedverwanten en Vrienden, „ harder vallen, dan dc ouden.[ De cerften hebben „ langer gevoel van het verlies der Vrienden , die ,, hun door de dood ontrukt zyn; lieden van onze ,, jaaren daar en tegen wcetcn, dat zy hen weldra „ zullen volgen. De dooden hebben dit voordeel, „ dat zy yoor alle flagen van 't noodlot beveiligd „ zyn; wy die in het leeven blyven, zyn er zonder „ ophouden aan bloot gefield. Alle deeze bedenkin„ gen , myn waarde Zuster, zyn niet zeer troostryk, „ dit beken ik. Gelukkig dat uwe wyslieid en uw „ verftand, u ilerkte genoeg geeven, om de fmert te „ wederllaan, die eene tedere Moeder, by 't verlies „ van, één haarer geliefde Kinderen, moet gevoelen. * Mogt  Koning van Pruisfen. 25 „ Mogt de Hemel niet ophouden u te ondcrfteimen, ■ en een Zuster behoeden, die 't geluk myns leevens „ uitmaakt. Geloof myn lieve Zuster, dat ik met „ de tederfte genegenheid eo met dc yolkomenfte, „ hoogagting ben." Myne vercerenswaardige Zuster ' uw getrouwe Broeder en Dienaar F R E D E R I K, 2. 3, Ce 10 d'aoiit 1786.'' Mon adorable Swurl" 3, Le Medicin d'Hanovre (*) a voule Je faire valoit 3, chez vous, ma bonne Smurf mais la verité eft, „ qu'il (*) Men kan zig ligt verbeelden, dat deezen beroemde Geneesheer wel in zag , dat 's Konings ziekte doodlyk was, maar dat hy de geliefde Zuster des Konings toen zy moridling n*ar deszelfs toefland vernam, de geheelè gröotr beid van 't gevaar, niet heelt kunnen noch willen ontdekken, en integendeel baar nog eenige hoop gegeven heeft Deeze hoop zal de Hertogin, den Koning, dien zy zo teder-lief had, hebben willen mededeelen. Maar de Koning , die zes dagen voor zynen dood wel gevoelde, das; alle middelen te vergeefsch waren, wilde haar dien zelf* aankondigen. ? 5  ■ i6 Byzonclerheden betreffende den „ qu'il m'a étê inutile. Les vieux doivent faire ,, place, aax jeunes gens, pour que C/iaque génération „ trnuve fa place ; c? d bien examiner ce q-c c'efi „ que la vie, c'eft voir mourir c? naitre fes Compa„ triones. En attendant je me trouve, un peu fou„ lagé depuis quelques jours. Mon Cceur vous rcfle „ inviolablement attaché, ma bonne Sceur. Avec la plus haute confideration." Mon adorable Sceur votre fidele Frere £? Serviteur F É D E R I C. „ Den 10 Augufhis 1786." „ Myne vercerenswaardige Zuster!" „ Dc Ilanovcrfche Geneesheer (*) heeft u zoeken „ te beduiden, dat hy alles, wat hy koude, gedaan „ heeft, myne lieve Zuster; maar de waarheid is „ deeze, dat hy my niet helpen kon. De ouden, „ moeten voor dc jonge lieden plaats maken, op dat „ ieder gcflacht zyn beurt hebbe ; en als men het „ leeven regt na gaat, dan is 't niet anders, dan dat ,3 men zyne medeburgers ftervcn en geboren ziet m wor,  Koning van Pruisfen. ,, worden. Ondertusfchen bevind' ik my zedért eenigc dagen een weinig verligt. Myn hart blyft „ u onveranderlyk toegedaan myne lieve Zuster. „ Met de volmaakfte hoogagting." Myne vereerenswaardige Zuster UW getrouwe Broeder en Dienaar F r e d e r i k. De Marq-ds d'Argens , is als Schryver genoeg bekend, en 't publick komt over de waarde eh onwaarde zyner fetiriften , redelyk wel over een , of fchoon veelen, anders billyke menfehen, dc vrymoedigheid en waarheids liefde , die in zyne fohriften doorftralen , gecne genoegzame geregtigheid laten wedervaaren. Men vergeet , hoe weinig men in 't jaar 1736, toen zyne Lettres Juives in 't ligt verfchccncu , zelfs in Frankryk over dc verregaandftö misbruiken in den Godsdienst, en over de affchuwclykfte onverdraagzaamheid , zyne mcening vrymocdig dorst te zeggen. Men vergeet, welken moed ér toen toe behoorde, zig te ontrukken aan de zwaare vooroordeelen der opvoeding, en dat d'Argens deezen moed bezat. Men biyft alleen by de gebreken zyncr fchrifteu , die hy grootelyks , toch met de meeste goe-  23 Byzonderheden betreffende den goede Schryvers van zyne tyd, en van zyn volk ge- meen had, ffil fiaaja. Even zoo verkeerd werd den Marquis als mensen beoordeeld. Men reekende hein nog fteeds , eenige buitenfporigheden van dc jeugd toe, toen hy reeds een man was. Eenige derzelve, zyn immers niet ongewoon, aan jongelingen van eenen zoo levendige natie als de Franfche, en uit ééoe der vrolykfte Provintien als Provewe is; en deeze zyne buitenfporighecden, zou men zekerlyk niet alle weeten, indien hy die niet, met eene openhar» tigheid , door welke hy op eenige vergiffenis reeds aanfpraak koude maken, zelfs had aan den dag gebragt. (*) Men zal flegts een enkel bewys van zyn waarlyk edele karacto bybrengen. Zyn boek la philofophiedu bonfens, werd van de Franfche Gccstlykbcid ten uiterfte verketterd. Zyn Vader eerfte Prezident te Aix, die amptshalvcn, zig tegen de Geestelykheid niet konde verzetten , wierd door dezelve gedwongen , om den Zoon van het eerstgeboorte recht, wegens dit boek, te beroven, en 't zelve zynen tweden Zoon , den Prezident d'Eguilles te fchenken. Dc Marquis onder ing dit met veel gelatenheid , en beminde ouder zyne Bloedverwanten , zyn Broeder d'Eguilles 't meeste en met de grootfte tederheid. Maar men zag over deezen en meer andere edele trekken van zyn karacter heen; on men wist van (*) Memoires & k-ttres de Mr. U Marquis d'Aküuns, l.uudies 1735.  Koning vün Pruisfin. 29 van zyn lecven in zyne rypcre jaaren, en in zynen ouderdom, niets anders te verhalen, dan eenige uitwendige byzonderheeden , die zekerlyk dc gemecne befchouwers eerder op 't oog moesten vallen, dan de zyde waar na hy 't meest te waardecren was. Hy ging weinig of liever in 't geheel niet uit, maar hield zig altyd in zyne kamer bezig. Hy was zeer bang voor de koude, en trok daarom altyd een paar ilaaprokken over eikanderen heen, en droeg beftendig over eene katoenc, nog eene wolle muts op 't hoofd. Even zoo was hem het droefgeestig weder by uitftek onaangenaam. Als men hem in een goede luim wilde, brengen , moest men eerst met hem over 't fehoone Weder fprceken, en als flégts de lugt niet geheel bewolkt was , hem verzekeren , dat de Zon helder fcheen, en dat het warm was : het welk de goedje man, indien maar eene graad van waarfchynlykheid zig opdeed , zeer gcern geloofde , dewyl hy graag vergenoegd wilde zyn. Men bclagchte hem bitter wegens deeze kleine zwakheeden. Maar men bedacht niet , dat deeze man in de warme en hellere lugt* ftreek van P; ovence geboren was, en zyn Vaderland buitengemeen beminde. Die in ons noordlyk klimaat van der jeugd af aan gewoon is, kan zig geen denkbeeld vormen, hoe mocilyk 't cencn in dc zuidlyke hemelftreckcn geboorenen valt , om in de onze op eene aangenaame wyze tc leevcn. Men behoefde flegts den Marquis d'Ak.gens , van le beau fcleil de P/o-  1 30 Byzonderheden betreffende den Pr.ovence tc fpreekéfl, of zyn geheel gelaat wierd opgel lelderd. Hy had buiten dien, nog meer zwakheeden, die men niet geheel zonder lagchen, befchouwen konde. B. V. hy vreesde voor alle zicktens. Men kon hem zeer ligt doen geloven, dat hy ziek was; eri hy bedde het zig zelfs ook zeer ligt in. lly was boven dien, 't geen men van hem het minst zou vermoeden, in eenige zaaken bygcloovig. Hy geloofde aan voorteekenen ; en wierd B. V., als over tafel een zoutvat wierd omgeworpen, buitengemeen droefgeestig. Het onverwagt gezicht van eene kudde zwynen, of in 't zwart geklecdde menfehen , deed hem ten hoogden aan. Hy ontkende voor't overige geenfmts, dat hy dit zelfs voor zwakheden aanzag, doch verzekerde zyne Vrienden, dat alle philofophifche gronden, dc aandoeningen die zig tegen zynen wil, by hem opdeeden, niet onderdrukken konden. (*) liy bezat echter, by deeze zwakheden, waaröm hy dikwerf agter zynen rug.befpot wierd, veele ach- tens- (*) De Schryver de la vie de Voi.taire par M. (1787* zegt blaèz. 118 niet onaartig: d'Argens, comme Philofuphe doutait de tont, comme ftomme de Societé croyait fout* (dat is) d'Argens twyfclde ah IFysgeer aan alles, en gelo'fde alles, als Vrtcnd der zamenleeving. Het overige, da; hy van zyn Carafter zegt, is onwaar en onbilly!;.  .Koning van Pruis/en. 3* lenswaardige eigenfehappën, die hem byna in 't geheel niet zyn toegerekend geworden. Hy had in de daad meer geleerdheid , dan men anders by een Fransch Hoveling aantreft. Inzonderheid was hy in dc Griekfche Philofofen , en in de Kerkvaders niet onbelezen. Hy bezat gegronde kennis van de fchoone kunften, voornamenlyk van dc fchilderkonst. Behalven Algarotti had misfehien geen geleerde in grooter maate , dan d'Argens , dc gaavc, om aan Hovelingen en Burgers zyne kennisfe in weetenfehappen en fchoone kunften mcdctedeelen , en hun die aangenaam tc maken. Hy was een zeer eerlyk man en een goed huisvader. Hy beminde zyne Gemalin (*) teder, en was ten uiterfte bezorgd, voor alles wat haa- (*) Het is onbekend, waar den Heer Raad Adelunc (in 't vervolg van Jöchers Celehrten Lexicon pag. 1052) die geheel onwaarachtige bcrigtc-n heeft opgedaan: dat de Marquis zig van zyne Gemalin had laten fcheiden. Deeze fechtfehapene en beminnenswaardige Vrouw', geb. Cochois, heeft hem nooit de minfte reden tot ongenoegen gegeeven. Leiden waren voorbeelden , eens gelukkigen echts. Zy beminde hem oprecht, was naauwkeurig opmerkzaam op alle zyne begeerten , had met alle zyne kleine zwakheeden buitengemeen veel geduld, en paste hem by zyne veelvuldige ziektens, zeer zorgvuldig op. Zy leeft nog (volgends de laatfte berichten,) In Provcnce, en is, zelfs m de aldaar zynde zeer aanzienlyke Familie van den Marquis, in groote achting.  32 Byzonderheden betreffende den haaren welvaart betrof. Alles wat om hem was, wad hem lief; en als hy zomtyds iemand in eenige verlegenheid bragt, gefchieddc zulks alleen, om met het beste oogmerk, zyn vergenoegen nog meer te bevorderen en tc verbcetcren. Hy was kinderloos, maar hield veel van kinderen, en had na den ander twee Weesmeisjes in zyn huis, voor welker goede opvoeding, en toekomende goede uithuwelyking, hy zeef bezorgd was. Het tweede Meisje nam hy in Frankryk kort voor zynen dood aan, en huwde ze uit aan een lid van 't parlement te Aix , die van zeer goeden huize was. Zyn kleine huislyke kring, leverde in de daad een zeer aangenaam tafereel op. De Marquis was buitengemeen goedaartig, in alle zyne handelingen. Zyne Provencalifche levendigheid deed hem wel is waar, zeer ligt opvliegen, doch hy liet zig ook eevën zoo fpoedig wederom ftillcn. Hy had een zeer fchrander oordeel, en was dus, gezond zyndc, aangenaam i:i gezelfchappén , vol geestigheid en fchertzend. Zyne kwinkflageri waren dikwils zeer fcherp, maar nooit beleedigend. Ily was weldadig, edelmoedig en verdraagzaam in zaken , die den Godsdienst betreffen. Men hield hein voor een Vrygeest. Het is waar, dat hy over dc zothceden der Roomfche Geestlykcn Monniken dikwerf, met zeer veel geestigheid fpotte; maar den Godsdienst zelfs maakte hy geenfints bclagchelyk, zyne Gemalin ging alle Zondagen in de Misfc. Zynen ouden trouwen bedienden Jean en zyne Keukenmeid, die Luthers waren, zond hy  Koning van Pruisfen. 33 hy Zondags 's namiddags in dc Luthcifche Kerk; en 't eerfte Weesmeisje dat by hem in huis, cn Gereformeerd was , moest niet alleen alle Zondagen eene Gereformeerde Prcdikaatzic hooren, maar hy 1'chreef ook nog voor haar, dewyl hy ze byzonder lief had, een kort uittrckzcl van den f leidclbergfchen Katcchismus, en 'onderwees haar in den Godsdienst, naar dc Gereformeerde grondbegiufelcn. Het is waar dat hy ' zelfs noch Misfe, noch Predikaatzic hoorde. Toen de Marquis dA.rgf.ns , wegens zyne Philofophie du bon Sens, van de gecstlykbeid in zyn Vaderland vervolgd wierd, ging hy naar Holland, en van daar naa DniUcliland. Hy kwam, op aanbeveeling van de Vrouwe Moeder des tegenwoordig regeerenden Hcrtogs van Wirtf.nberg , in de eerfte jaaren der regeering van Koning Frederik den Iï'icn na Berlin. Hy wierd Kamerheer, vervolgens DireEteur der Philologifche Klasfe van de Academie, en ook eene korte tyd Direfteur der fchouwfpcelcm Hy was des Konings gczclfchap, en men kan wel zeggen, zyn waare vriend. De Koning vond by weinige dier vrcemdlingen, welke hy in de eerfte vyftien jaaren zyner regecring by zig had, cn met weldaden ophoopte , waare toegenegenheid , alhoewel hy in den beginne voornam , om in hun gczclfchap geen Koning te willen wezen, wyl hy 't bevond nodig te V. Deel. c heb-  34 Byzonderheden betreffende den hébbén, om zomtyds een uur vricnufchappclyk zyn hart te kénnen openen. Wy zullen den Lezer deeze mannen kortlyk leeren kennen volgends eene opgave van fan Marquis zeiven. Daroet was een eerlyk man, wien echter de vcrkeering des Konings te lastig viel , en die dus na Frankryk te rug keerde; hy achtc den Koning hoog, maar beminde hem niet. De la Mettrie werd van dc Koning cipcntlyk niet geacht. ïly befchouwde hem niet anders dan als een potzemaker , die zomtyds entie deux vins vermaken kondc. De la Mettrie gedroeg zig omtrent den Koning zeer Hecht , hy babbelde niet alleen in de Had rond, wat er aan 's Konings tafel gefproken was, maar verhaalde ook alles valscli, cn met hoonende byvocgzcls. Dit deed hy wel 't meest aan de tafel van Lord Tyr.co.neel , den toenmaligen Franfchcn Gezant, by denwelken hy ook (tierfi (*) — Al- (*) ily had by Lord Tyrconell zig door het eeten van ce:i Pa-tey eene Indigestie op den ha'.s gehaald, zo dat hy meende te flikken, en liet zig ongeacht den yver zyner Vrienden, in 't byzonJcr van den lieer D. Mac-Mahön Geneesheer van den Gezant, die er hem van afrieden, eene ader openen. Ily wilde zelfs Genee heer weezen ; en men Helde hem voor, dat dit tegen de eerfte beginfels der ge-  Koning van Pruis/én, 35 Algorotti, een zeer listig man en een diep Staat* kundige, beviel het gczelfcbap van Frederik, om dat deeze, Koning cn ecu man van verftand was. De Koning achte hem hoog , en beminde hem wegens zyne goede eigenlek appen: maar Algorotti boogde alleen op het aanzien , dat 's Konings Vriendfchap hem verfchafte, en beminde den Koning niet, het welk deeze op 't laatst zeer wel merkte. ■ INIaupertius, dien dc Koning, wegens zyne kun» digaceden, en aangenamen omgang hoog achte, was geneeskonst (Treed. Doch zyn, antwoord was: je vcux accoutumer mes indigcflions aux Saigr,è;s. Doch hy ftierf by de eerfte proef. La Mettrie, heeft zoo als bekend is, met alle Religiën gefpot. Een Iersch Cathoüek Priester, die in 't huis des Gezants was, wilde hem op zyn einde nog bekeeren, of ten minden, zoo als dit gewoonlyk gaat, daar van het aanzien hebben. Hy drong zig in de kamer van den Zieken, en dit doordringen werd door eenige lieden begunffigd, die dair door de La Mettrie by den Koning nog veragtlyker zogten te maken. De Zieke wilde van alles, wat hem de Priester zeide, niets hooren , dog deeze bleef des niettegenftaande zitten. Eindelyk riep de La Mettrie toen de pyn de overhand nam, de woorden Jefus Maria uit! Ah! vous voila enfin retourfié a ces nouis Cotifo/atcurs! riep de Ier. De La Mettrie zeide : Mon pere ce rfefi qtt'une facon de parkr , eil ftierf weinige minuten daar na. C a  36 Byzonderheden betreffende den altyd vol grillen en inbeeldingen, en benydde ieder, met wieu de Koning vriendlyk fprak, wyl hy geloofde zo veel te verliezen, als een ander won. Ily was daar en boven nooit vergenoegd, en deed den Koning , die hy met zyne grillen lastig viel, en die hem geern te vreeden had willen (tellen , veel verdriet aan. Voltaire , of fchoon hy de grootfte fehryver onder allen was, kan men met regt den ondankbaarden omtrent den Koning noemen. (*) Ily was ncidig tegen ieder, dien de Koning hoogachtc. Zyne grootfte bitterheid tegen den Koning, ontftond daar uit, dat hy zig altyd nog niet genoeg van denzelve, boven de andere geleerde lievelingen, vereerd dagt te Weezén. Vol hoogmoed en verwaandheid vernederde hy niet zelden, als alles even vrolyk was, de anderen in 's Konings tegenwoordigheid , op eene zeer onhoftykc wyze, dat den Koning dikwils ^elfs leed deed; ja, tweemaal, als Voltaire al tc beledigend' was, .moest dc Koning, als Koning fprceken, en ZOO hoogmoedig als hy zig betoond had, was hy op dat •' v oogen- (*) De Graaf Cuibert , die Fr::derik den Grooten over het geheel, zoo waardig zoo billyk en zoo regtvaardig heeft beoordeeld, zegt van de verkeering des Konings mee Voltaire te regt: le feiitimev.t, les procédés & les menagé mens fit rent tottjours plus du co te du Prince, que dn Pcé'le. Eloge du Rot dc Pm fa bladz. 10.  Koning van Pruisfen. 37 oogenblik , buitengemeen neergcflagen. Maar hy wreekte zig daar over, door onhollyke enten deele valfche vertellingen, agter 's Konings rug. (*) Hy beroemde zig 's Konings werken' te verbceteren, 't welk (behalven toevallige raadgeevingen over eenige woorden , of fpreekwyzen) onwaarachtig was ; en fprak verachtelyk van denzelven. Het is zeker, dat Voltaire , dc fchriftcn des Konings, die hem onder t Zegel der geheimhouding , waren aanvertrouwd , heirnlyk liet nafchryven, cn dat de Po'éfies Diverfes het allereerst door hem , tegen des Konings wil, openlyk bekend wierden. Dc Koning had daarom geen ongclyk, dat hy hem te Frankfort aan de Main dcezc affchriften liet ontneemcu; anders zou er zeker nog meer zyn bekend geworden. De Koning waardeerde zyne buitcgemeene talenten naar verdienften, en achte hem meer, dan hy waardig was. Gcdimrende den zevenjaarigen oorlog, had zig de Koning met hem, reeds weder in cene briefwisfeling ingelaten , cn was naar allen fchyn, met hem , in de beste verftandhouding. Op eenen afiland van honderd mylcn Icon dit gaan; maar by elkander zynde, kon 't van geen langen duur weezen, niet door des Konings , maar door Voltaires fchuld. d'Argens zei- (*) d'Argens pleeg met zyne Provencalische leevendigheid van Voltaire te zeggen: le B—- a de fefprit comiua traite, mais il ejl r.uilkicux conima tin vieux finge. C 3  38 Byzonderheden betreffende den zeide: le Roi veut tacher de Je faire aimer de lui, mais il ne réufftra pas. (dat is) de Koning wil zig van hem doen beminnen, maar 't zal niet lukken. Het is ccïi bcu-ys van 't gocdaartig en verdraagzaam karacter, van den Marquis d'Argens, dat liy met deezen driftigen man, zoo lang zy tc zamen by den Koning waren, nooit eenigen twist gehad heeft. ITct was tc wenfehen, dat uit dc nog voorhanden zynde bcrigten, de verkecring des Koning met deeze Vranfchen Geleerden, geheel en al wierd aan den dag gebragt. Dan zouden men ontwaren kunnen , dat de Koning wel genoodzaakt was, zig hunner te ontrekken, dcwyl de mecsten hunner, niet zelden zyne goedheid misbruikte. Hy dagt aan hun letterkundige vrienden te Vulden, in wier gczclfchap hy dc zorgen der Rcgecring vergeeten, cn hart cn ziel in hunne verkecring open leggen koude. Maar zy dagtcn, den Koning geheel cn al, als huns gclyken te mogen behandelen. Zy wilden hunne haairkloverycn door hem, gewigt byzetten, gedroegen zig daar in geheel onbefcheiden , cn indien zyne denkbeelden niet de hunne waren , dan fielden zy zig zeer ondankbaar aan, en betoonden genoegzaam , dat zy enkel htm eigenbelang zogtcn , maar niets voor den Koning deeden, dien zy dan ook flcgts voor een middel aanzagen , om zig zelfs te verheffen. d'Argens daar cn tegen, bezat voor den Kuning in  Koning van P rui Jen. 39 in de daad, dc hartlykfte tocgcnccgcnhcid; dit wist dc Koning ook zeer wel, cn beminde hem daaröm. boven alle vreemdelingen. Zy gingen met elkander zeer vertrouw; yk om. De Koning fcherifte veel met hem, cn was zomtyds , naar zyn gewoonte, ook zeer fteekelagtig. d'Argens kon ook fchertzen , doch zyn oordcel, fchreef hem in de verkecring, de wet voor. Maar hy koude ook, als hy merkte dat de Koning in geen goed inimc.ir was, zig fpotterttyén laten zeggen. Doch als het den Koning te erg maakte, zoo vloog hy daar tegen in, met zyne Provencalifche levendigheid, en dan was het den Koning onmogelyk , om tusfeheu zyne redenen te komen. Zomtyds bleef hy eenige dagen weg, hield zig ziek, en dan zond de Koning doorgaands en herhaalde reizen tot hem, of fchreef hem veele brieven, eer hy weder kwam. Ook dan, gromde hy nog, als hy in de kamer kwam, half in ernst, en half fcLeit/end. Doch dan kwam hem de. Koning of met openc armen te gemoet, of gaf hem goedhartig dc hand. De koning, fchoon hy over des Mmquis kleine zwakheden , en wel byzondcr over zyne ingebeelde ziektens zig diverteerde, en zig dikwils eene kleine vrolykheid daar uit maakte , dat hy zynen toorn deed gaande werden, wyl hem deszclfs driftig opvliegen verlustigde , kon egter in de daad niet boos op hem zyn, om dat hy al- te wel wist, welk een eerlyk man, cn hoe oprecht d'Argens hem toegedaan was. C 4 Ge-  40 Byzonderheden betreffende den Gedurende zyn verblyf aan 't Pruisfifche Hof, deed hy drie reizen na Proveme. Tot ieder derzelve, gaf een klein misverihmd met zynen Koninglyken vriend , aanleiding. Zoo dikwüs hy cgter eenige mylen van Potsdam verwyderd was, bat! hy reeds zyn ongenoegen vergeeten, en fchreef dan wederom brieven , vol aandoenlyke uitdrukkingen van dankbaarhei I, en toegenegenheid, aan den Koning. Ily was verzekerd , de volgende putsdag , het vricndelykfte antwoord des K miugs te zullen bekomen. Ook dagt hy, hoe zeer hy ook gemeenlyk uit ongenoegen zyne reize had verhaast, in de eerfte dagen na dezelve, reeds weder aan zyne terug komst. Hy zeide tegen zyn reisgezelfehap in het rydtuig: dat hy nu vastlyk had voorgenomen, dc verzoeken des Konings op de avond maaltyd, niet zoo dikwils en zoo driftig meer allefiaan. En zeer waarfchynlyk nam Frederik ook voor, hem niet meer zoo luidrugtig over zyne ingebeelde ziektens te bdpottcn: want dit was het, dat dc Marquis het miflfte koude verdragen. De derde en laatde reize gefchieddc 1769 om dezelfde reeden, en de Marquis zou zeker weder tc rug gekomen z\ 11, by aldien hem de dood niet verrascht had. In eenen tyd van byna dertig jaaren, dien hy by den Koning was, heeft hy denzelven nooit het minde ongenoegen aangedaan, als op 't laatst hier door dat hy den Koning verliet cn na Franhyk terug keerde, 't Geen dat hem nog ten grootden lof verdrekt, is, dat  Koning van Pruisfén. 41 dat hy gedurende deezen langen tyd, nooit icmamP by den Koning benadeeld , maar wel mcenig één dienst gedaan heeft. Ily was niet te min zeer ongeneegen, om zig op eenigerhande wyze, in zaken te mengen. Slegts zelden deed hy voor iemand eene voorfpraak, of verzogt iets van den Koning. Dc Koning gaf hem 't grootfte blyk van zyn vertrouwen, door aan hem , gedurende den zevenjarigen oorlog alle postdagen zeker, en zomtyds zeer lange brieven te fchryven. Wanneer men , dc gefteldheid dcczes grooten mans , ftaande deezen wondcroorlog , regt gadedaat , wanneer men overweegt, wat er by gewaagd wierd, welke groote ontwerpen door zyn hoofd moesten gaan , tcrwyl zig half Europa tegen hem verbond , hoe vcele ongelukken hem troffen, welke buitengewoone middelen hy moest aanwenden om zig te redden , en dat zyne eenige uitfpanning cn troost daar in beftonden , dat hy dc denkbeelden, waar onder hy gebukt ging, in den fchoot van zynen trouwen d'Aiigens uitftortte , en zyne antwoorden las: dan kan men van het gewigt der brieven, di de grootheid van 't vertrouwen op deezen recht- fcha- C) Eén derzelven, die na den (lag by Likgnitz wierd opgevangen, en dikwils gedrukt is, kan tot een voorbeeld flrekken. De Graaf Guibert zegt : (Eioge btadz. 139) quil ejl iwpojjibk, de tarrachet de certe ka re. War zoude hy zeggen , by aldien hy de gantfche verzame^ ling las. c J  42 Byzondei heden betreffende den fehppcn mnn oordeclen : doch d'Argens verdiende ook dit vertrouwen in den hoogden graad, uit hoofde zytier trouw, en buitcugemeene dilzwygenhcid. Als hy eenen brief des Konings bekwam, llrot hy zig op, om dien te leezen. Men heeft meer dan ééns door 't fleutelgat gezien, dat hy, hoe bang hy ook voor de koude was, doorgaands zyne twee muizen voor zig had liggen , en den brie! met ongedekten hoofde las. Hy floot alle deeze brieven zorgvuldig weg, en verhaalde niemand iets van derzclvcr inhoud, •ten zy er iets gundigs in was, als wanneer hy, het enil fia tisch aandeel, 't welk hy daarin nam, niet verbergen konde. By pleeg van deeze briefwisfeiing te zeggen: Ik had den Koning reeds lange jaaren gekend, en wist, dat hy een groot man was; maar door deeze brieven , heb ik eerst regt zynen ve. hevenen geen keren kennen. Ily is eenig in zyn Joort. Om een klein voorbeeld by tc brengen , op welken vertrouwden voet de Koning met den Marq'iis d'Argens omging, zal ik hier ccn fchertzend briefjen medcdeclcn, met het welk, de Koning hem een zyriëf opdellen, die hy van Thirault (*) in de Academie 0 had (*) Den Deer TuiBAtiLT wierd voor twintig jaaren, als Frbfesfor in de Franfehe Taal by de Ridder Academie in Lerlin beroepen. Uic hoofde van zyne gucdc a'illprtók, , 1 droeg  Koning van Pruisfen. 43 bad laten voorlezen, zond. Om van het begin van 't briefje een regt denkbeeld te bekomen, diend men vooraf tc weeten, dat dc Koning die gewoon was, zyne lievelingen bynamen te geeven, reeds in vroegere jaaren, den Marquis, toen by hem in zyn fchkterend' beminnenswaardig humeur z\g , le Bi-in Marquis pleeg te noemen; cn verder, dat de Koning dikwils met hem, wegens zyne geleerdheid cn belezenheid fchcrtfte, en daar mede fpottc. Dit briefje is geheel met 's Konings eigen hand gefchreevcn, I [et heeft geen dagtcckening. Men weet echter, dat het iii 't jaar 17Ó7 of 176S gefchreevcn is. ,, Votre divinité permettfa, que mon humanitê lui offre tin ouvrage lu dans l'Academie. Je vous 5, l'envoye par ce qu'il a été lu dans cette afjemblée, dont (quciqu'abfent) vous falies le plus bel ome3, ment. Un ouvrage de Scaliger, oude Suidas, 011 3, de Freinshemius vous feroit peut étre plus agreable; 3, je n'en ai point dans ma boutiquéi & Chaque ,, arbre, ne peut fournir que les fr'uïts qu'il produil. 3, Contentez vous de ccux-ci, éf fi ce la ne vous fa,, tigue pas trop , Continue?, votre bienveillance au pauvre ignorant, qui vous donne ce qu'il a, £ƒ qui „ du pied du Sacémont, admire votre divinité, ,, dont droeg: hem de* Koning gewoonlyk op, om het geen dac hy wilde voor laten kezen,' voor te kezen.  4+ Byzonderheden betreffende den „ dont la plénitude domine fur ce fommet impêrieux, » qui s'cleve au deffus des nues." F L D E R I C. w Uwc Godheid, gedooge, dat myne mcnschheid „ hoogstdezelve, een in de Academie voorgeleczen „ wvrk, aanbiedc. Ik zend het u, wyl 't in deeze „ vergadering is voorgeleezen, van dewelke gy • „ iehoon aiwcezcnd het fchoonftc fieraad zyt. „ Een werk van Scaliger, van Suidas of Freinshe„ mins, zoude u misleiden aangenamer zyn; doch dergclyken heb ik niet in voorraad, en een boom „ kan geen* andere vrugten voortbrengen, dan die „ hy draagt. Vergenoeg u met deeze, en als 't u „ met tc lastig valt, vaar dan voort in uwe goedwil„ ligheid , omtrent den armen onweetendc , die u „ geeft wat hy heeft, cn die aan dc voet des heiligen „ Bergs uwe Godheid bewondert, waar van de vol„ beid op dcszelfs trotfehen kruin , die zig tot boven de wolken verheft, regeert." F REDER] IC, Tut een voorbeeld van de hypocondrifche buyen, van de Marquis omtrent den Koning, kan het volgende verfirekken. Ge-  Koning van Pruisfen. 45 Gedurende de tweede reize van den Marquis naar Provence , van waar den Koning hem geern weder tc rug had, ftelde dc laatilc, in den naam des Aardsbisfehops van Aix, eenen herderlyken brief op, tegen de Vrygeestcn, in welke byzonder den Marquis d'Argens als een Ketter en Vrygecst, voor welke alle goede Provencalen zig wagten moesten , wierd nfgcfchildcrd. De Koning liet van deezen geheel in Bisfchoppclykcn Kanzelary ftyl opgcftelden herderlyken brief, een klein aantal exemplaren drukken, cn eenige daar van zonder naam, aan dc vrienden van den Marquis in Provence zenden, op dat dit opftel door middel van hun hem zoude geworden. Het oogmerk was ten deelc fchcrtzery, ten deele om den Marquis van wien-de Koning voor af vermoedde , dat zyne lecvendige vcrbceldingskragt , het gevaar hoogcr zou fchatten, dan 't in dc daad was , den herderlyken brief voor egt te doen aanzien, cn des te eerder tc rug te doen komen. In dit laatfte oogmerk, deed deeze gewaande herderlykc brief veel grooter werking, dan de Koning had verwagt. De Marquis had er niet op gedagt, dat men in Provence niet zoo verdraagzaam, als in de Pruisfifche Staatcn is, maar dat de inwooners meestendeels bygelovig Roomschgezind zyn, en dat het Mandament van eenen Aardsbisfehop aldaar, niet om tc belagchen is. In 't eerst wierd de brief in Aix en Toulon in de daad voor egt gehouden. In den beginne fpotte cr de Marquis mede, maar toen hy befpeurde, dat vcele inwooners van  4<5 Byzonderheden betreffende den van Aix ei» Tculon, de zaak crnftig begonnen op ta katten, zoohadlly deslialven eenige zeer onaangename oogenblikken te ondergaan. By zyne terugkomst, (ckold hy. den Koning daar over, naar zyne gewoonte dapper uit. Deezen lagchtc over de bcdrcevcne aartigheid. De anderen hield cgter aanhoudend ftaande: que cela paffoit la raillerie. Eenigcn tyd voor de derde en laatftc reize van den Marquis, toen hy dikwils ziek, en op den Koning misnoegd was , cn toen er boven dien nog lieden waren , die onder den fehya van vriendichap , dit misnoegen zogtcn tc vermeerderen , maakte hy in een onvergenoegd uur het volgende gefprek tusfehen een Kapucyner, en den Hoofdman don Pedro, in 't welke hy zyne omftandigheid by den Koning, naar 't lecven, fchüdérde, en ook den herderlyken brief, die hem nog leed deed, niet vergat. Ily wilde dit gefprek den Koning overhandigen, cn het misfehien laten drukken. Tcrwyl hy met deeze gedagten zwanger ging , wierd de Koning onpaslyk. Aanftonds was zyn ongenoegen voorby, cn hy behandigde zyn gefprek den Koning nimmer. Hier van was dc vreezc geen oorzaak-, want hy had in meer dan één geval, den Koning alles gezegd, wat hy zeggen wilde. Het' was wezenlyk niet anders, dan goedaartigheid: want toen hy den Koning zaglyden, kon hy niet van zig verkrygen, om denzelven , flegts een onvergenoegd kwartier uurs tc verfchaflen. Zie hiér het gefprek, vol-  Koning van Pndsfen. 47 volgends bet origineele handfehrift van den Marquis vertaald. GESPREK TUSSCHEN EEN KAPUCYNER „ EN EEN SPAANSCII OFFICIER." don Pedro en Pater Ireneus. D. P. „ In dc daad eerwaardige Vader , ik bad ,, nooit gedagt, mynen ouden vriend don Lopes in „ Kapucyner klcedcrcn weder te vinden. Zedcrt „ wanneer draagt gy de Kap !" V. I. „ Kort na dat ik Valentia verliet, alwaar „ ons Regiment werd afgedankt. In de verlcgeu„ beid, om een ftand te vinden, waar in ik gerust „ kon leeven , en vol verdriet over alle uitgeftane . zorg en kommer, nam ik ein 'elyk bet belluit, de wereld te verlaten, er) werd een Monnik." D. P. ,, Maar boe kondet gy u aan deezen nieu„ wen (tand gewennen, die van uwen vorigen zoo „ zeer vervreemd is!" } P. I. ,, Men gewent zig aan alles. Dc gewoonte „ is de tweede natuur. In 't eerst viel bet my zwaar, „ van allen menscblyken omgang verwyderd te lee- ven; maar zoo, dra ik overwoog, wat ik in deil„ zelve geleeden had, dan fchcen my de eenzaam- «, beid  4$ Byzonderheden betreffende den „ heid aangenaam. Ik werd genoodzaakt , 's mor-„ gens en 's avonds Pfalmcn te zingen, liet welk ik „ «ér gerust en geduldig deed ; en wanneer het „ CI,oor geëindigd was, deed ik in myne Celle wat „ ik wilde. Ik at gemcene kost, maar ik verteerde „ ze goed, wyl niemand myne vertccring verhinder„ de. Ik dagt by my zelfs: hoe veele lieden hebt „ gy met het zeilde lot in de wereld zien ouden aan , ,, dat God Adam oplag, dat hy naamlyk in 't zweet „ zyns aanfehyns brood zoude ccten ! eindelyk „ maakte my het nadenken en de gewoonte my my„ nen toeftand zoo aangenaam , dat ik thans heel „ ongeern wederom in de wereld zoude willen terug „ kecren. Maar wat is u, vriend don Pedro , ze„ dert byna dertig jaaren dat ik u niet zag, over, „ komen!" D. P. „ Ik ging twee jaaren na dat ik u verlaten „ ha.1, by den Hertog van Medina Celi in dienst, „ cn zedert dien tyd, ben ik altyd by hem geweest." P. I. „ In welke bediening zyt gy by deezen Herik tobS en waar in dient gy hem!" D. P. „ Om u dc waarheid te zeggen, dit weet ik „ niet. Ik begryp nog niet, in wat opzigt ik dien „ Heer, van dienst kon zyn, 't zy dan, dat ik hem „ tot tydverdryf verftrekk', 't zy, dat hy zig met „ my op allerhande wyze vermaakt. Daar my God „ nu  Koning van Pruisfen. 49 „ nu niet alk zclfsverlooehening eenes goeden Monniks verleend heeft, zoo valt het my zwaarer, my „ te gewennen aan deeze zyne vermaken, dan u het ,, Pfalnj zingen." P. I. „ Maar , don Pedro , fchertz is flegts „ fchertz. De eerwaardigen Vader Seraphin , onze „ Gardiaan, fchertz zoo goed als een ander; onder„ tusfchen is ons Klooster zeer wel met hem te vree,, den. Van wat aart zyn dan zyne fchertzeryen; „ kwerzen zy ook de Christlyke liefde!" D. P. „ Hy fchertz op zodanige wyze, dat Vader „ Seraphin er door verlcegen zoude worden, indien „ het hem aanging. Ik zal u maar een voorbeeld „ verhalen. Toen ik over ecnigen tyd cene reize, „ naar de Eftramurdifcht Gebergten ondernam, liet „ de Hertog van Medina Celi, om zig te verma,, ken , eenen onder den naam des Bisfchops van „ Madrid uitgevaardigden herderlyken brief drukken, ,, in welken deeze Prelaat alle Spanjaarden, die my ,, zouden ontmoetten, ried, op my als eenen Vry„ geest, verftoorer der openbaare rust en vyand van den Godsdienst aan te vallen. Ik zoude u nog „ meer van zyne kortsweilige fchertzeryen kunnen „ aanvoeren, die zeker minder gevaarlyk, maar die des te treffender zyn." P. I. ,, Wat dagt gy echter , toen gy in deezen V. Deel. D • », ge-  50 Byzonderheden betreffende den „ gewaanden herderlyken brief, de Bisfchoplyke „ vermaning vond, om u ad Majorem Dei Gloriam „ na de andere wereld te zenden ? " D. P. „ Ik dagt, het was over het geheel geno„ men beeter, een mensch uit kortswyl in levcns„ gevaar te brengen, dan vyftig in een Auto da Fé „ te laten verbranden." P. I. „ De fchertz , in naam des Bisfchops van „ Madrid komt my een weinig tc fterk voor. Wat „ de overige kortsweilen betrefFen , zoo moet gy „ daar voor den Ilemcl danken , wanneer zy uwe „ eigenliefde beleedigen: want dit zal tot welzyn van „ uwe ziel gedyen. Maar kunt gy u niet herimie- ren, ten minden iets gedaan tc hebben, dat zul„ ken fchertz verdiende?" D. P. ,, Pc heb meer dan eens myn gedrag, met „ groote naauwkcurigheid onderzogt , cn zedert de ,, zeven cn twintig jaaren, die ik in den dienst des „ Iiertogs van Medina Celi heb doorgebragt, heb „ ik niets onbetamclyks daar in gevonden. Of 't „ moest eene alzoo groote overtreeding zyn , uit „ gebrek aan gezondheid, als aan goedwilligheid niet „ tc kunnen dienen." P. I. „ Ik weet niet, of by de grootcn eene mis„ daad is, ziek te zyn en oud te worden; doch in- „ dien  Koning van Pruisfen. 51 ,, dien dit zoo is, dan fielt u ook daar omtrent té „ vreeden. Ik heb in myn Klooster zeven en twin„ tig jaaren agter elkander vier of vyf duizend Pfal„ men gezongen, en gy hebt zeven en twintig jaaren lang, vier of vyf duizend fchertzeryen moeten on,, dergaan. Dat komt byna op een en 't zelfde uit. „ Het leeven is toch buiten dat niets dan een goo„ chelfpel , uikwils meer treurig dan vrolyk , het „ welk eindelyk met den dood eindigt." Zie hier een enkel voorbeeld van de zonderlinge opvliegiugcn , der Provencalifche levendigheid, van den Marquis. De Koning had hem , (taande den zcevenjaarigen oorlog veroorloofd , in Sans-Souci te woonen , en had bevolen, alle de kamers voor hem te openen, evcii als of het zyn eigendom was. Juist tc dien tyd , had de Heer Geheimraad Cothenius in de Academie, eene verhandeling van dc fchadelykheid, des Kooperen Keukengereecifcbaps Voorgeleezen. Het is bekend , dat dc Franfcheu alles in Kooperen Ketels kookcu. De Marquis, wiens levendige verbeeldingskragt zeer ligt koude verhit werden, werd zoo bang, dat hy vergecven zoude' worden, dat hy over tafel aanhoudend daar van fprak, en zyne Gemalin, zoo dringend' bad , dat hy haar eindelyk de beloften D '2 af-  52 Byzonderheden betreffende den afperfte , om alle Kooperen Gereedfchappen , met Yzerefl te verwisfelen. Men heeft opgemerkt, dat de Vrouwen tegenwoordig , door deeze in de daad zeer gewigtige gronden tegen het Kooperen Keukengereedfehap , nog niet geheel van de fchadelykheid van het zelve , overtuigd , en niet zeer geneegen zyn, om de inrigtingen in de Keukens naar andere denkbeelden , dan naar haare eigene, te fchikken. Dergelyk iets moest den Marquis van zyne eigene Keuken wel vermoeden. Want, fchoon hem de Marquizinne vastlyk verzekerd had , dat al 't Kooper in dc daad was afgefchaft; zoo ging hy doch nog fteeds voort, van deszelfs fchadelykheid tc fprecken. Het huisgezin van den Marquis, leefde op SansSouci wel is waar vergenoegd, maar zeer eenzaam. Op zekeren avond wilde dc Marquizinne zig zelfs, als ook de jonge lieden die een deel van 't gezin uitmaakten , en eenige andere perfoonen , eene kleine vrolykheid verfchaffen, dewelke in een Familie-Bal beftond, dat in de wooning des Opzigters van \s Konings tuinen (die toen digt by Sans-Soüci , aan geene zyde van eene kleine gracht woonde) zoude gegèeven worden. Men verhaalde den Marquis dit voorneemen. Ily was de goedaartigfte man, cn gunde anderen geerne , die vermaaken , welke hy zelts niet genieten konde of wilde. Hy had dus niets tegen dk  Koning van Pruis/en. 53 dit voomccmcn. Ondertusfchen deed den een of ander, om zynentwcgcn zeker te wezen, dcwyl hy gcmeenlyk zeer ligt onrustig en beangst wierd, tegen den avond opmerken, dat het weder koud , en de Hemel bewolkt was. Men wist reeds , dat hy na zulk eene opmerking geloofde , dat hy niet wel was. Men bragt hem dan by tyds te bed, cn verliet zig, op zyne wezenlykc gezondheid, die hem weldra zou doen inflapen. Ily ontwaakte echter weder, wyl hy beftendig van Kopper droomde, en riep zynen ouden bediende Jean. Ily kreeg op zyn herhaald roepen , geen antwoord, want de bedienden , die dagten dat hy gerust Hiep, cn die by het vcrblyf aldaar juist niet veel uitfpanning hadden, waren naa beneden gegaan, om 't Bal op hun gemak te zien. Ily begreep wel, dat op zyn herhaald fchcllen, dit de reeden was, dat er niemand kwam, cn was er dus niet boos om. Ongelukkig viel hem in: dat daar nu niemand in huis was, hy op zyn gemak en zonder dat 't gemerkt wierd, onderzoeken kon, of wel in dc daad al het Koopcr uit dc Keuken verbannen was, zoo als men hem tlikwils verzekerd had. Ily ftond dan op, zoo als hy in't bed lag, zonder broek , trok alleen een flaaprok aan , ftak aan zyn nagtligt een kaars aan, en ging naa dc Keuken. Daar vond hy welk een fchrik! niet alleen alle de vaten van Koopcr, maar ook een fchotel daar nog iet van eene zuuragtige Ragout in was, waar van hy 's middags meende gegceten te hebben. Daar over D 3 wierd  54 Byzonderheden betreffende den Wierd hy zeer toornig, cn om oogenbliklyk zyn huisgezin te beltrallen, fiep hy, zoo als hy was, nanftonds naar de plaats van het Bat. Het is bekend, dat men van Sans-Souci langs byna 150 trappen naar beneden op zes Terra'fen moet klimmen , dat dc tuin nog al tamelyk breed is, eer men aan de gragt, cn op de kleine brug komt, welke men door er op te treeden, moet laaten vallen, cn welke door ccn tcgenwigt van zelfs weer naar boven word opgehaald, van waar men dan verder naar de wooningen der Tuiniers gaan moet. Deezen langen weg, gyjg hy in den donker, met den grootften fpocd. Men verbeelde zig dc algemcenc verbaasdheid, toen dc oude Marquis in deezen zonderlingen opfchik, in de kamer trad. Ily was barrevoets; want hy had onderweg de pantoffels verloren , daar en tegen had hy twee of drie wollen mutzen op het hoofd, dc flaaprok vloog van 't lyf, en hy ftond daar in t liembd zonder broek. In de handen hield hy bet Corpus Delicti, dc fchotcl met de ovcrblyfzels van het Ragout, en fchreeuwdc allerhecvigst: ft/ais empoifonrJ! ik ben rergceven! cn fchold zoo hard hy kon, op dc verfchrikiykc agtélöösheid; om, trots alle dc bewyzen der Geleerden, nog fteeds in Koopcr te kooken, het welk hun allen nog om den hals zoude brengen. Men' zogt zynen toorn te verzagten , doch zonder gevolg. Maar toen hy zig eindelyk herinnerde, wat hy voor ccn zeldzaam voorkomen had, cn dat hy, die voor 't koude weder zoo zeer bevreesd was, in den  Koning van Pruis/en. 55 den nagt, zonder eenig dekzel , eenen zoo wyden weg aegaan was , wierd hy byna woedend'. Men ftelde hem op de beste wyzc te vrede, wentelde hem in bedden, en droeg hem weder in zyne Slaapkamer. Hy betoogde den volgenden dag op het fterkfte, zoo als men ligt kan denken , de fchadelykheid van 't Kooperen Kcukcngcreedfchap. Hy liet ten duurften belooven, dat het nu geheel en al zou worden afgcfchaft ; dit wierd hem, zoo als tc denken is , ten allerfterkftcn beloofd. Maar de Kooperen vaten bleeven daar ze waren, en men droeg alleenlyk zorg, dat hy niet weder in dc Keuken kwam. Eene merkwaardige gefebiedenis , uit de familie van den Marquis d'Argens in Frankryk, verdient ook verhaald te worden. Zyn jongfte Broeder, die, naar gewoonte, by dc Je/uiten (*) geftudcerd had, was (*) De Marquis beminde de Jefuften niet. Ily kende hunne ftreeken, cn de geheime middelen, waar door zy hunne magt wectcn te onderfchragen, allernaauwkeurigst, en heeft zig meenigmarden daar over uitgelaten. Na dat zy in 't jaar 1767 uit Frankryk verdreeven waren, en ieder een de daar op volgende uitroc-ijing te gemoet zag, was hy de eenigfte, die , zelfs tegen den Koning, (Taande hield, „ dat zelfs, wanneer deeze Orde wierd uitgeroeid, „ dezelve in weinige jaaren, onder eenen anderen naam D 4 » en  56" Byzonderheden betreffende den was daar zoo dom bygelovig , cn boven dien zoo dweepziek yverig geworden, dat zyn omgang onverdragelyk was. Ily predikte in alle gezelfchappen met bitterheid tegen dc onfchuldigdc vreugde deezer wereld. AYandelen en dansfen kreet hy voor zonde uit. Hy had altyd, den békèeringsdrift cn dc wonderen des dweepagtigen Heiligen Franciscus Xaverius, en de kuisheid van den kinderagtigen Heiligen Aloisius Gonzaga in den mond, en ging in zyne bygelovige Devotie , voor den Heiligen Aunsics zoo ver', dat hy op eenen zekeren dag, heimlyk, in de Kunst-Kamer van zynen tweeden Broeder den Prezident te Aix , infloop , cn vol woede verfcheidene Schilderyen en Standbeelden wegdopte. Deeze was daar over , geheel natuurlyk , zeer t'onvreèden, en den jongling was onmogclyk wys tc maken, dat hy verkeerd gehandeld had; want hy geloofde nog altyd Gode cn den Heiligen Aloisits , eenen dienst te hebben gedaan; dc Familie geloofde eenparig, dat de jongman eindelyk zyn verftand zou verliezen, indien men hem niet, tot beetëre gedagten bragt; maar op wat wyze dit aantevangen, wist men niet; want de magt der Je/uiten, was veel tc groot, dan dat men zou hebben durven onderdaan, tc zeggen , dat zy hem door zyne Devotie op een dwaalfpoor hadden „ en met vernieuwde krachten, weder zou te voorfchyn „ koomen." De uitkomst heeft genoeg beweezeu, boe rechtmatig hy geoordeeld heeft,  Koning van Pruisfen, 57 gebragt. Er was een Bisfchop in de Familie, die na eenige ovcrweeging , geheel koelzinnig zeide : „ ik „ zal den ruwen jongeling, fpoedig van zyne geest„ dryvende domheid, op eene zekere wyze genee„ zen. Ik zal hem tot Priester wyden." Men begreep niet , dat dit helpen kondc. „ Zeer veel," hernam de ervaren Bisfchop. „ Als hy wat dikwils ,, hoort biechten, dan zal hy 's werelds beloop wel „ lecren kennen." De inwyding gefchiedde, en tot verwondering van allen , wierd dc jongman in een paar jaaren, oneindiger beeter cn verdraagzamer. De Marquis voegde er d'un air goguenard, met eenen fpottenden toon, by, ,, onze Vrouwen in Provence „ biechten op eene leevendige cn breedvoerige wyze, ,, en dat deed zoo veel werking, dat myn vroome „ Broeder niets meer wegftoppen, en zelfs niet weg„ geflopt wilde zyn." In den winter op het einde des jaars 1760 cn in 't begin des jaars 1761, nam de Koning zyn winterkwartier in Leipzig. Zyne zorgen, na eenen Veldtogt, zoo vol tegenfpocdigc en ongelukkige gevallen, verlieten hem gedurende deezen verkwikkenstyd ook niet; want hy doorzag dc benaauwheid zyner omitandigheden zeer naauwkeurig, en hy moest alle zyne ziels vermogens by een verzamelen, om in den volgenden Vcldtogt, tegen zyne veelvuldige vyanden, D 5 te  58 Byzonderheden betreffende den te kunnen ftandhoud.cn. Hy moest de middelen daar toe alleen by zig zelfs bedenken, dcwyl hy met niemand raadpleegen konde of wilde. Om zyn gemoed wat te vcrvrolyken, liet hy zyne kamer Muzikanten, tot zyne gewoonlykc avond Koncerten , benevens den Marquis d'Argens , om met hem 's avonds wat vricndfchaplyk te kunnen praaten , naar Leipzig koomen. Dc Koning, die ten uiterfte voor zyne gezondheid, welke hy wel wist, in den volgenden Veldtogt zoo zeer te zullen nodig hebben, bezorgd was, at des avonds in 't geheel niet. Ily liet het in dc keus van den Marquis , of hy om half agt na 't Koncert in zyne tegenwoordigheid wilde cetcn, of dat hy vroeger thuis eetcn, en tegen dien tyd, by hem wilde koomen. Dc Marquis verkoos het laatftc. Zekeren avond, toen hy in 't vertrek kwam, vond hy de Koning op dc vloer zitten, met eenen fchotcl Fricasfé voor hem, waar uit zyne honden, hun avondèeten kregen. "Hy had een klein ftokjen in de hand, met het Welk hy orde onder dezelve hield , cn aan den Fa^orist hond , de beste brokken toefchoof. Dc Marquis trad een ftap agterwaards, floeg de handen vol verwondering in elkander , cn riep uit : „ hoe „ zullen de vyf groote Mogendheden van Europa, „ zig tegenwoordig het hoofd brecken, om tc wce„ ten waar mede de Marquis de Brandenburg, wiens „ val zy gezworen hebben, thands bezig is! zy zul- „ len  Koning van Pruis/en. 59 „ len ten miniton denken, dat hy een voor hun gevaarlyk ontwerp maakt, tot den naaften Veldtogt, „ dat hy het fonds verzamelt, om daar toe geld ge„ noeg tc hebben, of'dat hy bezig is, Magazyncn „ aan tc leggen voor menfehen en paarden, of dat „ hy Negotiaticn ontwerpt om zyne vyanden te vcr„ deelen, en zig nieuwe Geallieerden te verfchaffen. „ Niets van dit alles! Hy zit gerust in zyne kamer, „ cn geeft zyne honden eeten." Toen de zevenjaarige oorlog geëindigd was, cn dc Koning zeegcnpralend te rug" verwagt wierd, maakte dc inwooners van Berlyn, tot deszelfs inhaling allerhande toebereidzels , die met het Enthufiasmus dat hun bezielde, over een kwam, cn dat deeze zwaarc oorlog, en de grootheid van ziel des overwinnaars reeds lang veroorzaakt had. Alle ftanden yverden als om ftryd, ten einde dc zegcnpralcndc intrede des Konings te vergrooten. Door verfcheidene perfoonen, wierden Compagnicn opgcrigt, te voet en te paard, met nieuwe Uniformen. Kén der aanzicnlykften, was eene Compagnie tc paard, die de bekende Koopman Gottskowski oprichtte. By deeze voegde zig ook de Marquis d'Argens. Schoon hy zig zelden, behalvcn wanneer hy tot den Koning ging, aankleedde , en toen al zeker in geen zes maanden in de open iugt geweest was , fchoon hy in meer dan twintig jaa-  60 Byzonderheden betreffende den jaaren niet gcrcedcn had, fchóon hem ieder, die hem kende , afried , om deeze intreede by tc woonen; zoo het hy zig echter , door niets te rug houden. Ily liet zig liet tot de Compagnie behoorende, ryk Uniform maken. Er wierd een mak paard uitgezogt, op 't zelve oeffende hy zig vccle dagen lang, in den tuin agtcr zyn woonhuis, in 't ryden, en op den dag der intrede , reed hy in de daad naar buiten. Hy had den Koning de toebereidzcls der Berlynfehe inwooners gefchreevcn, als ook, dat hy hem aan het hoofd van de Compagnie , van Gottsgowski , te gemoet, en vcrwelkoomen zoude. De Koning deed al wat mogelyk was , om den Marquis van deeze expeditie af te brengen; maar hier door wierd hy des te fterkcr aangevuurd. Eindelyk fchreef hem de Koning eenigen tyd voor zyne aankomst uitdruklyk, dat hy zig gecne moeite moest geevcn, cn de inwooners van Berlin bekend maken: dat zy niets behoefden tc doen, dewyl hy 's avonds geheel iaat zoude komen, alleen om het gedrang te vermyden , waar van hy geen vriend was. De Marquis deed zyn best om den Koning, nog maar kort voor zyne aankomst tc beweegen, met veel redenen, om de intrede aanteuemen, en de vreugde der Berlymche inwooners niet tc verftooren. In dc vaste overtuiging, dat de Koning zyne redenen zoude involgen, reed hy geduldig naar buiten. Dc dag van 's Koning aankomst, den 30 Maart 1763, was zeer koud en guur. De menigte buiten dc Frankforter Poort, was talloos. Men had  Koning van Pruis/en. 6i lin.il den Koning reeds tegen twee uuren verwagt; en daar by niet kwam, wierd de verwagting fteeds grootér. Tegen 5 uitren was onder de inhalenden een groot ongenoegen duidlyk te bemerken. Hier cn daar verzamelden zig de lieden by kleine hoopen, en mompelden onder elkander. Onder dit getal bevond zig de Marquis. Niemand zoude hem gekend hebben; dewyl hy zelden anders dan met twee llaaprokken , en twee riachtmützén gekleed was. Hy maakte een zonderling Figuur in zyn ge'dikt Uniform en ronde Paruik met een Hairzakjen. De hevigheid, waar mede hy zig uitliet, was onbei'cbryflyk. Het koude weder cn 's Konings lang wcgblyven, had hem in het verdrietelykst humeur gebragt; en dan was hy gewoon niets te ontzien. Ily gromde op den Koning, dat deeze zyne gewigtige reedenen niet had willen involgen. Hy riep , in zyne goedhartige leevendigheid uit: „ ik heb 't hein nog gefchreeven, dat hy „ 't aan zyn volk vcrfchuldigd is , deszelfs biyken „ van liefde aantenemeh ! Het is onvergeeflyk, dat „ hy niet komt! Zoo dra ik hem maar zie, zal ik „ hem regt de waarheid zeggen !" Alles wat men deed om hem neer te zetten, was te vergeefs. Eindelyk na verloop van een uur, toen 't voor hem in de daad, al te koud wierd, bewoog hem na de ftad te ryden; en onder wegen gromde hy nog al voort, tot aan 't Slot , alwaar hy met dc andere Hovelingen, den Koning wilde opwachten. De Koning kwam, zoo als bekend is, ccist na 8 uuren, toen het reeds don-  62 ByzonderJieden betreffende den donker was, aan. Hy had denzelven namiddag het Qagtveld by Kunersdorf bezien, waar door misfehien wel gcene vrolyke denkbeelden in hem verwekt zyn. Hy had gedagt,- dat de Ma q As zyne begeerte zou hebben bekend gemaakt, dat hy niet ingehaald wilde zyn, en hy geloofde nog in allen gevallen , dat de inhalende menigte zig verftrooid , en niet zo i laat gewagt zoude hebben. Maar hy zag zig van eenige duizende menfehen omringd , zoo dat zyn rytuig naauwlyks voort konde. De flambouwen , het gefchrecuw, de menigte van kostlyk ingebondene doch flegte gedichten , die men hem overlecvcrcn wilde, de bekommering, dat lieden in het gedrang ongelukkig mogten worden ; dit alles , bragt hem in geen goed humeur. Hy week zoo dra hy konde, de ftad uit, en reed langs eenen omweg op 't Slot. De Marquis verhaalde eenige dagen naderhand, wat er tusfchen hem en den Koning onder vier oogen was omgegaan , en voegde er zeer naiv' by: „ Ik heb hem niets toegegceven, cn hem duidlyk „ genoeg gezegd, dat hy myn zin had moeten doen. „ Hy wilde 1'chertzen; maar toen fchold ik, hem ter „ deegen uit(*) om dat hy de vreugde van zyn „ volk geftoord heeft. Toen wierd hy echter ern,, ftig. Het is een zonderling man! Als hy begint „ tc (*) Zyne woorden waren: tl vouhtt plaifanter, mais je rat tand eTimportance.  Koning van Pruisfen. 63 ,, te redeneeren, dan moet men hem gelyk gecvcn, „ of men wil of niet." (*) De Marquis bezat in de daad, zoo veel eigéntlyke gelderdheid, als men zelden by een fransch hamme du monde aantreft. - In de laatfte jaren van zyn verblyf te Berlyn, wilde by zyne werken uitgeeven; en dus las hy alles door malkander, in 't byzonder doorbladerde hy de Griekfche Kerkvaders ftcrk. Ily was gewoon met den Koning, over alles wat hy ondernam , te praaien, en dus fprak hy ook toen van de Kerkvaders met zeer veel lof. De Koning, die hem geern aanhoorde, dewyl zyne gefprekkcn zeer gefchikt waren , om Ideè'n te ontwikkelen , mogt hem ook geern vangen , aangezien hem de opvliegingen zyner Provencalifche levendigheid, tot vermaak verftrékten. Dus wierd dan ook dc Marquis met zyne Kerkvaders deerlyk by den neus gegreepen , cn dc Koning zeide by herhaalde reizen: geen woord meer van uwe Vaders! dat zyn dikke boeken, die niets om 't lyf hebben! ligchaamen zonder ziel! (t) zulke woorden waren fteeds het teelten , (*) Ceft un homilie Singulier , quand il fe met a raifonner, il vous force d'être de fon avis. (f) Ne me parlis pas de vos péres! Ce font de gros livres qui 11e ttnUennent Hen; des Corps fans ame!  6\ Byzonderheden betreffende den ken , om de Marquis op zyne wyze te doen boos worden, en hem nog meer over den lof der Kerkvaders tc doen uitwyden. Toen het nieuwe Slot tc Sans-Souci klaar was , had do Koning daar in voor don Marquis eene wooning doen gereed maaken. Op zekeren dag zeide hy op eene vriendelyke wyze tot hom: dat hy de Marquizinne en hem , zelfs in hunne nieuwe wooning wilde brengen, en een kopje thee van hem verzoeken. Het gefchiedde ; den Koning was ongemeen wel te vreedo. Hy voerde zyne gasten door dc vertrekken, toonde hun in ieder derzelve de inrigtingen tot hun gemak, cn zeide eindelyk in de Slaapkamer: ik wil ook niet al te lang blyven , maar den Marquis aan zyn gemak, en aan zyne flaapmutzen overlaten; cn nam met oen vrolyk kompliment zyn aUcheid. In dén der vertrekken, was eene kleine uitgeleezene hand Bibliotheek opgeregt. Onder dezelve vielen byzonder veele pragtig gebondene groote boeken in 't oog, alwaar zeer leesbaar de tituls opftonden, van alle werken der onderfcheiden Kerkvaders. Ook liet de Koning niet na aantemerken: dat de Marquis hier zyne goede vrienden, de Vaders, in alle hunne glorie zoude vinden. Toen de Koning weg was viel de opmerkzaamheid van den Marquis, \ allereerst op de  Koning van Pruis/en. 65 Ie Bibliotheek, en la dezelve op de pragtige boeken der Kerkvaders. Wat vond hy ! Alle deeze pragtige banden hielden niets in dan enkel fchoon papier. De vereeuwigde Moses Mendelszoon , wierd met den Marquis omtrent 't jaar 1760 bekend, en achte hem zeer om zyne goedhartigheid en Naïviteit. De Marquis ftelde van zyne zyde buiten gemeen veel prys op den voortrcil'elyken Moses , cn zy hadden zomtyds belangryke gefprekken, ook wel over Philolbphifche (tellingen. Er was in Berlyn een geleerde Jood, en vriend van Moses Mendelszoon, genaamd Rapiiael. Hy oefende geen Koophandel, maar-leefde enkel als Taalmeester , dewyl hy de Franfche , Italiaanfche en Engclfche Taaien zeer kundig was. Door dikwerf, vrymoedig meenige joodfche bygeloovigbeden teegen te fpreken, haalde hy zig het ongenoegen der Rabbynen, cn oudften der Synagogen op den hals. Dewelken omtrent het einde van den zevenjaarigen oorlog, ernftig trachtten hem, van Berlyn te verdryven. Om hem eenige befcherming te verfchaffen, maakte Moses hem met den Marquis d'Argens bekend , die hem aanftonds begon hoog te fchatten, zig van hem in het Hebrceuwsch liet onderwyzen, zig byna dagelyks met hem over de Litteratuur , in 't byzondcr over de Hoogduitfche in gefprek begaf, en hem gewoonlyk zynen engel Raphael V. Deel. .. ' E noem-  65 ByzonderJieden betreffende den noemde. Dit was genoeg om de oudften der SynagB' gen te verhinderen, hem regtsftrccks aantetasten. In dc gefprekken met Raphael , kwam dc Marquis ook op de verJraagzaamhekl. Hy betuigde verbaasd tc zyn, dat er nog onverdraagzaamheid heerschtc, in dc Staatcn van FrSöërM den Grooten. Hy dagt, dat dc Rabbynen een misbruik wilden maaken van dc ïifweczendheid des Konings om Raphael uit Berlyn tc verdryven. Doch hy verwonderde zig niet weinig, tc hooren, dat dc oudften der Joodcn door dc wetten niet alleen bevoorrecht, maar ook verpligt zyn, ieder Jood, die, of geen befchermings Privilegie heeft, of niet in dienst van ccn Jood is, die zodanig Privilegie bezit, zonder verdere -reclitsplccging , in 't eerfte oogcnblik dat hy der Politie werd aangewcezcu, door dezelve uit de ftad te laten brengen. (*) Dc Marquis konde volftrekt niet bcgrypen , dat deeze wet zonder cenig onderfchcid, kon uitgevoerd wor- (*) In iedere ftad, daar de Jood geen befchermings Privilegie heeft, ge:'c'.i;ed 't zelfde , cn zoo word ieder vreemden jood eindelyk buiten de grenzen des lands gevoerd: de meening van de wet is deeze: dat de Jood, naar de piaars zyner geboorte, alwaar hy de befcherming geniet, te rug moet keeren. Raphael pleeg te zeggen: „ Ik ben in een Dorpjen in Poolen gebooren, dat afge„ bt'and is, dus heb ik geene geboorte plaats."  Koning van Pruis/en. 6] •Worde»} hy vraagde eindelyk: „maar onze waarde „ Moses (*) is toch niet, in dit geval!" Raphael antwoordde : „ Ja zeeker! hy word hier alleen ge„ duld , om dat hy in dienst is , by de Weduwe „ Bernhard. Als deeze hem nog heeden uit haaren „ dienst ontllaat, cn hy gcer.cn andere Bcfchcrmjodd „ kan vinden, die hem in zynen dienst wil necmen'; „ dan moet hy, indien dc oudften der Jooden, het „ nog heeden by de Politie aangeven, en zyne ver„ wydering begeeren , zoo aanftonds de ftad verla„ ten." De Marquis was daar over buiten zig zeiven. Dc brave man kon 't denkbeeld niet verdragen: dat een Philofoof, dat een zoo wys en geleerd man, die ieder ccrlyk denkend mensch moest hoogfehatten, daaglyk gevaar liep, op eene zoo vernecdcrende wyze behandeld tc worden. Iïy wilde 't eerder niet gclooveri, tot dat Moses zelve htm zulks bevestigde, die op eenen edelen rustigen toon cr byvoegdc: „ Sokra„ tes betoogde immers aan zynen vriend Kriton, (f) „ dat de wyzen verpligt is tc fterven, als 't de we.tr „ ten van den Staat eisfehen. Ik moet dus , de „ wetten van dien Staat, waar in ik leeve, nog voor „ goedertierend aanzien , dat zy my alleenlyk uit„ dryven, in geval my, by gebrek van eenen ande- „ reu (*) Hy was gewoon Moses Mendelszoon notre cher Moyfe te noemen. (f) Zie Plato's Phxfon, of ook Moses Phadon pag. E 2,  <58 Byzonderïieden betreffende den „ ren Befchermjood , ook niemand der voorname „ Jooden in de *** ftraat voor zynen dienaar wü „ verklaren." Deeze gefteldheid der zaak, trof den Marquis ten fterkften; en hy was er zoo zeer van aangedaan, dat hy nog ftaande den zevenjaarigen oorlog, daar over aan den Koning wilde fchryven. Hy werd met eenige moeite daar van tc rug gehouden, dewyl men vooruit zag, dat dit de rechte tyd niet zyn konde. Naar de hertelling der vrede, dacht et dc Marquis wederom aan, cn begeerde , dat Moses Mendelszoon een verzoekfehrift zoude opftellen, dat hy zou overlecveren, cf fchoon hy zig nooit, met verzockfchriftcn tc overhandigen, inliet. Moses wilde zig daar toe in 't eerst niet laten overhalen. Hy zeide: „ 't ftoot my tegen dc borst , dat ik, om 't recht „ van inwooning, een recht dat ieder mensch, die „ als een vreedzaam burger leeft , tcckoomt , zou ,, fmecken. Indien echter dc Staat gewigtige rede,, ncn heeft, om maar ccn zcekcr aantal lieden van „ myne natie te dulden; wat voorrecht kan ik my „ dan aanmatigen , boven myne overige medebroe„ ders?" Ondertusfchen fielden de vrienden van Moses Mendelszoon hem voor, dat hy een Huisvader was, cn voor het wclzyn van zyn huisgezin deezen ftap moest doen. Hy liet zig eindelyk overrecden, cn ftelde 't volgende verzoekfehrift op: „ Ik  Koning van Pruis/en. &9> ,, Ik heb van myne kindsheid af, altyd in uwer Majefleüs Staaten gekeft, enwenfche, my voor „ aliyd in dezelven te kunnen vestigen. Maar dewft ik een buitenlander ben, en het vermogen, „ dal de wetten eUfchen, niet bezitte, zoo neeme 5, ik de vryheid uwe Majefteit alleronderdanigst, „ te verzoeken: „ Dat 't uwe Koningl. Majefteit allergena„ digst mag behagen, my en myne nakomelin- gen, hoogst derzelver vermogende befcherr.iing, „ ah mede de voorrechten, die hoogst derzelver onderdanen , genieten, te doen toekomen, 3, hoopende, dat de geringheid van myn vermo,, gen , door myne oefeningen , in die weeten„ fchappen, welken zig uwer Majefteits Pro3, tectie by voorraad reeds beloven kunnen, zal ,, vergoed worden." De Marquis overhandigde dit verzoekfehrift aan den Koning zelfs, in April van 't jaar 1763; maar Moses kreeg geen antwoord. Hier over was , de anderszints zoo zagtmoedige Moses zeer aangedaan. De zaak bleef dus eenige maanden, wyl de Marquis geloofde, dat aan 't verzoekfehrift was voldaan geworden. In July 1763 fprak de Marquis met éénen van Moses vrienden , over deszelfs bekomene befchermings Privilegie. Deeze trok de fchoudèrs op , en zeide: dat de Koning op 't verzoekfehrift niet eens E 3 ge-  Byzonderheden betreffende den geantwoord had. De Marquis wilde dit in 't eerst in 't geheel niet geloven: maar dewyl het hem ook Van anderen bevestigd wierd, zoo werd hy zeer toornig, en riep met zynen gewoonen drift uit: „neen ,, dat is te erg! na bedriegt hy my volkomen! als 't „ evenwel zoo is, zal hy 't my niet te vergeefs ge,, daan hebben! " . Toen (ie Marquis dien zelfden avond by den Koning kwam, begon hy reeds by "t inkomen in 't vertrek, tc grommen. Dc Koning, die niet wist, wat hem fcheeldc , betuigde hem zyne bevreemding. ,, Ach!" riep dc Marquis uit, „ Sire, gy zyt toch „ altyd gewoon uw woord te hondan. Gy weet, „ dat ik zoo zelden iets van u verzoeke. Nu heb ik u eens iet verzogt, niet voor my, maar voor den ,, braafilcn en waardigften man. Gy boloofdet het „ te zullen doen, cn gy hebt 't evenwel niet gedaan. „ Neen! dat is te erg! daar over moet ik wel t'on„ vreeden zyn." De Koning vcrzcekcrdc, dat MósÉS het befchermings Privilegie bekomen had. De Marquis echter verzekerde, dat Moses op zyn verzoekfehrift geen antwoord had bekomen. Eindelyk Yjleek het, dat cr in dc zaak alleen ccn misverftand plaats had. Dc Koning zeide, dat het verzoekfehrift, door een ongewoon toeval moest verhoren geraakt zyn. (*) Mo- (*) üe Koning was gewoon , indien hy met iemand over  / Koning van Pruisfen. ?*. Moses moest Jlegts nog een verzoekfehrift overleveren, dan zoude Iiy de uitvaardiging van 't Privilegie beveelen. „ Goed Sire!" zeide de Marquis, „ ik „ zal u zelfs ccn verzoekfehrift opftellen. Maar ver„ lies het niet weder." (*) Moses fchreef dus op herhaald begecren van den Marquis nogmaals zyn verzoekfehrift-gedagteekend den 19 July, af , cn de Mai quis voegde er onder zyn eigen naam by: ,, Un Philofcphe maurais Calholique Supplie un „ Plnlofophe mauvais Protefia-.it, de donner le „ Prêvilége è un Philofophe manvais Juif. II y a „ dans tout ceci trop de Philvfophie, pour que la „ raifon ne foit pas du coté de la demande." (f) Hier over zaken te fpreeken had, denzelve 's morgens vroeg of voor den middag te fpreeken. Met die lieden , die hy 's avonds by zig liet koomen, onderhield hy zig enkel toe zyne uiefpanning, en als dan dagt hy aan geen zaken. Toen hem de Marquis 's avonds het verzoekfehrift gegeven had, zal de Koning 's anderen daags 's morgens, zig dit niet meer herinnerd, en 't zelve misfehien wel onder andere papieren vermengd hebben; en op dusdanige wyze zal hy 't vergeeten zyn. (*) Lh bicnl Sire! je vous f er ai moi même un placet, mais ne ie pcrd.cz pas! (f) Een niet zeer Catholiék Philofoof, verzoekt eenen niet zeer Proteftanfchen Philofoof, het privilegie tc willen geeven, aan eenen niet zeer joodfehen Philofoof. Er is E 4 te  *j2. Byzonderheden betreffende den Hier op bekwam Moses den iC> Oetobcr het Privilegie. De Amptskasfe vorderde van hem overeenkomftig dc wetten , duizend Ryksdaalders voor 't zelve. Deeze fchonk hem de Koning ook in 't vok gende jaar 1764. In 't jaar 1779 verzegt Moses, uit liefde voor zyne kinderen by den Koning onmiddelyk: ,, Bat zyn Privilegie col op zyne nakomelingen „ van beiden geflagten, mögt werden uitgeftrekt, ïn gevolge den inhoud van het algemeen bejeher5, mings Privilegie." Dit floeg hem de Koning af. (*) Maar Koning Frederik Wilhelm de tweede, fchonk het de Weduwe des Philofoofs op haare aanzoeken , in den jaare 1787. Den te veel Philofuphie in, dan dat de reden het verzoek niet zou billyken* .. (*) De onderfcheidene omftandigheeden, die dit privilegie betreffen, zyn uit opentlyke uitgevaardlge Aften getrokken; uitgezoiidert het verzoekfehrift van den Marquis d'ArgöJS, die in de Kabinets ordre van den 24 Oétober 1763 niet is ingelascht.  Koning van Pruis/en. 73 Den Marquis was meer dan zestig jaaren oud, ïyne zieklykheid vermeerderde, het koude noordlyke. klimaat wierd hem meer en meer bezwaarlyk : hy wenschte zyn dierbaar Vaderland, zyn Provence weder tc zien, byzonder ook zyne Gemaalin, in zulk ccn ftand te zetten, dat zy naa zynen dood gevoeglyk konde leeven. Daar by kwam, dat den Koning ook ouder wierd, cn niet zelden wat wo'.nlerlyk was. Ily verzoende zig weldra weder met den Marquis, dog deeze was echter by zynen toencemende ouderdom, over meenige gevallen gevoeliger dan in jongere jaaren, in dewelke hy alles , alleen van de vrolyke zyde befchouwd had. liet werd hem bezwaarlyk, 's avonds op gezette tyden den Kening op te wagten, en met hem te moeten eetcn , wanneer hy liever zyne gezondheid en zyn gemak bewaard had; kortom hy was 't hoflecven moede, en hygde naar rust. Hier over hield hy eens met één zyn er vrienden, een gefprek , in 't welk hy denzelven een gedeelte zyner lotgevallen , die hem geduurende zyne jeugdige en manlyke jaaren bejegend zyn , met de goedaartïgfte gcfpraakzaamheld cencs ouden mans, die op zynen byna ten einde hellende levensloop te rug denkt, verhaalde. Hy fchildcrde met lecvendige verwen , het weinige waare vergenoegen , cn de groote mocilykheeden van het hofieevcn, dat hy zedert dertig jaaren genoeg had leeren kennen. En zeide eindlyk: „ de „ verkeering met grooten heeft iet gemeens met de natuur der zonden. In 't begin fchynt zy zeer E 5 „ aan-  7-'r Byzonderhedcn betreffende der, „ aangenaam, maar als die eerfte verrukking voorby „ is, dan ftoort zy uwe rust." Hy begon er reeds in 't jaar 1768, den Koning verfcheiden maal over te fpreeken , dat by voor een jaar wel eene reize na Frankryk wilde doen; doch de Koning wilde er niets van hooren, wyl by vreesde, dat de Marquis niet te rug zou koomen. Eindelyk fchreef by eenige maaien aan den Koning, cn bad cm verlof tot deeze reize. « Maar nimmer bekwam hy fchriftlyk antwoord. Dc Koning zogt er hem mondling van af te praten, en zeide hem dikwils : Ik kan u niet van my laten gaan. Na dat de Marquis des aangaande, cenen langen tyd op den Koning misnoegd was, en niet wist, op welke wyze hy tot zyn oogmerk zoude geraken; zoo v'el hein, die zelfs in aile zaaken zoo billyk dagt, plotslings in, dat dc Koning wel eene gewigtige retien kon hebben , om hem tc rug tc houden. Ily herinnerde zig, dat hy eene aanzienlykc verzameling van 's Konings geheime brieven bezat, cn dagt, dat dit dc oorzaak was,.waarom hem deeze, niet van zig wilde laten gaan. Aanftonds haalde hy die voor den dag, las die gezamentlyk nogmaals door, en lag ze met groote zorgvuldigheid, jaarsgewyze in Chronologifche orde. Hy bragt met deezen arbeid, eenige weeken toe, in welken tyd hy niet uit zyne kamer ging. Toen hy alles in orde gebragt had, fchreef hy aan den Koning: „ Dat  Koning van Pruis/en. 1f „ Dat by" tot hier toe, nog ccn fchatbanr pand, „ van 't vertrouwen waar mede hem de Koning. „ vereerd had-, had bczcctcn. Hy wilde het mits „ deezen den Koning weder ter hand ftcllen, dc„ wyl het niet gevoeglyk zou zyn , het zelve mede „ tc necmen in een vreemd land. Door zyne be„ ftendige zieklykheid , WtS hy buiten Haat ge„ ftcld, den Koning verder van dienst te zyn, en „ hy was overtuigd, dat dezelve, in eene zagtcre „ luchtftreek verdraaglykcr zoude worden. Der„ halven verzogt hy den Koning om zyn affchcid, „ bedankte hem voor de vcele genotenc gunftcn, „ cn verzekerde dat zyn hart, hem daar voor eeu„ wig zoude blyven aankleeven." Deeze brief wierd gevoegd by 't Pakct, waar in alle de brieven des Konings verzegeld waren. De tranen fchoten den Koning in dc oogen, toen hy den brief las. Hy riep uit: hoe! denkt de oude man, dat ik geen geld genoeg heb, om hem, zoo lang hy leeft, zyn Penfiven te betalen! Hy fchreef eenen aandoenlyken brief aan den Marquis, waar in hy hem verlof tot de reize, maar geen ontilag, verleende. Hy bad hem, voor zyne gezondheid, zoo veel mogclyk was, te zorgen, en voegde er by, wanneer hy weder tot hem konde cn wilde koomen, dat hem zulks, eene wezenlyke vreugde zoude verfchaffen. Terftond zond hy hem, het Paket met brieven ongeopend te rug, en verzekerde den Marquis, dat hy nog zyn  Jrf Byzonderheden betreffende den geheel vertrouwen bezat, cn dat hy dus deeze brieven , niet konde noch wilde weder neemen. Dc Marquis reisde in 't jaar 1769 naa Frankryk. Dc Koning was zoo aangedaan, dat by van hem in perfoou geen affcheid wilde neemen, maar bet fchrjftlyk deed. De Marquis dagt zoo dclikaat , dat hy 's Konings brieven , ongeacht dc Koning hem die nogmaals had weder gegceven , niet met zig wilde neemen, maar die aan iemand in bewaring gaf. Als men dit zoo eerlyk cn voorzigtig gedrag , van den Marquis, vergelykt met het gedrag van Voltaire; dan vak maar al te zeer in ?t oog, wie van beiden, den Koning waarlyk bemind heeft, en wie hem in de daad dankbaar is geweest. o'Argens leefde in Frankryk weinig meer dan een jaar, meest tc Equilles, ccn kléin uur van Aix. Hy wilde den winter op het einde des jaars 1770 , by zyne tweede Zuster, dc Baronesje de la Garde op een landgoed na by Toulon, doorbrengen. Doch weldra overviel hem ccne koorts. Hy wierd dcrhalvcn na Toulon gebragt, alwaar hy echter in 't begin des jaars 1771, zoo als men gelooft, door dc onhandigheid van den Geneesheer, ftierf. De Marquis was een man, van aanzienlykc lengte, en wel gemaakt. Hy had eene heldere Phyfiognomie, die vrojykheid, goedaartighcid, en ccne groote loeven-  Koning van Pruis [en. 77 vendighcid aankondigde. Zyn Grootvader, de Marquis de Boyer, was een groot kenner der fchoone kunften. In zyn huis woonden geftaeig, Bouwmeesters, Schilders, Beeldhouwers en Muzikanten. Ily gaf ook eenige van deeze Kunftcuaars jaargelden, waar van in het Familie-Paleis te Aix tegenwoordig nog, gedenktekens tc vinden zyn. Deeze verwekten by zynen oudden Kleinzoon , dc liefde tot de kunften. Hy verleende daarom ook geern, toegang in zyn huis te Potsdam aan göcde Kunftenaars, en beval hun den Koning zoo veel hy konde, aan. Ook waren dc meeste uuren van den dag , benevens de lectuur aan , de Teekenkunst cn de Muziek tcegewyd. Zyne Gemaalin, ocffende deeze beide kunften, op eene voortreffelykc wyze , als mede het Weesmeisje dat by hem in huis was. Ily las geern iets aan zyne huisgenooten voor, en verzelde deeze lectuur, met mondelyke aanmerkingen. Toen hy gedurende den htatften winter , dien hy in Potsdam doorbragt , 's avonds by den Koning moest eeten, at hy des middags niet, clan ccne Soupe, dewyl hem twee maaltyden daags bezwaarden. Staande dat zyne huisgenooten, dan 's middags aten, las hy hun Plutarchus leeven van groote mannen, naar Daciers vertaling voor, om hun eenig vermaak aan te doen. Hy wierd in zyne gchcele familie als een Patriarch vereerd, en als een Vader bemind; en hy verdiende 't beiden. Hy beminde den Koning zelfs tot aan zynen laatften leevensfnik. Hoe zeer 't hem in Proven-  78 Byzonderheden betreffende den vence geviel, dagt hy nog fteeds op Potsdam en op den Koning, met waare tederheid en liefde, cn hy was zeeker voorncemens wederom tc koomen, indien hem de dood niet overvallen had. De Koning beminde hem even zeer, cn zond na zynen dood aan de Weduwe ccne aanzienlyke fommc, om hem in zyn Vaderland door dc Beeldhouwkunst, een gedenkiiuk te doen oprechten. In den janre 1785 , fprak de Koning met cenen zeer verdienstlyken man , van de wyze waar op , een jong Prins, die in 't vervolg Regent ftond te worden, moest worden opgevoed. Onder anderen ook daar over, dat een toekomend' Regent vroeg moest lecren zyne magt, recht te gebruiken, maar even zoo zeer, die niet tc misbruiken. Ily voegde erby: verfcheidene zaaken, zyn zoodanig van natuur, dat een Regent nooit zyne magt aan haar moet te kosten willen leggen. Daar onder behoort hoofdzakelyk: de Godsdienst en de liefde! In het begin van dc maand April des jaars 1786, toen de Koning reeds zeer zwak was, cn nog op 't Slot te Potsdam woonde, liet hy zig op eenen fchooncn dag, tegen den middag op de zogenaamde groene  Koning van Pruisfen. fle trappen dragen, alwaar hy zig by het wanne zonlicht verkwikte. Hy had reeds een geruiinen tyd gczeeten, toen hy eerst bemerkte, dat de twee Grenadiers , die daar op fchilclwacht (tonden, nog al fteeds het geweer by de voet hielden. Hy wenkte ccn dcrzclvcn om by hem tc koomen , en zeide op cencn gocdaartigen toon: gaat gy lieden maar op en neder. Gy kunt daar zoo lang niet Jlaan, als ik hier zitten kan. In February van 't jaar 1767, vraagde dc Koning eens over tafel , gclyk hy fomtyds gewoon was tc doen : wat vertelt men voor nieuws in Berlyn ! het viel iemand in te antwoorden: „ de lieden zeggen, ,, dat het binnen kort wederom oorlog zal worden." De Koning die misfehien zyne redenen had, vloog daar over op, cn zeide: wat is dat voor dom gebabbel ! de menfehen praaten altyd van oorlog, wyl ze niets anders te fpreeken hebben. Men moet hun gelegenheid geeven, van iet anders te praaten. Hy zond daar op aan een vertrouwd man, het volgende opftel, met bevel, het zelve in beide de Berlynfche nieuwspapieren te laten zetten: „ Uit Potsdam word 't volgende gemeld: den ze5, ven en twintigften February, werd de lucht „ 's avonds geheel duifier ; donkere door 't onweer „ faam gepakte wolken, waar van men weinige voor- „ beel-  8o B^zonderheden betreffende den j, beelden heeft, bedekten den gantfchen horizont. Het donderde en weerlichtte Jlerk, en by de ver3, dubbelde Jlagen viel een hagel, welks geiyken by „ menfehen gehsugenis, niet geweest is. Van twee ,, Osfen , die een Boer voor den wagen gefpannen had, om na de flad te ryden, wierd er één op de „ plaats dood geflagen ; veele gemeene menfehen , „ werden in de (Iraaten gewond , en een Boer brak ,, daar by den arm. De daaken werden door den „ zworen hagel vernield ; alle venfters der huizen „ die op den wind lagen, welke dat onwedef voort„ dreej, werden ingeflagen. Men heeft in de flra3, ten groote klompen hagel als kalebasfen gevonden, 3, die niet eer, dan i uuren na het ophouden des 3, onweders gefmolten zyn. Dit byzonder verfchynzel „ heeft eenen zeer grooten indruk gemaakt. De na„ tuurkundigen houden jlaande , dat de lucht geen 33 magt genoeg gehad heeft, deeze vaste en faam ge„ vroozene klompen te dragen, en dat de kleine hagel„ fleenen, in de door den hevigen wind gefcheurde „ wolken zig, wegens haare meenigte, by "t neder,, vallen vereenigd , en niet eerder deeze buitenge3, woone geflalte aangenomen hebben , dan toen zy }, niet ver meer van den aardbodem waren. Het mag 3, nu toegegaan zyn , zoo als 't wilde, het is toch „ zeeker, dat dergelyk geval, zeer zeldzaam, en 33 byna zonder voorbeeld is." Dit opftel wierd ook in dc daad , in de beiden Ber-  Koning van Pruisfin. Sr BeflynfcJbe nieuwspapieren van den 5 Maart 1767 No. 48 higelascht. De Koning bereikte zyn oogmerk , zoo, dat in geheel Berlyn van dit geval gefprooken wierd. In Potsdam daar en tegen was men ten uiterften verwonderd, dewyl men daar zelfs in 't geheel niets van zulk een onweer gehoord had. Er kwamen ■ veele brieven uit Potsdam, byzonder aan de Uitgeevcrs der nieuwspapieren , waar in men hun kennis gaf, dat zy zig door een valsch bericht, hadden laten bedriegen, 't welk zy moesten herroepen. Deeze welke het geheim wisten, cn 't niet durfden verraden, beantwoordden dergclyke brieven niet.' Er wierd echter aan een, die dc herroeping volftrekt begeerde, gefchreevcn. Men wist zeker, dat dit geval in de daad gefrhied was. Deeze brief wierd veele lieden tot hunne verwondering getoond. En nu begonnen daar zelfs, eenige het voor mooglyk te houden , dat er misfehien 's avonds laat een onweder geweest was , dat zy niet gehoord hadden. Men f prak van dit geval, onderzocht het niet verder, en vergat het eiudelyk. Zeer weinigen wisten dc regte oorzaak. Uit dc Berlynfche nieuwspapieren, kwam dit voorval, byna in alle dc nieuwspapieren van Europa; en niemand zeide een woord van de onwaarheid of onwaarfchynlykheid der gebeurenis : het aartigftc was dit , dat een , anders zeer geleerd en verdienstiyk man, de Heer Profesfor Titius te Wiltenberg, in V. Deel. F een  32 Byzonderheden betreffende den een boek, dat liet volgende jaar uitkwam, (*) ovcf dit voorval geheel ernftig ccne Natuurkundige bedenking opgaf. Ily vond alles zeer natuurlyk, cn zegt uitdruklyk: „ dc zaak kon zeer wel uit den harden „ ftorm ontdaan zyn, waar door de hagelfteenen, ,, uit eene groote hoogte der wolken , na beneden „ dortten." Maar die klompen hagel, zoo groot als Kalebas/en fcheenen hem wat te wandaltig ; en hy vond daar by gelegenheid te herinneren: „ door dee„ ze klompen als Kalebasfen moesten niet verdaan „ worden , enkele hagelPceenen , maar men moest „ hier voor de verzamelde hoopen vau hagcllleenen „ aanncemen." Eindelyk voegde hy er nog by : „ moogelyk is de grootte wel zoo, maar om dat noch ,, het gewigt opgegcevcn , noch beweezen is , dat „ de Os juist van den hagel dood gellagen is, enz. „ zoo blyft dc zaak nog bedenklyk !" Wie zou dan nu deeze vertelling , niet voor ten vollen bewaarheid aanmerken. Indien iemand na verloop van vyftig jaaren, 't minst aan deeze geb eurenis zoude hebben willen twyfelen, men had hem zeker . geantwoord: „ hoe was het mooglyk, zulk een ge„ val, 't welk men toch in Potsdam heeft kunnen „ zien, (*) J. D. Titius algemecne nuttige Verhandeling tot bevordering der kennis , en V gebruik , der uatuurlyke dingen. Eerjle Deel. Leipzig i~6o gr. 8°.  Koning van Pruisfen. 83 zien, te verdichten! Waarom zou men zoo iets ver,, dicht hebben! Geen mensch heeft het in Berlyn „ opèntlyk tegengefprooken, zoo min als in Potsdam, „ dat zoo digt by Berlyn ligt. Een geleerd Profes for, ,, die acht mylen van Potsdam woonde , die zig ,, moeite heeft kunnen geeven om daar zelfs te ver,, neemen , die een geheel jaar tyd had, om 't te ,, onderzoeken , heeft aan de Waarheid deezer ge,, beurenis zoo weinig getwyfeld, dat by alleen we5, gens zeekerc bylopende omftandigheid, cenc kleine ,, Natuurkundige bedenking opgaf i" En by dit alles, was toch de gantfehc zaak een louter verdichtzel. In 't jaar 1759, had de Koning zyn intrek in eene kleine ellendige hut, ftaande in een byna geheel vervallen Dorp, genomen, en was juist met het lezen van verfcheidene brieven bezig , toen hy door een luid gefprek voor zyne deur geftoord wierd. Twee vleugel Adjudanten wedden naamlyk met malkander. Den één hield ftaande, dat 't nog binnen acht dagen tot eenen flag zou komen, de ander wedde het tegendeel. Toen de Koning hoorde , dat de eerfte, die voor de Bataille was, twintig Louis d'Or daar onder verwedde, en zoo veel redenen ten bewyze van dien, wist aantcvoeren , trad hy naar buiten en zeide: F a Myn  84 Byzcnderhcden betreffende den Myn Heeren! f paart liever uw geld, en denkt menschlyker. Ik voor myn aandeel, gaf geern tienmaal zoo veel voor liet leeven van één éénigen myner Soldaten, ah ik 't daar door redden konde. Daarom , gelooft my, ik zoek niet geern eenen flag te keveren, 't zy dan, dat ik er met geweld toe gedwongen worde, of dat ik , zonder nadeel geene gunfiige gelegenheid daar toe mag laten voorby flippen. Voor 't overige, zyn wy, ik, gyl. en ook de geringfle myner onderdanen menfehen , dat verzoek ik, dat gy altyd bedenkt. Hier mede keerde hy tot zyne brieven weder, en dat het wedden , nu geen voortgang had , kan men wel denken. Een Onder-Officier van 't Regiment van den Prins van B**, had door eene wonde in de knie, eenen ftyyeh voet behouden. Zoo dat hem daar door, het marfcheeren, zeer moeilyk viel. De Prins bemerkte het, en zeide tot hem: ,, terwyl hy nu tot den Sol,, daten dienst onbruikbaar was, zoo wilde hy hem „ op eene andere wyze bezorgen." De Onder-Officier was met lyf en ziel Soldaat, en meende: dat hy om dit beetjen hinkens , niet thuis agter dc Kachel behoefde te zitten. Dc Prins liet bet dan zoo blyven , en de Onder-Officier , deed zynen dienst als voorheen. Eens  Koning van Pruis/en. 85 Eens zag de Koning deezen man op eenen marsch, cn befpeurde, dat het gaan hem zeer moeilyk viel, en dat hy des nicttegenftaande wel gemoed was. De Prins was er juist tegenwoordig, en de Koning fprak met hem over deezen Onder-Officier. Toen de Prins verzcekerde , dat de man niet los wilde weezen , fchecn 't hem ongelooflyk, en hy vraagde hem, tcrwyl dc Compagnie voorby marfchcerde : of hem 't inarfcheeren niet al te moeilyk viel? „ neen uwe Majefteit" antwoordde de Officier kort af. Ik wil u als Invalide goed laten bezorgen. „ om Gods „ wil, uwe Majefteit, ik wil als Soldaat keven en „ fterven." Kunt gy ryden! ,, O ja! uwe Ma- „ jeftcit, een weinig!" Dc Koning wendde zig toen tot den Prins en zeide: Myn waarde, zend hem aanflonds by de eerfte gelegenheid , onder de Bayreutfche Dragonders , als Luitenant, ik zal voor zyne uitrusting zorgen. Dc Koning was altyd gewoon, dc Onder-Officieren zoo wel by de Garde du Corps, als by de Garde te voet, zelfs te benoemen, en ten dien einde moesten dc Chefs hem altoos, zes of twaalf gemeenen voorftellen. In het winter kwartier te Breslau, fchooten drie Onder-Officiers te kort, by het tweede Eskwadron der Garde du Corps, en dus, moest de Overfte Luitenant Wackenitz , neegen Garde du Corps, F 3 naar  86" Byzonderheden betreffende den naar 's Köflings Palcis zenden, waar uit de Koning wilde uitzoeken. Acht van deeze, waren oude mannen , die in den dienst grys geworden waren ; de ncegende was een Jongman van twintig jaaren , die eerst drie jaaren gediend , cn nog geen baard had. Toen zy zig in orde gefield hadden, monfterde beu de Koning, cn vraagde ieder hoé hy heette, cn hoe lang hy gediend had! eindelyk kwam hy ook by den twintig jaarigen ; deeze beantwoordde alle vragen düidlyk en goed. Gy hebt evenwel nog geen baard, zeide dc Koning. Spoedig antwoordde de ander: „ uwe Majefteit de baard flaat geen vySnd," De Koning ging tc rug, zonder te laten bemerken, dat hem dit antwoord geviel. Hy benoemde er twee tot Onder-Officieren; ging wederom aan 't einde, alwaar de Jongman frond, cn zcidc: Gy zyt de derde Onder-Officier , toon maar draa , dat gy den vyand zonder baard kloppen , f72 ook uwe onderlworigen verftandig aanvoeren kund. Dc Koning heeft zig naderhand altyd , aan deezen man , laten geleegen liggen. Dc Koning ftclde zig, in alle jaargetyden voor het ruwfte cn flegfte weder bloot, zonder eenige andere bedekking, dan eenen hoed en cenen gewoonen mantel te hebben; en zag het ook zeer ongeern, indien hy eenige zwakheid in dit (luk, aan zyne Soldaten en Officieren bemerkte. Op eenen zeer kouden herfst mor-  Koning van Pruisfcn. '3; morgen, toen zig de Armee op marsch begaf, jaagde dc Koning zoo voor aan, dat hy by de Garde du Corps kwam. Met ccn opflag van 'toog, ontdekte hy , dat de Lieuteuant van Rirbnttz eene witte flaapmuts onder den hoed had: deeze, die buiten dat niet goed konde zien, en den Koning niet zoo aanftonds gewaar wierd , hoorde alleen : de Koningkomt ! toen hy aanftonds de flaapmuts afnam, en die verbergen wilde. Maar de Koning zag 't alles, cn zeide: Myn waarde Lieutenant! houd de muts maar op, dat uw hoofd geen koude lyde; maar gy Garde du Corps, onderwind u dit ook niet, indien gy myn grootst ongenoegen niet ondervinden wilt. Toen dc Koning ftaande den zevcirjaarigcn oorlog, in den herfst uit Boheemen naar Silezien in het winter kwartier marfcheerde , cn daar by dikwils, van de ligte vyandlyke Troepen ontrust wierd, beval hy , dat de Armee tegen den naciit opbreeken en marfcheeren zoude, op dat, zoo hy zeide, dc Marketenters , en de overige tros voor de roveryen der vyanden , beveiligd wierden. Toen nu dc Armee den gantfone nacht door gemarfcheerd had , wierd met 't aanbrecken van den dag, halte gehouden. De Kavallery zat af, en dc Infantery ligde zig neder, zoo veel het de omftandigF 4 bee-  o8 Byzonderheden betreffende den heeden toelieten. Ook ftceg de Koning, by de Garde du Corps van 't paard af, en zeide: nu was 't goed, als wy wat goeds te knappen hadden. Voelen, die nog wat brood cn brandewyn haddon , drongen op hem in, en boden hen hunnen kleine voorraad aan. De Koning lagchte vorgonooglyk, toen hy het algemeen poogen zag, om hem eene verkwikking, met opoffering van den eigen ectenshist, te verfchalfcn, en zeide: Kinderen als ik brandewyn kon drinken , zoude ik hem met vergenoegen van uaanneemen, maar ik bedank voor uwe toegenegenheid, en ik zal den dog vanlieeden niet vergeeten, maar dit alles weeten te beloonen. Hier op wondde hy zig tot zyn gevolg cu zeide: Daar is geen gelukkiger Koning op aarde dan ik ben. Hy liet alle deeze Garde du Corps, door den Overflen Lieutcnant van Wackenitz optcckcncn, en in Breslau wierd aan ieder derzelven , een Fredrik d'Or uitgedeeld. Toen dc Koning in 't jaar 1757 in Bohemen op marsch was, reed hy met een Onder-Ollicier van de Ilusfaaren cn zes gemeenen voor uit, om de landftreck te recognoscccren ; en by deeze gelegenheid kwam dc Koning een vyandlyke Ilusfaaren Patrouille van 15 man te gemoct. Wat wilt gy nu doen ! vraagde de Koning aan den Onder-Officier. „ Als 't uwe Majefteit wil toeftaan, dan geloof ik, in* ,, dien  Koning van Pruis/en. 89 „ dien dezelve er niets tegen had, dat ik die vyftien „ Husfaaren allen naar dc duivel zou jaagcn." Nu dan probeer 't eens. "De Onder-Ofiicier wendde zig toen , tot zyne 6 man , cn riep hun toe: „ Kinderen, nu voorwaarts, marsch! een ieder uwer „ bekomt een Louis d'Or." Gy kent my. Ily liet zyne manfehap in één gelit opmarfcheeren , en zoo ging hy op de vyandelyke Patrouille los, cn hieuw zoo helder daar op in, dat na eenige minuten de vyanden vlooden , cn twee dooden en zes gewonden achter lieten, welke laatftc als gevangenen te rug gebragt wierden. Van onze zyde, was de Onder-Officier en één gemeene gekwetst, en één paard dood gefehoten. Dc Koning reed den gewonden Onderofficier tc gemoet, nam den hoed af, cn zeide: Heer Lieutenant, ik dank u voor uwe bravoure, en des. zelfs goede gevoelens omtrent my. Ik zal aan de Husfaaren uwe beloften dubbeld vervullen; en uwe uitrusting ook bezorgen. . Dergclyke trekken der dappcrfte ftoutmoedighcid , cn der Koninglyke bclooning, zyn wel is waar onder deeze eeuwig rocmrykc regecring niet nieuw en zelden ; maar het is zeker voor ieder belangryk , de origcncele wyze te leeren kennen, waar op de Koning iedere reis de omftandigheeden, zoo na waardy behandelde, en hoe hy iederen kleinen trek, die de menfehen vcrcedclde, hoogfehat» te, en in zyn recht licht wist tc plaatzen, F 5 Nog  §3 Byzonderheden betreffende den Nog een voorbeeld, hoe de Koning ook dan, als hy met de uitvoering van gewigrige ontwerpen zwanger ging, zelfs alles bemerkte, en voor alles zorgde. Op den marsch naar Kollin , zag hy eenen ouden gryzen Onder-OiTicicr van 't Regiment van dc Prins van Bevern , die het Regiment op eenen afftand langfiiam volgde , en ten uiterften vermoeid fchecn. Wat fcheelt u? riep hem de Koning toe. „ Pc ben „ oud en zwak, het marfchceren begint my moeilyk „ te vallen" antwoordde de Onder-Officier. Hoe lang hebt gy gediend ! vraagde de Koning. • „ 45 jaaren, en nog onder wylcn den Koning, uw „ lieer Vader. Pt heb ook onder uwe Majefteit , ,, den geheelen Silezifchen oorlog bygewoond." Zoo! ik wil u, als wy in de winter kwartieren komen, ah Invalide eenen goeden dienst bezorgen! „ Neen! uwe Majefteit, daar bedank ik voor, dan „ zoudt gy my den grootften fmaad van dc wereld „ aandoen; ik wil als Soldaat keven en ftervcn." De Koning lagchtc vergenoegd , over de woorden van den gryzen, en zeide: gy zyt wonderlyk, ouden, gy kunt als dan immers gerust lee^en, en u in uwen ouderdom koefteren. „ Dat ben ik niet gewoon; „ cn ik kan ook niet fchryven." De Koning antwoordde verder niet, brak af, reed er van daan, en was beezig Ordres uittedcelen , zoo dat dc Officier zeker gelooven moest, dat de Koning zig dit gefprek niet weder zoude herinieren. Tegen den avond , zond hem de Koning een zyner eigene rypaarden, hcï  Koning van Pruisfei, §f het welk hy by 't marfehecren beryden moest. De Pakknegts moesten het voeder gecven, want dus had 't dc Koning bevolen. Én den volgenden winter , benoemde dc Koning dcczen Onder-Officier «JBM oud* ftcn L'ieutenant, onder een Garnifoens Regiment. De Leezer gevoelt hier, zonder door wydloopig redencc» ren daar toe opgewekt te worden, dat dc Koning zig^ ieder middel wist ten nutte tc maken, om verdienften tc bcloonen, en even daar door anderen te wekken. Toen onze Armee op marsch was in den omtrek van Bautzen, zworven de vyiindelykc Iiufaaren zoo digt by de onze, dat zy handgemeen wierden. De Koning bemerkte, dat de vyandlyken van oogenblik tot oogenblik vermeerderden, derhalvcn reed hy naai! de regte zydc, alwaar dc vleugel Patrouilles waven, fprak met den Generaal Seidlitz cn toonde hem , boe de vyandelyke Iiufaaren zeer goed waren aftefnyden. Staande dat dc Koning nog fprak, zaten plotslings twee Oostcnryldche Iiufaaren , agtcr eenen Pruisfifcben heen, die, om niet gevangen te worden, in deeze verwarring naar den kant waar dc Koning was heen reed; zyne vervolgers zaten hem digt op dc hielen; doch toen hem deezen eindelyk te zeer in de engte dreeven , keerde hy zig om , cn fchoot op hun. De Koning zag vcrdrictlyk om , en riep luidkeels: als gy lieden met elkander fchieten wilt, dan ryd veri der  92 Byzonderheden betreffende den der voort, anders heb ik niet eens rust, om hier een voord te fpreeken. Daar op , keurde hy zig weder tot Seidlitz , zoo volkomen gerust, als of hy in Sans-Souci was, en zette het gefprek voort. Toen de Koning met zyne Armee by Liegnitz ftont, cn door de beiden vyandlyke Generaals Daun cn Laudon was ingefloten, zoo wierd, door deeze omttandigheid de toevoer der levensmiddelen zeer verhinderd , en de Soldaat kreeg in plaats van het Kornis brood, harde befchuit. De Koning pleeg gcmccnlyk tegen den avond langs de Esquadron tenten der Garde du Corps te gaan of tc ryden, fprak met het volk, en zogt hun, dan door boenende gefprekken, dan door hun hoop tc geeven, op beeter tyden, in een goed humeur te houden. By deeze gelegenheid, zag hy eenen Onder-Officier , die zyn befchuit in Hukken gebroken , en met een pintje Pontac in den veldkeetel op 't vuur gezet had. Wat hebt gy daar, voor eene roode Soupe ! vraagde de Koning. ,, Uwe Majefteit, deeze Soupe kost my net zeeven „ Daalders ," hernam de Onder-Officier. Ho! ho! zeide de Koning , wat is het dan! „ Het is ,, Pontac cn befchuit; dcwyl ik my geern eens vcr„ fterken wilde, heb ik myne laatfte Ducaat daar aan „ hefteed." (Ken Hollandfchc Ducaat gold toen zeeven Daalders.) Laat my toch eens proeven , ik moet  Koning van Pruisfen. 93 moet weeten , hoe dat [maakt. „ O ja , uwe „ Majeftcit; maar ik heb flegts eenen blikken lee- pel." Dat kan niet fcheelen; hier op nam de Koning een leepel vol van deeze Soupe, en zeide toen: dat fmaakt waarlyk goed; maar het is zeeker wat te duur. DaarSm bedank' ik u voor eerst; gy zult daar voor wederüm eens met my eeten. Dit gefchiedde den volgenden middag. De Koning had bevolen , dat deeze Onder-Officier aan 't Hoofdkwartier zoude komen. Daar at hy van 't geen , dat van 's Konings tafel kwam, cn ten laatften liet hem de Koning nog een aanzienlyk gefchenk in geld , ter hand Hellen. In den zevenjaarigen oorlog , liet dc Koning een zeeker Regiment, dat in zyne trouw tegen den vyand te kort gefchoten had, de boorden van de hoeden, en de klappen hunner patroontasi'en afnecmen. In deeze gefteldheid marfcheerde het voorby den Koning. Nu hebt gy toch door uwe lafhartigheid, by de geheele Armee eenen fchoonen roem verworven , zeide hy. Een oud Soldaat, die reeds in den eerften Silezifchen Veldtogt had gediend, trad toen vooropen antwoordde: „ Uwe Majefteit ! en als gy my ook „ nog deezen rok laat uittrekken, blyf ik toch een „ braaf Soldaat. Dat ben ik reeds in den eerften „ Veldtogt geweest , en wat kan ik 't helpen, als „ Schur-  94 Byzonderheden betreffende den „ Schurken naar den duivel loopen. Ik voor (jMj „ deel heb deeze befehimping niet verdiend." Hoe heet gy ? vraagde de Koning. „ Gartman " was het antwoord. Hoe lang hebt gy gediend! „ Dertig jaaren uwe Majefteit." Gy zult Ser¬ geant zyn. Voor uwe lafhartigen onderhooiigen , by gelegenheid goed aan , op dat zy weder aan hunne eere komen. De Koning reed weg. Men z&tu hy zou den nieuwen Sergeant, door een vleugel Adjudant, ccn gcichenk cn geld, hebben laten bchaudigen. In t jaar 1-58, toen de Koning dc winter kwartieren tc Bfesïau verliet, monfterde hy de Garde du Corps op dc SehweidnitJ'che vlakte. By deeze gelegenheid, zag hy eenen zevenjaarigen Knaap, die by uitftek vlytig was, om twaalf andere jonge Knaapen, op Hokken alle Militairijche oelïeningen te doen maken, dc Koning lagchte om dit fpcl, zag ccn kleine poos toe, cn zeide toen: deeze konde eens een goed Soldaat worden. Toen deeze parade voor de tweedemaal aan kwam, zag hy den kleinen Generaal, by gelegenheid van eenen aanval, voor over vallen, zoo dat hem het bloed de neus uitliep; maar deeze zette weldra op zyn ftokjen Wederöm in portuur, en voer yverig met zyne zaak voort. De Koning riep hem toe : myn Kind, gaa naa huis, en laat u het bloed afwasfehen! „ O neen, dat kan niet komen, „ dan  Koning van Pruis/en. 95 5, dan zou alles in de war zyn , ik ben nog niet „ dood , ik ben maar gekwetst ," antwoordde de Knaap. Hoe heet gy! ,, Kreuscüke." V/at is uw Vader! „ Een Kruidenier." Dc Koning onthield dit, en liet van dien tyd af, den Kruidenier alle maanden 5 Rths. tot de opvoeding van zyn Zoon betalen. Op eenen mocilyken marsch, in het laatst van den herfst, uit Bohémien , bleef een Kanon , iit eenen moddcrigen weg, fteeken, en ongeagt alle de pogingen der daar by kommandeerende lieden, en van den Gefchutknegt, was het cr onmogelyk uit te krygen. Ondertusfohen kwam de Koning daar heen ryden, en bad reeds van verre gezien , hoe onbarmhartig de Officier bezig was , op den Gefchutknegt tc flaan, zoo dat deeze ougefukkigen reeds niet meer dc armen gebruiken konde. Wat is hier te doen! riep de Koning , cn kwam digter by. Het volk zeide: „ indien „ nog maar een paar menfehen holpen, dan zou 't „ wel gaan." De Koning liet eenige van zyne Stalknegten , van 't paard koomen , beval den Officier om dit ook te doen; en naauwlyks, waren alle deeze handen aan 't werk, of 't Kanon was in beweeging gebragt. Nu beval de Koning eenen vleugel Adjudant, dat de Officier 's anderen daags 's morgens, in 't Hoofdkwartier zou komen, doch dat de Gefchutknegt  06 Byzonderheden betreffende den knegt bezigtigd, en den Koning een tromv berigt van hem , gedaan moeit worden. Tegen den avond , wierd den Koning berigt, „ dat men den Knegt de n monteering van 't lyf had moeten fh'yden, wyl de „ armen zoo dik gezwollen, en geheel zwart waren."' Toen des anderen daags 's morgeus, de Officier in "t Hoofdkwartier kwam, en by tien Koning wierd aangediend , moest hy , tcrwyl het Parole juist wierd uitgedeeld , nader komen , en de Koning zeide tot hem, in tegenwoordigheid van alle zyne Generaals: Daar myne Armee, uit enkel menfehen beftaat, gy echter een onmenschlyken zyt , zoo wordt gy mits deezen weggejaagd. Betaalt den Knegt 50 Daalders voor zyne pynen, en loop dan naar den duivel. Die een begrip heeft, hoe weinig meenig een in den oorlog denkt, dat de Gefchutknegts menfehen zyn, wie ooit de barbaarfche behandeling gezien heeft , waar aan deeze ongelukkigen , van ruwe menfehen zyn blootgelleld, die zal dit oordeel de zaak waardig keuren. ■ Toen de Armee , den laatft'en marsch voor de Zorndorfer Bataille deed, reed de Koning langs een zypad, en hoorde eenen Ruiter tegen zynen Makker zeggen : „ ja Broeder , als het niet fpoedig vrecde „ werd, dan ryde ik na den duivel." De Koning reed op hem toe, en antwoordde: gy hebt volkomen gelyk , en uwe verkiezing is zeer goed ; want met hem  Koning van Pruis/en. 91 hem heb ik vreede: de man wierd gearrejleerd, aan het Regiment van Manteuffel ovcrgeleeverd , en veroordeeld om twintig malen door de fpitsroedcn te loopen: met deeze aankondiging: dat men hem voor 's hands tot den Man-Duivel van de opperwereld had gezonden, op dat deeze hem voor den onder aar djch en Duivel zou voorbereiden, waar heen hy voorgenomen had, te ryden. Op dezelfde marsch , had de Koning het Tabak fookeri laten verbieden. Een Garde du Corps kon echter zyne dringende belustheid daar naa, niet langer wederftaan, hy ftopte een pyp, en dagt, ongetwylfeld niet gemerkt te zullen kunnen worden, wyl hy eene leederc buigzame pyp had. Maar de Koning , die digt by was, rook aanftonds den Tabak, en ontdekte fpoedig van waar het kwam. Op den goed- aartigften toon zeide hy tegen hem: hoor, Garde du Corps, gy hebt ongelyk, draagt zorg, dat liet uw Ritmeester niet ziet, anders hier brak de Koning af, cn reed verder. ■ Tot een bewys, hoe zeer Frederik zig van iedere omftandigheid tot zyn voordeel wist te bedienen, met eene verwonderenswaardige vaardigheid , brengen V. Deel. G wy  $3 Byzanderheden betreffende den wy 't volgende by. In bet jaar 1757, wilde by zig by Bautzen, met de Armee van den Prins van F;nisJen, zynen Broeder , vereenigen , toen deeze Heer hem berichtte, ,, dat hy uit hoofde zyner zieklyke „ omftandighecden, zig naar Diesden maast begec5, ven." Dit maakte den Koning ten uiterltcn verdrietig, en wel te meer, daar hy alle mogelyke nadeelige tydingen tc gelyk ontfing; dc Rus [en waren meester van Pruis/en, de Franfchen, cn de Ryksarmee naderden , van den anderen kant , en de Zwecden waren in Pommeren gerukt. Dit alles benevens des Konings verdriet, dat hy daar over had, begon in de Armee bekend te worden, cn werkte niet voordeelig op dezelve. Dien zeiven dag, dat de Koning voor Bautzen was aangekomen , kwam hem een Officier der Hufarcn zeggen : ,, dc vyanden hadden eenige „ Bagagewagens veroverd, maar met verlies van 50 „ mannen." Dit bericht , nam de Koning, dewyl hy wist dat er in de Armee over zyn ongenoegen gci'proken wierd, te baat. Ily vatte den Hufarcn Officier, by de hand, trad met een yrplyk gelaad, met hem voor de deur, en zeide zoo hard, dat het de juist op 't Parole verzamelde Officieren , hooren moesten: die twee verloorene meelvaten, kunnen geen kwaad , het andere is my aangenaamer. Nu myn Heeren, nog eene Bataille gewonnen , dan zyn wy meester van alles, en hebben fpoedig vreede te hoopen. Toen klopte hy den Hufarcn Officier, vriendlyk op den fchouder, nam den hoed af, cn zeide: Nu ryd'  Koning van Pr ui.'fin: 99 ryd' dan in Gods naam heen. Zulk een woord werkte byna verwonder!yk , alle gezigten helderden op, cn moed en vertrouwen breidden zig, door de gehcele Armee uit. Frëderik had de harten van honderd duizenden in zyne had. - Toen de Koning eens zyn Lceger liet afftceken, in ccn landftreek, daar veele Wynbergen cn Wynkelders waren, die een Boheemsch Klooster toebehoorden, protesteerden de Paters daar tegen; maar men gaf hun ten antwoord; „ dc Koning heeft het bevo„ len, gy moet U aan hem zelfs wenden." Dit dccden zc dan ook, zoo draa de Koning des namiddags, met zyne Armee aankwam. Van den Prior af tot op den Portier, ftonden zy daar, en fmecktcn zyne Majefteit met de onderdanigfte gebaarden cn woorden , hunnen wyn te willen verfchoonen. Dc Koning hoorde dit fmecken met een gefronst gelaat aan, cn zeide daar op, terwyl hy voortreed: ik heb geen tyd om my lang met u lieden op te honden : myn befluit op uw verzoek, zult gy vinden , in 't se Eoek Moses Kapp. io. vs. 9. (daar ftaat: „ wyn cn fterken „ drank en zult gy niet drinken , gy , noch uwe „ Zoonen met u , als gy gaan zult in dc tente der zamenkomfte, op dat gy niet cn ftervet:") en houd u hier mede -wel. Daar op gaf de Koning aan de Soldaten verlof, om zoo dra de Armee gelecgerd was, G 2. zoe  iso Byzonderheden betreffende den koo veel wyn uit deeze Wynkelders te halen, als zy wilden. Dat men zig van dit zeer wel verlof bediend heeft, kan men ligt denken, te meer, daar de Armee door lange marfehen verkwikking nodig had. De Koning ftond met dc Armee by Ottmachau geleegerd, en had zyn Hoofdkwartier in een Dorp genomen , waar tegen de rechter vleugel der Kavallerie campeerdc. Hy zat dikwils alleen in het prieel der vrugtboomen, die in den tuin ftonden, welke agter zyne woning was. Het was in den tyd dat dc vrugten ryp zyn. Het Leeger had alreeds drie weeken ftil geweest, cn 't gebrek aan hout begon zoo groot te worden, dat reeds alle dc takken irit de boomen der tuinen waren weggebrooken , behalven in den tuin daar de Koning zyn vcrblyf hield. Op cenen middag zat dc Koning in het gedagte lust huisje. Aan dc boomen die het befchaduwden, hingen de fchoonfte vrugten. Eenige Kavalleristen hier door aangelokt, klommen in den boom, om er hunnen Voeragcer buidel mecde te vullen. De Koning hoorde het, en riep hen toe: wilt gy dat wel laten! pakt u voort, anders wordt gy aanftonds gearrejleert. Zy liepen wel voort. Maar één van hun zeide: ■„ dat is zeker weer zoo'n vervl. Bediende van den „ Koning. Daarom zullen wy ook de takken affcheu- „ ren,  Koning van Prnisfen. 101 ,, ren, op dat wy ten minden nog hout om te koo,, ken, in het Leger brengen;" en ondertusfchen begonnen zy reeds handen aan 't werk te {laan. Toen kwam er de Koning by, en zeide recht vaderlyk en vriendelyk: Kinderen! laat de takken blyven, neemt liever de vrngt. Want de vrugten wasfchen nog weder , maar de takken niet. De Ruiters durfden niet, cn wilden heen gaan. Neen, neen Kinderen, het is my ernst; neemt vrugten zoo veel als gy wilt, maar fchendt de boomen niet. Dc Ruiters fchudden dc vrugten af, en de Koning bukte, om die optclcczen, en gaf ze hun over. Aanminnige gemeenzaamheid, in de daad aartclyke vadertaal, waren zoo geheel in 's Konings harte geplant , cn konden zyne vyanden zoo vcrfchriklyk zyn. Wy worden niet moede , dergclyke kleine trekken aantevoeren, die dit bevestigen , wyl zyne goedhartigheid, in tyden, daar hy enkel rechtvaardig moest zyn, zoo zeer in twyffel getrokken wierd; cn wyl er thans zoo veele lieden opftaan, die dezelve in 't verkcerdfte licht zoeken te plaatzcn. Daar, waar zy geene andere uitvlugt kunnen bedenken, beftempelen zy de liefde, waar mede de Koning zyne helden bejegende, met den naam van diepe Staatkunde; maar was 't ook uit Staatkunde, dat hy millioencn befteedde, om den toeftand zyner onderdanen te verbceteren, en was 't dan ook Staatkunde, dat wanneer hy zyne Burgeren Paleizen liet bouwen, cn hiei; G 3 over  102 Byzonderheden betreffende den over mot den Hanoverfchen Lyfartz Zisimermai* een vertrouwd gefprek hield , dat hy , toen'deeze hem zeide: „ Uwe Majefteit beurt in alle haare landen, „ dc armoede op, cn fchenkt huizen aan menfehen, ,, die geene huizen hebben:" antwoordde , Ik heb nooit grooter vergenoegen dan wanneer ik eenen armen man, een huis kan laten bouwen. Reeds voor heen hebben onmenschiyko lieden , deezen grooten Koning de affchuwlykheid aangewreevcn, dat hy in den zeevenjaarigen oorlog onder dé hand, bevelen zoude gegeeven hebben , om de zwaaro gekwetftcn te laten ftervcn, op dat hy minder Invalides de kost zou behoeven te gecven. Nog niet lang gcleedcn, herhaalde ccn zeker Schryvcr, die zig een Prüisfisch Generaal noemt, cn die dc gefcblede* nis des zeevenjaarigen oorlogs fchryven wil , deeze lastertaal opentlyk. Frederik , fprak met den voornoemden Heer van ZïMmerman , hier over op dc volgende wyze : In alle myne oorlogen, volgde men myne beveelen, ten opzigte myner kranke en gekwetfle Soldaten zeer flegt. Niets heeft my in myn leeven meer verdroten, dan wanneer ik zag, dat men deeze braave mannen, die hun leeven, en gezondheid, zoo edelmoedig voor 't Vaderland opofferden, in hunne ziekten en fmerten, Jlegt oppaste. Men is dikwils barbaarsch met hun  Koning van Pruisfen: 103 hun te werk gegaan, en meenig arm Soldaat, is uit gebrek aan goede oppasfing, gejborven. Nooit heeft my iets meer bedroefd , dan dat ik de onfchuldige oorzaak , van de dood eenes menfehen was. Maar ik heb , zedert den laatfien oorlog, zulke bevelen gegeeven , die alle Gauwdieven en Schurken by de Armee in 't toekomende , wel zullen verhinderen, hunnen Koning te bedriegen, en den armen Soldaat zoo fehandlyk ah barbaarsch te berooven , van de hulp en de verkwikking, die hem zoo noodig is. (*) De Koning had dc gcfchiedenis van den zeevcnjarigen oorlog gefchreevcn; en t voleindigde Manufcript lag op een tafel, waar over eene glaze kroon hing. Door toedoen van dc Paadje, viel ccn vonk op het bandfehrift, cn 't verbrandde. De Paadje wierp zig voor des Konings voeten, en bekende zyne fchuld. Dc (*) De Hoogduitfche Uitgeevcr fpreekt van Staatkunde, maar, in geval deeze lastertaal waar was, het geen wy niet kunnen denken; dan , zou 't onzes bedunkens eene bedroefde flegte Staatkunde zyn geweest, juist gefchikt, om de andere Soldaten door 't akelig vooruitzigt , van elendige Hospitalen, van hunnen pligt af te fchrikkeu. *t Gezegde van Hagedorn Peet.' Werken1, ie Deeï; mag men op zulke lasteraars wel toepasfen: hy kromt zig om der groot en voeten, gelyk de Slang in V fiof; want daar zyn altyd leevenden, die beMfig hebben by de ontLik.eïing van de daaden der dooden! de Vertaler. G 4  104 By zonderheden betreffende den De Koning antwoordde op eenen zeer gelaten toon: dan fchryf ik deeze gefchiedenis nog eens. Ily heeft ook deeze gefchiedenis in de daad nog eens gefchreevcn , cn zy word tcgenswoordig met zyne andere nagclatcne fchriftcn gedrukt. Indien Frederiic weezenlyk do veinzcry al eens zoo ver had gedreeven, om goedhartigheid tc alfec'tccren, indien er menfehen by waren, welkers meening, op 't oordeel der wereld invloed kunde hebben, zoo zyn evenwel, de mccnigvuldigc uitdrukkingen , der bartlykfte goedaartigheid tegen den gemecnen man, die maar zelden buiten den kring, waar in zy werkten , bekend wierden , onverdagto bewyzen zynos edelen goedheids-vollen karacters. Onder doezen behooren die gevallen , toen zyne Bedienden hem beftoolen hadden, en hy hun zulks vergaf. Men heeft dezelve wel is waar tegen gefproken ; maar door eenen groot cn waarheidlievenden man, zyn zy op nieuws bevestigd geworden, Een zekere Lieske van het cerfte Bataillon Gardes, had reeds in het Regiment, het welk de Koning als Kroonprins had , gediend , en de Koning beminde hem zeer. Toen Lieske nu zeer oud was, kwam by eens by den Koning by gelegenheid van eene geld Pa-  Koning van Pruis/en, 105 Parade, en bad: „ dat hy zoo guuftig mogt wcezen, „ en hem een weinigje brood gecven, dat hy in rust „ verteeren kon." De Koning hoorde zyn verzoek zeer vriendlyk aan, en zeide vervolgcnds: Gek! hebt gy niet uw trablement, en uwe monteering! wat moet gy dan nog meer hebben! gy moet met my leeven en Jierven. „ Ja uwe Majefteit, dat heb ik; maar „ de dienst zal my eindelyk toch te moeilyk worden, „ offchoon het maar zeer weinig myn beurt is." Goed Lieske ! gy kunt komen , ah gy wilt. By deeze woorden, wendde zig de Koning, tot den Overfte van Scheel : hoort gy liet! Lieske bedankte hier op den Koning voor zyne genade, doch op ccne zoo neerflagtigc wyze, dat de Koning aanftonds vroeg: wat hem nog fcheelde ? „ Niets , uwe Majeftcit," antwoordde Lieske. Ha, ik merk' het. Om dat gy heel oud zyt, wilt gy u ook meenigmalen zoo wat goed doen, zoo als ik, en dan ontbreekt het u daar toe aan geld, Nu , gy zult maandelyks zes Daalders toeleg hebben, en ik zal u ook zomtyds zoo wat uit myne Keuken zenden, dan zal het toch wel goed zyn P Dc oude Soldaat ftamclde eenige woorden, om zyne denkbaarheid te betuigen, brak echter af, en moest heen gaan, want hy weende als een kind. — In 't jaar 1759, rukte zig de Koning met de hoofd Armee in 't Kamp. De Oostenrykers en de PruisfiG 5 fche  ïo6 Byzonderheden betreffende den fche voortroepen, hadden alle de levensmiddelen, en de vocrage verteerd. De Koning nam zyn Hoofdkwartier op een Boeren Hoef. Naauwlyks was liy daar aan gekomen, toen hy ccn gedruis hoorde, van een menigte Kavallcristcn, die op dc Hoeve indrongen , alle Koorenzolders en Voorraaclfchuuren doorzogten , om voeder voor hunne Paarden te vinden. Tot hunne groote vreugde, vonden zy eenen goeden voorraad hooi. Zy maakten aanftonds toebereidzelen , om het op te bosfen, cn begonnen het naar beneden te werpen. De Komnglyke Stalkncgtcn verzetten zig tegen deeze onderneeming, en daar ontftond een groote twist. De Koning hoorde het geweld, cn ging naa buiten. Toen hy belpeurde, dat zyne Stalkncgts zig tc vergeefs verzetten, zoo zeide hy tot de Gens d'Armesi hoort eens, Kinderen', laat m ' maar wat voor myne Paarden over, en neemt al het overige mede. De yvcrig bezig zynde Kavalleristen , keeken op , cn fchccncn over 's Konings vriendclykbeid verwonderd tc zyn. Een oud Ruiter, nam het woord op, en zeide , met dc ongeveinsde uitdrukking , cener inwendige liefde en toegenegenheid , die dc Koning zoo zeer wist hoog tc fchattcn: „ Uwe Majefteit wy gaan heen , cn laten u al 't „ hooi." Zyne Makkers riep hy toe: ,, Hy is ccn „ hondsvot, die nog ccn handvol hooi neemt." En hier mede gingen zy voort. Deeze hartelyke, cn wel bekende gemeenzaamheid des Konings, fnoerde den band, tusfehen hem cn zyne dappere Soldaten, nog i . vas-  Koning van Pruisfen. 107 vaster, eenen band, dien zyn nood , nog niet beeft losgerukt. Staande de belegering van Otmutz , vond de Koning , toen hy als naa* gewoonte recognosceeren reed, op ccne hoogte, niet ver van 't Lcegcr, een Onder-Officier der zwaare Ruitery liggen flaapen, met zyne tabaks pyp cn doos naast hem. De Koning liet die beiden heel zagt , door eenen vleugel Adjudant wegnemen , en hem daar op wakker maken. Wat doet gy hier! vraagde de Koning zeer ernftig: „ uwe „ Majefteit, ik 'oen gister avond laat hier heen gc,-, gaan , cn wilde hier van daan het bombardeéren „ zien, cn ik ben daar in flaap geraakt." Ziet nu, als gy uwe toevlugt tot een pyp tabak had genoo- men, dan waart gy niet ingeflapen. ,, Dat heb „ ik gedaan, cn toch viel ik in llaap." Nis dan , neemt uwe pyp weer, en rockt, adieu. De Ko¬ ning reed met zyn gevolg langzaam voort. Inmiddels wierd ook dc Onder-Officier zyn verlies gewaar, liep den hoop na, en riep: „ Hem! Hem! myn Heeren, „ neemt niet kwaiyk; heeft niet iemand uwer, myn „ tabaksdoos gevonden! Ik verzoek, dat gy ze my „ weer geeft." Dc Koning keerde zig fpoedig om en zeide op eenen ërriftigen toon; wat is 't! wat wilt gy! de Onder-Officier herhaalde, 't geen hy reeds gezagd had. De Koning viel hem in de rede: zoo, dan gelooft  io3 Byzonderheden betreffende den looft gy, dat wy u labakstuig gefloolen hebben] goed. wy zullen ons terflond laten vifiteeren, en die 't heeft, zal jlreng beftraft worden. De Onder-Officier meende: „ dat iemand, zyne Majefteit uitgenomen, „ misfehien uit fchertz zyn tabaks gercedfehap, had „ weggenomen." Nu, myne Heeren', zeide de Koning, die het weggenomen heeft ,> moet liet aanftonds te rug geeren; en die de diefftal begaan heeft, betaalt aan den Onder-Officier tot filraf vier Frederiks d'Or. Toen overreikte de vleugel Adjudant van Oppen dc doos en de pyp. Nu eok zonder draalen de boete! zulk een moedwil moet g^ftraft worden. Dit klein geval, vervrolykte den Koning zoodanig, dat hy er lagchende van daan reed, en zeide: deeze vroege fchertz zal my den gantfehen dag vergenoegd doen zyn. Deeze gemeenzaamheid met zyne Soldaten, en de wyze, waar op hy zig daar by uitdrukte, hebben cenigen daar aan willen toefchryven, dat de Koningin den omgang met mansperfoonen, niet altyd zyne woorden naar dc ftrengfte regelen der eerbaarheid gewoon was , aftcmcctcn, en over tafel, inzonderheid als dezelve lang duurde en het glas vlytig was rondgegaan , iedere zaak doorgaands by haaren natuurlykeu naam , noemde. liet is tocli zeeker , dat dc Koning deeze gewoonte , van dc dartelheid zyner Franfchc gezelfchaps - vrienden had overgenomen. Wanj  Koning van F'rui-j"en. 109 Want hy deed dit reeds in zyne jaaren, voor dat hy veel cn lang onder zyne Armee verkeerd had. Hy beminde de Franfchc dubbelzinnigheid by uitftek; en zekerlyk wierd dan ook dikwils het gefprek zoo leeVendig, dat die dubbelzinnigheid, in dc uiterfte duidelykhcid verkeerde. Dc Koning had cr veel vermaak in, wanneer de kwinkflagen malkander fpoedig volgden ; en dan wierd dikwils het fpitsvindig vernuft, eene elcftrifeerende vonk, die den onweetenden van 't gczclfchap aanvuurde, en hem eenige invallen uitlokte. Eene zcekere Dansfercs van de Opera, Auguste genaamd, was zoo beroemd, weegeus haare buitengemeen fnellc en dikwerf zeer oncerbaare invallen , dat de Koning haar eenige maaien op zyne kleine Soupees liet verzoeken. Men berichtte den Koning , hoe wel 't ongeloofbaar is, dat dc Marquis d'Argens dc Schryver was, van dc Therefe Philofophe, een fchandelyk en wecgens zyne vuiligheid zeer berucht boek. De Koning liet de voomaamftc en aanftootlykfte toneelen, daar uit , zodanig affchildercn , dat 't den Marquis cn zyne Vrouw zeer wel geleek, en met deeze verzameling liet de Koning de flaapkamer van den Marquis, heimlyk verfieren. De Marquis fchold naar zyne gewoonte , den Koning daar over hevig uit, cn de Koning vervrolykte zig zeer met de drollige opvlicgingen des Marquis, waar mede hy zeer dikwils gewoon was, hem tot reden te brengen. 't Scheen,  iio Byzonaetheden betreffende den 't Scheen, als of de Koning de edele onbeschaamd* ncid der Frani'ciien geern inogt lyden, wyl zy hem ftof-rot ïagchen gaf. Auuert, een oud Kamerdienaar, dien de Generaal Rothenbürg nog van Parys had mcecle gebragt, wierd altyd door den Koning aangehaald; en offchpon Afberts antwoorden zomtyds zeer lömp waren , lagchte de Koning er tog hartlyk over. Aubicrt had de Dogtcr van een Moor ten Vrouwe ; als hem de Koning zag, was hy gewoon naa de Moorfche Princcs tc vragen ; en dan verlustigde hy zig met dc boosheid van deezen man, die den Koning dikwils dc alleronbefcheidenfte naamen gaf. Uit de wyze waar op de Koning, met de mecsten z-yncr vreemde bekenden, omging, zoude men haast befiuiten moeten , dat la Bailhelle een franscb Schryvcr, niet geheel ongelyk gehad heeft, daar hy zegt: ,, De Koning van Pruisfen houd dit gczclfchap „ in plaats van Aapen, die andere duitfebe Vorfteu „ gewoon waren tc houden." En offchoon dccze man misleiden fprak , volgens zyne te leur gefielde hoop' om er ook één van tc worden, zoo kan men er toch baarblykclyk uitzien , dat dc Koning deeze lieden, als la Mettrie cn dc anderen, (dA.rgf.ns uitgezonderd,) meer tot zyne verlustiging , en tot aankweeking zynes vergenoegens by zig had , dan dat hy hen in de daad, als vrienden had hoog geacht. Welk  Koning van Prinsfin. • 111 Welk groot in 't oog loopend onderscheid, befpeurd men in zynen toon, en in zyn byna eerbiedig en teder gedrag tegen Milord Marchal , den Generaal Fouqué , en meer anderen, die hy eerde en beminde, wanneer men het vergelykt met zyne bcuzelagtigc wyze van verkecring, met dc voorgenoemden. Doch nicttegenlTaandc zyne hoogachting en genegendheid, voor den Marquis d'Argens, was deeze, uit hoofde zyner eigenschappen , die er aanleiding toe gaven, zeer dikwils het voorwerp van 's Konings fchertzeryen. Voltaire, die noch den Koning noch den Marqui mogt lyden, had eens den laatften in 's Konings tegenwoordigheid, zodanig vertoornd, dat hy van de tafel opftond, en na zyne kamer die op het Kon in glyk Slot was, vertrok, en toen hy geroepen wierd, zig veinsde ziek te zyn. Dc Koning hoorde echter, dat alles den Marquis zeer goed imaakte, cn dat hy geen fchotel die uit zyn vertrek kwam, onaangeroerd liet. Hy deed dan aan d'Argens zeggen, dat hy, wyl hy vernomen had, dat het zoo jlegt met zyne gezondheid gefield was, om Roomfihe Geestlyken gezonden had, die hem denzelven avond, het laatjle Oliezei zouden geeven. De Marquis, vreesde by aldicn hy deeze plechtigheid afllocg, dat hy misfehieu een bezoek van het gezelfchap, dat hy zoo zeer vermydde, te wagten had. Hy bond dan doeken om 't hoofd,  112 Byzonderheden betreffende den hoofd, en leidde zig te bed. De Koning, liet by de Rooffifchc Geestlyken , Miskleederen , Choorhembden voor 4 perfoonen, cn al 't gercedfcbap dat tot het laatfte Oliezei noodig was, haaien, cn zy wierden hem niet geweigerd, wyl men dagt, dat hy in plaats van deeze, nieuwe en prachtiger dingen, aan de Kerk zou fchenken. De Vorst verkleedde zig als een Geestlyken , Voltaire , la Mettrie en nog twee andere franfehc geleerden Kleedden zig als Kappellaans , en de Koninglyke Paadjens als Choorjongens. De optogt ging over den Corridon naar des Marquis wooning. Voltaire was zeer naauw met de Roomfcbc plcgtigheeden bekend, cn had alles zoo gced aangelegd, dat d'Argens by de inkomst deezer Heeren geen bedrog gewaar wierd, cn dc veele kaarsien die er brandden, maakten hen volkomen onkenbaar, men naderde het bed, en de Marquis hield zig dood ziek. Voltaire zong de Vesper en volbragt alle de vereifche Ceremoniën. Hier op goot de Koning den Marquis, eenen geheelen fchootel Provencaler Olie over het hoofd , en toen braken alle de aanweezenden in een luid gefchater uit. De Koning bad by zyne Garde eenen Onder-Oflicier dien hy zyne gunst by uitftek waardig keurde. Deeze man, bad eenen Zoon, aan wiens opvoeding, hy zig zeer veel liet geleegen liggen. De Jongeling be- ant-  Koning van Prüisfem antwoordde ook volmaakt aan de wcnfcb.cn zyris Vaders , en was een bekwaam Advocaat geworden. Onder zyne bekenden, bad zig de jongeling, toen by van de Unirerfiteit kwam , en weder in zyne Vaderftad Potsdam woonde, tot zyne verkecring byzonder 4 jonge lieden uitgezogt, die ook, toen by kort daar op, aan de teering kwynde, zyne beftendige gezêlfchappers waren. Toen hy eindelyk ftierf", was de Vader zoo eigen aan hun gewordenen vond zoo veel troost in hunnen omgang, Voor zyn bekommerd hart, dat hy hen bad: hem , den bedroefden Vader , niet te verlaten , maar in hunne bezoeken even als by het leeven zyns Zoons te volharden. Zy beloofden het hem allen heilig. Maar de een, een Burgemeesters Zoon, bleef aanftonds weg. De tweede, eens Raadsheers Zoon die wat gebreklyk9 was, boud zyne bezoeken voor en na in, agtte dezclvcn eindelyk benecden zyne waarde , en bielder weldra geheel meede op. De beiden anderen, volgden dit Voorbeeld fpoedig na, en lieten zig flegrs zelden zien. Nu was de Vader geheel neerflagtig, en 't verlies van zynen Zoon , knaagde hem onophoudelyk aan 't hart, zoo dat hy altyd bedrukt was. Toen hy op zeekeren dag, in 's Konings dienst was, befpeurde de Vorst de zigtbare trekken van verdriet in zyn gelaat, en vraagde met dien toon , waar mede hy 't hart zoo gewis kon treffen : Wat fcheel u ! ,, het is uwe Majefteit bekend, dat myn Zoon gej, ftorven is ; en nu verlaten my ook zyne beste .V, Deel. H „ vrien*  H4 Byzonderheden betreffende den „ vrienden, cn dat bedroefd my." Ik kerf dia jonge lieden, die de vrienden uws Zoons waren; de eerfte heeft een goed geheugen, anders niet, en zal het niet ver brengen. De ander heejt by zyn gebreklyk ligchaam, niet veel geleerd, maar bezit des te meer hoogmoed. De derde is een domme duivel. De vierde fchynt wat te hebben geleerd, en kan 't ver brengen. Nu moet gy maar uw droevig noodlot vergeeten, en denken, dat de voorzienigheid fteeds 't beste kiest. Ik ben nooit Vader geweest , maar ik kan 't naar de droefheid, die ik over de dood van den jongen Prins Hendrik ondervond , zeer wel afmeeten, hoe zeer u de dood uwes Zoon moet bedroeven. Ik zal om u te troosten, voor uwe andere Kinderen zorgen. Deeze zamenfpraak die de Koning den 22-Maart 3784 met den Onder-Officier hield, is van woord tot woord opgeteekend. Zy is zeeker in meer dan den opzigt merkwaardig, cn bewyst niet alleen dc goedheid des Konings, maar ook , hoe opmerkzaam hy op alles was, wat om hem voorviel, en hoe hy dc kennisfen beproefde dier genen, die zig tot bclo.vaame medeleden van den Staat vormden. Dccze zamenfpraak is zoo waarachtig, als 't waarachtig is , dat hy, in wiens hart zy diep bleef ingedrukt, met cerc grys wierd. Kort  Koning van Pruisfen. 11$ Kort na den fiag by Somdorf, kwam een Officia4 der Hufarcn , in 't Hoofdkwartier aanrennen. De Koning Hond juist met den Prins IyJauritz voor de deur, zag hem komen, en verwagtte zyn aanbrengen. Dc Officier klom van 't paard , en meldde: „ dat aan eene zcekerc plaats, die hy naauwkcurig „ beduidde, een Rusfiseh Kanon lag," De Koning antwoordde fpoedig, cn zag zeer donker: dat weet ik. al tang myn Heer. „ Goed!" zeide de Officier, met eene edele vrymoedigheid, terwyl hy op zyn paard klom, „ in 't vervolg, zal my dit eene waarfchuwing ,, zyn;" en wilde wcgi-ydcn. De Koning, die ondertusfehen bedagthad, dat dé Officier door dit voorval, van zynen dienst-yver konde afgefchrikt werden, riep hem tc rug cn zeide: Ik. geloof, dat ik u niet recht verflaan heb; wat hebt gy willen zeggen? De Officier herhaalde zyn bericht; de Koning hoorde hem opmerkzaam aan, en zeide: voor uwen dienst-yver, fchenk ik ü de orde pour le merite. Toen den Officier weg was, zeide hy tot den Prins Mauritz: daar had ik byna den Officier moedeloos gemaakt. In Boheemen had de Koning eens zyn Hoofdkwartier in een flegt Dorp. Dewyl de vyiind in de nabybeid was, beval hy, ccne Veldwagt van Garde du Corps ter zyde van eenen heuvel te plaatzen. In den II 4 hol-  Ii6 Byzonderheden betreffende den hollen weg , die in het Dorp uitkwam , wierd ccn Garde du Corps om op te pasfen geplaatst. Om dat de Veldwagt als de Koning uit 't Dorp kwam, zulks niet konde zien. Aanftonds na het geeven van 't Parole ging de Koning buiten het Dorp wandelen. Dc hitte was niet om uitte Haan; de oppasl'ende Garde du Corps was daar van overweldigd, en in den bollen weg met zynen rug tegen den heuvel kenende , in flaap gevallen. Toen de Koning hem reeds voorby was, ontwaakte hy. „ Halt ! Uwe Majefteit riep 3, hy, dat kan er by myne ziel niet door! wagt nog maar een weinig hier, tot ik dc Veldwagt een tee„ ken gegecven heb' ; anders kom ik waaragtig in ,, Arrest." Dcczc trouwhartige aanfpraak geviel den Koning , die terftond antwoordde : nu; dan loop fpoedig, ik zal zoo lang wagten. Dc Garde du Corps liep dan heel vaardig den hollen weg in, doch zag nog eens angftig naar den Koning om, cn riep: ,, als „ gy maar woord houdt , cn zoo lang flaap blyf, „ tot ik weer kom'!" gaa maar , riep de Koning weder! Ik zal blyven tot gy weder komt. Hy deed 't, cn vervolgde naderhand al lagchendc zynen weg. Zodanig vernederde zig op eene zeer goedaartigc wyze , de grootfte Koning en Veldheer, voor zyne Soldaten; en hier ziet men den man, die veelen als het onbuigzaamfte en hartvogtiglte karacter , zig onderwonden hebben, aftemaalen!  Koning van Pruis/en. 117 Misfchién behoort 't volgende onder de eigenzini-iigheedcn van zyn humeur. In den zevenjaarigen oorlog, toen de Koning eens, eenige Iiufaaren Regimenten monftcrde, kreeg hy byzonder een Lieutenant, uit hoofde van zyn vrolyk en veel beloovend' gezicht , in 't oog. Met eene zeer vriendlyke gedaante reed hy op denzelven toe, en vraagde hem: hoe is uw naam! „ Donsër, uwe Majefteit." —■ Zoo; Danser. Ik begeer dat gy morgen zult dans/en. De Olficier dagt; dat de Koning hem niet wel verft aan had, en zeide dus nogmaals:' „ met verlof uwe ,, Majeftcit , ik heet Donser." Goed ; ant¬ woordde de Koning , gy heet Danser. Daar op reed hy na den Chef des Regiments, cn beval: dat ■men deezen Lieutenant Danser morgen, het komando van de voorhoede zou geeven. Dit gefchiedde dan ook. De Officier wierd met zyne voorhoede, fterk handgemeen met den Vyaad, dreef hem tc rug, cn nam vcelen gevangen. Toen hy ze by den Koning bragt, beval dc Vorst: Zy moeten aanftonds op vrye voeten worden geftelt, op dat zy den Generaal Daun zéggen kunnen , dat zy maar eens met eenen PrtiisfiJchen Danser gedanst hebben. Dc Lieutenant Danïer daar in tegen, (die dc Koning begeerde, dat van toen af aan , zoo genaamd wierd,) fchonk hy ecu jaarlyks inkomen, van vyf hondert Ryksdaalders, II 3 's Avonds,  Tlyzonderheden betreffende, den 's Avonds, na den Dag by Zorndorf, wierden alle de buitgemaakte Vaandels en Standaarden, om 's Konings tent geplaatst. Een Dragonder Officier was juist bezig , aldaar eenen Standaart op te regten, toen de Koning buiten kwam , juist viel hem den Standaart uit de band, cn trof in 't vallen, 's Konings hoed en fchoudcr. De Koning bleef Haan, cn toen by bemerkte, dat de Oiider-Ofikicr van fchrik, zoo bleek als dc docd wierd, vraagde by: wat fcheelt u! hebt gy kwaad gedaan! de lagchende mine des Konings bemoedigde , den verfchrikten man zoo ver , dat hy antwoorden kon: „ Uwe Majefteit neem' niet kwalyk; dat ik den Standaart uit onvoorzigtighcid „ heb laten vallen.'' ê! als 't anders niet is! zeide de Koning zeer vriendiyk. Ik dagt zeeker, dat gy kwaad gedaan had. Steek den Standaart maar te deeg vast, want hst is een Rusf.fche. ■ Na den flag by Liegnitz, reed de Koning met de voorhoede , digt by een woud voorby. Een Oostenryker, die door een kanon koogcl den buik was opgefchcurd , zoo dat het ingewand geheel befchadigd, cn cr uit hing, ftond tegen een boom leunende, cn hield het met beiden handen vast. Eenigen der voorby marfcheercude, betuigden bun medelyden over deezen ongclukkigen; veclen echter, waren zoo onmenfchelyk , om zyne ellende te befpottcn. Dit nam.  Koning van Pruisfen* 110 ■nsm dc Koning zeer euvel op, cn zeide met veel misnoegdheid: foei! fchaamt gy u niet! weet gy wel dat al 't geen , deeze man heeden lyden moet; morgen cok aan my , of aan een ander kan overkomen! Aanftonds beval hy, ccn paard af tc zadelen, op dat dc arme gekwetfte, in des paards dekken kon gelegd worden. Vier man moesten hem in het naafte Dorp dragen, en er wierden Veldmeesters, ter zyner oppasfing aangeftelt. Toen de gekwetfte in een boeren buis tc bed gebragt was, vraagde hy met eene zwakke ftemme: „ ö zeg my toch, hoe heet die Gene„ raai?" Toen hy vernam dat het de Koning zelfs geweest was, ftamerde hy uit: „ nu dan zegene hem „ God ! dat hy my cllcndigen , nog voor mynen „ dood zoo veel goed laat doen, dat bcloonc hem „ God 1" Naa eenige minuten ftierf hy. En deeze zegenwenfehen over den Koning, waren zyne laatfte woorden. Dc Oostcnrykcrs vervolgden, by zeekeren marsch , Sri den zevenjarigen oorlog, 's Konings Armee zeer ftetfc, cn wel, om zoo te fpreeken, voet voor voet; de Armee was lings af gemarfcheerd, zoo dat de Koning met den Generaal van Ziethen , den rechter vleugel commandeerden, die agterwaards en aan het grootfte gevaar, blootgeftekl was. De Armee moest door ccne hoeve défileeren, en hier wierd de marsch zoo zeer vertraagd, dat de achterftcn gcbcelc uuren H 4 bal-  123 Byzowierheden betreffende den halte moesten houden, cn dus voor het aanhoudend kanonvuur , der Kroaten en Pandoeren blootgefteld waren. De Koning beval, dc hoeve in brand te fteeken, zy ftondB reeds in volle vlam, cn dc Gardes du Corps, de Gens d'Ai mes, dc Ziethenfche Iiufaaren, en een Vrybattaillon waren er nog niet door. De Generaal Zietuen riep den Koning toe : „ Uwe ,-, Majefteit , het is meer dan tyd, dat gy er door „ komt , anders zyt gy in leevensgevaar, het ge„ bouw, zal haast inftorten," O! myn waarde Zieti-ien! antwoordde de Koning, wy zyn een paar Generaais , en moeien onze Heden eerst in zeekerheid zien, dan is het tyd, aan ons zelfs te denken. Maar op dat ons, hier de tyd niet al te lang val', zoo laat uwe Iiufaaren een kleine attaque op dat gefpuis doen. Zietuen liet de Hufaaren aanftonds opmarfchecren, hieuw' op dc Kroaten in, cn bragt 17 gevangenen , en 1 Kanon tc rug. Dc Koning zeide lagchende: het kortswyl is ons toch gelukt. Daar op liet hy de Hufaaren en het Vrybattaillon door défilearen; cn toen de laatfte man door was, liet hy Zietuen roepen , en zeide tot hem : nu is 't tyd, myn waarde Zietuen, nu willen wy met deeze Heden mede g-an, anders vallen ons zeeker de balken op het hoofd. Zoo nam hy altyd zelfs , cn dikwils alleen , de oogenfchynlykftc gevaaren, voor zyne reekenïug. Konden dan  Koning van Pruisfen. I2r dan zyne Soldaten agter weege blyven, als hun Veld* heer, hun Koning, zig dikwils meer aan de gevaareq en moeilykheeden des oorlogs blootftelde dan zy zelfs! ■ De Koning was, als naar gewoonte, om de vy5n> den te recognosfccren uitgcreeden, en trof eene Veldwagt aan, in eene zoo goede orde, dat hy er zeer mede te vreede was, den Officier aanfprak, en hem verfcheiden vragen deed. Gedurende het onderhoud, zag de Koning een boek op den grond liggen. Ily vraagde aanftonds; wat is dit voor een boek! het behoorde den Onder-Officier van dc Veldwagt; deeze antwoordde dan: „ het is 't leeven van Koning Ka,, rel den twaalfden," Hoe bevalt het u! vraagde de Koning. —- „ Uwe Majefteit , het is fchoon; „ maar het laatfte, ftaat my in 't geheel niet aan." Zoo! zeide dc Koning, ja, ja, I/y was te eigenzinnig, en wilde den raad zyner oude Generaals, niet volgen! daarom nam ook de zaak , zulk eenen Jlegten uitgang. Toen ligtte de Koning , zeer te vreede, lagchend zynen hoed af, en zeide. Adieu Kinderen, In een van 's Konings Zamenlpraakcn , met den Hauoverfchcn Lyfarfz Zjmmer.man , zeide de Koning, toen zy van den Hertog van York fjpraken» II 5 " zp  122 Byzonderheden betreffende den zyne mccning, welke den Uitgccver deezcr Byzonderlieeden, zig tot eenen figtfnoer gefield heelt, toen hy ondernam die te verzamelen. De Koning zeide: Jk heb den Hertog, dikwils in kleine dingen benacht, waar by hy niet vermoeden kon' dut ik op hem zag. — In zulke kleinigheeden, let de mensch weinig, of in 't geheel niet op zig zelfs, en doet zig dus daar door oneindig meer kennen, dan in grootere zaaken, waar hy men zig altyd inbind, om dat men weet, dat andere menfehen ons befchouwen. Uit deeze oogenblikkcn , waar in zig de groote Koning niet inbond, waar in zyne ziel, zonder praalgewaad , in haarc eigenfebappelyke beminnenswaardigheid, zig de zagte aandoeningen der menschlykbeid, alleen van zyne huisgenooten gezien, toewydde, uit zulke oogenblikken, naar welker uitkomst, de Gefchiedfehryver karaclers uitteckent, verzamelen wy iederen enkelvoudigen trek , met vermaak , en geven dien,'zoo eenvoudig op, als hy ons bekend wierd gemaakt. Zie hier een voorval , by 't welk de febrik van Europa, zig in een zeer goedaartig, en by uitftek beminnenswaardig licht vertoonde.- Hy had in Potsdam al zcedert'cenige dagen, eene oude Boeren Vrouw bemerkt , die haarc oogen niet van zyn venfter afwendde. De Koning befloot eindelyk , uit haaren ftandvastigen yver, dat zy hem wat te zeggen moest hebben , cn zond ccn Paadje naar be-  Koning van Pruisfen. 123 bcneeden , die haar des aangaande moest ondervragen. De Vrouw zeide, „ zy wilde den Koning zelfs „ fpreeken." „ Hebt gy eene Memorie'" „ Neen, ik wil hem zelfs fpreken." ,, Moc- „ dertje, dat kan niet." „Ja dat kan wel; by „ zal toch wel eens uit dit huis koomen. Ik zal wel „ zoo lang oppasfen." De Paadje verhaalde den Koning alles, wat de Boerin gezegd had. Hier op beval de Koning , dat zy boven zoude komen. Toen zy in zyn vertrek gebragt wierd, vraagde hy haar op den vriendlykften toon: Moedertje, wat wilt gy! „ Ach , genadige Koning, gy zyt toch „ zoo goed. Onze Generaal bejeegende my geheel „ anders, toen ik by hem kwam." Nu, wat zeide hy tegen u! „ Ach hy zeide : loop naar den „ duivel , oude Heks!" Dat is waarlyk niet goed. Maar nu, zeg wat wilt gy? „ Ik vcr- „ zoek om een van myne twee Zoonen; want ik ben „ Weduwe. Nu heelt men mynen jonglle Zoon ook ,, tot Soldaat gemaakt. Deeze deed myn boeren 3, werk nog. Maar nu moet alles te grond' gaan, „ als men my niet eenen Zoon wedergeeft. En ik „ dagt, dat 't Eer genoeg was, om een' Zoon als „ Soldaat te hebben." Zyt gy eene Dienstbare cf eene Boeren Vrouw! ,, God bcwaare my, ik ben eene Boeren Vrouw, cn heb myn eigen goed." — Nu neem 't niet kwalyk , ik wist het niet. „ Geef my maar. mynen Zoon weder, dan is alles 3, goed." —— Hoor' Moechr, reist maar weer na huis;  r^4 Byzondei heden betreffende den huis; daar hebt gy reisgeld; gy zult uwen Zoon in het najaar weder hebben. „ Neen, geld neem „ ik met , vvant dan verkoop ik mynen Zoon; cn ,., het ziet er ook nog niet na uit, dat gy lust zoudt ,.; hebben , om myn Zoon los te geven." • En waaróm denkt gy dat? „ Wel nu, gy hebt im- „ mers nog niet gevraagd, hoe myn Zoon heet, cn „ onder u-eik Regiment hy is?" Ja Moeder, gy hebt gelyk. Nu hoe heet uwen Zoon , en onder welk Regiment is h\! „ Dc een heet Michtet, „ Kruger , en de ander Gottlieb Krioer ; zy « zyn onder bet Regiment van S in B * *." Dat zal ik cpfchryven. „ Ja maar zoo gy dat „ niet aanftonds doet, dan vergeet gy het weder, „ want gy hebt a] te veel in 't hoofd." De Koning vernederde zig zoo zeer, over dc eenvoudigheid cn de begeerte deezer Boerin, dat hy 't in de daad opfehreef, haar voorlas, en toen vraagde: of nu alles zoo goed was ! „ Ja » zeide zy, , Nu neemt het geld, en reist in Gods naam; uw Zoon zal in het najaar zyn affcheid hebben. „Ja, maar „ het was toch beter, als gy my dit fchriltlyk gaf." De Koning, zonder in het minst ongeduldig te worden , wegens het aanhouden, der oude; antwoordde l&gchcnd : Komt morgen weder, en liaald het af. Zy ging. De Koning liet aanftonds, aan den Generaal S. te B** fchryven , en dc oude , liet hy eo Ryksdaalders reisgeld, ter hand dellen. Als  Koning van Pruisfen. 125 Als de Koning gezond was, behield by altyd, ge* lyk bekend is, zyn fchertzend humeur. Op eenen fchoonen Zomer avond, kreeg hy lust, om met den Overfte Quintus , tusfcben 11 en 12 uuren in de ftad Potsdam, eene wandeling te doen. Aan de Hóofdwagt, riep hen de Schildwacht „ werda!" toe. De Koning fpoeddc zig van Quintus weg, gebood den Schildwagt ftiltezyn, naderde het wagtveidter, en zag, dat dc Soldaten allen gerust op de brits uitgcftrekt lagen , cn fnorkten. In de Officiers kamer echter, zaten veele Officieren en fpcelden zeer yvcrig. Ik wil my wat vermaaken, zeide hy zagt tegen Quintus, vraag aan den Schildwagt; of er een Nagtwaker hier digt by is. Den Nagtwaker was niet ver te zoeken, cn wierd geroepen. Ga , zeide de Koning , in de Hóofdwagt, en roept met alle magt brand. Morgen kunt gy uw drinkgeld , by my halen. De Nagtwaker kroop zagtjes in de Wagtkamer, en blies zoo verfchriklyk op zynen hoorn , dat de flapemfc altemaal aanftonds oplprongcn , en in dat zelfde oogenblik, wierpen ook dc 1'peelende de kaarten weg, en waren in beweeging. De Koning vermaakte zig ongemeen, met dit ichouwfpel, en hy zeide lagcheude tot Quintus: dit is, de opflanding der doodeny gelyk, wanneer de laatfte bazuine zal fiadn. • Een  I2<5 Byzonderlieden betreffende den Een Soldaat, die in den zevenjaarigen oorlog, Invalide geworden was , ging na het Dorp, daar hy ' geboren was , te rug , en verhuurde zig daar als Knegt by eenen Boer, dien hy van te voren reeds gediend had. Toen de Boer ftierf, trouwde hy met deszelfs Weduwe. Hy was een ordentlyk arbeidzaam, Huisvader, en bragt zyn boeren goed in de beste orde; zoo dat hy ten laatften een gemetzeld, en met pannen bedekt huis bewoonde. De Edelman ' van 't Dorp, wierd cr nydig om, cn zogt den Boer zonder oorzaak, by alle gelecgendheden te benadelen. Eens kwam de Koning door dit Dorp; de Boer kwam aan het rydtuig, en verzogt gehoor. De Koning liet ophouden, cn toen verhaalde de Boer zyne bezwaaren, waar by hy den Koning te gelyk zyn aanzieulyk, en des edelmans vervallen goed, liet opmerken. Hoe hiet de Edelman ! vraagde de Vorst ! „ van P." Heeft hy gediend! „ Neen uwe „ Majefteit." De Koning beval aan den bcamp- tcn , die naast liet rydtuig reed, den Edelman by hem te brengen, dog geen woord te laten merken, van 't geen cr gefchied was. > Den Edelman ver* fcheen. Heet gy niet v. P.! ■ „Ja uwe Maje- „ fteit." Hebt gy gediend! „ Neen." Hebt gy gereisd! „ Neen, ik heb myn geld,, „ liever in 't land willen verteeren." ■ Is dat uv/ goed! Dc Koning toonde hem, den Boer zyn huis.— „ Neen, uwe Majefteit daar is het myne." ■ Dat ziet er we! èrbamlyk uit; wie komt dan dit goed toe! Een  Koning van Pruis Jen. is 7 4, Een van myne Boeren." Die moet zeker, een beter huishouder zyn, als gy; hy is vast Soldaat geweest. Ik beveele u hier meede, alle uwe onderdanen goed te behandelen; byzonder als zy wel oppasfen. Word de minfte klaglen tegen u gedaan, zoo kunt gy van myne ongenade verzekerd zyn. Adieu. De Edelman heeft naderhand, den Boer nooit oorzaak gegecven, om over hem te klaagen. Dc lezer zal uit dit nieuw bewys zien, dat dc grootfte der Koningen het niet te gering achtte, om de minftc bezwaren zyncr geringfte onderdanen te onderzoeken, om cr hun vanaf te helpen. Ook is het eene onloochenbare goedheid , dat hy den Edelman niet liet merken, dat zyn Boer. hem had aangeklaagd, dewyl dit den man waarfchynlyk aan nieuwe belcedigingen zou hebben blootgefteld. By de kieinfte gevallen kan men beipcuren, dat Frederik. daar over dagt. De Koning reed eens op een Zondag, enkel van den Stalmeester Meeze begeleid, na Eorne, om zig tc vermaken. De Boeren waren daar alle met ploegen beezig. Dit verwonderde den Koning, en by vroeg aan een ouden Boer, die met dc ploeg aan den Laadweg werkte, waarom zy op Zondag toch zoo werkten? Dc Boer antwoordde geheel vrymocdig: „ Uwe Ma,, jefteit, als wy geen honger willen lyden , en op 't laatst nog .voortgaan, moeten wy des Zondags, cn „ 's naga  12S Èyzoliderheden betreffende den 's nagts ook nog werken." En waarom dan! — ,, Ja, dat zal ik u wel zeggen; by het leevcn vafi uwen Zaligen Heer Vader, en nog by den aanvang Uwer regecring, hadden wy in twee Weekeu maar 7 dagen hofdienften te doen. Nu moeten wy die alle dagen doen , en onzen arbeid Zondags en 's nagts verrigten." De Koning was hier over zeer onthutst, en beval, dat dc Opper Amptman Harte, en eenige Boeren van Borne, Bornfiadt enz. naar Potsdam zouden komen op het Slot. Zy kwamen , dc Koning liet hun in zyn vertrek roepen, cn toen dc Boeren op zyn bevel , hunne bezwaaren voordroegen , wilde Harte hen fteeds in de reden vallen, en hy zeide verfchciden maal: maar myn Heer, myn Heer, wilt gy wel den bek houden! hy vond de bezwaaren derBoeren gegrond, maar zag tevens in, dat er de hoogc pacht oorzaak van was , die dc beampte geven moest; hy onthefte dan denzelven van eene aanzienlyk deel, cn bcvrydde dus de Boeren van hunne on* draaglykc lasten. • De Landjager Kiexast reed over dc lange brug tè Potsdam, cn wel zoo ras, dat op het midden van dc brug, de rok van de Vrouw ccnes Schoenmaker genaamd Ekkertin , in de agterfte as van zyn rydtuig, bleef hangen, en dat zy daar door met geweld over de brug, in de haven wierd geflingerd. Dc Koning had  Koning van Pruis/en. 12») had aan 't venfter geftaan, en 't geval gezien. Aanftonds zond by aile zyne bedienden been , om die Vrouw te redden. Het gelukte hun. Daar op wierd zy volgens 's Konings bevel, naar het huis van den, Lyfartz Freese gebragt, die alle moogelyke zorgen, ter haarer herftelling moest aanwenden. De Koning zond dagelyks driemaal om te vernemen , hoe die Vrouw voer. Toen zy gezond was , betaalde de Koning alle de kosten ter haare geucezing zeer rykelyk. — Wy hebben reeds dikmaals gezien, hoe buiten gemeen toegevend, de Koning was, omtrent de gebreken zyner Bedienden, en hoe juist hy over den graad der opvoeding, die zy zouden hebben kunnen bereiken , gewoon was te oordeelcn. Zyn Lyfkoetzier Pfund , die reeds zeer dikwils 't geduld van zynen Heer op de proef gefteld had, reed hem eens door eene kleine Silefifche Stad , en draide zoo fpoedig eenen hoek om , dat 's Konings rydtuig byna was omgeworpen. Toen cr van paarden vervvisfeld wierd, zeide de Koning tegen Pfund : van daag had gy my haast om ver gefmeeten, ik raade U, om in 't vervolg wat behoedzaamer te ryden. Pfund antwoordde, op eenen geheel trotfehen toon: „ als uwe Majefteit het „ ryden, bectcr verftaat dan ik, zo ryd zelfs." De Koning zag hem lagchend aan, en zeide: gy zyt een gek, neem de zweep, ryd voort, en houd my niet langer op. — V. Deel. I Toen  130 Byzonderheden betreffende den Toen de Koning eens by Potsdam, in den omtrek der Nauenfche brug, te paard reed, ontmoette hem, een oude Tamboer van 't tweede Bataillon Gardes. Hoe gaat hei Kretschmer ! vraagde de Koning. „ Hoor eens Fritz," antwoordde de ander, „ nu „ wil 't by my ziel niet meer zoo goed gaan." Ik heb immers bevoolen , dat gy geen dienst meer zondt doen. „ Ja Fritz dat gcfchied ook. Maar „ ik had één verzoek. Als gy dit verhoorde, zoo „ zou ik u nog eens zoo lief hebben." Laat hoor en. „ Geef my maar alle maanden twee „ Daalders opflag, dan verlang ik op dc gehcele we- „ rcld niets meer." Die zult gy hebben, en dat wel uit myne Chatouille, haal ze maaralle maanden, by mynen geheimen Kameraar. ,, God zccgene „ U daar voor, duizendmaalen Fritz! en vaarwel." De oude man kon by deeze woorden, zig naauwlyks van fchreien onthouden; en die genen, die den Koning verzelden , merkten , dat hy even zeer was aangedaan. HIS-  HISTORISCHE MEMORIE OVER HET LAATSTE LEVENSJAAR VAN' F RE DE RIK den II. KONING van PRUISSEN. Met de Voorreeden van zyne Hijloris door hem zelve befchreeven. Gelezen in de openbaare vergadering der Academie van Berlin, den 25 January 1787, DOOR DEN GRAAF van HERTZBERG, Curator en Lid der Academie.   HISTORISCHE MEMORIE OVER HET LAATSTE LEVENSJAAR VAN FR ED ERIK den II. KONING van PRUISSEN. D aar deze Academie ten allen tyde het gebruik gehad heeft, om den 34 January , den geboorte dag van den Koning haaren Wcderoprechter , in éé.ne openlyke vergadering te vieren; en daar dit gebruik in 't vervolg moet worden onderhouden ter gedagtenisfe van de nerftelling der Academie, die op denzelven dag is voorgevallen , heb ik gemeend, niet beter aan myn pligt van Academicus te kunnen voldoen, dan wanneer ik in deeze zitting eene Memorie voorlas , die betrekking heeft, op éénig onderwerp van algemeene nut voor onzen Staat, cn door terzelver tyd een beknopt verflag te doen, der openbaare handelingen van het verloopcn jaar , en der Regcering van eenen Vorst, die zedert lang als een voorbeeld I 3 der  «34 Byzonder heden betreffende den der Koningen algemeen is aangezien , cn die liet openbaaren zijner daad* niet tc fchroomen beert. Ik heb het genoegen gefmaakt, dat eene zoo edelmoedige bekendmaking algemeen genoeg is toegejuicht, ?oo binnen als buiten 's Lands door \vyzc cn onbevooroordeelde lieden, en door de ten mynen opzigte vleiende goedkeuring der voornaamfie cn der eerbiedwaardfgfte Vorften van Europa ; dat dezelve meer byzonder heeft doen bekend worden, het geluk en de inwendige magt van cie Pruisfifche Monarchie, die anders zoo middclmaatig is, cn oppervlakte cn uitgebreidheid , en dat zy te gelyker tyd voor het algemeen wclzyn der menschheid , dc bewondering en naaryver der andere Regeeringen van Europa , "verwekt heeft. Het fmart ons zeer, dat dit de laatfte maal is, dat ik my van eene zoo vereérénde verrigting, kwytcn mag, aangezien de dood ons den 17 Auguftus des Voorlegden jaars Frederik den tweeden ontrukt beeft, deeze beroemde en bewonderde Vorst, die my eenen zoo langen tyd de Hof, tot eenen zoo belangryken voordragt verfchaft heeft. Wy zouden rced.cn hebben om wegens dit verlies onvcrtroostlyk te zyn, indien niet dezelfde Koning, even groot naa zynen do ^d, als geduurende zyn leeven , door zyn voorbeeld cn door zyne lesferi, eenen opvolger had gevormd , die hem volgends zyne eigen uitdrukking weder aanvangt, die zyne Regeering overcenkomfüg  Koning van Pruisfen. ï35 dezelfde grondbeginzels vervolgd, die verbeeterende alwaar de menschlyke onvolkomenheid zulks noodzaaklyk maakt, en die op dezelfde fpooren van rechtvaardigheid, van goedgunftigheid en van algemeene deugd optreed , tot dien beftendigen roem die daar van fteeds de rechtvaardige belooning is. Hoewel de overleden Koning, niet dan tot op de helft van het laatfte jaar geleefd heeft, zou my het zelve echter genoegzaame ftoffen opleveren, om eene Memorie te vullen, die al zoo uitgebreid zoude zyn , als die van vorige jaaren, by aldien dc tyd en de omftandigheeden het veroorloofden en cischten; maar, dewyl zyne Inlandfche Regcering byna altyd gclykvormig is gewaest, zal ik my vergenoegen te zeggen, dat Frederik de tweeden, in het laatfte jaar zyner Regcering, ten naasten by dezelfde zaaken heeft verligt , als in de voorige vreedens jaaren. Hy heeft alle de openbaare ondernccmingen volbragt cn uitgevoerd, welke ik op het einde myner voorgaande Memorie over den wezenlyken rykdom der volken, als ontworpen cn beflooten, heb aangekondigd 3 hy heeft eene fomme van drie Millioencn Ryksdaalders , die beftemd waren tot de uitvoering der ontwerpen in de voornoemde opgaave uitgedrukt, doen■betaalen cn beftceden: maar by is nog veel verder gegaan, gelyk by altyd deed, naar mate de zaaken, en de omfcandigheeden des tyds zulks vereischten. Toen de rivieren de Weisfel, dc Oder cn de Wart, in de lente I 4 des  13Ö Byzonderhedin betreffende den des vcrloopen jaars, groote overfïroomingcir hadden aangericht, deed de Koning aanftonds de dyken herftellen, en gaf ten dien einde byna een half millioen Ryksdaalders , zoo om dc ongelukkige inwooners, die by deeze overftroomingen hadden geleeden, fchadeloos tc (tellen, als ook om hun bekwaam tc maaken tot het weder herftellen hunner landen. Ik kan my niet dan met aandoening herinneren, hoe deeze groote Vorst, vernomen hebbende, dat veele landen langs den Oder geheel cn al door deeze overltroomingcn met zand bedekt waren, aan zyne Ministers der Finantien alle die fommen aanbood , die zy zouden kunnen eifchen, om deeze met zand bedekte landen, daar van tc doen ontlasten cn in haaren voorigen ftaat tc herftellen, door de vrugtbaarc gronden tc ontheffen, van de zandbergen die haar bedekten, en dat hy niet dan met leedweezen toegaf aan hunne vertoon gen, van eene natuurkundige onmoogiykhcid. Den oogst in de jaaren 17S5 en 1786 zeer liegt, cn beneeden het middelmatige in geheel het Noorden geweest xynde, nam de Koning zulke goede cn vaardige maatregelen , dat de prys van het Koorn in zyne Staaten niet zeer hoog liep, dat zyne Ingezeetenen en zyne Krygsmagczyncn, niet tegenftaande het geen hy afzonderde tot het onderhoud en het bezaayen der velden, echter daar van wierden voorzien tegen eenen gewoonen prys, behalven dat wy nog eene zeer aanzienlykc uitvoering van Koorn, door de havens van Memel, Koningsbergen, Elbing cn Dantzig naar Zwe§-  Koning van Pruisfsn. 137 Zweeden en Denemarken konden doen. Ook hebben de bevolking en de Fabrieken der Pruisfifche Statten niets hoe genaamd by het gebrek der twee bovengenoemde jaaren gelccdcn , gelyk zulks doorgaands elders gefchied. (*) Wy (*) Er is te Parys een byzotidere twist onder de Dagblad-Schryvers , wegens de bevolking der Pruisfifche Staaten , ontdaan , D. Hr. Mallet Dupan , Schryver du Journal de Paris, overëenkomftig eene myner Academifche verhandelingen, gezegd hebbende: dat dc bevolking der Pruisfifche Staatcn onder de Regeering van Frederik den tweeden, meer dan de helft vermeerderd is; zoo heeft de Heer Abt Baudeau, Schryver van de Mercure de Paris, ftaande gehouden dat dezelve naauwlyks met een derde vermeerderd is , het welk hy dus bereekende : dat de Pruisfifche bevolking in 1740 beftaan hebbende , iu 2,240,000, en dat dezelve in 1785 niet grooter geweest zynde dan 5^ rojllioenen, zoo moest men er nog voor de nieuwe Staaten aftrekken i\ millioenen, en als dan was de bevolking der oude Staaten niet meer dan 3 millioenen. Maar de Heer Baudeau begaat twee feilen, gevende in J785 aan alle de Pruisfifche Staaten niet meer, dan eene bevolking van $\ millioenen, terwyl dezelve 6 millioenen bedroeg, de Militairen daar onder begreepen; en door 2-t millioenen voor de nieuwe Staaten aftetrekken, die niec meer dan 2 millioenen vorderden. Wanneer men vast (telt, gelyk met grond gefchieden kan, en wel volgends de optelling; dat de geheele bevolking der Pruisfifche Staaten in 1740 niet meer dan 2,240,000 bedroeg: dat zy in 1785 1 5 tot  138 Byzonderheden betreffende den Wy hebben gedurende den loop van het jaar 1786 in alle de Pruvfifche Staaten gehad, meerdere huwelyken geboorenen docden geboorenen in 1786,45,259 211,188 161,827 4953öt in 1785, ■ 210,037 157,606 53,126 Wanneer men deeze lyst van het jaar 1786, ver* gclykt met die vorige jaaren van 1784 en 1785, die ik in myne Academifehe Recdenvoeringen van deeze twee jaaren heb bekend gemaakt, dan zal men bevinden dat het getal der dooden en der geboorenen in het jaar 1786 byna gelyk is geweest, hoewel dit jaar niet zoo gelukkig en vrugtbaar als dc vorige jaaren was, en dat bygevolg dc bevolking ook dezelfde moet geweest zyn, cn dat zy in dezelfde evenreedigheid door bet aaumerklyk getal der meerdere geboorenen, vermeerderd is. Dezelfde en nog veel voordeeliger aanmerking kan ik omtrent de Nationale voortbrcngfelen der Pruisfifche Fabrieken maaken , die geduurendc den loop van het jaar 1786. 34 millioenen Ryksdaalders hebben opgebragt , terwyl dezelve geduurende den loop toe op 6 iuiliioer.cn vermeerderd was;- dat men daar van voor de nieuwe Staaten niet meer, dan 2 millioenen kan aftreklcen , dan is de bevolking der oude Staaten zederc 1740 tot 1785, in de daad vermeerderd met i, 660,000 koppen, en by gevolg kan men met reeden zeggen, dac dezelve meer dan de helft vermeerderd is.  Koning van Pruis/en. 139 loop van het jaar 1785. niet meer dan 30 millioenen gegeeven hebben, gelyk ik de opgave daar van in myne Academifche Verhandeling van het voorleden jaar gedaan heb. Dit aanmerklyk onderfcheid komt hier van, dat dc Lynwaat Fabrieken twee millioenen meer hebben opgebragt dan in den jaare 1785, en dat de inlandfche Tabak Fabrieken , die op niet meer dan een Millioen bereekend wierden, in dit jaar, even als in verfcheiden voorleden jaaren, in de daad tot op a| millioenen Ryksdaalders geftcegen zyn. Hier moet ik myne aanmerking vernieuwen, welke ik in de vorige Memorie heb opgegecven, dat deeze 34 millioenen geenfmts uitmaaken het geheel der Pruisfifche voortbrengfelcn en Manufacluurcn, maar dat er nog verfcheiden aanmerkelyke Artykelcn aan ontbrecken, als die van het Hout, het Koorn, bet Zout, de Hennip, en een groot gedeelte van het Ryk der Mineraalen. Dcwyl ik my in myne voorgaande verhandelingen over de Bevolking en over den wezenlyken rykdom der Staaten, reeds heb uitgeput, ten opzigte van het geenc ik wilde bekend maaken, weegens den verwonderlykcn voortgang die de overleden Koning, in het inwendig beftuur zyner Staaten gemaakt heeft, zal ik my alleen bepaalen, tot het klein getal waarnemingen , welke ik hier verhaalen zal, om te doen zien dat Frederik de tweeden,, niet opgehouden heeft het inwendige zyner Staaten te regceren, met hetzelfde onvermoeidt verftaud cn met hetzelfde gevolg , in de laatfte zes maanden van zyn leevcn en van het  140 Byzonderheden betreffende den het jaar 1786 , niet tegenftaande de pynlyke en doodlyke ziekte , die hy gedurende deezen gehcelen tyd heelt moeten ondergaan. Ik kan en ik moet aan dien grooten Koning het zelide recht doen wedervaarcn, ten aanzien der groote buitenlandfahe Staatkundige zaaken, die Europa in het algemeen en PruisJen in het byzonder betreffen. Niet tegenftaande zynen wanhoopigcn ftaat, heeft hy geen oogenblik opgehouden om daar op dezelfde aandagt en het zelfde weloverlegd verftand te vestigen, alle de brieven van zyne buitenlandfche Ministers te lezen, alledeomniddelyke antwoorden op deze brieven, iederen morgen van vier tot zeevcn uuren opteftellen, cn ccne geregelde briefwisfeling met zyn geheim Ministerie over buitenlandfche zaaken, voornamenlyk over onderwerpen dc groote Staatkunde betreffende, te onderhouden. Het is op dusdanige wyze dat hy niet nagelaten heelt, geduurende deeze zes maanden van het jaar 1786 te werken ; zyn laatfte groote (tuk van het Duitsch verbond te bevestigen, op eene zoo kragtdadige wyze, als het dc omftandigheeden gedoogden, in de Iloilandfche onlusten ttisfchen te fpreeken, cn zyne grondbeginfelcn en de rechten zyner Staaten te onderfteunen, tecgen de vertoögen der Stad Dantzig. Hy heeft dezelfde naaukeurigc en dagelykfchc brief. Wisfeling met cie Ministers van het Gerechtsdepartement cn van dat der Finanticn onderhouden, en hy alleen heeft zonder ccnig Minister of Generaal de gehcele briefwisfeiing aangaaande het Krygsweezcn be- fhmrd,  Koning van Pruisfint 141 ftuurd, geevende zyne beveelen aan zyne gcheimfchryvers Aides de Camp op. Ik herinnert my , dat hy eenige daageu voor zyn dood nog aan dezelve opgaf, alle de manoeuvres, die zy by de Silefifehe revuen moesten doen uitvoeren, hun de minste plaatslyke omftandigheeden voorfchryvendc. Ily deed terzelvcr tyd den Generaal van Anhalt te Potsdam komen, om hem de groote krygskundige fchikkingen voor het ligten der Vrybattaillons mecde te deelen, ten einde de Armee in geval van oorlog in beweeging;te brengen enz. enz. in dezelfde omftandigheeden deed hy te Potsdam roepen, de Heeren Ministers van Staat Graaf van Ilovju en van Werder, en den Geheimen Raad Schutz uit Pommeren, om met hun nieuwe ontwerpen van Landbouw, verbeeteringen en Fabrieken die hy in 1787 wilde doen uitvoeren, in de onderfchciden provintien, te beraamen, byzonder dat geen het welk hem het meest ter harte ging, om naamenlyk ten zynen kosten nieuwe dorpen tc doen aanleggen in alle die ftreeken alwaar de Landlieden te uitgeftrekte velden bezaten, cn daar dc bevolking hem al te zeer bepaald fcheen. Hy had voornaamenlyk een byzonder vermaak in dc uitvoering van het voorneemen,, dat by gefmeed had, om 300 Schaapen en Rammen uit Spanje te doen koomen, om het ras van onze kudden te verbeeteren. Dcwyl deeze Schaapen eenige daagen voor zyn dood door Potsdam moesten koomen, zoo verwagtte hy die met ongeduld, om cr eenige van na Sans-Soucie te kunnen doen zenden, cn  142 Byzonderheden betreffende den en om er zig eene vifite van te laaten geeven, zoo als hy zeide. Ik haal'.deeze omltandigheedcn aan, die als beuzelingen kunnen worden belchouwd , dewyl dezelve altoos zullen dienen om zyn wcldaadig karac•ter, bet geen alle de moogelyke voorwerpen tot het algemeen welzyn te baat nam, nog des te meer te doen uitblinken. Ik kan al liet geen ik hier aanvoere, met zoo veel te meer zekerheid en bewust zyn van zaaken tc necdcrfteiien , aangezien ik met Frcderik den tweeden op zyn flot van Sans-Soucie de vyf laatfte wecken van zyn keven heb doorgebragt, van den 9 July waar op hy my by zig deed roepen, tot op den 17 Augustus wanneer hy ftierf. Ik kan met de Heeren Graven van Schiverin, van Görtz, van Luchesini cn van Pixto , die hem toen drie of vier uuren daags gezien hebben, getuigen, dat hy, hoewel opgeblaazen, en zoodanig van de waterzugt gekweld , dat hy zig alleen niet van zynen ftoel, waar op hy nacht en dag zat, zonder het gemak van een bed te kunnen verdraagen , kon bewecgen, dat hy (zeg ik) hoe wel wy zagen dat hy geweldig leed, ons echter geen het minste blyk van fmart en van onaangenaame aandoening deed gewaar worden: maar dat by, zyn helder, wel tc vreeden en gerust gelaad behoudende , en zonder ooit van zynen ftaat noch van de dood te fpreeken, ons fteeds op de aangenaamftc en gulhartigftë wyze heeft onderhouden over dc omftandigheeden van den tyd, over de letterkunde, over de oude en hedendaagfche historie , en wel byzonder over  Koning van Pruis/en. 143 over de landbouw en de kweekery der tuinen, die by niet naaliet te doen aan te leggen: zyn ftandvastige en dagclykfehe leevensreegel was deeze ; na des avonds en des morgens de brieven van zyne buitenlandfche Ministers, cn de Militaire en Burgerlykerapporten van zyne Generaals en van zyne Ministers geleezen te hebben, liet hy des morgens te vier of vyf uuren, naar de hoeveelheid der zaaken , zyne drie geheimfchyvers den een na den ander binnen komen, cn dicteerde aan den eenen dc antwoorden op de brieven van elk zyner buitenlandfche Ministers, en aan de twee andere de bevelen en antwoorden aan de Staatsministers of aan de Generaals over Militaire, Finantieele en Gercchtlyke zaaken, als meede de antwoorden op de oneindige brieven en verzoekfehriften van byzonderc perfoonen, en dat op eene zoo uitvoerige cn beredeneerde wyze, voornamcnlyk in de brieven , die verwondcrlyk waren opgeftcld , dat de gebeimfchryvers er niets anders dan de titels, de formaliteiten en de dagteekeningen hadden bytevoegen. Na bet afloopen van dit werk te 7 of 8 uuren, deed hy de Commandant van Potsdam , de Lieutenant Generaal van Roiidicii, en na hem zyne aides de Camp binnen koomen, om hun mondeling de Militaire beveelen te geeven, en het geen 't Garnifoen iederen dag moest verrigten. liet was niet dan na aldus zyn plicht als Koning te hebben gedaan, dat hy voor eenige oogcnblikken den Chirurgyn en eenige maaien eenen Geneesheer zag , om zig dc noodzakelykfte mid-  144 Byzonderheden betreffende den middelen voor zyne gefteldhcid te doen bezorgen. Ily deed omtrent 11 uuren zyn bovengenoemd gezelfchap tot hem koomen, en onderhield zig met ons tot dat het twaalf uuren llocg, wanneer hy ons affcheid gaf en alleen de middagmaaltyd hield. Na den middag onderteckende hy alle de brieven en papieren die hy des morgens had opgefteld, en die zyne gëhehnfchry* vers vcrpligt waren tcegen dien tyd weg te zenden. Hy deed ons te vyf uuren andermaal roepen , en hield ons tot 8 uuren by zig , wanneer hy ons wegzond om te foupecren, en om het overige van den avond door te brengen met zig door zynen voorleczcr de werken van eenige oude fchryvers, als Cicero, PluTarchus enz. enz. te doen herleezen. Vervolgends de nieuwe aangekomen brieven te overzien, cn dan zoo veel te (kapen als het zyn toeftand gedoogde. Deezen lecvcnsreegel wierd onveranderlyk gevolgd tot op den 15 Augustus, den dag op welke hy nog zoodanige welberedeneerde brieven opftelde en teekende, dat zy den geöeffendfte Minister tot eer zouden verftrekt hebben. Ily hield niet op de uitgebreide plichten van Koning en Staatsminister te betrachten , dan op den 16 Augustus, het welk de dag was waar op hy buyten verftand en kennis geraakte, terwyl hy in den nacht van den 17 ophield te leeven, zynen grooten geest, zonder eenige ftuiptrekkende beweeging, in myne tegenwoordigheid, en in die van onzen waardigen meede broeder den Heer Doctor Selle opgcevende. Ik hoop dat dit verflag van de laatfte leevcns-  Koning van Pruis/en» 145 ryden van Frederik den tweeden, noch aan dc Academie noch aan het gemeen onverfchillig zal zyn; het doet ten minden zien, dat deeze groote man zyn karafter heeft ftaande gehouden , cn altyd dezelfde gebkeven is, tot op de laatfte oogenblikken zyns leevens, zonder dat de zwakhecden der natuur hier aan eenige de ffiinfte verandering hebben kunnen toebrengen. Ik geloof ook niet tc zullen mishaagen, wanneer ik hier eene fchets gcevc van het keven van Frederik den tweeden, wel ecnigzins in het groot, doch de voornaamfte dryfvecren behelzende van zyn ftaatkundig gedrag in de onderfcheiden gcbeurciiisfen zyner zeer langduurige Regeering, Dit verhaal zal tc gelyk kunnen dienen, cn om zyn gedrag tc rechtvaardigen, en om de dikwerf onrechtvaardige of al te ftrenge berisping die men daar omtrent gedaan heeft, tc ontzenuwen. Ik zal bet niet dan in 't groot, zonder eenige uitweiding te nederftcllcn, alleen volgends myne gcheugenisfe, hebbende ik alle de papieren AcxArchu ven gelezen, en zedert het jaar 1745 waar in ik in dienst ben getrecden, gedceltlyk deelgenoot cn gcdceltlyk aanfehouwer van deeze gedenkwaardige Regcering geweest. Frederik dc tweede. Den 24. January 1712 gcbooren, wierd op eene geftrenge wyze, cn als een byzonder perfoon opgevoed, zonder tot de weetenfchappen te worden opgeleid , overcenkomftig de V. Deel. K denk-  146 Byzonderheden Betreffende den denkbeelden en het karaéter van zyn Vader den Koning Frederik Willem, in 1731 uitzigten van een Huwelyk en van dc Staatkunde geheel otiderfcheidea van die van den Koning zyn Vader hebbende geopenbaard, wierd hy te Cujlrin gevangen en veroordeeld, en was het behoud van zyn keven niet verfchuldigd , dan alleen aan de rechtvaardigheid en ftandvastighcid van de Generaals zyne Rechters, tenvyl hy niettemin verplicht was», om zynen vriend den Luitenant van Katt tc zien onthoofden. Hy wierd vervolgend» nog eenigen tyd te Cujlrin gehouden, cn genoodzaakt om in de Finantien kamer, als een Krygsraad te werken, het geen hem in 't vervolg van zeer veel nut was. De Koning zyn Vader naderhand met hem verzoend zyndc, Luwde hy volgens zyne begeerten in 1732, de Princcs van Briinswyk, onze waardige Koninginne Weduwe, cn vertrok met haar op het Slot van Reinsberg, alwaar hy voorts het grootfte gedeelte van zynen tyd in rust verfleet, of door zig in de Krygskunde te oelfencn met zyn Regiment tcRuppin, of met het aankweeken der letterkennis, cn door eene geregelde brïefwisfeling te onderhouden met SuftM , Voltaire en andere geleerden , als ook met de» Maarfchalk van Grumbkow over zaaken van Regcering. Men bewaart nog in de Archiven een zeer belangryk boek van deeze laatfte briefwisfeling. Zedert het jaar 1732 gedroeg by zig als een zeer gehoorzaamc zoon, en won het gchcelc vertrouwen cn de vriendfehap van zyn Vader, tot aan deszelfi dood  Koning van Pruis/ené 147 ftuod. Deeze on den 31 May 1740 voorgevallen zyndc , beklom Frederik de tweede den troon en erfde eenen welgevestigde Staat, met een Leger van 70000 Mannen, en eenen aanzienlyken fchat. Dcwyl bet manlyk oir van liet buis van Oostenryk, byna in dat zelve tydsgewricht, was uitgeftorven dooide dood van Keizer Karel den zesden, cn dcwyl dc Prinfen van Beyeren, van Spanje cn van Saxen, zoo geheel als gedeeltclyk zyn nagelaten vermogen hadden opgceischt, tegen zyne Dochter Maria Theresia, en tegen de Pragmatique Sanctie, onder de befchcrming van het Hof van Frankryk aangegaan , zoo dacht Frederik de tweede, de réchten van het Huis" Van brandenburg op vier Hertogdommen van Silejien, die aan zyne Voorzaaten ontnomen waren, msgelyks te moeten weder eisfehen , en offchoon deeze vier Hertogdommen door Koning Frederik den eerften waren afgeftaan , tegen het gering Equivalent van den omtrek van Schvibufs, had echter het Hof van Weenen dc flegte Staatkunde geöefiend , van hem Ook dit te bencemen, waar door dan ook zyne aanfpraken wederom herlecvendigd wierden. Frederik eischte van de Koningin van Hongaryen niet meer, dan de Hertogdommen van Glogau en van Sagau, en bood haar in weder vergelding twee millioenen aan, als ook de Guarantie van de Pragmatique Sanctie, en van de Keizerlyke waardigheid voor den GrootHertog van Toscanen haaren Echtgenoot. Maar gec|ie ander* dan koele en herhaalde weigeringen ontvanK i ge»-  148 Byzonderheden betreffende den gende, verbond by zig met den Koning van Frank' ryk , en met de Keürvorften van Saxen en van Beyeren. Deezen taatflen bragt by op' den Keizerlykeft troon; by overwon geheel Siïefien in 1741 cn 174a", door de twee overwinningen van Molwitz en Chotafitz; maar daar liy zig niet dan heel weinig door zyne Eondgcnooteu zag onderftcuncn, gaf hy toe, aan de vertoogen van de Hoven van Weenen cn London, en floot onder dc Guararanite van den Koning van Engeland, ov> den 11 Juny i:42,hctVrcedcnstrac"taat van Breüau, by het welke de Koningin van Hangaryen aan hem afftond, hét aanzienlyk Hertogdom van hoog en laag Silefien tot aan de rivier de Oppa, tcrwyl zy daar van niets voor zig behield , dan de Hertogdommen van Jcigamdorrf, van Troppau cn van Thefchen. Frederik gebruikte de jaaren van 1742, 1743 cn een gedeelte van 1744, om zyn voordeel tc doen met dc rust, cn de aangcnaamhccdcn van de vreede, cn boven al om zyn nieuw wingewest tc brengen op den zelfden voet van zyne oude Staaten; het was ook gcduurende deeze tusfenruimte cn in den jaare 1743, dat hy deeze Academie, welke door Frederik den Eerften geftigt, onder de regecring van Frederik Willem verhaten was, en die zig niet dan door de poogingen haarer eigene Duitfche leeden had ftaande gehouden , wederom vernieuwde en herftelde. Dc Koning ziende dat de Koningin van Hongaryen, Keizer Karpl den zevenden uit geheel Beyeren tot aan Frank-  Koning van Pruisfin. I4£> Frankfort gejaagd had, en dat haare Armee, naa alvoorens den Rhyn te zyn overtrokken, in het hart van Frankryk was doorgedrongen, cn dus met eene zedelyke moogclykhcid vooruit kunnende zien, datzy haare voordeden vervolgende , niet zoude nalaaten om t'ccnigertyd Sileflen tc rug te eisfchen, floot dan in 1744 een nieuw verbond met Frankryk, met Keizer Karel den zeevende, en den Landgraaf van Hesfen Kasfel; vervolgends rukte hy met 80000 mannen iu Boheemen, nam dc Stad Praag in, en het Garnifocn gevangen , waar door Frankryk verlost en de Oostenrykfihe Armee genoodzaakt wierd , den Rhyn andermaal over tc trekken cn in Boheemen tc rug te keeren. Dc Koning door alle de Oostenrykfihe magten aangevallen zynde, cn de afwending, die het hof van Frankryk door het doen vervolgen van de Armee des Prinfcn Karel van Lotharingen, maaken moest, niet ziende koomen, zag zig genoodzaakt Boheemen met verlies t'ontruimen. Dc Oostenrykfihe Armee vcreenigd met dc Saxifche, drongen zelfs in het begin van het jaar 1745 in Silefien in, het welk zy dagten te veroveren ; maar de Koning vcrflocg dezelve totaliter by Hohenfriedberg, kwam vervolgens in Boheemen te rug, en hield zig daar ftaande door de 011verwagte zege by Shor bcvogten, tot aan het einde van den veldtogt, wanneer hy weder naar Silefien trok en in Berlyn te rug keerde! maar dewyl hy in de maand December , in 't midden der vermaken van den Karnaval ontdekte, dat eene vcrecnigde Armee K 3 on-  I50 Byzonderheden betreffende den Öhder liet bevel van den Oöstenrykfehe Generaal van Grüne , over de Lausnitz trekken cn hein tc Berlyn verrasfehen moest, zoo vloog by naar Silefien, trok met een gedeelte van hét Leeger aan dc linkerhand langs de Elbe by Meisfen, deed de andere onder het bevel van den Prins van Dessaw, van Maagdenburg tot aan Dresden wyken, noodzaakte deezen Prins om den flag van Kesfelsdorf te winnen , kwam vervolgends als overwinnaar binnen Dresden, deed aldaar dc opera van ApvMI.mlts fpeclcn, cn liet door zynen Minister den Graaf van PoDEWiLS op den 25 December 1-45, eenen nieuwen vreede fluiten met de hoven van Weenen en Saxen, cn zulks nogmaals onder bemiddeling en dc Guarantie van Engeland, cn door ccne onderhandeling die niet langer dan 24 uuren duurde, gelyk deeze groote onderneeming geenc geheelc maand geduurd had* Ily trof deeze nieuwe vreede, die hem op nieuws Silefien verzcekerde, onder de Guarantie van de Iloven van Engeland en Rusland, cn by dezelve erkende hy voor wettig dc verkiezing van den Hertog van Toskanen tot de Keizerlykc waardigheid, die in September van het jaar 1745, in weerwil zyner Protesten gefchied was; by floot, zeg ik, deeze afzonderlykc vreede, om dat hy zig met eenen aanval van Rusland bedreigd zag, dat Frankryk den Oorlog niet dan alleen verwecrcnderwyze aan geenc zyde van den Rhyn wilde doorzetten, cn om dat Keizer Karel de Zeevende, ten wiens gevallen dc Koning deezen Oorlog had begonnen, overlccdcn zyndc, de Keurvost van  Koning van Pruisfen. 151 van Beyeren , dcszelfs Zoon , cenc afzonderlyke vreede niet Oostenryk te Füssen , gemaakt had. Hy die zonder eene bcdiste vooringenomenheid, dit beknopt, doch waarachtig verhaal, zou willen overdenken, van die gebeurenisfen welke zig zeedert 1740 tot 1745 hebben toegedragen, zal bevinden, dat zo dc ovcrlccden Koning, dikwils van Syftema geduurendc dit tydsgcvricht veranderd is, by zeer groote redenen daar toe gehad heeft, waaraan hy zig met te minder verwyt kon overgceven, wyl hy in alle zyne verbonden fteeds deeze wyze Staatkunde heeft in het oog gehouden, om naamenlyk nimmer als Auxiliairt maar altyd de hoofdrol te fpeelen, en dat hy nimmer van het Hof van Frankryk eenige onderftandgelden, geduurende zyn verbond met het zelve getrokken beeft, liet welk echter algemeen gedacht wierd. Hy heeft nog beetcr en uitgebreider in dc uitmuntende hiftorie van zynen tyd, die hy zelfs gefchreevcn heeft, en waar van ik eene opgaave op het einde van deeze myne reedenvoering zal doen, de beweeggronden ontvouwd, die tot dcezc veranderingen van Syjlema aanleiding gegecven hebben. Naa den tweeden Silefifchen Oorlog en het fluytcn van de vreede van Dresden, genoot Frederik. de Tweede van 1745, tot 1756 eene volkomcne rust. Geduurende deeze vrcedzaamc jaaren, wydde hy zig scheel toe aan de Zanggodinnen cn aan het inwendig K 4 bc"  Byzonderhedcn betreffende den bëftimr, en hield zig önophoudèlyk beezig, om door alle moogelyke middelen den Landbouw, de Kunsten, de Fabrieken cn Manufaéluuren tc doen bloeien, den Koophandel, dc Finanticn, dc inkomftcn van den Staat, de Schatkist en het Leeger, dat als toen op 160,000 mannen wierd gebragt te vermecdcren cn te verbeeteren. Men zoude een groot boekdeel moeten lchryven, om over alle zyne inwendige verrichtingen te kunnen ukwydèn ; ik zal niet anders dan de voornaamfte bybrengen. Ily fchreef cn deed in 1746 aanftonds naar den vreede van Dresden drukken, de beroemde Memoire de Brandenbourg, die de gefchiedenis zyner Voorzaatcn tot op het begin zyner Regcering behelzen , cn tot dewelke ik hem grootendeels dc Extracten uit de Archiren , byzonder voor de gefchiedenis van den dertigjaarigen Oorlog, en voor die van het Krygswcezcn van Brandenburg verfchaft heb. Tot dit werk wierd ik toen gebruikt als een Jongman die van dc hoogc fchool gekomen was. Ik vervaardigde ook 1752 voor hem een juist verhaal van alle zyne daaden. Dc Koning ftclde ter zclver tyd zyn groot Dichtftuk Sur VArt de la guerre op, als mede alle dc ftukken in profa cn in verzen, die de eerfte verzameling uitmaaken van Les Oeuvres du Philofo. phe de Sans-Souci. Ily verbecterde de wyze van Rcchtspleegmg door den Groot-Kancelier Cocceji, aan denwelken hy zelf, het ontwerp van deeze verbeetcring opgaf, het welk hy geloofde een Wetboek te zyn, even als dat van Justinianus, hoewel het niet.  Koning van Pruis/en. 153 niet anders was, dan een Reglement op de Procedures. Men vernietigde als toen dc Procureurs, men verkortte dc Proccsfen, maar men bezwaarde die met tc veel vacatie gelden om aan de onkosten van het recht te kunnen komen. De Koning vong van toen af aan die groote gebouwen van Berlyn cn Potsdam tc doen nichten, Koloniën aan te leggen cn nieuwe ontwerpen van Landbouw in het werk tc ftellcu; hy deed de Kanaalcn van Finow en van Plauen graavcn, om de rivieren den Oder, den Havel en de Elbe tc vereenigen. Hy rechtte tc Embden twee handel Kompagnien op voor China cn Bengalen, doch die alle beiden te grond gingen, door het ongefchikt beduur der onderneemers. Hy hield het eerst de grondbcginzels van de vryheid der Zeën tegen de Kroon van Engeland ftaande, cn deed zyne handeklryvcndc 011derdaanen fchadeloos ftcllen, wegens de pryzen die de Engelfche Kaapers op hun gemaakt hadden, gedurende den oorlog tusfehen Frankryk en Engeland. Hy deed zulks , door aan dc Engelfchen ccne fom van 200,000 Ryksdaalders aftetrekken van de twee millioenen, die hy bun betaalde om den uitfehot te vereffenen, die zy op Silefien aan het huis van Oostenryk gedaan hadden, waar toe hy zig by den vreede van Breslau verbonden had. Staande deezen grooten dwarrel van binnenlandfchc fchikkingen, verloor Frederik niet uit het oog, om een wezenlyk deel te neemen aan de voornaamlte onderhandelingen iil Europa. Ily zond den fleer d'A-mmon als zynen K 5 ge-  154- Byzonderheden betreffende den / gevolraagtigden op het Congres van Aaken in 1748, en verkreeg aldaar de Guarantie van alle de handelende Moogendhecden op den al'itand van Silefien. Ongeacht de afzouderlyke vreede tc Dresdengellootcn, bleef hy zyn verbond met het Hof van Frankryk gcftand doen, voegde er zelfs een Commercie TraStaat by in 1754, en floot met Frankryk vcreenigd, ccn verbond met Zweeden in den jaare 1747. Volgends hetzelfde S fiema Helde by zig in 1750 en veele jaaren daar na , vereenigd met Frankryk cn met de Keurvorften van de Paltz en van Keulen, tegen de verkiezing van een Roomsch Koning, door de Hoven van We enen, Hanover en Dresden voorgcfteld, cn men hield zeer veel onderhandelingen , deeze zaak betreffende, aan alle kanten van Duitschland; maar zynen voornaamften aandagt was ten allen tyden gevestigd op de gevaarlyke oogmerken van bet Hof van Weenen, om Silefien te heroveren. Hem was niet onbewust de perfenecle haat , die de Keizerin van Rusland en haar Minifterie , hem toedroegen. Hy meende te weeten dat de Hoven van Weenen, Petersburg en Saxen ccn ftaatkundig Syfïema tegen Pruis/en hadden ontworpen; hy ontdekte in 1753 by geval en door bet verraad van cenen Saxifchen Secretaris, dat deeze drie Hoven in 1746, aanftonds na de vreede van Dresden , een Trattaat van Alliantie en eene onzekere verdeeling zyner Staaten, in geval van oorlog, hadden beflooten. Hy oordeelde overeenkomflig deeze ontdekking, en volgends den inhoud der Saxi-  Koning van Pruisfen. 155 Saxifche papieren, waar van hy alle Postdagen van 1753 tot 1756 dc affchriften ontfing, dat de Ministers der drie Hoven niet anders deeden dan tc werken, om deezen oorlog aan tc ftooken. Ily dagt volgens zekere geheime en waarfchijnlijke berichten , in de maand Juny 1756, dat het tydftip gekomen was, waar in deeze drie Krooncn, het ontwerp tegen hem beraamd, wilden ten uitvoer brengen, en hem in het begin van het jaar 1757 aantasten. Hy deed daar op drie maaien aan de Keizerin Koningin door zynen Minister den Heer van Kling-Graaf , om verklaaring aanhouden 9 cn geene andere dan droogc cn Laconifche antwoorden bekomende , dacht hy het voornemen der drie hoven te moeten voorkomen door die van Saxen cn Oostenryk voor dat hunne Legers gereed waren aan tc tasten. Hy deed my op den ao Auguftus in het geheim, te Sans-Souci koomen, en ftelde my de papieren van het Hof van Saxen ter band, waar uit ik eene verzameling opmaakte , die aan alle Hoven wierd mede gedeeld, om hun de oogmerken der Hoven van Weenen en Saxen tegen Pruis. Jen, die dc Koning meende te moeten voorkomen, bekend te manken, Vervolgends marcheerde hy op het einde der maand Auguftus 1756, naa Saxen, nam dit land in beflag, omiïngcldc de Saxifche Armee by Pirna, maakte dezelve Krygsgevangen , en ftak haar onder zyne Armee; hy rukte in Boheemen, cn won den Veldflag van Lowofitz, maar dezelve was nog zoo onbeflisfend, dat by genoodzaakt was Boheemen  ryö Byzsnderheden betreffende den men tc verlaten, cn naar Saxen te rug te kceren, alwaar by de Uniterkwartieren betrok; middelerwyl, Let by de Archiven van Dresden openen, en zond aan het Minifteric alle dc oirfpronglykc papieren van dit Hof, uit dewelke ik de beruchte Memoire Raifonné opltelde cn gemeen maakte, waarin men door de ohfproüglyke papieren der OoHenrykfche cn Saxifche Ministers , de onzekere ontwerpen van oorlog en vcrdceling tegen Pruisfen aan den dag bragt. Het is beweczen dat deeze ontwerpen daar waren; maar dewyl zy niet dan op het onzeker waren , cn deeze voorwaarden inhielden : by aldien de Koning van Pruisfen reden tot een oorlog gaf, zoo zal het altyd onoploslyk blyven, of deeze ontwerpen wel ooit ten uitvoer gebragt, cn of het gevaarlyker geweest zoude zyn die aftewachten, dan die te voorkomen. Hoe bet ook zy, dc nieuwsgierigheid des Konings en de geringe omltandighcid van het verraad van den Saxijl hen Klerk , is dc ontwyffelbaare oorzaak geweest van deezen vrceslyken oorlog van zeeven jaaren, die Frederik den tweeden en de Pruisfifche Natie onfterflyk gemaakt heeft , doch die ook byna deezen .Staat verdelgd cn op den oever van zynen ondergang beeft gebragt. Ik zal hier in geen breedvoerig verflag van deezen beroemden oorlog treeden , hoewel ik misfehien beter dan andere in ftaat zoude zyn om er de voornaamfte beweeggronden van by te brengen. Daaf dc tyd en de omftandigheeden het niet gedooge» , zal ik my vergenoegen in het klein , eene Staat-  koning van Pruisfen. 157 Staatkundige fcfiets van deezen oorlog tc gceven. De Koning gcloovende den oorlog van verre maar onvermydelyk te zien , hoopte zig van Rusland te zullen ontlasten, door zig met den Koning van Engeland door een geheim Traetaat geflooten te We'stmunfier den 16 january 1756 te vereenigen; Hy hoopte dat het Engelfche Hof, ten naauwfte met dat van Rusland verbonden zynde, het zelve zoude kunnen beletten om zig aan de zyde van de vyiinden van Pruisfen te voegen. Het Hof van Frankryk befchouwde toen zyne Alliantie met Pruisfen als afgedaan, en floot in 1756 met het Hof van Weenen het bcruchtte Traetaat van Verfailles, het welk nog ftand houd. Frankryk, dat als toen met den Koning van Engeland over America reeds in oorlog was, dagt niet beter tc kunnen doen, dan denzelven ook in zyne Duitfche Staaten aan te tasten. En dewyl het ook Saxen verlosfen cn Pruisfen van alle kanten benaauwen wilde, fieepte het Zweeden, cn het grootfte gedeelte van het Ryk in het nieuwe Syftema. Het zond in 1757, een Leger om de Staaten des Konings in Wesipliaaien, en het Keurvorftendom van Hanover tc veroveren, en een ander om met de Ryks Armee door Hesfen in Saxen te dringen, terwyl de Zwcedfche Armee Pruisfisch Pommeren bemachtigde. Het Hof van Weenen bewoog ook dat van Rusland, om Pruisfen met eene Armee van 80,000 mannen aan te tasten, en verzamel-  158 Byzonderheden betreffende den melde in Boheemen alle zyne machten by een, digt by tle Grenzen van Saxen en Silefien. Uit alle deeze; verëenigingen fproot dc verfchriklyke oorlog, dien de Koning met Engeland, den Keurvorst van Hanorer, den Hertog van Brunswyk cn den Landgraaf van Hes/en, heeft gevoerd , tegen alle dc vcrëenigde machten van Oostenryk, Frankryk, Rusland, Zweeden cn het Keizerryk , met ccn verfchillend geluk, maar op eene wyze die aan het nagedacht ongeloof-" lyk zal fchynen , geduurende den loop der jaaren *757' 1758. 1759- 1760. cn 1761, en waar van ik my onthouden zal, hier eenige byzonderhecden op te geeven , dewelke voor andere tyden cn andere omftandigheeden en Schryvers bewaard is , terwyl de Heer Major van Tempelhoff ons reeds eene zoo klaare als belangryke befchryving der twee eerfte Vcldtogtcn gegceven heeft. Het ovcrlydcn der Keizerin Elifabeth, het geen in 1761 voorviel, verloste den Koning van een zyner grootfte vySnden, en bezorgde hem zelfs eenen bondgenoot in den perfoou van Peter den derden , terwyl hy aan den anderen kant de onderftandgcldcn van Engeland verloor, door dien de beroemde Pin in rust ging leeven, en cr een ander Engelsch Minifterie aan het roer kwam , het welk aan Pruisfen geenfms gunftig was. De omwending die in Rusland door de dood van Peter den derden in 1762 voorviel, bedreigde den Koning nocbmaals met eenen oorlog van dien kant ; maaide nieuwe Keizerin haare belangen beter kennende, ver-  Koning van Pruisfen. ijs» Verkoos de onzydigheid, en de Koning, die door het Verlies der vestingen van Schweidnitz en Colberg van alle kanten was ingcflooten geweest, vond gedurende den Veldtogt van 1762 middel, om Schweidnitz te herneemen en de overmacht tc bekoomen zoo wel in Saxen als in Silefien. Toen maakte hy met Rusland en Zweeden, eindelyk ook met Frankryk, en zelfs met Oostenryk en Saxen, een byzondcre vreede, die ik de eere had tc fluiten te Hubertsborg op den 15 February 1763, op eene zoo beerlyke als voordeclige wyze, aangezien de Koning zig uit deezen verfchriklyken oorlog verlost zag, zonder één enkel Dorp te verliezen, wel is waar met uitgeputte krachten, maatniet eenen des te grooteren roem van dapperheid , macht , middelen , en van eene inwendige fterktc, die men tot daar toe van de Pruisfifche Monarchie, nog niet veronderfteld had. Na bet fluiten van den vreede van Hubertsborg, en geduurende den loop der vreedzaame jaaren van 1763 tot 1778, die gcrustlyk en in eenen ftaat van vreede voorby gingen , hoewel niet zonder eenige onëenigheeden, wydde zig Frederik de tweede op nieuws geheel toe aan de zorg om zyne verwoeste Provintien , zyne Finantien , zyne Schatkist, zyne Armee, als mede den voorfpoed van byzondcre lieden te herftellen , en het gelukte hem dezelve op eenen veel bloeiender voet te brengen, dan voor den zeeven jaarigen oorlog, en aan de Pruisfifche Monarchie  ïrJo Eyzoiiderheden betreffende den Hïie die vastigheid , die fterkte , dien ltrifter by ttf zetten, die zy nog heeden geniet, cn die ham- in den rang der eerfte Mogendheeden van Europa gefield beeft , zonder dat zy ccne evenredige uitwendige grootheid bezit. Het is dus, dat hy dc Armee tot op meer dan 200, oco man bragt, dat hy alle de Steeden cn Dorpen, die door den oorlog waren verwoest, deed herftellen, dat hy dat groot aantal van Koloniën , van nieuwe Dorpen, Fabrieken en Manifachireien , deed aanleggen ; dat hy overal waar zulks doenlyk was, Kanaalen deed graavcn, voornaamenlyk het groot Kanaal van Bromberg , liet welk de Weisfel met den Oder vereemgt; dat hy aanzienlyke fommen aan den Adel gaf om zyne fchulden te bctaalen, en om zyne onbebouwde Landen te doen beploegen ; dat hy zelfs verbectcringen aan den Landbouw deed toebrengen, de Moerasfen deed opdroogen, cn in het algemeen zodanige verbectcringen deed maaken, als waar voor het Land gefchikt was, cn cr vcrëischt wierd, daar toe alle jaaren ccne fomma van tusfehen de twee cn drie millioenen aanwendende. Ik ontflaa my om er hier een grooter verhaal van tc doen, om dat ik het reeds (in myne voorgaande Academifchc redenvocrigen) hoewel in het ruwe cn op eene oppervlakkige wyze gedaan heb , zoo veel als het myne andere bezighecden gedoogden. Het ware te wenfehen voor het algemeen welzyn van Pruisfen en van het menschdom, dat dc Hiftorie der Regcering van Frederik den tweeden geduurende de vreede  Koning van Pruisfen. iöi dé breedvoerig befchrecven wierd , door een man , die genoegzaamc middelen en talenten bezat voor eene dergelykc ondernecming. Geduurende dat Frederik de tweede zig geheel en al op zyn inwendig belïuur fcheen toe te leggen, hield hy niet op het zelfde onmiddclykc cn krachtdadige deel in alle de groote zaaken van Europa te neemen, cn daar in eenen zoo weczenlyken als glorieryken rol te fpeelen. Weinigen tyd na den vreede van Hubertsborg, floot hy met de Keizerin van Rusland een Alliantie Traclaat, het welk verlengd is en nog beftaat. Ais een gevolg van dit Traélaat en van het groot Politiek Syftema, het welk daar op gebouwd wierd, bragt de Koning en de Keizerin van Rusland veel toe, om na den dood van Augustus den tweeden Koning van Poolen, tot deeze Kroon den Graaf Staniflaus Pomatowski te doen beroepen , en aan dc Poolfche Disfidenten eene Godsdienftige en Burgcrlyke vryheid te doen verzeekeren. Toen een gedeelte der Natie zig daar tegen verzetten , en de twisten verwekten, die bekend zyn dooide beruchte Confederatie van Bar, en dat zy zelfs aan Rusland eenen oorlog van den kant der Turken berokkenden, zoo ftohd de Koning in deezen oorlog den Rusfen bij , met een onderftand in geld , het welk in het .Alliantie Tratlaat bepaald is, cn door het zenden van een groot getal vrywillige Officiers, die de veldtogten der Rusfen bywoonden. Deeze . V. Deel. L in-  162 Byzonderheden betreffende den inwendige onlusten van Poolen gaven zelfs wederom aanleiding tot eene nieuwe omwenteling der Staatkundige zaaken , tot ccne nieuwe vertooning , die als toen nog onbekend was, te weten eene verdeeling van Poolen, die op eene vreedzaame wyze zonder llag of ftool gefchiedde, en aan de Pruisfifche Monarchie eene aanmerklyke vergroeiing toebragt, en byzonder die vaste vcrëeniging, die haar tot daar toe ontbrak. De gelcegcnhcid die cr aanleiding toe gaf was toevallig, cn zy is tot op heeden weinig bekend; het byna algemeen denkbeeld gaat daar hcenen als of deeze Verdeeling van te vooren was ontworpen , doch dit is geheel valsch. Zie hier de eenigfic cn waarachtige oorzaak van dit geval. Dc Keizerin Koningin had in 1772, by geleegenheid der onlusten in Poolen, dc aanzienlyke Starodis van Zip, in bezitting doen neemen , als grenzende aan Hongaryen, en door een oud Hongaarsch Koning aan Poolen voor 400,000 Ducaatcn verpand. De Koning en de Keizerin van Rusland begreepen ter zclver tyd, en geduurende het vcrblyf van Z. K. H. de Prins HenBrik tc Petersburg, dat zoo het Hof van Weenen zig by deeze onlusten wilde bevoordeelen, de Hoven van Berlyn en van Petersburg als clan even zoo , hunne cifchen die zy ten lasten van Poolen mogten hebben, konden , cn volgends bet belang van Staat moesten doen gelden. Zy trolfen derhalven een TraHtaat van verdccling, waar in men vervolgends ook bet Hof van Weenen aannam , cn uit welks hoof-  Koning van Pruis [en. 16*3 höo&e dc Koning het gcheele Poolsch Pruisfen op* eischte, cn het zelve, met uitzondering der Stecden Da?itzig en Thorn zig toeeigende* Hy wilde ook dc rechten van Silefien op dc waiWopdfchappen van Pofen en van RaUscli doen gelden; maar ik deed he» grypen dat het veel wezenlyker was om Pomerelien met de Stad Dantzig te eisfchen, cn zoo men deeze niet konde verkrygen, als dan geheel Poolsch Pruisfen, wyl dit het middel was om Pruisfen met Pommeren , en by gevolg eenmaal het geheele Ügchaam der Pruisfifche Monarchie te vcrëenigcn, en zig meester te maaken van de groote rivier de Weisfel, en van den voornaamften Koophandel van Poolen. Pc bewees in eene Deductie , dat Pomerelien was geweest een oud leengoed der Hertogen van Pommeren, het welk de Poolen na het uitfterven der Dantziger Linie hadden aan zig getrokken , ten nadeclc der Hertogen van Stettin, in welkers rechten, deiKeurvorften van Brandenburg (gelyk bekend is) zyn opgevolgd , zoo als in geheel Pommeren, zonder dat de Hertogen van Pommeren, ooit recgelrecht afftand van Pomerelien gedaan hebben. Ik vond ook onwedcrfpreeklyke bewysfehriftcn , volgends welke de haven van de Weisfel niet aan de Stad Dantzig, maar in eigendom toebehoorde, aan dc Abdyc van OU va , cn wat den grond-eigendom aanging , aan den Koning als wettige Souverain van Pomerelien. Als een gevolg van alle deeze betoogcu en onderhandelingen , deed de Koning geheel Poolsch Pruisfen La in  1(54 Byzonderheden betreffende den in bezitting neemen, uitgezonden de Steeden Dantzig cn Tlwm, en de Hoven van Weenen cn Rusland deeden hetzelfde van hunne kant. Dc Koning en de Republiek van Poolen, verzetten zig daar tegen met Gefchriften cn Protesten; maar men kwam eindelyk in 1773 te Warfchauw overéén met een Traetaat van afïïand, by het welk dc Republiek van Poolen aan den Koning , Poolsch Pruisfen, uitgezonderd de Steeden Dantzig cn Thorn afftond. Zy wierd ook ter zclver tyd genoodzaakt om af te zien van het leenrecht der Diflricteh van Lauenborg cn Butow > en van dc aahfpraak op het Koningryk van Pruisfen, naa het uitfterven der manlyke Linie van Brandenburg, die zy zoude kunnen voorwenden, uit hoofde van het Traetaat van Welau gedooten in den jaare 1656; op deezen kostlyken cn wcczcnlyken afitand was ik bedacht, als mede op de aanfpraak ten laste van dc haven van Dantzig, terwyl ik in het midden van eene zeer gevaarlyke ziekte , die ik toen had, bet Traetaat van verdeeling en afftand in gereedheid bragt. liet is hier dc plaats niet, om de gegrondheid van onze eisfehett tc onderzoeken; ik heb dit in andere gelcgcnhccdcn gedaan, cn zy was ten miuften veel grooter dan die van alle andere Mogcndheeden. De Koning floot vervolgends in 1775 een Commercie Traiiaat met Poolen, cn hy nam dc beste cn meest krachtdadigfte maatregelen om zig van dit nieuw en kostlyk wingewest te verzekeren , en bet zelve te doen gelden, een wingewest, welks voor-  Koning van Pruisfen. I6"j voornaamfte voordeel bcftond, in de verëcniging van den Odcr cn van de Weisfel, door dc Warta en de Netz en door het Kanaal van Bromberg, waar van ik het geluk had de mooglykhcid tc behouden , tegen eene Gcographifche dwaaling. Gelyk de Koning, geduurende deezen tusfehentyd van 1763 tot 1778, op eene geheel vreedzaame wyzex Poolsch Pruisfen verkreeg, aan het welk ik geloofde den naam van West Pruisfen te moeten geeven, zoo werkte hy te gelykcr tyd in 1765 mede , om den Aartshertog Josephus tot de waardigheid van Roomscb Koning te doen verkiezen, en om door het Ryk aan bet huis van Oostenryk, de opvolging in het Hertogdom van Modena tc doen verzekeren, ingevolge de belofte die ik aan het zelve in den naam des Konings by twee geheime Artikulen van de vreede van Hubertsborg had gedaan. Dc Koning nam geen regelrecht aandeel in den langduurigen oorlog, die Engeland, tegen Noord Amerika, Frankryk en Spanje uitftond ; maar hy trad tot de gewapende Neutraliteit toe, die tusfehen Rusland cn andere onzydige Mogcndheeden , om hunnen Koophandel en Zeevaart door de oorlogende Mogendhcedcn tc doen ontzien, gcflootcn wierd, cn by gaf door dit middel eene nieuwe bekragtiging aan ccn zeer rechtvaardig grondbeginzcl van het recht der Volken, het welk hy allereerst in 1748 had doen L 3 g^l-  166 Byzonderheden betreffende den gelden, gelyk hy ook dc eerfte was, die door een Traetaat met de vcrëcnigde Staaten van America aan te gaan , het grootsch Principium vastftclde , dat naamenlyk ééne oorlogende Mogendheid , de onzy4 digheid moet in 't oog houden, omtrent de ongewapende onderdanen van ééne andere Mogendheid, en by gevolg alle vyandelykhecden tegen Koopvaardyfchecpen, en tegen de Landlieden te verbieden, door dezelve alleen tegen gewapende perfoonen te doen uitftrekken. Dus heeft de Koning van Pruisfen, zonder eene Zcemagt, noch ccne groote Zeevaart tc hebben, het voorbeeld, het middel cn de les aan alle Zccmogendhcedcn gcgccvcn, om twee groote onderwerpen van het recht der volken, in bet oog te houden cn tc eerbiedigen , als nuttig en noodzakclyk zynde voor het wclzyn der menschheid, en gefchikt om het menschdom , van een groot gedeelte der anderfms onvermydelykc onheilen van den oorlog te behoeden. De Koning heeft zedert het jaar 1778 nog andere meer uitfteekende proeven van zyne groote belangelooze Staatkunde gcgccvcn, die tc gelyk nuttig waren voor het evenwigt van Europa cn van Duitschland, en voor het welwcezcn van de Vorften zyne Nagebuurcn. Den laatften Keurvorst van Beyeren overlecden zynde, maakte het Hof van Weenen aanfpraak op deszelfs opvolging, en byzonder op Neder Beyeren. De Koning verzette zig hier tegen ten voor-  Koning van Pruisfen. 167 voordccle van het Paltfifche Huis, cn dat van Saxen; hy nam zelfs dc wapenen- op en rukte in Boheemen. Men handelde te vergeefsch te Berlyn en te Braunau; maar eindelyk wierd deeze twist bedecht door de ■ vreede , die tc Tesfchen in het begin van het jaar 1779 getroffen wierd, op zodanige wyze dat het Hof van Weenen van alle zyne eifchen op Beyeren, behoudende het Diftrict van Burghanzen, afftond, dat men een Equivalent van zes millioenen Florynen aan den Keurvorst van Saxen verzekerde, en dat men het recht van het Huis van Brandenburg erkende , om dc Markgraaffchappen van Franconien , na het uitftervcn der tegenwoordig regeerende linie , met de Keurvorstlyke linie tc verëcnigen. Ilct ontwerp van dc ruiling van Beyeren, in 1785 wederom op het tapyt gebragt zynde, verzette er zig de Koning op nieuws tegen, door verklaaringen en Protesten, en om dezelve meer gewigt by te zetten, ftelde aan zyne Nagebuuren dc Duitfche Unie voor, die te Berlyn den 23 July 1785 geflooten wierd, cn tot dewelke een groot getal van Kcurvorden, cn der meest aanzienlykdc Vorften zyn toe getreeden , alleenlyk met oogmerk om bet Syflema en het evenwigt van het Ryk te bcwaaren. Frederik heeft dit groot werk in de twee laatde jaaren van zyn keven, toen by reeds van dc waterzugt en van die kwaaien, die hem in het graf gcfleept hebben, was aangetast, begonnen , voltooid cn bevestigd. Ter zelvcr tyd , * L 4 beeft  I<58 Byzonderlieden betreffende den heeft hy nog veel deel genoojnen in de Hollandfche onëenigheeden, cn niet opgehouden, om zoo wel in Holland als aan het Hof van Frankryk, de heillooze gevolgen van deeze twisten te fluiten en yoorteko* men, en om het Stadhouderschap cn deszelfs Prcerogativen, in de Familie van zyne Nicht de Princcsfe van Oranje te bewaaren, Te midden in het gewoel van deeze groote buitenlandfche Staatszaakcn, hield Frederik de Tweeden niet op, om zyne voornaamc aandagt tc vestigen, op het binnenlandsch beftier , en op dc verbeetering zyner Provintkn cn zyner Onderdanen, overeenkomftig de verheevene grondbcginzelen, waar van ik uitvoeriger berichten, of veel liever dc Haaltjes, in myne voorgaande Academifche Redenvoeringen, gcgccvcn hebbc. Ik zal er flechts in het ruwe byvocgen, dat hy geduurende dit vreedzaam tydftip de tweede hervorming in de manier van rechtsplccgen, dooiden groot Kancelier van Carmer , te weeg bragt; dat hy onder het beduur van denzelven Minister het beroemd Cxedit Syftema, in Silefien, in Pommeren cn in de Markgraaffchappcn invoerde , waar door men voor het grootst gedeelte de omkoopingen cn dc Procesfen tegen ging , men deed den prys der Landeryen verhoogen en de interesfen daaien. Ily deed ook ter zeiver tyd in dc Markgraaffchappcn cn in Pommeren dc uitmuntende Brand Asfociatie, die tegen ccne bcboorlyke Premie, de Landgoederen voor  Koning van Pruisfen. 769 voor toevallen van brand verzeckert, invoeren. Dit zyn drie fchikkingen die alleen ccne regcering doorluchtig cn onfterflyk zouden kunnen maaken. Zoodanig is de korte fchets, of het Hiftoriscb verhaal van het keven des grooten Frederiks , het welk ik meende heeden te moeten voordraagen in eene vergadering, aan zyne nagedagtcnis en aan die van dc vernieuwing deezer Academie waar van hy dc oorzaak was , tocgewyd. By gebrek van tyd, cn om andere redenen gcmaklyk om te begrypen, heb ik my alleen bepaald by het oppervlakkige van de voornaamfte gcbcurcnisfcn zyner Regeering, in eenen Staatkundigen reeks zaamgevoegd. Ik heb noch bet voorncemen, noch den tyd gehad, om er welfpreckenheid en uitbreiding aan by te zetten; bet een cn ander laat ik over aan hun, die er den tyd, dc middelen en het verlof toe hebben; maar ik ben overtuigd , dat de gefchiedenis van Frederik den Tweeden , met onzydigheid, met genoegzaamc middelen, en door eenen Schryver die er bekwaam toe was gefchreevcn , eene gefchiedenis zou zyn, die allerbelangrykst cn onderrechtend voor de Vorftcn voor de Staats en Oorlogsmannen, en voor de Menfehen in bet gemeen, zou wcezen. Men zou er eene groote meenigte van zaaken , omftandigheeden die éénig waren in hunne zoort, groote oorlogsdaden, cn ccne Staatkunde die in eenige andere Hiftorie byna ongehoord js , men zou cr onbegrypelyke: eilen , maar L 5 ook  170 Byzonderheden betreffende den ook nog veel wonderlykcr tc rug kéeringen en herftcllingcn die alle de feilen en zelfs liet aandenken aan dezelve uitwisfehen , en aantreffen. Frederik dc Tweede heeft zyne eigene Hiftorie, in navolging van den fmaak en het voorbeeld van Tiiucydides , van Polybius cn van C/ezar befchrcevcn. Na dat by de Memoires de Brandenbourg tot aan 1740 had voltooid, heeft hy zyne eigene Hiftorie begonnen van 1740 tot aan dc vreede van Dresden in 1745. Ik kan hier bet oirfpronglyke van dit uitmuntend werk , geheel van zyn eigen hand gefchreevcn cn met ccne byzondcre zorg bewerkt, vertooncn. Iu de vreedzaame jaaren van 1746 tot 1756 heeft hy niets gefchreevcn , maar vcrvolgends heeft hy eene Hiftorie van alle dc Veldtogtcn in den zeevenjaarigen oorlog vervaardigd , cn eindelyk beeft hy eene gefchiedenis opgcftcld van zyne Regcering zedert den vreede van Hubertsborg tot aan dien van Tesfchen den Beyerfchen oorlog daar onder bcgrccpcn. Deeze uitmuntende werken zullen met 's Konings goedvinden , zonder eenige verandering noch weczenlyke bekorting worden gedrukt. Zy behelzen gecne vollcedigc Hiftorie der Regcering van Frederik den Tweeden, dewélke veel naauwkcuriger en uitgebreider verzamelingen , cn onderzoekingen zoude vercifchen. Maar zy zullen een nieuw licht verfpreiden over dc geheele Hiftorie van onzen tyd, en zy zullen andermaal de dankbaarheid der Pruisfifche Natie opwek-  Koning van Pruisfen. wekken, dewyl zy nieuwe Lauwrcn voegen by die, welke Frederik de Tweeden geduurende zyn keven heeft weeten te plukken. Om een ftaaltje van deeze Hiftorie te geeven, geloof ik aan myne Toehoorers vermaak te zullen doen met hun de Voorreeden te leezen van de Hiftorie van mynen tyd, of van het tweede deel des Memoires de Brandenbourg. VOOR-  VOORREEDEN DER HISTORIE VAN FREDERIK den II. (*) V V celen Pcrfooncn liebben gefchiedenisferl gefchreevcn, maar zeer weinigen hebben de waarheid gezegd, d'Eenen hebben byzonderheeden die zy niet wisten, en die zy zig verbeeld hebben , willen verhaalcn; an- (*) Deeze Voorreedcn, in 1746 gefchreevcn, is aan het hoofd van het eerde Handfchrift deezer Hiftorie, toen door 's Konings eigen hand zaamgefte'd. Zy verfchild in fraaiheid en wydlopendheid, van de Voorreeden die de Koning in 1775 heeft overzien, en die hier na volgen tal. Men heeft gedagt aan de Lcezers genoegen te zullen gceven, door hier de eene zoo wel ais de andere Voorreeden te plaatzen, op dat zy zelfs kunnen zien, hoe Frederik de Tweede als een jong Vorst in 1746 gedagt en gefchreevcn heeft, en hoedanig als eenen in jaaren gevorderde Sooverain in 1775.  Koning van Pruisfen. J 73. anderen hebben Kourantën nieuws t' zaamgefteld; zy hebben vlytig Bockdeelen gefchreevcn, die niet anders behelzen, dan ruwe op een ftapelingcn .van geruchten cn bygelovigheeden van het gemeen; andere hebben laffe en wydlopige Dagvcrhaalen van eenen oorlog gemaakt: eindelyk, dc woede om te fchryven heeft eenige Auteurs vervoerd, om de Hiftorie op te ftellen van het geen eenige Eeuwen voor derzelver geboorte gebeurd is. Naauwlyks ontmoet men in deeze Romans de voornaamftc bedryven; de helden denken , fpreeken cn handelen naar dc verbeeldingvan den Schryver ; het zyn zyne droomen die hy verhaalt cn niet de daadén van hun, wier lecven hy befchryven moet. Alle deeze Boeken zyn onwaardig om tot het nagedacht over tc gaan, en ondertusfehcu is cr Europa van overftroomd, en er zyn lieden, zot genoeg om er geloof aan te daan. Behalvcn den wyzen Heer de Thotj Rapin Toiras , en op zyn meest twee of drie andere, hebben wy niet dan gebrekkige Hiftoriefchryvers, men heeft eene verdubbelde Sceptifchen aandagt nodig , wanneer men ze leest , en men dient eerst twintig bladzyden vol drogreedenen tc doorbladen , voor dat men een wcetenswaardige zaak, of eenige waarheid aantreft. Het is dus veel als een Gefchiedfchryvcr waarachtig is ; doch dit voldoet niet, men moet ook onzydig zyn, met keurigheid en oordeel fchryven, en dc voorwerpen met een Wysgeerig oog befchouwen. Over-  7 74 Byzonderheden betreffende den Overtuigd dat het geenfins eenen Us noch Bene. dictyner Geleerde, die in de negen cn tvviutigftc deur Haat gebooren tc worden , toekoomt, om dc menfchep van onze Eeuw, om die onderhandelingen, die itreeken , die oorlogen , die veldflagcn cn alle die groote gebemenisfen, die wy in onze dagen het wyd pitgeftrekte Schouwtoneel van Europa hebben zien vertieren , aftefebetzen , zoo heb ik gedagt dat het my als Tydgcnoot en als Acteur betaamde, om aan myne opvolgers rekenfehap te gecven van de wisfe■lingcn, die ik in dc wereld heb zien gebeuren , cn aan dewelke ik cenig deel gehad heb. Het is aan U, toekomend gedacht, dat ik dit werk opdrage, waar in ik het geen andere Mogendheedcn aangaat , zal trachten ter loops te fchetzen, cn waar in ik Pruisfen byreffènde verder zal uitwyden , dewyl het rechtsftrceks op myn huis betrekking heeft, het welk de yerkryging van Silefien als het tydperk zyner grootheid kan aanmerken. De gefchiedenis die ik my onderwinde te fchryven, is daarom zoo veel tc fchooner, wyl zy vervuld is met ccne meenigte groote en zeluzaame gebcurenisfen, die egt zyn; Ik durv' zelfs zeggen, dat cr zcdert dc omkecring van het Romeinsch Kcizerryk geen tydllip in de Hidoricn geweest is, dat zoo veel aandagt waardig was, dan dat van de dood van Keizer Karel den Zesden , het, laatfte manlyk oir uit het huis van Habsburg, welke die beroemde verbindtc- nk  Koning van Pruisfen. 175 nts of veel liever die zaamenzweering van zoo veel Vorflen, die liet huis van Oostenryk met zynen ondergang bedreigde, veroorzaakt heeft. Ik zal niets zonder bewyzen te neder ftellert, de Archiven zyn myne waarborgen; de berichten myner Ministers, de brieven, die de Koningen, de Vorften en eenige groote Mannen my gefchrecven hebben, zyn myne bewyzen ; anderfins fchryve ik ook volgends de getuigenisfen van waarheidlievende cn 011dcrfchcidcn perfoonen , die met elkander overééni temmen; anders kan men de waarheid niet bevestigen. De vernaaien van myne Veldtochten , zullen niet dan een kort begrip zyn van de alleraanmcrklykfte voorvallen; ondertusfehen zal ik niet zwygen van den onfterflyken roem, die daar in door zoo veel Officiers behaald is; het is aan hun, dat ik deeze geringe proef, als een gedenkteeken myner dankbaarheid toewydc. Ik zal dezelfde beknoptheid ten aanzien der Staatkundige bewecgingen in 't oog houden. Inmiddels zal ik zorgvuldig te neder ftellen, die trekken, welke de geest der Eeuw en der onderfcheiden volken kenfehetst. Ik zal de tegenwoordige met de voorlcedenc tyden vergelyken, want ons oordeel kan nooit beter tot volkomenheid worden gebragt , dan door gclykenisfen; Ik zal Europa met een algemeen opflag van 't oog durven betrachten, en in myne verbeelding, alle de Koningryken en alle dc Mogcndhceden de Revue doen pasfesren, en zomtyds zal ik ncdcr- daa-  175 Byzonderheden betreffende den daalen , tot die klèinigheeden , welke aanleiding tot de grootfte zaaken gegeeven hebben. Dewyl ik niet dan voor het nagedacht fchryve, zal ik door gecne aanmerking van het publiek , noch duur eenige terughouding verhinderd worden; ik zal openbaar zeggen, het geen veele pcrlboncn niet dan in ftilte denken, terwyl ik de Vorlten zal affchildcren , zoo als zy zyn, zonder tegen myne yyanden voor ingenomen tc zyn , cn zonder vooroordeel tc hebben voor hun, met dewelke ik in verbond geftaan heb. Ik zal niet van my zeiven fpreeken, dan wanneer ik niet anders doen kan; ccn mensch, hoedanig by ook mooge wezen, verdient geenfins de aandagt der toekomende Eeuwen. Zoo lang één Koning leeft, is Hy den Afgod van zyn Hof, de Grooten bewicrooken Hem, de Dichters bezingen Hem, het Gemeen vreest Hem , cn men bemint Hem fiechts weinig; is Hy dood? dan treed dc waarheid te voorfebyn, en dikwils wreekt zig dc nyd met al te veel geftrengheid, over de laf heeden, die de vlyëry aan Hem verkwist heeft. Het betaamt aan het nagefiacht, om ons na onzen dood, cn het betaamt ons , geduurende ons Iceven ons zeiven tc beöordeclcn. Want onze oogmerken zyn zuiver, wanneer, wy de deugd beminnen, wanneer ons hart geen deelgenoot is van dc dwalingen van ons verdand , en wanneer wy overtuigd zyn , dat  Koning van Pruisfen. *77 dat wy aan onze volken al dat goed beweezen hebben , het geen wy hun konden doen, dit behoort ons genoeg te zyn. Gy zult in dit werk Tra&aaten vinden, die geflooten en verbrooken zyn, en ik moet U aangaande dit onderwerp zeggen, dat wy aan onze vermogens cn bekwaamheeden ondergefchikt zyn; indien onze bclangens veranderen , moeten wy ook met dezelve veranderen. Onze plicht is te waaken voor het welzyn des volks, zoo dra wy nu voor het zelve gevaar of dubbelzinnigheid , in ccnig verbond ontdekken, dan betaamt het ons dat veel liever tc verbrecken, dan hun bloot te ftcllen; in dit geval offert zig de Vorst op voor het welzyn zyner onderdanen. Alle de Jaarboeken van het gcheclal keveren daar van voorbeelden op, en men kan in de daad niet anders bandelen. De zulken die dit gedrag zoo fterk veroordeelen, zyn lieden, die het gegeeven woord als eene heilige zaak aanmerken; zy hebben gelyk, en ik denk even eens als mensch ; want iemand , die zyn woord aan een ander geeft, al ware het ook dat hy eene zaak onbezonnen had beloofd, die tot zyn groot nadeel uitviel, moet zyn woord,houden, wyl d'Eer boven het belang gaat; maar een Vorst, die zig verbind, misdoet alleen niet, (zonder dit zou hy in het geval van den byzonderen zyn,) hy ftelt groote Staaten cn groote Landen aan duizende ongelukken bloot; bet is dan beter, dat eer het volk vergaa, V. Deel. M dc  178 Eyzonderheden betreffende den de Vorst zyn Traetaat breekt. Wat zou men zeggen van een Wondheeler die belachlyk vreesachtig was, die den van het koude vuur opgevreeten arm van iemand niet wilde afzetten, om dat het afzetten van eenen arm, eene kwaade zaak is; ziet men niet dat het eene veel lavader' zaak is, eenen Burger te doen fterven, dien men konde behouden? Ik durv' zeggen, dat het dc omftandigheeden, de bywëegen en de gevolgen cener zaak zyn, waar na men moet oordeelen of zy goed, dan of zy kwaad is ; maar hoe weinig perfoonen oordeelen dus uit de kennisfe van eene zaai:! het menfchclyk geflacht is gelyk aan ccne kudde Schapen , het volgt blindlings zynen Herder ; indien een man van verfhmd , één woord zegt, het is genoeg, om hetzelve door duizend zotten te hooren herhaalett. Ik zou my het genoegen niet willen wygeren, alhier nog eenige algemëene aanmerkingen by te voegen , die ik op het onderwerp, het welk ik befchryvc, gemaakt heb. Ik vinde dat de machtigfte Staaten die gèenen zyn, alwaar meer verwarring heersebt dan, in de kleinen, en ohdertusfehen doet dc grootheid van het werktuig hun omloopen, cn men befpeurt deeze huislyke wanorde niet. Jk heb opgemerkt, dat de Vorften die hunne wapenen te ver buiten hunne grenzen overbrengen , altyd ongelukkig zyn, dewyl zy deeze dooiende Troepen niet kunnen verfterken en onderfteunen. Ik heb opgemerkt dat alle  Koning van Pruisfm. 179 alle Natiën meer dapperheid bezitten wanneer zy voor hunne haardfteeden ftryden, dan wanneer zy hunne Nabüuren aantasten; zou dit niet uit een natuurlyk grondbeginfel van den mensch ontftaan, naamenlyk, dat het rechtvaardig is zig te verdeedigen, maar dat het onrechtvaardig is , zynen Nabuur aantevallen ? Ik zie dat de Spaanfche en Franfche Vlooten tegen de Engelfchc Vloot niet beftaan kunnen, e"n ik verwonder' nly, dat ten tyde van Philips den Tweeden, de Spaanfche Zeemacht alleen grooter is geweest dan die van Engeland en Holland beide. Ik bemerk met zeer veel opgetogenheid, dat alle deeze Zeemachten, niet anders, dan het verlies van den Koophandel die zy befchermen moeten , te wege brengen. Aan den éénen kant vertoont zig de Koning van Spanje , Heer van Potosi , door geheel Europa met fchulden bezwaard , en Scbuldëifchër van alle de beampten van zyne Kroon, van zyne Dienstboodcn, cn van dc Arbeidslieden van Madrid; aan den anderen kant de Engclfche Natie, die op eens alle dc guinees wegwerpt, die zy door 30 jaaren vlyts hebben overgaard. Ik zie de Pragmatique SanElie, die de hoofden van de helft van Europa doet omloopen, cn de Koningin van Plongaryen, die alle haare landen ontleed, om dezelve ondeelbaar te maaken. De oorlog die zig in Silefien ontfleckt , word befmettend , en verkrygt eenen trap meer in kwaadaardigheid , naar mate hy vermeerdert. Dc Hoofdftad der wereld opent zig voor den eerstkomende, en de Paus zegent hun die M 2 p hem  i8o Byzonderheden betreffende den hem brandfchattcn, terwyl hy hen met zynen P,anblikfemen r.iet dunt overladen; Italien is onderjukt en verloorcn. Het geluk is onftandvasrig , geerje Mogendheid heeft deel in agterccnvolgende voorl'poeden, de onheilen volgen het geluk met rasfe febreeden op. De Engelfchen fleepen als in eenen woedende ftorm de Hollanders in hunnen loop mede, en deeze wyze Republiekeinen, die afgevaardigden zonden om de Leegcrs te gebieden , toen de grootfte mannen van Europa, Eugenius en Marlbouroug aan derzelver hoofd waren, zonden er gecnen toen de Hertog van Cv.mberland en de Prins van Waldek, belast waren met dc zorg om die te geleiden. Het Noorden raakt in brand cn brengt eenen hcilloozcn oorlog voor dc Zweeden voort. Denemarken beweegt zig, het icyft en fidlt zig weder, cn Poolen houd zig ftaande, om dat het geen naaryver verwekt. Saxen verandert tweemaal van party, in beide is haare Staatzugt bedroogen; zy wint niets met de ccne, cn dc andere helpt haar in den grond. Maar het geen 't akeligst uitmaakt , is het yslyk ftorten van menfehen bloed, waar mede men bezig is. Europa gclykt na eene flachtbank, overal worden er bloedige Velddagen gekeverd; men zou zeggen, dat dc Koningen bcflooten hadden de wereld te ontvolken. De opeendapeling van gebeurenisfen heeft de oorzaaken des oorlogs veranderd, de uitwerkfelen blyven voortduuren, en de beweegreeden houd op. My dunkt Spcelers te zien, die in dc woede van het Spel, de par-  Koning van Pruisfen. iSr party niet verlaten, dan wanneer zy alles verlooren of hnnne partyën verdorven hebben. Indien men Cenen Engelfche Minister vroeg , waaröm vervolgt gy den oorlog? het is, zoude hy zeggen, dat Frankryk de kosten van den aanftaanden Veldtocht niet zal kunnen goed maaken , cn zoo men dezelfde vraag aan eenen Franschman deed, hy zou hetzelfde antwoord geevcn. Vooröndejftellen wy , dat de befchuldiging van ccn van beiden gegrond is, en dat bet vevkrygen van drie of vier grensvestingen, van eene kleinen ftrook lands , eene grensfehciding die ccn weinig grootcr is, als voordeden moeten worden bcfcliouwd; wanneer dan dc buitengemecne onkosten , die den oorlog heeft gekost, bereekeut, hoedanig het volk door imposten, om deeze grootefommen by ccn tc fchraapen, gedrukt is, en boven dien, dat het ten kosten van het bloed van zoo veel duizende menfehen is geweest, dat deeze overwinningen gckogt zyn, wie zou dan niet bewogen zyn op het gezicht van zoo veele Ellendigen , die de fjachtoffers van deeze rampzalige twisten zyn ? Maar zoo gy getrollen zyt van het ongeluk van een éénig mensch, of zoo gy uwe aandoenlykheid voelt opgewekt wegens het ongeluk , het welk een geheel huisgezin ellendig maakt, hoe veel tc meer moet gy niet aangedaan zyn, by het aanfehouwen der wisfelvallighcedcn van de bloeiendfte Ryken en van de machtigde Mo* narchien van Europa ? en dit is de fchoonfte les der gematigdheid, die men U zoude kunnen gecven. De M 3 Klip-  Byzonderheden betreffende den Klippen , de Schipbreuken, de wrakken der Staatkunde te befchouwen , dat is de oorcn tc openen voor de item der ervarenis, die U toeroept: Koningen , Prinfen en Vorften die hier na komen zult, dat dc Fabel van Icarus , die ons dc ftraf der Staatszugtigen affchets, U zonder ophouden decz'onverzaadlyke en onrtuimige drilt, doe vermyden. Ik zeg meer, wanneer een Lodewyk den Grooten verbazende rampen heeft ondergaan , wanneer een Karel de Twaalfden byna van zyne Staaten is beroofd geweest, wanneer Koning Augustus in Poolen ontroond , en zyn Zoon in Saxen wierd afgezet , wanneer de Keizer uit zyne Staaten verdrceven wierd, welke fterfling zou zig dan, boven zulk een noodlot durven verheeven achten, en zyn geluk waagen tegen de ongewisheid der lotgevallen , tegen dc duifternis der toekomenheid, cn tegen die onvoorziene gebeurenisfen , die in ccn oogenblik de fchranderheid, der doorkneedfte cn verllandigfte ontwerpen , om ver ftootcn ? dc gefchiedenis der begeerlykheid is dc fchool der deugd; dc Staatszugt maakt Tirannen, de gemaatigdheid vormt Wyzen. I11S-  HISTORIE VAN MYNEN TYD VOORREEDEN. (*) II ct meeste gedeelte der Gcfchiedcnisfen die wy hebben, zyn faamenraapzcls van leugens, met eenige waarhecden vermengd. Van het groot aantal zaaken dat tot ons overgebragt is, kan men niet voor waarachtig houden , dan alleen zulke die bepaald zyn aan het tyd perk zoo van den opkomst als den val der Kcizcrryken. Het fchynt onbetwistbaar dat de Veldflag van Salamina gekeverd is, cn dat de Perfraanen door dc Grieken verwonnen zyn. Er is geen de minfte twyflel, dat Alexander de Giootm het Ryk van Darïüs heeft onder gebragt; dat dc Romeinen, de Carthagers , Antiochus en Pè'rseüs "overwonnen hebben. Dit is zoo veel te waarachtiger nadien zy alle deze Staaten bczeeten hebben. Dc Hiftorie ver- krygt (*) Deeze Voorreeden is aan het hoofd van het handfehrift der Hiftorie van Frederik den Tweeden, die hy eigen handig in 1775 overzien en verbeeterd heeft. M 4  1B4 Byzonderhedcn betreffende den krygt meer geloof, in het geen zy verhaald van de Burgerlyke oorlogen van Marius en van Sylla, van Pompejus en van C.ezar, van Augustus en van Antomus, door de geloofwaardigheid der gelyktydigc Schryvers, die ons deeze gebeurënisfen befchreevcn hebben. Kr is geen tvvylfel aan den ommekeer van het Wcstlyk Keizerryk, noch aan dat van het Oosten, want men ziet uit het verval van het Roomfcbc Ryk Koningryken gebooren worden ; cn zig fcheppen ; maar terwyl de nieuwsgierigheid ons nodigt om tot dc byzonderheeden der daadèn van deeze vroege tyden af te daalen, ffórten wy in eenen doolhof vol duifijrnis en tcgenftrydighecden neder , cn wy hebben gecneri draad om cr het einde van tc vinden. De liefde tot liet wonderlyke, het vooroordeel der Hiftoriefchryyérs , dc kwalyk geplaatften yver voor hun Vaderland, hun haat tegen de volken, die het zelve beftreeden, alle deeze vcrfcbilleude driften die hunne pen bcmiurd hebben , en de tyden veel later dan de gebeurënisfen welke zy befchreeyen hebben , hebben de zaaken door deeze vermomming, zoo fterk bcneeveld, dat men zelf met Lynx oogen thans tot derzelver ontknpoping niet zoude geraaken kunnen. Ondcrtusfchcn mag men onder de mecnigte van de Schryvers der oudheid met genoegen, de befchryving die Xexopiion doet, van den aftocht der tien duizend die hy zelfs aangevoerd cn in Griekenland te rug  Koning van Pruisfen. 185 rug gebragt heeft , onderfcheidcn. Tiiucydides deelt ten naasten by in dezelfde voordeden. Wy zyn verrukt in de fragmenten , die ons van Polybiüs, den vriend en togtgenoot van Scipio den Afrikaan zyn overgebleeven, de zaaken te vinden die hy ons Verbaart', en waar van hy zelf getuigen is geweest. De brieven van Cicero aan zynen vriend Atticus dragen dezelfde kenteckens van echtheid; het is een der Acteurs van dccze groote toneclen , die fpreckt. fit zal de Comentarien van C/ezar , gefchreevcn met de edele éénvoudigheid van ccn groot Man, niet vcrgeeten, cn nicttegenftaande het geen Hirtiüs daar van gezegd heeft, zoo ftrooken nogtbans de verhaalcn der andere Gefchicdfchryvers geheel en al met de gebeurënisfen, die in deeze Comentarien befchrccvcn zyn; maar zedert C/ezar behelzen de gefchiedenisfen niets dan lofredenen, of fpotternyen. De barbaarschheid der latere tyden heeft van de gefchiedenis van het Westersch Kcizerryk eenen Chaos gevormd, en men vind cr gcene die bclangryk is, dan de Memorien, gefchreevcn door de Dochter van Keizer Alexius Comnenus , dewyl deeze Prinfes verhaalt het geen zy gezien heeft. Zedert hebben de Monniken , die alleen eenige kennisfc bezaten , Jaarboeken, die in hunne Kloosters gevonden zyn, en die tot dc Hiftorie van Duitschland gediend hebben, agter gelaten; maar welke bouwftolfen voor de gefchiedenis ! Dc Franfchen hebben eenen Bisfchop van Tcurs, een Joinville cn le Journal de l'Etoile gehad , M 5 zwak-  i S6 Byzonderheden betreffende den zwakke werken van faamenfiansfers , die fcbreeven het geen zy by geval hoorden, maar die bezwaarlyk wel konden onderrecht zyn. Zedert de wedergeboorte der Letteren is de drift om te fchryven in woede veranderd. Wy hebben niet dan te veel gedenk? fchriltcn, byzonderheeden en verhaalen , onder dewelke men zig dient te houden aan het klein getal van Schryvers die waardigheeden bekleed hebben, die zelfs Acteurs geweest zyn, die aan het Hof verbonden waren, of die van hunne Yorften verlof hebben gehad, om dc Archiven te doorfnuffelen , zoo als de wyze Prezident de Tnou, Philip van Cominbs , Vargas Fiskaal van het Concilie van Prenten, Mademoijelle d'Orleans , de Kardinaal van Retz enz. voegen wy cr dc brieven van den Heer d.'Estrades , de gedenkfebriften van den Heer de Torcy by, grootfte gedenktekens, boven al deeze laatlten, welke ons de waarheid ontvouwt., van dat Testament van Karel de Tweeden, Koning van Spanje, waar omtrent de gevoelens zoo verdeeld zyn geweest. Deeze bedenkingen wegens de onzekerheid der [Jiftorie, waar mede ik my dikwils heb bezig gehouden , hebben in my bet denkbeeld opgewekt , om aan het nagedacht over te brengen, de voornaamfte zaaken, waar aan ik deel gehad heb, of waar van ik getuigen geweest ben , op dat die geenen, die in het toekomende deezen Staat zullen regeeren, de wezenb ke gelleldlieid der zaaken kunnen onderkennen , toen  Koning van Pruisfen. 187 toen ik aan de Regcering kwam, de oorzaaken die my hebben doen werken, myne middelen, de voorneemens onzer vyiinden , de onderhandelingen , de oorlogen, en boven al de fchoone daaden van onze Officieren, door welke zy met recht de onlterilykheid hebben verworven. Zedert de omwentelingen, die eerstlyk het Westersch Keizerryk , vervolgends dat van het Oosten ten val bragtcn, zedert de buitengemeene voortgangen van Karel den Grooten. zedert het fchitterend tydftip der Regcering van Karel den Vyfden, na de twisten die dc hervorming in Duitschland veroorzaakte, en die dertig jaaren voortduurden , eindelyk na den oorlog, die uit hoofde der Spaanfche opvolging, ontbrandde, is er geene gebeurcuis zoo opmerkingswaardig en zoo bclangryk , dan die de dood van Keizer Karel den Zesden het laatfte manlyk oir uit het huis van Habsburg, voortbragt. liet Hof van Weenen zag zig door eenen Vorst aangevallen, in wien het niet zoo veel macht konde onderftellen, als tot eene zoo moeilyke onderneeming verëischt wierd. Weldra vormde er zig eene faamenzwcering van Koningen en Vorften, die allen beflooten hadden om deeze groote erfopvolging te verdcclen. De Keizerlyke Kroon ging in het huis van Beyeren over, en terwyl het fcheen, dat de omftandigheeden faamenliepcn tot den Ondergang van de jon-: Se  l83 Byzonderheden betreffende den ge Koningin van Hongaryen, ontrok zig deeze Prin. fe*, door haare dandvastigheid en door haar vernuft, aan eene zoo gevaarlykc gefteldhcid, cn behield de Monarchie door de opoffering van Si'cjlen, cn ccn klein gedeelte van het Milaneesch. Dit was alles, wat men van ccne jonge Vorllin verwagten kon, die naauwlyks op den troon gedeegen, verftand had van regceren cn de ziel wierd van haatten raad. Dit werk voor het nageflacht gefchikt zynde, ontheft my van den last om de leevenden tc ccren, cn zekere omzigtighceden onbegaanbaar met dc vrymoedigheid der waarheid tc gebruiken; het zal my geoorloofd zyn zonder achterhoudenhcid en in het openbaar dat geen te zegden, het geen men in ftiltc denkt. Ik zal dc Vorden affchetfen zoo als zy zyn, zonder vooroordeel voor bun, die myne Bondgenooten zyn geweest, cn zonder haat tegen hen, die myne vyanden waren; Ik zal niet van my zelve fpreeken, dan wanneer dc nood cr my toe verplichten zal, cn men zal my wel gedoogen, om op het voorbeeld van C/ezar , in dc derde perfoon melding tc maken van het geen my aangaat, ten einde daar door het hatelykc van liet Egaisme of dc zelfsliefuc te ontwyken. Het daat aan het nagedacht om over ons te oordeelen ; maar zoo wy wys zyn , moeten wy hetzelve voorkomen , door ons zeiven gedrenglyk te beoordeelen. De waare verdiende van een goed Vorst is deeze, dat hy eene oprechte verknochtheid aan het al-  Kening van Pruisfen. 189 algemeen welzyn hebbe , dat by bet Vaderland en den roem beminnc: Ik zeg den roem; want de gelukkige drift die de menfehen, met de begeerte tot eenen goeden naam bezielt, is het waarachtig grond* beginzel der heldendaadcn; zy is het merg der ziel, die dezelve uit haare lluimering opwekt, om haar tot nuttige , noodzaakelyke en pryzensvvaardige ondernecmingen op te leiden. Al het geen in deeze Memorien gezege word, het zy met betrekking tot dc onderhandelingen, dc brieven van Vorften , of getcckende verdragen , heeft zyne in de Archiven bewaarde bewyzen. Men kan de krygskundige daaden verantwoorden, als van dezelve ooggetuigen geweest zynde , zoo als ook het verhaal der Veldflagen wel twee of drie dagen is uitgefteld geweest , om het zelve naauwkeuriger en waarachtiger te maken. De nakomclingfchap zal misfehien met verwondering in deeze Memorien dc vcrhaalen ontwaaren, van gemaakte cn verbroken Traetaatcn. Hoewel deeze voorbeelden algemeen zyn , zou dit echter den Schryver van dit werk niet rechtvaardigen, by aklien hy geene andere redenen had om zyn gedrag te verontfchuldigen. Het belang van den Staat moet aan dc Vorften ten leiddraad verllrekken. De oorzaaken van het verbreken  ipo Byzonderheden betreffende den ken der Tractaaten zyn deeze, i. dat de Bondgenoot in gcbrecken blyft met liet vervullen zyner verbindtenisfen, 2. dat de Bondgenoot dreigt U te willen bedriegen , in welk geval gy geene andere toevlucht hebt, dan hem voor te komen, 3. een fterker macht die U verdrukt cn U noodzaakt om Uwe Tractaaten te verbreken, 4. eindelyk, wanneer de middelen ontbreeken om den oorlog gaande te houden. Door eene rampzaligheid, die ik niet weet tc noemen, zyn deeze ongelukkige rykdommen de oorzaaken van alles ; de Vorften zyn de (laven hunner middelen , het belang van den Staat ftrekt hun ten wet, cn deeze is onfehenbaar. Zoo de Vorst in dc verplichtingis, om zyn eigen perfoon voor bet geluk zyner onderdaanen bloot tc geeven , des te meer moet hy verbindtenisfen aan hun opofferen , waar van de vöortduuring hen nadeelig zoude worden. De voorbeelden van dergelyke verbrookene Tractaaten zyn vry algemeen aan te treffen; ons voorneemen is niet om die allen te rechtvaardigen; Ik durv'echter zeggen dat er zulke zyn , welke de noodzaaklykheid, of de wysbeid , de voorzigtigheid , of het yvelvaaren der volken verplichten te overtrceden, terwyl er aan de Vorften niets anders overbleef, dan hier door hunnen ondergang voor te komen. Indien Francois ie Eerften het Traetaat van Madrid was nagekomen, zoude hy , door het verlies van Bourgogne, eenen Vyand in het hart zyner Staaten geplaatst hebben. Hier door zou Frankryk in die zelfde ongelukkige tfir  Koning van Pruisfen. 191 gefteluheid zyn gebragt, als ten tyde van Lodewyk den Elfden en Lodewyk den Twaalfden. Indien nu den Veldllag van Muhlberg, door Karel den Vyfden gewonnen, hetProteltantsch Eedverbond van Duitschland, zich niet door de onderftetining van Frankryk bad verftcrkt, zou hetzelve de keetenen niet hebben kunnen ontgaan , die de Keizer met eenen ftcrken arm voor haar fmeedde. Indien de Engelfchen het verbond , waar door Karel de Tweede zo ftrydig aan derzelver belangen, zig met Lodewyk den Veertienden verëenigdc, niet verbroken hadden , zou hun vermogen gevaar hebben geloopen van in zoo verre tc verminderen , dat Frankryk in het Staatkundig evemvigt van Europa te veel boven Engeland zoude gewonnen hebben. De wyzen die den uitflag dezer zaaken voorzien , moeten zig in tyds legen deeze zaaken verzetten, alzoo die regelrecht tegen hunne belangen gekant zyn. Men veroorlove my, dat ik my omtrent deeze tedere ftóffe naauwkeurig uitdrukke, die men niet dan zelden beredenecrender wyze behandeld heelt. Het komt my klaar en overtuigend voor, dat een byzonder perfoon zeer flipt aan zyn woord moet verbonden zyn, al ware het dat hy hetzelve in onberadenheid gegeeven had. Zoo men hem te kort doet, kan hy tot de befcherming der wetten zyne toevlucht neemen, en wat er ook omtrent hem gebcure , zoo is het Hechts een byzonder perfoon die lyd; maar tot welke rechtbanken zal een Vorst zig wenden, indien een ander Vorst zyne verbindte- nis-  192 Byzonderheden betreffende den lüsfen met hem , fchend. Het woord.van éénen byzonderen menseh, ileept niet dan alleen liet ongeluk van eenen enkelen man na zig ; dat der Vorften brengt algemeenc rampen voor geheele volken mede. Dit fpoort ons aan te vragen, is liet beter dat bet volk verga, of dat de Vorst zyn Traetaat verbreekt ? Wie zou dc wankelbaare zyn, die aarzelde om deeze vraag op te losfen? Gy ziet uit bet geval het geen wy aanvoeren, dat men , alvorens over dc daaden van eenen Vorst één beliisfend oordeel te vellen, moet aanvangen met rypelyk te onderzoeken, de omftandigheeden, waar in hy zig bevonden heeft, het gedrag van zyne Ilondgcnooten , dc middelen , die by kon aanwenden, of die hy ontbcerdde, om zyne verbindtenisfen tc vervullen. Want, gelyk wy reeds gezegd hebben, de goede of kwaade ftaat der geldmiddelen is even als de flagaders der Staaten ; hy heeft meer invloed als men wel gelooft, of als men weet , op de Staat cn Krygskundige handelingen. Het gemeen, dat van dit alles onbewust is, oordeelt flechts naar den fchyn, cn zal zig by gevolg in zyne beflisfingen bedriegen; de voorzigtighcid verhindert, dat men het zyne misdagen onder 't oog brenge, want het zou de uiterftc dwaasheid zyn, om ydclcr glorie wil, de zwakke zyde van den Staat openbaar tc maaken ; dc vyanden door zulk ccne ontdekking uitgelokt , zouden niet nalaten zig daar van te bevoordeelen. Dc wysheid cischt dan , dat men aan bet gemeen dc vryheid late om roekeloos hun oordeel tc  Koning van Pruis/en* te vellen , en dat men zig ftaande zyn keven niet hebbende kunnen verdeedigen , zonder het belang van den Staat te benadeelen, zig vergenoege, om zig voor het belangloos oog van het nakroost te verantwoorden. Misfchien zal het behaagcn, dat ik hier eenige algemeene bedenkingen voege, by dat geen, het welk ik, met betrekking tot de gebeurënisfen van mynen tyd, gezegt heb. Ik heb gezien, dat de kleine Staaten zig kunnen ftaande houden , tegen de grootfté Monarchicn , wanneer deeze Staaten werkzaamheid en veel goede orde in hunne zaaken hebbern Ik vinde dat de groote Ryken alleeillyk door misdagen beftaan, dat zy met verwarring vervuld zyn , cn dat zy zig enkel ftaande houden door hunne uitgebreide middelen, en door dc inwendige fterkte van hun faa? menfteb De ftreeken die in deeze Hoven worden uitgeöeffend, zouden andere minder magtige Vorften doen te gronde gaan; zy benadeelen fteeds ^ doch verhinderen niet, dat talryke Heiren hun aanzien behoeden. Ik heb opgemerkt dat alle de oorlógen, dié verre buiten de grenzen van hun, die dezelve ondernamen , gevoerd zyn , geenfms denzclfdcn üitflag hebben, als die, welke binnen den oinmekreits van het Vaderland gevoerd worden. Zou dit niet dcof een natuurlyk gevoel van den mensch, dat het rechtvaardiger zy zig te verdeedigen, dan zynen Nabuur uit te fchudden , veroorzaakt worden ? Maar mis;Ichien zegepraalt de natuurlyke reden over de zedtm- V. Deel. N kun-  104 Byzonderheden betreffende den kimde, door de ongemaklykheid, om aan het lcevcns onderhoud in eene zoo groote verwydering van de gre izcn te voorzien , om in tyds dc Recrutcn, de Paarden, de Kleedcren cn Oorlogsbehoeften tc bezorgen. Voeg hier by dat hoe meer de Troepen in afgclccgcn gewesten werden heen gevoerd, hoe meer zy vreczen dat hun dc terugtocht zal worden afgeineeden, cn dat men hun denzelven moeilyk zal maaken. Pt befpeur' de bekende overmacht der Engelfchc Vloct, boven die der veré'enigdc Spaanfche en Franfchc, cn het verbaasd my, dat de Zeemacht van Philips den Tweede , die voormaals eene meerderheid boven die der Engeifehen en Hollanders had , zulke groote voordeden niet beeft kunnen behouden* Ik bemerk verders met verwondering , dat alle die wapeningen ter Zee meer tot vertooning dan tot iets weezenlyks gefchikt zyn, cn dat dezelve, in Stecde van den Koophandel te befchermen , dien niet verhinderen dat hy zig verniclc. Aan den éénen kant vertoont zig de Koning van Spanje, Heer van Polofi , door geheel Europa met fchuldcn bezwaardt, cn Schuldëisfcher van zyne Beampten en Dienstbooden te Madrid ; aan den anderen kant de Koning van Engeland, die op eens alle zyne guinees wegwerpt, die hy door 30 jaaren vlyts in groot Brittannien heeft overgaard, om daar door dc Koningin van Hongaryen en de Pragmatique Sanctie te onderfteunen , waar van zig deeze Koningin van Hongaryen onafhanglyk gemaakt hebbende verplicht is, eenige Pro vintien op tc offeren, om het overige tc behouden. De Hoofd- llad  Koning van Pruisfat. 105 ftad der Christen wereld, opent zig voor den eerst» komende, en daar de Paus met zyne Banbliklemen, hun die hem brajidfch.atten, niet durft overladen , is hy genootzaakt hen te zegenen. Italien is van vreemdelingen oVefftroomd, die vechten om het te onder te brengen. Het voorbeeld der Engeifehen fleept dc Hollanders als eenen ftroorri in deezen oorlog mede, die voor hun vreemdt is, cn dcezc Republikeinen, die ten tyden der helden Eugenius cn Marlbouroug, welke hunne Lccgers gebooden, afgevaardigden derwaards zonden, om de krygskundige beweegingen tc bepaalen, zonden cr geenen toen de Hertj g van Cumberland zig aan het hoofd hunner Troepen bevond, tiet Noorden raakt in brand en breng eenen heilloozen oorlog voor de Zweeden voort. Dencr.iarken beweegt zig, het kyft cn ftilt zig weder. Saxen verandert tweemaal van party; het wint niets, noch met de ccne noch met de andere, dan alleen dat het de Pruisfen in zyne Staaten trekt , cn zig bederft. Eene opéénftapcling van gebeurënisfen, verandert de oorzaaken des oorlogs , ondertusfehen , hoewel de beweegreden ophoud, blyven dc uitwerkfeicu voortduuren. Het geluk gaat fpoedig van den één tot den ander over; maar de Staatzucht cn de begeerte tot wraak voeden en onderhouden het vuur des oorlogs. My dunkt ccne party Spcelcrs tc zien, die hunne vergelding willen hebben , en het Spel niet verlaaten, voor dat zy elkander ten eenemaal bedorven hebben. Indien men éénen Engeifehen Minister vroeg: wat is de reeden, die U verplicht den oorlog te vervolgen"? N 2. Het  7q6 Byzonderheden betreffende den Het is, zoude hy antwoorden, dat Frankryk dc kosten van den aanftaanden veldtocht niet zal kunnen goedmaken. Zoo men dezelfde vraag aan een FranscH Minister deed, hy zou byna hetzelfde antwoord gecvcn. I tet geen van deeze Staatkunde 't betreurenswaardigfte is, is dat zy met het keven der menfehen fpcelt, cn dat het menfehen bloed tot verkwistens toe vergroten, hen gecnen dienst doet. By aldien men UÓg door den oorlog kon geraken tot het fchciden der grenzen op eenen vasten voet, cn tot het handhaven van dat evenwigt van macht, het welk zoo noodzaaklyk is, onder de Vorften van Europa; dan zou men die gecnen, welke gefncuvcld zyn, kunnen aanmerken als olfers, die voor de algemecne rust en veiligheid geflagt waren. Maar om dat men zig eenige Provhuien in Amerika benyd, ziet zig geheel Europa wcggeflccpt in verfcliülendc partyen, om ter Zee cn te Land tc vechten. De Staatzugtigen behoorden boven al te begrypen dat dc Wapenen en dc Krygstucht in Europa byna dezelfde zyn, en dat de verbonden voor het vervolg de eveugelykheid der krachten tusfchen de volgende Mogenheeden hebben vastgcfteld, alles wat dc Vorften dus kunnen verwachten van hunne grootttc vermogens in dc tyd waar in wy lecven, is dat zy door agtcr eenvolgcnde voorfpocd, of eenige kleine Stad op de grenzen , of eene kleine ftrook Lands, die niet eens de interesfen van de onkosten des oorlogs opbrengt, cn waar van de bevolking geenfins vervult het getal der Burgers die in de Veldtochten gefncuveld zyn, verkrygeii. Wi;  Koning van Pruisfen. 197 Wie die eenige menschlykhcid bezit, en deeze voorwerpen in koelen bloede befchouwt, moet niet bewogen zyn met de rampen, die de Staatsmannen aan de Volken berokkenen , door op dezelve geen acht tc Haan, of wel door zig van hunne driften te doen weglleepen ? Dc reden fchryft ons omtrent dit onderwerp eenen regel voor, waar van geen Staatsman , myns bedunkens moet afwykcn ; deeze is de gelegenheid te aanvaarden, en waar tc nemen, wanneer dezelve gunftig is; maar die nooit tc dwingen, door alies aan het geval over te laten. Er zyn oogenblikken waar in men al zyne werkzaamheid moet beoeffenen om zig tc bcvoordcclen, maar er is er ook, waar in de voorzigtigheid eischt dat men werkeloos blyve. Dcczc ftoife vordert de allerdicpfte opmerkzaamheid , wyl men niet alleen den Staat der zaaken wel moet onderzoeken, maar ook nog alle de gevolgen van eene onderneeming moet voorzien , en de middelen overwegen die men met onze vyanden gemeen heeft, om te oordeelen welke het overwigt wegdragen. Zoo de reden hier niet allcenlyk beflischt, cn dat de drift er zig mede vermengt, is het onmooglyk dat ccne dergelyke ondernecming door een gelukkig gevolg worde bekroond. Dc Staatkunde eischt geduld, en het voornaamfte fuik van ccn wakker Man is , iedere zaak op zyn tyd cn pas te- verrichten. De gefchiedenisfen leveren ons niet dan te veel voorbeelden op van oorlogen , die lichtvaardig ondernomen zyn; men heeft zig flechts het leven van Francois den Eerjien te herinneren , en het geen Brantomb N 3 ' '  198 Eyzcnc'erheden betreffende den zegt van het geen de oorzaak was van den ongelukkigcn Milancefchen Veldtocht, waar in de Koning te Pai'h. krygsgevangcu gemaakt wierd; men heeft flcchts tc zien hoe weinig Karel de Vyfde zig de gclcegenheid ten nutte maakte, dig zig opdeed om Duitschland tc onder te brengen na den flag van Muklberg; men beeft Hechts de Hiftorie te overzien, van Frederik den Vyfden , Keurvorst van de Paltz , om overtuigd te zyn, van dc overhaasting* met dewelke hy zig in ccne ondernecming die zyne krachten tc boven gmg, wikkelde. En dat men zig in onze laatfte Tffctt, bet gedrag van Maximillvan van Beyeren te kthWèri brenge, die in den opvolgings oorlog, toen zyn Land, om zo tc fpreeken, door de Bondgenooten belcegcrd was , zig aan dc zyde der Franfchcn Vöegde, om zig van zyne Staaten te zien bcrooven; cn nog verder verfchaft ons Karel de Twaalfde, Koning van Zweeden, een nog treffender voorbeeld van de akelige gevolgen, die de hoofdigheid en het misgedrag der Vorften, dc onderdaanen berokkenen. ])e Iliftoric is-de fchook der Vorden; het betaamt ben zig te onderrechten van de misdagen van voorleedene eeuwen, om die te ontwyken, en om te Iceren dat men zig een Sydema moet vormen en bet zelve van Rap tot dap velgen, cn dat hy die zyn gedrag het best beeft afgemeeten, de ccnigde is, die zegenvicren kan over hun, die min voorzigtig handelen dan hy. MERIv  MERKWAARDIGE KAB IN ETS-ORDERS.   MERKWAARDIGE KABINETS-ORDERS, jVIyn waarde Gehcim-Staatsminifter van Marsciial. Ik zende UE. hier nevens het ingekomene Verzoekfehrift van den zig aandienende Koopman van Nemes, La-Croix, Na moet UE. het zelve, ncevens zyn aangeweezen Plan, om eenige Fabrieken aantcleggen, onderzoeken, om te zien, of het zelve grond heeft, dan of het winderig is. In het eerfte geval moet men den man aanmoedigen , door hem te verzeckcren, dat by aldien hy ingevolge zyner beloften uit Frankryk met zyne familie en effecten vertrekken, cn zig hier wil nederzetten, zyne Fabrieken alle moogelyke voordeden zullen genieten, en hy zelfs ook met een jaarlyks inkoomen van 200 Ryksd. zal worden voorzien. Doch ingeval UE, bevinden mogt, dat de man wind denkt te vcrN.5 koo-  802 Byzonderheden betreffende den koopen; dan moet gy hem maar plat afwyzcn. Ik ben enz. Berlyn den 23. January 1746. Frederik. Aan den Staatsminijler van Marschal. Hooggeleerde Raad ! enz. daar my de Generaal Luitenant, Graaf van Haak, ingevolge de ingeflóotene kopy , bericht heeft, dat de Chits Fabriekant Poilblanc aldaar, tot nu toe als ccn' regte ligtmis geleefd, en niet alleen zyn huis, maar ook de penningen die hem tot zyne nederzetting gegceven zyn, doorgebragt heeft. Zoo bcveele ik U mits deezen, dat gy op zyne buishouding in bet toekomende naaukeurig acht zult hebben te geven, en U bevlytigen, om hem zoo veel mooglyk in ordre te brengen, ik ben enz. Potsdam den 26. November 1747. Frederik, Aan den Geheimen Raad Kjrciieisen. Hooggeleerden Raad ! lieve getrouwe. Nadien ik 1 )t  Koning van Pruisfen. 203 uit hoofde van aanleidende oorzaakcn beflooten heb, dat by de Zyde Manufactuuren Kasba alhier , de post van veertien duizend Daalers, welke de alhier zynde Kooplieden Ckrard en Micheleï, in het jaar 1748. van dc voornoemde Kasfa, ingevolge myn bevel, by wyze van lecning en zonder interesfen , moeten worden tocgcteld, en waar van de voornoemde Kooplieden eene byzondcre Obligatie in dato den 19. February van het gezegde jaar 1748, hebben afgelegd, geheel vernietigd, cn op de reckening der voornoemde Manufaotuur Kasfa afgefchreeven zoude worden; dus hebt gy het noodigc desweegen te verrichten, cn dc bovegenoemde Kooplieden, de gezegde Obligatie in Originali weder te doen te rug geeven. Uier naa hebt gy U te fchikken; en ik ben enz. Berlin den 22. December 1751. Frederik. Aan den Geheimen Finantien Raad Faescii. Hooggeleerde Raad! byzondcre, lieve, getrouwe. Op Uwe berigt en verzoek van den 4. deezes, dient mits deezen tot befluit: dat ik by deeze van U opgegeevene omftandigheeden , geenfints van gedachten ben, om aan den Zyden en Katoenen Kousfen Fabrie-  ïo4 Byzondérheden betreffende den briekant Eschk uit Dresden, tot ontflag, zyner weegens fchuldcn aldaar gearrefteerde Stoelen, icoollthtr. tc doen toekomen, cn op zoodanige wyze zoo veel geld zortder dc minile zcckcrhcid tc waagen , tc meer , daar van zyne gelieele Fabriek , wegens de bèta ontbrcekende middelen, buiten dien niet:; worden kan. Gy hebt hem dus overccnkomltig deezen te antwoorden. Berlin den 6. January 1754. Frederik. Aan den Geheimen Raad Kjlrcheisen, • 1 looggclccrde Raad. Uit hoofde van de in Uw bericht, van den 29 der voorigc maand, opgegecvene omftandighéeden, bcveele ik U hierdoor," dat gy den Zydm Kousfen Fabrickant Esciie uit Dresden metal zyn aanzoek maar geheel afwyzen , en daar by eens vooral beduiden zult , dat ik hem ter betaling zyner fchuldcn in Saxen geen geld zal geeven. ik ben enz. Potsdam den 30. Juny 1754. Frederik. Aan den Geheimen Raad Kiruieisen. Beste  Koning van Pruisfen. , 205 Beste enz. dewyl tot hiertoe het flecht debit van da in dc Braudenburgfchc Bombazyn Fabrik gemaakte Bombazyn, uit hoofde der eigezinnigheid en het weederdreeven, welke dc daar in handelende Kooplieden cn Winkeliers op eene onverantwoordclyke wyze , teegen de gemelde Fabriek oerfcucn, nog al meer eu meer voortduurt, ik echter dergclyke eigenzinnigheid van voornoemde Kooplieden cn Winkeliers in het geheel niet door de vingeren denk te zien; zoo beveele ik U door deezen , dat gy de daar in handelende. Kooplieden en Winkeliers ten üwent voor U zult dagvaarden, erj hen als dan van mynentweegen kort en goed zult beduiden, dat ik derzelver nukken daar omtrent geheel moede ben, cn dus heel kort cn duidelyk van hun weeten wilde, of zy in het toekomende het debiet der in Brandenburg gefabriceerd wordende Bombazyn naar behooren begundigen en onderhouden , ook of zy zig alle omwecgen cn ftrcekeu desweegens geheel agterlaten, als mcede geenc anderen dan Brandenburgfche Bombazyn verkoopen zullen? dat ik indien niet, beiluiten zoude, om op het voorbeeld van verfcheidene zaaken die m het Ooftenrykfche en op andere plaatzcn reeds geleideden, zelfs magazynen van Bombazynen in de oorden aldaar aanteleggen, en daar uit voor myne rcekening dc Bom-' bazyn te verkoopen, en de voornoemde Kooplieden' en Winkeliers den handel en het verkoopen van alle B019-  2cfi Byzonderheden betreffende den Bombazynen geheel afteneemen en te verbieden < Overigcnds beveel' ik U mits deezen, als ook de Kamer nogmaals, den invoer van alle vreemde cn uitlandfche Bombazynen in uw Provintie voor het inlandsch vertier op het fcherpst' en het kragtdadigst' teegen tc gaan , ook zelfs toctczien, dat de Kooplieden en Winkeliers aldaar geenc andere dan inlandfche Bombazynen inflaan en debiteeren, doch tc gelijk voor het overige,dat het debiet der Brandcnburgfebe Bombazyn Fabriek op geenerleie onbevoegde wyze verhinderd , noch haar eenigfmts iets in den weg gelegd worde. Ik ben enz. Potsdam den 16. Maart 1756. FltEDEIUK. Aan den Neumarkjchen Kamer-Prefident van R.OTIIENEUR.G. (in Similï) Aan den Maagdenburg/eken Kamer Prefident VAN BlUMENTIIAL. Hoog geleerde Raad! Lieve Getrouwe. De gebroeders Pi.atzman te Berlyn hebben zig met het bygevoegde voorlid- by my aangediend, waar in dezelve om de betaaling der hun toegeftaane Stoelgel- den,  Koning van Pruisfen» 207 den, verzoeken; kier op moet gy hun van mynentvveegen voor u doen komen, doch zonder buitengewoonen omflag , hun antwoorden, dat zy zelfs billykcr wijze erkennen zullen, dat by dc teegenwoordige omftandigheeden, en by de groote kosten, die de oorlog noodwendig vordert , het geenfints van pasfe was, om iets dergelyks van my te begceren, maar daar omtrent geduld te hebben , en ten dien einde geruster en convenabeler tijden aftcwagten , te meer daar zy er niets by verliezen , maar ter zijner tyd het hunne bekomen 'zullen. 11c ben enz. Dresden den 22 Maart 1757. Frederuc Aan den Geheimen Finantien Raad Ursinüs. Hoog geleerde Raad! Ik heb u reeds uit Dresden bevolen, dat gy de zaak tusfehen den jongen Gottskowsky, en den fabriceerenden Jood Bernhard, weegens een' leedigftaande Fabriekhuis kort en goed beflegten en afdoen zoudt, zonder mij desweegens verder met berichten en aanvragen lastig tc vallen. Daar ik nu Verneem', dat deeze zaak nog niet afgedaan is geworden, eu daar gy des aangaande van my  *o8 Byzonderheden betreffende den my nog nadere uitfpraak wik hebben, en myn wil eens voor al deeze is; dat gy deeze zaak voHtrekt 4 en zonder verdere aanvraagen zult afdoen, en dat daar by den Koopman Gottskowsky geenc onnoodige Chicanes moeten worden gemaakt, maar dat dezelve veel eer billykerwyze de voorkeur boven den Jood moet hebben; zoo zult gy u hier na gedragen , cn van de zaak eens een behoorlyk einde maaken. Ik ben enz. Breslau den 23 February 1759. Frederik< Aan den Geheimen Raad Kircheisen. Kahinetsordre weegens de Kaartenmaakers iii Berlyn, cn meer toereikende vervaardiging van Kaarten. Dewyl zyne Koninglyke Majefteit bekend is, dat' by de alhier zynde Kaarten-Kamer volgens den tcegenwoordigen toeftand, Hechts een Kaartenmaakcr is, dewelke maar een zeeker aantal Kaarten voor dezelve gereed maakt, doch voor het overige buitenlandfche Kaarten uit Holland ontbonden worden; zoo- begeert Zyne Koninglyke Majefteit van deszelfs Cs-  Koning van Pruisfen. sog Generaal Directorium te weeten, waarom het zelve daar op nog niet is bedagt geweest, en noch gecnen aandagt gevestigd heeft, om meer Kaartenmaakers alhier aanteftellen, welke aan de Kaartenmaker alhier, zoo veele Kaarten keveren moeten, als door dezelve vereischt word, op dat daar door de buitenlandfche Kaarten geheel te rug gehouden worden. Berlyn den 5. January 1764. Frederik. Aan het Generaal ■ Directorium., Byzondcre lieve en Getrouwe! Ik heb wel is waar, met uw bericht van den 28. der vorige maand, zoo wel het van de Koopman Bouman vervaardigd Plan en ontwerp van een' door den Koopman Schmidts van Aaken te bouwen huis tot een Fabriek in Berlyn, als ook opgave van de daartoe in voorflag gebragte plaats,bekoomen,ik ben echter daar over geheel zeer tc onvreeden, dewyl gy in alle {lukken heb misgetast; want voor zoo veel de voorgeflagene plaats aangaat, V. Deed. O 200  aio Byzonderheden betreffende den zoo is het bekend, dat de zelve een weckc grond h, op dc welke een gebouw te zetten buiten gewoone onkosten zouden worden vereischt, eu ten anderen is dezelve cenc Ambts-pachüng , welke reeds vericheiden jaaren in Erfpacht is gegeevcn,en die ik dus de Erfpachters niet wederom afnemen kan. Daar cn boven is het ontwerp zoo énorm opgefteld, dat ik dc kosten van meer als r.1000 Daalders niet weet te adfigneeren. Gy moet derhalven wectcn, dat myn voorncemen niet is, om de onderncemers van Fabrieken , zoo te zeggen Paleizen, maar hun huizen voor Fabrieken te laatcn bouwen, en van welken dc onkosten , welke ik daar toe contribueere, niet boven de 6 ten hoogften tot 7000 Rthlr. moeten bcloopcn. Wat ook dc plaats tot zulk ccn gebouw betreft, dan is cr by Monbijov, alwaar ik dc Franfche Fabriekanten een huis, tot dc vesting hunner Fabriek wil laatcn bouwen , het welk naby het water gelegen is, nog eene plaats overig van omtrent 7 roeden en front. Deeze kan tot den opbouw van ecu Fabriekhuis voor bovengenoemden Schmidts aangeweezen worden. Wat er aan het front des gebouws nrogt ontbreeken, dit kan van agtcren aan het zygebouw daar toe worden aangevuld, dergelykc gebouwen moeten dan ook om dc nnodigc ruimte daar in aan te winnen , ter hoogte van 3 of 4 verdiepingen worden opgetrokken. Maar alles moet daar by met de moogclykftc zinnigheid en orde gefchieden, en dus de kosten niet te hoog  Koning van Pruisfen. 211 hoog loopcn. Waar naa gy u zeiven dicnvolgcnds te gedragen, en alles daar heen te fchikken hebt. Ik ben enz. Potsdam den 3. February 1764. Frederik» Aan den Geheimen Finantie Raad Ursinus» Zyne Koninglyke Majefteit beveelt op bet byleg* gende allerondanigfte verzoekfehrift van den Gaazcn Fabriekant Baron , deszelfs Geheimen Finantien Raad Ursinus , deezen Fabriekant tot zig te laaien roepen, en hem van weegen hoogst denzelven zyne Koningl. Majefteit, aantezeggen, dat hem de verzogte Geldleening niet kan worden tocgeftaan, en dat hy tot voortzetting zyner Fabriek vlytig werken moet. Berlyn den 20. December 1765. Frederik. Aan den Geheimen Finantien Raad Ursinus* / O a £y«  212 Byzonderheden betreffende den Byzondere Lieve en Getrouwe ! de alhier zynde Fabriekanten , Laurent , Joiron en Dëssardins hebben zig nogmaals met het byliggcnde origineele verzoekfehrift by my aangediend , waarin dezelvcn om eene aanzicnlyke Geldleening tot voortzetting van hunne Fabriek by my aanhouden. Gy moet dezelve by U doen dagvaarden, en hun van mynentweegen dit befluit voorleggen : dat nadien ik voor dezelvcn tot den opbouw van hunne Fabriek zoo veel gedaan, hun aan baaren gelde 50,000 Rthtr. heb laatcn tellen, en daar beneevcn dc kosten tot het bouwen van bet huis voor hun verfchooten, cn tc gelyk ook door een verbod van alle uitlandfche Waaren , van dezelve foorten als zy hier fabriceeren, of reeds in voorraad hebben , alles heb toegebragt , om hunne Fabriek aan den gang en in naam te brengen, cn dus dat ik hen nu ook aanbeveel, om daar op tc arbeiden, dat hunne Fabriek ingang cn tot ftand koomc, dog zig inzonderheid daar op te bcvlytigen , om het debiet van de Waaren die zy in voorraad en nog te vervaardigen hebben, op het best te bevorderen, en Koopers te vinden, en dus het gantfche werk tot ftand te brengen, zonder my meer aan tc doen, en my geheel tot last tc worden; het welk gy hun in alles op het best tc beduiden hebt. Ik ben enz. Ber-  Koning van Pruisfen. 213 Berlyn den 15. JanUary 1766. Frederik. Aan den Geheimen Finantien Raad Ursinus. Myn lieve Geheimen Staatsminifter van IIortst J Ik heb U allergehoorzaamst bericht, over de fchadetoosftelling van 10 per Cent, welke de Onderneemers der Frankfortcr Taf Fabriek begeeren , ontfangen, en wanneer ik op den oirfprong der van my allergttnftigst aangeweezenc febadeloosftelling te rug denke, dan is het er dus mede toegegaan: Op dc by my ingekomen klagten der Fabriekanten in het algemeen , dat zy naamelyk eenen buitengemeenen voorraad van Waaren cn geen debiet hadden, liet ik deeze , Voorraad onderzoeken , en cr wierd bevonden dat de Voorraad van Waaren te Berlyn ter waarde van 400,000 Daalders beliep. Om nu den aftrek beeter te verhaasten, befloot ik uit landsvaderlyke voorzorg voor myne Onderdanen en derzelver Fabrieken , hen eene fchade vergoeding van 10 per Cento allergunftigst tocteftaan , en ik heb ook ten dien einde in de maand September des voorlcdenen jaars voor 100,000 Daalders afgeleeverde waaren, O 3 10,000  214 Byzonderheden betreffende den 10,000 Daalders gratificatie gelden, in de daad laaten betaalen. Dan daar nu de bovengenoemde Fabrikanten om der, elyke Gratificatie tc bekomen, eene nieuwe Rekening van 20,000' Daalders hebben overgegeeven, 200 komt het my geheel ongelooflyk voor, dat het hier mede zuiver heeft kunnen toegaan, zy moeten dan op zulke wyze in de laatfte Frankforter Misfe voor 200,000 Daalders aan waaren verkogt hebben, het welk ik my niet verbeelden kan. Ik zie ook daar cu boven deeze Rekening enkel voor eene Apothekars Rekening aan, welke zy my zoo hoog hebben ontworpen , om eene des te aanzienlyker Gratificatie te bekomen, zonder zig om bevordering van Debit te bekommeren. Misfchien hebben zy ook ten dien einde dc waaren llegts naar elders onder è&Confignatie van anderen heen gezonden, cn dus vind' ik het onvermydelyk noodig, de afgift der verzogte Gratificatie op te fchorten, tot dat alle deeze omftandigheden in een nader daglicht zullen zyn gefield. Ik kan U in het geheel niet verbergen, hoe ik maar al te dikwils , en dat nog wel op eene regt grove wyze, van dc Fabrikanten ben bedrogen geworden, en dat ik my zoude moeten fchaamen, by aldien ik my verder door hun om den tuin wilde laaten leiden. Ik ben daar en boven ook volkoomcn overtuigd, dat alle  Koning van Pruisfen. 2ty" «9e deeze fchikkingen de Fabrieken niet kunnen voorthelpen, indien men niet tevens het kwaad met den wortel uitroeit , derzelver inwendigen toelhnd zoekt te verbeteren, cn het daar hcenen be!l:ere, dat meester cn knechts even als te Lions daags zoo veele uuren moeten arbeiden. Op deeze wyze moeten als dan ook noodwendig de dagloonen goedkooper, cn de Fabrikant met de door my tocgedaane Gratificatie van 10 percent in daat gefteld worden, met anderen dezelve pryzen te houden. Want indien een man in een maand even zoo veele waaren in gereedheid brengt, als anders in twee maanden, dan is het eene zeer eenvoudige gevolgtrekking , dat de dagloonen goedkooper moeten worden. Zoo lang men echter by den tot hier toe gehoudenc denter bjyft , en by deeze verbeetcring den inwendigen tóedand niet in bet oog hond, zal ik altyd een hoope geld voorfchieten, cn daar door nog niets uitrechten. Het hoofd doelwit der aangelegde Manufactuuren bedaat daar in, dat zy de waaren die tot het Inlandsch vertier, en geenfmts die welke naar Buitendands begeerd worden, keveren, en tc gelyk moet ook daar op gelet worden, dat zulke foortcn van doffen worden gefabriceerd , die de adelyke Dames en goede burger Vrouwen dragen , of ook die de Dienstmeisjes tot Mutzen en Keurslyven nodig hebben, cn die in Berlyn, Breslau, Maagdenburg, Siettin, en in anderen ■ onzer groote Steeden, in de mode zyn; op zodanige 0 4 wy*  216 Byzonderheden betreffende den wyze zullen zy genoeg te doen hebben, en geeneB tyd overig houden, om voor de nabtiurige Landen te arbeiden, op dewelke ik buiten dat geenc Gratificatiën verleenen zal. Ondertusfchen zal ik de eens beloofde, Gratificatie voor de reeds in de Berlynfche Pakhuizen voor handen geweest zynde waaren ter waarde van 400,000 Daalders, het welk in het geheel 40,000 Daalders Uitmaakt, en waar op ik reeds zoo als bovengemeld 10,000 Daalders voorleeden jaar betaald heb, doen afgeeven; en ik ben wyders Berlyn den 12 Febr. TJw 1768. wel genegen Koning Frederik. Aan den Staatsminister van der Horst. Besten enz. Pc heb wel is waar op Uwen andermaligen voordragt van den 15 deezes, tot in ftandhouding der aldaar zynde Fabrieken, van Ddkhng en Haazrn, cn den aankoop van het goed Koningdom en Valitz van den Krygsraad Goslar toe tc ftemmen , allcrgunftigst bellootcn , en de nodige ordre des-  Koning van Pruisfen. 217 desweegen aan het Generaal Directorium doen rifvaardigen, doch kan U daar by niet verheden, dat ik in dc vaste mcening ben, dat voornoemde Goslar oneindig verftandiger cn beter zou gedaan hebben, zyne gelden in de Fabriek zelfs en in den Koophandel aan te wenden en te gebruiken. Ik ben enz. Frederik. Potsdam den 19 Maart 1768. Aan den Kamer Prefideni van Auer. Daar zyne Koningl. Majefteit van deszelfs FabriekDiretteur Ciianony , de voortrelfelyke kennis in den Handel en dc Fabrieken van eenen in Berlyn zig ophoudende Koopman uit Zwitzerland genaamd Galloir bericht en geroemd is, als mede aangetoond, hoe denzclve om proeven zyner bekwaamheid te geevcn , Hechts begeerde gebruikt te worden; zoo beveelt dezelvcn aan zyn Generaal Directorium het vyfde Departement hier door, deezen Galloir over zyne kennisfe nader te ondertasten, en indien dezelve in de daad van eene byzondcre bruikbaarheid mogt worden bevonden, hem by het Fabriek weezen aan O 5 te  2i8 Byzonderheden betreffende den te ftellen, maar daar en tegen, om dat by dit Departement reeds overvloedige bedienden voor handen zyn, een minder nuttig voorwerp af te danken en te laaten gaan. Potsdam den 20 February 1772. Frederik. Raad enz. Wyl myne meening daar hecncn ftrekt, om de kleine Steedjcns in Pommeren, meer te bevorderen , en dezelve meer vertier te verfchaOen , het welk niet beter kan bewerkt worden, dan dat nog meer nuttige Manufactuuren van allerlyen aart, die eerwaards worden gezonden, byzonderlyk aan Wollen waaren, ook Katoenen en welke het anders zyn mogen , worden aangelegd: zoo beveele ik U hier mede, al Uwe aandacht daar heen te richten, ten «inde dit myn doelwit op het beste bereikt werde. Zy moet derhalven voor af onderzoeken : hoe Veel werd van die Fabriek waaren zelfs gebruikt? En hoe veel kunnen er van Buitenflands afgefchaft werden? En wat voor waaren dit zyn ? Daar na moet gy dan den tegenwoordigen toeftand der Fabrieken in Pommeren bcöordeelen, en uwe aanmerkingen daar over maaken, om zulke Fabrieken, die er nog niet zyn aan  Koning van Pruisfen. 2T9 aan te ftellen, en die welke nog in geen toereikend aantal voor handen zyn, te vergrooten en te vermeerderen , op dat geene vreemde waaren meer nodig zyn, maar alles in het Land zelfs gereed gemaakt, en ook nog daar mede handel naar buiten kan gedrceven worden, en er geen geld meer uit het Land gaat, dog veel eer vreemd geld ingevoerd worde. Byzonder moeten de Wol-Fabrieken nog ftark vermeerderd , cn ten dien einde Wol-Magazynen werden aangelegd. Alen heeft de Steeden Nornberg, Lauenburg, Butow, Ratzcbuhr en dergelyke meer, om zelfs Wollen-Manufactuurcn aan te leggen; te Nenftcltin moet dc Wol-Bereidery ten minften tot 40 (loeien worden vermeerderd, daar door werden die Steeden aan den gang geholpen, cn zy kunnen met de Poolen handelen , cn hunne waaren daar heen debiteeren. Doch gy moet ook daar op acht geeven, dat de Lakenhandel van Konitz daar door geene verhindering word aangedaan, te gelyk daar op zien, dat in de voornoemde Pommerfche kleine Steedjcns , andere föerten van Lakenen cn Goed vervaardigd, cn in Poolen verzonden word. Gy moet tevens onderzoeken , hoe de Konitzers het tegensvvoordig op myn aanraden maaken , om hunnen handel direct , en niet door de tweede hand te dryven, des te meerder winnen zy er by. Gy moet u zeiven ook doen onderrichten: hoe veel Wol  E2o Byzonderheden betreffende den Wol in. Pommeren gewonnen, en hoe veel Wol tegenwoordig aldaar verarbeid word, en wat er over febiet, daar na moet gy U by de vermeerdering der Wollen Manufactuuren rigten, want wy willen niet alleen onze eigene Wolle verwerken, maar ook zoeken uit Poolen zoo veel als cr vereischt word, mede te bearbeiden, hier by word doch het arbeidsloon in het Land verdiend; cn daar de Poolen tegenwoordig hunne Wol meestendeels te Dantzig verkoopen, van waar dezelve dan verder naar Zweeden cn naar elders over Zee word ingefcheept, zoo moet men zoeken de Poolen by Fordon en verder naar boven de Wol at te koopen, van waar dezelve te water naa Schneidemuhl gebragt kan worden , en wat men aan den Montaner Berg en in dien omtrek koopt, dat is licht naar Lakenburg en die oorden heen tc brengen. Over het geheel moet gy al deszelfs opmerkzaamheid daar op toeleggen, om de Wolleu-Manufaciuuren in Pomwei en te vermeerderen cn te verlterken. Want indien daar tegenwoordig llcgts 800 Wolwerkers, cn in'de Neumark daar cn tegen by de 3000 zyn, zoo heeft dit in het geheel geene evenredigheid, cn cr moeten in Pommeren ten minden ook by dc 3000 Wolwerkers by een gebragt, en ten dien einde lieden uit Saxen aangenoomen worden , byzonder tot de lichte Wollen waaren. Doch er moet daar op gezien worden, dat de waaren ook hunne goede breede mate houden, anders werden dezelve gedecrediteerd. Vervolgends moet  Koning van Pruisfen. 221 Moet er ook acht, op de vermeerdering van den Beven teelt gegeeven worden, op dat er meer wasch gewonnen werd; er kunnen dun in den omtrek van Colberg of Poltzin , Waschbleikeryen aangelegd worden , want er worden tocli in Pommeren evenwel WascHkaarsfen gebruikt, zyn het geen witten, zoo zyn het doch geelcn , en dus •moet gy toezien : hoe veel Wasch tegenwoordig in die Provintie gewonnen cn verbruikt word, en vervolgends overleggen: hoe, cn aan welke plaatzen den Byenteelt nog kan worden verfterkt. Over het geheel moet gy daar op acht geeven, wat uit vreemde Landen tegenwoordig nog in Pommeren werd ingevoerd, cn wat daar tegen naar buiten kan worden gedebiteerd ! Waar van nu nog geene Fabrieken zyn, die moeten aangeftcld, en die er nog niet genoeg zyn, die moeten zorgvuldig verfterkt en vermeerd werden, op dat zoo veel moogclyk, geen geld voor Manufactuunvaaren, die wy zelfs kunnen maaken , uit het land gaa , maar wy voor onze waaren Veel meer vreemd geld herwaards krygen. Dit zyn nu zoo myne denkbeelden, cn gy moet daar op acht geeven, hoe alles voor en naa zoo uitgevoerd en tot ftand kan werden gebragt; want in Pommeren zyn nog veel te weinig Manufacluuren, en daar van moeten er nog veel meerder aangelegd kunnen werden; want dit is het cenigfte middel,  £22 By zonderheden betreffende den del, om de kleine Stc-edjcns aldaar voort te helpen * en aan dezelve vertier te verfchaffen. Tk wil ook wel tot verbetering van het dot iri Neujlettin wat geeven, op dat dc daar zynde Fa"kriek nog meer verwyt, cn dc Stad daar door bccter gedaante krygt. Dit kan echter dit jaar nog niet geleideden , maar het moet tot in het toekomende jaar daar meede wagten. Ik ben enz. Potsdam den 4 Juny 1779. Frederik. Aan den Geheimen Finantie-Raad Tarracii. Raad enz. wy hebben hier wel Moerbeziën Boomen, maar dezelve zyn niet geënt, cn dus zyn de bladeren ook niet zoo goed cn nuttig voor de Zytfenwormen. Daar ik nu geerne hebben wil, dat de Moerbeziën Boomen hier tc lande beetcr zullen worden, wyl daar door dc Zydéteclt verfterkt en meer zydc gewonnen word, zoo drage ik U hier mede op, drie of vier zodanige geënte Moerbeziën Boomen, op myne kosten uit Italien te doen komen, die ik dan hier en in de Provinticn verdeden wil, zoo  Koning van Pruisfen. Zoo dat de inlandfche Moerbeziën Boomen ook daar van geënt worden, en de Zydeteclt daar door ook verbeterd worde, 'net welk gy aldus bezorgen zult. Potsdam den 19 Juny 1770. Frederik. Aan den Geheimen Finantien-Raad Tarracii. Zyne Koninglyke Majefteit beveelt deszelfs 5 Departementen hier door gunftiglyk , daar op bedagt te zyn, dat by de Spiegel-Manufactuur of die het meest aangaat, dergelyke kleine Spiegeltjcns, zoo als de Neurenburgfche in raampjens gezet en bont gemaakt, in gereedheid gebragt werden , wyl dezelve zoo meeriigyuldig naar Poolen gaan, op dat onze lieden het geld verdienen, dat anders door de Neurenburgers verdiend word. Te Breslau is reeds eene dergelyke Fabriek ; maar wat dan hier aan zulke kleine fpiegels en andere fnuisttereijen op Ac Neurenburgfche wyze word gemaakt , dat kan dan op dc misfen naar Frankfort, over Dantzig naar Schotland en die oorden werden heen gevoerd, daar zullen dergelyke zaaken by mecnigtc aftrek vinden, en veel geld daar meede verdiend worden, Zy-  224 Byzonderhedin betreffende den Zyne Majefteit heeft nog een denkbeeld, naamlyk dat het Departement moet zien, eenen Plaatfnyder te bekomen, die zig op het maaken van de beelden der Heiligen vergaat, welke de Kaktholieken geern hebben , deeze zal men even zoo in groote raeenigte naar Poolen en elders op de misfen kunnen kwyt worden. Deeze beelden moeten evenwel maar grof en Hecht gemaakt worden, op dat zy des tc goedkooper zyn. Dan moet men ook onderzoeken, welke Heilige beelden de lieden hier cn daar het liefst hebben, cn dergelykcn moeten dan ook het meeste gemaakt worden. I Iet 5. Departement moet zig dus aan deeze zaak laten gelecgen liggen, cn zig alle moeite geeven, om dezelve tot ftand tc brengen, cn het doelwit te berykcn. Potsdam, den 10. July 1779. Frederik. Aan het 5. Depaitement. Raad enz. Ik heb uw bericht van den 30. July van den geweezen aftrek op deeze Frankjorter misfe bekoomen, cn het is my zeer aangenaam, dat het zelve ditmaal zoo fterk cn aanzienlyk geweest is. Ik hoop dat de Kooplieden en Fabriekanten zo veel te meer  Koning van Pruis/en. 225 meer zullen worden opgewekt, allen vlyt aan te wenden , om beetere waaren te vervaardigen, zoo als de Poolen geern hebben willen, dan zal ook hun debit fteeds meer toeneemen, en de aftrek nog fterker worden. De volgende misfe kan wel niet zoo geheel aanzienlyk als de teegenwoordige uitvallen, wyl de wegen thans reeds wat Hecht zyn. Maar als wy flegts alle jaaren eene zodanige misfe hebben, dan is het al heel goed, of fchoon die andere twee niet altyd zoo wel zyn. Gy zult niet nalaaten, de Frbriekanten aantemoedigen, dat zy verder allen vlyt aanwende, om van tyd tot tyd fteeds beetere waaren te maaken , en daar door zoeken het uitlandsch debit fteeds meer aan zig te trekken. Potsdam, den 2. Augustus 1779. Frederik. 4cm den Geheimen Finantien Raad Tarrach. \ Raad, byzondere Lieve Getrouwe. Daar de zaaken in Engeland teegenwoordig een wcinigje te mal beginnen tc loopen, en het zeer te bezorgen is, dat V. Deel. P hit  226 Byzonderheden betreffende den het daar tot een volflagen bankroet mogt koomen; zoo heb ik u hier door willen belasten, om alle de Kooplieden cn Fabriekanten, hier in het Land, die met de Engeifehen eenigen handel hebben, daar van te waarfchuwen , dat zy zig een weinig in acht neemen , en als zy Ehgelfche papieren en wisfels in handen hebben, dat zy zoeken, zig daar van los te maaken, want dc omftandigheeden in Engeland zyn zeer kwalyk gefield, en bet is dus noodig, alle voorzorg te gebruiken, cn voor al daar op bedagt te zyn, zig van alle Engelfche geld papieren te ontdoen. Gy hebt dus dit zoo als het behoort tc bezorgen, en het zelve alle die Kooplieden en Fabriekanten hier te lande, die bet tot hun behoud nodig hebben te weeten, met behoedzaamheid bekend te maaken, op dat zy daar na hunne maatregelen kunnen neemen. Potsdam, den 16. Augustus 1779. Frederik. Aan den Geheimen Finantien Raad Tarrach, Raad enz. Ik heb u op uw bericht van den 23. deczer, mits deezen willen te kennen geeven, dat toen ik u wecgens het tc vreezen bankroet laast gefchreeven heb,  Koning van Pruisfen. 227 heb, bet zelve niet van de Kooplieden in Engeland, maar van den ftaat zelfs te vcrftaan is, en als dat gcfehied, dan lyd alles, cn dan zyn al deEngelfchc Actien én papieren verlooren, en dcrhalven is myne mee* ning, dat gy den alhier zynde Kooplieden en Negoti* anten daar van berichten, en hun waarfchuwen ziüt, dat zy zig van alle Engelfche atlien cn papieren zoeken los te maaken, op dat zy hier na geenc fchaden lydcn, cn dat zy zig desweegens in acht neemen, cn een weinig op hunne hoede zyn enz. enz. Potsdam den 29. Augustus 1779. Frederik» Aan den Geheimen Finantien Raad Tarracti. Raad byzondere enz. Er is een Koopman uit Engeland hier door na Berlyn gegaan, die een mcerfgte Engelfche AStien, Wisfels cn dergelyke papieren by zig heeft, om dezelve daar voor geld te verwisfclen , en het geld daar voor uit het Land te haaien. Ik gceve u dus hier meede bevel, de Kooplieden en Gcld-Negotianten ten uwent te waarfchuwen, dat zy zig toch niet verleiden laaten , om dergelyke Engelfche Actiën cn geldpapieren aan te koopen, op dat zy in geene fchaade geraaken, want in de omftandigheeden, wrar P 2 in  \ 228 Byzonderheden betreffende den in Engeland zig teegenwoordig bevind , is dit eene hoogst gevaarlyke zaak, en men moet zig voor hunne papieren zeer in acht neemen, en desweegens op zyne hoede zyn. Gy zult dit dan naar behooren en zonder omflag bezorgen. Potsdam den 3. Oetober 1779. Frederik. Aan den Geheimen Finantien Raad Tarracii. Raad, byzondere Lieve Getrouwe. Pt heb u hier door willen bekend maaken, dat gy uwe reize naar Pruisfen niet eerder dan in January moet aanvangen. ïk zal 11 echter vooraf nog fpreeken, want daar zyn een hoope omlhmdigheeden, die alle aandagt verdienen , en er moet zoo ligt niet alles geloofd worden, wat de lieden verhalen. Want wat Elbing belangt, daar zitten de ryken lieden uit Dantzig agter, die geeven hun het geld; en om my om de 10 per Cent by den neus te leiden, zoo gebruiken zy de Elbingers tot hunne Commisfionairs , die laaten de waaren op hunne naamen na Elbingkoomen, alwaar flegts 2 per Cent gegeeven werd, in den ei-  Koning van Pruisfen. 229 éigentlyken zin echter gaat alles voor reekening der Dantziger Kooplieden; dus moet by de onderzoeking te Elbinz eene zeer naukeurige uitzondering gefchie. den, en wel daar op gelet worden, welke Elbingers daar handelen voor hun eigen geld, of welke Commisfionairs zyn van de Dantzigers, en met dezelve onder een deeken liggen, om my met de 10 per Cent te bedriegen. Dit moet dus regt naaukeurig en grondig onderzogt en onderfcheiden worden; want de ryke Kooplieden in Dantzig verleiden de lieden in Elbing, cn op meer andere plaatzen, zo als te Marienwerder den Prefidenl, en misfehien gaat er ook wel zoo wat naa Koningsbergen heen, Om die in hun belang over tc baaien; dat zal ik echter in het geheel niet lyden. 'Er is ook een te Elbing, genaamd Romer, die daar Koophandel dryft, dat is een flecht mensch, die den Zeehandel heeft weg gejaagd, en die in het geheel geen vermogen bezit, deeze heeft dus van de Dantzigers geld gekreegen, en handelt voor dezelvcn, dit moet derhalven op het naauwst onderzigt en eene rechte onderfchciding tusfehen de Elbingers zoo als boven gezegd is, gemaakt worden. Wat nu Koningsbergen aangaat, daar zyn vier zaaken, die den handel fchaadc toebrengen, dan waar aan ik in het geheel niets doen kan; want 1) Daar de Rusfen nog een fuik van Lyfland ge- P 3. ke*  230 Byzonderheden betreffende den krccgen hebben, zo trekken zy den handel derwaards, en hebben het verboden, dat dc handel niet meer naa Koningsbergen gaan zal: hier tecgen kan ik niets doen, cn dat laat zig niet veranderen. 2) Is cr in Poolen ccn zeekcre van ThiesenhauW*.% die om zoo te zeggen de rechte hand des Konings van Poolen is, die wil om ons te dwingen, dat wy den Tol aan den Weixel aflcha.Ten, den handel naa Riga en Libau heencn voeren. Maar dat is flegts windkruid, zoo zie ik het aan, cn ik geloof dat als men zig maar ccn weinig ftyf houd, zy het wel zullen opgecven, te meer wyl zy daar omftreeks geene ftroomen hebben, cn alles over land derwaards moet worden gebragt, het welk zeer kostbaar valt, en niet lang kan uitgehouden worden, 3) Dewyl tcegenwoordig de oorlog ter zee is, zoo doet cr dit ook zeeker veel toe, dat den Koophandel bezwaard werd, want er moeten tbands veel hoogere premien van asfurantie gegeeven worden, dit drukt den handel allcrwccgen; doch zulks kan ik niet verhinderen, cn dit hangt van my niet af. 4) Dat zy gemeend hebben, met den Craanenhandcl wat te verdienen, cn zig derbalven veel koorn op den hals gekogt hebben, cn zig van het zelve nu  Koning van Pruisfen. 231. nu niet kunnen ontdoen, daar over maakèh zy nu een gefchreeuw. Ik geloof ook wel, dat hun dit een weinig drukt; maar wat kan ik daar teegen, dat het in geheel Europa een zoo goed jaar, en aan alle plaatzen een zoo rykclyken graancn oogst geweest is. Dit zyn zoo van ongeveer die zaaken, welke den Koninghergfchen handel fchadep doen, dan die ik in het geheel niet veranderen kan. Gy moet daar omtrent alles op het naauwst en met alle zeekerheid onderzoeken, maar niet zoo dom weg, dat geen gefoovM wat Ude lieden zeggen zullen, enUmoet dc zaak niet als manufacluur behandelen, doch veel eer met alle omzigtigheid dc zaak inzien. Want ik moet U maar zeggen, dat indien gy my een valsch Rapport maakt , waar van ik niet tc vreede ben, ik daar op in het geheel geen acht zal liaan, maar het zelve in het vuur werpen. Hier naa kunt gy zig dus rigteu. Potsdam den 18 OeTobcr 1779. Frederik, 4an den Geheimen Finantien Raad Tarrach. P 4 ' Raad,  232 Byxonderheden betreffende den Raad, byzondere lieve getrouwe! de Lieutenant by het Regiment van Ziethen, van Arnstadt, die aan de Saxifche grenzen geposteerd is, heeft eene mcenigte Contrabande waaren agterhaald, cn dezelve aan het Accynsampt te Beeliiz afgeleevcrd, daar onder zyn ook uitlandfche handfehocnen; nu mogt ik geern weeten wat dit voor eene foort van handfehocnen is, of wy daar van nog geenc Manufa&uurhier te lande hebben, of dat dezelve by ons nog niet genoeg gemaakt worden! gy hebt dus daar naa tc verncemen , en my als dan daar overste bcrigten. Ik ben enz. Potsdam den 29 Oftobcr 1779. Frederik. Aan den Geheimen Finantien Raad Tarrach. Raad enz. Ik heb van U verders nog niets gezien hoe de Frankforter Misfe deeze reize is afgeloopen; zy is immers voorby, waarom zend gy my den uitflag dcezcr Misfe niet! Ik zal dus uw nader bericht en omftandige befchryving met den eerften ver-  Koning van Pruisfen. 233 verwagten, want dcswcegcns werd gy immers derwaards gezonden. Wat vervolgens uw bericht weegen de aanteleggen Papier manufacuiur aanbetreft, zoo is het my onverfchillig, wie dat aanlegt, hy mag heeten: Peter, Hans of Kun.tz, als het maar met verftand en orde aangelegd werd, op dat myn doelwit in deezen, zoo als u reeds verfcheiden maal is gefchreevcn , bereikt word; want ik begeer wat ordenlyks en ftandvastigs te hebben, en myn geld niet weg te werpen, waar na gy u dus te rigten hebt. Pi ben enz. Potsdam den 24 November 17C0. Frederik. Aan den Geheimen Finantien Raad Tarrach. Raad enz. Uit het bykoomende Poort-Rapport zult gy zien, dat een Kramer in Ouwclen genaamd Austet uit Leipzig hier door gepasfeerd is ; dit verwondert my zeer, dat men de Ouvvqlen van Buy- t  i>34- Byzonderheden betreffende den fenflahds doet komen, die kunnen immers ook in hef land gemaakt werden , waarom gefchied dat niet! Gy moet daar voor zorgen, en zoeken, zulke lieden tc krygen, die zig op het Ouwclen maken verdaan, cn dezelve aanftellcn. Misfchien ■ laat zig deezen Austet er zeifs toe ovcrhaalcn, zig by ons neer tc flaan, zoo gaat daar voor het geld niet meer uit den lande. Het welk gy dus bezorgen moet, cn ik zal ook uw bericht hier over iuwagten. Potsdam den 20 February 17S1. Frederik. Aan den Geheimen Finantien Raad Tarrach. Raad enz. Op Uw bericht van den 18 dcezes, weegens de Manufaétuur van Gaar-Zeemleeder , in bet welke uit eigen middelen op te regten, zig Daniël Jitzig heelt aangeboden, heb ik U mits deezen willen tc kennen geeven, dat dit in zoo verre geheel goed' is, maar dat de Slachters daar toe zouden werden verplicht, om hem jaarlyks eene hoeveelheid van ruwe Rundhuiden , naar eene te bedemmen tax te lecwren, dat zal niet gaan ! Zeckerlyk kunnen zy aan hem zoo veel verkoopen als zy willen; maar cr moet  Koning van Pruisfen. 235 moet geen dwang by zyn; waar na gy U zeiven dus te richten hebt enz. Potsdam den 19 April 1781. Frederik. Aan den Geheimen Finantien Raad Tarrach.