01 1233 9841 UB AMSTERDAM   ZESTAL KERKLYKE REDEN VOERINGEN, gedaan op de BEDESTONDEN, in het jaar i?82, door BOUDE WYNvanREES, leeraar der remonstrantsch- ge, reformeerde gemeente te zwademburgerdam. Mei eenige gefchieilkundige en andere Aan* tekeningen verryki. Te AMSTERDAM, By de Wed. J- DOLL, mdcclxxxii.   AAN DEN WELEERWAARDEN, ZEER GELEERDEN H E E R E, JtflCHAEL ZWARTENDYK, ZEER GEAGT LEERAAR DER REMONSTRANTSCH; - GEREFORMEERDE GEMEENTE ï E UTRECHT. EERWAARDE, ZEER GELEERDE HEER! Het goede in zynen vyand te roemen is een pligt, die men aan hem yerfchuldigd is. Maar het kwaade in * i hem  IV hem goed te noemen, om het goede in anderen te verkleinen, of als kwaad te doen voorkomen, is een ondeugd, waarvoor tot nog toe geen woord is uitgedagt , en nimmer gevonden zal worden. Men kan Engeland roemen , zyne. Staatsgefteldheid eerbiedigen, zyne Geleerden hoogagten, en daarvoor genegenheid hebben, zonder de liefde voor zyn Vaderland te kwetzen, zonder het belang zvner Medeburgeren te verzaaken , en openlyk of bedekt te verraaden. Maar een man van eerlyken harte en gezonde harsfenen kan nimmer het gedrag der Engelfchen, in deezen tyd met ons gehouden, goedkeuren, en dat van vaderlandlievende Regenten laaken, en door al de fchuld der tegenwoordige rampen hun op den halze te werpen, tweedragt ftooken en oproer verwekken. Zy, die zo fpreeken en fchryven, zyn duisterlingen , die allen gevoel van eer en godsdienst hebben uitgedoofd , die de wroegingen van hun knaagend geweeten verfmaaden, de hei-  m lïglte pligten vertreeden, en de dierbaarfle belangen van hun Vaderland aan laage tvraakzügt of vuige eigenbaat opofferen. Zulke voortbrengfels van een verraaderlyk hare, en de menigvuldige fchotfchriften cn fpotprenten, die tegen het gantfche lighaam der Hooge Regeeringe, tegen voornaame deelen en byzondere leden derzelve dagelyks te voorfchyn komen , zyn hunne ongelukkige geboorte verfchuldigd aan een losbandig misbruik der drukperfe en haarer vryheid;die en voor den Burgerftaat en voor den Godsdienst egter zo volftrekt noodzaaklyk en onóntbeerelyk is, als het voedfel voor ons lighaam; "deivyl zy, wordt ze behoorelyk gebruikt, 'onloochenbaar degrondflagis van het geluk der Maatfchappye, en inzonderheid van haare Vryheid; maar waarvan iedere onnatuiirlyke te verregaande bepaalirig door de Regeeringe, aan den eenen kant, een flap is ter onderdrukkingc des Volks, wiens 'vryheid door haare onregtmaange belemmering oindelyk geheel zal ükteeren eii * 3 ver-  verflerven; doch welker onnatuurlyk en verkeerd misbruik door het volk , van den anderen kant, voor onderdrukkers het veiligfte pad en listigfle voorvvendfel is tot de fpoedigfte ondermyning en geheele vernietiging van hun geluk en vrylieid. Het is dus de pligt van ieder braaf burger van den Staat, wien het welvaaren en de Vryheid van zyn Vaderland ter harte gaat , deeze zo noodzaaklyke vryheid der drukperfe te handhaaven en te verdedigen; tegen alle belemmeringen daarvan , zo veel in hem is, ce zorgen, en naar zyn vermogen dezelven af te weeren; en tevens allen fchandelyk misbruik van die vryheid, gelyk andere losbandigheden en buitenfpoorigheden , te verfoeijen en dien met alle kragten tegen te gaan. Dit zyn wy aan het geluk onzer Medeburgeren verfchuldigd; dit eischt ons waare eigen belang. Door de drukperfe en haar behoorelyk gebruik kunnen wy de  vn. gewigtigfte waarheden aan onze evennaasten voordraagen , hunne waare belangen ëanwyzen, de nuttigfle pligten ontvouwen en op derzelver betragtinge aandringen- Dit is de aangenaamfte bezigheid voor ons zeiven, en tevens de gewigdgfte dienst, dien men aan zyn Vaderland en Medeburgeren kan bewyzen, en dien ieder braaf en kundig burger daaraan gaarne bewyzen zal; terwyl hy de vryheid van fchryven , zo min als de vryheid van fpreeken, ooit zal misbruiken , om anderen te hoonen en te beleedigen? te mishandelen en te benadeelen. Dus kan zugt tot die vryheid , zonder losbandigheid, met de eerbied voor de Regeering en haare bevelen; en agting voor het pryswaardige in den vyand van den Staat , zonder beimelyke inzigten van verraad, met de liefde voor het Vaderland zeer wel beftaan. En. niets ii in onzen tyd noodiger, dan het juiste onderfcheid aan te tojnen , tusfchen her natuurlyk gebruik van de noodzaaklyk vrye drukpers, en derzelver onnacuurlyk mis* 4 bruikjï  VIIÏ bruik, en tusfchen edelmoedigheid jegens den vyand en verraaderlyke verdediging hunner onregtvaardige handelvvyze: terwyl ik deeze weinige regelen hier op eene byzondere en in 'c oog vallende wyze, heb voorgefteld, op hoope, dat ik daardoor anderen, welken meer tyd en bekwaamheid hebben , zal opwek™ ken, om dit voor ons Vaderland allergewigtigst en nuttigst onderwerp met alle behoorelyke naauwkeurigheid en klaarheid te behandelen. Op deeze wyze hebben de Remonftranten, uit wier penne de uitmuntendHe Vaderlandfche Verdedigingen derburgerlyke en godsdienflige Vryheid , en dier Nederlandfche Helden, aan welker wysheid, beleid en dapperheid, ons Vaderland , naast God , het meest verfchuldi^d is, zyn voortgekomen , akvd over Vaderland en Vryheid gedagt; en zy denken daar over nog (welke kwaadaartige lasteringen wegens het tegende ;j men ook aan de Hoogen en Edelen v n den lande , zo wel als aan het onkund g  ix gemeen zoekt wys te maaken) op even de zelfde wyze; waarin zy het genoegen hebben , dat het kundigfte en beste gedeelte van Neerlands Inwooneren mcc hun volmaakt overeenftemt. Deeze denkvvyze, welke U, Myn Heer! byzonder eigen is, beftierde my ook onder het opftellen der volgende Redevoeringen, die ik, in 't vertrouwen dat ze Uwe goedkeuring zullen wegdraagen, de eere heb aan U toe te wyden : terwyl eene gevoelige erkentenis van veele blf ken uwer Vriendfchap my deeze gelegenheid doet waarneemen, om U daarvoor myne verpligting en dankbaarheid te betuigen, en my in de onafgebroken voortduuringe uwer Vriendfchap aan te beveelen. De goedertieren God blyve U in den toeneemenden ouderdom onderfteunen; Hy verleene U kragten en gezondheid, om nog lang voor uwe Gemeente, voor onze Broederfchap , voor het Vaderland , voor het Koningryk van Jesus * 5 Chris-  X Christus ten diende en nuttig te wezen. Ik heb de eer my met alle hoogagtinge eh eerbied te noemen, eerwaarde, zeer geleerde heer! tJ-w Eerzv. zeer Gehoorzaamen Dienaar en Heihuenfchenden Medebroeder, BOUDEWYN van REES, Z\bs3cmhirzerdam_ ien iwntigjien ven Il'intcfmaand 1782. AAH  AAN DEN DEUGD, WAARHEID E N VADERLAND - LIEVE NDEN L E E Z E R. .Nimmer had ik in myn leeftyd de droevige en ongelukkige gelegenheid, om Bedeftondea ten tvde van oorlog by te wootien; en nimmer had ik eenige Redenvoeringen, die by zodanige godsdienitoefeningen waren uitgefproken, gelezen, toen het bevel van Hollands Hooge Overheid gegeven werdc, om maandlykfche Bedeftonden te houden , ter afimeekinge van Gods zegen over de regtvaardige wapenen van ons Vaderland. . Dit was derhalven voor my een geheel nieuw werk, en van een gantsch anderen aart en zeer verfchillende natuure, dan waartoe myn beroep als Godgeleerde, als Leeraar eener Chnsdyke Gemeente, my dagelyks roept en bezig houdt: want het vaderlandlievend en godvrugtig oogmerk van Hun Edd. Gr. Mogenden kon m het3 bevel tot deeze Bedeftonden niet wezen, dat de Leerauren van den Godsdienst het Volk onderweezen in een redelvk en oordeelkundig verftand der Heilige Schrifum:e, noch dat zy het zelve de Zedenleer des Euangeüums in het algemeen voor zouden houden ;dit is hunnedoor. gaande bezigheid, op de gewoone dagen der openbaare godsdienst-oefeningen j daartoe zyn  XII Foor reden zy aangefteld, daartoe verpligt hen hunne bediening, en daartoe behoeven dus geene nieuwe bevelen , indien zy zig van deezen hunnen pügt naar behuoren kwyten. — Ook kenden H 'Ogstdezelve nier bedoelen, om den bepaalde tyd van een geheel uur alleen met bidden düo* te brengen, als te wel bewust, dat de W ie des gebeds niet beftaat in een ydel verhaal van woorden, noch de grond tot deszelfs verhooripge ligt in de veelheid zyner woorden. —■ Het oogmerk van den Souverain in het gebieden van zulke plegtige en godsdienftige vergaderingen , kon ook niet zyn, om enkel in een kort en naar tyds omftandigheden gepast Gebed den nood des Vaderlands aan den Almagtjgen üpperbeftierer der aarde, den Eerllen Kegeerer van alle Staaten deezer weereld, voor te'draagen; dewyl dit in de gewoone Voorbiddingen voor het welvaaren en behoud des LandsgevoegeJyk ingelascht konde worden, gelyk ook zulks door de Leeraaren zeiven, zonder uitdrukkelyk en byzonderlyk daartoe gegeven bevel, volgens hunnen algemeenen pligt, gedaan wordt. Waartoe worden zodanige Bedeftonden dan geprdineerd 9 Foor eerst: om den Volke te tóonën i, d,at de Souverain zelf den Godsdienst bfcfch» Uvvt als het eerfte middel, om den godlyken zegen en byftand te verwerven;en tot God opziet als tot den eenigllen bron en ooriprong van allen voorfpoed en welvaaren, van wien alleen alle heil op den mensch nederdaalt, en van wien alleen alle huip en zegen verwagt moet worden. — En dus zyn Bedefionden voor de Ingezetenen een plegtige erinnering, dat zy door de rampen des oorlogs niet al te "zeer getroffen moe»  Voorreden moeten worden, noch hun vertrouwen op den Altnagtigen moeten wegwerpen, a!s die wel {laat, maar ook wederom teelt, en die met cle verzoekinge ook altyd de uitkomst geeft; te meer, daar zy alle reden- hebben om van Gods bil'.yke goedertierenheid te verwagten, dat hy de regtvaardige wapenen van den Staat zal zegenen en alleszins voorfpoedig maaken ; naardien God het kwaad? niet fcan gedoogen, maar de verdrukte onfèhuid éénmaal zal regtvaardigen. Ten anderen: geeft de Regeering daardoor, als in 't openbaar voor God en de Weereld , verantwoording van haar gedrag aan haare Medeburgeren ; als welker belangen zy naar haar vermogen gehandhaafd en behartigd heeft, en v/ien zy op de plegtigfte wyze verzekert, dat zy daarin nog met alle vlyt en waakzaamheid te werke gaat. En dewyl de Regeering dns den alvveetenden Opperregter der Weereld,dien niets onbekend is, en die.eenmaal openbaaren zal, 't gene in 't verborgen is gefchied, ten getuigen aanroept van de billykheid haarer zaake en van de regtvaardigheid en' opregtheid van haar gedrag ; wil zy door zulk een bevel de Ingezetenen revens verrnaanen ,om in de werkzaame poogingen der Mooge Overheid te berusten, zig op haare liefde voor het Vaderland te veriaaren, en van haaren yver voor het zelve, onder den Godlyken zegen, eenen goeden uitflag haarer onderneemingen te verwagten. Ten derden, geeft de Souverain danrdoor niet alleen bevel tot yverige en opregte gebeden om den Godlyken zegen overliet Vaderland en deszelfs Wapenen : maar Hoogstdezelve betuigt daardoor ook op de rmnzaamlte wyze, dat zy een zui-  Xiv Voorredt» ver godsdienftig leeven, en vooral een goed burgerlyk gedrag en gehoorzaame onderwerping aan de heilzaame wetten des Lands beichouwt als de aangenaamfte onderfteuning in haare ge» wigtige bedieningen, en als de llerklle aanmoediging tot ftandvaftige werkzaamheid en yverige volhardinge, om de kragtdaadigfte middelen tot afbreuk van den vyand, ten nutte des Vaderlands aan te wenden. Want daardoor alleen is cïe Overheid in (laat om den oorlog naar vereisch door te zetten, en daarin heeft zy den eenigften grond om te hoopen, dat haare poogingen niet verydeld, maar dat alle haare onderneemingen door God zeiven met zynen zegen bekroond zullen worden , en dat zy met zyne hulp en byftand den oorlog welhaast in eenen eerlyken en beftendigen Vrede, en met denzelven de lampen en elenden in voorfpoed en welvaaren 2al verwiflelen. Het werk der Leeraaren van den Godsdienst in deeze plegtige byeenkomften is derhal ven, ïn her algemeen, om het Volk vertrouwen op God,—- liefde voor hun Vaderland , — agring voor hunne Regeering, — zugt tot Deugd •— in te boezemen; en langs dien weg op te lei» den en voor te gaan tot die Gebeden, welken hun Vaderland in zyne tegenwoordige omftandigheden zo zeer van'hun vordert en behoeft i doch wel byzonderlyk moeten zy dit doen door hun insgelyks van de billykheid der gemeene zaake en van de regtvaardigheid der wapenen te overtuigen,- — door hen te onderrigten, op welke wyze zy God om zynen zegen over den onverrnydelyken oorlog moeten bidden, en hoe God denzelven kan en zal verkenen; — dooi  Voorredtn X\$ door hun den waaren aart en grond eener zuivere en geootlofde Liefde voor hun Vaderland te verklaaren en aan te toonen; door hen te onderwyzen in de ftaatsgefteltenisfe van het Land hunner inwooninge en in derzelver Regeeringsvorm; door hen te leeren , wat zy als Burgers van hun Vaderland aan het zelve ten allen tyde, en byzonderlyk in een tyd van oorlog, verfchuldigd zyn; — door hun hunnen algemeenen pligt als Burgers van Nederland voor te houden, en d.eszelfs byzondere deelen te verklaaren; door hun de middelen aan te wyzen, waardoor God. zynen zegen en byftand over de wapenen van hun Vaderland kan verleenen; — door hen te onderregten in de middelen, die zy ter verkryginge van dien zegen kunnen en moeten te werk Hellen ; < door hen op te wekken tot het betragten van alles, waardoor zy zig van denzelven op goede gronden verzekerd kunnen houden; —en door hen te vermaanen tegen alles, waardoor zy zeiven oorzaak zouden zyn, dat God hun en hunner Regeeringe zynen byftand en zegen zou ,kunnen onttrekken, en hen aan alle de verfchrikkelyke verwoestingen en jammerlyke elenden van den oorlog, als aan een wel verdiend lot, overlaaten. Zie daar niet alleen een wyd veld geopend voor onze verrigtingen in deeze plegtige, doch fombere, byeenkomften , maar ook een gewigtigen arbeid voor de Leeraaren van den Godsdienst , voor de onderwyzers van het Volk, waarin deszelfs waare belangen , heil en welvaaren gelegen zyn! Een taak in de daad, die vpór leeraaren van Godsdienst, dat ïs, van Waar-  xvi Foorredett- WaarheidenDeugddn deeze bekommerlyke dage;?^ gantsch niet gemaklyk noch onbelemmerd' &. Deezen in waarheid zeer moeilyken , en voor myne fchouderen veelligt te zwaaren, arbeid ftelde ik my, by de bekendmaakinge van het bevel der Edd. Gr. Mogende Heeren Staaten van Holland en' West vriesland tot het houden van Bedeftonden, voor, en ondernam denzelven met genoegen, in hettoderig vertrouwen dat ik op deeze wyze hét best aan het oogmerk en den wil van den Souverain zoude voldoen, en het meeste nut aan myne Gemeente toebrengen ; tot dit uitgebreide ontwerp te meer befluitende , om dat ik het o.nophoudelyk tieren en raazen, op Bededagen en Bedeftonden, tegen de zonden des Volks; alles voor oordeelen des Hemels uitte kryten ; het Wee over het Land uit te galmen; den verderen toorn des Almagtigen te bedreigen en zig te gedraagen, als of men onmiddellyk daartoe door God gezonden ware; omdat ik zulk een gedrag op de Predik doelen", zegge ik, voor even onvoorzigtig, onredelyk, onehristlyk en liefdeloos houde5als ik het verkeerd 3 onftaatkundig en ongehoorzaam oordeele, on» op die plegtige dagen het gedrag der Hooge Overheid te laaken en te gispen, en alle haare verrigtingen door te haaien en af. te keurenEen gedeelte deezer gewigtige onderwerpen heb ik op de Bedeftonden van het. loopende jaar 1782 voor myne Gemeente verhandeld: in hoe verre ik daarin al of niet wel geflaagd hebbe, ftaat my niet te beflisfen, maar wordt aan het oordeel der kundige Leezeren overgelaaten; doch hen verzoeke ik zeer ernltig, dat ze in he:  Voorreden] XVII het doorbladeren deezer redenvoeringen niet minder gelieven te letten op den geest van Vaderlandsliefde , die my onder het fchryven daarvan bezielde, dan op de wyze, waarop ik daaraan heb tragten te voldoen. — j\u nog een woord van deeze uitgaave. Onder het opilellen werden deeze Redenvoeringen, 't zy door den onuitputbaaren rykdom der onderwerpen zelve, 't zy door myn Enthufiasmus voqr het Vaderland, zo uitgebreid , dat ik ze binnen den korten tyd van een half uur niet koqde bepaaien, en ze daarom onder het uitfpreeken, in verfeheidene opzigten aanmetkelyk befnoeijen moeste. Doch door de drukpers' tot deezen bekrompen tyd niet bepaald zynde, geef ik die thands, zo als ik ze gefchreeven heb, en, hadde ik ruimer tyd gehad, zoude uitgefproken, hebben terwyl ik 'er nu eenige aanmerkingen , ter verdere opheideringe en bevestiginge myner gezegdens, heb bygevoegd. — Voor het overige heb ik my meestal by dezelfde Gebeden gehouden, om dat de tydsomftandigheden te weinig verandering aanbooden; waarom ik het niet noodig geagt hebbe om dierweinige veranderingen wille, hier meer dan e'éu Voor- en Nagebed by te voegen. Eindelyk ben ik tot de uitgaave deezer Redenvoeringen overgehaald , omdat ik, door dezelven maar gedeeltelyk uit te fpreeken, eenig nut bymyne toehoorers had' te wege gebragt, en omdat eenige myner vrienden, aan wien ik ze liet leezen, en myne gedagten bekend maakte, haar der uirgaive nier geheel onwaardig oordeelden. Een befluit, waartoe ik temeer overhelde, omdat ik myn dierbaar en geüef* koosd  Voorreden. koosd, doch in veele opzigten en door allerlei ilag van lieden te deerlyk vertrapt en ie laag behandeld , Vaderland, voor wiens welvaaren en vryheid ik anders myn laatfien droppel bloeds zoude veil hebben, op geene andere noch betere wyze kan dienen; in het vertrouwen , dat ik voor veele, zo niet voor alle, myne Leezeren insgelyks nuttig zal kunnen wezen, en hen door mynen geringen arbeid in de eerbied voor God, in het ontzag voor zyne wetten, in de liefde voor hun Vaderland, in de hoogagting en het vertrouwen op hunne Overheid, bevestigd en daartoe meer en meer aangefpoord zal hebben: terwyl ik my gelukkig zal agten, indien ik, onder den Godlyken byftand, daartoe iets zal kunnen toebrengen, en werkclyk toegebragt zal hebben; God, den eenigen Schenker alles goeds biddende, dat Hy daartoe zynen veel vermogenden Zegen en invloed verleene!  Eenige noodige Verbeteringen. Bladz. 3.reg 6. Zegen daartoe, lees: Zegenten dien eindt ■ 16 — z. v. o. Hendrik, voeg by: Koning. ■ . 28 — 7.hunnietmisfen, lees: niet oatkoaea . 54 ond. reg. moet uitgewist worden; ons. ■ 83 moetzyn oienopdebov. reg.uitgewist wordeHj al het welke. . 93 reg. ia van in, lees: van- en in 3; reg. 8 van, lees: zyn van NB. De ingefloopen Drukfeilen zal de taalkundige Leezer, om den afilandder Drukpersfe, gelieven te verfchooneu.   VOORGEBED. G od des Vredes! Bron en oorfprong van allen heil, welvaart, geluk en zaligheid! Gy die de menfchen fchiept om hen gelukkig te maaken; die wilde dat zy zig met den anderen in maatfchappyen vereenigen zouden, om daardoor hun byzonder geluk, de welvaart hunner famenleevinge, het heil van alle de Inwooneren der Aarde te behartigen, te bevorderen en të volmaaken! TotU, Beftierer des Geheelals! Opperfte Rcgeerer van alle Koningryken en GemeenebeS* ten, van alle Staaten deezer Weereld! naderen wy thands met onze nederige fmeekingen en Gebeden. Wy, Inwooners van Nederland, die in ons geluk en welvaart verhinderd, in onze rust en veiligheid geftoord worden, en met eenen onregtvaardigen Oorlog zyn aangevallen , door eenen trotfchen, onbillykcn en onhandelbaaren Vyatid* die zyn beftaan als een vry, onafhanA ge-  £2 Voorgebed. gelyk en magtig volk, voor een zeer groot gedeelte zo niet eeniglyk , naast U , aan onze Voorouderen verfchuldigd is; doch wiens geweldaadigheden jegens ons altyd zeer menigvuldig en fchreeuwende geweest zyn, enthands meer dan ooit onverdraagelyk zyn geworden; die het geluk van alle Volkeren der Aarde, en vooral het welzyn van Nederland, fteeds aan zyne eigen belangzoekende en heerschzugtige oogmerken tragt op te offeren! Wy, ö God des Hemels en der Aarde! Alweetend Regter deezer Weereld! zyn tot U genaderd, om uwen Zegen en Byftand, welken wy altyd behoeven, en waar buiten wy nimmer kunnen, vooral in deezen kommerlyken tyd, in deezen hagchelyken toeftand onzes Vaderlands, van Uaf te fmeeken. Verhoor dan, goedgunftig Verhoorer van alle redelyke beden! de verzugtingen en fmeekingen, die het beste deel van Neerlands Inwooneren, op deezen dag of andere dagen, vólgens het godvrugtig bevel hunner Hooge Overheid, op een buiténgewoonen tyd en plegtige wyze, met ftaakinge van allen arbeid en weereldfche belangen, daartoe byzonderlyk in hunne Bedehuizen vergaderd, aan U voordraagen. Deeze Gebeden worden tot U, alweetend Kenner der harten ! uit een waare zugt voor het  Foorgebed. 3 het welvaaren en behoud van ons dierbaar Vaderland uitgeftort, in eene ootmoedige erkentenisfe van onze afhangelykheid, en in een diep gevoel van. onze behoeften. Verhoor het gebed, dat wy in dit uure tot U opzenden. Zegen daartoe de korte aan* fpmak van hem, die ons daartoe, uit uwen naam , op bevel der Overheid, zal opwekken en voorgaan; die ons leeren zal, dat wy als Christenen en Inwooners van Nederland, kunnen en mogen, moeten en behooren te bidden om uwen Zegen en Byftand over de regtvaardige Wapenen van den Staat, uit noodzaake opgevat ter verdediginge en befcherminge van Haardfteden en Altaaren: die ons zal leeren, hoe en wat wy bidden, en vooral wat wy van onzen kant doen en betragten moeten, willen wy anderszins mee grond hopen en vertrouwen, dat Gy onze gebeden, om de Wapenen van den Staat alleszins voorfpoedig en gelukkig te maaken, zult verhooren. Och! of wy met alle onze Medeburgeren ons waardig mogten maaken, dat deeze oorlog eerlang met een eerlyken, welverzekerden en duurzaamen Vrede verwisfeld wierdt; dat onze rust, veiligheid en welvaart in't vervolg nimmer afgebroken wierden , maar wy fteeds, alle uwe Gebodenbetragtende,hier in alle onze onderneeA 2 min»  4 Voorgebed. mingen uwen Zegen en byftand mogten erlangen, en namaals deel ontvangen aan uwe rust, waartegen geenVyand iets zal vermogen. Eert zegen en rust, vrede en zaligheid, die wy 'alleen van U bidden, en van uwe menschlievende Barmhartigheid verwagten, om Christus Jefus, uwen Zoons wille! Amen! EER-  EERSTE BEDESTOND, MOGEN DE CHRISTEN INWOONERS VAN NEDERLAND BIDDEN OM DEN GODLYKEN ZEGEN OVER DE WAPENEN VAN HUN VADERLAND? 0 F GESCHIEDKUNDIG BEWYS VAN DE WETTIGHEID EN REGTVAARDIGHEID VAN ONZEN TEGEN W 00 E.DIGEN OORLOG TEGEN ENGELAND. Psalm xLiv. 2. O God! wy hebben het met onze ooren gehoord, onze Vaders hebben het ons verhaald. «— C3P net uitdrukkelyk bevel onzer Hooge Overheid, de godvmgtige Regeerers van ons Vaderland (*), zyn wy thands op een buitenge. (*; Men geeft aan Vorsten en Overheden niet zelden den naam van Vaders, terwyl men de Burgers en Ingezetenen hunne Kinderen noemt. Mogelyk zouda A 3 ie'  6 Eerjïe Bedeflond. Reisvaardigheid van woonen tyd en wyze, hier ter plaatfe , ïn den raam van den God des Hemels en der Aarde, vergaderd; en wel uit Hoogscderzelver ovërtuiginge van de pligtlyke noodzaaklykheid, om in de tegenwoordige tydsomftandigheden., den Godlyken Zegen en Byftand over de regtvaardige .Wapenen van den Staat tegen den Vyand af te fmeeken. Maar zullen wy ons naar behooren van deezen pligt kwyten; zullen wy, volgens dit bevel, om den Godlyken zegen over de Wapenen van ons Vaderland bidden met al dien yver, ernst en vuurige liefde, welken het gewigt der zaa- iemant deez' benaaming van Vaders hier verwagten en gevoegelyk oordeelen; maar zy fchynt my meer ui: vleizugt voortgekomen , dan op juiste denkbeelden eener vrye Regeeringe van een vry Gemeenebest gegrond- te zyn—Het denkbeeld van Vader, hoe beminnelyk men het maaken moge, fiuit altoos een Magt en een Gezag in over zyne Kinderen, waarin hy van hun onafbangelyk is, welken hy noch van hun gekreegen heeft, noch waarvan hy aan hun rekenfchap veipligt is te geeven; tgrwyl zyne Kinderen hem zonder onderzoek moeten gehoorzaamen. Burgers in een Gemeenebest zyn den ftaat der Kindsheid ontwasfen ; zy zyn meerdei jaarige zoonen, verftandige en rede'yke menfchen > Broeders der gewen, aan weiken zy de Regeering hebben roevertrouwd, die niet uit dwang maar uit overtuiging gehoor^ zaainen.  omen Oorlog tegen Engeland. 7 zaake, de welvaart van ons lieve Vaderland van ons vordert , en die de overtuiging van de Regtvaardigheid onzer wapenen ons kan inboezemen ; dan is het ten uiterften noodzaaklyk, dat wy vooraf onderzoeken : Of een Christen Imvooner van Nederland, God om zynen zegen en byftand over de zvapenen van den Staat kan en mag bidden : en dat wy om insgelyks van de wettigheid en regtvaardigheid van onzen tegenwoordigen Oorlog tegen Engeland, en van de billykheid onzer goede zaake, die tegen den Vyand verdeedigd wordt, en nkt dan met geweld verdedigd kan worden, volkomen en ten fterkften, uit de gelchiedenisfen onzes Vaderlands , overtuigen: terwyl wy hier als een beweezen waarheid aanneemen, dat de zelfsver. dediging of het gebruik van Wapenen, zo als die van onzen tegenwoordigen Oorlog, volgens het Regt der Natuure, de gezonde Reden en de Zedenleere des Euangeliums, niet alleen geoorloofd is, maar zelfs een onvermydelyk gedeelte van onzen pligt, als Menfchenen als Christenen uitmaakt. Vreest niet, myne waarde Medeburgers, dat de zaak by dit onderzoek iets verliezen zal» of dat ons hoog gevoel van eerbied en hoogagtinge voor de Hooge Overheid deezer Landen A 4 «»  8 Eerfle Bedeflond. Regtvaardigheid van en voor haare Wysheid, Omzigtigheid en Regtvaardigheid daardoor zal verminderd worden.— Integendeel heb ik dit onderzoek alleenlyk opgefteld, en ben thands voorneemens het uit te lpreeken,met dit eenigst oogmerk, om U, die minder in 's Lands Gefchiedenjsfen ervaaren zyt, en minder tyd en gelegenheid hebt om de oude Gefchiedenisfen te kennen, en van de tegenwoordige toedragt van zaaken onderrigt te worden , daarvan een klein en kort berigt te geeven, en uwen eerbied voor de Hooge Overheid deezer landen en haar goed en omzigtig bellier, en uwe gehoorzaamheid aan haare wyze en regtvaardige wetten, is 't noodig en zo veel mogelyk, op te wekken en te bevestigen, te vermeerderen en te volmaaken. •> Te meer heb ik tot dit onderzoek beflooten, omdat ieder Burger van den Staat, als een ondeelbaar Lid van het gantfche Lighaam , deel heeft aan de daaden en bedryven van het Algemeen, maar byzonderlyk en vooral aan die, welken door de Hooge Overheid des Lands, als uit hunnen naam, ter uitvoer gebragt worden; zo dat zy allen in het gemeen, en een ieder in het byzonder, voor God en hun geweeten verantvvoordelyk zyn vóór alle zodanige bedryven der Overheid , en aan wier gevoigen; zy ook meer  onzen Oorlog tegen Engeland. 3 sneer of min regtftreeks of van ter zydedeelen; dewyl de noodzaaklyk kwaade gevolgen van verkeerde maatregelen, vooral van de zulken, die zy door hunnen invloed hadden kunnen voorkomen en verhoeden, doch waartegen zy zig niet op een wettige wyze verklaard hebben, aan hun zo wel als aan de Regeeringe geweeten zullen worden, en met regt te wy ten zyn. Dus is, by voorbeeld, ieder Burger van een Staat, die een onregtvaardigen Oorlog vsert, 'welken hy d;>or zyn gedrag goedkeurt,of waartegen hy zig op een iveitige wyze niet verklaart, deelgenoot en fchuldig aan, en verantwoordelyk, zo wel als de Regeering; voor al dat onfchuldig 'vergobten bloed, dat in dien onregtvaariigen oorlog geftort wordt: doch aar. den anderen kant hy door zyn ftil gedrag, gehoorzaamheid as • de wetten des Lands, gewillig opbrengen da1 'lasten, door zyn bidden om den Godlyken Zegen over de wapenen van eenen regtvaar. oorlog, en door alle andere pligten , in dien tyd aan zyn Vaderland en Medeburgeren 'fchuldig, te betragten; door dit alles, zegge ik, is hy een der tweede oorzaaken en werktuigen van den Godlyken Zegen over dien oorlog; en aan hem is voor een zeker gedeelte toe te fchryven, dat dezelve met een eerlyken, welverzekerden. A 5 en  ro Eerjis Bidi[tmi. Regtvardigheid vati en duurzaamen Vrede verwisfeld wordt doordien God, die de zaaken van 't gantsch Heelal befliert, voor wien de boosheden niet belraan kunnen , en die geene onderdrukkingen kan gedoogen. Dat ons Vaderland zig in het laatfte geval bevindt, zal en kan niet één eerlyk Nederlander ontkennen, noch daaraan twyfelen; vooral zy niet, die van de tegenwoordige toedragt van zaaken niet onkundig zyn, en wien de Regeeringswyze deezer Landen bekend is, alwaar omzigtige Wysheid doorgaans op den Throon zit, en Regtvaardigheid alle publieke zaaken beftiert. O m dit onderzoek niet verveelend en zo kort mogelyk te maaken, zullen we de oude Gefchiedenisfen maar even aanraaken, en daarvan niet meer zeggen , dan tot ons tegenwoordig oogmerk volftrekt noodzaaklyk is ; dewyl wy ons voornaamlyk zullen bepaalen by den tegenwoordigen tyd, als waarin wy het meest belang hebben, en waarvan ook alleen de befiisfinge deezer vraage afhangt. Want al toegedaan zynde, dat de Engelfchen, gelyk fommigen zeer valslyk en listig beweeren, ons in voorgaande tyden nooit kwaad en altyd goed gedaan hadden, en dat verbindtenisfen met hun in voorige tyden voor ons zeer voordeelig en noodzaaklyk  ónzen Oorlog tegen Engeland. it Iyk waren, deeze onwaarheid en valsheid voor een oogenblik toegedaan zynde , volgt daaruit geenszins , dat al wat de Engelfchen zedertvier, vyf of zes jaaren ten onzen opzigte gedaan hebben , geen kwaad maar goed geweest is, en dat wy alle hunne knevelaryen, plunderingen, beroovingen,verbondbreuken en dergelyke ontmenschte gruuwelen meer,als blyken hunnerliefde en vriendfchap voor Nederland moeten aanneemen ,en hunne overweldigingen geduldig verdraagen, even als of zy door ons gedrag daartoe gewettigd waren- Integendeel volgt daaruit regtflreeks, dat onzege. voeligheid over allen dien geleeden hoon en die fmaad, fchaade en verlies, zeer billykis, en dat de wapenen van onzen Staat, die opgevat zyn ter handhaavinge van alle onze vryheden en voorregten, ter verde.diginge onzer eigendommen en bezittingen, ter reddinge en herftellinge van de gefchonden eer der Nederlanden, en ter beteugelinge van eenen woesten , plunderenden en vernielenden vyand, en om eenen eigenbelangzugtigen Verbondbreeker tot reden en billykheid ie brengen, dat zodanige Wapenen daartoe opgevat, ter verkryginge van eenen fpoedigen, eerlyken, welverzekerden en duurzaamen vrede, allerregtvaardigst zyn. — Maar ter zaake. Toen onze Voorvaderen voor 200 jaaren zig verzetteden tegen de geweldenaaryen, wreed- he-  12, Eerjïe Bedejlond. Regtvaardightid van lieden en onderdrukkingen der Spaanfche Regeeringe, en her juk der dienstbaarheid en flaa.vernye van hunne vrye halzen fchooven , was die Regeering, alomme by alie andere Mogendheden gehaat zo wel als gevreesd , dewyl zy de magtigite was van ganrsch Europa , her welk door haar met eene algémeene alleenheerfchingé der Spaanfche dwinglandye bedreigd werdt. Deü opftand der Nederlanden tegen Flips den II Graaf en Heer dezer Landen en Koning van Spanje, zagen zy derhalven met genoegen en goedkeuringe aan; niet zo zeer om dat zy de daad als daad zelve goedkeurden en preezen \ want zy zeiven waren in hunne Landen veelal de onderdrukkers hunner eigen Medeburgeren, maar omdat daardoor hunne vrees voor dien magtigen Vorst natuurlyk werd verminderd, en zy indedaad ook niets te vreezen hadden, zo lang deeze Geweldenaar werks genoeg hadde, om een moedig, fterk, vermogend, onderneemend en taai geduldig Volk , dat zyne ontwerpen nimmer vaaren laat, te beoorloogen. Van deneerften beginne af aan, vonden daarom onze Vaderen hulp en byftand by alle Vorsten en Mogendheden van Europa,en naderhand by alle de Magten der gantfche Aarde. Hierdoor kon men gantfche Legers werven in Duitschland, en hierdoor zondt de Koning van Vrankryk ons on<  onzen Oorlog tegen Engeland. 13 onderftanden in Volk beide" en in geld, om dat het byzonder belang van zyn Ryk vorderde'; dat de Nederlandfche Koophandel meer en meer aanwies en bloeide. Gantsch anders was het gefield met Engeland, wiens algemeen belang insgelyks de vernedering der Spaanfche Magt wel vorderde, maar daar de byzondere belangens van Koophandel en Zeevaart geen Mededingers gedoogden,en daaromons befiaan als eeuvry, onafhangelyk, nyverig, werkzaam en ondernemend volk niet dulden konden, maar vernietigd eischte. .Men zondt ons van daar ook wel onderfiand in volk en geld, maar niet zonder daarvoor tot pand der minne, in beflag en onder eigen bezetting te neemen de fleutels van Holland , Brielle naamlyk, Vlisfingen en Rammmekens. — Het ons toegezonden Krygs volk . werdt door de doorfleependfte Vorstin van haaren tyd,Koninginne Elizabeth , welke de geveinsdheid zelve was, gefield onder het bewind van haaren Lieveling, denfnoodften Huichelaar, den Hertog van Leicester, wiens voornaamfte Onderbevelhebbers de plaatfen aan hun toebetrouwd, aan den verklaarden Vyand des Lands verkogten en overgaven. D e geheime oogmerken zyner zendinge waren om het Land en deszelfs inwendige gefleldheidte verfpieden, zig in alle vergaderingen in te  14 Eerjle Bedeftond. Regtvaardigheid van te dringen, het gantfche Land met verdeeidhe. den en oneenigheden op re vullen, en zig van de voornaamfte zynertegenftanderen, dat is, van de braaffte verdedigers der Vaderlandfche Vryheid , meester te maaken, en alzo alles te overmeesteren, en dit ons Vaderland als een Wingewest der Engelfche Kroone aan de magt en de heerfchappye zyner Vorstinne te onderwerpen. Van deezen geheimen last kweet Leicester zig meesterlyk, en zoude daarin zekerlyk, zelfs boven verwagtinge, geflaagd zyn, had niet de Godlyke Voorzienigheid door's Lands Ad vokaat, den onfterflyken Oldenbarneveld, daarvoor gewaakt , alle zyne aanflagen verydeld, en dus het Land uit zyne grootfte gevaaren gered. N a den fchandelyken aftogt van deezenLeices* ter was Koningin Elizabeth wel genoodzaakt, om welfhanshalven den fchyn te behouden van ons te begunftigen en te helpen; doch welke huipen onderftand voor de Engelfchen ruim zo voordeelig was dan voor ons Vaderland, om dat zy zelveu oorlog tegen Spanje voerden, en door die hulp hoe gering ook, het Tooneel des Oorlogs en deszelfs verwoestingen buiten hun Eiland floo. ten en elders overbragten. Deeze hulp was minder voordeelig en aangenaam aan onze braave en vryheid minnende Voorvaderen, om dat deez' trotfche Vorstin hun by  onzen Oorlog tegen Engeland. 1$ by alle gelegenheden hunne afhangelykheid op eene vernederende wyze deedt gevoelen, en zeer gebelgd was, wanneer men haar in gewig, tige zaaken niet raadpleegde. De Hulpbenden die men ons van daar toegezonden hadt, waren nimmer voltallig, en men riep ze zeer ontydig voor ons opkomend Gemeenebest te rug, wanneer men ze hier het meest behoefde. Zo menige maaien 'er iets tegen den zin en het genoe, gen, zonder voorafgaande kennisfe en goedkeu» ringe , deezer looze en veranderlyke Vorstinne jn ons Vaderland gebeurde, eischte zy de uit. gefchooten gelden te rug, en dreigde den Staat even dikwyls met eenen afzonderlyken vrede met den algemeenen vyand ; door welk veranderlyk gedrag aan de goede zaake niet weinig nadeels werdt berokkend, terwyldeEngelfche Kaapers, door hunne, zo'tfchynt aangebooren, zugt tot rooven en plunderen, de Nederlandfche Koop. vaardy meer ontrusteden en benadeelden, dan de Vyand zelve (*) Dit (**) Men zie hierover Terder na de Nederl. Jaarb. en Cefchied. van H de Groot; Annal. Lib. JU. tri initio; Lib. VI ad fin : Lib. V. pasftm , prcecipüe adannum 1587. pag. 143 £f 147- Hist. Lib. II. p. 232, Lib. IV. P.312& p. S23. Lib. V. pag. 370. Lib. VII. pag. 451. & 456. Lib. VII!. pag. 542. Voyez ausfi Tableau de l'Histoire Gen.det frovincts-unies par A. M. Csrisi£« Toe. IV.  if> Eer ft e Bedeftond. Regtvaardigheidvan Dit voorbeeld volgde haar Opvolger, Jakobus de Eerste, in fchyn onze vriend, maar die alle poogingen aanwendde, om in ons Vaderland allerleie en menigvuldige verdeeldheden te zaaijen (*). Hy liet, gelyk Elizabeth , het geenszins blyven by bedreigingen tot eenen afzonderlyken Vrede met den gemeenen Vyand, maar ging dien, buiten noodzaake, aan; waardoor de last des Oorlogs tegen Spanje, zonder de minfte onderfteuning van Engeland , alleen kwam op de fchouderen van Nederland (f). Eindelyk om de befchryvinge van de gamscfo niet (*) Hoe meesterlyk Jakobus in deeze zyne oogmerken gedaagd zy, behoeft hier niet breedvoerig aangetoond te worden. Zyn invloed op de Historie van Vorjlius, op de gefchillen tusfchai de Remonjlranten en Contrarémonflranten, op de Handelingen van het Synode vanDordregt,op deRegtspleeginge van Oldenbarneveld en de Groot en op andere gebeurtenisfen van dien tyd, is zelfs aanminkundigen in onze Vaderlandfche Gefchiedenisfen overbekend. (f) Zodra Jacobus tot de Regeering kwam, verboodt hy aan zyne Onderdaanen de Kaapvaart tegen de Onderdaanen van Spanje. Een jaar daarna floot hy een afzonderlyken Vrede met Spanje niet alleen tegen het belang van Nederland, maar ook tegen het oordeel van 2yn eigen Rsad en het belang van zyn eigen Volk. Wel is waar; ó&tHendrik IV van Vrankryk in't jaar 1597, o^k een afzonderlyken Vrede met Spanje had aangegaan: lifaaf  onzen Oorlog tegen Engeland. l? niet gunftige Regeetinge van deezen Vorstvoor ons Vaderland te voltooijen, het was Jakobus de maar de elendige (laat, waarin Vrankryk zo door de burger als buitenlandfche oorlogen vervallen was, maakte dit volftrekt noodzaaklyk. Daarenboven waren de vooiwaarden van dien Vrede tusfchen Spanje en Vrankryk voor ons niet nadeelig, of altbands veel minder dan die tusfchen Spanje en Engeland naderhand in 1604 geflooten werdi; en Vrankryk volhardde om ons zeer aaninerkelyke onderHanden in Geld te zenden, terwyl Koning Hendrik vergunde, om zyne beste Manfchap in onzen dienst over teneemen. Vid. Grotïi Hut. Lib. VI. p. 428. Lü. VII. p. 452 l6S8. in KI. 80. De voorwaarden van den Vrede tusfchen Jakobus I.en Flips III. waren voor ons zeer ongunstig. Onder anderen verbonden de twee Koningen zig, dat de een aan de vyanden of .ribslleerende onderdaanen van den ander geene hoegenaamde onderbanden geeven zoude. De Engelfche Koning beloofde, dat hy den Vereënigdeh Nederlanderen zekeren tyd zoude Hellen, om binnen denzelven Vrede te maaken met den Aartshertog, en dat, indien zy in gebreke bleeven, hy met hunne verpande Steden handelen zoude , 20 als hem goedd^gt. Ook verbondt hy zig, dat zyne Militie aan Nederland de minfte hulpen byftand niet zoude verkenen, en dat zyne onderdaanen niet zouden vermogen eenige Sche. pen of Koopmanfchappen van Inwooners in Holland of Zeeland in Spanje te brengen. Eindelyk beloofden zy beiden, om van alle verbintenisfen' en verbonden met andere Volken , die tegen dit verbond ftreeden, af te. zien. Vid. Grotïi Hist. Lib. XIII. p. 647- & Ckrï • ier T, IV. p3g. SIS- B  i8 Eerjle Bedeftond. Regtvaardigheid van de Serfte, die den eerden en voornaamftén grond gelegd heeft tot de berugte Navigatie-a&evan Crmwel, dat is, tot den bedoelden ondergang BH verderf van den Koophandel, de Zeevaardy en het welvaaren van Nederland- (*) Niet gunffiger was de Regeerihg van Karel L. voor deeze Lnnden. De oorlog met Spanje , waarroe zyn Vader zig door & romaneske vryaadje van den zoon , en door deszelfs onbezonnen gedrag aan het hof van Madrid, cn zyn fpoedig en onverwagt vertrek van daar, genoodzaakt vondt,1 in het jaar, 1629 geëindigd' hebbendé, begunftigde hy dén Spanjaarden zodanig, dat xïeezeriEngelfcheSchepen tot het overvoeren hunner Krygsmagt naar en tegen de Nederlanden gebruikten ; hy verleende hunne g;;mfche Zeeroagt niet alleen fchuilplaats in zyne havens, maar verbood ook den Neuerlanderen om eenige VyandJykhedcn op zyne kusten en in zyne wateren tegen de Spanjaarden te pleegen; heb- (*) Voyez Recherches fur Ie Commerce; Amfterdara chez Mare. Michiel Rey, 1779. Tom. II. p[eai. Part. p. 14* I>k alleruitrquntendst werk is niet genoeg bekend in ons Vaderland. Het verdient in ieders handen te zyn. Het byzonderst genoegen, waarmede wy dit ftuk geleezen hebben, doet ons met ongeduld naar de volgende ftukken verlangen.  onzen Oorlog tegen Engeland. ' 19 hebbende zelfs de Engelfche Admiraal bevel vanzynen Koning, om zig ter verdediginge der Spaanfche tegen de Hollandfche vloot by de eerftete voegen, en die op alle mogelyke wyze te«en de Nederlanders te befchermen (*> ö Ver- (*) Het zal niet geheel ongevoegelyk zyn, hier.één (taaltje, uit een grooten voorraad, op te geeven van den moed en de werkzaamheid onzer Natie , in de voorgaande eeuwe. I N H begin van 't jaar 1639 werdt de Admiraal Tromp met elf Schepen ter Kruistogt gezonden op de. hoogte van Duinkerken. Een vyandlyke vloot uit die Haven', vinder. t/enSchepen van oorlog enin'eFregatten,zevenSchepen met Scheepsmateriaalen na Spanje geleidende, werdt door de geringer Nederlandfche Magt'aangevallen; twee.Schepen werden daarvan veroverd, en de overigen zeer ontredderd in de haven van Duinkerken te rug gejaagd. —Door de geheime correspondenten aan de Hoven van Madrid en liiusfel wist men, dat 'er in den Zomer van dat. zelfde jaar een magtige Spaanfche Vloot in Duins zoude komen, om zig daar met-eene andere uit Duinkerken te verêenigen. Tromp werdt. tegen dezelve, groot 6j Schepen, met maar 13 onder zyn bevel afgezonden. Hy ontmoette dezelve, leverde flag, nam twee Schepen havende de vyandelyke Vloot deerlyk en joeg ze in Duins. Den volgenden dag werdt hy door 17 andere Schepen verfterkt, met welke 30 Schepen hy den Vy. an*ruim een maand lang in Duins geblokkeerd hielde. Ondertusfchen werdt 'er in 't Vaderland met allen fpoeé tot hst verder verfterken zyner Vloote gearbeid, zo dat B 2 d*"  2o E etfi e £uejfct:d. Rt-gtvoardigbtii van Vervolgens zynwy, zeer kort na bet eindigen van den.tagtigjaarigen Spaanfclien Kryg, in den nadeeligften oorlog, dien wy ooit voerden, ingewikkeld tegen het Volk van Engeland zelve, alleenlyk of voornaamlyk om het huis van den Engelfchen Koning tegen den Befchermer des Volks en des Ryks (Prote&or'), Cromwel, te willen verdedigt n en handhaaven. Ook hy, door zyne wraakzugt daartoe aangefpoord, mun te het voornaamlyk tegen den Nederlandichen Koopl andel en Zeevaart, doch waarin hy uiet flaagde, zonder z>n eigen Vaderland byna evenveel te benadeelen. (*) Het dezelve binnen één Maand tyds byna 100 zeilen groot was. Met deeze viel by op des Vyands vloot in, nam, verbrandde of boorde dezelve in den grond, zo datmaar 7 of 8 Spaanfche Schepen het geluk hadden van het gevaar te ontkomen. Ast tempora mutantür', (*) Enöeland ondervondt welhaast de fchaadelyke gevolgen van de bekende Navigatie-aüe. Het volk, uitgelokt doordegroote enfpoedige winden der Koopvaardy, verliet den Akkerbouw, dien men reeds in 't jaar 1689 door het uitlooven van premiën moest aanmoedigen. Voyez Recb.fur Ie Comm. u. f. p. 144. Di ontvolking van dat Ryk, door de menigvuldige verhuizingen zedert na Amerika, en door den tegenwoordigen rerderflyken oorlog, zal de Kroon en 't Parlement wel noodzaaken , om deeze Aüe zo niet in te trekken, ten minften buiten kragt te Hellen.  onzen Oorlog tegen Engeland. ai Het grootfte monster van Ondankbaarheid, Karei de Tweede, welke in zyne ballingfchap menigvuldige diensten en een gul Hollandsch onthaal in Nederland, op kosten van den Staat» genooten hadt, en die ook gedeeltelyk door Nederlands geld en hulp op den Troon zyner Vaderen heritcld was, vergoldt kort daarna alle deeze weldaaden, met eenen oorlog, die egter zeer ter zyner fchande en onzer eere afliep. — Hy alleen was, door zyn ongebonden leeven, naderhand oorzaak, dat het drievoudig verbond tusfchen Engeland , Zvveeden en onzen Staat tegen Vrankryk kragt- en nutloos wierdt niet alleen, maar ook dat de Franfchen in den jaare 1672, by welken Karei zig voegde, zo veele overwinningen hier te Lande behaalden, zelfs tot op deeze plaats doordrongen, en hier en in het nabuurig Bodegraaven, alles te vuur en te zwaard verwoesteden. O Wil- (*) Welke oorzaaken verder hebben medegewerkt van den kant onzer eigen Militie en derzelver verrigtingenin dien tyd, waardoor de Franfchen tot deezen inval in Zwademburgerdam of Zwammerdam en Bodegraaven zeer gemaklyk gelegendheid hadden, kan men zien uit het Hiftoriscb Verbaal van 't gebeurde in en omtrent H'oer. den in de jaaren 1672 en 1673 van den naauwkeurigen cn onpartydigen Heere Be«.n Costbkus. Zie by. zonderlyk bl. 197 en volg. B 3  22 Eer/Ie Bedeflohd-. Regtvaardigheid van Willem de derde, gehuuwd aan een Dogter van Jakobus II. werd door zyne Heerschzugt vervoerd, om deel te neemen in de onee" nigheden en twisten van Engeland, en zig tegen zynen Schoonvader te verklaaren, op wiens Troon hy zig plaatste door eene omwenteling in dat Ryk, door hem zei ven zo niet begonnen, ten minden begunstigd,aangemoedigd en onderfteund. Hiertoe gebruikte hy de magt en het geld, de fchepen en het volk van oorlog van JNTederland; waarvan het onvermydelyk gevolg was een oorlog met Vrankryk, alleen om de belangen van Engeland. Naderhand wikkelde hy ons in alle de heerschzugtige oogmerken van zyn Volk van Engeland, en fieepte ons in den Spaanfchen Succesfie-oorlog-, waarin wy geen belang altoos hadden. Zyne opvolgeres, Koninginne Anna, verliet het Leger en de Party derBondgenooten, juist toen de oorlog voor ons voor. deelig begon te worden, maakte een afzonderlyken vrede met den algemeenen vyand, zodat wy een nieuwen Franfchen Oorlog voerden, alleen uit toegeevendheid en infchikkelykheid voor Engeland; by welken oorlog wy geen het minde voordeel hadden, maar die>ons [onnoemelyke fchatten gekost heeft, als die voornaamlyk voor Hollandsch geld gevoerd werdt. Ein.  on&n Oorlog tegen Engeland. 23 Eindelyk werden de Nederlanden nogmaals, voor omtrent 40 jaaren, door onze Engelfche vrienden in eenen Franfchen oorlog gelleept, waarvan het geheugen by veelen onzer ïydgenooten, die toen in wezen waren, nog leevendigis, waarom wy daarvan geen verdere melding zullen maaken. Dan ditzelfde was naderhand, maar weinige jaaren laater, wederom hun toeleg ; doch welke hun mislukte; zo wel als tegenwoordig; maar waaruit eindelyk van den kant der Engelfchen een algeheele Bond- en Vredebreuk en een alleronregtvaardigfte oorlog is gevolgd; waarvan dit volgende een kort verhaal is. Nadat de Engelfchen door vericheiden drukkende wetten en zwaare lasten beproefd hadden ,, hoeverre zy hunne Volkplantingen in Noord-Amerika onder hunne dwingelandy en volflrekte Oppermagt konden doen bukken, en haar te vergeefs op ailerleie vvyzen gekweld en bekneveld hadden , volgden deezen eindelyk het moedig en gelukkig, geflaagde voorbeeld onzer Vaderen, door het juk der dienstbaarheid van hunne vrye halzen te fchuiven, en beilooten een onafhangelyk, op zig ze!ven llaande» Volk te zyn ,>dat volgens zyne eigene wetten door zelfs gekoozen Regenten beftierd zoude worden. Hlsroi' beiloot men in Engeland de braave B 4 Atne-  34 Eer fit Uedeflond, Regtvaardigheid van Amerikaanen metgeweld onder het juk der Dienst baarheid, of zo men het noemde wederom tot gehoorzaamheid te brengen; en geweldige Vloo^n en magtige Legers werden tegen hen afgezonden. D e Franfchen onderfteunden, eerst heimelyk en naderhand openlyk, de Amerikaanen in hun. ne vryheidlievende poogingen tegen de onderdrukkingen der Engelfchen.Eenehulpenonderfland,diegedeekelykook uirbyzonderen volkshaat en wraakzugt over geledeu ongelyken tegen Engeland voortfproot, als welk volk thands even onverdraagelyk trotsch en heerschzugtig geworden, en reeds lange geweest was, als eertyds de Koning van Spanje. In deezen toeftand van zaaken wilde Engeland wederom, gelyk men voorheen altoos gedaan had , deeze Nederlanden in zyne twis» ten, oneenigheden en oorlogen inwikkelen, en eischte daarom onder anderen zekere volgens verbonden onderling beloofde hulp en byfhnd, doch welke hun in geenen deele in dit geval toekwam, niet alleen volgens het, hoog wya en verlicht oordeel onzer Hooge Overheid, die fteeds naar alle regelen van billyke onzydigheid handelt, maar zelfs volgens het eenpaarig gevoelen van alle menfchen, zo binnen als buiten ons Vaderland, welken door geene Engelfehe liefde verblind en vooringenomen waren. Dan  onzen Oorlog tegen Engeland- 25 Dan deeze, hoewel allerbillykfte, weigering, en die op de vriendelykde en infchikkelykfte wyze te kennen werdt gegeven, verbitterde ^ zeerteonregt, hunne trotschheid en heerschzugt dermaate, dat zy beilooten zig op eeneandere, zeer gevoelige en zeer geweldige wyze te wreeken. Zy, fteeds gewoon de Zeeën , waarop alle Volken een even gelyk en natuurlyk. regt hebben, als hun byzonder eigendom te befchouwen (*), begonnen volgens hunne oude gewoonte , deeze wateren onveilig te maakenonderzogten en plunderden de Nederlandfche Schepen-, beroofden de Zeelieden van hunne byzondere goederen en klederen, en bragten zeer veele Schepen in hunne roofzieke havens op, dezelven of hunne laadingen voor goeden prysverklaarende, of daar voor alleenlyk naar hun welgevallen betaalende; onaangezien het regt der Volken en de heiligde verbonden voor ons fpraken, en ons een vrye en onbelemmerde vaart toezeiden. Deeze plunderingen, geweldenaaryen en fchendingen der heiligde Regten , Wetten en Verbonden, werden door het volk met alle magt doorsezet, door den Vorst befchermd, en door zyne (») Zie hiervan een voorbeeld, om 'er niet meer op te noemen by C e ris ie b Tom. IV. p. 185 fa'lV« B 5  25 Eerfte Bedeflond. Regtvaardigheid van ne Staatsdienaaren verdeedigd; terwyl de Engelfche Afgezant by deezen Staat niet naliet, byna dagelyks onzen Scuverain te verzekeren van de vriendfchap, de Helde, de genegenheid cii de vredelievendheid zyns Meesters, den Koning van Engeland; uit welken famenloop wy klaarlyk zien kunnen, waarineigenlykde vriendfchap der Engelfchen altyd beftaan nebbe en altyd beftaan zal, te weeten in ons te plunderen en uit te zuigen. De ernftigfte vertoogen tegen deeze gruwelen van roofzugt, knevelarye, geweld en verbondbreeken, het waarlyk vredelievend gedrag en de uitgeftrektfte toegeeflykheid en infchikkelykheid van onzen Staat, vermogten niets tegen dit alles by dit eigenbaatig volk en deszelfs onregtvaardige Regeeringe. Maar haare verregaande en alles overheerfchende dwingelandy ,haare fchaamtelooze en tergende heerschzugt gjngen zo verre, dat zy onder anderen van onzen Staat vorderde den afftand van eenen der voordeeligfte takken van Nederlands Koophandel en Zeevaart, het vervoeren naamlyk van Scheepstimmerhout en andereScheepsnoodwendig. heden, naar de havens der Vyanden van Engeland. Het behaagde der Hooge Overheden onzes Vaderlands aan deezen eisch te voldoen; die liever eene ongeregtigheid dulden wilden, en die be-  onzen Oorlog tegen Engeland. 27 begreepen, dat het beter en veiliger was voor de rust en den vrede deezer Republiek iets toe te geeven, en eenig nadeel voor Land,en veele Ingezetenen tegedoogen, dan het uiterfte te waagen; hoe zeer het Regt der Volken en de onderlinge verbonden, waarvan Engeland in vroegere jaarsn alle de voordeden genooten had, deeze vaart aan onze Medeburgeren vergunden. (*) Deeze toegeeflykheid van onzen Staat verbaasde zelfs de Engelfchen ten fterkfteu 5 want deezen eisch hadden zy niet gedaan , in verwagtiage van daarin te flaagen, maar op hoop dat (*) Hiermede bedoele ik geenszins het gedrag af te keuren van die braav.e en agtingswaardige Regenten van Friesland en andere Leden van Nederlands Souverains Regeeringe, die tegen de bepaalde Convooijen geprotesteerd of ge&dvifeerd hebben, integendeel befchouwe ik die Voorftanders en belanglooze Verdedigers van deregten, vryhedenen bezittingen van de .vrye Burgers des vryèn Nederlands, dit bun gedrag en hunne andere ver. rigtingen,als Leden van den Staat, met die dankbaare hoogagting en eerbied, welken zy voor deezen hunnen yver, zorg en waakzaamheid waardig zyn'; maar die zy byzonderlyk verdienen, omdat wy de wederherleovende ftraalen van Neêrlands voege en byna verdorven Vryheid voornaamlyk aan hun licht .te danken hebben. — Myn oogmerk in dit verhaal was alleen om een algemeen verflag van het gebeurde te geeven, waarom ik hier ia geene by zonderheden.treeden kon.  a3 Eerjie Bedeftond. Regtvaardigheid van dat de Staaten eindelyk hunner heerschzugt en * tergingen zouden moede worden;, hunnen onregtvaardigen eisch afflaan, en een openbaaren oorlog tegen hen onderneemen. De Engelfche Staatsdienaars, reeds loerende op den INederlandfchen Roof, die het, zo zy waanden, hun niet misfen konde, werden door dit nieuw mislukken hunner geheime oogmerken als woedende, en bedagten ,in de volle maa* te hunner kwaadaardgheid , nieuwe middelen van tergende verongelykingen. In hun rooven, plunderen, opbrengen en verbeurd verklaaren van Scheepen en goederen gingen zy veel lter> ker te werk, maakten onze eigene kusten zo binnen als buiten Europa onveilig, bedreeven daarop allerleie vyandlykheden, en'fchonden eindelyk de Vlag van den Staat op de hoonendfte en grievendfte wyze, een Vloot Koopvaardyfchepen, hoezeer die naar het believen der Engel fchen gelaaden, en zy gedekt waren door eenige Scheepen van oorlog, in hunne Havens opbrengende, en ook daarmede naar hun goeddunken handelende. Ook deeze hoon en Ilnaad werden geleeden; deeze fchending onzer kusten en vlagge werd geduldig gedoogd en deeze overweldiging en door eerlooze en fchaamtelooze roofzugt toegebragte fchaade werd gedraagen door onze vredelie- ven-  onzen Oorlog tegen Engeland. 29 vende Hooge Magten, die fteeds hoopten, dat hunne ernftige vertoogen gehoor zouden ver- krygen: doch daaraan te voldoen was nimmer het oogmerk der Staatsdienaaren van den Engelfchen Koning. Want deezen eindelyk ziende, dat zy door hunne verkeerde en onftaatkundige handelwyze om de Amerikaanen door de Wapenen enmetgeweld te onder te brengen , dat gantfche Land voor altoos van de Engalfche Kroone affneeden, en dus hun Vaderland, Koning en Medeburgeren van onnoemlyke fchatten en jaarlykfche inkomften beroofden, waren reeds lange op andere middelen van geweld en onregtvaardigheid bedagt", om dit verlies op de eene of andere wyze te herftellen en te vergoeden. AAn dit oogmerk kon niet beter voldaan worden,dan door deBezittingen derNederlanderen in Oost- en West-Indien te overrompelen, te plunderen en als overwinningen des Oorlogs aan de Kroon en magt van Engeland te hegten. — Om het Volk van Engeland, 't welk door deezen ouverwagten ftap zelfs verbaasd en als van den donder getroffen zyn moest, 'twelk niet zoude noch kon nalaaten om deeze onregtvaardige handelwyze van hunnen Koning of zyne Staatsdienaaien met oude en getrouwe Bondgenooten af te Keuren en te veroordeelen; om dit volk den mond  3a Eerfle Bedeftond. Regtvaardigheid van mond te floppen, nam men tevens den flag onver» wagtwaar, wanneer veele Nederlandfche Koopvaardyfchepen op hunne te huis reize waren, en langs de kusten van Engeland vaafen moesten ; men gaf aan de Ingezetenen den vryen kaap op dezelven, waardóór een verbaazend getal van ongewapende Nederlandfche Schepen, die onverhoeds overvallen werden, en onrioemelyke fchatten in de roofzieke klaauwen der Engelfohen vervallen en voor goeden prys verklaard zyn : terwyl de Staatsdienaars, voor het openlyk aanzeggen van den oorlog,reeds zeekere maatregelen genomen, en bevelen gegeven hadden ter verovering en plundering van die buitenlandfche bezittingen in Oost- en West-Indien , alwaar voor de Onderdaanen van Engeland de meeste buit te haaien was, den Nederlanden de grootfte fchaadens konden toegebragt worden, en die op den duur de grootfte voordeden voor den Koning en het Volk van Engeland in het vervolg zouden 'opbrengen (*). ■ En welke gruu- we- (*) Het verbaasd my , dat in zo veele Staatkundige, fchriften,, als over den tegenwoordigen oorlog gefchreeven zyn, de waare beweegredenen van het Engelsen Minifterie niet beter zyn aangetoond. D e meesten, zo niet allen, zoeken den grond van den Engelfchen Oorlog in het toetreeden van onzen- Staat tot  onzen Oorlog tegen Engeland- 31 welen van vervvoestinge en wreedheid op St. Euftatius en ander buitenlandfche bezittingen, tot de Gewapende- Neutraliteit, fchoon daarvan in hunne Declaratie van Oorlog niet één'woord gerept worde; Maar de Engel feben kennen de vyfde fabel van -Pbédrus maar al te wel, als welken rol zy te dikwyls zeiven, nog in'deezen Oorlog, met onzen Staat gefpeèld hebben , door hun gedrag met andere Volken fteeds de waarheid van zyn gezegde bevestigende : dat min op verbonden met een magtiger nooit Jlaat kan maaken. Oók hadden zy hunne Maatregelen aan het Rusfiche Hof te zeker genomen, dan dat zy voor eenigen onderftand van dien kant aan Nederland behosfden te vreezen. De Gewapende Neutraliteit zou den Engelfchen veel meer voordeden aanbrengen, dan, hunnen Vyanden; 't was dus ncoit hun belang, oni dit ontwerp in rook te doen verdwynen. My is verhaald;, .(of het waar of verdigt is ben ik niet in Haat te beflisfen) dat onder de laatfte magtige Koopvaardyvlopt uit de. Zond geen vyftig EngelfcheSchepen waren, voerende.byna da gantfche Vloot Neutraale Vlaggen. 'Er is geen Natie, waarbymen zo ligtvaardig met den Eed orafpringt, als de Engelfche; en daar men dus beter onder een of ander neutraale Vlag kan vaaren: Het ware te wenfehen, dat de onze haar daar in nimmer zo raby was gekomen. — Ooi; was het 't Engelsch Minifterie niet te doen, om eenige Kaapers tegen de Nederlanders uit te rusten: hun oogmerk was, om hunne oude Vrienden in 't vervolg te bevryden voor allen gevaar, om in hunne Koopvaar.  32 Eerfie Bedeftond. Regtvaardigheid van gen welken men onverhoeds overvallen heefttzyn aangeregt , hoedanigen niet alleen tegen het regt Vaardy door eenige vyandelyke Kaapers ontrust te" worden , namelyk deor hen op eenmaal uit de Zeeën te verdryven, en hen de bronnen van hunnen Koophandel geheel te ontweldigen en die te vermeesteren. Hiertoe was men aldaar tydig genoeg bedagt, om zekeren fchyn van regtvaardigheid te houden, of om dien van onregtvaardigheid te vermyden, doeh met vooruitziet om des te zekerer in de beraamde veroveringen, onzer buitenlandfche Bezittingen en den bedoelden roof onzer Schepen te flaagen, door by tyds alle verbintenisfen tusfchen hen en ons op te heffen en buiten kragt te Hellen; even als of zy daartoe alleen, zonder toeftemminge der andere contraherende partye gewettigd waren.- en dus was men, naar hun meuw uitgevonden ftelfe! van Staatkunde én Zedenleere, niet gehouden aan die vroegtydige waarfchmiwingen en bepaalingen van tyd, zonder en binnen dewelken die party, welke den Oorlog aan de andere party verklaart, .geene vyandlykheden tegen de andere plagen mag. Dat deeze hunne geheime oogmerken voor het grootfte gedeelte mislukt zyn, hebben wy eeniglyk en alleen te danken aan de Beftieringe der Voorzienigheid , die eenen Lodewyk den XVI. eenen Hyder Ali en andere Mogendheden tot onze tegenwoordige Natuurlyke Vrienden en Bondgenooten verwekte, wier byzondere belangen niet dulden, dat de gemeene Vyand, door de Ver- o vei  onzen Oorlog ttgen Engeland 33 regt der Volken, de onderlinge verbonden % en de algemeene wetten van belchaafde Volken ftryden, maar waarover de barbaarfte Volken zelfs zig fchaamen zouden, is te zeer bekend, om de grievende gedagtenis daarvan tegenwoordig te verleevendigen. Ziet daar, myne Medeburgers! de oorzaken en redenen, waarom Engeland onzen Staat den Oorlog heeft aangedaan, naar waarheid^ voorgefteld! Ziet daar een eenvoudig, onpartydig, opregt en waaragtig verhaal van het gedrag der Engelfchen! Ziet daar eene egte fchildering van overingen onzer Bezittingen verflerkt en dus voor huti te magtig zoude worden, en die door hunne meerdere! magt in ftaat waren, om zyner overheerfchingen paaien te zettën. Uit dit gezigtspunt, het eenige waare , deh tegenwoordigen oorlog befchouwende, ziet men, hoe bedrlegelyk de fchandvlekken hunner Natie, de Nederlandfche Vrienden van Engeland handelen, diebeweeren.dat het beter ware dat de Kaap, St. Euftatius en andere onzer Bezittingen in de magt waren van den Vyand dan van Vrankryk i als die Engeland , by het maaken van den Vrede eerder zoude wedergeeven dan Vrankryk. - Doch de Natitf is thands te verlicht, om aan zulke inboezemden geloof te geeven, en zig door Engelfche Huurlingen te. gen cenrtLorlowykenHyderAli, HaareWititoWaMj* esnbündJn haat te taatén voorinneemen, G ,j  U Eerfie Bedeftond. Regtvaardigheid van van hunne woeste plunderzugt, indringende overheerfchinge, onverhoedfchen aanval en oorlogzugtigen en vyandigen haat tegen dit ons lieve Vaderland ! Ziet daar een zuiver afbeeldzel van hun onregtvaardig en godloos gedrag, zo voor als na het verklaaren van den alleronregtvaardigfien en fchandelykften Oorlog, waarvan de Ge fchiedenisfen gewaagen! — Ziet daar tevens een waaragtige ontvouwing van het hoogwys, voorZ]mg , toegeevend en vredelievend gedrag onzer Hooge Overheden! Ziet daar derhalven de rede«en waarom H.E. Gr.M.deIleerenStaaten van Holland en West vriesland, de Wapenen van onzen Staat, met het allergrootfte regt regtvaardig noemen, en zeggen, datze opge. vat zyn tegen eenen Vyand, die met ver. breeking van d e trouw der PLEG. ïigste verbonden, de Republiek ZO Onverhoeds als onregtvaardig beeft aangevallen. MAar ik vreeze, dat ik uwe aandagt reeds te lang bezig gehouden en als verveeld hebbe met het betoog eener zaake, waaraan ik vertrouwe dat niemand uwer ooit getwyfeld heeft omdat elk braaf en regrgeaart Nederlander, die' door Engeiseh goud of andere geheime rede- nen  onzen Oorlog tegen Engeland. 35 ren niet verblind, bedorven en vooringenomen is, daaraan niet één oogenblik twyfelen kan. Het genoegen, de blydfchap, op uwe aan» gezigren te leezen, verzekeren my van uwe volkomen overtuiging van de Regtvaardigheid onzer wapenen en van de billykheid der zaake, welke wy tegen eenen zo ondankbaaren vriend ais onregtvaardigen vyand te verdedigen hebben. En ik verheuge my, dat gy u met my wilt en kunt vereenigen in onze gemeenfchaplyke gebeden, om den Godlyken zegen en byftand over de wapenen van den Staat tegen den Vyand af te fineeken. Welaan dan ! verootmoedigen wy ons voor den Heere onzen God; fineekenwy Hem, uit de overtuiging van ons hart en met al den ernst, welken het gewigt der zaake vordert, om zynen zegen en byftand over de wapenen van ons lieve, dbch te deerlyk geflingerd Vaderland. Laat ons den Beftierer der Weereld, den opperden Regeerer van alle Staaten en Gemeenebesten, uit een waare zugt en liefde voor ons Vaderland bidden, dat het hem behaage , om onze Wapenen alleszins voorfpoedig te maaken , en de middelen , welken 't zy door onzen Staat, 't zy door de andere Vyanden. van onzen Vy • and, door onze Vrienden, met welken wy een Cs. ge-  36 Eerfte BedeQond. Regtvaardigheid van gemeene zaak hebben, worden aangewend tot afbreuk van den Vyand, dermaate te zegenen, dat deeze oorlog eerlang met eenen eerlyken, welverzekerden en duurzaamen Vrede verwisfeld moge worden; op dat wy allezins fioffe hebben, om God te verheerlyken en te belyden", dat Hy alleen de Heer is, in wiens hand alleen het lot is van alle menfchen en van alle Burgermaatfchappyen, en dat van Hem alleen alle zegen op onze onderneemingen nederdaalt. Maar laat ons in deeze onze gebeden den eenigen Schenker alles goeds ook vuuriglyk danken, dat Hy ons, uit zyne onverdiende Goedheid, zulke wyze , omzigtige en vredelievende Overheden en Regenten gefchonken heeft, wien niets meer ter harte gaat dan de rust en vrede de veiligheid en het geluk der gantfche Aarde, maar vooral van onsen hun Vaderland, waarvan de waare belangen te bevorderen hun is toevertrouwd , te verzekeren en behendig te maaken. — Laat ons God bidden, dat hy deeze braave en Vaderlandlievende Regenten nog lang in het leeven fpaare, en ons altyd de zulken fehenke, die alle de pligten van hunne gewigtige bedieninge kunnen en willen volbrengen, dia ons Vaderland by alle zyne vryheden en voorregten tragten te bewaaren, dezelven in alle opzig- ten  onzen Oorlog tegen Engeland. 3? ten voorftaan, handhaaven en verdedigen, en daarop nimmer de minfte inbreuk, noch van iemant, wie hy zyn moge, gedoogende, het Vaderland niet min gelukkig, niet min vry en onaf hangelyk aan de Nakomelingfchap overlaaten , als wy het van de Vaderen ontvangen hebben. — Laat ons, God dankende voor de gezegende en vrye Regeering deezer vrye landen, Hem bidden, dat wy dezelve nooit verliezen, maar tot het einde der Weereld behouden, en dus alle mogelyke geneugten des gezelligen en burgerlyken leevens fmaaken en genieten mogen. Maar zullen wy met grond hoopen , dat wy in deeze onze gebeden verhoord worden», en onzen wensch erlangen zullen, dan moeten wy van onzen kant ook alles toebrengen, wat van ons geëischt wordt, en dat in ons vermogen is, om ons deezen Godlyken zegen en byftand waardig te maaken. Dan moeten wy zeiven alle onze poogingen aanwenden, om dit ons lieve Vaderland in alle zyne vryheden en voorregten te bewaaren en te verdedigen, en een ieder, die daar tegen iets, het minfte zelfs, onderneemt en beftaat, als een Vyand des Lands behandelen, hem in geenen deele verfchoonen, noch ontzien, noch voorfpreeken noch verdedigen: maar de Hooge Overheid, in hoogstder C3  38 Eerfie Bede/tond. Regtvaardigheid van zeiver welineenende en yverige poogingen ter redding en behouding van het zinkend Vaderend , deszelfs veege welvaaren, veiligheid en vryheid als onderfteunen, en tot ftandvastigheid in haaren zeer gewigtigen post en zeer moeilyken arbeid aanmoedigen (*). Ten dien einde moeten wy haare wyze en billyke wetten eerbiedigen, haare geboden gehoorzaamen, maar vooral de Jasten gewillig opbrengen, die zy ter onzer befcherminge van ons .vordert, en zonder welken geen Staat beftaan, noch % De Ho°Se 0^rheid verdient dus de erkentelykfte dankbaarheid van de gantfche Burgerye en van ieder burger in het byzonder voor haare zorg, oplettendheid en waakzaamen yver in het bevorderen van 'sLandszaa ken. HoE.flegt is derhalve het gedrag van dieontaarteNederlanders, die Engeland durven vry fpreeken, en aI(e de fchuld van den tegenwoordigen oorlog in hunne onroerige lasterschriften aan onze Regeering en het Volk Of het grootfte gedeelte daarvanaanwryven' Indien in het zedelyk gedrag van het tegenwoordige geflagt van Neerlands Volk de reden te Lken s van Gods kastydingen door deezen oorlog, of van het,ie verkrygen dier zegeningen, waarop wy anders rae^ den konden hoopen, moeten wy dezelve voornaamlyk --ee.giyk, in her gedrag va, deeze Aterling  enzen Oor kg tegen Engeland. $9 noch oorlog gevoerd kan worden. — Met een woord wy moeten van onzen kant alles toebrengen, waardoor het welwezen des Landsbevorderd , en op een beftendigen voet gebragt kan worden. Wy moeten ons dus niet alleen kwyten van die burgerlyke pfigten, waartoe wy gedwongen kunnen worden, maar ook alle zedelyke deugden, als godsdienfligheid, menschlievendheid, braafheid , eerlykheid, opregtheid, belangeloosheid en wat dies meer is, betragten. Op deezen voet, den vrede met alle menfchen en onze heiligmaaking naajaagende, zonder welke niemant den Heere zien zal, noch deel kan verkrygen aan zyne aardfche Zegeningen, zullen wy met des te grootere vrymoedigheid durven naderen tot den Troon der Genade, en met te meerderen en welgevestigden grond kunnen hoopen, dat God, die zyne gaaven mildelyk geeft, en niet verwyt, aan een iegelyk die Hem daarom bidt en zyne gebo« den bewaart, ook ons in onze gebeden, voor het Vaderland uitgeftort, zal verhooren , de Wapenen zal zegenen, en deezen oorlog met eenen ipoedigen, duurzaamen en eerlyken vrede zal verwisièlen door die zelfde Goedertierenheid , waardoor wy tot nog toe als een vrye, onafhangelyke en Magtige _bNatie onder C 4 ds  40 Eerfle Bedeftond. Regtvaardigheid van de volken der aarde beftaan, en tot aan bet einde der Weereld hoopen te zullen beflaan, en waardoor wy vertrouwen in zyne gunste tc gullen deelen tot in Eeuwigheid; Amen! Gedaan den vyfdift van Zomermaand , 1782.  TWEEDE BEDESTOND, betoog dat de inwooners van nederland god om zvnen zegen en bystand moeten bidden over de wapenen van den staat. hebr. xi. 24 en a5- Door bet geïoove beeft Mofes, nu groot gezvordenzynde, geweigerd een zoen van Pbarads dogter genaamd te worden; verkiezende liever met bet volk van God kwaalyk gehandeld te worden , dan voor eenen tyd de genietinge der zonde te hebben: In onze Redenvoering op den voorgaandeneerften Bedeftond hebben wy getragt aan te toonen en ute overtuigen, dat onze Hooge Overheid de allerbillykfte en regtmaatigfte reden gehad heeft om de Wapenen op te vatten tegen eenen Vyand, die deeze Republiek van haar eerften begin af aan nimmer een goed hart heeft toegedraagen; — haar altoos alle mogelyke nadeelen en onheilen heeft toegebragt; — enonstegenC 5 woor-  42 livied: Bi.kflmd. Onze vertfigtin* om woordig den oorlog heeft aangedaan op eerje al. leronregtvaardigfte en verraaderlykfte wyze, eri de goede trouw en de plegn'gfte verbonden 'ver broken heefc.om zyn eigen byzonder belang en heerschzugt te doen gelden. Ik heb U dus getoond, dat de wapenen van onzen Staat tegen zodanigen Vyand opgevat, en wel met oogmerk om hem tot reden te brengen , en ons eenen fpoedigen , eeflyken, voordeeligenen beftendigen vrede te bezorgen, ai- lerregtvaardigst en geoorloofd zyn; en dat gy derhalven in de volle gerustheid uwes gemoeds, den Godlyken Zegen over deeze Wapenen kunt affmeeken, en U dus metuweffcoge Overheid zeer wel vereenigen in van uwen kant toe te brengen, al wat in uw vermogen is ter bevorderinge en bereikinge van dirgroote doelwit haarer poogingen, beraadflaagingen en on-. derneemingen. Thans is myn oogmerk in het tegen, woordige uure aan uwe aandagt te betoogen: dat gy hiertoe verpligt, zyt, en dat de Liefde voor uw Vaderland van u vordert , dat gy zo* danige Gebeden ten welvaaren uwes Vaderlands voor den Almagtigen uitftorl, en verders alles, verrigt, wat tot dat groote werk bevorderlyk is. ,, Doon. Vaderland verfta ik niet alleen het „ land onzer Geboorte maar ook het land on- 0 ze  voor" de'wapenen van den Staat'te bidden. 43 „ zer Inwooninge; dat Land alwaar wy leeven, en volgens de algemeene wetten des Lands alle mogelyke natuurlyke , burgerlyke en godsdien (lige vryheden en derzelver voordee,, len genieten ; alwaar wy onze goederen in 4, vollen en vryen eigendom bezitten, en in on" „ ze voorregten en vryheden befchermd, ver„ dedigd en gehandhaafd worden zelfs door de „ gantfche Magt des Lands; en daar wy in „ ftaat zyn alle mogelyke voordeelen en geneug„ ten deezes leevens te genieten." (*) Door. (■*) Ik weet wel, dat men veelal gewoon is een andere bepaaling van Vaderland te geeven, dan die ik hier h?.l> ter nedergefteld. Maar ik weet ook , dat dezelve voor Nederland beter gefchikt is dan eeniga andere. Ih ons Vaderland zyn zeer weinigeFamiliën, die niet aan Buiterolandfche vermaagdfehapt zyn.Een zeer groot gedeelte van Nederlands Inwooneren zyn of zeiven vreemdelingen, of hunne Ouders zyn uit andere Landen hier gekoomen. Voor deezen is Nederland het eenige waare, het eigenlyke Vaderland; dewyl zy in hun Geboorte-land of van gebrek zouden vergaan zyn, of in onderdrukkinge en ilaavernye leeven zouden, daarzy hier allen overvloed en vryheid genieten. ■ Veelen onzer Medeburgeren hebben ook hunne overgewonnen of aangeërfde febatten in vreemde geldleeningen of Ncgotiatiën uitgezet, waarvan niet weinigen begrypen , dat dat Land, waaraan zy hun geld hebben toevertrouwd, en waaruit zy dus trekken om van te leeven, hun waardiger zyn en deszelfs  44- Tweede Bedeftond. Onze verpligting om ,-, Door liefde voor bet Vaderland Jverfta „ ik eene agting, en niet zo zeer een onberede.„ neerde drift voor het land onzer Geboorte of „ Inwooninge boven alle andere Gewesten, noch „ onbezonnen en onwettigen yver, om hetzel„ ve ten koste van alle andere Landen groot en „ magtig te maaken; maar veeleer eene agting « en zelfs welvaaren hun naauwer ter harte gaan moet, dan het land hunner Inwooninge. Deezen bevatten niet, dat dit maar zekere tak van Koophandel is, waarvan de andere party ruim zo veel geryf en voordeel heeft dan zy; dat dit bun even min aan dat Land kan en behoort te verbinden, als de voordeden, welken een Koop-nan uit zynen fiaavenhandel trekt, hem aan de Woestynen van Afrika verbinden zullen; en dat zy hier de vrye lucht van Nederland inademende , alle de voorregten van een vryen Burgerftaat genietende, en hier alleen de aangenaamheden deezes Leevens fmaakende, aan Nederland en deszelfs welvaart te bevorderen , boven alle andere Landen gehouden zyn. — Veelen eindelyk zyn door hunne godsdienftige gevoelens van eenige voordeden uitgeflooten doch deelen in alles, wat het waare geluk van het burgerlyke leeven kan uitmaakeiï; en behooren dus zodanige gewesten, daar lieden van hunne godsdienftige begrippen boven anderen begunftigd en bevoorregt worden, niet meer te waardeeren dan Nederland, daar zy zo gelukkig zyn kunnen, als zy zeiven willen wezen; en aan wiens vrye en zagte Regeeringe zy hun beftaan, en alle de voordeelcn en vermaken hunnes leevens verfchuldig4 zyn.  vóór de wapenen van den Staat te bidden. 45 en genegenheid voor de Inwöoneren van ons >, Vaderland, eene begeerte tot het algemeene „ welvaaren zo wel als van iederen byzonderen Burger en Ingezeten , en eene geneigdheid „ om dat algemeene en byzondere welzyn, zo „ veelmogelyk is, te bevorderen, en daaraan „ zelfs des noods een gedeelte van ons eigen byzonder belang op te offeren (*). Liefdevoor " het Vaderland is dus eigenlyk ook een wensch „ en begeerte, om de Inwooneren des Lands te be- (*) ü i Thet vredelievend gedrag onzer Hooge Overheid ten aanzien van den eisch der Engellchen , om den houtvaart na de havens hunner Vyanden te ftaaken , zie bladz. 26, hlykt de juistheid van deeze bepaaling, en wederkeerig de omzigtigheid en de billykheid van haar gedrag uit deeze bepaaling. Hadt ons Vaderland indien tyd die Zeemagt gehad, welke wy konden en behoorden gehad te hebben, men hadt dat ongelyk, die fchaaden, die onvrettige eifchen, die willekeurige verbree. king van de heiligde Verbonden door de Engelfchen, noch kunnen, noch mogen "duiden. Maar nu 'er die Magt niet was, moest het belang van de meerderheid gelden boven dat van een minder getal van Inwooneren, dewyl het welvaaren van het gantfche Geraeene; best in te cogenfchynelyk gevaar was, ja in een zeker verderf geftort zoude geweest zyn, door dien de kans desoorlogs.ongetwyffeld zeker, aan de zyde der Engelfchen zoude zyn overgeflaagen, wier magt aanmei= Joalyk groot was, en de onze JSibü.  46* Tweede Bedeftond.'Onze verpligting om 1 „ bewaren by hunne aangeboorene en verkreege." „ ne Vryheden en Voorregten, tegen alle 'in* „ breuk daarop te waaken, en dezelve te ver. „ dedigen tegen elk en een iegelyk, die ons „ of iemant onzer Medeburgeren daarvan of „ van eenigen derzelver zou willen berooven of », die betwisten, of in onze goederen en bezit-, j, tingen benadeelen en verongelyken." Dat wy tot deeze Liefde voor het Vaderland in het algemeen verpligt zyn, en uit dien hoofde aan het godvrugtig bevel der Hooge Overheid, om den Godlyken Zegen af te fmeekenover de regtvaardige Wapenen van den Staat, moeten gehoorzaamen, is eene waarheid, waaraan, zo ik vertrouwe, niemant myner loehooreren twyffelt, en waarin ik u allen door hec volgende nader hoope te bevestigen. Ieder mensch, die niet ongevoelig is voor de geneugten des gezelligen leevens, noch ondankbaar voor de vermaaken envoordeelen derMaatfchappye, is bezield met de bovengemelde liefde voor zyn Vaderland; en ieder Christen, die een regt bezef heeft van zynen pligtals Christen, van de uitgefirekte en onbegrensde Liefde,goedwilligheid en genegenheid, welke hy aan alle zyne Medemenfchen, op welken hoek van den Aardbodem ze ook woonen mogen, volgens de lesfen des Euangeliums, naar her voor»  voor de wapenen van den Staat te bidden, tfl voorbeeld van zynen heiligen Meester, en in naarvolging van zynen God en Schepper, wiens zon opgaat over alle ménlchen, verfchuldigd is , zal deeze Liefde voor zyn Vaderland niet alleen geVoélen, maar door zyn gantsch gedrag toonen, Zo menigemaalen dezelve niet ftrydig is tegen de algemeene Liefde voor het gantfche Menschdom en goedwilligheid jegens alle zyne Natuur genooten. Want deeze liefde jegens allen, of deeze algemeene goedwilligheid, is de grondwet des Euangeliums en de Hoofdpligt der Christenen; daarop moeten alle andere pligten uitloopen, daaraan ondergelchikt wezen, en daarnaar beftierden geoefend worden. Dus, by voorbeeld, is de waarheid tefpreeken,depligt van een mensch, maar vooral van een Christen; doch het is alleen deeze grondwet des Euangeliums deeze Hoofdpligt eens Christens, de Liefde, welke ons leeraart, hoe, waar, en wanneer wy de waarheid fpreeken of verzwygen mogen en moeten. Wy moeten de waarheid fpreken of haar verzwygen, zo dikwyls de liefde zulks vordert, dat is, wanneer het welvaren van het algemeen of van byzondere perfoonen daar. door bevordert wordt. Als het ontdekken of fpreeken der waarheid anderen zoude benadeelen, en niemant bevoordeelen, dan mogen wy die waarheid niet ontdekken, maar wy moeten haar ver-' ZWy„  48 Tweede Bedeftond Onze verpligUng om zwygen; — doch wanneer door het verzwygeti daarvan een enkel menseh, of eenige weinigen wel zouden bevoordeeld kunnen worden, maar zulks zeer nadeelig zoude zyn voor het algeheel , of voor een ongelyk grooter aantal van menfchen, dan fpreekt de zaak van zelve, dat wy die waarheid niet mogen verzwygen, maar ze ontdekken enopenbaaren moeten. In zulken geval* le moeten wy de byzondere belangens van dien eenen of weinige perfoonen, ja onze byzondere betrekkingen van vriendfchap, dat meer is onze eigen belangens opofferen aan de belangens van de meerderheid , en des te meer aan het welvaaren van het algemeen. Dus hebben wy eene ge^ neigdheid. en het is onze pligt onzen bloedverwanten, en vrienden, en hun, aan wien wy uit andere inzigten gehouden zyn wel te doen, te begunftigen en hen te bevorderen; maar de algemeene Liefde des Christendoms leert ons hoe wy ons ten deezen aanzien gedraagen moeten, dat wy naamlyk het byzondere aan het algemeene belang moeten onderwerpen. Wanneer gy , by voorbeeld, eenen Leeraar in uvve Gemeente beroepen moest, en zig daartoe twee Mededingers vooroeeden , waarvan de eeq uw vriend of bloedverwant ware, doch geene bekwaamheid of gefchiktheid daartoe hadde, of ten minnen ongelyk mindere Vtf*  hoor de wapenen van den Staat te bidden. 49 vermogens bezate dan de andere, op welken gy 'geene betrekking hadt, en welken gy niet verder kende dan voor een braaven , kundigen en gefchikten perfbon voor uwe gemeente, zoudt gy dan lange in twyfel kunnen ftaan, welken van die twee gy kiezen moést? Neen voorwaar! Wanneer gyin eenige vergadering uw gevoelen en ftcm geeven moest over eene zaak , waarin uw byzonder belang niet volmaaktlyk fcheen overeen te komen, met het algemeene belang, (want in den ftrikten zin des woords kunnen het algemeen Volksbelang en het belang van iederliur. ger niet tegen eikanderen llryden) zoudt gy wel Jange aarfelen kunnen,welke party gy kiezen moest; zoudt gy niet onmiddelyk ter bevorderinge vari het algemeene welzyn uw byzonder belang rer zyde ftellén? en zoudt gy in beide gevallen, anders doende, niet ten uiterften liegt handelen , Uw gevoelen als een mensch .onderdrukken, eti uwen pligt als Christen verwaarloozen? . . Dus is het ook gefield met de Liefde voor het Vaderland. Ieder mensch, wiens hart wel geplaatst is, is ingenomen door dezelve, en ieder Christen, die zynen plia[t van Liefde kenr, zal aan zyn Vaderland fteeds alle dienfien bewyzen, die in zyn vermogen zyn,' en die niet itryden tegen de algemeene goedwilligheid en lietde jegens allen, welke het beginfel zyn moet van D al"  5® Tweede Bedeftond. Onze verpligting cm alle onze daaden. Wie dit niet in agt neemt, en zig dooreen onbezonnen drift van zogenaamde Vaderlandsliefde laat vervoeren, ftelt zig in liet uiterfte gevaar om telkens tegen zynen pligt als mensch, als Christen te handelen, en het overige menschdom oneindig meerder onheilen te berokkenen , dan voordeden aan zyn Vaderland toe te brengen. Voorbeelden daarvan zyn te vinden in eenen Alexander en in de oude Romeinen , welken uit een voorgewende liefde voor hun Vaderland, hun Vaderland zelve,en het overige Menschdom vernield, en in flaaverny gebragt, ja degantfche aarde verwoest hebben ; gelyk°de tegenwoordige Britten nog zulks heden ten dage tragten te doen. Deezen, gelyk wy in ons voorgaand ondemgt toonden,hebben zig, uit een zogenaamde Liefde voor hun Vaderland, 'er fteeds op toegelegd, om de grootheid van hun Gewest te bevorderen ; daartoe allerleie middelen gebruikende, welken hun hetgefchiktfte fcheenen, om 't even of die biilyk cn regt vaardig waren of niet; aan deeze hunne Vaderlandfche liefde, dat is aan hun byzonder belang en eigenbaatige inzigten opofferende de belangen van alle de Volkeren der gantfche Aarde; het welvaaren, en geluk, het goed en bloed van duizenden hunner Medefchepfelen 3 welken hun nimmer eenig leed  voor deivapenen van den Staat te lidden. 51 leed of onheil toegebragt, ja die daarom nimmer gedagt hadden. Uit deeze zugt voor de eer en grootheid van hun Vaderland hebben zy, rog onlangs, op de onregtvaardigfle wyze en op het onverwagtst tegen; de trouw der plegtigfte verbonden, ons zwak en ongewapend Vaderland met eenen vernielenden oorlog overvallen , onze weerlooze Bezittingen overrompeld' en hitgeplonderd, en duizenden onzer Medeburgeren onherftelbaare fchaaden veroorzaakt, ja veelen derzelven tot den bedelzak gebragt: Terwyl zy, uit diezelfde zogenaamde Vaderlandsliefde, hunne Medeburgers in Amerika onder het juk hunner flaaffche en heerschzugtige dwingelandye brengen wilden, en tegen dezelve den oorlog gevoerd hebben op eene wyze, waarvan demenschheid niet alleen fiddert, maar waarover de onbefchaafdrte, wildfe! en woestfte Volken , de Barbaaren van Afrika zelvcn, zig fchaamen zouden: tot deeze oorlogen niet alleen zeiven te velde trekkende , maar zelfs de Burgeren van veele Duitfche Staaten daartoe gebruikende; die door de geldzugt hunner Vorsten, dat is van hen, die voor hun welzyn zorgen moesten, verkogt, en door de woeste Engelfchenalsfchaapen ter flagtbanke gevoerd werden : daar deeze lieden ondertusfehen in die twisten van Enge. D 2 land  Sh. Tweede Bedeftond. Onze verpligtïng 6m land met'Amerika geen belang altoos hadden en het hun volltrekt om het even ware, of Noord-Amerika een vrye en onafhangelyke Staat wierdt, of onder de Heerfchappy van Engeland bleeve. Op deeze wyze behooren wy, mynewaardfte Medeburgers! ons Vaderland niet te beminnen; op deeze wyze mogen wy de Liefde voor ons Vaderland niet betragten; op deeze wyze mo" gen wy de eer en grootheid van ons Vaderland niet bevorderen; op deéze wyze mogen wy ons eigen belang en byzonder geluk niet behartigen of voortzetten. Op deeze wyze kan zodanige zogenaamde Liefde voor het Vaderland de pligt niet zyn van een mensch , van een Christen» want zo doende verandert ze in eenen algemeenen haat tegen alle raenfehen. Maar hoe dan kan de Liefde voor her Vaderland een pligt zyn ? En hoe kunnen wy ons Vaderland beminnen? Eenvoudig op deeze wyze, myne Landgenoöten! dat wy alles doen moeten, wat ons eigen geluk en het welvaaren onzer Medeburgeren kan bevorderen en vergrooten, en dat te gelyk gefchikt en in ftaat is, om het geluk en welzyn der overige menfehen te vermeerderen; zo dat niemant doorons by zonder gedrag, en niet een eenig Volk, of Land, o"f Mensch door ons gezamentlyk gedrag als een  voor de wapenen van den Staat te lidden. 53 een Volk, benadeeld worde of fchaade lyde > maar aften fteeds voordeel van ons genieten- C) De e- (*) Het antwoord van onzen Staat op de vporftellinge van de AUeenheerfcheresfe aller Rusten, tot het aangaar. van eenen afzonderlyken Vrede tusfchen ons en Engeland, onder haare bemiddeling, is niet alleen Staatkundig en gefchikt naar het waare belang van ons Va*deiland; maar tevens menschlievend, overeenkomftig met eene waare Vaderlandsliefde en gegrond op de zui. vere zedenleere van het Euangeliurrj. A l ware men hier verzekerd geweest , dat een afzonderlyke vrede met Engeland een oorlog met Vrankryk nietten gevolge zoude gehad hebben ('t gene nogtans Engelands doel alleen was) dan zouden daardoor Je vyandlykhederi tusfchen de overige oorlogende Mo. g'endheden natuurlyk heviger doorgezet, en van langer duur geworden zyn, en dus de rampen voor het menschdom te menigvuldiger, naar maate wy in fchyn meerdere voordeden zouden genooten hebben. Hoezeer de menfchen voor alle de gevolgen hunner daaden niet; verantwoordelyk zyn, zouden deeze rampen egter, voor zeer verre het grootfte gedeelte, aan het gedrag van Nederland, hadt men een afzonderlyken vrede met dengemeenenen Vyand aangegaan, te wyten geweest zyn; zoom dat de vyand, die nu zyne magt moet verdeden, dan door verëeniging daarvan te fterker zoude geweest zyn,als omdat Nederland in ftaat is deezen oorlog binnen zeer korten tyd te doen eindigen, en dus aan de geheele Weereld rust en vrede te bezorgen, door die vaardigheid en werkzaamheid, welken altyd het karakte. D 3 rH  54 Tweede Bedeftond- Onze verphgting om Deeze pligt eener zuivere, waare Vaderlands liefde is door onzen liefderyken Schepper, den algemeenen Vader van alle menfchen , geprent in de harten van alle itervelingen; en op deeze wyze ons Vaderland lief te hebben is gegrond op de beginièlen eener algemeene Liefde volgens de heilige zedenleere des Euangeliums. Ten deezen einde heeft de wyze God in onze harten zekere begeerte ingefchaapen tot het welvaaren en het geiuk van alle feheplèlen, en eene neiging v en deszelis E waa-  66 Tzveede'^Bedeftond. Onze verpligting om waare belangen te leeren kennen; om onderweezen te worden, wat gy bidden moet, en hoe gy U van deezen pligt des Gebeds jegens uw Vaderland moet en kunt kwyten ; en wat gy vooral van uwen kant, als burgers van Nederland, doen en betrsgten moet om op deeze uwe Gebeden verhoord te worden, en den verzogten Zfgen , hulp en byftand van God te erlangen: maar gy zult ook, mi liefde voor het land uwer geboorte en inwooninge, in uwen huislyken Godsdienst, in uwe byzondere Gebeden, God ernfiig en welmeenend fmeeken, dat het Hem behaage, de wapenen , dcor den Staat opgevat ter verdediginge van alle uwe Regten en Vryheden, ter befcherminge, van uw Leeven, Perfoen en Goederen, met zynen genadigen byftand en Godlyke hulpe teonderfteunen, en dèzelven alleszins gelukkig en voorlpoedlg te maaken. En, daar het wel Voornaamlyk, jaeêniglyk, op aankomt, door uw gantfche gedrag, als braav'e Nederlanders, als regtfehaapenChristenen zult gy betoonen,dat deeze uweGodsdiensroefeningenj, deeze uwe Gebeden U waarlyk 1 ernst zyn en ter hnrte gaan. Daarin zrl ik als leeraar der Waarheid, als dienaar van den Staat (*), U voorgaan, en daartoe opwekken. Daar- (*).HjOEZ e ek ik zeer verre vervreemd ben van bet on.  voor de wapenen van den Staat te bidden. 6? Daartoe zal ik u onbewimpeld uwen pligt voor oogen (tellen , en, zonder agterhoudinge den waaren Staat en het waare belang van uw Vaderland voorftellende, u aantoonen , wat hetzelve thands van U eischt, wat gy daaraan tegen- woor- ongerymd en onbegaanbaar gevoelen van zominige zoonitaatkundige a's ongodsdienlïige menfchen, diebeweeren dat de Godsdienst een louter uitvindfel is van Staatkunde; meene ik nograns, dat plegtige Bededagen en vastgefkdde Bedeftonden alleen daaruit oorfprongelyk zyn, eh op dien grond kunnen goedgemaakt worden. Want Christenen behoorden zulke dagen niet te behoeven* Alle Leeraars van den Godsdienst, 't zy zy uit 'sLands Kasfe betaald worden, gelyk de Leeraars van de heerfchende Kerk, 't zy zy hunne bezoldinge uit de Liefde-giften hunner Gemeenten ontvangen, gelyk die van alle andere gezinten ; alle Leeraars, zegge ik, zyn op deeze dagen Dienaars van den Staat, die hunnen Toehooreren de deugd moeten aangenaam maaken en aanpryzen, omdat hun tydelyk beling, het welvaaren des Vaderlands zulks vordert. —— Zullen zy derhalven aan het oogmerk van den Staat voldoen, moeten zy den Staat en de belangen van het Vaderland kennen, en mogen dezelvcn , tot aandrang hunner redenen , aan de Gemeente voordellen,doch altyd met die eerbied en zeedigheid, welke een voornaame pligt is van een ftil en gehoorzaam Burger; maar ook met die vrymoedigheid, we^ke eenen Leeraar der Waarheid voegt, en van hem byzondeilyk jeSischt wordt. E a  68 Tweede Bedeftond onze verpligting om enz. woordig verfchuldigd zyt, en wat U te betragten ftaat, wenseht en bidt gy God anderszins opregtelyk, dat de middelen, welken tot afbreuk van onzen onregtvaardigen Vyand worden aangewend , door den Alzegenaar dermaate gezegend worden, dat deeze oorlog eerlang met een eerlyken, welverzekerden en duurzaamen Vrede verwisfeld worde. Indien wy, indien de Burgers van Nederland, God zodanig bidden, en deeze gebeden zodanig onderlleunen; en indien zy zig waardigmaaken ,dat zy verhoord worden ; dan houdeik my verzekerd, dan durve ik u verzekeren, dat deeze oorlog zelfs, hoe nadeelig die ook thands nog fchynen moge, ons door de wyze en goedertierne Voorzienigheid als een groote zegen gefchonken is, en dat wy daaruit nog zeer veele en aanmerkelyke zegeningen te wagten hebben. Vereenigen wy ons dan in den gebede, met deeze goede voorneemens tot een welbetaamelyken en Gode aangenaamen wandel; Hem biddende, dat Hy ons daarin verfterke, en deeze onze gebeden verhoore naar den rykdom zyner Barmhartigheid, om Christus Jefus zynen Zoons wille: Amen! Gedaan den dtrdtn -van Hooimaand 1781. DER-  DERDE BEDESTOND. aanmerkingen over het gebed, den godlyken zegen, en het bidden om den godlyken zegen. i. kor. xiv. 15. , Ik zal ook met den verfiande bidden ^ ls Christenen kunnen en mogen wy,als Christen Inwooners van Nederland moeten wy den almagtigen en goedertierenen God om zynen zegen en byftand bidden over de wapenen van ons Vaderland. g Maar is Bidden alleen daartoe genoegzaam • Is het voldoende fmeekingen en verzugtingen tot den Verhoorer van alle redelyke gebeden op te zenden, zonder vooraf te bedenkenden te weeten, hoe en wat wy bidden moeten, en zon der te overweegen, wat wy door het gebed verdaan moeten worden te verrigten? — Zullen wy den Godlyken byftand en Zegen in alle onze onderneemingen ondervinden; zal God de wapenen van den Staat op de gebeden van Ne. E 3  7o Derde Bedeftond. Over het bidden- derlands Volk zegenen, dan moeten wy vooraf weeten, waarin die zegen beftaat, en hoe wy denzelven verkrygen kunnen, eh op welke wyze derhalven wy God om deezen zynen zegen en byftand bidden moeten. D i t onderzoek voegt ons vooral als redelyke fchepfelen , die weeten, dar het gebed van den godloozen den Heere een gruuwel is: dat is, dat hy, die de vereischte hoedanigheden des gebeds met heeft, en wiens gebeden door zyn gedrag wederfproken worden, niet verhoord kan worden, noch zynen wensch zal erlangen. Dit onderzoek past ons byzonderlyk als Christenen ,die door onzen Godlyken Meester Christüsjefus,daartoe door zyne Apostelen aangezogt, geleerd zyn, hoe en wat wy bidden moeten; die door zynen ■Apostel onderrigtzyn, dat wy met verftand moeten bidden, dat is, dat wy de dingen, waarom wy bidden, vooraf ernftig en godsdienftigoverweegen , en derzelver gevolgen in alle hunne uirgeftrektheid moeten nagaan, en ons de wyze voordellen, op welke wy door God, in onze ge. beden om die zaaken verhoord, en door een goedertierenefchikking zyner albeltierende Voorzienigheid onze oogmerken volvoerd, en onze verlangens bereikt kunnen en zullen worden. Dit onderzoek betaamt ons niet alleen als re-  om den Godlyken zegen. ?i redelykefchepfelen, als Christenen, maar zonder hetzelve kunnen wy, als gehoorzaame Burgers van Nederland, wien rust en vrede, wien het welvaaren eh behoud onzes Vaderlands, ter harte gaan, aan het godsdienstig bevel onzer Hooge Overheid, of in het geheel niet, of niet dan zeer gebrekkig, voldoen. Want dan eerst zullen wy in ftaat zyn, om aan het oogmerk onzer godvrugtige Regenten in het beveelen deezer Bedeftonden te beantwoorden, wanneer wy dit bevel vooraf in alle zyne uitgeftrektheid nagaan en kennen; en hoe beter wy dit alles te vooren overweegen en weeten, des te volkomener zullen wy aan hunnen wil en wensch Voldoen, en met te meerderen ernst, te vuuriger yver en te grootere Godsdienftigheid en vrymoedigheid, aan God onze gebeden kunnen voordraagen; en met teiierker vertrouwen en verzekerd beid zullen wy van Gods vaderlyke goedheid verwagten mogen, dat Hy onze Gebeden zal verhooren, en te wege brengen, dat deeze ooilog naar onzen wensch gevoerd, en naar ons verlangen ten einde gebragt wordt, op dat wy met eenen fpoedigen, eerlyken en duurzaameti vrede, heil en voorfpoed weder verkrygen en lang behouden mogen. E 4 Wat  72 Derde Bedeftond. Over het bidden Wat is Bidden ? Wat moeten wy verftaan door den Godlyken zegen en byftand^ Wat betekent het , en wat moeten wy verdaan worden te verrigten, als wy God om zynen zegen en. byftand bidden ? En wat is eindelyk den Godlyken zegen en byftand affmeeken over de wapenen van ons Vaderland^. Deeze vraagen te onderzoeken en te .beantwoorden , zal het onderwerp zyn onzer tegen^ woordige korte aanfpraake. „ Bidden is niet alleen onze wenfchen en „ begeerte aan God voordraagen, met een zeker ?, godsdienftig gevoel van eerbied en ontzag, waardoor wy nederig te kennen geeven, wat ,, wy behoeven; waardoor wy, ons ootmoedig aan den godlyken wil onderwerpende, fmee„ ken dat God de dingen, die buiten ons zyn en die van ons niet afhangen , ten onzen „ voordeele beltiere ; en waardoor wy in de „ volle verzekerdheid des geloofs van zyne ,, goedheid verwagten, dat God onze gebeden „ verhooren, en in onze behoeften voorzien ?, zal: maar het gebed is ook een pligtmaatige „ en fchuldige erkentenis, dat God is de Schep- per , Onuerhouder, Beftierer, en alzo de „ eenigfte Heer en Meester van 't gantsch Heelm |l j eene erkentenis onzer afhangelykheid van „ zy-  om den Godlyken zegen. ?S £ zyne Opperheerfchappye; dat God alles door J zyne almagt en goedheid uit niets heeft voort, gebragt; dat niets buiten noch zonder Hem, £ noch langer, noch anders, beftaan kan, dan " het Gode naar zyne aanbiddelyke wysheid en goedheid behaagt; en dat God> alle dingen ,', ook onderhoudt en beftiert tot die eindens, '„ waartoe hy ze gefchaapen heeft. — Eene „ erkentenis derhalven, dat wy van God ons „ beftaan, alle kragten van lighaam, alle ver„ mogens van ziel, alle onze bekwaamheden en \, kundigheden, en wel tot zekere gepaste en ,, ons nuttige oogmerken ontvangen hebben; „ en dat wy dus verpligt en gehouden zyn, „ om die ontvangen talenten tot de bedoelde „ eindens te gebruiken: een vertrouwen dat wy, die kragten en vermogens wel en ?, behoorlyk gebruikende, door God verhoord „ zullen worden, onze wenfchen erlangen, en „ alzo het hoogst mogelyk geluk, de volko„ menfte gelukzaligheid, ongeftoord genieten , zullen; terwyl wy daardoor tevens de billyk^ heid erkennen van die ftraffen of ongelukken, die ons door het verzuimen, verwaarloozen ?, of misbruiken van die talenten, ongetwyfeld „ te wagten zyn, en zekerlyk zullen oyerko- men; doch dat wy dezelven eeniglyk en al?, leen aan ons zeiven te wyten hebben. E 5 IlET  ?4 Derde Bedefiond. Over het bidden Het Gebed is dus voornaamlyk een leeveadige en aandoenlyke befeffing van Gods onafhangelyke opperheerfchappye en van onze vol" ftrekte en algeheele afhangelykheid ,• doch tevens een begrip van de voortreffelykheid van on. zen toeftand, waardoor wy in zo naauwe betrek' kinge Haan met God, met Hem zogemeenzaam als met onzen Vriend vcrkeeren kunnen, en als kinderen met hunnen vader vereenigd zyn; zo dat wy tot hem geduurig kunnen naderen, om hem raad te pleegen, onze nooden te kennen te geeven b en om zyne hulp en onderfteuning te fmeeken; in de zekere hoop en vaste verwagtinge dat hy ons verhooren, onze verzoeken inwilligen en ons alles fghenken zal, wat ons waar geluk kan bevorderen : terwyl we ons daardoor te gelyk voorftellen het oogmeik onzer fcheppinge en onze verpligting om dat te bereiken. Het is dus een gevoelige en dankbaare erkentenis van de uitmuntendheid onzer natuure, van de verhevene, de byna godlyke vermogens onzer ziele , waardoor wy ons zo verre boven deeze aarde, boven al het verganglyke, ja als boven ons zeiven verheffen kunnen, zo dat wy,als 't waare,den Almagtigen zelvén behulpzaam kunnen zyn in het bereiken zyner oogmerken, om ons en alle onze Mede- mea-  om den Goddetyken zegen. 7$ menfchen gelukkig te maaken. Het gebed is dus, volgens deszelfs waaren aart befchouwd, voor ons de fterklte prikkel tot eigen werken, de kragtdaadigfte opwekking tot zelfsverrigtingen, en een als uit ons zeiven voortkomende, uit het hart opwellende aanmoediging tot het betragten van alles wat de oogmerken der Godheid in onze fcheppinge, dat is ons geluk, kan bevorderen, volmaaken en bevestigen. Met één woord het gebed is de fterkfte fpoor tot onbepaalde deugd en ailerleie goede werken (_*) Dus (*) Men befchuldige deeze uitdrukkingen niet al te Toorbaarig van Pelagiaanery; wy zouden dit hier ter piaüfe kunnen toegeeven en zeggen, dat wy niet tbeologizeeren noch eenige Leerflukken voordrangen, maireenigfyk b-doelen, om onze Medeburgers ten nutte van het Vaderland werkziam te maaken ; en dus zouden we hier nog maar fchuldig zyn aan eene Staatkundige en geenzins Godgeleerde Felagiaanery, buiten welke ik niet kan 2ien, hoe een Burgermaatfchappy beftaan zal, en welke ik dus veeleer voor eene Vaderlandfche Deugd dan ver" foeilyke Kettery durve verklaaren. Hier geldt voor al het zeggen van Mr.Jurieu (in zyvjugementjur les Methodes p. 130, 131.) dat men in zyne Vermaaningen wat Felagiaansch moet zyn. Een van de menigvuldige Genootfchappen in ons Vaderland mogt wel eens ten prys vraage op geeven: Of een gevoelen, het geen voor een Burgerftaat niet alleen niet nadeeüg of fchaadeiyk.maar integendeel voordeelig ja noodzaaklykis, in de GoJlyke Opehbaaring wel als eene  7f5 j^Derde Bedeftond. Over het bidden Dus meene ik wel eene breedvoerige befchryving, maar tevens een naauwkeurige, in de natuur der zaak zelve gegronde, en verftaanbaare bepaaling gegeven te hebben van het bidden ,en wat wy door het Gebed verflaan moeten worden te verrigten. Om den bekrompenen tyd onzer tegenwoordige byeenkomfie zullen we ons thands niet ophouden om de juistheid van deeze onze bepaaling ftuksgewyze aan te toonen. Maar dezelve thands voor beweezen houdende, cn een breedvoeriger verhandeling over het Gebed en deszelfs vereischtens uitfteliende of tot andere JBedeftonden, of tot byeenkomlten, waarin de tyd zo kort en beperkt niet is, zullen wy nu overgaan tot het onderzoek, wat vvydoor Zegen pf Godlyken zegen en byftand te verdaan hebben. Veel en yerflaan 'er door eene buitenge- woo- eene onwaarheid of dwaaling kan verworpen wezen, of daar tegen ftryden? 2. Of een gevoelen, dat eigenaartigde burgerlyke deugd ondermynt, en dus nadeelig is voordefamenleeving, in het Evangelie wel kan geleeraard worden? En 3. Welke gevoelens derbalven, ao wel in de Kerk als in de Burgermaatfehappy , al of niet kunnen en moeten verdraagen worden? Op dat eenmaal de oogen van zodanige zeer onftaatkundige Lieden, die hun Naasten verketteren zouden, geopend mogen wordfniwantand«xen behoeven zuU onderzoek niet.  etn den Goddelyken zegen. 77 „ woone werking van Gods Voorzienigheid; „ iets, dat God maar by zekere tyden en gele„ genheden, aan zekere menfchen, op zekere gebeden, tot hem gedaan, verleent." —Anderen verfiaan door den Godlyken zegen, „ iets geheel onderfcheiden van den gewoonen „ loop der dingen; of iets geheel anders dan „ den gewoonen loop der Natuure, welken „ God zelve eenmaal by de fchepping heeft „ vastgefteld, en onophoudelyk beftiert; iets „ geheel verfchülende van het gewoon bellier „ der godlyke Voorzienigheid." Anderen eindelyk verfiaan daardoor „ alle zo gewoone „ als buitengewoone verrigtingen van Gods al„ gemeene en byzondere Voorzienigheid, met „ betrekkinge tot den mensch of menschlyke „ zaaken (*)" Aan (*) In bet op^eeven deezer denkbeelden heb ik zo Zeer geen agt gegeven op de famenftellen der Godgeleerden, en Wysgeeren, noch op de bepaalingen, die daarin te vinden zyn; maar de gewoone denkwyze van veele menfchen in den dagelykfchen omgang geraadpleegd. Ik heb noch de eer noch de bekwaamheid om voor Geleerden tefpreeken; noch verwaandheid genoeg om voor hen te durven fchryven; myn toeleg is alleen om eenige denkbeelden en vooroordeelen myner Medeburgeren, die eenen fchaadelyken invloed op hun zede- lyk  78 Derde Bedeftond. Over bet bidden Aan deeze bepaalinge' zouden we ons houden , en daarin berusten kunnen, ware 'er niet iets in, dat tot groote misvattingen en verkeerde begrippen aanleiding kan geeven, en waarlyk zeer "dikwyls gegeven heeft, doch die wy tegenwoordig, körtheidshal/en, niet zullen optellen. Ori dan een juister en met de natuur der zaake overeenkomfiiger bepaaling te geeven van het gene wy verftaan moeten door Godlyken zegen en byftand, (lellen wy onze gedagten deswegens kortlyk dus voor: „ Ieder goed „ werk, iedere goede daad of verrigting, die „ volgens haaren aart overwoogen, onderno„ men, voortgezet, volvoerd en ten einde ge„ bragt wordt, zal,door de goedertierne fëhife„ kingen van God in zyne alwyze Voorzienig„ heid, meteen goeden uitflag bekroond wor„ den, dewyl God daartoe door zyne allesbe,, ftierende Voorzienigheid medewerkt, en de „ dingen, die buiten ons zyn, en van ons niet „ afhangen, ten onzen besten fchikt. Deeze „ gcede uitflag eener zaake is het, welken wy „ den Godlyken Zegen en Byftand noemen." To T lyk karakter zouden kunnen hebben, te verbeteren; -y.lgelukkig agtëndë, indien fSL daarin wel flaage.  om den Gcddelyken zegen. 79 Tot zo verre den Godlyken Zegen uit te ftrekken fchynt ons met den waaren aart der dingen best overeen te komen; te meer daar het ons voorkomt, dat men de Verrigtingen van God in zyne Voorzienigheid, met betrekkinge tot den mensch en menschlyke zaaken, niet wel gevoegelyk met deeze minder betekenende benaaminge van Zegen kan kenmerken, indien men een regt befef heeft van de grootheid, waardigheid en majesteit, die in alle de werken der Godheid zo Inisterryk uitmunten. God fcfuep door zyne oneindige Wysheid en Almagt deeze Weereld, en zag gelyk Mozes met de allergepaste woorden zegt, dat alles goed was. Dat is: God bragt deeze Weereld en al, wat daar op en in is: door zyne almagtige Wysheid niet voort alleen tot zyn eigen vermaak en byzonder genoegen , om zig eenige be« Zkheid te verfchaffen, gelyk de wufte ftervelingen veelal gewoon zyn, die ontwerpen maaken, en die of oogenbliklyk weder vaaren laateiJ , of nanuwlyks begonnen daarvan wederom afzien , of volbragt zynde aan zig zeiven , als aan het nootlot, overlaaten , onverfchillig hoe het daar mede in 't vervolg gaan zal. God fchiep dus ook de Weereld niet zonder eenig bepaald oogmerk , noch om haar gefchaapen hebbende, aan zig zelve, als aan een blind nootlot over te geeven, on-  8o Derde Bedeftond over het bidden onverfchillig en onzeker, hoe het haar en haaren Bewooneren naderhand vergaan zoude. 3Neen! Gods wyze Ahnagt is zo beperkt niet als het vermogen der Menfchen., die een begonnen werk ter uitvoer brengende en volmaakende, dagelyks moeten zorgen en werkzaam blyven, dat het uit dien ftaat van volmaaktheid, waartoe zy het brengen konden, niet vervalle, en dus hetzelve van dag tot dag, ja als van oogenblik tot oogenblik, bellieren moeten, op dat het beantwoorde aan die eindens, waartoe zy het ondernomen en volbragt hadden. God was magtig, niet alleen om de Weereld voort te brengen, maar ook om aan alles die kragten, werkzaamheden en rigtingen te geeven, die tot de onderfcheiden natuur en werkingen daarvan behooreii; en waardoor alles,onder Gods opzigt en beftierende Voorzienigheid , in zynen vereischten ftaat kan volharden, tot zo lang God de duurzaamheid en werkzaamheid daarvan bepaald heeft en ftand zallaaten grypen ;oftotdathet Gode behaagen zal» alles wederom te vernietigen, of voor eenen tyd op te heffen. — God Ichiep dus alles, zedelyke zo wel als lighaamlyke wezens, naar zynen aart tót zekere en bepaalde eindens , enfteldehettegelyk in ftaat, om die eindens te bereiken, en aan de oogmerken zyner Scheppinge te beantwoorden: zo dat alles, naar den eenmaal vastgeftelden eri ria-  VI*.den. Qödlykea zégen. 8t natuurlyken loop der dingen, volgens de bepaalde fchikkingen van God in de wegen zyner Voorzienigheid, werken moet en werken zAtot aan het einde der dagen. —— God geeft derhalven, om dit met een voorbeeld op te helderen, aan de Zon op ieder oogenblik van den dag die kragt van verlichtinge en warmte, waardoor alles op deeze aarde verkwikt en de groeizaamheid bevorderd wordt, nier door een byzonderen wenk Zyner Voorzienigheid ; noch H y gebiedt door een plotslingé tusfchenkomfte, dat op den eenen dag vrugtbaare regens op de aarde nedervallen, of dat op andere dagen de al te fterke hette door verkoelende en frisfe winden verdreeven wordt; noch' door eene byzondere werking, dat op ieder faifoen de getyden verwisfeld worden , en op ieder etmaal de afwisfeling van dag en nagt gefchiedt: dit alles gebeurt volgens de wetten der natuur, die God naar zyne volmaakte Wysheid en Oneindige Weetenfchap aan de lighaamlyke weereld in den beginne eenmaal heeft Voor- gefchrèeven. Ook geeft God niet ieder jaar' aan de planten, boomvrugten en gewasfen dér aarde de kragt van groeizaamheid en vrugtbaaïheid, maar deeze heeft hy daaraan éénmaal gefchonken, toen hy in den beginne alles uit niet heeft voortgebragt, en laacze die door zynegoe£ der"  82 Derds Bedeftond. Over'bereidden dertierenheid over alle zyne werken , maar vooral door zyne barmhartigheid ®ver de menfchen, behouden. Maar zal nu een mensch door deezen vastgeftelden loop der dingen onder de beftieringe van Gods Voorzienigheid, zynen Zegen erlangen; dan wordt er, by voorbeeld, tot een goeden oogst van graanen, aardappelen of andere veldvrugtenofboomgewasfen, iets meer dan de kragt van vrugtbaarheid en groeizaamheid, iets meer dan een gepaste koude en hette, iets meer dan een gunftige verwisfeling van regen en zonnefcbyn, welk alles van ons niet afhangt, maar door God ten onzen beste befcierd wordt voor hun, die zig des waardig gedraagen; boven dit alles, zegge ik, wordt 'er nog iets meer vereischt, en wel van den kant der menfchen zeiven, dewyl het Gode door een gunstryke fchikkinge zyner voorzienigheid behaagd heeft daaartoe ook den lighaamlyken en verfiandlyken arbeid der menfchen te vomeren; want door deezen wordt, ter verkryginge van den godlyken zegen, eerst alles werkzaam naar zynen aan welken God in de dingen gelegd heeft; en alzo wordt alles door den gezamenlyken loop der natuure, door den zamenloop der dingen , volvoerd en ten einde gebragt C). Dus wordt daar. (*) Ik wil hier geenszins beweeren, dat God van dee»  om dm Godlyken Zegen. ';. daartoe voreischt, dat 'er een grond . naar den aart der graanen, boomen of gewaden ge- deezen loop der natuure, zo als wy het noemen, nimmer afwykt, noch daarvan kan afwyken, door zekeré byzondere tusfehenkomfte zyner Voorzienigheid. Zulke ftellingkomtmyongerymden verwaten voor, want dan moesten wy niet alleen eerst dien loop der natuure zo volmaakt kennen.als God zelve dien kent.en van aüe verfebyn felen en gebeurtenisfen Je volkomenfteoplosfing Kunnen geeven; maar dan moesten wy ook de volmaaktfte kennis hebben van Gods Aimagt en V/ysheid, en in hoe verre hy zyn eigen werk kan veranderen, daar hy magt heeft, hetzelve geheel te vernietigen. En wie zal den Almagtigen paaien zetten , of wetten voorfchryven, binnen welken hy zig houden, en waarnaar hy zig gedraagen moet? I k bedoele hier alleen myrien Medeburgeren zodanig een denkbeeld van de Godlyke Voorzienigheid en van de wyze, waarop God zynen zegen uitdeelt, in te boezemen, waardoor wy niet alleen de verhevenfte, de waardigfte begrippen kunnen krygeu v;in het beminnelykfte aller wezens, van het aanbiddjlyk Opperwezen, van zyne volmaaktheden, en van zyne bellier inge dei Weereld; en waardoor wy, zo verre dit noodigis, eri ons bepaald vermogen toelaat, in ftaat Syn om hei plafi der Voorzienigheid in eens, in het onderling velband der dingen te kunnen overzien-, maar die te gelyk ingerigt zyn, om ons de uitmuntendheid onzer natuure te doen befeffen, tot de uitgebreidste werkzaamheid, (cc «eö kragtdaadiggebruik maaken en te weik Hellen ö'pzj(j ï » w  84 Berde Bedeftond. Over bet bidden fchikt, wordt uitgekoozen; dat die grond wel bearbeid en naar behooren behandeld wordt; dat men een bekwaamen tyd kieze van ploegen zaaijen, pooten, wieden en het gene 'er verdertoe behoort; want zonder deezen arbeid, zonder deeze keuze van tyd , graanen en grond naar derzelver aart gefchikt, kan men geen zegen van God verwagten, noch zal men denzelven erlangen: want de aarde, die den regen menigmaal op baar komende indrinkt, en bekwaam kruid voortbrengt voor den genen, door wel- ken zy ook gebouwd wordt, die ontvangt zegen van god, hebr vi: 7. Eveneens is het gefield met alle andere bezigheden en werken der menfchen, met alle de beroepen deezes werkzaamen leevens; en op dezelfde wyze is het gelegen met alle de verrijrtingen der menfchen. Dus beftaat de godfyke Ze- vermogens, en tot de zuiverfte en algemeenfte dank baarheid aan God voor bet goede op ?e"Stof. dot diehuntegeiyk^ de belvdems, dat zy .elven de oorzaaken zyn L ne eigene rampen en .^gelukken, dewyl God, zelfs dol den gewoonen loop der natuure, hunne poogingen en onderneemmgen met eenen goeden uitflag' zal Zo2 nen, md,en zy ze/ven daaraan maar toebrengen °* *«too van hunnen kant gevorderd wordt. * '  om den Godlyken Zegen. 85 Zegen en Byftand geenszins daarin, dat God ons plotsling nieuwe kragten geeve, of die wy reeds hebben op één oogenblik vermeerdere* het zy om te gaan of eenig lighaamlyk werk te verrigten, 't zy om eenige zedelyke deugd te betragten; maar dat wy de kragten, die wy éénmaal volgens den vastgeftelden loop der dingen tot die onderfcheiden werkingen en verrigtingen van God ontvangen hebben, en gebruiken moeten, naar haaren aart behoorelyk aanwenden , om alzo onder een vertrouwende afwagtinge van Gods medewerkinge het oogmerk te bereiken, waartoe ze ons gegeven zyn, en waartoe wy ze gebruiken kunnen en moeten. Zo iemantvan u wysheid ontbreekt > en de deugd wil betragten, dat by ze van God begeer e, die eenen iegelyk mildelyk geeft en niet verwyt; en zy zal bem gegeven zvorden: maar dat by ze begeere in geloove, nht tivyfetende, in het vertrouwen dat God zyne gebeden zal verhooren, daartoe zelfs zyne poogingen aanwendende. Want ik hebbe lief, die my lief bebben , en die my vroeg zoeken zullen my vinden; en ZO gy bet verJland zoekt als zilver, de verjlandigheid naarfpoort als verborgen fchatten, d an zult gy de vreeze des Beer en verfiaan, en zult de kenF 3 nis-  $è Derde Bedeftond. Over het bidden fris'fi Góds vinden, jak. i. 5, 6: spreuk vin. lp ii. 3» 4, 5- 13idden derhalven om den godlyken Zegen en Byftand is geenszins wenichen, begeeren of van God verzoeken, dat Hy ten onzen behoeve ecnig wonderwerk verrigte, of dat God alleen vour ons, en zonder ons, werke; maar liet is een verziek en vertrouiven, dat alles, volgens zynen aart,van onzen kant werkzaam zynat, met eenen goeden uiiftag, door de beftiering van Gods Voorzienigheidbekroond moge worden. VV are de meening der gebeden om den Godlyken Zegen, dat God of een wonderwerk verJgtte, of alleen werkte, of de zaaken door eene biüengewoone beftieringe zyner Voorzienigheid ten onzen voordeele wendde, of van zyne algemeene wyze van werken door eene byzondere ichikking ten ónzen behoeve afweek (*); dan zoti- (*) Wat is de zin des gebeds by hen, die God om -ynen Zegen bidden, en zelfs niet werken dat goed is, liQch verrigten, het gene daartoe vereïscht wordt' diè God om fpys, en dfank, en kléeding bidden, zon' der dat zy zeiven met hunne handen arbeiden, en zig daardoor die noodwendigheden poogen te verkrygen • I? üod 0in zyóen Byftand bidden in het beoefenen fg deugd, en ondeuusfebèa in hunne zonden en'onge- ' " re-  e?» den Godlyken Zegen. 87 zouden zulke gebeden niet alleen ten hoogden ongeoorloofd en zondig zyn, maar ook onbetaamelyk en oneerbiedig jegens Gods onafhangelyke en majesuiëfe Opperheerfchappye; alsdieGode wetten zouden willen voorfchryven, hoe Hy werken, en met ons handelen moest, en die in de natuur zelve onmogelyke dingen van hem begeerden : maar zulke gebeden zouden ook eene ondankbaare verloochening zyn van onze Afhangelykheid van de eenmaal gemaakte fchikkingen van Gods wyze Voorzienigheid; eene God onteerende verloochening van de weldaadigheid zyner fcheppinge , waardoor Hy ons zo veele kragten en zo uitmuntende vormogens naar ziel beiden en naar lighaam gefchonken heeft. „ Bidden om den godlyken Zegen en „ Byftand betekent derhalven: dat wy in eene „ eerbiedige erkentenisfe van Gods Algenoeg,, zaamheid, in eene gehoorzame onderwerpin„ ge aan de fchikkingen zyner Voorzienigheid, „ in een genoegzaam vertrouwen op zyne wy- „ zé ïegeldheden, willens en weetens, voortgaan en opzetlyk volharden; die met Augustinus bidden, da mihi Domins castitatem.Jed nondum^ Eigenlyk is 'er geen zin altoos in zulke gebeden; en zy draagen alle kenmerken, en bevestigen de juistheid van het gezegde der Heilige Schriftuure;datbetgebedvar,dengodloozsn denHsereemgruuwelis F*  88 Derdfi Bedeftond, Over bet bidden » ze Regeeringe en gunstryke Bedeelinge te ons„ waards; en in eene nederige en dankbaare erken»4 tenisfe van die vermogens en bekwaamheden, i« welken wy van God ontvangen hebben; die kragten en vermogens befteeden, tot het uitKiezen en te werk Hellen van de gepaste en „ de beste middelen, waardoor wy in onze on„ derneemingen wel en best llaagen kunnen." Wanneer wy dus om den godlyken Zegen en Byftand fmeeken, by voorbeeld, in het bouwen van een Schip, bidden wy niet, dat God dat Schip voor ons bouwe of timmere, of op eene buitengewoone en wonderdaadige wy2e door zyne almagtige Voorzienigheid ter gewenschter plaatfe ftelle, of de daartoe noodige bouwftoffen op zodanige byzondere en won. derdaadige wyze verfchaffe; noch dat God alleen, of door zyneonmiddellyketusfchenkomste, pf door de werklieden als werktuigen of Machines te beftieren, dar Schip zodanig doe te zamenftellcn, dat het zelve goed zee bouwe fnel zeile, vlug wende, en wat meer tot een goed Schip vereis«ht wordt. Maar wy bidden, of moeten ten minften bidden, willen we geene onbetaamelyke gebeden aan God voordraagen, maar met eenigen |rond yerwagten, dat God ors verhooren, en  *v* óm den Godlyken Zegen. 39 zynen Zegen fchenken zal, en'wy alzo in onze wenfchen en onderneemingen wel zullen flaagen; wy moeten bidden, zegge ik, datwy tot het timmeren van dat Schip zulke menfchen zullen zoeken, en vinden mogen, die tot het vervaardigen daarvan alle de vereischte kundigheden bezitten, zo tot het uitkiezen van de belle bouwfloffen, als tot het gebruiken va"n dezelven op den voordeeligfte en gefchiktfte wyze tot het bedoelde einde ;• dat deeze Werkbaazsn in alle deelen van dat Schip eene gevoegelyke en de waare evenredigheid inagtneemen» en ieder ftuk in zyne juiste plaats in den besten ftand doen ftelleq; en dat zy die bekwaame, naarflige, kundige, werkzaame en eer. lyke werklieden in een geëvenredigd "getal naar de grootte van zulk een Schip, tot het veïvaardigen van alles uitkiezen, waardoor het werk met allen fpoed vervorderd en afgëmaakt, en waardoor aan het oogmerk, waartoe het gebruikt zal worden, op de beste en volkomenffce wyze beantwoord kan worden; terwyl wy zeiven, of zy, aan wien wy dit hebben toevertrouwd, over alles een waakzaam oog zullen houden, en zorgen, dat aan alle vereischtens op de naauwkeurigfte wyze voldaan worde. Met één woord, wy zullen en F 5 mo&'  c/g Derde Bedeftond. Over bet bidden moeten bidden, dat wy zoeken en vinden mr>; gen zodanige menschen, die alle de vereischte hoedanigheden bezitten, zo van alle de noodage kundigheden als van de ftriktfie eerlykheid, om die kundigheden op de befte, gefchiktfte"en voor ons voordeeligfte wyze aan te leggen, en ons alzo in onze oogmerken behulpzaam te weaen: God biddende, dat Hy door zynen albeftïerenden invloed die dingen, die van loutere toevalligheden fchynen af te hangen, en buitten he,t bereik der Werkbaazen .of werklieden te zyn, zodanig doe uitvallen, dat het le maaken Schip in alle opzigten aan, onze oogmerken en ons verlangen volmaaktlyk beantwoorde. Waarin beftaat nu de Zegen van God over dat gebouwde Schip, dat zo wel is uitgevallen? Alleen in die weinige dingen, die enkel toevallig fchynen, en van de timmerlieden niet afhangen ? en moeten wy den Godlyken Zegen voor het overige geheel niet erkennnen of ver > Soeehenen? Zouden de Menfchen, indien zy in deeze hunne keuze wel Haagden, indien alles naar zynen aart werkzaam was geweest en uitgevoerd, indien alles naar hun voorneemen en wensch was afgeloopen; zouden de menfchen dan verwaand €n verblind genoeg kunnen zyn, om dat alles aan  f om den Godlyken Zegen. 91 aan hunne eigen bekwaamheden en kundigheden, aan hun eigen doorzigt en oordeel, aan, hunne eigen fchranderheid en, oplettendheid^ aan hunne eigen zorg en naauwkeurigheid alleen^ pe te fchryven, en godloos genoeg kunnen zyn,' om de hand van God in dit alles te verloochenen, en zynen zo zigtbaaren Zegen over alles niet te erkennen ? Zouden de menfchen ondankbaat; genoeg zyn, om te ontkennen, dat God hun die kragten en vermogens, die bekwaamheden en kundigheden, dat oordeel en die fchranderheid, waardoor zy die goede keuze konden doen, en waardoor zy hun oogmerk bereikt hébben ; dat God hun dat alles gefchonken heeft als middelen om zynen Zegen te erlangen, en zynen byftand in alle hunne goede onderneemingen te ondervinden 9 Wanneer wy dus alles naar zynen aart doen werkzaam zyn, en wanneer onze onderneemingen wel flaagen, en onze poogingen met een goeden uitflag bekroond worden, dan is dit alles eeniglyk en alleen aan den Zegen van God toe te fchryven : hoe zeer wy. dien zegen nimmer zullen erlangen, en volgens den door God zeiven vastgefteldenloop der dingen nooit kunnen vetkrygen, indien wy zei ven niet medewerken, noch onze eigen poogingen opde kragtdaadigflé wyze te werkfteilen, noch alle onze Talenten tot een voorgenomen werk befteeden wilden. Doch al  88 Derde Bedeftond. Over het bidden al het welke indien wy het onze van onzen kant verrigten, en indien we ons door ons zedelyk gedrag dergodlyke gunste niet onwaardig maaken, dan kunnen wy ons fteeds verzekerd houden van Gods barmhartigheid en liefde, waardoor Hy ons altyd, als wy hem daarom bidden, zynen Zegen fchenken zal. Bidt en u zal gegeven worden, is het gebod van onzen heiligen Meester, die hst onmiddellyk daarop dus verklaart: zoekt en gy zult vinden, klopt en u zal opengedaan worden ; want gelyk zyn geliefde Apostel zegt, zo wat wybjdden, ontvangen wy van God, dewyl wy zyne geboden bezvaaren en doen 't gene Hem welbebaagelyk is, matth. vii: 7. Joann. in: 22. Bidden ö« godlyken zegen en Byftand over de Wapenen van den Staat is derhalven, gelyk de Heeren Staaten dit zelve in den brief van beièhryvinge tot deeze Bedeftonden verklaaren, God Almagtig vuuriglyk te fmeeken, dat de Middellen , die aangewend worden tot afbreuk van den Vyand, gezegend worden. — Maar dewyl de tyd om dit naar zyneveréischte breedvoerigheid te verhandelen, reeds verre verloopen is, zullen we het tot een volgende gelegenheid uitftellen, en onze' tegenwoordige aanfpraak met deeze korte Vermaa. «ing befluiten. Wilx  óm den Godlyken Zegen. $3 Wilt gy, myne Medeburgers! waardige en betaamelyke denkbeelden hebben van den god-»' lyken Zegen en Byftand , benaarftigt u dan vooraf, om een behoorêlyke kennis te kry-. gen van God en zyne volmaakte Eigenfchappen; vooral van zyne aanbiddelyke Voorzienigheid en van zyne werkinge in het bellieren der Weereld: — Leert de vermogens kenneny welken God aan .alles gefchonken heeft, en de einden waartoe hy dezelven zo rykelyk heeft' mede gedeeld: — Beoefent u vooral in de kennis van in het oogmerk uwer Scheppinge, en in de kennis van die uitmuntende, ja godlyke hoedanigheden, welken gy van God meer dan voldoende ontvangen hebt, om daaraan te voldoen, en hetzelve te bereiken. Wilt gy God op eene hem aangenaame en welbehaagelyke wyze bidden, in het geloovig vertrouwen op zynen Zegen en Byftand; vergeet dan nimmer het voorgaande ernftig in agt te neemen , en voegt daarby eene godsdienftige over. weeging van die verpligtingen, welken u zyn opgelegd, en die. van u geëischt worden ter medewerkinge van God in het volvoeren, zyner oogmerken met u : — gehoorzaamt fteeds aan defchikkingen der godlyke Voorzienigheid, en gedraagt u altyd naar de beftieringen van zynen kwil: ss Volbrengt met alle naarftigheid de plig. ten  Derde Bedeftond. Over het bidden omenzl ten, die van uwen kant moeten aangewend worden om u gelukkig te maaken: — Befleedt metalle zorgvuldigheid alle uwe kragten en vermogens tot de einden , waartoe ze u gefchonken zyn; en benaarftigt u alzo om alles op de u best mogelyke wyze te verrigten: — —* Dit verzui* mende zult gy den godlyken Zegen en Byftand hier nimmer ondervinden, maar door uw eigen fchuld en pligtverzuim in dit leven altyd ongelukkig zyn, en voor eeuwig van alten heil en zaligheid ontbloot wezen; want zonder deeze poogingen is 'er zelfs niet het geringde geluk Voor ons te verkrygen: — maar dit alles in alle «aardigheid betragtende, zult gy hier reeds den invloed gewaar worden van Gods zegen en zynerf byftand, en alzo zal u ryklyk toegevoegd worden de ingang in zyn Eeuwig Koningryk! Amen f Gedaan den vierden Van Herfstmaand 1782» Vier.  VIERDE BEDESTOND wat is bidden om dem god lïken zegen over de wapenen van l den staat? en waarin bestaat dezelve? rom. xiii. i en 4. *r*- Er is geen Magt dan van God', en de Magten,die 'er zyn, van God geordineerd.—■ De Overheid is Gods dienaaresfe U test goede, -r- ""\^ol,gens ünze voorgaande belofte tot ons thands te onderzoeken: wat wy eigenljk doen, en wat wy Bidden moeten, dis wy God om zynen Zegen en Byfiand fmeeken over de via* ■penen van ons Vaderland**. Om deeze naarfpooringen voor ons gemaklyk ' te maaken, en in dit onderzoek veilig en zeker voort te gaan, zullen we eerst over weegen: s, waarin de zegen van God over een Land befta, wanneer wy het van den kant dei „ Regeeringe met betrekking tot vrede en oor. „ log, befchouwen" Vooraf verzoeken wy, da? onze Toehoorers zig erinneren: 9  $a Vierde Bedeftond. Waarin beftaan i t. De gronden, die wy in onze voorgaande Bedeftonden gelegd hebben, en wel byzonderlyk, onze verklaaring van de wyze, waarop God zynen zegen uitdeelt, en waarop Wy 0m den zeiven bidden moeten. "2. Dat God, de eenigfte Heer en Meefter van 't gantfch Heelal, de eigenlykeInfteller is der gezellige Samenleevinge, en van allemenfchJyke Maatfchappyen: eh dat God, als de opperfte Beftierer en Regeerer der zedelyke zo wel als natuurlyke Weereld, ook die Maatfchappyen regeert en beftiert tot de einden , waartoe *y zyn ingefteld en aangegaan. 3- ^at in dit Bellier vanGod over de zedelyfcg Weereld de byzondere vorm en inrigting dier Maatfchapyen geene de minfte verandering maakt noch maaken kan. . 4. Dat die byzondere Schikking of Regee. ringsvorm, welke in burgelyke Maatfchappyen plaats heeft, en om verfcheiden zeer gewig«ge redenen plaats hebben moet, in zeker op. zigte, godlyk is, van godlyken oorfprong en als 't waare van Gode zeiven is ingefteld; doordien het Gode behaagd heeft, in deeze zy. ne Regeeringe zekere algemeene wetten en regelen te bepaalen en vast te ftellen, en aan den rnen-  Gods Zegen over de Wapenen ? ff ménsen voor te fchryven, naar de welken hy zig moet gedraagén: want deeze algemeene wetten en regelen , voor zo verre wy die noodig hebben te wéeten, en dus niet allen én nog véél minder de byzondere deelen daarvan , of de byzondere fchikkirigen zyner Voorzienigheid , heeft God ons bekend gemaakt. 5. Dat onder deeze algemeene wetten en regelen voor düi mensch deeze één der voor. riaatnften is : dat God alles gefchaapen hebbende naar zynen aart, ook wil, dat alles daarnaar werkzaam zy; terwyl God nooit eenig wonderwerk verrigr, noch door zyne Voorzienigheid 'er tusfchen beiden komt, zo lang de oogmerken van Gods fcheppinge en regeeringe volgens den gewoonen, en door God ten aanzien van den mensch éénmaal vastgeftelden, loop der dingen bereikt kunnen worden. 6. En eindelyk, dat de volgende regel voor ons niet minder gewigtigennoodzaaklyk is: dat God in het beltieren der zedelyke Weereld, eri het bevorderen en volmaaken van 's menfchen geluk.ook wel byzonderlyk onze medewerking vor" dert, en ftriktlyk eischt, dat wy die middelen daartoe in het werk (tellen, welken God ons meet dan genoegzaam gefchonken heeft, èn waartoe, Q wy  $2 Vierde Bedeftond. Waarin beftaat i. De gronden, die wy in onze voorgaande Bedeftonden gelegd hebben, en wel byzonderlyk, onze verklaaring van de wyze, waarop God zynen zegen uitdeelt, en waarop wy 0m den zeiven bidden moeten. '2. Dat God, de eenigfte Heer en Meefter van 't gantfch Heelal, de eigenlykeInfteller is der gezellige Samenleevinge, en van allemenfch. Jyke Maatfchappyen: eh dat God, als de opperfte Beltierer en Regeerer der zedelyke zo wel als natuurlyke Weereld, ook die Maatfchappyen regeert en beftiert tot de einden , waartoe *y zyn ingefteld en aangegaan. 3- *3at in dit Bellier vanGod over de zedelyfce Weereld de byzondere vorm en inrigting dier Maatfchapyen geene de minfte verandering maakt noch maaken kan. , 4. Dat die byzondere Schikking of Regee. ringsvorm, welke in burgelyke Maatfchappyen plaats heeft, en om verfcheiden zeer gewiglige redenen plaats hebben moet, in zeker op. zigte, godlyk is, van godlyken oorfprong en als 't waare van Gode zeiven is ingefteld; doordien het Gode behaagd heeft, in deeze zy. ne Regeeringe zekere algemeene wetten en re'gelen te bepaalen eri vast te ftellen, en aan den rnen-  Gods Zegen over de Waf enen ? 97 mensch voor te fchryven, naar de welken hy zig moet gedraagén: want deeze algemeene wetten en regelen , voor zo verre wy die noodig hebben te wéeten, en dus niet allen én nog veel minder de byzondere deeleu daarvan , of de byzondere fchikkirigen zyner Voorzienigheid , heeft God ops bekend gemaakt. 5. Dat onder deeze algemeene wetten en regelen voor dm mensch deeze één der voor. tiaamften is : dat God alles gefchaapen hebbende naar zynen aart, ook wil, dat alles daarnaar werkzaam zy; terwyl God nooit eenig wonderwerk verrigt, noch door zyne Voorzienigheid 'er tuslchen beiden komt, zo lang de oogmerken van Gods feheppinge en regeeringe volgens den gewoonen, en door God ten aanzien van den mensch éénmaal vastgeftelden, loop der dingen bereikt kunnen worden. 6. EN eindelyk, dat de volgende regel voor ons niet minder gewigtigennoodzaaklyk is: dat God in het beltieren der zedelyke VVeereld, eri( het bevorderen en volmaaken van 's menfchen geluk.ook wel byzonderlyk onze medewerking vor° dert, en ftriktlyk eischt, dat wy die middelen daartoe in het werk (tellenwelken God ons meet dan genoegzaam gefchonken heeft, en waartoe, G wy  9& Pterde Bedeftond. Waarin be ftaat wy door zyne weldaadigheid overvloedig in ftaat gefield zyn Uit dit alles blykr middagklaar de juistheid van het gezegde des Apostels in de afgelezen woorden, waarop wy onze volgende bedenkingen, als op een vasten en onwankelbaaren grond, vestigen zullen: '£> is geen magt dan van Svd9 — alle Magten zyn door God geordineerd, — en de Overheid is Gods Dienaar es ons ten goede, dat is : „ De Overheden deezer aarde, 't zy ineen „ Gemeenebests regeeringeof in eene volftrekte 11 Alleenheerfchinge, zyn niets minder dan Hee„ ren der Landen, welker regeeringe haar is •„ toevertrouwd, noch onafhangelyke Meesters s, dier Volken, welker belangen haar zyn aanbevolen: God is de eenigfte I leer en JVleess, ter der gantfche Weereld, en dus ook van „ haare byzondere deelen en leden , en van God „ hebben deOverheden, in de eerde plaatfe,al haar 9, magt, gezag en aanzien ontvangen. Haar heeft „ God •Am$iMe.,get,rdineerd, niet onmmiddellyk „ en regtftreeks, noch dooreen byzonder werk „ zyner Voorzienigheid , maar door de natuurt4 lyke en noodzaaklyke fchikking dier burgerly„ ke Verëeniging, welker gezamenlyke leden „ haar verkoozen en aangefteld hebben , om hunne groote huishouding te beftieren,en de * rust,- vrede, veiligheid en welvaaren daarvan » te  Gods Zegen 'over de] Wapenen? f,9 s, te bevorderen. Want zy zyn Gods dienaa„ resfe ons ten goede; zy bekleeden als 't waare „ de plaats van God, om zynen zegen over „ het menschdom, en byzonderljk over de , Maatfchappy, welke zy bellieren, dat is, waar„ van zy het geluk en genoegen moeten bevor„ deren,uit te breiden.Daartoe zyn zy van God ge. „ ordineerd en gefchikt; daartoe heeft God haar „ die groote Magt gegeven; daartoe zyn zy door haare Medeburgers aangefteld; en daar„ toe verpligt haar de natuur haarer .bedieninge L of regeeringe." Zo is dan, volgens de. leer der Heilige Schriftuur, de Overheid het eerlle middel in de hand van God, om zynen Zegen over een Land rc brengen. Maar zal die zegen volgens de vastgefielde fchikkingen der Voorzienigheid, waarnaar de menfchen zig gedraagen moeten, zo groot en volmaakt zyn, als een burgerlyke Maatfchappy kan verkrygen; dan moeten in die Overheid of Regeering de volgende verdscfjten.' zamenloopen, zonder welden men geen godlyken Zegen verwagten noch verkrygen kan. I. Dat de Regecring des Lands, welke is gods Dienaresfe, zo veel mogelyk de plaats bekleede van den'alwee.tenden en ovcraltegenwoordigen God, om te beter aan liet oogmerk haa61 ^  103 Pierde Beeejlond. Waarin lejlaat rer inftelünge te kunnen beantwoorden, en de behoeden van den Staat te verzorgen. Dus moeten deLeden derRegeeringe of derzelver Staatsdienaars uit alle de (tanden des Volks gekoozen worden, en hun getal moet zo groot zyn, en uit alle de deelendes Lands verzameld worden, als met een wel ingerigt bellier maar eenigzins beltaanbaaris; daarom dat een Mensh niet alle de behoeften des Volks kent; noch weet waarin deszelfs welvaaren en geluk beftaat; noch alles kent, wat daartoe behoort; noch hoe hetzelve kan en moet bevorderd worden; daarom dat een (land des Volk* de belangen der overige (landen of in het geheel niet, of niet genoegzaam, of niet zo volkomen kent, als ieder (land de zynen; daarom dat een mensch of een (land zyne byzondere belangen beter kennende dan die der overige menfchen en (landen, daardoor de algemeene belangen noch kan, noch zal zo goed behartigen als zyne byzondere inzigren. (Om deeze reden moeten alle, zo wel amtlooze ais regeerende Burgers van een land fteeds den vryen toegang tot de vergadering des Volks hebben , om dat deezen dikwyls beter in (laar zyn, om de waar: behoeften en belangen van het geheele lighaam te kennen, en daarover te oordeelen, zo door hunne meer byzondere betrekkingen op de algemee. ne belangen, als door de byzondere kundigheid, die  Gods Zegen over de Wapenerfi ioi die zy daarvan door hunnen ftand, beroep of bezigheid kunnen verkreegen lubben. Waarom ook ieder Burger vtrpligt is deeze zyne kundigheden aan de Regeeiing medetedeelen.) Hoe minder het getal is van de Leden der Regeeringe, en hoe meer de Regeering aan eenen ftand ,en eene plaats verbonden is, zo veel minder worden de waare belangen en behoeften van hec geheele Volk en de gantfche toeftand en alle da omftandigheden des Lands gekend, en te meer gevaar is 'er, d?t ze verwaarloosd en aan het belang, de grilligheden, dwaasheden of ondeugden van maar eenen of weinigen , zullen worden opgeofferd. — Hoe grooter het getal in tegendeel is van de Leden der Regeeringe, te beter kan dit alles niet alleen gekend worden, maar te minder is ook dit gevaar j pm dat onder veelen waarfchynelyk nog wel een of eenigen gevonden zullen worden, die zig tegen de verkeerde inzigten en handelingen der anderen zullen Hellen, en onbefchroomd de waarheid voorftaan en het belang des lands bevorderen, En de zodanigen zyn in de hand der Voorzienigheid de middelen, door welken zy haaren Zegen over een Land uitbreidt. II. Deeze Zegen zal te grooter worden, indien de Regeeringsvorm van een Land, zo veel mogelyk is overeenkome met deszelfs geG 3 field-  102 " Vierde Bedeftond. Waarin ' beftaat ileldheid, en de Wetten naar den aart der Inwoonesen gefchikt zyn. Jn een land dair het Volk over het geheel verlicht., in allerleie kunften en weetenfchappen onderweezen, naarlhg » werkzaam, onderneemend, en by gevolge vryheidlievende is, moet natuurlyk en noodzank*yk een andere Regeeringsvorm llandgrypen (er» zy zal 'er ook daadlyk zyn), dan by eene domme, onkundige, onbefchaafde, traage, vrees, agtige, en daardoor (laaggezinde menigte: Een volk dat zig eeniglyk toelegt, om door oorlogen en overheerfchingen zyne magt uit te breiden, kan onder willekeurige -wetten en eigendunklyke magt bukken; maar nooit zal men zulk ontorschbaarjuk kunnen kggen op de fchouderen van een ftil en vreedzaam, maar ook juist daardoor vryheidlievend, Volk. De wetten en regeenngsvorm, die voor een oorlogzugtig Volk zeer gefchikt zyn, zullen niets deugen by eene Natie, die zig enkel toelegt op haare eigen befcherming of om bunne eiSen in- r (*) Li eden, Luiden , Luden betekent eigenlyk een foortvanflaaven, tot fommige landgoederen beboorende (fervigkbae)anitrdaiT2igaan een willekeurigen Heer, die zigeen eigendunklyk gezag over deeze zyne Medetnenfcben aanmaatigt. Deeze benaaming voegt dus niet a3n viye G 4 la'  ig>4 Vierdi Bedejimd. Waarin bejlaat mzigten, 0f om anderen te believen, heimelyk daarin vlegten, te ontdekken en af te weercn, en die volgens hunnen pligt openbaar te maaken; op dat men zig voor de listen der zodanigen in t vervolg zal kunnen wegren, en dus verhoeden, dat de Zegen van God over het land door hen niet verhinderd worde. HL Maar vooral moeten zy ook bezitten alle kundigheden en hoedanigheden, welken tot een bekwaam Regent vereischt worden; waartoe dan voornaamlyk (*_) behóoren. Dat Imvooners van Nederlands vry Gemeenebest, tenzy misfclnen aan die fl'aaffcriekruipers, aan dat ontaart gebroedzel, "dat zig, ten koste van de vryheid en natuurlykeregten der Overigen, aan den eenen of anderen hunner Medeburgeren en aan hunne grilligheid, op de laagfte wyze wil onderwerpen. Zie ook Kil i aan op het woord Luien, iK (*) Deeze hoedanigheden of pligten geeve ik geenszins op als de eenigfte vereischten tot een volmaakt Regent. Ik bedoele hier voornaamlyk te betoogen, hoe dè uit- en inwendige rust en veiligheid aan een Burgerlyke Maatfchappye in het algemeen, zonder deeze of geije byzondere te beöogen, bezorgd kan worden door middel der Regeeringe, welke God in den weg zyner Voorzienigheid gebruikt, om zynen .zegen over een land of volk tebre.igen en te vermeerderen, of met andewoorden, om hetzelve fteeds gelukkiger te maaken. Di£ meerdere vereischten van ecji volmaakt Regent be-  Gods Zegen over de Wapenen ? 105 Dat zy doorkundig zyn in de gefchiedenisfen van de Volken der aarde, maar byzonderlyk in de gefchiedenisfen van hun Vaderland. Dat zy de betrekkingen van hunne Medeburgeren tot elkander, en die van hun Vaderland toc andere Gewesten, we} en grondig kennen, en in die der andere Volken niet onkundig zynj op dat zy daardoor kunnen weeten en afmeeten, welken de belangen zyn van ieder Volk, en voor* al van hun Vaderland; door welken byzonderlyk te bevorderen en te behartigen, zy tevens in ftaat zullen zyn, om tot het welvaaren van andere Volken, tot het geluk van pjje menfchen.» mede te werken. Daardoor zullen zy in ftaat zyn , om niet alleen de verrigtingen en onderneemingen te kennen van nabuurige en andere Volken; maar ook naar alle de regelen van waa.rfchynel.ykheid kunnen opmaaken, welke bedoelingen en oogmerken zy hebben, die zy in het vervolg van tyd zouden ter uitvoer willen brengen. Daar- begeert te zien, leeze de uitmuntende Verhandeling van den Heer P i eter V'ers't ap Junitr, die nadenEereprys van 't Stolpiaansch Legaat gedongen heeft; te vin.' den in den bundel van Verhandelingen, in deezen jaare j782, door de Heeren Beaorgeren van dat Legaat uitgageven. G5  105 Vierh timfto 'ii W.i v-in beftj n r Daardoor zullen zy in ftaat zyn om veele rampen, die eene (kapende Regeeringe anders onverhoeds overvallen, en een Land kunnen verwoesten, te voorzien, en in tyds genoegzaam gepaste en kragtdaadige middelen aan te wenden , waardoor zy de gedreigde onheilen niet alleen zullen kunnen afweeren, maar al het nadeel der bedoelde onderneemingen en verwoes. tingen op derzolver uitvinderen doen nederdaalen, en ten voordeele van hun Vaderland bellieren. Ten dien einde moet de Regering zelve (*) deftriktfte eerlykheid en regtvaardigheid ten aaii- (*) Okbej bet afdrukken ontvang ik van myn Boek» verkooper de vyfde Misjive van, Candjdus; en dit heeft my een lange Aantekenig hier doen agter wege laaten , omdat dit point door dien fchranderen en kundigen fchryver met meer naauwkeurigheid en klaarheid behandeld is, dan waartoe ik my in eene korte aantekening in ftaat bevinde. Door Regeering, verfta ik niets anders dan die Le' den ui' de Burgers 'zullen Edelen den naam van een vryen Burger vooraig te laag, te gering, te vernederend agten.?), welken de overigen hebben aangefteld, om voor hunne belingen te waaken, en hun gelukte bevorderen .Regeering, Regeeringsvorm, Starts- Lands-ol Volkss,efleldbeid , Conjlitutie) verfchillen oneindig van elkanieren. Men leeze, hierover de genoemde vyfda Mufive,  ' Gods Zegen over de Wapenend h3? aanzien-Jvan andere Volken in agt neemen, en omzigtig toezien en oplettend zorge draagen, dat nieraant hunner Medeburgeren daar tegen zondige, of de Burgers van andere S'taaten, en in hun het gantfche lighaam van dat volk, benadeele of verongelyke. Hier door zal zy best in ftaat zyn , om vrede, den eenigen grondflag van een beftendig-geluk voor een Volk, te behouden , en alle voorwendfelen van een oorlogzugtig, overheerfchend en gewelddryvend nabmirig Volk af te knatfen en te verltompen. Hierdoor zal-zy liever eenige verongelykingen en benaadeelingen van anderen dulden, en die zelve nimmer aan anderen pfeègen, Hierdoor zal zy tevens, onderfchraagd door" een blank geweeten, en {leunende op de Tegtvaardigheid van haar gehouden gedrag, den oorlog, een noodzaaklyk kwaad helaas! door de tegenwoordige gefteldheid der menfchen, niet ontwyken» wanneer het belang,van haar Vaderland, de belangen van de gantfche aarde haar daartoe persfen en noodzaaken, maar zy zal denzelven met alle kragt doorzetten* Hierom zal zy fteeds behoedzaam zorgen, dat de magt eil liet aanzien des Lands fteeds groot zy en omzaggelyk ; dat het nimmer bloot legge voor den aanval en het geweld, voor  Ï08 Vierde Qedeflond. Waarin bejlaat voor de geweldenaaryen en knevelaaryen, noch voor beleedigende en vernederende behandeImgen van anderen: zy zal ook verhoeden, dat niemantdoorhaarezwakheid,kragt-, raagt- en waapenloosiieid, noch door haare traagheid en werkloosheid , de lust bekruipe, om haar Vaderland onverhoeds re overrompelen, en eenen goeden kans tegen hetzelve of 'de goederen en bezittingen der ingezetenen te waagen. Maar zy zal geduurig waakzaam en op haare hoede zynde, doen zien, dat men zig nimmer ongeuWr zal baten mishandelen en overheerfchen. Want een volk moet gedugt zyn, en maaken dat het altyd kan en moet gevreesd worden, wil het ontzien en bemind zyn. (f) IV. Maar. zullen Regenten de volmaaktfte werktuigen zyn in de hand der Godlyke Voorziemgheid, om haaren Zegen ZQ gwot en uitge. breid { Cf) Wa e e ons Vaderland mec het begfn der on,U5ten in Amerika of by het uitbarsten van den oorlog tus^ ^Engelanden Vrankryk, in eenbehoorelykeoftot^' tegenweeren gewapend ontza5 geweest, wy-zoudennoS ^^^^-^^-hzo.deerUeneJd Pflingerd geweest zyn, als wy nu tot onze eeuwige fchj ^ n fchaamte hebben moeten ondervinden. De oorlof aafchen onzen Suat e„ den Kdzer yan na  Gods Zegen over de Wapenend lt>9 breid te maaken, als raogelyk en waarvoor het Volk va:baar is \ dan moeten zy by de voor» gaande kundigheden en bekwaamheden nog voegen : Een fchrander oordeel endoorzigt, om van alle die bekwaamheden een goed, gefchikt en den lande voordeelig gebruik te maaken- Ook moeten zy in ftaat zyn, om het waare van het • valfche,het wezenlykevan het fchynbaare teonderfcheiden; op dat zy door verkeerde berigten ■of valfche Vertooningen niet misleid mogen worden. V. Zy moeten ookmoedsen bekwaamheid genoeg hebben,om het gene zy voor den lande nuttig oor» na dien tyd begonnen en in *t jaar 1777 geëindigd»' fcheen een zeer ftaatkundige trek van onze Regenten, die op algemeene Menfchenliefdc zo wel alsVaderlandminnendeinzigten gegrond was: D;e niets betekenende oorlog tegen deMarokkaanenwas een zeer gevoegelykvoorwendfel om dit Land ter Zee te verfterken.en daardoor de overheerfcbingen der oorlogende Mogendheden te bedwingen. Ware dit gedaan , de Weereld zoude nimmer een Gï'miapmde Neutraliteit hebben zien gebooren worden; zf zou ie 'er niet behoefd hebben, en de vrede was over de oppervlakte der gantfche aarde al langen tyd algemeen geweest.  clio~~ 'Vierde Bedeftond. Waarin beftaat oordeelen, met alle vrymoedigheid voor te Hellen met klem van redenen aan te dringen en met al hun vermogen te onderdennen: waartoe het van zelve fpreekt, dat in de vergade. ringen een onbelemmerde en onbepaalde vryheid van fpreeken aan allen en een iegelyk Lid der Regeeringe verleend moet worden; en dat niemand ooit mag agterhaald worden over zyne ten gemeenen oirbaar gegeven advyfen en cnofideratiën, maar tegen allen, die hen daarover zouden durven aanranden ,' met de gantfche magt des Lands moet befchermd worden. Want daarvan hangt onze gantfche confthutie af, dat is, onze gantfche Vryheid en ons algeheele geluk. Zy moeten ook die fchranderheid van oordeel bezitten, dat zy het heilzaame in de voortellingen en redeneeringen van anderen daadelyk bevatten; en die opregtheid , zugt tot waarheid en liefde voor het Vaderland moet heiï bezielen , waardoor zy die goede en nuttige voordellen nimmer: dwarsboomen , maar als hunne eigene voordellen aarneemenen ook anderen daartoe overhaalen; opdat zy dus nimmer .fchuldig mogen, zyn dat het welvaaren des lands door flinkfche oogmerken veragterd worde. Alzo zullen zy zeiven niet alleen de bes- te  Gods Zegen over de Wapenend lil te raadgeevingen voorftellen, en anderen daar. toe aanmoedigen; maar zv zullen ook alle byzondere belangen ter zyde {lellende, en eensgezindheid, waarvan voornaamlyk 's Lands welzyn afhangt, onder de verfchillende Leden der Regeeringe bevorderende, alle poogingen aanwenden, dat die goede raadgeevingen op geenerleie wyze verydeld maar in welmeenende befluiten van het gantfche lighaam der Regeeringe veranderd worden; tevens zorg draagende, dat alles volgens de genomen befluiten en de gegeven bevelen ten fpoedigften worde uitgevoerd; op da» noch in de befluiten noch in het uitvoeren der bevelen eenige Vertraaging* plaats hebbe, en dus het oirbaare voor den lande verwaarloosd worde. ■ - - . ■ VI. Maar eindelyk moet ook het hart en het gedrag van hun, welken de Regeering wordt toe» vertrouwd , door de ftriktfte Eerlykheid beftierd worden ; zo dat zy noch door eigen belang, noch door infchikkelykheid, noch door zugt om anderen te behaagen worden afgetrokken en te. rugge gehouden , om de waarheid met alle ■ vrymoedigheid tê fpreeken en te handhaaven,' en dus de belangen van 't Vaderland met allen ernst te bevorderen. Zy moeten dus niet fchroomen, om hun gedrag ten allen tyde open te leggen, en reken* fchap  Ha Vierde Bedeftond. jyaarïn befladt fchap vwi hunne Regeeringen bellier te geeven aan dat Voi\, dat hun zyne belangen, him welvaaren en ^eluk heeft toevertrouwd; en waarvan zy de eer hebben de Vertegenwoordigers of 'Reprefentanten te zyn, en dat hen verwaardigd heeft met zyn plaatsbekleedende magt en aanzien (*). Hierdoor zal de goede Gemeente in huri- (*) Dook het Volk verfiaan wy, en nooit kan 'er iets adders door verfiaan worden, of het gantfche lighaam der Natie, of het voornaamfte en beste gedeelte daar. van; die braave eerlyke en Vaderlandlievende Burgers, Wer kunde en bekwaamheid voor de eer des Volks onwrikbaare zuilen zyn, door wier verrigtingen en onderneemingen de roem des Vaderlands pal ftaat en onbeweegelyk is , en wier daaden op het welvaaren des Lands op het geluk hunner Medeburgefen niet alleen een zeer aanmerkelyken invloed hebben, maar wier byzondere belangen (van koophandel, by voorbeeld) met het belang en hehoudvanhet gantfche lighaam zo naauwverbonden en in een gefchakeld zyn, dat wy met hunj Ben ondergang ook onherftelbaar verlooren zyn. •Nimmer kan men 'er door verdaan dat ryk of arm, hoog of laag gepeupel of wuft gemeen, dat met alle winden draait, dat of nooit denkt en redeneert, en nog minder den toeftand der zaaken nagaat of tragt te ontdekken, en dat door den fchyn en glans verblind wordt; of die lieden, die hunne vermogens en waardigheid tragten te misbruiken, om anderen te misleiden en te bedriegt  Gvds Zegen ever de Wapenen! li3 hunne eerlykheid en wclmeenende pogingen berustende, zig op hunne trouw en yver voor het gen, en om hun vermogens op den ondergang van anT deren te grondvesten. * Dat 'er onder den hoogen ftand des Volks, of die Burgers, welken door hunne waardigheid als Regenten de besten behoorden te wezen, ook gepeupel en gemeen, ten eeuwigen blaam van Nederland, gevonden wordt igetuigt de Politiek Vertoogfchry ver; die voorgeeft , dat hy een Regent is van «en voornaame Stad in één der Landprovintien, en die men zegt, dat by den Heer Stadhouder zeer wel bekend is. Dit kan ik naauwlyks gelooven. Nimmer kan eon Nederlander, veel min een Nederlandsen Regent, zulk vergif hebben uitgefpoogen. Ook heeft de tegenwoordige Triiis Stadhouder te veel liefde voor zyn eigen roem en eer, en in veele van die Steden, by voorbeeld in die van den St at van Utrecht, te veel gezag, om zulken onwaardigen Ingezeten aan het roer der Regeeringe te ftellen of te laa. ten in een Stad, daarZ.H. de Regenten, zelfs zonder daar toe zo gewigtige reden te heboen als in dit geval, van hunne ampten kan verlaaten. Want indien hy waarlyk een Regent van zulke Stad is, enby Z: H:niet onbekend, zoude de HeerStadhouderjOmzyne eigeneer's willè.hem reeds Toorlang uit allen bewind van zaak e? gefield hebben; om dat het gevoelen van zulk een Man in alle zyne verrigtingen als Regent te duidelyk moet doorftraalen.en al tenadeeligen, ji verderflyken invloed kan en moet hebben op het belang en welvaaren des Volks, waarvan de zorg aah den Heere Stadhouder, als den eerften Dienaar van Staat; ooi' in de esrfte plaats is aaftbeToIerf. . Jri *>« -  114 Vierde Bedeftond. TVaarin beftaat het Vaderland verlaatende , van hunne liefde tot het Volk, en van hunne zugt voor deszelfs Wat is een Stadhouder, niet die van een wiüekeurigen Heer, maar in een vry Gemeenebest, en welke zyn zyne pligten?enhoe komt het dat eenigen uit het Volk, dat is eenigen der beste burgeren, met het Gemeen een Stadhouder begeerd hebben? Van de oplosfing der laatfte vraage hangt het beantwoorden der eerfte af. Geltk 'er geene Regeering is zonder gebreken, hadt die van ons Vaderland in de tyden voor de jaaren 1672 en 1747 ook de haaren. Gebreken, die zekerlyk verbetering noodig hadden, en die men konen moest Verbeteren: want daar alle Regeeringen voor verbetering vatbaar zyn, moet zulks gefchieden, zo dikwylt en zo dra men eenïg gebrek in dezelve ontdekt, op dat het niet verroeste, en door verouderinge daaraan fcbyne eigen te wezen , of een noodzaklyk kwaad daarin worde. Ook was het altyd de wensch (zy is het nog in onze dagsn, en zal het fteeds blyven) vin alle eerlyke en welmeenende Burgeren , om zodanige gebreken te herftellen en die leemten te verbeteren ; en deeze wensch bezielde ook onze Ouderen eik meen die eerwaardig üsager-, ftille, geruste, vreedzaame en Va" derlandmiiinende Ingezetenen, die nimmer naar verandering hanken , maar onophoudelyk wenfehen en poogen om het verkeerde te regt te brengenjen dus geenszins die op moerige en rustlooze geesten, die zig zoeken te verheffen op de puinhoopen van het geluk hunner Medeburgeren, op de ruïne van het welvaaren des Vaderlands, en die daaron -immer naar verbetering wenfehen,' maar geduurig haaien naar verandering: [toonende Po- litiek;  Gods Zegen over de Wapenend 115 deszelfs welvaart, alles goeds en heilzaams verwagten mogen. Daar- Jitiek Vertoog en dergelyke prulfchryvers niet ten klaarden (fchoon zy dk geenszins met ronde woorden zeggen, w.nt dan waren hunne flinkfche wegen, mag men niet zeggen Vaderland verraadende oogmerken ? te zigtbaar voor die min kundige , min cplstiende en daardoor min omzigtige Leezeren , die zy nu door langdraadige, verwarde, duiftereen bedriege'yke fchriften met een fchyn van geleerdheid tragten te misleiden)toonen, vraage ik , deeze fchiyvers nietten klaarden, dst zy nasr verandering haaken; en wel juist daardoor, dat zy 'fSf* verbetering afkeuren en dus de canftitutie van het Land noch zelve maintineeren, noch begeeren, maar verhinde, ren, dat anderen zulks doen.?j De wensch, zegge ik om alle gebreken in de Regeering te verbeteren bezielde ook onze Vaderen in de gemelde jaaren van 1672 en 1747Om deezen wensch te bereiken dagten eenigen , (in hoe verre zy dit wel of kwaalyk begreepen, ftaat ons hier niet te onderzoeken) den besten en veiligden weg lig en den Volke eenen Stadhouder te kiezen. De grondflag dier verkiezinge was derhal ven, volgens het oogmerk deezer welmeenende en braave I5urgeren3 Üe verbetering der Regeeringe, cn dus dê belangen des Volks beter te behartigen en te bevorderen, dan men begreep, dat toen gefchiedde. De eerfte, de hoofdpligt van den Stadhouder is derhalven , om in plaatfe vau het Volk en uit deszelfs naam toe te zien, en zelve mede te werken, dat die verbeteringen worden ingevoerd en ftandhouden, en dat 'er in 't vervolg geené H 1 a»:  116 Vierde Eedefiond- Waarin beflaat Daarom moeten zy ook met alle fchroomagtige omzigtigheid het gedrag van hunne Mederegenten nagaan, en met alle zorgvuldigheid letten op het gedrag van alle de Dienaaren van den Staat en alle de ingezetenen van den Lande , opdat niemant hunner door de zorgeloosheid der Regeeringe tot verwaarloozing zyner Bedieninge, of tot eenige den Lande nadeelige daad worde aangemoedigd, en alzo aangefpoord om de goede en heilzaame bevelen der Regeering te verydelen, en dus 'sLands welzyn te doen te gronde gaan. En opdat niemant zynen pligt als Burger, als Regent of als Dienaar, te buiten ga, of van den regten weg afwyke, moeten allefchuldigen, mee andere noch dezelfde gebreken wederom influipen. Ea dus is een Stadhouder by een vry Volk, in een vry Ge meenebest, voUens zyne aanftellinge, eigenlyk de eer. fie waarborg van 's Volks vryheid en voorregten, en de Wagter tegen alle inbreuken op dezelven ; voor hem heeft het Volk zyn dierbaarfte, zyn eenigfte fchat.zyne vrye Staatsgefteltenis, beveiligd en verzegeld door den eed van trouwe; waardoor de Ingezetenen denStadhouder.doen beloo ven, dat hy hen by hunne oude herkomen handhaa ven, daartegen geene inbreuken van anderen gedoogen, noch diezelve pleegen zal: want anders zou men met regt mogen Vraagen: Qui custodes custodiet ipfos?  Gods Zegen over de Wapenen 9 117 met'de uiterfte geftrengheid, naar verdiensten' zonder onderfcheid , geftraft worden: terwyl de braaven, en zy die hunnen pligt wel waarneemen , tot meerdere aanmoediging, niet alleen met tekenen van erkentelyke dankbaarheid, maar met gewigtiger vergaldingen beloond moeten worden. Het fpreekt van zelve, en het behoeft geen breedvoerig bewys, dat alle de voorgaande kundigheden, en bekwaamheden van geea nut of voordeel in het geheel zouden zyn, indien 'er dit laatfte groote vereischte van Eerlykheid en opregtheid , goede trouw en waakzaamheid niet by kwame, en dat zonder deeze laatfte 'er geen Godlyke Zegen over een Land zyn kan, zo min als zonder wetten, die niet alleen naar den aart des Volks en de gefteldheid de* Lands moeten gefchikt, maar tevens wys , billyk , regtvaardig en menschlievend zyn, en die met alle onzydige flriktheid ennaaukeu,righeid moeten ter uitvoer gebragt worden- D1 t alles zullen we thands niet verder ontvouwen , maar op deezen grond voortgaande nar der verklaaren, wat wy eigenlyk moeten bidden, wanneer wy om den Godlyken Zegen over dg. Wapenen van den Staat bidden. Ben inhoud of de vereischten van zodanigen. H 3 go.-  113 Vierde Bedeftond- Waarin beflaai gebed na te- gaan en op te maaken, is uit deeze gelegde gronden zeer gemaklyk, als waaruit blykt, dat het zelve vooreerst daarin beftaat, dat wy bidden: Dat wy een Regeering hebben uit alle de banden des Volks en uit alle de deelen des Lands verzameld, overeenkomstig onze gelteh tenisfe en den aart des Volks, by wien Vryheid de grondflag is van alle de wetten en van de gantfche Regc-eringsvorm. Dat alle de Leden der Regeeringe in een volle maate bezitten en naar hun beste gewee. ten, ten nutte des Lands, befteeden alle de voorgenoemde kundigheden , bekwaamheden en hoedanigheden, zonder één van de welken een Land volftrektlyk moet ten gronde gaan, vooral tegen en in een tyd van oorlog. Maar ten anderen betekent dit gebed byzonderlyk: niet dat God ons de wapenen in de hand geeve; maar dat wy zeiven die opvatten. —• 'Niet dat God ons die wapenen, in den tegenwoordigen oorlog fchepen , oorlogfchepen, op. een wónderdaadige wyze verzorge ; maar dat wy die fcnepen in gereedheid hebben, en hun getal dagelyks tot eene genoegzaame hoeveelheid vermeerderen. —Niet dat God die fchetsen door zyne wonderkragt in het water brenge % en  Gods zegen over de Wapenen? 119 en in Zee zende; maar dat wy dezelvenmet alle mogelyke fpoed en werkzaamheid uitrusten, en by bekwaame gelegenheden van wind en we» der in zee brengen. Niet dat God de fchepen van den vyand door ftorm of onweder verbryzele . *), en op onze kusten doe vervallen; maardut wyonzefchepen van alles behoorelyk voorzien, (*) Men zou zulk een gebed kunnen doen , en zo. ianige gevallen aan het oinmiddellyk bellier der Voorzienigheid kunnen toefchryven, indien de Christenen niet aanriepen tot eenen God, die onveranderlyk de zelf-, de is, en by wien zelfs geene fchaduw is van omkeerin. ge. Het opperde, zuiverde en volmaaktde aller wezens is geenszins gelyk aan de Dea Fortuna der onkundige Heidenen, wuft, veranderlyk, grillig, het ééne oogen*. blik gunstig, het andere oogenblik te onvreden, gramftoorig en afgunstig. Want indien wy het vergaan of ftranden van Engelfche fchepen op onze kusten toe-, fchryven moeten aan een onmiddeliyk bedier eener by« zondere Voorzienigheid, dan zie ik niet, dat 'er tusfchen dan God der Nederlanderen en (het zy met eerbied gezegd voor dien God, van welken ik waardiger begrippen koestere) de zogenaamde Godheid der Heidenen, de Fortuin, eenig onderfcheid zyn kan , als wy «ns de droevige ongelukken van onze eigen fchepen, by voorbeeld, de Princes Louiza, den Ytins Willem, de Eendragt, Holland, de Unie, en Zierkses erinneren CIX daarmede vergelyken. H 4  ISq Vierde Bedeftond. Waarin bejlaat zien, derzelver bellier aan kundige, bekwaam^ vaardige, dappere, ftpute en eerlyke Bevelhebberen toevertrouwen, en dezelven alzo behoorelyk uitgerust en in genoegzaamen getale in zee zenden, om de fchepen van den vyand op te zoeken, en daaraan alle mogelyke nadeden toe te brengen. Niet dat God fteeds door wonderwerken onze fchepen, onze oorlogsvlooten, die wy zonder opjaargetyden en plaatle, wind en weder en andere omllandigheden agt te geeven, in zee zouden jaagen, tegen het geweld der zee, van ftorm en onweder befcherme en beveilige; maar dat wy alle die omllandigheden, die aan kundige zeebouwers, en aan hun, dien het krygsbeleid is toevertrouwd, niet onbekend kunnen noch behooren te zyn, wel ernftig in aanmerking neemen, op dat wy door een verzuim daarvan de Godlyke Voorzienigheid niet fchynen te tergen , en de middelen haarer kaftydin- ge roekeloos uit te daagen- Niet dat God onze Vaderlandfche kusten, of ver afgelegen Bezittingen, of onze uitgezonden Oorlogs- en Koopvaardyfchepen als door eene wolk bedekke, dat ze onzigtbaar en ongenaakbaar zyn voor den vyand; maar dat wy dezelven zodanig verfterken , befchermen en verdedigen , dat de vyand geen lust zal hebben om ze aan te tas^n,noch tegen 0113e magt, moed, dapperheid en  Gods ztgen over de Wapenen! 12Ï en beleid iets z.ü vermogen. — Niet dat God voor ons vegte, de magt van den vyand voor het gezigt van onze vloot door zynen donder verplettere en ten afgrond zende; maar dat onze Scheepsbevelhebberen en hunne onderhoorige manfchappen eerlyk genoeg zyn, om volgens eed en pligt te handelen, en dat zy hunne kragten, verftand, beleid, moed, dapperheid en onvertzaagdheid, en de wapenen hun door den lande aanbevolen, toevertrouwd en aan hunne beftieringe overgelaaten, gebruiken ter verdediginge hunner onderhebbende fchepen, ter befcherminge van het Vaderland, het leeven en de goederen hunner Medeburgeren, ter bewaaringe van Regten en Vryheid, en tot alle moge-' lyke afbreuk van den vyand en vernielinge van zyne magt. Met één woord, myne waarde Toehoorers en godyrugtige Landgenooten-r wy kunnen, wy mogen niet bidden, dat God om onzent wille eenige wonderen doe, of dat wy van den weg zyner Voorzienigheid, die Hy ons heeft voorgefchreeven, ontfhagen zouden mogen worden en daarvan afwyken: maar wy kunnen , wy mogen, wy moeten bidden, zo als de Ed. Gr. Mog, Heeren Sraaten van Holland en. Westvriesland zeiven zeer juist hoogs.t- derzelver eerfte gezegde, van te bidden om den H 5 God-  12 s Pierde Bedeftond. Waarin befiaat GadlykenZegenenByflandover de regtvaardige zvapenen van den Staat, vervolgens verklaaren; wy moeten bidden, dat 'er wapenen ter verdeaiging en bejcherming van alle onze vryheden worden opgevat; dat'er middelen worden aangewend, waar* door den Vyand afbreuk gedaan kan worden; met een woord:datalles worde te werk ge(teld,waardoo£ deeze oorlog met kragt en geweld kan doorgezet, gelukkig gevoerd en gezegend ten einde gebragt worden, op dat dezelve zo Ipoedig mogelyk met een eerlyken, wel verzekerden en duurzaamen vrede, den eenigften wensch van alle braave Nederlanderen, den eenigften grondilag van het geluk en welvaaren onzes Vaderlands, verwisjeld worde door dien God, onder wiens Opperbeftier en toezigt het gantsch Heelal isi die de eerfte Regeerer is van alle menschlyke zaaken, van alle Maatfchappyen deezer aarde; die geen kwaad kan gedoogen, noch met eenige goedkeuringe aanfchouwen, veel min hetzelve zegenen ; en die daarom zynen zegen beloofd heeft en ongetwyfeld fchenken zal aan die verdrukte onfchuldigen, die Hem daarom bidden, en hunne gebeden door een hem aangenaam en welbehaagelyk gedrag onderfteunenTerwyl wy verder nederig fmeeken , dat het Gode behaage om die dingen, welken onder het be-.  Gods zegen over de Wapenenl ïsg bereik en bellier der menfchen niet vallen, noch van hun afhangen , maar die nogtans noodwendig tot het gelukkig oorlogen vereischt worden , ten onzer voordeele en ten nadeele van den Vyand te beilieren en te doen uitvallen. Geluk! driewerf geluk, myne waarde Medeburgeren ! dat gy in zeer veele opzigten in ftaat zyt, om op deeze eenigst geoorlofde en verhoorbaare wyze God om zynen zegen en byftand te fmeeken over de regt vaardige wapenen van ons Vaderland! Geluk ! driewerf geluk,my. ne braave Landgenooten! dat gy in veele opzigten reden hebt om te vertrouweu, dat uwe gebeden, fmeekingen en verzugtingen verhoord kunnen en zullen worden door den Verhoorer van alle redelyke gebeden, door dien zelfden God, die zynen zegen zo menige maaien en zo. overvloediglyk aan uwe Vaderen heeft toegedeeld! Geluk! driewerf geluk, myne godvrugtige Vaderlanderen! dat gy als nog, inden tegenwoordigen tyd, in deezen oorlog, zeer merkelyke blyken onder u hebt van Gods hulp en byftand, en Hem voor de zigtbaarfte bewyzen van zynen zegen kunt danken en verheerlyken! Gezegend Nederland! bekoorelyk, dierbaar Vaderland! Gy beminde des Hemels! Eenigfte' Land onder de zonne, dat zo gelukkig kan  124 Vierde B'Jeflond. Waarin bejlaat kan zyn, als Gy, wiens Inwooners zo gezagend kunnen zyn, wiens Burgers zo gelukkig kunnen leeven, als de uwen! Die geen weder" gade hebt onder de gevestigde Staaten der • Weereld, wiens Staatsgebouw (conftitutie) en Regeeringsvorm zo wel gevestigd, zo goed ingerigt zyn als de uwe (*) ! En die u beroemen kunt , datgy door den godlyken Zegen, zo veele braa ve Burgers, zo veele eerlyke en vaderlandlievende Regenten, zo veele kundige, dappere en wehneenende Krygshelden tellen kunt! Och! of wy in alle opzigten, naar waarheid en opregtheid, zonder misleidinge, zeg. gen konden; dat Gy alleszins gezegend zyt, en geene de minfte blyken onder u en in u hebt, waardoor men kan vreezen, of de god. lyke goedertierenheid en zyne zegenende handonder ons niet ophouden , en van ons niet afwyken zullen! Och! of wy en alle Burgers van Nederland, ons naar het luisterryk voorbeeld onzer Vaderen gedraagende, ons als riog dien zegen waardig maakten, en denzeh. ven (*) De dertien Verëenigde Staaten van Noord-Aneka hebben by de grondlegginge van hun Gemeenebest het voorbeeld van ons Vaderland g«had, en in. veele op. 3$igten gevolgd.  Gods zegen over de Wapenend i&5 ven door geen verkeerd gedrag van ons verftieten! Och! of wy allen onzen pligt als Menfchen, als Christenen, als Burgers (§) betragteden, en die middelen werkfteilig maakten, waardoor wy ons van Gods zegen en byftand over onze byzondere perfbonen, over ons Vaderland, over de wapenen van den Staat verzekerd houden, en waardoor wy gegrond hoopen, en met reden vertrouwen kunnen , dat deeze oorlog naar onze wenfehen gevoerd wordende, naar ons verlangen ten einde gebragt zal worden door dien God, van wien alleen al ons heil, geluk en zaligheid afhangt, en die gedankt, geloofd, gepreezen en verheerlykt zy, tot in alle Eeuwigheid! Amen! Gedaan den tweeden van fVynmaand 1782. '(5) Over deeze pligten wordt in de twee volgende Bedeftonden gehandeld, en aangetoond waarin die beftaan. VVF-  V Y F D E BEDESTOND. over Hetgedrag vA n neerlands burgeren, waardoor zy zig van den godlyken zegen over de regeering van hun land, en over de wapenen van den staat kunnen verzekerd houden. tomtwÊÊatrnm i ui ■■■■ ■imimiimimmmui.i.u. i petr. ii. i^. Freest God, eert den Koning. A an wien deelt God inzonderheid zynen vzegen mede? Aan allen zonder onderfcheid? Aan hun, die God daarom, zonder iets meer te doen, bidden ? Of aan hun, die God om zynen zegen en byftand bidden , en zig door hunne werkzaamheid en yverige poogingen ter volvoeringe, van het gene daartoe van hunnen kant noodzaaklyk gevorderd wordt, des godlyken zegers waardig, of niet onwaardig, gedraagen? —— Ongeiwyfeld aan de laatlten alleen  Over het verkrygen van Gods zegéhl ispf leen met uitfluitinge van alle anderen, of tea minden in een ryke en overvloeijende maate, waarop anderen nimmer kunnen hoopen, noch welken zy ooit verkrygen zullen. ■ Maar welke is dan de pligt van de Burgers en Ingezetenen van Nederland? Hoe moet de gantfche Burgery en een ieder haarer Leden zig gedraagen , om den Godlyken Zegen en Byftand over de Regeeringe van hun Vaderland en over de Wapenen van den Staat te erlangen. Want daar de Regeering in ieder Land niets anders is dan het middel, waardoor God zynen zegen aan zodanigen Gewed en over alles verleent , wat daarin tot deszelfs heil en welvaart, rust en vrede ondernomen wordt, fpreekt het van zelve; dat al kwame de Regeeringsvorm volmaaktlyk overeen met de gefteltenis of Coaftitutie van het Land; al ware zy volkomen ge» fchikt, om het oogmerk daarvan te bevorderen en te bereiken, en dus onder den Godlyken Ze. gen in ftaat, om de vryheid en voorregten des volks te handhavenen te bewaaren, en bekwaam om deszelfs geluk in allen opzigte te vermeerderen en te volmaaken; — ja al ware een Regeering, in haar geheel zo wel als in haare deelen en leden, ten vollen bekwaam en genegen, öm volgens het oogmerk haarer aandellinge de Conm  128 Vtfde Bedeftond. Over Je Middelen bni Conftitutie des lands tebewaaren; al ware zy in allen opzigte zo goed, en zo volmaakt alsmogelyk is, om den Godlyken Zegen over het land haarer beftieringe uit te breiden; dit alles zegge ik, zoude niets baaten, noeh iets daar toe vermogen, indien de Burgery zig dien zegen en byftand van God of geheel onwaardig maakte, of het haare niet toebragt, waardoor God haar door middel van zulke volmaakte Regeeringe alles zou kunnen fchenken, dat noodwendig vereischt wordt, om zynen zegen over het Land haarer inwooninge en over de Wapenen van den Staat, indien derzelver gebruik .noodzaakelyk en onvermydelyk is, en indien zy werklyk gebruikt worden, in een volle maate te genieten- Het zal dan der moeite wel waardig zyn,^ dit nader te onderzoeken, en ons onzen plrgt als Burgers, ongeveinsd en zonder eenige agterhoudinge, voor oogen te ftellen. Daardoor zal een ieder onzer in ftaat zyn* om zyn eigen gedrag te onderzoeken, en met deezen zynen phgt te vergelyken, opdat wy daaruit leeren mogen, waarin wy aan denzelven beantwoorden, en waarin wy daar omtrent in gebreke zyn, om bet gebrekkige te kunnen verbe. teren, en ons alzo door ons gantfche gedrag en  Gods zegen te verkrygen. ia$ ën onzen geheelen wandel te fehikken tot waardige voorwerp en van Gods gunfte, weldaadig. heid en barmhartigheid in het uitdeelen zyner onontbeerelyke zegeningen; en dus door ons algeheel goed zedelyk gedrag de Hooge Regeeringe onzes Vaderlands en haare Minifters in derzelver hoogwigtige bedieningen als te onderfteunen, opdat zy op eenen goeden uitflag van derzelver moeilyken arbeid ten nutte des Vaderlands met grond hoopen mogen. De woorden van den Apostel: Freest, God , eert den Koning!zullen wy tengrondflag leggen, en daar over alleen de volgende aanmerking ter verklaaringe van dezelven voordraagen. De Apostel fielt hier der Chriftenen gods. dientligen en burgerlyken pligt voor met korte woorden, die'uit de denkwyze en gefteldheid der zaake indien tyd ontleend zyn. De pligt van Godsdienfligheid komt in de fchriften des Nieuwen Vetbonds nooit of zelden voor onder de benaaming van God te vreezen en vreezè voer God, in de eerfte en eigenlyke betekenis dier woorden , welken alleen naar den geest der Mofaifche Bedeelinge gefchikt zyn, era jn den oorfpronglyken en letterlyken zineeniglyk op den Joodfchen Godsdienst paffen, Het denkbeeld van Freeze behoort, niet uitI " 1 &&J  I3o Pyfde Bedeftond. Over de Middelen om fluitinge, alleen.tot het Oude Verbond, daar alles even ontzaggelyk en fchrikbaarende was; daar de Wet gegeven werdt op eenen berg brandende van vuur, onder duifterniüen en onweder, waartoe zelf het onnozele vee niet naderen mogt, of het moest gedood worden; waar van de Jooden door fèhrik en angst zo bevangen werden, en door den menigvuldigen donder en otiophoudelyken blikfem zo getroffen waren, dat zy van God verzogten, om van het zien en bywoonen deezer yzelyke tooneelen ontflaagen te wezen, en waarvan Mofes zelve gantsch bevreesd was en beefde (*). Ook komt dit denkbeeld van Vreeze zeer wel overeen met het gantfche charakter van den Joodfchen Godsdienst,daar God meer voorgefteld werdt als een Wezen, waarin verfcheiden driften en hartstogten plaats hadden, dan als een volmaakt, zuiver en onveranderlyk Opperwezen. Deeze voortelling was voor de ruuwe, woefle en geheel onbefchaafde Israëliren re noodzaakïyker, omdat zy voor zuiverer denkbeelden van de Godheid niet vatbaar waren, en zelfs HU nog, met al hunnen zinnelyken en lighaamelyken eerdienst, van de afgodery niet konden te rug (*) Exod. XIX. toen volgg: XX. 18 -»2r: Deu^ V. 22 en volgg; xvill. l6 : Hm. XII. i8 -  Gods zegen te verkrygen. 131 rug gehouden worden, tot welke zy te eerder zouden vervallen hebben, als hun dienst van den eenigen waaren God, het onzigtbaar voorwerp hunner aanbiddinge, geestlyker en onlighaam. lyker geweest ware (*). Hierom wordt de pligt van Godsdienftigheid onder dit denkbeeld in het Nieuwe Testament alleen voorgeteld op zulke plaatsen, daar tot ruuwe Christenen gefproken wordr, die het bykans alleen in naam, en wat hunne kundigheden en gedrag aangaat, niet veel beter dan Jooden en Heidenen waren (f), of daar vani zulken gefproken wordt, die eerst tot het Christendom bekeerd, en dus nog in de volheid hunner voorgaande Joodfche kundigheden waren (*). Maar van deeze Vreeze zyn wy Christenen verlost door het zagtgeaarce Evangelie der Liefde (f); daarin wordt God voorgeteld onder het beminnelyk char, kter van onzen Vader, en wy worden met den liefdenryken naam van (*) Exod. XX. s- XXXII. 1 - 14. (t) Zie den Tekst en Rom. UI. 18. 2 Kor. VII. i, Ern. V. 21. Kol III. 22. 1 Pets. i. 17. Jud. 23. (*) Hakd II. a2- V. 5, 11. XIX. 17. (f) 2 Tim. 1. 7 Rom. VUL r$- 1 Joann. IV. r Lfe'ï, i 74. QAU IV. 7. üebk. XII. IS 2|. 1 3  132 Vyfde Bedeftond. Over de Middelen om van zyne Kinderen verwaardigd, en de godsdienst wordt daarin befchreeven als eeniglyk beftaande in de Liefde, en godsdienstigheid wordt van ons gevorderd onder de benaaming niet van vreeze, niaar van liefde jegens God en den naafien (*). Door Vreeze voor God moeten we dus, dit voordel van alle Joodfche denkbeelden zuiverende , eenvoudig verdaan onzen pligt tot Godsdienstigheid, welke op andere plaatfen onder even algemeene benaamingen , by voorb. Godzaligheid , Godvrugtigheid , Regtvaardigheid, Geregtigheid, Liefde enz. wordt voorgedeld(t)" Wat het tweede gezegde van den Apostel, eert den Koning, betreft. Daaruit blykt zo min» als uit het bevel des Heeren: geeft den Keizer, dat des Keizers is (*); dat een Eenhoofdige, of voldrekte, onafhangelyke , oppermagtige , of wil- (*) Matth. V. i He t (*5 Tek ftaavinge van dit ge.egde beroepe ik mv ep het geweeten en op het ftandv3(tis geiIra„ uan J menfchen Wam zodanig heeft God naar ^o/^5 te Wyshed en Goedheid den mensch gefcha.-p n dat 20 men.ge maaien wy eenig kwaad bedenken en daad/,* feedryven, ons gewifleons daartegen vooraf waarichou Jt, on.  Gods zegen te verkrygen. IS5 Het gene dus eene algemeen erkende en aangenomen waarheid is ten opzigte van ieder ö by- onder het pleegen daarvan geprangt wordende, ons 'er nog van affchrikt en als te rug wil trekken, en na het volbrengen daarvan onophoudelyk het zelve aan ons verwyt. Hiertoe hebben wy van God ontvangen het vermogen om goed en kwaad van eikanderen te onder, fcheiden, om volgens dat eeuwig onderfcheid ons eigen gedrag en dat van andere menfchen te beoordeelen, en, naar het zelve daarmede overeenkomt of daar tegen ftrydt, goed of af te keuren. Uit dit in ons heerfchend denkbeeld, dat God bet aan den mensch gefteld en aan hem overgelaaten heeft, om gelukkig of ongelukkig te zyn; zyn wy menfchen zo gewillig, om over anderen te oordeelen, en hen te pryzen of te laaken; en daar door zyn zeer veele menfchen zeer geneigd, om anderen vinnig te gifpen en te hekelen, en meestal gereed, om hunnen or.gelukkigen Medemensch te verooideelen, als die zyne rampen aan zyn eigen onvoorzigtig, onzedelyk, liegt of verkeerd gedrag verfchuldigd is, wiens rampen ay befchouwen als zo veele oordeelen en kaftydingen van God, ja waarvan zy naauwkeurig weeten op te tellen, en aan te wyzen alle de zonden. voor welken hy deeze bezoekingen van de» Hemel, zo niet veel harder ftralTen, zeer wel verdiend heeft. Een onloochenbaar hewys, datzy, die zo fpreeken en handelen, het binnen het bereik hunner vermogens rekenen, om zig zelren gelukkig of ongelukkig te maaken. Wenfchelyk waare het, dat alle menfchen dit in alle hunne eigen daaden fteeds in agt namen. Hoe gelukkig. hoe gezegend zou de burgerlyke famenieeving dan niet wezen! 1 4.  J36" kyfde Bedeftond. Over de Middelen om byzonder deel des geheels, van ieder byzonder Üd der maatfcfmppye, mo^t ook van het geheel,van de gantfche maaifchappye zelve gelden; terwyl de byzondere fchikking, vorm en inrigting dier maatfchappye, 't zy volmaakt en natuurlyk vrye,'c zy burgerlyke, daaringeene de minste verandering maakt of maaken kan. 't Gene eens de grondflag van geluk of zegen is voor den geheelen mensch , zonder eenige burgerlyke betrekkinge, moet het Iteeds voor hem zyn en blyven, in welke betrekkingen hy zig ook beyindé. Deezen kunnen in de natuur van den mensch en des gel uk s geene, zelfs de geringde verandering, niet te wege brengen. Godsdienst is derhalven de eerde grondflag van geluk voor alle burgerlyke Maatichappyen. En by gevolge is een Godsdienflig gedrag der Natie het eerde middel ter verkryginge van Gods zegen en bydand over de Regeeringe des Lands en over de Wapenen van den Staat; want zonder dit kan 'er nog een goede Regeering over een Land wezen, noch uitgevoerd worden het gene tot deszelfs welvaaren en geluk vereischt wordt: omdat alle middelen, waardoor de godlyke zegen verkreegen kan worden, door ons ïhoeten worden te werk gefteld, en omdat ieder daar-  Gods zegen te verkrygen. 13? daartoe iets kan en moet toebrengen, en uit al zyn vermogen medewerken. Dit zullen we thands niet breedvoeriger verhandelen ; zo om dat de zaak van zelve fpreekt, als omdat de tegenwoordige tyd te kort is, en wy over dit onderwerp op andere tyden opzetlyk en omftandig gefproken hebben. Ook zullen we ons hier niet lang ophouden met het onderzoeken en wederleggen van zeker, tegenwoordig vry algemeen, gevoelen: dat Gngeloof voor de burgerlyke Maatfchappy beter is dan Godsdienst of Bygeloof. ■ Daarover zullen we alleenlyk de volgende aanmerkingen voor. draagen: 1. Vooreerst: dat Godsdienst en Bygeloof hier of zeer onkundig of zeer boosaartig met eikanderen verward worden; dewyl 'er niet alleen een wezenlyk onderfcheid is tusfchen dezelven, en Bygeloof even zeer verfcbilt en in even verren afftandis van Godsdienst, als Geloof van Ongeloovigheid, ofOngodsdienftigheid en Zedenloosheid van Deugd en Godsvrugt; maar dewyl ook waare Godsdienftigheid den mensch niet meer vervoert tot Bygeloof dan tot ongeloof; ja dat bygeloovigheid veel iigter voort15 Ipruit  133 Pyfdi Beieflond. Over de middelen fpruit uit ongodsdienffjgheid en ongeloovigheid ' dan uit godsdienfiigheid (*) 2. Ten ANDEREN: dat'er nooit een Volk beftond geheel uit godsdienftige of deugdzaams menfchen, zo min als uit enkele bygeloovigen , of ongeloovigen. Goeden en kwaaden, deugdzaamen en zedenloozen waren altyd onder elkanderen gemengd; en zo lang de Weereld zyn zal, zullen 'er altoos eenige llegten onder een befchaafd en deugdzaam Volk, of eenige braaven onder een verbasterde menigte gevonden worden. De gefchiedenis,de befte Regteresfcheanderszins in ditgefchil, kan daarom hetzelve niet be. flisfen: hoezeer men zig egter, in dit geval, met zeer veel regt zou kunnen beroepen op het gene on» der het Joodfcbe Volk gebeurd is; wiens lotgeval- (*) Men heef: meerraaalen waargenomen , dat ongeloovigen of zo genaamde fterke Geesten veel ligigelooviger zyn, dan waare Geloovige en regt godsdienftige menfchen, die den redelyken Godsdienst van 't Evangelie wei kennen en betragten. Zy gelooven aan fpooken en verfchyningen van Geesten, hoe zeer zy op andere ty. den het best aan van alle Geesten Ioochenen;Zy zyn des nagts en op eenzaame plaatfen zeer beangst, fchroomen voor aties, en beeven op het minfte geritfel van een enkel bla f. —. Dit is minder tegenftrydig, dan het in den eerften opfljg wel fchynt te wezen.  Gods zege» te verkrygen, 139 vallen altyd aan hun zedelyk gedrag beantwoordden. Dit hadt by hen plaats niet alleen door een byzondere fchikkinge der Voorzienigheid over dat Volk; maar daartoe is reeds veel, zo niet alles, in de gewoone gefteldheid der dingen zeiven. Men kan de gefchiedenis der Jooden , in zeker Opzigt, befchouwen als de gefchiedenis van den Godsdienst en de Deugd; en waren de gefchiedenisfen van de overige Volken der Aarde met hetzelfde oogmerk befchreeven, men zoude in ftaat zyn, om dit gefchil zo niet volmaakc, ten minden voor een zeer groot gedeelte, te belieg' ten. Men kent, daarenboven, het hart of het inwendig Charakter niet der Vorsten en Regenten, noch van hunne Staatsdienaaren, en men weet de geheime dryfveeren hunner daaden niet. Dus kunnen wy van hunne uitwendige Deugd en Godsdienst niet oordeelen, of die wazenlyk dan geveinsd waren. Doch deezen zullen ons misfchien naderhand bekend worden;; en dan vreeze ik, of wy over veelen hunner wel zo gundig zullen kunnen oordeelen, als wy tha~ds door den fchyn verblind en nier onze ftikziende oogen hen befchouwen: dan zal het ons blyken of eenige weinige menfchen aan het Bygeloof of een verkeerd begreepen belang van den Godsdienst  r 40 Vyfde Bedeftond. Over de middelen om dienst op te offeren, voor het menschdom nadeeliger geweest zy, dan zyn Vaderland, nabuurige Gewesten, ja de gantfche Aarde door onophoudelyke oorlogen te verwoesten. (*) 3. Ten (*) Ik verdedige hier geenszins het Bygeloof, noch wil beweeren dat hetzelve niet zeer veele rampen aan het Menschioin berokkend heefr. Maar ik beweere alleen, dat wy niet in ftaat zyn, om den waaren oorfprong van die ranpen, ontegenzeggelyk aan te wyzcn. De Godsdienst, is helaas! maar al te dikwyls de Muilezel geweest, welken de Vorsten, zo als zeker Schryver zig uitdrukt, en waarby ik wel voegen durve, veele ande. re menfchen, zelfs de verkondigers van het Evangelie der Liefde, Vrede enVerdraagzaamheid niet uitgezonderd, bereeden hebben, om hunne heerschzugtige oogmerken uit te voeren. Ha dde Koning Flips'nietbedoeld.om deeze Landen aan zynevolftrekte Dwinglandyete onderwerpen, de Hertog van Albazou zig nooit beroemd hebben dat hy 18000 men- fchen door beuls handen hadt Iaaten ombrengen. Nooit zoude Amerisa onder den fchyn van Godsdienst vernield noch veele gedeelten van Afia door Europëers verwoest zyn; — Nooit was'er in Engeland zo veel bloed 0p Moordfchavotien geftort, en nooit hadt Vrankryk zv nen luister door zo veele Burger-oorlogen verlooren- Lb Nooit was een Serveer verbrand, nooit waren zo 'veele ongelukkige en eenvoudige Wederdoopers verdron-" ken, gewurgd en aan de vlammen opgeofferd; — Nooit was er een Synode van Dordregt in de Weereld geweest;  Gods zegen ie verkrygen, ia! 3. Ten berden: dat 'er, meer bygeloo. vige dan ongeloovige Vorsten op deeze Weereld geheerscht hebben , blykt geenszins ontegenfpreekelyk uit de gefchiedenisfen. Het Charakter der eerften is uit hunne daaden misfchien beter op te maaken, dan dat der laatften : en dus kunnen wy den waaien oorlprong van de rampen des menschdoms niet zeker ontdekken. Maar toegeftaan zynde, dat 'er vyaarlyk meer Bygeloovige Vorsten en Staatsdienaars geregeerd heb. ben, dan durve ik nog beweeren, dat de Weereld dit aan een goede fchikking der wyze en weldaa^ dige Voorzienigheid te danken heeft. 4. Want eindelyk hoe elendig zoude het hier op deeze Weereld gefield zyn, hoe onzeker het riooit waren 'er zo veele braave Burgers uit het Land gejaagd en wreedelyk mishandeld; indien de Godsdienst, wy mogen welzeggen, indien het Bygeloof de eenigfteof eerfte dryfveer der menfchen ware geweest. Maar laat ons toeftaan, dat alle deeze verwoestingen alleen uit den Godsdienst of het Bygeloof zyn voortgekomen: doch dan vrangen wy; zyn er door de oorlogen van eenen Alexander, van het ltomeinfche Volk, van eenen Caefar, van eenen, Auguftus; van de Engelfchen en Franfchen, van eenen Fiederikll, van eene Therefia,. van eenen Catharina 11 minder verwoeftingen aangeregt, minder rampen aan het Menschdom toegcbragt , dan door' 4e godsdienftige Oorlogen?  i42 Vyfdt Bedeftond- Over de middelen om het geluk van ieder Burger, hoe onveilig de rust en welvaart van iedere Maatfchappye, ja van de geheele Aarde , indien 'er geen Deugd , geen Godsdienst op dezelve was, of deeze flegts ingebeeld of door de Staatkunde van Dwingelanden ingevoerd en gehandhaafd? Indien alle menfchen door beginfelen van Deugd en Godsdienst niet werden te rug gehouden en afgetrokken van de Ongeregtigheid; — indiende Regters,in het vellen en uitlpreeken van vonnisfen over de bezittingen en het leeven hunner Naasten , niet beftierd werden door het denkbeeld, dat zy Zei. ven ook éénmaal, en wel dooreen alweetenderi en onpartydigen Regter,den Regter der gantfche Aarde , geoordeeld zullen worden; — indien Vorsten en Overheden, en derzelver Dienaars geen Opperheer, den God des Hemels en der Aarde boven zig erkenden en eerbiedigden; dan zoude alles aan eene vuige eigenbaat worden opgeofferd, en geen mensch was één eenig oogenblik in veiligheid, noch van zyn ieeven, rusten bezittingen verzekerd; de famenleeving .zoude door inwendige verdeeldheden, rooven en moorden verwoest worden, en de rust en veiligheid, zo wel van iedere Maatfchappye als van ieder mensch, ftondt alle oogenbiikken bloot voor de aanvallen, mishandelingen, knevelaaryen en geweld»'  Gods zege» ie verkrygen. j^g welddaadigheden van anderen. De wil, de grilligheid van den fterkflen zou de wet zyn voor de zwakken; en het geheele Menschdom zoude alleen beflaan uit arme, uitgefchudde, zwakke en laage flaaven, en uit eenige weinige ryke magtige , trotfe en onhandelbaare Dwingelanden. — Dien de banden van Deugd of Godsdienst niet knellen, zal door geene burgerlyke wetten van het kwaade te rug getrokken, noch door een beginfel van eer tot het goede aangefpoord worden. Veele Vorsten en hunne Dienaars rekenen zig boven de wetten; en hoe weinig invloed de Eer op hen over het algemeen hebbe, blyktuitden tegenwoordigen Engelfchen Oorlog meer dan klaar. Het beginfel van Eer is een al te fyn uitgeploozen redeneering, waarvoor het gemeene Volk niet vatbaar is; de goed- of afkeuring onzer daaden door ons eigen gewisfe, en de verwagting van een toekomenden ftaat van vergeldinge zyn alleen in ftaat om groor en klein van de Ondeugd te rug te houden en tot de Deugd op\e leiden. De Godsdienst is de fterkfte of liever de eenigfte dryfveer tot alle pligten deezes leevens. De godsdienst alleen is in ftaat, om den mensch regtvaardig, eerlyk, opregt, edelmoedig, Vaderland- en vriendlievende te maaken. De Godsdienst alleen is in ftaat, om de gant- fcht  Vyfde Bedeftond. Over de middelen om fche Weereld rust en vrede te doen genieten^ om de inwendige veiligheid der Burger-Maatfchappyen te bewaaren, en haare Leden in een ongeftoord genot hunner goederen , vryheden en vorregten te hahdhaaven, hun leeven te verzekeren, en hun alle de aangenaamheden daar,, van te bezorgen. De Godsdienst belooft dcg niet alleen eene eeuwige zaligheid na dit lee. veri, maar hy maakt ook het eeiiigst geluk uit van het tegenwoordige. Daar dan een algemeene Deugd, een onbeperkte betragting van alle onze pligten de beste en eenigfte Grondflag is van het geluk van ieder mensch; daar de godsdienst het eenigfte middel is om den mensch daartoe opreleiden; en de grondflag derhalven van het welvaaren van alle Burgermaatfchappyèn voor eerst en vooral in den Godsdienst gelegen is; zo blykt uit het gezegde ten klaarften: Dat het de eerfte en voornaamfle pligt is van iederen Burger van den Staat, wil hy het zyne toebrengen, om den grootften en algemeert■ften zegen en byftand van God Over zyn Vaderland te verbreiden, en deszelfs geluk en dat zyner Medeburgeren te bevorderen ; dat hy den Godsdienst moet eeren, om daardoor zynen pligt te beter te kennen en te vol-. komener te betragten. — Terwyl de ongodsv. dien-  Gods zegen te verkrygen'. 145 dienftigen , die 'er in een Gemeenebest zyn mogten,niet zo zeer tot depligtenvan den Gods. dienst moeten gedwongen worden, want dit valt eigenlyk niet onder de magt eener weereldlyke Overheid; als wel dat door de vvetgeevende Magt in een Gemeenebest zodanige fchikkingen gemaakt en zulke wetten gegeven moe. ten wórdeh, waardoor zy deezen noodzaakt en dwingt, om de pligten, zonder welken eene Maatfchappy volftrekt niet beftaan kan, te volbrengen , ert waardoor zy hen te rug houdt en affchrikt om iets te beftaan, 't welk haare welvaart, rust en veiligheid ftooren , of haar of iemant haarer Burgeren in het minfte zou kunnen benadeelen en verongelyken. Dan tot dit oogmerk is niet voldoende, dat 'er maar onbepaald zekere Godsdienst in een Gemeenebest is, onverfchillig, welke en hoedanig die wezen moge; daartoe wordt wel vooral en byzonderlyk de zuivérfte, de befte Godsdienst gevorderd; zo een, wiens zedenleer den höogften trap van volmaaktheid heeft, en waardoor zyne Belyders tot de kragtdaadigfte werkzaamheid worden, aangefpoord en opgeleid- Die godsdienst, welke den mensch kragten en moed beneemt, om zyne eigen poogingen ter betragtinge zyner pligten aan te wenden, of K .< die  l4é Vtfde Bedeftond, Over de Middelen om die hem daarvan ontflaat,door hemteverwyzen,tot niets betekenende plegtigheden, welkenzynhart en handel niet kunnen verbeteren, fpreekt zo klaar als de dag, dat niet gefchikt is voor een Burgermaatfchappy, als die daardoor volftrekt zou te gronde gaan. Voor haar is het volftrekt noodzaaklyk, dat de ftriktfte Zedenleer gepredikt worde: en dus is niet alleen de Hooge Overheid verpligt, naar den beften Godsdienst voor haare Maatfchappy om te zien, dien in te voeren , te doen onderwyzen, en met de magt des Lands te handhaaven; want hoe beter Godsdienst, hoe meerder Deugd; te grooter zegen door middel der Burgerrye; te ligter en aangenaamer het amt haarer Bedieninge: maar ook ieder Burger ligt onder de onvermydelyke en. noodzaaklyke verpligting, om de veifchillende, Godsdienften te onderzoeken en den beften uit te kiezen, ten einde hy de fterkfte drangmiddelen hebbe ter deugd, en aan alle zyne pligten en betrekkingen op de befte en volkomenfte wyze beantwoorde. Ieder Burger moet dus in een welgeregelden ftaat, daar het der Overheid te doen is om haare Medeburgers zo gelukkig te maaken, als haar mogelyk is, door hen zelfs tot het groore oogmerk der Burger-maatfchappye te doen mede.  Gods zegen te verkrygen. 147 dewerken door de zuiverde, opregtfte en alge. meenfte betragtinge van alle hunne pligten ;iedet Burger, zegge ik, moet de volkomenfteen on. bepaaldfte vryheid hebben, om zig dien Godsdienst uit te kiezen, welken hy voor den beften houdt,dat is, waardoor hy de waardigfte begrippen heeft vart God en alle zyne Volmaaktheden, vooral van Gods Voorzienigheid en Regeeringe der wereld; van een toekomend Leeven en ftaat van vergelding voor 's menfchen gedrag hier op Aarde; — waardoor hy de uitneemendheid zyner natuure, zyne kragten en vermogens, zyne verpligtingen en haare vergeldingen, zyne belangen en de middelen tot derzelver bereikinge, het best kan kennen; - en waardoor hy tot de uitgeftrektfte deugd op het kragtigfte wordt opgewekt en aangemoedigd. Een burgerlyke Overheid, wil zy de fchikkingen der godlyke Voorzienigheid, die de verfcheidenheid vandenkwyze onder de menfchen 'om zeer wyze oogmerken gedoogtja verordineerd heeft, niet wederftreeven ; en wil zy het einde haarer godlyke en menschlyke aanftellinge, om het zedelyk en eeuwig geluk haarer Medemenfcheh, het tegenwoordig belang en tydelyk welvaaren haarer Medeburgeren te bevorderen en te volmaaken, niet verydelen; een burgerlyke K 3 Over-  • 148 Pyfde Bedeftond. Over de Middelen om .Overheid, zegge ik, mag geen gezag voeren over den inwendigen godsdienst haarer Medeburgeren, noch den eenen uitfluitend invoeren en alle anderen verbieden: de Godsdienst kan onder het geweld en de magt van weereldlyke Vorften niet zyn; niet alleen omdat dezelve vry is van Heerfchappy, maar omdat het belang van den burgerflaat, welk te bevorderen haar is toebetrouwd en aanbevolen, de onbepaaldfte en nitgeftrektfte vryheid van geweeten vordert,als zonder welke zy zal kwynen, of veel minder •bloeijen dan met dezelve. Wanneer iemant gedwongen wordt den Godsdienst van zyn hart te verzaaken en by zig zei ven te fmooren; wanneer hy gedreeven wordt 'om een Godsdienst te belyden, dien hy in zyn hart verfoeit, of voor onwaar houdt; zal hy voor het Land zyner wooninge en voor deszelfs Regeeringe minder eerbied, agting en genegenheid hebben : en door dien geduurigen dwang, om in zynen eerflen en voornaamften pligt jegens God en zig zeiven ongetrouw te wezen, wordt het verzaaken daarvan, in den beginne wel moeilyk en bezwaarelyk, eindelyk toch zeer ligt en gemaklyk, en daardoor zal hy ook te minder ftandvaftig en getrouw zyn in zyne pligten jegens zyn Vaderland, zyne Medebur. ge-  Gods zegen ie verkrygen. 149 geren en de Overheid, zo menige maaien een verkeerd begreepen eigenbelang hem tot hét verwaarloozen of veragten dier pligten noopt en aanport. .Maar wanneer men God naar zyn befte geweeten mag dienen; wanneer men dien Godsdienst mag belyden, dien men naar een opregt en godvrugtig onderzoek bevonden heeft den beften te wezen; wanneer men naar zyn eigen oordeel en keuze dien Godsdienst volgt, door welken men tot de verhevendfte en uitgebreidfte Deugd kan opgeleid, en tot den beften Burger van den ftaat gevormd worden; dan zal men alle moeite aanwenden, om deeze gegrondheid van zyn oordeel en keuze te toonen; dan zal men zyn geloof bewyzen door zyne werken, en de uitmuntendheid en waarheid van zynen Godsdienst aandringen door zyn goed zedelyk gedrag, waardoor het geluk en welvaaren der Maatfchappye , waarvan hy een Lid is, bevorderd en de zegen van God over dezelve vermenigvuldigd zal worden. Zodat het voorde Staaten deezer weereld ten uiterften noodzaaklyk zy, dat 'er Ketteryen zyn;want daardoor zal de onderlinge naaryver opgewekt,de drangmiddelen ter deugd vermeerderd en verfterkt, en alzo 's Lands heil op de kragtdaadigfte wyze bevorderd worden. — Wanneer 'er maar een eenige Godsdienst, met LK 3 uit-  'ïSo Pyfde Bede/lond. Over de Middelen om uitfluitinge én onderdrukkinge van alle anderen , gedoogd wordt; wanneer men om bekwaam te zyn tot eenig burgerlyk ampt, gelyk in Engeland gefchiedt , zekere GeloofsbelydeniiTe moet ondertekenen j wanneer, de heerfchende Godsdienst, gelyk in veele geweften plaats heeft, den mensch niet genoegzaam, of niet zo fterk als zulks gefchieden kan, tot het waarneemen van zyne ampftverrigtingen en alle andere pligten van dit leeven opwekt en aanmoedigt, of daarvan op de eene of andere wyze ontflaat-* dan moet het dikwyls gebeuren, dat men veele menfchen, die door eer-of geldzugt, tweegroote dryfveeren onzer daaden, vervoerd worden om eenige ampten te begeeren, dwingen zal totHuichelaary, en hen daardoor desnoods, tot het verzaaken van andere pligten zal verleiden; behalven dit zal men gevaar loopen om de amten aan min kundigen,min bekwaamen, min eerlyken te geeven en toe te vertrouwen, waardoor 's Lands welvaaren op een min kragtdaadige wyze zal worden bevorderd, en de zegen van God in een minder ruime maate genooten dan wanneer men, zonder aanzien van perfoonen en hunne godsdienflige begrippen, de kundigfle, bekwaamde, braaffle, eerïykfte en gefchiktfte Mannen tot het waarneep ; men  Gods zegen ie verkrygen. i$i men der ampten en bedieningen verkiest en aanftelt. Gezegend Nederland! daar zulke onderdrukking en algeheele uitfluiting geen plaats heeft!—Weldaadige, wyze Jofeph de Hde! die by de aanvaarding uwer Regeeringe beflooten en bevolen hebt, dat men alle ampten en bedieningen , zonder onderfcheid van perfoonen en godsi dienftige begrippen, aan den waardigften zonde begeeven! ■— Gelukkig Noord - Amerika ! de woonplaats der waare burgerlyke Vryheid, het eenigfte gewest daar godsdienfiige Vryheid en Verdraagzaamheid, in haare behoorlyke en regtmaatige uitgeftrektheid, een der grondwetten' van uwen welgeveftigden Staat is, en die daardoor een zo veel duurzaamer beftaan, een zo veel be-ftendiger wezen zult hebben onder de vrye Regeeringen en Gemeenebeften deezer Weereld, als gy binnen mindere jaaren uw beftaan gekreegen hebt, en een beter Couftitutie, een juifterWetgeevinge,en een volmaakter Regeerings vorm hebt boven allen,die voor u geweest zyn, of nog fchynen te beftaan! Gezegend Vaderland! daar by het Verbond ter verëeniging der onderfcheiden Gewesten , en- by verfcheiden plegtige Verdragen de vryheid van Godsdienst,uitdrukkelyk is voorbeK 4 hou-  1$2 VyfdeBedejlond. Over de Middelen om houden en bedongen! Gelukkige Medeburgers en Geloofsgenooten! Gy die volgens de Com ftitutie van het Land uwer inwooninge, door het zagte en wyze Bellier uwer Hooge Overheid, uwen God en Schepper naar uw eigen licht, volgens uw gewiffe kunt dienen! daar gy dus door God en uwe Overheden in ftaat gefield zyt, om aan uw Vaderland den gewigtigften dienst toe te brengen, dien gy daaraan bewyzen kunt; en daar gy vry en onbelemmerd al die middelen van Godsdienst, den fterkften, den eenigften fpoor tot alle deugden en burgerlyke pligten, kunt te werk ftellen, om u zeiven, uwe Medeburgers en uw Vaderland gelukkig te maaken, en den Godlyken zegen daarover in de Uitgeftrektfie maate te verbreiden! Hoe fterk moet ons dit, mynewaardfteMedeburgers! niet aanfpooren, om ons Vaderland lief te hebben, en alle verbintenisfen jegens hetzelve te volbrengen, die wy daaraan verfchuldigd zyn! Hoe fterk moet ons dit niet opwekken, om God, die ons in zulk een gezegend Land geplaatst heeft, op de Hem aangenaamfte en welbehaagendfte wyze te dienen! Hoezeer zullen wy den Godsdienst behartigen, als wy naar behooren befeffen, dat God ons door denzelven in den weg zyner Voorzienigheid tot  Gods zegerTte verkrygen. zg§ tot middelen zal gebruiken om zynen 'Zegen over ons Vadedand uit te Horten! Hoe gelukkig zoude ons Vaderland zyn, indien wy, indien alle Burgers van Nederland zig vanjdeezen hunnen pligt naar behoorenkwyteden , en dit eerfte middel ter verkryginge van den godlyken zegen uit al hun vermogen te werk fielden! Dan zouden wy in eigen perfo®n ondervinden, met onze eigen oogen aanfchouwen de waarheid van het gezegde des Heiligen fchryvers; dat Geregtigheid een Folk verhoogt. Dan zouden wy Nederlanders als nog, gelyk voorheen, het gelukkigfte Volk zyn van den Aardbodem. Dan zoude ons geen List van binnen noch Geweld van buiten ontruften. En dan, wanneer men ons daardoor bedreigde, zouden wy onder Gods zegen en byftand welhaast in ftaat zyn, om dezelven geheel en al te verydelen! Gave God, dat wy thands tot ons leedwezen met een bitter gevoel van Imette niet ondervinden moeften, dat de zondede fchandvlek, een verkeerd gedrag de ondergang is der Natiën t Maar het is nog tyd, om een algeheel verderf en den gantfchen ondergang van ons Vaderland te voorkomen en af te weeren. Gods Lankmoedigheid heeft het tot nog in onze magt gefljeld, om zynen zegen en byftand over ons K 5 Va'  Pyfde Bedeftond. Over de Middelen om Vaderland, die daarvan fchynt af te wyken, wederom te brengen en te vermenigvuldigenHet is als nog de xaelaangenaame tyd, de dag der behoudenis}e, die de goede en wyze God ons verleent, doch waarvan het Hem alleen bekend is, hoe lang het gebruik ons nog vergund zal worden , en dien God ons alleen verleent, om daarvan het fpoedigfte en ernftigfte gebruik te maaken. Dewyl wy niet alleen door de gebeurtenisfen van deezen tyd tot ernftige gebeden, vlytige waakzaamheid, en onophoudelyke werkzaamheid geroepen, maar ook verzekerd worden , dat God onze Gebeden voor het Vaderland verhoeren, en zynen Zegen over het zelve fchenken zal, indien wy by deeze onze gebeden een opregt godsdienftig gedrag Voegen, en ons van alle onze pligten, als Burgers van Nederland , naar behooren en getrouw .kwyten. Laat ons in de hoope en verwagtinge op Gods zegen en byftand, met de ernftigfte voorne • mens na ons huis keeren, om ons gedrag te onderzoeken en onzen pligt te overweegen. Laat ons dit onderzoek doen, met die onpartydigheid en met die geftrengheid, welken het gewigt der zaake vordert, bedenkende , dat daarvan het behoud pf de ondergang van ons ' Va:  Gqds zegen te .verkrygen.. . 155. Vaderland afhangt. Doch laat ons vooral, terwyl wy in het goede manmoedig voortgaan en volharden, het gebrekkige van onzen godsdienffigen en burgerlyken pligt "ónbefchroomd verbeteren, en dus door onzen algeheelen wandel toonen, dat onze gebeden voor het welvaaren des Lands, voor het behoud onzer door het bloed der Vaderen dier gekogte Vryheid en Voorregten,ons waarlyk ernst zyn,en dat wy gaarne willen toebrengen, 't gene daartoe van onzen kant gevorderd wordt, begrypende, dat indien wy hierin nalaatig zyn, het verlies daarvan ook aan ons, en te regt, geweeten zal worden. Laat ons, bezield met deeze braave Vaderlandlievende voorneemens , onze gebeden aan God voor het behoud en welvaaren van Nederland , en om zynen zegen over de wapenen van den Staat voordraagen, in het vertrouwen, dat Hy, alsdan, dezelven genadiglyk zal verhooren pm Christus Jefus zynen Zoons wille, Amen! Gedaan den zesden van Slagt maand, 1782. ZES;  ZESDE BEDESTOND. over het gedrag van neer lands burgeren, waardoor zy zig van den godlyken zegen en bystand over de regeering van hun vaderland, en over de wapenen van den staat verzekerd kunnen houden. i petr. ii. i^. Vreest God eert den Koning. f i onder godsdienst kan een Land niet beftaan, noch eenig waar geluk of eigenlyken zegen van God genieten. De godsdienst, is de eer., fte en fterkfte dryfveer tot alle goede daaden; en in de betragtinge van denzelven, heeft het den wyzen en goeden God behaagd het eerfte middel te ftellen ter verkryginge van zyne hulp en genadigen byftand over alle verrigtingen der Menfchen, en over alle onderneemingen van menschlyke Maatfchappyen. 't. Is dus de eerfte pligt van ieder mensch, van ie-  Over de middelen om Gods Zegen etiz. 157 ieder burger, wil hy zyn eigen geluk, het wel» vaaren der fameleevinge, waarvan hy een lid is, naar zyn vermogen bevorderen, om den Godsdienst in alle zyne zuiverheid te leeren kennen , en denzelven in alle uitgeftrektbeid te betragten. Gelyk dus een Landzonder godsdienst niet kan beftaan, noch zonder een godsdienfiig leeven der Ingezetenen; zo wordt tot deszelfs welvaaren verder volfirektlyk vereischt, dat daarin een Regeeringsvorm is vastgefteld , gefchikt naar de waare gefteltenis of conftitutie van hetzelve; en dat de Regeering , aan welke het beftier der gemeene zaake is toevertrouwd en aanbevolen, zo volmaakt mogelyk is, met beiden, Conftitutie naamlyk en Regeeringsvorm, overeen komt; als waar buiten den Volke geen heil kan worden aangebragt. Doch hiertoe is niet genoegzaam, dat men' de Conftitutie bepaale, de Regeeringsvorm daarnaar:inrigte, en de Regenten overeenkomftig met dezelven aanlTelle; maar daartoe wordt ook wel voornaamlyk en byzonderlyk vereischt, dat alle burgers van den Staat zig van alle hunne betrekkingen en verpligtingen aan het Vaderland naar behooren kwyten; als weike twee midde. len van een opregt godsdienfiig gedrag en een goed  158 Zesde Bedeftond. Over de middelen om goed burgerlyk Ieevén, God der gantfche Bufge» jye heeft voorgefchreeven , ter verkryginge van zynen zegen over de Regeeurrg van hun Vaderland en over deszelfs omierneemingen, en by gevolge over de wapenen van den Staat, indien derzelver gebruik volftrekt noodzaaklyk is, en zy werklyk gebruikt worden: doch zonder het daadlyk te werk ftellen van welke middelen door het gantfche Volk, geen Zegen verwagt kan worden. Over het eerfte deezer twee middelen hebben wy in onzen laastvoorgaanden Bedeftond breedvoerig gehandeld; zo dat ons thands nog te overweegen fta, boe wy ons doer een goed burgerlyk gedrag van den godlyken zegen verzekerd louden en denzelven verkrygen kunnen: ten welken einde wy in het algemeen vooraf onze verpligting daartoe befchouwen, en dan vervolgens eenige byzonderheden van deezen onzen burgerlyken pligt zullen aantoonen. IN de befchouwinge van onze verpligting tot een goed burgerlyk gedrag zullen we kort kunnen zyn; omdat wy fpreeken voor Christenen y die wy vertrouwen, dat hunnen Godsdienst wei zo verre verftaan, dat het Euangelie hen niet alleen niet ontflaat van één eenigen burgerlyken pligt; maar dat het behoorelyk, naarftig en getrouw volbrengen van alle hunne verbintenisfen aan  Gods zegen te verkrygen. 15^ aan de Maatfchappye, waartoe zy behooren, zelfs een zeer groot gedeelte van hunnen godsdienftigen pligt uitmaakt, welkegeheelgebrekkig en onvolledig is, als zy in hunnen burgerlyken pligt te kort fchieten. Want zo min de zuiverde en volmaaktfte zedenleer des Euangeliums eenige dwingelandy of volftrekte overheerfching invoert, ftaaft of wettigt; zo min ontflaat dezelve ons ook vandè banden eener wettige Regeeringe; zo min het 'Euangelie eene blinde gehoorzaamheid vordert, even min predikt het Regeeringloosheid; zo min het Euangelie gedoogt , dat men Godsdienst, deugd, waarheid en het waare belang des Vaderlands en zyner Medeburgeren zal opofferen aan de grilligheden, ondeugden en het overheerfchend geweld van dwingelanden, even min gedoogt het losbandigheid , oproer , ongehoorzaamheid en onwilligheid aan de billyke wetten der Hooge Ovecheid; zo fterk het Euangelie gebiedt Gode meer te gehoorzaamen dan den menfchen , zo fterk beveelt het ook, den Keizer te geeven, dat des Keizers is, fcbatting , dien wy fchatting, tol dien wy tol, vreeze dien wy vree. ze, en eere te geven dien wy eere fchuldig zyn. - Een leeraar die een volftrekte en blinde onderwerping predikt, zondigt even fterk tegen den Godsdienst als tegen de Maatfchappy; maar een Leeraar, die  ï6o Zesde Bedeftond. Over de middelen om die ons van den Eed, van nóodzaaklyke belastingen , of andere burgerlyke pligten ontdaan wilde, zou niet minder ftrafbaar zyn dan de eerfte. Dit wordt niet alleen bevestigd, door de woorden van den Apostel in den tekst, door andere bevelen in de Heilige Schriftuure, door het gedrag der Apostelen en eerde Christenen ; maar het voorbeeld van onzen eenigden Heer en Meester, Christus Jefus, is ons hierin vooral ter naarvolginge voorgedeld. Hy, de eenigfte onder de menfchen, die in alles, wat hy deedt nimmer zondigde, leert ons door zyn eigen gedrag, hoe wy ons als burgers te gedraagen hebben. Alle wetten en bevelen , alle inzettingen en verordeningen, die op de Conftitutie van zyn Vaderland gegrond waren „• die met de oude en vastgedelde Regeeringsvorm overeenkwamen, die het heil des Lands, het geluk der Ingezetenen bevorderden, onderhieldt hy zelve met de dipde naauwgezetheid, en geboodt den zynen zig ftrengelyk daarnaar te gedraagen: maar even ftandvastig verzette hy zig tegen alle verbasteringen en gebreken, die 'er waren ingefloopen, en die fommigen belang hadden ftaande te houden en te verdedigen. Doch te gelyk fchroomde hy niet voor den haat van dwin„  Gods zegen te verkrygen. 161 dwingelanden, noch vreesde voor de woede en de vervolgingen der overheerfchende Farifeèn, noch beefde voor de magt van het heerschzugtig Sanhedrim,noch fmeekte een Herodes en Pilatus, die hun gezag misbruikten,om genade, wanneer 't het belang van den Godsdienst en het Vaderland, de regten der Waarheid, Deugd en Vryheid goldt- Daarvoor offerde hy zyn jeeven gewillig op, en zag op de vergeldinge des loons by Hem, die onderdrukking en losban. digheid nimmer ongeftraft, en waare Deugd» yver voor den Godsdienst en liefde voor de Waarheid nooir onbeloond zal laaten (_*). Ongetivïfeld is het de pligt van ieder weltnecnenden Burger, dien het welvaaren en behoud, de rust en vrede, de veiligheid en ze- (*) Ten bewyze hiervan leeze men onder anderen, Matth. V. 17, 18: XXIII. 1-4: vergel. mee Deut, XVII. 19: Matth. XXII. 17-11: XVII. 24-27: UI. 15: Joajjn. II. 13. en andere plaatfen, daar gezegd wordt, dat Jefus opging naar de fynagoge of den tewpei op Sabbathen en hooge Feesttyden. Matth. Xll, 1-/4 Mark. II en III» Luk. VI. i'-'ii. Matth. XXlIIdoorgaans vooral van vs 13 tot het einde. Luk. XIII. 31-35. Joann. II. 14-16. Matth. XXVI. 64. Luk. XXII. 53, 67-70. Joann. XVIII. zo, ar, 37. XJX. 10, m XV. 22, L  1Ö2 Zesde Bedeftond. Over de Middelen om zekerheid, de vryheid en onafhangelykheid van zyn Vaderland ter harte gaan,- het is de eerfte en voornaamfte pligt van ieder braaven Burger en Ingezeten, om den tegenwoordigen Staat van zyn Vaderland te handhaaven, en daarin geene verandering te willen of te gedoogen. I*it behoeft geen bewys altoos; en om deeze en alle andere pligten van een Burger te kennen, is het niet noodig, dat men alle takken van Geleerdheid bezit, of alle Weetenfchappen beoefend heeft; en om van derzelver noodzaaklykheid tot het geluk des Volks overtuigd te zyn, wordt geenszins een omflagtige arbeid gevorderd, noch een betoog vereischt, dat verfcheiden boekdeelen befiaat. — Deeze hoofdpligt, ja alle pligten van den mensch, zo burgerlyke als godsdienftige zyn in onze harten gegrond, en de kennis derzelven hebben wy by ons, en zy vereifchen ilegts eene gewoone oplettendheid en aandagt, dewyl ze uit de natuur der verbintenisfe, waartoe de Maatfchappy is aangegaan, van zeiven voortvloeijen. Zy zyn voor ons niet verborgen, noch verre van ons: Zy zyn niet in den Hemel; om te zeggen : zvie zal voor ons ten hemel vaar en, dat hy ze voor ons haale, en ws die boor en laate, opdat wy ze doen? Zy zyn ook  Gods zegen te verkrygen. 165 cok niet op gene zyde der Zee; om te zeggen: wie zal voor ons overvaaren aan gene zyde der zee, dat hy ze voor ons baale, en ons die hoor en ïaate, opdat wy ze doen ? Want zy zyn zeer ndby u; in uwen mond en in uw harte, om dit te doen (*) , Dan dewyl uit deezen hoofdregel alle de overige voorfchriften van onzen burgerlyken pligt voortvloeijen, en alle die pligten zeiven van deezen grondpligt afhangen, is het, eer wy verder gaan, ten hoogften noodzaaklyk, dat wy den zeiven wat nader befchouwen, en in zyn waar licht en eigen gedaante voorftellen. Waren de woorden 5 „ dat het de pligt is „ van ieder braaf burger, om den tegenwoor„ digen ftaat van zyn Vaderland te handhaaven „ „ en te verdedigen"; uit den mond der waarheid voortgekomen, en gefproken door den heiligen en vlekkeloozen Jefus, den vriend der menfchen, die niet gekomen was om te verderven,maar om hen te behouden die door zorgeloosheid en overheerfchend geweld verlooren gingen; dan zouden zy geene nadere bepalingen behoeven, rioch eenige verklaaring, hoe en in welken zin wy dezelven moeten opneemen en verftaan. Maas. I*) Dbut. XXX. li-it: Rou. X. 6.8. L 2  164 Zesde Bedeftond. Over de Middelen om Maar zy zyn het voortbrengfel van eenen Dwingeland, die de vryheid zyner Medeburgeren aan kluiffers gelegd, die eerst zyn Vaderland het onderst boven gekeerd, en den gantfchen Staat geheel van gedaante veranderd hadt —• Zy worden nog dagelyks door iederen overweldiger en onderdrukker nagezongen, om daardoor de regtvaardige klagten der vertrapte menschheid te verdooven,en hunne mishandelde Burgeren den mond te floppen : — Zy worden door flaaffche vleijers en eerlooze huurlingen, die hunne grootheid op de puinhoopen van de vryheid hunnes Vaderlands en van het geluk hunner Medeburgeren gaarn bouwen wilden, meer dan te dikwyls misbruikt, om ftoute dry vers tot geweldenaaryen en wreedheden aan te porren; om de overheerfchersvan de regtenen eigendommen hunner Medemenfchen in hun gruwelyk beftaan te fty ven; om hen in hun onwettig gezag te verfterken, en hun wys te maaken, als of zy op die wyze alleen het heil des Lands behartigden , en niet hunne eigen gewaande grootheid en eer ten koste van hetzelve bevorderden: Zy waren als beftorven in den mond van den ontmenschten dwingeland,den onmededogenden Fiips, die, onverzaadelyk naar het bloed zyner Me-  Gods zegen te verkrygen. 16S Medeburgeren, eerst den waaren ftaaï en geftelte«is van ons Vaderland vernietigde, alle Vryheden en vooiregten, de oude en loflyke herkomftgn vanNederland niets agtede, maar alles met geweld overheerschte, en daarop zyn onwettig gezag meende door te dringen. Doch het voorbeeld onzer braave Voorvaderen jeert ons, hoe wy deezen Stelregel verftaan, en hoe wy ons van deezen Hoofdpligt kwyten moeten. Toen die fnoode Tyran hen perste om aan zyne willekeurige magt te gehoorzaamen ; toen hy hen wilde noodzaaken, om aan zyne wederregtelyke eifcben te voldoen, en zig aan zyn eigendunkelyk gezag te onderwerpen , omdat de rust des Lands kwanswyze dit vorderde; toen hy hen, als oproermaakers en defnoodfte deugd, nieten, door beulshanden op bloedige moordfchavotten liet van kant helpen, omdat zy zig volgens de waare en oorfprongelyke conftitutie des Lands gedraagende, en den eigenlyken en eenigen Staat des Gemeenebests, die onveranderlyk is, willende handhaaven en verdedigen, zig met het grootfte regt tegen zyne oefeningen van geweld en wreedheid , van heerschn' zugt en dwingelandy, uit al hun vermogen verzetteden; ( welke hunne onderneemingen rot het herkrygen hunner conftitutie, dat is vari L $ ■ hun.  165 Zesde Bedeftond. Over de Middelen om hunne vryheden en voorregten , door den godlyken zegen en byftand met een goeden uitflag bekroond werden) — tóen handhaafden en verdedigden zy den Staat van 't Land; toen wilden zy denzelven ongefchonden bewaaren, en aan hunne Kinderen overgeeven, zo als zy dien uit de handen hunner Vaderen ontvangen hadden; en toen gaven zy een voorbeeld aan alle onderdrukkeren en door hen onderdrukte volken. God, den eenigen fcheuker alles goeds, zy gedankt en geloofd, dat zy zig van deezen hunnen pligt zo wel gekweeten hebben,dat hunne Nakomelingen van dien allermoeilykften arbeid, die allerbezwaarlykfte middelen, dien allerhagchelykften post, door de noeste onvertfaagdheid hunner Vaderen thands ontüaagen zyn, en tot aan den ondergang des Vaderlands, tot aan het einde van alles, voor eeuwig, 'gelyk wy bidden en vertrouwen, bevryd zullen bly ven! Het is en blyft dus de eerfte en voornaamlie, 'de eeuwige Hoofdpligt van. ieder braaf burger en ingezeten van Nederland, om den' onver ander lyken Staat of Conftitutie van zyn Vaderland, dat is, vryheid'en voorregten, leeven en bezittingen, regten en wetten 9 tusten vrede, welvaaren en voorfpoed, veiligheid en zekerheid, te handhaaven en"te verdedigen,  Gods zegen te verkrygen. 167 gen, voor te ftaan en te befchermen, zelve te bevorderen en door anderen te doen bevorderen , daarin zelve geene verandering noch verwarring te brengen, noch door iemant anders, wie hy zyn moge, daar tegen eenige inbreuk te gedoogen, en, zulks gefchiedende, uit alzyn vermogen te keeren en te doen weeren. Uit deezen Hoofdpligt nu vloeijen de volgende pligten van zelve voort: D at ieder Burger deezen Staat of Conftitutie van zyn Vaderland moet kennen, wil hy anderszins in ftaat zyn, om dezelve behoorelyk jte helpen handhaaven en verdedigen. Hoezeer nu een geleerde en in alle opzigten volledige kennis van de algeheele Conuitiuie veelen onmogelyk fchyne, en in de daad zeer bezwaarelyk te verkrygen zy; is dezelve egter, voor zo verre ieder burger haar moet kennen, en verpligt is haar te onderzoeken, noch onmo» gelyk, noch, moeilyk; als welke uit de overweeging van de natuur en het oogmerk der. famenleevinge en maatfchappelyke verbintenisfen zeer fchielyk,zelfs door min kundigen,ont«. dekt en gekend kan worden. Dat ieder Burger iveete, welke Regeeringsvorm aan die Conftitutie het best voege , en bet gefchiktfte zy, om de Burgery by haare L 4 Kg-;  168 Zesde Bedeftond. Over de middelen om regten en vryheden te handhaaven, haar leeven en goederen te beveiligen, en haar geluk op de kragtdaadigfte wyze te bevorderen: ter verkryginge van welke kennisfe de gronden, in onze vierde Redenvoering opgegeven, hem genoegzaam aanleiding zullen kunnen geeven.' Da.t hy dan ook die Regeeringsvorm handbaaveen helpe verdedigen, daarin geene verandering begeere, noch daartegen eenige inbreuk gedooge. Dat hy daarom alles zorgvuldig naga, en het gedrag van alle zyne MedeburgeTen oplettend belpiede, en- verhoede, dat nie- .mant door zyne flaaperige zorg- en agteloosheid bekoord worde, om daar tegen, ten nadeele des Lands iets te onderneemen ; en dat, zo iemant zulk een ftout beftaan mogt hebben, of . daadelyk iets nadeeligs voor de Conftitutie en Regeeringsvcrm mogt gepleegd hebben , hy met . ihtiidvasttn moede en 'onverfchrokken Liefde - voor het Vaderland en deszelfs welvaaren, dit veterde gedrag, tet behoorelyke 'plaatfe en op een gevoegelyke wyze, aantoone, en op de fpoedigfte verbetering daarvan aandringe by hen, , wier wetk en pligt het is zodanige gebreken te heiftellen en daadelyk te verbeteren. Want daar , de' Conftitutie in zig zelve altyd onveranderlyk is', daar het oogmerk der verëeniging altyd het- zelf.  Gods zegen te verkrygen. i€e> zelfde blyft, om de vryheden des Volks te bewaaren en deszelfs geluk te bevorderen, volgt dat die middelen, die eenmaal ter bereikinge van dat oogmerk als de beste en gefchiktfte zyn uit. gekoozen, ook in zig zei ven onveranderlykzyn, en dat dus de Regeeringsvorm, die eenmaal overeenkomftig de Conftitutie is vastgefteld, altyd dezelfde is en dezelfde moet blyven. Iedere verandering daarin is een aan/lag op de Conftitutie, op de vryheid en het geluk des Volks; fchoon een Regeeringsvorm, als het onvolmaakte werk 'van eindige en zeer bepaalde menfchen, altyd vatbaar is voor verbetering, en ook daadelyk en telkens verbeterd moet worden, zo dikvvyls daarin eenig gebrek ontdekt wordt, zo dikwyls men duidelyk bevindt, dat 's Volks vryheid beter bewaard, en zyn geluk beter bevorderd kan worden- Ver per is het de pligt van ieder goed Burger, dar hy het algemeene Belang tot het eerfte en voornaam/Ie doel zyner poogingen en verrigtingen ft elk, en dat hy hetzelve uit al zyn vermogen bchartige en helpe bevorderen. Indien het der gantfche B jrgerye welgaat, indien ieder Burger daartoe het zyne toebrengt en met alle kragt medewerkc, is het onmogelyk, of,het moet ook hem wel gaan- Een welmeenend Ingezeten L 5 raa2  l7o Zesde Bedeftond. Over de Middelen om TD&g en kan niet onverfchillig zyn omtrent de belangen zyner Medeburgeren; en denatuurlyke en aangebooren vryheden, de met regt verkreegen voorregten, het geluk en de voorlpoed der geheele Burgeryemoet hy even fterk behartigen, als hy voor zyn byzonder genoegen en welvaaren zorgt. Wie dit verwaarloost, en zyn eigen byzonder, belang ten koste en nadeele van het gemeene wezen op alle mogelyke vvyzen bevordert, is voor zyn.perfoon oorzaak, dat 'er minder zegen van God over zyn Vaderland worde uitgeftort, en hy is niet waardig door hetzelve befcberrndte worden, of aan deszelfs zegeningen deel te hebben. Hieruit volgt dan opk, dat ieder Burger van een byzonder volk moet weeten, voor zo verre het betrekking op zynen handel mogt hebben,we!ke de onderlinge betrekkingen zyn van de verfchillende Volken der aarde; dat hy vooral weete, welke.betrekkingen en verbint enisfen zvn Vaderland heeft met andere Volken (*) ; en naar dezelven moet hy zig heiliglyk gedraagen. Dat hy daartegen dan nimmer zondige, noch Burgers van (•) Hït Is byna overboodig aan tt merken, dat hier voornaamlyk Kooplieden bedoeld worden en alle de zodanigen, die eenigen handel hebben me: andere Vol keu.  Gods zegen te verkrygen. . i?t yan andere Staaten door zyn gedrag mishandele, noch door zynen handel benadeele; dat hy nimmer andere Volken, 't zy Overheden 'tzy amtelooze Burgers, beleedigé ; want daardoor zoude by hem de eerfte oorzaak te zoeken zyn van de oorlogen, die daaruit tusfchen Zyn Vaderland en dien vreemden Sraat zouden kunnen ontftaan; hy alleen zou fchuldig zyn aan alle die rampen, welken daardoor over zyn Vaderland en dat andere Volk -kwamen; hy alleen zou verant. woordelyk zyn vooral heto»/c#«Mgvergooten bbied zyner Medeburgeren en zyner Medemenfchen; en hy alleen, die alzo alles aan zyn eigen belang ondeugd of grilligheid opofferde, zoude de èenig. fte oorzaak zyn van het onttrekken' dsï.Godlyke Zegeningen over zyn Vaderland. Vervolgens is het de pligt van ieder braaf en vaderlandlievend Burger, omalle wetten i en bevelen der Hooge Overheid te leeren kennen, en met alle zorgvuldigheid, met de ftipfte naauwkeurigheid, te betragfên. Eene Regeering, die aan het einde, waartoe zy doör den Opperbeftierer der weereld is aangefteld, die am het oogmerk, waaroe zy door haare Medeburgeren verkoozen, en met de eer, om 'hunne gemeehe belangen te 'beftieren en te bevorderen, verwaardigd is; zodanige Regeerin'g kan  ifa. Zesde Bedeftond. Over de middelen om kan en zal nimmer eenige wetten ten nadeele van een eenigen Ingezeten des lands geeven; maar deezen moeten eigenaartig ftrekken ten nutte der gantfche Burgerye, ten voordeele van een ieder haarer leden, en zy zullen het heil van het gantfche lighaam des Volks en het ge■luk van iederen byzonderen Burger met de daad bewerken en te wege brengen. Zonder zoetten kan een Land niet Beftaan , en zonderde uitgeftrektfte en sdgemeenftegehoorzaamheid van alle Burgeren en Ingezetenen aan dezelven,kan 'er geen geluk in een Maatfchapoy zyn, noch de godlyke zegeningen door het Volk genooten worden. Niemant kan of mag van die gehoorzaamheid aan deeze heilzame en voor den Lande noodzaaklyke wetten ontflaagen worden; regeerendezo wel alsamtelooze Burgers zyn tot derzelver ftipfte vervullinge verpligt,en genen zyn niet minder fchuldig dan deezen aande verwyderinge van Gods zegen en byftand over hun Vaderland, noch minder ftrafbaar by de Maatfchappy, indien zy die algemeene wetten moed , willig veragten en opzetlyk vertreeden. Zonder lasten kan een Land niet beftaan, en indien deezen niet gewillig en volkomen wor. den opgebragt, moet het gantfche Land, de ge heele Burgery, de eene burger voor de andere na,  Gods zegen te verkrygena 173 na, onvermydelyk verlooren gaan.;Daaruit moeten de geringe en naar den moeilyken arbeid al te zeer geönevenredigde belooningen en jaarwedden van die braave, belanglooze en agtenswaardige Burgeren gevonden worden, dié den allerge> wigtigften,moeiIykflen,zwaarften en lastigftenpost, om het Gemeenebest te beilieren, vaderlandlievend op zig willen neemen. Zouden wy met een ge» voellooze ondankbaarheid hen onbeloond laaten, die de rust, het genoegen, het geluk van hun leeven, hunne belangen ,hun leeven zelve voor ons gewillig opofferen en ten beste geeven? «—■< Uit deeze belastingen moeten de fobere bezoldingen betaald worden van die dappere en onvertfaagde helden , die hun bloed veil hebben voor de goederen en bezittingen hunner Medeburgeren, welker veelen geenmoeds genoeg zouden hebben om zei ven die te verdedigen, en diezy als lafhartige bloodaarts aan den eerflen aanvaller en overweldiger veeleer aan zouden bieden. Stoute Zeelieden, dappere Krygers, die hun leeven vry willig aan de ysfelykfte gevaaren, aan een zekeren dood blootftellen, en zig daaraan blymoedig voor het Ieeven,voor het geluk hunner Medeburgerenovergeeven, wel getroost, dat zy den eerwaardigen engrootfchen naam mogen waardig worden, om de behouders cn  174 Zssde Bedeftond. Over de middelen om en redders te zyn van hun Vaderland, dat bui* ten hunne hulp anders ten gronde ging; zouden wy aan die braaven niet een zeer gering gedeelte geeven van die fchatten en van dien overvloed, welker gerust bezit en veilig genot wy grootlyks aan hunne mannelyke dapperheid en wakkeren moed verfchuldigd zyn ? — Belastingen met één woord, waaruit alles moet goed gemaakt worden, waardoor de veiligheid en zekerheid, de rust en vrede des Lands, en het geluk der Ingezetenen bezorgd moeten worden. Zy derhalveh, die onwillig zyn om deeze noodzaaklyke lasten, die zelden drukken en voor zeer weinigen zwaar zyn, op te brengen; die 's Lands regten verkragren en zyne Geregtigheden te kort doen; die door allerleie flinkfche wegen, door openlyke of bedekte, door regtftreekfche of zydelingfche fluikeryen, zig zeiven ten kofle van de beurze hunner Medeburgeren verryken; —- deeze verdienen de diepfte veragting hunner Medeburgeren, en zyn alle befcherming en beveiliging van 's Lands wetten te minder waardig; omdat hunne dieveryen lifiiger zyn, algemeenerbenadeelen, en minder ontdekt, minder verhoeden minder afgeweerd kunnenwor» den.  Gods zegen te vèrkrygen. 17 $ den. Zy behooten tot die inwendige geeffels eener Maatfchappye , waardoor verfcheiden middelen te leur gefteld of niet uitgevoerd kunnen worden, die anderszins den rykften zegen der Voorzienigheid over het Vaderland verbreiden zouden. Eindelyk is het de pligt van ieder braaf Burger en van alle wehneenendelngezetenen, om der Regeeringe van het Vaderland opregte dankbaarheid , waare hoogagting en ongeveinsde eerbied toe te draagen. Deezen verdient zy in den hoogden graad, dewyl zy, naast God, de oorzaak en bewerkder is van 's Lands heil en voorfpoed. Deezen zyn de eenige waare vergeldingen voor alle haare zorg en oplettend, heid, waakzaamheid en werkzaamheid, gedadige poogingen en yverige bezigheid voor het welvaaren en geluk haarer Landsgenooten: en haare billyke verwagting op dedankbaaregoedkeuringë haarer Medeburgeren over haar gehouden gedrag is de eenigde aanmoediging, de eenigde dryfveer om in haaren arbeid voor het Vaderland rustig voort te gaan en onvermoeid daarin te volharden, in het vertrouwen,-dat de gantfche Burgery haar daarin met alle kragten zal onderfteunen , en dat daartoe.een ier  ip6 Zesde Bedeftond. Over dè middelen om ieder naar zynen ftaat, naar zyne vermogens en bekwaamheden zal medewerken. Want ieder Ingezeten, de gantfche Burgery, is dit aan de Regeering, aan het Vaderland verfchuldigd. Allen moeten gebruik maaken van dien invloed op de Regeering en derzelver leden, welken ieder Burger by dezelve in een vry Gemeenebest hebben kan en hebben moet. Én hoeveel vermag die invloed niet op een welgeftelde Regeering, op braave, burgerlievende en vaderlandminnende Regenten, die het geluk des Volks tot hun eerfte en eenigfte doel ftellen ? Ja zonder dèeze medewerking der Burgery zullen de beste poogingen der gantfche Regeeringe zeer dikwyls verydeld worden. Ieder Burger van den Staat moet zyne vermogens, bekwaamheden en kundigheden gewillig ten dienfte des Lands befteeden. Zyne ontdekkingen ter verbeteringe en vermeerderinge van 's Lands voorfpoed enj "s Volk geluk, moet hy gul en openhartig aan de Regeering en alle belang hebbende mededeelen. Hiervan mag hy niets verzwygen; hiervan kan hy niets verbergen, zonder zyn Vaderland en Medeburgéren te benadeelen. Hierom moet ieder Burger een vryen toegang hebben tot de vergaderingen des Volks,"of van désSelfs Plaatsbekleders en Vertegenwoordigers, al-  Gods zegen te verkrygen. 177 alwaar het heil des Volks gewikt en gewoogen wordt, en de middelen terbevorderinge daarvan beraamd worden. Hierom moet een ieder de vryheid hebben, om zynen Medeburgeren hunne waare belangen, indien zy die of niet genoegzaam kennen, of niet behoorelyk behartigen, op een betaamelyke wyze onder her oog te brengen. Een vryheid, die in een land en onder eene Regeering, daar het Volk zo gelukkig en gezegend zyn moet en zyn kan, als God het in ftaat gefteld heeft te kunnen wezen, even min beperkt kan worden als de vryheid van denken ! Een vryheid vanfpreeken en fchryven, die alleen in ftaat is, om de inwendige rust en veiligheid der Maatfchappy te handhaaven en te verzekeren! Een vryheid, met wier vernieling, bepaaling of belemmering de inwendige vrede des lands, de zekerheid van O' s leeven, de veiligheid onzer bezittingen vernield zyn en verlooren gaan! Getuigen daarvan de inwendige rust en kalmte van gemoed, die altyd en ook nog in onze dagen in de harten van Nederlands Ingezetenen heerscht, en de ysfelyke verwoestingen en verfchrikkelyke brandftigtingen, nog in deezenjaarete Con(lantinopel,den zetel derflaavernye en dwingelandfche Heerschzugt, aangeregt! Dat alle onderdrukkers van burgerlyke vryheid M dit  i?8 Zesde Bedeftond. Over de Middelen om dit bedenken, en beeven voor de gevolgen, die alleen aan hun te wyten zyn! Doch zo voordeelig en noodzaaklyk deeze Vryheid van de Drukpers is voor den Godsdienst en den Burgerftaat, zo nadeelig en fchaadelyk, ja verderflyk is alle toomeloos en losbandig misbruik van dezelve voor beiden: waarom ieder welmeenend Burger zig even zorgvuldig zal wagten van een te verregaand en onnatuurlyk misbruik van de Drukpers en haare vryhèid, als hy tegen een overheerfchende bepaaling daarvan alle kragten zal aanlpannen. Op dezelfde wyze is de Regeering verpligt naar de onderrigtingen en aanwyzingen van die kundige, dille, vreedzaame, Vaderland-en burgerlievende Ingezetenen te luifteren, dezelven te onderzoeken, en goed bevindende werkftel~ lig te maaken. Zy is verpligt aan de ftemme des Volks, dat is van de braaffie en beste, de eerlykde en getrouwde, de kundigfte en aanzienlykfte Burgeren, gehoor te geeven; en het gene deezen als het belang des Vaderlands befchoViwen , in agt te neemen. Zelden "'zal deeze ftem des Volks dwaalen in die opgaave Zyner belangen. Nooit zal een Regeering kwaalyk dosn 9 indien zy daaraan gehoor geeft. At-  Gods zegen te verkrygen. 179 Altyd zal zy verkeerd handelen, indien zy die on» oplettend verfmaadt en verwerpt. Hadden onze manmoedige Voorouders zig van deezen pligt niet loflyk gekweeten, nooit was Nederland het gelukkigfte gewest des aardbodems geworden. Nooit was het de gezegende woonplaats geweest der. burgerlyke en gods dien ftige vryheid. Nooit was het de wykplaats en toevlugt geworden der vertrapte deugd en mishandelde onfchuld. Nooit was het de zetel geweest van geleerdheid, kunsten en weetenfchappen, handwerken en koophandel. Nooit waren wy de lievelingen des Hemels geworden, die de dierbaarfte van Gods tydelyke zegeningen, in een zeer ruime maate boven veele andere Volken , genooten hebben. Het zoude voor eeuwig in de duisternis en vergetelheid zyn begraaven geweest. Het zou de jammerlykite en akeligfte woestyn geweest zyn, bewoond door de ongelukkigfte menfchen, door de elendigfte flaaven der weereld. En wy waren voor altoos aan de knellendfie banden van geweld, aan de yzere boeijen vandwingelandy, aan het ontorschbaar juk van overheerfching gekluitterd. Had de een Flips TI. naar de ftemme des Volks geluifterd, hadde hy gehoor gegeven aan de ónderrigtingen en vermaaningen van de M a braaf-  Iüó Zesde Bede/Jofid. Over de Middelen om braafften zyner Nederlandfche Burgeren, vva. re hy de eigenzinnigfte onderdrukker zyner Natuurgenooten niet geweest; nooit hadt hy deeze Gewesten verlooren, en hy was de magtigfte en aanzienlykfte Vorst geweest van Europa ; en de volken onder zyne beftieringe zouden de gelukkigfte Inwooners der aarde geworden zyn. Deeze zyn onder anderen, de pligten van braave Burgers, wien hec belang van hun Vaderland en het geluk hunner Medeburgeren tet harte gaan. Zodanig moeten alle amptelooze en regeerendc Ingezetenen zig gedraagen, en deeze, en alle andere pligten, naar behooren, met de uiterife zorgvuldigheid en de ftiptfte juistheid betragten , dewyl buiten een allernaauwkeurigst goed burgerlyk gedrag geen heil en voorfpoed Senooten; geene hulp, geen byftand en zegen van God, die alleen den werkzaamen onderfteunt, verkreegen noch verwagt kan worden. Maar behalven deezen is 'er nog ée'n pligt voor alle die Burgers van een Land, welken eenige ampten of bedieningen, 't zy tot de Regeeringe 't zy tot andere posten begeeren. Deezen moeten zig eerst toeleggen op, en daadlyk verkreegen hebben alle die kundigheden en hkwaamheden , die noodzaaklek vereischt worden tot dat ampt, 't welk zy gaarne beklee- den  Gods zegen te verkrygen. 1S1 den wilden. Met de ampten en bedieningen, waarmede 's Lands Ingezetenen fommigen hun. ner Medeburg.ren verwaardigen, in het vertrouwen dat zy'er bekwaam toe zyn, krygen zy geenszinsonmiddell \ k en op dat oogenblik de daartoe noodige kennis en weetenfehap, noch van God noch van de meniqhen.Deezen moeten zy zigvooraf hebben eigen gemaakt, en zonder die werkiyk te bezitten,mag niemant eenigamptof bedieninge, welke die dan ook zyn moge, begecren noch daarom ooit verzoeken. Die zulks durven beftaan, misbruiken niet alleen godlooslyk het . vertrou wen der Burgery; maar zy zyn de eerfte oorzaaken van het verval des Vaderlands en van den ondergang des Volks, enzy weerenden godlyken zegen en byftand daarvan af. Ter. wyl zy, die de noodige vereischten tot zekere ampten bezitten, zig niet onttrekken mogen , indien hun eenige bediening wordt aange. booden: ja dezulken zyn onloochenbaar verpligt, om alle behoorelyke middelen ter verkryginge van zodanige ampten aan te wenden; op dat men by ontftentenisfe van dien, niet genoodzaakt zy, dezelven aan min daartoe gefchikte Lieden op tedraagen. Daarom moet het Folk wel toezien en zorgvuldig waaken, dat het bejlieren hunner M 3 be.  i?)2 Zisde Bedeftond. Over de Middelen om belangen aan geenen dan bekwaamen toevertrouwd s aan geenen dan braave en eerlyke Mannen aanbevolen worde. Dan zal het alle heil en zegen over het Vaderland met regt verwagten mogen; dan zal het ia ftaat zyn, om aan die waardige Dienaars van den Staat al dien eerbied, hoogagting en dankbaarheid, als billyke vergeldingen voor hunne dienden, te bewyzen, welken kundige en bekwaamemannen,braave Regenten en eerlyke Amptenaars, met reden van hetzelve verwagten? en regt hebben om van hunne Medeburgeren te vorderen. Ziet myne waarde Landgenooten! en met deeze woorden van den grooten Mofes tot het volk van Israël, zal ik, met een geringe verandering, fluiten (*)♦ Ziet ik hebbe u heden voor. gefteld het leeven en het goede; en den dood en het, kwaade. Want ik u heden vermaane , den Hcere, uwen God, lief te hebben, in zyne wegen te wandelen, en zyne geboden, zyneinzettin. gen en zyne regt en te houden, opdat gy vry, onafhangelyk en gelukkig leeft, en de Heere, uw God, u zegene in het land uwer Inwooninge. Maar indien uw hart zig zal afwenden, engy niet boor en zult: — Zo verkondigt ik u heden, dat C*J D eut. XXX. 15 - 2,  Gods zegen te verkrygen. 183 dat gy voorzeker zult omkomen; gy zult daar uwe dagen niet verlengen in geluk en voorfpoed, noch hetzelve lang in vryheid bezitten. Ik neeme beden tegen u tot getuigen den hemel en de aarde; het leeven in vryheid en vooripoed, den dood in flaaverny en elende, heb ik u voorgefleld, den zegen en den vloek : kiest dan bet leeven, opdat gy leeft, gy en uwe Kinderen tot aan het laatfte geflagt, in het land, dat de Heere, uw God, uwen Vaderen gegeven heeft, u nog vergunt, en uwen Kinderen verleenen zal, waarin hy uw en hun leeven gelukkig zal maaken, en de dagen daarvan zal vermenigvuldigen, indien gy den Heere lief hebt, indien zy aan zyne flemmt gehoorzaam zyn, Amen l Gedaan den vierden van Wintermaand. I7$t' M 4 NA*  NAGEBED. EIeuwige cn eenige Öorfprong van alles! God, Schepper, Befherer en Onderhouder! Heer der heeren en Koning der koningen! Het geluk der fteryelingen is her weldaadig doel uwer Scheppinge, en van alle de heilige, regtvaardige , wyze en goedertierene fchikkingen uwer aanbiddelyke Voorzienigheid. Om ons dit kragtdaadig te herinneren, en daaraan alle de dagen onzes leevens te doen gedenken, fchenkt Gy ons uit den rykdom uwer Barmhartigheden alle oogenblikken de dierbaarfte gunften, ontelbaare zegeningen. Ja daartoe dienen zelfs alle die rampen en onheilen, welken Gy het menschdom,insgelyks uit den overvloed uwer goedertierenheid, laat overkomen. Waarfchouwingen , die als zy tegenwoordig zyn, wel bedroeven, maar die Gy ons ten nutte toezendt, opdat zy vreeclzaame vrugten der geregtigheid zouden voortbrengen voor ons, die door dezelven worden geoefend,opdat wyuwer Heiligheid zouden deelagtig worden. Gy, o God! hebt naar uwe oppermagtige , wyze en altyd goede Voorzienigheid gedoagd, dat een ondankbaar vriend en bondgenoot van onzen Staat, met verbreekinge van de trouw der  NAGEBEtt 185 der plegtigfte verbonden, ons Vaderland zo onverhoeds als onregtvaardig heeft aangevallen, onze Scheepvaart geweldaadig getlremd, de fchepen trouwlooslyk uitgeplunderd en geheel weggeroofd, onze buitenlandsche Bezittingen verraaderlyk overrompeld en ontmenscht verwoest. Maar ook in deeze duiftere dagen hebt Cy U aan ons niet onbetuigd gelaaten: Gy hebt ons allerleien .zegen en overvloed gefchonken , voor veele andere rampen behoedt, en van andere onheilen verlost. Gy hebt ons andere magtige Vrienden verwekt, en ons lieve Vaderland tot nog toe by deszelfs vryheid en voorregten bewaard; ja ons in deezen oorlog veele blyken uwer goedgunftigheid gegeven. Gy hebt den Burgeren hunne regten meer en meer leeren kennen, den Regenten hunne pligten beter doen begrypen, en ons veele agtenswaardige Mannen verwekt, die de oude vryheid doen herleeven , de geregtigheden der Ingezetenen handhaaven, de Conftitutie des Lands verdedigen, en haar zuiveren van alle feilen f waardoor dezelve en met haar het welvaaren des Vaderlands en alle geluk der Nederlanderen eindelyk zou te gronde gaan. Gy, o Godf geeft ons fterke hoop en zekere verwagting, dat het tegenwoordig geflagt de vaderlyke deugden M 5 zal  i86 N A G E B E D zal naarvoigen, en daardoor onder uwen veel-» vermogenden byftand en godlyke hulpe, dien zetel van burgerlyke en godsdienftige vryheid, die in het bloed onzer Vaderen geveftigd is, welken tot nog toe geen dwingeland heeft kunnen overmeefteren, geen overweldiger ter neder werpen , ongelchonden zal bewaaren en geheel overleveren aan de JNakomelingfchap. Gy hebt ons nog in deezen tyd wakkere Helden gefchonken, en onze geringe magt onder hunne welbeleide dapperheid dermaate gezegend, dat wy alle reeden hebben om op uwen zegen en byftand te vertrouwen, en te verwagten, dat wy door uwe hulpe vervolgens zegenryke overwinningen en den eerlykften,voordeeligften en beften-, digften vrede erlangen zuilen, indien wy al die magt, die Gy ons ichenkt, yverig en naarftig te werk ftellen, en ter vereischte en behoorelyke plaatse gebruiken.' Deeze en alle andere uwe v/eldaaddigheden, verzekeren ons van uwe verdere gunfte, en van de voortduuringe uwer barmhartigheden over ons en ons lieve Vaderland. Deeze bewyzen uwer gunfte en liefde voor ons zyn wel te groot en te menigvuldig, dan dat wyze allen in orde zouden optellen, en naar waarde roemen kunnen, maar zy hebben nogtans op ons  N A G E B E D. 187 pns den diepften indruk gemaakt, en de gevoeligfte erkentenis uwer Opperheerfchappye en Algenoegzaamheid en een pligtmaatig besef van onze Afhangelykheid in ons te wege gebragt. Ontvang dan, menschlievend Vader! naar uwe gunstryke barmhartigheid de wel geringe, maar welmeenenc'.e offeranden onzerdank. baare harten, waardoor wy U niet alleen. looven voor deeze byzondere blyken uwer liefde, maar ook danken, dat Gy ons het leeven hebt gefchonken, voor deugd en geluk vatbaar gefchaapen, daartoe alle noodige, ja meer dangenoegzaame , middelen aangeweezen, en in het gezegende Nederland hebt laaten gebooren worden , en het zelve aan ons tot het land onzer inwooninge hier op aarde gefchonken; alwaar wy de dierbaarffe uwer zegeningen genieten, in de gelukkigfte burgerlyke vryheid leeven, door geene andere banden, dan die van regt en bil. lykheid , gehouden worden onder het zagt bellier van wyze en billyke wetten, aan welker gezag zo wel de Regenten als amptelooze Burgers onderworpen zyn. Neem, weldaadig Opperwezen! deeze onze lof en dankzeggingen, die wel gebrekkig , maar zuiver en opregt zyn, goedgunftig aan. Weiger ons dit niet om onze voorgaande overtreedingen, nalaatigheden en pligt verzuimenis- fen.  i88 NAGEBED, fen. Vergeef ons dezelven naar den rykdorö uwer menfchenliefde en naar uwe genade in jesus Christus ^ dewyl wy daarover een wsaragtig berouw , een opregt leedweezen geVoelen , en de ernftigfte voorneemens hebben om ons van dezelven te bekeeren. Verhoor ook de gebeden , die wy ten blyke daarvan voorons Vaderland aan L) voordraagen , en die wy vertrouwen, dat Gy verhooren zult om dier Regtvaardïgen wille, welken zig fteeds zorgvuldig naar uwe geboden gedraagen hebben. Sla a dan, bidden wy u , o God en Vader der barmhartigheden! een oog van mededoogen en ontferminge op ons en ons lieve Vaderland neder. Blyf ons en onze Medeburgers in uwe goedgundigheid bewaaren en befchermen, en met uwen dierbaaren zegen , gelyk Gy tot nog toe gedaan hebt, begunftigen. Dat Nederland tot aan het einde der Weereld een der gezegendfte geweften blyve van den gantfchen aardbodem , en zyne Inwooners zo gelukkig als ooit eenige ftervelingen. Bewaar ons en ons Vaderland by onze natuurlyke vryheden, wel verkreegen voorregten en loflvke herkomften. Dat alle burgers van Nederland U in de grootfte opregtheid aanbidden en eerbiedigen, alle hunne pligten zorg-  N A G E B E D. ioo zorgvuldig volbrengen, dezelven in alle hunne betrekkingen heiliglyk naarkomen, en alzo, met de grootfte oplettendheid en met een belangloozen yver, uit al hun vermogen , het welvaaren des Vaderlands en het geluk hunner Medeburgeren bevorderen. Geef ons ten dien einde zulke braave, vaderlandlievende, belanglooze en eerlyke Regenten , als waarop Nederland door uwe goedertierenheid doorgaans heeft mogen roemen. Dat we ons altyd, gelyk tegenwoordig, mogen verheugen in het milde gefchenk uwer ,Voorzienigheid, waardoor gy ons Regenten gefchonken hebt, die de regten des Volks kennen, het belang des Vaderlands weeten, en dat uit al hun vermogen bevorderen, ja daaraan de rust van bun leeven en hun byzonder belang grootmoedig opofferen. Geef , bidden wy U, Vader der lichten en God van alle orde! dat Wysheid, volmaakte Eensgezind* heidjwerkzaame Kloekmoedigheid,en belanglooze Yver voor de veiligheid en befcherminge van het dierbaarVaderland,fteeds in alle hunne byeenkomsten voorzitten, en hunne raadflaagen en befluiten vrugtbaar en van gewenschte gevolgen maaken. Behoud door hun beleid en waakzaame poogingen ons Vaderland by zvne Onafhange- lyk  ïco KAGEBED. lykheid; red het uit die gevaaren van geweld en overheerlchinge, die het zelve dreigen , en bewaar het Volk van Nederland, door hun bellier, by zyne regten en vryheid. Verfterk de edele denk-en bandelwyze van alle braaven, zo van de Leden der regeeringe als der overige Burgeren; moedig door hun voorbeeld de laauwen en flaauwen in den Lande aan tot manmoedige ftandvaftigheid; befchaam de eerloozen en baatzugtigen, en breng hen tot hunnen pligt terug; opdat ze door verdubbelde poogingen tot'sLandsi heil de bedoelde of toegebragte onheilen mogenvergoeden en herfhlleh , en aldus allen, met de volmaaktfte Eensgezindheid, het welvaaren des Vaderlands behartigen. Dat niemand der Ingezetenen de heilzaame poogingen, de nuttige onderneemingen der Hooge Overheid door kwaadwilligheid, noch door geheime onderhandelingen, noch door geweld en openbaar verraad, noch door bedekte aanlagen en kennisgeevinge van de oogmerken van onzen Staat aan den verklaarden vyand des Vaderlands, verydcle. Dat de bevelen der Hooge Overheid tot welvaaren van Land en Ingezetenen,flipt enzofpoedig mogelyk mogen uitgevoerd worden. Dat niemant daarin eenige vertraaging of belemmering veroor-.  N A G E B E D. 191 oorzaake, maar alle Inwooners, en vooral zy, aan welken de uitvoering daarvan is aanbevolen, Hoogstderzelver poogingen en onderneemingen > naar eed en pligt, uit al hun vermogen onder, fleunen en bevorderen. Verhoor vooral, 0 God! kan 't zyn, onze vuurige gebeden en hartlyke fmeekingen om uwen zegen en Byftand over de Wapenen van den Staat, die onze anderszins vredelievende Regenten door den vyand gedwongen zyn geworden op te vatten; die zy uit hoodzaake gebruiken; die zy alleen aanwenden ter verdediginge onzer regten en vryheden,terbefcherminge onzer goederen en bezittingen b tot afbreuk van de magt des Vyands, ter herltellinge van rust en vrede , ter wederbrenginge van vooripoed en welvaaren. Zegen alle middelen, die in deezen segtvaardigen oorlog tot die loflyke en menschlievende einden worden aangewend, en geef» dat alles wat daartoe vereischt wordt, ten meeff en nutte des Lands in't werk gefteld worde. Dat de zeemagt van den Staat,'s Lands gewigtigftebolwerk en eenigfte waarborg van Vrede, op een gedugten voet gebragt, en daaraan met allen yver, lust en welmeenendheid gearbeid worde, opdat zyde onderhandelingen tot vrede kragtdaadig onderftenne, bevordere en tot een fpoedig en ge- wenscht  los N A G E B E D. wenscht einde brenge, toe eer en welvaaretï van ons lieve Vaderland, tot voorfpoed en zegen voor ons en onze waarde Medeburgeren. Beziel allen, van den Opper-Admiraal tot den minften Bevelhebber toe, en hunne onderhoorige Manfchappen, aan welken de verdediging onzer regten, vryheden en goederen is toevertrouwd, met die liefde voor het Vaderland en met dien yver voor deszelfs en der Ingezetenen welvaaren, die daartoe noodzaaklyk gevorderd worden. Dat zy daartoe de noodige wysheid en kennis, verftand en doorzigt, kundigheid en bekwaamheid , bezitten en altoos gebruiken, opdat zy ons volkomen vertrouwen winnende, en wy ons op hunne wakkerheid, bekwaamheid en eerlyk. heid verlaatende, onder uwen zegen 's Lands heil op de kragtdaadigfte wyze bevorderen mogen. Beziel hen allen ten dien einde, met die onvertzaagde dapperheid en Houten heldenmoed, welke de overtuiging van de regtvaardigheid der zaake, die zy verdedigen , en waarvoor zy ftryden, het behoud van het lieve Vaderland, het behoud van hun eigen leeven, het behaalen van roem en eer hun kun nen inboezemen. Neem hen allen in uwe hoede en befcherminge; beveilig hun leeven tegen alle rampen en ongelukken, en bewaar hen  N A G E B E D. hen in gezondheid, opdat ze fteeds in ftaat mogen zyn den Lande te dienen. Neem ook, almagtig Schepper en Beftierer der Natuur! de zeemagt van den Staat in uwe befcherming. Gelei de uitgezonden Schepen en vlooten behouden ter beftemde plaatse; beveilig ze tegen alle ftormen en onweder; bewaarze voor fchipbreuk, en alle ongelukken, waardoor zy voor den dienst des Lands onnut zouden worden. Geef vooral, dat alle eerlyke middelen aangewend worden ter fpoedige herftellinge van eenen beftendigen , voordeeligen en eerlyken vrede. Is het, regtvaardig God! dat wy dit groote doel onzer wenfehen, poogingen en onderneemingen niet kunnen bereiken, zonder het vergieten van onfchuldig menfchen bloed; geef dan , dat onze Schepen en Vlooten ten dien einde in genoegzaamen getalle en fterkte worden uitgezonden,en dat ze van alles behoorelyk voorzien en uitgerust mogen wezen. Dat de Bevelhebbers en alle de Vlootelingen dan met alle bëdaardheid, overleg, beleid,moed en (tandvastig. heid bezield zyn. Zytgy, o God der Heirfchaaren! met hun; ftryd gy met hun voor otis en voor onze goede zaake, gelyk gy zo mè-< nige maaien met en voor onzG Vaderen ge. N ftre*  m NAGEBED. flreeden hebt. Geef bun die ftoutheid van hart waardoor zy hunnen vyand, fchoon in fchyn en vertoomnge magdger, onvervaard durven naderen en aantasten, opdat ze, onder uwe hulp en byftand, de wapenen voerende door uwen Zegen, de overwinning behaalen mogen. Geef hun wederom, gelyK gy nog in den voorieeden jaare aan onze geringer magt zo gunstryk gegeven hebt, de overwinning, en tevens altyd den geest van mensch. lievenheid en gemaatigdheid om dezelve nimmer te misbruiken; en bren* hen allen behouden en gelukkig op de reeën van het Vaderland te rug, opdat zy de welverdiende dankbaare erkentenis hunner Medaburgeren, wier vryheid en bezittingen zy befchermd, wien zy rust, vrede en veiligheid bezorgd, en met dezelven voorfpoed en geluk weder aangebragt hebben, daarvoor ontvangen en genieten mogen. Opdat Nederlands Volk met hun vernieuwde redenen hebbe, om U de eenigfte bron en oorfprong van allen heil en zegen, met de opregtfte harten vol van de zuiverde dankbaarheid te looven en te verheerlyken; opdat-zy erkennen en belyden mogen, dat alle uwe wegen wel onnaaripoorelyk en regtvaardig zyn , maar tevens weldaadig en barru-  N A G E li E Ö. 155 feirmteirtig, en dat gy alleen de Heere zyt, Val wien wy vrede en voorfpoed te wagten hebben, Z eg en ook, weldaadig Opperwezen! $lës Wat «wen zegen noodig heeft; alle eerlyke neeringen, hatueeringen, konden, weeten-en koopimnfèhappen. Uat ze bloeijen gelyk vMtheen , en haaren ouden luider en aanzren herkrygen. Dat onze handeldryvende Medeburgers, door de oude vaderlandfche trouwe, bataaffche opregtheid en nederlandfche eerlykheid overal geagt wordende, hunnen handel voeren en uitbreiden over de gantsche weereld. Zegen alle vrugten en gewaden der aarde, vee" en akkerbouw. Dat de landman door noesten arbeid en wakkere vlyt zynen grond gerust bearbeide , om van den zei ven uwen zegen te erlangen en aan zyn Medeburgeren mede te deelen. Verhoor, bidden wy U, weldaadig Opperwezen! deeze onze gebeden. Verleen ons en allen menfchen, wat een ieder in zyne byzon. dere omdandigheden meest dienflig of van nooden is, al ware het, dat wy uit onkunde onzer waare belangen U daarom niet fmeekten; en weer altyd van ons het kwaade, ook wanneer wy het zelve onvoorzigtig wenschten. Weiger ons deeze of eenige andere uwer noodige gunsten en zegeningen niet om onze voorgaande zon-  Na g;e bed. zonden en nalaatigheden; maar vergeef ons de? zeiven om uwer barmhartigheden en JesusChRistus wille, op onze opregte bekeeringe, en verleen ons alles wat tot dit leeven en de godzaligheid van nooden is. Dit bidden wy U, barmhartige en menschlievende hemelfche Vader! om en ter liefde van Jesus Christus, den Zoone uwer liefde, onzen Heere. AmenI