Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam 01 1893 2340 UB AMSTERDAM  KERK VAN $ E S U S EEN- en ONDEELBAAR*   d e K E R K ■ VAN J E S U S EEN en ONDEELBAAR, O F GEDACHTEN OVER DEN AART EN HET CEWIGT VAN DE VEREENIGING DER PROTESTANTE 2V, DOOR C. r o g g TE HÏDlS BIJ D. nu MORTIER ï« ZOON, MDCCXCVIIÏ.   VOORREDEN. e treurige bemerking der trage voordgangen van het aanbod ter Vereeniging der Proteflantfcke Kristenheid, door de Broederfchap der Remonfiranten gedaan, verwekte in mij de luit, om de corzaaken dier huiverigheid natefporen. Weldra meende ik dezelven gevonden te hebben, deels in de geheel verkeerde voorflellen van eene zodanige vereeviging, deels in zekere onverfchilligheid, uit een zwak bezef van het allerhoogst gewigt dezer zaak geboren. Van den eenen kant vormde men zich zulke begrippen van deze zaak% welken, indien zij eenigen grond van waarheid hadden, de Kerk van Jefus in verwarring moesten fiorten — wel verve van eensgezindheid te bevorderen, het vuur der twistzucht en verdeeldheid meer dan ooit aanftoo» en dus de bezorgdheid, om tot zodanige ont- wer»  II werpen eenigzins medetew erken, ten hoogflen regtvaardigden. Fan den anderen, befpeurde ik, dat veelen die vereetiiging ah eene geheel onverfchillige zaak aanmerkten, welke men, ja wel, kon aangaan , waar eene toevallige eenjlemmigheid van denkwijze, en gezindheden daar toe reeds een vasten grond gelegd hadt, maar, die men even góed kon nalaten, waar zwarigheden, 't zij ook van welk een aart, dezelve eenigzins bedenklijk maakten, en tot welkers bevordering ieder, naar eigen finaak en zinnelijkheid, al of niet, kon medewerken. Zulk eene denkwijze, bij hen aantreffende, die anders te* gzn de zaak zelve gantsch niet ingenomen waren, en dus wel onderfcheiden moesten worden van zodanigen, die met minder loflijke inzigten dezelve openlijk of heimlijk tegenwerken, achtte ik mij verpligt dit opftel te vervaardigen, om voor deze welmeenenden eenige flruikelblokken uit den weg te ruimen. Mijne hoofdbedoelingen waren-» het juiste punt vastteflellen, 't welk ik 'niet alleen als het hoofdpunt befchouwde, de condicio fine qua non, V welk brj de ver-  •vereeniging, vMr alles, ten grond fa ge gelegd meest worden, maar dat ook, mijns inziens, alle zwarigheden en bedenkingen tegen de vereeniging moest wegnemen , althans haar zodanig wijzigen, dat dezen uit den aart der zaak voorgekomen werden; een punt, dat geheel niet onderworpen was aan kerklijke zamenjlellen of godgeleerde begrippen, en dus, bij al!' het verfchil in dezehen, door de gantfehc Protejlantfche Kristenheid als den grondflag van het verdrag kon aangenomen worden. Niet minder beoogde ik tevens, het werk der vereeniging ieder en opregten vereerer van het Kristendom, als een gewigtigen pligt, op het hart te drukken, waar toe hij onfehendbaar verbonden is; — hem overtuigend te doen zien, dat, wil hij' aan de waare oogmerken van onzen ^ezegenden Meester beandwoorden, hij zich niet mag onttrekken t om in zijn kring, met alle zijne vermogens medetewerken, om eenmaal die zo lang gewenschte zaak tot ftand te brengen, en daar door den echten geest des Kristendoms meer en meer uittehreiden. Uit deze oogpunten moet dit werk-  werkje befchouwd en beoordeeld worden. — Hoe zeer ook van de hier in voor gefielde waarheden bvertuigdt ben ik tevens mijner eigen feilbaarheid te veel bewust, om niet opregtlijk te verklaren, dat, waarin ik ook mogt misgetast hebben, mij iedere aanwijzing van dwaaling hoogst aangenaam zal wezen. Daar het mij alleen om waarheid te doen is, fchaam ik mij nimmer, haar het ojfer van eigenliefde of vooringenomenheid met eigen gevoelens te brengen. — Dat dit gefchrift flrekke ter bevordering van Kristelijke Broederliefde, ter aankweeking van eerbied voor, liefde tot, en getrouwe behartiging van den besten Godsdienst, is mijn hoogst doel en vuurigfle wcnsch. DE,  o e KERK van J E S U S EEN en ONDEELBAAR, V ervuld van het gevH^t der zaak, Harende öp" de wenschlijkfte gevolgen, met de ftrelende be-^ wustheid van, hoedanig ook de uitkomst moge wezen, bij alle brave vercerers van het Kris-* tendom geen ondank te üuHèti behalert, vat ik de pen op, om mijne krachten aan een onderwerp te beproeven, dat mij federt een geruimen tijd bijzonder dierbaar geweest is. Zekerlijk, ik ben niet dwaas genoeg, om mij met de misleidende verbeelding te vleien, van iets nieuws over hetzelve te zullen voordbrengen of het geheel uitteputtcm Dan, mag ik flegts aanleiding tot nadem ken, wenken tot teregtwijzing geven — mag ik A flegts 1  INLEIDING. a De Kerk van jesus flegts grondfhgen leggen, bouwftoffen aanbieden, die aan bekwamer handen gelegenheid verfchaffen, om het gewenscht gebouw te voltooijcn; — ö, met hoe veel genoegen zal ik dan, ook in fpadcr leeftijd, op dezen geringen arbeid terugzien! En hoe veel toegevendheid heb ik niet te Avachten! Van de tijden der hervorming af tot op den hukligen dag, was dat zelfde onderwerp, het geen thands mijne fchrijflust opwekt, het hoofddoel van de vuurigfte wenfehen der waardigfte Kristenen. Alleen onkunde van den regtcn weg, gebrek aan moed om denzclvcn te zoeken, (Jaar zo veele mislukte proeven dien moed hadden uitgedoofd , weerhielden de mcestbclanghcbbendcn, om rustig het waare fpoor te betreden: en het bleef tot op den huidigen dag bij vrome wenfehen. Maar juist die wenfehen flaan mij borg, dat, zo al ccnigc vooringenomenheid den lezer bij het doorbladeren van dit gefchrift befluren mogt, deze geheel ten mijnen voordcele zal wezen. De bcminlijkheid van het onderwerp verzekert ook den matigen Schrijver een, niet zelden boven verdienden, gelukkigen uitflag, En dus de fcherp- zien«  EEN EN ONDÈELBAAR.. 3 ziende oogen van vitlust of partijzucht, zo zij al haarc krachten aan dit gefchrift mogten willen oeffenen, weinig vrezende, zal de toegevende goedkeuring van weldcnkenden, over de edelheid mijner bedoelingen, mij eene ruime fchaêvergoeding aanbieden. De vereeniging van de vcrfchillende Kcrkg'cnootfehappen der Protestanten, was, gelijk bekend is, van alle tijden het doel van veeier wenfehen. Zij is het tot op dezen dag gebleven* Zelfs ijverige tegenftanders van de poogingen, nu onlangs door de Brocclerfchap der Remonftranten in het werk gefield, ftemmen met hen in, in de hartlijkflc wenfehen tot vereeniging. En waarlijk, niemand, met den Godsdienst van Jefus eenigfms bekend, wien niet daadlijk het fchandelijk onbeflaanbaarc van verdeeldheden in eene maatfehappij van belijdcren van een Godsdienst, niets dan liefde en vereeniging ademende, in de oogen fpringt. Niemand, die hier in niet de bron ziet van de weinige voordgangen der voordplanting van den echten geest dier leer. Niemand, die niet gevoelt, hoe fcheuringen een ondoordringbaren A a fcheids* INLEIDIN&' r>E VEREIS* NICING ALJ TIJD CEWÏ\SCHTBI#DIKWIJLS  tn VEMEN ALTIJD CE WENSCHT. 4 DE KERK VAN JESDS fcheidsrriuur flelleri, om immer tot de waarheid te geraken. — Bij wenfehen is het ook niet altijd gebleven: de Kerklijke Gefchiedenisfen herinneren ons aan werklijke poogingeri, bij herhaaling beproefd, maar die altijd van een ongelukkigen uitflag gevolgd werden, en niets anders uitrichtten, dan de wenfehen en verlangens om dat afgebeden heil immer leevendig te houden. Dan ook even die zelfde Gefchiedenisfen vertoonen voor haren menschkundigen bcöeffenaar, in het geheel averegts beleid dier proeren, de hoofdoorzaak der mislukking. Dit zeker was voor de ondernemers verborgen, die in gemoede overtuigd waren de zaak aan het regte einde te beginnen; dit is alleen merkbaar voor den koelen opmerker, wiens leeftijd een halve eeuw of wel geheele ecuwen na hen valt. Misfchien is dit ook wel ons lot! Weg met deze bange en moedverdovende vooruitzigtcn: de bewustheid van de voortreffelijkheid des oogmerks, en de regtmatigheid der poogingen, is de eenige gids en fteun van den Kristen op zijn weg; en het einde, de uitkomst zij dcy nlbeftuurende Voorzienigheid bevoler. ik  EEN EN ONDEELBAAR. S Ik plaats op den voorgrond eene korte fchets van de gefteltenis der Kristenkerk in de vroegfte tijden. Deze is het model, waar naar de tegenwoordige Kerk gevormd moet worden. Ik zeg njet volmaakt gelijken: dit is onmogelijk. De toeneming harer voordplanting heeft hier in hinderpalen in den weg gefteld, die niet uit den weg geruimd kunnen worden. Slegts dezelfde hoofdtrekken moeten in beide worden gevonden. Zeer weinigen zijn de berigten van de gefteltenis der Kerk van Jefus ten tijde haarer eerfte oprigting. Wij vinden flegts dit kort, maar tevens veel bevattend verhaal; „ één was het hart „ en de ziel van de menigte der geloovigen (*)." Éénheid in bedoeling, in ijver, in liefde, was het hoofdcharakter dier eerfte verzameling. Allen waren vervuld met denzelfden eerbied voor het gezag van Jefus en zijne uitfpraken, door de Apostelen verkondigd — met dezelfde blakende drift, om zijne leer uittebrciden, en zijne voorfchriften getrouwelijk te behartigen — met die har* (*) Hand,. IV: 32. e. d. A3 SCHETS D*R EERST KRISTENKERK.  SCHETS DER EEHSTE g-RISTtN- 6 de kérk van jes0s hartlijke' broederliefde, welke alles vercenigt en zamenfmelr.. — Allen hadden flegts één belang, dat van het gehcele ligchaam, met vcrlochening van bijzondere uitzigten: allen waren één in moed en ijver, om alle zwarigheden te verduren en clkanderen' in het torfchen van dczelven te ondersteunen. — Maar éénheid in denkwijze laat zich hier bij volftrekt niet vermoeden. Waren dan allen even verlicht, even ver in kennis gevorderd? Was 'er geen verfchil in de leeraars, en dus natuurlijk in de leerlingen? Waar was de leus, dé geloofsbelijdenis, waarin allen zamenftemden, buiten dat ééne punt, het geloof in 'Jefus den messias? Bragten Jooden en Heidenen bij hunne intrede in de Kerk van Jefus dezelfde denkwijzen en grondflellingen mede? Of legden zij dezelven zo volkomen af, dat zij, als het ware, geheel fchoon papier waren, waar op de leer van Jefus, overal eenvormig, gefchreeven werdt? Deze en honderd andere dergelijke vragen kunnen gedaan worden, en derzelver beandwoording zal ons altijd tot deze Helling leiden, dat de Kerk van Je-, fus één was, — niet in gevoelens over de bij-» zon-*  EEN EN ONDEELBAAR. 7 zondere leerftukken van den Kristelijken Godsdienst — maar één in het geloof en de belijdenis, dat Jefus is de Mesfias, dat hij van God is gezonden, dat zijne leer van God komt, en de eenige beflisfching heeft over zaaken van geloof cn leeven; één in liefde en broedcrfchap, bij al het verfchil in denkwijze; één in zorg en ijver voor de behartiging der algcmeene belangen en de uitbreiding der Kristelijke Kerk: één en ondeelbaar, gelijk het menschlijk ligchaam, waarvan echter de bijzondere leden in gebruik en beilemming vcrfchillen. Verdienen de oudfte be■rigten, wegens den Haat der Kristelijke Kerk in, cc eerfte eeuw onzer jaartelling, eenig geloof, welken haar als eene zuivere en ongefchonden maagd voorftellen (*), dan moeten wij in dil gevoelen nog nader bevestigd worden. Zekerlijk het ontbrak niet aan leeraaren, wier ftelzels blijkbaar de leer van Jefus vervalschten, en die ook dezelven openlijk leerden; maar zo lang zij nog . dl !#J '■ 'sid . rrv./.Je. (*) Zie eüseb. Kerk. Gefcbied. door a. a. va» pbr. meersch bi. 147. «n A 4 schets d?.r f kus kristen" kerk.  8 BE KERK VAN JESTJ8 SCHETS PER «PUS TE KIUSTENK*RK, schets »KR kerk JN VOLGBNpji TIJDEN. leden der Kerk bleven, trachtten de Apostels van Jefus wel den invloed hunner leerftelzels te keeren, maar zij werden echter als leden der Kerk aangemerkt en behandeld. Zij zeiven zijn het, die reeds ten tijde der Apostelen, maar inzonderheid na hun dood, de kerk uitgingen ( * ), bijzondere fchoolen oprichtten en dus fchijnbaar afzonderlijke genootfehappen vormden. Schijnbaar, zeg ik, om dat mij altijd is voorgekomen, het nog twijfelachtig te zijn, of die genootfehappen der zogenaamde Ketteren eigenlijk als bijzondere huishoudingen moeten aangemerkt worden, in dien zelfden zin, waarin tegenwoordig verfchillende Kristelijke huishoudingen gevonden worden, dan wel als bijzondere fchoolen, waarin zij hunne geleerde wartaal poogden voordtcplanten, even gelijk onze tegenwoordige Haoge Scholep de kweekr fchoolen zijn van geleerde kundigheden. Hoe zeer de volgende eeuwen der Kerklijke Gefchiedenisfen van ketterijen cn fchcuringen gewagen, bleef toch het flelzel wegens de noodzaak- (*) - Jl»c»n- li: -8-,  fc E N EN ONDEELBAAR. $ 2aaklijkheid van de éénheid der kerk, in volle kracht. Dan, daar men meer en meer die eenheid ook tot de eenftemmïgheid in begrippen over godsdienstige waarheden, zelfs tot de beuzelachtigfte bijzonderheden toe, begon uitteftrekken, was dit juist de grondflag van de onkristlijkfte veroordeelingen, van de onmenschlijkfte vervolgingen. Eerst ontbrak het aan eenig formulier van eenigheid. Naar mate de zogenaamde Ketters leeringen voordhragten, die geoordeeld werden met de leer van Jefus te ftrijden, werden de punten, die het tegendeel van die dwaalleeringen vervatten, vastgefteld, als de leuze der éénheid aangenomen, en niemand voor Kristen erkend, die niet het zelfde beleedt. Deze punten werden, naar mate van het vermeerderen der ketterijen ook telkens vermeerderd, waar door de uitgebreidfie formulieren en andere verbandfehriften allengskens ontftonden. Naar mate men de éénheid der kerk, gegrond op éénheid in gevoelens wilde; naar mate men zich het regt aanmatigde ter bepaaling, wat leer van Jefus zij of pjetj paar mate vermenigvuldigden, en yestigA 5 den SCHETJ DU KERK IN VOLGENDE TIJDEN.  SCHETS EER KERK IW VOLGEN? PB TIJDEN. lO DE KERK VAN JESUST den zich de fcheüringen en verdeeldheden. De zegepraalende partij befchouwde zich altijd als de ééne, ondeelbaare, waare Kerk; deze was de eenige Catholijke kristelijke kerk, en de onderliggende werdt geoordeeld geen gedeelte van dezelve uittemaken, en zich valschlijk den titel van Rristelijk, of tot de Kristenen tc behoren, aantematigen. Van daar die ongelukkige vervolgingen, welken het hart van den menfchenvriend doen bloeden. Indiende Ketters, (dit waren altijd de overwonnenen) gccne aanfpntak meer gemaakt hadden op iets, waar door het twijfelachtig werdt, wat eigenlijk Kristelijke leer ware, dan voorzeker zouden er nimmer zulke hevige vervolgingen hebben plaats gehad. Neen, juist het gevoelen, dat de Kerk van Jefus dén en onverdeeld moest zijn, deedt alle ketterij aanmerken als een aanflag op die éénheid en onverdeelbaarheid. De zegepralende partij was altijd die eene waare Kerk, het geen zij als leer vastftelde was de eenige waare Kristelijke leer: en de leeringen, die de Ketters van hunne zijde niet minder als Kristelijk voordroegen , waren juist daarom gevaarlijk, juist daar-  feÉN EN ONDEELBAAR. II daarom moésten zij uitgeroeid en derzelver voordplanters verdelgd worden. Dit was toch in die tijden het eenige middel, om de regtgelovigen voor de verleiding te bewaren, en de eenige waare leer zuiver en onvervalscht tot de nakomelingfchap overtebrengen. — Misfchien was dit 'flegts eene noodlottige weêrwerking van het gedrag der Ketteren zelvcn. Zij toch waren de eerfte onverdraagzamen, de eerfte fcheurmakers. Zij gingen de kerk uit: waarfchijnlijk, om dat het gezag der Apostelen hen in den weg ftondt, om groten aanhang onder de gelovigen te vinden. Hun fcheurziek gedrag deedt natuurlijk het denkbeeld geboren worden, dat de Kerk niet één kon blijven, dan bij de volkomenfte eenftemmigheid der leer, en fpoorde de regtgcloovigen aan, na den dood der Apostelen en bij de ophouding van derzelver alleen beflisfchend gezag, om, ter bewaring van de zuiverheid der Kerk en der leer, de punten der leer vastteftellcn, en de Ketters 'die nu misfehen wel in de Kerk wilden blijvenb bm dat zij een ruimer oogst van hun uitgeftrooid jsaad verwachtten, uit de gemeente uittedrij- ven. scnET» DER KERK IN VOLGEN' DE TIJDÏN.  SCHETS DER KERK IN VOLGENDE TIJOEN. ■ 32 DE KERK VAN JESU* ven. Dus was dat zelfde beginfel, welkers duidelijke ftrekking was het behoud en de uitbreiding der Kristelijke Kerk, de doodlijke bron van fcheuringen en van het waar verderf van het echte Kristendom. Een rijk dat in zichzelve verdeeld is, moet verwoest worden. Op dezen regel kon de Kristelijke Kerk geene uitzondering maken. Een heer, één geloof, één doop, maar ook geene andere, dan die in de Catholijke Kerk wordt gevonden — dit was de leus; maar ook de grond van verwoestende verdeeldheden. Hadt men zich van alle tijden bij den eenvoudigen Apofbolifchen regel gehouden, „ de Kerk is één en ondeelbaar , „ bij al het verfchil in gevoelens en leeringen: zij „ kent geen anderen toetsfteeu, regel of grondflag, „ dan het geloof in het Godlijk gezag van Jefus:" had de leus altijd geweest; „ het vaste fundament „ Gods ftaat, hebbende dit opfchrift: God kent „ en onderfcheidt alleen, wie de. zijnen zijn — elk die den naam van Jefus belijdt, fta af van „ zonde; niemand kan een ander fundament leg„ gen, dan 't geen gelegd is, 't welk is Jefus „ Kristus of de Kristelijke leer en het geloof ia zijn „ God-»  EÏH EN ONDEELBAAR. 13 „ Godlijk gezag. En indien iemand op dien grond„ flagbouwt goud, zilver, kostelijke fteenen, lee„ ringen, die den fcherpftcn toets kunnen door„ ftaan, of hout, hooi, ftoppelen, leeringen, wici „ ongerijmdheid haar van zelve doet vervallen ; — „ hoe het ook zij; ieders werk zal openbaar wcr„ den, de dag zal het zelve in het licht ftcllen: ,, het vuur zal beproeven en ontdekken, hoedanig iemands werk zij. Zo iemands werk, op dien „ grondflag gebouwd, den toets kan doorftaan, die ,, zal loon ontfangen: maar wordt het verbrand, „ die Zal de fchade dragen; hij zelve zal behouden „ worden, maar alzo als door vuur (*)." — Hadt men zich, zeg ik, bij deze eenvoudige regels gehouden, de Kristen Kerk zou gebleven zijn, het geen zij ten tijde der Apostelen was, één in den grondflag, het geloof in Jefus, één in verdraagzaamheid en liefde, bij al het verfchil in denkwijzen. Dus bleef de Kerk van Jefus één en onverdeeld tot in de elfde eeuw, wanneer de tot hier toe ■Ongeheelde fcheuring tusfehen de Latijnfche en Griek- C*) a Tim. II, 19. 1 Korinth. III, 11- 16. SCHETS DER KEI.K IN VOLGEN* DE TIJDEN. BEGINSEL DER SCHEURING VAN JESUS KERK.  BEG. DER SCHEURING VAN JtSUS KERK. 14 DE KERK VAN JESU3 Griekfche Kerken haar vol beflag verkreeg. Wel-» ke verdeeldheden ook te voren beftaan hadden, altijd hadden de Conciliën de twistende partijen; tot zwijgen weten te brengen, door de een te doen zegepralen en de andere aan de vervolging te onderwérpen. Maar nu hadt dit middel zijn kracht verloren, en 'er vestigden zich twee Kerken, die beiden zich den titel van de één§ waare Kerk ten gelijken tijde aanmatigden; en misfehien legden zij den grondflag voor volgende tijden, om het denkbeeld van verdeeling der Kerk, waartegen men in vroegere eeuwen zo hevig geijverd hadt, zo vcrfchriklijk niet meer te vinden. Althands hadden de eerfte Hervormers de Kerk van Jefus één tn onverdeeld gevonden, misfehien zouden zij het niet gewaagd hebben zich aftezondcren; fchoon wij zekerlijk aan dezen hunnen moed de verlichting danken, waarin wij ons verheugen, en de fcheuring door nooddwang der omftandigheden gewettigd was. Dan, al ware het, dat het verfchil tusfehen de Roomfche Kerk en de Hervormers niet zo wijd uit, een gelopen en de onverdraagzaamheid der eer-  EEN EN ONDEELBAAR. IS eerfte dezen der Kerk hadt uitgeworpen en afgefneden, nogthans kon men van den heerfchenden geest dier tijden de omhelzing van het verheven ftelfel der waare éénheid niet verwachten. Ook de verlichte Hervormers kenden geene andere éénheid der Kerk, dan die op de volkomenfte cenftemmigheid in dat geene, 't welk zij oordeelden Kristelijke leer te zijn, gebouwd was. Van daar dan ook, dat zij zich niet flegts van de Roomfche Kerk, maar ook van clkanderen afzonderden, in zo verre zij in begrippen verfchilden, bijzondere aanhangen en Kerken vormden. En van daar dan ook, dat allen in dezelfde doling vielen, eikanderen min of meer als Broeders, als leden der ééne Kerk, als Kristenen, als voorwerpen der eeuwige zaligheid befchouwden, naar mate zij eikanderen in het Godgeleerd ftelfel nader bijkwamen. — Eindelijk, bij het meer en meer doorbrekend licht der gezonde reden, begon de menschlijke natuur van tijd tot tijd haare regtea te hernemen, en men wilde in latere tij» den liever onbeftaanbaar, dan onmenschlijk wezen. De ftelling toch: ééne Kerk 3 en buiten deze F.EG. DER 5CHEÖMNS VAN JESUS KERK..  16 DE KERK VAN JESUS SEC. DER SCHEURING VAN JESUS KERK. ONBESTAANBAARHEID DER PROTESTANTEN» ze geen Kristcndom, geene zaligheid, deedt iedere kerklijke huishouding, die op den titel van waare Kerk aanfpraak maakte, huiveren op het denkbeeld van ontelbare belijders van denzelfden Heer, die daar door ten eeuwigen vuure gedoemd werden. De mcnschlijkheid, de reden gruwden van zulk een denkbeeld. Hoe zeer dan maar éénen weg ter zaligheid aannemende, dien naam» lijk, welke ieders bijzonder Kcrklijk leerftelzel aanwees, bepaalde men denzelven enkel tot de leden der Kerklijke huishouding: men liet de' beflisfching van het eeuwig lot der andersdenkenden, zonder daar over iets te durven bepaalen, aan de Godlijke ontferming over (*). Waar men dan zijne oogen vestigt in het uitgeflxekte veld der Kerklijke Gefchiedenisfen, men vindt (») Het 27., 28. en 29. art. der Nederl. Geloofsbelij' denis aandachtig nalezende , zal men daar in wel zodanigemerkteken en van de waare Kerk aantreffen, die de opftellers zekerlijk alleen op hun Godsdienftig Geaootfchap toepasten, maar die echter ook niets omtrent de andere Genootfehappen, die zich denzelfden titel asn. matigden, beflischten.  ËBN EN ONDEELBAAR. I? •vindt de eenige oorzaak van fcheuring, alleen in de bepaling, dat de Kerk van Jefus op geen an- 1 deren grondflag één en ondeelbaar kan wezen > dan op de volkoraenfte eenftemmigheid in gevoelens. Zo rasch deze beperking der vrijheid van den menschlijken geest was ingevoerd, was de Kerk daadiijk gefcheurd, ook zelfs, toen zij nog één en onverdeeld fcheen. Waren de Protestanten hun begin» zel, waarop zij zich van de Roomfchc Kerk, en met het grootfte regt, afzonderden, getrouw gebleven, zij hadden de éénheid en ondeelbaarheid van Jefus Kerk op onwrikbaare grondflagen ge. bouwd Dan, helaas! de regel, dat de H. Schrift (*) Hoe gezond ten dezen aanzien de begrippen waren van de groote hervormers kalvijn en luthsr, mag blijken uit deze hunne eigen woorden. De eerfte zegt: ,, Laat de Kristenen hun eenigen Koning Kristus, die hen heeft vrij gemaakt, erkennen: laat ze door de eenige wet der vrijheid het Heilig Evangclie-woord geregeerd worden, gelijk betaamüjk 4, is, indien ze de genade, welke zij door Kristus ,, eenmaal deelachug zijn geworden , behouden wil' ien. Laat ze door geenerhsnde flavernij, door ONB. Dïft  DE KERK VAN JESUS ONB. DER Ï&OIEST.. Schrift het cenïg rigtfnoer is van geloof cn keven , en dat ieder, die zijnes verfiands magtig is, het regt heeft en verpligt is, om haar voor zich •zelve te onderzoeken, — dezen regel wilden zij wel ten hunnen eigen voordeele bezigen, om hunne afzondering te regtvaardigen; doch, zo rasch -anderen op hunne beurt dien regel wilden gebrui-ken ter handhaving hunner Kristelijke vrijheid, fielden zij dezen het gezag van canons en formulieren in den weg. Met dezen omtuinden zij de kerk ,, geene boeijen en banden, gedrukt en gekneld wor„ den." kalvijn liifl. IV, c. X. J. i. ,, Geene ,, verklaring der Schriftuur is daarom waarachtig , om- dat ze op de uitfpraak ecner Kerkvergadering' is aan. ,, genomen." Infl. IV, 9, 11. De laatfte zegt: ,, nie,, mand is daarom gehouden, om de befluiten der ,, verbeeldende Kerk, dat is, der Kerklijke Vergade,, ringen te geloven, dan voor zo verre zij volgends de Schriften der Apostelen oordeelen en fpreeken." Aangeh. bij teilers Godgcl. Gen. D. XI. Verbande* Iing van tan hemert, wtlke Geleerde ontegenzeggelijk itaaft, dat de bedoelde regel de grondflag der hervorming geweest is.  EEN EN ONDEELBAAR. Ï9 kerk van Jefus, floten alle toegangen voor elk, die met hen niet volledig inftemde , en het fchoonfte geheel werdt ellendig in ftukjens gcfnipperd. Dit, helaas! is het gevolg eencr verkeerdheid in den mcnschlijkcn geest, die in alle eeuwen niet zeldzaam geweest is, en van welke maar weinige aanhangen, van welk een aart ook, zich geheel kunnen vrijpleiten, — eene verkeerd-8 heid, die verdrukten en vervolgden, op hunnes beurt zegepralende, tot de onmenschlijkfte vervolgers cn verdrukkers gevormd, eh de verdraagzaamften onder het kruis, onder den ftandaard der overwinning tot onverdraagzamen, tot beulen gemaakt heeft — eene verkeerdheid, waar bij de weleer vervolgden die zelfde vrijheid, die zelfde regten aan anderen weigerden, die zij, toen zij dezclven ten hoogften behoefden, voor zichzelven inriepen. Meermalen is het aangemerkt, en het wordt door de dagelijkfche ondervinding bevestigd, dat éénftemmigheid in gevoelens eene waare harsfenfehim is (*)* Wil (*) Ook de fchrsndcre van hemert (laat in het zelfde gevoelen , zie bl. 160. zijner doorwrochte verhandeling* B 4 ONS, «ES> PROTEST. ÈENSTEÜii MfaSHHB IN GOnsDIENS" Tir.K BF.KRIPPENOV'MÖOE* LIJÜU  I EZVST. TN ®0I)fO. BE- ca. om.1. ftO JD E KERK VAN JESUS Wil men de eenheid der kerk op geen anderen grondflag dan dezeu bouwen, dan moge men van nu af aan deze zo wenschlijke gebeurtenis geheel hooploos flxllen, tot het einde der waereld. De Godsdienst toch is eene zaak van het hoogst aanbelang: ieder oordeelt zich verbonden, en te regt, om over deszelfs waarheden en leeringen natedenken, ieder wil omtrend denzelven iets beflisfehends vastftellen, en rekent het of beneden zich of zelfs onplïgtmatig om te weifelen en zo wel zijn geloof als ongeloof optefchorten. Ten mïnlicn omtrend de gewigtigfte leerfiukken, wil ieder braaf en denkend Kristen voor zich zeiven een iielzel vormen. Het geen hij eens als waar heeft aangenomen, zal hij vasthouden, en zich door geene andere wapenen dan die cener bondige overtuiging laten overwinnen. Beleefdheid en infehiklijkheid zullen hem wel toegevend en verdraagzaam , maar geen verlochcnaar maaken van dat geen, 't welk voor hem'waarheid is. Wie kan nu, bij zodanig eene geestgeftcltenis eenflemmigheid in denkwijze verwachten ? Ieder mensch toch is vcrfchiiLnd van den ander bewerktuigd en gewijzigd,  EEN EN ONDEELBAAR- 21 tigd, en juist dat geen, 't welk zijn eigen gevoelen mag genaamd worden, is de flotfom dier wijziging. Waarlijk, men doolt, wanneer men aan de onbepaaldheid der Kristlijke leer de zo vcrfehiLlende denkwijze haarer bclijderen wil wijten. Even hetzelfde menigvuldig en uit een lopend verfchil van gevoelens zou men omtrend ieder ander voorwerp van onderzoek aantreffen, indien het van hetzelfde gewigt.werdt geoordeeld, en met ever» dezelfde angstvallige nauwgezetheid door den menschlijken geest bearbeid. Zijn 'er minder verfchillen onder de Wijsgeeren, Geneeskundigen, en beocffenaars van andere Wetenfchappen? Beproeft het eens, hen te vereenigen, op voorwaarde van de volkomenfte cenftcmmigheid in begrippen omtrend zekere punten. Ik vrees, dat uwe poogingen volftrekt op niet zouden uitloopen, hoe zeer 'er zelfs geene vergelijking te maken is, tusfbhen het belang van eene Godsdienftige of geneeskundige waarheid. En wat kan men dan van eene vereeniging, op gronden van eenftemmigheid van gevoelens, nopens zekere Godsdienftige waarheden, verwachten? B 3 ftj eenst. in coDsn. be- CR. ONM.  22 DE KERK VAN JESUS IrtMi» Ja, ik ga verder en durf ftellig verklaren, geerie geloofswaarheid te kennen, die gefchila is, om tor waarheid " va\ den een punt van vereeniging te dienen; indien men godsdifnst geschikt a's eene volftrektc voorwaarde wil ftellen, dat om ten jjg Vereenigende partijen het nopens deszclfs bc- vereeni. gingspunt tekenis alvorens eens moeten wezen. Zelfs, hoe TE VER" zeer hulde doende aan her edel oogmerk der Rev strekken. ° monftrantfche Broedcrfchap en aan de Schrift-' matigheid van het door haar voorgeftelde punt, vrees ik echter, dat veelcn de zo eenvoudige be„ lijdenis, dat Jefus is de Kristus door God „ uit den dood opgewekt," C *) als zodanig een vcreenigingspunt niet zullen willen aannemen. Hoe verfchillend toch wordt hetzelve verflaan! Zommige mcenen, dat het, zo als het daar ligt , zuiver plaatslijk cn tijdlijk is, en nimmer voor alle Kristenen van volgende eeuwen en andere gewesten als eene leuze is gegeven; dat het voor die. tijden en perfoonen alleen betekende , dat Jefus die zelfde is, ■ welken zij op grond van de aloude voorfpellingen verwachtten. Anderen willen 'er alles onder begrijpen, wat tot den (*) Irjef der Rcmonftrantfche Broedcrfchap, bl. 1.9,  EEN EN ONDEELBAAR, 2E KERK VAN JESUS wecst; die deze woorden anders verfraai:, is geen Kristen. Dus, indien men tot een grondflag der vereeniging wil leggen, dat alle partijen aan zekere geloofswaarheid denzelfden zin zullen hechten, vrees ik, dat men nimmer tot eenigheid zal kunnen komen. Maar zou zodanig eene vereeniging, op ecnftemmigheid van denkwijze gegrond, ook wenschlijk wezen? Bij mij is het 'er zo ver af, dat ik, hoe hard dit zommigen ook klinken moge, dan veel liever den tegenwoordig gefchcurden en verdeelden fïand der Kristenheid zou verlangen. Men zie toch maar eens de gevolgen dier eenftemmigheid, daar, waar zij in de hoogfte, en daar, waar zij in eene mindere maa.te wordt gevonden. Of, laat ik liever zeggen, daar, waar men elkander de woorden het getrouwst nazegt, en daar,' waar men zelve nog eenigzins wil denken. Domheid, bijgeloof, verbastering van de menschlijke waarde, dit zijn de treurige uitwerkzels dier zo hoog geroemde eenftemmigheid. En natuurlij;;; zo dra wij berusten, ophouden van natedenken, onze reden gqvangen geven — en hoe anders toch.  v ES N EN ONDEELBAAR. 2$ toch kan men, zonder dat, tot eenftcmmigheid komen? — ontfpannen wij onze denkvermogens tot eene volflagen werkloosheid. Zij ondergaan het zelfde lot, waaraan alles, wat werkloos wordt gehouden, onderworpen is, zij worden hoe langs hoe meer, in dat bepaalde vak ten minften, tot werkzaamheid ongefchikt. Geef elk de volledigfle vrijheid van denken, dring op de verplichting tot zelfsdenken, en de menschlijke vermogens ontwaken uit den verdovenden flaap der werkloosheid; en al is het, dat zij door dezen arbeid niec aldjd tot de waarheid komen, juist deze oeffening alleen veredelt, volmaakt den mensch, ftelt veele zaaken in een nieuw licht, baant den weg tot de gewigtigfte ontdekkingen en is de bron van de verhcvenlte zaligheden des menschJijken leevens. Heeft men niet menigemaalen, zelfs onder zodanige Kristenen, die bij uitftek aanfpraak mogen maakcn op den titel van regtzinnigen, het nut van de aanvallen des ongeloofs op den Kristelijke Godsdienst erkend? ö Wanneer toeh zal de tijd komen, dat men ook even zeqr het nut der zogenaamde Ketterijen, en van B 5 alle EENSTEM. ENZ.  «tiZ. VASTSTEL. 1IKC VAN HST PUNT VAN VEB.- 2Ó- DE KERK VAN JESUS- alle' vcrfchil in denkwijzen over de. leerftellingea van den Godsdienst, ter opfcherping en veredeling van den menschlijken geest, zal waardeeren. ' Een punt van vereeniging nogthands moet 'er wezen. Zonder dit', kunnen Jooden en Kristenen zich leden van dezelfde. Godsdienftige maatfchappij. belijden: zonder dit, valt zelfs het verfchil tusfchen Catholijken en Proteftanten weg. Gaarne erken ik dit; dan te gelijk moet het van dien aart zijn, dat het alle Godgeleerde ftelzels vooraf gaat, cn het verfchil in dezen volftrekt geen invloed op hetzelve kan hebben: en het is ook daarom, dat ik oordeel, dat men de Kerk van Jefus tot die éénheid ert ondeelbaarheid willende brengen, die haar wezen uitmaakt, en haar iri het nllervroegfte tijdperk gekenmerkt heeft, eenvoudig moet terug keeren tot het groot beginzel, 't welk' de fchciding tusfchen Catholijken en Proteftanten van den aanvang af heeft vastgefteld — het beginzel, dat in mijne oogen, zo niet het eenige mogelijke , althands het groote hoofdpunt is, dat voor Kristenen als een vereenigings punt gedacht kan worden; en dit is het zo even ge- mel-  EEN EN ONDEELBAAR. 2?" melde, dat de Schriften des Nieuwen verbonds den ccnigen regel van geloof en leeven vervat-' ten, en dat ieder Kristen, zijnes verftands magtig, geregtigd en verpligt is, om dien regel uit die Schriften voor zich zeiven optemaaken. Volgends dezen, zijn die fchriftcn, bij den Kristen alleen van een beflisfend gezag, om te bepalen, wat hij van de waarheden van den Godsdienst moet gelooven: — zij zijn voor hem alleen van een beflisfchend gezag, om hem voortefchrijvcn, Wat hij doen en laten moet, om Gods wil te gehoorzamen en zijne gunst en genade in tijd en eeuwigheid te verwerven. Geene andere fchriften moeten bij hem van dat beflisfchend gezag zijn; waar zij met dezen flrijden, moet hij zich aan dezen onderwerpen, en zij kunnen bij hem geen ander gezag verkrijgen, dan voor zo ver zij met dezen overeenftemmen. Zo lang de Roomfche Kerk vasthoudt, om het gezag der mondlinge overleveringen , van andere fchriften, van de - uitfpraak van het Opperhoofd der Kerk, met dit, gelijk te ftellen, blijft de klove tusfchen haar en de Proteftantfche ondoordringbaar, en zo lang deze laatfte dit be- VASTS TEL. VAN HET PUNT VA!* VEREEN.  yaststei.l'. VAM HET yuNT VAM VERKEN. HET WEZEN VAN DE VlttEENICINr; DER PR0TE5TAN" ItN. 25- DE KERK VAN JESU.S beginzel in alle zijne kracht en zuiverheid 'niet huldigt, zo lang is geene waare beftaanbaare ver-, eeniging tusfchen haare verfchDlend denkende kden mogelijk. ■ ; Dit punt tot een grondflag leggende, wordt daar op het gebouw der vereeniging voltrokken. De Protcffcantfche Kerk erkent allen, die met haar in dezen grondregel inflemmen, tot welke huishoudingen zij ook behoorcn, welke naamen zij ook voeren, als leden der Kerk en geeft aan allen dezelfde gelijke regten. Zij kent allen leeraaren des Kristendoms het regt toe, om, waar zij geroepen worden, het Evangelium, volgends de uitfpraken van hun verftand en hart en volgends hunne eigen overtuiging te verkondigen: zij kent alle keken het regt 'toe, om, waar zij zulks verkiezen, belijdenis van hun geloof afteleggen en zich met den anderen in den maaltijd der liefde en des vredes, ter gedachtenis van den dood van Jefus, te vereenigen, zonder dat zij hier door zich aan eenig genootfehap bijzonder verbinden, en jets meer worden, dan leden der Proteftantfche Kerk; zij kent allen het regt toe, om zo als zij wil-  S' E N : E N ONDEELBAAR. 20 willen, als 2dnd of als bejaarde, zich der Kerk- te iaten inlijven: alle Proteftantcn zijn leden van dezelfde huishouding, zijn broeders: zij noodigt allen, om met vereende fchouderen de algemecne lasten te dragen, met vereende krachten tot opbouw te arbeiden, met vereenden moed en ijver de Vrijheid én de waarheid te handhaven, en zich onder één hoofd, dat van Jefus, zamen te voegen, om zijne weldaadige leer te verfpreiden en aan dezelve den werkzaamften invloed te verghaffen (*_). Grootsch (*) Het gewigt des onderwerps dringt mij hier bij «ene en andere aanmerking, tot nadere opheldering, te voegea. Verre bea ik af, om een nieuw proteftantsch Genootfchap, *t zij onder welk eene benaming, te verlangen. Ik acht het onnodig, en mogelijk in zommige opzichten fchadelijk:— onnodig is het, om dat, althans het hervormd Cenootfehap, dat toch hetaanzienlijkstin onze Republiek is, juist zodanig eene maatfehappij is, als mijne verbeelding mij thans voorfchildert. Men leze flegts aandachiig de volgende artikels van hunne geloofsbelijdenis, bij hen de plaats bekleedende van een kerklijk maatfchaplijk verdrag, en welken wij hier woordlijk invoe. gen — „ Wij gelooven, dat deze H. Schriftuur den „ wil. het we. zen tan oh veree. der. protest.  30 DE KERK VAN JESUS HET WEKEN VAN DB VEREENIGING DES. ÏR.0T2ST. ,, wille Gods volkomelijk verrat, en dat al het geene ,, de menfche fchuldig is te gelooven om zalig te wor,, den, daar in genoegzaam geleerd word. Want over,, mits de geheele wijze des diensts die God van ons ,, eischt, aldaar in 'tlange befchreeven ia: zo is 't den ,, menfchen, al waren 't zelf Apostelen, niet geoor. ,, looft anders te leeren, als ons nu geleerd is door de ,, H. Schriftuur: ja al ware het ook een Engel uit den ,, hemel, gelijk de Apostel Paulus zegt. Want de,, wijl het verboden is den woorde Gods iet toe, of ,, iet af te doen; zo blijkt daar uit wel, dat de leer deszelven zeer volmaakt en in alle maniere volkomen „ is. Men mag ook geener menfchen fchriften, hoe „ heilig zij geweest zijn, gelijken bij de H. Schriftuur, ,, noch de gewoonte bij de waarheid Gods, (want de ,, waarheid is boven al) noch de groote menigte, noch ,, de oudheid, noch de fuccesfie van tijden of perfoo,, nen, noch de Conciliën , decreten of befluiten. Want ,, alle menfchen zijn uit haar zeiven leugenaars, en ,, ijdelder als de ijdelheid zelve. Daarom verwerpen tt wij van ganfeher harten al wat niet met dezen onfeil- ,, baa> Grootseri tafrecl, dat zich thands voor mijnen geest aanbiedt! Gezegend tijdperk., nader met gevleugelde fchreden! Ik zie eene fchaar van Kristenen, hoe verfchillend in begrippen, zich hart-  SSH EM O K DEELBAAR. 31 •fïartlijk In de verheerlijking van God en Kristus vcreenigen : ik zie hen vastgeftrengeld door de zachte banden van broederliefde; ik zie dien bijgelovigen afkeer van een gebouw, voor henen aaa een bijzonder Kerkgenootfchap gewijd, bij : • de fcaaren regel overéén en komt: gelijk ons de Apos. telen geleerd hebben, zeggende : „beproeft de geesten „ of zij uit Gode zijn." Item:,,zoo iemand tot u komt, en deze leer niet mede brengt, ontfangt hem in uw ïi'jis aiet." En ,, Hier en tusfchen gelooven wij , froewel het nuttelijk <-n goed is, dat die Regeerders „ der Kerk zijn, onder haar zekere ordonnantie infteï. len en bevestigen , tot onderhoudinge des lichaams der Kerk, dat zij nochtans haar wel moeten wachten „ af te wijken van het geen ons Christus onze eenige „ Meester geordonneerd heeft. En daarom verwerpen wij alle menfchelijke vonden , en alle wetten die men ,, zoude willen invoeren, etn God te dienen, en door dezelve de confeientien te'binden en te dwingen in ,, wat maniere het zoude mogen zijn. Zo nemen wij dan alleen aan, het geene dienstelijk is om een* „ drachtigheid en eenigheid te voeden en te bewaren , ,, en alies te onderhouden in de gehoorzaamheid Gods: waar toe geeiseht wordt de excommunicatie of de M bm, daar die gefchied na den Woorde Gods, met het HET \T!> ZEN VAJIJJE VEBEEN8» GING 1*E*  $2 DE KERK VAN JESUS het wezen van de vereemging der trotest. de leden van andere Genootfehappen verdwenen, — ik zie hen hetzelve intreden, ik zie de gemengde aandoeningen van verwondering en verrukking, dat zij ook daar eene ffichting, eene op- het geene daar aan hangt." (*) Deze regels vorderen niets, dan het geen wij van harte toeftemmen. Ook het 37, 28. en 29. handelende over de waare kerk, zijn zodanig gefield, dat men wel duidelijk zien kan, dat de (tellers het Hervormd Genootfchap ingewikkeld voor de eene waare kerk houden en alle andere Seéten, die mede zeggen de kerk te zijn , daar bui' ten fluiten: —; haarc merktekenen toch zijn, oef. fening der reine predikatie des Evangelittms , iet gebruik van de reine Sacramenten, gelijk ze Kristus ingefield heeft ; het gebruik van de Kerklijke tucht om zonden te fliajfen. Kort lijk, zich aantcftellcn naar het zuiver woord van God, en Jefus Kristus voor het eeni' ge hoofd te houden: — intusfehen onthoude men zich ver- (*) Men ziet uit den inhoud van deze beide art. dat de bedoeling der eerfte opftellers dezer geloofsbelijdenis geene andere geweest is, dan die der Remonitrantfche Leeraars bij hec vervaardigen van de hunne. Iets meer van hen veronderftellende, zouden deze art. eene contradictio in terminis wezen. Men ziet ook, noch in den aanvang noch in liet (lot van deze belijdenis iets,'t welk over haare waarde beflist. Kortom zij is niets meer of minder, dan eene geloofsbelijdenis van zekere leeraaren: is zij vcrvolgends iets meer geworden , dit is duidelijk tegen hunne bedoeling geweest.  EEN EN ONDEELBAAR. 33 opwekking een troost ontfangen, die zij 'er nimmer verwachtten; en zie den lach des vredcs en der liefde op hun gelaat, daar zij, aan den zelfden tafel met hun vcrfehilleuden broeder gezeten, gevoelen, dat Jefus zo wel voor zijn als -wbsoid na ga^ffSfOT ft"" jwhstrf »l> , .. >r..0Wr* flegts, van zich zelve die reinheid uitfluitender wijze aantematigen , en j,ee» letter behoeft in deze woorden veranderd te worden , om op dezelve ter vereeniging overtegaan. Zekerlijk , de hervormde kerk is ten aanzien van deze regels mede niet van ïncti/eauentie vrijtcpleiten ; maar , deze (lellende op rekening der ongelukkige tijden, die zij beleefd heeft, laten wij dezelve geheel cn al vergeten ; en , deze artikels tot een grondflag leggende, herneme zjj alle de regten, die dezelve ar.i haar geven. — Schadelijk oordeel ik zodanig een nieuw Ccnootfchap , om dat het mogelijk aanleiding tot cene, nieuwe fcheuring zou geven. — liet afleggen van verfchillende benamingen is miifcnïe'n even noodloos als het vormen van een nieuw genootf^hap, wanneer wij flegts, overeenkomstig dit art. weten , hoe wij elkander'eh nioeten befchouwen. Maar allcrnood2aaklijkst zal het worden dat alle kerken en genootfehappen , die veiklaaren zich alleen aan dezen regel te houden, ten Minsten eenmaal des jaarsdoor afgevaardigden bij eikanderen komen, Qsn de gemeerifciiaplijke belangen des Krhtendoms te beC vor- HPT WEZEN VAN DB VERBEtMCING DER. PROTEST.  S4 DE KERK VAN JESUS VET weien van db vrrpeni- civr. der r*o test. voor htm behoud geftorven is!... Dan laten wij ons matigen: volgende tijden zullen dit veelbevattend denkbeeld verder ontwikkelen: wij kunnen hier flegts ruwe fchetzen geven. Dit vorderen, en de banden van vereeniging en broederfchap des te nauwer toetehaaleu. Op deze wijze vcreenigt zich de Proteftamfchc kerk: op deze wijze verbroederen gemeenten en genootfehap. pen, zonder, gelijk men zegt, uit de kerk te gaan, of hunne voorige banden en betrekkingen te verbreken. Iets, dat mij altijd het verkieslijkst voorkomt, waar het kan gefchicden, zonder gewigtiger belangen opteofleren. Het Hervormd genootfehap doet niets anders dan zijne beginfelen getrouw blijven; en het Luthersch zal eindelijk zich ook fchamen dezen regel niet in werking te brengen. Van de overigen behoef ik niet te reppen. — Ook bij het Hervormd Genootfehap zijn Leeraars , die zeiven dezen weg op willen , en dit ftaat mij borg, dat deze die geene is, langs welken de verfchillcnd denkende genootfehappen eikanderen het eerst, tot vereeniging in liefde, zullen ontmoeten. Ten blijke hier van kan ik mij niet weerhouden het plan van verbroedering te plaatfen, te vinden in De Vrijmoedige gedachten enz. door een Gereformeerd Leef car ïdc Sc Fran. bij aoMU 1797- bl. 35- en volg. — een plan, dat om deszelfs gewigt en voortreffelijkheid de  EEN EN ONDEELBAAR. 35 Dit is dan het juiste punt, waar op de uitgeftrektfle vereeniging kan gebouwd worden — hetwelk het verfchil in gevoelens den ruimften toegang iaat — het eenige, dat Jefus als God- lijk de hoogde aandacht van de verfchülende Kerklijke Genooti'chappen verdient, en van mijne denkwijze al. leen daar in onderfcheiden is, dat het voor een nieuw Kerkgenootfchap gefchikt is. ,, Concept ■ plan tot Onderlinge Verbroede,, ring der Proieflanten in Nederland. ,, Art. i. Het verbroederd Genootfehap der Prote» ,, ftanten doet voor altoos afftand van alle die onder. ,, fcheidtne Seéte-naamen , door welke dezelve tot hier ,, toe van elkander onderfcheiden waren , en neemt den „ algemeenen naam aan van 't Verbroederd Genootfehap ,, van Proteflantfche Chriflenen." Dit art. moet, vol* ■gends mijn gevoelen , zuegvallen. ,, Art. 2. Dit Genootfehap erkent de vier Grondre. „ gels, waar op de gelukkige Hervorming rust, voor ,, zijne Grondregels; en erkent allen, maar ook gee„ ne anderen, voor Leden van dit Genootfehap, dart ,, die deeze vier Grondregels met hen erkennen en eer,, biedigen. *' Deze grondregels zijn dezelfden sis het punt, waarop ik de vereeniging gebemvd heb. Cs „ AH. S« Jïsirs fenj* ALLEEN ZODANIG EENE vEr.nn* NIGING GS* WENSCHT HEBBEN.  • jnsus KAN At i.EEN ENZ. 36 DE KERK VAN JESUS lijk afgezant kan gewild en bedoeld hebben. Zou hij, die den mensch zo wel kende, cenftemmigheid in denkwijze omtrent zekere leeringen, 't zij ook van welk een gewigt, van het menschdom heb- „ Art. 3. Dit Genootfehap erkent geene Formulie. ,, ren, geen Canones, geen Nederlandfehe Geloofsbe' ,, lijdetiis , geen Heidelbergfche Catechismus, in één ,, woord, geen menschlijk gefchrift, maar alleen dt ,, //. Schrift, als gemoed-verbindende ; en verklaart ,, dus de onderteckening van Formulieren, als onno- dig en ongeoorlooft." Dit art. behoort, naar mijn ontwerp eenige verandering te ondergaan. In zo verre deze verbandfehriften in gezag 'niet uitgeflrekt worden tok tot zodanigen , die zich met zodanig Genootfehap, ixaer zij gevonden worden , willen vereenigen, gaan zij der vereeniging niet aan. ,, Art. 4. Dit Genootfehap laat een ieder, die dt ,, in Art. 2 gemelde Grondregels erkent, toe tot haa„ re gemcenfehap, en wil met dezelve Avondmaal ,, houden. " ,, A"t. 5. Tot onderhouding van Broederlijke eens,, gezin,meid laat dit Genootfehap 't aan ieders vrij,, heid om den IFaterdoop of aan kleine Kindertn, of aan 1'olwasfenen te laaten toedienen. " Ait. 6. Daar dus de vcrdeeltheid is weggenoo» „ men,  EEN EN ONDEELBAAR. 37 Hebben gevorderd? Hij wist immers, dat zulks, volgends de gefteltcnis der mcnschlijke natuur volftrekt onmogelijk is. En indien hij zulks gewild hadt, moest hij dan de lcerftukken, die hij op „ men, zal men ook als één kudde, zonder onder,, derfcheid met eikanderen kunnen vergaderen onder ,, één dak." Haamlijk, waar zulks tot Jlicbting en ophouw kan gefchieden. lht raakt het wezen der vereeniging niet. ,, Art. 7. Ten opzichte van ieders huishoudelijk „ beduur, fondfen van beftaan , enz. zal voor als nog ,, geen amalgamatie plaats hebben, tot dat men dair. „ omtrent naar vereisch van ieders plaatslijke geileld„ beid in 't vervolg broederlijk zal overeengekoomen „ zijn." ,, Art. 8. Dit Verbroederd Genootfehap zal jaarlijks op algemeenc kosten een vergadering houden, ,, om daar in te beraamen wat tot bevordering en in,, ftar.dhouding van dit Genootfehap, dienftig zal be,, vonden worden." Ik voor mij vind dezen weg tot vereeniging de ecrlijkfie , en de kortfte, en kan mij als nog niet voegen bij de verklaring van den Schrijver dis briefs aan mijne Lande enoolen , die tot andere Christelijke Genootfehappen behooren, op welke hij zijne uitnoodiging tei C 3 ver- JESUS KAN ALLEEN ENZ.  'JFÏtJS KAN ^t.LEEN ENZ, I 3S. DE KERK VAN JESUS op Godlijk gezag predikte, niet zo juist verklaard hebben, dat zij in denzelfden zin moesten verftaan worden, — dat hier geen verfchil mogelijk was? Of, zulks ondoenlijk zijnde, moest hij dan vereeniging grondt. „ De hervormde kerk heeft for„ muiieren, in meer dan één opzigt eerwaardig; en' ,, het gewoonte-recht heeft nauwkeurig genoeg be,, paald , wat in dezelven al, wat in dezelven niet veri, bindend zij." Waar toch moet dat gewoonte-recht gezocht worden? Hoe ver (trekt het zich uit? Welke artikels dier formulieren zijn al of niet verbindend? En op welke gronden? — Laat deze (telling geene )Iaats over voor de refeivatio mentslis der Je futten? Jitdruklijk toch zegt ieder leeraar dier kerk, bij de >ndertekening van het verbandfehrift; ,, dat hij op. echtlijk en in goede confeientie voor den Ueere verbaart, met deze zijne ondertekening, dat alle de ar. ikelen en (lukken der leer in de belijdenis en Cate:hismus euz. begrepen, in alles met Gods woord overenkomen." Ik zie hier de uitzonderingen niet, wat 1 of niet verbindend zij. Hier blijft, mijns inziens, eene plaats over, dan voor geheele toeftemming of ge. eele verwerping. — Daar die zelfde Schrijver, even : voren, de feilbaarheid van de opjlellers dier febrif. itt, het ziiuteloozc om, derzelver altijduurend gezag.  KEN EN ONDEELBAAR. 39 dan niet zommigen tot verklaarders van de rcgte betekenis en bedoeling zijner uitfpraken hebben gemagtigd? En zou hij, zulks doende, zijn eigen gezag als Godlijk afgezant niet de groorfte afbreuk toegebragt: — zouden dceze gewettigde uitleggers niet den geest van onfeilbaarheid behoefd, of, bij gebreke van dien, hunne bijzondere begrippen in de flcde van de leer van Jefus geplaatst en met deszelfs Godlijk gezag omkleed hebben? Wilde Jefus dat uitfluitend gezag in zijne Kerk bewaaren, 't geen hem als Godlijk afgezant onbetwistbaar toekomt; wilde hij hetzelve door alle eeuwen heenen doen voordduuren, zo kon hij niet anders zeggen, dan: „ mijne leer is de mijne niet maar des Vaders, „ die mij gezonden heeft, ik ftel u dezelve ter ,, hand te ■willen verdeedigen, erkent, en daar op grondt bet regt en de megt om dezelve te verbeteren, kan het mij niet euvel geduid worden , dat ik het tegenwoordig gedacht het regt en de magt toeken, om, waar het noodig geacht wordt, derzelver verbindend gezag geheel t» verwerpen. Of het eerde beftaat niet, of het laacfte fcettaat mede. C 4 JESUS KAW ALI.SEN ENZ.  JESUS KAN ALi.fc.E,\ 4-0 DE KERK VAN JESUS „ hand; als een heilig en onfehendbaar pand; gij, „ alle mijne leerlingen, wie gij ook door alle tijden hecnen zijn moogt, moogt en moet de„ zelve onderzoeken, om uit dezelve mijn wil, „ den wil van God te verftaan; gij allen zijt „ mijne leerlingen, zo dra gij deze mijne leer „ als Godlijk aanneemt, gelooft en volbrengt; „ wat gij ook uit deze leer, ieder voor zich „ zeiven, moogt maaken, niemand uwer geef ik „ het regt, om zijnen broeder te beoordeclcn , om „ voor hem te bepaalen, wat mijne waare leer „ zij; dit regt heb ik, als Godlijk afgezant, mij p zclven voorbehouden; gij allen, gelijke regten „ hebbende, gij allen, eikanderen als leerlingen „ van mij aanmerkende, gij allen zijt vcrpligt „ elkanders verfchiflendè begrippen in liefde te „ verdragen: zo rasch één zich vermeet te bepaa„, len, dit is fhïjdig met de leer van onzen Mees„ ter, die dit gevoelen voorftaat, behoort van „ het ligchaam der Kerk als een onwaardig lid „ afgefneden en uitgeworpen te worden, zoda„ nig een treedt in mijne regten, hij is fchuldig w aan ergernis en fbheuring. Ik alleen ben van „ God  EEN EN ONDEELBAAR. 41 „ God gezonden om zijn wil te verklaaren; ieder „ mag en moet dien wil verftaan, gelijk zijn ver„ ftand en hart hem voorfchrijven. Eens komt de dag, wanneer ik uitfpraak zal doen, wie mijne „ leer het best verftaan, het hartlijkst geloofd en „ het gemoedlijkst betracht heeft." Ieder mensch, van een gezond en door geene vooroordeelen beneveld verftand, moet Jefus dus laten fpreken , al weet en gelooft hij niets meer van hem, dan dat hij van God is gezonden, om den menfchen deszelfs wil te openbaaren. Het moet hem daadlijk in het oog vallen, dat, al hadt Jefus zekere geloofswaarheid voorgeftcld, als eene leuze, die alleen het regt op den naam van Kristen kan geven, hij dan nog vooraf moest weten , dat niet ieder zijne woorden in dcnzelfden zin zou kunnen verftaan, dezelfde denkbeelden aan dezelven hechten; dat hij dus, willende eene volftrekte cenftemmigheid van gevoelens, als het wezen eener vereeniging, onder zijne belijderen invoeren, een van beiden hadt moeten verrichten, — of een uit zijne leerlingen tot opperften verklaarer van zijn wil volmagiigen en met den C S geesï JESUS KAM ALLEEN ENZ.  JESUS KAN ALLEEN ENZ. 4& de kerk van JESüS geest van onfeilbaarheid begiftigen, en dit door. alle eeuwen heenen op alle zijne opvolgers; — o£ zelve alle mogelijke verkeerde betekenisfen, die immer in 'smenfchen geest kunnen opkomen, aanwijzen en de alleen mogelijk regte betekenis zijner woorden bepalen. De ongerijmdheid van het eerite en onuitvoerlijkheid van het laatfle valt ieder opmerkzamen van zeiven in het oog. Er blijft dus niets overig dan dit derde , dat Jefus dit verfchil van begrippen niet heeft willen weercn, maar tevens gewild, d?.t niemand zich het regt van beflisfching zou aanmatigen, dat allen eikanderen gelijke regten zouden toekennen, allen elkandcrens vrijheid van gevoelen eerbiedigen , allen eikanderen verdragen, en zich als één ligchaam vereenigen in dat ééne punt, dat zij allen zijne leer als den cenigen regel van hun geloof en leeven erkennen. Boven dien, al befchouwen wij Jefus enkel als een man van gezond verftand, dan moest hij weten, dat ieder rijk, welk in zich zeiven verdeeld is, ten gronde moet gaan; dat het zijn hoogst belang was, om de grootst mogelijke eenheid van wcr-  EEN EN ONDEELBAAR. 43 werking in dat ligchaam, dat hij wilde oprigten, te brengen. Dat hij, zelve dp zaaden van twecdragt en fcheuring ftroijendej ook ten gelijken tijde de beginzelen van verwoesting van zijn rijk plantte. Dien wensch, dat uitzigt toch kunnen wij niet in hem onderftellcn. En wat ftondt hem dan te doen? Zo rasch hij vorderde, dat alle zijne leerlingen over zekere onderwerpen juist dezelfde begrippen zouden koesteren, gaf hij der fcheuring het aanwezen. Dan gaf hij tevens aan zekere lieden het regt, om beflisfchend te bepalen, dit is dc eenige waare mening van Jefus, die dit niet gelooft, is geen Kristen; dan gaf hij tevens aan anderen vrijheid, om die bepalingen , zonder nadenken, blindling aantencmen en dus met hen zekeren aanhang te vormen, eene Kerk in de Kerk te flichten. Dan gaf hij, met een woord, regt, om verfchillende Seclen cn aanhangen te vormen. Immers, bij het noodzaaklijk verfchil in begrippen, bij hen, die zclven willen nadenken, kon het niet misfen, of dc eene aanhang moest van eene andere vergezeld of gevolgd worden, gevormd door hoofden, die, JESUS KM» ALLEEN ENZ.  . JESUS KAN ALLEEN ENZ, JESUS BEEFT AL» IEEN ZODANIG EENE VEREENIGING GEWILD. 44 DE KERK VAN JESÜS die, ieder op zich zeiven, zich voor gewettigde uitleggers van de mening van Jefus uitgaven. En dan was het even zo veel, als haddc hij zelf het fchadelijk onkruid gezaaid, om eenmaal alle goede vruchten, waar van hij de zaaden geftrooid hadt, te verflikken. De eenige grondflag \Tan behoud was in dezen eenvoudigen regel begrepen: „ gelooft mijne leer, als Godlijk, onder„ zoekt dezelve als Godlijk, behartigt dezelve als „ Godlijk, erkent mij alleen voor uwen ecnigen „ Meester en Vader, en bemint en verdraagt ,, eikanderen als broeders." Maar nu, befchouwen wij onbevooroordeeld de leer en het gedrag van Jefus zelve, zo als zijne gefchicdenis door de hand zijner Apostelen tot ons is gekomen, dan zien wij daadlijk, dat jefus en zijne Apostels niets anders gewild hebben, dan eene onverdeelde Kerk, alle welkers leden, hoe vcrfehillend ook in denkbeelden, flegts één ligchaam uitmaaken, Jefus alleen als hun eenig hoofd erkennen, en zijne leer als hunne eenige vraagbaak raadplegen. — Wat anders toch was het groot, en misfehien wel het eenig oogmerk  KEN EN ONDEELBAAR. 45 Eierk van zijne komst, dan de vereeniging en verbroedering van het menschdom door de ^banden van éénen Godsdienst? Treurig Haart dc menfehenvriend op het akelig tafreel, dat de Gefchicdenis der Kristeuhcid hem aanbiedt, en het welk hem Biets vertoont dan twist en verdeeldheid, waar door dit weldaadig en Godlijk doel van Jefus komst dermate verdonkerd is, dat het in de achttiende eeuw, na dezelve, bijna geheel onkenbaar is geworden. — Het menschdom, door ondcrfchcid van Volk en Godsdienst gefchcurd, ondervondt alle de verwoestende gevolgen der daar uit volgende broederhaat. Deze fchcidsmuuren wilde Jefus wegbreken. Geen mensch moest meer zijn medemensen als lid eener andere maatfehappij befchouwen. Allen moesten eikanderen, zonder onderfcheid van taal, volk en natie, als leden van ééne groote maatfehappij, als broeders van één groot huisgezin, als kinders van denzelfden Hemelfehen Vader aanmerken. „ In Kristus is „ noch Jood, noch Griek, befnijdenis of voor„ huid, Barbaar ofScijth, dienstknecht of vrije, „ maar jrsirs IIEïFr ALLF EN £NZ.  JESUS REEFT ALLEEN ENZ. 46 DE KERK VAN JESUS „ maar Hij is alles in allen (*)." Daar toe moest zijne leer de Algemeene Godsdienst van alle volken worden. „ Gaat heen, beveelt hij „ zijne boden, en onderwijst alle volken, maakt „ hen allen tot mijne leerlingen, leert hen on„ derhouden wat ik u geboden heb (*). De „ flagboomen, die Jooden en Heidenen, de ver* ,, eerers van éénen God en de aanbidders van ,, veele Goden, van eikanderen gefcheiden heb,, ben, moeten opgeheven worden; — voordaan „ zij 'er geen Godsdienst meer, aan volk, land ,, of eeuw verbonden. God is de Vader van alle ,, menfchen, hij worde dan ook door alle men* „ fchen gelijklijk vereerd en gediend: — dat al„ len zich als zijne kinderen erkennen, als gelij» „ ke deelgenooten van zijne gunst, als gelijke „ voorwerpen van zijne liefde, dat allen zich ver„ eenigen in onderlinge liefde jegens eikanderen, „ in liefde en vertrouwen jegens dien Vader. Hij „ is de God van Heidenen en Samaritaanen zo „ wel als Jooden, hij laat zijne zon opgaan over „ boo* C*) Kol. lil: 11. (*) Mattb. XXVIII: lp, ao.  EEN EN ONDEELBAAR. 47 „ boozcn en goeden, hij regent over regtvaardigcn en onregtvaardigen, ieder die hem vreest, en „ geregtigheid werkt is hem aangenaam; hij is geen „ aannemer des perfoons; de uure is nabij dat vec„ len zullen komen van Oosten en Westen en met Abraham, Ifaak en Jacob in mijn rijk aanzitten, ^ wanneer ook andere fchapen, die nog niet tot de j, kudde behooren, verzameld zuilen worden, op dat alles worde één kudde onder één herder (*)."' Hoe meer een opregt Kristen op dit verheven, edel, en waarlijk Godlijk doel van Jefus komst ftaart, — een doel, tot welkers bereiking die groote menfchen-vriend zelfs zijn bloed geftort heeft, hoe onaangenamer en fmartlijker gewaarwording hij (*) Die onwederlegbaar betoogd wil zien, en uit het gedrag en uit de leer van Jefus, dat zijn plan alle volkeren des aardbodems, die toen leefden of immer leven zouden, omvatte, cn dat deszelfs inhoud inzonderheid was, alle natiën der waereld door de in* nerlijkfte verbindtenis tot ééne groote maatfehappij van eikanderen liefhebbende broederen te vereenigen: leze het uitmuntend werkje van f. van reinhaut, Het plan van den Stichter van het Chijlendom. enz. Atnlt. bij mbtek. en wa&nars, Afd. I. bl. 5—31. JESUS HEEFT ALLEEN ENZ-  JESUS HEEFT AL" LEEN ENZ. 48 DE KERK VAN JESUS hij ondervindt, als hij den uitflag dier poogingen in den tcgenwoordigen tocltand van Jefus Kerk nafpoort; hoe overtuigender hij ziet, dat zij op verre na niet is, 't geen zij kon en behoorde te wezen. Herinnert een Kristen zich verder, dat Jefus in zijne leer de vrijheid des onderzoeks in den volkomenitcn zin handhaaft, — de gelijkheid in regten onder alle zijne belijdercn daarftclt — en op dc hartlijkfte brocderfchap en broederliefde onder alle zijne aanhangcren aandringt, dan wordt hij van zelve tot het bcfluk gebragt; eene verzameling van menfchen, met zulk een geest doordrongen, cene Kerk op zodanige grondflagen gebouwd, moet één en ondeelbaar zijn, daar in moet de volkomcnftc vrijheid van gevoelens heerfchen, daar in moeten geene fchcuringen gevonden worden. — Is 'er iemand die de rekten van het menschlijk verftand eerbiedigde, die, wars van een blind geloof te vorderen, gedun» tot het onderzoek zijner leer aanmoedigde, die wel' kon dulden dat men hem nadere ophelderingen vroeg, maar het allerminst, dat men zijn ver-  EEN EN ONDEELBAAR. 49 verftand niet wilde fcherpen om hem regt te begrijpen, het was Jefus (*). En dit regt ftondt hij aan allen toe, zonder eenige uitzondering. .Nergens vordert hij, dat men hem zonder nadenton, zonder pooging om hem wel te verftaan, ■op zijn enkel woord moet geloven (t): — overal-; C*) ^en 'eze flegts eenige gedeelten van het V, VII. en VIII. Hoofdft. van Joann. 'E%':ng. en ieder opmerkzame zal zien, dat jefus de bewijzen voor de .Godlijkheid zijner zending en ieer, waarop hij zich beriep, aan den fcherpften toets onderwerpt. Inzon. derheid dringt hij fleik op het onderzoek van dat bewijs, 't welk voor zijne landgenoten het meest afdeedt; het verband tusfchen zijne leer en .die van Mofes en de Profeeten: hij verheft■ derzelver gezag hooglijk en wil niets, dan dat dezen onderzocht worden , om daar uit tot de Godlijkheid zijner leer te befluiten. Matth. V, 17. Luc. XVI, 29. Ct) Op veele plaatfen is het vertrouwen op zijne magt door geloof uitgedrukt. Dit geloof, met het geloof in de waarheid zijner leer, verwarrende , heeft zomOiigen tot het valsch ftelzel van een blind en ingewikkeld geloof gebragt. Vertrouwen behoort wel eens onbepaald en ingewikkeld te zijn; maar het geloof in «ene waatheid, in eene leering, nimmer. Dit moet alD tijd JF.SUJ HEEFT ADLEEN ENZ-  TFSUS SUFT ALLEEN ENZ. 50 DE KERK VAN JESUS al; dat men zijne leer, haare bewijzen, haare uitwerkzelen moet onderzoeken, daaruit tot haare godlijkheid befluiten en dan eerst dezelve gelooven. „ Die hoort, verftaat en dan gelooft, vergelijkt hij bij eene vruchtbaare aarde, waar in het gezaaide honderdvoud voordbrengt (*)." Zijnen leertrant richtte hij zodanig in, dat de gepredikte waarheid bevatlijk, aannemelijk, overtuigend , zelf; voor de gcringftc verflanden werdt (t). En, wanneer hij al eens twijfelde, of men hem wel verftondt, vroeg hij: „ hebt gij „ mij allen verftaan?" Ook is zijne leer van dien aart, dat zij alleen tot het nadenkend verftand fpreekt. Zij is geen letter, gelijk dc wet van Mos es, die letterlijk, gelijk alle uitfpraken des gezags,moet aangenomen worden: zij wil door den geest bewerkt en met een waarheidlievend verftand tijd door onderzoek en nadenken voorafgegaan wor» den. Dit onderfcheid heeft Jefus altijd nauwkeurig in het oog gehouden. ( *) Mattb. XIH, 23. Ct) Tot eene proeve leze men Mattb. VI, 25—34.*  EEN EN ONDEELBAAR. 5r ftand cn een deugdlievend hart onderzocht worden. — „ Maar jefus deedt evenwel wonderen, om geloof te verwerven. Wat behoefde hij dezen, indien hij alleen door redenen en niet door gezag geloof wilde werken?" — Ja, hij deedt wonderen; maar niet alleen, niet voornaamlijk, om geloof te verkrijgen. Hij deedt dezelven, Waar het ge* loof reeds plaats hadt; en waar hij het door zijne redenen niet kon verwekken, deedt hij geenen ( Het toonder was bijna altijd eene web» daadige beloomng des gcloofs en ftrekte, om het zcivc nog nader tc bevestigen. Intusfchen bedoelde hij toch ook door zijne wonderen, in de aanfehouwers van dezelven geloof voordtebrengen. Doch niet door dezelven alleen; maar door dezelven vereenigd met het verltandlijk onderwijs. Daarom onderwierp hij dezelve aan het geftrengst onderzoek zijner vijanden en leidde hen op, om üit dezelven tot de godlijkheid zijner zending te bcfluiten. — Jefus kende den mensch te wel, om niet te weten, dat zonder begrip geene overtuigd (*) Mare. VI, 5- D I jrstri HEEFT AI.. UIEN EN2.  JFStJS BtrPFr ALLEEN ENZ. 52 DE KERK VAN JE SU 3 gmg kan gewerkt worden — dat geene overtuiging mogelijk is, die alleen op gezag, op magtfpreuken berust — en dat zonder overtuiging het geloof den mensch onwaardig is. ' Uit dien hoof-, de .ging altijd de voórdragt zijner lpcr, en het bewijs van haare redenmatigheid en voortreffelijkheid vooraf, cn dan volgde het wonder voor hem, die daadlijk blijken hadt gegeven van zo veel eerbieds cn liefde voor waarheid, deugd en den .wilvan God te hebben, dat ,hij zijn hart voor redelijke overtuiging open zette ( * ). — Dit geeft dan aan ieder kristen het regt; dit brengt hem onder de verplïgtïng, om zelve de leer- van .Jefus te onderzoeken, voor zich .zeiven te bepalen, wat die leer vervat, en, zo hij gcmakshalven hier fn.de uitfpraken van anderen volgt, is dit wel eene on-, waardige, overgift van zijn regt, . eene fchandelijkc vcrwaarloozing van zijn pligt, maar geen van, beide kan daar door immer vernietigd worden. ■ Dit (*) Uit dit oogpunt befcliotiwd, is de Gefchiederis der opwekking van Lazarus, jfoann. XI. hoogstöpmer. kelijk. • r . ... .«vuY*>  EEN EN ONDEELBAAR. 53 c Dit regt worde nog krachtiger verfterkt door de volkomenfte gelijkheid, die Jefus onder zijne leerlingen heeft vastgefteld." Waar is eenig fchijn van bewijs, dat hij iemand onder zijne leerlingen gemagtigd heeft om te verklaaren, wat zijne waare mening zij? Wie heeft hij tot meester, tot beflisfer der gefchillen' bij opvolging aaugefteld?. Wel heeft hij, niet verkiezende zelf iets in gefchrifte natelaten, zijne Apostelen gemagtigd om zijne leer te prediken, tot ons over te brengen: wij erkennen hen hier in als onze meesters, in zo verre zij de eenigen zijn, die ons hebben kunnen en moeten verklaren, wat Jefus geleerd heeft. Maar tevens heeft Jefus hen allen daar toe gelijklijk gemagtigd en niet verder, dan om overtebrengen , zo als zij het ontfangen hadden; nergens heeft hij onder hen eenige uitzondering gemaakt; nergens hunne verklaaringen over zijne leer, van een Godlijk gezag, gelijk aan het zijne, gefield: integendeel, hoe meer wij letten op zijne poogingen, om zelfs de eerfte beginzelen vau heerschzucht, van mecsterfchap, van zelfsverhcffing boven anderen in zijne leerlingen tegentegaan, D 3 hoe jesus iieef1' a: i.ïkn en  JESUSÏ-EEM ENZ. 54 DE KERK VAN JESUS hoe meer wij overtuigd worden, dat hij, in zo verre die lesfen ook aan alle zijne volgende leerlingen gegeven zijn, de volftrcktfte gelijkheid in regten onder zijne leerlingen gewild heeft, en niemand hunner de magt toegekend, om voor een ander te bepaalen, wat zijne meening, wat dc geest zijner leer zij, maar dit regt en deze magt aan ieder in 't bijzonder overgelaten. — Nog fterker klemt dit, wanneer wij ons herinneren, dat Jefus, duidelijk voorziende, hoedanig zijne kerk in volgende tijden gefield zou wezen, niet minder uitdruklijk voorgefchreven heeft , hoe bij die gefteltcnis te handelen. Hij voorzag, dat vijanden van hem en zijne leer, onder het door hem geftrooide zaad, onkruid zouden verfpreiden, dat zo wel als het eerfte zou opkomen en wceligst groeijen. Maar hoe zeer de aart der gelijkenis hem aanleiding gaf, om een zorgvuldig uitrukken aantcprijzen, week hij hier in van de lesfen eener goede landbouwkunde af, alleen om zo veel te nadruklijkcr zijne grootc leering inteprenten; „ neen " laat hij den landheer zijne volijverige dienstknegten, die het onkruid daadlijk en in tijds  EEN EN ONDEELBAAR» 55 tijds wilden uitrukken, andwoorden; „ gij zoud „ met het onkruid ook detarwuitrukken; laat bei„ de opgroeijen tot den dag des oogstes; wanneer „ ik mijne maaijers zal bevelen de tarw van het „ onkruid aftezonderen ( * )." Wat men nu door dat onkruid ook verftaan wil, ketterijen, in den eigenlijkften zin, kunnen 'er niet van uitgefloten worden, om dat Jefus onder hetzelve ook her flegtfte, het fhijdigfte met zijne leer, omvat (f> En kan men bij zodanig eene gelijkheid in regten zich wel eene andere gcfteltenis van Jefus Kerk verbeelden, dan die van éénheid en ondeelbaarheid. Niemand het regt hebbende om te beflisfchen, dit is al of niet de leer van Jefus, die dit al of niet gelooft, is al of geen Kristen, volgt van zelve, dat verfchil in begrippen de éénhei.1 nim- (*) Matth. XIII, *3. Ct) Die Matth. XX, 25—28. XXIII, 8—II. Lue. XXII, 25—27. Joan. XIII, 13. naflaat, zal daadlijk zien, dai Jefus alleen meester is-, en zijne leerlingen (wie zij ook zijn) allen eikanderen gelijk en diénst* knechten zijn. D 4 JESV* litSFr ALLE*!*  JESUS BEhFr ALLEEN ENZ, 56 BE KERK VAN JESUS nimmer fchenden , maar deze bij dezelve fteeds zal bewaard blijven. En hoe veel ftefker worden die banden van eenheid tocgeftrikt door den geest van Broeder-, fchap , die tevens de geest des Kristcndoms is. Is 'er wel eenig ander bewijs van ons kristelijk geloof, dan dat van broederlijke liefde tot eikandcren, eene liefde, waar door Kristenen zelfs het leven voor clkandcren ftellen? Kan men zich bij zodanig een heerfchenden geest een verdeeld ligchaam vertegenwoordigen. Kristenen, waart gij altijd door dien geest bezield geweest, hoe zou dezelve bij allen, die immer van hunne broeders in begrippen vcrfchilden, zelfs den cerften kiem van fchcurziektc verflikt hebben! Hoe zouden zij, in wier geest het ccrflc denkbeeld opkwam, om uit onverdraagzaame fe&e-zucht de Kerk uit te gaan of anderen uittcdrijvcn, hebben kunnen nalaten te denken, zij, die van mij in denkbeelden onderfcheiden zijn, zijn toch mijne broeders, voor welken Kristus zijn leeven gefield heeft, voor welken ik ook des noods mijn leven moet ftellen, — broeders, leden van het zelfde ligchaam, waar  EEN EN ONDEELBAAR. 57 waar van Kristus het hoofd is, — broeders, die ik moet lief hebben, of ik ben geen discipel van Jefus, geen Kristen — Broeders, over welken ik geen regt heb te oordeelcn! — Kristenen, zoudt gij, dus gevoelende, wel immer, ik zeg niet uwen anders denkenden broeder hebben kunnen vervolgen en vermoorden, maar zelfs u van hem afzonderen, en daar door het heilig ligchaam der kerk ontheiligen, verlammen, verfcheuren ? En •kunt gij wel immer lochenen, dat deze dc echte geest des Kristcndoms is — dat Kristcndom, dat zelve leert, dat broederliefde zelfs boven geloof en hoop gaat ( * ) ? • Nog eens, Kristenen! ftaart op die eenvoudige, gewigtige en verhevene plegtigheid, dat feestmaal van liefde cn vereeniging, door Jefus zeiven ingeltcld: herdenkt de lesfen van liefde en vcree- ni- (*) Ten hoogden verdient hier bij vergeleken te worden de uitmuntende Verhandeling van r. feith in het XVI. D. van ïeylers Godgel. Genootfehap, iladz. 366. en volg. waar iu de invloed van het Kristcndom op de beginfelen van Gelijkheid en Vrijheid in den fchooniten dag gefteld wordt. ü 5 jesus heeft alleen enz.  jkscs wtF.rr al» LÏSti inz. 55 ZJI KERK tiS JESTJS nigïng, die hetzelve vergezelden en volgden cn moet gij dan niet erkennen, dat dat feestmaal juist de banier is, waar onder Kristenen van allerlcie denkwijze zich mogen en moeten fchaaren. Hoe geheel doordrongen van dit verheven oogmerk betoont zich de groote Paukti? die al den rijkdom van zijn godlijk vernuft uitprst, om ons de gedachtenïsmaaltijd van jefus dood, als een feest van vriendfehap en broederliefde voortefchetfên. Hij vondt geene, voor zijne tijdgenooten, bcvatlijker en gefchikter beelden, dan die ontleend waren van de oftbrmaalen der Heidenen, welken maaltijden van het naanwffe deelgenootfchap, van verbinding, van vereeniging waren. Hij vindt zelfs de beelden dier eenheid in het ééne brood, waar van allen eetcn, in den éénen beker, waai* uit allen (hinken f}. Waar heeft Jefus, die de wcldaadige vruchten van zijn lijden en flerven onbepaald ver uitftrekt, immer het getal of de kenmerken omfchreven van hen, die (*) Jee». XIII—XVÏI. (tj> 1 Kor. X, 16—23.  «EN EN ONDEELBAAR. 59 die waardig zijn om zijne liefde plegtig te gedenken? Waar hebben de Apostels immer deze plegtigheid tot eene fecte-leus gefield, ten zij om Kristenen van Afgodendienaars te onderfcheiden? Volgt het niet uit den aart der zaak, dat, daar allen deel hebben aan de voordeden van Jefus liefde, ook allen mogen dcelen in den maaltijd, ter gedachtenis dier liefde ingefteld, hoe zij dan ook over de wijze mogen denken, waarop Jefus die liefde aan het menschdom betoond heeft? Waar heeft Jefus iemand geregtigd, om, uit zijn naam, te verklaaren, die op die wijze over de redenen en oogmerken van mijn dood niet denkt, moet van dien maaltijd geweerd worden; — of, waar allen niet eenflcmmig over dit onderwerp gevoelen, moeten zij afzonderlijk maaltijd houden. Kunt gij u integendeel cenig ander doel van dezen maaltijd voorftellen, dan eene geduurige vernieuwing en toeftrikking van de banden der vereeniging en broederliefde ? Dan, daar Jefus de oprichting zijner Kerk eigenlijk aan zijne Apostelen, onder de bcfiuring van zijn geest, heeft overgelaten, zijn zij het wel in- JESUS HEEFT AL. LEEN ENZ. DE APOSTELS HEBBEN ALLEEN  tfo DE KERK VAK '.J"E S TJ 5 zor/ANiG eene ver* iknioixg m jesus b.erk trachten 1ntevobE.EN. inzonderheid, welken'wij in dit geval moeren raadplegen, om den waaren zin van deze éénheid der Kerk te vinden. Reeds hebben wij eene fchets gemaald van de geiteltenis der eerfte Kristenkerk, die ons het beeld van een onverdeeld ligchaam, uit zeer verfchillcnde leden zamengefteld, heeft aangeboden. En dit was juist overeenkomstig met die denkbeelden, welken wij in de fchriften der eerfte oprichters dier Kerk verfpreid vinden. Dc eenheid, waar op zij zo nadruklijk aandringen, is nergens éénheid in denkwijze, maai' éérthcid in liefde, in gezindheid Zij ftaat overal tcgens over twistzucht, fcheurziekte en vermeïej veroordeelen. Zij willen dat allen eikanderen in liefde verdragen, elkanders vrijheid eerbiedigen, niemand ergeren, of zijn geweten verontrusten (f), zelfs zijn zij nederig .genoeg, om zich vooral geen hooger gezag aantematigen, dan hen on- (*) Rom. XV, 5—?. l Kor. I, io. Eph. IV, I—1&. Phil. II, 1,2. (t) Gat. V, I—IS- Kol. II, IS. Ram, XIV, t. XV, ?.  Kf£ N E"N ONDEELBAAR. <31 onbetwistbaar toekwam; het geen waarlijk.de leer van Jefus is, ffccllcn zij befiisfend voor, op zijn naam en op zijn gezag; maar, ten minsten op veele piaatfen, • waar zij hunne verklaringen over die leer' voordragen, is het, „ dit zeggen wij, 5y niet :de Hoer tb ais tot verftandigen fpreken„ dc, moet gij zclven beproeven en beöordeelen.'het geen wij .zeggen (*); cn zij prijzen ben, die, .hunne leer.'nauwkeurig onderzoeken, enu haare waarheid en'godlijkheid „te kénnen {j). Dit alles ■ veronderftelt "reeds ecnig verfchil ïti denkwijze, gegrond op vrijheid- van onderzoek, op den jloogüen afkeer vah allo aanmatiging van meesterlijk gezag en op hartlljke liefde en verdraagzaamheid. Daarom: noemen zij ook hun godsdienst een-{reüenüjken Godsdienst (§) en vermaanen dc gelovigen xich in.flaat te fielten, om reken-/ ^chap van hun geloof - te geven.- . Zij fporen hen aan om alles te beproeven -en het goede te behou«'>''•■ !- .[.ohrif/ttdol .090707.' dc» <*) I Kor. X, 15. (f) Hand. XVII, 11. (§) Rom. XII, 2. en I Petr. II, 2. . . DE flXS» TF.LS HEBBSN AU.EEÏI ENZ.  BE APOSTELS HEBBEN ALLEEN ENZ. 62 DE KERK VAN JESUS- dcn (*) Ja, 't geen meer zegt, de geesten te onder» zoeken , en niet ieder die voorgaf van Gods Geest bezield te-zijn, daar voor dadelijk te erkennen (f). Intusfchen zijn zij geenfins onverfchillig voor de waarheid: zij komen rondlijk voor hun gevoelen uit, dringen hetzelve door bondige be« wijzen aan; dan, in weêrwil van het gezag, door hun Meester op hen overgedragen, wagen zij het niet, om iemand, die met hen in denkwijze niet inftemt, van de broederlijke liefde uittefluiten, en veel minder dan nog van de gemeenfchap aftefnijden. Zelfs in het gewigtig gefchil over de opfianding uit den dood, een leerftuk dat naar mijn oordeel een der kenmerkende van den Kristelijken Godsdienst is, zien wij hen wel bezorgd om de zodanigen, die hetzelve verwierpen, tot betere begrippen te brengen, maar wij hooren hen nergens zeggen, die dit niet gelooft, is geen Kristen, is onzer gemeenfehap onwaardig, hij* worde uitgeworpen. Integendeel, om in dit moeije- Hjk (*) I Tim. V, II. (f) 1 Joa/i. IV, U  IÏN EN ON D.E EIBAAÏi 63 ïijk gefchil het midden te houden tusfchen blootstelling van het gezag van Jefus leer, en eene tchijnbaar meesterlijke aanmatiging, die men hun ssogelijk zou .willen betwisten, fielt Pauhis het Geloof in de Opftandèng van Jefus, tot het kenmerkende der Kristelijke leer : niemand zou hier tegen, bedenkingen durven maaken; en intusfchen floot dit geloof ftilzwijgend in dat aan eene op» flanding 'van alle dooden, welk rcgtflreeks hier uit - moest voortvlocijen. Stilzwijgend dus was dit een wenk,' wat men van die lochenaare des ©pfïanding houden moest. Hoe voorzigtig! hoe befcheiden! — Om zelfs de eerfte beginfelen van fcheuring tegen te gaan, en de eenheid heilig te bewaaren, willen zij niet dat iemand zich een anderen naam geeft, dan van Kristen Q): zij willen geene bijzondere aanhangen onder bijzondere hoofden, zelfs niet van mannen, die onbetwistbaar met den geest van 'God beflraald waren: een Petrus, een Apollos, een Paulus! Ja dia ^■.^^f^a^ar.thPi S* mmmn&l , -geest (*) Rom. X, 9. en I Kor. XV, Ct) 1 Kor. I , ia—15. DE rELS HEBBEN ALLEE* ENZ.  DE ABOSTELS HEBBEN ALLEEN ENZ. 64 de kerk van jesus geest heerschte nog in de eerfte eeuw des Kristen» doms allerbeminnelijkst „ Van fcheur- en men„ fchen-naamen, betuigden de eerfte Kristenen, „ een grooten affchrik te hebben. Wij entbei ,, nen geene namen van menfchen, zegt ciiry„ sostomus; ook hebben we geene opperhoofden. » gelijk de aanhangers van Marien, Manes en „ Aries* Neen, zegt epiphanius, de Kerk ,, is nooit naar den naam van eenig Apostel ge„ noemd: wij hebben nooit van Petriaanen, van: ,, Pauliaanen, van Bartholomeuwen, van Thad„ deusfen hoor en fpreeken, maar alleen van Kris„ tenen, naar Kristus. Ik heb, zegt een ander' „ Vader '(gregorius naz.) groote achting voor Petrus, en Paulus is bij mij in groote waar„de, doch men moet mij daarom geen Petriaan i, noch Pauliaan noemen: ik kan niet dulden dat 5, men mij, die Gods fchepfel ben, naar eenig >, mensch noeme. Zij merken ook nog aan, dat „ het alleen den fcheurmakeren en ketteren eigen. „ was, fcheurnamen te gebruiken Q*)." Ze- (*) Bingham Kerklijke Oudheden M. ii.  EEN EN ONDEELBAAR. 65 Zekerlijk; men kan niet ontkennen, dat zij omtrent Ketters en ketterijen minder toegevend zijn, •dat zij zich jegens hen geftrengheden veroorloven , welker verkeerde toepasfing en ongelukkige navolging de Vrede-Kerk van Jefus jammerlijk misvormd heeft. Dan hadt men zich toegelegd, -om die Ketters en ketterijen naauwkeuriger te •kennen, hadt men hen in betrekking tot de bijzondere omftandigheden der eerfte Kristenkerk befchouwd, men zou die ftrengheden wel billijk , maar tevens geene voorbeelden ter navolging bevonden hebben. Het Ivristcndom moest opgang maken door de verhevenheid zijner leer en het voorbeeldig gedrag van zijne belijders. Dit kon en moest meer afdoen, dan de menigte van wonderen, die altijd flegts een vluchtigen indruk konden maaken , en toch op zich zeiven ftaande gee . ne zedelijke, verftandlijke overtuiging werken. Neen zedelijke middelen waren het, die eene zedelijke en verftandige overtuiging moesten voordbrengen. Indien de eerfte kristenen der lasterzucht hunner vijanden door een lakenswaardig gedrag regtraatig voedzel hadden gegeeven, onvermijdlijk E zou DE APOSTELS ne«- 1SEN ALLEEN ENZ.  DB APOSTBIS HEB* BEN ALLEEN SNZ. 66 DE KERK VAN JESUS zou dit voor dc verfpreiding hunner leer allcrvcr•derflijkst geweest zijn. Zij moesten door daaden bewijzen, dat die leer uit God was. Die onregtzinnigen nu, waar tegen de Apostels zo hevig ijverden, waren juist de groorile vijanden der éénheid, dc grootfte vijanden van zedelijkheid. Zij bedoelden niet anders dan een zeker mengzei van Heidendom of Joodcndom met het Kristendom intevoeren, om het der geloovigen gemaklijk te maaken, Kristenen te blijven en evenwel hunnen voorigen zedelozen wandel, als Jood of Heiden te volgen. Zij wiiden niet, dat zij van ouden geheel nieuwe menfchen zouden worden , maar flegts over den ouden mensch van het Joodendom of Heidendom, een nieuw kleed van het Kristendom aandoen. Dus konden zij den naam van Kristenen behouden, en echter bijgeloovigen, afgodendienaars, ontuchtigen, dronkaards, geldgieriger! blijven: ja, wat meer is, de woede der vervolgzucht gcmaklijk ontduiken. Het gezag der Apostelen ftondt die ketters in den weg, cn daarom, zo lang de gelovigen nog in de kerk en aan het gezag der Apostelen ouder worpen bleven,  BEN EN ONDEELBAAR. ven, konden zij te weinig invloeds verwerven. Ook hadden zij te veel heerschzucht en twistgierigheid , om zeiven niet hoofden van een nieuwen aanhang, {lichters van eene nieuwe feite te worden. Uit dien hoofde gingen zij de Kerk uit, en trachtten anderen te verleiden om hen te volgen. Zij -waren dus zedeloze dwaalleeraars, fcheurmakers cn vijanden van dó eenheid der Kerk(*). — Indien nu eens de Apostels minder geflreng geweest waren , iri de daad, de Kerk zou dan in gevaar 'geweest zijn. Dit was juist het middel om haar te /lopen. Verdeeld in Secten en aanhangen, allen even ijverig en bitter tegens eikanderen, de Leden aan de vorige bijgelovigheden en zedeloosheden .overgegeven — wat zou van de Kerk van Jefus zijn gewórden? Wien zou de prediking uitöbn fbmd .nalojaoq/v mi^mM&tv f i ge. <*) Zie ook HE SS EL I Nic Uitlegk. Woordenboek, 347—352- Ketter' en Ketlerfch. Overal, waar in dé H. S. van dwaalleeraaren wordt gefproken, ziet men tevens., dat hunne doolingcn praktisch en voor de zedelijkheid allerverderrlijkst waren, ja dat hunne eigenlijkc bedoeling was der zedeloosheid den ruimes teugel tc vieren, R a r>K ATOS« TF.LS HÉBBEN ALLEEN ENZ,  nt APOSTELS WEBBEN ALLEEN ENZ. 68 DE KERK VAN JESUS gelokt hebben, om zodanig eene leer te-omhelzen cn daar door lid van zulk eene fchandelijke maatfehappij te worden? Hoe zouden dc openJijke vijanden van het Kristendom hier overvloedige itof gevonden hebben om hetzelve met" de haatlijkfte kleuren aftefchilderen,. cn die affchuwlijke lasteringen, welken nu weinig ingang vonden, hoe zouden die overal gretig zijn aangeno-men geworden! Hoe veel heviger zouden dc vervolgingen gewoed , terwijl ieder in de verdelging van eene - fecte, de moeder van- GodsVfriochening en allerleic zedelijke gruwelen, dc grootftc weldaad voor het vaderland zou' gezien hebben. ■ iid. tpjj Deze bijzondere omflandigheden der eerfte Kristenkerk in aanmerking nemende, kunnen wij dan wel de uitdrukkingen der Apostelen, betreffende dit onderwerp, te.geftrengvinden? Moeten wij dan niet erkennen, dat, al hadden zij nog geftrenger gehandeld, niemand dit zou hebben kunnen afkeuren? Maar moeten wij ook tevens niet erkennen , dat die geftrenge maatregels niets ten voordeele afdoen van hem, die zijnen broeder, om verfchil in  EEN EN ONDEELBAAR. 60 in begrippen over befchouwlijke waarheden van den Godsdienst, als zodanig een. ketter wil brandmerken, Uit de Kristenmaatfchappij uitwerpen of zich van hem als een onheiligen afzonderen? — dat, zo lang zich nog geen Kristen voordoet als een Apostel der zedeloosheid, en alle banden van zedelijkheid op naam van de Kristelijke leer poogt lostemaken , — als zodanig, zich als hoofd van een aanhang opwerpt, de Kerk uitgaat, veclen achter zich verleidt, en dus zelve de beginzelen der fcheuring daarftclt: — zo lang de omftaudigheden niet van dien aart zijn, dat de poogingen der zodanigen de gantfche kerk in gevaar brengen, — wij ook zo lang nog geen grond hebben tot verketteren, veroordeelcn en affcheuren? Moeten wij eindelijk niet erkennen dat die zelfde {brengheden der Apostelen juist ontftonden uit hunnen vurigen wensch om de Kerk één, onverdeelbaar, ongefchonden te bewaaren, en dat zij dus, wel verre van het ftelzel der fcheuring te bevoordeelen, allen zo vcele bewijzen zijn voor de noodzaaklijkhcid der éénheid en ondeelbaarheid? Hoe meer wij dan tot den geest der fchriftcu E 3 van DE AF05rELS HEBBEN ALLEEN ENZ.  DE APOSTELS HEBBEN ALLEEN E.SZ. 7Ó D E ■ K E R K VAN- J E SUS- van Jefus Apostelen doordringen, hoe meerwij overtuigd worden, dat zij gereed en gezind waren allen, die de leer van Jefus van gantfeher harte aannamen, als den ecnigen Godlijken regel voor hun geloof en wandel, als Kristenen, als broeders,als leden van het groot ligchaam te befchouwen, hoe zij dan ook Over die leer dachten en in begrippen verfchilden, cn dat hun niets meer ter harte ghg, dan de eenheid des gcestcs en der liefde, tij alle onderfcheid van denkwijze, te bewaaren. Van zelve volgt hier dan uit, dat, in de Kerk van Jefus, ieder lid regt heeft en verpligt is, om voor zich zelve de leer van Jefus te onderzoeken, voor zich zelve uit deze den regel van zijn geloof en wandel optcmaken, dat hij zich geheel aan het gezag dier fchriften, welken die leer vervatten, onderwerpt, maar ook, buiten dit, geen ander gezag kent of mag kennen. — Deze eenvoudige cn regt Proteftantfche grondregels aanneemende, volgt daar uit weder, dat éénheid en ondeelbaarheid noodzaaklijk het wezen van Jefus Kerk uitmaken. Geene fchemingen kunnen in dezelve ontdaan, dan met verkrach-  EEN EN ONDEELBAAR. 71 krachting van die beginzelen. In het denkbeeld van fcheuring toch behoort noodzaaklijk zekere bepaling, wat leer van Jefus is, die van de bepalingen van anderen verfchilt, en waar in zeker aantal perfoonen zich vereenigt. De gefchiedcnis van de opkomst van alle Seften nagaande, zal ieder daadlijk bevinden, dat flegts deze weinige beginzels, allen uit hetzelfde punt voordvloeijende, aan dezelven het beftaan hebben gegeven. Van de zijde der vastgeftelde Kerk, bepaling, wat de leer van Jefus is, hoe dezelve verftaan moet worden: van de zijde der afwijkenden gemoedlijke overtuiging, dat alleen hunne begrippen met de eenige waare leer van Jefus overeenftemmen. Van den kant der eerften onverdraagzaamheid, volftrekte eisfehen cp éénheid des geloofs: van de zijde der laatften; of even fterke onverdraagzaamheid, en dus vrijwillige afzondering, of afzondering,, door uitdrijving en uitbanning veroorzaakt. Het punt, waar om alles draait, is alleen het begrip, dat geen ligchaam groot 'of kleen, beftaan of vereenigd kan zijn, dan door éénheid in begrippen. Dit denkbeeld weggenomen, en allen in die vrijheid des E 4 Sc" DE AÏOSTELS HEBBEN ALLEEN ENZ.  DE APOS- TEI S HEBBEN ALLEEN ENZ. kt 7-2 DE KERK VAK 'JÏSÏÏS geloofs hcrfteld zijnde, waar op de leer van Jefus hen regt geeft, zullen daadlijlc alle fcheuringen ophouden. Niet, dat alle kerklijke huishoudingen dan daadlijk zullen in één fmcltcn: dit hangt van omftandigheden af, die tot het Kristendom geen de minfte betrekking hebben:: ook dit is dc waare eenheid niet, even weinig als alle Kristenen der Republiek in één Kerkgebouw te willen zamenpakken; maar alle Kerklijke huishoudingen zullen dan even eens tot één ligchaam behooren, als de Ingezetenen van ons Vaderland leden zijn van de ééne Bataaffche Republiek. Nog eens; men neme dit punt weg; men verguime aan allen dc onbepaalde vrijheid des gcloofs, en fcheuring en afzondering zijn terftond vernietigd (*). Dan, (*) Ten blijke, dat Vrijheid, of ontflag van het verbindend gezag van geloofsvoorfchriften de waare weg is tot drfnheid, leze men het volgende: ,, Waar on,, bepaalde vrijheid op den troon zit, daar woont te„ vens de volftrektfte verdraagzaamheid; daar bant ,, men niemand uit zijne kerklijke gemeenfehap, die „ gelooft, dat Jefus door God is gezonden. Hoe „ zotid.n dus de feéten door de vrijheid kun- ,i ncn  SIN EN ONDEELBAAR. 7$~. ■ Dan, misfehien zal iemand denken; „ is evenwel met behoud van die beginzelen, geene afzondering mogelijk? Alle Kristenen toch kunnen onmogelijk ter zelfder plaatze bijeenkomen. De: uitgebreidheid van het genootfehap vordert bij-" zon- nen vermeerderen. Vreest dan dit kwaad geenfins, mijne broeders. Bclgt u het groot aantal der feften, welken reeds aanwezig zijn. Welaan! ver,, eenigt u, om de breuk te heelen. Neemt de middenmuur des affcheidfels weg , waar door de kristenheid zo jammerlijk als noodloos verdeeld is ge,, worden. Houdt u aan dc grondregels der hervorming. Weigert uw broederhart en liefdthand niet langer aan de geenen, die met u in eenen en denzelfden God en in eenen en denzelfden Heer, Je,, fus Kristus gelooyen, fchoon zij anders , als gij en de voorfchriften uwer kerk gevoelen, omtrend „ zaaken, welken het Evangelie niet beflistl Deelt het brood des vredes en den wijn der liefde niet ,, langer alleen onder hen uit, die gij waant, dat ,, met u hetzelfde gevoelen koesteren, omtrend be,, fchouwlijke leerftukken, maar deelt uwe geestlijke „ fpijs en drank met allen, die den naam van Jefus belijden en hem gezegend als hun eenigen Koning' s, vereeren! Zet wijders het werk der hervorming ijveE 5 „ vig ONDERZOEK IN HOE VERRE AFZONDERLIJKE KERKLIJKE HUISHOUDINGENMET HET GESTELDE BEGINZEL BESTAANBAAR ZIJN.  ONMRÏOEK ENZ. 74' SC K • F. R. K VAN JES-Vfr zondere vergaderingen. - Is het nu nier natuurlijk . v welvoeglijk, bevorderlijk zelfs Voor liefde en vrede, dat zij, die met eikanderen in denkwijze over zekere punten overecnflemmen, zich bij eikanderen voegen ; zeiven eenen leeraar, met hen in denk-t wijze inftemmende, verkiezen en aanftellen, om hen, volgends de gronden van hun geloof, te onderwijzen en te ftichten?" Voorzeker, wie zal die vrijheid betwisten! Doch zodanige afzonderlijke vergaderingen blijven in het groot ligchaam, en zijn met hetzelve één. Zij vormen geene1 fcheuringen, dewijl alleen gelijkheid van denkwijze hen bij eikanderen voegt, en zij de.deur voor ieder, * „ rig voord; op dat de waarheid meer en meer »ver de dwaling en bet bijgeloof zegeviere; op dat die ,, verfchilleu , waar omtiend de geest van partijfebap en broederhaat meest woedt, verminderen , en de vreedzaame Godsdienst van onzen geëerbiedigde» Verlosfer, eindelijk eenmaal dat geene worde, waar. toe hij denzelven inrichtte , een bron van licht, ,, leven, troost, deugd, vrolijkheid, vereeniging ea ,, gelukzaligheid voor het algemeene menschdom.1* TE Y LER. s Godgel. Genevtfchep D. XI. bl. J64.  EEN EN ONDEELBAAR. 75' ieder, zonder eenige bepaling, openftellen, om zich bij hen te vervoegen. ,, Maar, zal men verder denken, is het dan ook niet övereenkomftig die gefielde beginzelen, dat de leden eener zodanige huishouding die geloofsbegrippen in zeker zamcnflel brengen, en tot een regel flellen, volgends het welke het Godsdienffig onderwijs moet ingericht worden, en volgends het welke zij alleen den zodanigen tot lid hunner huishouding aannemen, die met het zelve volkomen inftemt, en ieder anders denkenden buiten fluiten ? is dit wel iets meer dan cenc bloot huishoudelijke fchikking?" — Alvorens deze vragen te beandwoorden, moet ik, om alle misvatting mijner gevoelens voor te komen, herinneren, dat deze vragen alleen het geval betreffen, wanneer een nieuw godsdienffig genootfehap zich wilde afzonderen, en minder betrekkelijk zijn tot de zodanigen, die reeds beftaan: — dat ik ook ver af ben, om, in een onbepaalden zin, het nut van alle geloofs voorfchriften te willen lochenen. Immers zij zijn dikwijls onontbeerlijk, om den onkundigen, den eenvoudigen te gemoet te komen: zij maken het hem ge- ONDEB.. ZOEK ENZ.  «VDER- BoKk enz. ) fS » E KERK VAN JESTJS'. gemaklijk de leerftellingen van den Godsdienst in zeker verband, in zekere aan een gefchakelde orde te overzien. Laat het zijn, dat in die voorfchriften veel van menschlijke gevoelens wordt gevonden. Dan, welk zamenftel, hoe beknopt en eenvoudig ook, is hier van geheel vrij 1 Ja, is het uit den aart der zaak wel mogelijk, zodanig een te vormen? Mijns inziens niet. Jefus toch of zijne Apostels hebben geen zamenftel gepredikt. Zij verkondigden flegts op zich zelve ftaandc waarheden, gelijk de gelegenheden cn de behoeften hunner toehoorderen vorderden. Wil iemand uit hunne leer een zamenftel vormen, dan moet hij zelf de verftrooijde leeringen opzamelen, rangfehikken, en veele gapingen aanvullen. Geen Kristlijk zamenftel kan er dus gevormd worden, welk noodzaaklijk niet iets vervat, dat door Jefus of zijne Apostelen niet geleerd is; of althands niet iets, het welk van de bijzondere denkwijze des ftellers niet het een of ander ontleend heeft: al ware het flegts in de rangfehikking. — Even ver ben ik af, om die voorfchriften als hinderpaalen ter vereeniging aan- te-  KEN EN ONDEELBAAR. ■temcrken, .voor zo ver zij, die zich aan dezelve willen houden, niettemin allen, die de H. S. houden voor den eenigen regel van geloof en wandel, ondanks het verfchil in Godsdienftige .begrippen, als broeders, als leden van een en hetzelfde ligchaam, de ; ééne onverdeelbaare Kerk van Jefus erkennen, in alle voorregten, waar op zij als Kristenen aanfpraak mogen maaken, laaien declen, en met hen als zodanigen dc nauwfte kristelijke gemeen fchap onderhouden; óf voor zo verre zij die voorfchriften, in waarde en gezag, niet boven het gezag van Jefus of zijne Apostelen, of met hetzelve gelijk, ftellcn. Dan, zo rasch men aan die voorfchriften zodairiig een verbindend gezag toekent, dat ieder, die lid van Jefus .Kerk wil worden en blijven,, verpligt wordt dezelven. als den regel van zijn geloof en wandel onveranderd aan te nemen, en hij, bij verandering van denkwijze daadlijk zijn regt np dat lidmaatfehap verliest en zich aan affnijding Van het genootfehap bloot fielt; — dan moet ik op de vrage; of dit ook overeenkomstig de geftel» de beginzelen, of dit wel iets meer dan eene bloot huis- ON'DEB.ZOEK. ENZ»  ONDERZOEK EiNZ. $8 DE KERK VAN JESUS huishoudelijke fchikking is? ronduit, neen andwoorden. — Mijne gronden zijn kortlijk dezen.Voor eerst vormt zodanig een genootfehap eene waaré fcheuring, eene kerk in eene kerk, en maakt een inbreuk op het . gezag van het hoofd der Kerk, Jefus. Onze Meester heeft eenmaal het vereenigings punt vastgeftcld, dat het wezen zijner kerk uitmaakt, en haare leden van Jooden en Heide» nen onderfcheidt. Die dit erkent, is- een Kristen; die dit verwerpt, is het niet. Zo dra nu een aantal menfchen zich vereenigt, omdat eene punt, met. nog eenige andere te vermeerderen , vormen zij. dan geene geheel afgezonderde huishouding, die in het klcen juist het zelfde is, dat de kerk- in het groot uitmaakt': vormen zij dan geene kerk in eene kerk,, matigen zij zich het gezag van Jefus .niet aan? De Kerk zegt, die de H. S. niet erkent, behoort niet tot het ligchaam: zij zeggen', die onze voorfchriften hl alles niet tocfixmt, is geen lid onzer huishouding: die bij dezelven niet-blijft, fnijden wij af, werpen wij uit. Ziet men niet duidelijk, dat Zulks eindelijk op eeno ondermijning der gefielde  aEEN EN ONDEELBAAR. 79 4é. beginzelen móet uitlopen? — Minder fchadeiijk zou deze fchikking zijn, indien het teveös Sliet zeker was, dat waar één genootfehap zich van het groot ligchaam'raag afzonderen, ook een gelijk regt 'aan alle de- overige leden toekomt. :Ea nu, verbeelden wij ons eens dé geheele Krisxenheid in zodanige genootfehappen verdeeld, die «iemand voor lid erkennen, dan welke hunne bijzondere geloofsvoorfchriften als waar en Godlijk aanneemt: waar blijft hier dé algemeene kristelijke Kerk? Wordt die niet een harfenfchïm? ■immers de regten der broederfchap, van het krisadijk lidmaatfehap, als het bijwoonén van den Godsdienst, het avondmaal houden, en wat des meer zij, blijven nu alleen tot de leden van ieders bijzondere huishouding bepaald. Bij vrijwillige zamenvoegingen, alleen op overeenkomst van gevoelens gegrond, blijft dit alles een 'gemeen goed. Ieder, fchoon al niet tot die zamenvoegihg behoorende, kan, des- verkiezende, hier van gijn gebruik maaken. Dan, bij vereenigingen, door verbandfehriften bevestigd, wordt, het geen algemeen behoorde te zijn en voor alle Kristenen ONnea.» ZOEK ENZ,  20EK EMZ, '80 DE KERK VAN JESUB ncn open te ftaan, bijzonder, heilig, en bij uit» fluiting een goed van dc leden des genootfchaps. liet is door geen regt, wanneer anderen in dat goed declen, neen; het is alleen bij vergunning, of, om het - kerkdijk: woord te gebruiken, bij verdraagzaamheid: — maar vergunning geeft geen regt en zij kan altijd terug genomen worden. Even die zelfde bepaling nu, bij de geheele verdeelde Kristenheid heerfchende, waar blijft dan dè algemcene Kerk?. — Eindelijk; het is een beginzel, dat ieder, die het Kristelijk geloof wil omhelzen, hier in geènc belemmeringen mag ontmoeten. De gantfche Kristenheid vereenigd heeft het regt niet, om hem van de gelegenheid te beroven , om lid van Jefus Kerk te worden. Het is ook een beginzel, dat ieder die de H. S. houdt voor den eenigen regel van geloof en wandel een lid der Kerk is, en voor het overige het •regt heeft en zelfs onder de verpligting ligt om dien regel voor zich zeiven optemaken. Zodanig een dan mag niet buiten de gemeenfehap gefloten worden. — Verbeelden wij ons nu zodanige •verdeelde Kristenheid, als ik zo even voorftel- de  EEN EN ÖNDEÉLBAARi 8t He t, en verbeelden Wij ons eens een Jood of Heiden, die het Kristelijk geloof wil omhelzen; maar in godsdienftige begrippen met géene dier huishoudingen kan inftemmön, of, al ware het flegts, zijne kristelijke vrijheid wil behouden en zich in zijn geloot tot niets verbinden. Hoe zal men die gemaakte bepalingen kunnen doen gelden, wanneer hij zegt; „ ik keh geert ander gezag, dan dat van Jefus': die weet van uwe bepalingen niets: gij hebt geen meer regt vöor mij, dan ik Voor u om te beflisfchen $ wat leer van Jefus is) Waarom wilt gij mij aan fchikkingen onderwerpen, waar toe ik geene item heb-gegeven ? '* Zegt men: „ het zijn huishoudlijke fchikkingen, kunt gij u aart dezelven niet onderwerpen, vervoeg u dan tot een ander genootfehap." Maar alle de ovel ge genootfehappen hebben een gelijk regt, om hem even hetzelfde te gemoet te voeren, en volgends de verbandfehriften kunnen zij ook niet anders handelen, kan niemand hem als lid erkennen. „ Wel nu hij worde dan lid der algemeene kerk." Maar die beftaat niet meer, de gantfche kerk is in huishoudingen verdeeld. — Hoe, bid F ik :oek Etit  ONDERZOEK. ENZ. S2 DE KERK VAN JESUS ik u, zal dan zodanig een, overeenkomftig zijn regt en de beginzels van Kristelijke vrijheid, een Kristen kunnen worden? Laat ik hier bij deze eene bedenking voegen, waarop tot hier toe nog weinig gedacht fchijnt; fchoon zij meer de ongeldigheid van alle zodanige verbandfchriftcn dan wel derzelver firijdigheid met de gefielde beginzelen betreft. — Is alles, wat tot overtuiging behoort, wel een voorwerp van verband ? Ik kan beloven, en daar op een verdrag aangaan, wat ik in het toekomende doen zal: dit hangt van mijn wil af. Maar kan ik ook beloven, wat ik in het toekomende zal denhen, bij overtuiging gelooven? hangt zulks ook van mijn wil af? Zo rasch ik met een zeker aantal perfoonen eenftemmig denk, in overtuiging overeenkom, is de eenheid daar, ook zonder het verband. Dan, wanneer ik vervolgends van hen in gevoelen verfchil, kan het verband mij tot de cenftemmigheid niet terugbrengen. Dit hangt van mijn wil niet af. Ieder dan, die zodanig een verdrag aangaat, verpligt zich tot iets, dat hij vooraf weet of kan weten, boven zijne magt te gaan. Met  EEN Elk ONbEEt.fi" AA Si 8g' Mét alle eerlijkheid toch en goeden wil heeft hij, van geloof veranderende, geen vermogen, om de voorwaarde, van het verdiag te volbrengen. Nog fterkcr klemt dit, wanneer wij deze aanmerking op de zaak in gefchil toepaslen. Hadden wij van Jefus zeiven een zeker zamenftel van waarheden; wij behoefden dit flegts eenmaal in ons hoofd en hart te prenten, cn konden ons, zonder verder nadenken, aan hetzelve houden. Maar nu moeten wij dit zamenftel zeiven vormen; wij moeten zelvcn onderzoeken, nadenken, en mogen niets, enkel op gezag van feilbaare menfchen, aannemen. Dit regt op onderzoek mogen wij nimmer afftaan, eh onze verpligting tot hetzelve nimmer overdragen. Is het nu, bij zodanige gefteltcnis der zaak, niet bijna zedelijk zeker, dat alle Kristenen, die zich in deze van hunVe verpligting waardig kwijten, door onderzoek en nadenken, in het een of ander opzigt van denkwijze zullen veranderen ? Eeripaarigheid in denkwijze toch is niet. zelden de dochter van domheid cn traagheid. — En wat moet men dan van F 2 een dJJDJTÜliOEK. Etii,  ZOKK ENZ. 84 DE KERK VAN JESUS een verdrag houden, dat door zodanige lieden en in zodanige zaak wordt aangegaan? Deze bezwaren ernftig nadenkende, betuig ik voor mij niet te kunnen zien, hoe de wet, 't zif ook bij welk een godsdienstig Genootfehap, ieder, die lid onzer hvishtuding wil worden of in onze getneenfehap deelen, moet ons kerklijk zamenftel, in de geloofsvoorfchriften vervat, ah den regel van zijn geloof en wandel van gantfeher harte aannemen, en in eenig gedeelte hetzelve verwerpende zich daadlijk als ontzet van htt lidmaatfehap aanmerken — hoe c.ie wet eene bloot huishoudelijke fchikking geraamd zou kunnen worden; of hoe dezelve immer met het ftelzel van de éénheid en ondeelbaarheid van Jefus Kerk cn de beginzelen vanKristelijke gelijkheid en vrijheid te vercenigen zij. Die het tot hier toe gefielde met de vcreischte opmerkzaamheid overwogen heeft, zal van zelve veele zwarigheden cn bedenkingen tegen het ftelzel der vereeniging van de 'Proteftantfche kerk opgeruimd vinden. Nogthands, daar zommigen dezelven zo ernftig aangedrongen hebben, en daar onder veelcn, anders niet af kcerig van dit ftelzel en  EEN EN ONDEELBAAR. 85 tn wel met de beste oogmerken, willen wij dezelven thands ook befcheiden onderzoeken en derzelver gewigt toetzen. Zo veel ik mij kan herinneren, zullen de voornaamfte bedenkingen hier op neór komen; „ het verfchil in denkwijze tusfchen de bijzondere Proteftantsch godsdienstige Genootfehappen is te groot en de onverdraagzame ijver van ieder derzelve voor zijne bijzondere begrippen nog te hevig , dan dat een ontwerp van vereeniging in dezen tijd tot ftand zou kunnen komen. — Welk eene verwarring, ontflichting en aaniloking van godgeleerde krakeelzucht moet het geven, wanneer 's morgens een Trinifaris, 's middags een Sociniaan, 's avonds een volger van Steinbahrd predikt, of wanneer onder het gehoor des laatften zich bevinden, die in den gewoonen zin echt regtzinnig zijn! Gebeurt het al , dat eenig ontwerp, fchoon flegts gedeeltelijk, tot ftand komt, zal het, juist ftrijdig met het wezenlijk oogmerk, bij de plaatshebbende fcheuringen eene nieuwe voegen. — Zo als de Kristenen nog zijn, zijn zij ver af van zodanig gefield re zijn, als F 3 tot ONDKR- ZOLK BitZ. BEDENKINGEN TfcGEN DE VEUBKNIGING.  BFDF.\KINGEN ENZ. Só" D E KERK VAN JESUS tot eene hartlijke vereeniging vercischt wordt. De tijden, die wij belceven, zijn allerminst voor dezelve gefchikt: zij zïp te onrustig, te rijk in bemocijingen in ftaatkimdige vakken , en laten dc vercischte gemoedsrust en bedaardheid van gccstgcfteltcnis niet toe. — Men behoort de fchikkingeti der Voorzienigheid niet vooruittelopen. h vereeniging het wezen van Jefus Kerk, moet alles eens één kudde onder één herder worden, dan zal God zelve dit ten zijnen tijde werken. Intusfchen zullen de Kristenen, door dc voordgaande verlichting, eikanderen hoe langer hoe nader bij komen, en zich daar door voorbereiden tot die eenftemmighcid in denkwijze, welke tot de vereeniging vcreischt wordt. — Die nadering, die toetreding zal oneindig flerker bevorderd worden, wanneer men alles aan den loop des tijdsoverlaat, dan dezelve door eenige ontworpen fchikkingen vervroegen, verhaasten wil. Integendeel dezen zullen dezelve terugzetten. — En over het algemeen is het uitgemaakt, dat waar de inwendige vereeniging, op eenftemmige denkwijze gegrond, plaats heeft, de uitwendige onnodig wordt,  EEN EN ONDEELBAAR. 87 wordt, of misfehien fchadelijke gevolgen voor dezelve zou kunnen voordbrengen; waar zij niet gevonden wordt, daar kan de uitwendige geen ftand grijpen en alle pogingen tot bewerking van deze zijn meer verderflijk, dan voordeclig, voor geene." Zie daar de bedenkingen van welmenende vrienden en verklaarde tegenftanders der vereeniging, met alle mij mogelijke onzijdigheid en nauwkeurigheid, voorgedragen. Deels ontftaan zij uit een gebrekkig begrip van de vereeniging — deels rusten zij op verkeerde grondftellingen — deels -worden uit waare ondcrftellingen valfche gevolgen getrokken. Men ftelt het verfchil in begrippen omtrend geloofswaarheden verbazend ver uit elkander lopend; — men ftelt, dat het wezen der vereeniging in overeenftemming van denkwijze moet gezocht worden; — men ftelt, dat dat wezen noodzaaklijk vordert eene zamenfmelting van Godsdienstoeffening, eene onbepaalde vergunning van den leerftoel aan ieder, die denzelven wil beklimmen. — Dan is de eerfte ftelling wel der waarheid F 4 over- BKDBNKIN;EÜ 6NZ. OPLOSSING.  OFLOSSIMG. ■;»ö DE KERK VAN JESUS overeenkomftig? Zouden de Kristenen in hurmt) gevoelens over dc vvezcnlijkfte punten van Jefus, leer thands nog wel zo ver van elkanderen afzijn, als men aanneemt, en zouden de denkwijzen der verfchillende genootfehappen wel zo ver van elkanderen verwijderd zijn, als de woorden hunner formulieren verfchillen? Ik voor mij geloof, voor zo" ver ik uit de fchriften van lecraaren van verfchillende Genootfehappen heb kunnen opmaken, dat zo eens andermaal eene bijeenkomst van Godgeleerden van de bijzondere Gcnootfchappen werdt gehouden, met oogmerk om te onderzoeken , in welke punten zij met eikanderen overeenftemmen, dan weldra bevonden zou worden, dat d? overeenkomst van denkwijze in dat geen, het welk voor de grondwaarheden van den Kristen 'Godsdienst wordt gehouden , grooter is, dan men zich in het algemeen voorftelt. — Doch laat dit verfchil al eens grooter zijn, dan ik mij verbeeld, dan is het nog valsch dat het Wezen der eenheid in overeenftemming van denkwijze beftaat. Tot hetzelve wordt met? an*  S £ N EN ONDEELBAAR, 8<7 anders gevorderd, dan de erkentenis, dat in de Openbaring van Jefus, gelijk dezelve ons door zijne Apostelen is overgegeven, alles vervat is, wat een Kristen moet gelooven en verrichten, pm zalig te worden; terwijl hij zelve behoort en verpligt is te. onderzoeken, wat daar in van hem gevorderd wordt. — Ook indien deze overeen, ftemming een noodzaaklijk vereischte ware tot vereeniging, dan , ja dan voorzeker zouden wij wel tot den jonglten dag mogen wachten, eer wij dezelve immer zagen vastgeffccld. Hoe ver wij in eene andere huishouding eenflcmmig zullen denken, weet ik niet; maar in deze huishouding, zo lang wij menfchen blijven, zal 'er altijd verfchil in denkwijze, voor al omtrend waarheden van den Godsdienst gevonden worden. Dit is, en in de menschlijke natuur, en in den aart deionderwerpen gegrond. Hij dus, die van de toenemende verlichting zodanig een vrucht verwacht, en daarop zijne hoop op vereeniging grondt, zal, hoe veele eeuwen hij ook leeve, zijne hoop jammerlijk zien teloorltellen. — Even valsch is het, dat tot dat wezen der vereeniging eene za. F 5 men- OPLOSSING.  «•LOSSING. 00 DE KERK VAN-jESUS- rncnfmelting van alles, wat tot hier toe afgezon» derd geweest is, zou behooren. Dit is flegts eene toevalligheid, eene bloot huishoudelijke fchikking, die van het wezen nauwkeurig moet afgefcheiden worden. Het Luthersch Genootfehap, het Hervormd Genootfehap is één. En nu, is bij beiden ook eene ineenfmelting van kasfen en goederen? Beklimt daar ieder leeraar niet zijn eigen leerftoel? Behouden daar de Opzieners der gemeente niet het regt van beroeping van den gecnen, die der gemeente het aangenaamst is? Behoudt daar ieder gemeente het regt niet, om van haar leeraar te vorderen, dat hij zelf den dienst waarneme, althands niet iedere predikbeurt een anderen voor hem doe opklimmen? Zou men het gedoogen, dat hij van de vrijheid, om een ander eens eene beurt over te geven, het fchandelijkst misbruik maakte, en gemakshalven ieder tot prediken ftelde, zelfs zodanigen, die door mindere bekwaamheden en talenten der gemeente hoogst onaangenaam waren? En is het Genootfehap uit hoofde van de bewaaring dezer orde minder vereenigd? De vereeniging dus zal op  BEN EN ONDEELBAAR. 9r op haar zelve nimmer gevolgd worden van die verwarringen, waar van men zo breed opgeeft. De 'lrinitaris zal zijn geliefd ftelfel blijven verkondigen aan die zelfde gemeente, waar voor hij tot hier toe gepredikt heeft, en, buiten haare vrije verkiezing, zal'zij nimmer gedrongen kunnen worden, om eenen anitaris te hooren. De vereeniging herfhelt wel de Kristenen in hunne regten van Kristelijke vrijheid, gelijkheid en broederfchap, maar vernietigt de regten des eigendoms niet, waar onder ik wel degelijk begrijp de betrekkingen van de gemeenten tot haare lcerftoe- len en leeraaren. Zij maakt het alleen mogelijk, door de tot hier toe beitaande hinderpaalen weg te ruimen, dat, waar gemeenten van verfchillende Genootfehappen vrijwillig verkiezen, alles in één te fmelten, of wel andere fchikkingen ter verbroedering te maaken, dezen daar toe kunnen overgaan. En het fpreekt van zelve, dat die fchikkingen niet wel kunnen gemaakt worden tusfchen gemeenten, wier leden, gelijk men zegt, in hun kerklijk lecrftelfel, fleil regtzinnig zijn. Eene Hervormde en Lutherfche Gemeente, bij voor- OPLOSSING» \  AFLOSSING, as DE KERK VAN JESUS: voorbeeld, van deze denkwijze, zodanig eene vereeniging aangaande, zou bij haare regtzinngheid eene buitengewoone zeldzame mate van Kristelijke verdraagzaamheid behoeven, om in die vereeniging een bron van beüxndigen vrede en hartlijke eensgezindheid te vinden. Dan, al maken de Proteltmtfche Gemeenten die fchikkingen niet, de vereeniging blijft dezelfde, indien zij maar de regten van lidmaatfchap, in den uitgeftrektflen zin, toekennen aan ieder, die met hen de Heilige Schrift houdt voor den eenigen regel van geloof en lceven. — Indien zij maar, zo wel omtrent leeraaren als leken, de bewijzen van bevoegdheid , *t zij om den leeraarsdienst waartenemen, 't zij om tot de gemeenfchap toegelaten te worden, van elkandcren eerbiedigen. Wenschlijk zeker is het, dat zodanig eene vereeniging die heilrijke vrucht fpoedig moge voordbrengen, dat, alvorens een leeraar tot den predikdienst in eenige gemeente toetelatcn, niet meer gevraagd wordt, is hij een Coccejaan, Voetiaan, Lutheraan: maar zulks behoort toch tot het wezen der vereeniging niet. De grondftellingen, waai- op deze bedenkingen rus.»  Een en ondeelbaar. 93 rusten, zijn, dat vereeniging van zelve moet komen, dat alle pogingen tor dezelve meer wehncenend dan vruchtbelovend zijn: dat God, wanneer het hem behaagt, dezelve zal tot ftand brengen: dat de tijden voor dezelve nog niet rijp zijn. — Wij Willen wel vertrouwen, dat zij, die op deze grondHellingen bouwen, dezelven van harte geloven, fchoon wij ons nauwlijks verbeelden kunnen, hoe iemand, kundig in den loop der waercld/che zaken en opmerkzaam op den gewoonen gang van Gods.waereld beftuur, zulke ftellingen in goeden ernsf kan hpwt-crpn. Veel, fta ik toe , Wordt geboren uit de allengs voordgaande verlichting en befchaving van het menschdom. Maar, wat is in het algemeen het gevolg van een werk, dat geheel aan zich zelve wordt overgelaten? Eene erkentenis van de beginzelen in de befchouwing, een volgen van den ouden plat getreeden weg, in de beoeffening. Gaarne erken ik, dat nimmer eenige gewigtige verandering of omkeering duurzaam kan voordgebragt' worden, zonder zekere ftemming en voorbereiding van den algemeenen geest. Maar, ik kan mij ook niet herinneren immer een voor- orio!s:Nö.  OPLOSSING» 94 DE KERK VAN JESUS voorbeeld in de Gefchiedenisfen aangetroffen t& hebben, welk de genoegzaamheid dier voorbereiding bewijst, om eenig ontwerp van verandering daadlijk beflaan te geven, zonder eenige krachtdadige medewerking. Wanneer handelden de menfchen toch getrouw overeenkomftig hunne beginzelen? Wanneer zwoeren zij alle driften , die met dezelven in tweeffrijd flonden, zo geheel af, dat zij alleen der Hem eener verlichte onbevooroordeelde reden gehoor gaven? Herinneren wij ons het voorbeeld van onze Franfche Broeders. Zedert Voltaire en Rgusfcan wa« He verlichting en befchaving bij hen met reuzenftappen gevorderd. Wie was er onder hen, die niet de verbastering van het wezen van den Godsdienst, de onregtvaardighcid van het fchandelijk juk der dwinglandij, waar onder het gantfche rijk zuchtte, ten duidelijkfle inzag. De ongelooflijk fnelle voordgangen hunner omwenteling was een onwraakbaar bewijs, dat zij rijp voor de vrijheid waren'. VanT voren befchouwd, moest dan bij hen de omwenteling allergemaklijkst, allergelukkigst voordgaan j indien het waar was, dat de overgang van eene Th*  BEN EN ONDEE L'B AAK. 95 Theorie, die genoegzaam algemeen is, tot depraltijk van-zelve moet en zal komen. En nu, zie eens van. achteren op de helfche woelingen van heerschzucht, dweeperij, bijgeloof, domheid, met ! haare gezellinnen, woestheid en wreedheid, die 1 zo dikwerf de tooneelcn der middeneeuwen veri nieuwd hebben; zie van achteren op de ftroomen vergoten blocds, op de ontelbaare flachtoffers van i deugd en ondeugd, van eerlijkheid en verraad', i van verlichting en domme dweeperij — alle tooneelen. die de menschheid doen bloozcn en zldr ; deren — en dit bü het heminlijkst volk der aari de — en wie gevoelt dan niet, dat 'er op de : toenemende verlichting in zo ver weinig reke;j ning te maken is, wanneer het 'er op aankomt om erkende grondbeginzelen in werking te bren! gen? — Maar nog eens, wat is 'er toch van zeli ve gekomen ? ö Indien alle die mannen, welken i wij nu nog in ©ns hart dankbaar zegenen, als weldoeners van het menschdom, zulks mede gedacht hadden, hoe zouden wij nu nog onder het juk van domheid en bijgeloof zuchten! De om-, Handigheden waar in Luther en Kalvijn leef-i den OPLOSSING.  oplossing. 96 DE KERK VAN JESUS den gaven hen ook het uitzigt, dat dc hervorming allengskcns van zelve zou komen. Het zedebederf der Geestlijkheid in de Roomfche Kerk was tot die hoogte gedegen, dat de noodzaaklijkheid haarcr. hervorming hoe langer hoe duidlijker werdt. De uitvinding der drukkunst, de herftelling der wetenfchappen deeden den dageraad van befchaving en verlichting reeds te gemoet zien; uit dit alles mogt men, met den tijd, eéne verbetering van de luidstfchreeuwende gebreken in leer en keven in de kerk verwachten. Erasmus hieldt zich van deze mogelijkheid zo wel overtuigd, dat hij het noodloos en fchadelijk achtte ter befpoediging dier hervorming de kerk uittegaan. Men moest liever de kerk in de kerk hervormen: alles zou ook van zelve komen (*). Maar, in ernst Proteftanten! zoudt gij wel gelooven, dat gij u op dat geluk zoudt kunnen beroemen, 't geen gij thans geniet, indien die edele mannea zich door dien ftree- (*) Lezenswaardig is het verhaal van de gevoelens van Erasmus daar toe betreklijk, bij brand I. Bv bl. 125—151. 0  EEN EN ONDEELBAAR. 97 fbreelenden flaapdrank hadden laten verdoven ? — „ Maar men moet den wil der Voorzienigheid niet vooruitlopen." Dan, wat is de Voorzienigheid vooruittelopen ? Hoe weten wij, wat zij al, of niet wil ? Hebben wij onmiddelijke werkingen, of onfeilbare kentekenen van dien wil te wachten ? Moet alles niet door menfchen gefchieden? Wie zegt nu, dat de Voorzienigheid het niet heden wil, en wel door het tegenwoordig geilacht wil daargeftcld zien ? Of zijn 'er bijzondere kenmerken van die tijden, wanneer alles ééne kudde onder éénen herder zal worden? Men wijze dezelven aan. Is men hier toe onvermogend, men vergunne mij dan met Jefus te vragen; ,, weet gij de tekenen der tijden niet te onderfcheiden?" Kunt gij niet zien, dat zo die tijdperken iets kenmerkende moeten hebben, die kenmerken thands juist zich reeds openbaaren ? Welke zijn toch van alle eeuwen de groote vijandinnen der eenheid geweest? Niet, verfchil in gevoelens; maar, geestlijke dwinglanlandij, vereeniging van Kerk en Staat (*)• Dezen (*) ,, De haat, uit Secten • ijver voordfpruitende, «, zal afnemen, wanneer alle gezindheden in hunne G „ bur- 3PI.OSSIWO»  OPLOSSING. S>S E E KERK VAN JESUS zen waren het, die ketterijen en fchemingen, partijzucht cn fecte-geest vereeuwigden, door de eene partij ten koste van de andere te doen heerichen. En nu, welk eene eeuw, zedert de derde der Kristelijke jaartelling, is 'er nog beleefd, waar in wij den val, den onherftclbaren val van beiden zo nadruklijk gezien hebben. Waardige leeraars van Jefus Kerk, opregte vereerers van den besten, Godewaardigften Godsdienst! — alles roept u, om handen aan het werk te flaan, om het gebouw der vereeniging optctrekken. Nimmer was er gunstiger tijdperk, dat u van uwen arbeid overvloediger vruchten beloofde. Maar ook, van den anderen kant, nimmer was 'er beflisfchendcr tijdperk, waar in de kerk van Jefus uwe ingefpannenfie pogingen meer behoefde. Zo ,, burgerlijke betrekking op gelijken voet ftaan, cn niemand zich om gevoelens van maatfchaplijke voor,, regten ziet uitgcllotcn. Bij zulk eene Burgerlijke ,, inrichting zullen de verdeeldheden afnemen, daar ,, zugt tot heerfchappij dezelve fteeds vocdzel ver,, fchaft." teylers Godgtl. Genoolfch. XVII. D. Verhand, van iiesselink, bi. 288.  EEN EN ONDEELBAAR. 99 Zo ooit, thantfs is dc kerk in gevaar. Laat gij de fcheuringen voordduren, legt gij u toe, om u in uwe affchutzcls nog nauwer te befluitcn en dc afzondering te vereeuwigen, dan zullen uwe verdeelde cn dikwijls tegen elkander gerichte krachten, tegen de immer ftouter aanvallen des ongeloofs en de ondermijningen der onverfchilligheid, volitrekt niet berekend zijn. Een rijk, dat in zich zelve verdeeld is, gaat ten gronde. Vereende pogingen, eenftemmige werking, eenheid des geestcs! — en de Kerk van Jefus zal meer dan ooit blocijen (*). Eindelijk, men trekt geheel verkeerde gevolgen, wanneer men aanvoert; of het Kristendom is (*) Hoe veel 'er ter bevordering der vereeniging door Leeraars en Gemeenten kan gedaan worden , zelfs zonder zamenfmelting van beftuur en kaffen, en het prediken van verfchillend denkende leeraaren in dezelfde Kerkgebouwen, wojdt zeer nauwkeurig aange. wezen door den leeraar j. Van oeuks in zijne bekroonde Verhand, over de oorzaken van het vervel in den openbaaren Eeredienst. bi. 94. en voig. Utrecht 1»ij de Wei'< J' van ter Veen en Zoon , 1797. G a OPLOSSING.  OPLOSSING. IOO DE KERK VAN JESUS is nog te onverdraagzaam, nog niet rijp voor die vereeniging, en dus is het onvoorzigtig daar toe pogingen aantewcnden, dewijl dezen anders wel eens het halfgefmoordc vuur van valfchen godsdienstigen ijver op nieuw zouden doen ontbranden: of, het Kristcndom is in de hoofdpunten reeds inwendig vereenigd, cn dus zijn alle pogingen tot uitwendige vereeniging onnodig, of misfehien fchadclijk voor die inwendige vereeniging. Wanneer iemand eenen vuurigen zedenhervormer deze zwarigheid maakte; „ het menschdom is te ondeugend, uwe pogingen zullen mislukken: kwellingen en onaangenaamheden zullen uw loon, haat, verbittering en tweedragt zullen de gevolgen uwer bemoeijingen wezen, gij zult geen vrede brengen, maar het zwaard:" — zou hij deze bedenking wel anders dan met een verachtend flilzwijgen beandwoorden; zou hij zich door dezelve wel één oogenblik in zijn voordgang laten ophouden? „ Maar dit Is zedenverbetcring: die te bevorderen is onze hoogde pligt: hoe grooter voordgang Ihet zedebederf tracht te maaken, des te ijveriger moeten onze pogingen zijn om ze  «EN EN ONDEELBAAR. ÏOt se te fluiten: dan de vereeniging. ... Is die minder pligt? Is eenheid niet het wezen van Jefus Kerk? Is fcheuring en verdeeldheid niet regt ftrijdig met den wil van Jefus, die liefde en eenheid van ons vordert? Hoe verder het Kristendom hier van afwijkt, hoe vuriger de ijver van deszelfs opregte vercerers moet ontbranden, om de verflrooide brokken bij eikanderen en tot een geheel te brengen. En wanneer zij met de zuiverfle opregtfle bedoelingen, alleen aangedreven door liefde en eerbied voor den Godsdienst, en met in achtneeming der regelen van Kristelijke bedachtzaamheid arbeidzaam zijn, zijn zij dan voor gevolgen verandwoordlijk, die geheel ftrijdig met hun voorgefteld doel zijn? Moeten zij de uitkomst van hun werk niet aan de fchikkingen der Voorzienigheid overlaten ? Mogen zij de geenen, die zich tegen alle pogingen ter herflelli ig der eenheid heimlijk of openlijk verzetten, zich aangorden om onverdraagzaamheid, fectegeest en fcheurziekte aantevuuren, met den zachtmoedigen Jefus, niet toevoegen; „ wie mijne woor» „ den niet gelooft, ik oordeel hem niet, maar het G 3 ,, woord, OPLOSSING.  «•LOSSING. Ï02 DE KERK VAN JESUS „ woord, dat ik gefproken heb, zal hem oordeelen „ ten laatflcn dage?" — Even zo valsch is de gevolgtrekking , die uit de plaatshebbende inwendige vereeniging, op een'ftemmighcid van denkwijze gegrond, wordt 'afgeleid, ter verflapping van allen ijver, om overal waar deze plaats heeft, de uitwendige te bewerken. Ieder opmerkzame moet immers van zelve gevoelen, dat de uitwendige vereeniging daar het eerst beproefd moet worden, waar die zogenaamde inwendige reeds plaats heeft. Neen, zegt men, daar is zij onnodig. Zij zou dit zijn, indien zekere Wijsgeerige geest bij het gros des menschdoms meer algemeen was. Zo lang dc uitwendige vereeniging nog geen ftand grijpt, blijven1 de leden van verfchillende huishoudingen, hoe zeer ook in Godsdienstige denkwijze zeer na met eikanderen ovcreenftemmende, twee verfchillende partijen , ieder op het nauwst verknocht aan hunnen leeraar, aan hun kerkgebouw, aan hunne partij. Sectegeest doet hen alles infpannen om, de een ten koste van den ander, zich te verheffen, te vergrootcn, uittcbrciden, te vereeuwigen; en de uitkomst is, dat zij, eikanderen ondermijnende en* ver»  EEN EN ONDEELBAAR. ICrJ verzwakkende, bijna gelijktijdig tlkanderen den ondergang berokkenen. Dat zij vereenigen, — één ligchaam uitmaken; — en alle haatlijke naai ijver is verdweenen: door zamengevoegde krachten zijn .zij fterk en geducht. ■ Na het wegruimen van deze bedenkingen ,wenschte ik gaarne hier nog het een en ander bijtevcegen, om de Kristenheid tot voordgang in deze lofiijke loopbaan aantefporen. Dan, zou dit geene overtallige moeite zijn ? Wenfehen alle braave, opregte Kristenen, 't zij dan op welke gronden, de vereeniging niet? Betreuren zij niet de rampfpoedige gevolgen van fcheurïngen en Godgeleerde twisten, van afzonderingen en verdeeldrieden, die voor de Kristelijke broederliefde allerverderflijkst geweest zijn, zich zeifs tot de huisgezinnen uitgeftrekt, de voordplanting van den echten geest van het Kristendom gefluit, den wasdom van waare Godsdienstkennis verflikt, en het onkruid van ongeloof en ongodsdienstigheid alom weelig hebben doen opfchieten ? Zien zij van de Vereeniging niet de heilrijkfle vruchten te gemoet ? — liefde tot waarheid — ijver tot onderzoek — hart- OFLOSSING. BESLUIT.  SEJLCIT. I04 DE KERK VAN JESUS EEN EN ONDEELBAAR, hartiijke aankleving aan een verftandig geloof, — daadlijke toepasfmg en invloed van den Godsdienstop den leevenswandel, — opregte broederliefde , goedwilligheid en verdraagzaamheid, — eenheid des geestes bij al het verfchil in denkwijze, — vereende zamenwerking om den Godsdienst te handhaven ! — Ja, deze en ontelbaare anderen zijn de vruchten, welken de vereeniging der Kristenen in de ruimfte mate zal voordbrengen. Voor welk een hart, blakende in liefde tot de deugd, de menschheid en den Godsdienst zouden zij niet ten hoogften dierbaar zijn! Wie zou, om dezelven te zien rijpen, niet ploegen zonder omzien, en met ruime hand zaaijen! — „De God der lijdfaamheid geve dan, dat wij welhaast eensgezind ondar eikanderen mogen worden in Kristus Jefus, opdat wij eendrachtiglijk uit eenen mond mogen verheerlijken den God en Vader van onzen Heere Jefus Kristus! " Amen.